-ocr page 1-
*
OVERZIGT,
VAM
DE VOORNAAMSTE GEVALLEN,
WELKE IN HET
HEEL- EN VROEDKUNDIG AKADEMISCH
ZIEKENHUIS
TE
GRONINGEN,
VAN' BEN JAftË 1809 TOT AAN HET EINDE VAN ilET
ALADEMISCH JAAR. .& ίδιο ZIJN WAARGENOMEN;
Dooa
JQHJNNES MULDER,
-Art. Lid. Mag. Philós. et Hfed. Doctor, lioOgle'eraar in de Óniteed-ï
Natuur-., Heel- en Verloskande te
Groningen, Lid van de Provin-
ciale Cómniiasie va-n Geneeskundig Onderzoek en Toevoorzigt, Lid
van verscheiden Geleerde Genootschappen en Correspondent van hei
Koninklijk liollandsch Instituut, eerste klasse,
tri Τ BE SAGELATENE PAPIEREN UITGEGEVEN , HÉT EÈNÉ
UITBREIDING TJIT DEZELVE EN UIT DE SCHRIFTEN VAN
ZIJNE LEERLIHGEN , EN MET EEN LEVESSBERIGT VOOHZIENj
DOOR DËSZELFS ZOON
CL Α AS mbLDER,
$t&lk: Mug. Philós. Nat. et 'lied. Oöctor, Hoogte era ar in de Kruid- ,
Sf-hêi- en artsenij' menp.k unde te Franeker , Lid .van de Provinciale
Commissie van Geneeskundig Onderzoek en Tóevoórzigt in
Vriesland,
Corresponderend Lid van het geneeskundig Genootschap te Hoorn»
MET EËiSE PLAAT.
Te AMSTERDAM. En
C* G, S U L Ρ Κ ft
1-8*4.
-ocr page 2-
Certo ariimus in actione conststit, omnet réformldat olium f
desidiam respuit, aversatur mertiam: unde nulla major
homini laetitia exoriri potest, quamut, inven*a materia ,
in qua ingenü sui vires exerceat, hanc gnaviter tractet,
sibique hoc procedere sentiat; denique suos labores in
publicum emittat, et fructus capiat uberrimos
, dum alios
delectet, plurimis prosit
, semet ipsum landibus illustre-
Andkeae Bonn,
Oratio de simpïïc. nat. etc. (1771) pag. a8.
-ocr page 3-
AAN
DE VRIENDEN VAN MIJNEN VADER, WIEN DOOR
DENZELVEN DE ZORG VOOR ONZE JEUGD EN
. BELANGEN WERD AANBEVOLEN,
CORNELIUS ÅÊÁÌÁ,
Art. Lib, Mag. Philos. Doctor,
Hoogleeraar in de Wis- en Natuurkundige Facul-
teit aan de Hooge School te Leiden, Lid van
Tiet Koninklijk Nederlandsch Instituut en van
andere geleerde Genootschappen.
BOUWE RINGNALDA,
V. D. M. bij de Hervormde Gemeente te Aclüuim
in Vriesland
,
MIJNEN GEACHTEN BEHUWD-OOM.
m
f
-ocr page 4-
EN
DIRK NIEUBUUR,
Medicinae Doctor te Harlingen, Lid van de plaat*
selijke Commissie van Geneeskundig Onderzoek
en Toevoorzigt aldaar} Lid van den raad dier
Stad,
VVt DANKBAARHEID VOOR HETGEEÏi
ELK HuNHER TER BEVORDERING VAM
jBijsr welzijn Etr geluk gedaas
HEEFT OF MOG DOET, OPGEDRAGEX
DOOR HtJHNEN
J5c. J)ienaar en Vriend}
CLAAS MULDER,
-ocr page 5-
VOORREDE.
■Oat de Geneeskunde irt liet algemeen , en dé
Heel-, en Verloskunde in het bijzonder op eenè
8etrauwe en naauwkeurige waarneming van al dat-
gene rust t hetwelk in het dierlijke ligchaam eenè
ziekte of eenig gebrek veroorzaakt, van datgeen
,
hetwelk gedurende den loop der kwaat gedurig
VOor~ of nadeeligs geschiedt
, hetzij door de wer-
king van de natuurlijke inwendige krachten
j net-
ZlJ door die van aangewende geneesmiddelen of
'ianddadig hulpbetoon
dat hierop gemelde weten-
schap rust, lijdt geen' twijfel. Immers uit die
onbevooroordeelde en juiste waarnemingen leiden,
u>j een rigtsnoer voor onze handelwijze bij vol-
gende gevallen af: uit dezelve leeren wij de ver-
moedelijke , ja dikwerf zekere uitkomst van den
loop der kwalen, en van de werking der genees·*
en heelmiddelen kennen
.- uit dezelve besluiten,
wij, ook afgezien van de bijzondere denkbeelden
,
die de mededeelet der waarnemingen bij dezelve
zich vormt of uit
, tot hetgeen de Natuur onder
zekere omstandigheden al of niet bewerkstelligt
en duldt. Met is dan ook uit dien hoofde
, dat
te allen, tijde zoodanige waarnemingen gretig
4· 5                                door
-ocr page 6-
VOORREDE.
Õß
door de ware beoefenaars der wetenschap zijn ont-
vangen geworden
, en eene menigte van soms zeer
vernuftige stelsels en bespiegelingen Jiebben over-
leefd en altijd nullen overleven.
Onder de voortreffelijkste waarnemingen , die
in lateren tijd het licht hebben gezien
, hehooren
een aantal gerangschikt te worden
, welke in de
Nosocomïa van academiën gedaan zijn. Daarvan
gouden verscheidene, vooral uitlandsche lijd-
schriften hunnen getuigen; daarvan geven uit-
muntende
inaugureele dissertaties aan onze Hooge
scholen doorslaande blijken: daarvan strekken ook
de waarnemingen van den boven mijnen lof „zeer
ver verhevenen. Mooglesraar
thuessink ten be-
wijze,
Ook mijn onvergetelijke en voortreffe-
lijke Vader had zich voorgesteld, om hetgeen hij
in het Heel- en Verloskundig ziekenhuis opmer-
kelijks waarnam , ter uitbreiding van zjn geliejd-
koosd vak áá,º de Kunstgenooten mede te deelen.
'Tot eene uitvoerige scliels van een eerste gedeelte
van zulke waarnemingen
, verstrekte het, nu aan-
gebodene
Overzigt , door mijnen f'ader opgesteld
en aan de studerende jeugd te
Groningen mede-
gedeeld. De verdere bearbeiding of uitbreiding
werd hem
, helaas ! niet vergund^
Nogtans besloot ik , uit hoofde van boven ver-
meld nut, van zoodanige getrouwe waarnemingen
,
om deze van mijnen Vader in het licht te geven,
zoo als zij waren: niet anders kunnende besluip
ten
, dan dat ook dezelve hare nuttigheid zouden
fmbben. Ik behoef immers de bevoegdheid van
mijt
-ocr page 7-
VOORREDE.                      vu
mijnen dierbaren Vader om waar te nemen hier
niet aan te wijzen; en voor de naauwheurigheid
"■urJ ik gcrustelijk instaan
, dewijl het bezoeken
vcln net academisch ziekenhuis onder de aange·.
naarnste en meest gezochte bezigheden van den~
zelven behoorde, zoo als ik mij "zeer wel her-
inner,
■Het mededeelen van het Overzigt alléén oordeelde
ik evenwel te weinig en heb dus gemeend eene
Uitbreiding aan hetzelve te moeten en te mogen
toevoegen. Te geruster doe ik dit
, daar ik de-
zelve deels konde trekken uit eigene andere hand-
schriften van mijnen Vader, deels uit voortrejfe-
fyke en onder zijn opzigt bewerkte
Dissertatiën
Van eenige roemwaardige leerlingen. Die gedeel-
ien dus
, welke uit deze bronnen geput zijn ,
"■''agen (om zoo te spreken), den stempel der ei-
gene goedkeuring van mijnen Vader, bevallen
zijne gevoelens. Het overige door mij bijgevoegde
wil ik ln waarde daarmede geenszins vergeleken
hebben. Want:
1°. heb ik in de Heelkunde vol-
strekt geen' eigene ervaring en heb mij met dat
vak nooit dan ter loops of onregelmatig bezig
gehouden; waaruit volgt, dat mijne redenering
of gevolgtrekkingen in hetzelve , gegrond zijn en
afgeleid worden uit de waarnemingen en opmer-
kingen , die il bij tijd en wijle hij anderen las.
2°. Is hetgeen ik bijvoegde meest tot het theore-
tisch gedeelte betrekkelijk, hetwelk men gerust
kan verwerpen zonder dat de waarnemingen
daarUj in het minste lijden. Zoo is het b. v*
+ ί                            met
-ocr page 8-
VOOR XI E D E,
VIII
met de Poördragt der theorie van de wording
der hazenlippen gelegen, In het algemeen zal
men hunnen zien, dat mijne bijvoegselen meeren-
deels de strekking hebben, om eenige denkbeelden
en gevallen en opmerkingen bekend te maken ,
die ik vooronderstellen mag
, dat niet algemeen
aan alleen Hollandscli lezenden bekend zullen,·
zijn en ■-toch hunner overweging en aandacht niet
onwaardig schijnen. Ik geloof zelfs dat men dóór*
dergelijke beschouwingen iusschert Waarnemingen
te plaatsen
, dezelve gemakkelijkst kan versprei-
den onder eene klasse van Geneesheeren
j die zich
anders zelden met dezelve bezig houden. Ik ge-
loof tevens dat die beschouwingen aldus te gereé-
der ter toetse worden gebragt, dewijl onder die
Lezers niet zelden goede praktische tegenwerpin-
gen ontstaan. Eindelijk meen ik ook aan
de ge-
lieele
uitbreiding zoodanige inrigting gegeven te
hebben, dat deszelfs lezing niet dan leerzaam
voor de
studerenden bij ons kan zijn.
Zie hier dan, goedgunstige lezer! de voornaam·
sle reden tot de uitgave van dit werkje en de
wijze , waarop dezelve volvoerd is. Dat dezelve
de goedkeuring van velen moge wegdragen ; vöoP
velen van nut zij, en het door mij bijgevoegde
mijns Vaders werk niet geheel tot oneere zat
verstrekken
, is mijn voornaamste Wensch.
Bij de vermelde redenen moet il evenwel nog voe-
gen
, dat het mij toescheen voor de bezitters van de
werkjes van de Ileeren
TER borgh en hendriksz
eene aangename aanvulling ie zuilen zijn. Immers
de
-ocr page 9-
VOORREDE.                  ix
de eerste deelde de Heelkundige gevallen mede,
die door Z. E. gedurende de
vacature na den dood
VCln den Hoogleeraar
MTJNNIKS in het Academisch
lnu>endig ziekenhuis zijn waargenomen. Toen na-,
melijk bestond er geene afzonderlijke Heel- en
roedkundige inrigting, maar werden van tijd tot
tyd Heelkundige gevallen in het gemelde ziekenhuis
behandeld. De Hoogl.
HENDRIKsz deelt daaren-
tegen in zijne twee werkjes datgene mede, het-
welk in het afzonderlijk Héél- en Vroedkundig
Ziekenhuis, na den dood van mijnen Kader, door
Z. E, is waargenomen. Tusschen dezen nu
voegen de waarnemingen van mijnen leader zich
ln
> zijnde bij en na de oprigting dier stichting,
°.P zijn' aandrang en onder zijn opzigt bewerk~
slelLigci
, gedaan. Allen vormen derhalve één
reeks: leveren als heiware de geschiedenis van
het Groninger Jieel~ en Verloskundig Nosoco-
fnium op.
Vóór de waarnemingen heb ik een levensberigt
van mijnen hooggeachten Vader gevoegd, wetende
dat dezelve door zijne goede vrienden verlangd
werd. Trouwens
, het is bij het lezen van waar-
nemingen niet onverschillig of men wete van
wien dezelve zijn, of niet. Ik kon en behoefde
in dit berigt niet als Lofredenaar op te treden ;
ik heb alleen daadzaken aangevoerd of het oordeel
van anderen opgegeven.
Mijn waarde Broeder, student alhier, heeft
de bijgevoegde plaat met de meeste naauwleurig-
heidj met die van
wachter vergeleken, naar
de
-ocr page 10-
VOORREDE.
de voorwerpen in onze J^erzameling aanwezig,
vervaardigd. Ik oordeelde dezelve gewigtig ge-
noeg om meer algemeen verspreid te worden
,
dan die van den voortrejfelijken wachter kan
zijn. Deze plaat heldert voornamelijk het gezegde
over de uitgenomene knie en de gevolgde vereeni-
ging der heeneinden duidelijk op.
Ik hoop dat men ook van deze waarnemingen
zal kunnen zeggen, wat
LiNNAEüs van inland->
sche gewassen zegt:
Iieqta in jïATALi oblectant,'
OVER-
-ocr page 11-
é
É Í Ç Ï û D,
^VENsBERIGt VAN JOH. MULDER Cn Historici
morbi.......................Ì. I.
'-'VERZIGt OVER DE VOORNAAMSTE HEEL- EN VROED-
Rundige gevallen. Inleiding........—       É.
"Wonden.....................* —       5.
Zweren...................... —     ßï.
Gezwellen....................· —     12.
'Wanstalligheden....., ·..........-r     23·
Beenziektew.................· · · —     2
■Heelkundige kunstbewerkingen . ....... ·—     2Cj.
Verloskundige gevallen........... . —    3i.
Uitbreiding van het Overzigt. Inleiding . . —     37.
HEELKUNDIGE GEVALLEN.
j> *· wondtng van pesen es slagader.....— 38.
& 2. Uitnemen van beursgezwellen.......— 49.
§3. Huidzweer der enklaauwen en werking
der houtskool................. — /p·
$ 4· Behandeling van den kanker en beoordee-
ling des Arsenicums daartegen .......—· 4^·
% 5. Uitgebreid spekgëzwel uit het bekken
■weggenomen.................. — 07.
§ 6» Waterhoofden en veRettering der hersenen. — 5g.
5 7. Zoggezwel ..................— 72.
§ 8. Vleescbbreuken : castratie : 3 genezen . . — ^3.
§ 9. Hazenlippen : operatie en genezing : ver.·
klaring vah df.rzelver ontstaan......; tl. 78.
§ 10. Beenbreuken................— 88.
$ii. Operatie der cataract: de manier met
mesjes aanbevolen : bedenkingen tegen die
met snepperwerktuigen . . - .........— jo4·
-ocr page 12-
INHOUD.
XII
§ éé. Vorming van eenen kunstigen oogappel. — i3o.
$ 13t UlTROEIJING VAN HET KNIEGEWRICHT : UIT-
1 VOERIGE BESCHOUWING DAARVAN......... — li3i
$ 14· Uitnemen van het eenedeneinde des
k.xutbeens i denkbeelden over het uitnemen
van beenstukken in het algemeen......— 187.
VERLOSKUNDIGE GEVALLEN.
§ 1. Natuurlijke gevallen, enz...... . . . — 219·
§ 2. Veknaauwing van het bekken : — Moe-
derkoek OP DEN BAARMOEDERMOND, ...... -— 11^
§3. Omslingeringvaneenetelangenavelstreng. — 227*
§ 4· Onzekerheid der zwangerbeidskenteeke-
nen : ontveinsde zwangerheid, enz...... — 22g.
§ 5. Verlossing van een dood en verrot kind. — a32.
§ 6. Gevolgen van eenen te grooten moeder-
r.ing en verlossing van denzelven......— 236.
VERKLARING DER PLAAT.
Fig. 1. De uitgenomenë knie»
a.   Afgezaagd dijebeen·.
b.   Pees van de vierhoofdige spier.»
c.   Afgezaagd scheenbeen.
d.  Band van de knieschijf.
Fig. 2. De njeuw gevormde of genezene knie, vak
VOREN GEZIEN.
aa. Beenweer.
b. Beenbederfachtig Gedeelte des scheenbeens.
e.   Knieschijfachtig gedeelte.
Fig. 3. Hetzelfde van ter zijde.
LE.
/
-ocr page 13-
i
LEVENSBERIGT
VAN
JOHANNES MULDER;
DOOR
CLAAS MULDERi
t
I
-ocr page 14-
Indien men nogtans de zercderlmglieid van dit beslaan
megte afkeuren , zal ik mij onlscliuldigen met de voor-
beelden der oudheid , van leerlingen die de daden hunner
ouders en meesters uit dankbaarheid beschreven hebben.
v,
' A. G. Camper.
Zepcnsschets van P. Camper,
bl.e.
-ocr page 15-
LEVENSBERIGT
.VA F
f
J 0;H. Á Í Í ES Ì TJ.L Ñ Å R.
slbest tarnen, ut ubivis nostra in
Fatria negligenter aeque ac turpiter
tractetur Chirurgia} alest, ut ad
ôéôéýôç om,nes Chirurgi süorum disci-
pulörum instïtutioTieiii eadejn rationa
negligant, vel ut suani op imperiiiavi·
perifos fpvrnare Chirurgos omnes ne~
queant.
P. J. vaN/Maanen ,
Orat. de Stud. Med. pag. 35.
"OHANNEs mulder was liet eenige kind van CLAAS
Mulder , geacht koopman en burgermeester der
stad Franeker, en van AALTJE &TAALSTRA, Hij
werd te Franeler, op den i5don Meiy des ja.ars
1769, geboren. Na aldaar zich op de Latijnsche
en Grieksciie talen en wat tot voorbereiding zij-
ner verdere studiën koude .strekken ·> toegelegd te
hebben , werd hij in 1785 onder de studerenden aan
de Van ouds beroemde Hoqgeschqöl, in zijne ge-
boortestad , opgenomen. De voortreffelijke leer-
meesters welke den wel voorbereiden jongeling hier
* 2                                    te
-ocr page 16-
LEVENSBERIGT.
IV
Leur te vielen , waren adolphus YPEY in de ma-
thematische wetenschappen, everwinus WASSEN-
berg en theodorus VAN KOOTEN in de Letteren,
A. CHAUDOIR in de Natuurlijke Wijsbegeerte voor-
al , de genoemde ypey in de Ontleed- en Natuur-
kunde van den mensch, de Schei- en Kruidkunde,
en eindelijk de lille in de Ziektekunde en uitoe-
fenende Geneeskunde. Hier legde hij zich voorna-
melijk op al die takken van wetenschap toe, welke
in het naauwste verband staan met de Geneeskunde
en zonder de welke noch de verrigtingen des ge-
zonden, noch de verschijnselen van het zieke
ligchaam regt kunnen begrepen worden. De beroem-
de , nu onlangs te Haarlem overledene CHAUDOIR
was voornamelijk hierin zijn gids en trouwe raads»
man , de opvolger en bij zondere vriend van den
onvergetelijken s. J. bkugmans, wiens naam ik
niet dan met diep ontzag uitspreek , wiens lessen
ik niet dan met steeds klimmende bewondering
mij herinner! Helaas ook deze is nret meer!
Doch om tot ons onderwerp terug te keeren.
Onder dien leidsman gaf mulder in 1789 op den
23 Junij de eerste openbare blijken van de wijze,
waarop hij zijnen tijd besteedde door het verdedi-
gen van drie uitgewerkte stellingen. I. Over de
Psychologische beschouwing van den mensch. II;
Over eenige verschijnselen der uitdamping. III. Over
der Komeetenaard.
Ik maak van deze Theses hier geen gewag, omdat
dezelve iets bijzonder opmerkenswaardigs bevatten,
maar alleen, dewijl men uit dezelve ziet, met
wel-
-ocr page 17-
LEVENSBERIGT.                        v
welke onderwerpen mjjn Vader zich gedurende
studiën ook bezig hield, niet verselende dat
de IV
                                "
atuur één geheel is en men des te gelukkiger
et verklaren van enkele verschijnselen zal zijn ,
Sarmate men het geheel meer kent.
Aldus zijnen loopbaan ijverig vervolgende werd
ln 179° > na afgelegd Examen bekwaam ge-
kweeld om den graad van Art. Lib. Mag. et
"Uosophiae Doctor
te ontvangen , welke hij ver-
reeg op den 22 September van dat jaar , open-
'JK verdedigende zijne Dissertatie de Calore et
ftiodo , quo epecifice corporibus inesl.
In deze
-Dissertatie vindt men de leer van de warmtestof
\'~aloricum.')y als oorzaak der warmte kort en dui-
lJk voorgesteld, en meer bijzonder bepaald hoe-
]g men de eigene maat van die stof, welke aan
aer ligchaam toebehoort , te beschouwen hebbe.
■^* deze loopbaan aan Franehers Hoogeschool
eSaf zich mijn Vader 'naar Leyden, om aldaar
ook nog uit andere bronnen zijnen dorst naar we-
tenschap te lesschen. Voornamelijk was hierbij het
oogmerk om zich in den geheelen omvang der Ge-
neeskunde te oeferten en te volmaken. En wat
wonder, dat de keuse te dien einde op Leyden
viel , waar geen één Hoogleeraar in de Geneeskun-
dige vakken leeraarde, welke men niet een licht
der eerste grootte zoude mogen noemen! Daar
■was toen juist een' vereeniging van geleerdheid en
schranderheid, die men niet gemakkelijk bijeen-
vindt. Of wil iemand dit mijn gezegde ontkennen,
nadat ik eduabd sandifort , sebald justinus
* 5                                 BRUG-
-ocr page 18-
LEVENSBERiGT.
m
ERUGMANS , 1. F. VOLTELEN, NICOLAAS OOSTERDIJK,
NICOLAAS PARADIJS en MEINARD SIMON BÜ PUI
genoemd heb. De eerste door verscheidene bon-
dige werken beroemd onderwees de Ontleed- eni
Natuurkunde van den mensch. Voltelen die zoo
vroeg der geleerde wereld werd ontrukt , doch
wiens geleerdheid en helderheid van geest genoeg-
zaam uit zijne Phannacologia universalis blijken,
was de gids in de beoefening der Materies Medica
en Chemie : terwijl de schrandere brugmans , hoe
langer boe meer de roem zijns Vaderlands , zijnen
Vrieschen Landgenoot in de Natuurlijke Geschie-
denis en Kruidkunde voortgeleide. De Ziekte-
kunde, de uitoefenende Geneeskunde ten opzigte
der inwendige ziekten, en de dadelijke behande-
ling van zieken werd beoefend en geleerd onder
üOsterdiïk en paradijs, twee echte Practici ,
soa als zij door hunne leer en geschriften niet al-
leen bekend stonden , maar zich aan het ziekbed
met eene waardige bedaardheid en standvastigheid
vertoonden, Dè eerste kende ik zelf nog als zoo-
danig.
Alhoewel nu geen dezer vakken geheel verwaar-
loosd werd , ontwaakte in mijnen Vader hoe lan^
ger hoe meer de lust, om zich meer bijzonder
iian die gedeelten der Geneeskunde toe te wijden,
welke in uitwendige gebreken Voornamelijk en bij
de wording én geboorte van den mensch te stade
komen, de Heelkunde en de Verloskunde. Deze
beide vakken nu hadden tot voorstander den door
groote geleerdheid beroemden PU pui , wel-
ke
-ocr page 19-
LEVENSBEBIG.T.                     ι τπ
zoowel het leei'steUige ata. uitoefenende d'êrzel*
Y n eerde en van tijd tot tijd met dadelijke voor»
den ophelderde. Niets was derhalve na*nurliji-
> dan dat mijn Vader zich meest aan de < lei*
n§ van dezen zijnen toen te Leyden juist aanko-
enden Leermeester overgaf, deszelfs gewone les-»
en niet alleen volgende, maar ook nog hijzpndeit
°naerrigt van denzelven genietende. Het was ook
0nder het opzigt van dezen , dat mijn Vader ziek
°P de dadelijke uitoefening der Heel- en Vroed-:
''Unde toelegde , door zoowel hij armen binnen
■Leyden , als in het „Nosocomium Acaclemicicra
(koewei dit toen nog vrij bekrompen. was), Operaren
etl voornamelijk Verlossingen te verrigten. Ik heb
Wel hooren verhalen, dat mijns Vaders handigheid;
en kennis der laatsten toen, reeds zoo groot was j
dat men hem in moeijélijke gevallen hij de armen
gaarne zocht. De genoemde vakken bleven dan
°°k het voortdurend onderwerp van beoefening en
onderzoek : de vriendschap tusschen Leermeester en
■Lieerling vverd door overeenstemming van neiging,
m de wetenschappen meer en meer gevestigd* en
duurde onafgebroken tot aan des laatsten dood ver·?
trouwelijk voort, zoo als mij de onderlinge brief-
wisseling getuigt. » Bij het aanvaarden van mijn
» Hoogleeraars ampt in 1791 vond ik den Heer mül,-
"der, met-eene bijzondere aanbeveling van onzen
»gerneenzamen vriend den Z. G. Ileëre g. Coop-
» MANS, M. D. te Franeher, als Student aan Lei:
»deris Hoogeschool en had het genoegen hem ,.
»niet alleen gedurende twee jaren , onder mijne
Λ 't                                 «es-
-ocr page 20-
LEVENSBERIGT.
VIII
» beste Toehoorders te tellen, maar ook vooral bij
» een afzonderlijk onderwijs, zijne hand te vormen
»in de moeijelijkste Heelkundige Kunslbewerkin-
»gen," zegt de Hoogl. du pui (*) van mijnen
Vader als zijnen leerling, terwijl hij terstond na
deszelfs overlijden aldus schreef; »mijne betrek-
» king en vriendschap , welke ik tot en voor mul-
» der had van het oogenblik dat hij mijn discipel
» en daarna Amptgenoot was, zoo wel als zijne ver-
» diensten in de vakken, waarin hij werkzaam was,
»doen mij zijn verlies betreuren en houde zijn
»Vroegtijdig afsterven voor zijne naastbestaanden,
» zijne drie kinderen, zijne vrienden , voor de Aca-
» demie en voor de Maatschappij een verlies, het-
» welk het meest beseft zal worden door diegenen,
» welke geregtigd zijn , om den overledenen in de—
»ze verschillende betrekkingen te beoordeelen ,
» enz," — Aan dien waardigen leermeester deelde
daarom mijn Vader ook bij voorkeur zijne weten-
schappelijke bijzonderheden in het vervolg mede ,
en ontving gaarne daarover deszelfs oordeel (·]-).
In één woord zoo als CHAUDoib. en georg coop-
mANS (§) te Franeker waren, zoo was DU pui te
Lef-
(*) In de élg. Konst- en Letterbode 1810. I. Dl. bl. i5i
in de noot.
          ,
(f) Zie onder anderen Letterbode voor 1810. N°. 10. p, 1^9
tot ι54·
(§) Vader van den beroemden Hoogleeraar GADSO COOPMANs.
Men zie de Levensbeschrijving van georg Coopmahs in de
-ocr page 21-
LEVENSBERIGT.                     ix
•Leydeti de voornaamste gids van mijns Vaders
studiën.
Uat hij evenwel ook onder de andere Hoogleer-
n Werkzaam was, daarvan zijn mij onder ande-
n ten bewijze, drie bladen these» onder voor-
itting van den grooten brugmans verdedigd, in
ecember 179° » Februari] en April 1791. Voor-
*aar de Leydsche Hoogeschool mag zich met alle
eSl beroemen op de reelts van mannen die te
<hen tijde onder BRUGMANS Theses defendeerden ,
"Ιβ kennis aan den toenmaligen. stand van weten-
5chappen aanduiden; zij mag zich verheffen op de
«amen van N. c. de fremery, a. lotichiüs,
*"· J· VAN MAANEN , J. MULDER , J. A. VAN dóe-
Veren j c. c. de koning , die zich toen aldaar oe-
fenden, en dat disputeer collegie uitmaakten.
™a zich aldus te Leyden verder bekwaamd te
hebben , ontbrandde meer en meer bet verlangen
om grootere Hospitalen, waar de gelegenheid om
veel in eenen korten tijd te zien en om de ver·
schillende handelwijzen van voortreffelijke mannen
m elk vak te leeren kennen zich aanbiedt , te be-
zoeken. Dit verlangen en die lust tot oefening
ontving nog een' sterkeren aandrang door den raad
van den geleerden coopmans , de eerste leidsman
van mijnen Vader van dezes jeugd af aan, en van
den Hoogleeraar DU PUI om zich buitenslands en
voor-
■ Nieuwe Mg. Konst- en Letterl0de. XIV. Dl. bh 2o3. en di
van c.ADSO cooPMAHs, in de Alg. Konst- en Letterbode 1810.
N°. 3S. W. 179. volgg.
* 5 ,
-ocr page 22-
LEVENSBERIGT.
S3
voornamelijk naar Engeland te begeven. Mijn
Grootvader bewilligde dan ook volgaarne in de
verdere uitbreiding van kundigheden van zijnen be-
minden zoon op deze wijze en bevorderde naar zijn
vermogen alles , wat daartoe eenigzins dienstbaar
geacht werd. De brave man smaakte het genoe-
gen goede vruchten van zijne pogingen te zien!
Deze reis dan werd in 1792 ondernomen ; een
tijdperk , waarin mijn Vader weder eene uitmun-
tende reeks van leermeesters te Londen te beurt viel.
Het regtmatige van dit mijn zeggen beseft ieder
reeds op het vermelden der namen van orme ,
LOWDER, LUCAS, ÏOS. BANKS, CRAWFORD, SMITH,
INGENHOFSZ , CRUIKHANKS , JOH. HUNTER en CLINE,
met welke allen mijn Vader in betrekking stond.
Ik herinner mij zeer levendig, dat mijn Vader
nimmer dan met grooten lof en dankbaarheid van
JEngelands Geleerden sprak en altijd wensehte
nog eens derwaarts te gaan, om de overgeblevenen
nogmaals te ontmoeten. Doch dit heeft hem he-
laas! ook niet mogen gebeuren.
De drie eerstgenoemde Geleerden strekten hem
meer bijzonder tot leermeesters: tot de overigen
stond hij vooral in een vriendschappelijke betrek-
king die evenwel niet minder leerzaam en der ken-
nisse bevorderend was. De voortreffelijke boeke-
rijen 5 de kostbare verzamelingen van Natuurlijke
Voorwerpen en Werktuigen , de onderscheidene
Slichtingen en inriglingen werden bezocht, bewon-
derd en te nutien einde aangewend , zoo als het
'Museum Β'ritlannicuffi , Museum heverianum ,
etc.
-ocr page 23-
LEVËNSBEPJGT.
χι
etc Allhans meermalen hoorde ik als kind gretig
naar "e verhalen over die groóte wereldstad,
flCtl eensdeels is het hier de plaats niet hierover
spreken, anderdeels herinner ik er mij te wei-
mS bepaalde van. De Hospitalen van Guf , van
igt' Thomas, van ionden, werden althans be-
zocht en misschien meer anderen, doeh van welke
lk geen opzettelijke aanteekeniug vind. Dat dezelve
etl vooral dat van Guy dagelijks Bezocht werden,
i]iJkt duidelijk uit een fragment, van aanteekeriingen
nopens aldaar waargenomene gevallen* Daar zag men
iOen LUCAS j CHAïJDLEB. , CÖOFEK. , BÏE.CH , FOKSTER
en CliNE werkzaam. Als een teeken van hoogach-
ting werd dan ook mijn Vader als Honorair Lid
van het Geneeskundig Genootschap in dit Hospitaal
■benoemd. Velerlei Operatien werden hier, door
oe voornaamste Heelkundigen volvoerd, gezien ;
het aanleggen van Verbanden dagelijks eigenhandig
beoefend J een aantal Verlossingen verrigtj en zelfs
ook eenige Operatien bewerkstelligd.
Na aldus gedurende een jaar zich onder de Ge-
leerden te hebben opgehouden en in ervaring rij-
ker te zijn geworden, keerde mijn Vader naar het
vaderland terug. Hij begaf zich toen (in 1793)
Iïogmaals naar de Leydsche Hooge school en tot
zijnen voormaligen leermeester en vriend Eiu Pui, on-
de1· wiens verdere leiding de opgedane kundigheden
handigheid zich nog nader bevestigden. Hier werd
nu de stof voor eene geneeskundige inwijdingsver-
noeling {£>issertatio Medica) overwogen en uit>
gewerkt 5 en in het begin van j794 begaf zich de
al-
-ocr page 24-
tEVENSBERIGT.
Stl
aldus geoefende leerling weder naar zijne eerste
leermeesters, naar den hooggeschatten vaderstad,
naar de welberoemde Franeker Hoogeschool om
de waardigheid· van Doctor in de Geneeskunde te
erlangen. Hij werd dan tot dien graad met den
mees ten lof bevorderd, verdedigende in het open-
baar zijne Historia litteraria et critica forcipum
et vectium obstetriciorum}
op den 8 Februari]
1794 (*). Behalve mijns Vaders leermeesters, du
pui, oosterdyk en lowder droegen door het
mededeelen van instrumenten en boeken tot dit
werk bij A. BONN, georg. coofmans , N. van
DER EEM , A. VAN DB LAAR, E. J. THOMASSEN a.
THUESSINK, J. A. BENNET, H. A. BAKE , A. SOEK,
N. GROTENDORST en zijne toenmalige mede leerlin-
gen H. VAN DER LAAR, P. 3. VAN ÌÁËÍÅÍ en
SCHUURING (-f).
Over de waardij van dit werk heeft, dunkt mij,
de tijd genoegzaam beslist, daar hetzelve nog
steeds gezocht wordt en in geen systematisch
Handboek der Verloskunde niet aanbevolen wordt.
Behalve dien pleit voor dezelve eene Hoogduitsche
vertaling door johann Willhelm SCHLEGEL, in
1798, te Leipzig, uitgegeven, en uit hoofde.van
de schaarschheid van de oorspronkelijke uitgave in
Duilschland ondernomen. Hetzelfde bewijst eenig-
zins de gunstige beoordeeling in tijdschriften, maar
nog
(*) Deze Dissertatie -werd in 1793 bij hoh&oop, te Leyden,
gedrukt in 8°.
(f) Zie L. /. Proef pag. yT.
-ocr page 25-
LEVENSBEWGT.                     xnx
nog meer de afzonderlijke uitgave van een werkje
van Doctor joh, geokg. kxees , getiteld: Bemer-
ungeii über e{ne neue Geburtszange. {Frcft á
' ÷79^. 8°.) Deze geleerde had namelijk op
Z1jne reis door Holland mijnen Vader, toen in
■Leeuwarden woonachtig, leeren kennen en zich
°nderscheidene malen met hem over deVroedkun-
a,Se Tangen onderhouden. In het evengemelde
Werkje geeft de schrijver eene beschrijving en af-
beelding van die Tang, welke mijn Vader als de
beste had voorgesteld, en waarin het meest ge-
schikte en doelmatige van vroeger uitgevondene
Tangen , zijns oordeels , zamen vereenigd voorhan-
den was. Hij maakt de Vroedkundigen op dit
werktuig opmerkzaam} vergelijkt de bruikbaarheid
van hetzelve met de grondregelen door verschillende
■Uuitsche schrijvers opgegeven ter beoordeeling der
waardij van Tangen, en eindigt met te vermelden
dat hij de Muldersche Tang reeds met het ge-
lukkigst gevolg gebruikt heeft (*).
Ik kan niet voorbij nog een kenmerk van de
waarde van deze inaugurele Dissertatie op te
§even, dewijl hetzelve, dunkt mij, beslissend en
ongemeen is. Toen namelijk de beroemde bernh.
NATHANAEIi, GOTTXQB schreger , Hoogleeraar te
Erlangen, zijn eerste deel van Tabulae Arma-
tnentorum ad Rem obstetriciam pertinen-
ti-
( ) Zie behalve genoemd werkje. Med. Chir. Zeitung§
herausg. von
,. K ARTENREIL> éçö, ô. £d_ Si 3o5_3lI.
-ocr page 26-
xiy                     LEVENSBERIGT.
fcw»z(*)., in den jare 1800 uitgaf, droeg die Geleerde
hetzelve aan mijnen nog jeugdigen Vader op, uit
hoofde van zijne verdiensten ten .opzigte der ge-
schiedenis van de Verloskundige /werktaigen,-zoo
als blijkt uit de volgende geleibrief hij een exem-
plaar van dat werk..
vrao ïixusTRi D. JOANNI MULDER
S. P. JD.
ri. N. G. SCHREGER.
ψ Quod primum hoc acologiae obstetriciae Speci-
men Tibi dieavi
, si audacter Jecisse videar,
Jiabeo
'., quo me excusem. Tantam enim egregio
rI\io de forcipibus et vectibus commentario non,
in me solum, sed in omnium Germanorum ani~
mis.* Tui reverentiam excitasti, ut publice eani
libi tesiari magnopere cuperem. udccipe igitur
benevolo vultu libri hujus initia
, quo, quidquid
armorum o.bstetriciorum extat, describere, diiudi-
care et iconibus illustrare paginis subinde eden-
£§i$ cmimus est. Certe desiderari tale opus probe
scio.} utrum ego is sim
, qui exsequi rite possit,
ne-
(*) Erlangae ap. J. j. PALM, in folio, c, III. Tab. aen. Dit
deel' bevat Pertusoria, Bacilli ad ysrsionem-, Velvimetra en
Clisevmetra.
-ocr page 27-
lEVENSBERiGT.                      xv
ncscio. ld Uti:Uni ,me consolatur, quod ducem
el: a®Jutorem m difficiUimo capite habeam.
frö
Aadere liceat epistolam de· functione .placentae ,
fuam aequi èmique consulas. lia vale, vir
luusiris
>·, nihilque me magis acias abs te petere ,
fuarn ut 1>U0 me favori hóbeas commendatissi-
fnurn. Mrlangae d. χη Jüovembr.
xcix.
■Alhoewel nu der vermelde Dissertatie eene groote
Waarde worde toegekend als eene uitnemende bij-
lage tot de geschiedenis der Verloskunde, was
^Hjtt Vader steeds bedacht om zijne gezegden ea
Sieuw voorgestelde Tang onbevooroordeeld aan de
ondervinding te toetsen. Het gevolg hiervan was
«at Hij zelfs in la teren tijd en waarschijnlijk reeds
ω looi van het gebruik van zijne eigene Tang
atzag, hevindende dezelve ongemakkelijk in het
aanleggen, vooral wanneer liet hoofd scheef ge-
plaatst is, en daarenboven tusschen het handvatsel
e& de lepels niet stevig genoeg. Hij maakte daarna
ij het verbazend aantal Verlossingen , door Hem
verrigt, bijna uitsluitend gebruik van de kleine
-lang van IOHNSON en van die van levret.
aldus de akademische loopbaan voleindigd
te hebben, werd mijn Vader door de Medische
Faculteit der Akademie van Franeher aan Heeren
Curatoren derzelve voorgedragen als iemand van
ongeraeene bekwaamheid en »hun in overweginge
gegeven, 0f het niet mogelijL zijn zoude, dat die
uitmuntende jongeling aan de Vriesche Universiteit
als Lector Chirurg et Jrtis Obstetriciaé ge-
plaatst
-ocr page 28-
LEVENSBEMGT.
XVI
plaatst werd." (volgens Missive van Maart 179!.)
De Curatoren gaven van dit verlangen voorts aan
Hun Ed. Mogenden kennis. Terwijl Hij reeds in
liet vorige jaar door de Doctoren coopmans en
KUTSCH bij requeste aan de Edele Mogende Heeren
Staten van friesland gerecommandeerd werd, om,
tot het vacerende ampt van Lands Operateur en
Leeraar [Lector) in de Anatomie, Chirurgie en
Vroedkunde
aangesteld te worden. Ten gevolge
van welk een en aader · Hun Edele Mogende op
den i5 Maart 179^ mijnen Vader tot den laat-
sten post te Leeuwaarden benoemden in plaats
van wijlen den Operateur de vries. De verplig-
tingen , aan dezen post volgens instructie verknocht,
waren , om den Hove Provinciaal en alle andere
Geregten, in zaken de Justitie betreffende ten
dienste te staan: om openlijke lessen te houden
over de Anatomie, enz. op Cadavera: om bijzon-
dere lessen over Chirurgie en Obstetrie te geven :
om alle armen der Provincie, welke eene gewigtige
Chirurgicale of Vroedkundige Operatie ondergaan
moesten, gratis te opereren en te behandelen:
om alle examina van Chirurgijns, Vroedmeesters
en Vroedvrouwen, met een Medicus en Chirurgus
daartoe regtswege gekomen, ten overstane van ge-
committeerden uit den geregte, af te nemen, wor-
dende niemand tot de uitoefening dier vakken zon-
der dat examen toegelaten in deze Provincie. En
uit deze opgave zal men zoo wel kunnen afleiden
welke werkzaamheden op den jongen Doctor rus-
teden, als ook dat ia friesland reeds vroeg po-
gm«
-ocr page 29-
LEVENSBEMGT.                      xyii
gingen werden aangewend voor de beteugeling van
eene willekeurige uitoefening dier vakken, welke
aatl ket menschdom de gewigtigste diensten bewe-
en hebben en nos bewijzen,
TT..                                    Ö
niJ aanvaarde dezen post in Junij 179,4, te
■Leeuwarden, met eene openbare les oper de
beenbreuken.
Met de bezigheden van dit ampt
paarde zich nu het doen van onderscheidene ope-
lallen en vele verlossingen, benevens de behande—
"nS van een aanzienlijk getal zieken in de bijzon-
dere praküjk.
Toen naderhand de Agent van Nationale Opvoe-
ding ernstig de hand sloeg aan het daarstellen van
een algemeen toevoorzigt Voor de Genees-, Heel-
en Verloskunde van ons vaderland, deelde ook mijn.
Vader zijne instructiè'n en denkbeelden over dit
punt mede, zich tevens beklagende, dat door on-
derscheidene regeringen en besturen dezer Provincie
de daarop in dezelve zoo heilzame bestaande ver*
ordeningen veronachtzaamd werden. »De reden
hiervan is, na mijn inzien," schrijft Hij rondhor-.
sl'ig > » daarin te zoeken, dat onder de leden van
de Geregten te veel gevonden worden , welke zelf
zich door de grootspraak van onkundigen laten
verblinden en dus niet schijnen te beseffen, dat
uit het toelaten van kwakzalverij zoo veel kwaads
kan voortvloeijen."
Gedurende het driejarig verblijf te Leeuwarden,
werd mijns Vaders huisselijk leven ten toppunt
van genoegen en geluk gevoerd, door zijne echt-
**                                   ver-
-ocr page 30-
xviH               LEVENSBERIGT,
vereeniging met hyke sophia 8AAGMANS, welke
qp den 7 December 1794 plaats had.
Het past mij niet de vrouwelijke deugden en het
zachtzinnig gemoedsbestaan van onze dierbare, on-
vergetelijke Moeder te schetsen. Ook was ik te
jong om dezelve allen te hebben kunnen beseffen,
toen zij ons zoo -vroeg ontrukt werd; maar de
zachte gloed van moederlijke zorg, die zij onaf-
gebroken koesterde zal mij nimmermeer uit het
geheugen of liever uit het dankbaar hart uitge·
wischt worden j het stil genoegen en huisselijk ge-
luk van mijne dierbare ouders zal mij altijd voor
oogen zweven. O, onherroepelijk heerlijke avond-
uren , die ik als kind meermalen heb doorgehragt,
wanneer mijn Vader van den letterarbeid en be-
zigheden een poos rustende , (want het was eene
zeldzaamheid dat Hij op eene zoogenaamde Stu-
deerkamer arbeidde, meest alles overdacht en schreef
Hij in den kring zijner geliefde in liet gewone woon-
vertrek,) en mijne Moeder van hare beslommerin-
gen zich eene poos afgevende , beide zich beijver-
den Om ons als spelende wijzer en beter te maken !
Hoe vernuftig vervaardigden zij niet ons allerlei
aardigheden! Doch ik moet hier afscheiden5 men
vergeve mij deze uitboezeming.
                        J
Mijne Moeder dan, was geboren te Franeher,
eene dochter van aeschinus saagmans , Jur. Utr.
Dr.
enz. aldaar en trijntje leiksma. Hare eenige
zuster , AALTJE genaamd , thans nog in leven, huw-
de met BOUWE E.INGNALDA K. D. M. te Aclilum.
Op den 10 November van den jare 1797, werd
mijn
-ocr page 31-
LEVENSBERIGT.                  Xix
21']π Vader van Leeuwaarden naar Ffaneher ge»
0epen pm hier aan de beroemde Vriesche Uni^
"Hen het Hoogleeraars-ampt te bekleeden* Het
°naepwijs der Ontleed-* Heel. en Ferloskunde
werd
«an zijne zorg toevertrouwd, tevens met
oorduring van zijnes bovenvermelde Commissie om
s Lands-Operateur $ a^e Heel- en Yroedkündige,
Pefatien aan de onderhoud genietende armen
n geheel friesland > in bijzijn zijner leerlingen
>>graéis te verrigten*" Deze laatste bepaling heeft
lJkbaar niet weinig bijgedragen tot den luister van
de Franeher Hoogeschool , dewijl volgens dezelve
a^e opmerkelijke en soms zeldzame gevallen, die
e armen der geheeje Provincie, ten opzigte der
eelknnde voornamelijk opleverden, herwaards
aQiengebragt ett ten nutte der studeerende behan-
e]d werden* Alhoewel dus bet niet bestaan van
eea -^-Wemisch Ziekenhuis een beletsel voor vol-
making jn ,je medische studiën scheen op te leve-,
n > werd hierin voor de Heelkunde grootendeels
oor die omstandigheid voorzien en werden vele
Uperatien bewerkstelligd; Trouwens toen ter tijde,
was ook te Groningen nog geen afzonderlijk Heel-
ία Verloskundig Ziekenhuis en aan de overige,
Akadeniien die inrigtingen, althans nog minder
uitgebreid , dan heden ten dage.
In dit zelfde jaar ontving mijn Vader eene gouden
Biedaille Yaa het Genootschap ter redding van
drenkelingen s wegens uitstekende betoonde hulp aan
eenen voor d0od uit het water gehaalden en her-
levenden man.
** a                          Hei
-ocr page 32-
xx                      LEVENSBEMGT.
Het Höogleeraars-ampt werd op den 16 Novem·*
ber 1797 plegtfg aanvaard met het houden eener
Eedevoering over de redenen, waarom de Neder-
landers in het algemeen zeer weinig tot verbete-
ring en uitbreiding van de Heel- en J^erloshunde
hebben toegebragt
, welke volgens een toen gegeven
order in het Nederduitsch werd uitgesproken (^J»
De drie hoofdpunten van deze Redevoering warenj:
I. Het onderzoek of de Nederlanders uit hunnen
aard geschikt zijn tot de uitoefening der Heel- en
Verloskunde. II. Of aan dezelve genoegzame
gelegenheid verschaft worde, om op eene gere-
gelde wijze grondig in deze wetenschappen on-
derwezen te worden. III. Of zij , die inderdaad
den naam van Heel- en Vroedkundigen verdienen,
na hunne waarde beschermd en onkundigen op
openbaar gezag geweerd worden. De slotsom van
het eerste is: »Wij vinden de voornaamste ver-
«eischten van eenen Heel- en Vroedknndigen in
»den Nederlander vereenigd. Moed en stand vas«
»tïglieid door een wel wikkend oordeel bestuurd ,· —.
»een vast voornemen, om al het ondernomene ten
«einde toe door te zetten, gepaard met eenvou-
digheid in de uitvoering; — medelijden en zacht-
»heid zonder eenigen zweem van wreedheid. Zijne
»stroefheid alleen zoude eenige verhindering kun-
»nen te weeg brengen, ware het niet, dat hij
«éénmaal opgewekt om den ongelukkigen zijne hulp
»te bewijzen, voor denzelven, eene ongeveinsde
«genegenheid opvatte; en zou hij dan bij het ziek-
en
(*) Uitgegeven te Leeuwarden bij D, v, D. si/tris. 4t°·
-ocr page 33-
LEVENSBEMGT.                     xxt
ambed, met innig mededoogen aangedaan,
»Jijne norschheid niet afleggen V> (bl. 18.) Nadat
weede gedeelte aangetoond is geworden wat
• eel- en Vroedkundige behoort aan te leeren,
1 aldus besloten : » Het blijft derhalve onte-
zeggelijk waar, dat het onderwijs der Heel-
Verloskunde bij ons allezins gebrekkig is > en
' °'Schoon er een aantal Handartzen, Vroed—
asters en Vroedvrouwen in Nederland gevonden
rden , welke allen lof verdienen en voor geene
vreemdelingen behoeven te wijken , derzelver
* getal echter over het geheel door dat van onkun-
digen overtroffen wordt.'' (bl. 4o.) In het laatste
§ eelte wordt met grond geklaagd over de geringe
nerming van bekwame Heel- en Vroedknndigen
e te groote toegevelijkheid der overheden je-
ö s onkundigen en kwakzalverij. — Hoe veel regt
en toen ter tijde had om den stand van zaken
us te beoordeelen, kan elk beseffen die niet
reemd is in de geschiedenis der Heel- en Verlos-
unae hier te lande. Men kan hetzelfde opmerken
de bondige Inwijdings-Redevoering van mijns
Vaders vriend, den Hoogleeraar V. J. VAST ÌËÁ-
NEN, omstreeks één jaar vroeger uitgesproken (*).
En wanneer wij dankbaar onder de opbouwers en
herstellers van eene gezonde leer der Heel·
en
verloskunde op eenen F. ruysch, petrus cam-
per, Van GEgsCHERj ã,ïíí, en enkele anderen
roe-
(*) Zie Orat;0 de Stud.10 Chirurgico, nestra in Palria
mehus, exeohndo et ilfostrando. Ilardtrovici
1796. 4°,
-ocr page 34-
Sxïi                  LEVENSBERIGT.
roemen, dan vragen wij den lezer gerustelijk af,
öf de geschiedschrijver nevens die namen ook niet
BRUGMANs (want niemand betwistte dezen onsterfe-
lijken man de roem van veel, zeer veel voor de
Heelkunde gedaan te hebben J Men hoore over
hem slechts Rüdolïhi , (*) du pui , VAN ma aken,
jamQER , zal ter neder schrijven ? Of zijn dit
geen roemwaardige Nederlanders ?
»Hier (te Franeher) strekte hij niet weinig tot
BOpkomst van deze Hoogeschool," zegt "WACH-
TER. (Ψ). «Hier betoonde hij zich niet alleen als
»eenéh besten leermeester en waren vriend van de
«studerenden, maar hier deed hij zich tevens meer
»hekend worden door vele bewijzen van zeldzame
»kundigheid en ervarenheid, vooral in het doen
>>vaü de zwaarste kunstbewerlungen. En wie is
»er, die niet weet , waar door onze mulder, zich
«vooral beroemd maakte? Het -was door de af-
»zetting van het dijè'been uit hét heupgewricht ,
»weike door hem in 1798 in het Dorp Dronryp
»aan een meisje gedaan werd j en alhoewel deze
» kunstbewerking te voren, voor zoo verre zulks
«bekend is, eens in Engeland en naderhand twee-
»ma-
(*) Men zie 's mans SemerTcungeri auf einer Reïz.e durch
piner Theil von IJeutschland. u. s. w. {Berlin
1804.) I, Th.
$.
i3Ö-7-i3o en 143. Men zal dit nader bevestigd zien in
d.e bekroonde Lofredenen op shtjgMAHS, door zijne leerlingen,
mijne vrienden, de Hoogl. v. D. boon mesch en Dr, A. CAPA·?
i>q§{;, welke -wij met verlangen te gernoet zien,
(J) Zie Mgeiii. Konsi, en Letteih. ï§ii. I. p, H, 8.3,
-ocr page 35-
LEVENSBERIGT.                xxin
; »a Egypte en eens aan den i?&yre door
öe Heelkundigen , altijd met een ongelukkig
?. V° S gedaan is, Werd dit geval door de geluk-
" JSste Uilkomst bekroond" (*).
Ñ den 3o Mei van het jaar 1800 trof Frane·
» ja Nederland een gewigtige slag door den
van den alom beroemden georgius coop-
s J den uitmuntenden beschermer der Hooge-
°°*) den even hulpvaardigen als geleerden en
boenden Geneesheer , den bijzonderen leids-
**an mijns Vaders ! Wien moest dit scheiden , be-
halve bloedverwanten, barder vallen dan mijnen
'ader, ware hij niet geheel gevoelloos of ondank.
aar geweest? En dit was hij niet! Hoe treurig
ook die pligt was, volgaarne vervulde hij de
oe te» welke Franelers Hoogeschool en de
schheid vorderde, om den grijzen vriend pleg-
'§ !jk te gedenken. Op den 23 September van
]aar 1800 schetste dan mijn Vader in eene
Ñ nüare Redevoering de verdiensten van dien be-
emden man en bragt dankbare hulde aan zijne
eugden toe, zijne nagedachtenis trachtende te ver-
eeuwigen (f). __
Er
(*) Verg. Jlgem. Ko„st- en Letterl·. 1798. N°. 248· bl. 07
Oratio de meritis Petri Camperi in Anat, Comp. (Groning.
»8oS) Annot. 61. pag. 81. En onze Uitbreiding van het
°verzigt. § ia en i3. Mg. Konsl- en Letterb, t8a4,No. 17 II. 261.
(t) Deze Eedevoering is gedrukt te Leeuwarden, onder
en titel: 3. mulder, Laudatio funelris geobgïi coopmaks,
Franeauerae fe celeM d{eta Patleg{jrii a> & ÷÷ß;4 SepK
cunaccc. (op. D. v. D. sluis.) Eene vertaling derzelve is in
** i                                 het
-ocr page 36-
LEVENSBERTGT.
XXIV
Er is een verschrikkelijke en verwoestende ziekte ,
van welke VAN roijen zoo krachtig
zong:
Haec pueris infesta lues, fatalis adultis ,
Infantes una falce senesque rnetit.
Haec rapit intonso veni decus oiis, et ar eet
Oscula sulcatis vix repetenda genis.
Haec facit, ut virgo plenis jam nubilis annis
Sordeat, in vCKito sola cubetque toro.
Et, pingues per agros
, celebres grassata per urhes,
Ditihus intentat pauperibusque necem.
jlndet quod ancipifi virlus accensa Nepotum
jduxilio varias tentet inire pias ,
JSt spe supcessus immanibus ardeat ausis
Inserere, et pestem peste cavere malam·
Jlaec laudala aliis, aliis damnat medela,
Legitima nobis conditione placet.
JDonéc , inexhausto naturae fonte , veneni
Quod latei antidotum t proferat alma Salus (*).
En
liet licht gekomen bij D. romab. , te Franeker in 1801. (S°.)
■yvaai'bij eeiiige gedichten op COOPMAHS gevoegd zijn. In de
voorrede -wordt deze Laudatio tegen eenen partijdige» 3 be-
vooroordeelden boekbeoordeelaar, verdedigd. Wij hebben die
■beoordeeling niet gelezen, maar twijfelen geen oogenbliic of
dezelve is personeel geweest, dewijl er bewijzen voor banden
zijn, dat iemand meende bij die Laudatio, in zeker derde
beledigd te zijn geworden. Dje man is zelf naderhand aller^
gunstigd van denkbeelden veranderd: en het publiek be-
lioefde dit niet.
(*) Zie Carmen. Elegiacum de Morbis aetatum. (L, B. 1771.;
pag. 14.
-ocr page 37-
LEVENSBEMGT.                 xxv
Εα deze wensch van dien Geleerde, dat de
sroede ν- · .
v oorzienigheid uit de onuitputtelijke bron.
natuur een tegengift tegen die ziekte, de kin-
rP°kken, mogte schenken, is vervuld in de koe-
pokken. Het is bekend dat de Engelsche Geneesheer
ARd JENNER de bevinding, dat menschen welke
°r het melken van koeijen, deze koepokken ver-
§en naderhand niet door de kinderpokken wer-
n ingedaan, zich te nutte heeft gemaakt en
ze toevallige ontdekking, (even als dit met de
meeste zoo niet met alle geneesmiddels plaats heeft)
len nutte der menschlieid heeft aangewend. Ik
acht het namelijk niet wel geredeneerd , wanneer
nien om te tetoogen, dat de aanwending der koe-
*, vst°f tegen de kinderziekte niet op de ondervin-
ö gegrondvest is, en niet, dan plotseling voort-
ui oten is, wanneer men om dit te betoogen (zeg
) van JENNER af begint. Of om duidelijker te
spreken, men moet, dunkt ons, de zaak aldus
orsteüen. Sedert ettelijke jaren vóór jenners
proeven, (1797) ziJu er onder de landlieden van
Ja tot tijd geweest, welke door koepokken wer-
den aangedaan, en die naderhand" bij meer of min
algemeene besmettingen van kinderpokken, van
deze vrij bleven : doch dit werd niet bepaaldelijk
opgemerkt. Doch jenner was de man, die dit
niet slechts opmerkte, maar bepaald onderzocht,
naspoorde en toepaste! Hij vestigde dus zijne
proe\en niet 0p }osse bespiegelingen of geliefkoosde
denkbeelden, zoo als liekas, te dikwerf gebeurt ïs
en gebeurt, maar op de oudervinding} die toe.
** 5                           val-
-ocr page 38-
÷÷ãé                   LEVENSBERIGT.
vallig, neen, door Gods weldadige Voorzienigheid!
ter zijner kennis kwam.
Zijne proeven zijn eigenlijk dus slechts een ver-
volg , een verdere voortplanting der waarneming.
Of is het niet genoegzaam dat de Engelsche hoeren
vooral in Glouchestershire en Devonshire ^ dat
enkele Geneesheeren aldaar, dat men in Holstein^
Brandenburg
en elders , ook in ons Vaderland,
in Friesland de koepokken als lang bekend (doch
niet bijzonder aangewend) vond en tevens naspoor-
de dat menschen met dezelve besmet van de kin-
derziekte waren vrij gebleven ? (¥) Die waarne-
mingen maken de ondervinding der koepokken
oorspronkelijk uit. en dezelve zijn de wenken aan
het menschdom gegeven. En na deze bevinding,
waarom zoude men de kunstbewerking niet zoo
spoedig mogelijk trachten te verspreiden, spoediger
dan het gebruik van eenig geneesmiddel , omdat
de kwaal zelve algemeener dan eenige andere was
en bijna meer verwoestend , dan elke andere ?
Wij zien hetzelfde gebeuren met ieder ander ge-
neesmiddel in dezelfde evenredigheid» Zoo spoedig
mogelijk
, zeide ik, omdat ik geenszins ontveinzen
wil , dat men hier en daar wel eens te spoedig
heeft ingeënt en daardoor menige goede koepok
bedorven, welke men de tijd niet liet behoorlijk
zij-
(*) Zie behalve andere schrijvers, A. O, h. tellegeN , Oiss;
de Variolis Vaccinis. (firon.
1801» 8°,) pag. 3. seqq. en
vooral A. CO0PMANS, Spec. Med. de Variolis Vaccinis. Cap. I.,
§ II. {fVorcumi Fris, 1804.) en de aldaar aangehaalder».
-ocr page 39-
LEVENSBEMGT.                «vu-.
zijnen loop le doorloope η en te veel havende, om
Stof voor andere entingen te verkrijgen. Ik hoiide
êt v°or een volstrekt vereischte (en ik verzeker
. me<*e op eene geloofwaardige langdurige onder-»
vinding) Van eene goede beschuttende koepok-inén.
tlng, dat althans één (of meerdere) pok ongéschon-
den worde gelaten en geen sterke veretteriïig (b. v.
or °Penkrabben, enz.) onderga»
Doch. ik schrijf hier niet over de waardij, aard
°* omstandigheden van de koepok-enting, eh moet
dus terugkeeren, hoewel er veel konde bijgevoegd
worden, b. v. over het nadeel der eerbewijzen
aan de genen, die de meeste inentingen gedaan
hebben, want die zijn niet altijd de bestei over
de beste Genees-Staatkundige maatregels ter uit·
oeiening Van een geregelde en volkomen beschut-
tende koepokinenting, enz. Nog minder verkeere
iemand in den waan dat onze woorden tegen den
Amsterdamschen Doctor CAPADOSE in het bijzonder
fengt zijn , geenzins. Ik acht dien kundigen man
te hoog, om zoo even van ter zijden met een paar
pennestreken een enkele tegenwerping te maken»
zoude, wilde ^ openlijk tegen dezen mijnen wel-
meenenden vriend optreden, dit in den geheelen
omvang der zaak doen. Ons doel dan was eenig
alleen om ons gevoelen aan den dag te leggen,
dat men wel degelijk gewigt moet hechten aan
waarnemingen, welke bevestigen dat menschen, die
zonder menschen toedoen (mag ik zoo eens zeggen)
koepokken gekregen hebben, aan de ware kinder-
ziekte niet geleden hebben, hoewel in erge be*
smet·;
-ocr page 40-
÷÷íðÀ                LEVENSBERIGT.
smetting verkeerd hebbende; dat men van die waar-
nemingen eigenlijk behoort te beginnen; dat men
op dezelve door jenner opmerkzaam gemaakt
veilig konde voortbouwen , doch zoo als in alle
dingen, met mate en verstand; eindelijk, en
wat hier te pas komt, dat ook dit door mij-
nen Vader, naar zijn vermogen, geschied is\
en bevorderd. Immers dan hetgeen in Enge-
land
en elders geschied was rijpelijk overwogen
te hebben, (en dit was hier te lande algemeen
het geval, waarom ook coopmans zegt: » de
nieuwe uitvinding werd in ons vaderland langzaam
aangenomen en Dr. LEVY DAVids, te Rotterdam,
maakte zijne waarnemingen niet bekend dan lang
nadat
hij de eerste proef genomen had," etc. (*),)
nadat in Rotterdam, en Groningen gunstige uit-
komsten waren gezien, wende mijn Vader alles
aan om de beteugeling van de kinderpokken te
helpen bewerkstelligen en verrigte de inenting
aan zijnen vriend, den beroemden van der kooi,
en daarna aan mijne zuster, het eerst in deze
Provincie, met stof door Dr. dibbetz medegedeeld.
Daar evenwel deze niet vatte , werd de kunstbe-
werking herhaald met stof uit Groningen, van den
Hoogleeraar thuessink ontvangen; en nu gelukte
het naar wensch en weldra werd deze verrigting
ia
(*) Zie Diss. 1. pag. i5. § viii. Verg. tellegen , pag.: 5
en 6; en Letterl·. 1800, N?. 342. bl. 31. Geneesl·. Magazijn,.
I. Dl, 2 St. p. aj. Men weet dat ook de inenting met natuur-
lijke pokken in geen land langer en hardnekkiger tegenstand
vond dan ouder ons,
-ocr page 41-
LEVENSBEÏUGT.
h d d'"^ a a'semeen bevorderd. Voornamelijk
ve h ' ^          Dadat mi^n ^ader °P den a8 No*
looo eene openbare les over de hoepolin-
. « Benouden en tot dezelve zijne Vriessche
Modgenooteii aangemoedigd had (*).
vermoeid was hij dan ook bezig om zoodanige
nemingen op te spooren, van welke wij boven
gden : en zje njer je uiislag dier navorsching
e Geneeskundige Commissie in friesland
la
!-fSedeeld* »Reeds kort nadat ik eerst in Fries-i
" de koepokken inentte, wierd ik vrij waar-
caynlijke [sporen ontwaar van voorheen bij de
«oexjen alhier plaats gehad hebbende ware pokken
^an .de uiJers, en wel inzonderheid op het Bildt
ln Menaldumadeel, doch konde daar geene
rwerpen onder menschen vinden, die, door
zi k melken tesmet > naderhand voor de kinder-
,
          eschut waren geweest. — Met meerdere
., Ã e » Ja wet volkomene zekerheid, ontdekte
1 zulks na dien lijd in de omstreken van Bolsward
-n Sneeh, in welke men mij verscheidene men-
senen wist te noemen, die door de koepokken
voor de menschenpokken beveiligd waren gebleven,
zoo als met ññð é é
           ,
Aa v.                       iel woord in de Dissertatie van
den heer cooHUH» (+) vermeid staat.„ _ )>Nu
onlangs, toen de koepokken zich wederom in de
Ie. Wedt tr7an CO0MAKS' P**· »* « anderen. In die
met natu„rii ke ! Ã
         ^ ëeschiede™ van de inenting
.ven ; enz.               P°«e« en van die met koepokken gege-
(f) &*,. I. pas. 3. Nuta
-ocr page 42-
LEVÈNSBEÏtIGT.
nabijheid der Stad Sneel· hij de koeijen Openhaar-
den, wierd het meer en meer belangrijk dit laatste
naauwketirig te onderzoeken, en zulks heb ik op Ulr.
verzoek terstond werkstellig gemaakt^ doch lang
moeten wachten eer ik zoo stellig onderrigt was ,
als ik in dezen noodig oordeelde en nu door dezen
mededeele/" w » In, het jaar 1778 of 1.779 z^'a
er in Bolswafder Nieuwland verscheiden men-
schen, door het melken van koeijen i die zweren
aan de uijers hadden, waaraan men toen geen
ïiaam wist te geven, besmet geworden." —
ii Hermanus oneides had het zeer erg, hij
kreeg een dikken arm , en een duim , waarin het
zich wel inzonderheid zettede} wierd geheel
zwart (■*); hij trouwde naderhand: zijne vrouw
kreeg de kinderziekte, en het zoontje , waarvan zij
in die tijd verlost werd , was geheel vol pokken 7
zoo dat het stierf. De man paste zijne vrouw en
kind op , hielp haar in vele opzigten t stelde zich
geheel aan de besmetting bloot, en bleef gezond
zonder eenig letsel.'' — »HendRIK en ïacoiS
ONEIDES hebben ook dat ongemak van de koeijen
gehad, doch hare zuster TRIJNTJE, toen niet
melkende, bleef vrij." — » Deze trijntje is nü
voor twee jaren met koepokstof geënt, waarvan het
uitwerksel naar gewoonte zich vertoonde en gere-
geld
f) Een bewijs, dat liet niet onverschillig is in welke dasii
ileze stof op het menschelijk ligchaam inwerkt, maar daarin
met, alle medicamenten overeenkomt ^ dat het in te groote
_ dosis aangewend nadeelige gevolgen oplevert. Er zijn geen
medicamenten, die geen vergiften tevens zijn.
