*
|
||||||||
OVERZIGT,
VAM
DE VOORNAAMSTE GEVALLEN,
WELKE IN HET
HEEL- EN VROEDKUNDIG AKADEMISCH
ZIEKENHUIS TE
GRONINGEN,
VAN' BEN JAftË 1809 TOT AAN HET EINDE VAN ilET
ALADEMISCH JAAR. .& ίδιο ZIJN WAARGENOMEN; Dooa
JQHJNNES MULDER, -Art. Lid. Mag. Philós. et Hfed. Doctor, lioOgle'eraar in de Óniteed-ï
Natuur-., Heel- en Verloskande te Groningen, Lid van de Provin- ciale Cómniiasie va-n Geneeskundig Onderzoek en Toevoorzigt, Lid van verscheiden Geleerde Genootschappen en Correspondent van hei Koninklijk liollandsch Instituut, eerste klasse, |
||||||||
tri Τ BE SAGELATENE PAPIEREN UITGEGEVEN , HÉT EÈNÉ
UITBREIDING TJIT DEZELVE EN UIT DE SCHRIFTEN VAN ZIJNE LEERLIHGEN , EN MET EEN LEVESSBERIGT VOOHZIENj DOOR DËSZELFS ZOON
CL Α AS mbLDER,
$t&lk: Mug. Philós. Nat. et 'lied. Oöctor, Hoogte era ar in de Kruid- ,
Sf-hêi- en artsenij' menp.k unde te Franeker , Lid .van de Provinciale Commissie van Geneeskundig Onderzoek en Tóevoórzigt in Vriesland, Corresponderend Lid van het geneeskundig Genootschap te Hoorn» MET EËiSE PLAAT.
|
||||||||
Te AMSTERDAM. En
C* G, S U L Ρ Κ ft 1-8*4. |
||||||||
Certo ariimus in actione conststit, omnet réformldat olium f
desidiam respuit, aversatur mertiam: unde nulla major homini laetitia exoriri potest, quamut, inven*a materia , in qua ingenü sui vires exerceat, hanc gnaviter tractet, sibique hoc procedere sentiat; denique suos labores in publicum emittat, et fructus capiat uberrimos, dum alios delectet, plurimis prosit, semet ipsum landibus illustre- Andkeae Bonn,
Oratio de simpïïc. nat. etc. (1771) pag. a8. |
||||
AAN
DE VRIENDEN VAN MIJNEN VADER, WIEN DOOR
DENZELVEN DE ZORG VOOR ONZE JEUGD EN . BELANGEN WERD AANBEVOLEN, CORNELIUS ÅÊÁÌÁ,
Art. Lib, Mag. Philos. Doctor,
Hoogleeraar in de Wis- en Natuurkundige Facul- teit aan de Hooge School te Leiden, Lid van Tiet Koninklijk Nederlandsch Instituut en van andere geleerde Genootschappen. |
||||||||
BOUWE RINGNALDA,
V. D. M. bij de Hervormde Gemeente te Aclüuim
in Vriesland, MIJNEN GEACHTEN BEHUWD-OOM.
|
||||||||
m
|
||||||||
f
|
||||||||
EN
DIRK NIEUBUUR,
Medicinae Doctor te Harlingen, Lid van de plaat*
selijke Commissie van Geneeskundig Onderzoek en Toevoorzigt aldaar} Lid van den raad dier Stad, |
||||||
VVt DANKBAARHEID VOOR HETGEEÏi
ELK HuNHER TER BEVORDERING VAM jBijsr welzijn Etr geluk gedaas
HEEFT OF MOG DOET, OPGEDRAGEX
DOOR HtJHNEN J5c. J)ienaar en Vriend}
CLAAS MULDER,
|
||||||
VOORREDE.
|
|||||
■Oat de Geneeskunde irt liet algemeen , en dé
Heel-, en Verloskunde in het bijzonder op eenè 8etrauwe en naauwkeurige waarneming van al dat- gene rust t hetwelk in het dierlijke ligchaam eenè ziekte of eenig gebrek veroorzaakt, van datgeen , hetwelk gedurende den loop der kwaat gedurig VOor~ of nadeeligs geschiedt, hetzij door de wer- king van de natuurlijke inwendige krachten j net- ZlJ door die van aangewende geneesmiddelen of 'ianddadig hulpbetoon .· dat hierop gemelde weten- schap rust, lijdt geen' twijfel. Immers uit die onbevooroordeelde en juiste waarnemingen leiden, u>j een rigtsnoer voor onze handelwijze bij vol- gende gevallen af: uit dezelve leeren wij de ver- moedelijke , ja dikwerf zekere uitkomst van den loop der kwalen, en van de werking der genees·* en heelmiddelen kennen.- uit dezelve besluiten, wij, ook afgezien van de bijzondere denkbeelden, die de mededeelet der waarnemingen bij dezelve zich vormt of uit, tot hetgeen de Natuur onder zekere omstandigheden al of niet bewerkstelligt en duldt. Met is dan ook uit dien hoofde, dat te allen, tijde zoodanige waarnemingen gretig 4· 5 door
|
|||||
VOORREDE.
|
|||||||
Õß
|
|||||||
door de ware beoefenaars der wetenschap zijn ont-
vangen geworden, en eene menigte van soms zeer vernuftige stelsels en bespiegelingen Jiebben over- leefd en altijd nullen overleven. Onder de voortreffelijkste waarnemingen , die
in lateren tijd het licht hebben gezien, hehooren een aantal gerangschikt te worden , welke in de Nosocomïa van academiën gedaan zijn. Daarvan gouden verscheidene, vooral uitlandsche lijd- schriften hunnen getuigen; daarvan geven uit- muntende inaugureele dissertaties aan onze Hooge scholen doorslaande blijken: daarvan strekken ook de waarnemingen van den boven mijnen lof „zeer ver verhevenen. Mooglesraar thuessink ten be- wijze, — Ook mijn onvergetelijke en voortreffe- lijke Vader had zich voorgesteld, om hetgeen hij in het Heel- en Verloskundig ziekenhuis opmer- kelijks waarnam , ter uitbreiding van zjn geliejd- koosd vak áá,º de Kunstgenooten mede te deelen. 'Tot eene uitvoerige scliels van een eerste gedeelte van zulke waarnemingen , verstrekte het, nu aan- gebodene Overzigt , door mijnen f'ader opgesteld en aan de studerende jeugd te Groningen mede- gedeeld. De verdere bearbeiding of uitbreiding werd hem, helaas ! niet vergund^ Nogtans besloot ik , uit hoofde van boven ver-
meld nut, van zoodanige getrouwe waarnemingen , om deze van mijnen Vader in het licht te geven, zoo als zij waren: niet anders kunnende besluip ten, dan dat ook dezelve hare nuttigheid zouden fmbben. Ik behoef immers de bevoegdheid van mijt
|
|||||||
VOORREDE. vu
|
|||||
mijnen dierbaren Vader om waar te nemen hier
niet aan te wijzen; en voor de naauwheurigheid "■urJ ik gcrustelijk instaan , dewijl het bezoeken vcln net academisch ziekenhuis onder de aange·. naarnste en meest gezochte bezigheden van den~ zelven behoorde, zoo als ik mij "zeer wel her- inner, ■Het mededeelen van het Overzigt alléén oordeelde
ik evenwel te weinig en heb dus gemeend eene Uitbreiding aan hetzelve te moeten en te mogen toevoegen. Te geruster doe ik dit , daar ik de- zelve deels konde trekken uit eigene andere hand- schriften van mijnen Vader, deels uit voortrejfe- fyke en onder zijn opzigt bewerkte Dissertatiën Van eenige roemwaardige leerlingen. Die gedeel- ien dus, welke uit deze bronnen geput zijn , "■''agen (om zoo te spreken), den stempel der ei- gene goedkeuring van mijnen Vader, bevallen zijne gevoelens. Het overige door mij bijgevoegde wil ik ln waarde daarmede geenszins vergeleken hebben. Want: 1°. heb ik in de Heelkunde vol- strekt geen' eigene ervaring en heb mij met dat vak nooit dan ter loops of onregelmatig bezig gehouden; waaruit volgt, dat mijne redenering of gevolgtrekkingen in hetzelve , gegrond zijn en afgeleid worden uit de waarnemingen en opmer- kingen , die il bij tijd en wijle hij anderen las. 2°. Is hetgeen ik bijvoegde meest tot het theore- tisch gedeelte betrekkelijk, hetwelk men gerust kan verwerpen zonder dat de waarnemingen daarUj in het minste lijden. Zoo is het b. v* + ί met
|
|||||
VOOR XI E D E,
|
|||||||
VIII
|
|||||||
met de Poördragt der theorie van de wording
der hazenlippen gelegen, In het algemeen zal men hunnen zien, dat mijne bijvoegselen meeren- deels de strekking hebben, om eenige denkbeelden en gevallen en opmerkingen bekend te maken , die ik vooronderstellen mag, dat niet algemeen aan alleen Hollandscli lezenden bekend zullen,· zijn en ■-toch hunner overweging en aandacht niet onwaardig schijnen. Ik geloof zelfs dat men dóór* dergelijke beschouwingen iusschert Waarnemingen te plaatsen , dezelve gemakkelijkst kan versprei- den onder eene klasse van Geneesheeren j die zich anders zelden met dezelve bezig houden. Ik ge- loof tevens dat die beschouwingen aldus te gereé- der ter toetse worden gebragt, dewijl onder die Lezers niet zelden goede praktische tegenwerpin- gen ontstaan. Eindelijk meen ik ook aan ■ de ge- lieele uitbreiding zoodanige inrigting gegeven te hebben, dat deszelfs lezing niet dan leerzaam voor de studerenden bij ons kan zijn. Zie hier dan, goedgunstige lezer! de voornaam·
sle reden tot de uitgave van dit werkje en de wijze , waarop dezelve volvoerd is. Dat dezelve de goedkeuring van velen moge wegdragen ; vöoP velen van nut zij, en het door mij bijgevoegde mijns Vaders werk niet geheel tot oneere zat verstrekken, is mijn voornaamste Wensch. Bij de vermelde redenen moet il evenwel nog voe-
gen , dat het mij toescheen voor de bezitters van de werkjes van de Ileeren TER borgh en hendriksz eene aangename aanvulling ie zuilen zijn. Immers de
|
|||||||
VOORREDE. ix
de eerste deelde de Heelkundige gevallen mede,
die door Z. E. gedurende de vacature na den dood VCln den Hoogleeraar MTJNNIKS in het Academisch lnu>endig ziekenhuis zijn waargenomen. Toen na-, melijk bestond er geene afzonderlijke Heel- en roedkundige inrigting, maar werden van tijd tot tyd Heelkundige gevallen in het gemelde ziekenhuis behandeld. De Hoogl. HENDRIKsz deelt daaren- tegen in zijne twee werkjes datgene mede, het- welk in het afzonderlijk Héél- en Vroedkundig Ziekenhuis, na den dood van mijnen Kader, door Z. E, is waargenomen. Tusschen dezen nu voegen de waarnemingen van mijnen leader zich ln > zijnde bij en na de oprigting dier stichting, °.P zijn' aandrang en onder zijn opzigt bewerk~ slelLigci, gedaan. Allen vormen derhalve één reeks: leveren als heiware de geschiedenis van het Groninger Jieel~ en Verloskundig Nosoco- fnium op. Vóór de waarnemingen heb ik een levensberigt
van mijnen hooggeachten Vader gevoegd, wetende dat dezelve door zijne goede vrienden verlangd werd. Trouwens , het is bij het lezen van waar- nemingen niet onverschillig of men wete van wien dezelve zijn, of niet. Ik kon en behoefde in dit berigt niet als Lofredenaar op te treden ; ik heb alleen daadzaken aangevoerd of het oordeel van anderen opgegeven. Mijn waarde Broeder, student alhier, heeft
de bijgevoegde plaat met de meeste naauwleurig- heidj met die van wachter vergeleken, naar de
|
||||
VOORREDE.
de voorwerpen in onze J^erzameling aanwezig,
vervaardigd. Ik oordeelde dezelve gewigtig ge- noeg om meer algemeen verspreid te worden , dan die van den voortrejfelijken wachter kan zijn. Deze plaat heldert voornamelijk het gezegde over de uitgenomene knie en de gevolgde vereeni- ging der heeneinden duidelijk op. Ik hoop dat men ook van deze waarnemingen
zal kunnen zeggen, wat LiNNAEüs van inland-> sche gewassen zegt: Iieqta in jïATALi oblectant,'
|
|||||
OVER-
|
|||||
é
É Í Ç Ï û D,
^VENsBERIGt VAN JOH. MULDER Cn Historici
morbi.......................Ì. I.
'-'VERZIGt OVER DE VOORNAAMSTE HEEL- EN VROED-
Rundige gevallen. Inleiding........— É.
"Wonden.....................* — 5.
Zweren...................... — ßï.
Gezwellen....................· — 12.
'Wanstalligheden....., ·..........-r 23·
Beenziektew.................· · · — 24·
■Heelkundige kunstbewerkingen . ....... ·— 2Cj.
Verloskundige gevallen........... . — 3i.
Uitbreiding van het Overzigt. Inleiding . . — 37.
HEELKUNDIGE GEVALLEN.
j> *· wondtng van pesen es slagader.....— 38.
& 2. Uitnemen van beursgezwellen.......— 49.
§3. Huidzweer der enklaauwen en werking
der houtskool................. — /p·
$ 4· Behandeling van den kanker en beoordee-
ling des Arsenicums daartegen .......—· 4^· % 5. Uitgebreid spekgëzwel uit het bekken
■weggenomen.................. — 07.
§ 6» Waterhoofden en veRettering der hersenen. — 5g.
5 7. Zoggezwel ..................— 72.
§ 8. Vleescbbreuken : castratie : 3 genezen . . — ^3.
§ 9. Hazenlippen : operatie en genezing : ver.·
klaring vah df.rzelver ontstaan......; tl. 78.
§ 10. Beenbreuken................— 88.
$ii. Operatie der cataract: de manier met
mesjes aanbevolen : bedenkingen tegen die met snepperwerktuigen . . - .........— jo4· |
||||
INHOUD.
|
||||||||||
XII
|
||||||||||
§ éé. Vorming van eenen kunstigen oogappel. — i3o.
$ 13t UlTROEIJING VAN HET KNIEGEWRICHT : UIT-
1 VOERIGE BESCHOUWING DAARVAN......... — li3i $ 14· Uitnemen van het eenedeneinde des
k.xutbeens i denkbeelden over het uitnemen van beenstukken in het algemeen......— 187.
VERLOSKUNDIGE GEVALLEN.
§ 1. Natuurlijke gevallen, enz...... . . . — 219·
§ 2. Veknaauwing van het bekken : — Moe-
derkoek OP DEN BAARMOEDERMOND, ...... -— 11^ §3. Omslingeringvaneenetelangenavelstreng. — 227*
§ 4· Onzekerheid der zwangerbeidskenteeke- nen : ontveinsde zwangerheid, enz...... — 22g.
§ 5. Verlossing van een dood en verrot kind. — a32.
§ 6. Gevolgen van eenen te grooten moeder- r.ing en verlossing van denzelven......— 236.
|
||||||||||
VERKLARING DER PLAAT.
Fig. 1. De uitgenomenë knie»
a. Afgezaagd dijebeen·.
b. Pees van de vierhoofdige spier.»
c. Afgezaagd scheenbeen.
d. Band van de knieschijf.
Fig. 2. De njeuw gevormde of genezene knie, vak
VOREN GEZIEN.
aa. Beenweer.
b. Beenbederfachtig Gedeelte des scheenbeens.
e. Knieschijfachtig gedeelte.
Fig. 3. Hetzelfde van ter zijde. |
||||||||||
LE.
|
||||||||||
/
|
||||||||||
i
|
|||||||
LEVENSBERIGT
VAN
JOHANNES MULDER;
DOOR
CLAAS MULDERi
|
|||||||
t
|
|||||||
I
|
|||||||
Indien men nogtans de zercderlmglieid van dit beslaan
megte afkeuren , zal ik mij onlscliuldigen met de voor- beelden der oudheid , van leerlingen die de daden hunner ouders en meesters uit dankbaarheid beschreven hebben.
v,
' A. G. Camper.
Zepcnsschets van P. Camper, bl.e. |
||||
LEVENSBERIGT
.VA F
f
J 0;H. Á Í Í ES Ì TJ.L Ñ Å R.
|
||||||||
slbest tarnen, ut ubivis nostra in
Fatria negligenter aeque ac turpiter tractetur Chirurgia} alest, ut ad ôéôéýôç om,nes Chirurgi süorum disci- pulörum instïtutioTieiii eadejn rationa negligant, vel ut suani op imperiiiavi· perifos fpvrnare Chirurgos omnes ne~ queant. P. J. vaN/Maanen ,
Orat. de Stud. Med. pag. 35. |
||||||||
"OHANNEs mulder was liet eenige kind van CLAAS
Mulder , geacht koopman en burgermeester der stad Franeker, en van AALTJE &TAALSTRA, Hij werd te Franeler, op den i5don Meiy des ja.ars 1769, geboren. Na aldaar zich op de Latijnsche en Grieksciie talen en wat tot voorbereiding zij- ner verdere studiën koude .strekken ·> toegelegd te hebben , werd hij in 1785 onder de studerenden aan de Van ouds beroemde Hoqgeschqöl, in zijne ge- boortestad , opgenomen. De voortreffelijke leer- meesters welke den wel voorbereiden jongeling hier * 2 te
|
||||||||
LEVENSBERIGT.
|
|||||||
IV
|
|||||||
Leur te vielen , waren adolphus YPEY in de ma-
thematische wetenschappen, everwinus WASSEN- berg en theodorus VAN KOOTEN in de Letteren, A. CHAUDOIR in de Natuurlijke Wijsbegeerte voor- al , de genoemde ypey in de Ontleed- en Natuur- kunde van den mensch, de Schei- en Kruidkunde, en eindelijk de lille in de Ziektekunde en uitoe- fenende Geneeskunde. Hier legde hij zich voorna- melijk op al die takken van wetenschap toe, welke in het naauwste verband staan met de Geneeskunde en zonder de welke noch de verrigtingen des ge- zonden, noch de verschijnselen van het zieke ligchaam regt kunnen begrepen worden. De beroem- de , nu onlangs te Haarlem overledene CHAUDOIR was voornamelijk hierin zijn gids en trouwe raads» man , de opvolger en bij zondere vriend van den onvergetelijken s. J. bkugmans, wiens naam ik niet dan met diep ontzag uitspreek , wiens lessen ik niet dan met steeds klimmende bewondering mij herinner! Helaas ook deze is nret meer! Doch om tot ons onderwerp terug te keeren.
Onder dien leidsman gaf mulder in 1789 op den 23 Junij de eerste openbare blijken van de wijze, waarop hij zijnen tijd besteedde door het verdedi- gen van drie uitgewerkte stellingen. I. Over de Psychologische beschouwing van den mensch. II; Over eenige verschijnselen der uitdamping. III. Over der Komeetenaard. Ik maak van deze Theses hier geen gewag, omdat
dezelve iets bijzonder opmerkenswaardigs bevatten, maar alleen, dewijl men uit dezelve ziet, met wel-
|
|||||||
LEVENSBERIGT. v
welke onderwerpen mjjn Vader zich gedurende
studiën ook bezig hield, niet verselende dat
de IV " atuur één geheel is en men des te gelukkiger
et verklaren van enkele verschijnselen zal zijn ,
Sarmate men het geheel meer kent. Aldus zijnen loopbaan ijverig vervolgende werd
ln 179° > na afgelegd Examen bekwaam ge- kweeld om den graad van Art. Lib. Mag. et "Uosophiae Doctor te ontvangen , welke hij ver- reeg op den 22 September van dat jaar , open- 'JK verdedigende zijne Dissertatie de Calore et ftiodo , quo epecifice corporibus inesl. In deze -Dissertatie vindt men de leer van de warmtestof \'~aloricum.')y als oorzaak der warmte kort en dui- lJk voorgesteld, en meer bijzonder bepaald hoe- ]g men de eigene maat van die stof, welke aan aer ligchaam toebehoort , te beschouwen hebbe. ■^* deze loopbaan aan Franehers Hoogeschool eSaf zich mijn Vader 'naar Leyden, om aldaar ook nog uit andere bronnen zijnen dorst naar we- tenschap te lesschen. Voornamelijk was hierbij het oogmerk om zich in den geheelen omvang der Ge- neeskunde te oeferten en te volmaken. En wat wonder, dat de keuse te dien einde op Leyden viel , waar geen één Hoogleeraar in de Geneeskun- dige vakken leeraarde, welke men niet een licht der eerste grootte zoude mogen noemen! Daar ■was toen juist een' vereeniging van geleerdheid en schranderheid, die men niet gemakkelijk bijeen- vindt. Of wil iemand dit mijn gezegde ontkennen, nadat ik eduabd sandifort , sebald justinus * 5 BRUG-
|
||||
LEVENSBERiGT.
|
|||||||
m
|
|||||||
ERUGMANS , 1. F. VOLTELEN, NICOLAAS OOSTERDIJK,
NICOLAAS PARADIJS en MEINARD SIMON BÜ PUI genoemd heb. De eerste door verscheidene bon-
dige werken beroemd onderwees de Ontleed- eni Natuurkunde van den mensch. Voltelen die zoo vroeg der geleerde wereld werd ontrukt , doch wiens geleerdheid en helderheid van geest genoeg- zaam uit zijne Phannacologia universalis blijken, was de gids in de beoefening der Materies Medica en Chemie : terwijl de schrandere brugmans , hoe langer boe meer de roem zijns Vaderlands , zijnen Vrieschen Landgenoot in de Natuurlijke Geschie- denis en Kruidkunde voortgeleide. De Ziekte- kunde, de uitoefenende Geneeskunde ten opzigte der inwendige ziekten, en de dadelijke behande- ling van zieken werd beoefend en geleerd onder üOsterdiïk en paradijs, twee echte Practici , soa als zij door hunne leer en geschriften niet al- leen bekend stonden , maar zich aan het ziekbed met eene waardige bedaardheid en standvastigheid vertoonden, Dè eerste kende ik zelf nog als zoo- danig. Alhoewel nu geen dezer vakken geheel verwaar-
loosd werd , ontwaakte in mijnen Vader hoe lan^ ger hoe meer de lust, om zich meer bijzonder iian die gedeelten der Geneeskunde toe te wijden, welke in uitwendige gebreken Voornamelijk en bij de wording én geboorte van den mensch te stade komen, de Heelkunde en de Verloskunde. Deze beide vakken nu hadden tot voorstander den door groote geleerdheid beroemden PU pui , wel- ke |
|||||||
LEVENSBEBIG.T. ι τπ
zoowel het leei'steUige ata. uitoefenende d'êrzel*
Y n eerde en van tijd tot tijd met dadelijke voor» den ophelderde. Niets was derhalve na*nurliji- > dan dat mijn Vader zich meest aan de < lei* n§ van dezen zijnen toen te Leyden juist aanko- enden Leermeester overgaf, deszelfs gewone les-» en niet alleen volgende, maar ook nog hijzpndeit °naerrigt van denzelven genietende. Het was ook 0nder het opzigt van dezen , dat mijn Vader ziek °P de dadelijke uitoefening der Heel- en Vroed-: ''Unde toelegde , door zoowel hij armen binnen ■Leyden , als in het „Nosocomium Acaclemicicra (koewei dit toen nog vrij bekrompen. was), Operaren etl voornamelijk Verlossingen te verrigten. Ik heb Wel hooren verhalen, dat mijns Vaders handigheid; en kennis der laatsten toen, reeds zoo groot was j dat men hem in moeijélijke gevallen hij de armen gaarne zocht. De genoemde vakken bleven dan °°k het voortdurend onderwerp van beoefening en onderzoek : de vriendschap tusschen Leermeester en ■Lieerling vverd door overeenstemming van neiging, m de wetenschappen meer en meer gevestigd* en duurde onafgebroken tot aan des laatsten dood ver·? trouwelijk voort, zoo als mij de onderlinge brief- wisseling getuigt. » Bij het aanvaarden van mijn » Hoogleeraars ampt in 1791 vond ik den Heer mül,- "der, met-eene bijzondere aanbeveling van onzen »gerneenzamen vriend den Z. G. Ileëre g. Coop- » MANS, M. D. te Franeher, als Student aan Lei: »deris Hoogeschool en had het genoegen hem ,. »niet alleen gedurende twee jaren , onder mijne Λ 't «es-
|
||||
LEVENSBERIGT.
|
|||||||
VIII
|
|||||||
» beste Toehoorders te tellen, maar ook vooral bij
» een afzonderlijk onderwijs, zijne hand te vormen »in de moeijelijkste Heelkundige Kunslbewerkin- »gen," zegt de Hoogl. du pui (*) van mijnen Vader als zijnen leerling, terwijl hij terstond na deszelfs overlijden aldus schreef; »mijne betrek- » king en vriendschap , welke ik tot en voor mul- » der had van het oogenblik dat hij mijn discipel » en daarna Amptgenoot was, zoo wel als zijne ver- » diensten in de vakken, waarin hij werkzaam was, »doen mij zijn verlies betreuren en houde zijn »Vroegtijdig afsterven voor zijne naastbestaanden, » zijne drie kinderen, zijne vrienden , voor de Aca- » demie en voor de Maatschappij een verlies, het- » welk het meest beseft zal worden door diegenen, » welke geregtigd zijn , om den overledenen in de— »ze verschillende betrekkingen te beoordeelen , » enz," — Aan dien waardigen leermeester deelde daarom mijn Vader ook bij voorkeur zijne weten- schappelijke bijzonderheden in het vervolg mede , en ontving gaarne daarover deszelfs oordeel (·]-). In één woord zoo als CHAUDoib. en georg coop- mANS (§) te Franeker waren, zoo was DU pui te Lef-
(*) In de élg. Konst- en Letterbode 1810. I. Dl. bl. i5i
in de noot. , (f) Zie onder anderen Letterbode voor 1810. N°. 10. p, 1^9
tot ι54· (§) Vader van den beroemden Hoogleeraar GADSO COOPMANs.
Men zie de Levensbeschrijving van georg Coopmahs in de |
|||||||
LEVENSBERIGT. ix
•Leydeti de voornaamste gids van mijns Vaders
studiën. Uat hij evenwel ook onder de andere Hoogleer-
n Werkzaam was, daarvan zijn mij onder ande- n ten bewijze, drie bladen these» onder voor- itting van den grooten brugmans verdedigd, in ecember 179° » Februari] en April 1791. Voor- *aar de Leydsche Hoogeschool mag zich met alle eSl beroemen op de reelts van mannen die te <hen tijde onder BRUGMANS Theses defendeerden , "Ιβ kennis aan den toenmaligen. stand van weten- 5chappen aanduiden; zij mag zich verheffen op de «amen van N. c. de fremery, a. lotichiüs, *"· J· VAN MAANEN , J. MULDER , J. A. VAN dóe- Veren j c. c. de koning , die zich toen aldaar oe- fenden, en dat disputeer collegie uitmaakten. ™a zich aldus te Leyden verder bekwaamd te
hebben , ontbrandde meer en meer bet verlangen om grootere Hospitalen, waar de gelegenheid om veel in eenen korten tijd te zien en om de ver· schillende handelwijzen van voortreffelijke mannen m elk vak te leeren kennen zich aanbiedt , te be- zoeken. Dit verlangen en die lust tot oefening ontving nog een' sterkeren aandrang door den raad van den geleerden coopmans , de eerste leidsman van mijnen Vader van dezes jeugd af aan, en van den Hoogleeraar DU PUI om zich buitenslands en voor-
■ Nieuwe Mg. Konst- en Letterl0de. XIV. Dl. bh 2o3. en di van c.ADSO cooPMAHs, in de Alg. Konst- en Letterbode 1810. N°. 3S. W. 179. volgg. * 5 ,
|
||||
LEVENSBERIGT.
|
|||||||
S3
|
|||||||
voornamelijk naar Engeland te begeven. Mijn
Grootvader bewilligde dan ook volgaarne in de verdere uitbreiding van kundigheden van zijnen be- minden zoon op deze wijze en bevorderde naar zijn vermogen alles , wat daartoe eenigzins dienstbaar geacht werd. De brave man smaakte het genoe- gen goede vruchten van zijne pogingen te zien! Deze reis dan werd in 1792 ondernomen ; een
tijdperk , waarin mijn Vader weder eene uitmun- tende reeks van leermeesters te Londen te beurt viel. Het regtmatige van dit mijn zeggen beseft ieder reeds op het vermelden der namen van orme , LOWDER, LUCAS, ÏOS. BANKS, CRAWFORD, SMITH,
INGENHOFSZ , CRUIKHANKS , JOH. HUNTER en CLINE, met welke allen mijn Vader in betrekking stond.
Ik herinner mij zeer levendig, dat mijn Vader nimmer dan met grooten lof en dankbaarheid van JEngelands Geleerden sprak en altijd wensehte nog eens derwaarts te gaan, om de overgeblevenen nogmaals te ontmoeten. Doch dit heeft hem he- laas! ook niet mogen gebeuren. De drie eerstgenoemde Geleerden strekten hem
meer bijzonder tot leermeesters: tot de overigen stond hij vooral in een vriendschappelijke betrek- king die evenwel niet minder leerzaam en der ken- nisse bevorderend was. De voortreffelijke boeke- rijen 5 de kostbare verzamelingen van Natuurlijke Voorwerpen en Werktuigen , de onderscheidene Slichtingen en inriglingen werden bezocht, bewon- derd en te nutien einde aangewend , zoo als het 'Museum Β'ritlannicuffi , Museum heverianum , etc.
|
|||||||
LEVËNSBEPJGT.
|
|||||||
χι
|
|||||||
etc Allhans meermalen hoorde ik als kind gretig
naar "e verhalen over die groóte wereldstad, flCtl eensdeels is het hier de plaats niet hierover spreken, anderdeels herinner ik er mij te wei- mS bepaalde van. De Hospitalen van Guf , van i*®gt' Thomas, van ionden, werden althans be- zocht en misschien meer anderen, doeh van welke lk geen opzettelijke aanteekeniug vind. Dat dezelve etl vooral dat van Guy dagelijks Bezocht werden, i]iJkt duidelijk uit een fragment, van aanteekeriingen nopens aldaar waargenomene gevallen* Daar zag men iOen LUCAS j CHAïJDLEB. , CÖOFEK. , BÏE.CH , FOKSTER
en CliNE werkzaam. Als een teeken van hoogach-
ting werd dan ook mijn Vader als Honorair Lid van het Geneeskundig Genootschap in dit Hospitaal ■benoemd. Velerlei Operatien werden hier, door oe voornaamste Heelkundigen volvoerd, gezien ; het aanleggen van Verbanden dagelijks eigenhandig beoefend J een aantal Verlossingen verrigtj en zelfs ook eenige Operatien bewerkstelligd. Na aldus gedurende een jaar zich onder de Ge-
leerden te hebben opgehouden en in ervaring rij- ker te zijn geworden, keerde mijn Vader naar het vaderland terug. Hij begaf zich toen (in 1793) Iïogmaals naar de Leydsche Hooge school en tot zijnen voormaligen leermeester en vriend Eiu Pui, on- de1· wiens verdere leiding de opgedane kundigheden handigheid zich nog nader bevestigden. Hier werd nu de stof voor eene geneeskundige inwijdingsver- noeling {£>issertatio Medica) overwogen en uit>
gewerkt 5 en in het begin van j794 begaf zich de al-
|
|||||||
tEVENSBERIGT.
|
|||||||
Stl
|
|||||||
aldus geoefende leerling weder naar zijne eerste
leermeesters, naar den hooggeschatten vaderstad, naar de welberoemde Franeker Hoogeschool om de waardigheid· van Doctor in de Geneeskunde te erlangen. Hij werd dan tot dien graad met den mees ten lof bevorderd, verdedigende in het open- baar zijne Historia litteraria et critica forcipum et vectium obstetriciorum} op den 8 Februari] 1794 (*). Behalve mijns Vaders leermeesters, du pui, oosterdyk en lowder droegen door het mededeelen van instrumenten en boeken tot dit werk bij A. BONN, georg. coofmans , N. van DER EEM , A. VAN DB LAAR, E. J. THOMASSEN a.
THUESSINK, J. A. BENNET, H. A. BAKE , A. SOEK, N. GROTENDORST en zijne toenmalige mede leerlin-
gen H. VAN DER LAAR, P. 3. VAN ÌÁËÍÅÍ en SCHUURING (-f). Over de waardij van dit werk heeft, dunkt mij,
de tijd genoegzaam beslist, daar hetzelve nog steeds gezocht wordt en in geen systematisch Handboek der Verloskunde niet aanbevolen wordt. Behalve dien pleit voor dezelve eene Hoogduitsche vertaling door johann Willhelm SCHLEGEL, in 1798, te Leipzig, uitgegeven, en uit hoofde.van de schaarschheid van de oorspronkelijke uitgave in Duilschland ondernomen. Hetzelfde bewijst eenig- zins de gunstige beoordeeling in tijdschriften, maar nog
(*) Deze Dissertatie -werd in 1793 bij hoh&oop, te Leyden,
gedrukt in 8°. (f) Zie L. /. Proef pag. yT.
|
|||||||
LEVENSBEWGT. xnx
nog meer de afzonderlijke uitgave van een werkje
van Doctor joh, geokg. kxees , getiteld: Bemer-
ungeii über e{ne neue Geburtszange. {Frcft á
' ÷79^. 8°.) Deze geleerde had namelijk op
Z1jne reis door Holland mijnen Vader, toen in ■Leeuwarden woonachtig, leeren kennen en zich °nderscheidene malen met hem over deVroedkun- a,Se Tangen onderhouden. In het evengemelde Werkje geeft de schrijver eene beschrijving en af- beelding van die Tang, welke mijn Vader als de beste had voorgesteld, en waarin het meest ge- schikte en doelmatige van vroeger uitgevondene Tangen , zijns oordeels , zamen vereenigd voorhan- den was. Hij maakt de Vroedkundigen op dit werktuig opmerkzaam} vergelijkt de bruikbaarheid van hetzelve met de grondregelen door verschillende ■Uuitsche schrijvers opgegeven ter beoordeeling der waardij van Tangen, en eindigt met te vermelden dat hij de Muldersche Tang reeds met het ge- lukkigst gevolg gebruikt heeft (*). Ik kan niet voorbij nog een kenmerk van de
waarde van deze inaugurele Dissertatie op te §even, dewijl hetzelve, dunkt mij, beslissend en ongemeen is. Toen namelijk de beroemde bernh. NATHANAEIi, GOTTXQB schreger , Hoogleeraar te Erlangen, zijn eerste deel van Tabulae Arma- tnentorum ad Rem obstetriciam pertinen- ti-
( ) Zie behalve genoemd werkje. Med. Chir. Zeitung§
herausg. von ,. K „ARTENREIL> éçö, ô. £d_ Si 3o5_3lI. |
||||
xiy LEVENSBERIGT.
fcw»z(*)., in den jare 1800 uitgaf, droeg die Geleerde
hetzelve aan mijnen nog jeugdigen Vader op, uit hoofde van zijne verdiensten ten .opzigte der ge- schiedenis van de Verloskundige /werktaigen,-zoo als blijkt uit de volgende geleibrief hij een exem- plaar van dat werk.. vrao ïixusTRi D. JOANNI MULDER
S. P. JD.
ri. N. G. SCHREGER.
|
||||||
ψ Quod primum hoc acologiae obstetriciae Speci-
men Tibi dieavi, si audacter Jecisse videar, Jiabeo'., quo me excusem. Tantam enim egregio rI\io de forcipibus et vectibus commentario non, in me solum, sed in omnium Germanorum ani~ mis.* Tui reverentiam excitasti, ut publice eani libi tesiari magnopere cuperem. udccipe igitur benevolo vultu libri hujus initia, quo, quidquid armorum o.bstetriciorum extat, describere, diiudi- care et iconibus illustrare paginis subinde eden- £§i$ cmimus est. Certe desiderari tale opus probe scio.} utrum ego is sim , qui exsequi rite possit, ne-
(*) Erlangae ap. J. j. PALM, in folio, c, III. Tab. aen. Dit
deel' bevat Pertusoria, Bacilli ad ysrsionem-, Velvimetra en Clisevmetra. |
||||||
lEVENSBERiGT. xv
ncscio. ld Uti:Uni ,me consolatur, quod ducem
el: a®Jutorem m difficiUimo capite habeam. frö Aadere liceat epistolam de· functione .placentae , fuam aequi èmique consulas. lia vale, vir luusiris>·, nihilque me magis acias abs te petere , fuarn ut 1>U0 me favori hóbeas commendatissi- fnurn. Mrlangae d. χη Jüovembr. xcix. ■Alhoewel nu der vermelde Dissertatie eene groote
Waarde worde toegekend als eene uitnemende bij- lage tot de geschiedenis der Verloskunde, was ^Hjtt Vader steeds bedacht om zijne gezegden ea Sieuw voorgestelde Tang onbevooroordeeld aan de ondervinding te toetsen. Het gevolg hiervan was «at Hij zelfs in la teren tijd en waarschijnlijk reeds ω looi van het gebruik van zijne eigene Tang atzag, hevindende dezelve ongemakkelijk in het aanleggen, vooral wanneer liet hoofd scheef ge- plaatst is, en daarenboven tusschen het handvatsel e& de lepels niet stevig genoeg. Hij maakte daarna tóij het verbazend aantal Verlossingen , door Hem verrigt, bijna uitsluitend gebruik van de kleine -lang van IOHNSON en van die van levret. aldus de akademische loopbaan voleindigd
te hebben, werd mijn Vader door de Medische Faculteit der Akademie van Franeher aan Heeren Curatoren derzelve voorgedragen als iemand van ongeraeene bekwaamheid en »hun in overweginge gegeven, 0f het niet mogelijL zijn zoude, dat die uitmuntende jongeling aan de Vriesche Universiteit als Lector Chirurg et Jrtis Obstetriciaé ge- plaatst |
||||
LEVENSBEMGT.
|
|||||||
XVI
|
|||||||
plaatst werd." (volgens Missive van Maart 179!.)
De Curatoren gaven van dit verlangen voorts aan Hun Ed. Mogenden kennis. Terwijl Hij reeds in liet vorige jaar door de Doctoren coopmans en KUTSCH bij requeste aan de Edele Mogende Heeren Staten van friesland gerecommandeerd werd, om, tot het vacerende ampt van Lands Operateur en Leeraar [Lector) in de Anatomie, Chirurgie en Vroedkunde aangesteld te worden. Ten gevolge van welk een en aader · Hun Edele Mogende op den i5 Maart 179^ mijnen Vader tot den laat- sten post te Leeuwaarden benoemden in plaats van wijlen den Operateur de vries. De verplig- tingen , aan dezen post volgens instructie verknocht, waren , om den Hove Provinciaal en alle andere Geregten, in zaken de Justitie betreffende ten dienste te staan: om openlijke lessen te houden over de Anatomie, enz. op Cadavera: om bijzon- dere lessen over Chirurgie en Obstetrie te geven : om alle armen der Provincie, welke eene gewigtige Chirurgicale of Vroedkundige Operatie ondergaan moesten, gratis te opereren en te behandelen: om alle examina van Chirurgijns, Vroedmeesters en Vroedvrouwen, met een Medicus en Chirurgus daartoe regtswege gekomen, ten overstane van ge- committeerden uit den geregte, af te nemen, wor- dende niemand tot de uitoefening dier vakken zon- der dat examen toegelaten in deze Provincie. En uit deze opgave zal men zoo wel kunnen afleiden welke werkzaamheden op den jongen Doctor rus- teden, als ook dat ia friesland reeds vroeg po- gm«
|
|||||||
LEVENSBEMGT. xyii
gingen werden aangewend voor de beteugeling van
eene willekeurige uitoefening dier vakken, welke aatl ket menschdom de gewigtigste diensten bewe- en hebben en nos bewijzen, TT.. Ö
niJ aanvaarde dezen post in Junij 179,4, te
■Leeuwarden, met eene openbare les oper de beenbreuken. Met de bezigheden van dit ampt paarde zich nu het doen van onderscheidene ope- lallen en vele verlossingen, benevens de behande— "nS van een aanzienlijk getal zieken in de bijzon- dere praküjk. Toen naderhand de Agent van Nationale Opvoe-
ding ernstig de hand sloeg aan het daarstellen van een algemeen toevoorzigt Voor de Genees-, Heel- en Verloskunde van ons vaderland, deelde ook mijn. Vader zijne instructiè'n en denkbeelden over dit punt mede, zich tevens beklagende, dat door on- derscheidene regeringen en besturen dezer Provincie de daarop in dezelve zoo heilzame bestaande ver* ordeningen veronachtzaamd werden. »De reden hiervan is, na mijn inzien," schrijft Hij rondhor-. sl'ig > » daarin te zoeken, dat onder de leden van de Geregten te veel gevonden worden , welke zelf zich door de grootspraak van onkundigen laten verblinden en dus niet schijnen te beseffen, dat uit het toelaten van kwakzalverij zoo veel kwaads kan voortvloeijen." Gedurende het driejarig verblijf te Leeuwarden,
werd mijns Vaders huisselijk leven ten toppunt van genoegen en geluk gevoerd, door zijne echt- ** ver-
|
||||
xviH LEVENSBERIGT,
vereeniging met hyke sophia 8AAGMANS, welke
qp den 7 December 1794 plaats had. Het past mij niet de vrouwelijke deugden en het
zachtzinnig gemoedsbestaan van onze dierbare, on- vergetelijke Moeder te schetsen. Ook was ik te jong om dezelve allen te hebben kunnen beseffen, toen zij ons zoo -vroeg ontrukt werd; maar de zachte gloed van moederlijke zorg, die zij onaf- gebroken koesterde zal mij nimmermeer uit het geheugen of liever uit het dankbaar hart uitge· wischt worden j het stil genoegen en huisselijk ge- luk van mijne dierbare ouders zal mij altijd voor oogen zweven. O, onherroepelijk heerlijke avond- uren , die ik als kind meermalen heb doorgehragt, wanneer mijn Vader van den letterarbeid en be- zigheden een poos rustende , (want het was eene zeldzaamheid dat Hij op eene zoogenaamde Stu- deerkamer arbeidde, meest alles overdacht en schreef Hij in den kring zijner geliefde in liet gewone woon- vertrek,) en mijne Moeder van hare beslommerin- gen zich eene poos afgevende , beide zich beijver- den Om ons als spelende wijzer en beter te maken ! Hoe vernuftig vervaardigden zij niet ons allerlei aardigheden! Doch ik moet hier afscheiden5 men vergeve mij deze uitboezeming. J Mijne Moeder dan, was geboren te Franeher,
eene dochter van aeschinus saagmans , Jur. Utr. Dr. enz. aldaar en trijntje leiksma. Hare eenige zuster , AALTJE genaamd , thans nog in leven, huw- de met BOUWE E.INGNALDA K. D. M. te Aclilum. Op den 10 November van den jare 1797, werd
mijn
|
||||
LEVENSBERIGT. Xix
21']π Vader van Leeuwaarden naar Ffaneher ge»
0epen pm hier aan de beroemde Vriesche Uni^
"Hen het Hoogleeraars-ampt te bekleeden* Het
°naepwijs der Ontleed-* Heel. en Ferloskunde
werd
«an zijne zorg toevertrouwd, tevens met
oorduring van zijnes bovenvermelde Commissie om s Lands-Operateur $ a^e Heel- en Yroedkündige, Pefatien aan de onderhoud genietende armen n geheel friesland > in bijzijn zijner leerlingen >>graéis te verrigten*" Deze laatste bepaling heeft lJkbaar niet weinig bijgedragen tot den luister van de Franeher Hoogeschool , dewijl volgens dezelve a^e opmerkelijke en soms zeldzame gevallen, die e armen der geheeje Provincie, ten opzigte der eelknnde voornamelijk opleverden, herwaards aQiengebragt ett ten nutte der studeerende behan- e]d werden* Alhoewel dus bet niet bestaan van eea -^-Wemisch Ziekenhuis een beletsel voor vol- making jn ,je medische studiën scheen op te leve-, n > werd hierin voor de Heelkunde grootendeels oor die omstandigheid voorzien en werden vele Uperatien bewerkstelligd; Trouwens toen ter tijde, was ook te Groningen nog geen afzonderlijk Heel- ία Verloskundig Ziekenhuis en aan de overige, Akadeniien die inrigtingen, althans nog minder uitgebreid , dan heden ten dage. In dit zelfde jaar ontving mijn Vader eene gouden
Biedaille Yaa het Genootschap ter redding van drenkelingen s wegens uitstekende betoonde hulp aan eenen voor d0od uit het water gehaalden en her- levenden man. ** a Hei
|
||||
xx LEVENSBEMGT.
Het Höogleeraars-ampt werd op den 16 Novem·*
ber 1797 plegtfg aanvaard met het houden eener Eedevoering over de redenen, waarom de Neder- landers in het algemeen zeer weinig tot verbete- ring en uitbreiding van de Heel- en J^erloshunde hebben toegebragt, welke volgens een toen gegeven order in het Nederduitsch werd uitgesproken (^J» De drie hoofdpunten van deze Redevoering warenj: I. Het onderzoek of de Nederlanders uit hunnen aard geschikt zijn tot de uitoefening der Heel- en Verloskunde. II. Of aan dezelve genoegzame gelegenheid verschaft worde, om op eene gere- gelde wijze grondig in deze wetenschappen on- derwezen te worden. III. Of zij , die inderdaad den naam van Heel- en Vroedkundigen verdienen, na hunne waarde beschermd en onkundigen op openbaar gezag geweerd worden. De slotsom van het eerste is: »Wij vinden de voornaamste ver- «eischten van eenen Heel- en Vroedknndigen in »den Nederlander vereenigd. Moed en stand vas« »tïglieid door een wel wikkend oordeel bestuurd ,· —. »een vast voornemen, om al het ondernomene ten «einde toe door te zetten, gepaard met eenvou- digheid in de uitvoering; — medelijden en zacht- »heid zonder eenigen zweem van wreedheid. Zijne »stroefheid alleen zoude eenige verhindering kun- »nen te weeg brengen, ware het niet, dat hij «éénmaal opgewekt om den ongelukkigen zijne hulp »te bewijzen, voor denzelven, eene ongeveinsde «genegenheid opvatte; en zou hij dan bij het ziek- en (*) Uitgegeven te Leeuwarden bij D, v, D. si/tris. 4t°·
|
||||
LEVENSBEMGT. xxt
ambed, met innig mededoogen aangedaan,
»Jijne norschheid niet afleggen V> (bl. 18.) Nadat weede gedeelte aangetoond is geworden wat • eel- en Vroedkundige behoort aan te leeren, 1 aldus besloten : » Het blijft derhalve onte- zeggelijk waar, dat het onderwijs der Heel- Verloskunde bij ons allezins gebrekkig is > en ' °'Schoon er een aantal Handartzen, Vroed— asters en Vroedvrouwen in Nederland gevonden rden , welke allen lof verdienen en voor geene vreemdelingen behoeven te wijken , derzelver * getal echter over het geheel door dat van onkun- digen overtroffen wordt.'' (bl. 4o.) In het laatste § eelte wordt met grond geklaagd over de geringe nerming van bekwame Heel- en Vroedknndigen e te groote toegevelijkheid der overheden je- ö s onkundigen en kwakzalverij. — Hoe veel regt en toen ter tijde had om den stand van zaken us te beoordeelen, kan elk beseffen die niet reemd is in de geschiedenis der Heel- en Verlos- unae hier te lande. Men kan hetzelfde opmerken de bondige Inwijdings-Redevoering van mijns Vaders vriend, den Hoogleeraar V. J. VAST ÌËÁ- NEN, omstreeks één jaar vroeger uitgesproken (*). En wanneer wij dankbaar onder de opbouwers en |
|||||||||
herstellers van eene gezonde leer der Heel·
|
en
|
||||||||
verloskunde op eenen F. ruysch, petrus cam-
per, Van GEgsCHERj ã,ïíí, en enkele anderen roe-
(*) Zie Orat;0 de Stud.10 Chirurgico, nestra in Palria mehus, exeohndo et ilfostrando. Ilardtrovici 1796. 4°, |
|||||||||
Sxïi LEVENSBERIGT.
roemen, dan vragen wij den lezer gerustelijk af,
öf de geschiedschrijver nevens die namen ook niet BRUGMANs (want niemand betwistte dezen onsterfe- lijken man de roem van veel, zeer veel voor de Heelkunde gedaan te hebben J Men hoore over hem slechts Rüdolïhi , (*) du pui , VAN ma aken, jamQER , zal ter neder schrijven ? Of zijn dit geen roemwaardige Nederlanders ? »Hier (te Franeher) strekte hij niet weinig tot
BOpkomst van deze Hoogeschool," zegt "WACH- TER. (Ψ). «Hier betoonde hij zich niet alleen als »eenéh besten leermeester en waren vriend van de «studerenden, maar hier deed hij zich tevens meer »hekend worden door vele bewijzen van zeldzame »kundigheid en ervarenheid, vooral in het doen >>vaü de zwaarste kunstbewerlungen. En wie is »er, die niet weet , waar door onze mulder, zich «vooral beroemd maakte? Het -was door de af- »zetting van het dijè'been uit hét heupgewricht , »weike door hem in 1798 in het Dorp Dronryp »aan een meisje gedaan werd j en alhoewel deze » kunstbewerking te voren, voor zoo verre zulks «bekend is, eens in Engeland en naderhand twee- »ma-
(*) Men zie 's mans SemerTcungeri auf einer Reïz.e durch
piner Theil von IJeutschland. u. s. w. {Berlin 1804.) I, Th. $. i3Ö-7-i3o en 143. Men zal dit nader bevestigd zien in d.e bekroonde Lofredenen op shtjgMAHS, door zijne leerlingen, mijne vrienden, de Hoogl. v. D. boon mesch en Dr, A. CAPA·? i>q§{;, welke -wij met verlangen te gernoet zien, (J) Zie Mgeiii. Konsi, en Letteih. ï§ii. I. p, H, 8.3,
|
||||
LEVENSBERIGT. xxin
; »a Egypte en eens aan den i?&yre door
öe Heelkundigen , altijd met een ongelukkig ?. V° S gedaan is, Werd dit geval door de geluk- " JSste Uilkomst bekroond" (*). Ñ den 3o Mei van het jaar 1800 trof Frane·
» ja Nederland een gewigtige slag door den van den alom beroemden georgius coop- s J den uitmuntenden beschermer der Hooge- °°*) den even hulpvaardigen als geleerden en boenden Geneesheer , den bijzonderen leids- **an mijns Vaders ! Wien moest dit scheiden , be- halve bloedverwanten, barder vallen dan mijnen 'ader, ware hij niet geheel gevoelloos of ondank. aar geweest? En dit was hij niet! Hoe treurig ook die pligt was, volgaarne vervulde hij de oe te» welke Franelers Hoogeschool en de schheid vorderde, om den grijzen vriend pleg- '§ !jk te gedenken. Op den 23 September van ]aar 1800 schetste dan mijn Vader in eene Ñ nüare Redevoering de verdiensten van dien be- emden man en bragt dankbare hulde aan zijne eugden toe, zijne nagedachtenis trachtende te ver- eeuwigen (f). __ Er
(*) Verg. Jlgem. Ko„st- en Letterl·. 1798. N°. 248· bl. 07
Oratio de meritis Petri Camperi in Anat, Comp. (Groning. »8oS) Annot. 61. pag. 81. En onze Uitbreiding van het °verzigt. § ia en i3. Mg. Konsl- en Letterb, t8a4,No. 17 II. 261. (t) Deze Eedevoering is gedrukt te Leeuwarden, onder en titel: 3. mulder, Laudatio funelris geobgïi coopmaks, Franeauerae fe celeM d{eta Patleg{jrii a> & ÷÷ß;4 SepK cunaccc. (op. D. v. D. sluis.) Eene vertaling derzelve is in ** i het
|
||||
LEVENSBERTGT.
|
|||||||
XXIV
|
|||||||
Er is een verschrikkelijke en verwoestende ziekte ,
van welke VAN roijen zoo krachtig zong: Haec pueris infesta lues, fatalis adultis ,
Infantes una falce senesque rnetit.
Haec rapit intonso veni decus oiis, et ar eet Oscula sulcatis vix repetenda genis.
Haec facit, ut virgo plenis jam nubilis annis Sordeat, in vCKito sola cubetque toro.
Et, pingues per agros , celebres grassata per urhes, Ditihus intentat pauperibusque necem.
jlndet quod ancipifi virlus accensa Nepotum jduxilio varias tentet inire pias ,
JSt spe supcessus immanibus ardeat ausis Inserere, et pestem peste cavere malam·
Jlaec laudala aliis, aliis damnat medela, Legitima nobis conditione placet.
JDonéc , inexhausto naturae fonte , veneni Quod latei antidotum t proferat alma Salus (*).
En
liet licht gekomen bij D. romab. , te Franeker in 1801. (S°.)
■yvaai'bij eeiiige gedichten op COOPMAHS gevoegd zijn. In de voorrede -wordt deze Laudatio tegen eenen partijdige» 3 be- vooroordeelden boekbeoordeelaar, verdedigd. Wij hebben die ■beoordeeling niet gelezen, maar twijfelen geen oogenbliic of dezelve is personeel geweest, dewijl er bewijzen voor banden zijn, dat iemand meende bij die Laudatio, in zeker derde beledigd te zijn geworden. Dje man is zelf naderhand aller^ gunstigd van denkbeelden veranderd: en het publiek be- lioefde dit niet. (*) Zie Carmen. Elegiacum de Morbis aetatum. (L, B. 1771.;
pag. 14. |
|||||||
LEVENSBEMGT. xxv
Εα deze wensch van dien Geleerde, dat de
sroede ν- · . v oorzienigheid uit de onuitputtelijke bron.
natuur een tegengift tegen die ziekte, de kin-
rP°kken, mogte schenken, is vervuld in de koe- pokken. Het is bekend dat de Engelsche Geneesheer ARd JENNER de bevinding, dat menschen welke °r het melken van koeijen, deze koepokken ver- §en naderhand niet door de kinderpokken wer- n ingedaan, zich te nutte heeft gemaakt en ze toevallige ontdekking, (even als dit met de meeste zoo niet met alle geneesmiddels plaats heeft) len nutte der menschlieid heeft aangewend. Ik acht het namelijk niet wel geredeneerd , wanneer nien om te tetoogen, dat de aanwending der koe- *, vst°f tegen de kinderziekte niet op de ondervin- ö gegrondvest is, en niet, dan plotseling voort- ui oten is, wanneer men om dit te betoogen (zeg ) van JENNER af begint. Of om duidelijker te spreken, men moet, dunkt ons, de zaak aldus orsteüen. Sedert ettelijke jaren vóór jenners proeven, (1797) ziJu er onder de landlieden van Ja tot tijd geweest, welke door koepokken wer- den aangedaan, en die naderhand" bij meer of min algemeene besmettingen van kinderpokken, van deze vrij bleven : doch dit werd niet bepaaldelijk opgemerkt. Doch jenner was de man, die dit niet slechts opmerkte, maar bepaald onderzocht, naspoorde en toepaste! Hij vestigde dus zijne proe\en niet 0p }osse bespiegelingen of geliefkoosde denkbeelden, zoo als liekas, te dikwerf gebeurt ïs en gebeurt, maar op de oudervinding} die toe. ** 5 val- |
||||
÷÷ãé LEVENSBERIGT.
vallig, neen, door Gods weldadige Voorzienigheid!
ter zijner kennis kwam. Zijne proeven zijn eigenlijk dus slechts een ver-
volg , een verdere voortplanting der waarneming. Of is het niet genoegzaam dat de Engelsche hoeren vooral in Glouchestershire en Devonshire ^ dat enkele Geneesheeren aldaar, dat men in Holstein^ Brandenburg en elders , ook in ons Vaderland, in Friesland de koepokken als lang bekend (doch niet bijzonder aangewend) vond en tevens naspoor- de dat menschen met dezelve besmet van de kin- derziekte waren vrij gebleven ? (¥) Die waarne- mingen maken de ondervinding der koepokken oorspronkelijk uit. en dezelve zijn de wenken aan het menschdom gegeven. En na deze bevinding, waarom zoude men de kunstbewerking niet zoo spoedig mogelijk trachten te verspreiden, spoediger dan het gebruik van eenig geneesmiddel , omdat de kwaal zelve algemeener dan eenige andere was en bijna meer verwoestend , dan elke andere ? Wij zien hetzelfde gebeuren met ieder ander ge- neesmiddel in dezelfde evenredigheid» Zoo spoedig mogelijk , zeide ik, omdat ik geenszins ontveinzen wil , dat men hier en daar wel eens te spoedig heeft ingeënt en daardoor menige goede koepok bedorven, welke men de tijd niet liet behoorlijk zij-
(*) Zie behalve andere schrijvers, A. O, h. tellegeN , Oiss;
de Variolis Vaccinis. (firon. 1801» 8°,) pag. 3. seqq. en vooral A. CO0PMANS, Spec. Med. de Variolis Vaccinis. Cap. I., § II. {fVorcumi Fris, 1804.) en de aldaar aangehaalder». |
||||
LEVENSBEMGT. «vu-.
|
|||||
zijnen loop le doorloope η en te veel havende, om
Stof voor andere entingen te verkrijgen. Ik hoiide êt v°or een volstrekt vereischte (en ik verzeker . me<*e op eene geloofwaardige langdurige onder-» vinding) Van eene goede beschuttende koepok-inén. tlng, dat althans één (of meerdere) pok ongéschon- den worde gelaten en geen sterke veretteriïig (b. v. or °Penkrabben, enz.) onderga» Doch. ik schrijf hier niet over de waardij, aard °* omstandigheden van de koepok-enting, eh moet dus terugkeeren, hoewel er veel konde bijgevoegd worden, b. v. over het nadeel der eerbewijzen aan de genen, die de meeste inentingen gedaan hebben, want die zijn niet altijd de bestei over de beste Genees-Staatkundige maatregels ter uit· oeiening Van een geregelde en volkomen beschut- tende koepokinenting, enz. Nog minder verkeere iemand in den waan dat onze woorden tegen den Amsterdamschen Doctor CAPADOSE in het bijzonder fengt zijn , geenzins. Ik acht dien kundigen man te hoog, om zoo even van ter zijden met een paar pennestreken een enkele tegenwerping te maken» zoude, wilde ^ openlijk tegen dezen mijnen wel- meenenden vriend optreden, dit in den geheelen omvang der zaak doen. Ons doel dan was eenig alleen om ons gevoelen aan den dag te leggen, dat men wel degelijk gewigt moet hechten aan waarnemingen, welke bevestigen dat menschen, die zonder menschen toedoen (mag ik zoo eens zeggen) koepokken gekregen hebben, aan de ware kinder- ziekte niet geleden hebben, hoewel in erge be* smet·;
|
|||||
÷÷íðÀ LEVENSBERIGT.
smetting verkeerd hebbende; dat men van die waar-
nemingen eigenlijk behoort te beginnen; dat men op dezelve door jenner opmerkzaam gemaakt veilig konde voortbouwen , doch zoo als in alle dingen, met mate en verstand; eindelijk, en wat hier te pas komt, dat ook dit door mij- nen Vader, naar zijn vermogen, geschied is\ en bevorderd. Immers dan hetgeen in Enge- land en elders geschied was rijpelijk overwogen te hebben, (en dit was hier te lande algemeen het geval, waarom ook coopmans zegt: » de nieuwe uitvinding werd in ons vaderland langzaam aangenomen en Dr. LEVY DAVids, te Rotterdam, maakte zijne waarnemingen niet bekend dan lang nadat hij de eerste proef genomen had," etc. (*),) nadat in Rotterdam, en Groningen gunstige uit- komsten waren gezien, wende mijn Vader alles aan om de beteugeling van de kinderpokken te helpen bewerkstelligen en verrigte de inenting aan zijnen vriend, den beroemden van der kooi, en daarna aan mijne zuster, het eerst in deze Provincie, met stof door Dr. dibbetz medegedeeld. Daar evenwel deze niet vatte , werd de kunstbe- werking herhaald met stof uit Groningen, van den Hoogleeraar thuessink ontvangen; en nu gelukte het naar wensch en weldra werd deze verrigting ia
(*) Zie Diss. 1. pag. i5. § viii. Verg. tellegen , pag.: 5
en 6; en Letterl·. 1800, N?. 342. bl. 31. Geneesl·. Magazijn,. I. Dl, 2 St. p. aj. Men weet dat ook de inenting met natuur- lijke pokken in geen land langer en hardnekkiger tegenstand vond dan ouder ons, |
||||
LEVENSBEÏUGT.
h d d'"^ a a'semeen bevorderd. Voornamelijk
ve h ' ^ Dadat mi^n ^ader °P den a8 No*
looo eene openbare les over de hoepolin-
. « Benouden en tot dezelve zijne Vriessche
Modgenooteii aangemoedigd had (*). vermoeid was hij dan ook bezig om zoodanige
nemingen op te spooren, van welke wij boven gden : en zje njer je uiislag dier navorsching e Geneeskundige Commissie in friesland la!-fSedeeld* »Reeds kort nadat ik eerst in Fries-i " de koepokken inentte, wierd ik vrij waar- caynlijke [sporen ontwaar van voorheen bij de «oexjen alhier plaats gehad hebbende ware pokken ^an .de uiJers, en wel inzonderheid op het Bildt ln Menaldumadeel, doch konde daar geene rwerpen onder menschen vinden, die, door zi k melken tesmet > naderhand voor de kinder- , eschut waren geweest. — Met meerdere ., Ã e » Ja wet volkomene zekerheid, ontdekte
1 zulks na dien lijd in de omstreken van Bolsward -n Sneeh, in welke men mij verscheidene men- senen wist te noemen, die door de koepokken voor de menschenpokken beveiligd waren gebleven,
zoo als met ññð é é , Aa v. iel woord in de Dissertatie van
den heer cooHUH» (+) vermeid staat.„ _ )>Nu
onlangs, toen de koepokken zich wederom in de
Ie. Wedt tr7an CO0MAKS' P**· »* « anderen. In die
met natu„rii ke ! Ã ^ ëeschiede™ van de inenting .ven ; enz. P°«e« en van die met koepokken gege-
(f) &*,. I. pas. 3. Nuta
|
||||
LEVÈNSBEÏtIGT.
|
|||||
nabijheid der Stad Sneel· hij de koeijen Openhaar-
den, wierd het meer en meer belangrijk dit laatste naauwketirig te onderzoeken, en zulks heb ik op Ulr. verzoek terstond werkstellig gemaakt^ doch lang moeten wachten eer ik zoo stellig onderrigt was , als ik in dezen noodig oordeelde en nu door dezen mededeele/" w » In, het jaar 1778 of 1.779 z^'a er in Bolswafder Nieuwland verscheiden men- schen, door het melken van koeijen i die zweren aan de uijers hadden, waaraan men toen geen ïiaam wist te geven, besmet geworden." — ii Hermanus oneides had het zeer erg, hij
kreeg een dikken arm , en een duim , waarin het zich wel inzonderheid zettede} wierd geheel zwart (■*); hij trouwde naderhand: zijne vrouw kreeg de kinderziekte, en het zoontje , waarvan zij in die tijd verlost werd , was geheel vol pokken 7 zoo dat het stierf. De man paste zijne vrouw en kind op , hielp haar in vele opzigten t stelde zich geheel aan de besmetting bloot, en bleef gezond zonder eenig letsel.'' — »HendRIK en ïacoiS ONEIDES hebben ook dat ongemak van de koeijen gehad, doch hare zuster TRIJNTJE, toen niet melkende, bleef vrij." — » Deze trijntje is nü voor twee jaren met koepokstof geënt, waarvan het uitwerksel naar gewoonte zich vertoonde en gere- geld f) Een bewijs, dat liet niet onverschillig is in welke dasii
ileze stof op het menschelijk ligchaam inwerkt, maar daarin
met, alle medicamenten overeenkomt ^ dat het in te groote
_ dosis aangewend nadeelige gevolgen oplevert. Er zijn geen
medicamenten, die geen vergiften tevens zijn.
|
|||||
kEVENSBERIGT.
|
|||||||
÷÷÷ß
|
|||||||
ge a liep. ,— Hendrik entte joen zich. zelven
B.IJNTJE in j doch ondervond daarvan niets
eene geringe ontsteking, die spoedig Ver-
dween 'J ô "· — »JAü CAREL ONEIDES , ULBB HARTJES
Vrouw , HARKE RINTJES , DIRK MEINTEN , ea
e vrouw van YEKE titeodorus yekema hebbeu
e zeere handen door het melken, en naderhand
natuurlijke kinderziekte in hunne huizen gehad,
° n van allen heeft ergens echter iets van gewe-
n 5 de vrouw van yekema heeft ten minsten wel
Jcht of negen opgepast, en op geenerhande wijze
§etracht de besmetting te vermijden; — zoo veel
Beb ik met zekerheid kunnen opsporen enz" (*).
