-ocr page 1-

J ο Η, van Β Ε ν Β s. νν ϊ ϊ C κ $
Vcrvoigh van de

HEEL-KONSTE,

Verhandelende

Wonden, Gehardtheydt, Oorfpronck

van Bus-poeder, endc Gefchut,

Kout-vyer, Ontleden, cnde
gebroke Beenderen.

Θ

lili:

Met alderbandeHifiorien verlubt.

«

τ AMSTERDAM,

Gedruckt in't laer onfes Heeren, i6$i

imi

-ocr page 2-

Ck recht hier op het laetfte, de twee
Uoornaemfte vruchtea van den
iOorlogh, te weten de Wonden,
!endegebrokeBeenderen, Vruchten
diealtijdttijdigh, ende wel begeert
zijtij want al de Werelt daerom uyt is, ende met
^velckers Lidt-teyckenen, oock van de alder-
grootfte, als metEer-teyckenen, ghepronckt
vvert.' Sulcks is aerdigh aenghewefen van den
Latijnfchen Poët
Sidonim Carm, 23. in defe
verflTen:

•--Nonhinc videare fortetarpü,

^uod ΐΐ machina crebra perfomvit,
JSIamque in corpore fortmm virwum
Laus εβ ampiwr, amplior cicatrix.
In caflris Marathonm merentem
Vnlnm non habuijfe grande probrum (β,
Inter Pnhlkolas mann
fereces
Tfunco Mutius emimt lacerto.
Valium Ciifarü opprimente Magnoj
Inter tot facies ab hofle tutas,
LtHfcpis ScdVa fait
magi-s decornsj
Lam efi ardm-i dura fuflinere»

Defe Eer-fucht klimt foo hoogh ia dehoogh-

hertige, ende ftrijdtbare Krijghs-luyden, dat fy

haerdickwils, felfsoock buyten noodt,begeven
in de ghevaerlijckfte plaetfen; alvvaer dan fom-
mighe in plaetiè van een
Marqué d'honneur, foo
veel ontfangen,dat fy ftervende
au Liil d'honneur
(ghelijckde ΡΓ3ηςο1ί0Ηεα dat noemen) in haer
leer jaren blijven ; andere komen t'Huys vol
Wonden,ofte fbnder Arm,endeBeenjeenighe
blijven al haer leven Lam, ende Verlemt. Hier
voren plachtmen,de gheheele Werelt over, met
Pijlente fchieten, waer op oock
hier te Landt
de Doelen gefticht zijn, gelijck ick noch in mij-
'ïen tijdtghefien hebbede Borgershaer oeffe-
^en met Handt-bogen,Voet-bogen, en Kruys-
^ogen : maer
het Bus-poeder, Builen, ende Ge-
schut opkomende, foo is bet ander, als gantfch
gelijcke kracht hebbende, allengskens in on-
ghebruyckghekomen,ende tenlaetften geheel

Gunftige Lefer.

verdwenen. De gheeftige Poët ^.,ίοβα, verfiert
in fijnen Orlanao funofo. dat een Buffe, ten tijde
van
Charlemagm, foude gheweeft zijn by C--
f/ίοβα, Koning der Vriefen j maer
datfe bern be-
nomen is, ende in Zee ghefmeten door Orlando
als oordeelende defelve, tot verderf desMen-
fchelijcken geflachts,doordeDuyvel gevonden
te wefen. Ick fal uyt
Canto J>. hier fijn veriTec
ftellcn:

l^on volfe porre ad altra cofamane
Fr α tante è tante gmdagnate fpoglie
Se non aqnel tor ment Oy chabbiamdetto
Ch'al fdmine ajfmtglia in ogni ejfetto»

O maladetto, 0 abomimfo ordignoj
Che fabncato nel Tartareo fondo
Fofii per man di Bel'^bu maligno
Che rmnar per te difegno il mondo
Α l'infemo,onde(ifiifii,ti rajfigno^
Cofi dicendo lo gitt'o,in profondo,
11 vent O in tanto k genpme vele
Spinge α la via del'Jfola crudek.

Defelfde Αγίοβο klaeght Canto i r. dat die ΒαίΓε,
langen tijdtdaerna,van een Duytichen Toove-
naer, wederom uyt den grondt van de Zee is
opghehaelt: ende daer door te gheichieden,dac
de Vromigheydt in den Oorlogh gheen plaets
meerder en heeft, dewijl oock de alder-ftrijdt-
baerfte van de alderbiootile konnen doodtghe-
fchoten werden: waerom hy de vervloeckte
ziele van dien Vinder, oock fet by den ver«
vloeckten
fadas, in den blinden afgront,

Cometrovafli,o fcekratatè hrutta
1 nvention mat loco in human cmre ?
Ter te la miUtar gloria è difirnttai
Tur te il meflierde l'armee fen7a ïom-e
Ter te è tl vahre, i U virtn rtdutta,
Che ipejfo par del bmno tl no wrghore
^onpj» k gagltardia, non pit^ l'ardirc
^ertepuo m campo al paragon veniv

-ocr page 3-

4

Ter te fm gai, é· anderan fitterra
Tanti Signoriy ê Cavallivri tanti·.
Prima
che βα finita ejnefla guerra,
Chel mondo, ι»αγΜι halia
ha mojfo inpi^nti
Chesioptho detto^ildetto mio non erra,
Che ben fli il pin crHdele,è U pi» di qHanti
M ti ffiro al mondo iyigegni empii,è malignif
Ch'mag:n)> β abomimβ ordigni.

Et crederotche Oio, perche vendetta
Ne fta in eterno, nel profende chiuda
*I>d ciejfo ^hijfo qnella maladetta
^nima apprejfg al maladetta Giud^*

Dan hoe,Wanneer, ende door wien, het Bus-
kniyt, Buflèn, ende Gefchut ghevonden is, wett
in dit Boeck aengewefenj als mede,
of de Oaj'
vel de fijne daerteghen foo kan harten, dat de
Kogels vanhaer lichaem, fónder cenigefchade
komen af te rollen. Wat vorders hier
verhandelt
wert, fal het volgende uytwijfen. lek ben by het
algemeene gebleven,ende niet
tot de byfondere
DeeIenghekomen,aIfooiüIcks na dickwils
veel andereghedaen is, felver oock by T^r·^*
met uytbeeltfel van het werck-tuygh. Eni^ehief
mede
beiluyt ick na, niet alleen de Heel-konfte»
maei al 'tgene ick van de Mediξψe befchreve»

J/aert V)^^·


-ocr page 4-

Joh. van Β ε ν ε R w i i c κ s

DERDE BOECK,

VAN DE

WONDEN

l'liii

Het cerfte Capittcl.

iWoN DENS oudtheytyengemtenhejh
X BeiKftnitt^e i» verfcheyde Talen 1
3 Befchrijvinge,
^ Vtrfcheydtnhejdt,

Ooïfaken,

6 Ken-uyckentn,

Voer-tr^ckeiten,
ί Otnefingf,

9 MmitrtvanLtvta.

I

Nder alle dc Deelen der
I Genees-konfte en is by de
Schrijvers van geen ouder
) gewach gemacckt, als het
welck dc Wonden betreft.
jEfculapius, de vinder, ofte
aldjdt de voott-fetter, ge-
i lijck Cellus feydt, defer
' Konfte.enfijn SoonMa-
chaon werden daer over
S^eïoemt van den ouden Grieck Homeius, als oock
andere Poëten Dan vry wat ouder is noch de ramp-
ial^e Wonde van Abel.

En gelijck onder de uy terlijcke gebreken de Won-
den wel voor de oudtftegerekent werdeSjfoO zijnfe
Oock wel de gemeenfte, dewijl het in de werek niin-
tMertneer aen twift, ghelijck alteede aen_gheroert is.
Ontbroken heeft, dcwelcke dan oorfaeck ii, dat niet
dleen byfondere malkander grieven:maer oock Ko-
ningen,ende Prinsen door Oorlogh haer volck doen
om-brengen. Het wclck by haer als een nootfake-
Kjckefake op-genomen wcrt. Keyfer Karei komen-
de door Vranckrijck, om dc oproerighe Gentenacrs
ftillen,fey de tegens den Koningh Fran9oys den I.
dat fy wel moeften Oorlogh voeren,ofte dat anders
haer eygen volck tegcns haer ibuden Oorlogen. Soo
Schrijft oock deRomcynfche hiftory-fchrijver Cur-
tius in fijn β. Boeck dat om de faeck niet in oproer
brenghen, de rufte met Oorlogh moeft gebroken

wwden.By den Voor-feggerEfaus wert de Koning

yaurtffyrïen ggj, Scfaeei-mes gen£>emtj«» fo fi«tmcn

noch huydenfdaeghs door geheel Chriften-njck het
quetfen foo jammerlijck gemeen maken, als het was
in de Borgerlijcke Oorlogen der Romeynen,daer de
Poët Lucanus van fchrijft in fijn 2* Boeck.

^isfmt ille dies, Marius quo mania viSior
iorripfiit? qmntoi^ue gradn morsfdvacucttrrit ?
NohÜitas CHmpleleperit, lateqne vagatur
Snfis·, & α mllo revocatum eflpeBore ferrum.
Stat cruor in tmplis, mtiltaquerebentta c<iide
Liérica faxa madent,

^ Het gene de Griecken Trauma, dat is fo veel als
Quetfure, noemen de Latijnen
Vulms,ei\ ?lagA,V!z.tt
in evenwel van weghcn de diepte onderfcheydt ghe-
maeckt wert by d'HeereSalmafius in % Exerc.PJia.
Dan fulcks wert wei uy t-gebeelt by den Poët Virgi-
lius in 't 4. Boeck van de Landtbouwiftge:

f---------plagifque pmmptum

Tunfa per 'mtegram folvmtur mfcerepelktn.

Dit woordt PUga is oock in deTalen,die van het La-
tijn afgefcheurt zijn, gevolght, gelijck in Italiaenfch
PiaghaM Spaenfch L/aga,en in Fran^ois P/aye-M de-
welke mede anders een Wonde genoemt wert
Ferita,
Herita,
en Ferite, na het Latijn Ferire^.dat is^flaeB.ofte
ttooten. Kilianus ftelt, ons Nededants
Plaegh mede
in Etymol. vooreen Wonde j dan dienaem werdt
ruymer genomen voor alderley ongeval. Ende dit ia
foo veel de benaminghe aengaet
: wy komen tot de
beichrijvinge.

3 Wonde is een verfche ,en bloedige openingein
een facht Deel, veroorfaeckt door uyterlijck eewelt
van Vallen, Slaen, Stooten, Steken,Schieten,ofBij^
ten j fomtijdts de werckinge van het gequetfte Deel
belettende, fomtijtsgantfch wech-nemendc

Om den aert, en nature der Wonden, in defe be~
fchiijvinghe begrepen, wel te vetftacn ' fal ick haer
Deelen ontleden.

Voor-eerft hebbe iek gefeydt, defelve re zijn, een
verlcbe, en bloedige openinge, en die door uyceriijck
^ewelt veroorfaeckt ^ om onderfchey t te fteilen tuf-
khen een Wonde,cnceji ükus.ofSweringe.Want als

■r» "u 1

doos


-ocr page 5-

é J. V. B E V Ε R W Y C Κ S

door eenigh ghebreck van binnen in 'c lichaem, van
wegen fcherpe ende fwerende vochtigheyt.van buy-
ten een gat uyt-berft,ofc eesi Wonde foo lange ftaet,
cnds vervuyic, datfe aen'c Swerenraeckt.en de Etter
het Vleyfch in-eet, dan en vvcrdc defelve niet voor
een Wonde, maer voor een Sweringhe gerekent by
de Arabiers, en nieuwe Heelmeefters.daer de Griec-
ken tuifchen die twee namen gheen onderfcheyt gc-
Biaeckt en hebben. Soo feggen oock de Latijn fchc
<51οίΓεη:
Vlcus, Vulnus, Trauma.; en onfen Erafmus
fet
Helkos oKtFulmu,in fijn Adag. Noch nader gaet
Fallopiusin'c 3. Capittel van fijn Wonde-boeck, als
hy wel fchcrpelijck dit onderfcheydt maken beiiipt.
Dan my dunckt dat aen de benamingc weynigh ge-
leghen is, en dat in alle geval 't gefeyde onderfcheyt
^een ondienft en kan doen.

By een facht Deel verfta ick van binnen al het In-

ehewant, van buyten de Spieien.en 't gene dcfelvigc
ekleet, als haer Velleken.of Rock.Vlcyfigh vliefch,
Vet, Huyt, en Op-huydeken.

Kleyne Wonden , die niet diep in cn gaen, noch
gern voornaem Deel en raken, doen weynigh hinder
aen de Werckinge van het gequetfte Deel: aiaer die
haer wijt en diep verQjreyden, alfoo, door het af-fte-
■ken van de Aderen, cn
daer uyt het Bloeden, de na-
tuerlijcke wermte met eencn vervlieght, foo werdc
daer door de gematigheydc van het Deel nootfake-
lijck verargert, ende alfoo belet,dac het fijn voedtiêl
niet te recht en kan gebruycken, noch wel verteren.
Waer door dan in 't felve Deel meerder overtollig-
heyt, als de nature gewoon is, vergadert werdt; het
Welck de oorfaeck is, dat de Etter niet in 't beginfel
van de quetfinge,maer eerftdaerna,te weten,ontrent
den vierden dagh ghemaeckt en werdt; als wanneer

rta --------t-------- - I -- I- - -------L

—wcii-Miigc vciiiiilucii. xicn gC-.

wonde Huyt en kan de ondetfte Deelen niet bedec-
Jcen, een door-ghefneden Buyck-vliefch niet de Dar-
men, Het Hoornigh
-vliefch gequetft zijnde,en kan
«iet befluyten de Ooghs-vochtigheden. Als Aderen
ende Slagh-aderen af-gefteken werden, foo moeten
fy het Bloet.met de levendigeGeeften laten uyt-loo-
pen. Door-fneden Zenuwen en konnen niet behou-
^n de zielijcke G heeften. Hier door werdt dan de
Teringhe verhindert, 't Geficht belet, voedtfel ende
bewcginge benomen. Op defelfde maniere gaet het
aiiet andere Deelen.

4 De Verfcheydenheydt der Wonden blijckt
voor-eerft uyt den aert, ende de gheicgentheydt van
het Deed, dat gequetft is ^ zijnde het een fachter, als
het anderj het een uytwendigh, het ander innerlijckj
fommighe voorname, andere daer minder aen gele-
gen is.

Ten tweeden wert dit onderfcheyt getrocken, uyt
iiei ejghen wefender Wonden, te weten,dat eenige
enckel zijn, daer niet anders by de openinghe is; an-
dere getnenght met Brandt,
Rofe,K.nutlinge,Kout-
vyer, ende dierghelijcke ; ofte daer K-oortfe, Biuedt-
ftortinge. Kramp,ofte yet anders toc-flaet; daer een
Been by ghebroken, ofte ontledet is j als oack daer
hem quaden aert by voeght, het zy dat de Won«c
gegeven is met een vergiftigh Geweer, ofte datfe va"
eenigh boos Menfche, raienden Hont, ofte
een ve-
nijnigh Beeft gebeten is.

Ten derden vallen, van weghens de ghedaente,
Wonden groot ofte kleyn, even door het vel, oft®
diep,nauw ofte wijt, recht ofte krom, langh of ront·

y Een Wonde werdt vcroorfaeckt door al bet
ghene fcherp is, gelijck alderhande Geweer, als oocK
door Vallen, Slaen, Bijten,ende Schieten^ het zy het
laetfte met Pijlengefchict,eelijck hier voortijdfsge-
woonlijck was, ende noch xn Indyen, ende eenig"®
andere plaetfen gebruyckelijck is, ofte met Koge'^'
gelijck nu meeft door de geheele wereldt in fwangü
gaet,

6 Op de Ken-teyckenen en is niet veel te fcgg«"?
dewijl een Wonde defelve mede-brenght. Docb ai
is 't, dat de openingh de ghequetfte plaets wel va"
buyten in de Huyt vertoont, foo en vak
evenwel
licht niet re onderfcheyden, wat Deel van bin"^"
ghequecft is, als de Wonde diep door-gaer.
De ken-
nilfe daer van werdt genomen uyt de gelegenrbey^»
ofte de leger-plaets van het Deel, de befchade
kinghe, het gene de Wonde uyt-geeft,en uyt de toe"
vallen.

Wat het eerfte belanght, als een Hooft diep g^^'
quetft is, foo machmen wel dcncken dat de V/o""
tot in de Herifenen fchiet; als yemandt dwers doo_
de Borft ghefteken is, dat de Longhen gerocht z")"'
wanneer defteeck diep in den Buyck
gaet,dat da"
Darmen, of de by-leggende Deelen den
fanghen hebben. Indien door een Buyck-woiw^ "
Darmen uyt-fchieten , fuicks beteyckent, dat
Buyck-vliefch, als defelve bekleedende, is door-g^__

fneden. En fois't voorts met andere Deelen, we' '

kers leger-plaets elders is aengewefen, .-„^

Ten tweeden toont oock de verhinderde
ge,wat Deel datter gequetft is. Indien IL·^

valkn.gefteken.ofte getrapt zijnde,fijn root,cn Dio
digh Water niet en konde houden, 't felve
reycken wefen, dat de Sliiyt-fpier van de Bj?^® ?f,jet

kreuckt was, ladiendoor de quetfure het Ι^^^ ge-
en kan beweeght werden, fuicks beduyt dat ae
nuwengetroftenzijn, jg

Ten derden, wat aengaet het gene uyt y
komt^ als fukks in een Buyck-wonde Gijj ^.
duyt quetfinghe in de Maegb, ofte dunne Dar^ '
als het Kamergangh is, in de dicke Darmen j W ai «
in de Blaes, Wanneer uyt een Borft-wonde L·»
berft, fuicks is een reycken dat fy door-gaet, en

wel lichtelijck dè Longhen ghequetft heeft, üjJ ^


-ocr page 6-

VER VOLGH. VA

Ader, ofte Slagh-ader af-ghefteken is, vertoont het
Bloedt: alfoo het uytdeSlagb-adetsalfpringcnde
voort-komt, oock dunder, en rooder is, als dat uy t
de Aderen loopt.

Ten vierden,werden noch Ken-teyckenen getroc-
ken uyt de toe-vallen,gelijck groote Pijn, met trec-
kinge der Leden, terftont op de quetfuere volgende,
beteyckent, datter een Zenuwe gerecht is.

7 Wy komen tot de Voer-teyckenen , daer feer
Veel aen gelegen is, en die daerom van ons wat wijt-
loopigh fullen onderlbcht worden.

Het ghevaer van een Wonde ftaet af te nemen foo
uyt de gelegentheydt van de Openinge . als van het
gequetfte Deel.

Hoe dat het Deel voornamer.en de Wonde groo-
ter en dieper is, en quader gedaente heeft,hoe her ge-
Vaer grooter valt. Derhalven zijn de Wonden, die de
binnenfte Deelen raken, feer fcrgelijck.dewjjl het ge-
bruyck van defelfde Deelen fct lichaem niet mif-
fen en kan, de Heel-middelen nauwlijcks foo verre
en konnen ghebracht werden, en de uytcerlijcke be-
kleedende Deelen oock nootfakelijck moeten fwaer-
der gequetft zijn.

Vleyfch-wonden die niet diepen gaen,en hebben
gheen fwarigheydt, 'ten zy datter een Meefter over
«wtnt, die de fwarighey t mede-brenght. So fchrijft
D/. Foreft
6. ObiT Chir. i. van een Kint, dat in fijn
Bil met een mes niet diep gequetft zijnde, een Boe-
ren-meefter kreegh, die uyt onervarentheyt 't Kout-
^yer in de Wonde meefterde, waer van het Kindt
ftorf. Soo kan oock by een ongheachte quetfinghe
^»el yet onverwachts vallen,dat de door veroorfaekt.
Het gebeurde te Leyden,doen ick daer ftudeerde,dat
fcker Student,mallende met een dochter, van defelf-
de met een fpel in de Muys ghefteken werde, waer
t^flaende een Onftekinge met groote Pijn,daerna
Kout-.vyer,ten laetften de Doodt volgende. En
lek weet dierghelijcke meer-malen gefchiet te zijn.
Uan hier foudemen moghen feggen, datter een Ze-
nuwe gerocbt was; als mede in 't volgende exem-
pel, befchreven by den Cardinael Bembusin het ii.
«oeck van fijn Veneetfche hiftorye. Aloifius Portus,
eydt hy, een jongman van fonderlinge fterckte en
Vromighey t na dat hy hem ftoutelijck midden on».
der de vyanden begeven. ende defelve al in de vlucht
geflagen hadde, kreegh door een van defelvige foo
Weyne quetfuere m den Hals, ontrent de P^fen, dat
Degen nauwhjcks door het Vel gingh, viel niet-
temin terftont beroert van'c Paert, ende en konde
nimmermeer wederom te recht komen; Doch al
fcörijtt Bembus, dat dequetfuete nauwlijcks door
net Vel en gingh, foo en heeft de beroertheydt daer
Ji'et konnen over komen, fonder dat de Zenuwen
^uden befchadight wefen. Maer fulcks en heeft
geen plaetsin een lichte, ende evenwel doodelijcke
wonds, verhaelt by een ander Itaüacnfch Hiftory..

Ν D E WON D Ε Ν. f

fchrijver lovius in Elog. alwaer hy fchrijft, hoe
Petrus Gravina, gaende na den middagh in de fcha-
duwe wandelen. Tiem een Caftanye mlt haer fteke-
hghc fchorlfe even op het B«n viel. ende dat hy die
plaetfe wat krouwende, de Koortfe kreegh,en ftorf.
Adeo enimfiibtiles cauffas fata inveniunt, cum ëx decret'a
urgent,
gelijck lovius beQuyt.

De ghene , die de Blaesdoor-fteken is, ofte de
Herffencn, ofte het Herte, ofte het middel-rift, ofte
een van de dunne Darmen, ofte de Maegh, ofte de
Lever, dat is doodelijck, fchrijft Hippocrates in de
i8. Kort-bondighe Spreucke van hetfefte Boeck.
Maer doodelijck verftaet hy op verfcheyde plaet-
fen, ghelijck ghemeenlijck ghefchiet, ende hier ley dt
hy fijn felven uyt Coacar.
fog. alwaer hy feydt, dat
de ghequetfte mceftendeel van foodanighe Wonden
fterven, ende voeght daer noch andere by, te weten,
van het Ruggen-Morgh, de grove Aderen, de Mro-
ten-ader, de Longen, en binnenfte Zenuwen. Welc-
ke Deelen wy nu allegader vervolghens nader lullen
gaen ontleden.

Wat de Herifenen belanght; die Wonden ftdc
Hippacrates meeft doodelijck, doch en gaet altijdt
niet vaft. Want men fiet alle daegh, datter vele van
door komen, ja oock die van den Morgh felve door
de Wonde quijt werden.
Soo fchrijft Fallopiusin t
4. Cap. van fijn gemeite Boeck, dat yemant te Fer-
rara, in 't midden des Winters, van de Herifenen af-
genomen is de groote van een Ganfen-ey, die even-
wel genas.Diergelijcke hebbeick medeeertijdts
ge-
Gen
te Bononyen, ontrent Ferrara,in een Edel-man
van Verona, gheluckelijck heelen door mijn weerde
meefter Bartoleti. Het felfde getuygen Guido,Gar-
pus,en andere Heel-meefters,te
fien uytde exempe-
en vergadert by Schenckius i. Obf. 40. en 42.. By
dewelke ick om fijn vremdigheyt noch een fal doen,
feer onlangs my
voorgekomen ; hoewel het foo wei
nietuyt-gevallen is. Een Kint van fes jaren, viel een
ftock met fijn eynde vlack nedet op de llincker zijde
van't
Hooft,welcke val even fo groote breuckin de
Pan
maeckte, als het hooft van de ftock groot was.
In'i eerfte quam dooreenkleyngaetjenallencks-
kens her Breyn uyt-puylen, ghelijck voos Vleyfch,
tot dat het, op de groote van een balleken^ van felfs
af-viel,en wederom van nieus uytgroeyde.Terftont
na de quetfuere v/erde het kindt in dejechter zijde

getrocken (dc oorfaeck is by Laurentius na te fien.
in Anat.) .daerna in de üincker zijde beroert,en
doen
wederom ghetrocken, totdathetopdenvijfthicn-
dea dagh ftorf. Het Bcckeneel was meeft .van Heri-
fenen uyt-gheput, ghslijckmen, fonder verder ope- ■
nen, door de Wonde, mee het fcheyden van deghc-
knutftc, ende gbemoifelde beenderkens, ghenoegh
konde fien. Seer wel heefi: Celfus,
ende na bem
Fallopius, ghefeydc, dat de
Wonden der HerHènen
nict.cnckelijck de Doodt mede ea bienghen, rnaer

alken.

'm

1

m
«

m

14''

ïii
5 i) η

li


-ocr page 7-

2 ® J. V. Β Ε V Ε R W Y C Κ S

allcenwatmeerliaergrent-veftghequetft is. Want
alfdan wen hcï beginfel der Zenuwen gefloten, hec
zy door verftoppinge, het zy door toe-drucken,hct
zy door af-fnijden, cnde foo fterfc de Menfch dan,
ais van een Popelfy, door belet van toevloeyingh
<ierGeeften, ofte van treckingh der Zenuwen (ais
defclve gheprickelt werden) die geftadige pijn, wa-
ken , flauwte, ende korten adem verwecken, waer
door de gequetfte ten laetften komt te fticken. Het
felfde gefchiet oock wanneer het Bloet,uy t fijn Va-
ten geborften zijnde, in de HeriTencn bederft, ende
verrot.

Dit doen de Wonden, op wat manier, ende door
wat wegh, 'tzy door het Beckeneel, 'c zy door de
Oogh-kaffe, ofte anders, fy tot in de HerlTenen ra-
ken. Aenmerckens-weerdigh is de ghefchiedeniflè
van
Henrick. de 11. Koningh van Vranckrijck, ver-
haak by deFran9oifche,ende andere Hiftory-fchrij-
vers. Maer noch klaerder by
Paré, die daer over
gheweeft is, in fijn 9. Boeck endecapittel. De
Koning loopende in tournoy-fpel tegen den Grave
van Montgomoieri, kreegh van de gebroken, ende
ghebrijfelde fpere een Wonde boven fijn Wijnbrau-
wen, in de Vleyfighe Huyt van het Voor-hooft tot
den kleynen hoeck van 't Oogh, ende vele fphnters
in het Oogh felve,
't ghebcente ronts-om heel blij-
vende. Den negenden dagh geftorven zijnde,is be-
vonden, in het Deel teghen den Slagh ftaende on-
trent het midden van den Winckel-naet, tuflchen
het dicke, ende dunne HeriTen-vliefchjeen menichte
Bloedtihet weick aidaer verrottende,ende de Herf-
fenen bedervende, fonder twijffel oorfaeck ghe-
weeft is van des Koniftgs doodt. Diergelijcken on-
gheval is gheluckiger uy tgevallen in
Franfo» de Lor-
raine,lienogh
van Aumale. Defe (ghelijckdePre-
fident
de Thou fchrijft, in het eerfte Boeck van fijn
Hiftoryej werdein'tfchermmferen, met een fpies
geileken in fijn Kaeck onder 'trechter Oogh,waer
op de fpies quam te breken, foo dat het yfer met
anderhalf voet van 't hout in de Wonde ftekende,
uyt-getrocken moefte werden-het welck hy,fonder
eenigh teyckenvan pijn, uytftont,ende, buyten ho-
pe ckrHeel-meefters, van die fware Wonde ghe-
tias.

De Wonden van het Rugghen-morgh, alfoo het
felve een af-fetfel van de HeriTenen is, moeten in
gelijcken graed geftelt werden.
Sennerms vevhadt
van een Vleyfch-houwer,die de Oifen niet en kuyf.
den, maer met een kleyn Mesken in den Neck
ftack, waer van fy terftont in fuyffeiingh ter neder
vielen.

Het Herte (feydi Avkenna) en kan geen openin-
ghe, noch fwelhnge.fo lange 't leven duyrt, verdra-
gen .Bewi'wwitó verhack evenwel
de Ahd morb. €α»β.
6<!. eenghenefente nebben, die in't Herten-vlies
f'twe]ckP/»«iWil.Nrfi.37· teghenis) ghcfteken
was. Dan daer en was het Herte felve niet gbe-
raeckt. Anders houden het alle de
Genees-meefteri
daer voor, dat de Hert-wonden oneeneeflijck zij";
ghelijck de Poét Ovidius oock feydt, i.
dePonto
dat, al quam den god Efiulapiw, met fijn heyligh®
Kruyden, hy evenwel geenfins de Wonden van be^
Herte foudekonnenheelen,

JJl·

uifferat ipfe licet facras Epidaurius herbast
Sambit mlU P'Hlnera Cordü ope»
Ende niet alleen dat foodanighe Wonden onghi"
neeflijck zijn, maer fy brenghen ghemeenlijck p®
doodt voor haer. Het wfelck niet vreemt en
Want dewijl het Herte den ooripronck, ende dff
fonteyne is van de natuyrlijcke warmte , ende If'
vendighe gheeften, (waer in ons leven beftaet) djC
terftont in 't quetfen vervlieghen, foo en konnen o®
andere Deelen van 't Lichaem het minfte bv baei'
felven niet beftaen. Behalven noch, dat het'Blo®"
met fulcken geweldtuyt-berft, dat het de Long®"'
ende ,'t Herte door fijn menichie οverftolpt,
alfoo den gequetften doet fticken. Fernelius fc·"·?^ „
f
. Pathol. 12. dat de Hert-wonden, als fy niet
in de holligheden en gaen, niet terftont om en bf®"
ghen. Soo fchrijft Braflavolus over de gfiet"® L
Spreucke van Hippocrates, een Vereken
hebben, dat in den tip van 'tHerte gequetft J
noch at, ende een uyr leefde. lacotius o^f'rja
Coac. feydt van een Hart, dat laneh een pijl
Herte gedragen haddc; 't welck Vega over Ga'' /
de loc. aff. mede beveftight; gelijck lui. Alexan^J^
nus, van een Haes, die midden door de Borft
het Herte ghefchoten was. Wanneer de Wo" ^^
fchrijft Galenus
6. Aphor.18. ende f. de loc. af·
maer in 't Vleylch van 't Herte is, foo kan de
quetfte noch wel een nacht overhalen, dan
evenwel fterven. Soo feydt mede de
gemelte
dius van kleyne Hert-wonden 12. Meth.

' parvo Cor Vulnere Ufumj
Corpore mm toto, ροβ tela ednüa, refi'^ ' ^

Maer, feydt Galenus, van een Wonde, die ^jide
gaet, moet de gtiequetfte nootfakelijck op ï· j-j^ef
voet fterven ; infonderheydt by aldien de '''bet
holligheydt gequetft is. Want uy t defelve
heetfte, ende fijnfteBloedt, met fijn ovcr

natuyrlijcke warmte door de Slagh-a"® pgj^o-
het geheele lichaem krachtelijckgefp^"V jnetee»
ningh van Vranckrijck, de 1]· -rAeeode

Mesmoortdadigh gefteken tuflchen de vj)'" ^^^^
fefte Ribbe, ende daer mede de aderige ^^^o
tot op het flincker Oor van 't Herte atge" ^^^ het
dat hy terftont de fprake, ende 't leven fpeu-
Bloedt hem met groote golven de j ..^a»

tende. Wat langher duyrde het m.et^" ®
( vcrhaeltby
Paré 9. Qhir.io.) die


-ocr page 8-

VERVOLGH V Α

Vechtende, een ftceck kreegh onder de flincker
»nam, door-gaande in 'r Herte, ende evenwel na
Verfcheydefteken, diehy aenbracht. fijn weder-
partye vluchtende, tioch twee hondert fchre^n
yervolghde, tot dat hy doodt ter aerden viel. Het
lichaemgheopent zijnde, fchrijft
Paré bevonden te
hebben,een Wonde in 't Vleyfch van 'tHerte,daer
een vinger in konde, ende een groote menichte van
Bloedt over het Middel-rtft gheftort. Langer djdt
heeft gehadt ('t gene nu voorleden weeck gebeurt
's ) feker Man, tuffchen de vijfde ende fefte Ribbe
{Wy rekenen van boven ) ghefteken zijnde, tot aen
fcet rer,hter Oor van 't Herte, die noch fes-en-der-
ïighurenna de quetfuyre leefde, niet gbeklaeght
hebbendeals over den korten Adem, hemfonder
^Wijffel mede veioorfaeckt door de groote menich-
te van Bloet, dat in fijn Longen, ende op 'tMiddel-
rifc bevonden werde. Een ander exempel heeft
Sennertusvan een krijghs-knecht, die in't rechter
Oorvan't Herte gbequetft zijnde, alfoode flincker
zyde gaef bleef, fijn leven noch fefthien daghen

Vertroek.

De Wonden van de Longhen loopen groot ghe-
vaer.doch en zijn niet alle nootwendigh doodelijck.
De gene, die alleen de felfftandigheydt van defelve
raken, ende fo groot niet en zijn, dat fy her Adem-
"alen beletten , ofte de levend- makende kracht
fcbierlijck omftooten, het zy met deGeeften te
Verjaghen door veel bloeyen, ofte het Herte, door
het üytgeven van veel bloets, te overftelpen. Dan
Wanneer de Wonde groot is, ende niet alleen de felf-
ftandigheydt, ofte het vleyfch van de Longhen ge-
queift is, maer oock de groote Vaten, te weten, de
Voorname tacken van de aderlijcke Slagh-ader,
«nde flagh-aderlijcke Ader, dat is doodelijck, ver-
iïiidts in defelvighe het Bloedt in menichte ftort,
ende de ievendighe Geeften vervliegen, de Longen,
ende Herte van het overvloedigh Bloedt overval-
len, ende degequetftealfoogefticktwerc. Vandc
eerfte' foorte, te weten, Longe
-wOnden, die geheelt
ajn, heeft
Schenekim verfcheyden exempelen verga-
dert 2.

Dat de Wonden van de Stroot-ader niet alle
doodelijck en zijn, toont de
Laringotmia, dat is, als
defelve m Squynantie gheopent werdt. Maer wel
verftaende, foo werden foodanighe genefen, die niet
groot en zijn, ende mdewelcke
alleen de Vliefen,
«aer de Ringen van de Stroot-ader mede ghehecht
Werden, gequetft
en zijn, waer van Schenck}us mede
eenighe exempelen verfamelt heeft in 'tghemelte
•ooeck. Maer de kraeck-beenige Ringen fclve ko-
kende
te.quetfen, en konnen om haer hardigheydt
'^'et heelen. Doch foodanighe wonden en brengen
peen fchierlijcke, maer
een langhfame doodt aen^
Λ- wanneer van de lucht doorde wonde hae-
uigh ïa
-fcbietende, de Longhen veranderen, ende

Ν DEWONDlNe 9

verf^acken, ofte datter een vleyfich Gefwel op de
wonde wafcht, dewcjcke mpt den Adem in te hou-
den, den Menfch doetfticken, Klaer die Wonden,
fteken deKeelhaeftaf, dewelcke,uytehequetfte
Stroot-aderen, ende Sjagh-aderen, het Bloet over-
vloedigh in de Longen l^ten loopen, waer door den
Ademgheftickt, eride het leven ghenomeri Werdt.
Sulcks en ghefchiet evenwel niet van wegen de ge-
wonde Sttöot-aderkens. tnaer van weghen de Ve^a
jugular», ofte de Amk fiforarM, daer by kg-

^''tkWonden van het Middel-rift moeten onder-
fchev
De'

den felden gheneL.....- .

quade toe-vallen by, Rafernye, korten Adem,
Koonfch,Kramp,ofte treckinge van Leden. Doea
de Romeynen, ende Albanefers haer heerfchappye
ftelden van elckezyde aen driegebrocders,ro ftack
een van de Romeynen fijn weder-partye door het
Middel-rift, waer van hv op de plaéts doodt bleef,
i.
1 »4.„r.. f-u n.-nnyfius

dat

!

tl

,11 -l^iviua iUU IJAUVIf tiltl. lyCiK^Ui&ywk.

De Wonden van de Maegh en vallen niet altijdt
ongheneeilijck, als met verftheyde exempelen kan
bcwefen Werden, als oock met het ghene noch on-
langs in Pruyflèn ghebeurtis, aen fekeren Boer, die
een Mes d^oor-gheflickt hadde, 't wekfc hem uyt de
Maegh gefneden isj gelijck dat breeder beicfareven
wert by de ghene,die daer overghegaen heeft,ende
tot Leyden ghedruckt is. Dierghelijcke verbae/c
Crollius vaneenBoheemichen Bocr,in de Voor-re-
den van
ίηη Βαβίκα Chjmica , Cornax in een ant-
woordr aen Dodtor Hertogh, ende lui. Alexandri-
nus ovet
Galen. 6. Meth. 4. mede over-gheftelt by
Schenckius 5. Ohf.iii. die oock noch ecnige andere
exempelen heeft in de volghende 122. Aenmerc-
kinghe.

De Wonden van de dunne Darmen, ftelt Hippo-
crates onder de doodelijcke.ghelijck fy oock meeft
zijn, doorde menichte van haer Aderen, ende ghe-
heel Vliefich wefen ^ waer door op haer quctfinghe
vallen groote Pijn, ende Krimpingh . Nock, ende
Flauwte. Maer alderquaetftzijn noch de wondenj
die overdwars komen, alfoo de afgheweken lippen
gantfch niet gheheelt en konnen werden. Bemcl
de 11L Koningh van Vranckrijck,kreegh van een
Monick in fijn Darmen foo een fteeck, waer hy niet
langhna en leefde. Beter ghcluckte eenBuyck-
wonde in Graef
Willem vanNaffaiw, Stadt-houder
van Vrieflandt. Defe, gelijck i(eyé verbaelt in het
negende Boeck van fijn Nederlandrfcbe Hiftoryen,
treckende in het jaer 15:92. tegens
Verdugo, die aen»
quam om het belegherde Coeverden te ontfetten,
ende met hem flaende, wierde in fijn flincker

Cc zyde


-ocr page 9-

ΙΟ J. ν. Β Ε ν Ε R W Y C Κ S

zyde gbefchcjten, foo dat de Koghel by den Navel
wederom uyt-quam. Hy bleef evenwel tot den al-
derlaetften in den ftrijdt, ende werde volkoment-
lijck ghcnefen · ghelijck hy oock lange jaren daerna

feleeft heeft. Dan defe fcheut en fal wel lichtelijck
oor de Darmen niet gegaen wefen.

Daer werden verfcheyde exempelen by de Ge-
nees-meefters verhaelt (ghelijck te lïen is by
«iri.4. Cöir.j.) der ghener, die van een ghequettte
Lever ghenefen zijn. Dan iuicks is te verftaen,wan-
neer defelfde (het welckoock plaets heeftin de
Milt) maer boven op, ofte in haer Vleyfch gherocht
is, fonder quetfinghe van de groote Aderen. Want
die ghequetft zijnde,dan vaker feer groote bloedt-
ftortingb, die den ghequetften het leven beneemt.
Daerom fcydt de Poet Homerus in fijn 9.
Οφβ. dat
ülyfles, om den grooren een-Oogh Polyphemus
van
kant te helpen, hem ftack, daer het Middel-rift
de Lever omheift. VVelcke kenniffe Homerus,ghe-
lijck veel andere, fonder tvvijffel van de joden ghe-
trocken heeft. Want wy kfen in 't 2. Boeck der
Koninghen, op't 2.en 3. cap. van de Wonde,daer
jibner A^ael, en wederom loab Abner, het leven be-
nomen heeft, duyden de Wijfen op de Lever.

De Wonden van deBlaes werden,onder de doo-
delijcke, van Hippocrates,vooruyt-gheftelt. Maer
hier
dient onderfcheyigemaeckt tuffchen den Hals,
cnde het Lichaem, Den Hals alfoo hy Vleyfich is,
kan lichtelijck ghenefen, gelijck hetSteen-fnijden,
datHippocrates,daer van onbewuft zijnde, nieten
foude hebben toegeftaen.Endeick heblie verfchey-
de kinderen gefien, die binnen de acht dagen dicht
loe-gheheelt waren. Dan heb ick oock bevonden,
dat de ghene, die het Vliefich lichaem van de Blaes
door-fneden, ofte ghefcheurt was,den felfden dagh
ftorven. Nochtans Ichrijven andere,dat oock won-
den
in't lichaem, ende den gront van de Blaes ghe-
seien werden. Want, fegghenfe, de Blaes en is niet
gheheel vUeficb, maer haer buytenfte vliefch is 'wat
vleyfchachtigh, waerom her oock by
A^uafendens,
cnde i^jf^e/,gehouden wert voor een toetreckende
Blaes-fpu-r. Ende van defe genefinge werden ver-
fcheyde exempelen by-ghebracht by
B^ufsetus 3. de
pmu C<sfareo6,7,'&.cr\d^
9. als mede vanSchenckim
Obfirv. 302, Evenwel en hebbe ick niet konnen ge-
Waer werden, dat foodanighe wonden volkoment-
lijck ghenefen : maer wel bevonden, dat in de gene,
die van een grooten Steen, dewelcke de Blaes wat
uyt-tornde,ghefneden waren,de kanten vereelden,
ende foo eenFiftel, ofte loopent gat bleef, waer
door de ghefnedene al haer leven leek; ginghen.
Welck leven niettemin fogaende, noch langh kan
duyren. Soo dat hier, gelijck oock in andere won-
den wel aen te mercken ftaet, wat anders te
aijn, een doodeii|cke wonde, ofte een onghenees-
lijcke.

iüi

De groote Aderen, ende infonderheyt de Slagh-

aderen,alfoo fy,gequetft zijnde, nieten konnen ge-
flopt , ofte toe-ghebonden werden , ende d^het
Bloedt terftont met menichte uyt-vloeyt, de Gee-
ften vervliegen, foo volght daer
noodtfakelijek op
Flauwte, ende de Doodt. Ja al werde dat al wat
uytgheftelt, foo foude het Bloet, buyten fijn
runnende, ende bedervende, een
quaetaerdigh®
Koortfe,Kout-vyer, ende andere doodelijcke ^o^'
vallen veroorfaken.

Voor 't laetfte ftelt Hippocrates onder de dof
delijckc wonden, die van de innerlijcke
Zenuwfj»
dewelcke ick evenwel niet en kan voor doódelijC^
op-nemen, maer wel,
dat daer van de Deelen,d^^
welcke door defelvighe haer ghevoelen, ende b«'
weghen wert aenghebrachr, beyde verliefen, e""®
dien-volgende oock dapper verfwacken.
De
faeden:^enU(Pen,{chTi]ÏtPli»m ti. ΝΛί.37. enhei'^
nkt,gelijc\oeckhet J^aeck^been^ende de W^n-braUlS'i^'
De Kraeck-beenighe Deeien,om dat fy haer rech^®
ftoffe niet wel en konnen bekomen, engenefen
lichtelijck niet: veel minder
de Zenuwachtigf^j
ende vliefighe Leden, gelijck oock de Banden, yfj
wrichtèn
, ende diergelijcke, dewelcke befchadig»'
zijnde, terftont met pijn overvallen werden,
op dan volghen Onftekinge, Koortfe,treckifigc ^^
Leden, ende andere quade toevallen.

Dus verre is gefproken van de gequetfte ^^^ J
wy komen nu ( ghelijck in 't
beginfel gefeydtis) t ^
de gcJegencheydc van de quetfuyre, ende hare
vallen. ,

Treckinghe der Leden, houdt Hippocrates^
tweede Kort-bondighe Spreucke van fijn vW
Boeck, als fy de quetfinge volght, voor een „^t
lijck teycken. Het welck meeft ibo uytvalt.
Galenus in fijn Uytlegginge, doch niet altijdt. t^^jj
Hollerius,
fchrijvende over defelve Spreiicke'.f,
vierderley oorfaeck van defen Kramp. Soffi^fl jg
fchrijfthy, treft de wonde groote
Aderen. ^ ^
Slagh-aderen; waer op dan een groote bloe·^'^
ringh volght, ende vervolghens de Kramp»
Flauwte; waer van fy evenwel niet
altijdten '
ven. Somtijdts valt de wonde in zenuwacot ë .
Deelen, waer dan by kan komen een onftekii^gjt
gelijck mede fomtijcs de wonde niet wel êf ^lze-
werdende, de Etter door fijn
fcherpighey"' - —

an-

nuwen mede-deelt, ende alfoo beneffens "·'
J^e^^oorfaken, treckinghe der Leden veroor-

Galachcigh Braken terftont na het ontfange"
de wonde, ofte na de onftekingbe
komende,
qtiaet teycken, als beduydende.datzenuwachtig'"^

Deelen gherocht zijn. ·

Een wonde, die met fcherp geweer gew^^^^ '
valtlichrerteghenefen, als de ghene,
dieinctee»
plomi)ep,,oftc verroeften Degen geftekanjO^ï® ^^


-ocr page 10-

een Kogel gefchoten is: Want een enckele openin-
ghe kan veel raffer heelen, als ciaer een Plettennghe
van het om-ftaende Vleyfch by-gevoegc is; dewijl.
Voor al-eer tot toe-heelen van de wonde te komen,
de gheknutfte kanten moeten verfweren, tot Etter
ghebracht, ende ghefuyvert werden/t welck lange
tijdt vereyft. ^ , , ,

Ronde Wonden vallen fwaerlijck te heelen.
Vant alles vèreenight door verfamelingh van twee
«yc-lteeckfels; het weick in ronde woaden gheen
plaets en heeft, alfoo de ronde gedaeote geen uyt-
fteeckfels en fet. Daer-bcnevens , alfoo groote
Wonden (alles anders gelijck zijnde) qualijcker te
heelen zijn, als de kleyne,ende dat de groote gere-
ï^ent werc, na dat de kanten verre van malkanderen
ftaen, foo heeft
fiilcks plaets in ronde wonden. In
teghendeel gaet het met langwerpige, ofte die den
draet van de Spier volgenj die derhal ven oock lich-
telijck roe-heelen.

Hippocrates oordeelt in de 2?. Kort-bondighe
Spreucke van fijn vierde boeck, dat
degene, die Mer
"aeflighe, ofte langdujrighe Sieckten, ofte door Wonden, als
"ock.ande^ftns uytghemergelt ^yn,Jwarte Gal, ofte gelijck^
Jwart Bloedt van beneden af-gaet, 's anderen-daeghs
ftenien.
Dient tot reden, dat de Nature in eenlo-
ber, ende fwack licbaem, niet alleen onbequaem en
IS om te overwinnen, maerfelver oock omtewe-
derftaen den quaden aert van de fwarte Gal, de-
''velcke, ftaende het gebreck, allengskens de over-
handc ghenon:ien heeft, ende alfo noodtfakelijck de
Doodt tot
ghevolgh treckt. Aldas wert oock be-
vonden, dat fommighe op haer verfcheyden fooda-
nighe fwarte Gal uy t-braken; het welck van Holle-
rius op defe Sprcucke wel aengeteyckent, ende van
n^y diekwils gefien is. Dan dit heeft evenwel alleen
plaets in de ghcne, ghelijck de Spreucke oock
luydc,die kranck, ende uy:-gheteert zijn. Maer die
noch krachten hebben, lofen wel fwarte vochtig-
heden, fondereenigh ghevaer, ende tot verlichting
van haer fieckte; te weten, als de itercke nature op
naer gheftemde fcheydinghen (
Dies critici ghe-
noemt) hetlichaemvande belaitende,ende fcha-
dehjcke fwarte vochtigheden fuyvert, ende ont-
laft.

Een matighe Swellinghe, die een Wonde over-
komt, geeft een goet teycken. Soo fchrijft Celfus,
de Romeyniche Hippocrates, in 't
26. capittel van
fajn vijfde Boeck·:
Dat een Wonde al te feer fmlt,«
gevaerïychdatfentet enfroelt^it alder-gevaerlijct0 Sulck
^een tejckgn mngroote onfiekingejit van em ver norven
Ifchatm.
Hier toe ftreckt infonderheyt de óöikort-
Dondighe Spreucke van den oviden Hippocrates in
^et vijfde boeck :
Wanneer infware, endequade Won-
'^*lgeen dicka Swellingeen komt, dat isfeerquaet.
Want
ph are wonde, ghemeenlijck Zenuwacbti-

gne iJeelenraeckt, in deweicke, als feer gevoelijck
foo moet daer van oock het geqSetfte Deel "oodt-
fakelijck op-fwellen, ende fulcks niet gheithiedeL
de. gheeftte kennen, dar die vloec
binnen, ende voornamer Deelen ghenomen
heeft ·
waer hy veel mCerder fchade doet. Hier op flaec
mede de voorgaende 65·. Spreucke van Hippo«

crates, daerhyfeydt, dat, wanneer de ghefwollê

wonden ichier ijck ilincken, verfcheyde Siecfcten
op-komen, te weten, wanneer dat de vochtigheden
nadeeene, ofted'andere plaetfe toe-iaeken.

In jonge.ende gefonde Luyden vallen de wonden
beter te ghenefen, als in oude,ende fieckelijcke, oin
. dat in defel ve de nature ftercker is, ende haer goer,
ende mals Bloedt het ghefcheyde wederom bequa-
melijck kan t'famen-voegen. Soo bevintmen alle
daegh dateene, ende defelfde wonde veel lichter,
ende fpoediger in 't eenelichaem geneeft, als in het
amiere. De Prefident Thuanus , fchrijft in heC
53.boeck van fijnHiftorye.hoe in'ttrcfEin tuflchen
de Koninckfche, ende volck van denPrin9e van
Condé, binnen in fijn Dye met eenftuck gelchoten
werde Robert Stuart.waer van hy met onghewoon
gheluck, haeft, ende foo wel ghenas, dat hy gbeen
mangel en behiel j daer aen d'ander zyde, Antoine
Alegre, met een Ro:r in fijn Been gefchoten zijnde,
nauwlijcks in gheheel thien jaren volkomentlijck
konde ghebeelt werden.

Eyndelijck maeckt noch de tijdt van 't jaer,ende
de eygenfchap van de plaets, volgens de gtftaltenis
van de Lucht,het genefen vande wondeIichter,ofre
fwaerder. In de Η onts-daghen, ende in 't koutftc
van de winter, vak het heelen moeyelijcker, als in
de tijdt, die tuffchen beyde komt. Div^us icbrijfe
in't vierde boeck van fijn Brabantfche Hiftorye,dat
op "t jaet 901. in den Slagh tuflchen Keyfer Lode-
wijck, eiideSwendebald,Koningh van Lotharin-
ghen , niemant van de gene, die gequecft waren, en
ghenas. Vidius fchrijft
6.deMorb.2o. dat binnen
Florenie de Hooft-wonden meell doodelijck zijn,
ende hy wijt fuicks op de koude,ende dunne Lucht:
ende dattePifa, ende teLion daer vanweynigh
derven, om dat de Lucht aldaer grover is. Soo
ghetuyght
oock Paré, dat de Hoofc-wonden be·»
fwaerder zijn te Parijs, als te Avignon.

8 OmtotGenefinge te komen, fo en verevfchc
een enckele Wonde niet anders, als dat de opening
toe-geheelt, ende de ghefcheyde Deelen alfoo we-
derom vereenight werden. Doch wanneer dat-
ter eenighe onghefontheydt te voren in 'tlichaem
gheWeeH is, ofte in 't quetfen in de wonde yct ghe-
bracht isjgclijck Harnas,Kogel,van de Kleederen,
oft yet anders, oft oock dat het omftacnde Vleyfch
geplettert is; in fulcken gelegentheyt,
foo moet de
ongefonde geftalteniffe des lichaems verbetert, het

Cc 2 ghenS:

VERVOLGH VAN DE

WONDEN. 11

zijnde, fy nootwendigh groote pijn ver^veckr, ende
die wederom groote toevJoeying van VGchtieheyt»
foo moet daer van oock het gequetfteDeel noodt-

snietgheichieden-

li?


-ocr page 11-

aa J. V. BE VÈ

ghene ΐπ 'èé iwndè fteèfckt, uytgenomen, cnde het
gheplcttcrde verfwoten werden.

Het ghencfeii der wonden (feydt Seneca i. ad
Mardim) is licht, als fy noch verfch van Bleet zijn:
maer Wanneer fy door bedervinghe in een quadc
Sweringh veranderen, foo werden fy fwaerlijcker
gheheclr. Daer op flaet 'c gheiie die Po'ëc Ovidius
ieydt I.
de B^m amdr.

Vide egoycjuod fuerat prima fanahik vnlnns·,

Ddatum longdL damna tuliffe mor&,
Soodanighe vcrflche.endeenckele Wonden en heb-
ben andere nier van doen, als dat het gene,door het
quetfen, van malkander ghefcheyden is, wederom
vereenight werde. Defe vereeninghe is eygentlijck
Wel het werck van de nature, dewelckc uyt het
Bloedt, dat de Deelen voedet, oock het ghene dat
ghefcheyden is, foeckt toeteheelen: maer alfoo
daer dickwüs
veel beleifel tuffchen beyden komt,fo
moet fuicks door de Konfte wech-ghenomen, de
nature geholpen, ende de natuyrlijcke warmte van
het ghjquetfte Deel verfterckt werden, op fuicken
maniere, als wy in 't volgende vierde capittel fulien
aenwijfen.

9 Tot defelve infiehten dient ghehouden een
goede
Mammvm'Leven.eaAe. daer inghemijdt al
het ghene,dat het Bloedt verhitten,driftigh maken,
ofte
cenichfins toevloeying van vochtigheden kan
verwecken.

Hierom is dc Lucht, die matigh koel, ofte wat
warmachtigh is, de bequaemfte. Want de groote
Hitte doet het Bloedt te feer vloeyen, ende de
kouw, ghelijck Hippocrates feydt, is bijtende.

Indien de Wonden fwaer is, foo falmen den ghe-
■quetften in 't begin fel weynich Spijs, ende Dranck
ge ven j het eerfte foude hem befwaren, ende het an-
der lijn Bioet dunder, cnde dien-volgende driftiger
maken. Derhalvendient voor-eerft maer gebruyckt
een Gerfte-pap, Panade, een Slorp-ey, geroerr,ofte
ghidopt, een ghebrade Winter-peer, gheftoofde
Queejende foo allengskens komen tot Vleyfch,het
ay gebraden, oft met Lattouw,Endivyc,Por5eleyn,
ofte Suyringh, met wat Citroen-fap, ofte Verjuys
geftooft. Alderbeft is Kalfs-vleyfch gebraden, ofte
de ghefodenKnor-beenen, dat wy Tal-boom noe-
ïpenj als oock Kalfs, ofte Schapen-voeten metCo-
ïiiithen, ofte anders toeghemaeckt. De Wijn, om
iljn verdunnende, verwarmende, ende drijvende
kracht, moet hier gantfch gefchout werden : maer
ïot Dranck ghebruyckt, beitelt Bier, daer eenighe
ghehartte fneden Broedt heet ic-gheflift zijn, ofte
daer de Verkoelende zaden, met PeterfeJy-wortel.
om het Bloet wat te verkoelen, ende van fijn wey te
ontlaften, ingefoden hebben.

De Slaip dient bier matelijckte wefen.ende eer-
der te ved,als tewyaighi alfoo defelve hc: driftigh

ΙΕ

Γί'ι

fr

RwycKS

Bloedt ten deele bedwinght, daer het waken «ia«
verhit, ende noch driftiger maeckt. .

OeffeningejOfteBeweginge van 'tLichaemia^
het Bloet beroerende, is hier fchadelijck.

Wathet Af-fettenaengaet, hier dient een ope"
lichaem ghehouden, doch lieverdoor verfachtena
Moes-kruyden.gelijck Beet, Spinagye, Suyring.o»^
oock Ciylteren, als door Purganen, om de vocn
tigheden desHchaems niet te beroeren. Het ontij'
digh By-flapen, van de ghene, die nu beginn^"
heelen, dewijl het de krachten, ende de voedtmej"
heydt vermindert, doet haer uyt fwackigheydt fte
leven verliefen. r

Geenderhande Beweginghe des Gemoedts Ka
hier voordeel doen, felver niet de fchierlijcke blij
fchap: dandemeefte fchade
foude komen va"''
gramfchap.

Het II. Capittel. ^

Hoe,ende op tvatgrondt, een Genees-meefier denKechli^^
bericht doen, of de ghequetfie een doodeltjcke
oarfanghenbeeft, ende daervattmodtfitkelyck
ven ii.