-ocr page 43-
kEVENSBERIGT.
÷÷÷ß
ge a liep. ,— Hendrik entte joen zich. zelven
B.IJNTJE in j doch ondervond daarvan niets
eene geringe ontsteking, die spoedig Ver-
dween 'J
          ô
"· — »JAü CAREL ONEIDES , ULBB HARTJES
Vrouw , HARKE RINTJES , DIRK MEINTEN , ea
e vrouw van YEKE titeodorus yekema hebbeu
e zeere handen door het melken, en naderhand
natuurlijke kinderziekte in hunne huizen gehad,
° n van allen heeft ergens echter iets van gewe-
n 5 de vrouw van yekema heeft ten minsten wel
Jcht of negen opgepast, en op geenerhande wijze
§etracht de besmetting te vermijden; — zoo veel
Beb ik met zekerheid kunnen opsporen enz" (*).
Vóór de ontdekking van dit voorbehoedmiddel
«éçç. yader een ijverig voorstander van de
«enting met natuurlijke pokken.
"eu jare 1801 lag mijn Vader de waardigheid
-Rector Magnificus der Hoogeschool , hem het
1oe jaar opgedragen , neder , met het houden
ener Redevoering de cura erga insanabiles. De-
"Q Redevoering is' niet in het licht verschenen,
■•■oen in dat ze]fde jaar door den Agent van Natio-
na e Opvoeding en de Raad van Binnenlandsche
Zaken de Departementale Commissie van Ge-
neeskundig Bestuur
(naderhand Departementale
Commissien van Geneeskundig onderzoek en Toe-
voorzigt) werden aangesteld, werd mijn Vader dade-
"k als lid derzelve verkozen. Ook in deze betrek-
kina
(*) Men leze het              ô
r ■ .              r~ nauwkeurige en leerrijke Verslag der
Commissie van aP„„„„r iri : .        .
hat r'        . ,, Wrae«*. Onderzoel·, ent., in Vriesland in
*et Geneest. Maguzij». iV. DL a st_ ^ ^^
-ocr page 44-
LEVENSBEUIGT.
XXXII
king was liij voor het heil van zijne medemenschen.
volijverig werkzaam, zoo als onder anderen uit
eene hoogstyereerende missive -van die Commissie
aan mijnen Vader den 27 Octoher 1807 gezonden,
ten volsten blijkt. » Op het nadrukkelijkst en als
in naam van alle ingezetenen van dit Departement,
die door-het vertrek van UHGel. in sommige hag-
chelijke omstandigheden van voldoende hulp en
raad volstrekt verstoken zouden kunnen worden ,
is het dat wij U.H.Gel. solliciteeren voor de be-
roeping naar Groningen te bedanken, enz." aldus
schreef die Commissie. En het komt ons niet
minder vereerend voor , dat eene Commissie uit
dat ligchaam zich bij den Heer Landdrost ver-
voegde , ten einde Hoogstdezelve te verzoeken zijne
veel vermogende intercessie bij Z. M. den Koning
ie willen gebruiken, om door gepaste arrange-
menten mijnen Vader aan Franelers Hoogeschool
te doen verblijven.
Het in ons Vaderland zoo verdienstelijk Genoot-;
schap ter bevordering der Heelkunde meestal zoo-
danige Prijsvragen voorstellende , welke eenen ge-
wigtigen invloed op de uitoefenende Heel- en Ver-
loskunde hebben, maakte ook de aandacht bij-
zonder gaande op het leerstuk pan het afhalen
der Nageboorte.
Hetzelve verlangde te weten wat
de ondervinding leerde nopens de gevallen , in
welke de Nageboorte kunstmatig moet afgehaald
worden, en in welke de uitdrijving aan de Natuur
behoort te worden overgelaten. Mijn Vader-spoorde
na wat de ondervinding aan. de kundigste mannen
van
-ocr page 45-
LEYENSBEïlIGT.              xxxut
Vart HIPPOGBATES , CELSUS , MOSCHION tot BAUIÏB-
LOCQUE en de nieuweren geleerd had , en maakte
het besluit op,-dat zoowel zij dwaalden die altijd,
a's die nimmer de afhaling aanbevelen; dat men
bier j even als overal in de geneeskunde , naar be-
paalde en oogenblikkelijke indicatiën behoort Ie
bandelen: dat zoo wel genoemde als eigene onder-
vinding doen vragen » is niet doorgaans de mid-
denweg de beste V' De Verhandeling , die dit eert
Sn ander bevat, werd door dat Genootschap waar-
dig gekeurd om met de zilveren medaille worden
bekroond. De 'gouden Eereprijs werd over heizelfde
onderwerp behaald door den beroemden VAN Wy(*).
Van tijd tot tijd werd nu ook mijn Vader door
verschillende genootschappen, die tot de weten-
schappen welke hij beoefende betrekking hadden „
toet het lidmaatschap vereerd, Het Utrechts Ge-
nootschap van Kunsten en TV etenschappen
deed
dit in ιοΌ5: dat ter bevordering derkoepok-inën·*
ting te Rotterdam
, in Nov. 1806: dat ter bevor-
dering der Heelkunde te Amsterdam
in Sept. i8o5:
de Maatschappij van Kunsten en PVeienschappen
ie Haarlem,
in Mei 1808: terwijl het Koninklijk
Instituut van Wetenschap
, Letterkunde en schoone
Kun-
(*) Zie -.prijsverhand. door genoemd Genootsch. bekroond. VI
Deel, 2 St. (Amst. 1807.) De vraag was ter beantwoording opge-
geven tegen i8o3, en het getal der ingezondene verhandelingen
was tien. Wanneer velen beweren altijd zonder nadeel de
nageboorte af te halen, dan gelooven wij, dat zij ook zeer me-
nigvuldige maien niets doen dan dezelve slechts uit de sche-
de weg te nemen en derhalve het wezenlijkste gedeelte der
uitdrijving aan de Natuur reeds hadden overgelaten. Zij doéii
dan hier bijkans meer dan behoefde. Moet men ook dit öiiderV
*cheid niet opmerken ?
* ¥ ψ
-ocr page 46-
50CXIV                 LEVËNSBERIGï;
Kunsten in April 1809 het Corresponderend /Mi-
maatschap
aanbood. Doch ik loop aldus den lei-
draad der tijdsopvolging vooruit. —
Op het voetspoor van zoo vele beroemde man-
nen , die in het Geneeskundige vak uitblonken, op
het voetspoor vooral van den onsterfelijken petrus
CAMPER trachtende voort te streven , konde het
niet anders of mijn Vader, moest met zijne na-
I pöringen over het menschelijk ligchaam , dat der
dieren paren. Want wat halleh en anderen ver-
zekeren , dat de kennis van het maaksel des men.
'se'hen duister blijft en onvruchtbaar, bijaldien men
onkundig is van dat der dieren, lijdt geen'twijfel.
Daarenboven hoeveel aangenaams, hoeveel aan-
lokkelijke heeft deze nasporing niet, die vergelij-
kenderwijs tot de kennis der doeleinden van elk
deel en eiken vorm geleidt!
O nimmer , nimmermeer zal ik het vergeten ,
toen ik als jorige knaap den Lesten Vader volijve-
rig hoorde uitweiden over dit of dat dier : nooit
zal het genoegen mij uit het geheugen gewischt wor-
den, hetwelk BRUGMANS in ons tooverde , wanneer
hij in één blik zoo vele schepselen in alle deelen
doorzag en die blik ons met krachtige woorden
terug gaf! — Doch laat ik terug komen: maar ik
heb in mijne uitboezeming reeds gezegd, wat ik
melden wilde , dat namelijk mijn Vader zich ook
met vergelijkende Ontleedkunde bezig hield. Hier-
van getuigen zijne lessen over de Ontleedkunde en
vooral die over de phfsiologie of zoogenoemde Na-
tuurkunde van den menseh, welke met opmerkin-
gen vervuld zijn , die oneigen zijn aan dengenen ,
die alléén den mensch naspoort (of liever meent na
te
-ocr page 47-
LEVENSBERlGTi                    xxxV
Ie sporen) en de dieren verwaarloost. Hiervan
getuige de verzameling , die de Overledene zich
van tijd tot tijd aanschafte en bereidde zoo van
geheele geraamten, als van bijzondere gedeelten der
dieren en van zoogenaamde monsters. Deze ver-
zameling is een luisterrijk gedenkteeken voor 's
ftians kunde, vaardigheid en juist oordeel! Zij
bevat behalve die voorwerpen een' niet onaanzien»·
*ijken voorraad van pathologische praeparaten, over
dewelke mijn Vader plan had obserpationes anato;
tnico-patkologicae
uit te geven.
Maar, wanneer toen nu den inwendigen bouw
der dieren naspoort, dan kan het niet anders of
men komt als van zelve tot den uitwendigen vorm:
men komt te zekerder tot die ken-merken, dooi*
dewelke het eene schepsel eigendommelijk van het
andere onderscheiden is* Deze waarheid hebben
voornamelijk de opmerkingen van eenen blumen-
bach , cuviEB. en anderen, luid geleeraard. Na*'
tuurlijk beoefende dan ook mijn Vader de systhe*
matische Natuurlijke geschiedenis, doch meer bij-
Zonder die der gewervelde dieren. Van hier dan
Ook dat zijne verzameling zich hoe langer hoe meer
uitbreidde en vooral in de laatste jaren aanzien-
lijke aanwinsten in opgezette dieren en vogelen
deedt Van hier dat hij eenen niet geringen ijver
voor die studiën onder de kweekelingen van Fret*
neker's
onvergetelijke Hooge School ontwarende,
volgaarne aan derzelver verlangen voldeed en voor
meer dan vijftig van dezelve bijzondere lessen over
die takken van wetenschap vrijwillig hield (*).
Aan
ν ) Deze verzameling is thans als het ware in hare gehoortg·
* * * 2
-ocr page 48-
LEVÈNSBEÏUGT,
XXXV ί
Aan dit een en ander was dan ook het werkje $
getiteld: Overzigt over de gewervelde dieren (*-).
zijnen oorsprong verschuldigd. Doorgaans is in dit
werkje de verdeeling der Fransche geleerden ge*
volgd , doch in sommige opzigten van dezelve af-
geweken. » Onder anderen zal men > zoo ik meen
»eene nieuwe rangschikking bij de zogende die-
» reu aantreffen ," (schrijft mijn Vader (**)) » waar-
» door de gevliesde van de overigen geheel zijn af»
»gezonderd; iets, hetwelk ik in eene openbare On t-
» leed - Natuurkundige les over den Galeopithecus
» of vliegende kat) in het begin van het jaar i8o3,
» heb voorgesteld 5 en meer ontwikkeld , zoo mij
» het leven gegund wordt, hope openbaar te ma~
» ken." Dit heeft, helaas! den vurigen voorstander
der wetenschap niet mogen gebeuren !
Geene gelegenheid liet hij voorbijgaan om nuttig
of werkzaam te zijn voor zijne leerlingen en voor
het Algemeen, en hieraan zijn verscheidene open-
bare lessen hunnen oorsprong verschuldigd. Hier-
toe behooren die over eene kraamvrouw , die over
eene hoog zwangere vrouw, die over een misvormd
kalf, die over eene menschehjke misgeboorte
enz.
stad teruggekeerd, zijnde te mijnen huize itï den verlede-
nen jare Weder uiteengezet. Dezelve had tot nu toe onder
het opzigt van den Hoogt. EKAaiA berust, die zorgde dat de-
zelve behouden Weef. Alleen de opgezette dieren en vogelen
zijn in der tijd te Groningen aan den Heer ieve verkocht ge.
worden.
(*) Te Franeker bij D. ROMAR , 1807, doch thans niet meer
in den boekhandel verkrijgbaar , zoo ik verneetn,
(**) Zie bovengenoemd werkje, Voorrede, pag. VI en vil ,
en pag, 33.
-ocr page 49-
LEVENSBEMGT.              xxxvii
enz. te Leeuwarden en vooral te Franeler ge-
en. Daarenboven ging geen winter voorbij,
waarin hij niet eene reeks van openbare , heizij
heelkundige, hetzij andere lessen hield.
Op deze hoogte nu stond de roem van onzen ge-
achten Vader toen de Groninger Hooge school ,
°°r het verlies van den Hoogleeraar munniks in
rouw gedompeld , hem als opvolger van dezen,
geleerden begeerde. De beroemde VAN MANEN
was eerst derwaarts beroepen, doch bleef vol-
gens 's Konings begeerte op zijnen toenmaligen
standplaats (*), — Aan den eenen kant stond het
geliefkoosd Friesland ea | Franeler'a aloude roem,
e vrienden en naauwste betrekkingen,, enz., aan
den anderen kant de gelegenheid tot meerdere uit-
breiding van den nuttigen werkkring, het vooruit-·
Z'gt op een Heel- en Verloskundig ziekenhuis, de
aandrang en ongeveinsde betuiging van achting en
vriendschap van roemwaardige mannen als een
BRIESSEN en THUEssiNK zijn , enz. Eindelijk de
beslissing was vóór Groningen : en het beroep van
den 5 October 1807 (**), als Hoogleeraar in de
Ontleed- en Íatuurlunde van den Mensch en
de Dieren, en in fe jj^ m jSerloslunde
werd aangenomen. Nog in dat zelfde jaar werd
de reis derwaarts voltrokken.
» Naauwelijks was hij hier, of men kon in alles
» s mans aanwezen duidelijk genoeg ontdekken!"
zegt
(*) Zie Jaarboeken der Wetenschappen en Kunsten, in het
Koningrijk Holland,
& Dl. é St, hl. 95.
( *) Het besluit des Konings tot de beroeping was van 29
September ßäï?.
? * * 5
-ocr page 50-
xxxvifl             LEVETvSBERIGT,
zegt WACHTER. De akademische lessen werden
ierstond opgevat en door een aanzienlijk geiaï
leerlingen vlijtig bijgewoond. Daarenboven werd
reeds dadelijk ten sterksten aangedrongen op de
vervulling der voorwaarde , welke mijn Vader uit-
drukkelijk bij het aannemen des beroeps gemaakt
had, namelijk het oprigten van een Heel-en Ver-
loskundig ziekenhuis.
Aanvankelijk werd hetzelve
pok reeds daargesteld in drie of vier zalen Yaa
het Jnwendig ziekenhuis onder den beroemden
THUEssiNK zoo zeer bloeijende , met oogmerk om
vervolgens meer uitgebreid te worden en eene
geheel afzonderlijke huishouding te erlangen. In
die inrigting zag men nu reeds een aantal gebre-
ken behandelen en gewigtige kunstbewerkingen
verrigten : in dezelve bewonderden leerlingen en
deskundigen de stoutheid en handigheid des Ope.
rateurs, en de lijders zegenden hem niet zelden
sis hunnen redder en vriend ! Wat bij hier ia
korten tijd verrïgtte en hoe dit geschiedde leide
men uit het Overzigt af, hetwelk wij mededeelden,
Aan de legersteden der lijders werden dezelve op
bepaalde tijden met de studeerenden behandeld én
dezen gelegenheid gegeven om ook zich zelf te
oefenen. Wat het Verloskundig onderwijs aanbe-
langt : er werd geene verlossing volvoerd dan of
door of onder onmiddellijk opzigt van mijnen
Vader, die zicli meermalen getroostte een vrij lan-
gen tijd in het kraamhuis door te brengen om
den jongen beoefenaren dier kunst op den gehee-
len loop der baring opmerkzaam te maken, Ge?
durende dien tijd gaf dan ook mijn Vader aan
zijne aanwezige oudste leerlingen vragen ter heant-
t "■ v *                                       -yVOOlw
-ocr page 51-
LEVEN SBERIGT.
÷÷÷À÷
woording 0p , die het onderhevige geval , deszelfs
vermoedelijken loop {prognosis) en manier van be-
handeling betroffen. Van deze leerzame oefening die
schriftelijk geschiedde, weet ik niet dat men elders,
althans hier te lande, de weerga vindt: en niemand
zal deszelfs uitgebreid nut ontkennen ! In hoe vele
gestichten worden de harenden niet of alleen aan
de jonge beoefenaars of aan vroedmeesters , zelfs
vroedvrouwen overgelaten, die niets meer doen
dan in tegenwoordigheid van den leerling eene
verlossing volvoeren ? Wij gelooven niet dat
iemand ons het regt zal betwisten om den dier-
baren man de grondlegger van een verbeterd Heel -
en Verloskundig onderwijs in Vriesland en Gro-
ningen
te noemen! (*) — De vurige wensch om
nuttig te zijn voor zijne leerlingen en evenmenschen
deden hem , raadplegende met zijnen voortreffelij-
ken, vriend thuessink, eene geheel nieuwe inrig-
ting van het gebouw des ziekenhuis voorslaan ter
uitbreiding van hetzelve , doch waarvan hij de uit-
voering niet heeft mogen beleven. Hij wensclite
onder anderea behalve de lijders, die volkomen
behoeftig waren , nog de zoodanige in een afzon-
derlijke zaal op te nemen , welke ten voordeele der
inrigting een gering kostgeld zouden betalen: terwijl
anderen op bepaalde uren in het Nosocomium zou-
den mogen komen ten einde hunne gebreken te
doen verbinden en behandelen , die geen gedurig
verblijf in de stichting behoefden; en eindelijk nog
anderen van de inrigting niets zouden genieten dan
;£?-
(*) Zie WACHTER. A. j£, en L. Beide, bl. 87 en éïß. Heh-
E1UK.S. Oratie, p. 35.
* * ¥ 4
-ocr page 52-
LEVENSBERIGT.
XI.
geneesmiddelen, doch in hunne eigene huizen door
studenten , onder opzigt van den Hoogleeraar zou-
den behandeld worden. Zie hier de werkkring die
hij zich voorstelde : zie hier de grondslag van die
schoone en doelmatige Heel- en Verloskundige in-
rigting , waarop Groningers Hooge school , onder
het voortreffelijk bestuur van mijns Vaders vrien-
den en opvolgers bakker en hendriksz nog roem
draagt. » En hoe vele blijken gaf hier onze mulder
» een aÏÏervoortreffelijkst menseh te zijn? Kan er
» wel grooter vriendelijkheid , ja , wel grooter me-
» delijdendbeid uitgedacht worden, dan die, waar-
» mede hij zijne dikwijls arnie lijdende natuurge-
» nooten behandelde. Met de grootste onverschrok-
i) kenheld, standvastigheid en handigheid tastte hij de
» liagclielijksle gevallen aan." Aldus laat een oor-
en ooggetuige 5 wachter zich uit.
Doch ik heb nog geene melding gemaakt van de
Inwijdings-redevoering op den i5 Junij 1808 bij
de aanvaarding van het Hoogleeraars ambt te Gro-
rdngen.
Dezelve had ten doel de verdiensten pan
PETSUS CAMPER in de vergelijkende Ontleedkunde
te schetsen 5 een onderwerp rijk in stof en zeker
doelmatig voor de plegtigheid, die plaats had. Cam-
per die op Groningen zoo eene groote betrekking
had j en wien Groningen wederkeerig met geheel
Europa vereerde en hoogachtte : camper van wel-
ken roux zegt, dat zijne Heelkundige roem geheel
Nederland vervulde : deze was het onderwerp ,
waarover hij sprak , die met Heel- en Verloskunde
ook de vergelijkende Ontleed- en Dierkunde paarde.
Is het Boodig dat ik ontvouwe hoe dit werk in de
]R edevoering verrigt werd , boe het in de aantee-
ke^
-ocr page 53-
LEVENSBERIGT.
XLI
kemngen op dezelve voltooid werd , hoe liet door-
straalt in de beschrijving van dat gedeelte van
campers habinet, hetwelk betrekking tot het on-
derwerp had (¥)? Dit is mijne taak niet: maar
Jk beroep mij op de goedkeuring van eenen ï.
Meerman, a. bonn , en anderen, behalve de be-
roemde α. G. camper , die dezelve schriftelijk
hetuigden : ik beroep mij op de toejuiching der
■Toehoorders. » Bij het uitspreken dezer Redevoe»
» ring leerde men tevens MULDER als een voortref-
felijk redenaar kennen ," zegt WACHTER (**)· De
Hoogl. MUNTiNGHE noemt die Redevoering » een
«nieuw bewijs van het geleerd en uitstekend ver-
» nuft van muldep.. , zich vormende naar het beeld
» van Gamperiaansche volmaaktheid in de kunsl" (-f-).
De Hoogl. HENDRTRsz zegt: » zoude ik dezen ver-
» hevenen opvolger van Münniks , een Vries van
» geboorte , dit grootste lïclit der Groninger Hooge
» school j dezen smaakvollen lofredenaar van CAM-
"iPSR, dit ware beeld vau Gamperiaansche erva-
»renheid, kunde in de kunst en roem, naar
»verdiensten prijzen : ik zoude mulder openlijk
» voor een tweeden CAMPER uitroepen" (§). » Be-
» knopt-
(*) Deze Oratie i$ te Groningen bij th. SPOOBMAKER in 4".
uitgegeven en naderhand vertaald door G. H, WACHTER, PZ.
in Ss. bij eömehsgh,
(*v) Zie: Algem. K. en L. Bode, 1811 , I. DL, 'hl. 87.
(t) Zie : Acta saecularia Acad. Groninganae {Groningen.
181/j) Pag- »16 seq. Cf. et pag. 5a, — noi'um exhibet eruditi
?t elcgantis ingenii^
mtjlDerianI , se ad CAMPEEIANAE in arte
perfectionis imaginem fingentis
, testimonium.
(§) Zie: Oratio de Chirurgorum nostratium laudiias , optii
fnis excoiendae artis chirurgicae incitamentis. {Groningen
t§2o) pag.
14. Cf. pag..35.
* * * 5
-ocr page 54-
XLii                     LEVENBERIGT.
»knoptlieid, en naauwkeurigheid , klaarheid van
». voord-ragt ,, duidelijkheid van betoog, kracht van
> zeggen ,. zuiverheid van taal en eenen fraaijen ea
r> deftigen stijl vindt men hier zamen vereenigd."
Dus laten de schrijvers van het Geneeskundig Ma-
gazijn zich uit (*).. -TT- De aanteekeningen hij deze
Oratie meen ik voornamelijk te mogen aanvoeren
als zoo vele ken teekenen van kunde en belezen-
heid in de vergelijkende Ontleedr en Natuur-
kunde.
, Door verhuizing uit de Provincie friesland be-
kwam, mijn Vader natuurlijk zijn ontslag uit de
Commissie van Geneeskundig Onderzoek en ToeT
voorzigt aldaar, doch werd in ianuarij 1808 aan-
gesteld als Lid dier Commissie in Groningen.
Behalve de overige Akademische lessen werden
pok hier te Groningen lessen over de Natuurlijke
Geschiedenis en Ontleedkunde der Dieren gehou-
den , en rnet voorbeelden uit het kabinet of versclie
praeparaten opgehelderd. Het zijn deze lessen ge-
weest , die ik nog van mijnen Vader mogte bij-
wonen! Talrijk was altijd de schaar, die bij de-r·
zelve uit de onderscheidene Faculteiten der stu-
denten niet alleen zamen vloeide, maar ook van
andere Geleerden.,. ïvaarander ik mij de tegenwoor-
dige Hoogleeraren VAN swinderen en hendriksz
herinner. En draagt het lot den roem, van eenea
leeraar bij voortreffelijke leerlingen gevormd te
hebben , dan, noem ik onder anderen van mijnen
Vader eenen ens , BANG Α, BAKKER , wachter ,
MESDAG, CRULt.
Ook
'(*) Zie het Vdo Deel, ade Stuk, W, 434, en volg.
-ocr page 55-
\
LEVENSBERXGT.                     xliw
Ook hier -werden openbare lessen gehouden ø
uie leerzaam en voortreffelijk, naar de getuigenis
■van Hoorders , waren. Zoo werd in October 1808
eene over de keizerlijke snede gehouden, » waar-
8 bij een niet klein getal van Toehoorders tegen-
»woordig was , die alle opgetogen de gehoorzaal
» verlieten" (*). Bij gelegenheid van de geboorte
■van eene zeer opmerkenswaardig menschelijke dub-
belde vrucht, hield hij eene les over de monsters
in het algemeen en over dit in het bijzonder. De
niet onbelangrijke verzameling van misgeboorten van
dieren en menschen k%v&m hierbij uitnemend te
stade. » Onbegrijpelijk was de juistheid, waarmede
» hij alles behandelde.''
De beide nuttige Inrigiingen binnen Groningens
beroemde Akademiestad, het Natuur- en Schei-
kundig Genootschap
en de Akadeinie voor Teeken-
Bouw-
en Zeepaarthunde verloren eenen ijverigen
voorstander en beschermer hij den dood mijns Va-
ders. Hij was in de eerstgenoemde vakken, hoe-
wel zich niet in het bijzonder op dezelve toeleg-»
gende, geen vreemdeling , zoo als uit aanteekeningea
over dezelve, voornamelijk omtrent dingen, die op
de Genees- en Heelkunde invloed hebben, blijken
kan. Hij was Lid van verdiensten van dat Genoot»
schap en begiftigde hetzelve naar zijn vermogen
Ktet eenige Natuurkundige werktuigen. Dankbaar
herinner ik mij nog , dat hij mij meermalen tot-
de openbare vergaderingen geleidde en dezelve deed
bijwonen. Hoe veelvuldig zijne bezigheden ook
(*) wachter in A. K. en L, Bode W. 87. en iqp*
-ocr page 56-
LEVEN SBERIGT.
XLIV
waren, hij telde het onder zijne aangename uit-
spanningen dezelve altijd te bezoeken.
De tweede genoemde stichting was in verval, toen
itiija Vader in Groningen kwam , doch zoowel
door zijne kennis en bedrevenheid in de Teeken-
kunde , als het besef van pligt om het goede en
schoone in de Maatschappij te bevorderen , spoor-
den hem aan, om den post van Direiteur dier
jikademie
op zich te nemen en te beproeven wat
hij in dezen konde uitwerken. Hij vereenigde dan
zijne krachten met die der overige Direkteuren :en
had het genoegen de Inrigting te zien herle-i
ven en zich uitbreiden. Hij begiftigde ook de·,
zelve met zeer fraaije stukken tot de Teekenkunde;
dienstig.
Zóó was hij dan werkzaam in zijnen kring en
naar zijn vermogen , volhardende en standvas-*
tig in hulpvaardigheid jegens zijnen evenmensch.
's Morgens hield hij nog zijne gewone Heelkun-
dige lessen en trachtte in het ziekenhuis aan eene
■«rouw het gezigt weder te geven door de operatie
der cataract,
toen hij 's namiddags zelf eene kunst-
bewerking onderging namelijk, de doorboring van
het hol van Highmor, zijnde in hetzelve eeee
verzwering ontstaan, zoo als uit onderstaande
Historia tnorbi blijkt. Op den 3de?l November
werd die kunstbewerking gedeeltelijk door hem
zelven , gedeeltelijk door zijnen vriend hendrïksZ;
gelukkig volvoerd. Den 5deo November bevond hij
zieh zóó wel, Idat hij de Anatomie-katner bezocht,
om de aldaar werkende studenten te onderrigten.
Doch op dienzelfden dag verergerde de toestand
des dierbaren lijders: er ontstonden hoe langer
lioe
-ocr page 57-
LEVENSBERIGT.                 xlv
hoe meer koortsen en verzwakkende toevallen ,
4oodat bij den x8d«a November 1810, zacht ont-
sliep (η.
Treurig klonk deze mare door Groningens be-
roemde stad : treurig was dezelve voor Ambtgenoo-
ten, leerlingen, vrienden, lijders en behoeftigen!
Maar boven allen waren wij, zijne drie nog zoo
jonge kinderen diep , zeer diep in rouwe gedom-
peld , toen wij als onnoozele weezen daar rondom
het dierbaar overschot stonden (+)! Reeds vóór
ongeveer vijf jaren was onze onvergetelijke , zacht-
zinnige , deugdzame Moeder ten grave gedaald en
nu was ook Hij, die ons alles was, niet meer! Doch
dank hebbe de goede Voorzienigheid , wij zijn ver-
aorgd geworden en tot dusverre nog hier op aarde
bijéén! Vergeten wij het nooit wie onze Vader was,
en laten wij plegtiglijk voornemen zóó te leven en te
handelen, dat men ons niet zal kunnen toeroepen:
ïiedaar ontaarde kinderen van de beste ouders!!
Het Natuur- en Scheikundig Genootschap bragt
eene plegtige en hartelijke hulde aan de verdiensten
van den grooten man toe , doordien een der waar-
digste leerlingen van denzelven G. H. WACHTER»
thans Med. Dr. en Lijf-Chirurgijn van Ζ» Μ.
den,
(*) In de Letterbode 1811, I. Dl. bl. 104 staat abusiveUjk
Il November, en de dag der Operatie 27 October. —. Zie
letterbode 1810, II. Dl. bl. 337.
(f) Ik had toen den ouderdom van 14 jaren even bereikt;
mijne zuster thans gehuwd aan den Heer w. A. WitLEMS φ
Genees-, Heel- en Vroedmeester te Joure, den leeftijd van
10 jaren : mijn broeder, thans student in de Philos. en Med.
san het JthenatsAm alhier, den ouderdom van nog geen 6 jare».
-ocr page 58-
XLVi                     LEVENSBEMGT.
den Koning f enz,, eene Lijkrede op den overle-
denen hield , uit welke wij ten slotte nog het vol-
gende overnemen (*).
» Bij niemand konde men grootere dienstvaardig-
heid vinden dan bij hem. Op welk uur van den.
"dag , ja van den nacht , wij om zijne hulp kwa-
•nien, nimmer weigerde hij ons deze , niettegen-
staande zijne groote en veelvuldige bezigheden hein
jd.it wel eens moeijelijk maakten. Nimmer konden
wij te veel van hem vergen. Altijd was hij even
vriendelijk, altijd even gereed, om aan onze ver-
zoeken te voldoen. Zijne vlugheid van geest was
onbegrijpelijk *, welke wij dikwijls hebben moeten,
bewonderen , en deze maakte > dat zijne vele werk-
zaamheden hem weinig hinderden. Hij was mild-
dadig jegens zijnen behoeiugen. medemensen.'' —
» Hoe leerzaam , hoe aangenaam was het niet in
zijn gezelschap te zijn. Hij onderhield ons meestal
over zulke onderwerpen , welke hij voor ons nut-
tig rekende, In dit alles leerden wij onzen mulder
niet alleen als den besten Leermeester , maar ook
als een' opregt vriend kennen. Nimmer krijgen
wij zulk een Leermeester, nimmer vinden wij eenen
BULDER weder. Met hoe veel bescheidenheid, met
:hoe veel vriendelijkheid verbeterde hij onze mis-
slagen ? Op eene bedaarde, doch tevens grondige
•wijze Y?ïst hij aan diegeen, welke een gedrag
liadden, niet met zijne beginselen overeenkomende,
het kwade hiervan voor oogen te houden: en hield
zich
f*) Zie de omstandigheden van deze plegtigheid, aan de-
welke hartelijke deelneeming zoo veel luister bijzette, in de
■Ééti'èr'Bodfi i'Sió, It. ÉtT. bl. 388 volg.
-ocr page 59-
LEVENSBERIGT.
XLVII
aich evenwel nooit op met die beuzelaclitigheden .
welke niet zelden den grooten man onwaardig zijn.''
Behalve eenige studenten vervaardigde Mr. M. VAN
HEYNiNGEN bosch doelmatige dichtregelen op den
overledene, welke laatste in 's mans Nagelaten.
Gedichten
(*) voorkomen.
Het stoffelijk overschot van den overledenen , is
v°lgéns zijne uitdrukkelijke begeerte van Groningen
naar Franeler overgevoerd en aldaar in alle stilte
«ijgezet in het graf in de Groote Kerk, waar zijne
dierbare Gade en zes vroeger overledene kinderen
rustten.
{*) Tt, Graningen bij R, J. SCHIEHBEEK , 8°. l8ï4, uitgegeven.
HIS-
-ocr page 60-
HÏSTORÏA MOKBI,
QUO DEFONCTUS EST
rif Cl. JOH. MULDER (%
» ovisse morbum, quo Cl. joh. mulder defunc-
tus est, inler alia ad conservandam viri merilissimi
memoriam omma etiam perlinere pulantes ejus
Histoiiam , quorum, curae se commiserat aeger hlc
conscriptam exhibemus.',
» Fuit vir Clar. corpore tener, gfacilis , in su-
dores proclivis et quamvis narium haemorrhagiis et
lumborum doloribus subinde obnoxius esset , ia
universum tarnen felici sariitate frui solitUs."
»Ast medio mense Septembris elapsi (1810)
gravi coryza " afficiebatur, quam tarnen non tanti
fecit, quin labores Academieos, nominalim cada-
verum sectiones et demonslrationes Anatomieas 3
promovere alacriter et strenue prosequeretur."
»Interim suppuraiio in antro Highmori oborla
est , de qua aeger ex sede doloris fixo et evacua-
tione maieriae purulentae foeiidaeque per narem
dex-
(*) Deze ziektegeschiedenis meenden -wq onvertaald zoodanig.
te moeten mededeelen , als dezelve ons in der tijd ter hand
gesteld is. De kiescliheid vorderde dit raede.
-ocr page 61-
dextram, circa medium Octobris se persuasura,
verum sirnul et non parum solüeitum habere coe-
P1(· Increscente malo accedebat xxxi Oct. die
iebris, qijae per noctem protracta, postero quidem
«ie copiosp sndore sol.vebatur j. verum-biduo post
II Nov. ad vesperam. denuo, nee leviori paroxysmo
redibat.3'
«In boe reritm statu aeger die iii Nov., scilicet
die saturni, datis primum lectionibus et demonstra-
tionibus solitis, post meridiem ad operationem hoc
in casu . jndieatam , nempe , ut extracto tertio
dente molari, et per alyeolam. acu tricuspide im-
misso perforetur maxilla, et puri incluso exitus
praebeatur , instituendam procedebat. Amicus ipsi
Chirurgus v. henbiuksz hanc operationem feliciter
peregit et magna copia materiae purulentae evacu-
ata aeger bene sese habere profitebatur.',
» iv Nov. Febris ad. tertianae modiim reversa
et per copiosum sudorem iterum terminata fuit»'fr.,
: ».Debilitatus inde aeger nihilominus sequenti
mane (v Nov.) non dubitavit scholam anatomicam
pro more adire, ut saltem dissecantibus Discipulis
praeësset: ast brevi excidit ausis! Nam gravi febris
insultu etiam boe > quem liberum putabat, die
correptus doinum transportari debuit. lam acce—
debant cum animi dej.ectïone, faucium siccitas,
sapor depravatus, lingua crusta mucosa obsessa ,
oculormn flavedo , praecordiorum anxietas, cum
alvi constipatione : quare potionem ex fruet. Ta-
marindomm
cum. sale Polychr., JSxtr. gram. ei
-ocr page 62-
spir. η, dulc. paratam assumsit. Cum vero sub
hujus usu anxietates et spasmi augebantur amicum
sibi Medicüm, m. i. BUSCH in auxilium vocavit,
,qui propter morbi indolem pituitosam et intesti-
norum spasmodicas affectiones Pilulam Rufi ad
promovendas sedes omni trihorio sumendam suasit.
Interim per aditum in Antri Highmori perforatione
factum bis de die administrabatur injectio ex
Β . Mell. rosar. unc. i.
Tinct. Myrrb. dr. i.
Aq. coct. unc. viii,j
m. d. u.
eb effectu ut dolor jam prorsus abesset et jus cum
materia injecta eYacuatum, meliorem notam praè
se ferret.'
» vi Nov. Primo sine molestia insignem quanti~
tatem muci , albumini ovi simllis, per anum de-
miserat ? dein sedes naturales magno cum levamine :
quamvis salis tranquille temen continuo febricita-
bat : naribus coryza adbue obturatis per os aperium
respirans inde fauciuna siccitas repetebat , uti et
saporem amarum et ingratum a materia injecta ex
antro Higlimori per nares in fauces per situm cor-
poris supinum destillante : lingua parum obsessa
et bumida erat."
» vir Nov. Insecutae fuerunt heri adhuc quatuoi
sedes , ad vesperam febre exacerbata , somno caruit,
sudavït multum j queritux de cephalalgia et artuum
om-
-ocr page 63-
omnium sen.su molesto , urina albida , türbida ,
quae cum. caeteris praegressis idaeam de morbi
indole catarrhali sjeu pituitoso confirmant. Prae-
scnpta fuit mixtura leniter diuretica et digestiva, εκ
R/. Liq. Petrosel. unc. vï.
Extr. tarax. dr. ii.
Sal. Polychr.
Magu. alb. aa dr. i.
Syr. rad. ap. unc. Ί.
'm. d."
» VIII Nor. Morbtis in eodem statu, sed queri-
tur aeger de somno phantasmatibus et somniis
lurbato. Ideo , praeter mixturam repetendam ,
praescribitur pul vis , ex sale sedat. Homberg, et
saccharo
aa dr. i. in vi divideadus et ornni triborio
assumendus."
»ix Nov. Satis placido somno refocillatum", jam
per nares a catarrho liberos spiriium ducere"", si-
mul et oris siccitatem et saporem ingratum dispa-
ruisse gaudentem et tranquille decumbentem of«
fendimus aegrum : linguam porro param et humi^
dam , urinam sedimentum deponentem , cutem
modice madidam, nee adeo febricitantem , sedes
naturales invenimus. Atque abhinc , nono scilicet
morbi die , ad xiv usque morbus non modo non
invalescere , verum etïam felicem exiuim spondere
visus est : cepbalalgia, phantasmata , anxietates ,
et artuum sensus molestus disparuere : appetebat
* * * * 2
                               et
-ocr page 64-
et facile ferebat eupepta alitnenta , eiiam subinde
baustulum vini aqua dilutum. Utebaiur jam ad
vires sustentandas , quae febricitatione et aliqua al-
ternis diebus exacerbatione cuai sudöre continuo
debilitari querebatur, Decoct. Cort. Peruv. cum
sjyr. cort yjarant. , quod χ Nov. praescriptum in
xv usque continuavit. Ulcus praeterea in antro
Higbmori de die in diem ad sanationem appropin-
quebatur , ita ui facta injectione fere nibil evacu-
aretur et ab hac parte omnis incommodi immunis
esset aeger."
» xiv Nov. Finito morbi die xiv° minus bene
ex voto valebat j cepbalalgia , insomnia , solücitu-
dines , febris magia exacerbata aegrum sollieita-
bant."
» XV Nov. Ita et. bodie; immo solliciium et
mente agitatum , perque totam nociem de rebus
disponendis occupatum fuisse, percepi: alque bis
quamoües peractis ad vesperara. vebemens insecuta
est febris cum palsu tenso, duro , irregulari , san-
guinis ad superiora ■congestione, lacrymatione in*
voluntaria , praecordiorum anxietate , caeterisque.'*
» xvii Nov. Mane valde debilitatum. offendi, satis
tarnen tranquiilum: lingua pura, bumida, cuti
Eiolli et madida, sed pulsu celeri et parvo. Α
rneridio sanguis denuo et abundanter defluere coe-
pit, forma liquida, relaxato ani sphinctere. Sump-
sit heri et bodie Emulsa et acidwn vitroili, sed
incassum."
»J3ie xviii Nov. mane facies coilapsa , sudores
in*
-ocr page 65-
frigidi, pulsus vix perceptibilis, abdomen tensum,
conuauus meri sanguinis efnuxus, urina cruda ,,
utut men te constare videbatur aeger , mortum ap-
Ppmquare indicebant. Ad boram vespertinaol·
septimara quasi syncope, iterumque biborio post,
correptus, viiibus omnibus solvebatur et post se-
mihorain tamquam placido somo animam reddidit."
» Die xx Novembris sectio cadaveris instituebatiir.
■Praeter eiasticum tumorem abdominis externe nibil
praeternaturale conspici poterat. Abdornine aperto,
mtestina valde aëre elastico extensa in conspectum
veniebant et praesertinx colon. — Remotis intes-
tinis in dextro hypocbondrio sub liepate circiter
unc. ii liquidt sanguinolenti reperiebantur. Vesi-
cula fellis valde distenta et lenui bile repleta eo
loco, ubi ductus communis in duodenum inseri-
tur , corpusculum durum tanquam glandula indu-
rata invemebatur, cujus ptessione exitus bilis im—
peditus fuisse videtur; porro in lumborum regioni-
bus aliquid liquidi limpidi aderat. Caeterum ex.
terna intestinorum superiicies sese in statu naturali
offerebat, nisi quod in interna ilii superficie tuber-
cula excrescentia , nivescenlia , dura, bic illic sparsa
apparebant: qua parte ilii in longitudinem dissecta,
illae excrescentiae tamquam molliores verrucae sese
ostendebaut: non vero magni momenti nobis visae
sunt. Tandem nulla sanguinolenta materia in in-
teslinis reperiebatur , nisi in externa Coli parte,
ubi flexuram sigmoïdeam format: ab hocce loco
per tolum rectum ad anum usque superiicies in-
ter-
-ocr page 66-
terna aequaliter sanguine muco commixto obtecta
erat; nullibi tarnen aliquod vestigium vasorum
rupturae vel alicujus degenerationis monstrans,
adeo ut omnis illa sanguinis evacuatio per anasto-
mosin pathologicam contigisse et ex abnonni nalurae
molimine derivanda videatur.
OVER-:
-ocr page 67-
OVERZIGT,
VAN
DE VOORNAAMSTE GEVALLEN,
WELKE IN HET
HEEL- EN VROEDKÜNDIG AKADEMISGH
ZIEKENHUIS
te Groningen zijn -waargenomen.
-ocr page 68-
OVERZIGT,
V AS
DE VOORNAAMSTE GEVALLEN,
WELKE IN HET
HEEL- EN VROEDKUNDIG AKADEMISCH
ZIEKENHUIS
TE
GRONINGEN,
VAN DEN JARE 1809 TOT AAN HET EINDE VAN HET
AKADEMISCH JAAR IN l8lO ZIJN WAARGENOMEN.
Jtletgeen de beroemde hufeland , over de Ge-
nees- en Heelkundige Ziekeninrigting te Jena spre-
kende , omtrent DuitscMand aanmerkt, kan ook
meer en ■ meer op ons land worden toegepast,
» het is onloochenbaar, dat in later tijden zeer
» vermenigvuldigde en verbeterde Hospitaal- en
» Klinische slichtingen ongemeen veel bijgedragen
Ë hebben ter volmaking van onze kunst, en men
» heeft reden zich te verblijden, dat er nu schier
» geene Universiteit of Akademie (in DuitscMand)
» meer is (*), waarbij niet door eene of andere
» ni-
(*) Ook bij ons te lande is dit thans het geval. Met dank-
baarheid herdenk ik aan die inrigting te Leiden , waar het
Á
-ocr page 69-
» inrigting van dien aard voor dit gewigtig deel
» van het oefenend onderwijs gezorgd is." (*) Bij-
zonder geldt ondertusschen omtrent deze Groninger
Akademie het zeggen van dien zelfden beroemden
Geleerde, v> dat de uitoefenende Geneeskunde
» sedert de oprigting van het Akademisch Zieken-
» huis , onder het toevoorzigt van den beroemden
» THUESSINK, meer en meer gewonnen heeft, en
» dat dit door het aanzienlijk getal bekwame Ge—
» neesheeren, welke hier gevormd zijn , vooral be-
wezen wordt." (f)
Het is al verder zoo, als hüfelAnd in het eerst
genoemde stuk met verscheidene redenen betoogt ,
dat klinische stichtingen, waarbij de zieken in
hunne eigene woning door de studerende jeugd
onder geleide en opzigt van den Hoogleeraar be-
handeld worden, boven Hospitaalstichtingen, waar-
bij de lijders in één huis bij elkander geplaatst,
on-
geluk mij te beurt viel om OOSTERDIJK, DU PUI, IJPEIJ en
K.RAUS de lijders te zien behandelen. Dit Nosocomium ie
sedert weinige jaren veel uitgebreid geworden.
C.
(*) Zie: Berigten van de Genees- en Heelkundige Zielen-
stichtingen te
Jena, benevens eene vergelijking van de Kli.
nische en Hospitaah lichtingen over hei'algemeen
, uit het
Hoogduitsch vertaald, te vinden achter
HEILBRoh's Adres en
vertoog ter verbetering van de Genees- en Heelkunde in ons
Gemeenebest aan de Nat. Verg, overgegeven. [In
ife»Haag 1797.)
Bijlage c. pag. io5.
(f) Zie: Bibliothek der pract. Heilkunde, herausgeg. von
UFELATiD und HiMLY. {Berlijn 1810 ) Zweiter Stücl. S. 4t.
-ocr page 70-
— 5 —
onder een meer onmiddellijk opzigt gesteld zijn ,
e voorkeur verdienen: doch er zijn ook aan den
anderen kant voldoende redenen, waarom men
het Akademisch onderwijs niet wel anders
au Hospitaalstichtingen kan aanwenden, al was
bet) om niet meer te noemen, alleen om deze
reden, dat men in een aanmerkelijk veel korter
hjdshestek vele en verschillende ziekten en gebre-
*en kan waarnemen. Terwijl daarentegen klini-
Scue stichtingen de studerende jeugd, zoo zij op
2ich zelven wezenlijk nuttig zullen zijn en de
öoodige verscheidenheden zullen opleveren, te veel
van dien tijd rooven, welke zij tot het bestuderen
Van de Akademische Lessen ten hoogste noodig
hebben. Door het laatste gezegde ondertusschen
erkent ook Hufeland zelf, dat ook door Hospi-
taalstichtingen bekwame Geneesheeren gevormd kun-
nen worden, en dat derhalve deze ook hunne
wezenlijke verdiensten hebben.
Hoezeer hu de inrigting van het Nosocomium
chnicuni
een aanzienlijk deel heeft in het bevor-
deren van den bloei dezer Hoogeschool, zoo ont-
brak toch aan dezelve iets, hetwelk voor den
toekomstigen Geneesheer allernuttigst, en voor
aanstaande uitoefenaars der Geneeskunde onont-
beerlijk is, te weten de behandeling van uitwen-
dige gebreken en van barende vrouwen, alsmede
Van kraamvrouwen en ziekten van jonge kinderen.
Uok dit ontbrekende is echter door een aller-
gunstigst besluit van den vorigen Koning (lodewijk)
afgesteld, en sedert het begin van Uet jaar 1809
Ä 2                                  aan
-ocr page 71-
aan het inwendig ziekenhuis toegevoegdj terwijl
volgens een nader besluit, nu onlangs genomen,
het een en ander verder uitgebreid , afzonderlijk
ingerigt en zoo veranderd zal worden, als het
mijnen hooggeachten Ambtgenoot, den Hoogleer-
aar THUEssiNK nevens mij voor den bloei der
Hoogeschool, voor het nut der studerende jeugd
en voor het welzijn van het lijdend menschdom
het meest geschikt voorkwam. Hetwelk wij billijk
hopen, dat in het begin van het volgend Akade-
misch jaar tot stand gebragt zal worden.
Ofschoon nu het Akademisch Ziekenhuis over
het geheel, en het Heel- en Verloskundig gedeelte
bijzonder voor verdere verbetering vatbaar isj
zoo zijn wij toch reeds in de gelegenheid geweest
om een aanzienlijk gelal Heelkundige gebreken
waar te nemen , vele belangrijke kunstbewerkin-
gen, te verrigten en onderscheidene Vroedkundige
gevallen en verlossingen bij te wonen. Een over-
zigt van dit een en ander tot op dezen tijd, heb
ik gedacht voor UI. niet onnut, ten minste niet
onaangenaam te zullen zijn. Doch dit overzig1
zal niet dan zeer kort kunnen zijn, daar dit Aka-
demische jaar ten einde loopt en de nog overige
tijd geene uitbreidingen van eenig aanbelang ge'
doogt. Het zal dus weinig meer dan eene optel'
ling van gebreken en verlossingen zijn , welke o»s
zij á voorgekomen, met eene opgave van datgene»
hetwelk lot genezing aangewend of tot bevordering
en besturing der geboorte in het werk gesteld is.
w O li'.
-ocr page 72-
WONDEN,
Ofschoon wij geene eenvoudige , hetzij ongeluk-
kig ) hetzij met boosaardig opzet toegebragte ge-
bedene wonden , welke door de eerste intentie r
zoo als men het noemt, dat is, alleen door aan-
hechting van de min of meer van elkander gewekene
randen genezen konden worden , gezien hebben ,
heeft, het ons echter aan geene gelegenheid ont-
broken , bij velerhande kunstbewerkingen deze
allereenvoudigste genezing der wonden waar te ne-
inen · Dikwijls hebben wij door de drooge hechting ,
dat is , door kleefpleisters, niet zelden ook door
bloedige hechtingen, en wel inzonderheid door de
afgebrohene} gepende en omgewondene hechtingen
de genezing langs dezen weg bevorderd; en bij
het aanwenden van alle deze kunnen opmerken ,
dat de genezing daardoor aanmerkelijk bespoedigd
wordt ; dat derhalve die gene, welke de hech-
tingen genoegzaam geheel voor onnut houden ,
verre van bet spoor afdwalen en veeleer de natuur
tegenwerken, dan hare dienaars verdienen ge-
noemd te worden, zoo als toch anders de Heel"
meester, gelijk de Geneesheer , steeds behoort te
zijn.
Dat de plaatsing des deels niet minder dikwijls,
als eene gepaste aaneenheckting der randen , tot de
genezing der wonden kan toebrengen , hebben wij
gezien in een' man, bij wien door eene gehouwene
Wonde de uitstrekkende pezen der vingers door-
kliefd waren. Door de hand in eene achterover
-ocr page 73-
gebogene rigting te plaatsen, hebben wij deze
wonden gelukkig genezen, ofschoon dezelve eerst
door zeker' Heelmeester niet naar de regels der
kunst behandeld was , maar uitgestrekt, ja zelfs
eenigermate gebogen verbonden , waardoor de door-
gesnedene pezen van elkander verwijderd werden
en de wonde openstond. >
In dien zelfden lijder hebben wij insgelijks kun-
nen waarnemen , hoeveel een gepast verband , tot
stuiting van den bloedvliet en tot genezing van eene
toegebragte wonde kan medewerken. Een der
slaap-slagaders namelijk was gekwetst, welke door
een los verband gedekt was, toen wij den lijder
in het ziekenhuis innamen, en daardoor gedurige
bloedstorting opleverde. Een knoopverband, zoo
als ik in de Heelkundige lessen , tot sluiting hier-
van gewoon ben aan te prijzen, voldeed ook hier
uitnemend aan het oogmerk. (^) De bloeding had
geene plaats meer en de wonde genas spoedig.
Hoe men door binding van een gekwetst bloed-
vat de bloeding stuit, hebben wij wederom bij
vele kunstbewerkingen gezien, waarbij veelal het
doorgesneden vat met het tenaculum van bromfield
opgenomen, en met gewaste draden afgebonden
is, doch soms door naald en draad onderschept.
Men heeft kunnen opmerken , dat het eerste boven
het laatste, zoo het geschieden kan , de voor-
keur verdient , 'daar men dusdoende het bloed-
vat
(*) Zie beneden §, i.
ö.
-ocr page 74-
7
vat geheel van andere deelen afgezonderd kan
afbinden, en de zenuwtakken, welke soms ge-
vaarlijke toevallen veroorzaken , vermijden, als-
mede vleeschbundels in den omtrek gelegen ,
welke mede in den band begrepen , weleens aan-
leiding geven , dat deze bij het ontstaan van verette-
ring afglippen voor dat het bloedvat gesloten is ,
waardoor de bloedstorting zich op nieuws open-
baart, daar zich nu het einde van het geopend
bloedvat meer binnenwaarts dan eerst bevond. —
Het gebruik van het Tourniquet tot het bedwingen
van bloedvlieten is dikwijls bij kunslbewerkingen ,
vooral bij afzettingen, gebleken.
Een' enkelen keer heeft men kunnen zien, hoe-
veel een wel aangelegd vereenigend verband tot
genezing van eenvoudig gesnedene wonden toe-
brengt.
Dikwijls hebben wij ook bij Kunstbewerkingen
kunnen opmerken, hoe de Natuur door de tweede
intentie
, dat is door verettering , wonden geneest;
hoe uit den grond alsdan van tijd tot lijd vleesch-
graantjes opgroeijen en hoe vervolgens het liktee-
ken regelmatig gevormd Wordt.
Van gescheurde wonden , waarin pezen en ze-
nuwen en banden begrepen waren, hebben wij
onlangs in een jongentje een voorbeeld gezien, die
door den slinger van eene pomp Van sommige der
eerste leden van de vingers geheel, van andere
gedeeltelijk beroofd was en nu bijna genezen is.
De ontsteking was naar evenredigheid der beleedi-
ging niet hevig, de verettering traagj doch na
Á 4                               het
-ocr page 75-
het aanleggen van weekmakende pappen meer
geregeld en toereikende om de genezing te be-
vorderen»
Wonden van bijzondere deelen des ligchaams,
welke bierdoor eene bijzondere behandeling vor-
derden of eigene toevallen veroorzaakten , hebben
wij niet in ons Ziekenhuis gezien5 doch in ons
Militair Hospitaal gelegenheid gehad , de toevallen
van de drukking van het hersengestel, door het
uilgevaat bloed en uitgebreide verbreking der
JBehheneelsbeenderen
waar te nemen. Bij het eene
voorwerp ontstonden de teekenen van drukking lang-
zaam, daar het bloed niet op eens, maar van
tijd tot tijd werd uitgestort. — Bij de andere was
de ontlasting oogenhlikkelijk en zoo algemeen,
dat bijna geen deel der hersenen zonder eenige
drukking was, en na de Panloring (Tepanatio)
door den zeer ervaren von EMDE in het werk
gesteld , zoowel als onder deze bewerking het bloed
in eene aanzienlijke hoeveelheid uitvloeide, 's Daags
na de kunstbewerking stierf deze; de andere
welke geene aanwijzing voor de Panboring ople-
verde , leefde langer. Bij dien, welke de opera-
tie onderging , strekte zich de beenbreuk niet veel
verder uit dan tot den omtrek, alwaar de bewerking
geschied is ; bij de andere was vóór den dood
geene breuk ontdekt, doch alle reden van vermoe-
ding , dat er eene tegenscheur in den grond des
bekkeneels zoude aanwezig zijn. Bij het openen
van het lijk bleek , dat de grond van het Bekke-
. neel geheel dwars doorgescheurd was, zoodat het
on-
-ocr page 76-
onderste gedeelte van het hoofd, van alle zachte
deelen ontbloot zijnde, geheel door die scheur in
twee afzonderlijke stukken verdeeld zich voordeed.
Dat Hoofdwonden, welke zich niet dieper dan
de algemeene bekleedselen uitstrekken, ook door
een scherpsnijdend werktuig aangebragt, soms eene
bleekroode roosaardige , niet zeer pijnlijke en ligt
indrukbare zwelling van den ganschen omtrek van
bekkeneel en aangezigt , gepaard met hoofdpijn en
eene geringe koortsachtige ongesteldheid te weeg
brengen, zoo als VAN gesscher (§ 86 van zijne
Beginselen der algemeene oef. Heelk.) onder
anderen, opmerkt , hebben wij gezien in een
jong man, van welke wij een vrij uitgebreid
beursgezwel, uit het bovenste ooglid van den buiten
ooghoek hadden weggenomen. Andere soortgelijke
bewerkingen en aan het bovenste ooglid en aan het
voorhoofd , zijn door geenerhande toevallen gevolgd ,
maar door de eerste intentie genezen. (*). .
Onder de gevaarlijkste toevallen, waarmede won-
den , vooral die der zenuwen, soms gepaard gaan,
behooreö, de regtstijvigheid, voor- en achter-over-
hromming
en de mond hlem als de gevaarlijkste
beschouwd te worden. De beginselen hiervan hebben
wij tweemaal, eens na eene afzetting van het been
boven de knie en eens na de uitroeijing van het
kniegewricht Waargenomen. Bij beide heeft de
handelwijze van den Geleerden stutz bij uitne-
mend-
(*) Zie beneden: S. 2.
C.
Λ 5
-ocr page 77-
— 10 —
mendheid aan het oogmerk voldaan, welke bestaat
in het beurtelings toedienen van Opium en sal
tartan.
(*) Dikwijls is het noodig met het ge-
bruik van de gezegde inwendige middelen dat van
een met eenig bijtmiddel eenigermate bedeeld bad
te paren. Doch het aanwenden hiervan vyas bij
onze lijderessen niet mogelijk. (+).
ZWEREN.
Eenvoudige zweren, als gevolg van door de
eerste intentie niet genezene wonden hebben wij
bij velerhande kunstbewerkingen en bij zamenge-
stelde beenbreuken, kunnen waarnemen. Wij
hebben dikwijls kunnen opmerken , hoe zich wel-
gestelde etter
door witheid, gematigde dikte
en raikeloosheid, of, zoo men wil 5 zachten dier-
lijken geur, van slechte, mïskleurige, stinkende en
door
(*) Zie Onder anderen: MLTRSIHNA, Journ. für die Chir. etc.
II. Bd.
1 st. hartehkiel , med. chir. Zeitung, 1800. K". 6
en 10 en de vertaling daarvan in de Verhandelingen en
Waarnemingen ter bevord. van Genees-, Heel- en Verlos-
lunde. Leiden,
1801. I- Dl. p, 26, 53, enz.
(·{-) Men leze ook hierover de gezegde Verhandelingen en iodee,
Journ, für Chirurgie, Gehurtsch. u. Gerichtlichen Arzneikunde.
IV. Bd.
2 st- Waarmede men en over de tetanus in het al-
gemeen , en over ons geval in het bijzonder zal kunnen ver-
gelijken : wachter , de articulis exstirpendis imprimis de
genu exstirpato in Nosocomio Chirurgico Jicad. Gromngi
pag.
et I21· 3e11' (Groning. j8io, 8°.)
-ocr page 78-
— li —
doorgaans dunne stof onderscheidt, en hoe de eerste
een balsem als het ware oplevert, waardoor de zweer
genezen wordt, de laatste daarentegen nadeel doet,
de uitgebreidheid der verzweringen vergroot, de
krachten der lijders uitput.
Vele bijzondere soorten van verzweringen hebben
■wij niet gezien. Uit de zamerigestelde zweren
hebben wij alleen de pohhige en venerische gezien ,
waarvan een den geheelen penis van een reeds
eenigzins bejaard man bijna geheel innemende de
opmerkelijkste was, bij welke men den uitmun-
tenden dienst , dien men van uit- en inwendig ge-
bruikte kwikbereidingen te wachten heeft, konde
waarnemen. Voor de, volkomene genezing is deze
lijder naar elders vervoerd en daar genezen.
Dat verzweringen dikwijls bedriegelijk zijn , en dat
men bij de behandeling van twijfelachtige gevallen
steeds op venussmet bedacht moet zijn , is alge-
meen bekend. De noodzakelijkheid hiervan hebben
■wij ook kunnen opmerken in een jong man ,
die eene uitgebreide verzwering aan de onder-
lip vertoonde, door een jong Geneesheer als een
scheurbuikige zweer behandeld , doch onder deze
behandeling aanmerkelijk verergerd. Het vermoeden
van eene venerische ongesteldheid, uit het spek-
achtig, effen, glanzig aanzien van de zweer, en
pijnlijkheid door het hoofd en ledematen , vooral
in den nacht zich verheffende , ontstaan , deed ons
terstond kwikmiddelen aanwenden, en hierdoor werd
de genezing spoedig bevorderd.
Eene huidzweer der enklaauwen is door het ge-j
bruik
-ocr page 79-
-— 12 —■
hruik van de Carbo vegetabilis spoedig genezen ,
welke meermalen bij onzuivere zweren eenen uitne-
mende dienst deed. Ofschoon het doorgaans het
beste zij deze kool in een gesloten vat te bewaren,
zoo heb ik echter buiten het Nosocomium gezien,
dat ook niet zoo naauwkeurig bewaarde kool een
zeer goeden dienst gedaan heeft. (*).
GEZWELLEN.
Uit de haastige gezwellen hebben wij voor-
beelden van al de hoofdsoorten gezien. Ontste-
hing
, Roos, Ettergezwellen en Verstervingen,
Ontsteking van een been en vrouwen borsten
zijn door stovingen en pappen opgelost; bij andere
vrouwen is de ontsteking der borsten tot verette-
ring
overgegaan, bij eene het gezwel met een
apostomatie lancet geopend, bij eene andere door
de Natuur zelve. De eerste is spoediger genezen,
dan de laatste; en in het algemeen worden die
ettergezwellen , welke zoodra men de vochtgolving
en het aanwezen van etterstof duidelijk ontdekken
kan, geopend worden , spoediger hersteld, dan
andere, bij welke de doorbraak vertraagd zijnde >
dikwijls aanmerkelijke verzakkingen plaats grijpen,
uitgebreide holligheden gevormd worden , beenbe-
*
                                                                      derf
*) Zie beneden: §. 3,
C,
-ocr page 80-
---- 10 ----
derf veroorzaakt en dikwijls algemeene verzwak-
king en ongesteldheid te wege gebragt wordt,
onder welke de lijder eindelijk geheel bezwijkt.
Dit laatste had bij twee van onze lijders plaats,
welke uithoofde van zeer uitgebreide etlergezwel-
len in het achterst onderste gedeelte van den trunk,
onze hulp verzochten, uit welke beide na het
openen van het gezwel eene groote hoeveelheid
etter van eene slechte hoedanigheid ontlast werd.
Bij beide was eene zeer groote holligheid , zich
onder de bilspieren en andere omliggende deelen
van het bekken uitspreidende ; bij beide strekte
zich dezelve tot de lendenen, misschien binnen-
waarts, uit; bij beide waren beginselen van been-
bederf. Bij een van hen, eene vrouw nu onlangs
overleden, had eene toevallige roos plaats, welke
meermalen veroorzaakt wordt, gelijk ook van ges-
SCHEB. §. 3i5 opmerkt, door opsluiting van etter
in eene naburige verzwering , in dit geval scheen
echter kwaadsappigheid tevens tot dezelve aanlei-
ding gegeven te hebben.