Vóór de ontdekking van dit voorbehoedmiddel
«éçç. yader een ijverig voorstander van de
«enting met natuurlijke pokken.
"eu jare 1801 lag mijn Vader de waardigheid
-Rector Magnificus der Hoogeschool , hem het 1oe jaar opgedragen , neder , met het houden ener Redevoering de cura erga insanabiles. De- "Q Redevoering is' niet in het licht verschenen, ■•■oen in dat ze]fde jaar door den Agent van Natio- na e Opvoeding en de Raad van Binnenlandsche Zaken de Departementale Commissie van Ge- neeskundig Bestuur (naderhand Departementale Commissien van Geneeskundig onderzoek en Toe- voorzigt) werden aangesteld, werd mijn Vader dade- "k als lid derzelve verkozen. Ook in deze betrek- kina
(*) Men leze het ô
r ■ . r~ nauwkeurige en leerrijke Verslag der
Commissie van aP„„„„r iri : . .
hat r' . ,, Wrae«*. Onderzoel·, ent., in Vriesland in
*et Geneest. Maguzij». iV. DL a st_ ^ ^^
|
|||||||
LEVENSBEUIGT.
|
|||||||
XXXII
|
|||||||
king was liij voor het heil van zijne medemenschen.
volijverig werkzaam, zoo als onder anderen uit eene hoogstyereerende missive -van die Commissie aan mijnen Vader den 27 Octoher 1807 gezonden, ten volsten blijkt. » Op het nadrukkelijkst en als in naam van alle ingezetenen van dit Departement, die door-het vertrek van UHGel. in sommige hag- chelijke omstandigheden van voldoende hulp en raad volstrekt verstoken zouden kunnen worden , is het dat wij U.H.Gel. solliciteeren voor de be- roeping naar Groningen te bedanken, enz." aldus schreef die Commissie. En het komt ons niet minder vereerend voor , dat eene Commissie uit dat ligchaam zich bij den Heer Landdrost ver- voegde , ten einde Hoogstdezelve te verzoeken zijne veel vermogende intercessie bij Z. M. den Koning ie willen gebruiken, om door gepaste arrange- menten mijnen Vader aan Franelers Hoogeschool te doen verblijven. Het in ons Vaderland zoo verdienstelijk Genoot-;
schap ter bevordering der Heelkunde meestal zoo- danige Prijsvragen voorstellende , welke eenen ge- wigtigen invloed op de uitoefenende Heel- en Ver- loskunde hebben, maakte ook de aandacht bij- zonder gaande op het leerstuk pan het afhalen der Nageboorte. Hetzelve verlangde te weten wat de ondervinding leerde nopens de gevallen , in welke de Nageboorte kunstmatig moet afgehaald worden, en in welke de uitdrijving aan de Natuur behoort te worden overgelaten. Mijn Vader-spoorde na wat de ondervinding aan. de kundigste mannen van
|
|||||||
LEYENSBEïlIGT. xxxut
Vart HIPPOGBATES , CELSUS , MOSCHION tot BAUIÏB-
LOCQUE en de nieuweren geleerd had , en maakte
het besluit op,-dat zoowel zij dwaalden die altijd, a's die nimmer de afhaling aanbevelen; dat men bier j even als overal in de geneeskunde , naar be- paalde en oogenblikkelijke indicatiën behoort Ie bandelen: dat zoo wel genoemde als eigene onder- vinding doen vragen » is niet doorgaans de mid- denweg de beste V' De Verhandeling , die dit eert Sn ander bevat, werd door dat Genootschap waar- dig gekeurd om met de zilveren medaille iè worden bekroond. De 'gouden Eereprijs werd over heizelfde onderwerp behaald door den beroemden VAN Wy(*). Van tijd tot tijd werd nu ook mijn Vader door
verschillende genootschappen, die tot de weten- schappen welke hij beoefende betrekking hadden „ toet het lidmaatschap vereerd, Het Utrechts Ge- nootschap van Kunsten en TV etenschappen deed dit in ιοΌ5: dat ter bevordering derkoepok-inën·* ting te Rotterdam , in Nov. 1806: dat ter bevor- dering der Heelkunde te Amsterdam in Sept. i8o5: de Maatschappij van Kunsten en PVeienschappen ie Haarlem, in Mei 1808: terwijl het Koninklijk Instituut van Wetenschap, Letterkunde en schoone Kun-
(*) Zie -.prijsverhand. door genoemd Genootsch. bekroond. VI
Deel, 2 St. (Amst. 1807.) De vraag was ter beantwoording opge- geven tegen i8o3, en het getal der ingezondene verhandelingen was tien. Wanneer velen beweren altijd zonder nadeel de nageboorte af te halen, dan gelooven wij, dat zij ook zeer me- nigvuldige maien niets doen dan dezelve slechts uit de sche- de weg te nemen en derhalve het wezenlijkste gedeelte der uitdrijving aan de Natuur reeds hadden overgelaten. Zij doéii dan hier bijkans meer dan behoefde. Moet men ook dit öiiderV *cheid niet opmerken ? * ¥ ψ
|
||||
50CXIV LEVËNSBERIGï;
Kunsten in April 1809 het Corresponderend /Mi-
maatschap aanbood. Doch ik loop aldus den lei- draad der tijdsopvolging vooruit. — Op het voetspoor van zoo vele beroemde man-
nen , die in het Geneeskundige vak uitblonken, op het voetspoor vooral van den onsterfelijken petrus CAMPER trachtende voort te streven , konde het niet anders of mijn Vader, moest met zijne na- I pöringen over het menschelijk ligchaam , dat der dieren paren. Want wat halleh en anderen ver- zekeren , dat de kennis van het maaksel des men. 'se'hen duister blijft en onvruchtbaar, bijaldien men onkundig is van dat der dieren, lijdt geen'twijfel. Daarenboven hoeveel aangenaams, hoeveel aan- lokkelijke heeft deze nasporing niet, die vergelij- kenderwijs tot de kennis der doeleinden van elk deel en eiken vorm geleidt! O nimmer , nimmermeer zal ik het vergeten ,
toen ik als jorige knaap den Lesten Vader volijve- rig hoorde uitweiden over dit of dat dier : nooit zal het genoegen mij uit het geheugen gewischt wor- den, hetwelk BRUGMANS in ons tooverde , wanneer hij in één blik zoo vele schepselen in alle deelen doorzag en die blik ons met krachtige woorden terug gaf! — Doch laat ik terug komen: maar ik heb in mijne uitboezeming reeds gezegd, wat ik melden wilde , dat namelijk mijn Vader zich ook met vergelijkende Ontleedkunde bezig hield. Hier- van getuigen zijne lessen over de Ontleedkunde en vooral die over de phfsiologie of zoogenoemde Na- tuurkunde van den menseh, welke met opmerkin- gen vervuld zijn , die oneigen zijn aan dengenen , die alléén den mensch naspoort (of liever meent na te
|
||||
LEVENSBERlGTi xxxV
Ie sporen) en de dieren verwaarloost. Hiervan
getuige de verzameling , die de Overledene zich van tijd tot tijd aanschafte en bereidde zoo van geheele geraamten, als van bijzondere gedeelten der dieren en van zoogenaamde monsters. Deze ver- zameling is een luisterrijk gedenkteeken voor 's ftians kunde, vaardigheid en juist oordeel! Zij bevat behalve die voorwerpen een' niet onaanzien»· *ijken voorraad van pathologische praeparaten, over dewelke mijn Vader plan had obserpationes anato; tnico-patkologicae uit te geven. Maar, wanneer toen nu den inwendigen bouw
der dieren naspoort, dan kan het niet anders of men komt als van zelve tot den uitwendigen vorm: men komt te zekerder tot die ken-merken, dooi* dewelke het eene schepsel eigendommelijk van het andere onderscheiden is* Deze waarheid hebben voornamelijk de opmerkingen van eenen blumen- bach , cuviEB. en anderen, luid geleeraard. Na*' tuurlijk beoefende dan ook mijn Vader de systhe* matische Natuurlijke geschiedenis, doch meer bij- Zonder die der gewervelde dieren. Van hier dan Ook dat zijne verzameling zich hoe langer hoe meer uitbreidde en vooral in de laatste jaren aanzien- lijke aanwinsten in opgezette dieren en vogelen deedt Van hier dat hij eenen niet geringen ijver voor die studiën onder de kweekelingen van Fret* neker's onvergetelijke Hooge School ontwarende, volgaarne aan derzelver verlangen voldeed en voor meer dan vijftig van dezelve bijzondere lessen over die takken van wetenschap vrijwillig hield (*). Aan
ν ) Deze verzameling is thans als het ware in hare gehoortg·
* * * 2
|
||||
LEVÈNSBEÏUGT,
|
|||||||
XXXV ί
|
|||||||
Aan dit een en ander was dan ook het werkje $
getiteld: Overzigt over de gewervelde dieren (*-). zijnen oorsprong verschuldigd. Doorgaans is in dit werkje de verdeeling der Fransche geleerden ge* volgd , doch in sommige opzigten van dezelve af- geweken. » Onder anderen zal men > zoo ik meen »eene nieuwe rangschikking bij de zogende die- » reu aantreffen ," (schrijft mijn Vader (**)) » waar- » door de gevliesde van de overigen geheel zijn af» »gezonderd; iets, hetwelk ik in eene openbare On t- » leed - Natuurkundige les over den Galeopithecus » of vliegende kat) in het begin van het jaar i8o3, » heb voorgesteld 5 en meer ontwikkeld , zoo mij » het leven gegund wordt, hope openbaar te ma~ » ken." Dit heeft, helaas! den vurigen voorstander der wetenschap niet mogen gebeuren ! Geene gelegenheid liet hij voorbijgaan om nuttig
of werkzaam te zijn voor zijne leerlingen en voor het Algemeen, en hieraan zijn verscheidene open- bare lessen hunnen oorsprong verschuldigd. Hier- toe behooren die over eene kraamvrouw , die over eene hoog zwangere vrouw, die over een misvormd kalf, die over eene menschehjke misgeboorte enz.
stad teruggekeerd, zijnde te mijnen huize itï den verlede-
nen jare Weder uiteengezet. Dezelve had tot nu toe onder het opzigt van den Hoogt. EKAaiA berust, die zorgde dat de- zelve behouden Weef. Alleen de opgezette dieren en vogelen zijn in der tijd te Groningen aan den Heer ieve verkocht ge. worden. (*) Te Franeker bij D. ROMAR , 1807, doch thans niet meer
in den boekhandel verkrijgbaar , zoo ik verneetn, (**) Zie bovengenoemd werkje, Voorrede, pag. VI en vil ,
en pag, 33. |
|||||||
LEVENSBEMGT. xxxvii
enz. te Leeuwarden en vooral te Franeler ge-
en. Daarenboven ging geen winter voorbij, waarin hij niet eene reeks van openbare , heizij heelkundige, hetzij andere lessen hield. Op deze hoogte nu stond de roem van onzen ge-
achten Vader toen de Groninger Hooge school , °°r het verlies van den Hoogleeraar munniks in rouw gedompeld , hem als opvolger van dezen, geleerden begeerde. De beroemde VAN MANEN was eerst derwaarts beroepen, doch bleef vol- gens 's Konings begeerte op zijnen toenmaligen standplaats (*), — Aan den eenen kant stond het geliefkoosd Friesland ea | Franeler'a aloude roem, e vrienden en naauwste betrekkingen,, enz., aan den anderen kant de gelegenheid tot meerdere uit- breiding van den nuttigen werkkring, het vooruit-· Z'gt op een Heel- en Verloskundig ziekenhuis, de aandrang en ongeveinsde betuiging van achting en vriendschap van roemwaardige mannen als een BRIESSEN en THUEssiNK zijn , enz. Eindelijk de beslissing was vóór Groningen : en het beroep van den 5 October 1807 (**), als Hoogleeraar in de Ontleed- en Íatuurlunde van den Mensch en de Dieren, en in fe jj^ m jSerloslunde werd aangenomen. Nog in dat zelfde jaar werd de reis derwaarts voltrokken. » Naauwelijks was hij hier, of men kon in alles
» s mans aanwezen duidelijk genoeg ontdekken!" zegt
(*) Zie Jaarboeken der Wetenschappen en Kunsten, in het
Koningrijk Holland, & Dl. é St, hl. 95. ( *) Het besluit des Konings tot de beroeping was van 29
September ßäï?. ? * * 5
|
||||
xxxvifl LEVETvSBERIGT,
zegt WACHTER. De akademische lessen werden
ierstond opgevat en door een aanzienlijk geiaï leerlingen vlijtig bijgewoond. Daarenboven werd reeds dadelijk ten sterksten aangedrongen op de vervulling der voorwaarde , welke mijn Vader uit- drukkelijk bij het aannemen des beroeps gemaakt had, namelijk het oprigten van een Heel-en Ver- loskundig ziekenhuis. Aanvankelijk werd hetzelve pok reeds daargesteld in drie of vier zalen Yaa het Jnwendig ziekenhuis onder den beroemden THUEssiNK zoo zeer bloeijende , met oogmerk om vervolgens meer uitgebreid te worden en eene geheel afzonderlijke huishouding te erlangen. In die inrigting zag men nu reeds een aantal gebre- ken behandelen en gewigtige kunstbewerkingen verrigten : in dezelve bewonderden leerlingen en deskundigen de stoutheid en handigheid des Ope. rateurs, en de lijders zegenden hem niet zelden sis hunnen redder en vriend ! Wat bij hier ia korten tijd verrïgtte en hoe dit geschiedde leide men uit het Overzigt af, hetwelk wij mededeelden, Aan de legersteden der lijders werden dezelve op bepaalde tijden met de studeerenden behandeld én dezen gelegenheid gegeven om ook zich zelf te oefenen. Wat het Verloskundig onderwijs aanbe- langt : er werd geene verlossing volvoerd dan of door of onder onmiddellijk opzigt van mijnen Vader, die zicli meermalen getroostte een vrij lan- gen tijd in het kraamhuis door te brengen om den jongen beoefenaren dier kunst op den gehee- len loop der baring opmerkzaam te maken, Ge? durende dien tijd gaf dan ook mijn Vader aan zijne aanwezige oudste leerlingen vragen ter heant- t "■ v * -yVOOlw
|
||||
LEVEN SBERIGT.
|
|||||||
÷÷÷À÷
|
|||||||
woording 0p , die het onderhevige geval , deszelfs
vermoedelijken loop {prognosis) en manier van be- handeling betroffen. Van deze leerzame oefening die schriftelijk geschiedde, weet ik niet dat men elders, althans hier te lande, de weerga vindt: en niemand zal deszelfs uitgebreid nut ontkennen ! In hoe vele gestichten worden de harenden niet of alleen aan de jonge beoefenaars of aan vroedmeesters , zelfs vroedvrouwen overgelaten, die niets meer doen dan in tegenwoordigheid van den leerling eene verlossing volvoeren ? Wij gelooven niet dat iemand ons het regt zal betwisten om den dier- baren man de grondlegger van een verbeterd Heel - en Verloskundig onderwijs in Vriesland en Gro- ningen te noemen! (*) — De vurige wensch om nuttig te zijn voor zijne leerlingen en evenmenschen deden hem , raadplegende met zijnen voortreffelij- ken, vriend thuessink, eene geheel nieuwe inrig- ting van het gebouw des ziekenhuis voorslaan ter uitbreiding van hetzelve , doch waarvan hij de uit- voering niet heeft mogen beleven. Hij wensclite onder anderea behalve de lijders, die volkomen behoeftig waren , nog de zoodanige in een afzon- derlijke zaal op te nemen , welke ten voordeele der inrigting een gering kostgeld zouden betalen: terwijl anderen op bepaalde uren in het Nosocomium zou- den mogen komen ten einde hunne gebreken te doen verbinden en behandelen , die geen gedurig verblijf in de stichting behoefden; en eindelijk nog anderen van de inrigting niets zouden genieten dan ;£?-
(*) Zie WACHTER. A. j£, en L. Beide, bl. 87 en éïß. Heh-
E1UK.S. Oratie, p. 35. * * ¥ 4
|
|||||||
LEVENSBERIGT.
|
|||||||
XI.
|
|||||||
geneesmiddelen, doch in hunne eigene huizen door
studenten , onder opzigt van den Hoogleeraar zou- den behandeld worden. Zie hier de werkkring die hij zich voorstelde : zie hier de grondslag van die schoone en doelmatige Heel- en Verloskundige in- rigting , waarop Groningers Hooge school , onder het voortreffelijk bestuur van mijns Vaders vrien- den en opvolgers bakker en hendriksz nog roem draagt. » En hoe vele blijken gaf hier onze mulder » een aÏÏervoortreffelijkst menseh te zijn? Kan er » wel grooter vriendelijkheid , ja , wel grooter me- » delijdendbeid uitgedacht worden, dan die, waar- » mede hij zijne dikwijls arnie lijdende natuurge- » nooten behandelde. Met de grootste onverschrok- i) kenheld, standvastigheid en handigheid tastte hij de » liagclielijksle gevallen aan." Aldus laat een oor- en ooggetuige 5 wachter zich uit. Doch ik heb nog geene melding gemaakt van de
Inwijdings-redevoering op den i5 Junij 1808 bij de aanvaarding van het Hoogleeraars ambt te Gro- rdngen. Dezelve had ten doel de verdiensten pan PETSUS CAMPER in de vergelijkende Ontleedkunde te schetsen 5 een onderwerp rijk in stof en zeker doelmatig voor de plegtigheid, die plaats had. Cam- per die op Groningen zoo eene groote betrekking had j en wien Groningen wederkeerig met geheel Europa vereerde en hoogachtte : camper van wel- ken roux zegt, dat zijne Heelkundige roem geheel Nederland vervulde : deze was het onderwerp , waarover hij sprak , die met Heel- en Verloskunde ook de vergelijkende Ontleed- en Dierkunde paarde. Is het Boodig dat ik ontvouwe hoe dit werk in de ]R edevoering verrigt werd , boe het in de aantee- ke^
|
|||||||
LEVENSBERIGT.
|
|||||||
XLI
|
|||||||
kemngen op dezelve voltooid werd , hoe liet door-
straalt in de beschrijving van dat gedeelte van campers habinet, hetwelk betrekking tot het on- derwerp had (¥)? Dit is mijne taak niet: maar Jk beroep mij op de goedkeuring van eenen ï. Meerman, a. bonn , en anderen, behalve de be- roemde α. G. camper , die dezelve schriftelijk hetuigden : ik beroep mij op de toejuiching der ■Toehoorders. » Bij het uitspreken dezer Redevoe» » ring leerde men tevens MULDER als een voortref- felijk redenaar kennen ," zegt WACHTER (**)· De Hoogl. MUNTiNGHE noemt die Redevoering » een «nieuw bewijs van het geleerd en uitstekend ver- » nuft van muldep.. , zich vormende naar het beeld » van Gamperiaansche volmaaktheid in de kunsl" (-f-). De Hoogl. HENDRTRsz zegt: » zoude ik dezen ver- » hevenen opvolger van Münniks , een Vries van » geboorte , dit grootste lïclit der Groninger Hooge » school j dezen smaakvollen lofredenaar van CAM- "iPSR, dit ware beeld vau Gamperiaansche erva- »renheid, kunde in de kunst en roem, naar »verdiensten prijzen : ik zoude mulder openlijk » voor een tweeden CAMPER uitroepen" (§). » Be- » knopt-
(*) Deze Oratie i$ te Groningen bij th. SPOOBMAKER in 4".
uitgegeven en naderhand vertaald door G. H, WACHTER, PZ. in Ss. bij eömehsgh, (*v) Zie: Algem. K. en L. Bode, 1811 , I. DL, 'hl. 87.
(t) Zie : Acta saecularia Acad. Groninganae {Groningen. 181/j) Pag- »16 seq. Cf. et pag. 5a, — noi'um exhibet eruditi ?t elcgantis ingenii^ mtjlDerianI , se ad CAMPEEIANAE in arte perfectionis imaginem fingentis , testimonium. (§) Zie: Oratio de Chirurgorum nostratium laudiias , optii
fnis excoiendae artis chirurgicae incitamentis. {Groningen t§2o) pag. 14. Cf. pag..35. * * * 5
|
|||||||
XLii LEVENBERIGT.
»knoptlieid, en naauwkeurigheid , klaarheid van
». voord-ragt ,, duidelijkheid van betoog, kracht van > zeggen ,. zuiverheid van taal en eenen fraaijen ea r> deftigen stijl vindt men hier zamen vereenigd." Dus laten de schrijvers van het Geneeskundig Ma- gazijn zich uit (*).. -TT- De aanteekeningen hij deze Oratie meen ik voornamelijk te mogen aanvoeren als zoo vele ken teekenen van kunde en belezen- heid in de vergelijkende Ontleedr en Natuur- kunde. , Door verhuizing uit de Provincie friesland be-
kwam, mijn Vader natuurlijk zijn ontslag uit de Commissie van Geneeskundig Onderzoek en ToeT voorzigt aldaar, doch werd in ianuarij 1808 aan- gesteld als Lid dier Commissie in Groningen. Behalve de overige Akademische lessen werden
pok hier te Groningen lessen over de Natuurlijke Geschiedenis en Ontleedkunde der Dieren gehou- den , en rnet voorbeelden uit het kabinet of versclie praeparaten opgehelderd. Het zijn deze lessen ge- weest , die ik nog van mijnen Vader mogte bij- wonen! Talrijk was altijd de schaar, die bij de-r· zelve uit de onderscheidene Faculteiten der stu- denten niet alleen zamen vloeide, maar ook van andere Geleerden.,. ïvaarander ik mij de tegenwoor- dige Hoogleeraren VAN swinderen en hendriksz herinner. En draagt het lot den roem, van eenea leeraar bij voortreffelijke leerlingen gevormd te hebben , dan, noem ik onder anderen van mijnen Vader eenen ens , BANG Α, BAKKER , wachter , MESDAG, CRULt. Ook
'(*) Zie het Vdo Deel, ade Stuk, W, 434, en volg.
|
||||||
\
|
||||||
LEVENSBERXGT. xliw
Ook hier -werden openbare lessen gehouden ø
uie leerzaam en voortreffelijk, naar de getuigenis ■van Hoorders , waren. Zoo werd in October 1808 eene over de keizerlijke snede gehouden, » waar- 8 bij een niet klein getal van Toehoorders tegen- »woordig was , die alle opgetogen de gehoorzaal » verlieten" (*). Bij gelegenheid van de geboorte ■van eene zeer opmerkenswaardig menschelijke dub- belde vrucht, hield hij eene les over de monsters in het algemeen en over dit in het bijzonder. De niet onbelangrijke verzameling van misgeboorten van dieren en menschen k%v&m hierbij uitnemend te stade. » Onbegrijpelijk was de juistheid, waarmede » hij alles behandelde.'' De beide nuttige Inrigiingen binnen Groningens
beroemde Akademiestad, het Natuur- en Schei- kundig Genootschap en de Akadeinie voor Teeken- Bouw- en Zeepaarthunde verloren eenen ijverigen voorstander en beschermer hij den dood mijns Va- ders. Hij was in de eerstgenoemde vakken, hoe- wel zich niet in het bijzonder op dezelve toeleg-» gende, geen vreemdeling , zoo als uit aanteekeningea over dezelve, voornamelijk omtrent dingen, die op de Genees- en Heelkunde invloed hebben, blijken kan. Hij was Lid van verdiensten van dat Genoot» schap en begiftigde hetzelve naar zijn vermogen Ktet eenige Natuurkundige werktuigen. Dankbaar herinner ik mij nog , dat hij mij meermalen tot- de openbare vergaderingen geleidde en dezelve deed bijwonen. Hoe veelvuldig zijne bezigheden ook |
||||||
(*) wachter in A. K. en L, Bode W. 87. en iqp*
|
||||||
LEVEN SBERIGT.
|
|||||||
XLIV
|
|||||||
waren, hij telde het onder zijne aangename uit-
spanningen dezelve altijd te bezoeken. De tweede genoemde stichting was in verval, toen
itiija Vader in Groningen kwam , doch zoowel door zijne kennis en bedrevenheid in de Teeken- kunde , als het besef van pligt om het goede en schoone in de Maatschappij te bevorderen , spoor- den hem aan, om den post van Direiteur dier jikademie op zich te nemen en te beproeven wat hij in dezen konde uitwerken. Hij vereenigde dan zijne krachten met die der overige Direkteuren :en had het genoegen de Inrigting te zien herle-i ven en zich uitbreiden. Hij begiftigde ook de·, zelve met zeer fraaije stukken tot de Teekenkunde; dienstig. Zóó was hij dan werkzaam in zijnen kring en
naar zijn vermogen , volhardende en standvas-* tig in hulpvaardigheid jegens zijnen evenmensch. 's Morgens hield hij nog zijne gewone Heelkun- dige lessen en trachtte in het ziekenhuis aan eene ■«rouw het gezigt weder te geven door de operatie der cataract, toen hij 's namiddags zelf eene kunst- bewerking onderging namelijk, de doorboring van het hol van Highmor, zijnde in hetzelve eeee verzwering ontstaan, zoo als uit onderstaande Historia tnorbi blijkt. Op den 3de?l November werd die kunstbewerking gedeeltelijk door hem zelven , gedeeltelijk door zijnen vriend hendrïksZ; gelukkig volvoerd. Den 5deo November bevond hij zieh zóó wel, Idat hij de Anatomie-katner bezocht, om de aldaar werkende studenten te onderrigten. Doch op dienzelfden dag verergerde de toestand des dierbaren lijders: er ontstonden hoe langer lioe
|
|||||||
LEVENSBERIGT. xlv
hoe meer koortsen en verzwakkende toevallen ,
4oodat bij den x8d«a November 1810, zacht ont- sliep (η. Treurig klonk deze mare door Groningens be-
roemde stad : treurig was dezelve voor Ambtgenoo- ten, leerlingen, vrienden, lijders en behoeftigen! Maar boven allen waren wij, zijne drie nog zoo jonge kinderen diep , zeer diep in rouwe gedom- peld , toen wij als onnoozele weezen daar rondom het dierbaar overschot stonden (+)! Reeds vóór ongeveer vijf jaren was onze onvergetelijke , zacht- zinnige , deugdzame Moeder ten grave gedaald en nu was ook Hij, die ons alles was, niet meer! Doch dank hebbe de goede Voorzienigheid , wij zijn ver- aorgd geworden en tot dusverre nog hier op aarde bijéén! Vergeten wij het nooit wie onze Vader was, en laten wij plegtiglijk voornemen zóó te leven en te handelen, dat men ons niet zal kunnen toeroepen: ïiedaar ontaarde kinderen van de beste ouders!! Het Natuur- en Scheikundig Genootschap bragt
eene plegtige en hartelijke hulde aan de verdiensten van den grooten man toe , doordien een der waar- digste leerlingen van denzelven G. H. WACHTER» thans Med. Dr. en Lijf-Chirurgijn van Ζ» Μ. den,
(*) In de Letterbode 1811, I. Dl. bl. 104 staat abusiveUjk
Il November, en de dag der Operatie 27 October. —. Zie letterbode 1810, II. Dl. bl. 337. (f) Ik had toen den ouderdom van 14 jaren even bereikt;
mijne zuster thans gehuwd aan den Heer w. A. WitLEMS φ Genees-, Heel- en Vroedmeester te Joure, den leeftijd van 10 jaren : mijn broeder, thans student in de Philos. en Med. san het JthenatsAm alhier, den ouderdom van nog geen 6 jare». |
||||
XLVi LEVENSBEMGT.
den Koning f enz,, eene Lijkrede op den overle-
denen hield , uit welke wij ten slotte nog het vol- gende overnemen (*). » Bij niemand konde men grootere dienstvaardig-
heid vinden dan bij hem. Op welk uur van den. "dag , ja van den nacht , wij om zijne hulp kwa- •nien, nimmer weigerde hij ons deze , niettegen- staande zijne groote en veelvuldige bezigheden hein jd.it wel eens moeijelijk maakten. Nimmer konden wij te veel van hem vergen. Altijd was hij even vriendelijk, altijd even gereed, om aan onze ver- zoeken te voldoen. Zijne vlugheid van geest was onbegrijpelijk *, welke wij dikwijls hebben moeten, bewonderen , en deze maakte > dat zijne vele werk- zaamheden hem weinig hinderden. Hij was mild- dadig jegens zijnen behoeiugen. medemensen.'' — » Hoe leerzaam , hoe aangenaam was het niet in zijn gezelschap te zijn. Hij onderhield ons meestal over zulke onderwerpen , welke hij voor ons nut- tig rekende, In dit alles leerden wij onzen mulder niet alleen als den besten Leermeester , maar ook als een' opregt vriend kennen. Nimmer krijgen wij zulk een Leermeester, nimmer vinden wij eenen BULDER weder. Met hoe veel bescheidenheid, met :hoe veel vriendelijkheid verbeterde hij onze mis- slagen ? Op eene bedaarde, doch tevens grondige •wijze Y?ïst hij aan diegeen, welke een gedrag liadden, niet met zijne beginselen overeenkomende, het kwade hiervan voor oogen te houden: en hield zich
f*) Zie de omstandigheden van deze plegtigheid, aan de-
welke hartelijke deelneeming zoo veel luister bijzette, in de ■Ééti'èr'Bodfi i'Sió, It. ÉtT. bl. 388 volg. |
||||
LEVENSBERIGT.
|
||||||||
XLVII
|
||||||||
aich evenwel nooit op met die beuzelaclitigheden .
welke niet zelden den grooten man onwaardig zijn.'' Behalve eenige studenten vervaardigde Mr. M. VAN
HEYNiNGEN bosch doelmatige dichtregelen op den overledene, welke laatste in 's mans Nagelaten. Gedichten (*) voorkomen. Het stoffelijk overschot van den overledenen , is
v°lgéns zijne uitdrukkelijke begeerte van Groningen naar Franeler overgevoerd en aldaar in alle stilte «ijgezet in het graf in de Groote Kerk, waar zijne dierbare Gade en zes vroeger overledene kinderen rustten. {*) Tt, Graningen bij R, J. SCHIEHBEEK , 8°. l8ï4, uitgegeven.
|
||||||||
HIS-
|
||||||||
HÏSTORÏA MOKBI,
QUO DEFONCTUS EST
rif Cl. JOH. MULDER (%
|
||||||
» \Λ ovisse morbum, quo Cl. joh. mulder defunc-
tus est, inler alia ad conservandam viri merilissimi memoriam omma etiam perlinere pulantes ejus Histoiiam , quorum, curae se commiserat aeger hlc conscriptam exhibemus.', » Fuit vir Clar. corpore tener, gfacilis , in su-
dores proclivis et quamvis narium haemorrhagiis et lumborum doloribus subinde obnoxius esset , ia universum tarnen felici sariitate frui solitUs." »Ast medio mense Septembris elapsi (1810)
gravi coryza " afficiebatur, quam tarnen non tanti fecit, quin labores Academieos, nominalim cada- verum sectiones et demonslrationes Anatomieas 3 promovere alacriter et strenue prosequeretur." »Interim suppuraiio in antro Highmori oborla
est , de qua aeger ex sede doloris fixo et evacua- tione maieriae purulentae foeiidaeque per narem dex-
(*) Deze ziektegeschiedenis meenden -wq onvertaald zoodanig.
te moeten mededeelen , als dezelve ons in der tijd ter hand gesteld is. De kiescliheid vorderde dit raede. |
||||||
dextram, circa medium Octobris se persuasura,
verum sirnul et non parum solüeitum habere coe- P1(· Increscente malo accedebat xxxi Oct. die iebris, qijae per noctem protracta, postero quidem «ie copiosp sndore sol.vebatur j. verum-biduo post II Nov. ad vesperam. denuo, nee leviori paroxysmo redibat.3' «In boe reritm statu aeger die iii Nov., scilicet
die saturni, datis primum lectionibus et demonstra- tionibus solitis, post meridiem ad operationem hoc in casu . jndieatam , nempe , ut extracto tertio dente molari, et per alyeolam. acu tricuspide im- misso perforetur maxilla, et puri incluso exitus praebeatur , instituendam procedebat. Amicus ipsi Chirurgus v. henbiuksz hanc operationem feliciter peregit et magna copia materiae purulentae evacu- ata aeger bene sese habere profitebatur.', » iv Nov. Febris ad. tertianae modiim reversa
et per copiosum sudorem iterum terminata fuit»'fr., : ».Debilitatus inde aeger nihilominus sequenti mane (v Nov.) non dubitavit scholam anatomicam pro more adire, ut saltem dissecantibus Discipulis praeësset: ast brevi excidit ausis! Nam gravi febris insultu etiam boe > quem liberum putabat, die correptus doinum transportari debuit. lam acce— debant cum animi dej.ectïone, faucium siccitas, sapor depravatus, lingua crusta mucosa obsessa , oculormn flavedo , praecordiorum anxietas, cum alvi constipatione : quare potionem ex fruet. Ta- marindomm cum. sale Polychr., JSxtr. gram. ei |
||||
spir. η, dulc. paratam assumsit. Cum vero sub
hujus usu anxietates et spasmi augebantur amicum sibi Medicüm, m. i. BUSCH in auxilium vocavit, ,qui propter morbi indolem pituitosam et intesti- norum spasmodicas affectiones Pilulam Rufi ad promovendas sedes omni trihorio sumendam suasit. Interim per aditum in Antri Highmori perforatione factum bis de die administrabatur injectio ex Β . Mell. rosar. unc. i.
Tinct. Myrrb. dr. i. Aq. coct. unc. viii,j m. d. u. eb effectu ut dolor jam prorsus abesset et jus cum
materia injecta eYacuatum, meliorem notam praè se ferret.' » vi Nov. Primo sine molestia insignem quanti~
tatem muci , albumini ovi simllis, per anum de- miserat ? dein sedes naturales magno cum levamine : quamvis salis tranquille temen continuo febricita- bat : naribus coryza adbue obturatis per os aperium respirans inde fauciuna siccitas repetebat , uti et saporem amarum et ingratum a materia injecta ex antro Higlimori per nares in fauces per situm cor- poris supinum destillante : lingua parum obsessa et bumida erat." » vir Nov. Insecutae fuerunt heri adhuc quatuoi
sedes , ad vesperam febre exacerbata , somno caruit, sudavït multum j queritux de cephalalgia et artuum om-
|
||||
omnium sen.su molesto , urina albida , türbida ,
quae cum. caeteris praegressis idaeam de morbi indole catarrhali sjeu pituitoso confirmant. Prae- scnpta fuit mixtura leniter diuretica et digestiva, εκ R/. Liq. Petrosel. unc. vï.
Extr. tarax. dr. ii. Sal. Polychr. Magu. alb. aa dr. i. Syr. rad. ap. unc. Ί. 'm. d." » VIII Nor. Morbtis in eodem statu, sed queri-
tur aeger de somno phantasmatibus et somniis lurbato. Ideo , praeter mixturam repetendam , praescribitur pul vis , ex sale sedat. Homberg, et saccharo aa dr. i. in vi divideadus et ornni triborio assumendus." »ix Nov. Satis placido somno refocillatum", jam
per nares a catarrho liberos spiriium ducere"", si- mul et oris siccitatem et saporem ingratum dispa- ruisse gaudentem et tranquille decumbentem of« fendimus aegrum : linguam porro param et humi^ dam , urinam sedimentum deponentem , cutem modice madidam, nee adeo febricitantem , sedes naturales invenimus. Atque abhinc , nono scilicet morbi die , ad xiv usque morbus non modo non invalescere , verum etïam felicem exiuim spondere visus est : cepbalalgia, phantasmata , anxietates , et artuum sensus molestus disparuere : appetebat * * * * 2 et |
||||
et facile ferebat eupepta alitnenta , eiiam subinde
baustulum vini aqua dilutum. Utebaiur jam ad vires sustentandas , quae febricitatione et aliqua al- ternis diebus exacerbatione cuai sudöre continuo debilitari querebatur, Decoct. Cort. Peruv. cum sjyr. cort yjarant. , quod χ Nov. praescriptum in xv usque continuavit. Ulcus praeterea in antro Higbmori de die in diem ad sanationem appropin- quebatur , ita ui facta injectione fere nibil evacu- aretur et ab hac parte omnis incommodi immunis esset aeger." » xiv Nov. Finito morbi die xiv° minus bene
ex voto valebat j cepbalalgia , insomnia , solücitu- dines , febris magia exacerbata aegrum sollieita- bant." » XV Nov. Ita et. bodie; immo solliciium et
mente agitatum , perque totam nociem de rebus disponendis occupatum fuisse, percepi: alque bis quamoües peractis ad vesperara. vebemens insecuta est febris cum palsu tenso, duro , irregulari , san- guinis ad superiora ■congestione, lacrymatione in* voluntaria , praecordiorum anxietate , caeterisque.'* » xvii Nov. Mane valde debilitatum. offendi, satis
tarnen tranquiilum: lingua pura, bumida, cuti Eiolli et madida, sed pulsu celeri et parvo. Α rneridio sanguis denuo et abundanter defluere coe- pit, forma liquida, relaxato ani sphinctere. Sump- sit heri et bodie Emulsa et acidwn vitroili, sed incassum." »J3ie xviii Nov. mane facies coilapsa , sudores
in*
|
||||
frigidi, pulsus vix perceptibilis, abdomen tensum,
conuauus meri sanguinis efnuxus, urina cruda ,, utut men te constare videbatur aeger , mortum ap- Prüpmquare indicebant. Ad boram vespertinaol· septimara quasi syncope, iterumque biborio post, correptus, viiibus omnibus solvebatur et post se- mihorain tamquam placido somo animam reddidit." » Die xx Novembris sectio cadaveris instituebatiir. ■Praeter eiasticum tumorem abdominis externe nibil praeternaturale conspici poterat. Abdornine aperto, mtestina valde aëre elastico extensa in conspectum veniebant et praesertinx colon. — Remotis intes- tinis in dextro hypocbondrio sub liepate circiter unc. ii liquidt sanguinolenti reperiebantur. Vesi- cula fellis valde distenta et lenui bile repleta eo loco, ubi ductus communis in duodenum inseri- tur , corpusculum durum tanquam glandula indu- rata invemebatur, cujus ptessione exitus bilis im— peditus fuisse videtur; porro in lumborum regioni- bus aliquid liquidi limpidi aderat. Caeterum ex. terna intestinorum superiicies sese in statu naturali offerebat, nisi quod in interna ilii superficie tuber- cula excrescentia , nivescenlia , dura, bic illic sparsa apparebant: qua parte ilii in longitudinem dissecta, illae excrescentiae tamquam molliores verrucae sese ostendebaut: non vero magni momenti nobis visae sunt. Tandem nulla sanguinolenta materia in in- teslinis reperiebatur , nisi in externa Coli parte, ubi flexuram sigmoïdeam format: ab hocce loco per tolum rectum ad anum usque superiicies in- ter- |
||||
terna aequaliter sanguine muco commixto obtecta
erat; nullibi tarnen aliquod vestigium vasorum rupturae vel alicujus degenerationis monstrans, adeo ut omnis illa sanguinis evacuatio per anasto- mosin pathologicam contigisse et ex abnonni nalurae molimine derivanda videatur. |
|||||
OVER-:
|
|||||
OVERZIGT,
VAN
DE VOORNAAMSTE GEVALLEN,
WELKE IN HET
HEEL- EN VROEDKÜNDIG AKADEMISGH
ZIEKENHUIS
te Groningen zijn -waargenomen.
|
||||||
OVERZIGT,
V AS
DE VOORNAAMSTE GEVALLEN,
WELKE IN HET
HEEL- EN VROEDKUNDIG AKADEMISCH
ZIEKENHUIS TE
GRONINGEN,
VAN DEN JARE 1809 TOT AAN HET EINDE VAN HET
AKADEMISCH JAAR IN l8lO ZIJN WAARGENOMEN. |
||||||
Jtletgeen de beroemde hufeland , over de Ge-
nees- en Heelkundige Ziekeninrigting te Jena spre- kende , omtrent DuitscMand aanmerkt, kan ook meer en ■ meer op ons land worden toegepast, » het is onloochenbaar, dat in later tijden zeer » vermenigvuldigde en verbeterde Hospitaal- en » Klinische slichtingen ongemeen veel bijgedragen Ë hebben ter volmaking van onze kunst, en men » heeft reden zich te verblijden, dat er nu schier » geene Universiteit of Akademie (in DuitscMand) » meer is (*), waarbij niet door eene of andere » ni-
(*) Ook bij ons te lande is dit thans het geval. Met dank-
baarheid herdenk ik aan die inrigting te Leiden , waar het Á
|
||||||
» inrigting van dien aard voor dit gewigtig deel
» van het oefenend onderwijs gezorgd is." (*) Bij- zonder geldt ondertusschen omtrent deze Groninger Akademie het zeggen van dien zelfden beroemden Geleerde, v> dat de uitoefenende Geneeskunde » sedert de oprigting van het Akademisch Zieken- » huis , onder het toevoorzigt van den beroemden » THUESSINK, meer en meer gewonnen heeft, en » dat dit door het aanzienlijk getal bekwame Ge— » neesheeren, welke hier gevormd zijn , vooral be- wezen wordt." (f) Het is al verder zoo, als hüfelAnd in het eerst
genoemde stuk met verscheidene redenen betoogt , dat klinische stichtingen, waarbij de zieken in hunne eigene woning door de studerende jeugd onder geleide en opzigt van den Hoogleeraar be- handeld worden, boven Hospitaalstichtingen, waar- bij de lijders in één huis bij elkander geplaatst, on-
geluk mij te beurt viel om OOSTERDIJK, DU PUI, IJPEIJ en K.RAUS de lijders te zien behandelen. Dit Nosocomium ie sedert weinige jaren veel uitgebreid geworden. C.
(*) Zie: Berigten van de Genees- en Heelkundige Zielen-
stichtingen te Jena, benevens eene vergelijking van de Kli. nische en Hospitaah lichtingen over hei'algemeen, uit het Hoogduitsch vertaald, te vinden achter HEILBRoh's Adres en vertoog ter verbetering van de Genees- en Heelkunde in ons Gemeenebest aan de Nat. Verg, overgegeven. [In ife»Haag 1797.) Bijlage c. pag. io5. (f) Zie: Bibliothek der pract. Heilkunde, herausgeg. von
UFELATiD und HiMLY. {Berlijn 1810 ) Zweiter Stücl. S. 4t. |
||||
— 5 —
|
|||||
onder een meer onmiddellijk opzigt gesteld zijn ,
e voorkeur verdienen: doch er zijn ook aan den anderen kant voldoende redenen, waarom men "Þ het Akademisch onderwijs niet wel anders au Hospitaalstichtingen kan aanwenden, al was bet) om niet meer te noemen, alleen om deze reden, dat men in een aanmerkelijk veel korter hjdshestek vele en verschillende ziekten en gebre- *en kan waarnemen. Terwijl daarentegen klini- Scue stichtingen de studerende jeugd, zoo zij op 2ich zelven wezenlijk nuttig zullen zijn en de öoodige verscheidenheden zullen opleveren, te veel van dien tijd rooven, welke zij tot het bestuderen Van de Akademische Lessen ten hoogste noodig hebben. Door het laatste gezegde ondertusschen erkent ook Hufeland zelf, dat ook door Hospi- taalstichtingen bekwame Geneesheeren gevormd kun- nen worden, en dat derhalve deze ook hunne wezenlijke verdiensten hebben. Hoezeer hu de inrigting van het Nosocomium
chnicuni een aanzienlijk deel heeft in het bevor- deren van den bloei dezer Hoogeschool, zoo ont- brak toch aan dezelve iets, hetwelk voor den toekomstigen Geneesheer allernuttigst, en voor aanstaande uitoefenaars der Geneeskunde onont- beerlijk is, te weten de behandeling van uitwen- dige gebreken en van barende vrouwen, alsmede Van kraamvrouwen en ziekten van jonge kinderen. Uok dit ontbrekende is echter door een aller- gunstigst besluit van den vorigen Koning (lodewijk) afgesteld, en sedert het begin van Uet jaar 1809 Ä 2 aan
|
|||||
aan het inwendig ziekenhuis toegevoegdj terwijl
volgens een nader besluit, nu onlangs genomen, het een en ander verder uitgebreid , afzonderlijk ingerigt en zoo veranderd zal worden, als het mijnen hooggeachten Ambtgenoot, den Hoogleer- aar THUEssiNK nevens mij voor den bloei der Hoogeschool, voor het nut der studerende jeugd en voor het welzijn van het lijdend menschdom het meest geschikt voorkwam. Hetwelk wij billijk hopen, dat in het begin van het volgend Akade- misch jaar tot stand gebragt zal worden. Ofschoon nu het Akademisch Ziekenhuis over
het geheel, en het Heel- en Verloskundig gedeelte bijzonder voor verdere verbetering vatbaar isj zoo zijn wij toch reeds in de gelegenheid geweest om een aanzienlijk gelal Heelkundige gebreken waar te nemen , vele belangrijke kunstbewerkin- gen, te verrigten en onderscheidene Vroedkundige gevallen en verlossingen bij te wonen. Een over- zigt van dit een en ander tot op dezen tijd, heb ik gedacht voor UI. niet onnut, ten minste niet onaangenaam te zullen zijn. Doch dit overzig1 zal niet dan zeer kort kunnen zijn, daar dit Aka- demische jaar ten einde loopt en de nog overige tijd geene uitbreidingen van eenig aanbelang ge' doogt. Het zal dus weinig meer dan eene optel' ling van gebreken en verlossingen zijn , welke o»s zij á voorgekomen, met eene opgave van datgene» hetwelk lot genezing aangewend of tot bevordering en besturing der geboorte in het werk gesteld is. |
|||||
w O li'.
|
|||||
WONDEN,
Ofschoon wij geene eenvoudige , hetzij ongeluk-
kig ) hetzij met boosaardig opzet toegebragte ge- bedene wonden , welke door de eerste intentie r zoo als men het noemt, dat is, alleen door aan- hechting van de min of meer van elkander gewekene randen genezen konden worden , gezien hebben , heeft, het ons echter aan geene gelegenheid ont- broken , bij velerhande kunstbewerkingen deze allereenvoudigste genezing der wonden waar te ne- inen · Dikwijls hebben wij door de drooge hechting , dat is , door kleefpleisters, niet zelden ook door bloedige hechtingen, en wel inzonderheid door de afgebrohene} gepende en omgewondene hechtingen de genezing langs dezen weg bevorderd; en bij het aanwenden van alle deze kunnen opmerken , dat de genezing daardoor aanmerkelijk bespoedigd wordt ; dat derhalve die gene, welke de hech- tingen genoegzaam geheel voor onnut houden , verre van bet spoor afdwalen en veeleer de natuur tegenwerken, dan hare dienaars verdienen ge- noemd te worden, zoo als toch anders de Heel" meester, gelijk de Geneesheer , steeds behoort te zijn. Dat de plaatsing des deels niet minder dikwijls,
als eene gepaste aaneenheckting der randen , tot de genezing der wonden kan toebrengen , hebben wij gezien in een' man, bij wien door eene gehouwene Wonde de uitstrekkende pezen der vingers door- kliefd waren. Door de hand in eene achterover |
||||||
gebogene rigting te plaatsen, hebben wij deze
wonden gelukkig genezen, ofschoon dezelve eerst door zeker' Heelmeester niet naar de regels der kunst behandeld was , maar uitgestrekt, ja zelfs eenigermate gebogen verbonden , waardoor de door- gesnedene pezen van elkander verwijderd werden en de wonde openstond. > In dien zelfden lijder hebben wij insgelijks kun-
nen waarnemen , hoeveel een gepast verband , tot stuiting van den bloedvliet en tot genezing van eene toegebragte wonde kan medewerken. Een der slaap-slagaders namelijk was gekwetst, welke door een los verband gedekt was, toen wij den lijder in het ziekenhuis innamen, en daardoor gedurige bloedstorting opleverde. Een knoopverband, zoo als ik in de Heelkundige lessen , tot sluiting hier- van gewoon ben aan te prijzen, voldeed ook hier uitnemend aan het oogmerk. (^) De bloeding had geene plaats meer en de wonde genas spoedig. Hoe men door binding van een gekwetst bloed-
vat de bloeding stuit, hebben wij wederom bij vele kunstbewerkingen gezien, waarbij veelal het doorgesneden vat met het tenaculum van bromfield opgenomen, en met gewaste draden afgebonden is, doch soms door naald en draad onderschept. Men heeft kunnen opmerken , dat het eerste boven het laatste, zoo het geschieden kan , de voor- keur verdient , 'daar men dusdoende het bloed- vat |
||||||||
(*) Zie beneden §, i.
|
||||||||
ö.
|
||||||||
7
|
|||||
vat geheel van andere deelen afgezonderd kan
afbinden, en de zenuwtakken, welke soms ge- vaarlijke toevallen veroorzaken , vermijden, als- mede vleeschbundels in den omtrek gelegen , welke mede in den band begrepen , weleens aan- leiding geven , dat deze bij het ontstaan van verette- ring afglippen voor dat het bloedvat gesloten is , waardoor de bloedstorting zich op nieuws open- baart, daar zich nu het einde van het geopend bloedvat meer binnenwaarts dan eerst bevond. — Het gebruik van het Tourniquet tot het bedwingen van bloedvlieten is dikwijls bij kunslbewerkingen , vooral bij afzettingen, gebleken. Een' enkelen keer heeft men kunnen zien, hoe-
veel een wel aangelegd vereenigend verband tot genezing van eenvoudig gesnedene wonden toe- brengt. Dikwijls hebben wij ook bij Kunstbewerkingen
kunnen opmerken, hoe de Natuur door de tweede intentie , dat is door verettering , wonden geneest; hoe uit den grond alsdan van tijd tot lijd vleesch- graantjes opgroeijen en hoe vervolgens het liktee- ken regelmatig gevormd Wordt. Van gescheurde wonden , waarin pezen en ze-
nuwen en banden begrepen waren, hebben wij onlangs in een jongentje een voorbeeld gezien, die door den slinger van eene pomp Van sommige der eerste leden van de vingers geheel, van andere gedeeltelijk beroofd was en nu bijna genezen is. De ontsteking was naar evenredigheid der beleedi- ging niet hevig, de verettering traagj doch na Á 4 het |
|||||
het aanleggen van weekmakende pappen meer
geregeld en toereikende om de genezing te be- vorderen» Wonden van bijzondere deelen des ligchaams,
welke bierdoor eene bijzondere behandeling vor- derden of eigene toevallen veroorzaakten , hebben wij niet in ons Ziekenhuis gezien5 doch in ons Militair Hospitaal gelegenheid gehad , de toevallen van de drukking van het hersengestel, door het uilgevaat bloed en uitgebreide verbreking der JBehheneelsbeenderen waar te nemen. Bij het eene voorwerp ontstonden de teekenen van drukking lang- zaam, daar het bloed niet op eens, maar van tijd tot tijd werd uitgestort. — Bij de andere was de ontlasting oogenhlikkelijk en zoo algemeen, dat bijna geen deel der hersenen zonder eenige drukking was, en na de Panloring (Tepanatio) door den zeer ervaren von EMDE in het werk gesteld , zoowel als onder deze bewerking het bloed in eene aanzienlijke hoeveelheid uitvloeide, 's Daags na de kunstbewerking stierf deze; de andere welke geene aanwijzing voor de Panboring ople- verde , leefde langer. Bij dien, welke de opera- tie onderging , strekte zich de beenbreuk niet veel verder uit dan tot den omtrek, alwaar de bewerking geschied is ; bij de andere was vóór den dood geene breuk ontdekt, doch alle reden van vermoe- ding , dat er eene tegenscheur in den grond des bekkeneels zoude aanwezig zijn. Bij het openen van het lijk bleek , dat de grond van het Bekke- . neel geheel dwars doorgescheurd was, zoodat het on-
|
||||
onderste gedeelte van het hoofd, van alle zachte
deelen ontbloot zijnde, geheel door die scheur in twee afzonderlijke stukken verdeeld zich voordeed. Dat Hoofdwonden, welke zich niet dieper dan de algemeene bekleedselen uitstrekken, ook door een scherpsnijdend werktuig aangebragt, soms eene bleekroode roosaardige , niet zeer pijnlijke en ligt indrukbare zwelling van den ganschen omtrek van bekkeneel en aangezigt , gepaard met hoofdpijn en eene geringe koortsachtige ongesteldheid te weeg brengen, zoo als VAN gesscher (§ 86 van zijne Beginselen der algemeene oef. Heelk.) onder anderen, opmerkt , hebben wij gezien in een jong man, van welke wij een vrij uitgebreid beursgezwel, uit het bovenste ooglid van den buiten ooghoek hadden weggenomen. Andere soortgelijke bewerkingen en aan het bovenste ooglid en aan het voorhoofd , zijn door geenerhande toevallen gevolgd , maar door de eerste intentie genezen. (*). . Onder de gevaarlijkste toevallen, waarmede won-
den , vooral die der zenuwen, soms gepaard gaan, behooreö, de regtstijvigheid, voor- en achter-over- hromming en de mond hlem als de gevaarlijkste beschouwd te worden. De beginselen hiervan hebben wij tweemaal, eens na eene afzetting van het been boven de knie en eens na de uitroeijing van het kniegewricht Waargenomen. Bij beide heeft de handelwijze van den Geleerden stutz bij uitne- mend-
(*) Zie beneden: S. 2.
C.
Λ 5
|
||||||
— 10 —
|
|||||||
mendheid aan het oogmerk voldaan, welke bestaat
in het beurtelings toedienen van Opium en sal tartan. (*) Dikwijls is het noodig met het ge- bruik van de gezegde inwendige middelen dat van een met eenig bijtmiddel eenigermate bedeeld bad te paren. Doch het aanwenden hiervan vyas bij onze lijderessen niet mogelijk. (+). |
|||||||
ZWEREN.
Eenvoudige zweren, als gevolg van door de
eerste intentie niet genezene wonden hebben wij bij velerhande kunstbewerkingen en bij zamenge- stelde beenbreuken, kunnen waarnemen. Wij hebben dikwijls kunnen opmerken , hoe zich wel- gestelde etter door witheid, gematigde dikte en raikeloosheid, of, zoo men wil 5 zachten dier- lijken geur, van slechte, mïskleurige, stinkende en door
(*) Zie Onder anderen: MLTRSIHNA, Journ. für die Chir. etc.
II. Bd. 1 st. hartehkiel , med. chir. Zeitung, 1800. K". 6 en 10 en de vertaling daarvan in de Verhandelingen en Waarnemingen ter bevord. van Genees-, Heel- en Verlos- lunde. Leiden, 1801. I- Dl. p, 26, 53, enz. (·{-) Men leze ook hierover de gezegde Verhandelingen en iodee,
Journ, für Chirurgie, Gehurtsch. u. Gerichtlichen Arzneikunde. IV. Bd. 2 st- Waarmede men en over de tetanus in het al- gemeen , en over ons geval in het bijzonder zal kunnen ver- gelijken : wachter , de articulis exstirpendis imprimis de genu exstirpato in Nosocomio Chirurgico Jicad. Gromngi pag. 4° et I21· 3e11' (Groning. j8io, 8°.) |
|||||||
— li —
|
|||||
doorgaans dunne stof onderscheidt, en hoe de eerste
een balsem als het ware oplevert, waardoor de zweer genezen wordt, de laatste daarentegen nadeel doet, de uitgebreidheid der verzweringen vergroot, de krachten der lijders uitput. Vele bijzondere soorten van verzweringen hebben
■wij niet gezien. Uit de zamerigestelde zweren hebben wij alleen de pohhige en venerische gezien , waarvan een den geheelen penis van een reeds eenigzins bejaard man bijna geheel innemende de opmerkelijkste was, bij welke men den uitmun- tenden dienst , dien men van uit- en inwendig ge- bruikte kwikbereidingen te wachten heeft, konde waarnemen. Voor de, volkomene genezing is deze lijder naar elders vervoerd en daar genezen. Dat verzweringen dikwijls bedriegelijk zijn , en dat
men bij de behandeling van twijfelachtige gevallen steeds op venussmet bedacht moet zijn , is alge- meen bekend. De noodzakelijkheid hiervan hebben ■wij ook kunnen opmerken in een jong man , die eene uitgebreide verzwering aan de onder- lip vertoonde, door een jong Geneesheer als een scheurbuikige zweer behandeld , doch onder deze behandeling aanmerkelijk verergerd. Het vermoeden van eene venerische ongesteldheid, uit het spek- achtig, effen, glanzig aanzien van de zweer, en pijnlijkheid door het hoofd en ledematen , vooral in den nacht zich verheffende , ontstaan , deed ons terstond kwikmiddelen aanwenden, en hierdoor werd de genezing spoedig bevorderd. Eene huidzweer der enklaauwen is door het ge-j
bruik
|
|||||
-— 12 —■
hruik van de Carbo vegetabilis spoedig genezen ,
welke meermalen bij onzuivere zweren eenen uitne- mende dienst deed. Ofschoon het doorgaans het beste zij deze kool in een gesloten vat te bewaren, zoo heb ik echter buiten het Nosocomium gezien, dat ook niet zoo naauwkeurig bewaarde kool een zeer goeden dienst gedaan heeft. (*). |
|||||||||||
GEZWELLEN.
|
|||||||||||
Uit de haastige gezwellen hebben wij voor-
beelden van al de hoofdsoorten gezien. Ontste- hing , Roos, Ettergezwellen en Verstervingen, Ontsteking van een been en vrouwen borsten
zijn door stovingen en pappen opgelost; bij andere vrouwen is de ontsteking der borsten tot verette- ring overgegaan, bij eene het gezwel met een apostomatie lancet geopend, bij eene andere door de Natuur zelve. De eerste is spoediger genezen, dan de laatste; en in het algemeen worden die ettergezwellen , welke zoodra men de vochtgolving en het aanwezen van etterstof duidelijk ontdekken kan, geopend worden , spoediger hersteld, dan andere, bij welke de doorbraak vertraagd zijnde > dikwijls aanmerkelijke verzakkingen plaats grijpen, uitgebreide holligheden gevormd worden , beenbe- * derf |
|||||||||||
*) Zie beneden: §. 3,
|
|||||||||||
C,
|
|||||||||||
---- 10 ----
|
|||||
derf veroorzaakt en dikwijls algemeene verzwak-
king en ongesteldheid te wege gebragt wordt, onder welke de lijder eindelijk geheel bezwijkt. Dit laatste had bij twee van onze lijders plaats, welke uithoofde van zeer uitgebreide etlergezwel- len in het achterst onderste gedeelte van den trunk, onze hulp verzochten, uit welke beide na het openen van het gezwel eene groote hoeveelheid etter van eene slechte hoedanigheid ontlast werd. Bij beide was eene zeer groote holligheid , zich onder de bilspieren en andere omliggende deelen van het bekken uitspreidende ; bij beide strekte zich dezelve tot de lendenen, misschien binnen- waarts, uit; bij beide waren beginselen van been- bederf. Bij een van hen, eene vrouw nu onlangs overleden, had eene toevallige roos plaats, welke meermalen veroorzaakt wordt, gelijk ook van ges- SCHEB. §. 3i5 opmerkt, door opsluiting van etter in eene naburige verzwering , in dit geval scheen echter kwaadsappigheid tevens tot dezelve aanlei- ding gegeven te hebben. Versterving hebben wij bij eene zeer zware za-
mengestelde beenbreuk zien ontstaan, waarbij mis- schien de afzetting te lang was uitgesteld. Zeer zelden ziet men zulk eene algemeene neiging tot versterving, als hier. Een paar dagen na de afzetting , welke wij als het eenigst, ofschoon nu zeer twijfelachtig middel, in het werk gesteld hebben, vertoonde zich dezelve door eene kwade gesteldheid der uit het aangedane deel opgeslorpte vochten en zwakheid ontstaan. Het niet afgezette been
|
|||||
— il -
|
|||||
been werd eerst en vervolgens beide de handen
door versterving aangetast, er was insgelijks eene uitgebreide verstorvene plek aan de lendenen en achterdeelen van het bekken. Het sterk gebruik van de Gort. Peruv* en Rad. arnic. in en uitwendig deed veel goeds, doch was geenszins toereikende om het lovaad te overwinnen. De lijder sthrf. Men had hierbij inzonderheid gelegenheid om den zoo kennelijken reuk der versterving op te merken.(*). Van de langdurige Gezwellen t hebben wij vele
voorbeelden gezien en genezen , te weten knoest- en kankergezwellen, beursgezwellen van verschil- lenden aard , als papgezwellen, honiggezwellen , boongezwellen, voorts een spekgezwel, en uit de watergezwllen het zuchtgezwel en het waterhoofd, uit de vleeschgezwellen het sponsgezwel der ge- wrichten , uit de zoggezwellen, het eigenlijk zog. gezwel der borsten en zogverplaatsing, en einde- lijk vele soorten van onware breuken , als water· en vleeschbreuken. De kankerachtige gezwellen, welke wij gezien
hebben , bepaalden zich inzonderheid tot de lip , waarvan wij meer dan een weggenomen hebben, de randen aan elkander gehecht door de omge- wondene hechting en de wonde genezen. Bij één echter van deze lijders, bij wien reeds het onge- mak (*) Men leze de schoone Alhandl. über den Brand, von
CAMILIO BORiOLl, in de Italien. BïbliotheJc. I, Bd. ι St. S, 106. u. s. v. (1799). C.
|
|||||
— ι5 —
|
|||||
Klak eene aanmerkelijke uitgebreidheid verkregen
had, is ,ofschoon de genezing, eerst voorspoedig scheen te zullen afloopen , het kwaad op nieuws weer ivit- geborsten en zoodanig verspreid, dat het zich over de geheele onderlip en kin en een gedeelte van de keel verspreidt. Zoodat hier niets dan een ellen- dige dood te wachten is. Om echter te zien, wat nog door de Arsertihale pleisters van katzen- BERGEN en VAN WIJ kan worden uitgevoerd , welke men volgens het eigen zeggen van den zeer ervarenen van wij toch niet anders dan in wanho- pige gevallen moet aanwenden, alwaar men het mes op geenerhande wijze meer gebruiken kan, heb ik den lijder gisteren in het Nosocomium in- genomen en zal heden de gezegde pleisters aan- leggen. (*) Ik had tevens gehoopt dit zelfde mid- del aan eene vrouwenborst te kunnen beproeven , doch deze lijderes blijft steeds te ongesteld, om herwaarts van hare woonplaats vervoerd te wor- den en deze behandeling te ondergaan. De
.(*) De pleister bestaat in: jR. Cerae flavae. Sevi ovilli. aa. dr, ii.
