'λ·' J-II.
OF DE
HISTORIE
VAN EENE
WAARIN DE
. GÉWIGTIGSTE BELANGEN
DES
GEMEENEN LEEVENS
Vervat zijn.
IN AGT DEELEN.
Uit het Engelfch naar den Der*
den Druk vertaakl .
door
Te Η Α R L I Ν G Ε Ν» __
ByFOLKERT van der PLAAÏS, ßoek-
verkoopcr aan de Voorilraat. 1752·
è
. .χ.
The Work is Naturels, every title in V
She wrote, and gave it Richardfon to prinr,\
]3iit he [fo loofe to trufl: Mankind are grown)
Tlie Goddefs braved, and claims it as hisówn,
Journ. Brhann. Decemh. 1750./'. 458«
Dus over gebragt.
Dit 's de arbeid van Natuur^ elk blad vertoont
haar merk. - .
Zij fchreef, cn gaf het boek aan Richardfon te
drukken.
Maar hij (zo kan belang het menfchlijk hart ver*
ruliken)
Braveert Natuur, en zegt; het is mijn eigen
iverk.
'.r
•ial:··'' ij ·'
si
-ocr page 3-Ε volgende Hiftorie wordt in
eene Reeks van Brieven voor-
gedragen , die voornaamlijk tus-
ichen twee paar perfoonen, af-
gefclieiden van elkanderen, geichreeven
cn gewiileld zijn;
Tuffchen twee jonge Juffers van deugd
en eerbaarheid, die eïkanderen eene on-
fchenbaare vriendfchap toedraagen, en
niet enkel voor tijdkortinge fchrijven^
maar over de gewigtigße ondo.i^CY'pcn',
welke ieder familie, meer of min, van be-
lang voor zig mag agten : En
Tuiïchen twee Heeren van een vrij
Iceven; welker eene ftoft op zijne be-
kwaamheden tot het fméeden van Lift en
loo^e Vonden, en aan den anderen alle
de heimelijke voorneemens van een ilim
:iioofden driefi: hart, in vér trouwen me de·^
dedt.,
Do-
-ocr page 4-Dog hiér zal het:, tert ge^älle ian de
zodanigen, die fchroomen of wel niet de
zeden der Jeugd eenig nadeel ontvangen
mogren uit de Brieven, die hier op een
vrijer trant gefchreeven zijn, gevoegelijk
zijn aan te merken, dat deeze Heeren,
fchoon openbaare Ligtmiiièn ten aanzien
van de Vrouwelijke Sexe, en fchoon zij
het tot een van hunne ondeugende zetre-
gels fielden, geen trouwe te houden jegens
eenige van dezelve, die ze in hunne magt
zouden krijgen, evenwel, nog Ongeloo-
vigen nog Ipotcers zijnj nog ook zelf zo-
danigen, die zig ontilagen agten van de
waarneeminge dier andere zedelijke plig-
ten, welke de menfchen aan eikanderen
verbinden.
Integendeel zal men in" den loop van
dit werk vinden, dat zij zeer dikwijls zul-
ke aanmerkingen op eikanderen, en elk
op zig zeiven en over zijne eigene daaden
maaken, als redelijke ^cQ,ztx\smoeten maa-
ken, die het geloof in eenen Toekoomen-
den Staat van Belooningen en Straffen niet
verwerpen, en voorhebben zig tei^ eenigen
dage te hervormen -- Terwijl· een van
hen zig metterdaad hervormt, cn daar-
'door gelegenheid verfchaft ter beitrafHngc
van de ongebondenheden, welke uit de
lug-
-ocr page 5-lugtiger pen en het loiTer hart des anderen
rollen.
En die ander, fchoon hij zijn hart
voor eencn bijzonderen vriend uitfchud-
dende, ondeugendheids genoeg ontdekke
om hem der algemeener verfoeijinge waar-
dig ce maaken, neemt egter, zo wel in
zijne verbeeldingen als in zijne taaie, eène
betaamelijkheid in agc,'welke niet alcoos
gevonden wordt in de werken van eenige
der beroemdile hedcndaagfche Schrijve-
ren, welker onderwerpen, en eharaders
minder regt en aanleidinge gaven tot de
vrijheden, die zij genomen hebben,
f In de Brieven der twee jonge JuiFe«
ren, mag men onderilellen eene oeifemnge
te zullen vinden niet alleen van eene rede-
lijke, van eene de hoogde Vriendfchap,
die 'er tc betragten is, tuilchen harten
voorzien met de edelfte beginzelen van
Deugd en Godsdienftj maar ook van tijd
tot tijd zulke Keurlijke gevoelens daarin
verfpreid, bijzonderlijk ten aanzien van de
andere Sexe·, zulke proeven van^Onpartij·
digheid, waardoor elk van haar, dit tot
een grondbeginzel van haare vriendfchap
hebbende, de andere vrijlijk laakt, prijft,
en onderrigt; dat zij met regt der waar-
neeminge van het jonger en (wel bijzon-
* % der-
f
Α
derlijk) liet JufFerlijk 'gedeelte der Leeze-
fen kragtigüjk mogen worden aangepree-
zen.~
' De voornaamfte van deeze twee jon-
ge jufferen wordt als een Voorbeeld haa-
rer Sexe voorgefteld. Nog kan met reden
tegen haar als zodanig worden ingebragt
dat zij in allen opzigte niet .volmaakt is;
Het was niet alleen natuurelijk^ ' maar het
■was noodig , dat zij eenige fouten hadde,'
al wagre het alleen om den Leezer te ver-
toonen, Jioé loflijk zij zigzelve kon mis-
trouwen en laaken, en op haar eigenhart,
van alle eigen-zijdigheid ontbloot, de be-
flrafïinge tehuis brengen» welke uit haare
eigene overtuigingen voortkwam ·, en dat
èelf ter ontfchuldiginge van die perfoonen,
welken zij eerbied toedraagende, daarom'
zogt te ontfchuldigen, dog welken nie-
mand anders vrij zou kennen, en aan welker
Veel grooter fouten haare doolirigenj en
niet aan een dwaas en berifpelijk hart', té
"wijten waaren. Zooverre als- met de
menfchlijke broosheid beftaenbaar is, en
zo verre zij volmaakt kon zijnj het volk
waarmede zij te doen had , en idiegeenen
met welke zij onaffcheidclijk verknbgt was,
in aanmerkinge genomen zijnde, /j zij vol-
maakt." Waare zij onzondig geweefl:',
" ^ · niets
filets moeft 'er dan zijn overgebleeven vooy
de Godlijke Genade en voor eenen voh
maakt zuiveren daat, en zou dit haar ia
ons denkbeeld van eene vrotiN^ tot een en-
gel hebben opgevoerd. Voor zodanig
wordt ze meermaalen gefchatbij den man-j
"Vviens kart zo bedorven was, dat hij
naauwlijks gelooven konde, dat zulk eene
reinheid in de menfchlijke natuure kon val-
len, als bij elke proeve of verzoekinge, in
de kaare uitblonk, i '
Behalven de vier voornaame perfoo-
nen, worden verfcheidene andere in het
fpel gebragt, welker Brieven elks bijzon-
der charadter fchilderen: En men mag on-
derllellen, dat in. eenige derzei ver, dog
inzonderheid in die van den voornaam-
ilen perfoon onder de mannen, en
van de tweede perfoon onder de vrou-
wen , zulke trekken gevonden worden,
van lugtige Vrolijkheid, van aardge Ver?
beeldinge en fnaakerije ·, dat zij- vermaak
en geneugte , en tevenf zo wel waar^
fchuwinge als onderrigtinge verfchaiïen
zullen. , - . -v ,
Alle de Brieven zijn gefchreevén
terwijl men onderftellen ntoet dat de har-;
ten der fchrij veren met derzei ver onder?
werpen gehcellijk waaren ingenomen, ci^
- ; * 4 ■ daar-
•üassnsE
daarin metterdaad ingewikkeld fDe uitr-
koomil daarvan op dien tijd gemeenlijk
tvvijfFelagtig zijnde): zo dat zij niet alleen
vervuld zijn met hachelijlce omftandighe-
den , maar ook met Befchrijvingen en
Aann^erkingen, die,-om zo te fpreeken,
op het oogenkltk zelf, dat de zaak gebeur-
de, gemaakt zijn, Cgefchikt om van de
jeugd in -t leezen op haar hart te worden
t'huis gebragt)i als mede met aandoenlijke.
Geiprekken> alzo veele van dezelve bij
wijze van - zamenfpraak of toneel-bedrijf
gefchreeven zijn.
5, leevendiger, en zielroerender,
9, zegt een van de voornaamfte perfonar
„ gies CD. VII. br. 22.) m®et de ftijl der-
5, geénen zijn, die in het diepft van eene
tegenwoordige verlegenheid fchrijven 5
,1 terwijl het gemoed door de angften der
9, onzekerheid gepijnigd wordt (daar de
j, uitkoomft dan in den boezem des nood-
5, lots nog verborgen is)i dm de drooge,
vertellende, en leevenlooze ftijl kan zijn
I, van iemand, die zwaarigheden en gcr
,, vaaren verhaalt, welke hij reeds te ho-
„ ven is gekoomen 5 wanneer de verhaa-
,, Ier volkoomen geruft is i en zo hij zelve
niet bewoogen zij van zijne eigene ge-
ji beurtenis ^ vvaarfchijnelijk geen groote
' i
„ "aan-
ÉÊÉÊ
■ ■■ . ■■
—(Jl-
-ocr page 9-aandoening^ zal maaken op den Lees*
zer.
Hergeen men meer bijzonderlijk 'm
her volgende werk bedoeld zal vmden 9
De ünbedagte en Agdooze onder
is
de ecneSexe op haare hoede te doen zijn ,
regen de fnoodc konilenaarijen en oog-
merken der fchoonfchijnende Verleiderea
onder de , andere ·:—- De oudermin te
waarfchuwen tegen de onbehooreUjke oeiFe-
ninge van hun natuurelijk gezag over hun-
ne Kinderen in het voornaam iluk van
Huwelijk -r— De Kinderen te vermaa·
nen om geen Man van fleizier te ftellen
boven een Vroom en Eerelijk Man, op
dat gevaarlijk dog al te gemeen aangeno-
men denkbeeld , ^at een hervormde
Guit d-en beflen Man maakt -r——τ— Dog
boven al, De verhevenfte en gewigtigfte
Leeringea, niet alleen van Zedelijke
Deugd, maar ook van den Chriftelijken
Godsdienil na te fpooren, door ze als te^
uitvoer gebragc te vertoornen in het gedrag
van de braave charaftersj terwijl de
te, welke die Leeringen in den wind flaen
naar verdienfte, en in gevolge daarvan,
gelijk men zeggen mag, geftraft worden
Van wegens hetgeen gezegd is, zul-
len bedagtzaame Leezers het iluk, het
f 5 welk
-ocr page 10-Velk zij hier voor hen hebben, niet bij
der hand neernen , als of het alleen ge-
Ichikt waare tot vermaak en tijdkortinge.
Het zal waarfchijnelijk langwijlig en ver-
drietig geagt worden bij alle zodanigen, die
het zelve eens indien , met verwagtinge
van daaraan cmt Nieuwe Hißorie van eenen
lugtigen trant, of een Roman ^ die van
bet een geval geduurig op het ander loopt,
te zullen hebben; en die de Gefchiedenis
daarin verhaald (van hoe veel belang men
in het algemeen moet toeftaen dat ze is)
meer aanzien voor deszelfs eenig Einde ^
dan als een Middel om Onderwijs toe te
brengen.
Omtrent deezen tegenwoordigen
Druk, heeft men aan te merken, dat men
goed gedagt heeft veel Paflagies, en ver-
fcheidenc Brieven weder in het werk te
voegen, welke in de voorige enkel kort-
heids-halven waaren uitgelaaten; en wel-
ke zommige Begunftigers van het werk
even noodig als geneuglijk agteden. Dee-
'zc zijn door eenige tekenen onderfchei-
den. 1 En zij zullen afzonderlijk ook ge-
drukt worden, om de Koopers der voori-
ge Uitgaaven niet te benadeelen. ' i
Dewijl van bejaarde Leezeren inzon-
\
-5
j
\ -
<Ρ»·%
*
Éii
1 Decxc tekens hcefc mcn^^ als niet van nooden* in de Nc-
ckrduüicbe venaalinge agter wcge gelaateii.
derheid, en van 2iommige|l, die 2rwaklcq
bogen hebben I geklaagd Is over de Klein-
heid van de Letter, waarmede eenige ge-
deelten van de'Drie laatfl-e ftukken ge-
drukt zijn ("hetwelk gefchied is, om het
werk, dat tot grooter Lengte , dan de ,
meefte wenfchten, was uitgedijd, binnen
zo klein een beftek als mogelijk te bren-
gen) 'zo is de tegenwoordige Uitgaave ge-
drukt met de grootfte Letter van de drie,
welke nien voorheen gebruikt heeft. Dog
hierdoor, als mede door de bovengemel-
de Bijvoegzelen, zijn de Zeven Deelen
onvermijdelijk tot Agt uitgeloopcn.
Wanneer het werk in den beginne op
drie onderfcheidene tijden wierd aan
ligt gegeven j en 'er een grooter tuiïchen-
tijd, dan men zig had voorgefteld, ver-
liep tuilchen de eerfte en tweede reize j
dagt men het dienftig eene Voorreden té
hegten aan het derde en,vierde Deel; die
ter tweeder reize te zamen uitkwamen:
Éene zeer geleerde en voortreffelijke hand
was zo goed om den Uitgeever, op zij«
verzoek, met eene te vereeren. Dog de
gelegenheid' tot derzei ver inlaflichinge
ïlegts voor dien geldende, en het den
Uitgeever vrijftaende om daarmede naar
goeddunken te handelen, zo wierdze m
de
-ocr page 12-ide TwceJe Uitgaave uitgelaaten, toen bet
geheel Werk te gelijk gedrukt wierd j ge-
lijk ook, om dezelve reden, de Voorre-*
den op het eerile Deel j en een kort Voor-
berigt aan den Leezer in plaatze van die
beide 'er ingevoegd. Dat Voorberigt ook
alleen op dien tijd te pas koomende, zo
wordt deeze tegenwoordige Aanfpraak aan
den Leezer in deszelfs plaatze gefteld.
In de Tweede Uitgaave is een breed^
voerig Tafereel van den Inhoud des gehee-
len Werks voor het eerile Deel geplaatil:
Dog dewijl dit als te voorbaarig den Uic-
ilag der Gerchiedenifle aanwees, en geage
wierd den Leezer te lange op te houden
van tot de Gefchiedenis zelve te treedea ι
zo heeft men raadzaam geoordeeld om ag-^
ter fen dat wel liever dan voor~) elk Deel
deszelfs bijzonderen inhoud te voegen
hetwelk niet alleen kan dienen tot een
Lijft der Brieven, maar ook als eene korte
Herhaalinge is van het hoofdzaakelijke
daarin begreepenj en hetwelk den Lee-
zer zal in ftaat (lellen, om in zijne gedag·
ten het doorgelezen Deel met ; het volgen^
de te zamen te hegten ; en om de chara-
ters en inzigten der bijzondere perfoonen,
die ze wiilèlen, klaarder aan te toonen.
Een verftandig Heer eene Verzame^
if>4
'i
! 1'
Γ
U. I
I
linge gemaakt hebbende van veele der Ze-
detijke en Leerzame Gedagten in deeze
Gefellieden is voorkoomende, eri dezelve
aan den Uitgeever hebbende aangeboo-
den, dagt hij dat het oogmerk en de nut-
tigheid des Werks niet oogenfchijnelijker
kon worden ten toon gefteld, dan door
dezelve (grootlijks vermeerderd) aan heC
einde van het laatfte Deel in te voegen.
De lycezer zal het daar diesvólgeiis yin-»
den, gefchikt onder gevoegelijke Hoofd-
ifukken, met Aanwijzinge van de bladzij-
den, waar ieder Waarfchuwirge, Spreuk,
Bedenkinge, of Waarneeminge te vinden
is, het zij ter betragtinge gebragt van de
bijzondere briefwiflèlende perfoonen, het
zij als eene nuttige befchouwïnge door hen
der Jeugd van beide fexen aangepreezen,
Verfchillende perfoonen, gelijk men
wel ver wagten mögt , zijn van ver-
fchillende gedagten geweeft , ten aan-
zien van het gedrag van de Hel-
din in bijzondere Omllandigheden j en
verfcheidene waardige perfoonen heb*
ben tegen den Uitflag der geheele Ge-
fchiedeniiTe v en andere deelen derzelve
hunne tegenwerpingen ingebragt. Alles >
wat in deeze zaaklijk eengc wordt, zal bij
wege van NAREDEN in aanmerkinge
Is
/
Η
ί·Ι
'i
-ocr page 14-genomen worden 9 bij het ilot der Hiftd-
rie ^ want daar dit Werk het Gemeen
wordt aangebooden als eene Hiilorie vari
J-jeeven en Zeden, zo behooren die ftuk-
ken van hetzelve, welke men bedoeld
heeft dat de kragt van een Voorbeeld zou-
den in zig behelzen, aan zó weinig tegen-
werpinge onderhevig te zijn^ als met het
oogmerk van het geheel ontwerpt en met
jie léenfchlijke natmre bêftaeübaar is;
j'
I
Ί ί
I
Ι'Ώ ^ Λ
f
; 1.
ÉÜbk·
1
i'
Iv
-ocr page 15-w
Igt kan ik bezefen^ dat het veelei
eene zeldzaame en vreemde zaak zal
voorkoomen^ dat ik mijn naam ah
Vertaakr jielle voor een Roman« of
ver derde Gefchiedenis ^ betreffende de Minnaa-
rijen van een jong paar, welker eene de rol var»
eenen Ligtmis Jpeelende noodwendig veele hand&^
Ungen en gevallen van eenen flegten aart ver'·
toonen moet; bebaken dat de gesprekken en be-f
drijven van zulke gelieven meeßal ijdel en bew·
zelagtig zijn\ en diergelijke bißorijtj^s door-·
gaens gejchikt om de verbeeldinge der jeugd, die
daarin [maak heeft-, te verwilderen en in hevi-
ger gißinge te brengen: Dit jchijnt niet overeen
te koomen met de waardigheid van het ampt
waarin ik geßeld ben^ nog met de deftigheid^
welke men in eenen Leeraar des EuangeUums
^ereijcht; I)it fchijnt niet beßaenbaar te zijn
met eene ernßige Godvrugt, welke ik altoos heb1
be voorgeßaen, nog te β rook en met mijné menig"
vuldige betuigingen van de hooge waardij, wel-
ke ik op Deugd en ^oe4§ ^eden ßelle; Dit fcbijn^
niet
f^mmÊêk
-ocr page 16-niet te^ pcijfen hij mijne bijzondere omflandighè^
den^ die onder verdrukkinge zijnde wel heter en
waardiger zaaken moeß hebben om mij mede te
bemoei jen. - Dusdanige redeneeringen zul-
len zekerlijk bij veden, zelf ver ßandige en wel·
meenende gemaakt worden; en dezulke^ welke
uit^ ^eènen gewaanden ijver voor den Godsdienß
mijnen goeden naam zoeken te fchenden, zullen
niet nalaaten daarmede hun voordeel te doen^
om mij in wanagtinge te brengen bij den vroo~
men, die op eene ernßige godzaligheid ge ft eld
zijn* Ik hebbe deeze bedènkinge, of tegenwer-
pinge tegen mijne tegenwoordige onderneeminge
in haare volle kragt en^ nadruk^ zo ik meene^
^ mor gepeld: Dog ik houde mij verzekerd^ dat
zij alle haare kragt verliezen zal hij dengeenen,
die hun vooroordeel ttr zijde ßellen, en dit voor-
treffelijk Werk met aandagt willen leezen; ge^
•lijk zij^ die het ten einde toe gelezen hebben^ in
éeszelfs vertaali-nge en gemeen-maakinge·^ des
hen ik van allen verftandigen ook verzekerd ^
mets gevonden hebben^ hetwelk mijner bedienin-
ge, mijnen ijver voor Deugd en Godsdienß en
■mijner bijzondere omßandigheden onbetaamelijk
is. Mijne goede Vrienden, welke mij de eere
gedaen hebben (want dit rekene ik weezenlijk
voor èene ecre en blijk van edele Vrïendfchap')
van mij hunne zwaarigheden en twijfelingen
aangaende deeze mijne ondèrneeipinge, toen zs
4ie gewaar wier den ν Ooor te draagen, en te-
gen de voorgemelde opfpraak te waarfchuwen
hebbe ik in het bijzonhr getragt daaromtrent
gerufl te ßellen* Hiervan zal ik thans mijn,
werk
-ocr page 17-^erk maaken omtrent anderen die zulks hld
gedacn hebben^ en in welkè diezelve zwaarighe-
den vallen mogen. Dit is iets ^ het welk ik aan
het onpartijdig Gemeen, aan eme welgeregelde
zugt voor mijnen goeden naam en agtinge, en
aan de zaak der zuivere Deugd en Chriflelijké
Godzaligheid verjchuldigd ben: Het wegruimen
van de voorgemelde ongunftige overleggingen·^
het openleggen en aandringen van de rédenen^
welke mij in weerwil van tulke vooroordeelèn tot
het onderneemen van deeze vertaalinge hewoogen
hebben, zal mij gelegenheid, v'erjchaffen, or.i dit
ftuk allen verftandigeh en deugdlievendm Leezen
ren ten kragtigften aan te prijzen, zo veel ik
.kan; en alles wat ik kan verdient hetzelve \
En dit zal mij tot eene V-oorrèden ^ zonder wel-
ke geen Boik het ligt fchijnt te mogèn zlent^
eene welvoegélijke en ■ ruime ftoffé verfchaffen ï
die ik egt er zo beknopt zal in een dringen^
■4ils dé 'waardij der zaak'e kan veelenx
Ik hddoele'hier niet den zogenaamdeH Fij~
'men of Krnßigen den mond te floppen^ dt% in ecfi
.geplooid en ßijfgetrokken weezen^ in .hun hoöfdié
-.krommen als eene biezé, in eene gemaakte hbU'
dinge ^ en teemende jpraÏik , het werk van hun·^
Tien Godsdiènji ft ellen ·, als wtlk& hédilzugt dcpr
geerie zelfde bondigfte redenen is téftill'en ^ wel-
ker vooroordeelen alle^ vérdoeihèn 'wüi ^ iilet in
hunnen jmaäk is, .en hij wélken Uit Nazareth
-niet -goeds kan koomen. De zulkéti laate ik
gaar η aan htinne gemelijké en knijtendè gedag·'
■ten óver. ^—— Ik zal mij niet tragt én té
'-i^ejfchoon^i de hegeertc van verjcheidené
. * in ij'
den
ττ-Τ-
w'i'pier vriendeny welke mij dit werk hemelhoog
hoorende prijzen^ lang en kragtig tot deszelfè
•vertaallnge hehhen aangepord, Dêrzelver be^
geerte ßeunde op mijn oordeel^ of op dat 'van an-
deren , V -welk daar mede overeenkwamen het
koomt 'er op aan, of dit billijk en welgegrond
waare : Ook denke ik niet, dat mijne moeite
verjchooninge behoeft ^ maar dat mijne pooginge
veeleer lof verdient. -- Ik zal ter mi^-
ner verdeediginge niet inbrengen, dat veele an-
dere Godgeleerden zig met het uitgeeven van ge-
fcbriften hehhen bezig gehouden of van gelijken
tl art ^ of die althans van geen hooger waardij te
agten zijn. Om van eenen Huec niet te melden;
De jiartsblffchop Fenelon, hoe groot een voor-
ftander van ernftlge en ingetogener GodsvrugPj
heeft zig door zijnen Telemachus met regt be-
roemd gemaakt. Zijne vlijt te beßeeden aan
eenen zedlgen Roman^ paß zekerlijk niet minder
voor eenen Godgeleerden en Leeraar des Euan-
gelitims, dan zijn werk te maaken van Letter-
vitterijen en woordenknibbelen over Schrijvers
van geen of weinig aangelegenheid, V welk eg-
ter bij veele η wel door den beugel kan. Om nu
vlet te fpreeken van anderen , die door het voe-
den en involgen van eene verwilderde Verbeel-
. dinge, van den geheelen Godsdlenß bijkans een
Roman maaken. Dit werk behdtfp het bedek-
zei van het beße voorbeeld niet; en de meeße
zijn te laag^ dan dat zij eenlgtins verdienen
. daarmede in vergelijkinge te koomen.--
»Ik zal de medelijdende niet verzoeken om mij
^ dog niet te misgunneu , dat ik Qnder andéi-e
f
k.
trooß
- - -
lei
-ocr page 19--^rooßmlddelen in mijne 'verdntkkinge mij op'
hßure en vermaake met eetie JchoOne fchilderij
van eene verdrukte en geplaagde Deugd. Dte^·
ze verlufliginge konde ik genieten voor mij zei-
ven: En de Hemel zij gedankt ^ die mij over-
vloedige ßeunzels verfchaft^ om te beletten dat
mijne verdrukkinge mij onderdrukt zou heb-
ben !
Ik hen nog dezelve^ die ik altoos geweeß ben,
en in alle mijne -werken mij getoond hebbe y een
begunß-iger en voorflander van Zedelijke Deugd
en Regtheid, van waare , verßandige , eir
Chrißelijke Godzaligheid j die dezelve op den
hoogßen prijs waardeere y en ze mijnen meds-
wenfchen op het kragtigße pooge aan te prijzen.
Dit jehatte ik voor bet loflijkß charäBer ^ V
'ujelk mij kan 'voorden toege-eigend^ 'waarbij al-
le andere roem van jchranderheid en geleerdheid
zeer verre, naar mijne gedagten., te kort jchiep..
Dit agte ik het eigenlijk iverk te zijn van eenen
Bedienaar des Euangeliums de-ixijl Zedelijke
Deugd ook het pit en de kern is van den Chriße-
lijken Godsdienß. Deeze pooginge is hem dan
ten hoogßen betaamelijk ^ en mßet hem ter uit-
neemendße eere ßrekken. En van die zeive
zugt ^ om de Liefde tot Deugd en waare god-
vrugt voort te planten^ worde ik in deezen mij·
.nen tegenwoordigen arbeid ook gedreeven: En
het iverky hepwelk ik thans onder handen hehhi\
agte ik dat daartoe van een ijoeergeloos nut kan,
zijn: Deeze bezejßnge bewoog mij om zo z-ivaa^
re moeite ten dienß mijner landgenooten te aan-
vaarden 'j Deeze overtuiginge VJakkQrt mijne
* % ■ 'hé
-ocr page 20-χ
iuß geßadig op onder den laß^ en doet mi] daar-, ·
piede rußig voórtgaen; zónder dat het voorge-
meld vooroordeel tegen de Romans mij daarvan
heeft kunnen vjßerhouden ^ of hierin vertraa-
^en.
Een Roman, het is ivaar , Is een Verdigt-
zei, zo men νίιΐ": En kunnen verdigtzels^ vraagt
men^ kunnen onwaarheden de zuivere Waar-
heid^ de waare Deugd en Godsdienß ook he^^
vorderen ? —^- Het zij verre , dat ik het
Liegen en bedriegen ten dienß der Waarheid,
zou goed keuren; waarvo^t zommige miffchien
geen zwaartgh^id zouden maaken, die van een
lloman met afkeer en verfmaadinge de neus op^
plekken. Dog deeze en diergelijke Ferdigtzels:
houdt ieder voor het geen zij zijn; niemand,
wordt daardoor bedroogen; en zij dienen alleen-
lijk^ om de mitte en nopdzaakelijke lejjen der
geßrenge en waar^ Deugd den zwakken nien-
fchen dies te aangenaamer te maaken^ dies te·
gereeder te doen ontvangen. - J^n zo,
men alle V?rdigtzels^ alle Verzier de vertellingen
zonder o.nderfchéd wil veroórdeehn; zo men
derzelver gebruik ter hevorderinge van goede-
zeden, van D^ugd^ en waare GodzaHgheid zelf
i'olßrektlijk afkeurt; waar zal men dan blij'
ven met de ^zinnêbeeldige QelijkenifJ'en en Vèr··
heeldingeh ^ 'vah onzen Gezegenden Zaligmaaker
Chrißus JeJiis zélven, 'welke \zo menigvuldig in
de EuangeUjen "voorkoomen, waarin hij of den
waaren aart van zijnen Godsdienß fchildert, of
4e ongeregtigheid affchuwelijk afmaalt^ of d&
gewigtigfle leffen inboezemt, en de verhevenße,
deug-'
f>; ·
%
V
deugden aanprijft'-, en die in haare eigene natut^
re niet anders dan zo ν eek korte jchetfen ν an.
Romans Daar onze Godlijke Leermeeßer
zelve het zig niet onwaardig geagt heeft, met
zodanige optooizeis der Verbeeldinge zijne rede-
lijke , zijne volmaakt zuivere Leere te verkondi-
gen ; waarom zouden wij dan dog te vies en t&
ernjlig zijn, om vau diergelijke ons 'ten nutte-
van elkander en te bedienen ?-— Met wel-
ken Jchijn kan men voorwenden dat het voor ee-
nen Leeraar des Euangeliums onhetaamelijk is,
dat hij dmr dusdanige middelen onder andere
het groot oogmerk^ V welk hij zig in al zijn doen
heeft voor te ßellen^ tragte te bereiken? Voor-
beelden zijn buiten twijfel, gelijk iedereen er-
kent^ van kragtigen invloed op onzen leevenswan-
del. Wij zijn te naauw aan vleefch en bloed
verlznogt, dan dat de zobere en afgetrokkene
Reden der zaaken alleen opzigzelve genoegzaam
ons'beweegen kan en aandoen. Maar worden
ons de bedrijven en overleggingen van deugdzaa-
me perfoonen befch,reeven en voor oogen gehou-.
den ; dit doet ons de Deugd als weezenlijk
en perfoonlijk bejbhouwen, en treft ons gemoed
veel leevendiger; en hetgeen voorheen redelijk e^i
goed was^ wordt ons behaagelijk^ geneugUjk^
beminnelijk. .Zeldzaam zijn de voorbeelden van
eene verhevene Deugde welke ons in onzen eigen
leevensloop ontmoeten: de meeße 4er beße hou-
den zig in ßilte verj'choolen, en trekken de oo-
gen van een gering getal naar zig. Die de gé-,
jchiedenilfen ons vertoonen^ zijn ook zeer enkel:
Onder deeze zijn veele.boven den gemeenen pe^l'
i
♦
3
ver-
1
4
-ocr page 22-verheven, en kunnen verre iveg het grootße ge-;
ileelte der menfchen tot geen na^olgelijke -coor-
beelden verftrekken. De gefchiedenijjen, de lee-
vens-befchrijvmgen zelf van de vóornaamjle
7nannen^ leveren ons meeßal geen andere ver-
haaien dan van gebeurtenißen, die het mee ft in
'( oog der wereld loopen^ en gerügt niaaken ;
terwijl de verrlgtingen des gemeenen^ des bur-
gerlijken en huislijken leevens onaangemerkt
worden voorbijgegaen. In die verhaalen vindt
men zelden anders veeU dan de uiterlijke fcbor-
je der gebeurtenijjen ; de beweegredenen en oog-
merken , 'üoaardoor die handeUng^en gedre-jven
voorden , blijven veeltijds verhooien ^ onaange-
roerd^ of zijn niet dan door twijff'elagtige gijjin·
gen na te j'pooren; daar deeze nogthans de ziel
van een voorbeeld zijn , hetwelk men zig tc7' na-
volginge voorßelt. Alle deeze gebreken nu^ kan
eene vjelgefchikte Roman vervullen, welker
fchrijver volkoomen meeßer is van zijne Stoffe^
die de uiterlijke tafereelen kan jchetjen naar
welgevallen·, die daarin de gemeenfle verrigtin-
gen des menfchlijken leevens kan inmengen,
welker voorbeeldlijke vertoonlnge voor allen van
grooten dienß is, en welke op het gelék der za-
menleevinge zeer veel invloed hebben; en die zij-
nen perfOonen zodanige oogmerken^ zodanige re-
denkavelingen kan toevoegen ^ als meeß met de
natuure der zaake overeenkoomen, en welke een
fchoonß en aantrekkelijkß voorbeeld meeß vol-
maaken. En alle deeze voordcelen bcpt de
^ CLARISSA op de uitmuntendße wijze»'. Inzon-
éerheid verjchaft de vorm van gemeenzaame
' Brie-
■ 1
Brievên, welken de Schrijver daaraan gegeven
heeft, gelegenheid om de laatfle volmaaktheid
aan zijn fchilderßuk op de uitvoerigße en naau-'
keurigße ivijze bij te zetten, - De iVaar-
heid der gebeurteniffe ^ het is waar , ontbreekt
aan een Ronian; dog de voorgemelde voortrejfe^
lijkheden, dunkt mij\ kunnen dit wel opweegen
ten aanzien van de kragt om op de gemoederen- '
te werken; als maar in het verdigtjel de waar*
jchijnélijkheld en het natuurelijke zij in agt ge-
nomen; als men ''er niets in vinde^ dan 't geen-
in de menjbblijke natuure wel kan vallen, dan
zodanige inzigten en bedenkingen^ welke elk re^
delijk en eerelijk menfch in diergelijke omflau"
digheden zou wenjchen te befragten.
Ik bekenne gaarn, dat van de Romans zeer
veel misbruik gemaakt is^ ter voedlnge van^
geile lußen en vuile begeerlijkheden, Vzele hou·^
den zig op met vertellingen van aller lei je woeß-
heid en ongebondenheid ^ van veelerhande fieltO"
rijen en.guitenßukken: Deeze door eene grap-
pige en jnaakje vertooninge aangenaam en Jmaa.'
kelijk te maaken^ kan niets dan kwaad in de ge*
moederen en in ie menjchlijke zamenleevingc
veroorzaaken. -Veele kunnen geen ande-
re uitwerkinge hebben, dan dat zij de herjens
der jeugd met ijdele inbeeldirgen verwildere^n^
de natuurelijke zaaden der 7ni»neluß aankv^ee"
ken ^ de tedere Sexe dies te meer voor verleidln*
ge blo&tß ellen, of op bet beß gepomen de ver β an-
den van nutter en zaakeUjker oeßhilngen aßok-
ken. Hetgeen van zeken waß behoeft men, &f
behoort men met Η 7ra0ijen^ 4§wjl het dm
Η
. 'V
ί
ät te "WeeUg opgroeijende hit edeler zaäd ver'^
flikt ^ het geen om wel te waffen onze zorg en
vlijt vereifcht.
4
1 !
ί·ί
ί ·
7
• !
! ^
Dog van de beße zaak en ^
ziet m^n^ dat misbruik gemaakt wordt ^ en dat
zij dan tot de èrgfte, gevaarlijkpe , en fchaade-
Ujkflé veélal ontaarten : En zo men daarom het
gebruik derzelvêr zou afkeuren en verwerpen i
zou menReden^ Gods Woord, en Godsdienß zei-
ven moeten vaarwel zeggen^ waaronder dè
godloQzen én jchijnheiligen zig fnoódlijk verfchui-
len; dan 'zou geen vroome ziel zig in gezang
tot zijnèn üod verheffen mogen , om niets ge-
meens te hebben met de vuile^ en onkuifche liede-
ren , wactfin 'de wereld\ zig te buiten gaet; dart
zou het Orgel uit de Kerk moeten, om dat het
cok bromt in de 'fpeelhuizen; dan zou een regt
godsdienßige älle vermaak en geneugte volßrekt-
lijk moeten fchuwen^ om dat dertelheid en wel-
iuß daarop te onmaatig en buitênfpoorig aazen;
dan zou men in V kort van honger en dorß
van koude en ongemak vergden meten·. Neen ^
zeker ! het is dwaasheid , om dat eene goedé
zaak misbruikt wordt van veelen, daarom het
nuttig en voortrefelijk gebruik derzelver ver-
dagt te gaen maaken^ of zig daarvoji te laat en
weerhouden, --— ^an de voorgemelde zoort
van RomafiÈ mijne hand te ßaen ^ -^f en ze door
mijne vertaalinge verder onder de menfchen té
VérfprèidenZou buiten tegenfpraak. voor mijn
perjoon en CharaBer fchandeUjk zijn, en zoude
\k mij ten hoogßen fchaamen --^- ik er-
kenne ook , dat het der deftigheid van eenejt
ï^eeraar des· Euangeliums geheel eti al niet
pal'*
-ocr page 25-fajjèn zoude., zodanige boeken in de wereld té
helpen en te vermenigmldigen ^ die enkelgefchiké
zijn om de Leezers te doen lachen Qchoon dé
zulke voor zommige menfchen niet ondienflig
zijny zonder eenig nut van meer belang tehevor^
deren·. --Ook zoude ik zelf niet gaarn ?mj»
nen arbeid hefteed hebben aan zodanige ftuMien ^
die wel de geeftigheld van den Schrijver aanwijs
zen, en de leevenswijze en overleggingen vaii
veele menjchen beden ten dage aartig affchilde-
ren, en da-ar om de toejuichinge van de mee ft en
wegdraagen; dog die uit veele koddige en /haak'
Jcbe vertellingen zamenhangen, daar de aan^
merkingen van den ^jchrijver zeiven deproefiii
het zedelijkt niet houden kunnen^ maar eerhaa·^
re en deugdzaams gemoederen ftooten moeten;
daar de ernftigfte gevallen op een lugtigen tranf
voorgefteld^ de krijt end ft e zonden en ondeugden-
flegts als j'pel en boert behandeld worden; welke
in hun geheel inzonderheid een heimelijk oogmerk
laaten doorblinken om de menjchUjke natuurè
lelijk af te maaien, als niet vatbaar voor waa-^
re en redelijke deugd, maar .waarin dat geen ^
V welk men doorgaens daarvoor houdt ^ ßegts
een uitwerkzel zij van natuurelijke gefteldbeid
of vermomde hartftogten. Zodanige gejchriften
zijn natuurelijk gefchikt om der menfchen gebre- >
ken en ondeugden te kittelen, dt banden det
Deugd te Oerftappen , de kragt der conj'cientié
te verdooven, de jchaamte en het onderling ver*
trouwen te verminderen, eii zijn zeer gevaar-^
lijk in de handén der löjfe en broofche jeugd t
der^liier verbeeldinge dies te gew^ïdigei' innee-
mcn·»
-ocr page 26-mende hoe higüger en geeßiger zij zijn opge4i
ßelcL
Blaar van een en geheel anderen aart is het
voortreffelijk iverk, hetgeen ik thans den Ne"
derlanderen aanbiede en aanprijze; niet alleen
ten hvogßen fraaij en vermaakelijk ^ maar ook
van deit aUlernutßen invloed op de gemoederen
der zodanigen , die eenigzins maar deugd be-.
minnen^ of welker harten voor allen prieel ten
goede rdet geheel ongevoelig zijn» ■ CLA^
RIS SA vertoont ons eene fchoone en beminne-
lijke , eene verhevene en kloekmoedige Deugd ;
uit de heße en -Luiverßc beginzelen voortkoometi-'
de^ door de edelße en hraafβe-. redenen gedree^.
ven en onderßand; eene redelijke niet alleen^,
maar regt Chriitelijke Deugd en Godsvritgt, die
hst in de gevaarlijkße verzoekingen ^ onder de
zw aar β e beproevingen onwankelbaar, ßaende
houdt ^ en haaren God en Zaligmaaker ^ en de
hoope eens toekoomenden leevens geduurig in het
oog hebbende den dood blijmoedig ondergaet: ee-
ne devgd en Godsvrugt egter.^ die de peil van
het menfchlijke niet te boven gaet ^ en fchoon in
V algemeen doorKeene"" allenthalven vjaakzaame'
voorzigtigheid heftierd, aati eenigeV zeex ver',
fchoonbaare mißlägen en feilen van zwakheid·)
onderhevig is. —--Een Belford vertoont ons^
de eigenaariige gemoedsheweegingen en werkm-s
gen eener verftandige en opregte Bekeeringe ^
roemt den glans der Deugd die hem verligt^ en
gaet de verzaakte Ondeugd met eene manlijks,
kragt en drang'-^in redenen te keer, — Eena.
Jußer Howe verf trekt met haare devgdzaamei,
,. ■ cn
in rampfpoedige gezellin ten fchets van eene 'ds
edelmoedigße en naauwß-verknogte vriendjchap ^
met eenen vrolijken en lugtigen Geeß geoeffcnä.
-- Dog wordt de Deugd bevorderd met
haar naar maar de aanminnig en behaagelijk te
verbeelden; van geen minder nut kan V zijn de
Ondeugd en godloosheid met haare natuurelijke ^
met de lelijkße en afjchnvelijkße vervjen ten
toon te β ellen. JVte moet niet jch rikken, die
nog eenige overblijfzels van eerlijkheid bijwaard
heeft ^ voor het gedrag van eenen Ligtmis, zvanr
neer hij hetzelve in eenen Lovelace, den vierden
voornaamen perfoon deezer gefchiedeniffe, met
de leevendigjie en ßerkße trekken vindt aj'ge*
Jehilderd^ jchoon geßeld in de voordeeligße om^
ßandigheden zo van natimrelijke als verkree·
gene gaaven van Jchranderheidi en geleerdheid^
van tijdlijk vermogen en ruime /chatten, van
hedagtzaam overleg op zijne zaaken^ en eere
voor het uiterlijk befchaafde voelleevendheid'^.
Wie moet het peßig venijn der Ontugt niet ver-
vloeken^ als hij in dit tafereel bejchouivt, hoe
het de edelße vermogens kan bedetroen en ver-
ßaaven^ de ziel tot de vuigße laagheden neder^
feepen, en de conjcientie eindelijk ten eenenmaa^
Ie vermoorden? als hij zulk een wellußig lee^
ven, van den jchranderen Ligtmls zeiven en
van zijnen getrouwen Vriend ptet de fchcrpßo
en indrukbaarße aanmerkingen doorgeßreeken\
tot het gebeente en merg opengejheeden, en des^
zelfs ijzelijkheid vindt - blootgelegd? als hij de
wrange en doodlijke vrugten daarvan gc-imar
ivordt, in de gevaar en waaraan zulke ongchon"
*** a ' dsns
-ocr page 28-VOORREDBïi VATÄ
zielen zig hlootßeUen, in de verjcheursnde
wroegingen van een herleevend en ten felßen
woedend geweeten ? en inzonderheid ah hij zij^
fte oogen ßaet op de fchilderij van den rampza-
zaligen en ontijdigen dood zulker deugnieten^
welke hier de naarße en grmvelijkße vertooniil·-
ge maakte bijzonderlijk ver geleeken met den
jagten en flillen uitgang van eenen reinen en·
^odvrugtigen geeß^ die gerußlijk tot haaren
Schepper wederkeert? Mie gevoel moet verloo'
ren zijn, geen aandoeninge ter wereld moet den
fnenjch kunnen treffen ^ welke ,zig van deeze na-
drukUjke trekken niet geraakt vindt.
Men zou hier wel eene zwaarigheid hm-
men maaken^ of het wel voorzigtig zij het omigr
tig leeven van eenen Ligtmis dm openhaar aan
4en dag te leggen ; of door zijne taal en hande-
lingen de ongeregelde lußen in dè loffe jeugd niet
mwgen gaende gemaakt worden; en of men niet
een voetjpoor voor dezelve haant ^ met de arg^
Hßigße vonden en raadßagen af te tekenen^
welke die 'ondeugd zou mogen inßaen om to$
haar oogmerk te geraaken. Mijfchien zou het
flut ter zijn^ deeze geheimen der Onkuisheid te
fmooren en in eenen eeuwigen nagt verborgen te
houden. -- De Ontugt ^ ik bekenne hep^
is van vede Zedejchrijveren zelf op eene gantfch.
onvoorzigtige wijze behandeld^ terwijl hunne
lejchrijvinge van de wegen dier hegeerlijkheid
^eel meer gefchikt is om onreine lußen aan te
pooken , dan hunfie redenen daartegen van
kragt zijn om ze te verdooven. Dog geheel an-
■ders is het met dit werk gelegen. Geen onkui-
fi
r'
j
ï
rif!
i
tï
fche redenen worden hier gevoerd^ liielke 4c
flirnme guit met voordap zelve veroordeelt,
- Qeefi geile vertooningen hoornen hierin voor^
veel min 'worden ze met verlokkelijke cieraaden
opgefchiki; zo dat geen eerhaare vrouw ^ geen
hiej'che maagd onder het leezen deezer ßukken
van fchaamte ooit behoeve te hloozen. Worden
al eenige gevallen en omflandigheden gefchil-
derd^ die op zigzelve in dit opzigt de verbeeldin-
ge zouden kunnen verrukken; het kragtigß te-
ge η gif is aanßonds hij der hand; Fer ontwaar-
diginge en medelijden worden tevens zo geweldig
aangezet ^ dat zij alle andere hedenkinge onder^
drukken en verjinooren. Geen onvernuftig Ligt-
wis kan de wegen, die hier aan Lovelace wor-
den toegejchreeven ^ met zijn gemeen verfland
mit na-aapen^ zonder zig zeiven te verraaden:
Een arglißige heeft zulke hulpmiddelen niet van
moden, en weet zelve met eene duivelfche loos-
beid maar al te veel ontwerpen ten verderve der
onnozelheid te jheeden. Rji zo men al toegeeve^
dat van het verhaal van dusdanige guiteßukken
aan deezen kant eenig kwaad gebruik gemaakt
^ou kunnen worden; daar nogthans de uit er βe
afjchrik voor dezelve tevens overal wordt inge-
boezemd: Hoe veel zwaarder weegt dan nog
niet het nut, dat ''er ßeekt in de onbedreevene en
daardoor ligtgeloovige jeugdi der andere kun-
m voor den trouwloozen handel^ de jhoode aan-
jagen , en helfche pelterijen dusdaniger deugnie-
■ten te waarjcbuwen? ----Foor het overi-
ge , kon eene loffe en ruwe taal in een werk van
deezen aart niet vefmij,d wordexi^ daar een lug-
$
-ocr page 30-.ν
itge en wtdpfche kwant zijn hart lätfchudt voor
zijnen gemeenzaamen vriend-, zijne verwoed-
heid en raazernij moet hem natuurelijk de ijze-
lt jkße vloeken en fcheldwoorden doenuitbraaken:
Dog ik hehhe in het melden en vertaaien van de^
zelve niet meer zwaarigheid gevonden^ dan in
bet herhaalen van de ondeugenße gezeggen en
peilingen der godloozen en jchijnheiligen·, welke
'wij in de H. Scbriftmre zelve geboekt vinden.
Inzonderheid daar in dien lojjhi en lugtigen ßijl
veelmaalen zeer heilzaame lejfen van gezond
verftand en waare Wijsheid vjorden uitgefloo'·
ten^ welke dus het hart van luiden van dU zoort
mijjehien dieper treffen , dan wanneer ze met
eene ßaatige en ernßhaftige deftigheid worden
voorgedragen.
Een opmerkend Leezer kan hier als in een
fpiegel bej'chouwen de maatregels, welke van
verfcheidene menjchen in de gemeenße en gewig-
tigße leevensgevallen gehouden worden; en de
heginzels en overleggingen, welke hunne harten
daarin heßieren en zwaaijen; en wat onder
dezelve goed ^ wat kwaad te keuren zij. —-
Hier kan men naar het leeven zien afgemaald
de voortreffelijkße bedenkingen, de zoetße ver-
vertrooßingen van een geruß geweéten onder Je
zwaarße wederwaardigheden ; dé felle tegen-
worβ dingen van eene onderdrukte^confcientie ;
"de ij dele verleidingen de jhoode bedriegerijen ^
waarmede een ondeugend gemoed zigzelven zot'
lijk paajt en in βααρ wiegt. --^—^ \Sleept eene
''geringe onvoorzigtigheid eene reeks van vioeije-
Ujkheden en onheilen na zig: hoe noodig leert
dit
-ocr page 31-ρ ^
dit dfj eene altoosduurende 'wcakzaamheiä iäj
mitsgaders een gegrond vertrouwen op de Voor-
zienigheid y en eene geloovige hoope op een beflen-
diger gelukßaat ? -- Kan wel coit met
meer aandrang worden Ingeprent,, dan hier ge-
fchiedt, hoe groote "óóorzigttgheid de Ouders beb^
ben aan ie wenden in hët beßieren van de keuZs
hunner Kinderen ten aanzien van het gewigtig
β uk des Huwelijks? -- Bleek ooit het iia·'
deel van ongeregelde en tooinelooze driften bi}
ondermndinge in de zamenleevinge van huisge^
zinnen , welke zij zo menigvuldig beroeren eti
ongelukkig maaken ■: nooit was daarvan eene
hejchrijvinge ^ waarin het baarblijkelijker wierd
voorgeßeld, ---— Nergens vond ik ooit Jcboo^
ner en beminnelijker tafereel van eene bezadig^^
de^ van eene deugd'zaame^ van eene Chrißelijke
voorher ei dinge tot den Dood, - De deug^
den van Nederigheid en Grootmoedigheid, van
Zagtmoedigheid en Standvaßigheid ^ zijn hie^
met den kèurlijkflen hand aan malkanderen ge^
ßrengdd^:,.en jchilteren met deu mtneemetjdßem
glans eh luißer, —^——τ— Behalven de viervcotm
naame ^ reeds gemeld^ koomen hier nog νerfcheh
dene andere perfoonen in bet fpel^ welke ieder,
naar zijnen bijzonder en aart^ chäraBer^ en^
hoedanigheden wonden afgebeeld. Stijfhoofdige
eigenzinnigheid ^ willekeurige heefüjzugt '^· laff&
gedweeheid ^ trotfe hoogmoed de rijken^ \fnoods^
eigenbaat der gemeenen.^ gierigheidy nijd^
waanwijze pedanterij ^ en meer andere:, ende,
tegengeßelde deugden., krijgen ieder, haar^
keurt; of liever koomm zelve in kaar nßiuure^
.. "" m
' r-.....iil^' 'i
-ocr page 32-%Je.ezen hier te voorjchijii^ en vertoonen nie^
ts haare uitwendig verrigtingen ^ maar
%ok haare innerlijke heweegifigen en aandoening
gen, en leggen haare eigenfchappen tot de fijnße
' trekken toe voor bet oog der aanjchmwer^èn hlooti
-^— Hoe' gelukkig de Hr, Fielding ook, in*
zonderheid i^ zijnen Vondling, met het fehilde'
tm van chara&ers moge geweefi zijn; hij blijft
rneer bij het algemeene, hij fchetß méér eene rti-
wè en büitenße fcbors, maar hier brengen dé
perfoonen in hunne brieven hunne hinnenße over-
leggingen en hartsgeheimen zelf voor den dag^
en leveren de verbaalen en zamenfpraaken de
naaukèurigfie bijzienderheden en tederße hoeda-
nigheden van elk chara&er. Niemand veragte
deez^ dingen als kleinigheden y die niet verdienen
dat men 'er niet veel aandagt op lette ^ dezel-
ve zo zorgvuldig nafpoore, en zó omßandig aan-
wijze. Hoe veel hooger de Godgeleerde^ ook
dt)orgaens gei^joon of gezind zijn met hunne be^
fpiegelingen te vliegen; ik kan het mij geenzins
onwaardig rekenen, van - deeze kkinighêdert
mijn vjerk te maaken, daar ik vinde dat onze
Godlijke Leermeeßer zelve de begroetingen op iT^
merkten^ en de ν oor aanzit tingen op de maaltij-
den , met zijne aanmerkingen niet, is voorbijge·*
gaen. En alle deeze bijzondere eigenjchappen
tan de verfeheidene deugden en ondeugden te
hennen is van zeer veel dienß voor allen, die
van harten ^enfchen zig gelukkiglijk voor deeze>
te beveiligen, en geene naaukeurigUjk in agt te
fieemen, W| Foor eenen Stierman^ dte de zeevaart
'^el betragten zal^ ts bet niet alleen noodig^ da$·
hij
z·
hm:
U] He Süermans^onß en haare, regelen\
kennet maar ook vantiette Kaartenzighedlene\
die hem aanwijzèn hoe zig de kujhn β rekken ^.
ivaar klippen en banken leggen, waar hij vei-
lig kan ten anker gaen ^ en hoe 4e ßroomefi
trekken. Zo ook die veilig voor^ alle verzoekin^
gen zijn cours door deeze werèfd tragt te nee^
mén, heeft niet alleen de regels van het zedelijké-
zig naaukèurig eigen te maaien, maar behoort ook
uit de voorbeelden van anderen te leer en hoe en·
waar men al tegen dezelve aanßoot, hoe de ver-
leidinge ons bekruipt, en wat men al te mijdeji.
heeft: Hoedanige bijzonderheden in eene alge-
meene Zedekunde mmogelijk begreepen kunnm
worden^ _ , . ·.
Dit allés wel overwogen zijnde^ dunkt mijy'
dat men aan de voortreffelijke nuttigheid va7>
. dusdanig een isöerk geenzins kan twijfelen; of
'er zijn mogten, welke hiermede nog in alten·
deele niet voldaen zijn, die wijze ik tot het werk
zelve ^ om het met ernß en verfland μ leezen;
en ik β eile ναβ^ dat elk deugUev end Chrißen
daarop zal verlieven. Niet ?mn voortrefilijk
immers is des zelfs fchoonheid^ aartigheid^ en ge-
neuglijkheid: Eene weergalooze ^ Konß ^ eene
cUlerleevendigße nabootzinge der Natuure^ een&.
volmaakt geregelde Geeßigheid prijß hètzelv^ _
aller goedkeuringe ten hoogßen aam De ge-
zmdße fpijze wordt hier met de fmaakelijkfle eti
geurigfte jaufen opgedijcht. --^— Zeer i)èelé
verfchillende charaSters en perfoonén worden
bier ingevoerd^ gelijk gerne'd is^ alle naar L·
sarjprQnglljL· natuure in allen dejle opgemaakt:,
Ψ ♦ .
m
-ocr page 34-VÖÖitliEDÉr^ VÄW
ilhhüar 'zijnen hijzonderen aart niet alleen häH*
delende^ 7naarzelfdankende^ fchripende^ enre-
deneerende. Vit ieder Brief genoegzaam op>
zigzélven, tiit elks ßljl én trant is voor den op-
letfenden op tè inaaken, aan welken p^rfoon hij·
toebehoore; die elk den geheelen tijd door hun ei*
gén chara&ereenvormtghewäarens ênzigkëhen
gtbèel 'en al 'gelijk zij η ι En ieder ^ dunkt mij ^
dk eènige ohdervindinge in de werëld heeft, zal
de oorjpronglijke voor-werpen onder zijne mede·'
Ttienjchen kennen ^ naar welke dè gelijkeniffen in·
dit werk zo net getróffeti zijn. - Dé moeder
van Clarijfa, het is waar ^ (want op deezer cha'
rafter viel hij zommigen iets te zeggen) is wel zig'
zelve niet gelijk: Maar hoe veele onheßendige'
menfchen ontmoeten wij niet dagelijks ^ die hun-
Tte eigene wél hegreepene heginzels, door aridere
inzigten gezwaaid^ laat en ν aar en? Hoe dik-
wijls is het in déntelvén perjoon j veel ν er β and
en natuurelijk oordeel te bezitten, onderjcheiden
van in allen opzigte verßandig te werk te gaen ?
En hoe Γφ valt het in eenen zagten aart, zig
vreedeshaiven van onrußige ge'eßen te laaten ge-
bruiken 'ter voortzettinge van hunne w ar zieke ^
óógmerken f En in deeze ongelijkheid^^ zal fnen ■
vinden., dat Lady H'arlowe %.igzelve óver algelijk
fs. --- Zeer menigvuldig, zeer verfehei-
den^ Zeer Ingewikkeld zijn dè gevallen en'ge-
heurt^nijfên ^ uit welke deeze Ge/chiedenis is 'te'
zämengeweev'en, die met eene onbedenkelijke .
rijkheid van vernuft zijn uitgedagt welker '
aangelegenhèid den Leezer met de' grootflè'
niéuwsgierl^hmé naar haare ontwindinge doei
haakm > 4le natumelij^ de eenc ult de ändert
mortvloeijen; die zeer gep^filjjk hij elkandßren
■gefcklki zijn^ en tegen de 'maarfchijneHjkheid
in geenen deele aankopen; ßn 4ie alle te zamen
mn het Een VQorna^m fluk 'der Gefchiedeniffe
ten allernaauwflen 'üerkmgt zijn^ hetzelve eg-
•ter niet overdekken en te zoek brengen^ maar
elk daaraan een bijzonder Hgt en fraaijheid bij-
zetten. —--B.eßaet nu het 'ujeezenlijk denk-
beeld van Schoonheid i/^ eenß rijke verjcheidenr
heid^ juiße evenredigheid^ voortrefplijke greots-
,heid^ en naaukeurige Eenpaarigheid; in geem
deezer opzigten, zal men vinden, dat dit werk
gebreklijk is, maar de uitmuritendfte volmaakt-
■heid aan hetzelvß moeten .toej'chrij%en> ·——τ-
Langwijligheid heeft men wel daarin berijpt :
■ dog op deeze en andere tegenv^erpingen wordt ^
zo in de Voorreden y als het Poilfcript, of de Na-
reden , van den Engeljchen Uitgéêver bondig
antwoord^ die ik hier derhalven, zal voorbij
flappen; en niemdnd kan ontkennen^ dat hos
veel papier dit werk ook beßaen moge ^ alle die
verfcheidene gevallen mgthans, volgens het ver-
eifchte in dusdanige werken.van Vernuft, in een
zeer kort beßek van tijd-, binnen één jaar, ziju
te zamen gedrongen.
^mm
Twijfelt men nog aan het nut ^ hetwelk
-eene leevendige. en welgeregelde VerheeldingSr^
Mragt aan ons vßrßrekken kan^ en aan het
goedgunßig oogmerk waarmede de .Alwijze
Schepper dezelve in onze natuur.e géleg,d heeft y
■men gae met aandagt aan hei 4ßßzen en 'óver-
9. Zie Waarfchyw. icjrcn dc Gecfiiirijvcri] hl. 8.
·ιι"'"¥μΓ salfiiiirr
-ocr page 36-"Meegen i>an dhi^erk ; en men zal ten ktaarßeh
g^ew.aar worden y hoe. geneuglijk zij de be/cbou*
i^inge der Deugd ^ hoe afjchuwelijk zij die der
endeugd maaken kan, welk eeite liefde zij, ons
tot die^ welke haat tegen deeze kan inboezemen y
m met hoe veel kragt zij in het algemeen onze
hartftogten ter onderßeuninge van Reden en
*waare Godsvmgt kan doen medewerken. Zo
wonderbaar leevendig zijn hier debejchrijvingen
en ver haaien, dat men zou zeggen en zig
"verheelden , niet eenige gevallen en redenen
^an anderen over eene tweede hand te leezen .^
imaar die geheurtsnijfen zelve, 'met zijne oogen
^e zien, die zamenjpraaken met zijne oor en te
ißanhooren , en op de plaatze zelve tegenwoov'
4ig te zijn, daar de zorgvuldigße voorzigtigheid
4oor fchrik bevangen en vervoerd wordt ^ daar
4e zuiv^rße kuisheid op het Jbhendigß belaagd
•wordt ^ daar de tederfte vri^ndfchap zig gulhar-
pg uitlaat, daar de Deugd door eene edek
filoekmoedigheid zig ontzaglijk maakt, daar een
i^nbeke-erelijk zondaar in dolle woede en de bang"
(Ie angßen worßelt met den dood, daar eene
"Zuivere ziel met eene vrolijke hoope verhuiß uit
•men zwak lighaam ^ enz.* Dog hoe leevendtg
èierin de Verbeeldinge ook- werke , zij is egter
ever al tm net β en geregeld, en houdt zig in al·
ïen opzigte binnen de paaien van het natuurelij-
he, van het waarfchijnelijke, van het zedelijke^
welke in de meeße werken van deezen aart dikr-
%vijls niet heel zeer in agt genomen worden. De
zuivere Reden en eene gezonde.Zedekunde heb·'
hen overal den teugel hedierdy en door het gant-
iÊÊÊ
-ocr page 37-fchewerk.^ en alle de verfcheidene tooneelen ee^
ne menigte gezaaid van de nutße en voortreffe·'
lijkße lef en ^ dezelve in de gevoegelijkße omßa}}'
.digheden zeer juiß te pas gebragt, en ze in hst
kragtigß ligt geplaatfi. Zonderlinge en zondet-
wedergae^ mag ik zeggen^ is ook het vermogen^
V nsoelk hier doorßraalt, om de hartßogten op
de biweegelijkßß wijze te roeren en gaende te
maaken. Hij moet harder zijn, dan ßeen, wiet^s
hart onder het leezen deez>er ßukken niet van
medelijden vermurfd wordt; die eenige traanen
heeft ^ kan zig niet weerhouden van dezelve nu
eens te ßorten ; dan wederom moet elk die niet
geheel onverfchilUg is, zijnen geeß in eene regt-
maatige verontwaardiginge voelen rijzen ; en
hij andere gelegenheden vervoert eéne lugtige
vrolijkheid het hart fop een zoet genoegen , en
den mond tot lachen. Alles ondertufj'chen ^ zelf
geeßige boert en grappige kwinkßagen niet uih
gezonderd, is gerigt tot dat oogmerk waartoe
bet Opperweezen zelve ons de Ferheeldingskragt
en Hartßogten heeft ingefchapen , ter bevor de··
ringe ^an goede Zeden , om ons de ßerhße Lief-
de tot reine Deugd . defelße haat tegen zonde
en godloosheid in te boezemen. Meende weleer
Plato, dat zo de verßandige Deugd zig aan ons
gezigt in eene Ughaamlijke gedaante vertoonen
kon, zij eene onweerßaenbaare Liefde tot zig bij
allen verwekken zoude: Hier ^ durve ik zeggeny
vertoont ze zig aan V menfchen Ferbeeldingey
die het weezenlijk Gezigt allernaaß koomt, met
haare eigenaart ige en glansrijke fchoonheid; en
β elk ναβ dat zij alkr gemoederen , in welke
* ♦ * ♦ i eeni"
■i&i^
-ocr page 38-' eemge zugt tüt goed gevonden 'Wordt, op de he-
minnelijl^e Oiijze zal behoren^ eti geheel en al
cp zig doen mrliemn. Nooit vond tk eenig hoek
van Devotie , met hoe veel verfland ter Gods-^
'vrugt ingerigt ^ hetwelk zo veel indruk op mij
waakte dan de verrigtingen en gefprekken van
de kwijnende en β ervende Clariffa: En ik beken-
üe rondlijk y door het aandagtig gebruiken van
4it boek niet alléén ten uiterflen vermaakt^
tnaar ook inderdaad gefligt, dat is in wijsheid
' en deugd-lievendhéld gevorderd, en ter ßand-
Ouftigè hetragtinge van dezelve tc zijn-aange-
moedigd.
Meer behoeve ik niet te zeggen^ dunkt mij^
cm mijne uitneemende hoogagtinge voor dit
weergaloos werk uit te drukken ; om de rede-
nen daarvoor bloot te leggen ; en om mijn oog-
merk bij alle verßandige dief hebbers van deugd
'en waare godsvrugt te billijken^ in het nut en
^ vermaak , dat ik zelve daaruit genoot en hebbe^
mk aan anderen , aan mijne landgenoot en ge-
meen te maaken, -- Maar is hiermede mij-
m onderneeminge al ten vollen gewettigd? En
■ blijft ze nog niet roekeloos en vermetel υαη. we-
gens de uiterße moeijelijkheid^ dieper ßeekt in
ten werk van deezen aart naar behöpren in eens
éindere taaie over te bréngen? Deeze zwmrig-
heid bekenne ik op verre na niet zo volflagen t&
'kunnen beantwoorden, dan de voorgaende. Wie
■zou zig dog de bekwaamheid 'durven aanmaati-
gen, om deezen arbeid nßar waardij t^ '■voltrek-
ken ? NoodzaakeUjk nioétm dusdanige werkm
'van Vernuft en Geefl , zij met eet^ andere
ï
y
si'
ff
I
ψ
ii i
Jpraak
wm
-ocr page 39-fpyaak hekleed vjorden ^ veel van hunne natum
relijké fchoonheid, van hunnen hevalUgen zwier
verliezen , welke dikwijls afhangen van woor-
den en fpreekwijzen die aan eene enkele taaie ,^
van gewoonten en gebruiken die aan eenen enke^^
len landaart bijzonderlijk eigen zijn; en de^m^
gedwongene losheid van het oorfpronglijke
voodwendig in eene overzet tin ge meer of min
verßijven. Evenwel meene ik mijne ßoutheiä
voor eenen billijken regthank door de navolgends,
redenen te kunnen verontfchuldigen en vrijplei"
ten. -- Ik hehhe deeze vertaaUnge niet
begonnen, voor dat een ander, door welken z^
onderftmmen was, die had laaten P-eekfn; voor
dat 'er eenige tijd verhopen was * zonder doi
iamand anders daaraan de hana floeg; voor
dat ik van veele mijner hekenden was aange*
flaen, om deezen arheid ap mij te neemen. —·
Ik wanhoopte toen , d'at iemand van meer he-
kwaamheid ^ die ''er zeer wel zöu kunnen gevon^^
den worden, zig aan deezen lafl , die waarlijk
zwaar is, zou willen onderwerpen: en ik vrees^
de , dat de een of ander hamzugtige Boekver-
kooper ^ door den lof des werks genmpt, het zel·^
ve aan emigen laagen huureling zou aanheßee'
den , hoedanig '^eele voortreffelijke werken op
eene jammerlijke wijxe gerabraakt zijn Εμ
daarop wierd ik door mijm hoogagtinge voor ds^
waardij deezes werks , door ijver voor de be-
vor der inge van deugd en goede zeden, en door^
liefde tot -mijne landgenooten , overgehaald om.
van mijn vmrneemen af -te flappen van mijne,
pen tot vertaalen.. niet meer te -hezigen·, en om-
dee-
-ocr page 40-iieèzen taak op mij te neemen, die zo ten ulfer-^
'pen moeijelijk, die van zo langen adem is. —^
Den aart der heide taaien meene ik door vlijti-
ge oefeninge vrij wel te kennen: Van de voor-
koomende zaaken en bedenkingen agte ik ge^
-noegzaam kundig te ztjn^ als die van Zedekun·
de altoos veêl werk gemaakt^ en veel vermaak
'gèjchept hehbe in de natuure en werkingen van
verfchêiderleije zoort van menfchen gade /<2
paen; en den geeß van dit werk had ik door
leezen én herkezen genoegzaam ingezogen en
wij volkoomen eigen gemaaktt. ---Ik wor-
de door nood niet gedrongen om mij met deezen
arbeid zeer fchielijk tè verhaaßen, maar kan
daaraan den vereijchten tijd beßeeden ;' en de
agtinge voor het werk maakt mij gewillig om
de h^oorelijke vlijt en oplettendheid daaraan
te koß te leggen. -Daar mijne eigene
bekwaamheid te kort fchiet, neeme ik tot andere
hulpmiddelen mijne toevlugt, aangaende de reg*
ié· eigenjbhap der Engeljche-taaie ^ fpfeekwoor^
den ^ zinjpeelingen^ en gewoonten-, niet alleen
door het gebruiken van boeken daartoe dienßig ^.
maar ook door het raadpléegen van mijne goe'
de vrienden , die der taaie kundig, of zelf in
Engeland gehoor en zijn , of langen tijd daar
terkeefd hebben : die mij ook geiviUiglijk heb-
ben bij geßaen. -- Inzonderheid is''er een-
ßuk^ waarin ikmijnevolßagene onbekwaamheid
rondlijk moet helifden , het berijmen naamelijk
tan de Digt-ßukjes^ vjelke hier en daar in dit
<jüerk verjprèid zijn; en't welk nogthans nood-»
taakelijk was i zou 4s Vertaalinge aan den
j'maak
ι;
I
i'
ι
φηααίζ der Nederlanderen vMdoen-, Dog in dit
hpzigt hebben ook mijne -vrienden, en wel voor-
naam/ijk Een y mij niet je loor gefield^ die d&
weeße werfen in deeze Deelèh voorkoomende ui
JNederduitjche Digtmuat gehragt^ en op zig ge^
nomen heeft zulks te doen omtrent de overige'^
welke in de andere Deelen zullen mlgen. Uif
de thans gegebene β aaltjes zal men gewaar wor^
den^ dat derzelver taal^ behaken dat ze heè
oorjpronglijk zeer net uitdrukt^ vloeijende eft^
kragtig genoeg is om aan de waardije des werkè
te beantwoorden. Ik legge mijne verjchuldigdé
dankbetuiginge hiermede aan deeze mijne Wien*,
den af; en zo ik met mijnen arbeid eenigen dänk
bij het gemeen hehaale^ zullen zij daartn huti
regtmaatig deel hebben y als welken ik onmoge*
lijk zonder diergelijke hulpe. had kunnen vohoe* ^
ren.
Dusdanig tt wérk gaende^ eti van deeze
hehulpzelen mijn gebruik maakende^ verheelde
ik mij^ dat ik in β aap hen^ dït voortrejfelijk
IVerk in eenen taameltjk goeden eti deszelfs met
geheel onwaardigen vorm te kunnen uitleveren:
En fchoon Clarifla in baar Neerduitfch gewaad,
niet zo cierelijk en net te voorfchijn koome dan·
in het Engeljbh; vleije ik mij egter ^ dat zij in
hetzelve door haare namurelijké fchopnheid vee·*
len zal behaagen en bekoor en; ('choon mijne ver*
taalinge de volmaaktheid van het oorfpronglljke
niet bereiken kan^ (en welk redelijk menfch zou
dit dog van mij vergen ?) zo veel durve ik mij
mgthans laaien voorßaen, dat zij van onpartij*
digen niet als onj'maakelijk ei} %vajlglijk zal ver*
wor*
-ocr page 42-hjorpeh tmrdefj,
met (reiveeft waäre, zoude ik^moit mijne band
ahn deezen ploeg geßägen behhën.^ Alle de wee*
zènUjke fcböonheden ^ "xelke ""er ßeeken in de ver^
Waaien van de'gebeurtenijfen y in de redenka-oe^
lingen der verfcbeidcne perfoönen ^ kunnen zeker^
tfjk iti eené^ VertaaVrnge volkoomelijh behöudeti
<mrden. De ZedeleJJen hierin voorkoomende he^
èo^juen niets van baare kragi'te mifen, tP'aar'^
in dusdanige ifjerken bij de Vértaalinge het
nfeeß verliezen, is de ßijl·^ de fpreekwijzen, etP
hartige zegswoorden, In den ßijl bebbe ik hét-
èorfpronglijk zo na getragt na te b&otzen, ah
inij mogelijk ss y en de verfcbeidene charaBeri
dér Scbrijvérm naaukeürig in agt genomen,;
Hetgeen mij in den lojfen flijl en ßraattaale der
Hgtmijfen bij mangel van gewmne ontbrak
hebbe ik door oef eninge en oplettendheid getragt·
te vermllen \ ■ &m bet natuurelijke van dit vierk
niet 'ie fcbenden : melke oeffeninge zomtijds niet
onnut voor mij zeiven geiveeß is. IVat Ujzondef
re zegswoarden en fpreekwijzen aangaet^ wan^ ·
neer ik Nederduitfebe van'^gelijke kragt en ïfi'
hóud vinden konde^ hebbé ik die gebezigd; M"·
ders bebbe ik het Engelfch zo naaukeUrig als mo-
gelijk was gevolgd. — Ondertußebetigelieven dc
kiejcbey of vieze Hef hebbers van de Nederduits
fcbe taaie het mij met kwaalijk af \te neemen^
dat ik zomtijds 'üoel een Onduitjcb woord ^ daar
het naar mijn oordeel te pas kwam^ onder den
ßijl der hefchaafdße ßükken gemengd hebbe. —
Dit dagt ik, zo groot eene misdaad niet te zijn
in ^emeejizadéè hieven,, daar men dé zuiver*·
Zo ik ν an 'dèezé verheeläi^gt.
% -
heid-niet gemon is zo an^ßvalUg en maimg^^
zet in agt te neemen, Ik htbbe .even^Joel daar.-:
van geen mhhmik gemaakt ^ en men In dU
punt niet overgeloovig zijy geloove ik- niet dd^
msn dies'vuegem .eenige ergernis ïégen mij zal
opvatten. Bijzonderlijk hebhe ik ook geen zwad'
righeid gemaakt^ om de Engeljcbt 'gewoone be-
■ fiaamingen .van Lady, Madam, , Sir,: enz., te her
houden^ dewijl bet toneel der gebéurtenijjk tn
.Engeland^ en onder ^ngeljhhe férjoonen is. '^
ylk bebhe ook wel eens de vrijhei f genomßn ^ van et"
gen-gefmeede woorden ie gebruiken ^ fchqon ik niét
,wiß dat die in de Nederduitfche taaie in zwang
' gingen,^ Behalven dat ik als een ingehoren Ne-
. derlander daartoe meene regt te bebten, als dh
woorden verßaenbaar ztjn^ en in hunnen^vorm
.niet tegen taalkundige regels ßrijden; was mijn
oorfprongHjke- Schrijvé'r mij in die· vrijheid vooi"-
gegaen; ^en dus drukt, de^oy.erzem^ge de eigen^
■i aartige gedaante, des Werks dies te naaukeurigér
uit, Zo het gebeuren mögt y dat ik digt
.hij. de gemeene taal van het oqtjprongUjke wUr
. lends^ blijven^ wel eens eene Friefche jprèekwij-
ze hebbe aangegreepen,. welke in. Holland, onder
xhet gemeen nist zo gebruikelijk ts; daaromtrent
..wil· ik gaar η Oerfchooninge verzoeken bij hen·,
udie zig hieraan^ mogten ßqoten; . hoewel ik nog
^geen %Ujk weete., weerom het. gemeene volk in
de eene Promntie van Nederland, voor regt zou
a bebben boven de andere^ om der taaie dê Moeite flei-
tlen, --, Zo ik voor.,I^rielen aÏÏeen dit v^erk
bearbeid had ^ zoude ik nog eene.aartïgheld mefr
■^'an bet oorJ'prongUjke in mijne Vertaalinge héb"
ben
t ♦ ♦ H" ♦
-ocr page 44-l·e» kunaen bewaar^n^ %velL· ik-nu geheel moejï,
vaar en laaien, om aan de meeflen der Leezeren
-niet belachelijk voor te koamenr Dat geen naa^
^pielijk ^ ^ρ welk Lovelace Belford in hunne
'BriefwiJJelinge den Romeinfchen· ftijl * noemen^
heßaende in malkanderen m bet enkelvoudig met
^u en idij aan' te fpreeken, in plaatze van hét
meervoudige ^Vyen u^ gelijk hedendaags onder
%lle b^haaße Nederlanders de gewoonte
hehaken dat de oude plompheid bij de Friejen
-nog gevonden ixördt. Schoon het evenveel zij
*koe men j'preekt^ als men malkanderen maar
merftaet, kan ik mij niet weerhouden van op
'4eezè 'Gothijbhe jmaips van in^één menfcb meer
-pérjoonen aan. te mérken, h\er een weinig ge-
β oord te zlpiX'' om dat ze mi^ van de gelegénhètd
heroöft om deeze grappige fraaiheid van het oor-
j[prongUjke'uit te drukken. Z>5 polite Fr an jen
kunnen zelf- nog tutoyer;' maar Neerlands in-
yioonder^ zijn ^ buiten Friefland^' te welleevende
om deeze taaie langer te verflaen.' —- Deeze
welleevende luiden zullen zig'^miffchien ook tèr-
/»^onderen, dat zij deezé Brieven met de^ge-
\%)oone Uw Eerw.'s, U Wel IJw Hoogi-Wel
geb.'s, en diergelijke fraaijheden^ met door [pekt
Vinden. Ik hebbe die niet gevonden in het oor"
Jpronglïjke^ uitgenomen in dè brieven van 'eerien
'knegt^ of diergelijken i'^Wn men neeme mij niet
kwaalijk, dat ik het al méde voor cenen Gothi-
fiben /maak houde-, dat men dev tweeden pér-
Joon Uit de brieven en uit de, hoofjche taal verban'
m , m liever hebbe dat men eene van onze hoeda^
- · ^ ^ ■ ' mg^
1
i
/
* Zie D. I. Bx. 31. W. 306, 307.
■üiÉ
-ocr page 45-nigheäen dan onszelven aanfpreekt. Jf^og.
ik mag wel een reeße inbinden ^ als ik bedenke
dat ik hier om verfihooninge verzoeke. Ver-
fchooninge egter ^ dunkt mij ^ mag ik met reden
eifchen^ en kan mij van geen redelijk menjch g^-
^joeigerd worden, omtrent de feilen, die 'er mog'
ten zijn ingeßoopen; daar ik een zo zw aar en
laß tor je ^ waaronder ik bezwijken moeß^ wierd
mijne lufl en moed niet telkens opgewakkerd door
de ongemeene nuttigheden en fraaijheden^. die
zig van tijd tot tijd voor mijn verfland opdoerf»
En deeze luß, vertrouwe ikj zal mij te meer in
paat β ellen ^ om het werk eenigzins naar wliar-
dij gelukkig te volvoeren.
Buiten twijfel zou men nu wel gaarn wil*
Ie η weeten ^ wie dog de Schrijver of Uit ge ever
van dit hooggeroemde werk zij. Zie hier wat
Vr mij van bekend is. Op den titel van hef
Engelfch ßaet^ dat het Gedrukt is voor S. Ri-
ch^rdion^ en die van den druk meldt., ddt
het is uitgegeven door den Uitgeevcr van Pamela.
Die Richardfon wordt voor den Schrijver en van
Pamela en van deeze ClariiTa beide gehouden, Be
Nieuwspapieren getuigen, dat hij een Boekver»
kooper is. Uit Engeland hebbe ik berigt ont-
vangen ^ dat hij een man is van veel geleerd;·
heid jchrander hei den vernuft; van eenen
vluggen en vrolijken geeß ; en dat hij veel werk^
vtaaL· mn letteroefeningen , dog met bezighe-
den zig weinig ophoudt, Dit is vrij algemeen^
en de man verdiende huiten twijfel, dat hij
naderrvan ons gekend wierd. Beter waarlijk
kunnejy wij hem kennen ^ wat de vermogens van
- — - zij-
» ♦ ♦ ♦ ♦
-ocr page 46-'me
^ Ö Ö R VAN
'tä^nen Geefl-^betfeft ^ 'uit· zijne^aan het ligt ge*
*^gevenè iverken-^ -en 'inxmderhdd uit deeze zijm
'ClariiTa, waaHn Uij'zigu^ overtroffen, heeft^
^Dit ^erlègeeft 4ec ^ßUeyheerlijkPe en doorßraa·
Jende blijken intmers 'van'dem Jchra^ eh
'verbevenften Geeftdie zijne Stöff'e zehe jchept
en vormt ^ en" de éerfte Preedende -langs onbe^
'*baande wegen ^ voor zijne navolger en niets over'
"iaat om te verbeteren, NoSit ^ zo veel. bekend
'is ^ hê^ de 'Wereld een gefthrift van-deezèn
' itart zien te voorjckijn koomen^ iMaarin-eene ge*
^ ieurtenii viièrd opgemaakt met Brieven van dè
'^erfoonen ·zelve y txelke daaraan deel'hadden^
voor de Pamela en ClariiTa deezen Schrijven:
'Nooit was V>- een' werk waar toe doordringen*
'der hennis van de menjcblijke natuure-.vereilbht
'wierd, ah waarin die perjoonen vm zowveel
''verjchiUende charaSiers hunne'binnenß'e bariß'
'geheimen moeten^ openleggen» ^ kOrik^van eef^e
^ door ge oejfen de -geleerdheid'' en '^kundigheid \ van
* veeier bande zai^ken niet te fpreeken-y welke bier
'%llenthalven op' de gevoegelijkßä' en ,nutßg wij-
ze te pas gebragt wordeh r Èene^wondei'kaare
Verheèldingskragt en vindifigrijk Ferfiuft ibe^fl
'^deeze - ßM'en -zekerlijk\ uiigedagtx, ,én -Minkt
• éaarin op 'het hélderft'door; Eène^ragt^^iwelk^
'de
' bartstögten
:voert'^werwaards bet hdar^gèluft,:b^vybjitgmi
Inoglyet zeldzäamßHs v'an<aUéh ^-jieeze W^rJjed'
*dingskragt gäet 'hier 'gepaard] met ïle. fibérpfie
fchranderhèid en bet bondigß^iim'deeUίmMß.^fl·l·
Ρ
F
^ iïEW VERTAALER./
ie 'êe deehn eji omßandighQden van dit werk in
iene juiße^orJe gejcMkti en elk op kehnetß b&f
Eene. rsgt gezonde Reden heeft m
allen opzigte de Kerbe^ldings-kragt heßterd^ en
dezelve van alle dweepsrij en bij ge loof weerhour
deny terwijlze-haar tot ,de zuiverße en verhe'^
venße^Zedekunde. i tof de vuurlgße en · zielvoe^
rendße Godsvrugt.opvoert. Zo dat deeze Scbrijr
ver onder de uitmuntendße ligt enpn4er de
grootße mannen der oude en bidendaagßhe eet^
uoe verdient geteld te, morden : En magEngef
land onder andere öp de voortrefelijkß^ verßanm
den boogen ; het zal eenen Newton ^ Mjilton, A4r
difon, 7iiet tot oneen ßrekken, dßt een lUchardf
fon in bunnen rang voortaan praale ■^met geer^
minder luißer, het zij men op de kragt ναη,
geeß , of de nutheid zie van deizelfs gewrqg^,
ten,
Ferfckeidene Lof-digten WQrden in de En*
gelfcbe Uitgaave van dit Werk gevonden. Dog
ik hebbe het niet noodig geagt, dat dezelve in
het Neder duitj'eh wier den overgebragt: Hoq
groot en en regtmaatigen roem zij den Schrijve f
opdraagen^ en hoe welgéfèhikt zij In zig zeh^
zijn; bij bet werk zelve ver geleeken dunkt fpij^
dat ze te gemeen zijn, en te veel äfvalt^nf
Een versje vond ik zeer fraaij-, kort en kragtig^
in vier regels onder een zvjeemzel van blaam,
den hoogßen lof. vervattende; V welk ik waardig
geoordeeld behbe om.^ van mijnen Vriend me^^
de fraaiße 'nitbeid in rijm vertaald ') aan de
agter-zijde van bet tiiel-bhd ^e^katß t^ W^^t
den, . ' ■., Λ..- , . ".
Ü
-ocr page 48-Men verheelde zig egt er niet ^ dat dit Boek
voor allen Leezeren gefchlkt is ; in geenen dee-
le kan men vertagten, dat het aan de,[maak
van iedereen voldoen zal; Niemanddie dit
hoek^ die het gros der ixereld kent ·^ kan zig dit
voorflellen. Zij die op onkuisheid aazen, en
hunne geile ^érheeldingê met vuile vertellingen
vari dien aart gaar η %ezig houden j zullen, hier
'niet vinden hetgeen zij zoeken. -^ Die in
een Roman vereijchen, dat zij uit eene menigte
van grappige vertellingen, de eene wonderlijker
dan de andere, zij aan een gejchakeld^ zonder
dat het ""er op aan koome hoe veel waarjchijne*
Ujkheid die hebben , als, zij hun maar door
'lachen 'de lever kunnen doen jchudden; denzeU
ven zal deeze gefchiedenis veel te treurig voor^
koomen ^ hoe veel lugtige trekken daardoor ook
mogen loopen. - Die enkel Romans leezen
om hunnen tijd te korten of liever van kant te
hrengen ^ zullen ook voor hunne lafe en logge
zdel deeze geneuglijkheden niet gejchikt vinden;
het tafereel des leevens , dat daarin gejcheiß
voor dt, zal hun niet behaagen, en het -zal hun
ie veel aandoeninge verwelken voor hunne vad'
zige gerußheid, -Die van een getond
verßand zijn\ die ten minßen eenige liefde heb-
ben tot deugd en voaare godvrugt{ \ en met dit
oogmerk leezen om hun hart ^ en zeden te verhe*
teren 'zijn het alleen^ die in deeze lekkernijen
zig regt kunnen verlußigen.
Denzulken biede ik thans de iTix^ee eerße
"Beelen van dit weer gadeloos werk aan. ^ Schoon
ik in den beginne met den Drukker van gedag*
f. tm
-"Li
tm wmre om met de nkgaave zo laiig ïè wäge-
ten ^ m dät'er Fier D'Bèïen waar en afgèdrukt:\
'zijn-wij egter daaromtrent op den raad onze^.
Vriendpl· veranderd^ om hét geduld der leesgie^
rigen niet te ve&l te vergen^ en^ maaken ηύ
de^zi- twee deeleit ter voldoeningè van derzeit
ver bi geer te gemeen ah tot een proefje. Nog^
ihuits moet- ik den Liéezër waarfchuwen, - om
uit deeze ßnkketi over de waardij van hët gé'
heèl nièt ' al· te' Voorhaarig te oordeeleUi Hot
fraaij en^welgefchikt d^zdve ff&k zijn op zigr
zelvé aangemerkt4è voortreffelijkheid van dè'
volgende ßukken loopt veel hoogêr, - dan dat da^
zeive uit: deezè kan worden afgenomen, Deezt
hehèlzen maar^ als- een^ Voorhereidingé tot het
^mmaam Bedrijf der gefchledehijlh·'^ . waaruit
over het geheel beloop des werks geen volkoomenè
hezeffinge kan' worden opgemaakt. Het aan-
doenlijke m zielroerende werkt hier nog niet iii
^'ijne volk kragt; erï L· Deugd βeigert in dit
gédeeltre des taféreels nag niet tot die Wèergaloo*
ze verhevenheid^ waarvan ik voorheen géfpro-
hèn h'èhhe. ■ Een ieder dérhalvèn^ die dtéte tèèfl^
èénke dat hly ßegts eene βaauwe voorjmaak ont^
vangt van hët nüttigè en aangenaamt^ Wtwelk
de volgende Beelen tullen uitleveren% Onder-
^Ujfchèn zijn deeze Twèe opzigzelvz gèèntim tê
vtrwërpèn, mäar behelzen ook de^ßhoonfle ver-
tooningen èn jchilderijéfi In zigy eh de aartigße
zaménfpraakèn, waarin vèrjchèïdane driften en
bartstogten zeer hamurelijk haart-rol fpeeten ^
en haare ßjnße trekken doen hefchouweH ι Ed
elk mr-dêelkundlg oog^^ waar am, de teneehßuk^'
^j;;, bijvoorbeeld^ vdneeneiï TéïQnüvis^ o/MoIié-
rc, 'Xègem derzelver natuurelijk en befthaaß
fchóotï^ héhaagen kunnen^ zullen déeze ntigrtiim
%o keur lijk ^ nog ruim zo konßig voorkoomepi
Verontwaardiginge en medelijden kunnen hief
mg al gaende ra aken 'op de béfchotiwinge vdn
êenè knorrige eigen'-Jiilligheidy vrékke gierig-
heid^ trotje heerfchzugt^ bitze nijd^ arglißige
höosf/èid y getergde zägtmoedigheid ^ belaagde,
kuisheid, benaaüwdê flandvafllgheid. En
de uitmuntendße leffen voor veélerleije lee-
hensgevdllen zijn ''er överal verfpreid. Men.
veragte dan de dingen^ dit'hier voorkoomen^
niet als kleinigheden en laiigwljligè vertelliU··
gen van vielmg aanbelang: Behalvén hmi'
ne eigene fraaijheid ^ zijn ze van zeer veel
aangelegenheid in het beflek des gantfehen
iverks; zij fchetzen naaukeuriglijk de cha-
raciers der perfoonen^ die daarin deel hebben ;
zij zijn noddzaakelijke voofbereidzds én aanlei-
dingen om de voofnaame uitkoomßen deèzer gë-
fchiedenijje te ivege te brengen ,· en de deugd van
Clarifia zou zo zuiver^ zo bekoorelijk^ zo tér·
Kvonderlijk fchoon niet uitblinken, indien wij al'
Ie de laßige kwellingen en veelvuldige ter gin-
gen ^ 'waarmede zij getart ivierd^ niet zo om-
ßandlg voor oogen hadden. Ik β eile dan ναβ^
dat zij elk verßandlge en deugdlieveitdê hier in
'den beginne zelf zal bekoor en en inneemén^
jchoon haare verrukkelijM (choonheid zig van
Deel tot Deel ßeeds onwedsrßaenlijker openbaO'
ren zaL '
' , HoewH nu dit tvefk vm alkrkije ßaauü
"en
JiiH^
en ßanden van menfchen gejchikt zij ^ fchoon
jongen en ouden, 7'ijkenjen arnmi, geleerden en
ongeleerden, aanzienlijken en geringen, wijzen
en onwijzeny mannen en vrouwen^ daartßcde
'hun voordeel kunnen doen, en zig daarin onge»
meen verlußlgen: Der Jeugd nogthans prijze ik
hetzelve bijzonderlijk en voornaamlijk aan, die
'gezind zijn hunnen loop dóór deeze -ivereld vjijs-
J$jk in té ßelkn en gelukkig te volein4ig&n, >»
zig daardoor te bereiden tot eenen eeuwtgeu
ftaat van vreugde en zaligheid. Der^elver ver-
heeldingskragt is immers op bet leevendigß, en
hunne hartstogten heweegelijkß: IVaarom dus-
danige jchriften hun het meeße fmaaken niet al*
leen; maar hebben zij oQk het m^eß van nooden
dat hunne verbeeldinge en hartstogten in den
regten plooij gebragt ^ naar Heden gebogen, en
ter gpdsvrugt gerigt vjord^n. Hier zullen zij
de fcherpße prikkels vinden om de. begeerlijkJj£-
^en der jongheid te vlieden, om zig te jpeenen
van alle vleeJcbHjke wellufl, van alle ij dele tijd-
verkwißingen, en gm hunne ziele te voeden met
edele ^ met redelijke ^ met regt men/chlijke en
geeßlijke geneugten. Mogten deeze ßukken daar-
toe %^an veele uit ben gebruikt worden ! Daji
zoude ik mijn arbeid wel l^etaald agten:. Dat
zou mijne lufl verdubbelen om daarmede ojvjer-
moeid voort te gaen. Waarin ik hidde dat het
goedertieren Opperweezen, %vi;ens eere ik nevens
het nut mijns naaßen hierin hedoßle, ^j Ï^^oed-
gunßig bijßae!
ί
-'ί
DRUK^
-ocr page 52-DRUKFOUT.
'' ♦ -t
ρ. I. bl. 4.42, r. i^. Maan4ag den iq, le^si
Dingsdag den zi. . \
tl
^N: B: Hier omtrent is iiivde dagcekeminge der
V-Brieven in 'hqt Engelfch einige verbijileringe in-
gefloopen, doordien de ßrief den ßcrdep
is ingevoegd, . . , : ..
; '.'Λΐ
Λλ \ ^ 'Λ
^ . ■ - >
JA,
• 4 i ;'
.Ι
ν ^ .-1 ,
,;·,·ν .>; ' < · •■■ii
^ν, ■ ■
. ί ,-. : . ■ ■ ·
ι ν'ά ■■
·; ,/ ι'.: ,
, i i I
* ' S
•"ι. ' '
.α' ί
1 , i
ΝΑΑ-
■ν,'
''"^»twtio.
-"•«u^
toWIÜMi
-ocr page 53-"^an do' ' ^
ι· ι
J
uffsr Clarïffa Harlowey ecncjongc Lady· να,η νςςί ίςΐιοαεκ
held cn Ycidieiirte,
Robert Lovelace^ Schildknaap,'luar Minnaar,
f .'' ..
Jakob Rarlozve, Schüdkn^ Vader van Clariifa.
JufKóuw Harlowe, zijne huisvrouvv,
Jahb Harlowe ^ han ecMgc Zooïi.
^irabelby hunne oudft" Dogicr.
jühannes Hmlojve·, SchiUkn. oudftc Broeder vtin^akol· Iptf·
IjVJ'J Ü.CU Vu-icr. ■
«
^ntony Harlowe.j Derde Broeder.
Righr Soirees ·, SchÜdkn, een Vrijer van Clariilii.
Juiicouw Hervey, half-zuftcr van Jufrouw tiarlozvs,
JutTer D^rtf/Äirt Hi/'z-ey »' haarc Ooi^tcr.
Juffiouw Judith Njrton, ecnc Vrouw van veel God^rn^t
en Verliand , dle wn.vaoiua&m dtci bad jjchaü in dc £>p-
voedingc van CiarijOfa. '
Colone! \γ. Morden i cell hccl Nabcilaeiide van de Harlo"
■ ■ ■!>
wes.
Juffer Howg^ de innigfle bo^r.emvriendin, Gezelliu > eil
Correspondente van GlariiTa. ' ί ' »
JufFtouvv Howe, haare Moeder.
Karei Hlckmauy Schildkß. Minnaar van JuiT^r Hoa^c,
Loid Μ. Oom van den Hr. Lovclace.-^
Lady
1 1
-r
Η
■ί
■fi
Lady Sara Sadkift Lady EUfabtt Lawrance ^ Half Zudcrs
van Lord M.
Juffer Charhtiet cn Juffct Martha Mmtaguet Nigtep, van
dcozelvcn Edelman.
Dz. Lewent cc» eecwaardig Godgeleerde.
Hr. Elias Brandt ccn pcdantfch jong KeiJcelijke.
Dr. H. ccn braaf Geneesheer.
Mt. Goddardt een ectclijV cn kundig Apotheker.
^artBelfordj SchiMkn. voornaamftc Vriend cn Vertrp^we-■
ling van den Hr. LoTclace.'
Jüchard Mowhray, Thomas Ooleman > ^Mkob Tourville > Tko-
tnas Belten, Schildknaapcn, I^igtmi(ren> Vriendenjaa
den Hr, Lovelacc.
Juffrouw Moete, ecne Wedaw, Logement houdende in Ηαπ\ -
Aead.
Juffer RawlinSi ecne fatïoenlijkc jonge Juffrouw aMaat.
Juffrouw Bevist eenc lecvendige jonge Wcduw teizclvcc
p!aa[zc#
Juffrouw SincUirt de voorgewende naam tan ecne hciincHj*
kc Hoerewaardio ta Londen.
Capitein Tomllnfon^ dc aangenomen naam van eenen fnoo-
den Koppelaar voor de Oniugtigheden vau den Hr. Lp;»
Tclace.
Baartje Martin ^ Marijije Horton t. Medcftandcreffcn inmaat-
ichappij met de fnoode Sinclair.
1
. ί'
ι
ί
\
ι
t
k Ί
, ΐ
2)iffÄi W^kesf cenelifligc Dicr.ftiBtid in het fnoed Huis.
Ί
·; .1
-
/ ^
-ocr page 55-ßladz. t
HISTORIE
■J
Iii
Jufer Anna Howe, aan Jufer Clarïssii
i j
if:
i
'l.
Κ ben ten uiterften aangedaen, mijne
Waardfte Vriendin, over de beroerten »
die in uwe Familie zijn voorgevallen.
Ik weete, hoe het u moet krenken, het
onderwerp van de algemeene praat te worden: En
egter is het bij eenegelegenheid, die zo algemeen
bekend is, onmogelijk of alles, wat eene jonge
Lady betreft, welkeruitfteekende verdienilenhaar
der gemeene zorge hebbqn aanbevolen, moet de
aandagt van iedereen naar zig trekken. Ik verlange
de bijzonderheden daarvan uit u zelve te verftaen;
en van de behandelinge, welke men mij verhaalt,
dat gij ontvangt over een voorval, 't welk gij niet
Α kondc
-ocr page 56-^ De HISTORIE van .
kondt helpen ; en ^aann, zo veel ik kan ver-
neemen, de Lijder dé Aativaller was.
Mr. Diggs,^ * om welken ik zond, zo dra ik
van de Renconire boorde, op dat ik uw ent kal-
ven mögt vemeemen hoe hec met uw Broeder
was , berigcce mij;'-©at 'er ·^ de wonde geen ge-
vaar was, zo de koorts niet gevaarlijk waare;
welke, naar- het fchijnt, door de ontfteltenis van
' zijne geeften vermeerderd is.
De Hr. Wyerley dronk gilleren met ons
Theè; en fchoon hij verre af is van denilreng van
den Hr. Lovelace te trekken, gelijk men ligt kan
onderilellen , hij egter'en de Hn Symmcs beide
laaken uwe Familie over de bejegeninge ,, welke
ze hem gaven ^ als hij in peribon naar den wel-
ibnd van uwen Broeder kwam verneemen , en
zijn leedweezen betuigen-over't geen gebeurd was.
Zij zeggen, dat de Hr. I^ovelace niet vermijden'
koh zijn degen te trekken : En dat of uws Broe-
ders onbedrevenheid of drift hem van den eerften
pas af volkoomen in deszelfsmagt itelcie. Dit was
het, naar mij verhaald is, 'twelk de Hr. Lovela-
.ce daarop zeide· ; terwijl hij fprak te rugge dein-
izende., „ Wees op uwe hoede, mijn Heer Har-
}„Uowe, —
i
t
MJi
Β
iiwe geweldige drift brengt u bui-
i„ ten ilaat om u te verweereni Gij geeft mij te
r,,. V€;el voordeel. .Om uws ZuÜers halven, wil ik
'„"ülles onder den voet treeden; — zo — "
- ■ . Dog dit maakte zijne roekeloosheid nog on-
Ijezonnener, om zig ten voordeele van zijnen te-
genpartijder bloot te geven. —— Die, na eene
geringe wonde hem in den arm Ite hebben toege-
bragt, hem ontwapende. ' Daar
* Haacs Broeders Heclmeeilcr.
/
«
-t
0
i
ïJ
?j
Γ
υΊ
Juffer CLARISSA HARLOWE. 5
Daar zijn luiden , die uwen Broeder niet be-
ininnen van wegens zijne natuurelijke heerfchzugt
en heftigen aart, die geen tegenφΓeeken draagen
kan. Deeze zeggen, dat de drift van den jongen
heer bedaarde op het zien van zijn bloed, welk
tappelings langs zijnen arm nedergiidsde; en dat
hij de edelmoedige dienften van zijnen tegenpartij-
der (die hem zijn rok en boi'ftrok uithielp, en zij-
nen arm verbond, tot dat de Chirurgijn kon koo-
men) met zo veel geduld ontving, dat het wel
verre waare van een bezoek van dien partij, om
naar zijnen welilandte verneemen, naderhand of
fchamper of onbetaamelijk te doen ichijnen.
Dit zij zo het wil; iedereen beklaagt u. Zo
beftendig, zo u zelve altpos gelijk in uw gedrag;
Zo begeerig, gelijk gij altijd zeide, om onge-
merkt ten einde toe door het leeven heen te glip-
pen; en, gelijk ik'er bij mag voegen, niet wen-
fchende dat men op u agt gaf zelf van wegen uwe
ilille VVeldaadigheid; genoeg gelukkig in de edele
bewuilheid, die daaiTan de belooninge is: Liever
nuttig dan blinkende^ uwe welverdiende Zin-
ijircuk; fchoon nu tot uw leedweezen, ineen
openbaar gerügt uitgeilooten, gelijk ik zeggea
mag; en nog t'huis befchuldigd over de fouten
van anderen - Hoe moet zulk eene deugd
aan alle kanten te lijden hebben ί-- Nogthans
moet men bekennen, dat uwe tegenwoordige be-
.proevinge niet meer dan evenredig is met uwe
voorzigtigheid.
Gelijk alle uwe vri-enden buiten's deurs be-
dugt zijn, dat eenig ander ongelukkig geval zou
kunnen ontilaeii uit cene zo hevige twill, in welke
Λ 2 het
-ocr page 58-het fcbijnt dat de Familien aan beide kanteft ntl
idjn ingewikkeld; zo moet ik u verzoeken, dat gij?
mij in ilaat ftek, om ojp hec gezag van uwe éigene
oliderrigtinge u bij gelegenheid règt te doen.
Mijne Moeder, en wij allé, gelijk ook alle
de overige Wereld, fpreeken ter deezer gelegen-
lieid van niemand dan van u, en van de gevolgen,
welke uit de véi-ftoordheid van eenen man van 's
Heeren Lovelaces geeft, kunnen voortkoomen;
die, gelijk hij van zig gaen laat, op eene zeer on-
waardige wijze van uwe Oomen behandeld is.
Mijne Moeder beweert, dat gij hem nu, metee-
nigen fchik, nog zien, nog briefwiiTelinge met^
hem kunt houden. Zij is ten grooten deele voor- '
ingenomen door uwen Oom Antonij; die bij gele-"
genheid, gelijk gij weet, ons wel eens toeipreekt;
en na die gevegt, haar vertoond heeft, hoe groo-
te misdaad hetvoor eeneZufter zijn zoude, zulken,
man eenige hoope te geeven , die tot haare gunft
moeft waaden, (decze was zijne uitdrukkinge)
door het bloed van haaren Broeder.
Schrijf mij derhalven, mijn lief, alles wat, 'er
onder u gebeurd is van dien tijd af, dat de Hr.
Lovelace ecrft in uwe Famifie wierd ingeleid; en
b'ijzonderlijk een berigt van alles. Wat tuflchen
hém en uwe Zufter is voorgevallen; waaromtrent
verfchillende gerügten zijn; terwijl zommige lui-
den zig niet ontzien te kennen te geeven, dat de
jonger Zufter der Oudere eenen Minnaar ontkaapt
heeft; En fchrijf, mag ik u bidden, op zulk ee-
ne'omftandige en volledige wijze, dat ihet dengee-
nen, die zó veel van uwe zaaken niet weeten dan
ik, voldoen moge. Indien 'er iets ongelukkigs
a-· - if^
F> -
-ocr page 59-ο
wogt gebeuren door de heftigheid van zulke
geeften, als waarmede gij te doen hebt, zo zal
uw berigt van alles wat voorafgegaen is, tot uwe
regtvaardiginge ftrekken.
Gij ziet wat gij zelve u op den halze haalr ,
^oor boven uwe geheele kunne uit te munten, ie-
der een van dezelve, die u kent, of van ü gehoord
heeft, fchijnt te denken, dat gij voor haar reken-
fchap te geeven hebt van uw gedrag in (lukken,
die zo teder en van zo veel aangelegenheid zijn.
Elk oog, in 't kort ziet op u met de verwafr-
tinge van een voorbeeld. Gave de hemel, dat
het u vrijftond uwe eigene maatregels te volgen!
Alles zoude dan, durve ik zeggen, gemaklijk, en.
op eene eerelijke wijze ten eiiide loopen. Maar
ik vreeze uwe beftierders en beilierdereiTen; want
uwe Moeder, hoe wonderlijk wel*zij ook gefchikc
zij om te leiden, moet zig onderweφen om ge-
leid t^ worden. Uwe Suiler en Broeder zullen u
zekerlijk van uwen weg afwenden.
Dog dit is een ftuk, waarover gij mij niet
wilt Jaaten uitweiden: Vergeef mij, derhalven, en
ik hebbe gedaen. -- Trouwens^ waarom zou-
de ik zeggen, vergeef mij ? Daar uwe Belangen.,
mijne Belangen zijn? Daar uwe Eere, mijne Ee-
re is ? Daar ik U beminne, alè nooit eene Vrouw
€ene andéré beniihdé? En daar gij mij die Be-
langneeminge en die Liefde hebt toegeihen;' en
voor jaaren, welke in perfoonen zo'jong veel ge-
noemd mogen 'worden, in den eerilen rang uwer
vriendinnen gefield hebt
Uvjè alioQS dankbaare en toegeriegefie'·'
ANNAHo\VE.v
Λ 5
i · 'i
Ê
Wik gij mij wel verpligten met een aflchrifc
Van de inleidinge op het geen ten uwen yoordeele
in uws Grootvaders Teftament vervat is; en mij
verlof geeven, om hetzelve aan mijne Moeij Har-
man te zenden?-- Zij is zeer begeerig die te
zien. Trouwens zij is met uw chara&er zo in-
genomen , dat fchoon zij u van perfoon niet ken-
ne, zij aan het voorregt u in dat Teftament toege-
weezen haare toeftemminge geeve, voor dat zij
des teßators redenen weete , waarom hij u dat
voorregt gegeven heeft.
fc«(
Κ
ii's
Juf er Claris SA Harlowe, aan Jufèr
Howe.
^«
' "r ιι-πτ-η^
■ Harlowe-'Plaatze den 13 van Januarius.
Hoe overlaadt gij mij, mijne waardfte Vrien-
din, met uwe beleefdheid ί Ik kan aan uwe oj:>regt-
heid niet twijffelen; maar draag zorge^ dat gij mjj
geen reden geeft om van wegens uwe genegene
eenzijdigheid uw oordeel in twijifel te trekken.
Gij. onderfcheidt niet, dat ik veele voortreffelijke
i dingen van u ontleene , welke Gij mij als in 't
*voqrbijgaen met den vinger aanwijft, en de konil
bezitte om die bij u voor mijne eigene re doen
ctoorgaen. Want in alles wat gij doet, in alles
wat gij zegt, ja met uwe C^^o leevendige) oogen
' iQlf
6
JüPFER CLARISSA HARLOWE. 7
«elf gefeft gij lëflen aan eene die ΐΐ zo bemint en
gadeflaet, gelijk ik u beminne en gadcilae, zonder
dat gij het weet. - Dus, bidde ik 11, mijn
lief, dat gij in toekoomende ipaarzaamer zijt met
uwen lof, op dat wij u na deeze bekentenis niet'
verdenken mogenals of gij heimelijk voorhebi
U zelve te roemen, terwijl gij alleen geagt wiit
worden eené andere te prijzen.
Onze Familie is inderdaad wonderlijk ontftcld
geweeil. ■ ■ Ontßeld! — Zij is, den geheC'
ien tijd zedert liet ongelukkig voorval, in oproer
geweeil:; en ik hebbe alle defchuld moeten draa-
gen; fchoon ik uit mij zelve maar al te veel leed-
weezen zoude gehad hebben , al waare ik van alle
de andere met meer regt gefpaard.
Want , hetzij het voortkoome uit een onbe-
hoorelijk ongeduld, doordien ik met teveeltoegec-
vendheid behandeld ben om aan befehuldiginge te-
gen mij gewend te zijn,. of uit het verdriet 't welk
ïk hebbe, van diegeenen om mijnentwille te hoo-
ren berifpen, welken het mijn pligt is te verdeedi-
gen: 2^omtijds hebbe ik gewenfcht, dat het Gode
behaagd had,, mij in mijne laatftekoortzeweg te
haaien, wanneer ik eens iegelijks liefde en goede
gedagte had; maar meermaalen,. dat ik van mijnen
Grootvader nooit zo waare onderfcheiden , gelijk
ik ben.: Nademaal die onderfcheidinge mijns Broe-
ders en Zuiters genegenheden, van mij vervreemd
feeeft; tenminften, eene jaloufie verwekt ten op-
zigt van de gunil van mijne twee Oomen, waar-
voor zij bedugt zijn,, welke, nu en daij hunne Lief-
de overfchaduwt.
Mijn Broeder nu gelukkiglijk van zijne koorts
-ocr page 62-ze herfteld zijnde, en zijne wonde heel wel flaen-^
de; fchoonhij nog niet heeft durven uitgaen, zal
ik zo oraftandig zijn, als gij begeert, in de kleine
hiftorie, die gij van mij eifcht: Dog de Hemel ver-
hoede , dat 'er ooit iets gebeuren zoude , 't welk
vereifchte dat het ten dien einde, waartoe gij meldt,
wierd voor den dag gebragt!
Ik zal beginnen, gelijk gij gebiedt, met hec
aanzoek van den Hr. Lovelace bij mijne Zufter; en
zo kort zijn als mogelijk is. Ik zal alleen het ge-,
beurde verhaalen ; en u laaten oordeelen over de
waarheid van het gerügt, dat'ergaet, dat de jong-,
ile de oudile Zufter zou beroofd hebben.
Het was ingevolge van eene onderhandelinge'
tuiTcheil Lord M. en mijn Oom Antonij, dat de
Hr. Lovelace (mijn Vader en Moeder het niet ver-
biedende) zijnen dienil: aanbood aan mijne Zufter·
Arabella. Mijn Broeder was toen in Schotland, be-
zig met den toeftand te bezigtigen van het aanzien-
lijk Goed, 't welk hem daardoor zijne edelmoedi-
ge Gemoeder was nagelaaten , met een niet min
aanzienlijk in Yorkshrre. Ik was ook afweezig op
mijn Zuivèl-huis^ gelijk het genoemd wordt, CO
(a).l-laat Groomdct, om haar lo dikwijlsitöt zig te trek-
ken als isaare andere Vrienden haat wilden miflèn , vergunde
haar om een ZuivcMiuis * naar haar eigen fmaäk te bouwen en
toe re ftellen. Wanneer het ïclvc voltooid vrai, wierd het ze
geroemd over zijne fraaije eenvoudigheid en gemtik, dat dc
iiihcelc Plaatie, die te vooren, van oude tijden af, wegens
haare gedegenheid hci Bofch genoemd wieid, ia 't algemeen den
naam Ikreeg va« het Zuivel-huis i haar Grootvidcr bijzonderlijk
wai 'er mede iti zijn ichik dat het zo genoemd wierd.
* Dalry-houfe i n6zm.ea de Enp;clfchen dat j;cdcclie van het
huis, alvraac d<? bocïiiinen kaäs cn botet maakca » en
tnclk bcv?aarcn. l'i/·/. " ^
f^ïi
wm
Juffer CLARISSA HARLGWE. ^
fcezig met de rekeningen op te neemen betreffende
het Goed , 't welk mijn Grootvader de goedheid
had mij te maaken; en die 's jaars eens aan mij ge·
laaten worden om na te zien , hoewel ik alles
in mijns Vaders magt gegeven hebbe.
Mijne Zufter gaf mij daar een bezoek 's daags
na dat de Hr. Lovelace bij haar was ingeleid^ en
fcheen zeer wel met den Heere in haar fchik te
zijn. Zijne Geboorte , zijne goederen , die hij
reeds bezat, jaarlijks 2000. pond zuiver opbren-
gende , gelijk Lord M. mijnen Oom vei-zekerd
had; vermoedelijke Erfgenaam van het groot Goed
diens Edelmans: Zijne mime verwagtingen van
Lady Sara Sadleir en Lady Elifabeth Lawrance;
welke te gelijk met zijnen Oom zig 'er ijverig lie-
ten aangelegen zijn (alzo hij de laatfte van zijn
ilam v/as) om hem getrouwd te zien.
„ Zo mooij een man ! — O haai-e lieve
5, Klaartje! " (want toen was zij gereed om mij
teder lief te hebben, wegens haar overvloeijend
goed hmneiir om zijnenthdven!) „ Hij was maar
5, al te mooij een man voor haar\ — " Waare zij
„ maar zo aanminnig als zekere/Sf/Zi^'i?/-^, daar
„ zou waarfchijnelijÖieid zijn om zijne genegenher
„ den aan haar νφ te hegten !--Want hij
was wild , hoorde ze; zeer wild, zeer lugdg;
hield van intrigue — Maar hij was jong ; een.
man van verpand: Zou zijne dooiinge zien,
konde ze maar geduld hebben met zijne fou-
ten , indien zijne fouten door het Huwelijk niec
genezen wierden. "
Pus gingze al voort; en dan wouwze wel;,
dat ik „ den charmanten man eens zag „ gelijk z,e
Α 5 bem
mi
ί fi
I ■ .
^ JÉ
i
j
>9
9?
9>
? <(
i'
liem noemde. -Weder bekommerci, dat
5, zij ïiiec mooij genoeg voor hem was: Met,
Een droevig ding is 't, dar de man in dat opzigc
de vrouw overtreffe. „ -Maar dan, naar
lïP
■■ yt-
den fpiegel treedende, vleide zij zig zelve, „ Dat
^ zij *er nog al wel uitzag: Datier veele vrouwe«
waaren ^ die voor taamelijk geagt wierden ^ wel-
ke bij haar niet haaien konden» I>at zij altijd
voor welgemaakt gehouden was ; Ep. welge-
maaktheid , kon zij mij zeggen, niet zo veel
hebbende te verliezen , dan fchoonheid , zou-
de ftand houden, alsdeeze zou verleppen en ver-
vliegen: —'Ja, wat die zaak aangaet (en zij'
keerde haar weden- naar den φiegel) „ haare;
trekken waaren niet onregelmaatig; haare oogert
ganfch niet mis. En mij ftaet voor , dat zij
op dien tijd meer dan na gewoonte helder ilon^.
den.-„ Niets, in \ kort was 'er gebreklijks
Verfchoon mij, mijne waarde, nooit was il?
te vooren dus omftandig; zelf niet tegen u. Nog
zoude ik nu dus vrij van eene Züfter gef^hreeven.
hebben, ten waare zij bij mijnen Broeder lof zogc
"in te leggen met te ontkennen,'dat zij ooit zin in
liem had; gelijk ik hierna zal meldenï'En daaren».
boven wilt gij altijd, dat ik alle kleinl^h^en u bc',
fchrijve, en niet toelaaten,. dat ik Ipudinge
en wijze overflae, waarmede de dingen geiprokeiji
zijn, op welke men heeft agt re geeven ;· te regt
aanmerkende, dat houdinge en wijze ^'an zeggen-
dikwijls meer uitdrukken, dan de woorden zelve ^^
waaimede zij gepaard gaeti. - · —
■ ' ■ · i - II
5>
W
r*
79
ir
w
ή
!
Ί
„ in haar, fchoon niets zeer aantrekkelijks, twijf-.
feldeze-Was 'er wel, Klaaitje?
B>
. t
iS
Γ
, i
iJt ί
Juffer CLARISSA HARLOWE. xt
Ik wenfchte haar geluk met haare uitziffcen.
Zij ontving mijne complimenten met zeer veel ge-
noegen .over zigzelve.
De Heer beviel haar nog beter in zijne vol-
gende vifite; en egter deed hij geen bijzonder aan-
zoek bij haar, fchoon hem daartoe gelegenheid
gegeven vv^ierd. Hierover viras men verwonderd,
äzo mijn Oom hem uitdrukkelijk als een Vrijer om
mijne Zufter in onze familie had ingeleid. Maar
gelijk virij altoos gereed zijn om verfchoonlngen te
vinden, wanneer wij met ons zeiven wel in onzen
fchik zijn, voor de onderftelde verwaarloozingen
dergeenen , welker goedkeuringe wij wenfchen
tot ons te trekken; zo vond mijne Zuiïer eene re-
den uit zeer ten voordeele van den Hr. C,ovela-
ce, waarom hij van de gelegenheid, die hem ge-
geven was, zijn gebruik niet gemaakt had. — Het
was befchaamdheid , zekerlijk, in hem. (Be-
fchaamdheid in den Hr. Lovelace, mijne waar-
de!) — Inderdaad, hoe vrolijk en leevendig -hij
is, hij heeft geen Gezigt van een onbefchaamci
man. Maar ik verbeelde mij, dat 'er veele, vee-
Ie jaaren reeds verlopen zijn zederc hij befchaamd
was.
Dus, evenwel, konde mijne Zufter het goed-
maaken. -- ,, Waarlijk , zij geloofde niet
„ dat de Hr. Lovelace het flegt charader om-
„ trent de vrouwen verdiende, hetwelk men hem
9, nagaf. Hij was weezenlijk, naar haare gedag-
„ ten, een zedig man. Hij wilde wel uitfpree-
5, ken, geloofde zij; maar eens of tweemaal, als
„ hij het fcheen te willen doen, raakte hij in eene
5, zo bevallige bedeeftheid! Zulk een diep refpeiï:
Ui
fcheen
j>
-ocr page 66-3, fcheenhij haarte toonen: Eene volmaakte
3, hiedigheid^ dagt zij: Zij hield 'er veel van, dac
een man. in zijne vrijerij zijner Matres eerbiedig-
heid betoonde. „--Zo doen wij waarlijk
alle, geloove ik: Enj met reden; nademaal, indieè
ik mag oordeelen uit hetgeen ik in veele famiÜen
gezien hebbe , 'er naderhand weinig genoeg van
betoond wordt. - En zij zeide aan mijne
Moeij Hervey , dat zij de volgende reize dat hij
Jiwam, een weinig minder agterhoudende zoude
zijn: „ Zij was niet van èi^Feekfen^ neen zij',
die een perfoon Imerte aandeeden , welke ver-
3, diende wel behandeld te worden ; en te meer
5, fmerte, om dat hij haar hoog waardeere. " — Ik
wenfchte wel, dat zij niet iemand in het oog
Jiad, welke ik beminne. Nogthans is haare be-
rispinge niet onregtmaatig, geloove ik : — Is zè
well, mijn lief? --Uitgezonderd in een onbe-
Jioorelijk en'ruw woord ?
In zijn derde bezoek beitierde Bella zig voU
gens dit goedaartig en bedagrzaam beginzel: Zo
dat, volgens haar eigen opgeeven van de zaa-
Ite, de man mo^i hebben uitgefproken. — Maar
hij was nog al befchaamd: ,Hij was niet in ilaat
om zijne ontijdige eerbiedigheid te boven te koo-
men. Dus liep dit bezoek af gelijk de jvoon^ß
Dog nu begon ze op hem onvergenoegd te
worden. Zij vergeleek 'zijn algemeep character
met Dit zijn bijzonder gedrag jegens\haar; 'en
nooit te vooren gevrijd zgn^e. , bekende zij be-
lemmerd te zijn, hoe ze niec zulken mifTelijken
Minnaar moeft handelen. «verwonderde
zigwat de man dog meende. Had haarOoin-
hem
ÏÏi
η Ί
■ι .
. 1
Ii /
Λ Λ
W
ο Λ
l»f
hem niet uitdrukkelijk daar gebragt als een
Vrijer om haar ? -- Het kon geen
9»
r>
r)
V)
r»
i
Tt
τ ·· ,
/ 1
•t i
59 fchaamdheid zijn, (nu zij zig nader bedagt)
w nademaal hij zijn mond tegen haaren Oom moge
geopend hebben , zo hem moed ontbrak om
5j regtftreeks tot haar te fpreeken. — Niet juift
dat zij zig des mans ook heel veel bekreunde r
55 Maar het was regt, zekerlijk , dat eene juffer
55 in zulk een gev,al als dit, al vroeg buiten al-
,9 len twijffel gebragt wierd aangaende eens mans
5, voorneemens , uit zijn eigen mond. -— Dog,
„ waarlijk, zij had begonnen te denken, dat hij
„ zig meer bevlijtigde om de goede gedagte van
„ haare I^fyima^ dan de haare ^ jegens hem aan
,5 te kweeken ! — Iedereen , bekende zï], Was
,, ingenomen met haars moeders omgang ; dog
5, hij was mis, indien hij dagt, dat agtinge voor
haare Moeder alleen de zaak met haar zoude
afdoen. En daarenboven om zijns zelfs wille ^
moefl: hij het zekerlijk in haar vermogen ftellen
„ om infchikkelijk jegens hem te zijn, indien hij
„ haar reden gaf om hem niet af te ilaen. Die
„ koel gedrag, moeft zij de vrijheid neemen om
te zeggen, was dies te vreemder, alzo hij met
zijne bezoeken aanhield , en zig ten uiterften
begeerig verklaarde om vriendfchap met de ge-
heeleFamilie te onderhouden; en alzo hij geen
twijiFel omtrent haar verßand koiide hebben ;
indien zij de vrijheid mögt neemen van haar
bij het algemeen gevoelen te voegen ; als heb-
bende hij veele van haare goede dingen, als die
van haare lippen vielen, grootlijks agt gefla-
^ gen, m zig daarover verwgnderd. Ag-
ter··
-ocr page 68-Ι· -.
14 DE HISTORIE VAN^ .
terhoudingen waareri Mig, moeil zij -nood*
„ wendig zeggen, voor openhartige en vrije gee-
„ ftcn, gelijk de haare: En egter moeil: zij mijne
„ Moeij ,, (tot welke dit alles gerigt was) betui-
„ gen , dat zij nooit zoude vergeeten , wat zij
„ aan haare fexe , en aan zigzelve was verfchul-
„ digd, al waare ook de Hr. Lovelace zo onop-
5, ipraakelijk in zijne zeden, als in zijne geilalte,
„ en al zoude hij zijne vrijerij nog zo ijverig voort-
5, zetten. „
Ik zat niet mede in haaren raad. Ik was nog
afweezig. En mijne Moeij Hervey en zij kwamen
overeen, dat zij in zijn volgende bezoek geheel
ilaatig en fchuw behoorde te zijn, indfen hij niet
op eene bijzondere wijze zig tot haar iigtede.
Dog mijne Zufter, zoo het fchijnt, had het
Ihik niet wel overlegd. Dit was de weg niet, ge-
lijk bij de uitkoomil bleek, dien men moeft in-'
ilaen om zaaken van ef?kel verzmm, met eenen
man van des Hren. Lovelaces doorzigt. ·——
Nog met eenigen man, wie hij zij; nademaal in-
dien de Liefde geen wortels diep genoeg gefchoo-
ten heeft, om dezelve tot eene verklaaringe te
doen uitfpruiten, zo daartoe gunftige gelegenhéid
gegeven worde, 'er weinig grond van verwagtin-
ge is, dat de felle winden van toorn'en geraakt-
heid dezelve zullen doen dijden. ' Daarenboven
is mijne arme Zufter van natuure niet goedaartig.
Dit is eene alte wel bekende waarheid*^ dan dat ik
die, bijzonderlijk voor u, zou tragten te verber-
gen. Zij moet derhalven, twijffele ik, eene zeer
ongunftige vertooninge gemaakt hebben, wan-
neer zij bedoelde zig knorriger te houden dan
gewoonlijk. Hoe
Ά
h'i· ■
Hoe zij het in hunne volgende verkeeringe
aanleiden, weete ik niet: Men zou haaft overge-
haald worden om tè denken, dat de Hr. Lovelace
onedelmoedig genoeg was om naar gelegenheid-
te zoeken, ζα) en daarvan zijn gebruik te maa-
ken. Egter dagt hem goed haar de vraag voor te
ilellen: -Maar, zegt zij, het was niet voor
dat hij door het een of ander middel,(zij wiit
niet hoe) haar tot zulk een toppunt van misnoe-
gen, tegen hem had opgezet, dat het haar onmo-
gelijk was zig op dat oogenblik te hei-ftellenï
Niettemin drong hij zijne vraag nogmaal aan als
een befliiTend antwoord verwagtendè, zonder ce
toeven tot dat zij haaren goeden luimwederkreeg,
of poo^nge aan te wenden om haar te verzagten:
zo dat zij in de noodzaakelijkheid gefteld was van
bij haare weigeringe te blijven: Nogthans gaf zij
hem reden om te denken, dat zijn aanzoek haar
niet mishaagde, maar alleen de ^wijze daarvan;
hebbende hij eer zijn hof gemaakt bij haare Moe-
der, dan bij haar zelve, even als of hij van haare
toeilemminge ten allen tijde verzekerd waare.
Eene goede aanmoedigende weigeringe,
moet ik bekennen : - Gelijk ook de reft was
van 't geen zij inbragt; te weeten, „ Eene onge-
„ ncigdheid om haaren ftaat te veranderen.-
Zo bij uitneemendheid gelukkig als zij was: Zij
kon nooit gelukkiger zijnJ " En diergelijke
iüejhmmende weigeringen , gelijk ikze noemen
mag; en egter niet bedoelen om mijne Zufter
eene ftreek te geeven : Want wat kan eenig jong
fchep-
(λ) Zie des Hrcp. Lovelaces Brief No. XXXI. ,'n welfcca
U; koctlijk reden gceic van zijn gedrag i» dit ituk gehouden·
■S
Jii'f
i
T^ß^HiSTÖfliE'VAN
τ ' · · -y
fchepzel in ^lijke omftandighèden zeggen, wan-
neer ze niet verzekerd is, of eene al te gereede in-
willigingehaar mogelijk niet ondórhevig zoude maa-
. ken aan de kleinagcinge eener fexe, die in ï alge-
meen een zegen of meer of iiiin waardeert, .naar
xnaate die bezwaarelijk of met gemak verkreegen
as. Juffer Biddulphs antwoord op een affchrift
van zekere verfen van een heer, die obze ièxe ver-
weet met veinzerije om te gaen, is niet kwaad,
fchoon gij miflchien móogt denken , dat het te
veel toeilae voor het vrouwelijk charaéter.
O SexeJ onedel van gemoed^
Verfmaadt ge ons ^ als ivij milden goed
Ons jegens u hetoonenl
En zip gij tevens niet te vréen^
Alsweu^ om wel gegronde rêen y " ,
Dan eens met ftrengheid loonenl
Leg daadlijk uw vermomming af ^ =
Die ons tot fierheid reden gaf ^
Dan paart het innigß van ons hart ^
Dat gij zo vaak tot veinzen tart,
Volmaakt met onzen handel. : ly :
Wat 's dit! gij fpreekt nog van Coquet, ïi ;
Daar'gij uw eigen ziel befmet '
Door looze en valjche ßreeken !
Die doen ons op het fnintoneel^
(Hoe dikwßrft ons ^ helaas \ verveel)
Als een geveinsde fpreeken,
' ^ ' Hier ben'ik verpligt mijne pen neer te leg^
gen. Ik zal ze haait weder opvaccen, ,
. , ... · m
-ocr page 71-JüTFEfe CLARISSA HARLÓWE. ij
^ufer clarissa harlowe, mn Juffct
Howe
«iy
È11 dus, gelijk de Hr. Lövelace goe'dvönij
ie neemtn, had hij zijn antwoord van mijne
huiler. Het was met zeer gtoot leedweezen, ge-
lijk hij voorgaf, [ik twijiFele niet of de män is een
huichelaar, riiijne waarde] dat hij daarin berufté-
de. „ Zulk een vaft bepaald beiluit; zulk eenè
edele ftandvaftigheid in mijne Züfter; dat 'er
geen iioope waai-e Van haar over te haaien om
haare gedagteh te veranderen, wςlke zijvolkoö4
nien welberaäden had genomen." Hijzugtede,
gelijk Bella· óns vertelde, wanneer hij zijn aßbheid
van haar nam : „ Zügtede met eene diepe zUgt i
greep haafe hand, en kuite die met zülk eëné
vuurighéid ■—^— Ging niet zulk eene dèftigë
en eerbiedige houdinge viin haai' af. - Zij
77
99
9?
99
99
79
99
99
"ίιλ'ΙΙ«»» -jfmtaf-MÊiMM
verbeeldde zig, hem toen nog voor haar teheb^
beil. - Zij'kende haar hart bijkans bekwaam i
alfchoori hij haar geplaagd had, om medelijdert
met hem te hebben". Eene goede voorbérei-
dinge tot haar bedoelde obgmerk , was dit tne-
delijdeli; nademaäl ze , op dien tijd , weinig.dagt^i
dat hij Zijti verzoek niet veiriieuWen zoude.
Hij begaf zig bij mijne Moederna dathijiif-
• Ρ fciieid
fcheid van Bella genomen had, en verhaalde deii
kvvaaden iiitflag zijner ondemeeminge op eene zo
eerbiedige wijze, zo ten aanzien van mijne Ztiller
ftls van de geheele Familie ^ en met zo veel leed-
weezen 5 dat hij niet als een verwant van dezelve
WaarÊ aahgènöiiien;'dat het "bij hen allen (mijn
Broeder toen, gelijk <^ik gezegd hebbe, in Schot-
land zijnde) gunftige indrukzels voor hem agter-
liet, en een vail geloof, dat deeze zaak zekerlijk
Weder op tapijt -zou gAragt Worden^ Maar de
Pr, Lovelace terftond naar de-ftadgaende, dwaar
liij zig een geheelê "veertien dagen ophield, en
mijnen Oom jAntortij daar ontmoetende', bij welken
Hj zig beklaagde over het ongelukkig beiluit van
zijne Nigt om van 'ftaat niot te véranderen ; za
^ag nien dat de zaakgcheel' en al ,ten einde was.
, . τ . Mijne zuiier vergat zigzelvé" bij'deezé gele-
genheid niet. Zij maakte'van den nood eene
deugd; en de man was' een geheel ander man bij
haar. „'Een laatdunkend fchepzel! die zijne voor-
t, deelen maarrdl te Wel kende: Dié egter zo niet
5, waaren, als zij' ze Wel gemeend had te zijn I
,, — Koud en'heet bij buijen en vlaagen ; een'
„ Minnaar, als of hij de koorts_had fEen bei&n*
'dig man, een man van deugd , een man van
,, goede zeden , was wel een dui^épd van zulke
5, lügtige'losboUen waardig. Haare Zufter Klaar-
tje mögt het rmiiTchien voor haar de moeite
waardig agten ^ om zulk een man te tragten aan
haar fnoer te' krijgen: zij had gedüld : zij was
der overreedinge magtig: en inderdaad, om hec
„ meisje regt te doen , had iets van een mooij
» menfth; Maai' wat paar betrof, zij wilde geert
5>
3?
WÊÊÊÊ
mmM
-ocr page 73-^ man hébben , van wiens hart zij niet een ο-
ι,, genblik kon verzekerd zijn; neen , om de ge-
heele wereld niet. En van harten gantfchlijkt
blijde was ^ij, dat zij hem had afgeflagen; „
Maar wanneer de Hr. Lovelace öp het land
weder kwam, vond hij goed mijn Vader én Moe-
der te bezoeken, hoopende, gelijk hij htm. te ken-
nen gaf, dat, hoe ongelukkig liij ook mögt ge-
weeft zijn, in de verwerpinge van de gewènfchte
verbintenis; het hem zou wordén toegelaaten om
kennis en vriendfchap te onderhouden met cene
Familie, welke hij altoos agtinge zoude tocdra.a^
gen. En bij" ongeluk , mag ik zeggen , was ik
toen t' huis en tegenwoordig. .
Men merkte onmiddelijk, dat 2ijne aandagc
op mij geveftigd was. Mijne Zuiier , zo dra hij
was heen gegaen, met eénen braveerenden geert,
ffcheen begeerig om zijn aanzoek, zo.hetzelve ge-
fchiedde , te beguniligen*
Mijne Moeij Hervey Was *er; cn het behaag-
de haar te zeggen, Wij zouden het fchoonfte paaf
in Engeland maaken — indien mijne Zuiler 'ef
.niet tegen had. Neen zeker i met eene trotze
-fchuddinge van haar hoofd, was haar antwoord.