Versterving hebben wij bij eene zeer zware za-
mengestelde beenbreuk zien ontstaan, waarbij mis-
schien de afzetting te lang was uitgesteld. Zeer
zelden ziet men zulk eene algemeene neiging tot
versterving, als hier. Een paar dagen na de
afzetting , welke wij als het eenigst, ofschoon nu
zeer twijfelachtig middel, in het werk gesteld
hebben, vertoonde zich dezelve door eene kwade
gesteldheid der uit het aangedane deel opgeslorpte
vochten en zwakheid ontstaan. Het niet afgezette
been
-ocr page 81-
— il -
been werd eerst en vervolgens beide de handen
door versterving aangetast, er was insgelijks eene
uitgebreide verstorvene plek aan de lendenen en
achterdeelen van het bekken. Het sterk gebruik
van de Gort. Peruv* en Rad. arnic. in en uitwendig
deed veel goeds, doch was geenszins toereikende
om het lovaad te overwinnen. De lijder sthrf.
Men had hierbij inzonderheid gelegenheid om den
zoo kennelijken reuk der versterving op te merken.(*).
Van de langdurige Gezwellen t hebben wij vele
voorbeelden gezien en genezen , te weten knoest-
en kankergezwellen
, beursgezwellen van verschil-
lenden aard , als papgezwellen, honiggezwellen ,
boongezwellen,
voorts een spekgezwel, en uit de
watergezwllen het zuchtgezwel en het waterhoofd,
uit de vleeschgezwellen het sponsgezwel der ge-
wrichten
, uit de zoggezwellen, het eigenlijk zog.
gezwel der borsten
en zogverplaatsing, en einde-
lijk vele soorten van onware breuken , als water·
en vleeschbreuken.
De kankerachtige gezwellen, welke wij gezien
hebben , bepaalden zich inzonderheid tot de lip ,
waarvan wij meer dan een weggenomen hebben,
de randen aan elkander gehecht door de omge-
wondene hechting en de wonde genezen. Bij één
echter van deze lijders, bij wien reeds het onge-
mak
(*) Men leze de schoone Alhandl. über den Brand, von
CAMILIO BORiOLl, in de Italien. BïbliotheJc. I, Bd. ι St. S, 106.
u. s. v. (1799).
C.
-ocr page 82-
— ι5 —
Klak eene aanmerkelijke uitgebreidheid verkregen
had, is ,ofschoon de genezing, eerst voorspoedig scheen
te zullen afloopen , het kwaad op nieuws weer ivit-
geborsten en zoodanig verspreid, dat het zich over
de geheele onderlip en kin en een gedeelte van de
keel verspreidt. Zoodat hier niets dan een ellen-
dige dood te wachten is. Om echter te zien, wat
nog door de Arsertihale pleisters van katzen-
BERGEN en VAN WIJ kan worden uitgevoerd ,
welke men volgens het eigen zeggen van den zeer
ervarenen van wij toch niet anders dan in wanho-
pige gevallen moet aanwenden, alwaar men het
mes op geenerhande wijze meer gebruiken kan,
heb ik den lijder gisteren in het Nosocomium in-
genomen en zal heden de gezegde pleisters aan-
leggen. (*) Ik had tevens gehoopt dit zelfde mid-
del aan eene vrouwenborst te kunnen beproeven ,
doch deze lijderes blijft steeds te ongesteld, om
herwaarts van hare woonplaats vervoerd te wor-
den en deze behandeling te ondergaan.
De
.(*) De pleister bestaat in:
jR. Cerae flavae.
Sevi ovilli. aa. dr, ii.
Olei olivar. dr. i.
Gj Aramon3 in aceto vini solut. dr. iü,
Theréb. ven. dr. a.
Liquat. et refriger. admisce.
Cinnabaris. dr. i.
Arsen. alb. crijst. dr. iü.
m. exacte ut f. 1. a. Empl.
Somtijds wordt de dosis arsenici nog vergroot. Zie voorts
beneden: §, 4·
C.
-ocr page 83-
— 16 —
De beursgezwellen meest op de oogleden en aan
liet voorhoofd hebben wij door uitsnijding en het
daarna aanleggen van eene drooge hechting,
doorgaans spoedig genezen ; bij een was door de
reeds vermelde roosaardige ontsteking eenige ver-
traging.
Twee zeer groote boongezwellen op het kniege-
wricht hebben wij onder het gebruik van een
linimentum volatile en van een welsluitend ver-
band nat gehouden met eene waterige ontbinding
van Sal amoniacum in den tusschentijd, volgens het
voorschrift van VAN gesscheh. (Hedend. alg. oef,
JHeelh.
I. Dl. §. 655.) aanmerkelijk zien verklei-
nen, doch niet geheel verdwijnen.
Het spekgezwel, hetwelk wij weggenomen heb-
ben , was vooral wegens de plaats , welke het in-
nam, bijzonder opmerkenswaardig. Het vulde
namelijk grootendeels de holte van het bekken,
belette de ontlasting van pis en afgang , en zoade,
in gevalle van zwangerheid , ook in het vervolg de
geboorte van een kind verhinderd hebben. Het
was naar buiten aan de eene zijde van den bilnaad
slechts door eene kleine verhevenheid zigtbaar,
doch door het onderslaan langs de scheede duide-
lijker te bemerken. Het werd met veel moeite,
evenwel geheel en zonder aanmerkelijke bloed-
storting weggenomen. Eerst scheen alles na de
bewerking gunstig, doch spoedig naderhand volgde
er hevige ontsteking, welke zich zekerlijk in de
omleggende ingewanden heeft uitgestrekt, en zoo
als uit het verder beloop was op te maken,
-ocr page 84-
— 17 .■-*■
tot versterving was overgegaan. Het onderzoek
van het lijk is door den man niet toegestaan.
Men kan dit opmerkelijk geval meer opzettelijk
Beschreven vinden door MESDAG. (¥) Bij den
beroemden tulp vindt men een geval, hetwelk
hiermede het naast overeenkomt en het eenigste
ook hetwelk mij Voor als nog bekendis; in welk
geval echter geene kunstbewerking gedaan is, zijn.
de de vrouw, nadat alle ontlastingen geheel ver-
stopt waren , ellendig gestorven.
Het zuchtgezwel, hetwelk bijzonder onder onze
behandeling gevallen is, had in den balzak plaats,'
welke daardoor eene aanzienlijke uitgebreidheid
verkregen had. Door inkervingen werd eene aan-
merkelijke hoeveelheid vochls ontlast, welke her-
haalde keeren in het Werk gesteld zijn. Zonder
het gebruik van inwendige middelen werd echter
het ongemak niet geheel weggenomen, maar na
het gebruik van de squilla gepaard met afgang-
verwekkende middelen verdween het geheel, zoo-
dat de lijder volkomen hersteld het Nosocomium
verliet.
Het waterhoofd, hetwelk wij eenigen tijd gele.
genheid gehad hebben te zien, doch waar tegen,
als volstrekt ongeneesbaar , geene middelen zijn aan-
gewend , was wegens de uitgebreidheid van het
ongemak , en verscheidene bijzonderheden na den
dood
(*) Zie zijne Diss, inaug, p."2i. waarover beneden § 5. nader
gehandeld wordt.
            (
C.
Â
-ocr page 85-
—· ι3 ·—»
«lood bij de ontleding waargenomen, zeer opmer-
kenswaardig· De lange middellijn van het hoofd
was Q duim , de schuinsche 10 d., de groóté dwar-
sche
8 d., de Meine dwarsche η d. , de omtrek
s8i d., toen hetzelve met de moeder , welke in
het Nosocomium verlost zoude worden , werd in-
genomen, Eenige weken naderhand, toen het
stierf, waren de afmetingen en in groote en in
evenredigheid tot elkander eenigerniate veranderd.
JDe lange middellijn was 9 d. de sch. io7„ d.,
de il. dw. 8 d. , de omtrek 29 d. De regte
middellijn
van hét hoofd, welke nu, nadat het
hoofd van de tronk was afgescheiden , insgelijks
gemeten konde worden , was g$ duim. De hoek
van camper E=J 125°, — Voor dat de afscheiding
des hootds van den. tronk geschiedde , ontlastte ik
het water uit hetzelve door middel van een
troiquars hetwelk 11XU pond woog. Het gewigt
van het geheele kind was 2272 pond : de
lengte van den kruin tot de voetzolen 28$ d. Na-
dat de algemeene bekleedselen van het hoofd waren
weggenomen, bevonden wij dat de beide deelen
van het voorhoofdbeen, welke in kinderen veelal
gescheiden zijn, grootendeels aan elkander verbon-
den waren , maar in het linker zijdelingsgedeelte ,
alwaar bij het leven eene zeer doorschijnende zwel-
ling uitstak, was eene opening in het been , 2
duimen breed, en 4 lang, welke waarschijnlijk
aan eene beenbreuk was toe te schrijven: dat onder
een dun vlies, waarmede die opening overdekt
was, een beenstuk, te naastenbij van diezelfde
af-
-ocr page 86-
•mm IQ. mm
afmeting omtrent een duim diep in de holligheid
van, het bekkeneel was ingedrukt. De groote fon-
tanel
was verbazend uitgebreid , de kleine genoeg-
zaam geheel met het achterhoofdsbeen door middel
van vele Wormiaansclie beenderen zamenhangen·
de. Bij de ontleding van het overige ligchaam,
hetwelk uitwendig, behalve dat de ruggegraat
zich gekromd vertoonde, welgesteld scheen te zijn ,
vertoonden zich verscheidene ribben onder een'
scherpen hoek, sommigen zelfs op meer dan ééne
plaats binnenwaarts als gebogen of ingedrukt. Bij
een nader onderzoek bleek dat al deze hoeken
hoogstwaarschijnlijk genezene beenbreuken waren,
waarvan ook in vele beenen van de ledematen ver-
volgens sporen gevonden werden: zamengenomen
22 zulke herstelde beenbreuken opleverende. Men
zal dit nader kunnen zien bij schmidt auf al-
STADT en, wat den hoek van CAMPER en andere
afmetingen aangaat, bij CRULL. (*).
Het sponsgezwel der gewrichten hebben wij
meermalen gezien. In den beginne kan men dit
ongemak somtijds genezen, doch dit gebeurt zeer
zelden. In één geval hebben wij door het sme-
ren met Linimentum volatile het gezwel aanmer-
kelijk zien verkleinen, evenwel in geenen deele ge-
heel verdwijnen. In een ander geval was het on-
ge-
...(*) Zie: Specimen inaug. de laesione cerebri, in suppura-
tionem aheunte, pag.
16. en Digs. de Cranio ejusque ad·
faciem ratione. pag,
8. nota d. — Zie voorts beneden §. 6.
C.
Β a
-ocr page 87-
fc_ 20 —
gemak reeds Ver gevorderd, het was opengebroken,'
ontlastte een scherp stinkend vocht, leverde eene
ontembare uitgroeijing van welig vleesch op, met
één woord , was zoo, als VAN GESSCHER (§ 45i.)
zegt, dat het eindelijk wordt, wanneer de lijder,
dan eens vroeger , dan eens later ? aan een alge-
meen verval van krachten sterft. De afzetting is
in dezen het eenigst zekere middel om den lijder
te behouden, zoo dezelve tijdig in het werk ge-
steld wordt. In dit laatstgenoemde geval waren de
krachten reeds aanmerkelijk verminderd en het
gansche gestel te zeer aangedaan dan dat men van
eene goede uitkomst eenigermate zich kon verze-
keren. Het meisje stierf ook eenige dagen na de
kunstbewerking.
Het Zoggezwel der Borsten hebben wij bij
twee kraamvrouwen waargenomen, bij de eene
door het onvoorzigtig ontblooten van den boezem,
bij de andere door het niet behoorlijk uitzuigen
der borsten veroorzaakt. Het eerstgenoemde is
opgelost 3 het laatste tot verzwering overgegaan. (*)
Zogverplaatsingèn in geringen graad hebben wij
bij verscheidene kraamvrouwen gezien en volgens
de voorschriften veelal van den beroemden van
der HAAR genezen. Doch het meest opmerkelijk
voorbeeld van zogverplaatsing hebben wij waarge-
nomen in die vrouw , welke de uitroeijing van het
kniegewricht ondergaan hebbende, eenige weken
daarna van tweelingen verlost werd. (Men zie
wachter , L. I. p. 52 en i38.) » Door
»lan-
(+) Zie beneden § 7,                                              C,
-ocr page 88-
21
» lange en veelvuldige opmerking," zegt de te-
roemde van der HAAR (*), » waarop men zoo ik
» meen veilig kan vertrouwen , heb ik dikwijls , ja
)) honderde malen, bij slepende ziekten, gezien,
» dat het voornacht, nanacht, voor- en na den
» middag water, niet ieekende, dik noch troebel
» werd; maar wel dat water, hetwelk 's avonds,
» tussehen 5 en 8 uren gemaakt werd." — » Het
» verbaast mij (gaat hij voort), dat ©nze Artsen
» daarop zoo zeldzaam achtslaaa. Ik kan, met
» teel vrijmoedigheid zeggen , dat ik menigmaal ,
» juist uit dit water , dea waren aard der ziekte
» heb keren kennen , en verborgene , diepe, in-
» wendige verzweringen heb ontdekt.'' — Dit zelfde
verzekert vervolgens de scherpzinnige VAN DER
haar insgelijks waargenomen te hebben bij zog-
verplaatsingen. En deze waarneming hebben wij
bij onze kraamvrouwen ook bevestigd gezien.
Van de onware Breuken hebben wij verschei-
dene voorbeelden gezien. Sommige waterbreuken
hebben wij palliatief genezen en dus van tijd tot
tijd het water door de troiquarts ontlast ; anderen
radicaal genezen. Tot radicale herstelling hebben wij
tweederlei wegen ingeslagen , te weten de inspuiting
van eenig vocht, na de gedane aftapping, en de
insnijding. Wij hebben gezien, dat langs beide
wegen het oogmerk bereikt is geworden, dat
beide volkomen genezen zijn j doch tevens dat
deze
(*) In de 125 Tfaarn, achter zijne Proeven over de fleree-
nm en Zenuwen> Amst, 1788. — Zie beneden; § 12. C,
 3
-ocr page 89-
— 22
deze genezing door de insnijding veel regelmatiger,
•veel zekerder geschiedde, dan door de inspuiting,
welke eene geweldige ontsteking veroorzaakte.
Drie vleeschbreu&en, bij eene van welke ëen
bijbal ontaard was, bij de, twee andere de bal
zelf tevens en vooral aangedaan, zoodat een van
deze meer dan 2 pond woog , zijn gelukkig door
het wegnemen van het ontaarde deel hersteld. Bij
die , welke het laatst de bewerking ondergaan
heeft, is, wel is waar, de wonde nog niet volkomen
genezen , evenwel zoo verre , dat er geen twijfel
meer aan eene volkomene herstelling overig is.
De braking, welke meermalen na deze kunstbe*
werking wordt waargenomen en doorgaans, gelijk
onder anderen cOopmans (*) aanmerkt, een zeer
slecht voorteeken oplevert, was bij dezen laatst-
genoemden lijder in de eerste dagen na de kunst-
bewerking vrij hevig , en de geweldige schokken,
daardoor te weeg gebragt, veroorzaakten eene
sterke bloeding, doch dit alles hebben wij over-
wonnen , en den lijder tot die hoogte hersteld,
waartoe hij nu gekomen is. De beide andere
zijn zeer spoedig, in den tijd van 3 en 4 weken
geheel hersteld en genezen» Buiten het Nosoco-
mium
heeft men gelegenheid gehad de kunstbe-
werking van de vleeschbreuh door de kundige
Heelmeesters hetïdRïksz en vosr bmde niet minder
gelukkig verrigt te zien, en door eene volkomene
genezing insgelijks spoedig hersteld. Bij beide had
kort
(*) Neurohgia, § 3i8<
-ocr page 90-
— 3.3 —
kort na de bewerking bloedvliet plaats, welke hij
den eerstgenoemden door plaatselijke drukking hij
den laatsten door afbinding gestuit is.
Van, uitzakHngen hebben wij geen voorbeeld
gezien.
•WANSÏALLIGHEDENi
Uit-de aangeborene gebreken óf wanstalligheden,
welke heelkundige hulp vorderen én daardoor ten
minste grootendeels verholpen worden, zijn ons
aaneengegroeide vingeren en hdzelippèh voor-
gekomen.
Bij het eerste geval waren de vingeren niet slechts,
Eoo als doorgaans plaats heeft, zijdelings aan elkan-
der gegroeid, maar over en door elkander gé^
plaatst. Evenwel zijn zij aan de eéne hand allen
geheel van elkander gescheiden, aan de andere in
zoo verre , dat de middelste en ringvinger met
elkander verbonden gebleven zijn , en zulks, omdat
zij slechts tot het tweede lid konden gescheiden
worden, hetwelk met het nagellid hier slechts
enkelvoudig is. Aan de meeste vingeren ontbraken
de nagels. Het kind is bijna genezen.
Het getal van Hazelippen door ons genezen en
behandeld is zes, en onder dezen aanmerkelijk
van elkander verschillende, zoovel in hoedanig-
heid en aanzien , als in ouderdom der voorwerpen,
waarin dezelve plaats hadden.
Β ί                           Een
-ocr page 91-
— 24 —
Een volwassen jongeling'■ en een kind van drie
weken leverden de eenvoudigste Hazelippen op,
zonder splijüng van het verhemelte, alleen eene
scheiding des geheels in de bovenlip. Zij waren
binnen weinige dagen genezen. Al de anderen
waren zamengesteld; één leverde eene enkele ver-
deeling der bovenlip met splijting van het verhe-
melte op, de overigen hadden eene dubbele haze-
lip, zoodat aan weerskanten eene van eenwijking
plaats haa en tusschen deze een eilandje, als het
ware, van been en een gedeelte der lip vooruit-
stekende. Bij één kind, hetwelk reeds eenige
jaren oud is , hebben wij dit rniddelstuk van het
been, waarin reeds twee groote tanden vooruit-
staken f weggenomen ; bij de andere is het behou-
den gebleven , doch heeft, in een van dezen > het
gedurig uitscheuren der hechting, tevens met het
gedurig lastig schreeuwen , veroorzaakt. Eindelijk
echter is ook dit, gelijk de andere hersteld. Bij
allen hebben wij alleen van het nies , niet van de
schaar gebruik gemaakt. Ook hebben wij niet
noodig gehad van een voorbereidend verband ge-
bruik te maken. (¥)
BEENZIEKTEN.
Eenvoudige en samengestelde Beenbreuken komen
hier in de eerste plaats in aanmerking.
Eene
*i Zie bsneden; § 9,
-ocr page 92-
— 25 —
Eene eenvoudige breuk van de groote en hleine
Ellepijp
, eene van de groote alleen, en eene van
het Elteboogsuitsteehsel zijn aan de bovenste lede-
maten waargenomen en genezen. In het eerste geval
heeft de handspalk van VAN der HAAR een' uitne-
ïnenden dienst gedaan, in het tweede hebben wij
van eene gewone regte spalk gebruik gemaakt,
omdat wij geen spalk van VAN der HAAR voor
dit onvolwassen voorwerp bij de hand hadden.
De breuk van het Elleboogsuitsteeksel is in eene
uitgestrekte rigting genezen, en deze uitstrekking
bevorderd door een lange regte spalk tegen den
binnen arm.
Zamengestelde beenbreuken van de bovenste le-
dematen hebben wij niet gezien. — Aan de on-
derste ledematen hebben wij gelegenheid gehad
eene eenvoudige beenbreuk van het scheen en
luitbeen waar te nemen, welke zich gemakkelijk
liet herstellen en genezen. Ook hierbij hebben
de spalken van van der HAAR een' bijzonderen
dienst gedaan, alsmede de plaatsing van het deel
in eene half gebogene rigting , waarvan de reden
in de Heelkundige lessen is opgegeven. (*).
Eene andere eenvoudige scheen- en huitbeens-
breuk
was door eene verkeerde behandeling, door
het aanleggen van verbazend korte en zeer Smalle
stukjes hout, welke naauwelijks den naam van
spalken verdienen, en door het been in eene
regte
(*) Zie beneden § 10,
O.
Β 5
\
-ocr page 93-
— 26 —
regte strekking te plaatsen, niet genezen. Eenige
weken na het ongeval kwam de lijder onder
onze behandeling j de schuin afgebrokene been*
einden waren elkander ten minste twee duim
voorbij geschoven en niet vereenigd : gelijk de
punt van het benedeneinde voor tegen de alge-
meene bekleedselen aandrong , zoo bemerkte men
die van het boveneinde, achter door de kuit-
spieren gedrongen, insgelijks tegen de huid. Daar
deze uiteinden der afgebrokene beenderen buiten
twijfel met Callus eenigermate overdekt waren,
was het niet mogelijk zonder het doen van eene
insnijding en het afzagen der beenderen het been
eene behoorlijke rigting te verschaffen* Na het
doen van eene langwerpige snede echter, en het
losmaken der beeneinden van. de omliggende spie-
ren, waarin zij bevestigd waren, beproefden wij
de uitrekking of het mogelijk ware de beeneinden,
zonder zaag te gebruiken, tegen elkander te plaat-
sen. Dan dit mislukte, zoodat wij genoodzaakt
waren de beide afgebrokene einden met de zaag
weg te nemen. Dit verrigt zijnde, werd de won-
de met pluksel gedekt en een verband voor been-
breuken geschikt aangelegd. In de eerste dagen
scheen zich alles gunstig te zullen schikken, doch
weldra veroorzaakte de overvloedige verettering,
zoo als wij reeds vreesden, eene aanmerkelijke
moeijelijkheid, yyelke gedurige verbandsverande-
ring vorderde, waardoor de bevestiging der been-
deren niet weinig vertraagd werd, vooral daar de
beenderen gedurig wederom die plaats innamen,
waar-
-ocr page 94-
27
waarin wij dezelve eerst gevonden hadden. Hét onge-
duld van den lijder heeft ons niet toegelaten de
geheele genezing te bewerken, zöodat hij nader-
hand (buiten het Nosocomium) zich aan de behan-
ling van iemand anders heeft overgegeven.
Eene zamengestelde beenbreuk van het scheen—
en ïsuiibeen
, met eene verschrikkelijke verbrijze-
ling van beide deze beenderen in een bejaard man 9
viel vervolgens onder onze behandeling eenige da-
gen na het ongeluk. Men had , ofschoon de aard
van het ongemak zulks niet scheen aan te duiden ,
getracht deze beenbreuk te genezen, doch ver-
geefs. Eene uitgebreide verettering en beginselen van
versterving deden het ergste vreezen. Dit echter niet
tegenstaande en hoezeer zich ook de ontsteking tot
dien graad, dat zij tot versterving dreigde over te
gaan, verre boven de knie uitstrekte, ondernam
ik de afzetting , welke gelukkig volvoerd werd. Doch
de versterving vertoonde zich spoedig op verschei-
dene plaatsen en had dat gevolg, hetwelk reeds
boven (pag i3) is opgegeven.
Eindelijk hebben wij de gevolgen gezien van
eene verbrehing van een der Halswervelen, te
weten algemeene verlamming van alles, hetwelk
beneden de breuk gelegen was. Wij zagen de lijder
eerst eenige weken na het ongeval. Wij trachteden
na het doen van eene insnijding, het ingedrukt
beendeel te herstellen , en naderhand door hijt-
middelen eene afscheiding te bewerken, doch ver>;
geefs. De lijder stierf. (*)
Ver.
(* Zie beneden §. 10, laatste gedeeltej                     C,
-ocr page 95-
- 38 -
'Verlamming als een gevolg van eene kromming
des ruggegraats hebben wij op de manier van pott ,
met etterdragten genezen in éen meisje van om-
streeks twintig jaren. —■ Door sommigen is onlangs
ook dezelfde handelwijze bij verlammingen der
onderste ledematen van andere oorzaken afhanke-
lijk aangeraden , doch dit hebben wij bij een* man
vergeefs beproefd. Naderhand hebben wij de
Electriciteit aangewend , vervolgens een warm bad
en eindelijk onderscheidene Geneesmiddelen, doch
alles vruchteloos. Allengs zwakker geworden, werd
bij nu twee dagen geleden koortsig en gaf gisteren ,
tegen den avond , den geest.
Eene verouderde ontwrichting van den schouder,
welke reeds verscheidene weken ontwricht, doch
als zoodanig niet beschouwd noch behandeld was ,
werd door herhaalde pogingen tot herstel , met
het werktuig van VAN HCSSEM aangewend, vol-
komen hersteld. Eene andere, insgelijks verou-
derde ontwrichting bij een' zeer sterk gespierd man,
werd op eene gelijke wijze behandeld, ja het
werktuig nog veel sterker opgewonden, doch
vergeefs. Bij een' derden, die meermalen eene
ontwrichting van den schouder ondervonden had ,
welke men doorgaans spoedig en gemakkelijk zon-
der werktuigen had weten te herstellen , was zulks
nu volstrekt onmogelijk , door het werktuig van
ÕÁÔÃ HtrssEM konden wij ook niets uitwerken.
Zelfs ondervonden wij bij deze gelegenheid, dat
ingevalle de rigting van de uitstrekkende kracht
niet regt, maar eenigermate schuins achterwaarts
be-
-ocr page 96-
-29 —
behoort te zijn, de gewone handelwijze door
helpers meer kan doen , dan werktuigen , dewijl
wij zoodoende het opperarmbeen eenigermate konden
verplaatsen, doch met het werktuig in geenen
opzigte.
Eene onvolkomene ontwrichting van den Schouder
werd na geringe pogingen van uit- en tegenrek-
king volkomen en spoedig hersteld.
Eene onvolkomene ontwrichting van den Elleboog
werd insgelijks gemakkelijk hersteld.
Eene eenigzins verouderde ontwrichting van de
groote en kleine ellepijp met de voorhand,
werd
na herhaalde pogingen ten naastenbij hersteld.
'
HEELKUNDIGE KUNSTBEWERKINGEN. <
De Panhoring heeft men, gelijk reeds boven
(p.8 .) gezegd is, gelegenheid gehad in het Militair.
Hospitaal
door den Heelmeester vosr emde verrigt
te zien.
Pier opratikn van de Cataract zijn door mij
in het Nosocomium verrigt met een gelukkig ge-
volg. Men heeft hierbij onder anderen kunnen
opmerken , dat doorgaans het gebruik van oog-
spiegels overtollig is niet alleen , maar dat zelfs
dat der vingeren van een' ervaren helper meerder
dienst kan doen. (*)
Over
F. (*) Over de operatie van de Caratalt in het algemeen, zul-
len -wij beneden § ii, uitvoeriger handelen.
C.
-ocr page 97-
— 3ο —
Over de iunsthewerking van, de Hazehp héb·
ben wij reeds gesproken (p. si.); alsmede van het
wegnemen van beursgezwellen aan den 'omtrek
van bet hoofd , Vooral aan het bovenste ooglid, en
van kankerachtige gezwellen aan de onderlip,
(p. i4 —r 16.)
Van onderscheidene bewerkingen aan den tronk ,
wegens gezwellen, van verschillenden aard onder-
nomen en verrigt, hebben wij bij het vermelden
dier ongemakken gesproken.
Eene aj'zetting in het midden omtrent der voor-
arm
werd zeer gelukkig verrigt en binnen weinige
■yveken volkomen genezen* Eene kwaadaardige wrat»
welke over den geheelen rug van de hand zich ver-
spreid en eene zeer vuile, stinkende verzwering
ten gevolge gehad had, mét eene geheele ontaar-
ding der voor- en nahand, gaf tot deze afzetting
aanleiding. De vingeren en duim waren in de
nabijheid van de band verbazend sterk gezwollen ,
doch aan het einde veeleer verdund en als spiis
toeloopende , hetwelk aan dit deel een bijzonder
aanzien gaf. — Slechts eenmaal heb ik een gelijk
geval in mijne bijzondere praktijk gezien , doch den
lijder die de afzetting hardnekkig weigerde, ellendig
zien omkomen.
Eene afzetting wegens béenbederf in het kniege-
wricht , eene andere wegens een sponsgezwel, van
dat gewricht en eene derde wegens eene verbrijze-
ling van het geheele been , liepen ongelukkig af,
waarvan de reden reeds boven te harer plaatse
vermeld is.
Ein-
-ocr page 98-
mr%i
Eindelijk de Uitroeijing der Gewrichten, die in
het schouder gewricht eens gelukkig voorhenen elders
verrigt was, heeft ons tot velerhande leerzame op-
merkingen aanleiding gegeven, welke wij allen hier
niet behoeven te vermelden, daar zij breedvoerig
in de reeds meermalen aangehaalde verhandeling
van WACHTER zijn opgegeven. — Behalve de uit-
roeijing van het knïegewricht, welke voorhenen door
park in Engeland was in het werk gesteld, heb-
ben wij ook pan het ondereinde van het kuitheen
een stuk
, ter lengte van vijf duimen, weggenomen.
Beeubederf had tot beide bewerkingen aanleiding
gegeven. De laatstgenoemde is nog niét genezen.
Bij de eerste hebben wij na den dood gelegenheid
gehad de uitmuntende pogingen der natuur tot
herstelling van al het verlorene te bewonderen,
daar, deze niet alleen heenweer had opgele-
verd tot aanhechting der beeneinden, maar zelfs
aan den voorkant eene verhevenheid had gevormd,
bijna gelijk aan eene knieschijf, tot aanhechting
van de pezen der dijspier. (*)
VERLOSKUNDIGE GEVALLEN.
Gelijk de Heelkundige gebreken, welke onder
onze behandeling vielen, eene voor ons, om meer
dan
(*) Zie omtrent deze beide gewichtige operatie» beneden ,
§. ia en 13,
                                                            C
-ocr page 99-
Ì =¢
dan «ene reden aangename" verscheidenheid ople-
verden , zoo was het ook met de Verloskundige
gevallen, waarvan men zulks anders minder te
verwachten had, omdat de allezins gunstige Natuur
verre weg de meeste verlossingen regelmatig en gemak-
kelijk doet afloopen , zoodat men doorgaans otader
een verbazend groot getal van dezelve eerst datgene
aantreft, hetwelk ons gedurende dit jaar in een
klein getal is voorgekomen.
Wij hebben namelijk niet alleen natuurlijke
verlossingen
gezien, maar ook moeijelijhe, welke
door werktuigen moesten volvoerd worden, en
andere, welke, in zoo verre zij niet met de han-
den konden bestuurd en vólbragt worden , tegen-
natuurlijk
afliepen; terwijl onder die moeijelijke
zich wederom een aanmerkelijk verschil voordeed.
Een paar natuurlijke verlossingen liepen zeer
spoedig en zeer gemakkelijk af, anderen waren in
het algemeen traag. De reden van deze traagheid
was , zoo het mij voorkomt , veelal in de verschil-
lende gemoedsaandoeningen der barende te zoeken,
welke op den voortgang der verlossing steeds eenen
aanmerkelijken invloed hebben. Weshalve het voor
den Verloskundigen van het uiterste aanbelang is ,
de hartstogten van de barende , en ook die der
omstanders en naastbestaanden allezins in bedaren
te brengen. Men leze hierover VAN solingen,
Redevoering over de verpligtingen der Verlos-
kundigen in het bestuur der hartstogten
, bij de
geboorte van den Mensch. (Middelb.
1818.)
Driemaal werd het kind in de uitgang van het
bek-
-ocr page 100-
— 53 —
bekken beklemd , zoo dat zich, gelijk dan door-
gaans plaats heeft, eene aanmerkelijke zwelling op
het achterhoofd vertoonde en het gebruik van de
Tang noodzakelijk werd. Bij twee van deze ge-
vallen kon de de verlossing met de Tang van JOHN"
soN regelmatig en zonder groote moeite ten einde
gebragt worden. Het derde geval was veel moei-
jelijker en bijzonder opmerkenswaardig. De uit-
gang namelijk van het bekken, was zoodanig ver-
naauwd, dat men in den eersten opslag eene aller-
moeijelijkste verlossing zoude, te gemoet zien ,
wanneer men namelijk alleen op de afmetingen
der middellijnen lette. De regte middellijn na-
melijk van de uitgang des bekkens was zj 2§ duim,
de dwarse S 5 d·, eene afmeting welke anders de
doorboring van 's kinds hoofd zoude vorderen. (*).
Bij een naauwkeurig onderzoek echter bleek het,
dat deze vernaanwing inzonderheid aan eene bij-
zondere vereeniging van het staartbeen met het
heiligbeen was toe te schrijven. Dat voorts het
staartbeen buitengewoon lang was en bijzonder
bewegelijk. Deze bewegelijkheid en lengte van
dit beentje gaf hoop , dat de regte middellijn door het
achteruitwijken daarvan aanmerkelijk zoude kunnen
vergroot worden, wanneer het kind met kracht,
doch regelmatig naar buiten gehaald werd. Met
de Tang van levret gelukte deze verlossing vol-
ko-
(*) Men vergelijke mesdag , /. 1. pag. 83. §. 5. alwaar men
in plaats van 3$ duim Leze sj duim, — "Voorts zie men
beiieden.
C.
C
-ocr page 101-
— 54 — -
komen, doch vereisehte vrij wat kracht en moeite.
Men vergelijke hiermede MESDAG (l. l. pag. 61),
die ook dit geval vermeldt.
Bij eene door gebrek aan vlagen aanmerkelijk
vertraagde verlossing , waarbij het kind gevaar liep
onder den langen arbeid te bezwijken, maakten wij
van de Hefboom van lowdek. gebruik; plaatsten
dezelve eerst op het achterhoofd van het kind , om
hetzelve onder de boog der schaambeenderen te doen
doorgaan en vervolgens op het voorhoofd) om ook
dit en vervolgens het geheele ligchaam te doen ge-
boren worden.
Eens zijn wij genoodzaakt geweest het kind ,
ofschoon eene zeer gunstige ligging hebbende te
keeren, en zulks omdat zich de koek voor de
baarmoeder-mond vertoonde , hetwelk zich door de
gewone teekens openbaarde. Bij het voorzigtig
binnenvoeren van de hand was het mogelijk dè
koek aan de eene kant een weinig af te pellen
van de omtrek der mond van de baarmoeder;
vervolgens tusschen de vliezen en de baarmoeder in
te dringen , en zoo de ligging van het kind reeds
merkelijk te veranderen, vóór dat de vliezen ge-
broken waren. Dit toen gedaan zijnde, viel het
niet moeijelijk de beenen te vatten , de koek verder
aan den kant te Schuiven en het kind ter wereld
té brengen.
Meermalen ontmoetten wij omslingeringen van
de streng, om eenig deel van het kind. Bij ééne
verlossing werd hierdoor het kind, bij de geboorte
van het. llooid geheel terug gehouden en tonde,
of-
-ocr page 102-
*. 55 -,
ofschoon anders niets de verlossing hinderde, nicfci
volvoerd worden, voor dat die omslingeringen om
hals en ledematen ontwikkeld waren.
Dat van die vrouw, welke de uitroeijing van het
kniegewricht onderging, twee onvoldragene vruch-
ten geboren zijn, kan men bij wacht EK. na-
aien. (*) Beiden werden door de Natuur uitge-
dreven, Het eene kwam met het hoofd voor, het
andere met de beenen. Van het eene waren de
vliesen gebroken, het andere wierd in het onge-
schonden eij ter wereld gebragt.
Eene miskraam hebben wij gelegenheid gehad in
het Nosocomium clinicum waar te nemen. En in
eene daar onverwacht gestorvene Vrouw, hebben
wij, de bezwangerde baarmoeder en gedeeltelijk
daaruit geborene vrucht ontleedkundig nagespoord.
Bij alle onze verlossingen volgde de Nageboorte
spoedig en gemakkelijk op het kind. In vele koe-
ken hadden wij gelegenheid de opslorpende vaten
Waar te nemen. — Het getal der meisjes, welke bij
ons geboren werden, was bijna eens zoo groot,
als dat der jongens. — Het gewigt van de voldr.-
gene kinderen was van 8i pond tot 8 pond : de
geheele lengte van i6f tot 19 duim. — Alle kin-
deren zijn levend en ongeschonden geboren: van
die , welke met werktuigen gehaald zijn, waren
sommigen eerst ilaauw. Ook hebben de kraam-
vrouwen geene bijzondere toevallen of ongemakken
op-,
(*) Zie: Diss. p. i36, seqq, §, 7. en beneden. § ia.
C.
C 2
-ocr page 103-
_ 36 _
opgeleverd, zogverplaatsingen en zoggezwellen uit-
gezonderd , waarover in het heelkundige gedeelte
reeds gesproken is.
Eindelijk hebben wij de zeldzame gelegenheid
gehad, in eene vrouw, welke in de vierde maand
zwanger was, eene achteroverkanteling van de
baarmoeder en daarmede gepaa-d gaande pis-op-
stopping waar te nemen, eu volkomen te her-
stellen.
Dit nu is wel het voornaamste , dat onze
opmerking verdiende , hetwelk voor vele aanmer-
kingen , uitbreidingen en bijvoegselen vatbaar zoude
zijn, indien de tijd zulks toeliet. Dan wij zijn
thans genoodzaakt af te breken, en laten dat een
en ander tot eene meer geschikte gelegenheid over.
PIT-
-ocr page 104-
UITBREIDING
VAN HET
MEDEGEDEELDE OVERZIGT.
het slot der inededeeling van de Heel- en
Verloskundige gevallen aan de sludeerende jeugd
te Groningen , op liet einde van het Akademie-
jaar in 1810, kan men opmaken, dat wijlen mijn
geachte Vader het oogmerk had, die gevallen met
aanmerkingen, uitbreidingen en bijvoegselen te
voorzien. Wij weten ook vrij zeker, dat dezelve
op de wijze, als de beroemde Waarnemingen van
den Hoogleeraar thüessink zijn ingerigt, zouden
in order gebragt en uitgegeven worden. Ge-
lukkig hebben wij eenige sporen hiervan onder
de nagelatene papieren gevonden: en vinden om-
trent die gevallen door uitmuntende Leerlingen van
mijn' geëerden vader naauwkeurige aanteekeningea
en opmerkingen, in hunne Akademische geschrif-
ten. En deze zijn de bronnen uit welke wij deze
•uitbreiding voornamelijk putten, voegende hier en
daar eenige eigene aanteekeningen bij, Onze wel-
toeenendste dank zij aan die Leerlingen (waarvan,
helaas! reeds eenige door een vroege dood aan de
C 5.
                              Maat -
-ocr page 105-
— 38 —
Maatschappij zijn onttrokken), thans m verschil-
lende betrekkingen werkzaame en nuttige mannen,
tocgehragt voor de naauwkeurigheid hunner aantee-
keningen, waaraan wij nu zoo veel te danken
hebben.
HEELKUNDIGE GEVALLEN.
S é-
Van hoeveel nut in het algemeen een gepast eh
wel aangelegd verband zij , weet elk die eenigzins
in de Heelkunde bedreven is, doch in het bijzon-
der is dit ook waarheid ten opzigte der wonden,
vooral van slagaders. Het verband bepaalt name-
lijk in het algemeen de rigting en houding van de
deelen der wond ; brengt gedeelten nader bij
een, of scheidt dezelve van een, naar gelange der
omstandigheden. Het genezen der gehouwene wond
strekt hier ten voorbeelde : en, nog meer toont de
genezing der hloedvliet het nut van eene gepaste
drukking. Eene gepaste drukking, zeggen wij met
opzet, want wij mogen bij deze gelegenheid
herhalen, hetgeen mijn Vader jaarlijks leerde,
dat niet altijd en overal drukking te pas komt,
omdat ook nu nog misschien door sommigen hier-
tegen gezondigd wordt. » Wanneer bij eene onge-
lukkig volbragte aderlating een' armslagader ge-
Itwetst is, dan hebben velen de gewoonte de arm
met
-ocr page 106-
-%-
toet een rondgaand windsel overal te steunen en, op
de plaats der kwetsing eene aanmerkelijke drukking
te veroorzaken, door drukdoeken of eene harde
zelfstandigheid, b. v. een stuk geld, enz. Maar
zal deze drukking eenig nut aanbrengen, dan moest
ook de onderliggende slagader toegedrukt worden ,
zullende anders het bloed steeds uit dezelve tusschen
de nabij gelegene deelen uitvloeijen en wei
deze vloed te meer toenemen , naarmate de aders
gedrukt worden." » Doch al werd nu de slaga-
der toegedrukt en de bloeding gestuit, dan zouden
nog erger gevolgen kunnen voortspruiten : ô? als-
dan zoude het bloed niet alleen in haren loop ge-
stuit worden, maar geheel belet , om dat deel,
hetwelk onder de kwetsing gelegen is, door te
vloeijen en behoorlijk te voeden." — » Men moet
om deze reden in stede van drukking allerlei
bij de hand nemen , om den aandrang van hel bloed
zoo veel mogelijk te verminderen j onder welke
middelen eene ruime aderlating het gereedste is,
(bijaldien groot bloedverlies geene contra-indicatie
oplevert) moetende uitwendig de wonde alleen
met een kleefpleister en los aangelegd verband
gesteund worden, nemende voorts alles in acht
wat VAN gesSCHER (*) opgeeft. Op zoodanig eene.
wijze kan men de kwetsing van eene armslagader
meestal gelukkig genezen: terwijl bij sterke druk-
king niet zelden een aneurysma ontstaat.''
„In
:(*) Zie § 75 van zijne Heelkunde.
C i
-ocr page 107-
— 4ï
,5 In andefe gevallen, waarbij door drukking de
geheele omloop van het bloed niet gestuit wordt,
kan dit middel daarentegen met vrugt gebruikt
worden, b. v. bij de kwetsing van de slaap-
slagader. Dan make men gebruik van het Zonge-
lijkende verband
of het Knoopverband. Dit be-
staat uit een windsel op twee hoofden gerold, lang
6 ellen en 2 vingers breed, hetwelk over eene ter
plaatse der kwetsing aangelegde drukdoek op de
volgende wijze wordt aangelegd. Het midden wordt
eerst tegen de gezonde slaap geplaatst , en met
beide hoofden van het windsel eene kringswijze
omgang om het hoofd gedaan. Wanneer men op
de drukdoek gekomen is, doet men de hoofden
van het windsel van hand veranderen, en maakt
daarmede op die plaats een Pakkersknoop. Met
een dezer hoofden gaat men onder het kin door
en met het andere over het hoofd en maakt op
de gezonde slaap ook daar eene knoop; men gaat
dus voort tot het windsel geheel is aangelegd.
VERDUC dacht dit verband uit."
Bij het beoordeelen (opdat wij dit nog uit die-
zelfde lessen aanmerken,) of er bloed uit een ader,
of uit een slagader vloeit, verlate men zich niet te
algemeen op het stootswijs uitspringen van het
bloed uit het vat, zijnde dit teeken niet zoo on-
bedriegelijk als VAN gesscher en andere Heel-
meesters geloven: want wanneer een gekwetste
ader onmiddelijk boven of naast een slagader gele-
gen is, zal het bloed zoowel uit de ader, als uit
de
-ocr page 108-
-4é -
de slagader door de medegedeelde beweging , stoots-
gewijze worden ontlast. Drukking beneden en bo-
ven de wonde en de kleur des bloeds leveren
zeekerer kenteekens op. Immers is het een ader,
dan zal drukking beneden de wond , is bet een
slagader, eene boven de wond de bloeding stuiten.
In bet onderhavig geval was het ook weder
blijkbaar, dat eene gebeele verdeeling van eene
pees minder te dugten is, dan eene gestokene
wonde derzelve, waarom het zelfs bij zoodanige
kwetsing , wanneer hevige toevallen ontstaan , raad-
zaam wordt de pees geheel te doorklieven, voor-
namelijk bij kleinere peesen en peesachtige uit-
spansels. Men plaatse in allen gevalle de uilein-
den zoo na mogelijk bij elkaar en het lid in eene
zoodanige rigting, dat de spieren, tot welke de
gebrokene pees of peesen beliooren, onwerkzaam
zijn. Ten welken einde zij ook met een' rondgaan-
den zwaglel omgeven worden , welke de bewegin-
gen belet. — Onder de gevailen van bijzondere
wonden bewees de eene lijkopening het aanwezen
van eene tcgenscheur of contrqfissuur in den
grond des bekkeneels zeer duidelijk, aan wier be-
staan men wel eens pleeg te twijfelen , doch bijna
om geene andere reden , als dat men haar ontstaan
niet konde verklaren. — Ten opzigte van lapwon-
den, al zijn dezelve aanmerkelijk, die bij beledi-
gingen aan het bekkeneel niet zeldzaam voorko-
men, ried mijn Vader aan, om niet spoedig tot het
wegnemen der }ap over te gaan, zoo als sommige
willen, meenende dat de algemeens bekleedsels van
C 5                         het
-ocr page 109-
bet bekkeneel afgescheiden zijnde, nooit met het»
zelve zich -wederom vereenigden. Men moet de
lap liever behouden en de hereepiging beproeven ,
wier mogelijkheid de ondervinding bevestigt. «■
De gladde cylindervoraige trepaan-kroon verdient
de voorkeur boven kegelvormige en gesleufde. Om
na de kunstbewerking de opening te vullen met
dikke Sijndons van draadpluksel, zelfe wat dikker
dan de bekkeneelsbeenderen > zoo als VAN ges—
SCHER en anderen aanraden , is wegens het ver-
oorzaken van drukking, volstrekt nadeelig te ach-
ten , zoo als bell heeft opgemerkt. (*)
Wij hebben gelegenheid gehad om op te mer-
ken dat de geopereerde Beursgezwellen door de
eerste intentie, zonder verettering vaii aanbelang
zijn genezen geworden. Gedeeltelijk hing dit zeker
af van den aard der eigenlijk gezegde Beursgezwel-
len, welke los onder de algemeene bekleedsels ge-
legen zijn , en door eene eenvoudige snede gemak-
kelijk uitgedrukt kunnen worden. Gedeeltelijk
evenwel ook van de groote voorzigtigheid, waar-
mede mijn Vader het beursje in allen gevalle pleeg
te behandelen, dewijl de ondervinding hem geleerd
had (zoo als ook anderen aanteekenen), dat in zoo-
danige gevallen, waar de bevatte stof was uitgeloo-
pen,
' (*) Zie van GESSCHER, liedend. Oef, Heelh IH Dl. § 32φ,
èn BELL Heelkunde, UI Dl. pag. gi»
-ocr page 110-
— 43 —
pen, de genezing langzamer en onaangenamer was*
Immers is men dan gewoonlijk niet in staat om
het beursje volkomen weg te nemen of af te schei-
den, weshalve men tot bijtmiddelen nog de toe-
vlugt moet nemen. Bij uitgebreide Beursgezwellen
is het , niet zoo zeer om het aangroeijen van de
beurs aan de omiiggende deelen, als wel om de
breedte van het gezwel, in vergelijking met het
van een wijken der randen van de wonde, zom-
tijds onmogelijk het gezwel door de eenvoudige
opening uit te brengen, in zoodanig geval raadde
mijn Vader niet eene kruissnede te doen, zoo als
sommigen willen, maar eene dwarssnede, di« per-
pendiculair staat op het uiteinde der eerste lange
snede , en dus over het geheel eene insnijding in
de gedaante van een Ô gemaakt; en wel omdat
hierdoor het oogmerk even goed bereikt wordt
met eene minder uitgestrekte en schooner genezen-
de snede.
§ 5.
Bij eene hnidzweer der enklaauwen zagen wij de
gezuiverde en wel bewaarde plantenkool met goed
•gevolg aanwenden. Het is bekend , dat voor genees-
kundig gebruik het best de koolstof van Imdeboomen
of van kurk gebezigd wordt. Eveneens is het eene
algemeen bekende zaak, dat de houtskool zoo wel
tot zuivering van bedorven water, als tot bederfwe-
ling van dierlijke zelfstandigheden wordt aangewend.
-Het is deze zelfde kracht die in vuile zweeren
werk-
-ocr page 111-
— 44 -
■werkzaam schijnt te zijn, ja ook inwendig gentv
men tegen typhus putridus, en volgens getuigenis
van JüCH tegen de dysenteria putrida. In de
scorbuit, koudvuur, langdurige uitslagen en der-
gelijken wordt zij mede aanbevolen. Zelfs is het
zeer opmerkingwaardig , dat de werking der houts-
kool veelal overeenkomt met die der kinabast,
voornamelijk volgens de opmerkingen van makesy.
Beide zuiveren (?) in den beginne, en veroorzaken
vervolgens verstopping, beide bevorderen de eet-
lust , geven tonus , verhinderen de tei ugkeer van
lioortsaanvallen , beide werken bederfwerend. Deze
schrijver beweert, dat onder sommige omstandig-
heden de houtskool zelfs de voorkeur boven kina
verdient, voornamelijk bij periodisehe koortsen in
warme landen, welke met aandoeningen der inge-
wanden en eene onlstekingachtige neiging (diathesis)
vergezeld zijn , waarin de kina zonder nut bleef,
zoo als ook in liet laatste tijdperk van de remit-
terende galkoorts en bij zeer groote zwakte.
Calvert beveelt de koolstof eveneens als een
surrogaat der kina aan , zoowel tegen koorts, als
tegen hardnekkige diarrhoeën en in het laatste tijd-
perk der loop. Hetzelfde betuigen calcagno,
MACCADINO, Nicosia , tujuly in Sicilien, enz.
(*) Wij voeren dit een en ander kortejijk aan,
niet
(*) Men zie: The neut England. Joura. of Med. etc. Vol.
IV. i8i5, No. I. en II. Göttingische gelehrte. Anieigen.
ï823. 5i si. s. 499 «. 5oo. — Neue sammlung. auserl.
dbhandl,
z, gebr,prakt. Jerzte.Yl, hd, 4«f. (iSaS) s. 512-7*6.,
-ocr page 112-
— 45 —
tiret omdat wij meenen dat houtskool de kinabast
zoude kunnen of mogen vervangen , maar omdat
het zoo onkostbare middel misschien te veel ver-
onachtzaamd wordt. Zoude men h. v. bij den
legerdienst soms niet veel voordeel van dit overal
verkrijgbaar geneesmiddel kunnen trekken? Het
vervangen van het eene geneesmiddel door het an-
der heeft overigens, onzes inziens, een zeer be-
perkt bestaan;: het nut der Surrogaten eene zeer
betrekkelijke waarde. Immers andere prikkels
snoeten andere uitwerkselen op het zelfde gestel te
weeg brengen, en tweederleije prikkels kunnen
slechts in tweederleije gestellen dezelfde verschijn-
selen opleveren. De meeste Surrogaten brengen
dus misschien een gelijkslagtige (analoge,) doch in
vele gevallen niet eens eene gelijksoortige werking
te wege. Men moge b, v. in hystericae /waar de-
zelve namelijk geïndiceerd is, niet in allen) het
gebruik der walgelijke en euvelriekende Asa joe-
tida
door Castoreum om der lijderesses wille doen
vervangen , men mist het essentieele , mag ik zoo
eens zeggen, der kuur, men bezigt een ander
w«rktujg, men verkrijgt andere uitkomsten. Of,
bijaldien men dezelfde uitkomsten bij twee lijde-
ressen ziet geboren worden, dan is er geen twijfel
of beider gestel verschilt, beider ziekelijke aandoe-
ning en reactie is niet dezelfde. Wij mogen dus al
niet alle die wijzigingen en overgangen van uitwerk-
selen , geëvenredigd aan de zamengestelde werking
van geneesmiddel en het reageerend gestel ken-
nen , wij kunnen iot dezelve met genoegzame ze-
ker-
-ocr page 113-
— 46 —
kerheid besluiten, en daaruit afleiden dat elk
natuurlijk geneesmiddel, als een bijzonder zamen-
stel zijnde eene bijzondere werking moet uitoefe-
nen , en dat liet een het ander niet volkomen kan ver-
vangen (d. i. dezelfde uitkomsten opleveren), ten
zij onder verschillende omstandigheden. Natura
α natura, corpus α corpore dïffert
(*). Doch
keeren wij na dezen ons zoo ontglipten uitstap, tot
het uitwendig gebruik der houtskool terug. — Zoo
wel de chemische als de medische eigenschappen
worden aldus door den Heer l. ï. westendorp (¥*)
opgeteld, bij wien wij ook de waarneming over
het gebruik van gewone houtskool, welke niet
naar de regels der Bataafsche Apotheek bewaard was,
vinden aangeteekend en welke wij hier bijvoegen.;
» G'. B. , eene jonge dochter , 28 jaren oud ,
altijd gezond geweest zijnde , ontving , door een
vork, eene geringe heleediging , aan het beneden
zijdelingsche gedeelte der linkervoet, tusscheu de
tibia en fibula , waarvan zij veel pijn en last had.
Op raad van iemand lag zij er een weegbree-blad
Op , doch zonder goed gevolg, zoodat er eene
zweer ontstond , die zich dagelijks uitbreide. Door
de raadgevingen van een geoefend Geneesheer werd
de zweer met uit- en inwendige middels geheeld.
Doch
(*) HiPPOCRATES : sect. III. ,Aph. 2,
(**) Zie zijne Diss. Pharm. Med. , de corporihus combusti-
hilibus, et quibusdam e combustibilibus praeparatis. [Groningae
i8to, 8°.) p. 22 seqq, en de waarneming p. 3i, séqq. 'Ver.'
gelijk ook weinhOLD , Die iunst veraltete Hautgeschwüre zü
keilen, s.
45 ; 46, 91.
-ocr page 114-
_ if —
Docli na omstreeks een half jaar gevoelde zij op
dezelfde plaats pijn en zag 's anderen daags aldaar
eene blaar, welke geopend werd en daarna zich.
niet weder sloot. Hierop werd door zeker Genees-
heer, zeer ten nadeele der kwaal, aan het boven-
deel der zweer een setcmeum geplaatst, waardoor
weldra een nieuwe zweer ontstond, ,die zich met
de oorspronkelijke vereenigde. Voorts bevond zij
srich ook bij de uitwendige middelen door een an-
der Geleerde; aangeraden niet beter , tot dat zij
aan de zorg van mijnen Hooggeleerden Leermeester
toevertrouwd , deze weldra bezefte , dat de zweer
uit eene inwendige venerische oorzaak ontsproot.
De lijderes klaagde namelijk over de witte vloed $
die reeds lang geduurd had, over pijnen 'shachtsj
terwijl de spekkige randen (margines eallosi) van
de zweer en de vuile stinkende etter, dit aan-
duidden. Om dus de genezing te bewerken, schreef
de Hóogleeraar -de eigendommelijke geneesmiddelen
uit de kwikmiddels inwendig voor, uitwendig
kwikzalven aanbevelende ; waardoor bewerkt werd,
dat de reeds zeer uitgebreide zweer begon te ge-
nezen en geene teekenen van venus»smet overble-
ven. De kwikmiddels dus ter zijde gesteld zijnde,
werd de verdere heeling der zweer door de ge·
woue aangewezene middelen voorgenomen. Doek
te vergeefs; de zweer nam weder een kwaadaardi-
ger aanzie.n. Toen werd het poeder van houts-
kool , welke; niet in! een gesloten vies was be-
waard,, over de zweer gestrooid , die nu het halve
been besloeg. .. Hierdoor werd dezelve tot de om-
trek
-ocr page 115-
— 48 —'
trek van minder dan één duim verkleind. — Nogi
thans heeft de zweer naderhand zich weder uitge-
breid , en is de plantenkool, volgens het voor-
schrift der Bataafsche Apotheek bewaard, op de-
zelve gestrooid, doch zonder eenig gevolg, zoodat
de randen weder de vori>;e gedaante aannamen en
de verschijnsels van verborgen venus-smet op
nieuws zich vertoonden, waartegen weder de bo~
vengemelde eigendömmelijke middelen aangewend
zijnde, de zweer een veel beter aanzien verkreeg ,
doch niet geheel genezen werd."
Deze schrijver voert nog het voorbeeld aan van
een soldaat, wien eene uitgebreide vuile zweer aan
het been genezen werd door de Carbo vegetabUis ,
op raad van den zeer ervarenen VON EMDE aange-
wend. Dat nogians hier ook het inwendig gebruik
der Cort. Peruv. en Acid. Mur. veel goeds zal
gedaan hebben , is niet te ontkennen. Wil men
in de plaats van het koolpoeijer eene zalf gebrui*
ken, dan menge men hetzelve eenvoudig met
smeer, amandelolij of honig tot eene behoorlijke
dikte.
Over het genees- en heelkundig gebruik des
Arsenicums of zoogenaamd Rattehruid zijn de
gevoelens ook nu nog verdeeld. Het heugt mij nog
juist, dat mijn Vader te Arnhem zijnde, een ge-
sprek met den vermaarden VAN WY gehouden
heeft , over de bewuste geneeswijze der kanker ,
bij wejke gelegenheid die Geleerde bevestigde, dat
hij
-ocr page 116-
ί§
hij niet dan ΐη dringenden noo4 de ürsenthaat
pleister
aanwende. Déze leer wSs ook die mijn9
vaders , welke aanried den kanker zoodra mogelijk
met het mes te behandelen , om de verschrikkelijke
gevolgen , welke deze kwaal na zich sleept} vpor
te komen, zelfs ook dan gaf Lij dezen raad, wan-
neer men meent, dat het gezwel nog een' geruimen,
tijd zonder nadeel voor den lijder kan gedragen
worden, omdat men zich hierin niet zelden ver-
gist. Dit neemt nogtans niet weg dat er gevallea
kunnen zijn , welke eetien Lfngen tijd goedaardig
blijven, doch dit geeft geen grond voor eehen alge-
meenen regel.
Eene gedeeltelijke wegneming der kanker doet
geen nut en daar, waar dus of slechts gedeeltelijk
of in het geheel niet de uitroeijing geschieden kan,
zoude men de bovenvermelde pleister kunnen aan-
wenden, ware het dat de lijder nog van een' an-
derszins onvermijdelijken dood mogte gered wor-
den. Een volkomen herstel door geneesmiddelen
wordt evenwel hoogst zeldzaam erlangd, zoo als de
ervarene VAN wT zelfs elders (*) erkent, kunnende
men het aldaar door hem over specifique mid-
delen aangevoerde , ook op de Arsenicaal pleister
toepassen. Bij den' tegenwoordige fioogleeraaï
'.boerman , (f) vindt men verscheiden gevallen
ver-»
(*) Zie. Verhandeling over den lanber, in de Verhandeling
gen van het Genootschap: Civibus Servaitdis. IV Deel, p. 3*
(f) Zie: Dtssertatio de Arsertici in corpore humano affectie
hus, ejusque usu hodie celebraio medico
, praesertim ad Car-
cinomatis curalionem, {Traj. ad Rhen.
1809, 4",) pag. yj^sej/f.
D
-ocr page 117-
5ï —
verzameld , uit welke het onzekere van dit middel
blijkt; gevallen door kundige Genees- en Heelkun-
digen , ja door VAN ËÕÕ zelven met alle omzig-
tigheid behandeld. Om welke redenen dan ook
koning lodewyk daaromtrent, en ten opzigte van
het roekeloos behandelen van kankergezwellen
met arsenikaal middelen ernstige maatregelen deed
nemen (*). Dr. j. G. DE BRUIN voert tegen den
Hooggeleerden suerman, die het gebruik des Ar-
senicums
afkeurt, het gezag van de beroemde
STIPRIAAN LUSSCIUS , ONTYD en MACQUELYN aan
en draagt een gematigd besluit over de geneeskun-
dige aanwending van het arsenicum voor (+).
Genoemde geleerden zeggen uitdrukkelijk: » Wij
» kunnen verzekeren, dat men het regte spoor
» bijster is, en de waarheid te kort doet, met het
» gebruik van het arsenicum algemeen af te keu-
» ren, daar ervaring ons geleerd heeft, dat men
» in sommige gevallen zich van eene voorzigtige
» en beredeneerde aanwending van dit middel met
» zeer veel nut en zonder eenig nadeel voor des
.» lijders gestel bedienen kan. Dikwerf hebben wij
> de Potassa arseniata of de zoogenaamde Fow-
» ler's Solutie met een' allergewenschten uitslag
» tegen hardnekkige tusschenpoozende koortsen en
» zeer aan lazarij komende uitslag-ziekten door
» andere Geneeskundigen zien aanwenden, en ook
j, meer
(*) Zie de KoninHijle Courant van i6 Jan. 1809.
(■f) Zie De BRUIN, Dissert. Med, Ïherap. de Arsenico (Leidde.
i84· 4*?·) J><>g. âé. ^5j en pag.67.5, 60. eindelijk p. 80. §,67,
-ocr page 118-
«— 5ι —·
» meer dan eens zelve dit middel gebruikt zonder
» noodlottige gevolgen , enz," (*) Eveneens laat
zich de Hoogleeraar ypey over het inwendig ge-
bruik van het arsenicum uit. (f)
Wij kunnen niet nalaten de juiste redenering
en de ervaring van bovengenoemde inlandsche
Geleerden over het uitwendig aanwenden van het
rattekruid tegen den kanker, om der belangrijk-
heids wille, hier bij te voegen: » Hoe zeer zich
» E.EC. ς
(*) Zie Geneeskundig Magazijn door A. VAN STIPMAAW
ITJISCIUS enz. V. Di. 2 st. pag. 4t7 en de vorigen.
(f) Zie 1)E BRUIN L. 1. p. 52 seq. Vergelijk richter Speci-
elle Therapie
I£. Bd. s. 7o3. VI. Bd. s. 88 waar ook de grootste
voorzigtigheid bij liet aanwenden van dit Heroïcum wordt aan-
bevolen. JOHN eberle {d Treatise of the Mal, Med. etc. Philad.
1822) telt liet arsenicum onder de Geneesmiddelen, die voor-
namelijk op de spiereu werken : geeft gelukkige gevolgen te-
gen de intermitterende koortsen , voornamelijk Bij anders
sterke en gezonde menschen , op. Tegen Syphilitische beenuit-
wassen wordt het door de Amerikaansche Geneesheeren met
nut gebezigd. Ook bij beveelt groote bedachtzaamheid, enz.
Zie ehrhart's Med. Chir. Zeit. 1%1'i. lil. Bd. s. 3i3 en 3i4-
Voorts Med. Chir. Zeit 179Ö. I. Bd. s. 33. Beob. iiber den ge-
brauch des Arséniks gegen Wechselfieber u. s. w. tiit de
Med. Facts and obs. Vol. VI. en FOWLER, Med. Reports of
the ejfects of Arcenic
etc. (Lond. 1786.) waar gemeld wordt dat
deze geneeswijze reeds vroeger in Duitschland en vooral in
Beijeren aangewend is geworden. Onder de tneer beroemde
arsenikaal-pleisters behoort ook die van peter davison , welke
volgens seWALL bestaat uit § dr. arsen. albi levigati met wat
eijerdojer , honig en meel tot eene pap gemaakt. Zie Gott. Gel.
Anz.
1823. s. 5oi. — HENDRIKSz. Oord. Beschr. van eehige
der voornaamste lleeïk. Operatien (Gron.
1816) p. 89 en
Heelk, Operaiièn en Waarnemingen. (Amst, «822.) p. 44· volgg.