VAn de ghevaerlijckheydt der Wonden, ioo
weghen haerfelven, als van weghen de t)" Li
die fy quetfen, is nu in het voorgaende capittel w J
loopigh gehandelt. Doch aifo een Genees-mee" ^
dickwils fijn oordeel moer geven voor denRecn
ofte een ghequetfte die fterft, fuicks overkoipe"
door de Wonde, ende dat na fijn ghetuyghems
doodelijck oordeel over den
handr-dadigen g® ^^
wertj fo dient hier wel op gelet,op dat den oflO ^^^
felen niet befwaert, noch den fchuldighen vryg

My gedenckt,dat,doende hoogh-geleerde Pjj^
fefibrtotLeyden, Dodior Ïaavo, eertijdts „j
het Boeck der Hoofi-wonden van Hippocrate ' .
wel in-fcherpte, dat, wanneer den Rechter vra ^ ^
de. Of de Wonde, daer een gcquetfte na g^^^j^d-
was, hem de doodt nootfakelijck veroorf^c'tt ^^
dej onderfcheydt diende ghemaeckt «""^"fLdie
wonde, daer de Doodt
opvolght, ende jgo
defelve fekerlijck veroorfaeckt. Sommige vi^ ^^^^
brengen nootwendigh de Doodt aen.foPtn'S^,^^^
wel dapper gevaerlijck, ende daer vele va"" ^^g,
maer eenighe oock genefea Ende ee" ndijck
yemant anders van ghenefen is, en ka" «elijck
voor gheen doodeJijcke gehouden w?™ Jorfaeck
oock niet de ghene, daer uyt ' onahefont
wat quaets toeflaet, of dewelcke ^ die,in
lichaem over-komt: maer
foodanige ^'goght,
weynigh uyren
, ofte dagen,de Doodt · ^ceas.
ende door geen Koufte te helpen was. r ^

een tréffclijck Rechts-geleerde, fteU

feer goet onder^

mmicid. ψίφ ΐ2ί· part. i. feer goet ο
tulfthen de Woadea> die enckel, en t>y na

tfcb

gantl·


-ocr page 12-

VERVOLGΗ VA

gantfch doodeIijck55ijn,waer toe geen Salf re ftrijc-
Ken en is, noch geen Meefters racdt te pas en komt,
maet noodtfakelijck den ghequetften ras doen ver-
icheyden: ende andere, die wel doodelijck fchijnen,
maer van dewekke de ghequetfte juyft met terftont

enfterven,enfomtijtsoockgenefcn.

Nu, ofte fulcke gevaerlijcke Wonden m delen,oft
dien,doodelijck,ofte niet geweeft en zijn.wil een an-
der rechts-gekerdeBo'étius aenwiji£n,Decifion. 131.
N. II. met fes teyckenen.

Het eerfte foude wefcn den korten Tijdt, te we-
ten,indien de geqaetfte korts na de ontfangen Won-

kqpit te ftcrven. Over de palen van del fen tijt, al-
foo verfcheyden gevoelen valt.foo keurt hy voor het
befte, indien de ghequetfte binnen drie dagen komt
te overlijden, welcken tijdt Bartolus oock ftelt in L.
uit. in fin. ff. ad. Leg. Cornel. de Sicariis: macr an-
dere vei lengen die tot den vijfden,oock tot den acht-
ften dagh j fommige noch tot acht maenden, ja felfs
tot een jaer; 't welck vele, ais te langh zijnde , niet
aen en itaet. Maer vpat fcheelt het, ofyemandt, by
exempel, van een fteeck in de Longe ras fterft, ofte
langhfaem uyt-teert. Evenwel geeft ons Mofes hier
van Exod. 21. defeWet : Wanneer mannen twi-
ften, ende den eenen den anderen met een fteen ofte
Vuyft flaet,ende hy en fterft nier,ma,er valt re bedde:
indien hy weder op ftaet, ende op ftrate gaet by fij-
nen ftock,fo fal hy,die hém floegh,onfchfldigh zijn,
alleen fal hy gheven 't ghene den anderen verfuyint
heeft, ende hy fal hem volkomentlijck laten heelen.

Voor het tweede teycken rekent Boërius ·, aen-
houdcn van Braken,Koortfe,ende andere toe-vallen,
die van beginfel af de doot bootfchappen. Waer by
noch wel gevoegbt konnen werden, geftadige Pijn,
Kramp, oft treckinge der Leden,Nock,Raef-kallen,
ende diergelijcke, terftont op het quetfen volgende,
ende noch by-blt)vcnde. Wanr in fulcken gdegent-
heydt toonen fy wel, door de Wonde verweckt te
»ijn, ende dat defeive oock dien-vo'ghcnde doode-
lijck is.

Het derde teycken ftelc hy in Wijtte, en Diepte.
Ende voorwaereen groote w onde dreyght altijt ge-
Vaer: dan die is alleen voor doodelijck te rekenen,
dewelcke ioodiep in-gaet,dac fy de inwendige Dee-
Ien,diein't yoorgaende Capittel befchreven ziin,ge-
Icheurt, en door-wondet heeft.

Sijn vierde teycken is de ghedaente van 't Geweer,
jpaer mede de wonde ghegeven is, ende waer uyt de
^etfer kan overtuyghc werden, wil gehadt te heb-
ben van
om-brengen.Dit gaet het Recht aen,niet de
Genees-konfte , dewe.cke baer niet en moeyt met
net voornemen van den Qwtfer, inaer alleen krop
^ gelegemhey t van de quetfure. Evenwel kan een
Heel-meefter uyt vals Gheweer, gevlamde Degens,
«^liighe;, ende venijnighe Pijlen (gehjck de Indianen
oeyde ghebmy eken} oock ooidèekn, dat foodani-

Ν DE WONDEN.

ghe wonden ongheneeflijck waren.

Voor het vijföe, en fefte teycken neemt Boërius,
een geftadige Pijn, en daer op volgende Kramo- dan
die behooren beyde onder het twledf daer^v de2
feivige aireede gebracht hebben. '

Van defe fes teyckenen, om te oordeelen, ofte ve-
inandt van een doodelijcke Wonde gheftorven κ en
behoeft een Genees-meefter, na het onderfocck van
den aert der Wonde,niet meer als twee teghebruyc-
ken. Voor-eerft, fal hy oogh-merck nemen, op de
Kortheydt des Tijdts, daer in de gequetfte komt te
fterven. Ten anderen op de ghekgentheydt van den
Siecken, indien die gheftadigh, om dat hy gequetft
was, tot de doot toe verachtcrde,met de quade toe-
vallen, hier voor verhaelt. Waer by noch dienen by-
gevoeght driederhande op-merckingen. Ten eerften,
dat dc Wonde in haerfelven niet doodelijck en kan
gheoordeelt werden, wanneer fy een enghefontli-
chaem ghetreft heeft, volghens de Reden (alfoo in 't
felve oock lichte quetiuren fwaer vallen) ende de
Rechten,!..
QiiaaiiioHe §. Sed αβ ^uüfervtim agrotut^

fad. L. Aqutl. Ten tweeden, dat de gequetfte deti
aet van een goet Genees-meefter niet heeft wilkn
volgen,ongefonde Koft gegeten,te veel gedronckéni
ofte oock By-geflapen hadde; waer van ick weet,dat
al aen de beter handt waren,fchierlijck kranck wier-
den , ende fulcks met de doodt bekoften. Ten der-
den ftaet noch te overwegen, ofte oock felfs by den
Meefter alles wel na deKonfteisuyt-ghewrocht.
Want in fulcken ghevalle komt de fchult des doodts
op den Meefter, ende de Qgetfer en werdt niet gfae-
ftraft.als een Doodt-ilagher, maer alleen over de
ghegeven wonde,
L. Quioccidit §.fui. ende L. Si ex
flagis ff. ad L. Aquil.
ende Bariolmm7ra8. de Per-
cuffionibus.
Hier over konnen vorders na-ghefien
werden de
Rechts-gheleerde, ende onder andere,
die mede in onfe tale over-ghefet is, Damhouder,
Racdrs-Heer van Vlaenderen, Rer. criminal. 7J·. en
den vry wat breeder gaenden Gaill, Raedts-Heer te
Spiers, z.Pracft.Obf. iii.

Het 11 L Capittel
1 ofte , hy aldienhet Lyckvandetfcder'^eflafeHe.ah je~
mandt daer byquatn, hegM te bloeden, defelve daeront
foKde te houden %ijtt voor handt-dadigh vm dien itó»·.
jhghl
ï Oorfaeck onderfocht,
3 Onjtkerhejt.

I

O P het gene in \ voorgaende Capittel verhandelt
is, komt noch grootelijcks in na- bedencken, of
het Bloeden van't doode lichaem, wanneer de gene,
die de wonde gegeven hadde,
daer ontrent quam,en
de daer verho enenonbekent
was, den fel ven foude
overtuygcn van den Nederlagh. Want fulcks werdt
Cc 3 dagebjcks

3J


-ocr page 13-

14 J. V. Β Ε V Ε

dagelijcksbevonden,alibo tegefchieden,· niet alleen,
terwijl'de wonde noch verfch is,maer oock,'c welck
alle verwonderinghe te boven'gaet, na verloop van
lange tijt.Hier van is onder andere een aenmerckens-
weetdigh exempel, verhack by den grooten wijsgeer
Campanelia in fijn 4. Boeck de SenTu rerum in 't 9.
Cap. Seker man, fcbrijft hy, üoegh yemant doodt,
ea werde om een ander oorfeek gevangen. Na twin-
tigh dagen onideckte een ilagh-regen faet begraven
Li}ck,'t welck quam drijven voor de gevangenis. En
als de Neder-flager het felve üyt de venfter lagh, foo
begonnen de wonden te bloeden; niet fonder fchrick
van den genen.die wift fulcken daedt begaen te heb-
ben. Hy wech gaende, hiel het bloeden op; en daer
wederom by komende,quam het ook wederom,ge-
lijck hy felfs na 29. jaren tegens Campanelia bekent
heeft. Hier van eens in ghefpreck rakende met den
hoogh-geleerden Heere
Salmafius,fo verklaerde fijn
Ed. wel te weten, fulcks waerachtigh te zij n,als daer
van veel exempelen gefien hebbende. Onder andere
verhaelde hy mijn een, dat feer wonderbacrlijck is.
Seker Landt-man ontrent Digion , in Bourgoigne,
werde vermoort,en in den naeften put gefmeten. Na
drie jaren dede de ftanck van't water, deoorfaeck
onderfoeken,waer door dit
doode lichaem voor den
dagh quam, ten deele vergaen, ten deele noch gaef.
Het welcke, voor al de werelt ten toon geftelt zijn-
de , elck quam fien, ten laetften 00 ck de gene, die de
moort gedaen hadde ; waei over het lichaem,na foo
laEge tijdt, en fo uytgemergelt zijnde,evenwel noch
Bloet gaf. Het welck veroorfaeckte, dat hy,daer te
voren al eenigh achter-dencken op ghevallen was,
gevangen weTde,en de daet bekennende,fijn verdien-
de ftraffe ontfingh. Hierom werdt dit Bloeden voor
een teycken om den Doodt-flager aen te wijièfl,ge-
houden by vele Rechts-geleerden, gelijck Α Puteo,
Marfilius, Blancus, Carrerius, Cafonus, Menochius,
Farinaceus, Mafcardus, Boërius: ende fulcks ftaen
mede toe, uyt de Godts-geleerde, Toftatus, ende Α
Lapide.

2 De wichtigheydt van de faeck foude wel ver-
eyffchen kenniiTe van de ootfaeck. Campanelia oor-
deeltjdattereenontfteltenilTe is,niet alleen inden uyt-
vliegenden Geeft, maer oock in het Bloet felve. jDit
gevoelen, van een verborgen Antipathie,ofte Tegen-
ftrijt.die daer foude wefen tuiïchen den Neder-gefla-
gen^en den Neder-flager,en een begeerte tot wrake,
werdt mede ghehouden by Pompoiiatius, Langius,
Gemma,Xemnius,Magirus,Delrio,en andere. Want
(fchn}fc de gemelce Lemnitis i. de occult. 7. ) in de
verborghene nature is foo groote, en ftercke kracht,
alffer
maer een weynigh levens noch overigh en is,of
het doode lichaem werm werdt
, dat het Bloedt be-
gint te zieden, ende, metheeteGalvermeneht,te
onfteken. Dele reden Ifoude wd Hchtelijck nioghen
plaets vinden in gequetlte, die noch leven. Ende foo j

R W Y C Κ S

verhaelt Sennertus van yemandt,dïe ioor fijn broe-
der een Wonde gekregen hadde,dat, wanneer deielvc
over het verbandt quam, al waren fy al verfoent, de
wonde fchierlijck ontfpronck · ende als hem daerna
den toe-gangh gheweygert was, het Bloedt ftelpte.
Maer dat Lemnms voor-geeft,en kan in't minfte niec
gepaft werden op het gene uyt Campanelia verhaelt
IS, en noch minder op dat van Salmafius,in welck h'
chaem de minfte wermte niet en konde wefen.En m
verfcher Wonden foude moghen gevraeght werden,
wat het is,dat het Bloet tot zieden brenght,op de te-
genwoordigheytvan denNeder-aager.>Want te (eg-
gen fulcks te gefchieden, door een verborgen AnjaU
die tuifchen haer beyde ftaet.en is niet veel anders,als
de oorfaeck voor verborgen te ftellen,gelijck fy ind^
daet noch is. Dan voor foo veel het
exempel van de
Heer Salmafius aengaet, ick en kan my niet anders
in-beelden,oftc dat is een enckel
wonder, waer doof
de rechtvaerdige Godt den moordenaer na foo lang^
tijt noch heeft willen ftraffen.

3 Dat vorders dit Bloeden nier fekerlijck en ks"
over-tuygen van Neder-flagh,blijckt oock daer
dat, wanneer de kiften niet gheheel dicht en
zijn, hei
Lijck in 't dragen,door het toeren 'en
bewegen.bloet
van hem gheeft; ghelijck mede wat langh gehoud^"
Zij nde,het Bloet,dat na het overlijden terftont dicK,
ftijf, en geronnen was, daerna,door bedervinge.eijae
verrottinge, waterigh, dun, en driftigh werc, en aJJo
van felfslichtelijck kan uyt-zijpen. ... .

Hier-benevens werdt oock ghetuyght, ghelijcK
ick fommighe hebbe hooren verklaren, dat het doo-
de lichaem bloedet, wanneer de naefteVtJen^
ende Bloet-verwanten daer by komen. Dit ley"·^
ghemelte Lemnius op een Sympathie, dat is een ο ^
derlinghe over-een-itemminghe der nature 3
Bloedt uyt-treckt. .

Dat aidus tegen-ftrijt.ofte over-ecn-ftem!T»"& '

twee dingen malkander recht tegen,in'tfpelgehi·^^

moeten werden,wijft genoegh aen,dat,het
van den Neder-geilagen in yemants
tegenwooro g
heyt niet en getuy ghr,den felven daer aen '

digh gheweeft te zijn. Over defe fake is breedeïg'
fchreven by den treffelijcken
Rechts-geJeerflf" .
cerus in fijn Boeck van het
Onder-vragen, en f y
gen der Mifdadigen; als oock by Caftnannus "
aetfte Capittel,en de laetfte qu2Eit. van fijn ^"^eft.
logia. En onlangs te Romen by Zacchias ^^^
medico-legalium tit. 2. qu. 8.
daer hy ,
Duytfchen by-brenght,hoe in Duytfla^ j^Jye-
is, dat,alfo den Rechter,op den felfden
mant te nedergeleyt is,eeen proef en kan ^^^
den Doodc-flagher op de verhaelde maniere
Duym vandenneder-gheflaghene, ^
tonts-om af-fnijden,en den lèlven doen - ^jjen
thien, twaelf, vijfthien, en meerder daef

fy onderiuflchen yemandt m handen ^jj^er-


-ocr page 14-

VERVOLGH VA

achterdenckcn van deniTian-3agh op valt,dat fy dan
letten op den Duym, die in de eyghen plaets, daer de
gevangene fit, bewaert werdt.en wanneer die Bloedt
geeft,dat fy dan meenen de fake gevonden te zijn.fn
^aer op derven komen tot fcherper onderfoeck,ende
dePijn-banck.

Het I V. Capittel.

Dittvereyfchtwerdt tot Verbant der Wonden,
Wech te nemen 'tgene tegem de Nature in defelve fleeckt,

en te belette», datter niet mn nieuws in en komt,
Bhedt te ftelpen,
Maniere van Heelen,
VanEtter-^aken»
Wiecken,

7 Stvachteis,

Vopjens, ofte Comprefen,

9 Toe~naeyen, en ^en-kleven,

10 Het gequetfle Veelin beqmmegeflalte te houden.

I

Na dat in't eetfteCapittei de genefingc der Won-
den in 't alghemeen is aengeroert; foo fullen wy
defelve nu vetvolghen met de Maniere van Verbin-

den. En^g"eiij"ck alTe gebreken,door haer tegen-ftrij-
dende middelen verdreven werden: fo beiïaet oock
bet heelen van de wonden , in het
wederom by een
Voegen van 'tgene geicheyden,en,door het quetfen,
van malkander afgeweken is. Dan,om daer wel toe
te geraken,is noocfakclijck.datter niet in de opening,
ofte tuflchen de kanten en fteeckt, noch niet toe en
Vak; als oock, dat het verbandt wel bewaert, en het
ghequetfte Deel verfterckt,endeby fijn natuerlijcke
vvermie behouden werdt.

2 Om dan de rechte genefinge te bekomen.fo is
Voor-eerft van nooden,dar,allieryet regens de
rata-
le in de wonde fchuyk, het felve wech-genomen,en
«5e
Wonde klaer, en fuyver gemaeckt werdt. Want
fukks aldaer veibüjvende, lo en is niet mogelijck de
Wonde te fluy ten, oft al gefloten zijnde, toe te hou-
den.Derhalven moet het Bloet niet terftont geftelpt
Werden, en niet voor dat het gene in de dbor-fneden
Aderkens hanght,is uyt-geloopen
.Want alsdan wert
de Onftekinge befchut, ende het S weren, als minder
ftoife vindende,vermindert. Maer geronnen Bloet
dient met Plockfel wel ghefuyvert, op dat het door
fijn bedervinge geea Koottfe en verwecken, en met
«entn het heelen vetachtere. Men moer oock goede
forge dragen,datter van binnen niet in en fackE,ende
van buyten niet in en valt. Daerom dient oock in
Pjaetfen, die met Hayr begroey t zijn, het felve afge-
Ichrapt.
Want koniende anders in de Wonde te fte-
lpen ,het Ïoe-heelen foiide beletten. Sulcks doet oock
öe Huyt, als de kanten van de Wonde
teghens mal-
kander om-gewelft zijn· Want Huyt, die aenbey-
^ zijde heel is, en kan te faoien niet hechten, noch
«e Wonde nia wel fluy ten, ende »1 gefloten zijnde.

t
2

3

S

Ν D Ε WONDEN. if

breeckt terftont wederom open, gelijckick dickwils
in
Hooft-wonden gegen hebbe. I η fulcke gelegent-
heydt moet de Huyt aen beyde zijden door Com-
preflen foo neder- ghedruckt werden, dat de rauwe
kanten malkander komen te raken.die haer dan üch-
telijck aen den anderen voegen, en vaft maken. Hiei

η _____J-. «-Λ ïr» 'r rr^KpnVrlf tT-or» Γ> i ·-

, gelijck het oock meeft i-------- ----------

fight werdt) 't, welckfommigefoo dick ftroyen, dac
fy daer door de vochtigheyt, die in de Wonde fackt»
wel op-droogen,maer het volkomen toe-heelen be-
letten i felver oock, als het dick Poeyer tot een korft
backt,fo blijft de Etter daer achter fitten,die dan in-
etende,de Wonde dieper maeckt. Waer uyc genoegh:
bJijckt, dat Poeyer in de Wonden nier als gheheel
fober, ende maer lacht boven op gheftroyt werden.

3 Een Wonde en kan nietdoor het Vleyfch gaen,
oft fy moet de Aderen af-fteken,waer op dan noot-
fakelijck een Bloetftortinge volght,en daer op fwac»
kigheyt, en verQappinge van krachten; ja dickwils,
na dat de wonde groot,en diep is,en groote Aderen,
infonderheyt Slagh-aderen afgefteken zijn,f3auwig-
heyc, fwijmclinge, en onmacht. Waer op dan oock
her Bloet zij,nde den Schat
desLevens,fommige het
felfde wel met de Doodt verwiflélen. Hierom dient
infonderheydt voor het Bloeden goede forge gedra-

fïn, en dat met foodanige middelen,alsin het ecrfte
oeck,op't
13. Cap. zijn befchreven; en wat vorder
belanght 'tgene in de wonde fteken kan, als een ko-
gel, iplinte£,ofi:e af-geotoken beenderkens,die fullen
uytgenomen wérden op foodanigen manier, en met
fulcken werck-tuygh, ghelijck by Paré, en andere is

aen-gevtefer.

4 Wanneer dan niet in de weegh en is, fo moetik
men komen tot
toe-heelen. Ende alfoo de nature,
ofte de ghematigheydtvan het gequetfte Deel, ende
de om-ftaende, daer toe de werekende oorfaeck is,
ende herBloedr, de ftoffe, om 't ghenein 't Vleyfch
wech-genomen was, wederom te vervollen, fo ftaet
voornamentlijck te letten,dat de natuerlijcke gema-
tigheydt van het Deel, ende de om-legghende, be-
houden werdtj- ende datter niet te veel, niet te Wey-·
nigh, veel minder quaet Bloedt na toe en vloeyr
Want
als bet Bloedt te overvloedigh is, dan waft het
vleyfch te weelderigh, en laet vee] overtollige voch-
tigheydt. Te wey nigh zijnde, en leven het niet ee-
noegh ftofte, om het vleyfch te doen groeyen Van
quaet Bloedt en kan met alleen gheen goet Vleyfch
komen j maer verweckt oock , behalven het belet-
fel der gheneiinge, noch quade toe-V allen. Heteef-
fte kan vermindert werden door-Ader-laten, weynig
eten, ende van geen keft,die feer voedtfacm is. Het
tweede vereyfcht in tegendeel de voctfaemfte fpijfe,
en dranck; en fodanige middelen,die over de wonde
geleyt
zijnde^het Bloet na haer konnen trecken,ge.

, Iijifc


-ocr page 15-

tS J. V. Β Ε V Ε R W ï C Κ S

lijck verhack zijn in't 9. Capictel van'c eerfte Boeck,
Het derde is te helpen , door goede maniere van le-
ven , hier voorin 't eerfte Capittel aenghewefen, als
oock door Ader-laten, ende middelen, die de quade
vochtigheden bereyden,en af-fetten,tefien in'c eerfte
Boeck van de Genees-konfte.

Om noch de overtollige vochugheyt van 't Bloet,
waer door het heekn belet'werdt,wat te verbeteren,
het toevloeyen van het gequetfte Deel, door matige
t'famen-treckinghe te fteuten, ende goede ftoffe tot
Vleylch-maken voort re brenghea : foo hebben de
Heel-meefters van alle tijden goet gevonden, niet al-
leen van buy ten voor de wonden forghe te draghen ;
maer oock van binnen dooreenige wont-drancken.
Defe beftaen uyt fulcke middelen , als in't 14. Cap.
van 't eerfte Boeck befchreven zijn. Dan dient gelet,
dat uyt defelve ghekofen werden foodanige, die het
gequetfte Deel ^nderlii^e toege-eygent zijn, als in
wonden van het Hooft Betonye, van de Borft Eeren-
prijs, van de Lever Agiimonye, van dc Nieren Fra-
garia.

Komende dan tot het Heelen, foo moet de wonde
gherijpt, gefuyvert, geneièn, ende gefloten werden.
Want alfoo het toe-vloeyende Bloet uyt de geopen-
de Aderkens, in het ghequetfte Deel, van wegen der
felver flappigheydt,ende ongematigheyt,niet wel en
kan aen 'c Vleyfch ten eerften gehecht werden, foo
verandert de nature dat Bloedt in Etter, 't weick het
Vlcyfch-maken naeft komt. Daer-benevens is ge-
mcenlijck by de wonde eenigeKnutfinge van't geen,
dat quetft, en veranderinge door de Lucht. Derhal-
ven moet het geknutfte, en veranderde, alfo het tot
geen goet Vleylch en kan gedyen, van het gefonde
ghefcheyden werden. Suicks en kan niet anders ge-
fchieden als met Sweren.en Etter-maken,door mid-
delen in 't II. Cap. van't 1. Boeck befchreven.Ende
die verhinderingh door fuyverendc middelen,in't 12.
Cap. van 't felfde Boeck te fien, wech-genomen zijn-
de, moetmen komen tot Vleyfch-makende,verhaelt
in'tl 5". Capittel,en dan de wonde fluy ten met Vel-
makende middelen, gelijck die aengewefen zijn in't
16. Capittel, van't gemelte eerfte Boeck. Onder-
tuffchen dient oock het Deel, des noodt zijnde, ver-
fterckt met een ftovingh van rooden Wijn, daer ge-
drooghde Roièn, en Granaet-bloemen in gekoockt
zijn: als oock, na gelegentheyt,van eenige middelen,
die befchreven zijn in 't 2. Capittel van 't ehemeltc
eerfte Deel. ^

f In't ghebruyck van de(è middelen dient wel
Jicht geflagen op de gelegenthey t van de wonde, en
het gewonde Deel. Want alfo de natuerlijcke wetm-
te rijp maeckt, en 't Vleyfch doet groeyen, fo moe-
ten de HeeI-middelenovetcen komen met deghe-
matigheyt van het Deel. Zenuwachtige ofte Vleyfi-
ge, die, vochtigh van haerfelven zijnde, oock meer-
datfc geen O nftekinge, Pijn, ofte Koortiè cn fovde
veroorfaken, ten eerften in Etter dient verander? ·
welck werck der nature andets door
droogheHerf'
middelen lichtelijck foude belet werden. £venW«
dient oock wel gejet, dat die vocfarige
Digeftiva.ofte
rijp-makende middelen, niet te langh op
-geleydt e"
werden j want foo fouden fy na het quade, oock bet
goede tot Etter, ende verrottinge brengen, cn alfo®
een holle. ende vuyle Sweringe veroorlaken. Maer
in drooghe Deeien zijn bequamer de Balfamen, ge"
lijck die van Peru, ende diergelijcke, ofte
oock dat-
men een Digcftijf maeckt van gemenghde rijpende.

!1ϋί

cnde,door matelijck op-droogen,Vleyfch-ma!ienfle,

als van twee on^en Tcrmenthijn,een Doyer van een
Ey, een
loot Terwen-blocm, met Olye van Rofen.
tot een dun Salfken ghemaeckt, ende op een WiecR
gheftreken, in de Wonde gebracht. Defe
ofte Etter-makende middelen zijn, met haer recflt
ghebruyck, befchreven in het 11. cap. van 't rt"'·®
Boeck.

6 De Wiccken werden ghcmeenlijck gemaeckt
uyt Plockfel van oudt Linden,alfoo 't felve
betst
malkander houdt,endedaetom lichter uyt te trecken
is, als Boom-wol, ofte dierghelijckc. Sy en

met te langh, noch oock te kort wefen. Niet te lang'
om de gefonde Deelen,infonderheyt
dieZenuwacn-
tigh zijn, geen hinder te doen: niet te kort, om ge"
vervuyltheydt.ofte bedervinge achter ^«^'^^"jl^en
heele nauwe wonden, alfoo
{y gheen dicke
en konnenlijden, ende datgWch dunne te uap
zijn, omevenwel tot den grontvan de wonde te
men, foo kanmen eenen gouden, ofte filveren α ^^
nemen, ende daer om-flaen een fijn doecxken,
beftrekenmetdeghemelteSalve, in dewonaei
ken. Dit met een Plaefter bedeckt zijnde, v/ex^"
met een S wachtel toe-ghewonden. . , jjet

7 De S wachtels maecktmen ^'anLij'de" » ·
welck nier te nieuw en moet welen, om de
heydtiniet te oudt,endeverflcten,om dat het» ^^
lijck breeckt, Haer ghebruyck en is niet allee

dc op-geleyde Heel-middekn vaft te houden, ^^^^
de warmte van het gequetfte Deel te ti^^arc
oock't ghene van malkander geweken is> ^ . ^pyck

, - u u r, --------......, fccval moet de Swachtel

fe, die, vochtigh van haerfelven zijnde, oock meer- de drie vingheren breette hebben. dii

et vochtigheyt vergadert houden.dewelcke dan,op Swachtelin't midden beginnen aen " r ^jcJit

OOCK t gnene van maiKanoer gtw<.iv>... - ^ hruyc*
te verfainelen,ende tot een te perlfen. Dtt ge
maecktveifcheydenheydt in't
Swachtelen. ^^ ^^^^
eerft is ghenoegh, dat het Deel maer
fachtelijck met een breede
Swachtel '^^jpj-cr^voor
wert,doch met meerder om-flagen in de ^^
de Kouw, met minder in de Sotn^' ^^^ „a-

niet te broeyen. Maer voor het ander jjefoo


-ocr page 16-

VERVOLGH VA

recht tegen over de Wonde ftaet, ende foo over de
Wonde halen, niet ce los, want dat foude de aenge-
trocfcenLippen niet vaft houden.noch niet al te vaft,
om geen Pijn, toevloeying van Vochtigheden, On-
ftekinge.endelCoortiete verwecken. Dan falmen
beyde de eynden, het eene na bovenen, het andere
na beneden winden, om de overtollige vochtigheyt
Van'cgequetfte Deel te weren,

8 Wanneer de Swachtels de af-gewekene Lip-
pen niet genoegh by-eenen konnen voegen, gelijck
jn groote Wonden, ende daer de Huyt noch een
fcheydingh van de Spieren gemaeckt heeft,dan fal-
ttien ue gheholde Huyt door-knippen, ende aen de
Zyden vande wonde Popjenslegghen (gemeenlijck
Comprefsen genoemt) dewelcke van Linden vier,ofte
iès dubbelt, na ghelegentheydt van de wonde,endc
de onevenbeydt van het Deel, toe-gevouwen wer-
den.

9 Als de Lippen , van weghen de groote ende
«weriheydt der Wonde, door de verheelde midde-
«n niet en konnen by den anderen ghebracht wer-
'ien, foo moetmen defelve tot malkander trecken.
Sulcks ghefchiet op tweederley wijfc, mei toe-
"aey^n, ofte aen-halen door klevende middelen.

Tot het Toe-naeyen wert driederhande werck-
^ygh vcrey fcht, Naelt, Draet, ende Pijpjen. De
fielten moet niet al tedun.maerftijf zijn.omniet

breken; aen den punt drie-kantigh, om te lichter
öoor te gaen; aen het oogh foo veel uytgeholt,dat
den Draet gheen meer dickte by en brenght, als de
Naelt maeckt, om het door-flaen niet tcghen te
«ouden , ofte het gat te vergrooten. Het fal een
gladden wollen Draet zijn,dubbelt,om de fterckte;
ende met Was beftreken, om de ftijvigheyt.die mer
den Naelt door beyde de Lippen van de wonde
ghehecht wert, houdende op de tweede Lippe, die
«loch door te fteken is, om het wijeken te beletten,
een rondt Pijpjen van filver, ofte koper gemaeckt,
ende dan de Naelt (waerom het wat korter moet
«■den) daer door-gebracht. Sulcks kan oock, als
de Naelt heel icherp, ende de Huyt niet dick en is,
met de twee voOrfte Vingers wel gedaen werden.

Maeralfodittoe-naeyen.voornamelijckin teere
iKhatnen. feer pijnlijck valt, waer toe dan wel een

Onftekinghe, endeKoortfeflaet.dat het oock in
groote ende wijde Wonden wel lichtelijck van een
cheurr, ende dat het in die van 't Aengheficht lee-

^]cke ht-teyckenen na-laet: fooisby devernufte

'^enees-meefters bedacht een andere maniere van
vereemghen door Kjtve»i dewelcke fonder eenighe
guetfinghe de lippen van de wonde aen malkander
Want in plaetfe, datmen in 't ander door de
""yt, ende >tVleyfchfteeckt,foo ghefchiet fulcks
in Doeck. Danneemtmen 'tghene fterck, ende
wei ghedaente vier'kant, drie-kant, lang-
^^'■pign,ofte anders, na de ghelegentheydt van dc

Ν D Ε W O Ν D Ε Ν. tf

wonde, ende het geq««fte Deel. Het felve dubbelt

gherouwen ende dicht door-ftickt zijndelmoet be-
ftreken werden met een h mige PlaeLr hpftaen^»

uy t Hars, Peck, Terwen-blol,.endc fe ^ffeTer!
ghelijcke, verfien met Bandekens, foo dfcht alfmen
anders de Naelt door-fteeckt, ende darghSt
aen beyde zyde van de wonde; wel acht-nemende
dat de Bandekens op malkander flaen, ende dan la-
ten foo langh ftil legghen.tot dat defelvc aen-ghd
drooghr,ende vaft-gekleeftis, 't welck gemecnfijck
in vier, ofte vijf uren gfaefchiet. Dan falmen de
Bandekens t'famen-trecken , ende alfoo de lippen
van de wonde by-een brenghen.

IO Alles aldus ghedaen zijnde, fp moet forghe
gedragen werden, om het gequerfte Deel in goede
Geftalte te houden. Het welck ghefchiet, met het
felfde te laten, ghelijck het van naturen is, fondet
lofler, ofte vafter te maken, ende dat de wonde,foo
veel mogbelijck is, na beneden ftreckt, om haer te
beter konnen ontlaften. Die in den Arm gewont is^
moet den felfden niet laten hanghen, tïiaer in een
Sleuyer dragen: in 't Been,niet gaen,aiaer het felve
ftil houden, ende op een ftoel leggen.

Het V. Capittel.

1 riremdtgeHef)tgedcrmaéniaafivefea,videfindtrvci·'

binden, deor

X wapen-falve,

^f'fieffel.

4 Porye'··

j RedeiKitvan diewerckiniht^
ï

Na het algemeen, ende gebruyckelijck heèlea
der Wonden, nu aenghcwefen,en konnen wy
niet voor-by gaen, een feer vreemde, ende by»n«
onghelooflijcke, alrijdt
onbegrijpelijcke.geae&ige,
waer door defelfde fonder verbinden, ende in hec
afwefen van den gequetften.foudcn volkomentlijck ,
toe-heelen, als maer het blocdigh Geweer, daer de
Wonde mede ghegeven was, een houtjen, ófte yet
anders, met het Bloedt beftreken zijnde, even alf-
men ghewoon is de wonde, gade gheflagen werde.
Dit vinde ick te beftaen in drie verlcheyde midde-
len, doch die evenwel opeen ooghen-merckmic··
ken; ende zijn Salve, Af-fietfel, cp.de Poeyer.

2 Ten tijde, dat in het Geloove,Ci/'<r-

mcm in den omloop desHemels, van 't gemeen ge-
voelen afweken: fo is het lelfde oock gedaen in de
Genees-konfte by een Switfer
TheaphraflmPM-Mel-
fm
, ende onder andere, van weghen het bet len der
wonden. Waer toe hy befchrijft een feker
Wapen-
falve, die hy den KcyferAi«»A;;>»!/Me» vereert heeft,
dewelcke van defelfde, foo
langh by leefde, veel
hiel, gelijck
Βψ. Pma getuyght 8. Magi^e Nat.jï,
endefeydr.de befchrijvinge vaneen Hoveling be-
' Dd komen

1Η .; -
ii'li!


-ocr page 17-

iS J. V. B E V Ε

komen te hebben. Endeis AeÏt^l^.Vfnea, dat is
Mofch, gewaflen op het Hooft-fcheel van yemandf,
die gehangen,ofte van geen natuyrlijcke doodt ge-
ftorven is,;Menfchen-fmout, van eicks twee oneen;
Menfchen-bloet, Muinia.van elcks i loot;Lijnzaet-
olye, 1 half loot; Termenthijn, Bolus, van elcks een
once; onder malkander tot een Salve ghemenght.
Defe is alfpo mede te fien by Paracelfus felve,
Archidox Magie. i. evenwel Croüim in fijn Baftlic. Cfr/m.
daer hy Paracelfus voor den Autheur van defe Salve
erkent, gheeft een verfcheyde befchrijvinge.die wy
onnoodigh achten hierover te brengen.als meenen-
de daer foo veel niet aen ghelegen te wefen, dewijl
het felfde werck oock ghefeydt werdt met minder
toe-ruftingh te ghefchieden: Sommighe waiTen de
Wonden alle daegh met wijn, ofte v/ater van den
ghequeiften · andere meenen ghenoegh te zijn, de
Wonde ongemoeyt latende, alleen het Geweer, dat
bebloet is, in plaets van de Wonde met de Salve te
verbinden, oite indienmen dat niet hebben en kan,
een ander Geweer, een Wiighen-ftocxken, ofte yer
andersjd^er van 'tbloetuyt de Wonde aen-hanght.
lek ben bericht, dat een houtjen
aen'teynde be-
bloedt van de Wonde, in een pot jen met Verckens-
reüfel ghefteken, ende op de Wonde maer fuyver
Linde gheleydt
, defelve ghenefen heeft. Sulcks is
in Ontelbare bevonden by D"^.
Morian, een Godts-
geleerde tot Amfterdam, (die oock feyde belache-
lijck te wefen, de nauw-keurige makinge der Para-
celfiftenvan haer Wapen-falve, dewijl ghenoegh
was, dat het Bloedt maer in Vet, ofte oock Boter
wel bewaert werde) ghelijck my,beneiFens andere,
verhaelt heeft Dodor Andr. Colvius, nau-keurigh
onderfoecker van de natuyrlijcke dinghen. Sooda-
nigh ftocxken tegen den Tant gedouwt, tot datter
wat Bloet oyt-komt, ende dan mede in de Reufel
ghelteken, verklaerde defelve Heere Morian, dc
Tant»pijn over te doen gaen.

5 De Ridder Kenealme Oigby, wiens ghelijcke in
verlcheydenheydt van Talen, ende wetenfchappen
ick onder de groote Heere noyt ghefien en hebbe,
naEnghelandt treckende, ende my de eere doende
om,te verfoecken, fo rochtén wy, onder andere re-
denen, op defe dat is Seyl-fteenige (aldus
gbenoemt, om dat het werck van verre ghefchier,
even alsdeSeyl-fteentrecktjGenefinge. SijnEd.
vpklaerdemy fulcks verfcheyde reyfen ghelucke-
lijck bevonden te hebben^ ende als feker Hoveling
in fijn Dye gcquetft was,ende de Koning de proeve
daer van wilde fien.hy voor al het Hof defelve uyt-
werckce,leggende alleenop den bebloedenKouife-
bant: een fchoonen doeek,nat gemaeckt in'taf-fiet-
fel van het fuyverfte Koper-root, en dat tweemael
des daeghs fo verbindende. Het weick, als hy belet
zijnde, eenen avont verfuymthadde, de ghequettte
den volgenden nacht befwaeri,ende de Wonde vcr-
argeri was.

R W Y C Κ S

4 Op dit middel flaet het derde, te weten eeö
Poeyer, hetweickmy mede-ghedeelt is van den
Heere van Beverwaert,Gouverneur van Bergen op
Zoom, &c. 't welck al van defelfde ftoffe is. Dic
Poeyer getuyghde de wel-gemelte Heere, nu noc»
onlangs in de Belegeringe van
Perpignan.enTheoO'
ville, meettalleen in gebruyck te zijn geweeft, ende
datdaerdoorontallijcke fwiare Wonden ghenafe^'
Ecnbyfonder verhaelde fijn Ed. hoe dat tePanjs
een knecht van fekcr groot Heer, by alle de Me^"
fters gheoordeelt werde, van de Wonde, die hy ge'
kreghenhadde, noodtfakelijck te
moeten ftervefl-
Hec welck vernomen zijnde by een looper, ^QuatO
fijnen dienftaenbieden,met toefeggen van genefin"
ghe, ende hoe, ende waer mede hy iulcks dickv^"!®
ghedaen hadde. Het was wel te wagen, (want IP'}
een doodt kalf, gelijck het fpreeck-woordt feydC)'®
goet follen) dewijl fijn Wonde aireede by de Me^"
iters voor ongeneeflijck was opgenomen. Dus crao··
hy in 't werck, ende het eerlte verbande aen de"
bloedighen doeck ghedaen hebbende,als fomtnig®
daer mede fpotteden, foo toonden hy de kiac·"^
daer van op defe maniere: Hy ftack den doeck
fijn fack, -'■■'>· · · ' -—n""!

aen den

hoehy hém ^c.wiut «..lv,^-."-. .

te konnen duyren van de hitte, die in de Wond®
was. Daerna ftack hy hem in kout water,
öp de ghequetfte bevonden werde van koude
zitteren, ende te beven. Genas evenwel
eyndeli)<-

die hem te voren verbonden haddén. Pf^ ^—
baelt van een ander looper, dien fulcks ^^^^ u^l
waerom hy den felfden oock uyt-lacht: dan
was onwijs van hem ghedaen,
dat hy een Won ^^^
die in fijn felvengantfch ongheneeilijck was,
door
Paré, ofte andere,foo itoutelijck aen-nam·
en konde oock
Hildanus, hoe ervaren Meefte·· ^^
was, niet heelen een Wonde in de Borfte, u^fi
derftaen hadde de ghenefinghe van diergheHj
Wond-iTtóefter. . ^jg

y Dit is voorwaer een vreemde fake»
foo vreemt niet en foude fchijnen,by aldien da ^^^
de reden konde weten,
Daerom is wel gel^y
den Poët
Virgilim, dat de man gheluckig" wa »
de oorfakender dingen wel
konde kennen.

Faslix^i^m potmt rerum cogmfcere ccUM'^' ^^

Hier over komende in ghefpreck met
gheleerden Heere
Salmafiui, feyde my "PJ·^ J-^jcks
danige genefinge wel berichtte
wefen, c™

dickwiis ondervonden te hebben. ^cK .

ghende op de oorfaeck, ftelde defelve ons no ^^^
bekent. My komt veeltijdts voor, dat, w»
vreemde Sieckten,ofte y^^fΤοον^'-
borgben is. de Vrouwen alks terftoni op χ ^


-ocr page 18-

nye le^ghen: foo rtieetit oock de Jefuijt Delrk, in
Oifquif. Magie, die loutere Toovernye te weien,
ende dac defe maniere van genefen op een Duyvels
verbondt fteunt.als mede, dar de gbene, die fo gc-
neelt werden, daerna in heviger pijn, ende fwaerder
fieckte vervallen, oock meelten-njdt tot een quaet
cynde gheraken. Maer het en is niet al terftont
Toovernye (ghelijckhetghemeenvolckfijn felvea
in-beeldt) waer van gheen reden kan ghegeven wer-
den, dewijl darter noch ontallijcke dinghen in de
Nature ibo verborghen zijn, dat ons verltant daer
van het tninfte bericht nier en foude konnen doen.
Het vïekkde deftighe Poet £4:/)/·. M^wwnw oock
feer wel feydt :

Mdta tegtt facro involncïo Namrit>

Wie fal reden geven van de vreCKide genefinge van
de Gele-fucht, befchreven door Rob. Fludd. ofte
deFluRibus, ihfijnboeck de Phikfiopb. Mofaica, ende.
van verfcheyde met geluckige uytkomft in 't werck
gheftelt ? Sy maken van Affche van Eflchen-boom
Wet het Water van den Siccken kleyne koecxkens,
inelck, vandewekke fy in het midden een putjen
douwen, dat fy dan vollen met het Water onder
Wat SafFraenvermenght^ daerna fetten fy delelfde
aen een kant ^ tot dat fy vergaen zijn, ofte latenfe
op 't vyer uyt-waefTemen, waer mede dan oock de
Gele-fucht vergaet. Wie weette fegghen, waerom
den Diftel-appel, ende de wortelkens van kleyn
Speen-kruyt, alleen in de kleederen ghedragcn,hèt
Speen doen verdwijnen? Waerom komt de Wijn
te Lande te wercken, foo dra de Wijn-ftock,
die daer foo verre van daen is, bloey t ? Wie fal ons
de oorfaken aenwijfen, waerom de Zeyl-fteen het
yfer, den Amber-iteen het kaf nahemtrecktPDe
gbene evenwel, die dit aen de reden willen vaft ma-
Ken, ftelleneenen Geeft, die de gheheele werek
door verfpreyt, foude weien,zijnde een over-voer-
der van de verborgene krachten ende werckinghen,
waer door hy alle de Deelen van de werek t'famen-
Voeght, ende tviffchen defelvighe een wonderbare
over-een-ftemminge verweckt. Waer fy noch by-
voeghen de over-een-ftemminge van het Bloet, dat
aen 'r Geweer, ofte yet anders hanght met hetghe-
quetfte Deel, het weick de kracht van dit Heel-
inidde!,dGor den over-brenghenden Geeft, lichte-
lijck foude komen te ontfangen. Defe maniere,om
de Wonden te heelen van verre, ende in 't afwefen
Van den ghequetften , werdt feer verheven van de
Chytnirten , ende onder andere met redenen be-
geert van Crollius(die de tegen-fprekers onbedre-
■^enedwafen noemt") ende Rob. Fludd, dewekke
Oock de tegen-worpingeo van Forfterus in't breet
beantwoordt, Aen d'ander zyde werden wederom
naerredenen,ende ondervindinghen vajaydelheydt
o^ichuidight, door den Jefuijt ]ohannes Robem in
verfcheyde Boecken.Lii-^wiw in eenjiriaefbondigh»
Sennerm in liaudê ia Syntagn. de Studio milit.
Kircherus in fijn Boèck van den Zeyl-fteen, Mo-
reau in fijn
Infl. Chkurg. Dan feer onlangs zijn alle
de redenen van Sennert. na malkanderen weder-
leydcineenbyfonderboecxken hier van gemacckc
byPerfius,Genecs-meefter tot Romen.

Het V 1. Capittel.

I GeHtpnghedo«fTomeTnye,ghekityckel^ck kydeOHdemtt

eemge Verjfen te fingtn,
ί Voor Bekfen,

3 Doorwy-é"itey,

voor heylif^eOlye,

Ï>oor gswijt Linden,

i

WY hebben in'tlaetft-voorgaende capittel ge-
wagb gemaeckt,dat het genefen der \Vondea
in 't af-wefen by fommighe gherekent werdt voor
Toovernye: maerdat defelfde oock inderdaedt
daer toe ghebruyckt is geweeft van alle oudtheydt,
blijckt uyt de Poë ten, en andere Oude fchrijvers,

Jfla veneficii vetus efi via: mfier Af olie
Imocuamfacro Carminemenfirat epm^

ghelijck Ovidius feydt in fijn i, Boeck Van den Ge-
nees-middeJ der Liefde. So fchrijft oock Apuleius
in fijn
t. Apelog. dat de oude Genees-meefters wiften
met eeriighe woorden de Wonden te heelen, ende
dat de fekerfte Schrijver in alle oudtheydt, Ho-
merus,fukx oock wel aenwees,wanneer hy ülyflès
op die maniere het Bloer, dat uyt een Wonde liep,
dedeftelpen. Het felfde ghetuyght oock een La-
tijnfch Poé't
Statiui 2. Syl.

^——^abruptiietiamtiumfiabilevem
VulnHS hiat,magn£^fie fatet via lubricaplag(t,
Cum ^am egomet Cantust & Verba medentia fi-<
Confero, {vhs

Defe woorden (die fy fchijnen tot veriTen gebracht,
ende ghefongen te hebben, blijckende uyt de beng-

minghtv&nCarmen, endtCanm) fchreven fyfoo

groote kracht toe, dat, als fy al andere middelen
ghebruyckten , noch om fekerder te gaen, defelfde
daerby-voeghden, ghelijckwy fienkonnen inde
volgende verlTen van den gemeken
Ovidius 7 Me-
tam.

i'i·;

VERVOLGH.VAN D Ε W O Ν D Ε Ν.

Neveparnm valeam afe data gramma,Carmen
Auxiliare canitifecraafque advocat artes.

2 't Gene by haer door eenige woorden te fin^
gen, gefchiet noch
huyden-daeghs,felfs oock onder
de Chriftenen, meteenighe
woorden over de Won-
^ Dd2 den


-ocr page 19-

30 J. V. Β Ε V Ε R W Υ C Κ S

dentefpreken,hetwe]ck wyBelefen noemen. De
Jefuiji
Delrio verhaelt (in het derde Boeck van hec
tweede Deel, de tooverighe Onderfoeckingen, op
de 7. afpaling) van feker Lefen,onder de Spaeniche
Krijghs-luyden ghebruyckelijck, waer mede fy de
Wonden genefen,alleen Linden daer op leggende,
ende de woorden over-fprekende. Defelfde heeft
hy aldaer uyt het Spaenfch over-gefet, dewelcke, al
maken ly niet anders uyt, als een ghebedt tot
Chi ifium, wy evenwel hier niet en fullen ftellenj de-
wijl ly die, in 't overflaen der Genees-middelen, het
ghene anders, ende altijdt noodtwendigh is, mif-
bruycken. Het welck de oorfaeck was, dat de Bif-
fchop van Yperen,
Sitnonm, met fijn Raden, geoor-
deelt hebben, al ditheelen te zijn by-gheloovigh,
ende ongheoorloft, verbiedende derhal ven,dat nie-
mant fulcks foude in 't werck ftellen. Dit vonnis,
feydt
Delrio, fcheen fominige hardt, dan met onge-
lijck: alfoo dit werck van Godt verwacht wert by
wijfe van wonder-werck, ende fulcks gheftadighte
begeren, en is niet anders, als Godt te verfoecken.
Dat felver vele onder dc Heydenen defe maniere
van dc Wonden te belefen, niet voor goet gekeurt
en hebben, is wel af te nemen uyt den Grieckfchen
Poê't%W«,als hyfchrijft in het Treur-fpel van
Aiax, gheen wijfe Genees-meefters werck te zijn,
haer in Wonden te betrouwen op de Sang-dichten.
Want dat fy los gaen, feydt
ooün Virgilim γ,
je.néid.

—^Μψί eHmjwvere iti vulnera Cantus.

3 Een Italiaenfch Genees-meefter Fallopius
brenght hier toe in het
14. capirtel, het ghenefen
door
Wij-noater, waer op vele by-gheloovighe haer
fecr vertrouwen. Dan fulcks heeft fijn natuyrlijcke
oorfaeck, dewijl oock gemeen water het felve kan
doen. Soo fchrijft de Romeynfche
Celfus in fijn
vijfde Boeck, op het
l6. capittel,dat een Wonde
wel ghenefen kan werden, fonder vreemde midde-
len, daer op leggende een fpongye, ofte doeck met
kout water: want dat het toe-heelen, 't werck is
derNaturen^ ende dat de droogheydc van het Deel
bèwaert wert, te rugh ft:ootende de toe-vloeyende
*ochtigheydt, ende dai kout water 't felve gheheel
wel doet, D^n dit en foude gantfch gheen plaets
"^tiben in verouderde , ofte fware wonden : maer
alleen in de gene, die licht, verfcb,ende heel ondiep
2ijn, dewelcVe oock wel fomtijdts van felfs, ofte al-
'een met fchoon Linden genefen.

4 Andere By-gheloovige gebruycken Heyligen
OljteMi welck vry arget is, ende gantfch ftrijden-
de teghens het ghene een Wonde aenwijft.te weten,
dat haer vochtigheydt, falfy ghenefen, dient opge-
drooght, daer den Olye in tegendeel vervochtight;
ten ware die kracht, ende gcmatigheydt door 't ge-
ne daer over, ofte ondcr-gedaen werde, was wech-
ghenomen.

f Sommige nemen aiken ghew!Jt fchoon
dat gheen Vrouw aen-ghehadr en heeft. Eno^ ""
cn is niet quaet, ghelijck terftont gefeydt is,tn licbte
quetfuyren, die maer even door het Vel en gaen.
dan in Wonden, die Achtbare in de Rechten ghe-
noemt werden, foude het gantfch ondienftigh ζψ'
alfo het Linden niet en kan raken den gront van o®
wonde, het welck voor een Heel-middel
kelijck is, ghelijck
Galenus wel aenmerckt yMfi>'4'

Het VII. Capitte].

1 Wondmbefchuttinghttghen het Quetfen, ende
voor alle Steken, ende Schoten gehm κ^η.

i Middelen voor Vuyvels verkkert.

Wtkomfledickwils doodelyck, altijdt vervloeckt.

4 Te^en-middtlen.

G

J Elijck deMenfchen alle middelen na-gf·^'
vjT fpoort hebben, om de Wonden te gheneie"^
foo zijn fy noch verder ghegaen, om
defelve oi
fchutten,ende voor te komenjte weten,omStee »
ende Schoo:-vry te wefen. Welcke w®"''®'· ^o-
maniere van doen, al van ouden tijden f-,a

men is. Soo fchrijft de Poet Virgilws
7. JEneU van een, die noch door vyer.nocii αο^
yfer en konde werden omghebracht.

^t Mejfapnseqmm domitor,

J^em ne<]i foi igni cmqmmj nec flernerfjerro, ^^ ■
Hiertoe zijn van ?erfius,AbarK, ende andere,«ert^t
verfcheyde dingen in 't werck geftelt, waer op ve
trouwende, fy haer vyanden onbefchromnt neo
velden, ghelijck inde oudeHiftoryen te leie»
De Franioifche Schrijver
Guyon, verhaelt i» ')
verfcheyde Leifen, hoe feker Edelman vijf-ma"
■een gevecht van een tegen een (D«e/ Senoemi;
houden bleef, over hem dragende
Hifpomanes (v

weickers beteyckeninge te üen is by m -v

cit.y in Cryftal beQoten.

2 Dan het gewoonlijck middel,dat hier
bruyckt wert, zijnBriefkens, in <^ewelcke eewg^^^ ^
wondere, ende vreemde
Cbaracieren,o(te ^^^
ghefchrevenzijn, die haer kracht foudeo tre^^^^
fna fommighe voor-gheven) uyt '^^^."^"^^^opdet
het in-vloeyen van de Sterren. Dan dit ^jo-hen
andere, feer wel wederleydt
van den "^^ér^defe
Sennenus, met den wekken wy, om niet j^J^jj^yteo,
godrlo jfe ydelheydt te onderibeckC' ^ {jg-
dat fulcke kracht in de Briefkens gndere

men, noch uyt den Hemel, noch ^^ louter

natuyrlijcke oorfaeck, maer j:-r^volgen-

verfierfel is van den Duyvel,ende dat . „fckt
de foodanighe Brieflcens niet en kon ƒ" g
werden fonder grouwclijcke ' „oodt-

voorwaer de oorfaeck van dw werck """^^^gjijcJt


-ocr page 20-

VERVOLGH VAN

fakelijck geleydt werden, of op de Nature, ofte op
Godt, ofte op de Mcnfchen, ofte op de Middelen,
diemen ghebruyckt, ofte op den Duy vel.

Het en kan op de Nature niet gheleydt werden.
Want het lichaem is van nature facht gefchapen, ίο
dat het onderworpen is, door alderhande wapenen
fcheydingh, ende wonden te ontfangen.

't En is oock Godt niet toe te fchrijven, dewijl
hy fonderwonder-werck,den loop der Nature met
en verandert. Daer noch by komt, dat wy nergens
in de Η. Schrifture vinden, fulcks immermeer ghe-
daen te zijn, alis't.datdoor fijn bevel de Joden fwa-
reOoilogen tegenshare vyanden hebben uyt-ge-
voert.

De Menfchen en hebben oock de macht, noch
de kracht niet," om tegens de Nature in te gaen.

De Middelen, die daer toe ghebeficht werden, en
konnen by haerfelven fulcks gheenfins te weghe
brengen, noch den loop der Nature om-ftooten.

Derhalven moet het daer toe komen, dat het
Duy veis werck is. Want al zijnder vele, die voor-
ghevcn, in 't minfte met den Duyvel niet te doen te
nebben, ende evenwel fulcke middelen ghebruyc-
ken · foo moeten fy weten, dat defelve in 't eerfte
noch van Godt mede-ghedeelt, noch van de men-
fchen ghevondeuj maer van den Duyvel ghegeven
zijn aen de gene, die haer met hem hebben vcrbon-
denjende dat dien-volgende,de gene oock,die fop-
danighe middelen in 't werck ftelt.hem deelachtigh
van het verbondt maeckt,al is 't dat hy anders met
den Duyvel niet gehandelt en heeft: dewijl de toe-
ftemminghe hec verbondt verzeghelt. Sulcks kan
oock eenighlïns blijcken uythet godtloos leven van
de Geharte, waer door ly den Duyvel dienende.
God af-vaUcn. My is verhaelt van een Lieutenant,
die in alle de Oorlogen van Bohemen, en Duy tflant
ghehart geweeft haagde, fo darter menige Mufquet-
kogel van fijn Huytgerolt was. Hier te Lande ko-
mende met den ColonnelFe>-e«j,kreegh hytegen-
heydt in 't godtloos leven, dat fy gehouden zijn te
leyden · fcheurden fijn Briefken, ende begaf hem
tot Godt, ende een vroom leven, ghelijck ick hem
Bekent hebbe: maer werden doen wederom <^etf-
baer, als een andeh

^ de Duy vel, als niet voor-hebbende het li-
chaem van den Menfche te befehermen, maer veel
eerder het lelve met de ziele te vernielen , houdt
dickwils fijn verbondt niet,ende bedrieght de gene,
die het met hem ghclloten hebben. Waer van ver-
icheyde exempelen zijn, ende onder andere een
aenmerckciis-waerdigh, in 't jaer
1634. in Duyts-
Jandt ghefchiet, ende by
Semeftm verhaelt. Seker
Krijghs-knecht, fittende drincken met fijn maets,
ende vloeckende, na de gewoonte van fulck volck,
aat hem de Duyvel foude halen, dat hy vry was
van alle Geweer, wilde daer van een proef
tooncn.