— Het zou vreemd zijn, dat zij 'er tegen had, nä
de weigeiinge, w€;lke zij hem volkoomen welbe-
. raaden had g-egeven.
Mijne Modder betuigde; Dat de eenige rie-
.den, waarom zij geen beliaagen.had in zijne ver-
,bintenis ,mét eene van beide naare Dogceren, Wi^
.uit hoofde van zijne ilegte zeden , Waarvan men
..mcermaalen hoorde fpreeken,
JNlijn Oom jiarlowe, Dat zijne Dognr Klaar-
; ............. ' b' a ^ - " " ■ ■ ·■ qe
m
,1
/ r ·
/vOJ
ί©
ije , gejijk hij Van. Mm cisbeen af vermääk had ont
. niij te noemen , hem hervormen zbtvde, zo eeni-
' ge vrouw he kpndé doen. ^ Ïf
^ ' Mijn Oom Antonij gaf dakraart' zpe tóeftem-
mmge , mét iltn'ke uitdrukkingen : Dog gedroeg
zig , geiijk mijiie Móeij gedäeri"' had^, aan' mij'iie
herhaalde^hdäre vetógïifige' v^ en
^yêrkjaarde , dat, waare "'er; getn\ Sider man in
Ëngéland , .ζΠ héiil niet zou willen', hebben. Zij
%as,Mntegendeel, gereed, kón^Zij hun verzekë-
. jcn , oiii^ OHder vertekeninge - van' haare hand en
zégel vafi"haare ëifchen afiland te''doen, indien
Ji^er Jilaartje ^ met ^djn klatergoud waare ingeno-
:'nieii:; ' en 'iftdieii. dllé.. de' ovéngOijn' aanzoek bij
^Kei mei^ goëdl^^ „ , - " ' ^
'ƒ / - Mijn "Vader trbuwens'na ïang _ iHlzwijgeri',
door fiiijlïèn'Obfti^Antönij gedrongeii zijnde oiii
zijn rgevoelen uit te ipreeken,'' zeide hij ee-
fneri brief had' vah zijnen Zoon, wanneer die ge-
hoord had van de bezoeken des Hren. Lovelacfe
bij zijne Dogtër Arabella; Welken i]ij aan niemand
dan aaii mijne MoedeK.getoond had; zijnde dieon-
' 'derhandëliiigê ten eindde , toen' hq hem ontving r.
ßat'h'ij te 'kenii^n ^f, dat ëene
verbintenis met den^Hr. Lovélace T|ëm grbotlijks
inishaagde uit l^oofde, van deszelfs^ izedelooze lee-
'"vciiswijix : ;D;at'hij V^I' wift'V dat'er' een oude
" wroli tuiTchen het? was; maar dat h!ij alle gele-
^ genheden van oneenigheid en partijfchap in zijne
■ fariiilie'tegeërende voor te koómen , de verjilaa-
ri η ge van zijn eigen gevoelen zo lang zoude bp-
^fchorten, tót dai zijn Zoon t^'huis kwam^' en tor
dat
-ocr page 75-läat hij zijne verdere tegenweφingen gehoord had:
Dat hij dies te meer geneigd was om zijnen Zoon
dit eerbewijs te geeven , alzo. het algemeen cha^
rafter van den Hr. Lovelace maar al te veel grond
gaf voor zijns jZoons mishaagen tegen hem; 'er
bijvoegende , Dat hij gehoord had, (en hij on-
derilelde , dat zij alle gehoord hadden,) dat hi]
een zeer fpoodoos mi^n was; dat hij op zijne rei-
zen fchitlden had opgelegd: En inderdaad, dit
behaagcle hem te zeggen, hij hiid de houdingevan
een verkwifter.
Deeze bijzonderheden had ϋς tcii dcele van,
mijne Moeij Hervey , en ten deele van mijne
Zufter; want ik wierd terilond uitgeroepen, toen
men over het onderwerp begon te ipreeken. Wan-
neer ik te rug kwam , vraagde mij mijn Oom
Antonij, Hoe mij de Hr. Lovelace zoude aanilaen'?
Eik een zag behaagde het hem te zeggen, άχζ
ik een eonquefl gemaakt had.
Ik antwoorde van ilonden aan , Dat ik in 'c
geheel geen zin in hem had : Hij fcheen al tes
goed een gevoelen te hebben van zijn lighaams
geftalte zo.wel als van zijne bekwaamheden , dan
dat hij zijne Vrouwe eene groote agtinge zoudï
toedraagen, hjj mögt dan ook trouwen Wie hij
wilde.
Mijne Zuiler was bij^jonderlijk met dit ant-^
woord in haar fchik,, en beveftigde dat het rege
was; met eene aanprijzinge van mijn ooi'deeL —
Want het was het h.aare^
Dog den naailwlgenden dag kwam Lord M.,
op· Harlowe-Plaatze , [ik was toen niet t' huis]
ßn deed. in naam van fzijneq Neef een. plegti^
β. 3 voor-
-ocr page 76-voorftel; verldaaréndè, Dat zijne gelieele Fami-
lie zeer begééfig wasi naar dé eere om met de οή^
verknogt te zijn: En hij hoopte, dat zijn Neef
2ulk een antwoord van den kant der jongfte Zufter
niet ontvangen zöudë^ dan hij van de oüdile ge-
had had.^
In het kort, nien ftond de bezoeken van den
Hr. Eovelace toe, als van eenen man, die geen
kleinagtinge van 'bnzé familie verdiend had; maai
wat zijn aanzoek om mij belangde, behield mijn
Vader voor zig, gelijk boven, dat hij zonder zij-
den Zoon niets bepaalèn wilde. Men verliet zig
voor het overige o^ mijne bedagtzaamheid: Want
ik had nog ten aanzien van den Aan dezelve te-
genwerpingen: 'Nog wildé ik, wanneer wij meei
Jn kennis raakten, eenige apdere clan algèmeené
praat van hem hooreii ; hem geen gelegenheid
geevende om afzöhdèrlijk mét mij te vérkeeren.
Hij verdroeg dit mét eene gewillige gelaten-
heid, welke mén van zijnen natuurelijkeri aart
weinig vei-wagtede", die naar het algemeen zeg-
gen fchielijk eh haaftig is; van een kind af, zo
het fchijnt, geen bedwang nog tegenipraak ge-
wend zijnde^^ , Het wélk niet dan al te ge-?
meen Js in aanzienlijke familien, daar een éepige
Zoon is: En zijne Moq^qv had nooit eenig ander
^ind, Dog gelijk ik ii te vooren gezegd hébbe,
ik konde niettegqnftaende deeze zijne oiidèrWef-
ping§ bemerken, dat hij zo "goed éen gevóelen
van .zigzelven had, dat hij niet twijifélde, óf ζψ
lie v/elgém^aktheid en uitfteekeridé'hoedanigheden^
Äouden mij 'origëvoeljg op zijne zijde trekken: Eii
,|on4e dat ^ps ■ ^efciiiedè^ \ gaf hij - aan - mijiié
-ocr page 77-'Moeij Hervey te kennen, dan zoude hij van zul-
ken beftendigen aart hoopen, dat de verbintenis
mijner genegenheden aan hem duurzaam zijn zoq^
de: Terwijl mijne Zufter van zijn geduld op eène
andere wijze reden gaf, welke miiTchien van meer
kragt zou geweeft zijn, waare ze gekoomen van
een perfoon minder met vaoroordeel ingenomen,
„ Dat dë man geheel niet mal om trouwen was:
„ Dat hij miiTchien een half-ihees matreiTen mögt
hebben; en dat uitftel mogelijk al zo-wel voeg-
de voor zijn 'wild omßngeren^ als voor mijne
Uüelgejpeelde onveriqhilligheid, " ■ -- Deeze
"Viras haare minzaame uitdiiikkinge.
Welke ook zijne beweegreden moge geweeft zijn
voor een geduld, 't welk men zo algemeen ge^
loofde buiten zijn gewoon charaéter te loopen, en
daar het voorwerp van zijn aanzoek onderileld
wierd van genoeg aanzienlijke middelen te zjjii oni
zijne ijverige oplettendheid na^ir zig te trekken;
hij ontging daardoor zekerlijk veele verdrietlijkhet
den: Wapt terwijl mijn Vader zijne gaedkeuringe
opfchortede tot de aankoomft van mijnen BiOeder,
ontving de Hr. Lovelace van ieder een die bur*
gerlijke beleefdheden, welke men aan zijne ge^
boorte verfchuldigd was 5 En fchoon wij van tijd
tot tijd gerügten ten zijnen nadeele hoorden mee
betrekkinge tot de zeden, konden wij' hem egter^
dezelve niet voor de ibheenén wei-pen, zonder
hem grooter voordeel in zijne eigene gedegten te
geeven, dan volgens de omftandigheden, waarin
hij bij ons ftond, met de voorzigtigheid kon woi··»
den overèengebragt; nademaal het veel waarfchij·^
nelijker was, dat zijn aan;5pek met da^ dat het at
iou worden ingewilli^cU ß
"i-i
35
I
-ocr page 78-1·^
f>
' En dus wierd hem toegelaaten om met onxe
familie verkeeringCf te houden, genoegzaam naar
^zijn eigen goeddunken; want temijl mijne vrien-
den in zijn gedrag niets zagen , dan-i: welk ten
uiterilen heufch was;' en geen heftige, drift om ^ijii
oogmerk voort te zetten, . in hem b^fpeurden,
fcheenen 2ij groot behaagen in zijnen onigang.te
^he-bben:- Terwijl· ik'hem, wanneer, hij kwam,
ilegts als,een gemeen gail aanmerkte, εη dagtdat
ik. in zijne bedoeken , nog in zijn kqomen of heen
gaen, geen meer belang had, dan iemand anders
yan de familie.' ^
Dog deeze onyerfchilIighei<i van .Tnijnen kapt
iWas 'het "middel om hem een zeer groot voordeel
te -bezorgen; want daarop wierd die ßriefwiiTeliiir
ge gegrond, y/elke 'er volgde; -— en in wel-
ke, waare ze'begonnen toen de familie-partijlchap
iiitborft, van mijnen kant nooit zou zijn getree.r
den. De gelegenheid was deeze:,
- Mijn Oom Hervey heeft een jong ^eer onder-
zijn' opzigt, welkep hij in gedagce is yan, na verj
loop van een jaai. of twee buiten ;,'s Lands te,zen7
den, oniiden Grooten Tour te doen, gelijk;men
't noemt; en vindende, dat de Hr, Lovelace een
goed berigt kon geeyen van alles, w^t voor een
jong reiziger noodig is bij zulk eene gelegenheid
in ac;t te necmen, verzogt hij^hem om eene be-i
fchrijvinge van de Hoven en I^anden, welke· hi)
bezogt had, op papier te ftellen, enj van 't geet^.
in dezelve eener naaukeurige opmerkin^'e nieeft
waardig was. ■ ' r , ^ ' ί
■ 4>Hij flond het toe, on,der voorwaarde dat ik
z^'nt ipni^eri^eipeö ^oude dirlgeerßn^ gejijl: hii
. i
ί i
I '
flik! ,
-ocr page 79-JwFj^^ CLARISSA HARLOWE. ^ j
Ij^c npemde: En alzq iedereen tot lof van zijnen
Schrijftrant had hooren fpreeken; en dagt dat zijr
ne vercelHi^gen^angenaanie tijdkortingen pp win-
.terfche avonden zijn zouden; en 4at hij geen ge*
legenheid kon hebben om in dqzelve zig bijzqn^
derlijk tot mij te rigten , nci^emaal ze in het vol
gezelfqhap zouden gelezen worden, voor dat zij
den jongen heqr gegeven wierden, maakte ik t^
minder zwaarigheid qm te fchrijven, en aan·'
merking^n te piaaken, en vraagen te doen
ter onzer verdere onderrigtinge. ■ . Dies
te minder nqg mifichien, om ^^t ik een lief?
hebfter van fchrijvcn ben ν en de, zodanige,
weet gij, hebben gaarn gelegenheid om d^
pen te gebruiken: En daarenboven, daar ik
ieders toeftemminge had, en van mijnqn Oom
Hervey verzogt wierd om te fchrijven, dagt ik,
dat zo ik de eenige was die zwaarigheid naak-
te,. het eene bijzonderheid zoude getoond heb-
ben, welke een trots man ten zijnen yoordee-
le zoude opneemen; en op welke mijne Zuiter
niet zou na^laaten met haare aanlηerkiηgep t^
yallen.
Gij hebt eenige van deeze Brieven gezien;
en behaagen gefchept in zijn berigt van perfoor-
nen, plaatzen, enzaaken; en beide kwamen wij
(lierin overeen, dat hij geen gemeeq aanmerker
was over 't geen hij gezien had. ,
. Mijne Zufter 'lelye ftand toe, dat de man
^ene taamejijke greep van fchrijven, en befchrij-
yen had: En mijn Vader , die in zijne jeugd bui-
ten slands ge weeft is,, zeide, Dïit zijne aanmer-
kingen keurelijk waaren, en toonden dat hij een-
perfqon was die gelezen had, die oordeel, ^
éenè goede ihiaak bezat,
Dus wierd eene zoort van 'briefwiiTelitige
tuiTchen hem en mij begonnen, mét algemeenèi
goedkeuringe; terwjl een ieder met verwonderin-
ge en welbehaag^n zijne geduldige eerbiedigheid
jegens mij (want zo noemden zij het)beichouwdö.
lEvenwel twijfFelde men niet, of hij zou wel haaft
xijne zaak fterker aandringen, nndemaal zijne be^
zoeken meerrhaalen kwamen, en hij aan mijnö
Moeij Heryey bekende eene ha^stogt voor ifiij té
hebben, met ontzag gepaard, welke hij te voo·^
ren nooit gekend had; waaraan hij toefcbreef zij-,
jie, zo hij het noemde, liiaar zo fchijnende be~
ïtiftinge in mijns Vaders welhehaagen, en den af-^
fiand, waaiin ik, hem hield. En wie weet, mij-,
ïie waarde, of dit niet zijr^e gewoone wijze vaa
gedrag is jegens onze Sexe; want had mijne Zus-^.
Ier in het eerfl: niet alle zijne esrUedmiffen?
Ondertuflchén hield mijm Vader, deezen lier»
leer aandrang verwagtende, de, genigten, welkö
hij ten zijnen nadeele gehoord had, in gereedheid;^
om hem dezelve voor de neus te leggen, als zo.
veele tegenwei-pingem tegen zijn aanzoek.. En hec
"Was mij ten hoogften aangenaani dat liij zo deed j·
Het zoude vreemd geweeft zijn, waare het an-
ders; nademaal die geen*, welke het aan;zoek vaii
den Hr. Wyerley konde aillaen wegens "^rtje ge*,
toelensy onverfchoonelijk moeil geweéil: zijn, had
ze niet eens anders wegens zijne m'ijer bedrtjééri,
afgeflagen.
Dog ik moét bekennen, dat hij in de Brie-i·.
teiï j welke hij mij pyer Ix^'tä^mecn. ond,enverpi
•rnnri^^
1
'ί
Juffer CLARISSÄ HAiRLOWÉ. 27
zond, raeér da^ eens eencn bijzonderen nrflooti
waarin Hij zijne harcstogt en agcinge voor mij be^'
tuigde, en, viiuriglijk genoeg, liiaagde over mi]·^
ne agterhoudende koelheid: Maar op deeze gaf
ik niec de niinfté agt; want alzo ik aan herii in 'c
geheel niet gefchreeven had, dan over eeq zo al-
gemeen onderwerp, dagt ik, dat het maar billijk
was, het geen hij over een zo bijzonder fchreeiV
te laaten voórbijgaeri, als of ik het nooit gezien
had; en te meer, dewijl het mij toen nietvrij·*
ftond, (wegens de goedkeuringe welke zijne Brie-
ven wegdroegen) de brieiwiiTelinge af te breeken 4
ten zij ik de waare reden daarvan had aangcwee-
2en. Daarenboven, was het, onder alle zijnd
eerbiedige en aanhoudende gedienftigheid, ligt
te bemerken (al waare dit zijn charaäer niet alge^
meen bekend geweeil) dat zijn aart natuurelijk ho-s
vaardig-en heftig Iii; en ik had maar al te veel
van dien onhandelbaaren geeft gezien in mijnen
Broeder, dan dat die mij behaagen zoude in ee·*
nen, die nog nader met mij hoopte verknogt tii
worden.
Ik had een klein ftaaltje van deezen zijnetiE
aart ter gelegenheid zelve, van welke ik gemeld
hebbe: Want na dat hij mij eenen derden bijzon-
deren Brief met den algemeenen gezonden had^
vraagde hij mij, de qaaftvolgende reize dat hij op
Harlowe-Plaatz^ kwam, Of ik zodanigen van hem
niet ontvangen had? - Ik zeide hem,- ik
zoude nooit eenen dus gezondenen beantwoor-
den; en dat ik naar zulk eene gelegenheid, als
mij nu gegeven wiej*d," gewagt had, om hem dit
kei^eq te geeven: Ik verzogt hem derhalven
• niet
jiiet weer over dit οηάεπνοφ te fchrijven; hen;
verzekerende, dat zo hij liet deed, ik beide brie-,
ven te rug zoude zenden, en geen regel opic
meer aan hem fchrijven.
Gij kunt u niet verbeelden, hoe bars de maq
keek; als of hij, om kort te-gaen , in zijne mee-,
ninge bedrogen was, dat hij geen gevoeliger.'in-
druk op mij gemaakt had; En)wanneer hij zig be-,
dagt, (gelijk hij onmiddelijk „deed) welk een©
zigtbaare ilribbelinge het hem koitedè om zijne
trotze trekken in zagtzinniger te vei-wiiTelen. Maar,
ik liet het een en ander ongemerkt voorbijgaen
want ik d^gt,dat het beft was, hem door de koel-
heid en onverfchilligheid, waarmede ik zijne voor-.
baarige hoope afweerde', (terwijl ik te gelijk voor-
nam alle gemaakte hovaardij, en laatdunkendheid
te mijden) te overtuigen, dat hij niet genoeg bij
mij in aanmerkinge kwam, om heel ras veriloord
te worden over 't geen hij zeide, of over zijn trots
^■ezigt: Met andere woorden, dat ik hem niet
ioog genoeg waardeerde, om hem op eene bij-
zondere wijze of met een vriendlijk , of met eeu
gefronil: gelaat te behandelen. Hij was voorwaar
tlim genoeg, om mij, ponder dat hij het bedoel?-
de , eene les te geeven, welke mij leerde om dus:
behoedzaam te:zijn; wantUiij had een:i gefprek
gezegd, „ Dat zo een man in Yïijenj pone yrouw-
niet kon doen.bekennen^dat hij hvi^x bekaktgdei
„ hetf alzo dikwijls «z^^r tot\zijri oQg-
„ merk diendec haiOr op hem verpoornd te maa-,
,/-ken. ".: ίΤ^ '■rij. . f;:
Hier moet !ik^,^^brecken. - Dog zal.de.ftpfe:
s»«·
I
ρ
'II
ίΙ
-t I
ι. 5
9»
I·''
P'JV
jlirfi
ii J«l..
uit??!
i·^
mfii
Ïtf^t
%
Λ:
ε®. Λ'
' i'
-ocr page 83-Ibi] dè eei^fte gelegénhêid vervolgeiïr Öiidefwij-
len ben ik
' Uwe toegenegenfle Vriendin en Dienares
- ■ - ί · , , , I
; . Cl*. Harlowk
^ufir Clarissa Harlowe, aan juffkt:
■ " j Howe.
) ■
1
■ I / '
Dus, mijne waarde^ waarén de zaaken ge-
lleld met den Hr^ Lovelace en mij, -wanneer miju
Broeder uit Schotland t' huis kwam..
Op het odgenblik^i dat men van des Heeren
Lovelaces bezoeken bij hem meldde > ,ga£hij, zon-,
der eenige bedenkinge of verontfehuld^inge, zij-
ne af keuringevaii dezelve uitdrukkelijk te kennen.
Hij vond groote fmetten in zijn chara^er ; en nam
de vrijheid Van met zo veele woorden te zeggen»
Dat hij zig verwonderde hoe het zijnen Oomen in
-het''hoofd kwam, zulken man voor van beide.
zijner Zuileren eenige aanmoediginge te geeven;
Te gelijk mijnen A^ader zijnen dank betuigende
wegens het weigeren van zijne toeftemminge toe
dat hij waare t'huis gekoomen, öp. zulk eene wij-
ze, dage mij, als een Meerder zoude doen, wan-
neer
. eenoi 'Mio pre^s oyer^heit wed vef«»
rigten van zijnen pligt in zijn afweezen.
Hij rcgcvaardigde zijnen ingewortelden wrok ,
v.waarvoor\biji jopenlijlt uitkwgm, daor Jjex gemeen
gemgt^ en door de kennis, welke hij in het Col-
'ïegié aaii ^e -tldoge School van hem gekreegen
iiad; verklaarende, Dat hij hem altoos gehaac
had; hem altoos zoude haaten; en hetn nooic
voor een Broeder wilde erkennen, nog mij voor
eene, Zufi:er, zq hem.trpuwdci
Van die vroege parcijfchap hebbe ik deeza-
"reder^ hóorèn geevehi ' ' - ' » · Γ · ^
De Hr- Lovelace^muntede altijd uit wegens
i:ijne leevendigheid en Idoekmoedigheid; en niec
minder, zo het fchijnt, wegens den fchielijken en
."»efrbaazen^^enVi voortgang dien hij maakte in alle
deelen der lêtteroeffeninge ; Van naarftigheid in
'zijné ftudièn'gè'düurende de üm-en vaii.ftudeeren ,
4iad hij naauwlijks zijns gelijken. Dit was,'niuir
het ichijnt, zijn algemeen'charafter.öp .de Hoo-
-ge-fehool; en daardoor maakte hij zig veele vrien-
'dcn ondcrisde geleerder jeugd; terwijl diegeene^
welke hem'- niet beminden , 'hem ..vreesden, .om
-dat zijneleevendigheid hem niet dante gereed
'inaakte om aanftoot te geeven, en οΐ?Τ; de klpek-
«Tiocdighëid-die^hij toonde ih zijn ftuk ftaende te
iioudéh 'p al& hij aanitoot gegeven^iad; waardoor
ïiij zo Vëel- aanhangers 'Verkreeg conderrhet baldaa-
idig vólk-^^ 'als' ihij zelve Wilije. ——IGcen jheel
'beminnelijk'eharaiiter over het »geheel, ziütsgij
zeggen. ^ " - ; : /
' · -Dog-mijnsl'Broeders aart was niet gelulikiger.
2;ijne vaan^ebórené'hoogmoedigheid ,kon eene zo
h- t.
lU;
: f - ?
I
'Ir f'
A' i
fk d·
Η
z^gcbaare meerderheid niet verdraagen; eo ^wj
zijn niet verre af van dengeenen te haaten, welt
wij meer vreezen dan beminnen: En zijne
ilrifcen minder in zijne magc hebbende dan de an·
der^ was hij altoos het voorwerp van zijne mist
ichien onhetaamelljke ipotcernije: Zo dat zij
nopit bijeenkwamen zonder te krakeelen: En ie*
jdereen , het zij uit liefde of vreeze ^ het met zij^
nen tegenpartij houdende, had hij daardoor eenèn
zeer laftigen tijd, zo lang zij beide in hetzelve
Collegie hun verblijf hadden. ——■ Het was
_d€rhalven dies te minder te Verwonderen, dat een
jong man, die in goedaartigheid niet uitmunt,
feene vfoeg begonnen, en 20 diepgewortelde par*
tijfcliap wedsir opvattede.
Hij vond mijne Zufter^ die maai naar de gc*
legenheid wagtcde, gereed om zig bij hem cc
ivoegen in zijne verbolgenheid tegen den man,
dien hij haatte. Zij ontkende ten iiiterften eeni*
;gerwijze haare gedagten op hem geflagen te hebr
ben: „ Nooit had hij haar in 't allerminfte be-
^yliaagd i —Zijn ftaat was zekerlijk' zeer be-
„ zwaard met fchulden: Het was onmogelijj^
dat het anders zijn konde; daar hij zo geheel
en al aan zijne pleizieren yerilaafd was. H^
„ hield geen huis; geen koets en paarden : Nie-
mand kon voorwenden dat hem hovaardij pnt-
brak: De reden was derhalven gemakiijk te gif·
fen. „ En dan roemde zij, cn mijn Broeder
prees haar daarover, dat zij hem had afgeilagen;
En beide fpanden ^ij bij alle gelegenheden t'za«iea
om,kwaad van hem te fpreeken , en niet zelden
^naakten ^ij daartoe gelegenheid^; hun misnoegeii
- ■ ^ ■ ■ ■ ■ - ........
Μ
ψ ^E^Misf oRi^ '1
té'^eh hem allé'onderwerpen hierop; doende iiic-'
löopen, zo ^ij'-yaarrnede niet begonnen. * ' ,
Ik maal<tré niét veel werk van hein v'öof 'te
ïpreeken , wahn'éer fk in hunne aanmerkingen niet
mede' beliaaid was'/ '^ Ik gaf hun''te kennen , ^Dai:
ik'^héTi nifet genoeg rekende; óm iijnenthalven ver-
f^hil 'in' de familie te^ maaken : Éii alzo hij on-
dèrilèld wierd maar al te veel oorzaak gegeven té
iièbbèiv töc'huiilïlegt gevoelen"van hem, dagt ik
'dat het gêvólg Vaii'zijne foiiten ' vooF'zijne rcke-
iiingc kwafflr"' · · '
n .'... jNJuf^n -daftV is waar, warineéi' ik bemerkr
tèV^dat'liüiiiie'geXVeldige drift hëii^^in hunne''l&e-
fthuldigingen · tegéh hein buiten allé paaleii" vart
waarfchyneJijkheid vervoerde ^ dagt ik hét iliet
lüèei dan regt'^' éen v/oord voor hbm tüifcheii bei-
de te fpreekeii. " Dog^ dit' nmakte mij flegts'aan
véiwijt-oildérhêvig, als of ik met genegenheid
jegens heiiï \yaüfe vooringenomen welke ik niet
békenneh wiidé./·^^—-- Zo datf wénneer -ik het
"géfprek niet ■ 'elderé kon heen. .^^ehdbn , ik dé ge-
woonte had-van heen te gaèn en mij aan mijne
inuiijk,'Of näar mijn k'abinetjë'te bfegeeVeri.'
L·:. i^üii gedrag-Jegéns hem ^^'wannéer zij niet 'ver-
ttiijden kondén 'hén te zien ^ was' i;eér koel'en
onheuTch; 'maar nog niét regtilrecksliöoiiende.
Wallt zij hoopiten^'mijtién Vader over te haaien
"öm zijne bedoeken te verbieden. ' Dog alzo 'er
niets in zijn gtdrag was, 'twelk zódanige b'éhan-
delinge koii billijken jegeiïs een man van zijne ge-
boorte en middelen, zo gelukte'^^hun dl; niet: Ea
daarop gingen zij mij erniiig 'aan om dezelve te
Verbiedeui Vraagde, Wat gézag- ik had οι*
zulk.
■I
; 'i
i i
' Α
- ^l'
=
■i
Ά
f,
■ (4:
iiiMÉÜI
JüWBR CLARISSA HARLOWB. 3 j
^ilk een ilap te doen in mijns Vaders huis en
daar mijn gedrag jegens hem zo weinig gemeen-
zaamheid had, dat hij al zo veel de gaft fchee*
te zijn van iemand andere van de familie , hen-
zelven alleen uitgezonderd, als de mijne? Om
mij dit betaald te zetten, gaven zij mij te hou-
den , Dat het een loollijk beftoken beleid tulTcheii
ons was; en dat wij beide eikanderen beter ver-
ftonden', dan wij voorgaven. En eindelijk gaven
zij hunne driften, op een fprong (a) mag ik zeg-
gen , zo den ruimen teugel, dat in plaatze van
weg te gaen, gelijk zij plegten als hij kwam , zij
tegen hem aanliepen , om zo te fpreeken , mee
voordagt om hem te hoonen.
De Hl'. Lovelace, moogt gij wel gelooven,
kon dit zeer kwaalijk verkroppen: Maar niettemin
vergenoegde hij zig met daarover aaa mi] te klaa-
gen: Met hooge woorden evenwel ; zeggende,
dat waare het niet om mijnentwille, mijns Broe-
ders behandelinge, jegens hem niet te verdraa-
gen was.
. , Het fpeet mij, dat dit hem in zijne eigene
gedagten bij mij eenige verdiende gaf; En te meer
alzo eenige van de fmaadheden , welke hij ont-
ving , te heftig en baarblijkelijk waaren om ver-
fchoond te worden : Dog ik gaf hem te kennen,
Dat ik beflooten had, niet in krakeel te treeden
met mijnen Broeder, zo ik het ipijden konde;
welke fouten hij ook mögt hebben: En nademaal
ze malkanderen niet goeds-moeds zien konden ,
dat ik blijde zoude zijn, zo hij mijns Broeders
i
fa) Dc reden van dit openlijker betooocti ^fraii hunne pac·»
lijfchap vvoidi gcgCYcn in dee Xlll. ßrief.
m
-ocr page 88-gezeifchap wilde fchuwen; en ik was verzekerd,
'dat mijn Broeder hem niet zoeken zoude.
' Hij was zeer onthutil over dit antwoord:
Dog zeide, Hij moell zijne affronten verdraa-
ien , indien ik het zo wilde iiebben. Hij was
zelve wel befchiildigd van eenen heftigen en ge-
weldigen aart te zïp ; maar hij hoopte bij deeze
gelegenheid te toonen, dat hij eene magr bezat
over zijne driften , welke weinige jonge lieden >
zo zwaarlijk getergd, zouden in ßaat zijn te too-
nen ; hij twijifelde niet, of zulks zoude door ee-
ne perfbon van mijne edelmoedigheid en door-
zigt aan de eigenlijke beweegreden worden toe-
gefchreeven.
Mijn Broeder had even te vooren, met
goedkeuringe van mijne Oomen, iemand .gebruikt,
die bevriend was met eenen afgedankten Rent-
meeiler of Adminiftrator van Lord M. welke ook
de beftieringe van een gedeelte van 's Hren. Lo-
velaces zaaken gehad had, (waamn hij door hem
ook ontilagen was) om naar zijne fchulden, naar
zijne gezellen, naar zijne minnerijen , en dierge-
lijke , te verneemen. ,
Mijne Moeij Hervey gaf mij, in vertrouwen y
de navolgende bijzonderheden op , van 't geen
de* man van hem gezegd had.
Η
„ Dat hij een edelmoedig landheer was'r
Dat hij niets fpaarde ter weezenlijke en beften-
„ dige verbeteringe van zijne goederen; en dac
55 hij toezigt nam op zijne eigene zaaken , en
die verftond: Dat hij buiten 's lands zWaare
5, koften gemaakt had; en zig diep in fchuldea
„ had geftoken; (w^nt hij maakte geen geheim
»
Γ-
yütti
van zijnë zaaken) dog egter verköozen had zig
37 tot eeiie jaarlijkfchë fonirae te bépaalen, en zig
5, van koets en paarden te onthouden, op dat hi|
5, geen verpiigtinge mögt hebben aan zijnen Oom
5,\en Moeijen ; van welke hij zo veel gelds kon
3, krijgen als hed goed dogt; dog dat hij zeer
5, jaloers was tegen derzelver bedwang; dikwijls
5, met hen over hoop lag ^ en hen zo vrij be-
5, handelde^ dat zij alle voor hem bevreefd waa-
yj reni Dat evenwel zijn goed nooit door mort'
5, gagê ] verpand was ^ gelijk mijn Broeder ge-
,, hoord had; zijn credit was altijd groot; etï
5, de man geloofde ^ dat hij ten deezën tijde bij-
na^ zo niet geheel buiten fchiilden was.
Hij was een droevig liegt Heer^ zeidéhij,
ten aanzien van de vrouwen: - Zo zijnë
bi
5i
V
r>
5?
b·)
57
huurders mooije dogters hadden , droegen zij
zorge om ze buiten zijn gezigt te houden;
Hij geloofde, dat hij geen bijzondere matres
hield ; Want hij had gehoord ^ dat nieuwig-
heid , dit was 's mans woord, alles bij hem
5, wasi Waare het niet j dat zijn Oom en Moei-
jen hem geftadig lailig vielen ^ verbeeldde zig
de man, dat hij oni geen Huwelijk zou den-
ken; Nooit wift men dat hij door drank ver-
anderd wasj maar hij was een groot liefliebber
van liilige aanflagen, en van fchrijven: Dac
hij een wild leeven in de -Stad leidde, naar hij
G ζ ge.
•f Düs nöéttien de Éngclfchco hér regt» dat ccn ScKuHci-
fchcr hccfc, om gocdeicii, waarop hij «^clti heeft tetichooten,
C« die daarvoor aan hem verpand zijn , eeuwig en erflijk iti
cip;cudom té behouden , indien dat geld op de» gefteldcQ tifi
iiiet wcdei worde opgelsragt. Ktr.'.
„ gehoord had: · Zes of zeven gezellen had akd
ilegt als hij zelve; welke hij nu en dan mee
zig· naar buiten bragt; en men was op, het
land altijd blijde, als die weder naar ftad ver-
trokken. Hij beweerde ^ dat hij, hoe driftig
ook , egter goed van inboril was'; alzo gaam
eene boertige ftreek ontving als gaf, en met
zigzelven bij gelegenheid zou fdiertzen, vrijer
dan hij ooit eenig menfch gekend had. „
Dit was zijn characler uit den mond van een
vijand; want gelijk mijne Moeij aanmerkte , alles
wat de man prijzelijks van hem zeide, kwam 'er
tegen dank uit, met een Men is genoodzaakt te
zeggen — om hem regt te doen, enz. terwijl het
tegendeel vrij- en goed-willig verteld wierd. En
dit character, alzo men een erger verwagt had,
fchoon Dit ilegt genoeg was, het einde niet be-
antwoordende, waarom men naar hetzelve verno-
men had; zo waaren mijn Broeder en Zufler
meer bedugt dan te vooren , dat zijn aanzoek zou
worden beguniligd, nademaal het ergfte gedeelte
daan-an reeds bekend was, of onderileld wierd,
toen hij eeril: bij mijne Zuiter wierd ingeleid. ^
Dog ten opzigt van mijzelve , moet ik ten
zijnen nadeele aanmerken, dat niettegenihende
de verdienlle, welke hij bij mij zogt in te leggen,
met mijns Broeders mishandelinge omtrent hem.
zo geduldig op te neemen , ik hem geen dank
verfchuldigd was voor zijne pooginge om met "den
zelvente verzoenen. Niet, dat ik geloove, dat het
iets te beduiden zou gehad hebben, al had hij of
bij hem of bij mijne Zuiler nog zo zijn hof gemaakt :
Nogthans |had men van ccnen man van zijne be-
■ ' i fchaafd-!
3«
57
5!»
77
77
77
Γ ·..
77
57
i \
β.
Juffer CLARISSA ΙΙΑΚΙΟ^Έ. 37
"fchaafdheid, cn die naar zulke dingen ftond, ge-
lijk gij weet, veiwagten mogen, dat hij genegen
zou geweeft zijn om het te beproeven. Dog in
plaatze van dit, toonde hij.zulk eene veragtinge
voor mijn Broeder en Zufter beide, bijzonderlijk
voor mijn Broeder, welke als eene trötzeennge
van dezelve wierd opgenomen. En zoude ik ee-
nig gewag gemaakt hebben van eene veranderin-
ge van zijn gedrag jegens mijnen Broeder, dat
waare een voordeel geweeii, waarop ik will dat
hij zig verhovaardigd zoude hebben; en^derhal-
ven was ik niet van zins om het hem te gcevcn.
Maar ik twijifelde niet, daar hij zo weinig aan-
moediginge van iemand^ wie het ook mögt wec-
zen, ontving, of zijn hoogmoed zoude haait vuur
vatten, en hij zoude van zeiven zijne bezoeken
llaaken, of naar ilad gaen; alwaar hij, tot dat
hij met onze familie bekend raakte, voornaara-
lijk zig plegt op te houden: En in dit laacilc ge-
val had hij geen reden om te verwagtcn, dat ik
zijne Brieven zoude ontvangen, veel min beant-
ivoorden; de gelegenheid, welke mij aanleidin-
ge had gegeven om eenigen van hem te ontvan-
gen , nu voorbij zijnde.
Maar mijns Bioeders partijdigheid liet hem
niet toe, om naar zulk eene uitkoomft te wag-
ten ; en na verfcheidene uitfpattingen, welke d^e
Hr. Lovelace nog te keer ging met veragtinge,
en eene trotsheid maar al te veel naar die van
den aanvaller gelijkende; ondernam mijn Broe-
der om eens, als hij kwam, zig in de deur
te ftellen, als waare het om hem den toegang
%Q beletten; en, als bij mij verzogt te fpreeken·,
C 3 ' vraag-i
-ocr page 92-j g - De HISTORIE va*
vraagde hij, Wat hij met zijne Kuiler te cJoei^
had?
De ander, met een tartend gelaat, zo mijn
Broeder zegt, gaf hem te houden, Dat hij gewilr:
lig was pm eenen Heer allerkije vraage te beant-
woorden : Dog dat hij wenfchte, dat de Hr. Ja-,
kob Harlowe, die zig zedert eenigen tijd trotze
airs gegeven had, gedagtig waare, dat hij nu
niet in 't CoUegie was.
De goede Dr. Lewen, welke mij dikwijls
vereert met een bezoek van converfatie^ gelijk
het hem behaagt te noemen, en van mij v^as af-
gegaen uit mijn eigen benedenkamer, kwam toen
juift aan de deur , en de wóórden hoorende,
fteide hij zig tuiTchen beide, die hunne handen
aan hunne degens reeds geflagen hadden: En den
Hr. Lovelace berigtende waar ik was, fchoot die
mijnen Broeder voorbij, om bij mij te koomen;
hem laatende grommelen, zo hij zeide, gelijk een
gejaagd Wöü<izwijn, 'dat zig teg;en de honden
«anfielt.
Dit ontftelde ons allen. Mijnen Vader be-;
liaagde het den Hr. Lovelace te kennen te gee-.
ven, dat hij wel wenfchte, om den,vroede dei-
familie ^ dat hij zijne bezoeke^ä wilde flaaken: En
|k fprak, op zijn bevel, nog veel duidelijker.
^>1
Dog de Lovelace is een man, die niet
-ligt daartoe te brengen is, om van ?ijn voornee-,
men af te llaen, bijzonderlijk in een iluk, 't welk
hij voorgeeft hem zo zeer ter harte te gaen: En 'er
geen vojilrékt verbod gegeven zijnde, gingen de
gingen voor e^pe korte poos hunnen gang als te
lyopren j W^OJ ik 499? zijne
f
-ocr page 93-bezoeken mij geheel en al te ontrekken (welke ik
egter zo dikwijls ik maar kende, vermijdde te ont-
vangen) maar de eene, of andere verwoede iiit-
koomft tuiTchen de twee zou bevorderen; nade-
maal de hoon, die van den eenen kant zo gereed-
lijk wierd aangedaen, van den anderen alleen om
mijnentwille verkropt wierd.
En dus bragt mijns Broeders roekeloosheid
mij onder eene verpiigtinge, daar ik dezelve wel
minil wilde fchuldig zijn.
De tuiTchen-invallende voorflagen van den
Hr. 'Symmes en den Hr. Mullins, beide (ieder
op hunne beurt) door mijnen Broeder onder-
fteund, bewogen hem om voor een tijd meer ge-
duld te hebben; hoopende, alzo niemand dagt,
•dat de Hr. Lovelace heel verre in mijne gunil ge-
vorderd was, dat hij mijn Vader en Oomen zou-
de overhaalen, om in tegenftellinge van denzelven
den eenen of den anderen van deeze voor te
ftaen. Maar wen hij vond, dat ik vermógen genoeg
had, om mij van hunne aanzoeken te ontflaen,
gelijk ik (voor dat hij naar Schotland ging, eij*
voor dat de Ht. Lovelace ons hier bezogt} van
die des Hren. Wyerley gedaen had; toen ging hij
alle maat te buiten: En ftelde zig eerft heftig te-
gen mij ain met verwijtingen van eene gewaande
vooringenomenheid , wcike hij als zondig be-
fchreef, en daarop tegen den Hr. Lovelace in
perfoon met fchampere fmaadredenen ten huize
van den Hr. Eduard Sy mm es, den Broeder van den
anderen Symmes, twee mijl hier van daan: en 'ev
toen ge :n goede Dr. Lewen bijzijnde om 'er zig
tuiTchen te ilellen, volgde het ongelukkig Gevegt.
:f
r
Mijn Broeder wierd ontwapend, gelijk gij
hoord hebt, en als hij t'huis gebragt wierd, en
ons grond gaf om te meenen dat hij veel zwaar-
der gekwetilwas , dan hij inderdaad was, en'er
cene koorts op volgde; vloog iedereen in vuur
cn vlam; en ik kreeg alles op mijn dak.
De Hr. Lovelace zond drie dagen aan een,
tweemaal eiken dag , om naar mijns Broeders wei-
Hand te vemeemen; en fchoon hij ruwe en zelf
fchampere antwoorden ontving, vond hij goed om
den vierden dag in perfoon ten dien zeiven einde
te koomen; en ontving nog grooter onbeleefdhe-
den van mijne twee Oomen, die 'er toen beide
gevallig waaren. Mijn Vader wierd met geweld
re rug geliouden van met zijne degen in zijne hand
naar hem toe te gaen, fchoon hij de jigt op het
Kjf had.
Ik viel van fchrik in flaauwtè, een ieder zo
verwoed ziénde, ,én den Hr. Lovelace hoorende
zweeren, dat hij niet zou heengaen voor dat hij
,»iijne Oomen pardon had doen verzoeken, over
de onwaardige behandelinge, welke hij van hen
ontvangen had; terwijl eene deur vailgeflooten tus-,
fchen hem en hen gehouden wierd. Mijne Moe-
'der fmeekte en woi'ftelde den geheelen tijd om
mijn W-ader in de groote^Zaal te houdén. Onder-
tufichen kwam mijne Zufter, die den Hr. Lovela-
ce met vinnige bitterheid behandeld had, bij mij
binnen, en randde mij met fchampere redenen
aan, zb dra ik weder bijkwam. Dog wanneer
den Hr. Lovelace te kennen wierd gegeven, hoiï
pngefteld ik was , ging hij heen; mettemin béloo-
Μ
μ··;
^ .........' ■■ ■ -it
I
-mgf
r iirtAlSiin
gei
-ocr page 95-JurFER CLARÏSSA HARLÖWE. '41
Hij ftond altoos in de gunil van onze dienftr
booden. Zijne gocddaadiglieid jegens hen , en
doordien hij altijd iets kortswijligs aan ieder will
te zeggen, had hen alle op zijne zijde getrokken:
En bij deeze gelegenheid befchuldigden zij heime-
lijk alle de andere, en verhaalden zijn bedaard en
orden tlijk gedrag (tot dat de tergingen hem aan-
gedaen zeer hoog liepen) op eene zo gmiftige
wijze, dat die verhaalen, en mijn fchrooni voor
het gevolg deezer behandelinge , mij bewoogen
om eenen Brief te kezen ^ v^^elken hij mij dien
avond zond; en denzelven in zeer heufche bér
woordingen gefchreeven zijnde (biedende hij daarr
in aan om alles aan mijne beiliiïinge te onderwer-
pen , en zig volkoomelijk naar mijnen wille te bcr
IHeren) eenige dagen daarna te beantwoorden.
Aan deeze ongelukkige noodzaakelijkheid,
gelijk ik het noemen mag, was onze vernieuwde
briefwiilèlinge verfchuldigd: Nogthans fchreef ik
niet, voor dat ik van des Hren. Symmes Broeder
vernomen had, dat hij weezenlijk aangerand en
gedrongen was om zijn degen te trekken, door
mijns Broeders herhaalde bedreiginge (tei-wijl hij
mijnenthalven zig daarvan zogt te verfchoonen)
dat hij hem te fchande zou maaken, zo hij het niet
deed; en, zo veel ik door mijn onderzoek kon
gewaar worden, dat hij van mijne Oomen weder
wierd aangevallen op eene heftiger wijze, dan ik
verteld hebbe.
Dezelve omftandigheden wierden aan mij-
nen Vader en andere nabeilraenden verhaald door
den Hr. Symmes; dog zij waaren te verre gcr
caen met zig tot partijen te ilellen in het geichil,
i
i ί
j ·
om te rug te treeden of vergiffenis te verleertenS
en men verbood mij om brieven met hem te wii-
felen , of mij een' oogenblik in zijn gezelfchap
te laaten vinden.'
Dog een ding kan ik zeggen, in vertrouwen
cgter, om dat mijne Moeder mij beval daarvan
geen gewag te maaken ; Dat zij, iiaarén angil
uitdrukkende voor 4e gevolgen der onwaardige
behandelinge den Hr, Lovelace aangedaen , te
kennen gaf, Dat zij het aan mijne voorzigtig-
heid zoude overlaaten, om alles wat ik konde te
doen, dat het dreigend onheil van den eenen kant
mögt worden voorgekoomen, ^
Ik ben verpligt om af te breeken. Dog ik
geloove, dat ik genoeg gefchreeven hebbe , om
alles ten volften te beantwoorden , wat gij van
mij begeerd hebt. Het paft een kind niet, dat
zij haar eigen charaéler tragte te zuiveren , of
haare daaden te regtvaardigen ten kofte van hen ^
dien zij den meeilen eerbied heeft toe te draagen.
Nogthans, dewijl ik weete, dat een berigt van al-
le die verdere venigtingen, welke mij mogen aan-
,gaen , van aangelegenheid zal zijn en gerekend
worden voor eene zo dierbaare vriendin (welke
aan anderen niet meer zal bekend maaken , dan
Welvoegelijk is,) zo zal ik, zo dikwjils ik gele-
genheid hebbe, met fchrijven voortgaen, en zo
ömilandig, als wij gewend zijn aan dHanderen te
fchrijven. Voorwaar ik hebbe geen 'geneugte.,
gelijk ik u dikwijls betuigd hebbe, welke die e^
venaart, die ik fcheppe in met u te verkeeren
^ Door Briêven , wanneer ik in Perfoon niet
kan,
'■ Oii-·
#
-ocr page 97-OndercuiTchen kan ik niet nalaacen te zeg'
gen, dat het mij bij iiitftek fmertelijk is te vin-
den , dat ik zo zeer op aller tongen geraakt ben,
als gij mij te verftaen geeft. Uwe genegene, ii^
we voorbehoedends zorge voor mijnen goeden
naam, en de gelegenheid die gij mij gegeven
hebt, om mijne eigene gebeurtenis te vertellen,
voor dat 'er eenig nieuw toeval opkoome ( 't welk
de Hemel verhoede!_) is zo wel paiïènde de ijve
rige vriendin 5 welke ik altijd in mijne waardo
Juffer Howe gevonden hebbe; dat gij, met ver-
Jubbplde verbintenis, mij verpiigt te zijn
^koQS dankhaare en zeer genegem
'Clarissa Harlowe.
Η
Copiroan de verzogte INLEIDINGE op hef
gedeelte van baars Grootvaders Teßament
i)aar betreffende \ in den voorgaen-
den Brief ing^ooten.
Voor zo verre het bijzonder Goed , 't wel^
ik boven gemeldt en befchreven heb, voomaa-
melijk van mijne eigene overwinil gekogt en aan^
gelegt is: Voor zo verre mijne drie Zoons onge^
meen gelukkig gewecil zijn; en zeer rijk zijn:
De Oudfte , door middel van de onverwachte
voordeelen , welke hij trekt uit nieuw ontdekte
mijnen: De tweede , door hetgeen hem alzo on-
verwacht is aangeftorven van verfcheidene nabe-
ftaanden zijn^^i' tegenwoordige Huisvrouwe , de
IV^^'dige Dochter van weerskanten van twee zeer
aan^
-ocr page 98-aanzienelijke familien ; buiten en behalven het
groot goed dat hij met haar ten huwelijk kreeg:
'Mijn Zoon Antonij door zijne negotie op Oolt-
ïndien , en zijne voorfpoedige reizen: Voor zo
ATrre wijders mijn Klein-Zoon Jakob genoegzaam
zal bezorgt worden door de genegentheidt van zij-
ne Gemoeder Lovell voor hem; die geen nabe-
ilaande maagen hebbende, mij verzekert heeft,
dat zij hem door Donatie zo wel als bij Teila-
ment, haare Schotfche en Engelfche Goederen
beide gemaakt heeft : Want nooit _ was 'er eenc
familie gelukkiger in alle haare tacken , God zij
daarvoor gedankt: En voor zo verre., mijn ge-
melde Zoon Jakob het 'zeer waarfchijnelijk wel
';zal goedmaaken met mijn Kleindochter Arabella;
'welke ik geen intentie ^ nog reden heb om eenig
disreipeft aan te doen; Want zij is een gehoor-
■«aam kind en van veel hoope: En voor zo ver-
re mijne Zoons Joannes en Antonij niet tot <ilen
bouwelijken-ftaat fchijnen te inclineeren ; zo dat
'mijn Zoon Jakob de eenige is, die kinderen lieeft,
pf waarfchijnelijk ooit zal krijgen : — Om alle
deeze redenen; en om dat mijne waardfte en be-
minde Kleindochter Clariifa Harlowe van kinds
l)een af een weergaloos jong meisje geweeft is in
liaaren plicht jegens mij, en alle die haar kenden^,
'over haar verwonderd ftonden, als een zeer extra-
ordinair kindt; Zo moet ili daarom het i genoegen
neemen van haar als mijn eigen bijzoiider kindt
»an te merken; en dit zonder intentie van iemandt
te kwetzen; en ik hoope dat het zo niet van ie-
mandt zal worden opgevat, nademaal-mijn Zoon
Jakob zijne gimil-bewijzen naar gelang, en in
, groo^
44
1 ·
iis· ·:· ■ τ;
%
4
•iï"
1
\
KV
»as;™.
Λ"
mÈrnÊ^
-ocr page 99-Juffer CLARISSA HARLOWE. %%
grooter proportie mag befteeden aan zijn Zoon Ja-
kob , en aan zijne Dochter Arabella. —— Dee-
ze, zeg ik, zijn de redenen, welke mij beweegen
om van het voorfchreven Goed te difponeeren ten
voordeele van het dierbaar Kindt; welk hec ver-
maak is van mijn Ouderdom, en zo ik waarlijk
denk, heeft gecontribiieerdt, door haare lieve ge-
ïloorzaamheidt en haare genegene en tedere zor-
gen, om mijn leeven te verlengen.
Weshalven het mijn uitdrüklijke Wil en Be-
vel is, en ik belade mijne drie Zoons Joannes,
Jakob, en Antony, en mijn Kleinzoon Jakob, eii
mijne Kleindochter Ai'abella, zo waardig zij mij-
nen Zcegen houden, en mijne Gedagtenis zullen
eercn, en wel wenfchen zouden, dat haar eigenL
uitcrile Wil en Begeerten van haare nakoomelin-
gen volbracht werden, dat zij de volgende legaten
en fchikkingen ten voordeele van mijne gemelde
Kleindochter ClariiTa niet beftrijden nogbetwiilen,
alfchoon zij niet ftriktlijk conform de Wet of der-
zelver foiTnalia mogten zijn, nog toelaaten, dat
dezelve in twijffel getrocken of bedisputeerdt wor-
den , onder wat voorwendtiel het ook weezeij
moge.
En in dit vertrouwen, enz. enz. eii2.
i
I i
y. BRIEKi _
-ocr page 100-Juffer ClArissA l-iaiilowé j aän Juffhi^
Howe* ^
*
ik bén Verhindefd óm rnijh bedoelde voor-
iieemen te ven^olgetii Nog avonden ^ nog mor-
gens hebbe ik voor mij zélve gehad. Mijne Moe-
der is zeer onpafièlijk gevi^eeil; en wilde door
geen andere dan mij worden opgepaft. Ik, ben
van haar bed niet geweeken j (want zij hield het
tóed) en twee nagten hebbe ik de éere gehad van
tij haar te leggen*
Haare ongéfteldheid Was een zeer heftig Co-
lijk. De twiffingen van deeze felle, deeze. man-
lijke geeilen ^ qn de vreeze voor onheilen welke
onrilaen mogen uit de fteeds toeneemende partij-
fchap^ die ze hier alle tegen den HiV Lovelace
hebben , én zijn oploopend en onverfchrokken
charactér, 't welk rnaaf al te wel bekend is / kan
zij niet draagen. Daarenboven dat 'er de grond
gelegd wordt, gelijk zij bedugt is, voorjalouzij
en wangunftigheid in haare eigene faitiilie ^ on-
langs zo gelukkig en eenig^ drukt bij uitilek een
2agr en gevoelig gemoed^ welke van den beginne
üf^ bij alle gelegenheden, haar eigen innerlijk ge-
noegen aan den üiteriijken vreede heeft opgeof-
ferd. Miju'Broeder efi Zufter, -die zep dikwijls
! ' ' gö*
¥
'l
; »
t ti
1:·
V
/1·
Κ St
'f
Μ
Ji^FEK CLARISSA HARLO^.
gewoon waaren te han-ewarren, zijn nu zo vol-
koomen eens, cn zo veel te zamen (cahaleeren·*
de^ was bet woord, dat als onverhoeds mijne Moe-
der uit den mond viel) dat zij zeer bevreesd is voor
de gevolgen, welke daarvan koomen mogen, —
ter mijner benadeelinge, miflchien; is haare ge-
negene zorge; nademaal zij ziet, dat zij van uuf
tot uur zig met meer koelheid en afkeerigheid je-
gens mij gedraagen: Nogthans, wilde zij maar
dat gezag oeifenen, 't welk de voortreffelijkheid
van haare edele talenten haar geeft, alle deze fa-
milie-twiften konden miiTchien, nog maar in de be-
ginzelen zijndè, gefmoord worden; bijzonderlijk
daar zij mögt verzekerd zijn, dat alle behoorelijke
infchikkelijkheid van mij gebruikt zoude worden^
niet alleen om dat mijne Broeder en Zufter ouder
zijn, maar ter liefde van eene zo uitmuntende en
zo toegeevende Moeder.
Want, zo ik aan u mag zeggen, mijne waar-
de , 't welk ik aan geen ander leevend menfch zou
willen zeggen, het is mijn gevoelen, dat waare
zij van een inborit geweeil, 't wellc minder had
willen draagen, zij tienmaal minder zou te draa-
gen gehad hebben , dan zij heeft. Het is niec
tot aanprijzinge , zult gij zeggen , van de edeP
moedigheid dier geeilen , welke zo .veel infchik-
kelijke^ goedheid kunnen doen verkeeren tot haa-
re eigene onruft.
Waarlijk , ik zoude zomtijds wel haail den^
ken, dat wij maaken kunnen, dat de wereld ons
zo veel toeftaet en zo veel ontzag bewijft, als
het ons belieft, zo wij maar wrevelig en onver-
zettelijk vaji wil kunnen zijn, en ons in.sgelijl«
DE HISTORIE VA?3 ' ^
Tianftcllen in het uiterlijke. Men wordt 'er maat
te min bemind om, dat is 't al: En zo wij ver-
mogen hebben om dengeenen te verpligtea, mot
welken wij te doen hebben , zal het ons niet
blijken, dat wij 't worden. Onze vleijers zullen
ons eer alles, dan onze fouten vertellen.
Waare 'er geen waarheid in deeze iianmerkin-
ge, hoe zou het dan mogelijk zijn dat mijne Broe-
der en Zuiler , zelf hunne feilen, hunne opftui-
vende driften, van zo veel belang bij de geheele
familie maaken? „ Hoe zal mijn Zoon ^ hoe'zal
„ mijn Neef^ deeze of die handelinge opneemen?
Wat zal hij daarvan zeggen? Lasten wij hem
„ daarover raadpleegen;" dus wijft men altijd
op zijn oordeel, voor elk befluit 't welk van zijne
meerderen genomen wordt, wier wil de zijne .be-
hoorde te zijn. Wel mag hij verwagten, dat hij
van alle de andere met dit ontzag behandeld wor-'
de, daar mijn Vader zelve, in 't algemeen zo on-
bepaald regeerende , beftendiglijk hetzelve aan
hem bewijft; en te meer zedert de goedheid van
zijne Gemoeder eenen geeft, die te vooren onder
te weinig bedwang was, geheel onaf bangelijk ge-
maakt heeft, --Maar waar mogen deeze]be-
denkingen mij dog heenen leiden! —— Ik wee-
te, dat gij niemand van ons bemint ^ · dan mijne
Moeder en mij; en van geen veinzerije weeten-
dc, doet gij mij dit meermaalen, dan jik wenfch-
te, bemerken. —— Behoore ik dan \iirel uw mis-
haagen tegen dengeenen te verfterken,!, welke ik
wenfche dat u behaagen mogen ? --mijn Va-
der bijzonderlijk; want hij, l^elaas ί is nog eenig-
zins te verfchoonen dat hij geen tegen ipraak duU
, 'i ■ den
s
■al·
Ρ
i >
1 ί
^ , I
f ^
...; j,
Α
ff
.fc·
ÉriÉtÉteSii
i» -
■«i^-'iÏii;·-
stL Jt. .-·-
I ■ ' /
-ocr page 103-Juffer CLARJSSA HARLOWE.
tien kan* Hij is natuurelljk geen kwaadaartig
man; en in zijne leeft en houdinge, en ook in
zijnen omgang, wanneer hij niet door vlaagen
van jigt gepijnigd wordt, kan iedereen de ge-
boorte en opvoedinge van een braaf Heer ontdek-
ken.
Onze Sexe moet miiTchien een weinigje on-
hoflljkheid^ zal ik het zo noemen? -verwag-
ten van den Man, welken zij als den Minnaar te
kennen gaf, dat haar hart hem boven alle mannen
Helde. - Zij mogen zeggen, wat zij willen,
dat edelmoedigheid eene manlijke deugd is; voor-
zeker, mijne waarde, ik hebbe altoos aange-
merkt, dat men dezelve in die Sexe niet eens ont-
moet, tegen tienmaal dat zij in de onze gevon-
den wordt. --Dog mijn Vader wierd ftimrfch
en knorrig door het bitter ongemak, 't welk ik ge-
noemd hebbe; 't welk hem eensldaps, in den
bloeij des leevens zelf, op eene zo geweldige wij-
ze overviel, dat het een der werkzaamfte geeften,
gelijk de zijne was, alle vermogen van werkzaam-
heid benam, en dat waarfchijnelijk voor zijn ge-
heele leeven. - Het floot, om zo te (pree-
ken, zijne leevendige geeften als gekerkerd in
hemzelven op, en wendde derzelver fcherpte te-
gen zijnen eigenen vreede; terwijl zijne ongemee-
ne vooripoed zijn ongeduld vermeerderde. Die
geenen, geloove ik, welke de minfte aardfche ze-
geningen miiTen, hebben het grootft verdriet, dat
zij eenige miiTen.
Maar mijn Broeder! welke verfchooninge
kan 'er dog voor zijnen trotzen en knorrigen aart
worden ingebragt? Hij is weezenlijk, mijne waar-
i D dc,
Bj ρ. ΛΒ,
Ï'i-'
^DE HTSTÖïirE. vANJis
50
^e , hcc fmèrc inij dat. ik. het moét 1-léggen , eert
joiïg i-nan van eeiißh .wreveligeti aart, ren behan-
ddt ;inijne MocdeiMzómtijds -τ—^ inderdaad hij
is'nietigehoorzaiim. V —Maar, daar hij alles
bezit, heeft hij het gebrek'des düderdoms met de
eerzugt der jeugd in zig vermengd, en geniet
nietsV — dan zyne .éigene'trotsheid eiï kwaadaar-
tigheid,/ ioude 'ik„haaft gezcgd::hebbeh. .
Trouwens al weder, zet: ik uw misliaagen tegen
zomniige van ons! kragt bij.: jr' -t-O" Eens. mijne
waarde.^was . het finiiicbien in uwe magt om hem
naar iw believen gekneed te hebben.;!:?'^. ' Rondt
gf mijne huiler djn ige worden! 'v ::riDan had ik
iniCene Zuilér een^ ¥riendin gehad.i?'»i-T^^-—.Maar
geen- wonder·, dat "hï| u iiii niet bemiiat; die in de
eei-fte uitbottinge' e'ene^-doodlijke neep kondt gee-
ven ,.i eil dat iiiec eenc verfmaadinge, mag ik zeg-
gen te-veel naar ^ zijne trotsheid aartende , -aan ee-
né'.bartftogt V wdke gecne vum-igheid zou ontbro-
ken hebben^ desVoonverps waardig-, en die hem
mogelijk zo zourgmßffSfy^^ hebben. »
Dog hiervan niet "meer. Ik zal mijn voorig
voorneemen In-mijnen naailv^)lgcnden hervatten
waaraan ik zal gaen.zitten, zo-dra het ont^'t over.
is; terwijl ik deezen afvaardige ^met den .boode»
welken gij zo vriéndiijk gezonden hebt;öm wegens
mijn ililzwijgen· naar'óns te vraagen. ^Ondertus-
ichen'i)Ên ik -
Uwe van harten toegenegene en verpUgtt
. . Vriendin en Diemares ^
Cl, HarlqwêC
■ - . r ......
υ
u·.
Μ
^"fftt 'if
-ocr page 105-Juffer CLARISSA HARLOWE. %%
^ifer Clarissa Harlowé, am Jufef
Harlowe-Plaatze., den 20 van Januitrim.
Ik zal nu mijn ,verhaal hervatten van de haH-
delingen hier gehouden. - Mijn Broeder
mooij aan 't beteren zijnde, fchoon gij welmopgc
verzekerd zijn, dat zijn gebelgdheid eer gereezen,
dan gezakt is door de fmercelijke oneere, Avelke
hij ontvangen heeft, zo beginnen mijne vrienden
(mijn Vader en Oomen , althans , zo niet mijn
Broeder en Zufter) te denken, dat ik onvriend-
lijk behandeld ben. Mijne_, Moeder is zo goed
geweeft van mij dit te kennen te geeven, zederc
ik mijnen laatften, afzond.
Niettemin geloove ik , dat zij alle denken, dat
ik brieven ontvange van den Hr. Lovelace. Dog
Lord M. eer geneigd zijnde om de zaak van zij-
nen Neef op te houden dan hem te laaken, fchij-
pen zij alle voor den Hr. Lovelace zo bevreefd
te zijn, dat zij het mij niet voorleggen of ik zulks
doe, .of niet; integendeel, met oogluikinge , zo
het. fchijnt,, het eenig middel door de vingeren
ziende , dat 'er ove r is om de heftigheid van ee-
nen, geeft te doen bedaaren, w^elken zij zo zeer
getergd hebben: Want hij dringt nog op Satis-
iaétie van mijne Oomen; en dit mogelijk (want
' ^ Di^ HIStOillE W -
aan looslicid ontbreekt het hem niet) als cïeit
beften weg om weder met voordeel toegang te
krijgen tot onze familie. '' En/inderdaad mijne
Moeij Hervey heeft aan mijne Moeder voorgedraa-
'gen, of hét niet beft waare iiftijnen Broeder tè o^
verreeden, dat hij een togqe deed naai' zijn Goed
in Yorkshire ('t welk voorheen zijn voorneemen
gewceft w^as) en daar vertoefde, tot dat .alles is
'overgewaaid. '
^^ct: is 'er wel verre af, 'dat dit zijn oog-
merk zoude./zijn: Want hij lieeft alreeds weder
uitilagen beginnen te doen, dat hij nooit geruft
nog voldaen zal zijn, voor dat ik getfoüwd bén;
'ên Adndende, dat nog de Hr. Syrnmes nog de Ηή
Mullins iets zullen opdoen, heeft hij nog eenseeri
voorflag van den Hr. Wyerley geclaen, uir aan-
merkinge van des2;elfs groote genegenheid Voor
"mij. Deezen heblDe ik weder verworpen; en
^gilleren nog melÖde hij van eenen, die hem door
een Brief had aangézogt, met zeer groote aanbie-
dingen. Deeze is de Hr. Solmes; den rijken Sol-
mes, weet gij dat zij hem noemen. Bog op dit
•aanzoek wierd van geen enkele ziel eenige agc
gegeven. .
Zo geen van zijne ontwerpen om mij uit re
huwelijken ftand grijpt, heeft hij in den zin, zo
men inij berigt, om mij een voorflag te doen van
naar Schotland te gaen, op dat ik dïiar, gelijk
het compliment is, zijn huis in zodanige orde nio-
ge brengen, als waarin ons eigen is. Dog hier
tegen heeft mijne Moeder^voor, zig aan te kan-
ten om haar zelfs wille; dewijl ik haar, gelijk het
haar belieft te zeggen, van de zorgen der huis-
Uqvi-
-ocr page 107-boudmge ontheft hebbende (waartoe mijne Zuftcr,
gehfk gij weet, niet gefchikt is nog luil heeft)
dezelve haar weder op den halze moeten koomen
zj ik heen gae. En deed zij het niet, ik zoude
'er mij tegen itellen; wam, geloof mijik ben
jjiet van zins om zijne huishoudiler te zijn; en ik
ben verzekerd, zo ik met hem ging, dat hij mij
.^er als een Dienitmeid dan als ccne Ztifier zou
behandelen: --- MiiTghien niet te beter om
(dat ik zijne Zufter ben. En indien ςίε Hr. Love-
|ace mij mögt volgen, zouden de zaaken erger
llaen dan nu.
Dog ik hebbe mijne Moeder verzogt, die
yoor des Hren. Lovelaees bezoeken bedugt is, en
uit vreeze voor welken mijne Oomen zlg nooit
zonder geweer en gewapende knegten op weg be-
geeven fmijn Broeder ook ten naailen bij in ilaat
zijnde om uit te gaen) on> te bezorgen, dat ik
verlof krijge van voor een veertiendaagjes, of
daaromtrent, uwe gail te zijn. -— Zoude uwe
Moeder, denkt gij, n^ijne waarde, mij dat toe-
llaen?
Ik durve niet vraagen cm naar mijn Zuivelhuls
te mogen gaen, gelijk mijn Grootvader het belief-
de te noemen: Want ik fchroome nu, dat men
van mij denken zal, als of ik naar het genot van
die onafliangelijke magtwenfdie, waartoe ik door
zijn Teilament geregtigd ben: En zo als de zaa-
ken nu ilaen, zoude zulk een wenfch gefteld wor-
den op re-keninge van mijne agtinge voor een
man, tegen welken zij nu zo groqten afkeer
hebben. En inderdaad konde ik hier zo gerLiil en
gelukkig zijn, als ik ik zoude dien man
D 5 trot-
i
trotzen' en zijne geheele Sexe, én nooit befou^^
hebben/'dat ik mijnen Vader de magt over mijii
goed« in handenihebbe gegeven. ,· i
Zo even heeft'mijne Moedér mij het blijde
nieuws gebfagt, dat mijn verzogt verlof was toe-
geftaen. Elkeen dunkt het beft, dat ik naar u-
went gaë', uitgenomen mijn Broeder.' Maar hem
wierd te'veriläen gegeven, dat,hij niet verwagteit
rnoeii Om in' alles "dén meeiler te ipeelen. 'Men
zal mij in de Groote Zaal ontbieden, alwaar mij-
ne' twee Oomen eri mijne Moey Hervey zijn, om
mij van decze inwiliiginge in forma kennis te gee-
veii:" ';' .
/ ^Gij weet ^ ' riiijne wam'de , dat 'er zeer veel
uitëriijké plegtigheid onder ons wordt in agt ge-
nomen.' Dog nooit was 'er eene familie in haare
\Trfcheidene takken nieer vereenigd, dän de'onze.
Onze Obmeh' mérken ons aan als. hunne eigene
kinderen, 'en" bótuigen'dat het -dm 'onzentwille
is, dat. zij ongehuwd leeven. Zo dat zij over-ie-
der ftiik'' geraildp'leegd wórden^,'•^^'t' wélk ons be-
treft, of waarin wij eenig belang hebben;^ Het is
derhalvcn te minder wonder, in eénen 'tijd dat zij
yerftiien ', dat de Hr. Lovelaee bèilooten heeft btós
QQ^ γφίίάΐφ bezoek te geeven·,^ gelijk hij het
noeni^ Cmüür \ Welk ik verz^eiü beni, dat niet
vnendlijk kan^ jifloOpen) dat hufi béider"raad wierd
.Ingenomen over het verlof, 't v\felk ik verzogt
had, om u gpzelichap te houden. " ^ί^-']
Γ'
L4
Ν
fj
r
'λ - - ■ ■ ft
λ
1
riffltef^ ι.»--"-
-ocr page 109-Juffer CLARISSA HARLOWE. %%
Ik· zai 11 een berigx geeven van 't geen 'er
voorviel bij de algemeene verg-uiininge, mij. ge-
geven jüii uwe gall te zijn. En egtcr weene ik,
dat gij mijnen Broeder wegéns, deeze lauidfehap
niet te .liever· zult l^ebben. Pog ik ben zelve op
hem vercQomd, ik kan't niet helpen. En-daar-
enboven is het welvoegejijk, dat ik u de v-oor.-
vvaarden te. wcQten doe, waarop ik heen gae, en
hunne-beweegredenen om mij zulks toe te ftaen.
KI^artje, zeide. mijne Moeder, zo dra ik in
de Ziiai binnen trad, uw.verzoek om voor eenige
Weinige dagen naar Juffer Howe te gaen is in o-
verweeginge genomen, en ingewiUigd,. -
Zeer tegen mίj^ zin, verzekere ik u, zeide
mijn Broeder,^ haar plomp in de reden vallende.
Zoon Jakob! zeide mijn Vader; en trok zij-
ne v/inkbraauwen t'zamen.
Hij wierd 'er niet van verzet. Zijn arm is
in een, band. I-Jij heeft dikwijls het iaagé konftje
van daarop zijn gezigt te ilaen, als 'er maar Iets
even gedept wordt, \ welk men onderilellen kan
aanleidelijk te zijn tot de minile gunftvoor, of
verzoeninge met den Hr. Lovelace. . Laac
de Kleuter dan (ik ben dikwijls bij hem de Kleu-
ter'^ verbonden ^ worden om dien fnooden Ligcmis
te zien. ■
Niemand fprak.
Hoort gij wel, ZuiieriCiaartje? hun ftilzwij-
gen voor eene goedkeuringe opncemende van'c
geeri hij had voorgefchreeven; gij hebt geen be:
Roeken van Lord M. 's Neef te ontvangen.
Iedereen hield zig nog flil.
I
, ij
m
Η
λ:
/<
')
Verftaet gij dus het "verlof, dat gij hebt, Juf-
fer? vraagde hij.
Ik woude welgaam. Mijn heer, 'zeide ik,
verilaen dat gij mijn Broeder zijt;'- en dat
gij verftondt,' dat φ] alleen mijn Broeder zijt.
O het minziek, minziek hart! met een fcham-
pcren grimlach, zijné'handen opheffende.
Mjn heer,,zeide ik tot mijn Vader, ik be-
roepe mij op mve regtvaardigheid: Zb ik fchimp-
fcheuten verdiend hebbe, men ipaare. mij niet.
Maar indien ik hebbe te verantwoorden^ voor de
haailigheid- " " ' ' - '
Niet meer.' ■—i— Niet meer van weerkan-
ten, zeide mijn Vader. Gij hebt, hoe het zij^
geen vifiten van dién Lóvelace te ontvangen:
Nog gij, Zoon Jakob^^hebt uwe Zufter fchamper-
lijk te bejegenen: Zij is'een braaf kind.
Mijn Heer", ik hebbe gedaen, , antwoordde
hij; -en egcer gaet mij haare eere zo veel
ter harten, ais de eere van de reft der familie.
En hieruit ^ Mijn-Heer, gaf ik hem te hou-
den, koomen uwe onbroederlijke fchimpfcheuten
tegen mij!
Welnu, gij merkt egter, JufFer, * zeide'hij,
dat niet tk^ maar uw Fäder 't is', die u doet hoofl
ren, dat gij geen vifiten van dien Lovelace hebt!
te ontvangen. [ ^
Neef Harlowe, zeide mijne Moeij) Hervey,
laat mij toe te zeggen . Dat men opMé voomg--
tigheid van mijné Nigt Klaartje mag betrouwen,
Ik ben overtuigd dat men ?ulks doen mag.
Voegde'er ipijne'Moeder bij. ^ " ·'' ' '
•j«
iV
1? !
J
i
u
u
ν
J
' Maar Moeij, miiaiS Madam, (viel mijne
I ■· ' ..........^ Zufter
-I's
I t'
isäc:
-ocr page 111-Juffer CLARISSA HARLOWE. %%
-Zufter in) daar is niet aan bedreevéndenke ik»
dat men mijne Zufter te weeten doet, op welke
voorwaarde zij naar Juffer Howe gaet; nademaal,
zo hij ons den trek fpeelde van haar daar te be-
-zoeken -
Gij moet verzekerd ζήη, kwam 'er mijn Oom
Harlowe tuflchen beide, dat hij zal fragten om
haar daar te zien.
Dat zoude zulk een onbefchaamd man Mer
^wel willen doen, ;Zeide mijn Oom Antonij: En
het is beter daar, dan hier.
Beter nergens, zeide [mijn Vader. -- Ik
beveele u (zig tot mij wendende) op peene van'
mijn misnoegen , dat gij hem in 't geheel niet, ziet·
Ik zal't niet doen. Mijn heer, op eenige
aanmoedigende wijze, dat verzekere ik u: Nogiti
't geheel, indien ik het gevoegelijk kan vermijden.
Gij weet, zeide mijne Moeder, met welke
onverfchilligheid zij hem tot nog toe'gezien heeft.
---Men mag zig op haare voorzigtigheid ver-
laaten, gelijk mijne Zuiler Hei-vey zegt.
MQzwdkeemfiBip^aareomQrCchllligheidy'
fchertfte mijn Broeder, -
Zoon Jakob! zeide mijn Vader, grimmig —
Ik hebbe gedaen, Mijn heer, zeide hij.
Dog alweder erinnerde .hij niij, op eene tergen^
de wijze, het verbod.
Dus eindigde dé onderhandelinge.
Wilt gij belooven, mijne Waarde, dat de
gehaate man niet tot uw huis zal naderen ? —r—
Maar hoe onbeftaenbaar is dit, daar zij hunne
toeftemminge geeven dat ik heen gae, denkende
dat zijne bezoeken hi^r anders niet te vepiijdei;
D 5 zijni
Ifl.
(i
5i .^WDE HISTTOfE tAN:
... τ
■ - i:
zijn ! Dog zo hij koomt^i belafté'ik· u: ön$
nooit te» ziiiiien alleen, te hatea, ' r::.,:i )
, Alzo ik 'geen. reden hebbe om te twijiFeleiv^
<if ilc zaJ;lbi|.. iiwe' goede Moedjer iwelkooni wee-
zen, zal ik alles hier in orde brengen,.:en in
cwee of driti dagen bij u. zijn.::;-; . (
r ; : ...Ondertuilchen ben. ik ^ .1
η
ι:
β ι
λ r.-(P '
zeer toegetiegcne ξη verpttgtt
' C l^a r iss α Har WO w ε,
' : f-U. ·
.; ,· r . ·;
-1= l'i
Howe
* ^ *
INa dat zij van haar^nt weder in
/ ·. ' \ ^ t hïds gekoomen^ ' ^ -is-iv
f
Ti'
h | |
i | |
'Vi |
n;
! - ( 1'
c ' [fJafkwe^laapze^ 'dm 20 v^^n Februaruis.
Ik, verzoeke uwe verfehooninge, dat ik niec
«er fchrijvèi· Hekas! mijne waarde,,^| het.^iet'er
droevig vooy mij uitL Mijn Broeder e-ii Zi^fter l^bs-
ben geflaagd in alle hunne oogmerken, Zij iiabT
ben eenen^tindéren Minnaar uitgevon-
den; eonênaffchuwelijkén waarlijk'!''i---—-^vEgter
Wordt hij „van iedereen 'onderileund..Geea<won-r
der, dat ik zoichielijkt'huis ontbodenwierd.- Op
ftaendenbvoetiv -.zonder andere kundifehap^
gelijk ί gij weet ':^ dau die gcbragc wierd met d^
,1 , ά koccs.
'Ί
ι ,
I .
-ocr page 113-JüFFBÄ CLARISSA HAÏU.OWE. ^
koets , die mij te rug zou brengen. — I^et was
uit vreeze, gelijk meii mij onderrigt heeft, (eene
fchandelijke vreeze!) dat ik met den Hr. Lovelaoe
eenigen raadilag zou hebben aangegaen , had ik
hunne beweegreden geweten om mij t'huis te
ontbieden; baarblijkelijk bedugt zijnde, dat de
man mij mishaagen zoude , dien zij mij hadden
voor te itelicn.
En wel mogten zij dat dugten : Want wif
denkt gij dat hij is ? -Geen ander, dan die
Solmes! Hadt gij het wel kunnen gelooven? —
En zij ftaen 'er ook nog alle ftijf en-fterk op ; mij-
re Moeder met de reil! - Lieve uitmuntende
Vrouw! hoe kon ze dog dus overgehaald wor-
den , daar men mij verzekerd heeft, dat toen hij
eerit wierd voorgeilaagen , het haar behaagde te
zeggen. Dat al had de Hr. Solmes de Indien in
eigendom, en mij dezelve op trouw wilde fchen-
ken, zij agten zou, dat hij haare Clariilli niet
verdiende!
De ontmoetinge , met welke ik bij mijne
t'huiskoomil: ontvangen wierd , zo verfchilJcnde
van die, welke ik bij elke kleine afweezigheid gq-
wend was te ontvangen, (en nu was ik wel "drie
weeken van hen af geweeft) overtuigde mij wel
ras, dat ik wat te lijden zou hebben voor het ge-,
luk, 't welk ik in uw gezelfchap en omgang ge,-
duurende dien tijd genooten hack Ik zal u da^i^-
,van een verllag geeven.
Mijn Broeder ontmoetede mij aan de., deur,
en gaf mij zijne hand, wanneer ik uit de koets
trad. Hij boog zig zeer laag : ik bidde, Judfer^
iaat mij de eere hebben. ... ■ Ik dagt dut hen
.....'·■ " ■·■■■■·'.:■ i
-ocr page 114-in eenen goeden luim gefchiedde , maar ik vond
naderhand dat het een befchimpend eerbewijs was:
En dus leide hij mij zeer ftaatig, terwijl ik den
gantfchen weg in de praat was, vraagende naar
'elks gezondheid (fchoon ik ze zo haait ftond te
'zien , en 'er naauwlijks tijd was om te antwoor-
'den) tot in de Groote Zaal; alwaar mijn Vader,
Moeder, mijne twee Oomen en Zufter waa-
• ' . · ■ · . . li- ■ · .
ren. · ^
Ik ftönd als of ik voor het hoofd gellagen
wierdzo dra ik binnen trad, door eene ftaacig-
heid te zien in de houdinge van'elk mijner lieve
nabeilaenden, aan welke ik bij diergelijke gelegen·,
heden zo \veinig gewend was. Zij b'eeven alle
'zitten. Ik liep naar mijn Vader en knielde: Toen
naar mijne Moeder: En ontving van beide, eene
koele kus: Van mijn Vader een zegen maar half
"uitgeiproken : Mijne Moeder noemde mij wel
Kind; dog omhel&de mij niet met haare gewoone
gulhartige vuurigheid.
Na dat'ik mijn eerbewijs bij mijne Oomen
had afgelegd , en mijn compliment gemaakt aafi
mijne Zufter, 't welk zï] met eene ftaatige enMHjve
ïioudinge ont\4ng > gebood men mij te gaen'zit-
ten. Dog liet gemoed'was mij vol: En ik zéide,
dat het mij betaamde te ftaen, zo ik itaen konde j,
daar ik op zulk eene ontzaglijke en iongewoone
Wijze - ontvangen wicrd. Ik was-gedi^ongen mijn
aangezigt van hen af te wendenen^iiijn neus-
'doek uit te haaien.- ' ■ ■ ' ' ' ' '
Mijn ónbrdèderlijke befchuldiger kwam daai^
'op voor den* dag', 'en bragt ten mijnen laile in ,
-dat ik' ten huize van Juffer Howe-niet-'min dan
If. ;
■. ? 'i
' ]
Ε
Ut . i
I
1.
>1
hi
ί
ES . \
i
fS>·. ■
t
-n
JüffeU CLAHISSA lIARLOm ^
tijf of zes vißtert had ontvangen van den man,
welken zij alle met zo veel reden haateden; (dac
was de uitdrukkinge ) niettegenilaende de bevelea
daartegen mij gegeven. En hij tarcede mij ora
het te ontkennen, zé ik konde.
Ik was nooit gewoon, zeide ik, de waarheid
te ontkennen ; nog was nu daartoe gezind. Ik
bekende;, dat ik in de voorledene drie weekeii
den perfoon, welken ik vermoedde dat hij meen-
de, meer dan vijf of zes maaien gezien had. [Ik
bidde , hoor mij, Broeder, zeide ik ; want hij
begon op te ftuiven.·] Dog hij vraagde altoos
na%^r Juffrouw, of Juffer Howe, als hij kwam.
Ik vervolgde. Dat ik reden had om.te geloo-
ven, dat Juffrouw Howe en haare Dogter beide,
zo als de zaaken nu ftonden, veel liever van zijne
bezoeken zouden ontflagen geweeft zijn; dog zij
hadden meer dan eens ter haarer veifchooninge
fiigebragt ^ dat zij dezelve reden niet hebbende,
die mijn Papa had, om hem haar huis te verbiet
den, zijn rang, en ilaat hem regt gaven tot "burger-
lijke beleefdheid.
Crij ziet, mijne aar de, dat ik niet alles
hebhe ingehragt, i^at ik konde.
Mijn Broeder fcheen gereed, om zijne drifc
den loflcn teugel te geeven: Mijn Vader nam eea
gelaat aan, 't welk altijd de voorboode is van een
opkoomenden ftonn: Mijne Oomen mompelden
binnen 's monds: En mijne Zuiler liield ter ver-
zwaaringe haare handen om hoog. Terwijl ik
fmeekte om uitgehoord te worden; — en mijne
Moeder zeide, Laat het kitiJ^ dit was haar min-
zaam woord, gehoord worden.
Ik
1'
''tl
/S
V
f
( Ik hoopte, -zeide ik, dat !er niets misdreeven
was ; .'Dat.het'imij iiiet betaamde' om JuiFrouw
©f ifuffer Howe^iVoor te wie liaar be-
zoeken; zonde: Dat JuiR.OUW;Howe zig akiid ver-
maakt had^met de kwinkilaagen, .die tuiTchen de
JuiSsr en 1-iem gewiiTeld vderden : Dat ik mij
met geen reden kon aanmaatigen , dat haar gaiï
kwam om mij te bezoeken , gelijk het zou ge-
fcheenenihebben dat ik deed, had ik geweigerd
in. haar· gczelfehiip te ,koomcn , wanneer hfj bij
haar. was: Dat [ik hem nooit dan in tegenwoor-
digheid van eene of beide die Ladys gezien had;
en-eens aan hem had te kennen »gegeven , wan-
neer 'hij »mij >aanllond oniieen afzonderlijk gefprek
van leenige weinige oogcnblikken , dat ten zij 'er
eerië Verzoeningeiwierd te wege gebragt tuiTchen
i^iijne familie en de zijne , hij -niet verwagten
moefl:, dat ik zijne bezoeken voet zou geeven;
veel min hem eene gelegenheid van'-dit flag ver-
fchaffen.
' Ik berigtte.hen verder. Dat Juifer Howe zo
wel verilond hoe ik van zins was , dat zij nooit
een oogenblik van .mij week, zo lang de Hr. Lo-
velace 'er was; Dat als hij kwam^ zo ik niet be-
neden in de liZaal was, ik niet wilde toekaten dat
men ^mij tot hem'riep: Schoon ik 4agti!, dat het
eene gemaakte bijzonderheid zou zijn s, die hem
meer voordeel geeven dan. te rug Z0u zetten ,
indien ik Ihetigezelibliap .verlaaten iha4 als hij in-
kwam; of geweigerd:.daarin te verfehijnen,;;als ik
vond du hy cenigen tyd dagt'· te « toeven.·^ ./ j
-ï' 'Mijn Broeder hoorde ιraij :.uit met-^zulk een
zoort van ongeduld, 't wdk toonde dat hij beiloof,
) ten
€i
ίΙ
■■ 'S 'j
ff
if
it
%
Α
ii-
m
tén had om över mij onvoldaen tezijii , ik mogC
ook zeggen wat ik wilde. De overige , gelijk bij
de uickoomil bleö^k, geciröegen zig zo als of zij
voldaen zouden geweefl: zijn , hadden zij geen
Vördefe oogmerken door te drijven met tóij vree-
ze aan te jäag^n. Dit alles deed klaariijk blijken,
gelijk ik boven meldde , dat zij zelve mijne vrij-
willige föeftemminge niet verwagteden ; en was
eene iïilzwijgefide bekentenis [van de mishaage-
IJjklieid 4es perfoonsV welken zij hadden voor te
ftMlen*
Ik zweeg zo dra niet ftil; of mijn Broeder
Ëwoer, fchoon in mijns Vaders tegenwoordig-
heid, (zwoer, zonder door oog of gelaat beteu-
geld te worden,) Dat voor zijn part, hij nooit
met dien Ligtmis zig Verzoenen zoude. En dat
hij mij niet meer voor eene Zufter wilde erken-
nen, indien ik het aanzoek van eenen man begun-
ftigde, die hen allen zo zeer bcleedigd had.
Een man, die bijkans mijn Broeder zou ver-
moord hebben, zeide mijtte Zußer, met een ge-
kat 't welk door het bedwingen der drift bijna
berftede.
De arme Bella heeft, gelijk gij weet, eeti
plomp dikgemeft aangezigt, indien het mij vrij-
ilae die uitdrukkinge te gebruiken. Gij, weete
ik, zult mij eer deeze vrije taal vergeeven, dan
ik *t mij zelve kan vergeeven: Trouwens, hoe
kan'men zuik een-worm-zijn-.^ dat men zig niiJC
omdraaije als men getrapt wordt!
, Mijn Vader deed mij met eene heftigheid van
gebaar en ilem beide, [Mijn Vader heeft, gelijk
gij weet.» ccue verrchrikkelijke ftem, als hij toor-
m
m
I
f ί
■ί:
M·^
. Big
m
-ocr page 118-nig is] hooren, dat men mij te veel toegeevendlieid ι
betoond had met mij te vergunnen om deezen^
heer'i, en geenen heer af te wijzén; .en dat het nu^
vdjne beurt was om gehoorzaamd te worden.
Dat is regt, zeide mijne Moeder: -En
hoopte, dat zijn wil van een zo zeer begunftigd,
kind niet betwift zoude worden. > ^
Om te toonen, dat zij alle van.een gevoelen
waaren, zeide mijn Oom Harlo'me ^ Hij hoopte
dat zijne geliefde Nigt alleen haars Vaders Wil
maar behoefde te weeten, om dien te gehoorzaa-
men» j
En mijn Oom Antonij voegde 'er, op zijne
i-uwer manier, bij, Dat ik hun zekerlijk geen re-
den wilde geeven om te dugten, als of ik dagt, dat
mijns Grootvaders gunft, mij onaf bangelijk van
hen allen gemaakt had. - Zo ild dat deed,
konde hij mij zeggen, dat men het Teftament kon-
de , en zoude aan een kant brengen. '
Ik was verbaasd, moet gij noodzaakelijk den-
ken. --- Tot wiens aanzoek nu, dagt ik,
ftrekt deeze behandelinge ter voorbereidinge! —
Van den Hr. Wyerley weder! --of van wien
dog? En daarop, gelijkhooge vergelijkingen, eer
dan laage, jonge luiden in het hoofd koomen, wan-
neer het ons s;^//betreft: Het zij voor wien het
wil, .dit is vrijen, gelijk de Engelfche^n deeden
' om de Erf-princes f van Schotland ten tijde van
Eduard den Zesden. Maar dat het voor Solmes
^ f Y r r ' I
i·/ 4 '■ri--^ rn··- '· , .....,
t ΑίΛΠΛ nag;elaatcn dogtet vm ^akob V wclke^ dope
Hendrik VIll'. voor iijn Zcoti ten huwelijk bedongen zijnde ,
naderhand van de Schotttw'äan l>cm gcwcighd co van de
Eügclfchcii metjde wapenen gceifci« wierd. ' Fert»
iy
Η:
? f
Η'
if i*
i
mm
imrni
mm^
f
i it
ÉUWfli
>
-ocr page 119-Juffer CLARISSA HARLOWÉ. é^
zoude zijn, hoe konde.ik dat in mijn hoofd ge'
kreegen hebben? ,, „
Ik wift nietij zeide ik, dat ik gelegenheid
tot deeze ftrafheid gegeyen had. Ik hoopte, dat
ik altoos eene regtmaatige erkentenis zoude heb-
ben van elks gunit te mijwaards, behalven den
pligt dien ik als eene Dogter en Nigt fchuldig
was: Dog dat ik van eene zo ongewoone en on-
verwagte ontmoetinge zo zeer ontfteJd was, dat,
ik hoopte mijn Papa en Mama zouden ,mij verlof
geeven om liit de kamer te gaen , op dat ik mij-
zelve weder tot bedaaren mögt brengen»
Niemand'eriets tegen zeggende, maakte ik
ftil mijn compliment, en ging heen; — laatende
mijn Broedef en Zufter , zo ik dagt.^ wel in hun
fchik; en als of zij elkaer geluk wilden wenfchen
met eehen zo geftrengen aanvangt die door hun
toedoeii met mij gemaakt wierd.. ,
Ik ging naar boven naar mijile kamer, en be-
weende daar met mijne getrouwe Hanna de on-
verzettelijkheid waarmede het voorilel, 't welk zij
mij doen «ouden, duidelijk voor dert dag kwam*
Ik had mij nog niet weer te. regt gebragt ^
Wanneer ik .benedeïi geeifcht wiprd öm lliee te
drinken. Ik liet dooi' mijne meid vefzoeken ^ om
verfchoond te ^zijn van het gezelfehap bij te woo-
nen: Dog op herhaald bevel, ging ik met zulk
een blij gelaat naar beneden als ik konde aailnee-
en had mij nu van eene nieuwe fout tc
•men
zuiveren: Want mijn %oeder , zo vrugtbaar een
diiig is onverzettelijke kwaadwilligheid ^' had door
aanduidmgen niet rniri ruw dan verilaenbaar, mij-
iie begeerte om van het afkoomen verfchoond te
Ε zijn^
-ocr page 120-zijn 5 geweeten aan Korzeiheid , om dat '^er tegeÉ
zeker perfoo» geiproken wasvan welken hij, on^
derftelde, dat ik mijn hoofd Vol had.
Ik konde, 11 ligtlijk antwoorden. Mijn Heery;
zeide ik,, zo als zulk eene fchimpfcheiit verdient:'
i3og ik zal het laaten» Zo ik geen Broeder iiï^
u vinde,, aan mij zult gij eene Zuftcr hebben.
Aartige Zagtmoedigheid l· zeide Bella ftüle-^^
^'es, mijn Broeder aanziende , en haar lip ver-'
agtelijk optrekkende.
Hij beval mij met eenen heerfchendeit'
toon en houdirige, zijne Liefde te verdienen\. eni
ik kon verzekerd zijn die te zullen hebben.
Terwijl wi} zaten y ^rak mijne Moeder, op.
haaren verwonderlijken trant, in 't breede over
cle broederlijke en zuiierlijke Liefde; misprees
mijn Broeder en ^Zuiler zagtlijk wegens het mis-
noegen ,, 't welk- zij al te ligt tegen mij hadden op^-^
gevat; en ftond op eene polidke wijzeindien
ik zo mag zeggen,, in voor mijne gehoorzaamheid
aan mijns Vaders wiL. — Dan zou alles 'wel-
zijn y beliefde het mijn' Vader te zeggeii-: Ban'
zouden zij mal met mij zijn y was mijns Broe-
ders uitdrukkinge: Mij ZQ· lief hebben als ooity die
Van mijne Zuiler: En mijne Oomen , fi^
dan het pronkjuweel' van- hunne harten zijm
zoude. — Maat helaas I 'hoe feebbe ik dit alles
te verbeuren l' ' "
Dus wierd ik ontvangen^ wanneer ife van
iiwent weder t* huis kwam.
De Hr. Solmes kwam in , voor dat wij het
Thee-drinken gedaen hadden. MijB Oom An-
tonij prefenteerde' hem aau mij^. ali? eenen heer
■Μ
-ocr page 121-Juffer CLARISSA HARLOWE.
voor welken hij eene bijzondere vriendfchap had.
Mijn Oom Harlowc met bewoordingen even gun-
ftig voor hem. Mijn Vader zeide, De Hr. Sol-
mes is mijn vriend, ClariiTa Harlowe. Miine
Moeder zag nu hem , dan mij , teiwijl hij digc
bij mij zat, zo ik dagt^ met bedroefdheid aan,
Ik haar met oogen óm ontferminge fmeekende.
Heni i, wen ik een blik op hem kon laaten vallen j
met een teg(^nzin weinig minder dan afgrijzen.
Terwijl mijn Broeder en Zufter hem, bij ieder
woord, met Μ'ήη Η§6ϋ ^ en Mijn Heer Solmes^
opftrooken. Zo geftreeld ^ in 'tkort, van allen;
nogthans zulk een vent! -Dog ik zal 'er
tegenwoordig nog maar bijvoegen , mijne nedri-
ge dankbetuigingen en dienil aan uwe veelge-
eerde Moeder ; (aan welke ik ook in 't bijzonder
fchrijven zal, om de daiikbaare erkentenis uit te
drukken , welke ik hébbe voor haar goedheid je-
gens mij) en dat ik ben
Uwe altóós verpUgt^
Cl. Harlow;^
Juffer Clatüssa Harlows , aan Juffer
Howe,
Zij flaen hier pp eene verwoede wijze voort.
^ Ε 2 De
■Ί
ΐί,·Μ';».··ίΗΐ!!
De inan woont hier, denke ik. Hij maakt zijil
hof bij hen , en raakt meer en meer in giinil.
Zulke condideh , ztilke Huwelijks-voorwaarden!
Dat's het geroep.' '
^ O mijne waarde ^ hiïd ik g£?'en reden om over
v}:ct fariiilie-gebrek te klaagen , hoe onmaiitig rijk
zij aile ook mogen zijn! Dog dit mag· ik dies te
onbewimpelder aaii ii zeggen, alzo wij diliwijls
te zamen ons daarover bedroefd hebben : Ik we-
s^ens een Vader'j- 'èn Oomen; gij , wegens eene
ivioeder; op welke in allen anderen opzigte niet
te; zeggen valt. ^ ^ . ^
' Tot liieraantoe fehijne ik aan mijiicn Broe-»
der te zijn overgeleverd, di« ^voorgeeft mij zo
lief te hebben als ooit. " r^ ^ .
Gij moogt Vv^^el gelooven, dat ik mijn hart te-;
£,en hem regt · uit gefproken hebbe. Dog hij
!ioude zig of hij'er mede gekfcheert, en niet ge-
loof: dat het mogelijk is , dat eene die zo ge-
Jioor^aam en zo vei;ilandig is als zijne ZuilerKlaar^
tje, zou beiluiten kunnen oin tegen hergenoegeii
van alle haal-e vrienden aan te gaen.
inderdaad, ik beeve over 't geen mij te wag-
ten ftaet; want het blijkt tén klaarileir , dat zij
een wonderbaarlijk vait: opzet genomen hebben.
Mijn Vader en Moeder vermijden met voor-:
dagt mij .gelegenheid te geeven van hen af leen te
fpreekèn* Zij vraagen mij niet naar mijne gbedkeil^
ringe, met inzigt zo- het ithijnt ,· als of zij ofi-
derji el den dat ik met hun wil te vreeden was.·
En hen moete ik hoopen aan m'ijnen kant over'
te haaien, of niemand. Zij hebben geen helang
in mij te'dwrnsen, gelijk Söiija Bröedêi'eiii^Zufter
heb"*
-ocr page 123-Juffer CLARISSA HARLOWE. tïf - f
WW
^/sbbeii: Ik zegge derhalven dies te minder tegen
^en , mijne gantfche magt ipaarende voor een
gehoor bij mijnen Vad^r, indjen hij mij een gedul-
dig oqr y^Jeenen wil. Hoe iaiftig is het, mijne
waarde, een weigerend antwoord te geeven ,
wanneer men uit gehoorzaamheid en neiginge
beide re zamen wel zou wenfghen genoegen te
verfchaiFen.
Ik hebbe reeds den aanftpot van drie bijzon-,
dere vifiten d^ezes mans uitgeilaen, behalven mijn
aandeel in zijnQ algemeener; en ik vin de het
onmogelijk, dat hem ooit zou kunnen verdraa-
gen,. Hij heeft iiiaar eea zeer gemeen verftand:,
is zeer onbelezen; weet nergens van, dan van de
waardij; van Landgoederen , ea hoe mqn dezelve
kan verbeteren, en vvat Lan,d-koopen en de Land-,
bouwerij betreft. Egte; ben rk , naa^ denke
als iemand die van zinnen, beroofd is, Op eene
zo, il;raiFe wijze hebbei\zy met mij aangevangen
dat ik geen moeds genoeg hebbe om, mijne eige-.
ne weigeringe ilaende te houden.^ ..
Zij hadden getragt, zo het fchijnt-, mijne,,
goede. Juffrouw Norton op hunne zijde te trek-
ken, voor dat ik t' huis kwam. ■—r-.. Zo.zijn zc-
'er op. gezet om hun oogmerk door t» drijven. En
als haar gevoelen hun niet behaagde, gaf men
haar. te kennen, dat zij v/el zoude doen met zig te
onthouden van ons hier voor tegenwoordig te be-
zoeken: Egter is, zij d^ perfoon in 4c geheqle we-
reld, naail mijne Moederdie waarfchijnelijk het.
iBeeit op mij vermogen zoude, waaren de- maatre-.
gels, welke zij bij der hand genomen hebben, re-v
deliik, of zodaniö; dat sj/V dezelve daarvoor konde
li
76 De HISTORIE van
Mijne Moei] insgelijks gezegd hebbende, dat*
2ij niec dage, dat h^^re Nigc ooit 20 verre gebragt
zou kunnen worden , dat zij in, den Hr. Solmes
fceliaagen kreeg, heeft men vei-pligt eene andere
les te leeren.
Morgen zal ik een bezoek van haar hebben.
En nademaal ik van rnijn Broeder en Zufter zelf niec
eens liebbe willen hooren, welke d§ pöbele Voor-
waarden zijn zullen, ftaet zij mij van de bijzonder-
iieden diesaangaende te onderragten \ en mijn be-
iluit \ap mij te ontvangen: Want mijn Vader,
zegt men^inij , kan de onäerßellinge ielf niet eens
met gedÉd verdraagen, dat ik mij tegen 'z^en wU
zoude aankanten. ' · · · .
OndertuiTchen heeft men mij te kennen gege-,
ven, dat het aangenaam zal zijn, zo ik niet denk^
9m den volgenden Zondag naar Kerk te gaen.
Dezelve, boodfehap wierd mij gedaen ten aan-^
zien van den voorleeden Zondag; en ik gehoor-
zaamde. Zij zijn bedugt, dat de Hr. Lovelace
4aar mögt zijn met oogmerk din met mij naar hui^
te koomen. ' '' ''
tlelp mij, mijne waarde Juffer Howe, a^n.
fen weiiiigje van uwen bekoorelijken geeil: en
iiioed.: Nooit had ik dien meer van nooden.
De man, deeze Solmes^ nioogt gij Wel on^
dei-ftcllen, dat geen reden heeft onï op zijne vor-
dcringe bij mij te roémen. Hij heeft geeh vér:?;^
ftand om iets ter zaakete ipreëken. ' Zijne Vrijerij
is inderdaad bij hen, ep mijn Broedei*niaatigt zig
aan om mij te vlijen als" zijn gevolmagtigde, waaiv'
Jijk! — Ik verweipe b^' m^nen Broeder zijn aan^'
^oek een uiterften; dog agtende dat een perfoon;·
\
Μ. 4
-ocr page 125-Juffer CLARISSA HARLOWE. tïf - f
die van mijne gantfche familie wel ontvangen ea
aangepreezeii wor4t, reg| heeft tot eene heufche
bejegeningc, zo wordt alles wat ik tegen hem
zegge met zin aan eene fchuwe viesheid toege-
fchreeven: En hij, van ^ijne eigene onvolmaakt-
heden nier bewuft zijnde, gelooft dat het nergens
anders aan te wijten is, dat ik hem mijde ais ik
kan, en mij zo kod jegens hem uicdrukkei Want
gelijk ik zeide, alle zijne vrijerij is bij hen:, en ik
hebbe geen gelegenheid pm Neen te xeggen te-r
gen iemand, die mg de vraag niet voorftelt. En
dus, met eene manlijke meerderheid in zijn wee-
ZQn, fchijnt hij zig eer over het fcliaamagtig meis-
je te ontfermen, dan te dugten dat hij niet zal op?
ïk hebbe de verwagte onderhandelinge mee
mijne Moeij gehad*
Ik ben verpligt geweeil, om van haar's mans
voorflagen te hooren \ en men heeft mij ook te
kennen gegeven, welke hunne beweegredenen
waaren, om zijn belang met zo veel ijver voor te
ftaen. Ik fchaame mij zelf te melden, hoe even
2eer onregtyaardig het zij, of voor hem. zulke aan-
biedingen te doen, of voor deageenen, die ik
verbonden ben te eeren, dezelve aan te neemen.
Ik haate hem meer da» voorheen,, Een groot
Goed heeft men reeds gekreegen ten nadeele vati
zulke,^die'er betrekkinge toe hadden, fchoon ver-
re bloedverwanten; mijns Broeders, meene ik,,
van zijn.e Gemoeder: Én deeze he eft hun hoop
^g^vea, boe groot een herfenfchiip h^t; Qol.zijn
ajag^x
ί
; ■■
»·
inag, van hun andere te bezorgen; en dat mija
eigen ten niinften tot de fainili'e zal wederkeeren.
En nogthans, in mijne gedagten, is de Wereld .
maar eene groote familie. Oorfpronglijk was ZQ
7.0. Wat is dan deeze bekrompene eigenbaat, die
in pns heerfcht, anders, dan het eeö maagfchap
te vergeeten tegen dat men gedagtig is aan 't an-
der? . ......' - ^ ^ V ■
^Maar nu, nu ik hem volftrektlijk, op.
voorwaarden ook, hebbé afgeflage^, heeft men
mij eene boodfchap gebragt, die ,mij tot in't
harte grieft, "Hoe kan ik het' u zeggen? Egter
inoete ik, Het is , mijne i waarde, dat ik voor
'èen maand in toekoomende, of tot dat ik verlof
yerkrijge, geen brieven mag wiiTelen met ۧmg,
iiienfi:h buiten's huis, '
Mijn Broeder, na dat mijne Moeij verflag
gedaen had, (hoewel, zo ik onderrigt ben, op
de zagtfte wijze, en zelf met eenige fläauwe hoov
pe te geeveii , waartoe zij van mij geen lail ont-
vangen iiad) bragt mij, met gezag-hèbbende be^
Vi^oordingen, hef verbod.
Niét aan Jüffei Howe? zeide ik.
' Neen, niet aan Juffer Hovi^e, Madam
(fchimpende): Want hebt gij niet erkend, dat
jpovelaoe daar in gurtil is? ' i '
' Ziö,'mijne waarde Juifer Howe! -4-^
En'denkt gij. Broeder, dat ditdèwegis-i
Dat raakt inij niet. —- Maar üwè Brier
ven zullen'gefluit tvorden, kan ik u zeggen. . ,
En weg ging hij, ' ■ '' ■ \
Mijne'Zufter kwam ftraks daarna bij mij-
Zuflep Klaar^'e, gij maakt het nog al i\eel fraaij.
i
-ocr page 127-JuFFBR CLARISSA HARLOWE.
ik verilae,. I)og alzo men onderftelt, dat'ei:
volk is, die; u togen uwen pligt verharden, zq
iiebbe ik u tè peggen, dat gij genoegen zult gee-
ven met u ygor eene week of twee te onthouden
van vifiten te ontvangen of te geeven, tot nadè^·
ΟΓφ-ρ. '
Kan dit kopmen van hen, die gezag hebr
ben--
Vraag't hen; Vraag't hen, Kind^ ομ haa-
ren nagel knippende. —r— ik" hebbe mijn<?
boodfchap overgebragt. Uw Vader wil gehoor-
zaamd zijn. Hij is. genegen om te hoopen, dac
gij uwen pligt wqI zult in agt neemen, en zoud(^
gaarn alle opßookingen tot weerlpannigh^id voor-
koqmen.
Ik weete mij^ien pligt, zeide ik; en hoope
dat ik geen onmogelijke voorwaarden.daaraan vert
Jknogt zal vinden.
Een vrijpoilig jong Schepzel, trots en wiiani·
wijs, noemd^ zij mij. Ik mpeil alleen oordcelen,
naar mijne eigene wijze meening'e, over 't geen
regt en billijk w^s. Wat haar belangde, zij had !
lang mijne fchoonfchijnende gangen doorgezien:
En nu zoude ik iedereen toonen, wat,ik inden
grond was,
Waarde Bella, z^ ik! banden en ooget^ ^
ppheffende, — waartoe dit alles? Waarde, waar- ,
de Bella, waartoe—
Geen van uwe waarde, waarde Bella's te^en
ipij. — Ik zegge u, ik zie d,oor uwe tove^kün^ 1
ßen heen. (dat was haar wonderbaar woord) En ' 1 1
j^reg' gingze 5 iii ^let heen gaen 'er nog bijvoegen-
-ocr page 128--^'•M-ik
mm
JT·:;
ί
4e, En %o zal zeer ras iedereen doea, durve ίΐζ
zeggen.
Mijn hemel, zeide ik bij niijzelve, wat ee-^
iie Zufter hebbe iki ---Hoe hebbe ik dit ver^
aiend?
Toen berouwde het mij weder, dat mijne
Grooxvader cene al te onderfcheidende goedheid
jegens mij gebruikt had.
Wat mijn Broeder en Zuiler tegen mij heb-
ben ingebragt, kan ik niee zeggen: - Maar
ik legge onder zwaare ongunft bij mijn Vader. ·
Ik wierd naar beneden geeifcht om Thee te,
drinken. Ik ging met een zeer blijmoedig gelaat ί
pog'liad ras gelegenheid om<'het te verande-
ren.
Zulk eene ilaatigheid in elks houdinge !
De oogpn van mijne Moeder waaren op φ thee-'
kopjes geveiligd ; en ajs zij opzag, was het be-?
zwaarelijk , als of'er gewigcen aan haare oogen-:
leden hingen; en dan was het niet naar mij.
Mijn Vader zat half overdwers in zijnen leuning-
ftoei, op dat zijn aangezigt van mij mögt zijn
afgekeerd; zijne handen te zamen gevouwen zijn-
de ^ en als op en neder gaende ; zijne vingers,
arme waarde Heer ! in beweeginge , a^s of hij
tot derzelver uiterile einden ;oe toornig waare.»
Mijne Zuiler zat te zwellen vaii ipijt. Mijn Broe-
<!er keek mij .met verfmq^adinge aan , mij, toen
^ ik binnen trad met zt}ne oogen, gelijk ik zeg-
gen mag , gemeten hebbende van het hoofd tot
He 'Yoe^n. Mjne, Moeij \vas '<?r, ^n zag mij als
■ ■ ' · ■ mee.
h-
«,ι,*'
L
Juffer CLARISSA HARLOWE. tïf - f
^èt eene ingetoomde geuegenheid aan, op mijn
compliment jegens haar, terwijl zij zat, zig koelr
tjes buigende ; en wierp toen het oog eeril: op
mijnen Broeder, daarna op mijne Zuiler, als om
reden te geeven [in deezen zin neerae ik het gaarn
■op] van haare ongewoone ftijfheid. — Is 't niet
bedroefd, mijne v/aarde ! dat zij liever verkie-.
jren om een gemoed, 't welk men tot nog toe
nog onoverreedbaar nog onedelmoedig geagt
heeft, door fchrik te drijven , dan zagtlijk te
leiden!
Ik ging zitten. Zal ik Thee fchenken , Ma-
dam? tegen mijne Moeder. — Gij weet, mijne
waarde , dat ik altijd pleeg thee te fchenken.
Neen ! was het zeer kort gezeg , dog met
een zeer klein woordje veel beduidende antwoord.
En het behaagde haar de thee-bus zelve in de
hand te neemen.
Mijn Broeder gebood den knegt, die dien-
de , uit de kamer te gaen. Ik, zeide hij, zal wel
water fchenken.
Mijn hart joeg van ontfteltenis. Ik wift niet
hoe ik mij houden zoude. Wat zal hier volgen?
dagt ik.
Even na het tweede kopje, ging mijne Moe-
der uit. — Een woordje met u, Zufter Hervey I
haar bij de hand neemende. Straks floop mynes
Zufter weg. Daarop mijn Broeder. Dus wierd
ik met mijn Vader alleen igelaaten.
Hij zag zo bijfter ilraf, dat tot twee of driei
maaien toe ,. als ik hem wilde aanfpreeken , iah
i^ens mij de moed begaf: Zijnde 'er van te
yooren 'ixiets omgegaendan een ttaatig ftilzwij-
ijeii iian iUe. kanteo »· ' " " Ein-
j
li
iMii
-ocr page 130-Eindelijk vraagde^ ik,' of het hem beh'efde,
tlat ik nog een kopje voor hem zou fchenken?
t Hij antwoor^e i mij met hetzelve gram
woordje, 't welk ik te vooren van mijne Moeder
ontvangen had; en ftond daarop^over einde, en
kuijerde over de kamer. Ik flond ook op, met
oogmerk om mij voor zijne voeten ter neder, te
werpen; dog ik was te veel verfchrikt door zijne
itrafheid , dan^ dat ik op zodanige wijze mijnen
eerbied jegens hem konde uitdrukken, waarvan
mijn hart overliep. ; ·
Eindelijk , als hij van-wegens zijne jigt ftcun-
de op de leuning van een ftoel, greep ik een wei-?
nigje meer moeds; en tot hem naderende verzogt
ik hem, mij te doen weeten^ waaiin ik hem ver-
ftoórd had? ' h///r , , - ^
Hij keerde zig van mij af, en met eene Her?
ke ftem, CianiFa Harlovve, zeidc hij, weetj^ dac
ik wil gehoorzaamd zijn, ^
Het zij veiTe, Mijn Heer, 'dat ik u niet zou
gehoorzaam zijn! — Nooit hebbe ik uwen wil
tégenilaen — . ^ - ,,
Geen van uwe viezevaafen, nCIariiTa Harloi
we, viel hij 'er tuilchen in. — Laat ik het lot
ïiiet ondervinden van alle, die toegeevendheid je-
gens uwe Sexe gebruiken; Dat gij mij ι om de mij^
ïie jegens u te meer tegenipreekt.. >
Mijn Vader, weet gij, mijne waarde, . heefE
geen heel vriendlijk gevoelen ivan o.nze Sexe,,
(niet meer dan mijn Broeder;) icboon 'er geen
jnfchikkelijker Vrouw ter jwereldais, dan mijne,
l^oeder. i. :t
·' Ik begon betuigingen te doen, wan mijne
- i^i . ise-
.•1-
Geen betuigin-
kleuter! Geen woorden. Ik wil niet dat
gij tegen mij praat! Ik wil gehoorzaamd zijft! Ik
hebbe geen Kind ^ ik wil geen Kind hebben, dan
een gehoorzaam. . . ,
Mijn Heer, nooit hadt gij réden,, höope ik—
Ver cel mij niet, wat ik nooit bad^ maar wac
ik hehhe, en wat ik zal hebben.
Goede Heer ^ het behaage u dog mij te ho.o*
ren — Mijn Broeder en mijne Ziifter, vreeze ik —·
Tégen üwen Broeder en Zuiler wil ik nieii
gèfproken hebben^ kleuter! Zij neemen de eere
mijner familie regtmaatig ter harten.
En ik hoope, mijn Heer —
Hoop niets.' — Praat mij niet Van hoopen^
maar van daaden. Ik eifche niets van ii, dan'c
geen in uw vermogen is om in te willigen j en 'c
gëen nw plij;t is om in te willigen.
Dan, Mijn Heer^ '/Λ ik het'inwilligen —
Maar nogthans hoope ik van uwe goedheid —
Geen redentwiilen! Geen maareh^ kleu-
tèi·! Geen ialie-vouwen! Ik wil gehoorzaamd
zijni, zegge ik u; en bereidwillig ookl —of gijl
zijt mijn kind niet!
Ik weende.
Mag ik u bidden, mijne waarde en altoos
gëèêrde Papa (en ik zeeg op mijne knieën neder)
dat ik uwen en mijns Moeders wil alleen, en,
niet dien van mijnen Broeder, mag. hebben te ge-
hoorzaamen.
Ik ging voort;· dog het behaagde hem heen
te gaen, en mij op den vloer te laaten leggen;
zeggende, Pat jhij roij uiet wjilde jsporeu, terwi|i
ik
Juffer CHARISSA HARLOWË. ff
bereidwillige pligt-sbetragtinge
gen
ik'door fpitsviiidige en looze onderfcheidingèn mi]
van mijnen pligt zogt te ontflaen; met herhaalin-
ge, dat hij gehoorzaamd wildé zijn.
Mijn hart is te vol; — zo vol, dat ik gevaar
zod loopen van mijnen pligt te krenken, tragtede
ik hetzelve^bij deeze gelegenheid voor u uit te
ftorten: Dus zal-ikmijne pen neerleggen. »—Maar
kan-Evenwel^ voorzeker, ik zal mijne peii
neerleggen!—^ "
— tt' ■, .»li
J<ufer ^ClA'ß.issh Harlowe, aän Jufèr
Howe.
>··ί
Den van Fehruarius V Morgens.
ι ' π' ■■ 'r
Mijne Moeij, die hier te nagt gebleeven is,
gaf mij deezen morgen· een bezoek, zo dra 'het
ligt was. > Zij berigt mij, dat ik gilleren met mijn
Vader alleen gelaaten wierd^ op d^t hij ^met mij
over mijne verwagte gehoorzaamingp mögt Ipree-
ken; maar dat hij bekende van'zijn ftuk te zijn
afgeraakt, door op iets te denken, 't welk mijii
Broeder ten mijnen tiadeele gezegd had , en' door'
zijne ongeduldigheid om zelf maar te onderftel-
len, dat zulk een zagtgeaarte geeft, hoedanig de
mijne tot nogtoe gefcheenen had , beftaen zou
pm zijnen wil té betwiften in een ftuk , daar het
.voordeel .der ^geheele familie door inijne onder-
I ' wer-
78
4^efpinge zo grootlijks Hond , bevorderd tt wof-
den.
Ik vinde ^ uit eenige weinige woorden y
Welke mijne Moeij onverhoeds uit den mond vie-
leil , dat zij alle zig volftrektlijk verlaaten, op het
geen zij onderilellen eene zagtheid in mijnen aarc
te zijn. Dog hierin hebben zij mógelijk mis ;
want ik denke waai'lijk , na een naaukeurig on-
derzoek van mijzelve , dat ik genofegzaam al zo
veel van mijns Vaders geflagt , als van mijne
Moeder in mij hebbe.
Mijn Oom Harlowe fchijnt *er tegen te zijn,
dat men mij tot üiterften drijve: Maar mijn Broe-
der ftond 'er voor in , dat de agtinge welke ik:
voor mijnen goeden naam hebbe, eh mijne be-
ginzels , mij wel weder tot mijnen pligt zullea
doen omdraaijen% dat's de uitdrukldnge. Mis-
fchien zal ik reden hebben om te wenfchen, dac
ik dit niet geweten had.
Mijne Moeij raadt mij, om mij voor hec
tegenwoordige te onderwerpen aan de verbo-
den , welke zij mij hebben opgelegd; en wel ora
het aanzoek van den Hr. Solmes te begunftigen.
Het laatfte hebbe ik volftrektlijk geweigerd , daar
moge van koomen, (gelijk ik haar gezegd heb-
be) WÏit 'er wil. Naar het verbod van bezoeken
zal ik mij gédraagèn. Maar wat aangaet dat van-
geen brieven met u te wiiTelen , niets dan de
bedreiginge dat^onze brieven onderfchept zullen
worden, kan mij tot de waarneeminge daarvan o-
verhaalen.
Zij gelooft, dat deeze ordre van mijn Va-
^er is, en dat mijne Moeder daarover niet is ge-
faadpleegd. Zij zegt, dar'hét verbod, gclijfe
zij reden heeft om te denken , enkel mijnenthal-
ven is gégéven', op dat ik hem hiet doodhjk
mögt verftooren'; eil dit meer door mder volk
'opgeftookt (meenende ii en Juffer Lloyd buiten'
twijiFêl) dan 'uit mijn éigen wil. Want hij fpreekt
ïiog, zo zij mij zegt^ genegen en loflijk van mij;
Dat is goedertierenheid ! Dat is toegeevend-
heid ! — En dus is het, Om een ftijfhoofdig
kind te beletten, gelijk een goed Voril wel zou
wenfchcn zijne misnoegde onderdaanen af-^tö
fchrikken, van tot weerfpannigheid uit te fpatten,
"en dus alles te verbeuren. Dog dit is geheel eii
til té'wijten aan dè JongmarSs-wijsheid van mijnen
Broeder; een Ilaadsman zonder höofd , en een
•Broeder zonder haft.
Hoe gelukkig had ik mogén zijn , met ee-
Tiigen anderen Broeder ter wereld , dan Jakob
Harlowe; en met eenige andere Zuiler , dmzij-^
Zufter. VerWonder u niet, mijne waarde, dat
Ik , die u over deeze zoort van vrijheden omtrent
mijne nabeftaenden plegt te bekijven ^ nu zelve
mijnen pligt meer te buiéén gae, dan gij ooit on
Vriendlijk waart. Ik kan de gedagte niet verdraa
■gen, van beröofd té zijn van het vöofnaamft ver
'inaak mijns leevens ; want zodanig is de verkee·
ringe tuet u in perfoon , en door. brievën. En
'wie kan daarenboven verdraagen j het fpeeltuig te
''zi]i\ van eene zo laage argliftigheid ^ die werkt
'hiet zulke hooggaende en laatdunkende drif«
ten! , , , ' ■
Dög'kuni gij, 'mijne tvaardè juiFer Howe,'
inwilligen ©m 'eeqe' gehei^ie liriefwiiTelinge méc
•i ■ mij
im
fc-iHijffiliin
Juffer CLARÏSSA HARLOWE. δί
mij voort te zetten ? Zo gij kunt ^ hebbe ik op
eenen weg gedagt, waardoor het kan gefchie-
den.
Gij moet u te binnen brengen de Groene
Laan, gelijk wij ze noemen, die ter zijde van de
IIoLitichuur en de Menagerie langsloopt, daar
ik mijne Ooilindifche hoenders, phaifanten, en
paauwinnen houde , naar welke ik doorgaens
tweemaal 's daags koome kijken; en die te meer
in mijne gunft ftaen, om dat ze mijns Grootvaders
geweeft, en door hem mijner zorge zijn aanbe-
volen ; en daarom na zijnen dood van mijn Ziü-
velhuis hier gebragt.
De Laan is laager dan de vloer der Hout-
fchum-e ; en in de zijde van de houtfchmir zijn de
planken beneden aan den grond op vcrfcheidene
plaatzen wel een half-el aan malkaer afgerot. Han-
na kan eens in de Laan gaen, en met krijt een merk
zetten, daar een Brief of pakje kan worden inge-
ftoken, onder eenige houten; die zo gefchiktkun-
nen worden, dat zij de ter neergelegde gefchriften
van ons beiden zonder eenige agterdogt verbergen.
%
Ik ben zo even op de plaatze geweefl: om
ze te bezien , en vinde dat ze'er goed voor is.
Dus kan uw getrouwe knegt Robert, zonder na-
bij het huis te koonien , en als alleen door de
Groene Laan gaende, die naar twee, of drie boe-
ren-hoeven leidt, (zonder livreij, zo het u be-
lieft) zeer gemaklijk mijne brieven daarvandaan
kiijgan, en de uwe weder neerleggen.
F Deer
-ocr page 136-De^HISTORIE vaïï
' Deeze plaatje'is te gevoeglijker', om dat'ér
zelden iemand koomt, dan ik zélve, of Hanna y
oni de bovengemelde reden; want het is het al-
gemeen magazijn voor brandinge; zijnde het hout
tot dagelijks gebruik nader bij her huis.
Een hoek daarvan zijnde afgelchut tot een
'hok voor mijn klein gevogelte, zal het haar of mij
nooit aan voorwendzel ontbreeken om derwaards
te gaen. ' '
Beproef, mijne waarde, of het met eenéri
Brief langs deezen weg wil lukken; "en geef mij
'iiw gevoelen en raad, wat mij in deeze jchande^
^gefteldheid, anders kan ik het niet noemen,
tè doen flaet; ' én wat gij denkt van mijne uitzig-
'ten ·, en wat gij in mijn geval doen zoudt.
Maar vooraf moet ik u zeggen , dar uw
raad niet moet ftrekken ten voordecle i^an deezen
Solmes: En egter is het zeer waarfchijnelijk ,
*dat zij uwe Moeder zullen tragten op hunne zijde
'te krijgen , op dat deeze u, die zo veel invloed
'op mij hebt, beweege om hem te begimftigen.
Trouwens, bij nadere overweeginge, zo gij
naar den anderen kant des gefchils overhelt, heb-
be ik gaarn dat gij uw gevoelen ronduit fchrijft»
Moe vail bepaald ik ook mijn beiluit denke te zijn ,
iietgeen ik niet kan helpen, wil,ik ten minften
'een geduldig oor leenen aan hetgeen van den an-
deren kant gezegd kan worden. Want ik ben met
zo veel regard niet ingenomen (öp mijn woord
ik ben het nier; Ik kenne mijzelve niet, indien ik
''t ben) jegens een ander peribon, dan eenige mij-
her \Tienden ondei-ftèllen; en dan gij, bij zijn
laacft bezoek, uwen ieevendigen geeft bot vieren-
. de.
ΐ
-ocr page 137-Juffer CLARISSA HARLOWE. tïf - f
mm
de, II hieldt als of gij't onderfteldet. Al wat
giinil: ik hem meer, dan eenigen anderen perfoon,
toedraage, is meer verfchuldigd aan'de behande-
linge, welke hij ontvangen , en om mijnentwille
verdragen heeft,. dan aan eenige agtinge voor zijn
perfoon.
Ik fchrijvQ eenige weinige regels van dank-
baare erkentenis aan uwe goede Moeder voor haa-
re gunilbewijzen jegens mij, geduurende den on-
langs gelukkig doorgebragten tijd. Ik vreeze,
dat ik zulk eenen nooit weder zal zien. Ik hoo-
pe, dat zij mij vergeeven zal, dat ik niet eer ge-
Ichreeven hebbe.
De brenger, zó hij vèrdagt »en ondervraagd
worde, zal dien alleen voor den dag haaien als
den eenigen, dien hij beftelt.
Hoe brengen noodlooze oppaffinge en onbe-
hoorelijk bedwang, konftenaarij en loos beleid
voort. Ik zoude een afkeer hebben van deeze ge-
heime briefwiflelinge, wierd ik daartoe niet ge-
drongen. Zij koomt mij zo laag, zo vuig voor,
dat ik denke niet te moeten verwagten, dat gij
■daaraan zoudt-willen deel neemen.
Maar waarom (gelijk ik ook deeze vraag mij-
ne Moeij hebbe voorgeworpen) moet ik tot ee-
nen ftaat gedreeven worden, waarin ik niet wen-
fche te treeden, iflioon ik 'er eerbied voor heb-
be? — Waarom wordt mijn Broeder, die zo veel
jaareq ouder is, en 'er zo fterk op gefield is om
•mij getrouwd te zien , niet eerft in den egt ver-
bonden ? - En waai'om wordt mijne Zpfter
aiiet eerft voorzien ?
Dog ik beüiüte hier deeze vrugtlooze twift-
ζ vraa-
-ocr page 138-«4 ' df/HISTORIE va»
vraagen , met de Verzekeringe , dat ik ben, eit
altoos zijn zal
Vwe toegenegeiit
Clarissa Harlowe^
li};'.
Juffer Η o w fe, mn Juffgr Clarissa H α κ-ί
/ ' ϊ7·
t
\
::
>f- '
Den 27 van Februar tuf*
Wat miiTelijke herfens hebben zommige men-
fchen in het hoofd! —— Juffer ClaiiiTa Ilarlowe
ten huwelijk te worden opgeofferd aan Mr. Ro'
gier Solmes! —^ Het is bijiler!
Ik. moet mijn raad niet geeven ,· zegt gij,
ten voordeele van deezen man! —— Nu over-
tuigt gij mq, mijne waarde, dat gij nader ver-
raaagfchapt zijt, dan ik dagt, aan die familie^ die
om zulken averegtfen egt kon denken, of gij
kondt niet het minfle denkbeeld hebben gehad,
dat ik u ten zijnen voordeele raaden zoude.
Vraag mij eens om zijne fchilderij. Gij weet,
datik eene goede hand hebbe om eene lelijke gelij-
kenis te fchetzen. Dog ik zal eerft een weinig ver-
der zien: Want wie weet, wat 'er gebeuren mag,
• 'm de zaaken dus gedreeven worden; en gij geen
Heeft die Vader niet twee ouder
En drangen zij beide niet meer
van zijnen ftempel en gelijkenis, dan gij ? -—>
Ik bidde, mijne waarde, eifch mij geen verant-
woprdinge af van deeze vrije vraag ; op dat niet
uwe toepajjinge van mijne meeninge bij ondcr"
zoek alzo fcherp als die bevonden worde.
Nu ik 'er een weinig hebbe uitgelapt, ver-
gun mij nog een wopi^ op denzelven toon ---
Ik zal befcheiden zijn ,%olo.ove ik u, Ik denke,
dat gij wel had kunnen 'weeten, dat GIERIG-
HEID en NIJD twee driften zijn, welke niet te
voldoen zijn, de eene met geeven^ de andere
met de aanhoudende en uitmuntende verdienjU
van de benijdde — Olij, beide olij, de gehee-
Ie wereld door, in eene onver^adeJijkq en ver-
teerende vlam.
Dog nademaal gij mijn gevoelen vraagt,
jnoet gij mij alles te kennen geeven, wat gij weet
®f vermoedt van bunne beweegredenen. En zp
Juffer GLARISSA HARLOWE. Sj
moeds genoeg hebt, om ύ tegen eenen overloo-
penden ftroom aan te ftellen. ,
Gij verzoekt mij om u een weinig van mij-
nen geeft bij te zetten. Is het ernil met u? Dog
ik twijffele of het u nu wel dienft zou doen. -——
Het zal u niet natuurelijk ftaen. Gij zijt uwe,
Moeders dogter, denk wat gij wilt; en hebt met
heftige geeften te kampen. Helaas! mijne waarde,
gij zoudt wat eerder iets van 't mijne ontleend
hebben; -- dat is te zeggen, voor dat gij de
beftieringe van uw Goed gegeven hadt in handen
van dengeenen:,· welke denken dat zij daar een
eerder regt>öp hebben. Wat is't, ofhetaluw
Vader " ' '
Kindels? —r
Τ 3 m
isÊÊm
-ocr page 140-gij mij iiiet verbieden wilt om Üittrekzels van'uwe
Brieven te maaken, en daarmede mijn Moeij. en
Nigt op het klein eiland te onthaalen, zo, zult gij
mij zeer verpligten. >
Maar gij zijc Êo teder jegens zomniige lui?
den , die geen tederheid voor- iemand dan zig-
zelve hebben , dat ik u wel bezweeren moet .om
ronduit te rpreeken. Gedenk, dat eene vriendr
fchap gelijk de onze , geen agterhoudingen toe-
laat. Gij moogt u op mijne onpartijdigheid' be-
trouwen. Het zoude een affront voor uw eigen
oordeel zijn , zo gij het niet deed: Want vraagt
gij mij niet om raad? En hebt gij mij niet geleerd,
dat vricndlchap ons nooit hét regt moet doen
krenken? ——Verdeedig hen dan, zo gij kunt.
Laat ons bezien oï tomg verfland^ de reden
zij dan genoegzaam^ of niet, in hunne keuze zij.
Tegenwoordig kan ik niet het minlte begrip maa-
ken (en egt'er hebbe. ik al heel weel kennis aan
uwe familie) hoe zij alle^ uwe Moeder en uwe
Moeij Hervcy· in 't bijzonder, met de, reii. kunnen
aanfpannen tegen hun gegeven oordeel. Wat
eenige der anderen aangaet^ ik kan mij over hen
niet verwonderen, wat zij ook doen of-ondernec7
men/ daar Eigerizelf in· aanmerkinge ikoomt.'
Gij vraagt, Waarom uw Broedèr niet^eerii:
zou in den Egt verbonden worden?' — Ik-zal u
zeggen waarom : Zijn aart -eii verwaandheid zijn
te wel békend , dan dar Juffers, naar welke hij
ilaen mögt, bewogen zouden worden om zijn
aanzoek aan' te neemcn, niettegenilaende hij zo
■groote goederen onafhangelijk reeds verkreegen,
en nog grooter te yerwagtcw heeft, Laate ik
" ........^ ' " ....... w
8S
11 zeggen , mijne v/aardc, die yerkrcegen bezit-
tingen hebben hem meer grootsheid dan agtinge
bijgezet. Voor mij is hy het oiiverdraagelijkfle
fchepzel, vvaamiede ik ooit hebbe omgegaen. De
behandelinge , welke gij laakt, verdiende hij van
eene, die hij aanzogt met den trant van iemand
welke zig laat voorilaen , dat hij eene gunil: ftaet
te bewijzen , eer dan eene te ontvangen. Ik
had altoos pleizier om hoogmoedige en trotze
geeilen te kwellen. Wat, denkt gij, maakt dat
ik Hiekman nabij mij verdraage, dan dat de man
nederig is, en zijnen afftand kent en waarneemt?