D 2
-ocr page 119-
— 52 —
á rêC geenszins vermeten wil om een beslissend
5> vonnis te vellen omtrent eene zaak, welke á
»priori niet konde beslist worden, en waarover
)) slechts een naarstig en onpartijdig onderzoek ,
» het wel wikken en wegen van alle, de het zij
» bij eene gelukkige , het zij bij eene ongelukkige
» uitkomst plaats gehad hebbende omstandigheden,
» zoowel als eene langdurige ondervinding dien
» aangaande, bij uitsluiting, veilig uitspraak kan
» doen, veel min het arsenicum of de Katzen*
» berger methode als een specifiek middel tegen de
» kanker wil beschouwd hebben , zoo komt het
» hem echter onder verbetering voor, dat ook
» hieromtrent den middelweg te houden het vei-
» ligste zij, en dat men welligt evea ongerijmd
>> handelt met de arsenikale kankerkuur onbepaald
« in alle gevallen af te keuren , als dezelve alge—
» meen aan te bevelen; zijns inziens hangt alles
» daaromtrent van een zamenloop van gunstige of
» ongunstige omstandigheden af 5 en wel volgens
» zijne ervaring inzonderheid , of dat droevig on-
» gemak slechts plaatselijk is , of dat hetzelve aan
„ eene algemeene overhelling van het ligchaam tot
» kanker zijn' oorsprong verschuldigd is, en geno—
» men , hetgeen in den aanvang van den kanker zeer
» dikwerf het geval is, dat de ziekte nog alleen in
» een plaatselijk gebrek bestaat, welk een trap
» dezelve alreeds bereikt heeft, of namelijk het
» ongemak, het zij dan als scirrhus nog in de
)> glandulae conglomeratae verborgen huisvestende ,
» het zij als een waar Kreeftgezwel met eene meer
» of
-ocr page 120-
— 53 —
y> of min ontdekte oppervlakte, echter nóg geheel
» vrij en los ligt, en de oksel of andere nabijgele-
» gene klieren nog niet door het kankergif besmet
» is, en eindelijk van de eigenaardige ligchaams—
» gesteldheid der lijderesse, van welke het al of
» niet opslorpen van het gif voornamelijk schijnt
» af te hangen; want is de kanker aan een eigen-
» aardige ligehaarusongesteldheid en aan eene daar-
» aan beantwoordende ontaarding van deszelfs klie-
» ren zijn aanwezen verschuldigd, of heeft de
» ziekte, alhoewel in haren aanvang slechts plaat-
»selijk, echter alreeds zoodanigen trap bereikt,
» dat zij zich aan het gestel der lijderes medege-
» deeld en in hetzelve eene algemeene kankeracli-
» tige diathesis heeft te weeg gebragt, of is einde-
» lijk de lijderesse vaa eene zeer fijne en teedere
» ligchaamsgesteldheid , gepaard met een zeer ge-
» voelig zenuwgestel, zoo is in deze gevallen de
» arsenikale kankerkuur evenmin aan te raden,
» als de wegneming van het ongemak door raid-
» del van het mes; beide methoden zijn in zulke
» gevallen evenmin veilig en veroorzaken door-
» gaans eene klaarblijkelijke verergering van de
» kwaalj waartegen, men in die gevallen, waarin
» de kanker slechts een plaatselijk gebrek uitmaakt
» en de okselklieren nog niet door de eigenaardige
» kankerstof zijn aangedaan, vooral bij lijderessen
» van eene sterke en niet zeer gevoelige ligchaams-
» gesteldheid, welligt met eene gegronde hoop van
«.gelukkige uitkomst de arsenikale kankerkuur aan-
» wenden kan 3 zoowel als het mes; doch inzosi-
D 5                           » der-
-ocr page 121-
— 54 -
j> derheid moet men ten opzigte van het aanwen-
» den van het arsenicum op de meer of minder
» gevoelige ligchaamsgesteldheid van de patiënte
» achtgeven en geenszins bij alle patiënten de-
» zelfde hoeveelheid van dit middel bezigen, maar
» de gif te naar gelang van zaken vermeerderen of
» verminderen;...... of indien een groote gifte
» volstrekt vereischt wordt, moet men in tijds de
» noodige maatregelen beramen ter voorkoming der
» noodlottige uitwerkselen van de opslorping van het
» gif op hét gestel der lijderesse, door dezelve,
» staande deze arsenikale kankerkuur, een vooral
» uit melkspijzen bestaande dieet te doen in acht
j> nemen, zich van alle wij η en bier zorgvuldig te
» onthouden; en bij uitsluiting melk en water of
)> orgeade te laten drinken, en eindelijk door haar
» dagelijks eene hoeveelheid van een tot twee
» dragmen heipar sulpimris te doen nemen." (*)
Bondiger en oordeelkundiger beschouwing van het
al of niet geoorloofde der arsenikaalkuur zal men
welligt niet lezen: weshalve men ons deze uitvoe-
rige aanhaling ten goede duiden. — Twee lijders,
wier zweren duidelijke blijken van eene kanker-
achtige gesteldheid droegen, werden door gemel-
den Recensent met een gelukkige uilkomst behan-
deld , het zoogenaamd Cosmetische middel aan-
wendende. Men ziet evenwel uit al het hovenge-
zegde dat mijn vader de uitroeijing door het mes
meer uitbreidt 3 dan de geleerde Schrijvers des
Ma-
(*) Zie Ceneesl. Magz. p. 422—426*
-ocr page 122-
- 55
'Magazijns schijnen te doen , die in gevallen de
arsenikale pleister zouden aanwenden , waar volgens
de andere leer het mes zoude geïndiceert zijn.
Wij zijn niet vermetel genoeg hier eenigzins te beslis-
sen , maar merken alleen op, dat wij gelooven, dat
in die gevallen, waar het mes geen* dienst meer
kan doen (zoo als in de bewuste gevallen) mees-
tentijd ook de arsenikaalpleister, om redenen uit
de redenering van stipriaan c. s. op te maken,
geen nut zal doen. Ook heeft in het geval des
Nosocomiums de ondervinding dit bevestigd, voor
zoo verre ons bekend is.
De genezingen van kankergezwellen zoo wel door
in- als uitwendige geneesmiddelen zijn ook dikwerf
slechts voorgewend of ingebeeld, dewijl men vele
malen geopende kliergezwellen voor kanker aange-
zien en daarmede verward heeft. Ten onregte
beroemt men zich dan op dergelijke genezingen,
alsof men zelfs verzworenen kanker overwonnen
hadde. Waarin de kropkliergezwellen verschillen
en overeenkomen met kankergezwellen enz. en
hoe die doelmatig behandeld moeten worden, leeren
reeds de werken van VAN der HAAK (1761), WHITE
en THUESSiNK (1784), leuks en anderen. De
gemeenzaamheid van dit gebrek hier te lande,
moet, ook volgens mijns vaders opmerking en onder-
vinding , mede toegeschreven worden , aan het ont-
houden van het opzettelijk en bij uitnemendheid voor
kinderen geschikt voedsel, het zog, en vooral aan
het voeden door middel van dikke opgerezene pap,
yoornamelijk wanneer die dikwijls weder opgewarmd
D 4
                              jvordt
-ocr page 123-
— 56 —
wordt en in gropte hoeveelheid toegediend. In
die oorden van ons land, waar men meelspijzen
het meest en onmatigst gebruikt komt dat onge-
mak meest voor , » en vooral róeen ik" (zegt ergens
jnijn vader) » met VAN DER HAAR opgemerkt, te
» hebben, dat het menigvuldig gebruik van aard-·
)) appelen in dezen veel nadeel doét.''(*) — Hieruit
volgt evenwel geenszins het algemeen nadeelige
van het gebruik van aardappelen voor het mensch-
dom , voornamelijk wanneer dezelve van eene goede
kwaliteit zijn en met meer prikkelende spijsen,
vleesch, enz. tevens gebruikt worden. De schuld
ligt, Onzes inziens, veel meer aan de wijze des
gebruiks, en aan het toelaten van de verkoop van
glechte aardappelen, (vooral van de mindere soor-
ten die iu Holland worden ingevoerd) dan aan den
waren aard. dier wortel zelve.—Het ongemak is wel
erfelijk maar niet besmettelijk. Dikwijls ziet men
namelijk van klierzwellige ouders een kind door
gchrophuleuse tering wegrukken, een ander met
kliergezwellen, andere met haarwormen, daauw-*
wormen, oogontsteking, beeneters , doorgaans ge-
lijkaardige ongemakken, te worstelen hebben, —'
Schrophuleuse gezwellen behoort men niet te willen
oplossen of verdrijven,
Ferro- voert drie voorbeelden aan van kanker-
lijders, die door de Cosmische zalf binnen1 drie
weken volkomen genezen waren j terwijl de Heel-
kundige nENXJF opmerkzaam maakt, dat, indien
het
;(*) Verg. v.getjns, Staath Handh. van der Ingez, Gei, em.
{dMt.
»8°»·) 6§ en 23q vojgg.
-ocr page 124-
-57_
het gezwel niet spoedig eene verandering ten.
goeden toont, men met dit middel niet moet
aanhouden, uit vrees voor toevallen van vergiftiging,
waartegen ;hij dan eene zeepoplossing aanbeveelt. (*)
Wij zouden hier nog een aantal zoo ongelukkige
als gunstige gevallen uit nieuwere Schrijvers kun··
nen bijvoegen, doch eindigen deze uitweiding met
de ervaring van den beroemden Hoogleeraar DZONDI
te Ηalle, die zegt in 1821 alle gedaanten van
kanker behandeld te hebben , als die van het celle-;
weefsel, der klieren, huid en beenderen, doch
slechts tegen de eerste soort eenig voordeel ge-i.
zien te hebben van het arsenicum als pulvis
cosmicus (-f). —                                                         <:
§5.
Zeldzaam, en zonderling was zeter het vrij uit-
gebreide Spekgezwel , hetwelk uit het bekken
eerier vrouw werd weggenomen. — Dat deze ope-
ratie zeer moeijelijk was, veel beleid en omzig-
tigheid vorderde, behoeft bijna geene opmerking,
even als het ook α priori reeds te denken was dat
er althans eene zeer hevige verrettering zoude
ontstaan, — Bij den Geleerden en voor de weten».
schap-,
(*) Zie Med. Archiv von Wienu, Oestreich. 4 Jahrg, f 1802).
en Nardispfies Archiv der Natur u. Artzn. III. Bd. 3 St. (i8o3),
(f) ZieEHKHAET, Med. Chir Zeitung, 1822. II. Bd. s. 3o3.
jiuszug aas den 5ten Jaïiresber. der Chirurg. Hinik Halle,
in 1821. Kleine, erst entsiehende Z.ippenkrebs geschwürè
wichen stets dem Arzenïk:
zegt WEInhold. nfer Ber. des
K. Klinischen Instit. für Chirurg, eet. zu Halle
, in EHRHARWS
Zsitung. 1823. I. Bd, S, i43·
                                                        s
D 5
-ocr page 125-
— 58 —
schappen te vroeg overledenen mesdag vinden
wij nog nopens dit geval het volgende aangetee-
kend: (*)
» Dit gezwel stak tusschen het regter zitheen en
» den aars, dus in het achterste gedeelte des bek-
» kens, eenigszins uit, strekte zich omstreeks de
» endeldarm naar de tegenovergestelde zijde uit,
» en vulde als tusschen de scheede en de regte
» darm geplaatst zijnde, het grootste gedeelte des
«bekkens zoodanig, dat de lozing der pis en af-
» gang daardoor belemmerd werd, ja bijna onder-
» drukt. De lijderes voorover op eeae tafel ge-
» plaatst zijnde, werd een langwerpige insnede der
»algemeene hekleedsels gemaakt, op de plaats,
» waar het gezwel het meest naar buiten uitstak ,
» en naar den bilnaad toe , ter lengte van 4 duim ;
» voorts de snede naar binnen vervolgd tot dat het
» gezwel zigtbaar werd. Daarna werd het gezwel,
» een vinger in de scheede ingebragt zijnde , zoo veel
» mogelijk naar de wondopening gedrukt, van de
» regte darm , de schede en overige omliggende
» déelen zeer voorzigtig gescheiden en in zijn ge-
j) heel naar buiten gebragi. De lengte van het
» gezwel was omstreeks 4 duim , de breedte 5,
» het gewigt een half pond. De zelfstandigheid
» was hard, digt en uitwendig hier en daar kraak-
» beenig. Er is bijna geen bloedvliet gedurende
» de kunstber. erking ontstaan en alles scheen eene
{*) Diss. ohstetricia inauguralis de paria difficili instru-
)pe$tis secemëbua absolvendo, (GrOningi
1810. 8*.) n, at «eg<fi
-ocr page 126-
-59--
» gelukkige uitkomst te voorspellen. De wonde
» werd met pluksel, drukdoeken en een doelmatig
» windsel verbonden. De volgende dag ontston-
» den zware toevallen van ontsteking, welke
» voor geene middelen weken; kort daarna ont-
» waarde men teekenen van gangreen, welke
» zich zonder twijfel aan de ingewanden des bek-
» kens en des benedenbuiks had medegedeeld en
» schadelijk geweest was; op den derden dag volgde
» de dood. De opening van het lijk werd door
» den echtgenoot van de overledene hardnekkig
» geweigerd. — Ook tulp verhaalt van een hard
» en doodelijk geval tusschen de scheede en de regte
» darm geplaatst, hetwelk zoodanig in omvang
» toenam, dat de pis en afgang onderdrukt wer-
ft deu, waaraan de zieke noodwendig stierf." (*)
§ 6.
Behalven het beengestel van het boven ,'ermelde
en naauwkeurig beschrevene waterhoofd , benevens
het kind, is in de verzameling van mijnen Vader
een tweede voorbeeld voorhanden van een kind
van een en veertig weken oud. Dit kind stierf
aan een doorbraak der vliezen en huid, tusschen
het linker wandbeen en het achterhoofdsbeen. Het
gedroogde hoofd van dit voorwerp overtreft in
om-
(*}j Observi Med. Lib. III. Cap. X. p. 197. («<*■ Nov. Amst.
l6ja. 8vo.) cf. voiGTEL, Handbuch der pat hol. Anatomie
iHalk ,
»8o5) II. Bd. S. 33;?.
/
-ocr page 127-
— 6ο —
omvang het grootste volwassen menschenhoofd, zijnde
de lange middellijn ö 8 duim , de schuinsche ti
9 d., de groote dwarsche ts 7'/* d. , de kleine
dwarsche 5y, d , en de omtrek & 24 d. De hoek
van camper is ;=3 118°. Welk een en ander door
de geleerden crull is aangeteekend geworden (*).
Het in het Overzigt beschreven kind werd nabij
Groningen geboren en aldaar in het Nosocomium
benevens· de moeder ter waarneming opgenomen.
Hetzelve had, volgens schmidt , den ouderdom van
bijna anderhalf jaar bereikt, en gaf niet tegen-
staande de aanmerkelijke hoeveelheid waters, die
op de hersenen drukte, geene duidelijke teekenen
van die drukking, tenzij men daarvan (en niet
zonder grond) wil afleiden, dat het kind bijna
hlind was. Of liever, bij een naauwkeurig onder-:
zoek vond men , dat het lijdertje dan alleen zag
wanneer het hoofd werd achterover gebogen, doch.
niets konde zien, bijaldien hetzelve regt stond of
voor over gebogen werd. — Het ware wensclielijk
dat wij van den toestand dezer oogen, uit een·
anatomisch oogpunt beschouwd en van de oogze—
nuwen eene nadere beschrijving hadden, doch die
wij niet vinden. Vooral ware het nuttig geweest
te weten , hoedanig het bevatte vocht als oorzaak
der blindheid konde beschouwd worden. Immers
komt het ons waarschijnlijk voor, dat de drukking:
die bij een opgerigte en voorovergebogene stand
des hoofds door het vocht op het voorste gedeelte
-·.-,.■-'
                                                varï
(*) Zie boven pag. 19 in de noot.
-ocr page 128-
— bi —
van de hersenen noodwendig moest plaats hebben j'
oorzaak kan geweest zijn der blindheid: terwijl bij
een achterovergebogene stand natuurlijk meer ach-
"waardsche drukking en op de kleine hersenen moest
plaats grijpen, zijnde de gezichtzenuwen vrij van
die persing. Het is dus eveneens jammer , dat wij
•niet aangeteekend vinden , of de achterovergebo-
gene stand des hoofds ook met teekenen van druk»
king op de kleine hersenen enz. vergezeld gin-
gen. Zelfs komt het ons voor, dat het kind blinder
(om zoo te zeggen) moet geweest zijn, bij eene
vooroverbuiging, dan in den regten stand, dewijl
ook een meer op ééne plaats gerigte druk-
king nadeeliger schijnt te werken, dan een alge-
meene over de geheele masse. Doch keeren wij
tot sCHMiDTS verhaal terug. Behalve het water-
hoofd leverde het kind een opmerkenswaardig
ligchaamsgestel op, zoo als reeds boven in het
algemeen vermeld is. Blijkbaar was het beenge-
stel van dit geheele kind in den hoogsten graad
verslapt , of door zoogenoemde Engelsche ziekte
aangedaan, vanwaar zoowel de bevordering der uit-
zetting van de beenderen des hoofds , als de krom-
ming der ruggegraad en de meenigvuldige been-
breuken afgeleid kunnen worden. ,, Na het weg»
nemen der buik- en horstingewanden, zag men
verscheidene ribben met een scherpe hoek binnen-
waards steken, welke, naauwkeurig nagespoord
zijnde , bleek, dat aan de regterzijde de vijfde
rib eens gebroken geweest was, de zevende , achtste
«α negende, elk tweemaal, en de tiende driemaal;
van.
-ocr page 129-
— 62 —
van de linkerzijde waren zes ribben, namelijk
de eerste, tweede , achtste, negende, tiende en
elfde gebroken. Daarenboven de beide sleutelbee-
nen, het linker schouderblad, de ulna en radijs
van de regier voorarm, de ulna van de linker
voorarm en de beide kuitbeenen. Doch alle deze
breuken waren volkomen weder verhard en gene*
zen, behalve die des linker kuitbeens." (*)
Wij hebben hier niet tot doel om meer bijzonder
over de ziekten der hersenen en derzelver gevolgen te
handelen, noch om de kenteekenen en voorspelling
der verëttering van dat edele orgaan na te sporen,
maar kunnen niet voorbij om eene belangrijke waar-
neming ten dezen opzigte aan onze Lezers hier
mede te deelen. (+) Het was deze waarneming van
mijnen Vader, die aanleiding gaf tot het schrijven
van Dr. SCHMIDts Dissertatie, in dewelke na
eenige algemeene en niet onbelangrijke opmer-
kingen over de verschillende belediging der her-
senen , meer bijzonder de verëttering der her-
senen en het onzekere der voorspelling (prognosis)
bij dezelve wordt overwogen. En hierop volgt de
mededeeling van de bedoelde zeer zonderlinge
waarneming, door welke dat onzekere der voor-
spelling bevestigd wordt, en tevens blijkt, dat
ongewone ziekten of gebreken ook ongewone mid-
delen vorderen. Zie hier de waarneming zei ven.
(schm. p. 53—45.)
w Een
(*) Zie scHMiDT, JDiss. laud. p. i6 en addenda.
(f) Als eene goede bijdrage tot die beleedigingen leze men
yerli. van het Heelk. Gen. te Amsterdpm, V D. 2 St.
-ocr page 130-
63 _
jj Een jongeling van omstreeks veertien jaren ,
Vrij sterk zijnde en van boeren ouders geboortig t
Werd op den 7 Januarij 1799 , door een haak,
welke de boeren gebruiken om achter elkander op
schaatsen te rijden, (gewoonlijk een puikhaak ge-
naamd) op het ijs zoodanig gewond, dat de punt
diep in het bovenst gedeelte van het regter ooghol
ingedreven was, en het omgekromde gedeelte (het
haakachtige), terwijl de jonge viel, door de be-
nedenvlakte van het ooghol tot in het hol van
Highmor doorgedrongen was. (*) De zeer ervarene
Heelmeester swakt tot hulp geroepen zijnde, be-
proefde alles, om het vreemde ligchaam weder
uit te brengen , doch te vergeefs. Men oordeelde
nu noodig om tot den Hoogl. MULDER de toe-
vlugt van geheel friesland in bijna radeloze ge-
vallen om raad en hulp te gaan; weshalve de ge-
wonde 's nachts van den dorpe St. Jfnna Patrochie ,
waar het ongeval gebeurd was, naar Franeker
gevoerd werd. De volgenden dag hier gekomea
zijnde, onderzocht de Hoogleeraar mulder de
zaak
(*) Het ongeluk werd niet, zoo als de geleerde schrijvers van.
bet Geneesi. Magazijn (v. D. pag. 4g5.) in hunne aanprij·
lende beoordeeling dezer Dissertatie vermelden, met den haak
eener schaats
aangebracht, maar met een puithaal. Met eea
schaats was het geval volstrekt onmogelijk, hebbende geea
twee, één vooruitstekende en één omgekromde, punten, zoo
als vermelde haak , waarvan een punt, als het ware een ver-
lengsel der stok daarstelt en in eene horizontale rigting het
oog aldus, intrad. De tweede beleedigende punt had de rigting
alsof b. v. een omgekeerde C aan de regte punt, op eenigen
afitand vau het einde gehecht was, aldus : O
-ocr page 131-
- 64
zaak naattwkeurig, en noodigde de Hoogleeraar
altardi, de Doctoren georö coopmans , nieu-
Buur en steensma, benevens den. Heelmeester
waardenburg en eenige Studenten der Genees-
kunde, wegens het ongewoone van het geval uit,
om den gewonden te onderzoeken en de uittrekking
der haak, die zonder insnijding niet geschieden
konde, te zien verrigten, De gewonde zat geheel
.welgemoed (placide) en stil , even als of er niets
voorgevallen ware, houdende met de eene hand
het gedeelte der stok, waaraan de haak gehecht
was ,, vast; (want men had het langste deel dief
,stok om des gemakswille bij het vervoeren afge-
zaagd 5) de haak (het ijzeren gedeelte) was zoo
verre door het ooghol in het cranium en de sinus
maxillaris
doorgedrongen, dat er niet het minste
gedeelte meer zigtbaar van was. De regte punt
was door het boven ooglid nevens de binnen oog-
hoek door de processus orbitalis van het voor.
hoofds'been in de hersens zoo diep doorgedrongen j,
dat een sonde langs dezelve binnengebragt tot 4
duim toe binnen ging."
» Te vergeefs wende dé Hoogleeraar muldeb.
alle moeite aan, om de haak zonder insnijding
uit te brengen, hetwelk vooral verhinderd werd
door het gebogen gedeelte in het autrum Highmori
bevat. Daarenboven maakte het gevoel van de
hevigste pijn, welke de lijder zelfs bij de aller-
voorzigtigste beweging der haak aandeed, alle po-
gingen vruchteloos, dewijl onregelmatige en con-
vulsieve
bewegingen ontstonden, ja de jonge bijna
dol
-ocr page 132-
— 65 —
dol scheen. Zoodra de haak losgelaten Werd en *
de lijder zelve den stok hield , bedaarde alles , en
ondervond hij geen ongemak. Er was dus niets
over dan eene heelkundige kunstbewerking, en wel ,
zoo ver ik weet, eene ongewoone nooit te voren,
bewerkstelligde, waarbij de Hoogleeraar door de
aangezigtsbeenen zich een' weg baande tot het
antrum Highmori, aldus alle beletselen wegnam
en eindelijk het vreemde ligchaam uittrok.5'''
» Eene insnijding gemaakt zijnde, die door de
algemeene bekleedselen en zachte deelen tot het
been doordrong , en loodregt van de plaats, welke
met den benedenrand van het ooghol overeenkomt,
tot den afstand van één' duim nederdaalde : vervol-
gens de beenoppervlakte door een schraper ont-
bloot zijnde: en eindelijk met een wigje eene
kleine opening gemaakt zijnde, werd door middel
van eene beenschaar een' stuk uit de bovenkaak
geknipt, bijna één duim lang, een half duim breed
en 4 duim diep. Na deze verrigting was het
antrum Highmori aan de boven-voorkant open,
en het gekromde deel des haaks, werd, zoo verre
hetzelve in de holligheid doorgedrongen was, zigt—
baar, belettende niets meer om den haak zonder
veel pijn en zonder eenig ongeval naar buiten te
halen."
» De door de operatie ontstane wonde werd met
pluksel verbonden , doch in de opening door de
regte punt des haaks door het boven-ooglid naar
de hersenen veroorzaakt , werd een pijpje gesloken
om dezelve eenigen tijd open te houden en aldus
E                               eenen
-ocr page 133-
— 66
eenen ttoodigen. uitgang te verleenen aan de stof,
die anders in het bekkeneel zich zou. verzamelen.
De uitgetrokkene haak was zeer ruw en gedraaid,
met eene stompe punt voorzien, welke twee duim
lang is ; het onigekromde deel was scherper en plat ,
langs den bogt gemeten eveneens twee duim lang.
De breedte van den haak, of de afstand van de
punt van het gekromde deel tot het regte was S
ij duim. Het blijkt dus, dat, de lengte van den
haak met de diepte, tot welke de sonde konde
ingevoerd worden , vergeleken zijnde, de haak eerst
hoog door het ooghol binnengebragt is geworden
en naderhand , de gewonde vallende , teruggetrok-
ken is , waardoor het gekromde deel tot het antmm,
ffighmori
is doorgedrongen. Doch wanneer de
breedte des haaks vergeleken wordt met de wijdte
der oogholte, wiens grootste dwarsche diameier
naauwelijks ^én en een half duim bedraagt , en
naar den bodem als een tregter vernaauwd wordt ,
schijnt het moeijelijk te begrijpen, hoe de haak zoo diep
heeft kunnen doordringen. Om dit evenwel uit te-
vorschen , hebben wij proeven genomen en die
zelfde haak in een beenen hoofd binnengebragt
hebbende gezien , dat de wonde niet anders konde
gemaakt v?orden , tenzij het jukbeen van het kaak-
been aiwijke. Het gekromde gedeelte des haaks ia
bet antrum Ilighmori ingegaan zijnde, neemt het
]ukbeen de natuurlijke en vorige plaats weder in ,
en aldus de oogholte roudom gesloten zijnde, wordt
belet, dat zonder eene heelkundige kunstbewerking
aan
-ocr page 134-
~67 _
aan liet vreemde ligchaam geen' uitgang konde
verleend worden."
» Na de operatie zijn: eerst ontstekingwerende
middelen en een' verkoelenden leefregel voorgeschre-
ven , doch vervolgens de krachten eenigzins ver-
minderd zijnde en de etterachtige stof door de
wonde van de hersenholte uitgezonderd wordende,
werden versterkende middelen toegediend en een
üieer verkwikkende diët gehouden." — » Onder-
tusschen stond de wonde wel: in de eerste dagen
een weinig kooris , naderhand niet meer. Hij had
geen pijn, noch eenig ongemak aan het hoofd.
De slaap was zacht en volkomen natuurlijk. In
een woord , niets voorspelde eene ongelukkige uit-
komst, en bijaldien de onzekere uitkomst van elke
beleedig'mg des hoofds geene vrees ingeboezemd
had , dan zoude ieder verzekerd hebben, dat de
jongeling genezen zoude." — » De wonde in het
aangezigt gemaakt, werd uitmuntend en regelmatig
genezen, het antrum Highmori werd weder door
beenzelfstandigheid gesloten en op het einde der
vijfde week vormden de zachte deelen een liktee-
ken." — ■>) De binnenwonde door het spits des haaks
veroorzaakt , was tot nog toe open , maar de uit-
vloeijing van etter allengs verminderende, had
nu geheel opgehouden, zoodat ook van dezen kant
geen vermoeden van een schuilend kwaad ont*
sproot. Waar gelande de hoeveelheid etters ver-
minderde , konde de sonde minder diep in de wonde
gebragt worden, zoodat de vereeniging en gene-
zing van uit den bodem der wonde voortreffelijk
E 2                               scheen
-ocr page 135-
— 68 —
scheen, voort te komen. Doch de ongelukkige uit-
komst heeft hier de hoop bedrogen. De zesde week
Bog niet afgeloopen zijnde, op den 16 Februarij,
werd de lijder onverwachts door ccnpulsiones aan«
getast, en stierf plotseling. Bijkans sedert twee
dagen was de jongeling met hoofdpijn gekweld ge-
weest , bevindende zich overigens wel, maar men
meende dit ongemak aan het snijden van het hoofd-
kaar te mogen toeschrijven j immers hoeveel dit
aan sommige zieken schaadt, blijkt voornamelijk
uit datgene, wat de Geleerde LANOIX daarover
geschreven heeft, welke zelfs voorbeelden van
daardoor veroorzaakten dood aanhaalt." (*)
» De lijkopening , die met moeite toegestaan
werd, toonde het volgende. Het bovenste deel des
bekkeneels afgezaagd zijnde, vertoonden de dura
et pia meninx
benevens het spinnewebsvlies eenen
natuurlijken toestand, en de hersenkwabben waren
gezond. De voorste kwabben opgeligt zijnde , kwam.
niets kwaads voor, als dat de dura mater en de
overige vliesen der hersenen vast aamenhingen met
het oogholsgedeelte van het voorhoofdsbeen ter
plaatse , waar de wonde aangebragt was. Maar het
regter halfrond horizontaal doorgesneden zijnde,
bleek de voorste oppervlakte van den voorsten boezem
(ventriculi anterioris)· eeit weinig meer verheven
en bol, dan gewoonlijk. Voorts de voorste kwab
van
(*) Zie ActiS de la Sociêtê de Medicine, Chirurgie et Phar-
macie
, eiahlie α Bruxelles, sous la devise: iEgrotantibus.
vol, I. p. 1. lïo. n.
-ocr page 136-
Van dezelfde zijde nagegaan zijnde, vond men in
liet benedenste en binnenste gedeelte derzelve eene
Verzameling van etter , bedragende omstreeks twee
onzen. De bodem van deze verzworene plaats ,
kwam overeen met . de te voren gewonde plaats.
Het overige hersengestel, zoowel de kleine als de
groote liersenen waren volkomen gezond en gaaf. —;
De hersenen weggenomen zijnde, bleek dat de punt
des haaks door het ooghols-gedeelte des voorhoofds»
been was doorgegaan, dat de vliesen daar ver-
scheurd waren, en dat het, vreemde ligchaam tot
de binnenste zelfstandigheid doorgedrongen was.
De zamengroeijing der vliezen met het voorhoofde-
been belette, dat de ia de laatste dagen afgeschei-
den etter uitgeworpen konde worden, en de
sonde niet meer diep konde ingaan." De Heer
SCHMiDT besluit nu zijne dissertatie, zoowel uit
hoofde van het medegedeelde bijzondere geval, als
het overige door hem gezegde , aldus.
» Alles wel overwogen zijnde blijkt , dat de
uitkomst van eene beleediging der hersenen zeer
onzeker is en voornamelijk de verettering, en dat
misschien verscheidene zieken bewaard konden
worden, wanneer de diagnostische teekenen dui-
delijker waren. Zoo had in het vermeide geval
de stof door een troiquar, door het oogbol
binnengebragt zijnde, kunnen ontlast worden, zoo
ais met waterachtige vochten uit den buik en andere
holligheden van ons Jigehaam geschiedt, en aldus
de gewonde misschien in zijn vorige gesondheid
hersteld geworden zijn. Doch dewijl er geen het
E 5                          min-
-ocr page 137-
7o
palnste vermoeden van afgescheiden en tertigge-
houdene etter aanwezig was, dacht mijn geëerde
Leermeester geenszins aan hei. doen dier operatie.
Maar daarna ried Hij aan zijne toehoorders , om,
indien door eenig soortgelijk ongeluk door het oog«
hol eene wonde aangebragt zijnde, de toevallen on-
verwacht slimmer werden, dit twijfelachtig middel
liever te bezigen, dan geen. — » Dat niet allen,
die door een stekend werktuig door het ooghol
gewond worden , en dit eenigen tijd overleven ,
aan verettering der hersenen lijden, blijkt onder
anderen uit de waarneming van den Hoogleeraar
FASTONI. (*). Men moet eindelijk nog in het oog
houden, dat bij het uitnemen van zoodanig vreemd
ligchaam uit de hersenen , niet veel krachts moet
aangewend worden , maar liever eene insnijding en
het wegnemen van beenzelfstandigheid , dewijl het
meermalen gebeurt, dat vreemde ligchamen niet
door denzelfden weg kunnen nitgebragt worden,
langs dewelke zij binnen kwamen. —
Opmerkenswaardig vinden wij nog de aanleekening
nopens een paar voorbeelden van hersenbreuken , die
wij te dezer plaatse invoegen. „ Een kind door mijn'
vriend Dr. VAN DE LAAR en Prof. DU PUI (-f)
beschreven, stierf terstond na de geboorte, even
als
(*) Zie Opuscula Medica et Fhysiologlca, (Genevae ij3S.)
pag. j88. Obs. XXXV.
(f) Zie Observ. Chir. anat. obst. Med. (L. B. 1794.) Obs. III.
sèct. 2. Het bovenstaande moet in den jare 1808 geschreven
zijn.,
-ocr page 138-
γι
als de meeste dergelijke en ook bet kind hetwelk
voor weinige jaren in Franeher geboren werd,
komende genoegzaam met bet altlaar afgebeelde
overeen. Doch één kind heb ik evenwel gezien
met een bersenbreuk op het voorhoofd, waarbij
de voorste kwabben van de hersenen tusschen de
beide deelen van het voorhooi'dsbeen waren door-
gezakt en een aanmerkelijke zwelling boven den
neus vertoonden, hetwelk bij mijn vertrek uit
Franeher (1807) nog leefde en toen ten naasten
bij den ouderdom van anderhalf jaar bereikt bad.
Het was in JMinnertsga,) een dorp niet ver van
Franeher geboren."
„ Eens heb ik in Leeuwarden eene Hersenbreuk
op de kruin gezien , waarbij de middelste gedeel-
ten van de boven-halfronden der hersenen door
de gpoote fontanel waren uitgedreven. Deze is
die onder de Hoofdbreuken, welke bet zeldzaamst
voorkomt. Dit kind werd ook , gelijk de meestem
dood geboren·'5
„ Niet zelden hangt dit ongemak met een in-
wendig waterhoofd zamen, in welk geval het ge-
zwel op het aanraken minder vast is , men bespeurt
eene vocbtgolving in hetzelve, welke meer of min-
der duidelijk is naar mate er meer of minder ber-
senen tevens met het waterachtig vocbt in het geawel
begrepen zijn. Soms gebeurt het, dat er niets
dan water schuilt en de hersenen geheel binnen het
bekkeneel gebleven zijn. Van hier de verdeeling
in Hersenbreuhen, Her&en-waterhreuien, en Wa*
terbreuken
van het hoofd. In allen gevalle mag
E 4                                  de
-ocr page 139-
72 —
<!e drukking, welke men tot steun der deelen
aanbrengt slechts gering zijn, en geenszins zoo
hevig als eene poging tot inbrengen van het ver-
plaatste deel zoude vereischen."
§ 7-
Ten opzigte der behandeling van het zoggezwel
meenen sommigen , dat men altoos het gezwel moet
trachten te verdrijven, terwijl anderen de bevor-
dering der verettering dadelijk aanraden, beweren-
de, dat na mislukte verdrijving niet zelden knoes-
achligen gezwellen overblijven , die soms in kanker
ontaarden. De ondervinding leert , volgens de
getuigenis van mijnen Vader . dat de ontsteking
der borsten eene gelijke behandeling met de ont-
steking van"*andere deelen vordert. In den beginne
behoort men de oplossing te beproeven, dewijl de
vrees om dusdoende knoestgezwellen te veroorzaken
geenszins zoo groot is, als sommigen meenen ,
terwijl er veel meer gevaar van kanker is , wanneer
de verzwering onvoorzigtig of op eene ongeschikte
wijze wordt behandeld. Alles hangt hier voorna-
melijk van het tijdperk der ziekte, waarin men
geroepen wordt, af : immers wanneer reeds neiging
en teekenen van verettering aanwezig zijn , is het
ongeraden middelen ter oplossing in het werk te
stellen. — Het is te verwonderen, dat--tot die
oplossing zoo menigvuldig de aderlating , een zoo
krachtig berekend middel, verzuimd wordt. Dit
geschiedt vooral uit vrees, dat de toevloed van zog
hier-
-ocr page 140-
-73-
hierdoor verminderd zal worden , doch ook deze
vrees wordt door de ondervinding voor ongegrond
verklaard , mits men de bloedlating regelt naar het
gestel , de bijomstandigheden, enz. van de lijderes.
Het uitzuigen der borst is meer voor- dan nadeelig,
doch behoort niet door het kind te geschieden.
Even als men tegen het aderlaten bij zoggezwel-
len was , zoo vindt men ook Schrijvers, die tegen
ueze kunstbewerking zijn bij de Hoos, en in het
algemeen legen de oplossende methode derzeJve,
dewijl men meent, dat die kwaal veeleer van
een' rolachtigen en kwaadsappigen aard is, moe-
tende door kina enz. bestreden worden. Doch
zoodanige stelling komt geenszins met de algemeene
ondervinding overeen, welke leert dat in de meeste
gevallen bij aanvankelijke roos niet slechts aderla-
ting nuttig is, maar de geheele ontsteking oplos-
sende geneeswijze, laxeermiddelen, koele leefwijze ,
zachte zweetmiddelen , enz.
§ 8.
Over de waterbreuken moeten wij vooreerst op-
merken , dat behalve andere kenteekenen ook door
de Schrijveis wordt opgegeven de doorschijnend-
heid van de zwelling , welk kenteeken men voor
zeer onzeker moet houden , want zoowel het bevatte
vocht als de tunica paginalis zijn soms beletselen
voor den vrijen doortogt des lichts. Maar daaren-
boven is het ook niet altijd zeker, dat bij eene
doorzigtige zwelling altijd ophooping van water
plaats heeft. Immers nam mijn vader een geval
E 5                              «ar ,
-ocr page 141-
._, ηί _
Kaar > in hetwelke eene doorschijnende dikte aah·
■wezig was, welke verscheiden Geneesheeren als
een Waterhreuk behandeld hadden, terwijl het
niets anders was dan eene ingewandsbreuk\Herina
intestinalis)
(*).
Men weet dat de Waierbreuken hoofdzakelijk
op twee manieren behandeld worden , of op eene
onderhoudende , palliatwe, of op een volkomene f
radicale
wijze· De eerste bestaat in het maken
yan eene kunstige opening ten einde het verza -
Hielde vocht uitgang te verleenen , en dat wel zoo»
dikwijls als hetzelve wederkeert en den lijder
lastig wordt. Deze ontlasting geschiedt of door
het lancet, of door de troiquar, in het algemeen
even boven den bodem van het scrotum aan den
buiten- en voorkant, een weinig schuins op-
waarts, waardoor men best de bloedvaten, doch
voornamelijk den bal kan vermijden. Door derge-
lijke kwetsing en verdere omstandigheden ontstaat
een Bloedhreuk (Haematocele). — Om het tweede
oogmerk te bereiken moet men de geheele hol-
ligheid , waarin het vocht verzameld wordt, ver-
nietigen , hetwelk door eene wezenlijke aaneen*
groeijing der scheederok en witte rok ofzaadstreng
te weeg gebragt wordt , door kunstig verwekte
ontsteking of suppuratie. De geheele openlegging
van het gezwelj het inbrengen van een turunde
of
(*) Men zie l. POPTA, Dïss. de Praecïpnis Hemiisspuriis*
(Wercumi
1806.) p. 18, alwaar Cap. II. §. I—III. de diagnvsi»
der tlydrocele kort en duidelijk wordt opgegeven*
-ocr page 142-
-?5-
öf steek wiek ia de wonde metde troiquar gemaakt,
of van eene hougie; liet wegnemen van de gebeele
tunica vaginales; bet aanleggen van een bijtmid-
del om eene doode korst te maken , welke afvalt
en hiermede te volharden totdat de scheederok aan-
getast zij; bet inbrengen van een seton door de
gebeele lengte van het gezwel; de inspuiting van
roode wijn of eenig ander zamentrekkend vocht na
de aftapping; het aanleggen van eene spaanscUe
vlieg-pleister over de wonde, waardoor de aftap-
ping geschiedt is; deze zijn alle tegen den water-
breuk aanbevolen middelen, door FABIUTIUS ab
Α QUA PENDENTA, VAN MOENICKEN , DOUGLAS , ELSE ,
POTT, SHARPE, EAKLE en anderen aangeprezen.
„Het Bijlmiddely de Seton, en de insnijding
„voldoen het best aan het oogmerk en onder
„ dezen geven wij in het algemeen de voorkeur
„ aan de laatstgenoemde bewerking." Zoodanig
was mijns vaders oordeel in eene openbare les
over dit gebrek in Februari] 1798, hetwelk in
latere aan teek eningen eveneens voorkomt, alhoewel
de manier der inspuiting naderhand ook niet ge-
heel verworpen is geworden j zoo als onder ande-
ren uit bovengemelde waarnemingen blijkt. Uit
deze wordt ook de reden der voorkeur van de in-
snijding duidelijk.
Over het onderscheid tusschen den aard van een
vleeschbreuh (sarcocele) en alle andere zwelling der
ballen , vooral die zwelling en verharding ? welke
het gevolg eener voorafgaande ontsteking is y beeft
de
-ocr page 143-
-76_
de Hoogl. JïENDRlKsz uitvoerig gehandeld. (*) Wq
vonden in eene aanteekening van mijnen vader
het navolgende; „ De ballen, allergevoeligste lig-
chamen en dus ligt te beleedigen, kunnen som-
tijds aanmerkelijk uitgezet en vergroot worden,
zonder nadeelige gevolgen, wanneer men spoedig
gepaste middelen van oplossing of anders naar den
aard der zaak aanwendt. Ingevalle dezelve van
ontsteking of verettering afhangt, moet dezelve als
zoodanig , de aanbrengende oorzaken in acht. geno-
men zijnde, behandeld worden." — „ Dan niet
alleen ditj maar met het overige kliergestel in
maaksel overeenkomende, zijn de ballen Ook aan
gelijksoortige ongemakken hiermede onderhevig:
voor knoesigezwellen namelijk en kanker, zoodanig
eene opzweiling van de bal noemt men vleesch-
hreuh. —
In gevalle van verharding zonder hoop
Van oplossing moet de bal vroegtijdig door hel
mes worde» weggenomen. — Om een gelukkig
gevolg te hoopen moet de bal niet knobbelig,
noch verzworen zijn, maar evenredig uitgezet,
niet pijnlijk en de streng zacht. Bij oude zwakke
menschen en dezulken, welke een bleek gelaat}
ongezond ligcliaamsgestel, met bedorvene spijsver-
tering én andere kenteekenen van verstopte inge-
wanden, ronddragen, is weinig of geen vooruit-
zigt
(*) Zie Oordeeik Beschrijving pag, 94 voïgg. Een bal werd
■wegens voorafgegane verzwering door dezen Hoogleeraar ge-
lukkig weggenomen, p. 116. Dergelijke voorbeelden vinden
jjrij ook elders.
-ocr page 144-
— 77 —
sïgt op eene. gelukkige kunstbewerking, in welk
een staat het gebrek ook zijn moge." Bij een der
drie bovenvermelde lijders ontstond eene braking,
welke eene bloedstorting ten gevolge had. Wij
kunnen niet beoordeelen of deze bloedstorting en
zenuwtoevallen een gevolg waren van de wijze,
waarop de zaadstreng gedurende de operatie be-
handeld is geworden, hetwelk men weet, dat
hierop zooveel invloed heeft en tegen al hetwelk de
voortreffelijke leerling mijns Vaders, Dr. WACHTER
op goede gronden, zoo het ons voorkomt, de
stevige binding van de gehele streng aanbeveelt. (*)
Doch eveneens leert de ervaring van anderen en
wel van den Hoogleeraar HENDitlKSZ, dat de
onderbinding van de voornaamste bloedvaten, af-
gezonderd van de overige deelen der streng,
met een gelukkig gevolg bekroond werd. Immers
» van de veelvuldige voorbeelden, welke mijne
» praktijk mij van deze kunstbewerking heeft op-
» geleverd, heb ik noch nadeelige bloeding, noch
» zenuwtoevallen zien ontstaan," schrijft genoemde
Hoogleeraar. (+) Of Zijn Ed. in bovengemeld
geval (p. 18) eene andere methode gevolgd zij, en
daaruit bloedvliet voortsproot, is ons onbekend.
Trouwens die bloeding konde ook niet volstrekt
nadeelig genoemd worden.
§9.
(*) ƺå'Éððï÷ñÜôçò Magazijn enz. I. Dl. 3 si. p. 3o3-3/j5. Over
het onderbinden der aderen en slagaderen van de zaadstreng
bij het wegnemen van een of beide hallen.
(-J·) Oordeelk. Beschrijving e?zz. pag. 120. Over de behan-
-deling na <le operatie, zie men ald. r. 121. Vergelijk KOÜX,
Paralhle etc. s. 85—89.
-ocr page 145-
■ή 78
§ 9·
Ten opzigte van liet voorbereidend verband tij
liazelippen achten wij het niet ondienstig de vol-
gende getuigenis , op veelvuldige ervaring gegrond,
van mijnen vader mede te deelen , omdat sommi-
gen te hoog met zoodanig verband schijnen te
loopen. De kunstbewerking zelve werd overigens ,
naar voorkomende omstandigheden, verrigt op die
manieren , welke door heister en tjlhoorn , (*j
VAN GESSCHER (+) , BELL (§) , LA IA.YE, LOUIS (*) ,
en anderen worden opgegeven.
Van der HAAR gaf voornamelijk omtrent de
nuttigheid en noodzakelijkheid van een voorberei-
dend verband voor het doen van gemelde kunst-
bewerking eenïge aanmerkingen (+), waarvan ook
LOUIS gewaagt. ,,Dat dit verband, hetwelk uiteen
tweehoofdig smal windsel bestaat, hetwelk van
achteren beginnende onder den neus door wordt
aangelegd , bij zeer ver van elkander verwijderde
randen van hazelippen en gespletene verhemelten
van nut kan zijn en eenige weken voor de kunst,
bewerking allengs meer en meer aangesloten, bij
kinderen niet alleen de spleet der lippen kleiner
doet worden, maar ook het verhemelte eeniger-
mate
(*) LXXIV. Hoofdst.
(t) § 35.18—353a.
(§) IV. Dl pag. i4g volg.
(*) Mémoires de VAcad. Royale de Chirurgie. Tom. I. pag.
<3o5. en Tom. III. pag. 385. en Tom. IV. pag. 292.
(•j·) Zie zijne uitgezochte Genees- en Heelkundige Mengel-
schriftert.U. Deel pag. x.
En de zoo evéngenoemde Mémoires^
-ocr page 146-
79 *■*
mate sluiten tan, is zeker en de waarneming, welke
VAN DER HAAR bijbrengt van een kind, waarvan
de spleet in het verhemelte eerst een vinger en
na drie weken het verband gedragen te hebben ,
geen pijpsteel toeliet , bevestigt zulks volkomen.
Dat ondertusschen zelfs de verst van elkander
verwijderde liazelippen zich zonder voorafgaand
verband laten genezen is even zeker. Bij de
meeste kinderen is het geregeld aanleggen van zulk
een verband onmogelijk , bij velen verbaast moeije-
lijk» Bij volwassenen zie ik er geheel geene nut-
tigheid in , even min bij de hazelip , als bij het
wegnemen van kankerachüge lipgezwellen, waarbij
Van der haak hetzelfde verband anders ook aai-
raadt, ja zoo , dat hij verklaart, gedurende twin-
tig jaren, nimmer, zelfs éenen der ligtste liaze-
lippen of groote kankergezwellen der lippen
geopereerd te hebben
, zonder altoos voor eenige
dagen of weken dit voorbereidend verband te
doen voorafgaan.
Bij de ligtste hazemonden is
hetzelve volstrekt overtollig , bij kankerachtige lip-
gezwellen van eenig aanbelang (want bij kleinen is
het ook onnut) veroorzaakt het naar mijn inzien
eene nadeelige drukking."
„ Nimmer geloove ik ook dat dit verband zoo
vele nuttigheid, in wat geval ook, kan hebben,
dat men veilig het gebruik van naalden en omge-
wondene hechting achterwege laten kan, en op de
draadhechting vertrouwen, vooral bij kleine kin-
deren , die veel schreeuwen/'
Twee der bovengemelde hazenlippen, waren en~
. én*
-ocr page 147-
— 8ο —
helvoudige, de overige vier waren zamengestelden ?
■waarvan één enkeld, de anderen dubbeld waren.
Omtrent den oorsprong of wording van de ha-
zelippen heeft onlangs Dr. NiCATI, door den
Hoogleeraar vrolik voornamelijk voorgelicht, niet
onbelangrijke stellingen medegedeeld (*), die wij
ons meenen te herinneren ook van den onsterfe-
lijken brugmans gehoord ie hebben.
Gemelde verklaring is voornamelijk gegrond op
het aanzijn van tusschen-boven-haahs-beenderen
of snijtands beenderen (ossa intermaxillaria seu
insiciva)
bij den mensch, wier bestaan bij den-
zelven veelal ontkend is geworden, ook door mij-
nen Vader (-f-). Goethe heeft nogtans voorna-
melijk hun aanwezen betoogd en het is niet zeer
moeijelijk bij een naauwkeurig onderzoek van
menschenhoofden zich van de'sporen van des-
zeifs achterste grenzen te overtuigen Bij de meeste
koppen viud ik met nioati en anderen zeer
duidelijk den achtersten naad, door denwelken deze
beentjes met de verheaielte-beenen worden veree-
iiigd: bij sommigen zijn zelfs de naden welke van
de evengenoemde naar voren loopen goed te on-
derscheiden 5 doch bij geen één zie ik duidelijk
een'naad van den neusvleugel naar de tandkas loo-
pen , hoewel over deszeifs aanzijn in een omstreeks
éénjarig kind twijfelende. In een kopje met een
ha-
- ' (*) Zie Specimen Anat. Pathol. inaug. de Labii Uporini
congeniti natura et origine: auct.
c. kicati (Traj. ad Rlieit.
et Amst.
8vo. 1822.)
\f) Zie Oratio de meritis Petri Camperi etc. Amst. dl.p. Si.
-ocr page 148-
- 8ι -
hazemond vind ik het geheel ter linker zijde veel
duidelijker aanwezig (*). Maar , wat hier meer in
aanmerking komt, is , dat AUTENRIETH en ande-
ren bij vruchten van 116 en 121 dagen de snij»
tandsbeenen duidelijk afgezonderd van de boven»
kaaksbeeaen vonden. Wanneer men voorts tot
nog jonger vruchten opklimt en zeker ontwaart,
dat in den beginne nog grootere scheiding plaats
heeft en zelfs neus- en mondholte als in één ge-
vloeid voorkomen: en dat deze eerst naderhand
door ontwikkeling mede der snij tandsbeenen ge-
scheiden worden : dat eindelijk eerst na het vor-
men des beens de zachte deelen zich vormen,
althans schikken: dan is het niet moeijelijk den
oorsprong der hazelippen te vinden in eene onna-
tuurlijke of belette ontwikkeling dier zelfde bee-
nen. Weshalve tïicati teregt stelt, dat „ de
,, oorzaak van de hazelip en deszelfs complicatiën
,, te zoeken is in het ontbreken van ceue natuur»»
„ lijke vereeniging tusschen de snij tandsbeenen,
„ waarbij zich dikwijls een gebrek van verband
„ langs
■(*) Het niet aanwezig zijn en vergroeijen der nadenl van
deze beentjes bij den mensch kan ook niet wel aangevoerd
worden 5 al» een bewijs dat deze beentjes niet bestonden. In.
een' paardekop b. v. zie ik de ossa inlermax., nasi et maxill.
sup.
in één gegroeid: bij een hond en aap geen afzonderlijke
intermax. · bij een oude das geen liet minste spoor daarvan :
enz. Be Brcïdijpus trldactijtus heeft volgens vam der HOEyiMS
opmerking ook ossa intermaxillaria hoewel anderen dit ont-
kennen. Ik kan dezelve niet duidelijk onderscheiden. Zie
ElcATi. variis Loc.
F
-ocr page 149-
_ 82 —
,, lanps het' gehele vei hemel te-deel der boven-
,, -kaaksbeetideren en de verhemeltebeenderen zelve
,, voegt." Vandaar kan men afleiden waarom zoo
dikwijls dubbelde hazemonden voorkomen ; van-
daar dat bij de enkelden de spleet allerzeldzaamst
in het midden der lip is , doch meest omstreeks
onder een der neusvleugels; vandaar dat ingevalle
de spieet in het midden is , een e scheiding lusschen
de twee snijtands-beenen plaats heeft en eigenlijk
niet tusschen de bovenkaaksbeenen.
Bij'de bovengemelde dubbelde hazelippen (p. 23)
veroorzaakten dus bij twee der gevallen de snij-
tandsbeenen ■eenigë moeite bij de genezing, ja
zelfs waren bij het oudere kind dezelve met twee
tanden zoo vooruitstekende, dat zij weggenomen,
moesten worden. Men verkreeg hierdoor wel een
grooter opening en een beenwonde, doch alles
schikte zich zonder toevallen, wordende het kind
volkomen genezen.
' De geleerde carus (en waarschijnlijk ook ande-
ren) raadt eveneens het wegnemen van zoodanig
voor de vereeniging hinderlijk middelstuk aan en
komt in zijn gevoelen nopens het ontstaan der
hazelip met bovenvermelde verklaring overeen. Hij
ziegt namelijk (*): „Voornamelijk die plaats, waar
,', het os intermaxillare zich met de ossa max.
sup. verbindt , vertoont zich niet zelden onvol-
„ komen vereenigd, en wel of alleen in de huid ,
j, waar—
'('*) Zie : Zeltrhuch der Gynokohgie. II Th s. 6o4 § l65g.:
{Leifz. 1820). Verg. § 672. s. 22.
-ocr page 150-
s, waarbij de wanstalligheid den naam van hazelipy
5, welke of enkelvoudig of dubbeld is, bekomt,
„ of ook in het been, wanneer men dezelve
s)Wolfsmond noemt. · · . Somtijds kan het overi-
„ gens bij de wolfswond niet vermeden -worden ,
,, het deel des tusschenkaakbeens, hetwelk te ver
,, vooruitsteekt en de vereeniging der bovenlip
„verhindert weg te nemen." Hetzelfde gevoelen
meenen wij ook elders (*)■ bij dien kundigen schrij-
ver te kunnen opmaken, wanneer hij zegt: „In
„ de Vledermuis (vesP. murinus) vind ik beide
„ zijdeelen des tusschenkaakbeens altijd van een
„ verwijderd, en de mond- en neusholte niet door
beerven gescheiden. Hierdoor komt de vorm des
,, bovenkaaks tot stand , welke geheel met de zoo-
„ genaamde wolfsmond of bovenkaaksspleet der
,. misgeboorten van den mensch overeenkomt*'*
77            O
De voortreffelijke ê. Á. rudolpht zegt omtrent
bovengemeld onderwerp het volgende, in de hoofd-
zaak met dezelfde verklaring overeenkomende*
doch niet in bijzonderheden gaande, ,,De been-
„stukjes, welke met de tusschenkaaksbeenen.
(osva intermax. s. incis.} vergeleken moeten.
,, worden, blijven somtijds tot in de vierde maand
bij de menschelijke vrucht afgescheiden bestaan.
,, Dik-
(*) Zie Lehrbuch der ZoStomie, s. é·â, § 2S4. (Leipz,.
1818). Alwaar door het volgend zeggen, het bestaan van snij-
tandsbeenen wordt aangenomen : Uebrigens bildei der Zwi-
scherikiefer in heinem Saugthier eine spinet nasalis
, .welche
'dagegen schon im Menschlichen Fötus sehr deutlich ist.
F 2
-ocr page 151-
— 84 —
„ Dikwerf komt een spoor of teeken van dezelve
,, als naad acliter de snijtanden voor. Somtijds
,, ontwikkelen zij zich tegennatuurlijk, en vormen
,, daardoor de dubbelde hazelip; docli heb ik dan
j, in het vooruitspringend beenstukje tot nog toe
„ maar één snijtand aan elke zijde gevonden. Men
,, vindt reeds een spoor van de kennis der snijtand
j, beentjes in rob. nesbitt's Osteogenie {^ΒΊ))." (*)
De bovengemelde waarneming, bij welke ook twee
snijtanden ontwikkeld waren strekt waarschijnlijk
ter bevestiging van rüdolphi's bevinding.
En om nog ééne getuigenis nopens het bestaan
der beentjes, waarover wij handelen, bij te bren-
gen van eenen man , wiens bevoegdheid in dezen
niemand zal tegenspreken, van een' man, wiens
veelvuldige eigene ervaring en nasporing genoeg
bekend zijn, van joh. FRIED. meckei,. Aldus
laat hij zich naauwkeurig uit: ,, Volgens portal
,, ontwikkelt zich het bovenkaaksbeen uit meerdere
,, beenstukken, van welke er zich in het ligchaam
„ één vormt onder de oogkuilgaten, een ander
5, in den grond van den oogkuil, een derde in
„ het neusuitwas, twee of drie in het verhemeltes
,, uitwas.'*
, ,, Ik vind hetzelve bij de meeste vruchten van
„drie maanden uit drie deelen bestaan, van wei-
,, ke het voorste dat gedeelte van het verhemeltes
f) uitwas en tandkas uitwas, hetwelk voor het
» ver-:
(*) Zie HTJDOI.PHI Grundrisz der Physiologie, I. Bd. i. 3<v
§ 3o. Anm. 2, (Benin 1821). -
-ocr page 152-
- 85 —
5) verhemeltes-kanaal geplaatst is , en het neusuit-
„ was bevat: het middelste het ligchaam en het
„ middelste deel des verhemeltes uitwas: en het
,, derde, het achterste gedeelte van het verhemel-
„ te uitwas. Het verhemelteskanaal, hetwelk
„ hier nog slechts een gat {foramen incisivum.
s. palatinum anterius') is, schijnt geweldig
„ groot. De binnen-, boven- en achterwand van
„ het ligchaam zijn nog in het geheel niet ge-
,y vormd. Hier is dus het voorste gedeelte van.
,, het achterste afgescheiden, er bevindt zich een
waar tussclienkaahsbeen, eene hoogstmerkwaar-
„ dige overeenkomst met den normalen toestand
,, van alle onder den mensch staande dieren. Ook
„ wanneer beide niet meer volmaakt van elkander"
,, gescheiden zijn, loopt nog bij den rijpen vrucht
,f en. later het spoor van scheiding niet alleen veel
,, breeder, maar ook veel langer Sangs het verhe-
,, meltens deel voort, zoodat hetzelve ook door de
„ geheele breedte van de hovenvlakte henengaat.
,, Hetzelve blijft dikwijls zelfs hier nog niet steken ,
,, maar loopt vandaar naar boven, en scheidt een
,, deel van de binnenste oppervlakte des ligchaams,
,, als een innerlijk , dun blaadje , hetwelk slechts
,, tegen het buitenste aanligt, af. Buitendien
,, loopt er een tak van deze bovenste spouwing
„ naar achteren en gaat achter de traankuilen door
j, de opperkaaksholten naar de voorste vlakte des
,, ligchaams, waar dezelve met de wijde onder-
„ oogkuüsche spleten in het onderoogkuilsehe gat
s, in een vloeit. Zwakke spaoren hiervan vindt
• 'F 3                        „ men
-ocr page 153-
— 86 —
5, men ook bij volwassenen. Verschijnselen, die
„in zoo verre gewigtig zijn, als zij van eene, in
j, de vroegere levensperioden sterkere afzondering
3, van het snijtanddêel als tus schenk aak sbeen (os
3, incis. s. intermax.) van het overige, ook bij
s, den mensch, bewijzen opleveren. Altijd vindt
,, men ook bij jonge vruchten dien binnensten tak
,, der spouwing aan de onderste vlakte van het
}, verhenieltensdeel , en deze , als ook de wegens op—
j, gespletene bovenkaken van volwassene vruchten
3, gemaakte waarnemingen schijnen te bewijzen , dat
3, vroeger voor eiken snijtand zich een afzonderlijk
3j beenstuk aanwezig bevindt." (*)
Doch ook na het aannemen van bovengemelde
verklaring blijven nog gewigtige vraagstukken ter
beantwoording over : b. v. waarom bij dieren , die
zoo duidelijk, zelfs na de geboorte een' geruimen
tijd, afzonderlijke snijlandsbeenen hebben, zoo
zeldzaam hazemonden voorkomen ? Welke de
reden wel mag zijn, waarom bij den mensch in de
meeste (in de natuurlijkste) gevallen deze beentjes
volkomen met de bovenkaaksbeenen vergroei] en r
in velen alleen den achtersten naad overlatende en
waarom de vergroeijing zoo schielijk plaats heeft?
enz. Deze vragen vind ik bij de Natuurkundigen,
mij bekend, niet volkomen beantwoord, hoe wel
ik niet geheel wanhope, dat door een vergelijkend
onderzoek van alle dierklassen, met in aehtneming
van de omstandigheden waarin zij leven en bovenal
van
(*) Zie joh. Pr. MECREL , Handbuck der menschlichert. Ang,-».
Umie,
II. Bd. p, i3o. § 586. {Halle md Berlin. 1816.)
-ocr page 154-
-&.-.
van hunne tandontwïkkeling, die vragen zullen kurn-
nen opgelost worden. Altans zoo komt het mij voor.
De Hoogleeraar bakker . in zijne uitmuntende
wederlegging van doornik (*), laat zich, na over
de twijfeling der Geleerden omtrent dit been bij den
mensch te hebben gesproken, aldus ten slotte uit:
„ Deze beenderen zijn aan alle zoogdieren en aan
„ deze alleen eigen,, ofschoon derzelver zamenvoe-
,, ging , gelijk de andere naden van het hoofd, wel-
„ eens uitgewischt wordt; en dat zij bij den mensch
,, (indien zij namelijk bestendig in dè vrucht aan-
,, wezig zijn,) misschien tot hetzelfde oogmerk
„ kunnen dienen, als b. voorb. de eindstukken
(epiphyses) der lange beenderen en de voorhoofds-
,, naad, tot den groei namelijk, en in dit geval
,, wel tot den allereersten groei : of hetgene ik
j, voor waarschijnlijker houde, dat met dezen
„ naad niet anders bedoeld wordt, dan het be~
3, houd der analogie of éénheid van vorm, welke,
,, in vele andere opzigten, het menschelijk lig—
„ chaam zelfs met dat der meest afwijkende gé»
,, wervelde dieren gemeen heeft. Ook behoort
,, het voortduren van dezen vlakken naad (nam.
,, de genoemde achterste , door vicq d'azyr une
,,felure geheeten) tot de zeldzame gevallen (?);
,j immers tegen de 2 hoofden, waarin josei'Hï
zegt
(*) Zie Natuur- en Geschiedkundig Onderzoel· aangaande
den oorsprontelijlen. stam van het menscheliji geslacht
: door
G. BAKKER. {Haarl. Bohn 1810.) p- 9^, en dé aldaar aange-
haalde: vergel. pag. 144 en i/jS.
■ F' 4
-ocr page 155-
<— 88 —
5, zegt dezelve duidelijk te kunnen aanwijzen,
,, kan men ioo andere stellen, waar zij ont-
„ breekt; en indien de meerderheid ooit ten regel
„ strekken kan, zoo is dezelve in geen geval van
5, eene meer volstrekte toepassing, dan in het
,, vaststellen van de wetten der Natuur.'' — Nog-
tans vinden wij geene genoegzame reden aangevoerd ,
om derzelver bestaan ronduit te ontkennen. (*)
$ io.
Hoewel niet in die mate, als te voren, gelooven
wij dat ook nu nog menige beenbreuk en ontwrich-
ting verkeerd en altans onbedachtzaam behandeld
wordt. Ook nu nog mag men de woorden van
mijnen Vader in 1798 uitgesproken wel herinne-
ren: ,,De mensch door uitwendige zoowel als in-
wendige gebreken aangetast en deerlijk geteisterd ,
stelt zich uit een verlangen naar herstelling, gelijk
aan een' gierigaard uit begeerte naar geld, niet
zelden onbezonnen in de waagschaal 3 gelijk be-
driegers den vrek soms opligten, zoo worden on-
gelukkige lijders door onbeschaamde Kwakzalvers
om den tuin geleid en de ongegrondste stellingen
worden dikwijls greetig aangenomen, blindelings
geloofd, terwijl niets den afgedwaalden terug kan
brengen, dan verlies en te leurstelling. Onder
alle gebreken intusschen, welke den huip van den
Bandarts vorderen , is er veelligt geen waarop het
ge-
(*) Cartjs telt onder de oorzaten der hazemond nog de
inbeelding {das Versehen~) der moeder. Zijn voorbeeld Jconit
ons evenwel geenzins beslissend voor. Zie: zur Lehre vón
Schwang·
«· Geb, ëfc. X Abth, (Leipz. 1822) VI-, 5. 226.
-ocr page 156-
~89-
gezegde meer toepasselijk is , dan op beenbreuken
en ontwrichtingen." enz.
Het is ons oogmerk niet bier over de verschil-
lende soorten van beenbreuken en derzelver be-
handeling te spreken; ook zijn de gevallen boven
uitvoerig genoeg medegedeeld , dan dat wij in
vele uitbreidingen behoeven te treden.