DE wonden. ar

ende ftack op fijn bloote Borft tweemacl met een
Poenjaerc loo hardt,,dat
hy om-leyde,fonder ee-

«ichfins.te quetfen; maer als hy 't telve de derde-
mae] verfocbt, foo fchoor de Pocnjaert fchieriijek
door de Borft tot in tHerte toe, waeropterftont
de rampfaligedoor volghde. Wy Jefcninde Hifto-
ryen van de Beroerten in Vranckrijck, datter een
menichte Duytfche knechten over-quamen, ^aer
van achthien duyfent door het Leger van den Her-
togh van Guife neder-ghehouden wierden, ende na
dat fyuyt-ghefchut waren, bevontmen meeftaen
allegader Briefkens om den hals: maer die haer
weynighgheholpen hadden. Daer wert mede ver-
haelt van fekerKrijghs-knecht.die in de Beleringe
van Poidiers.op fekerenaenval, niet een dulligheyr,
gelijck als of hy de Stadt alleen foude bemachtighi
hebben, hem ibo dicht aen de wercken begaf, dat
hy terftont door een reghen van Kogels ter neder-
ftortede. Het gevecht over zijnde,werde bevonden
een Briefken op fijn Borft, waer van by aengheno,
men hadde, de kracht,met fijn eygen gevaer,tc be-
toonen. Wert noch ghefchreven,dat,doen Keyfer
K
^ret de V. Oorlogh voerde teghens Barémffa,in
Afrijeken, dertigh duyfent Moren met grootetj
moedt, ende gheweldt quamen beftortnen eenen
>rooten Toren, ftaende op
eenigh overblijifel vaa
iet oudt Carthago, voor haer hebbende feker
Turckfche Priefter, die,met een vreemt gheluydt te
geven, yerfcheyde Briefkens itroyde.waer door hy
de Chriftenen de nederlaghc dreyghde. Maer hoe
fujcks uyt-viel, voelden hy alder-eerft. Want de
Keyièr aenkomende inet Ruyters, ende Knechten,
viel op de Moren, ende floegh (de godtloofe Prie-
fter voor andere ten eerften neder-ghevelt zijnde)
defelvighcin de vluchr.

4 Hier-en-boven houdt de Duyvel noch, om
van fijnen bedriegelijcken aert niet te wijeken,eeni-
gheplaetfen onvry, als
in't verbont niet begrepen.
Soo wert ghefeydt, datmen niet gehart kan wefen
boven deOogen. Ende my is vertelt, boe in feker
verrader,die op 't Rat lagh,om gcrabracckt te wer-
den, den Hamer elcke flagb, ghelijck van een Aen-
beeldt, af-fteuten,tot dat ten Jaetften den Overften
riep, Slaet het Duy vels-kindt de Kop in; het wekk

fiii

üs

ïhedaen zijnde, h« Hooft, fonder eenighe teghen-
ftantvin-gheflagen werde. Soo heeft my mede on-
langs verhaelt de Golonnel Swartfenbur^, felve ge-
fien le hcbben,dat,als de Grave van Montecuculi in
de Veluwe qnam, ende vele Croaten geüagen wier-
den, een van defelvighe door twintigh befet, ende
befchoten zijnde,geen Wonde en ontfingb, tot dat
een Krijghs-knecht hem't Hooftin-Qoegh.

Ende buyten de plactfe houdt (geÜjckmen ièydt)
de Duyvel noch een andere achter-deur open.ende
en doet die Briefkens niet geiden teghens Silvere
Kogels, ofte Loode die
beknau<vt zijn, noch tegens

D d 3 Geweer»

I


-ocr page 21-

2 ® J. V. Β Ε V Ε R W Y C Κ S

Geweer, welckers punt in 't vyer gheheet, ende met
reufel beftreken, ofte in d'aerde, ofte broot geileken
is, ghelijck oock tegens andere, die ick, gelijck oock
al dit werck, niet nauw-keurigh wiJ onderfoecken.

Het VIII. Capittd.

1 Wonden met Tletteringe,

2 Oorfxken,

3 Ken-teycktnen,

Voor-tejckéiten,

5 Gexefinge.

Na dat in 't alghemeen gehandelt is van enckele
Wonden, foo fullen wy nu komen tot de gene,
die met eenige andere toevallen gemenght zijn.On-
der defelvige is wel de voornaemlte, het Knutfen.oft
Pletteren,wanneer benevens de opening van dc won-
de,de kanten ronts-om geknutft.ofte geplettert wer-
den, waerom wy daer van, onder de gemenghde, of
ï'famen-geftelde Wonden, eerft fuilen handelen.

2 De kanten van een Wonde werden geknurft,ofc
geplettert,wanneer 't gene,dat de wonde by-brengt,
niet alleen en kan het Vleyfch quetfen, ofte een opc-
ninge maken,maer oock het felve door fijn fwaerte,
ofte bottigheyt (want
een fcherp geweer en falfulcx
niet doen) foo hart tegen de kanten ftoot, dat de na-
t^ierlijcke wermte daer door verftroy t, en het Bloet,
buyren fijn Aderen fchietende, daer in runt.

3 De Ken-teyckenen van een Wonde met Plet-
teringe,ftaen af te nemen uyt de
fw3crte,ofte plom-
pigheyt van'tGewcer,datde wonde gcmaeckt heeft,
Hyt den kogel, ofte den beet: als mede uyt de pijn,en
de blauwigheyt van 't gequetfte Deel.

4 Wat de Voor-teyckenen belanght rGhelijck al
't gene dat tot een Wonde flaer, defelve befwaert, fo
valt oock een wonde, waer Pletteringe by vermengt
is, fwaerder om te genefen, als een enckele openinge.
Want niet alleen dat het geronnen Bloet, en het ge-
plettert Vleyfch moeten tot Etter (het welck de ge-
nefinghe foo lange te rugge ftelt) gebracht wïerden j
foo komt beyde dickwils te bederven, en tot Kout-
yyer te vervallefl.

f Dewijl geen Wonde en kan heelen, of het be-
letlbl moet eerft wech-ghenomen werden^ foo dient
hier voor al het gepletterde, dar fo veel als verftorven
2!jnde,niet en is wederom tot goet Vleyfch te bren-
gen,door rijp-makende middelen tot Etter verfwo-
ren.En alfo,van wegen de pijn.lichtelijckeenige toe-
vloeying op het gequetfte Deel kan komenjfo dienen
TOor te gaen fodanige middelen,die van het felfde af-
trecken, inionderheyt het Ader-laten, indien het li-
, chaem wat bloet-njck is. En dan moeten op het ge-
quetfte Deel felve geleydt werden fodanige Pkefters
{Defenfi ven genoemt) of Pappen,die het toevloeyen
t>Aie.ttenjen de vochtigheden üy t-houden,en met ee-
nen haer ten decle verdroogen ende verteren, die be-
fchteven zijn op 't
2. Cap. van 't eeifte Boeck. Het
toe-vloeyen aldus ghefteut zijnde,ibo moet alle vlijt
aenghewent werden, om het gepletterde Vleyfch,
'tBloet,'t welk uyt de gebroken Aderen in't Vleylc»
gezijpt,ende geronnen is.ten eerften (op dattergee"
onftekinge toe en fla) tot Etter te brengen, doorlo-
danige middelen,a-Is in't ii. Cap. van't eeifte BoecK
zijn aengewefen. Waer
uyt men,na de gelegentbeyc»
en gematigheydt van het Deel, Pappen, en Plaelte^
magh maken, die niet op de wonde, maer ronts-oin
defelve,op het gepletterde Vleyfch dienen geleyt·
de wonde felve moeten Wiecken ghefteken Wfefdeo»
die beftireken zijn met Digeftijf van Termenthij".
onder Doyer van
Ey gemengt, of de Salve,Ba(jlicf
genocmt.Hetquaet tot Etter verfworen
zijnde,dien
de Wonde gefuy vert, door middelen, verhaek op
12. Cap. van 't eerfte Boeck, gefuy vert zijnde, ma
Vleyfch vollen, toe-heelen, ende met Vel bedecke"»
waer toe de middelen mede allegadcr befchfc^®"
zijn in 't meet-gemelte eerfte
Bocck,op 't 14· i Γ .
i6. Capittel. Dan by aldien het ghene ghepl^fj

was, m geen Etter en quam te veranderen,maer dat-

ter den derden, vierden, ofte vijfden dagh, een
hnghe met pijn toe-floegh,en defelve vergroote
kloppinge,ende de gequetfte niet wel en kondeijja^
eenigh aen-raken, ende daerna het
ghewonde uec
fijn natuerlijcke wefen verloor, van verwe
blauwacn-
tigh of bruyn werdej de pijn en klopping '^^^'^'ί^ΐη
gon op te houden, ofte oock andtre
voor-teycKe
van Kout-vyer haer openbaerde ,· in foodawgen g -

val moet het ghepletterde Vleyfch ten eerften gn

fcherft zijn, daer op Plockfel gheleydt werden n^^

{5---J β. Λ-» ».·. ■ J

na in't 11. Capittel breederaen te wijfen. ^

Dan als niet alleen het Vleyfcb,maer oock
nuwen.en Banden geplettert zijn,dan dient hst U
gebet met verdrijvende Olye, heet gemaeckr,gew)^
van Wijn-ruyr, Dil, Seven-ghetijden-kruyt,
fwijn, de Lateribus, Termentbijn, ofte Peter-^oiy^'

Het IX. Capitre].

Gefchote Wonden.

1 Begin,enOorfpronckva»Bus-poeder,

2 ^ert, en Nature van gefchote Wonden, il^itinge.
met reni/nightyt,noch Brant,mAetalkennK''''

3 Verfcheydenhej/dt,

Ken-teyckenen, .

Voor-teyckenen,

6 Genefinge,

Maniere van Leven.

Na dat in 't laetft-voorgaende Capittel
is van de gepletterde Wonden in't ''f jf

nu dienftigh welcn^dat wy komen tor de Py'^g^^er'


-ocr page 22-

VERVOLGH . ,

Onder defelve 2Ï)n wel de voornaemfte,die door Bij-
ten.ende Schieten veroorfaeckt werden. Maer verre
uyiloopen, van wegen onfen geftadigen oodogb, de
gcfchoK Wonden, waer van wy daerom oock cerft,
«n wijtioopigh fullen fpreken.Doch voor al-cer daer
toe te komen,en duncktons niet ondienftigh te zijn,
dat aengewefen werdt het begin, en den oorfpronck
van Bus-poeder, en Gelchut.

ï Wy lefen in de Hiftoryen der Griecken, Ro-
•ï^eynen, ende andere Volckeren, van vele konftighe
Wercken,waer mede fy hare vyanden groote fchrick,
endefchade aen-deden. Hier in is wel de beroemfte
geweeft Archimedes van Syracufen,welke Stadt van
Si^ilyen, hy, door fijn vernuft, en krachtigh werck-
tuygh, dede, een fterck leger van de Romeynen, tot
taer groot verlies, het hooft bieden. Diergelijcke is
niedein't werck geilek by Diognetus van Rhodos,
Callias van Acardyen, Epimachus van Athenen, cn
andere. Soodanigh weick-tuygh is in veelderley ta-
len bcfchreven, ende onder andeie in Latijn by Lip-
fius in Poliorcetico , ende Nandseus in lijn treffelijck
Boeck
de Studio militari. De Vinder van eicks, dat
tot den oorlogh ftreckt, werden uyt de Ouden aen-
gewefen by PolydorusVirgilius
2. de Inven. rer. 11.
ende den Spaenfchen (wekk Boëck mede in Latijn,
Fran^oifch, ende Ncderlandtfch is overghefet)
Pedro
Mexta , 2. de la Silva de varia Leden.
Maer ghelijck
den Oorlogh,ende de wraeckgierigheyt alles onder-
ibeckt, om malkander onder te brengen, en le over-
heerfchen, foo is ten laetften het Geichut gevonden.
Waer toe niet qualijck en paffen dele verflén van Lu-
ctetius,in fijn j. Boeck.

Sic alidex alio peper it difiardia trifiü,.

Hornbile humanü quod gentibtis ejfet in Armü·^
. Inque dies belli terroribus addtdit angmen.

By dit Ghefchut en zijn niet eens te gelijcken al het
Krijghs-tuygh,Muyr-brekers,ende andere wercken
(hoewel Lipfius die anders verheft) dewekke by de
oude in gebruyck waren. Want die
daer tegen ftaen-
de, fouden terftont aen flenters ghefchoten werden:
Waetom Bodin wel feyt Meth. hift. c.
7. dat de Ca-
tapult3e,en 't ander ftorm-tuygh der
oude,maerkin-
der-werck en gehjckent te wefcn by ons Gefchut,ais
niet donder en bhxem alles vernielende,die het oock
niet alleen met licht, gheklanck, en reuck gelijck en
»>.maer met gedruys verte overtreft. In de belege-
ringhe van Breda kondemen hier in defe Stadt Dor-
drecht de fchfoten tellen,ja buyten de Poort het vyer
»en op-gaen. De Grieckfche Hiftory-fchrijver Dio-
nyfiusHalicarnafikusvethaekin't i. Boeek van de
Roomfche Oucheden, dat Alladius,Koning der La-
Unen na Eneas, gevonden had een maniere, om den
bhxem en donder na te boetfen, daer door fijn On-
aertatgn foekendc wijs te maken,of by een God was,
wonden. aj

en dat dien blixem ten laetften fijn huys aen brandt
ftack,en hy felfs daer
door om hals quam Dit willen
fommige wel duyden op het Bus-kruyt; gelijck an-
dere oock doen op 't gene Virgilius verhallt van ee-
nen Salmoneus, de Sone van Eolus,des Konings van
Elide, die mede den blixemenden, en donderenden
lupiter wouden na-apen. De verffen van den Poëet
itaen
6. ^neid. en luyden aldus:

Ftdi ié" crudeles dantem SalmoHea pmnasy

Diimflammas fovUf &fomm imitamr Olympi

Demensy ψι nmhos·, & non tmitabiie fdmen

cormpedum curfa fmdabat equorum^

Dan dat het felve by de Griecken , ende Romeynen
>antfch onbekentisgheweeft,betuyghen ghenoegh
laer hiftoryen, die,hoe fware flagen,en belegeringen
fy befchrij vennerghens ge wagh en maken van
ons
Gefcbut. Dit is eerft by die van Europa in 't werck
geftelt na het vinden van Bus-poeder, ofBus-kiuyt,
ten tijde, dat de Alchymie began op te komenjwaer
van de vinder niet wel feker kan uyt-gevonden vver·»
den. Polydorus Virgilius, hier voor
vermeit,fchrijft,
datter boven alle gheheugheniffe der menfchen niet
fchrickelijcker en konde bedacht vtrerden van een
menfcfaelijck verftant, en datmen de vinder ftelf een
Duytfch
geweeft te zijn van geringe foorte.Dit felf-
de werdt mede toegeftemt by P.Ramus, 2. Schclar.
Matkem. als mede bySteph
.Forcatu]us,4.deImper.
& Philof, Gallor. cn verfcheydeHiftory-ichrijvers.
Defen Duytfch werdt gefeyt (vervolght Polydorus)
dat hy Swavel-poeder (daer fonder twijfel Salpeter
by gheweeft is) r'huys in een vijfel hebbende,om ee-
nigh Gcnees-middd van te maken ,en 'tfelve met een
fteen bedeckt zijnde, als hy ondertufl'chen daer on-
trent vyer floegh,datter een vonck in viel;
waer door
een
vlammeop-vloog,die den fteen om hoog fmeet^
ende dat hy daer uyt de kracht ghewaer werdende,
oock y fere Buifen
verfon, wekkers gebruyck hy eerft
foude geopenbaert hebben aen de Venetianen, als fy
ontrent haer Stadt by Cbioggia,en Malamocco,in't
jaer
duyfent drie hondert ende tachtigh (Naudé leyt
feven-en-tlèvenrigh, Pancirollo achc-en-tfeventigh)
eenen fwaren, endeghevaerlijcken oorloogh voeide
tegensdie van Genua , waer van ick het af-beelqtfel
in de groote Saei op S. Matco ghefien hebbe. Want
na datde Venetianen Cbioggia
,een plaetfc dicht by
haer Stadt,door Pieter Dona,0 vetfte van deGenue-
fen, ontnomen was, foo hebben fy daer tegen geftelt

haren O verften Vittor Pifan i,d ie de Genueftn tot een
Zee-llagh
lockte. Den wekken hy wonjo dra lan
Barbarigo
met twee kleyne ftucxkens onder de Ge-
nuefen fehoot, voor die tijdt by haer noy t gefien en
dien-volgende fchrickelijck.
P. lovins verbaejt mede
in fijn 3. Boeck, hoe den Velt-O veifte Barcbolomeo
Coglioni (wiens Metale Beeli tepaert ik te Vcaetien

geiiefl

VAN DE

I ΐ·


-ocr page 23-

24 J. ν. Β Ε ν Ε R W Y C Κ S

gefien hebbe) gebruyckt heeft in den Krijgh, die de
uytgebannen vanFloren^en voerden tegen het huys
de' Medici, kleyiie veldt-ftuekskens, waer door de
Prin^e van Fetrare, den fooi van ftjn voet wecfa-ge-
nomen zijnde,beklaegüde hem over Coglioni,aIs ko-
mende met vcrvaerlijck.ende ongewoonlijck gewelt
regens de gene, die alleen met fpies,ende rappier ge-
wapent waren. Aengaende Duytfchlandt, het Ghe-
fchut, gelijckMunfter getuyght in fijn Weteldr-be-
fchrijvinghe,en isaldaer niet tn ghebruyck gheweeft
voDt het jaer 14J4. aen de kant van Denemercken.
Het was evenwel al te voren op andere plaetfen be-
kent,ende in 't werck geftelt. Want den Turckfchen
Keyfer Amürath , voerde al Gefchut in 't jaer
1419.
ende planten uytérmaten groote ftucken in 't belegh
van Conftantinopelen. Onder andere twee,die Ko-
ghelsdroegen van hondert ende vijftigh pont,en een
dubbelt Kartouw, van drie hondert pont de Kogel,
wiens klanck de aerde dede beven dertigh ftadyen
verre, ende konde maer lèven-mael dae^s af-ghe-
fehocen werden. De Griecken feivc antwoorden
hem, met Kogels van anderhalf hondert pont. Van
die tijdt is het Ghefchut oock in
Vrancktijck bekent
gewTeft. In 't jaer 1425-. als Koningh Karei de VII.
began te regeren, werde (gelijck Polyd. Virgilms be-
fchrijft in't 2?. Boeck
van fijn Engelfche Hiftorye)
de Stadt Mans
van de Engelfchen belegert, ende dc
Wallen om verre ghefchoten. In de belegeringe foo
veel uyt-werckende, zijnfe oock te velde ghebrachc.
In't jaer 1431. verhaelt Monftrelet in fijn 2. Deel,
dat in den flagh van denHercogh vanBar,tegensden
Grave van Vaudemont, foo veel Canons, en Colu-
vrines gelooft wierden, dat haer voick, door fchrick
van de vremdigheyt, gingh met den buyck op d'aer-
de neder leggen. Daerna en is't Gefchut niet alleen
voor de Steden, ende in 't vlacke Veldt, maer oock
over de hooghfte bergen gebracht,als over de Alfjes,
ende den Appennijn , welckersdoor-tocht, ghelijck
kk bevonden hebbe.feer nauw.ende forgelijck is,den
wekken evenwel, om het Koninghrijck Napels te
veioveren,met Gefchut gedaen heeft Karei de VIII.
Koninck van Vrancktijck. Waerom de Italiaenfche
Hiftory-fchrijver Guicciardin bekent, dat de Fran-
9oiichen veel gauwer warcn,om met Gefchut om te
gaen,als de Italianen. Aldus dan is het Gefchut met-
ier tijdt over de gheheele werelt gemeender gewor-
den , ende de Krijghf-knechten zijn allencxkens ge-
wapent met Mufquetcen, Roers, ende Piitolen. De
hoogh-gheleerde Cardanus oordeelt dennaem.van
defen vinder vervloeckt ,,om dat het Gefchut eerder
ïot fchade,als tot voordeel gevonden is. En Polydo-
rusfchrijft, niet te konnen ghelooven, dat een men-
fchelijck verftant fulcksfoude konnen vinden, maer
dat een boofe Geeft de Menfchen dat werck gewe-
ien heeft, om dat fy met alleen met wapenen, maer
oock met blixemen fouden vechten. So fcydt mede

Melanchthon, dat het felve ghevonden is tdt bederf
van't mcnfchelijckgheflacht, dooreen Monick, al*
knecht; maer door den Duyvel,ais werck-baes. Df^
fen vinder van foo doodelijcken werck-tuygh heefti
na kk meen (feydt Polydorus) voor loon bekome"»
dat fijnen naem altijt foude verborgen blijven. M^cf
hy heeft nochtans mede de eere ghehadt van Hero"
ftratus, die, om een eeuwigen naem te verkrijg^iö^"
koftelijcken Tempel van Diana in brandt ftacK.
Want Munfter, en Thevet (in haer
Werelt-belchnj-
vingc) feggen, dat het een Alchymifter Monick wa^
gheboren van Friburgh maer den eerften, als oocK
Forcatules, noemt hem Berthold Swart, en den an-
deren Conftantijn Anclzem.Dan hoe veel opTnevft
te ftaen is,heeft Cafaubon voor defen aengewefcn m
de voor-reden op de kleyne wercken van Scaligh®''·
Vorder, dat het Gefchut eerft by ons bekent is gn^-
worden m den verhaelden oorlogh by Venctyi^
getuygen oock Valla, Platina,Blondus,PatrjciuS'K·';
valdus, Turfelimus, Belcarius, Lupanus, PeguiJoneS'
Forcatules, ende andere j daer nochtans blijckc uyc
Pctracha, in fijn
Έ,ο^άί de rmed. utriufque firt»^'
Dial. 99. het Gefchut, gelijck het nu by ons is, a op
fijnen tijdt in 't gebruyck geweeft te zijn, deweicKc
dien oorloogh niet beleeft cn heeft. Dan,
om dep
rechten vinder aen te wijfen,komt in bedencken.on
de gene, die daer voor foude mogen gehouden wer-
den, het Kruyt, ende Gefchut uy t fijn/^^'^®"
den heeft, ofte geleert van de
Indiaenfche Chiflelen,
waer van gefchreven werdt, het felve al over mcn«n
hondert jaer ghehadt te hebben. De Spaenfche tii
ftory-fchrijvcr luan GonzalesdeMendoza getuyg
in 't 3. Boeck, op 't if. Cap. van 't groote rijck vm

China, hoe de Inwoonders haertoe-fchrijvenhe^

vinden van het Gefchut,ende de Druckerye,ende
alle Volckeren defelve van haer geleert hebb^ ί
een van haer Koningen, genaemt Vitey,het G"'·^
gebruyckt heeft in den krijgh tegen de Tartaren;«
fy defe konfte fouden geleert hebben van een Oee'
der Aerde, den gemelten Koningh in fijnen
hulpe komende;dat oock de Cbinelcn
de beftrijden het Koninckrijck van Pegu,
r de fefthien hondert jaren, om geheel

nighe οverblijffels gefien werden, meelt g„dere
ken, wat rouw ghemaeckt; doch die ^nder, als

gegoten hebben, veel netter,ende voj^^^^^^^

de onfe. Dc Chinefen zijn altijdt j^gurigh on-
gheweeft, de natuerlijcke dingen η^Η «hjioftrarus
derfoeckende, welckers Wijfen Se van Indyen
vcrhaelt in fijn 2. Boeck, dat de Komng ν ^
Phraotes foude vertelt
hebben aen « ^
Apollonius) haer mede oeffenden in ae w ^ j^ivieien
gantfch vry volck, woonende (jjoote,!"

Kyphafis, en Gangcs,en dat Alexandcr dc


-ocr page 24-

VERVOL GH V Α

fijnen Tocht op Indyen, niet en hadde derven irec-
kenover
AenHyphafjs, om dat bareStadt onwm-
lijck was, al hadden daer voor ghekomen duyfent
Helden, ghelijck
Achilles, ende drie duyfent, gelijck
^iax: om dieswiile,al-hoewel fy haer met m t velt
en begaven, evenwel van haer muyren ende wallen
foo donderden ende blixemden op deh vyandt, dat
het onmogelijck was defelvige te nacrdercn.V oor-
Waer dien donder, endeblixem, en fchijnt niet an-
^rs gheweeft te zijn als de fchoten met Gefchut.
Kiet dewelcke fy de twee groote overwinders,Her-
«i/e/.en
Bacchm verjoegen. Want al-hoewel die Ko-
ningh'dat gbedruys
lupiter toefchrijft, foo brenght
noditans de Hiftorie mede, dat die Indianen, t'fa-
men zijnde wijf-geren, ende Krijghs-helden, doen
ter tijdt al in 't gebruyck van 't Gefchut waren, het
«relck fy lange onder haer alleen gehouden hebben,
fo om te toonen dat fy van iK^Verby-geftaen wier-
den , als om dat fy van alle tijden haer Landt voor
üyt-landtfche gheflpten hielen. Ja geen vreemde-
linghkan noch teghenwoordigh daer binnen gbera-
ken, als met liftigheydt, ende groot ghevaer. 'tEn
foude foo gheheel vreemt gevoelen niet wefen, dat
dien Duytichen Monick, die dit grouwelijck werck
hier verfpreyt beeft, felfsde konfte uyt China ghe-
haelc hadde, daer ghetcyft zijnde,nietdoor de Mid-
delandtfche Zee, alfoo die wegh doen noch onbe-
kent was, maer voor-by de Noorderfche Landen
langs Mofcovyen enTartaryen, ofte beyde de Scy-
thyen, waer ontrent onfe Hollanders een wegh ter
Zee foecken, die ongelijck korter foude zijn,als die
van deZuytfcheKuften.Vorders kan by den Geeft
derAerden,e/i7a4/ (ghelijckden Autheur verhaelt,
uyt het bericht van de Chinefen)
falio de debajo de la
tierra
, bequameüjck verftaen werden foodanigben
Geeft, die den Koiiingh
Vttey.zipde Phiiofooph, ende
Akhimifl, trock uyt de Aerde, door de kontie van
Alcbymiftifche logen, te weten eenen witten Geeft,
den wdckcn de ]oden (die haer lichaem daer mede
reynighden) Neier
(Hierem.z.ïz.) génoemt hebben,
ende na haer oock de Egyptenaers, (die de doode
iKhamendaermedebalfemden,
Berodot.Z.) Ara-
bjers, ende alle de Oofterfcbevolckeren, ghelijck,
baer volgbende, andei»
nitrum, ofte (als een foorte
van Zout zijnde) Sal-niter,ofte Salpeter. Dit felfde
gheeitdeineefte kracht, ende baertdengrooten
donder in t Bus-poeder.het weick gemeenliick ge-
ftaeckt wen, gelijck Langius oock fcbrijft z.Epift.
3^· uyt drie deelen Salpeter
, twee deelen Kruys-
kolen van Wilgen, ende een van Swavel^ dewelcke
aliegader meeft uyt Aerde beftaen, derhalven diep
een ghedrongen zijn, ende daer-benevers geftelt
om licht door het vyer aen brant getteken te wer-
den, ende ontfteken zijnde, datelijck (ghelijck ick
terftont fal aenwijfen ) meerderpiaets behoeven;
wa;r door ghefchiet, dat hec aenghefteken Bus-

N DE WONDEN.

kruydt noodtfakelijck ruymer piaets moet foecken.
ende derhalven door.den uyt-^angh van den loop»
daerdeopemngh met gew^Wt |edreven zijndi
den Kogel mede uyi-drijir- dewelcke een Menfchc

Ζ Van weghen den Aert, ende Natare der se
fchote Wonden,en zijn dcGeaees-meefters niec al-
iegader van een gevoelen: maer ftrijcfcen daer Over

driederhande oordeel. Sommighe ftellen defelvc
eenighe Venijnigheydc deelachtigb te wefen. An-
dere ontkennen wel de Venijnigheydt, maer fcbrij-
ven, datter een groote Hitte, ende Brant is by-ghe-
voeght. Eenighe en ftaen geen van beyde toe.ende
en maken antfers geenonderfcheyt tuffchen encke-
le quctfiiyren
, ende ghefchote wonden, als dat de
kanten van defelve door het gheweldt van denKo-
-ghel gheplettert zijn. Welcfc ghevoelen wy .voor
Het befte houden ί dan fullcn even-wel He redenen

li

iiu,

fJ: ijjj »

Ïiösn

't Gefchut. Want Meefter lan de Vigo, een uytne-
ment Heel-meefter, die de eerfte van deghefchote
wonden gehandelt heeft, ftelt defelvige in het twee-
de Deel, ende het eerfte BoeckPr^S.
Chirurg, uyt-
ghegheven weynigh na het jaer ijoj. onder de
vergifte Wonden, ende wH derhalven defeifde ghe-
heeit hebben door branden met heeie Olye van
Vlier, ofte Lijn-zact. Weicke middel Paré fchrijft
in fijn 10. Boeck
Afdagifm. i. tot fijnen tijt toe in 'c
gebruyck geweeft zijnde.eh dat hy felve in't begin-
fel (foo veel vermagh de aenfienlijckbeydt van een
groot voor-gangher, al gaet hy een verkeerden
wegh in) ililcken «lanicre van genefen nagevolgh't
heeft, tot dat hy by geval beter leerde,gelijck brce-
der op de ghcmelte piaets te fien is. Maer die dit
gevoelen toe-ttaen, trccken baer reden uyt de qua-
de toe-vallen, ghelijck daer zijn bedervinghe van 't
gequetfte Deel, Kout-vyer, vuyle Sweringe, Hert-
kloppinghe, quaetaerdighe Koortfen, ende blauwe,
ofte bruyne kanten van de Wonde, ende daer uyt-
loopende groenachtighe oftebruyne Vochtighcyr,
Hier-en-boven oock uyt de ghenefinghe, die ghe-
Juckelijck foude gelchieden door Tegen-gift · ende
dat foodanige wonden lange open moeten gehou-
den werdcn,op de wijfe van andere Venijnige won-
den. Ten laetften werdt bier noch van eenige by-
gevoeght; bevonden te zijn, dat vele van gefchotc
Wonden, hoe kleyη fy oock dickwils fchijnen, ko-
men tefterven, ofte met feer groote moeyten gene-
fen. Andere leggen de oorfaek van de
Venijnijïheyt,
op bet Bus-poeder,door wekkers kracht de Kogel
uyt^gedreven wert; fommige op 't Metal, daermcη
de Kogels van maeckt j eenige op 't Venijn.daer de
Kogels mede Uefmet, en vergiftight werden. Want
£ e di:


■i

-ocr page 25-

brengen, fo nieenen fy, dat deibivige door buyten-
middelen konnen vergif ontfanghe'n, gelijck fy van
weghen de Pijlen, uyt de Oude bewijren, ende oock
beveftight wert by de Nieuwe, die van de Icaliaen-
fche Oorlogen gefchreven hebben,gelijck in 't vol-

phi^nilp ritni^rp] Kr^^/idOt* i^l wtf^rApn

Γ, I

________»)f jiiOfirtClJglCIl

noemen Baraira, ende Yerva l'Abaleflieron. Oock
komt den naem, daer de Grieckeo Venijn mede
beteyckenen , te weten,
Toxicon, van Toxos, dat een
booghbereyckent, als foodanighe Pijlen uyt-ghe-
vende.

Daer zijnder oock, die gelijckenifle willen maken
tuifchenden BKxem, en den Schoot van eeo Stuck,
cndeghelijck inden Blixemdickwils een Venijnige
kracht is, het weick de ftanck, ende het fchierlijck
ombrenghen van Menfchen.ende Beelten, als oock
andere quaetaerdighe werckinghen ghenoegh be-
tuygen, fo meenen fy.het felve oock plaetste heb-
ben in het fchieten met Bus-poeder.

Ten tweeden zijnder vele, die oordeelen dat de
Koghel de gequetite Deelen Brant in-perft. Waer
toe fy medeeenige redenen by-brengen. Eetft,dat
de Kogel, alshy uyt-gefchoten wert, van het Bus-
poer ontfteeckt, ende een hitte krijght. De tweede
reden treek en fy uyt de beweginge van den Kogel,
dewelcke feer fne] zijnde, foo befluyten fy daer uyt,
dat de Kogel nootfakelijck komt te verhitten : ge-
lijckmenfiet, dat de Boeren, door het wrijven van
houters teghen malkander, vyer flaen, cnde dat de
aflen van de Molens, indienfe niet met fmaerver-
vochttghtwerden, in brandtgheraken. Voorde
derde reden, brengen {y de ondervindinge, te we-
ten, dat, door het fchieten van de Koghels,dickwils
ftroo-dacken, ja gheheele Huyfenafghebrant zijn.
Ende voor't lactite voegen fy daer by eenige toe-
vallen, te weten, dat de Wonde bruyn werdt, dat
daereerfigbefcherpe,· vuyle.ende fwartevochtig-
heydtuyt-Ioopt, ende dat deonltekingbe, ghe-
lijck in Verbrandtheydt ghefchiet, tot den neghen-
ften dagh toe-neemt, ende dan wederom af-
neemt.

Xen derden, de gene, die ontkennen, daiter noch

Venijn.noch Brant by de ghefchote wonden is,heb-
ben voor haerdeftighe redenen.

Voor-eerft wat het Venijn belangt, indien iblcKft
fegghen fy, in de gefchoten wonden was, foo moclt
het felve ghekomen zijn van het
Bus-poer,ofte vao
den Kogel. Dat het Bus-poer fulcks niet en kan te
wege brengen , blijckt genoeghfaem uythetgeo^»
daer het van ghemaeckt werdt, dat is (ghelijck
biet
voor ghefeydt is) Swavel,Salpeter,ende Kruys-kO'
len, die gheen van alle eenige Vergiftigheydc ded"
achtigheydt en zijn.

De Swavel, ende de Salpeter (als in de Schat der
Onghefimheydt
tefienis) ghebruycken
oock de Oude ghedaen hebben,inwendigh tot y^·"'
fcheyde Sieckten. Veel minderVenijnigheydtuje^
in de Kruys-kolen. finde al is't dat het Bus-poea^^
aen brandt gefteken wert, foo en kan het daef
gheen Venijnigheydt krijghen, dewijl het vyer vee

eerderde Venij-nigheydt foude wech-nemen, 3'
aen-brenghen. Ende dat dit Poeyer niet verg»"S
en is,werdt oock daer uyt ghenoeghfaem beweieO'
dat veel Krijghs-Iuyden hier te Lande, endeelderSi
het felve met Azijn in-nemen, teghen de P^ejgc-
Jijck het oock tot den felvighen eynde in deHuy»

helijck u> ^
iat

Venijnigh -"-^aen,

:onnen door andere middelen verguog'''^, λο6 ^

nirc meent m'ï" _

vergiftig

derheyd't Vgbene fuvve^is) gantfch geen quaet uj
hem en heeft, blijckt'volkomentlijck aen de gbj"®'
die loode Kogels langhe jaren in haer Vleyfcb dra-
ghenjfondereenighe fchade; als oock aen de ge"^
die foodanighe Koghels inflicken, ende buyten^"^
hinder van onderen wederom quijt werden. 5oo
ghebruycken wymede niet alleen van buytennet

Empl. Diampompholygos, ofte Loot-plaefter

oock het Poeyer van rauw Loot, gbelijck "lei
eerfte Boeck befchreven is. Maer dat fulcke

■-henzi)n,««

>bels, die in haerfelven niet ^

islichtelijck toe te ftaen. Sulcks K^f.lLen'door
Chefite {oite Quercetanui) te konnen ^^ her σε-!

nder het ge-.

vermenginghe van Venijnige Sappe^^ ^^oljen
fmoItenLoot, dan het felf<ie «f*^ ft^iipnde, dat
van
Paré,Iotéert, Pogft. ende anderen™ ^^^
deKoghelsalleen
vc^giftighr konnen
buyten, dooraen-ftrijcken, gbd'ick
liliui van dePijlen
ghetuyght lo.

Vitgeri:

· . J. ν. BEVER WYCKS

dit Bus-poer beftaet uyt Salpeter, Swave],ende Ko-
)c, waer van,fegghen fy,datide eerfte heet 2ijn,ehde
wanneer fy aenghefteken werden, als in vyer veran-
deren , cnde vlammende ten laetften een Venijnig-
heydtkrijghen. Hetwelck fymeenen daer oock
ayt te blijcken, dat de ghene, die Bus-poer maken,
Neus,ende Mont toefluyten,om door den Venijni-
gen Damp van die Poeyer niet befchadight te wer-
den. Maerdie defe Venijnigheydt het Metal wij-
ten, Hellen alle Metal vergiftigh, ende onfenature
gantfch teghen te wefen. Andere, a! is't datfytoe-
laen, de Kogels by haerfelven eheen vergif aen te


-ocr page 26-

Vtigere tela mmH,ferrumque armme vemm»

Het is onnoodigh hier van nauw-keurigh onder-
foeck te doen. Ons fal genoegh zijn,dat de gemee-
ne wonden in den Oorlogh door gheen venijnighe
Koghels ghefchoten werden, hoewel dat een over-
gheven
boos-wicht fulcks uyt byibnderen haet wel
foude konnen doen.

Wat belanght de quade toe-vallen, by de ghene,
die de algemecne Venijnigheyt ftellen, voori-ghe-
brachr.defelve en fpruyten niet uyt den
ende nature van de ghequetfte wonden , loo datter
geenïechte Ken-teyckenen uyt konnen getrocken
Werden: maer zijn alleen
toe-vallen, die de eene
tijdt over-komen, de andere tijdt nict,na de Lucht,
die in Leghers, ende belegherde plaetfen dickwils
onfuyver is, ende na de gheftaltenifle des lichaems,
dat veel kommer, ende onghemack
uyt-gfeeftaen,
ende ongefonde keft,ende dranck gebruycfct heeft.
Want foodanighedinghen konnen oock een flechte
wonde dapper befwaren. Ghelijck men fiet, dat by
een kleyne quetfuere van een mes, een fteeck van
een naelt, een flagh met een hout,een worp van een
fteen, alle niets vergiftighs hebbende, veeltijdts in
onghefonde Lichamen, een groote vervuyhheydt,
en bedervinghe komt, waerop dan het Kout-vyer,
ende andere quade toe-vallen, ja de Doodt felve
Tolght. Ende in de ghefchote wonden is dit noch
byfonders, dat de Keghel, door fijn groot gewelt,
al plettert ,ende morfelt, daer hy ontrent komt, en
alloo belet, dat de levende Gheeften, door de ghe-
pletterde korfte, niet en konnen fchieten in de
ghefchote wonden : waer door dan de Kanten, als
doodt zijnde, lichtelijck bederven, verrotten, ende
tot Kout-vyer flaen. Het welck foo veel niet en
ghebeurt , als het Vleyfch alleen ghequetft is,
maermeeftendeel wanneer de Zenuwachtige Dee-
Jen om ftucken ghefchoten zijn; ende die ghe ven
groenachtige,ofte bruyne voch-
tigheydt, die het ghcmcen volck meent Venijn te
welen: om welcke te lofen, ende het ghepletterde
tot btter te brengen, niet om vergif uyt te trecken,
dele wonden iangher als andere dienen open-ghe-
houden te werden In fodanigc.alfo fy quade dam-
pen , door de Slagb-aderen, na het herte fenden, is
het teghen-gitt gebruyckelijck, dan en heeft even-
Wel geen plaetsm alderhande wonden, die gefcho-
ten zijn.

Dat fy ten laetften haer gevoelen willen vaft ma-
Ken met Salmoneus, hier voor verhaelt, aen den
ütaem.als de fchoten gelijckenendej defe gelijcke-
mUe beftaet wel ten^deelcn in vlam,ende 'tgewelt,
Waer niet ir. 't Venijn , dat wel dickwils by den
^lixem bevonden wert, maer niet in't fchieten,ge-
n!f wegen het Kruyt,en de Kogel aireede ge-
i^ognfaetnssbcwefen.

zijnde, noch eenighe wermte υγ utu. ..^v.i,
die wermte is foo ibber, datfe ^en verbrandtheyc
in de ghefchote wonden kan veroorfaken. Ooi
fulcks te bewijfen , fuUen wy de bewijs-redenen,
die voor de Verbrandtheydt ftrijden , ipede gaen
beantwoorden. Sy trecken defelvige infonderheyc
uyt driederley hoofden, uyt het ghene uyt-drijfr.
uy t-ghedreven werd t, ende de werckinghe daer op

volgende.

Het ghene uyt-drijft, ende met een ghewcldighe
fnelligheyr.den Kogel voorr-jaeght, is het aen-ge-
fteken Bus-kruyt,in Vyer verandert,het weJck hon-
dert-mael foo vele plaets verey fcht, als het anders,
beftaende uyt aerdtacbtighe ftoffe, van doen heeft.
Want,geliick ons de natuerlijcke Schrijvers onder-
richten , een handt vol Aerde, ftnelt in thien-mael
foo veel handen vol Waters; ende een vol Water,
in tbien vol Lucht j ende een vol Lucht, in thien vol
Vyer. (Soo fietmen een aes Bus-kruyt in een No-
ten-fchelp aenghefteken,defelve terftont met vlam
vervullen.) En dit is de oorfaeck,dat als een ftofFe
van Aerde, gelijck he^ Bus-kruyt,foo fchierlijcken,
en als in een ooghenblick in Vyer verandert, by gt-
breck van plaetfe uyt den loop moet berften, ende
alfo met groot gewekden Kogel voortdrijft.Doch
al ift dat de Kogel aldus gerocht.ende uytgedreven
wcrdt door de kracht van 't Vyer, te nauw befloten
zijnde, foo en krijght hy daer door fuicken hitte
niet, dathy branden kan, gelijck de bevindinge, en
het ghevoelen fdfs daer van ons kan bericht doen;
want indien men in de loop meerder Kruyt laédt>
als tot eenen Schoot van doen-is, (om het Vyer foo
veel ce ftercker te maken) ende alibo doet af-bran-
den, de Kogel terftont opgenomen zijnde, en fal fo
heet niet bevonden werden, of men kan hem fon-
der cenigh letfel handelen; foo verre is't daer van
daen, dat hy foude branden. De oorfaeck hier van
en is niet anders, als gebreck van tijdr. Want oock
het grootfte, ende heetfte Vyer, dat gèmaeckt fou-
de mogen werden, en kan m geen oogenbJick, ende
al
vlieghende, op geen ronde, ende vafteftofFe, ge-
lijck Loot, ofte ander Metael, alfoo wercken, dat
het daer m foude laten een af-druckfel van bran-
dende hitte.

Het ghene ny t-gliedreven werdr,dat is de Kogel,
den wekken fy meénen
braodigh te wefen , tert

Ee a deele

It

ERVOLGH VAN D Ε W O Ν D Ε Ν. η

Wy komen nu tot de Verbrantheyt.die fommige
Hellen by de ghefchotc wonden ghevoeght te
zijn.
Het is feker, dat, wanneer den Kogd uytden loop
fchiet, hy eenighe wermte by hem heeft. Sulcks
brenght de redenden ondervmdinee mede. Want by
werdt gerecht van het Vyer, en door de ontfteken
cndc vlammende Lucfe uytgedreven, die hem. foo
langhe hy kracht heeft, na-voJght met eenighen
roock, die oock geficn werdr, op de plaetfe,daer hy
blijft, ofte tegen komt i endeterftont opgenomen
zijnde, noch eenighe wermte by hem heeft. Maer
··' --------rr.Ki.r. datfe eeen verbrandtheyt

li


-ocr page 27-

i iS J. V. Β Ε V Ε R W Ϋ C Κ S

deele vart w^én hét aéngefteken Buskrayt, welcke
reden nu ghenoegh x^éderleydt is, ten deele van
weghen den fndlen vaert, die hy heeft: dewijl alle
beweginghe verhit. Dan dit en behoeft niet veel
tegen-fprekenS, alfo de ondervindinge ons hier kan
dienen voor de befte Leer-reieefterÊhe. Laet een
Kogel, felfs al is hy oock tegen een muyr, ofte yet
anders, dat hardr is, gheichoten, terftont op-geno-
tnen werden, men fal gheen merckelijcke hitte aen
hem voelen , daer nochtans het ftooten teghen de
harde fteenen onghelijck nneerder hitte kan veroor-
faken, als het vlieghen door vleefch, ofte been, de-
wijl hy daer minder teghenftant vint, ende de hitte
door de vochtigheydc noch wat ghematight foude
konnen werden. Datmen feydt, alle beweginge te
verhitten, is te verftaen van dingen, die vafte tegen-
ftanc vinden , ofte die met hare Deelen tegens mal-
kanderen ftoot'en. Alfoo fietmen, dat den Hamer
op bet Aeiibeelt lang geflagen, een Zage geftadigh
door hardt hout ghetrocken, merckelijck komen te
verhitten; ende fulcks van wegen de Lucht, die tuf-
fchen beyde is, ende foo dun ende fijn
ghemaeckt
werdt, datfe dickwils ίη vyer komt te veranderen,
gelijckmen bevint aen de Molenfteenen.die rasom-
gaen, ende aen de
Vyer-üagen. Ende al is't. dat wy
door beweginghe, ofte
oeffeninghe wel verhitten,
fulcks
ghefchiec door het wrijven eerft van de bee-
nen teghens het Kraeck-been , ende foo voort van
alle de Leden tegens malkanderen : maer niet door
de Lucht, alfo fy nier en kan verhit werden door de
beweginghe, dan veel eerder verkoelt, ghelijck de
Waeyers wel vertoonen. So wert oock net water,
gheroert zijtide, koelder; ende ftil ftaende, krijght
het meerder hitte. Wacr uyt wy dan befluycen, dat
de Kogel, hebbende geen hitte in fijn fclven, noch
die konnende krijgben door beweginge, ofte tegen-
ftant, ghecnen Brandt kan laten in het ghefchoten
Deel. veel minder, die aldaer eenighe korfte foude
branden.

Wert noch ten derden den brant van den Kogel
beweert, door dien hy fomtijdts eenige ftroo-dac-
ken, ende Kruyt-torens aen brant gekhoten heeft.
Maer dien brant is niet veroorfacckt door den Ko-
gel,als niet heet zijnde,dan door eenigeVyer-vonc-
ken, dieaf-fpringen van cenigen fteen,yfer,ofte yet
anders,daer de Kogel tegen iB:cuyt,ende alfo gelijck
een vyer-flagh voncken veroorfaeckt.

Ten laetften komen fy op de Toevallen, ende
feggen,dat alle de gene,die vernomen werden in de
verbrandthëydt, oock te fien zijn in géfchote Won-
den ,
als namentlijck hitte, rootbeydt, een Korfte
daer het vyer gherocht hjeeft, datter geen ofte feer
weynigh BloetS uyt en konat, dat fy neghen dagen
duyrende,verargeren. Maer defe redenen gaen me-
de fo los, als de voorgaende. Want wat eerftelijck
de hitte aengaet, daer van cn klaeght de gheguetfte
niet, ofte weynigh, ende alleen wanneer de Wonde
tot onftekinge, ende Etter-maken komt. Behalven
dat de Koghel oock meerder brandt foude moeten
maken, als hy in 't lijf bleef fteken, dewijl hy daer
langer tijdt heeft, als die maer ras door en gaet, het
welck de ondervindinghe anders uytwijft. Belan-
ghende de rootheydt, die vertoont haer ronts-om
de Wonde maer een weynigh tijdts,van wegen w-at
toe-vloeyingh vanBloet,datde ghefcheurde vaten
uyt-geven. Maer die verwe komt haeft in een bruy-
ne te veranderen van weghen de vochtigheydt, die
hetgeplettert vleyfcb uyt-geeft. Niet meerderflot
en heeft het derde.te weten,van niet ofte
feei wey-
nigh Bloeden, want fulcks ftrijt tegens de ondervin-
dinge, info.'derheydt, wanneer datter groote vaten
ghequetft zijn. Ende of het felvefomtijcs al mocht
gebeuren, fo moet de oorfaeck geleydt werden,fo
op den grooten fchrick ( ghelijckmen daghelijcks
fiet, dat daer door ih 't Laten de gheopende Ader
niet cn wil bloeden) die de ghefchotene fchierlijck
overvalt, als mede op de fwelling, die in degeplet-
terde Deelen terftont na den Schoot komt, ende de
Wonde by-na toe-fluyt. Noch minder fluyt het
ghene fy feggen, dat een gefchote Wonde niet an-
ders, als yet dat gebrant is, negen dagen Jang fou-
de verargeren, ende dan tot
Sweren,endefcheyden
komen; dewijl daer in geen algemeene tijdt cn kan
beftemt werden, als hanghende aen deghelegent-
heydr van 't gequetfte Deel, of het zenuwachtigö
ofte vleyfigh is, als mede aen de goede, ofte quade
gheftaltenis van den gequetften.

Jlf

Wt het gene dus verre verhaelt is.beflayten wy»
dat de gefchote Wonden,van wegen haren eyg^"?^
aert, ende nature gheen venijn, noch brant en beD-
ben: maer dat alleen hare kanten, door den j"
ten flagh, ghemorfelt, ende gheplettcrr zijn, ena
daer in van ghemecne wonden verfchillen. ,
I Het Onderfcheydt van defe Wonden wer«
■'■ · · "..Soozijo

ghenomen, na haergedaentejendeplaetfe.SoozjJ

lommige groot, andere kleyn; eenige diep,die aJ

vanbinnen, alsVleyfch, Aderen, endeZenuwe
fcheuren, jade Beenderen morfelen:andere,aij

van een fchamp-fcboot, maer even door
gaen. Meeftendecl vlieght de Kogel

Ibmtijdrs blijft hy daer in fteken, het zy ^^^ hy
met
een ftuck van 't Wapen, ofte kJeederc
voor hem drijft. ,evckcnen van

4 De Scheut brenght fijn K^^^ftjght is, heeft
felft mede. Doch of de wonde capit-

nochbyfondereteyckenenjin t"

tel te verhalen. betreft: Overflaende

f Wat de Voor-teycke^^^^jgjj js, fo z,jn


-ocr page 28-

VERVOLGH VAN DE WONDEN.

werden, daer ghemeenlijck quade Lucht is, ende de
befte maniere van leven nier onderhouden en wert.
De Wonden, die van venijnighe Keghels gefchoten
zijn, vallen meeft doodelijck j voornamelijck als fy
wat diep in-gaen.

6 Wy komen tot de Genefinge,waer in vier din-
ghen vereyfcht werden. Soo daer yet in de Wonde
fteeckt,uyt te treckenj 'c Geplettert Vleyfch te doen
veifwerenj de Wonde wederom met Vleyfch te vol-
len; ende ten lastften met Vel te decken. De Kogel,
ofte yet anders,, dat in de Wonde ghctocht is, dient
ten eerftenuy t-geriomen, wanneer de pijn, ende on-
ftekinghe eerft begint, ende fulcks door den felfden
wegb, daer het in getocht is, ofte lbo het te diep aen
de weder-zyde in-gefchoten is, aldaer uy t-gefneden.
Hier toe werden vereyfcht vierderbande middelen.
Voor-eerft, dat de ghequetfte gheftelt zy in deièlfde
geftalte, als doen hy de Wonde ontfingh. De Poet
Homerus fchrijvende in fijn ii. Boeck van de
Troyaenfche belegeringe.dat Patroclus fijnen vrient
Eurypiluseen Pijluyt de Dye fnede, hemlegghende
op Offen-huyden j foo gheeft daer op Euftathius in
fijne Grieckfche uyt-legginghen defe reden j hoe de
Oude feggen, op dat het uyt-ttecken Van den Pijl te
beter foude toe-gaen, de gequetfte moet gefet wer-
den in de eygene geftaltedes lichaems,daer hy in was
doen hy die Wondekreegh. Soo werter gelèyt (ver-
volght hy) van feker Ghenees-meefter, dat, als in het
uyt-trecken de Pijl niet volgen en wilde,hy den ge_
quetften vraeghden, in wat gheftalte de Wonde hem
was over-komen, ende vetffaende, dat hy defelve,tc
paert fittende, gekregen hadde, hem ftelde in de ge-
ftalte van yemandt, die te paert rijdt, ende alfoo den
Pijl uyt-trock. De reden hier van is, om dat ander

fedaente, de Spieren verdraey t, ende alfoo het uy t-
omen van 't ghene in de Wonde fteeckt, benauwt,
ofte fluyt. Soo dat in deiê gelegentheydt (wanneer
de gequetfte dickveils geen goet belcheydt felver en
weet) als oock anders, de Wonde wat moet gewijdt
werden, om den Keghel te vinden. Hier toe fchrijft
paré feer wel, dat de Vinger, als gheveeligh zijnde,
wanneer bet wefen kan, fekerder gaet; ende darmen
anders, als de Kogel te diep fteeckt.een rondt Proef-
yfer, om geen pijn te maken, falgebruycken ; hoe-
wel het felve oock niet altijdt vaft en gaet.gelijck al-
le daeehs bevonden werdt. Ende dit is het tweede.
Voor het derde,dient de Kogel,nu gevonden zijnde,
gevat; ende voor bet vierde,uyt-getrocken. Beyde
gheichiet door tangen , ende ander konftigh wcrck-
ïuygh.befchrevenjende af-gebeelt door den gemel-
ten Paré, ende riildanus. Indien evenwel de Koghel
ftack in een van de edele Deelen ,ofte die met defel-
ve ghemeenfchap hebben, en dat de geqaetfte fcheen
Revaet te loopen. dan is beft het uyt-trecken te fta-
*<n. om de Doodt, die van felfs foude komen, daet
door niet te verhaeften. Soo valt oock het uyt-foij-

fijn 9. Boeck, dat Alexander de Groote van een Pijl
met weer-haecxkens ghefcboten zijnde, de Genees-
meefters feer bekommert waren. Want het hout
om niet te fchudden, ten eerften gekort zijnde, von-
den fy fwarigheydt in 't eehaeckte yfer uyt te'trec-
ken; alfoo iiilcks fonder letfel van 't lichaem niet te
doen en was, als met fnijden de Wonde te vergroo-
ten. Vorders vreefden fy, dat door het fnijden , een
Bloet-ftortingh foude
ever-komen:want de Pijl was
groot, ende fcheen al tot in het Ingewant gekomen
te wefen. Evenwel de Wonde wijder geopent zijnde,
ende het yfer uyt-ghetrocken , foo began oock een
groote menighte Bloets te vloeyen, ende de Koning
nauw te werden
, ende een donckerheydt voor fijn
ooghen komende. als of hy ftorf, fijn felven uyt tc
ftrecken:maer als die
groote ftortingh opgehouden,
ende geftelpt was, foo quam hy allencxkens weder-
om tot fijn felven, Derhalven moet het Bloet date-
lijck gheftempt werden, 't welck defelfde Alexander
wel verftont.a!s hy noch eens met een Pijl gefchoten
zijnde (gelijck Curtius fchrijft in 't
4. Boeck van fijn
Hiftorye) geboodt het Bloedt op te houden,ende de
Wonde toe te binden; 't welck op-gehouden,en ver-
kout zijnde (feyt Curtius) de Wonde dede op-fwel-
len. Ende fulcks een goet teycken tezijn, is aenge-
wefen in 't i. Capittel.

Om tot gcnefen te raken is ten tvseeden noodigh,
dat het ghepletterde voor al aen 't Sweren, ende tot
Etter gebrachc,ende alfo van 't gefonde Vley fch af-
gefondert wert. Doch dewijl het
geknutfte Vleyfch,
als verlaten zijnde van de natuerlijcke Wermte, ende
levende Geeften, lichtelijck verrot, ende alfoo toe
Kout-vyer vervalt: fo en dienen hier
niet Bafihcon,
ende d'ander Ëtter-makende middelen, die in andere
Wonden gebruyckt werden, als te vochtigh zijnde,
maer wel daer Termenthijn by komt. De meer-ge-
melte Paré befchrijft eenen Balfem , die hy feyt be-
komen te hebben van feker Heel-meefter, feer ver-
maert in 'u ghenefen van gefchotc Wonden. De be-
fchrijvinge lal ick hier fte len, en dat alleen in plaetfe
van vele, als ghsen beter kennende, ende die van vele
Meefters voor den beften oock gckeurt
is. Men fal
nemen twee jonge Honden, eerft geworpen, en de-
iëlve koken, tot dat fy van den been vallen,
in Olye
van witte Leiyen, ofte van Vyolen, van
elcks 48 on-
^en, ende in 't laetfte daer by doen 12 oticen Aerdt-
wormen met Wijn ghewailchen. By dit door-glie-
kleynftefalnien doen 3 onqen Yeneetfche Termen-
thijn , en I οηςε Brandewijn. En daer mede heefr-
men een brave Salve om de piin te verfachten. Etter
te maken , ende met eenen te'Suy veren: Dan dient
noch vorder gefuy vert door
foodanige middelen, als
in
't IZ. Cap. van 't eerfte Boeck befchreVen zijn.

Ε e 3 De

i:-

liJi

m

li i!i(!5;
■ ■ iiiii'i 1

! ;!Ι·|
ilÖ


-ocr page 29-

2 ® J. V. Β Ε V Ε R W Y C Κ S

De Wonde wel gjfuyvert zijnde,moet met Vleyfch
gevolt, en dan met Vel over-trocken werden, op die
wijfe, als hier voor is aengewefen.

6 Alfo defe V/onden vry watgevaerlijckerzijn,
als andere, cnde de Gequetfte oock dickwils krach-
teloofer; foo moet hier een nauwe Maniere van Le-
ven gebruyckt werden, ende al na-gekomcn, dat wy
in 't I. Capittel van de Wonden in't algemeen heb-
ben voor-gefchreven.

Capittel.

Het X.

1 retgiftewondeu,
ï Omjaken,
3 Ken-teyckmen,
^ Voor-tryckenen,
J Gcnefinghe,

WY hebben van de fchrickelifcke Wonden, die
door het fchietcn komen, nu wijdtloopigh ge-
handelttmaer noch meerder gevacr.ja
meeftdedoot
felve werdc aen-gebracht, door de gene, die Vergift
zijnj gelijck de Italiaenfche Poet Taflb wel feydt in
fijn Hierufalem, Cant. 19.