Olei olivar. dr. i.
Gj Aramon3 in aceto vini solut. dr. iü,
Theréb. ven. dr. a.
Liquat. et refriger. admisce.
Cinnabaris. dr. i.
Arsen. alb. crijst. dr. iü.
m. exacte ut f. 1. a. Empl.
Somtijds wordt de dosis arsenici nog vergroot. Zie voorts
beneden: §, 4·
C.
|
|||||
— 16 —
|
|||||
De beursgezwellen meest op de oogleden en aan
liet voorhoofd hebben wij door uitsnijding en het daarna aanleggen van eene drooge hechting, doorgaans spoedig genezen ; bij een was door de reeds vermelde roosaardige ontsteking eenige ver- traging. Twee zeer groote boongezwellen op het kniege-
wricht hebben wij onder het gebruik van een linimentum volatile en van een welsluitend ver- band nat gehouden met eene waterige ontbinding van Sal amoniacum in den tusschentijd, volgens het voorschrift van VAN gesscheh. (Hedend. alg. oef, JHeelh. I. Dl. §. 655.) aanmerkelijk zien verklei- nen, doch niet geheel verdwijnen. Het spekgezwel, hetwelk wij weggenomen heb-
ben , was vooral wegens de plaats , welke het in- nam, bijzonder opmerkenswaardig. Het vulde namelijk grootendeels de holte van het bekken, belette de ontlasting van pis en afgang , en zoade, in gevalle van zwangerheid , ook in het vervolg de geboorte van een kind verhinderd hebben. Het was naar buiten aan de eene zijde van den bilnaad slechts door eene kleine verhevenheid zigtbaar, doch door het onderslaan langs de scheede duide- lijker te bemerken. Het werd met veel moeite, evenwel geheel en zonder aanmerkelijke bloed- storting weggenomen. Eerst scheen alles na de bewerking gunstig, doch spoedig naderhand volgde er hevige ontsteking, welke zich zekerlijk in de omleggende ingewanden heeft uitgestrekt, en zoo als uit het verder beloop was op te maken, |
|||||
— 17 .■-*■
tot versterving was overgegaan. Het onderzoek
van het lijk is door den man niet toegestaan. Men kan dit opmerkelijk geval meer opzettelijk Beschreven vinden door MESDAG. (¥) Bij den beroemden tulp vindt men een geval, hetwelk hiermede het naast overeenkomt en het eenigste ook hetwelk mij Voor als nog bekendis; in welk geval echter geene kunstbewerking gedaan is, zijn. de de vrouw, nadat alle ontlastingen geheel ver- stopt waren , ellendig gestorven. Het zuchtgezwel, hetwelk bijzonder onder onze
behandeling gevallen is, had in den balzak plaats,' welke daardoor eene aanzienlijke uitgebreidheid verkregen had. Door inkervingen werd eene aan- merkelijke hoeveelheid vochls ontlast, welke her- haalde keeren in het Werk gesteld zijn. Zonder het gebruik van inwendige middelen werd echter het ongemak niet geheel weggenomen, maar na het gebruik van de squilla gepaard met afgang- verwekkende middelen verdween het geheel, zoo- dat de lijder volkomen hersteld het Nosocomium verliet. Het waterhoofd, hetwelk wij eenigen tijd gele.
genheid gehad hebben te zien, doch waar tegen, als volstrekt ongeneesbaar , geene middelen zijn aan- gewend , was wegens de uitgebreidheid van het ongemak , en verscheidene bijzonderheden na den dood
(*) Zie zijne Diss, inaug, p."2i. waarover beneden § 5. nader
gehandeld wordt. ( C.
 |
||||
—· ι3 ·—»
«lood bij de ontleding waargenomen, zeer opmer-
kenswaardig· De lange middellijn van het hoofd was Q duim , de schuinsche 10 d., de groóté dwar- sche 8 d., de Meine dwarsche η d. , de omtrek s8i d., toen hetzelve met de moeder , welke in het Nosocomium verlost zoude worden , werd in- genomen, Eenige weken naderhand, toen het stierf, waren de afmetingen en in groote en in evenredigheid tot elkander eenigerniate veranderd. JDe lange middellijn was 9 d. de sch. io7„ d., de il. dw. 8 d. , de omtrek 29 d. De regte middellijnvan hét hoofd, welke nu, nadat het hoofd van de tronk was afgescheiden , insgelijks gemeten konde worden , was g$ duim. De hoek van camper E=J 125°, — Voor dat de afscheiding des hootds van den. tronk geschiedde , ontlastte ik het water uit hetzelve door middel van een troiquars hetwelk 11XU pond woog. Het gewigt van het geheele kind was 2272 pond : de lengte van den kruin tot de voetzolen 28$ d. Na- dat de algemeene bekleedselen van het hoofd waren weggenomen, bevonden wij dat de beide deelen van het voorhoofdbeen, welke in kinderen veelal gescheiden zijn, grootendeels aan elkander verbon- den waren , maar in het linker zijdelingsgedeelte , alwaar bij het leven eene zeer doorschijnende zwel- ling uitstak, was eene opening in het been , 2 duimen breed, en 4 lang, welke waarschijnlijk aan eene beenbreuk was toe te schrijven: dat onder een dun vlies, waarmede die opening overdekt was, een beenstuk, te naastenbij van diezelfde af-
|
||||
•mm IQ. mm
|
|||||
afmeting omtrent een duim diep in de holligheid
van, het bekkeneel was ingedrukt. De groote fon- tanel was verbazend uitgebreid , de kleine genoeg- zaam geheel met het achterhoofdsbeen door middel van vele Wormiaansclie beenderen zamenhangen· de. Bij de ontleding van het overige ligchaam, hetwelk uitwendig, behalve dat de ruggegraat zich gekromd vertoonde, welgesteld scheen te zijn , vertoonden zich verscheidene ribben onder een' scherpen hoek, sommigen zelfs op meer dan ééne plaats binnenwaarts als gebogen of ingedrukt. Bij een nader onderzoek bleek dat al deze hoeken hoogstwaarschijnlijk genezene beenbreuken waren, waarvan ook in vele beenen van de ledematen ver- volgens sporen gevonden werden: zamengenomen 22 zulke herstelde beenbreuken opleverende. Men zal dit nader kunnen zien bij schmidt auf al- STADT en, wat den hoek van CAMPER en andere afmetingen aangaat, bij CRULL. (*). Het sponsgezwel der gewrichten hebben wij
meermalen gezien. In den beginne kan men dit ongemak somtijds genezen, doch dit gebeurt zeer zelden. In één geval hebben wij door het sme- ren met Linimentum volatile het gezwel aanmer- kelijk zien verkleinen, evenwel in geenen deele ge- heel verdwijnen. In een ander geval was het on- ge- ...(*) Zie: Specimen inaug. de laesione cerebri, in suppura-
tionem aheunte, pag. 16. en Digs. de Cranio ejusque ad· faciem ratione. pag, 8. nota d. — Zie voorts beneden §. 6. C.
Β a
|
|||||
fc_ 20 —
|
|||||
gemak reeds Ver gevorderd, het was opengebroken,'
ontlastte een scherp stinkend vocht, leverde eene ontembare uitgroeijing van welig vleesch op, met één woord , was zoo, als VAN GESSCHER (§ 45i.) zegt, dat het eindelijk wordt, wanneer de lijder, dan eens vroeger , dan eens later ? aan een alge- meen verval van krachten sterft. De afzetting is in dezen het eenigst zekere middel om den lijder te behouden, zoo dezelve tijdig in het werk ge- steld wordt. In dit laatstgenoemde geval waren de krachten reeds aanmerkelijk verminderd en het gansche gestel te zeer aangedaan dan dat men van eene goede uitkomst eenigermate zich kon verze- keren. Het meisje stierf ook eenige dagen na de kunstbewerking. Het Zoggezwel der Borsten hebben wij bij
twee kraamvrouwen waargenomen, bij de eene door het onvoorzigtig ontblooten van den boezem, bij de andere door het niet behoorlijk uitzuigen der borsten veroorzaakt. Het eerstgenoemde is opgelost 3 het laatste tot verzwering overgegaan. (*) Zogverplaatsingèn in geringen graad hebben wij
bij verscheidene kraamvrouwen gezien en volgens de voorschriften veelal van den beroemden van der HAAR genezen. Doch het meest opmerkelijk voorbeeld van zogverplaatsing hebben wij waarge- nomen in die vrouw , welke de uitroeijing van het kniegewricht ondergaan hebbende, eenige weken daarna van tweelingen verlost werd. (Men zie wachter , L. I. p. 52 en i38.) » Door »lan-
(+) Zie beneden § 7, C,
|
|||||
— 21 —
|
|||||
» lange en veelvuldige opmerking," zegt de te-
roemde van der HAAR (*), » waarop men zoo ik » meen veilig kan vertrouwen , heb ik dikwijls , ja )) honderde malen, bij slepende ziekten, gezien, » dat het voornacht, nanacht, voor- en na den » middag water, niet ieekende, dik noch troebel » werd; maar wel dat water, hetwelk 's avonds, » tussehen 5 en 8 uren gemaakt werd." — » Het » verbaast mij (gaat hij voort), dat ©nze Artsen » daarop zoo zeldzaam achtslaaa. Ik kan, met » teel vrijmoedigheid zeggen , dat ik menigmaal , » juist uit dit water , dea waren aard der ziekte » heb keren kennen , en verborgene , diepe, in- » wendige verzweringen heb ontdekt.'' — Dit zelfde verzekert vervolgens de scherpzinnige VAN DER haar insgelijks waargenomen te hebben bij zog- verplaatsingen. En deze waarneming hebben wij bij onze kraamvrouwen ook bevestigd gezien. Van de onware Breuken hebben wij verschei-
dene voorbeelden gezien. Sommige waterbreuken hebben wij palliatief genezen en dus van tijd tot tijd het water door de troiquarts ontlast ; anderen radicaal genezen. Tot radicale herstelling hebben wij tweederlei wegen ingeslagen , te weten de inspuiting van eenig vocht, na de gedane aftapping, en de insnijding. Wij hebben gezien, dat langs beide wegen het oogmerk bereikt is geworden, dat beide volkomen genezen zijn j doch tevens dat deze
(*) In de 125 Tfaarn, achter zijne Proeven over de fleree-
nm en Zenuwen> Amst, 1788. — Zie beneden; § 12. C, Â 3
|
|||||
— 22
|
|||||
deze genezing door de insnijding veel regelmatiger,
•veel zekerder geschiedde, dan door de inspuiting, welke eene geweldige ontsteking veroorzaakte. Drie vleeschbreu&en, bij eene van welke ëen
bijbal ontaard was, bij de, twee andere de bal zelf tevens en vooral aangedaan, zoodat een van deze meer dan 2 pond woog , zijn gelukkig door het wegnemen van het ontaarde deel hersteld. Bij die , welke het laatst de bewerking ondergaan heeft, is, wel is waar, de wonde nog niet volkomen genezen , evenwel zoo verre , dat er geen twijfel meer aan eene volkomene herstelling overig is. De braking, welke meermalen na deze kunstbe* werking wordt waargenomen en doorgaans, gelijk onder anderen cOopmans (*) aanmerkt, een zeer slecht voorteeken oplevert, was bij dezen laatst- genoemden lijder in de eerste dagen na de kunst- bewerking vrij hevig , en de geweldige schokken, daardoor te weeg gebragt, veroorzaakten eene sterke bloeding, doch dit alles hebben wij over- wonnen , en den lijder tot die hoogte hersteld, waartoe hij nu gekomen is. De beide andere zijn zeer spoedig, in den tijd van 3 en 4 weken geheel hersteld en genezen» Buiten het Nosoco- mium heeft men gelegenheid gehad de kunstbe- werking van de vleeschbreuh door de kundige Heelmeesters hetïdRïksz en vosr bmde niet minder gelukkig verrigt te zien, en door eene volkomene genezing insgelijks spoedig hersteld. Bij beide had kort
(*) Neurohgia, § 3i8< |
|||||
— 3.3 —
|
|||||||
kort na de bewerking bloedvliet plaats, welke hij
den eerstgenoemden door plaatselijke drukking hij den laatsten door afbinding gestuit is. Van, uitzakHngen hebben wij geen voorbeeld
gezien. |
|||||||
•WANSÏALLIGHEDENi
Uit-de aangeborene gebreken óf wanstalligheden,
welke heelkundige hulp vorderen én daardoor ten minste grootendeels verholpen worden, zijn ons aaneengegroeide vingeren en hdzelippèh voor- gekomen. Bij het eerste geval waren de vingeren niet slechts,
Eoo als doorgaans plaats heeft, zijdelings aan elkan- der gegroeid, maar over en door elkander gé^ plaatst. Evenwel zijn zij aan de eéne hand allen geheel van elkander gescheiden, aan de andere in zoo verre , dat de middelste en ringvinger met elkander verbonden gebleven zijn , en zulks, omdat zij slechts tot het tweede lid konden gescheiden worden, hetwelk met het nagellid hier slechts enkelvoudig is. Aan de meeste vingeren ontbraken de nagels. Het kind is bijna genezen. Het getal van Hazelippen door ons genezen en
behandeld is zes, en onder dezen aanmerkelijk van elkander verschillende, zoovel in hoedanig- heid en aanzien , als in ouderdom der voorwerpen, waarin dezelve plaats hadden. Β ί Een
|
|||||||
— 24 —
Een volwassen jongeling'■ en een kind van drie
weken leverden de eenvoudigste Hazelippen op, zonder splijüng van het verhemelte, alleen eene scheiding des geheels in de bovenlip. Zij waren binnen weinige dagen genezen. Al de anderen waren zamengesteld; één leverde eene enkele ver- deeling der bovenlip met splijting van het verhe- melte op, de overigen hadden eene dubbele haze- lip, zoodat aan weerskanten eene van eenwijking plaats haa en tusschen deze een eilandje, als het ware, van been en een gedeelte der lip vooruit- stekende. Bij één kind, hetwelk reeds eenige jaren oud is , hebben wij dit rniddelstuk van het been, waarin reeds twee groote tanden vooruit- staken f weggenomen ; bij de andere is het behou- den gebleven , doch heeft, in een van dezen > het gedurig uitscheuren der hechting, tevens met het gedurig lastig schreeuwen , veroorzaakt. Eindelijk echter is ook dit, gelijk de andere hersteld. Bij allen hebben wij alleen van het nies , niet van de schaar gebruik gemaakt. Ook hebben wij niet noodig gehad van een voorbereidend verband ge- bruik te maken. (¥) |
|||||
BEENZIEKTEN.
Eenvoudige en samengestelde Beenbreuken komen
hier in de eerste plaats in aanmerking. Eene
*i Zie bsneden; § 9,
|
|||||
— 25 —
|
||||||
Eene eenvoudige breuk van de groote en hleine
Ellepijp, eene van de groote alleen, en eene van het Elteboogsuitsteehsel zijn aan de bovenste lede- maten waargenomen en genezen. In het eerste geval heeft de handspalk van VAN der HAAR een' uitne- ïnenden dienst gedaan, in het tweede hebben wij van eene gewone regte spalk gebruik gemaakt, omdat wij geen spalk van VAN der HAAR voor dit onvolwassen voorwerp bij de hand hadden. De breuk van het Elleboogsuitsteeksel is in eene uitgestrekte rigting genezen, en deze uitstrekking bevorderd door een lange regte spalk tegen den binnen arm. Zamengestelde beenbreuken van de bovenste le-
dematen hebben wij niet gezien. — Aan de on- derste ledematen hebben wij gelegenheid gehad eene eenvoudige beenbreuk van het scheen en luitbeen waar te nemen, welke zich gemakkelijk liet herstellen en genezen. Ook hierbij hebben de spalken van van der HAAR een' bijzonderen dienst gedaan, alsmede de plaatsing van het deel in eene half gebogene rigting , waarvan de reden in de Heelkundige lessen is opgegeven. (*). Eene andere eenvoudige scheen- en huitbeens-
breuk was door eene verkeerde behandeling, door het aanleggen van verbazend korte en zeer Smalle stukjes hout, welke naauwelijks den naam van spalken verdienen, en door het been in eene regte
(*) Zie beneden § 10,
O.
Β 5
|
||||||
\
|
||||||
— 26 —
|
|||||
regte strekking te plaatsen, niet genezen. Eenige
weken na het ongeval kwam de lijder onder onze behandeling j de schuin afgebrokene been* einden waren elkander ten minste twee duim voorbij geschoven en niet vereenigd : gelijk de punt van het benedeneinde voor tegen de alge- meene bekleedselen aandrong , zoo bemerkte men die van het boveneinde, achter door de kuit- spieren gedrongen, insgelijks tegen de huid. Daar deze uiteinden der afgebrokene beenderen buiten twijfel met Callus eenigermate overdekt waren, was het niet mogelijk zonder het doen van eene insnijding en het afzagen der beenderen het been eene behoorlijke rigting te verschaffen* Na het doen van eene langwerpige snede echter, en het losmaken der beeneinden van. de omliggende spie- ren, waarin zij bevestigd waren, beproefden wij de uitrekking of het mogelijk ware de beeneinden, zonder zaag te gebruiken, tegen elkander te plaat- sen. Dan dit mislukte, zoodat wij genoodzaakt waren de beide afgebrokene einden met de zaag weg te nemen. Dit verrigt zijnde, werd de won- de met pluksel gedekt en een verband voor been- breuken geschikt aangelegd. In de eerste dagen scheen zich alles gunstig te zullen schikken, doch weldra veroorzaakte de overvloedige verettering, zoo als wij reeds vreesden, eene aanmerkelijke moeijelijkheid, yyelke gedurige verbandsverande- ring vorderde, waardoor de bevestiging der been- deren niet weinig vertraagd werd, vooral daar de beenderen gedurig wederom die plaats innamen, waar-
|
|||||
— 27
|
|||||
waarin wij dezelve eerst gevonden hadden. Hét onge-
duld van den lijder heeft ons niet toegelaten de geheele genezing te bewerken, zöodat hij nader- hand (buiten het Nosocomium) zich aan de behan- ling van iemand anders heeft overgegeven. Eene zamengestelde beenbreuk van het scheen—
en ïsuiibeen, met eene verschrikkelijke verbrijze- ling van beide deze beenderen in een bejaard man 9 viel vervolgens onder onze behandeling eenige da- gen na het ongeluk. Men had , ofschoon de aard van het ongemak zulks niet scheen aan te duiden , getracht deze beenbreuk te genezen, doch ver- geefs. Eene uitgebreide verettering en beginselen van versterving deden het ergste vreezen. Dit echter niet tegenstaande en hoezeer zich ook de ontsteking tot dien graad, dat zij tot versterving dreigde over te gaan, verre boven de knie uitstrekte, ondernam ik de afzetting , welke gelukkig volvoerd werd. Doch de versterving vertoonde zich spoedig op verschei- dene plaatsen en had dat gevolg, hetwelk reeds boven (pag i3) is opgegeven. Eindelijk hebben wij de gevolgen gezien van
eene verbrehing van een der Halswervelen, te
weten algemeene verlamming van alles, hetwelk
beneden de breuk gelegen was. Wij zagen de lijder
eerst eenige weken na het ongeval. Wij trachteden
na het doen van eene insnijding, het ingedrukt
beendeel te herstellen , en naderhand door hijt-
middelen eene afscheiding te bewerken, doch ver>;
geefs. De lijder stierf. (*)
Ver.
(* Zie beneden §. 10, laatste gedeeltej C,
|
|||||
- 38 -
|
|||||
'Verlamming als een gevolg van eene kromming
des ruggegraats hebben wij op de manier van pott , met etterdragten genezen in éen meisje van om- streeks twintig jaren. —■ Door sommigen is onlangs ook dezelfde handelwijze bij verlammingen der onderste ledematen van andere oorzaken afhanke- lijk aangeraden , doch dit hebben wij bij een* man vergeefs beproefd. Naderhand hebben wij de Electriciteit aangewend , vervolgens een warm bad en eindelijk onderscheidene Geneesmiddelen, doch alles vruchteloos. Allengs zwakker geworden, werd bij nu twee dagen geleden koortsig en gaf gisteren , tegen den avond , den geest. Eene verouderde ontwrichting van den schouder,
welke reeds verscheidene weken ontwricht, doch als zoodanig niet beschouwd noch behandeld was , werd door herhaalde pogingen tot herstel , met het werktuig van VAN HCSSEM aangewend, vol- komen hersteld. Eene andere, insgelijks verou- derde ontwrichting bij een' zeer sterk gespierd man, werd op eene gelijke wijze behandeld, ja het werktuig nog veel sterker opgewonden, doch vergeefs. Bij een' derden, die meermalen eene ontwrichting van den schouder ondervonden had , welke men doorgaans spoedig en gemakkelijk zon- der werktuigen had weten te herstellen , was zulks nu volstrekt onmogelijk , door het werktuig van ÕÁÔÃ HtrssEM konden wij ook niets uitwerken. Zelfs ondervonden wij bij deze gelegenheid, dat
ingevalle de rigting van de uitstrekkende kracht niet regt, maar eenigermate schuins achterwaarts be-
|
|||||
-29 —
|
|||||
behoort te zijn, de gewone handelwijze door
helpers meer kan doen , dan werktuigen , dewijl wij zoodoende het opperarmbeen eenigermate konden verplaatsen, doch met het werktuig in geenen opzigte. Eene onvolkomene ontwrichting van den Schouder
werd na geringe pogingen van uit- en tegenrek- king volkomen en spoedig hersteld. Eene onvolkomene ontwrichting van den Elleboog
werd insgelijks gemakkelijk hersteld. Eene eenigzins verouderde ontwrichting van de
groote en kleine ellepijp met de voorhand, werd na herhaalde pogingen ten naastenbij hersteld. '
HEELKUNDIGE KUNSTBEWERKINGEN. <
De Panhoring heeft men, gelijk reeds boven
(p.8 .) gezegd is, gelegenheid gehad in het Militair. Hospitaal door den Heelmeester vosr emde verrigt te zien. Pier opratikn van de Cataract zijn door mij
in het Nosocomium verrigt met een gelukkig ge- volg. Men heeft hierbij onder anderen kunnen opmerken , dat doorgaans het gebruik van oog- spiegels overtollig is niet alleen , maar dat zelfs dat der vingeren van een' ervaren helper meerder dienst kan doen. (*) Over
F. (*) Over de operatie van de Caratalt in het algemeen, zul-
len -wij beneden § ii, uitvoeriger handelen. C.
|
|||||
— 3ο —
|
|||||
Over de iunsthewerking van, de Hazehp héb·
ben wij reeds gesproken (p. si.); alsmede van het wegnemen van beursgezwellen aan den 'omtrek van bet hoofd , Vooral aan het bovenste ooglid, en van kankerachtige gezwellen aan de onderlip, (p. i4 —r 16.) Van onderscheidene bewerkingen aan den tronk ,
wegens gezwellen, van verschillenden aard onder- nomen en verrigt, hebben wij bij het vermelden dier ongemakken gesproken. Eene aj'zetting in het midden omtrent der voor-
arm werd zeer gelukkig verrigt en binnen weinige ■yveken volkomen genezen* Eene kwaadaardige wrat» welke over den geheelen rug van de hand zich ver- spreid en eene zeer vuile, stinkende verzwering ten gevolge gehad had, mét eene geheele ontaar- ding der voor- en nahand, gaf tot deze afzetting aanleiding. De vingeren en duim waren in de nabijheid van de band verbazend sterk gezwollen , doch aan het einde veeleer verdund en als spiis toeloopende , hetwelk aan dit deel een bijzonder aanzien gaf. — Slechts eenmaal heb ik een gelijk geval in mijne bijzondere praktijk gezien , doch den lijder die de afzetting hardnekkig weigerde, ellendig zien omkomen. Eene afzetting wegens béenbederf in het kniege-
wricht , eene andere wegens een sponsgezwel, van dat gewricht en eene derde wegens eene verbrijze- ling van het geheele been , liepen ongelukkig af, waarvan de reden reeds boven te harer plaatse vermeld is. Ein-
|
|||||
mr%i -»
|
|||||||
Eindelijk de Uitroeijing der Gewrichten, die in
het schouder gewricht eens gelukkig voorhenen elders verrigt was, heeft ons tot velerhande leerzame op- merkingen aanleiding gegeven, welke wij allen hier niet behoeven te vermelden, daar zij breedvoerig in de reeds meermalen aangehaalde verhandeling van WACHTER zijn opgegeven. — Behalve de uit- roeijing van het knïegewricht, welke voorhenen door park in Engeland was in het werk gesteld, heb- ben wij ook pan het ondereinde van het kuitheen een stuk , ter lengte van vijf duimen, weggenomen. Beeubederf had tot beide bewerkingen aanleiding gegeven. De laatstgenoemde is nog niét genezen. Bij de eerste hebben wij na den dood gelegenheid gehad de uitmuntende pogingen der natuur tot herstelling van al het verlorene te bewonderen, daar, deze niet alleen heenweer had opgele- verd tot aanhechting der beeneinden, maar zelfs aan den voorkant eene verhevenheid had gevormd, bijna gelijk aan eene knieschijf, tot aanhechting van de pezen der dijspier. (*) |
|||||||
VERLOSKUNDIGE GEVALLEN.
Gelijk de Heelkundige gebreken, welke onder
onze behandeling vielen, eene voor ons, om meer dan
(*) Zie omtrent deze beide gewichtige operatie» beneden ,
§. ia en 13, C |
|||||||
— Ì =¢
dan «ene reden aangename" verscheidenheid ople-
verden , zoo was het ook met de Verloskundige gevallen, waarvan men zulks anders minder te verwachten had, omdat de allezins gunstige Natuur verre weg de meeste verlossingen regelmatig en gemak- kelijk doet afloopen , zoodat men doorgaans otader een verbazend groot getal van dezelve eerst datgene aantreft, hetwelk ons gedurende dit jaar in een klein getal is voorgekomen. Wij hebben namelijk niet alleen natuurlijke
verlossingen gezien, maar ook moeijelijhe, welke door werktuigen moesten volvoerd worden, en andere, welke, in zoo verre zij niet met de han- den konden bestuurd en vólbragt worden , tegen- natuurlijk afliepen; terwijl onder die moeijelijke zich wederom een aanmerkelijk verschil voordeed. Een paar natuurlijke verlossingen liepen zeer
spoedig en zeer gemakkelijk af, anderen waren in het algemeen traag. De reden van deze traagheid was , zoo het mij voorkomt , veelal in de verschil- lende gemoedsaandoeningen der barende te zoeken, welke op den voortgang der verlossing steeds eenen aanmerkelijken invloed hebben. Weshalve het voor den Verloskundigen van het uiterste aanbelang is , de hartstogten van de barende , en ook die der omstanders en naastbestaanden allezins in bedaren te brengen. Men leze hierover VAN solingen, Redevoering over de verpligtingen der Verlos- kundigen in het bestuur der hartstogten, bij de geboorte van den Mensch. (Middelb. 1818.) Driemaal werd het kind in de uitgang van het
bek-
|
||||
— 53 —
bekken beklemd , zoo dat zich, gelijk dan door-
gaans plaats heeft, eene aanmerkelijke zwelling op het achterhoofd vertoonde en het gebruik van de Tang noodzakelijk werd. Bij twee van deze ge- vallen kon de de verlossing met de Tang van JOHN" soN regelmatig en zonder groote moeite ten einde gebragt worden. Het derde geval was veel moei- jelijker en bijzonder opmerkenswaardig. De uit- gang namelijk van het bekken, was zoodanig ver- naauwd, dat men in den eersten opslag eene aller- moeijelijkste verlossing zoude, te gemoet zien , wanneer men namelijk alleen op de afmetingen der middellijnen lette. De regte middellijn na- melijk van de uitgang des bekkens was zj 2§ duim, de dwarse S 5 d·, eene afmeting welke anders de doorboring van 's kinds hoofd zoude vorderen. (*). Bij een naauwkeurig onderzoek echter bleek het, dat deze vernaanwing inzonderheid aan eene bij- zondere vereeniging van het staartbeen met het heiligbeen was toe te schrijven. Dat voorts het staartbeen buitengewoon lang was en bijzonder bewegelijk. Deze bewegelijkheid en lengte van dit beentje gaf hoop , dat de regte middellijn door het achteruitwijken daarvan aanmerkelijk zoude kunnen vergroot worden, wanneer het kind met kracht, doch regelmatig naar buiten gehaald werd. Met de Tang van levret gelukte deze verlossing vol- ko-
(*) Men vergelijke mesdag , /. 1. pag. 83. §. 5. alwaar men
in plaats van 3$ duim Leze sj duim, — "Voorts zie men
beiieden.
C.
C
|
||||
— 54 — -
|
|||||
komen, doch vereisehte vrij wat kracht en moeite.
Men vergelijke hiermede MESDAG (l. l. pag. 61), die ook dit geval vermeldt. Bij eene door gebrek aan vlagen aanmerkelijk
vertraagde verlossing , waarbij het kind gevaar liep onder den langen arbeid te bezwijken, maakten wij van de Hefboom van lowdek. gebruik; plaatsten dezelve eerst op het achterhoofd van het kind , om hetzelve onder de boog der schaambeenderen te doen doorgaan en vervolgens op het voorhoofd) om ook dit en vervolgens het geheele ligchaam te doen ge- boren worden. Eens zijn wij genoodzaakt geweest het kind ,
ofschoon eene zeer gunstige ligging hebbende te keeren, en zulks omdat zich de koek voor de baarmoeder-mond vertoonde , hetwelk zich door de gewone teekens openbaarde. Bij het voorzigtig binnenvoeren van de hand was het mogelijk dè koek aan de eene kant een weinig af te pellen van de omtrek der mond van de baarmoeder; vervolgens tusschen de vliezen en de baarmoeder in te dringen , en zoo de ligging van het kind reeds merkelijk te veranderen, vóór dat de vliezen ge- broken waren. Dit toen gedaan zijnde, viel het niet moeijelijk de beenen te vatten , de koek verder aan den kant te Schuiven en het kind ter wereld té brengen. Meermalen ontmoetten wij omslingeringen van
de streng, om eenig deel van het kind. Bij ééne verlossing werd hierdoor het kind, bij de geboorte van het. llooid geheel terug gehouden en tonde, of-
|
|||||
*. 55 -,
|
|||||
ofschoon anders niets de verlossing hinderde, nicfci
volvoerd worden, voor dat die omslingeringen om hals en ledematen ontwikkeld waren. Dat van die vrouw, welke de uitroeijing van het
kniegewricht onderging, twee onvoldragene vruch- ten geboren zijn, kan men bij wacht EK. na- aien. (*) Beiden werden door de Natuur uitge- dreven, Het eene kwam met het hoofd voor, het andere met de beenen. Van het eene waren de vliesen gebroken, het andere wierd in het onge- schonden eij ter wereld gebragt. Eene miskraam hebben wij gelegenheid gehad in
het Nosocomium clinicum waar te nemen. En in eene daar onverwacht gestorvene Vrouw, hebben wij, de bezwangerde baarmoeder en gedeeltelijk daaruit geborene vrucht ontleedkundig nagespoord. Bij alle onze verlossingen volgde de Nageboorte
spoedig en gemakkelijk op het kind. In vele koe- ken hadden wij gelegenheid de opslorpende vaten Waar te nemen. — Het getal der meisjes, welke bij ons geboren werden, was bijna eens zoo groot, als dat der jongens. — Het gewigt van de voldr.- gene kinderen was van 8i pond tot 8 pond : de geheele lengte van i6f tot 19 duim. — Alle kin- deren zijn levend en ongeschonden geboren: van die , welke met werktuigen gehaald zijn, waren sommigen eerst ilaauw. Ook hebben de kraam- vrouwen geene bijzondere toevallen of ongemakken op-,
(*) Zie: Diss. p. i36, seqq, §, 7. en beneden. § ia.
C.
C 2 |
|||||
_ 36 _
|
||||||
opgeleverd, zogverplaatsingen en zoggezwellen uit-
gezonderd , waarover in het heelkundige gedeelte reeds gesproken is. Eindelijk hebben wij de zeldzame gelegenheid
gehad, in eene vrouw, welke in de vierde maand zwanger was, eene achteroverkanteling van de baarmoeder en daarmede gepaa-d gaande pis-op- stopping waar te nemen, eu volkomen te her- stellen. Dit nu is wel het voornaamste , dat onze
opmerking verdiende , hetwelk voor vele aanmer- kingen , uitbreidingen en bijvoegselen vatbaar zoude zijn, indien de tijd zulks toeliet. Dan wij zijn thans genoodzaakt af te breken, en laten dat een en ander tot eene meer geschikte gelegenheid over. |
||||||
PIT-
|
||||||
UITBREIDING
VAN HET
MEDEGEDEELDE OVERZIGT.
|
||||||
het slot der inededeeling van de Heel- en
Verloskundige gevallen aan de sludeerende jeugd te Groningen , op liet einde van het Akademie- jaar in 1810, kan men opmaken, dat wijlen mijn geachte Vader het oogmerk had, die gevallen met aanmerkingen, uitbreidingen en bijvoegselen te voorzien. Wij weten ook vrij zeker, dat dezelve op de wijze, als de beroemde Waarnemingen van den Hoogleeraar thüessink zijn ingerigt, zouden in order gebragt en uitgegeven worden. Ge- lukkig hebben wij eenige sporen hiervan onder de nagelatene papieren gevonden: en vinden om- trent die gevallen door uitmuntende Leerlingen van mijn' geëerden vader naauwkeurige aanteekeningea en opmerkingen, in hunne Akademische geschrif- ten. En deze zijn de bronnen uit welke wij deze •uitbreiding voornamelijk putten, voegende hier en daar eenige eigene aanteekeningen bij, Onze wel- toeenendste dank zij aan die Leerlingen (waarvan, helaas! reeds eenige door een vroege dood aan de C 5. Maat - |
||||||
— 38 —
Maatschappij zijn onttrokken), thans m verschil-
lende betrekkingen werkzaame en nuttige mannen, tocgehragt voor de naauwkeurigheid hunner aantee- keningen, waaraan wij nu zoo veel te danken hebben. HEELKUNDIGE GEVALLEN.
S é-
Van hoeveel nut in het algemeen een gepast eh
wel aangelegd verband zij , weet elk die eenigzins in de Heelkunde bedreven is, doch in het bijzon- der is dit ook waarheid ten opzigte der wonden, vooral van slagaders. Het verband bepaalt name- lijk in het algemeen de rigting en houding van de deelen der wond ; brengt gedeelten nader bij een, of scheidt dezelve van een, naar gelange der omstandigheden. Het genezen der gehouwene wond strekt hier ten voorbeelde : en, nog meer toont de genezing der hloedvliet het nut van eene gepaste drukking. Eene gepaste drukking, zeggen wij met opzet, want wij mogen bij deze gelegenheid herhalen, hetgeen mijn Vader jaarlijks leerde, dat niet altijd en overal drukking te pas komt, omdat ook nu nog misschien door sommigen hier- tegen gezondigd wordt. » Wanneer bij eene onge- lukkig volbragte aderlating een' armslagader ge- Itwetst is, dan hebben velen de gewoonte de arm met
|
||||
-%-
|
|||||
toet een rondgaand windsel overal te steunen en, op
de plaats der kwetsing eene aanmerkelijke drukking te veroorzaken, door drukdoeken of eene harde zelfstandigheid, b. v. een stuk geld, enz. Maar zal deze drukking eenig nut aanbrengen, dan moest ook de onderliggende slagader toegedrukt worden , zullende anders het bloed steeds uit dezelve tusschen de nabij gelegene deelen uitvloeijen en wei deze vloed te meer toenemen , naarmate de aders gedrukt worden." » Doch al werd nu de slaga- der toegedrukt en de bloeding gestuit, dan zouden nog erger gevolgen kunnen voortspruiten : ô? als- dan zoude het bloed niet alleen in haren loop ge- stuit worden, maar geheel belet , om dat deel, hetwelk onder de kwetsing gelegen is, door te vloeijen en behoorlijk te voeden." — » Men moet om deze reden in stede van drukking allerlei bij de hand nemen , om den aandrang van hel bloed zoo veel mogelijk te verminderen j onder welke middelen eene ruime aderlating het gereedste is, (bijaldien groot bloedverlies geene contra-indicatie oplevert) moetende uitwendig de wonde alleen met een kleefpleister en los aangelegd verband gesteund worden, nemende voorts alles in acht wat VAN gesSCHER (*) opgeeft. Op zoodanig eene. wijze kan men de kwetsing van eene armslagader meestal gelukkig genezen: terwijl bij sterke druk- king niet zelden een aneurysma ontstaat.'' „In
:(*) Zie § 75 van zijne Heelkunde.
C i
|
|||||
— 4ï
|
|||||
,5 In andefe gevallen, waarbij door drukking de
geheele omloop van het bloed niet gestuit wordt, kan dit middel daarentegen met vrugt gebruikt worden, b. v. bij de kwetsing van de slaap- slagader. Dan make men gebruik van het Zonge- lijkende verband of het Knoopverband. Dit be- staat uit een windsel op twee hoofden gerold, lang 6 ellen en 2 vingers breed, hetwelk over eene ter plaatse der kwetsing aangelegde drukdoek op de volgende wijze wordt aangelegd. Het midden wordt eerst tegen de gezonde slaap geplaatst , en met beide hoofden van het windsel eene kringswijze omgang om het hoofd gedaan. Wanneer men op de drukdoek gekomen is, doet men de hoofden van het windsel van hand veranderen, en maakt daarmede op die plaats een Pakkersknoop. Met een dezer hoofden gaat men onder het kin door en met het andere over het hoofd en maakt op de gezonde slaap ook daar eene knoop; men gaat dus voort tot het windsel geheel is aangelegd. VERDUC dacht dit verband uit." Bij het beoordeelen (opdat wij dit nog uit die-
zelfde lessen aanmerken,) of er bloed uit een ader, of uit een slagader vloeit, verlate men zich niet te algemeen op het stootswijs uitspringen van het bloed uit het vat, zijnde dit teeken niet zoo on- bedriegelijk als VAN gesscher en andere Heel- meesters geloven: want wanneer een gekwetste ader onmiddelijk boven of naast een slagader gele- gen is, zal het bloed zoowel uit de ader, als uit de
|
|||||
-4é -
|
|||||
de slagader door de medegedeelde beweging , stoots-
gewijze worden ontlast. Drukking beneden en bo- ven de wonde en de kleur des bloeds leveren zeekerer kenteekens op. Immers is het een ader, dan zal drukking beneden de wond , is bet een slagader, eene boven de wond de bloeding stuiten. In bet onderhavig geval was het ook weder blijkbaar, dat eene gebeele verdeeling van eene pees minder te dugten is, dan eene gestokene wonde derzelve, waarom het zelfs bij zoodanige kwetsing , wanneer hevige toevallen ontstaan , raad- zaam wordt de pees geheel te doorklieven, voor- namelijk bij kleinere peesen en peesachtige uit- spansels. Men plaatse in allen gevalle de uilein- den zoo na mogelijk bij elkaar en het lid in eene zoodanige rigting, dat de spieren, tot welke de gebrokene pees of peesen beliooren, onwerkzaam zijn. Ten welken einde zij ook met een' rondgaan- den zwaglel omgeven worden , welke de bewegin- gen belet. — Onder de gevailen van bijzondere wonden bewees de eene lijkopening het aanwezen van eene tcgenscheur of contrqfissuur in den grond des bekkeneels zeer duidelijk, aan wier be- staan men wel eens pleeg te twijfelen , doch bijna om geene andere reden , als dat men haar ontstaan niet konde verklaren. — Ten opzigte van lapwon- den, al zijn dezelve aanmerkelijk, die bij beledi- gingen aan het bekkeneel niet zeldzaam voorko- men, ried mijn Vader aan, om niet spoedig tot het wegnemen der }ap over te gaan, zoo als sommige willen, meenende dat de algemeens bekleedsels van C 5 het
|
|||||
bet bekkeneel afgescheiden zijnde, nooit met het»
zelve zich -wederom vereenigden. Men moet de lap liever behouden en de hereepiging beproeven , wier mogelijkheid de ondervinding bevestigt. «■ De gladde cylindervoraige trepaan-kroon verdient de voorkeur boven kegelvormige en gesleufde. Om na de kunstbewerking de opening te vullen met dikke Sijndons van draadpluksel, zelfe wat dikker dan de bekkeneelsbeenderen > zoo als VAN ges— SCHER en anderen aanraden , is wegens het ver- oorzaken van drukking, volstrekt nadeelig te ach- ten , zoo als bell heeft opgemerkt. (*) Wij hebben gelegenheid gehad om op te mer-
ken dat de geopereerde Beursgezwellen door de eerste intentie, zonder verettering vaii aanbelang zijn genezen geworden. Gedeeltelijk hing dit zeker af van den aard der eigenlijk gezegde Beursgezwel- len, welke los onder de algemeene bekleedsels ge- legen zijn , en door eene eenvoudige snede gemak- kelijk uitgedrukt kunnen worden. Gedeeltelijk evenwel ook van de groote voorzigtigheid, waar- mede mijn Vader het beursje in allen gevalle pleeg te behandelen, dewijl de ondervinding hem geleerd had (zoo als ook anderen aanteekenen), dat in zoo- danige gevallen, waar de bevatte stof was uitgeloo- pen,
' (*) Zie van GESSCHER, liedend. Oef, Heelh IH Dl. § 32φ,
èn BELL Heelkunde, UI Dl. pag. gi» |
||||
— 43 —
|
|||||
pen, de genezing langzamer en onaangenamer was*
Immers is men dan gewoonlijk niet in staat om het beursje volkomen weg te nemen of af te schei- den, weshalve men tot bijtmiddelen nog de toe- vlugt moet nemen. Bij uitgebreide Beursgezwellen is het , niet zoo zeer om het aangroeijen van de beurs aan de omiiggende deelen, als wel om de breedte van het gezwel, in vergelijking met het van een wijken der randen van de wonde, zom- tijds onmogelijk het gezwel door de eenvoudige opening uit te brengen, in zoodanig geval raadde mijn Vader niet eene kruissnede te doen, zoo als sommigen willen, maar eene dwarssnede, di« per- pendiculair staat op het uiteinde der eerste lange snede , en dus over het geheel eene insnijding in de gedaante van een Ô gemaakt; en wel omdat hierdoor het oogmerk even goed bereikt wordt met eene minder uitgestrekte en schooner genezen- de snede. § 5.
Bij eene hnidzweer der enklaauwen zagen wij de
gezuiverde en wel bewaarde plantenkool met goed •gevolg aanwenden. Het is bekend , dat voor genees- kundig gebruik het best de koolstof van Imdeboomen of van kurk gebezigd wordt. Eveneens is het eene algemeen bekende zaak, dat de houtskool zoo wel tot zuivering van bedorven water, als tot bederfwe- ling van dierlijke zelfstandigheden wordt aangewend. -Het is deze zelfde kracht die in vuile zweeren werk-
|
|||||
— 44 -
|
|||||
■werkzaam schijnt te zijn, ja ook inwendig gentv
men tegen typhus putridus, en volgens getuigenis van JüCH tegen de dysenteria putrida. In de scorbuit, koudvuur, langdurige uitslagen en der- gelijken wordt zij mede aanbevolen. Zelfs is het zeer opmerkingwaardig , dat de werking der houts- kool veelal overeenkomt met die der kinabast, voornamelijk volgens de opmerkingen van makesy. Beide zuiveren (?) in den beginne, en veroorzaken vervolgens verstopping, beide bevorderen de eet- lust , geven tonus , verhinderen de tei ugkeer van lioortsaanvallen , beide werken bederfwerend. Deze schrijver beweert, dat onder sommige omstandig- heden de houtskool zelfs de voorkeur boven kina verdient, voornamelijk bij periodisehe koortsen in warme landen, welke met aandoeningen der inge- wanden en eene onlstekingachtige neiging (diathesis) vergezeld zijn , waarin de kina zonder nut bleef, zoo als ook in liet laatste tijdperk van de remit- terende galkoorts en bij zeer groote zwakte. Calvert beveelt de koolstof eveneens als een
surrogaat der kina aan , zoowel tegen koorts, als tegen hardnekkige diarrhoeën en in het laatste tijd- perk der loop. Hetzelfde betuigen calcagno, MACCADINO, Nicosia , tujuly in Sicilien, enz. (*) Wij voeren dit een en ander kortejijk aan, niet
(*) Men zie: The neut England. Joura. of Med. etc. Vol.
IV. i8i5, No. I. en II. Göttingische gelehrte. Anieigen. ï823. 5i si. s. 499 «. 5oo. — Neue sammlung. auserl. dbhandl, z, gebr,prakt. Jerzte.Yl, hd, 4«f. (iSaS) s. 512-7*6., |
|||||
— 45 —
tiret omdat wij meenen dat houtskool de kinabast
zoude kunnen of mogen vervangen , maar omdat het zoo onkostbare middel misschien te veel ver- onachtzaamd wordt. Zoude men h. v. bij den legerdienst soms niet veel voordeel van dit overal verkrijgbaar geneesmiddel kunnen trekken? Het vervangen van het eene geneesmiddel door het an- der heeft overigens, onzes inziens, een zeer be- perkt bestaan;: het nut der Surrogaten eene zeer betrekkelijke waarde. Immers andere prikkels snoeten andere uitwerkselen op het zelfde gestel te weeg brengen, en tweederleije prikkels kunnen slechts in tweederleije gestellen dezelfde verschijn- selen opleveren. De meeste Surrogaten brengen dus misschien een gelijkslagtige (analoge,) doch in vele gevallen niet eens eene gelijksoortige werking te wege. Men moge b, v. in hystericae /waar de- zelve namelijk geïndiceerd is, niet in allen) het gebruik der walgelijke en euvelriekende Asa joe- tida door Castoreum om der lijderesses wille doen vervangen , men mist het essentieele , mag ik zoo eens zeggen, der kuur, men bezigt een ander w«rktujg, men verkrijgt andere uitkomsten. Of, bijaldien men dezelfde uitkomsten bij twee lijde- ressen ziet geboren worden, dan is er geen twijfel of beider gestel verschilt, beider ziekelijke aandoe- ning en reactie is niet dezelfde. Wij mogen dus al niet alle die wijzigingen en overgangen van uitwerk- selen , geëvenredigd aan de zamengestelde werking van geneesmiddel en het reageerend gestel ken- nen , wij kunnen iot dezelve met genoegzame ze- ker- |
||||
— 46 —
|
|||||
kerheid besluiten, en daaruit afleiden dat elk
natuurlijk geneesmiddel, als een bijzonder zamen- stel zijnde eene bijzondere werking moet uitoefe- nen , en dat liet een het ander niet volkomen kan ver- vangen (d. i. dezelfde uitkomsten opleveren), ten zij onder verschillende omstandigheden. Natura α natura, corpus α corpore dïffert (*). Doch keeren wij na dezen ons zoo ontglipten uitstap, tot het uitwendig gebruik der houtskool terug. — Zoo wel de chemische als de medische eigenschappen worden aldus door den Heer l. ï. westendorp (¥*) opgeteld, bij wien wij ook de waarneming over het gebruik van gewone houtskool, welke niet naar de regels der Bataafsche Apotheek bewaard was, vinden aangeteekend en welke wij hier bijvoegen.; » G'. B. , eene jonge dochter , 28 jaren oud ,
altijd gezond geweest zijnde , ontving , door een vork, eene geringe heleediging , aan het beneden zijdelingsche gedeelte der linkervoet, tusscheu de tibia en fibula , waarvan zij veel pijn en last had. Op raad van iemand lag zij er een weegbree-blad Op , doch zonder goed gevolg, zoodat er eene zweer ontstond , die zich dagelijks uitbreide. Door de raadgevingen van een geoefend Geneesheer werd de zweer met uit- en inwendige middels geheeld. Doch
(*) HiPPOCRATES : sect. III. ,Aph. 2,
(**) Zie zijne Diss. Pharm. Med. , de corporihus combusti-
hilibus, et quibusdam e combustibilibus praeparatis. [Groningae i8to, 8°.) p. 22 seqq, en de waarneming p. 3i, séqq. 'Ver.' gelijk ook weinhOLD , Die iunst veraltete Hautgeschwüre zü keilen, s. 45 ; 46, 91. |
|||||
_ if —
Docli na omstreeks een half jaar gevoelde zij op
dezelfde plaats pijn en zag 's anderen daags aldaar eene blaar, welke geopend werd en daarna zich. niet weder sloot. Hierop werd door zeker Genees- heer, zeer ten nadeele der kwaal, aan het boven- deel der zweer een setcmeum geplaatst, waardoor weldra een nieuwe zweer ontstond, ,die zich met de oorspronkelijke vereenigde. Voorts bevond zij srich ook bij de uitwendige middelen door een an- der Geleerde; aangeraden niet beter , tot dat zij aan de zorg van mijnen Hooggeleerden Leermeester toevertrouwd , deze weldra bezefte , dat de zweer uit eene inwendige venerische oorzaak ontsproot. De lijderes klaagde namelijk over de witte vloed $ die reeds lang geduurd had, over pijnen 'shachtsj terwijl de spekkige randen (margines eallosi) van de zweer en de vuile stinkende etter, dit aan- duidden. Om dus de genezing te bewerken, schreef de Hóogleeraar -de eigendommelijke geneesmiddelen uit de kwikmiddels inwendig voor, uitwendig kwikzalven aanbevelende ; waardoor bewerkt werd, dat de reeds zeer uitgebreide zweer begon te ge- nezen en geene teekenen van venus»smet overble- ven. De kwikmiddels dus ter zijde gesteld zijnde, werd de verdere heeling der zweer door de ge· woue aangewezene middelen voorgenomen. Doek te vergeefs; de zweer nam weder een kwaadaardi- ger aanzie.n. Toen werd het poeder van houts- kool , welke; niet in! een gesloten vies was be- waard,, over de zweer gestrooid , die nu het halve been besloeg. .. Hierdoor werd dezelve tot de om- trek |
||||
— 48 —'
|
|||||
trek van minder dan één duim verkleind. — Nogi
thans heeft de zweer naderhand zich weder uitge- breid , en is de plantenkool, volgens het voor- schrift der Bataafsche Apotheek bewaard, op de- zelve gestrooid, doch zonder eenig gevolg, zoodat de randen weder de vori>;e gedaante aannamen en de verschijnsels van verborgen venus-smet op nieuws zich vertoonden, waartegen weder de bo~ vengemelde eigendömmelijke middelen aangewend zijnde, de zweer een veel beter aanzien verkreeg , doch niet geheel genezen werd." Deze schrijver voert nog het voorbeeld aan van
een soldaat, wien eene uitgebreide vuile zweer aan het been genezen werd door de Carbo vegetabUis , op raad van den zeer ervarenen VON EMDE aange- wend. Dat nogians hier ook het inwendig gebruik der Cort. Peruv. en Acid. Mur. veel goeds zal gedaan hebben , is niet te ontkennen. Wil men in de plaats van het koolpoeijer eene zalf gebrui* ken, dan menge men hetzelve eenvoudig met smeer, amandelolij of honig tot eene behoorlijke dikte. Over het genees- en heelkundig gebruik des
Arsenicums of zoogenaamd Rattehruid zijn de gevoelens ook nu nog verdeeld. Het heugt mij nog juist, dat mijn Vader te Arnhem zijnde, een ge- sprek met den vermaarden VAN WY gehouden heeft , over de bewuste geneeswijze der kanker , bij wejke gelegenheid die Geleerde bevestigde, dat hij
|
|||||
— ί§ —
|
|||||
hij niet dan ΐη dringenden noo4 de ürsenthaat
pleister aanwende. Déze leer wSs ook die mijn9 vaders , welke aanried den kanker zoodra mogelijk met het mes te behandelen , om de verschrikkelijke gevolgen , welke deze kwaal na zich sleept} vpor te komen, zelfs ook dan gaf Lij dezen raad, wan- neer men meent, dat het gezwel nog een' geruimen, tijd zonder nadeel voor den lijder kan gedragen worden, omdat men zich hierin niet zelden ver- gist. Dit neemt nogtans niet weg dat er gevallea kunnen zijn , welke eetien Lfngen tijd goedaardig blijven, doch dit geeft geen grond voor eehen alge- meenen regel. Eene gedeeltelijke wegneming der kanker doet
geen nut en daar, waar dus of slechts gedeeltelijk of in het geheel niet de uitroeijing geschieden kan, zoude men de bovenvermelde pleister kunnen aan- wenden, ware het dat de lijder nog van een' an- derszins onvermijdelijken dood mogte gered wor- den. Een volkomen herstel door geneesmiddelen wordt evenwel hoogst zeldzaam erlangd, zoo als de ervarene VAN wT zelfs elders (*) erkent, kunnende men het aldaar door hem over specifique mid- delen aangevoerde , ook op de Arsenicaal pleister toepassen. Bij den' tegenwoordige fioogleeraaï '.boerman , (f) vindt men verscheiden gevallen ver-»
(*) Zie. Verhandeling over den lanber, in de Verhandeling
gen van het Genootschap: Civibus Servaitdis. IV Deel, p. 3* (f) Zie: Dtssertatio de Arsertici in corpore humano affectie
hus, ejusque usu hodie celebraio medico , praesertim ad Car- cinomatis curalionem, {Traj. ad Rhen. 1809, 4",) pag. yj^sej/f. D
|
|||||
5ï —
|
|||||
verzameld , uit welke het onzekere van dit middel
blijkt; gevallen door kundige Genees- en Heelkun- digen , ja door VAN ËÕÕ zelven met alle omzig- tigheid behandeld. Om welke redenen dan ook koning lodewyk daaromtrent, en ten opzigte van het roekeloos behandelen van kankergezwellen met arsenikaal middelen ernstige maatregelen deed nemen (*). Dr. j. G. DE BRUIN voert tegen den Hooggeleerden suerman, die het gebruik des Ar- senicums afkeurt, het gezag van de beroemde STIPRIAAN LUSSCIUS , ONTYD en MACQUELYN aan en draagt een gematigd besluit over de geneeskun- dige aanwending van het arsenicum voor (+). Genoemde geleerden zeggen uitdrukkelijk: » Wij » kunnen verzekeren, dat men het regte spoor » bijster is, en de waarheid te kort doet, met het » gebruik van het arsenicum algemeen af te keu- » ren, daar ervaring ons geleerd heeft, dat men » in sommige gevallen zich van eene voorzigtige » en beredeneerde aanwending van dit middel met » zeer veel nut en zonder eenig nadeel voor des .» lijders gestel bedienen kan. Dikwerf hebben wij > de Potassa arseniata of de zoogenaamde Fow- » ler's Solutie met een' allergewenschten uitslag » tegen hardnekkige tusschenpoozende koortsen en » zeer aan lazarij komende uitslag-ziekten door » andere Geneeskundigen zien aanwenden, en ook j, meer
(*) Zie de KoninHijle Courant van i6 Jan. 1809.