Eene beenbreuk van het elleboogsuitsteeksel
werd in een uitgestrekte houding genezen. Hier-
over zijn het de Heelkundigen ook nu nog niet
eens. Men weet dat de groote P. CAMPER de be-
handeling van dit ongemak in eene halfgebogene
houding heeft aanbevolen. DesAult daarentegen
bezigde eene uitgestrekte met vela anderen. Roux
geeft aan camper's manier de voorkeur, zeggen-
de (*) : » campers methode is verkieselijker, welke
5, hierin bestaat, dat de voorarm ia éene halve
,, bogt met de arm gebragt wordt , en weldra be-
,y wegingen van allengskens grooteren omvang be-
„ proefd worden, in plaats van deze beide deelen
„ geheel uit te strekken en zoo , gedurende den.
„ geheelen tijd , welke ter hereeniging des elle-
„ boogsuitsteeksels noodig is, volkomen onbewege-
,, lijk te houden. Zelfs wanneer volgens de mé-
ihode van camper het geval gebeurt, dat door
„ de verlenging van dit uitsteeksel de voorarm
„ niet
(*) Zie Parallele etc. s. is5 en 126. — Opmerkenswaardig
is ROTJX's oordeel over de mogelijke genezing der breuk van
liet dijbeenslioofd binnen het ligamentum capsulare, J. ia8
en 129.
F 5
-ocr page 157-
i— 90 .—.
„ niet meer zoo sterk en volkomen uitgestoken
„ kan worden, als voorhenen , dan kan dit nog
„ niet als een nadeel worden aangemerkt. De
„ wezenlijke beweging der articulatie des elle-
„ hoogs, ten gebruike des bovensten ledemaats ,
„ is de buiging. Eene volkomene uitstrekking des
„ voorarms van de hovenarm is zeker onnut. Men
„ bevindt zelfs dat deze bij vele zeer gespierde
55 personen natuurlijk niet volkomen is , enz.''
Doch wij zien niet geheel en al in , waarom bij
eene gepaste uitstrekking de beweging der articu-
latie meer zoude verloren gaan, dan bij dergelijke
behandeling van het zetten van gewrichten, enz. —
Immers zal door gepaste oefening na de herstelde
breuk de gewrichtsbeweging genoegzaam terugkeren.
Ook verschilt fb.ob.iep in gevoelens van roux ,
zeggende : „ Ik kan niet geheel overeenstemmen
„ met hetgeen de Schrijver over de behandeling
„ der breuk van het elleboogsuitsteeksel zegt.
,, Wanneer ook het afgebroken elleboogsuitsteeksel
j, zich niet volkomen weder aansluit, wanneer zich
„ ook altijd een ligamenteuse tusschenzelfstandig,-
j, heid vormt, dan moet toch de behandeling
5, daarhenen strekken,om de vorige vorm zoo veel
„ mogelijk te herstellen. Dewijl nu de venvijde-
,, ring des uitsteeksels van het been bij een gebo-
j, gen ellehoogsgewricht altijd grooter zijn moet dan
,, bij eene uitgestrekte, zoo moet ook de tusschen-
3j zelfstandigheid in het eerste geval altijd grooter
,, zijn*
(*) Zie Paralkle etc. Varerinngrung, s, VI.
-ocr page 158-
— ^l _
jj zijn, dan in het laatste en daarom zoude ik al-
jj tijd eene manier, waar men de vereeniging bij
„ een uitgestrekte houding geschieden laat, voor-
„ trekken boven die , waarbij de arm gedurende
„ het zamengroeijen gebogen wordt gehouden."
Het oordeel van anderen over dit punt verder
na te gaan is thans onze zaak niet.
Dat bij de verbreking van een der halswervelen
door de drukking op het ruggemerg en de daar-
uit voortspruitende zenuwen eene verlamming ont-
stond van alles wat beneden die breuk was, en
ongevoeligheid , is gemakkelijk verklaarbaar. Toch
ziet men ook uit dit geval dat het ruggemerg een'
zekeren graad van drukking gedurende een' gerui-
men tijd kan ondergaan, zonder dat daarmede
overigens zenuwtoevallen verzeld gaan, of eene
plotselinge dood volgt. Trouwens men heeft daar-
van meerdere voorbeelden, die toch ten opzigte
der omstandigheden en plaats der kwetsing aan-
merkelijk verschillen, eveneens als het omtrent de
beleedigingen des hersengestels gelegen is. Zoo
had b. v. iemand eene beenbreuk der η, 8 en 9°
ruggewervel en wel zoo, dat de processus spiaosi
afgebroken zijnde, eene drukking op het rugge-
merg veroorzaakte. Hierop volgde volledige ver-
lamming der onderste ledematen, zoowel ten op-
zigte des gevoels , als der beweging. Zeer opmer-
kelijk was in dit geval , dat noch koude noch
hitte eenigê gevoelige aandoening te weeg bragten ,
dewijl men vele malen waarneemt, dat in deze
gevallen de temperatuurs-verandering een ziekelijk
ge-
-ocr page 159-
— 92
gevoel veroorzaakt, ook dan wanneer alle andere
prikkels onwerkzaam zijn. Cline maakte eene
lengtesneed: nam twee processus spinosi en een
stuk der derde weg, zoodat alle drukking ophield.
Dewijl de bovenste dezer wervels verplaatst was en
naar voren drukte, werden de processus trans-
versi
siukswtjze aan eiken kant weggezaagd, doch
vergeefs zocht men den wervel te herplaatsen, de-
wijl de spierbeenen van het diaphragma en de
psods de dislocatie gestadig weder veroorzaakten.
De lamheid duurde voort, de lijder werd zwakker
en stierf op den igi*5" dag. Het ruggemerg was vol-
komen doorgescheurd. (*) — Dr. J. l.CASpkb. heeft
over de kwetsingen des ruggemergs onlangs een
niet onbelangrijk betoog gegeven, waaruit wij het
volgende ter kennisse van den Nederlander bren-
gen, (f)
De Schrijvers, zoowel oudere als nieuwere,
spreken verschillend en meermalen twijfelachtig
over de doodelijkheid der beleedigingen van het rug-
gemerg. HiPFOCBATES verklaarde de wonden van
het ruggemerg in het algemeen voor doodelijk. De
overigen beoordeelen de absolute doodelijkheid
voornamelijk ï.J naar de plaats der aangebragte
wonde : 2.) naar de strekking van dezelve : 3.) naar
de
(*) Zie Götting. gelehrte Ameïgen , i8a3. 5 stück. s. 497.
(t) Zie JJeher die Verletzungen des Ruckenmarkes in
Hinsicht au/ ihr Lethalitüls-Verhaltniss, Aus
kust Maga-
■ύη fixr die gesammte fleilkuride besonders abgedrait,
(Burlin. i8a3 8vo.)
-ocr page 160-
~Φ-
de meerdere of mindere diepte. Latende anderen
ons in het onzekere of lettende op de gevolgen.
Tot de eersten behooren b. v. galenus, manget,
HEBENSTREIT , HEISTER, PLOUCQUET , RICHTER ,
METZGER, enz. Zij komen in het algemeen daarin
overeen, dat de beleedigingen des ruggemergs dés
te doodelijker zijn, naaf mate zij nader aan de her-
senen en de medulla ablongata geschieden. Dui-
delijk laat zich onder anderen heister uit;" de
wonden des ruggemergs even als zij overal hoogst
gevaarlijk zijn, zoo zijn zij aan den hals het gevaar-
lijkst en altijd doodelijk. „ En ploucquet '." In-
dien het ruggemerg nabij de hersenen, waar het-
zelve in de halswervelen bevat is , op eenige wijze
beleedigd of gedrukt wordt, het zij door een bele-
digend werktuig, het zij door van de wervelen afge-
scheurde stukken , het zij door uitgevaat bloed,
het zij door ontwrichte wervelen, pleeg de dood
plotseling· en onvermijdelijh te volgen."
Tot de tweede meeuing behooren bohn, VA-
lentin, alberti, enz, Bohn verklaart b. v.
j, de wonden des ruggemergs aan het bovenst
gedeelte, doch bijzonder de dwarse onvoor-
waardelijk doodelijk/" En alberti: „De dwars
aangebragte zijn vooral doodelijk: doch kleinere
dergelijke wonden , voornamelijk meer in de
lengte
gemaakte, dan dwarse zijn niet absolut
doodelijk."
Het derde gevoelen was boerhaave toegedaan,
en teichmeyer: houdende de diepe wonden des
rug-
-ocr page 161-
i— 94 —
ruggemergs, vooral ook boven aan, tot de absolut
doodelijke.
Haixeb. laat ons in het onzekere door te zeg-
gen , dat zijne proeven op katten, honden,
enz. leerden, dat de wonden des ruggemergs
niet zoo geheel doodelijk waren. Waarmede
"ARNEBïann's uitspraak in dezen overeenstemt, wan-
neer uit zijne proeven blijkt, dat de ruggemergs-
wonden, niét regtstreeks tot de snel doodende
bebooren. Hetwelk altans voor den Regter geene
beslissing oplevert. Boyer en andere Franschen
behoort tot de geene, welke de verlamming bij de
beleediging des ruggemergs ontstaande, niet voor
zich,
maar door hare gevolgen dikwijls, al is het
ook eerst laat, doodelijk houden.
Nadat casper de beleediging des ruggemergs
naauwkeuriger, dan dit in de voorkomende geval
len altijd kan onderscheiden worden, gedeeld heeft
in die door wonden (gcstokene, gehouwene, ge-
schot ene
en vergïjtigewonden) en door drukking
(bij ontwrichting en breuken van wervelen : bij het
indringen van vreemde ligchamen: bij ophooping
en uitstorting van stoffen,) en door schudding,
verklaart hij zich bepaaldelijk over de doodelijk-
heid van elk derzelve. Dit alles hier uitvoerig
mede te deelen leidt buiten ons bestek. Wij
geven daarom nog de slotsom van dat onderzoek
en enkele daadzaken, die voor dezelve strijden,
r „ Onder de beleedigingen, aan de \velke het
„ rüggemerg blootgesteld is, ^ijn
Ah-
-ocr page 162-
-95-
Niet ahsolut doodelijl·.
Gestokene wonden aan
het beneden deel. (Voor-
namelijk beneden de gae
rugwervel, blijvende dan
de werking van het hart,
longen, lever en maag
ongestoord.)
Gehouwene wonden
aan het benedendeel.
Ahsolut chodeUjk.
Gestokene wonden aan
het bovendeel.
Gehouwene wonden
aan het bovendeel.
Scheiding des geheels
(Continuitatstrennun-
gen.')
van de geheel e
ruggestrengj en daar-
om ook
Geheel doordringende
geschotene wonden.
Ware ontwrichting
der halswervels. (
Ware ontwrichting
der borst- en lenden-
wervelen.
Ware breuk der
borst- en lendenwerve—
len.
Breuken van de doren-
wijze uitsteekselen der
wervelen.
Schudding.
Voor
Ware breuk
halswervelen.
der
, Uitgestorte vloeistof-
fen in het ruggegraads-
hol.
/
-ocr page 163-
96 -
Voor de eerste stelling pleit een bijzonder geval
door FEHREiN medegedeeld. Een soldaat ontving
een steek met een' degen , welke in het onderst
gedeelte van het ruggemerg doordrong. Hij was,
binnen korten tijd oogenschijnlijk geheeld en ging
naar zijn regement terug; doch klaagde nog altijd
over hevige pijn in de voormalige wonde én ging met
moeite. Na vele jaren bekwam hij scorbut, genas
in vier weken tijds, maar de plaatselijke pijn was
sterker dan te voren. Bij naauwkeuriger onder-
zoek bevond men nu een gezwel, met vochtgolving
aan de i2ae ruggewervel. Het werd doorgesneden,
waarop een wijnkelkje vol bloederige weij uitvloei-
de en het einde van den degen, twee duimen lang
zich vertoonde. Er volgden convulsies en onwil-
lekeurige ontlastingen , toen men de degenspits uit-
nam , en na 56 uren stierf de man , welke tien
jaren
deze groote gestokene wonde behield, welke
diep in het ruggemerg gedrongen was. — Tulp
verhaalt daarentegen van eenen man, die een' steek
aan hét bovendeel des ruggenmergs kreeg en dade-
lijk dood ter aarde viel. — Andere voorbeelden
bevestigen mede beide stellingen.
■ Bij gehouwene en gesnedene wonden heeft de-
zelfde regelmaat plaats als bij gestokene, doch
meestal heeft bij dezen grooter uitstorting van
bloed plaats , vvegens de kwetsing der vaten. Uit'
boven vermeld geval van cline blijkt , even als
uit die van peattner , desault, hayward , enz.
dat volkomene afscheuring (solutio conlinui com·
■plekt)
des ruggemergs immer absolut doodelijk is ,
hoe-
-ocr page 164-
—' 97 —
hoewel geenszins plotseling. Geschotene wonden
zijn in het onderhavige deel immer van de gevaar-
lijkste, dewijl door dezelve niet slechts afscheu-
ring, of verwonding, maar tevens verbrijzeling
van beeiwelfslandigheid, verspreiding van splinters,
bloedstorting enz. plaats grijpen.
Alleropmerkenswaardigst is het geval door DE-
SAULT verhaald, dewijl de lijder geene teekenen.
van verlamming vertoond heeft. Hetzelve betrof
eenen soldaat , welke in 1792 in het Hotel-Oieu
behandeld werd. Hij had eene de borst doorgaan-
de geschotene wonde,, met teekenen van bloedstor-
ting 5 de dood volgde na 26 uren. De kogel was
regis tusschen de 8ste en c/e rib doorgedrongen,
en door de onderste lob der regter long gegaan,
had voorts de regter zijde van het ligchaam des
10den ruggewervels doorboord, aldaar het ruggemerg
geheel verdeeld en was toen in de linker borst
gedrongen.
Het is nog een twistgeding tusschen groole
Heelkundigen of en in hoe Verre ontwrichtingen,
der wervels mogelijk zijn en dus voorkomen. Na
waarnemingen en redeneringen aan weerskanten
opgeteld te hebben, besluit gaspar , zoo wij mee·
nen te regt, dat zuivere en volkomene ontwrichting
der wervels in het algemeen mogelijk is , dat ^de-
zelve meermalen aan de halswervelen, dan aan de
rug- en lendewervels plaats heeft, dat ook eene
ontwrichting van den kop en den atlas mogelijk is. —
Van> de veelvuldige gevallen door caspar nage-
spoord en beoordeeld, zullen wij geene bijzondere
G                               me-
-ocr page 165-
~9δ-
mededeelen ^ doch alleen herinneren dat de boven
(bl. g5.) vermelde gevolgen juist zijn, en dat het oor-
deel over eene al of niet aanwezige , over eene vol-
komene of onvolkomens wervel-ontwrichting immer
nog hare moeijelijkheden behoudt. Men dient
hierover dien Schrijver zelve na te lezen.
De kortheid van eiken wervel op zich zei ven be-
schouwd , de hewegelijkheid van hunne geheele ver*·
binding tot ééne kolom , en van die met de ribben
zijn oorzaak dat, in evenredigheid van eenig aange-
bragt geweld, toch weinige beenbreuken der spina
vertebralis
voorkomen. En uit die zelfde structuur
volgt, zoo als ook de ondervinding bewijst , dat de
bewegelijkheid in de lendenen de geringste zijnde, daar
de meeste breuken voorkomen. Nogtans zijn deze
beenbreuken door dezelfde oorzaken , als alle andere,
mogelijk, en ontstaan niet meerendeels, zoo als bell
beweerde, alleen door schieten, of bij gescho-
tene wonden. De Schrijvers houden zeer algemeen
de wervelbeen-breuken voor volkomen doodelijk,
dewijl door dezelve eene vemaauwing van het rug-
kanaal , drukking, steking, bloeding, enz. ont-
staan en geen vooruitzigt op genezing der breuk
aanwezig is. Onder de uitmuntende verzameling-
van zieke beenen van hoyius te Amsterdam, door
den beroemden bonn beschreven, is geen voorbeeld
van genezene wervelbeenhreuk aanwezig , evenmin
als in de beschrijving van 5oo gebrokene en weder ge-
heelde beenderen door sommering > noch in de rijke
verzameling van het Berlijn's Museum. Maar in
het kabinet van den onsterfelijken CAMPER, (thans
te
-ocr page 166-
- 99 -
ie Groningen aanwezig,) is een lendewervel van
eenen man, welke zich in een aanval van razernij
uit een venster, twee verdiepingen hoog , wierp ,
lam werd, doch in een jaar genezen was. Men
bespeurt de voormalige breuk aan dèn wervel, zegt
camper. (*) Uit dit geval niet alleen, maar ook
uit de zoodanige, waarin verlamming der onderste
ledematen overbleef, blijkt, dat eene breuk der
lendevvervelen niet voor volstrekt doodelijk kan ge-
houden worden. Meermalen doodelijk is die der
borstwervelen. Volkomen doodelijk die van den hals.
Zoodanige uitstorting van vochten, op welk eene
wijze ook ontstaan, waardoor het ruggemerg ge-
drukt wordt, heeft den dood vroeger of later ten
gevolge , zoo als de menigvuldige -waarnemingen
der Geleerden bewijzen. Doodelijk zal dus derge-;
lijke uitstorting blijven zoo lang de Chirurgie geene
veilige operatie en verdere behandeling heeft opge-
leverd, waardoor het drukkend vocht ontlast kan
worden , even als ten opzigte des hersèngestels door
de trepanatie. Caspek. deelt ten opzigte van de
mogelijkheid eener operatie aan dit deel een opmer-
kelijk berigt van Prof. WAGNEB mede. » In het
Thomas-hospitaal te Londen, zag ik door den
Hr. tyWJEL eene gewigtige operatie verrigten. Bij
eenen man, welke voor twee dagen door een he-
vige» slag in den rug getroffen en na dien tijd
aan de benedenste ledematen verlamd was, opende
hij de ruggemergsholte om het ruggemerg van de
ver-
CO Zie: Prix de Γ Academie de Chirurg, Tom, V, p. 828.
G2
-ocr page 167-
— 100 —
vermoedelijke drukking te bevrijden. In den om-
trek van den ondersten ruggewervel werd de rugge-
graad ontbloot, en gedeeltelijk met eene soort van
irephine , gedeeltelijk met eene kettingzaag en eene
soort van korte zaag de bogen van twee rugwervelen
(ik meende van de iid,!n en I2dcn,) weggenomen. De
eene zoude neergedrukt , de andere uitgedreven ge.
weest zijn. Den derden dag na de operatie bevond
zich de lijder nog zeer wel en bekende meer gevoel
in de onderste ledematen te hebben.5' — Hierbij
voegt hij nog het geval van cline door ons boven
reeds medegedeeld, —-
Onder de mogelijkheden ter genezing van uitge-
storte vochten bestaat nog de wederopneming of
opslorping van dat vocht: hoedanig eene werking
Bien in het hersengestel waarneemt. Het komt ons
voor, dat dit alleen plaats grijpt omtrent kleine
uitstortingen , welke op zich zelve reeds minder ge-
vaarlijk zijn en langer verdragen worden ; daaren-
boven , dat dit niet geschiedt, dan bij zuivere uit-
stortingen door inwendige oorzaken voornamelijk
ontstaan, zonder uitwendige meer aanmerkelijke be-
leedigingen. — Wanneer ook eene drukking lang-
zaam ontstaat, wordt dezelve veel langer en met
minder gevaar verdragen , zoo als theorie en on-
dervinding beide leeren.
De schudding (Erschütterung) des ruggemergs is
somtijds doodelijk geweest, veeltijds niet. Doch
hier hangt zeer veel van de zuiverheid der schud-
ding zelve af, d. i. of deze met andere beleedigin-
gen verbonden zij of niet^
-ocr page 168-
£— iOl ■—i
En hiermede eindigen wij dezen Regts-Geneees-
kundigen uitstap, die wij niet onnut achten, de-
wijl in ons vaderland aan die wetenschap niet al~
gemeen
gedacht wordt, althans weinig daarover
geschreven. Het ware wenschelijk, dat ervarene
en door langdurige ondervinding geoefende manüei'
hunne waarnemingen omtrent dien tak van weten-
schap wereldkundig maakten. — Het komt ons Oor
dat de nieuwste proeven over het ruggemerg mede
van waarde zijn voor de Regts-geneeskundige be-
oordeeling in opgemelde gevallen , en dat het der
moeite waardig zoude zijn dezelve te vergelijken en
toe te passen. Aldus vragen wij onder anderen of
de opmerkingen van den schranderen MAGENDIE
te dezen opzigte niet behooren in overweging ge-
nomen te worden. Immers deze Geleerde leert
door uitmuntende proeven , dat van de twee rijen
(ordres de racines) van wortels der zenuwen,
welke uit het ruggemerg ontspruiten en naar het
ligchaam en de ledematen gaan, de voorste rij
bestemd is voor de verrigting der beweging , ter-
wijl de achterste alleen aan het gevoel is toegewijd.
Indien men de eerste doorsnijdt, dan verliest het
dier alle beweging, maar het behoudt ongelvit het
gevoel: en omgekeerd. De oudere Anatomisten
kwamen natuurlijk niet tot de waarneming dezer
onderscheiding , dewijl zij op de zenuwbundels
letteden, welke ontspruiten uit de vereenigiug der
wortels. Magendie zag zijne proeven door een
pathologisch geval bevestigd. Iemand had geduren-
de verscheiden jaren de beweging aan beide armen
G 3                            ver*
-ocr page 169-
— 102 ~
verloren j maar eene levendige gevoeligheid in die
deelen behouden. Hij stierf en bij het onderzoek
van het lijk bevond men de achterste wortels in
een' volledigen staat aanwezig , terwijl de voorste
blijkbaar veranderd (altérées) waren, hun merg»
stof verloren hadden en terug gebragt waren tot
bun vliezig omkleedsel.
. Daar voorts zoowel de gevoeligheid, als de hewe-
gelijkheid opgeheven worden na de scheiding der
zenuwen van het ruggemerg, zoo als bekend is,
■Was het van gewigt om na te gaan of ook bet rug-
gemerg zelve in twee deelen gedeeld is, het eene
voor de beweging, het andere Voor het gevoel.
Magenbie heeft bevonden, dat dezelve gevormd
is van twee nevens elkander gelegene koorden (com-
me Jormée de deux cordons juxta-posés),
en dat
dit plaats grijpt langs de geheele lengte des rugge-
mergsj zijnde de eene koord voor het gevoel, de
andere voor de beweging dienstig. — Het werd
bierdoor waarschijnlijk, dat bij menschen, die de
beweging verliezen en de gevoeligheid behouden ,
en omgekeerd, of eene ziekte van de voel-koord of
eene van de bewegings-koord plaats heeft.
» Het toeval wilde, want ook het toeval heeft
baren invloed op den loop der wetenschappen, dat
iemand uit het gesticht van CHARENTON (un aliéné)
gedurende meer dan zeven jaren de beweging van
bet geheele ligchaam verloren, doch het gevoel be-
houden hebbende, in de laatst voorgaande maand
stierf. De Hr. roy/er-collard , Geneesheer dier
inrigling, liet met de meest mogelijke zorgvuldig-
heid
-ocr page 170-
— io3 —
heid het ruggemerg onderzoeken, en men vond
•wezenlijk eene zeer aanmerkelijke verandering in
het geheele bewegingsdeel des mergs, terwijl het
gevoeldeel in een' volledigen toestand was." — Wij
kunnen niet nalaten te betuigen , dat het ons leed
doet, dat de kundige magendie zelf dit niet zag,
althans dat ook de Hr. collARD fit examiner etc»
Wij hopen dat verdere nasporingen een en ander
zullen bevestigen. » Aldus (zegt magendie) blijft
er geen twijfel nopens twee groote versehijnselen van
ons phijsiek leven meer overig. Het eene zoowel,
als het andere heeft zijne eigene organen ; en ter-
wijl het gevoel en de beweging bijna altijd als in
ééne werking zamengesmolten voorkomen, zal dit mis-
schien afgeleid moeten worden van de continuïteit
van hunne organen." — Aan de oppervlakte nu
van het ruggemerg zijn de organen zoowel ter be-
weging , als tot het gevoel meest ontwikkeld, in
het middelpunt zijn zij het niet. (*)
Zullen dergelijke proeven b. v· niet tot ophel-
dering kunnen verstrekken, waarom in vele ge-
vallen , waarin beweging en gevoel in het algemeen
geheel ontbreken, toch temperatuuis-verandering
aandoening verwekt? enz.
Meer-
(*) Men zie: Extract $un Memoire lupar ai. magendie, Sur
quelques dècouvertes rècentes relatives aux fonctions du système
nerveux: dans les Annales de Chimie
& ds Physique par &AY-
LTJSSAC et ARAGo. Tom, XXIII Λούί io23. p, 429—436. Waar
voorts p. 436—44° n°S opmerkenswaardige proeven over de her"
seneu voorkomen. Sie ook: ebokiep's Notizen, i8a3. N°. 18,
G 4
-ocr page 171-
— ÉÏ'ß —.
Meermalen hebben wij onzen Vader als oogarts
en vooral als Operateur der cataract hooren roe-
men, welke operatie Hij dan ook veelvuldige ma-
len verrigt beeft. Het kan dus niet onbelangrijk
zijn bier de manier opgeteekend te vinden, welke
de onvergetelijke man in dezen volgde , en zijne
denkbeelden omtrent een en ander te kennen. Ge-
deeltelijk zullen wij dit doen volgens de uitmun-
tende Geschiedenis der cataract-operatie van den
voortreffelijken Leerling en Opvolger van mijnen Va-
der, onzen Vriend en Ambtgenoot s. ens (*), ge-
deeltelijk naar voorhanden zijnde aanteekeningen. —
Wij moeten vooraf nog aanmerken, dat mijn Vader
in Groningen buiten bet Nosocomium ook nog
cataract-Operatiën verrigt moet hebben , dewijl de
Hoogl. HENDRIKZ van zes gevallen gewag maakt,
waarvan twee volkomen, drie gedeeltelijk gunstig
uitvielen, en ééne door de opvolgende ontsteking
geheel mislukte. (+) — In hoe verre de manier van
opereren, welke wij nu zullen bescbrijven met die
van anderen overeenkome of daarvan afwijke, zul-
len wij niet bepaaldelijk en altijd aanleekenen. Men
kan
(*) Zie Historia Extractionis Caturqctae. [WOrc. Fris. i8o3.)
Het bovengezegde wordt aldaar ook bevestigd: cumque inter
Operationes Chirurgicas
, quas ab Aest. Praeceptore peractas
V'di
, Cataractae Extractie frequentissijne ohvenerit. etc,
Praef. ñ.
÷.
(f) Zie OordeelL· Beschrijving t pag, 49«
-ocr page 172-
— ιο5 —
kan dit in het aangehaalde werk van den Hoogl.
ENs verder nazien.
Wanneer de lijder volkomen gezond is , wordt
alle voorbereiding tot de Operatie door Geneesmid-
delen afgekeurd ; en ingevalle eenige ongesteldheid
of ziekte aanwezig is, deze naar zijnen aard bestre-
den, even als ware de lijder aan geen cataract
onderhevig.
Over de plaatsing van den Patiënt verschillen de
gevoelens. Mijn Vader plaatste de lijders zoodanig,
dat de lichtstralen met den as van het oog in één
vielen: getuigende beter te kunnen zien , en de
kwetsing der Iris te vermijden, wanneer het licht
regt, dan wanneer het schuinsch invalt, zoo als ge-
scbiedt bijaldien de lijder schuins zit. De Hoogl.
ENS (p. 256.) zag een voorbeeld, in hetwelk bij
een zijdelings invallen van het licht , als het ware
wegens een optische illusie (lusus opiicus) de he—
leediging der iris ter naauwernood konde vermijd
Worden.
Ten opzigte der plaatsing van den Operateur.
Hij zette zich gewoonlijk op een' stoel nevens den
lijder neer , ondersteunende de elleboog door de
knie (of ook op iets anders) en vestigende de hand
nader, doormet de kleine en den ringvinger op de
■wanc des lijders te rusten , hetwelk van zeer veel
nut werd bevonden, zoo als ook RICHTER aanbe-
veelt, (p. 2by.)
Gewoonlijk was het genoegzaam, oro de opening
of verwijdering der oogleden door de vingeren te he-
G 5                              werk-
-ocr page 173-
io€ —
werkstelligen. In gevalle sterke bewegingen enz.
dit ondoenlijk maken , dan werd de oogspiegel van
JERiCHO of ook wel die van peixieb. aangewend.
In bet eerste geval plaatste zich een ervaren Hel-
per achter den lijder, en ligte het bovenste ooglid
door den wijs- en middelsten vinger zoodanig op ,
dat de middelste vinger het naast aan de binnenste
ooghoek was , en derhalve dat bij eene Operatie
aan het regter oog de Helper zijne linker, bij een*
aan het linker oog , zijne regter hand gebruike.
(p. 258 en 25g.)
De ondervinding leerde in het algemeen aan mij-
nen Vader, dat het gebruik van oogspiegels om de
bewegingen des oogbols te beletten onnut was, ja
dat derzelver gebruik tot pijn, ontsteking enz. aan-
leiding gaf. Menigvuldige voorbeelden, zegt de
Hoogl. ENS (p. 262 seqg.) hebben de genoegzaam-
heid der vingeren te dien einde bewezen. Miju
Vader pleeg namelijk na de verwijdering der oog-
leden een weinigje te toeven, volgens de leer van
richter, waardoor de oogbol eenigzins in rust
komt. Dit geschiedende beproefde Hij met de
punt van het mesje de cornea te doorboren,
hetwelk meestal gelukte: de cornea doorboord zijn-
de konde hij gewoonlijk door zijne handigheid de
oogbol genoegzaam door het mesje zelve vestigen,
zoodat die geene matiging van beweging door de
vingeren, veel min door werktuigen behoefde. Doch
wanneer op deze wij ze de coméa al niet konde door-
stoken worden, dan plaatste Hij den middelsten vin-
ger , waarmede het onderste ooglid werd neerge-
drukt
-ocr page 174-
«— 10?
drukt, aan den hinnenhoek des oogs op de tunica
sclerotica
en matigde aldus, bijna op de wijze
van la FAYE de bewegelijkheid. Er moet eene
zeer geringe drukking aangewend worden , waarbij
indien de noodzakelijkheid het vereischt, eveneens
eene geriDge drukking van den helper, die het bö-*
venste ooglid ophoudt , gevoegd wordt, doch er
wordt volstrekt geene drukking meer aangewend, zoo^
dra Hij bemerkte, dat door het mesje de bewe-
ging van het oog gematigd werd. — Er zijn dus
volstrekt geene werktuigen noodig om de beweging
des oogs gedurende de bewerking te heietien en
hetzelve te vesiigen. De beweging welke aan het
oog door het mesje zelve zoude medegedeeld
worden en welke richter meer vreest , dan de
gemelde onwillekeurige j wordt door mijnen Vader:
door dezelfde handigheid bedwongen, als boven
beschreven is. Eindelijk, wat nog onder de re-
denen ter verwerping van instrumenten in dezen
behoort; indien de beweging des oogs aldus door
de vingeren bedwongen wordt, kan de drukking
naar verkiezing vermeerderd of verminderd wor-
den, hetgeen in het algemeen door oogspiegels
niet geschieden kan, zelfs niet met het instrument
door den zeer ervaienen lk cat uitgevonden, het-
welk Oplilhalmosiate genoemd wordt: want de
oogarts kan de hoegrootheid van de drukking door
•Werktuigen niet volkomen kennen, en aldus kan
zeer gemakkelijk een te hevige drukking op het
oog worden aangewend, zoodat het waterig vocht
voorwaarts bewogen wordt, en het kristal vocht
naar
-ocr page 175-
— ιο8 —
naar den regenboog wordt gedreven, waardoor de-
ze beeledigd wordt, zoo als de ervarene z. vogel
waarnam, (enz. p. 265.)
Behalve de oogspiegels hebben de Oculisten ook
nog andere werktuigen ter bevestiging van het oog
uitgedacht en aangewend, welke in het algemeen
dezelfde nadeelen hebben, als de oogspiegels zelve.
Hiertoe behoort het dubbeld haakje van berenger
de werktuigen van panard , van casaamata , en
andere. Demours heeft mede een' vingerhoed
(digitalis ,) hetwelk met een klein haakje voorzien
is; van welk werktuig hij voor elk oog een moest
hebben , wegens de ombuiging aan het einde van
het haakje. Dit gebrek heeft mijn Vader verbeterd
door het haakje op de wijze van dat van casaa-
mata te krommen en hetzelve een weinig zijdelings
aan den vingerhoed te hechten , zoodat één werktuig
voor beide oogen kan dienen. De gedeelten of bee-
nen, welke om den vinger sluiten, zijn uitgehold
ten einde beter bevestigd te kunnen worden. Dit
werktuig werd op de tunica sclerotica aangewend,
bijna op die plaats waar de Hasta pamardi pleeg
geplaatst te worden, en op deze wijze zag de
Hoogl. ENS (p. 268 seq.) het werktuig door zijnen
Leermeester aangewend bij een meisje, welke aan
één oog blind geboren was, met het andere nog
kleuren onderscheiden konde. Zoodra dit oog door
de punt van het mes aangeroerd werd, kon het-
zelve noch door de vingeren, noch door een' oog-
spiegel bevestigd worden, wegens de hevige rolling
en
-ocr page 176-
— log —
en convulsieve aandoening des oogs ,· terwijl ge-
melde vingerhoed een' uitnemenden dienst bewees.
Mijn Vader nam ook waar , even als anderen,
dat bij blindgeborenen dat rollen der oogen ge-
woonlijk sterk is; doch wanneer slechts één oog in
zoodanig geval door cataract is aangedaan , dan zijn
die onregelmatige bewegingen niet zoo aanwezig,
waarvan in i8o3 althans twee voorbeelden voor-
kwamen, (p, 269.)
Door het oog , waarvan de operatie niet geschiedt,
met een doek te dekken, wordt mede voordeel
gedaan.
Over de operatie zelve deelen wij het hoofdzake-
lijke des vierden Hoofdstuks van den Hoogl, ens
mede , tea einde deszelfs meerling over dezelve aan
den Nederlandschen lezer, tevens met de gevoelens
van onzen Vader over die kunstbewerking , kenne-
lijk te maken. Drie dingen komen hier voorname-
lijk in aanmerking. De doorsnijding van het horen-
vlies (sectio corneae), de opening van het beursje
(apertura capsulae lentis), de uitneming van de
duistere verdikte lens of der cataract.
1. De snede des horenvlies moet zoodanig'ge-
schieden , dat in de benedenste helft der cornea
eene eifene en zuivere wonde gevormd worde, die
gemakkelijk weer zamengroeit, geen wanstalüg lik-
teeken nalaat, en groot genoeg is om het duistere
kristalbeursje eenen uitgang te verleenen: dezelve
moet geschieden met zoo geringe uitvloeijing van
het waterig vocht, als mogelijk is, en met vermij-
ding van. beleediging der iris.
Zoo-
-ocr page 177-
—■ iio
Zoowel de structuur van het oog, als de gemak-
kelijker uitgang der cataract maken de vermelde
snede verkiesselijk, terwijl daarenboven bij dezelve
aan bet mesje een gereeder in,- en uitgang ver-^
leend wordt. Andere sneden zijiti ia bet algemeen
minder aannemelijk.
De snede, welke in het bovenste en eenigzins
uiterlijke deel der cornea begint, en in het tegen-
overgestelde benedenste en binnenste gedeelte ein-
digt, werd door vvENZEL voorgesteld , meenende,
dat het uitvloeijen van het waterachtig vocht aldus
niet te vrezen was. Doch hier tegen valt op te
merken, dat gemelde vocht zeer zeldzaam, zoo
ooit> door eigene zwaarte uitloopt, maar veeleer
door meer sterke drukking of krampachtige zamen-
trekking : weshalve deze snede geen voordeel bezit.
Daarenboven: wanneer de oogen wat diep in de
Oogholten geplaatst zijn , of wanneer het voorhoofd
•veel vooruit steekt, is deze operatie zeer onge-
makkelijk.
Bell wilde eene snede, welke naar boven ge-
rigt is en waardoor dus dé boveiihelft des horen·
vlies doorgesneden wordt, gemaakt hebben; doch
deze heeft bijna dezelfde zwarigheden. Ook kan de
oogbol onder de operatie minder bevestigd wor-
den , dewijl dezelve aldus meer bovenwaarts, dan
benedenwaarts bewogen pleeg te worden. Onge-
makkelijker -wordt ook het werktuig, waarmede de
capsula geopend wordt, van boven af ingebragt,
als van onderen. Hetzelfde is toepasselijk in gevalle
een werktuig moet gebezigd worden, om de cata-
ract
-ocr page 178-
----- 111
f act, indien dezelve uit wil gaan, los te maken of
overblijfselen derzelve weg te nemen.
Sommige Oculisten hebben om een likteeken voor
te komen , en de zeer groote verwijding der pu-
pil, welke soms bij het uitgaan der cataract plaats
heeft, te vermijden, eene manier van opereren
voorgesteld, volgens welke in plaats van de voorste
oogkamer, de achterste geopend moet worden,
en door de gemaakte opening de cataract uitge-;
nomen.
De manier te dien einde door den zeer ervare-
ne» BELL uitgedacht, heeft vele zwarigheden te-
gen zich, waarvan de voornaamste deze is, dat
het niet mogelijk is, om een snijdend werktuig in
die rigting, waarin het geschieden moet, van bo-
ven af in de achterste kamer van het oog te bren-
gen , zonder beleediging der sclerotica, choroïdea,
retina
, processus ciliares, het ligamentum ciliare,
etc. misschien zelfs des Regenhoogs. Welke beleediging
zeer zeker vermeden moet worden. — De manier
van butter levert even min voordeelen op , als
de vorige. — Doch behalve deze zwarigheden, is
de grond, waarop de uitvinding steunt, zonder re?
den: want de verwijding van de pupil, hoewel die
groot zij, kan bijna niet schaden, indien zij niet
snel en onverwachts geschiede (hetgeen bij den uit-
gang der cataract hoogst zeldzaam geschiedt"), en
de snede der cornea, indien dezelve goed wordt
hewerlstelligd
, heeft allerzeldzaamst eene verdonke-
ring van het gezigt ten gevolge.
Derhalve besluiten wij, dat wegens de aange-
voerd
-ocr page 179-
112 —
voerde oorzaken , de cataract altijd door het
doorschijnend horenvlies moet uitgenomen worden.
Opdat nu eene wonde gemaakt worde, welke ge-
makkelijk zamengroeit, en waardoor zoo veel immer
mogelijk is, een misvormd likteeken vermijdt wordt ,
moet de cornea eene halfmaansvormige snede ont-
vangen: immers leert de ondervinding in de Heel-
kunde genoegzaam, dat deze soort van wonde ge-
makkelijker en schooner geneest, dan eene hoekige.
•Wij verschillen dus in gevoelen van hun, die de
cornea op deze laafste wijze willen snijden.
De snede moet tep einde de cataract gemakkelijk
uitga, evenredig groot genoeg zijn, daar alle
drukking nadeelig voor het oog is. Om deze juiste
maat te erlangen wordt hest geoordeeld de snede
zoo te maken, dat de Oculist langs de dwarse mid-
dellijn der pupil, op den afstand van omtrent ééne
lijn van de sclerotica beginne, en op de tegen-
overgestelde zijde ter zelfder plaatse eenen uitgang
zoeke en eindelijk nederwaarts op denzelfden afstand
van de sclerotica snijde, tot dat hij de genoemde
halfmaansvormige snede volbragt hebbe. Het is
niet noodig om de snede altijd volkomen op den
zelfden afstand van de sclerotica te maken, de-
wijl de cornea in alle oogen niet dezelfde hol-
heid {convexiteit) heeft. Indien de holheid groot
is dan schaadt een kleinere afstand tusschen de
snede en de sclerotica zoo zeer niet, mils men
zorg drage dat dezelve niet kleiner worde dan § lijn,
omdat anders wegens den kleinen afstand tusschea
het snijdend werktuig en de iris, grooter gevaar
aan-
-ocr page 180-
- ιι3 -
aanwezig is, om deze te beleedigen. — In oogen ?
wier horenvlies minder bol is, moet men om de-
zelfde reden zeer op zijn hoede zijn, om den afstand
tussehen de horenvlies-snede en de tunica scleroti-
ca
niet te klein te nemen; daarentegen moet even-
wel die afstand niet grooter zijn dan ééne lijn. ·—
Maar wanneer door eenig toeval de snede te klein
is, raden velen aan , om dezelve te verwijden met
de schaar van DAVlEl·. Behalve dat in het alge-
meen uit het gebruik der schaar nadeelen geboren
worden, is de schaar van' DAVIEL te groot, en kan
niet aangewend worden met ondersteuning op de
koon , maar alleen met de vrije hand. Beter is
daarom de schaar Van richter , welke kleiner is
en zoo gekromd, dat de hand des Heelmeesters op
de koon kan steunen. — Het schijnt ons nogtans
beter toe , bijaldien de snede moet verwijd worden
om de wonde eerst te laten genezen, en daarna de
kunstbewerking te herhalen.
Sommigen hebben aanbevolen om in plaats van
de helft der cornea, twee derde deelen derzelve
te doorsnijden, om door eene grootere opening een
gemakkelijker uitgang aan de cataract te bezorgen.
Doch hierdoor wordt die uitgang geenszins vrijer,
dewijl, wanneer de middellijn der snede verder uit-
gestrekt wordt, dan de middellijn der pupil, die
kleiner wordt en de cataract altijd uitgaat waar de
diameter de grootste is, derhalve nevens het mid-
delpunt der pupil. Daarentegen, wanneer twee
derde deelen doorgesneden worden, heeft men te
meer het uitvloeijen van het waterig vocht te vree-
ii                                       zen.
-ocr page 181-
— u4 —
zen. Dat dit uitvloeijen zoo veel mogelijk moet
vermijd worden, zoo laag de snede der cornea nog
niet geëindigd is , kan men gemakkelijk uit den bouw
'/an het oog, vergeleken met den aard der opera-
tie , opmaken.
Sommige Oogartsen volvoeren de snede van het
liorenvlies met één, andere met verscheidene in-
strumenten. Wanneer het waar is, zoo als uit het
gezegde blijkt, dat de snede gemaakt moet worden
volgens de beschrevene wijze, dan heeft men slechts
één instrument noodig. De volgende bezwaren
doen zich voornamelijk tegen de horenvlies-snede
met meerdere werktuigen op.
a.   Zoodra de cornea aan het benedenste gedeelte
geopend is geworden , vloeit het waterig vocht of
geheel of gedeeltelijk weg, de cornea valt in, en
dit belet om met andere instrumenten eene effene
en schoone wonde te maken.
b.   Indien de reeds gemaakte opening door een
ander instrument, volgens d/vviel en anderen,
verwijd wordt, dan wordt de oogbol niet alleen
regts en links sterk bewogen , maar Ook is er veel
gevaar voor beleediging der iris , welke na het uit-
vloeijen van het waterig vocht vrij zweeft.
c.   De verwijdering door de schaar geschiedt lang-
zaam, vooral bij de manier van daviël, volgens
den geheelen omvang der cornea: want dan moet
de schaar nu bij grootere, dan bij kleinere tusschen-
ruimten' ingebragt worden, en bij elke onmatige
beweging des oogs teruggetrokken worden. Hier-
door ontstaan ook noodwendig ongelijke en ruwe
Wond-
-ocr page 182-
wond-randen, welke ongemakkelijker zamengroei-
jen, het waterig vocht dus langer laten uitzijpe-
len, en eindelijk een wanstallig likteeken nalaten.
Om die bezwaren te overwinnen, bezigde sig-
WAE.D eene andere manier. Hij poogde de onmati-
ge bewegingen van het oog te matigen door een*
gegroefden spiegel in de gemaakte opening binnen te
brengen, en vervolgens door de schaar, op geleide
des spiegels binnengebragt zijnde, met eene regte
snede de wonde te verwijderen, en aldus een drie-
zijdig segment te maken. Behalve het gebrek eener
hoekige wonde , Valt hier nog meer op te merken.
De onwillekeurige bewegingen van het oog immers
beletten, om den spiegel en schaar veilig binnen te
brengen, of indien zij binnengebragt zijn, zal
echter de spiegel door drukking op de iris een'
onnutten en schadelijken prikkel in het oog te weeg
brengen , waardoor niet zelden gevaar van ontsteking
ontstaat. De Oculist zelf behoeft daarenboven voor
deze beide bewerkingen ook het gebruik van beide
handen tevens.
Aldus het gebruik van meerdere werktuigen af-
gekeurd zijnde, blijft de vraag overig welk soort
van werktuig dient dan nu gebezigd te worden.
Het mesje van eichter voldoet het best aan het
oogmerk, door alle voorwaarden te vervullen.
a. Door de breedte en dikte van het mesje, wel-
ke van de punt af tot het handvatsel allengs
tqenemen, wordt veroorzaakt dat, hoe dieper het
mesje door de cornea 'm de voorste kamer indringt»
niet alleen de wonde door de punt gemaakt, ver-
H 2                                     wij-·
-ocr page 183-
- ιι6 —
wijderd wordt, maar ook dezelve zoo volkomen
opvult, dat het waterig vocht niet uitvloeijen kan.
b. Deszelfsbreedte, welke gelijk is aan denhalven
diameter van de cornea , veroorzaakt, dat de cor-
nea
in ééns kan doorsneden worden 5 en aldus eene
regelmatige wonde ontstaan; terwijl daarentegen,
indien een mesje van mindere breedte gebezigd
wordt, hetzelve teruggetrokken en nogmaals naar
voren bewogen moet worden, om de wonde
te volmaken, door welke bewerking de gemaakte
wonde niet volkomen gesloten wordt, en derhalve
het uitvloeijen van het waterig vocht en eene onre-
gelmatige wonde ontstaat; daarenboven valt de
voorste oogkamer in, en de snede van den regenboog
kan zonder beleediging bijna niet geschieden.'
Wegens de langzaam toenemende breedte gaat
het mesje gemakkelijk in het oog, terwijl daaren-
tegen de mesjes, welke dadelijk na de punt bree-
der worden, eene grootere drukking vorderen ,
waardoor de oogbol soms naar den binnenhoek zóó
sterk bewogen wordt, dat de punt van het mesje
op de juiste plaats niet kan uitkomen. Deze laat-
ste mesjes opereren daarenboven te snel, dan dat
de Oculist gedurende dezelve alles zoude kunnen
waarnemen, wat geschieden mogte. Misschien merkt
iemand nog aan, dat wegens de langzame verbree—
ding van het lemmet, deszelfs punt uit de cornea
Kioet uitkomen vóór dat het breedste gedeelte het
benedenste gedeelte van dezelve beeft doorsneden,
aldus daar iets beleedigende , waardoor de lijder on-
verwachts bewegingen maakt} welke de kunstbewer-
king
-ocr page 184-
ί— 117 "■"-
iing storen. Ondertusschen kan de Heelmees-
ter door het mesje zelf de oogbol genoegzaam in
den buitenhoek terughouden, of zóó bepalen, dat
die beleediging vermijd wordt.
c.  Een tweesnijdende punt doorboort de cornea
ook gemakkelijker, dan mesjes, wier punt slechts
aan ééne, zijde snijdt.
d.  Beide zijden van het lemmet moeten een wei-
nig bol zijn , opdat onder het snijden het scherpe
van de iris af bewogen wordt, en opdat het mesje
gemakkelijk door de voorste kamer doorgaat, waar-
op vele Operateurs willen gelet hebben.
e.  Door een' stompen rug wordt vermeden, dat
de cornea, welke benedenw.'arts moet gesneden
worden, niet naar boven worde gewond j dewijl
daarenboven het scherp van het mesje een weinig
huitenwaarts (of voorwaarts) moet geleid worden,
om de snede op de juiste plaats te kunnen eindi-
gen, zal de beleediging des regenboogs minder ge-
vaar lijden, dan bij een' snijdenden rug. Deze rug
moet derhalve wel stomp, maar niet dik zijn, veel-
eer dun, om onder het snijden den hoek van de
wonde der cornea niet te openen en aldus aan het
waterig vocht eenen uitgang te banen.
De rug moet ook regt zijn, dewijl de Heelmees-
ter , welke het mesje gebruikt, bijna niet beletten
kan , wanneer de rug gebogen is, dat hetzelve in
den binnenhoek uitkome op de plaats, welke lager
is, dan die, waar hetzelve in den buitenhoek ingegaan
is en aldus niet de helft der cornea, maar een
kleiner gedeelte bevat.
Η 3                        ƒ. Op-
-ocr page 185-
— ιι3 _
ƒ. Opdat de punt van het mesje op denzelfden af-
stand van de sclerolica weder uitga, als dezelve de
voorste kamer doorgegaan is, wordt vereischt dat'
het lemmet regt of liever vlak zij, d· i. noch naar
de eene noch naar de andere kant omgebogen.
g. De lengte van het lemmet wordt door rich-
ter op 2 duim bepaald, en deze lengte moet het
niet te boven gaan, om dat anders de hand van
den Oculist niet op de koon des lijders kan steu-
nen , zoo als noodig is.
Met een zoodanig ingerïgt mesje pleeg dan mijn
geachte Vader gewoonlijk de kunstbewerking te vol-
voeren. De manier van gebruiken is deze. Het
mesje wordt op de bewuste plaats zoodanig in de
cornea gebragt , dat de punt naar het middelpunt
der pupil gerigt is , waardoor de beleediging der
iris beter vermijd wordt, dan indien het loodlijnig,
zoo als sommigen wilden, hinnengebragt wordt.
Wordt het daarentegen in eene rigting, evenwij-
dig aan die der iris aangewend, dan kan het ge-
makkelijk tusschen de lagen van de cornea, in plaats
van in de voorste oogkamer gaan, zoo als richter
eens gebeurde. Doch zoodra de punt in de voor-
ste oogkamer is , moet het mesje zóó gerigt worden ,
dat de zoo even beschrevene snede volvoerd worde.
Andere Oculisten hebben deze mesjes meer of
min gewijzigd of geheel andere gebezigd, doch wel-
ke in het algemeen beneden de vermelde in waar-
de geacht worden, wordende een enkel slechts
in bijzondere gevallen aangeprezen, (p. 287. seqq.}
pnder de meer samengestelde M'erktuigen behooreu
al-
-ocr page 186-
— lig —
alle die, welke door eene veer bewogen worden f
of de snepperactrdige, over dewelke mijns Vaders
oordeel met dat van den Hoogleeraar ens eenstem-
mend was. » Elke Oogarts die met eene vaste hand
begaafd is, behoeft voorwaar deze werktuigen niet,
terwijl daarentegen die, welke hunne handen niet
vertrouwen, de operatie der cataract liever niet
ondernemen moesten , als zulke onzekere werktui-
gen te hulp te roepen. Want de veer losgelaten
zijnde, is het niet in de magt van den Operateur,
het mesje naar voorkomende omstandigheden te
^'gten." Dergelijke werktuigen van GUERIN , DTJr
ÌÏÍÔ en VAN ROY worden door ens opgenoemd en
beoordeeld, zijnde onder dezelve het eerste nog
al het beste. De oogspiegel door eckholt aan het-
zelve gevoegd, drukt het oog te veel, even als die
van DUMONT. De Hoogleeraar hendriksz heeft het
snepper-werktuig van GUERIN met eenige verande-
ring weder aanbevolen en bedient zich thans van
hetzelve bij voorkeur. (*) Hij is van oordeel dat
hetzelve aan alle vereischten van een cataraci-'mstrvL-·
ment voldoet, gebruikende voor elk oog een afzon-
derlijk gerigte snepper en kunnende de oogspiegel,
naar verkiezing , door aanschroeveii van eene nieuwe
veranderen. —- Uit eigene ondervinding kunnen wij
niets tegen deze manier van opereren aanmerken,
doch wij meenen toch uit het zeggen van den Hoogl.
Hendriks te moeten opmaken , dat er door het
wer-
,.(*) Zie Oordeeiï. Besch. pag. I\§ volgg. en PI. H. fig, t â,
Vergel. Ens h. I. p. 287,
seqq. en Tab. IV, fig, 14—17.
Ç 4
-ocr page 187-
— 12è —
werktuig zelf eene schadelijke drukking op het
oog wordt aangebragt, althans bijaldien de cornea
zeer vlak is. (*) Eu al heeft nu de cornea niet
eene zeer vlakke gedaante, dan zien wij nog niet
in , hoedanig de spiegel zonder drukking het oog
zal bepalen: want zullen de vele punten van aan-
jakingder b innenste uitgehoolde oppervlakte des
spiegels, wezenlijk in genoegzame aanraking komen
zonder drukking ? Immers dan moest de bolle op-
pervlakte van het oog volkomen passen in de holte
des spiegels: te welken einde men een oneindig
getal spiegels voor onderscheidene oogen zoude
moeten nahouden. (-J-) Is deze opmerking waar,
bij het gebruik van alle spiegels, zooveel te
meer bij dit geval. Want alhoewel bij de ove-
rige manieren van opereren ook zeer veel op
de vestiging van het oog aankomt, is dit hier
nog veel noodiger, dewijl in het eerste geval op
elk joogenblik om zoo te spreken het in de
magt van den Operateur is, om de operatie te
staken, om het mesje terug te nemen, bijaldien
door eenige beweging van bet oog de rigting ver-
keerd mogte zijn. Maar in het laatste geval de veer
eens in werking zijnde, is geene herroeping meer
mogelijk, en kan derhalve hier elke beweging
op het oogenblik der loslating noodlottig zijn.
Wij
(*) Zie Oordeell·. Beschr. p. 5r.
(f) Zie Oordeell·. Beschr. p. 60. Alwaar de Hoogleeraar zelf
de voorzigtiglieid bij de keuze eens rings aanbeveelt en de
Djoeijelijlcbeid daarvan opmerkt. Hoeveel hangt hier dus van
flie keuze af en van vaar hief het juiste oordeel?
-ocr page 188-
121 ----
Wij zijn om die redenen nog meer geneigd te gei
looven , dat de gelukkige uitkomst der snepper-
operatien er meer aan toe te schrijven zij, dat
eene korte drukking op het oog minder schadelijk
is, dan men gemeenlijk gelooft, dan wel daaraan,
dat bij dezelve geene drukking geschiedt. — Dat het
nadeel van werktuigen, die door veeren gedreven
worden, meer schijnbaar, dan wezenlijk is , beves-
tigt de Hoogl. HENDRiKSZ, doordien het alge-
meen gebruik van sneppers bij de aderlating in
Groningen geene nadeelige gevolgen oplevert.
Doch het zij ons vergund op te merken, dat deze
vergelijking min naauwkeurig is, dewijl in alle
gevallen de Heelmeester de ader beter vestigen
kan, dan het oog: terwijl daarenboven eene wonde
in den arm bezijden de ader onbeduidend zal
zijn, in tegenoverstelling van eene zoodanige op eene
onregte plaats van het oog. Maar wat de werking
van de veer zelve aangaat5 het zij zoo, dat ixiên
aan . dezelve de juiste mate van spanning geve en
aan het geheele instrument (het zij bij de horen-
vliessnede, het zij bij de aderlating) zoodanige juiste
plaatsing, waarbij de snede op de bedoelde en
bepaalde plaats wordt aangebragl , dan nog ia
het niet te ontkennen , dat het loslaten ■ van eene
veer altijd eenen schok mededeelt aan het lig-
chaam , hetwelk door die veer moet bewogen wor-
den. Dat deze schok nadeeliger voor het oog,
dan bij de aderlating zijn moet, ziet ieder in.
Deze redenen , behalve toch het onbepaalde van
de veerkracht, die bijna in elk instrument moei
Η 5                             ver-
-ocr page 189-
---- 122
verschillen , zouden mij, wannneer ik de opératie
•wilde verrigten, tot het gebruik der mesjes voor
alsnog doen besluiten, te meer, daar mijn ge-
achte Ambtgenoot , den Hoogl. ens hiervan
geenszins nadeelige gevolgen zag. Nog in den
verledenen zomer heb ik die bewerking door den-
zelven met een gelukkig gevolg te Hürlingen aan
eene vrouw zien verrigten, waarbij de kundige
Heelmeester agema het oog) door middel der
vingeren alleen genoegzaam vestigde. Wanneer
men daarbij nog in aanmerking neemt, dat dè
Operateur gedurende de Operatie behoort te kun-
nen waarnemen, wat er mogte voorvallen, dan ziet
elk gemakkelijk in , dat de snepper hier nog onge-
schikter zij, dan een te breed mesje. (bl. 116.^-— Dat
nogtans jonge Heelmeesters , die legen de operatie op-
zien en ongeoefend zijn, de snepper-methode , wan-
neer dezelve verder wordt aangeprezen, gretig zullen
volgen en verdedigen, is wel vooruit te zien. Wij
laten éen en ander volgaarne aan deskundige man-
nen ter beslissing over, eindigende met de eigene
woorden van mijnen Vader, ten opzigte van het
werktuig van vaïï Wil: ,,Hetgeen ïïeorand en
» VERDIER omtrent de handelwijze van pöiïet
» zeiden, geldt veel sterker hier: in een lijk ge-
» lukt het volkomen , maar in een levend voor-
» werp laat zich de Staar op deze wijze minder
«geschikt, ja nooit zonder gevaar om het ge-
>> zigt voor altoos té verliezen, in het werk stel-
»\en.,} En elders: »Alles intusschen wat ont-
» steking baart, behoort vooral bij kunstheweikin-
gen
-ocr page 190-
— 123 —
>v gen aan de oogen zoo veel mogelijk vermijd te wor-
» den. Te dezen opzigte is naar Ons inzien de
» manier van davièl enz. nadeelig , en alleen het
» gebruik van mesjes aan te bevelen.'*
2. Nadat de horenvlies-snede verrigt is geworden,
moet de Heelmeester de doorbooring van het kris-
tal -beursje (per)oratio capsulaê lentis.) nog ver-
rigteh , waarover wij het volgende hoofdzakelijk in
mijns Vaders handschriften en bij den Ho'ogl. ens
vinden opgeteekend. De gevoelens zijn te dezen
opzigte verschillende, houdende sommigen deze
doorboring voor gevaarlijk en meenende , dat de
cataract zonder dezelve bij eene geringe drukking
meestal uitkomt, anderen voor zeer noodig. Meer-
malen nogtans geschiedt het eerste niet , en in al*·
Ie gevallen moet bij het niet doorboren eene druk-
king , die zeer nadeelig is, aangewend worden,
ten einde de cataract voor den dag kome : wes-
halve de doorboring of opening van het beursje
meer algemeene aanbeveling verdient. Desniette-
genstaande heeft ook deze operatie hare zwarighe-
den ; zij dient met omzigtigheid-en met wel inge-«
rigte instrumenten te geschieden. De manier vaa'
LA F Α YB verdient hier boven allen de voorkeur ,
latende mijn Vader zich daarover uit, zoo als
volgt, waarmede de Hoogl. ens (p.Soi.j overeenstemt.
,>La FAYE namelijk, bediende zich vate een ze-
ker werktuig (bij ENS op de Isle 'pl.^ fig. 12 etf ]3
afgebeeld,) waarin een klein lancet verborgen1 κ>;
dienende eerst om de lap van het doorgesneden
liorerrvlies op Ie ligten, en vervolgens om de ge-
zeg-
-ocr page 191-
— 124
zegde opening in het beursje te maken. Hij noemt
dit werktuig Kystotome, hetwelk in het klein zeer
veel overeenkomst heeft met den Pharyngofome
van anderen. Nadat het lapje van het horenvlies
opgeligt is, kan men de punt van het lancetje
alleen door het drukken met den duim op het
knopje des werktuigs doen uitkomen en naar de
pupil rigten , om daardoor in het kristal beursje te
steken en eene genoegzame opening te maken."
„ Ook in dezen opzigte nu is de behandeling een-
voudiger, dan bij andere manieren , bij welke men
doorgaans twee werktuigen tot hetzelfde oogmerk
aanwendt, te weten; een spadeltje ter opligting en
eene naaide tot doorboring van het beursje. Dan niet
alleen dit, zij is ook veiliger. Het oog immers, kan
bijna nooit zoo stil gehouden worden , dat men na
het opligten van het horenvlies, in staat is het
beursje regelregt, zonder den regenboog te kwetsen,
door te steken en dit al eens gelukkende , dan is
men nimmer meester de opening in het beursje te
bepalen , daar men de naaide gemakkelijk te diep
kan invoeren; met de Kystotome heeft men van
dit een en ander geen gevaar , men doet het lan-
cetje niet eer te voorschijn komen, vóór dat het
uileinde van het buisje, waarin het verborgen is ,
regt tegen over de pupil is, en kan ook niet het
kristal tot in het glasachtig Vocht doorboren, daar
de dikte van het kristal vocht de uitspringende punt
overtreft, die slechts \ lijn of weinig meer uit-
komt. —. De verandering, welke Vogel in de
Kys»
-ocr page 192-
— 125 —
Kystotome van LA faye gemaakt heeft, door het
buisje, waarin het lancetje verborgen is , eeniger-
mate te buigen, is door anderen, vooral door
Peixieb. gevolgd en naderhand door de wit in-
zonderheid aangeprezen , om des te gemakkelijker
te kunnen werken , zeggende , dat door de regt-
heid van de Kystotome te weeg gebragt wordt,
dat de hand, waarin het werktuig gehouden wordt,
eenigzins belet te zien , wat er in het oog omgaat ;
weshalve de wit behalve de buiging van het
buisje , nog eene verlenging van hetzelve aan-
prijst. Doch naar mijn inzien is die hinderpaal
zoo aanmerkelijk niet: nimmer , dunkt mij, heeft
men noodig , zoo menigmaal, ten minsten als ik
de kunstbewerking van de Staar verrigt heb , is
het niet noodig geweest, om de hand, waarin de
Kystotome gehouden werd, zoo hoog op te ligten,
dat die het gezigt kan hinderen : men behoeft niet
de punt van het lancet horizontaal te rigten, schuins
van onderen instekende is men zeer wel in staat ,
om de opening regt in het midden van het kris-
tal vocht te maken , en dus op de plaats, waar
zulks behoort te geschieden." — ,, Na de doorbo-
ring van het kristalheursje laat men wederom (even
als terstond na de horenvlies-snede) het oog slui-
ten, of op eenige andere wijze, door eene hand
b. v. over het oog te houden , het licht, hetwelk
in het oog valt, verminderen , om dus te bewer-
ken , dat de pupil zich verwijdere en alle mo-
gelijke ruimte geve aan het verduisterd kristal-
vocht,
-ocr page 193-
— 126 —
vocht, om eenen uitgang te vinden." (*) „Eene
Jigte drukking is dan doorgaans voldoende, om
dezen uitgang te bevorderen , anders moet dezelve
door het inbrengen van de curet op de best mo-
gelijke wijze bevorderd worden. Naauwelijks is nu
de cataract door de pupil in de voorste kamer
van het oog doorgedrongen, of dezelve gaat ook
door de opening in het hoorenvlies en valt op de
wang , enz.5' Niets schaadt bij dit gedeelte der ope-
ratie meer, dan overhaasting ; hoe langzamer en zacli·
ter zich de pupil verwijderd , des te zekerder is de
gelukkige uitkomst van de kunstbewerking. Na
eene langzame verwijding, volgt eene langzame
zamentrekking, de vorige kracht, de vorige ge-
daante keeren terug, zegt de Hoogl. ens, (pag.
5o3 seqq,)
Ten opzigte van het uitnemen der cataract, te-
gelijk met het beursje , voegen wij nog het vol-
gende hierbij. ,, Omdat de verduistering van het
kristalbeursje, soms met die van het kristalvocht
gepaard gaat en dus na het wegnemen van de lens
nog blindheid overblijft, heeft de beer eene han-
delwijze uitgedacht, waarbij altoos het beursje met
de lens
zoude uitgenomen worden. (+) Het ho-
ren-
(*) Om deze zelfde reden, waarom mijn Vader doormiddel
der hand het licht matigde, doet de Hoogl. HENDElK.sz.de
operatie in eene kamer, waar het licht door gordijnen kan
gematigd worden. Ingevalle de pupil voor de operatie zeer naauw
is, legt hij eenige uren te voren een aftreksel Herb. ïfyosc.
of Bellad. op het oog. Zie Oordeeelk. Beschn'Jv., p. 61 en 5s.
(f) Men zie: Dessert Methode den grauen Staar sammt
den
-ocr page 194-
— 127 —
renvlies geopend zijnde, tracht de beer eerst door
eene zachte drukking zonder de capsula te ope-
nen , deze met de lens naar buiten te drijven.