Wat uwe vraag belangt , waarom uwe ouder
Zuiler niet eerft voorzien zou worden ? Ik ant-
woorde, Om dat zij geen man moet hebben, dan
eenen die een groot en zuiver Capitaal heeft; dat
is een. Ten anderen , Om dat zij eene jongere
Zufter heeft. Eij lieve wees zo goed eii zeg mi
eens , wat man van een groot en zμiver Capitaa
om die ouder Zuiler denken zoude, terwijl de
jonger nog ongehuwd waare?
Gij zijt alle te >ijk om gelukkig te zijn, kindy
Want moet niet ieder van u, volgens de grondiiel-
lingen van uwe familie , trouwen om nog rijker
te worden. . Luiden, die weeten , waarin hun-
ne <ü00rnamm^ voortreffelijkheid beilaet, zijn niec
te misprijzen , (zijn ze wel ?) dat zij aankwee-
ken en vermeerderen hetgeen zij het waardigil
fchatten. Maakt waar geluk wel eejiig deel uit
van de bedoelinge uwer familie? ——* Zo verre
is het'er van daan, dat gèene van uwe familie,
dan gij zelve , gelukkig konden zijn, zo ze niet
lijk waaren. Laat^hen dan maar voortgaen met
η
knijzen, met knorren, met benijden, en opftape-"
len; en zig verwonderen wat hun fchort dat zij.
niet gelukliig zijn , daai· zij rijkdommen hebben ;
denken dat gebrek van meer daarvan de oorzaak
is; en zo al voort ophoopen, tót dat de Dood,
die al zo greetig een fchraaper is als zij zelve, hen
verzamelt in zijne fchuiire.
Wel, ik zegge dan nog eens, geef gij, mij-
ne waarde , mi'i te. kennen , wat gij van hunne
bekende en algemeene beweegredenen weet, en
ik zal u meer zeggen van hunne fouten, dan gij
wilt zeggen! Uwe Moeij Hervey; zegt gij,
fa) heeft ze u te kennen gegeven: Waarom moet
ik u vraagen om mij daarvan te verwittigen, daar
gij de goedheid'hebt van mij ter deezer gelegen-
heid om raad te vraagen ?
Dat zij uwe briefwiiTelinge met nil] verbie-
den , is eene wijsheid, over welke ik mij nog ver-
wondere, nog welke ik in hen laake: Nademaal
het eené blijk voor mij is, dat zij hunne eigene'
zotheid kennen: En dit zo zijnde , is het wel
vreemd, dat zij het oordeel van een ander fchroo-
men te betrouwen?^ .
Ik ben blijde, 'dat gij" een weg hebt uitgevon;
den om brieven met mij te wiiTelen, Ik keure
dien zeer goed. Ik zal het nog méér doen f zo
deeze eerfte proeve daarvan van eenen goeden
nitilag bevonden worde. Dog zp niet ^ en kwam
deeze in hunne handen te vallen, ik zou 'er mij
niet over bekreunen, dan om pwenthiilven.
δδ
Wij hadden gehoord, voor dat gij fchreeft,
dat h^t 'er niet goed was tuflchen uwe nabe-
Itaciii
(a) Zie bladz. iu
-ocr page 143-JuFFÊR CLARISSA HARLÓWE. t^
ftaendeh en ii bij uwe t' liuiskoomfl:: Dat de Hr-
Solmes u bezogt, en wel met iiitzigt van te zul-
len ilaagen. Maar ik befloot, dat men in de
perfoon had misgetaft; en dat zijn aanzoek was
bij Jufter Arabella. En inderdaad, waar'e zij zo
goedaartig geweeil, als uwe grove dikke door-
gaens zijn, ik zou haar wel de helft te goed voor
hem geagt hebben. Dit moet zekerlijk de zaak
zijn, dagt ik; en mijne beminde vriendin is ont-
booden om haar raad en bijftand te leenen tot der-
zelver toebereidzels tot den trouwdag. Wie weet,
zeide ik tegen mijne Moeder, of de man, als hij
zijne geele ftijfgekrulde peruik, en zijnen breed-
geranden hoed (welke beide ik onderilelle dat
des Heeren Oliviers Befte geweeil zijn ouder ge-
dagtenis) eens aan een kant gooide, zal mogelijk
eene draagelijke figuur flaen als hij met Juffer Belr
Ie naar Kerk ilentert. - De vrouw , gelijk
haare aanmerkinge was, behoorde den man in ge-
laat te overtreffen; en waar kan zij zo goed
een partuur vinden om bij af te fteeken?
Ik voedde dit vermoeden tegen het gerügt
aan, om dat ikjniec gelooyen konde, dat het zot-
ile volk in Engeland ooit zo ten uiterflen zot kon
zijn , dat zij deezen man zouden denken
voor u.
Wij hoorden daarenboven, dat gij geen be-
zoeken ontvingt. Hiemn konde ik geen reden
uitdenken ; ten zij dat de toebereidzels voor u-
we Zufter geheim mo(^en zijn , en de plegtig-
heid fchielijk voortgaen , uit vreeze dat deeze
man , gelijk een ander man deed , van gedagta
7mgi veranderen. Juffer Lloyd en Juffer Bid-
dulph kwamen bij mij om te verneemen, waC
ik hiervan wift; en van dat gij niet te Kerk ge-
weeft vv^aart op den Zondag , na dat gij van on-
zent waart te rug gekoomen, nog voor- nog na·
middag; waardoor , om iiaare woorden te ge'
bruiken, een kleine honderd van uwe verwonde-
raaren waaren te loor gefteld.. Het was mij .ligc
te giffendat de reden daaryan^ was, welke, gij
betuigt " Hunne vreeze , dat Lovelace daar
20U zijn, (?n beftaen om u ν naar huis te gelei-
en.
Mijne Moeder laat zig uwe complimenten
in uwen jBrief aan haar zeer welgevallen. Op hec
leezen van denzei ven waaren liaare woorden;
5, JuiFer,:Clariira Harlowe is eene verwonderlijke
j. Jonge Lady : Het is een gunftbewijs , al waar
ze gaet; Al ^wien zij verlaat, vervult zij mét
fmerte» ■—En daarop eene kleine vergelij-
kende ftreek ; „O mijne .Naatje, dat^ gij een
j, uneinig van haare zoete vriendlijkheid hadt! „
Dat's niemendal. De lof was voor u. Gij
zijt mij; en ik had'er het genot van. Temeer
genot, om dat ^^—- zal ik u de waarheid zeg-
;Om dat ,ik piet mijzelye, zo als ik
—- Al waare het
'4
gen^
ben, wel te.,vreeden ben,
maar om deeze reden alleen; Dat al had ik twm-.
tig Broeder-Jakobs, en twintig Zufter-Bella's,
geen een van hen, nog zij alle te zamen, mij zq
zouden durveii behandelen, als de uvi^e beftaqn .u
tc behandelen. Die veel wil verdra ageh, zal veiel
te verdraagen hebben, de geheele wereld doof:
iietfis uw eigen gevoelen (a), gegrond op de
ia)Bl.47.'
iÈ· t>-~ ' ,
w
fa-agtigfte blijk, die 'er kan gegeven worden, iii
uwe eigene familie; fchoon gij daardoor zo wei-
nig geleerd zijt. ;
Het koomt hier op uit, Dat ik gefehikei·
. ben voor deeze Wereld, dan gij: Gij voor de ioe-
koomende^ dan ik, dat X het verichil. Dog
lang, lang moge het, om mijnentwille, en om
honderden van zaaken, duuren voor dat gij o^s
begeeft voor een gezelfchap, 't welk met uw in-
boril meer overeenilemt, en uwer meer waardig
is.
Ik deelde mijne Moeder het berigt mede, 'jc
welk gij geeft van uwe vreemde verwelkoominge ·^
als ook welken affchuwelijken vent zij voor u heb-
" ben uitgevonden; en de dwingende behandelin-
ge, die zij u aandoen. Het bragt haar alleen ter
verheffinge van haare zagcheid jegens mij ten aan-
zien van mijn tyrannijk gedrag, gelijk zij het
luil noemen [Moeders moeten haar zin hebben,
weet gij, mijne waarde] jegens deil man, welken
zij zo ijverig aanprijft, tegen welken het.fchijnt,
dat niets met regt kan worden ingebragt; en om ui.t
te weiden over de infchikkelijkheid, die ik haar
voor haare toegeevendheid verfchuldigd ben. Dus
geloove ik,,dat ik haar niets verder moet mede-
deelen -- bijzonderlijk daar ik weete, dat zij
de briefwiiTelinge tuiïchen ons, en die tuiTchenu
en Lovelace veroordeelen zoude, als yerholene
en onpligtraaatige handelingen, en daarenboven
jons Geheim aan den dag-brengen: Want zij roepf
■niet dan vtci blinde gehoorzaamheid. Έη daar-
enboven leent zij al een taamelijk open oor aan de |
leniiQeiien van dieu iUjven Quden Vrijer uwen \
tl"»'
- ί ■
Oom Atuonij; en wegens een voorbeeld voor
haare Dogter, zoude zij nog al omaigtiger zijn hoe
ze uw iluk moeit opneemen, al waare de zaak
nog zo regtvaardig.
Dit is evenwel ook geen regte politie. Want
luiden, die niets willen toeftaen, zal niets wor-
den ingewilligd: Met andere woorden, die te;
veel ftukken zoeken door te drijven, zullen niet in
llaat zijn om iets'door te drijven.
Maar kunt gij ook giflen, mijne waarde, wat
die oude preek-teemende grofhartige Ziel uw
Oom Antony met zijn menigvuldig kuijeren hier-
jiaar toe in den zin heeft? Daar is zulk een vriend-
lijk grimlachen tuiTchen mijne Moeder en hem!
Ziilke wederzijdfche loftuitingen over het Huis-
houden ; en „ Dat is mijne manier! „-en
5, Dit doe ik! „ --en „ Ik ben blijde, dat
5, het uwe goedkeuringe heeft, mijn Heer! "
---en „ Gij laat uw oog over alles gaen, Ma-
" — Niets-zou 'er sedaen worden , zo
4
f:1
dam !
ik het niet deed! —' Zulke exclaniatien tegen
de dienilbooden : zulke verheflingen van zigzel-
ven! — En eij lieve^ en och laci]\ — en -wel he-
den mijn tijd\ -- En nu en dan haai· geiprek
daalende tot den luifterenden toon , bijaldien ik
hen over het mat koome ! --- Ik moet u zeg-
gen , mijne waarde, het ftaet mij niet boven half
wel aan. ?
Waare het niet, dat deeze oudé »Vrijers ge-
meenlijk zo veel jaaren neemen , om tot een be-
fluit te koomen van te Huwelijken , als zij met
reden kunnen verwagten om te leeven, ik zou
wel haafl: op ^ zijne bezoeken'^vonk geeven ; en
mijl!
...
..ι
ät'
il
/
itiijiie Moeder den Hn Hickman aanprijzen, ais
eenen man haarer keuze en aanneeminge veel
meer waardig: Want hetgeen hem aan jaaren ont-
breekt , maakt hij goed met deftigheid: En zo
gij niet over mij wilt kijven, zal ik zeggen. Dat
'er zulk eene ftijve gemaaktheid in belde is, (bij-
zonderlijk als de man zig op mijne Moeders gunft
jegens hem bij mij wat te veel heeft laaten voor-
ftaen, en dieswegens onder de tugt is) d»t hec
hen na aan eikanderen verwant doet fchijnen: En
dan op het befchouwen van mijne yrijpoftigheid,
en wat zij beide daarvan te draagen hebben, zug-
ten zij beide daarheen! - en fchijnen zig zo
kragtiglijk over eikanderen te ontfermen, dat in-
dien Medelijden maar een ftap af zij van Liefde.,
ik geen gevaar loope , maar zij beide wel ter de-
gen , zonder dat zij het wecten.
Nu mijne waarde, weete ik, dat gij met uw
deftig gelaat op mij zult afkoomen: Dog laai
de jchaapen, gelijk men zegt, met de lammeren
Vr doori, ea pas gij maar op u zelve: Want ik
zal een plukhairqe met u hebben en den eerilen
klap geeven. Hannibal, leezen wij , raadde
altijd , de Romeinen op hun eigen grondgebied
aan te taften.
Gij belieft te zeggen, en dat wel op uia
^oord! Dat gij; met zo veel regard (een heel
aartig woord voor genegenheid') niet zljt Inge*
nomen , jegens eenen anderen per joon, dan
zommige uwer vrienden onderßeUen, Waarom
behoeft gij iemand in verbeeldinge te brengen ,
mijne waarde, dar de laatfte maand of twee een
ten uifcrllen gunilig tijd-beftek voor dien ande^
rm
\
■ i.
-ocr page 148-DrHlSiTORIE VAN
Hoe veel ^
Zal ik het gevolg trekken ? Zom-
mige uwer Vrienden onderilellen al >vrij veel.
Gij fchijnt een vueimgje te bekennen.
'Word niet boos. Het is rein Spel: Om dat
gij dat hjeinigjè yooY mij niet erkend hebt. Lui-
den, hebbe ik u hooren zeggen ,· die van eene
2aak een geheim maaken, verwekken nieuwsgie-
righeid. '
Dog gij trekt in uwe belijdenis uw voet als te
rug, als of u bij nader hei^denkinge eenige twijifel
bekroop. ·—^ Gij kent u zelve nie., zo gij het
zijt [met zo veel regard ingenomen.]»Was het no-
dig om mij dit te zeggen? --en het op uwoord
nog te zeggen? — Maar gij weet het beil. —
Trouwens ik geloove, dat gij het niet beft weet.
Want de Liefde wordt in den beginne door eenen
fijnen geeft gewrogt; en ontdekt zig dikwijls aan
een'toekijker, terwijl den bezeten perfoon (waar-
om zoude ik het niet bezeten noemen?) zelve
iliet weet, dat zij zulk een diemon inï'zig heeft.
Maar verder zegt gij, Dat al wat. gunß gij
hem MEER, dan eenigeni anderen per joon
moogt toedraagen , zulks meer verfchuldlgd is
aan de beb andelin ge ^ welke hij ontvangen ^ en
om uwentwille verdraagen heeft ^ dan aan ee-
fiige agtinge %oor zijn per joon. ^'
l^it is edelmoedig gezegd. Het is volgens
' .t, -uw
•r
ren tperfoon geweeft is ! —— welken het géle-
genheid gegeven heeft, om eene vei'pligtinge ορ
de Nigt te leggen door zijn geduld jegens de
Oomen. ■ " ' ''H- .
Maar, om daarover heen te flappen
Met zo veel rej^ard insienomen!
inijn lief?
ƒ
h
1
V fij
li
Hill >(
ΐ t;
I
r '-f
if'
\
.m.
li
l:
-ocr page 149-üw charafter. Maar , O mijne vriendin , maak
ftaat op, gij loopt gevaar. Maak 'erftaat op,
het zij gij het weet of niet, gij hebt het een
weinig weg. Uwe aangeboorene edehnoedigheid
en grootheid van geeft brengen u in gevaar: Al·^
]e uwe ^vrienden , door met een onbezonnen ge-
weld tegen hem te kampen, kampen voor hem.
En Lovelace, ik wil 'er mijn leven onder ver-
betten , heeft niettegenftaende alle zijne eerbie-
digheid en zorgvuldigheid, verder gezien, ^an
die eerbied en zorgvuldigheid (zo wel naar uwe
meridiaan gefchikt) hem toelaat te bekennen dat
hij gezien heeft. - Heeft gezien, in 't kort,
dat zijn werk kragtdaadiger voor hem wierd voort-
gezet , dan hij het voor zigzelven doen konde.
En hebt gij niet al voor deezen gezegd, Dat
niets zo doordringende is dan het Oog van eenen
Minnaar, die trotsheid bezit; en wie zegt, dat
Lovelace trotsheid ontbreekt?
In 't kort, mijne waarde, het is mijn gevoe*·
len , en dat wel wegens de geruftheid van zijn
hart en gedrag, dat hij meer gezien heeft, dan
ik gezien hebbe; meer dan gij denkt dat gezien
konäe worden ; — meer dan ik geloove dat gij
zelve weet, of anders zoudt gij het mij hebben
te weeten gedaen.
Alreeds heeft hij , op dat gij hem zoudt te
rug houden van de onwaardige behandelingen
te wreeken, die hij heeft ontvangen, en die hem
dagelijks worden aangedaen, u overgehaald, om
in 't heimelijk briefvvifTeÜnge met hem te houden,
ïk weete wel, dat hij geen pochtn heeft op het
geen van u gefclireeven is. Maar dat hij u bewo-
gen
gen heeft zijne Brieven te ontvangen, ^n die'té
beantwoorden, is dat niet al veel gewonnen ? Dac
gij hem zo eniftig verzoekt, om deeze briefwifle-
linge geheim te houden, daaruit blijkt, dat er
een geheim is, 't welk gij niet wenfcht, dat de
Wereld' wift: En hij is meefter van dat geheim.
Hij is inderdaed zelve^ gelijk ik zeggen mag, dat
geheim! Welk een gemeenzaam vertrouwen ver-
wekt dit voor den Minnaar! Hoe weert het de
Γ
Ouders af!
ι Wie egter kan u, zo als ^c zaaken ftaen,
misprijzen ? -Door uwe inwilliginge zijn bui-
ten twijiFel tot nu toe groote onheilen voor-
gekoomen. Om dezelve reden moet het i^ange-
houden worden, terwijl de oorzaak blijft duuren.
Gij zijt door een averegts noodlot tegen uwe nei-
ginge daartoe ingewikkeld: Dog gewoonte , met
zulke loflijke oogmerken, zal u met de ongevoeg-
lijkheid bevrienden en neiginge voortbrengen. —
En ik zou u raaden, (gelijk gij wel zoudt wen-
fchen in eene zo netelige gelegenheid te werk te
gaen met die voorzigtigheid, welke alle uwe daa-
dcn beiliert) niet befchroomd te zijn, om tot ecu
naaukeurig onderzoek te treeden naar de waare
oorfprongen en gronden van deeze uwe edelmoe-
heid jegens dien gelukkigen man.
Ik ben nederig van gevoelen, ik ;
rond uit, dat het bij onderzoek zal uit
LIEFDE ---Schrik niet, mijn lief!
¥
lil
f.
ti
"i
? '1,
;egge,hetiu
toornen oj>
Had deeze
uwe man zelve niet genoeg natuurelijke philofo-
phie, om reeds tegen uwe Moeij Hervey die aan-
nierkinge re maaken, dat Liefde de diepile wor-
tels fchiet in de beftendigrte gemoederen? De
. 1 drom-
I
'1
tï
1:
-ocr page 151-JfüFFER CLARISSA HARLOWE. 97
drommel haal zijné doortrapte ilimheid, had ik
haaft gezegd; want dit was al voor zes, of zeven
weeken.
Ik ben 'er eens van befniet geweeft, gelijk
gij weet. Nog konde ik, na het bezadigft over-
leg, bezefFen, hoe en wanneer de geelzugt be-
gon : Dog ik zou 'er over hoofd en ooren mede
doortf-okken geweeil: zijn, waare het niet dat gij
mij eenen diergelijken raad gegeven bad, als ik u
nu wederom geeve. Nogthans was mijne Knaap
niet half zo-Zo wat ^ mijne waarde? —
Voorzeker Lovelace is een charmant karei. En
waare hij flegts — Dog ik wil u niet doen gloei-
jen^ terwijl gij leeft — Op mijn woord ik wil
nier. — Evenwel, mijne waarde, vindt gij niec
iets ongewoons in uw hart, dat hetzelve doec
klop, klop, klop gaen, juift als gij hier leeft? —
Zo ja, fchaam het u dan niet te bekennen. —
Het is uwe edelmoedigheid^ mijn Lief! dat 's \
al. — Maar, gelijk de Roomfche wichelaar zei-
de , Ciefar, wagt u voor de iden van Maart.
Adieu, mijne waardfte vriendin. Vergeef,
cn geef zeer fpoedig door het nieuw-uitgevondeii
middel mij te kennen, dat gij vergeeft
Uive alms toegenegens
G
^^^BE^ISTORIE VAN- . ή
^ϊ,· i.,· f*
f.-
i.
t .
Jtifer Glarissa Harlowe, 'aan Jufer
'- ■ Woensdags -den i van Blaart >
Gij kwelde niet'alleen, maar oiitruftede mij
'öok ,· mijne waardite JivlTer Howe, door het flot
van' iiwcn laatflen. , Toen ik het eerll las„ dage
'ik het niet noodig, fzcide ik bij mijzelve, om op
^mijné hóede te zijn tegen eene Critike, als ik aan
eene zo "waarde vriendin fchreef. . Dos; daarna
mijzelve bedenkende, Is daar niets meer in, zei-
lde ik, dan .de uitvloed van eenen^zolnatiiurelijk
leevendigen ader ? Voorwaar ik moet mij aan eene
Onbedagtzaamheid- "'fchuldig gemaaktv hebben.
Laat ik tot een naaiikem-ig onderzoek van mij zelve
treeden, 't welk mijne beminde vriendin mij aan-
raadt. ' , '">'1 ■■ ■ ' ■
Ik deed zo; en kan niets van/dat
van dat kloppen bekennen,^ waarvan gij gewag
-maakt.' " -—'Op mijn nxioord ^ zegge ik nog-
inaal, ik kan niet. En egterilellen de paflagies
' in mijnen Brief, over welke gij mij op eene zo
grappige wijze la'ftig valt, mij regtmaatig bloot
aan uwe aarigenaame jokkernije. Dat bekenne ik.
En ik kan niet zeggen, welken draaij mijn ver-
ftand gekreegen had^. om zo miiTelijk mijne pen te
, beftieren»
m
/ 1
-ocr page 153-JtψFER CLARISSA IIARLOWE. ^^
Maar, eij-lieve —— Is het zo veel te zeg-
gen , als iemand ^ die geen zeer bijzondere agtin-
ge .voor eenlg man heeft, zegt, dat 'er zömmiga
zijn, welke boven andere te agten zijn? En is
'het zeggen te misprijzen, dat dezulke meer te ag-
ten zijn, die van onze nabeftaenden niet wei zijn
behandeld; en egter om onzentwille die behande-
linge door de vingeren zien, over welke zij an-
ders gebelgd zijn en zig wreeken zouden? De
Hr. I^velace, bij vo.orbeeld, dit ftaetimij vrij te
zeggen, is een man te agten boven den Hr. Sol-
mes , en dat jk hem metterdaad boven dien man
ftelle: Dog dit kan, zekerlijk, gezegd worden,
zonder dat daaruit noodzaakelijk volge, dat ik op
hem moet verliefd zijn.
Vooi-waar ik zoude op hem niet Willen ver^
Uefd zijn, gelijk men 't noemt, om de geheele
wereld: Eerftlijk, om dat ik geen breed gevoeleri
van zijne zeden hebbe: en agte het een misilag te
zijn, waaraan onze gantfche familie (uitgezonderd
mijn Broeder} deel heeft gehad, dat men hem toe·^
ilond ons te bezoeken met eenige hoope; welke
evenwel maar flaauw zijnde, niemand van onSj
gelijk ik te vooren hebbe aangemerkt (^), regt
gaf om hem verantwoordinge af te eifchen van
zodanige zijner ongebondenheden, als ons ter oo-
ren kwamen. Ten anderen, om dat ik hem voor
een trots man houde, die in ilaat is om (ten min·
ften heimelijk) te zegepraalen over eene perfoon,
welker hart hij denkt te hebben ingenomen. En
ten derden, om dat de zorgvuldigheid en eerbied,
welke gij hem toefchry ft, eene hovaardigheid fchij-
G ζ nen
«■^"■»l'ii-W'tV^·
-ocr page 154-/
heil te bevatten, als of hij dagt, dat zijn aanzoelé
eene verdieniie in zig had, welke meer dan op-
weegen konde tegen de Liefde eener JiiiFer. Iii
't kort, zijne Befchaafdheid zelf, niettegenftaen-
de de voordeden, welke hij uit zijne geboorte en
opvoedinge moet gehad hebben ^ koomt mij ge-
dwongen voor; en, daar hij ziilken merkelijken
loiTcn en'-aartigeft zwier van lijf en leden heeft ^
fchijnt "cf Zomtijds iets te fchuilen in zijne manie·-
ren^ dat al te voorbedagtlijk beteugeld wordt.
Daarenboven'; hoe goedaartig hij ook moge geagt
worden jegens de dieiiilbooden van andere lui-
den , zelf tot gemeenzaamheid toe, (fchoon, ge-
lijk gij hebt aangemerkt, eene gemeenzaamheid,
welke eene deftigheid in zig heeft, eenen man
^an aanzien niet misftaende) is hij zomtijds al ligt
gereed om in drift tegen zijne eigene uit te vaa-
ren: Een eed of een vloek volgt 'er op; en zulke
gezigten van die dienftbooden, welke duidelijk
ichrik vertoonen; en dat zij erger zouden gevaa-
renzijn, waaren zij niet onder mijne ooren ge-
wceil·: Met eene beveiT:iging;e in des meeilers blik-
ken van een maar al te veel gebillijkt vermoeden·.
Inderdaad, mijn lief, DEEZE man is DE
man niet. Ik hebbe zwaare tegen wei-pin gen tegen
hem. Mijn hart kl-opt niet naar hem.' Ik glóeije
niet, dan van wegens verftoordheid op mijzel-
ve, om dat ik tot zulk eene betigtingè gelegen-
heid gegeven hebbe. —— Maar gij moet, mij-
ne waardlle vriendin, van gemeene Dankbaarheid
geen Liefde maaken. Ik kan 't niet verdraagen ,
dat gij het doen zoudt. Maar indien ik ooit
het ongeluk mögt hebben van het voov Liefde
i)
4
-ocr page 155-te houden, ik beloove u, op mijn vjoord^ *twelk
bet zelve is, als op mijne eere, dat ik u daarvan
7Λ\\ verwictigen.
Gij beveelt mij, u zeer fpoediglijk, en door het
nieuw uitgevonden middel, te kennen te gee-
ven, dat ik over uwe aangenaame boerterij iiiec
misnoegd ben : Ik vaardige deezen daarom aan-
ilonds af; tot mijnen naailvolgenden het berigc
verfchuivende aengaende de beweegredenen, die
mijne vrienden hebben, om het aanzoek van deu
Ure. Solmes met zo veel ernft voort te zet-
ten.
Wees ondertuiTchen geruft , mijne waarde,
dac ik niet op u misnoegd ben : Inderdaad niet.
integendeel, ik betuige u mijnen hartlijken dank
vpör uwe vriendlijke waarfchuwingen. En ik be-
iaile u (gelijk ik meermaalen gedaen hebbe) dat
zo gij iets zo zeer gebreklijks in mij gewaar wordt,
dat het cle bewimpelinge van vriendlijke en een-
zijdige Liefde voor anderen ten mijnen behoeve
van u vcreifchte, gij mij daarvan verwittigt: Want
inij dunkt, ik zoude mij zo wel gaarn gedraagen
willen, dat ik zelf ecnen partij geen reden gave
om mij te berispen. En hoe zal een zo zwak en
jong fchepzel do berispinge van zulk eensn onc«·
gaen , indien mijne uriendin geen fpiegel voor
mij. houde , om mij mijne gebrgkcn tc doen
befchouwen ?
Strijk clan een oordeel over mjj,, mijne waar-
de , gelijk eenig onverfchillig menfch (die will
wat gij van mij weet) doen zoude. Ik mag in 'c
eerft een weinig fmerte hebben ; mag miilchien
een weinig glodjen, dat ik uwer vrieadfchap
■i
i
VÉ
T Mitiii'nilitiiiïliiliirfcÏrr Γ"".....
hz ^ De HISTORIE VAÏÏ . .
min waardig bevonde worde, dan ik wel wenfch-
te ; dog wees verzekerd, dat uwe minzaame be-
ftraffinge mij nadenken geeven zal ter mijner ver-
heteringe. Zo niet, dan 2:11k gij mij van eene
fout hebben te befchuidigen, die ten uitei-ften on-
verfchoonelijk zal zijn : Eene fout, mag ik 'er bij-
voegen , over welke zo gij niij niet befchuldigdec
(zo ik naar uw'-pvoelen daaraan fchuldig ben)
gij niet zo zeer , "zo mut'igUjk^ mijne vriendin
zoudt zijn, als ik de uwe ben; nademaal ik u bij
diergelijke'gèlegeiiheden nooit geCpaard hebbe.
Hier breeke ik af; om eenen anderen Brief
dan u te beginnenmet de vèrzekennge onder-
miTdicn , dat ik tien, " en altoos zijn zal
· ' ·' .Uwe niet min toe gene gene dan
■ ■ ' ί - ' dankhaare
L'
juffer Ho WZ ^ &m Jufer Qhhvitskk Hiß·*
lowe.
f..
/i
i;.· :t. ■■..
tl
Doriderdag^sogtérids^ dèm Maart.
Voorin aar gij^zotidt om de geheeïe wereld.
■ filet op hein 'willen verliefd zijn ! Üwe die-
ka^es, mijn lief, Ep ik wöude ook niet, dac
' ■ ■ ' ί ' ' ' , I ■ ■ - ... I ,,
, f j
gij hét waait: Want ik denke, dät hij met alle
zijne voordeelen van lighaams-geilalte , midde-
len, en gefiagt, uwer op verre na niet waardig
is. En dit gevoelen geeve ik pp, zo wel van
wegens de redenen door u gemeld , (welke ik
niet anders dan beveiligen kan);als van wegens
het geen ik maar, voor weinige mn-en van hem
gehoord hebbe uit 'Juffrouw Fortefcue, eenc gun-
fteiing van Lady Elifiibet Lawi'ancö, die hem wel
—- Maar laat ik u seluk wenfchen , e-
kent.
vèiiwel, dat gij de eerile zijt van ónze iexe ^ van
welke ik ooit gehoord hebbe, die in ftaat ge-
w'óeil: is om dien Leeuw , de Liefde , naar haar
eigen welgevallen, in een Schoothondje te ver-
anderen.
λνεΐ nu , zo gij geen kloppingeiven gloeijin-
gen hebt, 'dan hebt gij ze niet: En zijt niet ver-
Jiefd; eenc goéde reden waarom — om dat gli
niet verliefd zoudt willen zijn ; en daarmede
het uit. —— Alleenlijk, mijn lief, zal ik eené
goede kijk-uit op u houden: en zo hoopc ik, dat
gij" over uzelve doen zult: Wapr het is geen ma-
fiier van redeneeren, dat om dat gij niet gaam
verliefd zoudt willen zijn, gij het:daarom niet zijt;
—— Dog eer ik' van dit onderwerp geheel afilap^'
pe, een woordje in het oor geluiilerd, mijne be-
koo'relijke vriendin, . ■■ Het is alleen bij wijze
Van'waarfchuwinge, en in gevolge van de alge-
iiiéene aanmerkinge, dat een Toekijker dikwijls
i^eter oordeelt over't Spel, dan,zij die fpeelen..
^ Zou het niet wel kunnen zijn, dat gij met
zulke korzele fchepzel^ en dwerfe koppen te doen
^•chad hebt, en nog hebt, dat zij u ni^t hebben
toegelaaten qm op de kloppingen te letten?
Of, zo gij nu en dan dezelve een weinigje gehad
hebt, of gij die, daar gij ze op tweedeiieije reke-
Jiinge kondt pïaapzön, niet bij raisvattinge op de
verkeerde gefield hebt?
E)og het zij gij agtinge voor Lovelace hebt
pf niet, ik weete, dat gij met.ongeduld zult ver-
langen om te hooren, wat Juffrouw Fortefeue
van hem gezegd heeft. En ik ^al u met langer in
't onzeker houden, j
Honderd wiide hiftorien vertelt zij van hem,
van zijne kindsheid tot zijne manlijke jaaren"; Want
hij, gelijkze aanmerkt, nooit aan tegenspraak on-
derheyig geweeil zijnde, is altoos zo baldaadig als
een aap geweeil. Maar ik zal dit geheel honderd'
zijner kindfche fielterijen overilaen, (fehoon ze
veel. beduiden ], gelijk ik zeggen mag'} onizommi-
gc dingen , in agt te neemei> , zo wel van welke gij
niet geheel onkundig zijt,^' als antlere die gij niet
weet; en eenige weinige aanmerkingen te maaken
over hem en zijne wegen.
Juffrouw Fortefeue bekent, 't welk ieder-
een weet, 5, dat hij openlijk, ja naar zijne eigcnq
„bekentenis, een man van pjeizicr is-, dog zegp
„ egter, hij in alles, waarop zijUyhart geileld
is, of 't welk hij onderneemt, d^ vlijtigfte eii
5, volilandigfte der ilervelingen onder de Zon is.
„ Hij rijllpiet, zo 't fchijnf, boven de zes uureii
in de vierentwintig, — niet meer dan^ij. Hij
i heeft vermaak in fchrijveii, ïlet 'zij te Lord
. , ,Μν, cf te Lady Elifabets, of-te Lady Sarahs,
55 altijd als hij alleen is, heefi: hij eene pen in zij-
i, ne han4· Een van zijne gezellen (zijn fchrijf-
.........." ......-^ · ■ ■ M\
■■■ iVi-^·-.
Ψ
■ I ·ί·.- Γ· ,ίι·;·;^?;*^iil'ltïr^·"^·
-ocr page 159-γ, luft beveiligende) heeft haar gezegd, dat zijne
V
5?
5?
55
V
5?
i.?
i'·
gedagten hem fchielijk in de pen vloeijen, En
gij en ik, niijne waarde, hebben bij meer dan ee·*
ne gelegenheid aangemerkt, dat fchoon hij eene
mooije hand zelf fchrijft, hij een van de vaardigT
fte en vlugfte fehrijveren is. Hij moet inderdaad
al vroeg een leerzaam vernuft gehad hebben; nade-
maal een perfoon van zijnen lugtigen aart en werk-
zaamen geeft, zig nooit had kunnen ondervverpen
om lange en groote moeite re neemen ter verkrij-
ginge van die bekwaamheden, waarvan hij meefter
is; bekwaamheden, die zo zelden door de jeugtl
van aanzien en van middelen verkreegen worden ^
door zulke bijzonderlijk van beide, die gelijk hij[
nooit geweeten hebben, wat het waare, onder
bedwang te ftaen.
„ Hij had eens, fchijnt het, de trotsheid,
j, wanneer hij een compliment ontving over deeze
5, zijne gaaven, (en over zijne verbaazende naar-
ftigheid voor een man van pleizier) van zigzel-
ven met Julius Cieiar te vergelijken; die gropte
daaden bij dag yenigtede, en die 'snagts op pa
pier bragt ; En zig te vermeeten, dat, Csefarsuit-
ruilinge hem alleen ontbrak, om figuur te maa-^
ken onder zijne tijdgenooten,
,, Hij fprak dit trouwens, zegt zij, op eenen
boertenden trant: Want zij merkte aan, gelijk
ook ^yij gedaen hebben, dat hij de konft heeft
van zijne trotsheid met zo veel aartigheid te be-
kennen, dat het hem der veragtinge te boven
brengt, welke aan trotsheid en laatdunkendheid
verfchuldigd is; en dengeenen, die hem hoo-
ren, tevens half overreedt, dat hij devcrhef-
' ' p 5 finge
be historie van
5', finge' weezenlijk verdient, die hi] zigzelveil
geeft. ^ ·
Dog onderileld zijnde, dat het waar is', dac
Hj alle zijne'ledige iiuren 's riagts beileedt aart
fchrijven, welke kunnen dog zijne onderweri^eri
zijn? Indien zijne eigene bedrijvén ,' gelijk hef mee
Caifar was; dan moet hij óngetwpeld een zeer
onderneemend en'zeer boos man''zijn , Uihdériiaiil
niemand hem verdagt houdt van ^op hê"t ernïtige te
vallen: En, hoé· zedig hij ook zij iii zijne verkeé-
ringe met ons, zijne gefchriften zijii waarichijneiijk
zodanig niet, 'dat zij tot zijne eigèiië"eérc, of rot
nut van anderen zouden ilrekkeii,''zó' ze goleZcri
wierden. Hiervan moet hij'bij"^g^clvcn bewüili
zijn, nadeniaal Juifrouw Fórtefciie zegt, „ dat hij
,,· met de menigvuldige briefvviiTélÏnge, welke hi|
5, houdt, zó geheim en zorgvuldig is als of ze
van een veiTaaderlijk ilagwaaren; ' / "'"egter
5,'óntruil hij zijne herfens niet'met Politikez^
„ fchóon niemand de bclahgèn' der Vorigen en
Hoven beter weétë,' dan' lnj, 'zo men zegt.
' Dat gij en ik liefliebilcrs'van .fchrijven zijn ',
mijne ^waarde, is géeii" wónder. ' Wij hebben 'ul^
toos, van denktijd af, dat wij" elk'"éehi?" pen kon-
den houden, vermaak'" geféhëpf'in' briéf-wiflelin^
gen. Onze bpi^heden verfigtén wij in huis en al
meeft zittende'; èii wij kunnen haaft wat krabbelen
over twintig onnozele onderwerpen, -'jen daarin
genoegen fcheppéribm dat zij οήήοζέΓί^/«; fchóoii
•2ij anderèn'y zo]zè^gezien wierden," weinig nut of
vermaak mogelijk zouden aanbrengen. Maar dat:
zullv 'een viOli]kfe], 'ieevendige jonge knaap als dee-
ze','^die ' fijdt, ' jaagt, reiilr, de'openbaare' diVev^'
è
■„vrf.··
S^Ê
lä, ' *
Β"'
Ji\
4
tilTementen bijwoont, en ''fiécfr oni^2:ijne
vennaaken 'na te jaagcn, in ftaat-zij van zigzelveii
'er toe te zetten^ om uuren agter èen te fchrijven ^
gelijk gij en ik hem meermaalen hebben hoorea
zeggen dat hij doet; ' dat is dog iets vreemds. " :
JuiFrouw Forteseiie zegt,' „-^ dat' hij volköo^
„ men meefter is van mef charaé^ters te fchrij·-
„> ven. „ In 't voorbijgaen , welke" beweegrede-
nen kon zLÜk een vlug fchrijver dog hebben, " óin
met verkortingen te leeren ichrijven!
' Zij zegt, (en wij weeten het zo wel als zij)
„ dat hij een verbaazend geheugen heeft; en ed^,
„ ne zeer leevenilige verbeeldinge.ï
<» i Welke ook zijne andere ondeugden mogeii
zijn', alle de wereld , zo wel· als'Juffrouw -Fof·-
tèscue, zegt, dat hij een maatig-jnan is. En'
onder allö zijne kwaade hoedanigheden is'het
^yfpéelen iy die groOte verkwiftinge vaïi tijd' zo
^, 'wel als middelen y zijn gebrek·niet: „"Zo dac
hij ' zulk' eéri bedaard" hoofd , en eene -zo heldere
reden moet-hébben, als'de eerfte bloeij der jeugd
en zijile natuüi'elijke vrolijkheid ' hem 'toelaaten.;
en door zijné' vroege' morgen-uuren , een· goed
déél tijds tot zijneïi dienft^Om aan fchrijvenOf
iets ^gers te beiieéden. V-' . ivu . j
Juifroüw Fortescue zégt, „ dat 'er,een HeéP
welken· hij meer voor'zijn HoezemvriehU'^'
"5, ^ en ^ met wélken liij meer briefwiiTelinge houdt·^
dan met'^alle de overigen. Gij gèderikt welj
wat zijné afgedankte Rentmeefter van hem en zij^
ne kameraaden zeide. (a) Ik vinde niet, of zijft
i^haraiter doof,dipn man p|)gegeven wasMn^
' (i) EI.
i
1 j
■r
■ i]
/1
-ocr page 162-algemeen taamelijk juiil. JuiFrouw Foitesciiè
ftaafc dit gedeelte daarvan; „ dat alle zijne na^
„ beftaenden hem vreezen; en dat zijn hoog-
„ moed hem te veel opheft om eenige verpligtin-
„ geil aan hen verfchuldigd te zijn. Zij gelooft,
,, dat hij vrij van fchulden is; en zo zal blijven: „
Buiten twijffel uit dezelve beweegreden, die
hem doet mijden van aan zijne nabeihenden ver-
pligt te 2ijn.
Iemand genegen om gunftiglijk van heni
te 'denken, zou hoopen , dat een dapper, een
geleerd^ en een naarfligmm^ natuurelijk ψ^^^χχ
kwaad man zijn kan. --Dog zo hij beter
zij, dan zijne vijanden zeggen dat hij is (en zo
erger, dan is hij wel kwaad); hij is egter fchul^
clig aan eene onverfchoonelijke fout met zo zor-
geloos te zijn, als hij" is, omtrent zijnen goedeu
naam. Ik agte , dat een man zo maar kan zijn
om eene van deeze twee redenen : Of dat hij
bij zigzelven bewuil: is, dat hij het kwaad, 't geen
van hem gefproken wordt, verdient; of dat hij
zig hierop verhovaardigt, ■ dat men hem · erger
verllijte dan hij is. Beide.; zeer ilegte en niets
goeds fpellen^e tekens; nademaal het eerft moet
toonen, dat hij een ten uiterften overgegeyeii;
booswigt is; en uit het ander is 't niet meer dan
natuurelijk te >4beiluiten , dat waarover , iemand
zig niet fchaamt dat het hem worde ó]:>getijgd ,
hij geen zwaarigheid zal vinden om zig daaraan
fchuldig te maaken, als hij 'er gelegenheid toe
fieeft. . .
Eindelijk, en na alles wat ik uit Juffrouw
fprtescue konde opzamelen, de Hr. Lovelace is
een
'roS
•■V I
\
r .
-
.'Λ
? -
-f f
1
-ocr page 163-JuFFÊR CLARISSA HARLOWE. ^ej
ί ■
λί
Cên man met groote gebreken. Gij en ik heb-
ben gedagt, dat hij te vrolijk, te onbedagt, te
iigtvaardig, en te weinig geveinfd was, om diep
van grond te zijn. Gij ziet, dat hij zijnen na-
tuurelijken aart (hovaardig als dezelve zekerlijk
is) nooit vermommen wilde ren opzigt van uws
Broeders gedrag jegens hem. Daar hij denkt ver-
agtinge ièhiildig te zijn, betaalt hij ze ten uiter-
llen^ Nog heeft hij infchikkelijkheid genoeg om
uwe Oomen te fpaaren.
Maar al waare hij diep, en nog zo diep,
gij zoudt hem wel haail peilen, indien zij u maar
op u zelve wilden laaten begaen. Zijne trotsheid
zoude uw kluwen zijn. Geen menfch had ooic
meer daarvan : Nogthans, gelijk Jufirouw For-
tescue aanmerkte, „ was 'ér nooit iemand, dien
het zo weinig misilond. " Daar is een won-
derlijk mengzel in van grappige leevendigheid:
- Nademaai elk ander man wegens de helfe
maar van 't geen hij van zigzelven zegt, als fa^
op den dreef is, onverdraagelijk zijn zoude.
Ι·Ι
^ '1
li:
Als men van den drommel praat ^ is een
Gud fpreekwoord , dan is hij digt hij. De lee-
vendige fchobbejak heeft mij een bezoek gegeven,
en is maar even weg gegaen. Hij is geheel ea
al ongeduldig en gebelgd over de behandelinge,
die gij ontvangt; en vol fchroom ook, dat zijhun
zin met u zullen doordrijven.
Ik gaf hem mijn gevoelen te kennen, dat men
u nooit zou kunnen brengen, om te denken on»
2Ul-
■i- η
thi
m
^■ίο :WvDE HI S Τ Ο Km VAN
zullvcn man als Sohnes ; χηύΐ dat het waaifchij'ne-
lijk op een verdrag zal uitloopen, om nooit een
yan beiden, te lidDbcn^,- . , . .
Geen man, zeide hij, wiens middelet) en
verwantfcliap zo aanzicniijl>; ^zijn, had, ooit zo wei-
nig gunil van eene JuiFer, om welker wille hij zo
veel verdragen had.
Ik zeide hem. mijn gevoelen zo vrij , als ik
gewend ben : Rlaar wie had ooit fchuld, als hij
zelve over zig oordeelt ? Hij klaagde , dat men
.verfpicders uitzond naar zijn gedrag, en om zijn
leeven en zeden te doorfnuiFelen , en dat dit ge-
fchiedde door uwen Broeder en Oomen.
Ik ) zeide hein , dat dit zeer hard voor hem
was; en te meer, dewijl miiTchien zijn Leeven
nog Zeden een onpartijclig onderzoek zouden
kunnen uitil-aen.
Hij glimlachte , en noemde zig mijn die-
naar, — De gelegenheid was te fchoon , zeide
hij, voor Juffer Howe, die mij nooit Ipaarde, om
ze v^oorbij te laaten gaen. — Maar, onze lieveii
Heer helpe de armhartige zielen der Harlowes!
Zou ik het ^ wel gelooven ? zij waaren 'er op uit
om liilige aanllagen tegen hem te fmeeden. Zij
zouden beil doen met maar zorge te draagen, dat
hij . hen met hunne eigene munt niet betaalde.
Hunne harten waaren beter tot. zulk<^ bedrijven
gefatzoeneerddan hunne
Ik vraagde hem, of hij 'er groots op was,
dat zijne herfens beter dan de hunne gefatzoeneerd
vfaaren tot zulke bedrijven^ gelijk hij ze noem-
de? , ■ .i .. ^· ^
, Hij hield;af: En weidde daarop\uit in de
hoog-
» I (
Iii.·. ' ι
i
. , -lin
Jltfir, CLARISSA HARJLOWE. iii
ïioogile betuigingen vaii eerbied en geiiegenheiil
jegens u.
, Daar het voorwerp zo verdienilelijk is, wie
kan daar aan de, opregtlieid zijner betuigingen
twiJiïelenV , ^ ,
Adieu mijne waardije, mijne edele vi'iendin!
-- Ik ben meer met' liefde en verwonderinge
omtrent u ingenomen , wegens het'edelmoedig
flot van uwen laatilen, dan ik kan uitdrukken-
; , ■ 5' · - ■ ■ -f ·
Schoon ik deezen Brief met^ongefchikte jokkernij
bègon, weetende dat gij gaarn toegeevendheid
gebruikt omtrent mijne malle kuuren, nooit egter
was 'or een hart,' dat meer van vriendlijke liefde
blaakte, dan dat van ' ' ''
Anna HowäJ
'.■■·. · .. I .
fi
1.·
' Μ
■ ■■ iv
^ufer Clarissa .Harlöwe , aan
. i. Howe.
lügen«
. ■ :
Ik vatte nu mijne pen weder bp, om de be-
weegredenen voor u open te leggen, door welke
mijne vrienden gedreeyen worden, om het aan-
zoek van deezen Hr. Solmes zp eriiftig te beffuii-
j
■r
^ f
!h
ia
/ ïl:
. .H
■ κ
t
y i'
" f
-ocr page 166-Om dit ftiik in een klaar ligt te ftelicn, is het
ïioodig een weinig te rug te treeden, en zelf
iniirehien eenige dingen te melden, welke gij
reeds weet: En dus moogt gij het geen ik nu
gae vei'haalen, als een zoort van fupplement aan-
zien op mijne Brieven van den 15 en 20 van Janu-
arius laatftieeden. (a)
In die Brieven, van welker inhoud ik aante-
keninge gehouden hebbe, gaf ik u een berigt van
mijns Broeders en Zuilers partijdigheid tegen den
Hr. Lovelace; en de wegen die zij infloegen, (zo
verre die toen tot mijne kennis gekoomen waaren)
"om hem in het denkbeeld van mijne andere vrien-
den den doodilcek te geeven: En ik gaf u te ken-
nen , dat zij na een zeer koel, hoewel niet regt-
ilreekä hoonende gedrag jegens hem, alle (b) op
een fprong heftiger wierden, en tot perfoonlijke
fmaadheden voorriloegen; welke ten laatilen het
ongelukkig gevegt tuiïchen mijn Broeder en hem
te wege bragcen.
- ]
!
ί: ι
ίί '
' ί
'J
dat uit het laatile ge-
Nu moet gij weeten,
fprek tuiTchen mijne Moeij en mij gehouden, het
iiitkoomt, dat Aqcy.q jchkUjke heftigheid van den
kant van mijnen Broeder en Zufter, aan Herker
redenen te wijten was, dan de reeds in het Colle-
gie begonnene partijdigheid ten zijnen, of aan
met kleinagtinge verwaarloosde Liefde ten haaren
opzigte; te weeten, aan eene vreeze, dat mijne
Oomen voorhadden het voorbeeld van mijnen
Grootvader ter mijner begunffiginge te volgen,
ten minften, in grooter maate, dan zij wel
wenfchten, Eene vreeze, die, naar 't fchijnt.
*
Ι;·· \
1
I
,,λ-α,
" .1
ge«
(a) IV, en y. Brief, (b) Zie Brkf ΙΥ. bl. 33.
' . Λ.
Jufper CLARISSA HARLOWE. Fij
Tl
\
gegmnd was op een gefprek tuiTchen mijne twee
Oomen, en mijn Broeder en Zufter; 't welk mij-
ne Moeij mij in vertrouwen mededeelde , als een
reden om mij over te haaien , dat ik de nobeh
Huwelijks-voorwaarden van den Hr. Solmes aan-
name: aandringende, dat zulk eene regttïjdige in-
williginge mijns Broeders en Zuilers oogmerken
zou verijdelen, en mij voor altoos in de Liefde
van mijnen Vader ën Oomen beveiligen.
Ik zal u het zaakelijke van dit medegedeeld
gefprek geeven, na dat ik eene korte aanmerkin-
ge of] twee bij wijze van inleidinge daartoe ge-
maakt hebbe: welke ik trouwens bij'u naaulijks
behoeve te maaken , die ons alle zo wel kent,
vereifchte de aaneenfchakelinge of draad der gc-
fchiedenis het niet.
Ik hebbe meer dan eens aan u gemeld van
het geliefkoosd oogmerk, 't welk zommige van ons
lang gehad hebben, om eene familie op te reg-
ten^ gelijk men het noemt: Een blaam, gelijk ik
dikwijls gedagt hebbe, op onze eigene; welke
het nog aan aanzien nog aan oudheid mangelt,
van beide kanten: Van mijns Moeders bijzonder-
lijk. -- Een oogmerk, dat niet dan al te veef
fchijnt gekoefterd te worden van familien, die
groote fchatten hebbende, zonder Rang en Titel?
niet vergenoegd kunnen zijn.
Mijne Oomen hadden voonnaals dit oogmerk
uitgeftrekt tot ieder van ons drie kinderen; voor
reden geevende, dat alzo zij zelve niet voorhad-
den om te trouwen, elk van ons zulk een goed
erfdeel kon krijgen, en zo voordeelig worden uit-
gehuwelijkt , dat onze nakoomelingfchap, zo niet
'i-
1
IJ
ïi·
» * · . -
'i"
.1
ί'
f
1/1 Vi
114" - DE HiSTORIE VAN
wij zelve , mogelijk eene eerfte figuur in ons ländl
konden maaken. -r-τ— Terwijl mijn Broeder, als
,de eenige Zoon, dagt dat de twee· meiden heel
.wel voorzien konden worden met Tien of Vyftien
duizend ponden ieder: En dat alle de vafte Goe-
deren in de familie, te weeten, die van mijn
Grootvader, Vader, en twee Oomen, en het o-
verfdiot van elks loiTe Goederen, te gelijk met
het geen hij van zijne Gemoeder had te verwag-
ten, zulk een aanzienlijken rijkdom zouden uit-
maaken, en hem zo veel vermogen bijzetten, dat.
hij met regt mögt hoopen om eens Pair van't Rijk
te worden. Nies§ minder kon zijne eerzugt vol-
doen. ^'
Met dit inzigt, was het al vroeg, dat hij zig·^
zclven vcrvvaandlijk aanftelde; „ Dat zijn Groot-
„ vader en Oomen zijne Rentmeeilers waaren:
„ D.at niemand het ooit beter had: Dat Dogters
maar beiaftingen en rabatten op eene familie
waaren: " En deeze laage en gemeene uitdruk-
kinge kwam hem dikwijls in den mond, en wierd
altoos voortgebragt met eene zelfs-vergenoeginge ^
die men onderilellen mag dat eene ingebeelde ge-
lukkige gedagte den fpreeker geeven kan; te wee-
ten, „Dat een man die Zoonen heeft, Kuikens
„ opbrengt voor zijn eigen tafel (hoewel ik
eens zijne gelijkenis bij hem deed mankgaen, met
hem te vraagen, Of den zoonen, onj die goed te
maaken, ook de hals moeil: omgedraaid worden
„ terwijl Dogters kuikens zijn, die men voor an-
„ dermans Tafels opbrengt." Dit gepaai-d mee
eene even zeer befehaafde aanmerkinge, ,, Dac
„ men, om de luiden te beweegen, dat zij ons
van
i ■ ^
I
77
"»7
J
Jufper CLARISSA HARLOWE. itt
van dezelve ontlaften, een gedeelte van hec ca-
picaal der familie bij verdrag aan hen moet af-
ilaen > " plegte mijne Zufter alle geduld"te doen
verliezen: En fchoon zij nu fchijne te denken·,
dat eene jonger Zuiter alleen eene belaftinge zijn
kan, floeg zij toen dikwijls aan mij voor, om met
eikanderen ten onzen eigenen voordeele partij te
maaken tegen mijns Broeders roofgierige inzit-
ten ^ gelijk zij ze plegt te noemen: Terwijl ik 'er
voor was om de vrijheeden, welke hij van dee-
zen aart nam, aan te merken als het uitwerkzel
van eene voorbijgaende kortswijligheid; welke ik
in een jong man , van natuure niet goedaartig,
gaarn zag; of als een zwak, 't welk brfpot en>
niet anders verdiende in agt genomen te wor-
den.
Maar wanneer mijns Grootvaders Teilament'
fvan welks inhoud ten mijnen voordeele ik, voor
dat het geopend wierd, zo onkundig was als zij)
een tak van mijns Broeders verwagtinge had af·'"
gefnoeid, was hij ten uiterften op mij misnoegd.
Niemand trouwens was 'er mede in zijn fchik
Avant fchoon iedereen mij lief had, daar ik egter
het jongftel kind was, dagten Vader , Oomen ,
Broeder, Zufter, alle zig ten agterengefteld, ten^
opzigt van regt en magt: (wie heeft geen zin in
magt?) En mijn Vader zelve kon niet veelen, dac
ik, om zo te fpreeken, op mijzelve gefield en'·
onafhangelijk gemaakt wierd; want zodanig maak-"·
te mij het Teilament, (tegen alle reden, zo zij^
alle zeiden) ten aanzien van dat Goed, en de magt
die het mij gaf.
Om derhalven ieders wangunfl: te gemoet te'
Η i koo-
1
koomen, droeg ik aan mijneii Vader de beilierin·»
ge op, gelijk gij weet, niet alleen van het vail
Goed, maar ook van het geld aan mij gemaakt;
('t welk de helft was van 't geen mijn Grootva-
der, als hij ftieif, bij kas had; de andere helft
aan mijne Zuiler gemaakt zijnde;) mij vergenoe^
gende met van zijne goedheid te ontvangen, 'c
welk hem beliefde mij te vergunnen,! zonder de
minile vergrootinge van mijn jaargeld te begee-
ren. En daarmede hoopte ik alle afgunft in flaap
gebragt te hebben: Dog mijn Broeder en Zuiler,
Qaloers, gelijk nu klaarlijk ι blijkt, over de gunft
yan mijne twee Oomen te mijwanrds; en over het
g-enoegen, 't welk ik mijnen Vaderen hun door
deeze daad van eerbiedigheid gegeven had) dee-
den mij nog al nu en dan, bij gelegenheid, in 't
verholen kwaade dieniten: Waarop ik te minder
agt gaf, als ik ze te weeten kwam, alzo ik dagt
de oorzaak hunner benijdinge uit den weg geruimd
te hebben, en ik fchoof alles van dien aart op
grilligen moedwil, waarvoor zij beiden taamelijk
wel bekend ilaen.
Daarop viel mijnen Broeder zijne erve nis ten
deel. Dit maakte ons allen zeer gelukkig; en hij
vertrok om daarvan bezit te neemen: sEn zijne ιaf-
weezigheid (en wel om eene zo goede reden)
maakte ons nog gelukkiger. Daarop yolgde Lord
M.'s voorilag om mijne Zufter: Eni dit was een
toevoegzei van geluk voor dien tijd. Ik hébbe u
verteld, in hoe uitileekenden goeden luim het mij-
ne Zuiler bragt.
Gij weet, hoe dat afliep: Gij weet, wat 'er
in de plaatze kwam.
Mijn
. ts
.r-r^-ü
___-
-ocr page 171-Mijn Broeder kwam daarop t'huis; en wij
raakten alle weder in de war: En Bella, gelijk ik
in mijne bovengemelde Brieven aanmerkte, vond
gelegenheid om zigzelve de eere te geeven van
denHr. Lovelace, uit hoofde van zijne ilegce ze-
den , die hem te lail gelegd wierden, te hebben
afgeflagen. Dit deed mijn Broeder en Zuiler de
handen in een ilaen. Zij lagen 'er op toe om bij
alle gelegenheden ten nadeele van den Hr. Love-
lace te fpreeken, en ook van zijne familie: (eena
familie, die niets dan agtinge verdient) en dit gaf
oorzaak aan het gefprek, waartoe ik u opleide,
tuiïchen mijne Oomen en hen: Van welk ik 11 de
bijzonderheden koome te geeven; na te hebben
aangemerkt, dat het voomel voor het gc/egt, en
ftraks na dat het onderzoek, 't welk men op des
Hren. Lovelaces zaaken gedaen had, beter was
uitgekoomen, dan mijn Broeder en Zuiler hoop-
ten. (ώ?)
Zij voeren bitterlijk tegen hem uit, naar
hunnen gewoonen trant, hunne finaadredenen
met eenige nieuwe vertelzelen ten zijnen nadeele
ftaavende; wanneer mijn Oom An toni], na dac
hij hen met geduld had uitgehoord , verklaai'de,
Dat naar zijne gedagten de heer zig als een
braaf heer gedroeg; zijne Nigt Klaartje met
voorzigtigheid; en dat men geen honorabeler
, verwan tfchap, zo als hij hen dihj:V]h bad ge·
zegd^ voor de familie kon wenichen: Nade-
maal de Ilr. Lovelace van vaderlijk Eifgoed
zeer wel bedeeld was; en dat, volgens het ge-
tuigenis van een partij, geheel vrij van fchul-
- ' Η 5 - - den»
9?
57
57
57
5?
5?
tl „ den. En het bleek niet, dat hij zo ilegt een
I „ man was, dan men hem verbeeld had: Wel
„ wild; maar het was in eenen liigtigen tijd des
^ „ leevens: Hij was een man van veriland; En
„ hij hield zig verzekerd, dat zijne Nigt hem niet
„ zou willen hebben, indien zij geen goede reden
„ had om te denken, dat hij hervormd was, of
„ dat 'er waarfchijnelijkheid voor haar waare om
„ hem door haar voorbeeld te kunnen hervor-
„ men.
Mijn Oom gaf toen- een voorbeeld, zo als
mijne Moeij mij vertelde, van eene blijk van edel-
moedigheid in des -Hren, Lovelaces geeft, welke
hem overtuigde, dat hij van inatuure geen kwaad
man was; en dat zijn inborft, gelijk het hem be-
liefde te zeggen, naar den mijnen geleek: Het
welk was, Dat als hij (mijn Oom) hem had voor-
gefteld, dat hij, zo het hem beliefde, 's jaars drie
of vier honderd pond meer uit zijn vaderlijk Goed
zou kunnen maaken, dan hij deed; hij ten ant-
woord gaf, „ Dat zijne boeren hun huur wel be-
„ taalden: Dat het een zetregel bij zijne familie
„ was, van welken hij geenzins wilde afwijken,
„ Oude huui-flieden of hunne nakoomelingen nooit
„ het vel over den nek te haaien; en dat het voor
„ hem een pleizier was te zien, dat alle zijne
„ huurflieden 'er vet, glad, enwelvergenoegduit-
9, zagen.
ik had hem inderdaad iets diergelijks bij zeke-
re gelegenheid eens hooren zeggen; en dagt, dat
hij nooit 'er zo. wel uitzag dan pp dien tijd; --r·
I
1
behalven eens; en dat was in eene gelegenheid,
hem door het volgende geval gegeven.
"-r'ic
s
-ocr page 173-s?»
Juffer GLARISSA HARLO^VE. ïi^t
Een ongclulddg huursman van mijn»Oöm
Antonij kwam bij mijn Oom om uitilel verzoeken,
in 't bijweezen van den Hr. Lovelace. Wanneer
hij vmgdoos was heen gegaen, pieitede de Hf.
Lovelace zo wel voor hem., dat de man wedei?
binnen geroepen, en hem zijn verzoek wierd toe-
geilaen. En de Hr. Lovelace volgde hem iliilet-
jes naar buiten, en gaf hem twee guinies, orn
hem voor tegenwoordig te kunnen redden; wanc
de man had verklaard, dat hij op dien tijd geen
vijf fchellingen in de wereld had.
Bij deeze gelegenheid vertelde hij mijn Oom^
(dog zonder eenigen fchijn van ijdelen roem) Dat
hij eens gemerkt had, dat een oud huursman met
zijn wijf in een zeer fiegt gewaad te .Kerk waa-
ren; en als hij hen den volgenden dag daarover
ondervraagde, alzo hij wifl: dat zij op hunne hoe-
ve niet bezwaarelijk behoefden te beftaen; zeide
de man, Dat hij eenige heelrdwaaze dingen met
een goed oogmerk gedaen#had, welke hem had
den ten agteren gebragt, en dat hij zijn huur niet
had kunnen betaalen, zoude hij beter voor de»-
dag koomen. Hij vraagde hem, hoe langen tijd
hij zou van nooden hebben om den dwaazen ihp ^
dien hij bekende gedaen te hebben, weder in te
haaien. Hij zeide, MiiTchien twee of drie jaaren.
Wel nu, zeide hij, dan zal ik u voor zeven jaa-
ren 's jaars vijf pond afilag geeven, mids dat gij
die aan uw wijf en u zeiven te kofte legt, op dat
gij 's Zondags als MTNE huurßiedm moogt
voor den dag koomen. Ontvatig dit ondertuiTchen,
(zijne hand in zijn zak fteekende, en hem vijf gui-
jiies geevende) om uvoor tegenwoordig ordcntlijk
Η 4 ia
-ocr page 174-mm
m
■S"
in den dos te fteeken ; en laate ik u aanftaenden
Zondag, hand aan hand, gelijk een eerelijk en
liefhebbend paar, te Kerk zien; en ik bedinge
u om vervolgens met mij het middagmaal te hou-
den.
Schoon dit, als ik het hoorde, mij behaagde,
ais eene blijk van edelmoedigheid en voorzigtig-
heid tevens geevende, terwijl daardoor (gelijk
mijn Oom aanmerkte) de jaarlijkfche opbreng der
hoeve niet verminderd wierd, nogthans, mijn lief,
had ik daarbij geen kloppingen, geen gloeijingen !
•-op w<7ör^,ik had'ergeen. Niettemin
bekenne ik voor u, dat ik niet kon nalaaten, ter
dier gelegenheid bij mij zelve te zeggen, „ Zo
„ het ooit mijn lot Hond te zijn, deezen man te
5, hebben, dat hij mij niet zoude verhinderen die
„ maatregels op te volgen, in welke ik zo veel
5, vermaak fcheppe " -- Met een „ Jammer,
5, dat zulk een man niet over het geheel eenpaarig
,, goed waare! "
Vergeef mij deeze uitweidinge.
Mijn Oom ging voort (gelijk mijne Moeij mij
vertelde),. Dat, behalven zijn Vaderlijk goed, hij
de onmiddelijke Erfgenaam van zeer aanzienlij-
ke fchatten was: Dat wanneer hij in onderhan-
5, delinge was om zijne Nigt Arabella, Lord Μ.
hem (mijnen Oom) te kennen gaf, \wat groote
dingen hij en zijne twee Half- zuilers voorhad-
den 'voor hem te doen, ten einde hem in ilaat
te Hellen tot het voeren van den Titel, welke
5, bij den dood van zijn Lordfchap ftond uit te
fterven, en welken zij hoopten voor hem te
^ bezorgen, pf een no^ hooger y dien van den Va-
der
ί
tv
fr<
95
">9
IJ
wm
„ïi
m
tÉS^
i
Juffer CLARISSA HARLOWE. 121
der dier Lady's, welke bij mangel van manlij-'
ke erven voor eenigen tijd was' uitgeftofven:
Dat het met dit inzigt was, dat alle zijneNabe-
llaenden met zo veel ernil op zijn trouwen ge-
field waaren: Dat gelijk hij nier zag, waar de
Hr. Lovelace zig zou kunnen verbeteren; hij zo
„ ook waarlijk dagt, dat 'er in hunne eigene fami-
lie rijkdom genoeg was om drie aanzienlijke te
ftigten. Dat hij derhalven zeggen moeil:, naar
„ deeze verbintenis dies te meer begeerig te zijn,
doordien 'er groote waarfchijnelijkheid was "y
niet alleen van wegens de afkoomil van den Hr.
Lovelace, maar ook van wegens zijne goede-
ren , dat zijne Nigt ClariiTa ten eenigen tijde-
wel eens Paires van Groot-Brittannien mögt
v/orden: - En op dat vooruitzigt [Hier
ji
55
59
99
99
99
57
99
99
99
95
9»
59
99
99
99
99
99"
trof de hartknellende ßag] zoude hij het, voor
zijn part, niet kwaad agten zodanige dlfpoßtien
te maaken, welke tot het beter ophouden van die
waardigheid mogten dienen, ^
Mijn Oom' Harlowe, 'wel verre , zo hec
' fchijnt, van 't geen zijn Broeder gezegd had af te
keuren, verklaarde,, Dat 'er maar eene tegen-
werpinge was tegen* eene verwantfchap met den
Hr. Lovelace; te weeten, zijne kwaade zeden:
Bijzonderlijk, daar zo veel voor Juffer Arabella,- en
voor mijnen Broeder ook, gedaen kon worden-
van mijn Vader; en daar mijn Broeder reeds in
het daadlijk bezit was van een aanzienlijk Goed
uit kragte van de Donatie en het Teilament'
van zijne Gemoeder Loveli. - ·
Had ik dit voorheen geweeten, ik zoude mij,
te minder verwonderd hebben over veele dingen
waarvan ik geen reden konde vinden, in het ge-
drag van mijn Broeder en Zufter te mijwaards; en
meer op mijne hoede geweeil zijn, dan ik mij ver-
beeldde dat noodig v^ras.
Gij kimt ligtlijk giffen, hoe zeer mijn Broeder
€p dien tijd van dit geiprek was aangedaen. Hij
kon niet> weet gij, dan zeer misnoegd zijn, iiws
van zijne Rentmeeßers dusdamge taaie in zijn
aangezigt te hooren voeren.
Hij had al van vroege tijden,, door zijn hefti-
gen aart, zig bij de geheele familie doen vreezen
en vleijen. Mijn Vader zelve ^ gelijk ik onlange
gemeld hebbe, gaf hem dikwijls (lang voor dar mijns
Broeders aangeilorven fchaiten hem nog meer
zigzelven hadden doen aanmaatigen) den ritimea
teugel als eenen eenigen Zoon , die den naam
moeil opbouwen, en de eere daarvan vergrooten.
Weinig aanleidinge had derhalven mijn Broeder
om een inboi-ft te verbeteren, welke hem bi] ie-^
dereen zo veel ontzag verwekte.
„ Zie, Zuiter Bella, „ zeidehij, niet eene
©nbetaamelijke drift in 't bijzijn mijner Oomen ^ ·
ter geleg<?nheid door mij gemeld-„ Zie hoe
jhet gaet! -- Gij en ik moeten oppaiTeni -
.Deeze kleine Sireen heeft grooten kans om ons
beide te ont-Qomen zo wel > als te ont-grmtmds"
ren. ι
fVan deezen tijd af, Cg^lijk ik, mijne gaiag-
len daarover te rug laatende gaen, het nti duidelijk
vinde) gedroegen mijn Broeder en Zuiler zlg je-
gens mij, als eene die hun in den weg iiond ; ea
jegens eikanderen, als maar een belang hebben-
de: En hadden dcrhalveïi vaiiilk bdlootiiB^ slfe
■ . . ' liÖli-.
ί ί
β
•ν
Juffer CLARISSA HARLOWE. tïf - f
hunne kragcen in te fpannen om te beletten, dac
'er eene verbintenis wierd uitgewerkt, welke zij
geloofden dat hen waaifchijnelijk, veipiigten zou-
de, om hunne uitzigten binnen enger paaien te
befluiten. ^'
En hoe was dit te doen, na zulk eene ver-
klaaringe van beide mijne Oomen?
Mijn Broeder vond den weg daartoe uit. Mij-
ne Zuiler (gelijk ik gezegd hebbe) ging met hem
hand aan hand. Door hun toedoen wierd de ee-
nigheid der familie gefcheurd, en ieder een met
misnoegen vervuld, De Hr. Lovelace wierd van
allen iteeds koeler en koeler ontvaiigen: Maar hij
door geen blijken van kleinagtinge alleen zijnde
over ftuur te zetten, zo volgden 'er perfoonlijke
Aifronten; daarna Uitdaagingen; en toen het Ge-
vegt: Dit, gelijk gij gehoord hebt, deed de zaak
af: En nu, indien ik hun niet te wille ben, zal
mijns Grootvaders Goed mij betwiil worden; en
Ik, die nooit bedoelde om voordeel te trekken uin
de onaf bangelijkheid, waarin ik bij uiteriten wil-
le gefteld was, zal zo af bangelijk moeten zijn·
fuan mijns Vaders wU^ als eene Dogter behoort
te zijn^ die niet voeet wat voor haarzelve goed
is» Deeze is nu de taal der familie.
Maar indien ik mij wil laaten overreeden, hoe
gelukkig (gelijk zij het uitleggen) zullen wij dan
alle zijn! --Zulke gefchenken ftae ik te krij-
gen, zulke juweelen , en ik kan niet zeggen wat al,
van elkeen uit de familie! Daarenboven zijn de
goederen van den Hr. Solmes zo groot, en zijne
voorflagen zo zeer voordeelig. (geen Nabeftaende;,
pp^ welken hij eenige agt geeft) dat 'er overvloe-
dige
dige gelegenheid zal zijn om mijne op dezelve te
doen aanwaiTen, al kwamen de hooge gunftbewij-
zen, welke mijne eigene bloedverwanten jegens
mij voorhebben, geheel niet in aanmerkingc.
Wijders heeft men met dit inzigt uitgedagt, dat ik
hoedanigheden hebbe, welke van zelve de Hu-
welijks-voorwaarden, die de Hr. Solmes ilaet te
tekenen, volkoomen kunnen op weegen; en hem
nog aan mij veipligt laaten voor mijne toeftem-
minge. Hij dénkt zelve zo, zegt men mij ——
Een zo zeer armhartig fchepzel is hij, zelf in zij*
me eigene oogen, zo wel als in de hunne-,^
Deeze wenfchelijke oogmerken beantwoord
zijnde, hoe rijk, hoe aanzienlijk zullen wij alle
drie zijn! En ik-onder welke verbinteniileri
zal ik hen allen leggen! -— En dat alleen door
eene daad van fchuldpligtige gehoorzaamheid te
betragten, die zo met mijn charaóler, en manier
van denken overeenkoomt; zo ik inderdaad die
edelmoedige zo wel als pligtmaatige deern ben,
■welke ik hen tot hiertoe hebbe doen gelooven dac
ik waare»
Dit is de fchoonfte kant, die mijnen Vader
en Oomen wordt toegekeerd, om hen in 'c net te
krijgen: Maar ik vreeze, dat mijns Broeders en
:Zutters oogmerk is, om het kofte wat het wil,
mijn geheel bederf bij dezelve te berokkenen·.
Waare het anders, zouden zij dan bij mijne t'huis
Icoomft van u niet eer gezogt hebben, mij door
minzaamheid dan door fchrik te brengen tot die
maatregels, waarop hunne harten zo zeer gefteld
zijn om m door te drijven ? eene handelwijze ^
I i,-.. - t. " " wel
fi I
Jl >
'f 'Ü
Ij ί
Ί
'Ί1 -
ί tl'
''h
ί ί
ι
Η
i
1
■k
ί \ ·;
-ocr page 179-Juffer CLARISSA HARLOWE. tïf - f
welke zij zederc den geheclen tijd door gevolgd
kebben.
OndertuiTchen is 'er aan alle de dienilboodeti
ordre gegeven, om liec hoogil refpeit aan den Hr.
Solmes te betoonen; de edelmoedige Hr. Solmes,
is nu zijn charafter bij eenige van onze familie I
Maar is deeze ordre niet eene ftilzwijgende belij-
denis, dat naar hunne gedagten zijne eigene ver-
diende hem geen refpeél bezorgen zal ? Hij wordt
diesvolgens in ieder bezoek, 't welk hij koomt
doen, niet alleen van de voornaamiten van onze
familie grootlijks gevleid, maar ook de knegteti
paiTen hem op met älle onderdaanigheid, en bui-
gen zig voor hem tot den grond toe. -En de
liobele Huwelijks voorwaarden weergalmen uic
eiken mond.
Nobel is het woord, *t welk men gebruikt,
om de aanbiedingen van eenen man kragt bij te
zetten, die laag genoeg is, om zijne eigene fami«·
lie openlijk te haaten, en boos genoeg om voor-
bedagtlijk dezelve van hunne regtmaatige verwag-
'tingen te herooven^ (terwijl iedereen in dezelve
zijne gunil maar al te zeer van noodenjheeft) teii
einde dat hij alles, wat hij in de wereld heeft, aan
mij verpande; en zo ik zonder kinderen ilerve,
en hij geen kinderen uit een ander Huwelijk heb-
be, aan eene familie, die reeds overvloed heeft,]
Zodanig zijn zijne voorflagen.
Dog al waare 'er geen andere reden, om mi]
te beweegen den fchielijk van niets opgekoomeii
man te veragten, is deeze onregtvaardigheid je- -
gens zijne familie alleen niet genoeg? -- Den
Jchielijk 'vaa niets opgekgomen man y. ïQ^gQ ik-
no^
■
'L
n6
nóg eétts; want door geboorte kwam hij nier aan
de onnoemelijke fchatten, welke hij bezit: fchat-
ttn^ van den een en vrek aan den anderen nagelaa-
Ï€n', met benadeelinge van den naaften erfge-
naam ,'gom dat die ander ook een vrek is. En
zoude ik niet alzo zeer tebefchuldigenzijn, dunkt
n', met zulke j ofiregtvaardige voomaarden ααπ
te neemen^ als hij met dezelve aan te bieden ^ in-
dien ik mij zelve konde overreeden om daarin deel·
te neemen, of^de verwagtinge van dezelve na zij-
nen dood re be2itten eenigen invloed liet hebben
op mijne keuze ?
Het kwelt mij inderdaad niet weinig, dat
mijne Vrienden lox" hegunßiginge van zodanige
aanbiedingen gebragt konden worden door zoda-
nige beweegredenen, met welke ik denke dat een
mcnrch van confcientie geen koftwinninge zoude
durven onderneemen.
Maar dit, ichijnt het, is de cenige weg,
welken men kan inflaen, om den Hr. Lovelace te
doen misloopen; cn tevens om alles te beant-
woorden, wat mijne Bloedverwanten voor elk '
van ons te wenfchen hebben. En zekerlijk zal·
ik mij tegen zulken aanwas der familie niet aanilel-
ien, als uit het trouwen met den Hr. Solmes kan
gebeuren: Nademaal men nu eene mögdijkheid
ontdekt heeft (welke zulk een@ fchraapagtige geeft:
als die van mijn Broeder ligtlijk tot eene waar-
fchijnelijkheid kan hervormen) dat mijns Grootva-
ders Goed tot dezelve zal wederkecren, met des-
mans eigen, dat nog veel aanzienlijker is. Voor-
beelden van aangeftorven goederen, in gevallen
VQor welkeer jvecl meer onwaarfchijnelijkheid was,
^ dan
u '
■Cl ■ :
'■■» ■■ 1 » ■
ä''
Η
f
■^ni?,'"'■'τ·'
-ocr page 181-dan in dit, brengt men bij; en mijne Zufter zegt,
met een oud verfleeten fpreekwoord. Het is goeA
aan een Capitaal -uermaagfcbapt te zijn.
Terwijl Solmes, buiten twijfFel in zigzelvca
lächende om eene zo verre afgelegen hoope, door
aanbiedingen alleen, hen geheel in zijne belan-
gen overhaalt; en niet twijffelt dat Goed aan zij«
eigen te hegten, waarom men mij benijdt; *t
welk om deszelvs welvoegelijke gelegenheid tus-
fchen twee van de zijne, voor hem'zo het fchijnt,
wel tweemaal zo veel zal waardig zijn, als voor.
iemand anders; en derlialven, gelijk ik niet twijf-
fele, eene fterker beweegreden bij hem is, dan
de Vrouw.
Deeze, mijne waarde, fchijnen de voornaa-
me beweegredenen te zijn, waarom mijne Nabe-
ilaenden de vrijerij van deezen man zo geweldig
ler harte neemeu en drijven. En hier moet ik
wederom mijn beklag doen over het familie-ge-
brek , 't welk die bew^eegreden zodanig eene kragt
bijzet, welke het bezwaarelijk zal zijn te weder-
ftaen.
En dus verre , de zaaken ten aanzien van
den Hr. Solmes en mij mogen dan afloopen zo zij
willen , heeft mijn Broeder in zijne oogmerken
geflaagd: dat is te zeggen, hij heeft, in de eerile
plaatze, mijn VADER zo verre gekreegen, dat
hij het iluk als zijn eigen opneemt, en op mijne
toeilemminge dringt als eene daad van fchuldplig-
tige onderweφinge.
Mijne MOEDER heeft nooit kunnen goed-
vinden mijns Vaders wil te wederilaen, als hij
eetis zijn vall bepaald befluit verklaard heeft.
■■ Λ
i,
i
I
^ 'f
i -
-ocr page 182-Mijne OOMEN, ftijve,. onbuigzaame, ou-
de Vrijers, met verlof dat ik het zegge welken
het zeer vooripoedig in de wereld gegaen is
(fchoon over 't geheel zeer braave lieden) hebben
al zo hooge denkbeelden van de fehiildpligtige on-
derwerpinge van een Kind , als van de gehoor-
zaamheid eener Vrouwe; in welker laafße de
zagtzinnigheid van mijne Moeder hen beveiligd,
cn hun te grooter reden gegeven heeft om de^^r-
fle te verwagten.
Mijne Moeij HERVEY (niet heel zeer ge^
lukkig in haaren eigenen Egt, en miifehien onder
cenige kleine verpligtinge, leggende) is overge-
haald, en verkieil niet haare lippen ten mijnen,
yoordeele te openen, tegen den wil van eenen
Vader en Oomen, die zo vail eene bepaalinge ge-
maakt hebben.
Deeze gedweeheid in mijne Moeder en in
mijne Moeij, in een iluk tegen haar eerftgegeven
oordeel zo aanloopende, is maar een al -te krag-
tig bewijs, dat mijn Vader volftrektlijk zijn befluic
genomen heeft.
Hunne behandelinge van mijne waardige Juf-
frouw NORTON is ^daarvan eene droevige be-
veftiginge: Eene Vrouw, welke wegens haare
wijsheid alle agtinge verdient; en elk een is van ■
die gedagte; dog welke niet vemiogeiide genoeg
zijnde om van behoorelijk gewigt te zijn in een
ftuk, waartegen zij haar gevoelen geuit heeft , en
op welks doorzettinge zij geileld fehijnen, ver-
hinderd wordt van ons hier te bezoeken, en zelf
van brieven met mij te wiifelen, gelijk ik nogdee-
zen dag oiiderrigt ben. ■
i
V Η
ri
i
< <
f
>
itf/i
U
,2 ί
. Sil·
,\t'·
iiS
k
S-
____
-^..w-^ß^···· -
Haat tegen Lovelace, grootmaakinge van de
familie, en decze voornaame beweegreden, V
der lijk gezag! --- Welk eene kragt'mag men
niet denken, dat zij te zamen vereenigd hebben,
daar elk opzigzelve aangemerkt genoegzaam is
om alles voor zig weg te drijven.
Deeze -is de vcrfchrikkelijke vercooninge ,
welke het aanzoek van deezen mishaagelijken man
thans maakt.
Mijn BROEDER en mijne ZUSTER
zegepraalen ; - Zij hebben mij te onder ge-
hragty gelijk Hanna hen onverhoeds zig hoorde
beroemen. En zo hebben zij; (egter will ik
nooit, dat ik trotslijk mijn hoofd naar hoven.
ftak;) want nu zal mijn Broeder mij of onder ee-
ne verpligtinge brengen om tot mijn eigen onge-
luk hun te wille te zijn, en dus mij tot een werk-
tuig maaken van zijne wraak tegen Lovelace; of,
zo ik het weigere, zal hij mij in ongunil ftortea
bij mijne geheele familie.
Wie zou zig verwonderen over de liftigé
ftreeken en ~ven'aderlijke aanllagen, welke onder-
mijnende Hovelingen tegen eikanderen in hec
werk ftellen, daar eene bijzondere familie, irt
welke maar drie zijn, die het mogelijk is dat ftrij-
dige belangen kunnen hebben,. en eene derzelver
(gelijk zij zig vermeet te denken) boven zulke laa-
ge beweegredenen gefteld is, daarvan niet bevrijd
kan zijn.
Waarover ik mij thans meefi: bekreune, is
de ruft van mijns Moeders gemoed! Hoe kan dog
de Man van zulk eene Vrouw (een goed man ook!
De MlStORIE vA?j
- Maar o! dat voorregt der mannen!) tó
ßijf gezet, zo onoverreedhaar zijn ^ jegens eenc,
welke middelen in de familie gebragc heeft, waar-
van zij de waardij zo wel kennen, dat zij mijns be-
dunkens haar om der zeker wille te meer waar-
deeren moeilen.
Zij hebben wel agtingc voor haai': Maar,
het fmert mij, dat ik het moet zeggen ^ zij heelt
die agtingc verlcreegen door haare infchikkelijk-
heid: i ieeft egter verdienile, om vvelke men haar
eerbied behoort toe te draagen, voorzigtigheid,
waardig dat men in alles zig naar dezelve fehik-
ke.
Dog waarheen holt mijne pen ? Hoe durft
cene ftoute kleuter deeze vrijheden necmen om-
trent Nabeilaenden, die zo agtbaar zijn, en die
zij hooglijk agt? Welk eene ongelukkige geilelte-
nis is het, die ha-ar verpligt, als 't waare tot haa-
re eigene verdeedigingc , der zeiver' feilen bloot
te leggen'?
^Dog gij, die weet hoe veel liefde en eerbied
ik voor inijne Moeder hebbe, moogt oordeelen
hoe moeijelijk het mij valle, dat ik genoodzaakt
ben een ontwerp tegen te ihen, waaraan zij de
hand leent. Nogthans jnoet ik hetzelve tegen-
iken , (het in te wiUigen is onmogeliji^) en moet
zonder uitltel mijn tegenftand verklaaren^ of mij-
ne zwaarigheden zullen toeneemen; niidemaal,
gelijk ik zo even onderrigt worde, men deezen
zelven dag (zoudt gij het wel geloofd hebben?)
cenen Regtsgeleerden ten opzigt Hüwelijks-
Voorvvaarden geraadpleegd heeft. . ,
Wra·
m
jï
Μ
-r-——'· '■■ΐ·ΜΐΒ,ί·......iT'-^iOT
Waare onze familie Roomfch-cathoijjk , hoe
veel gelukkiger voor mij zou het ζψι\ dat zij dag-
ten, dat een Nonnen-klooiler alle hunne oogmer-
ken konde beantwoorden! Hoe gelukkig waare
het, had een zeker perfoon eene andere niet met
kleinagtinge laaten loopen! Alles zoude dan waar-
Ichijnelijk tuflchèn hen geflooten zijn, voor dat
mijn Broeder waare t'huis gekoomen om de partij
te' dwersboomen: Dan zoude ik eene Zuiler ge-
had hebben; welige ik nu niet hebbe; en Twee
Broeders; --beide eerzugtig; mogelijk beide
met eenen titel pronkende: Terwijl ik dat geen
alleen in elk van beide zoude gewaardeerd heb-
den, 'twelk boven allen Titel, 't welk waarlijk
edel is in Beide!
Maar van welk eene verre-voomitloopendc
eigenbaat wordt mijn Broeder beheerfcht! Van
welke verre af zijnde, bij uitftek verre af zijnde
uitzigten. üitzigten, welke het geringde toeval,
eene koorts, bij voorbeeld (welker zaaden, mag
ik zeggen, in zijn heftig geftel altoos groeijen,
cn gereed zijn om uit te berflen), of het getergd
geweer van eenen tegenpartij, magtig is te doen
veriluiven en verdwijnen! - ■
Hiér zal ik afbreeken. Al fchrijve ik nog zo
vrij van mijne Vrienden, ik ben verzekerd, dat
gij het ten beften zult duiden; En ik verlaate mij
op uwe befcheidenheid, dat gij zult vermijden
Zodanige pailagies voor anderen te leezen*of
uit te fd^rijven, waarin ik zou kunnen fchijnen
met het charaéler van Ouderen, of zelf van eenen
Broeder, al te vry te handelen, en welke anderen
aanleidinge zouden geeven kunnen, om van we-
i
Bi·
fcr
geus een gemeend verzuim van eerbiedigheid je-
gens den eencii, of heusheid jegens den anderen >
te beri pcn
V%ve regt van harten toegenegene
Jiißl r C l α r. i s s λ ί 1λ ii l ο vv ε , aan Jiiffes^
ii ο·\ν ε. ,
Fl!
m
mÊÊk
DomJerdag 's avoikh den ζ van Maart»
Wanneer Iknnn mijnen langen Brief (dien ik
gilleren begon, dog van wegens verfcheidene
liooreniilen niet eer dan binnen die uur ten einde
i5ragc) ter beïlenKier plaar;ie nederlag, vond en
bragr xij mij uWen van heden. Ik danke U, mij-
ne t^^aarde, voor deezc vricndlijke vaardigheid.
Deeze weinige regels zuilen miiTchien daar vroeg-
tijdig genoeg kunnen neergelegd worden, om 'er
van\iwen dienaar met den anderen J3rief te gelijk
te worden weggenomen: Egter zijn ze alleen ge-
rigt om ü dank te zeggen, en mijne/ileeds aan-
vyailende vreeze en zorg U te kenn ente gee ven.
Ik moet de gelegenheid waarneemen of zoe-
ken , om mijne Moeder om haare bemiddelinge te
Imeeken; want ik loope gevaar , dat men mij ee-
nen vaübepaulden dag ilelle, en jnijn afkeer voor
Juffer CLARISSA HARJ^OWE. 15 5
fchaamagtigheid opnecrac. — Behoorden Zuilcr.»;
geen Zuilers jegens clkaaderen te zijn ? Behoor-
den zij 'er niet eene gemeene zaak van te· niaaken,
gelijk ik zeggen mag, eene zaak van haarq ,
bij zulke gelQgenheden als de tegenwoordigë? D^
mijne egcer, ter onderiteuningc van mijns Broe-
ders (eigenbaat, en buiten twijffel met zijn mede-
weeten ^ heeft in eene voJIe bijeenkooniil, zo hec
fehijnt^ 'er opgedrongen (en dat nier eenen ernii;
baar bijzonderlijk eigenals zij ergens op geileld
is) dat mij een volllrekt bepaalde dag geileld wor-
de ; en za ik geen koop geeve, gezegd worde,
dat zulks zal zijn onder verbeurte van ilUe mijncs
Goederen, en alle hunne Liefde.
Zij behoeft zo gedieniHg niet te zijn: Mija^
Jji'oeders invloed, zonder den haaren , is ilerk
genoeg; want hij heeft middel gevonden om
de gebeele familie tegen mi] te doen zameu
fpannen^ Ter gelegenheid van eene nieuv/e ter-
ginge , of eene nieuws ingekoomene kundfchap,
betrefende: den Hv. Lovelace (ik weet niet wac
het is} hebben zij zig onder clkandei-cn verbon-
den , of fiaen zig te verbinden, bij een getekend
en gezegeld gefchrift, [Lieven Hjcr, wat zal ik
doen, mijne waarde!] om hun Huk ten voordeele
van den llr. Solmes door te drijven, ter onder-,
fchraaginge van mijns Vaders aiictoritek ^ gelijk
men het noemt, 'en tegen den Hr. Lovelace, als
een Ligtmis en een Vijand der familie ; En
indien op zodanige wijz-e , ben ik verzekerd,
dat ik mag zeggen , tegen inij. — Hoe onbe-
dagtzaam voor hen. allen , dat zij twcQ lieden in
CQXi belang te zamen voegen , wglkc /jj wen-
I I fcheu
Λ'
i.'-l
J..
i-
t) ■.
■■Ï.V ff
ί 5
•i' I
ί
h i
i
f
-ocr page 188-154 DE HISTORIE VAN
ichen voor altoos van eikanderen af te houden?
Het welk de afgedankte Rentineefter van
hem verhaalde, is zekerlijk ilegt genoeg; Het-
geen JuiTrouw Fortescue zeide, beveiligt niet al-
leen dat ilegte ; maar geeft grond om nog erger
van hem te denken: -- En nog is dat verdere,
waaragter mijne vrienden gekoomen zijn, van zul-
kcn inooden aart , (gelijk Lijsje Barnes aan Han-
na vertelt) dat het hem den ergften der men-
fchen toone te zijn. -- Maar, loop met den
man aan de galg, had ik haail: gezegd, --
wat raakt hij mij ? Wat zoude hij --- waare
niet deeze Hr. Sol - O mijn lief, hoe
haate ik den man in dat ligt, Vv'aarin hij mij worde
Vporgefteld!
Alle zijn zij te gelijk bevreesd voor den Hr,
Lovelace; nogthans niet bevreesd om hem te tar-
ten ! -- In welke ftrikken ben ik verward !
— genocd'^aakt te zijn om in mijne briefwiirelin-
ge met hem voort te gaen om hunnentbahen
-- De hemel verhoede, dat zij met hunne
hardnekkig voortgezette geweldenaarij niij zo ver-
re brengen, dat het noodzaakelijk worde om mtjr·^
nenthalven zelvel
Dog zij zullen zekerlijk toegeeven. — In-
derdaad ik kan niet, >
Ik geloove, dat de zagtfte geeften, wanneer,
zij getergd (zonder reden en wreedlijk getergd)
worden, de onverzettelijkile zijn. De reden hier-
van kan zijn , Dat zij niet ligtlijk een vafl: befluit
ppvattende, — hun beraad en overleg zelf maakt ^
äat zij dies te onbeweegelijker zijn. — En daar-
enboven wanneer een ftuk klaar en -te 2elf baar-
...... .....; ' ' ...... , yij.
1i
ρ
ι·. ?
in
tH f
14 t-t 5.»'
i
-ί·
·· · 1
-ocr page 189-Juffer CLARTSSA HARLOWE. i 5 j
blijkclijk is, hoe kan men dan met geduld denken
Olli daarover in redentwiil: öi^gcfchil te treeden? —
Eene tiiiTghenkoomende iloorenis noodzaakt
mij te fluiten , en met eenige ichielijkheii zo
wel als fehrik , mijzelve t^ tekenen, het gesn^ik
altoos zijn moet, ,
• " U-voe- meer dan mijne^elgene
Clarissλ Harlowe.
jufer "Ho. we,, aan Juf er Clarissa Haiv'
LOWE,
Vrijdags den 3 van Maar Κ
ïk hebbe beide uwe Brieven tc gelijk. Het
is zeer ongelukkig, mijn lief, nademaal uwe
vrienden willen hebben , dat gij trouwt; dat een
perfoon van uwe- vcrdienile worde aangezogt vaa
cene reeks van onwaardige fehepzelen , de een
voor en de ander na , die niets dan hunne ver-
metele ftoutheid tot hunne verfchooninge hebben^
Dat deeze ftoute gaften in dit zo zeer ongun-
ftig ligt 'niet voorkoomcn aan eenige van uwe-
vrienden, is om dat derzelver gebreken bij hen niet
zo zeer in 't oog loepen, dan wel bij anderen. —
En \^;aaiOm ? Ζύ ik het waagen u'; t(? ;ieggen
' 14. Om
-ocr page 190-— Om dat zij nader bij hun eigen peil koomen.
Zedigheid ^ buiten al het andere, doet 'cr
milTchicn ook iets toe; want hoe zouden zij dog
kunnen denken , dat eene Nigt of Zuper van
hen [hooger wil ik niet gaen, uit vreezé van uw
misnoegen op mij te laaden] een engel zij'?
Maar waar is dog de man te vinden , die
in \ niinil eenig behoorelijk mistrouwen van zig
zch'cn heeft, w^elke zijne oogen met hoope, of
met iets anders dan wenfeheu, naar Juffer Clariilii
Harlowe zoude durven opheffen ? Dus ftaen de
driefte en vrijpoffige , hunner gebreken niet be-
wuft, naar dezelve; terwijl de zedigheid der regt
waardigen hen met te veel eerbied vervult, dan
dat zij durven uitij3reeken. Hierom is het, dac
•uwe Symmes, uwe Byrons , uwe MulHns , uwe
WyerleyS ', (de befte van de kudde) en uwe Sol-
mes, elk op hunne beurt, u aan boord klampen.
-- Bloedbeulingen , die aangezien de reft van
uwe familie , niet behoeven te wanhoopen van in
eene verbintenis met dezelve te zullen ilaagen.
-- Maar, ten uwen aanzien, wat eene onver-
icho'onelijke yemetelheid!
Ik ben nogthans bedugt, dat alle tegenftand
te vergeefs zal zijn. Gij moet, gij zult, twijifele
ik, aan deezen haatelijken man worden opgeof-
ferd. Ik kenne uwe] familie. Zulke lokaazen zijn
niet te wederiken, als hij heeft uitgeworpen. O,
mijne waarde, mijne geliefde vriendin! en ftaen
zulke bekoorelijke hoedanigheden, zulk eene ver?
hevene verdienfte , in dusdanig een Huwelijk ter
neer te zinken ! -— Gij moer, zegt uw Oom
aan mijne Moeder, hunne authpri'tQit niec be-
...... · twiften
i·.
1«
ïf·'
-ocr page 191-τ
Jufper CLARISSA HÄRLOWE, j $ 7
«wiilcn. Α υ Τ I I Ο RΙΤ ΕIΤ! wat een volmon-
dig en bars woord is dat voor een man van eene
bckmmpenc ziel, die bij geval dertig jaaren eer-
der wierd gebüorcn dan een ander! — Van uwe
Oom'en fpreeke ik; want ^Ν-λΐ diO, Vaderlijke au-
thoriteit aangaet , Die behoort heilig te zijn.
--Maar behoorden ook Ouders geen reden te
hebben voor hetgeen zij doen?
Verwonder u , evenwel, niet over het on-
zuilerlijk gedrag van uwe Belle in deeze zaak:
Ik hebbe nog eene bijzonderheid 'er bij te doen
bij de beweegredenen , door welke uwe baldaa^
dige Broeder beheerfcht wordt, die u reden zal
geeven van al haar drijven. Gij hebt reeds er-
kend, dat haar uitej'Ujk oog^ al van den begin-
ne^ getroffen wierd van de geftalte en het voor-
kooraen des mans, dien zij voorgeeft te veragten,
en die , voorzeker, haar door en door veragt:
jMaar gij hebt mij niet gezegd , dat zij hem uit
alle mannen nog bemint. Belle heeft eene laag-
heid in haar hoogmoed zelf; die laagheid wail
met haar hoogmoed op, en gaet daarmede hand
in hand ; en niemand is zo hovaardig dan Bell.
Zij heeft haare Liefde , haare .lailige dagen , en
ilaaplooze nagten , en haare Wraakzugt geënc
op haare Liefde , beleeden aan haare gunlleling
Lijsje Barnes. — Zigzelve te ftellen in de magt
van de tong eener dienftboode ! — Armhartig
fchepzel! _ Dog GELIJKE kleine zieleq
vinden eikanderen, en mengen met elkandercn,
zo wel als GELIJKE grootè. Dit, hoe hec
^ij, vertelde zij de floor, in geheim vertrouwen :
i i
.V (I
y-i
i
ft
\ vi
-Γ
ιφί'
DE HISTORIE VAN
En dus , volgens den vrowujelijken * ronä-om-*
gang , gelijk Lovelacc bij eenc andere zodani^
ge gelegenheid de onberchaamdheid had van het,
ter befpcttinge van onze fcxe , te noemen, ver-»
telde Lijs (wel in haar fchik, dat zij eens geheims
waardig gekeurd was , en gelegenheid had om
tegen de n'ouwloosheid van Lovelace uit te vaar
yen, gelijk zij het daarvoor wilde gehouden heb-
ben) hetzelve aan eene van haare vertrouwe-
lingen: Die .vertrouweling, met gelijke aanbevee-
linge vaiï geheimhoudinge , aan Juffer Lloyd's
Ilendrijn — Hendrijn, aan Juffer Lloyd — Juffer
Lloyd aan mij — ïk , aan u — met verlof om
'er naar welgevallen uw gebruik van te maa^
ken.
En nu zult gij niet verwonderd zijn van in
Juffer Bella eer eene onverzoenelijke Mede-vrij-
ller, dan eene toegenegene Zuiler te vinden; en
in ftaat zijn om te merken waaruit de woorden
van ToverkonJK Syreetie^ en diergelijke, voort-
koomen die tegen u zijn uitgeilagen ; als mede
haar aandrijven op eenen va%eitelden dag om.
u aan Solmes op te offeren: In 't kort, wat de re-
den zij van alle haare onbeichoftheid en geweld ,
van wat zoort ook.
Welk eene zoete wraak zal zij nècmcn, zo
wel van Lovelace als van u , indien zij kan te
wege brengen, dat haare medevrijίlei' en Zuiler
gehuwelijkt worde aan den man , welken die
Zuiler haat; en dus beletten , dat zij den man
jkrijge, dien zij zelve mint, (het zij zij' hoop op
•' hem
* Ro.'md-nbnut wordr gezegd, als in een. ge7.elfchap htt
«las van den ceu aau dcii and^ita woidt rert.
' /
Λ.
f?
ί
Juffer CLARISSA HARLOWE.
hem hebbe of niet) en die zij vermoedt dat van
haare Ziiller bemind wordt.
Vergif en dolk zijn dikwijls bij der hand gevat
van geeften door te ïoor geilelde Liefde ontfto-
ken, en door Wraakzugt gi^ende gemaalit — Zult
gij u dan verwonderen, dat de banden van bloed-
verwantfchap in zulken geval van geen kragt zijn,
en dat eene Zurter vergeet eene Zuiler te zijn ?
Nu ik weete , dat dit haare heimelijke be-
weeg-oorzaak is (welke haar te meer knaagt, door
dien haar Hoogmoed vordert, dat zij die ont-
, veinze) en ze kan befchouwen als te zamen ge-
voegd met haare voorige Nijdigheids en als ge-
ilerkt van eenen Broeder, die zulk een vermogen
heeft op de geheele familie ; en wiens Belajig
(waarvan hij altoos zulk een ilaaf wasj) hem por^
de om u bij iedereen in haat te brengen: Bei-
de het oor hebbende van uwe geheele familie,
en daar zij het zo wel in hunne magt hebben als
genegen zijn, om al wat gij zegt, al wat gij doet,
^ ecnen averegtzen draaij te geeven; daar zij ook
zulke onderweipen hebben , als het Gevegt, en
Lovelaces flegte zeden , om over uit te weiden;
Uwe gantfche familie insgelijks openlijk aan deri
haatelijken man gehegt zijnde door middel van de
inneemende voorilagen , \v£lke hij hun gedaen
heeft: - Wanneer ik alk deeze dingen in
aanmerkinge neeme, ben ik vol viin angft voor
u;- O mijn lief, hoe zult gij dog in ilaac
zijn om uw poft te verdeedigen ? — Ik ben verze-
kerd , helaas ik ben maar al te verzekerd , dat
zij zulken tederen'geeft als den uwen , die tot
geen tegenftand gewend is, zullen te onderbreng
..............' " ^ gen
■i'!
(
r·»
(;
i:
ij
. DeHISTOUIEvan
gen; en (Verkondigt het'nkt te GatJi) gij moéf
JiifFiOuw Solmes zijn!
Ondertuflclien is het nu gemaklijk, zo als
gij zult merken , om te gilFcn van weiken kant
het telletje kwam , 'waarvan ik in eencn mijner
voorgaende gewag maakte, Dat de jonger Zuiler
der Oudere haaren Minnaar ontroofd Iieeft (a).°
Want Lijsje^Iuiilerdeihet op den zeiven tijd, als
zij de reft luiilerde , in 't oor^ dat nog Lovelace
«og gij heel fraaij bij haare jonge jufiVouw ge-
daen hadden. —:—- Moe onbermhartig, mijne
waarde, is 't voor u , der arme Bella uen eeni·'
gen Minnaar te ontrooven, dien ze ooit had!
En wel op her oogenblik toen zij ^ig verhovaar-,
digde, dat zij het nu eindelijk eens in hiiiU'P magc
zou hebben , niet alleen om haare eigene Onr^
vonkbaarheid te voldoen , maar ook om eeu
voorbeeld te geeven aan · de feekzen van haare
iexe (b) (mijn eigen wat^rdig peribontje op het;
oog hebbende) hoe zij haaren man met een
zijden leijzeel·^ en zonder ςανφη i;e regeeren
hebben!
Met een woord, ik twijffele nu niet, of zij
zulkn wel volharden met den veragtelijken Sok
mes voor te ftaen; en zig verlaaten j op de zngt-^
heid van liw inborll, cn de waardij die gij ilclt in
hunne gunll, en in uwen ^eigign goeden naam.
En nu ben ik, meer dan ooit, overtuigd van de
welgepailheid des raads, dien ik u voormaal^
gaf, om het Goed van uwen Grootvader aan'u
gemaakt in uwe eigene handen te houden.
Hadc gij zo gydaen;, hv't zou tqn minilen een
Ί ' ■ .;
6)
i
wendig.omz^^ van uw Broeder en Zuiler voor u
hebben tc wege gebragt; 't welk hen de nijd eii
vvmigünil: zou hebben· doen verbergen, welke nu
uit zulke bekrompene harten tegen u uitberiten.
Ik moet deeze fnaar nog een weinig verder
roeren- ---Merkt gij niet, hoe zeer uws
Broeders' invloed den uwen boven 't hoofd gc^
wailcn is, zedert hij in zulke aanzienlijke fchatten
is gevallen; en zedert gij zonnnigen van lien eene
begeerte verfchaft hebt, om het bezit van iiw
Goed voor zigzelven te behouden, ten zij gij u
onderwerpt aan hunne voorfchriften ?
- ik weete uwe pligtmaatige, uwe loflijke be-
weegredenen; en men zou gedagt hebben, Dac
gij hadt mogen betrouwen op eenen Vader, die
11 zo tederlijk beminde. Maar waart gij metter-
daad in bezit ge weeft van dat Goed, en lecfclec
gij volgens iK^tzelve, en op het zelve (uwe jeugd
voor kwaadfpreekende tongen behoed zijnde door
het gezelfchap van uwe voorzigtige Norton, ge-
lijk gij u hadt voorgeileld) denkt gij wel, dar daa
uw Broeder, hoe zeer hij het ook op dien tijd u
benijdde, en het aanzag ais zijn regt, als een ce-
nige Zoon zijnde, zijne praktijken daaromtrent
ip 't werk geileld, of daarnaar geftaen zoude heb-
ben? Ik zeide u voor eenigen tijd, dat ik dagt, dac
uwe beproevingen niet meer dan evenredig waa-
-ren met uwe voorzigtigheid (a): Maar gij zulc
meer dan eene Vrouw zijn, indien gij u met eere
daaruit kunt redden, daar gij met zulke heftige
geeilcn en ilqrdige zielen in zommigen, met zul-
ten tijranniken en despotiken wil in anderen, t(?
(a) BI. 3.
-ocr page 196-De HISTORiÉ vAn
doen hebt. Inderdaad, alles gefchieden, eiï
de wereld verder leeren zig over u te verwonde-
ren wegens uwe blinde gehoorzaamheid en wille-
looze onderwerpinge, indien gij kunt befluiceii
om Juiirouw Solmes te zijn!
Ik fdieppe, behaagen iii^de ftaakjes, die gij
mij geeft ^ van des Heeren Lovelaces goedgunflig-
heid jegens zijne eigene boeren, en in zijne kleine
gift aan dien van uwen Oom. · Juffrouw Forcefcue
hekent dat hij de befte Landheer is: Ik zoude u
Dat kunnen verteld hebben, had ik het noodig
gedagt om u eenige maalinge van hem te geeven.
Hij heeft hoedanigheden, in 't kort, die hem tot
een draagelijk fchepzel kunnen maaken boven de
vijftig: Maar God helpe de arme Vrouw, die hij
daar beneden zal ten deele vallen! Vrouwen^
moeft ik miiTchien gezegd hebben; nademaal hij
wel een halfdozijn voor dien tijd kan kraaken. —
Dog ter zaake, waarop ik koomen wilde. ~—
Hebben wij geen reden om des huismans dankbaa-
re eerlijkheid te prijzen, zo ons verhaald worde,
dat de arme man met blijdfchap uwen Oom uit-
eifchte, en op ilaenden voet hem die twee gui-
nies als een gedeelte van zijne fchuld betaalde?
Maar wat zullen wij zeggen van dien Landheer ,
die fchoon hij wiil dat de arme man ten eenen-
maale verlegen was, hetzelve konde aanneemen,
cii, geen woord zeggende terwijl dé' Hr. Lovela-
ce 'er nog was, zo dra hij waare weggegaen,
daarvan fprak, tot lof van de eerlijkheid des ar-
men gezels? Waare dit zo, en waare die Land-
heer niet vermaagfchapt aan mijne waardile vrien-
din, hoe zoude ik zulk een fchoftveragten ! Maar
i4t
ΙΛ,
h ί
tl ■·
m
τ
■V—Kir—
Él'"
i^iiftcliicn worde de liiftorij verzwaard. Elk een
fprcekc kwaad van gierig volk: En zo behoort hec
trouwens; om dat zij alleen bezorgd zijn om dac
geen te bewaaren ^ 't welk zij meer agteli, dan
dat elk een goed van hen fpreeke. -- Gierig
zouden zij inderdaad zijn , die geen uan helde
verdienden, en-egter op alk beide ftaat maak-
ten!
Ik verlange iiaar uwen volgenden Brief. Ga'
voort met zo omRai-^dig te zijn als mogelijk is.
ik kan om geen ander onderwerp denken, dan \
welk u, en uwe zaaken aangaet: Want ik ben,
en zal altoos zijn, met de vuurigile genegenheid.
r
Anna Howe;
Γ
3^/φ/· Clarissa Harlowe, aa/i jufe!^,
; Howe
i : }
{ '
■ ν · Λ!· ■ ■
(^Ffaar voorgaende toen nog niet omvangen
üjnde') ,
O mijne waarde Vriendin , ik hebbe een
<.iroe\igen kamp gehad! Verzoekinge op v^rzoc^
V... ^J
■vis!
•A'
'i J
) ?
\ ^ V
-ocr page 198-kiüge; otidèfiiandclingc op ondci-haiideJingG!
Dog wac Weti, wat Piegtigheid ktm een mun regt
gecven op een hart, "t welk meer afgrijzen van
hem heeftdan van eenig ièevend fehepzel?
Ik hoope j dat mijne Moeder het 'er nog
voor Inij zal doorhaalen. — Dog ik zal alles
verhaalen , ichoon ik den geheelen nagt opzitte
om het te doen ; want ik hebbe heel veel te
fchrijven ; en ik zal zo omilandig v»^eczcn , als
gij mij wenfcht te zijn.
Ik iioot mijnen laatden in fchrik. Dezelve
wierd te weg;c gebragt door een gefprek tuilchen
iïTiijne Moeder en Moeij gehouden ^ waarvan
Hanna een gedeelte te hooren lavam. Ik behoe-
ve u de bijzonderheden daarvan niet op te gee-
ven; nadcmaal hcLgeeiYji,k ii van verfcheidene ge-,
fprekken, welke binnetden tijd van weinige uii-
ren tuiiehen mijne R'loeder en mij gehouden zijn,
te verhaalen hebbe , die. alle in zig bevat. Ik
zal dan beginnen.
Ik ging dcezen morgen , . wanneer het ont-
bijt gereed was , naar beneden met een zeer pn-
geruil; hart, wegens 't geen Hanna mij giileren
namiddag te weeren had gedaen ; wenfehende
om eene gelegenheid, evenwel, van mijne Moe-
der om hulpe te fmeeken , in hoope van haar
Op mijne zijde te.trekken , en voorneemens om
te tragten daartoe eene te vinden, als zij na het
ontbijt naar haare eigene kamer zoude gaen : —
IN'laar ongelukkig , was daar de haatelijke Sol-
mes zittende .in een gezakt tufTchen mijne Moeder
en Zufter, niet zo z'eel onbefchaamdheid in zijn
gczigt! -- Maar gij weet, mijne vi'aurde, dat
t44
m
■- · · ·-.-■··· Ji."· ·■ .
- - ^· I 11 ir Iriiifr 'fιΙιίί' nii ι êli iiiiiiÜÜ
i '
-ocr page 199-JüFFER' CLARISSA^ HAiPlLOWE. 14
dié wij niet beminnen, niets kunnènrdoen*t welk
ons gevalt. '
. Had de ώΓ zijne plaatze geHoüd^; Het mdgt'^
' nog heen geloopen hebben: > Maar het krom'en
breedgefchouderd fchepzel moeft juift opitaen,
en mee zijne loome fchreeden naar eeri ftoel iiap-'
pen, welke digc bij dien ilond, die voor mij ge-·^
zet was. ■■ ^· 4· "' ^ ,
Ik fclipof denzelven verre weg,' als om ruifh-'
te te maaken voor fnijn eigen: En ik ging zitten,'
plotslijk, gelöove ik; alles wat ik gehoord hadV
my in 't hoofd leggende. "" - , ^ ' * ® ^
' Dog dit' was niet genoeg om hem te ver-·
blufFen. -De man is een zeer drieft,' hijis een zeer
iloüt, ftijfkijkend man! -—^ Inderdaad, mijne
waarde, de man is zeer vr^ipoftig I " "
Hij nam den weggefèhooven ftoel, en tiok'^
dien zo-nabij'dén mijnen, terwijl· hij zijn Wcha-'
welijk corpus daarop nederplakte', dat hij / inijne
hoep drukte.' —~ Ik^was zo geiloord'^" '(alles
wat ik'gehoord had'," gelijk 'ik-zeide, mij
hoofd léggende^ dac-ik opftond en naar eénen'an-'
deren ftoel ging. Ik Hekènne^^^^dac ik mijzelvß- ie ·
» weinig ih de 'magt had.^ Het' gaf mijn Broeäer en
Zufter te veel voordeel. ^^ Ik ^urve zeggen, dac -
zij zig daarvan bedienden. * Maar ik deed het bui-^
ren mijn wil, denke ik, ik konde het niet hdpeniS
—— Ik wift^niet wat ik deèdV '^ ': ' , ^
■ Ik ^agi^^dat-mijn Vader ÏJijfter misnoegdtwas*!'*
Niemands'·gelaat,, wanneer hij toOmig is] toonc '
het ooit zo veel, dan mijns Vaders. ClariiTa Har-^
lowe ! f; zeide-hij mét'eerië'^öve'ftem-i^^ en^
hield daar —^ Mijn Heer! zeide ik f hëe-'^
' Κ ven-
•Λ
■•t
y
' -Ί
;1
-ocr page 200-14^ 0ΒτΗΙί5Τ,ΟίΙΙ'Ε vm τ
vende en nygende (want ik was, toen. nog niet
weder'gaen zkten) en zettede mijn ftoel nabije
den vent, en ging zitten -- Mijn. aangezigc
^heel gloeijendey 'gelijk ik voelèn konde.;
, Zet de Thee,Λ Kind , zeide mijne vriendlijke
^Mama:^ Koom hierbij mij zitten,, Liefde; en zet
de Thee:
Ik vei-plaatfte my met-vermaak op den ftoel,
dien, de man verlaaten had; en dus minzaam aan
bezigheid geholpen zijnde, herftelde , ik mij met-
térhaaft; en deed vervolgens geduurende het ont-
bijt den Hr. Solmes twee of drie gedienilige vraa-
gen, die ik niet. gedaen zoude hebbenwaare het
niet,om mijn Vader te vreede te^ftellen. -
Hoogmoedige geeßen, kunnen nog. aam de hand -
geh ragt worden / luiilerde mijne Zuileri mij over
haar/chouder toe, meteen zegepraalend en fmaa-
delijk:gelaat: Maar, ik bekreunde mij haarer niet.
Mijne Moeder was gantfch vriendlijk en toe-
geevende. 'Ik vraagde haar eens, of de Thee
haar ,wel geviel? Zij zeide zagtlijk, (en noemde
mij weder //>ƒ) dat alles wat ik deed, liaai-wel
geviel. Ik was zeer, in mijn fchik met deeze
moedgeevende goedheid: En alles waaide over,,
gelijk ik hoopte , tußchen mijn Vader en mij;
want hij, ipralc ooÈ twee pf driemaal vrien^ijk
gen TO. ' ^ ■ J
Geringe voorvallen zijn deeze,, inijne waar
de, om U mede te moeijen; waare het niet
dat zij opleiden tot grooter gelijk ,gij hooreii
^ , Voor dat de,gewoone, tijd van.'t ontbijt ver-
toeken was,, gi^S^wiijii Vader met mijne Moe-
der
der üit het vertrek , zeggende dat hij"haar. te
fpreeken had. Daarop droopen mijne Zufter/ en
vervolgens mijne Moei] (dié bij ons was) mede
weg. ^ ' .
Mijn Broeder floeg eenige blijken van fcham-
perheid tegen mij uit, die ik wet genoeg ver-
ftond; maar waarvan de Hr. Solmes niets kon maa-
ken: En ten laatften ftond hij van zijn ftoel op
— Zufter, zeide hij, ik hebbe u iets fraaijs te
laaten kijken. Ik zal het gaen haaien. En
weg ging hij; de deur digt agter zig toetrekken-
de, !
Ik zag wel, waartoe dit alles diende. Ik ftond
op; terwijl de man bremdeom zijn woord te doen,
opftond , en zijne fcheeve voeten finderdaa:d ,
mijn lief, de man is haatelijk voor mij in zijnen
geheelen omgang) begon te ftéllen in eene naar
mij naderende geftalte. — Ik zal mijnen Broeder
de moeite belpaaren van zijne fraaijigheid bij mij
te brengen, zeide ik. Ik neeg ~ Uwe dienaa^
res, mijn Heer —- De man riep , Madam, Ma-
dam , tweemaal, en ftond gelijk een zot te kij-
ken. -Maar weg ging ik — ■ om mijn Broe·^ -
der op te zoeken, dm mqri woord te houden.
—— Dog mijn Broeder, fchoon het weer ntec
heel mooij was was eene wandelinge in de tuin'
gaen doen met mijne Kufter, Een duidelijk be-
wijs , dat hij zï]nt fraaijigheid bij'mij gelaaten
Imd , en niet voorhad mij eene andere te too·
nen.
Ik was juift 'op mi^ne eigene kamer gekoo-
men, en begon te denken óm Hanna te zenden^
tet het verzoeken van gehoor bij mijne Moe-
K α der,
tl
der-, (door haai-e toegeeveiide goedheid bij het
ontbijt ,te meer zijnde aangemoedigd) wanneer
Shorey haare Kamenier mij haar bevel bragt, van
in haar kabinetje bij haar te koomen.
Mijn Vader, zéide Hannamij, was even te
vooren daaruit gekoomen met een ftijfzinnig toor-
nig. weezen. Toeii 'was ik al zo bedugt voor het
gehoor , als ik voorheen daarom . gewenlcht
had. .
ι α Ik ging evenwel naar benéden ; maar vree-
zende voor her onderwerp, waarover zij voorhad
mij te fpreeken , naderde ik haar beevende , en·
met zigtbaarè kloppingen van mijn hart.
,ΐ; , Zij,zag mijn angft. Haare amien uitih'elv-
^ende, terwijl zij zat, Koom kus mij , mijn lief,
zeide zij, met een j lach gelijk een Sonneftraal
breekende door den wolk , die haar natuurelijk
Hjiinzaam aangezigt. overfchaduwde. Hoe is mijn
juweel zo ontfteld?· . - - ^ ; .
■ ffi Deeze zoete voorbereidinge , met haare
goédheid even te vooren, vermerkten mijne vree-
zerJ Mijne Moeder zag, dat de bittere pil ver-»
gulden noodig . had. ^ ί fV..
.r.i:Ό mijne 'Mama! was alles wat ik konde zeg-
gen; en ik floeg'mijne armen lorn haar hals,
en , mijn aangezigt zonk neder op haarent boe-
zem. , . J » .
Mijn kind>!.;mijn kind! zeide zij^j houd uwe
beweegelijke' vermogens in! Anders dürve ik mij- ί
zelve niet bij u betrouwen. - En mijne t
traanen biggeldenr langs haaren boezem , gelijk
, de . haare mijnen 'nek bedaauwden. r
, dat alle die vriendlijke woorden te ver-.)
/ geeis
η
Juffer'CLARISSA HARLOm. 149
gêefs geuit moeften wordeii^j^ilie van 1ιαάΓθ"Ίψ-
pen vloeiden ! —^^
Hef op uw lief aangezigt, mijri'befte kiïïd'i
mijne eigene ClariiTa Harlowe !· O niijnê
Dogter, beft-beminde van mijn hart; hèfopeévï
aangezigt mij altoos zo, beminnelijk! — Waarom
'deeze fnikk^n ? Is een gevreesde pligt eene
zo aandoenlijke zaak dat'efer* ik kan fpreekèri
.·■ '■" Μ Maai' ik" ben blijde^''mijne Liefde, dat'gij
giften kunt wat' ik te zeggen hebbe. Het beï-
ijjaart mij dé moeite van hét éerfte vborftel aaiV 11
te doen van;'iets 't welk aaii\u voor te ftelléii
eene taali was, die ik fchoo^oetende genoeg »op
Μ
'mij genomen hebbe.
* Toen^opftaende trok zij een' ftoel nabij haar
eigen, en' deed mij bij haar nedêmttenv'Zo'bver^
ftroomd als ik Was met^traanen', van "vreëzcvoor
hetgeen' zij' te zeggen had',^ en\van/dankbaarheid
voor haare regt . moederlijke goedheid jegen^'* mij.
— Snikken was nog mijne'eenige'fpmak; ^^
En haaren'-^' ftoel nog nader ^bij den mijtièirti
trekkendè"i^'"ieide""zij haarei'armeti· rondom mijnen
hals, en mijne gloeijende koon^!· nat van traariGiT'^
digt tegen de haare' aan: Laèt ilc tot u fpreckeri >
mijn kind;'"^Nademaal 'ftilzwijgeii uwe verkiezan-
ge is, luiftèr nhar mij, en wees fttl, ' n:
Gij weét,iimjn lief, wat'ik%lien dag, vreé^'
deshal ven i'^/'toegéeve en . verdrkage. Uw Paj^a
is een zeer goed man , en, meerit'het wel; «ifaär
hij' \\ή1 niet-tegengefprokek worüén ; nog zelf
door 'redenen'^ overtuigd. Het'fcheen , dac-'gij
zomtijds medelijden met wi}' hadt, 'dat ik'genood-
zaakt ben alles op t-e geeven.-^^'AFme man! zif^e
Κ 3 ' - ag-
-ocr page 204-agcinge is daarom te minder, de mijne te grooter;
egter zoude ik deezen goeden naam, indien ik hec
verhelpen kondc^ op zoo dieren prijs voor hem en
mijzelve niet willen hebben. Gij zijt een gehoor·?
zaam, een voorzigtig, en een wZ/i kind, beliefde
het haar te zeggen , Jn hoope pngetwijffeld, om
«lij dusdanig^te maaken: ,Gij zojidt , ben ik yerze-
Jierd, mijne liioeijelijkheid niet willen vergroo-
teni Gij zoudt dien vreede niet moedwillig wil-
ien breeken, welkpn het uwe Moeder zo veel
koft te bewaaren.,,, Gehoorzaamheid is beter dan
offerande. O mijne Klaartje Harlowe , verheug
mijn-halt met mij te zeggen , dat ik te veel ge-
vreesd hebbe ! — Ik zie uwe ,droefheid I Ik zie
lïwe verlegenheid! Ik zie uwen ftrijd! (terwijl zij
Jiaaren ann los liet en opftond, niet willendedat ik
zou zien, hoe veel zij zelvQwas aangedaen.) Ik
zal u voor een 'oogenblik alleen laaten. -
Antwoord mij niet ~ Want ik deed poogingen
om te ipreeken, en zo dra zij haare lieve wang
van de mijne aftrok ,, was ik op .mijne knieën
ter neer gezeegen, mijne handen t*^zamen gevou-
wen en om hoog houdende, als ieniand die om
genade fmeekte. Ik^ben niet genoeg bereid/toe
-UW onweerftaenbaar. redengeding , behaagde het
haar te zeggen, - Ik zal u der overden-
Jvinge aanbeveelen^: En belafte u, op mijnen zor
gen ; dat alle deeze mijne regt moederlijke te·^
deïheid niet te vergeefs aan u veripild zij^
En daarop begaf zij zig naar het naaile ver-
trek ; haare oogen afdroogende, zo als zij van mij
ging; gelijk de mijne overliepen ; terwijl ik al-
les , wat haare ijjeemn^e in zig bevattede, tpr
hmsii nam. Z^
\
' 'Zij kwam^tmetterhaait wederom
ftandvaliigheid'zig gewapend'hebbende. 'ï
Nog op mijriie knieën'^ieggende, htd ife mijiu
aangezigt dwersover djen ftóel »"waar-
op zij gezeten had^ ;ίύ·^· U ' Tjm
' Kijk naar mij op.mijhe ' Klaartj^''Hiiriowe
--Geen ftuursheid,.ho€^e ik! - - ' '
Neen, inderdaad, mijne akoos eerwaardige
Mama. —En ik ilond/ op. <lk boog mijne
knie. ï.· " - -.. .x ' ·. - ' -
Zij hefte mij op. Geen knielen'voor'miji,
dan met knieën van gehoorzaamheid en onder-·
werpingei Uw hart moet zig bïitgen , niet uw^.
knieen Het is volikektlijk vaft beilooten--
Bereid u^ derhalven om uwen Fader te ontvan-
gen, als» hij u zo ftraks een' bezoek koomt gee- ji
ven , gelijli hij zou wenfchen u te ontvangen.
Dog aan dit een kwartier-uurs hangt de vreede
'van mijn Jeeve«. in toekoomende » het genoegen
van de geheele familie, en uwe eigene beveiÜi-
ginge voörr'eenenman van-geweld: En ikbelaila
u daarenboven, op mijn zegen , dät gij ftaat
maakt om JuiFrouw Solmes te zijn. ;' ^
Daar ging het lemmer door mijn ftait, ên ik
zeeg ter neer. En wanneer ik weder bijkwam,
•vond ik mij in de armen van mijne Hanna,, mij-
ne Zufters Lijsje mijne met moeite geopende handi
open houdende , m^'ne rijgveters ftukken geineer
den , mijn linnen ruikende naar harts-hoömea
ßiijne Moeder zijnde weggenen.' Hadi men mij
vriendlijk'behandeld '; de meldinge van
den haateiijken naam nog vermijd,'' of deriielveti
met een wdöig meer voofberddinge e» agtfiriijk-
Κ 4 «
-ocr page 206-heid' gemeld , ik^'zoude den^ ijzelijken klank mec
minder zigtbaarejontroeringen, hebben 'uitgeilaeil.
'V::.^· iüMaar bevolen^tetiworden , -op den' zegen
van-^ene Moeder, die- men zo diercbémint, wel-
ke men eenen zo waaren eerbied toedraagt, om
ftaat tei maaken jyan^JuiFrouw SOLMES te zijn
-----welk eene aankondiginge was dat ! n: » ί
• ;.j|v'Shorey kwam'binnen'met,eene boodfchap ,
(welke zij op haareb ilaatige wijze overbragt)
Uwe Mama is het leed, Juffer, dat gij dus-on-
^efteld: zijt: Zij yerwagt u binnen een üur-weder
-beneden ; en' gebood*imij te zeggen , dat zij
dan alles hoopt » van uwe«pligtmaatigheid. ' >
-------Ikrgaf geen 'antwoord wanp wat konde ik
peggen? En leunende op mijne ^Hanna's arm,
•begaf ik mij naai* mijne, eigene kamer. Daar kunt
gij giilèn .hoe hét grootft gedeelte van het uur
beileed wierd. ' : ^ ^ '
. Binnen dien tijd kwam mijne Moeder bij mij
ijoven. .
.. . ί Ik koome gaarn.beliefde het haar te zeg-
gen, in dii vertrek! — Geen ontroeringen, kind!
Geen ontilelteniffen! —- Ben ik niet uwe Moe-
der ! --B^en ik niet uwe liefhebl?endc, uwe
t9.eg.eevende Moeder ! Ontftel mij- met door
oniitellen ! < Verwek mij igeen moeije-
lijkheid, daar Jk « niets dan pleizier wilde'toe-
brengen. Koom , mijn lief, wij Wfillen in uw
kabinetje gaen. ·ί/.. (| ι . ,
iZij nam mij^bij de hand, geleidde.mij naar
Mmen^ ?en- deed ipij bij [ haar nederzitten ; En na
idapj.zij,gevraagd,;liady hoe ik mij bevond, begon
2ij::9P eeneii^tiaiu als ofv ^i^^ had , dat
tv
JüFFEit CtlARISSA^HÄRLÖWE. 155^
ik'van den verloopen ItuiTchentijil Tnijn^'^eHruik
'had gemaakt i'Oöifi'alle mijne tegenwerpingen^ té
overwinnen;'!! , piTt :
Het behaagdete zeggend-dat mijn
-Vader 'entZij';· om ν mijne' natuurelijke'zedigheid
te gemoec te koomen geiïede*· z^at;op ^ig
•zelve genomen hadden.^ jir:.:— · ; '^
•' mij uit-^ ien fpreek danV^v/iintJk ging
aan 'jl klaagen, ^ Gijt 2yt--niet ^bnfeewxiii:' van. het
einde van 's Heeren Solmes bezoekeri^^-
V.·· Madam-—JL-J,-; '·ί '
- Hoor mijniit'; "f en-ipreek dan. Hij-'is 'Wel
niét in allen deele zo'/als ik hem wenfche te zijn:
Dog, hij is'een vroom man, eii he'eft geen ondéüg-
'' ■ i'-'-i-i* Jii 'J ^ ΐΐλ .^»'-J».
'' Geen ondeüe'deh ,'' Madam! ^—' V. - ί
GS ί. offn·■■· · '.'^f ■ ^ -· ί t
.jrv^Jpor mijj^uit,. {kind^,r- Gij hebt u niet heel
kwaalijk'jegens ^hem gedragen: Wijj,hebben^ dat
!
f'
.met^pleiziei^ gezien.^^ -o^ïmbiiBbu
^ïM: .;>.0,Madamv-.moet'ik nuf niet. fpreeken! —
■ ϊ' ίΓ/ Ik zal zo aanftonds gedaen hebben ^^^ Eene
jonge »deern van liMin deugdzaamen^en-
'tigen aart, beliefde h^t»haari tè'-^eggen kan ie^
^kerlijk geen overgegeven' Ligtmis beminnen: Gij
hebt uwen Broeder^' al 'te lief, dan dat gij zoudt
wenfchen^eenen te trouwen,^ die hem^b^kans- om
•hals gebragt hadd en die mwe Oomen dreigde'eil
ons alle tart. Gij hebt zes of zeven-rmaalen^ uw
■zin gehad: Het is'ttoödig dat wij ü vöór'zo fnoo-
'den man beveiligen. Zeg mij (ik.'liebbe regC
om het te weeten) of gij deezen .man boven al- ^ fJ.
Ie anderen ftelt ?#«"God egter verhoede ƒ dat
' K5 'ik
ik ce .wfeten koome .dat gij zulks <Joet IMmt
zodanig-eène ^verklagringe zßude ons alle . elendig
inaakeri. Évenwei; zeg mij, zijn uwe gc^niegen-
lieden -aan :deezen ii^an, gehegt ? ;; -
. Ik wiil wat het gevolg zoude z^n, zo ik' ge-
legd had^ dat het zo niet waare»
'Gij hapert --- Gij antwoordt mij niec
— Gij %nt;mij niet antwoorden, τ^ Opßamds
w— Nooit zal ik « méér met een gunïHg oog
aaanfchouwen ---
V ·■
' (
li
■'li'
Ik
fe:
I
I
1Γ·.
, J!K ii",
O Madam, Madam! Dood mij niet met uw
misnoegen --Jk zoude, ik behoefde nie.t een
oogenblik . .te haperen , .yreésde ik niet voor het.
gevolg ,, zo'ik,naar uwen,, weiifch u antwoorde*
— Dat gevolg zij egter wat het wil, uw gedreigd
misnoegen zal mij doen ipreeken.. En ik ver*
klaare u 7 dat ik mijn eigen'hait liiet kenne» zo
liet'niet^volftrekt vrij is» En laate ik vi-aagen ,.
fcidde ikmijné'allerlieffte Mama, waarin is mijn
gedrag te befchuldigen geweell, dac ik, als een
losbol van-een ifehepzél, -gedwongen ίworde oiii·
te trouwen), om mijtte bewaaren voor — Waar-
voor? La^te ik » fineeken Madam , om de bè-
fcheimfter van mijne agtinge te zijn. ' Laat
uwe ClariiTa niet geftort worden in eeiien ihat,
waarin zij met geen man wenfcht te treeden
jdit op eene onderftellinge , dac zij anders zigzel-
zal uittrouwen', en haare gantfche familie fdm-
de aandoen.. , : nni
Wel nu dan > ïOaartje (over de kragt van mij-
redeneeringe heen Ihi^cnde} indien bw
vrg is· —r-r- 'f. ■ .