E'lferro armato dt Venem havranne,
Ί*erψβ mortal fmd
'ognif iaga Udamo.
Wanneer fulcks gefchier door fteken,ofce bijten van
venijnige Becften, dan ftaet vry meerder iwarigheyt
te verwachten van het venijn, als van de openingh,
die dickwils weynigh om 't lijf heeft, Welck geraer
in kleyne Wonden oock aen-ghemerckt is van den
Poet Lucanus in fijn 8. Boeck:

:

■ Sedmultofaturmturtela veneno;

^ ..............ψ

Vulnexa farva nocemfatumque in fanguinejiimtm eft.

De verroaerde Genees-Heer Cardanus ftelt hier van
2. xle Venen. de oorfaeck te wrefen, dat Venijn in
een Wonde, veel meerder kracht heeft,als't gene in-
genomen is, alfoo hei felfde terftont na 't Herte kan
Ichieten. Dat foude beveiligen den om-loop van't
Eloet (daer Cardanus evenwel noch weynigh afge-
weten heeft) 't welck uy t het vergiftigh Deel gefta-
digh in 't Herte getrocken werdt,

2 Wat de Oorfaeck belangt,in't laetft-voorgaen-
öe Capittel is gefey t, de wonden vergiftight te wer-
den, door het-Gheweer vanbuyteniebeftrijcken,
Welcke verdoemde booiheydt niet alleen noch huy-
den-daegs by de Indianen, maer oock al voor oudts
by verfcheydevolckerenin't werck gcftelt is,gelijck
blijckt uyt verfcheyde, fo Grieckfche, als Lati)nfche
Hiftory-ichnjvets.en Poëten. Theophrattusfchrijft
in fijn 9. Boeck pp 't ly. Cap. dat by de Moren een
doodelijeke wortel walt, daer fy de Ρ ijlen mede be-
ftrijcken. Van diergelijcke Venijn werdt medege-
luyght by Hefiodus, Nicander, Diofcorides,Sirabo,

Plinius, Paulus, Ovidius, en meer andere, en daer op
üaen mede defe verffen van Virgilius lO. ^Eneid,

Te quo^ue magnaniwA vidermt, Ifmare,genteh
Fulncra dirigere, & caUmüiarmare venene.

Op die wijfe konnen oock felve de middelen, die rot
neelen fouden ftrecken,vergiftigbt werden. So is de
gfaequetfte Panfa, Borgemeefte! van Romen, geiijck
de MUtory.fchnjveisgetuygen,door beJeyt van Au-
^Itus, na ghemeent werde,aen een zydeghebracht,
Under ons nieuwe Hiftory-fchtijvers,feyr Thuanus
in hjn
48. Boeck,dat voor het vinden van de Boifen,
in ipaenjen mede gebruyckt wierden Pijlen,met het
lap van een Venijnigh kruyr,'twelk de Moren fwanc
het wafcht ontrent Granada, daer fy langh huys ge-
houden hebben) R^eUlgAï noemen, en dat ahemeent
werdt, tfelve een foorte van Aconitumtewefen,
Dan wy en behoeven de ftofFc, daer dit vervlocckt
quaet mede gedaen werdt, niet nauw-keurigh aen tc
wjjlen,
om fulcken grouwe] niet te keren, Seer wel
leggen de Rechten,
Gulf^ ftmilis efi, prohibita difiere,

achtfte Wet Wy hebben evenwel daer van moeten
". ^^^ ^^ kennen,op dat de terh-

te middelen daer teghen fouden konnen in 't verck
geltelt werden, Derhalven fullen wy komen tot de
Ken-teyckenen.

Defe Wonden, alfo fy komen uyt een byfonde-
re ooriieck,fo hebben fy oock hare byfondere Ken-
teyckenen s onder dewekke wel het voornaemfte is,
Flauwte,en Kloppingh van't Hert€,om dat het felve
meeft van't Venijn beftormt werdt. Hier by komt,
dat fodanige gequetfte, al bekomen fy van de Flau-
te,
fo kout zijn als een fteen,nier van wegen de kou-
wigheyt van't Venijn,dewijl alle Venijn met kout en
is, maer dat oock het heere de natuerlijckewermtc
uyt-bluft. Soo dat daer door oock, hoewel anders
delèlve fcherp is, de pijn dikwiis niet gevoelt en werr.
Suicks ghetuyght de Poet Lucanus in fijn 9. Boeck,
van 't legher, dat de vrome Cato leyde in
Afrijeken,
daer iy vele Slanghen, ende andere venijnige beeften
ontmoeteden.

Has mter fefles dure Cato milite jiccum
Snietiturtur: tot trifiia fata fHorum,
Infilitdfque vidensfar-vo cum vttlnere
Signifernm juvetiem Tyrrhcmfanltf!"^,
Torta capHt retro 'Diplias ealcata tpo'»"^'^"'
Vix dolor^ aut fenfus dentis fr'f'

Hier by komt noch dar het Vley^h' mn de jy
ftaende, blauw, paers.en bruynwe^geijck Carda-
nus, Pare^ en Codronchiusr.^^gen.en langh te vo-
ren gefey^ is van
den Grieki^hen Ïimnderm4kx.fh.
met de verllen, die aldus in Latjjn ovcr-gefet ζψ:


-ocr page 30-

VER VO LGΗ VAN

foflqttam hafermt, & mnfanahile vulmi
Jnflixere, caro Uvet, virptfqtic pntrefcit
ytperetint, atque catisfe tabojieta refolvit.

Defe bedervinge van het Vleyfch, maeckt oock dat
de Wonde een Stanck van haer geeft; het welck de
gemelte Cardanus fchrijft het Venijn oock eygen te
zijn, ende derhalven de Wonde lichtelijck mede-ge-
deelt werdt,

4 Uyt het gene aireede verhaelt is,zijn de Voor-
teyckenen genoegh af te nemen,te weten?hoe fwaer-
der,en gevaerlijcker de Venijnige wonden zijn.als de
>hemeene, dewijl fy boven de quecfmghe Venijn by
laer hebben , dat volghens eygen aert het Herte, de
fonteyne deslevens,tcrftontbelmet,en derhalven,hoe
kleyn(hoewel het daerwcynigopaenkomt)fy foude
mogen zijn, een haeftige doot gemeenlijck aenbren-
len.Sulcx getuyght de meer-gemelte Curtius in't 9.

uyg

ïoeck van "fijn Hiftorie, het lèeer van Alexander de
Groote ο ver-gekomen te zijn
door venijnige Pijlen,
en dat de
ooriaeck van foo felle doot by de Genees-
inecftefS niet en konde begrepen werden,dewijlook
de minfte Wonden ongeneeflijck vielen. Ende of't
noch al eens gebeurde, dat defe wonden uyt-ftel ga-
ven,
fo maken fy een traegh,en verdrietigh werck,ge-
lijck de
Grieekfche Poëten wel aengemerckt hebben
in Philodetes, den welcken fy jainmerlijck doen
kermen over de Wonde, die hem van een Slange ge-
beten was, en daer hy ontrent thien jaer aen gingh,
gelijck Ovidius fchrijft J. Trift.
2.

Poene decem tetis aluk Txantitts amis
Tefliferftm mmido vnlms ah angue datum.
Het is vremt 't ghene Plinius fchrijft 28. Nat. 5. dat
de wonden befwaren,door het in-komen van cfe ge-
ne,die eens van een Slange,of Honden-tant gequetft
zijn.
Tantum remanet vim ex aecepto femel mak, ut
venefictfiamvenenapajfi.

ί Om de Genefinge wel aen te leggen, lbo moet
hier meerder ghelet werden op bet vergif, als op de
qaetfinge. Derhalven falmen ten eerften in-nemen,
om de venijnigheyt van't Hert te weren, Theriakel,
MitbridaetjOfDiafco ridum,metZout vanScordium,
\Vijn-ruyt,of
 Bcnediclus in Wijn vermengt ·

van de eerfte i vierendeeWoot,van de andere i fcru-
pel,ofhalfvierendeel-loot,oagelegentheyt^en onder-
tuffchen geftadigh drincken fuere Wey,dacr de wor-
tels van Scorzonera, en Petafites in gefodeazijn, en
op 'c kctfte Suyringh by ghedaen is. Even haéftigh
Oioet tot de wonde felve gekomen zijn. De Onden
verhalen veel van feker volk,M<ir/i,en
ΡβΙΙί genoemt,
die fonder letfel het Venij" uyt-fogen, ende van geen
Serpenten en konden befchadight werden^waer van
te lïen is by den Grickfchen Hiftory-fchrijver Hero-
^tus in fijn 4. Boeck, Elianus in't 16. Boeck,van de

WiftoryedetOcclenop't ïS.Cap. Fliiiiasin't j.Cap.

DE WONDEN. 31

van fijn 28. Boeck, ende uyt hem Solinus (doch niet
wel gevolght,gelijck S^mafius aenwijft in Obf.pag,
48. ) Agelhus 16.Ν0Λ Att ii.enLucanusopie
gemeke plaets. ύο Ichrijtt Thuanus in Spaenien dat
uyt-fuygen gebruyckelijck geweeft te zijn^maer dat
fy nu befigen het Sap van Quee-appelen,en Brem,in
wekkers geknauwde bladeren,fulcken kracht foude
wefen, dat fy het Vergif opgheleydt zijnd^door de

wonde uyt-trecken. Daer op flaet 't gene D. Foreft
fchrijft 6. Chir. Obf. 10. te Romen verftaen reheb-
ben uyt fijnMeefter Dr. van der Horft,dat,als inden
Turckfchen Krijg veel gequetften van venijmgePij-
len fchierlijck ftorven,ten laetften een oudt Genees-
meefter daer over quam, die Queen gckauwt, en atfo
met nuchteren Speeckfel vermenght, daer op leyde,
cn dat fy foo genafen, daer geen andere middelen te
voren hadden gheholpen. Wat vórder de genefinge
belanght, defelve dient aengeftelt te werden, geJijck
in't Capittel van 't eerfte Boeck der Genees-kontte,

nopende dedulle Honts-beten isaengewelen.

Het XI.

Capittel.

Benmninge,

iKoUT-VïERS

2 Befchnjvinge,

3 Oor faken,
Ken-teychnen,

j Voor-ieyckenen,

6 Genefinge,

Maniere van Leven,

I- ■» Ot de fware Wonden,infonderheyt de gefcbo-

te,en Venijnige,daer iaetft afgehandelt is,ilact
dickwils
een verftervinge van de natuerlijcke werm-
te : welck
gebreck de Griecken, en haer volgende dc
Latinen
Gamrêna heeten,eenen naem by onlc tieei-
meefters oock gebruyckelijck. D^lunms noemt het
Quaet, en Vuyl vleyfch, dan dat en paft op de Gan-
n;<.r■^vanr dapr kan in een wonde weJ (

he^t is,ende hy 'tfelve oock die benaminge geeit tn 'c
Francoifch, Spaenfch, en Italiaenfch) met beten re-
den
mogben ghenoemt worden. Onfeagemeynen
nae^ is kout-vyer, welcke woorden watt'fameo-
ftrijdigh fchijnen, gefijck de wiKs ieggen een Silvere
Yferken, &c. dan heeft miflchien defe gront, dat het
vleyfch hier gantfch kout is,pevenwe gelijckVyer,
als voort-brant. Want op die manier wett oock het
branden de koaw toegefcbreven in't Latijn van Ta—
ciius in het 13. Boeck van fijn Jaer-ghefchiedeniifen,
Atïéufli multorum artui ti-i /rigorm-ende van den Poet
Virgilius in 't etrite van fijn Landt-bouwinge.

— 'fenetrahik frigm adarit.

ί Kout-vyer keen verftervinge in eenigJi Deef,
kout, flap, bruyn.en öngevoeligh,als van de natuer-

lijcke


-ocr page 31-

J. ν. BE ν Ε R W Γ C Κ S

\ijcke wermte, en levend-makende Geeften gantfch
berooft zijnde. Wy en maken hier, als ónnoodigh,
geen ondi'rfcheyi: tuöchén Gangrea.ende Sphaeetüs;
want meerder, en minder en behoeven geen byfon-
deregeüachtenteftellen.

3 De naefte Oorfaeek van Kout-vy er.is de uy t-
bluflinge vaii de natueriijcke wcrmtc,en levend-ma-
kende Geeften, in dewelcke het leven beftaet, en die
uyt-geblufk zijnde, het zy in't gehécle Licbaeei, het
zy in eenigh Deel, dan is 't daer oock met het le ven
gedaan i in 't eerfte noemen Wy het de Doodr, in 't
andere Doödt-vleyièh, ofte Kout-vyer. Nu de na-
tueriijcke tt^ermte werdt met haer
Geeften vernielt,
ende te niet gebracht
, wanneer, ofte tegen-ftrijden-
de dingen haer tot bederviöge brenge8,|elijck groo-
te köuw, ende venijn; ofte het belet van door-waef·
femen .Wrverftfckt; ófte vele hitte haer doet ver-
vliegen; ofte fy, als
eeh kaers,uy t-gaet,door gebreck
Van vóedtfel. Waeruyt wy konnen vijf Oorfaken
ftellen van het Kout-vyer, te weten, te grooteiCou-
de, ende Hitte.quade hoedanigheyt, verhinder Door-
Waeflemen, en gebreck van 1'oe-voer.

Wat voor-eerft de felle, en bittere Kouw belangt,

daer vanfchrijftdeRomeynfcheTacitus in fijn ge-

ineltcBoeck,boe vele baerLitmsiten door de kracht
van de Kouw aen-ghebrandt waren, fommige owk
op de wacht doodt bleven : ende hoe leker Kfijghs-
knecht, die een bondel hout droegh, de Handen foo
verfteven , dat fy blijvendeaen den laft hangen, van
de ghekorte Armen af-vielen. In onfe Oorlogen ge-
beurt diergelijcke des Winters door de banck,dat de
Krijghs-luyden, die op fchilt-wacht ftaen.de Voeten
bevriefen,foodat het Kout-vyer in defelfde ten eer-
ften fiaet. lek hebbe verfcheyde KrijghsJuyden
hier in 't Gaft-huys gefien.die op fulcken wijfe ibm-
mighe de Teenen, andere den geheelen Voet af-gc-
valTe η was, eenighe, die het gheheele Been af-ghelct
moefte werden.

Het feïfde doet op een andere manier grooten
Brandt,om dat hy de natueriijcke wermte.en Pappi-
ge vochtigheyt, waer by hetlichaem in't leven wert
onderhouden, t'eenemael verteert.

Dedcrcle,onder de uyterlijckeoorfaken,isQ«aet-
aerdighcydt, 'tzy van Venijnige beten.en tteeckten
"van Beeftcn.fodanige Wonden,ofte oock eenige Af-
■ctende, en Brant-middelen, onvoorfichtigh, gelijck
op teeie, en gevoelijcke plaetftn, gebruyckt.

Ten vierden werdt de natueriijcke wermteghe-
ftickt, wanneer defelve gheen lucht, die haer onder-
houdt, en kan fcheppen, noch haerdampcnlofen.
Het welck bevonden werdt in grooteOnftekinghe j
infonderheyt daer te Koude middeleH^al te veel op-

i;eleyt zijn. Soo hebbe ick onlangs gefien, dat iëker
ofFrouw een groote Rofe aen haer been krijghende,
•om 't felve floegh W ater, ende Azijn, ende dat daer
«eïftont hccKüut-vy er op volghde. Het midden en

was wel foo quaet niet, ghelijck het oock in kleyne
onftekinghe gebruyckelijck is: maer hier hadde
dea
brandt te gröot geweeit, om fijititoflFe achterwaerts
te drijven.

Ten vijfden, ghelijck ons lichaemdoor voedtlel
onderhouden werdt, lbo gaet het oock met de na-
tueriijcke wermte,ende dat haer onthouden zijnde,
of belet tpe te komen, 't zy door uy t-terende Sieck-
ten gheen ftoffe en groey t, het zy in groote Gefwel-
Icn, ontledene Gewrichten, te vaft Binden,de Vaten
toe-geperft, ófte in Wonden, én Breucken gefchey-
den werden: foo is 't önmogcl!jck,dat fulcken Deel
Ibude levènt blijven, maer vervalt nootwendigh tót
een verftervinee.

4 Na dat het Kout-vyer begint, ofte klimt, foo
openbaren haer mm, of meerder de Ken-teyckenen,
Defe zijn licht aen te mercken, en konnen lichtelijck
in 't getal van vijf liiede begrepen werden.

Het eerfte bcft^aetin de V«rwe, die hier allencx^
kens verandert. Want in plaetfe dat fy in alle ontfte-
kinge root is, foo wert fy hier bleyck, paers, blauiy,
en op 't laettte peck-fwart.

Het tweede teycken is Pijn met Kloppinghe, dan
alleen in 't begin, maer gaen beyde daema over, on-
Ighevoeligheydt, ende onbeweeghlijckheydt in haer
plaets komende. Dan hier op dient wel
wacrgena-
men de lefle van Paré.dat een^eel-mceftef'Wanneet
hy uyt de andere teyckenen wel
verfekcrt is van tiet
Kout-vyer, hem niet en laet
bedritten, door eenige
kleyne beweginghe, die fomtijdtsnoch lo t veritor-
ven Deel werdt waergenomen.Want fulcksgelchict
niet door het bewegen van den geheelen Spier,maer
van wegen dat fijn hooft noch gaef is, enaef
dat beweeght, fijnen pees.ende
ttaert.hoewel al door

... * derden komt de Scanck,even-eens ais van een
lijck ■ waer door oock van binnen de bcfmette
Gccf
ften het Herte bangh, ende flauw maken, inibnder-
ir k*·*^Kout-vyer, dat uyt Venijn oorfproncke-

Het vierde Ken-teycken is, facht, ende morruW
Vleyich, ende alsmen dat met de vinger druckt,daer
een put
in blijft ftaen, maer die niet wederom xoe en
gaet, gelijck in gefwolie Beenen, ofte andere koude

.vanhaetonder-legge.i..^---- ---- - ,„ „

y Watde Vootteyclcenen aenpet; Alle Kout-
vyer is ghevaerlijck. (geljjck Celius

wel fchnjft in fijn f. Boick) als het maer begint, en
noch
niet ghefet en is, dan kan het noch door goede
" middelin


-ocr page 32-

I

middelen ghefteut werden j te weten in een jongh,
ende kloeck lichaem, ende daer de Zenuwen niet,
ofte feer weynigh befchadight en zijn, ende de
Spieren noch gaef. lek faebbe hier gefien een rol-
lijvigh Man, tuffehen de vijftigh, ende feftigh jaren,
die oock, na fijn lichaem, dicke beenen hadde^ waer
in door ftooten, het Kout-vyer quam, daer mede
hy wat te langh ghewacht hebbende, foo diep in-
ghegeten was, datmen hem in verfcheyde reyfen
eenighe ponden vleyfch uyt fijn Kuyten fnede,
ende, niet tegenftaendegroote fwackigheydt, ende
Koortfe.evenwelnochghenas, ende langhe jaren
daeraa gheleeft heeft.

In ongefonde lichamen.gelijck die van deBIauw-
fchuyt op-gegeten werden, valt het meelt onghe-
neeflijck: infonderheydt de Water-fuchtighe, wan-
neer de gefwolle, ende klaer-gefpanne Beenen met
kleyne gaetjens open-berften, daer dan het fcherpe
water uyt-leckt, wacr op het Kout-vyer, ende de
Doodt volght.

6 Wy komen tot de Gene/Inge; deweicke gheen
oogenblick en dient uyt- geftelt, of men komt lich-
telijck te laet. Want ick hebbe ghefien, dat na het
Kout-vyer hem maer even aen 't Been met blauwe
vlacken gheopenbaert hadde, hetfelve in eenen
dagh het gheheele lichaem over-liep, ende fuicke
Siecken in twee drie dagen wech-namj ja fomtijdts
wel eerder, na degeftalteder lichamen.

Dewijl het Koui-vyereen verftervinge is, fo be-
ftaet het genefen in defelve te weren. Soo dra dan
het minfte teycken hem openbaert, dient het Her-
te, daer al de kracht van daen komt, ghefterckt te-
ghen de quade dampen. Hier toe isbequaem Con-
rerf van Gouis-bloemen, van Bernagy-bloemen,
van Roien.van elcks een once, Conf. Alkermes een
loot, met Syroop van Citroenen ghemenght, ende
eenighe droppels, tot dat het rinlch is. ülye van
Swavel. Van defe Gonièrf dient vijf fes mael daegs
ghebruyckt de groote van een Caftany, en tuffehen
beyde fomtijdts gedroncken van een K.oel-dranck>
ghemaeckt van een pint Gerfte-water, drie oneen
Syroop van Citroenen, een half vierendeel-loot
Zout van Scordium, ofte
\&nCarétm ienediÏlm,met
eenige druppels Olye van Swavel, tot dat hy rinfch
genoegh is. Men mach oock nemen een, ofte twee
pinten Kaerne-melck, zieden die op met 2 oneen
van de wortels (die gheen fmaeck en gheven) van
Scorzonerai ende van 't vycr nemende den pot vol-
len met Suyringh (want die en moet niet ghefoden
werden, of haer kracht vervlieght) ende fo gekout
zijnde, van de Wey drinckeo. Is mede dienftigh te-

Ïhen den nacht in te nemen een vicrendeel-loot
heriakel, Mithridaet, ofte Diafcordium. By het
voorgaende hebbe ick altijdt met groot voordeel
Van buyten doen op-leggen een Pap, beftaendc uyt
groene bladeren van Α
fi Γεη · Scordium» Wijn-ruyt»

O Ν D Ε N.

van elcks twee handen vol ('s winters kanmen het
poeycr nemen van het gedrooghde kruyt)in ftercke
Wijn gekoockt.en geftampt af„de. daeJ by gedaS

ten Aloe,ende eens foo veelTheriakel.oftlMithri-
daet, met twee, ofte drie
oneen Voor-looo van
Brandewijn, ofte in Plaets van beydeThenakel-

water. Op denaefte plaetfen, om het voort-kruyr
pen te fteuten, dient geleydt de plaefter, ^efenfiol^
genoemt, daer over watTheriakel, ofte Mithridaet
dunnekens geftreken,ofte onder-gemenght is. Ende
dit is fo veel belanght de Genefinge in 't algemeen :
wy fullcn nu komen in 't byfonder tot de verfchey-
de oorfaken.

Voor-eerft,aengaendedeiC.«K«'.· Wanneer in ye-
mant eenigh Deel te feer verkout is, dat evenwel
noch geen teyckenen van Kout-vyer uyt en geeft,
maer alleen root is, met ftekende pijn, ende brant·
foo en dient defelve niet terftont dicht by 't Vye»
te komen, maer een weynigh af te ftaen, ofte het
Vyer kleyn te maken, op dat de Warmte haer al-
lengskens wederom mocht vergaderen. Ja, indien
bet deel niet gheheel van Kouw fo verftijft en is, dat
het gheen Bloedt meerder en heeft, dan falmen het
felfde met Snee, ofte met
fcherpe Lappen in kout
water ghedoopt, hardt wrijven; wacr door dan het
felfde fijn vorige warmte allengskens fal wederom
krijghen. Soo hebbe ick verftaen uyt mijn Swager,
en andere Gefanten.die van wegen onfen ftaet in de
Noortfche Landen geweeft zijn,datde Inwoonders
aldaer voor gebruyck hebben,de gene.die van kouw
verftijft, en by-na doodt gevroren zijn, eerft in kout
Water te doopen,ende de uytterfteLeden met Snee
te wrijven; ende dan eerft in de Stoof te brenghen.
Daer,ofte op't bedde, gheven fy defelvighe dan te
drilleken, om de warmte vanbinnen na buyten te
fpreyden.
Mede, metgheftoote Kaneel, Naghclen,
Gember.ofte ander kruyt. Sommige nemen alleen
Brandewijn; die foo van binnen, als van buyten be-
quamelijck ghebruyckt wert. Het ghemeen volck
hier te Lande, als oock in Duytflant.ftoven een ver-
kleunt Deel met het af
-fietfel van bevrore Knollen,
in water gedaen; dan de wijn is daer toe beter. Ver-
ders, na dat de pijn,ende de kouw wat verfacht zijn,
dient het Deel met een warme handt gheftreken, en
fachtjens ghewreven, vet ghemaeckt zijnde in Olye
vanDil, Camillen, ofte bitter Amandelen: ende
daernamet warmer, als Olye van Bakelaer, ofte
Seven-ghetijden-kruyt;ende ten laetften methee-
ter, alsPetet-olye, Spi]ck-Qlye,dievan£«ffJ&flri;«w,
ofte diergelijcke.

Ten tweeden,wanneer grooten brant de natuyr-
lijcke warmte doet vervliegen, fo dient.na Ader-la-
ten, indien daer overvloet is van bloedt, het Deel
een weynigh gheftooft
met het af-fietfel van Sw-
iium, in Wijn, fap van Suf ringh.een weynigh Azijn,

F f tnei

VERVOLGH VAN DE W

.4;


-ocr page 33-

R W Y C Κ S

34 J· V. Β Ε V Ε

met wat Zout, énde dan de gctnelte Pap dacr om-
gheflaghen.

Hetgbene, datvanbuytcn ('t welck de derde
oorfaeckwas) van Venijn komt.moetgenefen wer-
den, gelijck de dulle Honts-beten, befchreven in de
Genees-l^nfie.

Wat aengaet de vierde oorfaeck. Wanneer de
natuyrlijcke warmte, door grocte onftekinge vcr-
ftickt wert, dan moet, na een fachte Purgatie, eerft
Bloet gelaten werden, om het toe-vloeyen te ver-
minderen , daer op het Deel ghefcherft, gelijck wy
terftonc fullen aenwijfen.

Indien daer, ten vijfden, gebreck van voedtfel is,
ende dat de natuyrlijcke warmte, ende geeften be-
let werden in re komen,foo ialmcn in uy t-teerendc
Sieckten het lichaem in alle manieren vervochti-
ghen, ende van buyten het Deel fachtjensftrijcken
met Olye van Pier-wormen.
- Wanneer dit alles niet en helpt,ende de dreygen-
de vcrftervinghe vaft voort-kruypt, foo falmen.om
defelvighe te fteuten, bet Deel, volghens den draet
van de Spieren, door-kerven. Daer toe komen wy
ongeerne, ende nimmermeer, als door den noipdc
gedruckt zijnde, wanneer geen ander middel te vin-
den is, ghelijck C»cero fchrijfc
j.deDi-^in. fulck hier
ghebeurt. Want alleen door het fcherven kan het
verftorven
Deel ontlaft werden van het vuyl en be-
dorven Bloet.daer het mede gepackt is. Dit fcher-
ven moet dieper, ende dickwildergefchieden,na dat
het Kout-vuur hem verfpreyt heeft: de mate is, te
komen tot het gefonde Vleyfch,het welck de Siec-
ke felfs wel fal aenwijfen. Want daer rakende,voelt
hy eerft Pijn. Ende dan begint (feydt
Scneca in fijnen
S9. Brief ) ~betGenees-middel voordeel te doen,als
in een doof lichaem het ghevoelen Pijn uytwerckt.
Na het fcherven moet de plaets afgewairchen,ende
ghebet werden met Pekel, ofte heete Brandewijn,
daer
Vng. Mgyftiacum in gefmolten isj 'twelck de
bedervinge weert, ende liet doodt Vleyfch van het
gefonde fcheyt. Het felfdc wert oock met Wiecken
in de fneden geleydt,daer onder wat Theriakel,ofte
Mithridaet vermengende, ende daer dan om-gefla-
gen de verhaelde Pap, ofte een Plaefter van Pee^.

Doch als evenwel het quaet hier door niet en kan
overwonnen werden, dan en vaker, van war oor-
faeck het oock gefproten is, maer een uytkomft; te
weten, na dat alles verfocht is tot behoudenis, ende
het Kout-vyer foo verre de overhandt ghenomen
heeft, van eenigh Deel gantfch te doen befterven,
als 't felvc af te fetten. Welcke leffe der Genees-
meefters oock aengemerckt is van den Poët
Ovidius
I. Me tam.

CmBaprius tentandaifedimfnedicahik -rnhm
' Enfe recidendHm efi,ne pars fineer α trahatur^
De reden isjora 't gene eens doodt is,niet wederom

en kan leven digh gemaeckt werden, ende dat foo»
danigh Vleyfch het by-ftaende befmettende,'tiêlve
oock tot verftervinghe treckt. So feydt de gemelre
Cicero in fijn derde Boeck de Dhin. dat fommighe
Leden afghefet werden, als fy gebreck van Bloedt,
ende Geeften beginnen te krijghen, ende d'andere
Deelen fchade aen-doen. Daerom moeten wy we-
ten (ghelijck wel vermaent is van Farro in lijn Boeck
van de
Bxageg.) dat een vinger dient afgefneden, als
daer door belet foude werden, dat het Kout-vyer
niet tot den Arm en quame. Het felfde wert oock
gheprefenvan
Ammianusm het 17. Boeck van fijn
Hiftorye, alsmede van den Poet
Claudianuf^. in
Eufr.

- trmcantHr & artus.

...^--------------1 uyt-gheteerdei

met beter uytkomft afghefet werde, ajs in de bloet-
njcKe.die^ckwils door grootebJoet-ftortinge ver-
Hauwen. Daer-en-bovenzijnder eenighe Deden,
werdenjwaer in dan voor-
iictitïgii ghegaen dient, ghelijck
de Poët C/audM»»^

oock vermaent ö'eZ-iieGeiKe,

Cmtifis ingentes morbos·^ eerdi

Vdnera Paeoni& traaat follcrtiacw^,
Parcmdoque fecatyferrone longiusaBo
Irrevocmdtis eat feBü vit airbus ener»

Hy feydt wel, datter vryfpaerfaem dient aendif
Borft gefneden, om.door de naderheyt van 't Her-
te , geenen onweder-roepelijcken mis-flagh te be-
»aen. Dan hier en wil het
uyt-fni;den niet wel ral-
. en, ghelijck oock in den Buyck, voomamelijck als
het Kout-vyer vele plaetfen beiir, die dan weJ aJle-
gader dienen wech-geriomen,ende iiilcks niet kon-
nende gheichieden,
foo is't bckaeyt werck. Over-
iiikksenmoethetDcel, dat in het menfchelijckli--
chaembefmetis, nietaltijdt afghefneden werden,
gelijck
Dionyfius Halicamaffew fchrijft in 't 6. Boeck
van de Roomfche oudtheden. Want hier uyt
enkan-
de Meefter gheen ces, noeh de Siecke geeB gciont-
heydt bekomen. De Genefinghe van de^^ff"®^»

feydt lufiims I2. Ήίβ. wasfwaerder,alsde Wonde

felve, Derhalven is beter» 't ghene men voor de
handt weet ongeneeflijck te zijn, niet aen teroeren,.
maerde nature bevolen te laten, omdeniiecken
gheen vergheeffe pijn aen te doen, endehet quaet
meerder te terghen. 'tSdve werdt oock
van den
Poëc Ovidm belaft 3,. dePonta

Curetide·


-ocr page 34-

VERVOLGH VAN DE WONDEN.

Cnrando fieri qH£dam major α videmm
Viilnera, qna melms non tetigijfefuit»

Beter val (hoewel oock niet fonder ghevaer) heeft
het af-fetten in de uytterlijcke lidtmatcn, te weten.
Armen ende Beenen, Handen cnde Voeten,Vinge-
ren ende Teenen. Dan de minfte fwarigheydt valt
in'cSacxken, alwaer het Kout-vyer wel licht in-
komt , maer oock lichtelijck tot fcheydingh ghc-
bracht wert, bebalven in Water-fuchtige.

Wy komen nu tot de maniere van aPfetten. Na
dat dgSiecken een Ey gheflorpt, een Wijn-fopjen,
ofte yet anders hert-fterckende ghebruyckt heeft,
falmen hem bequamelijck ftellen,ende vaft houden,
ofte (foo het noodigh is) binden, cnde dan de Spie-
ren op-getrocken zijnde, boven de plaets, daer de
fné fal gaen,het Deel geheel vaft toe-binden. Door
defen bandt wert voor-eerft her veel bloeden ghe-
fteut, ten tweeden het gevoelen wat benomen,ende
ten derden de Spieren fooop-ghefchort zijnde,fac-
ken, na dat het lidt afgefet.ende den bandt los ghe-
daen is, wederom na beneden, alwaer fy dan het
uytterfte van de Beenderen bedecken. Aengaende
de plaetsj het af-fetten van Vingheren, ofte Teenen,
ghefchietbequamelijck in'tGewricht; alwaer, als
het quaet fulcks toelaet, het fnijden met minder
ghevaer ghefchiet, ende met minder pijn. Want de
Zenuwen, ende Pefendoor-fneden zijnde,werden
na bovenen getrocken, met Vleyfch bedeckt, ende
daer en volght geen Treckingh op. Maer wanneer
de verftervinghe in het Beeiais,foo falmen het felve
foo veel onder de Knye af-fetten, datter even ghe-
noegh blijft om op een ftelt vaft gemaeckt te wer-
den. Het welck oock plaets heeft.als de Voet maer
het Kout-vyer heeft. Want in een Been en behoeft-
men niet ('t en zy het quaet al ha bovenen ghe-
trocken was) ontrent het verftorven Deel juyft af
te fetten, maer men magh wel het gefonde vorder
aentaften. Soo hebbe ick hier in 't Gaft-huys ver-
fcheyde Krijghs-knechten, wekkers Voeten door
kouw verftorven, ende felfs het Been bedorven,
ende als verwolmt was, met feec
goede uvt-komft
de Been-pijpen doen af-fetten ontrent een handt-
breedt onder de Knye. Want indien daer meerder
gelaten wert (gelijck aen fommige te fien is) fulcks
enftreckt hier met alleen tot ondienft, maer valt
oock befwaerlijck,ende is den gangh in de weegh.
Dan in teghendeel moet in den Arm feer weynigh
van 't ghefonde Deel afgenomen werden, maer af-
ghefet dicht by het ghene verftorven is. De plaets
ghevonden zijnde . falmen met een fcherp Mes tot
het Been toe fnijden, felfs door het bekleedende
Vliefch,ende dan fpoedighhet Been meteen Zaegh
af-ietten. Dat af
-ghezaegbtzijnde,cndegenoegh
"y^-ghebloeyt hebbende,
moet hci Bloet geftempt
werden. G4/f««iin fijn tweede Boeck aen
Glaucon^
die daer in by vele ghcvolght wert, neemt hier toe
eengloeyend Yfer, om de Vaten toe te fenghen.
Het welck al van oudts g^bruyckelijck te zijn
ghcweett, blijckt uyt de Poet
CtauSanus z. i>i
Eutr.

Vkera pojfejfis alte fuffnfa medullü
2\(on hviore mmu feno fanmmri & ignl,
Ne Hoceat frufira mox eruftkra cicatrtx.
Ad vivitmpenetrantfieimm£,qiiofmditiis humor
1>eflmty& vacpiiscorrnpto fmgftme venis

uircfcat fons Uk mali*

Dan dit Branden en kan ick met Puré niet toeftaen^
dewijl het al te
groote pijn verweckt, wanneer het
fnijden in ghefont vleyfch ( ghelijck noodtfake-
lijck is, hoewel
Ckero,m fijn ghefprcck voor Sefim^
fulcks feydt wreedtheyt, ende beuls werck te zijn)
ghedaen is ^ waer op dan van wegen de zenuwach-
tigheDeelenquade toe-vallen by-konnen. Daer-
beneffens werdt door dat Branden veel ghefont
Vleyfch verteert, het
welck de Beenderen ont-
bloot , ende belet dat de Wonde met Vleyfch, en
Vel niet wel genoten en kan werden. Derhalven is
beter, dat op de Wonde gheleydt werdt Werck m
Wit van Ey ghedoopt, ende daer op-gheftroyt
Poeyer van Bolus, Stof-meel, cnde andere Bloedt-
ftelpende middelen in het i^.capittel van 'teerftc
Boeck befchreven.
Daer dient dan de Plaefterom-
gheüagen,
Oefenfimm ghenoemt. Dit eerfte Ver-
bandt en moec niet afghenomen werden voor den
tweeden, ofte derden dagh in de Somer, ende den
vierden in den Winter, 't en ware haer eenighe an-
dere fwarigheydt openbaerde. OndertuiTchen het
Lidt in fijn rechte gheftalte op een facht Kuilen ge-
ieydtzijnde, falmen het tweede Verfaandtop de-
felfde maniere doen, ende het Been metdroogh
Plockfel decken, ende dit foo langhe vervolgen tot
datter niet meerder te vreefen en is van Bloet-ftor-
tingh. Dan dient daer op-gcleydteen Di^e/y/.aen-
ghewefenin't ii. capittel van't ghemelte boeck.
Wanneer hierdoor de Wonde tot Etter ghebrachc
is, foo moet defelve ghefuyvert werden met Salvc
van Ioffrouw-merck,ofte andere, die in het 12. cap.
van 't felfdeboeck befchreven zijn. OndertuiTchen
en dient niet verfuymt, dat de Lippen van de Won-
de, door klevende Plaefters aen de kanten geleydt,
ende daer aen-ghebacken zijnde, meteen Bubbel-
den draetby malkander ghetrocken werden. De
vorder Genefinghe is ghelijck met andere Won-
den.

7 In dit fwaer gebreck dient oock fonderhng ge-
let op een goede
Maniere dewelke na de
verfcheytk Oorfaken of verkoelende, en vochtigh-
Ff2 makende

t' d

Pi-J


-ocr page 35-

by de Spijfe ghedaen werden Kaneel, ofte ander
kruydt, ais meae Sap van Citroenen, ende dierghe-
lijcke. Sommighe meenen dat de Slaep hier wey-
nigh behoort te zijn: dewijl, fegghen fy, dit quaer,
dat in de wakende eenen Vinger aen-groey t, in fla-
pende tol vuur
toe-neemt, omdat de natuyrlijcke
warmte haer in den Slaep na binnen begeeft, verla-
tende de uytterlijcke Leden, alwaer dan het Kout-
vyer de ovethandt neemt. Dan defe reden en kan
ick niet wel voor bondigh keuren. Want inden
Slaep en treckt de natuyrlijcke Warmtefoo
niet na
hetHerte, datfyde uytterlijcke Leden (ghelijck
haerWarmte wel uytwijft) foude verlaten: maef
door het flapen meerder ghefterckt zijnde > kan hes
ghebreck foo veel te beter wederftaen.

J.V. BEVERW. VERVOLGH VAN DE WONDEN.

jnakendë moet wefctijofte verwarmende,ende ver-
drooghendej doch altijdt Hert-fterckcnde,ende de
bedervingbe tegen-ftaende. Tot dien eynde magh


HET

-ocr page 36-

37

HET

VIERDE BOECK,

VAN DE

BEENDEREN.

Η Α Ε R

O Ν Τ L Ε D I Ν G Ε,

Ε Ν DE

breucken.

Het Eerfte CapitteL

ï i^ootfakelückheyt vtm ie ktHmjfe der BeeHderen,
3 Befchrijvinge,
3 Gmattgh^t, ende Gtfialieiti,

Μ de gebroke Beenderen
wel famen te voegen, ende
d'ontledene bequamelijck
in te fetten, foo moet een
Heel_meefter(gelijck Hip-
pocrates fulcks fijnen foon
Theffalus ernftigh vet-
maent in feketen brief, en
na hem Galenus in fijn

tuerhicke ίεΙερβηιΙΐΒνΗΓ j -

w.™—, «iciiniiic ncDDen van I

tuerlijcke geleeentheydt, hoedanigh fy zijn, ende in
Xpat gedaenre üaer ftanfel is. Want, fonder die we-
lenfchap, fcu^e hy lichtelijck
van recht krom, van
kromreeht maken, ofte toteenigewanfchapenheyt
eorfaeck ghevCO. Dethalven fal wel nootwendigh
aijn, dat wy hiet mede, voor al
-eeï tot de gebreken
te komen,
een befcbtijvingeftelien der Beenderen.

2 De Beenderen zijn de haitfte, koutfte,droogh-
fte, ende ongevoelijckfte Deelen onfes hchaems, ge-
Iproten, door de kracht van de natueilijcke wermte,
uyt het vetfte, ende aetduchtighile van 't Zaet, om
het geheele lichaem te dienen tot ftanfel, fteunièl, en
rechtl^eydt.

3 De drooghte der Beenderen komt door het
uyt-trecken van de vetfte Vochiigheydt,gedaen van
de hitte. Zijn niettemin kont, om dat, wanneer die
vochtigheydt verteert is, de hitte noodtfakelijck ver-
vlieght. Waar
op dan noodtfakelijck moet volgen
een hardigheyt, ende ftijvigheyt,fondex deweJcke de
Beenderen haer ampt niet en konnen bekleeden.
Sulcksfietmen daeelijcks aen de jonge Kinderen,die
van wegen de facftigheydt van
haer Beenderen niet
gaen, noch ftaen en konnen,ende daerna aiiencxkens
beginnende te gaen, dick wils komen te vallen, ende
ftruyckelen. De meer-gemelteHippocrates verhack
2. Epid. van een Kindt, dat fonder Beenderen ghe»
boren was, maer niet boven vier vingeren groot, en
't weick niet langhen leefde. De hoogh-ghekerde
Fernelius betuyght 2. de Abdit. gefien te hebben de
Beenderen van Armen, ende Beenen, ibo lacht, dat
fy, niet anders als Was, op alderJey wijfe verdraey t,
ende uyt-gereckt wierden. Weicke fachtigheyt haes
rechte ghebniyck wech-neemt. Want daec door
bouw-valligh zijnde, en konnen aen het Jichaem
voor geen pylaren verftrecken, gelijck fy van natu-
ren anders doen, ende daerom van wegen hare har-
digheyt (waer by noch komt de over-een-ftemmin-
ge van drooghte,kouwigheyt,en ongcvoeligfaeyc) de
Steeiien, die, om het harde Menfchelijck
gheflachc
(genm iiurum) te herftellen , van Deucalien> e" PJ"™'*'
gheworpen wierden, aerdigh i . Metam^rfh.hy den
Poet
Ovidius ghenoemt. Beenderen der Aerde, onle

groote Moeder.

pf 5 Magm.

»


-ocr page 37-

as J. ν. β ε ν ε R W γ C κ s

Magfiaparm terra efl^ lapides in corpore terrx
Ojfa reor dtci.

Sotntniighc meenen, dat fy oock wel re hart konnen
werden,waer door vele Beenderen aen nialkanderen
waiTende, toe een Been fouden groeyen, ghelijck in
oude luyden gefien wcrdt, hoe krom fy na de aerde
gaen,uy t oorfake^dat de Wervel-beenderen van den
Rng-graer aen malkander vaft raken. Dan fulcks en
geichjet niet, na mijn oordeel, van dar het Gebeente
vethart: mace wel dat het Kraeck-been, en de Ban-
den, door den ouderdom verdroogen,en in-trecken.

Ten laetften zijn de Beenderen noch Onghevoe-
ligh ghefchapen , ten aenfien iy door den laftdesli-
chaems,en
de gettadige beweginge.niet geftadigh en
foude η verfeerc werden. Deiê onghevoeligheydt en
komt niet uy t oorfake, dat de Beenderen hart zijn,
' want dan en fouden oock de hartfteTanden niet ge-
voelen: maer om dat door haer felfftandighey t geen
Zenuwen en fchieten, gelijck Laurentius voor-geeft
2. Anat.2. Dan defachte Zenuwkens,diede Tanden
krijghen van het fefte paerder Herifen-zenuwen, en
komen oock niet
in het lichaem van deTanden felve,
maer blijven daer buyten.en de Tanden werden van
binnen
in haer holligheydt bekleet met een Vliesjen,
het welcke, ^Is oock de
'Zenuwkens alleen de pijn
gevoelen, daer
het Been, gelijck alle d andere Been-
deren , ongevoelijck is. Want fy werden fonder ee-
nigh gevoelen gevijlr, en gebrande.

4 De Stoffe van de Beenderen hebben wy ghe-
ftelt te zijn het vetfte,en aerdtachtighfte van'tZaet.
Want al fchijnt het zaet eenderley te wefen, foo be-
ftaet het nochtans uyt verfcheyde deelen, uyt het
taeyfte,om dat het uyr-rereckt kan werden,komen
zenuwen .vliefen,en banden,uyt het vetfte.en acrdt-
achtighfte,om de fterckte,deBeenderen. Defe ftofFe
door-Werckt weidende van de natuerlijcke wermte,
die daer in blijft, verdrooghtdefelveallencxkens,
tot datfe de hardigheydt van Been krijght. De Poet
O vidius fchij nt dit mede aen te wijfen op de gemelte
plaets.

^iod foMfim efl, fleclique neqmt matatar in ojfa,

5" Wat het Gebruyck der Beenderen betreft, dat
ftellen wy te zijn, om hetgeheele Lichaem te dienen
lot ftanfel, tteunfei, en xechcigheyt.

De Beenderen geven het Stanfel niet alleen aen 't

f^ H^ Lichaem,maer oock aen alle deDeelen. Aen
e Beenderen hanght de groote,ende gedaente van 't
Lichaem. Galenus gelijckt daerom defelve i. Anat.
adm. by de itaken van de tenten,dewelcke,na dat fy
rent,ofte vierkant geftek werden,dcfelvige ront,ofte
vierkant maken. So volgen oock de byfondcre Le-
den het ftanfel van de Beenderen. Een groot, ende
wel ghemaeckt Hoofc, wijft aen vele, ende gefonde

Herlfeisen.De Poët HGinerus,betcyckenendeTher-
fites, voor een onbefchoft menfche,en van ongefont
oordeel, befchrijft hem met een fpits Hooft,als waer
van de Herifenen oock qualijckghefteit waren. De
Longen en konnen niet i'waerder beichadight, noch
haer werckinghe meerder bekt werden, als door een
quade geftaltenis van de Ribben. Sulcks bevintmen
aen de gene,die Gebucchelt zijn,en aen jonge Doch-
ierkens,diemen met gewelt dunne middelen wil ma-
ken, ghelijck of het beter was dun, als gefonr te zijn.
lek verwondere my.dat defe fchadelijcke gewoon-
te, van de Borft te prangen,fo lange in de werelt ge-
weeft is. Want de Poët Terentius heeft dit al berifpt
in Eunucho, met de veriTen van G. A. Bredeyo, i»
oniè tale aldus na-gcvolght.

De Moeders iPel fit, die hare kleyne ki»d're»

Sa rijgen, datfy haer het mjfen gantfih verminitcn.
En dringen 't teere wicht in een ?ebootfie lüf
Van biickpf loodt benaeyt in hardefieeckfel fiüfi

Daer gaen de wichters in benepen en gefiannen,''

En werden nimmermeer volwajfe kfoecke minnen,
Wert hier een Dochter nu wat foejligh vet en bloS>
Die duncki haer nut te ^yn in't leger voor een tros.

Ten tweeden ftrecken de Beenderen tot Steunfel,
oi^gehjck ais pylaren, het lichaem te
onderftu'-ten.

Het derde ghebruyck hebben wy gheftelt in dc
Rechtigbeydt. Want fonder Beenderen en foude de
Menfche niet hebben konnen recht over-eynde
ftaen, ofte gaen; maer was
genootfaeckt.als de wor-
men,oft flangen,te kruypen,het welck niet gevoeght
en foude hebben een Dier, dat over alle Dieren ileer
ende Meefter is, ende ghefchapen om den Hemel te
aenfchouwen.

6 Ende om dat het Menfchelijcke lichaem ver-
fcheyde werckinge moefteuyt-voeren, foo en dien-
de het niet van een Been te beftaen , maer uyt ver-
fcheyde Beenderen te famen-gevoeght. Want hadde
het maer een
eenigh Been, fo loude het akij c, als een
ftaeck, ftijf, ende onbe weeghlijck wefen; gelijck Co-
lumbus getuyght, yemandc gefien te hebben,die niet
als ooghen, tonghe, gemacht, buyck, ende borft be-
roerde : ende dat na fijn doodt bevonden werde,alie
fijn lidtmaten van het hooft, tot de voeten, vaft ende
onbeweeghlijck aen malkander te hanghen. Om de
verfcheydenheydt dan der beweginge was
noodign,
dat het lichaem uyt verfcheydene Beenderen t'la-
men-gevoeght werde.

7 Defe vereeninghe der Beenderen noemen wy
Geraemte, en oock na het Grieckfche woon Scekton,
en werdt verdeelt in drie deelen. Hooit,Komp,endc
uyterfte Lidtmaten, die wederom haer nader ver-
deelinge hebben , gelijck in 't volgende fal aengewe-
fen werden.

Het


-ocr page 38-

VERVOLGH VAN DE - beenderen.

Het II. Capittel.

t moft-heendem, tn over-eett-fiemmiuge van defelve mtt
d'andere.

SeckenedsBenaminge,

3 Wefeityoftefelf^andigheyt,

4 Gedame,

5 Verdeelittge,
C Hooft-pan,

7 Voor-hoofts-htn met fijnHollighejt,

Opper-hoofts-kenderen, endeBregmn,

9 SlM/>-beenderett,

X O ^shter-hoofis-bee»,
11 Wigge-bein.etideSadel.
1 ί Hooft-nxden,
13 ^engepcht,

Opper-kaeck.midmk-beett,
15 Onder-kaeck.
χ 6 Tanden.

I

IN 't verhandelen van de Beenderen onfes \u
chaemsjfullen wy beginnen van het Hoofc, fo om
dac de nacuerlijcke geboorte daer van begint (waer-
om oock de dooden met de voeten voor,na het graf
gedragen werdenjgelijck Plinius al van outs getuygt,
daer op fiende Perfius in defe vetiTen:

■ tandenique beatulMS alto
Compoftus küo, crajfifqne Utatus (tmomis
1» portam rigtdos
cakes extendit.)

alsinibnderheyt, om dat na de gtoote van'r Hooft,
ghelijck Hippocrates aenmerckt, de nature van alle
d'ander Beenderen moet gerekent werden. Niet dat
fy alle uyt het Hooft fpruyten, rriaer dat fy allega-
der na haer gelegentheyt over-een-ftemmenmet de
gene.aen dewelcke fy geleder zijnjtc weten,de been-
deren van den Arm, met dc Schouder-bladeren, het
Dye-becn met de Heup, de Heup met het Stuyt-
been,dat metdeWervel-beentjens.diemet hetRug-

fen-mergh, dat met de Herflènenr ende die meï hei
eckeneel. Daer van fullen vs-y nu handelen.
2, Het Beckeneelwertalfogenaemtjgelijck oock
in 't Griecks Kïanion, om dat het als een Beckeneel,
Heltnet, ofte Storm-hoethet Hooft beichermr; ge-
Hjck oock het bovenfte, tia de ghelijckcniire, Pan,
Hooft-fchoteUofte Hooft-fchele.

3 Hier in ftaet voor-eerft aen temerckenher
"Weren,het wekk beenigh is,om foo veel te beter de
Herfienen,deplaetie van. ons redelijcke Ziele te be-
vrijden van alle ongeval. Daer toe moeft het noot-
fakelijck
ofte vaft ende dun, ofte valt ende dick, ofte
dick en voos ghcfcbapen wefen. 't En is niet vaft en
dunrwant dat foude dat quetfen te feer onderhavigh
ïijn gheweeft. ISIiet vaft ende dick: want dat foude
door fijn fwaerte al te moeyelijck ghevallen hebben.
Maer is dick ende voos. Dick,
om dat het van buy-
ten fo hcht met en foude befchadight werderj. Voos
nochtans om drie redenen. EerfteJnrt «„ Wor
Herilenen door al tefwaren geS fif^ fe t
foude Ten tweeden op dar iet in fighSïbefluy-
ten Morgh tot voedtfeljendedaerom is depSh
belt, de Heel-meefters noemen 't twee tafelt ende
Hippocrates
in fijn Boeck van de Hooft-wónden
i/iploo», alwaer hy oock aenwijft, dar de Pan onder
alle Beenderen alderlichtft ontfteeckt. Het welck te
Gen is in 't trfpaneren, ofte door-boren: in wekke
werckinge het boor,of trepane tuifchen beyde moet
afgenomen,en in water,ofte melck gedoopt werden,
op dat, in 't lange om-draeyen het felve verhittende,

eheen onftekinge en kome te veroorfaken. Het ge-
eurt fomtijtSjdoorflagh ofte ftoot op 't Hooft,dat
't gemelte bJoetachtighMorgh uyt fijn plaetfe fchie,
tende, komt te bederven, ende ontfteken, 't welck
dan de Pan mede-ghedeelt werdt, fonder datter van
buy ten yet aen te fen is, Daer op volght veelrijdts,
dat eenighe weken, ja maenden daerna, wanneer dé
gequetfte niet quaets tn vermoeder, defelve buy tea
verwacht fchierlijck komt te fterven.De derde oor-
faeck van de voofigheyt des Beckeneels,is,om door-
tocht te gheven aen de dampen, die van beneden ia
de Herifenen op-wellen.

4 De Geiaent: van het Beckeneel is natuerlijck,
öfreonnatuerlijck.

Natuerlijcken ftant heeft het, zijnde rontachtigb,
een weynigh langhwerpigh, voor en achter uyt-puy-
]ende,en ter zijden plar. Kontachrigh om drie rede-
nen. Voor-eerft,om vele HerireneH,gelijGk deMen-
iche die meerder heeft als andere Dieren, te konnen
herberghen ^ alfoo de ronde gedaente meeft kan be-
vatten. Ten tweeden,-om foo lichtelijck van buyten
niet beichadight te werden^ dewijl 'c generont is, ίο
niet tegen en houdt, maer alles daer lichtelijck op af-
fchampt. Ten derden,om te beter konnen faewegenj
want dat ront is, kan vaerdiger omgedraeyt werden,
als yet dat een ander gedaente heeft. Moeft evenwel
nootfakelijck een weyn^h langhwerpigh weièn,otn
re bevangen de Herirenen,en By-herlTenen.Uytfte-
kende van voren , om de Tepelachtighe uy t-puylin-
gen j van achteren, om de By-herflènen, en den oor-

Sronck van het Rugghcn-morgh, plaets te maken,
et is van ter zijden plar,infonderhey t na voren orn
met het achterfte Deel in 't gewicht te itaen,alfo^het
voorfte fwaerder is van wegen de veelheydt der Op-
pcr-kaecx-beenderen: en op dat de Slaep-beenderen
de Ooghen, wanneer fy terzijdenana-fien, nieren
föudenin de weegh zijn.

Onnatuerlijck is het Beckeneelgheftek, wanneer
het te groor, te kleyn, te ront, te fpits (ghelijck wy
't yoorgaende Capittel van Therfitesgefeyr heb-
ben ) ofte anderfins van den
eemeenen loop deriva-
ture is af-wijckcnde- waer
ovci Hippocrates kan na-
geiïen werden. '

i: Dc


-ocr page 39-

40 J. V. Β Ε V E R W Y C Κ S

f De HeriTenen, als wroon-plaets van ons rede-
Jijcke Ziele, werden befchermt door een Beckeneel,
ofte beenieen florm»hoet, die mede niet, gelijck het
geheele licnaem, uyt een Been beftaer.maer uyt ver-
Icheydene, in dickte, bolligheydt, en hardighey t ver-
fchillende, om de verfcheydenheydt der werckinghe
van deHerffcnen.En alfo daer toe geen bewegen van
nooden was, foo en zijnfe niet tc wmengevoeght.als
de Lidtmaten, maet vaft ende onbeweeghlijck aen
malkandeten door Nade» gehecht.

Voor-eerft verdeelen wy het Beckeneel in de
Hooft-pan, en't Aengeficht.

6 De Hooft-pan beftaet uyt acht Beenderen,
Voor-hoofts-been (Achter-hoofts-been, twee Op-
per-hoofts-beenderen, twee Slaep-beenderen, Wig-
ge-been, ende Seetbeen,

7 Voor-hoofts-been ,ofte K.rans-been (foo ge-
noemt, om dat de Kranffen op die plaets ghedragen
werden) begint van den Krans-naet (waervanwy
terftont fullen ipreken) ende komt tot aen den ghe-
meenen Naet, die door den Ooghen-kuyl daelt. In
dit Been ftaet een Heel-meeftei wel te letten op de
Holligheyt ontrent de Wijn-brauwen.tuffchen bey-
de de rafelen van de Pan, op dat hy niet en meene,
dat, wanneer de eene tafel ge<juetftis,de andere oock
gequetft zy , ende alfoo qualijck daet een Boor lou-
de op-fetten. Ambrofius Paré g€tuyght,ende werdc
door de ondervindinghe beveftight, dat, wanneer
door quetfure.de uy terlijcke tafel ghebroken zijnde,
defe Holligheyt ontdeckt werdc, de Wonde gemeen-
lijck ongeneeflijck is, ende niet als met een Plaeftei-
ken moet bedeckt blijven. Defe Holligheydt is van
boven lonts-om met been beüoten, dan onder iffe
door-tochtigh in den Neus. Sy werdt ghemeenlijck
van een Beenderken, uyt de onderfte tafel fpruy ren-
de, in twee gedeelt, ende van binnen bekleet met een

froenachtigli vliesjen. Over't ghebruyck van defe
lolligheydt twiften de Ontleders. Fallopius, van
Wefel, ende Spiegel,meenen,dat de Lucht,door defe
Holligheyt, den Reuck der Herffenenaen-brenght.
Dan het felve en is niet waerfchijnelijck, alfoo hier
geen Zenuwen en zijn, gelijck wel in andere finnen,
em den Reuck over te brengen. Bauhinus is van ge-
voelen, dat defe Holligheyt de Stem behulpigh is,en
dat in de gene,die een platte Neus hebben,delèlvige,
van den Pijl-nact tot den Neus loopende,uyrgedaen
werdt; ende dat daetom foodanige geen goet geluyt
en flaen , maer door den Neusfpreken. Maer de on-
dervindinghe toont geheel anders, lek hebbe by de
Heer Profeflbr Paaw ghefien verfcheyde Beckenee-
len, die met defe Holligheyt wel verfien waren, niet
teghenftaende de Piji-naet defelve in twee verdeelt
hadde. Ende hin E. ftelde het ghebruyck van defe
Holligheyt,qm de Lucht door den Neus op-gettoc-
ken,in defelve op-gehouden,ende alfoo wat bereydt
te werden,om met baer rauwighey t,ofte groote ®n-
matighey t,daer fy dickvrils mede behebt is,de Hetf-
fenen niet te befchadigen. Dit gevoelen wert by vele
gekeurt voor het befte.