Wanneer het beursje verduisterd en de lens ver-
dund was , is dit Hem soms gelukt , doch in an-
dere gevallen, is Hij genoodzaakt geweest andere
maatregelen te gebruiken. Ook is het niet zelden
gebeurd , dat de drukking te sterk doorgezet zijnde
een gedeelte van het glasvocht mede uilkwam. Ook
gebeurde het soms , dat het glasvocht naar buiten
kwam en de Staar zijne plaats behield."
,)Om deze reden heeft de beer een haakje uit-
gedacht , waarmede hij de lens en capsula tevens
naar buiten zoude voeren, doch ook deze han-
delwijze voldeed niet aan het oogmerk. Voorts
vond hij nog een ander werktuig uit, dat hij Staar-
naaldhaah
noemt, hetwelk als het ware eene
gebogene staarnaald verbeeldt ; dan ook dit gaf
menigmaal aanleiding , dat de kunstbewerking mis-
lukte. Weshalve de beer ten laatste een lans-
vormig werktuigje tot dat einde gebruikte, het-
welk, ofschoon niet volkomen , echter beter aan
het oogmerk voldeed."
,, Ofschoon nu deze kunstbewerking in den eer-
sten opslag aanprijzing schijnt te verdienen , zoo
geeft echter het dikwijls mislukken en den meerderen
graad van ontsteking, welke er altoos het gevolg
van is, aanleiding om dezelve geenszins aan te ra-
den.
den Kapsel aus zu ziehen. {Wien IJ09) I» het Hollandsch
vertaald door VAN INGEN.
-ocr page 195-
— 128 —
den. Ten minste niet algemeen , maar alleen ïnbe-*
paaldelijk die gevallen, waarbij de capsula verduisterd
is , hetwelk zeer zelden gebeurt. Helling vond
onder 200 lijders 2 secundaire cataracten, en mur·;
SINNA onder de 566, slechts 5 der zoodanigen."
„De derde weg, langs welken de cataract gene-
zen kan worden, is de ontbinding (Resolutio),
waarover de Hoogleeraar DU pui eene verhandeling
geschreven heeft, tot welke een geval door den
grooten POTT behandeld, aanleiding gaf (*). En
is dan de aard en natuurlijke gesteldheid van het
krïstalvocht zoodanig, dat hetzelve (gelijk in de
aldaar en elders opgegevene gevallen plaats had) ,
van het omvattend beursje ontdaan , of losgemaakt
in het waterig vocht geheel ontbonden wordt , en
dat deze ontbinding zoo doorschijnend wordt, dat
er geene verduistering in het gezigt meer plaats
heeft, dan is het genoeg , dat men , ingevalle de
cataract vloeibaar is , zoo als somtijds plaats heeft
en wel eens zóó, dat men dezelve door uitneming
of nederdrukking willende helpen , het geheele
waterachtige vocht troebel gemaakt heeft, en noch
regenboog, noch "werktuigen achter het horenvlies
konde onderscheiden , dan is het, zeg ik, wanneer
de cataract vloeibaar is, genoeg om eene gewone
naald, zoo als men tot het nederdrukken pleeg te
gebruiken , te nemen, de zamenhang van het beursje
te
' (f) Zie Verh. van de Hollandscfie Maatschappij der We-
ienschappen , te Haarlem
, XXI, Dl. pag. 68 en de aldaar aan-
gehaalde Koot.
-ocr page 196-
—»129 —
te verbreken en dus toegang te verleenen aan het
waterachtig vocht voor de ontbinding, terwijl de
opslorpende vaten naderhand het troebele schijnen
pp te nemen." » Is de cataract gedeeltelijk vloei-
baar en gedeeltelijk in eenen meer vasten staat,
dan zal alles op dezelfde wijze kunnen verrigE
worden; dan alleen heeft men er meer op te let-
ten , dat men dit vaste deel volkomen uit deszelfs
plaats brenge , om het waterachtige vocht gelegen-
heid Ie verschaffen , van vrijelijk op hetzelve in te
werken." — „ Vooral intusschen zal het noodig
zijn j die voorzorg van volkomene verplaatsing der
lens te bewerken, ingevalle dezelve verduisterd
zijnde, niet vloeibaar is, maar zijne gewone vas-
tigheid behoudt. Het -waterachtig vocht zal dan ,
volgens ñïôô , hoe troebel het ook moge worden, in,
pen kort tijdsbestek geheel helder en klaar wor-
den , enz." — ,, Dit zoo zijnde , daar de bewer-
king zoo veel gemakkelijker zelfs dan de nederdruk-
hing
schijnt te zijn en de gevolgen niet minder uit-
nemend, moet men dan deze ontbinding van de
cataract
ver boven de uitneming en nederdruk*
hing
de voorkeur geven ? Zeer zeker ja, bijal-
dien men slechts in staal is de vloeibare en min
of meer vaste cataracten door onfeilbare teeke*·
nen van elkander te onderscheiden: bijaldien er
nimmer cataracten gevonden werden, welke voor
oplossing onvatbaar zijn, en het niet dikwijls ge-
beurd ware, dat jaren na het nederdruhhen de
cataract onveranderd en niet gesmolten, wederom
opgestegen waren , of na den dood bij een ont-
leedkundig onderzoek onveranderd bevonden is.
I                               On-
-ocr page 197-
*â é3ï —
Onfeilbare teekenen nu van die onderscheidene
soorten dezes ongemaks zijn er voor als nog niet:
terwijl men daarenboven aanteekeningen vindt
■van kalkachtige, harde , ja zelfs verbeende catarac-
ten.''''
— » Ofschoon nu in Tiet algemeen de ontbin-
ding
voor alsnog boven de nederdruhking en uit-
neming der cataract
geenszins te verkiezen zij, zoo
behoort men echter desniettegenstaande dezelve niet
geheel te verwerpen, ja in die gevallen , alwaar de
uitneming mislukt oi om eene of andere reden niet
geschieden kan, is liet steeds beter de ontbinding ,
dan de nederdruhHng te beproeven. B. v. bij ster-
ke aangroeijing van het cristal-beursje enz. (*).
Bij kinderen zoude men vooral de ontbinding kun-
hen beproeven, dewijl bij de meesten de onmoge-
lijkheid bestaat om de andere kunstbewerkingen
Baar den eisch te volvoeren wegens hunne woelig-
heid , enz. Bij aangeborene cataract wordt zij door
sommigen ook aangeraden" (-f).
Zie hier het oordeel over deze kunstbewerking ,
zoo als mijn Vader heizeJve te zijnen tijde voor-
droeg, eveneens medegedeeld.
§ 12.
Er is door mijnen Vader nog eene moeijelijke ea
ougemeene heelkundige bewerking aan de oogen,
en
(*) Zie onder andereu dergelijk een geval van de beer in akne«
makw's Magaz. für die [ViinAarzn.Götting. É. Â é. St.p. 294.
(f) Zie ware, in Philos. Transact. 1801 en himlij und
scumïdx Ophthahnologische Bihliothek. Bd. I. $t. 2 S. 117 —
De beste maaier om de operatie te dien einde te volvoeren,
is de door bbchhork voorgestelde in zijne Dissert. Inaug.de
JCeratonyxide- (Balae saxonum
1806.) — Vergelijk HESiDlinisz
IJsell·. Operaliëii ñ, éõ volgg. ea anderen.
-ocr page 198-
—■ ι«ι —
en óp eene nieuwe wijze verrigt, waarvan wij de
overlevering aan den geleerden wachter verschul-
digd zijn, die met regt aanmerkt , dat de waarne-
ming over dezelve door het overlijden van mijnen
Vader of lang kondè achterwege gebleven, of ge-
heel verloren geraakt zijn , zonder zijne zorg en op-
lettendheid. Alhoewel na het tijdvak, waarover
het Overzigt loopt, geschied zijnde, meenen wij en
om de belangrijkheid van het geval zelve , en om.
de bevestiging des róems van den Operateur als
Oculist, deze waarneming na den dood mijns Vaders
opgesteld hier niet te mogen, verzwijgen. Wij le-
veren om des te naauwkeuriger te zijn de vertaling
van wachters waarneming.
»JoHAN GEORGE HOOFT, 3o jaren oud, geboor-
tig in de Oostvriescae stad Auricli, van een vrij
stevig gestel, hebbende nogtans een eenigzins scro-
fuleus
aanzien , Was bijna altijd zeer gezond. Reeds
sedert éenige jaren vertoonde zich 's voorjaars een
puistachtige uitslag over het geheele ligchaam , doch
voornamelijk rondom, den hals, maar weik uitslag
nu voor δ jaren op den gewonen tijd zich niet open-
baarde. Hij wist hiervan geene oorzaak op te ge-
ven, dewijl hij geene geneesmiddelen, waardoor
een terugslaan konde ontstaan, gebruikt had. In
plaats van gemeklen uitslag, altans 200 als va ij
waarschijnlijk voorkomt, werd een zware ehroni~
sche ophthalmie
geboren , welke beide oogen be-
'zette. Verschillende Geneesheeren en Heelmees-
ters werden om raad gevraagd, welke verscheidene
Geneesmiddelen ten gebruike toedienden , uit welken
I 2                                         al.
-ocr page 199-
x5i —
allen (en derzelver getal was voorwaar ontzettend)
geen zich krachtdadiger vertoonde dan de mercuri-
us dulcis
, in den vorm van pillen. Naderhand ge-
bruikte hij ook met best gevolg pillen uit Extr.
cicutac
, door dewelke de hevigheid der ophthal-
mie
wel veel bedaarde , doch geenszins geheel ver-
dween : evenwel werd het gezigt, te voren door de
hevige ontsteking volkomen opgeheven , grootendeels
hersteld. Onder deze omstandigheden nu , maakte
zich ongelukkig een onervarene van het vertrouwen
des lijders meester, belovende binnen kort zonder
twijfel het gezigt te zullen herstellen. Deze be-
schouwde het gebrek als een horenvlies-vlek (ma·
cula corneae)
, alhoewel toen reeds een vrij wel
gevormde cataract waargenomen konde worden.
Hij bezigde nu derhalve een volkomen ongeschikte
geneeswijze : blies op de oogen zeer fijn gepoederde
witte zuiker, en aldus werd wederom een sterke
ophtlialmie geboren. Hij beval tevens ontsteking-
werende stovingen , bloedzuigers nevens de oogen ,
een setaceum in' den nek , een jontanel op eiken
arm; na het langdurig aanwenden van al deze ,
niet tot de zachtste behoorende middelen , werd ein-
delijk de ophtlialmie wel bedaard, maar de onge-
lukkige lijder volkomen van zijn gezigt beroofd."
» Wat was nu beter en raadzamer dan hulp te
vragen van onzen Hoogl. mulder, wiens roem in
de behandeling van gebreken der oogen wijd ver-
spreid was, maar vooral naar Oost-Vriesland,
dewijl Z. H. Gel. niet weinig cataraci-operatiè'n
aan zieken, van die landstreek tot Hem hunne toe-
ylugt
-ocr page 200-
- é33 —
vlugt nemende , met een allergewenscht gevolg be-
werkstelligd had?"
)> Nadat de Hoogleeraar beide oogen naauwkeurig
onderzocht had, verklaarde Hij dat de hoop op
herstel zeer gering was, en dat aan het regter oc*g ,
als aan amaurosis lijdende , geen heelkundige kunst-
bewerking eenige hulp konde toebrengen. Doch een
ander oordeel velde hij over het linker oog, in het-
welk de pupil zoo vernaauwd was, dat naauwelijks
de punt van eene naald door dezelve zoude hebben
kunnen doorgaan y de regenboog bleek volkomen
ongevoelig op den prikkel van bet licht te zijn, en
daarenboven was een zeer wel gevormde cataract
aanwezig.*' -— » En alhoewel dit een en ander niet
tot de ligtste kwalen der oogen behoorde, beloofde
evenwel de Hoogl. MULDER aan den lijder , dat hij
zoude beproeven , wat de operatie nog konde uit-
werken. Hij beval eerst het gebruik van niesrnid-
delen , van dewelke de zieke bijna geen uitwerking
of hulp ontwaarde. Hij oordeelde toen tot een an-
der geneesmiddel te moeten overgaan , namelijk tot
het oleum hyoscyami, door wier "Werking de ver-
naauwing der pupil wel een weinig verbeterd is
geworden , maar geenszins aan den natuurlijken toe-
stand weder gelijk geworden. Wat moest derhalve
in een zoo zamengesteld geval geschieden ? Eerst
stond de Hoogl. mulder ßá twijfel om die opera-
tie te doen, waardoor volgens de manier van wen»
zel- een kunstmatige pupil (pupilla artificialis) ge-
vormd wordt, of om de zamengetrokkene pupil te
verwijderen, en na die verwijdering de cataract
15                                uit
-ocr page 201-
$U
uit te nemen. Delaa'ste handelwijze scheen de beste?
en op den 27 October 1810 werd op de volgende
wijze de operatie volvoerd.'' » Nadat een anody-
num
aan den lijder was toegediend geworden, en
het regter oog met een windsel bedekt, werd de-
zelfde voorbereiding gemaakt, als bij de operatie
der cataract geschiedt: doch om grooter vastheid
<ler hand onder het opereren te verschaffen, plaat-
ste de Hoogleeraar, op een gewonen stoel nevens
den zieken gezeten zijnde, de elleboog op de knie."-—-
» De Heelmeester des Nosocomiums, de zeer erva-
rene HENDRIKSZ achter den zieken geplaatst, ligte
met de wijs- en middelste vinder der regter hand
het bovenste ooglid op, zoodat de middelste vin-
ger naast bij den binnenhoek des oogs was. Mui>.
PER steunde met den ring- en kleine vinger op de
koon des lijders, en nu werd met richters mes-
5e (*) het horenvlies doorgesneden, zoodat in de
benedenste helft der cornea een wonde gevormd
■yverd, even als bij de uitneming der cataract ge-
schiedt , uit welke wonde het waterig vocht uitvloei-
de. Deze snede volbragt zijnde, werd er overge-
daan tot de verwijdering der pupil, hetwelk eerst
beproefd werd met de cystotome van LA FAYE (·]-).
Maar dit werktuig voldeed geenszins aan het oog-
merk. Toen werd derhalve eene zeer fijne schaar
aangewend, door middel van dewelke vier kleine
insnijdingen geschiedden, twee horizontale en twee
lood-
(*) Zie ejïs llist. I. pag, 100. Tab. III. fig. i5.
(t) Dezelfje p. 20. Tab, I. fig. 12 en i3.
-ocr page 202-
é55 —
loodlijnige, welke gemaakt zijnde de gesnedene ge-
deelten (segmenten) der regenboog met hetzelfde
instrument werden weggenomen. Om het horen-
vlies op te ligten , werd het lepeltje van daviel (*)
gebruikt. Doch gedurende de operatie werd de
beweging van het oog zoo sterk, dat hetzelve met
de vingers niet meer konde gehouden worden, wes-
halve de oogspiegel van jericho (·]"), welke de
Hoogleeraar slechts zeer zeldzaam aanwendde, ge-
bezigd werd. Maar ook dit instrument holp niets,
weshalve de vingers wederom in den binnenhoek des
oogs geplaatst werden, om hetzelve te vestigqp.,>
» De pupil· nu genoeg verwijd zijnde om den uit-
gang der cataract niet te beletten, werd het beursje
des kristal-lens doorboord met de cjslotomus van
■LA. FAYE, en door eene geringe drukking boven de
bol aangebragt, sprong de verduisterde fens door
de verwijde pupil voor den dag, maar toen werd
duidelijk ontdekt, dat ook de capsula lentis zelve
ontaard was , zoodat geene lichtstralen tot het net-
vlies1 konden doordringen. Er bleef dus niets an-
ders over , dan om de capsula mede uit te nemen ;
en onze mulder draalde niet lang om dit te be-
proeven met de schaar van la. faye. (§) Deze weg-
neming geschiedde zonder eenige moeijelijkheid;
en
1 (*) Dezelfde pag. il. Tab. I. fig. 4. a.
''■(■j-jDezelfde pag. 3<). Noiaij. Tab. II, fig. i4 en *5. alwaar
Üit instrument het eerst is afgebeeid.
·-(§)-Dezelfde Tab. I. fig. 16. en VAN GESSCHEK, Eedend.,
v>f. Heelk. UI &Ö Tab- XXIX. fig. 7.
14
-ocr page 203-
.— é36 —
en hpe sprong de lijder van vreugde op, toen hi)
zijn gezigt hersteld zag! Terstond werd het oog ge-
sloten , de lijder met den rug naar het licht geplaatst
en twee compressen aan een windsel gehecht op de
oogen geplaatst, wordende gedurig door middel van
eene spons nat gehouden met:''
Rj. Aq. Rosar. unc. VI.
Spir. Vin. unc. I,
m. d, u,
» Zoodanig oogwatertje was wezenlijk zeer nood-
zakelijk , omdat er geen geringe oogontsteking te
wachten was, welke gedurende de kunstbewerking
reeds begon te ontstaan. Na de operatie verkeerde
de lijder in het donker en hield een ontsteking-
werende leefregel."
» De tweede dag na de operatie klaagde hij over
een ligte prikkelende pijn, welke na vier dagen
geheel verdween. Op den tienden dag werd het
verband veranderd , en er waren geene teekenen van
ontsteking. Na i4 dagen gebood de Hoogleeraar
den lijder om zich langzamerhand aan het licht
bloot te stellen: en vier weken na de operatie was
het gezigt volkomen hersteld, slechts nog een wei-
nig zwak, doch zoo dat hij al wat hem omringde,
zelfs fijnere dingen konde onderscheiden. Die·
zwakte van gezigt verbeterde zich evenwel dagelijks·
Eene niet ronde, maar meer langwerpige pupil is
nu zigtbaar in het midden der regenboog en onge-
voelig voor den prikkel des lichts. Een vochtige ne-
vel-
«
-ocr page 204-
_é37-
yelachtige weersgesteldheid schijnt wel eenigen in-
vloed uit te oefenen op het oog, maar veroorzaakt
geenszins pijn. De toestand van het andere oog blijft
gelijk. Hij gebruikt nog een oogwatertje uit spir,
vini
en aq. pura.})
» ZAe hier derhalve een geval, hetwelk mij al-
toos toeschijnt, onder de zeldzamere te moeten ge-
rangschikt worden. Want wie zoude een zamenge-
stelder geval kunnen aanvoeren? Wien is ook zoo-
danig een mapier van handelen bekend geweest?
Wie konde eindelijk grooter uitkomst verwacht
hebben?"
Na deze Histona morhi et operationis deelt de
Geleerde Hr. wachter eenige zeer lezenswaardige
opmerkingen over dezelve mede, waarvan wij den
voornamen inhoud hierbij voegen. .
De oorsprong dier ophthalmie, welke zoo on-
doelmatig en voor den lijder noodlottig behandeld
werd, moet meerendeels in de teruggedrevene huid-
uitslag gezocht worden. De mogelijkheid hiervan
leert de dagelijksche ondervinding in het algemeen .
en in het bijzonder (onder anderen) eene waarne-
ming van den grooten richter , welke na het op-
droogen van hoofdzeer (tinea capitis) de pupil ge-
sloten zag.
Velen zouden misschien het vermelde geval
tot de ongeneeslijke gebragt, en geene operatie
ondernomen hebben, doch na zich verzekerd te
hebben dat door niesmiddelen enz. de pupil zich
niet verwijdde, ondernam toch mijn Vader met over-
leg eu beleid dezelve, wordende met eeae goede uit.
I 5                               komst
-ocr page 205-
— Ï58 —
komst bekroond. (*) Wachter vergelijkt voorts
de beschrevene manier met gevallen , die met het
genoemde eenigzins overeenkomen, en verklaart die
inanier voor geheel nieuw. Het is bekend dat de
vorming van een kunstmatige pupil die heelkundige
kunstbewerking is, » door de welke, in gevalle van
een slecht gevormde of ziekelijke regenboog of ho»·
renvlies de lichtstralen tot het netvlies niet kunnen
doordringen , eene opening gemaakt wordt of mid-
den in den regenboog of aan deszelfs rand, zoo dat
de lichtstralen op nieuws tot het netvlies kunnen
doordringen." (-f-)
Woolhouse, Oculist van JACOB II koning van
Engeland, enz. heeft het eerste denkbeeld tot de
vorming van een' nieuwen pupil gegeven door een
kunslbewerking , door ner» heupgtn'i genoemd , aan
te bevelen, waarbij de oorspronkelijke of oude pu-
pil, die zamengegroeid was, weder hersteld wordt.
Cheseldbn en vele anderen (§) verbeterden voorts
WOOLHOUSES handelwijze en breidden dezelve ver-
der uit, zoodat zelfs een geheel nieuwe pupil werd
daargesteld. Cheset/den mag dus gezegd worden ,
ei-
(*) Nooit behoort men de kunstbewerking der kunstmatige
pupil ïa het werk te stellen, zoo lang er gelegenheid schijnt
te zijn tot herstelling zonder dezelve. Men beproeve eerst de
narcotische planteusappen, enz.: vinden -wij in eene aanteeke-
ning elders.
(f) Zie WACHTEp. spec. chir. p. i5. Verg. YAn onsenooRT ,
Operative Beeïk, I Deel. hl. a53. De indicaliën tot de operatie
zie men bij W. p. i5 en iG: bij V. O. p. 253 en 2S4.
($) Zie dezelve b. v. bij OHSENOORT hl. 249 volgg.
1
-ocr page 206-
l5o, —i-
eigenlijk het eerst eene kunstmatige pupil gevormd.
te hebben, en vel op de volgende wijze. Hij bragt
een zeer fijn en smal mesje door de cornea of liever
door de sclerotica binnen op dezelfde plaats, als
geschiedt bij de nederdrukking der cataract, tot dat
gedeelte der regenboog, in hetwelk de opening
moet gemaakt· worden , en volbragt met hetzelfde
instrument een transversale incisie van 2 of 3 lij-
nen. Sommigen meenen, dat hij eene naald ge·*
hruikte, hoedanig een bij de neerdrulddng der
cataract gebezigd wordt. Eenigen hebben met
goed gevolg van deze manier van opereren ge-
bruik gemaakt, andere verscheiden gebreken
derzelve met grond opgegeven en aangetoond. -—*
GuERiN meende de vorige manier te verbeteren
door aan te bevelen, om het mesje in te bren-
gen door het doorschijnende horenvlies in de voor-
ste oogkamer, en om van dat deel door een kruis-
snede het horenvlies in te snijden. Doch dit be-
let evenmin, als het vorige de zamentrekking
Van het wondje, waardoor naderhand het zien
weder belet wordt. — Janin beval de coretotomia
aan, waarbij het horenvlies, volgens hem (*), op
de-
(*) De nadere verbeteringen van deze en de overige me-
thoden , zie men "bij OHSENOORT en anderen na. Oper. Heelh
ï. bl. 258 volgg. doch waar wij lezen: cerotomia, corecto-
mia, corodialysis.
En verh. over de graautve staar en den
^nstigen oogappel
door denzelfden Geleerde, (jimst. 1S18.)
Men vergelijke met dat alles liet boven vermelde geval van.
mijnen vader, om te zien in hoe verre hetzelve nog nieuw,
«n opmerkenswaardig is.
                                      ·■■..,
-ocr page 207-
__ ï4o —
dezelfde wijze als bij de cataract geopend wordt,
waarna door middel van eene zeer fijne schaar een
wondje in den regenboog naar de binnen ooghoek
gemaakt wordt. Dit wondje evenwel vergroeit dik-
werf schielijk, er ontstaat veretteriftg, enz.j rede-
nen waarom deze manier afkeuring verdient, zoo
als zij door JANIN werd voorgesteld. — Wenzel
stelde die manier voor, welke eoreneclotomia heet.
Hij snijdt met een mesje , hoedanig bij de uilneming
der cataract gebezigd wordt, het horenvlies half-
maanswijze, zoodat de helft verdeeld ia. Op het-
zelfde oogenblik, waarin hij deze snede maakt,
brengt hij de punt van het mesje door de regen-
boog ter lengte van een halve lijn , en terwijl hij het
handvatsel van het mesje nederdrukt, maakt hij in
den regenboog een halfmarinswijs wondje. Nu snijdt
hij met eene schaar het gewonde gedeelte (segment)
des regenboogs af, waardoor aan het licht toegang
tot het netvlies vergund wordt. Het is bij deze
operatie moeijelijk om de opening des regenboogs
zoo te bepalen, dat de lens of het ontaarde beursje
indien het noodig zij, kan uitgenomen worden. —
De Hoogl. SCHMIDT heeft de coretedyalysis bewerk-
stelligd. De naald wordt even als bij de nederdruk-
king der cataract in het oog gebragt, doorgaande
tot de crystal-lens in gevalle te voren geen uitne-
men geschied is· Vervolgens wordt de naald achter
den regenboog voortgedreven naar den voorsten oog-
hoek ën aldus de afscheiding des regenboogs van den
haarwijzenband volbragt. Indien nu de lens on-
doorschijnend is, wordt dezelve tevens nedergedruku
Bij
-ocr page 208-
— ι4ι —
Bij deze methode is groot gevaar om nadeeligé
kwetsing aan andere dèelen van het oog toe te bren-
gen. Wachter zoude daarenboven het uitnemen
van de ondoorschijnende lens boven het nederdruk-
ken verkiezen (/?. 24.).
» Onder alle medegedeelde manieren is er geene,
welke met die van mulder overeenkomt , en in
ons geval wezenlijk boven alle anderen mij de voor-
keur schijnt te verdienen , ja zelfs boven die van
WENZEL, welke alhoewel de beste van allen ook
nog hare zwarigheden heeft:" zegt WACHTER en
vervolgt aldus: » Tot iet doen dier noren-vlies-
snede tegelijk met die des regenboogs wordt voor-
waar een zeer geoefende hand vereischt; en ik twij-
fel of zelfs de handigste Heelmeester die methode
(van wenzel) zal kunnen volgen, wanneer de be
wegelijkheid van het oog zoo groot is, dat hetzelve
met moeite of soms geheel niet kan gevestigd wor-
den. . . . Weshalve het tot het zeer moeijelijke
behoort om volgens WKNZELS manier de regenboogs*
snede te volvoeren." — » Wij gelooven dan de
Muldersclie manier te moeten volgen, in gevalle
namelijk het horenvlies ongeschonden (iniacta) is.,
de voorste kamer niet vernietigd of met het horen-
vlies zamengegroeidis, alhoewel de lens ofhetbeursje
ontaard zij. Wij bevelen dus een halfmaanswij-
ze snede van het horenvlies op dezelfde wijze
als bij de cataract aan, en met hetzelfde werktuig.
Indien de pupil, alhoewel aanmerkelijk zamengetrok-
ken zijnde, nog eenig spoor van zijn aanzijn ver-
toont, zouden wij dezelve verwijden, doch wan-
neer
-ocr page 209-
— i4a sr
neer dezelve geheel verdwenen is, dan schijnt het ons
best toe, om dezelve op die plaats te maken, waar ze
te voren natuurlijk gevonden werd , en op dezelfde
wijze als de Hoogl. Mulder dezelve maakte door vier
insnijdingen met de schaar en voocis door de wondlip-
jes weg te nemen. Ook in gevalle geen spoor van de
pupil meer aanwezig is, zouden wij de insnijdingen
beter aan. het doel beantwoordende achten, dan
slechts een halfmaanswijze snede."
Het gevaar van kwetsing van andere deelen is bij
deze manier blijkbaar minder, dan bij eenige an-
dere der ópgegevenen. De schaar,: hoewel anders
bij heelkundige bewerkingen beneden het mes te
achten, is hier boven hetzelve verkieslijk. Het
wegnemen van de wbndlipjes is zeer noodig, doch
moet door een geoefende hand en altijd met groo»
te voorzigtigheid geschieden. Men kan op deze
.wijze den omtrek der opening naar verkiezing ma-
ken, en bijaldien cataract aanwezig is, dezelve op
de gewoone wijze uitnemen. De ondoorzigtige lens
in het oog te laten is niet raadzaam, dewijl eene
plaatsverandering derzelve het gezigt weder bene-
men kan. —-
Het uitnemen van het beursje was niet nieuw,
hebbende de Hoogl. VAN maanen die bewerking
in 1795 met den beroemden oculist jekiCho ver-
rigt. Het schijnt nogtans geene aanbeveling te ver-
dienen om volgens beer en anderen in aiie ge-
vallen het beursje mede weg te nemen, dewijl het-
zelve slechts zelden verdonkerd is. Mursinna
vond dit onder 566 gevallen slechts drie maal.
Da
-ocr page 210-
— ι45 —
De afgesnedene deelen des regenboogs kunnen met
de schaar ook naar buiten gebragt worden, en
men behoeft daartoe niet het afzonderlijk werktuig
van beer. C*) Er is bij de opgegevene operatie
geene meerdere vrees voor ontsteking, dan bij die
der cataract.
Wij eindigen deze mededeeling met de woorden
•van wachter : »Dewijl deze operatie onder ons
tot de zeldzame bekoort, heb ik het niet onge-
past geoordeeld de voorgedragene waarneming kor-
ielijk te verhalen." Waarschijnlijk verdient die ma-
nier een plaatsje nevens diè van zoo vele geroemde
buitenlanders.
Onder: de Heelkundige bewerkingen is er geene
die opmerkenswaardiger was, dan de wegneming
of uitroeijing van. het kniegewricht: QExstirpatio
Genu)
(+■) , door den heer G. H. wachter zoo
mees-
(*) Zie ÉNS L. I. pag. 228. Tah. V. fig. 5.
(•f) Volgens de definitie van den Geleerden ONSESOORT zou-
de hier geene uitroeijing, uitneming, exstirpatio plaats ge-
grepen hebben , dewijl dezelve « bestaat in de gebeele wegne-
mine van eenigerhande deel, b. v. van den arm uit het schou-
dergewricht, waarin men alleen de bekjeedselen en spieren in
verschillende rigtiiigen verdeeld:" want in het onderhavig ge-
val moest ook het been verdeeld-worden. Daarenboven moet
toch ook bij de exstirpatie in het schoudergewricht, in het
heupgewricht, enz. immer het ligamentum capsulare et rotun·
dum
doorgesneden worden. Weshalve wij deze bepaling niet
kunnen aannemen. Zie Operatiye Heelkunde. I. Bsel. pag, 5g
en 60. \AmSt.STJLPK.E. Ï822].                                   ·               
-ocr page 211-
— é44 —
meesterlijk beschreven. Opmerkenswaardig was dit
geval, zoowel wegens de zeldzaamheid der operatie
zelve, als om de omstandigheden , die bij hetzelve
zoo ongelukkig zamenliepen. Nogtans beschouw
ik deze kunstbewerking, te voren slechts eens door
park bewerkstelligd, benevens die der wegneming
van het been uit het heupgewricht
aan een meisje
in 1798 met het gelukkigst gevolg verrigt, als twee
daadzaken, die de Chirurgicale roem van mijnen
onvergetelijken Vader onwrikbaar gevestigd hebben.
Hierbij komt nog de moeijelijke kunstbewerking,
het wegnemen 'van het ondereinde des huitbeens.
Het is hier de plaats niet om over die tweede kunst-
bewerking uitvoerig te handelen, maur ik merk
slechts in het- voorbijgaan aan, dat het bijkans
verteerde meisje naderhand een frissche jonge doch-
ter geworden is, en nu sedert jaren gehuwd zijn-
de, moeder van vijf gezonde kinderen is, welke
zij zelve zoogde. Zoo verre mij bekend is, bestaat
er tot op lieden toe geen weerga van zoodanig ge-
lukkig geval.
Altans schreef tittmann voor weinige jaren , dat
het nog niet bewezen was of deze operatie wel
een gelukkig gevolg konde hebben: Waarop de kun-
dige VAN der hout met regt aanmerkt, dat hier-
aan onder onze landgenooten geen twijfel meer
wras (*). Ik hoop in het vervolg van tijd gelegen-
• ■                                 heid
(*) TittMATJN zegt namelijk omtrent de amputatie van liet
dijbeen uit het lieupgewricht: «Hoezeer deze operatie door
velen is aangeprezen geworden en ook werkelijk aan levende
-ocr page 212-
145
gelegenheid te hebben om een uitgewerkt stuk over
dit geval, met afteekeningen zoowel van het carieuse
been, als van de genezene wonde, door den be—
roern-
personen verrigt is , heeft men echter nog geen enkel voorbeeld
dat zij met gelukkig gevolg is bekroond geworden, kunnen,
aanwijzen. Ziet meii echter vooraf, dat de lijder bij het na-
laten der operatie zeker sterven zal, éii wil men om deze re»
den de kunstbewerkitig niet verzuimen, zoo is het echter
hoogstwaarschijnlijk, dat dezelve geheel vergeefs zal zijn, en
/Ν. Β ) verder tot niets zal strekken, dan om de lijder voor
zijnen dood liog op het 'gruwzaamst te folteren. Indien de
operatie al gelukkig afloopt, zal het ligchaam evenwel zulk
eene geweldige omwenteling, waarbij eeiie vierde gedeelte van
het geheel Wordt \yeggenomeri, bezwaarlijk kunnen verdra-
gen." enz. Van der HOUT zegt hierop in de noot: « Het te-
gengestelde is bij ons te lande waar. De ïloogl. mulder heeft
dezelve aart een jong meisje met het gelukkigst gevolg ver-
rigt. Én, gelukkige voorbeelden moeten ons tot het behoud
van ongelukkigen aanmoedigen." Men zie: Léerboel· der
Heelkunde van
J. A. tittmakn , naar het Hoogd. vrij vert. enz.
door A.
VAK DEK hout , I DeeL pag, 277 en 278. (jJmst.
SULPKE, 1816.) Wij merken nog aan, dat het laatste besluit
van TtTTMAHN onjuist is, want dat liet levensgevaar niet zoo
zeer afhangt van de boeveelheid stof, welke wordt weggeno-
men, als van het bijzonder gedeelte, hetwelk wordt afgesne-
den, — Alhoewel wij geene voorbeelden , als het bovengemelde
tot nog toe kennen, moeten wij uit de 2<ie uitgave van de ver-
taling van bovengemelde werk opmaken, dat er sedert 1816
meer door den kundigert van der hout zijn opgeteekend ge-
vonden , en misschien zoo vele dat liet niet meer der moeite
waardig schijnt te zijn om de Operateurs te noemen, zelfs
niet den landgenoot, die de gelukkigste uilkomst in dezen te
beurte viel. Immers hier lezen wij alleen : .< Niettegenstaande
dit alles is zij doch in latere tijden, hoewel zeldzaam, met
een gelukkig gevolg verrigt geworden." Zie bovengenoemd
■werk I Deel. pag, 3i3 en 3i4- 2Ie en verm. drul, (Jmst.
SULPK.E, 1819)
                          K.
ν
-ocr page 213-
— 146 —
roemden schilder VAK dek. κοοϊ vervaardigd, voor-
zien , in liet licht te geven.
Ik ga nu eerst over ter mededeeling van hetgene
bij
Nadat ik het bovenstaande ter perse gelegd had, kwam mij
het 'negende stuk der Biblioth. der pract. 'ffezlk, vpn HtTffELAHD
und OSAHN i8a3. (September. Berlin.) in handen, alwaar (S_
178—180.) loffelijke melding gemaakt wordt van eene com-
mentatio chirurg, de Eemore in cauitate cotyloidea. antputan~
do, auct A. a.
hëdeno. {hips,. 182,3, 4°. c. Tab. V. lith.) In
dit, naar die opgave, met veel vlijt en 00.deel geschreven
werkje', wordt van vijf met gelukkig gevolg verrigte opera-
tien van dien aard gewag gemaakt: hetwelk dus aan van
DER hóüt'S latere schrijfwijze grond bijzet. V/ij hopen eerlang
jn dat werkje zelve het meer of het min gelukkige dier uit-
komsten te leeren kennen, en met dat vau mijnen Vader te
vergelijken. Het is ons ook niet hekend of dit geval onder
die vijf opgeteld zij geworden , en het doet ons leed hier nog
de gevallen, nog de namen der Operateurs te kunnen mede-
deelen.
Sedert kwam mij ook nog in handen een stukje, getiteld: Eine
neue Verfahrungsart zur Exartikulation des Obérschenhels
,
pon Dr. MSFRAIiC in fhoeieps Notizen , 1828. N°, 98. 5·,
l56—i5g. Overgenomen uit Archives générales de Médecine ,
Juin 1823. Behalve eenige algemeene wenken en de nieuwe
manier van opereren, vinden wij daar de aanwendbaarlieid
der operatie bevestigd door de ondervinding van pabaud bij
SABATIER aangehaald, van BAFFOS, BROWKRIGG, larry ,
KUSCH en gxjtbt.ie. Het is hier de plaats niet om ons over
LïSFRAKCS maaier enz, uit te laten, maar averill verzekert
dat hij denzelven met zoo ontzettende handigheid heeft zien
opereren, dat hij de operatie aan een lijk in minder dan
tien seconden
(?? — waren het minuten dan was liet nog
wonder) verrigt had. — Den 2 September, iS23 heeft JAMES
SYMES, Prof. Anat en Chirurg, te Edenburg aan een jongen
vau 19 jaar het linker heen uit hef heupgewricht uitgenomen,
zijnde dezelve hoogst vermagerd. De operatie geschiedde naar
-ocr page 214-
— i4f —
bij Dr. wachter omtrent liet eerste geval aange-
teekend staat ($·).
» Cornelia FERVERCA 5 eene weduwe van 54
jaren en moeder van 9 kinderen, te voren gezond,
werd voor omstreeks vijf maanden door een' zwaren
schrik aangedaan , zoodat zij den volgenden dag ëene
hevige koorts kreeg, welke 24 uren duurde. Zij
gevoelde terstond tevens eene zware, vaste pijn in
de regter knie, welke zoodanig toenam, dat zij ge-
noodzaakt werd van iemand, welke in de stad Gro-
ningen
de Heelkunde ttitoefent, hulp te vragen.
Deze oordeelde dat de kwaal in eene ontwrichting
of verplaatsing bestond, alhoewel de.lijderes vast
staande hield, dat geen uitwendig geweld, op de nu
pijnlijke plaats" was aangebragt geworden. Alle, bij
zoodanig toeval noodige middelen werden in het
werkgesteid, de knie namelijk met windsels stevig
onwonden en met spir. vini camph. bevochtigd;
welk een en ander aan het doel niet voldeed. Im-
mers, de knie werd allengs dikker en pijnlijker.
Al-
de manier van USFRANC, en op den 18 September, waren
alle vooruitziglen op herstel allergunstigst. Zie fkqrieps JVo-
iizejz, i8a3. No. ioS. 'S. 3ip,. Wekdelstadt zag en onddr-
zocbe een matroos, welke na de slag bij Abulir de ambutatie
ex acetahulo ondergaan en jaren lang overleefd had. Zie nuF-
FEL. u. HIMLY Journ. derpract. ffeilk. 1811.8 St,. S. no-iia.
De amputatie uit de gewrichten boven andere amputatiën
beeft niet zeer lang geleden ook Dr. J. mank aanbevolen,
trachtende de vóoroordeelen tegen dezelve door ondervinding
weg te nemen. Zie ehkiiarts Zeitung i8a3. i. S. 292.
(*) Zie Diss, l. p. 3o—60.
Κ 2
-ocr page 215-
- i48 —
» Alles aldus gedurig verergerende, werd de zeer
ervaren Chirurgijns van het Akadetnisch ziekenhuis ,
de tegenwoordige Hoogl. p. hendbiksz te hulpge-
roepen , die weldra uit alle toevallen ontwaarde dat
er beenbederf (caries) plaats vond* Deze bezigde
verschillende pleisters en stovingen , welke soms de
zwelling wel verdreven, maar geenszins de hevige
pijn wegnamen. Eindelijk werden ook spaansche
vlieg-pleisters, aan weerskanten van het gewricht
aangewend , uit wier opening eene matige hoeveel-
heid eener weiachtige stof vloeide, doch geen ver"
ligting aanbragt, zoodat het noodig geoordeeld
werd , verdoovende middelen toe te dienen. Bij alle
deze moeijelijkheden kwam een hevige diarrhoea,
welke door geneesmiddelen tot bedaren kwam."
» Nadat alles aldus zonder verlig-ting was aan-
gewend en de krachten zeer afnamen , oordeelde
de zeer ervaren hend^iksz het test om raad te
vragen bij onzen Leermeester den Hoogl. mulder ,
welke terstond aan de heklagelijke en arme lijde-
res eene plaats in het Heelkundig ziekenhuis ver-
leende."
» Op den 5o September 1809 fddaar opgenomen
zijnde, werd het volgende waargenomen: De regter
knie en deze geheele ledemaat was gezwollen. Het
aangedane deel kon geene aanraking velen, dewijl
daardoor de hevigste pijn, die alle beweging des ge-
lids belettede ontstond, zoo als ook die Van het
dijbeen en van den voet. Behalve deze zwelling ,
vertoonde de geleding van het kuit- en scheenbeen
niet de dij eene tegennatuurlijke houding, dewijl de
uit-
é
-ocr page 216-
— i4g —
uiteinden van die beenen meer naar buiten helden ,
zoo zelfs, dat de hoofden dier beenen van het ove-
rige heen schenen afgescheiden te zijn j doch het-
geen wegens de hevigheid der pijnen bij de bewe-
ging niet vast konde bepaald worden. De knieschijf
scheen iets grooter, dan gewoonlijk. De kleur der
zwelling was uitwendig bijna natuurlijk , maar met
verscheidene roode puntjes bezet. De zieke verhaal-
de een' onmatigen eetlust te hebben, en voornamelijk
des nachts een koud, taai, zeer verzwakkend zweet.
Een snelle en kleine pols. Werd toegediend:
i?/. Cort Peruv. flavi unc. i.
Coq. in s. q. aq ad colat. unc. xü.
acid. Syr. Cort udurant unc. i.
Spir. nitri dulc. dr. i.
Laud* liq. sydenh. gtt. xxx.
m.
S.
Om de 2 uren een kopje vol."
» Tegen den nacht een haustus anodynus."
» Binnen korten tijd herstelden hare krachten
en verkreeg zij een veel fc-ster uitzigt. Uitwen-
dig werd niets aangewende In de volgende week
werd eene zwelling der liti-ter knie waargenomen,
welke eene slijmige of geleiachtige stof scheen te be-
vatten en spoedig weder verdween. De pijn der
legter knie was een weinigje minder, zoodat de-
zelve soms geheel verdween, en de lijderes een
weinig sliep, hetwelk gedurende de geheele ziekte
niet geschied was. Dit gebeurde evenwel voorna-
K 5                              me-
-ocr page 217-
—· é5ï
meiijk, nadat in plaats van de Tuiustus anodynus
pilul. opii
in eene allengs vermeerderde dosis geno-
men waren. De eetlust was goed, niet onmatig;
de pols had gewonnen." —
» Er bleef ter genezing nu niets over , dan de af-
zetting des ledemaats of de uitroeijing van liet gelid.
Dewijl echter de kwaal zich niet buiten de knie
uitstrekte, en de toestand der lijderes zoodanig was ,
dat zij de zwaarste operatie scheen te kunnen door-
staan, oordeelde de Hoogleeraar om liet gewricht
weg te nemen en het been te behouden.''
» Op-den.22 October 1809 werd ten aanzien
van den Hoogleeraar Thomassen á thuessink , de
Doctoren BUSCH en tellegen, de Churigijns hen-
Iiriksz, íïßß EMDE en BUISSING, en meer dan der-
tig studenten , welke de Heelkundige lessen plegen
bij te wonen, de operatie op de volgende wijze
verrigt."
»1 De lijderes werd op eene tafel gelegd, en het
tourniquet op de arteria femoralis geplaatst, doch
zonder eenige drukking te bewerkstelligen. De al-
gemeene bekleedselen werden boven de knieschijf met
een gewoon scalpel dwars doorgesneden, en de
insnijding door de pees der uitstrekkende spieren
van het been, en door de benedenste vezelen van
de beide pasti, tot op het dijbeen vervolgd.
Vervolgens werd een lengtesnede gemaakt, begin-
nende een duim boven de dwarssnede, en eindi-
gende omstreeks 4 duim beneden dezelve. Dit
geschied zijnde werden de wanden der wonde van
het been en de banden losgemaakt, en wel het
eerst
-ocr page 218-
eerst boven de knie, waardoor weldra de hoofden
van het dijbeen (condyli ossis fem.) zigtbaar wer-
den. Nadat nu de zachtere deelen van de harde
zooveel doenlijk gescheiden waren, werd een mes
ter breedte van omtrent ï duim, en ter lengte van 12
duim, dwars onder het dijbeen gebragt, het scherp ,
zooveel mogelijk, naar de achterzijde van het dijbeen
gerigt, en zeer nabij hetzelve om de beleediging van
de arieria poplitea voor te komen. Op deze wijze de
onder de dij gelegene deelen van het been afgeschei-
den zijnde, werd een houten spadel van ι duim breed-
te door de gemaakte opening doorgestoken, en langs
hetzelve het dijbeen door de zaag verdeeld, onir
streeks 2 duim koven de comtyli. Daarna de woud-
lippen omstreeks de knieschijf en het hoofd des
kuitbeens van de banden en het been afgescheiden
zijnde, kwam ook zeer spoedig het bovenste gedeelte
des kuitbeens bloot, hetwelk geschied zijnde, het
heen zoo is gebogen geworden, dat de condyli
van het dijbeen afgescheiden buiten de wonde uit-
staken. Hierdoor werd het gemakkelijker om tot
de deelen, welke achter het kuitbeen zijn, van
het been af te zonderen. Deze afscheiding zelve
gaat nogtans met de grootste inoeijelijklieid gepaard
en behoort tot het gewigtigste gedeelte der kunst,
bewerking. De afscheiding geschied zijnde, werd
de houten spadel onder de tïbia en fibula gebra gt,
en het bovenste gedeelte der tibia doorgezaagd,
juist boven de plaats, waar deze roet de fibula
verbonden wordt. De afscheiding had wel lager
zonder beleediging der groote va-ten, kunnen ge?-
K. 4
                                  acïued
-ocr page 219-
— l52 —*
schied zijn , maar gedurende de operatie Heek, dat
de caries de condyli van het dijbeen, doch voor-
namelijk deszelfs knie oppervlakte , en het achterste
gedeelte van den kuitbeenskop innam, zich buiten
die plek niet uitstrekkende j zoodat aldus de kwaal
met wortel en tak werd uitgeroeid," Er werd al-
dus niets dan het beenig gedeelte en de banden
weggenomen, blijvende de uitwendige bekleedselen
en spieren geheel over. De bloedstorting was
zeer gering, en slechts weinig was het binden van
vaten noodigde : artena poplitea was ongeschonden
en na het wegnemen van het zieke deel niet eens
zigtbaar.
» De kunstbewerking aldus zeer gelukkig ten
einde gebragt zijnde, werd reeds dadelijk eenige
aannadering tusschen de dij en de scheen bemerkt
door de zamentrekking der spieren en huid. De
lippen der wonde van de lengtesnede werden door
een'eenvoudigen naad , gewoonlijk de gehnoopte ge-
naamd , vereenigd 5 de overige lippen werden lamen-
gehouden door kruislings aangelegde kleefpleïsters,
en het geheel met Engelsch pluksel bedekt. Om
nu, zoovoel mogelijk, het been met de dij in
eene vaste ligging te houden , was een verband en
een werktuig bij der hand, te dien einde door den
geachten Leermeester uitgedacht. Dit bestond uit
twee latjes van 27 duim lengte en 1 duim breedte
en dikte, aaa het eene einde op een' afstand van
6§ d. aan het andere op eene van 3ï d. door
een opgeriglen houten plank ter dikte van § d. en
ter hoogte van 5 d. vereenigd, Omstreeks het
laid-
-ocr page 220-
— é55 —
midden des werktuigs was een derde plankje, op
dezelfde wijze met de latjes vereenigd; elk plankje
was zoodanig uitgehoold, dal in het midden des
boogs slechts § duim hoogte des houts overbleef.
De gedeelten der plankjes welke aan weerskanten
uitstaken hadden ÷ d. breedte, van boven cirkels—
wijze uitgehoold, om elk een houten cilinder ter
lengte des geheelen werktuigs te ontvangen. Met
deze aldus geplaatste cilinders werd een stevig doek
verbonden, nederhangende in den vorm der uitge-
hoolde plankjes, öni het geheele been te ondersteu-
nen. Doordien deze cilinders om hunnen as be-
wegelijk waren kon het doek dalen en rijzen, en
op de behoorlijke hoogte bevestigd worden."
» Op dit werktuig werd een verband gelegd , hoe-
danig een men bezigd om gebrokene beenderen bij-
een te houden en te bevestigen. Een kussentje
namelijk, drie spalken met doek omwonden, en
een wollen windsel met achttien hoofden van ñïôô."
» Het uitgestrekte lid werd aldus op dezen toestel
geplaatst, en eerst het windsel van ñïôô aangelegd ,
en daarna de beide lange spalken aan de kanten,
en een kortere boven op het been bevestigd, einde-
lijk het kussentje met lint toegebonden. Na dit
alles werd de lijderes zeer voorzigtig te bed ge-
bragt, en opdat het been door de dekens niet
gedrukt zoude worden door hoepels overschraagd."
» De misselijkheid , welke gedurende de operatie
ontstond, verergerde na dezelve, doch verdween
na 4 uren door een cardiacum et mixt anodyna.
Hierop volgde eene allergewenschte rust, eene groote
K. 5                               ver-
-ocr page 221-
— ι54 —
vermindering van pijn en gelieele kalmte. De lij-
deres was zeer met liaar lot tevreden, en geen
wonder, daar zij bijna aanhoudend gedurende 22
maanden door de hevigste pijnen gefolterd was gewor-
den , die voor geene verdoovende middelen weken ,
zijnde zij aan deze ook reeds zoo gewoon geworden,
dat zij des avonds voor de operatie , XIV grein opi-
um,
zonder uitwerking, ingenomen had."
» In den nacht na de kunstbewerking sliep de
lijderes weinig, alhoewel zij, geene pijn had, doch
in de drie volgende nachten uitnemend wel. De
eetlust was goed , geene koorts, in één woord de
zieke bevond zich wel. Op den derden, dag werd
het verband gedeeltelijk, met de schaar weggeno-
men , en bleek het dat de verettering begon. Zij
gebruikte nog een mixt. anod., afwisselende met
dec. cort. peruv, Op den 25 October was de
wonde reeds in volle verettering en had een goed
aanzien : — zij had eenen leelijken smaak m den mond.
Des avonds scheen zij door een gesprek met eene
vriendin vermoeid te zijn , was minder wel, en had
weder walging, Daarna kreeg zij conpulsies , die
toch spoedig bedaarden. De hoeveelheid etter was
aanmerkelijk en van eene beste gedaante. De eet-
lust goed, bijna geene pijn."
» Tot den 5o October ging alles wel, slechts eene
ligte koorts werd waargenomen, de pols w.as regel-
matig , niet zwak, maar de lijderes klaagde over
eene stekende pijn in de wonde. Het verband werd
nu geheel afgenomen, hetgeen niet zonder groote
pijn geschiedde j welke nogtans spoedig overging.
Eene
-ocr page 222-
— é55 —
Eene zeer gezonde etter werd aanhoudend door de
wonde afgescheiden. Maar op den 5isien ontdekten
er zich eenige verschijnselen van een' zenuvyachtigen
aard; de eetlust was geheel verdwenen, de pols
zamengetrokken , de afgang vermenigvuldigden week.
De zenuwtoevallen namen den volgenden dag toe.
De zieke klaagde over zamentrekking der .keel; over
pijn in het hoofd, in de lendenen en ledematen;
het uitzigt was treurig ; de oogen vochtig [lacry—
mantes).
Er was duizeligheid met zware vrees en
een stille ijling aanwezig; des nachts geen slaap.
De pols snel en klein. Neusbloeding. Geen eet-
lust. Desniettegenstaande eene vrij groote hoeveel-
heid van besten etter. Des avonds van denzelfden
dag namen de zenuwtoevallen plotseling weer toe;
de doorzwelging geschiedde met moeite, de koorts
begon met koude, en ging in warmte over, loopen-
de met zweet af. Er was meer pijn aanwezig, vol-
gens het zeggen der lijderes, zich van den voet tot
de lendenen uitstrekkende , doch veel verminderen-
de nadat de koorts in «weet overging. — Het vol-
gende werd beurtelings toegediend.3*
Jij. Aq. coct. unc. vi.          R[. Opii puri gr. ii.
Salïs tartari unc. i.                Sacch. alhi scrup. i.
Syrup comm. unc. â.      m.f. Pulv. et d. tales N°. V.
m.
S. Om de 2 uren een kop-    S. Om de é uren een poe-
je vol.
                                     dertje.
» De kinadrank bleef staan.
» 2 November. In den nacht was de zieke vrij
stil
-ocr page 223-
— ι56 —
stil; zij gevoelde geene pijn , dan in de keel ; waar-
door de doorzwelging lastig werd; bijna geen'slaap 5
groote dorst. De pols sterker en voller (motnento—
sior).
Maar in den morgentijd werd de benaauwd-
lieid vooral heviger; zij braakte eens; de pijn der
wonde van weinig beduidenis."
» Zij neme alle uren bet sal iart. en opium
beurtelings."
» Op den avond van dezen dag was de toestand
der zieke veel beter, het uitzigt gunstiger. Het
verband van de wonde genomen zijnde bleek het,
dat er eene grooter hoeveelheid etter afgescheiden
was, dan gisteren. De wonde zelve stond zeer goed. —
De kinadrank wordt weder gebruikt."
3  Nov. Een vrij rustige nacht , doch zonder slaap ;
geene klagten meer over keelsnoering. De pols re-
gelmatig , en vrij zwaar. Geen zeer groote dorst.
Een zeer goed aanzien der wonde en etter; de uit-
einden der heenderen kwamen uitmuntend overeen/'
4  Nov. In den nacht weder toeneming van be-
naauwheid, den slaap belettende. In den morgentijd
ééns afgang, waardoor de benaauwdheid zeer ver-
minderde. Men nam eene zeer groote gevoeligheid
■Waar, zoodat zij door de minste beweging aangedaan
werd, en in het algemeen zich niet zoo wel be-
vond, als den vorsgen dag. Des avonds werd eene
scherpe, zure stof gebraakt. De zieke was angstig
en droefgeestig. De eetlust onderdrukt; de dorst
matig. De hoeveelheid en hoedanigheid des etters
allerbest, zoo alsook het aanzien der wonde , al-
hoewel de uiteinden der beenderen niet zoo goed
over-
-ocr page 224-
é5ã
overeenkwamen, dewijl het dijbeenseïnde zigt-
baar was» Tegen den nacht was de zieke zeer droe-
vig en ongeduldig. De pols zwak, alhoewel de
cort. peruv. op zijn' tijd gebruikt werd. Zij klaag-
de over pijn des voets en lenden. De volgende
tnixtura anodyna werd toegediend:
Mj. Tinct. castor. dr. i.
Liq, anod. Hoffm. dr. i.
j4q· menih. pip. unc. iv.
m. d.
5 Nov. Des nachts vrij wel geslapen en hierdoor
zeer verkwikt. Zij klaagde nogtans over hevige pijn
der lendenen en des geheelen rugs. De smaak was
bedorven j geen eetlust; veel dorst, en des voor-
middags ten 11 uren eenig teeken van koorts. Het
ongeduld en de zwaarmoedigheid waren veel ver-
minderd. De toestand der wonde en etter goed.
De uiteinden van de beenderen hebben eene betere
rigting."
» 6 Nov. Het gevoel van pijn in de lenden en
rug bleef aanhouden, waarvan wij nu als voorname
oorzaak vonden ontvelde plekken van het liggen
(doorliggen), welke evenwel geenszins gangrceneus
waren. De lijderes betuigde nu, dat zij reeds voor
de operatie hieraan geleden had, doch daarvan geen
gewag gemaakt had, omdat zij wegens de pijn alle
beweging vreesde. Op de lenden werden aldus kleef-
pleisters aangelegd, en onder den rug een zacht le-
dervel. Er was geene koorts, maar de doorzweHng
we«
-ocr page 225-
TBI
— ι58 —
•weder moeijelijker. De dorst hevig, de tong zui-
ver, de pols zwak. Pijn in. liet hoofd en inden arm»
Na den middag ontstond weder eene sterke benaauwd-
beid met "uitwerping van al het genotene. De adem-
haling werd met moeite en met eenig geraas vol—
bragt. Zij klaagde over bezetting der borst met
hoest. De toestand der wonde is gelijk te voren ,
behalve dat de rigling der beenderen minder ge-
schikt was, en het uiteinde van het dijbeen eenig-
zins boven het scheenbeen uitstak. Des voormid-
dags te 11 uren heeft zij afgang gehad, hetwelk
zeer vermoeide. Zij was zeer droevig en slaperig.
Des avonds eene hevige benaauwdheid, welke nog-
tans in den nacht, zeer afnam na een' stoelgang, op
welke een eenigzins verkwikkende slaap volgden'
» 8 Nov. Alle toevallen bijna gelijk, als gisteren.
De slaap verkwikte de zieke veel. Zij braakte de
kinadrank dikwijls weder uit, zoodat zij veel tegen-
zin in dit medicament kreeg, altans onder dezen
vorm. Er werd om den smaak wat te verandereu
wat aq. cinnamon bijgevoegd. Zij gebruikte spijs
en matig drank. Zij had eens afgang en wel met
Veel verligling, alhoewel zij den vorigen avond eene
vrij groote hoeveelheid karnemelk met siroop ge-
nuttigd had. De geheele toestel werd nu vernieuwd
en de machine iets korter genomen, omdat de vo-
rige de schaamdeelen gedrukt, en een óntvelling aan
de binnenkant van de dij veroorzaakt had, welke
spoedig weder verdween. Ook was de inrigting
des werktuigs eenigzins anders : in plaats van den
doek, welke het been ophield, werd eene dunne
blik-
-ocr page 226-
— i5g
Wikken plaat gebezigd , welke zeer naauwkeurig het
lid met het verband insloot. Daarenboven werd,
opdat het einde des dijbeens zich niet weder ver-
heffen zoude, of het scheenbeen doorzakken , en.
opdat aldus de beenen zooveel mogelijk in eene
rigting behouden zouden worden, werd (zeg ik)
een lang windsel dwars onder het bovenste gedeelte
der tibia doorgestoken , aan beide zijden door den
rand des blikken toesteis gaande , zoodat het aldaar
bevestigd zijnde de tibia ondersteunde , of des noods
een weinig ophief; over het ondereinde der dij
werd een stevige doek , omstreeks eene hand breed ,
gelegd , hetwelk door linten aan wederzijden des werk.
tuigs bevestigd zijnde, de dij nederdrukte, Deze tegen-
overgesteld werkende krachten voldeden uitmuntend
aan het oogmerk, en op deze wijze is het verband
voortaan altijd bevestigd, hoewel voor hèt overige
gelijk blijvende. Na het wegnemen van het verband
is de toestand der wonde en van het geheele lid
zeer naauwkeurig nagegaan. Het bleek dat er been-
weer (callus) van eene behoorlijke zelfstandigheid,
en een leerachtige bruine kleur, in eene genoegzame
hoeveelheid gevormd was geworden, en dat er noch
in de knieholte, noch aan de zijden, eenige ver-
zameling van etter plaats had , en alles eene natuur.
lij ke kleur vertoonde; dat de dwarsche plooijen, welke
overgebleven waren van de vereenigde wöndlippen ,
veelal verdwenen waren ; dat de wonde grootendeels
geheeld was, en een zachte etter afgescheiden werd."
» 9 Nov. In den nacht vermeerderde de benaauwd-
lieid weder veel, waardoor minder slaap. De -Uj-
de-
-ocr page 227-
º6ï —
deres braakte weder meermalen van den kinadrank f
zoodat de Hoogl. best oordeelde , dit medicament in
de gedaante van poeder met gewone siroop in
zoodanige hoeveelheid te geven, dat dagelijks een
half ons ingenomen werd. Deze konde zij nu zeer
wel verdragen. De eetlust was zoo goed niet , dan
té voren, maar matig. Zij klaagde over vrij hevige
pijn in den rug en van het geheeie zieke been. De
bal, welke zij dikwijls gezegd had , dat zij in de
keel als het ware gevoelde (globulus Jvystericus.),
werd zij ook nu gewaar, zoodat soms benaauwdheid
geboren werd, doch niet zoo erg als te voren. De
pijn in hel lid verminderde sterk, nadat de wind-
sels eenigzins geslaakt -waren."
» 10 Nov. Dezelfde verschijnselen, maar op den
ijflen bevond zich de lijderes beter. De eetlust
Was goed ; de dorst grooter, dan behoorde. De be-
naauwdheid veel verbeterd. Het gevoel des bals
bijna verdwenen en meer gedaald. De wonde gaf
eene goede hoeveelheid zacViten etter. De krachten
namen sterk toe, zoo dat zij des avonds een half
uur buiten het bed vertoefde. De pijnen in het
been veel afgenomen. De long schoon en vochtig.
De pols bijna natuurlijk. Er scheen eene verkoud-
heidaardige aandoening der borst aanwezig te zijn,
welke een' ligten hoest Veroorzaakte en door heb
gebruik van arabische gom verdween. De rigting
der beenen was de gewenschte, want het benedenste
gedeelte des dijbeens kon niet meer gezien wor-
den, en kwam volkomen met de tibia overeen."
» 12 Nov. De toestand der lijderesse was minder
gun-
-ocr page 228-
— ι6ι
gunstig; zij braakte eene aanzienlijke hoeveelheid
galstof; de smaak was evenwel niet bedorven , maar
de eetlust verdwenen , en de dorst zeer groot. —.
Bijkans geene pijnen; de toestand der wonde zeer
goed; geene benaauwdheid.''
» i5 Nov. Dezen nacht had zij, eveü als èenige
vorigen , niets geslapen. Eenmaal afgang ; de pols
regelmatig, niet zwak. Alhoewel de smaak niet
natuurlijk was, neemt zij toch spijs ; de dorst is
niet zeer groot. De hoest is niét terug gekeerd,
doch niet, aanhoudend ; de ophoesting goed."
,, i4 en i5 Nov. De smertenin hetzïeke deel waren
zeer hevig , de slaap belettende. . Des morgens, bui-
ten het bed vertoevende, is de zieke zeer verkwikt.
De eetlust matig. De wonde gaf minder goeden et-
ter dan te voren; want de afgescheidene stof was
rood, dun , ichoreus , hetgeen misschien af te lei-
den is van het minder geregeld gebruik der kina.
De beeneinden komen niet zoo goed overeen, de-
wijl er grooter afstand tusschenbeide is. De been-
weer scheen nogtans uitnemend gevormd. De plooi-
jeu verdwenen meer en meer, en de lengtesnede
was volkomen genezen, hebbende een geregelde
groede gevormd. Des avonds keerden voornamelijk
de lendepijnen terug, welke ook weder verdwenen
door een kaustms anodynus, waarvan zij reeds
eenigen tijd tegen den nacht gebruik had gemaakt."
17 Nov. Het benedenste gedeelte des dijbeens,'
tot nu toe eenigzins zigtbaar, is reeds geheel ver-
dwenen en met vleesch bedekt. Overigens had de
wonde het beste aanzien. Zij had tweeoiaiil een
JU                                            wit-
-ocr page 229-
— l62 —
witachlige afgang; de hoest was weder sterker ;
des avonds neusbloeding.''
» 19 Nov. De hoeveelheid etter was zeer ver-
minderd; zij zat reeds gedurende twee uren op,
en na eenige dagen verliet zij bijna den geheelen
dag het bed. De pijn in het been en den rug wa-
ren veel ligter; de eetlust beter; de dorst matig.
De toestand der wonde aller-best. Zij was wel-
varend."
» 21 Nov. Geringe teekenen van koorts, dorsten
hitte. De pijn van de ontvelde lendenen ontstaande
was niet afgenomen , maar bedaarde door het ano·
dynum.