O mijpe, geminde Maöia lm de gewoopè
1 ' cdel-
i ■
•i
ί::\
Juffer CLARTSSA HARLOWE. i 5 j
edelmoedigheid van uw dierbaar hare een mijnen
voordeeie werto. Dring mij niet met het ge-
volg , 'twelk mij deed haperen. · . j
Ik wil niet, dat gij mij in de reden valt»
Klaartje — Gij hebten mijn gedrag jegens 11,
bij deeze gelegenheid eene regt moederlijke te-
derheid befpeurd V Gij hebt gemerkt., dat ik deeze
taak , met eenigen tegenzin „ hebte , op mij-ge-
nomen, om dat de man niet in, alles is , zo men
hem zou wenfchen; ,en om dat ik weece,'dat^gij
met uwe denkbeelden 'van volmaaktheid in cenen
man te hoog loopt ,
^ , AHerlieflle Madam, verfchoon mij deeze es-
ne reize! — Is'er eenig gevaar, dat ik mij
aan iets onbezonnens zoude f^huldig, maaken om
diens mans wille, waarop gij doelt ? ' . j,;
Al weder^, in de reden valjen I Pail: het
, "n mij te ondervraagen , en met mij»te ,redcn-
twiften ? Gij weet»dat dit ergens,..anders niet
gaen zoude. Dat weet' gij.Wat 'reden kunt
gij dan hebben ,, onedelmoedige, kleuter', om
'dus met mij, te- redentwiilen , dan. om dat gij
denkt van wegens ïhijne tdegeevendheid jegens u
het te mogen doen?
Wat kan ik zeggen? Wat kan ik doen?
Welke moet die zaak zijn, die niet veelen kan,
dat men'erover redeneere? ,, . .
Alweder! Klaarqe Harlowe! —- ·
AHerlieflle Madam, vergeef mij: Het was
altoos mijn roem en mijn vermaak u te gehoorzaa-
men. Maar befchouw dien man — zie maar op
de mishaagelijkhéid vj^n zijn perfoon —^
Tiu zie ik, Klaartje, wiens perfoon en ge-
. .r ' ftalte
• - D'e'HISTORIE vi^N^
■itake^gifiii uw oog hebt! Nu;' zie ik,;s dc Hr.
Solmes maar in vergeliJΉ!ίge mïsh:Lώξdi]k'^ „Π^ί^"
haagelijk aHcen vdorzóverre| één'ander man eene
♦voor het uiteHijk fraaijer geftdne lieefc. ' ^ ,, ,
r iJ ^Maar,^··Madam,* zijn zijné' zeden niereveib
2eer zodanig? — Is* zijne""iighaamlijke g^ilaltë
-niet de waare afbeeldinge van zijiie ziele ? —' Die
^andere nian heeft niets j zal niéts'bij mij'te bedui-
den hebben, ontfla mij maar" van' deezen'eeneu
mantegen'welken mijn hart, ik wil Öf niet I ge-
kant is. ^ ^ -
Maak zulke bedingilep niet. uwen \^ader.
"Zal i^/; yerdraageh, denkt gijmen hem dus
tegenihappe?' 'Hèbbe ik ir niet"bezwooren , 'zo
hoog als gij iliijnen vreede" waavdeeit — Wat js
het, dat ik niet toegeeve?^!''^-^ Deeze taak "zelf,
om dat ik.yréesde dat gij niet" ligt'zoudt zijn te
överreedenis inderdaad eené^taak ;voor mij i En
"wilt 'niets^toegeeven? Heßt gij niet Zo veelen
'nfgeilagen·, 'als^rnen u heeft voorgehouden ? In-
• dien gij niet wilt hebben dat* wij giflen om wien,
'ZO wees Ons' te wille ;^ wari't: gij moet ons te willb
'zijn,-of aangezien wordén^-ïiU ïn, eenen ftaat vHii
openbaare vijandfchap te ziin' met' onze caiitfche
fiUTiilie. ' ' ■ „.v;·
<· - En dit zéggende'ftond zij op, én^gingirdn^
mij weg. Maar bij de^kailier-dcür bleef zij fta^iï,
cn keerde om; Ik zal beneden tiie^ zeggen in
%elke geftekiheid'ik u laate]''^"'Övbricg alles. ,De
zaak is vafflijk' b'eilootch. Zo zeef gij mys Vaders
en mijnen'liegcii'waardeert genoegen van
de geheele familiezo béiluit "om.,ons te wiHê'tc
zijn. ^ Ik'zal·'ü voor een weinig oogenblikken al-
'! f
Juffer CLARTSSA HARLOWE. i 5 j
3eên 'laaten. Ik zal . dan weder bij u boven koo-
men; Zie dat ijk u vinde, gelijk ik wenfche ure
vinden; ^ en nademaal uw,hart vdj^u\»
pligt hetzelve beftieren. ior?
V ' In een halfuur omtrent kwam mijne Moeder
te rug. Zij vond mij in traanen./^f Zij nam mij bij
de.hand; Hec is mijn lot altoos, zeidezij, van
mijnen miillag te bekennen. Ik, geloove, dat ifc
mijzelve" noodloos- aan uwen tegenftand hebbe
blootgefteld door ^ de handelwijze , welke ik met α
hebbe aangevangen. Ik begon eeril, als of ik
eene weigeringe verwagtede, en door mijne toe-
geeyendheid haalde iks mij die qp den halze. ;. 4
,,Zeg dat,niet, mijne alleriieflie^Mamal zeg
dat niet! „ .
-nr. Waai'e. de gelegenheid tot dit (twiftgedingV
vervolgde zij, .ontftaen van mij zelve;> waare het
in mijne magt om u te ontflaen. van uwe onder-
werpinge; gij weet maai* al te wel, wat,gij bij
mij kunt uitwerken —-— - α < ,.. ^rr
. 1 ■ Zoude iemand, wel wenfchen:. te trouwen ;
mijne waarde Juffer Howe,,,die_ziet <kt. eencsf
Vrouw van zulken inboril, en^met zulk een ver-
ftand; begaafd,,v als mijne Moeder daarvoor bekend,
llaet, nietj alleen van alle vennogen ontbloot is[;
maar genoodzaakt oni zelf werkzaam te zijn omj
zaaken van groot belang/te doen doorgaen, op/
welke zij denktidat men niet behpore^te dringen
Wanneer ik ten tweedenmade-bij u kwam,
vervolgde zij ^ weetende dat uw tegenftand u niets y
zoude baaten,^weigerde ik uwe^redenen-'te,hoa-j
ren: En hierin had ik ook mis,, dewijl'nipn^e
dcf tegenwerpingen^yan een jong menfch die gaani.
Α « j f
ï
Di^msraRm väkt
redenééttV én gétvefii^ is οώ gäa^n door reden
overtuigd te wordeïi , béhoorf te hOoren: Ik zie
ΰ dan nu ten derdenmaaleén bieii gekoomen met
beiluit om alles te hooren, Wat gij te zeggen hebt:
En laate ik ,' mijn' lièf, door mijn' geduld uwe
dankbäarhdd aan-'mij véi'pligt^n ; üwe edelmoe-
digheid wil ik' het noemen; dewijl hét tot u is dat
ik fpreeke^ die gewend zijt eène gantfch edelmoe-
dige ziel'të^ hebben. —^ Laate ik eens zien, in-
Mêh i\\v hart '^eelienUjk vrij h, laate ik zien wat
het u beweegèp kan te doen om mij te verpligten:
En-dus zo gij' u dooi· uwe gewoone befcheiden-
heid beftieren laat, wil ik alles hooren wat gij te
zeggen hebt; maar wees verwittigd, dat zeg wat
gij wilt, het u elders niets zal baaten.
Wat eén vréezélijk zeggen is dat! Dog kon-
de ik uwe Ontfèrminge verwerven, Madam, Dat
zoude nog iets zijn.
Gij hebt zo véél van mijne Ontferminge, als-
van mijne Liefde. Maar wat is Ughaamlijke ge-
Ρ alte ^ Klaartjfe, bij iemand van uwe voorzigtig-
heid, en zó uw hart met is ingenomen 9
Zoude'het oog een weérzin hébben, wan-
neer het hart mét genegenheid verknogt moet
zijn ? O Madam, wie'kati denken om te
trouwen , daar hét hart op het- eeril gezigt een
walg heeft, én däär de Weerzin door elke verkee-
ringe naderhand moet verftérkt worden?
Dit is té'vvijfétt'^' Klaartje', aan uwe vooringe-
nomenheid. Laate ik geen reden hebben om mij
te beklaagén over die edele'beftendigheid van ge-
rÄoed· in zo jong een fchépzel, welke ik dagt uwe
te zijn^i en die mijn roem was op uw cha-
rafter.
\ 8
'X i
rafter.. „In die geval 'zoude hetcharctóekkigheid^
zijn en gebrek van gehoorzaamheidi - S —^'Höbc
gij geen tegenwèrpingen'gemaakt ; tegen verlchei-
deae —^—- . τ;:'!.- j ··'
Dat was tegen hunne gemoederen ,.'»^huniie '·
beginzelen, Madam —— Maar deezê man--
Is een eerlijk man-, Kiaarqe i Harlowe^ Hij'
heeft een goed gemoed·/ ——- Hiji is een'deugd*
zaam man. ν j
' /fjf/een eerlijk man I /fy een goed gemoed ,
Madam! een deugdzaam man ! r
Niemand ontkent," dat hij deeze^hoedänig-'^
heden heeft. r r .-j. ^
Kan hij een eerlijk man zijn, die voohvaaf*;'
den, aanbiedt, welke alle zijne eigene bloedver- -
wanten berooven zullen van? hunne regtmaatige »
verwagtingen ? ■ Kan zijn gemoed goed .
zijn --' . ^ mi:>z
) Gij, lOaartje Harlowe,· om welkef wille
hij zo veel aanbiedt, behoordet delaatfte te zijh;·!
die deéze aanmerkinge maakte· ï
Geef mij verlof van te zeggenMadam, daC ''>
een perfoon die geluk-boven rijkdom^ fchat j ge-^
lijk ik doe; die zelf het geen ik niöt vat»^-
nooden ben, en het genot daarvan kan ovërgee^
ven, als een blijk van gewillige onderwêrpinge —' ^
Niet meer,, niet meer van «we veMenftenl -
- Gij weet y dat gij dooi die - blijm'oêdige
blijk van uwe onderwei-pinge winnen zult; nier «
verliezen. Gij weet, dat gij maar αφ bróód op
bet'.water hebt geworpen—Dus niet'meer
daarvan I -Wantihetiis bijt elk eeti niet als-
eene verdifnite opgenoï^ën, kan ikttverzekeren;
fchooii
-ocr page 214-fèhoon. ik het voor^eene -hooge^agce; etf zo dee-^ ^
dénniw Vader eBOomen'toen ter tijd-—— -
t^Toen ter/tijd, Madam Hoe onwaardig-
lijk gaen mijii Broeder en Zufter, die bevreesd
zijn,- dat de günil, waarin ik zo onlangs ftónd —
Ik'wil 'tegen uwen Broeder, en Zufter niets'
hoeren — Welke farailic-twiften zie ik te ge-
moet op^.eenén-'tijd , in welken ik den meeften
trooft van u alle hoopte!
, ,Go.d;Zegene mijn Broeder en Zufter in alle
hunne waardige oogmerken 1 Gij zult geén'fami-
lie-twiilen hebbenzo ik ze kan voorkoömen.
Gij zelve. Madam, zult mij zeggen, wat ik van-
hun zal verdraagen , en ik- wil het verdraagen:
Maar laaten mijne daaden',. niet hunne verkeerde
uitleggingen (gelijk ik verzekerd ben dat het 'er
gaet, dooi',de onteerende verboden, waarmede"
ik bejegend worde) voor mij fpreeken, ■ f
. ■ Toen juift kwam mijnhVader-boven, met ee-
ne ilrafheid in zijn weezen,· die mij deed beeven.
— Hij kuijerde twee of'driemaal mijne kamer·
over,, fchöón gekweld vam zijne jigt. —En
zeide toen "tot mijne Moeder:, ' die. ftil was zo dra J
zij hem;zag - '—-f.--·^ · ■ i^ja, ■ :t:
Mijn lief gij blijft-lang weg. -^t-^rcHeC';
middagmaal xis ibijkansi gereed. Het geen ίgij. te;
zeggen jiebt, Jiunt gij heel kort afdoen. iZeker-
lijk, gij, i hebt niets te doen j, ί dam ime^ wil en
mijnen , \ν'ύ ilegts te verklaaren; .jMaar .'mis- *
fchien praat gij over de vobrberddzelen. — Laa-
ten wij u. ipoedig benedemhebben — Uwe ,Dx)g^ *
ter aan uw^ hand, zo zij dién naam^waardig.is.
• En Jaarop ging hij naar beneden, zijn. aog j
-
EZSÜË
juFFÉR CLARISSA IIARLOWE. τ€ι
^p mij werpende met zulk een ilrafgezigt, dat
ik buiten ilaat was om een woord te ipreeken tot
hem, of zeifin eenige minuten tot mijne Moeder.
Was dit niet om grooten fchrik aan te jaa^
gen, mijne waarde?t ' . :
Mijne 'Moeder , mijne bedruktheid ziende ,'
fcheen medelijden met mij te hebben. Zij noem-
de mij haar goed kind, en kufte mij; en zeide
mij, dat mijn Vader niet zoude weeteii, dat ik
zo veel tegeniland gebruikt had. Hij heeft ons
minzaamlijk eene verfchooninge aan de hand ge-
geven , waarom wij zo lang te zamen zijn, zeide
zij. — Koom mijn lief. - Het middagmaal zal
zo aanilonds op tafel zijn — Zullen wij naar bene-
den gaen ? -En zij nam mij bij de hand.
Dit deed mij opfpringen: Hoe, Madam,
naar beneden gaen, op dat men onderftelle, dac
wij over voorhereidzelen fpraken! — O mijne be-
minde Mama, beveel mij niet beneden,te koo-
men op zulk eene onderftellinge.
. Gij ziet. Kind, dat langer bij een te blijven>
zo veel zal zijn als te bekennen , dat gij eeneii
volftrekten pligt betwift: En' dat zal niet verdra-
gen worden. Zeide uw Vader zelve u niet voor
eenige dagen, dat hij wilde gehoorzaamd zijn·?
Ik zal u ten derdenmaale'alleen laaten.'' Ik moet
iets tot uwe verfchoonjnge.inbrengen: En·dat gij
.niet verkieft om naar beneden xè koomen aan hec
middagmaal ~ Dat uwe zedigheid bij.deeze gele-
genheid -^—^
O ■ J! ■ ■
; O Madam! fpreek niet van mijne zedigheid
bij ^eene gelegenheid: Want dat zou zija
hoope te geeven- ν i
m
ièi λΊ Dii HiSf ÓRIE vAi^ ^^
En hebt gij νσ'οί'οιη g^^/2-höope te geeveiif
^Verkeerde kïéiutèi· I Offflaëndë 'en 'van 'mij
w^èΓ "eenr%eer tijcl^in te overleg*·
gen ! Nadcmaal "het' noodig is ^-'mènv meer
tijd ™ En uh ik ii de naaftvolgende reize zie,
laiife ik dan wéèten w;èlken bluani' ik mij zelve
tobé' te Wijtèri,, of i^ah uwen Vader te draa-
gcn , wegens rn'ijne toegeevéndheidi jegens u.
■ ' Zij 'hield 7 eveinvel, aan de kamerdeur een
'weinig Μ; én fchcen te verwagten , dat ik haar
Verj^ögt zoude hébb'en γ om het' op het zagtile
VöOr mij voor te dratigeri; Want al haperende, be-
^iddê'hetiiaar ^te ':Zeggen', Ik orfdeiflellë , dat gij
firet gaarii zoudt ''hebben, dat ik een verilag
' 7 Ö Madam, Viel tuiTchen in-, pp wiens
■gunil kan ik hoopeny zo ik die van mijne-Mama
verliezé? J "" / ' _ ;
'''' 'OnV QQTi 'giinfltg tvérflag verzogt te '^he^bert,
weet gij , mjjnè waarde , diit 'zo veel ge weeft
^zou zijn als te'faliè-youwen omtreiit «én ftuk,
'waarover ik een al' · te' Vüft "befluit' 'genomen had,
om eenigen vari''inijhé vrienden^reden^Jte geeven
^ van te'derikenÖiïT^^ik daa:Miitreht de minfte twijiFe-
iinge ' had. ^En%s \gingvmijné Moedet' de trap-
~pen af* · ■i·-^·'■ iiv^*'·^^ «j^.»,-'.,. i. ii.. 'j ,
''' Tot dus',virie;'zal het geïchreeVene ter
* b'éftemder pkat^e/ri'edérleggen ^alzó' ik wee-
' teVtlat gy mij'niet al te omftandig ziilt''n^ten in
^ mijn verhaal van kleine bijzonderheden, ^die van
' zo véél belailg zijn'^vbor eene ,''welke gij mee
^'üwc Liefde vereert, zal ik bp dézdveWijze voórt-
gaen. Zo als de zaken ftaen'i bbi ik 'ër - niet -op -
Α ge-
-ocr page 217-gefteld om papieren , die zo, vrij gefchreeven
zijn, bij mij te hebben.
Eij lieve , laat Robert -eiken dag koomen
zien, zo gij. hem kunt miiTen, of^ik iets in ge-
reedheid hebbe of niet. . "
Γ ' Gaam zoude ik zien , dat gij hem niet met
ledige handen hiernaartoe zondt. 'Welk eene e-
delmoedigheid zal-het in u zijn , zo dikwijls uic
vriendfchap, als ik uit wederwaardigheid gedron-
gen worde, te . fchrijven! Dat'de Brieven wegge-
nomen zijn , zal .voor mij eene zekere blijk; zijn
dat gij ze hebt. · Dewijl ik zal fchrijven en hec
daar ter plaatze neerleggen , naar dat ik gelegen-
heid vinde, zo < zult gij mij van de gewoone pleg-
tigh'eid van boven en onder-ichïïyfmgQ wel ver-
fchoonen. Want ik behoeve niet te zeggen, hoe
zeer ik ben _ ' ^· ,
Uwe van harten en'altm 'toegenegens.
Cl. Harlowe;.
Ml
^ ■ ' V ■ ί τ: ' ' ■
Λ · W L ?
Jufer ChK^Wk ^Hh^^o^^^ymn^ y^
!f.·
-''Γ 'κί,-bii il '.i? ii)'·;-·-··
■ ι'ί· <'\ί!
■ ία
... , ·}|..
ÏH
Mijne Moeder, die zo dra het rai^dagmaal
gedaen m^s weder^.bjj n^ij kw^m. ,^ beliefde h'ec
toenίmij,te pniierrigten, dat zijr aan mija Vader,
Μ :
- "LI
'm
'ramei..
mm
hM
«§4 - '-^Öl/'iiiS^O^iEvAfi-
hiy Itórilr vmagde naar m\]mi biijmoedige ■ουλ'
derwerpingc (want het fchijnt v- άιι h^t 'bUpnüe-
dïgë alles is, 'Mrann men' twijfiek) <gezegd had,
"dat zij gaari^i,»in veen zo gcvvigtig ihik , »aan een
Idnd, \ welk zij zo veel reden hüd ,öm te bemin-
'iien (gelijk' iiij ife "göcdbcid hiid ,ναη te/ bekennen,
Wuaren haare''wocrden.) de vrijheid-gaf^ onTalles
•te zeggcii vvtit'haar op 't harrlag.l, op/dat haare on-
derwerpinge diés 'to^vri-iwilligci'' niogt ^zijn : Hem
te kennén^gcëvönde-^ dar toen .hij boven kwam,
VAj beliig inet mijne redenen, te aanhooren;
Want dat zy tond', dat ik liever in"tigeheel niet
trouwde. - ' ■ ^ ^ ; , oï
; ' iZij'^ bóngtede mij dat mijn Vader hierop
Ïoornlg''zéide ," Laat haar 20rg draagen —' Laat
iïaar ^;iorg dmagen.-i-"dat zij'mij geen grond gee-
ve, 0Π1 haar te verdenken van meer genegenheid
voor iemand anders te hebben. Dog indien het
.-^Jj harX-tO/.vedi niet om mij-
ιΐΰΐι wil te betwiilen , zo moogt gij, haar uit-
lioomi.'i-Ji .a
Dus, Κlaartje, zeide mijne Moeder, ben ik
diesvolgens in bedaardheid weder tot u gekoo-
men, indien gij door mve volllrekte weigeringe,
niet wedtistöcÄir4 ^oelk^ii^tehoore te^be-
hcuidclen.
■ ■ hiderdäad,' Madami ^ gij deedt mij règt, mee
te zeggen , dat ik geen ς geneigdheid hebbe om
in 't geheel te trouwen. Ik hebbe mij, hoope
ik, in mijns Papa's familie niet zo zeer onnut c;e-
niiiakt, dtit —. -- ? .. u.:.
Ni'èt■ Äieei·· van uwe verdienften , < Klaarije !
Cip^ijt een· goed.kind geweeft.Gij hebt mij ver-^
ii-
•m
JUFFER? GI.ARISSA H^RI^erWE.
Hgt„\*an iiHc .cÏéiiiiiuizelijlie zorgen
mij nu' niet iiieer , ,άξΐη:\γι\αι·ναη oi^^^
Iteile; Gij }ieb.t'4aiir\,'epr eei^e[ra;ine bQlQcning^^^^
gekrccgen in de agtinge , welke
heid en béleid U'li.öefc aaiigebiragt. ^ - Maar nu Ihet
alle die bijltand.yan ujiaail een,) eind(? te iieemen.
Zo gij, tiOiiwi:';^-zal''er-.een<natuurelij)c,^ Gn-indiei\
Haar onzen., ^in , · een w-énfchelijk einde yai> zijn;'
dewijl uwe eigene familie dan^aUe uvy-e gi\aven ili·
dat iltik zal bezeig'ihoudeii-: Zo'^niet, zal 'er ins-
gelijks een eindp van zijn, maa^' φρί cj^ii nauiui
relijk — Gij Yeillaet. mij ^ . ^
••i" ik.wesndei v.-o»:: - ;io π·. ·■
Ik hebbe^reide naarveene 'huishoudilei; laatet\,
verneemen(r:.':Ik-.'Zou.gaarn uwe goede Norlon ge-
had hebben, 'cïog ik onderllelie , dat gij
weniyiC; dc/©raavó Vrou\v bij-u.,te hebben.^ In-
dien gij het- begeert, zal n\eii daarover ii,
wdoverecnJiQonjeH^..;^:, / ,
Maar, waarom, alledieffle Madam, wa^'^
om móet- iky- de Jmgfi^, inrcen ilaat geilooten
worden , waarin^ik zeer vciTc, benrvan tq
fchen om met ieniAnd te treedcn?^;^;^^^^ ; ^ ·.-;·{
f ,Qij wilt ^ij .gaen^ vi-aagen ,!·. oriderilelle ïli',
waarQin. menf qni uwe Zu&i\nj.ct gedagt h^efi;
voor 4cn.Hr.,Solmes. ί '
Ik hoope, Madam, dat het u niet misliaage^
zal, zo ik het deed? ^ , . | ,5ƒ
^ Ik zou u uweri VïideKyhxnrion wijze;^
Qm een antW0Qrd.; >£.— De-tHr. Solmes heeft'rÄ^
nen om meer zin te hebben in ii ——'·■ 'Γ- -
En ik hebbe^redenen*,.i^Madam ora geen
•^.n. te ihebi^a ï^ksm* En jwaai^oi^' moet ik.·—,: :*
Ä^hieeariwiieiäi·
166 De'HISTORIE van '
Deeze fneedigheid tegen mij, viel mijne
Moeder 'er op in, is niet te verdraagen! Ik gae
heen, ^en uw Vader koomt, indien ik geen goed
aan u kan doen.
' O Madam, ik zou liever fterven, dan —
Zij hield haare hand voor mijn mond — Geen
volilrekte' en onherroepelijke weigeringe, Klaartje
Harlowe: Wanneer^gij u eens-onbuigelijk ver-
Idaart, hebbe ik gedaen.
' Ik fchrcide van moeijelijkheid, Dit 'koomc
alles , alles van mijn Broeder van daan — Zijne
fchraapzugtige oogmerken---—--
Geen lieeken op uw Broeder: De eere der
familie gaet hem vdlkoomelijk ter harten.
Ik zou mijne familie alzo ongaam^onteeren,'
Bladam, als mijn Broeder. ''
' Dat geloove ik. Dog ik-hoope, dat gij zuk
toeilaen, dat uw Vader, en ik, en uwe Oomen
oordcelcn , wat tot derzelver eere V" of oneere
tóke. - ' > ^ ^
Ik' bood toen aan, om ongehuwd te leeven ;
nooit in 't geheel te trouwen ;* of nooit dan met
hunne vplkoomene goedkeuringen -
_ Indien gij meent uwe pligtmaatigheid , en
iiwe gehoorzaamheid'^te toonen,, Klaartje, dan
moet gij het doen naar ons goedvinden , niet
naar i/w f/gvr/f;^ ^ ■■ ■ '
Ik hoope Madam, dat ik mij tot hietaantoc
niet zo'gedragen heb be, dat ik ztük eene beproc-
ï'inge van mijne 'gehoorzaamheid als deeze nood-
zaakelijk hebbc gemaak-t, ' ' ·
Ja, Klaarqe, - ik kan niet zéggen, 'of gij hebt
^ tot hieraan tw-ten uit^rfte» wel gedragea ; Dog
^mm
is.
c Jl
Juffer CLARISSA' HARLOWE. >71
gij hebt tot nu-toe geen bepiOevwgen gehad:, Eu
ik hoope, nu gïj lot cen^ geroepen zijt,. dat, gij
daarin niet zult iinlcn: Wa^ineerj-d^ kindersjong
2ijn, vervolgde, zij, fcheppei^^ de ^Ouders ;be(iaaj
gen in alles wat zij doen. JQj zijt in \ gehceleerj
goed kind geweei|; Maar wij zijn ,tot hieraantoe u
eer te wille ge weeft, dan jgij qus. Nu, gij toe
huwbaare jaaren zijt opgewafieti^jkopmt het op d^
proef aan ; bijzonderlijk uw Grootvader,.^
onafhangelijk gemaakt heeft.,, gelijk wij mogeu
zeggen, met u,te trekkeq vQajide|i geenen,^.,die
u iiv regtmaatige Tèrwagtingai^ 9P Goed Vau
natuure .voorgingen.
-ii j;
Madam, mijn Grootvadeiv wiil:^^ en mclddq
in zijn Teftament üitdrukkelyk.zijne begeertq, dat
mijn-Vader het meer dajn goj^4 ζ^ί maaken mee
mijneVZufter^ Ik deed nietS;,om, zijne gunil to
verwerven ,:[dan 'r geen ik dagt,mijn pligc te zijn.
Het was meer een teken ^ van .zijne genegenheid^
dan eenig yöordeel voor.mijt W^ï^·^? zoekc ik,
of wenfche ik onafhangelijkte zijn? Al waare ik
Koningin van de g:antrche Wereld die waardige
heid zou mij niet óntilaen vap φί]pligt jegens^
u en mijnenfjVader, .,Ik zoude^om uweii, zegeii
voor u nederknielen, al waare, het in de tegeiVi
woordigheid vi^i^millioenen--jT-^ zo dat-—.
Ik valle u niet gaarn in dè reden, Klaai'tje.;^,
fchoon gij meer dan eens op mij kondt invallen..
Gij zijt jongden ongetemdx, Maa^ ni^t^^al dac
pochen op uwè pligimaatigheid ^^ ^venfchte ik ^el,^
dat gij niy wat, meeV; ontzag bewO wanneerjk,
ipreeke. · \ , ..
Ik feeeke u oni vergiffenis, waarde MaSain ^
)U 4 ■ en
ί
.J ' i
4 *
%
l'
i
i i
'n
\
4
I
■1
ril
• -f·
h:
I ϊέΙΙ
j ■
1
>-■-'· -τ
ir'"
9·
-Λ
DE HISTORIE vAji
en om uw geduld jegens mij bij ^z/ZA^-eene gek:
genhcid als deeze. Indien ik daarover niet met
ernit fprak, zou" men- ondei-ftellen, dtit ik ilegcs
maagdlijke tegenwerpingen had tegen eenen man ρ
J
Μ
ï
■■i
dien'ik nooit kan verdraagen.
Klaartje Harlowe!
Liefftc, allerlieflle Madam, laat mij toe te
Ipreeken het geen ik te zeggen hebbe, voor 'dee-
ze reize --Het is hard, het is zeer'hé'dj dat
men mij verbiede de oorzaak van alle deeze on-
hiilen aan te roeren, om dat ik niet met Ideinag-
tinge moet fpreekeh van eenen, die waant dat ik
zijne heerichzugt in den wegftae, eri'mij behan-
delt als eëne ïlaavin—
Waar heenwaar'heen, Claris!
;Mijne allerlieflle Mama! Mijn pligc
laat mij niet toe, nnijn Vader zó verre willekeu-
rig té onderftellen , 'dat ik die willekein-igheiJ
bij u tot mijn voordéel' zoude inbrengen ' '
' Hoe nn, Claris ! — O Kleuter ί ———
Geduld,'· mijne allerliéflle Mama-: — Het be-
haagde u te zeggen, dat' gij mij niet godiild zoudt
hooren. - LIGHAAMÜJKE GESTALTE, is
in een man niemendal, dewijl ïnen onderilelt,' dat
ïk voorzigtig ben : Dus moet mijii oóg een weer-
min- hebben ; en mijne reden' niet' overtuigd wor-'
,ί
Kleuter, Kleuter!.-
' ' Dus itaen'de goede hoedanigheden, die men
mij toefchrijft, mijne ilrafFé té worden;' eii/men'
llaet mij te koppelen aan een monfler -^
ƒ Verbaasd I —^^Kaïi dit, CliuiiTa, van ij
-ocr page 223-Juffer CLÄRISSA I lARïi
* man^^ Madam,^naar ligha'dm'en hiaaf
ziel, is een mbnilèr in'mijne oogenj) ■ En op
dat *nieiV mij %ewéege 'öm deeze' behahdelingè te
verdraaien, kóomc men mij Vertellen,' dat ik 'oh-
verrdiillio; ben omtrent alle mannen·: ' Noiïthans
Óp 'andere tijden en óm andéik; bogmerken te
bevorderen, moet' ik^eagc^ \VOrden 'ten voor-
deele Van 'eeneii'man'te'zijn vooriiigénomen,-te-
gen wiens zedelijk charailer regimdaugé' tegen·^
werpiiigen zijn.' ——Opgéllóoten , als of ik,
gelijk de grootfte losbol, met deézéh man wilde
wegloopen, 'en^ mijne' geheele familie^^onreeren!
t—-- O mijne alleriiefïle Mama! ' wie;kan geduld
houden onder zulk'eéne behandelinge?^' ■ '
'Nu, 'Klaartje,· onderftelle ik, dat g-ij'i?;y
zult iaaten ipreekerii · Πζ denkè άλ^'ύί inderdaad
wel geduld jegens u gehad hebbè,; —-Konde ilc
gedagt Hebben — Dog ik zal 'alles·ίιχ: een kort ge
ding te zamen trekken: Uwe Mo'eder ^ -ChrVL·^
ζύ u een voorbeeld tóonen van dat geduld, "n
welk gij zo vi-ijpoiHg van vordert,''''zonder
daarvante hebben.' τ " ^
O mijnè waarde,'^"hoe verlegen maakte mij
mijns Moeders toegeevendheid op dien tijd! — On-
eindig meer verlegen,' Han ftraflieid-kon gedaen'
hebbVn. Dog zij wiß, zij wièrd-zekerlijk ge-^
vjaar ^ dat zij tot eerien harden, tót eenèn ó'^r^-
äelijken dienft, mag'ik zeggen, gebruikt wièrd,
änders 'zou'zljanders Kon' zij'zó-véél geduld
fiiet jegens mij'gehad'hebben." ,·
Laate ik u zeggen vervolgdè ^zl},' dat al-
jes heel kort is af te doen , gelijk uw Vader
iyrak. "'v""."' ^j' ^ijt ^ot hieraamae gelijk gij
^ ' ^ s 4
I ·■
ir
f
-----.. tm.XX, .v»,.-:^··
.....-Γ"
------.
É^L·
1,8ο De HISTORIE van
«■·'■ f.
heel^ gereed zijt om voor μ in te brengen ,
een gehoorzaani ,kind geweeft., - Gij hebt trouwens
geen reäen gehad om anders te zijn. Geen kind
wierd ooit meer beguniligd. Of gij nu al uw
Vöorleeden .gedrag wilt te fchande, raaaken; of
gij, op een tijd en bij eene gelegenheid, dat inei;
de hoogile blijk van gehoorzaamheid van u.vert
>^agt, '(e§qe.blijk die alles ftaet'te bekrpoiicn)
en daar gij verklaart dat uw harί ψΊ] Is -r die
^lijk wilt; geeven ^ dan of gij de onafhangelijk-
lieid in-toog hebbende, die gij u.moogt aanmaa^
tigen , (want zo zal men 'er over· oordeelen^^
Klaartje , - welke. ook uvve j. beweegreden moge
zijn) en die een man , welken gij begunitigc,
tJOör ons^allen ,^ pf liever, zei-
pen in y^^jV' van ons kan,; handhaaveii, --^Of
gij, zegge ik, inet ons alle ^bredcen wilt;, en o-
penbaarlijk opftaen tegen eenen .Vader , die zpn-
der nood, durve ik zeggen, jaloers is op de,vopr-
regten van zijne fexe , ten mijnen aanzien en
nog tienm-aa} meer jaloers op het gezag van, ec,"j
nen Vader; —^— Dit Js nujiet punt tuüchcn qn^
Gij weet ii? Vader het tot een punt ge-
maakt heeit ^i.en gaf hij ooit een^pp^,, 't.w'rik hi|,
dagt regt xe hebben om door te drijven ?·, ..,«. ,·. .
Dat.is-maar al 'te waai,, d'agt ik bij mijzclm !^
En nu mijn Broeder jmijnetj Vader,op zijne zijde,
gekreegen, heeft zijn fraairontwerp,
loopen^ zonder,,dat het zijnen leidband van ηοοτ
den heeft; en het is leaders wU gewo^^r
φη, dien ik'wederilaejt^niet mijns Broeders
fchraapzugtige.ooginerken.^; .
Ik zweeg ftil. Om de gaarheid tq zeggen,
rAi
!
B<f/
■Ai '
■
-
Juffer CLARISSA' HARLOWE. >71
ik hield mij toen juiil: uit misnoßgdheid IHl. Mijq
hart was te vol. ,ik dagt, het was hai'd, 'dus
van mijne Moedei·, te worden .overgegeven en
dat zij zulken onverzettelijken wil, .als. mijns,Bropj
ders, tot haaren wil maakte. ' _jMijne Moe^
der,,mijne waarde, fchoon.ik het niet mag zeg»
gen, was niet genoodzaakt om tegen -zin
c-e trouwen. Mijne Moeder beminde^ mijnen Va-
der. : ' ji^f ■ v^ Ï^r.;;:.: -^vr·
, f, i, Mijn / ftilzwijgen kwam mij ~ nog minder te
ftade. » — . . \
,. Ik zie „; mijn lief, zeide zij, ^ dat gij oyei^
tuigd zijt.- Nu,,..mijn goed/kind Nu, mjjn
Klaartje, hebbe-jk u lief! Men zal in 'c geheel
niet weeten ^ ;dat gij met mij in redentwiil ge-
weeilzijté .Alles zal|.men fchuiven op die zedig-
heid , waarin; gij^akoos.zo zeer hebt uitgemunte
Gij zult de yolkoomene verdie,i^fte van uwe onder-,
werpinge hebben,, ,/'mV . ι
' Ik weende, i, / j " , ' ?,.. :
} «. tj
, Zij droogde tederjijk^d^ traanen van mijne
oogen , en kufte mijner wang —::rn Uvyj Vader
verwagt u beneden met een blijmoedig gelaat
Dog ik zal wel uwe verfchooning^iUjaaken van^ t^e
koomen. Alle uwe zwaarigheden, ziet gij, zijn
van mij met 'eene regt moederlijke tederheid ♦be-
jegend. Ik verblijde mij.in de hoope, dat gij, Ολ
yertujgd zijt. Dit inderdaad fchijnc een bewijs te
;zijn van de waarheid uwer aangenaame, yerklaarin^^
ge, J^Situw hart. vrij isi· , . / r? ,
' Scheen dit «niet. aan" wreedheid^tQ. grenzen»
mijnilief, in eene zo toegeevende. Moeder? ^^—
Het zoude ondeugend· 2ijri, (zo^de het niec?)tte
' on-
I
I
ΐ J
!l V
tf.
^ÖE'HïStORÏEI^N-n'
ondei-ftellen clac mijne Moedér, in 'ftaat was ^bm
Liß te gébruiken;--- Maar zij worde 'er aan
gezet; j'-'cn is genoodzaakt iHregerflti te' flaenvvaar-
toe 'liaar hare 'natiiarelijk te verheven is om zig 'te
vèrlaag-cn; en alles met oogmerk ten mijnen bes-
te, om dat zij ziet dät ergens anders geéii berede-*
neeringe van ''t iliik'zal worden toegelaaten ? «·''
' ' Ik zal naar beneden gaen, vervolgde-zij,'-en
uwe verfchooninge maaken , dat gij niet koo'mp
theé-drinken , gelijk ik omtreiic liet midd%raaal
gedaen hebbe: Wantik weer.e,_ dat gij eemgé^
Ideine tegenilribbelingen zult^hèlibèntte overwin-
nen. Ik zal u die toégeeven; en^oökcenige kleine
natunrelijke afkeerigbeckn'-^ Èn dus zulί 'gif ψηΰέ
beneden^ koomeii, Izo gij verkieil beneden te
koomen.' --Alléén ^'^hnijn'lief,· maak mijn ver-
ttag niet te Tdiande, 'wailneer gtj töt'ihet avond-i
maal· koomt/^·'Em' vooral gedraag tjegens uweiir
Broeder en Zuiler, gelijk gij gewOóii waarr; wanB
uw gedrag jegens hen zal eene proef-zijn van uwe
blijmoedige '"^gehoorzaamheid- aèns'iöpP''- 'Gij -ziet,
dat ik u eer raade cJs eene Viièndife^i daii gcbiëde
Tils eene Moeder—Dus adleuy^-mljue Liefde:
En zij kuile mij-,"pogniaaI;»en ib^nd heon te'^gaenl
' O mijne lieve' Mama, zei de I k, vergeef mij'Κ
— Maar'zekerlp^ p· kunt'niet gelooven^/dat ilii
ooit kan donke'n%iirdM^ liian tkAebberil '
' Zij was zeer toómig, en Méén .grootliiks in
haare meeningè bedrogen te-ijjn.rii^ij dreigde ini|
aan mijnen Vader en mijne. Oomen- over-ite leve^
ren : ™ 'Zij beval mij evenwel (edelinoediglijlv be-
val zij mij) te bedenken, ■w'ëlken-ièhoonch kans ifc
mijnen Βιό^οι^ί^Ι Züiler.gaf,: iadién.ik:dagti daii
ï7"
Juffbr . CLARISSA ÏMRLOWE. F^^s
^ezèlve óógmérken, hadden te bevorderen jn-^ met:
mijne Oomen op mij misnoegd te maaken. ^ ,
' . Ik, j zei de zij, met.een zagter toon, hebbe al
vroeg gezegd alles wat ik dagt gezegd te kunnen
-worden tegen den tegenwoordigen voorflag, ,op
de onderfteliinge, dat gij, die vericheidene ande-
re hebt afgeOagcn (die ik bekenne, dat in lighaams-
geftalte boven deczen te keuren waaren) denzel-
ven niet. zo„udt goedkeuren; en had het met mi|
willen lukken , gij, Klaartje,zoudt !er hooit van
•gehoord hebben. Dog zo ik niet konde, hoe
iamt gij vervvagten het te boven te koomen'? Mij-
ne Voornaame einden in de.taak, die ik op 'mij ge-
nomen hebbezijn de behoudenis van den vreedè
der familie ^· die zo v,eej gevaar loopt van om ver-
re gewoi-pen te worden; u weder te' herftellen in
de genegenheden van uwen Vader en Oomen en
41
■^vl
Λ'ίΙ
u te bewaaren vooreen man -van geweld.
Uw, Vader ,- moe^ gij noodzakelijk-denken,/zal
in vuuriCn vlam vliegen, ^op uwe weigeringe
hem ce wille te^zijn: Uwe Opmeri'zijn zo'V^koo-
men overtuigd aangaende φ' 'ov'ereenkooHiil:^ ^yai»
deezen maaa:egel n;iet ^ loosde ^g-
merk0n van de familie,groot,.te.mjiaken, 'dat zij
zo vail 'er^. op iïaen als üw Vader—Uwé
/
IMoeij Her>"eyj, en uw Oom Hervey| zijn van de-
zelve partij,ioÈn het is hard , indien een yader eïi
Moeder„ ep; J^p^ei?, | en Móeij, alle te zamen ï
niet op u verkrijgen kunnen.,bm ..uwe keuze te'be-
gieren ■ ■ . Zekerlijk· ],nijn lieve rneid, vervolgde
zij, (wantrik, zweeg deezen geheelen tijd ftil) hec
Imn niet rwee7,en^ dat gij tê pieer afkcerig zijt,
om dat éOi fiQ&nerken 4er familie άο^ϊ deezen egc
^•mm^mmrn.
iülleii'bevorderd worden.' -^^ Die, verzekei-è
ik u, dat iedereen moet denken, indien gij u'niet
onderwerpt. Nog; terwijl de man,- die ons alle
zd'zeer beleedigd heeft, ongetrouwd blijft, en
om u heen gonft, zullen de fterkfte verzekerin-
gen, die gij'doen kunt, van uw 'befluit en wen-
Tchen om ongéhuwH te leeven, in 't allerminil: in
lägt genomen worden. En gij weet fwel, dat al
waare de Hr. Lovelace epn Engel, en uw Vader
maakte !er een punt Van, dat gij hem niet zoudt
liebben ;' het te vergeefs zou zijn zijnen wil te be-
twiilen. Wat het'verbod aangaet, 't welk u is
opgelegd (zeer tegen mijn zin V'wil ik wel beken-
nen) dat koomt voort uit het gélOqf, dat gij door
middel van jüifer Howe met dien man brieiwiiTe-
linge houdt, eri ik twijifele niet of glj'dOet zo.
Ik beantwoordde ieder iluk'op zodanige wij-
ze 7 dat ik v^erzekerd ben'dat het Mar voldaen zou<^
de hébben, ^had'het haar mogen vrijftaen om voor
kigzélve te oordeeiraV^ en daarop voer ik met bit-
"tere'ldagten'tiit^tègen de fchandelijke verboden,
Waaronder nien mij gefield'had.'f κ-
Zij ^oudeii' dienen om mij té tOonen, belief-
fe.iiet haar ^ te heggen, hoé zeer liet'mijn Vader
"ernfl was. 'Ik/ kondé 'daarvan ^itheff Worden,
Wai&er ik fiet ^kf|oed da^ en 'er /zou dan
pcn'.fchaadérnó^ van ^koomen.' Maar
zólic halfleriig bleef, "zoude iktaijzelve de gevol-
gen, te d^n'hèbbenT ^^ ' .ι : _ ^
ΐ-
)
i'
' ' Ik zugtè'dê." Ik^weendei- ^ ïk zweeg ilil. ^
• '' Zdl ik /''maartje,^^ide^^f'zalilcuwen Va-
\
der'bérigten^ dat deeze verboden zo min nood-
"^aakïlijk zijij als' tk' hoopte dat zijjsijn zouden ?
"" . i Dat
ys
B.
^r»·' ,
,__ίγψ· -<^,1 r-it
iMÉiiliiÉi
-ocr page 229-Jüi^FER CLARISSA HARLOWE;
Dat "gij uwen pUgt weec, en niéE ondemeemea
kult zijnen wil te betwiilen? — Wat zegt gij,
mijne Liefde?^ - ■
O Madam , wat kan ik zeggen op vraagen
met eene zo toegeevende v/ijze voorgeileld ?.
Ik iy^^ii? inderdaad mijn pligt: Geen fchépzel ter
vVereld is gewilliger om denzelven te betragtent
Dog vergeef mij, allerlieffle Madam, zo ik zeg-
ge , 'dat ik deeze verboden moet draagen, 'in-
dien ik derzei ver ontflag op zo dieren prijs moet
betaalen. t ' ^ <
-< Onverzettelijk en eigenzinnig, noemde mij
mijne waarde Maiïia^: En na eene reize twee of
drie^in gramfchap over de kamer gewandeld te
liebben , keerde zij zig tot mij; --- Uw hart
ä
'Α
ii
■Λ
■ f.
r
/ ClariiTa! Hoe kunt gij mij zeggen, dat uw
liart vrij is? Zulk een ongemeene tegenzin tegea
'een'bijzonder perfoon moet uit eene ongemeene
-vooringenomenheid voor een ander voortkoomcn!
Zeg mij Claris; en zeg mij de waarheid ——
Wiflbit-gij' niet bij aanhoudinge brieven met den
ilr. Lövelace? ^ i ^ ., . ?
' · "Alierlieffte «Madam ^ antwoordde ik, gij weec
■mijne beweegredenen:'Om ongeluldien voor te
koomen , hebbe ik zijne brievén beantwoord.
■De rédenen Voor onze zorgen van dien aart zijn
'nog niet over.' . ' ' ^ u ^
:!v · iïk bekenne bij u, Klaartje, Cfchoon1k hec
'mi tiiet gaam bekend wilde hebben) .<3ac ik voor-'
^maals dagt^odat een weinig plooijen tuiTchen zul-
' ke ^ heftige geeftèn niet kwaalijk waare. Iii kon
'ni^t weeten V of alles wéder in den haak gebr^,
^ ■ wordefi-·"·, door'b'enuddelin^e van ;jüjrd.M-
-j;..,^ en
/
i ■
-ocr page 230-—TS»»
en zijne .twee -huilers: Maar voor'^θ verre, zij ai·^
Ie drie agten/, dat het henipaft vooi'^humien Neef
geiloord te zijn ; en voor zo verre'-,;h"ün Neef
:goedvindt ons alle te tarten; en voor zo verre van
'den anderen-kant voorwaarden, worden aangeboo-
■den , die men niet, konde iciflcheii, welke zeer
waarfdiijnelijk beletten zullen datiiws Grootvaders
Goed uit de lamilie raake , en een middel kunnen
zijn om nog grooter tot dezelve over re brengen ;
Zo zie ik niet, ,dat de aanhoudinge van uwö
briefwiiTelinge met hem kan , of behoort te wor-
den toegelaatcri. Ik vCrbiede het u nu derhal-
ven , zo zeer gij mijne gunfl: waardeert. - ·.
• f Het' behaage u alleen , Madam , mij uwen
raad tcgeeven ^ hoe ik dezelve op cene veilige
wijze voor mijnen Broeder en Oom en moge af·
.breekcn ; en dit is alles waarom ik wenfche. Had
het den Hemel behaagd, dat de zozeer gehaate
man niet konde voorwenden te gewelddaadig be-
jegend te zijn , toen hij vreede en iverzoeninge
bedoelde ! Het zoude dan, altoos in mijne eigene
magt geftaen hebben, om met hem te hebben af-
gebroken. ' Zijne ilegte zeden ,ïdie hem te Idl ge-
legd worden, zouden mij een regtipaatig voor-
wendzcl verfchaft hebben, om terj,allen tijde
zulks te „doen.j — . Maarrvï <iaar /mijne Oo^
men en mijn Broeder zig niet willen maatigen;
daar hij, gehoord heeft, wat het oogmerk is; en
daar ik reden hebbe om te denken, dat hij door
zijne agtinge voor mij alleen weerhouden wordt,
van zijne gevoeligheid je,;tOorien over'de baldaa-
dige behandeÜnge.van^.hem en. zijne familie; wat
kan ik doen ?^.Zoudt gij'wülen hebben, Q Ma-
'dai»
mi
ί ■
Hl
η ί,
·· t
>
¥
É^É
^i^tiiSiiÊiÊm^^ÊÊm
-ocr page 231-ίΡ-W
f.
Juffer- CLARISSA HARL'OWE. Ï77
dam, dat ik hem waiihoopig en raazende maak·^·
te?
De Wet zal ons wel- béfchermen, kind! Ecii
gehoonde Overheid zal zig Wel Wreekeri. -—is.
Maar, Madam^ kan 'er niet eerit eenig yef-
fchrikkelijk ongeluk gebeuren? — De Wet wréekc
zig niet, dan wanneer zij gefchonden ts.
Gij hebt eene aanbiedinge gedaen ^ Klaartje,
dat zo gij uw zin mögt hebben in hét betwift'e
iftuk — Is het u weezenlijk ernft, indien men u
te wille waare, om alle briefwiiTelinge en onder-
handelinge met den Hr. Lovelace af te bréekent
Laare ik dit weeten-.
, Inderdaad her is zo ; en ik zal het doeii.
Gij, Madam, zult alle de brieven zien, die tus-
fchen ons gewifleld zijn. Gij zult zien , dat ik
hem geen aanmoediginge gegeven hebbe, dié
met mijnen pligt niet verknogt is. En wanneet
gij dezelve gezien hebt, zult gij beter in ilaat zijn
om mij te onderrigten , hoe ik ^ op de voorge-
ilagene voorwaarde ^ mij geheel én al van hénï
hebbe ^f te maaken.
Ik vatte u op uw woord Clariflli — Geef
mij zijne Brieven; en de affchriften van de uwe',
ik verzekere mij , Madam , dat gij het ge-
heim zult houden , dat ik fchrijve , en wat il:
ichrijve-
Geen bedingten met uwé Moeder —^— Ze^
kerlijk moogt gij u op mijne voorzigtigheid ver-
iaaten.
Ik fmeekte haar onl vergiffenis; en Vérzógr
ïiaar den fleutel te neenien van de verholene laade
ijii mijn leiTenaar, daar zij lagen 3 op dat zij zei-
r
• r»
17S De HISTORIE van
mmimim
mm
WJW
i-fJ^V«
ve zien «logc, dat ik geen iigcerhoudinge omtrent .
mijne Moeder gebruikte.
Zij deed het; en kreeg alle zijne Brieven,
cn de affchrifcen van de mijne. --- Zonder
bedingil, beliefde het haar te zeggen zult gij
ze weder hebben, zonder dat zij van iemand an-
ders gezien zijn.
Ik dankte haar; en zij ging heen om ze te
leezen , zeggende , dat zij dezelve zoude te rtïg:
brengen, als zij gedaen had. . .
Gij , mijne waarde , hebt alle de brieve«
gezien, die tuilthen den Hr. Lovelace en mij ge-
wiiTeld waaren ^ tot op mijne laatile vi^ederkoomil
van 11. Gij hebt erkend, dat 'er in dezelve niet-s^
is, waarop hij te roemen heeft. Drie andere heb-
be ik zedert ontvangen , langs den geheimen-
weg , waarvan ik iegen u gefproken hebbe\. den
laatiten hebbe ik nog niet beantwoord.
In deeze drie, gelijk in die gij gezien hebt
na dat hij mijne gunit verzogt, en op de ernßigfte
wijze de vuurigheid van zijne hartilogt jegens mij
betuigd heeft; . en verf on 1 de onwaardigheden
hem aangedaen; de hoonende tergingèn, die mijn
Broeder in alle gezelfchapy en tegen hem uitflaet
de bedreigingen, en den vijandlijkeii toeilel vaa
mijne Oomen, overal waar zij gaen; en de wegen,
die zij inflaen om zijnen naam te ichenden; ver-
klaart hij, „ Dat nog zijne eigene, eere, nog de
5, eere van zijne familie (alzo deeze mede betrok-
„ ken is in de fmaadredenen, die zonder onder-
„ fcheid te maaken tegen hem worden uitgewor-
„ pen wegens e^ ongelukkig vgorvai, 't weik hij
Juffer'CLARISSA HARLOm. 149
gaam vermijd zoude hebben, dog niet vermij-
den konde) hem toelaaten deeze Heeds iterker
■„ toeiieemende onwaardigheden te verdraagen:
„ Dat voor zo verre mijne genegenheid , fchooii
•5, hem al niet gunilig , niet kan ilrekken, nog
ilrekt, tot zülken man als den onlangs inge-
voerden Solmes, hij dies te meer belang heefc
„ om zig gevoelig te toonen over mijns Broeders
,, gedrag; die bij iedereen openlijk uitkoomt voor
■5, zijn wrevel en kWaadaarcigheid; en zig berocmc
over de waarfchijnelijkheid, die hij heeft, van·,
door het aanzoek van deezen Solmes, mij ver-
„ driet te doen; en zig van hem re wreeken: Dat
het onmogelijk is, dat hij zou denken geen belang
·„ te hebben in het verijdelen van een aanilag, die
regtilreeks op hem gemunt is, al hadde hij niet
„ nog hoöger beweegreden om te hoopen van
denzelven te verijdelen. Dat ik hem Vergeev^en
,, moet, zo hij Solmes daarover gae aanipree-
ken. Hij houdt ernilig aan (oiii 't geen hij zo
dikwijls voorgeilagen heeft) Dat ik hem ver-
lof zal geeven, om in gezelfchap met Lord M.
mijne Oomen , en zelf mijnen Vader te koo»·
„ men zien. — En hij belooft lijdzaamheid, in*
ρ dien 'er geen nieuwe tergingen gegeven worden ^
welke het volilrekt beneden een man is te vqr-
draagen : " Waarvoor het, in \ voorbijgaen ^
wel verre buiten mijne magt is, om iri te ilaen»
In mijn antwoord vcrklaare ik ronduit ^ ge-
lijk ik hem zegge meermaalen gedaen te heb-
ben , „ Dat hij geen gunft van mij te verwagteu
„ heeft tegen de gbedkeuringe van mijne vrien-
den ; Dut ik verzekerd beo dut zij hunne- toe-
Μ
ilem-
-ocr page 234-1,8ο De HISTORIE van
ilemminge nooit zullen geeven, dat hij ecnige
van hen bezoeke : Dk ik nooit zo mijn pligc
,, vergeeten , nog zo onbedagt zal zijn, om mij-
3, ne belangen van de belangen mijner ilimilie te'
„ laaten aficheiden , om eenig man op den aard-
„ bodem: Dat ik mij aan hem niet verpligt ag-
„ re voor de verdraagzaamheid, welke ik begee-
59 re, dat de eene haaftige gecil omtrent den ande-
5, ren oeffene. Dat ik in deeze begeerte niets
5, van hem vereifche, dan 't geen Voorzigtigheid,
Regtvaardigheid, en de Wetten van zijn Va-
5, derland vereifchen: Dat, zo hij eenige gunil,
„ dieswegens , van mij verwagt^ hij zig zelveii
„ bedriegt: Dat ik niet gezind ben, gelijk ik hem
5, dikwijls gezegd hebbe , om van ftaat te veran-
„ deren: Dat ik van mij zelve niet verkrijgen kan,
5, om langer op deeze verholene wijze briefwiiTe-
„ Hnge met hem te houden: Het is ilegt , laag,
5, en onbetaamelijk , zegge ik hem ; en hecfc
een fchijn van losheid , die niet verfchoond
kan worden: Dat hij derhalven niet te verwag-
ten heeft, dat ik die zal aanhouden. ,,
Hierop antwoordt hij in zijnen laatften, on-
der anderen , „ Dat zo ik daadiijk vaft gefield
hebbe om alle briefwiilclingc met / hem af te
breeken , hij befluiten moet, dac het is men
oogmerk om de Huisvrouw te worden van een
man , welken geen vrouw van fatzoen en mid-
delen draagelijk kan agten. En in dat geval
moet ik hem niet kwaalijk neemen, dat hij zeg-
ge , niet in ftaat te zullen zijn , nog om de
5, gedagten te draagen van eene perfoon voor al-
toos te derven, in welke alle zijne tegenwoor-
55
55
55
55
55
5?
55
55
V .
5, dige en alle zijne toekoomcnde hoppe als in'
„ een middelpunt te zamen loopt; nog om zig
„ zelven geduldig te houden onder de vermetele
,, trotfeeringen van mijnen Broeder daarover, »
,, Maar dat hij niettemin geen dreigementen zftl
„ uiten nog tegen zijn eigen leeven , nog tegen
dat van iemand anders. ' Hij zal dan zulke be··
fluiten moeten neemen, als tot welke een ge-,
vreesde uitflag hem op dien tijd vervoeren zal.
Indien hij zal te weeten koomen, dat het met"
mijne toeilemminge zal gefchiedcn , moet hij
tragten zig aan zijn noodlot te onderwerpen;
Maar indien het door dwang te wege gebragt
„ worde, zal het niet in zijne magt zijn om voor
„ het gevolg in te ftaen. „
Ik zal u deeze brieven binnen weinige dageh
zenden om te leezen. Ik zoude ze hier wel in-
fluiten ; ten waare 'er mogelijk iets kon vootval-
ien, 't welk mijne Moeder mögt doen eifTchen
óm dezelve nogmaal te zien. --Wanneer gij
die ziet, zult gij merken , hoe zeer hij zijn beil
doet om mij aan deeze briefwiiTelinge te houden»
^ ^ ^ ^ '
Met een uur omtrent kwam mijne Moeder
te rug. Zie daar uwe Brieven , Klaartje. Ik
hebbe niets ^ behaagde het haar te zeggen, te
berifpen in uwe omzigtigheid, ren aanzien van de
bewoordingen der uwen aan hem: Gij hebt zelf,
een welvoegelijke deftigheid opgehouden, zo wet
als alle de regels van heixdecorum in agt geno-
men ; en gij hebt u misnoegd getoond, gelijk
^ij behoordt te doen ,-'als hij in bedreigingen uit^
Μ 3 vaan,
77
5?
??
59
•5?
tSaeäk
ϋϋη
vaart. Met een woord, ik zie niet, dat hij "de
minile verwagtinge kan opmaaken uit hetgeen gij
gefchreeven hebt , dat gij de hartstogt zult be-
I gunftigen, die hij voor u bekent te hebben. Maar
bekent hij niet zijne hartstogt ? Hebt gij den
minilen twijffel over 't geen de uitkoomll 'moet
zijn van deeze briefwiffelinge, zo zij worde aan-
gehouden ? En denkt gij zelve , daar gij weet
de onbewimpelde haat van den eenen kant, en
de openlijk verklaarde vijandfchap van den ande-
ren , dat dit een Huwelijk kan , dat het een bd"
hoort te 'morden ?
In geenen deele kan het, Madam; gij be-
lieft aan te merken , dat ik zo veel al aan hem
gezegd hebbe. Maar nu de geheele briefwiife-
linge, Madam, voor u is blootgelegd: verzoeke
ik om uwe bevelen, wat mij in eene zo zeer onn
aangenaame gefteldheid te doen ftaer. ■ 1
! Een ding wil ik u zeggen , Klaartje. -—^
Maar ik belallc u, zo zeer als gij niet wilt heb-
ben dat ik de edelmoedigheid van uwen geeft in
twijffel trekke , dat gij daarvan geen gebruik
anaakt; duhhelzlnnig nog met ronde woor-
den ; Dat ik zo 'veel behagen fcheppe in de aan-
■ biedingè van uwe ileutels aan mij, door u op ee-
ne zo bereidwillige en onagterhoudende wijze ge-
daen, en in de voorzigtigheid, welke gij in u-
"we brieven getoond hebt ; dat waare het., doen-
lijk om ieder een, of uwen Vader alleen, in mijn
gevoelen over te brengen, ik gereedlijk al hec
overigé aan ,uwe befcheidenheid en verftand zou-
de overlaaten , behoudende alleen voor mijzelve.
de beilieringe of goedkeuringe van uwe brieven
' . · " itf
•Ί
mÊlÊÈiiÊÊÊÊÊÊÊÉiÊÊlÊÊÊÊM
5ii toekoomende; en om te zien, dat gij de brief-
wiiïelinge zo fpocdig afbrakt ajs mogelijk was.
Maar dewijl dat zo niet is, en uw Vader raazen-
de tegen u zou zijn, indien men bekende dat gij
brieven wiiTelt met den Hr. Lovela'ce, of ge-
wiiTeld"zedert den tijd, dat hij u zulks; ver·^
bood te doen; Zo verbiede ik u zulk eene vrij^
lieid aan te houden. - Nogthans , alzo
het geval moeijelijk is, laate ik u vraagen, Wat
gij zelve daaromti^ent kunt voorftellen? Uw hart,
zegt gij, is vrij. Gij bekent, niet van gedagten
te kunnen zijn., zo als thans de zaaken pn om-
ftandigheden ilaen , dat het gefchikt ,zou zijn te
denken om ^en huwelijk met cenen man die ons
iille zo zeer beleedigd heeft: Wat fielt gij u dan
voor te doen ? — Welke, Klaartje, zijn uwe ge-
dagten over bet iluk?
Zonder baperinge antwoordde ik -— Wat·
ik nederig voorftelle is dit: - „ Dat ik zal
„ fchrijven aan den Hr. Lovelace^ (want zijnen
9, laatiïen heblDe ik niet beantwoord) dat hij rus-
fchen mijnen Vader en mij niets te'maaken
heeft : Dat ik zijnen raad nog vraage, nog
behoeve : Maar "dat nademaal hij eenig voor-
wendzel meent te hebben om 'er zig in te men-
„ gen, van wegens mijns Broeders bekentenis van
het voorilaen van den Hr. Solmes om Kem ver-
driet te- doen , ik hem wel wil verzekeren
(zonder hem eenige reden te geeven om te
„ waanen^ dat de verzekeringe in 't allerminil
gunftig voor hem zeiven zij) dat ik nooit de
g^ vrouw zal zijn van dien man. „ En indien het
mij, vervolgde ik, moge vrijftacn hem dee-
ΛΙ.4 ze
9?
95
9?
9»
99
9?
'ïs4 De historie van
ze verzekeringe te geeven, en de Hr. Solmes, in
gevolge daarvan, worde te mg gehouden van zijn
iianzoek voort te zetten ; Laat de Hr. Lovelace
genoegd of misnoegd zijn, ik zal niet verder gaen;
iiog een regel meer aan hem fchrijven; nog hem
ooit meer zien, indien ik het vermijden kan : En
ik zal daarvoor eene goede reden van verfchoo-
ninge hebben, zonder eenige vaii mijne familie
^aarin te betrekken.
Ach! mijne Liefde!- Maar waar zullen
wij heen met de voortvaarden ^ die deHr. SoK
mes, aanbiedt? Die zijn de beweegredenen bij
iedereen. Hij heeft zelf uwen Broeder hoope ge-
geven , dat hij zal wiiTelen, met Goederen ; of
ten minden, dat hij het Noorderlijk zal koopen i
want gij·weet, dat het gelieellijkmoet overeenkoo-
menmet de oogmerken der familie, dat wij ons
vermogen in dit GraafTchap vergrooten. Uw
Broeder , in't kort, heeft een plan ingeleverd, dat
ons alle inneemt: En het moet voor eene fami-
lie zo rijk in alle haare takkken , en die fop
cere en aanzien toelegt, zeer behaagelijk zijn ee-
ne zeer groote waarichijnelijkheid te zien, van
eens den zeiven rang met de voornaamften van hec
Koningrijk te beklimmen.
En om deeze oogmerken , om dit/plan van
mijnen Broeder , moet ik , Madam, teti huwe-
lijk gegeven worden aan een en man , dien ik
nooit verdraagen kan!--O mijne lieve Mama,
bewaar mij, bewaar mij, zo gij kunt, voor dit
zwaarwigtig onheil! --— Liever wilde ik leeven-
dig begraven worden , inderdaad ' dat wilde ik,
4an dien man te hebben!
•f
Ρ ■·
V
i ■
^ Juffer CLARISSA HARLOm SSf
Zij bekeef mij over mijne heftigheid ; dog
was zo goed οώ mij te. zeggen. Dat zij mijn Oom
Harlowe, welke toen beneden was, zoudepolfen 5
en zo die het haar aanraadde , (of zig verbin-
den wilde om haar te onderrteimen) dat zij hec
dan waagen zoude om zelve mijnen Vader te
fpreeken ; en ik zou verder 's ogtends daarvan
hooren.
Zij ging naar beneden om thee te drinken,
en nam vriendlijk op zig om mij te Verfchoonen,
'wegens het niet bijwoonen van het avondmaal. ■
Maar is het niet een droevig ding,, zegge ik
nogmaal, genoodzaakt te zijn den wil van zulk
eene Moeder te wedei-ftaen? Waarom, gelijk ik
dikwijls bij mij zelve zegge,, is men op zulk een
man als deezen Solmes gevallen ? Den eenigeii
nian ter wereld, zekerlijk, die zo yeel kon aan-
bieden , en zo weinig verdienen!
Weinig inderdaad verdient hiji - Wat,
mijne waarde, de man heeft het ilegtile charader.'
Alle mond is tegen hem opengedaen wegens zijne
ilordige handelirlgen-r- Een dwaas man, zo
laag van ziel te zijn! -Daar het verfchil van
cenen goeden naam te behaalen wegens edelmoe-
digheid, en de berispinge te ondergaen van een
vrek te zijn, jaarlijks, als men het voorzigtig aan-
legge, geen Vijftig pond zal koilen.
Welk een naam hebt gij verkreegen, met
minder uitgaaf? En welke gelegenheid had hij oni
lof te behaalen met eene zeer geringe, daar hij;
zulk een rampzalig fchepzel als Sir Olivier in 't be-
zit van zo overmaatige fchatten opvolgde? Nog-"'
ilians heeft hij zig zo gedraagen, dat de gemec-
=..........Μ 5 ne
-ocr page 240-Hü
%
ι
ïie fpreekwijze op hem worde toegepail. Dat Sir
Olivier nook dood zal zijn , zo lang de Hr,
Solme? leeft,
] De wereld, gelijk ik dikwijls gedagt hebbe,
lioe kwaadaartig zij ook gezegd worde te zijn ,
is doorgaens regtmaatiger in haare charaiters (fpree-
fcende naar 't geen zij "joelt'^ dan men gemeen-
lijk wel denkt: En die geenen, welke over haare
fcedilzLigt meeil klaagen, behoorden miffchieit
fiiecrmaalen naar de gelegenheid binnen zigzeU
ve om te. zien , dan zij doen.
Mijn hart is een weinig bedaard, op hoope
dat mijne Moeder in ftaat zal zijn om gunft, en
eene verloffinge van deezen man voor mij te ver-
werven ; en dus kan he t mij wagten om in het zq-
delijke te loepen ; Dog al kon het niet'^ ik zou
niet nalaaten dusdanige aanmerkingen nu en dan
tulTchen beide te laaten vloeijen , om dat gij mij
beveelt dezelve nooit voorbij te ilaen, als zij mij
voor den geeft koomen: En niet in ftaat te zijn
om dezelve te maaken , zelf in eene aandoen^
lijker gelegenheid, wanneer men zit te fchrijven,
zoude een bewijs zijn, dat men meer met zig zel-^
ve^ en met zijne eigene belangen waare ingeno-
men, dan oplettende op de begeerten van eene
vriendin. Zegt men , dat dit natuurelijk is, wat
veroorzaakt die natuure^ in gelegenheden waarin
men eene vriendin kan verpligten, en haar een
leerzaam iluk erinneren, 't welk Taangefchreeven)
tot Verbeteringe van iemand zelve ook ftrekken
Ican, dan eene fout; welke te overwinnen, eeq,
jcienfch boven de natuure vci-heiFen zoude?
, j
r i
f
P. •i» 3
Ü
i.
1ί·
. r
'ιφν Clarissa Harlowe 5 aan Juffer
Howe. ^
i
Zoudt gij niet gedagt hebben, dat 'er iets
%Qi· mijner gunfte zou zijn verworven, door een©
redelijke aanbiedinge, door een zo gevoeglijk
middel, gelijk ik mij verbeelde, om een draagelijk
einde , als uh mijzel-ve , te maaken van eene
briefwilTelinge, van welke ik anders bezwaarelijk-
weete hoe ik, met veiligheid voor zommige van'
mijne familie, zal ontflagen worden? —r- Maar-
mijns Broeders plan , (van welk mijne Moeder-
fprak, en waarvan ik te vergeefs een affchrift ge-
tragt hebbe te krijgen, met oogmerk om het van'
'ftuk tot 'iluk na te gaen ., en de dwaasheid daar-
van aan te toonen, gelijk ik niet twijifele of daar-
toe is wel, gelegenheid) gevoegd bij mijns Va-
ders onbekwaamheid van i:egenfpraak te kunnen
yeelen, zijn onwederilaenbaar. , *
Ik ben den ganfchen nagt niet te bed ge-,
weeft; en ik ben in 't allerminft niet vaakerig:
Verwagtinge, en hoope, en twijifel (een zeer.on-
gemaklijke ftaat) hielden mij genoegzaam, .wak^
ker. Ik trad qp mijnen gewoonen tijd naar bene-
den , op dat men niet mögt weeten, dat ik niet
wa^f
-ocr page 242-► DE HISTORIE VAN
was te bedgeweeft; en gaf bevelen ten aanzieö
van het huishoudelijke.
Omtrent de klok agt kwam Shorey tot mij
van wegens mijne Motder, met ordre om in haa-
re kamer bij haar te koomen.
Mijne Moeder had geweend, zag ik aan haa-*
re oogen: Dog haar aangezigt fcheen min teder,
en mni toegenegen , dan 's dags te vooren; en
«Mt jaagde mij , zo dra ik in haare tegenwoordig-
I^ïd kwam , eene vreeze aan, die mijne geeilen
giOotiijks benevelde..
'Zit neder, Kiaarqe Harlowe; ik zal zo aan-
itonds met u ijoreeken: En zij bleef in eene laa-
4e onder kanten en linnen kijken, op eene nog
feezige nog agtelooze wijze.
Ik geloove, dat 'er een kv/artier-uurs verliep,
' voordat zij tot mij Iprak, (mijn hart door dus in
% onzekere te hangen , den geheelen tijd klop^
pende) en toen vraagde zij mij koeltjes, Wat be-^
velen ik voor deezen dag gegeven had ?
Ik toonde haar de Cedel van het eeten voor
«leezendag, en morgen, indien het haar, zeideik,
behaagde die goed te keuren. Zij maakte eene
ikleine veranderinge daarin ; maar met zulk een
koel en ftaatig weezen, dat mijne ontroeringqï
éaaidoor aanwon.
Mijn Heer Harlowe fpreektvan heden mid-
dag uit eeten te gaen, ik denke, bij mijn Broeder
Anronij, --
■ · Mijn Heer Harlowe! . Niet mijn Va-
jderi — Hebbe ik dan geen Vader! — dagt ik ?
Ga zitten , als ik't u gebiede. '
'Jk zat neder J
m
•iï:
"H
■i,
'i
Ρ1;
k · 'i -
Gij ziet zeer iluuifch , Klaaitje.
Dat hoope ik niet, Madam.
Indien kinders, altoos kinders waaren de
ouders —— En daar hield zij ilil.
Zij ging toen naar haar toiktte^ en zag in
den fpiegel, en gaf eene halve zügt — de andere
helft, alzo zij niet gezugt zou hebben ^ had zij hec
kunnen helpen , bremde zij zagdijk weg.
Ik hebbe niet gaarn , , dat het meisje zo
iluurfch zier.
Inderdaad j Madatn , ik ben niet iluurfch
- En mij van haar afwendende ^ haalde ik
mijn zakdoek uit, want de traanen liepen mij
over mijne wangen.
Mij dagt, ik zag, door den fpiegel voor
mij j de Moeder in haar verzagt oog op mij ge-
Dagen: Maar haare woorden beveiligden de ver^
hoopte tederheid niet. » -
Het is een van de lailigile dingen ter we-
reld , dat de luiden krijten over 't geen zij kun-
nen helpen!
Ik wenfche'dat de hemel gave. Madam , dac
ik het konde 1 --En ik fnikte wederom.
Traanen van berouw en fnikken van ilijfhoof-
digheid voegen wonderlijk wel bij malkanderen.
-- Gij moogt wel naar uwe kamer gaen. Ik
zal zo daadiijk met u fpreeken.
Ik neeg met eerbiedigheid. »
Βεφοι mij niet met uiterlijke gebaaren van-
agtinge. Mee hart is 't. Claris, dat ik hebben
wil. '
Inderdaad, Madam,gij hebt het» Het is niec
ZO zeer het mijne, dan van mijne Mama.
JMoolje
1
Mooije praatjes!'-Konden woorden^
gelijk zeker man zegt , voor pligtsbetragtinge
'doorgaen , ClariiTa Harlowe zoude het pligtmaa-
dgil kind zijn dat 'er leeft.
God zegene dien zekeren man ! -Wie
het ook zij , God zegene dien zekeren man! ---
En ik neeg , en volgens haar laatil gebod, ging
ik heen.
Zij fcheen getr<^iFen; maar moeß toornig op
mij zijn.
Dus zig van mij af keerende , fprak zij vrij
ihel, Waarheen nu , Klaartje Harlowe?
Gij geboodt mij Madam, om naar mijne ka-
mer te gaen.
Ik zie, dat gij zeer gereed zijt om uit mijne
■ '1
>
■>j\ ■ ■
tegenwoordigheid te gaen. -Is uwe op-
volginge een uitwerkzel van ftuurshcid of van ge*
hoorzaamheid ? — Gij zijt zeer gereed om mij cg
verJaaten.
Ik konde het niet langer uitftaen; maar
wierp mij aan haare voeten : O mijne allerlieffte
Mama I Laat mij weeten alles' wat ik te lijden
hebbe: Laat mij weeten wat 'er van mij ftaet te
worden! — Ik wU het verdraagen, zo ik het
verdraagen: Maar uw misnoegen kan ik niet ver-
draagen, ' I
Ga van mij, ga van mij, Klaartje Harlot
we ! --- Geen knielen ! — Zo buigzaame le-
deraaaten ; en een Wil zo ilijf! -- Sta op ,
zegge ik u.
Ik kan niet opilaen ! Ik zal mijne Mama
ongehoorzaam zijn , als zij mij gebiedt van haar
weg te gaen zonder niet haar verzoend te zijn ]
Geen
-ocr page 245-Geen ftuursheid , mijne Mama: Geen eigenzin-
nigheid ; Maar erger dan die beide : Regtftreeks
ongehoorzaamheid is_ dit! -Nogthans fcheui'
u niet van mij af 1 (mijne armen ^ ai knielendö
rondom haar heen flaende; zij worftelende om
van mij los te raalven ; mijn aangezigt naar hei
haare opgeheven, met overloopende oogen,
die de taal van mijn hare niet fpralien, zo zij niet
geheel ootmoedig en eerbiedig waaren) -;
Gij moet, gij moet ü niet van mij affcheurenl
(want de lieve Vrouw worftelde nog al, €ii
zag nu dit, dan 'dat heen, in eene aangenaamé
ontfteltenis, als of zij niet wiil wat haar te docis
Hond.) - Ik zal niet opftaen, nog van n
gaen , nog u los laaten, voor <iat gij zege
niet toornig op mij te zijn.
O gij altoos mijn hart-beroerend kind! (haa-
re amien om mijnen hals vouwende , gelijk de
mijne haare knieën omvatteden) Waarom v/iercl
deeze taak! --- Maar ga van mij! -- Gö
hebt mij meer dntfteld dan ik kan uitdrukken f
Ga van mij, mijn lief! - Ik zal niet toOT-
nig op u zijn — zo ik het kan helpen -- zo gi|
goed zult zijn.
Ik ilond al beevende op ; en niet weeten-
de wat ik deed , of hoe ik ilond of ging, be-
gaf ik mij naar ihijne 'kamer- Mijne Hanna volg-
de mij, zo dra zij hoorde, dat ik mijns Moe-
ders tegenwoordigheid verliet, en hield mij met
zouten en fontein-water maar even buiten be-
zwijminge ; en dat was zo veel als zij doen kun-
de. Het was bij de twee uuren, eer ik zo ver-,
ie tQt bcdaar&D koude kpomcn, dac ik mijne peti
1
Μ
/if
i^i De HISTORIE van
opvattede, om aan u te fchrijven, hoe ongelulc·*
kiglijk mijne hoope ten einde was geloopen.
Mijne Moeder ging naar beneden om te
ontbijten. Ik was niet in ftaat om daar te ver-
fchijnen : Dog al waare ik beter geweeft, on-
derileJlc ik, dat men mij niet zou a%eeifcht heb-
ben ; nademaal het verlof om haar naar beneden
te vergezellen , van mijnen Vader (^wanneer hij
op mijne kamer was) alleen gegeven wierd on-
der voorwaarde, dat zij mij den naam van Dog-
ter waardig vond. Dien , twijiFele ik, of ik
ooit wel zal waardig zijn, naar zijne gedagten j
indien hij niet bewogen kan worden, om van ge-
voelen ten aanzien van deezen Hr. Solmes te ver-»
anderen*
- ί !
' f '
er Clarissa Harlowe, aan Jtiffèr
HoWEi
I
t
\Ten ajttwoord op den XV. Brief\
Saterdag ^ den 4 'van Maart ^ te 12 mirem
> I
t?
•»,
Hanna heeft mij zo even van de gewoone
plaatze uwen aangenaamen van gilleren» gebragc.
De inhoud daarvan heeft 'mij zeer peinsagtig ge-
maakt; en met mijnen erniligften ftijl zal ik u ant-
woorden» —- Ik dieu Hr. Solmes hebben!
! ' Necu
-ocr page 247-JuFFEU CLARISSA HARLOWE. ifi
fieen zeker! — Ik wil li,ever —«Dog ik zal ccril
óp die pafragies in iiWen Brief fchrijven, waar-
aan ik mi/ mindeï laatc gtlcgen zijn y -op dat ik
dit gedeelte met iiicel· ibedaai-dhfcid ïnoge /aanvat-
ten^ / / ■ , ... V V ■ c. . ·. ^ ' /
Wat Belangrhiijiis Züflërs ègtingö voorden^
Hr. LoVeliVce; ■ watirviiin gij meldt; daarover ben'
ik niet zeei- verwonderik Zij heebt det
moeite, ehibét is 'zó veel haar óndlTvve^, oni
anderen te doen Herik'èn , dat'zij nooit zindn hem'
had\ nog dtit 'zij maat al xe veel
aanleidinge geè'ft 'oin haar -van het tegendeel -te
Verdén'kenV vertélt nooit de-^hiftOrib Vanhuir
igheidén; eh Van-haar afilaen ■vän''hem'^ oFhaar
kóleur rijft , 'éij %iet mij hiet vei-öntWaardiginge
aan, en mengttóónV'inet de trotze hóiidinge,, diö
iij aanneenlt:^ ^cHie^toom io Wel als
trotèe houdihge^ tobnei-i ; 'ddt Hj^encn mail'ïat^.
iloeg, welken Zij ivaardig dägt bhx'te heemCn ;
W-aai. is anders dè r^den óf vari gfänifchap bf vaii
Bcrocminge'? •^Am« 'ï3ellai ''1Zij is te beklaa-
^éni — Zij kaü iii6't-'^bc^adrgHhéid%óg b'ehaageri
TiQg mishaageii in iemand llébbéii I-ïad-het
dén hcrnef beHaagdvt dat zij aller haaréi' waifbhêiV
iiiagtig; gewbrdëit''\vaarcl dit dog
dén hemel bbhiiagd·?·"'- ·· ; "
'' Wat belangt hcc geen gij zégt aahgaêiidD tó
©vergéevén van heï'Gded, dat-mij-gemaakt was χ
itan iilijns Vadéi·^ t)é#inÖ$ iiiijiié bewéégiedcnesi
ten dien tijde*,; g^jk gij ëi-keiu wtl4Γc^1 niet te,
liiisprijzen: Uw Fadd ovér het ondein^^erp aan niij
gegeven, wasvolgend'tgécnütmijérinnere, ge- .
^rond op inv gOÊii gevoeien^van üiij^ wnijrdöoif
-T94 De HISTORIE vam,
gij gclooitlec, dar ik/geen kwaad gebruik zoü.
maaken van dc magc „mij bij iiitcrften wille toege-]
ftaen'i Nog gij, nog ik , mijne waarde, fchopn
gij, u nu houdt"als of .gij eene w-aarzegfter. ge-^
weeft waart, (vergeef mij) kon geloofd hebben,
dat Dat, gebeuren zoude , 'r welk. gebeurd is ,
wat mijnen Vader aangaet wel bijzonderlijk. Gij;
hadc wel kwaad vermoeden van mijns Broedersr
oogmerken.mij ; of liever .van zijne over-,
heerfchende,,£/g<?;i-liefde ; dog ik had zulke h^·
de gedagten niet van mijnen Broeder en Zufter'i
dan' gij; altoos hadt. Gij bemindet hen nooit; en!
Üngunit ftaart altoos met opene oogen naar dcia
gebreklijken 1 kant fl .gelijk Gunfl: of-Liefde blind
is zelf voorn weezenlijke; onvolmaaktheden.
zal niijne beweegredeni^n kortlijk,nagaeri: , ^"
; Ik vond diat Afg .niligheid; en Gemelijkheid
groeiden in e]ken boezemdaar alles, te voorjéii
Eenigheid en .Liefde was: Van den ge-eerden ie^.
fiateur φΓak . men fchamperlijl;: Eene tweede
kindsheid twierd hem toegefchreeven ; en,ik be-
riet ais, 1 dié [daarmede mijnf, voordeel 'gedaeii
had. Alle. jonge fch'epzels, ,jdagt^ ik ,, begeerei"^
meer of min.,; onafhangelijki te zijn 5 dog die
geene, welke meert daarnaar wenfchen * zijn zei;?·,
den meert gefchikt, dat haar of de · beftieringe^
van zigzelve, of nmgt over anderen worde toe-
betrouwdni sDeezejis zekerlijk eene zeer hooge^
en ongewoone magt aan ^ zulk een jong menfch.
gemaakt. Wij behoóren ons zeiven alies niet aan
té jmaatigen , waartoe wij magt hebben. Alles
te neemen V wat goedaartigheid , of toegeevend-,
heidj .of/een^'gQed gevod^u <?I15 toevoegt, toont
.i' ' " i eea
j i ?
I
fff
■'Cs
een gèbrcik van gemaatigdhèid |' en eene gre-
•tigheid welke' dièr giinil «óiiwaai-dig is ; en zijn
ilegtè tekens van het gebruik-, 't welklmogelijk
van 'de^coêgéweezérie magt, gemaakt zal wordene
Het is waar, dagt ik dat ik^geneuglijke ólitWer-
pen gefmeeci hebbe ^ om 'anderen 20 gólukkig té
maaken als mij zelve ^ door hét bélioorelijk waar-
neemen'.vah- het R'cntmeefteifGliap mij toebè-
ti'ouwd: alk Geed geên Kentmeeßerfchap^
mijne wä^de F] Maar laate ik mijzelve onder-
zoékeni''ïs ïiiét ijdele Ëerzügt, Of lieimelijke ·
Begeef te miiar lof, in den grond cene voorriaa-
me beweegreden bij mij ? - Béhoorè ik mijnt
éigen hart niet vêrdagt te höüden ? "£0 ik op miji
i:elve gaè leeven, opgeblazen door elks goéct
gevoelen", Is't riiet wel mogelijk dat ik aan mij-
zelve gelaatèn Worde ? —— Aller oo^cn zijtï
op het gedrag', oj> de bezoeken^ op de bezoè^
kers van'ëéi jong menfch van onze fexe , dié on-
af hangèlijk géworden is: En zijn de zödanigé
niet , meét 3an eenige aMere 'ondéthévig aan
de aanflagén van Ondcrnéenïende én Geld-bejaa-^
gendc Gaileii?';—--- En daarenboven, beging'^
ik eens-,-op mij zelve gclaatcn ^ een averegtfeii'
Hap ^ fchoon met nog zo goed een oogmerk ^ '
hoé veele zoüden 'er zijn die over mij juichten ^^
hoe weinige die mij beklaagden ί — Van dé èe-
hen té mécr^ cii te minder van de anderen »^ont
dat ik gétragt had uit te mimtén.
f3eezé wanrcn eenige van mijne bédenkingcii
op dien tijd : En ik twijffele m'et, of in dezcivé '
gdegcnheid^ zoude ik wederom net hetzelve doeii; "
•eil 'dftt W^l het rijpile overleg·. W;c heéll de
, Uit-
-ocr page 250-uickoomften ondcn. zijne .,ningt, '-ßt' kan- dczcivé
TOorzjen Naar, ons-rbeile ooi^ciöel f> ,ipp den cijd
waaiin wij zijnwerk,te gacn, - is alles waE wij
doen -kiinnen. f ilebbe ik; gcdw ,· hßj: is alleen
tcn-aanziün van-jwereldfohe wijsheid ^-iditc ik ge-^
tlwaaki hebbe.» ^ Indien wij nadeel lijden door eenc/
daad van onzon »pligc 5; of zelf door eene daad
van edelmoedigheid, is,,hec niet geneuglijk te be-
denken , dac de fehiild bij anderen meer dan bij
ons,2elve is?· ,. .,,.ycci liever hadde Jk reden,
om^andereii liefdeloos te agten , dan ikt arndere
reden hadden, om.j te denken ^ ..dat< ik ..mijnen
piügt.vergiit.,.: ^ . π <- j.
„jff-nEn dus, mijne jWiTaide ) 'ben ik verzekerd,-,
dat,.gij het ook liever,jhadt, > ; v-i ;
.Én nu -tot dat gedeelte van ^iiwenr.Brief y
waaraan ik mij i .het tneeß laate gelegen zijn.
. ^ Gij denkt f dat - zo jils de, zaaken, elv^pm-,
Handigheden nii ilae^t "oodzaakeiijk Solmes wijf
moet- zijn. Ik,zal •••iiict. heel ichielijk en roeke-.;
Ιφο5 zijn ,f mijne waarde , in het j tegendeel met;
mijne betuigingen ilaende te houdenMaar ik·,
denke, dat liet nooit kan , en 't welk mog ver-
der giietj nooit behoort te gefehieden ! t^i ■ ., rj
Op mijn aart, weeteak, dat men ,zigj verlaat.^'
Dogiik hebbe vooxheen al gezegd ^ (aj) dat ik
zo w^ei iets van mijns Vaders gefla|;t in/mij heb-·
be y als van niijns Moeders. En hebbie; ik wel f
eenige aanmoediginge , om het voorbeeld door,
mijne ' Moeder gegeven ^ van zagtmoedigheid
Én oyergegevene onderwei^pingc aan;den wil van
anderen al te blindling op te volgen'? ν " ·
(a)' Zie Br, IX. bl, 79. ;
!l
t-h
1)
' ί
is zij niet altooä gcnoodzaiilit fgèlijk hec haiïr.'B(?*
iicfde mij vaiifter zijde te kcnhën'te geeveii) aail
den -^vèrdr dagende η kant te 'zi^ ? In 'mijns' Móe^
ders geval , ïnoete ik bekennen^ dat uw<i äanmeiv
kinge geftaafd wordt, dat' zij die veel verdraageil
willenveel' zullen l\ebben te yerdraagen.'
Wat is 'er, gelijk zij 'zegt' tij nieV aan dèii
Vreede heeft Q^geofferir ' ''· No^thans'^
heeft ;?;/y door'haare opöfferirtgén altoos déii
¥rcede gevonden, dien zij Verdiende te vindcH?
Ik dugte zélf het teg<]rideeli
Neen Zeker!
■En menig 4·, 'menigmaaien 'hcbbe ik reden gQ-
had ^ om (tut-hetgeen' haar - góbcurdc) tmn té
merken, ulat wij apme lleFvëliiigen7 door onze
O-ver- zorgvuldigheid oni die^lioèddhigheden oh-
geftoord te bewaaren', wüaït)p wij volgens onzeri
liatuurelijkm aart geileid^zijn, dikwijls de voor-
deelén verliezen, .welke wij vdor'onszelve daaruic
te gemoet zien; Nademaal de argliiligcen hcerfch*
zugtige (ontdekkende wat wij meefl: fchroomeii't^
verliezen) > hunne hatterijefi tegen deezev-onze
zwakker plaatzeÏT opwerpen , en van onze hoop»
en vreezö j (indien ik het dui> niag uitdrukken)
eene ^y-nV/my mankendedaaruit naar hun wel-
gevallen op ' ons fpeclen'."'^· ■ ·
'Standvßßigheld van gemoed^-^(q^wq^ hoeda-
nigheid, welke de ongemanierde en bedïizugtigo
ontkennen , in cenige van onze fexe gevonden
te worden), wanneer wij ^ volllrektlijk overtuigd
aijn het regte voor te hebben; (anders is het geen
ßand^üaßigheid, maai- hardnikkighéid^ en wan-
neer ze betooi)d - wordt in gevallen' van
Ν j. im^
(a) ^^ 90,
/
iUä.
Λ.
■31Λ
-ocr page 252-j^g , De HISTORIE^vaï? -: ^
iang f is eene hoedanigheid, die,' gelijk mijne
goede Dx. Lewen plegt,te zeggen, jhaaren bezit-,
ler groQte agtinge aanbrengt 5; terwijl,zij tevens
gemeenlijk, ds zi] b.ej^roefd en tó^W gewor-
den -is, de zodanige WQïhQÏt boven de aanilagen
cener laage argiiftighpid. Hij was derhalven ge-
woon om mij deeze ftandvaftighdd, op loflijke
overtuigingen gegrond, ten diepflien in te pren-
ten, En waarom mag ik niet denken',; dat het
im met mij op eene behoorelijkc oeffeQinge^ yan.
kiezelve aankoomt? . . ; -
ί' ν
Ik ?;eide boven , dat ik nooit Juifrouw; Sok
mes kan zijn , dat ik' het nooit behoore te zijn.
»—— Ik zegge nogmaal, dat ik het niet behoore
te zijn: Want immers, mijne gaarde ,, hebbe ik
iian mijns Broeders^ eerzygt het- geluk van mijn
ieeven in toekooj?iénde niet op te oiFeren. Inir.
iners behoore ik geen »werktuig te zijn om des
ilren: Splmes. bloedyei'wanten te beroov^n yan
hun natum-elijk regt en, yerwa^tinge op zijne
^>rvenifle , ten einde om eene „familie (ichoon
jk zelve 4aarvan ben) verder groot te maa-
ken , welke reeds in' grooten overvloed en
iyiller leeft; en die met even veel, regt, onver-,
genoegd zou mogen zijn ,.!waare alles >5erkree-
iicn wat zommige van dezelve bedoelen s, dat zij
geen Prlnfen waaren, ais nu , dat zij geen
Fairs zijn. (Waui wanneer .dog vyiérd ooic
ten, heerfchzugtig gemoed, gehjk gij in 't ge-
>'d,.-^van gierigheid (a), aanmerkt , verzadigd:
mQer te krijgen ?) Te minder, zekerlijk ,
^ehoore ik aan, deeze fchraapzugdge oogmerken.
tm f
4 / !
■, · ί
Π
f-j
(a) Zie Br. X, b).
van
-ocr page 253-Juffer CLARISSA HARLOWE. iq*
Van mijiicn Broedei· de-hand te leenen,.alzo ik
zelve hec bedoelde einde van halten verfmaade; alzo
ik niet wenfche nog om van ftaat te veranderen,
nog om mijne' Goedereji te' vérraeerderen; en
alzo ik ten vollen ovenuigd hén , ^^dat Geluk én
Rijkdom fi^eß zijn, en zeer zdden" gepaard
gacn, " ^ ^ ;V' ''
» Nogthans' vreeze, ten ui e i^eh vrcezc ik^,
voor de aanvallen ^ welke ik weete her hoofd te
moeten bieden. Het is v\rel mogdijk , dat ik we-
gens de behoorclijke waameemiiige «van des gocl-
den Leeraars algemeene les , ^ ongelüklvigcr wor-
de, dan bijaldien ik het ftuk opgave; natlcmaal
het geen ikftandvafligbeiä noeme, vóórffijfhoof-
digheid, hardnekkigheid, en voöringenomenhcB
gehouden wordt bij dengeenen, die regt héb-
ben , ora aan mijn gedrag e^np ultleggingc te
geeven naar hun welgevallen, ^
Dus', mijne waarde, al waaren wij volmaakt;^
('t welk niemand kan zijn) wij'zouden- niet geluk-
kig zijn kunnen in die le^ ven, tcn'zij die'goenen,
met w-ete-wij te doen hebben (wel bijzonderlijlc
die eenig bewind over'ons hebben^ door dezelve
beginzelen beftierd wierden. Dog k'cwmt dan d^
vroomen'Leeraai's befluit niet weder te pas, —
Dat wij niets anders t,e doen hebben, dan te kie-
zen het geen- regt is;: in het b^triigten daai'vkfi
ftandvailig te zijn;' en de uitkoomil over tQ la.ateii
aan de Voorzienigheid'?
' Dit,^ indien gij mijne beweegredenen gÖë(f-
keurt, (en zo gij het niet doet, eijlieve, laat het
mij' dog.weeten)'moet in her tegenviOordig geval
mijn oogmerk zijn. ^ " .'i.;' . ' -v
η ^ Dog
-ocr page 254-^^op //Be raSTORIE van. '
■ DQg., welken; dekmantel kaïi, ik, dan vkiden,
,om'mijzehe geriijil^te ft^llen ,, omtrent hergeeu
•nüjne Moeder mijnent,hahen zal.moeten lijden?
'|V]iiirchien zal.idee;5e. bedenking^; van eenige. kragc
ïijn: - Dat e moeijelijkheden nipt lang
iunnen duuren; alleen zo lang als deez^ groote
irrijd aan den eenen of anderen kant zal beilift
zijn. ·... ^ Daar. mijn ongeluk, zo ik hun* te wil-
le zij, (van wegp,een, onv(?rwinnelijken afkeer)
.voor mijn geheele leeyen zijn zal. ' Waarbij jlf
anag voegen. Dat alzo ik reden hebbe pni te den^
.icen, ,dac de tegenwoordige^ maatregels niet met
liaar cigenaartig igoeddunken ζί),η bij der hand ge^
.noróen, het haar te minder zal ihievten,, zo dczel·
m mislukken J gelijk ik in mijn har: d^nke dat zij
.]f)ehpqrei]. ^· ' ' ... ^. : j. ^
, Mijne li^en f heeft ^n zeer, korten , t;ijd eene
groote lengte afgcloopen. ' ' Het onderwerp raakte
iiiij gevoelig. Mijn^ aanmerkingen daarover zul-
len u rcdeUj geeyen, om miiTchien em alte Hand-
Wig gedrag van mij te ,verwagtcp in eene nieu-
we onderhand^inge., weike,^ ik, yindc iiict^ mijne
!Mj6edeE, te.inoetén hebben. - Mijn .Vader, pn^^roe-
«ier, gelijk jiet haar beliefde te zeggen, l^ouden
itCLiiucyagipaal ημ]η .iQom Ai^onij'en dat
3y.cl, gelijk ik redenjhebbe va^ te gejoovfin,, met
^ oogmerk ,oni daartoe ge.legenheid te; geeven.'
, Hanna berigt mij, hoe, zij hoorde,, dat mija
Vader hooge woorden had met mijne Moeder, en
jtoornig was, toen hij van haar,afTcheid^nam: Ik
ondeillelle, oni dat zij mij te, gunftig was want
||-Ianna jlioorde haar zeggen, als met.'traanen.,
s^ Voorwaar',, Mijn Heer Harlowe,^ gijijiedroeft
ê
i
ilf'
ύ
η
'' '|I|'III|I II · ....... ΙΙΙΜΙΙΙΙ
mij
-ocr page 255-Juffer CLARISSA HARLOWE. iq*
'3, mij grootlijks! - Het arm meisje verdient
niet-" Hanna hoorde niet meer, dan dat
!l l
!! ί]
Ί
j
hij zeide, iemands hart te zullen breeken — Het
mijne, naar ik Vermoede — Nièt^dat van mijne
Moeder, hoope ik.
Alzo mijne Zufter, alleen' met mijne Moadef
het middagmaal houdt, dagt ik dat ik bené'de nge-
èiicht zou zijn: Maar zij zond mijden bord naar
boven van haaren tafel. Ik ging voort met fchrij -
ven. Ik kon geen brok proeven. Ik beval Han-
na evenwel daarvan te eeteh , op dat men niet
mögt denken, dat ik knorrig,wa^-e, ,.
Voor dat' ik dee.zen iluitezal, ik zien of 'er
ook iQis ^f-m eene, van mijne geheime briefr
WiiTelingen i zij ingekoomen, waarom ik^hier get
vocgelijk nog iets bij zou mogen vpegen; , en ten
dien einde zal ,ik naar de hout-plaat^ en' in deu
tuin eene wandelinge. doen, ^ ,
-j.r
is:..
. |k ben' verhinderil.' Hann^ 2(al' deézen ter be?
ftcmdcr 'plaatze ' lcggën. Zij ontviiig oi^dre van
jnijne 'Moeder (die vraagde w'aar ik was) oih-mij
tp zeggpn,' äat /.ij zoude, boven kopmcn"en me^
mij'φ_reckch in mijn eigen kabinetje. '
ΐ.______ 17 _______1 ·· i»i_r· '
Η
L
kQomt. Vaarwel, mijn lifcf. ^ - '" ,
. ' /.li hit
'■ j rrri ■'■r-'t- ' ; i . , -f 3!^· ■ . '' ■.',
■■ ·■ ..f V «.^1... » -Vi· .· < V J' VJl.·. Ι
■ ~ ■ ·■ - ' M.niCvd 'i^huJ: i-J
ι,·,Μ<!· '-,T!'-t •fft'!!·-»· - '· f-,■ J% , i-.;·,^.;
■..... .......- - i.· . V, i ■,:··■,; ί il'' ■
Ν ' XX
-ocr page 256-•h
. xCbrief. . .
■ufer chaflu&k ,η arlqjwe , j/ff^i
' Howe^.
· ' · ' .. : '' / - Saterdag namiddag·^
De vèrwagte önderhandelinge is over:. Maar
wijiie'zwaarigheden zijn vQrmeeÄrd. I>ceze,
gelijk het mijne Moeder beliefde mij te berigten,
de'laatilQ pooginge zijnde, die men-ftaet te on-
derneemen> om mij te ^everreeden, zal ik in het
Verhaal daaWan .zo omilantdig'zijn ^«als mijn hoofd
en mijn hart mij zullen toelaaten. · ·
ïk hebbe , z.eide zij, zo als zij in mijne ka-
mer trad, eeiien korten.zo wel als vi-óegen maal-
tijd gehoudent;en einde om met u in gefprek te
,^οοίήοη : En ik jerzckere'U, dat deeze de laat-
fte'onderhandelitige 'zal zijn, die men of^mij zal
toelaaten, of die ik genegen ζύ 7Λ]\\ met u over
hei' ondèrwièfp te houden, bijaldien gij zo weer-
iiarftig bevonden wordt, als zommige ^ig verbeel-
ilen dat gij zult worden bevonden ,' welke van ge-
voelen zijn, dat ik den invloed op u niet hebbe,
dien mijne tóegéevendheid verdient. Ek)g ik
lioope, dat gij hen, zo, wel als mij, van het te-
gendeel zult overtuigen.
Uw Vader hoiöt liet middag- en avondmaal
jbeide bij uwen Oom, met poginerk; om. ons deeze
jfi
m'
ν J.
, Γ ge*
Jfc'
ÊÊÊ
-ocr page 257-Juffer CMRISSA HARLDWE. 205^
gdegenheid te geeven en volgens het .verfla^, .
wdk ik hem bij zijné t'huiskoomft. doen . zal,
(Jdat ik beloofd hebbe,' heel gen-ouw te zullen zynj)^
zal hij, zijne maatregels met u neémen. - ^ ^ "
Ik ondernam te.fpreeken·- HQor, /Clar
rifla,, wat ilc u, te. zeggen hebbe, zeidezij, voor
dat gij fpreekt, ten zij hetgeen gij te zeggen hebt-,
4uij uwe onderwerpinge zal te kennen geevcn~-»- .
^eg —^ Zal het? ·— Zo ,het zaï^
nipogt gij fpreeken, " '
Zij zag mij 'met l^dweezen ςη gramfchap
aan —· Geen onderwerpinge^ vinde ik! Zulk
een gehoorzaam jong- menfch tot hiera^toc! —
Wilt/gij niet, hmt gij niet fpreeken, gelijk ik
gaarn zou hebben dat gij fprakt? --- Zwijg dan
(^mij mot haare hand-als van zig llootende) verder
ftil. -Ik wil, niet m^er dan mw Vader:, uwq
<)^e;;M^ri?.,tegepiire^?vinge verdraagen. - <
' Zij hield eeni weinig ftilmij aankijkende
met een' gezigt, 't welk mgn to.eftemmend ant·^
woord fcheen te Verwagcen,. -λ··" l
Ik zw-eeg nog,met, ipieergeilai^cn pogen
waarin de traanen iionden. .. . / /
Q gij ftijfgezecte kleuter ! ί' Maar zeg
fpreek op-cHebt gij beflooten, u tegen ons*
allen te verzetten en aan te. kanten in een ihiky
waarop onze harten gefteld zijn? - ν
^ I Is, het mij geoorlofd, lyiadam^ njljne rede^l
'nen l?ij u in te brengen ? · ' - ^ · μ
Waartoe uwé redenen bij mij m te brengen
ClariiTa? Uw Vader heeft een yalFbefluit geno-
men. Hcbbe ik u met gezegd , "dac rn^n* niecti
.kan
) i
: 1
\ 1!
/■J
^04 HISTORIE van .
< '
^an te rug treedch;' dat 'er de -GerC'ZO'Wci als-het
.belang der familie aangelegen is? tloüd'u hüpfch:
pij plegt zo ce doen, zelf wel eens tot uw eigen
nadeel; —r- Wie moet ten langen leiten zig on-
^erwerperi-wij alle ψη η^"^—'o'i gij aan
ons allen ? ι — Indien gi} voörhöbt het eindelijk
op te geeven^,, alsip vindt, het niet te Miinnèn
winnen, geeft het dan tm opj'^ert met» eere-r—
,Want opgeeven moet gij het of geen Kind meer
van ons zijn. * t
Ik weende. Ik will: niet 4''wat ik zeggen
zou; of iiever hoe ik', 't geen Π; te zeggen had,
nioeil: uitdrukken, ·
Neem in agt, 'dat'^ct'fouten zijn in uws
Grootvaders Tellament: I^ietv een fchelling van
dat Capitaal zal het uwe zijn,· 'zo gij niet toegeeft»
Uw Grootvader' liet het u'na·^· < als eene beloonin-
ge van uwe gehoorzaamheid ;aan hem en aan ons
Gij zult het regtmaatig\ verbeuren, indien —
Met verlof dat ik zegge^ goede Madam, dat
jk niet behoore terwenichen óm. het-te hebben,
indien het mij onregtmaatig. gemaakt'waare. Dog
ijc hoope,. dat'de Hr. Sohnesr'van d^eze fouten zal
verwittigd zijn. vr.ryii π·.^? ^ -l·
Dit is vry vinnig gezegd y Ciariflu é 'Maar be-
denk , dat de verbeurte van dat Goed ^ · door uwe
tegenkantinge, gevolgd zal worden van het vol-
llagen verlies van uws Vaders gunii; en hoe hul-
peloos möet gij dan zijn; hoe^onbekwaam om.
uzelve te onderhouden; en van hoe veele vyeldaa-
^ige'oogmerken en goede. Averken.afzien ί
ν.
1
Γ · ί
'In het'laatfte'geval , <Madam.,-moet ik ^mij
Uaar mijne omftajidigheden ièhikken: i^i^/worde-
' ^ ■ al-
•\ft» _
titttfc^mfY·
-ocr page 259-juffer· clärissa harlow:. ίο^
ailcen gdeifcht^ daar veel gegeven is. Het be^
tiiamt mij, dankbaar ce zijn voor^hétgeen ik ge-
had hebbe. Ik hebbe reden, Madam, om u, .en.
mijne goqde Jufiroiiw Norton tC zegenéft., , dat gij
mij he& opgebragt öm met weinig vergenoegd töv
kinnen zijn; met veelminderi dur^c ikizeggen^"
dan mijns Vaders toegeevendheid mij Jiaarlijks tóe-;
legt. — En toen dagt ik om den· oudei; Romein
en zijne linienw -L·, ni -j- tv:/
Welk eene eigenzinnigheid 11 zeide mijne.
Moeder^ — ι Dog ^o;gij ,u verlaat op ^e gUnft vaii
eenen ;van beide-uwe-Oqmen, die toeverlaat zal-
ijdei zijn.·} Zij bullen;.iv.opgeevenji y;erzekere ik u^
als UM^ Vader betndoet^^ en u volilrektlijk verzaa-
ken.· ι 1, - ·< ·ί.·/'\ mui; , ... : · ■■ /11», ·
iHet is mij .leéd^,^Madaiti, zo weinig ver-
dienile gehad te hebben, dat ik geeti dieper in-
driikzels van gunil te mijwaards gemaakt hcbbe iiï
hunne harten, j Dog, ik. zal hen liefhebben en cc-*
ren jfjzo lang ik l^ve.· . ^ π' ·' n
y] Dit alles ^ j .CiariiTii, doét uwe vooringeno-
menheid ten voordeel« van zeker, ma^.rq^ivlaardef'
blijkens Voorwaar uw. Broeder, 2uiler kun-
nen nergens köomen,^:„ of zij hoorei^ .van deeze
vooringenomenheidi,/;-i . .1/. //
Het is groot hartzeer voor mij, Ma^am,.dac ^
ik hef^ondeFwe?{>van de gemeene praat gewordeii
b^n;,.Dog ik hoope ,. dat gij de goedheid.zult heb-^
ben van mij te verfchoonen wegens dé aanmer-
kinge, dat de oorzaak en -i^an mijne fmaadheid bin*
ncn 's hiiis , de praaters van mijne vooringenomen·?'t
heid buiten'shuis, en zij die zulks van buiten koo- ;
men yerceUen ; oorfpiOnglijk. dezelve perfoonea ;
zijn«^ Hief
■ i:
i -1
mm
π
' ί ■
HiéiOver bekeef zy mij fcherplijk. · Af o.h
Ik ontving 'haare beftraffinge met ftilzwij-*
. '! ■' ' ■ .. ^ - jl. .
Gij zijtiiluurfchv ClariiTa: Ik zi^v dat.^gij"
fiüurfch ζψ:. < ~ En zij wandelde in toorn oveï·
de kamer;·t Daarop zig tot mij keerende Gij^'
leunt de"! bcièhuldiginge van iluursheid w^el ver-
dräagßh i^'Äo ik! — Gij bekreunt u niet ν om uzel-'
ve daarvan te zuiveren. Ik fchroomde u alles re'
zeggen V wat mij wierd opgelegd om υ te zeggen ^
in ge'vallè gij önOverreedbaar -rtond te zijn: Dog
Sk vindCij' dat ik-'groötér'gevoelen' had van uwe
tederheid, van uwé zagtzinnigheid, dan ik Se-'
'hoefde te-hebben·. ^'Hec-kart zulk een ftand-
vaftig, ziilk een onbuigzaam jong Schepzel niet
öntilellöri i5'''dat-men haar'zegge^, 'g&lijk ik^u nu
zeggè, dat de Huwelijks-Voorwaarden reeds ii'iet-j
cÊrdaad zijn opgcftclden< dat gij^ binn en zeejL·' v^Gi-·»
nige dagert beneden zült-gêi'oepért worden," oiii^
die te hooren Icezen, en ze-"te ondertekenend'^'
want het is'onmogelijk, indien W hart vrij is,^
dat gij 'de^mivifte legenvverpinge"tégen dézeivé'^
kunt inbrértgen;-^ ten Waare het eene tegenwérpiü- ί
ge bij u zij ,- dat Mj zo zeer ilrèkkéri iten" uweii *
voordeele^ en tcii voordeéle van onze geheele fa^ '
uiilie. ·" . ' ■
* 'ik · M^s ' fpraaklOos, Volflx^kc fpraaklb^s " r
Scho'onimijn hart aan 't bérilen toe v^as , könde's
ik egtef ftp'g fchréijen nog fpl^ekén. ' - '
" Het ié'injj'léed -, zeide zij', dat gij vah de par- -
ty-zro afkeerig-'zijti [i'^^rif// beliérae het haar te-
noemen!] Dog daar is niet aan te doeni· De eê- ·
re en het helaing der faniilié-'j gielijk uwe Moeij ii · |i
geil.
α
Ί
"i ' ι
Ίη· ΐΊΐϊΐΜ'ίΜΑ<Ιη
ÉËa^—
éimÊm
.^iii,_^
mm
juFFER CLARISSA HAiU.OWE. 107
gezegd hccft j jen gelijk ik u gezegd hebbc, is
aan gelegen;-en gij liioet^11 onderwerpen» "
' ^. ik was nog al rpraakloos^; = . , . α
f., ' Zij omving zvarm Bèeld\ gelijk hethäar^
beliefde, mij te noemen, met haare "armen; eiV
fmcekte mij,, om Gods wil, en oiii haarentwille^'
mij te onderwerpen.,, , · , . ': ^ f
Spraak en traanen wierdcn,^mij te gelijk wr--
lecnd. — Gij · hebt mij het ,Lecvên gegeven 'I
Madam, zcide ik, mijne opgeheven handen
^Tien vouwende, en op eene'khie vallende ; éeii ,
gelukkig Iceveh, tot dus verre , heeft tme goqd'-
heid , en die^^Van mijn Pkp^"^, het;gemaakt!
maak,, maak 'jdog." al iKit overfchöt daarvan 'niet c*-
lendig! · Γ, . ^^ · ' , / > ^
Uw yac|er., , antwoordde zi]^ hééft EeilooteÄ
u niet te zien,, tot^ dat hij u zulk' een gehoorzaam*
kind ziet, als gij plegt te iiijn. . Gij zijt nooit op*
eene proef geileld tot nu toe, die eene proef vèr-^
diende genoemd te worden» ;.Pccze /V/ deezê?
nioet mijnej'laatfle pooginge Op u zijn** Oeefmij
dog hoope, niijn waarde Kind: Mijn vréede hangV"
'er aan: ^Iqv hoope maar zal ik, mij voor deeze rci^'
ze te vreede'houden; en egter zal uw Vader niet
voldaen zijn , zonder eene. willelooze, 'en zelf
blijmoedige, gehoorzaamheid.^ r— Qeef mij maai*
hoope, mijn ipnd! " . :
• U hoope te geeven, mijne allérliefftc,* mijne
toegeevendlle Mama , is zo veel.als u ailes te gee^"
ven. Kan ik eerlijk zijn , zo ik.eene hoppe
ve, die ik niet beveiligen kan· , ;
"'as ^ zeer toornig. Zij nbcrtide mij weder
verweidt Jtiij;. dat ik idlead n?i|nH
X
was
eigenzinnig
/
-ocr page 262-^ÖÈ Hi sVÖ R IE van
eigene vooringenómenheid gddcfloeg, cn iidg
den vrecdc vari haar'gemoed; nog hiijnen eigenen'
pligt in agt.nam:,-^—Het; Is 'eene fmerce-
,,' iijke zaak ^ 'zeide Voot de' oüderen van .
een kind; die zigin haar veriiiaakrèn gcduuren-
'dejj gantrcheh tijd Vaii * liaare 'magdooze
„ kindsheid, en door ieder trap van h'aai'é kinder-
lljkG jaaren eti iii iëdei* 'debl haare op-
yj'voedinge'tbVaan den vlOÜwelijk'én ftaat,' Vari
WegiensMe beloften die zij vertdBnde van liec
dankbaatfl;' en gbhoorzaamft kind tt zullen wor-
„ 'd'^n ; datzy vinden, ^ jiiift als de tijd gekoomen
die'hnnne wënfchfeii riioéft bekroöhen, dat
„'dk kind haar eigen geluk, eri Iraarer oudeireii
5, trooft, in den weg ftaet, en eenauidl:eèkcnde
'aaiibiëdinge, eri nobele vböhvaarden afflaende,
j^ 'iiaai-c beangrtb'vi'ièndéii yernioedèii geeftdat ■
?r. 'zij gdarn dé 'eigendom zou Wordeti van eenéii
-j fnoóden Güft^''en Oiiverlaat; Welke fdc gcle-.'
'genheid zlj 'zö als ze wil) haare familie open"
lijk tïbtibért, 'brt' metterdaad zijhe handen, be-'
,·'^ ioédeld hëéft iliet Mai\s BrÖedLu\f ■
,,,Ik hebbe'htt zeer'Mig daarmede gë-
zeidë.zij, tiiiTëhfen iUvëii' Vèder en ir;
jf want üw tiiishaafën meer daii.
5, eens i^oor 11 gepleit i' Dog'hlles'te vcrgccis":
T\/r 1 1 ••/1 i'^t' »'ii·'··
..Ί
O»
I
1 '
fd-lti
5, der aan te kanten.' Mch'btfchüldigt mij met dd
„"familië itfttveë iltlkkcn té verdeelén ; ik-met
^ %iijrtO jöngfte"DogÏër ftaendc tegen mijri Man ^
mm»
Juffïr CLAillSSA HARlIÓWE. iü^
zijne twee Broeders j mijn Ζοοη, ιτϋι'ηό oqdflfe
5, Dogter , en mijne Zufter Hervey.' Men heéfc
„ mij te verftaen gegeven, dat ik overtuigd moëc
„ -zijn van de Welvoegelijkheid zo V/ef als van hcc
„ voordeel öVer het geheel ('mv. Broeder eir^ d&
„ Hr, Lovelace niet eens in'iianmérkinge.koomett-
de) van het contraB niet' den Hr. Solmei',
„ waaraan zo veek contraéleii'-' hangeh, rei' ,\iic-
voeringe te brengen. ^^ ' ^ --
„ Uws Vaders hart:, zegge'ïk -ii nogmaal;
,V is'er op gefteld': Hij heeft verldaard·!, dat'hij liè'-
ver geen Dogter in ii had·, dän eenë óver wejke
·„ hij geen beitellinge'kaïï 'maaken 'tot uw eigCrts
^,' nut: Bijzonderlijk daaf gif/bekdad hebt , 'dac
uw hart Wj isi; en daar hef algemeen nut'taii
■i', zijne geheele'familie döor'mVe'gehóorzaatnheiif
ftaec bevorderd te Worden. Hij''heeft ihge-s-
^,..bragc, arme- Man! dat zijné méïiigVuldige aan-
5, vallen van jigt (elke vlang'^ meer dreigende
^^ darï de<voörige')'»hem geen'.origemeene' voor-
„ uitzigteri geevên , of van wefeldfch'geluk, of
jj^van een lang ieeven: En hij hóöpt'i Hat gij , ciie
„ men onderilek ter verlcngini^ivan üws Grooc*
vaders dagen'te"'hebben medegewerkt, die vati
5, uwen Vade¥·'^ idoör uwe'^ón^ehóorzaamheid^
5, niet verkorten^zülc. „
Κ - Dit was eène/zeer aando'cülijke-dmngfedenv
mijne waai-de.- ik weende d^.aPoveV mèt ililawij·^
gen.' Ik kon daarop 'tiiet fprèèken» ·^ En· mijne
Moeder ging' voort. Welke « kiiirneh 'derhal-^
„ SQW"·^ zijne beweegredenen zijn ''· Klaartje Ha?i
j'flowe, in de ^erhitige begeertedie hij· heeft/
om dit verdrag vóltöoid te gi%fi>'-^dan'l5et wel-'
ί ■ 'O,. ■ w ^ - ■ W^J^vIe
/,5 zijn en het grootmaaken van zijne familie; wel*
_ke. reeds goederen hebbende die den hoogfteii
5, ftand niet kwaalijk paiTcn, niet wel anders dan
„ maar grooter eere en aanzien ftaen kan ? Hoe
,, gering zodanige oogmerken als deeze u ook
,, mogeri voorkoonien , Klaaftje gij weet, dat
,, zij bij* geen anderen van de familie van geringe
„ waarde zijn: En iiw Vader wil zelve oordee-
„ len , wat waarfchijnelijk of niet Waaifchijnelijk
gefchikt is om het nut zijner kinderen ce bevor«
5, deren. Uwe afgetrokkenheid, kind^ (^gemaah
5, te afgetrokkenheid noemen het zommige)
5, fmaakt, moet ik u zeggen, naar grooter bijzon*
,, derheid , dan wij bedoelen te houden. Zedig-
5, heid en Nederigheid zullen u derhalveh verpli^^
„ ten om eer u zelve te miftrouwen wegens, eh
^^^genzinnigheid i dan oogmerken te berispen,,
welke alle de, wereld najaagt^ daaa' de gelegeii-
,, heid zig aanbiedt.
Ik zweeg nog ftil, en zij voer voort.i ^
„ Het is van wegens her gevielen , Klaarqe, 'c
welk UW Vader heeft van u, en van uwe voor''
„ zigtigheid, , gehoorzaamheid , en dankbaar*
heid, dat hij voor uwe toeilemminge inftond, in
uw afweezen(voor dat gij van Juffer Howe
weder t* huis kwamt) en d^at hij daarop contra-
ften bouwde en voltooide, welke niét verijdeld
nog te niet gedaen kunnen .woi^eUi „ ■
J .
Maar waarom dan, dagt ik, ontvingen zij
mij , toen ik van Juffer HoWe weder t' huis
fewam, met^^zo veel ilaatigheid gefchikt om mij
vreeze aan . te jaagen V ——, Voorzeker , mijne
waarde, deeze reden, gelijk alle de overige, wierd
iiMirry·"^
i/
-ocr page 265-Juffer CLARISSA HARLOWE. iq*
Zij ging vooi'C. Uw Vader heeft vérklaardi
dac uwe ónverwagte cegenftand, (Omèrwagt ^
9, beliefde het haai* die te noemen) en des Hren,
5, Lovelaees aanhoüdende bedreigingen en belee-
„ digingeii", hém meer en meer ov'ercüigön^ dat
het noodzaakèlijk is eenénï köït-aanftaèriden tiag
5, té bepaalen , om een einde ce maakèn ' van' al-
j, Ié hoóp'è voor dien man/, en van zijné éigene
bekommeringen uit de' öngehöórzaamheid^'van
een zó begunftigd kind voortfpmiténdei.''Ήϊ|
heeft derhalVén daadlijk · ordre gegeVën ,'^ οιή
ilaalen van de. koftélijkfte zijde i ftoffen van Lon^
den te ontbieden, ^ .· ' n
:^Ik ipronji-op. ^^^^ « Ik Was büitèHi^U
Ί
1
— Ik hijgdé naar denzélvën ^ op deé2ë fèf-
fchrikkeiijke fchiélijkheid. Ik ftottd géreed
om mij met drift daartegen re üiteni ik wiftWaii
Wien At gelukkige vindinge moeil •^koómen; Dé
Ëemoederjen der Vrouwen, höordé'ik eens'mijneri
•roéder zeggèh, dié maar to verre gebragt kon-
den worden ^ dat zij de ^eranderinge van haa-
ren ftaat in Overweègmge namen waaren ligtiijig
tot éen vafl bèflidt lé krijgen door deii glans eti
luifiier van de Huwélijks-Voorberéidzelen^ en'Mè
eerzugt van de" meeit^es éener familie te worden»
-Maar hét beiiéfdé haar zig fpoédig Vdbit lé
reppen , dat ik geen tijd moge hebben oni inijn
tegenzin tégen «ulk éene'bekendmaakingé ^uic té
drukken op deezö Wiyzéi ^ / , '
V' j, Uw Vader derbalven j mijn Klaatqèj kaïi
- öog om mVencwillè -j nog om zijns zelfs wille,
met gulk eêne onzekerheid worftden, die zij-
■ · O·'?-' . - ö«^
w
iy
53
s»
3>
.2W .α VD^ HISTO'RIE vAii
^ir ne'ruft zo benadeelt. ' Het heeft hem zelf goed-
- σΐ^ teüierinen te geeven,. wanneer ik ii
.„_V0orfpraiv, dat het mij pafl:?,. zo, zeer ik mijn
eigen vreede .liefhebbe [Hoe ι kard voor zulk
,„ eene FrouwJ] jQÏii zo ik wenfchè , dat hij mij
•5, riietverdagt houde van heimelijl^het-aanzoek te
,·, begmiiligen yan. eenen fnooden Guit , (een
charaiter waarop de geheele Sexe, belieft het
j, hem ce zeggeneerbaar en oneerbaar, maar al
iaiite.yeel verzot zijnl) rriijn gezag overu te gcr
5,^bruiken:_ En datiik Dit met te minder- zwaarig-
jjf hei^mag doenyhalzo gij bekend hebt [De»oude
5) deun!] dat u^ug^ hart vrij iV.'V ., .i.
Eene r onverdiende fmaadreden» ten* aanzien
v^oji mijne Moederij.,zekerlijk, was deeze'van de
ligtiflge onzer Sexe voor eenen Ligtniis;, nadersaal
^ij,,haa)Gedieuze op. mijnen Vader liet vallen boven
veffφeidene vrijers van gelijke middelen, om dat
deeze IwGgens; < hünnerzeden niet/zo hoog,te b οek
ftonden.-.. c:. ν ^ ." ','. α
' i.i'v w£,yWcVadcr.^<,voegdezij.'er. bij,, gaf, toen hij
51,uitging,«, mijtte, kennen,i .wat hij van mij ver-
3t,f,w^^gtede , ingevalle ik vond , dat ik den yer-
„^^eifchtén invioed..:niet,op u hadHet was
Dat ik mij terilondj van u zoude affchei-^-
jjj den ^, en^u .op uïgelye alleen laaten ondervinden,
„f het gevolg van^juwe dubbele ongehoorzaam-
5,, h(?id<ï— Ik 'f^neeke u derhalven r, mijne lieve
„ ClariiTa, befloot ^ij, en dat wel op de erniliig-
,, ite en tederile wijze, dat gij aan- uwen Vader,
,, bij zijne t' huiskoomil, uwe bereidwillige gehoor -
,, zaamheid te^kennen geeft; en die zo wel-om
„ 'mijnenthalven als ojn u jselve. " ^
"ί 1
Aau-
iiää
m
-ocr page 267-JuFFÊiL· CLARISSA^HÄRLOTO. 215
" Aangédaeri van de-góédbeid van mijiie Moe^
der jegens mij·/'en van ■dat gedeelte haarer rede·
neeringé, 't welk haar eigen vreede betrof, enlhec.
vennoeden 't welk zij haddén van'haare heimelijke·
iieiginge om den man zoozeer bij hen gehäat'ji. co"
trekken voor den man,-Waarvan zo veel afkeer:
hebbe;-^konde ik niet andérs dan wenfchenv ^ dac-
het mij mogelijk waare te gehoorzaamen.. Jk was
in gepeins,-'ftorid ini'twijffei ,vwas in overleg, len
zweeg eenigen^tijd ftil.^^ ïk·kon zien, dat mijnö
Moeder hoopte ,· dat de; uitflag >van dèeze twijffe-
iinge haare'redekavelingen gunilig zoufbeancwoor·
den, Mifar toen mij erinnernde, dat alles voorc-^
kwam üit de aanilookingen van^een Broeder £ en
Ziiiler ,1 geheel en al gedreeyen van baatzngciges
en nijdige oogmerken ; Dat tik de behandelinge
niet verdiend had, die. ik cenigen ti.jd geleedeni
had; Dat de fchande mij aangedaen reeds öp -aller;
tongen gebragt was; Dattde'man , was Mr^ .Sok
mes; en dat mijn afkeer tegen hem te algenjeeii
bekend dat miijne »inwilligingeritod lo€
van mij. of'van hen kon. ftrekken: Dat het mijnen
Broeder-en Ziifter eene zegepraal· verfchafFen zou·
bver mij, i en den Hr. Lovelace,, waarin zij niec
zouden nalaacen zig te beroemen ; en welke,
fchoon 'eri'mij weinig', aangelegen i.was, om daar-
op ten zijnejt opzigte 'agt te geeven , -nogthaijs?
van doodlijke" ongelukken'.3zou kunnen ■ gèi;^olgd
worden.. .' :ί"·5Βη dan, des Hren. Solmes mjsh^.a'*
gelijke 2perfoon, zijne nog mishaagelijker-zéden ?
zijn laagrverihiid . . ν "^ Verihnd hide glorij, van.,
een mariV' 'die* het.hoofd :en>de belBerder ^eetiep
familie iWi-weinig miiTen -kan', w Gin.idißo
, O 3 vq03i
■ j
-ocr page 268-iPiliüi!
yoot hem te béwaaren, > welken eet^e goede
Vroutv (en dat wel ter billij^ge yan ha^re eige·:
ne keuze) zelve hem behoort te bewijzen, en te
wenfchen dat elk een hem bewijze — ,En daar des
Hren. Solmes min4erheid in deeze agtbaai'e be-
kwaamheid der itienfchlijke ziele (het ftae mij vri|
dit bij u te zeggen,, hoewel ik mijzeive daardoof
ook niet .veel aanmaatige) allen toekoomenden zo
wel als allen tegenwoordigen befchouweren ver-
kondigen zoude, welke mijne voomaame beweeg·?
reden moeft geweeft zijn — Alle deeze aanmer-
langen ter fijner herdenkinge koomende indrin-
gen, Ik zou gaarn. Madam, zeide ik, mijne han-
den zamenvouwende, met een emft waartoe mij»
hart geheel te zamenfpande, de wreedfte pijnigin-.
gen draagen, verlies van ledemaaten,. en zelf van
leeven ondergaen, om u vreede te bezorgen.
Maar deeze man, eiken oogenblik, dat ik wel,
pp uw bevel, met gunfi: op hei^i zou willen den-
ken, is te meer mijn afgrijzen. Gij kunt, inder-
daad gij kunt niet denken, hoe mijne gantfche.
Ziel tegen hem gekant is! — En te fpreeken van
Contraften die geflopten zijn; van ftaalen; van
een kortaanftaendendag! —Bewaarmij, bewaar
mij , O mqne allerliefïle Mama, bewaar uw Kind,
voor dit zwaar\yigtigvoor dit ondraageiijk
jkwaad! — -
Nooit was 'er een gelaat, *t welk zulke
ipreekende blijken uitdrukte , dan dat van mijne
Moeder dééd , van eenen benaau,den. angft, wel-
icen iij poogde te verbergen onder eene gi'am-
, 'die zij gedwongen wierd aan te ijeemen —
Tot dat de'laatilQ den eerften overwinnende, ,zij
Ί
F I
IB' I
Ύ''
fr ί
I Ir^i
Jurrm CLARISSA HARLOWE. 215
tlg met een opgeheven oog van mij afkeerde en
ilampvoetende, — Wonderhaare fiijfzinnigheid!
waaren de eenige woorden, v^reike ik hoorde van
eene reden, die zij in grammen moede voort-
bragt; en itond heen te gaen, —Ik toen, half-
onzinnig gelpove ik, greep haare japon — Heb
geduld met ^ij, mijne all^rlieffte Madam! zeide
ik — Verftoot gij mij niet geheel en al ί -r Indien
tij uzelye van uw kind moet affcheiden, Iaat hec
og niet zijn met een,e völßagem verwerp^nge vaii
tfwen eigenen kant! —^ Mijne Oornen magert
hard vaA ha^en ζψ\ -- Mijn Vader onbewee^
|;elijk — Van 'mijns Broeders Heerfchzugt, en va»
mijns 2u.fters afgunft mag ik te lijden hebben i —^
Maar laat mij dog niet verliezen de Liefde van
mijne Mama; ten minften , haare OnEferminge,
Zij keerde üg tot mij raet minzaamer Äraa*
Jen-* Gij hebt mijne Liefdel Gij hebt mijne
Ontferminge! Maar, O mijne liefll;^. meid,-*
Ik hebb^ de uv^e niet. ^ ^
Inderdaad , inderdaad Madam,· gij liebtze;
l^n allen mijnen Eerbied, alle mijne mnkbaar-i
heid hebt gij! —- Maar in dit eem ttuk-——
Kan men mij voor deeze eene reize niet te wille
zijn? —^ Wil men geen expediem nmmeemen'i
Hebbe ik niet een, zeer redelijken vQ,cyrfl^ gedaeii
t^n opzigt van der^ Hr. Ï-K)velace^
Ik wenfchte wel,' om onzer beider wille,
mijne lieve onoverreedeiijke meid, dat de befliflin-
jre van dit ftuk aan mij ftond. Maar waarom,
daar gij weet dat het zo niet is, waarom kwelt e»
dringt gij mij dus? --- Van den Hr. Lovelacc
af tQ 2ien, is nu maar de helft van 't geen meifbe^
Q ^Qck-»
-ocr page 270-rnrnrnrnrnmern^m^mmm
. ; ^^öMnSTORlE VAm^^·
doelt. Nog'zal wmand anders gelooven, dat de
"^ahbiedinge u eriift is, zo ik het al deed. Ter-
wijl gij.ongetrouwd blijft, zal de Hr. Lovelacö
bpope hebben —· en gij, naai* het gevoelen van
anderen, genegenheid.