8 De twee Opper-hoofts-beenderen zijn vier-
hoeckigh, fchey den van malkanderen door den Pijl-
naet: palen onder aen den fchubs-wijfen naet, voof
aen den Krans-naet, achter aen den Winckel-naet,
Defe Beenderen zijn de voofte,ende
alderteerfte.feyt
Hippocrates, om dac het Hooft, door de veelte der
Aderen, hief de meefte uyt-dampingh van nooden
heeft. De plaetfe van defe Beenderen, daer de Pijl-
naet, ende Krans-naet te famen loopen, is den top
van 't Hooft, in 't Griecks, om fijn
fachtigheydr,
Bre^ma ghenoemt; want defe plaetfe is in de eerft-
ghebotene kinderen open, ende van Been ontbloot,
(vertoonende het kloppen der Herflenen) ende
blijft
noch foo eenige tijdr. Waerom fommige defelve den
^εηη geven van Fonreyne des Hoofts. De gemeltc

OmledetBauhmus fchrijft van een vrouw,indeweIc-
ke defe oMningh op haet lès-en-twintigh jaer noch

met gheiloten cn was, ende dat fy verwijden door

Hooft-pijn. Het Beenken, dat defe openingh fluyt.
en krijght nimmermeer ghelijcke dickte, nochte va-
ftigheydt, als
de andere Beenderen; foo dat een Pan
tegen 't licht gehouden, defe plaets doorluchtigh fal
vertooncn. Waerom
oock de Srovingen, Smerrin-
gen.ende alle
Topica,dat is,plaetfelijcke Heel-midde-

len.op defe plaetsghebmyckt werden, alfoo hare

kracht hier beft kan door-fchieten. Ende fommige
Genees-meefters ftellen alhier een fontanel, ofloos-
gatjtot ftuttinge,ende op-houdingc van de Sinckin-
gen. Ende al is 't dat Laurentius fulcks niet goet en
vindt, om de vaten, ende veièlen van her dicke Heri-
fen-vlies: foo kan ick evenwel getuygen, het felve in
Italien, daer het ghemeen is, ^efien te hebben met
groot vordeel ghebruycken. Daer zijn fommighe
Schrijvers van onfen rijt, die dit Beenken.tot poeyer
geftooten zijnde,tegcn de Vallende-fieckte feer prij-
fen. Dit is de plaets, die Hippocrates,in fijn Boeck
van de Hooft.wonden, keurt voor de gevaerlijckfle,
om ghequetft re werden. Ende fulcks niet alleen om
det felver fwackheydt j dan oock, om dat de flagen
daer op recht ncder-vallen,en allbo niet af en fcham-
pen,maer als wederom fteuten^'t welck daerom
ook
meerder fchuddingh, dreuningh,ende ontroeringh in
de Herffenen veroorfaeckt. Het felve
betoonen de
ftralen van de Son, die daerom des
Somers meerder
fteken, om dat fy recht neder
fchieten,ende dat haer
kracht als wederom fteut. Sulcks heeft hier ^ck
plaets j foo dar, door die
groote bewegmge, de bin-
ncnfte Aderkens van
de Herlfenen dickwils komen
te berften.cnde het bloedt daeruyt-loopende,de

doodt te verooriaken. „ , , , ,

9 Aen de Opper-hoofts-beenderen volgen, ende
zijn gehecht de Beenderen, die de Herffenen van ter
zijde bekleeden, welcke plaets gemecnhjck de Slaep


-ocr page 40-

VERVOLGH VAN DE BEENDEREN. 4Γ

kanderenghehecht zijn, foo isoock noodigh dat
wy tghetal.ende tghebruyck van deftlvige aen-
wijfen. Het getal van de Naden en is in Min ende

Vrou met verfcheyden, gel.jckAriftoteles gemeent
heeft, maerhebben beyie eyghene. ende gemeenc.

De Eyghene Z')". diedebefchr^enPanrbeende-
renvan malkanderenfcheyden.
Dc Cemeene die de
Panfcbeydenvan de Opper-kaeck, Wigge'-been
endeZeef-been. '

De Eygene zijn twecderhande, echte en onechte.
De echte, ofte rechte, zijn als de tanden van een
Zaghe tegen malkanderen gevoeght, ende zijn drie
in ghetal. De
Krans-naet, die het Voor-hoofts-
been
van de Zij del-beenderen af-fcheyt. DePyl,
«««.dewekke recht is,ende deOpper-hoofts-been-
deren van malkanderen fcheydt. De
mnckel-naee,
makende een drie-hoeck, omvanght hetAchter-
hoofts-been. De
Onechte, ofte Bafiaen-naden, zijn
twee,
fchubs-ghewijsghefchapen.ende dies Schub-
achtigh
ghefeydt. Den eerften fcheydt het Achter-
hoofts-been met een dweifche linie van het Wigge-
been, ende gaet door de holligheydt van de blaep-
beenderen, ende dan weder na beneden, endede
achterfte Tanden, het Wigge-been oock ronts-oni
begrijpende. Den anderenljeginnende uyt het hol
van de Slaep-beenderen, gaet midden door de
Oo2h-beenderen, énde komt in den Neus aen een,
het Voor-hooft van de opperfteKaecx-beenderen
fcheydende.

Het GfirKje^^van defe Naden is, voor-eerft,om
dat door defelvige de Herflenen foude mogen uyt-
dampen. Ten tweeden,
om dat den Breuck van eea
been ( het wekk van de
Glaes-makers oock nage-

volchtwerdt) nieten foude voort-loopen. len

derden, omdat daer door her harde Herflen-vlies
fijnVefelen fchiet.n foude rot het maken vanhec
Panne-vlies.ende 't felve teghen de Pan van binnen
op-ghetrocken zijnde, de Herifenen.ende haer hol-
ligheden ruymer piaets re laten. Want ghelijck iti
de Borft aen 't Herte, ende deLonghe, eenruymte
gegevenis,in dewelckefy vryelijck beweéght ken-
nen werden: alfoois oockin'tHooft een
ruymte
ghelaten voor de beweginge der Herflenen. Defe
ghefchietghefamentlijck met de Hert-kloppingh,
ghelijck in de verflche Hooft-wonden klaerlijclc
waer-genomen wert. Ten vierden dienen oock de

Naden, om dat de uytwendighe Heel-middelen te
dieper fouden in-gaen: daerom gebiedt
Galenus de-
felvighe op de piaets van de Naden te leggen.

De kennifle van defe Naden is een Heel-meefter
feer noodigh ^ want voelende in de Wonden met
fijn
Prevet, otte Proef-yfer, ende onevenheydt ge-
waer werdende, fai kennen weten, ofte de Pan ge-
broken is, ofte niet. Dan het ghebeurt,doch feer
felden, daï de Naden in wel-fchapen Hoofden ver-
anderen : Aliftoteles meende, dat de Pijl-naet in de

G g Vrouwen,

van't Hooft gheheeten wert, (om darmen op de-
ftlve legghende, bequamelijck flaept) ende daerna
defe Beenderen oock Slaep-beenderen.
Sy wer-
den in Latijn
Οβα temporum gcnoemt,a.\s ofwy fey-
den,Tijdt-beenderen,om dat fy den tijt des levens,
ofte den ouderdom te kennen geven. Want op haer
piaets beginnen de hayren eerft grijs te werdenjhet
welck de Poët
Virgilius oock raeckt, f. Mnéid.

Tem^orihHS geminis canebat jfiarfa fene5im.

Sy zijn rontachtigh, met d'Opper-hoofts-beende-
ren gevoeght fchubs-wijs, ende dat, alfoo fy onder
gheheel dick 2ijn,noodtwendigh, om gheen meer-
der fwaerte,ofce veel liever, ongelijckheydt te ma-
ken. In defe Beenderen zijn de drie Beenderkens,
die het Gehoor dienen. Dan alfoo die niet en ftrcc-
ken ten dienfte van een Heel-meefter, Ib fullen wy
defelvige hierover-flaen.

10 Het fefte Been van de Pan is het Achter-
hooft , het welck bepaelt, ende omfchreveil werdt
O ver-al door den Winckel-naet, ende een dwerfle
Lijn, gemeen wefende met het Wigge-been. Ende
dit Been gaet alle andere in hardigheydt te boven,
om dat de üaghen van achteren niet wel ghefteut,
noch voorfien en konnen werden.

11 Het fevende Been , om dat het een Beytel,
ofte Wigge gelijckt, ofte,als Laurentius meent, om
dat het tuifchen de Beenderen van de Pan, ende
Opper-kaeck, gelijck een Beytel fchiet, hebben de
Griecken Wigge-been ghenoemt. Men foude het

'lli!

oock den naem mogen geven van Gront-been.om
dat het een Deel is van der HeriTenen gront-veft.
Hier is de^adel, op welcke den Trechter, ende
Fluym-klierken komt,waer door de fluymen, ende
vochtigheyt uyt de Herflenen in den Mont loopen.

12 Het achtite ende laetite Been van de Pan is
het ^eefkgn, alfoo gheheeten, om dat het bovenfte
peel vol gaetjens is, ghelijck een Zeve. Het ghe-
bruyck van defe gaetjens, is voornamentlijck om
de lucht hier door in de Herflenen op te halen,ende
wet defelve den Reuck aen de HeriTenen te bren-
ghe^ waerom oock de tepelachtige uyt-fteeckfels
der Herflenen, het voornaemfte werck-tuygh van
den Reuck, alhier in een holligheydt komen, ende
als die door verkoutheydt, ofte anders verftoppen,
dan vergaet den Reuck. Het ander ghebruyck van
defe gaetjens is, het fuy veren van de Herifenen.
Want al is't, dat de flijmericheydt door den Trech-
ter gezegen wert op het Fluym-klierken, ende alfo
in den Mont: als evenwel de bovenfte holligheden
der Herflenen vol flijms zijn, foo druypt het felve
door defe gaetjens van 'tZeef-been, in den Neus,
t welck hetfnot is, dat wy door den Neus quijt
VPerden.

Ditzy nu ghenoegh van de achtbe'Siderendes
eeckeneels, dewekke, alfoofe melNaden aenmal-

-ocr page 41-

J. V. BEVE R W Y C Κ S

Vrouwen, endeFallopiv», in de Kinderen tot den
Neus toe gingh. Maer iy zijn beyde verdoolt, alfo
de Nature daerin fomtijdts fpeelt,endegeen eencn
ftreeck en houdt, Vefalitts fchrijft gefien te hebben,
dat het Achter-hooft met den Pijl-naet doorfneden
was. Doftor Paa0 toonde ons twee kleyne Naden
in de Opper-hoofts-beenderen by den Winckcl-
naei. Sylvius ghetuyght een Pan gefien te hebben,
in dewelcke al de natuyrlijcke, en gewoone Naden
verdubbelt waren · het welck oock van Euftachius
wertbeveftight. Infoodanigheeelegentheydt, in-
dien een Heel-meeftcr mei fijn Froef-yfer over de
gequetfte Pan ftrijckende, ende vernemende one-
venheydt op deplaetfe, daer de gewoonlijcke Na-
den niet en zijn, daer uyt oordeelde dat het Been
ghebroken was, en foude van onwetenheyt niet te
befchuldigen zijn; alfoo Hippocrates fejve bekent,
daer in bedrogen te zijn geweeft: die Man, van de-
welcke Macrobius feydt, dat noch bedriegen, noch
bedroghen konde werden. Dit zygenoegh vande
Pan; is overigh té %ghen van de Beenderen des
Aenghefichts.

i 5 Het Aengeficht wert verdeelt in de Opper-
kaeck, ende Onder-kaeck.

De Opper-kaeck is in de Menfchen, ende m allfe
andere Dkrcn onbeweeghlijck, behalven m de
CïOcodijl,endePapegaey. De Crocodijl beweegt
de bovenfte, ende heeft de onderfte kaeck foo vait
aen de Slaep-beenderen.dat hyfe in 't minfte niet en
kan roeren. Maer de Papegaey roertfe alle beyde.
Nu in den Menfche is de bovenfte onbeweechlijck,
voor-eerft, om dat het anders 't Geficht, ende den
Reuckfoude beletten, daer-beneffens foude de
harde koft oock fo-wel niet ghekaeut konnen wer-
den. Gelijckmen fiet in de Koren-molens, dat van
de tweefteenen, den eenen
ftil leyr,ende den ande-
ren gedraeyt wert,
om het Kooren 6jn te malenj fo
gaet bet oock met onfenMont, die deSpijfefijn
moet malen
voor de Maegh, en is derbal ven noo-
dighgheweeft, dat het een Been ftil was, ende het
andere hem beweeghde. Bchalven dathet bovenfte
onbeweeghlijck moet wefen,om de fraeyigheyt van
het Aengeficht niet te fchenden. Want onfen Schep-
per heeft infonderheyt gelet, om den Menfche met
cenfraey Ae^hefichtte ver5ieren, als wefende het
beek van de Ziele. Daerom en fteeckt het niet uyt,
ghelijck in de Beeften, maer is korter ende ronder,
ende dien-volgende foveel te fraeyer. Derhal ven
maken de Rechts-geleerden oock fwarigheydt om
het Aengeficht
der mifdadigen met brandt-teecke-
nen te quetfen. Want in de Wet,ft'
quisadmetaUum
ï7. C. de Pff«»> w"t ghefeydt,dathet aengheficht
gedaente heeft na clejHemelfche fcfaoonheydt.

14 De Opper-kaeck beftaet niet uyt een.maer
vele Beenderen; nietioo leer om van een flagh of
ftootkleynderongfaeEnack>ende fchade le lijden:

als wel, om dat uyt haer t'ramen-voegingh de Ban-
den van de Spieren fouden voort-komen, om te
vafteraen haer beginfelen,als beenachtighe Deelen
;hevoeght, ende foo veel te ftetckerte zijn: daer-
jeneffeni, om dat de Kaecks-beenderen niet alle-
iinsevenvaft ende hardt, ofre even dick ende vaft
moeften wefen. Defe Beenderen zijn elf in ghetal,
ofte vijf paer, ende een ongepaert.

Het eerftepaer zijn twee middelmatighe grootc
Beenderen, uyt dewelcke het onder-deel van den
Oogh-kuyl, den geheelen kleynen Oogh-winckel,
een gedeelte van het juck-been,ende de Wang .t'fa-
men-gbeièt zijn. >

Het Juck-been, ofte Osjugale,en is gheeneen
Been, maer alleen een vergaderingh van twee uyt-·
ftekende beenderen,het eene van dit Kaecks-been,
het ander van de Slaep-beenderen. Dit is gemaeckt
tot befcherminghe van de Slaep-fpier. Want alfoo
de Wonden hier veelttjdts doodelijck zijn. endedac
de Ipanmngh ende onftekingh van defen Spierj ee-
nen diepen flaepofte trecken van2^nuwcn veroor-
laeckc, ghelijck Hippocrates feydt in fijn Boeck
van de Breucken, foo heeft de vqorfichtige Nature
den Pees van defen Spier van
buy ten als met een
lleene muer om5ingelr.

Het tweede paer, zijn twee kleyne Beenderkens,
die den grooten Oogh-winckel maken. Hier isr
mede de voorfichtigheydt van de Nature te fien,
te
weten een gat, het welck in den Neus door-gaeti
waer door niet alleen de vocbtigheydt van de
Herffenen, die op de Ooghen vak, ende over
de
Wangh foude moeten loopen hebben, door den
Neus fijn tocht heeft: maer eenigbvulnis,ofte kley-
nen Vlieghjens die in 'tOogb
komen, door den
Neus uyt-ghefnoten werden. Op de kant van defe
holte zijn kleyne Klierkens.door dewelcke die vuy-
ligheydt in de Neus uyt-gheperft werdr,endc oock
de tranen haren loop hebben.

Het derde paer, zijn twee groote Beenderen,
bevangende alle de Tanden, ende defe zijn eygent-
lijck van Galenus in het elfde Boeck van het Ge-
bruyck der Deelen, op bet negende capittel, voor
de Opper-kaeck gehouden, Defe hebben in haer .
een groote holligheydt, om foo veel te lichter te

^^Her vierde paer, zijn twee kleyne Beenderkens

in het onderfte van 't Gehemelt,, niet verre van net
Wigge-been. Het Verhemelt van den
kJeynegaetjens, döordewelcke de fluyjf'S® yo«-.
tigheydtder Herflènen ghekleynft «ot'Q/en
Mondt, ghelijck door het
Zeef-bccn ««jenNeiK,
Ende dit is de oorfaeck, waerom dat ^e Verhe-
melt-beenderen
foo dickwili^ kofen te bederven
ende te verrotten in de ghene.die feetfluymigh van
aert
zijn.voornamelijck foo by defelve vochtigheyt
een fcherpigheydt ofte quaetaerdigheydt B, genjck


-ocr page 42-

VERVOLGH VAN DE WON

in de ghene, die de Pocken hebben. lek ga teghcn-
woordigh over een Man, wiens fluytnen, geJijck hy
feydt, niet anders en fmaken als Koper-root, ende
defe hebben fijn ghehemelt wel 't vierendeel op-ge-
geten.

Het vijfde ende laetfte paer, zijn de twee Neus-
beenderkens, die met malkanderen bet bovenfte
van de Neus maken. Defe Beenderkens en komen
naaer balfweghen den Neus, betoverighe is van
Kraeck-been. Want het en diende niet, dat hy heel
van Been was, om niet licht te breken ί maer hy
inoeft boven van Been zijn,om aldaer open te ftaen,
op düt de Lucht,die wy geftadigh van doen hebben,
daer door in de Herffenen foude op-ghehaelt wer-
dea. Onder moeft hy van Kraeck-been wefen,
omdatde Neuf-gateu te beter ghefnoten fouden
werden, ende met eenen in 't adem-halen lichter op
ende neder gaen, als oock om defelve toe te hou-
den voor quaden Reuck, ende om datle foude kon-
nen wijcken voor ttoot ofte flagh. Defe Beender-
kens zijn langiwerpigh vierkaat, in den Menfch
fmalder, als in een Hont, ofte Sim: ende maken
derhalven dat de Oogen van de Menfchen fo verre
niet van malkanderen en ftaen. Welcke faeck foo
verre van Ariftoteles in
?robl. ghetrocken wert, dat
hy bier uyt wil betoonen, den Menfchc onder alle
Dieren de vernuffte te zijn. Want hoe datter min-
der plaets tuflchen beyde de Ooghen is, hoe dat de
ftralen van 'ïGeficht rechter linie.hebben,ende ma-
ken, alffe te famen komen, kleynder hoeck; hec
weick gauwer ende wackerder Gheficht veroor-
faeckc.

Hec laetfte ende oneven Beenken,isde muer ofte
het fchutfei van den Neus, het welck tuiTchen bcyde
d'ander in komende, geen fteunfel aen den Neus en
gheefr.

I y Dit zy ghenoegh van d'elf Beenderkens van
deOpper-kaeck,wy fullen nu komen totdeOnder-
kaeck. De Menfch heeft defelve na de groote van
fijn hchaem aIderkortft,ende by-na rondt, om des
Aenghefichtsrondigheydt, die veel fraeyer ende
aerdigher is , als de lenghte. De andere Dieren
{ behalven de Apen, die het Menfchen Aengheficht
wat na-by komen, ende oock by
-na handen ghe-
bruycken) hebben Jange ende uytftekende Onder-
kaken, alfooie defelve in plaets van Handen ghe-
bruycken, ende moeten bocken,om met den Mon:
de Spijfe van d aerde te
nemen. De Onder-kaeck

gelijckt van buyten eenen boogh, heeft van binnen
groote holligheydt, om datfe foo veel te lichter
foude zijn in beweghen. Beftaet uyx twee Been-
deren, die in de jonghe Kinderen noch niet vaft aen
een ghehecht enzijn, dan in volwaffene zijnie foo
vaft aen malkanderen verknocht, datfe maer een
Been fchijnen te wefen.

In beyde de Kaken zijn de Tanden gcpaehj

DEN. 4J

wekkers voornaemfte ampt is de Spijfe te kauwen,
endekleyn te breken, ende over
te doen aen de
Tonghe.omdoorde Keelgcflickt te werden. Dit
is't gene wy eten noemen, wacrvan daerom in het
Griecks, Latijn, onle, ende andere
Talen,de etende
Tanden haerbenaminghe trecken.
Defdviee be-

fchrijvenwy, te zijn de alderhardtfte Beenderen
van binnen hol, met Aderen, Slagh-aderen, ende
Zenuwen verfien, in dehuyskens van de Kaken als
fpijckers ghevoeght, met VJiefen, ende Vleefch, a]$
met Banden, vaftgemacckt,ftreekende voorname-
lijck om de Spijfe te breken, ende voordeMaegh
te bereyden. .

Dat het Beenderen zijn, bewijft haer wefen, haer
koude, ende drooghe gematigheydti als oock haer
hardigheydt,
vaftigheydt ende wittigheydt.

Dat het de alderhardtfte Beenderen zijn, blijckr,
onder andere, daer uyt, datfy alleen,als deRo-
meynfche Schrijver ΡΛ«ί(« betuygt
{7.Nat.i2.)mzt
het andere lichaem (ghelijck de Romeynen haer
dooden pleghen te doen) niet en verbranden, ende

('36. 17.) wanneer in den fteen,diemenS4>-a>ffctf»»i

noemt, het gantfche lichaem in veertigh daghen
vergingh, ende als op-ghegeten werde, de 1 anden
noch gheheel over-bleven. Het was oock wel
hoogh-noodigh, dat fy foo hardt waren, op datfe,
door het veel knauwen ende bijten op harde dm·»
ghen, niet te feer flijten en fouden.

Tot de feven jaren is in de Timden een mercke-
lijcke Holligheydt, met een dunne fchobbe.gelijck
de Waifen-huyskens van deByen, bekleedt. Door
defe holligheyt, fchieten eenige Zenuwkens,Ader-
kens,endeSlagh-aderkens tot binnen in de Tan-
den. De Slagh-aderkens veroorfaken.dat, alseen
Tant doorboort w-rt.daer dickwils veel bloet uyt-
fpringht, ende in onftekinghe, ende pijn, een klop-
pinghe ghevoelt wert. Sy bewaren de natuyrlijcke
warmte der Tanden, ende brenghen defelve haer
voedtfel aen, het welck fy geftadigh van doen heb-
ben, om foo veel aen te nemen, als fy af-gaen. Na
datfegroeyen, ende af-flijten, blijckt daer uyt, dat,
als eenTant uyt-valt, ofte uytgetrocken is,de gene,
die daer recht tegben over ftaet, veel langher uyt-
waft, als die nevens hem ghelegen zijn, om dat hy
gheenen Tant over hem hebbende, daer hy teghen
werckt,ende wrijft, geftadigh af, en niet
weder aen
en neemt, daer de neven-ftaende niet meerder
groeyen, als fy door het eten verQljtenj het welck
duyrt tot den laetften ouderdom, foo datfe uyt-ge-
trocken zijnde, dickwils wederom waflên. Want
het voedtfel, ghelijck Hippocrates fchrijft, loop-
ter altijdt met menichte na toe. Wy lefen van een
Bprgher uyt
Samothracia, die noch wederom Tan-
den kreegh, na fijn hondert ende vier jaren. Ende
Ariftoteles ghetuyght van fommige Vrouwen, die
deBack-undennabaertachentighjacruytquamen.

--------- Gg a Door


-ocr page 43-

44 J· V. Β Ε V Ε R w y C Κ s

Door de Adetkens wert het overighe vocdtfel we-
derom ghetrocken na hetHene. Vanweghenhet
Zenuwk;en,ende het van binnen bekleedende Vlies-
jen , hebben de Tanden fcherp ghevoelen {hoewel
niet het been, als hier voor gheiëydt is) ghelijck de
groote pijn wel uy twijft, als mede datfe van fuyre,
cnde wranghe dinghen eggerigh werden.

De Tanden zijn,ge]ijck fpijckers in een balck,vaft
in beyde de Kaecx-beenderen ghehecbr. De Ze-
^ liuwe in de holligheyt komendcj maeckc haer vaft,
de Fnafelen der Vliefen, hanghende om de wortels
van de Tanden, binden defelve t'fatnen, ende van
het Tant-vleyfch werden fy ronts-om onderftut,
ende het felve bedorven, ofte op-gegeten zijnde.fo
komen fy los te werden, ende uyt te vallen,gelijck
in de Blauw-fchuyt veeltijts te fienis.Haer t'famen-
fettinghe wert oock los, ende wanckelbaerdooral
te heete dinghen, die hare vochtigheydt doen ver-
dwijnen;als oock door veel kout water te drincken,
het welck de Troglodyten ghebeurt,ghelijck Scaii-
ger fchrijft.fiArer.271. Want het voedtfel wert door
de kouw daer van daen gedreven, ende de warmte
uyr-ghebluicbt.

De Tanden ftaen in haer huyskens, fonder datfe
nochtans aen het Kaecks-been valt ghcgtoey t zijn,
het weick evenwel fomiijdts gebeurt is. Hollerius
fchrijft van een Heel-meefter, die by fijnen tijdt te
Parijs een Tanr treckende, met eenen uyt-ruckte
een ftuck van de Kaeck, ende de nabuyrighe Tan-
den
, waer op een ghevaerlijcke Bloedt-vloeyingh
volghde. De Tant-trecker voor Recht gheroepen
ïijndejwerde vry ende onfchuldigh verklaert,over-
iriidts ondervonden werde , dat de Tanden niet na
de ghemeene natuyrs-wijfe in haer holen gheplant
waren,maer gantfchelijck aen het Kaecks -been vaft
gegroeyt. Dit vonnis komt over-een met het gene
de wijfgerige
Plato ftelt in fijn f. boeck van de Wet-
ten, feggende,dat een Genees-meefter behoort vry
ghewefen re werden, wanneer by niet wetens, ende
willens qualijck gaet. Want het verhaelde ibude
Efeulapius felve konnen ghebeurt hebben, die voor
een Godt by de Heydenen ghehouden is, ende het
Tant-trecken gevonden heeft, gelijck Ocero fchrijft
in fijn derde Boeck van de Nature der Goden.

E>e Tanden en werden niet gemaeckt evenals fy
uyt-kottien, ghelijck fommige dencken: maer haer
af-teyckenznghe ghefchiet te gelijck met die van de
andere Beenderen j dan werden allengskens vol-
trocken, foo datfe eenighe tijdt onvolmaeckt in de
Kaken Ichuylen, ende niet ghelijck uyt en komen.
Want fommige vettoonen haer ras,gelijck de voor-
tte, fo om dat fy fcherper zijn, als om dat het Tant-
vleyfch, daer fy onder fleken, in 't fuygengettadigh
tegen den Tepel wrijft, ende daer van verhittende,
licntelijcker verdunt, ende door-boort wert. Men
leeft van de Romeynen,
Marm Qurim, die daerom

Denmus, ofte Getande genoemt werde, ende Papi-
rmsCarbo,
datfe met Tanden gheboren zijn j het
welck feerfelden ghefchiet. Maer fy openbaren
haerghemeenlijck eerftopde fevende Maendr.ofte
wat later, indien het Kint kucht, ofte hoeft, ghe-
lijck Hippocraresfeydt, waer op dickwils, infon-
derheydt de Honts-tanden voort-komende, Stuy-
pen, ende Loop volghen,
^.Aphor.z<;. Nu, waerom
dat in den Menfche de Tandon langfamer uyt-ko-
men, als in de Beeften (den Olifant heeft fijn Tan-
den , foo dra hy gheboren is , ghelijck Ariftoteles
fchrijft
ζ.Ηίβ. An. y.) als oock dat hy tandeloos
geboren wert, feyt de gemelte Ariftoteles
2. dèGen.
An.
4. de oorfaeck te wefen, om dat de aertachtige
overtoliigheydt, daer de Tanden haer groeyfel van
nenien, onder alle Dieren by den Menfche minftis.
Godt heeft daer in wel forghe ghedraghen, ende de
Kinderen fonder Tanden latenter werelt komen,

op dat fy in 't fuyghen den Tepel niet quetfen, ofte
door-bijten en fouden; ghelijckmen fiet, dat vele
doen, wanneer fy met Tanden fuygen,ende maken,
dat het bloet langhs de Barft loopt: het welck de
Moeders, endeinfonderheydt de Minnen, door de
pijn, af-keerigh foude maken van't foghen. Daer-
om fpruyrai iy wel ter tijdt uyt, wanneer bet Kint
begint te eten. (Vant eick Deel werdt op die tijat
eerft volmaeckt, als fijn gbebruyck van nooden is.
Hierom meent de meer-gemelte
Arifloteies ^.de Gen:
An.
dat de Voor-tanden eerder uyt-komen, als de
Back-tanden, dewijl de Spijfeeerderdoorfi.eden,
als
kleyn ghemalen werdt. Het weick de oorfaeck
is
van inficht, βηαί^ genoemtj dan de werckende is»
dat de Voor-tanden icherper zijn, ende dien-vol-
ghende eerder konnen door-boren, ghelijck nuge-
ieydt is. ,

De Tanden hebben verfcheydengebruyck. Het
voornaemfte is. om
deSpijfe te breken, kJeyn te
morflelen, cnde te malen.
Soa feydt Cicero in het
tweede
Boeck van de Nature der Goden, Demibus
in ore confiruElii mandiiur, extenuatur, ac molitur cibm:
eorum adverfi acun {
dat zijn de Voor-randen, ende
Honts-tanden
) dividunt efioi, intimi autem (te we-
ten, de Back-tandej)
) conficiunt, qui genuini vocan-
tur.
Ende dit is de voor-bereydingh van de eerfte
verteeringhjdie in de Maegh ghefchiet: ende aJs de
Spijfe in den Mont weJ geknauwt,
ghemaJenis, dan is fy bequaem om in de M gn
wel verteert, ende tot goeden Gijl νο« de Lever
bereydt te werden. Die weynigb Tanden hebben
(want die gheheel tandeloos zijn, befigen haer ver-
harde Kevers) ofte die de Spijfe. door honger, ofte

flyigheydt, eer datfe half gbeka-iW» is^n.nocken.
voelen,datfy
haer Maegh ^ef^aert. DcBeeften.
die boven
vanTanden ontbloot zijn,om dat de ttof-

fe der felvige tot de Horens gegaan is, moeten her-
kauwen,alfode Spijfe van d'onderfte Tanden alleen


-ocr page 44-

vervolgh van de beenderen.

niet kleyn ghenoegh gemalen en kan werden. Het
tweede gebruyck <fcr Tanden is, om de ftem te ma-
ken. Want alsmen fpreeckt.foo flaet de ftem tegens
de voorfte Tanden; ende men bevindt oock, dat de
gene, die tandeloos zijn, belabbert fprekcn, ende de
R. ofte S. niet en konnen uyt-brenghcn. De Poer
Homerus ièydt, dat de Tanden den menfche gege-
ven zijn,om de klappernye te bedwinghen. Want fy
ftaen als mueren voor de Tonghe. Sommighe mee-
nen, dat fy mede tot qieraét foiiden ftrecken.alfo het
leelijck ftaet,tandeIoos te zijn. De nature heeft oock
tot ftaeyigheyt van den Mont, ende wclftant van de
Tanden,deitlve met Vleyfcb befetjende met de Lip_
pen, ghelijck als een fchilt bedeckt, op datfe, a!s een
tsorft-weringh fouden wefenvoordeTanden,omde
koude Lucht wat te breken, ende tegen te houden.
Ariftoteles fchrijft, dat de Tanden, diefommighc
Bccften zaeghachtigh, of uy t-ftekende hebben,haer
gegeven zijn,om te vechten,oft haer te befchermen:
dan daer toe heeft de Menfche fijne Handen.

Het ghetal der Tanden isin alle Menichen niet
even-eens: maer alcijdt is het meerder veel beter als
het minder. Want die langh leven, fchrijft Hippo-
crates, hebben vele Tanden, ende die weynigh, ende
ydeleTanden hebben,feydtAriftötdes,zijn kort van
leven. Maer dit cn gaet in alle Menfchenjuyft niet
altijdt even vaft. Want Suetonius verhaelt, dat de
Keyfer Auguftus, ydele, weynige,ende rouwe Tan-
den ghehadr heeft, die nochtans tot den ouderdom
van fes-en-tfeftigh jaer gekomen is. Welck exempel
Cardanus de Subt. teghens Ariftoteles in-brenght.
Dan Scaiiger beantwoordt wel, genoegh te zijn,dat
foodanige uyt-ipraken meeftendeel waer zijn^ ende
dat fulcks oock feifs in de Kort-bondighe Spreucken
van Hippocrates moet ftant grijpen: dat mede Car-
danus beter ghedaen hadde, de reden van 't ghene de
Ρπηςβ aller Wijs-gerighen te onderfoecken, als met
een exempel de aenfienlijckheyt van fo grooten man
te kreucken. De teden is defe: Weynigh Tanden
betcyckenen, datter weynigh ftoffe, ofte weynigh
kracht is. Ende dit zijn beydcteyckénen van kort
leven; ende niettemin oock oorfaeck. Want de ge-
ne, die weynigh Tanden hebben, en konnen de fpijfe
niet wel kauwen, ende defelvc welbereydtaende
Maegh over-fenden,waer door dan gefchiet,dat de-
felve aldaar niet wel verteert en wcrdt. Ende het is
alfo gelegen, dat de eerfte verteringe van de Maegh,
jn de tweede van de Lever niet vetbetert,noch aldaer
oyt rauwe Gijl goet Bloet en kan gemaeckt werden;
waer aen de langhduerigheydt van ons Leven meeft
hanght, ende derhalven en fchijnt niet quaiïjck ghe-
oordeelt, dat op ydele Tanden gemeenlijck kort le-
ven volght. Evenwel offon;itijdts door de ongewo.
ne hardighey t van de Kaecks-beenderen, de Tanden
geen dooï-tocht en konden vinden, of defelve door-
boren, foodanigh ghevai en ibude geen leycken van
kort leven mede brengben. Dat, ofte dicrghelifcke

foude wel plaets mogen gebadt hebben in den Key-
ier Auguftus. cnde andere, in dewelcke wy fien dat
de harde Kevers het ampt der Tanden genoegh uyt-

voeren.

Vorder al is 't, dat wy in de Grieckfche Hiftorien
leftn van Pyrrhus,Koningh van Epirus,cnde ar.dere
als oock by Melanchtbon in Phy fic. ende de Animg,'
van een dochter van Saxen,die maer eenenTant ge-
hadt hebben, de geheele Kaeck beflaende; ende dat
de dochter van den Koningh Mithridates met een
dubbelde rijde Tanden is verüen geweeft,ende Her-
cules met drie rijden, 't welck Columbus mede be-
tuyght van fijnenfoon Pbebus: fo zijn du altefamen
vogels (gelijck het fpreeck-woordt feydt) die lelden
vliegen,ende de gemeene loop der Nature is een rijde
Tanden, en dat in de Opper, en Onder-kaeck meeft
fefthien , cn zijn driederley,
Voor-tanden, Hondts-
tandeii, en Back-tanden, verfchillende in gedaente,
cn gebruyck. ....

De -Voor-tanden, ofte Boter-tanden,zijn in elcke
Kaeck vier in getal, ftaen voor in den Mont, om de
fpijfe eerft te ontfanghen , komen alder-eerft voort,
van wegen haer fcherpighey t, ende vallen oock eerft
uyt, om dat fymaer een enckele Wortel en heb-
ben. Haer gebruyck is, de fpijfe als een tweede mes
door te fnijden,waerom fy by de Giiecken den naem
voeren van
Deor-faijders.'

Aen elcke zijde van defe Voor-tanden ftaet eencn
Hoorn-tant, ofte
Honrs-tant,die dicker ende harder
zijn , om 't ghene defelvighe niet en hebb^ konnen
door-fnijden, te breken, en temorfelen. Zijn maer
twee , om dat de Menfch ( ghelijck (^lenus
fchrijft in fijn ii. Boeck van 't gebruyck der Deelen
op 't
O, Gap.) een tam ende borgerlijck dier is,wiens
kracht meerderin wijiheyt beftaet, als in ftetckte,en
behoefde daerom foo veel Hoorn-tanden met, als
de wilde
Beeften, ofte Honden, die Been breken.
Deiè
werden oock Oogh-tanden genoemt, wel ver-
ftaende, die in de Opper-kaeck ftaen, om dat fy een
deel ontfanghen van de Zenuwen,die de Oogen be-
wegen. Daerom feyt Celfus gevaerlijck te zijn,de-
felve uyt re trecken. En Di^.Paaw fchrijft bevonden
te hebben, in Pijn van defe Tanden, Bevinghe der
Wijnbrauwen.

Volgen de thien Kiefen, aen elcke zijde vijf.by de
Griecken ende Latinen Mole-tanden geheeten, om
datfe de fpijfe van de Voor-tanden door-kerft,ende
van de Hoorn-tanden gemorifelt, fijnder,als de Mo-
lens, noch fouden malen, waerom fy boven niec
fcherp.maer breet zijn.Sy ftaen binnen in den mont,
ofte kinne-backen(daerom by ons Back-randen ge-
noemt) op dat, als fy de fpijfe kleyn malen, en door
den mont met de tonghe gints, ende weder ftooten,
defelve niet uyt en foude vallen. De twee achterfte
van dess Kiefen, werden van Hippocrac« ghefeydt
i, G g 3


-ocr page 45-

J· V. Β Ε V Ε R W Y C Κ S

Wijiheyts-tanden.om datfe gemeenlijck voort-ko-
men, als het koren uyt is.endc 'de menfch wijs werdt.
Dan dat niet wel te bepalen en is, op wat jaer fulcks
juyft ghefchiet, blijckt uyt de vericheydenheydt des
tijdts by de Autheuren voort-gebracht. Want Varro
ftek haer uytkomfte op 't fevenfte jaer, Ariftoteles
op 't thienfte,Hippocrates op't acht-en-twintighfte,
Avicenna op 't dertighfte, en andere later, ja tot op
dctachtighjaer.

Dit is 't getal van al de Tanden. Elck van delelve
heeft fijn Wortelen,de Voorfte,ende Hootn-tatideh
een, de Kiefen twee, en drie, maer Telden vier.

Het IIL Capittel.

1 Zomps Veriielinge,

ï Riigh-guet uyt Wervelen, van dat Hals, Ru^h, Lettdm»,
Stuyt-been, Steen-been.

3 Έοψ! Verdeelingtt

4 Sleutel-heenderen,

5 Schouder-bladeren,

6 Ribben,

7 Borft-been,

Stfaert-achtigh Kraeck-leen,

9 Been fondernaem,HjtZijde-been.Heupe-been, endeGe-

mck-been,

I

WY hadden het Gheraemte ghefcheyden in drie
deelen, het Hooft,den Romp.endeuyttetlijcke
Lidtmaten; en dewijl nu van alle de Hooft-beende-
rengefproken is. Γα brenght het vervolgh mede, dat
wy de Beenderen van den Romp verhandelen. De-
fen werdt in drien gededt, in den Rugh-graet,Borft,
ende Heup.

ζ De Rugh-graet (foo genoemt na den Grieck-
fchen naem ^chts, datisgraet, ofte doorn, om fijne
fcherpe ende doornachtige uytfteeckfels) begint van
den eerften Hals-wervel, ende wert bepaek met den
laetften van 't Steert-been. Hy beftaet rondcs-om
U)rtBecn,om tebefchermen hetin-beflotenMorgh,
zijnde een uyt-fpruytfel van de HeriTenen, ende het
beginfel van de Zenuwen der Deelen onder de HerC-
fenen, fo heeft de Nature daer voor fo vele forge ge-
«Jragen, als voor de HeriTenen, ende defelve met een
faeenige Borft-weringh verfièn. Noch was het oock
wel van nooden»datdefen Rugh-graet uyt ftercke
beenderen beftont. Want gelijck hy in de Muylen,
Efels, endediergheltjcke betten, feer fwaer gewicht
draeght: alfo werdt daer door den laft des gantfchen
lichaems in de Menfchen ftaende gehouden,en over-
ey nde gerecht. Het was oock noodigh,om onfe fa-
ken wei te vernchten,dat defen Rugh-graet mochte
gherecht, ende gebogen werden; is daerom niet uyt
een Been,maer uyt vericheydeBecndeikenst'famen-
gevoeght, die in 't Latijn
Venebra, ende in onfe tale
Wervel-beenderen genoemi werden,om eenige gelijc-
kenifle, diefe fchijnen te hebben, met de Wervelen,
daer de wijfs mede fpinnen. Tuflchen elcken Wervel,
om dat iy in de beweginge, niet hart tegen malkan-
der en fouden ftooten.ende oock te lichter bewegen,
is een glibberigh, ende taey, doch vaft Kraeck-been

fheftelr. Ende als dit, door te groote vochtigheydt

omt te verilappen,dan vetQapt bet gehcelelicbacm,
ende werdt los, ghelijck een rijs. Daer-en-teghcni
Wanneet het felve dtoogh, ende beenig :h werdt, dan
IS een Menfch ftijf, ende onbeweeghlijck, alseen.
ftaeck. Hier-en-boven zijn de Wervelen, tot mea-
der verfekertbeydc, noch met vafc Banden, uyt de
Beenderen , Kraeck - beenderen , ende V'liefen
foruytende , te famen ghehecht , ende met uyt-
fteeckfels door malkanderen fchietende , veriïen j
waer van, als oock van haer gaten, wy nu gaen han-
delen.

Etcke Wervel heeft door de banck feven uyt-
fteeckfels , twee op-gaende, twee neder-gaendc,
om
de gheledingc; twee dwerffe, om den oorfpronck der
Spieren j endeeenen rcherpen,eygentlijck den Graet
genoemt, om het Morgh te befchermen. Hier uyt
kan wel afgenomen werden, dat hetgevaerlijckeris,
het hchaem al boekende veel te fchudden, als achter
over deynfende^ want op d'eerfte wijfe gaen de uyt-
fteeckfels wat open, daer fy op d'andere vafteriluy-

De Gaten zijn in eicke Wervel wijdt na de dickte
van 't Morgh, en op malkanderen gevoeghr, maken
een lange pijp,gelijck een pomp.Elck heeft een kley-
ne holte,als een half maen,waer mede fy op malkan-
der komende,een gat maken.door het welcke de Ze-
nuwen uyt-fchieten , om de Leden de ghevoelijckc
kracht aen te brengen, en de Slagh-aderen, en Ade-
ren in komen,toc voedtfel van
het Morgh. Wanneer
die Zenuwen,doordien de
Wervelen verdracyt zijn,
gedruckt werden. ofte door eenige oorfaeck komen
te verltoppen, dan werdt het Deel, daerfe na toe
gaen, beroert, ende oPghevoeligh. Ende als de Ade-
ren , ende Slagh-aderen belet werden het Bloedt af,
ende aen te brengen, ibo verdroogbt het Rugghen-
morgh.

De Rug-graets Wervels werden in vijf deelen af-
ghepaelt.Hals, Rugh,Lendenen,
Stuyt-been,ende
Steert-been. „^«at

Den Hals beftaet uyt feven Wervels, die all^wat
in-ghebogen zijn, tot fteunfel van den Slo^^- >
eniede LuchtW Endeomdatdefd^ 'to^
verhinderingh van kofiS, ende luchtsdoo^tocn^
en fouden gVaemt wérden, foo
en
ende uyt-puylende, maer plat
d» "mnen, ghefcha-

^'volghen twaelf Wervels den Rugh . die wat

uyt-ftaen,om 't Herte.en de Longen ruymer plaet-
^'DSa"'komen thien Lende-wervelen ,


-ocr page 46-

VERVOLGH VAN

binnen ghebaghcn, om te oriderftutten den ftronck
van de neder-gaende Holle-ader, ende de groote
Slagh-ader.

Hier op volghthet Stuyt-been, beftaendè uyt fes
Wervelen, dewelcke, om datfe niet los en zijn , by
fommighe ondet de Wervelen niec gerckent werden.
Dit Been puylt buyten uy t, om tuymerpliaets te la-
ten aen de Blaes, rechten Darm, ende Lijf-moeder;
waerom het oock van binnen uy t-ghehok is, ende
glat.

Het laetfte Deel van den Rug-gtaet is het Steen-
been,
foogenoemt.om dat het, als een fteerc,aen den
Rugh-graet hanght, ende om dat het in de Heeften
de ftcert maeckt. Ja men leeft oock van fommighe
vokkeren, die dit Been tot een fteert uyt-wies. Pli-
nius fchrijft datter in Indyenluyden gheboren wer-
den met rouwe fteerten, die da^er ras loopen; ende
Paulus Venetus getuyght in 't Koningrijck Lambrt,
volck te woonen opoe bergen met fteerten, gelijck
honden. En D·^. Bauhinus, die icR te Baièl noch ge-
kent hebbe,vertelde niet gefien.maer van andere ver-
ftaen te hebben,hoe feker jongsken in Denemetcken
een fteert was uyt-gegroeyt.Dan fommigeHiftory.
fchiijvers verhalen van de Engelfchen,alsof haerom
de verfmaedtheyt S. Auguftijn aengedaen, een fteert
uyt-wies,daeiom oock noch by cenige voor Steert-
mans gefcholden, weten wy genoegh, dat maer een
louter verfierfelis.DitStcert-been en heeft geen bee-
nige hardigheytjdan in de volwaflene j in kinderen is
het noch fachr, ende weeck,ende daerom is het uyt-
ichieten van den Eyndel-datm haer fo gemeen, alfo
deièlve, ende fijnen Sluyt-fpier aen dit Been gehecht
zijn. Dit is mede een van de voorname oorfaken,
waerom de jonge Vrouwen lichter arbeydt hebben,
als de bejaerde. Want alfo de mont van de Lijf-moe-
der op dit Steert-been ruft, foo dient het nootfake-
lijck te wijeken, wanneet in den arbeyt de lijf-moe-
<Kr het kint daer tegen druckt,gelijck fulcks in jonge
vrouwkens wel kan eefchieden;maerin bedaeghdc is
dit been gemeenlijck fo verhart, cn verdrooght, dat
het niet.oft geheel fwaerlijck kan wijeken. Hier uyt
ftaet noch af te nemen feer fchadelijck te wefen, dat
dc Vrouwen in den arbeydt op yet harts fittenj maer
datfe dienen wat af-hangende gehouden
re werden,
op dat het Steert-been wat achtetwaerts ibude ken-
nen fchieten,

5 Volght het tweede deel v«n den Romp,te we-
ten de Borft, dewelcke ronts-om met beenderen be-
ièt is, boven met de Sleutel-beenderen, achter met dc
Schouder-bladeten, ter zijden met de Ribben, voor
«iet het Borft-becn, onder met het fwaettachtigh
Kraeck-been.

4 De SleutelJbeenieren zijn alfo gheheeten, vol-
gens de Grieckfcfae.ende Latijnfche benaminge.om
«etfe, ghelijcfcOeutels, de
Borit boven toe-fluvten ι
waci op fiende de Koning van Maccdonien Philips,

DE beenderen. Af

Vader van Alexander de Groote, als hem in fefceren
flagh defe plaets gequetft was.en dat deMeefter in
'c
verbinden geftadigh al gele eyfchte.Neemc,feyde hy,
foo veel als ghy begeert: want ghy hebt den fleati
pefe benaminge iSude oock konnen genomen we-
fen, na de gehjckeniffe met de fleutels, m oude tiiden
gebruyckelijck.Want fy zijn als een lange Latijnfche
β na wiens ghelijckeniffe dc fleutels van de huyièn in
voor-tijden plachten gemaeckt te wcrden;waer vaa
Dr. Spiegel fchrijft noch, gelijckick mede, te Padu;i
ghefien te hebben. Sy voeren oock den naem vaa
kïop-beenderen, om datfe van beyde zijden den Krop
fluy ten, en fulcks om te beletten,dat defe gevaerlijc-
ke plaets niet lichtelijck en foude befchadight wer~
den. Want een Slagh alleen,die hier valt,kan hinder
doen aen Spraeck.Stem.Beweginge van 't Hooft,en
Adem-halen,

Defe Beenderen beftaen uyt halve ^irckels, om
veel vaten door-tocht te gbeven,die nieten dienden
verdrucktjen uyt twee halve
^irckelSjOmdefterckte:
want by aldien fy maer van eenen hal ven ^irckel ge-
maeckt en waren, dewijlfe dun van been, van binnen
hol, ende voos zijn,foo löudenfe al te lichtgebroken
hebben,gelijckfenochoock lichtelijck komen te bre,
ken. En al vallen fy langh, dick, cn
krom,foo zijnfe
evenwel noch langer in de Mans, om de beweginge
van den Arm minder te beletten, als in de Vrouwen,
diefe foo verre niec af-hanghende hebben, het welck
van fommige gemeent werdt in haer, om de fraeyig-
heyt gedaen te wefen,gelijck fy oock deholligheydt
niet en hebben, diemen in deJtlansboven aen den
Krop fiet. Om defe kortfieyt wil, hebben de Vrou-
wen dén Arm foo radt nier, ghelijck men fier, als ly
wat iullen van haer werpen: want dan, om meerder
kracht te doen,lichten fy gemeenlijck aicde haer een
been op.

Defe Sleutel-beenderen werden gevoeght aen de
Schouder-bladeren door feker Kraeck-been,daer fy
evenwel niet vaftenzijn, maerwerden alleen door
eenige Banden van buyten vaft gehoudenjom dat fy
in 't beweghen van den Arm, ende Schouderen wat
wijeken fouden.

< De Schouder-bladeren zijn van achteren op de
Ribben gefet, om de Borft, als een fchilt, te befcher-
men.

Haer gedaente is drie-hoeckigfa, oneffen,van bin-
nen hol, van buyten bultigh.
Daerfe naden Rugii-
graet toe gaen,zijniê
breeder,maer dunder,T^qlfc«
in't Gnecks van Pollux genoemt: dan daerfe didcer,
fmalder, en in icherpte uyt,fteken na de Lendenen,
werdenfemede,
na de ghelijckenis, de

Grieckengeheeten Dan defe gedaênte en komt de
geheele Schouder
-bladeren nieïtoe. WantHippo-
crat« ootdcelt.6. Epid, dat de
gene,we]ckers Schou-
der-bladeren vleucks-gewijs uy tfteken,tot de Tering
genegen zijn;De leden bier van isjvolgens het fchrij-

fm


-ocr page 47-

48 j. v. β ε v ε RWYCKS

ven van Galenus, ende Paüadius, dat fodanigc licha-
men van den beginne aen kout,van aert zijn. Ende
alfoo het werck van de warmte is uy t te fetten, ende
te verwijden, foo blijven hier de Wervelen kleyn,be-
krompen,ende,gelijck men feydt,onder-b!even:wa€r
door de ipitfe Schouder-bladeren mede uyt doen fte-
kcn. In foodanige en werden de Ribben niet volko-
mentlijck gevoedt, ende dien-volgende en konnen-
fe oock niet wel groeyen. Ende alib de Lange even-
wel toe-neemr, en de Borft te kleyn werdt, om haer
volkomentlijck op tegheven, tot her halen van den
aeÏÏem : daer op volgnt dan een verftickinghe, ende
bedïrvinge van de natuerlijcke warmte, die door de
Lucht, dewelcke de Longen in-trecken, onderhou-
den , ende verfrift moet werden. Soo dat de Longe,
verhindert zijnde door de nauwtevan de Borft,fulcx
te doen,ende daer over mede komende te bederven,
foo veroorfaeckt dit nootfakelijck de Teringh. Waer
aen blijckt, hoewel wy in 't eerite Capittel berifpt
hebben de quade manier der ghene, die om de jonge
dochterkens dunne middelen te maken , haer Borft
foo feer pramen, dat daer door, de Wervelen achter
van haer plaers wijckende, eenen hooghen rugh ghe-
maeckt werdt.

Om weder te keeren tot de Schouder-bladeren,
Defe drijven achter op, ende over de Ribben,fonder
met eenigh Been
ghevoeght te werden, om dat den
Arm hem
vry foude konnen om-draeyen.Haer fmal
eynde,den Hals genoemt,eyndigbt in een kuyl,daer
het Hooft van den Arm in gelaten werdt.Defe Kuyl
en is niet diep, om dat den Arm te beter foude kon-
nen draeyen, ende fwaeyen. Op dat dan defe ioffe
geledingh niet, door lichte oorfaeck, verfchieten en
fonderende aen den Arm de beweginge benemen,foo
is den lèlven niec alleen rondts-om met kraeck-been
befet, ende met Banden, ende Spieren wel verfien,
maer oock,tot meerder verfekertheyt,zijn hier twee
uyt-fteeckfelsgheftelr. Waer van het een dat kleyn
«nde krom is,na de
gelijckenilTejVolgens het Griecks
woordt, i^iiffw-^ecy^genoemt werdt. Het ander is

frooter, ende komt van den graet van 't Schouder-
\&At,Acromion,okc Schouder-top geheeten. Hier ftaet
aen te mercken, dar, alfoo defe uyr-fteeckfels boven
de geleden ftaen, foo fietmen, dat den Arm meeft na
beneden uyt het lidt gaet, alwaer men dan onder de
Oxelen het Hooft van den Arm voelt uyt-fteken.
De Wondcn,die op defe,geledingh van de Schouder
met den Arm, ofte op den Hals van bet Schouder-
bladt vallen,zijn veeltijdts doodelijck,gelijck ick aen
vele Krijghs-luyden gefien hebbe. So verhaelt oock
onder andere de Prefident Thuanus in fijn Hiftorie,
hoe Anthoine de Bourbon (Vader van Hendrick de
Groote) Koningh v^an Navarre, in de belegheringh
voor Rouen, ende den Hertogh van Guife voorOr-
leans, hier gefchoten zijnde,
daer van overleden. De

reden is, foo dac rondcs-om dit ghelidt veel groote

Vaten zijn, als Aderen, Slagh-aderen ,ende Zenu-
wen : als om dat van wegen de naderheydt, de on-
ftekinghe , ende bedetvinghe, die op defe plaets vair,
bet Herte terftont werdt mede-ghedeelt ; waer op
dan, na eenige quadc toe-vallen,eyndelijck de Doot
volght.

Het is aenmerckens-waerdigh 'tgene by de Vrou-
wen door ervarentheydt bevonden werdt, dat de
Mans die breede Schouderen hebben,, ghemeenlijck
oock foodanighe Kinderen telen, ende derhalvcn de
Vrouwen eenen fwaren arbeydt veroorfaken. Dr.
Foreft fchrijft oock
9. Obf fulcksdickwils bevon-
den te hebben. En ick weet verfcheyde Oudei;s, die
daer op ghelet hebben in't uyt-hylicken van hact
Dochters.

6 Wy komen tot de J^H/èeH, die het voornaem-
fte van de Borft beflaen. Zijn uyt twee halve iircu-
len te famen-gcvoeght, ende maken
dien-volgende
een rondighey t in de Borft. tot ruymte van de Lon-
ge. Zijn gemeenlijck aen elcke zijde twaelf in 'r ge-
tal ; fomtijdrs oock, doch felden, derthien, ofte elf.
na de nature overvloet,ofte gebreck van ftofFe vindc
in de Scheppingh. Als dan dit getal verandert,fo ver-
andert oock bet getal der Rugge-wervelen, die altijt
even fo veel zijn, als de Ribben. Dit getal en is niei
anders in de Mans, als in de Vrouwen, al is 't dar de
Mans van fommighe Hexen Elf-ribben ghenoemt
werden, als of fy een Ribbe minder hadden, om dat
Eva geichapen is uyt een Ribbe van Adam. De ver-
maetdcOntleders van Wefel,endc Follopius meenen,
dat den eerften Menfche in de eene zijde maer elf
Ribben en hadde, ende in de andere twaelf, om dat
uyt de gene, die ontbrack, Eva gefchapen was. De
treffelijcke Melanchthon fchrijft in fijn Boeck van de
Ziele, dat in Adams eene zijde dercbien Ribben eer-
ftelijck fouden gemaeckt zijn geweeft . ende dat uyt
defclve Eva voort-gekomen is. Wdck gevoelen my
waerfchijnlijcker fchijnt te wefen j dan ick lact het
oordeel aen de Godrs-geleerde

Het binnenfte vlack der Ribben na de holte des
Borfts, is effen, glat, en net, op dat het,door fijn on-
effenheydt, aen het Ribbc-vliefch niet hinderlijck en
iöude wefen.ln dit felve vlack heef: elcke Ribbe van
onderen een Qionf, loopende van de Wervelen af, na
de langhte der Ribben tot aen het Borft-been toe,
alwaer fy verdwijnt. Het welck voor een Heel-mee-
fter wel ftaet aen te mercken.
Want in defe Grout
ruften de Vaten, te weten,Aderen,Slagh-aderen ,endc

Zenuwen,dieeenfdeelsaendeRibben,eenfdeeIsaen

haer Spieren het voetfel, leven,en gev-^ien aenbren-
gen. Wanneer dan in een
Empj^^^M^, Borji-fwertm,
alfler uyt een verfworen Plmü, Permummta ,oite
Smmmie,ten hoop Etter tuffchen de
Borft,en Lon-
gL vergadert is, en dat die met verdreven, noch me.
fpougen op-gebracht kan werden ,foo dat nootfake-
hj^ckeeno^ninghindeBorft moet ghcmaeckt zijn.