(■f) Zie De BRUIN, Dissert. Med, Ïherap. de Arsenico (Leidde. i84· 4*?·) J><>g. âé. ^5j en pag.67.5, 60. eindelijk p. 80. §,67, |
|||||
«— 5ι —·
|
|||||
» meer dan eens zelve dit middel gebruikt zonder
» noodlottige gevolgen , enz," (*) Eveneens laat zich de Hoogleeraar ypey over het inwendig ge- bruik van het arsenicum uit. (f) Wij kunnen niet nalaten de juiste redenering
en de ervaring van bovengenoemde inlandsche Geleerden over het uitwendig aanwenden van het rattekruid tegen den kanker, om der belangrijk- heids wille, hier bij te voegen: » Hoe zeer zich » E.EC. ς
(*) Zie Geneeskundig Magazijn door A. VAN STIPMAAW
ITJISCIUS enz. V. Di. 2 st. pag. 4t7 en de vorigen. (f) Zie 1)E BRUIN L. 1. p. 52 seq. Vergelijk richter Speci-
elle Therapie I£. Bd. s. 7o3. VI. Bd. s. 88 waar ook de grootste voorzigtigheid bij liet aanwenden van dit Heroïcum wordt aan- bevolen. JOHN eberle {d Treatise of the Mal, Med. etc. Philad. 1822) telt liet arsenicum onder de Geneesmiddelen, die voor- namelijk op de spiereu werken : geeft gelukkige gevolgen te- gen de intermitterende koortsen , voornamelijk Bij anders sterke en gezonde menschen , op. Tegen Syphilitische beenuit- wassen wordt het door de Amerikaansche Geneesheeren met nut gebezigd. Ook bij beveelt groote bedachtzaamheid, enz. Zie ehrhart's Med. Chir. Zeit. 1%1'i. lil. Bd. s. 3i3 en 3i4- Voorts Med. Chir. Zeit 179Ö. I. Bd. s. 33. Beob. iiber den ge- brauch des Arséniks gegen Wechselfieber u. s. w. tiit de Med. Facts and obs. Vol. VI. en FOWLER, Med. Reports of the ejfects of Arcenic etc. (Lond. 1786.) waar gemeld wordt dat deze geneeswijze reeds vroeger in Duitschland en vooral in Beijeren aangewend is geworden. Onder de tneer beroemde arsenikaal-pleisters behoort ook die van peter davison , welke volgens seWALL bestaat uit § dr. arsen. albi levigati met wat eijerdojer , honig en meel tot eene pap gemaakt. Zie Gott. Gel. Anz. 1823. s. 5oi. — HENDRIKSz. Oord. Beschr. van eehige der voornaamste lleeïk. Operatien (Gron. 1816) p. 89 en Heelk, Operaiièn en Waarnemingen. (Amst, «822.) p. 44· volgg. D 2
|
|||||
— 52 —
|
|||||
á rêC geenszins vermeten wil om een beslissend
5> vonnis te vellen omtrent eene zaak, welke á »priori niet konde beslist worden, en waarover )) slechts een naarstig en onpartijdig onderzoek , » het wel wikken en wegen van alle, de het zij » bij eene gelukkige , het zij bij eene ongelukkige » uitkomst plaats gehad hebbende omstandigheden, » zoowel als eene langdurige ondervinding dien » aangaande, bij uitsluiting, veilig uitspraak kan » doen, veel min het arsenicum of de Katzen* » berger methode als een specifiek middel tegen de » kanker wil beschouwd hebben , zoo komt het » hem echter onder verbetering voor, dat ook » hieromtrent den middelweg te houden het vei- » ligste zij, en dat men welligt evea ongerijmd >> handelt met de arsenikale kankerkuur onbepaald « in alle gevallen af te keuren , als dezelve alge— » meen aan te bevelen; zijns inziens hangt alles » daaromtrent van een zamenloop van gunstige of » ongunstige omstandigheden af 5 en wel volgens » zijne ervaring inzonderheid , of dat droevig on- » gemak slechts plaatselijk is , of dat hetzelve aan „ eene algemeene overhelling van het ligchaam tot » kanker zijn' oorsprong verschuldigd is, en geno— » men , hetgeen in den aanvang van den kanker zeer » dikwerf het geval is, dat de ziekte nog alleen in » een plaatselijk gebrek bestaat, welk een trap » dezelve alreeds bereikt heeft, of namelijk het » ongemak, het zij dan als scirrhus nog in de )> glandulae conglomeratae verborgen huisvestende , » het zij als een waar Kreeftgezwel met eene meer » of
|
|||||
— 53 —
|
|||||
y> of min ontdekte oppervlakte, echter nóg geheel
» vrij en los ligt, en de oksel of andere nabijgele- » gene klieren nog niet door het kankergif besmet » is, en eindelijk van de eigenaardige ligchaams— » gesteldheid der lijderesse, van welke het al of » niet opslorpen van het gif voornamelijk schijnt » af te hangen; want is de kanker aan een eigen- » aardige ligehaarusongesteldheid en aan eene daar- » aan beantwoordende ontaarding van deszelfs klie- » ren zijn aanwezen verschuldigd, of heeft de » ziekte, alhoewel in haren aanvang slechts plaat- »selijk, echter alreeds zoodanigen trap bereikt, » dat zij zich aan het gestel der lijderes medege- » deeld en in hetzelve eene algemeene kankeracli- » tige diathesis heeft te weeg gebragt, of is einde- » lijk de lijderesse vaa eene zeer fijne en teedere » ligchaamsgesteldheid , gepaard met een zeer ge- » voelig zenuwgestel, zoo is in deze gevallen de » arsenikale kankerkuur evenmin aan te raden, » als de wegneming van het ongemak door raid- » del van het mes; beide methoden zijn in zulke » gevallen evenmin veilig en veroorzaken door- » gaans eene klaarblijkelijke verergering van de » kwaalj waartegen, men in die gevallen, waarin » de kanker slechts een plaatselijk gebrek uitmaakt » en de okselklieren nog niet door de eigenaardige » kankerstof zijn aangedaan, vooral bij lijderessen » van eene sterke en niet zeer gevoelige ligchaams- » gesteldheid, welligt met eene gegronde hoop van «.gelukkige uitkomst de arsenikale kankerkuur aan- » wenden kan 3 zoowel als het mes; doch inzosi- D 5 » der- |
|||||
— 54 -
j> derheid moet men ten opzigte van het aanwen-
» den van het arsenicum op de meer of minder » gevoelige ligchaamsgesteldheid van de patiënte » achtgeven en geenszins bij alle patiënten de- » zelfde hoeveelheid van dit middel bezigen, maar » de gif te naar gelang van zaken vermeerderen of » verminderen;...... of indien een groote gifte » volstrekt vereischt wordt, moet men in tijds de
» noodige maatregelen beramen ter voorkoming der » noodlottige uitwerkselen van de opslorping van het » gif op hét gestel der lijderesse, door dezelve, » staande deze arsenikale kankerkuur, een vooral » uit melkspijzen bestaande dieet te doen in acht j> nemen, zich van alle wij η en bier zorgvuldig te » onthouden; en bij uitsluiting melk en water of )> orgeade te laten drinken, en eindelijk door haar » dagelijks eene hoeveelheid van een tot twee » dragmen heipar sulpimris te doen nemen." (*) Bondiger en oordeelkundiger beschouwing van het al of niet geoorloofde der arsenikaalkuur zal men welligt niet lezen: weshalve men ons deze uitvoe- rige aanhaling ten goede duiden. — Twee lijders, wier zweren duidelijke blijken van eene kanker- achtige gesteldheid droegen, werden door gemel- den Recensent met een gelukkige uilkomst behan- deld , het zoogenaamd Cosmetische middel aan- wendende. Men ziet evenwel uit al het hovenge- zegde dat mijn vader de uitroeijing door het mes meer uitbreidt 3 dan de geleerde Schrijvers des Ma-
(*) Zie Ceneesl. Magz. p. 422—426* |
||||
- 55
|
|||||
'Magazijns schijnen te doen , die in gevallen de
arsenikale pleister zouden aanwenden , waar volgens de andere leer het mes zoude geïndiceert zijn. Wij zijn niet vermetel genoeg hier eenigzins te beslis- sen , maar merken alleen op, dat wij gelooven, dat in die gevallen, waar het mes geen* dienst meer kan doen (zoo als in de bewuste gevallen) mees- tentijd ook de arsenikaalpleister, om redenen uit de redenering van stipriaan c. s. op te maken, geen nut zal doen. Ook heeft in het geval des Nosocomiums de ondervinding dit bevestigd, voor zoo verre ons bekend is. De genezingen van kankergezwellen zoo wel door
in- als uitwendige geneesmiddelen zijn ook dikwerf slechts voorgewend of ingebeeld, dewijl men vele malen geopende kliergezwellen voor kanker aange- zien en daarmede verward heeft. Ten onregte beroemt men zich dan op dergelijke genezingen, alsof men zelfs verzworenen kanker overwonnen hadde. Waarin de kropkliergezwellen verschillen en overeenkomen met kankergezwellen enz. en hoe die doelmatig behandeld moeten worden, leeren reeds de werken van VAN der HAAK (1761), WHITE en THUESSiNK (1784), leuks en anderen. De gemeenzaamheid van dit gebrek hier te lande, moet, ook volgens mijns vaders opmerking en onder- vinding , mede toegeschreven worden , aan het ont- houden van het opzettelijk en bij uitnemendheid voor kinderen geschikt voedsel, het zog, en vooral aan het voeden door middel van dikke opgerezene pap, yoornamelijk wanneer die dikwijls weder opgewarmd D 4 jvordt |
|||||
— 56 —
|
|||||
wordt en in gropte hoeveelheid toegediend. In
die oorden van ons land, waar men meelspijzen het meest en onmatigst gebruikt komt dat onge- mak meest voor , » en vooral róeen ik" (zegt ergens jnijn vader) » met VAN DER HAAR opgemerkt, te » hebben, dat het menigvuldig gebruik van aard-· )) appelen in dezen veel nadeel doét.''(*) — Hieruit volgt evenwel geenszins het algemeen nadeelige van het gebruik van aardappelen voor het mensch- dom , voornamelijk wanneer dezelve van eene goede kwaliteit zijn en met meer prikkelende spijsen, vleesch, enz. tevens gebruikt worden. De schuld ligt, Onzes inziens, veel meer aan de wijze des gebruiks, en aan het toelaten van de verkoop van glechte aardappelen, (vooral van de mindere soor- ten die iu Holland worden ingevoerd) dan aan den waren aard. dier wortel zelve.—Het ongemak is wel erfelijk maar niet besmettelijk. Dikwijls ziet men namelijk van klierzwellige ouders een kind door gchrophuleuse tering wegrukken, een ander met kliergezwellen, andere met haarwormen, daauw-* wormen, oogontsteking, beeneters , doorgaans ge- lijkaardige ongemakken, te worstelen hebben, —' Schrophuleuse gezwellen behoort men niet te willen oplossen of verdrijven, Ferro- voert drie voorbeelden aan van kanker-
lijders, die door de Cosmische zalf binnen1 drie weken volkomen genezen waren j terwijl de Heel- kundige nENXJF opmerkzaam maakt, dat, indien het
;(*) Verg. v.getjns, Staath Handh. van der Ingez, Gei, em. {dMt. »8°»·) M· 6§ en 23q vojgg. |
|||||
-57_
|
|||||
het gezwel niet spoedig eene verandering ten.
goeden toont, men met dit middel niet moet aanhouden, uit vrees voor toevallen van vergiftiging, waartegen ;hij dan eene zeepoplossing aanbeveelt. (*) Wij zouden hier nog een aantal zoo ongelukkige als gunstige gevallen uit nieuwere Schrijvers kun·· nen bijvoegen, doch eindigen deze uitweiding met de ervaring van den beroemden Hoogleeraar DZONDI te Ηalle, die zegt in 1821 alle gedaanten van kanker behandeld te hebben , als die van het celle-; weefsel, der klieren, huid en beenderen, doch slechts tegen de eerste soort eenig voordeel ge-i. zien te hebben van het arsenicum als pulvis cosmicus (-f). — ■ <:
§5.
Zeldzaam, en zonderling was zeter het vrij uit-
gebreide Spekgezwel , hetwelk uit het bekken eerier vrouw werd weggenomen. — Dat deze ope- ratie zeer moeijelijk was, veel beleid en omzig- tigheid vorderde, behoeft bijna geene opmerking, even als het ook α priori reeds te denken was dat er althans eene zeer hevige verrettering zoude ontstaan, — Bij den Geleerden en voor de weten». schap-,
(*) Zie Med. Archiv von Wienu, Oestreich. 4 Jahrg, f 1802).
en Nardispfies Archiv der Natur u. Artzn. III. Bd. 3 St. (i8o3), (f) ZieEHKHAET, Med. Chir Zeitung, 1822. II. Bd. s. 3o3.
jiuszug aas den 5ten Jaïiresber. der Chirurg. Hinik 2« Halle, in 1821. Kleine, erst entsiehende Z.ippenkrebs geschwürè wichen stets dem Arzenïk: zegt WEInhold. nfer Ber. des K. Klinischen Instit. für Chirurg, eet. zu Halle, in EHRHARWS Zsitung. 1823. I. Bd, S, i43· s D 5
|
|||||
— 58 —
|
|||||
schappen te vroeg overledenen mesdag vinden
wij nog nopens dit geval het volgende aangetee- kend: (*) » Dit gezwel stak tusschen het regter zitheen en
» den aars, dus in het achterste gedeelte des bek- » kens, eenigszins uit, strekte zich omstreeks de » endeldarm naar de tegenovergestelde zijde uit, » en vulde als tusschen de scheede en de regte » darm geplaatst zijnde, het grootste gedeelte des «bekkens zoodanig, dat de lozing der pis en af- » gang daardoor belemmerd werd, ja bijna onder- » drukt. De lijderes voorover op eeae tafel ge- » plaatst zijnde, werd een langwerpige insnede der »algemeene hekleedsels gemaakt, op de plaats, » waar het gezwel het meest naar buiten uitstak , » en naar den bilnaad toe , ter lengte van 4 duim ; » voorts de snede naar binnen vervolgd tot dat het » gezwel zigtbaar werd. Daarna werd het gezwel, » een vinger in de scheede ingebragt zijnde , zoo veel » mogelijk naar de wondopening gedrukt, van de » regte darm , de schede en overige omliggende » déelen zeer voorzigtig gescheiden en in zijn ge- j) heel naar buiten gebragi. De lengte van het » gezwel was omstreeks 4 duim , de breedte 5, » het gewigt een half pond. De zelfstandigheid » was hard, digt en uitwendig hier en daar kraak- » beenig. Er is bijna geen bloedvliet gedurende » de kunstber. erking ontstaan en alles scheen eene {*) Diss. ohstetricia inauguralis de paria difficili instru-
)pe$tis secemëbua absolvendo, (GrOningi 1810. 8*.) n, at «eg<fi |
|||||
-59--
|
||||||
» gelukkige uitkomst te voorspellen. De wonde
» werd met pluksel, drukdoeken en een doelmatig » windsel verbonden. De volgende dag ontston- » den zware toevallen van ontsteking, welke » voor geene middelen weken; kort daarna ont- » waarde men teekenen van gangreen, welke » zich zonder twijfel aan de ingewanden des bek- » kens en des benedenbuiks had medegedeeld en » schadelijk geweest was; op den derden dag volgde » de dood. De opening van het lijk werd door » den echtgenoot van de overledene hardnekkig » geweigerd. — Ook tulp verhaalt van een hard » en doodelijk geval tusschen de scheede en de regte » darm geplaatst, hetwelk zoodanig in omvang » toenam, dat de pis en afgang onderdrukt wer- ft deu, waaraan de zieke noodwendig stierf." (*) § 6.
Behalven het beengestel van het boven ,'ermelde
en naauwkeurig beschrevene waterhoofd , benevens het kind, is in de verzameling van mijnen Vader een tweede voorbeeld voorhanden van een kind van een en veertig weken oud. Dit kind stierf aan een doorbraak der vliezen en huid, tusschen het linker wandbeen en het achterhoofdsbeen. Het gedroogde hoofd van dit voorwerp overtreft in om-
(*}j Observi Med. Lib. III. Cap. X. p. 197. («<*■ Nov. Amst.
l6ja. 8vo.) cf. voiGTEL, Handbuch der pat hol. Anatomie iHalk , »8o5) II. Bd. S. 33;?. |
||||||
/
|
||||||
— 6ο —
|
|||||
omvang het grootste volwassen menschenhoofd, zijnde
de lange middellijn ö 8 duim , de schuinsche ti 9 d., de groote dwarsche ts 7'/* d. , de kleine dwarsche 5y, d , en de omtrek & 24 d. De hoek van camper is ;=3 118°. Welk een en ander door de geleerden crull is aangeteekend geworden (*). Het in het Overzigt beschreven kind werd nabij
Groningen geboren en aldaar in het Nosocomium benevens· de moeder ter waarneming opgenomen. Hetzelve had, volgens schmidt , den ouderdom van bijna anderhalf jaar bereikt, en gaf niet tegen- staande de aanmerkelijke hoeveelheid waters, die op de hersenen drukte, geene duidelijke teekenen van die drukking, tenzij men daarvan (en niet zonder grond) wil afleiden, dat het kind bijna hlind was. Of liever, bij een naauwkeurig onder-: zoek vond men , dat het lijdertje dan alleen zag wanneer het hoofd werd achterover gebogen, doch. niets konde zien, bijaldien hetzelve regt stond of voor over gebogen werd. — Het ware wensclielijk dat wij van den toestand dezer oogen, uit een· anatomisch oogpunt beschouwd en van de oogze— nuwen eene nadere beschrijving hadden, doch die wij niet vinden. Vooral ware het nuttig geweest te weten , hoedanig het bevatte vocht als oorzaak der blindheid konde beschouwd worden. Immers komt het ons waarschijnlijk voor, dat de drukking: die bij een opgerigte en voorovergebogene stand des hoofds door het vocht op het voorste gedeelte -·.-,.■-' varï (*) Zie boven pag. 19 in de noot.
|
|||||
— bi —
|
|||||
van de hersenen noodwendig moest plaats hebben j'
oorzaak kan geweest zijn der blindheid: terwijl bij een achterovergebogene stand natuurlijk meer ach- "waardsche drukking en op de kleine hersenen moest plaats grijpen, zijnde de gezichtzenuwen vrij van die persing. Het is dus eveneens jammer , dat wij •niet aangeteekend vinden , of de achterovergebo- gene stand des hoofds ook met teekenen van druk» king op de kleine hersenen enz. vergezeld gin- gen. Zelfs komt het ons voor, dat het kind blinder (om zoo te zeggen) moet geweest zijn, bij eene vooroverbuiging, dan in den regten stand, dewijl ook een meer op ééne plaats gerigte druk- king nadeeliger schijnt te werken, dan een alge- meene over de geheele masse. Doch keeren wij tot sCHMiDTS verhaal terug. Behalve het water- hoofd leverde het kind een opmerkenswaardig ligchaamsgestel op, zoo als reeds boven in het algemeen vermeld is. Blijkbaar was het beenge- stel van dit geheele kind in den hoogsten graad verslapt , of door zoogenoemde Engelsche ziekte aangedaan, vanwaar zoowel de bevordering der uit- zetting van de beenderen des hoofds , als de krom- ming der ruggegraad en de meenigvuldige been- breuken afgeleid kunnen worden. ,, Na het weg» nemen der buik- en horstingewanden, zag men verscheidene ribben met een scherpe hoek binnen- waards steken, welke, naauwkeurig nagespoord zijnde , bleek, dat aan de regterzijde de vijfde rib eens gebroken geweest was, de zevende , achtste «α negende, elk tweemaal, en de tiende driemaal; van.
|
|||||
— 62 —
|
|||||
van de linkerzijde waren zes ribben, namelijk
de eerste, tweede , achtste, negende, tiende en elfde gebroken. Daarenboven de beide sleutelbee- nen, het linker schouderblad, de ulna en radijs van de regier voorarm, de ulna van de linker voorarm en de beide kuitbeenen. Doch alle deze breuken waren volkomen weder verhard en gene* zen, behalve die des linker kuitbeens." (*) Wij hebben hier niet tot doel om meer bijzonder
over de ziekten der hersenen en derzelver gevolgen te handelen, noch om de kenteekenen en voorspelling der verëttering van dat edele orgaan na te sporen, maar kunnen niet voorbij om eene belangrijke waar- neming ten dezen opzigte aan onze Lezers hier mede te deelen. (+) Het was deze waarneming van mijnen Vader, die aanleiding gaf tot het schrijven van Dr. SCHMIDts Dissertatie, in dewelke na eenige algemeene en niet onbelangrijke opmer- kingen over de verschillende belediging der her- senen , meer bijzonder de verëttering der her- senen en het onzekere der voorspelling (prognosis) bij dezelve wordt overwogen. En hierop volgt de mededeeling van de bedoelde zeer zonderlinge waarneming, door welke dat onzekere der voor- spelling bevestigd wordt, en tevens blijkt, dat ongewone ziekten of gebreken ook ongewone mid- delen vorderen. Zie hier de waarneming zei ven. (schm. p. 53—45.) w Een
(*) Zie scHMiDT, JDiss. laud. p. i6 en addenda.
(f) Als eene goede bijdrage tot die beleedigingen leze men
yerli. van het Heelk. Gen. te Amsterdpm, V D. 2 St. |
|||||
63 _
|
|||||
jj Een jongeling van omstreeks veertien jaren ,
Vrij sterk zijnde en van boeren ouders geboortig t Werd op den 7 Januarij 1799 , door een haak, welke de boeren gebruiken om achter elkander op schaatsen te rijden, (gewoonlijk een puikhaak ge- naamd) op het ijs zoodanig gewond, dat de punt diep in het bovenst gedeelte van het regter ooghol ingedreven was, en het omgekromde gedeelte (het haakachtige), terwijl de jonge viel, door de be- nedenvlakte van het ooghol tot in het hol van Highmor doorgedrongen was. (*) De zeer ervarene Heelmeester swakt tot hulp geroepen zijnde, be- proefde alles, om het vreemde ligchaam weder uit te brengen , doch te vergeefs. Men oordeelde nu noodig om tot den Hoogl. MULDER de toe- vlugt van geheel friesland in bijna radeloze ge- vallen om raad en hulp te gaan; weshalve de ge- wonde 's nachts van den dorpe St. Jfnna Patrochie , waar het ongeval gebeurd was, naar Franeker gevoerd werd. De volgenden dag hier gekomea zijnde, onderzocht de Hoogleeraar mulder de zaak
(*) Het ongeluk werd niet, zoo als de geleerde schrijvers van.
bet Geneesi. Magazijn (v. D. pag. 4g5.) in hunne aanprij· lende beoordeeling dezer Dissertatie vermelden, met den haak eener schaats aangebracht, maar met een puithaal. Met eea schaats was het geval volstrekt onmogelijk, hebbende geea twee, één vooruitstekende en één omgekromde, punten, zoo als vermelde haak , waarvan een punt, als het ware een ver- lengsel der stok daarstelt en in eene horizontale rigting het oog aldus, intrad. De tweede beleedigende punt had de rigting alsof b. v. een omgekeerde C aan de regte punt, op eenigen afitand vau het einde gehecht was, aldus : O |
|||||
- 64
|
|||||
zaak naattwkeurig, en noodigde de Hoogleeraar
altardi, de Doctoren georö coopmans , nieu- Buur en steensma, benevens den. Heelmeester waardenburg en eenige Studenten der Genees- kunde, wegens het ongewoone van het geval uit, om den gewonden te onderzoeken en de uittrekking der haak, die zonder insnijding niet geschieden konde, te zien verrigten, De gewonde zat geheel .welgemoed (placide) en stil , even als of er niets voorgevallen ware, houdende met de eene hand het gedeelte der stok, waaraan de haak gehecht was ,, vast; (want men had het langste deel dief ,stok om des gemakswille bij het vervoeren afge- zaagd 5) de haak (het ijzeren gedeelte) was zoo verre door het ooghol in het cranium en de sinus maxillaris doorgedrongen, dat er niet het minste gedeelte meer zigtbaar van was. De regte punt was door het boven ooglid nevens de binnen oog- hoek door de processus orbitalis van het voor. hoofds'been in de hersens zoo diep doorgedrongen j, dat een sonde langs dezelve binnengebragt tot 4 duim toe binnen ging." » Te vergeefs wende dé Hoogleeraar muldeb.
alle moeite aan, om de haak zonder insnijding uit te brengen, hetwelk vooral verhinderd werd door het gebogen gedeelte in het autrum Highmori bevat. Daarenboven maakte het gevoel van de hevigste pijn, welke de lijder zelfs bij de aller- voorzigtigste beweging der haak aandeed, alle po- gingen vruchteloos, dewijl onregelmatige en con- vulsieve bewegingen ontstonden, ja de jonge bijna dol
|
|||||
— 65 —
|
|||||
dol scheen. Zoodra de haak losgelaten Werd en *
de lijder zelve den stok hield , bedaarde alles , en ondervond hij geen ongemak. Er was dus niets over dan eene heelkundige kunstbewerking, en wel , zoo ver ik weet, eene ongewoone nooit te voren, bewerkstelligde, waarbij de Hoogleeraar door de aangezigtsbeenen zich een' weg baande tot het antrum Highmori, aldus alle beletselen wegnam en eindelijk het vreemde ligchaam uittrok.5''' » Eene insnijding gemaakt zijnde, die door de
algemeene bekleedselen en zachte deelen tot het been doordrong , en loodregt van de plaats, welke met den benedenrand van het ooghol overeenkomt, tot den afstand van één' duim nederdaalde : vervol- gens de beenoppervlakte door een schraper ont- bloot zijnde: en eindelijk met een wigje eene kleine opening gemaakt zijnde, werd door middel van eene beenschaar een' stuk uit de bovenkaak geknipt, bijna één duim lang, een half duim breed en 4 duim diep. Na deze verrigting was het antrum Highmori aan de boven-voorkant open, en het gekromde deel des haaks, werd, zoo verre hetzelve in de holligheid doorgedrongen was, zigt— baar, belettende niets meer om den haak zonder veel pijn en zonder eenig ongeval naar buiten te halen." » De door de operatie ontstane wonde werd met
pluksel verbonden , doch in de opening door de regte punt des haaks door het boven-ooglid naar de hersenen veroorzaakt , werd een pijpje gesloken om dezelve eenigen tijd open te houden en aldus E eenen
|
|||||
— 66
|
|||||
eenen ttoodigen. uitgang te verleenen aan de stof,
die anders in het bekkeneel zich zou. verzamelen. De uitgetrokkene haak was zeer ruw en gedraaid, met eene stompe punt voorzien, welke twee duim lang is ; het onigekromde deel was scherper en plat , langs den bogt gemeten eveneens twee duim lang. De breedte van den haak, of de afstand van de punt van het gekromde deel tot het regte was S ij duim. Het blijkt dus, dat, de lengte van den haak met de diepte, tot welke de sonde konde ingevoerd worden , vergeleken zijnde, de haak eerst hoog door het ooghol binnengebragt is geworden en naderhand , de gewonde vallende , teruggetrok- ken is , waardoor het gekromde deel tot het antmm, ffighmori is doorgedrongen. Doch wanneer de breedte des haaks vergeleken wordt met de wijdte der oogholte, wiens grootste dwarsche diameier naauwelijks ^én en een half duim bedraagt , en naar den bodem als een tregter vernaauwd wordt , schijnt het moeijelijk te begrijpen, hoe de haak zoo diep heeft kunnen doordringen. Om dit evenwel uit te- vorschen , hebben wij proeven genomen en die zelfde haak in een beenen hoofd binnengebragt hebbende gezien , dat de wonde niet anders konde gemaakt v?orden , tenzij het jukbeen van het kaak- been aiwijke. Het gekromde gedeelte des haaks ia bet antrum Ilighmori ingegaan zijnde, neemt het ]ukbeen de natuurlijke en vorige plaats weder in , en aldus de oogholte roudom gesloten zijnde, wordt belet, dat zonder eene heelkundige kunstbewerking aan
|
|||||
~67 _
|
|||||
aan liet vreemde ligchaam geen' uitgang konde
verleend worden." » Na de operatie zijn: eerst ontstekingwerende
middelen en een' verkoelenden leefregel voorgeschre- ven , doch vervolgens de krachten eenigzins ver- minderd zijnde en de etterachtige stof door de wonde van de hersenholte uitgezonderd wordende, werden versterkende middelen toegediend en een üieer verkwikkende diët gehouden." — » Onder- tusschen stond de wonde wel: in de eerste dagen een weinig kooris , naderhand niet meer. Hij had geen pijn, noch eenig ongemak aan het hoofd. De slaap was zacht en volkomen natuurlijk. In een woord , niets voorspelde eene ongelukkige uit- komst, en bijaldien de onzekere uitkomst van elke beleedig'mg des hoofds geene vrees ingeboezemd had , dan zoude ieder verzekerd hebben, dat de jongeling genezen zoude." — » De wonde in het aangezigt gemaakt, werd uitmuntend en regelmatig genezen, het antrum Highmori werd weder door beenzelfstandigheid gesloten en op het einde der vijfde week vormden de zachte deelen een liktee- ken." — ■>) De binnenwonde door het spits des haaks veroorzaakt , was tot nog toe open , maar de uit- vloeijing van etter allengs verminderende, had nu geheel opgehouden, zoodat ook van dezen kant geen vermoeden van een schuilend kwaad ont* sproot. Waar gelande de hoeveelheid etters ver- minderde , konde de sonde minder diep in de wonde gebragt worden, zoodat de vereeniging en gene- zing van uit den bodem der wonde voortreffelijk E 2 scheen
|
|||||
— 68 —
|
|||||
scheen, voort te komen. Doch de ongelukkige uit-
komst heeft hier de hoop bedrogen. De zesde week Bog niet afgeloopen zijnde, op den 16 Februarij, werd de lijder onverwachts door ccnpulsiones aan« getast, en stierf plotseling. Bijkans sedert twee dagen was de jongeling met hoofdpijn gekweld ge- weest , bevindende zich overigens wel, maar men meende dit ongemak aan het snijden van het hoofd- kaar te mogen toeschrijven j immers hoeveel dit aan sommige zieken schaadt, blijkt voornamelijk uit datgene, wat de Geleerde LANOIX daarover geschreven heeft, welke zelfs voorbeelden van daardoor veroorzaakten dood aanhaalt." (*) » De lijkopening , die met moeite toegestaan
werd, toonde het volgende. Het bovenste deel des bekkeneels afgezaagd zijnde, vertoonden de dura et pia meninx benevens het spinnewebsvlies eenen natuurlijken toestand, en de hersenkwabben waren gezond. De voorste kwabben opgeligt zijnde , kwam. niets kwaads voor, als dat de dura mater en de overige vliesen der hersenen vast aamenhingen met het oogholsgedeelte van het voorhoofdsbeen ter plaatse , waar de wonde aangebragt was. Maar het regter halfrond horizontaal doorgesneden zijnde, bleek de voorste oppervlakte van den voorsten boezem (ventriculi anterioris)· eeit weinig meer verheven en bol, dan gewoonlijk. Voorts de voorste kwab van
(*) Zie ActiS de la Sociêtê de Medicine, Chirurgie et Phar-
macie, eiahlie α Bruxelles, sous la devise: iEgrotantibus. vol, I. p. 1. lïo. n. |
|||||
Van dezelfde zijde nagegaan zijnde, vond men in
liet benedenste en binnenste gedeelte derzelve eene Verzameling van etter , bedragende omstreeks twee onzen. De bodem van deze verzworene plaats , kwam overeen met . de te voren gewonde plaats. Het overige hersengestel, zoowel de kleine als de groote liersenen waren volkomen gezond en gaaf. —; De hersenen weggenomen zijnde, bleek dat de punt des haaks door het ooghols-gedeelte des voorhoofds» been was doorgegaan, dat de vliesen daar ver- scheurd waren, en dat het, vreemde ligchaam tot de binnenste zelfstandigheid doorgedrongen was. De zamengroeijing der vliezen met het voorhoofde- been belette, dat de ia de laatste dagen afgeschei- den etter uitgeworpen konde worden, en de sonde niet meer diep konde ingaan." De Heer SCHMiDT besluit nu zijne dissertatie, zoowel uit hoofde van het medegedeelde bijzondere geval, als het overige door hem gezegde , aldus. » Alles wel overwogen zijnde blijkt , dat de
uitkomst van eene beleediging der hersenen zeer onzeker is en voornamelijk de verettering, en dat misschien verscheidene zieken bewaard konden worden, wanneer de diagnostische teekenen dui- delijker waren. Zoo had in het vermeide geval de stof door een troiquar, door het oogbol binnengebragt zijnde, kunnen ontlast worden, zoo ais met waterachtige vochten uit den buik en andere holligheden van ons Jigehaam geschiedt, en aldus de gewonde misschien in zijn vorige gesondheid hersteld geworden zijn. Doch dewijl er geen het E 5 min-
|
||||||
— 7o
|
|||||
palnste vermoeden van afgescheiden en tertigge-
houdene etter aanwezig was, dacht mijn geëerde Leermeester geenszins aan hei. doen dier operatie. Maar daarna ried Hij aan zijne toehoorders , om, indien door eenig soortgelijk ongeluk door het oog« hol eene wonde aangebragt zijnde, de toevallen on- verwacht slimmer werden, dit twijfelachtig middel liever te bezigen, dan geen. — » Dat niet allen, die door een stekend werktuig door het ooghol gewond worden , en dit eenigen tijd overleven , aan verettering der hersenen lijden, blijkt onder anderen uit de waarneming van den Hoogleeraar FASTONI. (*). Men moet eindelijk nog in het oog houden, dat bij het uitnemen van zoodanig vreemd ligchaam uit de hersenen , niet veel krachts moet aangewend worden , maar liever eene insnijding en het wegnemen van beenzelfstandigheid , dewijl het meermalen gebeurt, dat vreemde ligchamen niet door denzelfden weg kunnen nitgebragt worden, langs dewelke zij binnen kwamen. — Opmerkenswaardig vinden wij nog de aanleekening
nopens een paar voorbeelden van hersenbreuken , die wij te dezer plaatse invoegen. „ Een kind door mijn' vriend Dr. VAN DE LAAR en Prof. DU PUI (-f) beschreven, stierf terstond na de geboorte, even als
(*) Zie Opuscula Medica et Fhysiologlca, (Genevae ij3S.)
pag. j88. Obs. XXXV. (f) Zie Observ. Chir. anat. obst. Med. (L. B. 1794.) Obs. III.
sèct. 2. — Het bovenstaande moet in den jare 1808 geschreven zijn., |
|||||
γι
|
|||||
als de meeste dergelijke en ook bet kind hetwelk
voor weinige jaren in Franeher geboren werd, komende genoegzaam met bet altlaar afgebeelde overeen. Doch één kind heb ik evenwel gezien met een bersenbreuk op het voorhoofd, waarbij de voorste kwabben van de hersenen tusschen de beide deelen van het voorhooi'dsbeen waren door- gezakt en een aanmerkelijke zwelling boven den neus vertoonden, hetwelk bij mijn vertrek uit Franeher (1807) nog leefde en toen ten naasten bij den ouderdom van anderhalf jaar bereikt bad. Het was in JMinnertsga,) een dorp niet ver van Franeher geboren." „ Eens heb ik in Leeuwarden eene Hersenbreuk
op de kruin gezien , waarbij de middelste gedeel- ten van de boven-halfronden der hersenen door de gpoote fontanel waren uitgedreven. Deze is die onder de Hoofdbreuken, welke bet zeldzaamst voorkomt. Dit kind werd ook , gelijk de meestem dood geboren·'5 „ Niet zelden hangt dit ongemak met een in-
wendig waterhoofd zamen, in welk geval het ge- zwel op het aanraken minder vast is , men bespeurt eene vocbtgolving in hetzelve, welke meer of min- der duidelijk is naar mate er meer of minder ber- senen tevens met het waterachtig vocbt in het geawel begrepen zijn. Soms gebeurt het, dat er niets dan water schuilt en de hersenen geheel binnen het bekkeneel gebleven zijn. Van hier de verdeeling in Hersenbreuhen, Her&en-waterhreuien, en Wa* terbreuken van het hoofd. In allen gevalle mag E 4 de
|
|||||
— 72 —
|
|||||
<!e drukking, welke men tot steun der deelen
aanbrengt slechts gering zijn, en geenszins zoo hevig als eene poging tot inbrengen van het ver- plaatste deel zoude vereischen." § 7-
Ten opzigte der behandeling van het zoggezwel
meenen sommigen , dat men altoos het gezwel moet trachten te verdrijven, terwijl anderen de bevor- dering der verettering dadelijk aanraden, beweren- de, dat na mislukte verdrijving niet zelden knoes- achligen gezwellen overblijven , die soms in kanker ontaarden. De ondervinding leert , volgens de getuigenis van mijnen Vader . dat de ontsteking der borsten eene gelijke behandeling met de ont- steking van"*andere deelen vordert. In den beginne behoort men de oplossing te beproeven, dewijl de vrees om dusdoende knoestgezwellen te veroorzaken geenszins zoo groot is, als sommigen meenen , terwijl er veel meer gevaar van kanker is , wanneer de verzwering onvoorzigtig of op eene ongeschikte wijze wordt behandeld. Alles hangt hier voorna- melijk van het tijdperk der ziekte, waarin men geroepen wordt, af : immers wanneer reeds neiging en teekenen van verettering aanwezig zijn , is het ongeraden middelen ter oplossing in het werk te stellen. — Het is te verwonderen, dat--tot die oplossing zoo menigvuldig de aderlating , een zoo krachtig berekend middel, verzuimd wordt. Dit geschiedt vooral uit vrees, dat de toevloed van zog hier-
|
|||||
-73-
|
|||||
hierdoor verminderd zal worden , doch ook deze
vrees wordt door de ondervinding voor ongegrond verklaard , mits men de bloedlating regelt naar het gestel , de bijomstandigheden, enz. van de lijderes. Het uitzuigen der borst is meer voor- dan nadeelig, doch behoort niet door het kind te geschieden. Even als men tegen het aderlaten bij zoggezwel-
len was , zoo vindt men ook Schrijvers, die tegen ueze kunstbewerking zijn bij de Hoos, en in het algemeen legen de oplossende methode derzeJve, dewijl men meent, dat die kwaal veeleer van een' rolachtigen en kwaadsappigen aard is, moe- tende door kina enz. bestreden worden. Doch zoodanige stelling komt geenszins met de algemeene ondervinding overeen, welke leert dat in de meeste gevallen bij aanvankelijke roos niet slechts aderla- ting nuttig is, maar de geheele ontsteking oplos- sende geneeswijze, laxeermiddelen, koele leefwijze , zachte zweetmiddelen , enz. § 8.
Over de waterbreuken moeten wij vooreerst op-
merken , dat behalve andere kenteekenen ook door de Schrijveis wordt opgegeven de doorschijnend- heid van de zwelling , welk kenteeken men voor zeer onzeker moet houden , want zoowel het bevatte vocht als de tunica paginalis zijn soms beletselen voor den vrijen doortogt des lichts. Maar daaren- boven is het ook niet altijd zeker, dat bij eene doorzigtige zwelling altijd ophooping van water plaats heeft. Immers nam mijn vader een geval E 5 «ar ,
|
|||||
._, ηί _
|
|||||
Kaar > in hetwelke eene doorschijnende dikte aah·
■wezig was, welke verscheiden Geneesheeren als een Waterhreuk behandeld hadden, terwijl het niets anders was dan eene ingewandsbreuk\Herina intestinalis) (*). Men weet dat de Waierbreuken hoofdzakelijk
op twee manieren behandeld worden , of op eene onderhoudende , palliatwe, of op een volkomene f radicale wijze· De eerste bestaat in het maken yan eene kunstige opening ten einde het verza - Hielde vocht uitgang te verleenen , en dat wel zoo» dikwijls als hetzelve wederkeert en den lijder lastig wordt. Deze ontlasting geschiedt of door het lancet, of door de troiquar, in het algemeen even boven den bodem van het scrotum aan den buiten- en voorkant, een weinig schuins op- waarts, waardoor men best de bloedvaten, doch voornamelijk den bal kan vermijden. Door derge- lijke kwetsing en verdere omstandigheden ontstaat een Bloedhreuk (Haematocele). — Om het tweede oogmerk te bereiken moet men de geheele hol- ligheid , waarin het vocht verzameld wordt, ver- nietigen , hetwelk door eene wezenlijke aaneen* groeijing der scheederok en witte rok ofzaadstreng te weeg gebragt wordt , door kunstig verwekte ontsteking of suppuratie. De geheele openlegging van het gezwelj het inbrengen van een turunde of
(*) Men zie l. POPTA, Dïss. de Praecïpnis Hemiisspuriis*
(Wercumi 1806.) p. 18, alwaar Cap. II. §. I—III. de diagnvsi» der tlydrocele kort en duidelijk wordt opgegeven* |
|||||
-?5-
öf steek wiek ia de wonde metde troiquar gemaakt,
of van eene hougie; liet wegnemen van de gebeele tunica vaginales; bet aanleggen van een bijtmid- del om eene doode korst te maken , welke afvalt en hiermede te volharden totdat de scheederok aan- getast zij; bet inbrengen van een seton door de gebeele lengte van het gezwel; de inspuiting van roode wijn of eenig ander zamentrekkend vocht na de aftapping; het aanleggen van eene spaanscUe vlieg-pleister over de wonde, waardoor de aftap- ping geschiedt is; deze zijn alle tegen den water- breuk aanbevolen middelen, door FABIUTIUS ab Α QUA PENDENTA, VAN MOENICKEN , DOUGLAS , ELSE , POTT, SHARPE, EAKLE en anderen aangeprezen.
„Het Bijlmiddely de Seton, en de insnijding „voldoen het best aan het oogmerk en onder „ dezen geven wij in het algemeen de voorkeur „ aan de laatstgenoemde bewerking." Zoodanig was mijns vaders oordeel in eene openbare les over dit gebrek in Februari] 1798, hetwelk in latere aan teek eningen eveneens voorkomt, alhoewel de manier der inspuiting naderhand ook niet ge- heel verworpen is geworden j zoo als onder ande- ren uit bovengemelde waarnemingen blijkt. Uit deze wordt ook de reden der voorkeur van de in- snijding duidelijk. Over het onderscheid tusschen den aard van een
vleeschbreuh (sarcocele) en alle andere zwelling der ballen , vooral die zwelling en verharding ? welke het gevolg eener voorafgaande ontsteking is y beeft de
|
||||
-76_
|
|||||
de Hoogl. JïENDRlKsz uitvoerig gehandeld. (*) Wq
vonden in eene aanteekening van mijnen vader het navolgende; „ De ballen, allergevoeligste lig- chamen en dus ligt te beleedigen, kunnen som- tijds aanmerkelijk uitgezet en vergroot worden, zonder nadeelige gevolgen, wanneer men spoedig gepaste middelen van oplossing of anders naar den aard der zaak aanwendt. Ingevalle dezelve van ontsteking of verettering afhangt, moet dezelve als zoodanig , de aanbrengende oorzaken in acht. geno- men zijnde, behandeld worden." — „ Dan niet alleen ditj maar met het overige kliergestel in maaksel overeenkomende, zijn de ballen Ook aan gelijksoortige ongemakken hiermede onderhevig: voor knoesigezwellen namelijk en kanker, zoodanig eene opzweiling van de bal noemt men vleesch- hreuh. — In gevalle van verharding zonder hoop Van oplossing moet de bal vroegtijdig door hel mes worde» weggenomen. — Om een gelukkig gevolg te hoopen moet de bal niet knobbelig, noch verzworen zijn, maar evenredig uitgezet, niet pijnlijk en de streng zacht. Bij oude zwakke menschen en dezulken, welke een bleek gelaat} ongezond ligcliaamsgestel, met bedorvene spijsver- tering én andere kenteekenen van verstopte inge- wanden, ronddragen, is weinig of geen vooruit- zigt
(*) Zie Oordeeik Beschrijving pag, 94 voïgg. Een bal werd
■wegens voorafgegane verzwering door dezen Hoogleeraar ge- lukkig weggenomen, p. 116. Dergelijke voorbeelden vinden jjrij ook elders. |
|||||
— 77 —
sïgt op eene. gelukkige kunstbewerking, in welk
een staat het gebrek ook zijn moge." Bij een der drie bovenvermelde lijders ontstond eene braking, welke eene bloedstorting ten gevolge had. Wij kunnen niet beoordeelen of deze bloedstorting en zenuwtoevallen een gevolg waren van de wijze, waarop de zaadstreng gedurende de operatie be- handeld is geworden, hetwelk men weet, dat hierop zooveel invloed heeft en tegen al hetwelk de voortreffelijke leerling mijns Vaders, Dr. WACHTER op goede gronden, zoo het ons voorkomt, de stevige binding van de gehele streng aanbeveelt. (*) Doch eveneens leert de ervaring van anderen en wel van den Hoogleeraar HENDitlKSZ, dat de onderbinding van de voornaamste bloedvaten, af- gezonderd van de overige deelen der streng, met een gelukkig gevolg bekroond werd. Immers » van de veelvuldige voorbeelden, welke mijne » praktijk mij van deze kunstbewerking heeft op- » geleverd, heb ik noch nadeelige bloeding, noch » zenuwtoevallen zien ontstaan," schrijft genoemde Hoogleeraar. (+) Of Zijn Ed. in bovengemeld geval (p. 18) eene andere methode gevolgd zij, en daaruit bloedvliet voortsproot, is ons onbekend. Trouwens die bloeding konde ook niet volstrekt nadeelig genoemd worden. §9.
(*) ƺå'Éððï÷ñÜôçò Magazijn enz. I. Dl. 3 si. p. 3o3-3/j5. Over
het onderbinden der aderen en slagaderen van de zaadstreng bij het wegnemen van een of beide hallen. (-J·) Oordeelk. Beschrijving e?zz. pag. 120. Over de behan-
-deling na <le operatie, zie men ald. r. 121. Vergelijk KOÜX, Paralhle etc. s. 85—89. |
||||
■ή 78 —
|
|||||
§ 9·
Ten opzigte van liet voorbereidend verband tij
liazelippen achten wij het niet ondienstig de vol- gende getuigenis , op veelvuldige ervaring gegrond, van mijnen vader mede te deelen , omdat sommi- gen te hoog met zoodanig verband schijnen te loopen. De kunstbewerking zelve werd overigens , naar voorkomende omstandigheden, verrigt op die manieren , welke door heister en tjlhoorn , (*j VAN GESSCHER (+) , BELL (§) , LA IA.YE, LOUIS (*) , en anderen worden opgegeven. Van der HAAR gaf voornamelijk omtrent de
nuttigheid en noodzakelijkheid van een voorberei- dend verband voor het doen van gemelde kunst- bewerking eenïge aanmerkingen (+), waarvan ook LOUIS gewaagt. ,,Dat dit verband, hetwelk uiteen tweehoofdig smal windsel bestaat, hetwelk van achteren beginnende onder den neus door wordt aangelegd , bij zeer ver van elkander verwijderde randen van hazelippen en gespletene verhemelten van nut kan zijn en eenige weken voor de kunst, bewerking allengs meer en meer aangesloten, bij kinderen niet alleen de spleet der lippen kleiner doet worden, maar ook het verhemelte eeniger- mate
(*) LXXIV. Hoofdst.
(t) § 35.18—353a. (§) IV. Dl pag. i4g volg. (*) Mémoires de VAcad. Royale de Chirurgie. Tom. I. pag.
<3o5. en Tom. III. pag. 385. en Tom. IV. pag. 292. (•j·) Zie zijne uitgezochte Genees- en Heelkundige Mengel-
schriftert.U. Deel pag. x. En de zoo evéngenoemde Mémoires^ |
|||||
79 *■*
|
|||||
mate sluiten tan, is zeker en de waarneming, welke
VAN DER HAAR bijbrengt van een kind, waarvan de spleet in het verhemelte eerst een vinger en na drie weken het verband gedragen te hebben , geen pijpsteel toeliet , bevestigt zulks volkomen. Dat ondertusschen zelfs de verst van elkander verwijderde liazelippen zich zonder voorafgaand verband laten genezen is even zeker. Bij de meeste kinderen is het geregeld aanleggen van zulk een verband onmogelijk , bij velen verbaast moeije- lijk» Bij volwassenen zie ik er geheel geene nut- tigheid in , even min bij de hazelip , als bij het wegnemen van kankerachüge lipgezwellen, waarbij Van der haak hetzelfde verband anders ook aai- raadt, ja zoo , dat hij verklaart, gedurende twin- tig jaren, nimmer, zelfs éenen der ligtste liaze- lippen of groote kankergezwellen der lippen geopereerd te hebben , zonder altoos voor eenige dagen of weken dit voorbereidend verband te doen voorafgaan. Bij de ligtste hazemonden is hetzelve volstrekt overtollig , bij kankerachtige lip- gezwellen van eenig aanbelang (want bij kleinen is het ook onnut) veroorzaakt het naar mijn inzien eene nadeelige drukking." „ Nimmer geloove ik ook dat dit verband zoo
vele nuttigheid, in wat geval ook, kan hebben, dat men veilig het gebruik van naalden en omge- wondene hechting achterwege laten kan, en op de draadhechting vertrouwen, vooral bij kleine kin- deren , die veel schreeuwen/' Twee der bovengemelde hazenlippen, waren en~
. én*
|
|||||
— 8ο —
|
|||||
helvoudige, de overige vier waren zamengestelden ?
■waarvan één enkeld, de anderen dubbeld waren. Omtrent den oorsprong of wording van de ha-
zelippen heeft onlangs Dr. NiCATI, door den Hoogleeraar vrolik voornamelijk voorgelicht, niet onbelangrijke stellingen medegedeeld (*), die wij ons meenen te herinneren ook van den onsterfe- lijken brugmans gehoord ie hebben. Gemelde verklaring is voornamelijk gegrond op
het aanzijn van tusschen-boven-haahs-beenderen of snijtands beenderen (ossa intermaxillaria seu insiciva) bij den mensch, wier bestaan bij den- zelven veelal ontkend is geworden, ook door mij- nen Vader (-f-). Goethe heeft nogtans voorna- melijk hun aanwezen betoogd en het is niet zeer moeijelijk bij een naauwkeurig onderzoek van menschenhoofden zich van de'sporen van des- zeifs achterste grenzen te overtuigen Bij de meeste koppen viud ik met nioati en anderen zeer duidelijk den achtersten naad, door denwelken deze beentjes met de verheaielte-beenen worden veree- iiigd: bij sommigen zijn zelfs de naden welke van de evengenoemde naar voren loopen goed te on- derscheiden 5 doch bij geen één zie ik duidelijk een'naad van den neusvleugel naar de tandkas loo- pen , hoewel over deszeifs aanzijn in een omstreeks éénjarig kind twijfelende. In een kopje met een ha-
- ' (*) Zie Specimen Anat. Pathol. inaug. de Labii Uporini
congeniti natura et origine: auct. c. kicati (Traj. ad Rlieit. et Amst. 8vo. 1822.) \f) Zie Oratio de meritis Petri Camperi etc. Amst. dl.p. Si.
|
|||||
- 8ι -
|
|||||
hazemond vind ik het geheel ter linker zijde veel
duidelijker aanwezig (*). Maar , wat hier meer in aanmerking komt, is , dat AUTENRIETH en ande- ren bij vruchten van 116 en 121 dagen de snij» tandsbeenen duidelijk afgezonderd van de boven» kaaksbeeaen vonden. Wanneer men voorts tot nog jonger vruchten opklimt en zeker ontwaart, dat in den beginne nog grootere scheiding plaats heeft en zelfs neus- en mondholte als in één ge- vloeid voorkomen: en dat deze eerst naderhand door ontwikkeling mede der snij tandsbeenen ge- scheiden worden : dat eindelijk eerst na het vor- men des beens de zachte deelen zich vormen, althans schikken: dan is het niet moeijelijk den oorsprong der hazelippen te vinden in eene onna- tuurlijke of belette ontwikkeling dier zelfde bee- nen. Weshalve tïicati teregt stelt, dat „ de ,, oorzaak van de hazelip en deszelfs complicatiën ,, te zoeken is in het ontbreken van ceue natuur»» „ lijke vereeniging tusschen de snij tandsbeenen, „ waarbij zich dikwijls een gebrek van verband „ langs
■(*) Het niet aanwezig zijn en vergroeijen der nadenl van
deze beentjes bij den mensch kan ook niet wel aangevoerd worden 5 al» een bewijs dat deze beentjes niet bestonden. In. een' paardekop b. v. zie ik de ossa inlermax., nasi et maxill. sup. in één gegroeid: bij een hond en aap geen afzonderlijke intermax. · bij een oude das geen liet minste spoor daarvan : enz. Be Brcïdijpus trldactijtus heeft volgens vam der HOEyiMS opmerking ook ossa intermaxillaria hoewel anderen dit ont- kennen. Ik kan dezelve niet duidelijk onderscheiden. Zie ElcATi. variis Loc. F
|
|||||
_ 82 —
|
|||||
,, lanps het' gehele vei hemel te-deel der boven-
,, -kaaksbeetideren en de verhemeltebeenderen zelve ,, voegt." Vandaar kan men afleiden waarom zoo dikwijls dubbelde hazemonden voorkomen ; van- daar dat bij de enkelden de spleet allerzeldzaamst in het midden der lip is , doch meest omstreeks onder een der neusvleugels; vandaar dat ingevalle de spieet in het midden is , een e scheiding lusschen de twee snijtands-beenen plaats heeft en eigenlijk niet tusschen de bovenkaaksbeenen. Bij'de bovengemelde dubbelde hazelippen (p. 23)
veroorzaakten dus bij twee der gevallen de snij- tandsbeenen ■eenigë moeite bij de genezing, ja zelfs waren bij het oudere kind dezelve met twee tanden zoo vooruitstekende, dat zij weggenomen, moesten worden. Men verkreeg hierdoor wel een grooter opening en een beenwonde, doch alles schikte zich zonder toevallen, wordende het kind volkomen genezen. ' De geleerde carus (en waarschijnlijk ook ande-
ren) raadt eveneens het wegnemen van zoodanig voor de vereeniging hinderlijk middelstuk aan en komt in zijn gevoelen nopens het ontstaan der hazelip met bovenvermelde verklaring overeen. Hij ziegt namelijk (*): „Voornamelijk die plaats, waar ,', het os intermaxillare zich met de ossa max. „ sup. verbindt , vertoont zich niet zelden onvol- „ komen vereenigd, en wel of alleen in de huid , j, waar—
'('*) Zie : Zeltrhuch der Gynokohgie. II Th s. 6o4 § l65g.:
{Leifz. 1820). Verg. § 672. s. 22. |
|||||
s, waarbij de wanstalligheid den naam van hazelipy
5, welke of enkelvoudig of dubbeld is, bekomt, „ of ook in het been, wanneer men dezelve s)Wolfsmond noemt. · · . Somtijds kan het overi- „ gens bij de wolfswond niet vermeden -worden , ,, het deel des tusschenkaakbeens, hetwelk te ver ,, vooruitsteekt en de vereeniging der bovenlip „verhindert weg te nemen." Hetzelfde gevoelen meenen wij ook elders (*)■ bij dien kundigen schrij- ver te kunnen opmaken, wanneer hij zegt: „In „ de Vledermuis (vesP. murinus) vind ik beide „ zijdeelen des tusschenkaakbeens altijd van een „ verwijderd, en de mond- en neusholte niet door „ beerven gescheiden. Hierdoor komt de vorm des ,, bovenkaaks tot stand , welke geheel met de zoo- „ genaamde wolfsmond of bovenkaaksspleet der ,. misgeboorten van den mensch overeenkomt*'* 77 O
De voortreffelijke ê. Á. rudolpht zegt omtrent
bovengemeld onderwerp het volgende, in de hoofd- zaak met dezelfde verklaring overeenkomende* doch niet in bijzonderheden gaande, ,,De been- „stukjes, welke met de tusschenkaaksbeenen. „ (osva intermax. s. incis.} vergeleken moeten. ,, worden, blijven somtijds tot in de vierde maand bij de menschelijke vrucht afgescheiden bestaan.
,, Dik-
(*) Zie Lehrbuch der ZoStomie, s. é·â, § 2S4. (Leipz,.
1818). Alwaar door het volgend zeggen, het bestaan van snij- tandsbeenen wordt aangenomen : Uebrigens bildei der Zwi- scherikiefer in heinem Saugthier eine spinet nasalis, .welche 'dagegen schon im Menschlichen Fötus sehr deutlich ist. F 2
|
||||
— 84 —
|
|||||
„ Dikwerf komt een spoor of teeken van dezelve
,, als naad acliter de snijtanden voor. Somtijds ,, ontwikkelen zij zich tegennatuurlijk, en vormen ,, daardoor de dubbelde hazelip; docli heb ik dan j, in het vooruitspringend beenstukje tot nog toe „ maar één snijtand aan elke zijde gevonden. Men ,, vindt reeds een spoor van de kennis der snijtand j, beentjes in rob. nesbitt's Osteogenie {^ΒΊ))." (*) De bovengemelde waarneming, bij welke ook twee snijtanden ontwikkeld waren strekt waarschijnlijk ter bevestiging van rüdolphi's bevinding. En om nog ééne getuigenis nopens het bestaan
der beentjes, waarover wij handelen, bij te bren- gen van eenen man , wiens bevoegdheid in dezen niemand zal tegenspreken, van een' man, wiens veelvuldige eigene ervaring en nasporing genoeg bekend zijn, van joh. FRIED. meckei,. Aldus laat hij zich naauwkeurig uit: ,, Volgens portal ,, ontwikkelt zich het bovenkaaksbeen uit meerdere ,, beenstukken, van welke er zich in het ligchaam „ één vormt onder de oogkuilgaten, een ander 5, in den grond van den oogkuil, een derde in „ het neusuitwas, twee of drie in het verhemeltes ,, uitwas.'* , ,, Ik vind hetzelve bij de meeste vruchten van
„drie maanden uit drie deelen bestaan, van wei- ,, ke het voorste dat gedeelte van het verhemeltes f) uitwas en tandkas uitwas, hetwelk voor het » ver-:
(*) Zie HTJDOI.PHI Grundrisz der Physiologie, I. Bd. i. 3<v
§ 3o. Anm. 2, (Benin 1821). - |
|||||
- 85 —
5) verhemeltes-kanaal geplaatst is , en het neusuit-
„ was bevat: het middelste het ligchaam en het „ middelste deel des verhemeltes uitwas: en het ,, derde, het achterste gedeelte van het verhemel- „ te uitwas. Het verhemelteskanaal, hetwelk „ hier nog slechts een gat {foramen incisivum. „ s. palatinum anterius') is, schijnt geweldig „ groot. De binnen-, boven- en achterwand van „ het ligchaam zijn nog in het geheel niet ge- ,y vormd. Hier is dus het voorste gedeelte van. ,, het achterste afgescheiden, er bevindt zich een „ waar tussclienkaahsbeen, eene hoogstmerkwaar- „ dige overeenkomst met den normalen toestand ,, van alle onder den mensch staande dieren. Ook „ wanneer beide niet meer volmaakt van elkander" ,, gescheiden zijn, loopt nog bij den rijpen vrucht ,f en. later het spoor van scheiding niet alleen veel ,, breeder, maar ook veel langer Sangs het verhe- ,, meltens deel voort, zoodat hetzelve ook door de „ geheele breedte van de hovenvlakte henengaat. ,, Hetzelve blijft dikwijls zelfs hier nog niet steken , ,, maar loopt vandaar naar boven, en scheidt een ,, deel van de binnenste oppervlakte des ligchaams, ,, als een innerlijk , dun blaadje , hetwelk slechts ,, tegen het buitenste aanligt, af. Buitendien ,, loopt er een tak van deze bovenste spouwing „ naar achteren en gaat achter de traankuilen door j, de opperkaaksholten naar de voorste vlakte des ,, ligchaams, waar dezelve met de wijde onder- „ oogkuüsche spleten in het onderoogkuilsehe gat s, in een vloeit. Zwakke spaoren hiervan vindt • 'F 3 „ men |
||||
— 86 —
5, men ook bij volwassenen. Verschijnselen, die
„in zoo verre gewigtig zijn, als zij van eene, in j, de vroegere levensperioden sterkere afzondering 3, van het snijtanddêel als tus schenk aak sbeen (os 3, incis. s. intermax.) van het overige, ook bij s, den mensch, bewijzen opleveren. Altijd vindt ,, men ook bij jonge vruchten dien binnensten tak ,, der spouwing aan de onderste vlakte van het }, verhenieltensdeel , en deze , als ook de wegens op— j, gespletene bovenkaken van volwassene vruchten 3, gemaakte waarnemingen schijnen te bewijzen , dat 3, vroeger voor eiken snijtand zich een afzonderlijk 3j beenstuk aanwezig bevindt." (*) Doch ook na het aannemen van bovengemelde
verklaring blijven nog gewigtige vraagstukken ter beantwoording over : b. v. waarom bij dieren , die zoo duidelijk, zelfs na de geboorte een' geruimen tijd, afzonderlijke snijlandsbeenen hebben, zoo zeldzaam hazemonden voorkomen ? Welke de reden wel mag zijn, waarom bij den mensch in de meeste (in de natuurlijkste) gevallen deze beentjes volkomen met de bovenkaaksbeenen vergroei] en r in velen alleen den achtersten naad overlatende en waarom de vergroeijing zoo schielijk plaats heeft? enz. Deze vragen vind ik bij de Natuurkundigen, mij bekend, niet volkomen beantwoord, hoe wel ik niet geheel wanhope, dat door een vergelijkend onderzoek van alle dierklassen, met in aehtneming van de omstandigheden waarin zij leven en bovenal van
(*) Zie joh. Pr. MECREL , Handbuck der menschlichert. Ang,-».
Umie, II. Bd. p, i3o. § 586. {Halle md Berlin. 1816.) |
||||
-&.-.
|
|||||
van hunne tandontwïkkeling, die vragen zullen kurn-
nen opgelost worden. Altans zoo komt het mij voor. De Hoogleeraar bakker . in zijne uitmuntende wederlegging van doornik (*), laat zich, na over de twijfeling der Geleerden omtrent dit been bij den mensch te hebben gesproken, aldus ten slotte uit: „ Deze beenderen zijn aan alle zoogdieren en aan „ deze alleen eigen,, ofschoon derzelver zamenvoe- ,, ging , gelijk de andere naden van het hoofd, wel- „ eens uitgewischt wordt; en dat zij bij den mensch ,, (indien zij namelijk bestendig in dè vrucht aan- ,, wezig zijn,) misschien tot hetzelfde oogmerk „ kunnen dienen, als b. voorb. de eindstukken „ (epiphyses) der lange beenderen en de voorhoofds- ,, naad, tot den groei namelijk, en in dit geval ,, wel tot den allereersten groei : of hetgene ik j, voor waarschijnlijker houde, dat met dezen „ naad niet anders bedoeld wordt, dan het be~ 3, houd der analogie of éénheid van vorm, welke, ,, in vele andere opzigten, het menschelijk lig— „ chaam zelfs met dat der meest afwijkende gé» ,, wervelde dieren gemeen heeft. Ook behoort ,, het voortduren van dezen vlakken naad (nam. ,, de genoemde achterste , door vicq d'azyr une ,,felure geheeten) tot de zeldzame gevallen (?); ,j immers tegen de 2 hoofden, waarin josei'Hï zegt
(*) Zie Natuur- en Geschiedkundig Onderzoel· aangaande
den oorsprontelijlen. stam van het menscheliji geslacht: door G. BAKKER. {Haarl. Bohn 1810.) p- 9^, en dé aldaar aange- haalde: vergel. pag. 144 en i/jS. ■ F' 4
|
|||||
<— 88 —
5, zegt dezelve duidelijk te kunnen aanwijzen,
,, kan men ioo andere stellen, waar zij ont- „ breekt; en indien de meerderheid ooit ten regel „ strekken kan, zoo is dezelve in geen geval van 5, eene meer volstrekte toepassing, dan in het ,, vaststellen van de wetten der Natuur.'' — Nog- tans vinden wij geene genoegzame reden aangevoerd , om derzelver bestaan ronduit te ontkennen. (*) $ io.