De krachten namen toe. De lijderes klaagde
over jeukte in het zieke deel, hetwelk, tot nog
toe opgezwollen zijnde, allengs aanmerkelijk in
omvang afnam. De regen- en nevelachtige lucht
scheen een' aanmerkel ijken invloed op de wonde uit
te oefenen , althans klaagde zij op dien tijd over he-
viger pijn , -welke gewoonlijk afnam door de windsels
wat aan te trekken. Zij konde de cort. jperuv. best
innemen en verteren. Er werd weinig etter afge-
scheiden, en de wonde was bijna gesloten en gene-
zen. De zamenhechting der beenen was vast genoeg ,
dat het been zonder ongemak opgeligt konde wor-
den , hierdoor ontstond geene pijn in het lijdend
deel, en er werd geen bewegelijkheid meer waar-
genomen tusschen de beeneinden. De zieke konde
best den voet en de teenen bewegen. In één woord ,
alles toonde eene spoedige en volkomene genezing
aan."
55 Deze gunstige toestand duurde tot den 12 De-
cem-
-ocr page 230-
_ ι63 _
Cember, toen zij eene groote hoeveelheid galachtige
stof braakte, waarop koorts volgde, doch welke
niet voor den 2oslen dier maand terugkeerde. Die
koorts scheen ontstaan te zijn uit gevatte koude en
vermoeijenis. Zij had ook een' ligten catarrhalen
hoest. De beide benedenste ledematen zwollen al™
lengs waterzuchtig op; de lijderes zeide dat ook
de buik gezwollen was, doch dat zij aan deze kwaal
meermalen onderhevig was". Doch dewijl zij met
,een' mantel bedekt zat, wanneer zij bezocht en ver-
bonden werd, was de buik niet zoo ziglbaar, dat-
de vermeerdering van omvang bleek, én dewijl de
zieke over geen zwaarder ongemak klaagde, nóch er
vermindering in de pisafscheiding waargenomen werd,
werd de buik niet opzettelijk onderzocht. Doch
dewijl het oedema der onderste ledematen verslim-
nierde, oordeelde de zeer geachte Hoogl'. dat het
misschien noodig ware de indicatie tot andere ge-
neesmiddelen te volgen, maar dat alles nogmaals
naauwkeurig moest nagegaan worden , voor dat dit
geschiede. Onverwachts geschiedde er nu iets ,
hetwelk men van de -vrouw , die, vóór zij in het
A7osoconium werd opgenomen , gedurende bijkans
vijf maanden aan de ondragelijkste pijnen geleden
had, niet zoude verwacht hebben."
„ Op den 22sten December, des morgens omstreeks
acht uren, stond de lijderes eerder, dan gewoonlijk
van het bed op, door koorts en lendepijn, zoo als
zij zeide, vermoeid. Doch naauwelijks zat zij, of
wanende te moeten afgaan, baarde zij een kind
geheel in de vliezen besloten en dood, fcëlweltt
L 2                                       na
-ocr page 231-
164 —
na liet openen der vliezen een meisje bleek te
zijn. Kort daarna, een half uur namelijk verloo-
pen zijnde, volgde een tweede kind, zijnde
een jongetje, -wiens vliezen én moederkoek spoedig
volgden. Deze kwam met de voeten voor, gene
met het hoofd. Er was bijna geen bloedvliet en
de kraamvrouw klaagde weinig over pijn. Zij nam
een haustus anodynus, waardoor de ligte naweeën
verdwenen. Zij bekende nu., dat zij naauwelijks
eene week voor dat zij door de kwaal in het knie-
gewricht was aangedaan geworden, bezwangerd werd.
Zij zeide, dat de weeën des ochtends ten vier uren
begonnen waren, hetwelk zij zonder klagen door-
stond. Doch zij was tot zeven uren toe met haar
dochtertje alleen , welke haar gedurende de gehèele
ziekte had opgepast/'
,, Op de gewone tijd, namelijk ten 12 uren, het
verband geschiedende , vertoonde zich de wonde ge-
heel onveranderd en eene kleine hoeveelheid zachte
etter gevende. Des avonds van. dezelfde dag was de
zwelling der ledematen reeds verminderd, vooral
van de gezonde zijde. De ontvelde plekken der
lendenen waren geheel genezen , zoodat de lijderes
over geene pijn of ongemak klaagde. De stevigheid
van het aangedane deel narn aanmerkelijk toe.'·"
,, 25 Dec. Er werd niets kwaads bespeurd en
geene koorts 5 maar de borsten waren slap, en de
. ledematen weer iets meer opgezet."
» 24 Dec. Er werd eene ontzettende hoeveelheid
van weiachtige, dunne, doorziglige vloeistof,
in welke witte vlokjes, veel met room overeenko-
men-
-ocr page 232-
es. i65 —
Kiende , zich afzonderden , uit de wonde uitgeschei-
den ; en wel in eene zoo groote hoeveelheid , dat
het door het bed en het stroo op den vloer vloei-
de. — Daarenboven nam men eene oppervlakkige
roosachtige ontsteking in den omtrek der wonde waar ,
benevens opzwelling van het geheels been. Ove-
rigens voer zij wel."
» 25 Dec. Des morgens ten zeven uren werd reeds
het verband vernieuwd. Na het wegnemen van
hetzelve bleek, dat de hoeveelheid afgescheiden
weiachtige stof veel minder was. Er was geene
koorts en gedurende den nacht een zoete slaap.
De pols was regelmatig en de eetlust goedj de
borsten nog slap. Nabij liet likteeken, omstreeks
welks middenste gedeelte eene kleine opening ge-
zien werd, was de meest pijnlijke plaats, welke
geen aanraken kon verdragenj deze pijn scheen zich
toch niet tot het beengestel uit te strekken. Des
avonds ten 7 uren, toen het verband werd afge-
nomen , vernamen wij , dat de afscheiding van weï-
achtïge stoffen weder aanmerkelijker was, dan des
morgens. Door hoesten werd deze stof uit de wond
gedreven en eveneens door aangebragie drukking
op het midden der dij. — De borsten waren een
weiiiigje opgezwollen, door ophoesting werden vele
witte schuimachtige fluimen opgegeven."
» 26 Dec. Het uitloopen van weiachtige stof, zoo
als den vorigen dagj maar het likteeken voor het
grootste gedeelte vernield, zoo dat er eene groote
opening aanwezig was. De lippen der wonde ver-
toonden evenwel niets ontaaids. Hoest en opflui-
L 5                            ming
-ocr page 233-
— é66 —
jriing duurden voort. De eetlust goed en de krach.»
ten naauwelijks verminderd."
» 27 Dec. De hoeveelheid weiachtige stof is veel
verminderd. Uit den mond der wonde werd een
stuk gestold bloed weggenomen , waarvan de bron
ons onbekend was. — De lijderes klaagde over een
gevoel van zwaarte in het aangedane deel."
» 28 Dec. De fiuimlozing en hoest waren zeer
toegenomen. Zij klaagde over raauwheid in de
keel; zij at evenwel goed. De opgehoeste stof was
bijna gelijk aan die, welke nu in mindere hoeveel»
heid uit de wonde voortkwam. De borsten naau-
welijks gezwollen. 1— Bijna geene kraamzuivering,
ook geene koorts. Het likteeken bijna geheel en al
vernietigd, zoodat de wonde denzelfden omtrek had
als te voren , althans overdwars. Er werd wederom,
een brok bloed van daar weggenomen. — Zij ge-
bruikte een decoctum cort. peruv. et lich. islandJ"
» 3o Dec. De hoest en fiuimlozing waren van
minder aanbelang, en er werd bijna geen weiach-
tige stof uit de wonde uitgescheiden. De opzwelling
van het aangedane deel was bijna verdwenen. — De
spruw werd aan de randen der tong en in de keel
opgemerkt. De eetlust goed. — Zij gebruikte , be -
halve gemeld decoctum, de borax met syr. violar."
„ 1 Januari] 1810. De spruw was verdwenen;
de hoest bedaard, en de fiuimlozing opgehouden.
Eene goedaardige etter werd uit de wonde afgeschei-
den. Doch de pols was zwakker."
j, 5 Jan. De spruw kwam terug. Droefgeestigheid
en zwakte. «-. De zieke nuttigde niets, dan drinken.
Tot
-ocr page 234-
167 —'
Tot den 13 Jan. werden bijna dezelfde verschijnselen
waargenomen; de krachten namen niet veel af; de
afscheiding van etter en de grootte der wonde ver-
minderden. De plooi, welke van de dwarssnede
ontstond en weder zigtbaar geworden was, ver-
dween nu weder geheel. De tong was zuiver, maar
zij had sedert eenige dagen geen' afgang gehad,
hetwelk haar veel ongemaks baarde. — Dewijl de ste-
vigheid van het lid door alles, wat na de bevalling
geschiedde , niet verminderd was , werd nu de blik-
ken machine weggenomen en alleen spalken aan-
gelegd. De plekken der lendenen, welke gedurende
de kraam weder in omtrek toegenomen waren,
waren zeer pijnlijk. Het verband vernieuwd zijnde
konde nu de lijderes beter zitten, en in het bed
van plaats veranderen, waardoor zij minder pijnlijk
was. — Om den afgang te bevorderen werd een
catharcticum, met gewenscht gevolg , gegeven."
„ ]5 Jan. De toestand der zieke was beter; zij
nam matig spijs en drank; de krachten weinig ver-
minderd. Door drukking in den omtrek der wonde
kwam eene groote hoeveelheid goede etter voor den
dag; evenwel niet zonder groote pijn, en zoo het
scheen , van den boven en buitenkani der knie ; ook
klaagde zij over eene als het ware knagende pijn in
het gewricht des voets, zoodat zij daar geene aanra-
king verdragen konde."
,, i5 Jan. Zij verkeert omtrent in denzelfden toe-
stand; eene ruime afscheiding van etter, maar van
eenen goeden aard ; geene eetlust. De krachten ne-
men af. — Het been was eenigzins doorgebogen en
L 4                               min-
-ocr page 235-
168 —
ïninder stevig, dan te voren, hetgeen toegeschreven
werd aan eene onvoorzigtige poging der lijderes om op
het been te staan. Het werd daarom raadzaam geoor-
deeld, opdat zij dit niet weder zoude onderne-
men , de blikken machine nogmaals aan te leggen."
20 Jan. Er ontstond eene hevige (ontlasting van
afgang, waardoor de zieke zeer verzwakt werd: de
pols zwak, en de afscheiding van etter zeer aan-^
merkelijk. Geene eetlust.
» 22 Jan. De diarrJioea is zeer verminderd; ove«
ïigens bijna hetzelfde. — Doch nu werd er ontdekt,
dat al de vermelde kwade verschijnselen hunnen
oorsprong namen uit de volkomene verwaarloozing
van het gebruik der cort. peruv., en daarenboven ,
doordien de zieke in plaats van de voordeeligste
spijs die baar voorgediend werd, doch welke zij
weigerde te nemen, allerhande schadelijke dingen
at, welke door haar dochtertje heimelijk werden
aangevoerd , waaronder ook opium., van hetwelke
wij meenden dat zij geen gebruik meer maakte, en
wel in eene zoo groote hoeveelheid, dat zij beleed
den vorigen avond in eens xvii grein gebruikt te
hebben. Nogtans sliep zij weinig. De Hoogl. ge-
bood nu, om de dosis van dit geneesmiddel al-
lengs te verminderen , en aliernaauwkeurigst op
te passen, dat niets schadelijks aan de zieke toe-
kwam , en om de geneesmiddelen op hunnen tijd aan
te wenden. —> Het been was weder iets gebogen,
en de stevigheid minder, misschien door uitwen-
dige kracht. De lijderes klaagde nog aanhoudend
over heyige pijn in het gewricht des voets/'
25 Jan,
-ocr page 236-
k
— 169 —
» 25 Jan. Nadat zij weder geregeld de kina ge-
bruikte, vermeerderden de krachten wel eenigzins, en
was de hoeveelheid afgescheiden etter weder min aan-
zienlijk , ja zelfs de hoedanigheid beier ; de zwakte was
nogtans zeer aanmerkelijk. De eetlust was matig/'
» 27 Jan. De krachten namen eenigzins toe; de
toestand der wonde zeer goed. — De zieke klaagde
over raauwheid des monds, en van daar moeijelijke
.doorzwelging. Des avonds nam zij xi gr. opium.
» 29. Jan. Het bleek dat alles weder verergerde.
De zwakte was zeer groot: het aangezigt bleek en
ingevallen; het geheele ligchaam vermagerd. De
etter in grooter hoeveelheid, maar van minderen
aard. — Spruw, en van hier belemmerde door-
zwelging. In het kort, alles voorspelde eenen aan-
staanden dood. — Zij voer met liet gebruik der
kina voort, en nam Borax met Violensiroop."
» 3o Jan. Zeer groote zwakte; de pols te naau-
"Wernood merkbaar; de stem bijna verdwenen ; groote
heesehheid. Ontzettende dorst. Een Ilippocratisck
wezen. Geene eetlust; vermeerderde koorts; er
werd in het geheel niets gebruikt."
,, Al deze kwade toevallen namen meer en meer
toe. De geheele binnenoppervlakte des monds was
met spruw bezet; de vermagering zeer groot, de
koorts liet niet na; de dorst was hevig. De pols
bijna niet voelbaar. — Zij klaagde over pijn in
alle leden, maar was meest buiten besef. Eindelijk
werd de ademhaling zeer moeijelijk, en op den
gsteii Februarij gaf zij des avonds den geest."
,,Den volgenden dag werd het lijk geopend. De
L 5                             in-
-ocr page 237-
— i7° ***
ingewanden hadden niets tegennatuurlijks, behalve
dat de regter long een weinigje ontstoken was, en
in de luchtcellen eene geringe hoeveelheid etlerach—
tige stof bevat werd.
Het aangedane lid vertoonde het volgende: De
algemeene bekleedselen weggenomen zijnde , hadden
de uitstrekkende spieren fin. extensores) aan het
voorste gedeelte der dij bijna eenè natuurlijke lig-
ging , maar waren iets korter, dan gewoonlijk. De
pees van de vïerhoofdige spier (m. quadriceps;
vastus scilicet uterque
, rectus en cruraeus.) hangt
vast zamen met het beenige uitwas (apophysis,)
hetwelk boven het einde des dijbeens uitstak en
in gedaante bijna eene knieschijf vertoonde. De
buigende spieren van het been (flexores cruris)
waren op de gewone plaats met het scheenbeen
verbonden. Aan den buitenkant was onder de alge-
meene bekleedselen en spieren eene kleine etterver-
zameling aanwezig, en eveneens onder het genoemde
uitwas, alwaar eene holligheid bemerkt werd , die
tussehen de beeneinden doorliep. De beenweer,
die niet weelderig uitgegroeid, maar regelmatig
gevormd was , en de heeneinden omgaf, werd zigt-
baar na het wegnemen der spieren , blijkende nu
tevens, dat de beenweer gedeeltelijk vernietigd
was geworden, zonder twijfel van dien tijd af,
toen die overvloedige uitvloeijing van weiachtige
stof, die het wel gevormd likteeken der zachte
deelen had vervreten en vernietigd, gezien werd,
en dat hierdoor het benedenste gedeelte der reeds
herschapcne knieschijf was vernield geworden. Het
ho-
-ocr page 238-
— 171 —
bovenste gedeelte des scheenbeens bier aansluitende
was als hetware door beenbederf (caries) aange-
daan , en aan weerskanten werd een achterwaarts
gaande sleuf tusschen de beeneinden en de ge-
vormde beenweer opklimmende zigtbaar , waardoor
de beenen , te voren zeer zeker geheel zamenge-
wassen geweest, nu weder gescheiden waren; en
de stevigheid tevens verminderd was geworden. —
In het gewricht des voels met het scheen- en kuit-
been , waarin wij gezegd hebben dat zij na de
zogverplaatsing meermalen en eindelijk een zeer
scherpe pijn geleden had, -werd een kleine hoe-
veelheid etterstof, van een' kwaden aard , scherp
en ichoreus, gevonden, en een beginnend been-
bederf des scheenbeens en des kooibeens (talus).
De overige deelen des ledemaats weken van den
natuurlijken staat niet af.
Na deze Historici morbi in haar geheel mede-
gedeeld te hebben , durven wij gerust den bevoeg-
den Lezer afvragen, of wij met regl dit geval in
meer dan een opzigt opmerkingswaardig noemden,
of hetzelve niet eenig is en misschien zal blijven ,
of het niet eindelijk veel ter leering en overden-
king oplevert? Wij willen, voor dat wij tot eeu
ander geval overgaan, nog eenige opmerkingen
over het bovenverhaalde niededeelen, gedeeltelijk
ook volgens wachter (*).
Alhoevyel de lijder.es. beweerde,, dat hare kwaal
door een' hevigen schrik, en niet door uitwendig
ge.
(*) Vergelijk Bêisi s. I, p, 106—i5o,
-ocr page 239-
'— \ηΟ. —-
geweld was voortgebragt, had men naderhand re-
den om dit zeer in twijfel te trekken, dewijl men
vernam, dat zij op den avond vóór die hevige
koorts (p. i55) zeer door sterken drank was be-
dwelmd geweest en waarschijnlijk toen ook be*
zwangerd was geworden. Althans was er geene
reden om de gelegenheids-oorzaak der duidelijk
aanwezige caries sicca aan eenige inwendige ge-
steldheid , zoo als een scorbutieke, venerische, enz.
te mogen toeschrijven. Het schijnt ook vrij aan-
nemelijk , dat de eerste hevige en scherpe pijn
geenszins aan caries dadelijk was toe te schrijven,
maar veeleer dat eene ontsteking des beens en der
zachte dealen heeft plaats gegrepen, vanwaar ook
de koorts ontstond. Waaruit volgt dat de handel-
wijze van den eersten te hulp geroepenen man
zeer ten nadeele der lijderes is geweest, dewijl hij
noodwendig eene antiphlogistische geneeswijze
had moeten volgen (*).
Nadat nu in het JSfosocomium de krachten van
de lijderes hersteld waren , zoo door medicamenten
als versterkende en ververschende spijzen , en na-
dat gebleken was uit de pogingen van den kundi-
gen HENDRIKSZ en uit de geheele toenmalige
toestand de ongeneeslijkheid des kwaals gebleken
was, scheen het wegnemen van dezelve door het
mes
(*) De ree. in liet Geneesl·. Magazijn door A. VAJJ STIPBIAAN
tuiscrus, enz. merkt op, dat volgens zijne ervaring caries en
ontsteking doorgaans elkander vergezellen, en tegelijk aairwej
zig zijn : hetwelk toch xnoeijelijk te beslissen is.
/
-ocr page 240-
— ï7r—
mes duidelijk geïndiceerd te worden. Daar nu
de kwaal zien niet verder dan de knie uitstrekte,
zoo als bleek uit de kleine omvang der zwelling
en uit de bepaaldheid der pijn aldaar, was de
uitroeijing des gewrichts boven de amputatie van
bet geheele been geïndiceerd. Met regt merkt
WACHTER bij deze geiegenheid aan, dat geenszins,
zoo als 'richerand (*) beweert, altijd exostosis
de caries moet voorafgaan; en dat in liet alge-
meen deze kwaal zeer juist een ulcus ossis ge-
naamd wordt. Ook is het uitvloeijen van etter of
ichor geenszins als noodzakelijk karaluermerk der
caries te beschouwen.
Men heeft het een en ander tegen deze opera-
tie aangevoerd , waardoor de geheele afzetting bo-
ven de uitroeijing van een gewricht verkiesbaar
zoude zijn. Doch met alle regt beweert park dat
iemand, wiens knie uitgenomen is in het zelfde
geval geplaatst wordt, als iemand, die aan een za-
mengestelde beenbreuk lijdt. Althans er komen
beenbreuken voor, die even groote wonden ver—
toonen, die met verlies van beenstof gepaard gaan,
enz. en toch door de goedgunstige werkzame natuur,
met de zorg der kunst vereenigd, genezen zijn
geworden (-{-). Richerand raad deze operatie als
een der allergevaarlijksten af, doch zoowel het
voor-
(*) Zie Nosographie Chirurgicale. Tomi II. pag. 73.
(f).Zie WACHTEE Diss. J. ρ. φ seqq. MORSISNA Journal
für die Chirurgie u. s. w.
I Bd. 1 stiick. S. 4l. —.
-ocr page 241-
— 17* —.
voorbeeld van park, als dat van mijnen Vader
toont aan, dat bij genoegzame voorzigiigheid dit
gevaar zoo groot niet is: ook meenen wij dat de
groole RICHERAMD zelf nog onlangs niet minder
gevaarvolle ondernemingen heeft aangeraden (*).
Deze zelfde geleerde voert nog aan, dat gedurende
de genezing veel onheils geboren kan worden, en
er immer een misvormd en verminkt lid over blijft.
Tegen bet eerste valt op te merken, dar ie. een
gepaste en naar goede indicatien ingerigte Genees-
kundige hulp in dezen veel kan overwinnen: i".
dat dit zelfde tegen vele anderen operatiën kan ge-
bezigd worden, immers hoe dikwijls volgt niet
tetanus b. v. na een eenvoudige amputatie, enz.:
5e. wordt ook bij dezen niet een verminkt lid
nagelaten en wel zoodanig dat een kunstbeen niet
zoude kunnen herstellen, wat nu aanwezig blijft?
Hector CAGHEN door PARK geopereerd en gene-
zen , deed zijn gewoon scheepswerk en had niet
een zoo mismaakt been , als rich-erand beschrijft:
althans dit blijkt uit parks geschriften niet. Er
wordt ook na deze operatie een goede callus ge-
vormd j
(*■) Zie Xj. I. Tom.U.p. a3o. Wij bedoelen hier richeband's
bijzondere borstoperatie, waarvan vele tijdschriften gewaagd
hebben, en die nog altijd iets zonderlings behoudt. Men zie
Br. JORRITSMA, geschiedenis van eene wegneming der ribben
en van het borstvlies : naar het Fransch van
RICBEraND.
(Leyden bij v. leeuwen. i323.) En is het uitnemen der ge-
heele carcinomateuse baarmoeder volgens OSIANDER, sattter,
enz;., minder gevaarlijk? Zie Götting, Anz. iS23. ij3 Stiicl;
en anderen.
-ocr page 242-
— 175 —
vormd; en om welke reden ook liier niet, even
als bij zware beenbreuken. De vrees dat bij de
uitroeijing niet de gebeele kwaal zal worden weg-
genomen is of even gegrond of even ongegrond
bij elke amputatie , als hier. Maar bet is de
pligt van den Heelmeester in allen gevalle niet
slechts een oppervlakkig onderzoek der plaatselijke
kwaal te doen , maar eene grondige kennis van bet
gebeele lid en van de gebeele constitutie des lij-
ders zich te verschaffen, om eene vaste indicatie
te erlangen. Ook hier komt geheel en al voor den
Heelmeester te pas , hetgeen de uitmuntende GAU-
EIUS (*) zegt: » De Geneesheer schrijve , als voor-
zigtig man , niets voor , waarvan hij geene genoeg-
zame reden kan geven , bijaldien het vereischt wordt:
hij doe derhalve niets onordelijk, maar alles
volgens eene wel gegronde aanwijzing. Boven al-
les bepaale hij derhalve op eene wettige wijze,
of
(*) Zie Libellus de Meth. cancinn. form. med. (L. B. 1739.)
p. 3. Seqq. Verg. vAH MANEN in het Geneesl·. Magaz. III Dl.
1 Stuk. pag. 38—67. Dat zwakte op zich zelven geen tegen-
aanwijzing oplevert tegen het wegnemen van een ligchaamsdeel
Meldt onder anderen GESSCHER (§ 3,aa5; der liedend, oefen.
Eeell·.)
en plee» mijn Vader althans met twee voorbeelden op
te helderen: 1. van GELKSK.E WIERDS die bij groote zwakte en
nitteering de afzetting van het been uit het heupgewricht
onderging en drie weken na de operatie op straat verscheen,
a. Van eene 5a.jarige vrouw, welke verbazend zwak vras,
aan welke een kankerachtige borst, 4 pond zwaar, weggenomen
*erd en toch spoedig genas. — Men houde in het oog, dat hij
zoodanige gevallen de cachectische en zwakke toestand uit de
plaatselijke kwaal ontstaat; niet omgekeerd.
-ocr page 243-
— ί?6
of in liet onderhavige geval wel iets behoore
gedaan te worden. Tan hier is het pligt niets
voor te schrijven (niet te opereren) , indien het be-
kend wordt, dat of de Natuur alleen kracht ge-
noeg heeft ter overwinning der ziekte, of dat de
kwaal volstrekt ongeneeslijk is, of voor uit te zien is,
dat uit de behandeling eene ergere kwaal ontsprui-
ten zal, of de aard der kwaal zelve twijfelachtig
is, enz.: opdat of geen schade aan de zieke ge-
schiede, of dezelve niet nodeloos worde uitgeput..«
Bijaldien ér gewerkt moet worden, .... dan kieze
men krachtige en ter bereiking van het doel aller»
meest geschikte middels uit. . . . Zelfs in wanho-
pige gevallen, mag men iets beproeven." Van
hier ook dat een ander geleerde.(*) voornamelijk
vóór het bewerkstelligen der operatie wil gelet
hebben op de vraag, of het gebrek uit een uit-
wendige oorzaak ontstaan zij uit een inwendige on-
gesteldheid des iigchaams, omdat men bij deze
laatste gevallen gevaarlijker toevallen en gebrek
aan vereeniging der heeneinden meer te duchten
heeft.
Wat de manier waarop de operatie verrigt werd
aanbelangt vak op te merken.
Er werd voorzigtigheidshalve een tourniquet los
aangelegd, om in gevalle de arteria poplitea ge-
kwetst
(*) Zie Geneesl·. Magazijn. V Dl. 2 St. 3 Jfd. 11. 467.
Alwaar bevestigd wordt dat in het onderhandige geval "waar-
schijnlijk uitwendig geweld als oorzaak tan beschouwd worj
den. —: Verg. het boyen gezegde.
-ocr page 244-
». 177
kwetst rnogte worden te dienen, hetzij bij de Oti~
derbinding van het beleedigde vat, hetzij bij de
afzetting des geheeleti beens in geval van nood
uit die heleediging ontstaan. Zoodanige kwetsing
konde nogtans bij genoegzame voorzigtigheid eit
kennis niet geschieden, ten zij de genoemde slag-
ader van den gewonen loop afweek. — De dwars·
snede, welke gemaakt werd, bleek zeer noodig te
zijn ter volkomene ontblooting des gewrichts , al-
hoewel niet te ontkennen is dat door dezelve groo-
tere verettering te wachten was, dan bij eene
enkelvoudige lengtesnede. Het voorname nut der
dwarssnede bestaat voornamelijk daarin, dat dan
het lange mes en de houten spadel veel gemakke-
lijker konden ingebragt worden en werken. De
zaag van savigny, had hier misschien van dienst
kunnen zijn, om de verdeeling des beens te be-
■werksteliigen '(*)»'
Park nam de uiteinden der beenderen elk af-
zonderlijk uit , hetwelk mijn Vader niet noodig
oordeelde , en hetgeen met der daad zelve bleek
onnóodig te zijn.
Dé voorzigtigheid, ten einde geene slagader te
kwetsen , is voornamelijk aan te bevelen ten opzïgle
der arteria tibialis , ten tijde dat men het scheen-
been doorzaagt.
De beenderen lagen genoeg bloot om te zien.
dat
Μ Zie Α Cóllection of Üngravings, representing the most
modem and improved Instruments, used in the practise of
surgery etc. Tab,
45. {London. 1798).
Μ
-ocr page 245-
— ι?8 —
dat er niets ziekelij-ks aan dezelve meer bestond.
Er was ook geene bloedstorting uit de beenderen,
welke park zoo zeer hinderde. De lijderes ver-
loor immers gedurende de geheele operatie,
welke binnen een half uur afliep , misschien een
half pond bloed , terwijl zij volkomen bij zich
zelve bleef. Dit was geenszins aan matiging der
pijnen door opium tóe te schrijven. Onder de
operatie ontstond wel misselijkheid, doch dit heeft
ook bij min gewigiige kunstbewerkingen plaats ,
en men mag mei grond vragen, of de zwangere
staat hiertoe geene aanmerkelijke praedispositie op-
leverde. Zoodat het meer wonder is , dat er geene
sterkere braking hebbe· plaats gegrepen.
De lengtesnede werd door.eehe bloedige hechting
vereenigd 5 oeb. door de meerdere stevigheid aan de
uiteinden der beenderen' minder gelegenheid te geven
tot opwaarts buigen, hetwelk nogtatis niet genoeg-
zaam bevonden werd (p. i55.}, doch waartoe het
vermelde verband, uitnemend diende. De dwars-
■wonde werd. met kleefpleisters behandeld , om al-
daar aan den etter een'vrijer uitgang te verleenen.
Met alle regt merkt wachxer. op, dat in de he-
dendaagsche Chirurgie te veel de.bloedige hechtin-
gen vermijd worden , waaruit dan ook tegenwoor-
dig vele slecht gevormde likteekens ontstaan. —
Kn gelach pluksel verdiende in dit geval ,./ zoo als
elders, de voorkeur. De reden waarom de groote
dosis
van XIV gr. opii, des avonds vóór de ope-
ratie werd toegediend, kan men daarin vinden ,
dat de lijderes binnen 5 maanden, voor zij in het
A7o-
-ocr page 246-
179 _
Nosocomiwn kwam, reeds XIV" en een half
drachma dier stof had gebruikt en dus geheel aan
dien prikkel gewoon was geworden.
Na de operatie voorspelde, zoo als boven ge-
meld is , alles een gunstig beloop. De geringe
koorts , die zelfs bij min aanmerkelijke wonden
veel sterker pleeg te zijn , moet voornamelijk daar-
aan toegeschreven worden, dat in dil geval de
Bloedomloop niet gestremd werd , zoo als bij am-
putaties
noodwendig geschiedt.
De zenuwtoevallen op den 5i Octob. ontstaan ,
vernam men naderhand, dat hunnen eersten oor-
sprong gehad hebben in het zekere teeken der
zwangerheid , het leven des kinds, hetwelk de
lijderes zeer bekommerde. Dö teekenen van mond-
klem (tetanus) toen ook volgende , waren gedeel-
telijk aan diezelfde bekommernis, gedeeltelijk aan
verkleuming, gedeeltelijk ook aan de werking der
wonde zelve toe te schrijven, hoewel de hoe-
grootheid derzelve niet in aanmerking komt.
Dat zwakte eene oorzaak van de niondklem zoude
zijn, is zeer onwaarschijnlijk, althans zeldzaam.
Met alle regt stemt wachter met mursinna tegen
STUTZ en anderen in, dat de tetanus niet een
asthenische, maar een hyperstenische kwaal zij ,
en dat die ziekte niet tot de doodelijke behoort
geteld te worden , zoo als RICHERAND doet (*)»
Er
(*) Zie: wachtekL. l.pag. i3i—i3i. — Mursinna Joum.für
die Chir.iLS, w.II. Bd. ι St. en de overige aldaar aangehaalde.—
Behalve de genezing van tetanus door amputatie door UR~
Μ '2,                                          BEY,
-ocr page 247-
u. 180 —
Er had In dit geval eene bijzondere omstandig-
heid plaats, die allerzeldzaamst mag genoemd wor-
den , namelijk de wording van beenweer aan het
benedenste gedeelte van het dijbeen op eene zigt-
bare wijze, dewijl dat gedeelte eenigzins uit de
■wonde stak. Behalve dé belangrijke waarneming
van die vorming leeren wij ook uit dit geval, dat
er zeer goed beenweer ontstaan kan, alhoewel
zwan-
jREï , vindt men daarvan latere voorbeelden, onder andere
één van VERING , (med. chir Zeitung vort ehrhart ,1819. 3.
S. 333.) Miller behandelde met zeer goed gevolg de tetanus
door "Arsenïcaha: hetgeen toch geen algemeene navolging
verdient, {ibid. S. 338.) DlCKSON is van oordeel dat de mond-
klem door-verstopping wordt voorafgegaan; hij voiid bij twee
lijken het ileuui Ontstoken en in een ander het vlies des rug-
gcmergs en de inwendige oppervlakte van het hart. Het
schijnt niet ongeschikt om met corvisart de tetanus te ver-
deelen in acute , suhacute en chronische: en daarnaar de be-
handeling in te rigten. (ibid. 4· 5 io5 en 106.) Voortreffelijke
opmerkingen over den ontstekiiigsachtigen aard dei' tetanus
en deszelfs voorname zitplaats in het ruggemerg, vindt men
ook door SEID, in de Transaclions of the Association of
Fellows and Licent
, of the College of Physicians in Ire-
land, Vol. 1.
(1817.) (ibid 3. S. i5i en i52.) Aderlatingen
worden door sommigen geprezen, door anderen afgeraden,
hetgeen zeer zeker beide van verschil van omstandigheden af-
hangt. MoRRlSON , die op 'Demerary dikwijls tetanus zag,
houdt dezelve ook, zoo als in het algemeen de Engelschen
doen, voor stkenisch e» schijnt veel op mercurialia, en
groote gaven opium enz. te steunen, (ibid. 1818. 4· S. 68.)
De lijkopening door PATISSIER bewerkstelligd, toonde in een
aan tetanus gestorven arbeidsman ontsteking der inwendige
huid van het hart, der groote bloedvaten, der arachnoïdea
des ruggemergs en der zenuwen. (Journal de Médecine ? Chi-
rurgie
, etc. par leeoux. Tom. XXXVIII. 1817.) Onsenoort
'Operat. Ileeïk, I, pag. 207,
-ocr page 248-
_ é8é -i
zwangerheid aanwezig is, hetgeen door onzen groo^
ten BONN, door sprengel, richerawd "en vele
anderen ontkend wordt '(.*),< Het schijnt mij toe,
dat men bij de beslissing van dit vraagstuk niet
genoegzaam gelet heeft op het groot verschil der
gestellen en andere bijkomende omstandigheden.
Immers, eene vrouw, die sterk van gestel is en
veel voedingssappen uit goed voedsel bereidt , zal
stof genoeg bezitten, (om zoo te spreken) om zoo
wel het kind als de beenbreuk te voeden. Een
andere daarentegen heeft dat niet. In het onder-
havige geval heeft, dunkt mij, zoo wel de voed-
zame kost, als de versterkende geneesmiddelen en
prikkelende opiaten aanvankelijk genoeg werkzaam-
heid en stof opgeleverd , om beide verrigtingen tevens
te doen , doch niet zonder nadeel en vermagering van
het overige ligchaam. Doch allengs schijnt die over-
spanning (om het zoo eens te noemen,) een einde te
hebben moeten nemen , en hierin is misschien een
grondoorzaak der te vroege bevalling te zoeken.
Want
(*) In ehrhABT's med. chir. Zeit. 1818. l\. S. 5i. lezen wij
van eene acht maanden zwangere vrouw, die gelukkig eene
amputatie des beens onderging, zijnde het andere been zwaar
gewond. Deze operatie geschiedde in liet Hospitaal Beaujon.
Zij
beviel gelukkig 3? dagen daarna van een gezond kind.
Men ziet uit dit en andere gevallen , dat de zwangerheid ook
gelukkig ten einde kan loopen, al geschieden zware operatiëu ,
en dat de genezing, door haar niet altijd belet Wordt , ten
Tolijke dat Voor beide stof zij. Doch komt in7 dit geval de
verkleining van het te voedene ligchaam mede in aanmer-
king, waarvan plethora in het overige gedeelte,
Ì 5
-ocr page 249-
— i8a —
Want alhoewel de gemoedsaandoeningen der lij·*
deresse, de angst, enz. op deze gebeurtenis zeer
veel invloed hadden, beschouw ik toch de meer-
dere leiding van voedingstof naar dé knie als
eene oorzaak, welke in de baarmoeder eene an-
dere stemming (een krampachtige?) heeft te weeg
gebragt, eene praëdispositie tot abortus. Men kan
dus niet geheel en al beweren, dat de vorming
van caïlus en de zwangerheïd volstrekt geenen
invloed op elkander hebben gehad. Zelfs mag men
in dit geval nog vragen, of het sterk verlangen
der lijderesse (of liever haar vertrouwen dat dit
geschieden zoude,) om vóór hare bevalling gene-
zen' te zijn, niet tot een' voordeeligen prikkel ter
leiding der stof' naar de knie gestrekt hebbe ?
Deze vooronderstelling schijnt niet ongegrond (*),
» Men meent, (vinden wij ergens bij mijnen Vader
aarigeteekend) dat bij stokouden ook nimmer eene
volkomene hereenigiug der verbrokene beeneinden
te wachten is. Het tegendeel heb ik bij eene
Q2 jarige vrouw waargenomen, wien het opperarm-
been verbroken was en volkomen hersteld is.
Doch, wanneer de ouderdom met ongesteldheid
gepaard gaat, dan wordt, even als in elk an~-
deren leeftijd, de volkomene vereeniging somtijds
belet. ■ Zoo heb ik een' man gezien, ruim π ο jaren
oud,
(*) Zie onder anderen VAN hoorn Spec. laud. pag. 79 sqq.
§
II. Hetgeen b. v. overigens (p. 83. 3".) een te hevige in,
flarnmatie
kon veroorzaken, koride hier een' genoegzame te
weeg brengen. Doet de ligging der bloedvaten Uier ook nïe%-
Jiet hare?
-ocr page 250-
— j83 _
oud , wiens scheenbeen in eetie schüinsche rigling
verbroken zijnde , 7 weken na liet ongeval nog
geheel los was; doch de lijder was scorhutiek.
Eveneens ken ik ecnen jongeling, door de Engel-
sche ziekte allerellendigst misvormd, wiens armen
en heenen herhaalde keeren , alleen door het be-
wegen der spieren verbroken aijn, en bij wien
deze ongesteldheid zoodanig de overhand had , dat
in het midden van het scheenbeen uit.eene voor-
gaande breuk een nieuw gewricht als het ware
geboren was , waardoor het onderste gedeelte van
hetzelve regthoekig met het bovenste achteruitstaat."
Koeler beweerde tegen eonn , dat de zelfstan-
digheid des beenyyeers niet leerachtig , maar kraak-
beenig is, vóór dat dezelve hard wordt. In het
hier waargenomene geval zag men duidelijk de
gegrondheid van bonn's stelling, zoo als wachter
naauwkeurjg opteekende. Rickerand geeft eene
theorie, die niet door de waarnemingen bevestigd
wordt. Hij zegt, namelijk: »de overeenstem-
mende oppervlakten der heeneinden worden week
door de opslorping van de phosphorzttre kalk 5
de vaten welke ontbloot, werden door deze wer-
king ontwikkelen zich; er ontstaat zamenhang tus-
schen de ontstokene oppervlakten , het middel van
vereeniging verkrijgt meer stevigheid door het om-
korsten van phosphorzure kalk (*)·" Later heeft
JOHN
(*) Zie bonn Diss. de Caïlo, pag, i63. Wachter L. I.
pag.
i33. sqq. RiciiEKAKD ïlosogr. clur. Vol, I, pag, ia5: en
anderen.
Μ 4
-ocr page 251-
w ι84 -
JOHN HOwsHlft zich vooral bezig gehouden met
proeven over de vorming des beenweers of vereeni-
ging der beenderen , door de beenen van konijnen
te breken en op onderscheidene tijden daarna te
onderzoeken. Volgens heïn is het eerste gevolg
der beenbreuk een extravasatie, van bloed in de
omliggende deelen , voornamelijk in het celleweefsel
van het beenvlies, in de mergholte en tusschen de
beeneinden. Dit bloed stolt allengs en vormt
de grondlaag (of klomp), waarin het ossificatie
proces
plaats grijpt. Wanneer de kleur van het
in het beenvlies bevatte bloed verbleekt, dan
neemt dat vlies allengs het karakter van een
kraakbeen aan. Voorts zet zich de beenzelfstan-
digheid eerst aan de uitwendige oppervlakte van
de te vereenigene beeneinden , en aan den rand des
inerghols aan 5 wast vervolgens aan beide plaatsen
' gelijkmatig uit. Gedurende den tijd dat de beide
nieuwe beeneinden tot elkander naderen , wordt het
tusschen beide gelegene cocigulum al vasler en
digier, zoodat het de beenen reeds een' zekeren
graad van stevigheid geeft, vóór de vereeniging
volkomen bewerkstelligd is, hetwelk voorts al-
lengs geschiedt (*). Het schijnt mij toe , dat uit
den vorm des beenweers in ons geval, en uit de
wijze en rigting, waarin naderhand weder verbre-
king of los worden plaats had, de zoo evenge—
melde waarnemingen bevestigd worden.
Uit
(*) Zie: Medico-chzrurgical Transactions published hy the
■medical and chirurgical Society of London. Vol.
IX. Part. 1.
{Lond. 1818.) en ehmart's Zeitung 1819.1. Bd. S, 108 und 109,
-ocr page 252-
— é85 ~
Uit- de waarnemingen in het onderhavige geval
Wordt ook bewezen, dat een gezonde etter geens-
zins de vorming van callus belet, zoo als koeler
meent. Ontsteking en de invloed der dampkrings-
lucht schaden hier ook niet. Doch ook hier is
het: est modus in rebus. _
Dat de zwangerheid geenszins vermoed werd bij
eene vrouw, die zooveel doorstond en nog zoude
doorstaan , is natuurlijk. Ook schijnt zij zelve lang
aan haren toestand getwijfeld te hebben : immers
bij volstrekte zekerheid zoude zij de operatie toch
niet hebben willen ondergaan. Dat de zwangerheid
ook vervolgens na de kunstbewerking, niet ontdekt
werd, kwam voornamelijk van de ligging der
Yiouw en de bedekking en houding, die zij bij
het verband enz. aannam. Uit dezen haren toestand
werd naderhand het oedema der beenen verklaar-
baar. — Ware de zwangerheid bekend geweest,
dan was uit zeer begrijpelijke redenen de operatie
niet door mijn' Vader ondernomen geworden.
Het is hier de plaats niet om oyer de wijze,
waarop de zogverplaatsing en in het algemeen de
metastases plaats hebben, in het breede te hande-
len. Het schijnt ons nogtans met den geleerden
WACHTER toe dat er wezenlijke verplaatsingen
van stoffen die in zekere organen zijn afgeschei-
den, blijkbaar plaats vinden: dat deze stoffen
zeer mogelijk door de opslorpende vaten kun-
nen vervoerd en elders afgezet worden: dat
het natuurlijk is, dat, de ergens afgezette stof
ia enkele hoedanigheden verschille van de oor-
M 5
                             spron»
-ocr page 253-
— ï86 —
spronkelijk afgescheidene, dewijl de vaten geene
stoffen ooit vervoeren, zonder ze tevens te verar-
beiden (*): dat het derhalve niet noodig schijnt
tot de meer gewaagde stelling van zoogenaamd
vicariëerende functiën in allen gevalle de toevlugt
te nemen.
Onder de moeijelijkheden der genezing behoort
iiOg geteld te worden het houden der beeneinden
in eene goede rigting. Immers ook deze draagt
veel bij tot betere en mindere beenweer-vorming.
Voorts de opene plekken van het doorliggen en
de hysterische aandoeningen. De invloed van het
luchtgestel. Maar boven alles, de zogverplaatsing·,
welke het likteeken vernielde, de stevigheid der
beenen verminderde, door scherpe weiachlige stof
de beenweer niet alleen aandeed , maar ook aan-
vankelijk beenbederf deed ontstaan. Voor dezelve
was geen etierverzameling aanwezig, hetwelk park
zoo zeer hinderde, maar een gedurig en gepaste
ontlasting derzelve naar buiten. Zoo lang ook de
voorgesclirevene Cort. Peruuianun gebruikt werd,
wonnen de krachten en de stevigheid des beens
aan: maar naderhand, toen het dochtertje der
lijderes dezelve verkocht en allerschandelijkst met
sterke drank verruilde 5 toen in plaats Van gepast
en gezond Voedsel, hetwelk met de meeste zorg
te onzen huize voor haar bereid werd, ander
geheel onnut of schadelijk, doch meer aan hare
Jus·
(*) ?ie: 3. V. COXJIiOS, Diss. de mutata humorum indqle, α
vi yasoram vitale derivanda.
(L. B. ij8<>) Verg. bktjgMANS,
deFuogenia, § 11$ seqq. (Gro«. 1785.) Coèbet en anderen.
-ocr page 254-
— é87
lusten voldoende, werd gebruikt: toen zij dagelijks
zeer veel koffij dronk; toen moest een toestand
geboren worden, die na de ontdekking van dit
alles, door de meest zorgvuldig toegediende medi-
camenten en voedsels niet meer te overwinnen
was. Nog is het onbegrijpelijk hoe alles op deze
■wijze zich hebbe toegedragen. Als oorzaak van het
verkoopen der Geneesmiddelen wordt nog aange-
merkt , het verlangen om gedurende den winter nog
als sukkelende in het ziekenhuis een gemakkelijk
leven te leiden : doch dit schijnt tegenstrijdig met
hare vrees voor het ontdekken der /.wangerschap?
Hoe uitstekend en bewonderenswaardig hier nu
ook de pogingen der Natuur waren , hoe voortref-
felijk en zorgvuldig de hulp der kunst , de strijd
was niet te vsinnen: het goede moest voor het
kwade onderdoen! Een geheel uitterende toe-
stand, een aanhoudende koorts, en alle verschijn-
selen , die daarbij plaats hebben , zonder dat nog-
tans longtering of eenig ander meer plaatselijk
gebrek aanwezig was, maakten aldus een einde aan
het leven van dezen mensch, die nog immer een
voorwerp van bewondering of verbazing, zoowel voor
aen Medicus , als voor den Psycholoog zal blijven!
En hiermede scheiden wij nu van dit geval af,
waarvan de meer uitvoerige mededeeling den leze-
ren niet onaangenaam en onnut zal zijn : immers
zoo wij ons niet grovelijk bedriegen.
§ i5.
Wij moeten nog gewag maken van de laatst-
•ver-
-ocr page 255-
— 188
vermelde mede zeer gewigtige operatie, het wegne.
men van het ondereinde des kuitsbeens.
Dit ge-
val is ook door den heer WACHTER aangeteekend (*).
»Geert jans giesen, een man van 26 jaren,
tenger , doch te voren gezond van gestel, zag er
nu uitgeteerd en kwaadsappig (cachectisch) uit; hij
bad voor 5 jaren in het militaire hospitaal , te
Groningen , aan eene rotkoorts gelegen , welke hem
niet schielijk verliet en treurige gevolgen na zich
sleepte. Van den tijd der herstelling af aan ont-
stond er pijn in het benedenste gedeelte des kuit-
jbeens des linker kants, een weinig boven de mal-
leolus
, op welke plaats kort daarna een klein
puisje , dadelijk met eene korst bedekt, en allengs
zich vergrootende, ontstond. Hij telde dit alles
in den beginne weinig, tot dat na omstreeks zes
maanden het puisje in een' opene zweer veran-
derde, waartegen hij verschillende geneesmiddelen
door verschillenden aangeraden bezigde, onder
welker gebruik somtijds bloedstorting ontstond,
en wel eene zoo hevige, dat hij eens op één dag
althans één pond bloeds verloor, waardoor zijne
krachten niet weinig afnamen en de toestand der
zweer niet beter werd. Hierop volgden hevige
pijnen , zoodat hij niet meer gaan kon. Eindelijk
nam hij zijne toevlugt tot een Chirurgijn, die de
afzetting des beens, als het eenige hulpmiddel,
aanbeval: doch de lijder weigerde dit volstandig.
Hij oordeelde daarop raad te vragen bij mijnen
Yader, die hem in het Academisch ziekenhuis
voor
(*) Zie L. I. pag. 154—160.;
-ocr page 256-
- 189-
voor de Heelkunde opnam. Men vond het volgende.
Op bovengemelde plaats van het linker kuitbeen
was een zwamachtig (fungeus) uilwas, of zooge-
naamd weelderig, sponsachtig, glad en oneffen,
bleek rood en slap vleeseh , hetwelk bij de minste
beweging van het been een bloederige ichor nh-
stortte en van tijd tot tijd zeer pijnlijk was. De
gedaante was eirond, bijna 5 duim lang, 2 duim
breed en 1 duim uitstekende boven de oppervlakte
der huid. In den omtrek was de huid bleek,
geel en gespannen', doch niet pijnlijk. Zonder
moeijelijkheid konde hij den voet uitstrekken en
buigen. Voor aeht; weken was een afgebladerd
heenstukje, ter grootte van een dubbeltje, te ge-
lijk met de ichor door de opening der zweer ont-
last. Inwendige geneesmiddelen had hij tiog niet
gebruikt, alle verrigtingen waren in orde, en de
lijder betuigde nu overigens gezond te zijn."
» Uit dit alles bleek, dat er geen twijfel was,
of het kuitbeen was door curies aangedaan , ter-
wijl het scheenbeen daarvan vrij was. ■ Dewijl nu
bleek, dat het gewricht des voets met het scheen-
been ongeschonden was en de beweging aldaar
ongestoord, was er geen twijfel, of in dit'geval
konde veel goeds van eene uitroeijing van het be-
dorven deel des kuitbeens verwacht worden , het-
geen boven de amputatie verkieslijk was, voorna-
melijk daar de krachten des lijders zoo wel gesteld
waren, dat hij zeer goed eene aanmerkelijke ver-
ettering zoude kunnen doorslaan. De uitroeijing
geschiedde derhalve door mijnen Vader op de vol-
gen-
-ocr page 257-
1Q0 —
gende wijze : Eerst werd over het fungeuse uit-
was in geheel deszelfs omvang ingesneden, en van
het onderliggend been afgescheiden , waardoor dit
been zigtbaar werd, en nu nader bleek dat het
kuitbeen door beenbederf was aangedaan; men
nam eene zekere uitgeholde plek waar , overeenstem-
mende met de grootte van het te voren geloosde
beenstukje. Het overige gedeelte van het ontbloote
been was oneffen j ruw, doch natuurlijk van kleur.
Maar de opening der wonde was niet groot genoeg,
om van boven het gezonde been te ontdekken,
weshalve de snede in die rigting verlengd werd.
Nu kande zeer goed onderscheiden worden, tot
hoe verre de caries zich uitstrekte. Dewijl hier
geene zaag konde gebruikt worden, werd door de
kroon van 'een.' trepaan een deel van het gezande
been, tegelijk met een klein deel van het aangedane
weggenomen: hetwelk met veel voorzigtigheid
doch niet zeer gemakkelijk geschiedde. Vervolgens
werd de toestand van het benedenste gedeelte des
kuitbeens onderzocht, en het bleek, dat het been-
bederf zich 'bijna tot het voetgewricht uitstrekte.
Men oordeelde dus best, om dat geheeie been uit
de geleding zelve weg te nemen. De wonde werd
dus ook naar beneden verwijdt, wordende te-
vens al de bedorvene huid weggenomen. Om het
kuitbeen van het tusschenbeens-vlies (lig. interns—
seurnA
te scheiden, werd een scalpel onder het
been ingebragt, en het vlies met de meeste voor-
zigtigheid verdeeld, op dat de naastliggende slag-
ader niet zoude gekwetst worden. Hierna werd
:
                                                                                        de
-ocr page 258-
— 191
de gewricbts-beurs-band (lig. eapmlare) doorkliefd ,
en aldus het benedenst deel des kuilbeens uitgeno-
men. De lijder konde toen zeer goed al de
bewegingen des voets ten uitvoer brengen. De
wonde, die na het wegnemen der bedorvene huid
vrij uitgestrekt was, werd met pluksel bedekt,
waarop drukdoeken en een behoorlijk bevestigend
windsel."
»Gedurende de knnstbewerking ontstond bloed-
vliet uit drie slagaderlijke vaten, van de welke
slechts één gebonden werd, dewijl de beide an-
dere zich van zelf sloten, alhoewel een van deze
vrij wijd was. De lijder scheen gedurende de
operatie door zeer hevige pijnen gefolterd te wor-
den, maar bleef volkomen Lij zijne bewustheid.
Het stuk des scheenbeens was 5 duim lang, hier
en daar als vervreten, ruw, dikker dan natuurlijk
en zachter."
                                   .
» Des avonds van denzelfden dag werd geen
spoor van koorts waargenomen: de pijn was veel
geringer en de lijder rustig."
»11 Mei. Des nachts wel geslapen, weinig pijn,
geene bloedstorting , natuurlijke pols, matige eet-
lust, doch sterke dorst. Er worde eene mixt.
anodyna
en decoct. Corb. Peruv. gebruilu."
»12 Mei. De pijn en koorts van geene heleeke-
nis , de dorst minder, drooge mond, geen groote
eetlust, een schoone tong, de pols sneller; des
nachts een zoete rust. De lijder had nog geene
ontlasting gehad, waarom een en andermaal met
goed gevolg, een cfysma gezet werd. De etter
had
-ocr page 259-
had reeds eene zeer goede hoedanigheid; de wonde
stond zeer goed."
» i5 Mei. Er was geene pijn inden voet , geene
koorts; tweemaal natuurlijke afgang, matige eet-
lust en dorst. De toestand der wonde best,"
» i4 Mei. Hij verkeerde in denzelfden gunstigen:
toestand, doch had gedurende 24 uren geen water
geloosd, weshalve des avonds de cathetér werd
aangewend, waardoor eene groote hoeveelheid pis
ontlast werd. De lijder verhaalde meermalen aan
deze kwaal onderhevig te zijn, welke hem aange-
komen, was na de vermelde rotkoorts. De tanden
der wonde zagen er een weinig ontstoken en slap
uit, weshalve het pluksel met aq. Goulardi en
Sp. Kin, Camph. bevochtigd werd. De etter
was desniettegenstaande zacht en in eene behoorlijke
hoeveelheid afgescheiden."
» i5 Mei. Het verband was met bloed bekleurd
en, afgenomen zijnde , bleek dat dit bloed uit een
dertje was gevloeid, welke reeds weder
gesloten was. De toestand der wonde, als voor-
maals: de etter goed. De lijder had van zelf
eenige malen zijn water geloosd/'
»17 Mei. Eenige teekenen van koorts. De toe-
stand der wonde allerbest. Gedurende den nacht
evenwel geen slaap, weshalve 's avonds een ano·
dynum
gegeven werd. De pis zonder moeite
geloosd."
»18 Mei. Meer koorts en eenige malen neus-
bloeding. Verscheidene keeren dunne afgang. De
wonde bevond zich wel·''
19 Mei.
-ocr page 260-
é95 -
» 19 Mei. De toestand des lijders veel heter; de
diarrhoea bedaard en geene neusbloeding. Zeer
goede etter."
» 22 Mei. Gedurende 18 uren weder geen wa-
ter geloosd , doch na het insmeren van lïnimentum
volatile
aan de schaamdeelen, werd eene overvloei
dige hoeveelheid ontlast. Er was eenige verzame-
ling van etter in het voetsgewricht, tot welks ver-
drijving een matige drukking werd aangewend.
» 25 Mei. De zieke voer zeer wel5 er was
bijna geene etterverzameling meer in de voetgele-
ding, en een groot deel der weggenomene huid
was weder aangegroeid, maar er werd ontdekt, dat
er in het midden des beens eene verzameling van
eenig vocht aanwezig was. Er werd eene opening
in dit absces gemaakt, en er vloeide eene groote
hoeveelheid goede etter uit."
» 26 Mei. De toestand der wonde was allerbest.»
maar uit het absces kwam bij drukking eene vrij
overvloedige hoeveelheid etters te voorschijn. Er
waren geene leekenen van koorts, doch de pols
zwakker , de eetlust matig , de dorst grooter."
» 01 Mei. De wonde wordt dagelijks kleiner van
omvang, maar het absces geeft nog eene vrij
groote hoeveelheid etters, waardoor de krachten
verzwakken. Desniettegenstaande is er reden om
te hopen, dat de lijder de verettering wel zal
kunnen verdragen en het vorig gebruik van dit
ligchaamslid herkrijgen."
Dusverre des heeren WACHter's en mijns Vaders
aameekeningen. Uit de waarnemiugen. van deu
Í                                Hoog-
-ocr page 261-
__ ι94 —
Hoogleeraar HENlffiiKsz, die in der tijd ook de
operatie bij mijnen Vader bijwoonde , vinden wij
het min voldoende van dezelve in dit geval door
de opvolgenden toestand des lijders bevestigd. » De
"wonde, welke zeer aanzienlijk was jv zegt deze
Hoogleeraar, » veranderde in eene vuile zweer ,
die men door geene middelen tot genezing konde
brengen. De voet aan de buitenzijde, door de
jibula niet meer fcepaald kantelde naar binnen
om, en de lijder verliet na 21 weken het Noso-
comium
in niet veel gunstiger toestand , dan hij
er gekomen was/' In het kort , de zweer ver-
ergerde van tijd tot tijd onder de behoeftige om-
standigheden , waarin de lijder zich bevond, en
w^erd in October i8x5 zoodanig bevonden , dat de
afzetting van het been , een handbreed beneden de
knie, als onvermijdelijk moest beschouwd worden.
Na deze kunstbewerking herleefde de zwakke lijder
geheel en al, verlatende na zes weken , volkomen
hersteld, bet Nosocomium , en gezonder dan hij,
naar zijn zeggen , immer geweest was (*).
De Hoogleeraar HENHRIKSZ maakt vervolgens
te dezer plaatse zijne gevoelens, nopens het uitne-
men van een aanzienlijk stuk been in vergelijking van
eene geheele wegneming van eenig lid,bekend , ver-
klarende zich ten voordeele der laatste kunstbe-
werlving. Er wordt hier tevens dankbare hulde
toegebragt aan de verdiensten van mijnen onverge-
teüjken Vader, vooral als handig operateur; doch
daar-
(*)'Zie Oardeell·. Beschrijving, pag. 80, 81 en '8a.
-ocr page 262-
■es 195 —■
daarenboven verklaard, dat rh'ijn Vader door dé
min gunstige uitkomsten geleerd, zelfs van die
bewerkingen zoude terug gekomen zijn, en had de
gelegenheid zieh aangeboden, zulks openlijk zou
gezegd hebben, zoodra hem gebleken was, dat
aan die soort van operatie de bedoelde voordeelen
uiet verbonden waren (*). Alhoewel wij eveneens
gelooven,; dat onze geachte Vader dergelijke beken-
tenis volgaarne en rondborstig zoude gedaan heb-
ben, zoodra het nadeeljge Hem gebleken was, is
het ons voor als nog niet waarschijnlijk , veelmiu
zeker , dat dusdanige beslissing uit de twee boven-
vermelde operatiëfi
zoude zijn voortgevloeid en,
door onzen Vader beaamd. Immers wij meenen
te mogen beweren, dat al de eontralndicatiën
en zwarigheden door den Hoogleeraar hendriksz
Voorgesteld tegen de exstirpatiën in vergelijking
tnet de amputatie ook reeds bestonden , ten tijde
onze Vader de eerstgenoemde kunstbewerking ver»
rigtte : en derhalve van dezelve of onkundig moet
geweest zijn of dezelve niet gewigtig genoeg moet
geoordeeld hebben , en dus om een van dié rede-
nen de operatie gedaan heeft en niet afgekeurd.
Het eerste mogen wij niet vooronderstellen , zelfs
volgens de getuigenis van den Hoogleeraar hen-
öRiksz. Het laatste meenen wij met bewijsgronden
te kunnen staven. Wij mogen dit ons gevoelen
hier niet verzwijgen, doch verzoeken tevens den
Hoogleeraar hendkiksz niet in den waan te ver-
kee-
(*) Zie Oordeelh Beschrijving, pag. 83—86.
Ν a
-ocr page 263-
/
- ig6 -
keeren , dat wij dit ter nederschrijven om Z. E.
eenigzins te beleedigen qf meesterlijk te beoordee-
len; neen, het is alleen de zucht om de waar-
heid te vinden door wederkeerige wisseling van
gevoelens die ons in dezen drijft 5 het is alleen het
onbewimpeld mededeelen van ons gevoelen in
dezen ter heoordeeling en onderwerping aan beter
vleten van bevoegde regters. » Men wane dus
niet, dat ik door deze gevoelens de algemeen
bekende verdiensten van den kundigen hendriksZ
eene vlek wil aanwrijven; dit zou niemand min-
der , dan mij voegen, die de ondubbelzinnigste
bewijzen van des mans genegenheid en vriendschap
geniet." (*) — De argumenten nu zijn deze.
τ. Bij de exstirpatie wordt de vooronderstelde
causa mali (p.
80.) verwijderd: bij de amputatie
daarentegen de causa mali. (p. 82.)
2. De moeijelijkheid en pijnlijkheid is bij de
bewerking der exstirpatie veel grooter, dan bij
die der amputatie, (p. 80 en 82.)
5. De invloed der buitenlucht is bij de eerste
operatie grooter , dan bij de laatste, als werkende
op gewrichten, (p. 84.)
4. Een kunstbeen is verkieslijk boven een stijf
of verminkt been, waarvan de lijder in vervolg
van tijd meestal meer overlast, dan wezenlijk
voordeel, te wachten heeft. (p. 84.)
o. De ongelukkige uitkomst der twee vermelde
exstirpatiën en de gelukkige uitkomst der ampü'
talie
in het laatste geval.
                                      „^.j
(*) Zie L. 1, pag, 85.
-ocr page 264-
— ι97 —
Wij moeten vóór de nadere beschouwing dier
argumenten opmerken , dat de vergelijking volgens
den Hoogleeraar hendrtksz hier geldt; » die ge«
vallen, welke uit hunnen aard de afzetting vorde-
ren , en waarin men, als een alternatief van de
afzetting, de wegneming van een groot stuk geca-
riè'erd heen de voorkeur wil geven, zoo als hier
(in de vermelde twee exstirpaties) plaats had ; vooral
wanneer dit de onderste ledematen geldt." (p. 83.)
Daarenboven houde men nog in het oog, dat
hier niet alleen van het laatste geval gesproken
wordt, hetwelk men uit zijnen eigenen aard , of
liever zonder veelvuldige de genezing belettende en
den dood verhaastende omstandigheden, als ongun-
stig afgeloopen kan beschouwen ; hetgeen nopens
het eerste niet geldt. Ook moet men niet ver-
geten, dat ten tijde de heer wachter zijne cZw-
sertatie over het geval van vrouw FERWERDA in
het licht gaf, en onder voorzitting van mijnen
Vader openlijk verdedigde, die vrouw overleden,
derhalve het geheele geval afgeloopen vvas. En
wat was dan natuurlijker geweest, dan dat de heer
wachter in zijn geschrift de tolk van de gevoe-
lens mijns Vaders ware geweest, ook in de af-
keuring van de operatie, uithoofde van deszelfs
ongelukkigen afloop, voor het vervolg. Reeds hier
had zich de gelegenheid aangeboden om te zeggen,
dat aan die soort van operatie de bedoelde voor-
deelen niet verbonden waren : ware mijn Vader van
dat gevoelen geweest. Doch. loopen wij de argu-
menten door.
i. Reeds nebben wij boven (p. 122.) doen
Ν 5                               op-
-ocr page 265-
- 198_
opmerken, dat het gevoelen , alsof door de exstir·"
patie
niet de geheele kwaal zal weggenomen wor-
den, hier of even gegrond of even ongegrond is >
als hij elke amputatie, ja, als bij vele andere
operatiën. Wij herhalen vooreerst hetgene wij
daar zeiden, namelijk dat een allernaauwkeurigst
onderzoek vooraf moet gaan, eer men of tot de
eene of tot de andere kunstbewerking , ten opzigte
van de uitgestrektheid en den aard der kwaal >
overga. Is het niet doenlijk om die uitgestrekt-
heid naauwkeurig te bepalen, in eeriig voorko-
mend geval, dan is het even onbeslist en wankel-
baar of de amputatie de geheele kwaal zal wegne-
men , of niet? Is het mogelijk en zigtbaar of
"volkoinen blijkbaar, hoe verre zich de kwaal heeft
verspreid , dan is de beslissing ook daar , en ge-
makkelijk te beoordeelen of eene exstirpatie toe-
xeiketide .zal kunnen zijn, of dat een amputatie
en "waar deze zal moeten geschieden. — Wat den
aard der kwaal aanbelangt: wanneer een cachecli'
sche
ongesteldheid enz. den geheelen lijder doet
wegkwijnen , doch die gesteldheid zelve een gevolg
is van den toestand van een zijner ledematen, dan
vordert noodwendig de genezing van het overige
ligchaam het wegnemen van dat lid of dat gedeelte
des lids, waarin de oorzaak des kwaads, zijnen
zetel heeft. Bijaldien namelijk geene in- en uit-
wendige Geneesmiddelen dezelve kunnen overwin-
nen. Is daarentegen het plaatselijk gebrek een
gevolg van eene algeheele inwendige ziekelijke ge-
steldheid , (b. v. door metastatis ontstaan , enz·}
dau zal het wegnemen van het lid veelal scha^e-
lijk
-ocr page 266-
— 199 —
lijk zijm Veelal zeggen wij: immers er bestaan
gevallen , waarin na het ontstaan van een plaatselijk
gebrek het overige gestel als herleeft, althans bij
voortgezette doelmatige zorg hoop op een geheel
herstel geboren wordt, doch waarbij het plaatselijk
gebrek nu wederkeerig oorzaak wordt van het
voortduren der algemeene ongesteldheid of deszelfs
genezing min of meer belemmerd. En nu wat
het eerst bovenvermelde aangaat; zal er een min-
der goed gevolg plaats hebben ter genezing, wan-
neer het ondereinde van het kmtbeen, of het
boveneinde des opperarmsbeens weggenomen wordt ,
dan wanneer men of been of arm amputeert, 'm
gevalle de kwaal alléén in dat onder- of boven-
einde gevestigd vvas? Neen, maar in het eerste
geval zal men de causa mali alleen weggenomen
hebben, in het tweede buiten noodzaak meer dan
de causa mali. En dit laatste is ongeoorloofd.