-ocr page 48-

ν Ε R ν ο L G Η VAN

ΐη fuicken gev^al fal den Heel-meefter in het openen
defe plaets veïtaijden.op dat hyde ghemelte Vaten
niet en quetfe. Daer toe moec hy fijn fnijden van
boven beginnen, endefoo na beneden de openingh
maken; niet recht neder, maer over-dwers, om
den dwerflen draet van de binnenite Spieren, die
tuflchen de Ribben ftaen, niet door te inijden. Dit
moet gefchieden tuflchen de vijfde, ende fefte Rib-
be van onderen gherekent; niet hooger, om dat de
Etter des te beter foude konnen uy tloopenj· niet hf
ger, op dat het Middel-rift, 't welck hieronderaen
vaft is, niet ghequetft en foude werden.

Di Ribben werden verdeelt in echte, ende on-
echte. De echte zijn feven, alfo genaemt, om datie
een ronden 9irckel maken. De onechte zijn vijf,
die benaminghe hebbende, om datfekleynder, ende
korter, ende ghelijck als maer halve Ribben en zijn.
Het welck door fonderlinghe voorfichtigheydt
ghedaen is, om de Maegh, Lever,Milt,ende boven-
tte Darmen, alflc wat fpannen.ruymer plaets te ge-
ven. Hippocrates gebiedt in fijn Boeckvan de Ge-
wrichten, wanneer de Ribben ghebroken zijn,faer-
telijck te eten , op dat alfoo door het fpannen van
de Maegh, de ghebroken, ende gheboghen Ribben
mochten uy t-gefet, ende na buy ten gedruckt wer-
den. Ende Piire fchrijft, dc waerheydt hier van
ondervonden te hebben. Soo dat het noch altemet
te pas komt, den Buyck eens uyt de kreuckente
fetten. DegemelteP^re verhaeltinhet i^.Boeck
van fijn Heel-konfte op't i2.cap.dat op gebroken,
ofte gheilagen Ribben dickwils volght een opbla-
finghe van geplettert Vleyfch , ende dat daer veel-
rijts na komt een bedervinge ,ende verrottinge van
de Ribben. Diergelijcke hebbe ick gefien uyt in-
wendige oorfaeck^ ja datter opeenen tijtin 't Gaft-
huys acht oft negen alle in haer zyde klaegden.fon-
der datter yet van buyten aen te fien was; het Li-
chaem van d'overledene geopent zijnde, werde be-
vonden, dat de Ribben,ghelijck verwolmt hom be-
dorven, ende op-ghegccen waien, foo datmen met
de vingher door defelve konde iteken. Ende het
vreemfte is noch, dat het Vleyfch ronts-omgaef
was, ende gancfch gheen bedervinghe deelachtigh.
Fernelfus verhaelt 6. Pathol.·^. van yemandt, die drie
Maenden gheftadigh gequelt was geweeft met den
Nock, die met gheen gewoone middelen konde ge-
betert werden, tot datmenbevont, dat heteynde
van een Ribbe verdraeyt was, ende diep in de
Maegh ftack fonder pijn, ende dat het felve facht-
jens gherecht zijnde, den Nock terftonc op-hiel :
ende dat die
evenwel weder-keerde, fo dra de Rib-
be weder
quatn om te krommen. Hyvoeghtdaer
by, noch in vele andere defelve oorfaeck van Nock
dickwils ondervonden te hebben.
- 7 De Ribben werden van achteren aen den
Mg-graet, van voren door Kraeck-been aen het

DE beenderen. 4P

gehecht. Di£beftaet,feydtG.i/.wiin het
7. Boeck van c gebruycfc der Deelen op 't 12. cap.
uyt feven Beenderen ^ die m jong-gheborene Kin-
deren ghefcheyden, te fien zijn, dan in bedaeghde
werden fy tot een Been vereenight.

De felfïtandigheydt vandit Borft-beenis fachr,

voos, ende hcht, ende fulcks met fonder oorfaeck '
want indien het gheheel vaft, ende fwaer gheweelï
ware, foo foude 't felve het bewegen van
deBorft
lichtelijck belet hebben. Dit komt oock fommighe
Siecken te voordeel, te weten, die eenigh Etter,ofte
anders, onder dit Borft-been, tuflchen beydede
Vliefen van
haMiddel-fchot vergadert heblaen.-wanc
foodanige werden geholpen door het fnijden in die
Borft-been, het welck om fijn voofigheydt lichte-
lijckerdoorfnedenkan werden,
ψaei van Gakm
een aenmerckens-weerdigh exempel heeft
αώη. IJ.

Dit Borft-been heeft driederley gebruyck. 1. Om
het Herte, ende de ie vent-makende Deelen te be-
fchermen. 11. Om de Ribben
vaft te maken.
111. Om de Vliefen van het Middelfchot te ond^-
ftutten.ende alfo te
beletten,dathetHerten-v]iefch
hetHerre niet en overftolpt.
Defe Vliefen wer-
den foo gehecht aen het Borft-been,datfe foo verre
van een bfijven, als het Borft-been breedt is. Hec
ghebeurt fomtijdts.dat dit
Borft-been breeckt,ofte
met gheweldt
ingedruckt wert: het welck Bloedt-
fpouwen, Aemborftigheydt, ende andere toevallen
veroorfaeckt. In defe gheleghentheydt moet een
Heel-meefter den gequetften achter overopKuf-
fenslegghen, ende
Jaten fijn Schouderen vaneen
ftercken knecht met beyde de Handen foo r)eder-
douwen, alsof hyfe in-dfuckenwoude, ende van
een ander, op defelve tijdt, met de Handen van
beyde zyde de Ribben nederdrucken. ende iulcks
foolangh.tot
dar dit Been wederom van ielfsin fijn
plaets fpringüt. Hier van is een exempel te leien by

Paré 14. 10. , , „

8 Onder het Borft-been,hanght het S«)aertach~
mh Kxaeck^^been,
fo genoemt by de Grieckfche Ge-
nees-meeiters, om dat het fwaerts-ghewijs onder

fcherpis. Dit Krake-beent jen, wanneer het door
innerlijcke.oftuytterlijcke oorfaeck nedergtdruckc
wert, perft, ende druckt de Maegh tot eeu gaeduy-
righ Braken, oft Nocken,totdat het wederom her-
fteltis. Integhendeel hebbe ick dickwils gefien in
Water-fuchtighe, als oock in Kinderen, die dicke
Buycken hadden, dat door het opdringen
van wa-
ter, ofte fucht, dit Kraeck-beentjen uytwaerts om-
gheboghen was.

Het ghebruyck van ditBeentien wert gelooft te
zijn, om als een fchut de krop van de Maegh re be-
fchermen, ofte liever, ghelijck d'Heer Dodtor
Pnaoj
ons eertijdtsleerde, hetMiddel-rift, daer het van
binnen aenghehecht is, ende dat oock anders geen

Η h befchuE


-ocr page 49-

]. v, β ε v ε r w y c κ s

befchut en hécft» alfo op defe plaets de Ribben van
malkander itheydende, elck ,haren wegfa gaen.
Sukks bewees hy met de gene, die uyt-ieerden,de-
welcke hier allegader een gtoote holligheydc heb-
ben. om dar door de onnatuyrlijcke hitte, diehaer
verteert,de fappigheydt van 't Middel-rift verteert
zijnde, het ièlve doet rimpelen, ende toe-trecken,
derhal ven oock met eenen na hem treckt het Mid-
del-rift, daer bet aen ghehecht is.

9 Het laetftedeel van den Romp, beftaetuyt
het onderfte Been, dat by de Oude gheenen naem
ghehadt en heeft, ende daerom evenwel van
Ori-
bafim den naem ghekreghen heeft van Been findsr
naem. Sommighe hebben het genoemtnaeen van
fijn Deelen,
llium, ofte Ifihium, by ons werc het ge-
meenlijck
Heupe,ohc Heupe-been gheheeten. Wert
aen beyde zyden feer vait aen het Stuyt-been ghe-
hecht, ende is in fijn fel ven onbewee|hlijck, om
dat op het felve, als een grondtveft, al de bovenfte
Beenderen fteunen , ende beweeght werden. Het
is maer een Been, maer in jonghe Kinderen is't met
drie naden onderfcheyden, ende daerom werdthet
ghemeenlijck in drie verdeelt,

HetOpper-deel is het grootfte, ende breedifte^
werdt ghenaemt het
:^ijde-heen, ofteO^ Ifco», ende
draeght den langften
omgebogen Darm,i/pö» mede
ghenoemt, ghelijck
oock de kanten van den Buyck
alhier, daer gheen Beenen en zijn, llca, alwaer den
ghefeyden Darm het Buyckvlies uyc-reckende,ofte
door-brekende het Scheurfel veroorfaeckt. Daer
vanwenfcht de Poet, dat yemandt uyt nijt dien
Darm mocht borften.

"·. i ' rumpamur ut llia Cedro.

Het achter, ende dieper ghedeelte is het Heupe-
been, Os Cox£
, ofte IJchion. In dit Been is eenen
grooten hol, die een ingheledingh maeckt met het
Hooft van het Dye-been> en om dat het niet lich-
telijck uyt het iidt en foude fchieten, fo is hier noch
eenen grooten rant Krake-been om gewairen,ende
met fterdce Banden wel verfien. Want als het felve
uytfchiet, föo gaet de Menfch manck, als fijn vaft
ikunfel miiTende. Defc diepte is oock oorfaeck,
dar, als die Beenderen uytter lidt zijn,niet lichtelijck
wederom ingefet konnen werden. Ismedeoor-
faeck, dat de etterighe, ofte andere vochtigheden
hier tuffchen vergaderende, niet wel uyt en kon-
nen komen · noch de middelen daer wel toe kon-
nen ghebpcht werden. Het wekk wederom oor-
faeck is, dat de
Schiatka, ofce Heup-pyn, qnalijck te
helpen.is, ^de foolanghe duyrt.dat deSiecken,
door de felligheydc komen te vergaen, ende uyt tc
drooghen, daerom van Hippocrates in
Cpac. Schk-
tUig tsringh
ghenoemt. lek ben onlangs by fooda-
nigen Siecken geweeft, die bier van lang bed-leger
gehouden hadde, endedaerna gheheel krom ging,
den
wekken deiè BeendeïenvaamagherheydE by-
na door het vel ftaken, ende door de dullé pijne, als
een gheraemte, uyt-geteert, die evenwel noch be-
quam, ende nu wederom langhs ttraten gaet. De
meefte oorfaeck van defe pijn, is de grootfte Ze-
nuwe van 't lichaem, aen defe gheledingh leggende.
Ja men fiet in het onderfte van dit Been een grouf,
waer in defe Zenuwe, om dat hy niet verdraeyen
foude, hem onthoudt. Hier-beneffens iirernoch
eenen byfonderen Bandt, die boven
van'tHoofc
van 't Dye-been in de holligheydt van de Heup
vaft, ende aen-ghewaflen is. Dat en is gheenen
rechten bandt, maer van zenuwachtigen aert.ende
derhalven ghevoeligh : ghelijck hyoock onftcken
zijnde, deSiecken denbrant doetghevoelen.

Het voorfte Deel is httOspubis, ofte Gemacht-
i-wwj heeft een groot gat, om foo veel te lichter te
wefen. Beyde de Gemacht-beenderen komen
met
Kraeck-been voor aen malkanderen. Hoe defelve
in het baren meerder van een wijeken, hoe den ar-
beydt lichter valt.
Het wekk fommige Vroe-vrou-
wen wetende, zijn ghewoon, ghelijck ons
Dodor
Paaw plach te verhalen, in de eerft-geborene doch-
terkens met haren Duym defe plaets te douwen,en
alfoo de voeging defer Beenderen los temakenjde-
wekke daerna dan altijdt
los blijven.

9

10

Het IV.Capittel.

Vèrdeelmght vandeujtterUjcke lidtmateit.
VerdeelingevM den^m,
^rm, ofte Schouder-beeft,
Foor-arm; groote, endekleyne
Elle-ptj^·
Handt, Vingeren, ende Nitgelm·
Ferdeeliitghe -aan de Handt.
rerdeelmge,ende hefchryviuge der
Fingeren.
Veideeliughe der Beenen,

lo Bee«iScheen-been,Ktiyi-besn,y^

,, net!me», Mei-been, Bal, Teene».

I 2 Lijn-\aet-beenderkens..

VAndedrieDeekn, daer wy het Geraemte m
verdeelt hadden,is nu alleen ovengh het derde,
beftaende indeuytterlijckeLidtmaten, te weten.
Armen, ende Beenen. - , „erdedr'

2 Den Arm werdt wederom in drien verae
den Arra, Voor-arm, ende de Handt. g^jjoude-r-

, Den ^OT eygentlijck
hem, ghelijck het by CW/«i werdt gh=^fterck,bo-
maer uyt een been, ende dat grooten jjg^^

ven met fijn Hooft fchietende in .^^Qorgaende
van 't Schouder.bladt, l^'^faocX van de ghe-
capittel is ghefproken, ^em ^^^^ ^^^

vaerlijckheydt der Wonden,^ r ^ ^^

len Ditbeen isongheh)^,^^ ^^^^^^^^

heeft Iwr, ende daer een'6 J &· v,-elcke


-ocr page 50-

tyeicke de Banden der Spieren gheheeht zijn; mid-
den een wat grooter.in hec welcke een Ader, ende
Slagh-aderdoor-gaec na het Morgh, om hetfelve
te voeden. Het onderfte van dit been,daer het met
den Voor-arm gehecht wert, heeft verfcheyde uyt-
fteeckfels,ende holligheden. De twee uycfteeckfels
zijn geheel grootjeen uytwendigh,van den wekken
meeft al de Spieren komen, die den
Carpm, ende de
Vingherenuytfteken; een inwendigh, waer van de
Spieren ghelevert werden, die defelvighe buyghen.
Daer foude een nauw-keurigh Ontleder noch een
derde by konnen voeghen, die op den Rol tegen de
groateÉllepijp komt. Hier zijn noch twee hollig-
heden, uyt-belende een Katrol,daer een touw om-
loopt, foo konftigh gemaeckt, datfe den Voor-arm
in een fcherpen hoeck laten buygen, ende hem niet
verder uyt en doen fteken, als in een rechte linie.

4 De Voor-arm, ofte Cubitm, beftaet uyt twee
beenderen,
Elk-pi/fen genoemt, de Heel-oieeiters
houdende Arabilche benaminge van grooten,ende
kleynen
Focijl, het welck de Fran9oirchenjende Ita-
lianen in hare Tale oock navolgen.

De groote Elk-fyp heet in 't Griecx met den ghe-
meenen naem
Pechus, (dat is, Elle) ende dit woordt
ghebruyckt den Euangelift, daer hy befchrijft de
Vraghe
vand'HeerChriftus, wie datter is, dieby
fijngroote een Elle doen kan Hy neemt daer de
mate juyft van een Arm. Want niet alleen denge-
heelen Menfche is, ghelijck dewijfe
Pythager ai,einds
Socrates
feyden, een maet van alle dinghen, maer
oock eick van fijne Lidtmaten. Soo wert lenghte,
breette , endedickte,afghenomen op demaecvan
een Elle, handt, fpan, duym, vinger, voet, ende foo
voort. Dit Been heeft twee uytlteeckfels, een van
binnen, ende een van buyten.

De kl^ne Elle-pyp, die de bovenfte is,heeft boven
een kleyn Hooft, daer een ondiepe holligheydt in-
komt, waer in het Hooft van den Arm fchiet,tegen
aen de welcke defe Pijp op en neder gaet,de groote
Pjjpftilftaende.

Defe twee Pijpen zijn in haer bovenflre, ende on-
derfte Deelen gantfch teghen-ftrijdigh. Want de
grooce Pijp is boven dicker, beneden dunder: de
kleyne in teghendeel boven dunder, ende beneden
dicker. Daer-benevens zijnfe aen haer eynden
foo aen malkander gehecht, dat de kleyne Pijp bo-
ven van de groote ontfangen wert, ende wederom
«e groote Pijp onder van de kleyne. Maer in het
"j'dden wijckenfe van den anderen, om de Spieren
plaets te gheven, ende om dat de Armen niet al te
Iwaerenfouden weghen, ghelijck mede te fien isin
de tremacht-beendèren, Kaken, Scheen-beende-
ren, ende
Ribben. Andere meenen, dat het is om
de kleyne Elle-pijp te konnen draeyen j het welck

nietwaerfchijnelijck en is, alfoo fulckswel door
een valt Been hadde konnen gefchieden.

beenderen. fi

Het ghebruyck van de groote Elle-pijp is, de
Handt uy t te fteken, ende te rugh te halen^ van de
kleyne, de Handt op, ende neder, ende terzyden
te draeyen, ende inlonderheydt
defelve met een
veerdigheydt, de groote ftil ftaende , om te
draeyen.

f Wy komen tot de Handt, daer wy wat wiidt-
loopighvan fullen handelen,foomenhaer konfti»},
ende vvonderbaerlijck ghebouw, als om dat
defel-
ve, onder alle Dieren, den Menfche alleen gheghe-
ven is.

Al!e Dieren is een Lichaem roegevoeght.na haer
Ziele; ende daerom verfchelen de Deelen der Li-
chamen foo vele van malkanderen, oni datter foo
groot onderfcheydt is tuffchen haer Zielen. Het
Paert is verfien met ftercke Klauwen , ende een
Maen: want het is een
fnel,hooveerdigh, ende edel
Dier. Den Leeuw, om dat hy moedighendewildt
is, zijn ftercke Tanden, ende fcherpe Klauwen ge-
geven. Soo zijn de Stieren Horens, de wilde Vere-
kens uyt-ftaende Tanden, tot wapenen aenghebo-
ren. Onder alle de wreede Dieren en ifler gheen
wreeder, als den Tigher^ foo dat de Poëten, ais fy
een wreedt,endeonbarmhertich Menfch willen be-
fchrijven, feggen hem van een Tiger geboren, ofte
gefogen te zijn, Alfoo doet Oviditfi fpreken Medea
in 't
y.Metam.

Hoe ego β patiar, turn me de Tigride natam,
Turn fentim, Ï^ fcopuhs geflare in corde fatebor.
DiW» verlaten zijnde van fpreeckt hem aldus

Atnhy Virgilm /^.JEnéid.

Nee tibidivaparens,generü nee Dardanui author.
Perfideifid dumgenuit tecautibmhonens
Caucafus, Hyrcanaijue admorunt ubere Tigres. _
Petm Martyr
fchrijfc, dat in Daryen, een Eylandt in
Weft-Indien, acht dagen reyfens van Cuba.ontrenc
hetjaer 15:14.
een Tiger,een half jaerlangh,uyt
feker Dorp quam halen een Kalf, Veulen, ofte
Zwijn, ja oock een Menfch, als by die op de ftraet
vont: foo dat het volck hier door ghenoodtfaeckt
was haer teghens fulck gheweldt te verfien, ende
den Tiger te betrappen. Groeven derhal ven eenen
ifcer diepen kuyl, den felven van bovenen licht be»
deckende. Den Tiger na fijn gewoonte wederom
op den roof loopende , viel in den kuyl, ende met
eenen in de fcherpe palen, die onder indengronc
gheilagen waren. Waer over hy fulck een ghebuyl
maeckte, dat de Bergen ronts-om daverden. Maer
het volck fmeet terftont groote fteenen in den
kuyl, waer door hy dieper in de palen
fchoot, ende
alfoo om-quam; na dat hy alle houters, die op hem
gheworpen waren, omftucken ghebroken ende al
ftervendeeen yeghelijck met fijn fel gcficht dapper
verfchnckt hadde. De Timers treckenhaer voedtfel
uyt alle vietvoetighe Diei?n, felfs oock de Olifan-
ten ; waerom fv verfien zijn met groote, ftercke,

Η h a ende

vervolgη van de


-ocr page 51-

J. ν. Β Ε ? Ε

ende fcherpé K:laeuwen,ende felle Tanden,ghelijck
wy hier te Dordrecht twee eenjarighe gefien heb-
ben, van ghemeene Kalfs groote. In Weft-Indyen
uyt den neft gehaelt, en niettemin van ongelooflick,
gewelde. Den eenen hebbe ick doen oritleden,ende
bevonden, dat een van de feven fneden des Levers
doorboort was van een langwerpige Gal-blaes, aen
beyde zyden grootenalsin andere Dieren,die maer
aen een zyde is. Het felfde gheloof ick oock in de
Leeuwen plaets te grijpen j hebbe het altijdt in onfe
Katten (dieickmeeneal vaneenefoonetewefen)
bevonden, den feilen aertuytdeGal hem openba-
rende.

Sjy brultgelijcl{_een Lecuw inplaetfi van te maeuiVen,

Sy vier-ooght als een Wolf,en toont haer felle kjaeutoen,
Syfchuym-beckt als een Stier,en laethaer tandenfien.
Maer de Herten, ende Hafen,alfoo het bloode,endc
vreefachtige Dieren zijn, hebben een fnel Lichaem,
dan naeckt ende ongewapent. Want door de bloo-
digheydt, ende het ontloopen, was de fnelligheydt
bequaem; ende voor de wilde woeftheydt de Wa-
penen dienftigh, Maer de Menfche, alfoo hy een
wijs Dier is, ende alleen onder alle, die op der aerde
leven, Goddelijck, gelijck
Galenm ipreeckt,ofte lie-
ver, als de Η. Schrifturc ons leert, na Godes
beeldi;
ghefchapen, heeft den alwijfen Godcin plaetle van
wapenen de
Handen ghegheyen,eenwerck-tuygb,
herwelcktot alleKonften dient, ende niet minder
in den vrede te pas en konlt>als in den oorlogh. De
Menfche en behoefde dan metgheen Horen gebo-
ren te werden,dewijl hy bequamer wapen,wanneer
hy begheert, in de Handt kan nemen. Want een
fwaert, ende een fpies zijn grooter wapenen, ende
bequamer om door te gaen, als een Horen. Hy
en heeft oock gheen klauwen van doen ghehadt;
want (leen, hout, yfer, die hy kan ghebruycken,
breken ende morifelen met meerder gheweldr.
Daer-benevens en konnen Horens, ofte klauwen
niet doen, als van dichte: maer de wapenen toonen
haer kracht van na-by, ende van verre j een Pij],
ofte een Roer (ick laet ftaeneen ftuckGefchut)
draeght verder als een Horen, een hout, ofte yfer,
verder als een klauw. Maer een Leeuw, foude-
men fegghen, is fnelder als een Menfch. Wat is
dat? De Menfche heeftin der daedt, door fijn wijf-
heydt ende handen, een Paert ghetemt, het welck
een fnelder Dier is, als een Leeuw, ende daer op
fittende, hy den Leeuw vliedt, ofte vervolght, hem
van hooghen befchietende. Soo dat
Plinius, ende
andere lafteraers der Nature, haer niet en behoe-
ven te befchuldighen. van den Menfche alleen
onder alle Dieren naeckt, ende onghewapent
ter wereltghebracht te hebben. Want hy is boven
alie andere Dieren van de befte wapens verfien, te
weten, de Reden, ende
de Handen. Door die wa-
penen de Menfche hem
tegens alle Dieren be-

RWïCKS

fchermen: maer fy niet door de hare, teghen deo
Menfche. Soo dat hy niet en kan ghefeydt werden
naeckt, ende onghewapent te zijn:alskonnende,
wanneer hy begeert.een harnas aendoen,het welck
welftercker, ende harder is, om doorteftekcn,
als eenighe huyt van de Beeften. Daer-en-boven
werdt hy noch befchermt, ende bewaert, door
Huyfen, Wallen, ende Grachten; wercken
van
njnReden, endc Handen. Nu, indien hem een ho-
ren in de Handen ghevvaifen was,ofte eenigh ander
wapen, foo en foude hy de Handen niet konnen
;hebruycken hebben, tot het maken van Huyfen,
Vluyren, Spieifen, Harnas, ende dierghelljckc.
Met defe Handen naeyt de Menfch kleederen, in
plaets dat d'ander Dieren hayr, ofte wolle hebben,
breydt Netten, daer hy Voghelen, endeViifchen
medevanght, maeckt Schepen, ende Seylen, daer
hy alles, wat hem noodigh dunckt, uyt de gheheele
Werelt haelt. Waer door hy niet alleen en
heerfcht over de vier-voetighe Dieren der Aerde,
maer oock over deViifchen in 't Water, endede
Voghelen in de Lucht. Doch al is't, dat wel oock
den Menfche de Handen totfterckte zijn gegeven
voor wapenen : zijnde evenwel een vredelijck, ende
borgberlijck Dier, foo heeft hy met de Handen
Wetten befchreven. Airaren op-gherecht, Huy-
fen ghebouwt, Schepen ghemaeckt, ende alder-
hande werck-tuygh van Konften voort-gebracht.
Door deHanden werdt het beelr, ofte de ghehjc-
kenilTe van den Menfche met de Pen gheteyckent,
met de Pinceel ghefchildert, met denbeytel ghe-
houden, met Was gheboetfeert. Door de Handen
werden alle ghefchiedeniffen , aile konften, alle we-
tenfchap,ende alle wijiheydt befchreven. Soo dat
deHanden ghemaeckt hebben, dat wy nunocU
konnen fpreken met de wijfe Plato , Arittoteles,
Hippocraces, Galenus, Plutarchus, ende andere, ja
met de
H. Propbeten.ende Euangeliften. Dewijf-
gere Anaxagoras, overlegghende hoe fraey, ende
konftigh dit Deel des lichaems ghemaeckt was,
feyde, dateer gheen bequamer
werck-tuygh tot
eenighe dingen en konde bedacht werden, ja gingh
ibo verre, ghelijck Plutarchus betuyght, dat hy de
Handen toe-fchreef den oorfpronck, ende de oor-
faeck van de Menfchelijcke wijiheyt. 'T welck on-
fen Galenus in fijn i. Boeck van GebruycK α"
Deelenop't 2.cap. wel te recht niet w?/""
alfoo de Menfche het wijfte Dier niet en '
hy Handen heeft: m.erom dat byS^X'
daerom zijn hem Handen gegeven: ^

onfen wil: want wy fcbrijvfn onfe gedachten aen de
vriendé,ja wy hebben hier m o^fe Stadt een doove^

i

-ocr page 52-

VERVOLGH VAN

en ftomme, die met Handen, en Vingeren hem doet
verftaen^ende 'tgene hem andere,die daer op af-ge-
veerdight zijn,antwoorden,feer wel vetftaet. Numa
Pompilius, de tweede Koningh van Romen,hecft de
Trouwe aen de Handen gheheylight. Wy beelden
ook de Trouwe uyt met twee gefloten Handen,men
belooft, men Trouwt,men handelt met de Handt te
geven. Met het kullen van de Handt eeren wy God
en de Menfchen. Ende in Italien, Vranckrijck,ende
Spaenjen werdt het begroeten niet anders genoemt,
als de Handen te kuflen. En voorwaer wat teycke-
nen trecken fommige niet al van den aert, ende gele-
gentheyt der Menfchen uyt de trecken der Handen?

De Menfcbe dan, ghelijck hy een licbaem heeft
fonder aengeboren Wapenen,fo is oock fijn ziele van
naturen fonder konften. Derhalven heeft hy voor de
naecktheydt van fijn lichaem, de Handen ^ voor de
onwecenheydr van de ziele de reden gekregen^ door
wekkers eebruyck hy fijn lichaem wapent, ende in
alderhanae manieren befchermt; ende fijn ziele met
alderhande konften verkiert. Want geijck,indien hy
met eenighe wapenen was geboren gewceft , defelve
hem Ibuden alleen altijdt by weien; lbo mede,by al-
dien hem eenighe konften van naturen aengheboren
was, foo en foude hy de andere niet hebben. Dewijl
het dat dayfent-mael beter was,dat hy
alle Konften,
en alle Wapenen kende gebruycken,foo en is hy met
geen van beyde geboren. Waerom acrdigh van Ari-
ftoteles gefeydt is, dat de Handt is een organon, ofte
wercktuygh, voor alderhande werck-tuygh; en wy
konnen oock, volghende Ariftote]es,feydt Galenus,
aerdigh feggen, de reden te zijn een konfte voor alle
konften. Want gelijck de Handt,al en iffe niet van't
byibndere werck-tuygh, dewijlie evenwel alles kan
aengrijpen, ende in't werck ftellen, eeninftrument is
voor al e inftrumenten: fois oock de reden,geen van
de byibndere konften , maer bequaem om alle kon-
ften te ontfanghen, ende daerom een konft voor alle
konften. Dewijl dan de Meufche alleen onder alle
Dieren in fijn vetftant de konft voor allekonften
heeft, te weten, de reden: foo befit hy oock te recht
in fij η lichaem het inftrument voor alle inftrumenten,
namentlijck de Handt.

Wy iullen nu gaen in-fien het treffelijck maeck-
lel van defe Handt, ende de wonderbare
konfte, die
onfen Schepper daer in getoont heeft;
dewelcke foo
groot is, dat door het alderminfte, 't welck anders
foude gemaeckt zijn, de Handr, en haer werck ware
bedorven geweeft. Het eenige, en opperfte
voor een
^"'^'^-luygh,gelijck de Handt, om mede te vatten,
λλ Γ if^ a de ghedaenten, ende de grooten, die een
Menfch beweghen kan, wel vat. Om fulcks te doen
fo IS de Handt na den eyfch door-fneden. Want by
aldien ly ongedeelt gebleven was, foo foude fy maer
nebben konnen om-vatten dinghen van haer eyghen
groote, maergefcbeyden,en verdeelt zijnde,kan veel

DE Β Ë Ε Ν D Ε R Ε N. yj

gtooter als fy felve is,lichtelijck om-grijpcn,en oock
de alderkleynfte op-nemen. Maer dat kleyn is, vatfe
met twee vingeren, en noch niet gebeele, dan alleen
met haer voorfte : want anders doende foude het
haer miflèn ende ont-vallen Op defe «anier is de
Handr aerdigh gheftelt om feker te vatten yet dat
grooter, cn kleynder is, als fy felve. Vorder was haer
oock noch bequaemft verfcheydentlijck verdeelt te
zijn,om alderhande gedaenten wel te konnen begrK
pen. Waer toe fy boven alle werck-tuygh alder-bel
quaemft geftelt is. Want om yet, dat ront is, wel te
vatten, kan fy haer in de ronte vouwen, en het felve,
ghelijck als met een ^irckel, ronts-om behelfen. En
al 't gene recht, en krom is,kan fy fekerlijck aengrij-
pen. Het welck aldus zijnde, foo is fy bequaem om
alle gedaenten te vatten, dewijl defele maer uyt drie
Hnien beftaen, ronde, kromme, en rechte. En, om
datter noch vele dinghen zijn, grooter als die met de
Handt om-vat konnen werden: foo is de een tot des
anders hulp ghegheven, op datfe alle beyde van ver,
fcheyde kanten defelve bevattende, niet minder fou-
den zijn, als een groote Handt, Om defe reden zijn-
fe na malkander toe-geneyght, en gelijckelijck uyt-
geftreckt. Want foo moeit het
toe-gaen in gedeelt
werck-tuygh, dat een werck, en op defelfde maniere
moeft uyt-voeren. Derhalven overleght eens het
grootfte dat de Menfch met beyde fijn Handen kan
vatten, als een hout, ofte fteen j ende wederom het
kleynfte, als een fpel, ofte hayr,daerna al de veelheyt
van de groote,die tuifchen 't grootfte,en kleynfte is,
ghy fult bevinden,dat de Menfch defelve allegader fo
wel om-vat, als of de Handen
voordek van die al-
leen gemaeckt waren. Want de kleynfte dingen vat
hy met het voorfte van den duym, en den voorften.
vinger: die wat grooter zijn, vat hy wel met den fel-
ven duym, ende vooi ften vinger, maer niet met haer
voorfte: maer die noch wat groorer zijn, vat hy mee
drie vingeren, te weten, den duym,den voorften,
en
middelften: en die noch grooter zijn met vier, daer-
na met vijf, en dan met de geheele Handt: en alffer
noch groorer komt, foo brenght hy d'andere handt
daer by. A! het welcke niet en foude konnen ghe-
fchieden.by aldien de Handt niet verfcheydelijck eji
was verdeelt, ende op die wijfe,gelijckfe nu is,geftelt.
Want wat kracht foude den duym, en vier vingeren
ghehadt hebben, by aldien datfe allegader benevens
malkander op een rijde,en zijde ftonden? Voorwaer
haer getal, en de verdeelinge fouden dan
onnur,ende
ondienftigh gheweeft hebben. Want het
genefeker
gevat fal weien, moet ronts-om met eencirckeJ, oft
ten minften van twee
teghensmalkander-ftaende
slaetièn begrepen werden. Het welck gemift foude
hebben, indien alle de vinghers op
een rijd» benevens
den anderen waren gefteS
geweeft. Dandaerisnu
forghvuldigh in voorfien, met het ftellen van,den.
duym tegen de vier andere vingere. Den duym is in

Hh 3 fijn


-ocr page 53-

y4 j. v. β ε v ε r w y c κ s

fijn plaetfe, en beweginge fo geftelr, dat hy door een
weynigtj buygen mee elck van de vier vingeren over
hem ftaende ,cie werckinghe, van yer te vatten, vol-
brenght. Maer 't en was noch niet genoegh dat den
duym,ende voorden vinger over mallander ftaende
in't op_rapen van kleyne dingen, met haer uytterfte
wrerckten:
maer was oock van nooden.datfe ib wa-
ren,gelijckfe nu zijn,te weten,fo facht/o ront,fo met
nagelen befet. Want indien haer eynde niet vleyfigh
cn was geweeft, maer beenigh.foo en ibudenfe noyt
eenighe kleyne dinghen hebben konnen op-nemen j
noen oock al warenie al vleyfigh, maer van facht.en
vochtigh vleyfch gemaeckt. Want het gene dat vat-
ten fal, moet het te vattene lichaem volkomentlijck,
e η rondts-o m om-grijpen. Nu dat hart, en beenigh
is, en kan niet om-buyghen: maer wel dat matelijck
facht is,en daer uyt matelijck wijckende. Dan 'tge-
ne boven-maten facht is, ende als vloeyende, gelijck
het de hardigheydt te feer wijckt, foo valt het daer
lichtelijck af. Derhalven dat van naturen tuflchen
beyden is, niet al te facht, noch al te hart,gelijck het
voorfte van de vingheren, is alder-bequaemft om
fe-
kerte vatten. Dewijl dan oock de dingen, die gevat
werden, vetfcheyden zijn in haer gelijvigheyt,d'eene
meerder, d'ander minder facht
,ofte hart,foo heeft de
nature in
alles bequameiijck vcriien. Wantdaerom
is het
voorfte van de Vingheren 3 niet uyt een nagel,

noch uyt het vleyfcb aileen: maer uyt beyde,na den
eyfch gematight zijnde,, te famen gevoeght. Want
haer ν eyfigheydt is in de Deelen , die na malkander
toe buygen, met wekkers voorfte iy de dingen felve
moeften na-fpeuren.MaerdeNagelis haer van buy-
ten tot vaftigheyt aengefet. Want de vingers vatten
met hare vleyfighe Deelen alleen de fachte dinghen:
maer harde, ende derhalven de ftaodt van 't Vleyich
wech ftoocendé, ende metgeweldt in-douwende,en
konnen fy niet vatten ibnder behulp van de Naghe-
len, alfoo haer omleggende Vleyfch dan fteunfel van
doen heefr. Wederom en ibude niet van fuicks met
de Nagelen alleen konnen gevat worden : want de-
wijl die hart zijn.fo fouden haer harde dingen lichte-
lijck ontglijden. Derhalven is de vleyfighe felfftan-
digheydc in 't uyterfte der Vingheren geftelt om de
iladdigheydt en 't los-fchieten van de Nagels te ver-
jeterenj en de Nagels aen d'ander 'zijde,om het licht
om-flaen van 't Vleyfch te ftutten. Soo dat de Vin-

her, aldus vv'el

deyne, en harde din:

J;heftelt, het werck-tuygh is om alle
e dingen te vatten. Her welck noch
Idaerder blijckt uyt de onmatigheydt der Naghelen.
Want die boven-maten langh zijn, ende derhalven

om-krominen, en konnen gheen kleyne dingen op-
vatten. En diCjOm haerkortheyt het voorfte van de
Vingheren niet en bereycken, dewijl fy het Vleyfch
niet cn ftijven , foo zijnfe oorfaeck dat het felve nier
we] en kan vatten: maer die even met het voorfte
der Vingers uyt-komen, die voeren alken het werck
volkomentlijck uyt,daerfe toe gemaeckt 2ijn. Daer»
om is van Hippocrates wel gefeydt, dat de Nagelen
niet langer, noch korter moeften zijn, als het voor-
fte van de Vingers.

6 De Handt werdr gedeelt in Carpuf, Metacarfus,
ende Vingeren.

De Carpus is het voorfte van den Arm, daerde
Braceletten gedragen werden. Beftaet uyt acht onge-
lijcke beenderkens, die door Kraeck-been,en Banden
vaft aen malkander ghehecht zij n. Sy ftaen in twee
rijden, om dat de Handt des te beter foude beweegt
werden j waer van de eene met de Arm-pijpen,de an-
dere met de vier beenderkens van de Palm desHants
door Kraeck-been t'famen-gehecht werden.

De gemelte viet beenderkens, maken den Meta-
carpus
, die wy Palm van de Handt noemen. Sy zijn
na binnen hol,na buyten bultigh,ftaen wat van mal-
kander,om datlê met de vier vingeren,daerfe aen ge-
hecht zijn , ende die van malkander wijeken, fouden
over een komen j en oock,om dat hier tuifchen bey-
de plaets foude wefen voor de Spieren.

Alle defe beenderkens, foo van den Carpus, als de
Palm,werden vaft ghehouden door ftercke Banden,
om datfe foo licht niet en fouden wijeken in 't fterck
bewegen , ofte uytfteken van de Handr. Wy fteken
ons Handt uyt,als wy defelve vlack
houden,de b;n-
nenfte holligheydt vollende, en de buytenfte buitig-
heydt vereffenende : maer als wy de Handt fluyten,
doen wy het tegendeel, buygende 't gene dat te vo-
ren fterck was. Welcke beweginge den
Carpus, ende
Metacarpus niet en foude konnen volgen hebben, in-
dien fy uyt een Been beftonden. Daerbenevens, in-
dien datter maer een Been ghe weeft en was tuflchen
de Arm-pijpen,endede Vingeren,foo foude van een
breuck, of ander ongemack, het geheelc terftont die
fchade geleden hebben 5 daer teghenvvoordigh maer
het twaelfde Deel en liidr,w3nneer datter een van de
beenderkens komt befchadight te werden. Behalven
noch dat vele voor een flagh,ofte ftoot wijcken,daer
een Been ftreck ftaet.

7 De Vingeren beftaen uyt vijfthien beenderen,de-
welcke fo vaft niet aen malkanderen gehecht en zijn,
als de gemelte van de Handt,dewijl de Vingeren,om
alles te vatten,meerder beweginge moften
uyt-voe-
ren. Elcke vinger heeft drie becnderen,niet m^rdef'
noch minder. \yant meerder, foude het vd^on^^^^
uyt-fteken beletten j
minder, fouden foo ^
fcheyde ghedaenten niet konnen aen-ne-"^^·^^^ ^^
beenderen zi,n van buyten
ront-buWg

ander zijde meerder ruymte te m^K^ ^^^

vSstcïrdtêrmi/p^l^^

X&nvijfVi^-S^S-ffi^


-ocr page 54-

VERVOLGH VAN DE BEENDEREN. s§

feydt Horatius in het 8. Schitnp-dicht van fijn twee-
de Boeck: ■

Ifidïce monfiraret digito.

De tniddelfte Vingher heeft by de Griecken ende
Latinen oneerlijcke
namen, en is by haer veracht ee-
weeft.dat
fy hem gebruyckten,als fy yemanc wiJdeiï·
uyt-fpotten, Sulcks blijckt uyt den Poët Martiaüs
2. Epigr. 28.

%ideto, &digmm forrigito medium^ en de

Oflendtt digitum,fedmpKdmm>

als oock uyt de Poët luvenalis:

■.....camfortm^ ipfe minaci

Mandaret laqtieMWymediumqiofienderet mguerK^.

Dacrom fèydcBien oock by ons, dat de Hoeren den
ringh aen den middelii en Vinger draden.

De volgende Vinger beet by de Griecken na fijn
otdre Paramefis, by de Latinen Me^>c«i,otti dat (ge-
lijck gefeydt werdt} de
oude Medifijm haer Medka-
mmen
daer mede plachten te mengen, ais geen ver-
gif konnende
lijden, dat hy niet terftonr het Herte
foude te kennen gheven. Om de gemeenfchap, die
hy met het Herte heeft, werdt hy gemeenlijck
Hert-
vinger
genóemt. Έ,η hier- van geven reden Ageliius
10. NoS. Att. lOi ende Macrobxus.opde vöor-ghe-
dachte plaets, uyt de Boecken derEgyprenaren,boe
darter een Zenuwe van
't Herte foude komen in de-
fen Vinger; en dat daerom de Griecken, en Romey-
nen defeh Vingher, als aen heredelfte deelghehechc
zijnde, plachten met den Rugh te
kroonen-; daerom
oock in 'tLarijh ^«»«/<iw,ofteRingh^yir)getgehee-
ten , en
op defelfde maniere in 't Italiaenich t^Dtta
del anello, io't
Spaen/ch el Dedo del aniL'a, ende in 't
Franfch
Ie Doigt de l'anneaü. Maer 'r gene bet Herte
aen delen viiiger geeft en is geen Zenuwe, maer een
Slagh-ader. . Want. de; Zenuwen fpruytenKyc de
Herffenen, en de»Rugh-graet,.endeS]agh»-adeTè3i·.
uythet Herte.' Hët kloppen (een Zenuwe en klopt·
nier) kanmenmet den voorften VingerlmerckelijGk
voelen in de ghene, die feer vermoeyr zijny in V rou-^
wen, die in arbeydt fitcen,ende in alle fieckten van 't
Herte; 'De gene ;,idie. van haer-felver;
EÏjn; 4©€ε men
wederom bekomen mot,hei melckentvan defenVin
gher. De Zierickizeefciie Qhénèes^meefter
1&ι5ιβϊβ?

fcbrijft Z. deOccuk. i ï gelijcUe natuerlijcke kracht
gewoon IS de overtolhge vochtigheden de iwackfte
Deelen roe te lenden, dat hy bevonden heefrin ver-
fcheyden Gichnge, die handen ende voeren vol pijn
waren, uytgenomen defes) Vinger,dewelckc,dooiifi·
gemeenfchap met liet Hene , >ao geen fwarighe<ydt
en wift. En daérom en fterft men van de Gicbr -nietj
geiijckbet Italiaenfch
fpreeck-woordt feydt:

3-ftaetiAnder-hant,om dat hy tegen de
Hant ftaet,en fo veel uy t-reGht,als al de andereHantj
Waerom hy oock
Pollex, vzn pollende, by de Latinen
gheheeten werdt. Dit wiften de Oude wel, als fy de
krijghs-luyden,die aen den Duy m gequetft,ofte ver-
lemt waren,haer af-fcheyr gaven. Men leeft van den
Keyfer AuguftuSjdat hy feker Edelman al fijn goedt
dede verbeuren,dewelke fijn fonen,als fy in den oor-
logh gaen fouden, het gebruyck van den Duym had
laten benemen. De Athenienfers.na datfelangh over
hoop gelegen hadden met die van Egina, een na-ge-
legen Eylant.endat fterck van Schepen was (gelijck
Cicet© fchrijft 3. OiHc.) ten laetften het felve over-
wonnen hebbende, dedendelnwoondersdeDuy-
men af-kappen, om in toe-komende tijden geen ge-

welt van haer te V£eefen.MygedencktnQch,dat,doen

ick van mijn reyiè quam,ging begroeten mijn weer-
de meefl:er,den hoogh-geleerden Mr.Gerardus Vof-
iius,en fijn E. my veel vraeghden van Italien,en Ro-
men,ick onder ander ièyde,dat de Italianen,maer in-
fonderheyt deRomey nen nu geen krijghs-luydên en
waren, als fy van oudts, doen fy de gheheele werelt
plaegden, plachten te wefen,felfs oock dat de tegen-
woordige Romeynen,geen i^öw^w,maer
dat is, Romeyntjens by d'andere Italianen genoemt
wierden; en by fommigs oock
Poltroni: ib feyde my
fijn E. dat her felfde woordt te famen-gevoegt was
\&nfollice trmcando,\a.n den Duym te korten,alsfo-
danige gekeurt zijnde onnut, om yet met de Handt
uyt te rechten.
Dtvaus fchrijft in't 9. Boeck van fijn
Brabantfche Hiftorie, dat onder de Keuren,die Her-
ÏOghHenrick aen deBruifelaersin't jaer 1229. ver-
leent heeft,mede geftelt is. Dat de gene die met val-
fche maet Wijn, ofte yet anders uyt-meet, fulcks fal
boeten met thien pont, ofte het verlies van fijnen
Duym. Maer dat onderfcheyt is te groot. Vorders
gelijckmen noch in vrolijckheydt feydt, Duymtjen
op,fo fchrijft Plinius
28. Nat. 2. datmen al van outs
met het uyt-fteken, ende üuyten van den Duym
gunft, ende ongunft plagh te betoonen. Soo feydt'
de Poëet Horatius in den I5. Brief van fijn eerfte
Boeck:

Confemire ffité fludtü-^qmcrediderit tCy ' '

Famor mroqr.e mum laudabit ^olUce Induw ■

en in teghendeel de Poët luvenalis in fij η 3. Schimp-'
dicht.:

- I ·

& verfo poBice vulgii
.^emlihet Dccidmt-populariter. ■ ' '

Hiet over kan vorder na-gefien werden onfen ,^raf-
mus in fijn Spreeck-woorden.

De tweede, ofte voortte Vinger wert by de Gnec-
ken
Lichanos., dat is licker, als oock Deiktikps, dat is,
wijfetghenoemt, gelijck by de Latinen
IndiX. Soo

-ocr page 55-

Ι,α (jottaf è la ^artma,
Non famo fmnare campana»
Maer de Pocken en ontfien de weerdigheyt van de-
fen Vinger niet,en maken wel dat de kloeken luyden.

De laetfte Vingher heet Plinius de kIeynite,Mi«i-
mus, de Griecken oock MIkros, ea Otites, de Latinen
mede
Auriculam, en na beyde, de Duy tfchen Kjeyn,
oder Oren'fingerlin, dat is Oor-vmgerk^n,om datmen
met het felve in de Ooren peutert. Wy noemen het
lijeyn Fingerken, ofte Pincl^.

Dit zy nu ghenoegh van de Vingers; kan vorders
daer van noch ghelefen werden, behalven de Ontle-
ders,by
Macrebius 7. Satum. 13. ende Cal BipoSgims
in't 27. Boeck van fijn oude Leflen op't 12. Capitcel.

8 Gelijck al 't gene van 't Schouder-biat, tot de
uy terfte Vingeren komt, by de Griecken Cheir, ofte
Hant geheeten weft: ibo noemen fy oock ai 'tgene
van de Heupe to t de uy terfte Teenen ftreckt,
Pes,
dat is Voec, Wy geven 't den naem van Armen, en
Beenen.Defen groeten Voet.werdt mede,gelijck dc
groote Handt,
ofte Arm, ghedeelt in drie deelen, de
Dye, Been, ende kleyne Voet. Welcke verdeelinge
tot den gangh hoogh-noodigh was, gelijck de Poët
Lucretius mede aengemerckt heeft in fijn 4.
Boeck.

Trofpicere ut ^ojfif^us, c^ f^tprofem vuï
Troceros pajfus, ideo fafiigiapojfe
Surarum, atfeminum pedibusfun'dataplicarü*

9 Het Dye-been is maer een been, gelijck in den
Arm het Schouder-been. Werdt by de Griecken ge-
noemt
Méros (welek woort fy gebruycken in de ge-
boorte van Bacchus uyt de Dye van Iupiter,fo won-
derlijck niet na de uy.tleggingh van d' Iieer Heinfius
in
Ariflarch. y.) by de Latinen Femen, ende Femur, α
ferende
, van dragen, om dat het lichaem hier op ge-
ftut, en gedragen werdt. Dit is in de menichen,ende
Apen het langfte, en grootfte: maer in andere Die-
ten ,:indewelckehet voot hctmeerendeellchuylt, is
het korter, als bet'ScheeH-beep ,yoornametitlijck in
de Voghelen, waèrdoor Ariftöteles bedrogen is ge-
weeft , doen hy fchreef, dat de Voghelen geen Dye-
been en hadden. ^ ^

De Gedaente van dit Been is langh,.tont,en recht-
^htigh; doch niet geheel recht, maer wat krom van
brnfi^n na. de Knye dalendei, .-om ibo veel te vaiter te
kannen 9:aen,te wa-ndelen,ca té loopen. Want in de·
gene, die dit Dye-been van natareh al te recbt heb-
oen, ftaen de Knyen oock recht, meerder inwaerts,
alsuytwaerts-wijckendej 'tweickeen quadegangh
maeckr.So dat defe gedaente voor de Heel-meefters
wel ftaet aen te mercken,, gelijck Hippocrates oock*
veimaent,om dit Been,wanneer het komt te breken,
fijn natuerlijcke kromte te laten kouden. Het is van.
voren bultigh, 't welck tot het fitten bequaem is, eri
tot vele werckcn, die
wy al fittende doen, ofte het
eene Been over het ander legghen, gheiijck de Snij-
ders, ende Maft-klimmers. Aen de zyden is't ronr,
ende glat, achter plat, ende hol: maer boven eyn-?
dight het in een hooft, hals, ende twee uyt-fteeck-
fe s, onder in een hooft met twee uyt-fteeckfels»
ende holligheden.

p'

liii'

Het Opper-hooft is het grootfte,dat in een men-
fchen is, rondt, ende langachtigh, om te beter te
konnen Ichieten in de diepe holligheydt van het
Heupe-been, ende alfo de gheledinge vafter te ma-
ken. Het welck wel noodigh was, om het fwaer
ghewicht, dat het Dye-been moetdraghen , ende
waerom het oock een itercken ronden Bant,fpruy-
tende nyt de holligheydt van het Heupe-been,daer
fy beyde mede t'iamen-ghehecht zijn, ghekreghen
heeft. Het is mede effen ende glat, met een glibbe-
righ Kraeck-been overtrocken, om dat de Dye foo
%'eel te lichter, ende vaerdigher buygcn,uycfteken,
ende omdraeyen foude.

Onder het Hooft is den Hals, die hem na boven
langachtigh
uytftreckt, maerna binnen wat krom-
achtigh inbuyght.om de beweginghe lichter te ma-
ken, ende de Vaten, ghelijck Galenus fchrijft, plaets
tegheven. De gene, die defen Hals wat rekortis,
hebben de Beenen te veel innewaerc
gebogen,ende
derhalvenden gangh ongemackelijck
rfoodat de
langhte, ende kromte
van het Dye-been tot den
;angh, rechte, ende fterckte van het lichaem, veel
lelpen. Het welck Archilochus wel
verftonc.als hy,
die alleen voor Hop-luyden uyt-koos, wekkers
Knyen wat bochtigh uytwaerts weken, alfo die ge-
ftalte een vafte Voet maeckr.

Hier zijn twee uyt-lteeckiels, een groote, ende
een kleyne,
Trochanteres by de Griecken genoemr,
datis
,Draeyers, om datfy, door de Spieren, die
van haer oorfpronk hebben,de Dye doen draeyen.

Nu, hoe het Dye-been onder de midden meer-
der na beneden gaer, hoe hetdicker wert.ende eyn-
dight ten
laetften in een breedt Hooft. Wt dit
Hooft komen van achteren twee uytfteeckfejs.tuf-
fchen dewelcke eenduym breedt plaets, ofte een
holligheydt ghelaren wert, waer in fchiet een uyt-
fteeckfel van het Hooft van de
Tibia,tnde. wert met
defelve,door een dubbelde geleding gehechtj allo
beyde de Hoofden van het Dye-been fcbiet^ in «e
twee holligheden van de
Ί^λ, ende het
fel van de Tibia ontfanghen werdt tuifchen ^^
uyt-fteecklels in de achterfte hollig.b^f^^^^"
Dye-been. Defe dubbelde gheledjg^^
datmen de ΤίέΜ niet en kan o'n-f///^"^^

benevens, om dat defe Hooiden bae^ achter veel

den, wekkers Knyen van beyde zyden bogen,ende
dUanucmanr
in :r loepen en konden on^erhaelt

J. V. Β Ε V Ε R W Y C Κ S


-ocr page 56-

werden. Sy zijn ontrent drie voeten hoogh.gelijck
Doftor
Paaw, met een van haer Iedere kleetjens
van daer gebracht, ons plagh in fijn ontledinge aen
te wijfen. In defe gheledingh is veel glibberigh
Kraeck-been, omdat deKnyefoo veelte lichter
foude konnen bewegen. Hier is oockeenen vaften
Bant, uyc het uytfteeckfel van deTièwfpruytende,
waerdoor deDyemetde
Tibia, niet anders, als
fijn bovenfte Hooft met de Heup vaft ghemaeckt
werdt.

Defe holligheydt, daer de Tihia in 't Dye-been
fchiet, noemen wy
Haejfen, de Hoogh-duytfcfaen
I^ys'bugh, ende de Latinen
Poples. Daer van komt
de naem van de vermaerdeAder
venaPoplm,oimen
feyde
Haeffen-ader, uyt dewelcke Hippocrates raet
te Laten in Nier-pijn. Wy lefen inde Roomfche
Hiftorie van
Livius, dat fy haer verwonnen vyan-
den de Banden der Haeflens plachten af te fnijden,
( het
vf^kkhy PopIkesincidere noemt) ende lietenfe
alfoo voor onnut legghen.

Het voorfte van defe gheJedinghe heeten wy de
Kjtye, in 't Griecx G9«« , ende daer van in 't Latijn
Gem. De naem-reden is, ofte, om dat de Knye in
het buygen eenen hoeck (in 't Grieks
Gonia) maeckt,
ofte om dattnen daer mede fijn 1^1 ven verootmoé-
dight,'twelck^9««» beteyckent. Want die oot-
moedigh yet bidden, vallen op haerKnyen. Hier
van feydc den nauw-keurighen na-vorfcher van den
oorfpronck onfer Tale,Doftor
Goropim Β ecantn,dut
Knye den naem heeft van Ken-nie, dat is, ick be-
ken, niette konnen doen. Want dieopfijnKnyen
fit, bekent, dat hy hem gheheel in de macht van een
ander heeft over-ghegeven. Soo fie ick, dat by den
Grieckfchen Hiftory-fchrijver
Hmdom aerdigh
ghefeydt werdt,
Es gomiebak, hy heeft hem op de
Knye gheworpen,voor hy heeft hem overwonnen.
Hierom plachten de gene, die yet ootmoedigh van
yemandt baden, haer voor den felven op de Knycn
ie werpen.
Ovidim:

Et genibfispronii βpplex,βmul·fque roganti.
Waervanwyoockexempelen inde H.Schrifcure
hebben, daer wy mede gheleert werden, dat in den
Naem Ιφ alle Knyen fullen buyghen. Sulck
bidden gefchiet oock met het raken van de Koyea
( ghelijckmhet groeten van de Francoifchen) der
ghener die ghebeden wert. Soo fchrijft
Vimlim
3. ^neid. ' ^

EtgenuaampleBem effatHrtalia fuppkx.
Ende een ander Po'ét Claudianus, in fijn Boeck van
qe Vervoeringh
SZpPtoferpina:

genibHfque fti^s onm fnpplke fietu

Mmovere mmüs.

Het felfde is by Homerus, Euripides, ende andere
Weckfche Poëten, ende Hiftory-lcbrijvers te fien.