Met uw, verlof dat ik zeggé V'waardile Ma·^
dam, Dat uwe goedheid jegens mij, uw geduld,
mv vreede meer bij mij weegen , dan al het overi-
ge te zamen genomen: Want jihoon ik van mij-·,
iien Broeder, en »door zijne aariftookingen, vart'
mijnen Vadpr, in dit ftuk behandeld worde als ee4
3ie. flaavin, en niet als eene Dogter, nogthans is
jnijn gemoed, niet ilaaffch. Gij hebt m-y niet op-
gebragt om laag van ziel te zijn,
4Γ / 'Zo, Claris! gij verklaart uw reeds openlijk
partij yaniuwen· Vader! Ik hebbe te vooren maar
te veel reden gehad, dm zo zeer te dugten-
Waar wil dit op. uitkoomen? —-Ik^ en daar-,
op zugtcdeimijne waarde Mama, -- Ik ben wel
gedwongen veel hoofden te vlijen --
'^/•.fP4t? gij*daartoe gedwongen zijt-t mijne aL·
tOQs-gëeerde «Mama j, isj mij fmertelijk. En kaa
jnen denken, dat»deezê bedenkinge zelf, en de
ich'room voor hetgeen van een· vecl'^r^^r-geaarc
inan.:(een man .;; die niet half het vei'ftand van mij-·
men..Vader heeft).moge voortkoomen, geen in^
druk op' mij gemaakt; heeft, ten nadeele i van den
!;iuwelijken-£laat ? Egter is., het eenige zoort van
verligtinge, als men onbehoorelijke beheerfchinge
4raagen/moeti, die te draagen van 'een man van
verftand. Mijn Vader, hebbe ik?u hooren zeg-
den 5 Madaui,· was,.voor jaaren een zeer goed·»
. V :: . , . i . V., iiartig
SWS
JuFFEii clarissa^ härlowe. 'itf
ftartig heer — Onopfp'raakelijk iirperfoon eil zeden,
Maar de manaiiij'voorgefteldi—■ ^ ' - · %
!, Laat lïa te fmaalen op uwen Vader [fmaalda
ik, mijne waarde, in \ geen ik.gemeld hebbe»
' Cii ik denke dat het genoegzaam de eigene woor-
den zijn, op.mijnen Vader?] Het is niet mogelijk^
ïTioet ik nog eens en andermaal> zeggen, dat,
Avaar^n alle- mannen onverfchiliig bij u,' gij
dus weerbarilig in uwen; wil kondt zijn. ^k ben
uwer hardnekkigheid moede ^ OmerzetteUjkßa
Weuter! — Gij vergeet, dat ik mijivan u moet af-
fcheiden, indien gij u niet wilt onderwei-pen, Gi]
erinnert u niet, dat uw Vader,.u. zal aanvatten,
daar ik u laate. Nog eens, evenwel, zal ik u
vraagen, liebt gij vail beilooten uws Vaders
misnoegen te .trotfëeren? Hebt gij beflooten
■uwe Oomen openlijk te tarten? -r- WÜt gij liever
met ons alle vriendfchap breeken, dan. den Hr.
Solmes begunftigen ? Dan mij hoape. geeven ? 1
Verfchrikkelijke keuze! -- Maar koomt hcE
niet aan op mijne opregtheid, op de onvepvalfcht-ί
heid van mijn hart, in het antwoord datik geeve?
Zou mogelijk mijne eeuwige gelulczaligheid. nieÉ
het offer kunnen zijn? Zal niet de minfte ichaduw
van de hoope^ die'gij zo even van mij.eifchte, tot
eene volftrekte en fpoedige zskerheid wot^QVi
voortgedrceven?j!Zoe]^ men iiiét om mij te ver-t
ftrikken, - om' mij, te .- vangen in, het net van mijne
eigene begeerte om-t^ gejiöÏJi'^aamen, indien ik
antwoorden geeven konde, waaruit'men eenige
konde trekken? -τ- Vergeef mij, Madanjï
Verdraag dê, ilo«theid; ,van uw liin.d in. zulk QenQ
iiaak als /j; .Huwelijks-yqorwaarden opg^-
' O 5 ftdd!
/
-ocr page 272-2<ί De HISTORIE van
fteld! ^ llaalen ontbooden 1 Een haaftaanflacndè
dag! — Lieve, lieve Madam, hoe kan ik hoope
geeven, zonder VQomeemen te hebben om de^f
zes mans te zijn ?
Achi meid, zeg nooit dat uw my is?
Gij bedriegt uzelve, zo gij het denkt.
Dus gejaagd te worden (en ik wjong mijrfe
handen van ongeduld) door de opftookingen jva^
cenen kwaadbrouwenden, eenen heerfchzugtigen
Broeder, en van eene Zuiler, die —
Hoe dikwijls. Claris, moet ik uwe onzuftei^
lijke fmaadredenen verbieden? -r- Staet niet uw Va-
der, ftaen niet uwe Oomen, ftaet niet iedereen
den Hr. Solmes voor? -r- J^n laate ik u zeggen,
ondankbaare kleuter, en niet min onbeweegelijk
dan ondankbaar, laate ik u ^ij herhaalinge zeg-
gen, dat ni^ts, dan eene Min uw^r voorzigtig-
heid onwaardig, een Kind onlangs nog zo. ge-,
hoorzaam , nu zo weerbarilig maaken kan. Gij
liunt giflen, wat uws Vaders eerfte vi-aag zal zijn
bij zijne t'huiskoomft, Hij moet te weeten koo*
jnen, dat ik niets op u kan uitregten. Ik hebbe
^ec mijne gedaen. toék mij\ zo gij van gevoe-
len verandert eer hij wederkoomt; "Gij hebt nog
een weinig meer tijds, alzo hij het avondmaal daar
blijft houden. Ik zal u niét meer zoeken , nog
aanzoeken. — En weg fnelde zij, |
. Wat konde ik anders doen dan weerren ?
Ik' ben ten uiterft^n aangedaen van wegen
mijne Moeder — m^r, moet ik zeggen , dan
van wegen mijzelve. En inderdaad, alles in
aanmerkinge genomen zijnde, en bijzonderlijk,
liatde maau-egels^ waarin zij mede getr^eden is,
ftrij-
.......
Juffer CLARISSA HARLOWE,
ßrijdig ajn (gelijk ik zeggen durve, dat ze zijn)
tegen haar eigen oordeel, zo. verdient zij meep
medelijden, dan ikzelve. ---Voortreffejijke
yrouwi Wat janimer is het, datzagtmoedigheid
en toegeevendheid niet gepaard gaen met de \ er-
fchiildigde belooningen dier bekoorelijke gaaven ί
•- iSioghtans^ had zij heftige geeften niet doen
zien, Cg^lijk ik elders met geen gering leedwee-
zen hebbe aangemerkt) dat zij haaren geell in de
inagt hadden, het konde dusdanig niet geweefs
zijn.
Dog hier, vervoerd door mijne pen, laate ik
mijne Moeder in eigenen naam op mij vertoornd
zijn. Zij gaf mij wel te kennen ^ dat ik haar
moefl: zoeken, indien ik van gevoelen verander-
de.\ eene voorwaarde» die zo veel is als een ver-
bod van bij haar te'koomen: Maar voor zo ver-
r^ zij mij misnoegd verliet, zal het niet eenenzeer
grooten fchijn van hardnekkigheid hebben , en
naar eene zo,ort van verwerpingc gelijken van haa-
re bemiddeliïige ten -.mijnen voordeele, indien ik
voor mijns Vaders wederkoomft niet naar beneden
gae., om haare o;ntferrninge, en haar zagt ver-
ilag aan hem, van haar af te fmeeken?
Ik zal nuj tot haar begeeven. Liever had ik
dat alle de wereld, dan-mijne Mama, toornig
ppmijwaare!
. Ondertuflch^n » on^ my van papieren, van
Leezen aan te ontflaen, zal Hanna (^t ter be-
w.ufte plaatze nederleggenj Zo »er twee of drie
Brieven tê gelijk tojt u koomen, zij zullen maar
van-tijd tot tijd, de angften en ^zwaarigheden
uitdrukken ;, ondèic welke hec gemoed xugt^ vaii
1
I
mw.
DEHISf ORIE VAN
Uwe ongelukkige dog altoos toegenegene,iVrien-
'din ^^ i ■ "'v ^
t f. it^i'i
^ß^er Clarissa Harlowe, aan Jü^
Howe.
^ ........ ^-g^arrrtHi ir
.V 5
^ ' · ■ ' - ' - Saterdag avond
Ι]ί ben beneden'gcweeft.' 'Ik moete-onge-
lukkig zijn / dunkt mij, in alles wat ik dbe,' al
is mijn oogmerk nög zo goed. " Ik hebbe de zaak
«rger' in plaatze van beter gemaakt: Gelijk 'ik u
nu zal verhaal en. ' ·'
' ^ ' Ik vond mijne Moeder en'Ziiiler te zatiien in
inijns Ziifters" benedenkamer.'·'· Mijne Moeder",'
Weze-ik van'wegens het glpeijen van haärframj
gelaat, (en gelijk het donkerder en norfer rood
ïn dat- van mijne Zufter beveiligde) had zig met ijver
gëuit-^ tegen haar ongelukkiger kind : ~ MiflTchieti
zulk een berigt vaii het voorgevallene'geèvëΈdeiί
*tweik hgaf mögt zuiveren, ren BellaV eÄ 'door
haar mijn Broeder en Oömen, overtuigen νώ
'de opregte poogingenv die zij bij mij had'aange]
ik trad binnen als'èerf verflagen misdaadi^è;
en verzogt om ^de-giinft^ vnn een afzonderlijk gé-
-ψ—ψ-
JuFFER.CLA'mSSx\'HARLOWE. ' isi
hoófi -Mijns Moeders antwoord gaf, met ge-
2igt en woorden^ maar al te veel,reden voor mijn
bo vengemeld vermoeden. , ,: ■ - t
; ' ■· Gij hebty;-zeide zij, (mij met ecne flrafhcid
aanziende, die nooit weiylijt bij haare.zpete trek-
ken) eer een verzoekend:^ dan een InwlHlgsnd
vveezen, Clarifla liarlowe: Hebbe ik mis, zo
zeg- Het mij ν en ik rzal, met u ailGGn gaen wer-
waards gij wilt. —^ Trouwens,,- het,zij zo of
niet," het geen gjj.te.-^eggen hebt^ moogt gij wel
.bij uvye Zuller zeggen.-.,.,, ^^ γ-,^,η , , , ρ
Mijne Moederyrdagt'mij, mögt wel met mij
aHeeii gegaeniZijn', alzo ,zij weet, dat'ik.geea
-vriendin aan mijncfiZufter hebbe. >. 'y /
Ik koome beneden, Madam, 2eide ik, om a
öm vergiffenis'tefméeken van alles,"'watjgij niec
wel xiiipgt hebben ^opgenomen, in't geen boven
vOwviei ten opzigt vaii^u,eerwaarde zelve; en dat
het'Uibelieve vU; beft; te· doen, om het misnoegen
van.mijn l^apa tegen mij,' bij zijne t' huiskoomft,
te. verzagten, « ■ ί
Zulk een verzwaarend gQzigt; zulke .opgeheven
handen en oogen; zulk een gefi-oniV voorlioo0 in
mijne Zufter!
Mijne Moeder was, buiten dat alles ver-
toornd genoeg; en'^ vraagde mij, , waartoe ik
beneden kwam,,.indien ik nog zo oi>handeibaar
waare» · i»-.*-'· .i - - '
Zij had de woorden naauwlijks gefproken,·
wanneer Shoreyjbinnen kwam om haar te zeggen ,
dat de Hr. Solmes in de voorzaal was, en verzöge
mogen binnen koomen. ^ >
Lelijk fchepzell Wat bragc hera'hieVlaacia
! t-i . · V»
-ocr page 276-2i2 . ^ ^De HISTbkïÈ Va»
den avond ^ daar *t geheel donker was? — Maiir»
bij nader overweeginge^ gelooveik ^ dat het be-
iloken was , dac hij hier óp het avondmaal zou
zijn, om den uitflag der ónderiiandelinge tuflchen
mijne Moeder en mij te verneemen, en op dac
mijn Vader t'huiskoomende ons te zamen mögt
vinden;
Ik fpoéddé mij wég; riiaar mijne Moeder ge-
bood mij (nademaal ik beneden gekoomen was^
filléen i gelijk zij zeide , :om haar den Ipot aan te
fteeken) niet heen te gaen; en te gelijk re zieh ^
"of ik mij jegens den Hr. Solmes zo gedraage'n kon-
de^ dat hét ihaar mögt aanmoedigen, om zulk een
gunftig verflag aan tnijnen Vader te doen ^ waar^
toe ik haar verzogt had. - ^^ ^
Mijne Zuiler Was Svbttdér in haar fehlk; ^ Ik
Was verdrietig , dat ik "dus was'in 't net gékree-
gen; én dat mij zulk eene gramme en'grievende
beilraiïingé wierd toegebeeten y met eert gelaat
meer gelijkende naar de bitze Züfter^ dan de toe-.
geévende Moeder ^ indien ik mij ohderwindéti
moge zo te ïpreeken; Want zij zélve fchéén ook
génöégen té hebben, dar'ik dusfverraft wiérdi '
De man trapte binnen* Zijn gewoohe gaïig
is bij p'oozen ^ als of hij (van wegens'dezelve le-
dighéid Van denken -, die Dr.ydens Kinkel flmtert
deed) zijne treden telde; en maakte eï^iï^ijné
houten reveremie aan mijne Moedér; daaiiia-aan
mijne Zuilér ; vervolg-ens aan iiiij,' als of ik reeds
zijn Wijf waare j^ én daarom laatil'bij hem iii aan-
merkihge moeft kooinen; -en bij mij zittén gaen-»
de, vértelde hij ons in 't al^emeén-j Avat Weer heè
wa^. 2cer - koud maakte liij- hetj dog ik was
warm
V
lU
m.
ρ
warm genoeg* Daarop zig tot mij wendönde; Ert
hoe vindt het. Juffer? was zijne vraag; en hij
zou mijne hand gevat hebben.
Ik crokze weg^ zo ik geloove^· i^maadlijk ge-
noegi Mijne Moeder fronfte. haar voorhoofd-
Mijne Zufter beet op haare lip4
Ik konde mijzelve niet te binnen houden S
Mijn. leeven was ik nooit zo ftoutmoedig; wäne
ik ging met mijne ontfchuldiginge voort j als o^
*"er de Hr* Solmes niet g^eweeft waare.
ί Mijne ^Moeder kreeg een kleur ^ en ziagopt
hem, op mijne Zufför;^^ op mijt Mijns Zufter»
oogen waaren meer geopend^n giooter j dari ik ze
ooit té vooren zag»- u.r . t . ,
De man verftoiid mij» Hij bremde ^ ert ging
van den eenen ftoel op den anderen zitten*
Ik ging vooit , fmeekende om een gUnftig
verflag Van mijne Moeder. Niets dan onverwin-^
baare tegenzin; zeide ik ·ίπ-.·^. .
Wat wil dö meid beginnen ^ viel mijne Moe-*
der tuffchen beide inf'Hoe,-Claris! -- Is dit
een onderwerp! — Is dit! — Is dit!Is dit eelt
tijd ^ En zij keek den Hr. Solmes weder aan» >
Het is mij leed, bij hefdenkiilge ,· dat ik mij-»
ne Moeder zo zeer,verlegen maakte - Voorzeket
het was eene groote Viijpoftigheid in mij. '
Ik verzoeke 'ëxcuUs; Madam ^ zeide ik. Dog
mijn Papa zal haafl: t'huis koomen/ En nademaal
het mij niet vrij ftaec omiheen'lö gaen, ben ik ne-^
derig van gevoelen^ dat het niet hoodig is, dat des'
Hren. Solmes tegenwoordigheid mij beroove vatt'
deeze gelegenheid, om uw guniHg verilag af te
imeekcn j «n tev^as av hij nog m. miinefttbalven
i·:
"VDEHISTöKIÉVA^ ^
zijn biezoek hier doet (hem aanziende) om hem tö
©voertuigen 5 dat heCt onmogelijk van eenig nut kan
zijn ---. ;
^ Is de meid dul? zeide mijne Moeder ^ mij iii
dsè reden vallende. / . .. i. · t . '
Mijne 2uil;er,! zig houdende als of zij mijne
Moeder in het'oor luifterde -—- Dit is -—r- Dit
is'Jpijt Μ'άάΐίΐΏ. [zeer fpij tig fprak zij het Viroord]
om dat gij haar gebpodt te blijven. »7 j-
Ik keek haar llegts, eens aan, en mij tof mij-
ne Moeder keerende^ Laat mij toe, Madam,
zeide ik, mijn .verzoek te herliaalerii "IkthebbÊ·
Ä.Qg. Broedernog Zufter 1:?ν·'··ον^· Indien ik de
gunil van mijne Mama verlieze,, ben ■ ik voor
(OOSyerlooren.^-<; 'Wl' h ^An-yf Hüiti Ai
De Hr. ;Solines verplaatfte'zig op'zijnen eerv
ftén-floel, ennviel aan 't bijten op den knopi van
zijn ftok', een|uicgéfneeden hoofd,';"al zo lelijk'als
zijn eigen --Ik dagt niet,^rdat de .man zo veel
g^vaei had» ^^ f - - ünrf 'b ii-;/ : Λ
fih Mijne Zniler ftond op , r met· eien.'iaarigezigt-
over en.over .rchai'iaken,ien! naar «de tafel ftap^·
pende «daar een waiiijei'lag, fjiäm'zijldien óp, en.
fchoon de Hr. Soimés.'had aaiigemèrkt, 'diit -hec
we^T koud was, 'waaide zij zig.daarmede ze<ir ge-
weldig, ^ . iiico':;; ■ -rfi
Mijne Moeder kwam tot mij, en toomlig mij
éj'de hand krijgende,leidderzijjmij uij: die kamér:
in mijne eigene^- welke gij.weet dat'daar naail aan.l
ïSj—— Is dit gedrag, niet zeer iloui^ -^er tèrg^ni
de,.'denkt gijV;Kiaartj€?.i,, ^ ^ .
. .^Ik verzoekeiu oni vergeevinge;;iMadain,Jnii
^en iictu zo.io.efchijne, ^
U Α
waar-
-ocr page 279-JüFFÉ'R■ CLÄRISSA ΪΪΑίΙΜΨΕ. li j
Waarde Mama, daar fchijnen ftrikken voör mij ge^
ipannen te worden. Ik kenne maar al te wel
mijns Broeders drijven. Met een goed woord za!
hij mijne toeftemmingé liebben tot alles ^waaruic
hij mij »tragt te wroeten^ -Nog hijiijßdg
mijne Zufter behoeven de helft van de moeite tó
Mijne'Moeder ftond ten hoogilen misnoegd
van'mij Weg te gaem ν ·
Ik verzogt-haaf te blijven: Eene giinft, maar4
fene gilnft lieffte Madam zeide ik, mee mv
verlof dat ik van ii fmeeke. . . . ■ . ί .rr
i' Ik zie hoe alles wordt in *t wei?k geileld. i; —{
Ik kan nooit, nooit kan ik denken om den Hn
SolmesL Mijn Papa zal onftuimig zijn , als hem
dit gezegd wordti Zij zullen· over de tederheid
van uw hart jegens een arm kind ·, f't welk anders
van iedereen verweezen fchijnt, oordeelen uit dé
gewilligheid:, diö gij feeds getoond hebt, om naar
mijne gebieden te luilleren. Merl' zal poogingeii
aanwenden· önl mij^ óp te fluiten en om mij uit:
uwe tegenv/oordighéid te houden·; en uit de te-
genwoordigheidvan iedereea, die mij plegten tes
beminnen. [DU wo rät gedreigd^ mijne vsaard^
Jif-fir Howe] Indien men dit uicwerke; indien
het buiten mijne magt gefteld woale mijne eigene
zaak te verdeedigen, en mij te beroepen op tJ ί
en op mijnen Oom I larlowe ^ op welke alleen ik hoc^
pc h ebbe ; ^ dan zal ieder oor tegen mij goo·*
pend zijn, en alle agterklap gereeden ingang vinr
den —-Het is derhalven mijn ootmc
zoek. Dat gij, bij de fehandclijke verbodeni
-ocr page 280-2<ί De HISTORIE van
waaronder ik reeds zugte, niet wik tocftaen, zo
gij het weeren kmit, dat utv oor mij ontzegd
Worde.
Uwe Juiftervink Hanna heeft u deeze kund-
fchap gegeven, gelijk ze veele andere doet. . ,
Mijne Hanna, Madam > lüiilert niet — Mij-
ne Hanna--
Niet meer ten vooi'deele van Hanna — Han-
na weet men, dat kwaad rokkent — Hanna is be-
kend — Dog niet meer van die ftoute bemoeijal
Het is waar, uw Vader dreigde u in uwe ka-
mer op te fluiten, indien gij u niet onderwierpt,
om dies te zekerder u de gelegenheid te benee-
jnen; van briefwiflelinge met diegeenen te hou-
den , die uw hart tegen zijnen wil verharden. Hij
gebood mij u dit te zeggen, toen hij uitging, in-
dien ik u halfterrig vond. Dog ik wilde niet
gaarn zulk eene harde verklaaringe overbrengen;
ïiog al hoopende, dat gij met eene onderwerpelij-
ke geileltenis bij ons zoudt beneden koomen,
Hanna heeft dit beluifterd , onderilelle ik; en
heeft het u verteld; als ook, dat hij verklaarde
mv hart te willen breeken, liever dan dat gij hec
zijne breeken zoudt. En ik verzekere u nu, dat
gij zult opgeflooten worden, en belet omdemand
van ons met uwe aanzoeken laftig te vallen: En
wij zullen eens zien , wie zig te onderwerpen
heeft. Gij aan ons, of iedereen aan u.
Ik ondernam weder Hanna te ontfchuldigen »
en het laatile deel der kundfchap te fchuiven op
mijne Zufters Echo, Lijsje Barnes, die daarvan
gefnoefd had bij eene andere Dienftboode: Dog-
ik keeg weder bevd om over dat ftuk ftilite zwij-
gen·
i
mm-
JuFFESt CLARÏSSA HARLOWË. uf
gen. Ik zou wel haail: bevinden, beliefde hec
mijne Moeder^ te peggen, ^'dX. andere al zo vaft
bij hun befluit konden blijven ^als ik hardnekkig
was: En eens voor ali, wildé zij 'er bijvoegen, dae
nademaal zij zag ^ dat ik op haare toegeevendheid
boogde , en onvetrchillig was of ik haar in twift in-
wikkelde met mijnen Vader^ en zijne Broederen^
en met haare andere kinderen, zij mij nu wilde ver-
zekeren,' dat zij alzo vaft in het befluit was /^^i?/«
den Hr. Lovelace^ eii voor den Hr. Solmes en de
familie-ontwerpen j als eenig menfch; en haarö
toeftemminge niet zou weigeren aan eenige maat-
regéleti j die men noodig zoude agten^ bm eea
vveeripannig kind weder tot haaren pHgc te bren-
gen· ^^
Ik itond op het punt van te bezwijken ^ Zij
Was zo goed om mij haar arm ter onderfteuninge
teleenen-..
En is dit alles, zeide ik» hetgeen ik van mij»
tie Mama te hoopen hebbe? .
Dati$'tw Maar, Klaarge^ deezê cehe ge··
legenheid'geeve ik u nog ——· Treed weder in
tot den Hr. Solmes^ en gedraag u befgheiden te-
gen hem; en laat u Vader u te zamen vinden, te«
jninften in eenen burgerlijken omgang^
Mijne voeten bewoogen zig (van zejve, den-
ke ik) verder van de kamer af daar hij was, en
naar den trap ; en daar bleef ik een weinig ftil
ftiien.
Ζβ gij ^ vervolgde,, zij .i, Vaft beflooten hebt;
uw ftuk tegeii ons alle uit te houden-- dan
moogt gij wel naar uwe bovenkamer gaen Cgehjk
gij gereed ftaet) ~ En God helpe ui -
Ρ 2, Oo4.
-ocr page 282-s^G^ci. bckVe-mirinctcrdaf!^! waüt ik kän o'&eft
i. - - . é '
"hiVope gecvcn t^t- lictgecn ik niet-kail voorn ee-
Tiiien-- Do^ laat ik' ^vv.e gebeden- hebben, ■ mijne
-lieve 'Mama! ·—"^ij zuilen tle inijne hebben, diè
"linij in allen det^en 'koniftier gebragt hübben.
]k maakte'" beweeginge om"· naar boven te
i' -v'hn i-jm .·
gacn
' En wlii gij naar boven gaenV'Claris ?
-Ik v^'endde mijn'' aangezigt tot haar-: Mijnè
-i^tdiénfti'iï traïihen· möeftctl vöor mij ^i-eekén:
-ίρΓέεϊεή kondé ik óp-dat pas^nieti^^ en ilond ftil.
.^XTr" Goede meidV plaag· riiij nidt!'"-^' LievC v
^^cdé meid plaag- nïij dus' niét ί■ ^ haare hand
tkhèüdende; dö^-ihsgëlps ilil ilahnde» ?? ^Jv. ν
Watdoen, Madam? -—Wat^^/rik
' ' ■ '»'Treed,weder in, mijn kind — Treed wedef
in, mijn ^ Ikf kind! — herhaalde;zij j _ en' laat- mV
'Vadör u te zaïnen vindbn. r '
Wat, Madain,' om hem hoopé te geeveü ?
ïioope rè géé^^ïi^aan-dcn Hr. tSohiies?
^ 'ilardnekkigc , llijfzinnige ^ ongelioorzaamé
C-IarHia ! inec ^tcrie'vèrrtoorende 'hand,· en toor-
'4iig cgèlaat; dóe daii uw eigen zin eü'ga naar
boven ! -- Maar koom jj iet wed er beneden ^
beiafte ik, u zonder verlof, of voor dat mé!n uws
Vaders goeddunken omtrent u zal weeten. '
r'^ij fneldö van mijf, grootlijkstVerboJgen: En
ik klom naar boven met een zeer zwaarmoedig
hart; en voeten aj zp'traag/als mijn hart zwaar-
it
1
ν' - - t
%
JüFF^H CLAPvISSA H:^RT;,OV/E.
Mijn Vader is t'huis gckoomen; en mijn
Broeder met hem. Zo laat als 'het is, hebben
zy zig alle te zamen opgefl^oten. · G^en. deur
gaet open, geen ziel bew^ec^t zig. Hanna , iCé*
zij op en neer gaet, vwrdt van iedereen gefchuwU
als eene die onrein is.
De gmmiioörigé Vei-gadéringe is opgebro-
ken: Mijne twee Oomen, en mijiie Moeij liervey-L
zijn ontbooden , naar het fchijat, om hiér mor-
gen ogtend te ontbijten. Ik zal dan , denke >k ^
liiijn vonnis te -weecen koomen., Biet is' elf goila-
en ik hebbe ordre ontvangen om niet to
bed te gaen.
. * - ^
Op dit oogenblik zijn mij cÏe ilQutels van al-
les afgenomen. JDaai· was een voorflag om mit
beneden tc ontbieden: ÏV^a.ar mijn Vi^dèr zeide
dat hij niet verdraagen konde mij'te zien.—^—-
\Vonderbaare veranderingen iij weinige ' weeken t
-- Shorey was de boode. De, traanen.
Honden iii haare ^oogen, toeü.zij haa^e boodfchap
overbraiit. ' ".....
Gij , miJiie^ waarde, ziji gelukkig. — Dar
^•ij altoos zo moogt zijn! -—En dan kan ik
nooit geheel ch al elendig zijn.^. .Adjeu,, iiüjne
jjejiqfde vriendin .' ^ ' ^
f: . y i ' ■ ΧΧίί'
gen,
Vi
'f.'
juffer Clarissa^Harlowe j: λί^λ Jufer
9Ï
33
Κ
r
sl.
Sondag ogtenä, den % mn Maart.
Hanna heeft mij zo even, uit de heimelijke
^laatze in den miiur des tuins» een Brief gebragc
van den Hr. Lovelace, die gifteden avond daar
gelegd, en ook ondertekend is van den Lord M.
Hij berigt mij daarin, „ Dat,de Hr. Solmes
9, zig beroemt, dat hij binnen weinig dagen ftaec
5, te trouwen met eene der fchuwfte JuiFeren in
5, Engeland: Dat mijn Broeder zijne meeninge
5, verWaart: Dit fchuw creatuur, zegt hij , ben
3, ik; en hij verzekert iedereen, dat zijne joiigfte
9, Zuiler zeer haail des Hren. Solmes vrouw zal
5, zijn. Hij geeft mij berigt van de beiproken Haa-
ien , van welke mijne Moeder mij gewag
maakte.
Niet een ding ontfiiaptliem, dat^ hier in huis
gedaen of geiproken wordt.
„ Mijne Zufter', zegt'hij, verhaalt dezelve
5, dingen ; en dat wel niet zulke bijzondere: ver ·
zwaaringen van hoonende fchamperheid tegen
„ hem ^ dat hij niet dan te.n uiterften'geraakt kan
zijn 5 zo wel over de wijze waarop,, als^van
5, wegen de gelegenheid, waarbij zij het doet; en'
,, hij drukt ag met groQté heftigheid daarover uit.
/ . ' Hij
IV
-ocr page 285-Juffer GLAB^ISSA HARLOWE. 2 ? ^
„ Hij weiet niet, zegt hij, welke beweegt
redenen mijne Bloedverwanten dog kunnea
„ hebben, om zulken man als Solmes voorheilï
„ te trekken. Zijn het voordeelige Huwelijks^
5, voorwaarden, Solmes zal niet aanbieden, *t
welk hij weigere in te willigen.
„ Wat zijn Capitaal, en G^ilagt belangt; op
het eeril kan niet te zeggen vallen: En ten op^
zigt van het tweede, wil hij zig zeiven dooi*
ecne zo haatelijke verg^lijkinge niet onteeren.
Hij berqèpt zig op Lord M, wegens de gere-
geldheid van zijn leeven en zeden zedert hij
3, om mij gevrijd heeft, of eenige ^loope liad
„ op mijne gunil. „
Ik onderflelle, dat hij de ondertekeninge van
deezen Brief door zijn Lordfchap , als een getui-
genis voor hem wil hebben opgenomen.
„ Hij verzoekt mij pm verlof, om in gezel-?
„ fchap met Milord, op eene vreedzaame wiize,
„ zijne opwagtinge te koomen maaken bij mijne»
ξ, Vader of Oomen , ten einde am zulke voor?
flagen te doen, die moeten aangenomen wor-
den, indien zij hem maar willen zien, en hoo?
s, ren welke die zijn : En hij zegt mij , dat hij
aan alle maatregelen wU onde^erpen ,
,, welke ik zal voorfchryven, qm eene Verzoe«?
5, ränge te wege te brengen. „
Hij onderwindt zig om zeer emftig mij aan té
flaen, „ dat ik hem eene heimelijke bijeenkoomft
„ vergunne dén eenen of anderen avond , in
„ mijns Vaders tuin, vergezeld van dien het mj
„ behaagc. „
Inderdaad, mijne waarde , indien ρ zij"
s>
5>
3ϊ
y>
5>
jï
jï
nen Brief ziiget, gij zoqdt denken , dat ik hem
groote hoope gegeven had, en dat ik regtftreeks
in onderhandelinge ,mec hem ben ; jp.C dap hij ver;
zekerd is, dat'mijne vriendenrmij zullen drijven
pm tot eene vreemde befcherminge mijne to.evkigt
'te neemen ; 'want hij [heeft de ftoutheid om mij,
|n Milordstnaam, eene fchuilplaatze aan te bie-
«icn, indien ik orn Solmes wil op eene tyranni-
fche wijze behandeld wierd.
Ik vermoede, dat het de p:ewoonte. van dee-
ze fexe is, dat zij de onb9da.gtzaa,me uit de onze
iragten te verftrikken door ftpute pnderftellingen
en aanbiedingen, op hoope dat wij te inrchikke-
lijk , of te fchaamagtig· zullen zijn om met hen
ie twiften; en om dus niet te rug gezet zijnde,
ofïs^ ililzwijgen te rekenen, als vrijwillig gegeve-
ne toeilemmingen 5 of inwilligingen tisn hunnen
jvoordeele. ' \ ' ^
Daar zijn. andere bijZonderhe<^eii in deezen
3Brief, welke ik aan u behoorde te melden: Dog
ik zal de gelegenheid waarneemen pm u den
fcrief zeiven of een aiTchrift daarvan, t^ zenden. ^
Wat mij zelve, belangt, ik ben zeer geme-
lijk als ik;b(?deuke , hoe. ik yan den eenen jkant
^getrokken^ van den anderen tot ben,
tot eene. heimelijke , in 't kort, r tot ^ene i ijaar
Minne-handel' gelijkeinde briefwiiTeling^ , ^^welke
mijn hart veroordeelt,
Het is ligt te zien ^ dat zo. ik dezelve niet
iafbreeke,, de;; Hren. Lovelaces voordeelvan we-
gen' mijne ongelukkige omrtandigheden, dagelijks
zal toeneemen, en dat ik meer en meer in 't nee
gerankca zal. Nogthans indien ik daarvan eeu
' ' ......... . " ' 'cin^.
I it ■■. _ -
m
-ocr page 287-JuFFïa CLARISSA HARLOWE.
niaake, zonder het tot eene voorwaarde te
ftellen, om van des Hrén. Solmes aanzoek bevrijd
te worden. -—r-r— Mag ik, mijne waarde, is
Ijet beil daarmede een weinig langer aan te Iiout
den , op hoope om mijzelve uit de.andere zwaa-
righeid te redden, 'door a..lle gedagten op den Hr.
Lovelace vaarwel te zeggen ? — Wiens raad kan
ik nu vraagen , dan d^n uwen?
Alle mijne Bloedverwanten zijn bijeen. Zij
ontbijten te zamen. De Ilr. Solmes wordt vcr-
wagc. Ik ben bijfter ongeruil, Ik mo^t mijne
pen neerleggen,
Zij ^f^aen alle te zamen naar kerk. Zij fcbij-
nen zwaarlijk ontfceld te zijn , gelijk Ilanna mij
:^egc. Zij gelooft, dat men het een of ande\-
befluit gcnolηen heeft._
Zoniag middag.
Wat eene laillge zaak rs het in onzekerheid
te hangen ! -Ik zal verlof verzoeken , oiu
van namiddag ter Kerk te mogen gaen. ik vcft
wagte , dat het mij zal gew:eigerd 'worden: Dog
zo ik het niet vraage, kunnen zij inbrengen, dax
het mijne eigene fchuld is, dat ik 'er niet ge-
gaen ben.
* ' tik Ψ ^
■ ■ . ■
Ik verzogt Shorey te fpreeken. Shorey; kwara.
ïk zond haar ^naar ^ mijne Moeder met mijn ver4:
V y ' ^oek^
-ocr page 288-i?4
iioek, dat het mij mögt vrijftaen om deezen na-
middag ter kerk te gaen. Wat, denkt gij, was het
antwoord? Zeg haar, dat zij zig bij haaren Broe^
der moet vervoegen, zo zij eenige^ gunfl te vraa-
gen heeft. -——
Dus mijne waarde, ftae ik-aan mijnen Broe·^
déi'te worden overgeleverd!
Ik beiloot, evenwel, om h^m om deeze
ganft te vraagen. Diesvolgens, wanneer het mid-
dagmaal voor mij alleen , mij wierd boven ge^
bragt, gaf ik den brenger een briefje , waarin
ik door hem aan mijnen Vader mijn nederig ver-
zoek inleverde, dar het mij mögt toegelaaten wor·^
den om deezén namiddag naar kerk te'gaen,
Dit was het veragcelijk antwoord: „ Zeg
haar, dat haar verzoek morgen in overwee-'
„ ginge zal genomen wotden. " -Mijn.ver^
zoek om heden ter kerk te gaen , morgen in
cvenveeginge genomen te worden! ' '
Geduld zal het gevoegelijkil: zijn , waallede
ik zulk eene fmaadheid kan beantwoorden. Maar
met deeze handelwijze zal men op mij niet win-
nen ; inderdaad niet! En. dit is egter nog maar
een begin, onderllelle ik, van 't geen iksvan mij-
nen Broeder te 'wagten hcbbe , nu ik aan hem
lïen overgeleverd. ( I'
II.'
■f '
^ 1
'i f
öi,
, -
Ii
.ir
m 1
4 ■
4f>
*
Bij nader overweeginge, dagt ik befl: mijn
Terzoek te vernieuwen. Ik deed zo. Het vol-
gende is een affchrift van' 't geen ik fchreèf, en
óat daarop volgt, vau het Antwoötii aan mij
-gezonden. ' Mijn-
Juffer CLARISSA HARLOWE. 135
i
Mijn Heer.
Ik weetc niet, wat ik maaken moet van het
antwoord , mi] gebragt op mijn verzoek om toe-
laatinge van deezen namiddag ter kerk te mogen
gaen. Indien gij bedoelde om daarmede uwe
kortsvi^ijligheid te toonen , hoope ik dat die mag
aanhouden; en dan zal mijn verzoek worden toe-
ge ilaen.
Gij weet 5 dac ik 'er nooit van daan bleef,
Avanneer ik wel, en t' huis was-, dan de twee
laatfte Zondagen; wanneer mij geraden vji^vè. om
'er niet te gaen» Mijne tegenwoordige omilan-
digheden zijn zodanig 5 dat ik nooit het voor-
deel der openbaare gebeden, meer van nooden,
had.
Ik wil mij plegtiglijk verbinden , om alleea
Eerwaards te gaen, en weer te rug te koomen.
Men kan niet denken,, hoope ili,. dat ik an-
ders doen zou.,
Mijne neerflagtigheid van geeft zal, op reke-
iiinge van ongefteldheid, eene maar al te regtniaa-
tige verfchooninge uitleveren, ■ om bezoeken te
vermijden. Nog zal ik de eerbewijzen van eeni-
ge mijner kenniiTen , dan door burgerlijke be-
leefdheden van verre beantwoorden. De fchande
mij aangedaen, zo zij eens een einde zal hebben ,
behoeft niet voor de geheele wereld verkondigd te
worden. Ik vraage deeze gunil derhalven, om
mijnen goeden naam, dat ik in ftaat moge zijn
om mijn hoofd onder de nabuuren op te houden,
indien ik lang genoeg Iceve om een einde te zien
De HISTORIE ^an vr ;
van de onverdiende geilrengheden', die ineia
ichijnc voor te hebben mee .. . . , . ,
. ,, , .. . _ ongelukkige Zu pet''
' ' ' ' \ · CL. HARLOV^E.
I
»•li
•f.
/ia!2 J^/z/^r.CLARISSA HARLOM^E.
Dat een meid zo veel belang Hek in ter Kerk
te güen, en egcer beiluiten .kan om tegen haafc
Ouders op te ilaen, in een iliik van de grootfte
aangelegenheid voor hun, en voorde geliecle fa-
milie , is ongerijmd. Gij worde aanbevolen, Juf-
fertje , aan de betragtinge van iiWe afzonderlijke
^üdsdienft-oelTeningen. Dat die yan uicwerkinge
niogen zijn op "het gemoed van 'eene der haliler-,
rigile jonge creatuuren, \vaarvan men ooit hoor-
de! Het oopnérk ii^ zegge ik u duidelijk, om u
door verdrietlijkheden tot eene bezeffinge van''
uwen pligt te brengen. Dé nabuiiren, onder
welke gij zo bekommerd zijt ojn met febrk te^kun- '
nen verfchijnenweeten reeds, dat. gij x\ daar-
aan m^t iloort. Dus, Jtiffer, zö gij weezenlijk
a^tinge hebt Voor uwen goeden naam, toon het
gelijk gij behoort. Het is nog in' uw eigen ver-
mogen om dien op te hpuden of te krejniven. :
Dus, mijne waarde Juffer Howe,· heeft mijrt.
Broeder mij in zijne' ilrikken r gevangen , en ik,»
^lijk een arme domme vogel, hoe meer ik wor-
ilele^ hoe meer ik'cr in vèmaiTe. ■ . ü ^ - .
Μ
■H
-ocr page 291-/
jufer Clarissa Harlowe, aan Jti^t
Howe*
Maandag ogtend^ den 6 van Maarh
. . , Zij hebben beflpotcn mijn hart te breeken.
Mijne arme Hanna is weggejaagd — Schandelijk
weggejaagd! — Das;was het.
Binnen een half urn-, na dat ik het arme
meisje om mijn ontbijt naar beneden had gezon-
den, kwam dat ftout fehepzel, Lijs Barnes, my-
ne Zuilers vertrouweling en dienftmaagd (Indien
eene gimfteling _.en vertrouweling eene dienfl^
maagd genoemd kan v/orden) boven. :
belieft u, Juifer, tot uw ontbijt te heb-
ben?
Ik ftond verfteld. Wat ik tot mijn ontbijt
wil hebben , Lijsje ! Hoe! — Wat ! — Hoe
koomt het! —Toen noemde ik Hanna* Ik wiit
»ißt vyat ik zeggen zoude»
ÓntfLel u niet, Juffer: — Dog gij zult Han-
jia hier in huis niet meer zien.
Dat verhoede God! — Is Hanna eenig onge-,
Wat! Wat is 'er mee
Hanna?
Vv^cl, Juffer, het kortil met het langil is dit:
Uw Papa en ]Man)a deiilien, dat Hamia hier lang
juk overgekoornen!
-ocr page 292-De HISTORIE van
genoeg in huis gcbleeven is om kwaad tê doen;
cn düs heefc men haar geordonneerd om zig weg
tc pakken; (dac was het woord van het vrijpoilig
fchepzelj) cn ik ben belaft om in haare plaatze u
op re paiTc-n» -. ., , .
De traanen berftedert mij uit. Ik hebbe mv
dienil niet van nooden, Lijsje Barnes, in't ge-
heel niet. Maar waar is Hanna? Kan ik met het
arme meisje niet fpreeken? Ik ben haar een half
jaar loon fchuldig. Mag ik de eerelijke deern niet
zien, en haar haaren loon betaalen? Miflchien
mag'ik haai* nooit weer zien; want zij hebben be^
ilooten mijn hart te breeken.- . . : ;
En zij denken , dat gij bëflooten hebt het
hunne te breeken: Da's kamp, JuiFef.
Impertinent noemde ik haaf ; en vraagde
haar, of zij op zulken vfypoftigéii voet haaren
dienil had aan te vangen ?
Ik toonde zo zeer mijne begeerte om de ar-
me meid te zien, dat zij (om mij te verpUgten^
gelijk zij zeide) met' mijn verzoek naar beneden
ging·
De braave deern was älzo begeerig om mij
te zien; en het wierd ons Vergund in tegenwoor-
heid van Shorey en Lysje.
Ik dankte haar toen zij boven kwam, voor
haaren voorgaenden dienil omtrent mij;
Haar hart berilede fchief. En zij begon haa-
re trouwe en liefde te verdeedigen; en ontkende
ooit eenig kwaad gebrouwen te hebben.
Ik zeide haar, dat die geene, welke te we^
ge bragten dat zij uit mijnen dienil gezet wierd,
haare eerlgkheid niet in twijiTel croldicn : Dat men
! .
Η
'■4
L -Αϊ
ΝΊ
•λ Li
küg
Η
i'f 1
'wi;" S
Juffer CLARISSA HARLOWE. z^p
met hnaf weg ce zenden cene fmaadheid tegen mij
bcd9elde. Dat ik zeer bedroefd was genoodzaakt
te zijn om van haar te fcheiden, en hoopte dat zi|
al zo goeden dienil mögt krijgen.
Nooit,, nooit, haare handen t^zamenwrin-?
gende, zoude zij eeiie JuiFer krijgen ^ die zij zo'
beminde. En de arme iloof weidde uit in mijnèii
lof, en in betuigingen van liefde te mijwaafds..
Wij zijn alle genegen, gelijk gij 'weet, mijj
ne waarde, om onze weldoeners te prijzen j oil^
dat zij onze weldoeners zijn; als of iedereen we!
of kwaalijk deed, η aar dat hij ons dieiift of ondienft
doét. Dog dit goed fchepzel was waardig om
minzaam behandeld te worden ; zo dat het vooi
mij geen verdienfte waare eene te beguniligeo;^
welke het ondankbaar zou geweeft zijn, dus niet
ψ onderfcheiden. , , ' -
Ik gaf haar een weinig linnen, cenige kan-
ten , en andere Wisjewasjes; en in.plaatze vati
vier pond, die ik haar fchuldig was, tien guinies:
En zeide. Dat zo het mij ooit vveder vergund
wierd om mijne ^eigene meeilres te, zijn ik oni
haar in de eerfte piaatze zoude denken.
Lysje luifterde daarop Shorey iets nijdigs ia
het oor. * . ;
Hanna .vertelde mij, in haar bijzijn ^ alzo ze
geen andere gelegenheid had, dat zij, onderzogt
was aangaende Brieven aan mij, en van mij: En
dat zij haare zakken gegeven had aan Jufter Har-
lowe, die dezelve had doorgezien, en haar vin-
gers bij haar rijglijf ingeiloken; om zig te kunnen
verzekeren, dat zij 'er geen had.
- . Zij gaf inij rekenfchap van hec getal mijner
phal·
I
♦
1
t
Μ
f'
' 1
φ 'DE Hi^fORlEvÄN'
phaifanten cn indifche hoenderen ; en ik zeidë
dat zij twee- of driemaal 's dags van mijzelve ver-
zorgd wouden worden.
Wij Aveenden wederzijds', toen wij fcheidden;
Het meisje bad voor d^n weliland der geheele fa-
liiilie. ·· - ' ,
' Öat eehe zo goedé dienïlmaagd zo fchande-
lijk worde weggezonden , is zeer onbermhartig:
En ik kon niet rialaaten te zeggen , Dat deeze han-
delwijzen mijn hart mógten brecken', raiiar in geéii'
ander Opzigt het einde zouden beantwoorden van
de bewerkei*en der fchande en' bngmiil: mij bejé-'
gend. ^ ■ · . ■ " ^· · "
Lijs zeidè mót e'ën zeer' önbëfchaamden
fchimplach, tegen Shorey , " Zij verbteldde zig^
dat nien daartoe alle veriland'zou tê koilleggen;
Maar ik liet het ongemerkt voorbijgden. Indien
déeze flons denkt, dat ik haafe jong^ meeilres ee-
iieil Minnaar ontroofd hebbe, 'gelijk gij zegt, - dat
i;ij van zig heeft laaten gaen, dan gelooft zij mo-
gelijk dat hef eenig'er maate ii1 haar eene verdien^
llé is, tegen mij onbefchoft te zijn. " '
Dus ben ik gedwongen om mijhe getrouwe
Hanna haar ■ aficheid re geeven.' Indien gij het
goede menfch door^uwe aanprijzinge eene plaaÉ·^
Xe haarer waardig bezorgen kulit, ik biidde u·, doß
het om'mijnentwilki -
f; .f·
' I'
β
^ t» J,
K- Α ;
! i
r· ·■ . I
' ' . . I ί
■ " ■ " -ί
-•ii?·
Juffer CLARISSA HAULOWE. 24I
^r etARiss-A HARLoWE'j dm ^u^er^
Howe;
De ingeiloot,en Brief wi^rd mij zo even be
. handigd. Mijn Broeder heeft nu alle zijne oog*
lüerken beréikt. , ^
^ Ik zende u ook het afTchrift van mijn Ärit-
"woord. Meer kan it tegenwoordig niet fchrij-
■ ven!
Maandag 4ên t Maarl·.
juffer Klaart je.
V-s'
öp bèvel van uw Vader en IVloeder Ichrijvé
.ik, om u wel uitdrukkèlijk te verbieden van in hunne
tOgciiwooHighéidof in de tuin te koÓiiien als
zij 'er zijn: Nog ook als zij 'er nki zijn, dan ver-
gezeld yah Lysje Baines, tén.zij op bijiqnde^ ver·^
jof of bevel; Onder verbeurte van hiinnen zegeii ^
wordt u insgelijks verbóoden, om briéfwiiTelipgè
.te boliden met den fnoodeii Lovelace ; gelijk meii
wel bevvuii; is diic gij deed door middel van uw©
iolijke Hiuma. Waarom zij zó fehiélijk wierd a%e^
dankt. Celijk het hétaamdei
'Ook hebt gij geen brieveii ca Wißi^len meg
Q
-ocr page 296-242
Di^niSTORIE>AN
JuiTer Howe; die zig.zederc ccnigcn djd vcel airs
gegeven heeft, en mogelijk uwe verftandhoudinge
mee dien vervloekten Ligtmis zou kunnen be-
hulpzaam zijn. Nog-öok^ in''c kort, met eenig
wenfch zonder verlof.,^ . ,-λ „ ·
^ V Gij hebt niöt te kooiiien'ib de tegenwbordig-
jieid van een van beide uwe Oomen, zonder al-
voorens verlof ver]ireegen te hebben. Het is uit
^genade jegen? u ^ na ziük, een gedrag tegen uwe
'''Móéder, dat Vader u 'Weigert te zien.
Gij hqbt u niet te laaten zien in eenig ver-
'trek van \ htifs 't%elk gij zo'-onlangs ftog nagr
■«.iiw vVelgevallen ïegeè^e, ten^zij gij beneden gé-
ciicht wordt. „ ^ · vi
' ^ In hér'.koW;'"''gij' fiebt u {Iriktlijk;binnen uwe
* kamér te boüdé'if^Hlitgezonderd'dat 'gnjMiu •eii'dai'f,
in't gezigt van Lijsje Barnes (gelijk voofgeméid
ïs)/smorgens.,of^savonds eene wandeling in de
4mri' doct: ^ir'dan hebt gij regcilreeks, zonder u
in eenig vertrek onderweg dp tè houden, "de ag-
tertrap op en af te gaen, op dat het gezigt yan
'zo een verké&rd joii^g fchepkel de fiiiertc niet mpr
veiTneerdereri 1' ciiè mi' ied'crecniVlïiébt· aangè-
Zo wei j de 'dreigementen elk uur 'gedaen van
'nwen fraaijen'khaap',"als uwe eigent'ongehoorde
Hardnekkigheid\" zulléh" u van' dit alles wel de ré-
'den geeven. Wat een werk heeft dë befte en toe-
geevendfte Moeder met u gehad, die to lang voor
« pleitte, en voor'li inflond ; zelf toen,aiidere,
iiit "de wijze opwelke gij het inilclde ^ wanhoop-
|en van u te beweegen! —i-i-Welke moet mve
Terkcerdheid geweeiï^iijn ^ dat Moeder
tó kan opgeevcn! Zij agc het regt zo te doen: .Nog
wil u in gunft aanneemen, ten zij gij den ecrftcii
flap doet j door ü te onderwerpen aan uwen pligG*
Wat mijzelven belangt ^ van weiken gij^
miflchien, ilegte gedagten hebt (in zeer goed
gezelfchap, indien het zojis, dat is mijn trooil);
ik ben van ad vijs ge weed ^ dat men u zou toelaa-
-ten uwe eigene zinlijkheden op te volgen , (zom-*
itïige luiden behoeven geen grooter ilraf dan zulk
cene toelaatiiig) en niet het huis bezwaard te hou-
den met eenCj dié hun te meer moeijelijkheid
nioet geeven, om dat zij hen onder de noodzaa-
'kelijkheid gebragt heeft van haar gezigt te vermij-
den , fchoon zij daarin zij* ·
Indien iets van 't geen ik gefchreeven heb-
be, geitreng of hard fchijne ^ het is nog in uwö
magt (maar miiTchien zal het altijd zo niet zijn)
om het te verhelpen; en dat wel met een enkel
woor4^ .
- Lijsje Barnes heeft ordre onl ü in alles te ge·»
hoorzamen dat beilaenbaar is met haare pligcmaa-
tigheid jegens dengeenen, welken gij die zo wel
verfchuidigtzijt, ais
Ja. Harlowe*
l. Ώ
h '.M
.1
:
j^an Jakob Harlowé junior ^ SchUdknaap»
Mijn Heer.
Ik zal alleen zeggen 5 Öat gij u zeiven moogd
gclukwenfchcn met ζυ Oerra in alle uwe inzigten
a ge-
i
-ocr page 298-V'HfeTÖRiE VAN i)
gciliulgdj fe xijii, dar g'ij alies νέπΊιιι] kiiïit o\^<ir-
In-engen wat ii belieft ,* en ik mijzelve riiet meer
.kaniverdecdigen dan of ik dóód waare. Eerte
.giinil nicrcemin, zal ik nog van li fmeeken. Het
as dit,--üat gij niet meer geih'cnghe'détt,
jneer iinaadheden wilt te wege brengen^ dan noo-
dig zijn om uwe verdere óógmérken, Welke die
ook zijn mogen 5 tei uicvoeringe te brengén ί te-
-.4 .
gen
iJ-■ \' ^ ■■ 'f U'-Joe ongelukkige Zujiêr' s
Τ .. 4,^CLarissa Harlows.
r.i:
κ i ^.
h
Jtif^r Clarissa Harlowe , aan .Juffir
"i , FIo'we, ; i ;
Κ' '
Uic mijnen iaatfl: neergelegden , zult'gij zien
hoe ik geflingerd worde, en wat een9 arme ge-
vangene ik ben. -Geen agc^' geeft men
cp mijnen goeden naam. De geheele zaak legt
iiu voor u open. Kan men onderftellen, dftt
maatregels ilrekken om mij te vermurwen?
-—- Dog zekerlijk men kan daarmede' nièt an^
ders voor liebben , dan te tragten om jnij'door
1'dirik te brengeij tot mijns Broeder^ gogmer-
- ken!
i.
Juffer CLARISSA HAPxLOWE.
'ktnl Mijne hoope is, dat jk in ftant·.zal ζ'ψι
om het zo lang uit te houden, tot dat mijn Neef
Morden van Florence lioomt; en hij wordt met-,
terhaaft verwagt: Nogthans , zo zij een v^il be-
iluit tot eenen korcaanilaenden dag genoraeii
^hebben, zal hij niet in tijds. genoeg hier kunne»
zijn om mij te belwuden.
Kpt is duidelijk uit mijns Broeders Brief te
merken, dat mijne Moeder mij niet gefpaard heeft
in het verflag, 't welk haar 'van het gefprck tus
fchen haar en. mij geliefde te maaken: Nogthans
beliefde het haar mij van ter zijde te kennen te
geeven, dat mijn Broeder qogmerken had , Wel-
lie zij wilde dat ik zou tragten te loor te ftellen,
Trouwens zij had beloofd, Qm een getrouiv he-
rige te geeven van hetgeen tuflchcn haar en mif
ftond voor te vallen : En hqt \yas, buiten twijfr
fel , ~ veel meer te verkiezen, eene 0ogter te hia-
ten drijven, dan eenen Maia, eii elk ander pcv*
foon van de familie ongenoegen te geeven.
Zij meenen dat zij alles- uitgcregt hebben ,
met mijne amie Hanna weg te zenden: l>>g zo
lang de vrijheid i)m iti den· tyin te, gaen, ca
mijn gevogelte tQ bezoeken ^ mij vergund worde,
i>al het hun miiTcn.
Ik vraagde Lysje, of zij qok ordi"e had oitjl
n.ij in 't oog te houden of te vergezellen ; daxi
of ik /jaar bok om verlof moeil: vrsagei?, zo
,dikwijls ik' genegen zou zyn om in deii tuin te
wandelen , of mijne indifche hoenders te gaetj
voeden? — Lieven lieer! wat konde ik met zulle
i^cne vraag dog meen en. Egter bekende zij ge^ -
<^ 3 . ..... h^rd
ï.
r ·'
iioord te hebben, dat ik niet in den tuin moeft,
gaen,^als mijn Vader, Moeder, of Oomenïdaar'
waareti. : n / ■...
' ^ Evenwel, alzo het mij voegde omtrent die
(tuk wel verzekerd te zijn, ging ik terilond naar
beneden , 'en bleef 'er een uur, zonder dat'mij
^Ailks .betwift of belet wierd; en nogchans want
deJde ik een goed deel van dén tijd onder en in
hQigezlgt^ gelijk ik zeggen mag, van het vetifter
van mijns Broeders Studeerkamer, daar hijf en
inijne Zufter toen beide bij geval waaren. ·:ί En ik
houde mij verzekerd dät zij mij zagen, wegens de
Juidfiigtige vrolijkheid, die zij met voordagt zig,
ter mijner fmaadheid, 20 ik onderfl:elle,,.#gaven.
Zo dat mijn Broeder in dit gedeelte,van mijn
fcedwang, zijn gezag buiten twijiFel· verder had
iiitgeftrekt, dan het bem gegeven was. De nader
fcekragtiginge daarvan mag nu milTchien naaft vol"
gen. Dog ik hoope het niet, , ; ,
. i|
Yt-,
:. li
^ jpingsdag avonds
Zedert ik het bovenilaende fchreef, waagde
ïk het eenen Brief door Shorey te zenden aan
?nijne Moeder. Ik verzogt haar dien' te geeven
in haare eigene handen, als 'er niemand bij waa^
7e, ■
ïk zal hetaffchrift daarvan hier iriilüiten. Gij ^
^ult zien, dat ik haar in' de gedagten zop. te
|5rengen, dat nu Hanna weg isik 'geen middel
Jiebbe om buiten 's huis briefwiflelinge te houden.
Ik beo vérre van te denken, dat dl^s, wat ik
doe,'
ι
m '
-ocr page 301-doe , legt is. l.k fchroome, dat dit qen- kleine
kpnilgreep is, die nkt dp^r den b^ïUgcl kan. Dog
deeze gedagten kreeg ik naderhand —^—' Dq
Brief wierd eerft gezondem.. ^ j.
Hebbende aan ii bekend, dat ik Brieven va^
den Hr, Lovelace bad ontvangen, vol van geyoe-
ligen wrok , en dat ik dezelve had beantwoo^^ en-
kel om verder onheil| voor te koomen; en u de
copijen vaii mijne Antwoorden getoond hebben^
de, welke gij niet afkeurdèt^ alfchppn het u goe(i
dagt, na het leezen van dezelve, mij alle verdero
briefwiiTelinge te verbieden; Zo agt ik het mijnei^
pligt te zijn, u te verwittigen, dat mij zedert eeii
ander Brief nog van hem is ter handen gekoomeii,
in welken hij ilerk aanhoudt, dat ik hem toeltae
om mijnen Vader , of u, of mijne twee Oomen,
op eene vreedzaame wijze te koomen zien, verge-
zeld met jUord .M.; Waaromtrent ik uwe beyclc«
verzoeke, " .
1 ^
Ik bekenne vooru, Madam, dat waare het
verbod niet vernieuwd, en Hanna niet zo fchielijk
uit mijnen dienft weggezonden , ik te mindei*
gwaarigheid zoude gemaakt hebben om een Ant-
woord aan hom, te fchrijven , en haar bevolen om
hetzelve met allen fpoed aan hejm te brengen, teii
einde om hem deeze bezoeken af te raaden, op
dut V niet bij. die gelegenheid iets gebeuren
mögt, waaraan mijn hart ijd flegts tè 'denken.
En hier k^n ik niet nalaatcn qiijnc moeijelijk-
Q 4 ^heid
\ ί
be historie ψαη
.ïieid uit te drukken, dat ik alle^ftrafFe,' en alle
^|aam moet draagen, di? , gelijk ik reden hebbe
9ta te denken, veel onheil hebbe voorgekoomen ^
fn geen te wege gebrägt. Want kon men'onder-
itellen, Madam, dat ik de driften van een van
/beide de beeren onder mijn bedwang had? ---
Op den eenen hebbe ik wel een weinig invloed
^eliad, zonder hem m nog toe eejiige reden t?
^eeven om te denken, dat hij mij dieswegens ée-
»igziris aan zig verbonden heeft —— Op den an·;
^eren. Madam, wie heeft op hem dog eenigen
^vloed? — fiet doet niij zeer aäiii 't hart, dat
ik verpligt ben zo groote blaarn mijnen Broeder te
^aft te leggen , fchoon mijn goede naam en mijne
vrijheid beide aan ^ijiie ^vraak en heerfchziigc
ilaen té worden opgeofiferd Zou het evenwel.
Iemand die zp diep ip lijden is, niet mpg^n vrij·!
ilaeii regt uit te fpreeken ?
paar ik deéze kundfchap zo vrijwillig mede ·
cleele als met een 'pligtmaatig pogmerk, durve ik
nederig hoopen ;, dat men rriij niet zal vergen , den
Brtef zeiven voor den dag te brengen. Dit zou
£og met éere nog met vo'orzigtigheid beilaenbaar
iijji, van wegen de heftigheid van den ftijl; want .
alzo hij "iejis gehoord heeft (niet door middel van
inij, verzel^erc ik u , of van Hahna) vari de harde
i)ehandelinge' die mij bejegent; agf hij zig gereg-
tigd dat op zijne efgenè rekenin ge té ftéllen , van
wegens uitdrukkingen .heftige door
|ommige van 'mijne'nabeilaend.en'tegen tiem uit-
geflagen. ' " - ' " "
Y ' TfO^ ik hm'nhi antwoorde, zal hij uitzinnig
:. . : ' wor-
JuFFm eLARISSA HARLÖWE. 24^.
Jivordefi, en denken dat hij regt heeft (fchdon ik*
dat niet zal denken) om zig over de behandelin-,
gc, waarover hij. klaagt,' te vroeeken: Zo ik hem
antwoorde, en hij, ten mijnen, gevalle, na-?.
l:iat zig te wreeken over hetgeen hij denkt regt te
hebben van zig te^weekèn; ^qbelievchet u. Ma-
dam, de verpligtinge in bedenkinge te neemciT,
iondér welke hij onderilellen zal mij ée brengen.'
Indien ik zö'kragt-ifg ten zijiien voordeele waa-.
re vooringenomen, als men ondcrilelt, ik zoude
)iiet gewénicht hébben, dat dit bij u wierd in be·.
denkinge-genomen. En met uw verlof, dat ik,
om nog vérder ta bewijzen dat ik nkt vooringe-
nomen ben, u verzoeke om te overweegen . Of
dies-wel bedagE zijnde ^ de voorflag 'dieh ik ge-
daen hebbe, om mij voor een Ongehuwd iceven
te "verklaaren (waaraan ik mij heiliglijk zal hoU'?
den) niet de befte weg is ona met eere van zijne
aanzoeken bevrijd te worden. _I-iem af cc fnijden ;^
en géén vrijheid te hebben j van tc l>ecuigea, dat
ik nooit des anderen mans zijn zal, zal hem doen
befluiten, dat ik (zo geplaagd als ik geplaagd v/or-
de) een befluit ten voordeele van dien anderen
man genomen hebbel
Indien dit zijn behoorelijk gewigc niet hebbe ,
"dan zal mén de proef moeten lieemen van mijns
Broeders vreemde ontwerpen, -en ik zal mij.aaa
mijn noodlot overgeeven met alle .gelatenheid,
welke mij op mijne gebeden zai vergund warden*
En dus alles aan > uwe eigene wijsheid 0verlauten-»
de, en of gij verkiert over. deeze nederigö voor^
ftellinge mijn Papa en Oomen te raadpleegen, of
niet V als mede of het mij. zal vrijilaeii een iint-
^ Q 5 woord
- (
i5o: .'^^^di^iistorie:van ^
woord iaan den ; Hr. Lovelace te fchrijven, - of
niet; (En zo het mij vergund worde.,verzoeke
ik, dat gij mij aanwijft, door Än ik het zal zen^
d€n}blyveik, ■ ί . ^ι, :?..) , ' tu.
- ■ ■ nd γ: ^■■'i-· . κ, '
r , ■ -t' -J ι --■^'v· i j' -- ni,··:. . V
. ' · ί ϋη^ξ ongelukkige ^^ dog aUQOs-onder^^
daanige-Dogten-ί
Cl. Harlowe,
...-- ·>·:·ί, ■
/ 1
f. -- ;f ii-V·-·/. wti ^■..-r 'Γ··· ,
Ik hebbe zo even> een .antwoord gckrcegcn
op den ingeflootenen Brief. Mijne Moeder, ^ zult
gij zien., heeft m^ gebooden hetzelye te verbran-
den : i Dog,. alzo gij het wel veilig zult bewaaren,
cn geen menfcht anders het te zien koomen, zo ,
zal haar oogmerk even goed beantwoord worden,'
als of het verbraiKl wierd. liet heeft nog da^te»
keninge nog op'fchi'ift. ■
■ i
J.
Clarissa,
-i Zeg niet, dat alle blaanten alle ftr'aiFe voor
tl is. Ik worde al zo veel befchuldigd , ι en al zo
%^eel geftraft, als gij; en nogthans ben il^ onfchul-
diger. Daar uwe hardnekkigheid gelijkj ilaet mer
de drift van'^eenen anderen, befchuldig daar uweii
Broeder niet. Wij oordeelden niet te onregt, dat
uwe fbriefwiiTelingen door handen »van Hanna gin-
gen. Nu zijivoorris, en gij niet kunt (Wij
Juffer CLARISSA HARLOWE. z^p
hn dat gij niet kunt) fchrijven aan JuiFer Howe ^
nog zij aan u, zonder onze kennis, zo is eené
oorzaak van onze ongeruilheid en miftrouwen q-
ver. ·
^ Ik bad geen misnoegen op Hanna. Ik zeide
haar dat niet; om dat ik van iemand kon gehoord
worden, wanneer zij verzogt haar dienil aan mij
te bieden, toen zij heen ging. Ik gaf haar eene
waarffhuwinge met luider ftemme. Om zorge te
draagen , dat waar «ij ook vervolgens woonen
moge, zo 'er eenige jonge Juffers waaren, zij met
dezelve geen partij maakte, en haar behulpzaam
was in heimelijke briefwiiTelinge: —— Dogitil-
Ictjes ilak ik haar twee guinies in de hand. En
ik nam 't niet kwaalijk, toen ik hoorde, dat gij
haar nog goedguniliger geweeil: waart --Dus
verre wat Hanna belangt.
Ik weete niet, wat ik fchrijven zal, aan- ι
gaende viw antwoorden aan dien man van geweld.
Wat kunt gij 'er van denken, dat over zulk eene
familie, als de onze is, zulk eene roede gezwaaid
worde? —^ Voor mijn part, ik hebbe niet be-
kend te weeten, dat gij brieven met hem gewiilel4
hadt: U^t uwe laatfte ftoutheid tegen mij (Eene
Verbaazende was het, in 't bijzijn van den Hr.
Solmes met het onderwerp voort te gaen, dat ik
genoodzaakt was plotsling af tc broeken!) weete
ik niet, of gij niet Wel ter uwer verfqhooninge
.aoudc kunnen inbrengen, dat uwe briefwiilelingc
met hem mijne goedkeuringe had; en dus de on-
luften tuiTchen uwen Vader en mij vermeerderen.
Gij waart voormaals al mijn troofl: , ClariiTa: Gij
maaktet alle mijne ojigeneugten draagelijk: --
Maai·
/
-ocr page 306-DfeHISÏiOFlïEvAN
Maariiüi
- Hoewel, niets, het is duideliiK'
kan u beweegen ; en ik zal dresaangaende niet'
meer zeggen: Want gij zijt nn onder uws Vaders
tilgt; en die wü geen voorrdirift, nog voorflag,,
pif verzoek· ontvangen.
Ik zoude gaärn den brief gezien hebben, van
welken gij meldt, gelijk ik dè overige zag: Gij
zegt, dar'eere en voorzigdgheid beide ii verbiei·
den, dienj^aan'mij te toonen. -—— OClariini,
wat denkt'gij van het ontvangen van brieven,
welke eere en voorzrgtigheid u verbieden te too-
rnen aan' eene Moeder! ---Dog het paft mij
niet denzeiven te zien, zo gij al verh'i?ze0· moge
dien aan ïnij te toonen. Ik wil in uw geheim niec
zijn. Ik Avii niet weeten, r dat gij brieven wiffeldt.
En wat het Antvvoorden aangaet, doe uw eigen
zin. Dog laat hem weeten, dat het de laatfte zal
zijn, dien gij fchrijven zult. En indien^ gij fchrijfr,
wil ik het niet zien: Dus geef het (zo gij 't doet)
verzegeld aan Shorey, en zij -- Denk egter
niet, dat ik u verlof geeve om te fchrijven. · -
Wij witlen in gfienen - deele met hem hi oii-
derhandelinge treeden, noo; zal men u vergunnen
om het eenigzins te doen. Uw Vader en uwe Do-
rnen zouden alle geduld verliezen, zo thij hier
kwame. Wat hebt gij hem te v/ille te zijn met
uwe weigeringe van den Hr. Solmes? -4— Zal
die weigerin^xi niet ilrekken om hem hoopete gee-r
ven.? En kunnen w//, zo lang hij eenige heeft,
geruft of bevr^'d zijn van zijne aanvallen? Al had
uw Brj^edei:/f^//W , voor zo verre die fchuld niet
i; teverh:clpén,' paft het eene Zufter eene briei^'ii^e-
e voört'^tt zetten, wölke haaren Broefe in
) 'ge-
/)
- -F»
"ίί
ii--.·.;
i
t
' l'-i
mÊm
Juffer CLÄRISSA HARIWOWÉ. ,251
^•evaar zal brengeü? Dog Vader heeft zijn ze-
gel gehangen aan uws BiOcders afkeer, en het is
HU uws Vaders afkeer, en mijn afkeer, en die yati
iiwe Oonien, en van iedereen ! —— Het do^
'-er niet toe ^ van wie» het voorckoomt;
Voor het overige, hebt gij door uwe hard-
nekkigheid het buiten mijne magt gebragt, ora
Iets voor u te doen^ Uw Vader neemt op zig o.a
vooi' alle gevolgen in te ilaen* Gij moet derhal-
ven bij mij oni geen gunil kooraen zoeken. Ik
zai ilegcs een aanfchouwer tragten te zijn; Geluk-
kig, konde ik het doen, zonder dat het mij tér
harten gingi -■·'. Terwijl jk vermogen had,
wóudt gij het mij niet laaten gebniikcn. zo als ik
het gaarn gebruikt zou hebben. Uwe Moeij héefc
men gedwongen te belooven om 'er Kig niet mede
tQ bemoeijen, dan volgens uws Vad(^s ordre.
Gij zult zwaare beproevingen hebben uit te ftaen.
Zo gij eenige gunil te hoopen hebt, moet het
2ijn van de bemiddelinge uwer Ooraen. En eq;-
ter geloove ik, dat zij een even vail: opzet heb-
ben: Want zij ftellen het tot een groiidbeginzei
[zij hadden, helaas! nooit kinders I] diit^ men dat
kind , ''t welk zig in het Trouwen niet laat re-
geeren van zijne Ouderen, moet laaten vaareiji
als een verloeren fchepzeL
Ik belaile u , laat de^ze Brief niet gcvondea
wotden» Verbrand hem. Daar is te veel in vaa
de Moeder, jegens eene Dogter zo wonderbaar-
lijk hardnekkig.
Schrijf geen eenén anderen Brief aan mij.
Ik kan niets vopr u doen. Dog gij kujic 'allé^
doen voor ^ zeive*
I
-ocr page 308-DE HISTORIE vAii^
Μ :
I
Nu mijne waarde, om met iiiijn zwaarmoé-
'dig verhaal voort te gaen.
Na deezen Brief ^ zult gij wel gelooven^
'dat ik zeer weinig hoope konde hebben, als of
'iiet mij iets zou baaten mij regélregt tot mijnen
Vader te vervoegen : Dog ik dagt, dat het mij
betaamde te fchrifven ^ · al waafe het maar om
mij bij fÄi/zelve te bevrijden, dat ik liiets onbe^
proefd gelaaten hebbe , 't welk de minfte waar-
fchijnelykheid heeft om mij in zijne gunft te her-
ftellen. Diesvolgéns fchreef ik op dusdahigeii
trant. ^
Ik ondeminde mij niet , zegge ik ^ om mee
mijn Papa te redentwilbn ; Ik fmeeke alleen
om Mjne genade en tóegeevendheid in dit ee/i
i, ftuk^ waarvan mijne tegenwoordige en miiTchiert
mijne /■(j^A'öowi;?^/^ gelukzaligheid afhangt, en
„ verzoeke hem zijn kind niet te verftooten om
„ een afkeer ', welken het niet in haare magc
„ is te boven te koomen. Ik fmeeke, dat ik
5, niet mag worden opgeofferd aan' ontwerpen
van zaaken, die nog veiTe^af én wiiTelvalli^
„zijn. Ik beklaage mij over de'fchande, die
5, ik lijdè met dus verbamien te zijii va,n zijné
5, tegemvoordigheid, en in mijn^ kämet/te zijn
,,. opgeflootén. In alles buiten dit eén iliik, ^be-
„ loove ik eene vclilagene gehoorzaamlieid eil
„ bereidwillige onderwerpinge aan zijnen wil.
5, ik herhaale mijne aanbiedinge van ongehuwd
„ te leeven ;, en beroepe mij- op hem , of ik hem
„ ^poit oorzaak gegeven hebbe om aan üi!jii
5, woord
ί
j i
Η
.Ί
jufffer' CLAmSSÄ harlowe.
woord tc cwijiFelen., Ik fmecke , όπ! toegc-
laacen te worden tot zijne tegenwoordigheid ^
en die van mijne Mama ^ en dat mijn gedrag
onder hunne eigene oogcn moge zijn: Ën dit
5, wel met te meer ernft, alzo ik niet ,dan te veel
reden hebb'ëom te geloovén, dat mij ftrikkeii
gefpannen worden;- en dat mcii ichampere ert
Imaadlijke redehen tegen mij gebruikt, met oog-
merk om zig van mijne woorden, tegen mij te
bedienen^ terwijl het mij niet vrij llaet tot mij"
,, ne eigene verdeediginge tc fpreekcn. Ik üuite
i,, met de hoope, dat mijns Broeders opftookin-
,, gen een ongelukkig Kind niet bcrooven mo-
„ gen van haaren Vader. „
Dit is het antwoord , gezonden zonder op-
•fchrift, en ongezegeld , icboon door Ly.'ye Bar-
nes, die het mij ter hknd fcclde met een weczen^
als of zij den inhoud daarvan λγίίΐ.
" ■ j
- PF'ßemäag'
ik fchrijf verkeerde kleuter; maar met alle
Verontwaärdiging, die uwe ongehoorzaamheidt
Verdient. Te verzoeken om vergiifëms van een
misdaad , die gij bekent, en Wiiarin gij cgter
voorhebt te volharden, is öene iloutheid, die
zo weinig weerga heeft'; als ze door de vinge-
ren te zien,·.. Het is mijn autoriteit die. gij tarti
Uwe fmaad,redenen tegen eett Broeder, die Qcjii
oere is voor ons allen, verdienen mijne uitcrfte
gevoeligheid. Ik zie hoe weinig dät gij geeft om
alle Bloedverwantfchap. De oorzaak ook
wel. Ik kaï) de bed.enkingén niet verdraagen, die
na-
51
5'
's'»
i
i
I
• {
I Λ
De HISTORIE van
üatiiurlijk uit 'dè ovcrweeging hiervan voortkoó'
men. Uw gedrag txigen een al te toegeevendc',
en al te malle Moeeter-^ Maar ^ ik verlies mijii
gedttldt ^^^—^ Blijf uit mijne tegenwoordigheidt
gebannen , ongehoorzaam ^ als gij 2ijt, tot dat
gij weet u naar mijn. Wil te fchikkeni Ondank-
baar fchepzel Uw Brief verwijt mij maar^; mijne
voorgaende toegeêvenheidt. Schrijf iijet meer
aan mij, 'tot dat gij beter onderfcheiden kunt,;
en tot dat gij overtuigd zijt van uwen pligt je.-
'gens . .r,;..:.,. , .
Eèn met regt^kierholgèii Vader*
«f
■Mi-·
:.:·.··!' i.
Deeze gramftoórige Brief gmg gef)aard mét
eenen van-mijnè Moeder, die medé ongezegeld,,
en zonder opfoteift wask Zij ^ die zo veel moei>
te doen, om elkeen tegen mij te doen zamen-
fpannen^ twijifele ik niet, öf hebban haar gedron-
gen om ook tegen het arm meisje te getuigen.
Alzo mijns Moêdefs Brief flegts eene her-
haalinge is van eenige der harde dingen , die
tuiTchen, haar en mij voorvielen ^ Waarvan ik u
reeds berigt gegeven hebbe^ tb zal ik ui deu in-
houd van denzelven niet behoeven te malden
--I>an alleen dus verre ^ dat zij mijnen Broe *
der ook prijil, en. mi| befchuldigt over mijnö
vrije taal tegen hems i
ΐ'
"Λ
Λ?
Η
' l
\
I
-ocr page 311-'JuFFÊR CLARISSA HARliÖWE. ί
η
■ufir Cl ar is sa Η λ r l ο we, άάίϊ *
howe.
f
V. -I
Donderdag 'ogtend'^dzn ^ 'ϋαη .Maai^m
''ν
ïk hebbe weder ècn Brief Van dén Hr. Love-
lace, fchoon ik^ zijnen voorigen niet beantwoord
ïiad. , . ^ , !
Deei^è man Weet "» op He eene of ändere wq-
ze, alles wat in oïize familie omgaet. . Mijne op-
tatinge'; FlanÏia's wegzénUinge; en meer van de
veriloordhedeh en beiluiten vdn mijn Vader, Oó-
Ïmen , eh Broeder', dan het niogelijk is , dat ίΐζ
kan,weeten, en genoegzaam zo ras als de zaaketi
'gebeuren, welke hij mij vertelt. Mij kan tot dec-
2e kundighèden niet koomèn langs regte wegen-
. Hij is Èijfter ongeruft "over geè'n hij hoorc;·
fett zijne uitdrukkirigén j zo wèl van Liefde jegens
jni], als VÄo'ordheid tegetihen, zijn zeer vliii-
rig. Hij houdt bij mij äan, Onl hbm op mij-
„ ne eere te bêlooven j om Nooit dén Hr. Soi·^
mes te riecmen. „ ·
Ik dcnkê , dät ik hem zülks wel ópregrlijfe
jnag belooven. . . , i
Hij verzoekt^ „ Dai ik riièc wil 'denken, aläl
'j, 'of hij zigzelven eene terdibnße tragt te geé-
vpn ten kolle van iemand anders,^nademaai hi)
^ mijne gimft hoopt te vèr^enes wit hööfde ν^ι
R Μ
•is
5·'*' tHi
i>
de ^historie van
•zijne éigene-^ nog-dat hij mij fchrik zoekt aan
,, te jaagen, en daardoor bij mij in aanmerkinge
j, te koomenw Maar hij verldaarn ^ dat de behan'-
^ „ dclinge, Avelke hij van mijne familie ontvangt,
. van zulken aart is, dat hij geduuriglijk,verwijt
moet hooren van daarover geen voldoeninge te
cifchen ; en dat zo wel van Lord M. en La-
„ dy Sara, en Lady Elifabet ^ als van alle zijne
andere vrienden ί En zo hij geeii hoope van
,, mij moet kiijgén , kan hij niet inftaen voor
^ j, hètgeen 2ijne wanhoope hem zal doen uitvoe-
ren. „ - ^ -
„ Zijne Bloed-verwanten, ^egt hij ^ bijzoii·*
derlijk de Ladys, raaden heni,wel om tot regts-
middelen zijne tocvlugt te neemen: Maar^
vraagt hij, hoe kan een man van eere te Regt
gaen wegens, woordlijke beleedigingen hem
^ aangedaen van luiden , die geregtigd zijn om
degens te draagen ? ,,
Gij ziet,' mijne waardedat mijne Moe-
der al zo zeer voor ongelukken fchijnt bedugt te
zijn, als ik., zelve , ên van ter zijde aanbiedt
om Shorey mijn Antwoord te laateri'overbren-
gen op den Brief, dien hij mij te vooren zond.
Hij is vol van de giïnft der Ladys zijner
familie jegens mij?^ B.ij welke ik , Niettemin, van
perfoon onbekend bén ; uit^'cnomen, dat ik Juf-
fer Martha Mo^tague eens zag ten huize van
Juffrouw ICnollys.
Het is natuurelijk voor een menfch, geloo-
Ve ik, dat men te meer begeerig is om nieuwe
vrienden te maakeiinaar niaate men de *gunil
^tó oiwle verlieft; Nogthans waare ik liever be-
■ " " ^ min-
35
■ 3J
9
35
»
..i
- i i
.ΆΪ
iÄr·^'·
L -· »
f.^il
Tf
JüFFER CLARtSSA HARLOWE; ,
minnelijk in de oogen van mijne eigene Bloed-
verwanten , en in uwe oogen ; dan in die vaii
'de geheele wereld buiten dat. —— Dog dee-
Ze vier Ladys van zijne familie hebben zulke uit^
muntende hoedanigheden^, dat liien niet dari
wenfchen kan om haare goede gedagten van onsi
Is 'er geen gelegenheid -om door middel van Juf-,
frouw Fortescue te kunnen gewaar worden, of
door den Hr. Hickman^ die eenige kennis heefc
aan Lord M. (bedektlijk, evenwel) welke haare
gevoelens zijn van^de tegenwoordige gefteldheidl
van zaaken in onze fainilie ; en van de geringe
waarichijnelijkheid die 'er is, dat de verwantfchap
voormaals bij haar goedgekeurd , ooit kan iland
grijpen ?
Ikkan, wat mij belangt; zo goede gedag-
ten niet'van mijzelve hebben, dat ik mij verbeel·^
den zoude, als of zij konden wenfchen, dat haar
Neef door zo veel fmaadheid en tegenftand , iii
zijne Oogmerken ten mijnen opzigte aanhoude·
- Niet dat ik het mij iets belu-eiirien zoude ï-
zo zij hem hét tegendeel raadden. Door Milords
tekeninge Van des Hren. Lovelaces voorgaenden
Brieft door des Hren. Lovelaees verzekeringert
van de aanhoudende gunft van alle zijne Nabe-,
ftaenden; en uit het verhaal van anderen; fchij'·
ne ik nog hoog in hunne guilft tefta'en: Maari
mij dunkt, ik zoii gaarn dit, als van henzelven ^
uit den mond van een onzijdig perfoon, aan mij
om dat het be-
' ί '
hooren beveliiiren
.^^w , en té meer,
kend is, dat zij hunne verwantfchaji hoog waar-
deeren , van wegens hunne goederen en. familie;
ïu hef kwaalijk neemsn (gelijk zij reden heb-
R % Uïi)
I ■ ' Λ·-
:> Ïi.,ν.1 JWIS'. S --isüaiErsr
Ρε lilSTOIlIE van
iij van de o/ize mede betrokken AVof^
den in de fmaadbeid, waannede hun Neef wordü
aangerand.
Nieuwsgierigheid is tegenwoordig alleen mij-»
ne beweeg-oorzaak: Ngg zal 'er ooit eene ftcrker
zijn 5 hoope ik , niettegenftaende uwe verdenkin-
ge van kloppingen - Zelf al waaren des
Hren. Lovelaces vcrdienften veel grooter, dan
ze zijn*.
-.k
%
;·5.
Ik hebbe zijne Brieven beantwoord. Indien
hij mij op mijn woord vatte, zal ik mij te minder
behoeven te bekommeren over de gevoelens vm
zijne Nabeiiaenden ten mijnen voordeele ; Eu
egter heeft men gaarn, dat braave luiden goede
gedagten van onshebbeni
Dit is de zaakelijke inhoud van mijnen Brief:
„ Ik geeve mijne vervvondevinge te kennen^
dat hij alics (en zo iêhielijk) weetWat hier
omgaet.
Ik verzekefe hem , „ Dat al waare 'er zulk
3, een man, als hij ^ niet in de wereld, ik deri
„ Hr. Solmes niet zou willen hebben. „
Ik zegge hem , „ Dat hoon met hoon te
beancv/oorden, gelijk ik verneeme dat hij doee
5, tegen mijne nabeiiaenden, wel verre is van bij
i, mij eene proef te zijn, of van zijne befehaafd-
„ heid , of van de agtinge ^ die hij voorgeeft
5, voor mij te hebben.
„ Dat ik op het oogenblik , als ik hoore
jj dat hij iemand van mijne vneiideji buiten hurv-
•36ο
ben)
??
ρ ne toeftemminge bezoeit,· een befluit zal nee'.
„ men om hem nooic meer te zien , zo ik liec,.
5, helpen kan. „
Ik doe hem te weeten , „ Dat het zenden
„ van deezei^ Brief mij bij oogkiikinge wor4t;
5, toegelaaten , · (fchoon niemand den inhoud ge-
„ zien heeft^ mids dat het de laatile zijn zal>
5, dien ik ooit aan hem fchrijvc. Dat ik hem
„ meer dan ecn,s gezegd had, dat de. Ongehuw-
„ de ftaac mijne verkiezi,ngc vvaa; en dit wel vooï!»
dat de Hr. Solmes in onze ilmiilie wierd inge^
,, leid als één vriend , die ons kwam bezoeken.:
,, Dat de Hf. Wyerley, en andere heeren,, wi·.
,, ften dat het mijne verkiezinge wiis, voor dac
„ hijzelve asin iemand van ons kennis had : DaCj
„ ik mij nooit zoude hebben. la,aten beweegen,
„ om één regel van hem over het onderwerp,,
„ te ontvangen', hadde ik niet gedagt, dat hiy
„ niet ojiedeimoedig bij mijnen Broeder gedaei^··
„ had; en egter. niet zqheufch van mijne vrien-,
„ den 'was, behandeld^ dan hij wel verwagt mpg^
,, hebben : Dpg dat ik al hadde hij zelf mijne,
, vrienden op, zijne zijde, zeer zwaare tegen-
„ werpingen tegen hem zou hebben , zo ik aj; ■
mijne verkiezinge van, een· Ongehuwd I.eeven ,,
„ zo veel beter als mij het zelve weezenlijk aan-»
„ ilaet, konde te boven koomen ; en dju ik dit- *
zelve ronduit aan hem verklaard z,opde hebben,
zo ik hem had aangemerkt vooï ,meen Am qq\\
„ gemeen vriend in zijne, bezoeken. Om alle,,
,, cieeze redenen verzoeke ik, dat de eenige,.
„ Brief ^ die^ ik hem nog meer zal toeftaen op, "
de gewoone plaatze ter neer te leggen , de^
5)
>.1
•"'■iS
tdz
laatße moge zijn; en dat alleen , pm mij be·?
,, kend te maaken , dat hij in dit mijn voorftel-
beruft; ten minilen tot gelukkiger tiji?en. „
Dit Jaatfte doe ik 'er bij, op dat hij niet ge-
heel wanhoopig moge zijn. Dog indien hij mi|
op mijn woord vatte , zal ik van eenen van
mijne pijnigers verloft zijn.
Ik hebbe beloofd, alle zijne Brieven, en mij-;;
ne Antwoorden voor u open te leggen: Ik her-
haale die belofte : En maake om die' reden te
minder mijn werk , van over den inhoud van de
cene en andere breeder uit te weiden. Dog ik
terfTiÜÜMIiÉË
.τϊίτ^,.......- Ψ»""*^
t-f
kan niet te dikwijls uitdrukken hoe zeer het mij
kwelle , ■ dat ik tot zulke engten en zwaarighe-'
den, hier in huis, gedreeven worde , dat ik ge-
noodzaaki ben om Brieven te beantwoorden (van
cenen man , welken ik volftrekdijk niet voorhad
eienige hoope te geeven , · en tegen welken ik
weezenlijk groote tegenweipingen had) zo opge-
vuld , als de zijne zijn , met zulke vuurige be-
tuigingen , en die met éenen geeft van verwag-
iinge op mijne gunft, aan mij gefchreeven zijn.
Want nooit, mijne waarde, kendet gij zulken
ilouten onderfteller. Gelijk uitleggers fraaijhedeij
in een fchrijver vinden, die den fchrijver zeiven
^niffchien onbekend waaren^ zo maakt hij mij dik-
wijls complimenten en^ hoogvliegende dankbetui-
gingen voor gunften, 'en voor eene agtinge, wel-
ke ik hem nooit toedagt; zo dat ik meenigmaal
onder de noodzaakelijkheid gebragt worde, om
^oor mijne nadere verklaaringe de toegefchreeve-
iie goedheid geheel te doen verdwijnen, om wèl-
Juffer CLARISSA HARLOWE. z$f
ïce ik, zo ik zè^ hem bewees, te ilègter gevoelen
van myzdve zoude Hebben. . ' ,
In 't kort, mijne waarde gelijk een wild
paard (zo als ik het van liefliebbers der jagt wel
hebbe hooren befchrijven) is het voor de handen
pijnelijk en de armen worden half uit het gewrigt
gerukt, zal men hem beteugelen. En als gij zijj
ne Brieven ziet, moet gij over dezplve geen oor-·
deel vellen, voor dat gij mijne Antwoorden gele-;
zen hebt. -Zo gij het doet, zult gij inderdaad
'denken, dat gij reden hebt om-uwe vriendinne
zelf'hedrogy en kloppingen^ qtx gloetji^nde
gén toe te fchrijven, -— En egter, op andere
tijden, klaagt het zigzelven-tegenipreekend fchcp-
zel, dat ik'hem zo weinig'gunil betoon e, en mij-
ne vrienden zo veel bitterheid, als of hij, in'c^'
Gevegt tuiichen mijn Broeder en hem , de aan-
valler geweeft waare; en'als óf'de uitkoomit zo^
dpodlijkv waarQ gewecil·, als zij had kunnen zijn. ^
Indien zijn oogmerk is om door dit gedrag
(zomtijds klaagende'over mijne afkèerigheid,* op^
-andere tijden vpl blijdfchap over mijne ingebeelde*
gunften) mij te beweegen, dat ik nu eens berulle
in zijne complimenten, dan ^^der te infehikke-"
lijk er zij v^egens zijne klagten; en indien dit te-^
gerifpreeken van zigzelven niet het uitwerlczel zijj
van zijne onbedagtzaamheid en losheid; dan zal
ik hem voor eeri -zo diepzinnig en zo argliftig'
(maar al te waarfchijnelijk, een zo doorjJeepeißt
fchepzél agten , als 'er ooit leefde'; eni waare"
ik hiervan verzekerd, ik zoude hem , zo hec.^
mogelijk zij , erger haaten , dan ik Solmes haa- ^
te.. . ■ " ^ ■ ■ V"" , '
mm-i.
, Λ
m
ί
\ -
Jismm,
Dog genoeg voor tegenwoordig van eeij
fchepiéi dat zó onbeftendig is, , *
juffer Howe, aan Jufer Clarissa Hai^-
lowe.
Donderdag avond^ den^^ vßn Maart^
Ik ben venvoed^boos op ecnige van het volk,
^at bij u is. Ik wee'te niet, wat ik u raadden moet,
fioe weèt gij, of gij niet ilrafbaar zijt van wegens
de oorzaak te zijn; fcHoOn," tot iiwe eigene tóiaa-
cle, dat het Téilanlent'van iiweti örootvader'niet,
\vordt opgevolgd ? -- Tcilainenten zijn heili -
ge Hukken, kind. ' Gij ziet, dat zij; 'zij zö
denken , die zig inbeelden dat zij nadeel lijden
bij een Teilament, door het voorregt u daaria.
tbegeweezen. ' ' * '· ' :
Ik geeve "allq uwe voortreffelijke redekavelin-
5*en toé voor hetgeen gij op dien tijd deed: Dog
jiademad'kilk eeii bekoörelijk ^ zulk een edelmoe-
dig proefïluk van kinderlijken eerbied onbeloond
liaet heen té gaeii ^ Waarom z'oüdt" gij het niet^
wedernéemen? ' '
Uw Grootvader kende het familie-gebrek,
Jlij wiil, welken edelen geeft gij hadt om 'goed te
doen. Hfj ^elve miiTchien , (excufeer mij, myné
Waarde) had in zijn leeven te weinig gedaén ;;
ch daarom ftelde hij het in uwe magt om hét ge-
..........brek^"'
r
It
ΙΛ,
ém
γ
Α
Ή
• 1·
-ocr page 319-w^rnm^mmm.
toklijke van de geheele familie goed te. maaken.
Giiiig het mij aan, ik zou het wederneemen.
derdaad, dat zou ik. · ; ^ ·
Gij zult zeggen , dat gij het niet doen kunt^'
terwijl gij bij hen zijt. Dat weetê ik niet.
Denkt gij, dat zij u erger kunnen' behr.ndelen,
^lan zij doén ? Én is het uw r^gi: niet? Eti maa-
ken zij geen' gebruik van uwe. eigene edelmoe-
digheid om u te. onderdrukken ? U\v, Oom Har-«
lowe is de eene Voogd , uw Cpufin Morden
js de ander: Dring op uw regt bij uwen Oom;j
^n fchrijf daaromtrent aanj uwen Coufin Mor-
den. Dit, durve, ik zeggen, zal hepi, van gedrag
jpgens u dóen veranderen.'
Uw Baldaadige Broeder wat u
onder, bedwang te., houden t —^— Waare 'ik hec
pk wenfchte wèl, dat het zo eens waare voor ee-
ne maand, en niet langer] ik zóu hem het onder-
fcheid toonen. Ik zoude op raijiie eigene plaat-
ze woonen , mijne bekoorelijke ontvv^erpen op-
volgende, en alle rondom mij gelukkig maaken-
4e. Ik zoude mijne eigene koets houden. Ik
zou hen bezoeken.,' als'zij het vex-dienden. Maar
als mijn Broeder, en 'Zufter zig tr'otslijk' aanjflel-'
den, zoude ik; hun'te weeten doen, datikhuii-
lie Zufter, en'njet hunne Dieniimaagd was: En,
iiidien dat niet kon helpen, zoude ik mijne deur
voor hen toefluiten ; en 'hun" beyeelëir heen te,
gaen, en'malkahdereh gezelfchapfte houden. "
>' ■
Mèn moet. bekennen , evenwel, dat.'deezeï,
uw Broeder en 'Zuiler, oordeelènde gelijk zulke'.
KekiOmpen geeilen altóós zullen oordeelen, ee-;
lijge rQden hebben om u zo te behandelen als zi|^
mmk
-ocr page 320-' DΕ HISTORIE VAN
Άνι. .
/r
i
I t
dóen. Het moet al lang een groot verdriet vooè'
lieh geweeil zijn (ftel miflukte Min van haaren,
en Gierigheid van zijnen kant al eer zijde) dat zij
ï.0 zeer verdonkerd wierden' van eene jonger Zu-
fter. Zulk .eöne Zon in eeii'e farnilie, waarin
iiiet dan flaaiiwe flikkerligtjes zijn , hoe konden
zij die verdraagen ! Wat, mijn lief, zij moeften
ü aanzien voor een moniler onder hen: En mon-
ilers , weet gij, fchoon ze onze Verwonderinga
^^ervvekken , trekken nooit onze Liefde tot zig.
De affland tuilchen u en hen is onnieetelijk. Hun-
ne oogen doen zeer van naar u op te zien. Wel-
ke fchaduwen brengt de heldere glans uwer ver-
diente niet over hen ! Kunt gij u dan verwon-·
deren , dat zij de eerile gelegeilheid omhelsden ,
(iie zig aanbood , om hun bell te doen, dat zij,
11 op gelijke peil met hen mogten doen daalen t-
Maak'er ilaat op, mijn lief, gij zult 'er meer
van hebben , en nog al meer , naar, dat gij het
verdraagt.
f I
Π
h .
Wat doezen haatelijken Solmes aarigaet, ik
verwondere mij niet oyer 'uwen afkeer tegen
hem. I-Iet is onnoodig iets aan u, die zo hart-
grondigcn tëgenzin tegen hem heüt, ter veriler-
linge van uw mishaagen te^ zcggQU l Nogthans ,
wie kan haare eigene talenten wederftaèn ?' Een
van de mijne is, gelijk ik te^ vöóren gezegd heb-
iie , ' eene lelijke beeldtenis af te fchilderen. Wil
Ja , koom aan,-
(
inge
m uw"
in".
ik het eens invojö:en ?
En te meer, alzo.gij van mij, dus doende, mijn
gevoelen zult oiimilgen ter' regtvaardiginge van
uwen afkeer tegen hem, 'en Wr regtvaardig" ^
van ecnc ilandvailiglrcid ^ oyé?welke ik mij ih
if*i·
,ϊΓ^
^tV:-
-jev
JuFFEE^ CLARISSA HARLOWE. ief.
inboril altoos verwonderd liebbe, en die ikvooir\
altoos moet goedkeuren. ' ;
„ Ik was tweemaal met deezen vent m ge-
fi zelfchap. Eene van die reizen was 'er ook uw.-
„ Lovelace. Ik behoeve u, met zulk' een<s·
9, aartige nieuwsgierigheid 2ijt aangedaen-
P, (fclioon tegenwoordig, enkel eene nieuvvsgie-^
„ riglieid , gelijk gij weet) het onuitipreekelijk-
onderfcheid niet te melden.
„ i^ovelace vermaakte hk gezelfchap op zij-;·
5, nen lugtigen vrolijken trant, en deed iedei-eeii
3, lachen om eene van zijne vertellingen. Het
„ was, eer dat om dit fchepzel voor u gedagc,
„ wierd. Solmes lachte ook. Het was, even-
„ wel zijn lach: Want zijne eerile drie jaaren
5, ten minften , verbeelde ik mij , dat een'aan-
5, houdende vlaag van huileji moeten gëweefl*
„ zijn, eii zijne fpieren zijn nog nooit bekwaan\-
5, geweeft om zig weder in den plooij van lachen-
9, te herftellen. Zijn glimlach zelf (Gij zagt ^
5, hem nooit glimlachen , geloove ik , Gij gafc
,, hem ten minilen nooit reden om te glimlachen)^
„ is zo weinig natmn-elijk aan zijne trekken, dat
„ het zig in hem al zo afTchuwelijk vertoone ak
5, het grijnzen van een man die boos is. „
„ Ik «gaf veel agt op hem, gelijk ik doe op, ^
5, alle de edele Heeren der fcheppiiige, in hünnc.
„ bijzonderheden; en hij was mij, zelf toen, een
„ walg, ja aanilootelijk. Ik was blijde , heugc,
„ mij, bij dre bijzondere gelegenheid,'te'zien, dat
5, zijne vreemde trekken haare nacuurelijke fom- -
3, berheid weder aannamen ; hoewelze dit maar
si langzaam, deedeiij als of de fpieren , die tot de ^
fe
m
ver^'
m
S3i
-ocr page 322-'De historie vam
V» verdraaijinge van .zijn tronij geholpen hadden,^
op roeftige veeren hadden geioopen. "
„ Wat eene vreezelijke zaak moet zelf de
Liefde van zulken Man zijn'! Voor mijn part^
5, indien ik zijn Wijf viraare! (Maar wat hebbe ik
5, mijzeive gedaen, dat ik maar zulk eene onder^
„ iiellinge maake?) ik zou nooit genoegen heb-
ben dan in zijn afweezen, of als ik mee hem
,, overhoop lag: Een knorrig wijf, die icman4 ,
moet hebben dien zij bedillen kan, mögt nog
,, bij zulken vent kunnen duuren: Het gezigt vai^
hem zou 'er altoos gelegenheid toe verfchaffen,,
5, en alle haare dienftbooden zouden uit dien hoof-,
5, de, en uit dien aileen, reden hebben om hun-
3, nen meeiler te zegenen. Maar hoe laftig ei·^
5, fchroomelijk eene zaak moeft Jiet zijn voor
3, zijné Vrouw, zo zij maar de minile maate van
,, kiesheid had, zigzelve in zijne kloeren cc bren-
,, gen door iets ten zijnen gevalle gedaen te heb-
„ ben? "
„ Dus veel ten aanzien van zijne lighaams ge-
„ ftalte: Wat de andere helft van hem, aangaet ,
5, men zegt dat hij een menfch is, die zig met laag
„ op den grond te kruipen tragt in te dringen ,
,, bij ieder, van welken hij eenig voordeel hoopt:
5, Een trots, een willekeurig beerfchend fchep-
j, zei, daar hij zulke, inzigten niet heeft: En is
j, dit niet de egte aart van eenen laagen geeft?
Men verhaalt, dat hij wrevelig en kwaadaartig
is, zelf tegen eene geheele familie van Qenjpn
enkelen perfoon, di^; hem maar eens uiei; nj\ar
zijn zin behandeld heeft; en tegen zijne eigene
^ blpedverwanten nog feet. meeit vai? allen. Ik
f·^
ïi'
f. w
1 ^'ϊί
Γ'··
ti
η
39
9»
, k*
iX -
ϊ&ϋ
---------------
jüFFER CLAIUSSA lURLOWE.
^v' hoore; dat geen van hen allen zülk een deug-
niet is dan hij. Dit mag wpl èene reden zijn,
waarüm hij hen wil onterven. "
, „ Mijne Stijntje vertelt mij, liit dën mond
van eenen van zijn huisgezin , dat allé zijne
landlieden hem haaten, en dat hij nooit eert
5, dienilboode had, die wel van hèm fprak. Ee-
,, ne fnoode agterdogt voedende, dat zij hem té
kort doen (waarfchijnelijk uit de Hegte ge-
fteldheid van zijn eigen hart) verandert hij ge-^
itadig. "
„ Zijne zakken» zeggen zij^ zijn geduurig
met ileutëls opgepropt: Zo dat ais hij een gaft
(Een vriend h^eït hij nifet buiten uwe familie)
zal onthaalen, hij \vel half zo langen tijd fut-
zelt om den regten fleutel tor een ilot te vin-
den , als waarin zijn kaarig onthaal kon woi·-
den afgedaen. En zo het wijn is , kHjgt hij
dien altijd zelve. En dat te doen koll hem ilfei;
veel moeite; want hij heeft zeer weinig bezoek
alleen van hen, die of α faires of nood-
95
r>
h
99
9>
'f
i
"K
\
■9'
9»
99
99
99
>
sim
ig
Μ
zaakelijkheid derwaards brengen : Want een
fatzoéniijk man, die het kan vermijden, zoa
liever op den weg vernagten ^ dan téii zijnea
hiiize opleggen. "
Deezen man nogthans heeft men uitgezdgt
(om redenen al zo flordig, als door welke hij ge-
legeerd wordt) tot eenen Man, dat is te zeggen ,
tot eeneii Heere en Meeiter , Voor Juffer Clariflk
Harlöwe!
Maar milTchien is hij zo geheel doorgièrig
tiiet, dan hij wordt afgebeeld. Charaflers Hie tea
liitcrftea goed, ^ ζςα uitexft?» ÜQgt ^ijn, Worden,
zel^
f;
1
95
ii
ii
De HISTORIE vaw
zelden te rege opgegeven. Gunft jegeiis ieniaiid.
ü^al de eene doen rijzen, eil· ongimil de andere
doen daalen. Dog uw Oom Antonij heeft aan
anijne Moeder gezegd , die eene tegenwerpinge
maakte tegen zijne gierigheid, dat men voorhad
hem eefi hand om ^i?;rhals te leggen^ gelijk hij
het noemde, zo als gij het maar zoudt willen
hebben; wellve dan eer een hennepen, dan een
huwelijks-koorde zijn ,zou, durve ik zeggen.
Maar is dit niet eene duidelijke blijk, . dat zijne ei-
gene voorilanders zelf hem voor een laag fchepzel
agten ; en dat men hem aan artikelen heeft te bin-
den -- miiTchien wegens nooddruftigheden?
Dog genoeg, en alte veel, vanzulken vent, als
deezen! -- Gij moet hem niet hebben, mijn
lief--Dat is bij mij klaar-Schoon niet ζά
klaar, hoe gij in ftaat zult zijn het te ontwijken^
ten zij gij u in de onaf bangelijkheid ftelt eii hand-
haaft , waartoe uw Goed u regt geeft;
α
■ -Μ
' t
! ,
ία
- {
t ; ,·
] Hier kwam iiiijne Moeder mij ilooren. Zij
wilde zién, wat 'ik gefchreeven had. Ik was zot
genoeg om haar het charafter van Solmes voor te
ieezen.
2ij bekende i ,dat 'de nian^ de beminnelijkilc?
niet vfas;! en dat hij het gelukkigil: voorkoomen
niet had: Maar Wat, zcide zij, is lighaams-ge^
β alte in een man? En ik wierd bekeéven, om dac
ik u opzettede-tegen de onderwerpinge aan uws
Vaders wil. Daarop volgde eene les over den
voorrang dien een man, die zorge droeg om allo
Ρ .
<t -
f
Π·/
TuFPER jCLARISSA HARLOWE. 271
zijne rdmlden netjes te bemlen , en alles bij ma},-
kanderen té houdèn^ in onze gunfl: behoorde te
' hebben^ in tegeiiftellinge van een Ipllpenning en
jigtmis: Een vriigtbaar onderwerp, vveet gij^ hec
zij 'er een ig bijzonder perfoon mede bedoeld woi;-
dej'^'ofniet.; ■■
Waarom,willen deeze wijze Ouders, door tp
veel te zeggen tegen de perfoonen ,' die hun mis-
Iiaagen, iemand tot derzelver verdeediginge nap-
pen? Lovelace is, geen fpilpenning;
fchulden; fehoon ik niét twijfFele, of hij is ligf-
mis genoeg. Dan , icniand dus npopende οίχι
Jenzulken mm¥ '^emQcn ïcgt te^doeti, moeteii
wij noodzaakelijk 'i^^ooringeiióm'èn ziju>, VPÖnvaaCi
— En miiTchien"worden wiJHus eeiff genoop.c
^tot nisuwsgierjgheid., dat· is te zeggen,,, wat zulk
• een of zijne vrienden van iemand niogeii denken,:
„-_ En »dan koomt^ maar al te waarlchijnelijlv^
eene onderfch'êidende genegenheiä, of iets dat 'ejc
bij uitilek wel naar gelijkt;^ . 4.
* Mijné, JVloedêr belaftedé' mij, eindelijk om
'die bkdzijdè weder dver te fchrijven. —Maai*
èxcufeér mi]^ inijnè goéde Mama! Ik wou om
geen reden ter wereld^ dat het charaéter vêrloó'^
^ïen ging; nademaal mijn ^ ader daarinsonbedwon-
gen vloeide: En ik fchreef nooit tot mijn,eigen gé-
noe^n , of het genoegde u. Eene zeer gpedp
.reden waarom ψ-;—- Wij hebben maar een zin met
ons beide ^ Alleen*, dat gij, zpmtijds wat';a
^ernilig zijt ,<lunla mi^^ ik buiten twijW j een
weinig tè fnäterende naar uw gevpeléri,
Dit verfchil in onzen aart" evenwel ,
Waaffchijnelijlc de reden 5 ? dat,wij clkandeiiïh zo
I ί.
1
«pip
i α
/
α
ΐ Λ·
■je.
w
i7i ΐ)ε HISTÖRiE van
wel beminnen , dar 'er mee de woorden van Nor-
ris^, geen 'iierde Liefde tüilthen in kan koomen*
Nademaal elk, in db anderer oögen', iets hebben^
■^è, 'dat niet rögt is, en elk de aiidere genöeg be'^
'inirinende', om re verdraageii dat haar zülks ge-
zegd worde (e,ii te meer miiTchien om dat geeii
Vaii beide wenféht het te verbeteren); zo neenic
'dit gróotlijks 'dien naarijver weg, welke een we'f-
'iiig (zo niet vrij veel) van die heimelijke óngunil
'iX)ix kunnen kWeeken, die met deli tijd mogelijk
zou opgiOcijen tot INijdigheid, en dee^e tot Par-
^digheid en bóo^ieid. Dus, mijne waarde, - in-
"üifcn het 'er zo mede gelegen is, laat dan elk haal*
gebrek maat behouden, en dat het 'er haar medb
hioge welgaen, zegge ik: Want in beidé kan raeii
;dé nacuuielijke Gelléldheid ter verlchooninge in-
brengen : En Welk een Held bf Heldin moet hij of
'zij zijn", die éen gebrek van de natüüïe kan over-
'viririnen? Het zij Gierigheid^ gdijk in zommigcn',
die ik niet dtinve^ noemen; Het zij Ernflhafti^-
heid^ gelijk in liiijne l>e/7e Oriendin; of het zij
Jnatereh \, gCiijk in —— ik behoeve niet te zeg-
gen wié. ; . . V
Het is billijk' dat ik U re wéeten 'doè, dat ik
genoodzaakt Was, mijne Moeders NieüW%"ierig*
neid in te' volgen (Mijne Moeder heeft ook haar
ideel, wel ter degen haar deel'; van Nimsgie^ig·^
Jjeid^ mijne waarde) en haar hier en daat eenigè
'^aßagies vaii uwe'Brieven te laatëp zièii..
Ik · Woixlé' weder geiloörd — Dog il: zal U zh
aanftonds vertellen , wat tuifcheri mijii.e Moedér
fen mij bij deeze ^eleö;enheid voorviel — En té
meer, i\ió zi] haaré l^UtEEj haai'cti ^nfi-
fss'v
r-
tu'
ίδ"'
' i
Ρ
-ί Γ '
Ii
!»i ,
'l i? "
ι-ΐί -
-V, i4
«w
V -
-ocr page 327-Ving HICKMAN, en iiwen LOVELACE^
in een gedeelte van haar gefprek te gelijk^ iii
*
5ï
5}
jy
v' Η
Vt
5
})
3J
Α
oog had
Λ j' ^- ··-
jDusdaqig was het»
„ Alles wel overwogen zijnde , Kaatje,ν m*
de zij , kan ik niet anders denken , of JiiiFe^
Harlowe wordt wat hïird behandeld : En nog^
thans (gelijk haare Moeder ^zegt) is het eené
verdrietige zaak een kind te hebben, die altijd
'bij uitilek gehoorzaam geweeil zijnde in' gerln-
g€r ftukken ^ zig "tegen den wil van haare Oui-
deren verzet in gr cot er ; ja in* 't groot β e van
allen. En nu, om den middelweg tufichen
beide te houden , het is jammer dat de maii
3j dien zij -begunftigen , die zoort vati verdienilè
jï niet hoeft;.^V· welke een perfoon van zulk ëeil-
kieich oordeel als' JuiFer Harlowe met reden in
3, een man zou mogen vorwagten»
j, van den anderen kant., is decze» Man Zekerlijk
5, boven een Ligtuiis te ftciien: En wel een Ligtr
5i mis, die'in duel geweeiu ïs mét haar eigen
Broeder en Moe4ers'Ari'OQm\)r,o ά^η^^
j keni, al kwam die omikndighQid-'er" A^/i^i^bij
—En het zou vreemd zijn , dat- zij het
niet beil: weccen. 'yr'^· ■
En zo mocilen zij ^ dagt ik ^ van wegéns
hunne ervarenheid, indien geen laage fiordigec
oogmerken hun ook die vogringenomenheid 'voor
den eencniiman ciecdcn hebben , welke zij zö
•- »S ge«
. ƒ
f
274 ΠΕ,ΙΙίβϊΟΙΙΓΕ VAN
gereed zijii' o.ni' hunne Dogtcrb^ te berispen dat
■/.'ij hebben yoor cencn anderen. —- En indien
zijj gelijk ik 'er in'uw gevai rang bijvoegen, geen
laap;kruipendc , oude , muifige , Antonij-Oomen
hebben oni Jiiinne AOoringenonienheid te veriter-
ken , gelijk*hij mijne Moeders doet ---Arme,
laagkruipende , eigenzinnige ziel, w.at heeft zulk
een oud Vrijer te praaten over de Pligten van
.Kinderen jegens Ouders; ten zij hij een denk^·
beield had, dat de Ouders ook eenige aan hunne
Kinderen vcriehuldigd zijn ? Maar uwe Moedei;
heefi: door haare vadzige za,9;tmoedigheid, dat il>
het zonoeme, alle de drie Broeders bedorven.
„ Dog gij ziet, kind, vervolgde mijne Moe-
„ der, hoe verfchillende Μ IJ Ν gedrag is jegens
„ U. Ik prijze.u ,eenen van de maatigile , hoe-
„ wel bcfchaafdiie mannen in Engeland aan ■—
j Ik rekene weinig op mijne Moeders
fchaafdß ^ mijne waarde. Zij oordeelt over den
eerzaaraen llickman voor haare Dogter, gelijk
zij twintig jaar geleeden , onderilelle ik, zoiï ge-
daen hebben vüoï haarzehe.
' „ Van eene goede ilmiilie, ging mijne Moe-
„ der voort; een fchoon, zuiver, en Heeds aan-
5, wafTende Capitaal (Een iluk, dat in de eerile
3,'plaatze in aanmerkinge koomt bij mijne Moe-
5, der zo wel , als bij eenig ander'volk u wel
bekend): En ik verzoeke en hïddew om hera^
„ eenige aanmoediginge te geeven : Ten min-
yy rten hem niet' te erger te bejegenen, om dac
„' hij u zo onderdaanig is. „
•4,.. J^, zeker! Om hem minzaam te bejegenen ,
«vp dat hij //;/ƒ gemcenzaiiiü iiiQge .behandelen.
"'Λ
1
-ocr page 329-—· Die venten van manluij verre van,zig
"af te houden is beft — zegge ik.
Nogthans kan alles u naauwlijks overhiUi·
-„ len om 20 té doen, ais' ik liet 'gaarn had. Wat
j, zoLidtgij zeggen , indien ik u zo behandelde ^
als Juffer Hai-lowes/Vader en Moeder haar 'be-
handelen? „ ^ ^ ..
„ Wat ik zou ,, Madam! Dat
is ligt te beantwoorden., Ik zou nienién^iü
5·, zeggen. Kunt gij dénkéi , ^at zulk éene' be^-
handelinge , en dat omtrent ziilk eene jongé
H, Lady, te verdraagen is? ,„ - > ,
„ Koom , koom ^ Naatje^ niet zo haaftig :
Gij hebt maar eenen kant gehoord; en dat 'er
„ meer over te zeggen is, is duidelijk V üit-het:
„ geen gij mij hebt voorgelezen, dat maar ge^
deelten zijn van haare Brieven, Zij zijn haare
i. Ouders. moeten het befl: weeten; Juffer
„ Harlowe, hOe jfraaij een kind zij ook is ^ moet
„ Iets gedaen , moet iets gezegd hebben, (Gij
j, weet ^ hoe zij haar beminden) 't weik oorzaak
is, dat zij haar dus behandelen-. „ γ;,-:-
' i
'· 'Μ
\ ;
.
-η;
Ν
„ Maar indien zij buiten fchuld isMt->
dam , hoe veroordeelt ben dan uwe eigenö
■ι ;
^ onderfteiiinge ? „
Toen kwam Solmes groot Goed boven; zij·^
ne goede beitiéringe daarvan — „ Wei een Wei^'
nigje te NAAÜW was het woord!
ΧΟ hoe v^eeten liefhebbers ναρΛ gcWèr doekje^
bm teivïndenit dagt ik» Mijne Moeder egter Is
cene princes in geeft bij deezen Solmes!] i^^AVat
vreemde uitwerkzels ^ voegde zij 'er bij, heb-
^ I beri
■Λ
Λ Ί
5 I
ι
i
ίί
Ί
,λ
„ beu. vooringeiionienheid :cn Liefde op jonge
% JuïÏOrs! „ . ■ , , ..jü;. ·>
^ Ik wecte niet hoe-het is, in^'ne waarde;
maar de luiden hebljcn veel vermaak, om verliei'd
'volkje'te ontdekken.,,. Nieuwsgierigheid brengt
liieüvvsgierigheid YQÓrt; Dvit is de zaak, geioove
Ik. ι
...... ' - Γ "
Vervolgens ging zjj aan het prijzen van des
Hren. Lovelaces geihlte en van zijne^natuurelijke
en VerkrecgenC hoedanigheden: Maar egter moeil
zij oorcieelen, 'gélijk Moeders zouden oordeeleii,
en gelijk Oogt er s zeer ongaani oordeelen.---
Dog kon niets zeggen ten antwoord óp uwe aan-
biedingb om ongehuwd te leeven ; en mpt hem
af te breeken — indien — indien — (drie of
vier indiens maakte zij'van een goed ,' Indien)
men daarop ftaat kon maaken· ' >
Dog ik mag redenecren wat ik^ wil-, nog al
is gehoorzaamheid zonder uitzon deringe ^ hetflot-
versivan mijne Moeders zang: En dat zoowel teil
mijnen opzigte als ten uwen. ?
Ik-moet zeggen , 'dat ik de gehoorzaamKeid
aan ouderen van eene zeer waardige. voortreffc-
lij]ihcid agce: Maar ik danke God ,'dat ik uwe
beproevingen niet bebbe. Wij kunnen alle v^^ei
goed zijn , als wij niet tot het tegendeel verzogt-
of getergd worden ; --- Maar weinige jonge
lieden(die zigr:clvc ook kunnen redden, gelijk
gij) zoiiden verdrangen, dat gij verdraagt.
Ik wil niet alles zeggen, wat ik wel denke,
ten aanzien van het. gedrcig van mvenj, Vader en
Oomen , en de reft van ben , oni dat' ik u niet.
jltffeli CLARISSA HARLOVVE. £>7
zou willen ergeren: Dog - ik hebSe nii'hooger
denkbeeld van mijne eigeiife'^fch'mnderheiclv-dan· ik·
ooit had daarin dat ik nooit ieinand'" van uwe fa4
niüie buiten u zelve van hartem kon beminnen.
Mijne geboorte brengt niet mede om behaagen in
hen te hebben; ' Dog Het is mijn , onicrent
mijne vriendin opregt te zijn : En dit zal haa-
re Anna Howe verichooiien 'bij- Juffer ' CiariiTa
Harlowe. ' '
Ik behoorde wel uwe Moeder te hebben- uit-
gezonderd, als eene Lady , · die te eerbieden ', - en
nu te beklaagen is. Wellie moet haare behandelin^
ge geweeft zijn, dat zij-dus onder het juk ge-
brast is ^ gelijk ik het noemen mag. Weinig
i:
! I·:
IV
'fi
1
i h
\ ï
il'·
ty
dagt de goede oudé VióoifiU^ toen hij zijn troe-
telkind , zijne eenige dogter aan zuiken ivel-voor-
koomenden heer, en met haar eisen zin uittrouw-
de, dat zij zo te onder zou gehouden wordeiü
Een ander, zou uwen Vader een Tyran noemen,
zo ik het niet mag doen :'Alle de Wereid, dió
hem kende , hem-zoen indien gij uwe
Moeder lief hebt kunt gij niet toornig wor-
den op dè wereld wegens het neemen van' die
vrijheid.
Evenwel, alles overwogen zijnde , knn ik
niet nalaaren te denken, dat zij te minder te be^
klüügen is, voor zo verre men-mag zeggen, (de
Jigt, of wat wil , zij de-oorzaak zijner knorrig-
heid) dac'zifzig langen tijd^onwaardig haarér gé-^
boorte en fraaije hoedanigheden gedragen heeft,
met zo veel toe te geeven, als zij toegeeft"^finan
nverweldigMe geeften ; [Gij moogt dc..aanmer^
kinge bepaalen tot uv/en Broeder, zo het u fmcr-
l^fe-JÏ*
Γ-
ι,
ΐ
i I
telijk valle , die verder lüt te ftrekkenj En dit
om vooreenen tijd.toaar vreede voor zigzelve te
fcehouden; welks behoudenis te minder waardig
*vas , alzo het altoos den wil van anderen kragc'
i)ijzettede, en van eene verzwakkinge gevolgd
wierd in haar eigen , welke haar onderwierp aan
eene willekeurigheid, die van tijd tot tijd opgroei·?
^e en beveiligd wierd op, haare geduldigheid.
— En nu de waardigfte van haare kinderen
,cver te geeven , (tegen haar eigen oordeel) toe
^en ilagtoffer aan de heerfchzugt en eigenbaat vaa
^e onwaai^igfte!- Dog ik vliede van dit on-
derwerp af — reeds, vreeze ik, al te veel gezegd
iebbende om vergiffenis te erlangen — en egter
veel minder, dan op mijn hart legt om te zeggeii
wegens het overzagtzinnig onderwerp.
De Hr. Hickmaa wordt deezen avond van
jLonden verwagt. Ik hebbe hem verzogt naar des
J-Iren. Lovelaces leeven en verkeeringe in de
βίΐχά te Verneemen. Zo hij het niet gedaen heeft,,
zal ik zeer boos op hem zijn, Verwagt geen
heel goed berigt van een van beide. Hij is ze-
kerlijk een argliftige guit, en vol van uitvinding
gen.
'Op mijn. woord, ik veragte die fexe van,
fantfcher harten! Ik wenfchte, dat zij onze
'aders ery Moeders, ongemoeid lieten; en /jen
met plaagden om ons te plaagen met hunne gou'
den beloften , en betuigingen , [en, huwelijks-,
voorwaarden , en de reft van hunne grootipree-
'^ende wartaal. Hoe aanminnig konden gij eri;
te zamen leeven, eu hen alle veragten ! ——^
ff'
11
4
rß
<<t
I
-ocr page 333-ΡψΚΡ
Juffer CLARISSA IURLOW, 179^
Maar geliefkoosd, bij de neus geleid, eii nis ilegj-'
te vogels verftrikt te worden in eeiK^n ibiit vaii
dienftbaarheid, of vuige , onderwerpinge: Als
PrincelFen voor eenige weinip;e wecken te wor^
den opgepait, om voor het overige van ons leevea
als ilaavinnen behandeld te worden '-— Indern
daad, mijn lief, gelijk gij van Solmes zegt, ilc
kan hen niet verdraagen ! — Maar dat uwe nabe-»
Ilaenden (vrienden wil^ ik hen niet meer noe-
men , zo onwaardig als zij,ook zelfden ander ai
naam zijn) den prijs van zulken venï'als dieil aaii-·
ncemen ; en ter afinijdinge van alle hoope vsin
ervcniiïe voor zijne eigene familie! Hoe'
moet een gemoed , dat maar gemeen regtvaardigr
is, zulk eene handelwijze tegenilaen I
De lir, Hickman zal Lord M.-polfen over.'
het onderwei-p, \ welk gij mij iianbeveek. Maar.
vooraf kan ik u wel melden, wat hij en zijne Zu-
ilcrs zeggen zullen, als zij gepolil worden. Wie,
zou niet groots zijn op zulk eene verwantfchap
tils die van JdfFer ClariiTïi Harlowe ? -—^—— Jnf-^
frouw Fortescue vertelde mij, dat zij alle u eene.
zeer groote agtinge toedraagen.
Zo ik niet klaar genoeg geweeil ben in nïij-
Tien raad omtrent hetgeen gij doen zult, laate ili-
zeggen, dat ik u dien met een woord gceven kan,
ïlec is alleen met ilogmaal.bij u aan te dringen,,
dat gij het uwe WEDER NEEMT. «Zo gij
het doet, zal al de reil wel volgen. ■· . .
■ Men vertelt ons hier, dat Juffrouw Norton,·
zo wel als uwe Mocij Hervey , haar gevoelen iii*
'c gefchil ten voordeele van blmde gehoorzaam-
heid geuit heeft. Indien zij van gedagte kan zijn,*'
S 4 " άζΛ
•ί
ί
ih.
ν:
De HISTORIE van
.'J.l'.w»
4at her deel, ,hèt welk zij in uwe opvóedinge ge-
had heefc , cn uwe eigene wonderbaare gaaven
«11 verkreegene bekwaamheden,, zulken onwaar-
digen fchepzel als Solmes moeren worden voor-
geworpen , zoude ik wel harrig eens niet haar kra-
Iv'eelen kunnen. Gij moogt denken ; dac ik dit
zegge om uwe agtinge voor de goéde vrouw te
verkleinen. En miiTchien niet geheel buiten re-
den, zo gij het doet. Want om de waarheid te
bekennen, mij dunkt, ik beminne haar zo zeer·
niet danUk wel doen zoude , indien gij haar oo-
genfchijiielijk zo veel minder bemindet, dat het
bij mij niet in twijfFel ilond, of ik wierd meer
yan u bemind.
Uwe Moeder zegt u, „ Dat gij zwaarebe^
proevingen^zult ondergaen : Dat gij onder uws
3, Vaders tugt zijt. „ — Het v/oord is genoeg
om mij dengeeiién te doen veragten, -die tot des-
Zélfs gebruik gelegenheid geeven. ■—^—· ,, Dac
„ het buiten haare magt is, u te helpen! „ En
wijders. „ Dat zo gij öp eenige gunft te hoopen
„ hebt, het door bemiddelinge moet zijn van uwe
„ Oomen. „ ik onderilelle, dat» gij aan de Qui-r
dams zuk fchrijven, nademaalhet u verbooden is hen
te zien. --Maar kan het weezen , dat zplk
«ene Lady, zulk eene Zufter , zulk eene Vrqpw,.
2ulk eene Moeder, geen invloed in haare et-'
gene familie heefc ? Wie zou inderdaad , gelijk
gij zegt, indien dit zo zij, willen trouwen,, die
ongehuwd kan leeven ? Mijne gramfchap raakt
weder aan het zwellen. WEDERNEEMEN,
mijn lief: —^— En dat is alles, wat ik mijl zelve
t'^rder tijd w|i geeven om -te zeggen, op dat ik u
Biet
-ocr page 335-Juffer CLARISSA HARLGWE. tti · ^
niet ergere , daar ik u geen dienft'kan;doen. —ί
Dit alleen nog, dat ik ben " [-i , . ί
i ί
Uwe waarlijk toegenégène Vriendin é^'^
' ^ Anna Howeü
.... j
ƒ ■ -'p-t
'^Lifer Clarissa Harlowe, 'aan· Jufei^
Hqwe. '
fi
ΰ
i
t
f
Gij' zult mij wel toelaaten, mijne waarde,
om eenige weinige paiïagies van liwen laatften
Brief aan te roeren, van welke ik gevoelig ben
aangcdacn. ίίν^,ι τ· : . ...v/
In de eerile piaatze, moet gij mij vergunnen
om te zeggen , al hoe neerflagtig van geeft ik
ben, dat ik zeer op u veriioord.-beii, over uwe
^fchampere aanmcrldngen tegen mijne nabeftaen-
wel bijzonderlijk tegen mijnen.Vader·'en
Moeder, en de gedagtenis,van mijnen,'Grootvar
der. Nog uwe Moeder mijne v^aarde,
kan de bitze fcherpte uwer vlugheid, altoos .ont-,
gaen. kan men niet wel nalaaten vrijlijk te
Ichrijven of te fpreeken van dengeenen, die men
bemint en eert, .wanneer fmerte'wpgens harde be-f
kindeiinge, zo ak men zig verbeeldt, het hare
■S prangt:
-ocr page 336-DË'HISTORIE Van
prangt : Maar het ftoot ons tegen de borft te hocH
ren, dat iemand anders dezelve vrijheden neemt«
Daai'enboven hebt gij zulk eene fterke wijze van^
iiitdrukkinge, als gij ergens geen fmaak'in hebt,
dat als de drift bedaard is, en ik (bij nader over-
weeginge) uit uwe geftrengheid koome te zien,
waartoe ik gelegenheid gegeven hebbe , ik niet
kan nalaaten mijzelve te veroordeelen.
Maar minil van allen kan ik verdraagen, dat
gij mijne Moeder aanrandt. "Wat is het, mijne
waarde , of al haare zagtmoedigheid onbeloond
blijve? Is het miflen van belooninge, of het mis-
fen zelf van eene dankbaare erkentenis, voor ons
eene reden om ons te ontflaen van hetgeen wi)
denken onzen pligt te zijn? Het was mijns Vaders
leevendige geeit, welke den eerilen indruk maak-
te op haaren edelen boezem. Diezelve geeil
was het, dié, gelijk ik te Voorén hebbé aange-
merkt (a), binnenwaards gewrongen en gefmoord
zijnde , hem zo ongeduldig maakte, als zijne
wreede kwaal hem aantailede. Hij beminde al-
toos mijne Moeder: En zou het niet "cerfcboone-
Ujk^ ja prljzelijk zijn, dat LIEFDE en ME?
D Ε LIJ D É Ν eene goede Vrouw (die eiken, uur
ooggetuige was van zijne pijnen,. als hij met eene.
aanvallende vlaage worftelde , en zijne ,vlaagen
meer en meer menigvuldig , zo wel als meer en
meer geilreng wordende) bewoogen om haareii
eigenen wil, haar eigen zin op te geeven ten ge^
valle van eenen Man, die zo veel leed, en wit-ns
liefde voor haät niet in twijifel ' kon getrokken
ivorden? — En dit zo zijnde, was. het niet ι maar
'..i-j.-.· vAi ^. al
' (a) Blf 4?.
tr
Juffer CLARISSA HARLOWE. . ztj
tQ natuurelijk [de menfchlijke nutimre is niet vol-«
maakt, mijne waarde] dat de Man dus van de
Vrouw in.alles gevlijd en ingevolgd, niet-in ihac
2ij om tegenftand van iemand anders te"^ verdraa^
gen? Veel min om van zijne Idnderen te worden
tegen fproken ?
Indien gij dan mijn hoogil ongenoegen wilt
ontgaen , moet gij mijne Moeder fpaaren: Eu
zekerlijk, gij zult mij wel toeilaen, dut ik met
haar, zo wel medelijden hebbe .als mijnen Va-
der liefde en eerbied toedraage.
Ik hebbe geen vriend, op wien ik mij kan be-
roepen , bij wien ik durve klaagen, dan u. Zo
ongelukkig als mijne omflandigheden zijn, is het
maar al te waarichijnelijk dat ik klaagen zal, om
dat het maar al te waarfchijnelijk is dat mij meer
en meer reden to.t klagten zal gegeven wor-
den. Maar uw werk zij, indien ik zulks doe
om mijne gramiloorigc driften te bczadigen, en
mijne gevoeligheid te verzagten; en dit wel te
meer, daar gij weet welken invloed uw raad op
mij heeft; en daar het u ook moet bekend zijn,
dat de vrijheden, die gij tegen mijne vrienden ge.-
bruikt, nergens anders toe llrekken kunnen, dan
om de bezeffinge van mijnen pligt jegens hen te
verdooven,. zonder eenig goed einde voor mijzei-
ve uit te werken.
Ik kan, evenwel, niet nalaaten te beken-
nen, dat het mij genoegen geeft gij uw ge-
voelen bij het mijne voegt omtrent # veragtinge,.
welke de Hr. Solmes van mij verdi&t. Maar iaac
mij egter toe te zeggen, dat hijniet geheel
jio afgrijzelijk een fghepze] is, dim gij van hem.
. ^naakt:
i -
; HJ
i.