Hoewel niet in die mate, als te voren, gelooven wij dat ook nu nog menige beenbreuk en ontwrich- ting verkeerd en altans onbedachtzaam behandeld wordt. Ook nu nog mag men de woorden van mijnen Vader in 1798 uitgesproken wel herinne- ren: ,,De mensch door uitwendige zoowel als in- wendige gebreken aangetast en deerlijk geteisterd , stelt zich uit een verlangen naar herstelling, gelijk aan een' gierigaard uit begeerte naar geld, niet zelden onbezonnen in de waagschaal 3 gelijk be- driegers den vrek soms opligten, zoo worden on- gelukkige lijders door onbeschaamde Kwakzalvers om den tuin geleid en de ongegrondste stellingen worden dikwijls greetig aangenomen, blindelings geloofd, terwijl niets den afgedwaalden terug kan brengen, dan verlies en te leurstelling. Onder alle gebreken intusschen, welke den huip van den Bandarts vorderen , is er veelligt geen waarop het ge-
(*) Cartjs telt onder de oorzaten der hazemond nog de
inbeelding {das Versehen~) der moeder. Zijn voorbeeld Jconit ons evenwel geenzins beslissend voor. Zie: zur Lehre vón Schwang· «· Geb, ëfc. X Abth, (Leipz. 1822) VI-, 5. 226. |
||||
~89-
|
|||||
gezegde meer toepasselijk is , dan op beenbreuken
en ontwrichtingen." enz. Het is ons oogmerk niet bier over de verschil-
lende soorten van beenbreuken en derzelver be- handeling te spreken; ook zijn de gevallen boven uitvoerig genoeg medegedeeld , dan dat wij in vele uitbreidingen behoeven te treden. Eene beenbreuk van het elleboogsuitsteeksel
werd in een uitgestrekte houding genezen. Hier- over zijn het de Heelkundigen ook nu nog niet eens. Men weet dat de groote P. CAMPER de be- handeling van dit ongemak in eene halfgebogene houding heeft aanbevolen. DesAult daarentegen bezigde eene uitgestrekte met vela anderen. Roux geeft aan camper's manier de voorkeur, zeggen- de (*) : » campers methode is verkieselijker, welke 5, hierin bestaat, dat de voorarm ia éene halve ,, bogt met de arm gebragt wordt , en weldra be- ,y wegingen van allengskens grooteren omvang be- „ proefd worden, in plaats van deze beide deelen „ geheel uit te strekken en zoo , gedurende den. „ geheelen tijd , welke ter hereeniging des elle- „ boogsuitsteeksels noodig is, volkomen onbewege- ,, lijk te houden. Zelfs wanneer volgens de mé- „ ihode van camper het geval gebeurt, dat door „ de verlenging van dit uitsteeksel de voorarm „ niet
(*) Zie Parallele etc. s. is5 en 126. — Opmerkenswaardig
is ROTJX's oordeel over de mogelijke genezing der breuk van liet dijbeenslioofd binnen het ligamentum capsulare, J. ia8 en 129. F 5
|
|||||
i— 90 .—.
|
|||||
„ niet meer zoo sterk en volkomen uitgestoken
„ kan worden, als voorhenen , dan kan dit nog „ niet als een nadeel worden aangemerkt. De „ wezenlijke beweging der articulatie des elle- „ hoogs, ten gebruike des bovensten ledemaats , „ is de buiging. Eene volkomene uitstrekking des „ voorarms van de hovenarm is zeker onnut. Men „ bevindt zelfs dat deze bij vele zeer gespierde 55 personen natuurlijk niet volkomen is , enz.'' Doch wij zien niet geheel en al in , waarom bij eene gepaste uitstrekking de beweging der articu- latie meer zoude verloren gaan, dan bij dergelijke behandeling van het zetten van gewrichten, enz. — Immers zal door gepaste oefening na de herstelde breuk de gewrichtsbeweging genoegzaam terugkeren. Ook verschilt fb.ob.iep in gevoelens van roux , zeggende : „ Ik kan niet geheel overeenstemmen „ met hetgeen de Schrijver over de behandeling „ der breuk van het elleboogsuitsteeksel zegt. ,, Wanneer ook het afgebroken elleboogsuitsteeksel j, zich niet volkomen weder aansluit, wanneer zich „ ook altijd een ligamenteuse tusschenzelfstandig,- j, heid vormt, dan moet toch de behandeling 5, daarhenen strekken,om de vorige vorm zoo veel „ mogelijk te herstellen. Dewijl nu de venvijde- ,, ring des uitsteeksels van het been bij een gebo- j, gen ellehoogsgewricht altijd grooter zijn moet dan ,, bij eene uitgestrekte, zoo moet ook de tusschen- 3j zelfstandigheid in het eerste geval altijd grooter ,, zijn*
(*) Zie Paralkle etc. Varerinngrung, s, VI. |
|||||
— ^l _
|
|||||
jj zijn, dan in het laatste en daarom zoude ik al-
jj tijd eene manier, waar men de vereeniging bij „ een uitgestrekte houding geschieden laat, voor- „ trekken boven die , waarbij de arm gedurende „ het zamengroeijen gebogen wordt gehouden." Het oordeel van anderen over dit punt verder
na te gaan is thans onze zaak niet. Dat bij de verbreking van een der halswervelen
door de drukking op het ruggemerg en de daar- uit voortspruitende zenuwen eene verlamming ont- stond van alles wat beneden die breuk was, en ongevoeligheid , is gemakkelijk verklaarbaar. Toch ziet men ook uit dit geval dat het ruggemerg een' zekeren graad van drukking gedurende een' gerui- men tijd kan ondergaan, zonder dat daarmede overigens zenuwtoevallen verzeld gaan, of eene plotselinge dood volgt. Trouwens men heeft daar- van meerdere voorbeelden, die toch ten opzigte der omstandigheden en plaats der kwetsing aan- merkelijk verschillen, eveneens als het omtrent de beleedigingen des hersengestels gelegen is. Zoo had b. v. iemand eene beenbreuk der η, 8 en 9° ruggewervel en wel zoo, dat de processus spiaosi afgebroken zijnde, eene drukking op het rugge- merg veroorzaakte. Hierop volgde volledige ver- lamming der onderste ledematen, zoowel ten op- zigte des gevoels , als der beweging. Zeer opmer- kelijk was in dit geval , dat noch koude noch hitte eenigê gevoelige aandoening te weeg bragten , dewijl men vele malen waarneemt, dat in deze gevallen de temperatuurs-verandering een ziekelijk ge-
|
|||||
— 92
|
|||||
gevoel veroorzaakt, ook dan wanneer alle andere
prikkels onwerkzaam zijn. Cline maakte eene lengtesneed: nam twee processus spinosi en een stuk der derde weg, zoodat alle drukking ophield. Dewijl de bovenste dezer wervels verplaatst was en naar voren drukte, werden de processus trans- versi siukswtjze aan eiken kant weggezaagd, doch vergeefs zocht men den wervel te herplaatsen, de- wijl de spierbeenen van het diaphragma en de psods de dislocatie gestadig weder veroorzaakten. De lamheid duurde voort, de lijder werd zwakker en stierf op den igi*5" dag. Het ruggemerg was vol- komen doorgescheurd. (*) — Dr. J. l.CASpkb. heeft over de kwetsingen des ruggemergs onlangs een niet onbelangrijk betoog gegeven, waaruit wij het volgende ter kennisse van den Nederlander bren- gen, (f) De Schrijvers, zoowel oudere als nieuwere,
spreken verschillend en meermalen twijfelachtig over de doodelijkheid der beleedigingen van het rug- gemerg. HiPFOCBATES verklaarde de wonden van het ruggemerg in het algemeen voor doodelijk. De overigen beoordeelen de absolute doodelijkheid voornamelijk ï.J naar de plaats der aangebragte wonde : 2.) naar de strekking van dezelve : 3.) naar de
(*) Zie Götting. gelehrte Ameïgen , i8a3. 5 stück. s. 497.
(t) Zie JJeher die Verletzungen des Ruckenmarkes in
Hinsicht au/ ihr Lethalitüls-Verhaltniss, Aus kust Maga- ■ύη fixr die gesammte fleilkuride besonders abgedrait, (Burlin. i8a3 8vo.) |
|||||
~Φ-
|
|||||
de meerdere of mindere diepte. Latende anderen
ons in het onzekere of lettende op de gevolgen. Tot de eersten behooren b. v. galenus, manget, HEBENSTREIT , HEISTER, PLOUCQUET , RICHTER ,
METZGER, enz. Zij komen in het algemeen daarin
overeen, dat de beleedigingen des ruggemergs dés te doodelijker zijn, naaf mate zij nader aan de her- senen en de medulla ablongata geschieden. Dui- delijk laat zich onder anderen heister uit;" de wonden des ruggemergs even als zij overal hoogst gevaarlijk zijn, zoo zijn zij aan den hals het gevaar- lijkst en altijd doodelijk. „ En ploucquet '." In- dien het ruggemerg nabij de hersenen, waar het- zelve in de halswervelen bevat is , op eenige wijze beleedigd of gedrukt wordt, het zij door een bele- digend werktuig, het zij door van de wervelen afge- scheurde stukken , het zij door uitgevaat bloed, het zij door ontwrichte wervelen, pleeg de dood plotseling· en onvermijdelijh te volgen." Tot de tweede meeuing behooren bohn, VA-
lentin, alberti, enz, Bohn verklaart b. v. j, de wonden des ruggemergs aan het bovenst gedeelte, doch bijzonder de dwarse onvoor- waardelijk doodelijk/" En alberti: „De dwars aangebragte zijn vooral doodelijk: doch kleinere dergelijke wonden , voornamelijk meer in de lengte gemaakte, dan dwarse zijn niet absolut doodelijk." Het derde gevoelen was boerhaave toegedaan,
en teichmeyer: houdende de diepe wonden des rug-
|
|||||
i— 94 —
|
|||||
ruggemergs, vooral ook boven aan, tot de absolut
doodelijke. Haixeb. laat ons in het onzekere door te zeg-
gen , dat zijne proeven op katten, honden, enz. leerden, dat de wonden des ruggemergs niet zoo geheel doodelijk waren. Waarmede "ARNEBïann's uitspraak in dezen overeenstemt, wan- neer uit zijne proeven blijkt, dat de ruggemergs- wonden, niét regtstreeks tot de snel doodende bebooren. Hetwelk altans voor den Regter geene beslissing oplevert. Boyer en andere Franschen behoort tot de geene, welke de verlamming bij de beleediging des ruggemergs ontstaande, niet voor zich, maar door hare gevolgen dikwijls, al is het ook eerst laat, doodelijk houden. Nadat casper de beleediging des ruggemergs
naauwkeuriger, dan dit in de voorkomende geval len altijd kan onderscheiden worden, gedeeld heeft in die door wonden (gcstokene, gehouwene, ge- schot ene en vergïjtigewonden) en door drukking (bij ontwrichting en breuken van wervelen : bij het indringen van vreemde ligchamen: bij ophooping en uitstorting van stoffen,) en door schudding, verklaart hij zich bepaaldelijk over de doodelijk- heid van elk derzelve. Dit alles hier uitvoerig mede te deelen leidt buiten ons bestek. Wij geven daarom nog de slotsom van dat onderzoek en enkele daadzaken, die voor dezelve strijden, r „ Onder de beleedigingen, aan de \velke het „ rüggemerg blootgesteld is, ^ijn Ah-
|
|||||
-95-
|
||||||||||||||||||
Niet ahsolut doodelijl·.
Gestokene wonden aan
het beneden deel. (Voor- namelijk beneden de gae rugwervel, blijvende dan de werking van het hart, longen, lever en maag ongestoord.) Gehouwene wonden
aan het benedendeel. |
||||||||||||||||||
Ahsolut chodeUjk.
Gestokene wonden aan
het bovendeel. |
||||||||||||||||||
Gehouwene wonden
aan het bovendeel. Scheiding des geheels
(Continuitatstrennun- gen.') van de geheel e ruggestrengj en daar- om ook Geheel doordringende
geschotene wonden. Ware ontwrichting
der halswervels. ( |
||||||||||||||||||
Ware ontwrichting
der borst- en lenden- wervelen. Ware breuk der
borst- en lendenwerve— len. Breuken van de doren-
wijze uitsteekselen der wervelen. Schudding.
Voor
|
||||||||||||||||||
Ware breuk
halswervelen. |
der
|
|||||||||||||||||
, Uitgestorte vloeistof-
fen in het ruggegraads- hol. |
||||||||||||||||||
/
|
||||||||||||||||||
96 -
|
|||||
Voor de eerste stelling pleit een bijzonder geval
door FEHREiN medegedeeld. Een soldaat ontving een steek met een' degen , welke in het onderst gedeelte van het ruggemerg doordrong. Hij was, binnen korten tijd oogenschijnlijk geheeld en ging naar zijn regement terug; doch klaagde nog altijd over hevige pijn in de voormalige wonde én ging met moeite. Na vele jaren bekwam hij scorbut, genas in vier weken tijds, maar de plaatselijke pijn was sterker dan te voren. Bij naauwkeuriger onder- zoek bevond men nu een gezwel, met vochtgolving aan de i2ae ruggewervel. Het werd doorgesneden, waarop een wijnkelkje vol bloederige weij uitvloei- de en het einde van den degen, twee duimen lang zich vertoonde. Er volgden convulsies en onwil- lekeurige ontlastingen , toen men de degenspits uit- nam , en na 56 uren stierf de man , welke tien jaren deze groote gestokene wonde behield, welke diep in het ruggemerg gedrongen was. — Tulp verhaalt daarentegen van eenen man, die een' steek aan hét bovendeel des ruggenmergs kreeg en dade- lijk dood ter aarde viel. — Andere voorbeelden bevestigen mede beide stellingen. ■ Bij gehouwene en gesnedene wonden heeft de- zelfde regelmaat plaats als bij gestokene, doch meestal heeft bij dezen grooter uitstorting van bloed plaats , vvegens de kwetsing der vaten. Uit' boven vermeld geval van cline blijkt , even als uit die van peattner , desault, hayward , enz. dat volkomene afscheuring (solutio conlinui com· ■plekt) des ruggemergs immer absolut doodelijk is , hoe-
|
|||||
—' 97 —
|
|||||
hoewel geenszins plotseling. Geschotene wonden
zijn in het onderhavige deel immer van de gevaar- lijkste, dewijl door dezelve niet slechts afscheu- ring, of verwonding, maar tevens verbrijzeling van beeiwelfslandigheid, verspreiding van splinters, bloedstorting enz. plaats grijpen. Alleropmerkenswaardigst is het geval door DE-
SAULT verhaald, dewijl de lijder geene teekenen. van verlamming vertoond heeft. Hetzelve betrof eenen soldaat , welke in 1792 in het Hotel-Oieu behandeld werd. Hij had eene de borst doorgaan- de geschotene wonde,, met teekenen van bloedstor- ting 5 de dood volgde na 26 uren. De kogel was regis tusschen de 8ste en c/e rib doorgedrongen, en door de onderste lob der regter long gegaan, had voorts de regter zijde van het ligchaam des 10den ruggewervels doorboord, aldaar het ruggemerg geheel verdeeld en was toen in de linker borst gedrongen. Het is nog een twistgeding tusschen groole
Heelkundigen of en in hoe Verre ontwrichtingen, der wervels mogelijk zijn en dus voorkomen. Na waarnemingen en redeneringen aan weerskanten opgeteld te hebben, besluit gaspar , zoo wij mee· nen te regt, dat zuivere en volkomene ontwrichting der wervels in het algemeen mogelijk is , dat ^de- zelve meermalen aan de halswervelen, dan aan de rug- en lendewervels plaats heeft, dat ook eene ontwrichting van den kop en den atlas mogelijk is. — Van> de veelvuldige gevallen door caspar nage- spoord en beoordeeld, zullen wij geene bijzondere G me-
|
|||||
~9δ-
|
|||||
mededeelen ^ doch alleen herinneren dat de boven
(bl. g5.) vermelde gevolgen juist zijn, en dat het oor- deel over eene al of niet aanwezige , over eene vol- komene of onvolkomens wervel-ontwrichting immer nog hare moeijelijkheden behoudt. Men dient hierover dien Schrijver zelve na te lezen. De kortheid van eiken wervel op zich zei ven be-
schouwd , de hewegelijkheid van hunne geheele ver*· binding tot ééne kolom , en van die met de ribben zijn oorzaak dat, in evenredigheid van eenig aange- bragt geweld, toch weinige beenbreuken der spina vertebralis voorkomen. En uit die zelfde structuur volgt, zoo als ook de ondervinding bewijst , dat de bewegelijkheid in de lendenen de geringste zijnde, daar de meeste breuken voorkomen. Nogtans zijn deze beenbreuken door dezelfde oorzaken , als alle andere, mogelijk, en ontstaan niet meerendeels, zoo als bell beweerde, alleen door schieten, of bij gescho- tene wonden. De Schrijvers houden zeer algemeen de wervelbeen-breuken voor volkomen doodelijk, dewijl door dezelve eene vemaauwing van het rug- kanaal , drukking, steking, bloeding, enz. ont- staan en geen vooruitzigt op genezing der breuk aanwezig is. Onder de uitmuntende verzameling- van zieke beenen van hoyius te Amsterdam, door den beroemden bonn beschreven, is geen voorbeeld van genezene wervelbeenhreuk aanwezig , evenmin als in de beschrijving van 5oo gebrokene en weder ge- heelde beenderen door sommering > noch in de rijke verzameling van het Berlijn's Museum. Maar in het kabinet van den onsterfelijken CAMPER, (thans te
|
|||||
- 99 -
|
|||||
ie Groningen aanwezig,) is een lendewervel van
eenen man, welke zich in een aanval van razernij uit een venster, twee verdiepingen hoog , wierp , lam werd, doch in een jaar genezen was. Men bespeurt de voormalige breuk aan dèn wervel, zegt camper. (*) Uit dit geval niet alleen, maar ook uit de zoodanige, waarin verlamming der onderste ledematen overbleef, blijkt, dat eene breuk der lendevvervelen niet voor volstrekt doodelijk kan ge- houden worden. Meermalen doodelijk is die der borstwervelen. Volkomen doodelijk die van den hals. Zoodanige uitstorting van vochten, op welk eene wijze ook ontstaan, waardoor het ruggemerg ge- drukt wordt, heeft den dood vroeger of later ten gevolge , zoo als de menigvuldige -waarnemingen der Geleerden bewijzen. Doodelijk zal dus derge-; lijke uitstorting blijven zoo lang de Chirurgie geene veilige operatie en verdere behandeling heeft opge- leverd, waardoor het drukkend vocht ontlast kan worden , even als ten opzigte des hersèngestels door de trepanatie. Caspek. deelt ten opzigte van de mogelijkheid eener operatie aan dit deel een opmer- kelijk berigt van Prof. WAGNEB mede. » In het Thomas-hospitaal te Londen, zag ik door den Hr. tyWJEL eene gewigtige operatie verrigten. Bij eenen man, welke voor twee dagen door een he- vige» slag in den rug getroffen en na dien tijd aan de benedenste ledematen verlamd was, opende hij de ruggemergsholte om het ruggemerg van de ver-
CO Zie: Prix de Γ Academie de Chirurg, Tom, V, p. 828. G2 |
|||||
— 100 —
|
|||||
vermoedelijke drukking te bevrijden. In den om-
trek van den ondersten ruggewervel werd de rugge- graad ontbloot, en gedeeltelijk met eene soort van irephine , gedeeltelijk met eene kettingzaag en eene soort van korte zaag de bogen van twee rugwervelen (ik meende van de iid,!n en I2dcn,) weggenomen. De eene zoude neergedrukt , de andere uitgedreven ge. weest zijn. Den derden dag na de operatie bevond zich de lijder nog zeer wel en bekende meer gevoel in de onderste ledematen te hebben.5' — Hierbij voegt hij nog het geval van cline door ons boven reeds medegedeeld, —- Onder de mogelijkheden ter genezing van uitge-
storte vochten bestaat nog de wederopneming of opslorping van dat vocht: hoedanig eene werking Bien in het hersengestel waarneemt. Het komt ons voor, dat dit alleen plaats grijpt omtrent kleine uitstortingen , welke op zich zelve reeds minder ge- vaarlijk zijn en langer verdragen worden ; daaren- boven , dat dit niet geschiedt, dan bij zuivere uit- stortingen door inwendige oorzaken voornamelijk ontstaan, zonder uitwendige meer aanmerkelijke be- leedigingen. — Wanneer ook eene drukking lang- zaam ontstaat, wordt dezelve veel langer en met minder gevaar verdragen , zoo als theorie en on- dervinding beide leeren. De schudding (Erschütterung) des ruggemergs is
somtijds doodelijk geweest, veeltijds niet. Doch hier hangt zeer veel van de zuiverheid der schud- ding zelve af, d. i. of deze met andere beleedigin- gen verbonden zij of niet^ |
|||||
£— iOl ■—i
|
|||||
En hiermede eindigen wij dezen Regts-Geneees-
kundigen uitstap, die wij niet onnut achten, de- wijl in ons vaderland aan die wetenschap niet al~ gemeen gedacht wordt, althans weinig daarover geschreven. Het ware wenschelijk, dat ervarene en door langdurige ondervinding geoefende manüei' hunne waarnemingen omtrent dien tak van weten- schap wereldkundig maakten. — Het komt ons Oor dat de nieuwste proeven over het ruggemerg mede van waarde zijn voor de Regts-geneeskundige be- oordeeling in opgemelde gevallen , en dat het der moeite waardig zoude zijn dezelve te vergelijken en toe te passen. Aldus vragen wij onder anderen of de opmerkingen van den schranderen MAGENDIE te dezen opzigte niet behooren in overweging ge- nomen te worden. Immers deze Geleerde leert door uitmuntende proeven , dat van de twee rijen (ordres de racines) van wortels der zenuwen, welke uit het ruggemerg ontspruiten en naar het ligchaam en de ledematen gaan, de voorste rij bestemd is voor de verrigting der beweging , ter- wijl de achterste alleen aan het gevoel is toegewijd. Indien men de eerste doorsnijdt, dan verliest het dier alle beweging, maar het behoudt ongelvit het gevoel: en omgekeerd. De oudere Anatomisten kwamen natuurlijk niet tot de waarneming dezer onderscheiding , dewijl zij op de zenuwbundels letteden, welke ontspruiten uit de vereenigiug der wortels. Magendie zag zijne proeven door een pathologisch geval bevestigd. Iemand had geduren- de verscheiden jaren de beweging aan beide armen G 3 ver* |
|||||
— 102 ~
|
|||||
verloren j maar eene levendige gevoeligheid in die
deelen behouden. Hij stierf en bij het onderzoek van het lijk bevond men de achterste wortels in een' volledigen staat aanwezig , terwijl de voorste blijkbaar veranderd (altérées) waren, hun merg» stof verloren hadden en terug gebragt waren tot bun vliezig omkleedsel. . Daar voorts zoowel de gevoeligheid, als de hewe-
gelijkheid opgeheven worden na de scheiding der zenuwen van het ruggemerg, zoo als bekend is, ■Was het van gewigt om na te gaan of ook bet rug- gemerg zelve in twee deelen gedeeld is, het eene voor de beweging, het andere Voor het gevoel. Magenbie heeft bevonden, dat dezelve gevormd is van twee nevens elkander gelegene koorden (com- me Jormée de deux cordons juxta-posés), en dat dit plaats grijpt langs de geheele lengte des rugge- mergsj zijnde de eene koord voor het gevoel, de andere voor de beweging dienstig. — Het werd bierdoor waarschijnlijk, dat bij menschen, die de beweging verliezen en de gevoeligheid behouden , en omgekeerd, of eene ziekte van de voel-koord of eene van de bewegings-koord plaats heeft. » Het toeval wilde, want ook het toeval heeft
baren invloed op den loop der wetenschappen, dat iemand uit het gesticht van CHARENTON (un aliéné) gedurende meer dan zeven jaren de beweging van bet geheele ligchaam verloren, doch het gevoel be- houden hebbende, in de laatst voorgaande maand stierf. De Hr. roy/er-collard , Geneesheer dier inrigling, liet met de meest mogelijke zorgvuldig- heid |
|||||
— io3 —
|
|||||
heid het ruggemerg onderzoeken, en men vond
•wezenlijk eene zeer aanmerkelijke verandering in het geheele bewegingsdeel des mergs, terwijl het gevoeldeel in een' volledigen toestand was." — Wij kunnen niet nalaten te betuigen , dat het ons leed doet, dat de kundige magendie zelf dit niet zag, althans dat ook de Hr. collARD fit examiner etc» Wij hopen dat verdere nasporingen een en ander zullen bevestigen. » Aldus (zegt magendie) blijft er geen twijfel nopens twee groote versehijnselen van ons phijsiek leven meer overig. Het eene zoowel, als het andere heeft zijne eigene organen ; en ter- wijl het gevoel en de beweging bijna altijd als in ééne werking zamengesmolten voorkomen, zal dit mis- schien afgeleid moeten worden van de continuïteit van hunne organen." — Aan de oppervlakte nu van het ruggemerg zijn de organen zoowel ter be- weging , als tot het gevoel meest ontwikkeld, in het middelpunt zijn zij het niet. (*) Zullen dergelijke proeven b. v· niet tot ophel-
dering kunnen verstrekken, waarom in vele ge- vallen , waarin beweging en gevoel in het algemeen geheel ontbreken, toch temperatuuis-verandering aandoening verwekt? enz. Meer-
(*) Men zie: Extract $un Memoire lupar ai. magendie, Sur
quelques dècouvertes rècentes relatives aux fonctions du système nerveux: dans les Annales de Chimie & ds Physique par &AY- LTJSSAC et ARAGo. Tom, XXIII Λούί io23. p, 429—436. Waar voorts p. 436—44° n°S opmerkenswaardige proeven over de her" seneu voorkomen. Sie ook: ebokiep's Notizen, i8a3. N°. 18, G 4
|
|||||
— ÉÏ'ß —.
|
|||||
Meermalen hebben wij onzen Vader als oogarts
en vooral als Operateur der cataract hooren roe- men, welke operatie Hij dan ook veelvuldige ma- len verrigt beeft. Het kan dus niet onbelangrijk zijn bier de manier opgeteekend te vinden, welke de onvergetelijke man in dezen volgde , en zijne denkbeelden omtrent een en ander te kennen. Ge- deeltelijk zullen wij dit doen volgens de uitmun- tende Geschiedenis der cataract-operatie van den voortreffelijken Leerling en Opvolger van mijnen Va- der, onzen Vriend en Ambtgenoot s. ens (*), ge- deeltelijk naar voorhanden zijnde aanteekeningen. — Wij moeten vooraf nog aanmerken, dat mijn Vader in Groningen buiten bet Nosocomium ook nog cataract-Operatiën verrigt moet hebben , dewijl de Hoogl. HENDRIKZ van zes gevallen gewag maakt, waarvan twee volkomen, drie gedeeltelijk gunstig uitvielen, en ééne door de opvolgende ontsteking geheel mislukte. (+) — In hoe verre de manier van opereren, welke wij nu zullen bescbrijven met die van anderen overeenkome of daarvan afwijke, zul- len wij niet bepaaldelijk en altijd aanleekenen. Men kan
(*) Zie Historia Extractionis Caturqctae. [WOrc. Fris. i8o3.)
Het bovengezegde wordt aldaar ook bevestigd: cumque inter Operationes Chirurgicas, quas ab Aest. Praeceptore peractas V'di, Cataractae Extractie frequentissijne ohvenerit. etc, Praef. ñ. ÷. (f) Zie OordeelL· Beschrijving t pag, 49«
|
|||||
— ιο5 —
|
|||||
kan dit in het aangehaalde werk van den Hoogl.
ENs verder nazien. Wanneer de lijder volkomen gezond is , wordt
alle voorbereiding tot de Operatie door Geneesmid- delen afgekeurd ; en ingevalle eenige ongesteldheid of ziekte aanwezig is, deze naar zijnen aard bestre- den, even als ware de lijder aan geen cataract onderhevig. Over de plaatsing van den Patiënt verschillen de
gevoelens. Mijn Vader plaatste de lijders zoodanig, dat de lichtstralen met den as van het oog in één vielen: getuigende beter te kunnen zien , en de kwetsing der Iris te vermijden, wanneer het licht regt, dan wanneer het schuinsch invalt, zoo als ge- scbiedt bijaldien de lijder schuins zit. De Hoogl. ENS (p. 256.) zag een voorbeeld, in hetwelk bij een zijdelings invallen van het licht , als het ware wegens een optische illusie (lusus opiicus) de he— leediging der iris ter naauwernood konde vermijd Worden. Ten opzigte der plaatsing van den Operateur.
Hij zette zich gewoonlijk op een' stoel nevens den lijder neer , ondersteunende de elleboog door de knie (of ook op iets anders) en vestigende de hand nader, doormet de kleine en den ringvinger op de ■wanc des lijders te rusten , hetwelk van zeer veel nut werd bevonden, zoo als ook RICHTER aanbe- veelt, (p. 2by.) Gewoonlijk was het genoegzaam, oro de opening
of verwijdering der oogleden door de vingeren te he-
G 5 werk-
|
|||||
io€ —
|
|||||
werkstelligen. In gevalle sterke bewegingen enz.
dit ondoenlijk maken , dan werd de oogspiegel van JERiCHO of ook wel die van peixieb. aangewend. In bet eerste geval plaatste zich een ervaren Hel- per achter den lijder, en ligte het bovenste ooglid door den wijs- en middelsten vinger zoodanig op , dat de middelste vinger het naast aan de binnenste ooghoek was , en derhalve dat bij eene Operatie aan het regter oog de Helper zijne linker, bij een* aan het linker oog , zijne regter hand gebruike. (p. 258 en 25g.) De ondervinding leerde in het algemeen aan mij-
nen Vader, dat het gebruik van oogspiegels om de bewegingen des oogbols te beletten onnut was, ja dat derzelver gebruik tot pijn, ontsteking enz. aan- leiding gaf. Menigvuldige voorbeelden, zegt de Hoogl. ENS (p. 262 seqg.) hebben de genoegzaam- heid der vingeren te dien einde bewezen. Miju Vader pleeg namelijk na de verwijdering der oog- leden een weinigje te toeven, volgens de leer van richter, waardoor de oogbol eenigzins in rust komt. Dit geschiedende beproefde Hij met de punt van het mesje de cornea te doorboren, hetwelk meestal gelukte: de cornea doorboord zijn- de konde hij gewoonlijk door zijne handigheid de oogbol genoegzaam door het mesje zelve vestigen, zoodat die geene matiging van beweging door de vingeren, veel min door werktuigen behoefde. Doch wanneer op deze wij ze de coméa al niet konde door- stoken worden, dan plaatste Hij den middelsten vin- ger , waarmede het onderste ooglid werd neerge- drukt |
|||||
«— 10?
|
|||||
drukt, aan den hinnenhoek des oogs op de tunica
sclerotica en matigde aldus, bijna op de wijze van la FAYE de bewegelijkheid. Er moet eene zeer geringe drukking aangewend worden , waarbij indien de noodzakelijkheid het vereischt, eveneens eene geriDge drukking van den helper, die het bö-* venste ooglid ophoudt , gevoegd wordt, doch er wordt volstrekt geene drukking meer aangewend, zoo^ dra Hij bemerkte, dat door het mesje de bewe- ging van het oog gematigd werd. — Er zijn dus volstrekt geene werktuigen noodig om de beweging des oogs gedurende de bewerking te heietien en hetzelve te vesiigen. De beweging welke aan het oog door het mesje zelve zoude medegedeeld worden en welke richter meer vreest , dan de gemelde onwillekeurige j wordt door mijnen Vader: door dezelfde handigheid bedwongen, als boven beschreven is. Eindelijk, wat nog onder de re- denen ter verwerping van instrumenten in dezen behoort; indien de beweging des oogs aldus door de vingeren bedwongen wordt, kan de drukking naar verkiezing vermeerderd of verminderd wor- den, hetgeen in het algemeen door oogspiegels niet geschieden kan, zelfs niet met het instrument door den zeer ervaienen lk cat uitgevonden, het- welk Oplilhalmosiate genoemd wordt: want de oogarts kan de hoegrootheid van de drukking door •Werktuigen niet volkomen kennen, en aldus kan zeer gemakkelijk een te hevige drukking op het oog worden aangewend, zoodat het waterig vocht voorwaarts bewogen wordt, en het kristal vocht naar
|
|||||
— ιο8 —
|
|||||
naar den regenboog wordt gedreven, waardoor de-
ze beeledigd wordt, zoo als de ervarene z. vogel waarnam, (enz. p. 265.) Behalve de oogspiegels hebben de Oculisten ook
nog andere werktuigen ter bevestiging van het oog uitgedacht en aangewend, welke in het algemeen dezelfde nadeelen hebben, als de oogspiegels zelve. Hiertoe behoort het dubbeld haakje van berenger de werktuigen van panard , van casaamata , en andere. Demours heeft mede een' vingerhoed (digitalis ,) hetwelk met een klein haakje voorzien is; van welk werktuig hij voor elk oog een moest hebben , wegens de ombuiging aan het einde van het haakje. Dit gebrek heeft mijn Vader verbeterd door het haakje op de wijze van dat van casaa- mata te krommen en hetzelve een weinig zijdelings aan den vingerhoed te hechten , zoodat één werktuig voor beide oogen kan dienen. De gedeelten of bee- nen, welke om den vinger sluiten, zijn uitgehold ten einde beter bevestigd te kunnen worden. Dit werktuig werd op de tunica sclerotica aangewend, bijna op die plaats waar de Hasta pamardi pleeg geplaatst te worden, en op deze wijze zag de Hoogl. ENS (p. 268 seq.) het werktuig door zijnen Leermeester aangewend bij een meisje, welke aan één oog blind geboren was, met het andere nog kleuren onderscheiden konde. Zoodra dit oog door de punt van het mes aangeroerd werd, kon het- zelve noch door de vingeren, noch door een' oog- spiegel bevestigd worden, wegens de hevige rolling en
|
|||||
— log —
en convulsieve aandoening des oogs ,· terwijl ge-
melde vingerhoed een' uitnemenden dienst bewees. Mijn Vader nam ook waar , even als anderen,
dat bij blindgeborenen dat rollen der oogen ge- woonlijk sterk is; doch wanneer slechts één oog in zoodanig geval door cataract is aangedaan , dan zijn die onregelmatige bewegingen niet zoo aanwezig, waarvan in i8o3 althans twee voorbeelden voor- kwamen, (p, 269.) Door het oog , waarvan de operatie niet geschiedt,
met een doek te dekken, wordt mede voordeel gedaan. Over de operatie zelve deelen wij het hoofdzake-
lijke des vierden Hoofdstuks van den Hoogl, ens mede , tea einde deszelfs meerling over dezelve aan
den Nederlandschen lezer, tevens met de gevoelens
van onzen Vader over die kunstbewerking , kenne- lijk te maken. Drie dingen komen hier voorname- lijk in aanmerking. De doorsnijding van het horen- vlies (sectio corneae), de opening van het beursje (apertura capsulae lentis), de uitneming van de duistere verdikte lens of der cataract. 1. De snede des horenvlies moet zoodanig'ge-
schieden , dat in de benedenste helft der cornea eene eifene en zuivere wonde gevormd worde, die gemakkelijk weer zamengroeit, geen wanstalüg lik- teeken nalaat, en groot genoeg is om het duistere kristalbeursje eenen uitgang te verleenen: dezelve moet geschieden met zoo geringe uitvloeijing van het waterig vocht, als mogelijk is, en met vermij- ding van. beleediging der iris. Zoo-
|
||||
—■ iio
|
|||||
Zoowel de structuur van het oog, als de gemak-
kelijker uitgang der cataract maken de vermelde snede verkiesselijk, terwijl daarenboven bij dezelve aan bet mesje een gereeder in,- en uitgang ver-^ leend wordt. Andere sneden zijiti ia bet algemeen minder aannemelijk. De snede, welke in het bovenste en eenigzins
uiterlijke deel der cornea begint, en in het tegen- overgestelde benedenste en binnenste gedeelte ein- digt, werd door vvENZEL voorgesteld , meenende, dat het uitvloeijen van het waterachtig vocht aldus niet te vrezen was. Doch hier tegen valt op te merken, dat gemelde vocht zeer zeldzaam, zoo ooit> door eigene zwaarte uitloopt, maar veeleer door meer sterke drukking of krampachtige zamen- trekking : weshalve deze snede geen voordeel bezit. Daarenboven: wanneer de oogen wat diep in de Oogholten geplaatst zijn , of wanneer het voorhoofd •veel vooruit steekt, is deze operatie zeer onge- makkelijk. Bell wilde eene snede, welke naar boven ge-
rigt is en waardoor dus dé boveiihelft des horen· vlies doorgesneden wordt, gemaakt hebben; doch deze heeft bijna dezelfde zwarigheden. Ook kan de oogbol onder de operatie minder bevestigd wor- den , dewijl dezelve aldus meer bovenwaarts, dan benedenwaarts bewogen pleeg te worden. Onge- makkelijker -wordt ook het werktuig, waarmede de capsula geopend wordt, van boven af ingebragt, als van onderen. Hetzelfde is toepasselijk in gevalle een werktuig moet gebezigd worden, om de cata- ract |
|||||
----- 111
|
|||||
f act, indien dezelve uit wil gaan, los te maken of
overblijfselen derzelve weg te nemen. Sommige Oculisten hebben om een likteeken voor
te komen , en de zeer groote verwijding der pu- pil, welke soms bij het uitgaan der cataract plaats heeft, te vermijden, eene manier van opereren voorgesteld, volgens welke in plaats van de voorste oogkamer, de achterste geopend moet worden, en door de gemaakte opening de cataract uitge-; nomen. De manier te dien einde door den zeer ervare-
ne» BELL uitgedacht, heeft vele zwarigheden te- gen zich, waarvan de voornaamste deze is, dat het niet mogelijk is, om een snijdend werktuig in die rigting, waarin het geschieden moet, van bo- ven af in de achterste kamer van het oog te bren- gen , zonder beleediging der sclerotica, choroïdea, retina, processus ciliares, het ligamentum ciliare, etc. misschien zelfs des Regenhoogs. Welke beleediging zeer zeker vermeden moet worden. — De manier van butter levert even min voordeelen op , als de vorige. — Doch behalve deze zwarigheden, is de grond, waarop de uitvinding steunt, zonder re? den: want de verwijding van de pupil, hoewel die groot zij, kan bijna niet schaden, indien zij niet snel en onverwachts geschiede (hetgeen bij den uit- gang der cataract hoogst zeldzaam geschiedt"), en de snede der cornea, indien dezelve goed wordt hewerlstelligd, heeft allerzeldzaamst eene verdonke- ring van het gezigt ten gevolge. Derhalve besluiten wij, dat wegens de aange-
voerd |
|||||
112 —
|
|||||
voerde oorzaken , de cataract altijd door het
doorschijnend horenvlies moet uitgenomen worden. Opdat nu eene wonde gemaakt worde, welke ge- makkelijk zamengroeit, en waardoor zoo veel immer mogelijk is, een misvormd likteeken vermijdt wordt , moet de cornea eene halfmaansvormige snede ont- vangen: immers leert de ondervinding in de Heel- kunde genoegzaam, dat deze soort van wonde ge- makkelijker en schooner geneest, dan eene hoekige. •Wij verschillen dus in gevoelen van hun, die de cornea op deze laafste wijze willen snijden. De snede moet tep einde de cataract gemakkelijk
uitga, evenredig groot genoeg zijn, daar alle drukking nadeelig voor het oog is. Om deze juiste maat te erlangen wordt hest geoordeeld de snede zoo te maken, dat de Oculist langs de dwarse mid- dellijn der pupil, op den afstand van omtrent ééne lijn van de sclerotica beginne, en op de tegen- overgestelde zijde ter zelfder plaatse eenen uitgang zoeke en eindelijk nederwaarts op denzelfden afstand van de sclerotica snijde, tot dat hij de genoemde
halfmaansvormige snede volbragt hebbe. Het is niet noodig om de snede altijd volkomen op den zelfden afstand van de sclerotica te maken, de- wijl de cornea in alle oogen niet dezelfde hol- heid {convexiteit) heeft. Indien de holheid groot is dan schaadt een kleinere afstand tusschen de snede en de sclerotica zoo zeer niet, mils men zorg drage dat dezelve niet kleiner worde dan § lijn, omdat anders wegens den kleinen afstand tusschea het snijdend werktuig en de iris, grooter gevaar aan-
|
|||||
- ιι3 -
|
|||||
aanwezig is, om deze te beleedigen. — In oogen ?
wier horenvlies minder bol is, moet men om de- zelfde reden zeer op zijn hoede zijn, om den afstand tussehen de horenvlies-snede en de tunica scleroti- ca niet te klein te nemen; daarentegen moet even- wel die afstand niet grooter zijn dan ééne lijn. ·— Maar wanneer door eenig toeval de snede te klein is, raden velen aan , om dezelve te verwijden met de schaar van DAVlEl·. Behalve dat in het alge- meen uit het gebruik der schaar nadeelen geboren worden, is de schaar van' DAVIEL te groot, en kan niet aangewend worden met ondersteuning op de koon , maar alleen met de vrije hand. Beter is daarom de schaar Van richter , welke kleiner is en zoo gekromd, dat de hand des Heelmeesters op de koon kan steunen. — Het schijnt ons nogtans beter toe , bijaldien de snede moet verwijd worden om de wonde eerst te laten genezen, en daarna de kunstbewerking te herhalen. Sommigen hebben aanbevolen om in plaats van
de helft der cornea, twee derde deelen derzelve te doorsnijden, om door eene grootere opening een gemakkelijker uitgang aan de cataract te bezorgen. Doch hierdoor wordt die uitgang geenszins vrijer, dewijl, wanneer de middellijn der snede verder uit- gestrekt wordt, dan de middellijn der pupil, die kleiner wordt en de cataract altijd uitgaat waar de diameter de grootste is, derhalve nevens het mid- delpunt der pupil. Daarentegen, wanneer twee derde deelen doorgesneden worden, heeft men te meer het uitvloeijen van het waterig vocht te vree- ii zen.
|
|||||
— u4 —
|
|||||
zen. Dat dit uitvloeijen zoo veel mogelijk moet
vermijd worden, zoo laag de snede der cornea nog niet geëindigd is , kan men gemakkelijk uit den bouw '/an het oog, vergeleken met den aard der opera- tie , opmaken. Sommige Oogartsen volvoeren de snede van het
liorenvlies met één, andere met verscheidene in- strumenten. Wanneer het waar is, zoo als uit het gezegde blijkt, dat de snede gemaakt moet worden volgens de beschrevene wijze, dan heeft men slechts één instrument noodig. De volgende bezwaren doen zich voornamelijk tegen de horenvlies-snede met meerdere werktuigen op. a. Zoodra de cornea aan het benedenste gedeelte
geopend is geworden , vloeit het waterig vocht of geheel of gedeeltelijk weg, de cornea valt in, en dit belet om met andere instrumenten eene effene en schoone wonde te maken. b. Indien de reeds gemaakte opening door een
ander instrument, volgens d/vviel en anderen, verwijd wordt, dan wordt de oogbol niet alleen regts en links sterk bewogen , maar Ook is er veel gevaar voor beleediging der iris , welke na het uit- vloeijen van het waterig vocht vrij zweeft. c. De verwijdering door de schaar geschiedt lang-
zaam, vooral bij de manier van daviël, volgens den geheelen omvang der cornea: want dan moet de schaar nu bij grootere, dan bij kleinere tusschen- ruimten' ingebragt worden, en bij elke onmatige beweging des oogs teruggetrokken worden. Hier- door ontstaan ook noodwendig ongelijke en ruwe Wond-
|
|||||
wond-randen, welke ongemakkelijker zamengroei-
jen, het waterig vocht dus langer laten uitzijpe- len, en eindelijk een wanstallig likteeken nalaten. Om die bezwaren te overwinnen, bezigde sig-
WAE.D eene andere manier. Hij poogde de onmati- ge bewegingen van het oog te matigen door een* gegroefden spiegel in de gemaakte opening binnen te brengen, en vervolgens door de schaar, op geleide des spiegels binnengebragt zijnde, met eene regte snede de wonde te verwijderen, en aldus een drie- zijdig segment te maken. Behalve het gebrek eener hoekige wonde , Valt hier nog meer op te merken. De onwillekeurige bewegingen van het oog immers beletten, om den spiegel en schaar veilig binnen te brengen, of indien zij binnengebragt zijn, zal echter de spiegel door drukking op de iris een' onnutten en schadelijken prikkel in het oog te weeg brengen , waardoor niet zelden gevaar van ontsteking ontstaat. De Oculist zelf behoeft daarenboven voor deze beide bewerkingen ook het gebruik van beide handen tevens. Aldus het gebruik van meerdere werktuigen af-
gekeurd zijnde, blijft de vraag overig welk soort van werktuig dient dan nu gebezigd te worden. Het mesje van eichter voldoet het best aan het
oogmerk, door alle voorwaarden te vervullen. a. Door de breedte en dikte van het mesje, wel-
ke van de punt af tot het handvatsel allengs tqenemen, wordt veroorzaakt dat, hoe dieper het mesje door de cornea 'm de voorste kamer indringt» niet alleen de wonde door de punt gemaakt, ver- H 2 wij-·
|
||||
- ιι6 —
|
|||||
wijderd wordt, maar ook dezelve zoo volkomen
opvult, dat het waterig vocht niet uitvloeijen kan. b. Deszelfsbreedte, welke gelijk is aan denhalven
diameter van de cornea , veroorzaakt, dat de cor- nea in ééns kan doorsneden worden 5 en aldus eene regelmatige wonde ontstaan; terwijl daarentegen, indien een mesje van mindere breedte gebezigd wordt, hetzelve teruggetrokken en nogmaals naar voren bewogen moet worden, om de wonde te volmaken, door welke bewerking de gemaakte wonde niet volkomen gesloten wordt, en derhalve het uitvloeijen van het waterig vocht en eene onre- gelmatige wonde ontstaat; daarenboven valt de voorste oogkamer in, en de snede van den regenboog kan zonder beleediging bijna niet geschieden.' Wegens de langzaam toenemende breedte gaat
het mesje gemakkelijk in het oog, terwijl daaren- tegen de mesjes, welke dadelijk na de punt bree- der worden, eene grootere drukking vorderen , waardoor de oogbol soms naar den binnenhoek zóó sterk bewogen wordt, dat de punt van het mesje op de juiste plaats niet kan uitkomen. Deze laat- ste mesjes opereren daarenboven te snel, dan dat de Oculist gedurende dezelve alles zoude kunnen waarnemen, wat geschieden mogte. Misschien merkt iemand nog aan, dat wegens de langzame verbree— ding van het lemmet, deszelfs punt uit de cornea Kioet uitkomen vóór dat het breedste gedeelte het benedenste gedeelte van dezelve beeft doorsneden, aldus daar iets beleedigende , waardoor de lijder on- verwachts bewegingen maakt} welke de kunstbewer- king |
|||||
ί— 117 "■"-
iing storen. Ondertusschen kan de Heelmees-
ter door het mesje zelf de oogbol genoegzaam in den buitenhoek terughouden, of zóó bepalen, dat die beleediging vermijd wordt. c. Een tweesnijdende punt doorboort de cornea
ook gemakkelijker, dan mesjes, wier punt slechts aan ééne, zijde snijdt. d. Beide zijden van het lemmet moeten een wei-
nig bol zijn , opdat onder het snijden het scherpe van de iris af bewogen wordt, en opdat het mesje gemakkelijk door de voorste kamer doorgaat, waar- op vele Operateurs willen gelet hebben. e. Door een' stompen rug wordt vermeden, dat
de cornea, welke benedenw.'arts moet gesneden worden, niet naar boven worde gewond j dewijl daarenboven het scherp van het mesje een weinig huitenwaarts (of voorwaarts) moet geleid worden, om de snede op de juiste plaats te kunnen eindi- gen, zal de beleediging des regenboogs minder ge- vaar lijden, dan bij een' snijdenden rug. Deze rug moet derhalve wel stomp, maar niet dik zijn, veel- eer dun, om onder het snijden den hoek van de wonde der cornea niet te openen en aldus aan het waterig vocht eenen uitgang te banen. De rug moet ook regt zijn, dewijl de Heelmees-
ter , welke het mesje gebruikt, bijna niet beletten kan , wanneer de rug gebogen is, dat hetzelve in den binnenhoek uitkome op de plaats, welke lager is, dan die, waar hetzelve in den buitenhoek ingegaan is en aldus niet de helft der cornea, maar een kleiner gedeelte bevat. Η 3 ƒ. Op-
|
||||
— ιι3 _
|
||||||
ƒ. Opdat de punt van het mesje op denzelfden af-
stand van de sclerolica weder uitga, als dezelve de voorste kamer doorgegaan is, wordt vereischt dat' het lemmet regt of liever vlak zij, d· i. noch naar de eene noch naar de andere kant omgebogen. g. De lengte van het lemmet wordt door rich-
ter op 2 duim bepaald, en deze lengte moet het niet te boven gaan, om dat anders de hand van den Oculist niet op de koon des lijders kan steu- nen , zoo als noodig is. Met een zoodanig ingerïgt mesje pleeg dan mijn
geachte Vader gewoonlijk de kunstbewerking te vol- voeren. De manier van gebruiken is deze. Het mesje wordt op de bewuste plaats zoodanig in de cornea gebragt , dat de punt naar het middelpunt der pupil gerigt is , waardoor de beleediging der iris beter vermijd wordt, dan indien het loodlijnig, zoo als sommigen wilden, hinnengebragt wordt. Wordt het daarentegen in eene rigting, evenwij- dig aan die der iris aangewend, dan kan het ge- makkelijk tusschen de lagen van de cornea, in plaats van in de voorste oogkamer gaan, zoo als richter eens gebeurde. Doch zoodra de punt in de voor- ste oogkamer is , moet het mesje zóó gerigt worden , dat de zoo even beschrevene snede volvoerd worde. Andere Oculisten hebben deze mesjes meer of
min gewijzigd of geheel andere gebezigd, doch wel- ke in het algemeen beneden de vermelde in waar- de geacht worden, wordende een enkel slechts in bijzondere gevallen aangeprezen, (p. 287. seqq.} pnder de meer samengestelde M'erktuigen behooreu al-
|
||||||
•
|
||||||
— lig —
alle die, welke door eene veer bewogen worden f
of de snepperactrdige, over dewelke mijns Vaders oordeel met dat van den Hoogleeraar ens eenstem- mend was. » Elke Oogarts die met eene vaste hand begaafd is, behoeft voorwaar deze werktuigen niet, terwijl daarentegen die, welke hunne handen niet vertrouwen, de operatie der cataract liever niet ondernemen moesten , als zulke onzekere werktui- gen te hulp te roepen. Want de veer losgelaten zijnde, is het niet in de magt van den Operateur, het mesje naar voorkomende omstandigheden te ^'gten." Dergelijke werktuigen van GUERIN , DTJr ÌÏÍÔ en VAN ROY worden door ens opgenoemd en beoordeeld, zijnde onder dezelve het eerste nog al het beste. De oogspiegel door eckholt aan het- zelve gevoegd, drukt het oog te veel, even als die van DUMONT. De Hoogleeraar hendriksz heeft het snepper-werktuig van GUERIN met eenige verande- ring weder aanbevolen en bedient zich thans van hetzelve bij voorkeur. (*) Hij is van oordeel dat hetzelve aan alle vereischten van een cataraci-'mstrvL-· ment voldoet, gebruikende voor elk oog een afzon- derlijk gerigte snepper en kunnende de oogspiegel, naar verkiezing , door aanschroeveii van eene nieuwe veranderen. —- Uit eigene ondervinding kunnen wij niets tegen deze manier van opereren aanmerken, doch wij meenen toch uit het zeggen van den Hoogl. Hendriks te moeten opmaken , dat er door het wer-
,.(*) Zie Oordeeiï. Besch. pag. I\§ volgg. en PI. H. fig, t â,
Vergel. Ens h. I. p. 287, seqq. en Tab. IV, fig, 14—17. Ç 4
|
||||
— 12è —
|
|||||
werktuig zelf eene schadelijke drukking op het
oog wordt aangebragt, althans bijaldien de cornea zeer vlak is. (*) Eu al heeft nu de cornea niet eene zeer vlakke gedaante, dan zien wij nog niet in , hoedanig de spiegel zonder drukking het oog zal bepalen: want zullen de vele punten van aan- jakingder b innenste uitgehoolde oppervlakte des spiegels, wezenlijk in genoegzame aanraking komen zonder drukking ? Immers dan moest de bolle op- pervlakte van het oog volkomen passen in de holte des spiegels: te welken einde men een oneindig getal spiegels voor onderscheidene oogen zoude moeten nahouden. (-J-) Is deze opmerking waar, bij het gebruik van alle spiegels, zooveel te meer bij dit geval. Want alhoewel bij de ove- rige manieren van opereren ook zeer veel op de vestiging van het oog aankomt, is dit hier nog veel noodiger, dewijl in het eerste geval op elk joogenblik om zoo te spreken het in de magt van den Operateur is, om de operatie te staken, om het mesje terug te nemen, bijaldien door eenige beweging van bet oog de rigting ver- keerd mogte zijn. Maar in het laatste geval de veer eens in werking zijnde, is geene herroeping meer mogelijk, en kan derhalve hier elke beweging op het oogenblik der loslating noodlottig zijn. Wij
(*) Zie Oordeell·. Beschr. p. 5r. (f) Zie Oordeell·. Beschr. p. 60. Alwaar de Hoogleeraar zelf
de voorzigtiglieid bij de keuze eens rings aanbeveelt en de Djoeijelijlcbeid daarvan opmerkt. Hoeveel hangt hier dus van flie keuze af en van vaar hief het juiste oordeel? |
|||||
121 ----
|
|||||
Wij zijn om die redenen nog meer geneigd te gei
looven , dat de gelukkige uitkomst der snepper- operatien er meer aan toe te schrijven zij, dat eene korte drukking op het oog minder schadelijk is, dan men gemeenlijk gelooft, dan wel daaraan, dat bij dezelve geene drukking geschiedt. — Dat het nadeel van werktuigen, die door veeren gedreven worden, meer schijnbaar, dan wezenlijk is , beves- tigt de Hoogl. HENDRiKSZ, doordien het alge- meen gebruik van sneppers bij de aderlating in Groningen geene nadeelige gevolgen oplevert. Doch het zij ons vergund op te merken, dat deze vergelijking min naauwkeurig is, dewijl in alle gevallen de Heelmeester de ader beter vestigen kan, dan het oog: terwijl daarenboven eene wonde in den arm bezijden de ader onbeduidend zal zijn, in tegenoverstelling van eene zoodanige op eene onregte plaats van het oog. Maar wat de werking van de veer zelve aangaat5 het zij zoo, dat ixiên aan . dezelve de juiste mate van spanning geve en aan het geheele instrument (het zij bij de horen- vliessnede, het zij bij de aderlating) zoodanige juiste plaatsing, waarbij de snede op de bedoelde en bepaalde plaats wordt aangebragl , dan nog ia het niet te ontkennen , dat het loslaten ■ van eene veer altijd eenen schok mededeelt aan het lig- chaam , hetwelk door die veer moet bewogen wor- den. Dat deze schok nadeeliger voor het oog, dan bij de aderlating zijn moet, ziet ieder in. Deze redenen , behalve toch het onbepaalde van de veerkracht, die bijna in elk instrument moei Η 5 ver-
|
|||||
---- 122
|
|||||
verschillen , zouden mij, wannneer ik de opératie
•wilde verrigten, tot het gebruik der mesjes voor alsnog doen besluiten, te meer, daar mijn ge- achte Ambtgenoot , den Hoogl. ens hiervan geenszins nadeelige gevolgen zag. Nog in den verledenen zomer heb ik die bewerking door den- zelven met een gelukkig gevolg te Hürlingen aan eene vrouw zien verrigten, waarbij de kundige Heelmeester agema het oog) door middel der vingeren alleen genoegzaam vestigde. Wanneer men daarbij nog in aanmerking neemt, dat dè Operateur gedurende de Operatie behoort te kun- nen waarnemen, wat er mogte voorvallen, dan ziet elk gemakkelijk in , dat de snepper hier nog onge- schikter zij, dan een te breed mesje. (bl. 116.^-— Dat nogtans jonge Heelmeesters , die legen de operatie op- zien en ongeoefend zijn, de snepper-methode , wan- neer dezelve verder wordt aangeprezen, gretig zullen volgen en verdedigen, is wel vooruit te zien. Wij laten éen en ander volgaarne aan deskundige man- nen ter beslissing over, eindigende met de eigene woorden van mijnen Vader, ten opzigte van het werktuig van vaïï Wil: ,,Hetgeen ïïeorand en » VERDIER omtrent de handelwijze van pöiïet » zeiden, geldt veel sterker hier: in een lijk ge- » lukt het volkomen , maar in een levend voor- » werp laat zich de Staar op deze wijze minder «geschikt, ja nooit zonder gevaar om het ge- >> zigt voor altoos té verliezen, in het werk stel- »\en.,} En elders: »Alles intusschen wat ont- » steking baart, behoort vooral bij kunstheweikin- gen |
|||||
— 123 —
|
|||||
>v gen aan de oogen zoo veel mogelijk vermijd te wor-
» den. Te dezen opzigte is naar Ons inzien de » manier van davièl enz. nadeelig , en alleen het » gebruik van mesjes aan te bevelen.'* ■ 2. Nadat de horenvlies-snede verrigt is geworden, moet de Heelmeester de doorbooring van het kris- tal -beursje (per)oratio capsulaê lentis.) nog ver- rigteh , waarover wij het volgende hoofdzakelijk in mijns Vaders handschriften en bij den Ho'ogl. ens vinden opgeteekend. De gevoelens zijn te dezen opzigte verschillende, houdende sommigen deze doorboring voor gevaarlijk en meenende , dat de cataract zonder dezelve bij eene geringe drukking meestal uitkomt, anderen voor zeer noodig. Meer- malen nogtans geschiedt het eerste niet , en in al*· Ie gevallen moet bij het niet doorboren eene druk- king , die zeer nadeelig is, aangewend worden, ten einde de cataract voor den dag kome : wes- halve de doorboring of opening van het beursje meer algemeene aanbeveling verdient. Desniette- genstaande heeft ook deze operatie hare zwarighe- den ; zij dient met omzigtigheid-en met wel inge-« rigte instrumenten te geschieden. De manier vaa' LA F Α YB verdient hier boven allen de voorkeur , latende mijn Vader zich daarover uit, zoo als volgt, waarmede de Hoogl. ens (p.Soi.j overeenstemt. ,>La FAYE namelijk, bediende zich vate een ze- ker werktuig (bij ENS op de Isle 'pl.^ fig. 12 etf ]3 afgebeeld,) waarin een klein lancet verborgen1 κ>; dienende eerst om de lap van het doorgesneden liorerrvlies op Ie ligten, en vervolgens om de ge- zeg- |
|||||
— 124
|
|||||
zegde opening in het beursje te maken. Hij noemt
dit werktuig Kystotome, hetwelk in het klein zeer veel overeenkomst heeft met den Pharyngofome van anderen. Nadat het lapje van het horenvlies opgeligt is, kan men de punt van het lancetje alleen door het drukken met den duim op het knopje des werktuigs doen uitkomen en naar de pupil rigten , om daardoor in het kristal beursje te steken en eene genoegzame opening te maken." „ Ook in dezen opzigte nu is de behandeling een-
voudiger, dan bij andere manieren , bij welke men doorgaans twee werktuigen tot hetzelfde oogmerk aanwendt, te weten; een spadeltje ter opligting en eene naaide tot doorboring van het beursje. Dan niet alleen dit, zij is ook veiliger. Het oog immers, kan bijna nooit zoo stil gehouden worden , dat men na het opligten van het horenvlies, in staat is het beursje regelregt, zonder den regenboog te kwetsen, door te steken en dit al eens gelukkende , dan is men nimmer meester de opening in het beursje te bepalen , daar men de naaide gemakkelijk te diep kan invoeren; met de Kystotome heeft men van dit een en ander geen gevaar , men doet het lan- cetje niet eer te voorschijn komen, vóór dat het uileinde van het buisje, waarin het verborgen is , regt tegen over de pupil is, en kan ook niet het kristal tot in het glasachtig Vocht doorboren, daar de dikte van het kristal vocht de uitspringende punt overtreft, die slechts \ lijn of weinig meer uit- komt. —. De verandering, welke Vogel in de Kys»
|
|||||
— 125 —
|
|||||
Kystotome van LA faye gemaakt heeft, door het
buisje, waarin het lancetje verborgen is , eeniger- mate te buigen, is door anderen, vooral door Peixieb. gevolgd en naderhand door de wit in- zonderheid aangeprezen , om des te gemakkelijker te kunnen werken , zeggende , dat door de regt- heid van de Kystotome te weeg gebragt wordt, dat de hand, waarin het werktuig gehouden wordt, eenigzins belet te zien , wat er in het oog omgaat ; weshalve de wit behalve de buiging van het buisje , nog eene verlenging van hetzelve aan- prijst. Doch naar mijn inzien is die hinderpaal zoo aanmerkelijk niet: nimmer , dunkt mij, heeft men noodig , zoo menigmaal, ten minsten als ik de kunstbewerking van de Staar verrigt heb , is het niet noodig geweest, om de hand, waarin de Kystotome gehouden werd, zoo hoog op te ligten, dat die het gezigt kan hinderen : men behoeft niet de punt van het lancet horizontaal te rigten, schuins van onderen instekende is men zeer wel in staat , om de opening regt in het midden van het kris- tal vocht te maken , en dus op de plaats, waar zulks behoort te geschieden." — ,, Na de doorbo- ring van het kristalheursje laat men wederom (even als terstond na de horenvlies-snede) het oog slui- ten, of op eenige andere wijze, door eene hand b. v. over het oog te houden , het licht, hetwelk in het oog valt, verminderen , om dus te bewer- ken , dat de pupil zich verwijdere en alle mo- gelijke ruimte geve aan het verduisterd kristal- vocht, |
|||||
— 126 —
|
|||||
vocht, om eenen uitgang te vinden." (*) „Eene
Jigte drukking is dan doorgaans voldoende, om dezen uitgang te bevorderen , anders moet dezelve door het inbrengen van de curet op de best mo- gelijke wijze bevorderd worden. Naauwelijks is nu de cataract door de pupil in de voorste kamer van het oog doorgedrongen, of dezelve gaat ook door de opening in het hoorenvlies en valt op de wang , enz.5' Niets schaadt bij dit gedeelte der ope- ratie meer, dan overhaasting ; hoe langzamer en zacli· ter zich de pupil verwijderd , des te zekerder is de gelukkige uitkomst van de kunstbewerking. Na eene langzame verwijding, volgt eene langzame zamentrekking, de vorige kracht, de vorige ge- daante keeren terug, zegt de Hoogl. ens, (pag. 5o3 seqq,)
Ten opzigte van het uitnemen der cataract, te-
gelijk met het beursje , voegen wij nog het vol- gende hierbij. ,, Omdat de verduistering van het kristalbeursje, soms met die van het kristalvocht gepaard gaat en dus na het wegnemen van de lens nog blindheid overblijft, heeft de beer eene han- delwijze uitgedacht, waarbij altoos het beursje met de lens zoude uitgenomen worden. (+) Het ho- ren- (*) Om deze zelfde reden, waarom mijn Vader doormiddel
der hand het licht matigde, doet de Hoogl. HENDElK.sz.de operatie in eene kamer, waar het licht door gordijnen kan gematigd worden. Ingevalle de pupil voor de operatie zeer naauw is, legt hij eenige uren te voren een aftreksel Herb. ïfyosc. of Bellad. op het oog. Zie Oordeeelk. Beschn'Jv., p. 61 en 5s. (f) Men zie: Dessert Methode den grauen Staar sammt
den
|
|||||
— 127 —
|
|||||
renvlies geopend zijnde, tracht de beer eerst door
eene zachte drukking zonder de capsula te ope- nen , deze met de lens naar buiten te drijven. Wanneer het beursje verduisterd en de lens ver- dund was , is dit Hem soms gelukt , doch in an- dere gevallen, is Hij genoodzaakt geweest andere maatregelen te gebruiken. Ook is het niet zelden gebeurd , dat de drukking te sterk doorgezet zijnde een gedeelte van het glasvocht mede uilkwam. Ook gebeurde het soms , dat het glasvocht naar buiten kwam en de Staar zijne plaats behield." ,)Om deze reden heeft de beer een haakje uit-
gedacht , waarmede hij de lens en capsula tevens naar buiten zoude voeren, doch ook deze han- delwijze voldeed niet aan het oogmerk. Voorts vond hij nog een ander werktuig uit, dat hij Staar- naaldhaah noemt, hetwelk als het ware eene gebogene staarnaald verbeeldt ; dan ook dit gaf menigmaal aanleiding , dat de kunstbewerking mis- lukte. Weshalve de beer ten laatste een lans- vormig werktuigje tot dat einde gebruikte, het- welk, ofschoon niet volkomen , echter beter aan het oogmerk voldeed." ,, Ofschoon nu deze kunstbewerking in den eer-
sten opslag aanprijzing schijnt te verdienen , zoo geeft echter het dikwijls mislukken en den meerderen graad van ontsteking, welke er altoos het gevolg van is, aanleiding om dezelve geenszins aan te ra- den. den Kapsel aus zu ziehen. {Wien IJ09) I» het Hollandsch
vertaald door VAN INGEN. |
|||||
— 128 —
|
|||||
den. Ten minste niet algemeen , maar alleen ïnbe-*
paaldelijk die gevallen, waarbij de capsula verduisterd is , hetwelk zeer zelden gebeurt. Helling vond onder 200 lijders 2 secundaire cataracten, en mur·; SINNA onder de 566, slechts 5 der zoodanigen." „De derde weg, langs welken de cataract gene-
zen kan worden, is de ontbinding (Resolutio), waarover de Hoogleeraar DU pui eene verhandeling geschreven heeft, tot welke een geval door den grooten POTT behandeld, aanleiding gaf (*). En is dan de aard en natuurlijke gesteldheid van het krïstalvocht zoodanig, dat hetzelve (gelijk in de aldaar en elders opgegevene gevallen plaats had) , van het omvattend beursje ontdaan , of losgemaakt in het waterig vocht geheel ontbonden wordt , en dat deze ontbinding zoo doorschijnend wordt, dat er geene verduistering in het gezigt meer plaats heeft, dan is het genoeg , dat men , ingevalle de cataract vloeibaar is , zoo als somtijds plaats heeft en wel eens zóó, dat men dezelve door uitneming of nederdrukking willende helpen , het geheele waterachtige vocht troebel gemaakt heeft, en noch regenboog, noch "werktuigen achter het horenvlies konde onderscheiden , dan is het, zeg ik, wanneer de cataract vloeibaar is, genoeg om eene gewone naald, zoo als men tot het nederdrukken pleeg te gebruiken , te nemen, de zamenhang van het beursje te
' (f) Zie Verh. van de Hollandscfie Maatschappij der We-
ienschappen , te Haarlem, XXI, Dl. pag. 68 en de aldaar aan- gehaalde Koot. |
|||||
—»129 —
te verbreken en dus toegang te verleenen aan het
waterachtig vocht voor de ontbinding, terwijl de opslorpende vaten naderhand het troebele schijnen pp te nemen." » Is de cataract gedeeltelijk vloei- baar en gedeeltelijk in eenen meer vasten staat, dan zal alles op dezelfde wijze kunnen verrigE worden; dan alleen heeft men er meer op te let- ten , dat men dit vaste deel volkomen uit deszelfs plaats brenge , om het waterachtige vocht gelegen- heid Ie verschaffen , van vrijelijk op hetzelve in te werken." — „ Vooral intusschen zal het noodig zijn j die voorzorg van volkomene verplaatsing der lens te bewerken, ingevalle dezelve verduisterd zijnde, niet vloeibaar is, maar zijne gewone vas- tigheid behoudt. Het -waterachtig vocht zal dan , volgens ñïôô , hoe troebel het ook moge worden, in, pen kort tijdsbestek geheel helder en klaar wor- den , enz." — ,, Dit zoo zijnde , daar de bewer- king zoo veel gemakkelijker zelfs dan de nederdruk- hing schijnt te zijn en de gevolgen niet minder uit- nemend, moet men dan deze ontbinding van de cataract ver boven de uitneming en nederdruk* hing de voorkeur geven ? Zeer zeker ja, bijal- dien men slechts in staal is de vloeibare en min of meer vaste cataracten door onfeilbare teeke*· nen van elkander te onderscheiden: bijaldien er nimmer cataracten gevonden werden, welke voor oplossing onvatbaar zijn, en het niet dikwijls ge- beurd ware, dat jaren na het nederdruhhen de cataract onveranderd en niet gesmolten, wederom opgestegen waren , of na den dood bij een ont- leedkundig onderzoek onveranderd bevonden is. I On-
|
||||
*â é3ï —
|
|||||
Onfeilbare teekenen nu van die onderscheidene
soorten dezes ongemaks zijn er voor als nog niet: terwijl men daarenboven aanteekeningen vindt ■van kalkachtige, harde , ja zelfs verbeende catarac- ten.'''' — » Ofschoon nu in Tiet algemeen de ontbin- ding voor alsnog boven de nederdruhking en uit- neming der cataract geenszins te verkiezen zij, zoo behoort men echter desniettegenstaande dezelve niet geheel te verwerpen, ja in die gevallen , alwaar de uitneming mislukt oi om eene of andere reden niet geschieden kan, is liet steeds beter de ontbinding , dan de nederdruhHng te beproeven. B. v. bij ster- ke aangroeijing van het cristal-beursje enz. (*). Bij kinderen zoude men vooral de ontbinding kun- hen beproeven, dewijl bij de meesten de onmoge- lijkheid bestaat om de andere kunstbewerkingen Baar den eisch te volvoeren wegens hunne woelig- heid , enz. Bij aangeborene cataract wordt zij door sommigen ook aangeraden" (-f). Zie hier het oordeel over deze kunstbewerking ,
zoo als mijn Vader heizeJve te zijnen tijde voor- droeg, eveneens medegedeeld. § 12.