» ------------Ji'---- "Cl vduiicie iimiuci ii

Boeck van fii η Ν atuyriijcke Hiftorie op 't . cap.
In de Xinye van de Menfchen ü eern^he κΜφ, m h^it onder-
houden van de vokkeren De bidSende rakenfe , ftmke» dc
hMdendaernapt, fy bidden d,eaen als ama/en,mii[chienom
dat tn defehtghe temghe levemheydt κ. want in det' fmen-
mmngheva»kyde depyen, aen de rechter
^yde van voren ts een dubbelde K^ecx-hoUtgheydt, dewelcke
gheopent\ijnde,fovlieghteY deGeefl uyt.gelyckujt destroot
Wt dit laetfte is miifchien ghekomenhet gebruyck;
omdeghekruyfte (ghelijck wy by de
lefen) als fy haer een korter eynde wilden maken,
de Knyen te breken. iVant bet woordi
Skfle, dac
ghebruyckt werdt, en beteyckent niet alleen de
Beenen.maeroock byfonderlijck de Knyen. Maer
wat wil
Plinius feggen met de Kaecx-holligheydt ?
wat ghemeenfchap hebben de Knyen met de Ka-
ken } dat fa] ick nu verklaren. Het Kint is op die
gheftaltein de Lijf-moeder gheleghen, dat hetde
Beenen ghevouwen heeft, ende met de Hielen fijti
Billen, ende met de Knyen den Oog-hoeck raeckt.
Soo dat fommige meenen, dat de hoiligheydc, daer
de Oogen in ftaen, van het
ronde beenderken, dat
voor de Knyen ftaet,
ghemaeckt werdt, ende dat
daerom de Knyen
Genua in Latijn van Gem, dat is,
de Kaken, fouden
ghenoemt wefen. Van wegen
defeoorfpronckelijckenaderheyt heeft wellichte-
lijckp/i«/«i, de holligheydt luffchen de Knyen na
de Kaken genoemt.

Het ghemelte rondt Beenderken bedeckt van
buyten de voegingh van het Dye-been, ende dc
Been-pijpen in de Knye. Wy noemen het Knye'
fchijve, ghelijck de Duy tfchen K^ie-fiherb,d^ Griec-
ken
Mule,nz de eheJijckeniiTe.die het heeft.met een
kleynMoien-fteentjen, de Latijnen alsof

men feyde een kleyn fchotelken, ende deFran9oi.
fchen
Palette du gemuit. De ghemeenfte naem is
iïef«/^,dat isfooveel te feggen als een ront Rade-
ken , ghelijck het niet alleen ront en is, maer oock
beweeghlijck, ende dien Latijnfchen naem werdt
medeghevolght vandeSpaengiaerts met
I^dillas,
ende de Italianen met Bi>tula del gimechie. Het is
een kleyn, rondt,ende kraeck-beenigh Beender-
ken, met geen andere Beenen t'famen-ghevoeeht,
maer op defelve drijvende, ende met Peièn ende
Vliefen daer aen verbonden. Het ghebruyck van
defe Knye-fchijf is, om de geledingh van het Dye-
been met de Been-pijpen, te ftercken, op dat als wy
wandelen, ofte van hooghe plaetfen neder treden,
ofte oock de Knye anders veel buygen,geen ontle-
dinghe na voren foude veroorfaeckt werden; als
mede om te beletten, dat het uytfteken van 't Been
niet buyten de rechte linie en ibudc gaen; ende
daer-en-boven om de voegingh van het Dye-been
met de Been-pijpen te decken. Want bier is een
dubbelde holligheydt
onder, een voor ende een
aChter, in dewelcke veel levendigheydt van de Ou-

li den

VERVOLGH VAN DE WONDEN. 57

Plinius fchrijft feerwel van defe manier in het elfde


-ocr page 57-

JS VERVOLGH VAN

denghefteltweit, ghelijckwy terftontuyt Plinius
ghefien hebben. De voorfte holligheydt is vervult
iriet een taey flijm, waer door de nature defe plaets
glat, ende üibberigh houdt, om datfe, door te veel
beweghen, nieten foudeverdrooghen,endealfoo
den zangh beletten. Om defelfde oorfaeck fmeren
de Voer-Iuyden haer Wagens. Icü faebbe tot Ley-
den een Vrouwe ghefien, die hier op deKnye een
ghefwel door-brack, daer dit taey flijm mede uyt-
liep. Den Heel-meefter nach onervaren zijnde,
meende dat het Etter was; ende wende alle vlijt
aen om het felfde uyt te drucken, waer door hy de
Knye ftijf maeckte. Indefegeledingh vak mede
een foorte van Gieht, die na de plaets, van de
Griecken
Gonagra, als of men feyde, Knye-gicht,
ghenoemt werdr. Hier mede zijn de Blauwfchuy-
lighe feer ghequelt, waerom het gheheele gebreck
den naem ghekregen heeft na de Beenen,
S^lotjrhe.
Want de Milt, die de Blauw-fchuyt meeft veroor-
laeckt, fpeelt op de Knyen, ende maeckt defelve
traegh. Daer van wert by
Plautus ghefeydt:
Genm hmc curforem defirmtjpertif
Seditimem facit hen,
DefeKnye-fchijf brceckt fomtijdts.ende die fiilcks
over-komt, gaen al haer leven
kreupel; gb<?)ijck
P^éfchrijft, noyt anders bevonden te hebben.
De
oorfaeck is, om dat de Were, ofte het Belt (met
den Larijnfchen naem van
Qaïius beft bekent) dat
uyt het ghebroken Been groeyt,de holligheydt van
de gheledingh vervult,ende daer door de beweging
foo van het Dye-been, als van de Been-pijpen ver-
hindert. JE venwel verhaelt
Bauhinus van een voor-
fpraeck, die door een val de Knye-fchijf in twee
itucken over dwers gebroken haddé,eitds evenwel
niet manck en gingh, maer af-gaende van een trap,
alfoo hy de Knye niet en konde buyghen, daer van
moeft af-fpringhen.

lo Volghtde Tihta, dewekke mede, ghelijck
de
Ctibkus in den Arm, niet uyt een grof Been en
beftaet, nwer uyt twee dunne Pijpen. De Fian^oi-
iche noemenfe ^and, ende
petitfocile, de Italianen
naheiLatijnfch Radius, daer de grootftePijp mede
beteyckent werr,
B^gio major, ende minor, de Spaen-
g^^exts Εβ»ηί!1α major, eade menor, Wy, endede
pigtfchen, de
groote, cnderkleyne Been-f^fe.

Het grootfte van defe twee Beenen heeft den
ghemeenen naem vanTièw behouden, ghelijck
Cu-
itms
oockin den Arm, miifchien om dat het een
TibiA, dat is, een pijp, ofte fluyt ghelijckt, ende dat
defluyten der Huys-iuyden daer van eerft ghe-
maeckt zijn. Het ftelt de Scheen , ende foude
daerom Scfeew-^e» van ons
konnen genoemt wer-
den , ghelijck het ander Kuyt-been. Op de
Scheen vertoont hem eenen fcherpen rug, in het
Griecx
Ak^ntba, dat is, Graet ghenoemt, een plaetfe
met feer weynigh vkyfch bekleedt, ende die daer-

Ψ

i'

Β

DE BEENDEREN.

om, ghequetft zijnde, geen vetiigheydt en kan vér-
draghen, maer alleen drooghe Heel-middelen ver-
eyfcht. Onder andere dingen,
dKMomus berifpte
in des Menfchen maeckfel, was mede,dat
lufiter de
Kuyten niet voor defe fcherpte van de Scheen gefet
en hadde. Dit Scheen-been is van gedaentelangh,
ende drie-hoeckigh , onder ende boven dick,ende
werc boven aen het Dye-been, ghelijck ghefeydt is.
ende onder aen de Koot gehecht.

Het Scheen-been is alleen geledet met het Dye-
been , niet met het ander, datwy
K^ytJ^eenghe-
noemt hebben,- Perone by de Griecken, ende Pibula
by de Latinen ghefeydt: maer dit is vaft aeü de
buyten-zyde des Scheen-beens, alwaer een holte is»
daer het Kuyt-been met fijn Hooft in-komt, ende
werdt dan noch met ftercke banden vaft ghehecht.
Ende van daer af defe Beenderen van malkande-
ren ghefcheyden zijnde, en komen niet eerder we-
derom by-een , voor datfe beyde den Voet raken-
Want op die plaets heeft het Scheen-been een die-
pen fpleet, in den wekken het Kuyt-been ruftende,
noch verder gaec,voort-brengende een Hooft,ofte
uytfteeckfel, dat met het overftaende uytfteeekfel
van het Scheen-been de Koot om-vat.

Het Scheen-been heeft op defelve plaets eere
groote holligheydt voor het ^o/e-èse» ghemaeckt,
het wekk van beyde zyden met de ghefeyde uyt-
fteeckfels gheftut wert, ende alfo belet,dat deKooc
niet licht uythetlidt en fchiete. Defe uytftaende
knoopen werden in
'tGtiecxgheheetea Sphura, in
't Latijn
Malleoli, als of men feyde Hamerkens, de
binnenftenoemen wyPerjiwi, ofte
Verfin, endede
buytenfteEwc^e/e ,
oïie Encklawven. Hierftaet feer
te verwonderen de groote voorfichtigheydt Gedts-
Want dewijl defe gheledingh foo gheroaeckr was,
dat her lichaem maer op een punt den Voet "^ckr,
ende, uythetlidt zijnde, den
ganghoftegheheel
beletten, ofte krepelheydt veroorfaken foude, loo
heeft hv defe fchutfels
daer voor geftelt : die daer-
beneffensdii g.hebruyck noch hebben, datfe onder
haer laten fchuylen, ende ruften de Pefen, die den
Voet beweghen, ende, in plettermghe,oftequetlin-
ghe van de Encklauwen, een grouwfame pijn ver»

oorfaken. ^

11 Wy komen tot de Voeten, die wede groo^
gelijekeniife met de Handen hebben. Jf'^^fnden
fomtijdts ghefien,dat degene,diefonder
gheboren waren , al haer werck door d ^ . ,
ionftighuyt-voerden. Endegelijc^^^^^^^^^^
leen, om dathyde wijfte rfwerk-tuvehr
Ha^en heeft,een werck-^^^
als il^v^orgefeydt IS: foo ^ ^^^
hyHandenhadde,tweeBee^^„

recht over-eyndegherecht .^^ ^^^^^


-ocr page 58-

voeren ? Veel Voeten fouden wel dienftigh ge weeft
hebben tot de raffigheydt : inaer wat hadde de
Menièh fulcken fnelligheydt van doen,a]fo hy door
fijn verftant oock de alderfnelfte Dieren weet te
achter-halen?

Het eyghen ampr van den Voet is, het gaen, ofte
wandelen. Sulcks ghefchiet met den eenen vaft op
èe Aerde, ende den anderen voort te fetten. Dan
het vaft neder te fetten is 'twerck van den Voet:
maer voort te fetten, van 't geheele Been. Hier toe
hebben de Beenen foodanigen gedaente, als gefeyt
is: ende de Voeten werden in verfcheyde Ίeenen
ende fijn lang ende breet gemaeckr, doch
foo langh niet als in de Handen, niet fo feer om de
fraeyigheyt.als om datfe het loopen.met aen te fet-
ten, fouden helpen. Want deTeenen tegen de aerde
gedouwt zijnde, wert't geheeleliehaem veelfeker-
der voort-gheftooten. Maer de Voeten zijn oock
onder hol, om te beter over Bergen,ronde fteenen,
ende dierghelijcke te gaen; ende deTeenen komen
Ee pas in rechte, kromme, fteyle, ende onefFene
plactfen. Daerom is't darmen op muylen,ofte dic-
ke folen foo vaft niet en gaet.

De Voet wert mede,even als de Hant,in drie ge-
deelt, Tarfus, Metatatfus, ende Teenen.

larfus^oke. het achterfte van de Voet,komt over-
een met den Or/)«nn de Handt, ende beftaet uyt
feven beenderen. Daer van komender meeft twee
in achtinge, de Koot,ende het Hiel-been. De K^et
faeet in'tLatijn
Talus, in'tGriecx Afira^alos-,v/clckc
namen beyde van Hadr. Ι«»ί«ί qualijck gepaft wer-
den op den Encklauw. Dit is het Been, daer de kin-
deren , uyt de Offen-voeten genomen zijnde, mede
koten. Soo befchrijvenjL««4wMx,endede Poëten
ende
Ganymedes in den Hemel t'famen met
koten ipelendejhet welck ick voor de Kinderen ge-
fonder achte, als fuycker met Pol-lepelen te eten.
Siet van dit Koot-been breeder by onfen
Era/mus,
iniijn t' Samen-fprekinge,^jï(Vig4;i/w«J,ofte Kote-
Ipel ghenoemt.

De Koten dragen alleen,ende by haerfelven 'tge-
wicht van het gantfche liehaem, foo dat daerom de
Nature niet të vergheefs bekommert is gheweeft,
om delelve wel te bewaren, ende gelijck met fterc-
ke baleken te befetten. te weten,metdeghemelte
uyt-fteeckfels van de Beenen. Die evenwel oor-
faeck zijn, dat, als de Koot eens uyt fijn plaets ge-
Weken is, feer fwaerlijck wederom kanin-ghefet
werden. Hierom was by de Romeynen een manier
van Ipreken,
Talum refonere, de Koot in-fetten, dat
κ. met een fwaer werck doende zijn. Het ander
Been van den
Tarfm is het Hiel-been, in 't Latijn ge-
noemt (daer van feydtmen
Α Capke adCalcem)
als oock Calcaneum, ende Calcar fedn, om dat het,
even-eens ghelijck een fpoor, achter uyt-fteeckt.
öulcksis uyt fonderlinge yoorfichugheydt gcdaen,
beenderen,

te weten, om dat de Menfche, die recht over-eyndc
ftaet, niet lichtelijck achter over en foude vallen.
Ende foo fegghen wy oock van de ghene, die dat
fomtijdts ghebeurt, datfe kort van Hielen zijn.
Achter toont heteenighe rouwigheydt, alwaer eeti
groote Pees gheheel vaft aen is , «^e grootfte ende
fterckfte van al de gene,die in 't liehaem zijn.fpj-uy.
tende uyt de Spieren van de Kuyt. Dit is de Pees
waer by
Achilles, het verflaghen liehaem van UeSior
driemael rondts-om Troyen fleepten, ghelijck de

Po'étHmem befchrijft. Dit is oock de plaets,daer
de Kack-hielen vallen, waer mede de kinderen
meeft ghequelt zijn.

Het tweede Deel van den Voet is Pedium inbez
Griecx genocmt, ende, om dat het met het Meta-
carpium
van de Handt over-een komt, Metatarfus.
Wy heeten't met deLatinen,Italianen,Spaengiaerts,
ende FranQoifchen,
de Plante van dm Voet; oock Sele,
ofte Bal van den Voet, ghelijck de Duytfchen, Solen
am fufi.
Is t'famen-gefet uyt vijf Beenderen^ ende

den grootften heeft maer twee Beenderen, omdat

het voorfte van de holligheydt van defe plant foude
vafter op de aerde ftaen.

De zijn ghelijck de Vingeren, maer korter
om redenen verhaelt, ende mede vijf in getal.
Col-
lenucch
fchrijft in fijnltaliaenfcbeHiftorie van Na-
pels, dat
Ottho van Brujnfwijcli,, de Man van de Co-
ninginne
lohanna, aen elcken Voet fesTeenen had-
de. Dan dat en ghebeurt fo felden niet, ofte is noch
alle daegh wel te fien. '

12 Boven alle de voorverhaelde vintmen noch
eenighe kleyne Beenderkens in, ende op de geleden
van de Teenen, alsoockvande Vingheren, byde
Griecken
Sefamoidea, oft Sefamina genoemt.van we-
gen de gelijckenifle, die fy hebben methetLijnzaet.

Hetghetal van defe Beenderkens gaet onfeker.
Sommighe hebbender in de Handt, ende de Voec
twaelf j andere fefthien, eenighe veel meerder: al-
waer dan defelve foo kleyn vallen, datmenfe
inde
ontledinghe niet vinden en kan. Sy zijn in de vier
Teenen fo veel kleynder, dan in de
Vingeren, als de
Teenen felve kleynder zijn,dan de Vingeren. Maer
ghelijck den grooten Teen van grooter beenderen
is, als den Duym, foo heeft hy oock defe
Sefamina
veel grooter. Derhalven zijnderaen d'eerfte gele-
dingh van den grooten Teen, by het hooft van het
PeSum, dat hier aen gehecht is,twee
groote geftelt,
waer van het binnenfte ontrent eens foo
groot is,als
het buytenftejfo dat het de helft van een gefchelde
erweet in groote ende ghedaente welgelijckt. De
Arabiers noemen dit
 Albadaratn, omdat

het van vyer, ende allebcdervingheonbefchadight
blijft j uyt het welck fy ghelooven (ghelijck de lo-
den van
LuTi) dat de Menfch hier na verrijft,met
anders als het Kruyt uyt het Zaet. Ende D^. I^tolm
meent, dat dit bet eyghen is, 't welck van Ag-ifpa

11 a onder

VERVOLGH VAN DE


-ocr page 59-

êo J. ν. Β Ε ν Ε RW y C Κ s

onder den naétn van befchreven werdt. Dan
dat fabuleufe tu^ is een ander plaets toegewefen,
te fien by den Hoogh-geleerden
Plempius.

Het ampt van defe Lijnzaet-beenderkens is, de
geleden te ftijven,ende te beletten,dat fy foo lichte-
Jijck niet uyt haer plaetfe gefchoven werden, Ende
daei-benevens doenfe noch in den Voet, dathyin
het ftaen, ende wandelen, oock door onghelijcke
pJaetfen, vafter is, ende dat de Teenen, terwijl wy
Itaen, ofte wandelen, van gheen fteenen,ofte andere
uytftekcnde dingen, lichtelijck verdraeyt, ende alfo
ontledet foude werden.

Ende dit is nu wat belanght de beichrijvinge van
alle de Beenderen onfes licbaems. Wy fullen nu
komen tot haer twee ghebreken, te weten, Ontle-
dinghe, ende Breucken.

Het V. Capittel.

t Tfamen-voeginghe der Beenderen,
α O Ν τ L Ε D I « G Ε I

Oorfaken,

4 Onderfcheydt,

5 Ken-teyckenen,

6 Votr-tejckenen,

7 Genefinge,

8 Manim van Leven.

X

WY hebben volkomentlijck aenghewefen, hoe
dat het Geraemte beftaet uyt verfcheyde
Beenderen. Defe werden t'famen-ghevoeght op
tweederley wijfe,door
Tfamen^gf'syinge, dewelcke
is een vereeninge fonder bewegen, ende door
Gele-
dinge-,V]ztt
in de Beenderen met haer uytterfte aen
malkander gevoeght zijn, ftreckende tot bewegin-
ge van haer Deeieni ende defe is wederom drieder-
ley, in-gheledinghe, aengeledinge, ende onderlinge
in-fchietinghe.

Een In-gekdinge is,wanneer de holte van het ont-
fanghende been wijdt, ende diep is, ende het Hooft
van hetin-fchietende, grof, ende groot, ghelijck te
fien is in de gheledinghe van 't Dye-been met het
Heupe-been.

Een Aen-geledinge\s, als de holte vlackisj gelijck
in de t'famen-voeginge des Onder-kaecks.

Een Onderlinge In^chieting is, als beyde de Been-
deren over weder-zyde ghelijckelijck in malkander
ghevoeght werden. Sukks ghefchiet ofte in twee
Beenderen, als in den Armj ofte in drie, gelijck in
de Wervelen.

In de gbemeene gheledinge, daer bewegen by is,
valt alleen het ontleden, dan in alle beyde het bre-
ken. Van'teetfte fuUen wyin'tteghenwoordighe,
van 't andere in 't volgende 7. capittel handelen.

2 Omkdmghe {gemeenlijck Difiocatie, en Luxatie
genoemt} is een afwijckinge van de Beenderen die
uh ende aen malkaaderen geledet waren,waer door
fy uyt haer natuyrlijcke plaets in een andere fchie«
ten,endede vrywillige beweginge beletten.

3 De Oorfakgn van Ontledinghe zijn ofte uyt-
wendigh, ofte inwendigh.

De uywendige oorfaken komen meeftendeel door
;heweldt, als ilaen, ttooten.vallen.uyt-trecken^ge-
ijck felfsin de gheboorten oock kan ghefchieden,
wanneer de onvroe-Vrouwen het kint met gewelde
uyt-trecken.

De inwmiige Oorfaken zijn vochtigheden (waer-
om de kinderen lichtelijcker in dit gebreck verval-
len) die op de gewrichten fackende, de Banden ofte
te facht, ende te dweegh maken, foo datle de
Beenderen uyt haer plaetfe laten fchietenj ofte ver-
vollende defelve verkorten , ende in-trecken, waer
door de Hoofden uyt haer plaets ghetrocken
werden, ghelijckmen fiet in magere, ende uyt-ge-
teerde Lichamen. Hiertoe behoort de ErffeniiTe.
Want men bevïnr,dacBu]tfghe, ende Mancké ou-
ders, oock dickwils foodanighe kinderen voort-
brenghen.

4 Van defe Oorfaken wert bet voorname O»-
derjckejt der ontledinghe genomenjals oock uyt de
plaets, daer het ontlede Been in-fchiet. Sulcks ge-
beurt van bovenen na beneden, ende van beneden
na bovenen ^ van de flincker zyde na de rechter,
ende wederom van de rechter na de flincker ^ ais
noch van voren na achteren, ende in tegendeel van
achteren na voren.

f AI is'tdatmen dickwils fiet, hoe de Heel-
meefters, tot fchande van haer Konfte, oordeelen
ofte eenigh Deel uyt der Lidt is, ofte niet: foo en
maken de Lede-fetters gantfch gheen
fwarigheydt
om op fekere I{en-t^c\enen haer oordeel vaft re
ftellen. Het weick ick in d'ervarene
oock fo bevon-
den hebbe. Ende fulcks en is niet
vreemtj dewijl ly
daghelijcks van alle kanten foodanighe ontledene
krijgen, ende daer door meerder ervarentheydt,al&
een Heel-meefter,metrcr tijdt bekomen. Anders
en fchijnt dit werck oock foo fwaer niet, dewijl het
door fien, en ghevoelen kan bekent werden. Want
in defe ontledinghe, vertoont hem een gefwel in de
plaets, daer het Hooft van 't ontledene Been in-ge-
weken is: ende een holligheydt in de plaets, daer
het uyt-ghevallen is. Het weIck te lichter kan aen-
ghemerckt werden, wanneer het lichaem

dick, noch al te vet en is. Daer-beneve"» v^^

noch,na verfcheydenheydt van oorfaken.o'" ^or
vermeit, het uy tgheweken Lidr
korter, o^^angerj
endederhalven geleken zijnde met bet geïnde, als
een Arm met een Arm, een Bee" met een Been,

kan lichtelijck ondervonden v^erd^de verf^^^^^^^

denheydt. Vorders alfo de gbe^'^chten gemaeckt
zijn tot
beweginghe, foo moet noodtfakehjck
vdghen, dar, wlnneer
die geledmge los gemaeckc
is,ende bet Been uyt fijn gelidt fchiet,de beweginge

grootelijcks


-ocr page 60-

grootelijcks befchadighc werdt. Derhalven daer ee-
nigh achcerdencken valt van onrledingejcnde de be-
weginghe niet verhindert en wexdt, foo en behoeft
men fulcks daer voor niet te keuren. Sclfs Quintilia-
nus heeft dit wel verftaen, alfo hy feyt J. Orat. Inft.
in de voor-reden, dat de Leden, maer een weynigh
' uyt haer plaets zijnde, het gebruyck, dat fy hadden,
verliefen,

6 De Voor-teyckgnm werden getrocken uyt de ge-
ftalce van 't lichaem.van de ontleden Beenderen,den
rijdt, en toe-vallen.

Hoe dat een Been lichter uyt het Lidt fchiet, hoe
het c^ok lichter wederom in te fetten is. Sulcx bevint
men in kinderen, ende
jongeluyden, die vochtigh en
facht van lichaem zijn. Het tegendeel gefchiet in de
gene, die haer jaren hebben, ofte. dick ende vleyfigh
zijn. Want in defelvige werdt de geledingh door de
dickte der Spieren nauw vaft ghehouden, en derhal-
vefl niet als door een fware oorfaeck tot ontledinge
vervalt, ende daerom oock fwaerlijck is in te fetten.
Dan in magere, die door fieckte half uytgeteert zijn,
is de geledinge loffer,waerom fy ook lichtelijck uyr-
fchiet· waer by komt,dat door de flappe verteringe
veel ilijmerigheyt tuflchen de gewrichten vergadert,
die de t'famen-voeginge los maeckt. In andere, die
van naturen mager zijn,dewijl haer
lichaem droogh,
vaft, ende hecht is, de Spieren,ende Banden fterck en
droogh, werden de Beenderen niet lichtelijck ontle-
det, ende uytter Lidt zijnde, fwaerlijck in-geiêt. De
ontledinge van inwendige oorfaeck,na datfe herftelt
is, fchict wederom licht uyt; om dat de Banden
door-dronghen zijnde van de overtollighe vochtig-
heyt, de Beenderen niet wel en konnen teghen hou-
den.De gewrichten,die tot weynighderhande bewe-
gingen geftelt zijn, vallen fwaerder in te fetten,maer
Werden ingehouden. Hoe dat oock een Been verder
uyt fijn hol fchiet, hoe het fwaerder herftelt werdt.
Een ontledinghe (feydt Guido) in dewekke de ran-
den van de holte, die het hooft van een ander Been
ontfanght, gebroken zijn, werdt gcoordeelt voor de
quaettte. Want al is't al ingefet, foo en kan her niet
langhduyren, of komt door de minfte oorfaeck we-
derom te ontfchieten.Vorders kon nen alle gewrich-
ten wel uytcet Lidt gaen, maer niet alle wel inghefet
werden. Want opeen ontledinge van 't Hooftivolgt
terftont de doot,om dat het Rngghen-morgh daer
door terftont aen fijn beginfel inghedruckt werdt, en
alfo het uyt-vioeyen terftont bekt. Het felfde heeft
oock plaets in de Wervel-beenderen , die uyt haer
plaets fchuyvende,datelijck groote fwe]lingh,en on-
iteKinge verwecken. Hier van fpreeckt de Poet Si-
liusinfajn lo.Boeck:

-------TekftiHS adojfa

illifofaxo^qita fpittii interfiruit amst

0(CHmliit^

Het felve ghebeurt oock in fommighe ander Deelen,
waer van eenige ontledet zijnde,de doodt veroorfa-
ken, andere nimmermeer herftelt konnen werden.

Verouderde ontledinge,ende die aireede door eelt
verhart is, werdt felden, ofte nimmermeer geholpen
daerom en moet in 't begin het in-fetten niet uyt-
geftelt werden.

Wat de toe-vallen belangt,daer van fullen wy in'c
volgende Capittel handelen.

7 De Genefinge beftact in het ontledene weder-
om in fijn natuerlijcke plaets te brenghen, en te hou-
den, Sulcks werdt te wege gebracht door vier mid-
delen, uyt-recken, in-fetten,het in-gefette door bin-
den te verfekeren, en her-ftellen.

Voor-eerft, alfoode Spieren van't ontledet Deel
haer opfchorten, fo moet het felve
uy t-gereckt wer-
den na de gelegentheyt van de ontledene plaets,waer
de Beenderen hier ofte daer gheweken zijn, ende de
fterckte der Banden, en Zenuwen, door de Meefters
banden,ofte door
werck-tuygh,by Parelende andere
uytgebeeldt. Dit uyt-recken moet ten alder-ewtten
in 't werck gheftelt werden, ofte, indien den t^el-
meefter later ghehaelt is, wanneer de vrees van On-
ftekinge over is ^ en moet lbo verre gaen, datter tuu
fchen de Beenderen wat vrye plaets blijft, op dat hec
hooft niet verzeert en wetde, ofte de randen van de
hoiiigheyt af te breken. Hier dient oock ghelet, dat
in 't uyt-recken
het Deelin een bequaem ftanfel ge-
houden werdt, ende de Spieren recht, op datfe ver-
draeyende haer hooft niet
buy ten, ende haren ftaert
binnen en ftellen.

Hec uyt-recken welgedaen zijnde, foo moet het
Been wederom ghebracht werden in de plaets, daer
het uy t-ghefchoten is; ende fulcks door den felfden
wegh, gelijck of het van flincker na rechter gefackt
was, foo moet het na flincker ghedruckt werden, in-
dien van rechter na ilincker,foo dient het na-de rech-
ter wederom gedouwt j en op defelfde wijfe, als het
van voren na achteren, ofte van achteren na voren
gefchoten is. Dit moet foo lacht, als 't mogelijck is,
gedaen werden, ende, foo het noodigh is, met voor-

faende verfachtende middelen (beichreven in 't 6.
;ap. van 't i. Boeck) op dat het Hooft niet en ko-
me te ftooten tegen de Hoiiigheyt,en om geen Pijn,
of Onftekinge te ver wecken. Mo et oockgefchouwÈ
werden het om-draeyen van't Hooft,op dat het ηίεε
en kome te breken. Nu dat een Lidt wel in
-gefetis,
ftaet daer aen te kennen, wanneer het Deel endede
Geledinge haer natuerlijcke gedaente,
ende verloren
beweginghe wederom bekomen
hebben; alsmede
wanneer het vergeleken zijnde met fijn gefont tegen-
been, defelfde lenghce heeft,ende
de Pijn.die daer te
voren was,ophoudt. Dick wils
werdt oock gehoorr,
dat het Been in fijn Hollioheyc fchiet. Evenwel en is
op dat hooien niet vaft te
ftaen,dewijl fulcks wel kan
gefchieden door het af-breken van de randen der hol-

lij ligheytj

VERVOLG Η VAN DE BEENDEREN.


-ocr page 61-

V, Β Ε V Ε R w y C κ S

^^ . . . J

ligheyt · waerom dac dk niet en feyc, ofte het moet
met dc
andere teyckenen over een komen.

Wanneer het Been wel in fijn plaecs ghefet is, foo
moet het uyt-recken neder-eelaten werden,waer op
dan de Spieren met eenen haer oude plaets weder-
om in-nemen, Dat gedaen zijnde, dient degeledin-
gbe verfterckt, op aat het Lidt niet weder en
kome
uyt fijn plaets te fchieten. Suicks gelchiet voor het
verbandt met te rugh-drijvende middelen,te fien in't
ï. Bocck, op 't
2. Capittel.

Ten laetften dient het Deel met bequame fwaeh-
teis verfekert.Cn is 't noodigh in papiere fpalckenj al-
tijt gehouden in fijn natuerlijcke geftake, en tolden
vierden, ofte fevenden dagh niet verbonden, 't en
zy
dacter groot jeuckiel, ofte pijn toe-flaet.

8 War de Mamere van Leven belanght. De Lucht
dient hier warm, en drobgh te wefen^ en wanneer fy
uyr haerfelven foo niet en is ghemaeckt, door fulcke
middelen, als in den
Schat der Gefintheydt befchreven
ïijn. De Spijfe moet niet te veel, endelicht om ver-
teren zijn. Het Kalfs-vleyfch, infonderheydt Tol-
boom , ende Eyeren werden hier bequamelijck ghe-
bruyckt. Bier is beter gedroncken.als Wijn; die niet
te pas en komt als op het eten,ende voor de gene,die
hem gewent zijn. Een open Lichaem is hier dienft%.
gelijck alderhande bewegingefchadrfijcK.So fchrijft
de Romeynfche wijfgcerSeneca in fijnen
104. brief:
Heeftyemant /ijn Been gebroken, ofte fijn Lidtmaet vervreeckt,
hj en gilet niettewaghen, ofte fcheep, ntKer hy roe^t een Heel-
meefter, m
het ghebroke Deel ie firy'cke», ende dat uytier Lidt
ts
wederom in tejetteui

ε:

Het VI. Capittel.

ï Ontledin^e met Toe-vallen,
i Met Vijn, ende Onjtehinge,

Met Q^etfue-re,

MetBreuck,

5 Met vereelthejit.

IN't voorgaende Capittel is gchandelt in't gemeen
van elckele Wonden; doch alfo daerdickwils yet
toe-flaet, foo ftllen wy oock die toe-vallen onder-
foecken. Defe zijn meeft Pijn, Onftekinge, Quet-
fueïe, Bieuck, en Veteeltheyt.

2 Wanneer het ontledene D eel, voor al-eer den
Heel-meefter gehaelt is. Pijn heeft, ende Ontfteken
is; (00 en fa] hy aen het in-jfetten niet komen,'ten zy
al-vorens de Pijn geftilt,en de Onftekinge uytgebluft
is. Want anders doende, ftaet te vreefen dattet door
het recken van de Zenuwen lichtelijck een Kramp,
ofte yet anders nsocht toe-flaen, ghelijck, volgens de
leerc vau Hippocrates, wel aengemerckt is van Cel-
fus,in't
II. Cap. vanfijnS.Boeck.Derhalvenvoor
al-eer darmen komt tot het in-fetren, foo moeteerft
de pijn verfactir,ende de onflekinge verkoelt werden,
door foodanige middelen, als in't i. BoeckenCap^
verhaelt zijn. By aldien, na het in-fetten , endê het
los doen van den bandr, daer eenigh jeuckfel verno-
men werdt, foo falmen de plaetfe ftoven met warm
Water, om dat de fcherpe vochtighey t, die het jeac-
ken verooriaeckt, daer door te doen vervliegen; het
welck oock de pijn kan ftillen. Anders, wanneer dar-
ter gheen van beyde en is, foo foude het ftoven met
warm Water ondienftigh welen,als de banden,die de
Beenderen vaft houden, te los makende. Hier van is
wijdt-loopigh te lefen by de Uy t-legghers over de
Kort-bondige Spreucken van Hippocrates, en oock
by onfen Foreft
9. Curat. Chirurg, i. Dan in iiilcke
gelegentheydt fal oorbaer wefen, dat,na het af-ne-
men van 't verbandt, het Deel verfterckt werdt met
een ftovinge van roode Wijn,daer,benefFens Rofma-
rijn, ende Salye, t'famen-treckende Droogen in ge-
koockt zijn, befchreven in 't
2. Capittel van ons ge-
melte Boeck.

3 Indien haer een Wonde by de ontledinge ge-
voeght heeft,dat valt gantfch gevaerlijk. Want door
het uyt-recken van de Zenuwen, BandeD,en Spieren
ontftaetPijn,Onftekinge,Koortfch,enKramp.Welc-
ke toe-vallen het gebreck noch gevaerlijcker maken,
wanneer dc Wonde dicht by de ontledinge is,3ls me-
de dat de ontledinge valt in een groot Lidt;
waerom
de ontledinge met een Wonde in de Dye, of Schou-
deren gemeenlijck met de doodt bekoft werdt. Het
welck de oorfaeck is, dat Hippocrates haer in-fettin-
ge, ende fterck binden geheel tegen is, en beveelt in 't
beginfel niet als brandt-ftillende, ende verfachtende
middelen te ghebruycken. Want foo (feydt hy) fu·-'
lenfy noehkonnenop-komen. Derhalven (voeght
hy daer by) en kander niet feketlijck in
-ghefet wer-
den , als de Vingere, Handen, ende Voeten, daer op
wel neerftigh gelet dient, datfe niet wederom uyt en
fchieten. Maer
iblfs oock een Vinger, in den wek-
ken,gelijck het
minfte quaet.oock hetminfte gevaer
is, en moet nier in-gcfet werden, als voor, ofte
na de
onftekinge. Vorders 't gene Hippocrates in de Vi"-
geren alleen aenmerckt,dat fullen wy oock m de an-
dere ontledingen te werck ftellen, ende terftont m ε
begin, als het Deel noch fonder onftekmghe is, een
uytgefchoten Been met een Wonde fachtjens (want
fterck in-fetten en foude hetniet konnen verdragc^/
foecken in te brenghen. Het welck na wenlcn ^
vallende, foo falmen alle vlijt voornai^noj^^j^j^ggj
wenden,om de onftekinge te beletten.
na het in-fetten onftekinge,kramp,oii^„d|j^ ^^^^^^
toe-val over.komt,roo moet het ^derom ^
ghefchiedenkan fonder
plaets terftont gfeftooten wejde^^^ ^^^^^^^
dat ghev^er oock vreefen (w^
wncht en fal wel « voorname-


-ocr page 62-

Oye, ontledet zijn, hec in-fccten uyt te ftellen. Dan
als de onftekinghe over is, 't welck gemeenlijck ge-
fchiet ontrent den lèvenden.oft den negenden dagh :
dan falmen (na voor-fegghen aen de vrienden van 't
gevaer, dat uyt het in-fetten re verwachten ftaet, cn
dat by aldien het felve niet gedaen en werdt,deSiec-
ken altijdt catnant fal wefen) de ontledene Beende-
ren, met alle fachtigheyt, wederom foecken in mal-
kandeten te voegen. De Wonde fal daerna genefen
werden, gelijck elders is aengewefen.

4 Wanneer Onrledinge,en Breuck te famen gaen,
fo moet het Lidt op de gemeene manierc uyrgereckt,
en heï ontledene Been (fo hec doenlijck is) wederom
in fijn plaets gefet werden; en dan den Breuck gene-
fen, op de wijfe, gelijck vi^y in 't naeft-volgende Ca-
pittel fullen befchtijven. Doch by aldien voor het
heelen van den Breuck, het Lidt niet en konde fon-
der gevaer herftelt werden, in (ukken gevalle, falmen
eerft den Breuck ghenefen, daerna als de
callm, ofte
het eelt moet gemaeckt wefen, oock het ontledene
in 't Lidtfetten,

f Ten laetften als door de verhaelde toe-vallen,te
Weten, Onftekinge, Wonde, ofte Breuck, de Ontle-
dinghe niet terftont en hadde konnen in-gefet wer-
den.ende daer door aen 't Gewricht een vereelde hat-
dighey t gegroeyt was: dan moet die
placcs terftont
geftooft,en geftreken werden met veriachtende mid-
delen, als in't 4. ende
ê. Capittel zijnaenghewefen.
Wanneer het Lidt nu ghenoegh verfacht is · dan fal-
men de overige vochtigheydt doen verteren door de
Plaefter van Betonye, ofte Oxycioceum, ende het
lidt ftellen, ghelijck in 't voorgaende, ende volgende
Capitte) te iïen is.

Het VIL Capittel.

Gebroke Been»
ï Ïefchrijvinge,

2 Oorfaken,

Verfcheydenheyt.
-5- Ktn-trfckene»,

5 Voor-teyckenen,

6 Genefinge,

Montere vdH CevtH,

I

GHebroke Been, ofte Been-breuck, by de Heel-
meefters allefins, na het Latijn , met den naem
traBurehektni, is een fcheydinge van't geheel in de
Beenderen, ghelijck de Wonde in het Vieyfch, ofte

eeiighfachtDee],

2 De Oorfaken, waer door het Been gbebroken
wetdt,2ijn aijg de dingen,die meerder ge wek op het
felfde doen, als het kan weder-ftacn, ghelijck S aen.
Stoeten, V allen.ende dierghelijcke. Ende al is 't,dat
Dr. Foreft, ende andere fchrijven.defe Breucken al-
leen te gefchieden door defeuytwendige oorfaken,

ende niaitneimeer door inwendige; foo leert ons de
ondervindinghe, zijnde de befte leer-meefteriTe, ge-
heel anders Want het ghebeurt, dat bet Been, van
quade, ende fcherpe vochnghey t, die daer op fackr,
gheheel door-ghegeten werdc, 'c weJck men
Cafki
noemt, het welck veeltijdts ghefchiet in verouderde
Pocken , ofte na langhftrijckenmetSalven, daer
Qmckfilver onder vermenght is. Want foodanigh
Caries heeft fulcken door-etende.en brekende kracSr,
dat eenige daer van langhs de ftiaet gaende, en baer
Armen, eiide Beeuen wat te veel roeiende,in ftucken
braken.

3 Galenus ftelt maer twee verfcheydene foorten
van Breucken, dwerfche, 't welck eyghentlijck een
Been-breuck is, infonderhey t wanneer de eynden fo
van malkander geweken zijn, dat fy niet over een en
komen; en rechte, wanneer het Been overlangs gc-
fpleten is, ende is een fcheydinge, gelijck de Sagers
over langs in de groote bakken maken. Celfus voegt
hier by een Scheunfe breuck : fommighe noch on-
eygen onderfcheydt, te weten,dat een Breucke fom-
tijtds gevoeght is met een Wonde, ontledinge, ofte

andere toe-vallen.

4 Een d werfche, oft Scheunfe breucke is gantfch
licht te kennen, dewijl dat de eynden van 't gebroken
Been, als oock de hollighey t tullchen beyde konnen

f bevoelt werden. Daerbeneffensenkanhet gebro-
en Been hem niet wel bewegen ; en als de Beende-
ren te famen gefet werden,dan vdter groote pijn,de-
wijl de eynden de gevoelijcke Deelen prickelen. Om
fulcks wel te weten,moetmen het gebroken Lidt te,
gen het gefonde, te weten,Arm tegen Arm,Been re-

fen Been,leggen. Want dickwilswert het Lidt,door
et gebroken Been korter,als de Spieren het onderfte
deel van 't Been op-trecken.

Een Breucke over langhs en valt foo licht niet te
kennen; dan kan evenwel afgenomen werden uyt de
onnatuerlijcke dickte van bet Lidt, de onevenheydt,

ende de pijn.

Daer valt dickwils een icbeydingh in 't Been, re
weten, als alle fijne Deekn niet te famen-ghcvoeght
konnen werden, en als het bloot leydt: het welck te
kennen is,aen de bruy nighey r,fo het gefien kan wer«

den , ofte, foo het aen de andere Beenderen niet eu

hanght, aen het bewegen.

y Wat de Voor-teyclmenhAzn^t: Een Ëreuck-
fcheur m de lenghte van >t Been. werdt lichter gene-
fen,als een Scheunfe,ofte dwerfche. Want daer en ii
geen in-fetten noodjgh: dan is genoegh dat de Dee-
len die wat van malkander gapen, wederom vercé-
night werden. Onder de Scheunfe, ofte dwerfche is
die oock de lichtfte, die enckel, en even is, en in de-
welke de gebroke Beenen niet en
zijn van baer plaets
gheweken. Die Breucken, in deweicke de eynden
van de gebroke Beenderen plat, en effen
zijnjoopea
minder gevaersrmaer diefcherp uy t-fteken,zijn lèer
qaaet, om dat fy piet lichceJijck en kojjncn t'famcn-

gcvoeght

VERVOLGH VAN DE BEENDEREN. 63


-ocr page 63-

ί4 J, V. Β Ε V Ε R W Γ C Κ S

gevoeght werden, ende geen fteunfel en hebben, als
oock hit vleyfch van een Spier, cnde fomtijdcs een
Zenuwe queifen. EenBrcuck hoehy grooter is, en
hoe de ghebroke Beenderen grooter zijn, hoehy
fwaerder te heelen valt: gelijck oock als het Been in
vele ftucken ghebroken is, ende dat het fcherpe uyt-
fteeckfels hcefc,die het byftaende Vley ich prickelen.
Daer twee Beenderen nevens malkander ftaen, ghe-
lijck de twee pijpen in den Arm, ende het Been, en
beyde ghebroken zijn, vallen fwaerlijcker te heelen,
als dacter maer een van beyde ghebroken en was.
Want alfler een van beyde de Pijpen geheel blijft, fo
en konncn de Spieren niet in_getrocken werden, als
van de geheele Fijp geftijft werdende. En wanneer
het gebroken Been in-gelèt, het ander,dat noch ge-
heel is, dient het felfde tot een fteunfel, al beter
hulpe
daer van ontfangende, als van iwachtels en fpalcken.
In teghendeel, wanneer beyde de Pijpen ghebroken
zijn,moeten met groote naerftigheyt by haer in-fet-
ten gehouden werden. Den Breuck valt lichter, die
in't midden van't Been, als die onder, ofte boven is.
Want alfoo aen het onderfte hooft meerder banden,
aen'c bovenfte meerder zenuwen zijn,foo werdt
daer grooter pijn verweckt,en het heelen valt fwaer-
der. Maer als den Breuek ontrent eenigh
ghewrichc
komt, is alder-gevaerlijckft, dewijl «luacr vergade-
ringhe is van
banden, pefen, ende Zenuwen, als mede
om dat het Lidt aldaer nier wel en kan gefwachtelt
werden, ende dat in een koude plaets,ende van wey-
nigh bloedt, de natuerlijcke wermte flap is. Ende al
is 't, dat den Breuck op die plaets al heelt, fo laet hy
evenveel in dat Lidt een beletfel in 't beweghen, van
wegen de vereeltheyt,dicde Pelen,ofte Spieren als te
famen bindt. Een verfche Breuck is tot het heelen
alder-bequaemft:maer langh geftaen hebbende,valt
hy fwaerder te ghenefen, niet alleen om dat door de
toe-ftaende onftekinge het Lidc, gehjck gefchieden
moet, nietfondergevaeren kan uyt-ghereckt wer-
den^maer oock om dat de ey nden van de Beenderen
foo verelen, dat
fy daerna haer noyr en konnen te
famen voeghenj her wekkinfondetheydtgefchiet in
oude luyden. Daerom is noodigh, dat de ghebroke
Beenderen terftont aen malkanderen gevoeght wer-
<len,wan6 dan zijnfe haeft aen een geheelt. Maer in-
dien fulcx over den fevcnden dagh uy t-geftelt wert,
dan loopt het Been gevaer van bedervinge. So oock
wanneer datter een Verplettinghe, ofte Wonde by
den Brcuck komt, dan is hy van gevaer, ende fo veel
te meerder, hoe de Wonde grooter is, voornament-
Jijck inciiender
gtooteSpieren,gelijck van deSchou-
deren,oftc Dye,gequetit zijn. Daerflaet oocklich-
telijck een onftekmge toe, en ten laetften het Kout-
vyer. Hier konnt noch by, 't welck het heelen be-
fwaert, dat de fpalcken, ende anders, dat tot hetin-
ghefette in te houden, noodigh was, niet foo wel en
konnen gebruyckt werden, allbo daer een openinge
moet blijven, om de Wonde te fuyveren. Als
de
Beenderen niet cn konnen in-gelèc werden, dan lal-
der een fcheydinghe vallen , ghelijck oock aliTe vaa
Vleyfch geheel ontbloot zijn. Sommige Beenderen
fcheyden raffer.fommige langhfamer. KalTer fchey-
den de ghene, die raifer drooghen, ende van het om-
groeyende Vleyfch raifer voorr-ghedreven werden.
Ende daerom fcheyt een kJeyn Beentjen, en dat in
'c
uyterfte van het Deel is,ofte oock ydel is,rairer,ende
ghemeenlijck binnen veerthien dagen. Maer groote
ende vafte Beenderen fcheyden langhfamer, om dat
fy langhfamer verdroegen, ende langhfamer van het
om-gewaflen Vleyfch voort-geftooten werdeKj foo
dat iulcks niet en ghefchiet voor den veertighften
dagh,ende verbeydt fomtijts wel tot den tfeftighften
dagh, enveelmaenden. Ja het gebeurt, dat in Been-
deren, diegantfch gemorielt zijn,deftucxkenseerft
na eenige jaren voor den dagh komen, waer van wy
vele exempelen ghefien hebben. Den Ouderdom,
Weder, Jaer-getijde, geftaltenifle des Lichaems, ende
al 't gene tot de krachten doen kan,makcn het gene-
fen van de Breucken lichter ofte fwaerder,ende der-
hal ven valt het felve lichter in jonge, als in oude luy-
deri,ende in ftock-oude luyden gantfch onmogelijck-
Zijn noch ghevaerlijck
foodanige Breucken, die een
onftekinge, ende verpletteringh van het Vleyfch by
haer hebben, alfo fy niet geheelt en konnen werden,
voor dat fuicks is wech-genomen.

6 Om nu tot de Genefinge te komen; een enckele
Breuck,aIfo hy is een fcheydingh van 't gene dat ge-
heel was, iöo moet het felve wederom vereenigbt,en
geheelt wérden. Ende al is 't dat die vereeninge het
Werck is van de Nature,ghelijck in de Wonden : foo
zijn evenwel, om de Nature tot haer
voor-nemen te
doen geraken,eenige dingen van nooden. Te weten,
dewijl de ghebroke Beenderen
veeltijdts uyt haer
plaetfe wijeken, foo moeten, als fu.'cks geichiet, de-
iëlvige voor-eerft
in-gefet, ende wel aen malkande-
ren gevoeght, ende dan oock in die geftalte gehou-
den werden. Het welck van den Heel-meefter wel
ghedaen zijnde, dan is het werck van de Nature, de
gebroke Beenderen te vereenigen, door een
vereelt"
heydt die om de Breuck groeyt. Maer de Konfte
moet evenwel de Nature te baet komen ■, het welcK
gefchiet,indien fy de narueriijcke gematigheyr van c

Been bewaert,ende af houdt onftekinge.endeanac

toe-vallen, die de Nature in haer werck fouten mo-
gen verhinderen. r j»

Voor-eerfl ftaet dan aen te mercken^Jde gebro-
ke Beenderen uyt haer plaets gefch^^«
dewijl de Beenderen ^^^/ckyven NulTde

ke plaets, is daer aen te kennen, datter in den Breuck
geen holligheyt,
noch fterckte. Vernomen en werdt,
ende dat het lidt niet koner
en is. In dcfe foorte van

BreucK


-ocr page 64-

VERVOLGH VAN

Breuckenis niet noodigh het lidtmaetuyt terec-
ken, ofte de Beenderen foecken in te iètten. Want
bet kan licht ghefchieden, dat daer door jpijn foude
verweckt werden, ende dat d'uytfteeckfels van de
Beenderen teghen malkanderen wrijvende, fouden
komen af te breken: maer daer ftaet alleen te let-
ten, om de ghebroken Beenderen in haren natuyr-
lijcken ftant te houden, ende te vereenighen.gelijck
wy terftont fullen fegghen.

Maer als de gebroken Beenderen uyt haer plaet-
feghewekenzijn, foo dat het een over bet ander
fteeckt, dan moet d'eerfte forge zijn,om defelveop
haer^plaetstebrenghen. Sulcks gefchiet door twee
middelen, te weten, met uyt-recken,en vereenigen.

Voor-eerft iffer dan in "t herftellen van de gebro-
Iec Beenderen van nooden, dat het Itdtmaetuyt-ghe·
rtckf
wert. Want als fonder af-fnijden van de Spier,
de Deelen van een ghebroken Been uyt haer plaetfe
wijeken, foowerdtde Spier, wiens begin daer aen
Taft is, gheheel na fijn Hooft getrocken, met eenen
het naefte Deel van 't Been mede treckende. Waer
door niet wefen en kan, dat het ghebroken Been
wel ftaet, ofte uytter lidt zijnde, wel in-ghefet wer-
de, voor al-éer het foo veel te rug getrocken wert,
als het uyt fijn plaets gheweken was. Anders, in-
dienmen dit uy t-recken niet in dcrcchteen dede,
foofoadendeuyt-fteeckfels van de Beenderen te-
ghens malkanderen komen ende breken, ende alfo
in haer holligheden niet konnen fluyten, maer, ofte
van buyten ter zyden blijven ftaen, ofte tuflchen de
gcbroke Beenderen blijven, hetwelck hetby-voe-
ghen foude beletten.

Derhalven om een gebroken Been in goede ge-
ftalte te brengen.fo is nootwendigh, dat beydeüjn
Deelen te rug, ende van malkander getrocken wer-

te reckënëlidtmaet in die geftalte geftelt
de Spieren geen werckingeenbebben,maer aUega-
der ftil endeloszijn, op dat alle haer fbafelenrecht
uyt-ghetcckt konnen werden: op welcke manier
minder uyt-reckinghe van doen is, ende het werck
wert oicc tïiinder pijn volbracht.

Dit uyt-recken gefchiet door het werck van een,
ofte meerder :ende oockofte aUeen door handen,
ofte banden, ofte meerder ghereedtfchap. ende
werck-tuygh. Wanneer daiter een vinghet gebro-
ken is, ofte eenigh ander teer lidt,dan kan bet uyt-
'cckcn door een Menfch ghedaen werden, die het
een deel van het Been met de rechter, het andere
met de
üincker handt vat, ende van malkanderen
reckti ofte door twee, waer van den eenen het deel
van 'ï gebroken lidtmaet tegen houdt, den anderen
uyt-reckt. Maer alffer eenigh grooter ofte ftercker
Hdttnaet gebroken is, daer toe is de hulpe van meer-
der nopdigh, foo dat den eenen fBCt beyde fijn han-

DE BEENDEREN. Cf

den, het eene deel van'tgebrokenlidtmaer.den an-
deren infghdijcks het ander met beyde fijn faandea
na hem toe moet trecken Sonitijdtsen kanditnic»
ghefchieden,als met fwachtels bandet,,en ander gc
reetfchap, te fièn by
Pare in 't 7. capittel vanfija
I bofCK·

Nu dit uyt-recken is tweederley, gelijck ofté on«
gelijck. Gelijck is,in 't welcke het lidtmaet van 't ge-«
broke Been van beyde zyden gelijckelijck uyt-ge«
reckt wert. OngeJijck.als het lidtmaet van een zy^
de meerder werdtuyt-gherecktj hetwelck plaets
heeft, alflèr maer een van beyde pijpen in Arm ofte
Been gebroken is. Want die zydfe dient danmeeft
uyt-gereckt, in dewekke het gebroken Been is-

Na dat het ghebroken Been aldus na de Konfte
uytgerecktis, fo moet het weder in fijn natuyrlijcke
plaets geftelt,eade de gebroke Deelen aen malkan-
der gehecht,ende
Veretnight werden. Alfdan het fel-
ve foo uyt-gherecktis,dat de eynden in 'i in-fetten
malkander niet en konnen raken, dan moet den
Heel-meefter met beyde fijn handen beyde de
Deelen vatten, ende dat verfchoten is, wederom
op
fijn rechte plaets brenghen, ende deuytfteeckfels in
haer hoUigheydt voeghen, tot dat het lidtmaet fijn
natuyrlijcke ghedaente wederom heeft. Maer hiec
dient wel gelet,daimen d'uytfteeckfels niet met ge-
weldt in haer holligheden en
douwt, opdatfenice
en breken: maer men moetfe van felfe.hetuyt-rec·
ken latende fchieten, fachtjensmetdehandtinhaef
plaets fetten. Ende dit alles dient teneerftengedaec
te werden, eer datter eenige onftekingeover komr.

te weraen, eer uancr ccuigc -----

Want alffer by d'onftekinghe, het uyt-recken, end«
in-fetten verfochtwerdt, dan flater lichtelijck
tm

Kramp toe. ' . , ,

Maer wanneer dat den Heel-meefter ghehaeit
wert, alflèr al een onftekinge begint, en derhalven
niet te komen en is, £ot bet infetten van de gebroke
Beenderen,dan moetmen met alle macht tegens d«
onftekinge ftrijden,ende foecken defelve voor-eerft
wech tekrijghen. Sulcks ghefchiet door foodanige
middelen,als hier voor in 't i.cap. van 't i. Boccfe
zijn aenghewefen. Ondertuffchen dient forghe ge-
dragen voor het gebroken lidmaet.dat het deSinc-
kingen f<j licht niet en ontfangbt,'t welck gefchiet
door H^epellerende, dat is, te rug-drijvende middelen
ende met het lidtmaet te leggen in de natuvrlHcke
geftalte,endetehandelen,datter geen pijn verweckt
?? ^^ onftekinghe over is, dan moetmeo

fijn beft doen, om de Beenderen te herftellen

Wanneer nu ghebeurt, dat de eynden van de ge-
broke Beenderen buyten deHuvt uyt-fteken,hoe
dat foodanighen Breuck te acneïen k fuüen wy in

Dit gedaen zijnde, ftater te letten, ofte de Been-
deren wel ingevoeght ajoi 't welck daer aen re we-
ten
is, dttden Cequettten gheen pijn en heeft,als te

Κ k voren^;


-ocr page 65-

ét J. V. Β Ε V Ε

voren · dat de cynden Van de Beenderen niet mee^
enftekenj dat, wanneer her gliebrokc Deel metyïe
Handt gheraeckt werc, geen faolligbeydr, geen ver-
beffiDghe.ofi ongelijckheydt aldaer vertoont; ende
dat het ghebroken lidtmaet met het ander datgaef
ende wel is, te weten,Schouder met Schouder,Arm
met Arm, Been met Been, in groote ende gheftalte
ten naeften by gelijck werden bevonden, lek fegge
len naeften by: want daer kan van wegen de dick-
te wel eenigh onderfcheydt vallen ■ alfo van wegen
de pijn,ende het toe-vloeyen van de vochtigheden,
het gebroke Deel gemeenlijck gefwollen is.

Na dat de Beenderen wel aen-gefet zijn,fo moet
bet recken allengskens los ghelaten, ende defelvige
alfo met een bequaem verbant vereenigbt ghehou-
den werden. Η et welck twee andere werckinghen
uytvoeren, te weten, het fwachtelen, ende het ftel-
]en van het Deel.