Wat het tweede aangaat: wanneer het plaatselijk
gebrek een gevolg van de inwendige ongesteldheid
js, dan zal evenmin de amputatie, als de exstir*
patie
hulp kunnen aanbrengen. — Wij zien dus
niet anders in, of theoretisch beschouwd kunnen
door exstirpatie en door amputatie beide de
causa mali wezenlijk weggenomen worden en
staan dus beide in zoo verre gelijk. Doch wat
meer is, het onderzoek van zieke beenderen -f
dunkt ons, en de ondervinding bevestigen het»
Want vooreerst tooiien ons de ziekebeenen, dat
zich caries of andere ongemakken niet zelden tot
een naauw beperkten omvang bepalen, terwijl ^
overige en nabij gelegene deelen gezond zijn ; der*
]\f 4                                hal-
-ocr page 267-
— 200 —ί
halve, dat er gevallen bestaan bij de welke het
wegnemen van dat gedeelte alléén de verwijdering
van de causa mali is. Ten andere, men heeft
verscheidene voorbeelden van het exstirperen van
het bovenste gedeelde des armbeens uit het schou»
dergewricht en wel met een gelukkig gevolg, zoo-
dat het gebruik der hand en arm overbleef, al-
thans de lijder gezond, werd j derhalve de oorzaak
der kwaal geheel is weggenomen. Zoodanig zijn b. v.
de gevallen van boucher , white , eendt , orred ,
BRomfield, SAEATIEB. en anderen , terwijl lar-
KEYj SCHAACK en anderen losse beenstukken even-
eens wegnamen. De kundige en ondernemende
PARK nam ook met een gelukkig gevolg aan een
man, wiens armbeen in de elleboog zoodanig uit
de geleding was, dat hetzelve door de algeraeene
bekleedsels uitstak en niet hersteld konde worden,
dit benedenst gedeelte des arms weg. De genezing
volgde spoedig en bet gebruik van den arm bleef
bewaard. Wij bekennen volvaardig, dat het in dit
geval zeer duidelijk was, dat het uitstekend einde
des armbeens eene oorzaak van groote gevolgen voor
den lijder zoude worden, en men geene reden
hoegenaamd had om in het verdere gedeelte van
dat been eenige ongesteldheid te vooronderstellen,
veel min tu vinden, en men dus zeker was de
oorzaak der kwaal te hebben weggenomen, door
liet afzagen van dat beenstuk. Wij bekennen
eveneens dat deze vaste bepaling groote zwarighe-
den vindt bij vele andere gevallen, b. v. bij caries,
Docli hieruit volgt, behalve dat er gevallen bestaan in
web
-ocr page 268-
— 201
■welke de diagnosis moeijelijk en onbepaald is, er toch.
Ook zijn in welke dezelve duidelijk, bepaald is(*). En
in deze laatsten is het, dat de exstirpatie geïndiceerd
•wordt boven de amputatie. Zoo bleek het duide-
lijk genoeg bij vrouw FErwerda dat de kwaal
alléén· de knie innam, zoowel vóór de operatie,
alsook na haren dood bij het onderzoek der dij-,
scheen- en kuitheenen. Deze waarheid wordt nog
meer bevestigd in het geval van caghen , die
volkomen herstelde. Ook omtrent giÈsen lezen
wij woordelijk : » er was geen twijfel of het kuit-
been was door curies aangedaan , terwijl het scheen-
been daarvan vrij was," enz. (p. i35.) Er was
dus ook hier op dit oogenblik aan de indicatie
voldaan, de causa mali weggenomen: en ware de
lijder in betere omstandigheden geweest, dan zoude
het de vraag geweest zijn of de genezing niet ge-
volgd ware ? Immers hoe zwak men dit argument
moge achten (en wij hechten er niet eens sterk
aan,) merke men evenwel op , dat de lijder in
zijne armoede toch van den tijd van het verlaten
des Nosocomiums (Sept. 1810.) tot het afzetten
des beens (Oct. i8t5.}, drie jaren geleefd heeft.
Doch toegegeven zijnde dat in èenige gevallen de
causa mali duidelijk ontdekt en zeer juist bepaald
kan worden , dan nog raden de overige argumenten de
exstirpatie af: zal men beweer en, —· Wij eindigen
de»
(*) Zelfs zegt de Hoogl. hendriksz, : » dat men zelden (dus
toch somtijds) op deze wijze genoegzame zekerheid heeft»
dat het kwaad is uitgeroeid." pag. 84,
Ν 5.
-ocr page 269-
— 202 —-
deze bedenkingen met de eigene woorden mijns
Vaders in eene openbare les (i5 Maart 1798) uit-
gesproken : » De onzekerheid om het geheele on-
gemak weg te nemen en de vrees van terugkeering
©p eene andere plaats, komen eveneens in aan-
merking bij eene geheele afzetting, en kunnen dus
geene reden geven om de uitroeijing van het ge-
wricht na te laten.'* » In allen gevalle behooren
de omliggende zachte deelen gezond genoeg te zijn."
2. De exstirpatie is moeijelijker en pijnlijker
dan de amputatie. Richbband en anderen be-
schouwen de moeijelijkheid der verrigling als ge-
vaarlijk voor den lijder en als een tegenaanwijzing
«fer operatie. Behalve dat men hiertegen in het
algemeen kan aanvoeren, dat niemand deze ope-
ratie, evenmin als elke andere, zonder genoeg-
zame voorbereidende kennis en handigheid , met
bedaardheid en vertrouwen gepaard , moet onder-
nemen, zijnde dan het gevaar uit de moeijelijkheid,
geboren wordende niet grooter, dan bij onder·
scheidene hreuksnijdingen, enz.; behalve dit,
getuigt de ondervinding voor de uitvoerbaarheid
en zelfs voor eene gelukkige uitvoering. En dit,
dunkt ons, moet veel eerder in aanmerking ko-
men dan de meerdere of mindere gemakkelijkheid
ten opzigte van eene andere, hoewel soortgelijke
operatie. Immers dit meer of min moeijelijke moet
de Heelmeester zich pligtshalve getroosten en
zich daaraan niet storen, wanneer er overigens
voordeelën aan dezelve verbonden zijn, zoo als wij
beneden hopen aan te toonen.
De
-ocr page 270-
2θ3 —
De ondervinding leert die gelukkige uitvoerbaar-
heid in de gevallen van tauk, mijnen Vader, en
-verscheidene anderen, die b. v. een deel van het
opperarmbeen uit het gewricht uitnamen. Men weet
dat PARK als eene eerste zwarigheid bij de operatie
zich de kwetsing van aanzienlijke bloedvaten voor-
stelde. Doch in het gewricht <ïes elleboogs is die
zwarigheid gering. Het uitnemen der knie door Hem
en mijnen Vader toonden aan, dat de vaten ïn
dat geval vermijd konden worden, zoo als ook. bij
het wegnemen van het ondereinde des kuitsbeens.
Want » na de opspuiting der slagaderen van het
geamputeerde been bleek het, dat de arteria lïbt~
alis postlca ,
hoewel zeer nabij de fibuïa gelegen,
op die plaats, waar dezelve was doorgezaagd door
den Hoogleeraar mulder niet aangeraakt was." (*)
Ook het overige gedeelte der operatie der knie
•werd gelukkig verrigt, zoowel als die des kuit-
beens. De exstirpatie uit het heupgewricht werd
eveneens gelukkig volvoerd: en hier was zeer
zeker het moeijelijke niet geringer. — De pijn-
lijkheid voor den lijder wordt ten anderen vermeld.
Niets is pligtmatiger, dan elke genezing zoo aan-
genaam mogelijk te maken en te volvoeren ; niets
ïoude onmededoogender, onverantwoordelijker, in
één woord onchristelijker zijn, dan iemand aan
meer pijn en smart bloot te stellen, dan volstrekt
noodig is om zijne kwaal weg te nemen j niets
zou-
(*) Deze zijn de woorden van den Hoogl. HENDRIK.SZ, Oori
deelk. Beschrijving
, bl, 82.
-ocr page 271-
IIIIMIWIIIIIIIMI.....IWW—■
— 2o4 —
zoude verfoeijelijker kunnen uitgedacht worden, dan
iemand aan eene moeijelijkere of kunstigere ope^
ratie (overigens eens alles gelijk staande) te onder-
werpen , om daardoor handigheid of koenheid te
vertoonen. Wij zouden dus niet aarzelen indien
die pijn zoo veel grooter ware en geene voordee-
len aan de exstirpatie verbonden waren boven de
amputatie, die kunstbewerking ook in dit opzigt
te verwerpen. Doch vooreerst gelooven wij dat de
omstandigheden hier veel afdoen 5 en ten anderen ,
dat die voordeelen bestaan, en om dezer wille
eenige meerdere pijn kan verdragen worden. De
vergelijking is moeijelijk in het werk te stelhn,
b. v., hoe zal men beslissen of vrouw fekwerda
zoo veel meer pijn gehad heeft dan eene an-
dere vrouw Lij eene amputatie onder dezelfde
omstandigheden. De uitdrukking der pijn is
een psychologisch iets en men moet wel dege-
lijk de zieletoestand van den lijder hierbij in
aanmerking nemen. De Hoogleeraar HENDBIKSZ
doet dit ook wezenlijk, in het geval van giessen,
zeggende: »de hoop op genezing, met behoud
van het been, deed den lijder de pijn geduldig
doorstaan." (bl. ?>o.) En na deze opmerking mee-
nen wij te mogen vragen: welk verschil van ziele-
toestand had er bij giessen voor, gedurende eu
na beide operatien plaats? was die telkens de-
zelfde? De hoop op het behoud van het beea
was de eenige opbeuring, die bij de eerste operatie
plaats vond. Doch de man was minder gehard in
pijn, had nooit eene belangrijke operatie onder-
gaan j zorgde dus natuurlijk met angst voor dat
tijd-
-ocr page 272-
mmmmmmmmmmmmmmmmimmmÊmmmmm
— 2θ5 —■
tijdstip. Daarna ondervond hij geen beterschap,
geëvenredigd aan zijne verwachting, aan zijn' door-
gestane smart; wat wonder,dat hij met misnoegd-
heid die pijnlijke oogenblikken zich levendig her-
innerde , het loon onevenredig vond aan den ar-
beid. Bij de tweede operatie was hij nog drie
jaren in de school der smarte gehard geworden;
hij stelde nu in zijn* twijfelmoedige toestand zijne
laatste hoop op de amputatie, waarvan hij mis-
schien tij anderen de voordeelige uitkomsten ken-
de; hij had reeds bij de vorige operatie zoo vteel
uitgestaan, zoude hij dit nu niet kunnen? hij
verzocht zelf
aan den Hoogleeraar hendriksz
(bl, 81.) om hem het heen af te zetten, waarmede
deze volkomen instemde. Wat wonder, dat een
en ander hem moed gaf. En na de operatie ver-
beterde van dag tot dag zijn toestand, na zes
weken was hij volkomen hersteld: hij verliet ge-
zonder , dan hij, naar zijn zeggen, immer geweest
was , het Nosocomium. Wat wonder, dat hij
met meer voldoening , met minder onaangename
gewaarwording, met een warm gevoel van dank-
baarheid de laatst geledene pijn geringer achtte ,
ja zich verbeeldde, dat hij liever zesmaal de em,
putatie, dan éénmaal de exstirpatie zoude willen
ondergaan! Het zij, in dit geval, zoo hét wil, de pijn-
lijkheid eener operatie laat zich uiterst moeijelijk
bepalen en beoordeelen: het ontbreekt ons in dezen
nog aan een vergelijkende reeks van waarnemingen·
Eene uitgewerkte verhandeling over de meerdere
en mindere mate van pijtilijkheid van verlerlei
of
-ocr page 273-
----- 5Ê06
©f alle operatié'n uit een anafomieo-physiologisch
eogpnnt, naar den tegenwoordigen stand der we-
tenschap, zonde niet onbelangrijker zijn dan een©
uit een meer psychologisch oogpunt»
Nadat wij aldus de diagnosis der kwaal en de
operatie zelve zoo ten opzigte des operateurs als-
des lijders hebben beschouwd , blijft de gewigtige
vraag over, welke gevolgen de kunstbewerking op-
levert en wat daarover voor- of nadeelig te denken
zij, vooral volgens de ervaring;
5, Onder de zwarigheden die paek zich bij
de exstirpatiën voorstelde behoorde de groote ver-
ettering en ontsteking, de onzekerheid of de hee»
nen zouden zamengroeijen, het missen der aan-
hechting van de uitstrekkende spieren. » De
eerste is de gewigtigste van allen, voornamelijk bij
de uitroeijing van het knïegewricht, omdat de
etter door hare eigene zwaarte niet ontlast kan
worden," zegt mijn Vader. »Om dit echter te
bevorderen, zoude men eene tegenopening te dien
einde kunnen maken.'* «Voorts geeft de tegen-
woordige behandeling van uitgestrekte wonden in
het algemeen minder vrees voor ontsteking, dan
die der ouden/' Met beloop nu zoo wel van
parels geval, als de bovenvermelde toonen genoeg-
zaam aan, dat die ontsteking en verettering niet
onieugelbaar zijn. Wanneer men daarenboven de
verettering bij de exstirpatie in het heupgewricht
overweegt en daarvan gelukkige gevolgen ziet ge-
horen worden, dan zal dezelve in andere gevallen
wel geene meerdere moeite baren. Maar bovenal
hou-
-ocr page 274-
ι— 207 —
houde men in het oog, dat de graad van ontste-
king en van verettering geenszins altijd geè'venre-
digd is aan de hoegrootheid der wonde , maar
tevens van andere omstandigheden afhangt, zoo-
dat de te hevige verettering eveneens bij amputaties
wordt waargenomen, en oorzaak van veel onheils
bij dezelve is, even als bij exsiirpaties■·(*). Ontzet-
tende veretteringen worden ook niet zelden bij
uitgebreide zamengestelde beenbreuken, enz. waar-
genomen. Men werpt misschien tegen, dat die
gevallen zeldzaam met gunstig gevolg gevonden
worden; wel nu, wij blijven ook de exstirpatièm
onder die gevallen houden, welke uit den aard der
zaak zeldzamer voorkomen en altijd zullen voor-
komen , dan de afzettingen , maar willen dezelve
niet onvoorwaardelijk verworpen hebben. —I De
onzekerheid of de beenen zouden zaniengröeijen:
is door de ondervinding opgeheven. Het gehéele
been van vrouw FERWKRDA. konde opgeheven wor-
den; er had zieh een goede beenweer gevormd.
Caghen gebruikte zijn stijf been dagelijks. Andere
gevallen na eene uitscheiding van beenstukken door
de natuur zelve bevestigen hetzelfde. — »Het
missen der aanhechting der spieren is geheel eene
overtollige zwarigheid, daar het kniegewricht weg-
genomen en het dij- en scheenbeen onbewegelijk
met elkander vereenigd zijnde geene buiging er*
dus. ook geene uitstrekking vereischt ivordt." __
Deze gevolgen als zwarigheden beschouwd zijn der*
hal-
(*) Men zje onder anderen VAN HOOKif, Bissert, l. pag.
-ocr page 275-
WÊÊÊmmmmmmimmmmmÊmmmÊmÊmmÊÊKmÊ
'— 208 —
halve niet aanmerkelijker bevonden, dan die van
amputatiën. Doch de Hoogleeraar HENDRIKSZ
brengt bepaaldelijk de invloed der buitenlucht op
de gewrichten te berde. Wij ontkennen dien na-
deeligen invloed geenszins, maar merken op dat
dezelve toch in de aangehaalde verschillend soortige
gevallen niet zoo hevig, althans nadeelig was, als het
scheen te «zullen zijn. Daarenboven, bij het uitne-
men van geheele gewrichten,der knie b. v., is die
invloed opgeheven door het niét aanwezig zijn
van het gewricht zelve. Bij de exstirpaties uit de
gewrichten is het overblijvend gedeelte spoedig
bedekt bij eene gunstige genezing. Bij het uitne-
men van" beenstukken, op de -wijze als dit bij
GIESSEN gebeurde is hiervoor de meeste zwarig-
heid , daar de wonde niet zoo dadelijk door ge-
zonde huid gedekt en niet zoo spoedig genezen
wordt. De gelukkige genezing na het wegnemen
van boven- en benedeneinden van het armbeen ,
bij PARK , BILGUER en anderen , bewijzen evenwel dat
die invloed, hoewel grooter dan bij afzettingen,
overwonnen kan worden. Wel is waar, de proe-
ven van CHAUssiER op honden vielen niet zoo
voordeelig uit, maar wachter heeft wederom een
voordeelig voorbeeld. Eveneens schijnt de moge-
lijkheid met goed gevolg dezer operatie te bestaan
ten opzigte van de kleine en groote ellepijp , hoe-
wel geene voorbeelden bij menschen dezelve be-
vestigd hebben. Vóór dezelve spreken immers
zoowel de proeven van chaussiek., als een geval
door OERED medegedeeld, waarin aan een' jonge-
ling
-ocr page 276-
— 200
ling van 16 jaren een stuk van 5 duimen lengte
der éénen ellepijp w.erd weggenomen. De exstir-
patie
van liet dijbeen in liet heupgewricht had op
een' hond, door vbrmANDois in het werk gesteld,
eene gelukkige uitkomst; zoo als ook bij koeler
en CHAUSSIER. En bewijzen dan niet de gelukkige
en volkomene genezing na de exstirpatie van het
dijbeen door mijnen Vader (*) en anderen, dat het
uitnemen van het hoofd des dijbeens zonder schade
kan geschieden, zonder nadeeligen invloed der lucht
op het gewricht. Het is hoogstwaarschijnlijk, dat na
zoodanige kunslbewerking zelfs de heupkom met
beenweer zoude opgevuld worden: zoo als duide-
lijk bleek bij de gelukkige proeven met honden
te dien einde door wachter genomen (-J-). —
Bij bet wegnemen van het ondereinde des kuit-
heens
(*) Zie boven pag, l3o. § 12. en Oratio de meritis Petri Camperi
in Anatomiam compciratam. (Grening. 1S08) pag.
81. of de
vertaling van dezelve door O. H. WACHTER, {(inning. 1808. 8° )
pag 98 en 99.
(f) Zie: WACHTER, Oiss. I. pag. 90 en 91; caet, _ Het
vol«ende geval uit de commentaiio van HEDEN iilIUJFELAHD's Bi-
Uioth.
(i8a3 Sept.) overgenomen, behoort hier vermeld te worden.
ScHMAtz in KönigsbHicl· , nam bij een' zesjarigen knaap , welke
aan beide heupgewrichten aan coxalgie leed , na eene moeite-
•volle en langdurige behandeling, waar, dat de Natuur de
afzondering van een bedorven dijbeenshoofd aan de regter zijde
van zelve bewerkte. »»e arts wilde tot redding van het
leven des lijders de excisie van bet dijbeenshoofd (der linker
zijde?) bewerkstelligen, en verwonderde zich niet weinig,
toen hij hetzelve na eene gemaakte huidsnede reeds los vond,
zoodat hij hetzelve reeds na eenige krachtige draaiingen »'-
O                                               treJ,;"
-ocr page 277-
210
beens had wel in het vermelde geval eene ongun*
stige uitkomst plaats , maar BILGUEB. verhaalt toch
Cen anderen) , dat stukken van 2 , 5 en é duim
des scheen- en kuitbeens uit wonden zijn uitge-
scheiden geworden, waarop eene goede genezing
volgde; er» hieruit maken wij op, dat onder gun-
stige omstandigheden hetzelfde zal kunnen verwacht
worden bij genoemde exstirpatie. Chaussier im-
mers ontnam aan honden ook het benedendeel des
scheen- en kuitbeens. — De gelukkige voorbeel-
den derhalve, die bestaan; doen ons besluiten dat
de invloed der buitenlucht Op de gewrichten bij
exslirpaties niet zoo hevig is, als dezelve schijnt.
In kleinere gewrichten schijnt zelfs die inwerking
niet altijd zoo nadeelig te zijn. Nog in den ver-
leden zomer woonde ik het wegnemen van een'
middelsien vinger uit het gewricht, (wegens een
osteostecitoma) door mijnen geachten zwager w. A.
WILLEMS, te Joure, bij. Wegens de twijfeling,
waarin wij verkeerden of het kootje der voorhand
ook ziekelijk aangedaan was, werd deszelfs ge-
•wrichtskop en vooreinde naauwkeurig onderzocht,
en was hierbij een' geruimen tijd aan de buiten-
lucht bloot gesteld. Nogtans heeft dit geene na-
. deelïge gevolgen gehad, maar is de lijderes spoedig
en volkomen hersteld.
4. In de voormelde openbare les van mijnen
Va-
trekken konde. Er vormden ziek aan beide zijden nieuwe
gewrichten, en de lijder werd zoo verre hersteld , dat hij
zonder krukken konde gaan."
-ocr page 278-
,— 211 —
Vader lezen wij ten opzigte van dit vierde argu-
ment het volgende, waaruit blijkt, dat ook deze
zwarigheid Hem bekend was en geene genoegzame
reden heeft opgeleverd om de exstirpatie af te
keuren.
» De onzekerheid of het deel genezen zijnde van
eenig nut konde zijn, is van zeer veel gewigt:
immers wanneer men geene meerdere diensten van
het behouden lid te wachten hadde, dan van
een' kunstarm of kunstbeen, zoude men den lij-
der vergeefs eene sterkere pijn verwekken en aan
meerder gevaar bloot stellen, dan bij de geheele
afzetting.'7 — » Ten opzigte van den arm is het
voordeel ten eerste in het oogloopende. Hoe kun-
stig men ook de bovenste ledematen nabootse,
nimmer zal men er die diensten van te wachten
hebben, welke de natuurlijke hand, hoewel aan
eenen stijven elleboog gehecht kan aanbrengen." —
» Bij de uitroeijing van het kniegewrieht is zeker-
lijk minder voordeel." » Onder vele zwarigheden
in dit opzigt schijnt de kortheid van het been ,
door het wegnemen van het geheele gewricht te
wege gebragt eene der voornaamste te zijn. Dan
het beenweer vult de tusschenruimte eenigzins aan
en de kortheid vergoedt het ongemak door de
stijfheid van het gewricht te wege gebragt. Altoos
immers zal men zien, dat zij, die eene stijve knie
en gewone lengte hebben zeer ongemakkelijk gaan."
Deze gevoelens komen dus met den Hoogleeraar
IIENDRIKSZ bijna overeen j beide hechten natuurlijk
meer waardij aan het behoud van het bovenste
O 2
                                 lid,
-ocr page 279-
---- 212)
lid, dan aan dat van het benedenste: doch ook
aan dit behoud hechtte mijn Vader later veel door
het voorbeeld van CAGHEN geleerd , zoo als boven
bleek en uit wachters verhandeling genoegzaam
blijkt.
Behalve dit gevoelen van mijnen Vader, zij het ons
vergund op te merken, dat een stijf, ja een misvormd
been (gesteld eens, dat die misvorming groot zoude
zijn) ons verkieslijk schijnt boven een kunstbeen ,
en dat daarenboven chirurgicale regelen hetzelfde
vorderen. —. Kunstbeenen zijn in het algemeen
of gebrekkig ingerigt of kostbaar. Zij zijn in verre
de meeste gevallen misvormder voor het oog dan
een stijf been: zij laten meest altijd geene buiging
der knie loe en staan hierin met een stijf been
gelijk; zij vorderen vernieuwing. En dan nog,
zijn er geene levensomstandigheden, die zelfs dik-
werf voorkomen, waarin de lijder zich van zijn
kunstbeen ontdaan hebbende , (b. v. des nachts te
bed,) hetzelve niet spoedig genoeg kan aangorden ,
om hetzij in behoeften te voorzien, hetzij gevaar
te ontkomen ? Ik geloof niet, dat iemand de keuze
tusschen een stijf en een houten been, in het
algemeen moeijelijk zoude vallen. Zoo ken ik
onder anderen eenen boer , die velerlei werkzaam-
heden met een hoogst misvormd been vèrrigt,
"welke hij onmogelijk zoude kunnen verrigten, met
een houten been. Om slechts iets te noemen,
het paardrijden zoude hem moeijelijk vallen. Deze
man heeft na een hevige en vervolgens slecht be-
handelde beenbreuk aan het scheen- en .kuitbeen ,
met
-ocr page 280-
2l3 —
met verlies van beenzelfstandigheid, die misvorming
hekomen.
Het is, meenen wij 5 een algemeene regel in de
Chirurgie, dat men niet meer moet wegnemen dan
volstrekt noodig is, om eene kwaal te genezen;
dat het zelfs pligt is, om zoo veel immer mogelijk
is de eigene ledematen des ligchaams te sparen en
te behouden. Dit nu waar zijnde,is het aan geenen
twijfel onderhevig, dat, bijaldien men zeker is
van de causa mali en het malum zelf weg te
zullen nemen door het louter uitnemen des knie-
gewrichts, men dan het geheele been niet behoort
èn niet vermag weg te nemen. Is het voorts waar
dat men zoo min mogelijk storing in de overige
verrigtingen van het ligchaam door eene operatie
moet te weeg brengen, dan is het ook duidelijk
dat de extirpatie uit dit oogpunt de voorkeur ver-
dient. Want, alhoewel in sommige gevallen bij
exstirpaties meer verettering enz. plaats moge heb-
ben , dan bij amputaties, is het niet te ontkennen
7dat bij deze laatste de bloedsomloop eene zeer
groote verandering ondergaat, welke bij de eerste
niet noemenswaardig is : bij de laatste wordt in
het overige ligchaam veel grooter modificatie ver—
eischt, om het verbroken evenwigt te herstellen ,
dan bij de eerste.
5. Dat de ongelukkige afloop der beide geval-
len van vrouw ferwerda en giessen mijnen va-
der voortaan van exstirpatiën zoude hebben doen
afzien ,. komt ons onwaarschijnlijk voor. Want,
vooreerst was het eerste geval reeds geheel ten
O 3                              ein-
-ocr page 281-
---- 2l4
einde geloopen, toeii de heer wachter" zijne dis-
sertatie
schreef , en wij twijfelen geenszins of deze
zoude het vermeld hebben , wanneer mijn vader
zoo ongunstig voor het vervolg over die kunstbe-
werking geoordeeld had. Het tweede geval had
waarschijnlijk , zoo mijn beminde Vader den ver-
deren afloop daarvan mogt beleefd hebben, aanlei-
ding gegeven tot eene nadere opsporing der indi~
cati'èn
tot die operatie: het had de leer der diag-
nosis
nader bepaald , enz. en misschien tot het
besluit gebragt, dat in bepaalde omstandigheden
de exstirpatie van zoodanig beenstuk , mindere
aanprijzing verdient, dan dat der knie: misschien
tot meer andere opmerkingen. Maar wij voor ons
gelooven niet dat deze twee gevallen,, (waarvan
men hei eene alleen door bij omstandigheden als
noodlottig mag beschouwen) vergeleken met niet
schaars te vindene goede van soortgelijke werkin-
gen in de natuur en door de kunst, bewerkt zou-
den hebben , dat mijn Vader van de exstirpaties
zoude afgezien hebben, wanneer er gevallen voor
dezelve geschikt zich hadden opgedaan. En dit is
hetgeen wij voornamelijk wilden bewijzen, en mee-
nen bewezen te hebben door meerendeels de eigene
gevoelens of woorden van onzen Vader of deszelis
waardigen leerling aan te voeren , hebbende slechts
hier en daar eigene redenering tusschen gevoegd.
Wie nu wezenlijk de waarheid meest aan zijne
zijde heeft, beslissen wij niet stoutelijk in eene
zaak, waarover de eerste Meesters der kunst het
nog niet eens zijn. Wij eindigen met de woorden
van
-ocr page 282-
— 2l5
van den voortreffelijken iioux (*)» » Twee kunst-
bewerkingen , welke onderling veel gemeens heb-
ben en over welker waardij men het nog niet
geheel eens is, zijn van whtte in Manchester
uitgevonden (1769) (+), namelijk het afzagen van
naast elkander liggende beeneindén in de valschè
geledingen, en het afzagen van carieuse geledings-
uiteinden, in plaats van een deel boven het zieke
gewricht te amputeren. Béide uitvindingen dragen
dèn stempel van een waar genie . . . . Wanneer
ook 1 het afzagen van carieuse bèéneinden, (het-
welk van het schoudergewricht, Waarvoor WHITE
hetzelve het eerst aanwendde , allengs tot andere ge-
wrichten is uitgestrekt geworden) voortaan niet aan de
afzetting der ledematen -voorgetrokken Wordt, dan
is toch de naam van white voor altijd roemrijk
in de jaarboeken der Heelkunde geschreven. En
wan*
(*) Zie: Parallele l. s. 6 und 7. vergel. De la resection
ou du retranchement de portions d'os malades
, soit dans les
articulations
, soit hors des articulatians. (Paris 1802). —
Natuurlijk maakt ROUX van eene omkeering in de behandeling-
der -witte gewrichtszwelling vooral gewag, omdat hij elders ,
even als anderen, zegt, dat dit gebrek in het a]gemeen de
oorzaak van vele amputatiën is. Parallele S. 254-
(·}·) Of liever verrigt: immers EOUCHER was op dezelve reeds
bedacht, hoewél dan ook aan de natuur de afscheiding des
overigen beens overlatende, alleen het ligamentum, capsulare
doorsnijdende. Zie: Mem. de VAcad. Royale de Chirurgie.
Tom.
II. pag. 287 en 46»· (>753)· — De Deensche Heelmeester
WOHLER gaf in 1739 het eerst eene manier op, om het heup-
Tjeen uit de kom te ligten, alhoewel hij zelf de operatie piet
verrigtte. Hufelahd's Bibliothel·, i8a3. Sept, S. 173.
O 4
-ocr page 283-
wsmmsmmesm
ggammmmmmgeBmem
— 216 —
wanneer j waarop evenwel nog geen vooruitzigt is,
het vooroordeel (?) verdwijnt, hetwelk de fransche
en zelfs de engelsche Heelkundigen legen het af-
zagen van carieuse beenen opgevat hebben, wan-
neer nieuwe proeven even gelukkige gevolgen heb-
ben , als die waarover ñ ARK in Lecerpool, en de
beide MOREAU in Bar-Sur-Ornain en Champion
zich; mogten verheugen, dan zoude white eene
omkeering in de behandeling der wilte gewrichts-
zwellingen veroorzaakt hebben, en zijne operatie
zoude een belangrijk tijdperk in de vorderingen
der Chirurgie beteekenen (*).''
(*) Onder het afdrukken dezes, 'wordt in de Alg. Konsi en
'Xtetterb,
N°. 14. pag. 209 medegedeeld, dat ASTLEY COOPER,
te Zortdon, de extirpatie uit het heupgewricht op den 16 Jan.
1. I.
verrigt heeft en de uitkomst tot nu toe gelukkig is. Zie
ook raoRiEf's 1 Nothen 1824. Fehr. S. 256.
VER·.
-ocr page 284-
VERLOSKUNDIGE
GEVALLEN.
O 5
-ocr page 285-
%
%
Quanto melius igitur et hoc in opere procedunl. Hodierni,
qui, vanis et noxiis reieetis
, non generalem quandam } in
omnibus adhibendam
, curandi methodum percipïunt, sed ad
varias caussas respicientes
, divefsa próponunt adtninicula,
singulis accommodata,
VAN DER EeM , Diss. p, 97.
-ocr page 286-
VERLOSKUNDIGE
GEVALLEN.
Alhoewel onder het getal der verlossingen, die
in het JSosocomium verrigt werden , de boven-
vermelde gevallen (p. 31 en volg,}y zeer leerzaam
•waren en tot onderscheidene opmerkingen aanlei-
ding gaven , moet men erkennen dat dezelve min-
der bijzonderheden bevatten , dan de Heelkundige.
Immers de meeste gevallen liepen geregeld en na-
tuurlijk af zonder eenige hulp der kunst , en deze
zijn niet vermeld geworden.
De natuurlijke gevallen liepen zonder hulp der
kunst af, want mijn Vader was met anderen van
denkbeeld dat hoe nuttig en volstrekt noodig het
gebruik van Hefboom en Tang in bepaalde gevallen
zij, derzelver aanwending bij goede weeën en
gunstige ligging des kinds, met oogmerk om de
verlossing zoo spoedig mogelijk te volbrengen ten
sterksten moest worden afgekeurd. Hij vermaande
daarom zijne leerlingen tot en oefende hen in ge-
duld
-ocr page 287-
— 220 —
duld. opdat zij door overhaasting, waartoe zoo-
dikwerf de barenden en aanwezigen tot eigen
nadeel aandrijven en den jongen beoefenaar als
dringen, geene onberekenbare onheilen zouden
veroorzaken. Wij weten wel dat deze leer bekend
is en door velen aangeprezen, ja dikwijls herhaald y
maar achten het nogians niet overbodig dezelve
nog eens te herinneren, daar er niet zelden tegen
gezondigd wordt. Vandaar beweert ook nog mijn
zeer geachte leermeester , salomon , te Leyden,
dat de Vroedvrouwen een negatief nut doen door
minder te doen , dan vele zeer werktuigkundige
Vroedmeesters (*). Het is eene moeijelijk beslisbare
vraag en er zijn gewigtige redenen zoowel voor eene
gunstige, als voor eene ongunstige beantwoording
derzelve : of het voor- dan nadeelig voor de maat-
schappij is , dat het geial der Vroedmeersters ver-
meerdert en dat der Vroedvrouwen vermindert?
Doch men moet bekennen dat de Verloskunde
in latere jaren een veel zachtaardigere manier van
behandeling heeft verkregen, dan zij te voren
had, en dat de vermenigvuldiging van Vroedmees-
ters j in onze tijden , aanmerkelijk minder schadelijk
moet geacht worden, dan dezelve vóór vele jaren
zoude geweest zijn. Immers eensdeels is men hoe
langer hoe meer met de ware verhouding van des
kindshoofd tot het vrouwelijke bekken in ver-
schillende omstandigheden bekend geworden , en
heeft daardoor zoo wel het gebruik van werktuigen
ver-
(*) Verloskunde. (Amsi. 1817.) I. Deel II, 3i,
-ocr page 288-
—■ 221 —
verbeterd, in gevallen, waar dezelve dienstig zijn,
als ook dezelve afgeschaft, waar ze te voren on-
vermijdelijk schenen. Anderdeels heeft men meer
en meer beginnen te letten op de vitale actie van
de baarmoeder en derzelver betrekking tot het
kind en de geheele geboorte. Men denke b. v.
slechts eens aan het vrij algemeene vooroordeel der
vroegere Yroedkundigen, dat aangezigtsgeboorten
en bilgeboorten in het algemeen niet veilig aan de
natuur konden worden overgelaten, terwijl latere
naauwkeurige waarnemingen volkomen bewijzen,
dat deze beide slechts in abnormalen toestand hulp
vereischen (*). En hoeveel waarheid bevat niet
EOER's aphorisme, tegen welke groote mannen
gezondigd hébben , en waarvan zelfs BAUDELOCQUE
niet vrij te spreken is." Toegepaste mathesis is
voor elke Geleerde en Kunstenaar noodig, gevol·-
gelijk ook voor den Vroedkundige. Maar het
baren zelf, de krachten, door welke hetzelve vere-
ngt wordt, en in het algemeen het geheel van
deze wonderbare verrigting laten zich niet naar den
wiskundigen vorm verklaren, evenmin als de aan.
gelegenheden der ademhaling of des bloedsomloop.
Het is in dezen opzigte reeds veel wiskunstig te
weten, dat men wiskunstig niets wete; en nogtans
is het alleen deze met moeite verworvene kennis,
deze zelfde geleerde onwetenheid, welke de wei-
ge-
(*) Zie onder anderen BOER, Ahhandl. u. Versuche gelurts*
hülfl. Iahalis. [Tfieh.
1802). III. Th. S. 27-42,
*
-ocr page 289-
— 222 —
gevormde Vroedmeesler van de onkundigen onder-
scheidt (*)." Niet minder waar zegt dezelfde voor-
treffelijke Vroedkundige: » Diegene welke be-
weren , dat men in de Vroedkunde in alle ge-
vallen de werktuigen ontberen kan, hebben het
ongeluk aan fantasieën te lijden $ tijd en gelegen-
heid genezen hen toch allengs van dezen waan.
Maar zij, die zonder noodzaak werktuigen gebrui-
ken, meest uit eigenbaat en kwaadbegrepene eer-
zucht, onwetenheid en kwakzalverij, zijn drieste
jnenschen, welke altijd en moeder en kind mis-
handelen. Deze zijn in het algemeen niet te ver-
beteren , en zij blijven , zoo lang zij leven , de
gezworene vijanden van de barende natuur (-f).
Het moge zoo duister zijn als het wil, op welk
eene wijze de verbeeldingskracht en de hartstogten
van de vrouw op het kind kunnen werken en
hierdoor misvormingen, enz. ontstaan, de invloed
van de vrouwelijke gemoedsaandoeningen op de
haarmoeder is geenszins te ontkennen (§). Het is
daar.
(*) Zie ald. II. Bd. ι Th. S. 63. xv. Jphor.
(·{·) Zie aldi xvi. Aphor, en elders.
(§) Wij bedoelen hiermede niet alsof heide gevallen gelijk
staan en dezelfde verklaring zouden toelaten; maar beweren
dat het niet geheel onwaar is, dat van het eene tot het
andere slechts weinige schreden de overgang daarstellen.
Alhoewel wij ook niet in dien uitgestrekten zin , als sommigen,
aan den invloed der verbeeldingskracht der moeder op het
lind gelooven , kunnen wij niet ontkennen dat er voorbeelden
bestaan, die eene nadere overweging en opmerking waardig
zijn. Zie onder anderen Dr. FEYTEMA TJALLINGU, Specimen.
Mei. inaug. p, ^ Seqq.
(tiB, 41"· i8i5.) CaKUS, tur Lehre
u. s. w.
I. S. 226.
-ocr page 290-
— 225 —
daarom van belang voor den Vroedkundige om
niet alleen de zieletoestand van de barende, maar
ook van de zwangere vrouw naauwkeurig gade te
slaan. Immers de ervaring leert dat de aanlei-
. dende oorzaak van vele miskramen, vroegtijdige
geboorten, enz. in driften en aandoeningen te
zoeken zijn 5 terwijl dezelve eveneens op den arbeid
hetzij voor- hetzij nadeelig werken. Zoo zijn b. v.
eene zekere mate van moed , gepaard met volhar-
ding , geduld en hoop, allerwenschelijkst bij de
verlossingen , nuttig voor vrouw en kind; terwijl
angst, ongestadigheid, ongeduld en vrees eene te-
genovergestelde uitwerking zullen doen. Het is
derhalve niet te verwonderen, dat in het nieuw
ingerigte ISosecomium niet alleen alles voor de
jonge vrouwen vreemd en ongewoon zijnde, maar
de inrigting van die stichting nog te weinig , hetzij
voor- hetzij nadeelig, bij het algemeen bekend
zijnde, dit een en ander hen vreesachtig en be-
angst moest maken en hierdoor de arbeid ver-
traagd worden. Daarenboven schijnt die invloed
mij toe bij eerstbarende mede tot de oorzaken te
behooren, waarom deze gewoonlijk een' langzamer
arbeid hebben; en de zulke waren hier verschei-
dene, bij de welken dan ook nog meest de be.
kommernis werkte , welke het ongeoorloofde genot
te weeg brengt.
En is het gevoelen van sommigen gegrond, dat
het foetus niet alleen door de mechanische om-
standigheden en aandrang der baarmoeder die plaat-
sing gewoonlijk inneemt, welke de gunstigste is , maar
ook
-ocr page 291-
HV
— 224 —i
ook door eigene bewegingen daartoe bijdraagt, als
zoekende, om zoo te spreken, het gemakkelijkste
voor zich zelven, dan is het tevens waar, dat bij
eerstharenden de vrucht aan die neiging minder kan
voldoen en daardoor die verlossingen ook langza-
mer zijn. Doch, alhoewel voor deze stelling goede
gronden kunnen worden aangevoerd, zijn wij van
dezelve nog niet volkomen overtuigd. Mijn vriend
Dr. landt heeft deswege, onder anderen, een en
ander kort, maar bondig gezegd (*). —
S 2.
Wij kunnen niet inzien, dat eette uitvoerige
uiteenzetting der bijzonder bovenvermelde gevallen
teii opzigte der theoretico-praktische gronden,
waarop dezelve behandeld werden, noodig is.
Immers zouden wij bij het doelmatige van het
gebruik der Tang in die gevallen, waar dezelve
gebezigd is geworden , geene tegenspraak ontmoeten
en bekende redenen moeien aanvoeren. __ Wat
aangaat de vernaauvdng van den uitgang des bek-
kens door de bijzondere yereeniging en lengte van
het staartbeen, valt alleen op de merken dat het
hoogst noodzakelijk is , om bij het beoordeelen van
den vermoedelijken gang der verlossing niet alleen
acht te geven op de oogenblikkelijhe verhouding
(om zoo te zeggen), die tusschen den omvang der
dee.
(*) Zi"e Spec. Med, Inaug. de Aetate fuerili. (L B. 4°·
18.19). pas< 34.
-ocr page 292-
i__ 225
dëelen van de vrouw en des kinds plaais hebben *
maar ook op de veranderingen welke die verhou^·
ding door de eigendomniëlijke structuur in bijzon-
dere gevallen kan ondergaan. Door hier op te
letten zoude misschien menige verlossing, die nu
door werktuigen met eeriig geweld soms en te
vroegtijdig, volbragt wordt, aan de natuur over-
gelaten kunnen worden en alhoewel met krachlin-
spanning geregeld afloopen.
De manier om bijaldien de moederkoek op den
mond der baarmoeder ingeplant is , vroegtijdig
eene hand langs een zijdelings afgepeld gedeelte
der koek op te voeren, en de vliezen beneden zoo
mogelijk ongeschonden te laten komt ons aller aan-
beveling waardig voor* Want ten isten>. een gedeelte
der koek afgepeld wordende, is het gevaar voor
bloedstorüng minder groot, dan wanneer de ge-
heele omtrek afgepeld wordt of de koek doordron-
gen; ten 2*16*1. wordt door het ι hooger breken der
vliezen veroorzaakt dat nog een gedeelte van het
kindswater op de koek gelijkmatig blijft drukken
*en daardoor zelfs de bloeding mechanisch vermin-
dert ; ten 3doil. heeft nieii bij het hooger breken der
vliezen het voordeel, van gewoonlijk nader bij de
voeten te komen en dus gemakkelijker dezelve te
kunnen vervoeren; terwijl nog ten 4a°n. hierbij min-
der vocht afgeloopen zijnde , do kering gemakke^
lijker gemaakt wordt.— Hoe noodlottig hier eene
verkeerde behandeling zij , hoe ondoenlijk bijna de
keering na aflooping van het kinds-vo'cht ? zag ik
Γ                                      ia
-ocr page 293-
226 —
in een voorbeeld te Leyden. Eene onkundige
vrouw namelijk, die zich voor Vroedvrouw uitgaf,
had reeds gedurende li. uren bij eene barende
geweest, en hoewel de moedermond nog niet zeer
wijd geopend was, getracht het water te breken ;
hetwelk haar, helaas! zoo wel gelukte, dat zij
door de placenta^ die op den haarmoedermond in-
geplant was, doch hetwelk zij niet wist, aan het
lamsvocht eenen uitweg taande. Hetzelve liep dus
af; de weeën vermeerderden, en hoe meer de
mond zich opende, des te meer vloeide het bloed,
hetgeen daarenboven vermeerderd werd door de
gedurige ondoelmatige werkzaamheid der Vroed-
vrouw. In dezen toestand vond mijn zeer geachte
leermeester salomon haar en riep mijnen onverge-
telijken vriend koolhaas , wiens vroegtijdig afster-
ven wij nog betreuren , en mij tot zich om) dit
bijzonder geval bij te wonen. Weldra werd de
ware en bedenkelijke toestand van zaken erkend
en tot de keering besloten. Deze was zeer pijnlijk
voor de lïjderes, en wegens de droogte en rigidi-
teit allermoeijelijkst te verrigten. Dezelve werd
nogtans volvoerd en het hoofd nog met de Tang
verlost. Na de bevalling ontstond allerhevigste
bloedvliet, die door geene inwendige noch uitwen-
dige middelen, noch door injecties tot bedaren was
te krijgen, en weshalve de vrouw na weinige uren,
geheel uitgeput, overleed. Het kind werd dood
geboren. — Zoodanig geval was voor ons treurig
leerzaam, doch maakt ook op den jongen Vroed-
kun-
-ocr page 294-
— 227 -""
kundigen eenen indruk, die nimmermeer uitge-
wischt wordt en hem voor altijd voorzigtig in zijne
handelingen maakt.
In het bovenvermelde geval werd het kind le-
vend geboren en der vrouwe geschiedde geen leed (*).
§ 3.
Omslingeringen der navelstreng zijn geene onge-
wone verschijnselen , doch dezelve kunnen zonder-
ling zijn en zoodanig dat zij zelfs de verlossing
verhinderen of vertragen , bijaldien geene bijzon-
dere lengte hier tevens aanwezig is. Wij voegen een
hiertoe betrekkelijk geval den 83ten Aug. 179ï waar-
genomen, hierbij. Aldus schrijft mijn Vader: » Alles
beloofde bij deze vrouw eene spoedige verlossing,
liggende het hoofd des kinds met de kruin voor
den mond der baarmoeder, het achterhoofd naar
het regter schaambeen. De geboorte van het kind
volgde echter niet zoo spoedig,.als men in den
eersten opslag gedacht had, en hiervan werd de
reden weldra blijkbaar. Naauwelijks immers was
het hoofd geboren, of nevens den hals vertoonde
zich een' voet , om de welke de navelstreng eens
en
. (*) Zie J. C. BRAND, Diss. de Secundinis ausbiter ostii ma-
tricis interni adfixis.
(L. B, 1770.) en F. Bs osiaNDER, Com-
rnent. de causa insertionis placentae in uteri orijicium ex
novis circa generationem humanam observationibus et hypo-
thesibus declarata. {Gotting.
1792.) beide in SCHI.EGEL Sylhge,
Ppp. min. obstetr. Vol.
II. pag. 25 en 31.
Ñ 2
-ocr page 295-
— 228 —
en om den hals tweemaal geslingerd was. Wanneer
lucn de natuurlijke lengte van eene navelstreng
vergelijkt met de minste , welke deze omslingerin-.
gen opnemen , zal men ontwaar worden, dat de
natuurlijke lengte der streng hiertoe geheel ver-
eischt wordt en dus dat het onmogelijk is in zoo-
danig een geval de streng op de gewone wijze te
ontwikkelen, weshalve het noodzakelijk zoude zijn
de streng op twee plaatsen te binden en tusschen
beide door te knippen, om daarna de verlossing
zoo spoedig mogelijk te voleinden. Voor dat ik
hiertoe overging, beproefde ik echter of de ont-
wikkeling mogelijk was, en bevond dat dezelve
niet alleen mogelijk, maar zelfs gemakkelijk was,
zijnde de streng, zoo als bij de uitkomst bleek,
een halve el langer dan natuurlijk. — De nage-
boorte volgde, nadat het doehtenje.geboren was,
zeer spoedig en alles liep verder gelukkig af."
Het te lang zijn der navelstreng is , wanneer de
lengte niet veel van de gewone afwijkt, moeijelijk
te bepalen en ook onschadelijk. Eveneens is eene
vrij wat te lange navelstreng bijna altijd onschade-
lijk , dewijl dezelve al tot omslingeringen aanleiding
gevende, tevens de oorzaak in zich bevat van ge-
makkelijke onlwinding. Alleen schijnt zij ook nog
aanleidende oorzaak te zijn van het vinden van
wezenlijke knoopen in de streng, wier bestaan
sommigen in twijfel trekken. In eene waarneming
van hekckel, onder anderen, ging buitengewone
lengte der navelstreng met eene omslingeling om
den regier voet én een'knoop omstreeks het midden
der
(f                                                                                                                              ■ ,
-ocr page 296-
229
,der streng gepaard (*), Aan het gedeelte, het»
welk naar de moederkoek gaat, was daarenboven
een aanmerkelijke aderbreuk, {yatif.)
■ . §4,
Er is in de geheele Geneeskunde naauwelijks iets
raoeijelijker te bepalen, dan het al of niet aanwe-
zig zijn van zwangerheid. Want niet alleen dat
men hier met menigerlei ligchamelijke wijzi-
gingen , om zoo te zeggen, te doen heeft, maar
ook met den psychischeni invloed op dien toestand.
Listen en bedriegerijen worden zoo wel uitgevent
om zwangerheid te veinzen, als te ontveinzen , en
bijaldien dan ligchamelijke omstandigheden al het
een of ander schijnen te logenstraffen, dan nog
moet men hier naar zekere aangaven der lijderessen
te werk gaan, Plenk beweerde, dat de naiuur
ons de kenteekenen der bevruchting onthouden heeft,
om de in de eerste maanden meer gemakkelijke
afdrijving der vrucht tegeii 's menjchen boosheid
te beschermen (ö). Geen omstandigheid konde er
worden uitgedacht, die geschikter was om zwan-
ger-
. (*) ZieMed u Ühir. BLeob.uvd Abh. (Berlin 1779. S9.) S. 28—34,
ei) BTIEDACH Diss. de laesione partium foetus nutritioiii inser~
vientium abortus causa. (Lips.
1568) § 9. in scülecel Syl-
loge Upp, min. Obstetr. Vol. II. pag.
215.
(f) Zie Grundriss der poliz.-gerichtl. Entbindungslunde
øïç
knebel en deszelfs Grundriss zu einer ZeichenUhre der
s.es. Entbindungswissens. [Bresiau
1798.) pag. 362—418. i>RJiS·
2Sj;R de fallcicia fignorum in grqi>iditate, [Marb. 1790,)
Ñ 3
-ocr page 297-
— 23θ
gerheid te ontveinzen dan die van vrouw FERWER-
DAj zoodra zij slechts standvastigheid genoeg be-
zat, om hare rol te spelen. Vooreerst konde op
haar, zoo lang men met hare leefwijze onbe-
kend was , geen vermoeden vallen (pag. 97·):
voorts was het bij eene zóó sukkelende vrouw niets
vreemds, geene maanstonden te hebben, van tijd
tot tijd pijnlijk in den rug, braakzüchtig en wat
des meer zij, te zijn. Er werd dus aan geen
handdadig onderzoek gedacht: en dan nog hoe
weinig zekerheids geeft dit in de eerste maanden
en in de uitoefening. De kenteekenen van eene re-
gelmatige en volkomen normale zwangerheid op,
te schrijven , is zeer goed te doen, maar in twij-
felachtige gevallen te beslissen is zelfs na onderzoek
zeer gewaagd. Het is nog geen twee jaren geleden
dat ik eene vrouw onderzocht, wiens ostium ute-
rinum
niet gezegd konde worden eenige andere
verandering ondergaan te hebben dan dat het een
weinig acbterwaarts opgetrokken was'. zelfs was
de opening niet rond. Ik meende haar voor niet
zwanger te mogen houden. Doch na ongeveer
zes maanden bleek onze dwaling, daar zij van een
gezond kind verlost werd. — Trouwens de voor-
beelden van soortgelijke gevallen zijn menigvuldi-
ger, dan men meent, en alleen op gezegden of
zonder onderzoek te beslissen is altijd een waag-
stuk. Tot bewijs dient nog het volgend noodlot-
tig geval door mijnen Vader opgeteekend.
» Den 6" April 1795 kwam eene vrouw mij bood-
schappen. , dat hare zuster G. D. sedert eenen ge-
rui-
-ocr page 298-
—. 251 —
ruimen tijd laboreerde aan eene opstopping der
maandstonden dat eerst Dr. v. d. K. en naderhand
Dr. K. haar zoodanige middelen hadden toegediend,
als ter bevordering dezer natuurlijke ontlasting
noodzakelijk geacht werden, doch alles vruchteloos;
dat de lijderes intusschen al zwakker geworden was
en na geweldige pijnen te hebben uitgestaan nu op
een oogenblik eene uitzakking der baarmoeder ge-
kregen had; vragende in deze omstandigheid mijne
hulp. — Bij de lijderes gekomen zijnde, vond ik
eene oude vrouw, deze uitgezakte baarmoeder
ondersteunende * ja met geweld terug houdende ,
alzoo dezelve, volgens hare verzekering , steeds
meer en meer trachtte uit te schieten. — Het uitge-
zakte deel betastende, verwonderde ik mij over
deszelfs hardheid en uitgestrektheid, doch bemerkte
weldra, dat het een hoofd van een kind was, hetwelk
buiten twijfel reeds geheel geboren geweest ware r
zoo de gezegde vrouw niet met geweld terug ge-
houden had. ~ De verlossing was dus spoedig,
volbragt en de omstanderessen , welke de lijderes
altoos voor een eerlijk, zedig meisje gehouden
hadden, werden in hare meening deerlijk bedro-
gen. Het kind was bijna voldragen en zeer uit-
geteerd en flaauw ; door gepaste middelen kwam
het echter een -weinig tot zich zelven en leefde tot
den volgenden dag. — De moeder, welke reeds door
de opgenoemde middelen zeer verzwakt was , nam
hand over hand in krachten af en stierf drie dagen
na de kraam·"
Bij eene jonggehuwde termgzieke vrouw , van
Ñ 4
                           j wel-
-ocr page 299-
— 232 ~*
welke het twijfelachtig was of hare maandstonden
opgehouden waren , wegens zwangerheid of wegens
den algemeen verzwakten toestand, had het zon-
derling verschijnsel plaats, dat, nadat zij reeds als
overleden was afgelegd geworden en nadat bij het
sterven geen de minste teekenen van pijn bespeurd
waren, echter eene vrucht van 5 maanden kort daar-
na werd uitgedreven. Men moet dus hier aan-
nemen dat de lijderesse toen nog in een' schiin-
dooden toestand verkeerde, of dat de zwangere
baarmoeder het ultimum moriens is. En zelfs
theoretisch beschouwd is het niet ongegrond om
aan te nemen , dat, alhoewel de ingewanden veel-
al voor het laatst stervende gehouden moeten wor-
den, de baarmoeder in den zwangeren toestand
nog later sterft , het langst aan de destructie weer-
stand biedt. Het vermelde leert in allen geval-
le dat daar , waar het overige ligchaam overleden
schijnt , de baarmoeder nog werkzaam kan zijn ,
en men derhalve somtijds nog medewerking van
dezelve mag hopen bij kunstmatige verlossingen
van schijndooden ; en ten andere, dat wanneer
bij eene schijndoode nog een' bloedvliet mogt aan-
houden , men nog niet dadelijk behoort op te
houden met middelen tegen dezelve aan te wenden.
5 5.
Hiermede zouden wij deze uitbreiding ten op-
aigte der Vroedkundige gevallen kunnen eindigen,
doch voegen nog een paar waarnemingen bij , die
hier
-ocr page 300-
— 253 —
liierwel eenige vermelding schijnen te verdienen, en
anders misschien in vergetelheid gedompeld werden.
» Den 2i Julij 1795 werd ik geroepen bij dë
vrouw van J. L., welke sedert den vorigen dag iit
arbeid was en bijgestaan door de Vroedvrouw T.
Deze verhaalde mij, dat zij bij de vrouw komende
weldra ontdekt had , dat een der ledematen zich
voor den mond der baarmoeder vertoonde:— dat
die mond van tijd tot tijd verwijderd zijnde de
vliezen eindelijk gebroken waren en dat zij toen.
duidelijk ontwaar was geworden, dat het een elle-
boog en wel de regter was,— Dat door volgende
vlagen de arm geheel was doorgeschoten en de
borst in de holte van hét bekken ingedrongen ,
voor dat er eene genoegzame ontsluiting was om.
het ligchaam op te brengen en de voeten te zoe*
ken: —- dat zij eindelijk, zoodanig eene ontsluiting
daar zijnde, getracht had de verlossing op de ge-
wone wijze bij de voeten te volbrengen, doch dat
al hare pogingen vruchteloos geweest waren: —
dat zij niet in staat geweest was het ligchaam
eenigzins op te brengen, integendeel, dat hetzelve
steeds meer en meer naar beneden gedrongen werd
en nu onwrikbaar bepaald bleef. — Nagedaan,
onderzoek bleek, dat de ligging van het kind
door dé Vroedvrouw wel bepaald was en ook dat
het kind met de geheele borst zoodanig in het
Meine bekken was ingedrongen, dat er geene be-
weging in te krijgen was. Verders waren er alle
teekenen van een dood, ja reeds door verrotting
aangetast kind, zijnde de stank bijna ondragelijk.
Ρ 5
                                    Ik
-ocr page 301-
_ 234
Ik stelde herhaalde pogingen in het werk om hét
kind te keeren, doch geheel vruchteloos 5 -«· het
was in het eerst volstrekt onmogelijk eenige
verplaatsing te weeg te brengen, eindelijk ech-
ter gelukte het mij mijn hand langs den arm
en schouder van hét kind wat verder binnen
te brengen, en toen ontdekte ik, dat het schou-
derblad met deszelfs onderste punt door de alge-
meene bekleedselen uitstak. Zonder moeite bijna
.verwijderde ik met den vinger die opening der
huid en bragt het schouderblad geheel schoon,
zonder eenig aangehecht vleeschj naar buiten. Uit
deze ontdekking besloot ik, dat zoodanige door-
boringen der zachte deelen van het kind meer
zouden plaats hebben, en dat het raadzaamst was
het geheele kind bij gedeelten af te halen. — Ik
trachtte derhalve eerst de naar buiten uithangen-
den arm van het ligchaam te scheiden en verrigtte
zulks gemakkelijk , zonder eenig snijdend werk-
tuig noodig te hebben. Verder ontdekte ik , dat
insgelijks het ander schouderblad door de lmïd
uitstak en bragt hetzelve even als het eerstge-
noemde , naar buiten, waarna het niet moeijelijk
viel ook dien arm van het ligchaam te scheiden
en af te halen. Hierna werd ik ontwaar dat langs
de ruggegraat alle ribben door de bekleedselen uit-
staken en bragt deze één voor één zeer gemakke-
lijk uit. Dit verrigt zijnde onderzocht ik zoo veel
mogelijk het overige kind of er meer beenderen zich
eenen weg door de huid gebaand hadden, doch
ont»
-ocr page 302-
— 235 —
ontdekte, behalve eenige wervelbeenderen der rug
geene. Deze ook uitgehaald hebbende, bragt ik
door eene opening in de bekleedselen des rugs eenen
vinger in en bestuurde daarmede het kind zooda.
nig, dat de billen naar den mond der baarmoe-
der gekeerd werden: en aldus werd de verlossing
volbragt. Dit overige gedeelte des kinds konde
wegens de verrotting naauwelijks aan elkander han-
gen } gelijk ook de nageboorte, welke bij stukken
volgde. — Het kind was een jongetje.''
»De kraamvrouw bleef in de twee eerste dagen
naar de plaats gehad hebbende omstandigheden
welvarende , doch 's nachts daaraan werd zij door
eene hevige koorts aangetast en stierf den derden
dag tegen den middag. INaderhand verhaalde men
mij j dat de kraamvrouw 's avonds voor haren dood
alleen zijnde , was opgestaan en koud water ge-
dronken had; hetwelk tot eene zoo schielijke
verandering aanleiding kan gegeven hebben."
Het zoude onzes inziens belangrijk zijn, te we*
ten y of er bijzondere omstandigheden beslaan,
waaraan men naderhand zoude kunnen beslissen,
of eene vrouw van een dood en verrot kind be-
vallen was, dan of eéne verrotting buiten 's moe-
ders ligchaam hebbe plaats gegrepen. Zoowel een
naauwkeurig onderzoek des kinds, als der moeder
ware in dergelijke gevallen wenschelijk: de aard
der kraamzuivering zoude hier b. v. iets kunnen
afdoen, enz. Immers zoude in de gereglelijke
Geneeskunde dergelijke kennis te pas kunnen ko-
men ,
-ocr page 303-
wmmmÊÊBBBemammammem
256 ·—
men, wanneer eene vrouw van een kind, als bo-
ven beschreven , bevallen zijnde , na eenigc .dagen
van kindermoord beschuldigd werd. Althans dit
viel ons zoo in de gedachten en het is onder de
jjiogelijkheden.
... .           I 6·
» Den i4: Augustus 1,795 , \yerd ik door den
Heelmeester ype reen van JVinsum, verzocht al·
daar bij eene vrouw te komen , welke door een
annulus, tot ondersteuning der uitgezakte baar-
moeder binnengebragt, geweldig leed en het uit-
brengen van dat werktuig verlangde. Bij de lijde-
res gekomen zijnde , verhaalde zij, dat nu bijna
vier jaren geleden de Heel- en Vroedmeester P.
van H. haar, aan eene uitzakking der baarmoeder
lijdende, eenen ring had binnengebragt, doch met
veel -moeide, zijnde bijna een uur daarmede bezig
geweest. De ring was, zeide zij, ter groote van
een teeschoteltje. Na dien tijd had zij altijd ge^
weldige pijnen geleden en dan eens aan eene op-
stopping der pis, dan eens aan eenen beletten afgang,
ja dikwijls aan beide tevens gesukkeld : het een en
ander werd van lijd tot tijd erger en nu was de
pijn bijna ondragelijk, terwijl zich gedurig een
stinkend vocht door de scheede ontlastte. Bij bet
onderslaan ontdekte ik de ring boven in het kleine
bekken en. verwonderde mij over deszelfs uitge-
strektheid, waarmede de geheele omtrek van hef,
bekken gevuld was, zoodat het geenszins vreemd
scheen ,
-ocr page 304-
— 2% —
scheen, dat afgang en pis zoo dikwijls in derzelver
ontlasting verhinderd werden , noch ook dat de
Vroedmeesler veel moeite gehad had om den ring
binnen te brengen. In het midden des rings ont-
dekte ik een gat , groot genoeg om eenen vinger
door te laten , hetwelk doende beproefde ik het
uitbrengen des rings, doch vergeefs. Eindelijk
bragt ik door het gemelde gat eene koord en liet
de Heelmeester reen hieraan voorzigtig trekken ,
terwijl ik met de hand in de scheede den loop des
rings bestuurde en op zulk eene wijze gelukte deze
verlossing." — De ring was vier duim in zijn' mid-
dellijn , dus gelijk aan eene gewone wijdie van een
vrouwen-bekken.
Na deze kunstbewerking bleef de uitvloei-
jing van een stinkend vocht uit de scheede
voortduren , de krachten , welke reeds toen gering
waren, verminderden steeds, ofschoon men verster-
kende middelen toediende, en de dood maakte kort
daarna een einde aan dit lijden.
Dit geval leert ten duidelijkste hetgeen BACO
Verulamius zeide : Jnstrumenta non grandissimai
sed aptissima opus perficiunt.
Einde.