Er is door mijnen Vader nog eene moeijelijke ea
ougemeene heelkundige bewerking aan de oogen, en
(*) Zie onder andereu dergelijk een geval van de beer in akne«
makw's Magaz. für die [ViinAarzn.Götting. É. Â é. St.p. 294. (f) Zie ware, in Philos. Transact. 1801 en himlij und
scumïdx Ophthahnologische Bihliothek. Bd. I. $t. 2 S. 117 — De beste maaier om de operatie te dien einde te volvoeren, is de door bbchhork voorgestelde in zijne Dissert. Inaug.de JCeratonyxide- (Balae saxonum 1806.) — Vergelijk HESiDlinisz IJsell·. Operaliëii ñ, éõ volgg. ea anderen. |
|||||
—■ ι«ι —
|
|||||
en óp eene nieuwe wijze verrigt, waarvan wij de
overlevering aan den geleerden wachter verschul- digd zijn, die met regt aanmerkt , dat de waarne- ming over dezelve door het overlijden van mijnen Vader of lang kondè achterwege gebleven, of ge- heel verloren geraakt zijn , zonder zijne zorg en op- lettendheid. Alhoewel na het tijdvak, waarover het Overzigt loopt, geschied zijnde, meenen wij en om de belangrijkheid van het geval zelve , en om. de bevestiging des róems van den Operateur als Oculist, deze waarneming na den dood mijns Vaders opgesteld hier niet te mogen, verzwijgen. Wij le- veren om des te naauwkeuriger te zijn de vertaling van wachters waarneming. »JoHAN GEORGE HOOFT, 3o jaren oud, geboor-
tig in de Oostvriescae stad Auricli, van een vrij stevig gestel, hebbende nogtans een eenigzins scro- fuleus aanzien , Was bijna altijd zeer gezond. Reeds sedert éenige jaren vertoonde zich 's voorjaars een puistachtige uitslag over het geheele ligchaam , doch voornamelijk rondom, den hals, maar weik uitslag nu voor δ jaren op den gewonen tijd zich niet open- baarde. Hij wist hiervan geene oorzaak op te ge- ven, dewijl hij geene geneesmiddelen, waardoor een terugslaan konde ontstaan, gebruikt had. In plaats van gemeklen uitslag, altans 200 als va ij waarschijnlijk voorkomt, werd een zware ehroni~ sche ophthalmie geboren , welke beide oogen be- 'zette. Verschillende Geneesheeren en Heelmees- ters werden om raad gevraagd, welke verscheidene Geneesmiddelen ten gebruike toedienden , uit welken I 2 al.
|
|||||
— x5i —
allen (en derzelver getal was voorwaar ontzettend)
geen zich krachtdadiger vertoonde dan de mercuri- us dulcis , in den vorm van pillen. Naderhand ge- bruikte hij ook met best gevolg pillen uit Extr. cicutac, door dewelke de hevigheid der ophthal- mie wel veel bedaarde , doch geenszins geheel ver- dween : evenwel werd het gezigt, te voren door de hevige ontsteking volkomen opgeheven , grootendeels hersteld. Onder deze omstandigheden nu , maakte zich ongelukkig een onervarene van het vertrouwen des lijders meester, belovende binnen kort zonder twijfel het gezigt te zullen herstellen. Deze be- schouwde het gebrek als een horenvlies-vlek (ma· cula corneae) , alhoewel toen reeds een vrij wel gevormde cataract waargenomen konde worden. Hij bezigde nu derhalve een volkomen ongeschikte geneeswijze : blies op de oogen zeer fijn gepoederde witte zuiker, en aldus werd wederom een sterke ophtlialmie geboren. Hij beval tevens ontsteking- werende stovingen , bloedzuigers nevens de oogen , een setaceum in' den nek , een jontanel op eiken arm; na het langdurig aanwenden van al deze , niet tot de zachtste behoorende middelen , werd ein- delijk de ophtlialmie wel bedaard, maar de onge- lukkige lijder volkomen van zijn gezigt beroofd." » Wat was nu beter en raadzamer dan hulp te
vragen van onzen Hoogl. mulder, wiens roem in de behandeling van gebreken der oogen wijd ver- spreid was, maar vooral naar Oost-Vriesland, dewijl Z. H. Gel. niet weinig cataraci-operatiè'n aan zieken, van die landstreek tot Hem hunne toe- ylugt
|
||||
- é33 —
|
|||||
vlugt nemende , met een allergewenscht gevolg be-
werkstelligd had?" )> Nadat de Hoogleeraar beide oogen naauwkeurig
onderzocht had, verklaarde Hij dat de hoop op herstel zeer gering was, en dat aan het regter oc*g , als aan amaurosis lijdende , geen heelkundige kunst- bewerking eenige hulp konde toebrengen. Doch een ander oordeel velde hij over het linker oog, in het- welk de pupil zoo vernaauwd was, dat naauwelijks de punt van eene naald door dezelve zoude hebben kunnen doorgaan y de regenboog bleek volkomen ongevoelig op den prikkel van bet licht te zijn, en daarenboven was een zeer wel gevormde cataract aanwezig.*' -— » En alhoewel dit een en ander niet tot de ligtste kwalen der oogen behoorde, beloofde evenwel de Hoogl. MULDER aan den lijder , dat hij zoude beproeven , wat de operatie nog konde uit- werken. Hij beval eerst het gebruik van niesrnid- delen , van dewelke de zieke bijna geen uitwerking of hulp ontwaarde. Hij oordeelde toen tot een an- der geneesmiddel te moeten overgaan , namelijk tot het oleum hyoscyami, door wier "Werking de ver- naauwing der pupil wel een weinig verbeterd is geworden , maar geenszins aan den natuurlijken toe- stand weder gelijk geworden. Wat moest derhalve in een zoo zamengesteld geval geschieden ? Eerst stond de Hoogl. mulder ßá twijfel om die opera- tie te doen, waardoor volgens de manier van wen» zel- een kunstmatige pupil (pupilla artificialis) ge- vormd wordt, of om de zamengetrokkene pupil te verwijderen, en na die verwijdering de cataract 15 uit
|
|||||
— $U —
uit te nemen. Delaa'ste handelwijze scheen de beste?
en op den 27 October 1810 werd op de volgende wijze de operatie volvoerd.'' » Nadat een anody- num aan den lijder was toegediend geworden, en het regter oog met een windsel bedekt, werd de- zelfde voorbereiding gemaakt, als bij de operatie der cataract geschiedt: doch om grooter vastheid <ler hand onder het opereren te verschaffen, plaat- ste de Hoogleeraar, op een gewonen stoel nevens den zieken gezeten zijnde, de elleboog op de knie."-—- » De Heelmeester des Nosocomiums, de zeer erva- rene HENDRIKSZ achter den zieken geplaatst, ligte met de wijs- en middelste vinder der regter hand het bovenste ooglid op, zoodat de middelste vin- ger naast bij den binnenhoek des oogs was. Mui>. PER steunde met den ring- en kleine vinger op de koon des lijders, en nu werd met richters mes- 5e (*) het horenvlies doorgesneden, zoodat in de benedenste helft der cornea een wonde gevormd ■yverd, even als bij de uitneming der cataract ge- schiedt , uit welke wonde het waterig vocht uitvloei- de. Deze snede volbragt zijnde, werd er overge- daan tot de verwijdering der pupil, hetwelk eerst beproefd werd met de cystotome van LA FAYE (·]-). Maar dit werktuig voldeed geenszins aan het oog- merk. Toen werd derhalve eene zeer fijne schaar aangewend, door middel van dewelke vier kleine insnijdingen geschiedden, twee horizontale en twee lood-
(*) Zie ejïs llist. I. pag, 100. Tab. III. fig. i5.
(t) Dezelfje p. 20. Tab, I. fig. 12 en i3.
|
||||
é55 —
|
|||||
loodlijnige, welke gemaakt zijnde de gesnedene ge-
deelten (segmenten) der regenboog met hetzelfde instrument werden weggenomen. Om het horen- vlies op te ligten , werd het lepeltje van daviel (*) gebruikt. Doch gedurende de operatie werd de beweging van het oog zoo sterk, dat hetzelve met de vingers niet meer konde gehouden worden, wes- halve de oogspiegel van jericho (·]"), welke de Hoogleeraar slechts zeer zeldzaam aanwendde, ge- bezigd werd. Maar ook dit instrument holp niets, weshalve de vingers wederom in den binnenhoek des oogs geplaatst werden, om hetzelve te vestigqp.,> » De pupil· nu genoeg verwijd zijnde om den uit-
gang der cataract niet te beletten, werd het beursje des kristal-lens doorboord met de cjslotomus van ■LA. FAYE, en door eene geringe drukking boven de bol aangebragt, sprong de verduisterde fens door de verwijde pupil voor den dag, maar toen werd duidelijk ontdekt, dat ook de capsula lentis zelve ontaard was , zoodat geene lichtstralen tot het net- vlies1 konden doordringen. Er bleef dus niets an- ders over , dan om de capsula mede uit te nemen ; en onze mulder draalde niet lang om dit te be- proeven met de schaar van la. faye. (§) Deze weg- neming geschiedde zonder eenige moeijelijkheid; en
1 (*) Dezelfde pag. il. Tab. I. fig. 4. a. ''■(■j-jDezelfde pag. 3<). Noiaij. Tab. II, fig. i4 en *5. alwaar
Üit instrument het eerst is afgebeeid. ·-(§)-Dezelfde Tab. I. fig. 16. en VAN GESSCHEK, Eedend.,
v>f. Heelk. UI &Ö Tab- XXIX. fig. 7. 14
|
|||||
.— é36 —
|
||||||
en hpe sprong de lijder van vreugde op, toen hi)
zijn gezigt hersteld zag! Terstond werd het oog ge- sloten , de lijder met den rug naar het licht geplaatst en twee compressen aan een windsel gehecht op de oogen geplaatst, wordende gedurig door middel van eene spons nat gehouden met:'' Rj. Aq. Rosar. unc. VI.
Spir. Vin. unc. I, m. d, u, » Zoodanig oogwatertje was wezenlijk zeer nood-
zakelijk , omdat er geen geringe oogontsteking te wachten was, welke gedurende de kunstbewerking reeds begon te ontstaan. Na de operatie verkeerde de lijder in het donker en hield een ontsteking- werende leefregel." » De tweede dag na de operatie klaagde hij over
een ligte prikkelende pijn, welke na vier dagen geheel verdween. Op den tienden dag werd het verband veranderd , en er waren geene teekenen van ontsteking. Na i4 dagen gebood de Hoogleeraar den lijder om zich langzamerhand aan het licht bloot te stellen: en vier weken na de operatie was het gezigt volkomen hersteld, slechts nog een wei- nig zwak, doch zoo dat hij al wat hem omringde, zelfs fijnere dingen konde onderscheiden. Die· zwakte van gezigt verbeterde zich evenwel dagelijks· Eene niet ronde, maar meer langwerpige pupil is nu zigtbaar in het midden der regenboog en onge- voelig voor den prikkel des lichts. Een vochtige ne- vel- |
||||||
«
|
||||||
_é37-
yelachtige weersgesteldheid schijnt wel eenigen in-
vloed uit te oefenen op het oog, maar veroorzaakt geenszins pijn. De toestand van het andere oog blijft gelijk. Hij gebruikt nog een oogwatertje uit spir, vini en aq. pura.}) » ZAe hier derhalve een geval, hetwelk mij al-
toos toeschijnt, onder de zeldzamere te moeten ge- rangschikt worden. Want wie zoude een zamenge- stelder geval kunnen aanvoeren? Wien is ook zoo- danig een mapier van handelen bekend geweest? Wie konde eindelijk grooter uitkomst verwacht hebben?" Na deze Histona morhi et operationis deelt de
Geleerde Hr. wachter eenige zeer lezenswaardige opmerkingen over dezelve mede, waarvan wij den voornamen inhoud hierbij voegen. . De oorsprong dier ophthalmie, welke zoo on-
doelmatig en voor den lijder noodlottig behandeld werd, moet meerendeels in de teruggedrevene huid- uitslag gezocht worden. De mogelijkheid hiervan leert de dagelijksche ondervinding in het algemeen . en in het bijzonder (onder anderen) eene waarne- ming van den grooten richter , welke na het op- droogen van hoofdzeer (tinea capitis) de pupil ge- sloten zag. Velen zouden misschien het vermelde geval
tot de ongeneeslijke gebragt, en geene operatie ondernomen hebben, doch na zich verzekerd te hebben dat door niesmiddelen enz. de pupil zich niet verwijdde, ondernam toch mijn Vader met over- leg eu beleid dezelve, wordende met eeae goede uit. I 5 komst
|
||||
— Ï58 —
|
|||||
komst bekroond. (*) Wachter vergelijkt voorts
de beschrevene manier met gevallen , die met het genoemde eenigzins overeenkomen, en verklaart die inanier voor geheel nieuw. Het is bekend dat de vorming van een kunstmatige pupil die heelkundige kunstbewerking is, » door de welke, in gevalle van een slecht gevormde of ziekelijke regenboog of ho»· renvlies de lichtstralen tot het netvlies niet kunnen doordringen , eene opening gemaakt wordt of mid- den in den regenboog of aan deszelfs rand, zoo dat de lichtstralen op nieuws tot het netvlies kunnen doordringen." (-f-) Woolhouse, Oculist van JACOB II koning van
Engeland, enz. heeft het eerste denkbeeld tot de vorming van een' nieuwen pupil gegeven door een kunslbewerking , door ner» heupgtn'i genoemd , aan te bevelen, waarbij de oorspronkelijke of oude pu- pil, die zamengegroeid was, weder hersteld wordt. Cheseldbn en vele anderen (§) verbeterden voorts WOOLHOUSES handelwijze en breidden dezelve ver- der uit, zoodat zelfs een geheel nieuwe pupil werd daargesteld. Cheset/den mag dus gezegd worden , ei-
(*) Nooit behoort men de kunstbewerking der kunstmatige
pupil ïa het werk te stellen, zoo lang er gelegenheid schijnt te zijn tot herstelling zonder dezelve. Men beproeve eerst de narcotische planteusappen, enz.: vinden -wij in eene aanteeke- ning elders. (f) Zie WACHTEp. spec. chir. p. i5. Verg. YAn onsenooRT ,
Operative Beeïk, I Deel. hl. a53. De indicaliën tot de operatie zie men bij W. p. i5 en iG: bij V. O. p. 253 en 2S4. ($) Zie dezelve b. v. bij OHSENOORT hl. 249 volgg.
1
|
|||||
l5o, —i-
|
|||||
eigenlijk het eerst eene kunstmatige pupil gevormd.
te hebben, en vel op de volgende wijze. Hij bragt een zeer fijn en smal mesje door de cornea of liever door de sclerotica binnen op dezelfde plaats, als geschiedt bij de nederdrukking der cataract, tot dat gedeelte der regenboog, in hetwelk de opening moet gemaakt· worden , en volbragt met hetzelfde instrument een transversale incisie van 2 of 3 lij- nen. Sommigen meenen, dat hij eene naald ge·* hruikte, hoedanig een bij de neerdrulddng der cataract gebezigd wordt. Eenigen hebben met goed gevolg van deze manier van opereren ge- bruik gemaakt, andere verscheiden gebreken derzelve met grond opgegeven en aangetoond. -—* GuERiN meende de vorige manier te verbeteren door aan te bevelen, om het mesje in te bren- gen door het doorschijnende horenvlies in de voor- ste oogkamer, en om van dat deel door een kruis- snede het horenvlies in te snijden. Doch dit be- let evenmin, als het vorige de zamentrekking Van het wondje, waardoor naderhand het zien weder belet wordt. — Janin beval de coretotomia aan, waarbij het horenvlies, volgens hem (*), op de-
(*) De nadere verbeteringen van deze en de overige me-
thoden , zie men "bij OHSENOORT en anderen na. Oper. Heelh ï. bl. 258 volgg. doch waar wij lezen: cerotomia, corecto- mia, corodialysis. En verh. over de graautve staar en den ^nstigen oogappel door denzelfden Geleerde, (jimst. 1S18.) Men vergelijke met dat alles liet boven vermelde geval van. mijnen vader, om te zien in hoe verre hetzelve nog nieuw, «n opmerkenswaardig is. ·■■.., |
|||||
__ ï4o —
dezelfde wijze als bij de cataract geopend wordt,
waarna door middel van eene zeer fijne schaar een wondje in den regenboog naar de binnen ooghoek gemaakt wordt. Dit wondje evenwel vergroeit dik- werf schielijk, er ontstaat veretteriftg, enz.j rede- nen waarom deze manier afkeuring verdient, zoo als zij door JANIN werd voorgesteld. — Wenzel stelde die manier voor, welke eoreneclotomia heet. Hij snijdt met een mesje , hoedanig bij de uilneming der cataract gebezigd wordt, het horenvlies half- maanswijze, zoodat de helft verdeeld ia. Op het- zelfde oogenblik, waarin hij deze snede maakt, brengt hij de punt van het mesje door de regen- boog ter lengte van een halve lijn , en terwijl hij het handvatsel van het mesje nederdrukt, maakt hij in den regenboog een halfmarinswijs wondje. Nu snijdt hij met eene schaar het gewonde gedeelte (segment) des regenboogs af, waardoor aan het licht toegang tot het netvlies vergund wordt. Het is bij deze operatie moeijelijk om de opening des regenboogs zoo te bepalen, dat de lens of het ontaarde beursje indien het noodig zij, kan uitgenomen worden. — De Hoogl. SCHMIDT heeft de coretedyalysis bewerk- stelligd. De naald wordt even als bij de nederdruk- king der cataract in het oog gebragt, doorgaande tot de crystal-lens in gevalle te voren geen uitne- men geschied is· Vervolgens wordt de naald achter den regenboog voortgedreven naar den voorsten oog- hoek ën aldus de afscheiding des regenboogs van den haarwijzenband volbragt. Indien nu de lens on- doorschijnend is, wordt dezelve tevens nedergedruku Bij
|
||||
— ι4ι —
Bij deze methode is groot gevaar om nadeeligé
kwetsing aan andere dèelen van het oog toe te bren- gen. Wachter zoude daarenboven het uitnemen van de ondoorschijnende lens boven het nederdruk- ken verkiezen (/?. 24.). » Onder alle medegedeelde manieren is er geene,
welke met die van mulder overeenkomt , en in ons geval wezenlijk boven alle anderen mij de voor- keur schijnt te verdienen , ja zelfs boven die van WENZEL, welke alhoewel de beste van allen ook nog hare zwarigheden heeft:" zegt WACHTER en vervolgt aldus: » Tot iet doen dier noren-vlies- snede tegelijk met die des regenboogs wordt voor- waar een zeer geoefende hand vereischt; en ik twij- fel of zelfs de handigste Heelmeester die methode (van wenzel) zal kunnen volgen, wanneer de be wegelijkheid van het oog zoo groot is, dat hetzelve met moeite of soms geheel niet kan gevestigd wor- den. . . . Weshalve het tot het zeer moeijelijke behoort om volgens WKNZELS manier de regenboogs* snede te volvoeren." — » Wij gelooven dan de Muldersclie manier te moeten volgen, in gevalle namelijk het horenvlies ongeschonden (iniacta) is., de voorste kamer niet vernietigd of met het horen- vlies zamengegroeidis, alhoewel de lens ofhetbeursje ontaard zij. Wij bevelen dus een halfmaanswij- ze snede van het horenvlies op dezelfde wijze als bij de cataract aan, en met hetzelfde werktuig. Indien de pupil, alhoewel aanmerkelijk zamengetrok- ken zijnde, nog eenig spoor van zijn aanzijn ver- toont, zouden wij dezelve verwijden, doch wan- neer |
||||
— i4a sr
|
|||||
neer dezelve geheel verdwenen is, dan schijnt het ons
best toe, om dezelve op die plaats te maken, waar ze te voren natuurlijk gevonden werd , en op dezelfde wijze als de Hoogl. Mulder dezelve maakte door vier insnijdingen met de schaar en voocis door de wondlip- jes weg te nemen. Ook in gevalle geen spoor van de pupil meer aanwezig is, zouden wij de insnijdingen beter aan. het doel beantwoordende achten, dan slechts een halfmaanswijze snede." Het gevaar van kwetsing van andere deelen is bij
deze manier blijkbaar minder, dan bij eenige an- dere der ópgegevenen. De schaar,: hoewel anders bij heelkundige bewerkingen beneden het mes te achten, is hier boven hetzelve verkieslijk. Het wegnemen van de wbndlipjes is zeer noodig, doch moet door een geoefende hand en altijd met groo» te voorzigtigheid geschieden. Men kan op deze .wijze den omtrek der opening naar verkiezing ma- ken, en bijaldien cataract aanwezig is, dezelve op de gewoone wijze uitnemen. De ondoorzigtige lens in het oog te laten is niet raadzaam, dewijl eene plaatsverandering derzelve het gezigt weder bene- men kan. —- Het uitnemen van het beursje was niet nieuw,
hebbende de Hoogl. VAN maanen die bewerking in 1795 met den beroemden oculist jekiCho ver- rigt. Het schijnt nogtans geene aanbeveling te ver- dienen om volgens beer en anderen in aiie ge- vallen het beursje mede weg te nemen, dewijl het- zelve slechts zelden verdonkerd is. Mursinna vond dit onder 566 gevallen slechts drie maal. Da
|
|||||
— ι45 —
|
|||||
De afgesnedene deelen des regenboogs kunnen met
de schaar ook naar buiten gebragt worden, en men behoeft daartoe niet het afzonderlijk werktuig van beer. C*) Er is bij de opgegevene operatie geene meerdere vrees voor ontsteking, dan bij die der cataract. Wij eindigen deze mededeeling met de woorden
•van wachter : »Dewijl deze operatie onder ons tot de zeldzame bekoort, heb ik het niet onge- past geoordeeld de voorgedragene waarneming kor- ielijk te verhalen." Waarschijnlijk verdient die ma- nier een plaatsje nevens diè van zoo vele geroemde buitenlanders. Onder: de Heelkundige bewerkingen is er geene
die opmerkenswaardiger was, dan de wegneming of uitroeijing van. het kniegewricht: QExstirpatio Genu) (+■) , door den heer G. H. wachter zoo mees-
(*) Zie ÉNS L. I. pag. 228. Tah. V. fig. 5.
(•f) Volgens de definitie van den Geleerden ONSESOORT zou-
de hier geene uitroeijing, uitneming, exstirpatio plaats ge- grepen hebben , dewijl dezelve « bestaat in de gebeele wegne- mine van eenigerhande deel, b. v. van den arm uit het schou- dergewricht, waarin men alleen de bekjeedselen en spieren in verschillende rigtiiigen verdeeld:" want in het onderhavig ge- val moest ook het been verdeeld-worden. Daarenboven moet toch ook bij de exstirpatie in het schoudergewricht, in het heupgewricht, enz. immer het ligamentum capsulare et rotun· dum doorgesneden worden. Weshalve wij deze bepaling niet kunnen aannemen. Zie Operatiye Heelkunde. I. Bsel. pag, 5g en 60. \AmSt.STJLPK.E. Ï822]. · ■
|
|||||
— é44 —
|
|||||
meesterlijk beschreven. Opmerkenswaardig was dit
geval, zoowel wegens de zeldzaamheid der operatie zelve, als om de omstandigheden , die bij hetzelve zoo ongelukkig zamenliepen. Nogtans beschouw ik deze kunstbewerking, te voren slechts eens door park bewerkstelligd, benevens die der wegneming van het been uit het heupgewricht aan een meisje in 1798 met het gelukkigst gevolg verrigt, als twee daadzaken, die de Chirurgicale roem van mijnen onvergetelijken Vader onwrikbaar gevestigd hebben. Hierbij komt nog de moeijelijke kunstbewerking, het wegnemen 'van het ondereinde des huitbeens. Het is hier de plaats niet om over die tweede kunst- bewerking uitvoerig te handelen, maur ik merk slechts in het- voorbijgaan aan, dat het bijkans verteerde meisje naderhand een frissche jonge doch- ter geworden is, en nu sedert jaren gehuwd zijn- de, moeder van vijf gezonde kinderen is, welke zij zelve zoogde. Zoo verre mij bekend is, bestaat er tot op lieden toe geen weerga van zoodanig ge- lukkig geval. Altans schreef tittmann voor weinige jaren , dat
het nog niet bewezen was of deze operatie wel een gelukkig gevolg konde hebben: Waarop de kun- dige VAN der hout met regt aanmerkt, dat hier- aan onder onze landgenooten geen twijfel meer wras (*). Ik hoop in het vervolg van tijd gelegen- • ■ heid
(*) TittMATJN zegt namelijk omtrent de amputatie van liet
dijbeen uit het lieupgewricht: «Hoezeer deze operatie door velen is aangeprezen geworden en ook werkelijk aan levende |
|||||
145
|
||||||
gelegenheid te hebben om een uitgewerkt stuk over
dit geval, met afteekeningen zoowel van het carieuse been, als van de genezene wonde, door den be— roern-
personen verrigt is , heeft men echter nog geen enkel voorbeeld
dat zij met gelukkig gevolg is bekroond geworden, kunnen, aanwijzen. Ziet meii echter vooraf, dat de lijder bij het na- laten der operatie zeker sterven zal, éii wil men om deze re» den de kunstbewerkitig niet verzuimen, zoo is het echter hoogstwaarschijnlijk, dat dezelve geheel vergeefs zal zijn, en /Ν. Β ) verder tot niets zal strekken, dan om de lijder voor zijnen dood liog op het 'gruwzaamst te folteren. Indien de operatie al gelukkig afloopt, zal het ligchaam evenwel zulk eene geweldige omwenteling, waarbij eeiie vierde gedeelte van het geheel Wordt \yeggenomeri, bezwaarlijk kunnen verdra- gen." enz. Van der HOUT zegt hierop in de noot: « Het te- gengestelde is bij ons te lande waar. De ïloogl. mulder heeft dezelve aart een jong meisje met het gelukkigst gevolg ver- rigt. Én, gelukkige voorbeelden moeten ons tot het behoud van ongelukkigen aanmoedigen." Men zie: Léerboel· der Heelkunde van J. A. tittmakn , naar het Hoogd. vrij vert. enz. door A. VAK DEK hout , I DeeL pag, 277 en 278. (jJmst. SULPKE, 1816.) Wij merken nog aan, dat het laatste besluit van TtTTMAHN onjuist is, want dat liet levensgevaar niet zoo zeer afhangt van de boeveelheid stof, welke wordt weggeno- men, als van het bijzonder gedeelte, hetwelk wordt afgesne- den, — Alhoewel wij geene voorbeelden , als het bovengemelde tot nog toe kennen, moeten wij uit de 2<ie uitgave van de ver- taling van bovengemelde werk opmaken, dat er sedert 1816 meer door den kundigert van der hout zijn opgeteekend ge- vonden , en misschien zoo vele dat liet niet meer der moeite waardig schijnt te zijn om de Operateurs te noemen, zelfs niet den landgenoot, die de gelukkigste uilkomst in dezen te beurte viel. Immers hier lezen wij alleen : .< Niettegenstaande dit alles is zij doch in latere tijden, hoewel zeldzaam, met een gelukkig gevolg verrigt geworden." Zie bovengenoemd ■werk I Deel. pag, 3i3 en 3i4- 2Ie en verm. drul, (Jmst. SULPK.E, 1819) K. |
||||||
ν
|
||||||
— 146 —
|
|||||
roemden schilder VAK dek. κοοϊ vervaardigd, voor-
zien , in liet licht te geven. Ik ga nu eerst over ter mededeeling van hetgene
bij
Nadat ik het bovenstaande ter perse gelegd had, kwam mij
het 'negende stuk der Biblioth. der pract. 'ffezlk, vpn HtTffELAHD und OSAHN i8a3. (September. Berlin.) in handen, alwaar (S_ 178—180.) loffelijke melding gemaakt wordt van eene com- mentatio chirurg, de Eemore in cauitate cotyloidea. antputan~ do, auct A. a. hëdeno. {hips,. 182,3, 4°. c. Tab. V. lith.) In dit, naar die opgave, met veel vlijt en 00.deel geschreven werkje', wordt van vijf met gelukkig gevolg verrigte opera- tien van dien aard gewag gemaakt: hetwelk dus aan van DER hóüt'S latere schrijfwijze grond bijzet. V/ij hopen eerlang jn dat werkje zelve het meer of het min gelukkige dier uit- komsten te leeren kennen, en met dat vau mijnen Vader te vergelijken. Het is ons ook niet hekend of dit geval onder die vijf opgeteld zij geworden , en het doet ons leed hier nog de gevallen, nog de namen der Operateurs te kunnen mede- deelen. Sedert kwam mij ook nog in handen een stukje, getiteld: Eine
neue Verfahrungsart zur Exartikulation des Obérschenhels, pon Dr. MSFRAIiC in fhoeieps Notizen , 1828. N°, 98. 5·, l56—i5g. Overgenomen uit Archives générales de Médecine , Juin 1823. Behalve eenige algemeene wenken en de nieuwe manier van opereren, vinden wij daar de aanwendbaarlieid der operatie bevestigd door de ondervinding van pabaud bij SABATIER aangehaald, van BAFFOS, BROWKRIGG, larry , KUSCH en gxjtbt.ie. Het is hier de plaats niet om ons over LïSFRAKCS maaier enz, uit te laten, maar averill verzekert dat hij denzelven met zoo ontzettende handigheid heeft zien opereren, dat hij de operatie aan een lijk in minder dan tien seconden (?? — waren het minuten dan was liet nog wonder) verrigt had. — Den 2 September, iS23 heeft JAMES SYMES, Prof. Anat en Chirurg, te Edenburg aan een jongen vau 19 jaar het linker heen uit hef heupgewricht uitgenomen, zijnde dezelve hoogst vermagerd. De operatie geschiedde naar |
|||||
— i4f —
|
|||||
bij Dr. wachter omtrent liet eerste geval aange-
teekend staat ($·). » Cornelia FERVERCA 5 eene weduwe van 54
jaren en moeder van 9 kinderen, te voren gezond, werd voor omstreeks vijf maanden door een' zwaren schrik aangedaan , zoodat zij den volgenden dag ëene hevige koorts kreeg, welke 24 uren duurde. Zij gevoelde terstond tevens eene zware, vaste pijn in de regter knie, welke zoodanig toenam, dat zij ge- noodzaakt werd van iemand, welke in de stad Gro- ningen de Heelkunde ttitoefent, hulp te vragen. Deze oordeelde dat de kwaal in eene ontwrichting of verplaatsing bestond, alhoewel de.lijderes vast staande hield, dat geen uitwendig geweld, op de nu pijnlijke plaats" was aangebragt geworden. Alle, bij zoodanig toeval noodige middelen werden in het werkgesteid, de knie namelijk met windsels stevig onwonden en met spir. vini camph. bevochtigd; welk een en ander aan het doel niet voldeed. Im- mers, de knie werd allengs dikker en pijnlijker. Al-
de manier van USFRANC, en op den 18 September, waren
alle vooruitziglen op herstel allergunstigst. Zie fkqrieps JVo- iizejz, i8a3. No. ioS. 'S. 3ip,. Wekdelstadt zag en onddr- zocbe een matroos, welke na de slag bij Abulir de ambutatie ex acetahulo ondergaan en jaren lang overleefd had. Zie nuF- FEL. u. HIMLY Journ. derpract. ffeilk. 1811.8 St,. S. no-iia. De amputatie uit de gewrichten boven andere amputatiën beeft niet zeer lang geleden ook Dr. J. mank aanbevolen, trachtende de vóoroordeelen tegen dezelve door ondervinding weg te nemen. Zie ehkiiarts Zeitung i8a3. i. S. 292. (*) Zie Diss, l. p. 3o—60.
Κ 2
|
|||||
- i48 —
|
||||||
» Alles aldus gedurig verergerende, werd de zeer
ervaren Chirurgijns van het Akadetnisch ziekenhuis , de tegenwoordige Hoogl. p. hendbiksz te hulpge- roepen , die weldra uit alle toevallen ontwaarde dat er beenbederf (caries) plaats vond* Deze bezigde verschillende pleisters en stovingen , welke soms de zwelling wel verdreven, maar geenszins de hevige pijn wegnamen. Eindelijk werden ook spaansche vlieg-pleisters, aan weerskanten van het gewricht aangewend , uit wier opening eene matige hoeveel- heid eener weiachtige stof vloeide, doch geen ver" ligting aanbragt, zoodat het noodig geoordeeld werd , verdoovende middelen toe te dienen. Bij alle deze moeijelijkheden kwam een hevige diarrhoea, welke door geneesmiddelen tot bedaren kwam." » Nadat alles aldus zonder verlig-ting was aan-
gewend en de krachten zeer afnamen , oordeelde de zeer ervaren hend^iksz het test om raad te vragen bij onzen Leermeester den Hoogl. mulder , welke terstond aan de heklagelijke en arme lijde- res eene plaats in het Heelkundig ziekenhuis ver-
leende." » Op den 5o September 1809 fddaar opgenomen
zijnde, werd het volgende waargenomen: De regter knie en deze geheele ledemaat was gezwollen. Het aangedane deel kon geene aanraking velen, dewijl daardoor de hevigste pijn, die alle beweging des ge- lids belettede ontstond, zoo als ook die Van het dijbeen en van den voet. Behalve deze zwelling , vertoonde de geleding van het kuit- en scheenbeen niet de dij eene tegennatuurlijke houding, dewijl de uit-
|
||||||
é
|
||||||
— i4g —
|
|||||
uiteinden van die beenen meer naar buiten helden ,
zoo zelfs, dat de hoofden dier beenen van het ove- rige heen schenen afgescheiden te zijn j doch het- geen wegens de hevigheid der pijnen bij de bewe- ging niet vast konde bepaald worden. De knieschijf scheen iets grooter, dan gewoonlijk. De kleur der zwelling was uitwendig bijna natuurlijk , maar met verscheidene roode puntjes bezet. De zieke verhaal- de een' onmatigen eetlust te hebben, en voornamelijk des nachts een koud, taai, zeer verzwakkend zweet. Een snelle en kleine pols. Werd toegediend: i?/. Cort Peruv. flavi unc. i.
Coq. in s. q. aq ad colat. unc. xü.
acid. Syr. Cort udurant unc. i. Spir. nitri dulc. dr. i. Laud* liq. sydenh. gtt. xxx. m. S. Om de 2 uren een kopje vol." » Tegen den nacht een haustus anodynus."
» Binnen korten tijd herstelden hare krachten
en verkreeg zij een veel fc-ster uitzigt. Uitwen- dig werd niets aangewende In de volgende week werd eene zwelling der liti-ter knie waargenomen, welke eene slijmige of geleiachtige stof scheen te be- vatten en spoedig weder verdween. De pijn der legter knie was een weinigje minder, zoodat de- zelve soms geheel verdween, en de lijderes een weinig sliep, hetwelk gedurende de geheele ziekte niet geschied was. Dit gebeurde evenwel voorna- K 5 me-
|
|||||
—· é5ï
|
|||||
meiijk, nadat in plaats van de Tuiustus anodynus
pilul. opii in eene allengs vermeerderde dosis geno- men waren. De eetlust was goed, niet onmatig; de pols had gewonnen." — » Er bleef ter genezing nu niets over , dan de af-
zetting des ledemaats of de uitroeijing van liet gelid. Dewijl echter de kwaal zich niet buiten de knie uitstrekte, en de toestand der lijderes zoodanig was , dat zij de zwaarste operatie scheen te kunnen door- staan, oordeelde de Hoogleeraar om liet gewricht weg te nemen en het been te behouden.'' » Op-den.22 October 1809 werd ten aanzien
van den Hoogleeraar Thomassen á thuessink , de Doctoren BUSCH en tellegen, de Churigijns hen- Iiriksz, íïßß EMDE en BUISSING, en meer dan der- tig studenten , welke de Heelkundige lessen plegen bij te wonen, de operatie op de volgende wijze verrigt." »1 De lijderes werd op eene tafel gelegd, en het
tourniquet op de arteria femoralis geplaatst, doch zonder eenige drukking te bewerkstelligen. De al- gemeene bekleedselen werden boven de knieschijf met een gewoon scalpel dwars doorgesneden, en de insnijding door de pees der uitstrekkende spieren van het been, en door de benedenste vezelen van de beide pasti, tot op het dijbeen vervolgd. Vervolgens werd een lengtesnede gemaakt, begin- nende een duim boven de dwarssnede, en eindi- gende omstreeks 4 duim beneden dezelve. Dit geschied zijnde werden de wanden der wonde van het been en de banden losgemaakt, en wel het eerst
|
|||||
eerst boven de knie, waardoor weldra de hoofden
van het dijbeen (condyli ossis fem.) zigtbaar wer- den. Nadat nu de zachtere deelen van de harde zooveel doenlijk gescheiden waren, werd een mes ter breedte van omtrent ï duim, en ter lengte van 12 duim, dwars onder het dijbeen gebragt, het scherp , zooveel mogelijk, naar de achterzijde van het dijbeen gerigt, en zeer nabij hetzelve om de beleediging van de arieria poplitea voor te komen. Op deze wijze de onder de dij gelegene deelen van het been afgeschei- den zijnde, werd een houten spadel van ι duim breed- te door de gemaakte opening doorgestoken, en langs hetzelve het dijbeen door de zaag verdeeld, onir streeks 2 duim koven de comtyli. Daarna de woud- lippen omstreeks de knieschijf en het hoofd des kuitbeens van de banden en het been afgescheiden zijnde, kwam ook zeer spoedig het bovenste gedeelte des kuitbeens bloot, hetwelk geschied zijnde, het heen zoo is gebogen geworden, dat de condyli van het dijbeen afgescheiden buiten de wonde uit- staken. Hierdoor werd het gemakkelijker om tot de deelen, welke achter het kuitbeen zijn, van het been af te zonderen. Deze afscheiding zelve gaat nogtans met de grootste inoeijelijklieid gepaard en behoort tot het gewigtigste gedeelte der kunst, bewerking. De afscheiding geschied zijnde, werd de houten spadel onder de tïbia en fibula gebra gt, en het bovenste gedeelte der tibia doorgezaagd, juist boven de plaats, waar deze roet de fibula verbonden wordt. De afscheiding had wel lager zonder beleediging der groote va-ten, kunnen ge?- K. 4 acïued |
||||||
— l52 —*
|
|||||
schied zijn , maar gedurende de operatie Heek, dat
de caries de condyli van het dijbeen, doch voor- namelijk deszelfs knie oppervlakte , en het achterste gedeelte van den kuitbeenskop innam, zich buiten die plek niet uitstrekkende j zoodat aldus de kwaal met wortel en tak werd uitgeroeid," Er werd al- dus niets dan het beenig gedeelte en de banden weggenomen, blijvende de uitwendige bekleedselen en spieren geheel over. De bloedstorting was zeer gering, en slechts weinig was het binden van vaten noodigde : artena poplitea was ongeschonden en na het wegnemen van het zieke deel niet eens zigtbaar. » De kunstbewerking aldus zeer gelukkig ten
einde gebragt zijnde, werd reeds dadelijk eenige aannadering tusschen de dij en de scheen bemerkt door de zamentrekking der spieren en huid. De lippen der wonde van de lengtesnede werden door een'eenvoudigen naad , gewoonlijk de gehnoopte ge- naamd , vereenigd 5 de overige lippen werden lamen- gehouden door kruislings aangelegde kleefpleïsters, en het geheel met Engelsch pluksel bedekt. Om nu, zoovoel mogelijk, het been met de dij in eene vaste ligging te houden , was een verband en een werktuig bij der hand, te dien einde door den geachten Leermeester uitgedacht. Dit bestond uit twee latjes van 27 duim lengte en 1 duim breedte en dikte, aaa het eene einde op een' afstand van 6§ d. aan het andere op eene van 3ï d. door een opgeriglen houten plank ter dikte van § d. en ter hoogte van 5 d. vereenigd, Omstreeks het laid-
|
|||||
— é55 —
|
|||||
midden des werktuigs was een derde plankje, op
dezelfde wijze met de latjes vereenigd; elk plankje was zoodanig uitgehoold, dal in het midden des boogs slechts § duim hoogte des houts overbleef. De gedeelten der plankjes welke aan weerskanten uitstaken hadden ÷ d. breedte, van boven cirkels— wijze uitgehoold, om elk een houten cilinder ter lengte des geheelen werktuigs te ontvangen. Met deze aldus geplaatste cilinders werd een stevig doek verbonden, nederhangende in den vorm der uitge- hoolde plankjes, öni het geheele been te ondersteu- nen. Doordien deze cilinders om hunnen as be- wegelijk waren kon het doek dalen en rijzen, en op de behoorlijke hoogte bevestigd worden." » Op dit werktuig werd een verband gelegd , hoe-
danig een men bezigd om gebrokene beenderen bij- een te houden en te bevestigen. Een kussentje namelijk, drie spalken met doek omwonden, en een wollen windsel met achttien hoofden van ñïôô." » Het uitgestrekte lid werd aldus op dezen toestel
geplaatst, en eerst het windsel van ñïôô aangelegd , en daarna de beide lange spalken aan de kanten, en een kortere boven op het been bevestigd, einde- lijk het kussentje met lint toegebonden. Na dit alles werd de lijderes zeer voorzigtig te bed ge- bragt, en opdat het been door de dekens niet gedrukt zoude worden door hoepels overschraagd." » De misselijkheid , welke gedurende de operatie
ontstond, verergerde na dezelve, doch verdween
na 4 uren door een cardiacum et mixt anodyna.
Hierop volgde eene allergewenschte rust, eene groote
K. 5 ver-
|
|||||
— ι54 —
|
|||||
vermindering van pijn en gelieele kalmte. De lij-
deres was zeer met liaar lot tevreden, en geen wonder, daar zij bijna aanhoudend gedurende 22 maanden door de hevigste pijnen gefolterd was gewor- den , die voor geene verdoovende middelen weken , zijnde zij aan deze ook reeds zoo gewoon geworden, dat zij des avonds voor de operatie , XIV grein opi- um, zonder uitwerking, ingenomen had." » In den nacht na de kunstbewerking sliep de
lijderes weinig, alhoewel zij, geene pijn had, doch in de drie volgende nachten uitnemend wel. De eetlust was goed , geene koorts, in één woord de zieke bevond zich wel. Op den derden, dag werd het verband gedeeltelijk, met de schaar weggeno- men , en bleek het dat de verettering begon. Zij gebruikte nog een mixt. anod., afwisselende met dec. cort. peruv, Op den 25 October was de wonde reeds in volle verettering en had een goed aanzien : — zij had eenen leelijken smaak m den mond. Des avonds scheen zij door een gesprek met eene vriendin vermoeid te zijn , was minder wel, en had weder walging, Daarna kreeg zij conpulsies , die toch spoedig bedaarden. De hoeveelheid etter was aanmerkelijk en van eene beste gedaante. De eet- lust goed, bijna geene pijn." » Tot den 5o October ging alles wel, slechts eene
ligte koorts werd waargenomen, de pols w.as regel- matig , niet zwak, maar de lijderes klaagde over eene stekende pijn in de wonde. Het verband werd nu geheel afgenomen, hetgeen niet zonder groote pijn geschiedde j welke nogtans spoedig overging. Eene
|
|||||
— é55 —
|
|||||
Eene zeer gezonde etter werd aanhoudend door de
wonde afgescheiden. Maar op den 5isien ontdekten er zich eenige verschijnselen van een' zenuvyachtigen aard; de eetlust was geheel verdwenen, de pols zamengetrokken , de afgang vermenigvuldigden week. De zenuwtoevallen namen den volgenden dag toe. De zieke klaagde over zamentrekking der .keel; over pijn in het hoofd, in de lendenen en ledematen; het uitzigt was treurig ; de oogen vochtig [lacry— mantes). Er was duizeligheid met zware vrees en een stille ijling aanwezig; des nachts geen slaap. De pols snel en klein. Neusbloeding. Geen eet- lust. Desniettegenstaande eene vrij groote hoeveel- heid van besten etter. Des avonds van denzelfden dag namen de zenuwtoevallen plotseling weer toe; de doorzwelging geschiedde met moeite, de koorts begon met koude, en ging in warmte over, loopen- de met zweet af. Er was meer pijn aanwezig, vol- gens het zeggen der lijderes, zich van den voet tot de lendenen uitstrekkende , doch veel verminderen- de nadat de koorts in «weet overging. — Het vol- gende werd beurtelings toegediend.3* Jij. Aq. coct. unc. vi. R[. Opii puri gr. ii.
Salïs tartari unc. i. Sacch. alhi scrup. i.
Syrup comm. unc. â. m.f. Pulv. et d. tales N°. V.
m. S. Om de 2 uren een kop- S. Om de é uren een poe-
je vol. dertje. » De kinadrank bleef staan.
» 2 November. In den nacht was de zieke vrij
stil
|
|||||
— ι56 —
|
|||||
stil; zij gevoelde geene pijn , dan in de keel ; waar-
door de doorzwelging lastig werd; bijna geen'slaap 5 groote dorst. De pols sterker en voller (motnento— sior). Maar in den morgentijd werd de benaauwd- lieid vooral heviger; zij braakte eens; de pijn der wonde van weinig beduidenis." » Zij neme alle uren bet sal iart. en opium
beurtelings." » Op den avond van dezen dag was de toestand
der zieke veel beter, het uitzigt gunstiger. Het verband van de wonde genomen zijnde bleek het, dat er eene grooter hoeveelheid etter afgescheiden was, dan gisteren. De wonde zelve stond zeer goed. — De kinadrank wordt weder gebruikt." 3 Nov. Een vrij rustige nacht , doch zonder slaap ;
geene klagten meer over keelsnoering. De pols re- gelmatig , en vrij zwaar. Geen zeer groote dorst. Een zeer goed aanzien der wonde en etter; de uit- einden der heenderen kwamen uitmuntend overeen/' 4 Nov. In den nacht weder toeneming van be-
naauwheid, den slaap belettende. In den morgentijd ééns afgang, waardoor de benaauwdheid zeer ver- minderde. Men nam eene zeer groote gevoeligheid ■Waar, zoodat zij door de minste beweging aangedaan werd, en in het algemeen zich niet zoo wel be- vond, als den vorsgen dag. Des avonds werd eene scherpe, zure stof gebraakt. De zieke was angstig en droefgeestig. De eetlust onderdrukt; de dorst matig. De hoeveelheid en hoedanigheid des etters allerbest, zoo alsook het aanzien der wonde , al- hoewel de uiteinden der beenderen niet zoo goed over-
|
|||||
— é5ã —
overeenkwamen, dewijl het dijbeenseïnde zigt-
baar was» Tegen den nacht was de zieke zeer droe- vig en ongeduldig. De pols zwak, alhoewel de cort. peruv. op zijn' tijd gebruikt werd. Zij klaag- de over pijn des voets en lenden. De volgende tnixtura anodyna werd toegediend: Mj. Tinct. castor. dr. i.
Liq, anod. Hoffm. dr. i.
j4q· menih. pip. unc. iv. m. d. |
||||||
5 Nov. Des nachts vrij wel geslapen en hierdoor
zeer verkwikt. Zij klaagde nogtans over hevige pijn der lendenen en des geheelen rugs. De smaak was bedorven j geen eetlust; veel dorst, en des voor- middags ten 11 uren eenig teeken van koorts. Het ongeduld en de zwaarmoedigheid waren veel ver- minderd. De toestand der wonde en etter goed. De uiteinden van de beenderen hebben eene betere rigting." » 6 Nov. Het gevoel van pijn in de lenden en
rug bleef aanhouden, waarvan wij nu als voorname oorzaak vonden ontvelde plekken van het liggen (doorliggen), welke evenwel geenszins gangrceneus waren. De lijderes betuigde nu, dat zij reeds voor de operatie hieraan geleden had, doch daarvan geen gewag gemaakt had, omdat zij wegens de pijn alle beweging vreesde. Op de lenden werden aldus kleef- pleisters aangelegd, en onder den rug een zacht le- dervel. Er was geene koorts, maar de doorzweHng we«
|
||||||
TBI
|
|||||
— ι58 —
•weder moeijelijker. De dorst hevig, de tong zui-
ver, de pols zwak. Pijn in. liet hoofd en inden arm» Na den middag ontstond weder eene sterke benaauwd- beid met "uitwerping van al het genotene. De adem- haling werd met moeite en met eenig geraas vol— bragt. Zij klaagde over bezetting der borst met hoest. De toestand der wonde is gelijk te voren , behalve dat de rigling der beenderen minder ge- schikt was, en het uiteinde van het dijbeen eenig- zins boven het scheenbeen uitstak. Des voormid- dags te 11 uren heeft zij afgang gehad, hetwelk zeer vermoeide. Zij was zeer droevig en slaperig. Des avonds eene hevige benaauwdheid, welke nog- tans in den nacht, zeer afnam na een' stoelgang, op welke een eenigzins verkwikkende slaap volgden' » 8 Nov. Alle toevallen bijna gelijk, als gisteren.