Maer voor al-eer de Swachtel om het ghebroken
Been gheflagen wert, fo is men gewoon daer op tc
leggen eenige middelen,om bet toevloeyen van de
vochtigheden, ende de onftekinghe te verhinderen,
als ooclt om het groeyen van de vereeltheydt te
vorderen. DeAutheuren hebben hier verfcheyde
middelen toe. Hippocrates gebruyckt het
Ceratw»
^ofacctm· Celfia
een natten doeck van '
Wijnj fommige üaen,
over het ceramm Rsfaeeum, op
een
doeck ghcftreKen, een doeck in roede wrange
Wijn, ofte Granaet-fap ghedoopt; eenighenemen
met gheflagen wit van Ey; andere, het welck
tegenwoordigh her gemeenfte is,mengen onder wit
van Ey, poeyer van Roo-aerde, Draken-bloet,Ro-
fen, Balauftyen, Wael-wortel,Wieroock,en dierge-
lijcke, daer iyWerck^m doopen; ende'tfelve op net
gebroken Lidt leggen. Welcke middelen fo lange
jn elck verbandt vervolght werden, tot datter geen
vreefe meerderen valt van onftekinge.ende dat den
Breuck nuvaft begint te werden: daerna dient in
de Somer op het Lidt geleydt
Empl. Diapalma, in de
Winter
Barbarum, ófte diergelijcke. Ende defe ver-
icheydenheydt van middelen en fchijnt niet fonder
reden van de Autheuren in-gebracht te zijn. Want
daer vereyfcht wert den Breuck vaft tc maken,ende
dat fulcks de Pi]n,noch de vreefe van onftekinge en
verbieden, danghebruycktmenwitvanEy, ende
Tfamen-treckende Pappen: maer aliTerpijn is.daR
dient hei
Ceratum, endeOlye van Rofen.endc V/ijn
ghebruyckt. Is mede bequaem
het Empl. van Vtgo.
Ofte neemt Stof-meel,Lijnzaet-koeck,Waei-wor-
tel, van elcksdrie oneen; Roo-aerde, Myrtillen,
Gbmme van Arabyen, van elcks een once,gemengt
met WitvanEy. ende op^^^^ gbeieydt.na

twee daghen ververkht, ende fulcks vijf-maelge-
daen. De Heel-meelters zijn vceltijdts gewoon van
eerften aen,oft na weynigh dagen,het Ewf/:
Qxjcror
mm te gebruyckeDjiiet wel^ niet fonder gevaer en

a·;'

ifi

R^ Y C Κ S

ghefchiet, ghelijck Ηί7ώκ«( daer van een eximjjel
heeft. Want aifo defelfdePlaefter bet Deel verhit,
en het Bloeiende de vochtigheden na hem treckr,
foo verweckt het dickwilsjeuckfel. Pijn, Onftekin-
ge, ende't Kout-vyer, infonderheydt in galachtige»
ende ongefonde lichamen.

Na datter bequame middelen opgeleydt zijn,dan
moetmen komen tot het Swachtelen,het welck niet
te los en dient te wefen,op dat de gebroke Beende-
ren niet wederom uyt haer plaets en fouden wije-
ken , noch oock al te vaft, om het toe-vloeyen
van het voedtfel te beletten, ende gbeen pijn te
verwecken. Dit ghefchiet door twee Swachtels,
waer van den eerften,die bequamelijck
inO^^cratum,
ofte gbewaterden Azijn nat gemaeckt wert,om den
Breuck dient, twee drie maelna bovenen toe, ghe-
wonden, fo dat hy al vry over het gefonde Vleyicii
komt, op dat de ghevoeghde Beenderen mochten
te famen ghehouden, ende het toe-vloeyen van de
vochtigheden na bet ghebroken Deel mocbte gbe-
fteut werden. Den anderen Swachtel, eens folang
als den eerften, dient den anderen wegh om te
gaen, ende geleydt zijnde om den Breuck, van daer
eenjee reyfen om-gewonden na beneden, ende ten
laetften tot het gefonde Deel na bovenen. Want op
die manier, indien de Spier door de
eerfteS wachtel
Wat na een zyde mocht ghedruckt wefen, foo Wirt
fulcks door den tweeden verbetert, de vochtigheyt
ten deele uyt-geperft, ende het veel in-vloeyen va»
't Bloet van bovenen, ende onderen.voorgeko'men.
Want alle de Swachtels hebben die kracht, dat fy
de vochtigheden uyt die Deelen , om devf elcke fy
gheflagen werden,drucken in
de ghenCvdaer fy op-
houden.

Maer om dat het fwachtelen in groote Beende-
ren re vafter foude houden , foo
werden daer noch
Comprejfen, dat is, dick-gbevouwde doecken, om-
geleydt,en die wederom met twee gelijcke Swach--
tels bewonden; waetvanden eenen vaa onderen
na bovenen gaet
K'er ilincker, ofte ter rechter zyde,
den anderen na beneden door teghen-wegh. Ende
bier moet mede, om de verhaelde reden, wel gbe-
wacht werden, dat het binden niet te los, ofte re
vaft en is^ende indien den Breuck met
weynigh om-
Winden niet wel bewaert en kan
werden, oao
maecktbet veel fwachtelen de feketbcydr. ^^^
om de ghevoeghde Beenderen noch νβκε^^Λ^
te hou^n, foo moeten fy
daer-en-boven c -

fpakkt werden, indien de nature va" ^piawie
fulcks wil lijden. Want alfoo de Sw^^^^' jjf®

niet onbuyghfaem en ^^"'houH " · ^rr
fy7n Breuck nier vaff, cnderecbt h^djn: maer

hetkanlichteiijckgefchiedeD,dat fo in iwaken,als

in den üaep, het Lidt verroert wm.

Ten Jaeiften dient bet^dt, foo fulcks van doen
is
„tuirefaea twee &efeyde Μ 4mn, jn een g w


-ocr page 66-

encie wat na om hoogfa toe. Sacht, om het gebro-
ken Been aen die
zy& niet te druckcn, nochte pijn,
ofte onftekinghe te verwecken. Gelijck, om roede
ghecn pijn te maken, ende het Been niet te ver-
draeyen. Wat na om hoogh,op dat de vochtigheden
haren;loop na beneden toe hebbende,in het gebro-
ken Deel niet en fouden facken. Maer infonderheyc
dient waergenomen, dat het gebroken Lidt gehou-
den wert in middelmatighe geftalteniffe, te weten,
ten naeften by tuifchen het uytterfte uyt-fteken,
ende intrecken. By exempel, In den Arm wert voor
tniddel-geftalte gerekent, niet als den elleboog met
een rechie punt uytfteeckt, maer met ronder hoeck,
den Arm wat dalende, ghelijckmen fiet,dat hy ghé-
meenlijck in ledige Luyden gehouden wert: welcke
gheftaltcnis, ais onpijnlijck zijnde, de aenghenaem-
fieis.

Dat hetwel ghefwachtelt is, kanmen daeraen
kennen, dat den Siecken niet en klaeght, ende dat
hem wel wat druckt, maer weynigh, voornamelijck
daer denBreuckis. Maer als hy van de Swachtels
te feergheperft wert, dan dienen fy ten eerften los

fhedaen, ende verbonden: ghelijck oock, indien
et vetbandt te los is, ende gantfch gheen vaftig-
heydt vernomen en werr, het felve
vafter moet ge-
bonden werden ■, dewijl lofle Swachtels gantTch
nietenkonnen beletten, dat het Lidt. daer den
Breuck is, niet wanfchapen foude wefen. Daer
zijn noch andere teyckenen van een matigh bin-
den , te weten, wanneer de Siecke op den eyghen
dagh ende nacht, dat hy verbonden is, ghevoelt de
Swachtels niet loffer, maer vafter te zijn,ende dat-
ter des anderen-daeghs in 't uytterfte van het Deel
een kleyn, ende facht gefwel komt. Want de kleyn-
ïe, ende fachtigheydt van't ghefwel betoonen dat-
i®r wat onder de Swachtel van het gebroken Been
tot het uytterfte van het Deel gheperft ende ghe-
fchoven is. Maer als haer gheen verhevinghe en
openbaert > dat is een teycken niet vaft ghenoegh
gheweeft te zijn, ende als het gefwel in 'c uytterfte
van het Deel groot, ende hardt is, fulcksbetoont,
dat het al te vaft gebonden is geweeft.

Derhalven alffer teyckenen zijn, dat het verbant
wel ghedaen is, fonderblijckelijcke vreefe van pijn,
onitekinge, ofte Sweringej fo moet het vordere, te
weten,het groeyen van de
VereehbeytAoot 't welcke
«e ghebroke Beenderen vereenighen, de Nature,
wiens werck het is, bevolen
blijven, ende 't verbant
en moet voor den derden dagh niet af-ghenomen
werden. Maer dan dient het oock afgenomen,ende
wederom verbonden, foo om vafter re fwachtelen,
als om uytloofingh te gheven aen de vochtigheden,
wde dampen, die haer onder de Huyt onthouden.
Dan indien het verbandt noch langer vaft blijfr.foo
veroorfaeckt het dickwils groot nadeel, ghelijck

VERVOLGH VAN

gen, ende gheler, dat ditleggen zy facht,gelijck>
—.e wat na om hoozfa toe. Sacht, om het gebro»
ken Been aen die
zy& niet tc druckcn, nochte pijn.

DE beenderen. ëj

vcrfweringe, bedervinge, kout-vyerj ja gevaer van
't leven, waer van
Hildanm eenighe exempelen by-
brenght, 2. Qbf. 91. ende daerom vermaent, het
verbandt den tweeden, ofte altijdt den derden dagh
af te nemen: ende al en is't na den fevenden dagh
lbo noodigh niet den Breuck fo dickwils te verbin»
den, foo fchrijft hy evenwel gewoon te zijn van den
vierden tot den vierden dagh, de Swachtels te ont-
doen, ende het gebroken Deel te befien. Ende dit
verbandt moet vervolght werden, tot dat de vet-
eeltheydt ghegroeyt.ende den Breuck genefen is:
het welck ghefchict in de Dye in 40 daghen, in de

Ouderdom, gematigheydt des Licbaems, ]aer-ge-
tye, ende na dat de Breuck gcftek is. Ende daerom
heelt een Breuck eerder in een kint, ende jongeling·,
als in een oudt Man, ende rafler in de Lenten, als ia
de Somer.

Ondertuffchen als dit alfoo in 't werck gheftelt
wert, fo en dienen de algemeene Genees-middelen
niet over gheüagen, te weten.
Ader-laten, ende Af-
fetten, nadat de gheleghentheydi van denSiecken
het eene, ofte het ander vereyicht. Ende dit alies
ghefchiet tot dien eynde
, om de Beenderen te ver-
eenipn, 'twelck gedaen wert door een vereeliheyt,
zijnde een werck der Nature. Maer denHeel-mee-
fter moet evenwel daer toe helpen, het welck ghe-
fchiet, indien hy belec,datter gheen onftekinge.oftc
diergheJijcke toeval, die het wefen,
ende gematig-
heydt van het Deel foude befchadigen,ovcr en ko-
me, ende dat het voedtfel felve door verdroogende
middelen alfo geftelt wert, dat
her rafler in vereelt-
beyt magh veranderen. Ende fulcks gefchiet door
de verhaeldeHecl-middelen.in Wi Ickers plaetièop
de laetfte dagen oock komen
Empl. Diapalm*, Bar-'
barum, Oxycroceum, Kigrum,
ende diergeiijcke.

7 Vele Autheureii zijn hier doende, om te vor-
deren het groeyen van de Vereeltheydt met de»
Siecken te doen befigen taeyc Spijfe, gelijck hoof,
den, voeten, ende darmen van de Dieren, dan alfoo
fulcks daer toe niet tebeduyden en heeft,ende dat
van foodanige Koit, grove, en flijmenge gijl voort-
komt,die daerna in de Lever, ende de Aderen groo-
te verftoptheydt veroorfaeckt, ende het Bloedt be-
derft, ghelijck een exempel by-brenght,
1.0^/92. van een Man, die door het ghebrijyck
van foodanighe Spijfe verviel inde Water-fuchr,
daer hy aen ttorf^fo is't beter,datmen die Spijfe laet
blijven, te meerder,alfoo bevonden wert,dai de ge-
ne, die andere ghebruyckén, niet en laten te ghene-
fen. lek foude feergoet vinden , dat de Siecken i»
fipB/er
liet koken Wael-»onel me, AnimonJ
die bevonden zi/n veel tehelpea , tot het heei^

Kk ζ


-ocr page 67-

J. ν. BEVERWYCKS

ende vêreeltheyA: te maken. Wat vorder de Ma-
niere vanboven belanght, die tnoet foodanigh ghe-
bouden vtrerden, als van de Wonden, ende ontlede·
ae Beenderen is verhaelt.

Het VIII. Capittel.

t VeiH-hreuck mtt Sjtttfinge in'trlejfih,
» Oorfaken,

3 r»ot-tr)chentn,

4 Gtne/mge,

X

GEIijck in de Rechten de minfte omftandighey t
de fake verandert: foo gaet het oock in de
Heel-konfte. Want den toeval, die by eenigh ge-
breck komt, verandert terftont de ghencfingej ge-
lijck alhier t wranneer by een ghebroken Been ghe-
Voeght is een Qwtfuyre in 't Vleyich.

2 Defe ghefchiet door fcherp Geweer, Kogels,
inde dierghelijcke j als oock dat de eynden vau het

Sbroken Been haer omleggende Vleyfch met haer
lerpte door-boren. Wanneer fuicks ghefchiet,
dan is het Lidt korter , als het te voren was: maer
komt wederom tot fijn vorighe lengte, met de ont-
bloote Beenderen in haer plaets te herftellen.

i Daer by een quaet, noch een ander komr,dat
is ίο veel te arger,geliick een Wonde by Ercuc-
ke, waer van dfo de
redenen io'i felle cap. van een
ontleden Been meteen Wonde,by-ghebracht zijn,
wydefelveonnoodigh achten, alhier te brenghen.
Ickbebbe onlangs in een hoogh Beytel-fchip ghe-
weeft, dat even ontladen was, ende deloofe folde-
ring fo Josopgefchort, datick met al degene, die
by den Siecken waren, met defelve neder-fackren;
waer onder een Vrouw haer Been in ftucken brack.
lek benevens haer in den fchrickelijcken val leg-
gende, f^h terftont de eynden van haer pijpen (die
beyde op twee plaetfen gebroken waren) door haer
konflèn fteken, t welck fy oock in weynigh dagen
beftotf.Hierkomtmedein achtinge 't verfuym van
noodige Middelen. So fchrijft de Prefident
ώ Thou,
in 't I02. boeck van fijn Hiftorye, hoe Έγαηςοκ de la
NenV, een groot Krijghs-overfte, ende dapper ont-
fien van fijn vyanden, ghelijck bleeck, dat, doen hy
in onfe oorloghen by Ingelmunfter gevangen was,
ende lang (in welcke tijdt hy maeckre fijn uyt-ge-
gevene
Difiours Poliii^ues, & milkaires) gefeten had-
de , rauwlijcks, als onder borgh-tocht, om teghens
den Koningh van Spaengien niet meer te dienen,
van den Koningh van Navarre, ende dePrinfen
van Lorraine, en konde teghens een Graef van
Igmont verwtffclt. «nde ontflaghen werden: Defe
laffeüe, fchrijft Tfeo», ende oock onfe Mff/we»,
ende veel andere, »n fijn
Hooft ghefchoten zijnde
voor
Lmballe, dat ae Livue in hadde, endehy
meende te overvallen,viel luyfelende van de leeder,
daei hy op-ghekloinmen was > ende bleef met fijn
een Been aen een fprot hangen, Daer af-genom«i
zijnde, was eengheheel uyr fonder fpraeck,ende
bewegen,tot dattiy allengskens wederom bequam.
Na den derden dagh is ny in de naeft-l^ehende
Stadt ghevoerr, alwaer, om fijne onlij^lijcke
Hooft- pijn, onder de Heel-meefters een beraetfla-
ginghe ghehouden werde. Ende als allè d'andere,
vreefende voor een
Afofieut^, oordeelden, dat het
Hooft gheopent diende, foo was daer een, van den
wekken
U Noüe veel hiel, die 't felve tegen-lprack,
ende onbefchaemdelijck vcrfekèrde, dat hy, oock
Ibnder boren van de Pan, binnen weynigh dagben
foude ghenefen. Dan de Hooft-pij η, die hem alle
ruft bpam, geftadigh toe-nemende, foo is hy den
achthienden dagh na de quetfuyre, defer wcrelt
overleden,
Lmgim, ¥allofm,Arantm,A<ptafendem,
ende meeft alle de Genees ende Heel-meefters,
willen, datmen alleen in 'tbeginlel fal
trepaneren:
dat is wel beft, maer magh oock wel later gefchie-
den. IckhebeenKintgefien van fes }aer,het welde
door de Pan van het roer, die in het af-fchieten af-
fprong, in
't Voor-hooft ghequetft werde, zijnde de
openingh niet grooter als een naghel. Den Heel-
meefter daer in-komènde met fijn Proef-yfer, en
vont recht uyt, daer de openinghe was, gheen one-
venheydt, nochbreucke, maer ( het welck ftaet
aen te mercken; wel ter zyden^ende was door bey-
de Tafelen, alfoo in 't op-drucken,met Neus,ende
Mont toe te houden, eenige vochtigheydt door de
Breucke op-welde. DeKoortfe
daer toe-flaende,
ende allengskens vermeerderende,en werden even-
wel het
Trepaen, ofte Boor niet in 't werck gheftelty
voor den achtften dagh,dat ick daer by quamjwaer
door het Kint oock gheluckelijck ghenas. DoAor
Horflius is tot den thienden dagh ghekomeo, en^
fuicks noch in een oudt Man, ende met vee) q^de
toevallen. Een Man
(fchrijft hy in Obf.)\M tieftigh
jaer, gheüagen aen de flincker zyde van het
Bregma,
met breuck,ende iabuygen van de Pan,viel terltont
ter aerde, braeckte onverteerde Koft, en verloor &
fpraeck. Sonder Genees-meeft,er
zijnde,kreegh m
eetfte daghen fware toevallen, mét een brandende
Koorts, ende tuffchen
beyde Raes4kallen. Niett^
min ishy,den thienden
digh getrepaneert zijndc.vol-r

komentlijck gheheelt. weten,

4 De Genepige beftaet«« «wee Leden, te wet ^
om het gebrokebeen in fijn plaets te herftellen.^
de Wonden toe te heelen. . _ be»on-

Het in-fielkn
nen werden van
tt/t-recksn, op die r w e
laetft-voorgaendecapittd
eenigh ftucxkenBeens foo ^
hchtehjck .n fi,^ den Breuck, het

et'ftTck^rS^^^^^

om gheen Pijn, Kramp^ofw Scheuringh te vcrwe^


-ocr page 68-

ken,oiiglieraden is wijder uyt-reckinghe te doen; in
fulcken gfaevalle foo moet het uy t-ftekende afgefne-
den, ofte afgefae^t werden, met voor-feggen, dat
het gekorte Lidt korter fal blij ven.Noch ftaet in een
Breucke, die meteen Wonde vanover-legghende
Huyt, en Vleyfch gemenght is, wel te letten, dat al
voren de Beenderen haer te iamen voegben, ende na
datfe te famen^hevoeght zijn, tuffchen den Breuck
niet en blijft fteken.'t welck het heelen foude verhin-
deren. Wanï jp fulcks een afgebroken Beentjen, oft
yet anders is ,*tfelvc moet ten èetften uyt-genomen
werden j en dat niet wel· konnende gheichieden dooi
▼re^ van quade toe-vallen,fo dient het uyt-geftelt,
alfoo de nature altijdt genegen is uy t te werpen, het
gene haer tegen valt. Van wegen het verbandt, foo
moet de S wachtel ten eerften om de Wonde felver
gheflagen werden: want anders gedaen zijnde, foo
fouden de vochtigheden van bovenen na de Wonde
gedruckt werden, alwaei dan quade toe-vallen uyt-
fpruy ten. Sulcks is te bevinden felfe in een gheibnt
Menich. Want bindende eenigh Deel onder, en bo·
ven, ende in 't midden ongebonden latende,fo komt
dat middelfte, door de vochtigheydt, die de naefte
Deelen daer in drucken, op te fwellen, en van verwe
te veranderen. Ende al is 't,dat in 't eerfte verbandt,
het gheheele Deel met
Swachtels bewonden werdt:
foo en ftaet daer gheen gevaer in te vreefen,.dewijl in
de drie daghen weynigh Bloedt, ofte vochtigheydt
uyt-vloey t. Dan hier dient evenwel waer-genomen
dat de iSwachtel wat breedet is, als hy ghemeenlijck.

€9

wanneer daer gheen .Wonde by en is, werdt gheno-
men; en datter
foo veel periBnge gefchiet alfler noo-
digh IS, om de gebroke Beenderen tegen te houden,
evenwel wat minder, als of fy fonder Wonde waren,
op dat, door het perffen van het gequetfte Deel,geen
pijn, ofie ontftekinghe verweckt en werde. Oock
kan de veelte van Swachtels de flappeperiïinge ver-
beteren, dewijl het fekerder gaet.de SwachteK dick-
wils om te winden,als
te eemprimeyen,ofte te perflèn.
Den derden dagh dient het verbandt los ghemaeckr,
ende dan wederom op defelve wijfeghedaen. Maet
is noodigh, dat foo in de Plaefter, 2s in de Swach-
tels, een ront gat ghelheden werdt, op dat de Heel.
middelen daer door aen ehebracht, ende de Wonde
van haer overtollige vochtigheydt mocht gefuy vert

werden, fonder (fen BreucK los te maken j welcke
manier van verbinden is af-gebeelt by Paré in 't 14.
Boeck , op't 18. ende 23. Capittel. Want alfoo de
eynden van de t^ebtoke Beenderen, die de Huyt ge-
meenlijck door-boren, niet altijdt foo fcheipen zijn,
als Degens; fo komt het vleyfch meteenen te knut-
fen, 't welck dan nootfakelijck in Etter moet vwan-
ren, ende'tfelfde in-gehouden werdende.gelijck ge-
fchiet, de geheele Wonde bewonden zijnde, knjght
een fcherpigheyten verweckt dan jeuckingh,pijn,en
andere toe-vallen.

De Wonde fal gheheelt werden op fulcken wijfe,
en door foodanige middelen, als bier voor zijn acn-
gewefen.

VERVOLGH VAN DE BEENDEREN.


Ε Y Ν D E.

Toe-worp.

D£gantfche verhandelinghder Qenees-kotifledoor qodts weldaetaf-gevaerdight hebhende,fehmkick^
Η lujden -voor
een toe-gift, e» over-maet, een vernufts-Spkgelmghj betreffende 't Hayrs wefin. Beleed*
door FortunatumPlempium, ^Amfierdammer Aertx en Wijsgeer, Tot wekken ick^hewUUghergedreven
ben, vermidts ickjie, dat ghy
Heel-meefiers hoven u heylfaem handt-werckmeer tijdts in t Hajr verwert 7ψ.
Het welckaen-ghemerekt van y der voor natuers Hjt-fchot gerekent en gehouden werdt, mocht uluy en fcl^m^
pert verwijten, dof ghy gefchickl waert om de onnutte en ujt-gemonfieré natuers vujügheyt te fcheyden.Uer'
kalven
Plempias van η aller eer en achtinghgefworen Poer-vecker ,fal hem hier onderwinden met wife
Jht-redenen te hetooghm, dat het Hayr geen ftyt-werp, moer eygentlyckjten geéelte onfes Lichaem ty*·
gel^cKdt Handmin Fottcn» Omm mkkjegerakfn, is tefiechtendit

Be'
,eviH

kk 3 geschil

-ocr page 69-

GESCHIL

Of het iiayr gbe:^elt is , ende vvaerachte-
lijck ghevoedt wordt»

VOor een grant-veft is hier te weten,dat de ou-
de en wijiè Aertiften tweevoudige voeding ons
voor-gedragen hebben: een echte en waerachtige,in
dewe cke het in-ghenomen voedtfel door voor-be-
reydiogh verwiffelt wordt, ende eyndelijck den Ziel
van't gevoede aen-treckt. Sulckdanige voedingh is
in de Böomen,Bceften,en Menfchen.D'andere is een
Baftaert-voedingh, in dewelcke het ghene ghevoedt
wordt, maer ^or uytterlijcke aenklevingh en be-
groeyingh van ftof waft. Sulcke voedingh men ver-
neemt indeSteenen enBergh-wercken,dieongezieIt
zijn. Hier by noch voor te weten ftaet, dat de wijs-
geren driederleygedaentederZielenftellenrEen voe-
dende, den Boomen eygen: De tweede gevoelende,
den Beeften verleent: De derde redelijcke.den Men-
fchen gefchoncken.Nu is dan de vraegh.of het Hayr
door aenfettingh des ftofs gevoedt wort,cn ongezielt
is gelijck de Steenen,of gelijck de Boome« Siade-
renderfelfder door
ingétrockex, cn \«randert vpetfel
onderhouden worc,en navolgens oock geziek is. De
Vorft det wijsgeren Ariftoteles, en GaienuSjde Prins
der Artzen, toefteoimen cn leeraren volftr«cktelijck,
dat het Hayr natuers uy tfchot is : Des ongezielt.en
door aen-baggeringh van ftof gevoedt wordt. Defe
grooteKonft-overften volght londcrom-fich ^thee-
Ic leger detNakomelingen,befcheydende,dat'tfelve
van't overfchot des derden kokinghs voort-geteelt
wort, 't welck geduerigklijck met de wortelen van 't
Hayr figh vervoeghende, dringht en parft het uyt-
waerts. My dwinght de
gewiife tot over-loopingh:
Want ik in hun bewijs-ipreucken geenfins vernoeght
ben. Dies ial de mijne voor-dragen,na mijn achting,
onwc'ctleghlijcke,die ghy orerwegen meught:doch
niet voor-oordeelende wie welckcn tegen^ipreeckt,
waer wat van de tegen-fpreker ingebrocht wort.En
voor-eerft dood' ick die groote Leer-meefters met
hun eygen geweer: Ariftoteles in de thiende fnê van
fijn donckere Vraghen, ichrijft dat de Wol door het
eygen voetfel des Vleyfch onderhouden wort. Maer
de Wol,gelijck hy felf aenteyckent, is niet dan vlech-
ting en t'fame-loop van Hayr:Dcs gewort het Hayr
oock niet van't uyt-walmende licht overfochtdes
ratners. Noch feyt defelve Schrijver, dat,fomen het
Hayrgrontlijck uytwertek ,men verneemt Bloei na
te volgen. Dies aen de wortel van 't Hayr Bloet ge.
vonden wordt: Tot wat eynde als tot des felfs voe-
dingh ? Galenus genefende Hoofts-kaelheydt na een
algemeene lichaems ontiofingh,gebiedt datnaen door
uyt-treckende plaetfelijcke Genees-middelen 't Bloet
na 't Hooft toehale. Waerom docb?dan om dat dit
het voedtfel fal wefen van 't Hayr ? Daerom oock
wiens huy t door harde wrijvingh niet en root, diens
kaelheyt ongeneeflijk geoordeelt wort,overmits-het
goet-fockigh Bloet tot de uytterlijcke om-loop des
huyts niet door-dringen kan. Daerenboven is't dat
het Hayr door eenige Sieckten wit en vlaffigh wor-
dende, wederom daerna fijn eude verw aentrecken
kan,gelijk ons Ariftoteles vroet maekt,volght noot-
fake ijckjdat het Hayr waerachtelijck door fijn gant-
fchelijfgevoecworr.Hier byfo inde rechte grijsheyt
des ouderdoms het Hayr in't fop begint tegrauwen,
niet in de wortel; Seker is't, dat het voedtftl tot het
Ibp fich verfpreyden moet.Ten uyt-eynde,is't dat op
een nacht het Hayrhaeftelijck
grauwen kan, gelijck
in fommige wacrgenomenisrdefe haeftige en onvei-
fienelijckc verws-verwiifeJingh kan niet beftaen,noch
oock verftaen worden fonder uy tdeylingh en door-
dringingh des voetfels tot 't opperfte fpitlè desHayrs.
Derhalven moet 't felve door waerachtige en eygenr-
lijcke voedingh te waiTen gefeydt worden. Dit wort
noch meer befterckt met het voor-werp des Pool-
fchen
fieckteSjde verwerringh ef vlechting desHayrs
cnoemt:ln dewelcke uyt
het afgefneden Hayr men
loet fietloopenjtot verfeketirghdat 't felve hol zy-
De hoogh-gheleerde Gefnerus getuyght defgelijcks,
dat het Hayr des Eelants met
innerlijcke holligheyt
door-boort is:
ontwijffelijck om door-tocht te ge-
ven aen
't voetfel. De Schachten of Veren der Voge-
len, die met
merckelijckeholligbeydt begaeftzijn,
neemt men waer een Adeitjen in fich gc-ent te heb-
ben, Waerom worden doch de Hayren in dier voe-
gen oock niet gevoedt,gemerckt fy
eenaerdigh zijn?
Voorwaer in ghelijckformige of een
-aerdige dingen
wort altijt een en
defelfde wijfe van den wijfen Schep-
per onderhouden. Defcherpfinnige
Scaligeralledin-
ghen ten diepften door-grondende, beeft dit acbte-
loofelijck overgeloopen. 't Hayr,feydt ^aft

van binnen ghevoedt, noch afgefneden zijn^
waerachtelijck, maer van onder
neemt h^t V , "
fel. gelijck de Steenen groeyen door verbardig^ van
d aenklevende aert, fo groeyen en
door aenfettingh désftofs,die
den voo'gaenden wt-
ftoot: niet
dofr waerachtigbe g'^'X^g^' 'i^we kkc
na alle meringe
gefchieden moet. Behalven dat dit
gevoelen genoeghfaem
door de voor-gefonden Be-
wijwedeL vefflagen is,fo getó my nochtanshec


-ocr page 70-

Gefcbil és Hafs.

71

dit geval oock het Hayr door waerachtige Zielijcke
voedingh en groeyingh waft: want al-hoewel het li-
chaem van de redelijcke ZieJ, en werckinse des
felfs.
door de doot ontfet wort, 't Hayr nochtans behout
fich de waflendeZiel, die wy voor ghcfeydt hebben
den kruyderen eyghen te zijn : Nugelijck defe door
een zielijcke en echte voedingh te waflèn van yder
bekent wordt, foo moet oock aen dat defelfde wijfe
van groeyingh niet geweygert worden. Voorts dat
de waffende Ziel in 't Lichaem blijven kan, de rede-
lijcke verhuy fende; of dat defe twee onderlingh ge-
fcheyden konnen worden , blijckt uyt onfes felfs
fcheppingh. Want volghens 't meefte ghevoelen de*
Geleerden,na de veertigh dagen wordt eerft de rede-
lijcke Ziel in den ontfengen Vrucht van Gbdt inge-
ftort. Voorwaer defen njdt wiert hy
ghevoedt: En
door welcks kracht doch, dan des wallenden Ziels ?
Welhalven Ariftotelesyewers feyt,dat de Vrucht ia
de Lijf-moeder eetftelijck leeft het leven van een ge-

felve wederom te verpletten, dat het nïet her-recht
kan worden, lek fegh dao.dat het Hayr van binnen
en waerachtelijck gevoedt wordt: want het felveaf-
gefneden zijnde,is boven ftomp en plompj 't Wekk
nochtans daerna in 't waffen fcherpt. Dit is in waer-
heyt een ontfluy telijck beüuyt,dat het door ingeno-
men voedtfel onderhouden wort^ want fo 't van on-
der tnaer op-ghedtongen wiert .foude akijdt boven
ftomp blijven. Het waft dan waerachtelijck even als
de kruydcren des Aertrijcks.diemen oock,afgefnoey t
wefende,fiet verfpitfen: Met dewelcke 't Hayr oock
dit gemeen heeftjdat her iich in 't waflèn in tween of
drien fomtijtsfpouw?t.Daer-en-boven hoe het tneer
afgemaey t wordt,hoe het gewilliger op»fchiet: Van
wiens reden den Hoveniers niet onbewuft is. Hoort
noch yet vreemtSj'tgene ïot noch toe ongeweten is
geweeft: Ghy meenr, dat elckHayrtje ront is, maer
oefchouwt het door de nieuw-ghevonden vergroo-
teinde Kijck-gbiën, en fult ondervinden,dat het vier-
kant is, geüjck de ftelen van eenige kruyderen. Het
wekk dat wy nu foo niet waer-nanicn,is den fwack-
heyt onfes gefichts toe te eygenen. Nu dat het Hayr
na alle metinge mede groey t,blijckt in de Kinderen,
in dewelcke op de wij ie van all' andere gedeelten het
felVe vergroot in langhte, breetc, en dickte j ja oock
in ftijvigheyt ofhard^heyt,
alscco naerftigh waer-
nemer ondervinden kan.Voeght hier by: wanneer't
Hays tot de grootheydt.hem van de natuer bepaelt,
gekomen is, dat het niet kan verlanght worden, ge-
lijck in onfen gedeelten gebeurt.Hier over fchiet op't
left een op-werp te ontbinden,'t welck van d'andere
zijde als 't voornaemfte voor-geflagen wortrTe we-
ten, dat het Hayr in de dooden en op-ghehangenen
■waft: dies kan aen 't felve geen Ziel toe-gefchteven
worden.Ick antwoordc:Dit geen waerachttgh,maer
alleen een fchijn-wafdom te wefen: Overmidts defe
lichamen verdorren,en dc Huyt op-droogende neer-
druckt ofin-getrocken wordt: dies-volgens ftreckt
fich 't Hayr meer uy t waerts, niet dat het meer ghe-
wo0èn zy. Maer (roepen fy wederom) het waft in
lbodanige lichamen tot iblcke merckelijcke la;ighte,
dat d'inkrimpingh des huy ts die gheenfins verkenen
kanj te weten,een half voet,een voet, ja een elk: Ge-
lijck fy verklaren fich berecht tb zijn vandeGraf-
inakersjdien defe voor-vallen wel ommoeten.Delèn
legen-roep
ftil ick aldus: aennemende hun op-werp
als een wate voorftel^ngh, houde niettemin dat in

. Al defe op-gehoópte befluy t-redenen oyerwe-
;hende, word' ick vervoert om te beweren, (

was,

dat het

ghende, wora' ick vervoert om te ocwcicii
Hayr geen uy tfchot en is, maer een gezielt deel van
ons lichaem, 't welck van binnen door in-getrocken

en verandert voedtfel waerachrighlijek toe-neemt.
Wekk ghevoelen niemandt verwerpe, ten vj hy de
voor-gebrochte wiffe betooginge door bondiger en
wichriger bewijs-redenen verfwacke. s

Hier mede verfegel ick defe mijn vcrhandèlinghrln
dewelcke foo ick u luyder verwachtingh bedroghen
heb,of niet ten vollen vernoegtjwilt nochtans daer-
om mijn dienft-vaerdigheydt,u luy op^offctt,niet
fipadelijck verwerpen.Voorwaer fo ick nietonwaer-
digh gekent werde, om van u luy ibmwijl geleien te
worden: acht ick my een groote
vrueht, niet alleen
ran dit werck ,maer van mijn heek voor-geleefde tijt
door u luydet byfondere weldaet verkregen te heb-
ben: geen ander Jof, noch prijs, noch loon ick jacgb,
Maer wenfch ook niet aen ekk een te behagen, want

alkMans

wijs-
geer Bion, en waer: Uie aen yüer imaken wil, 't was
van noode, dat hy in foete Baftert-wijn of in
Paftey
vcranderdej ja noch was hy daer dan niet van verfe-
kert. Voorts den nijdigheyt nedrig in't gemoet te ko-
men.begeer ik niet:Doch tracht mede met haer hoog-
moedelijck te overwinnen,maer te; verfmaden veel lie-
ver,en achten niet meeï als een Schilt-paddcVliegen.

Ε Y Ν D E.

-ocr page 71-

j^OF der HEEL-KONSTE. Fol.i

Cap. I. Enckele verkoelende Heel - middelen.
Sacht-verkoelcndej als Muer, Muylèn-oor.Gras,
Lattouwe, Violen, Suyrine, Endivye. Andere wat
krachtiger verkoelendejafs Ende-k rooft,Plompen,
Vloey-kruyt-zaet, Quee-kernen,Canfer. Sommige
daer by te famen-trcckende j als Rofen,Cichorey,
Kancker-bloemen , Havicks-Kruyt, Wijngaerd,
Kruys-wortel, Glas-kruyr, Teskens-kruyt, Weegh-
bre, Porceleyne, Verckens-gras, Mont-hout, Azijn,
Verjuys, Sap van Citroenen, Limoenen, Granaec-
appelen. Andere daer-benevens de pijn-verdoo-
vendejals Heul, Bilfen-kruyr, Nacht-lchade, Man-
dragora. Mengel-middelen, endedie ir.«s-"«ecitt
zijn. Aenmerckingheop hacr voorfichtigh ghe-
bruyck. 9

Cap. 2. Te ruggedrijvende Heel-middelen. Enc-
kele, ofte onghemengdcials Bramen,Hinne-befyen,
Myrtus, Cypres-boom, Eyckelen, Gal-noten,B oe-
men, en Schellen van Granaten, Hypocyftis, Acacia,
Smack, Saufe-boom, Mifpelen, Q^ecn. Toeghe-
maeckte, ofte gemenghde Middelen. Maniere om
te ghebruycken. 11

Cap.3. Plackende, ofte toeklevende HeeUmid-
delen. Hnckle^ als Terwe (Meel,Bloem,Stijffel) en
Boonen. Andere, die met eenen verdroogen,en het.
bloet fteipen,als Mumia,Ma{lik,Corael,B]oe[lteen,
Gezeghekie Aerde, Bolus, draken-bloedt, Plaefter,
Azijn. Plackende en opdrooghende Metallen: als
Loot, Loot-aerde, Loot-fchuym, Silver-fchuym,
Loot-wit, Pompholyx, Grauw-nichte, Cadmia,
Amimonye, Aluyn, Mengel-middelen. 13

. Cap. 4. DePijnftilIendemiddelen.door verfach-
tende kracht. Enckele, als Maluwe, Huemft, Witte
Lelye,Camillen,Melilote,Li3nzaet,Fenigriek,Melk,
Boter, Olye, Amandel-olye j Wolle-vet, Smeer,
Verckens-reufel,
Kalfs-vet, Hoender-vet, Ganfen-
vet, Menfchen-vet, Mergh, Herts-mergh, Kalfs-
mergh. Toeghemaeckte ofte menghel-middelen.
Maniere om te ghebruycken. 15

Cap. f. Pijnitiüende Middelen,door verdooven-
de kracht. Enckele, als Bilfen-kruydt, ScheerHnck,
Mandragora, Heul, Opium, Nacht-fchade,Stoaip-
vifch. Menghel-middelen. Maniere om te Ge-
bruycken. 20

iF;

Cap. 6. Veriachtende, ontdoende, lucht-geven-
de, ende verterende Hed-middelen. Enckelcjals
Lijnzaet, Feragrieck, witte Wijngaert. Wilde Con-
commers,Lifch,Hadich,Scbaeps-woIle,Reufel,Vet,
Mergh, Ladanum, Harft, Sagapenum, Galbanum,
Ammoniacum,Bdellium, Styrax, Tacamahaca,Ca-
ranna,Opopanax. Toeghemaeckte, ofte mengel-
middelen. Recht ghebruyck. 21

Cap, 7, Verdunnende Heel-middelen. Enckele;
als Dille, Poleye, Keule, Orego, Thijm, Quend»*!,
Marioleyne, Rofmarijn. S^ lans-kruyt,AIiren,San«
torye,Alanc,Wijn-ruyt,Cumijn,Lauricr, Vet,Merg,
Olye. Gemaeckte, en ghemengde. Maniere om re
ghebruycken. zf

Cap. 8. Verdunnende Heel-middelen. Enckele;
als Azijn,Zout, Pekel, Zee-w?.ter,
Salpeter,Affche,
Loogh, Kalck, Aluyn. Toeghemaeckte,
ofte ghe-
mengde. Maniere om te ghebruycken. 2/

Cap. 9. Treckende Heel-middelen. Enckele;
als Guychel-heyl, Katte-kruyr,Seep-kruyt,Water-
peper, Moftaert-zaet,Kerire,Broe-netelen,Bertran:i,
Wolfs-mekk, Peck,
Teer, Euphorbium, Swavel,
Suyr-deeg, Mifch van
Duyven,Ganfen,Hoenderen,

Koeyen, Paerden, Geyten. Mengel-middelen. Ma-
niere om te ghebruycken.

Cap. 10. Verterende, en verainderendc mij-
len. felaer-tteckende middelen; als Viam-k^X^
Hane-voet, Egel-kolen,
Wolfs-melck.
Zout,Spaenfche.vlieghen. Koppen. Fonunellen,
ende Setons. Haer recht
ghebruyck. 30

Cap.II. Rijpende, endeEKermakende Heel-
middelen. Enckele; ^^^^
Wolle met
der Yecken, Ve^ Mergh, Terwenblom,
heet
Wittebroodt, Vijgen, Hou{.bladeren,Suyring,
Huemft-wortel,
Lelye-worte], Ajuyn, leer, Peck,

iiarft

Τ Α F Ε L

der

CAPITTELEN.


-ocr page 72-

TAFEL DER

Harft, Wieroock Ladanum, Styrax, BdelIium.Gal-
banum, Ammoniacum. Menghel-middelen. Ma-
niereotn tc ghebruycken. Ji

Cap. 12. Suyverende, ende afveghende Midde-
len driederley. Sachte, die alleen de Etter inde
doorgebroken Gefwellen afwaflchen, en fuyverenj
alsCichorey, Paerdebloemen, Rofen, Weegh-bre,
Agrimonyc, Betonye, loiFrouw-merck , Lijnzaet,
Fenigrieck, Gerfte,Boonen, Erweten.Vijghboonen,
Honich, Suycker, Termenthijn, Aloë, Wieroock,
Myrrha. Middelmatighe, die oock de dicke vuylig-
in dcvervuyldefwcringhcn wech-neenit; als
Malrbre, Alfien, Guychel-heyl, Scordium, Hype-
ticuKi.Broe-netelsjBoonkens-Hoolwortel.Stercke,
die de Harde kanten fachtelijck afdoen; als Santo-
rye, ftinckende Gouwe,Lifch.Saverooom.Gentiane,
AfFodillen, Kalfsvoet, Speerwortel, wilde Concom-
mers.Nics-wortcI, Koper-root, Spaenfch-groen,
Salpeter, Aluyn. Menghel-middelen, ende haer
ghcbruyck. 32.

Cap. 1?. BloetftelpendeHeel-middelen vierder-
ley. Sommighe, uyt aerc, ende ghematigheydt; als
Weegh-bre, Pitnpinclle,Netclen,Vijf-vinger-kruyt,
Tormentilla, Bergh-Oyevaers-beck, Aflche van
Papier, ende Catocn,Wederick, Hertegefpan, Win-
tergroen,Salye,Herts-tonge,Kleef-kruyt,Walttroo,
Aloë, Maeghdepalna, Donderbaert, Smeer-wotteU
Verckens-gras, Paerdeltaert, Wilge, Weedt, Wael-
wortel, Plockfel, Bovijlt. Andcre,door toeplacken;
als Coral, Bloetfteen, Wieroock, Maftick, Myrrha,
Drakenbloct, Bolus, Gezeghelde Aerde. Eenighe,
door· branden.Mengel-middelen,en haer gebruyck.
Hoe door werck van de Handen het Bloei gheftelpi
werdt. 3ί

Cap. 14. Toeheelende Middelen. Enckele ; als
Herts-tonge,Geruwe,Wilge,01mboom,Yferkruyt,
Guychel-heyl, Muyfen-oor, Betonye, Scabieufe,
S. lans-kruydt, Waelwortel, Senegroen, Sanikel,
Syndauw, Heydens-wont-kruydt, Gulden-roede,
Alffen, Paerdettaeit, Smeerwonel,Eenbladt,Twee-
bladt, Madelieven, groote, ende kleyne Santorye,
Salomons-zcghel, Meekrappe, Zee-rotte, Onder-
iiave, laback, Kruyskruydt, S. lacobs-kruydt,
loffrouw-merck, Algoedej Peeibladeren,Mifpelen,
Cornoehen,Perfebladcren,Bremrape;Pierwormcn,
Aloë, Myrrha, &c. Balfemkruydc. Balfem-traen,
üallem van Peru. Toeghemacckte j ende maniere
pm te ghebruycken, ^ ^

Op. 15'. Vleyfch-makende Heelmiddelen. Ene
Kele; als Fenigrieck, Vijghboonen, Wieroock,Teer,
^«ck, Termenthijn, Sarcocolla, Aloë,Myrrha,
Maftick, Vernis,MeneeJmiddelcn,ende maniere om
te ghebruycken. ® 37

capïttelen.

Cap.if. Vleyfchmakende Heelmiddelen. Ene-
kele; als Fenigrieck. Vijghboonen, Wieroock,Teer,
Peck, Termenthijn, Aloë, Myrrha, Maftick.Vernis.
MeBghel-middelen, ende maniere om te ghebruyc-
ken. ^

Cap. i<S. Velmakende Heelmiddelen. Enckele J
als Bolus, Gezegelde Aerde, Silver-fchuym,Cerufe*
Bloemen, ende Schellen van Granaten, Myrtus*
Bloet-fteen; Calmis, Spodium, Pompholyx^Plock-
fd.Looden plaetjenj Hamerflagb, levende Kakkj
ghebrandt Loot, Antimony, Aluyn, Koper-root,
Spaens-groen. Mengel-middelen. 41

Gap. 17. Af-etende middelen. Enckele; als
Wolfs-melck, Schelpen, Zout, Aluyn, Antimonye,
Koper-root, Cinnabrium, Precipitaet, Sublimaet,
Arfenicum.Tocgemaeckte,ofte mengel-middelen;
Gebruyck. 4ϊ

Cap. 18. Korftmakende middelen; als Aflche
vanEffchen, ende van Savel-boom. Brandende
middelen
j als Kalck, Koper-root, Spaens-groen,

Sterck-water; Gebruyck. 42

Cap. 19. Verbrantheyts Heel-middelen. Encke-
le, om den brant te verkoelen; als Water,Azijn,Wit
van Ey, Lattouw, Endivye, Ende-krooft, Honts-
tonge, Weegh-bre, Por^eleyn, Plompen, Maluwe,
Lammekens-oor,Huemft,Bingelkruyc,Queekarleni
Nacht-fchade , Bilfen-kruyt; Slick , roode Aerde,
Loot-wit, Canfir,
Aluyn , Om den brandt uyt te
trecken; als Vyer, Kalfs-voet, Biesloock , Vlier,
Hadicb, Radijs,Ajuyn, Affodillen. Om de pijn te
ftiJlen.ende het opwerpen van bladeren te bellettcn;
als Lijm, Liguörum, Salye, S. lans-kruydt, Herts-
hoy, Mans-bloer, Donderbaerr, Wintergroen,Ne-
telen,Kruys-wortel, Veyl, Varen,Ganferick.Wijn-
ruyt, Ypenboom, witte Leiyen,rauw Ey, Wieroock.
Om de aengebrande Deelen te verfachten, ende te
genefen; als Beete, Myrtus, Gal-noten, Wijngaert,
Kool, Mout,
Kalck, hardt Ey, Eyer-olye, Speek.'
Mengel-middelen.

Van de Capittelen in 't Tweede
Boeck.

Cap. X. Befchrijvinghe der Deelen, inde Heei-
konfte voornamelijck te pas komende. Opper-
huydeken, ofte Vliesken. Huyt. Vet. Vleyfigh
VJiefcb. Spieren-vliefch. 4J·

Cap. 2. Spieren.Haer benamnig«. befchrijvinge,
aert, Wcfen, ende Deelen,
Gebruyck. 48

Cap. 3. Byfonderc oaivanghende Deelen. Huyt

L I van

χ


-ocr page 73-

I

TAFEL DER

van'tHoofc, verfcheyden van d'andere. Hayrin
meeftal de Dieren, fijnen Oorfpronck, Oorfaeck,
ende Groeyingh, Lenghte, Gedaente, Verwe, Ge-
bruyck. Panne-vliefch · Oorfpronck, ende Aert.
Buyck-vlicfcbj Oorlpronck, Aert,endeGaten. 49

Cap.4. Aderen. Haer Wefen. en Eygenfchap,
Ooripronck;Klap-vlicsjens,San:ien-voegingc,ende
femeenfchap n^et deSIagh-aderen,Gebruyck,On-
derfcheydt, Verdeelinghe ende Ken-teyckencn.
Poor:-ader. Hatetackenj Macgh-ader, Net-ader,
Mage-krans-ader,Milc-ader,Kort-vat,Daniwder,
S peen-ader, Slock-darm-ader, Darm-fchey I-ader.
Holle-ader, liicc haer twee tacken.üp-klim mende,
mee haer ijjruyteniMiddel-rifts-ader.Herte-krans-
ader, Paerloofe-ader, Rib-ader, Borft-ader,Neck-
ader, Herte-vliefch-ader, Oxel-ader, Hooft-ader,
Salvatella, Lever-ader, Mik-ader, Middel-ader,
Krop-ader. Neder-daleiide tack van de Holle-
ader, met haer fprangfels; Nier-bedt-ader, Mclck-
ader, Zaet-ader, Lenden-ader, Spier-ader, Stuyt-
ader, Buyck-ader, Onder-buyck-ader, Laich-ader,
Been-ader, Moeder-ader. yj

Cap. y. Slagh-aderen. Haer Befchrijvinge,Oor-
fpronck , Weien, Legher-plaets,
Loop-
Oorfaeck van 't Kloppen, ofte, den Pols. Verdee-
linge van de groote Slagh-adenn de Kroon-ilagh-
ader, ende daerna in twee ftammen. Op-klimmen-
dej met fijn tacken, in de Krop, Herffenen (ende
daerhet wonderbaerüjck Nee) Slaep-ilagh-aderen,
Neck, Schouder.ende Borft. Neder-dalende ftamj
met fijn tacken, de
Tuflchen-ribbigbe, des Middel-
rifts, desBuycks, desOnder-fcheyls, des Opper-
fcheyls, der Nieren, der Lendenen, der Klooten-
Slagh-adercn.
 62

Cap. 6. Zenuwen. Haer Bepalinge,Wefen,ende
StofFe, Oorfpronck, Gebruyck, ende Ondcrfcheyt,
na haer Inplanten. Verdeelinghe na haren Oor-
fpronck, Hoe fy uythet Rugghen-mergh fpruyten,
Verdeelinge in den Rug-graer,Hals-Zenuwen,ende
die door Armen, ende Handen gaen. Borft,Rug,en
Lenden-Zenuwen, Zenuwen, die uythetStuyt-
beeti komen, ende door Beenen.ende Voeten haren
]oop hebben, <$4

Cap. 7. Verbrantheydt van de Son.Kenteyc-
kenen, &c. <59

Cap. 8. Verbrantheyt van het Vyer.ende andere
brandende Oorfaken, wanneer de Verbrantheydt
Weynigh, Swaerden ende Alderfwaerft is. 70
Cap. 9. Sproeten, Haer Oorfaken, &.e. χζ
Cap. 10. Gefwelin't gemeen, Oorfaken,&c. 7?
Cap. II. Bioet-gefwel. Oorfaken, &c. 81
Cap. 12. Vleyfch-gefwellcn, Swaerlijvigheydr,
Oor-lakenj 84

Η

■Λ

Mi

CAPITTELEN.

Cap. 13. Boefem.ofteHolïïgheydtjBenaminge,
ende Befchrijvinge, Oorfaeck,
Ecc. 85

Cap. 14. Fiftel, ofte Loopent Gat, Oorfa-
ken, écc. 87
Cap. 15". Rofe. Haer Oorfaken, &c. 91
Cap. 16. Springent-vyer.Oorfaken, Sec. 92
Cap.
17. Hayr-worm, Oorfaken, &c. 9?
Cap. 18. Kour-gefwel, Oorfaken, &c. 94
Cap. 19. Hardt-gefwel, Oorfaken, Scc, 95·
Cap. 20. Kancker, Oorfaken , ende Ondcr-
fcheyt,
Scc. - _ 9Ö
Cap. 21. Aenmerckinge op de oudeBcnamingeii
derSieckten, Blijckende oock in Reduvia ofte,^ijt.
Oorfaken,5cc. 48
Cap. 22. Water-hooft. Oorfaken , ende On-
derfcheyt, &c. loi
Cap. 23. Sweringhe in't ghemecn,en verfchey-
denheydt van een Wonde, Plaetfe, &c.

Cap. 24. Sweringhe metOngematigheydt, met
Hitte, &c. 108

Cap. 25". Sweringhe met toevloeyen van Voch-
tigheydt, &c. 1

Cap. 26. Vervuyide, Verrotte, In-etende, ende
Voort-loopende Sweringe, Oorfaken, Scc. i H
Cap. 27. Quaetaerdighe.ende Quaiijck-toefluy-
tende Sweringhe j Voor-beeldt van een gheheelde
langduyrigeendequade Sweringe in den Neus. iil
Cap.
28. Sweringhe met uytgefpannen Adere.i.
ofte Kramp-aderen.
Kramp-ader,Plaetfe,3cc. 113
Cap. 29. Sweringhe met Gedierte, ofteLuys-

fieckte,&c.

Cap. 30. Wennen, Oorfaken, &c. ii7

Cap. 21;. Wratten, ende Extcr-Oogen,&c. 118
Cap. 32. Horens » Haer Onderfcheydr, Plaet-
fe, &e.

Van de Capittelen in 't Derde
Boeck.

Cap.I. Wondens oudtbeydt,ende gemeenheyt,
Benaminghe in verfcheyde Talen, Befchnjvmgbe,
Verfcheydenheydt, Oorfaken
, Ken-teyc.kenen.
Voor-teyckenen, Genefinge, êcc. ^

Cap. 2. Hoe, ende op wat grondt, een Genees-
meefterdenRechtei: fal bericht doen, ot de go

quetfte een dóodelijcke Wonde ontfangbenn ^^

en^daer v^^^f ^^i^l^den Ne-

te

Kie aacr van noouaaneii}»-!^ , ^n Hen iSJ

Cap. 3. Ofte , by aldien het Lijck jan α iN

handt-dadigh van dien Mai^Öagh ? Ootlaeck ob
dcrfocht, 0^fekerheydt, toe Verbant der


-ocr page 74-

TAFEL DER

nieuws in en komt, Bloede te fteJpen, Maniere van
Heelen, van Ecter-maken, Wiecken, Swachtels,
Popjens, ofte Compreflen, Toe-naeyen, ende Aen-
klevenj Het gequetfte Deel in bequame geftalte te
houden. I y

Cap. J. Vremde Genefinghe der Wonden in af-
wefen, ende fonder verbinden, door Wapen-falvc,
Af-fietfel, Poeyer. Redenen van die werckinge. i7

Cap. 6. Genefinge doorToovernye.gebruycke-
lijck by de Oude met eenige Verffen te fingen, door
"^&elgien, door Wij-water, door heylige OJjre, door
gev^c Linde n.
 19

Cap. 7. Wondere befchuttingh tegen het Quet-
fen , ende hoe fommighe voor alle Steken, ende
Schoten ghehardt zijn. Middelen voor Day veis
verklaert. Wtkomfte dickwils doodelijck, altijdt
vervloeckt. Tegen-middelen.
 20

Cap. 8. Wonden metPletteringhe, Oorraken,
Ken-teyckcnen, Voor-neyckenen, Genefinge.
21

Cap.g.Gefchote Wonden.Begin.enOorfpronck
van Buspoeder, ende Gefchut, Aert, ende Nature
van ghefchote Wonden, gevoeght zijnde noch met
Venijnigheydt, noch Brandt, maer alleen met Ver-
plettinge, Verfcheydenheyt,Ken-teyekenen,Scc. 21

Cap. la. Vergifte Wonden, Oorfaken, 6cc. jo

Cap.II. Kout-vyersBcnaminge,Befchrijvinge,
Oorfaken,
&.c. 31

Van de Capittelen in 't Vierde
Boeck.

Cap. I. Nootfakelijckheydt van de kenniife der
Beenderen, Befchrijvinghe , Gematigheydt, ende
GeftalteniiTe, Stoffe, ende werckende Oorfaeck,
Gebruyck, Geraemte, Verdeelinge. 3 7

f

CAPITTELEN.

Cap. 2. Hooft-beenderen i endei ©ver-een-
ftemminghe van defelve metd'andere. Beckeneels
Benaminge, Wefen.ofte Selfftandigheydt, Gedaen-
te, Verdeelinghe, Hooft-pan , Voor-hoofts-been
met fijn Holligheydt, Opper-hoofts-beenderen,
ende Bregma, Slaep-bcenderen, Achter-hoofts-
been, Wigge-been, ende Sadel, Hooft-naden,Aen-
gheficht, Opper-kaeck, ende Juck-been, Onder-
kaeck. Tanden. 39

Cap.3. Romps Verdeelinghe, Rug-graet uyt
Wervelen, van den Hals, Rug, Lendenen, Stuyt-
been, Steerc-been. Borits Verdeelinghe, Sleutel-
beenderen, Schouder-bladeren, Ribben,Borft-
been, Swaertachtigh Kraeck-been, Been fonder
naem, uyt Zyde-becn,Heupe-been,ende Gemacht-
been. 46

/

Cap. 4. Verdeelinghe van de uytterlijcke Lidt-
maten. Verdeelinge van den Arm, Arm,ofte Schou-
der-been , Voor-arm; groote, ende kleyne EJle-
pijp. Handt, Vingeren, ende Nagelen. Verdeelinge
van de Handt. Verdeelinge, ende Befchrijvinge der
Vingeren. Verdeelinge der Beenen, Dye; Haeflèn,
Knye, Knye-fchijf. BeenjScheen-been,Kuyt-been,
Verfen, Encklauwen, Voet, Koten, Hiel-been, Bal,
Teenen, Lijnzaet-beenderkens. jo

Cap. 5·. T'famen-voeginge der Beenderen,Ont-
ledinge. Oorfaken, Sec.

Cap. 6. Ontledinghe met Toevallen, met Pijn,
ende Onftekinghe, met Quetfuyre, met Breuck,met
Verceltheydt.
 6%

Cap. 7. GebrokeBeen, Befchrijvinghe, Oorfa-
ken, &c.

Cap. 8. Been-breuk met Quetfinge in 't Vleyfch,
Oorfaken, Scc.

Toe-worp, over 't Gcfchil des Hayrs


Ε Y Ν D E»