1
- <
ί.,Ι.-:
' Γ( t
'maakt: Wat belangt zijne Uchaams-geßaltei
meene ik; ^want ten aanzien van zijne en
gemoed, zo veel ik hoqre, hebt gij hem maar
regt gedaen: Dog gij hebt zulk een talent van ee-
ne lelijke beeldrenis te fchilderen, en zulk eene
vlugheid, dat zij u zomtijds buiten de gelijkenis
naar de waarheid, vei-voeren. In't kort, mijne
waarde, ik weere dat gij in meer dan een geval,
7A]i gaen zitten met voorneemen om alles te ichrij-
ven war vernuft, meer dan ilrikt regt, u bij de
voorkoomende .gelegenheid kon aan de hand gee-
ven.. MilTchien zou men denken, dat ik te minder
over dit bijzonder onderwerp behoorde te zeggen,
om dat uw mishaagen tegen hem ontilaet uic hei-
de jegens mij: Maar behoort het niet ons oogmerk
te zijn, om zo van onszelven, en van alles wat
ons aangaet te oordeelen, als v/ij ons met reden
verbeelden mogen, dat andere lieden van ons, en
van onze handeiinc':en oordeelen zouden ?
t_>
War den raad aangaet, dien gij geefc, om
mijn Goed weder tot mij te nccmen, ik hebbe vaft
beflooten met mijnen Vader niet te pleiten, het-
gevoig zij voor mijzelve wat het v/il. ■ Op eenen
anderen tijd mag ik u een meer bijzonder ant-
woord geeven op uwe redenkavelingen over dit
onderwerp: Dog voor tegenwoordig zal ik alleen
aanmerken, dat naar mijn gevoelen de Ilr. Lo^'e-
3ace zelve mij naauwÜjks zijn aanzoek waardig
zoude keuren, zo hij wiil dat dh mijn 'befluit
waare. 'D^iezc mannen^ mijne waarde, met alle
ïiunne vleijerijen, zien voomit op het BES ΨΕ N-
DIG E. Inderdaad', het bèi aank hun zo te .doen.
Waiic Liefde 'moet een zeer zot ding zijn om op
— · ' · te
Φ
1
-ocr page 339-Juffer CLARISSA HARLOWE. z$f
te mg te zien, als het lieden,\tot eciien overvloc·
tilgen ftaac gebooren, rot^nooddmfcigheid gcbragr
heeft, en een edelmoejdig, hart gelegd onder vei;
.bintepis en afhangelijkheid, . ·« /j ; ^
ί Zeer^ geeftig is dè reden die gij geeft van,de
LieBe, welkej^wij elkandeïen toedpagen, uit hen
verfbbll vm phzc geaarcheden·, Ik bekenne, dat
ik daarom niet-gedagt zou hebben. Daar kaïi
mogelijk iets aaï>. zijn: Dog het zij zo,· of niet,
zo wanneer ik bezadigd ben, en mijzelve tijd gce-
ve om mij te bedenken, zal ik u te meer liefheb-
ben wegens de berifpinge, die gijl mij geeft, al
zijt gij FiOg zo geftreng tegen mij. Spaar mij der-,
halven niet, mijne waarde vriendin, zo dikwijls
gij^ mij in't minil gebreklijk denkt te,zijn. Ikbe-
minne uwe aangenaame jokkernij. Gij weet, dat
ik dit altoos deed: Nog, hoe ö^cr-ernilig gij mi]
ook moogt agten, .hield ik u ooit voor fnateren'^
de, gelijk gij het dien harden naam geeft. Eene
van de eerile voorwaarden onzer onderlinge^
vriendfchap was, dat'elk der andere.zou zeggen
of fchrijyen al wat haur^ op het hart lag, zonder,
daaruit eenige ergernis,,op te vatten: ,Eene voor-'
waarde indeitlaad, die men in de vriendfchap.
niét ontbeeren kan. r
Ik wiil wel, dat uwe Moeder voor blinÄ
gehoorzaamheid zou zijn in een kind.,. Het is-mij
leed , dat mijn geval raet zulke omilandigheden
vergezeld gaet , dat ik -mij niet kan onderwerpen.
Het zou mijn pligt zijn zo te doen, indien ik kon-
de. Gij zijt inderdaad zeer gelukkig, 'dat gij met|
niets anders dan uwe eigene bevallige , ,hoc\vel
grillige zinlijkheden hebt le ftrijd^n, in äe keuze ,,
tk
iK ■
a
é
Ji
waartoe ze ii noopt, van den Hr·. Ilicknian. Hoé~'
gelukkig zoude ik zijn in met zo veel zagtheid be-
handeld te worden!
Ik zou bloozen w zo
mijne Moeder zeide, dat zij mij verzogt en
om eenen· man zo onopipraakeÜjk als den Hr^
Hickman eenige aanmoèdiginge te geeven.
Inderdaadj mijne beminde JuiFer Howe, ik
ben befciiaamd, dat uwe Moeder zegge. Mij op
het oog hebbendé „ Welke vreemdé uitwerk-
zeis hebben vooringenomenheid en Liefde op
...—.sa»··
adÜ
55
„ jonge fchepzels van onze Sexe! " Dit raakt mij
dies te gevoeliger , om dat gij zelve, mijne waar^
de, zo gereed zijt, om mij dit aan te praaien.
Ik zoude zeer te misprijzen zijn, zo ik eeni-
ge de minfte neiginge van mijn gemoed voor ti
tragtede te verbergen: En ik kan niet aiiders zeg-
gen , dan --dat deeze man —^— deeze Loye-
velaee -—^ een man is, in welken men bèhaa-
gen genoeg zou mogen hébben, indien hij zillk
'een Cljarader bezat als de Hr. Hickman; en zelf
zo 'er hoope waare om hem te regt te brengen»'
En'Verder nog wil ik wel bekennen té gelooven,
dat men , door gewelddaadige maatregels, . als
van ilap tot ihp, wel zou kunnen gedreeven wor-
den tot iets, dat men zou mogen noemen --^
Ik weete niet^ hoe ik het'noeilien moet-Ee-
ne conditlöneele zoort van hehaagen ^ of zo iets»
Maar wat'het Woord LIEFDE belangt-
hoe billijk en bekooreiijk het ook zij in zommige
gevallen (dat is te zeggen, in betrekkeMjke^
in alle gezellige^ en 'hetgeen nog boven Veidè
gaet, in alle verhèvenér ^Wplmi, in welké
zij eigenlijk godlljk gertoemd mag worden); het
heeft3
-ocr page 341-hecfc, dunkt mij, in den bekrompenen j naauw-
beperkten , eigcnbaatigen, bijzonderen zin, iu
^veiken gij het op mij toepail (daar de man ook
nog zo weinig goedkeuringe verdient wegens zij-
jic zeden, Indien al wat het gemgt Van hem zegt.^
waaragtig zij)" geen' heel mo>oijen'Mank bij
Behandel mij zo vrij als gij wilt in allé anderen
üpzigten, ik zal, gelijk ik gezegd hebbe , u te
meer beminnen wegens uwe vriendlijke vrijheid:
Maar gaarn, dunkt mij, zoude ik zien, dat gij dee-
ze betigtinge niet .zo glad uit uwe pen , of van
lippen ^woudt laateu rollen als zijnde toa,
te fchrijven aan eene van uwe eigene Sexe, hec
zij ik het ben of niet: Nademaal dQ^anderQ eenen
zegepraal moet hebben, als een perfooti
van uwe kiesheid (met zulk eene veragtinge voor
hen allen gewapend , gelijk gij hebben wilt dac,
men denke) eene vriendin kan opgeeven , mee,
een blij genoegen over haare zwakheid, als_een-
mal, een minziek fchepzel. ' . : Ti
i Ik zou eenige andere aanrrierlcingen kunnen
maaken. over den inhoud van uwe twee laatil^^
i3rieven; maar mijn gemoed is tegenwoordig niet-
vrij genoeg« De gelegenheid tot het bovengemel-
de ftak mij in den krop; en ik kon niet nalaaten ,
dezelve zo dra als mogelijk was in aanmerkinge te
neemen, · ;
Mijn tweedö vel vol gefchreeven hebbende,',
zal ik deezen Brief fluiten en in mijnen naaftvol- ν
genden u verwittigen van alles., wat z.ederE mij- ^
neu laatften hier voorgevaiien,, r^ / . ^ i -i^
^-.•'rïMSL····-
-ocr page 342-' ' r
ju/èr CL'k&issA HarloWèj aan Juf
Howe,
I
t\
, ■ ''Satéfdas den iivanMdarté
Ik hebbe zulke fthimpige boodfchappen, eii
2iilke hérhaaldé dreigingen, waannede zij 'er open-
lijk voor uitkoomen mij meer kWaad te zullen be··
rokkenen, zo ik mij aan hunnen wil niet onder-
werpe^ vaïi· mijnch Broeder en Ztiiler ontvangen
Oii'et tergende vrypoftigheid bok'nog övergebragt
door Lysje Barnes) dat 'ik het "gevoegelijk agte^^
de, voor dat ik niijn voorgëüotn'èn aanzoek bij
mijne Oomen ondernam , ingévólge van de leuze'
mij in den Brief van mijne Moedér-gegeven, onl
eeril een weinig met hen te redentwiiten. 'Dog
ik hebbe het óp'zodanige wijze gedaeil , dat het lï
(-indien het Iv beMcve het zo op ts neemén als'
gi^j eenige dt^êlen 'van mijne ■'vöorgaende Brieven
gédaen hebt) "'glOOt voordeel ©p'-iiiij zal geeven»'
In 't kórt^ gij zult meer redei; hebben dan ooit,
om te verklaaren, dat ik al verre in Liefde gevpr·^'
derd bén, indienfmijne redenenveran-
deren van mijnen ilijl in deeze Brieven, ten aan-
zien van den Hr. Lóvelace u geen guniliger ge-
voelen inboezemen'. ' —r—> Want het heeft mij
goed gedagt hun eens hun zin te geeven ; en na-
deniaal zij het zo willen hebben ^ dat de Hr. I+o-
ve-
Μ
'ψ'
i 4
-ocr page 343-vekce hooger in mijne agtingè ftaet dan iemand
anders, geeve ik hun ^reden om in die gevoelen
eer beveiligd te worden, dan daaraan te twijffe-
.ien. ^ ^ ^ ; - ■
' ' Deezc zijn in 't kort mijne redenen, voor de
veranderinge van mijnen ilijl.
In de eerile plaatze, hebben zij hunne voor-
-naamfte drangreden om mij aan hunnen wil te on-
derwerpen , gegrond op mijne erkentenis , dac
mijn hart vrij is; en dus, otiderftellende dat ilc
geen perfoön opgeeve die bij mij den voorrang
heeft, heeft mijne tegenkantinge den ichijn vait
regelregte hardnekkigheid in hunne oogen ; en
zij redeneeren, dat, ten ergilen'genomen, mijnt
,afkeer tegen Sohnes, een afkeer is die ligt kaï«
worden te boven gekoomen, en dat ik dien be-
hoore te boven te koomen uit gehoorzaamheid je-
gens mijnen Vader, en ter bevorderinge van de
familie^oogmerken. ' · ' ·
Vervolgens, fchoon zij op deeze reden bou-'
wen om mij den mond te floppen ifdiijnén zij mi|
egter niet te gelooven, maar behandelen mij zo
,fchandelijk , als, of ik op een van mijns Vadersi
knegten verilingei'd waare: —^ Zó dat mijnei
bereidwilligheid^ om< onder voorwaarde'W^n den
Hr.' Lovelace af te zien, mij geen voordeel heefc
. -aangebragt. » ■ · ) . ,■· · >
In de volgende plaatze, kan ik niet anders
denken, of mijns Broeders partijdigheid tegen'
den Hr, Lovelace is verre van welgegrond te zijn:
Des mans ongeregelde drift, voor de Sexe, is de
misdaad, met welke men mij ten allen tijde aan de'
goren rammelt: En het is-c:nc z-eer ^rooi-c: Maai^
i'
DE HISTORIE VAN
koomc mijn Broeder met decze betigtingcii tegen
Jicm voor den dag uit liefde voor mij? -
Neen - Zijn gantfche gedrag toont mij, dat
Dit zijne voornaame beweegreden niet is, en dat
kij eer denlct, als of ik hem in den weg flae, dan
anders.
1'(J0
De reg^tvnardi'vheid cifcht dan, gelijk ik zeg-
gen mag, om een weinig ten voordeele van ee-
Tien man te fpreeken, die fehoon van mijnen
Broeder gefard, hem niet ai het kwaad deed^ het
^weik Iiij hem had kminendoen, en't welk mijn
Fjroeder ge:ragt had hem te doen. Het zou der-
-hah'cn niet kwaaiijk zijn, dagt ik, hen een wei-
nig te on:: uilen met den ί chroom, dat de wegen,
wctke zij met mij inflaen, regt de tegengeileidvi
2ijTi van die zij moeßen inflaen, ■ om het einde te
bereiken, dat zij daarmede voorhebben. En wat
.is, eindelijk, de lof dicnlik den Hr.LoveIace gee-
ve, indien ik ai toepae dat het waarlijk gemeend
is, dat ik hem ■vjee'zenHjk den voorrang geeve bo-
ven ziilken man, ais met weiken zij mij vervaard
'jnaaken? Daarenl)0ven, mijne Juffer Howe (be-
sloot ik) befchuldigt mij van eene gedweeheid,
• ΛνεΠνε mij aan baldaadigheden. van mijnen Broe-
4 der onderhevig-maakt: Ik zal die waarde vrien-
din in mijn oog houden; en om alle deeze rede-
iien· beproeven, wat een weinig van haaren geelt
♦ >rir wil uitregten — al ilact het mij nog zo miiie-
i liil
ί
la;·.
^ In deeze wijze van denken , fchreef ik aaii
mijn Broeder ea Zuftcr, Dit is mijn Brief aan
inenir
DAAR^
Μ
-ocr page 345-iDAAR ik zo behandeld worde, als meii
inij behandelt, en dat wel ten grooten deele^ zo
met ge/jcel. Broeder, door aanilookingcn^
moet gij mij roelaaten, dat ik bij deeze gelegen ^
heid eens met u redentwifte. Het is mijn oog^
merk niet j om ü misnoegen te geeven met het-
geen ik gae fchrljven. En egter moet ik vrij met
tl handelen^ De gelegenheid vereifcht het·.
En met liw vérlof, in de eerfte plaatze, dac
ik 11 erinnere , Dat ik uwe Zuflér hQn \ en niet
ix^NQ Dienflmeld'^ en dat ^ derhalven j. de bittere
irnaadredenen ëii driftige taal mij van ü toegeduwd
bij eene^ gelegenheid, in welke gij geen redeil
hebt oiii mij voor te fchrijven wat ik te doen heb^
be^ nog mijn 'Charafler part om te verdraagen^
jiog het uwe om mij'daarmede te bejegenen.
Stel al het geval, dat ik den man ßond té
trouwen ^ die u mishaagt ·, dat hij zig niét als een
beleefd en teder Egtgenoot ilond tc gedraagen^
is dat eene reden voor u om een onbeleefd én on-
vriendlijk Broeder re zijn? Waarom^ mijn Heer^
moet gij mijn ongeluk vervroegen , indien zulk
een geval ftond te gebeuren V ;-Laat ik ïfc
j'onduit zeggen ^ dat de man ^ die mij als zijne
Frouw erger kon behandelen ^ dart gij zedert ee^
nigen tijd mij ais uwe -Zußer behandeld hebt^ in-
deridaad een barbaarfch man moeil zijn;
Vraag het uzelvé, bidde ik u, mijn Héef ^ (
,gij uwe Zuiter Bella dus zoüdt behandeld hebben ^
indien het haar had goèdgedagt het aanzoek van
den man -»o izeer bij u gehaat te ontvangeu?
' Ί^ ' m
-ocr page 346-DE HISTORIE VA^
Zo niet, laatc ik u waarfchmvcn, mijn Broeder,'
dat gij dog uwe maatregels niet neemt fiaar 't geen
gij denkt dat ik zal verdraagen, maar veel eer
Raar het geen mij behoort te worden mngedaefii
Hoe zoudt^^yhet opncemen,' indien gij een
Broeder hadt, die in gelijiiCn gevalle bij ü ilond
te doen, als gij bij mij doet? Het kan u nog'niet
vefgeten' zijn, welk een Laconilch antwoord gij
zelf aan mijnen Vader gaft, die u Jüifer Cornelia
D' Oily aanprees — Gij hadt geen zin in hatir ^
waaren uwe wooidcn: En dat wierd genoeg ge-
Gij moet noodwendig denken, dat ik niet
ónbewuft kan zijn, aan 'wien ik te wijten hebbe
dat ik duä in ongenade ben vervallen als ik mij
te binnen brengé mijns Vaders toegeevendh'eid je-
gens mij, in mij de vrijheid te gunnen oiïi vér-
fcheidene aanbiedingen van de hand té wijzen; en
'aan wien, dat men eene gemeene zaak tragt te
maakcn ten voordeele van eenen man, op wiens
perfoon en zeden meer te zeggen valt dän op die '
Van eenige der beeren, welke men mij toeliet oni
af te flaen;
Ik zal niet onderneemcn de twee mannen
ftiet elkandercn te- vergelijken: Nog is'er inder-
daad de minile vergelijkihge tuïïchen hen te maa-
Icen. Ai het vcriehil, zo ik zulks ten na-
cleele van den eenen ^ is maar in een iluk , — Wel
van het grootil belang —— I^og ^oor wie van
het meeit belang? - 'Woqy mijzelve, zeker-
lijk, ftond ik zijn aanzoek te begunftigén': --
Voor u van het minil. Niettemin , zo gij door
uwe wonderlijke raadilagen , dkn maif i^vi mij
f
. 4'
-ocr page 347-Juffer GLARISSA liARLOWE. 295
piec te zamenvoegt als in eene zaak te zamen lij-
depde, zult gij vinden dat ik ai zo zeer beflooKen'
Iiebbe van hem af te fcheiden, als om den anda-
ren af te flaen. Ik hebbe een voorflag van dien
aart gedaen: Ik hoope, dat gij mij geen redeiv
zult geeven om in mijn fchroom beveiligd te wor-
den , dat. het aan u zal te wijten zijn, zo die niec.
worde aangenomen.
Het is een droevig ding, te moeten zeggep,
zonder bewuil te zijn van u ooit reden van aan-
lloót gegeven te hebben, dat ik in u een Broe-·
der hebbé maar geen Vriend.
Miflchien zult gij u niet vernederen - om re··
denen té geeven van uw gedrag zedert eenigen
tijd en tegenwoordig omti-ent eene dwaaze Zuller.
gehouden: Dog zo gij aan die hoedanigheid al
gQQw beleefdheid^ gQQn burgerlijkheid^ regt
gij 'er aan veri^,huldigd.
Laate ik verdqr, de vrijheid neemen van a^aii,
te merken, dat het voornaam einde van eens jong-
mans ópvoedinge aan de Hoógefchool is, om hem
re leeren regtmaatig te redenkavelen, en de hef-
tigheid van zijne drifcen te onder te brengen. Ik
hoope, Broeder, dat gij geen gelegenheid zult
gccvcn aan iemand, die ons beide kent, om te
bclluitcn , dat de Toilette de eene meer gèkerd
lieert van de laatile vveetenfchap, dan de Hooge-
ichooV^QVi ander én. ' Het is mij waarlijk leèdilat
ik reden hebbe om te zeggen, dat ik dikwijls heb-
be 'hooren aanmerken, dat uwe onbetoomde drif« ,
ten uwe deftige opvoedinge gcene agtinge bijzet-.
tin. - -.·· > .V
Ik hoópe , mijn Heer, dat gij de vrijheid,
τ 3 ' · zult
(
zult verfchooncn, die ik omtrent u genomen heb·!
hc : Gij hebt niij daartoe maar al te veel reden
gegeven , en gij hebt veel grooter omtrent mij
genomen, zonder reden; --dus, zo gij ge-
itoord zijt, moet gij op de oorzaak zien, en niet
Dan uzelven onderzoe-^
iende, zal die oorzaak ophouden, en 'er zal ner-:
gens een braayer en volmaakter heer zijn dan
mijn Broeder.
2ufterlijke toegenegenheid, verzekere ik u,,
?nijn Heer (hoe onvriendlijk gij mij ook behan-
deld hebt) en niet de bitsheid, met welke gij ze-,
dert eenigen tijd zo gereed geweeil: zijt om mij te
befchuldigen, is mijne beweeg-oorzaak in u dit
onder het oog te brengen. Laate ik u om de her-.
Hellinge van uwe vriendfchap fmeeken, mijn ee-
pige Broeder \ En geef mij reden, bidde iku,
^m u mijnen medelij denden Vriend te noemen.
Want ik ben, en zal altoos zijn
Uwe toegßjtegene Zußer·
Cl. Harlowhu
Dit is mijns Broeders antwoord.
Aan Jufer Clarissa Harlowe.
Ik weete, dat 'er geen einde van uw onge^
.Tijmd gekrabbel zijn zal, zo ik aan u niet fchrij-
ve. Ik fchrijve derhalven : Dog , zonder mij tot
redentwiil met zulk eene waanwijze en bitze ver-,
ïnaaniter en ondervraagiler in te laaten, het is, om
as)4
op de uitwerkinge:
^ ' U
^hpjfti" fitti
-ocr page 349-JüFFEU CLARiSSx\ MARLOWE. 2c?5
11 te verbieden mij mee uwe cjcrlijke wartatil meel*
te plaagen. Ik weet niet, waar Verduft in een
Vrouw goed voor is, dan om haar boven maate
haar zelve te doen agten , en ^elkeen anders te
veragten. Het uwe, Juffer Snaterfriel, heeft u
verheft boven uwen pligt, en boven het ontvan-
gen van eenige les of voorfchrift, het zij van Ou-
deren , of van iemand anders. —- Maar ga
maar voort, Juffertje , uw verdriet zal dies te
grooter zijn; Dat is't al, kind. Dat zal het, dat:
verzekere ik , indien ik het zo maaken kan ^
zo lang gij dien fchavuit Lovelace (die van onze
geheele familie met regt gehaat wordt) ftelt bo-
ven iedereen. Wij zien nu uit uwen Brief (waar*
van wij u te vooren maar al te regt verdagt hiel-
den) ten baarblijkelijkften , wat houvaft hij in
uw aanvallig hart gekreegen heeft. Maar hoe
ffcrker de houvaft is, te Iterker moet liet i^eweld
zijn (en daar zult gij genoeg van gevoelen) om
zulk een fchurk daarvan af te icheuren. In mij,
ni;.'Ci:e2;enftaende uwe onbefchaamde leiTcn , en
onbelchaamde fchimpredenen te vooren, kunt gij
verzekerd zijn van een vriend , zo wel als een
Broeder, zo het uwe eigene fchuld niet zij.
Maar zo gij nog al wilt denken om zulken man,
als dien Lovelace, vcrwagt dan nooit nog Vriend
nog Broeder in
Jacob Harlowej
Ik»
é
a^vÉfÏ-^r
■ii'..
-ocr page 350-?5)(5 De HISTORIE van
gm»
:' ■ Ik zal u' nu een aiTchrifc van mijnen Brief
j^an mijne Znfter geeven ; naec haar antwoordt
WAARIN, mijne waarde Zuiler, hebbe
ik 11 beleedigd ^ dat gij; in plaatze van uw bcil te
doen,, om mijns Vaders toorn tegen mij te ver-
zagten ,, (gelijk ik verzekerd: ben voor u gedaen
te zullen hebben , waare mijn ongelukkig geval
jhet ywe geweeil) op zulk eene .onbermhartige.
>vijze mede aanfpani; om ,niet alleen zijn mis-'
Koegen , maar ook dat van mijne Moeder tegen
mij te verzwaaren ? Stel u, maar in mijn geval»
mijne waarde Bella; en onderitel,. datugebooden
■wierd den Hr. Lovejace te trouwen., (tegen wel-·
lien men gelooft, dat gij een weerzin hebt) zoude
gij niet denken; dat het een zeer zwaardrukkend
iDevel was.? --r- Egter kan. uw tegenzin tegen
den Hr. Lovelace niet grooter zijn, dan de mijne.
t.egen den Hr. Solmes. En Liefde en Haat zijn
geen willekeurige harcstogten..
Mijn Broeder mag het miflchien voor een
bewijs van eenen manlijken geeil: agten , zigzel-·
ven ten uitcrilen vreemd te tooncn van de zagte-
re gemoeds-bewecgingen. Wij, hebben hem bei-
de hooren. roemen , dat hij, nooit met onder-
fcheidinge beminde ; en overheerfghende driften
bezittende, en in zijne eerfte onderneeminge,
voor het hoofd geftooren, zal hij het ook nooit.
miiTchien. Het is dan te minder te > verwonde-
ren , dat hij nog groen uit het Collegie ge--
koomen, en zo onlangs zelve onder een meefiei" ·
fi.eftaen hebbende, i^ig tot, meeller opwerpt, om-
'■f
ψ.
R··
Juffer CLARISSA HARLOWE. 30J]
-Voorfchriften te geeven aan onze tederder fexe
Welker neigingen en zeden op eene verfcliillen-«
de wijze gevormd worden. Want wat zijn, vol:
gens zijn verhaal, Gollegien anders dan verfchei-
dene ordens van Tyrannen, van de Opper-Scuden-
ten over deLaager> en van deeze tot op denLeer-
jneeiler ? * -- Dat hij, met zulke man^,
Ujke idnÏiQn , eene ongelukkige Zuiler tragte iü
bedv/ang en onder de knie te krijgen in een ge-
val , waarin zijne partijdigheid , en geef mij ver-
lof om.het te zeggen, zijne heerfchzugt (voor-
maals zoude gij wel hebben toegeilaen, dat de
laatiie zijn'gebrek is) met zo te doen kan wor-
den ingevolgd , daarover' zou men zig zo heel
veel niet mogen, verwonderen — Maar dat eene
Zuiler de zaak van eene Zufter vaaren laate, eti
met hem aanfpanne om haaren Vader en Moe-
der tegen haar op te zetten , in een geval waar-
in zij zelve zou kunnen geweefl: zijn --In-
derdaad·^ mijne Bella, dat is niet niöoij voor u.
Daar was· ■ een tijd, dat men dagt, dat de
Hr. Lovelace wel was te regt te brengen , en
Avanneer het'er verre« af was' van als een-beftraf-'
felijk oogmerli gedoemd te worden ^ dat men
hoopte een man van zijn verftand en ireeft, toe
de paden van deugd en eere te rug te trekken,·
Ik ben wel verre van te w^cnfchen , om 'er de
proef van te neemen: Dog niettemin zal ik zeg-
* Dit moet vcrftaen worjien volgens de gcftcldhcid van dei
Hoogcfchoolen in Eni^cland, daar de Studenten niet elk af-
zonderlijk , maar in vctfcheidcne Collegien bi malkardcren
hun verblijf hebben, die elk onder het bewindftaeovau ccnen
Regent en Onderrcgent, en waarin 7.ij van bijzondere Lcer-
xnceftcis, buiten de ProfeiTorcn, ondcrwceztii worden. Vm,
■i
tsa
gen , Dat zo ik geen agtinge voor hem liebbei
de fchandelijke wegen die men inflaet, om mij
te dwingen dat ik het aanzoek van zulken man
als den Hr. Solmes aanneeme, genoeg zijn, om
het mij in te boezemen.
Leg gij, mijne Zufter, vooreen oogenblik,
eens alle vooroordeel aan eene zijde, en vergelijk
de twee mannen in hunne geboorte-, hmine op-
voedinge, hunne perfoonen , hun veriland, hun-
ne zeden, hun weezen, en hunne geheele houdin-
ge ; en ook in hunne middelen , het geen zij
te erven hebben , daarbij genomen zijnde ; en
oordeel dan over beide: ^ogthans, gelijk ik meer-'
maaien hebbe aangebooden , wil ik met al mijn
hart ongehuwd leeven, indien het dan wel is.
Ik kan dus niet leeven onder misnoegen ,
ongenade, en oneere. Ik zou gaarn, zo ik kon-
de , alle mijne vrienden te wille zijn. Maar zal
het regt, zal het eefelijk zijn , een man tc
trouwen , dien ik niet verdraagen kan ? Zo ik
niet gewoon geweeft ben den wil van mijnen Va-
der tegen tc ftaen, maar altoos vermaak gefchept
hebbe in dienftvaardig en gehoorzaam te zijn,
oordeel dan hoe ilerk mijn afkeer zijn moet, uit
den moeijelijken tegenihnd dien ik genoodzaakt
ben te doen, zonder het te kunnen helpen.
Heb dan medelijden , mijne lieflle Bella,
mijne Zufter , mijne Vriendin, mijne Gezellin ,
mijne Raadgeeffter, gelijk gij plegt te zijn toen
ik gelukkig was, en pleit voor
Ct. Harlowe,
- ' Aan
f-r '
Juffer GLARISSA liARLOWE. 295
^an Jufer Klaartje Harlowe,
Laat het mooij of niec mooij zijn in yw wij%
gevoelen, ik zal mijn hare regt uit fpreeken, dac
wil ilc u verzekeren , beide van u en uw gedrag
ten aanzien van dien vervloekten Lovelace,- Gij
zijn een malle verzotte meid met alle uwe V/ijs-
heid, Brief toont dat genoeg op wel twin-»
tig plaatzen, En wat uw geteem belangt van
ongehuwd te leeven , niemand wil u gclooven.
Dit is eene van uwe loopjes, om de onderwer-,
pinge te ontwijken aan uwen pligt, en aan den-
wil van de toegeevendile Ouderen ter wereld
gelijk de uwe geweeft zijn jegens u, voorzeker.
■-Schoon zij nu zien , hoe fchoon het hun,
vergolden wordt.
Wij alle, inderdaad, dagten voormaals, dat
uw inborfl: zagt en minnelijk was: Maar waarom
was het zo ? Gij wierdr nooit te vooren tegenge-
fpi'oken. Gij kreegt altijd uw zin, Maar zo dra
ontmoet gij geen tegeniland in uwen wenfch oni
u aan eenen fnooden fchelm te verflin geren , of
gij toont wat gij zijt. Gij kunt den Hr» Solmes
niet beminnen, dat is het voorwendzel; maar Zu-
fter, Zuiler, laat ik u zeggen, dat is om dat Lo-
velace uw verzot hart heeft ingenomen: — Een^
deugniet, gehaat, met regt gehaat, van ons allen;
en die zijne handen gedoopt heeft in het bloed;
van uwen Broeder: Hem nogthans ^oudt gij wel/
tot een nabeilaendea yaq ons willeiJ maaken,,
^oudt gij niet?
% 4
< 1
II
ρ
Ιό7 De HISTORIE van
Ik kan het niet verdraagen , dat gij maar
flegts het geval ftelt, dat ik in zulken fnoodeii
deugniet als hem zin zou hebben. Wat de be-
gunlliginge belangt, die gij voorwendt dat hij
voorheen Vail onze geheele familie ontving, dat
was voor dat wij willen dat hij zo ondeugend
was: En de bewijzen, die zulk eene kragt op ons
hadden, behoorden ook e'enigè'op « gehad te heb-
ben: --^ Έή zï] zouden ó6k\ wivih gij niet ee-
ne zotte aanvallige meid geweeit; gelijk ieder
een bij deeze gelegenheid ziet dat gij zijt.
O hoe hoog loopt fgij ten voordede van
^en deugniet'! -Zijne geboorte, zijne op-
Voedirige , zijn perfoon, zijn verftand, zijne ze-
den , zijn weezen , zijn goed -Hetgeen hij
te erven heeft 'er nog bij genomen ter venneer-
deringe van den walgelijken lijll! 'Welk een zot-
te deun van minzieke Icftuitinge is hier! —^— En
jiogthans zoudt gij wel ongehuwd willen leeven
—- Ja, verzeker ik u! ^-' daar to veele .in-
gebeelde voortreiFelijkheden voor uw fchemerend
oog danfen ! -^ Dog niet meer - Ik
verzoeke alleen , dat gij, terwijl gij zulk een
hoog gevoelen van uw eigen vernuft fchijnt te
hebben , niet denkt dat elk een buiten u zot is;
€n dat gij naar welgevallen , door uw krijtende
wildzang, ons alle naar uwe pijpen kunt doen
danfen. ..
Schrijf zo dikwijls als gij wilt, dit zal de
Jaatftemaal zijn dat gij over dit onderwerp ant-
woord krijgt, of dat daarop eenige agt gege-
ven wordt van ' '
Arabella Harlowe^
Ik
m
Hf κ
Α-
Juffer CLARISSA UAHLÖWE. ^οτ
ïk had eenen jBrief aan ieder van mijne Oo-
ïnen in gerecclheid,; en een knegt van mijn Oom
Harlowe in, den tuin ontmoetende , gaf ik hem
^lezelve , om ze volgens elks bijzonder opfchrift;
te beftellen.. , Indien ik uit de bovenihende ant-
woorden , wélke ik van mijnen Broeder en Zuftec
ontvangen hebbe, een oordeel hebbe op te maa-
ken, twjjiFcie ik , of ik wel eenig goed van die
i3rieven moet verwagten. Dog als ik alle midde-
len beproefd hebbe, zal ik-mijzelve te minder
hebben tè beCchuldigen , als 'er iets ongelukkigs
voorvalle. Ik zal u aflchriften van beide zenden,
als ik zien zal in welke aanmerkinge zij, zo zij
in epige, waardig geagt zullen' worden te koo-
inen.
Juffer Clarissa Harlowe, aan
Zo f7 dag άυοηά^ den 12 van Maar κ
- » i \
Deeze man , deeze Lovelace, verwekt mij
groote ongeruilheid. Hij is ten uitei-ilen ftout
en roekeloos. Hij was deezen namiddag in onze
Kerk — In hoope om mij te zien, onderftelle ik:
En egter, zo hij deeze hoope had , moet zijne
gewoone kundfchap hem gemiil: hebben.
Shorey was te kerkj en een voornaam deel
yan
-ocr page 356-Van baare öpmcrkinge was geveftigd op zijn tiOt§
en hoogmoedig gedrag, wanneer hij in het ge-
itoelte, daar hij zat, zig omkeerde naar ons fami-
lie-geiloelte. —^-Mijn Vader en beide mij-
ne Oomen waaren 'er; als ook mijne Moeder eii
'Zufter. Mijil Broeder was 'er bij geluk niet; —
Zij kwamen alle ontfteld t' huis. En de Verga-
deringe iloeg op geen menfch eenige agt dart
op hem; zijnde dit de eerftemaal, dat hij zedert
'het ongelukkig gevegt daar verfcheen.
Waartoe kwam de man ^ indien hij vóórhad
hen met zijn gezigt te-braveeren en te tarten/ ge-
lijk Shorey zeidê dat hij deed-, en gelijk andere ^
naar het fchijnt^ zo wel als zij, dagten? Rwam
hij om mijnent-^^stti; en verbeeldde hij zig, dat
hij, door zig op zodanige wijze jegens die vaili
mijne familie ^ die 'er tegenwoordig waafen te
gedraagen, mij of dienil of pleizier deed? -——
Hij weet hoe zij hem haaten: Nog wil hij eenigÄ
moeite neemen , zo moeite iets helpen konde»
om hunne haat te gemoet te koomeni
Gij en ik ^ 'mijne waarde, hebben Menigmaal
agt gegeven op zijnen Hoogmoed; en gij hebÈ
daarmede den gek geiloken ; en in plaatze van
zigzelven te .ontiebuldigen , heeft hij dién be-
kend ; én door zulks te bekennen ^ geagt dat hij
genoeg gedaen liad»
Wat mij belangt ^ ik agtede Hoogmoéd iil
zijn géval een oneigen onderwerp van mede té
gekfcheeren» -- Dat luiden van geboorte eil
middelen hovaardig, zijn, is zulk eené noodloózé^
zulk eene laage ondeugd ! -- Zó zij agtingö
verdienen j zulleii zij die hebben ^ zonder ze te
iot-
-ocr page 357-Juffer CLARISSA HARLOWE. 30J]
vorderen. Met andere woorden , dat zulke per-
foonen door een trots gedrag agtinge tragten te
behaalen, is zo veel als eene, blijk te geeven, dat
zij hunne eigene verdienfte miitrouwen: Belijde-
nis te doen van zelve wel te vieeten, dat hunne
daaden die niet tot zig zullen trekken, τ- Op·
Rang en Aanzien mogen diegeenen zig verhovaar-
digen, voor welken rang en aanzien iets nieuws
is. En dan is de fchirap en veragtinge, welke
de zodanige daardoor op zig haaien, een genoeg"·
zaam tegenwigt.
Zulkü bijkoopiende voordeelen daarenboven.«
als deeze man heeft in zijne geftalte en houdin-
ge-vook geleerd , gelijk men zegt, dat hij is
Zulk een man trots te zijn, heerfchzugtig te zijn!
--De trekken van zijn eigen gelaat hem ten
zeiven tijde :veroordeelcnde — hoe ten eenenmaa-
Ie onverfchoonelijk !. — Op wat dog hoogmoe·
dig ? Niet op weldoen : De eenige Hoogmoed ,
-die zou zijn. te hilUßen* ^-— Hoogmoedig
op Mitwendige voordeelen ! -- Moet ie-
mand door zulk eenen opper'ülaWtgen hoog-
moed, gelijk ik dien noemen mag, in hem of
haar die denzelven heeft, geen aanleidinge krij-
gen, om hQt imvsndige IQ millrouwenV Zommi-
ge luiden mogen wel bevreefd zijn , dat zo zij
zelve zig niet iets aanmaatigdcn , zij in 't voet-
zand vercrecden zouden worden. Eene zeer be-
krorapene vreeze, evenwel, nademaal zij zigzel-
vcn vcrcreeden , die dit vreezen kunnen. Dog
dceze man nioeil: geruft zijn, dat nederigheid een
ciejaad voor hem zijn zoude.
Hij ijccit jftdevdaad uitfteekende gaaven: Dog
rr
-ocr page 358-304 r' Db HISTORiÉ νλΝ . , ^
•die gaaven en. zijne lighaamlijke voordeden zijft
ilrikken voor hem ge weeft. Het-is duidelijk, dat
zij dit geweeft:.zijn. En dit toont, dat hij in
eenejuifte fchaale gewogen zijnde , grootlijks te
ligt bevonden zoude worden. " - · ,
Hadden mijne vrienden betrouwd,^ gelijk zij
- in 't eerft deeden, op mijne omzigtigheid, waar-
in zij mij niet befchuldigen van gebreklijk te zijn·,
ik durve zeggen, dat ik hem wei uitgevorfcht zou
'hebben: En dan zoude ik alzo gereed hebben
kunnen bcfluiten om hem zijn affcheid te geeven>,
rals ik beiloot om: anderen 'weg te zenden, en
--als ik van·befluit.Z'i;? om den ,Hr. Solmes nooit
te hebben.- O dat zij maar mijn^hart kenden !
'·—Het zal eer berftenr, dan dat het vrij-
willig, ongedwongen, ongejaagd, mij eenig-e
maatregels aanraade-, die of Hen of mijne Sexe
< een fchandvlek zouden aanwrijven. ^ ^ » ' ■ ν
...... Verfchoon.mij, mijne waarde^vriendm, we-
gens deeze ernilige alleenfpraaken ^ g^^hjk ik ze
noemen mag. Hoe ben ik van bedenkinge tot
bedenkinge voorcgeloopen ! Maar de gelegen-
heid is nog verfch-- Zij zijn alle <daarover
• beneden in beweeginge. . : , ■
Shörey zegt, dat de Hr. Lovelace mijne
Moeders.90g te wagt nam, en zig voor haarboog:
'En zij maakte haar compliment weerom. Iii],
• had altoos groote agtinge voor mijne Moeder.
Zij zoude hem, geloove ik, niet gehaat hebben,
^had men haar niet gehooden hem te. haaten; en
waare het niet geweeil om het Gevegt tuifchcn
hem en haaren ecnigen Zoon.
Dr. Lewen was te kerk; en merkende, gelijk
τ
ieder-
ί t·'·
-ocr page 359-Juffer CLARISSÄ HARLOWE.
' iedereen , de öntileltehis, waarin des Hreiii LoVe-
laces veifchijninge onze geheele familie gebragt
had, was zo goed om hem, toen de Dienil gedaeit
Was, met zig in gefprek in te wikkelen, tot dac
zij alle in hmine kóetfen getfeeden waaren.
Mijne Oomen hadden mijne Brieven in de«
ittiórgenilond. Het fchijnc, dat zij , zó wel ais
mijn Vader , nieer én nieer tegen mij ontftokeii
zijn. Hunne Antwoorden ^ io zij mij verwaardig
geh te antwoorden , zullen duidelijk toonen, ζο^
als ik niet tWijlFele, hoe ontijdig de tegenwoor-
•digheid vän deezen róekeloozen man in onze Kerlit
•geweeil: zij:
Zij zijn ook tóöttiig, naai* ik verilaii ^ mij-
ne Moeder , om dat zij hem een complimenc
weerom -gemaakt heeft. Welk eene vijandin is
haat, zelf tot de gemeene uiterlijkheden vaii bur-
gerlijke beleefdheid toe! welke^ egter^ meer toe
"Cere ftrekken van hem die een compliment aflegt ^
dan die iie't ontvangt, Oog zij zien ·€ίΙΙ§, zeg-
gen zij, dat 'er maar een weg is om een einde te
maaken van zijn hoon en tergingen. Dus zal ik
'er om lijden: En waarin zal de roekelooze maA
zigzelven dog bevoordeeld, of zijné uitzigcen ver-
beterd hebben ?
Ik ben ten 'uiterften bedugt, dat dee^ zijni^
verfchijninge, erger dan van een geeft of fpook^
de voorboode is van den een of anderen nog
ftouter ftap. Zo hij hier koomt, (en hij is zeer
begeerig, dat ik hem verldfgeeve om te koomen)
vreeze ik, dat 'er doode haben van koomen ζιΦ
len. Om; dat te vermijden« zö 'cr gëe« andcf
^öiT De lïISTORiE vän
middel op is, zoude ik zeer gaarn leevendig wil*
ien begraven worden.
Zij houden alle te zaiiien raad — Over mijnö
Brieven , onderftelle ik — Zo deeden zij ook in
den morgenilond; 'twelk te wege bragt, dat mij-
,iie Oomen in-onze Kerk waaren. Ik zal u de af-
fchriften van die Brieven zenden gelijk ik u in
mijnen laatften beloofde , als ik zie of ik u hunne
Antwoorden met dezelve geeven kan. Deeze
Brief is geheel --—-- ïk kan niet zeggen — wat
— - het uitwerkzel van angft en misnoegen
op den man, die mijne angfteii veroorzaakt heeft^
Zes regels zouden alles in zig vervat hebben
wat'er ten aanzien van mijne hiftorie in te vinden is.
bhch. ^i^.wegem hét her igt ^ V welk
de Hr. Lovelace geeft van zijn gedrag en
de oogmerken, met 'melke hij in hunne
Kerk verj'cheem
m
Hr, Lofvelace aan Jan Belford^ |
Schildkn.
Maandag den 13 van Maarte
Te vergeefs dringen gij^ (a) en uwe kame-
raads
(«) Dcczcr ftccrcn bedienden iig mee voorda^t yau den Ro-
-ocr page 361-laads mij om in Stad te koomén, terwijl ik in zulli
eene onzekerheid iiae , gelijk ik thatïs doe, mee
deeze trotze fchoonheid. Allen grond, dien ik
nog op haar gewoiinen hebbe , ben ik volkoo-
melijk verfchuldigd aan haare zorge voor de vei-
ligheid van volk, 't welk ik redett hebbe oiti tö
haaten. . ..
Schrijf dan, gebiedt gij mij; indien ik nied
tvil koómen; Dat kän ili wel doen; en alzó goed
zonder , als over een onderwerp. En het geeii
hier volgt, zal 'er een proef van zijn.
De kwaadaartige Broeder der Lady heeft nu;
gelijk ik ü op M.-Burg vertelde,. een ander mait
bp het toneel gebl'agt; die het minft belooft met
zijne geftalte en hoedanigheden , dog de ver-J
fchrikkelijkile is in zijne aanbiedingen ; die 'ei!
nog te voorfchijh is gekooinen;
Deeze man heeft door zijne voorflagen allè
zielen dér Harlowes ingenomen ■——- Zielen !
zeide ik — Daar is geiin ziel onder hen, dan diè
van rhijne bekdoi-ilcr: En zij , hen allen weder-
ftaende, is metterdaad opgeflooten, en wordt ook
anders mishandeld Van eciien Vader, den wreve-
meitifchen ftijl, zo ïij het noemden, (te weeten,het eflj, er»
het äi4j in hunne Brieven : * En het was een beilerade regel
onder hen , ons alks wel op te neemen» wat met dien ftij!
gcfchrceven was, hoe vrij tij elkanderen daarin ook raog-
i.ca behandelen.
• In deeze grappigè bijzonderjjeid , Hebbé ik mijnctj
Schrijver niet kunnen navolgen. Zie /»ijy.e VOOR. RE*
DEN. Ik hebbe nogthans deeze Aantekeninge om haar
laatfte gedeelte niet kunnen agteflaaten j op dat het den Lce-
ïcr niet vreemd-mögt voorkoomen,. dat zulk eene vrije taal,'
als 'er in deeze brieven zomtijds voorkoomt, zulke baldaadi-
ge kuaapcn niet in yuur cn xlara zet.
Jigflen en eigenzinnigften die 'er leeft ^ op de aam
iboldnge van een Broeder , die in verwaandheid
en eigenbaat niemand behoeft te wijken — Dog
gij Jient hunne charafters; en daarom zal ik mijn
papier met dezelve niet bevuilen»
Älaar is het niet een verbruid ding, verliefd
te zijn op eene', die dc Dogter, de Zufter, do
•Nigt is, van eene familie , die ik ecuwig moet
veragten ? En de drommel fpeelt 'er mêe , die
diefde neemt toe met haare — Hoe zal ik het noe-
men? - Het is geen verfmaadinge: — Het
is geen hovaardij, i Het is geen laatdunkende
trotsheid van eene aangebedene fchoonheid: --
Maar het is Deugd^ naar het fchijnt, waaraan mij-
ne zwaarigheden te wijten zijn : Het koomt mij
dier te ilaen, dat ik geen loos zondaar , geen
huichelaar ben ; dat ik mijnen goeden naam niec
in agt neeme ; dat ik der lafteringe haaren mond
tegen mij laate openen. Dog is het noodig voor
2ulk cenen , als ik , die gewend ben alles voor
imj te doen bukken, naar mijn eigen goeddun-
ken, ——^--ik, die nooit Vreeze aanjoeg, of
daar was eene bovendrijvende .Liefde onderfchei-
Öenlijk mede vennengd; een huichelaar te zijn?
-- Wel zegt de digter:
Hijfpéelt^ die deugdzaam fchijnt^ een tqI
/legis voor V gemeen,
J^n toont niet zijn Natuur, 7naar zijne'
Kojjft alleen*
Evenwd fchijnt het, da: ik mij op deeze
-ocr page 363-Konft moec uitleggen, indien ik met deeze waar-
ïijk verwonderlijke deern wil llaagen. Maar waar-
om mij daarop uitgelegd? -Kan ik mij in-^
derdaad\m hervormen ? — Ik hebbe maar ee-,
ve ondeugd; -- Hebbe ik niet. Jantje?-
7.0 eenig leevend nienfch, gij kent mijn hart.
^0 verre als ik het zelve kenne , kent gij hete
Maar hec is een vervloekte bedrieger; want het·
heeft menig — en menig eene reize zijn eigeii
meefter bedot-Meeßer , zeide ik? Dat ben
ik nu niet; nog ben het geweeil, van het oogenr
blik af, dat ik deeze engelin van eene vrouw be-
fchouwde. Hoe zeer ik ook voorbereid moge
zijn, door haar charaéler , voor dat ik haar zag:
Want wat een gemoed moet het zijn, dat, fchoon
2elf niet deugdzaam, de deugd in andere niet
hoogagt ? ---— Mijn bezoek bij i\rabella ,
voortkooniende uit eene misvattinge van de eene
Ziidcr voor de andere te néemen, waartoe ik, ge-
lijk gij mij hebt hooren zeggen , van den onbe-
zuisden Oom gebragt wierd ; die mij (ecril on-
langs van de reize gekoomen) ilond in te leiden
bij de godheid^ zo ik dagt; maar in plaatze van
haar, mij bij eene blokte fiert'eling vervoerde.
En veel zwaarigheid had ik, zo mal en aanvallig
was mijne Lady, om 'er af te raaken, zonder al-
les te verbeuren bij eene familie, welke naar mijn
oogmerk mij eene godin moeil leveren.
Ik hebbe geroemd, dat ik nog eens te voo-
ren verlieicl was: - En inderdaad ik dagt zo.
Het was in mijne vroege jeugd --- op die Iloer
van aandien, over welker ontrouwe ik gelofte ger
daen hebbe mij te zullen wreeken op z% veelö
i,
-ocr page 364-SJÄMffle.
«55
we
ΙίΕ HISTORIE VAS? -
van de fexe, als ik in mijne magt maar krijge. Ik ge^.
Joove, dat ik in gevolge van deeze gelofte, in
Verfcheidene geweiten, reeds eene Hecatombe,
'aan mijne Wraakgodinne hebbe opgeofferd. Maar
inij erinnerende , hoe ik toen was., en daarme-
de vergelijkende, wat ik nu m mij vinde, kan ik
^iet neggen, dat ik ooit te vooren verliefd was.
Wat was het dan , vraagt gij mij, nademaal
het mislukken zulke uitwerkzels op mij had, wan*
ïieer ik mijzelven bevond gepierd te zijn, dat ik
^aauwlijks bij mijne zinnen bleef? — Wel, ik zal
' % u zeggeii wat het was, zo na als ik het mij kan
%e binnen brengen; want hec is al lang geleeden:.
Het was -- Begut, Jan, ik kan naauw-
3ijks zeggen wat het was — Maar eene geweldi-
ge haakinge naar iets nieuws, denke ik ——· Die
verbruide Pöeeten , met hunne aardfch-hemelfche,
feefchrijvingen, deeden'er bij mij zo veel toe als
de Lady: Zij zetteden mijne verbeeldinge in vlam,
cn bliezen mij eene begeerte in, om een godinne-'
Xiiaaker te worden. Ik moeft noodzaakelijk de,
proef neemen van mijne nieuwgevlerkte vleugels
in Klinkdigt, Lofdigt, en Minne-lied, Ik moeft.
eene Cynthia, eene Stella , eene SachariiTa heb-
Iben, zo wel als de' befte van hen: Schigten,
cn vlammen, en de droes mögt weeten wat al
piet, moeft ik mijnen Cupido leveren. Ik moeft
fchoonheid fcheppen , en die plaatzen daar nie-
mand anders ze vinden kon. En menigmaal ben
ik om een onde7'%verp verlegen geweeft, wanneer
:mijne nïeuwgefchapene godin vriendlijker geweeft
'^as, dan voor mijn klaagend Klinkdigt vlijde,
Daarenboven had ik ηοίζ eene andere zoorc'
ψ.
•'■^irH't.
Juffer CLARISSA HARLOWE. 30J]
^an ijdelheid in mijne hartstogc. Ik vond, dat ilc
wel gezien was bij de vrouwen in 't algemeen: ea
ik dagt dat het eene mooije dwingelandij zon
zijn, die der J^adys niet ongelijk (ik was toea
nog zeer jong, en zeer ijdèl) zekere uit de
geheele fexe uit te zonderen , en wel" een half
jnees jaloers te maaken. En ik kan u zeggen y
(dat het zijne uitwerkinge had: Want menig eeiï
oog hebbe ik doen glinfteren van verftoordheid op.
eene mpdevrijfter; M^nig een kaak doen gloeï·^
jen; en zelf menig een klap met den waaijer
doen geeven aan'eene Zuiler Bemitè ; vergezeld
?net eene fchimpfcheut miiTchien van alleen ge^
zien te zijn met een jongen wilden gall, die in \
heimelijk niet m<?t beide te gelijk kon zijn.
In't kort, Jantje, het was moer Hovaardij
dan Liefde, zo als ik het nu bevinde, die mij-
dreef om zulk een verbruid geraas te maaken,
toen ik die edele prij kwijt raakte. Ik dagt, dac
zij mij ten minilen alzo zeer beminde, als ik geloof-
de dat ik haar beminde; Ja ik had de verwaandheid
van te onderilellen, dat zij het niet anders maar
ken konde. Mijne vrienden waaren met mijne
keuze \yel in hun fchik. Zij zagen mij gaarn ia
den egt gekluirterd: Want al vroeg twijifelden zij,
aan mijne zeden, ten aanzien van de Sexe. Zij
zagen, dat de danfende, de zingende, demuficah
Ladys alle mal waaren om mijn gezelfchap': Wanc
wie (ik hebbe nu eens een buij om groots te zijn,
dunkt mij! want wie) danfte, Vvie zong, wie
roerde de fiiaaren, welk ook het fpeeltuig zijn
mögt, met beter zwier dan uw vriend? ^
fk hebbe geen kennis van zo uitiieemend den
V4 hu»-
' Γ
' !
de historie ταν '
Jiuichelaar te fpeelen, dat ik zou voorgeeveaT
blind te zijn voor zulke bekwaamheden , welke
iedereen in mij ziet en erkent. Zulke lof-afbede«
iende huichelaarij! Zulk eene gemaakte verloche-
pinge van zijne eigenfchappen ! Zulke veragtelij-
ke eerebejaagingen 1 — Maar egter, zal mijne
Grootsheid zig alleen uitftrekken tot uitwendige
iioedanigheden , als mijne fraaije'zwier in 't klee-
den, mijne welgemanierde lugiigheid, en mijne
vrijmoedigheid ? — Zelfgeleerd, zelf-verkreegen
hebbe ik deeze i ~ Wat de Gaaven van mijn
Geeft belangt, daarop verhovaardige ik mij niet,;
iGij moogt zeggen, ik hebbe 'er geen reden toe.'
MiiTchien niet: · jDog zo ik al iets had in mijn
verftand dat te waardeeren was, dat is mijn eigen
niet; en hoogmoedig te zijn op iets, voor welks
Jnisbruik een menfch aanipraakelijk is, en in welks'
goed gebruik geen verdienfte fteekt, is', gelijk de
iuraaij, met geleende vederen te pronken.'
Maar om tot mijne fchoone bedriegiler weder
ce keeren —— Ik konde niet verdraagen, dat ee-
ne Vrouw, die de eerfte was, welke mij met zij^
den koorden had gebonden (het waaren geen ijze-
zeren, gelijk die ik nu draage) een hertoglijk wa-
pen bovqi mij ftelde r En toen de vogel mij ont^·
vlogen was, maakte ik 'er meer werk van, dan
toen ik ze veilig in mijne kouw had, en haar lion
bezoeken als het mij geluftte.
Maar nu ben ik wel ter degen verliefd. Ik
kan nergens ora, om geen menfch anders denken,
dan om de Godlijke ClariiHi Harlowe. —//str/ö-
! ~~ IIo€ blijft dat gchaate woord- mij iteeken
'm
Hl
■t
■ W', ■
■Si
i · :
in den ftrot. Maar ik zal haar dea naam van Lief»,
de (a) geeveiL ·
'η .--·,,·. (
gLarissa! ^k vin4 muzijk door heel dieit
naam ^erjpreid^
Een naam, die Ί zagt gevoel der kindfcha
tederheid
Jn mijne ziel verwekt j en dus ver door ge»·
drongen,
Mijn hart doet fpringen als d& vroegße ke^,
vens-fprongen, ^ '
Ir
Dog kondt gij wel gedagt hebben, dat ik,die
het voor mij mogelijk agte zq veel gunitte bewij-
zen, als ik gmifl: ontvangen kan; dat ik, die van
wegens dit bekoorelijk fchepzel kan denken, oin
het leeven van hmneur voor het gekluiflerd lee-
ven te verlaaten; die over-tedere regejli van Ot-
way de mijne konde maaken?
Ik houde mijzelven te rug, en de drie cerfte
regels uit de. volgende yan Dryden voor het ge-
flagt der laffe klaageren overlaatende , vinde ik
dat de werkingen der hartftogt in mijne onget»
ftuime ziel door de drie. laatile beter worden uit^
gedrukt;
De Liefde hlaaß- elk hart naar zijn gefield*
heid aan:
In zagte boezems ziet ni een zagtm hran^
ontßaen,
Ak dien van •wierook, op het outer aange"
flokeni.
Vf 1
(3) [Love in 't Erigelfch, zinfpeelco'de op] Lovclacc,
\
Éhi " -"'-1 -τίς- V- -
■ -i
-ocr page 368-m
5iï4 . ^/üe HISTORIE vab5 : '
Verwoede vlammen doen onßuime %iele4
kooken^ « · ^
^en vuur y V welk door de vlam van iedet
' ' hartßogt groeit\ ' ■ '
Met hoogmoed opwaards ßijgtj van feller
wraakluß gloeit, -
V- I
. ■ '1
En van-WRAAKLUST het gloeijen»
Want denkt gij, dat waare het niet van we-
gens de hoope, dat deeze domme familie de han-
den in een geflagen hebben om mijn werk voor
mij te verrigtcn, ik hunne^ ichamperheden zou
willen draagen ? —■ Is lièt wel mogelijk zig te
verbeelden , i dat ik mij zou laaten tarten gelijk ik
getart , dreigen gelijk ik gedreigd worde, van hen
die mij fchroomen te zien; en ook nog van dee-
i:en onbefehofcen Broeder, welken ik het leeven
gaf; (Eenίleeven, trouwens, niet waardig dat
ik het hem benam) waare ik niet meer hovaardig·
op de kundigheid, dat ik zelf door middel van
zijn verfpieder tegen mij, hem het fpel ontdraaije
naar mijn welgevallen; zijne heftige driften ver?
koelende of in vlam zettende, naar het beft mee
mijne oogmerken voegt ; denzelven toelaatende
om zo veel van mijn leeven en daaden , en voor-
neemens te openbaaren, als dienen kan om hera
zulk een vertrouwen te doen ftellen in deezen zen-
deling met twee aangezigten, dat zulks mij in
ftaat ftelle om zijnen zender naar het touwtje,
wam-aan ik zelve trekke, te doen danfen.
Dit is het, dat mijne Hovaardij bovemmijne
Wraakzugt rijzen doet. Door dit werktuig, wiens
veeren ik geiladig met plij fmecre ^ draaije ik hun
Juffer CLARISSA HARLOWE. 3 45
,^llen een rad voor de oogen. D,ien ouden alber
fchik en pekbroek van een Oom zende ik maar als,
mijn AmbaiTadem- naar Koningin AnnabeliaHowe,
om haar te beweegen , dat zij (ten voorbeelde.
voor haare VoriUijke Dogter) zig hmine zaak
med'é aanrrekke, en eene aucloriteit handhaave',
die zij beilooten hebben, met regt of onregt (of
ik moeil iiiets kunnen -uitvoeren) ilaende te hou-
<3en.
En welke is mijne beweegreden ^ vraagt gij?
Niet minder dan dit; Op dat mijne Beminde geen
befcherminge ergens buiten mijne familie zal vin-
den; want , zo ik ^q haare v^dkmnc^ vlugten
moet zij, of den man hebben dien zij haat. Die
derhalven, zo ik mijne maatregels wel neeme, en
mijne Spiritus FamHiaris mi] niet bedriegt, zal
haar gewis in mijne magt doen vallen, in fpijt
hen allen; in fpijt van haar eigen onbuigzaam
hart: in mijne magt, zonder voorwaarde; zon-
der belofte van hervorminge; zonder dat ik noo·-
^ig hebbe, om haai' miiTchien jaaren lang te bele-
geren ; en' dan nog zelf, na het masker van hui-
ichelaarije gedraagen te hebben, die volgens haaren
aart op geen verdienten ileunt, in onzekerheid te
zijn, of die proeve wel de proef zal kunnen hou-
den —^— Dan zullen alle de vlegels en vlegelin-
nen van de ßimilie tot mij koomen kruipen : Ik
hun wetten vobrfchrijven; en dien fiordigen
heerfchzugtigen Broeder zo verre brengen, dat hij
voor den voetbank van mijnen throon ter neder
kniele.
Alle mijne vreeze is uit de weinige vaftheid,.
^e ik hebbe in het han Tan dit bekoorelijk ftuk
ψ}:
•. ■ . .j:
^mlmiitaiiin^-iM'
Jjs: Daf zij met zulk eene beilendige blos op haa-
re lieve trekken: Met oogen zo flikkerende: Le-
demaaten met zo godlijke konft gedraaid: Zulk
cene friiTe gezondheid; Eene zo blocijende
Jeugd: Zulk een ïeevendig weezen --- Een
hart zo onindrukbaar hebbe; en daar i^, de tot
nog toe gelukkige Lovelace, de aanzoeker ben
•- Hoe kan dat weezen ? Nogchans is 'er volle,
cn ik hebbe zommige van die gefproken, welken
het heugt dat zij gehoqren is. Haare Min Nor-
ton roemt op haai'e moederlijke dienften, aan haar
beweezen in haare viOegile kindsheid; en in haare
qpvoedinge gradatim. Zo dat 'er volkoomen
bewijs zij, dar zij niet eensklaps van boven is ger
koomen als een engel, Hoe kan zij dan zo onin-
drukbaar zijn?
Maar hier legt haare misvattinge; nog wil
zij daarvan zig geneezen laaten - 2λ] meent,
dat de man, ^en zij haar Vader noömt; (haare
Moeder waare onberispelijk, waai'e zij niet haars
Vaders vrouw) Zij meent dat de mannen, die zrj
haare Oomen noemt; de knaap , dien zij haar
Broeder noemt; en het arm veragcelijk dier, dat
zij haare Zufter noemt; haar Vader is, haare Oo-
men, haar Broeder, haare Zufter zijn: en dat
zij, als aan den zodanigen, zommigen van hen
iCerbied, anderen agtinge verfchuldigd is, al be-
handelen zij haar nog zo wroedlijkl —--Viii-
fel
I
ge verbinteniiTen ! Enkel voor^ordeelen van de
wieg:
ï i
"v ί
Want had de Natuure, wanneer
ze eene knorrige buij had, haar dezelve niet op-
gedrongen , en kon zij zelve hiiar(? nabeftaenden
gekoozen hebben. Zouden wel cenige van deez&
'daar onder geweeil zijn \ Hoe
. -1»
-ocr page 371-Juffer CLARISSA HARLOWE. fif
Hoe zwek .mijn hart als ik bedenke f dat zij
hen boven mij iieltj daar zij van hunne onbillijk^
heid tegen mij overtuigd is! Overtuigd , dat de
verwantfchap hun allen tot eere zou ftrekkeii
— haar zelve uitgezonderd; aan Vi^elke iedereen
eere fchuldig is ^ en van welke de Voritlijkile fa-
milie die zou mogen ontvangen. Maar hoe veel
meer zal mijn hart m verbolgenheid tegen haar,
zwellen, indien ik vindë dat zij maar een oogén-;
blik in twijffel ftaet ( hoe zeer ook vervolgd) om'
mij te lleiien boven den man, dien zij openlijk
haat! Dog zij kan zekerlijk zo laag niet zijn, dat
zij haare« vreede met hen op zo dieren prijs zóu
koopen. Zij kan haar zegel niet hangen aan ont-
werpen met kwaadaartigheid gefmeed , en gei
grond op eigenbaat, (en dat tot haar eigen na-
deel) welke zij moeds genoeg heeft, om in an-
deren te veragten, en die zij behoort te verloche-
nen, op dat wij haar voor geen Harlowe iiiogea
houden.
Uit deeze wilde praat zonder flot of zamén-
hang, zult gij wel opmaaken, dat ik nietwaar-
ichijnelijk binnen korten koomen zal; nademaal ik-
eeril ecnige verzekeringe van de Bemincle mijner
Ziele moet tragten te verkrijgen, dat ik voor ζιιί-,
ken fchobbejak als iSolraes niet zal v/orden op-,
geofferd! Wee der fchoone, zo zij ooit in mijne
magt gejaagd worde (want aan eene gewillige"
neighige ten mijnen voordeele wanhoope ik) cn
ik eenige zwaavigheid vinde in deeze verzekerin-
ge te verkrijgen ί ' ' .
Dat haure onverfchilligheid jegens; mij daar-j
uit niet oncilacc, ds^c ^ij meex bqhaag^j heeft
eenig
I
Μ
èenig aiider man , dit is 't dat mijne ketètis vaii
klinkt: Maar draag zorg, fchöone; draag zorg^
o gij verhevénfte van ziel onder de Vrouwen ^ erï
beniinnelijkfte van lighaam , hoe gij iizelve ver-
laagt, met zulk eene mededingiilge aan te moedi-
gen , ds. uwe vuige bloedverwanten uit enkele
kwaadaarcigheid tegen mij hebben op de baan ge-
bragt! -- Gij zult zeggen dat ik revele. Eti
Ζύ doe ik :
iil trof mij 'if gro'otße kwaad ^
( Ik min haar inderdaad /
Kon ik. Anders'^ verdraagen dé gedüurige
fniaadheden van haare onverzoenelijke familie? —
Konde ik, Anders, op eene afzigtelijke wijze om-
kruipen — niet rondom haars Vaders huis — maar
om zijne diergaarde -' en de muüren van zijn
tuin ? — Zonder hoope nögthans (terwijl wij een
vierde van een mijl van eikanderen af zijn) om de
minilé blik van haare fchaduvv te aanfchouwen?
— Zou ik mij. Anders^ wel beloond,' overvloedig
Wel beloond agten, zo de vierde^ vijfde, of zes-
de ómzwervinge in het midden van den nagt^
door önbebaande paden, Over doornige heggen ^
mij eenige v^einige koele regels verfchaft; zonder'
zelf iets meer daariii te verwagten; dan om mij
te laaten weeten, dat zij den onwaardigften per-
foon van haare zéér onwaardige familie meer'
waardeert, dan mij; èri dat zij in't geheel niet
zou willen fchrijven, dan om mij te beweegen,'
dat ik de hoonende fchamperheden verdraage,'
Welker verdraaginge mij ontmant? — Mijiie huis-
vciliit-
ν
-'λ
t' ι
1
1« r
I ·;: ί
J
■1·
% i
jüFFER CLARISSA HARLOWE.
Vöfting^ zijnde aan den weg tiiiTehén beide, in ee-
ne elendige bierkroeg; vermomd als iemand die
daar t' huis legt: daar ik even flegc gerak hebbe, als
ik op mijne reize'door Weftfaalen oritmoetedei!;
Het is goed ^ dat de noodzaakelijkheid tot dit alles
niét^ voortkoomt liit verfmaadinge en dwingelan-
dije; maar eeril: haar zelve wordt opgelegd!
' Maar wierd ooit wel eenig held in een Ro-
man (uitgezonderd het vegten met reuzen en mee
draaken) in zwaarder beproevingen gebi-agt ? —
Goederen en geflagt, en ervelijkef grootheid,' aan
mijnen kant! Zulk een deugniet van een vent mijri
mededinger! -- Moet ik niet beklaagelijk ver-
liefd zijn, die doof alle deeze zwaarigheden heen
kan ftreeven, deeze veragtingen het hoofd bie-
den ? Bij mijne ziel, ik ben half-befchaamd over
mijzelve: Ik, die wegend voorgaende verbintenis^
mij ook meineedig maake, zö ik eenige Vrouw
ter wereld getrouw ben!
En egtér, wäarom zégge ik, dat ik half-be»
fchaamd ben? -- Is het niet eené eere baar
lief te hebben, welke iedereen i ^die haar ziet, of
liefde, of eerbied, of beide toedraagt? Dryden
zegt,
fFat de oorzaak zij der Min heeft niemand ,
ooit be-weezen,
Ze is in V Gelaat niet ^ — maar in V Min*'
naars hart te leezem
—— En Cowley voert deeze taalé tot de
Schoonheid als enkel ingebeeld;
\
rv.
Ρδ
Gij Schoonheid! die een Aap gelijk^ -
J^ät, ivUd en grillig dier,
Op dat uw trots vermogen hlijk\
Naar ieder Land ^ uw zwier ^
V-w kleur ^ en uw gedaante fchikt;
En dan door V bruin, dan V zwar 't-^
Een minnaar in uw net verßrikt \
Terwijl ge een ander hart
Door Ί hooge geel in min ontßeekt;
Dan blank weer > fraaiße [chat \
Oij Vleifler! die V altoos ontbreekt
Aan zeker IVaar en ïVat i
!
4 :
%
Maar beide deeze^ zo zij haare tijdgenooteii
gcweeil waaren , en haar gekend hadden, zou*
den hunnen misilag beleeden hebben : Eh, lig^
haam, ziel, en gedrag te zamen genomen zijn-
de , zouden zij de billijkheid van de algemeenc
llem ten haarert voord eele erkend en gewetti
hebben.
Heb mèhig fchoone Vrouw befchouwd mei
veelvermaak% ,
Dè teedre harmonie en zagtheid van haar,
fpraak
Heeft mijn te oplettend oor geboeid aai%
haar vermogen.
Verfcheiden Juffers ook ι bekoorden en èe^,
woogen
Door deeze of die verdienß mijn ligt ver·*
rukte ziel· 1
Schoon de êelfle aanminnigheid aan mijit
verfland beviel^
Nooii
> \
'1
■JVoo^f konde Ik dog een ViOu-ιυ met heekr
hart hemhineti;
Een klein gebrek onttrok haar gaaven aaii
'mijn zinnen ^
■Bat ah een nevel hing voor haar bekoor-
lijkbeen.
Maar zij ïs gantfch volmaakt! "Foljchooii
van ziel en leen !
Haar vJerd om met 'den Z'voièr 'der hoofd'
'jj aar dij te pronken,
'Uit ieder JchepJel V beß^ met milde gtmßi,
■gejchonUen»
Sbakesp.
Gi] zijt nieuwsgierig om te weercn * of ik
riict eén nieuw wild licbbc öpgcdaeil? —— Of
het mogelijk zij vc;or eeneii zo algcniecnco Liéf-
hebbcr, om zig zo lang toe een voorwerp ce be-
paaien ? 'Gij kent di'c bekoorelijk fcliep^el in gee-
nen deele, dat gij mij zulke vraagen doén kam;
of denkt, dac gij mij beter kent, dan gij doet»
Al wat uidïeckend i:; in.lTia.vc Scxe, is in deezè
Lady ! —- ,Voor dat ik door HUWELiJKS- of
liVENGELIjklL gemeenzaamheden, haar min-
der dan 'een engel Dev'ondcii hebbe, is het onmó-
gelijk , om eenige andere te denken. Daarenbo-
ven zijn 'ei· zo veele prikkels in deeze zaak vooi'
ziiiken gceil· als den mijnen , behalven Liefde,:
Zulk een ruim vc'd voor krijgslili en looze, von-
den, v-eikc gij weet dat mijns harten iuiVzijit.
Dan de belooninge van hlies aah h'et einde; —^^
Zuil; ccn.e meid als deezé weg Ce voeren, :n ipijc
vun iilichaai'c waakzaam« enonvcrzoimbaaie vrieti-
den; en in fpijc van eene voorzigtigheid en agcei-
hoiidendhcid, die ik nooit in eenigc van de fexé
ontmoetede: — Welk eene zegepraal! — Welk
eene zegepraal over de geheele fexe! — En dan
zulk eene wraakluil: in te volgen ; welke tegen-
woordig ilegts met voordagt wordt beteugeld ^
om bij gelegenheid met te grooter woede los te
breeken — Is het mogelijk ·, denkt gij , dat 'er
plaatze zijn kan voor eene gedagte die niet v'a/i
haar is ^ en aa/^ haar toegewijd ?
* >Fc
ik
Door de kimdfehap, die ik op dit oogenbliM
ontvange, hebbe ik reden om te denken , dat ik·
tl hier van nooden zal hebben. Houd u in ge-
reedheid , om op het eerft ontbod herwaards te
Ivoomen.
Laaten Belton, en Mowbray , en Tourvil-'
k, zig insgelijks bereiden^ Ik hebbe grooten zin
tot het uitdenken van een middel om Jakob Har-
lowe eens uit reizen te zenden , op dat hij wac
ilioge leeren.· Nooit was 'er een Jonker-Bob-
bekop, die het meer van nooden had. Het ί/ΰ/-e
denken^ zeide ik? Ik hebbe het rèeds uitgedagt;·
konde ik het maar ter uitvoer brengen zonder ver-
dagt te zijn van daarin de hand te hebben. Dit
ilaet bij mij vaii; zo ik zijne Zufier niet mag.
hebben, wil· ik Hejn hebben.
Dog het zij hiermede zo het wil, daar is te-
genwoordig waarfghijnelijke gelegenheid tot roem-
rug-
ili
li»: Ï!
•ι
Juffer CLARISSA HARLOWE. 3 25'
fkwaaddoen. Eene zamenzweeringe wierd
'er voor eenigen tijd al cegen mij gemaakt; maar
nu ilacn de Oomen en de Neef met eene dubbe-
le lijfwagt van knegten voorzien te worden ('eene
enkele hadden zij te vooren) en die knegten dub-
^^/-gewapcnd , als zij buiten huis hunne meeilers
vergezellen. Dit geeft hunne vaftbeilotene vij-
andfchap tegen mij, en alzo vaflbeflootene gunll
voor Solmes duidelijk te kennen.
De herhaalde ordres tot deezen v^andlijken
toeftel koomen daaruit voort, naar het fchijnt, dac
ik gilleren hunne Kerk bezogt hebbe — Eene
goede plaatze , dogt mij, om eene verzoeninge
in te beginnen \ onderfteld zijnde dat de hoofden
der familie Chriflenen waaren en iets meenden
met hunne gebeden. Mijne hoope was, dat ik
genoodigd zou worden (of ten minften, een voor-
wendzel bekoomen) om den knorrigen Heerfchap
naar huis te vergezellen; en dus gelegenheid krij-
gen om mijne Godin te zien: Want ik geloofde,
dat zij niet durfden ilalaaten mij burgerlijke be-
leefdheid ten minrten te betoonen. Maar zij
wierden met fchrik vervuld, zo het fchijnt:, toen
ik inkv/am ; een fchrik , dien zij niet te boven
konden koomen. Ik zag het inderdaad aan hunne
weezens; en dat zij alle verwagcedcn, dat 'er iets
ongewoons te volgen ilond. -- En dit zoude
'er ook gevolgd zijn, waare ik meei* verzekerd ge-
wcell, dan ik ben, van de gunil van hunne Dog-
ter. Nogthans niet een hair van hunne domme
hoofden hebbe ik voor te befchaadigen.
Gij zult alle . uwe bevelen in gefchrift heb-
ben, zo de gelegenheid het vereifcht. Dog niet-
X 2 te-
-n-i
-1
temin , diirve ïk zeggen, dat 'er niets meer noö''
dig zal zijn, dim uwe tronijen in mijn gezelfchap
£c vertooncn.
Zulke tronijeii konden nooit vier mcnfcheri
toonen. -- Mowbrays zo bars en zo haunig.
Èekons zo vrijpoitig en zo püiilig: Toürvilles zo
mooij én zo ziillig: Üwe zo ruw cii zo driëft: En
ik uw Leidsman ! — Welke harteii, fchoon iéts
vijandigs in den zin hebbende, moeilen het zijn,
die wij niet zuilen vcrczaagen ? 4· Ieder inan daar-
enboven , naar de gcIegcLheid is van een knegt
of twee vergezeld, die al voorgang zijn uitge-
köozen om hoedanigheden naar' die· van humie
liieeirers gelijkende.
Dus, janije, hebbe ik, geÜik gij begeert,
gcfchrecvcn. --- Gefdireeven over Iets ; over
i^icts; over WRAAK, welke ik beminne; over
LIEFDE , v/clkc ik haate , t-an harten haa-
te, om dat zij mijn baas is: En over, de droes
moge v/ectcn v/at ai nici: buiten dat: — Want tö
ruggc :?;icnde , ilae ik verbaasd ■ over de lengte
daarvan. C// mooiK het leezen : Ik zoude het
om geen Konings ichac willen doen. — Dog'zo
üls ik maär ic' "
vreeden zijn.
Wees d:in te vrccdcn. Ik geViede u om té
vreeden tc zijn: Zo riiet om des Schrijvers of*
des geichreevcns, om uws woords wille. En dus
in dcH koninglijlicn ilijl (want is het niet waar-
Icliijnelijk, dat ik uw Koning cn'uv/ Veldheer zijii
i:al in de groote zaak , die ons tc doen fts^et
l)cvccle ik u zeer hartlijk,
Η ■
.4
iS
.»ι
irijvc , zegt g]j, aat gij zuit t6
■ίί
'β
Ρ' ■
Juffer Clarissa Harlowe , aim
η o w e.
Bings dag den 14 ν an Maar Ρ.
■ κ
Ik zende 11 afTchrifcen van iiiijne Brieven aan
mijne Oomen: Mee hunne Antwoorden. A¥ces
'10 goed , en zend de laadle niet uwen naait vol-
genden aan mij te rug. Ik laate het voor u over
om aanmerkingen daarop te maaken. Ik zal 'er
geen maaken.
Aan Joannes Harlowe, Schildkn.
Saterdag den 11 van Maart.
Vergun mij, mijne g;jccrde Tweede Papa,
ε^^Φ^ mijne gelukkige dagen u leerdec
.\nocmen, u te fmeeken, dat gij uw vermogen ge^·
lieft aan tc Vv^enden bij mijnen Papa , om hem te
beweegen , dat hij niij ontflae van een gebod,
't. welk, zo men daarop ilacn blijve, mij van mijr
i}cn vrijen wil berooven zal, en mij elendig maar
iten voor mijn gantfchc Jeeven.
. Voor mijn gantfcbe ïeevan , zegge ik nog^
maal: Is dat eene geringe zaak , mijn waarde
Oom, om op te geeven ? Zal ik niét met den man
tnoctcn Iceven? Zal dit wel voor iemand pide^r^
Ufer
Juffer CLAPvISSA ΙΙΑΚί^Ο\\Έ. 52.5
DE HISTORIE vatj
9pkoomen ? Behoorde het mij derhalvcn niec ver-
gund te worden om voor mijzelve te oordeelcn,
©f ik gelukkig met hem kan leeven, of niet Ρ
AI ilond het nog zo ongelukkig uit te val·
Jen, zoude het wel voorzigtig zijn aan iemaiid te
Idaagen, of tot iemand mijne toevlugt te nee-
jiien ? Zo het al zo waare , tot wien dog kon-
de ik met eenige Vrugt toevlugt neemen te-
gen mijnen Man ? En zoude de onverwinne-
iijke en openbaare tegenzin , die ik bij den aan-
vang tegen hem hebbe , niet alle kwaade be-
iiandelinge van hem fchijnen te billijken, in dien
flaat zeiven , al zage ik hem nog zo naar de oo-
gen ? En zo ik hem eenigzins naar de oogen
zoude zien , moeft het uit Vreeze zijn, niet uit
Liefde.
Nog eens, moet ik andermaal zeggen, Dat
dit geen geringe zaak is om op te geeven : En
tlat het ï^oör het geheele leeven is. Waarom , bid-
ile ik 11, mijn goede Heer, behoore ik elendig ge-
jnaakt te worden , voor _mijn geheele leeven?
Waarom behoore ik beroofd te worden van allen
trooft , dan dien de hoope, dat het zeer kort zou
2ijn, mij verleenen zoude ?
Het Huwelijk is eene zeer plegtige verbinte-
nis, genoeg om het hart van een jong menfch,
ï^elf met de beße vooruitzigten, te doen ijzen, als
zij met ernft daaraan denkt! — Aan een vreemd
man te worden overgegeven ; In eene vreemde
familie te worden ingëent; Haar Naam zelf te laa-
ten vaaren, ten teken dat zij zijn volkoomen eii
af bangelijke eigendom wordt: Verpligc te zijn om
^pezen vreemden man te iielien boven Vader,
Moe^·
f
fili
t'
-ocr page 381-Juffer CLARISSA HARLOWE. 3 45
Moeder, -boven iedereen: --En zijne
zinlijkheden boven allé de haare — Of miiTchien
te twiften, met fchendinge der gelofte van ge-
Jioorzaamheid, over elk onnozel gebruik van haa-
ren vrijen wil - Nergens te gaen: Kennis te
maaken: Kennis te laaten vaaren: Zelf de innigfte
vriendfchap miiTchien te breeken; alles naar zijn
welgevqll^in , het zij zij het redelijk agte zo te
doen of niet: — Zekerlijk, mijn Heer, ecai jong
incnfch behoorde niet genoodzaakt te zijn dit alles
op te offeren, dan voor zodanigen man, dien zij
kan liefhebben. — Zo zij het genoodzaakt zij,
hoe droevig moet het 'er dan voor haar uitzien!
— Hoe elendig het leeven zijn, indien het keven
genoemd mag worden!
Ik wenfchte wel, djit ik u allen konde ge-
hoorzaamen. " \¥elk een vermaak zoude het voor
mij zijn, zo ik het doen konde! —-Trotivo
eer β , en de Liefde zal daarna wel koomen,
wicrd gezegd van een mijner waardile vrienden:
Dog dit is eene aanilootelijkc ilclünge. Duizend
dingen kunnen 'er gebeuren , wcll;e dien ftaac
maar enkel draagclijk maaken, daar men denzel-
ven met v/ederzijdfe genegenheid heeft aange-
gaen I Wat moet het dan zijn, daar de Man geen
vertrouwen kan ilellen in de Liefde van zijne
Vrouw, maar (ger reden heeft om dezelve in twijf-
fel te trekken, devv'ijl hljzehe gelooft dat zij haa-
re hand liever aan een ander zou gegeven heb-,
ben, had zij haare eigene keuze gehad ? Wat
twijfFeJingen, wat verdenkingen , wat gebrek vau
tederheid, wat ongunilige vooriaigenomenheden,
zuilen'cr zijn in een Huwelijk, daar het zo ge-
X4 ftcld
-ocr page 382-litld is? Hoe zal ieder opflag van hcc oog, ieder,
claad, zelf de onnozelile, onderhevig zijn om ver-
keerd te worden opgevat'? --Terwijl, van den
anderen kant, eene onverfchilligheid, 'eene on-
bezorgdheid om pleizier te doen kan plaatze grij-
pen ; en Vreeze alleen flegts eenen mier lijken
jcbijn zelf maar gedrongen kan doen houden, van
geen het oitwerkzel behoorde te zijn van ecne
ongeveinsde Liefde?
Denk ernftig om deeze dingen, mijne waar-
de goéde Heer, en ilel ze aan mijnen Vader voor,
ii]et die fterke coleiiren , welke het onderwerp'
veelen kan; dog v/aarmede mijne Sexe, en mijne
tedere jaaren en onbedrcevenhcid, mij niet toe-
laaten het zelve af te maaien; èn bedien ii van uw
kragtig vermogen, op dat uwe arme Nigt aan ee-,
ne zo.duui'zaame elende niet mag worden overge.-
leverd. · ' · ■ ■ - ' -. -,'
II; hebbe aangeboodem mij te verbinden, om,
in 't geheel niet te trouwen, zo die voorvv^aarde
«anneemeiijk zij. Wat eene fchande is het voor,
jiiij, dus, van gezelfehap te worden afgeliouden
dus uit de tegenwoordigheid van mijn Papa en"
Mama \^erbannen te zijn; dus van u, mijn'Heer j
en n}ijn anderen lieven Öom verwaarloosd en ver-^
iaaten! En verhinderd te worden van het bijwoo-
nen van dien Openbaaren Godsdienilwelke,
zo ik z'm mijnen pligt waare afgeweeken, het
ivaarfchijnelijkil middel zou zijn om mij weder op
het regte pad te brengen! — Is rl/s de weg,
inijn Heer, kan' men denken dat de weg is, "
öm in te ilaen met een vrij en op'ènhartiggemoed?
Zou dc0zc wonderlijke handelwijze niet eer ge-
s' " " ' ' ' - . ΜύΙΐζ
■ ajwl
-ocr page 383-Juffer CLARISSA HARL0\VE. r
geichikt zijn om te verharden, dan om te over-,
tuigen? ïk kan niet verdraagen dus in ongenade
en oneere te leeven: De dienilbooden zelf, die
nog zo onlangs onder mijne eigene beilieringe ge-
laaten wierden, naauwiijks tot mij durvende fprèe-
ken; duur mijne eigene dienftmaagd met llerke
inerkrckens van onverdiende agterdogt 'en misnoe-
gen weggejaagd, en mijne Zuilcrs meid over mij
gelleld is.
Men zou de zaak wel te verre kunnen drij-
ven. — Inderdaad dat zou men. — En dan zal
iiet, miiTchien, ieder een berouwen, dat hij daar-
aan hebbe deel gehad.
Mag ik de vrijheid hebben om een middel te.
■t
s
Η
melden? --- „ Indien ik opgepail, gebannen
-5, εη opgeilooten zijn moet; Onderilel, mijn
5, Heer, dat het in uw huls mögt zijn? " — Daii
zullen de fatzoenlijke nabuuren zig te minder ver-
wonderen , dat de perfoon, van welke zij zo gun-
iHg een denkbeeld plegten te hebben, hier niet
ter Kerk verfcheen ; en dat zij hunne bezoeken
niet ontviniT.
ik hoope, dat hiertegen niets kan worden in-
gebragt. Gij plegt mij gaarn bij u te hebben,
mijn Heer, toen mij alles gelukkig ging: En zult
gij mij nu , in mijne vjeckrivaardigheden ,' de
iamil; niet toelken van iiw huis tot mijn verblijf te
hebben, tot dat al dit misnoegen zij overgewaaid?
— Op mijn woord, mijn Heer, ik zal geen voet
buiten deur zetten, zo gij het tegendeel van mij.
vordert: Nog zal'ik eenïg menith zien, dan dien
gij mij zult toelaaten te zien; mids de Hr. Solmes
hiet gebragt worde om mij dar\r te plaagen.
1.
t
-ocr page 384-^330 DE HISTORIE VAN
Verwerf dan deeze gimft voor mij; indicrt
gij eene nog groocer niet verwerven kunt, die van
eene gelukkige Verzoeninge naamelijk; (waarop
niettemin durve hoopen, indien gij zo goed
wilt zijn om joor mij te pleiten) en gij zult dan
die gunften , en die toegeevendheid vermeerde-
ren , v/elke mij verbonden hebben, en altoos ver-
binden zullen, om te zijn,
Uwe onderdaanlge en VerpUgte Nigt^
Qu Harlow^.
tl
m
Het Antwqor,».
Het fmert mij dat ik gedwongen ben, u iets
te weigeren , dat gij verzoekt, Nogthans moet
het zo zijn ; want ten zij gij uw hart kunt bren-
gen om ons te wille te zijn in dit een iluk, waar-
toe wij onze beloften en woord van eere gege-
ven hadden, voor dat wij geloofden dat 'er zulk
eene weei'barilige tegenkantinge zijn konde, moet
gij nooit verwagten om die te zijn , die gij bij
ons alle ge weeft zijt.
In het kort ^ Nigt, wij zijn qqxï phalanx iti
flagorde. Uwe beleezenheid maakt dat gij van
geen ding onkundig zijt, dan daar gij de meeilo.
kennis van behoordet te hebben. --— Dus zuk
gij uit die uitdrukkinge wel zien, dat wij niet te
3oorbooren zijn door uwe fghoonichijnciide rede-
nen, .
Juffer CLARISSA HARLOWE. 3 45
nen , en onverwinnelijke ftijfzinnigheid. Wij
hebben te zamcngeftemd om ons alk te laaten
bewecgen , of niemand; en om de een zonder
den anderen niets in te \yilligen. Dus weet gij
uw noodlot; en hebt niets te doen, dan daar-
voor te wijken. ,
Laate ik u zeggen, dat de deugd van geboor-
'zaamheid niet gelegen is in eens anders zin te
doen, als gij weder uw zin kunt krijgen --
iMaar fta van een? genegenheid af, eti daarin
cenige verdienile. ,
Wat belangt uw voorgeilagen middel: Gij
zult aan mijn huis niet koomen, Juffer Klaartje;
fchoon dit een verzoek is, dat ik weinig dagt u^
•ooit te zullen geweigerd hebben : Want al hielde
gij uw woord om niemand te zien, als dien 't ons
gocddagt 5 nogthans kunt gij aan iemand anders
jchrijven , en Brieven van hem ontvangen : Dit
weeten wij maar al te wel, dat gij kunt, en ge-
daen hebt--Te mfcer fchande cn jammer
is het!
Gij biedt aan om ongehuwd te leeven, Juffer
— H'^ij wenfchen u getrouwd: Maar om dat gij
den man niet moogt hebben , daar uw hart op
geileld is, wel, zeker, zo wilt gij niemand heb-
ben , dien wij recommandeeren : En alzo wij
weeten dat gij op de eene of andere wijze corres-
pondentie met hem houdt, of ten minilen gehou-
den hebt, zo lang gij kondt; en alzo hij ons
allen vijandig tart, dat hij niet zou durven doen,
zo hij niet verzekerd was van u, in fpijt van ons
allen; (hetwelk ons geen kleine kwelling is naoogt
gij wel denken) zo hebben wij beiloocen hein té
' i
doen. niifloopen, en over hem te zegepraalcn, ik-*
ver dan dat hij 't over ons doe: Dat 's eens voor-
al gezegd. Dus verwagt geen voorfpraak van
mij : Ik wil niet voor ii pleiten ; en dat ge-
noeg. Van
Uwen misnoegden Oom 5
Joannes Marlowe.
Ρ. S. Voor de reil, gedraage ik mij aan miju
j^rocder Antonij,
Alzo het u heeft göedgedagt den Hr. Solmes
tet uwe bijzondere aanprijzinge te begUniligen,
en gij zijne zaak zeer erniHg'vooritondt, hem ftel-
lende (g^^^^ S'i ""''J kt'nnen gaft, als hij vai)
u bij mij wierd ingeleid) onder uwe uitgelezene
vrienden; en verwagtende, dat ik hem diesvol-
gens zou agtcn en gadeflaen ; Zo fmeeke ik u om
geduld, terwijl ik eenige weinige dingen voordraa-
ge, uit veele die ik zou kunnen voordraagen,
aan uwe ernilige overweeginge, ter geleiienheid
van zijn aanzoek oi^i mij , hidien ik dat woord
gebruiken moet.
Men befchuldigt mij met vooringenomenheid
fen voordeele van eenen anderen perfoon. Ge^
lief u te erinneren, mijn Heer , dat die andere
jperfoon, voor dat mijn Broeder uit SchotlancJ
we-
-ocr page 387-jL-ΐΊΕί CLAPvlSSA IIARLOWE. 555
weder t' huis kwam , niet volilrekt wierd afge-
weczen , nog mij verbooden zijne bezoeken tö
ontvangen, ik geioove niet dat men zal voorgee-
ven , -dac 'er ren opzigt van geboorte, opvoe-
dinge, of perfoonlijke begaafdheden , eene ver-
gclijkinge tuflchen de twee te maaken^is. En laa-
ce ik II alleen vraagen, mijn Heer, of'men oni
den eenen voor mij wel gedagt zou hebben , in-
dien Iiij zulke aanbiedingen niet gedaen hadde ^
welke ik, op mijn woord, agte.^ dat naar regtvaar-
d^gheid niet van behooren aan<>,'enomen nog
vcin hem gedaen te worden: Aanbiedingen, welke
ili durve zeggen , zo hij ze niet gedaen had,
dat mijn Papa van hem niet gëeifcht zoude
hebben.
Dog de een, fehijnt het, heeft veel gebre-
ken : — Is de ander zonder gebreken ? — Da
voornaamiie zaak , die tegen den Hr. Lovelaee
v;ordt ingebragt (en her is eene zeer onverfehoo-
m-lljke) is, dat hij van een liegt gedrag is in zijne
Mranaarijen — I? de ander het niet in zijne Haat
cn Viiandfeliappen? — Ja, gelijk ik zeggen mag,
ifi zijne Minnaarijen ook ^ (alleen omtrent een
verfehiliend voorv^erp) zo het hcmlnntn vcm het-
geld de voortel υαη alle kvjaad zij.,
Maur, mijn Heer, zo ik vooringencmcil
ben, v^'aarop heeft de Hr. Solmes iian te hoopen?
— Waarom zou hij dan aanhouden? Wat moet ik
denken van den man, die wenfchen zoii dac ik
zijne Vïouv/ wierd tegen mijn zin en genegenheid?
— En is het niet eene zeer harde zaak in mijne
vrienden, dat zi] mij begeeren getrouwd te zieri
aan c^I'êjIj divB ik mei km bcminaen, terwijl
m. /
zij tot geen andere gedagte te brengen Éijn, of
daar is een, dien ik inderdaad bcminne ?
Zo als ik behandeld worde .j is het nu vQor
mij de tijd om regt uit rc fpreeken , of nooit. —
Laate ik eens nagaén wat het zij, waarop de Hr.
Sohnes fteunt in dit gevaL· Gelooft hij, dat de
ongenade en hoon, die ik öm zijnenthalven lijde,
hem eenigzins bij mij in gunfl; zullen brengen?
Meent hij mijne agtinge te winnen door de ftraf-
heid mijner Oomen tegen mij; door mijns Broe-
ders fmaadelijké behimdelinge; door onvriendlijk-
heid vaii mijne Zmter; door dien het mij ontzegd
is iemand te bezoeken^ of van iemand bezogt te"
worden; 'en brieven re wiiFelen met mijne uitver-
koorene vriendin ^, fchoon eene perfoon van onop-»
ijrtraakelijke eerbaarheid en voorzigtigheid, en vail
mijne eigene kunne ; mijne dienihnaagd van mij
afgerukt, en eene andere dienilmaagd over mij
geileld zijnde ; als een gevangen te zijn opgefloo-
ten binnen zulke enge en fchandelijke paaien,
met oogmerk ^ gelijk men openlijk bekent^ om
mij verdriet te doenen mijn geeft te onder te
brengen; Uit dat huis-beftier geftooten te zijn,
waarin ik vermaak ^ en dies te meer vermaak had;
om dat het, zo ik dagt, eene verligtinge was voor
mijne Mama, en mijne Zuftei' daarin geen zin
had; en egter, fehoon de tijd mij lang valle, zo
geheel van mijn ftel gcbragt té zijn ^ dat ik al zo
weinig genegenheid als vrijheid hebbe om mij iii
eenige van de keurlijkile geneugten mijns leevens'
bezig te houden? — Zijn deeze flappen noodig
om mij tot zo laagen trap te vernederen, dat ik
eene gefchikte Vrouw voor deezen man worde?
l-·)
Juffer CLARISSA HARLOWE.
— Decze nogthans zijn het alles, waarop hij be™
trouwen kan — En indien hij op deeze maatregels
zig verlaate, mögt men hem wei onderrigten, dac
hij zagtmoedigheid en buigzaamheid van aart ver-
keerdlijk'neemt voor flaafsheid^ en laagheid w^w
gemoed.
Ik bidde u, mijn Heer, laat dog de natiiii-
relijke geileltenis en neiginge van zijn gemoed en
wijn gemoed in aanmerkinge genomen worden:
Welke zijn dog zijne hoedanigTieden , waardoor
iiij zou mogen hoopen mijne agtinge te winnen?'
-- Lieve, waarde Heer, zo ikwöi?^gedwongen
worden ^ laat het dog zijn ter begunlHginge van
eenen man ^ dié leezen én icbrijven kan -—-
Die mij iets kan leeren: want hoedanig eert
Man moet zulk een worden, die niets doen kan
dan gebieden 5 en ^elf het onderwijs noodig heeft,
het welk hij bekv/aam moeil zijn te geeven ?
Ik moge waanwijs zijn, niyn Heer; ik moge
trots zijn op mijn Weinig leezen; op mijn fchrij-
Ven; gelijk men mij onlangs meer dan eens ge-
zegd heeft, dat ik ben ---Maar, mijn Heer,
dies te ongelijker, indien dit zo zij, is de voorge-
ftelde pardj: Hoe grootei* gevoelen ik hebbe van
mij zelve, te ilegter moet ik van hem hebben ;
cn dies te ongéfchikter zijn wij voor elkan-
deren.
Inderdaad , mijn Heer ,, ik moet zeggen,
dat ik gcdugt had, dat mijne vrienden grooter ag-
tinge voor mij hadden. Mijn Broeder gaf eens
voor, aat het uit zulk eene hoogagtinge voort-
kwam , dat des Hren. Lovelaces aanzoek wierd
tegengegaen. -Kan dit zijn i en zulk een
man ·
V.
DE HISTORIE VAN
ïnan als de Hr. Solmes voor mij gcfchlkt woi-
'den ?
Wilt zijne voorgeflagcne Huwelijksvodrvvaar-
den aangaec ·, ik hoopc niet, dat ik üw misnoe-
gen tegen mij zal grootcr nlaaken, zo ik zegge ^
hergecn alle, die mij kennen, reden hebben onl
te denken (en hetgeen zommige mij verweeten
hebben) dat' ik die beweegmiddelen veragtc.
Lieve , waarde Heer j wat zijn Huwelijksvoor-
waarden voor eene , die zo veel van zigzelve
heeic, als zij v/enfcht? —^- die, ongehuwd,
meer in haare eigene magt heeft, dan het waar-
fchijnelijk is, dat men aan haar, als Huisvrouw,
zal toeitaen en aali haare beilellinge overlaaten?
Welker iiirgaaven en ftaatzugt gemaa-
1.,
Γ i'i
1
tigd zijn; en die, zo zij overvloed had, dcnzel-
ven eer zou bcileeden aan den nooddruftigeii,
dan nudoos bij zig opleggen ? Indien dan zulke
bekrompene beweegredenen zo weinig gcv/igc
bij mij hebben ten mijnen eigencjt voordeele, zal
dan het nog verre af zijnde eh onzeker vooruic-
zigt van eene fluiiilie groot te maaken , en dat
wel in den pcrfoon van mijne« Broeder en zijne
nakoomelingen , van génoegzaame kragt gcagt
worden om op mij te werken ?
lleefi: het p;edrag, van dien Broeder tegen
mij zedert cenigen tijd gehouden, of zijne agrin-
ge Voor de familie (welke bij hem van zo weinig
belang was, dat hij befluitcn konde een leeveii,
liet welk als van eénen eeniffcn Zoon met ree,!;
hoog te waardeeren was, iiever in de Vv\aagfchaal
ilellen, dan zijne driften niet'in te volgen; welke
iiij zelf niet poogt te onder te brengen, eii Waai'i|i
Itij
Km wm
Juffer CLARISSA HARL0\VE. r
iiij, mee verlof dat ik het zegge, te veel is toege-
geven , hec zij ten aanzien van zijn eigen heil,
of den vreede van ieder, die betrekkingc toe
hem heeft; Heeft zijn gedrag, zegge ik) van
mij in 't bijzonder verdiend , dat ik mijn tijdlijk
(en wie weet ? of niet mijn eeuwig) geluk zou
opoifei-en , om een ontwerp te bevorderen, ge-
fmecd op herjenjchhmnen , ten minilen op 011-
'iXjaarfchijneUjke gebeurlijkheden ; gelijk ik wil
op mij neemen te betoogen, zo men mij toelaac
het zelve ter toetze te brengen?
Ik vreeze, dat gij de hitte van mijnen ijver
zult vcroordeelen : Maar vordert de gelegenheid
die niet? Bij g.-brek van eene grooter maate van
crnil in mijne tegenkantinge koomt het toe , naar
het fchijnt, dat men zo verre gegaen is, als men
is. Daarenboven ^ waarde Beer , fchik iets in,
bidde ik, van wegens een hart dat zwelt en bitter
is van hoon en ongenade , welke ik (mijn eigen
hart kennende) iloutmoedig durve zeggen, onver-
diend te zijn.
. Maar waaiOm hebbe ik zo veel o;czcs;d, ter
bcantvvoordinge van de onderilelde beichuldigin-
ge van vooringenomenheid , daar ik aan mijne
Mama verklaard hebbe , gelijk ik nu aan u doe ^
mijn Heer , dat indien men mij niet drin^^e, oni
eenig ander peiToon , bijzonderlijk deezen Ih'i
Solmes te trouwen, ik mij op het plegtigil wil ver-
binden om nooit den anderen, nog eenig man an-
ders te hebben, buiten hunne toeilemminge; daÉ
is te zeggen, buiten de toeilemminge van mijn V-a-
der en IMoeder, en,van u mijnen Oom, en mijnen^
Oudllen Oom, en mijn Coufin Morden , als die'
f I
T·
■i.
rt
/r^ α
een der Voogden is een aanzien viin mijns Groot*
vaders weldaaden jegens mij ? - Wat belangt
■mijn Broeder , ik kan inderdaad niet zeggen, dat
zijne behandelinge omtrent mij zedert eenigert
tijd zo broederlijk gcweeil is, dut hij,meer dan
bm'gerlijke beleefdheid van mij te eifchen hebber
En, geef mij verlof, 'er dit bij te doen , in dee-
ze zelf zoude hij zeer groorlijks mijn fehuldenaar
zijn.
Indien ik mij niet duidelijk hebbe uirgedrukt-
in hec verklaaren van mijn tegenzin tegen den
Hr. Solmes (op dat men niet onderilelie, als of
de vooringenomenheid ^ die men mii opdigt, mij
tegen hem bewerke), zo verklaare ik plegrigli^k,
dat al waare 'er zulk een man nier τη de wereld,
als de Hr. Lovelsice, ik den Hr. Solmes niet 7.011
willen hebben. Het is noodig ^ dac ik in den
een of ander van mijne Brieven aan mijne waarde
vrienden zo klaar fchrijve, dat ik dit (luk buiten
allen twijffel ilelle : En toe wien kan ik mij beter'
vervoegen met eene duidelijke taal, die geen
misvattinge kan onderhevig zrjn , dan tot dien
Oom , die de hoogile agtinge betuigt te hebben
voor openhartigheid en opregtheid?
Laate ik dan, om deeze redenen , nog wat
bijzonderder gaen in 't geen ik op hem te zeggen
hebbe.
De Hr. Solmes koomt mij (aan de geheele
wereld trouwens) voor van eene zeer bekrompe-
11e ziel, en geen groote bekwaamheid- te zijn :
Hij is grof en plomp ; alzo ruw in zijne zeden,
als in zijne geilalte: Hij is niet alleen deun, maiir
gierig: Een grooten fchat bezittende , heeft hij
daal·-
55S
\'' -
i'?
jüFFER CLARISSA HARIO^VE. ^γφ
<^aarvan geen genot; nog heeft hen hart om iets
van denzelven aan eenige zoorc van kommer en
nooddruft mede te deelen"? Leeft zijne eigene Zu-
iler niet ongelukkig, bij gebrek van een weinigje
van zijnen overvloed ? En laat hij niet zijnen ouden
Oom, den Broeder van zijne eigene Moeder, aan
d-e milddaadigheid van vreemden het gering be-
ilaen vcrfchuldigd zijn , hetwelk hij uit een hali-
douzijn flimilieii opzamelt'? Gij kent, nlijn Heer,
mijnen ruimen , ohgedwongenen, en mededeel-
zaanien aart: Hoe ongelukkig raocft ik zijn , zo
ik met zijnen naauvven en elgenbaatigen kring
omfchreeven en beflooten vvaare ? buiten welken
hij , van zijne duivelfche zuinigheid vailgehou-
den, al zo weinig een voet durft zetten, als een
tovenaar buiten den zijnen; nog het mij zou toe-
laaten te doen;
Zulk een man als deeze , ließe hebben! —"
]a» miilchien mag hij het hebben voor mijn Groot-
vaders Goed; 't welk hij aan verfcheidene luideii
verteld heeft, (en hij kon zig niet weerhouden
van mij hetzelve te kennen te geeven , met die
zoort van genoegen, 'twelk eene laage ziel ichept^
als zij vmi ter zijde doet verftaen dat haar elgeu
belang vcdr haar eene genoegzaame beweegreden
is om eens anders gunß te verwagten) zo uit-
neemend wel voor hem gelegen te zijn, dat het
de waardij van een aanmerkelijk gedeelte van
zijn eigen zou verdubbelen. Dat Goed, en eene
verwantfchap die zijne laagheid en bekrompenheid
kiüler geeven zoude, mag hem doen denken dat
hij liefde kan hebben , en hem beweegen om te
gelooven dat hij zc beeft : Dog op zhn bell^ -is<
y 2 ' ■■ her
i'V
'i f·
■iii
r ïi
i XIA
ί' ^ 1
, Iii
tl
i-,
-ocr page 394-mBBm^
340 BE HISTORIE vAfi
hen maar cene Liofdc , die in dé tweede pltin'ZB
koomt. Rijkdom was , is , en zal altoos zijne
heerfchende harrilOgt zijn. De zljf.^e wicrd hem ,
om die reden zelf, van eencn vrek nagclaaten.
En ik moet genoodzaakt worden urn van alle de
geliefdile geneugten van mijn leeven af te llap-
pen, en even laag als bij , of anders geheel en al
ongelukkig te zijn. Vergeef mij, mijn lieer,
deeze harde uitdrukkingen. — Men kan ligüijk
meer zeggen, dan men gaarn zou, van een per ·
foon die ons mishaagt, als 'er meer ten zijnen
voordeelc gezegd wordtdan 't mogelijk is dat-
hij verdienen kan; en daar hij mij ter aanneemin-
ge met zo veel heftigheid wordt opgedrongen,
dat 'er geen keuze voor mij overblijft.
Het zij deeze dingen volkoomelijk zo zijn,
of nier, terwijl ik ide/^ke dat zij zo zijn, is het on-
mogelijk dat ik ooit op den lir. Solmes mijn oog
zou flaen, in dat ligt Vv'aarin hij mij wordt voo?·*
gefield. Ja, al wierdhij bevonden tienmaal beter
te zijn, dan i-k hem hebbe afgebeeld en opregt-
lijk denke dat hij is; nogthans zoude hij nog wel
tienmaal mishaagelijker voor mij zijn, dan eenig
man ter wereld, dien ik kenne. Laate ik u der-
halvcn fmceken , mijn Heer, om een voorij^raak
voor uwe Nigt te worden , dat zij niet worde
opgeofferd aan. een man , die haar zo ten hoog:
ilen tegenflaet.
Gij en mijn andere Oom kunt, zo her ii
belieft, veel voor mij doen bij mijn Papa. Wees
overtuigd , mijn Heer, dat ik in dit geval niet
door hardnekkigheid geregeerd worde; maar door
afkeer, een afkeer , dien ik niet kan te boven
koo-
11
ι
Ι '
■ ι
Κ
ïioomen : Want als ik maar getragt hebbe om
'bij mijzelve te redeneeren (uit ontzag voor den
piigt, dien ik aan den wil van mijnen Vatier fchul-
dig ben) is mijn hart te rug gedeinsd, en ben ik
afkeerig geworden van mijzelve, om dat ik flegts
ondernam om bij mijzeive te redekavelen ten
voordeele van eenen man, die in het ligt, waar-
in liij mij voorkoomt, geen een verdienlle heeft;
cn die , van tleezen afkper bewuit, niet kon aan-
houden gelijk hij doet , zo hij het hart vq.n ceii
regtfchapen Man bezat.
Indien gij, mijn Heer , den inhoud van dee-
zen Brief redelijk kunt agten , zo fmeeke ik 11
om den zehren met uw vermogen te onderlteu-
nen : Zo niet
gelukkig zijn !
dan zal ik ten uiterilen on-
Niettemin , is het niet
IJ
meer dan billijk voor mij zo te fchrijven, dat de
i L·. Solmes moge Vvreeten, waarop hij heeft ilaat
ic maaken.
Vergeef mij , waarde Heer, deezen langwij-
ligen Brief; en laat dog dezelve van invloed 'op 11
zijn; en gij zult voor altoos verpligten
Uwe onder daanige en toe gene gene Nlgt,
D e ïh\ Α Ν τ ο Ν γ Η λ r l ο w ε ^ aan Juffhr
Cl. Harlowe,
Nigt Kl aartje.
Gij deed beter van niet aan oias te rdirij'/cn *
Y s ^
-ocr page 396-t)f aan iemand onzer. Aan mij bijzonder , had
gij beter gedaen van nooit pen op pampier gezet
te hebben over het onderwerp, waarover gij ge- '
fchreeven hebt. Die de eerße is in zijn eigen
twißzaak, zegt de wijze man, fchijnt regtveer-
dig te zijn ; Maar zijn naaße komt, en hij on-
derzoekt hem. En dus in dit opzigt, zal ik uw
-naaße zijn ; want ik zal uw hart onderzoeken tot
den grond toe; dat is te zeggen, als uw brief uit
uws harten grond gefchreeven is. Egter weet ik
Avel wat een iluk werks ik aangevangen heb,
van wegen uw bekwaamheidt in 't fchrijven, daar
gij voor bekendt zijt: Maar ter verdeediging van
eens Vaders autoriteit, voor het welzijn, en de
eer, en de vootfpoed van een flimily daar men
van afkomt, hoe harden ding zou het zijn , dat
men daar niet alle argumenten zou kunnen om
verre gooijen, die een Rehel kind (Hoe ongeern
fchrijf ik dat woord van juffer Klaarcje Harlowe)
voor haar hardnekkigheidt kan inbrengen ?
In de eerlle plaats, verklaart gij niet (en dat
ilrijdig met uwe verklaaringen aan uw Moeder;
denk daar eens aan , kleuter!) dat gij zin hebt in
tien man , die wij alle haaten, en die ons alzo
boos haat? En dan nog wat befchrijving hebt gij
gegeeven van een braaf man! Ik verwonder mij,
dat gij zo vrijpoilig durft fchrijven van een , dien
wij alle achting tocdraagen - Maar moge-
lijk is het wel om die reden zelf.
Hoe begint gij uw Brief! — Om dat ik den
ilr. Solmes als mijn vriend hoog achte , daarom
behandelt gij hem te flegter. - Dat wilt
gij 'er diüdejijk me^ Jzcggen, Juffertje 1 — Ik be"
20
ρ
tj
ύ
;
Β
fi'·
mm-
m
u ■. /
%
i ^
-ocr page 397-Juffer GLARTKSA liARLOWE.
zo gek niet, of ik kan duc wel zien -En
XLilk een bekend lioerejaager moet men kiezen bo-
veii een man die een liefliebber van geld is! Laat
ik 11 zeggen s Nigr, dat dit zulk een nufje weinig
beraamt, aJs waarvoor men u altijdgereekentheefr.
Wie doet meer onrecht, dunkt u, een verkwiiler
of een fpaarpot ? - De een bewaart zijn ei-
gen geldt; de ander verkwiil dat van andere
luiden. Maar uw gunil-eling is een booswicht, die
cchc, en in de wol geverfd is.
Ds duivel fpeclt met uw Sex! God vergeef
mij dat ik het zeg - De vicfte van haar zal
haar zin laaten vallen op een fnoodcn Guit eii
Hoe - Ik onderftel dat ik het woord niet we-
der noemen moet: - liet Woord zal ilooten,
daar men den Deiigenict^ die met dat woord be-
noemt wordt, zal kiezen! - Ik zou tot dee-
2en tijdt toe geen Vrijer gebleeven zijn , had ik
zulk een hoop van tegenilrijdigheden in jcluij alle
niet gezien. —- Zulke Muggenzifters , en
Kemel-zwelgers, gelijk de hoogwaardige Heilige
Schrift het heeft.
ï\1ct wat naamen zal de verkeertheidt de din-
gen al niet benoemen! Een voorzigtig man, die
iedereen zoekt recht te doen, is een gierig man!
---Terwijl een fnoode, overgegeeven. Guit
gedoopt wordt met de benaaming van een galanc
man; en een poliet man, verzeeker ik je ί
Met is vaft mijn gevoelen, dat Lovelace zo
veel achting niet voor u zou hebben; als om twee
reedencn. En wat zijn deeze? - Uit fpijtigheidt
teegen ons allen - dat 's 'er een: De ander, om
uw onai^hanklijk goed. ik wenfchte wel, dat uw
i'i
544 DE HISTORIE VAN
Grootvader hetgeen hij deed niet zo veel in uw
eigen raagt gelaaten had, gelijk ik zeggen mag.
Maar weinig gedagten had hij, dat zijne geliefde
Klein-dogter zig tegen alle haare vrienden zou
iianilellen, gelijk ze gedaen heeft.
Waarop heeft de Hr. Solmes te hoopen, zo
gij vooringenoomen zijt! Heila! Ben jij dat,
Nigt Klaartje! I leeft hij dan niets te hoopen van
iiws Vaders, en Moeders, en Onze recomnian-
datien? — Neen, niemendal, naar Vfchijnt! —
Wel dat is mooij! — ik zou denken, dat dit ge-
noeg was, bij een gehoorzaam kindt, gelijk wij u
dachten te zijn. Op deeze uwe gehoorzaamheidt
betrouwende, voeren wij maar met de zaak voort:
En nu is 'er niet aan te doen: Want wij willen
niet te leur gefteldt worden. En onze vriend de
1 Ir. Solmes zal het ook niet, dat kan ik je zeg-
gen.
Of uw Goed voor hem welgeleegen h, wap
is dat dan ? Bewijit dat (lioute Nigt) dat hij u niet
lief heeft·? Het was wel noodig dat hij wat goed
wet u verwachte , die zo weinig goed van u te
hoopèn heeft, verilaje wel? Maareijheve, is die
Goed ons Goed niet, gelijk wij zeggen moogen?
Hebben wij alle daarin geen belang, en een ou-
der recht daarop, indien het recht zou gegolden
hebben ? En was het wel meer dan een goed oud
mans kindsheidt, onze lieven Heer geef zijn ziel
rulle i die u het zelve gaf voor ons allen ? --
Wel nu dan, behooreri wij geen keur te hebben,
wie dat met u ten huwelijk zal hebben? En zout
gij wel het hart hebben om te wenfchen, dat wij
ccn fnooden knaap, die ons allen haat, daarmede
Iii
.v
-ocr page 399-Juffer CLARISSA HARLOWE. 3 45
'zouden laaten voortgaen ? --- Gij vermaant mij
re ovenveegen, wat gij fchrijft: Overweeg gij dit.
Kleuter: En het zal blijken, dat wij meer voor
onze zaak hebben, dan gij wel dacht.
Wat belangt uwe harde behandeling, gelijk
gij Λ noemt, daarvoor heb je u zelf te danken.
1 let zal over zijn, ais gij maar wilt. Dus reeken
ik dat niemendal. Gij wierd niet gebannen eii
opgeilooten als na dat allerleij ernftige vermaanin-
gen en fraaije reedenen op u beproeft waaren:
Verfta je wel? En de Hr. Solmes kan uw hardnek-
kigheidt niet gebeeteren. - Dat begrljpje
ook wel?
ïVat aangaet het bezoeken, en htzogt -wor-
den ^ op geen van beide wasje ooit ilerk g'cileld:
Zo dat dat een bezwaarnis is, die maar in de fehaal
gelegt wordt om gewigt te maaken. — Wat de
fchande belangt, die is al zo erg voor ons als voor
u: Zulk een mooij jong menfch! Zo zeer als wij
op u plagten te pochen! — En behalven dat ook,
dit ilaat alles in uw eigen macht, gelijk de reft.
Maar uw hart deinil te rug, als gij u zelve
vvoudt overreeden om uw Ouders te gehoorzaa-
men — Aardig befchreeven, Is het niet! — Maai'
al te waaragtig, beken Ik, naar dat gij u aanftek.
ïk weet dat gij hem kunt liefhebben, als gij maar
wik. Ik was haail in de wil om u te beveelen
hem te haaren; dan zout gij, miiTchien te meer
zin in hem hebben: Want ik hebbe altijd de vrecs-
lijkfle grilzieke verkeerdheid in uw Sex 2;evondcn.
yp 7 -O
lp aoen en te beminnen^ hetgeen gij niet behoor-
de , is eecen , drinken, en klceding voor u al-
len.
De HISTORIE vam
Ik ben volftrekt van uw Broeders gevoelen i
'Dat hezen en fqhrijven, fchoon niet kwaad voor
het vernuft van u jonge Kleuters , niet goed is
voor uw oordeel, - Gij zegt, gij meugt
waanwijs, zijn, Nigt; gij meugt trots zijn / τ-
En zo zijt gij, met deezen heer te verachten, ger
lijk gij doet. Hij kan zo wel leezen en fchrijven
als de meeße beeren, dat kan ik je zeggen: Wie
vertelde u, dat de Hr. Solmes niet kan leezen en
fchrijv^in? Maar gij moet een man hebben^ dU
ti iets kan keren I Ik wenfchte, dat gij uw piigc
zo wel kende, als gij uw bekwaamheid) kent —
Dat, Nigt, hadt gij zedert eenige daagen wel
pioogen leeren; en derhal ven zal dg Hr. Solmes
iets vinden om u in te onderwijzen. Ik zal hem
deezen Brief van u niet toonen, fchoon gij het
fchijnt te begeeren, op dat het hem niet aanzette
om al te geftrengen Schoolmeefter voor u te zijn,
als gij de zijne zijt.
Maar nu ik mij bedenk, onderftel al eens,
dat gij radder rer pen waart als hij - Gij
zult dies te nuttiger Wijf voor hem zijn; zei je
niet? Want wie is zo goeden huishoudiler als gij?
•-En gij kunt al zijn boeken houden, en een
Rentmeeller voor jeluij befpaaren. - En,
iaat ik je zeggen, dit is al een mooij voordeel in
een family. Want die Rentmeefters zijn dikwijls
lompe vlegels , die zig van het Goed van een
ïTienfch meeiler maaken, voor dat hij weet waar
hij is; en niet zelden is hij genoodzaakt intereil:
te betaalen van zijn eigen geld. ·
Ik weet niet, waarom een goed Wijf zig met
dceze dingen niet zou bemoeijen. Het is beerer,j
t '.!»; ■
Ρ
I'
ïia
F
R
li
φ ί
(I f.-!''
f
IN:
Juffer CLARISSA HARLOWE. 3 45
iian den haiven dag te bed te leggen, en den ge-
heelen nagt te flampampen en op de kaart te ipee-
len, en jeluij tot alles goeds geheel onnut te niaa-
ken, in uw eigen famiiijen, gelijk nu onder u de
mode is-De drpes haal je alle,, die zo doet,
zeg ik! --Dog 't is goed, dank zij mijne ilar-
ren, dat ili een Vrijer ben f
Daarenboven is dit een Werk, daar gij won-
idcrJijk wel in bedreeven zijt: Het is u leed, dat;
liet u hier ontnoomen is, gelijk gij weet. Dus
2uli:gij hier, Juffertje^ bij den Hr. Solmes iets heb-
ben om reekening en boek van te houden , tot
voordeel van it en uw kinders: Bij den ander zulc
gij miiTchien ook wel hebben reekening te houden
■-Maar een reekening van 't geen over 't lin-
Vi
ker fchouder gaen zal: Alleen van 't geen hij ver-
fpilt, hetgeen hij borgt, en 't geen hij fchuldig is,
cn nooit betaalcn zal. Kom, kom, Nigtje, gij
weet niet van de Wereld; een man is een man,
en in een mooij man kan je moogelijk zo veel
participanten hebben , cn ook wel heel koiVoaa-
re , die alles verkwiften wat gij befpaart. Der-
halven de Hr. Solmes voor mijn geld, en ik hoop
voor het uwe.
Maar de Hr. Solmes is een grof man. Hij
is niet teder en fijn genoeg voor uw viesheid; om
dat hij, onderilei ik, hem niet kleedt gelijk een
zotskap en uilskuiken, en om dat hij hem niet uit-
iegt op brabbeltaal van complimenten, dat een
vergif is voor de vrouwelijke hedens. Hij is een
man van verftand , ^an ik je zeggen. Niemand
praat beeter ten propooile bij ons : Maar gij
ll-huwt hem zo, dat hij geen geleegentheidc lieefc,
n
i
om het bij u te uit^n; En een iiian die, verlieft is«
al heeft hij noch zo veel verftand, kijkt gelijk een
gek; bijzonderlijk als hij veracht wordt, en be-
handelt, gelijk gij hem de laatilemaal, dat hij in
uw gezelfchap was, behandelde.
Betreffende zijn Zußer ; Zij vci-flingerde
haar (g^lp g'j wilt doen) teegen zijn duidelijke
waarfchouwing: Want hij zeide haar waar ze ftaat
op te maaken had, zo zij trouwde daar ze ge-
trouwt is. En hij was zo goed als zijn woord; en
zo behoort een eerlijk man; Als men tegen waar-
fchouwingen aangaat, moet men 'er gevoel van
hebben. Draag zorg dat het met u zo niet wordt,
Verfta je wel?
Zijn Oom verdient geen gunil van hem, want
hij zou den Hr. Solmes bedroogen hebben, en Sir
Olivier haait zo ver hebben gqkreegen , dat hij
hem zelf het Capitaal had nagelaaten, dat hij voor
hem zijn Neef akijdt gefchikt had; en dien hij in
tle hoop daarop had opgebragt. yil te gereede
z'crgeevmg is maar een aanmoediging voor he-
leedigingen. Dat is de zetreegel van u goede
Vader: En daar zouden niet zo veel halftarrige
dogters zijn, als 'er zijn, zo die zetreegel wierdc
In agt genoomen. -- Straffen zijn van dienit
voor kvvaaddoenders j Belooningen behooren al^
leen te zijn voor die het verdienen: En de eerfte,
denk ik, dat geilrengelijk.zijn uit tp deelen, iiii
ïiioi dtwillige gevallen.
Wat zijn Liefde belangt; hij toont die maar
te veel na uw verdienften gereekend, zo als die in
ecnigen tijdt geweeil zijn; Dat moet ik je zeggen.
μ»
- C t
i, .l·-
11Λ
V J
En ongeluk; en mee den tijtk mag hec
het u'ive ziju.
Wat zijn Zuinigheidt belangt , die gij boos-
iiik duhelfcb noemt (een heel vrij woord in uw
mondt, moet ik je zeggen) weinig reden hebt gi]
onder alle andere daartoe , aan welke hij. voor-
hccic, uit zijn eigen vrije wil, om alles te maa-
ken wat hij in de Wereld heeft: Een bewijs, dat^
laat hem de Rijkdommen zo lief hebben als hij
wil, hij z^inog liever heeft. Maar op dat u allé
voorwendzel uit deezen hoofde benoomen worde,
zullen wij hem een band om den hals leggen zo
als gij het maar wilt hebben, en hem door de hu-
welijks-artikelen verbinden Om alle vierendeels
jaars een heel niooije Som aan u toe te ilaan om
daarmede te doen wat u belieft. En dit is u van
te vooren al gezegt; en ik heb het gezegd aaii
Juffrouw Howe (de goede en braave Ladij) in 't
bijzijn van haar hoogmoedige dogter, op dat het
u weer zou ter ooren komen.
Om de befchuldiging van vooringenomentr
heidt voor Lovelace teegen te gaan, biedt gij
aan om hem nooit te hebben, buiten onze toe-
üemming: En wat is dit te zeggen, als dat gij op.
onze toelkmming zult hoopen,' en ons zo hllig be-,
praaten en bet zo moe maaken, dat wij het ein-
delijk toertaan? Daarenboven zal hij altijd nog
hoop hebben, zo lang als gij ongetrouwt blijft:
En wij zuilen op deeze wijze al voort moeten lee-»
ven (zullen wij niet i) terwijl wij van u geplaagc
worden, en geftadig een waakend oog over u
moeten houden; en al zo geilaadig zijn blootge-
itelc aan zijn baidaadighcic en dreigementen. Denk
een?'
i .. ..i
- ï
. - Λ
:·: ; i
DE HISTORIE van
IIP
fecns aan verleeden Zondag , Kleuter! —
Wae had'er wel niet gebeuren kunnen ^ hadden
uw Broeder en hij malkander aangetroffen? ---
Behalven dat ^ kunt gij met zulken ziel als hij is
niet doen, dat gij doen kunt met den braaven Hn
Solmes: De een zuk gij doen beeven; de ander
zal u doen fidderen --—^ Verila je wel? -
En gij zuk niet in ftaat zijn óm u zelf te helpen.
En bedenk , dat zo 'er eenig misverftand mögt
zijn tuiTchen een van hen en u, wij 'er alle ons
houden inileeken ; en met vrugt ongetwijfFeld:
Maar met den ander, zou het zijn, ik 'wtl 'ΐ zelf
doen^ Zelf hebben ; en wie zou zin hebben of
durven ^ om een woord voor u te koop te fpree-
ken ? En laat de onderftelling van huwelijks-ge-
fchillen u niet bang maaken: De wittebroodts-
hiaand duurt hedendaags niet boven veertien da-
gen; endezijde fpek van Dunmow*, zomijberigc
fe, wierd nog nooit gevorderd; ichoon zommige
zeggen dat het gefchied is. Het Huwelijk is
een miflelijke ftaat ^ kindt, het zij het van de par-
tijen zelf, of van hun vrinden geflooten wordt.
Van ons drie Broeders^ weet gij, was'er maar
een , die de couragie had om te trouwen. Eit
waarom was het, denkje ? Wij wierden wijs uit de''
ondervinding van andere luideni i
Vcr^
* Ecne oude en voornasme Stat? in ÈflèXi Tn dé7.elve was^
een Klooftef, alwaar een zijdt; Spek voor niet genaaid kou
worden van zodanij^en >, die een jaar eji dag getrouwd gcwcef!:
zijnde, man en vrouw beide, bereid waaien, om voor den
Prior, en zo vcele andere als 'er bijnvilden zijn, al knielen-
de, op twee fcherpe ftcenen, onder eede te bemigen , dat het;
trouwen hen nog niet berouwde, en dat zij nog geen kiakecf -
in dien tijd gehad hadden. Zie Camdens Britaniim Tom. L f. \
413. Gentlm* Magak,. June 1751. p. 148. Ytrté
h
w
ïh:
I f
H , I
\
u
fiwiiiiiiiMii^
I
■
-ocr page 405-Juffer CLARISSA HARLOWE. 35I
Veracht het geld niet zo zeer: Het kon wel
feetis koomen, dat gij de waardij daarvan kennert
leerde: Dat is ^en ftuk van onder%vijs , dat gij
nog te keren hebt; en waarin, volgens uw eigeri
denkbeelden, de Hr. Sohnes v/el in flaat zal zijn
U te onderrigten.
Inderdaadt ik veroordeel dé hitte van tiw ij-
ver. Ik wil niets infchikken wegens hoon en on·^
genade^ die gij u zelf op V lijf haalt. Indien ik'
ze onverdiend achte, zoud ik uw voorfpraak zijn^
Maar het was altijdt mijn denkbeeldt, dat kinders
de autoriteit Van hunne" Ouders niét betwïften
moeiten. Wanneer uw Grootvader u zijn Goed
naliet, fchoon zijn drie Zoons, en een Klein-
zoon, en uW oudér Zufter, in weezen waaren,
beruftten wij alle daarin : En waarom ? Om dat
het ons Vaders werk was. Volg 'gij dat voorbeeld
naar: Zo gij het niet wilt doen, dan pllen die
geene, die het ü gegeeven hebben, te meer ree-
den hebben oni u voor onverfchoonlijk te houden.
Verila je wel, Nigt?
Gij fpreekt al te (inaadelijk van uw Broeder:
En in uw Brief aan hem toont gij zeer veel klein-
tichting ; Trouwens ook tegen uw Zufter in den
Brief dien gij haar fchreef. Uw Broeder, Ma-
dam, is uw Broeder; een derdepart ouder als gij
zelf: En een Mansperfoon : En eilieve wees zo
goed, om niet te vergeeten , wat gij aan een
Broeder fchuldig zijt, die (naail: ons drie Broe-
ders) het hooft is van de familij-, en daar de
naam op ruil: i—- Gelijk op üw gehoorzaa-
me onderwerping ruit de uitvoering van het no-"
belfl: plan , dat 'er ooic ontworpen wierd tot eer
vau
1
< -i
-ocr page 406-van de familij, daar gij van afkomt. En eylievö
laat ik je nu eens vraagen ^ Of de eer daarvan
geen eer voor u zal zijn ? —-- Zo gij dat niet
denkt, te onwaardiger ben jij. Gij zult het plan
zien^ zo gij belooft daartegen niet vooringenoo-
nien te zijn het zij het regt of kwaalijk zij. Zo
gij niet verzot zijt op dien man, ben ik'verzekert,
dathetuzalaanihan. Zo gij 't al zijt, al waar dan
de I Ir. Solmes een engel ^ het zoü niemandal te
beduiden hebben : Want de duivel is Liefde, en
Liefde is de duivel, als een van jeluij het in haar
kruin krijgt. Meenige voorbeelden heb ik daar-
I
Pi φ
Li ^ J
'f
van gezien.
y// maar ''er zulk een man ah Lovelace niet
in de wereldt j zoiidt gij den Hr. Solmes niet
willen hebben --Gij zoudt niet willen^ Juf-
fertje ! --- Heel mooij, waaragtig-Wij
zien inderdaad hoe bitter uw hart is. --Ver-
wonder u niet, naardemaal bet tot uw mePivil-
ien gekoomen is, dat die geene die autoriteit over
11 hebben , zeggen,. G^)" 'zult den ander hehhen^.
En ik ben 'er een van. Verfta je wel ? En pail
het Ü óm uit te jpreehen ^ juffertje ^ het paft
ONS niet om tn te jpreeken. Dafs leer om]
leer, jlaje mij ik ßaje weer: Neem dat ook maar j
in uw acht. · :
Ik ben needrig van gedagten, dat de Hr.j
Solmes het hart van een man^ eti van een eedèl-
inan beeft. Ik zou u derhah^en raaden om het
niet tè veel te tergen. Hij heeft al zo veel mede-^
lijden als liefde voor u. Hij zegt, Hij wil u vair
zijn Liefde door daaden overtuigen, naardemaal gij,
liem niet toelaat om het liiet woorden uit te druk-,.:
I
Juffer CLARISSA liARLOWÉ.
kelT. Al zijn vertrouwen is op uw cedelrtioedig-
heidt hierna: Wy hoopen ^ dat hij daarop mag
vertrouwen: Wij moedigen henl aaii om te den^
ten dat hij zo doen magi En dit geeft hem eert
hart onder de riem. Zo dat gij zijn aanhouding
aan uw Ouders en uw Oomen ineügt danken;
cn Dit, wiset gij ^ zal een andei: bewijs van uw
fchuldigeii pligt zijn.
Gij nioefi: w.él kunneti mérken, dat gij fmaaln
op uw Ouders ^ en drts allen, wanneer gij niij zegt
dat gij de Huwelijks voorwaarden aan ü voörge-
ftelt, niet ha regtvaardigheidt kunt aanneement.