De slaap verkwikte de zieke veel. Zij braakte de kinadrank dikwijls weder uit, zoodat zij veel tegen- zin in dit medicament kreeg, altans onder dezen vorm. Er werd om den smaak wat te verandereu wat aq. cinnamon bijgevoegd. Zij gebruikte spijs
en matig drank. Zij had eens afgang en wel met Veel verligling, alhoewel zij den vorigen avond eene vrij groote hoeveelheid karnemelk met siroop ge- nuttigd had. De geheele toestel werd nu vernieuwd en de machine iets korter genomen, omdat de vo- rige de schaamdeelen gedrukt, en een óntvelling aan de binnenkant van de dij veroorzaakt had, welke spoedig weder verdween. Ook was de inrigting des werktuigs eenigzins anders : in plaats van den doek, welke het been ophield, werd eene dunne blik-
|
|||||
— i5g
|
|||||
Wikken plaat gebezigd , welke zeer naauwkeurig het
lid met het verband insloot. Daarenboven werd, opdat het einde des dijbeens zich niet weder ver- heffen zoude, of het scheenbeen doorzakken , en. opdat aldus de beenen zooveel mogelijk in eene rigting behouden zouden worden, werd (zeg ik) een lang windsel dwars onder het bovenste gedeelte der tibia doorgestoken , aan beide zijden door den rand des blikken toesteis gaande , zoodat het aldaar bevestigd zijnde de tibia ondersteunde , of des noods een weinig ophief; over het ondereinde der dij werd een stevige doek , omstreeks eene hand breed , gelegd , hetwelk door linten aan wederzijden des werk. tuigs bevestigd zijnde, de dij nederdrukte, Deze tegen- overgesteld werkende krachten voldeden uitmuntend aan het oogmerk, en op deze wijze is het verband voortaan altijd bevestigd, hoewel voor hèt overige gelijk blijvende. Na het wegnemen van het verband is de toestand der wonde en van het geheele lid zeer naauwkeurig nagegaan. Het bleek dat er been- weer (callus) van eene behoorlijke zelfstandigheid, en een leerachtige bruine kleur, in eene genoegzame hoeveelheid gevormd was geworden, en dat er noch in de knieholte, noch aan de zijden, eenige ver- zameling van etter plaats had , en alles eene natuur. lij ke kleur vertoonde; dat de dwarsche plooijen, welke overgebleven waren van de vereenigde wöndlippen , veelal verdwenen waren ; dat de wonde grootendeels geheeld was, en een zachte etter afgescheiden werd." » 9 Nov. In den nacht vermeerderde de benaauwd- lieid weder veel, waardoor minder slaap. De -Uj- de-
|
|||||
º6ï —
|
|||||
deres braakte weder meermalen van den kinadrank f
zoodat de Hoogl. best oordeelde , dit medicament in de gedaante van poeder met gewone siroop in zoodanige hoeveelheid te geven, dat dagelijks een half ons ingenomen werd. Deze konde zij nu zeer wel verdragen. De eetlust was zoo goed niet , dan té voren, maar matig. Zij klaagde over vrij hevige pijn in den rug en van het geheeie zieke been. De bal, welke zij dikwijls gezegd had , dat zij in de keel als het ware gevoelde (globulus Jvystericus.), werd zij ook nu gewaar, zoodat soms benaauwdheid geboren werd, doch niet zoo erg als te voren. De pijn in hel lid verminderde sterk, nadat de wind- sels eenigzins geslaakt -waren." » 10 Nov. Dezelfde verschijnselen, maar op den
ijflen bevond zich de lijderes beter. De eetlust Was goed ; de dorst grooter, dan behoorde. De be- naauwdheid veel verbeterd. Het gevoel des bals bijna verdwenen en meer gedaald. De wonde gaf eene goede hoeveelheid zacViten etter. De krachten namen sterk toe, zoo dat zij des avonds een half uur buiten het bed vertoefde. De pijnen in het been veel afgenomen. De long schoon en vochtig. De pols bijna natuurlijk. Er scheen eene verkoud- heidaardige aandoening der borst aanwezig te zijn, welke een' ligten hoest Veroorzaakte en door heb gebruik van arabische gom verdween. De rigting der beenen was de gewenschte, want het benedenste gedeelte des dijbeens kon niet meer gezien wor- den, en kwam volkomen met de tibia overeen." » 12 Nov. De toestand der lijderesse was minder
gun-
|
|||||
— ι6ι
|
|||||
gunstig; zij braakte eene aanzienlijke hoeveelheid
galstof; de smaak was evenwel niet bedorven , maar de eetlust verdwenen , en de dorst zeer groot. —. Bijkans geene pijnen; de toestand der wonde zeer goed; geene benaauwdheid.'' » i5 Nov. Dezen nacht had zij, eveü als èenige
vorigen , niets geslapen. Eenmaal afgang ; de pols regelmatig, niet zwak. Alhoewel de smaak niet natuurlijk was, neemt zij toch spijs ; de dorst is niet zeer groot. De hoest is niét terug gekeerd, doch niet, aanhoudend ; de ophoesting goed." ,, i4 en i5 Nov. De smertenin hetzïeke deel waren
zeer hevig , de slaap belettende. . Des morgens, bui- ten het bed vertoevende, is de zieke zeer verkwikt. De eetlust matig. De wonde gaf minder goeden et- ter dan te voren; want de afgescheidene stof was rood, dun , ichoreus , hetgeen misschien af te lei- den is van het minder geregeld gebruik der kina. De beeneinden komen niet zoo goed overeen, de- wijl er grooter afstand tusschenbeide is. De been- weer scheen nogtans uitnemend gevormd. De plooi- jeu verdwenen meer en meer, en de lengtesnede was volkomen genezen, hebbende een geregelde groede gevormd. Des avonds keerden voornamelijk de lendepijnen terug, welke ook weder verdwenen door een kaustms anodynus, waarvan zij reeds eenigen tijd tegen den nacht gebruik had gemaakt." 17 Nov. Het benedenste gedeelte des dijbeens,'
tot nu toe eenigzins zigtbaar, is reeds geheel ver- dwenen en met vleesch bedekt. Overigens had de wonde het beste aanzien. Zij had tweeoiaiil een JU wit-
|
|||||
— l62 —
|
|||||
witachlige afgang; de hoest was weder sterker ;
des avonds neusbloeding.'' » 19 Nov. De hoeveelheid etter was zeer ver-
minderd; zij zat reeds gedurende twee uren op, en na eenige dagen verliet zij bijna den geheelen dag het bed. De pijn in het been en den rug wa- ren veel ligter; de eetlust beter; de dorst matig. De toestand der wonde aller-best. Zij was wel- varend." » 21 Nov. Geringe teekenen van koorts, dorsten
hitte. De pijn van de ontvelde lendenen ontstaande was niet afgenomen , maar bedaarde door het ano· dynum. De krachten namen toe. De lijderes klaagde over jeukte in het zieke deel, hetwelk, tot nog toe opgezwollen zijnde, allengs aanmerkelijk in omvang afnam. De regen- en nevelachtige lucht scheen een' aanmerkel ijken invloed op de wonde uit te oefenen , althans klaagde zij op dien tijd over he- viger pijn , -welke gewoonlijk afnam door de windsels wat aan te trekken. Zij konde de cort. jperuv. best innemen en verteren. Er werd weinig etter afge- scheiden, en de wonde was bijna gesloten en gene- zen. De zamenhechting der beenen was vast genoeg , dat het been zonder ongemak opgeligt konde wor- den , hierdoor ontstond geene pijn in het lijdend deel, en er werd geen bewegelijkheid meer waar- genomen tusschen de beeneinden. De zieke konde best den voet en de teenen bewegen. In één woord , alles toonde eene spoedige en volkomene genezing aan." 55 Deze gunstige toestand duurde tot den 12 De-
cem-
|
|||||
_ ι63 _
|
|||||
Cember, toen zij eene groote hoeveelheid galachtige
stof braakte, waarop koorts volgde, doch welke niet voor den 2oslen dier maand terugkeerde. Die koorts scheen ontstaan te zijn uit gevatte koude en vermoeijenis. Zij had ook een' ligten catarrhalen hoest. De beide benedenste ledematen zwollen al™ lengs waterzuchtig op; de lijderes zeide dat ook de buik gezwollen was, doch dat zij aan deze kwaal meermalen onderhevig was". Doch dewijl zij met ,een' mantel bedekt zat, wanneer zij bezocht en ver- bonden werd, was de buik niet zoo ziglbaar, dat- de vermeerdering van omvang bleek, én dewijl de zieke over geen zwaarder ongemak klaagde, nóch er vermindering in de pisafscheiding waargenomen werd, werd de buik niet opzettelijk onderzocht. Doch dewijl het oedema der onderste ledematen verslim- nierde, oordeelde de zeer geachte Hoogl'. dat het misschien noodig ware de indicatie tot andere ge- neesmiddelen te volgen, maar dat alles nogmaals naauwkeurig moest nagegaan worden , voor dat dit geschiede. Onverwachts geschiedde er nu iets , hetwelk men van de -vrouw , die, vóór zij in het A7osoconium werd opgenomen , gedurende bijkans vijf maanden aan de ondragelijkste pijnen geleden had, niet zoude verwacht hebben." „ Op den 22sten December, des morgens omstreeks
acht uren, stond de lijderes eerder, dan gewoonlijk van het bed op, door koorts en lendepijn, zoo als zij zeide, vermoeid. Doch naauwelijks zat zij, of wanende te moeten afgaan, baarde zij een kind geheel in de vliezen besloten en dood, fcëlweltt L 2 na
|
|||||
164 —
|
|||||
na liet openen der vliezen een meisje bleek te
zijn. Kort daarna, een half uur namelijk verloo- pen zijnde, volgde een tweede kind, zijnde een jongetje, -wiens vliezen én moederkoek spoedig volgden. Deze kwam met de voeten voor, gene met het hoofd. Er was bijna geen bloedvliet en de kraamvrouw klaagde weinig over pijn. Zij nam een haustus anodynus, waardoor de ligte naweeën verdwenen. Zij bekende nu., dat zij naauwelijks eene week voor dat zij door de kwaal in het knie- gewricht was aangedaan geworden, bezwangerd werd. Zij zeide, dat de weeën des ochtends ten vier uren begonnen waren, hetwelk zij zonder klagen door- stond. Doch zij was tot zeven uren toe met haar dochtertje alleen , welke haar gedurende de gehèele ziekte had opgepast/' ,, Op de gewone tijd, namelijk ten 12 uren, het
verband geschiedende , vertoonde zich de wonde ge- heel onveranderd en eene kleine hoeveelheid zachte etter gevende. Des avonds van. dezelfde dag was de zwelling der ledematen reeds verminderd, vooral van de gezonde zijde. De ontvelde plekken der lendenen waren geheel genezen , zoodat de lijderes over geene pijn of ongemak klaagde. De stevigheid van het aangedane deel narn aanmerkelijk toe.'·" ,, 25 Dec. Er werd niets kwaads bespeurd en
geene koorts 5 maar de borsten waren slap, en de . ledematen weer iets meer opgezet." » 24 Dec. Er werd eene ontzettende hoeveelheid
van weiachtige, dunne, doorziglige vloeistof, in welke witte vlokjes, veel met room overeenko- men- |
|||||
es. i65 —
|
|||||
Kiende , zich afzonderden , uit de wonde uitgeschei-
den ; en wel in eene zoo groote hoeveelheid , dat het door het bed en het stroo op den vloer vloei- de. — Daarenboven nam men eene oppervlakkige roosachtige ontsteking in den omtrek der wonde waar , benevens opzwelling van het geheels been. Ove- rigens voer zij wel." » 25 Dec. Des morgens ten zeven uren werd reeds
het verband vernieuwd. Na het wegnemen van hetzelve bleek, dat de hoeveelheid afgescheiden weiachtige stof veel minder was. Er was geene koorts en gedurende den nacht een zoete slaap. De pols was regelmatig en de eetlust goedj de borsten nog slap. Nabij liet likteeken, omstreeks welks middenste gedeelte eene kleine opening ge- zien werd, was de meest pijnlijke plaats, welke geen aanraken kon verdragenj deze pijn scheen zich toch niet tot het beengestel uit te strekken. Des avonds ten 7 uren, toen het verband werd afge- nomen , vernamen wij , dat de afscheiding van weï- achtïge stoffen weder aanmerkelijker was, dan des morgens. Door hoesten werd deze stof uit de wond gedreven en eveneens door aangebragie drukking op het midden der dij. — De borsten waren een weiiiigje opgezwollen, door ophoesting werden vele witte schuimachtige fluimen opgegeven." » 26 Dec. Het uitloopen van weiachtige stof, zoo
als den vorigen dagj maar het likteeken voor het grootste gedeelte vernield, zoo dat er eene groote opening aanwezig was. De lippen der wonde ver- toonden evenwel niets ontaaids. Hoest en opflui- L 5 ming
|
|||||
— é66 —
|
|||||
jriing duurden voort. De eetlust goed en de krach.»
ten naauwelijks verminderd." » 27 Dec. De hoeveelheid weiachtige stof is veel
verminderd. Uit den mond der wonde werd een stuk gestold bloed weggenomen , waarvan de bron ons onbekend was. — De lijderes klaagde over een gevoel van zwaarte in het aangedane deel." » 28 Dec. De fiuimlozing en hoest waren zeer
toegenomen. Zij klaagde over raauwheid in de keel; zij at evenwel goed. De opgehoeste stof was bijna gelijk aan die, welke nu in mindere hoeveel» heid uit de wonde voortkwam. De borsten naau- welijks gezwollen. 1— Bijna geene kraamzuivering, ook geene koorts. Het likteeken bijna geheel en al vernietigd, zoodat de wonde denzelfden omtrek had als te voren , althans overdwars. Er werd wederom, een brok bloed van daar weggenomen. — Zij ge- bruikte een decoctum cort. peruv. et lich. islandJ" » 3o Dec. De hoest en fiuimlozing waren van
minder aanbelang, en er werd bijna geen weiach- tige stof uit de wonde uitgescheiden. De opzwelling van het aangedane deel was bijna verdwenen. — De spruw werd aan de randen der tong en in de keel opgemerkt. De eetlust goed. — Zij gebruikte , be - halve gemeld decoctum, de borax met syr. violar." „ 1 Januari] 1810. De spruw was verdwenen;
de hoest bedaard, en de fiuimlozing opgehouden. Eene goedaardige etter werd uit de wonde afgeschei- den. Doch de pols was zwakker." j, 5 Jan. De spruw kwam terug. Droefgeestigheid
en zwakte. «-. De zieke nuttigde niets, dan drinken. Tot
|
|||||
167 —'
|
|||||
Tot den 13 Jan. werden bijna dezelfde verschijnselen
waargenomen; de krachten namen niet veel af; de afscheiding van etter en de grootte der wonde ver- minderden. De plooi, welke van de dwarssnede ontstond en weder zigtbaar geworden was, ver- dween nu weder geheel. De tong was zuiver, maar zij had sedert eenige dagen geen' afgang gehad, hetwelk haar veel ongemaks baarde. — Dewijl de ste- vigheid van het lid door alles, wat na de bevalling geschiedde , niet verminderd was , werd nu de blik- ken machine weggenomen en alleen spalken aan- gelegd. De plekken der lendenen, welke gedurende de kraam weder in omtrek toegenomen waren, waren zeer pijnlijk. Het verband vernieuwd zijnde konde nu de lijderes beter zitten, en in het bed van plaats veranderen, waardoor zij minder pijnlijk was. — Om den afgang te bevorderen werd een catharcticum, met gewenscht gevolg , gegeven." „ ]5 Jan. De toestand der zieke was beter; zij
nam matig spijs en drank; de krachten weinig ver- minderd. Door drukking in den omtrek der wonde kwam eene groote hoeveelheid goede etter voor den dag; evenwel niet zonder groote pijn, en zoo het scheen , van den boven en buitenkani der knie ; ook klaagde zij over eene als het ware knagende pijn in het gewricht des voets, zoodat zij daar geene aanra- king verdragen konde." ,, i5 Jan. Zij verkeert omtrent in denzelfden toe-
stand; eene ruime afscheiding van etter, maar van eenen goeden aard ; geene eetlust. De krachten ne- men af. — Het been was eenigzins doorgebogen en L 4 min- |
|||||
168 —
|
|||||
ïninder stevig, dan te voren, hetgeen toegeschreven
werd aan eene onvoorzigtige poging der lijderes om op het been te staan. Het werd daarom raadzaam geoor- deeld, opdat zij dit niet weder zoude onderne- men , de blikken machine nogmaals aan te leggen." 20 Jan. Er ontstond eene hevige (ontlasting van
afgang, waardoor de zieke zeer verzwakt werd: de pols zwak, en de afscheiding van etter zeer aan-^ merkelijk. Geene eetlust. » 22 Jan. De diarrJioea is zeer verminderd; ove«
ïigens bijna hetzelfde. — Doch nu werd er ontdekt, dat al de vermelde kwade verschijnselen hunnen oorsprong namen uit de volkomene verwaarloozing van het gebruik der cort. peruv., en daarenboven , doordien de zieke in plaats van de voordeeligste spijs die baar voorgediend werd, doch welke zij weigerde te nemen, allerhande schadelijke dingen at, welke door haar dochtertje heimelijk werden aangevoerd , waaronder ook opium., van hetwelke wij meenden dat zij geen gebruik meer maakte, en wel in eene zoo groote hoeveelheid, dat zij beleed den vorigen avond in eens xvii grein gebruikt te hebben. Nogtans sliep zij weinig. De Hoogl. ge- bood nu, om de dosis van dit geneesmiddel al- lengs te verminderen , en aliernaauwkeurigst op te passen, dat niets schadelijks aan de zieke toe- kwam , en om de geneesmiddelen op hunnen tijd aan te wenden. —> Het been was weder iets gebogen, en de stevigheid minder, misschien door uitwen- dige kracht. De lijderes klaagde nog aanhoudend over heyige pijn in het gewricht des voets/' 25 Jan,
|
|||||
k
— 169 —
» 25 Jan. Nadat zij weder geregeld de kina ge-
bruikte, vermeerderden de krachten wel eenigzins, en was de hoeveelheid afgescheiden etter weder min aan- zienlijk , ja zelfs de hoedanigheid beier ; de zwakte was nogtans zeer aanmerkelijk. De eetlust was matig/' » 27 Jan. De krachten namen eenigzins toe; de
toestand der wonde zeer goed. — De zieke klaagde over raauwheid des monds, en van daar moeijelijke .doorzwelging. Des avonds nam zij xi gr. opium. » 29. Jan. Het bleek dat alles weder verergerde.
De zwakte was zeer groot: het aangezigt bleek en ingevallen; het geheele ligchaam vermagerd. De etter in grooter hoeveelheid, maar van minderen aard. — Spruw, en van hier belemmerde door- zwelging. In het kort, alles voorspelde eenen aan- staanden dood. — Zij voer met liet gebruik der kina voort, en nam Borax met Violensiroop." » 3o Jan. Zeer groote zwakte; de pols te naau-
"Wernood merkbaar; de stem bijna verdwenen ; groote heesehheid. Ontzettende dorst. Een Ilippocratisck wezen. Geene eetlust; vermeerderde koorts; er werd in het geheel niets gebruikt." ,, Al deze kwade toevallen namen meer en meer
toe. De geheele binnenoppervlakte des monds was met spruw bezet; de vermagering zeer groot, de koorts liet niet na; de dorst was hevig. De pols bijna niet voelbaar. — Zij klaagde over pijn in alle leden, maar was meest buiten besef. Eindelijk werd de ademhaling zeer moeijelijk, en op den gsteii Februarij gaf zij des avonds den geest." ,,Den volgenden dag werd het lijk geopend. De
L 5 in- |
||||
— i7° ***
|
|||||
ingewanden hadden niets tegennatuurlijks, behalve
dat de regter long een weinigje ontstoken was, en in de luchtcellen eene geringe hoeveelheid etlerach— tige stof bevat werd. Het aangedane lid vertoonde het volgende: De
algemeene bekleedselen weggenomen zijnde , hadden de uitstrekkende spieren fin. extensores) aan het voorste gedeelte der dij bijna eenè natuurlijke lig- ging , maar waren iets korter, dan gewoonlijk. De pees van de vïerhoofdige spier (m. quadriceps; vastus scilicet uterque, rectus en cruraeus.) hangt vast zamen met het beenige uitwas (apophysis,) hetwelk boven het einde des dijbeens uitstak en in gedaante bijna eene knieschijf vertoonde. De buigende spieren van het been (flexores cruris) waren op de gewone plaats met het scheenbeen verbonden. Aan den buitenkant was onder de alge- meene bekleedselen en spieren eene kleine etterver- zameling aanwezig, en eveneens onder het genoemde uitwas, alwaar eene holligheid bemerkt werd , die tussehen de beeneinden doorliep. De beenweer, die niet weelderig uitgegroeid, maar regelmatig gevormd was , en de heeneinden omgaf, werd zigt- baar na het wegnemen der spieren , blijkende nu tevens, dat de beenweer gedeeltelijk vernietigd was geworden, zonder twijfel van dien tijd af, toen die overvloedige uitvloeijing van weiachtige stof, die het wel gevormd likteeken der zachte deelen had vervreten en vernietigd, gezien werd, en dat hierdoor het benedenste gedeelte der reeds herschapcne knieschijf was vernield geworden. Het ho-
|
|||||
— 171 —
|
|||||
bovenste gedeelte des scheenbeens bier aansluitende
was als hetware door beenbederf (caries) aange- daan , en aan weerskanten werd een achterwaarts gaande sleuf tusschen de beeneinden en de ge- vormde beenweer opklimmende zigtbaar , waardoor de beenen , te voren zeer zeker geheel zamenge- wassen geweest, nu weder gescheiden waren; en de stevigheid tevens verminderd was geworden. — In het gewricht des voels met het scheen- en kuit- been , waarin wij gezegd hebben dat zij na de zogverplaatsing meermalen en eindelijk een zeer scherpe pijn geleden had, -werd een kleine hoe- veelheid etterstof, van een' kwaden aard , scherp en ichoreus, gevonden, en een beginnend been- bederf des scheenbeens en des kooibeens (talus). De overige deelen des ledemaats weken van den natuurlijken staat niet af. Na deze Historici morbi in haar geheel mede-
gedeeld te hebben , durven wij gerust den bevoeg- den Lezer afvragen, of wij met regl dit geval in meer dan een opzigt opmerkingswaardig noemden, of hetzelve niet eenig is en misschien zal blijven , of het niet eindelijk veel ter leering en overden- king oplevert? Wij willen, voor dat wij tot eeu ander geval overgaan, nog eenige opmerkingen over het bovenverhaalde niededeelen, gedeeltelijk ook volgens wachter (*). Alhoevyel de lijder.es. beweerde,, dat hare kwaal
door een' hevigen schrik, en niet door uitwendig ge.
(*) Vergelijk Bêisi s. I, p, 106—i5o, |
|||||
'— \ηΟ. —-
|
||||||
geweld was voortgebragt, had men naderhand re-
den om dit zeer in twijfel te trekken, dewijl men vernam, dat zij op den avond vóór die hevige koorts (p. i55) zeer door sterken drank was be- dwelmd geweest en waarschijnlijk toen ook be* zwangerd was geworden. Althans was er geene reden om de gelegenheids-oorzaak der duidelijk aanwezige caries sicca aan eenige inwendige ge- steldheid , zoo als een scorbutieke, venerische, enz. te mogen toeschrijven. Het schijnt ook vrij aan- nemelijk , dat de eerste hevige en scherpe pijn geenszins aan caries dadelijk was toe te schrijven, maar veeleer dat eene ontsteking des beens en der zachte dealen heeft plaats gegrepen, vanwaar ook de koorts ontstond. Waaruit volgt dat de handel- wijze van den eersten te hulp geroepenen man zeer ten nadeele der lijderes is geweest, dewijl hij noodwendig eene antiphlogistische geneeswijze had moeten volgen (*). Nadat nu in het JSfosocomium de krachten van
de lijderes hersteld waren , zoo door medicamenten als versterkende en ververschende spijzen , en na- dat gebleken was uit de pogingen van den kundi- gen HENDRIKSZ en uit de geheele toenmalige toestand de ongeneeslijkheid des kwaals gebleken was, scheen het wegnemen van dezelve door het mes
(*) De ree. in liet Geneesl·. Magazijn door A. VAJJ STIPBIAAN
tuiscrus, enz. merkt op, dat volgens zijne ervaring caries en ontsteking doorgaans elkander vergezellen, en tegelijk aairwej zig zijn : hetwelk toch xnoeijelijk te beslissen is. |
||||||
/
|
||||||
— ï7r—
|
|||||
mes duidelijk geïndiceerd te worden. Daar nu
de kwaal zien niet verder dan de knie uitstrekte, zoo als bleek uit de kleine omvang der zwelling en uit de bepaaldheid der pijn aldaar, was de uitroeijing des gewrichts boven de amputatie van bet geheele been geïndiceerd. Met regt merkt WACHTER bij deze geiegenheid aan, dat geenszins, zoo als 'richerand (*) beweert, altijd exostosis de caries moet voorafgaan; en dat in liet alge- meen deze kwaal zeer juist een ulcus ossis ge- naamd wordt. Ook is het uitvloeijen van etter of ichor geenszins als noodzakelijk karaluermerk der caries te beschouwen. Men heeft het een en ander tegen deze opera-
tie aangevoerd , waardoor de geheele afzetting bo- ven de uitroeijing van een gewricht verkiesbaar zoude zijn. Doch met alle regt beweert park dat iemand, wiens knie uitgenomen is in het zelfde geval geplaatst wordt, als iemand, die aan een za- mengestelde beenbreuk lijdt. Althans er komen beenbreuken voor, die even groote wonden ver— toonen, die met verlies van beenstof gepaard gaan, enz. en toch door de goedgunstige werkzame natuur, met de zorg der kunst vereenigd, genezen zijn geworden (-{-). Richerand raad deze operatie als een der allergevaarlijksten af, doch zoowel het voor-
(*) Zie Nosographie Chirurgicale. Tomi II. pag. 73.
(f).Zie WACHTEE Diss. J. ρ. φ seqq. MORSISNA Journal
für die Chirurgie u. s. w. I Bd. 1 stiick. S. 4l. —. |
|||||
— 17* —.
voorbeeld van park, als dat van mijnen Vader
toont aan, dat bij genoegzame voorzigiigheid dit gevaar zoo groot niet is: ook meenen wij dat de groole RICHERAMD zelf nog onlangs niet minder gevaarvolle ondernemingen heeft aangeraden (*). Deze zelfde geleerde voert nog aan, dat gedurende de genezing veel onheils geboren kan worden, en er immer een misvormd en verminkt lid over blijft. Tegen bet eerste valt op te merken, dar ie. een gepaste en naar goede indicatien ingerigte Genees- kundige hulp in dezen veel kan overwinnen: i". dat dit zelfde tegen vele anderen operatiën kan ge- bezigd worden, immers hoe dikwijls volgt niet tetanus b. v. na een eenvoudige amputatie, enz.: 5e. wordt ook bij dezen niet een verminkt lid nagelaten en wel zoodanig dat een kunstbeen niet zoude kunnen herstellen, wat nu aanwezig blijft? Hector CAGHEN door PARK geopereerd en gene- zen , deed zijn gewoon scheepswerk en had niet een zoo mismaakt been , als rich-erand beschrijft: althans dit blijkt uit parks geschriften niet. Er wordt ook na deze operatie een goede callus ge- vormd j (*■) Zie Xj. I. Tom.U.p. a3o. Wij bedoelen hier richeband's
bijzondere borstoperatie, waarvan vele tijdschriften gewaagd hebben, en die nog altijd iets zonderlings behoudt. Men zie Br. JORRITSMA, geschiedenis van eene wegneming der ribben en van het borstvlies : naar het Fransch van RICBEraND. (Leyden bij v. leeuwen. i323.) En is het uitnemen der ge- heele carcinomateuse baarmoeder volgens OSIANDER, sattter, enz;., minder gevaarlijk? Zie Götting, Anz. iS23. ij3 Stiicl; en anderen. |
||||
— 175 —
|
|||||
vormd; en om welke reden ook liier niet, even
als bij zware beenbreuken. De vrees dat bij de uitroeijing niet de gebeele kwaal zal worden weg- genomen is of even gegrond of even ongegrond bij elke amputatie , als hier. Maar bet is de pligt van den Heelmeester in allen gevalle niet slechts een oppervlakkig onderzoek der plaatselijke kwaal te doen , maar eene grondige kennis van bet gebeele lid en van de gebeele constitutie des lij- ders zich te verschaffen, om eene vaste indicatie te erlangen. Ook hier komt geheel en al voor den Heelmeester te pas , hetgeen de uitmuntende GAU- EIUS (*) zegt: » De Geneesheer schrijve , als voor- zigtig man , niets voor , waarvan hij geene genoeg- zame reden kan geven , bijaldien het vereischt wordt: hij doe derhalve niets onordelijk, maar alles volgens eene wel gegronde aanwijzing. Boven al- les bepaale hij derhalve op eene wettige wijze, of
(*) Zie Libellus de Meth. cancinn. form. med. (L. B. 1739.)
p. 3. Seqq. Verg. vAH MANEN in het Geneesl·. Magaz. III Dl. 1 Stuk. pag. 38—67. Dat zwakte op zich zelven geen tegen- aanwijzing oplevert tegen het wegnemen van een ligchaamsdeel Meldt onder anderen GESSCHER (§ 3,aa5; der liedend, oefen. Eeell·.) en plee» mijn Vader althans met twee voorbeelden op te helderen: 1. van GELKSK.E WIERDS die bij groote zwakte en nitteering de afzetting van het been uit het heupgewricht onderging en drie weken na de operatie op straat verscheen, a. Van eene 5a.jarige vrouw, welke verbazend zwak vras, aan welke een kankerachtige borst, 4 pond zwaar, weggenomen *erd en toch spoedig genas. — Men houde in het oog, dat hij zoodanige gevallen de cachectische en zwakke toestand uit de plaatselijke kwaal ontstaat; niet omgekeerd. |
|||||
— ί?6
|
|||||
of in liet onderhavige geval wel iets behoore
gedaan te worden. Tan hier is het pligt niets voor te schrijven (niet te opereren) , indien het be- kend wordt, dat of de Natuur alleen kracht ge- noeg heeft ter overwinning der ziekte, of dat de kwaal volstrekt ongeneeslijk is, of voor uit te zien is, dat uit de behandeling eene ergere kwaal ontsprui- ten zal, of de aard der kwaal zelve twijfelachtig is, enz.: opdat of geen schade aan de zieke ge- schiede, of dezelve niet nodeloos worde uitgeput..« Bijaldien ér gewerkt moet worden, .... dan kieze men krachtige en ter bereiking van het doel aller» meest geschikte middels uit. . . . Zelfs in wanho- pige gevallen, mag men iets beproeven." Van hier ook dat een ander geleerde.(*) voornamelijk vóór het bewerkstelligen der operatie wil gelet hebben op de vraag, of het gebrek uit een uit- wendige oorzaak ontstaan zij uit een inwendige on- gesteldheid des iigchaams, omdat men bij deze laatste gevallen gevaarlijker toevallen en gebrek aan vereeniging der heeneinden meer te duchten heeft. Wat de manier waarop de operatie verrigt werd
aanbelangt vak op te merken. Er werd voorzigtigheidshalve een tourniquet los
aangelegd, om in gevalle de arteria poplitea ge- kwetst (*) Zie Geneesl·. Magazijn. V Dl. 2 St. 3 Jfd. 11. 467.
Alwaar bevestigd wordt dat in het onderhandige geval "waar- schijnlijk uitwendig geweld als oorzaak tan beschouwd worj den. —: Verg. het boyen gezegde. |
|||||
». 177 —
|
|||||
kwetst rnogte worden te dienen, hetzij bij de Oti~
derbinding van het beleedigde vat, hetzij bij de afzetting des geheeleti beens in geval van nood uit die heleediging ontstaan. Zoodanige kwetsing konde nogtans bij genoegzame voorzigtigheid eit kennis niet geschieden, ten zij de genoemde slag- ader van den gewonen loop afweek. — De dwars· snede, welke gemaakt werd, bleek zeer noodig te zijn ter volkomene ontblooting des gewrichts , al- hoewel niet te ontkennen is dat door dezelve groo- tere verettering te wachten was, dan bij eene enkelvoudige lengtesnede. Het voorname nut der dwarssnede bestaat voornamelijk daarin, dat dan het lange mes en de houten spadel veel gemakke- lijker konden ingebragt worden en werken. De zaag van savigny, had hier misschien van dienst kunnen zijn, om de verdeeling des beens te be- ■werksteliigen '(*)»' Park nam de uiteinden der beenderen elk af-
zonderlijk uit , hetwelk mijn Vader niet noodig oordeelde , en hetgeen met der daad zelve bleek onnóodig te zijn. Dé voorzigtigheid, ten einde geene slagader te
kwetsen , is voornamelijk aan te bevelen ten opzïgle der arteria tibialis , ten tijde dat men het scheen- been doorzaagt. De beenderen lagen genoeg bloot om te zien.
dat
Μ Zie Α Cóllection of Üngravings, representing the most
modem and improved Instruments, used in the practise of surgery etc. Tab, 45. {London. 1798). Μ
|
|||||
— ι?8 —
dat er niets ziekelij-ks aan dezelve meer bestond.
Er was ook geene bloedstorting uit de beenderen, welke park zoo zeer hinderde. De lijderes ver- loor immers gedurende de geheele operatie, welke binnen een half uur afliep , misschien een half pond bloed , terwijl zij volkomen bij zich zelve bleef. Dit was geenszins aan matiging der pijnen door opium tóe te schrijven. Onder de operatie ontstond wel misselijkheid, doch dit heeft ook bij min gewigiige kunstbewerkingen plaats , en men mag mei grond vragen, of de zwangere staat hiertoe geene aanmerkelijke praedispositie op- leverde. Zoodat het meer wonder is , dat er geene sterkere braking hebbe· plaats gegrepen. De lengtesnede werd door.eehe bloedige hechting
vereenigd 5 oeb. door de meerdere stevigheid aan de uiteinden der beenderen' minder gelegenheid te geven tot opwaarts buigen, hetwelk nogtatis niet genoeg- zaam bevonden werd (p. i55.}, doch waartoe het vermelde verband, uitnemend diende. De dwars- ■wonde werd. met kleefpleisters behandeld , om al- daar aan den etter een'vrijer uitgang te verleenen. Met alle regt merkt wachxer. op, dat in de he- dendaagsche Chirurgie te veel de.bloedige hechtin- gen vermijd worden , waaruit dan ook tegenwoor- dig vele slecht gevormde likteekens ontstaan. —■ Kn gelach pluksel verdiende in dit geval ,./ zoo als elders, de voorkeur. De reden waarom de groote dosis van XIV gr. opii, des avonds vóór de ope- ratie werd toegediend, kan men daarin vinden , dat de lijderes binnen 5 maanden, voor zij in het A7o-
|
||||
179 _
|
|||||
Nosocomiwn kwam, reeds XIV" en een half
drachma dier stof had gebruikt en dus geheel aan dien prikkel gewoon was geworden. Na de operatie voorspelde, zoo als boven ge-
meld is , alles een gunstig beloop. De geringe koorts , die zelfs bij min aanmerkelijke wonden veel sterker pleeg te zijn , moet voornamelijk daar- aan toegeschreven worden, dat in dil geval de Bloedomloop niet gestremd werd , zoo als bij am- putaties noodwendig geschiedt. De zenuwtoevallen op den 5i Octob. ontstaan ,
vernam men naderhand, dat hunnen eersten oor- sprong gehad hebben in het zekere teeken der zwangerheid , het leven des kinds, hetwelk de lijderes zeer bekommerde. Dö teekenen van mond- klem (tetanus) toen ook volgende , waren gedeel- telijk aan diezelfde bekommernis, gedeeltelijk aan verkleuming, gedeeltelijk ook aan de werking der wonde zelve toe te schrijven, hoewel de hoe- grootheid derzelve niet in aanmerking komt. Dat zwakte eene oorzaak van de niondklem zoude zijn, is zeer onwaarschijnlijk, althans zeldzaam. Met alle regt stemt wachter met mursinna tegen STUTZ en anderen in, dat de tetanus niet een asthenische, maar een hyperstenische kwaal zij , en dat die ziekte niet tot de doodelijke behoort geteld te worden , zoo als RICHERAND doet (*)» Er
(*) Zie: wachtekL. l.pag. i3i—i3i. — Mursinna Joum.für
die Chir.iLS, w.II. Bd. ι St. en de overige aldaar aangehaalde.—
Behalve de genezing van tetanus door amputatie door UR~
Μ '2, BEY,
|
|||||
u. 180 —
|
|||||
Er had In dit geval eene bijzondere omstandig-
heid plaats, die allerzeldzaamst mag genoemd wor- den , namelijk de wording van beenweer aan het benedenste gedeelte van het dijbeen op eene zigt- bare wijze, dewijl dat gedeelte eenigzins uit de ■wonde stak. Behalve dé belangrijke waarneming van die vorming leeren wij ook uit dit geval, dat er zeer goed beenweer ontstaan kan, alhoewel zwan-
jREï , vindt men daarvan latere voorbeelden, onder andere
één van VERING , (med. chir Zeitung vort ehrhart ,1819. 3. S. 333.) Miller behandelde met zeer goed gevolg de tetanus door "Arsenïcaha: hetgeen toch geen algemeene navolging verdient, {ibid. S. 338.) DlCKSON is van oordeel dat de mond- klem door-verstopping wordt voorafgegaan; hij voiid bij twee lijken het ileuui Ontstoken en in een ander het vlies des rug- gcmergs en de inwendige oppervlakte van het hart. Het schijnt niet ongeschikt om met corvisart de tetanus te ver- deelen in acute , suhacute en chronische: en daarnaar de be- handeling in te rigten. (ibid. 4· 5 io5 en 106.) Voortreffelijke opmerkingen over den ontstekiiigsachtigen aard dei' tetanus en deszelfs voorname zitplaats in het ruggemerg, vindt men ook door SEID, in de Transaclions of the Association of Fellows and Licent , of the College of Physicians in Ire- land, Vol. 1. (1817.) (ibid 3. S. i5i en i52.) Aderlatingen worden door sommigen geprezen, door anderen afgeraden, hetgeen zeer zeker beide van verschil van omstandigheden af- hangt. MoRRlSON , die op 'Demerary dikwijls tetanus zag, houdt dezelve ook, zoo als in het algemeen de Engelschen doen, voor stkenisch e» schijnt veel op mercurialia, en groote gaven opium enz. te steunen, (ibid. 1818. 4· S. 68.) De lijkopening door PATISSIER bewerkstelligd, toonde in een aan tetanus gestorven arbeidsman ontsteking der inwendige huid van het hart, der groote bloedvaten, der arachnoïdea des ruggemergs en der zenuwen. (Journal de Médecine ? Chi- rurgie , etc. par leeoux. Tom. XXXVIII. 1817.) Onsenoort 'Operat. Ileeïk, I, pag. 207, |
|||||
_ é8é -i
|
|||||
zwangerheid aanwezig is, hetgeen door onzen groo^
ten BONN, door sprengel, richerawd "en vele anderen ontkend wordt '(.*),< Het schijnt mij toe, dat men bij de beslissing van dit vraagstuk niet genoegzaam gelet heeft op het groot verschil der gestellen en andere bijkomende omstandigheden. Immers, eene vrouw, die sterk van gestel is en veel voedingssappen uit goed voedsel bereidt , zal stof genoeg bezitten, (om zoo te spreken) om zoo wel het kind als de beenbreuk te voeden. Een andere daarentegen heeft dat niet. In het onder- havige geval heeft, dunkt mij, zoo wel de voed- zame kost, als de versterkende geneesmiddelen en prikkelende opiaten aanvankelijk genoeg werkzaam- heid en stof opgeleverd , om beide verrigtingen tevens te doen , doch niet zonder nadeel en vermagering van het overige ligchaam. Doch allengs schijnt die over- spanning (om het zoo eens te noemen,) een einde te hebben moeten nemen , en hierin is misschien een grondoorzaak der te vroege bevalling te zoeken. Want
(*) In ehrhABT's med. chir. Zeit. 1818. l\. S. 5i. lezen wij
van eene acht maanden zwangere vrouw, die gelukkig eene amputatie des beens onderging, zijnde het andere been zwaar gewond. Deze operatie geschiedde in liet Hospitaal Beaujon. Zij beviel gelukkig 3? dagen daarna van een gezond kind. Men ziet uit dit en andere gevallen , dat de zwangerheid ook gelukkig ten einde kan loopen, al geschieden zware operatiëu , en dat de genezing, door haar niet altijd belet Wordt , ten Tolijke dat Voor beide stof zij. Doch komt in7 dit geval de verkleining van het te voedene ligchaam mede in aanmer- king, waarvan plethora in het overige gedeelte, Ì 5
|
|||||
— i8a —
|
|||||
Want alhoewel de gemoedsaandoeningen der lij·*
deresse, de angst, enz. op deze gebeurtenis zeer veel invloed hadden, beschouw ik toch de meer- dere leiding van voedingstof naar dé knie als eene oorzaak, welke in de baarmoeder eene an- dere stemming (een krampachtige?) heeft te weeg gebragt, eene praëdispositie tot abortus. Men kan dus niet geheel en al beweren, dat de vorming van caïlus en de zwangerheïd volstrekt geenen invloed op elkander hebben gehad. Zelfs mag men in dit geval nog vragen, of het sterk verlangen der lijderesse (of liever haar vertrouwen dat dit geschieden zoude,) om vóór hare bevalling gene- zen' te zijn, niet tot een' voordeeligen prikkel ter leiding der stof' naar de knie gestrekt hebbe ? Deze vooronderstelling schijnt niet ongegrond (*), » Men meent, (vinden wij ergens bij mijnen Vader aarigeteekend) dat bij stokouden ook nimmer eene volkomene hereenigiug der verbrokene beeneinden te wachten is. Het tegendeel heb ik bij eene Q2 jarige vrouw waargenomen, wien het opperarm- been verbroken was en volkomen hersteld is. Doch, wanneer de ouderdom met ongesteldheid gepaard gaat, dan wordt, even als in elk an~- deren leeftijd, de volkomene vereeniging somtijds belet. ■ Zoo heb ik een' man gezien, ruim π ο jaren oud,
(*) Zie onder anderen VAN hoorn Spec. laud. pag. 79 sqq.
§ II. Hetgeen b. v. overigens (p. 83. 3".) een te hevige in, flarnmatie kon veroorzaken, koride hier een' genoegzame te weeg brengen. Doet de ligging der bloedvaten Uier ook nïe%- Jiet hare? |
|||||
— j83 _
oud , wiens scheenbeen in eetie schüinsche rigling
verbroken zijnde , 7 weken na liet ongeval nog geheel los was; doch de lijder was scorhutiek. Eveneens ken ik ecnen jongeling, door de Engel- sche ziekte allerellendigst misvormd, wiens armen en heenen herhaalde keeren , alleen door het be- wegen der spieren verbroken aijn, en bij wien deze ongesteldheid zoodanig de overhand had , dat in het midden van het scheenbeen uit.eene voor- gaande breuk een nieuw gewricht als het ware geboren was , waardoor het onderste gedeelte van hetzelve regthoekig met het bovenste achteruitstaat." Koeler beweerde tegen eonn , dat de zelfstan- digheid des beenyyeers niet leerachtig , maar kraak- beenig is, vóór dat dezelve hard wordt. In het hier waargenomene geval zag men duidelijk de gegrondheid van bonn's stelling, zoo als wachter naauwkeurjg opteekende. Rickerand geeft eene theorie, die niet door de waarnemingen bevestigd wordt. Hij zegt, namelijk: »de overeenstem- mende oppervlakten der heeneinden worden week door de opslorping van de phosphorzttre kalk 5 de vaten welke ontbloot, werden door deze wer- king ontwikkelen zich; er ontstaat zamenhang tus- schen de ontstokene oppervlakten , het middel van vereeniging verkrijgt meer stevigheid door het om- korsten van phosphorzure kalk (*)·" Later heeft JOHN
(*) Zie bonn Diss. de Caïlo, pag, i63. Wachter L. I.
pag. i33. sqq. RiciiEKAKD ïlosogr. clur. Vol, I, pag, ia5: en anderen. Μ 4
|
||||
w ι84 -
|
|||||
JOHN HOwsHlft zich vooral bezig gehouden met
proeven over de vorming des beenweers of vereeni- ging der beenderen , door de beenen van konijnen te breken en op onderscheidene tijden daarna te onderzoeken. Volgens heïn is het eerste gevolg der beenbreuk een extravasatie, van bloed in de omliggende deelen , voornamelijk in het celleweefsel van het beenvlies, in de mergholte en tusschen de beeneinden. Dit bloed stolt allengs en vormt de grondlaag (of klomp), waarin het ossificatie proces plaats grijpt. Wanneer de kleur van het in het beenvlies bevatte bloed verbleekt, dan neemt dat vlies allengs het karakter van een kraakbeen aan. Voorts zet zich de beenzelfstan- digheid eerst aan de uitwendige oppervlakte van de te vereenigene beeneinden , en aan den rand des inerghols aan 5 wast vervolgens aan beide plaatsen ' gelijkmatig uit. Gedurende den tijd dat de beide nieuwe beeneinden tot elkander naderen , wordt het tusschen beide gelegene cocigulum al vasler en digier, zoodat het de beenen reeds een' zekeren graad van stevigheid geeft, vóór de vereeniging volkomen bewerkstelligd is, hetwelk voorts al- lengs geschiedt (*). Het schijnt mij toe , dat uit den vorm des beenweers in ons geval, en uit de wijze en rigting, waarin naderhand weder verbre- king of los worden plaats had, de zoo evenge— melde waarnemingen bevestigd worden. Uit
(*) Zie: Medico-chzrurgical Transactions published hy the
■medical and chirurgical Society of London. Vol. IX. Part. 1. {Lond. 1818.) en ehmart's Zeitung 1819.1. Bd. S, 108 und 109, |
|||||
— é85 ~
|
|||||
Uit- de waarnemingen in het onderhavige geval
Wordt ook bewezen, dat een gezonde etter geens- zins de vorming van callus belet, zoo als koeler meent. Ontsteking en de invloed der dampkrings- lucht schaden hier ook niet. Doch ook hier is het: est modus in rebus. _ Dat de zwangerheid geenszins vermoed werd bij
eene vrouw, die zooveel doorstond en nog zoude doorstaan , is natuurlijk. Ook schijnt zij zelve lang aan haren toestand getwijfeld te hebben : immers bij volstrekte zekerheid zoude zij de operatie toch niet hebben willen ondergaan. Dat de zwangerheid ook vervolgens na de kunstbewerking, niet ontdekt werd, kwam voornamelijk van de ligging der Yiouw en de bedekking en houding, die zij bij het verband enz. aannam. Uit dezen haren toestand werd naderhand het oedema der beenen verklaar- baar. — Ware de zwangerheid bekend geweest, dan was uit zeer begrijpelijke redenen de operatie niet door mijn' Vader ondernomen geworden. Het is hier de plaats niet om oyer de wijze,
waarop de zogverplaatsing en in het algemeen de metastases plaats hebben, in het breede te hande- len. Het schijnt ons nogtans met den geleerden WACHTER toe dat er wezenlijke verplaatsingen van stoffen die in zekere organen zijn afgeschei- den, blijkbaar plaats vinden: dat deze stoffen zeer mogelijk door de opslorpende vaten kun- nen vervoerd en elders afgezet worden: dat het natuurlijk is, dat, de ergens afgezette stof ia enkele hoedanigheden verschille van de oor- M 5 spron» |
|||||
— ï86 —
|
|||||
spronkelijk afgescheidene, dewijl de vaten geene
stoffen ooit vervoeren, zonder ze tevens te verar- beiden (*): dat het derhalve niet noodig schijnt tot de meer gewaagde stelling van zoogenaamd vicariëerende functiën in allen gevalle de toevlugt te nemen. Onder de moeijelijkheden der genezing behoort
iiOg geteld te worden het houden der beeneinden in eene goede rigting. Immers ook deze draagt veel bij tot betere en mindere beenweer-vorming. Voorts de opene plekken van het doorliggen en de hysterische aandoeningen. De invloed van het luchtgestel. Maar boven alles, de zogverplaatsing·, welke het likteeken vernielde, de stevigheid der beenen verminderde, door scherpe weiachlige stof de beenweer niet alleen aandeed , maar ook aan- vankelijk beenbederf deed ontstaan. Voor dezelve was geen etierverzameling aanwezig, hetwelk park zoo zeer hinderde, maar een gedurig en gepaste ontlasting derzelve naar buiten. Zoo lang ook de voorgesclirevene Cort. Peruuianun gebruikt werd, wonnen de krachten en de stevigheid des beens aan: maar naderhand, toen het dochtertje der lijderes dezelve verkocht en allerschandelijkst met sterke drank verruilde 5 toen in plaats Van gepast en gezond Voedsel, hetwelk met de meeste zorg te onzen huize voor haar bereid werd, ander geheel onnut of schadelijk, doch meer aan hare Jus·
(*) ?ie: 3. V. COXJIiOS, Diss. de mutata humorum indqle, α
vi yasoram vitale derivanda. (L. B. ij8<>) Verg. bktjgMANS, deFuogenia, § 11$ seqq. (Gro«. 1785.) Coèbet en anderen. |
|||||
— é87 —
|
|||||
lusten voldoende, werd gebruikt: toen zij dagelijks
zeer veel koffij dronk; toen moest een toestand geboren worden, die na de ontdekking van dit alles, door de meest zorgvuldig toegediende medi- camenten en voedsels niet meer te overwinnen was. Nog is het onbegrijpelijk hoe alles op deze ■wijze zich hebbe toegedragen. Als oorzaak van het verkoopen der Geneesmiddelen wordt nog aange- merkt , het verlangen om gedurende den winter nog als sukkelende in het ziekenhuis een gemakkelijk leven te leiden : doch dit schijnt tegenstrijdig met hare vrees voor het ontdekken der /.wangerschap? Hoe uitstekend en bewonderenswaardig hier nu
ook de pogingen der Natuur waren , hoe voortref- felijk en zorgvuldig de hulp der kunst , de strijd was niet te vsinnen: het goede moest voor het kwade onderdoen! Een geheel uitterende toe- stand, een aanhoudende koorts, en alle verschijn- selen , die daarbij plaats hebben , zonder dat nog- tans longtering of eenig ander meer plaatselijk gebrek aanwezig was, maakten aldus een einde aan het leven van dezen mensch, die nog immer een voorwerp van bewondering of verbazing, zoowel voor aen Medicus , als voor den Psycholoog zal blijven! En hiermede scheiden wij nu van dit geval af,
waarvan de meer uitvoerige mededeeling den leze- ren niet onaangenaam en onnut zal zijn : immers zoo wij ons niet grovelijk bedriegen. § i5.
Wij moeten nog gewag maken van de laatst-
•ver-
|
|||||
— 188
|
|||||
vermelde mede zeer gewigtige operatie, het wegne.
men van het ondereinde des kuitsbeens. Dit ge- val is ook door den heer WACHTER aangeteekend (*). »Geert jans giesen, een man van 26 jaren, tenger , doch te voren gezond van gestel, zag er nu uitgeteerd en kwaadsappig (cachectisch) uit; hij bad voor 5 jaren in het militaire hospitaal , te Groningen , aan eene rotkoorts gelegen , welke hem niet schielijk verliet en treurige gevolgen na zich sleepte. Van den tijd der herstelling af aan ont- stond er pijn in het benedenste gedeelte des kuit- jbeens des linker kants, een weinig boven de mal- leolus, op welke plaats kort daarna een klein puisje , dadelijk met eene korst bedekt, en allengs zich vergrootende, ontstond. Hij telde dit alles in den beginne weinig, tot dat na omstreeks zes maanden het puisje in een' opene zweer veran- derde, waartegen hij verschillende geneesmiddelen door verschillenden aangeraden bezigde, onder welker gebruik somtijds bloedstorting ontstond, en wel eene zoo hevige, dat hij eens op één dag althans één pond bloeds verloor, waardoor zijne krachten niet weinig afnamen en de toestand der zweer niet beter werd. Hierop volgden hevige pijnen , zoodat hij niet meer gaan kon. Eindelijk nam hij zijne toevlugt tot een Chirurgijn, die de afzetting des beens, als het eenige hulpmiddel, aanbeval: doch de lijder weigerde dit volstandig. Hij oordeelde daarop raad te vragen bij mijnen Yader, die hem in het Academisch ziekenhuis voor
(*) Zie L. I. pag. 154—160.; |
|||||
- 189-
|
|||||
voor de Heelkunde opnam. Men vond het volgende.
Op bovengemelde plaats van het linker kuitbeen was een zwamachtig (fungeus) uilwas, of zooge- naamd weelderig, sponsachtig, glad en oneffen, bleek rood en slap vleeseh , hetwelk bij de minste beweging van het been een bloederige ichor nh- stortte en van tijd tot tijd zeer pijnlijk was. De gedaante was eirond, bijna 5 duim lang, 2 duim breed en 1 duim uitstekende boven de oppervlakte der huid. In den omtrek was de huid bleek, geel en gespannen', doch niet pijnlijk. Zonder moeijelijkheid konde hij den voet uitstrekken en buigen. Voor aeht; weken was een afgebladerd heenstukje, ter grootte van een dubbeltje, te ge- lijk met de ichor door de opening der zweer ont- last. Inwendige geneesmiddelen had hij tiog niet gebruikt, alle verrigtingen waren in orde, en de lijder betuigde nu overigens gezond te zijn." » Uit dit alles bleek, dat er geen twijfel was,
of het kuitbeen was door curies aangedaan , ter- wijl het scheenbeen daarvan vrij was. ■ Dewijl nu bleek, dat het gewricht des voets met het scheen- been ongeschonden was en de beweging aldaar ongestoord, was er geen twijfel, of in dit'geval konde veel goeds van eene uitroeijing van het be- dorven deel des kuitbeens verwacht worden , het- geen boven de amputatie verkieslijk was, voorna- melijk daar de krachten des lijders zoo wel gesteld waren, dat hij zeer goed eene aanmerkelijke ver- ettering zoude kunnen doorslaan. De uitroeijing geschiedde derhalve door mijnen Vader op de vol- gen- |
|||||
— 1Q0 —
|
|||||
gende wijze : Eerst werd over het fungeuse uit-
was in geheel deszelfs omvang ingesneden, en van het onderliggend been afgescheiden , waardoor dit been zigtbaar werd, en nu nader bleek dat het kuitbeen door beenbederf was aangedaan; men nam eene zekere uitgeholde plek waar , overeenstem- mende met de grootte van het te voren geloosde beenstukje. Het overige gedeelte van het ontbloote been was oneffen j ruw, doch natuurlijk van kleur. Maar de opening der wonde was niet groot genoeg, om van boven het gezonde been te ontdekken, weshalve de snede in die rigting verlengd werd. Nu kande zeer goed onderscheiden worden, tot hoe verre de caries zich uitstrekte. Dewijl hier geene zaag konde gebruikt worden, werd door de kroon van 'een.' trepaan een deel van het gezande been, tegelijk met een klein deel van het aangedane weggenomen: hetwelk met veel voorzigtigheid doch niet zeer gemakkelijk geschiedde. Vervolgens werd de toestand van het benedenste gedeelte des kuitbeens onderzocht, en het bleek, dat het been- bederf zich 'bijna tot het voetgewricht uitstrekte. Men oordeelde dus best, om dat geheeie been uit de geleding zelve weg te nemen. De wonde werd dus ook naar beneden verwijdt, wordende te- vens al de bedorvene huid weggenomen. Om het kuitbeen van het tusschenbeens-vlies (lig. interns— seurnA te scheiden, werd een scalpel onder het been ingebragt, en het vlies met de meeste voor- zigtigheid verdeeld, op dat de naastliggende slag- ader niet zoude gekwetst worden. Hierna werd : de |
|||||
— 191
|
|||||
de gewricbts-beurs-band (lig. eapmlare) doorkliefd ,
en aldus het benedenst deel des kuilbeens uitgeno- men. De lijder konde toen zeer goed al de bewegingen des voets ten uitvoer brengen. De wonde, die na het wegnemen der bedorvene huid vrij uitgestrekt was, werd met pluksel bedekt, waarop drukdoeken en een behoorlijk bevestigend windsel." »Gedurende de knnstbewerking ontstond bloed-
vliet uit drie slagaderlijke vaten, van de welke slechts één gebonden werd, dewijl de beide an- dere zich van zelf sloten, alhoewel een van deze vrij wijd was. De lijder scheen gedurende de operatie door zeer hevige pijnen gefolterd te wor- den, maar bleef volkomen Lij zijne bewustheid. Het stuk des scheenbeens was 5 duim lang, hier en daar als vervreten, ruw, dikker dan natuurlijk en zachter." . » Des avonds van denzelfden dag werd geen
spoor van koorts waargenomen: de pijn was veel geringer en de lijder rustig." »11 Mei. Des nachts wel geslapen, weinig pijn,
geene bloedstorting , natuurlijke pols, matige eet- lust, doch sterke dorst. Er worde eene mixt. anodyna en decoct. Corb. Peruv. gebruilu." »12 Mei. De pijn en koorts van geene heleeke-
nis , de dorst minder, drooge mond, geen groote eetlust, een schoone tong, de pols sneller; des nachts een zoete rust. De lijder had nog geene ontlasting gehad, waarom een en andermaal met goed gevolg, een cfysma gezet werd. De etter had
|
|||||
had reeds eene zeer goede hoedanigheid; de wonde
stond zeer goed." » i5 Mei. Er was geene pijn inden voet , geene
koorts; tweemaal natuurlijke afgang, matige eet- lust en dorst. De toestand der wonde best," » i4 Mei. Hij verkeerde in denzelfden gunstigen:
toestand, doch had gedurende 24 uren geen water geloosd, weshalve des avonds de cathetér werd aangewend, waardoor eene groote hoeveelheid pis ontlast werd. De lijder verhaalde meermalen aan deze kwaal onderhevig te zijn, welke hem aange- komen, was na de vermelde rotkoorts. De tanden der wonde zagen er een weinig ontstoken en slap uit, weshalve het pluksel met aq. Goulardi en Sp. Kin, Camph. bevochtigd werd. De etter was desniettegenstaande zacht en in eene behoorlijke hoeveelheid afgescheiden." » i5 Mei. Het verband was met bloed bekleurd
en, afgenomen zijnde , bleek dat dit bloed uit een dertje was gevloeid, welke reeds weder gesloten was. De toestand der wonde, als voor- maals: de etter goed. De lijder had van zelf eenige malen zijn water geloosd/' »17 Mei. Eenige teekenen van koorts. De toe-
stand der wonde allerbest. Gedurende den nacht evenwel geen slaap, weshalve 's avonds een ano· dynum gegeven werd. De pis zonder moeite geloosd." »18 Mei. Meer koorts en eenige malen neus-
bloeding. Verscheidene keeren dunne afgang. De wonde bevond zich wel·'' 19 Mei.
|
||||
é95 -
|
|||||
» 19 Mei. De toestand des lijders veel heter; de
diarrhoea bedaard en geene neusbloeding. Zeer goede etter." » 22 Mei. Gedurende 18 uren weder geen wa-
ter geloosd , doch na het insmeren van lïnimentum volatile aan de schaamdeelen, werd eene overvloei dige hoeveelheid ontlast. Er was eenige verzame- ling van etter in het voetsgewricht, tot welks ver- drijving een matige drukking werd aangewend. » 25 Mei. De zieke voer zeer wel5 er was
bijna geene etterverzameling meer in de voetgele- ding, en een groot deel der weggenomene huid was weder aangegroeid, maar er werd ontdekt, dat er in het midden des beens eene verzameling van eenig vocht aanwezig was. Er werd eene opening in dit absces gemaakt, en er vloeide eene groote hoeveelheid goede etter uit." » 26 Mei. De toestand der wonde was allerbest.»
maar uit het absces kwam bij drukking eene vrij overvloedige hoeveelheid etters te voorschijn. Er waren geene leekenen van koorts, doch de pols zwakker , de eetlust matig , de dorst grooter." » 01 Mei. De wonde wordt dagelijks kleiner van
omvang, maar het absces geeft nog eene vrij groote hoeveelheid etters, waardoor de krachten verzwakken. Desniettegenstaande is er reden om te hopen, dat de lijder de verettering wel zal kunnen verdragen en het vorig gebruik van dit ligchaamslid herkrijgen." Dusverre des heeren WACHter's en mijns Vaders
aameekeningen. Uit de waarnemiugen. van deu Í Hoog-
|
|||||
__ ι94 —
Hoogleeraar HENlffiiKsz, die in der tijd ook de
operatie bij mijnen Vader bijwoonde , vinden wij het min voldoende van dezelve in dit geval door de opvolgenden toestand des lijders bevestigd. » De "wonde, welke zeer aanzienlijk was jv zegt deze Hoogleeraar, » veranderde in eene vuile zweer , die men door geene middelen tot genezing konde brengen. De voet aan de buitenzijde, door de jibula niet meer fcepaald kantelde naar binnen om, en de lijder verliet na 21 weken het Noso- comium in niet veel gunstiger toestand , dan hij er gekomen was/' In het kort , de zweer ver- ergerde van tijd tot tijd onder de behoeftige om- standigheden , waarin de lijder zich bevond, en w^erd in October i8x5 zoodanig bevonden , dat de afzetting van het been , een handbreed beneden de knie, als onvermijdelijk moest beschouwd worden. Na deze kunstbewerking herleefde de zwakke lijder geheel en al, verlatende na zes weken , volkomen hersteld, bet Nosocomium , en gezonder dan hij, naar zijn zeggen , immer geweest was (*). De Hoogleeraar HENHRIKSZ maakt vervolgens
te dezer plaatse zijne gevoelens, nopens het uitne- men van een aanzienlijk stuk been in vergelijking van eene geheele wegneming van eenig lid,bekend , ver- klarende zich ten voordeele der laatste kunstbe- werlving. Er wordt hier tevens dankbare hulde toegebragt aan de verdiensten van mijnen onverge- teüjken Vader, vooral als handig operateur; doch daar-
(*)'Zie Oardeell·. Beschrijving, pag. 80, 81 en '8a.
|
||||
■es 195 —■
daarenboven verklaard, dat rh'ijn Vader door dé
min gunstige uitkomsten geleerd, zelfs van die bewerkingen zoude terug gekomen zijn, en had de gelegenheid zieh aangeboden, zulks openlijk zou gezegd hebben, zoodra hem gebleken was, dat aan die soort van operatie de bedoelde voordeelen uiet verbonden waren (*). Alhoewel wij eveneens gelooven,; dat onze geachte Vader dergelijke beken- tenis volgaarne en rondborstig zoude gedaan heb- ben, zoodra het nadeeljge Hem gebleken was, is het ons voor als nog niet waarschijnlijk , veelmiu zeker , dat dusdanige beslissing uit de twee boven- vermelde operatiëfi zoude zijn voortgevloeid en, door onzen Vader beaamd. Immers wij meenen te mogen beweren, dat al de eontralndicatiën en zwarigheden door den Hoogleeraar hendriksz Voorgesteld tegen de exstirpatiën in vergelijking tnet de amputatie ook reeds bestonden , ten tijde onze Vader de eerstgenoemde kunstbewerking ver» rigtte : en derhalve van dezelve of onkundig moet geweest zijn of dezelve niet gewigtig genoeg moet geoordeeld hebben , en dus om een van dié rede- nen de operatie gedaan heeft en niet afgekeurd. Het eerste mogen wij niet vooronderstellen , zelfs volgens de getuigenis van den Hoogleeraar hen- öRiksz. Het laatste meenen wij met bewijsgronden te kunnen staven. Wij mogen dit ons gevoelen hier niet verzwijgen, doch verzoeken tevens den Hoogleeraar hendkiksz niet in den waan te ver- kee-
(*) Zie Oordeelh Beschrijving, pag. 83—86. Ν a
|
||||
/
|
|||||||
- ig6 -
keeren , dat wij dit ter nederschrijven om Z. E.
eenigzins te beleedigen qf meesterlijk te beoordee- len; neen, het is alleen de zucht om de waar- heid te vinden door wederkeerige wisseling van gevoelens die ons in dezen drijft 5 het is alleen het onbewimpeld mededeelen van ons gevoelen in dezen ter heoordeeling en onderwerping aan beter vleten van bevoegde regters. » Men wane dus niet, dat ik door deze gevoelens de algemeen bekende verdiensten van den kundigen hendriksZ eene vlek wil aanwrijven; dit zou niemand min- der , dan mij voegen, die de ondubbelzinnigste bewijzen van des mans genegenheid en vriendschap geniet." (*) — De argumenten nu zijn deze. τ. Bij de exstirpatie wordt de vooronderstelde
causa mali (p. 80.) verwijderd: bij de amputatie daarentegen de causa mali. (p. 82.) 2. De moeijelijkheid en pijnlijkheid is bij de
bewerking der exstirpatie veel grooter, dan bij die der amputatie, (p. 80 en 82.) 5. De invloed der buitenlucht is bij de eerste
operatie grooter , dan bij de laatste, als werkende op gewrichten, (p. 84.) 4. Een kunstbeen is verkieslijk boven een stijf
of verminkt been, waarvan de lijder in vervolg van tijd meestal meer overlast, dan wezenlijk voordeel, te wachten heeft. (p. 84.) o. De ongelukkige uitkomst der twee vermelde
exstirpatiën en de gelukkige uitkomst der ampü' talie in het laatste geval. „^.j (*) Zie L. 1, pag, 85.
|
|||||||
— ι97 —
|
|||||
Wij moeten vóór de nadere beschouwing dier
argumenten opmerken , dat de vergelijking volgens den Hoogleeraar hendrtksz hier geldt; » die ge« vallen, welke uit hunnen aard de afzetting vorde- ren , en waarin men, als een alternatief van de afzetting, de wegneming van een groot stuk geca- riè'erd heen de voorkeur wil geven, zoo als hier (in de vermelde twee exstirpaties) plaats had ; vooral wanneer dit de onderste ledematen geldt." (p. 83.) Daarenboven houde men nog in het oog, dat
hier niet alleen van het laatste geval gesproken wordt, hetwelk men uit zijnen eigenen aard , of liever zonder veelvuldige de genezing belettende en den dood verhaastende omstandigheden, als ongun- stig afgeloopen kan beschouwen ; hetgeen nopens het eerste niet geldt. Ook moet men niet ver- geten, dat ten tijde de heer wachter zijne cZw- sertatie over het geval van vrouw FERWERDA in het licht gaf, en onder voorzitting van mijnen Vader openlijk verdedigde, die vrouw overleden, derhalve het geheele geval afgeloopen vvas. En wat was dan natuurlijker geweest, dan dat de heer wachter in zijn geschrift de tolk van de gevoe- lens mijns Vaders ware geweest, ook in de af- keuring van de operatie, uithoofde van deszelfs ongelukkigen afloop, voor het vervolg. Reeds hier had zich de gelegenheid aangeboden om te zeggen, dat aan die soort van operatie de bedoelde voor- deelen niet verbonden waren : ware mijn Vader van dat gevoelen geweest. Doch. loopen wij de argu- menten door. i. Reeds nebben wij boven (p. 122.) doen
Ν 5 op- |
|||||
- 198_
opmerken, dat het gevoelen , alsof door de exstir·"
patie niet de geheele kwaal zal weggenomen wor- den, hier of even gegrond of even ongegrond is > als hij elke amputatie, ja, als bij vele andere operatiën. Wij herhalen vooreerst hetgene wij daar zeiden, namelijk dat een allernaauwkeurigst onderzoek vooraf moet gaan, eer men of tot de eene of tot de andere kunstbewerking , ten opzigte van de uitgestrektheid en den aard der kwaal > overga. Is het niet doenlijk om die uitgestrekt- heid naauwkeurig te bepalen, in eeriig voorko- mend geval, dan is het even onbeslist en wankel- baar of de amputatie de geheele kwaal zal wegne- men , of niet? Is het mogelijk en zigtbaar of "volkoinen blijkbaar, hoe verre zich de kwaal heeft verspreid , dan is de beslissing ook daar , en ge- makkelijk te beoordeelen of eene exstirpatie toe- xeiketide .zal kunnen zijn, of dat een amputatie en "waar deze zal moeten geschieden. — Wat den aard der kwaal aanbelangt: wanneer een cachecli' sche ongesteldheid enz. den geheelen lijder doet wegkwijnen , doch die gesteldheid zelve een gevolg is van den toestand van een zijner ledematen, dan vordert noodwendig de genezing van het overige ligchaam het wegnemen van dat lid of dat gedeelte des lids, waarin de oorzaak des kwaads, zijnen zetel heeft. Bijaldien namelijk geene in- en uit- wendige Geneesmiddelen dezelve kunnen overwin- nen. Is daarentegen het plaatselijk gebrek een gevolg van eene algeheele inwendige ziekelijke ge- steldheid , (b. v. door metastatis ontstaan , enz·} dau zal het wegnemen van het lid veelal scha^e- lijk
|
||||
— 199 —
lijk zijm Veelal zeggen wij: immers er bestaan
gevallen , waarin na het ontstaan van een plaatselijk gebrek het overige gestel als herleeft, althans bij voortgezette doelmatige zorg hoop op een geheel herstel geboren wordt, doch waarbij het plaatselijk gebrek nu wederkeerig oorzaak wordt van het voortduren der algemeene ongesteldheid of deszelfs genezing min of meer belemmerd. En nu wat het eerst bovenvermelde aangaat; zal er een min- der goed gevolg plaats hebben ter genezing, wan- neer het ondereinde van het kmtbeen, of het boveneinde des opperarmsbeens weggenomen wordt , dan wanneer men of been of arm amputeert, 'm gevalle de kwaal alléén in dat onder- of boven- einde gevestigd vvas? Neen, maar in het eerste geval zal men de causa mali alleen weggenomen hebben, in het tweede buiten noodzaak meer dan de causa mali. En dit laatste is ongeoorloofd. Wat het tweede aangaat: wanneer het plaatselijk gebrek een gevolg van de inwendige ongesteldheid js, dan zal evenmin de amputatie, als de exstir* patie hulp kunnen aanbrengen. — Wij zien dus niet anders in, of theoretisch beschouwd kunnen door exstirpatie en door amputatie beide de causa mali wezenlijk weggenomen worden en staan dus beide in zoo verre gelijk. Doch wat meer is, het onderzoek van zieke beenderen -f dunkt ons, en de ondervinding bevestigen het» Want vooreerst tooiien ons de ziekebeenen, dat zich caries of andere ongemakken niet zelden tot een naauw beperkten omvang bepalen, terwijl ^e£ overige en nabij gelegene deelen gezond zijn ; der* ]\f 4 hal-
|
||||
— 200 —ί
|
|||||
halve, dat er gevallen bestaan bij de welke het
wegnemen van dat gedeelte alléén de verwijdering van de causa mali is. Ten andere, men heeft verscheidene voorbeelden van het exstirperen van het bovenste gedeelde des armbeens uit het schou» dergewricht en wel met een gelukkig gevolg, zoo- dat het gebruik der hand en arm overbleef, al- thans de lijder gezond, werd j derhalve de oorzaak der kwaal geheel is weggenomen. Zoodanig zijn b. v. de gevallen van boucher , white , eendt , orred , BRomfield, SAEATIEB. en anderen , terwijl lar- KEYj SCHAACK en anderen losse beenstukken even- eens wegnamen. De kundige en ondernemende PARK nam ook met een gelukkig gevolg aan een man, wiens armbeen in de elleboog zoodanig uit de geleding was, dat hetzelve door de algeraeene bekleedsels uitstak en niet hersteld konde worden, dit benedenst gedeelte des arms weg. De genezing volgde spoedig en bet gebruik van den arm bleef bewaard. Wij bekennen volvaardig, dat het in dit geval zeer duidelijk was, dat het uitstekend einde des armbeens eene oorzaak van groote gevolgen voor den lijder zoude worden, en men geene reden hoegenaamd had om in het verdere gedeelte van dat been eenige ongesteldheid te vooronderstellen, veel min tu vinden, en men dus zeker was de oorzaak der kwaal te hebben weggenomen, door liet afzagen van dat beenstuk. Wij bekennen eveneens dat deze vaste bepaling groote zwarighe- den vindt bij vele andere gevallen, b. v. bij caries, Docli hieruit volgt, behalve dat er gevallen bestaan in web
|
|||||
— 201
|
|||||
■welke de diagnosis moeijelijk en onbepaald is, er toch.
Ook zijn in welke dezelve duidelijk, bepaald is(*). En in deze laatsten is het, dat de exstirpatie geïndiceerd •wordt boven de amputatie. Zoo bleek het duide- lijk genoeg bij vrouw FErwerda dat de kwaal alléén· de knie innam, zoowel vóór de operatie, alsook na haren dood bij het onderzoek der dij-, scheen- en kuitheenen. Deze waarheid wordt nog meer bevestigd in het geval van caghen , die volkomen herstelde. Ook omtrent giÈsen lezen wij woordelijk : » er was geen twijfel of het kuit- been was door curies aangedaan , terwijl het scheen- been daarvan vrij was," enz. (p. i35.) Er was dus ook hier op dit oogenblik aan de indicatie voldaan, de causa mali weggenomen: en ware de lijder in betere omstandigheden geweest, dan zoude het de vraag geweest zijn of de genezing niet ge- volgd ware ? Immers hoe zwak men dit argument moge achten (en wij hechten er niet eens sterk aan,) merke men evenwel op , dat de lijder in zijne armoede toch van den tijd van het verlaten des Nosocomiums (Sept. 1810.) tot het afzetten des beens (Oct. i8t5.}, drie jaren geleefd heeft. Doch toegegeven zijnde dat in èenige gevallen de
causa mali duidelijk ontdekt en zeer juist bepaald kan worden , dan nog raden de overige argumenten de exstirpatie af: zal men beweer en, —· Wij eindigen de»
(*) Zelfs zegt de Hoogl. hendriksz, : » dat men zelden (dus
toch somtijds) op deze wijze genoegzame zekerheid heeft» dat het kwaad is uitgeroeid." pag. 84, Ν 5.
|
|||||
— 202 —-
deze bedenkingen met de eigene woorden mijns
Vaders in eene openbare les (i5 Maart 1798) uit- gesproken : » De onzekerheid om het geheele on- gemak weg te nemen en de vrees van terugkeering ©p eene andere plaats, komen eveneens in aan- merking bij eene geheele afzetting, en kunnen dus geene reden geven om de uitroeijing van het ge- wricht na te laten.'* » In allen gevalle behooren de omliggende zachte deelen gezond genoeg te zijn." 2. De exstirpatie is moeijelijker en pijnlijker dan de amputatie. Richbband en anderen be- schouwen de moeijelijkheid der verrigling als ge- vaarlijk voor den lijder en als een tegenaanwijzing «fer operatie. Behalve dat men hiertegen in het algemeen kan aanvoeren, dat niemand deze ope- ratie, evenmin als elke andere, zonder genoeg- zame voorbereidende kennis en handigheid , met bedaardheid en vertrouwen gepaard , moet onder- nemen, zijnde dan het gevaar uit de moeijelijkheid, geboren wordende niet grooter, dan bij onder· scheidene hreuksnijdingen, enz.; behalve dit, getuigt de ondervinding voor de uitvoerbaarheid en zelfs voor eene gelukkige uitvoering. En dit, dunkt ons, moet veel eerder in aanmerking ko- men dan de meerdere of mindere gemakkelijkheid ten opzigte van eene andere, hoewel soortgelijke operatie. Immers dit meer of min moeijelijke moet de Heelmeester zich pligtshalve getroosten en zich daaraan niet storen, wanneer er overigens voordeelën aan dezelve verbonden zijn, zoo als wij beneden hopen aan te toonen. De
|
||||||
2θ3 —
|
|||||
De ondervinding leert die gelukkige uitvoerbaar-
heid in de gevallen van tauk, mijnen Vader, en -verscheidene anderen, die b. v. een deel van het opperarmbeen uit het gewricht uitnamen. Men weet dat PARK als eene eerste zwarigheid bij de operatie zich de kwetsing van aanzienlijke bloedvaten voor- stelde. Doch in het gewricht <ïes elleboogs is die zwarigheid gering. Het uitnemen der knie door Hem en mijnen Vader toonden aan, dat de vaten ïn dat geval vermijd konden worden, zoo als ook. bij het wegnemen van het ondereinde des kuitsbeens. Want » na de opspuiting der slagaderen van het geamputeerde been bleek het, dat de arteria lïbt~ alis postlca , hoewel zeer nabij de fibuïa gelegen, op die plaats, waar dezelve was doorgezaagd door den Hoogleeraar mulder niet aangeraakt was." (*) Ook het overige gedeelte der operatie der knie •werd gelukkig verrigt, zoowel als die des kuit- beens. De exstirpatie uit het heupgewricht werd eveneens gelukkig volvoerd: en hier was zeer zeker het moeijelijke niet geringer. — De pijn- lijkheid voor den lijder wordt ten anderen vermeld. Niets is pligtmatiger, dan elke genezing zoo aan- genaam mogelijk te maken en te volvoeren ; niets ïoude onmededoogender, onverantwoordelijker, in één woord onchristelijker zijn, dan iemand aan meer pijn en smart bloot te stellen, dan volstrekt noodig is om zijne kwaal weg te nemen j niets zou-
(*) Deze zijn de woorden van den Hoogl. HENDRIK.SZ, Oori
deelk. Beschrijving, bl, 82. |
|||||
IIIIMIWIIIIIIIMI.....IWW—■
|
|||||
— 2o4 —
zoude verfoeijelijker kunnen uitgedacht worden, dan
iemand aan eene moeijelijkere of kunstigere ope^ ratie (overigens eens alles gelijk staande) te onder- werpen , om daardoor handigheid of koenheid te vertoonen. Wij zouden dus niet aarzelen indien die pijn zoo veel grooter ware en geene voordee- len aan de exstirpatie verbonden waren boven de amputatie, die kunstbewerking ook in dit opzigt te verwerpen. Doch vooreerst gelooven wij dat de omstandigheden hier veel afdoen 5 en ten anderen , dat die voordeelen bestaan, en om dezer wille eenige meerdere pijn kan verdragen worden. De vergelijking is moeijelijk in het werk te stelhn, b. v., hoe zal men beslissen of vrouw fekwerda zoo veel meer pijn gehad heeft dan eene an- dere vrouw Lij eene amputatie onder dezelfde omstandigheden. De uitdrukking der pijn is een psychologisch iets en men moet wel dege- lijk de zieletoestand van den lijder hierbij in aanmerking nemen. De Hoogleeraar HENDBIKSZ doet dit ook wezenlijk, in het geval van giessen,
zeggende: »de hoop op genezing, met behoud van het been, deed den lijder de pijn geduldig doorstaan." (bl. ?>o.) En na deze opmerking mee- nen wij te mogen vragen: welk verschil van ziele- toestand had er bij giessen voor, gedurende eu na beide operatien plaats? was die telkens de- zelfde? De hoop op het behoud van het beea was de eenige opbeuring, die bij de eerste operatie plaats vond. Doch de man was minder gehard in pijn, had nooit eene belangrijke operatie onder- gaan j zorgde dus natuurlijk met angst voor dat tijd-
|
|||||
mmmmmmmmmmmmmmmmimmmÊmmmmm
|
|||||
— 2θ5 —■
tijdstip. Daarna ondervond hij geen beterschap,
geëvenredigd aan zijne verwachting, aan zijn' door- gestane smart; wat wonder,dat hij met misnoegd- heid die pijnlijke oogenblikken zich levendig her- innerde , het loon onevenredig vond aan den ar- beid. Bij de tweede operatie was hij nog drie jaren in de school der smarte gehard geworden; hij stelde nu in zijn* twijfelmoedige toestand zijne laatste hoop op de amputatie, waarvan hij mis- schien tij anderen de voordeelige uitkomsten ken- de; hij had reeds bij de vorige operatie zoo vteel uitgestaan, zoude hij dit nu niet kunnen? hij verzocht zelf aan den Hoogleeraar hendriksz (bl, 81.) om hem het heen af te zetten, waarmede deze volkomen instemde. Wat wonder, dat een en ander hem moed gaf. En na de operatie ver- beterde van dag tot dag zijn toestand, na zes weken was hij volkomen hersteld: hij verliet ge- zonder , dan hij, naar zijn zeggen, immer geweest was , het Nosocomium. Wat wonder, dat hij met meer voldoening , met minder onaangename gewaarwording, met een warm gevoel van dank- baarheid de laatst geledene pijn geringer achtte , ja zich verbeeldde, dat hij liever zesmaal de em, putatie, dan éénmaal de exstirpatie zoude willen ondergaan! Het zij, in dit geval, zoo hét wil, de pijn- lijkheid eener operatie laat zich uiterst moeijelijk bepalen en beoordeelen: het ontbreekt ons in dezen nog aan een vergelijkende reeks van waarnemingen· Eene uitgewerkte verhandeling over de meerdere en mindere mate van pijtilijkheid van verlerlei of
|
|||||
----- 5Ê06
|
|||||
©f alle operatié'n uit een anafomieo-physiologisch
eogpnnt, naar den tegenwoordigen stand der we- tenschap, zonde niet onbelangrijker zijn dan een© uit een meer psychologisch oogpunt» Nadat wij aldus de diagnosis der kwaal en de
operatie zelve zoo ten opzigte des operateurs als- des lijders hebben beschouwd , blijft de gewigtige vraag over, welke gevolgen de kunstbewerking op- levert en wat daarover voor- of nadeelig te denken zij, vooral volgens de ervaring; 5, Onder de zwarigheden die paek zich bij
de exstirpatiën voorstelde behoorde de groote ver- ettering en ontsteking, de onzekerheid of de hee» nen zouden zamengroeijen, het missen der aan- hechting van de uitstrekkende spieren. » De eerste is de gewigtigste van allen, voornamelijk bij de uitroeijing van het knïegewricht, omdat de etter door hare eigene zwaarte niet ontlast kan worden," zegt mijn Vader. »Om dit echter te bevorderen, zoude men eene tegenopening te dien einde kunnen maken.'* «Voorts geeft de tegen-
woordige behandeling van uitgestrekte wonden in het algemeen minder vrees voor ontsteking, dan die der ouden/' Met beloop nu zoo wel van parels geval, als de bovenvermelde toonen genoeg- zaam aan, dat die ontsteking en verettering niet onieugelbaar zijn. Wanneer men daarenboven de verettering bij de exstirpatie in het heupgewricht overweegt en daarvan gelukkige gevolgen ziet ge- horen worden, dan zal dezelve in andere gevallen wel geene meerdere moeite baren. Maar bovenal hou-
|
|||||
ι— 207 —
|
|||||
houde men in het oog, dat de graad van ontste-
king en van verettering geenszins altijd geè'venre- digd is aan de hoegrootheid der wonde , maar tevens van andere omstandigheden afhangt, zoo- dat de te hevige verettering eveneens bij amputaties wordt waargenomen, en oorzaak van veel onheils bij dezelve is, even als bij exsiirpaties■·(*). Ontzet- tende veretteringen worden ook niet zelden bij uitgebreide zamengestelde beenbreuken, enz. waar- genomen. Men werpt misschien tegen, dat die gevallen zeldzaam met gunstig gevolg gevonden worden; wel nu, wij blijven ook de exstirpatièm onder die gevallen houden, welke uit den aard der zaak zeldzamer voorkomen en altijd zullen voor- komen , dan de afzettingen , maar willen dezelve niet onvoorwaardelijk verworpen hebben. —I De onzekerheid of de beenen zouden zaniengröeijen: is door de ondervinding opgeheven. Het gehéele been van vrouw FERWKRDA. konde opgeheven wor- den; er had zieh een goede beenweer gevormd. Caghen gebruikte zijn stijf been dagelijks. Andere gevallen na eene uitscheiding van beenstukken door de natuur zelve bevestigen hetzelfde. — »Het missen der aanhechting der spieren is geheel eene overtollige zwarigheid, daar het kniegewricht weg- genomen en het dij- en scheenbeen onbewegelijk met elkander vereenigd zijnde geene buiging er* dus. ook geene uitstrekking vereischt ivordt." __ Deze gevolgen als zwarigheden beschouwd zijn der* hal-
(*) Men zje onder anderen VAN HOOKif, Bissert, l. pag. |
|||||
|
|||||
'— 208 —
halve niet aanmerkelijker bevonden, dan die van
amputatiën. Doch de Hoogleeraar HENDRIKSZ brengt bepaaldelijk de invloed der buitenlucht op de gewrichten te berde. Wij ontkennen dien na- deeligen invloed geenszins, maar merken op dat dezelve toch in de aangehaalde verschillend soortige gevallen niet zoo hevig, althans nadeelig was, als het scheen te «zullen zijn. Daarenboven, bij het uitne- men van geheele gewrichten,der knie b. v., is die invloed opgeheven door het niét aanwezig zijn van het gewricht zelve. Bij de exstirpaties uit de gewrichten is het overblijvend gedeelte spoedig bedekt bij eene gunstige genezing. Bij het uitne- men van" beenstukken, op de -wijze als dit bij GIESSEN gebeurde is hiervoor de meeste zwarig- heid , daar de wonde niet zoo dadelijk door ge- zonde huid gedekt en niet zoo spoedig genezen wordt. De gelukkige genezing na het wegnemen van boven- en benedeneinden van het armbeen , bij PARK , BILGUER en anderen , bewijzen evenwel dat die invloed, hoewel grooter dan bij afzettingen, overwonnen kan worden. Wel is waar, de proe- ven van CHAUssiER op honden vielen niet zoo voordeelig uit, maar wachter heeft wederom een voordeelig voorbeeld. Eveneens schijnt de moge- lijkheid met goed gevolg dezer operatie te bestaan ten opzigte van de kleine en groote ellepijp , hoe- wel geene voorbeelden bij menschen dezelve be- vestigd hebben. Vóór dezelve spreken immers zoowel de proeven van chaussiek., als een geval door OERED medegedeeld, waarin aan een' jonge- ling |
|||||
— 200
|
|||||
ling van 16 jaren een stuk van 5 duimen lengte
der éénen ellepijp w.erd weggenomen. De exstir- patie van liet dijbeen in liet heupgewricht had op een' hond, door vbrmANDois in het werk gesteld, eene gelukkige uitkomst; zoo als ook bij koeler en CHAUSSIER. En bewijzen dan niet de gelukkige en volkomene genezing na de exstirpatie van het dijbeen door mijnen Vader (*) en anderen, dat het uitnemen van het hoofd des dijbeens zonder schade kan geschieden, zonder nadeeligen invloed der lucht op het gewricht. Het is hoogstwaarschijnlijk, dat na zoodanige kunslbewerking zelfs de heupkom met beenweer zoude opgevuld worden: zoo als duide- lijk bleek bij de gelukkige proeven met honden te dien einde door wachter genomen (-J-). — Bij bet wegnemen van het ondereinde des kuit- heens
(*) Zie boven pag, l3o. § 12. en Oratio de meritis Petri Camperi
in Anatomiam compciratam. (Grening. 1S08) pag. 81. of de vertaling van dezelve door O. H. WACHTER, {(inning. 1808. 8° ) pag 98 en 99. (f) Zie: WACHTER, Oiss. I. pag. 90 en 91; caet, _ Het
vol«ende geval uit de commentaiio van HEDEN iilIUJFELAHD's Bi- Uioth. (i8a3 Sept.) overgenomen, behoort hier vermeld te worden. ScHMAtz in KönigsbHicl· , nam bij een' zesjarigen knaap , welke aan beide heupgewrichten aan coxalgie leed , na eene moeite- •volle en langdurige behandeling, waar, dat de Natuur de afzondering van een bedorven dijbeenshoofd aan de regter zijde van zelve bewerkte. »»e arts wilde tot redding van het leven des lijders de excisie van bet dijbeenshoofd (der linker zijde?) bewerkstelligen, en verwonderde zich niet weinig, toen hij hetzelve na eene gemaakte huidsnede reeds los vond, zoodat hij hetzelve reeds na eenige krachtige draaiingen »'- O treJ,;"
|
|||||
210
|
|||||
beens had wel in het vermelde geval eene ongun*
stige uitkomst plaats , maar BILGUEB. verhaalt toch Cen anderen) , dat stukken van 2 , 5 en é duim des scheen- en kuitbeens uit wonden zijn uitge- scheiden geworden, waarop eene goede genezing volgde; er» hieruit maken wij op, dat onder gun- stige omstandigheden hetzelfde zal kunnen verwacht worden bij genoemde exstirpatie. Chaussier im- mers ontnam aan honden ook het benedendeel des scheen- en kuitbeens. — De gelukkige voorbeel- den derhalve, die bestaan; doen ons besluiten dat de invloed der buitenlucht Op de gewrichten bij exslirpaties niet zoo hevig is, als dezelve schijnt. In kleinere gewrichten schijnt zelfs die inwerking niet altijd zoo nadeelig te zijn. Nog in den ver- leden zomer woonde ik het wegnemen van een' middelsien vinger uit het gewricht, (wegens een osteostecitoma) door mijnen geachten zwager w. A. WILLEMS, te Joure, bij. Wegens de twijfeling, waarin wij verkeerden of het kootje der voorhand ook ziekelijk aangedaan was, werd deszelfs ge- •wrichtskop en vooreinde naauwkeurig onderzocht, en was hierbij een' geruimen tijd aan de buiten- lucht bloot gesteld. Nogtans heeft dit geene na- . deelïge gevolgen gehad, maar is de lijderes spoedig en volkomen hersteld. 4. In de voormelde openbare les van mijnen
Va-
trekken konde. Er vormden ziek aan beide zijden nieuwe
gewrichten, en de lijder werd zoo verre hersteld , dat hij zonder krukken konde gaan." |
|||||
,— 211 —
|
|||||
Vader lezen wij ten opzigte van dit vierde argu-
ment het volgende, waaruit blijkt, dat ook deze zwarigheid Hem bekend was en geene genoegzame reden heeft opgeleverd om de exstirpatie af te keuren. » De onzekerheid of het deel genezen zijnde van
eenig nut konde zijn, is van zeer veel gewigt: immers wanneer men geene meerdere diensten van het behouden lid te wachten hadde, dan van een' kunstarm of kunstbeen, zoude men den lij- der vergeefs eene sterkere pijn verwekken en aan meerder gevaar bloot stellen, dan bij de geheele afzetting.'7 — » Ten opzigte van den arm is het voordeel ten eerste in het oogloopende. Hoe kun- stig men ook de bovenste ledematen nabootse, nimmer zal men er die diensten van te wachten hebben, welke de natuurlijke hand, hoewel aan eenen stijven elleboog gehecht kan aanbrengen." — » Bij de uitroeijing van het kniegewrieht is zeker- lijk minder voordeel." » Onder vele zwarigheden in dit opzigt schijnt de kortheid van het been , door het wegnemen van het geheele gewricht te wege gebragt eene der voornaamste te zijn. Dan het beenweer vult de tusschenruimte eenigzins aan en de kortheid vergoedt het ongemak door de stijfheid van het gewricht te wege gebragt. Altoos immers zal men zien, dat zij, die eene stijve knie en gewone lengte hebben zeer ongemakkelijk gaan." Deze gevoelens komen dus met den Hoogleeraar IIENDRIKSZ bijna overeen j beide hechten natuurlijk meer waardij aan het behoud van het bovenste O 2 lid, |
|||||
---- 212)
|
|||||
lid, dan aan dat van het benedenste: doch ook
aan dit behoud hechtte mijn Vader later veel door het voorbeeld van CAGHEN geleerd , zoo als boven bleek en uit wachters verhandeling genoegzaam blijkt. Behalve dit gevoelen van mijnen Vader, zij het ons
vergund op te merken, dat een stijf, ja een misvormd been (gesteld eens, dat die misvorming groot zoude zijn) ons verkieslijk schijnt boven een kunstbeen , en dat daarenboven chirurgicale regelen hetzelfde vorderen. —. Kunstbeenen zijn in het algemeen of gebrekkig ingerigt of kostbaar. Zij zijn in verre de meeste gevallen misvormder voor het oog dan een stijf been: zij laten meest altijd geene buiging der knie loe en staan hierin met een stijf been gelijk; zij vorderen vernieuwing. En dan nog, zijn er geene levensomstandigheden, die zelfs dik- werf voorkomen, waarin de lijder zich van zijn kunstbeen ontdaan hebbende , (b. v. des nachts te bed,) hetzelve niet spoedig genoeg kan aangorden , om hetzij in behoeften te voorzien, hetzij gevaar te ontkomen ? Ik geloof niet, dat iemand de keuze tusschen een stijf en een houten been, in het algemeen moeijelijk zoude vallen. Zoo ken ik onder anderen eenen boer , die velerlei werkzaam- heden met een hoogst misvormd been vèrrigt, "welke hij onmogelijk zoude kunnen verrigten, met een houten been. Om slechts iets te noemen, het paardrijden zoude hem moeijelijk vallen. Deze man heeft na een hevige en vervolgens slecht be- handelde beenbreuk aan het scheen- en .kuitbeen , met
|
|||||
2l3 —
|
|||||
met verlies van beenzelfstandigheid, die misvorming
hekomen. Het is, meenen wij 5 een algemeene regel in de
Chirurgie, dat men niet meer moet wegnemen dan volstrekt noodig is, om eene kwaal te genezen; dat het zelfs pligt is, om zoo veel immer mogelijk is de eigene ledematen des ligchaams te sparen en te behouden. Dit nu waar zijnde,is het aan geenen twijfel onderhevig, dat, bijaldien men zeker is van de causa mali en het malum zelf weg te zullen nemen door het louter uitnemen des knie- gewrichts, men dan het geheele been niet behoort èn niet vermag weg te nemen. Is het voorts waar dat men zoo min mogelijk storing in de overige verrigtingen van het ligchaam door eene operatie moet te weeg brengen, dan is het ook duidelijk dat de extirpatie uit dit oogpunt de voorkeur ver- dient. Want, alhoewel in sommige gevallen bij exstirpaties meer verettering enz. plaats moge heb- ben , dan bij amputaties, is het niet te ontkennen 7dat bij deze laatste de bloedsomloop eene zeer groote verandering ondergaat, welke bij de eerste niet noemenswaardig is : bij de laatste wordt in het overige ligchaam veel grooter modificatie ver— eischt, om het verbroken evenwigt te herstellen , dan bij de eerste. 5. Dat de ongelukkige afloop der beide geval-
len van vrouw ferwerda en giessen mijnen va- der voortaan van exstirpatiën zoude hebben doen afzien ,. komt ons onwaarschijnlijk voor. Want, vooreerst was het eerste geval reeds geheel ten O 3 ein-
|
|||||
---- 2l4
|
|||||
einde geloopen, toeii de heer wachter" zijne dis-
sertatie schreef , en wij twijfelen geenszins of deze zoude het vermeld hebben , wanneer mijn vader zoo ongunstig voor het vervolg over die kunstbe- werking geoordeeld had. Het tweede geval had waarschijnlijk , zoo mijn beminde Vader den ver- deren afloop daarvan mogt beleefd hebben, aanlei- ding gegeven tot eene nadere opsporing der indi~ cati'èn tot die operatie: het had de leer der diag- nosis nader bepaald , enz. en misschien tot het besluit gebragt, dat in bepaalde omstandigheden de exstirpatie van zoodanig beenstuk , mindere aanprijzing verdient, dan dat der knie: misschien tot meer andere opmerkingen. Maar wij voor ons gelooven niet dat deze twee gevallen,, (waarvan men hei eene alleen door bij omstandigheden als noodlottig mag beschouwen) vergeleken met niet schaars te vindene goede van soortgelijke werkin- gen in de natuur en door de kunst, bewerkt zou- den hebben , dat mijn Vader van de exstirpaties zoude afgezien hebben, wanneer er gevallen voor
dezelve geschikt zich hadden opgedaan. En dit is hetgeen wij voornamelijk wilden bewijzen, en mee- nen bewezen te hebben door meerendeels de eigene gevoelens of woorden van onzen Vader of deszelis waardigen leerling aan te voeren , hebbende slechts hier en daar eigene redenering tusschen gevoegd. Wie nu wezenlijk de waarheid meest aan zijne zijde heeft, beslissen wij niet stoutelijk in eene zaak, waarover de eerste Meesters der kunst het nog niet eens zijn. Wij eindigen met de woorden van
|
|||||
— 2l5
|
|||||
van den voortreffelijken iioux (*)» » Twee kunst-
bewerkingen , welke onderling veel gemeens heb- ben en over welker waardij men het nog niet geheel eens is, zijn van whtte in Manchester uitgevonden (1769) (+), namelijk het afzagen van naast elkander liggende beeneindén in de valschè geledingen, en het afzagen van carieuse geledings- uiteinden, in plaats van een deel boven het zieke gewricht te amputeren. Béide uitvindingen dragen dèn stempel van een waar genie . . . . Wanneer ook 1 het afzagen van carieuse bèéneinden, (het- welk van het schoudergewricht, Waarvoor WHITE hetzelve het eerst aanwendde , allengs tot andere ge- wrichten is uitgestrekt geworden) voortaan niet aan de afzetting der ledematen -voorgetrokken Wordt, dan is toch de naam van white voor altijd roemrijk in de jaarboeken der Heelkunde geschreven. En wan*
(*) Zie: Parallele l. s. 6 und 7. vergel. De la resection
ou du retranchement de portions d'os malades , soit dans les articulations, soit hors des articulatians. (Paris 1802). — Natuurlijk maakt ROUX van eene omkeering in de behandeling- der -witte gewrichtszwelling vooral gewag, omdat hij elders , even als anderen, zegt, dat dit gebrek in het a]gemeen de oorzaak van vele amputatiën is. Parallele S. 254- (·}·) Of liever verrigt: immers EOUCHER was op dezelve reeds
bedacht, hoewél dan ook aan de natuur de afscheiding des overigen beens overlatende, alleen het ligamentum, capsulare doorsnijdende. Zie: Mem. de VAcad. Royale de Chirurgie. Tom. II. pag. 287 en 46»· (>753)· — De Deensche Heelmeester WOHLER gaf in 1739 het eerst eene manier op, om het heup- Tjeen uit de kom te ligten, alhoewel hij zelf de operatie piet verrigtte. Hufelahd's Bibliothel·, i8a3. Sept, S. 173. O 4
|
|||||
wsmmsmmesm
|
||||||||
ggammmmmmgeBmem
|
||||||||
— 216 —
wanneer j waarop evenwel nog geen vooruitzigt is,
het vooroordeel (?) verdwijnt, hetwelk de fransche en zelfs de engelsche Heelkundigen legen het af- zagen van carieuse beenen opgevat hebben, wan- neer nieuwe proeven even gelukkige gevolgen heb- ben , als die waarover ñ ARK in Lecerpool, en de beide MOREAU in Bar-Sur-Ornain en Champion zich; mogten verheugen, dan zoude white eene omkeering in de behandeling der wilte gewrichts- zwellingen veroorzaakt hebben, en zijne operatie zoude een belangrijk tijdperk in de vorderingen der Chirurgie beteekenen (*).'' (*) Onder het afdrukken dezes, 'wordt in de Alg. Konsi en
'Xtetterb, N°. 14. pag. 209 medegedeeld, dat ASTLEY COOPER, te Zortdon, de extirpatie uit het heupgewricht op den 16 Jan. 1. I. verrigt heeft en de uitkomst tot nu toe gelukkig is. Zie ook raoRiEf's 1 Nothen 1824. Fehr. S. 256. |
||||||||
VER·.
|
||||||||
VERLOSKUNDIGE
GEVALLEN.
|
|||||
O 5
|
|||||
%
|
|||||||
%
|
|||||||
Quanto melius igitur et hoc in opere procedunl. Hodierni,
qui, vanis et noxiis reieetis, non generalem quandam } in omnibus adhibendam, curandi methodum percipïunt, sed ad varias caussas respicientes, divefsa próponunt adtninicula, singulis accommodata, VAN DER EeM , Diss. p, 97.
|
|||||||
VERLOSKUNDIGE
GEVALLEN.
|
||||||
Alhoewel onder het getal der verlossingen, die
in het JSosocomium verrigt werden , de boven- vermelde gevallen (p. 31 en volg,}y zeer leerzaam •waren en tot onderscheidene opmerkingen aanlei- ding gaven , moet men erkennen dat dezelve min- der bijzonderheden bevatten , dan de Heelkundige. Immers de meeste gevallen liepen geregeld en na- tuurlijk af zonder eenige hulp der kunst , en deze zijn niet vermeld geworden. De natuurlijke gevallen liepen zonder hulp der
kunst af, want mijn Vader was met anderen van denkbeeld dat hoe nuttig en volstrekt noodig het gebruik van Hefboom en Tang in bepaalde gevallen zij, derzelver aanwending bij goede weeën en gunstige ligging des kinds, met oogmerk om de verlossing zoo spoedig mogelijk te volbrengen ten sterksten moest worden afgekeurd. Hij vermaande daarom zijne leerlingen tot en oefende hen in ge- duld |
||||||
— 220 —
|
|||||
duld. opdat zij door overhaasting, waartoe zoo-
dikwerf de barenden en aanwezigen tot eigen nadeel aandrijven en den jongen beoefenaar als dringen, geene onberekenbare onheilen zouden veroorzaken. Wij weten wel dat deze leer bekend is en door velen aangeprezen, ja dikwijls herhaald y maar achten het nogians niet overbodig dezelve nog eens te herinneren, daar er niet zelden tegen gezondigd wordt. Vandaar beweert ook nog mijn zeer geachte leermeester , salomon , te Leyden, dat de Vroedvrouwen een negatief nut doen door minder te doen , dan vele zeer werktuigkundige Vroedmeesters (*). Het is eene moeijelijk beslisbare vraag en er zijn gewigtige redenen zoowel voor eene gunstige, als voor eene ongunstige beantwoording derzelve : of het voor- dan nadeelig voor de maat- schappij is , dat het geial der Vroedmeersters ver- meerdert en dat der Vroedvrouwen vermindert? Doch men moet bekennen dat de Verloskunde
in latere jaren een veel zachtaardigere manier van behandeling heeft verkregen, dan zij te voren had, en dat de vermenigvuldiging van Vroedmees- ters j in onze tijden , aanmerkelijk minder schadelijk moet geacht worden, dan dezelve vóór vele jaren zoude geweest zijn. Immers eensdeels is men hoe langer hoe meer met de ware verhouding van des kindshoofd tot het vrouwelijke bekken in ver- schillende omstandigheden bekend geworden , en heeft daardoor zoo wel het gebruik van werktuigen ver-
(*) Verloskunde. (Amsi. 1817.) I. Deel II, 3i,
|
|||||
—■ 221 —
|
||||||
verbeterd, in gevallen, waar dezelve dienstig zijn,
als ook dezelve afgeschaft, waar ze te voren on- vermijdelijk schenen. Anderdeels heeft men meer en meer beginnen te letten op de vitale actie van de baarmoeder en derzelver betrekking tot het kind en de geheele geboorte. Men denke b. v. slechts eens aan het vrij algemeene vooroordeel der vroegere Yroedkundigen, dat aangezigtsgeboorten en bilgeboorten in het algemeen niet veilig aan de natuur konden worden overgelaten, terwijl latere naauwkeurige waarnemingen volkomen bewijzen, dat deze beide slechts in abnormalen toestand hulp vereischen (*). En hoeveel waarheid bevat niet EOER's aphorisme, tegen welke groote mannen gezondigd hébben , en waarvan zelfs BAUDELOCQUE niet vrij te spreken is." Toegepaste mathesis is voor elke Geleerde en Kunstenaar noodig, gevol·- gelijk ook voor den Vroedkundige. Maar het baren zelf, de krachten, door welke hetzelve vere- ngt wordt, en in het algemeen het geheel van deze wonderbare verrigting laten zich niet naar den wiskundigen vorm verklaren, evenmin als de aan. gelegenheden der ademhaling of des bloedsomloop. Het is in dezen opzigte reeds veel wiskunstig te weten, dat men wiskunstig niets wete; en nogtans is het alleen deze met moeite verworvene kennis, deze zelfde geleerde onwetenheid, welke de wei- ge- (*) Zie onder anderen BOER, Ahhandl. u. Versuche gelurts*
hülfl. Iahalis. [Tfieh. 1802). III. Th. S. 27-42, |
||||||
*
|
||||||
— 222 —
|
|||||
gevormde Vroedmeesler van de onkundigen onder-
scheidt (*)." Niet minder waar zegt dezelfde voor- treffelijke Vroedkundige: » Diegene welke be- weren , dat men in de Vroedkunde in alle ge- vallen de werktuigen ontberen kan, hebben het ongeluk aan fantasieën te lijden $ tijd en gelegen- heid genezen hen toch allengs van dezen waan. Maar zij, die zonder noodzaak werktuigen gebrui- ken, meest uit eigenbaat en kwaadbegrepene eer- zucht, onwetenheid en kwakzalverij, zijn drieste jnenschen, welke altijd en moeder en kind mis- handelen. Deze zijn in het algemeen niet te ver- beteren , en zij blijven , zoo lang zij leven , de gezworene vijanden van de barende natuur (-f). Het moge zoo duister zijn als het wil, op welk
eene wijze de verbeeldingskracht en de hartstogten van de vrouw op het kind kunnen werken en hierdoor misvormingen, enz. ontstaan, de invloed van de vrouwelijke gemoedsaandoeningen op de haarmoeder is geenszins te ontkennen (§). Het is daar.
(*) Zie ald. II. Bd. ι Th. S. 63. xv. Jphor.
(·{·) Zie aldi xvi. Aphor, en elders.
(§) Wij bedoelen hiermede niet alsof heide gevallen gelijk
staan en dezelfde verklaring zouden toelaten; maar beweren dat het niet geheel onwaar is, dat van het eene tot het andere slechts weinige schreden de overgang daarstellen. Alhoewel wij ook niet in dien uitgestrekten zin , als sommigen, aan den invloed der verbeeldingskracht der moeder op het lind gelooven , kunnen wij niet ontkennen dat er voorbeelden bestaan, die eene nadere overweging en opmerking waardig zijn. Zie onder anderen Dr. FEYTEMA TJALLINGU, Specimen. Mei. inaug. p, ^ Seqq. (tiB, 41"· i8i5.) CaKUS, tur Lehre u. s. w. I. S. 226. |
|||||
— 225 —
|
|||||
daarom van belang voor den Vroedkundige om
niet alleen de zieletoestand van de barende, maar ook van de zwangere vrouw naauwkeurig gade te slaan. Immers de ervaring leert dat de aanlei- . dende oorzaak van vele miskramen, vroegtijdige geboorten, enz. in driften en aandoeningen te zoeken zijn 5 terwijl dezelve eveneens op den arbeid hetzij voor- hetzij nadeelig werken. Zoo zijn b. v. eene zekere mate van moed , gepaard met volhar- ding , geduld en hoop, allerwenschelijkst bij de verlossingen , nuttig voor vrouw en kind; terwijl angst, ongestadigheid, ongeduld en vrees eene te- genovergestelde uitwerking zullen doen. Het is derhalve niet te verwonderen, dat in het nieuw ingerigte ISosecomium niet alleen alles voor de jonge vrouwen vreemd en ongewoon zijnde, maar de inrigting van die stichting nog te weinig , hetzij voor- hetzij nadeelig, bij het algemeen bekend zijnde, dit een en ander hen vreesachtig en be- angst moest maken en hierdoor de arbeid ver- traagd worden. Daarenboven schijnt die invloed mij toe bij eerstbarende mede tot de oorzaken te behooren, waarom deze gewoonlijk een' langzamer arbeid hebben; en de zulke waren hier verschei- dene, bij de welken dan ook nog meest de be. kommernis werkte , welke het ongeoorloofde genot te weeg brengt. En is het gevoelen van sommigen gegrond, dat
het foetus niet alleen door de mechanische om- standigheden en aandrang der baarmoeder die plaat- sing gewoonlijk inneemt, welke de gunstigste is , maar ook
|
|||||
HV
|
|||||
— 224 —i
ook door eigene bewegingen daartoe bijdraagt, als
zoekende, om zoo te spreken, het gemakkelijkste voor zich zelven, dan is het tevens waar, dat bij eerstharenden de vrucht aan die neiging minder kan voldoen en daardoor die verlossingen ook langza- mer zijn. Doch, alhoewel voor deze stelling goede gronden kunnen worden aangevoerd, zijn wij van dezelve nog niet volkomen overtuigd. Mijn vriend Dr. landt heeft deswege, onder anderen, een en ander kort, maar bondig gezegd (*). — S 2.
Wij kunnen niet inzien, dat eette uitvoerige
uiteenzetting der bijzonder bovenvermelde gevallen teii opzigte der theoretico-praktische gronden, waarop dezelve behandeld werden, noodig is. Immers zouden wij bij het doelmatige van het gebruik der Tang in die gevallen, waar dezelve gebezigd is geworden , geene tegenspraak ontmoeten en bekende redenen moeien aanvoeren. __ Wat
aangaat de vernaauvdng van den uitgang des bek-
kens door de bijzondere yereeniging en lengte van het staartbeen, valt alleen op de merken dat het hoogst noodzakelijk is , om bij het beoordeelen van den vermoedelijken gang der verlossing niet alleen acht te geven op de oogenblikkelijhe verhouding (om zoo te zeggen), die tusschen den omvang der dee.
(*) Zi"e Spec. Med, Inaug. de Aetate fuerili. (L B. 4°·
18.19). pas< 34. |
|||||
i__ 225 m»
|
|||||
dëelen van de vrouw en des kinds plaais hebben *
maar ook op de veranderingen welke die verhou^· ding door de eigendomniëlijke structuur in bijzon- dere gevallen kan ondergaan. Door hier op te letten zoude misschien menige verlossing, die nu door werktuigen met eeriig geweld soms en te vroegtijdig, volbragt wordt, aan de natuur over- gelaten kunnen worden en alhoewel met krachlin- spanning geregeld afloopen. De manier om bijaldien de moederkoek op den
mond der baarmoeder ingeplant is , vroegtijdig eene hand langs een zijdelings afgepeld gedeelte der koek op te voeren, en de vliezen beneden zoo mogelijk ongeschonden te laten komt ons aller aan- beveling waardig voor* Want ten isten>. een gedeelte der koek afgepeld wordende, is het gevaar voor bloedstorüng minder groot, dan wanneer de ge- heele omtrek afgepeld wordt of de koek doordron- gen; ten 2*16*1. wordt door het ι hooger breken der vliezen veroorzaakt dat nog een gedeelte van het kindswater op de koek gelijkmatig blijft drukken *en daardoor zelfs de bloeding mechanisch vermin- dert ; ten 3doil. heeft nieii bij het hooger breken der vliezen het voordeel, van gewoonlijk nader bij de voeten te komen en dus gemakkelijker dezelve te kunnen vervoeren; terwijl nog ten 4a°n. hierbij min- der vocht afgeloopen zijnde , do kering gemakke^ lijker gemaakt wordt.— Hoe noodlottig hier eene verkeerde behandeling zij , hoe ondoenlijk bijna de keering na aflooping van het kinds-vo'cht ? zag ik Γ ia
|
|||||
226 —
|
|||||
in een voorbeeld te Leyden. Eene onkundige
vrouw namelijk, die zich voor Vroedvrouw uitgaf, had reeds gedurende li. uren bij eene barende geweest, en hoewel de moedermond nog niet zeer wijd geopend was, getracht het water te breken ; hetwelk haar, helaas! zoo wel gelukte, dat zij door de placenta^ die op den haarmoedermond in- geplant was, doch hetwelk zij niet wist, aan het lamsvocht eenen uitweg taande. Hetzelve liep dus af; de weeën vermeerderden, en hoe meer de mond zich opende, des te meer vloeide het bloed, hetgeen daarenboven vermeerderd werd door de gedurige ondoelmatige werkzaamheid der Vroed- vrouw. In dezen toestand vond mijn zeer geachte leermeester salomon haar en riep mijnen onverge- telijken vriend koolhaas , wiens vroegtijdig afster- ven wij nog betreuren , en mij tot zich om) dit bijzonder geval bij te wonen. Weldra werd de ware en bedenkelijke toestand van zaken erkend en tot de keering besloten. Deze was zeer pijnlijk voor de lïjderes, en wegens de droogte en rigidi- teit allermoeijelijkst te verrigten. Dezelve werd nogtans volvoerd en het hoofd nog met de Tang verlost. Na de bevalling ontstond allerhevigste bloedvliet, die door geene inwendige noch uitwen- dige middelen, noch door injecties tot bedaren was te krijgen, en weshalve de vrouw na weinige uren, geheel uitgeput, overleed. Het kind werd dood geboren. — Zoodanig geval was voor ons treurig leerzaam, doch maakt ook op den jongen Vroed- kun-
|
|||||
— 227 -""
kundigen eenen indruk, die nimmermeer uitge-
wischt wordt en hem voor altijd voorzigtig in zijne handelingen maakt. In het bovenvermelde geval werd het kind le-
vend geboren en der vrouwe geschiedde geen leed (*). § 3.
Omslingeringen der navelstreng zijn geene onge-
wone verschijnselen , doch dezelve kunnen zonder- ling zijn en zoodanig dat zij zelfs de verlossing verhinderen of vertragen , bijaldien geene bijzon- dere lengte hier tevens aanwezig is. Wij voegen een hiertoe betrekkelijk geval den 83ten Aug. 179ï waar- genomen, hierbij. Aldus schrijft mijn Vader: » Alles beloofde bij deze vrouw eene spoedige verlossing, liggende het hoofd des kinds met de kruin voor den mond der baarmoeder, het achterhoofd naar het regter schaambeen. De geboorte van het kind volgde echter niet zoo spoedig,.als men in den eersten opslag gedacht had, en hiervan werd de reden weldra blijkbaar. Naauwelijks immers was het hoofd geboren, of nevens den hals vertoonde zich een' voet , om de welke de navelstreng eens en
. (*) Zie J. C. BRAND, Diss. de Secundinis ausbiter ostii ma-
tricis interni adfixis. (L. B, 1770.) en F. Bs osiaNDER, Com- rnent. de causa insertionis placentae in uteri orijicium ex novis circa generationem humanam observationibus et hypo- thesibus declarata. {Gotting. 1792.) beide in SCHI.EGEL Sylhge, Ppp. min. obstetr. Vol. II. pag. 25 en 31. Ñ 2
|
||||
— 228 —
|
|||||
en om den hals tweemaal geslingerd was. Wanneer
lucn de natuurlijke lengte van eene navelstreng vergelijkt met de minste , welke deze omslingerin-. gen opnemen , zal men ontwaar worden, dat de natuurlijke lengte der streng hiertoe geheel ver- eischt wordt en dus dat het onmogelijk is in zoo- danig een geval de streng op de gewone wijze te ontwikkelen, weshalve het noodzakelijk zoude zijn de streng op twee plaatsen te binden en tusschen beide door te knippen, om daarna de verlossing zoo spoedig mogelijk te voleinden. Voor dat ik hiertoe overging, beproefde ik echter of de ont- wikkeling mogelijk was, en bevond dat dezelve niet alleen mogelijk, maar zelfs gemakkelijk was, zijnde de streng, zoo als bij de uitkomst bleek, een halve el langer dan natuurlijk. — De nage- boorte volgde, nadat het doehtenje.geboren was, zeer spoedig en alles liep verder gelukkig af." Het te lang zijn der navelstreng is , wanneer de
lengte niet veel van de gewone afwijkt, moeijelijk te bepalen en ook onschadelijk. Eveneens is eene vrij wat te lange navelstreng bijna altijd onschade- lijk , dewijl dezelve al tot omslingeringen aanleiding gevende, tevens de oorzaak in zich bevat van ge- makkelijke onlwinding. Alleen schijnt zij ook nog aanleidende oorzaak te zijn van het vinden van wezenlijke knoopen in de streng, wier bestaan sommigen in twijfel trekken. In eene waarneming van hekckel, onder anderen, ging buitengewone lengte der navelstreng met eene omslingeling om den regier voet én een'knoop omstreeks het midden der
(f ■ , |
|||||
— 229 —
|
|||||
,der streng gepaard (*), Aan het gedeelte, het»
welk naar de moederkoek gaat, was daarenboven een aanmerkelijke aderbreuk, {yatif.) ■ . §4,
Er is in de geheele Geneeskunde naauwelijks iets
raoeijelijker te bepalen, dan het al of niet aanwe- zig zijn van zwangerheid. Want niet alleen dat men hier met menigerlei ligchamelijke wijzi- gingen , om zoo te zeggen, te doen heeft, maar ook met den psychischeni invloed op dien toestand. Listen en bedriegerijen worden zoo wel uitgevent om zwangerheid te veinzen, als te ontveinzen , en bijaldien dan ligchamelijke omstandigheden al het een of ander schijnen te logenstraffen, dan nog moet men hier naar zekere aangaven der lijderessen te werk gaan, Plenk beweerde, dat de naiuur ons de kenteekenen der bevruchting onthouden heeft, om de in de eerste maanden meer gemakkelijke afdrijving der vrucht tegeii 's menjchen boosheid te beschermen (ö). Geen omstandigheid konde er worden uitgedacht, die geschikter was om zwan- ger-
. (*) ZieMed u Ühir. BLeob.uvd Abh. (Berlin 1779. S9.) S. 28—34,
ei) BTIEDACH Diss. de laesione partium foetus nutritioiii inser~ vientium abortus causa. (Lips. 1568) § 9. in scülecel Syl- loge Upp, min. Obstetr. Vol. II. pag. 215. (f) Zie Grundriss der poliz.-gerichtl. Entbindungslunde
øïç knebel en deszelfs Grundriss zu einer ZeichenUhre der s.es. Entbindungswissens. [Bresiau 1798.) pag. 362—418. i>RJiS· 2Sj;R de fallcicia fignorum in grqi>iditate, [Marb. 1790,) Ñ 3
|
|||||
— 23θ
|
|||||
gerheid te ontveinzen dan die van vrouw FERWER-
DAj zoodra zij slechts standvastigheid genoeg be- zat, om hare rol te spelen. Vooreerst konde op haar, zoo lang men met hare leefwijze onbe- kend was , geen vermoeden vallen (pag. 97·): voorts was het bij eene zóó sukkelende vrouw niets vreemds, geene maanstonden te hebben, van tijd tot tijd pijnlijk in den rug, braakzüchtig en wat des meer zij, te zijn. Er werd dus aan geen handdadig onderzoek gedacht: en dan nog hoe weinig zekerheids geeft dit in de eerste maanden en in de uitoefening. De kenteekenen van eene re- gelmatige en volkomen normale zwangerheid op, te schrijven , is zeer goed te doen, maar in twij- felachtige gevallen te beslissen is zelfs na onderzoek zeer gewaagd. Het is nog geen twee jaren geleden dat ik eene vrouw onderzocht, wiens ostium ute- rinum niet gezegd konde worden eenige andere verandering ondergaan te hebben dan dat het een weinig acbterwaarts opgetrokken was'. zelfs was de opening niet rond. Ik meende haar voor niet zwanger te mogen houden. Doch na ongeveer zes maanden bleek onze dwaling, daar zij van een gezond kind verlost werd. — Trouwens de voor- beelden van soortgelijke gevallen zijn menigvuldi- ger, dan men meent, en alleen op gezegden of zonder onderzoek te beslissen is altijd een waag- stuk. Tot bewijs dient nog het volgend noodlot- tig geval door mijnen Vader opgeteekend. » Den 6" April 1795 kwam eene vrouw mij bood-
schappen. , dat hare zuster G. D. sedert eenen ge- rui- |
|||||
—. 251 —
|
|||||
ruimen tijd laboreerde aan eene opstopping der
maandstonden dat eerst Dr. v. d. K. en naderhand Dr. K. haar zoodanige middelen hadden toegediend, als ter bevordering dezer natuurlijke ontlasting noodzakelijk geacht werden, doch alles vruchteloos; dat de lijderes intusschen al zwakker geworden was en na geweldige pijnen te hebben uitgestaan nu op een oogenblik eene uitzakking der baarmoeder ge- kregen had; vragende in deze omstandigheid mijne hulp. — Bij de lijderes gekomen zijnde, vond ik eene oude vrouw, deze uitgezakte baarmoeder ondersteunende * ja met geweld terug houdende , alzoo dezelve, volgens hare verzekering , steeds meer en meer trachtte uit te schieten. — Het uitge- zakte deel betastende, verwonderde ik mij over deszelfs hardheid en uitgestrektheid, doch bemerkte weldra, dat het een hoofd van een kind was, hetwelk buiten twijfel reeds geheel geboren geweest ware r zoo de gezegde vrouw niet met geweld terug ge- houden had. ~ De verlossing was dus spoedig, volbragt en de omstanderessen , welke de lijderes altoos voor een eerlijk, zedig meisje gehouden hadden, werden in hare meening deerlijk bedro- gen. Het kind was bijna voldragen en zeer uit- geteerd en flaauw ; door gepaste middelen kwam het echter een -weinig tot zich zelven en leefde tot den volgenden dag. — De moeder, welke reeds door de opgenoemde middelen zeer verzwakt was , nam hand over hand in krachten af en stierf drie dagen na de kraam·" Bij eene jonggehuwde termgzieke vrouw , van
Ñ 4 j wel- |
|||||
— 232 ~*
|
|||||
welke het twijfelachtig was of hare maandstonden
opgehouden waren , wegens zwangerheid of wegens den algemeen verzwakten toestand, had het zon- derling verschijnsel plaats, dat, nadat zij reeds als overleden was afgelegd geworden en nadat bij het sterven geen de minste teekenen van pijn bespeurd waren, echter eene vrucht van 5 maanden kort daar- na werd uitgedreven. Men moet dus hier aan- nemen dat de lijderesse toen nog in een' schiin- dooden toestand verkeerde, of dat de zwangere baarmoeder het ultimum moriens is. En zelfs theoretisch beschouwd is het niet ongegrond om aan te nemen , dat, alhoewel de ingewanden veel- al voor het laatst stervende gehouden moeten wor- den, de baarmoeder in den zwangeren toestand nog later sterft , het langst aan de destructie weer- stand biedt. Het vermelde leert in allen geval- le dat daar , waar het overige ligchaam overleden schijnt , de baarmoeder nog werkzaam kan zijn , en men derhalve somtijds nog medewerking van dezelve mag hopen bij kunstmatige verlossingen van schijndooden ; en ten andere, dat wanneer bij eene schijndoode nog een' bloedvliet mogt aan- houden , men nog niet dadelijk behoort op te houden met middelen tegen dezelve aan te wenden. 5 5.
Hiermede zouden wij deze uitbreiding ten op-
aigte der Vroedkundige gevallen kunnen eindigen, doch voegen nog een paar waarnemingen bij , die hier
|
|||||
— 253 —
|
|||||
liierwel eenige vermelding schijnen te verdienen, en
anders misschien in vergetelheid gedompeld werden. » Den 2i Julij 1795 werd ik geroepen bij dë vrouw van J. L., welke sedert den vorigen dag iit arbeid was en bijgestaan door de Vroedvrouw T. Deze verhaalde mij, dat zij bij de vrouw komende weldra ontdekt had , dat een der ledematen zich voor den mond der baarmoeder vertoonde:— dat die mond van tijd tot tijd verwijderd zijnde de vliezen eindelijk gebroken waren en dat zij toen. duidelijk ontwaar was geworden, dat het een elle- boog en wel de regter was,— Dat door volgende vlagen de arm geheel was doorgeschoten en de borst in de holte van hét bekken ingedrongen , voor dat er eene genoegzame ontsluiting was om. het ligchaam op te brengen en de voeten te zoe* ken: —- dat zij eindelijk, zoodanig eene ontsluiting daar zijnde, getracht had de verlossing op de ge- wone wijze bij de voeten te volbrengen, doch dat al hare pogingen vruchteloos geweest waren: — dat zij niet in staat geweest was het ligchaam eenigzins op te brengen, integendeel, dat hetzelve steeds meer en meer naar beneden gedrongen werd en nu onwrikbaar bepaald bleef. — Nagedaan, onderzoek bleek, dat de ligging van het kind door dé Vroedvrouw wel bepaald was en ook dat het kind met de geheele borst zoodanig in het Meine bekken was ingedrongen, dat er geene be- weging in te krijgen was. Verders waren er alle teekenen van een dood, ja reeds door verrotting aangetast kind, zijnde de stank bijna ondragelijk. Ρ 5 Ik |
|||||
_ 234 -λ
Ik stelde herhaalde pogingen in het werk om hét
kind te keeren, doch geheel vruchteloos 5 -«· het was in het eerst volstrekt onmogelijk eenige verplaatsing te weeg te brengen, eindelijk ech- ter gelukte het mij mijn hand langs den arm en schouder van hét kind wat verder binnen te brengen, en toen ontdekte ik, dat het schou- derblad met deszelfs onderste punt door de alge- meene bekleedselen uitstak. Zonder moeite bijna .verwijderde ik met den vinger die opening der huid en bragt het schouderblad geheel schoon, zonder eenig aangehecht vleeschj naar buiten. Uit deze ontdekking besloot ik, dat zoodanige door- boringen der zachte deelen van het kind meer zouden plaats hebben, en dat het raadzaamst was het geheele kind bij gedeelten af te halen. — Ik trachtte derhalve eerst de naar buiten uithangen- den arm van het ligchaam te scheiden en verrigtte zulks gemakkelijk , zonder eenig snijdend werk- tuig noodig te hebben. Verder ontdekte ik , dat insgelijks het ander schouderblad door de lmïd uitstak en bragt hetzelve even als het eerstge- noemde , naar buiten, waarna het niet moeijelijk viel ook dien arm van het ligchaam te scheiden en af te halen. Hierna werd ik ontwaar dat langs de ruggegraat alle ribben door de bekleedselen uit- staken en bragt deze één voor één zeer gemakke- lijk uit. Dit verrigt zijnde onderzocht ik zoo veel mogelijk het overige kind of er meer beenderen zich eenen weg door de huid gebaand hadden, doch ont»
|
||||
— 235 —
|
|||||
ontdekte, behalve eenige wervelbeenderen der rug
geene. Deze ook uitgehaald hebbende, bragt ik door eene opening in de bekleedselen des rugs eenen vinger in en bestuurde daarmede het kind zooda. nig, dat de billen naar den mond der baarmoe- der gekeerd werden: en aldus werd de verlossing volbragt. Dit overige gedeelte des kinds konde wegens de verrotting naauwelijks aan elkander han- gen } gelijk ook de nageboorte, welke bij stukken volgde. — Het kind was een jongetje.'' »De kraamvrouw bleef in de twee eerste dagen
naar de plaats gehad hebbende omstandigheden welvarende , doch 's nachts daaraan werd zij door eene hevige koorts aangetast en stierf den derden dag tegen den middag. INaderhand verhaalde men mij j dat de kraamvrouw 's avonds voor haren dood alleen zijnde , was opgestaan en koud water ge- dronken had; hetwelk tot eene zoo schielijke verandering aanleiding kan gegeven hebben." Het zoude onzes inziens belangrijk zijn, te we*
ten y of er bijzondere omstandigheden beslaan, waaraan men naderhand zoude kunnen beslissen, of eene vrouw van een dood en verrot kind be- vallen was, dan of eéne verrotting buiten 's moe- ders ligchaam hebbe plaats gegrepen. Zoowel een naauwkeurig onderzoek des kinds, als der moeder ware in dergelijke gevallen wenschelijk: de aard der kraamzuivering zoude hier b. v. iets kunnen afdoen, enz. Immers zoude in de gereglelijke Geneeskunde dergelijke kennis te pas kunnen ko- men , |
|||||
wmmmÊÊBBBemammammem
|
|||||
— 256 ·—
men, wanneer eene vrouw van een kind, als bo-
ven beschreven , bevallen zijnde , na eenigc .dagen van kindermoord beschuldigd werd. Althans dit viel ons zoo in de gedachten en het is onder de jjiogelijkheden. ... . I 6·
» Den i4: Augustus 1,795 , \yerd ik door den
Heelmeester ype reen van JVinsum, verzocht al· daar bij eene vrouw te komen , welke door een annulus, tot ondersteuning der uitgezakte baar- moeder binnengebragt, geweldig leed en het uit- brengen van dat werktuig verlangde. Bij de lijde- res gekomen zijnde , verhaalde zij, dat nu bijna vier jaren geleden de Heel- en Vroedmeester P. van H. haar, aan eene uitzakking der baarmoeder lijdende, eenen ring had binnengebragt, doch met veel -moeide, zijnde bijna een uur daarmede bezig geweest. De ring was, zeide zij, ter groote van een teeschoteltje. Na dien tijd had zij altijd ge^ weldige pijnen geleden en dan eens aan eene op- stopping der pis, dan eens aan eenen beletten afgang, ja dikwijls aan beide tevens gesukkeld : het een en ander werd van lijd tot tijd erger en nu was de pijn bijna ondragelijk, terwijl zich gedurig een stinkend vocht door de scheede ontlastte. Bij bet onderslaan ontdekte ik de ring boven in het kleine bekken en. verwonderde mij over deszelfs uitge- strektheid, waarmede de geheele omtrek van hef, bekken gevuld was, zoodat het geenszins vreemd scheen ,
|
|||||
— 2% —
|
||||||
scheen, dat afgang en pis zoo dikwijls in derzelver
ontlasting verhinderd werden , noch ook dat de Vroedmeesler veel moeite gehad had om den ring binnen te brengen. In het midden des rings ont- dekte ik een gat , groot genoeg om eenen vinger door te laten , hetwelk doende beproefde ik het uitbrengen des rings, doch vergeefs. Eindelijk bragt ik door het gemelde gat eene koord en liet de Heelmeester reen hieraan voorzigtig trekken , terwijl ik met de hand in de scheede den loop des rings bestuurde en op zulk eene wijze gelukte deze verlossing." — De ring was vier duim in zijn' mid- dellijn , dus gelijk aan eene gewone wijdie van een vrouwen-bekken. Na deze kunstbewerking bleef de uitvloei-
jing van een stinkend vocht uit de scheede voortduren , de krachten , welke reeds toen gering waren, verminderden steeds, ofschoon men verster- kende middelen toediende, en de dood maakte kort daarna een einde aan dit lijden. Dit geval leert ten duidelijkste hetgeen BACO
Verulamius zeide : Jnstrumenta non grandissimai sed aptissima opus perficiunt. |
||||||
Einde.
|
||||||