Over zulk fmadlen zouden wij óns van ü wel eer
temoiidert hebben; maar doeri 't nu niet.
Daar zijn veele andei-e pafiagies ih deeze
vrijen Brief van ü, daar vrij v/at bp te zeggen valt;
dog wij móeten die op reekenirtg ftiellen van uw
hitter hart. Ik ben blij dat gij dat woórdt meld-
de,-dewijl wij 'ermee verleegeh zouden geweeft
zijn , hoe wij het hdehien moeileri. — Ilc zoii
evenwel veel liever redeii gehad hebben bm hec
een beeter naam te géev'en.
Ik heb u nOg zeer lief ^ Juffer; Ik acht u i
fehoon mijn Nigt ^ voor eene van de mooifte jon-
ge deerns die ik ooit gezien heb: Maar op mijii
éonfcieneyj ik denk \ dat j^ij uw Ouders behoorc
te gehoorzaamen ^ en mij te believen , en mijii
Broeder Johannes: Want gij weet zeer wel; dac
ons niet als üw weliiijn ter harte" gaat; hoewel be-
ilaanbaar met het weizijn en de eer tan ons allen'.
Wat moeten wij van een daarvan denken ; dié
niet het welzijn van 't geheel zou willen bevor-
deren? en die het eene deeldaarvsn teegen liet an»
' De HISTORIE van
zou opvoeren ? — Hetwelk God verhoede 4
zeg ik! — Gij ziet, ik ben voor \ weizijn van al-
Wiit zal ik 'er mede winnen , de zaaken
moogen loopen zo zij willen? Ben ik iets van ee-
iiig nienich van nooden voor mij zelfs? is het ook
mijn Broeder Johannes ? —— Wel dan , Nigx
Klaartjc , v^rat wil je dog, gelijk ik zeggen mag'?
Maar Ö gij kimt den Hr. Solmes niet liefheb-
ben! -Maar, ik zeg,; gij weetniet waÉ
je doen kunt» Gi] ßijft u zelf in uw mishaagen..
Gij laat m^ dat uw hart (weinig had ik gedagc
dat het zo aanvallig was) te rug deinß. Neeni
het onder de kuur, Nigt; jaag bet voort zo haait
als het te rug deinß,(yi\] doen zo in alle onzd
Zee-gevegten, en Landgavegten ook, met onze
Matroofen en Soldaaten , of wij zouden hét niet
winnen) en wij zijn alle wel verzekerd , dat gij
het zult onderlDrengcn. En^ waarom ? Om dat
gij het behoort te doen. Zo denken w/}', wat
gij 'er ook van de.nken mcugt. En wiens gedag-
ten moeten meeil gelden? Gij meugt vërmiftiger,
zijn als wij; maar zo gij wijzer ζψ^ dan kan't
heel weinig helpen moet ik je zeggen , of zonv
mige van ons dertig of veertig jaar langer gelcelt: :
hebben , als gij.
Ik heb al zo lang&n Brrief geichrecven als do
iTwe. Ik mag in zo vluggen , of zo bei-chaafdei>
ilijl niet fchrijven als mijn Nigt: Maar ik denk,^
dat ik alle reden aan mijn kant heb: En· gij zult'
mij machtig veel verpligten , zo gij mij wilt too^
nen dat gij ook zo denkt door u te voegen m,
onzer aller begeerte. Zo gij dit niet doet, moet.
gij niet in mij verwagten een Voorfpraak, of zelf
een
i
l'Ml
ϊΐ'
f-
u
! V,.
Èen Vriend, hoe zeer ik u ook liefheb.· Wauij
dail zal het mij leed zijn genoemd te wói'den ^
Uw O öni \
Antony Harlowe^
t>'ings-dag, te twee uur en nagtSp
^ JPoßfcriptunL·
Gij moet mij geen meer Brieven zenden;
Maar een onderwerpelijken meugt gij wel zenden
Maar ik behoefde u dat niet verbooden te heb-
ben 5 want ik beh verzeekert, dat de'eze, met goe-
de reedenen, onbeantwoordelijk is - Dat
weet ik. Ik heb dag en nügt gefchreeven, mag
ik zeggen, al zedert Zondag morgen , büiteti
kerk-tijdt alleen, of dergelijke : Dog deeze h dc
Me; kan ik je zeggen,"vati
yufer clarissa harlow-e, am jufer^
Howe. »
ï> onder dag den 16 van Maart,
t
Zo flegten uitilng gehad hebbende met mijit
^lanzoek bij mijne INabciraenden, hebbe ik'eeri
. , ■ Ζ . ' - - ■ ' ίΐαρ
ftap gedacn, waarover gij verbaasd zult ^rjn. Hcc
is geen ancler , clan een Brief te Ichrijvcn aan dan
I lr. Solmes zeiven. Ik zond dien ; en hebhe zijn
Antwoord. Hij had zekerlijk daarin hulp. Want
ik hebbe een I3rief van hem gezien, die al zo
ïlegt van bcwoordmge , ais zober gefpeld was»
Het opfchrift egier Is van z/jw^ vindinge , durvc
ik zeggen; want hij is een bloed vol uiterlijke en
ftijve gemaaktheid. Nevens deeze^ zal ik cetieii
van mijnen Broeder aan mij inilüiten ^ ter gelegen-
jheid van den mijnen aan den Hr. Solmes gefchree -
ven. Ik dagt dat het mogelijk was deezen maii
te mg te zetten , om met zijne ondcrneeminge
niet voort te gaen; en indien ik dat gedaen konde
hebben , zoude het alle mijne wenfchen hebben
beaniwoord. Het was wel waardig het eens te
beproeven. Maar gij zult zien , dat 'er niets aan
te doen is. Mijn Broeder heeft zijne maairegels
l ■
'i
-11 ■
' ?
ίί'ΐ
f - I
- 'if i-
te WIS genomen.·
yfa/i Rogier Solmes, Schildkn,
Gij zult u verwonderen een Brief van te
ontvangen, en nog meer over het ongemeen on-
derwerp van denzelven. Maar de noodzaakelijk-
heid van het geval zal mij regtvaardigen , ten
minilen naar niijne eigene gedagten , en ik zal
deihalven geen andere verontfchuldiginge daar-
voor maaken.
Wanneer gij eeriV aan onze fiunilie kennis
-ocr page 411-Juffer CLARISSA HARLOWE. $5f
kreegt , vondt gij dc ichrijiïler van deezen cenQ
der geliikkigile menicheii ter wereld; bemind viiu
de belle en coegeevendile Ouderen , en zig ver-
heugende in de vriendlijke gimil van twee toege-
negen Oomen, en in de agtinge van iedereen.
Maar hoe is dit gelukkig tooneel nu veran-
derd ! —-- Het behaagde u een gunllig oog
Qp mij te werpen. Gij deedt uw aanzoek bij mij-
ne vrienden: Uwe voorilagen wjerden va.n hea
goedgekeurd — goedgekeurd zonder mij re raad-
pieegen; als of mijnQ keuze en geluk hen minfc ia
aanmerkinge kwam. Diegeene, welke regt op
mij hadden tot a,lle redelijke gehoorzaamheid ,
drongen daarop Yolilrektlijk. Ik had het gelulc
niet van te denk'^n , gelijk zij ; van den eerllen
af genoegzaam verfchilden mijne gevoelens vaix
dc hunne. Ik fmcekce hen ora mi] te gemoet tc
koomen in een ftuk van zo veel belang voor mijn
toekoomend geluk: Maar, helaas! te vergeefs. Έλ\
daarop (want ik dagt dat het niet meer dan ee-
relijk was) gaf ïk u mijne meeninge te kennen;
en zelf dat mijne genegenheid reeds verknogt was.
]\iaar^ tot mijn verdriet en verwonderingebleefc
gij aanhouden, en houdt nog aan.
Het gevolg van alles is te fmertelijk voor mij,
om het hier op te haaien: Gij , 4ie zulken vrijen
toegang hebt tot de re^ll mijner familie ^ Weet bec.
maar al te wel a] te wel WQet, gij het, d^n dat
het of tot lof van uwe eigene edelmoedigheid kaa
ftrekken , of tot luifter van mijnen goeden naam^
Ik worde , ora uwenthalven , behandeld, zo als
ik nooit te ,vooren behandeld wicrd, en noo|^
t.^ voQren geagc wierd-te verdienen om behan
Ζ ι MC
-ocr page 412-dcld te worden; en deeze was de harde , ^ë
onmogelijke voorwaarde om in hunne gunft we^
der te geraakeri, dat ik een man boven alle ande-
re moet kiezen , die ik niet kan kiezen lüt alle
andere.
Dus geprangd, en ongelukkig geworden, en
dat alles om uwent wille , en doör uwe wreede
aanhoudinge, fchrijve ik, mijn Heer, om van u
den vreede der ziele wederom té eifchen, waar-
Van gij mij beroofd hebt: Om van u weder te
eifchen de Liefde van veele waarde vrienden, die
gij mij benomen hebt; en, indien gij de edelmoe-
digheid bezit, waarin een man, 'en een Edel-
man behoort uit te munten, om u te bezweeren,
dat gij niet voor'tgaet met een aanzoek, 't welk
van zulke wreede uitwerkzelen 'gevolgd is voor
haar ,' die gij betuigt agtinge toe te draagen.
Indien gij mij Weezenlijk hoogagt, gelijk
mijne vrienden mij willen doen gelooven, en ge-
lijk gij verklaard hebt te doen, moet het niet ee-
ïie laage en eigenbaatige hoogagtinge zijn ? Eene
ïióogagtinge, die van geen verdiente zijn kan bij
derzelver ongelukkig voorwerp, om dat ze ge-
paard gaet met uitwcrkzels, die haar zo fmertelijk
zijn? Het moet alleen zijn om u eigen zelfs wil^
en niet om mijnentwil. En zelf in dit opzigc
moet PI kwaalijk hebben; want zou een voorzig- ^
tig man wenfchen eene vrouw te trouwen , dié! j
hcni haar hart niet geeven kan V Die' hem geeii^
agtinge kan toedraagen? die derhalven eene fleg-';
te vrouw moet worden ?- En hoe wreed '
mx hec zijn, een arm fchepzel tot eene flegtê
Γ ■ .
vrouw
-ocr page 413-εγγτ^βη—-sbhüssr
Juffer CLARISSA HARLOWE, ^ 5 59
' vrouw ce maaken, die 'er haare eere in zou ftci^
kn, om eene goede te worden?
Indien ik in ftaat ben om 'er over te oordee-
ïen, verfchillen onze inborften en neigingen bij-
fter veel. Eenige andere van mijne Sexe zal u gé-
lukkiger niaaken, dan ik kan doen. . De behan-
äelinge, welke ik ondergae, en de hardnékkig-
heid, gelijk men 't noerjic, waarmede ik mij 011
'der dezelve ophoude, behooren u hiervan te ovei -
tuigen; al waare ik nkt in ilaat, om zo goed ee'
ne reden te geeven van deeze mijne g^ivvaande
flijfzinnigtieid, als dat ik niet kan toeftem.iflen om
pen man te trouwen , welken ik niet veel kan
agten.
Efog indien gij, mijn Heer, zo veel edelmoe-
digheid niet hebt in uwe hoogagtinge voor mij,
dat gij om mijneniwille zoudt willen afiben, laa-
te ik u dan bezweeren, bij de agtinge die gij aay
u zeiven ^ en uw eigen toekoomend geluk ver-
ichuldigd zijt,dat gij uwe vrijeiij afbreekt, en uwe
genegenheden ftelt op een waardiger vo.orwerp :
Want waarom zoudt gij mij elendig, en wzeheil
piet g^kkig maaken? Door dit middel zult gij
alles doen, wat nu in uwe magc is, om aan mij de
genegenheid mijner vrienden weder te herftellen ^
en indien dat gefchieden kan, zal het mij in zul^
ken gelukkigen ilaat laaten als waarin gij mij ge-
vonden hebt. Gij behoeft maar alleen te zeggen^
Dat gij ziet dat 'er geen HOOPE, is, gelijk gij
het mitTchien beleeidlijk zult noemen , om met '
mij te ilaagen; (Ejn inderdaad, mijn Heer, daap
kan geen zekerder waarheid zijn) cn dat gij de^r
UIÜUH."™'!!
-TT'
-Tm
halycn niet meer om mij wilt denkan; maar mve
gedagten ergens anders heen wenden.
Uvve inwilliginge van dit verzoek, zal mij
de grootfte yerpligdnge aan uwe edelmoe^g-
|ieid opleggen, en mij voor altoos maaken
Uwe keihvenfibenäe en nederige Dienaares^,
Clarissa Harlowb,
« !
'é^af^. Jufer Clarissa Harlowe,
Vertoont met fchuldige eerbied^
'Jtllerließe Jufer.
IK'
Τ
m
..M.i.1 ,.ι·.. ί, _ -
Uw %ief heeft e^n geheel ftrijdige uitwerr,
Iking op mij gehad, van 't geen gij daarvan fchijn^
verwagt te h^ben. Hij heeft mij dubbeld over^
tuigt van de vaortreflijkheit van uw .gemoed; er^
deszclfs eerlijke gefteldheit. Noem het eigenhacl·-
tig , of wat u belieft, ik moet met mijn vrijerijl
aanhouden; en gelukkig zal ik zijn, zo ik doo?
gedult en volharding, door een ftandvaftig en on-
veranderlijk poogen , ■ ten laatften de zwaarigheit:
niag te boven kqomen, die mi] in den weg Haat.
Voor zo \erre uwe goede Ouders, uwe Oo-.
men, en andere Vrienden v.olftrektlijk vaft be-
ilooten hebben, dat gij d^n Hr, Lovelace nooit
pk hebben, zo zij het keeren kunnen; envoor
zo verre ik denke, dat 'er geen ander in den weg
fs; zo ζάΐ ik geruft den iij^dlag van dceze zadk at
' ....... - - f · ·^ wacb-
·■ -r-
-ocr page 415-1)
Vaehten. En, vergeef het mij, allerlieffte Jtiffer^
iemand zou mij eer overreeden, om hem mijn Ca
pitaai Qv^r te geeven, als een blijk van mijn edel·*
mocdigheitj'om dat hij zonder hetzelve niet ge-
lukkig kon zijn, als dat ik een veel waardiger.fchat
zou aflben, om het geluk van een ander te be.-
vorderen, en hem den weg jc geiT^aklijker te maa-
ken om mijzelven te onderkruipen.
Pardonneer mij, lieve Juffer, ik moet aan-
houden, fchoon het mij leed is, dat gij om mij-
nenchalven lijd, gelijk het u belieft te denken;
want ik zag nooit te vooren eene vrouw , die ife
kon beminnen: En terwijl 'er cenige hoop is, ea
gij dus blijft zonder aan eenig gelukkiger man te
worden uitgegeeven, moet en ^al'ikzijn
!
Uwe getrouwe en Q^derdaanigc
Ferwonderaar y
Rogiek. Solmes.
Den lö Maan,
1 I
jpi? /fr. Jakob Har ld we, aan Juffer Cl.
Harlowe. ,
Oen i6 Maart,
ι
Wat eene fijne gril hebt gij in uw hoofd ge-
van een Brief te fchrijven aan dep Hr.
Solmes, om hem te overreeden dat hij aillae van
V aan te zoeken 1 --Van alle de mooije hoog-
yiiegende buitenfpoorigheden , daar gij u mede
5 ' ' ■ > ■ Ycrr
1 .
-ocr page 416-«vermaakt hebt,, was deeze zekerlijk eene van dé
buitengemeenfte. ^ Dog om niets te zeggen van
het geen ons alle in ve^olgenheid regen ii ont-
fteekt (dat gij uwe vooringenomenheid bekent
voor eenen deugniet, en iiwe onbeicheidenheid
tegen mij, en uwe Zuiler, en uwe Oomen; waar-
van de een u den bal weer heeft toegeflagen,
kind) ; Hoe kunt gij den Hr. Solmes de fchuld
geeven van de behandelinge, waarover gij zo bit-
terlijk klaagt? -Gij weet, zottinnetje als gij
zijt, dat het uwe malle liefde voor.Lovelace is,
die u alle deeze dingen op den halze gehaald heeft \
en die gebeurd zouden zijn, het zij de Hr. Solmes
II met zijn aanzoek vereerd had of niet.
Alzo gij noodzaakelijk weeten moer, dat dit
de waarheid is, overweeg dan, fraaije vernuftige
Jiiffer, zo uw" verzot minziek haVt u toelaat iets te
overweegen, wat eene mooije vertooninge alle
uwe redentwiilingen met ons, en befchuldigingeu
tegen den Hr. Solmes maaken! --Want met
wat welvoegelijkheid eifcht gij van hem^ dat hij
uuw voorig geluk wedergeeve , (gelijk gij het
noemt, en het enkel m^i'^x ζο,ηοεηκ; want indien
gij onze gunfl: daarvoor hield, zoudt gij het u zelf
ve wel weciergeevenJ nademaal het in uw eigen
vermogen is om zulks te doen? Daarom, JuiFep
Snaterfnel, geen van uwe gemoedlijkheden, uit^
genomen,ter regter plaatze. Maak daar ftaat op,
net zij gij den Hr. Solmes krijgt of niet, nooit
zult gij uws harren luft, den fnooden Schelm Lo-
Vdace hebben indien uwe Ouders, indien uwe^
Oomen , indien ik het beletten kan. Neen ί gi|
gevallen engel, ^ij zuk uwen Vader en IMoeder
' ' ^ ^^ zul-
ν
rf ,
fn. 1 j
ii
kdÜIMte
iaükcn Zoon niet geeven, nog mij 'zulken Broe^
'der ^ met u zelve dien overgegeven deugniet toe
een Man ce geeven. En dus ftel uw hait geruft;
en leg alle gedagten Van hem aan een kant, zo
gij öoic vergiffenis j' verzoening, ofeen gunfti^
gevoelen verwagt, van eenige van uwe familie;
dog bijzonderlijk van hem, die zig, tegenwoor-
dig, noemt ^ -
Uwen Broeder ■ <
··
- $
P, S. Ik kenne uwe vlugheid in het Briefï^
fchrijven. Indien gij mij. hierop een Antwoord
zendt, zal ik het ongeopend te rug zenden;
Want ik wil met uwe verkeerdheid niet zintwifteii
in zo duidelijk een geval -- Alleen was ik vaii
zins u eens vóór ai een regt denkbeeld te geeven
wat belangt den Hr. Solmes; welke ik agte dat-
niet te prijzen is, dat hij zijn hóoid met u moeit.
ΙΊ
ΐι
Lovelace , mn Jan Belpohdj,
, IScbildkn, . - λ
, i
Vrijdags den ij <iim Maartt
Ik ontvangezo, met veel pleizier, de ipoe-
en blijmoedige' vcr^clicringcn"'tó uw€
fchuldpligtige gehoorzaamheid en Liefde. Eft
iaat onze voornaamfte en getrouwde vrienden, in
mijnen laatilen genoemd, zulks weeten.
Ik wouw wel, Jan, dat gij hier kwamt, 20
dra gij kunt. Ik ijeloove niet, dat ik de andere
«O ras zal van nooden hebben. Egter mogen zij
.^jg wel naar Lord M.'s begeeyen. Ik zal maaken
daar te zijn, zo niet om hen te ontvangen, om
Milord geruft te ftellen , dat 'er geen nieuw
Scheln'jftuk onder handen is, hetwelk zijne tuS'
fchenkoomft ten tweedenmaale zou vereifchen.
Wat uzelven belangt, gij moet geftadig bij
mij zijn. Niet voor mijne veiligheid: De familie
durft niets doen, dan fnoeven : Zij blaffen flegte
van verre: Maar voor mijn Tijdverdrijf: Op dat
gij, met uwe geeilige aanhaalingen uit de befte
I^tijnfche en Engelfche Schrijvers, mijne minzie-
ke Ziel voor bezwijken moogt bewaaren.
Gij zoudt beft doen, met hier in uw oud cor-
poraals gewaad te kooomen : Uw dienaar zonder
iiverey ; en op eenen gemeenzamen trant met ti
vcrkeerende, als een verre-bloedverwant, dien
gij ftaet voort te helpen door de gunft, waarin gy
Baet bij die bQven zijn - In den hemel
meene ik niet, daar moogt gij wel van verzekerd
zijn. Gij zult mij vinden in een klpine bierl^roegV
ζξ noemen het een Herberg; Het Wit Hart,' ver"
fchrikkelijk gewond (niaar van het weer alleen}
is het Uithangbord : -In een· olijk neft van
cpn dorp; binnen de vijf mijlen van Harlowé-
Plaatze gelegen. ledercen kent Harlowe-Plaatze;
%ant, gelijk Verfaüles, is het uit ςςη mefthoop
^pgekoomen , binnen het geheugen van eUx ou^
agtiê'
Η'
' -
ν,.
JuFFESt CLARISSA HARLOWE.
agtig iïienich. Alle aniie lieden kennén het bij-
zonderlijk ; Dog dit is flegts van weinige jaareti
herwaards , zedert eene zekere engelin daar ver-
ichcenen is .onder de zoenen en dogteren def
ttlenfchen.
Het volk hief ίη höt Hart, zijn afin, ttiaaf
eerelijk; en hebben het in hun hoofd gekreegen,
dat ïk een man van aanzien, dog vermomd ben i
en daar is geen beteugelen aan hunne eerbiedige
gcdiemlighcid. Hier is eene mooije kleine lod-
derlijke Dogter; Zeventien jaar voor zes dagen
geworden. Ik noeme haar mijn Roozc-knop.
tlaare Grootmoeder (want Moeder is 'er geen)
eene zo vroome zinnelijke oude vrouw, als 'ef
ooit teenen-ftoel befloeg in den hoek van deti^
haard , heeft mij verzogt ofti haar genadig te
zijn.
Dit is de regte weg met mij. Menig en me^:
nig eene mooije feeks had ik gefpaard, die ik'
niet gefpaard hebbe, had men mijn vermogen er-
kend , en mij in tijds om genade gefmeekt. Maar
het Debellare fuperhOS Zou mijne ziiifpreuk zijn,
zo ik eene nieuwe moeil hebben.
Dit eenvoudig jong katje (want daar is eenä
eenvoudigheid in haaf, aan welke gij veel ver-
maak zult hebben : Geheel nederig; geheet ge*
dienftig ; geheel onnozel ïk beminne haar'
om haare nederigheid, haare gedieniligheid, en zelf
om haare onnozelheïaï) zal eene prettige tijdkor-
tinge voor u zijn , terwijl ik te ftrijden hcbb?
met het weer, en omzwerve en kruipe omtrent
de nnuircn en buitendreeven van Harlo^we-Plaatze.
Gij zult in haar gemoe4 alle» zien, Wat men haa-
re
ré meerdere geleerd heèfc te bedekken, om haar.
zelve min natuurelijk, ert bijgeVolge min behaage-
lijk te maaken.
Maar ik bèlafte u, dat gij (hetwelk ik
mij zeiven, Öm de geheele wereld, niet zou gun-
nen te doeh ; ik belaile ü , dat gij) mijn Rooze-
knop niet plukt. Zij is de eenige geurige bloem ^
die in deeze nabuurfchap voor tien jaaren gebloeid
heeft, of in tien jaaren nog bloeijen zal. Wanc
ik hebbe te rug gezien op de gevjeefte, en voor-
uit op de zipi-ztillende; teiwijl ik maar al te veel
ledigen tijd hebbe in mijne tegenwoordige op-^
wagtinge. , . ,
Ik was nooit zo lang aan een eerelijk zederc
niijne intekeninge. Het paft mij zo te zijn--
Öp de eene of andere wijze mag mijne fchuilplaat··^
ze in deeze kleine herberg worden uitgevorfcht ^
en dan zal men denken , dät mijn Rooze-knop
mij herwaards heeft getrokken. Een verhaal ten
mijnen vóordeele , van Zulke minnelijke eenvoud,
dige zielen ,· kan mij een goeden naam bijzetten;
want op het verhaal van de Grootmoeder ten aan-·
zieii van mijn Rooze-knOp zou nien een eed mo-
gen doen: En de Vader is een eerelijk arm man:
Heeft geen vermaak; dan in zijn Rooze-knopi,j
T-—, O Jan ! fpaar gij dcrhalven (want ik zal lii
dikwijls bij haar alleen iaatcn fpaar gij) - mijn Γ
Rooze-knóp! —;- Laat de regel, van wel-
ken ik nooit afweek ^ zonder dat het mij een lang,|,
naberouw koftede , omtrent, mijn Rooze-knop iil
agt genomen worden ! l'ooit een arm meisje te-
bederven , welker eenvoudigheid en onnozelheidJ
al haar toeverlaat was; en welkcr middclen te ge^ ;:
' ' - - ring 5
h·
'Λ
h'
Juffer CLARISSA HARLOWE. 3 2I
iing waoircn om haar te behoeden voor de woeile
iïnuadhcden van erger zielen , dan zij zelve, en
voor eene uicerile belioefdgheid: Zulk eene zal
alleen in 't heimelijk verkwijnen ; en eindelijk ,
niiiïchien, om zig voor lartercongen en felle kwaad·
iiartigheid te verfchuilen j bewogen worden oni
eenigen fchuid-hebbcnden ilroom tot meerder
fchuld te lokken , of om haar einde te zoeken iii
den knie-omvangenden koufeband , waarop, niet
onwaarfchijnclijk , de eerile aanval was gefchied
van de ongebondene Minneluft. —- Geeii
tartingcrt zal mijn Rooze-knop ademen ; Geen
2;i?//-betroüwende ^ u miftrouwende waakziiamheid
(die van ter zijde uwe vindingrijke konilenaarijeii
uitdaage om haar beft te doen) zal zij aanneemen*
Zondei vermoeden op haar gevaar zal de keel
des Lams het mes nanuwlijks fchuwen! —,
Ö wees gij de Slager niet van mijn Lammetje!
Weö's gij het te mindct·, om de reden, die
ik u gae geeven,·--ί let teder hart is geraakt
van Liefde: Haaf zagrc boezem zwoegt van eene?
harcftogt, waarvoor zij nog geen naam gevonden
heeft, ik betrapte eens haar oog als het een jon-
gen timmerman volgde , den zoon van eene na-
buurige weduw , woonende (om in hunne taaf
te fpreeken) in het ivitte huisje over den weg:
Een hupfche jongeling fchijnt hij ook te zijn, om·^
trent drie jaaren ouder dan zij: fpeelmakkers van
kindsbeen af, tot dat zijn agttiende en haar vijftien-
de jaar eene reden medebragt om meer van elkam
deren te blijven voor het uiterlijke, terwijl hunne
harten eene beter opgaven, om nader dan ooit tot
nialkandcren te koomcn — Want ik merkte ra»
■ " " ^dac
-ocr page 422-öat dé Liefde wederzijds was. Het beentje dgtëi-
üit, ende ruggeboogen, als hij eerfl: zijne raooijë
vrijfter zag;' dikwijls omkijkende bm haar volgönd
oog te groéren ; en, als een draaijendie laan heni
van haar gezigt ftond te beroovieh , zijii geheel
lighaam omkeerende ^ zijn hoedje eerbiediger af
geligt, dan te voorén. Dit beantwoord (want ik
was agtér haar j zonder dat zij 't zag) itiet eené
diepe nijginge én eene zugt, die Jantje te ver-
re af was öni të hooren! ^- Gelukkige
knaap ! zeide ik bij mij zélve! —- Ik ging uit
den weg ; en mijn Rooze-knop wipte in huis, als
of zij voldaèn waafe met de ftomme vertoonin-
ge, en buiten dat niets wenfchté;
Ik hébbe het hartje óndertad:. Zij heeft mi]
haar vel-trouweling gemaakt; Eij btkent, dat zij
Janqe Barton heel wél zou kunnen béminiién. Eri
Jantje Barton heeft haar gezégd ^ Hij ϊ.ό\\ haai'
meer kunnen beliiinnen ^ dan eenig meisje, dat
hij ooit ^ag ·—— Maar, helaas! daai· mag hiéc
óm gediigt wordeh; Waarom rnag daar niet oni
gedagt worden ? — Zij wéét het tiiet! —·
En toert zugcte zij: Maar Jantje heeft eerie Moeiji
die hem honderd pond zal gcéVen , als zijn tijd
üit is; en haar Vader kan haar maar wéinig , of
zo, geevén tot haare uitzettihgé : En il'hobn Jan-
qes Moedér zégt ^ niet té weeten "Waar Jantjd
liiooijer eii aarcigér Wijf zoü krijgén 5 nogthans
-- En toeii ziigtté zij wederom — Wae
kan praatén veél helpen? —Ik zou niét gaarn
hebben, dat Jantjé oni mij öngéliikkig en arm
wierd! - Want wat zou 7«//dat künnen baa-
ten i gelijk je weet, men Heer.· '
Wat
-ocr page 423-Juffer CLARISSA HARLOWE. 3 2I
Wae zou ik wel niet willen geeven [Bij mijn
ziel, mijne Engelin zal mij inderdaad hervormen,
zó haarer vrienden onv#rzqenbaare zotheid óns bel-
de niet bederve ! —— Wat zou ik wel niet gee-
ven] om zulk een onnozel·, en zulk eeii Vroom
hart te hebben, als dat of van 'mijn Rooze-knop,
'of van Jantje!
Ik hebbe een verbmid boos eh fchelnis hitrc
ne goede gedagte koomt 'er wel nü en dan üic
op: Maar die verileift terftond - Eene
zugt tot minneranken --- Vindingrijk in kwaäd
! ,
« i «i.
Juichende op veroveringen
Door mijne Góederen aangemoedigd en ondér-
lleund--—■ En eeii geftel - Wat helpt
Maar de duivel fpeelt in deezé Sexe! Eeuwig
verleidelijk! Wie , die eens met haar overtreden
heeft, kreeg bóit zijne deugd weerom? En egter
daar geen deugd is, welke wij vrij-Ieevers niette-
min gelhdig door onze lillen tragren te vernielen,
wat is daar zelf in het uiterile onzer wenfchen niet
haar? ■—Vobrheretdinge en Ferwagtifige-
is het al, in zékeren zin : Herdenkinge kan wel
iets zijn, indien 't gemoed zo verhard is, dat Kec
geen gevoel heeft van de fchuld eener voorleedene
overtreedinge: Maar het , wat is daarin? Ert
Dat nogthans het einde zijnde wil de natuuré
buiten dat niet voldaen zijif.
Zie welke ernftige bedenkingen een onnozel
onderwerp kan voortbrengen! Het geeft mij eeni-
Λ a ge-
-ocr page 424-ge geneugte, te denken; dat het niet buiten ifiij^
11 e magt is mij te hervormei): Maar dan vreeze ik,
Jan, dat ik beter gezelfchap houden moet, dan ik
tegenwoordig doe -^ Want zekerlijk wij
verharden malkanderéni Maar wees niet neérflag-
tig, mijn jongetje,· daar zal tijd genoeg zijn om
de geheele broederfchap te waarfchuwen ^ dat zij
cén ander leidsman kiezen: En ik verbeelde mij^
dat gij dan de man zult zijn.
OndertuiTehen, alzo ik het mij rot een regel
hebbe gemaakt, om zo dikwijls ik een flegt ftukjé
^.van veel belang gepleegd hebbe, bij wege van
vergoedinge daarvoor weef Wat goeds te doen;
en alzo ik geloove, dat ik op die rekenirige al taa·
inelijk veel ten agteren ben; Zo hebbe ik voorj
, eer ik deeze ilreeken verlaate (vooifpoedig, hoo-
pe ik, zal ik ze verlaaten j of ik zal in verzoeking
ge raaken om dubbel kwaad té doen, bij manier'
van wraakneeminge^, fchoon geen enkel aan mijn
Rooze-knop} om honderd pond te leggen bij de
'honderd pond van Jantjes Moeij, en een onhozei
paar gelukkig te maaken. . ■ Ik zegge der-
v hal ven, en om een ΙιύΐάρζιΙηηψζΐ äerhahemi
iiogmaal, Spaar dog juijn Rooze-knop'.
I , Een tuiichenval.--- Een ander Brief van'
370%
wmr
. yooren aan^ en beide zullen zij te zamen gaen^
jcxxV.
-ocr page 425-jüFFER CLARISSx\ HARLOWE. 37^·
i -
• ' · ·
Hr, LovélAce aan Jan Bèlford,.
Schildkn. f '
r
.. 1· . '>■·■
)
■ ■ > I - ■
Ik hcbbe door mijnen wakkeren Spion ge^
noegzaara al zo veel van de bevi/'eegingeïi 'niijncr
Bekoorilcr nagefpoord , als van die van de reil
haarer Bloedverwanten. Ik vermaake mij met te
denkqi, hoé de fchiirk gcitrceld wordt van de Óo-
men en den Neef; en tot hunne geheimen toege-
gclaaten; en eg.ter den gelieelen tijd voorcgaet
langs den weg, in welken ik hem ri^te. Ik heb-
be hem, evenwel, belail, ónder verbem-te vail
zijn tegenwoordig y/ée^'igeld ^ én mijne günil .iii
toekoomende, om zorge té draagen, dat hij nog
bij mijne Beminde , nog bij eenige van de fami-
lie verdagt ivorde: ik hebbe hem gezegd ^ dal!
hij op Imr uitgaeii cii ingaetl wel naaukeürig agc
mag g^eeven ; maar alleen om andere dienftboo-
den 11 it haareii wég te-hoiiden ; zo dat hij egter
zelve, van h?.ar iiiet_gezien worde.
Het lieve fchepzel heeil hem j vertelde hij
hun, zoeken om te koopen met geld \hetwelk zij.
hem nooit ^ aanbood] , om één . Brief \_dien zij-
nooit Jckrecf} te bedellen aan Juffer Howe; hij
gelooft, met ecri daarin geflooren [mißcbien äati
Maar hij wees,äat van de hairid: En hi|
bad, dat zij 'erniets van té kennen zouden
gceven. Dit bragt .hem een kaarigen ichelling
Κ a a
-ocr page 426-ί
'571 DElIIStORiE VAN ,
aan; hij wicrd groodijks gepreezen ; en een
vel volgde daarop aan alle dienilbooden, om teii
üriktilicn op te pafièn , dat zij niet cenig middct
uicvond om hem wea; te zenden. - En om-
^trent een uur daarna ^ wierd hem ordre gege-
ven , om haar als bij geval te ontmoeten , en
(met betuiginge van zijn leedweezen over het
weigeren van haar verzoek} haar zijnen dienil
aan te bieden , en dan haaren Brief aan hen te '
brengen : Welken, het ^ hem befl zal pajfen Min
iveerom te booäfchäppen , dat zij hem gevveigetd
heeft te geeven.
Ziet gij nu niet, tot höe veels goede eiii^
den deeze vond kan dienefl?
In de eerile plaatze , Wordt de Lady daar-|
door, zónder dat zij het zelve weer, beveiligd in
de vrijlieid, die hiiaris toegelbcn, van afzonder-
lijk in den tuin te vlrartcièlen : Want dh hejiaU \
heeft bén beveiligd in hmi geloof, daf nu zij haa-1
re meid hebben weg gezonden, zij geéH middel |
heeft om een brief buiten 's huis te zenden : Zo
zij zulks had, zou zij het gevaar niet hebben wil-
len ondergaen van een knaap daartoe te verzoe-
ken , die iliet in haar geheim gewceft was. ■—
Zo dat zij, zonder onder eenige agterdogt te koi)- S
men, in ha,ar'e briefwiflelinge met mij, en Juffer *
Howe'mag vooi'tgaen.
in de volgende plaatze, zal het ml] miiïcbion
gelegenheid tot een heimelijk Mondgefprek met haar
verfGhaifen, waarop iktoelegge, laat zij het ncr
nien zo zij wil; door mv^n jpion (die alle ande-
' re uic den weg kan houden) liebbende uitgevoii-
den , dac zij eiken morgen ea avQud gaet naar
CC'
- > τ·
Γί
ί;.
fr 4 ΐί
ί
I
- J V
—^^
7
-ocr page 427-Juffer CLARISSA HARLOWE. 3 2I
^cnc Houtfchiuir, die verre vaii liec Woonhuis
^f is, onder voorwendzel van een toom Ooll^
indifche hoenders te gaen zien en voeden, welke
geteeld zijn uit een broedt van haar Grootvaders,
cn van welke zij daarom veel houdt ; als ook ee-
nige andere keurlijke vogels , die van dezelve'
plaatze gebragt zijn. Ik hebbe kundfchap van
alle haaré verrigtingen aldaar -- En alzo zij
aan mij in oenen van haare Brieven bekend heeft,
dat zij heimelijk briefwilTelinge houdt met Juffer
Howe, vermoede ik dat het langs deezcn weg is.
Het Mondgefprek, waarop ik toelegge, zal,
hoope ik , haare toeftemmingc te wege brengen
tot nog andere gunilen van gelijken aart: Want,,
zo al de plaatze 'niet van haave verkiezinge zij,
waarin ik verwagte haar te zien, ik, kan haar wel·
elders in den tuin , die naar den Hollandfchen
fniuiik met vcele bogten draait ^ op wagten waar
het haar belidc, als zij maar die eere mij wil toe-
llaen ; Want mijn werktiiig, m'i naam en toe-
naam J^fkph Lenian , heeft mij de gelegenheid
bezorgd om twee llci;itcls gemaakt te krijgen tor
de tuindeur (een van welke ik hem , om goede
redenen , gegeven hebbe) welke deur uitgaet in
een Ilak-bofch, daar het fpookt, zo als de dienil-
bo.odcn uit overleveriuge daarvan denken; zijnde
'er voor twintig jaar geleedqn een man daarin
gevonden , die zig verhangen hacl: En Jofeph
zal, daarvan behoorelifk verwittigd, dezelve wel
ongegrendeld laaten.
Maar ik was genoodzaakt, hem eeril op mijn
woord van eere te belooven , dat. uit d,eeze vr^'-
beid ^een kwaad aan eei^'gen mijner tegenpartijeii
. * Λ a 5 ' ■
I
%
'i
Q
.ijiiÜM
-ocr page 428-Wf
mm
Λ
S74
Zal overkoomen: Want de karei zegt mij\, dac^
liij alle zijne Heeren bemint, en waare het niet dat.·
liij wiil, dat ik een man van We'ben?;, en dat
fiiijne verwantfchap de familie luider zal bijzet-
ten; en dat ieder zo zal denken, na dat deyoor-
oordeelen overwonnen zijn ; hij zou om de ge-
lieele wereld den rol niet willen Ipeeien, dien hij
j5)eek. . '
' Nooit was'er een 'fchelm, die niet een uit-r
ylugt had waarom hij zo was. -- Welk een
iof voor de Eerelijkheld, dat ieder menfeh zigl^
dezelve toeeigent, zelf op hét oogenblik dat hij
bewuil: is wegen in te ilaen, die voor de gehee-
Je wereld zo wel, als voor zijne eigene confcien-
de 5 bewijzen zuilen dat hij een bedrieger is.
Maar wat deeze domme familie dog kan mee-
nen , met dit alles noodzaakelijk te maaken, kan
ik mij niet verbeelden. Mijne WRAAK, en
anijne MIN hebben bij beunen de overhand.
Indien de laatlle niet wel flaagt, zal de involgin-'
ge van de eerile niijne^ eenige troofc zijn: En, bij
Λ1 wat goed'is , zij zullen die gevoelen ; al moe-
te ik daarom voor altoos een balling worden van
1
j ·ί
Zé ^
1
V. I É
Λ, Ί
t
χ %
mijn Vaderland!
Ik zal mij in de tegenwoordigheid van mijne
Bekoprfter dringen. Tweemaal hebbe ik. het
reeds te vergeefs ondernomon. Dan zal' ik zieir,
wat ik van haare gunil verwagten mag. Indien ik'
dagt daarop geen uitzigt te hebben, zoude ik zeer,
verzqèkinge zijn om haar weg té' voei-'en. —
I)at zoude eene Icliaakinge zijn, die eenen Jupi-; |
l^r,waardig was!; " > -
-f' Maar geheel zagt zullen mi|nc bew^egingen.
'ί ι
■i
% ί
;
i
ί
ι ·Λ
\
Α.. 'li
ε>ί
ι
■i
-ocr page 429-gijn : Geheel zedig, zelf tot eerbied toe, mQiió-
aanfpraak aan haar — Haare hand zal alleen ge-
tuige zijn van de drukkinge mijner lip — mijner bee-
vende lip: Ik wute dat zij beeven zal, zoVik ze
niet doe beeven. Mijne ziigten zo zagt, als de
zugten van mijne zoete Rooze-knop. Door mij-
ne nederighéid zal ik haar vertrouwen iiitlokken:
üic de eenzaamheid der plaatze zal ik geen voor^
deel neemen: Haare vreeze te verdrijven, en haar
betrouwen op mijne eere tot mij te trekken,'zall
mijne gantfche pooginge zijn : Maar weinig zai,
ik klaagen over dengeenen, in 't geheel zal hun
niet dreigen, die mij geiladig dreigen: Dog egcer
met een oogmerk om den rol van Drydens Lcemv
tc rpeelen ; Mijne Min te verzekeren, of mijne
wraak tegen mijne jaugCi'S los te laaten bedien^ ·
iVat qfzifnßandO^iße geeß
Zijn fmert -oer[moort en draagt ? *
Hij oyerpeinß zijn wraak het meefl y
Die zwijgt, en weinigß klaagt. ρ
Een Leeuw, die in zijn kger jchnilt '
En loert op zijnen roof.
Verbergt zijn klmuwen, bridt nog hinlt^
Maar veinß zig fluim''rend ^ doof:
Tót hij zijn vijand^ die nmts fchroomt^
In zijn nabijheid ziet ι ^
Wat is 'er , dat zijn woên dan toomt?
Gelijk een blixem Jchiei -
Hij jchigtig "jan. den grond, en dringt .' ''
pen ßegten hctop omveer,, . . '
J^ien [paart zijn grootfche wraak ,J4jfpringP
U^'.r over , ginps en weer y .
Aa 4
■
τ
V
1
'l'-M
v' ^ De HISTORIE van
Κ
jS^ ^^ Jaagers, hleek -van fchrtk „
' ilf^/ klaauw, mz/// tand·^ ;
Ferfcheurt hen in een oogenhlih^
Én gm.hun hkedin't.zand*
>1
ί
'v.
I '
ρ
r
asL'ï^'lï 1
I
δνΙ
If.·.'«
J^/z/^i' CLARISSA HarLOWB , isr^f?? ^^ίί^ί''
Sater dag-avond ^ den iS van MaarL
Ik ben van fchrik buiten mij zelye gebragt
Ilc ben nog eenigennaate buiten adem — Dee-
ze was 'er de gelegenheid toe. - Ik ging on-
der het gewoon voorwendzel naar beneden, op
ïio^pe orii iets van u te vinden. Bedrukt dat dit
mi] misJukre, ging ik weder uit de Houtfchuur,
toen ik eenig géritzel hoorde als van een menfch^
agter een van de houtilapels. Ik was ten uiter-'
ilen verzet: Maar nog meer, dat ik eencn man
van, agter den verilen houtftapel van daan, zag
Zoomen. O, dagt ik op dat oogenblik, denzon-
de van verboodene briefwiiïblinge!?
hetzelve tijdftip, dat ik hem zag , ver- ,
zogt hij mij, niet te verfcbrikken : En», nog nader
tot mij koomende, gooide hij: een ruiters-mantei
van een : En wie zou het dog zijn, dan d^ Hr·
Lovelace ! — Ik konde niet uitfchre^euwen (hoe-
wel ik het tragtede te doen, op het oogenblik
dat ik' een man zag; en wederom , wajineer ik
wie het was) Want mijne iièm was weg: En
, ' . ' had-·
. i
r
'if
' ff.
SSïiftv«
' ■ ■ i'
Iglül
mgjn
-ocr page 431-Juffer CLARISSA HARLOWE. 577
baddc ik niet een ftut aangegreepen, die hec ou-
de dak onderfteunde , ik zou ter neergezonken
hebben.
Ik had hem tot nog toe, gelijk gij weet,
verre van mij gehouden. En nu, oordeel·eens van
mijne eerlte ontroereniiTen, toen ik, een weinig
bedaarende, mij zijn charafter te binnen bragt, zo"
als hec van eiken mond in onze fanjilie wordt op-
gegeven ; zijn onderneemenden aart; en mij-
zelve met hem alleen vond, in eene plaatze zo na
aan een afgelegen weg en zo verre van het huis
af. ' ■
Maar zijn zedig gedrag verdreef haafl: deeze
yrceze , en joeg mij eene andere aan , dat wij
niet te zanien mogten gezien, en daarvan kund-
Ichap gegeven worden aan mijn,en Broeder:
Waarvan ik ligt kon denken, dat het gevolg zou
zijn , zo al geen verder onheil, dat ik befchul-
digd wierd dit te hebben opgcilemd , eene naau-
wer opfluitinge , het verbeuren van 'mijne brieft·
wiflelinge met u , mijne beminde vriendin , en
een voorwendzel voor den geweldigilen dwang:
Eu nog de eene trein van bedenkingen , nog de
ander, ontfchuldigde hem bij mij wegens zijne
flaute vrijportigheid.
' Zo dra ik derhalven fpreeken konde , drukte
ik mijn ongenoegen op het ijverigile uit; en zei-
de hem , dat hij zig niet bekreunde, hoe zeer hij
mij aan de verbolgenheid van alle mijne vrienden
bloptftelde, als hij maar zijne heftige drift mögt
involgen. Ik gebood hem daarop , dat oogen-
blik de plaatze te verlaaten; en ging mij van hem
we^ fpoeden, wanneer hij zig in den weg voor
Α a 5 mijne
-ocr page 432-mijne voeten nederwierp , fnieekend? pm eet|
pogenblik te vertoeven ; betuigende, dat hij de
ichuld op zig had genomen van deeze roekeloos-
iieid , gelijk ik ze dagt te zijn , om eeiie veel
grooter te vermijden: ——:—■ Want, om kort
te gaen, hij kon de fmaadheden niet verdtaagen,
welke hij ieder uur van mijne familie ontving, i;net
de gedagten van zo weinig deel in mijne gunil:
te hebben , dat hij zigzelven niet belooven kon-
de, dat zijn geduld en verdraagzaamheid van ee-
uigen anderen uitilag zouden gevolgd worden, dan
van mij voor altoos te verliezen, en met trotfe ze-
gepraal en fmaad daarover befprongen te worden.
peeze man, gelijk gij weet, heeft zeer vaardige
knieën. Gij hebt eens gezegd, dat hij,, in gerin-
ge ilukken, dikwijls aaniloot geeven moeft, om
te toonen welker behendigheid hij magtig zij.
Hij ging voort, met zijnen fch^oom uit te
drukken, dat een zo zagte en verpligtendè aart
gelijk hij zeide dat de mijne wa,s, jegens iedereen
behalven hem (en eene zo voorbeeldlijke gehoor-
zaamheid, die mij genegen maakt om mijn pligc
jegens anderen te doen, het zij ze zulks omtrent
mij doen of niet) bewerkt mögt worden ten voor-
deele van eenen mandie men opgeruijd had,
ten deele om zig van mij te wreeken, wegens het
benijd voorregt mij yan mijnen Grootvader toege-
weezen; en ten deele om zig van hem te wreeken,
cm dat hij het leeven gefchonken had aan eenen,
die hem het zijne wou benomen hebben; en hem
nu van eene hoope zogt te berooven, die hem
waardiger was dan 't leeven.
Ik gaf hem te kennen, dat hij mögt verze-
kerd
il··
Vcrd zijn , dat de. .ftrafheid en mishandelinge ?
V/elke iiiij bejegende , wel verre zou af zijn van. ^
het voorgeilelde einde uit te werken: Dat fchoon.
ik mij met voikoomene, opregtlieid voor een On-
gelmvvd Jeeven verklaaren konde, ('t wejk altoos
mijne verkiezinge was geweeii); en bijzonderlijk,
dat zo ik ooit trouwde , indien zij niet wilden'
ftaen op den man van welken ik een af keer had,
het ook de man niet zijn zou, die hun mishaag-
de — V
Hier viel hij mij in dereden: Hij hoopte, dat
ikliem zulks vergeeven zoude; Dog hij kon niet na-
laacen zijne groote iliierte uit te drukken, dat,
na zo veel blijken van zijne driftige en gedienilige
Liefde, waar mede, hij zig geheel aan mij yer-
knogt had —-
En éijlieve, mijn Heer, zeide ik, laate ik
op mijne beurt u weder in de reden vallen: ■——
Waarom beweert gij niet , met nog, duidelijker
woorden, de verpligtinge, welke gij op mij ge-
legd hebt door de Liefde, welker gij uberoemt?
Waarom geeft gij mij niet met ronde woorden té
verllaen, die het zelve zeggen als 't gcon nu m,
uwe uitdrukkinge legt opgeilooten, dat eene vol-
hardinge, waarnaar ik niet gewenfcht hebbe, en
die alle mijne bloedverwanten tweedragtig tegen;
mij gemaakt heeft, eene verdiende is, die mij de-
fehuld van ondankbaarheid aanwrijft, indien ik zg
zo niet beantwoorde , als gij fchijnt te verwagten?
Ik moeil het hem vergeeven, zeide hij, in^
dien hij , die zig ilegts in vergelijkinge van ande-
ren eenige verdiende toe-eigende (en anders dage,
d^t geen leevead menfch mij verdienen kondej
be.-
Ί ;
m
.:
lA^.·,-.:.
ïMh
'm
mm
po
beftaeii had op eene groorer nmte van mijne
giinfl: te hoopen, dan hem toe nog toe had mogen
gebeuren, daar zulke mannen, als de H. Sym-
ïiies, de Hr. Wyerley, en nu laatillijk, zulk een
ihoode worm als deeze Solmes, hoe zeer van mij
zelve afgeweezen, zijne mededingers waaren.
, Wat belangt de yolhardinge, van v\^elke ik mel-
^inge maakte , het was onmogelijk voor hem
hief te volharden: Dog ik kon niet onkundig zijn
^lat al waare hij niet in weezen, de voorwaarden,
die Solmes had voorgefteld, zodanig waaren, dat
zij mij in dezelve mocijelijkheden met mijne bloed-
verwantén zouden hebben ingewikkeld, waarme-
de ik nu te worftelen had. Hij^nam derhalven
de vrijheid van te zeggen, dat mijne gunft jegens
^em, wel verre van die moeijelijkheden te ver-
meerderen , de gereedfte weg zou zijn om mij
daaruit te redden. Zij hadden het voor mq on-
mogelijk gemaakt, (zeide hij mij, maar al te
veel naar waarheid} om hun op eenige andere wij- ,
ze te believen, dan met mij zelve aan Solmes op
te offeren. Zij waaren daarenboven wel bewuii '
van het terfchil dat 'er tulTchen beide was; den
een hoopten zij te regeeren naar hun welgevallen;
de ander konde en wilde mij voor allen hoon
befchermen; en had van geboorte veel verhevener
"verwagtingen , dan mijns Broeders dwaaze wit-^^
zigten op een Eertitel.
Hoe koomt deze man alle onze zwakheden ;
zo wtI te weeten ? Dog meer ben ik venvonderd,
hoe hij aan de kundfchap kwam, van mij ter dee-
'zcr plaatze te kunnen ontmoeten. ^ / ,
Ik maakte veel fpoed om heen tegae»; cn
te
β
"Mi
«φί'
jutFfiR CLARISSA HARL'OWE. ^St
te meer, alzo de avond llerk viel. Dog daar was
niet van hem af te raaken, voor dat ik uog veel
meer gehoord had van 'c geen hij hadi te zeg-
Alzo hij hoopte, dat ik hem eenmaal den ge-
lukkigilen man ter wereld maakcn zoude, verze-
kerde" hij mij, mijnen goeden naam zo zeer in agc
te necmcn, dat hij alzo verre af zon zijn van mij
eenigen Hap aan te raaden, die waarfchijnelijk den
glans van mijne agtinge moge overfehacliiwen ,
(fchoon die ilap nog zo zeer ilrekte ten zijnen ei-
genen voordeele) alsj ik zou zijn van zulken raad
te volgen». Maar nademaal mij niet wierd toege-
ilaen om ongehuwd te leeven , wilde hij mij wel
in bedenkinge geeven, of ik wel eenigen weg had,
dan eeiien, om het geweld te ontwijken, ^t welk
men voorhad op mijne genegenheden te pleegea
— Mijn Vader zo jaloers óp zijn Gezag: Mijne bei-
de Oomcn in hetzelve denkbeeld met mijn Vader:
JMijn Couiin Morden verre van huis: Mijn Oom
cn Moeij Her\ ey door fchroom in/igmßcßnt ge-
maakt zijnde, zo was zijne uitdrukkinge; Mijii
Broeder en Zuiler iedereen ophitzende : Solmes
aanbiedingen zo inneenielijk zijnde: JuiTer Howes
Moeder eer met hen eene lijn trekkende met in-
zigt^ dat het ten voorbeelde moge llrekken voor
haare eigene Dogter.
En daarop vraagde hij mij, of ik een Bnef
wilde ontvangen van Lady Eiifabet Lawrance,
bij decze gelegenheid: Want Lady Sara Sadleir,
zeide hij, onlangs haar eenig kind vcriooren heb-
bende, bemoeicie zig bijkans nm met de wereld,
nog dagt 'cr verder urn, dan dat; 2:ij be;m getrouwd
weurèli-
«·'». ..
f ^^
ΓΤ
m
''Λ
wenfchte ; eii wel, boven alle vrouwen ter we-
reld , met mij. . ,
Voorwaar V mijne waarde, daar is zeer veel
Β»'
■Γ!
Dit raag ik
ΐ-
\ >
}
4
'Η '
Λ '
.'i- i
aan hei· geen 'de man zcide
zeggen , zonder dat mijne kaaken van hloozm\
mijn hart van kloppen befchiildigd worde.
Dog ik gaf hem niettemin te kennen, dat fchoon
ik grooten eerbied had voor de Ladys, die aan
hem vermaagfchapt v/aaren, ik 'egter niet gaani
ten Brief ontvangen zou over een onderwerp ;
dat ftrckte ter bevorderinge van een einde, 't
welk ik geenzins voorhad te bevorderen. Dat
ïiet mij betaainde, hoe kwaalijk ik tegenwoordig
bok behandeld wierd , alles te hoopen^ alles te
verdraagen ^ en alles x.q hepfoe'ven ι Als mijn
Vader mijne firandvaftigheid zag, en dat ik liever
wilde fterven, dan den Hr. Solmes hebben, zoudé
hij 'er miiïchïen van afflaen ^—^——
Mij in de reden vallende, vertoonde hij mij
de onwaarfchiineJijkheid die daartoe ivas, uit de
^vegen weike zij hadden ingeilagen ; die hij duS
'optelde·: —:- Dat zij jilflrouw Howe tegen
mij hadden ingenomen , in de eerfie plaatze, alä
eene peribon, tot v/elke ik gedagt mögt hebbeiï
mijne toevlugt te heemen zo ik tot wanhoope
gedreeven vderd :, ^^^—-—- Dat mijn Broeder
mijnen Vader onophoudelijk ύαη de ooren gons-:
de, hoe mijn Coufin Morden haail zou overkoo-
men, en dan zou aandringen om mij in bezit vaii
mijns Grootvaders Goed, ingevolge van het Te-
ftaracnt, te ftellen ; hetwelk mij onafhangelijk
zou maaken van mijnen Vuder : - Dat zij mij.
dus fchand-lijk hadden opgeflooten: --— Dat zij
I mijnë
-ocr page 437-Juffer CLARISSA HARLOWE. 585:
rnijiie dienrtinaagd zo fchielijk hadden vveggezon*
tien , en die van mijne Zuiïer over mij geileld:
— Dac zij mijne Moeder^ ftrijdig met haar eigen
oordeel, cugen mij hadden ingenomen: Deeze»
zeide hij, waaren alle zo veele openbaare bewj-
zen , dat zij om hun oogmerk door ce drijven,
nergens voor fluiten zouden en die hem onuit-
^reckelijk ongeruil maakten.
Hij beriep zig op mij, of ik ooit wifl:,' dat
mijn Vader van eenig befluit was afgeftaen, waar-
toe hij zig 'eens vail bepaald had ; bijsonderlijk
zo hij dagt ^ dat de zaak zijn manlijk Voorfegc
of Vaderlijk Gezag betrof. Zijne kennis met onze
familie, zeide hij, ilelde hem in ftaat om verfchei-
dene Haaltjes te geeven (dog zij zouden voor mi]
te ónaangenaam zijn) van eene vyillekcurigheid^
die zeifin de Familien van Vorilen weinig weer-
gae had: Eene willekeurigheid, welke de uitmuii-
rendlle vrouw, mijne Moeder, maar al te geibeng-
lijk ondervond. ■ ,
Hij ftond voort té gaen ^ zo ik dagt, met
aanmerkingen van dien aart ; en ik gaf hem óp
eene vergramde wijze tt? kennen , dat ik 'nicc
20U dulden, dat mijn Vader diis gehekeld wierd;
'er^ bij voegende , Dat zijne geifrenghcid tegen
mij, hoe^ zeer ook onverdiend , mij geen rege
gaf om mij van mijnen pligt jegens hem ontilagen
te agtcn.
Hij had geen pleizier , zeide hij , om iets
aan te dringen, 't welk zo kon .\vorden opgevat;
want, hoe veel regt hij ook inogt· hebben om
zulke aanmerkingen te maaken van wegens de rér-
guigea, die iijsi; geiladig aaiideed, hij v/iil
-
n
jï
hoe aanftootelijk eénige vrijheden van dien aait
voor zijn zouden : ——■ En egter moeit hij
belvcnnen , dat het hem moeijelijk viel, in wien
'inen aan jeugd en driften obk iets had toe te gee-
ven , zo wel als in anderen ; en die altijd zijn
roem gefteld had in zijn hart re^t uit 'te fpree-
ken; zig zeiven , onder zulk eene behandelinge,
in te toornen. Niettemin, zijne agtinge voor mij
zoude hem zig doen beperken in zijne aanmer-
kingen tot ftukken , die al te oogenichijnelijk,
en al te openbaar bekend waaren, om betwiil: te
worden. Het kon derhalven, durfde hij zeggen,
mei regt niet kwaalijk genomen worden , zo hij
uit het voorafgaende dit natuurelijk gevolg trok.
Dat indien mijns Vaders, gedrag zodanig waap
jegens eene Vfouvo^ die het ingebeeld Voorre'gt
niet betwiilede , op welks handhaavinge hij zo
weergaloos gefteld was ^ welke hoópe eene Dog-
ter dog kon hebben, dat hij af zou ilaen van een.
'Gezag, waaraan hij zig zo veel meer liet ge-
legen zijn j 't welk hij. zo veel driftiger z^gt
Ilaende te houden ? —-- De belangen der
familie hem tevens inneeménde; een afkeer,
fchoon zonder reden opgevat, hem tevens aaii-
ftookende; mijns Broeders en Zufters wraakzugt
en eigenbaati^'e oogmerken daartoe medewer-
kende ; en nujne verbanninge van hunne tegeii-,
woordigheid mij van alle gelegenheid beroovendt,
om in perfoon voor mijne zaak te pleiten , 'of
om gunil te fmeekcn. ν
Hoe ongelukkig is het, niijne waarde, dat'er
maar al te veel reden is vöor deeze aanmerkin-
gen, en voor dit gevolg; die, insgelijks, niet
meer
• f ■ !
-j
11
η i'
'••«ts
W^TTT
? f
/5S4
De historie van
1; .
-ocr page 439-Juffer CLARISSA HARLÖWE. 3 8 $
meer bedaardheid en ontzag voor mijne familie
gemaakt wierden, dan men zou verwagt hebbeii
van een man, die zo zeer getergd was, en van
zo hooggiende, en naar het algemeen gevoelen
onbedwingelijke driften!
Zult gij iiiij niet van kloppingen en hlöozen
verdagt houden, indien ik uit zulke blijken van
het beheerfchen van zijnen vuurigen aart om mij-
nentwille , gereed ben om op te maaken , dac
waaren mijne vrienden in ftaat om tot verzoeninge
mot hem te koomen, hij door beweegredenen zou
kunnen getroffen worden, die blijkbaar gefchikc
zijn tot zijn tegenwoordig en toekoomend wel-
weezen ? Nog is het ook een heel kwaad teken ^
dat hij zulke gemaatigde denkbeelden heeft van
dat zeer hooggaende Voorregt in de Mannen,
waarvan wij in onze familie gewend zijn zo veel
te hooren.
Hij ilelde mij voor i dat mijne tegenwoordige
fchandelijke opiluitinge bij alle de wereld bekend
•VN^as: Dat nog mijne Zuiter nog Broeder zwaarig-
heid maakten ^ van mij af te beelden als een ge-
troeteld cn beguniligd kind in eenen ftaat ^ vari
daadlijke v/eerfpannigheid; — Dat, niette-
min , elkeen, die mij kende^ gereed Was oin
mijnen afkeer te wettigen tegen eenén man, wel-
ken elkeen dagt dat mij net ten uiterften onwaar-
dig ^ en meer gefchikt was voor mijne Zußer i
Dat hoe ongelukkig hij ook waafémét niet ia
ihat geweeii te zijn van meef indruk fén zijnen
Voordeele op mij te maaken , alle de wereld mij;
itan heiii gaf: —' ■ ^. Eri niet- dan eene tegen-^
Wei^inge wierd tegen hem gemaakt ,· van zijne
i
li
vijandeii xelf (op zijne geboorte, zijne goederen,
xijne verwagtingen , niets te zeggen vallende, eti
de laatile laiilcrrijk zijnde) ; en die tegenwerpin-
ge, dankte hij God, en mijn voorbeeld, dat
'cr goede hoope was oni voor altoos uit den weg
geraimd te worden: Nadcmaal hij zijne dwaalinge
had gezien, en zijn hart walgde van de wegen
die hij gevolgd had ; welke, evenwei, veel min«:
der lücipoorig waaren , dan kv/aadaartigheid en
nijd daarvan had afgegeven. Maar hiervan' zoude
Hj te minder zeggen, alzo het veel beter was zig'
door daaden te regtvaardigen, dan door de pleg-
dgile betuigingen en beloften. En na eene lof-
ipnvak over niijne gedaante , verzekerde hij mij
divarop (vvanc dat hij altijd de deugd beminde^
il'lioon hij derzelver regels niet naar behooren ge-
volgd had) dat hij nog meer was ingenomen mee
de gaaven van mijn gemoed: En hij wilde wel·
openhartig bekennen , dat voor hij de eere had
Vilm mii te kennen , hij nooit beweegreden had
gt^vondeii .j die hem genoegzaam in ilaat kon ftel-
kn Olli eene zoorc van vooroordeel tegen het Hu-
welijk te 'overw^^nnen ; welke voorheen te wege ·
brcigt, dat de verlangens en tianprijzingen van ai-
ie zijne bloedverwanten op hem niet den minilen
indmk hadden.
Gij ziet, mijne waarde, dat hij geen zwaa-j
nglieidmaakt m te fpreeken van zigzelven, als zij-
ne vijaiulcn van hem fpreeken. ïk kan niet anders
zeggee, of zijne openhartigheid in deeze bijzon-
ileiiicdeii zet zijne andere betuigingen geloof bij-
Llgïliik, duiiJxC mij, zoude ik eerien huichelaar
OßtdekkenEn 'daezen man bijzonderlijk, die
raefl
-f
i-i
'Κ
tl
t ί
h't^
ÜÜ
Juffer CLARISSA HARLOWE- . '587
wen zegt dac zig in groote vrijheden heeft toege-
geven , wendde hij fchielijk-aankoomende ver-
ligdngen en overtuigingen voor -- en dat wel
in zijnen tijd van leeven - Hebbelijkheden,
bezeffe ik zeer wel, zijn niet zo gemaklijk te ver-
anderen. Gij waart het altijd met mij eens in de
aanmerkinge, dat hij gewoon is zijn hart vrij uit te
fpreeken , zelf eenigermaate zomtijds tot onbe-
fcheidenheid toe ; en dat zijne behandelinge zelf
omtrent mijne familie een bewijs,is, dat hij niet
om eigenbelang zijn hof op eene laage wijze bij
iemand maaken kan -- Wat jammer is het^
dat daar zulke loflijke voetfpooren zijn, dezelve mee
modder en ilijk vervuld, en als zijn opgeilopt, om
zo te fpreeken! - Wij hebben gehoord, dac
des mans hoofd beter is, dan zijn hart: Dog
denkt gij inderdaad, dat de Hr. Lovelace een heel
liegt hart kan hebben ? Waarom zoude 'er in het
menfchlijk fchepzel niet zo wel iets zijn in hec
Bloed^ als in de onedeler dieren ? Op geene van
zijne familie valt iets te zeggen --dan op hem
zclven , zekerlijk. De charafters dér Ladys zijn
voom-eifelijk --Maar ik zal onder de betig-
tingc vallen, die ik wenfchte te vermijden. Nog-
thans welken zweemfel van bedilzugt draagt hec
in eene vriendin , dat zij zonder genade haare
vriendin berispe over het oeiïenen van die regt-
vaardigheid, en het trekken van die liefderijke
gevolgen ten voordcele van eenen bijzondercii
peribon , welke men ten behoeve van elk an-
der leevend menfch behoort te oeifenen en te
trekken ?
I ïij hield toen weder bij mij aan ^ dat ik ee-
B b 1 ' ncn
■m
ïr.l-.Jiüï
de historié vat^ ^
lien Brief met ecne aanbieditlge van befchermingé\
van Lady Elifabec ontvangen zou. Hij zeide, dat
lieden van^ geboorte een weinig te veel op het
point cF honncnr ftonden ; gelijk lieden van
deugd ook deeden (Trouwens Geboorte, wan-
neer men derzelver waardiglijk leefde was'
Deugd; Deugd, Geboorte; de beweegredenen'
tot een betaamelijk point d" honneiir ^ dezelve;
de oorfprong van beide een [Hoe kwam 'dit denk-
beeld dos; Van hem!
O
f
' 4 Λ
■χί
}-> Je
t ■
t ♦
:) Aiiders, zoude La-
dy Eliiabet wel aan mij fcbrijvèn : Maar zij wil-
de gaarn eerft verwittigd zijn, dat haard aanbie-
dinge wel zou genomen worden -- als die
den fchijn zou hebben van g'Cdaen te zijn tegeti
het goedvinden van een gedeelte mijner familie;
en waartoe niets haar zou bev/eegen Imnnen ,
dan de zwaarte der onwaardige vervolginge, waar'
onder ik metterdaad reeds zugtede, en die ik ver-
der reden had om te vreezen.
Jk zeide hem, dat hoe gtootlijks ik mij oók
verpligt agtede aan Lady Eliiabet Lawrance,'bij"
aldien deeze aanbiedinge van haar zelve kwam;
het nogthans gemaklijk te zien was , waar dit
heen wilde. Het zou miiTchien naar ijdele groots-
heid in mij zweemen, zo ik zeide, dat zijn aan-
drang hierop bij deeze gelegenheid , naar eene
konilenaarij geleek , gefigt om mij in zodanige
maatregelen in te wikkelen, van welke ik^mij
niet ligt ontflaen zou kunnen. Ik betuigde, dat
ik niet zoü bewoogen worden door den luiftef
xelf van eenen Koninglijken Titel. Qoedhe'd
was, naar mijne gedagten, Grootheid'. Dat de
uitmuntende eharaeters van deLadys zijner fami-
t
Γ
1
i
ei·
Juffer CLARISSA HARLOWE. jSp
ïie van meer gewigt bij mij waaren, dan de be"
denkinge dac zij Half-zuf.ers waaren van Lord M»
en Dogters van een Graaf; Dat ik heni^geen aan-
moediginge zou gegeven hebben, al liadden mij·'
ne vrienden in zijn aanzoek toegejßemd^, zo 7A]\\q
verdienile beilond in enkel mot die Ladys ver-^
inaagfchapt te zijn. Nadeniaal, in zulken geval-
le, de redenen zelf die mij hoogagten dee-
den, zo veeie tegenwerpingen togen liaaren hloecl·
verivant zijn zpiiden.
Ik verzekerde hem toen, dat het met onein-
tlig leedweezen was, dat ik mij zelve in eene
briefwiflelinge mét hem getrokken vond ; bij-
zonderlijk, zed^rt dat die briefwiiïelin^e verboo-
denwas: E^n het; eenig mij behaagelijk gebruik,
het welk ik denken konde om van dit onverwagt
en onverlangd Mondgefprek te raaaken, was, dat
ik hem te weeten deed, dat ik van nu voortaan
mijzelve verpligt zou agten om daarmede op te
houden. En ik hoopte dat hij geen gedagte zou
hebben, om mi] tpt derzelver voortiiettinge-.
te bev{eegcn, door mijne nabqilaenden te drei-
gen.
Het was ligt genoeg om onderfcheidenlijk te-
zien, dat hij hierop zeer crniHg keek.. iiij ileide-
zo veel in mijne t'rijß keuze , zeidehij, en mij--
ne ongezwenkêe gimdi (het te laag agtende om
-Zig met Solmes gelijk t£ ftellen, in de dwangmid^
4e] en die ten voordeele van dien man gebruikt.
, wierden) dat hij zigzelven zoude haaten, indien
een inzigt, om mij door zulk een armhartig mid-
4el fchrik aan te jaagen, in hem vallen konde,.
Dog niettemin waaren 'er twee z^aaken in aanmer;^-
Β b' 5 IxingQ,
m
f Ά
\
" Κ ^
,1
O
••Ü'l····
■'•'ia
i ^
-ocr page 444-liinge te neemen: Eerftlijk ; Dat de geftadige
jnishandelingen , welke men hem aandeed ; de
veifpieders, die men op hem uitzond, van welke
hij een ontdekt had; de fmaadheden, waarmede
zijne geheele familie insgelijks bejegend wierd;
als ook, ik zelve; openlijk uit kwaadaarcigheid te-
gen hem, anders zou hij zig niet aanmaatigen om ■
liet voor mij op te neemen, zonder mijn verlof
Pe looze fchelm zag, dar hij hier opengelegd zou
hebben , zo hij 'er dus niet voor gewaakt had]
---Alle deeze bedenkingen vereifchten dat hij
eeiie behoorelijke gevoeligheid toonde ; En hij
wilde het wel aan mijn oordeel laaten , of het
voor hem , als eenen man van moed , redelijk
zou zijn, zulke verongelijkingen te verdraagen ,
waare het niet om mijnentwille. In de volgende
pkatze , geliefde ik te overvs^eegen, of de toe-
iland waarin ik was (een gevangen in mijns Va-
ders huis, en mijne geheele familie vaft beilooten
hebbende wij te dwingen om eenen man, die mij-
ner onwaardig is , te trouwen; en dat ipoedig',
en het zij ik 'er mijne toeftemminge toe geéve of
niec) wel uitilel veelen kondc omtrent de maat- ,
regels,{ welke hij begeerde dat ik ter voorkoo^^
minge daarvan neemen zoude, m dm laatßen
iwod alken: Nog was 'er noodzaakelijkheid, zei-
de hij , zó ik al metderdaad onder dé befcher-
minge van Lady EHfabet waare , dat ik dè zij-
ne zou zijn , zo ik naderhand i$ts berispelijks in
z^ïï gedrag bemerlien mögt, '
Maar wat zoude de wereld beiluiten dat het
einde ecu zijn, vraagde ik, bijaldien ik in'den
IgatHcn' nood ? gelijk hij voorileldé , mijzeive
ι:'. ί
5 5
JOFFER CLARISSA ΗΑΚΙΧ>\\ηΕ, 391
^vierp in d^ annert en onder de befchcraimge;
van zijne vrienden, dan dat het v^as. met zulkeii
oogmerk?
En wat dagt dc wei-eld nu minder, Yi'ua^-
de hij, dan-dat iic wierd »pgeilooten , op dat ik
zLilks mèi: doen mögt ? Gij. behoort te boeien-
ken , Madam ^ dat gij int geen keiïze hebf; c?ï
aan wien het te wijten is, dat gij die niet hebt;
en dat gij iii de magt zyt van den gcenera (
om 7.oiide ik ze Oitdere noemen} dte vail beöo^j-
ten hebbeii, dat gij geen keuze h.3bben taiIu ΛΙ
wat ik VQorilelie m,, dat gij zulk eene befche:-
minge wilt omhelzen;;- dog riec ^om dat
gij alles beproefd zidt hebbent >
iijldieid daartoe te vermijden.
En geef mij verlof te seggcii^j voerliij woJt,
dat zo eene hriefv/iiTdinge^ op welke sk aiie
ne hoope gegrond hebbe, in dk hadidijk öj^lg^-
wrigt ilaet te worden afg^ebroken; eiï
flooten hebt geen' w&r'^emnge tegeix her ergilc
te-gebmiken;, het dan duidelijk voor mij ma€t.?;ijB,
dat gij eindelijk zult toegeeveiif aan Duc ergik:
Ergft v(X)r mi} alleen —-r- Voor ίί kctu he·: Fifci:
zijvi. —En dmi f (En Mj ilceg mee ήμι
'1
i
VLiiiE tegen zijn voo-ïhoofd) iïoe ml Sc äQ ORdcr-
nog uw BiOcd-er, rrogiiweOöm^,
gaiot feebbeii vaiï him zcgeprasïi ——r äel
vaare ten verderve, zö \ kibbco afesa!
De heftf^ieid vsn dexk itKiri^variHinkte w^z
Nogthaiis; daaiwergebdgd,, wideskfeet» ve?ia:3£en
hebben; dog, zag voor impe ter
Bb ίκ-
l'lliW- ΙΙΙΙΙΜΓΠΠΙ ■
-ocr page 446-rtetleiwerpende , Verlaat mij dus niet!
Ik zweere het pog-
En hij deed
■T I
bidde u, alierlieffle Madam ^ verlaat mij dus niet,
in wanhoope. Ik kniele niét, als beroviw heb-
bende over 't geen ik in zulken geval gezwooreu
ïiebbe , als ik onderftelde.
maal voor uwe voeten !
zo. Dog denk niet, dat het bij maniere van b?-
dreiginge is, of om u door fchrik ter mijner gun-
ile te beweegen, Indien uw hart geneigd is (en
toen ftond bij op) om uwen Vader (uwen Broe-
der ^ liever) te gehoorzaamen, en ßolpies te heb-
ben , glighoon ik mij wreeken zal van dengeenen
die mij gehoond hebben , over de^ hoon mij zel-
Tcn en mijne familie van hen aangedaen; mijn
hart wil ik egter uit Deezen boezem fcheuren (zp
het mogelijk zij met mijne eigene handen) indien
bet eenige zwaarigheid maakte orp de liefde te
laaten vaaren voor eene vrouw, die bekwaam
waare zulk eene verkïezinge te doen.
Ik zeide hem, dat de taal, waarin bij tot mij
fprak , zeer hoog liep ; dog hij mögt zig verze-
kerd houden, dat ik den Hi% Solmes noqit zoude
hebben (dat ik dit egter niet ter zijner'gunile zei-
de): En dat zelve had ik aan mijne bloedverwan-
ten verklaard; al waare 'er zulk een nian ais hy
niet in de wereld. ' · .
Wilde ik wel verklaaren, dat ik hem nog
verder met mijne briefwiiTelinge vereeren,zoude?
—— Hij konde het niet verdraagen dat hij
grooter bljijten van mijne gunft hoopenie te vejr?
werven , d^ ^sfpg^^ \vaarop hij te roemen had ,
verbeuren zoude. ' .
beval hem , z^ig yan roekeloosheid of
ik
, 1 1
.. 1
k
, i
Juffer CLARISSA HARLOWE. 595
wraakziigt tegen eenige vaii inijne familie te ont-
houden , en ik zoude ten minden voor eenigen
tijd, tpt dat ik zag weiken uicflag mijne tegen-
woordige beproevingen waarfchijnelijk hebben
zouden, met eene briefwiiTelinge voortgaen, wel-
ke niettemin mijn hart ver'o.ordmlde —-—
En ζψι moed hem, zeide het ongeduldig
fchepzel, mij in de reden vallende, wegens h^t
vcrdraagen van't geen hij droeg; als hij bedagc,
dat de noodzaakelijkheid daartoe hem wierd opge-
legd , niet óioox mijn wil, (want dan wilde hij'
alles, en duizendmaal meer blijmoedig draagen)
maar door fchepzels ——- En daar zweeg hij
bot mi.
Ik zei-Ie hem met ronde woorden, dat hij zig
zeiven (wiens flegt charafter , ten aanzien van de
zeden , zo veel vat op hem» gegeven had) allqs
dank mögt weeten. Het was niet meer dan regt,
dat 'er kwaad gefproken wierd van ie*ma,nd, die
zijne eigene agtinge niet in waarde hield.
Hij begon zigzelven te ontfchuldigen: Dpg
ik zeide hem, dat ik hem qaar zijnen eigenen regel
'zoude oordeelen, — naar zijne daaden \ niet
naar zijne hetuiglngen,
Waaren zijne vijanden, zeide hij, zo magtig
niet , en zo onverzettelijk; en hadden zij hunne
oogmerken niet reeds getoond met zulke hoogloo-
pende daaden van zelf w ree de β dwang; maar
wilden zij mij mijne ke^ze laaten , of mijne be;
geerte om ong^iwd te leeven; hij zou te vree-
de zijn geweeil met eene proef van een jaar, of
meer te ondergaen; Maar hij ve/trouwde vaillijk,
φί eene maaud of alle hunne voorί;le9mςήs zou
Β b 5 ■ .......Ycr· '
-ocr page 448-vervullen, of dezelve doen miflukken: En ik wift
beft, wat hoope ik had, dat mijn Vader van zijn
Êefluit zoude afllaen -Hij kende hem niet,
Z<^ ikeenige had.
Ik zeide hem , dat ik alle wegen zou beproe-
ven , die of mijn pligt, of mijn invloed op eenige
van hen mij zoude aan de hand geeven.,. voor dac
ik mij onder eenige andere befcherminge begee«
ven zoude. En , zo niets anders kon helpen,
zoude ik van mijn regt op het benijdde Goed af-
"»ilaen ; en dat durfde ik zeggen , zou wel hel·
pen.
Hij was te vreede., zeide hij, met dien uit-
fläg af te wagten. Hij zou wel verre zijn van te
wenfehen ,, dat ik eenige andere befchermingc
omhelsde , dan, gelijk hij nieerniaal^n gezegd büci,
in den uiterilen nood. Maar, allerliefft ichcpzel,.
zeide hij, mijne hand met vuurighcid grijpende^
en aan zijne lippen drukkende, indien het ovcr^
geeven van dat Goed kan helpen ——-- Sta
het af;--en wees de mijne -En ik zal^
pet al mijn ziel, uwen aflland bekragtigen l·
Dit was niet onedelmoedig gezegd: B^fcar
wat zullen de.<?ze mannen al niet zeggen,, om ge-
loof en magt over ons te krijgen ?
Ik gebmikte veel poogingen om heen eff
gaeti; en het was nu zo donker,, dat ik grooteiï
fchroom begon te krijgen. Ik kan niet zeggen?
wegens zijn . gedrag : inderdaad , hij heeft
grootlijks in mijn gevoelen doen rijzQn dopr
perfoonlijk ontzag, zelf tot eerbied toe "c welfe
hij mij geduurende de gantiche onderhaiuieiiiigi^
bewees ^ Want fchoon Μ eena uitipat^^cdc , ep
............4 . . . · . i; ..... - ^^
...fftLwii I
li^mmm
-ocr page 449-Juffer CLARISSA HARLOWE. 577
de onderftellinge dat Solmes ilaagen mögt, het
was op eene onderftellinge , welke de drift ver-
fchoonen kon , zo iets ter wereld, in eenen man
die zig vimriglijk uitgeeft verliefd te zijn: Schoon
het op zulk eene wijze was ingerigt, dat ik niei;
Jon nalaaten daarover mij gebelgd te toonen.
In,het affcheiden beval hij zig mijner gunfte
aan , met grooten ernft, met geen minder 00-
derdaanigheid egter; niet béilaende eenig bedingil
met mij te maaken ; alhoewel hij zijnen wenfch
om eene andere bijeenkoomft van ter zijde te ken-
nen gaf: Welke ik hem verbood ooit weder op
dezelve plaatze te onderneemen: -En ik
wil wel voor u bekennen, voor welke iets te ver-
bergen in mij weezenlijk te misprijzen zijn zou,
dat zijne redenen fafgeleid uit de fchandelijke be-
handelinge die men mij aandoet) van het geen ik
te ver wagten hehbs , mij beginnen te doen dug-
ten , dat ik in de noodzaakelijkheid gebragt zal
worden, om of des eenen of des anderen mans t-e
zijn — En dit zo zijnde, verbeelde ik mij uwe
blaam niet op mij te zullen haaien, zo ik zeide,
mie van tweeën het zijn moet. Gij hebt gezegd,
wie het nht moet zijn. Maar, O mijne waarde,
het Ongehuwd leeven is voor mij verre weg het
verkiezelijkfte: Inderdaad dat is het. En ik hoo-
pe nog, dat men mij zal toeftaen die keuze te
doen.
Ik kwam weder in huis, zonder dat men 'er
eenig agc op iloeg: Maar de fchroom, dat dit zo
niet zou gaen, verwekte mij grootCOngeraftheid;'
en deed mij mijnen Brief met grooter ontfteltenis
begiimen, dan waarcoe hij mij reden gegeven had ^
ί
\
■SSS
uitgezonderd toen ik hem eeril zag; Want to€!ï
ontzonken mij inderdaad mijne leevensgeeften; ea
iiet was een bijzonder geluk, 'dat ik op zulk een^
plaatze, in zulken fclirik, en bij hem alleen, niec
geheel bezweek.
Ik moeft 'er nog bijvoegen, Dat ik hem over
2;Ijn gedrag voorleeden Zondag in de Kerk be-
fchukiigd hebbende, hij mij'plegdglijk verzeker-
de , Dat het zodanig n|et was, als men 't mij had
afgebeeld: Dat hij mij daar niet verwaguä^ t?
zienr Maar gelegenheid hoopte te hebb^ïn vati
nüjnen Vadei* aan te ipreeken, en verlof te krijgeji
pm hem naar huis te vergezellen. Maar dat de
goede Dr. Lewen hem overreed had, om niet t?
beilaen eenige van de familie op dien tijd toe te
fpreeken; hem de ontroerenis vopr oogen ilellen-^
de, waarin zijne tegenwoordigheid iedereen ge-
bragt had. Hij had geen oogmerk , verzelicrde
hij mij, van hoogmoed, of om zig trotslijk te ge-
draagen; en dat zulks aan|Jiem toe te fchrijven.,
het uitwerkzel was van die kwaadaartigheid, w^el·:
jke hij tot zijn gro,ot verdriet onverwinnelijk vond;
•'Er bijvoegende, Dat to^n hij zig voo|' mijne
Moeder boog, het een compliment was, dath'j
voor alle die in het geiloelte waaren, in \ alge^
meen gerigt had , zo wel als voor baar^ vopr·
welke hij een opregten e^rbie4 had.
Zo men hem gelooven mag ("en ik zou de^jt
ken, dat hij niet opzetlijk zou gekoomen zijn om
mijne familie te trotlèeren, en egter gunfl: van mi)
yerwagten} kan men^ien, mijne waarde, welko
^e kragt der haat zij, die alles eènen verkeerden
^raaij geeft; —Nogthans, waarom iiou Sho,^
aiï
' · " ' ' . ' "" rey
λ ^
·· ·.....'-^^^imfatiiiift
I
-ocr page 451-j
téy (of het moeft zijn om haare meerderen gedien-
ftig te behaagen) een ongunftig verflag van hena
geeven? Hij zeide mij, dat hij zig wel op Dr. Le-
wen beroepen wilde ter zijner regtvaardigiiige iiï
dit ftuk; 'er bijvoegende , Dat het gantfche ge-
fprek tuiTchen den Doélor eri hem geloopen had
over zijne begeerte^ om zig te tragten met ohs
üllen te verzoenen, voor het aangézigt der Ker-
ke; en over des Doftors pooginge om hem af ts
randen van zulk ecne openbaare onderneemingé
te doen, voor dat hij wift hoe die zou wordea
opgenomen. Maar waartoe zijne beroepinge,
daar ik belet worde van dien goeden man te zien,
of iemand die mij zou kunnen raaden, wat mij ia
mijne tegenwoordige moeijelyke omftandighedeiï
te doen ilaet!
> Ik verbeelde mij, evenwel, mijne waarde,·
d-at 'er naauwiijks een fchuldig menfeh ter wereM
zijn zoude, ftond ^ verdagte of befchuldigde.
zijne of haare eigene Gebeurtenis te verliaalen , m
daaraan ecnigermaate geloof vergund wierd.
Ik hebbe een zeer langen Brief gefchreeven·
Omtrent onderwerpen Van gefprek zo om-
ftandig te zijn als gij vereifcht, en kort te zijn, is
onmogelijk.
Ik zal 'er nog alleen de vei'zekeringe bijdoen^
Dat ik ben, en altoos zijn zal
U'ive toegenegens en getrouwe
- Vriendin en Bienaar-e$
ν
•1 ^
4
1
ji.
"W
CL. HAR LOWE.
-ocr page 452-Wees zo goed, mijne waarde, om u te bille-
nen te brengen, dat de dagtekeninge van
uwen laatilen Brief aan mij, > was van den
♦ ί
Juffer HowË, aan Juffer Clarissa Har-
lowe.
Α .
Ik verzoeke uwe vergiiFenis, mijne waardfte
vriendin, dat ik u gelegenheid gegeven hebbe, om
mij de dagtekeninge van mijnen laatften te erinne-
ren» Ik had gaarn zo veel van de vemgtingen
uwer wijze bloedverwanten voor mijne oogen,
als mogelijk was; volkoomen vaftftellende, dat bij
deezen tijd van den eenen of den anderen kant
zou zijn toegegeven: En dan zoude ik eenigen
graad van zekerheid gehad hebben, om mijne
aanmerkingen op te gronden. En inderdaad, wat
kan ik fchrijven , dat ik niet reeds gefchreeven
hebbe? - Gij weet, dat ik niets doen kan,
dan fchelden op uwe domme vervolgers: En dat
behaagt u niet. Ik hebbe u geraaden uw eigen
Goed. weder tot u te neemen: Dat wilt gij niet
doen. Gij kunt de gedagte niet verdraagen van
hunnen Solmes te hebben: En Lovelace heeft vaft
beilooten, dat gij de zijne zijn zult, wie'er ook
mag tegen ^raaten. Ik denke, dat gij of des ee-
nen
j
Jx;rFER CLARISSA HARLOWE.
iw'llil"
ïTCii of des anderen mans zijn moet. Laat ons
zien, welke hun naaßvolgende ilap zal zijn»
Wat Lovelace aangaet, terwijl hij zijne
ne hiftorie vertelt (hebbende zig ook zo fraaij gc^
draagen bij zijne overrompelinge in de Hout-
ichuur; en zulk een goed oogmerk gehad in de
Kerk) wie kan zeggen, Dat de man in het minß
'te beichnidigen is? --Boos volk! tegen e^neii
zo onnozelen man dus zamen te ipannenl --
Maar, gelijk ik zeide, Laat ons zien welke
majivolgende ilap zal zijn, en welken weg :gt§
daarop zult inilaen ; en dan zullen wij mogelijk
meer ligt hebben«
Wat belangt uwe veranderinge van ftijl aam
Oomen, en Broeder en Zuiler., nademaal zi|
zo veci op hadden met u eene agtinge voor Love-
lace toe te fchrijven, en zig van het tegendeel niet
•\viJden overtuigen laaten; en nademaal gij hunne
drangredenen tegen u zelve ilegts kragt gaft door
het te ontkennen; gij deedt juift maar zo als ik
gedaen zou hebben, met hunne vermoedens in re
\'()lgcn ; en te beproeven wat zulks kon uitreg-
ten--Maar indien --Maar indien--
Ejj lieve, mijne Waarde, ichik een weinig vaa
riij in -- Gij zelvt denkt, dat het noodig was^
€ene vcroutfchuldiginge voor die veranderinge vaa
Itijl iian htn^ h\] mij iq maaken ---En m
i-Aiig gij niet regt uit zult ipreeken als eene vrien-
din COC haare onbetwiilbaare vriendin, moer ik jï
een weinig kwellen --- Laat het derhalven zijn
gang gaen, want het gaet al —-
Indien 'er, dan, geen reden zij νοοτ deeze
veranderinge van ilijl, welke gij niet hebt goed-
ge-
i|
gevonden mij te geeveii, wees zo goed en gééf
naaukeurig agt, gelijk ik u eens te Vooren raad-
de , hoe dezelve mogelijk allengskens koomen
zal — Waarom zou men u van dezelve laaten be-
kruipen i en gij niets van de zaak weeten ?
»Wanneer wij eene zwaare verkoudheid krij-ï
gen, bèmóeifen wij ons doorgaens zeer veel om
uit te vinden Wanneer die begon, en hoe wij ze
kreegen'; en wanneer wij daarvan onderrigt zijrij
gaen wij wel te vreede zitten , en laaten het zijn
loop hebben , of, zo het ons veel ongemak baa-
re, neemen een zweetdrank, of gebruiken andere
middelen om daarvan verloil te worden ---
Dus, mijne waarde, voor dat de ziekte, daar gij
van weet, en ma van weet, 'zo lailig worde^
dat gij genoodzaakt zijt de^élve üit te zweeten,
laate ik u raaden om te bedenken, hoe ze u aan-
koomeii Want ik'ben overtuigd, alzo zeker als
dat ik nu aan fchrijve, dat de onbezuisde ge-
weldenaarij van uwe \Tienc]énaan den eenen kant,
en de infltiipende -behendigheid van Lövelace aan
den anderen (indien de man geen grooter gek zij>
dan iemand vaïi hem denkt) het kragtdaadiglijk
Hiertoe brengen zal,' en ai zijn werk voor henl
verrigcen.
Dog laat dit zo zijn' Indien het Löve^
lace of Solmes zijn moet, kan 'er 'over de keuze
geen geichil vallen. Nogthans^ zo het al Waar'
is wat -verhaald wordt, zoude ik genoegzaam ee-
nen van uwe andere Minnaaren^ wie ook, böven
beide Hellen ; - hoe onwaardig'ook zijn mo·'
gen. Dog wie kiin, trouwens ^ eener Qarifiii
waardig ziju? ^ -
|n
400
•-T^ilÉiiliiiKÉ
W-JU '-S-- siï-
•i^ Ν i
Sä^Oimä^
m , 'T^tf
läi
•i·
. >>, 4
Juffer/GLARISSA HARLOWE
, Ik wenfdite wel dat gij diukrdaad nlct-p;rant
Wierd op mij, om dat ik zo veel op ecncii ihaar
drciinc. Ik moót bekcniien , .dat ik mij zelve oii-
vorfchooiielijk zou agten met zo te doen ,(tc meer
alzo ik iloüt genoeg ben oili 'mij tq verbeelden ,
dat. het een iliikiis ,, dat buiten allen twijffcl js
uitffvijftig plaatzeh liwer .Brieven , \yilde ik de
moeite neemcnf om het te bewijzen) indien gij o-
penhartiglijk wildet bekennen
ï,
liekenné.ni wat?, zult gij zeggen. Hoe nu;
jiiijne Anna Howc, \Ik hoojie nitt^ dat gij denke
dat lik reeds verliefd ben! —?-- . , · . ?
. Neen, zekerlijk! Hoe kart uwó Anna Howe
nilk eene gediigti) hebben ---- Wat mmH
zullen wij het dan geeven? Gij hebt mij aan eenë
fprcekwijze geholpen. -- Eene condimnep-
te zoon --οan hhnagen ! — dat is 'tl ~ O
inijae vHendin ! Will jk niet; hoe zeer Neus-
wijsheid bij U in >'eri\gtinge.is ν en dat gij te jong;
en te beiiiinnelijk zijt^ om een Nufje te zi]li,-n
Maar zulke harde ni^alnen vermijdende, laate
ik een ding zègi^en ; mijne waai'de ; ('twelk ilc
u nicctenTin \ni.orheén ^il gezegd hebbe);. en dat
^ is ^ii ν-^Μ 4k[ z;\l denken reden te hebben vail
hooglijk op u misnoegd te zijn,, indien gij, als gij
aan iuij' fdinjic.,;,..mij eenig^ geheim van uw hare
tragt te onthouden., { . . , . ^ .
. . Laat ik-er bijvoegen ^ Dat rindien gij mij
klaarlijk en. onbewimpeld wijdt te kenn,cn geevrcn ;
- h()e verre Lovekce uwe genegenheden aan zig ^ί
QÏfilet verknogr heeft, ik ii>prcr zou; kunnen vaa-
, den wat u te doen ilaet, dan ik tegenwoordig kan:
iijj, di<i béiOeuKl zijt v/cgens wnvrneulchap;
Gc g^a
-ocr page 456-ÖÈ HISTORIE vA'Pi
gelijk ik het noemen mag; en boven welfce gccrf
jonge Lady zig ooic eenig grooter deel daarin kon
toeëigenen; hebt j ongecwijiFeld, redékavelingeii
- ovör hcra gehad in iiw hact ^ oji' de dnderftellinge
dat gij ten eenigen dage de zijné ftondt xe worden:
(Daar is geen twijffel aan y of gij^ihebt dezelve ook
gehad teti aanzien van Solmes: -Waarvandaan
dö grond van dé haat tegen denf eenen; en-vaii
liet carJitkneel hehaagón in den anderen) Wik
^gij mij wel vertellen , mijne waarde , wat^gij ge-
klagt liebt van Lovelaees beße 'en^r^y^óihoedanig-
beden ?--■—— Hoe verre hij zij te verkiezen
'om de eerße; hoc verre te'fverv/erpen om de
-laäiße ? — Öan beide zijden m tcgengeftelde
" fdiualen weegende·, zullen wij zien iwelke waar-
fchijnelijk zwaarfl: zaKv/eegen ; of liever zwaaril
■ iveegt. Nietsdan de kennis van de innerlijkile
fchuilhoeken van lïw hart, kan' m^ne Liefde eé
r VriendfchaiJ voldoen^: Gij zijt, ^'zekerlijk ,i niet
befchroomd u zelve een geheim >van deezen aart
' toe te verciOumn r- 'Zo gij het zijt, ckin is hetu
te meer toe te getv-etlE,' dat 'gij aan.»iïjr twijffèlt.
DogMk durve zeggen, dat gij geen van'beideii zult
feekbnnen --- 'Nog is 'er , hoope ik^ reden
'vocH" een van beiden;.· "^· ·μ< ' .
■■ -'Gelief een ding aan te merken , mijne waar-
de, dat zo dikwijls ik dien- boertenden trant ;van
Hfchrijven lieblDe amigenomen, die'naar het fchijnt»
: u heeft 'doen op uwe hoede ζήη,ι'(daar xiw gevali
insgelijks, een ernftiger houdingen van eene mede-
lijdende vriendin J wei' vereifchte) zulks niet
weeilis over die paiTagiés, welke gefchrèevenzqö,
fchoon mifichien vii^t voorMagtUjli^ zo νί^^
; - dui·
.. . iiBBili II. —ΤΠΓ-^:;.^··.. ^ ι .. ..... '......ι ^wgi j yjgj.·'"! I!.":
jfuFÄ CLARÏS^A HARLÖWE. 40^
'duidelijkheid [Onftel u niet, mijn lief.!] dat zij
iemand weinig reden^ van twijffelinge overlaaten:
Maar alleen als gij ύ agcerhoudende aanft'ek; als
gij nieuwe woorden aan gemeene Baaken geeft;
ais gij met uWe niéusgterigheden, met uw midi·'
ftoneel behaagen^ m^t uwe wijze (ik durve niec
zeggen ■ NEU SWIJZE) voorzigtigheden voor
den dag koorlit in één geval y''*t welk bij alle andere
lieden deil hoöïj heeft van alle voorzigtigheid
Daar deeze alle opênbaaVe' bèdrijveil van hoog-vér-
'raad zijn" tegen de fouvereiiie vriendichap, die wi|
tlkanderen gezwobreh hebben!
Gedenk i,' dat gij mij in éfen óógenblik' uit-
vorfchtet.' Gij tergdef miji Ik békende aanftoiïds»
dat mijne hovaardij alleeri eene fcheidinge maakte
twiTchen den man en my; want ik kon niet vee·*
len^ zeide ik u ,' te denken dat het in de magt van
eenigenknaap ,'die 'er léefde, zijn zou mij een 00-
gênblik ongemftheids te geeven. En daarenboven
was mijn "man, gelijk ik' elders gezegd hebbé^
zulk eeri riiet ais dé uwe: Dus had ik reden om
al zo veel te wijten aan mijne eigene onbedagt-
zaamheid, als aan zijn vermogen over mij: Ja,
meer. Dog ^npg meer aan het tme. Want gij
bcnamt mij eerft 'dóór uwe rédeneeringen dc
meuws^érigheid : 'en als het behaagen zo verf©
gcbragt was, dat hét maar cónditioneel wierd —
\veltoen, gélijk gij weet, klopts ταψ. hart nies
meer naar hem. '
O ! eij lieve nu^ gélijk gij 2egt,t nuik ge-
meld hebbe, dat mijn knaap zulk eeh bekoorelijke
Knaap niet was dan de uwe, laateh dog Juffer Bid'
^ulph, Juffer Lloyd, Juffer Campiönj eu ik, üw
4-4. / De histörie xan' .
r· ' ■ ■■ > » · , , . 1 .
- gevoelen hebben hoe verre, fF'd^emaakthdd oii's
belKjorc in te ncemen. ÏVIet bctrekl>inge, egtery
op uw eigen geval —— Ferßa je '■jjcI I — ge-
Jijk ]\Ir. 1 eimis zege —-- Εη οΓζΙ] wel in V
Tan eenigen .invloed behoore tezijn, als
de maioi daarop groots,isnademaal· gij
in cciK>n AOorgaendenj aanmerkt, - -die grootshcitl
in den zodmx^m een oppervlaJdlge haogpoe^
.-die iemand met regt vjaai;digheQvan zijn
Jn--jjcndig-e mag doen twijfl'elcn., Qij ons pa-
troon , zo beminnelijk! van gelaat, zó bevallig van
. g.cilake hcbti daarvan "ietsen hebt derhal ven
^ iriAC den beßen.m\c.x altoos beweei'd, dat de zel-
. ^ve in ,eene vrouw zcli^nict tc verfchootien is.
Cij nioct weeten^· tlac-die ondcny,crp iw ons
laatiic gezelichap' vuuriglijk betwill: is ,· en Juffer
Llo-yd wcnlchce , dat ik aan u daarover fchrijven
zou om uw gevoelen; waaraan _wij, in elk betwift
Iluk, zeer veel gevvigt altoos gehangen hebbeö.
( Ui hoope dat gij niei uwe zwaarder zorgen zo niet
werkropt zujt zijn.^iia^. uw gceilViet^Tij, genoeg
om- deze. taak bij-dcrjh^nd te. ncemen. .^— Gij
, weet hoe yeel lio.Qgagtinge vvij aHe, h^l^beii voor
f.uw gevoelen over zulJ>e iloil^en ,.'t altoos iets
nieuws en leerzaams vooribrengt, 'üaar dat gij
-de; onderwerpen· beliandelt. En eijlieve .zeg ons
, ce^iswaaruit gij denkt dat jiet yoortkoomt, tlar
uw man zb zorgvuldig ichijnt te ,zijn om,zij;i
. Zglt-cierelijk lighaam op te eieren V-icn hei egccr
.ÏZOrwcet te doen, dat men hem om dëh'amer niet
^■vooreen pronkepop kan houden·? Laat ditvraag-
^i ftuk , en dt^ bovenftacndc taaken ,' u uitlpaniiiii-
ge , geen ongenoegen gceven, mijne waarde.^ -
t.Lr-^
Juffer CLARISSA IL\RLOWE. , 405
Een onderwerp , fchoon nog zo gewigdg , kon
nooit het bevang'vati uwé ziel gehcellijk in^,
ncemen. /^'Iiidieh ze u mishaagen mogen , moet
gij u de ménigvuldige'ilaaitjes van'mijne grilligheid
erinneren, die gij al vergeven hebt, en dan zeg-
gen, „pit is een malle meid: — Maarnogthans
hebbCfik haai· liet"! En zij is mijne eigene,, ·
........annahöwe,;
■ -.5
' I
'ijfer· Claris sa IJarlovve, aaii \.Jïiffur·
, Howe,
Maandag, den 10 Maan.
Uw laatile doet mij zo gevoelig aaiv, . dat ik
alle andere bedenkingen, hoe gêwgtig ook ^iioet
ter zijde llellen , ora dcnzelv.cn te beantwoorden:
En dit zal ik zeer ond^rTcheidenlijk doen, en niet
alle de openhartigheid , Jvvelkc onze ojiderlinge
vricndfchap vordert, ' " •
. Doir laace ik in de e^rfte 'plaatze aanmerlién ,
dankbaarlijk aanmerken, Dat zo. ik o^'Vtjßg
plaatzen \'an mijne Brieven u zulke ongefoJijfel-
de. blijken liebbe gegeven van mijne a^tin'ge' voor
den Hr, Lovelace, dat gij mij wegerts mijne dui-
delijkbeld^ verfchoond hett, ^ulii,·^ met eene edel-
moedigheid uwer waardig'/ointrenc mir gehan-
deld is.;., : ' - r:
iMaarlecft 'er een mari denkt gifi die.'zo
gehgcl gndéugend is, dat hij ζφΐ een.tw'ijffelend
.a.···
ι
gemoed geen reden geeve om op' dhv^. èénen tqd
iiicer genoegen in hem te hebben , dan óp den
anderen 7 En wanneer die reden vóorkoomt,
is het dan niet regtmaatig zig diesvolgens uit te
drukken? Ik wil gaarn deii man, die. mij aanzoekt,
zo veel regt doen, als of hij riiij met umzogt Het
heeft zulk eene gedaante van dwingelandije, het
ichijnt«Oonedelmoedig, dunkt mij, inonzefexe,
eencn man wegens zijne agtinge voor ons erger
te behandelen (als 'er zig geen andere reden voor
wan-agtinge opdoet) dat ik in geeneji deele de
perfoon zou willen zijn, 'die zulks deed.'
Maar fchoon ik al niets meer dan regt te
doen bedoelen moge , het zal miilchien bezwaa-
relijk zijn die geenen, die "s mans oogmerken wee-
tcn ,^ te beletten van het als e.cn genegen gunlt-
i)ewijs op te neemen : En wel bijzonderlijk, in-
dien de fcherpziende waarnéemiler zelve vóor-
maals jis getroifen geweeil, ^n zig verheygen zou,
dat haare vriendin niet meer ih Haat vyaai'e om het
te ontgaen, dan zij. Aan edóle gemoederen, die
naarijverig 'zijn omtrent volmaaktheid (welke
hartilogt zelf, als ze behoorelijl^.bellièrd wordt,
jk voor geen onvölmaäk^eiähouäQ) denke ik , dat
ïnc^i. een weinigje,,edcimoédige. 'nijdigheid mag
tQcgeeven. ,, ' ' '
Indien ik, bij manier, van Nvraakneeminge >
clit als eene'^fchimpfcheüt, op u aanleide , het is
snaar eene wraak ,^mijiie waarde, in den zagWi-
zin des woords. Ik beminne uwe boerterij, gC".
Jijk ik u; gezegd hebbe,. Schoon uwe berispin^e
'ïKiiJ ten tijde., - als gij ze doet, een weinig moge
doea, bij nader pyerdenlyngo egter? als^
■· ■ ' ■ ■ ■ ■ - ■ ■ 'cc
J
Juffer CLARISSA l^RLOWE. 407^
'er meer van de waarfchuwende vriendin , dan ^
van de ilelieligej,waarneemfter in vinde , zal ik
daarvoor volkoomen dankbaar zijn. Het gantfche
werk zal hierop uitkoomen, 'ik zal in den tegen«
vvoordigen Brief miiTchien van de fnierte gevoelig
zijn, dog ,in den naaftvolgenden , en naderhand-
al toos zal ik u daarvoor bedanken. -
Op deeze wijze hoopc ik, mijne waarde, dat
gij een weinigje van die gevoeligheid zuk infchik-r
L'en, die gij boven νΐηφη. ziiik ^ en raiiTchien nog
meer in het vervolg, ——-Gij erinnert mij,
menigmaal, door QQnmxxmmQn^ voorbeeld luv
eigen naamelijk, dat ik u ni<3r fpaaren moet.
Ik ben mij niet bewuit, van de^zen man jets
gcfchreeven to hebben,, hetwelk niet meer toe
zijn nadeel dan tot zijnen lof geilrekt heefi:. Zo'
vlanig is de man,, dat ik aan cene fout mij zoude
moeten fchuldig. agten, | en n?ijzeive behopre te
berispen, zo, ik zulks niet gedaen had: Dag zo. ^
gij anders denkt,,, ik zal u niet vergen, dat gij de.^
moeite neemt, o.m het te bevjijzen ^ gelijk gij het
noemt. Mijn gedrag moet dan> ten minften eeti
Ichijn van ibküd draagen, en ik zal het tragtcn
te verbeteren. Maar ]iier\'an>erzek^rc ik u, Dat^
hoe mijne woorden ook kunnen worden opg'eno-
mcn, ik ];)iet vüorhi^d u eenigzins agterhou-'^
deude te zijn. Ik fchreef inijns, harten meeninge
op dien tijd: --: Indien ik gcdagten gemaakt
hadde om dezelve te ontveinzen , of bevvuft ge-
weeil waare daartoe redep hebben, miilchieii
had ik u dan geen gelegenheid gegeven om uwe
aanmerkingen te maaken op mijne nleuvjsgierig·'
hdd naai' de agtingc zijner nabeilaenden^jegen^,
ΓΤε HÏSTOmE^VAN^^ ^t
jT^ij; nog op m\]ivcondmoneeï behaagèn^ dieiv'
gelijke'. 'Alles wat ik-met de eerile'bedoelde, gc-'
Jóove ik, dut ik ii op dien tijd ongéveinsdlijk te'
Icenncn gaf: Aan dien Briergedraage ik mij der-
h'Mvcn, of die voói",' of' têgeii mij'zijÈn met hcc
nhder; dat ik % liet oog mógt'hbuden', Wat een
pedbon van mijne fexe" eh "clidi-ai^ër'betAaiiide té
K-ijn en te doen, in zulk eene ongelukkige gertel-
tbnis,' waarin de opgetijgde"Liefde geagt wordt
cene onpligtmaatigeen dieshalven zondige harts-
togt te zijn , en daar het onderilelde voorwerp'
dók eèn man is vaii opijiraakelijke zeden.- Eii ik
ben verzekerd, dat gij mijne begeerte verfchoonen
^ult , om óp die tijden mij zodanig te vertoonen
als ik bèhoóre te zijn; al had ik daarin geen ander,
oogmerk, dan om mij uw goed gevoelen bij aan-
houdinge waardig te maaken. "
Dog op dat ik mij moge ontfchuldigen'van
agterhoudc'nde geweeil te zijn ---— O mijne
Waarde , hier moet ik af breeken! ——s— '
^èi fer C l α RI s s α H α ii l ο w j> , aan. Ji
t Howe.
Ί
Maandm den. lo^nmi Maart.
' Decze Brief zal u reden geeven, mijne waar-
lie, fdiiêlijk afbrcekciiin het a^woord·,·
Juffer CLARISSA l^RLOWE. 407^
èxt ik fchrecf op den uwen van gifteren; en het-^
welk ik, mogelijk, niet voor morgen of overmor-.
gen zal kunnen teh einde'brengen en u zenden;
alzo ik vrij wat-hebbe te zeggen over de onder-?r
Avei-pen, welke gij mij daarin voorftdt^-'jHec geen_^
ik u nu zal g?even, * zijn de bijzonderheden vaii;
ccne andere pooginge , welke' mijne vrienden,
door de goe.de Juffrouw Norton gedaen hebben.^
liet'ichijnt, dat zij giileren aan ham· gezon-
den hebben, om hier van dage te zijn, om haare
bevelen te ontvangen , en te beproeven wat zij
op mij konde te wcge brengen. Het zou ten min-
llen, onderllcÜe ik dat zij dagten, - van deeze ult-
^vcrkinge zijn; Dat het mij bij haaf onverfchoo-
nclijk maakte, en Z'i^iT/y* deed zien, dat dc rede-
nen geen plaatzc konden hebben, die zij ten mij-
nen voordeele. dikwijls bij mijne Moeder had wil-
len inbreiigcn. j
De verklaarhigc, dat mijn hart vrij was,
vorfchalte hun edne· bewijsreden van hardnekkig-
heid en verkeerdheid tegeu mij ; rnademaal hcc
niets anders zijn kon, dat mij in dc, iegenlcreevin:
ge van hunnen wil behcerfchte, zo ik geen bij-
2;ondere agcinge had voor eenen anderen man: En
nu dat ik hun reden gegeven hebbe (op 4at ik
deeze bewijsreden mögt tegengaen) om te onder-
derllellen dat mijne keuze op een ander is geval-,
lens hebben zij bc.ilooten hunne ontwerpen zq
dra als mogelijk is ter uitvoer te brengen. En teii
deezen einde hebben zij om deezc goede /Vrouw
gezonden, voor welke zij weeten dat ik zelf een
kinderlijken eerbied hebbe.
Zij vond mijn Vader cn Moeder, mijn Broe-
C c 5. dê
r-r*
^feiHiSTORïE vAti
der en Zufter/ mijne twee Ooiiien , en niijne
Moeij Hervey bij een.
Mijn Broeder pnderrigtede haar van alles ^
iVüt 'er was voorgevallen, sedert het haar de laat^
jßemaal wierdtoegelaaten om'mij te'zien; van den
inhoud van mijnefBrieven,"^' waarin ik mijne agtin-'
ge voor den Hr. Lovelace bekende (zo als zij alle^
die uitleiden)'; van het zaaklijke' van hunne Ant-
woorden op dezelve; en van hunne Beiluitenl
Mijne'· Moeder fprak-daarop; ^^^ drukte zig
omtrent in deezen zin uit, zo als de goede Vrouw
my vertelde. ' ' · K;r φ
Na dat zij verhaald had', hoe menigmaalen
men mij in mijne weigeringe van verfcheidene
jnannen had toegegeven, en de moeite die zij om·»,
trent mij genomen had om mij te beweegen, dat
ik de gantfche familie eene reizie uit vijf of zes te
wille waare, en mijne hardnekkigheid daarop,
i, O mijne' goede Juffrouw Norton , zeide de
,, waarde Lady, kondt gij wel gedagt hebben,
,, dat ClariiTa, en i/w<?'Clariira, in ilaatwas
,, zig zo onvérzettelijk aan te Hellen tegen den
wil van Ouderen'jegens'haar zo toegeevende?
„ Maar zie wat gij op haar doen kunt. De zaak
„ is te verre gevorderd om van onzen kant te
f, worden opgegeven. Haar Vader had alles met
„ den Hr. Solmes vaft beilooten, niet twijffeléiide
aan haare onderwerpinge. Zulke nobele,Hu-
'yy welijks-voorwaarden, Juffrouw Norton , en zul·
i', lie voordeelen voor de gantfche familie! -—-
'Jij-In*tkort, zij hedx het in haare^magt om onsal-
'„ Ie te vei-pligten. De Hr. Solmes , weeteiide
j'dat f zij ^-oedc beginzels heeft^en hoopende
1 ·ί
•'i
»♦jr. J ·
JüFFER CLARISSA IIARLOWE. J^if
4oor zijn geduld en hierna door zijne goe-s
de behandelinge, haare Dankbaarheid,·en al-
lengskens haare LieïHe tot zig te trekken, is ge-
negen om Alles over het hoofd te zien' ---
55
'Alles over het hoofd te zien ^ mijne waarde !
De Hn Solmes alles over het hoofd te zien ! Dat
is een woord!] . : ,.
„ Dus, Ji^iFrouw· Norton, zo gij overtuigd
,, zijt, dat het eens kinds pligt is zi"g aan het ge-
„ zag van haare Ouderen in her gewigtigft ftuk
„ zo wel als in 't geringft te onderwerpen, ver-
3, zoeke ik u eens te beproeven, wat invloed gij
„ op haar hebt: Ik hebbe *er geen.' >Haar/^λ-»
„ der heeft geen:« Nog ook haare O omen, Al-
5, fchoon het haar blijkbaar belang is ons Allen te
„ believen; want op, die voorwaarde, is'haars
„ Grootvaders goed niet de helft van 't geen men
„ voorheeft, bij leeven en Iterven,' voor haar te
„ doen. Zo iemand haar kan óverhaalen ,' xó
„ zijt^// het; en ik hoope dat gij υαη harten dect
„ ze taak zult bij der hand neemen, "
De goede vrouw vraagde. Of het haar vrij-»
ilond niet hen bij deeze gelegenheid in redemviiie-
linge te koomen, voor dat zij tot mij naar boven
ging?
Mijn trotfe Broeder zeide haar, dat zij ont-
booden was om met zijne Zußer in rcdenwiilelin-
ge te treeden, en niet met ben. En Moe-
dertje Norton (zij is altijd Moedertje bij hem!)
meugt gij haar wel zeggen, Dat het verdrag méE
den Hr. Solmes geflooten is: Dat 'er niets dan
haare onderwei-pinge aan haaren pligt ontbreekt;
gevolglijk j dat 'er ^geeii plaatzö overblijft voor
•mm
redenwiiTelinge nog van ,v.nög .ook iVnn .M^/V
Wees hiervan verzekerd. Juffrouw Norton,
zeide mijn Vader mee een Verftoorden toon.,_dac
wij ons van faaar niet zullen laacen ringeloorcn..
Wij zullen ons niet als zotten in 'deeze zaak laaten
len toon llell^n, en .als o^wij geen gezag hadden
over onze eigene Dogcer. Wij zullen; ons, in't
kon,., ons kind niet laaten ontduivelcn van eenen
veiTloekten 'Deugniet, die bijkans onzen ccnigcn
Zoon zou hebben om. hals gebragt! —^—· En dus
deed zij beter met vrijwillig te gchoorzaamen:
Want ondenverpen zal zij zig, zo ik leeve; hoe
onafhangelijk zij ook denke dat mijns Vaders on-
verflandige goedheid haar van mij, haaren Vader,
gemaakt heeft. Inderdaad, zedert ditni tijd, is
ze nooit geweeft, die ze te vooren was. Eenc
onregtvaardige .difpolitie! -- En het is waar-
fchijnelijk, dat het daar naar ook zal flaagen!; —
Dog indien zij dien fiioodcn Lovelace tiOuwt, zal
ik over den lellen fchelling met haar pleiten: Zeg
haar dat; en dat het Teilament kan, en zal te
niet gedaen Vv^orden. ί ?
i Mijne Oomen'Hemden dit toe, met,even
groote drift. Λ »
Mijn Broeder uHs vinnig in zijne verklaarin-
gen. ij
Mijne Zuiler uitte zig met heftigheid, aan
denzei ven kant.
Mijne Moeij HeiTey beliefde 't te zeggen,
Daar was geen Huk, waarin het den Ouderen
zo Avel voegde te regeeren, dan in dit des Huwe-
lijks: En het was zeer betasmeiyk, d^t het belic-
ve» der mijne wlcrd opgevolgd. , ;
' j/i
li
-ocr page 467-JuFFtii alARISSÄ HARLOVVTS.
Dascbnigcn liift ontvangen hebbende, kwant
do' ocde vrouw bij mij boven. Zij vertelde mij
alles, Wilt'cr was voorgevallen; en'hield mee
veel ernlt op nrijne onderwe^inge aan ; en zo ge- '
trouw wa? zij in de taak, die fear Was opgelegd ,
rdat ik meer dan eens dagt, dtit haar eigén gevoe-
len nicc het'htirme gepaard was. Maar ills
zag, welken onbeweegelijken afkeer ik tegen den
man had, befchreidé zij met mij- hun vctil-bepaaid
Befluit: En daarop onderzogc- zq 'iilij Svcr de op-
régtheid van mijneA^erklaaringe, dat ik gaarn de
zaak met hen wilde Bijfëggén, door ongehuwd te
Iceven. HierOmtfent'voldaeii zijiïde ^ was «ij zo
overtuigd, dafdeezé aarhbiedinge/''Wellie ter
uitvoer gcbragii'wordende L-ovelace kr^gtdaadig-
lijk zou uitfluiten'^ behoorde t-e wöi'dén'aangeno-
men, dat zij naar "beneden wilde gaert, (fghöon ik
haar zeide , iitlks ,rlieer- en meèiMTiaalen té ver-
geefs te hebben vooigefl'agen) eri z-ig' iiee-nieit,
om als boi-ge ten diert opzigte voör mij-ia te
Zij ging diesvótgens heen määr luvam m
.^ te rug met traanen in haare oog"én;- ^eëne harde
fcejegeningé orttvangeii hebbende"wegeiiV het aan-
dringen van dcezen tegenzang, "τ: rrr. 2ij had-
den re^t om naÜr hun''eigen goeddunken gehoc^·-
^aamheid van mij te eifchen , zeiden zij: fMijn
voordel was maar eene kónllenaai^ij, om tijd le
Winnen ilegts; Niets dim den^ Hr. Solmes te
trouwen zott er baaten r Zij hadden mij dat id
^'voorheen gezeild : ^ij zouden niei geruft zijii^
zo lang het niet gèfehied ^-aare; want zij willen,
hoe veel deel Lovelace had in Mjn hart; Ik had
het
-ocr page 468-het zo goed ds bekend in, mijne Brieveii aan «lij-
■ne Oomen, en Broeder en Zufter , fchoon ik
zeer onopvegtlijk anders ye^klaard had aan mijné
Moeder» ; Ik fteundev^ zeiden zij,,,op hünne toQ'
,geevendheid,^ en.mijn eigen,v^r^ßgen over,hénï
Zï] zouden mij fvan hunne tegenwoordigheid niet
verbannen'ihebben'i indien zij.mec geweetéii had-
ί den, dat hunne agtinge voor m/)' grooterwas, dan
de mijne voox' hen., . En ^zij jWi/^i?» gehoorzaamd
- zijn,. of ik zou nooit in hunne gunft herileld' w;cjr-
den , het'gevolg mögt dan zijn-wat het wilde..^
Mijn, Broedei* vond jgoed .aan de braave
< »vrouw té zeggen , dat . haar, talmeiide war^^^^
maar verhardde. Daar was^ eene verkeêfdheid,
. jeeide hijin de vrouwelijl^^ geeil'en^ ,eene ^
-'gedifcherrhövaardij, welkp^ een ^ jong^ romanesk
^lepzel, „ gelijk ik alles zot ,doen waagen
om piedelijd^].te· verwekken. JkjWas ,van die jaa-
.ren:^ren van zulk een geitel,(zeide de trotfaai-t)
..'datiiH zin- .had jn eenen. ramplipoedig^n TOmc-
handel: En mijne droefheid (die zij inbra^t)J^óii
.Inijn hart,niet doen iDerilen: Ikr zoii ;veql èer"3at
„vanide ,<?n toegeevendlle Moeiler^jdoen b^r-
ften. Hij, voegde'er'bij ^· -Dat zyj npg cie^s tpt, ,raij
Haar bov-en"mogt gaenr Maar zo. ^e niij niét^o^w^
- haalde,ΓΪ dat j'hij,(dan vermoeden,, zou^e, ^^
« man, dientzij alle Haatedenini^el gevoii^ei^ iad
L om haar in ^ zijn feelaug te trekkeni ^ > , ^
i ledereerf kakte jhem^Over deeze onbetaani.e-
. lijke, fchampC;rbeid; ,welke.d^ gP^^ie vrouw, gropt-
flijks aandeed, al^og des iiiet te mm zeijde hij,
niemand fprak :hem ^egen , 4at zo, ze,haar
5 teiCgelijkhetfchijut , ,dat zij ,mij uit overmaat van
- · Lief-
χ
I.'n -
ii^·
-ocr page 469-'ftipfer CLARISSA HARLOWE. . 4tf
. Liefde genoemd had) niec kon ovqrhaalen , ή}
beil; zou doen mèt maar naar haar eigen huis te
vertrekken, en daar^te blijven tot dat men haar
ontbood; en dus li-m zoete Mndz^xi haars Vaders
beiHeringe over te laaten. - - * , .
Niemand ^ zekerlijk, had ooit zulk èep baj-
• daadigen, zulk een onbermhartigen Bröedery: d.ipi
ik hebbe! Zo veel inwilliginge van|mij tCiVerwi^-
' Zo veel trotsheid^ en dat ,_tegeö ^eene 2;»
len
ί braäve Vrouw, en van^ zulk een fraaij verftand*
finhem vrijlijktoe te laatenI , ^
, ' Zij gaf hem niettemin te kentiendat hpd
mén haar ook mögt begekken, om dat van 4e
"Zoetheid mijner geftelteniife ge|proken had,
' de vrijheid egter moeil neemenryan te zeggen,
dat 'ernooit zoeter was onder de SexeV ^En_da_t ^
altoos gevonden had, dat ik;door milde behande-
^ lingen, en zagtheid, ten allen„tijdeilycfn, gewon-
nen worden, zelf in ftukken, waarin imijn qordeel
en gevoelen verfchilde. . . ,·-y^'
Mijne Moeij.;Hervey zeide hierop, ^t hfc
wel-waatdig was, het geénJuffroiiv/]^orton.zeide,
Λη bedenkinge te.neemen: En dat-z^ zi^si^ehew^i
eens eene twijifelinge had toegegeven, r of m^
tvel mij op zodanige wijze-
tlieiilleen van invloed zijn kan op edelaartige, ge-
moederen in gevallen, daar meii .onderitek
haar hart tegen den .wiJ, van haai-e vrienden is aan.-
gekant. -j
Zij kreêg mijn Broeder en Zufter beide hi^r^
'ovet aan den hals: Die zig op i^ijne,Moeder be-
nepen , of zij mij. niiic behandeM/ W. m&t ëst^
·' ÖE historié vÄui ^
f· · "'s » ,, ν ^
^ tocgeevendheid , dié natluwlijks ecnigc weergac
had? ^ . /
, Mijne, Moedór zeid'e , Zij inocfl: bekennen i
"^dat het van haaren karic aan gèeh toegéevendheid
pntbroken had: Maar zij moert ëvenWel zeggen,
'én had het JiA'Wi/Zi gezegd,-' dat^de manier, op
^ Welke men mij omving, toen ik van Juffer Ho\<'e
weder t'huis kWdm , ^^ op'wdke het voorilél· vdn
' den Hr. Solmes aan mij gedaen wWd fweike: iiö-
dänig viras^ 'äatf-er voor niij gè^Ên keuze ovêrhieef)
en voor dat ik eenige gelegenheid gehad had óüi
''met^hem^-Wrkeerefi haar' geen^iris was
■^goedgekeükF·'; . ; ' ^ \ '
t ' 'Zij \vierd 4öt ililzwijgM-^^gcBragt, Van wiöi?
inöogt gij giiFen·, — met Mijtl- lief ! mijn lie^f!
' '■ hebt gij iets te"fzé||MViets ter vè-
"ichoöninge iii té" 'brengen ^'νόοί·- deez'e-ΛycerΓ].^an-
;;hige kleüter!'-^ Gedenk ^'än'haäi'c behandolk-
ίgë van lij'^Van^^iiiij! Bedenk, dat de'fchohbè-
jak, dien wij.zo regtniaatig^haatén, in zijne vöor-
' heeliiens hier löli d , waare het
niet wegéns de hoopé die zij zèéi'/ï^'gisëfÉ ; en'haä-
'fe' hardnëkki^eid tegetf^ msm ^ JafirouW
jNorton -(riièt een granlmeiii'fïöoni tegen haafga
* nog' eens tot haar naar boven --^en zo'nt dunkt,
dat zagtheid-'wat kan helpenzö hebt-'j^ij
cömmiilie bin ^zagt te zijn. ili^-».-^· Zö het niét
' M hblpen, koom nooit weder, met die pradt'-voör
den dag. ^ ' ;
' -Èij ,' mijne goede viOuw ,^/èeide mijne. Moc-
vérinogên'öp haai^-teiwerk, B^ïijne
Hérvey- ^n ik .züllèii bi|:'h4ar bovpn koO-
"^ijiën 5 cn haar elk aan eene hand naar bencdeii
r
' : I
*
f i
ί'-
Juffer . CLARISSA ÏL^RLOWÊ.
•geleiden;, om haars Vaders zegen, en de verzèki?
ringen van elks Liefde te ontvangen , indien zij
zig wil laäten oyerceeden: En in zulke η gevalle ΐ
zullen wij alle u om Uwe goede dieiiften te meer
beminnen. , - . ^
Zij kwam boven bij mij ^ en .herhaalde allé
deeze redenen met traanen : Dog ik zeide haar,
'dat zij, na het geen tuiïchen ons was voorgeval-
len , niet hoopen konde om mij te overreeden,
'dat ik mij aan,maatregelen zou onderwei-pen, die
zo geheel en al mijns Broeders waaren; en waar-
van ik'zo veêl afkeer had, . - Eii mij daarop
aan haaren moederlijken boezem- drukkende , Ik
verlaate u; mijne allcrlieflle Juffer; zéidc zij -r
ik verlaatcvu, om dat ik moètl -Dog laa- ^
te ik u bidden,.doe niets onbezonnen; niets dat
uw charadcr ni£t beraamc. Indien allés waar is,
\vat men zegt, kan de Hr. Lovelace u niet ver-
diénen. Zo gij u kunt onderwerpen , gedenk
dat het dan uw pUgi is u te onderwerpen'.,. Zij
ilaen, ik bekenne het, den regten νw^^g niet,in "
met zulkeri edelaakig. gemoed. Maar gedenk i
dat 'er .geen v,erdienfte in uwé onderwerpingé
zijn zoude, indien het nièP tegen i^w eigen zin
waare. Bedenk ook, wat'er van een zö ongemeen
charafter; als het uwe, verwagtwordtί Bedenk;
dai; het in uwe niagt is, de eendi'agc of de twee- »
dragt in uwe geheele familie voor altoos tè wé·»
ge te brengen. Schoon \\tx. tegenwoordig on^
geneuglijk voor ü zij dus gedwongen te worden j
uwe voorzigtigheid , durve ik zeggen , als gij
de zaak ernftig overweegt, zal u wel in ftaat
Men om alle vooroordeel tegen dcii èÊiien i
Da d
-ocr page 472-cn^ allè voorin gen ömenheid voor den anderM' tr;
overwinnen: En dan zal de vcrpligtingc,· die gij',
op uwe geheele familie »leggen zuk^ ti-niec alleen s
eene verdieniie igeeven , ten aanzien van
maar ook binnen weinige maanden., zeer waar-.
fC'hijnelijk, tot groot'f genoegen zo; wei als tot
lioogagtinge ftrekkenivoor «
' Neem in· aanmerkinge, mijne waarde Juf-·
frpiiw Norton, zeide ik, neem aiieen in aanmer-i
kingc, dat het geen geringe zaak is, daar mea
opiilacc; nog. van een .korten dnur:· Het is voor
mijn Lecuen : Neem ook in aanraerkinge dat
dit alles voorckoomr van eenen ©verheerichenden
Broeder, die iedereen rcgeért. Neem in aanmer-^
ki-iiiiie, hoe bei^eeKia; ik ben om hen te wille te
O σ ο
zijn, indien ik met een ongehmvd Leeven^ en.
het afbrecken van alle gemcenfcbap met den man
dien zij haaten om dat mijn Broeder hem haaty
voliïacn kan. . ^
Ik neeme alles ih aanmerkinge, mijne aller^·
liofilc jiiiFcr: En neem ,bij hetgeen ik reeds'
gc/iGgd hcbbe, alleen in aanmerkinge, dat zo gij,·
doorduwen ei'^e.wfj wil te volgen, en è-OXiJmnneti'-
te; verwerpen, ongelukkig /i/ö^T worden, gij zitlt
verileken zijn van al dien.trooil, welken diegee-
11 Qn genieten , die, zig door hvmnQ Ouderen heb-
ben laaten bcilieren , ichoon de uitilag hunnen.^
wenfch niet beantwoorde.* ^ > .
■. Ik , ^ zeide zij weder;.· -—-i- iiw
Broeder zal zeggen- {en zij W^eende) dat ik u door
mijne talmende 'wartml verharde.-.'Hèt is inder-
daad hard , dat men de^.
(van het een
jkindzo veel.vlijt en opvolgt, en de genegenheid-
u ^ ' .vin
4iS ·
jüffek clarissa harlowéi
van het ander zo weinig. Dog laate ik nogmaal
herhaalén dat het uw pUgi is u over te geeven
zo j gij ü kuni cvergeeven. Uw Vader heefc aan
uws Broeders ontwerpen zijn zegel gehangen; en
ze zijn nu de ^ijne. De Hn Lovelace is, naar ik
vehnoede, geen man die uwe keuze zo veel zal-
wettigen , dan hun inishaagen. Het is ligt te
zien; dat uw Broeder zijn oogmerk heeft met il
bij alle uwe vrienden bij uwe Oomen in 't bij-'
zonder in wanagtinge te brengen: Dog om dié
reden zelf behoordet gij li te onderwerpen, zo hec
mogelijk waare , om zijne onedelmoedige maat-
regels te verijdelem Ik zal voor u bidden ; en
dat is allfes ik vooi' u doen kam Ik moet naar
beneden gaen j en daar verflag doen ^ dat gij be-
flooten hebt den lir. Solmes nooit te hebben:'
--Moet ik? -- Bedenk li welj mijne lie-
ve Juffér Klaartje -- Moetik?
Inderdaad gij moet! - Maar hiérvan ver-·
2ckere ik u ^ dat ik niets zal doen 't v^relk liw deel,
dat gij in mijne opvoedinge gehad hebt, zon të
fchande maaken. Ik wil alles'verdraagen, 't Welk
maar minder is, dan mijne hand met geweld ts
laaten dringen in dë zij}7e , die liboit eenig deel
in mijn hart kan hebben. Ik zal door pligtlchul-
dige lijdzaamheid ; door. ooiinö^digheid heii trag-,
ten [te overwinnen* -Maar den dood, onder welke
gedaante ouk, zal ik liever kiezen dan D'ien mani
Ik vreeze naar beneden te gaen, zeide zij ^
met zulk een befliiTcnd antwoord: Zij zullen allé
geduid jegens mij verliezen. — Dog laate ik
van u fcheiden met eene aannierkinge, weike ik
M. bidée ükoos in gedagcen te houdeü —:_·
-öd ί 0iit
-ocr page 474-4XO BE HISTORIE VAN,
1 'j. Dat lieden van voorzigdglicid, en uitffee^,
kende gaaven , gelijk de uwe , liier en daürl
door de wereld fghijnen verfpreid te zijn, oni
door hun voorbeeld^ den Godsdienft cn der'
Deugd luiiler bij té zetten. Wanneer zulke
lieden moedwUUg dooien, hoe groot moet dan"
de Schuld zijn! Hoe ondankbaar jegens God,·,
„ die hen met zulka gaaven zegende! Welk eene'.
ichaadó insgelijks voor de wereld! Welk eene
wonde der Deugd toegebragt! -Dog dit^
hoope ik, zal nooit mogen gezegd worden vaa
Juffer ClariiTa HarloWe! "
•J»
Ik konde haar geen antwoord geeven, darf
met mijne traancn. En ik dagt ^ toén zij heen·,
ging, dat de belle helft van myn hart met haar
van mij icheidde.,
ik luiilerde om te hooren^ hoe zij beneden
^oude ontvangen worden; en vond datrhetjwiii
zo uitviel a-ls zij gevreesd had.
IFil zij Juffrouw Solmes worden of niet?
Geen van uwe talmende omhaalen, Juffrouw·
Norton ! - (Gif' jiunt giften wie dit zeide) —
pyu ze,,, of wil ze zig niet onderwerpen aan dei
wil van haare Ouderen ? ,
Dit-fneed alles af, wat zij ftond te zeggefX^
Indien ik zo beknopt moet fpreelien
Juffer wil eer ilerven dan ---
lemandMiebben buiten Lovelace ! viel mijii
Broeder daarop in — Dit, Madam, Dit, Mijn
heer, is uwe zagtzinriige Dógcer ί Dit is Juffrouw.
Nortons kind! -Wel,' Moedertje, gU
moogt nu wel naai* uwe eigene wooninge Keeren.
Mij is raagt gegeven , om w , ^o zeer als gij
' ' . ' guniJ
39
53
5?
W
JüFFER CLARISSA IIARLOWE. J^if
ganft van onze geheele familie , en van. elk' Ji<J
öerzelve waardeert, te verbieden, om binnen ee-
ne maand in toekoomende eenige briefwiiïèlinge
of gemeenfchap te houden met d^e^e verkeerde
iüeuter.
En dit zeggende, zonder dat iemand hem
tegenfprak , wees hij zelve Iiaar naar de deur —
Buiten tv/ijfFel, met alle die tekenen van wreede
fchamperheid, welke de hoogmoedige Rijken ver-
tooncn kunnen tegen de ongelukkige Geringen,
die hun geen genoegen gegeven h^ben.
Das, mijne waarde Juffer Howe, zie bier ml}
beroofd van den raad van eene der voorzigcigile
cn gemoedlijkile vrouwen ter wereld, al hadde ik
dezelve nog zo zeer van nooden.
Ik zou wel aan haar kunnen fchrijven (gelyb
ik onderftelle , onder couvert aan' u) en haarii.'
antwoorden ontvangen op het geen ik föhrijvea
mögt. Maar indien haar zulk eene bxiefvviiïelinge
wierd ten laft gelegd, weete ik dat zij zig< om de
geheelé wereld aan geen valsheid zoude fchuldig
inaaken , nog zelf aan dubbelzinnigheid : En zo
2ij het na die verbod bekende', zou zij de. gunil
van mijne Moeder vQOjr altoos verbeuren. En ia
niijne gevaarlijke koorts, voor eenigen tijd, ver^.
kreeg ik eeiie belofte van mijne Moeder, dat zc^.
ik ilieif voor dat ik iets ten behoeve van de goe^
de vrouw kon doen, zij haar het overige van haa-
ren leeftijd voor gebrek zou beveiligen, zo haare
óogen haar begeeven mogten, of haar ziekte α-,
vêrkoomen ^ en zij voor zig zelve niet meer kon^
Èórgen, gelijk zij thans vrij wel doet met het keu-!
rclijk werk van haare naald. :
D d 3 Op
-ocr page 476-Op welke maatregels zullen zij verwlg£n,i|
vallen ? --- Zullen'zij niet aflaaten,, als zij vin-
den , 'dat het een ingewortelde afkeer zijn moet,
cn niets anders 't welk een inborfl:, van natuure
niet onbuigzaatn, zo ilijfzinnjg maaken kon?
Vaarwel, mijne" waarde. "Wees - gij geluk-
li ig ] -- Te weeten dat het in uwe niagt ftaet
om zo te zijn, is alles naar lietfchijnt, wat 'er
piitbreekt qm u zo te maaken.
cl. har lowe,
^tifsr Clarissa Harlowe , aan Ju^
Howe. , ^
r ■ ' 1··.
ü-·; ,1,
ITen vervolde op het onderwerp van = „
; / " denXSip^m^Brieß \ ■ f.;
■ 'vF^'r'«, · . - Α
Ik zal nu, fchoon middernagt (want ik.heb;
he geen ilaap m inijLe oogen) het onderweip lier-,
vatten, waarvan ik genoodzaakt wierd zo fcnie-
af te fcheiden; en zal uwen, Juifer Lloyds,
Juffer Campions, en Jtilfer Biddulphs eifch ge-
lioorzaamen, met zo veel bezadigdheid als mijne,
verftrooide^ gedagten zullen toelaaten. ^ De dood-
fche ilike van dit fomber uur zal, hoope ik, me-
dehelpen om mijn ontruft gemoed, te doen bedaar
mi. . ' ' " ■ ' ι
" om
-ocr page 477-Juffer CLARISSA 'HAR0>WE. . 415
Om mij van zulk eene zwaare befchuldigin-
ge vrij te pleiten, dat ik jegens eene zo waarde
■vriendin agterhóudende zoude geweeil zijn , zal
ik bekennen (en ik dage, dat ik zulks'meer dlii
.genoeg gedaén had) dat het aan mijnen bijzónde-
ren toeiland te wijten is, zo de Hr Loveiace in
een draagelijk ligt aan mij voorkoomt: En ik
fchroome niet te zeggen , dat hadden zij tegeh
hem geileld een man van veriland, vim d^ugd',
van edelmoedigheid; eenen die een loflijk gebruik
maakte van zijné goederen; Üie'van nacuure teder
was omtrent de wederwaardigheden van anderen»;
die eene zedelijke vcrzekeringe zöü gegeven heb-
ben, van nog minder in gebreke te zullen blijvfeii
om een veipligtend gemoed met dankbaarê ver-
geldinge te ontmoeten ι liaddeil zij dusdanigea
inan tegen den Hr. Loveiace gedold, en zo em-
itig op mijn trouwen gedrongen ïik zij nu doen',
ik kenne mijzeive-niet, zo zij reden zouden gehal
hebben, 01η mij die onverwinn.eüjke hardnekkig-
heid ten laft te leggen , waarmede zij mij nu beV
fchuldigen: E^n dit wd, welke o'ok des mans Ge-
jtalte mögt geweeil: zijn; nadenlaai het Hart het
is, waarnaar wij vrouwen behooren te oordeelért
in de keuze, die wij doen, als de befte waarborg
VQor het goed gedrag van den perfoqn in alle dè
omllandigheden des leevens. ^ ^ ■!
iMaar in die geileldhéidwaarin ik ben» das
geplaagd, en gejaagd; bekenne ik aan u, dat ik
nu en dan een weinig meer moeite gehad hebbo|
dan ik wel wenfchte , in het ovèrflaen van deè
Hren. Lovelaees draagelijke hoedanigheden, oê
■'·' Od.4, ,.......ii^i
ψ
mijn mishaagen tegen hem op te houden wegen^,
zijne andere. - ' · '
' Gij zegt, ik moet bij mijzelve ten zijnem
voordeele, eii ten zijnen nadecle,, geredeneerd
Rebben, op de onder/leüingé, dat iJc mogelijk te»
eenigen dage. de zijne zow kunnen worden. Ik
ï)ekcnne z\ilks gedaen te hebben: En 'er dus van
mijne Wiiardfte vriendin toe verzogt zijnde, zal ik
mijne redeneeringe van beide kanten voor u bloot-
leggen.
En eerillyk wel, wßt mij ten zijnen voor·
êeele te binnen kwam.
.' ' Toen hij in onze famÜifi, wierd ingeleid, fprak
men veel ym \ geen waaraan hij niet fchuldig
was; _—.—— Hij was geen fpeeler;, geen hard·
draavei;; geen voflejaager geen drinker ; Mijne
arme Moeij Hervey ^ in vercröuweh , had ons
gelegenheid gegeveri óm, veel ongeileugte eii
kwaad (bijzonderlijk voor eenfe vrouw van de min-
^e kiesheid^) te vreezen van een en liefhebber van
.(den wijnEn het gezond verftand leerde ons, dat
iVlaatigheid. geen geringe zaak is om zig in eenen
ïiian -van te verzekeren , idaar dagelijks zo veel
onheileii uit oninaatighèid voorapruiten. Mij
heugt, dat mijne. Zuil,er m'et deeze guniiige om-
ftandigheid in zijn chai'aétiïr, het meêft was ingeno-
men,' terwijl \zij eenige hoope op'hem had. <
Hij wierd nooit' gehouden voor 'een vrek:
2elf niet onedelmoedig: 'Nog, wanneer men zijn
fedrag had nagevorfcht, een uitipoorig Verkwiiler:
ijn hoogmoed (zo verre was bet een 'prijzèlijke
hoogmoed) beveiligde hem daarvoor.' D,aarenbo-
jren was hij altijd gereed, om zijne dwaalingen te
be-
-ocr page 479-Juffer CLARÏSSA HARLOWE.
toekennen. Hij was geen fpotter met heilige zaa-
ken : De fouc van den armen Hr. Wyerley; die
Icheen te denken , dat 'er vernuft ftak in ftoute
dingen te zeggen , welke een ernftig gemoed
moeiten ftooten. Zijne verkeeringe en gefpreklcen
met ons waaren altoos onopfpraakelijk V zelf ten
aanzien van het kupfche. en zedige; het welk toon-
de , zijne bedrijven mogten dan zo zijn als zij wil-
den , dat hij vatbaar was voor den invloed van ee-
relijk en zedig gezelfehap; en dat het derhalven
waarfchijnelijk wel kon zijn, dat hij in ander meer
vervoerd wierd, dan de aanvoerder was. En
een verfch itaakje , niet langer dan voorleedén
iliterdag avond geleederi , heeft hem niet weinig
in mijne gedagten doen rijzen , ten aanzien vari
dit punt van goed'(en tevens manlijk) gedrag. -
Wat het voordeel van Geboorte aanbelangt,
dat is op zijnen kant ; boven alle mannen, om
welke men voor mi} gedagt heeft. Indien wij uit
die iiitdrukkinge van hem mogen oordeelea, wel-
ke u behaagde toen hij ze voortbragt; „ Dat bij
,5 het egt aanzien, en de ervelijke waardigheid, in-
,, dien het maar aan geen goed verftand ontbrak,
de eere zo wel ftond en' paße ah zijne hand-
5, fchoen; „ dat was zijne gemeenzaame uicdruk-
kinge, op alzo gemeenzaame wijze gefproken;
terwijl geene dan de voorfpoedige öpkoome-
,;iing, die als een CHAMPIGNON fchielijk'
tot een hoogen rang was opgefchooten, (eene
„ andere van zijne bijzonderheden) zig trotflijk;'
daarop verhovaardigde „ -- Indien wij,^
zegge ik, hieruit van hem mogen ool-deelen, zul-
len wij teii zijnen voordeele befluiten, dat hi}^
D d 5 weet
-ocr page 480-7/iBÉ^HISTOfl 1E)vaw |
-weet, welk;«€fi gedrag men vaniHfclen Viin G^-
èoorte te^;venvagten " heeft, ,het ^ij hij daamaaf
te werk gae ofj niet, Overtiiiginge is hal verwen
ge v€rbet€ringe. »
■ De goederen,, die hij réöds bezit, zijn fraai];
die hij-te-verwagten heeft, luiilerrijki >Dus behoeft
over dat onderwerp niets gezegd te worden.
'Dog het is onmogelijk, ^zeggen zommige,
dat hij een,;teder of minzaam·'Maji^ zou word^ii.
Diegeenenyi welke mij ζ ulken· man als denjHr.
Solmes, en,dat met zulke geweldige middelen:,
zoeken op te dringen, zijn niet bevoegd om dee-
ze'tegenwerpinge te.maaken. Maar nu, laate ik
II zeggen, hoe ik over dit onderwerp bij mijzel-
ve geredeneerd hebbe --—- Want gij moet u
■nog erinneren , dat ik bezig ben met zijn cha^
raéler op te hemelen., /
f De behandelinge , welke eené V^rouw yaii
feem verwagt'en mag , zal mogelijk ten 'grootcn
deele van haarzdve afhangen. MiiTchien moet
zij zo wel gehoorzaamheid, als belooven
jegens eqnen man, die zo weinig aan tegenfpraak
fiwend is"; en zorge draagen om-hem te believen,
η wat Man verwagt dit niet? Té meer
niiilbhien, zo hij geen reden had'om zig van de
Liefde van zijne Vrouwdie zij hém, >voordaE
zij zulk-s wierd, boven anderen toedroeg, terver;.
zekeren: En hoe veel gemaklijker len geneuglij-
ker voor haar, den man van haare keuze te gehoor-
^aamen, indien hij zomtijdsl al. zelf eens onrede-
lijk zij, dan eenen, dien-zij riiec zou willen gehad
hebben, zo zij ' het had kunncn..vermijden. Daar-
enboven , denke ik, alzo de mannen de opftellei^
V" . ■" van
; ■•οίίι
I.
if'
fan het Huwelijks-formulier gcvvecil: zijn, m de
gehoorzaamheid mx een gedeekê vaiyde gelofte
der vrouwe gemaakt: hebben, dat zij, zelf naar
folicij, hem niet behoort te toonen, dat zij haar
gedeelte van het verdrag kan fchenden; (hoe ge-
ring zij het iluk ook moge agten) op dat hij hec
niet in zijn hoofd krijge (daar hij zijn eigen regt^
is) om al zo geringe gedagten van andere ftukkën
'te liebben, welke bij haar mogelijk van meer bel-
lang gehouden worden -Dog inderdaad kaji
geen ilak van gering belang zijn, waarop men zo
plegcige gelofte gedaen heeft. ?
Dusdanige beginzels hebbende, en daamaar
te iverk gaende^ wat een deugniet van een Mau
moeil: dat zijn, die zulk eene Vrouw onbefchofc
zou kunnen behandelen ! — Zal Lovelaces VrowvQ
de eenige perfoon zijn, aan welke hij de fchuldige
erkentenis van burgerlijke befcheidenheid en geer
de zeden niet bewijzen zal? Men ibet toe, dat hij
dapper is: Wie kende ooit een dapper man, zo
hij een man van verft and zij, voor een algemeen
ilegt man ? En hoe zeer de tederheid van onze
Sexe, en de wijze van ons op te voeden, ons de
befcherminge van de Dappere, en de handhaar
vinge van de Euvelmoedige doe van nooden hebj
ben, getuige de algemeene goedkeuringe, wellie
wij alle, van natuure zo geneigd zijn aan manne^i
vaii dat characler te geeven. \
Op zijn ergfi: genomen, zal hij mij als eene
gevangene in mijne'kamer opfluiten? Zal hij mij
de bezoeken van mijne waardile vriendin ontzeg^
gen, en mij «verbieden om brieven met haarte wis-
felen ·? Zal hij mij dc beiliennge van hethuishou·.-
. ■ 1
! -
• A»
siiiaiiöï.
Uüii
den ontneemen, in welker waameeminge i!c gceii
fout bcgaen had? Zal hij eene dienilraaagd over
mij ftellen , met verlof om mij fchaniperlijk te bc-
. jegeneil? Zal hij, alzo hij geen Ztißer heeft, zij-
ne Nigten Montagiie toelaaten, of zou eene van
clie Lady's wel de toelaatinge' aanneemen , om
'Imaadheid en dwingelandij tegen mij te oeiienen|
— Dat kan niet zijn. - Waarom dan,
denke ik dikwijls, brengt gij , O mijne wreede
vrienden, mij in verzoeldnge om van het verfchil
de proef te neèmen? ' ' >
En dan koomt het heimelijk vemiaak mij te
binnen fchieten, van in ftaat te zijn, om zulkcQ
man tot de paden van deugd en eere te rug te
brengen: Een ondergefchikt middel te zijn, in-
'dien ik de zijne 'Hond te worden, om hem te be-
houden, en zo veel kwaads voor te koomen,
waaraan een zo ondemeemend fchepzel zig an-
ders mögt fchuldig maaken, indien hij zulk een
. Jiij.
Wanneer ik hem in dit ligt befchouwd heb-
te (en dat hij als een man van veriland zijne dwaa-;
lingen eer zd zien, dan een ander) bekenne ik aan
u, dat ik eenigc moeite hebbe o^n het inilaen vaa
dien weg te veirmijdcn, welken zij mij met zo veel
geweld fragten te doen fchuwen; En alle die
magt over mijne hartstogten, welke men mij als
mijnen grootilen roem, en in zo jong een fehep-
ijel als mijne voortreiFelijkfte waardigheid, mij
heeft tocgelchreevenV is naauwlijks voor mij ge-
noeg ge weeft. '
En laate ik 'er bijvoegen, dat de gunfl: van
jïlijne nabeilaendciv^ (die alie behalven hij onop-
I fpraa^
-ocr page 483-Juffer CLARISSA HARLOWß.
fpraakelijk zijn) een groot deel van bijkoomend
gewigt in dezelve fchaale gelegd heeft.
Dog nu eens ten zijnen nadeele. Als ik mij-
ne gedagten hebbe laaten gaen over het verbod,
van mijne Ouderen: Den fchijn van ligtvaardig-
heid, die zulk eene keuzp^ ter oneére van onze ·
Sexe, hebben zoude : Dat het op geenerhandè
wijze waarfchijnelijk is, dat de partijdigheid, door?
hcc Gevegit in vlam gezets en door lift eiïheerrcli-'.·
zugt van mijns Broeders kant aangeftpokt, οοιε !
zal wordeii te^oridergebragt: Dat ik derïaalven in^
géduurige twiii moet leeven met mijne geheelc fa.-^
jnilie : Dat ik tot hémy en tqt de zijine xm^t. koo-u
men, als eene aan hun yerpligt, en die maar half-^
van goederen voorzien is: Dat zijn af keer tegei» '
lien allen al zo fterk is, als de hunne tegen hems.
Dat zijne geheele familie om zijnentwille ge-'
haat wordt;· terwijl zij de onze daaa-éntegén,haa·-
ien; Dat hij een zeer zedenloos charafler heeit!.
ten aanzien van de vrouwen: Dac daar men die'
weet, het een hooge trap van onreinheid is^ te
denken om zig met zulken man in den egt te paiEi-
i'en: Dat hij jong is, ongetemd ^ zijne drfeea
onbedwongen: Dat hiy heftig van aart ïsi nog·
liians liftig: Zo ik vreeze, ook wraakzugtig: Dau .
zulk een man mij zóu kunnen ontftellen in all® ^
mijne eigene beginzelen, en mijne toekporaqndö.
hoope in de waagfchaal brengen: Dat zijne eigè-,
ne bloedverwanten., twee uitmuntende Moeijen^ '
en een Oom, van welken hij zo veel te.verwag-'
ten heeft, g?en invloed op'hem hebben: ÖW''
de draageiijk goede hoedanigfieden, die hij heeft
ί -^Λ
De HISTORIE van
Dat hij% gelijk hij doét, de voortreffelijkheid dér
Zedelijke Geboden toeilemraende, en^ de leere
van toekooraende Belooningen en StraiFen geloo-
vende; egcer kan leeven als of hij de eene verag-
téde, en de ander© braveerde: De %vaarfchijnelijk-'
héidjdat de befinettingö uit zulke beginzelen voort-
köomendé, op de zeden der nakoomelingichap
Jcan afdaalen: Dat ik deeze dingen weetende, en
het belang daamn kennende; onverfclioonelijker
zou zijn dan eene, die daarvan onbewuil is,· na-
dèmaal eene dboliüge ttgen. hét veriland erger ^
oneindig erger is, ^ d^n eene doolinge;het ver-
iland i ——- Alle deéze dingen bedenkende, kan
ik niet halaatén u 'te bezweeren, riijne waarde',
om met mij, en voor mij tc bidden,/dat ik tot
zulke onbezonnen 'maatregels liiet vervoerd moge
"worden, die mij onverfchoonélijkbij mijzelve zou-
den maaken: Wa'nt dat is de proef, däar het bo-
venal oj) aankoomt. Het gevoelen der wereld be-
hóórt maar in de tweede plaatze iri aaiinlerkingé
te~koomen. ■
Ik he'bbe onder zijnen , lof gëfteld , dat hij
tén uitérilen gei'eed is om zijne dwaalingen te be-
kennen; Dog ik hebbe dikwijls op dit (luk groot
rabat gerekend, ten zijnen nadcclé; alzo ds
fchroom mij ligtlijk bekroop , dat\léeze opregt-.
hèid mogelijk aan twee oorzaaken kan zijn toé
te fchrijven , welke béide geenzins loflijk voor'
hfem zijn. De eene , daf zijne ondeugden zo
zeer over hem den meefter fpeelen, dat hij niet .
eens onderneemt die te onder te brengen ; dé
andere , dat hij. het voor eene behendige fcliran- ■
derheid moge- agc-en, de eens hêlft van cha-
; raaei'
juFFER^ GLARISSA 40
tóer op te geeven, om άα ändere<iq behouden ,
daar het gi?/;^/Taakens waardig zijn. kan: Op dee-
ze wijze , de. tegenwerpingen ,, die- hij niet kaïï·
beantwoorden ^ iluitende door dezelve té erken-
nen 't welk hem den lof van opregtheid geeVen^
moge , als hij geen ander kan behaalén; en- daar-
het^^'ίΤί/^/γ/ bewijs5 bij nader onderzoek, nog^
meer kvvaad raogt· aan den dag brengen. Dit is,
zuk gij mij toeftaenop eene onmêdoogende wg--
ze uitgelegd; maar alles wat zijne vijanden- vaa'
hem zeggen, kan niet valfch zijn* ^ -
ik zal zo van ilonden aan vooFtvaaren*
Zomtijds hebben, tvij hem' beid:e geagt vöbri
éen der onbedagtznamile e/j^i^/ lugtigC: müimen^·.
die wij ooit kenden ; op andere tijden voor eeii,
van de diepgrondigile fchepzelen met welke wi}!
ooit verkeerden. Zo dat wijals .wij ons in hecr
een bezoek verbeeld hadden , dat wij hem peil-;
den , in het wlgende gereed ftonden om hentf
cp te geeven als ondoorgrondelijk. Deeze
doorgrondelijkheid, mijne waarde , moet onder-
de fchaduwen in zijn charaäer 'gefield worden·;
►--Nogthans zijt gij, eindelijk en over hec;
geheel, zo verre op zijne zij4e geweeil:, dat gij>
beweerd hebt dat zijne voornaame font beilaet in»
al te openhartig te zijn, en de uiterlijke vvelvoeT|
geiykheid, te veel.in; den wind te flaen .^ en dat hij;
te los is om heel liftig'ce zijn : Qij woudt bebbeii>
dat hij u» dien 'tijdè ·, als hij iets goeds zegt, ·;
meent hetgeen .jiijifprijekj Dat; zpei.wispdtuun
ïiixi
-ocr page 486-ί
. ÖE HISTORIE vÄii
tigheid eil ligtvaardigheld aan zijngeftel eigen , èa
verfchuldigd zijn aan eene friiTe gezondheid, eii
' aan eene zifel fea lighaam (dat, was uwe aanmer-
iiinge) die voor elkaer wH gefchilu , en met el-
kaer wel in hun fchik zijn. En hieruit beiloot
gij, dat Jtonde 'eene 'eenflemmigheid (gelijk gij
het noenide) van lighaams- en zïels-vermogensl
met verftand gefteld worden,; dat is te zeggen;
kon zijne leevendigheid, beperkt worden binnen
de paaien van y/^g/i ze4elijke verpHgtingen ; het
'er wel verre af "zou zijn 5 van dat hij als ee»
ieeven^gezel te verwerpen waare. ^ ^ _ ·
Maar ik plegt toen te zeggen, en ik ben nog
van gevoelen , dat hem een regt hart ontbreekt ί
En dit zo zijnde, ontbreekt hem alles. ,Een ver-
keerd höüfdkm overtuigd ; daaraan.kan êeri an-
der draaij gegeven worden: Maar wie is in ftaat;
om een tart te geeven , indien 'el· èen hart ont·
breeket De Gödlijke Genade; door een wonder-
werk tb doen , bf 't geen nabij een Wonderwerk
koomt, kan alleen ^en ondeugend hart verandê'
ren. Zon men den man niet vlieden, dié maaï
verdagt is van zulk een te hebben? Wat;
Wat doen de Ouders, als zij de genegenheid vaii
een kind tragten te dwingen; ünders dan dat
^ z:ij haar beter gédagten doen hebben ; dan zij an-
ders hébben zoude , van eenen man die hen be·;
leedigd heeft ; en wiens cljarate miiTchien d^i
I i
!-
ίΐ ,
ί
jr
» 'i
¥
Λ'
ig·
proef niet zou kunnen uitilaen ?
Ik hebbe gezegd, dat ik den Hr. LoveliÉiö
dagt eeii wraakzugtig man te zijn:. Op mijn woord;·
ik hebbe ^zomtijds wel getwijiïeld of hij niét te
hardnekkiger- ia zijn a?in2;oek bij mij volhaj'dde,
■ ·: :
Juffer CLARISSA tIARLOWË. 45 f
'kdert liij gevonden hééft, dat hij ihijne vriendeii
'zo mishaagt. Van dieii tijd «af, denke ik althans,
dat hij het mét heéter drift hééft doorgezet; égte.r
maaakt hij bij hen zijn hof niet; maar trotfeerc
hen openlijk. Hiervoor brengt hij wei zijné be-
langloosheid In (ik ben verzekerd, dat hij hetgeen
befchaafdheid heetenkan) en niet té meer fchijn^
alzo het hem bekend is, dat zij in (laat zijn ont
hßt hem der moeite te doen vi^aärdig zijn vaii
zijn hof bij hen te hiaaken : Het is v^raar , ^ hij
heeft verklaard (eh met, te veel reden , ändert
waare hij niet te dulden) dat de laagite ond,er-
wérj^ingen van zijnen kant niet zouden virbrdeii
aangenomen; en heeft, óm mij te believen, aaii·^
gebooden naar verzoeninge met hen té llaeli, in^J·
dien ik hem hoope wilde geéveii van daarin té
flaageni . ■ . ,
Wat zijn gedrag in de Iverk aangaet, voort
jeeden Zondag agt dagen, daar teile ik niet. veel
op, dewijl ik twijifele, άύιζψια gemeende nederig^
beid zig met. veel uifmendigen hoogmoed ver-
tooi\de , of Shorey, .die zijne vijandin .njet is^
konde hcc iiiet verkeerdlijk begreepen hebben:
Ik agte hem niet zo diep doorgeleerd in dê
menfchlijke namure, en in de Zedekunde , dan
zommige hem_ geagc hebben. Heugt ii niet, hoe
hij ft(;»nd te kijken op de volgende geméené aan-
merkingen, welke élk .zedéfchrijver hem xou kun-
nen vcrfchaffen ? Als hij klaagdé op een halfdren
genden trant ovér de "lafteringen tegen heiri bp
den baan gebragt „ Dat zo, hij onfchuldi^
i, waare, hijgde Meringe behoorde te vefagieiif
i., Zo niec, dat wraak zijne fchuld üiec jzoude liit-:
tip™
434 . De HiSTORlE ;
wliFchen. Dat niemand ooit gedagt had om väll
een zwaard eene fpongie te maaken! „ .—
ï,. Dat het in zijne eigene'magc ftond om door hei:
verbeteren van eene dwaalinge, hem van zijnen
^5|tvyand ten'lail gelegd dien'and tot-eenen
,, van zijne beite vrienden te maaken; en diit wel
(hetwelk de edelile wraak ter wereld was) te-
^y gen ζψίβη dank; nademaal een* vijand niet zou
„ 'xenfchen dat hij van de fouten ontflagcn waa·
re, waarmede hij hem befchuldigde. i'
Maar het oogmerk , zeide^hij ,· was de woif
■tle; . . ..KW 1
Hoe zo, vraagde ik hem, daar jD/z? niet j
wonden kan, zonder de 4oepajßnge <? Dat de
'jj partij alleen het zwaard uithield: Dat*hij hét
'„ zelveiin zijn borit ftak: '·—— En^Waarom Z50u
„ hij eene doodlijke wraak oeffenen over die
kwaadaartigheid ^ waar door hij beter moge
worden , zo lang hij leefde?
'1
t;
31
kon dog de geleerdheid zijn , waarin' men zegt
dat hij zo bedreeven is, daar hij»zo verwon-
derd ilond, gelijk hij deed , over deeze aaii" ■
merkingen ?
^φ ,;iDog hij moet, inderdaad,· in wraak vermaak j
fcheppen; en anderen nogthans om'dezelve fout
'onverfchoohelijk houden. Hij is , trouwens^ de '
eenige niet, die zien kan, met hoe veel regζ' <ii®
doolingen zijn ,.re;ilaaken , die zij 'in zlgzelvea
ïiaauwlyks voor doolingenf agteii. " 'r·?· -
ς > Van wegens deeze bedenkingen ^ van we·
gens deeze overweegende zwaarighedên; was hetj
dat ik in eenen voorgaenden zéideï dat ik om de
geheele wereld op deezea mnn niet verliefd wil-
^Ht .· ^ , .i', · "de
l)
jüFFER CLAklSSÄ HARLOWE. 455
i5e zijn : En het was vei'der gegaen , dan me"^
voorzigcigheid kon worden goedgemaakt, als ik
11 zogt te vreede ftellen , met de woorden vart
conditioneel behmgen; daar^ gij zq klugrig mfede
gekfcheert. , ,,,,
Het is wel, dunkt mij dat gij zegt^ maar wat
doet dit allés ter zaake? ÊKt is nog maar redenee-
ren : Dog zo gij ^verliefd zljt^ zijt gij verliefd:
En de Liefde is, gelijk de hypochondrie^ dies té
dieper ingeworteld, als men geen genoegzaame
oorzaak weet aan te wijzen, Waardoor ze. vat ge-
kreegen heeft; Ert dus vermaant gij mij al wede-
rom , om. niet agterhoudende te zijn, en z(j
voort.
Wel nu dan , mijne waarde, indiefi gij iiet
dan wilt hebben, ik denke, dat met alle zijne o-·
verweegende fouten , ik meer behaagen in hem
hebbe, dan ik ooit dagt te zullen hebben; en die -
fouten in aanmerkinge genomen zijnde , miffchieri
meer, dan ik behoore te hebben. - En ik geloove,
dat het mogelijk is, wegens de vervolginge waar-
onder ik zugte j mij te bewecgen om nog· meer
behaagen in hem te krijgen - Bijzonderlijk,
terwijl ik ten zijrien Voordeele onZelaatile ont'moe-
tinge mij kan' te binnen brengen , rCn . alzo elk.
dng frerker proeven \2iXï t^rannij ik het noe-
men ,, voortbrengt van den anderen kant.t ,^rr^;
Met een woord, ik wil wel rondborftiglijk bekenV
nen (riademaal gij niets, hetgeen ilc zegge, tè dui-
delijk kunt vinden) dat waare hij nu maar een^
zedelijk goed inan , ik hem boven alle mannen
die ik ooit zag , zou kiezen. ^
Zo dat Dit nog maar conditioneel hehaageii
is^
Ee
-ocr page 490-1
■ DE HISTORIE; VAf^ ·
is, zult gij zeggen -—— En ik hoope niet, iäC
het meer is. Ik was liooit verliefd', zO als men·
liet iioemt^ en of dit befzAji of niet, moetik
aan fóo; oordeel laaten. Dog, indien het Liefde^
zij, dui-ve ik denken , dat die zo magiig een
iiiön'arch niet is^ nog van zulk een onverwinne-
Jijk verniogeil, dan ik dezelve wel ,hebbe hooren
•afbeelden; en dezelve moet meer aangemoedigd
en gekoeiterd worden, dan ik denke gedaen te
iiebben , 'om zo onweer β aenh aar te zijn —-
Nademaal ik vail van gevoelen ben^ dat ik den
'eenen man ^ zonder eenige kloppinge ^ zeer be-
reidwillig zoft kunnen opgeeven om van den ati"
deren ontflagen te worden.
Dogomutiij eeiis een weinig ernitiger aan
te fpreeken : Indien , mijne waarde ,. mijno bij-
zonder ongelukkige omftandighedcn mij vervoerd
(of, zo gij wnix.^ geleid) hadden ^ om Behäägeii
te krijgen in den man ; en indien dat Behaagen,
nriar uw gevoelen, mij had overgehaald om hem
fe Mlfinen , belioordet gij, wiens gemoed vat-
baar is voor de vric-ndlijklie indrukzelen; die zul-
ke hooge denkbeelden hebt van de kiesheid, wel-
ke van onze Sexe in deeze zaaken behoorc te wor-
den waargenomen ; en die metterdaad zo diep
deelt in de wederwaardigheden van'eene, die gij'
lief hebt -- behoordet gij wel die ongelukki-
ge vriendin zo verre gedrongen te hebben omtrenß
c^en zö teder onderwerp? -- Bijzonderlijky
daar ik niet bedoelde feelijk gij met vijftig voor-"
Heelden zoudt kunnen bewijzen , zo het fchijtlQ
uni mij tegen nitroorfchinge te hoeden. Hadt gi)
Äj bij monde op zulk eene wijze, aJs.gij doet,
gc-
■'i I
'U
tn
„ ί
i 1
gefopt, het zou meer mqt uw charafter heb-
ben overcengekoomen; bijzondexlijk, zo de we-
derwaardigheden van uwe vriendin te hoven ge-
koomen waaren; en zo zij eene neuswijze en
koele gemaaktheid bij het verhandelen van het
onderwerp had aangenomen: Maar te gaen zit-
ten om hec te fchripen^ gelijk mij dunkt dat ik
u zie, met een tintelend oog, en eene geheet
ludigeverheuginge in uw gelaat--Inderdaad,
mijne waarde, (en ik neeme het eer in aanmer-;
kinge, om den wil van uwe eigene edelmoedig- !
heid, dan om mijnentwille-; want, gelijk ik ge^
zegd hebbe, ik beminne uwe boercerij) het is zo
heel' mooij niet; de tederheid van het onder-
werp , en de kiesheid van uw eigen gemoed, ia
agt genomen zijnde, '
Ik legge mijne pen hier neder, op dar gij hec
een weinig in overweeginge moogt necmcn,. in-t -
dien het u belieft..
% % ^ . #
Ik vatte de pen weder op, om u myn g.evoe^
len op te geeven aangaende de kragt , welke de
nitIVendige geßalte ^ oï lighaamlijke gedaante,
op onze Sexe behoort te hebben: lin dit zal ik
doen zo 'm het algemeen ten aanzien vnn de,andc^
Xe vSexe, üs bijzonderlijk ten. opzigt van dcezeii
man: Waaruit gij in ilaat zult zijn om op te maa-
ken, hoe verre mijne vrienden, gelijk, of ongelijk
hebben , als zij mijn vooroordeel ten voqrdeeje van
den eenen man, en ten nadeele van den anderen,
op rckeniuge Üellen van de ligha^mlijkp gejlalte,
Ee 5 Dot;
-ocr page 492-Bog läate jk, vooraf,' aanmerken, Dat. zij oven
vloedige rteden als zij den Hr. Lovelace en
den Hr. Solmes te zamen vergelijken, om te ge-,
iöoven, dat dit bij mij in aanmerkingen^/? ιkoo-
men; en daarom geiooven zij, dat hét.bij mij ir\
aanmerkinge/ei^o;?^^. " .γ: t ·?
Daar is zekerlijk in de lighaamlijke geßalte,
iets, dat v>relgevallig en aantrekkelijk 4s zo wel,
als dat het de keuze van eene Vrouwe billijkt. Zij
geeft op het ecril-gezigt eenen gunfligen indruk,
waarin wij wenfchén beveiligd' te worden; En in-
dien wij i nader in kennis raakende daartoe reden
tuinden , zijn wij met ons oordeel ι wel in onzen
fchik , en hebben in den peribon te dneer, behaa-,
gen , om dat hij ons gelegenheid gegeven heeft
pm onze eigene fchranderheid te vleijen^ omtrent
indrukzelen, welke wij op het eerft gezi'gt ontvan-
gen. , Maar , niettemin, is het een algemeene ret
gei bij mij gewceft, om eene fchoone geftalte, in
ïnannen en vrouv/en beide, verdagt te houden;
en ik hebbe niet uneinig reden gehad om mijnen
regel bij de proef goed te keuren; -- Bijzon^'
derlijk ten aanzien van de Mannen \ diel hun-
ne waardij meer behooren te ilellèn in de hoeda^
nighedisn van hiin verftand dan van hun lighaam^
Want wat onze· Sexe belangt, zo eene fchoone
vrouw door het , gevoelen der ' wèreld al eens ver?,
ïéid worde,' om op haare gedaante-en-leeft zig
trotilijk te verhovaardigen ; en wél tot zulken
trap, dat zij die dingen verwaarloosd hebbe, ïdiö
haar tot weezenlijker en duurzaa7neraSLmfn]üxi'
ge dienen kunnen ; de wereld zal inog Hbereid
ï£ijn -om haar te Yirfciiooiien'jl - padeuiaai een?.
IW
«'S
i-n
rp
ν
W$ê>
Juffer CLARÏSSA HARLOWE. 43^
fnooije zottin, iii alles wat zij zegt, en, in alles
wat zij doet, behaagen zal, zonder dat nieii wecc
waarom.
Maar wie zou deeze mooijc zottin haaren kor-
ten tijd misgunnen! Nademaal zij, als met.haare
Zomcr-zonnefchijn. haare kapelletjes-wapperingeii
voorbij zijn , en de winter van ouderdom en'
rimpelen aankoomt, de regtmaatige,. uicwerkzels^
ζ·άΙ gewaar worden, van het aankweeken haarer
verhevener gaaven verwaarloosd te hebban; wanc
dan zal zij, gelijk eene andere Helene, niet in
ilaat zijn om den weerichijn- van haar eigen fpie-
gel zelf te verdraagen; en' tot de nietv/aai^dig-
heid van een enkel oud gezonken zijnde zal
zij geregtigd deel hebben aan de veragtuige , v/el-
ke dat charafter medebrengt. Terwijl de verßan-
(Uge matrone^ welke in jaaren klimniènde (van
(laaien, willen wij in het geval van, zulk cene niec
ipreeken) hét akoos-beminneiijk charader medei»
draagt van eene deugdzaame voorzigtiglicid, en
mittige ervarenheid, vindt dat een beilendige en-
weezenlijke eerbied de plaatze van eene lugtige
verwonderinge inneemt, en meer dan ter veiTuK
linge van derzei ver gemis kan ilrekken.
Maar dat een man groots zij op,zijne li^-
haamlijke geilalte, hoe verwijfd is dat? Indien \
gebeure dat zulk een vernuft heeft, dringt het zel-
den diep door in verftandlijke onderwerpen. 7a]i\
buitenkant fleept hem gemeeiilijk weg. Dat lig·^
haam te vercieren, ςη miiichien, terwijl hij het
tragt tz verderen, het belachelijk te maaken,
houdt alle zijne aandagt bezig. Al wat, hij doet,-
V ' Ë e ^ ' is
-w
I
^perfoneel: dat is te zeggen, voor hem zelven;
Al wat zijne verwonäeringö naar zig trekt, «V hij-
zelve: En in weerwil van de beftraffinge des
Töneels,' het welk zo dikwijls eh met zo veel regt
een prorikepop ten toon ftelt, vervalt en znikt: hif
gemeenlijk in dar ch'arafter neder; én "wordt, ge-
;yoiglijk, de vcrfniaadihge van dé eene Sexe, en
ée ipöt van de andere.' ^
' Dusdanig gaet hét doorgaens met uwe inan-
ïien van eeneTchoone gedaante^ en die zig netjes
iveeteri op te pronken:' Waarom ik nogmaal zeg-
ge, dat hét veragtelijk is;' enkel hei Tt^haatyiUjke
in eenen man in aarimerkinge neemen. Dog iiidicrt
èen man , beHalven eene fraaije. gellalté ^ geleerd-
heid bezit, en zódanige gaaven, die hem, wel- |
3te ook zijn leeft mögt zijn, zouden doen uitmmi-
ten; dan is inderdaad het een bijvoeg-
zel: En indien hij niet bij uitilek vérre draaft in
verwonderinge over zigzelvé, en zijne zedèii 011-
faefmet bewaard hééft, is -hij waarlijk een Wee-
sen 't welk hoog te agten ' ■
De Hr. Lovelate heeft'zekerlijk een goedeö
fmaak; en hij kan^ 'zo verre ik in iiaat ben'om té
bevroeden over de meefte der befchaafde kon-
■■ . »
fien wel oórdeelen.' Dog fchoon hij! 'er zig op.
eene grappige M^ijzé wéete af te maaken, 'kan'men
egter zien, dat hij zig op' zijne lighaamsgeftalce
zo wel· als gaaveri ,' en zelf op zijne klèedingei
iiiet weinig laat vóorftaen; en egter vlijt de laatft&.
-hem altoos zo'wel en met zulken loiTeri zwier ί dat
zulks het gering-fte gedeelte van zijne opmerkinge
fchijne te zijn. En wat de cerile aangaec, ikzon·^
äe mijzelve onvcrfchoonelijk' agten, indien ik zij-
i
ί.
«I
-
[tl
Γί
'f-
f:'
J
'4'
' I
ne
\ /
Ai <
-ocr page 495-Juffer GLARÏSSA HARLOWE.
ïie grootsheid voedde met diiarvoor de jninfle ag·^
'tinge te betoonen, dat baarblijkelijk zo hec·
voorwerp van de zijne is.
En nu mijn^ v^aarde, mag ik ii vraagen^.
Hebbe ik aan uwe vervvagtinge voldaea? Zo niet ,-
wanneer mijn gemoed meer bedaard is, zal ik u
beter genoegen tragten te geeven. Want mij
dunkt, mijne redenen fleepen; mijn ffijl kruipt;
mijne verbeeldinge is gezonken; mijn geeft ïlae^
mij niet ten dienil; dan alleen nog om u te zeg-
gen , D.at het zij ik meer of minder hebbe, ik ge-
heel en al ben overgegeven aQ.n de bevelen viin
mijne waarde Juffer Howe. ^
j· ■
ι
Poßfcrlptum.
De baldaadige Lys Barnes heeft mij op nieuw
weder oncftoken, door mij de volgende uitdruk-
kingen van het aiTchuwelijk fchepzcï, Solmes, te
vertellen -„ Dat hij van de preutfehe mei4
,, verzekerd is; en dat met einig mhelu voor
„ zigzehen. Dat al ben ik van te vopren nog
„ zO af keerig van hem, hij zig op mijne beginze-
len kan verlaaten; en het zal een pleizier voor
„ hem zijn te zien, hoe mooitjes ik allengskens aan
„ de hand zal koomen „ [Afgrijzelijke vlegel J]
5, Dat het Sir'Oliviers aanmerkingq was, die dé
„ wereld volmaaktlijk wel kende,· dat Vreeze
„ eene beter verzekeringe was dan Liefde ^ woot
„ het goed gedrag van eene Vrpuw jegens haaren
„ Man; fchoon hij, voor zijn part, omtrent zulk
5, een teder fehepzel (voorzekei') eéns beprbeyen
Ee
5>.·
-ocr page 496-De HISTORIE van
wilde , hoe verre hij het met Liefde kon bre^-i
5?
P>
gen; ten minften voor eenige weeken : Niet
^negen zijnde' om te gelooven, her geen de
oude Jooker plegt te ftellen, Dat malle liefde
meer wijven bederft, dan ze goed maakt. „ ;
Wat dunkt u, -mijne waarde, van ziilkèn
Jchobbejak als deezén I onderweezen , wat meer
van dien ouden knorrigen Vrouwenhaater-i
2s
gelijk bij te.boek ftond, Sir Olivier?
y\
^ufer CifARissA Harlowe , 0ün Jufer
1 !
r' i)
Howe,
.'fi-
Hoe gaarn zou mijne waarde Moeder mij ge-
negenheid betoonen, wierde, het haar maar toeg^^
ïaaten. Geenzins zoude ik, des ben ik wel ver'
zekerd, onder deeze vervolglnge zugten, indien
aan haare voorzigtigheid en fijn ?veritand die agtiij-
ge wierd toegedragen, welke zij zo wel verdie-
nen. Of het uit haaren koker^kwam , of dien
"van mijne Moeij, of van beide, dat mij eene nieu-
we beproevinge wierd aangedaen, kan ik iiiec
peggen;·· maar huiden morgen'ftelde haaf Shorey,
Blij den volgenden vriendlijken Brief ter hand. > ,
AVé
IS. 'u
Want ZO' moet ik u nog noemen; nadeniaal
-ocr page 497-Ji/ffer CLARISSA MARLOWE. 447
gij inij wel lief moogt zijn,; in allen opzigte '-
Wij hebben bijzonderlijk eenige redenen in over-
weeginge genomen, welke uwe goede Norton
zlg gilleren liet ontvallen, als of wij, bij de eerftQ
aanzoekinge van den Hr. Solmes, u niet m^t die
vriendlijkheid hadden behandeld, waarmede wij u
in alle andere gevallen behandeld hebben. Indieti
het al zo ge^joeeß waare^ mijn lief, waart gij ég-
ter niet te verfchoonen in van upjen kant in ge-
breke te blijven, en u tegen uws Vaders wil aan
te kanten in een iluk, waarin hij te verre gegaen
was, om 'er met eere van af te ftaen. Dog. alles
kan nog weer te regt koomen. Enkel van uwen
wil, mijn kind, hangt al ons geluk af.
Uw Vader geeft mij verlof om u te zeggen,
dat zo -gij u nu ren laatften naar zijne vervvagtingen
fchikt, al het voorleeden ongenoegen, dat gij
hem gegeven hebt, in vergeetenis zal begraven
worden, als of het 'er nooit geweeft waare: Dog
tevens, dat dit de laatire reize is, dat u deeze ge-
nade wordt aangebooden.
Ik hebbe u te kennen gegeven (a), gelijk u
nog wel in geheugen moet zijn, dat 'er. ftaalen
van de koftelijkfte zijde ontbooden waaren. De-
zelve zijn gekoomen: En alzo zij gekoomen zijn,
wil uw Vader, om te toonen hoe vaft/zijn beiluit
llaet, dat ik die aan υ naar boven zende. Ik zoij
wel gewenfcht hebben, dat zij deezen Brief niet
vergezeld hadden --- Dog daaraan is egter oq^;
niet veel gelegen. Ik moes u zeggen, dat op
uwe kiesheid zo heel veel agt niet wordt gegeven,
dan ik voormaals wel da^t dat dezelve verdiende.
..........
:l 1
1
(a) Zie bl. iii,
Κ
-ocr page 498-■ De HISTORIE van ^
'Deeze zijn zo wel de nieiiwile, nis de koilet "
lijkfte 5 die wij konden krijgen; met onzen iland
in de wereld overeenkoomende; overeenkoonici>
de met de goederen, die men boven iiws Groot-
vaders nalaatenfchap voor u gefchikt lieefc ; en
met de nobele Huwelijksvoorwiiarden, v/aarom-
trent men is overeengekoomen.
Uw Vader heeft voor, u zes ftellen kleedc-
ren te geeven (waaronder drie gemaakt en vol-
tooid) op zijne eigene.koften. Gij hebt een vol-
iioomen nieuw ftel; en dan nog een, \ welk ik
denke dat gij maar tweemaal hebt aan gehad. Al-
zo het nieuw ftel koftelijk is, zo gij verkieft dat
voor een van de zes te neemen, wil uw Vader |
11 in de plaatze een gefchenk geeven van honderd
guinies.
De Hr. Solmes heeft voor, u met een ftel ju-
weelen te befchenken. Alzo gij die van uwe
"Gröotmoeder en uwe eigene hebt, indien gij vcp '
kieft de eerfte nieuw-ingezet te hebben, en van
dezelve uw gebruik te maaken, zal hij u zijn ge-
fchenk in 'geld doen, eene heel braave fomme -f
wejke aan u zelve in volkoomen eigendom zal ge^
^even worden ; behalven eene fchoone jaarlijk-
iche rente voor ipeldegeld, gelijk men \ noemü.
Zo dat uwe tegénwerpihge tegen het hart van ee^
nen man , van" welken gij- erger gedagten hebt
to het verdient, van geen gewigt kan zijn; maar
l^ij zult onafhangelijker zijn^ dan'eene Vrouw vau
minder verftand, dan wij d toekennen, 'miiTchieii
hehöort te zijn: ' U is ten vollen wel bekend , datj
jk, die zo voor ak na nog grooter goed in de
miiie bragt, dan gij aan den Hr. Solmes brengen;
- .ziüt,:
ί,
i
Ι· i ',
i l·
itv
iilj.
i ··}
p-f
Μ '· f-i'
! η*·
I ·» ' /1 Ääiks^ik.· iii:
I
-ocr page 499-*
Xuft^ óp verre na zo ruim niet verzorgd wierd>
dan wij voor u gezorgd liebben. —— Daar de
luiden naai' hun xin trouwen, wordt op de voor-
waarden het minil gezien; - Egter zoude
het mij moeijen, zo gij (om ons alle te wille té
^ijn) een tegenzin niet kunt te boven koomen^
Verwonder u niet, Klaarqe, dat ik dus dui-
delijk en vrij over die onderwerp aan u fchrijye*
Uw gedrag is tot hieraantoe zodanig gewéeft, dac
wij geen gelegenheid gehad "^hebben om overhec
onderwerp van llukje tot beetje met u te hande-
len. Nogchans,· na alles wat tuiTchen u en mij ia
omgegaen bij monde, en tuiTchenuenuweOomeii
met brieven, is 'er voor u geen mógelijkheid oni
te twijfFelen, welk het gevolg ilaet te zijn. .——.
Of wij,^ kind, moeten ons gezag laaten vaaren,
of gij ziive zinlijkheid. Het een kunt gij niet ver-
wagten. Wij hebben alle reden ter wereld om het
ander te'verwagten. Gij weet, dat ik u meer dan
eens gezegd hebbe, dat gij beiluiten moet om
den Hr. S^olmes te hebben, of om nooit voor ons
kind gerekend te worden.
Het ontwerp van de Huwelijks-voorwaarden
moogt gij zien, wanneer gij maar wilt. Wij den-
ken , dat 'er geen tegenwerpinge kan plaatze heb-
ben tegen eenige van de artikelen. Daar is nog
meer in dezelve ten voordeele van onze familie ^
dan ecrll: bedongen was, toen uwe Moeij van de-
zelve met u fprak. Meer. van dien aart, zeker,
dan wij konden geeifcht hebben, Indien u , iia
dezelve' te hebben doorgezien, dunkt dat 'er eeni-
ge veranderinge noodig is, die zal 'er in gemaakft
woi;dei?. r«»^ ^end dog gin dezeive bij mij, my·?
iie
1 i
■i Η
/
F '
- ί
, s»«·
ne lieve dogter, oF liever eifch ze van mij, öm zé
Ie overweegen,, binnen deezen dag of twee.
Alzo hef. Verfchijneü van een zeker perfooit
zo onlangs ter kerke, ert hetgeen hij overal van
Van zig Iaat gaen , ons ten iiiterften ongmift
inaakc, en alzo die ongferuftheid duiiren zal zo
iang gij. ongetrouwd blijft 5 zo moet gij u niet
verwonderen , dat men het biiihen korte dagen
voorheeft te voltrekken. Heden over veertien da-
gen is het voorneemen dat het zijn zal, zo gij 'er
niets tegen hebt in te brengen , dat ik zal goed-'
iteuren. Dog zo gij een befluit neemt zo als wij
gaarii zagen , en het ons te kennen geeft, zullen
wij op een week of zo met u niet ftaen.
De bevalligheid van uw perföon mag zommi-
ge miiTchien doen denken , dat deeze egt uwei'
•niet waardig is. Dog ik höope, dat gij zelve u
zo veel op het lighaamlijke niet zult laaten voor-
ftaen: Zo gij zulks doet, zal hec inderdaad te min-
der te verwonderen zijn , dat het UghaamlijL·
van gewigt bij u zij (hoe weinig men het ook heb-
te te agten) in eenen anderetl man.
Dus behooren wij Ouders, billijker wijze, te
oordeelen : Dat onze beide Dogters ons even li^f
en waard zijn : Dit zo zijnde , waarom zoudè
Clarijfa zig dat onwaardig agten ^ hetvyelk ^rä-
hella (en wij voor haar) zodanig niet zou agteni
waare het aanzoek aan haar gefchied? - ■ Gij
zult wel verilaen wat ^ ik hiermede meene, zondei
dat ik mij verder verkiaare. ^
Geef ons dan, nu, te kennen, dat gij onzö
Wenfchen wilt opvolgen. En dan is 'er een eiii·^
de van uwe opfluitinge. Eene a&e van amneflie,
V
® ·
\A Ä
fv {
(
NV
■jl
.. l··
i
•■'•Λ
'i
%
lïï
r
Ji/ffer CLARISSA MARLOWE. 447
gëlijk ik het noemen mag, zal over alle uwe voo-
rige wederftrcevinge worden uitgegeven: En gij
zult ons nog eens weder in u gelukkig maaken ^
en in malkanderen. In dit geval, njoogt gij ter-
ftond tot uwen Vader en mij beneden koomeit
in zijne boekkamer; daar wij ons gevoelen over de
ilaalen zullen geeven, met onze hartlijke-vergiffe-
nis eii zegeningen.
ill
Koom, wees een goed kind, mijne Clariiïa^
gelijk gij plegt re zijn. Ik hebbe (niettegenftaen-
de uw voorgaende gedrag, en dat zommige uwe
onderwei-pinge hoopeloos Helden) nog eens vooif
u gefproken. Maak mijne hoöpe dog niet tè
fchande, mijn lieve meid. Ik hebbe beloofd mij
nooit meer , in de zaak tuiTchen uwen Vader en
u tc zullen lleeken, zo dit mijn allerernftigft aan-i
2:oek niet gelukt. Ik verwagte u beneden , mij-
ne Liefde. Uw Vader vei-wagt u beneden. Dog
draag zorge, dat gij voor hem niets onblijmoe-
digs m uwe onderwerpinge blijken laat. Zo gij
koomt, zal ik u aan mijn liefhebbend hart vou-
wen , met zo veel vermaak als .ik ooit in niijii
geheele leeven u daaraan drukte. Gij weet niet ^
wat ik in deeze weinige verilreekene weekea ai
geleeden hebbe, nog zult het ooit in Haat" zijn
te giflen , voor dat gij in mijne omftandighedeii
koomt te geraaken ; ik meene in die van eene
liefhebbende en toegeevende Moeder, die nagc
en dag bidt en worilek om, tegen de ondernee-
mingen van onbetembaarder geeften , den vree-
de en de eendragt van hiiare familié'- te bevvaa-
ren.
''i
Λ
Λ
f
Do?
I
& gij ^et de voorwaarden. Nader niec
tOE
im
-ocr page 502-I/
.448 ' ^ DE HISTORIE VAN
■toe onsi zo gij van befluic zip om ongehöomani
te, zijn : Dog dit hoope ik , 11a hetgeen ik ge^
jfchreeven hebbe», dat niet weezen kan;
Indien gij terftond koomt, én virel, gelijk
ik zeide , blijmoedig, als of uw hart in uwen pligt
töeftemde (en gij betuigde mij, dat het vrij "Wüs^
gelijk gij weet) dan zal ik , gelijk ik gezegd
hebbe , u de tederfte blijken geeven j hoe zeer
ik ben , '
, Uwe waarlijk toegenegene Moeier,
'*·-'■. . ■■ - - ■ · , ■ -iS
Denk eens, mijne waardfte vriendin, hoe ik
Van deezeii Brief moet zijn aangédaen; welks
inhoud zo overrompelende en verfchrikkelijk isj
en egter zo zoet wordt aangedrongen! ' O
waarom, boril ik bij mijzelve in klagtè uit, ben ik
genoodzaakt deezen zwaaren ftrijd te ondergaen
tuffchen een gebod, 't welk ik niet kan gehóor-
zaamfen,. en eenetaai, diezo vriendlijk en bewee-
gelijk is!. —. Konde ik verzekerd zijn geweeft
van dood voör het altaar ter aarde te zullen val-
len , voor dat de plegtigheid den mai;i^ dien 'iïf
haate^ eenig regt öp mijne geloften had gegeven 1,
ik denke j dat ik mij. had kunnen onderwerpen
om mij derwaards te laateii leiden; Maar tè dei>
ken om te lieevén fneti, en voor eenen man, van
welken men. eeij afgrijzen heeft, wat eene be^
droeiiie zaak is dat! , , . ,
En daarenboven hoe kon de pragt van klee-i
dinge en cieraad onderfteld worden van éenige
kragt te zijn bij haar ^ die altoos beweerd heeft ^
dat het voornaam oogmerk van eene goede vrouw,
in het vercierea van haar lighaara, behoort te
ï
/
i
ν
S'l
ii Α 1
. j
1 i
u
φ
:!
Λ ι
/7
li:,
ir '
(*
1=- ' '
If 4
lp
ife ·
-ocr page 503-Juffer CLARÏSSA HAkLÖWE. 44^
^ijn, dat zij de genegenheid van haaren Man he-
houden moge , en zijne keuze lof bijzetten ; erl
dat zij zelf fchrbomagtig mocil zijn om de oogeii
van anderen tot zig te ttekken? —^— De zaak
dus befchouWende ^ nioefi: dan de koilelijkheid
der ftaalen zelf Mjn tegenzin iiiet vermeerderen ?
-- Eene gfoote aanmoediginge \ waarlijk, te
denken om zig te vercieren, op dat men de vrouv^
van den Hr. Svlmes moge worden!
Om kort te gaen, het was vöor mij niet mo-
gelijk, naar beneden te gaert op de voórgefchree-
vene Voorwaarde. Dunkt u wel, dat het was?
— En te fchrijven , zo mijn Brief al pleten zoii
zijn geworden , wat konde ik fchrijven , dat in-
gang vinden zoude, en na hetgöen ik reeds mee
zo weinig vrugt gefchreeven "en gezegd had ?
Ik wandelde liéen en weder. Ik gooide dé
Haaien tei" neer met verohtWaardiginge. Nu trad
ik in mijn kabinetje; dan weder, het zelve Verlaa-
tende , wierp ik mij op de canapé; dan op dee^
zen iloel; dan op geenen; dan op de eene ven-
ilerbank, dan op de andere -Ik will: niet^
Wat ik döén moeil! — Bn terwijl ik dus iu
twijiFel hiüg, den Brief weder gékreegen hebben-
de om dien nog eens door te leezen, kwam Lys
binnen, mij volgens ordre erinnerende , Dat mijix
Papa en Mama naar mij wagtedeh in inijns Vaders
boekkamer, '
Boodfchap mijne Mania, zeide ik, dat ik dé
funil verzoeke , van haar hier voor een oogen-
blik te Men; of mij toe te laaten, dat ik elderé
mijne opvvagtinge bij haar alleen koome luaa*
Μ
f
'.4
-ocr page 504-450 .....-De HlSTORlEm»
Ik luïilcrdc boven aan den trap
ft
f,
f
Η
ρ
ί
Ii ·
r€l
p-· ri'
■ f.''f
Fi'· '
Ii-
%
ij I
F' r
xiet, mijn lief^ hoe het is, riep mijn Vader
i'.eer toornig uit: Alle uwe vriendiijkheid (gelijk
uwe tocgccvendheid te vooren) is vrugtloos ver-
fpiid. Gij hjßkt mvs Zoons heftigheid^ gdijk gij
het nocnic {liet gaf mij eenig vermaak^ dit te.
booren\; maar niets anders zal op haar iets uit-
werken. Gij zult haar alleen niet zien. Heeft het
ilout fchepzel iets, tegen mijnè tegenwoordigheid?
Boodfchnp haar , zeide mijne Moeder aan
Lijs, dat zij weet op welke voorwaarden zij be-
neden bij ons mag koomen. En op geen andere
wil ik haar zien.
De meid bragt mij dit Antwoord. Ik nam
mijne toevlugt tot mijne pen en inkt; dog ik
beefde zo, dat ik niet kon ichrijven, nog wift ik
wat ik zeggen zou, al had ik beilendiger vingefsi
gchac". Minueiijk bragt Lijs mij deeze regels vao '
mijnen Vader.
' - : ■ _ iJ
Ongeboorzaame en 'verkeerde Clariffa^
Geen vriendiijkheid, zie ik, kan^u bewee-
gen. Uwe Moeder zal u zien;,en ik wil ,u
niet zien. Stel'er u egter na, om^te gehoorzaam
men.| Gij weet ons welbehaageur Uw^Oom
tony, uw Broeder, en uw Zuiler, enj_uw gunft^r
Hng juffrouw Norton , zullen 'er bij zijn dat de^
piegtigheid heimelijk in uws Ooms kapel voltrok*
len worde. En als de Hr, Solmes u tor ons kan
inleiden in zulken luim , als wij^ u \Yenfchcn t^
befchouwen , mogen wij het 'miiTchien zijnf
Vrouw vergeeyen, fchoon wij het,; in eenig /ü»;;
onze verkeerde Dogter nooit verf
Gij
i___
-ocr page 505-jfuFFER CLARISSA HARLOWE. 4^1
geeven kunnen. Dewijl het zo heimelijk zal vol-
trokken worden, kan men u naderhand wel vaiï·
kleederen en eqüipagie voorzien. Dus bereid u;
om een van de eerfte dagen in de naailvolgendé
week naar uw Ooms te vertrekken. Wij willeii
11 niet zien , voor 'dat alles over is: En wij wil-
len het dies te fchiclijker óverlhebben, cmi den
tijd te bekorten van uwe Welverdiende opfluitm-.
gé, en,van onze eigene moeijelijkheid in teftrij-
den met zulk eene weerrpaiinige , als gii zederc^
-eehigen tijd geweeil zijt. Ik wil geen redeneu
hiertegen hooren. Ik wil geen Brief, nog klag-
ten ontvangen. 'Nóg zult gij van mij iets meer
hooren, tot dat gij uw naam naar mijn zin veran-
ïierd hebt. Dit van
Indien men dit befluit vafthoude , dan zal
mijn Vader mij nooit meer zien ! -- Want ik
zal. nooit de Vrouw van dien Solmes njii ——,
ik zal fterven eer dat, gefdliedt ! --
i i
I
Λ
•..li
lHÜi
Mij, deeze Solmes, kwam hier kort na dac
ik mijns Vaders Brief ontvangen had. Hij zond
boven bij mij om verlof van mij te mogen op-
wagten -Ik verwóndcre mij över zijne vrij-
poiHglieid! --
Ik zeide tegen Lys; die mij zijne boodfchä^i
bragt, I;,aat hem een ongelukkig fchepzel haareit
Vader en Moedér wedergceven , en dan mag ilè
Kooren wat hij te zeggen heeft. Dag, 20 mij-
Ffa- " ^ fe?
-ocr page 506-xït vrienden om zijneniwille mij niet willen zien\v
ik wil hem niet zien om zijn zelfs wille. '
Ik hoope , Juffer zeide Lys , dat gij mij
met dit Antwoord niet naar beneden zult zenden.·
Hij is bij uw Papa en Mama.
Ik ben tot wanhoope gedreeven, zeide ik.
Ik kan niet erger behandeld worden. Ik wil hem
niet zien. '
Naar beneden ging zij inet mijn Antwoord.
Zij hield zig , naar het fehijnt ^ als of zij geen
zin had in hetzelve over te brengen: Dus Wierd
haar hevden uit haai-e gemaakte agterhoudinge
voor den dag te koomen, en zij gaf het huü in
zijne volle kragt.
O hoe hoorde ik mijnen Vader bulderfen! —
7Λ] waaren alle, naar het fehijnt; bijeen in
zijne Boekkamer Mijn Broeder was'er voor om
mij op dat oogenblik uit den huize te zetten, en
aan Lovclaee, en mijn rampzalig noodlot over te^
öjeeven. Mijiie Moeder behaagde het een zagt
\word voor mij tuiTchen beide te fpreekeni Ik
wecte niet waarin het beilond : Dog zij kreeg dit
ten antwoord-Mijn lief, dit is het tergen di-
lle ding ter wereld in eene vrouw van uw verr
iiand! - Eene weeripanneling zo wel te be-
minnen, als of zij gehoorzaam Waare! Wat aan^
moediginge tot pligtsbetragtinge is hierin? ——
ïkbbe ik haar niet zo zeer bemind, als gij haar
ooit bemindet , en waarom ben ik veranderd?
Behaagde het den hemel, dat uwe fexe wel' wift
te ondcrfcheiden ! Het is duidelijk, dat zij ileunt
op haar vermogen over u. Eene limlle Moeder
nvaiikte altoos een verhard kind»
45 s
,' ι
-I
tk S'··
f'trirfi·
1 .
.....'
JüFFEi^ CLARISSA HARLOWE.
Zij vond evenwel goed, Lys te befchuldi-
gen 3 gelijk de floiis bekende , dac zij mijn Ant-
woord in zijne volle kragf gemeld had. Maar mijiv
Vadef prces haar daarover.
De meid zegt, Dac hij, op mijne weigerin-
ge yan den Hr. Solmes te zien, in zijnen toom
bij mij boven zou gekoomen zijn , hadden mijn
Prpeder en 'Zufter hem niet tot het tegendeel,
overreed.
Ik weni^hte wel dat bij Jiet gedaen had f
-En , waare het niet om zijnentwille , dat
hij mij gedood had!
De Hr. Solmes had de goedheid [ik ben hem
magtig veel verpligt, waarlijk!] om voor mij te
fpreekcn.
Zij zijn alle in oproer! Hoe het afloopen
wil, weete ik niet -7 Ik ben mijns leevens gunt-
fchlijk moede- Zo gelukkig, voor nog maar
zo weinige weeken ! -r- Nu zo
Wel, voorzeker, mögt mijne Moeder zeg-
gen , dac ik zwaare 'beproevingen zoude hebben
uit te ilaenl (a)
p. S. De F'oflgMjfihap over de fmpeU^ gelijk ik
zeggen mag, (Want als zulk eene worde ik
behandeld) , is van mijn Broeder en Zuiler
voor zig verzogt. Zij hebben begeerd, dat
ik geheel en al aan hunjie beiHeringe mag
worden overgegeven. Indien dit toegeftaen
Worde, [Het is reeds toegeilaen van mijns
Vaders zijde, zö ik verilae , dog nog niet van
u mijne Moeder} wat wreedheid itiag ik niet
F f 3 ,ver-^
-ocr page 508-De HISTORIE vah ^
.vei-wagten van hunne nijdigheid, jaloersheid
en boosheid ? Ik zal, aan de uitwerkzelen,
ί, wel haaft zien , ctf ik dus liae overgegeven
' te worden. —^— Dit is'^eèn 'gefchreeven
berigt, 't welk ftilletjes geilrooid was in mijn
weg naar de Houtfchumv, door-mijne Nigc
Dorothea Hervey. D;e lieve fmeid'verlangt
om mij te zien , zegt zij mij : Dog het is
haar verbooden , tot dat zij mij zie als Juf-
frouw Solmes , of dat ik hebbe toegeiiemd
om de zijne te zijn. Ik zal een voorbeeld
neemen aan hmme ilandvaftigheid!-^ In·
fierdaad dat zalik! ———
Λ
»
juffer Claris sa Harlowe, aan Jtil
Howe.
ï-4
< >
Λ'
Eene. gramiioorige zamenfpraak , of liever!
eene kijf partij, is 'er tuiTchen mijne Zuiler en mi|
gehouden. Dagt gij Svel, ^ dat ik kijven konde,'
mijne nvaarde? r··
Zij wierd bij'mij boven gezonden^ op mijne,
weigeringe om den Hr. Solmes te zien -- Op.
mij los gelaaten, agte ik!--Geen vpornee- -
men is '^r van hunnen kant, om te^verzoenen!
Het is baarblijkelijk, dat ik aan mijnen Broeder
^n haar met algeniecne toefl;emminge ben overge-
leverd.
i-
-ocr page 509-Juffer CLARISSA HÄRLOWE. 45^
Ik zal alles getrouwlijk verhaalen, hét geen
zij tegen mij zeide, en waarin eenig gewigc Hak.
Alzo ik u vraage om iiwe goedkeiiringe of kwaad-
keuringe van mijn gedrag omtrent die voorvallen,-
welke ik u voorlegge, zoude ik het een teken
van eene zeer ilegte zaake. agten, zo ik mijn reg-
ier poogde te miileiden, '
^ij begon met mij het gevaar te vertoonen,
waarin ik geweeil was, waare mijn Vader boven
gckoömen, gelijk hij gedaen zoii hebben, waare
hij niet verhinderd geweeil - door den Hr.
Solmes , onder anderen. Zij fchimpte op mijne
Norton, als of dié mij in mijne verkeerdheid fuijf-
de. Zij befpottede mij over mijne onderilelde ag-
tinge voor den Hr. Lovelace. —— liet kwam
haar vreemd voor, dat de 'vernuftige^ de voorzl^-
tige, jade pUgtmaatige cn godvriig—tïge (met za
fpijcigen toon fprak zij het woord ιιϊε) Clarillli
Harlowe , zo wonderbaar verzot waare op een
ligcmis , dat haare Ouders genoodzaakt waaren
haar op te fluiten,- om haar te bellten, dat zif
hem niet in de armen liep.. „ Laat ik u vraagen^
5, mijn lief, zeide zij, ^welken overflag'gij nu
„ maakt van de beftellinge van uwen tijd? //i»^
„ veel imren^ in de -clor en nmntig^ befteedc
,, gij aan uwe Naald? Hoe veel aan uwe Gebe-
„ den? I[oe veel aan uw Brief-fchrijven ? En hoe
,, veel aan de Liefde--Ik twijffële, ik twijf-
„ fele, mijn liefje, was haare dertele uitdrukkin-
55 ge, Dat de laatlle poll is gelijk Aarons ilaf,.
„ en alle de andere verllindt! - Zeg mij; is
het zo niet?
i
cd
l")
H.erop antwoordde ik, Dat het een dubbel
F f 4 ver-.
45f De HISTORIE vap»
verdriet voor mij was, mijne beveiliginge voor de
^icwerkzelen van mijns Vaders verbolgenheid ver^
fchuldigd te zijn aan eenen man, welken ik nooit
voor iets kon danken. Ik verdeedigde de goede
JuiTrouw Norton met eenen ijver, di^n ik haare
verdienfte fchuldig was, -Met gelijken ijver
toonde ik mijne gevoeligheid , over. haare fcham?
3ere aanmerkingen tegen mij ten opzigc van den
Mr. Lovelape. Wat de befteedinge van mijner»
tijd in de vierentwintig iiuren van den dag belangt,
zeide ik haar, dat het haar meer betaamd zou heb-
ben zig te ontfen^en over eene Zufter, die in we-
derwaardigheid was, dan haar met blijdfchap te
befchimpen — Bijzonderlijk, daar ik, met maar
al te veel regt, geen gering gedeelte van die we-;
Eerwaardigheid aan de befteedinge van eenige haar
rer waakzaame uuren wijten mögt.
Zij voer bijiler uit over deeze laatfte aanmeri
kinge:, ISlaar er\nnerde mij de zagte behandelinge
van alle mijne vrienden, van mijne Moeder in 'ü
bijzonder, voor da; het hiertoe kwam: Zij zeide,
dat ik eenen moed had laaten blijken dien zij
nooit verwagt hadden: Dat, bijaldien zij mij vooj;
2ulk eene heldin hadden aangezien , zij naauw^-
lijks den kamp met my zouden hebben, durveö
Waagen : Maar, dat nu het korcll: eii het langj
was, dat de zaak te verre was gevorderd om ze op
le geeven: Dat het een ilrijd was geworden tus-
fchenj>//gi, Qn moedwH; Of eens Ouders geza^
iiioeil wijken voor de, hardnekkigheid van eene
pogter, of het tegendeel: Dat ik derhalven raoeft
buigen of berilen, dat was het al, kind. '
' Jk gaf haar ce kennen, wel te wenfche», dat
het
m
li
JuFFEiv CLARISSA HARLOWE. ^^
het onderwerp van dien aart waare, dat ik haare
boert met evengelijke ligthartigheid kon te rug
kaacfen: Dog indien de Hr. Solmes van zo veel
verdienile was in ieders oogen, in de ^aare bij-
zonderlijk , waarom hij dan niet liever mijn li roe'
der ^ dan mijn Man mögt zijn.
O kind, zeide zij, mij dunkt, gij zijt al zo
vol boert als \k: Ik beginne eenige hoope op u te
krijgen. Maar denkt gij, dat ik mijne Zufter van
haaren onderdannigen dienaar wil berooven? In·:
dien hij zig eerll bij mij vervoegd had, voer zij.
voort, zou ten dien opzigte iets gezegd mogen
worden: Maar den verllooteling van mijne Zufter
op te neemenl Neen, neen. Kind; zoverre is't
nog niet gekoomen \ B.ehalyen, dat zulks de deur
in uw hart zou ppenlaaten Voor gij weet wel wien ^
kind; en wij zouden hem gaarn daar buiten hou-
den , zo hef mogelijk waare.^ In 't kort (en toen
veranderde zij zo wel haaren toon als haar gelaat),
waare ik zo gereed geweefl: als eene zekere per-
foon ^ om mijzelve te werpen in de armen van ee-
nen der grootile ligtmilTen in Engeland; die zijn
eilch op mij getragt had t? onderileunen door hec
bloed van mijnen Broeder, dan mögt mijne ge-
heele familie zig wel vereenigd hebben om mij
voor zulken deugniet te bewaaren , en mij zo,
fpoedig uit te trouwen als zij konden aan den een
of anderen braaven man, die zig ier regier tijd
kwam aanbieden. En nu, Klaartje^ is alles uit,
en ileUiet zo gij beft l^nt.
Verdicnide dit niet geftrenglijk beantwoord tff..
worden? Zeg, dat het zulks verdiende, om mijn
antwoord te rcgcvaai-digen, -Helaas! mijne'
Ff j iirra®-
-ocr page 512-1>e HISTORIE van'
aniie Zufter! zeide ik""^'' r..' Dé inan was niet aU
toos zo^ groot een 'ligtmis, Hoe waaragcig is de
jianmerkinge ^ Dät -ohheant-woordé Liefde in de
éiepfle Haat verkeert!
Ik dagt, dat zij mij geklopt zoude hebben.
Dog ik ging voort·'— Dikwijls bebbe ik gehoord
van mijns Broeders gevaar, en den man die mijn
Broeder vermoord zou hebben, paar men' zo
weinig ceremonien omtrent mij gebruikt, warroin
zoude ik niet regt uitfpreeken? — Zogt hij niei
den anderen te dooden, indien hij het kon ge-
claen hebben ? Zou mijn Broeder wel aan Lovela-
ce zijn leeven gefchonken hebben, waare het in
zijne magt geweeil? -—— De aanvaller be-
hoort niet te klaagen. - En wat belangt
uw zeggen van zig ter regier tijd^ aan te bieden ^
behaagde het den liemel, dat zeker man zig aan
eene zekere Juifer ter regier tijd had aangeboo-,
den ! Het is mijne fchuld niet, Bella, dat de
regttijdige heer niet koomt!
Koiidt mijne waarde, wel meermoeds'
getoond hebben. Ik verwagtede niet anders, dan
iiet gewigt van haare hand te gevoelen. Wiet de
zelve opgeheven kwam zij op mij af: Daarna
fpraakloos van drift, liep zij half de trappen af
en kwam weder boven. ' j
Toen zij fpreeken konde -—^—r- God ga-
ve haar langraoedigheid tegen mij!
Amen, czcide ik: Dog gij ziet wel, Bella,
hoe kwaalijk gij de weeromliag drangt van uwe
verginge. Wilt gij't mij v^^el^vergeeven ; en mij
in u eeue Ziiiler laaten vinccn , geïijk liet mij
i ;. ί - leed
tl
II. .
d· ^
'1
i
ïi\
5
1
-ocr page 513-Juffer CLARÏSSA HARLOWE.
leed is, zo gij reden hebt ora te denkenV dat ik
mij niet Zufterlijk tegen u hebbe uitgedrukt?
Toen boril zij nog heftiger tegen 'mij uit;
mijne zagtmoedigheid aanmerkende, als eene ze-
gepraal van mijne bezadigdheid over haar, Zij
had vail voor, zeide zij, om'ieder· een te ver-
wittigen, hoe zeer ik het -voor den, boozen L'ove-
'lace tegen mijnen Broeder had opgenomen. ï
Ik Mrenfchte wei, betuigde ik.haar, dat'-ik
yoor mij konde inbrengen , 'tu^elk zij voor baat
niogt inbrengen; te weeten , Dat mijn, toorn on-
verfchoonelijker was,dan mijn oordeel. Dog ik
vermoedde, dat zij cenig ander oogmerk had met
bij mij te koomen, dan waarvan zij mij tot nog
ioe kennis gegeven had. Laat mij, zeide ik, maar
weeren (na alles wat tuiFchen ons is voorgevallen)
of gij iets hebt' voor. te ftellen, waaraan ik mijne,
toeilemminge kmr-geeven'^ iets hetwelk mijne ee-
nlge Zufter nog eens weder tot i mijne vriendin
kan maaken. . ' "
Ik had te vooren, toen zij mij belachte over
niijn onderileld zagt moedig charafter, gezegd, dat
fchoon ik wenfchte zagt moedig geagt te voorden,
ik niet lafhartig, fchoon nederig ,. niet laag
wilde zijn: En hier gaf.zij mij, op eene fchimpen-
de wijze, daaromtrent eene waarfchuvvinge.
Ik antwoordde, dat haar boert'mij veel aan-
gcnaamer was , dan haar toorn. Dog ik wenfch-
te wel, dat zij mij het einde wijde te kennen
geeven van een bezoek, 't welk tor hieraantoe
'Qti[fchen ons) zo onzufterlijk geweeft was, :
Zij begeerde onderrigt te worden, uit den
naam van iedereen was haar zeggen , welk mijne
) !
bepaald befluit was? En of ik mij dagt te onder-
werpen of niet -- Eens vöor al had ik mij
te verklaaren. Mijne vrienden zouden voor al-
tijd geen langmoedigheid hebben omtrent zulk een
verkeerd fchepzel.
Dit betuigde ik haar dan, dat ik doen zou-
^e: Mij volftrektlijk afniaaken van den man, te-
gen welken zij alle zo gekant waaren: Onder
voorwaarde, evenwel, dat nog de Hr. Solmes,
nog eenig ander, iiiij met het-geweld van een
bevel wierd opgedrongen.
En wat was dit meer, dan ik te vooren al
had aangebooden? Wat anders, dan met verande!·
ringe van toon te fpeelen op dezelve klokken, en
geen hair breed voor nog agter uit te gäen?
Indien ik wiil, wat andere voorflagen ik
doen konde, zeide ik haar, die bij hen allen aan-
neemelijk mogten zijn , en mij bevrijden van het
aanzoek eens mans die mij zo mishaagelijk was, ik
zou die gaarn doen. Ik had inderdaad te vooren
aangebooden, nooit te trouwen buiten mijns Va-
ders toeftemminge, —-
Zij viel mij in de reden , Dat was, om dac
ik mij verliet op mijne looze talmerijen, om mijn
Vader en Moeder te brengen tot hetgeen m^
goeddagt.
Armhartig toeverlaat ί zeide ik: --
Zij kende ze , welke die toeverlaat verijdelei?
zouden, -r-
En ik zonde hen zeer waarfchijnelijk naar
mijn wenk geregeerd hebben, en mijn Oom Har-
Jowe tevens, gelijk ook mijne Moeij Hervey, waa-
yehet mij niec verbooden onder haar gezigt tekoo-
5
juFFEit CLARISSA HARLÓWE. .
metr, en mij daardoor^belet mijne aape-poètfeii
voor hen te fpeelen;
Ten mihften, Bellazeidé ik, hebt gij mijriti
te keiinen gegeven aan wien ik het verfchuldigd
ben, dat mijn Vader en Moeder, en ieder een
buiten hen, mij zo hard behandelen. Dog voor-
waar gij maakt hen allen zeer onnozel. OnpaY-'
tijdige lieden, die over ons beide moeilen oors-
deelcn uit hetgeen gij zegt ^ zouden of mij voof
een zeer flim, of u voor een zeer fpijtig fchep*
zei agtfcn-
Gij zijt, inderdaad^ eene zeer flimmé, wat
dat aangaec, viel zij in drift 'er tuffchen beiden^
in: Eene van de flimfte, die ik ooit kende! Eii
daarop volgde eene befchuldigingè zo laag ! zo
onzuilerlijk ! —— Dat ik de luiden half-betover-
de met mijn inneemend voorkoomen : Dat geen
' menfch geagt of ontzien wierd , maar als nullen
in het cijfer moeilen ftaen, overal waar ik kxvam*
Hoe dikwijls, zeide zij , hebben ik en mijn Broe-
der over een ónderwei-p gepraat, en de aandagfi
van ieder een gehad , tot dat gij 'er bijkwnmc,
met uwen betoverenden zagtmoedigen hoogmoed,
en nederige agtbaarheid; en dan wierd ons of de
mond geilopt met ons te wijzen op het gevoelen
van Juffer Kiaartje, moet je weeten; of wij wier^
den genoodzaakt dien zelve te fluiten, wildèn wi}
niet hebben voorcgepraat zonder dat 'er iemand
agt op gaf.
Zij maakte eene tuflchenpoos. Lieve Bella y.
ga voort!-Zij fcheen , trouwens, alleen
Bétoverdet gij
mij»;
adem te fcheppen.
-ocr page 516-' .ÖE'HISTORiÈ VAii ^ '
mijn Grootvader iiiec? Konde heb wel iets behaa-
gen, dat G(/ niet zcidet of deedt ? Hoe plegt hij,
tot kwijlens toe , arme oude zuiFaart! te hangen
aan uwe zilvere toBge! Nogthans wat zeidet g^j',
dat wij niet konden gezegd hebben? Wat deédtg^yi
dat wij niet poogden te doen?-— En waar-'
toe was dit.alles? Wel, voorzeker, zijh uiterfté
Wil toonde wel^.wat uitwerkzéLuwe ßreelende^
vriendlijkheid op hem gehad had ! i "''— Het
gedeelte van zijn Capiiaal j dat hij had aangekogtif i
zijnen naaileil erfgenaamen, zijnen eigenen i.oo'
nen te ontmaaken op een Kindskind ; op zijnjong-
fte kindskind! en dat wel etmiDogter ! '
De gefdiilderde. familie-ilukkeri zijnen Zoonen.té
ontmaaken op u^ oin dat gij daaromtrent kondc
flikflooijen ,^^en'^ichoon gij nu. derzei ver voorbeel-
den in den wind flaet^, die' mettuwe poezele hand-
jes kondt afveegen en fchoon inaaken! Het zilver-
fervies der familie , in zulk 'eene menigte , vaii
twee of drie geflagten hcrkoomilig , moeil niet··
verruild worden, om dat zijn dierhaar kind (a)'
zijn buwerwetfchen Icurigen fmaak vleijcnde ^
daarvoor groote agtinge toonde ^ om het alles'irijr
eigendom te krijgen.- .
j'; Dit was te laag om mij^ite roeren : Ö mijne
arme Zufter, zeidè ik: Dat gij niet bekwaam,?of
tenMiiinften genegen zijt^ om tuiTchen Konftenaat'
rij én Natuure. te;onderfcheiden ί Was ik vriendt
lijk, dat gaf mij genoegen : Verdere belooning^
bedoelde ik niet: Mijn gemoed is verheven bovetl
konltenaarij, voortkoomende Uit de ilordige be-
weegt
(a) Zinfpcelendc op rrijne wo6r(3cn in L· Inleidingc tot het
gedeelte vau zijn Teftamcnc. Zie bl. 45.
• ..I I
1 !
f. ι
r·^ , ■ ί
' .i I
, "/
JüFFEi^ CLARISSA HARLOWE.
weegredcn van u gcraeld. Ik wcnfchte 'wel· uic a!
fiüjn liiirc ·> t^iic mijn Grootvader mij dus niet had
voorgccroklien ^ Hij zag , dat mijn Broeder waai'r
ichijnelijk overvloedig Voorzien, zou worden zo
van buiten, als binnen de familie. Hij begeerde ^
dat g^y te grooter deer daarom mögt hebben" in
inijns Vaders gunft; en daar is geen tvvijffel aan
of dit zal u beiden géwordén. Gij weet ^ Bella,^
dac het Goed mij door mijnen Grootvader ge<7
maakt, niet de helft was van het weezeniijk Ca-
pitaal-, dat hij naliet/? · ;
Wat is dat alles bij een Goed ^ dat gij reeda
bezit, en het geen u met zulke uitfteekende blij-
tën van agtinge, wierd nagelaaten dat-het u eene
eere bijzettede van grooter waardije^dan het GoeJ
zelf? .χ :- - --".^hov; -,-ν.
Hierom ben ik zo ongelukkig , · Bella 4 dac
ik onder uwe' Nijdigheid gevallen ben , naar ilc
vermoede ! .' , Maar hebbe ik die bezittin?
ge niet op de befte wijze overgegeven j die ik
iionde -——^ '· . .·
Ja^ mij in de reden vallende, zij haatede^mij
om die hejie w/j'^f. „Schoonfchijnend toverheks·^
je ! noemde zij mij: Nooit had men jdooijUwe
heße wijze'^ zo vol van lid en 'loosheid', heen ge^
zien^, waart gij niet„met uwe vleijende . treken,
huiten het gezigt,.en tót ronde .verkiaaringeh g^z
bragt ! -ί—Belet van uwe lijmende poetsjes
te fpeelen; als ecn,ilang'om uwe Moeder kronj
kelende , en haar dooide fchreijen, -zo ze u? iets
moeit weigeren i ..!waarop uw hardnekkig hartje
geileld wus. . ,, " .1..
r I
,.ί (
Ja;
-ocr page 518-ΐ)ε HISTORIE vaw
Ι
Ja , hardnekkig hart! Want gaft gij'ooit Wel
iets op? Hadt gij niet de behendigheid om heii té
doen denken, dat alles-, wat gij verzogt^ regt was,
fchoon mijnen Broeder en mij menigmaal gunfteu
van geen grooter belang geweigerd Wierden ?
Ik weete niet , Bplla, dat ik oOit om iets ver-
bogt , 't welk niet b'ètaamde te worden ingewil-
ligd. Ik verzogt zelden gunfte'n voor mijzelvè,
maar voor anderèn.
" Ik was een ftekelig fëhepzei, óm dit zeggen;
Al waar gij van fpreekt, Bella; is al lang ge-
leedén. Ik kan zo verre niet te rugge gaen in on-
ze kinderlijke zotternijen. Weinig dagt ik, van
hoe langen düur deeze eerft onlangs getoonde
partijdigheid waare.
Ik was weder ftekelig! Zulk eene hitze zagt-
moedigheid; zulk eene beße tvijze^ en zulke ve-
nijnige woorden ! - O Claris!' Claris! Gij
waart altijd eene dubbel-hartige kleuter!
Niemand hield mij voor dubbelhartig, toen
ik Alles aan mijns Vaders beftieringe overgaf; van
iijhe goedheid, gelijk voorheen, äl mijn gering
zakgdd ontvangende , zonder dat mijn jaargeld!
met een fchelling wierd vermeerderd , of dat ik
zulks begeerde-
Ja dog , loos fchepzel! — Én dat Was een W
der van uwe loopjes ï — Want bewoog hét de mal-
le liefde van mijnen Vader niet (gelijk gij orige-
twijffeld dagt) Om aan u te zeggen, dat, nade^
maal gij eene zo aangenaame en pligtmaatige zaak
verrigt hadt j hij ten uwen vbordeele, alle de in·»
koomften van het goed u nagelaaten in haat gc-
fjeel zoude houden, én daarin maar als liw Rent-
meefter
ίί
Juffer CLARISSA lUIlLÖW.
meefter zijn; cn dat gij regt zoudt hebben tot de-
i;clve foramen, die u te vooren waarcntocgeilaen:
Kene andel-e inhaalingen^ Claris! —
Zo dat gij in alle uwe verkwiiHngen voor niet on^
derileiind zijt.
Mijne verkwiiliiigen, Bella ! — Maar gaf
mijn Vader mij ooit \vel iets, dat hij u niet gaf?.
Ja, zeker; Daardoor hebbe ik meer gekree-i
gen, dan ik iiiigemoede zou hebben durven ver-
zoeken. Dog ik kan het grootil: gedeelte daar-
van nog toonen! Maarg?)'/ Wat hebt te too*
ncn? — Ik durve zeggen , geen vijftig guinies.
in de wereld!
Inderdaad dat hebbe ik niet!
Tk geloove u wel! --- Uwe Mama Nor-
ton, ondcrltelle ik --- Maar mondje toe^daar^
Van! -—
Slordige Bella ! — De go'ede vrbüw , al-
fchoon gering van itaat^ is groot van gemoed!
Veel grooter dan die geenen, Welke laagheid ver- .
Wijten uan eene ziele j die daarvoor niet vatbaaii
is.
Wat hebt gij dan gcdaen met de fomnien, diö
u van kindsheid afgegeven zijn te veripÜlen? —
Laat ik u eens vraagen (zig houdende als of zij iii
een vrolijken luim was), Heeft, heeft, heeft Lo-
vclace ^ heeft uw fchelm j die voor u op intereiü
uitgezet? ^ . . ι ' '
O dat mijne Zullér dbg niet wilde maaken, dat
ik mij haarentwege fehaamde! ïlet is,^ evenwel^
uiLgczct óp interell! —.En ik hoope dachet mij
intereil- op intereil zal geeven! — Beter, dan dac
ii€t nucloüs ia mijn kabinet IrleefleggcDi.
Gg / ■ η
1!
-ocr page 520-Zij Verilond mij, zeide zij. Waare ik e"eii
man, zij zoa ondcrikllcn, dat ik mij van de ilcm-
mcn in het Graaflchap. tragtede meeiler te maaken
— Eene zugc om bij het.gemeen in aanzien te ge-
raaken! .Dat eene menigte mij volgde met haarö
zegeningen, ais ik naar Kerk ging en daaruit
Ivwam^ en op niemand anders eenige agt gaf^
waaren geneugiijke dingen, eene verkondiginge
van de Daken der huizen! Ik bedekte mijn Ugi
niet onder eene Koórnmaate ^ daar wilde zij wel
voor inilaen.· Maar, was het niet een weinig
hard voor mij ,· dat ik weerhouden wierd van voor
mij te laatcn trompetten op eenen Zondag? — Eü
vcrliinderd te worden in mijn liefderijk praaien?
Dit is inderdaad wreed· in tt^ Bella jj· die zo
veel tot mijn(? opfluitinge hebt toegebragt. --
Dog ga voort. Gij zult wel haaft buiten adem
zijn. Ik kan niet wenfchen Bekwaam te weezen
bm deeze bejegeninge betaald te zetten. ---
■Αΐ'ψβ Bella ! En ik geloove, dat ik een weinig'
te veragcelijk lachte , voor eene Zufter tegen
eene Zuiler.
Geen van uwe fchampere veragtingen (haaré
Üem verhcfibnde): Geen van uwe arme Bellds)^
niet die houdinge , als of gij meerder waart, iii
eene jongere Zuiler! '
Wel dan , rijke Bella ! nijgende —— diH
zal li beter aanllaen --En het koomt insge-
lijks toe aan, de opgelegde fchatcen, waarop gij
ir beroemt. " ,
Zie toe, Claris, haare hand ophefFende, z^
gij niet een v/einig moedloozer7A]t 'm uwe zagtmoe^
dlgbsldj eeji weinig laager iu uwe imkrißheld-,
η
7-1!»
. -1
-ocr page 521-Juffer CLARISSA HARL0\^. ' ii
'en mij behandelt met het refpeél, dat gij aan eene
oudere Zufter verfchuldigd zijt —— zo zixk 'gij
vinden —-^— ^
' Niet, dat gij mij erger zitlt behandelen dan gij
gedaen hebt, Bella ί --:— Dat kan niet zijn ;
ten zij gij uwe opgehevene hand op mij ftónd te
iaaten vallen -— En dat ^oude U minder be-
taamen te doen, dan mij te lijden.
Goed zagtzinnig fchepzel ί -—^-- Maaifr
gij waart daar zo even aan 't openbaaren van uw
befluit! — Het zal ieder vreemd doen, dat ik hier
zo lang vertbeve. Zij züllen'dénken, dat 'er nog
iets góeds aan ü te doen is ·—- En het a-
vondmaai zal gereed zijn. .
Eene traan zou langs mijne kaak hebben neer
gebiggeld. Hoe gelukkig ben ik wel ge weeft, zei-
de ik , al zugtende, in de vriendlijke gefprekkeii'
over het avondmaal, met alle mijne waarde vrien-
den in, mijn gezigt rondom den gailvrijen tafel!
Dit haalde mij flegts eene fchamperc bejege-
iiinge op den halze -- Bella heeft geen ge^
uoelig hart. Voor de hoogile vreugde in dit lee-
ven is zij niet vatbaar: Dog zij beipaart zig dan
ook veele.droeveniiïen door haare onaandoenlijk-
heid. ■—^- Nogthans, voor tienmaal zo veel
fmerte; als aan zulk eene gevoeligheid verknogc
is, zoude ik het vermaak niet willen aiftaen, 'c
welk dezelve medebrengt.
Zij vraagde mij, toen ik niij vah haar aflceer-«
Üe, OF zij heneden oOkiets zou zeggen van mij-
lie inwilligingen ?
Gij nioogt zeggen , Dat ik alles doen wil;
1/vac zij vau mij'^willen hebben, indien zij mij maar
van hct aanzoek τηη den Hr. Solmes bevnjdeit
willen,
h dit alles, wat .gij tegenwoordig begeert, ίη-
kruipßer ! hillulpßer! [Wat woorden heeft zij
rvlaiir de andere man niet in vuur en vlam
vliegen , en op het ijzclijkil brullen, als hem ee-
nc buit uit zijne klaauwen gerukt wordt, waar-
van hij zig verzekerd hield? ,
ik moet u maar naar uw eigen trant laaten
voortpraaten, of wij zullen nooit eene zaak afge-
daen krijgen. Ik zal mij niet jilooren aan zijn
brullen , gelijk gij het noemt.'" Ik wil hem wel
belooven, dat'zo ik ooit een en anderen man tróu-
we , het niet zijn zal voor dat hij getrouwd is.
Kn zö hij iiict zulk eene toegeevcndheid niet te
^vreéden zij, zal ik denken dat hij daarmede behoort
te ^'recdcn te zijn : li.n ik zal alle verzekeringen
.v;eeven , dat ik nog brieven jiiet hem wiiTelen,
•nog heni zien zal. ]-)it zal zeker genoég zijn.
Dog dan onderilclle ik, dat gij 'er niet tegen
y.uk hebben , om op eenen burgerlijken voet, den
Hr. Solmes te zien , en met hem te verkeereri,
-- als liws Vaders vriend, of zo ?
Neen ! Ik moet vrijheid hebben van naar'
mijne eigene kamer te vertrekken, zo dikwijls hij
koomt: Iii zou niet meer niet den eenen willen
vcrJv-ecren en iprecken , dan brieven wilFelen mee
den anderen. Dat zou den Hr. Lovelaee zig aan
cenige roekeloosheid doen ichuldig maaken, ge-
joovonde, dat ik mij vaii hem had afgemaakt, om
den Hr. Solmes te neemen.
En dus moet dan dien boozen deugniet zo
VCcl nia^c uvcr u \'crgund warden , dat gij aan
" uws·
45s
!.f'
' 't
in,. (.
Al
fc Ji
i
-ocr page 523-Juffer-CLARISSA MARLOW.
Uws Vaders vrienden, in zijn eigen huis geen bur-
gerlijke beleefdheid hebt te oefenen, uit vreeza.
van hem te vertoornen ! —^- Wanneer dit
koomt voorgedragen te worden , wees zo goed
en zeg mij eens, wat gij daar dog van vervvagt ?
yJIies, zeide ik , oi niets, naar dat het haar
behaagde het voor te draagen. — Wees zo goed
oni 'er uw bell toe te doen, Bella: En zeg ver-
der, „ Dat ik op allerhande wijze, waarop ik maar
5» kan, in Regten, of anders, op mijnen \^idcr/
op mijne Oomen , of zelf op mijnen iiroeder·.
„ alles wil overdraagen , waarop ik door liet;
5ï Teitament van mijnen Grootvader regt hebbe,
,, als een onderpand voor het volbrengen van
5, mijne beloften. En gelijk ik geen reden zal
55 hebben om eenige guniï van mijnen Vader te
7, wagten , zo ik die verbrecke, zo zal niemand
5, mij hebbens waardig agten. En nog verder ,
5, hoe onvriendlijk mijn Broeder mij ook moge be-,
59 handeld hebben, ik wii wel heimelijk naar
„ Sehotland gaen , als zijne huishoudiler, [ïlier
„ zie ik nu, dat men mij miifen kän] indien, hij
„ mij belooven wil niet erger te zullen behande-
„ len , dan hij eene huureling zou doen. -
„ Of ik wil wel vertrekken naar Florence, naaq
„ mijn Coufm Morden, indien zijn verblijf in Ita-
55 lie zulks toelaate. In een van beide gevallen
35 mag m.en ukftrooijen, dat ik naar de andere.
·>·> plaatze vertrokken 1>εη; of naar het ander einde
55 van de wereld. Het fcheelt mij niet, waar-,
jj heen men zegge dat ik vertrokken ben, of ver-.
« trekkc. „ ■ "
I
-ocr page 524-t,aate ik u vraagen, kind, of gij mij uwfraa^
^oorilel in gefchrift wilt geeven ? »
Ja, mee al mijn hart. En ik flapte naar mijn
kabinetje , en fchreef in dien zin, als ik gemeld
bebbe; en daarenboven, de volgende regels aan
•^^len Broedei:.
1
Ik hoope dat ik zulke voorflag^n aan mijne,
Zufter gedaen hebbe , welke zullen aangenomen
worden. Ik ben hiervan verzekerd, zo het u be-
liaage uw zegel aan dezelve te hangen. Ik fmee-
ice u om Gods wil, dat gij het dog doet. Ik ag-
te mij zeer ongelukkig met uw misnoegen op mij
gelaaden te hebben. Geen Zuiler kan een Broe-
der meer beminnen , dan ik u beminne.' Ik bidde
U , duid dog mijne voorflagen niet ten ergilen,
als zij ü worden overgedragen, maar ten beften.
Inderdaad ik hebbe het beft: op het oog. Ik hebbe.
geen uitvlugten , geen konftenaarijen, geen oOg^·
merken , dan om mij aan de letter derzelver te
ïiouden. Gij zult zelve alles,' zo kragtig als gij'
tolt, in gefchrift ftellen; en ik zal bettekenen:
i^n hetgeen de Wet ter ftaavinge daarvan niet
vermag, zal mijn Beßtiit en mijn Wil beveftigen:
Zo dat niemand iiiij zal zoeken , die de, toeftem-
iminge niet heeft van mijn Papa: Nog zal eenig
menfch, of eenig overleg mij beweegen om het-
zelve te herroepen. Gij kunt meer doen dan ie-
ïnand , om mijne Ouders en mijne Oomen met;
aiij te versoenen, Laat mij deeaje 'wenfchelijke,
: ^ gunft
Γ
t
& ' i"·'
Fl
i
i
ί
Λ
r
li
'X
m
-ocr page 525-JüFFER CLARISSA HARLO\^^. 471
gimft verfchiildigd zijn aan uwe' broederlijke be-
ïiiidd^linge 3 en gij zult voor akoos verpligcen
IJ-ive bedrukte Ztifler,
Cl. Harlowe.
I
En hoe denkt gij dat Bella zig bezig hield,
terwijl ik fchrecf? --- Wel, zagtjes fpeelendc
op mijn klavecimbel: En daarbij neuriende^ om
fe toonen hoe weinig het haar aanging.
Wanneer ik tot haar naderde met hetgeen ik
gcfchreeven had , ilond het wreed fchepzel op
met eene lugtige houdinge ---Hoe nu, Lief-
de , hebt gij reeds al gefchreeven ! ■—— Ja dog,
verzekere ik u ! --- O wat eene vaardige
fchrijfiler! — En mag ik het \vel leezen ?
Zo het u belieft. I:<n mag ik u verzoeken j
piijne waarde Bella , om deeze voorilagcn met
uwe dienilwiilige voorfpniak te onderilcunen ? En
[miijne opgehevene handen zamenvoiivyende; ter-
wijl de traanen, geloove ik, mij in de o,ogen
ilonden] ik zal u zo lief hebben ^ als. nooit dc
eene Zuiler de andere.
Gij zijt een wonderbaar fchepzel, zcide ze,
men kan u niet wederllaen.
Zij nam de Voorilagen en den Brief in de
hand; en die gelezen hebbende, borft zij uit
eenen gemaakten lach: Hoe kunnen vyijs-hoofdeii
wel eens bedot worden ! —- Gij wifl: dan
niet, dat ik deezen gantfchen tijd met u gek^
fcheerde ! ---En woudt gij dm hebben
-ocr page 526-!
dftt ik dit niooij ilukjc van brabbeltaal naar beiie-^
den bragt?
Laat mij dog niet verzet iben over uw, naar
het fchijnt, onziifterlijk gedrag , Bella. Ik ho.o-
pe-, diii; het zo maar fchijnt. Daar kan^ geen ver-
huil ilceken in zulk gekfcheeren als dit.
Dwaas fchepzel \ — Hoe natuurelijk is het
voor de luiden, als zij hun hart ergens op geilcld
hebben, te denlcen dat iedereen |met hunne odgeii
zien moet! — Ik bidde u, lieve kind, ivat wordt
van uws Vaders Gezag? — Wie hukl- hier,
de Ouders ^ of het Kind? — Hoe l^rookt dit m^t
de verbintenilTen, die reeds tuifchen uwen Vader
en den Hr. Solmes metterdaad geilooten jirjn?
Welke verzekeringe is 'er, dat uw fchavuit u niet
naar het ander einde dex Wereld volgen zal?
--Niettemin, op dat gij niet raoogc denken,
dat ik eener verzoeninge, op zulke mooije, voor-
waarden als deeze, in den weg ilae, zal ik voor
ditmaal 'nog eens uw boode zijn, en hooren wat
mijn Papa daarop zal zeggen; fchoon ik u van te
vooren wel kan vertellen , dat deeze voorilagen
bet voornaam einde niet zullen beantwoorden.
Dus ging zij liaar beneden. Dog het fchijnt
dat mijne Moeij Hervey, en m'ijn 0'om Harlowej
waaren heen gegaen: Én alzo zij alle zig νοφοη-
dcn hebben , om niets dan met algemeene toe-,
flemminge te doen , wierden booden naar mijn
Öoin cn Moeij afgevaardigd met verzoek om hier
^s ogtends op het ontbijt te zijn.
Φ
hi
rU
im
Ιΐ '
mi
jf -
>
Vih
Blaan*
τ
Af
ff !'.
■i
ïiri-i!
λ!
lï-
%
■ς.···
-ocr page 527-Ji/ffer CLARISSA MARLOWE. 447
"" ' Maait dag V nagts^ te \i uurenl
ïk vrcezG, dat ik niet waardig geagt zal vvor-.
juifl: zo als ik begon tc vreezen, dat ik geen
Antwoord waardig geagt zou wordenklopte Lijs
aan mijne deur, en zeide, Zo ik nog niet te bed
was, dat zij een brief voor mij had. Ik had juilj
gedaen met de voorgemelde zamenlpraak te ΓεΙηψ
ven, en traj naar de dem', met de pen in mijne
hand — AltijÜ aan 't fehrijven, Jufi^r! zeide de-
vrijpoilige Slons :· I-Jet is' te verwonderen hoe gij,
hetgeen, gij fchrijft, weg kunt krijgen — Maar de
kaboutermannetjes,, zeggen zij, zijn altijd bij deir
hand om verliefde luiden te helpen. — Zij haa-
llede zig zo fchielijk weg, dat zo; ik daartoe al
gezind gewecil: waare, ik deeze onbefchoftheid zo
niet kon beilraffen als zij wel verdiende.
Ik iluite hier mijns Broeders Brief in. Hij
heeft beflooten om mij te doen zien, dat ik van
zijne toegenegenheid niets te verwagten hebbe.
Dog men zal hem zeker 'niet toelaaten, dat hij air
les doordrijve. J^at mijne vrienden morgen bij-
ccnkoomeii, is een goed teken: En daarop, en
op zo redelijke voorilagen, zal ik ecnige hoope
ilellen. En nu zal ik eens beproeven, of mij .vóór
het overige van deezen nagt eenige ruil wil te
beurt vallen.
i
Aan Juf er Claris sa Harlowe.
\[_In de voor ige ingeßootenl\
Uwe voorilagen zuilen van Uw Vader , cta
Gg 5 Moe^
'i i
<tr
' "iil i'
-ocr page 528-Moeder, en van alle uwe Vrienden, morgen og*
tend in overwecging genomen v\^orden. Wat al
moeite geeft uwe fchandelijke willigheid niet aan
ons alleni Ik verwonder mij, dat gij de com^ar;
gie hebt om aan mij te ichrijven, op welken gij
zo gediuiriglijk iiwen vrouwlijken pijlkoke?' ge-
heel ledig fchiet. Ik kan" mijn geduld tegen ii
niet houden , wegens uwe iieeken op mij als
den aanvaller in een krakeel, hetwelk zijn begiii
aan mijne agtinge voor u verfchuldigd was.
Gij hebt zulke belijdeniiTen gedaen ten voor-
deele van een fchurk, dat alle uwe bloedverwan-r
ten u voor altoos behoorden te verzaaken. Vooi
iliijn part, ik zal geen vrouw ter wereld geloo-
ven, die iets belooft, dat iirijdt met eene neigin-
ge, welke zij zelve hekend heeft. Het buiten uwe
wagt IQ (lellen om u zelve te bederven, is de ee-
nige weg , die 'er over is om uw bederf voor te
koomen. Ik had niet voor om te fchrijven; maai'
uwe al te gejiegene Zuiler heeft "er mij toe over- -
reed. Wat uw gaan naar Schotland betreft, die.
dag van genade is voorbij -- Nog zoude ik
van ad vijs zijn, dat gij uwen Coufin Morden moet
gaan begrootvaderen. Daarenboven, mögt die
braave heer in eenig doOdlijk gefchil, uwentwe-
gen, worden ingewikkeld; en daii de naam krij-
gen van den aanvaller re zijn. ,
Gij hebt u al tot heel fraaije omilandigheden '
gebragt, dat gij voorilelt om u zelve voor uwen
fchobbejak te verfchuilen, en valsheden te gxan
vertellen, om voor hem verborgen te blijven ! — '
Uwe opfluitinge is, op deezen voet, het gelukkigit
ding
'Γ
Ir
^
/ ' Si '
ïC
■ *
» '
I
-ocr page 529-JumR .CLARISSA HARLOWE. 47^
ding dat u kon overkoomen. Het gedrag van uw,
Plug in de Kerk, naar u koomende kijken , is
een genoegzaam bewijs van zijn vermogen over u,
iiadt gij zelve het al niet zo fchandelijk bekend.
Het zij eens voor al gezegd --Zo ik, tot
ecre van de familie, dit iluk niet kan uitvoeren,
zal ik na-ar Schotland vertrekken, en nooit naeer
het aangczigt van iemand uit dezelve zien.
Ja. Harlowe.
Dat is een blaa-
s
Dat is een Broeder!
kende eerbied voor een Vader, en Moeder, cii
Ooraen! - Maar hij ziet, dat hij hoog ge-
fchat, en veel belang in hem gefteld wordt; en
diesvolgens ftelt hij zig ook aan ! - ·
Niettemin, gelijk ik boven gezegd hebbe ,
wil ik beter dingen hobpen van dcngecnen, die
het belang niet hebben, dat mijn Broeder heeft,
om deeze ongelukkige gefchillen leevendig te hou-
den. '
r'·
? -
1
Cl α riss α Harlowe , aan
Howe.
Zoudt gij 'niet, mijne waarde Juffer Howe,
■go wel als ik, gedagt hebben j dat mijn voorOa
de historié van
moeil zijn aangenomen: En dat mijn Broeder^
wegens hec laacil gedeelte van zijnen onbroeder-
lijken Brief, (daar hij dreigt naar Scliorland te
gaen, zo men naar hetzelve luiilerde) van gevoe-
len was, dat het aangenomen zou worden ?
~ Wae mij belangt, na dat ik den onvriendlij-
Icen Brief over en weer over gelezen had, belloot
ik eindelijk, dat eene verzoeninge op voorwaar-
den zo uadeelig voor mijzelve , en hoedanige
naauwlijks iemand andersin mijn geval, diirvejk
zeggen, zou hebben voorgemeld, de uitÜag der
onderhandelinge van deezen ogtend zijn maeil.
En in dat geloof, had ik weder op nieiivv begönne^
mijzelve moede te maaken met te denken (als dee-
ze zwaarigheid nu over waare), hoe ik in ilaat
zou zijn om Lbvelace te vreede te Hellen over dat
gedeelte van mijne verbintenis, waarin ik op mij
iiam om alle briefvviflelinge en ver^andhouding^
met hem af te breeken, ten zij door de bemidde-
linge van zijne magtige vrienden, en door eenige-
aanbiedingen welke zij doen mogten, (welke het
eer zijn poft was te opperen, dan mijne d^iQ
aan de hand te geeven) mijne vrienden zoo ver-
re gebragt mogten worden, dat zij van gedagten
wranderden.
Dus hield ik mij bezig, op geen heel aange-
lïaame wijze, moogt gij wel gelooven, van we-
gens de gi^veldige drift der gemoederen , met
welke ik te kampen hebbe; wanneer de tijd des
ontbijts vaft naderde , en mijne regters de eeu
voor de andere na aankwamen. '
En O ! hoe iloeg mijn hart, als ik de koers
nu van den eenen dan van den auderen, ovor het
voor·"
Ji/ffer CLARISSA MARLOWE. 447
Vöorplcin hoorde rollen , eii het hol geluid van
den vocc op den grond te kennen geeven dat ieder
tiidlapte, om zijne. plaatze tó neemen in de vier^,
fchaar, welke mijne verbeeldinge voor hen" en mij-
ne andere regters gevormd had. ' -
Dat dagt ik is mijne Moeij Hervey's! Dat
i'iiijn Oom Harlowe's! Nu koomt mijn Oom An^
tonij! En mijne'verbeeldingc-maakte een vierde
koets voor den haatelijken Solmes, fchoon hij 'er
bij geval niet was.
En nu, dagt ik, zijn zij alle bijeengekoo-
•men:" En nu noopt mijn Broeder mijne Zuiler om
haar verilag te doen! Nu doorfpekt de onberm-
hartige Bella haare reden met vinnige fchamperhe-
den! Nu heeft ze haar verflag beflooten! Nu re-
den twiflen zij daarover!.. ——- Nu vliegt mijn
Broeder op ! Nu dreigt hij naar Schotland te
gaen ! Nu wordt hij bekeeven, en nu gevleid!
En dan liep ik de geheele onderhandelingö
'door met mijne verbeeldinge , redenvoeringeiï
fmeedende voor deezen en geenen, pro QY\con·^
tra; tot dat alles in het flot uitliep gelijk ik mij
vleide , 'ap het aanneemen van mijne voorwaar-
den , en be^vel te geeven dat 'er een gefchrifc
wierd opgeitcld, om mij tot een goed gedrag op
het kragtigit re verbinden: Terwijl ik onderftelde,
dat zij allé overeenkwamen, om aan Solmes eene
Vrouw te geeven, hem in allen op4gEe waardi-
ger, en met belofte van mijns Grootva-
ders Goed, ingcvalie ik het verbeurde of onge-
trouwd IHerf, op die regtvaardige voorwaarde,
waarop hij voorheeft zig hetzelve nevens mij in ei·^
gendom tc lu'ijgen.
■ i
Λ
En nu, dagE ik ^ Ihfe ik bevcl te ontvangeii
Vau beneden te koomen, om mijne eigene voor-
ilagen over te zien en te ftaaven. En lioe zal ik
«lijne gediigte regters onder de oogen zién ? Hoe
zai ik heiland zijn tegen de vi'aagen ^van zommi-
gen i , den geveiligden wrevel van anderen, de
wederkeerende liefie van eéne of twee? Hoe zal
ik zijn aangedaen!
Dan weende ik': Dan droogde ik mijne oó-
gen af: Dan zogt ik voor mijn fpiegel een blijder
gelaat te zetten dan mijn hart was.
ί En nu (als'er zig maar iets beweegde) koomc
mijne Zuiler om mij den uitilag van alles bekend
te maaken! De traanen dan weder iiitberftende,
mijn hart ilaende als een vogel tegen zijne traali-
en; mijne oogen telkens al vireder té vergeefs af-
droogendé.
•Én düs, mijne Jansjè [verfchbon mijne gril-
lige wijdloopigheid] hield ik mij bezig, en zoda-
nig waaren mijne gedagten en verbeeldingen
wanneer ik vond dar de onderhandelinge, die mij
zo veel hoope gaf, een gantfch anderen uitilag
had.
Want omtrent tien uurenjtwam mijne Zuiler
boven', met een gelaat vol wreede zegepraal, ^
haare hand met feene lofi'e zWaaij beweegen-
de --, ^ ,
• , Gehoorzaamheid zonder uit'zondefingè wordt
van u geeifcht, jKlaartje. Mijn Papa is te rege
ontftooken , dat gij beßaen durft om zijn wil té
betwiilen, en over voorwaarden met hem te din-
gen. .Hij weet wat beil voor u is: En daar gij
bekent j dat |:iet tuilchen deezen gehaaten Lovela-
an
JUFFER CLARISSA HARLOWÈ. 47^
cc en u al verre g-ekoomen is, zo willen zij niets
gelooven van 'c geen gij zegt; ten zij gij de eemg^
yic proef wik geeven , welke hun allen twijiFeï
"aan de opregtlieid uwer beloften zal beneemen.
Wat, kind, ilaet gij verileld ? -- Kunt gij
niet fpreeken ? -Gij hadt dan, naar 'c fcliijnt j
een ander uitilag verwagt, hadt gij? — VreenKl
is het * dat gij dat kondt verwagten ! - Mee
alle uwe erkenteniilen en belijdeniiTcn, die uw^
bekende voorzigtlgheid zo tot lof verilrekken!
Ik-was inderdaad eenigen tijd fpraakeloos:
Mijne oogen ftonden zelf ftijf, en hielden op varï
overvloeijen. Dog, toen de onbermhaitige Bel-
la dus voortging met mij fchamperlijk te befprinr
gen. Inderdaad ik bad verkeerde rekeninge ge-
maakt, zeide ik; Inderdaad het is zo! ~ Wanc
in u,' Bella, verwagtede ik, hoopte ilt, eene
Zufter --
Wat! viel zij 'er tuffchen in, met alle uwe
welleevende ileeken , en uw finaadelijk gezigt,
vervvagcedt gij, dac ik bekwaam was om fprookje^
voor ü te vertellen ? — Dagt gij, dat als mij mijn
eigen gevoelen gevraagd wierd over de opregt-
heid uwer verklaaringen, dat ik kon nalaaten te
melden, hoe Der re het tußchen u en uweji VeiTi-
gekoomen was ? - Daar het oogmerk is, oni
dien ftijfzinnigen wil van u tot uwen pligt te^bui-
gen , denkt gij, dat ik hen bedriegen wilde ?
Denkt gij, dat ik hen zou aanfpooren om u bene-
den te roepen, dat gij alles nivigt wederfpreeken,
wat ik ten uwen voordeele zou verzonnen hel>?
ben? ' V
Wcl, wel, Bella j Ik hebbe te minder yerr
plig-
-ocr page 534-, b ö Ε HISÏORÏE VAi^
■pligHnge aan u; dat is 't al. Ik was gencgcii öitI
te denken, dan ik nog een Broeder en Ziiilcr had;
Dog ik vinde, dat ik mis hebbe. ' ·
Mijne mooijè zixjcik-oogige Ziel! was haaré
Uitdrukkinge ί -- En was zij zeker genegen
om te denken, dat zij nog een Broeder Zufler
had ? En waarom gaet gij niet voort, Klaartje?
[mijnen half-fehréijenden toon nabaanwende] Ik
dagt, ook, dat ik een Vadêf, én Moeder, tiveè
Oomen^ en eene Möi?^}'had: Maar ik hehbe mis
-- dat is V al -- Koom, Klaartje, zeg
dit, en het zal ten deele waar zijn, dewijl gij hmi
gezag verworpen hebt, en dewijl gij eenen ihoo-
den deiigniet meer agt dan hen allen;
Hoe hebbe ik dit van u verdiend, Züfter! ^
Dog ik zaï alleen zeggen ^ Ik hebbe medelijden
jiiet u. ^ . - ,
, En dat met zulk eeii trotfeerend gekat, Cla-
.^is! ^ —- Hier niet zulk een opgeiloken hals!
Niets van uw fchamper medelijden. Kleuter 1
Dat verzoeke ik u!
Dusdanig een gedrag is , zekerlijk, voor u
natüurelijk Bella! Welke ni(^u-we gaaven ontdekt
het in u! — Dog ga voort — Zo gij 'er pleizier
in hebt, ga voort, Bella. En hademaal ik geen
medelijden mag hebben met «,'zal ik het met mij
zehe hebben: Want niemand zal't met mij heb*
ben. .-V'
Om dat gij het niet j zei de ^^^—^ . ~
Sus, Bella, haar in de reden vallende, Om
Mt ik het niet verdiene Ik weete dat gij dic
wildt zeggen. Ik wil gaarn zeggen gelijk gij zegt
ih ailes j en dat is de weg om u te behaageu.
Zeg dan, dat Lovelacc een fchurk is,.
Dat zal ik doen,.als, ik 'er hem voor houdei'
Dan houdt gij hem 'er niet voor?
Neen zeker. .Gij hieldt 'er hem niet altijd
voor, Bella'. . / . , , ,. .
En w^at, Claris, meent gij datirmede ? [met
een ftaend zeil naar mij toe koomende] —^— Zeït
inij, wat gij met dÏQ iieek meent?
Zeg mij waarom gij, het eene fteeknoemt?
-— Wat zeide ik dog! .
Gij zijt een tergend fchepzel —^— Maar wac
2egt gij op twee oF drie duellen van dien 'deug-
niet?, · . , . ,
Ik kan daarop niet zeggen, ten zij ik de ge-
legenlieden wiiV. . ..
Wettigt gij dan het duellecren in eenigeii
gevalle ?
,,, Dat doe ik niet: Nog kan ik hejpeü ί daè
hij in duel gaet. , . , , ..
Wilt gijnaar beneden gaen, en daar uw ilijf-
iinnig hart vernederen voor uwe Moeder?
ik,zeide, niets, , . , . : .
Zal ik uwe Edelheid naar beneden geleiden ?
[mij haare hand biedende , terwijl ik de mijne
wegtrok].. , , . , . ,
Wat! mij met geen antwoord te verwaardi-
ïk keerde mij rtilzwijgende van haar ai*·,;
Wat! mij ook nog ,den rpg toe te keèren!
ip- Zal ik uwe Mama bij u boven brengen ^
T"'
ο·
Liefde? [mij volgende, en mijne tegenilreevendé
iiand grijpende] W^it I nog niet fpreeken ! Koom,
iaaljn gemelijk ^^ ftilzwijgende fpreek eeii
Hh
. -
y^QÓtd
•I
-ocr page 536-HSi
woord tegen mij
Hr. Solmes twee
kan ik u zeggen.
Dan [in traanen uitberftende, welke ik niet
langer in kon houden] zullen die de laatite woor-
den zijn, die ik ooit zal ipreeken.
Wel, wel, [fchamperlijk mijn afgekeerd aan1
gezigt met haar zakdoek afvèegende, terwijl haa-
, re andere hand de mijne vailhield, met een fcheit-
lenden toon] Ik ben blij, dat iets u nog kan doeir^
Ipreeken: Dan denkt gij zo verre gebragt te kun-
nen worden om de iwee woorden te fpreeken
^—- Alleen zullen zij de laatile zijn!--
Hoe gepafte taal was dat, om uit het tederkwij-
iiend hart van eene regtfchape Minnaares te koo-
men.
Belachelijke Bella.
Bitie Claris ! [haar fchimpenden toon in ee-
nen batfen veranderende] Dog denkt gij, dat gij-
u zelve kunt vernederen om beneden bij uwe Ma-
ma re gaen ?
Ik ben deeze wisje-wasjes al moede. - Zeg
mij Bella, of het mijne Mama believen zal mij te-
zien ?
Ja, indien gij eindelijk uw pligt kunt betrag-
ten. '
Dat kan ik. Dat wil ik.
Maar wat noemt gij uwen pligt befragten ?
Mijne ^geno. .genegenheid aan een kant te
ftellen-- Daar hebt gij nog iets meer om
van te vertellen-ter gehoorzaaminge van
/
' l
41 ,
til
DE HISTORIE van
- Wel haafl: zult gij (!eii
* moeten toe ijpreeken , dac
I
[[V
Jt
η
Γ
Fi·-
Vi·
r
i. ê
{' f
4 Λ ®
rf
li
1 Op de Viaage van den Leeraar bij het trouwen , Wilt
gij deeun man· hebhen enz., antwoordt de Btuid, Ik iviL
Juffer CLARISSA HARLOWË. 48^1
de beveJeh mijner Ouderen; en te fmeeken, dar
ik niet elendig moge gemaakt worden met eeneii
man , die ^ voor eem anderq beter dan voor mij
gefchikt is.
Voor mij^ meent gij, Klaartje? .
Waarom niet ? nademaal gij het mij vraagt.
Gij hebt van hem een beter gevoelen , dan ik*
Mijne vrienden, hoope ik niet, dat hem te goed
voor Jidj, CH; voor u niet goed genoeg zouden
agten. Maar kunt gij mij niet zeggen, Bella, welk
mijn lot zal zijn, zonder mij dus fchamper te be-
jegeneti ? --— Indien ik dus moet behandeld
worden, wees indagtig, dat zo ik mij aan eenige
roekeloosheid, fchuldig maake , de behandelinge,
die men mij aandoet, zulks zal regtvaardigen.
Zo dat ik vinde, Claris ^ dat gij op eene 'vev'
fchooninge bedagt zijt voor iets, 't welk wij niet
twijiFeldeii, of het heeft u al lang in 't hoofd ge·^
maald.
Zo dit al zó waare, fchijnt gij voor uw part,
en mijn Broeder ook voor zijn^ beflooten te heb-
ben , dat mij niet eene zal ontbreeken. --—.
V)og., Bella, inderdaad , ik kan deeze herhaalinge
lifan het eerile gedeelte on.zes gefpreks van gifte-
ren niet langer verdraagen: Ik verzoeke, dat ik
mij mag werpen aan de voeten van mijn Vader eii.
Moeder, en uit hen hooren welk hun vonnis zij.
Ik zal daardoor , ten minften, de onzufterlijke
fchamperhcden vermijden , waarmede gij mij op
het lijf valt.
Hci-fa ! Wat nu^ zijt gij dit? Zijt gij dit^ mij»
tie zagtzinnige Zufter Klaartje?
Ja, dat ben ik, Bella; eii ik de befcher-
11 h 2. iiïin^
1
♦
at*
jij
minge vorderen, welke men aan een kind vati (ie
familie fchnldig is of om te weeten waarom ilc
dus behandeld Wörde, daar ik alleen voorflae om
voor mij de vrijheid van weigeringe té behou-
den, welke mijne Sexe toekoomc; en om mijne
Oiïdefen te believen, van mijne keuze zou -Rillen
afliaen. Ik hebbe mij tot nogtoe te vreede ge-
houden met boodfchappen over de tweede handy
cn fchamperheden üit de eerße te ontvangen: Gij
zijt mijne Ziifter maar: Mijn Broeder is mijn Sou-
ver'ain niet. En terwijl ik een Vader en Moeder
in leeven hebbe, wil 'ik dus niet behandeld wor-
den van een Broeder cn Zufter, en haare dienil-
booden , die zig alle, naar het fchijnt, tegen mij"
kanten , om mij wanhoopig tê maaken , en iets
roekeloos te doen bellaen. -Ik wil weeten
in het kort, Zuiler Bella, waarom ik dus moetf.
worden opgeHooten ? ——- Wat men daarmede
voorheeft V - En of ik als een kind^ dan
al,eene jlaavln moet worden aangemerkt ?
Zij ilond deczen geheelcn tqd verzét van ver-
baasdheid , die ten deele weezénlijk, ten deele
aakt was.
I'
ί
I
En zijt gij dat 1 Zijt g?j het waarlijk ?
Wel, Klaartje, ik ilae verfteld over u! Maar ηa-
demaal gij zó begecrig zijt om η op uwen Vadei'
cn Moeder te beroepen, zo zal ik naar beneden,
gaen, en hón vertellen wat gij zegt. Uwe vrien-
den zijn nog niet weg, geloove ik: Die zullen
weder vergaderen ; en dan moogt gij beneden
koomen, en uwe eigene Zaak in perfoon bieplei-
ten.
Laat ik dat dan doen." Dog dv^t mijn Mroe-
< i'
w r
U'
I Ί·
'-•ti
.. V.:··
étir
M:
R
j
i4t
e .-u
I* ίί
■ ■ tMrt..
■έ»·
JüFFEi^ CLARISSA HARLOWE.
'^er en gij 'er niet bij zijn. Gij hebt ii zei ven te
veel als partijen tegen mij aangéileld, oni als
mijne regcers te zitten. En ik begeere niet, dat
gij nog hij zig met dc zaak benioeije. Ik ben
verzekerd, dat gij hetgeen ik voQrilelde, niet ter
goeder trouvye kondt hebben overgebragt: daar-
van houde ik mij verzekerd. En het is niet mo-
gelijk , dat gij laß zoudt ontvangen hebben om
inij dus te behandelen.
Wel, wel, ik zal nwen Broeder bij ii boven
roepen. — Dat zal ik zeker — Die zal hem zei-
ven, zo wel als mij, verdeedigen.
Ik begeere jnijn Broeder niet te z\c.n, ten zij
hij koomen wil als een Broedei;, alle gezag afleg-
gende, 'c welk hij zq onregtvaardig, zig over mi}
heeft aangemaatigd-
En dus raakt het hem, of mij niet, Klaart-
je, doet het wel? of onze Zuiler haare gehcele
familie onteere?
Hoe die onteeren, Bella? - De man,
dien gij zo vrijlijk aantail, is een man van geboor-
te en middelen : Hij is een man van bekwaam-
heid, en edele verwantfchap, — Voormaals agte-
de men heni u\yer waardig; en ik wenfchte wel,
dat de Hemel hem u gegeven had. Ik ben ver-
zekerd, dat het mijne fchuld niet was, dat gij
hem niet kreegc, fchoon gij mij dus behandelt!
Dit zettede haar in vuur en vlam. Ik wenfch-
te wel, dat ik het gelaaten had. O hoe raasde
de arme Bella! Ik dagt, dat zij mij eens of twee-
maal zou geilagen hebben: En zij zwoer, dat
feaarc handen 'er naar jeukten ^aar ik was
Η h i haar^
I
4
haars i^oorm niet waardig: Evenwel girig zij in
haare verbolgenheid al voorc.
Men hoorde dat wij in hooge woorden waa-
ren. — En Lys kwam van wegen mijne Moeder
boven, met bevel aan mijne Zufter, om bij haar
te koomen- — Zjj ging diesvolgens naar bene^
den, mij dreigende iedereen bekend te maaken j
,welk een vinnig fchepzel ik mij betoond h^d,
Dings dag middag y den 21. van Maarte
r
Ik hebbe tot nog roe niet meer van mijne
Zufter gehoord: En ik hebbe geen moeds genoeg
om aan te h einden, dat ik mij aan de voeten van
mijnen Vader en Moeder werpen mag, waartoe
ik in de hitte van mijne drift dagt dat ik in ftaat
zou zijn. En ik ben nu zo bedaard geworden als
ooit; en kwam Bella weder boven, zo gefehikc
om van haar begekt te worden als voorheen.
, Het is mij inderdaad leed, dat. ik haar zo ont'
luitft van mij zond. Maar mijn Papa's brief, die
inij dreigt met mijns Ooms Antonij's huis en ka-
pel , verfchrikt mij ongemeen; en van wegen hun-
.11e ftilte vreeze ik, dat 'er eenige nieuwe ftorm
Op handen is.
Maar hoe zal ik het maaken met deezen Lo^
velace ? Ik hebbe juiil nu, door het onverdagte
gat in den muur (waarvan ik u meldde in mij'
■men Brief door Hanna~) een Brief van hem ge-
kreegen Zo ongeruft is hij uir vreeze, dat ik ten
voordeele van Solmes zou wórden overgehaald;
zo vol van bedreigingen, indien dit gebeure; zo
»gevoelig over de behandelinge, die men mij aan-
doet
ilt'·
Μ
t J
\V
S'
m-
>Γ·
-ίί-
( fL
^oet [want, hoe kan ik niet zeggen; dog hij heefc
ongetwijfFeld kundfchap van alles wat in de fami-
lie gefchiedt]; zulke betuigirrgen van onfchenbaa-
re trotiwe en eere; zulke beloften van verbeterin-
ge; zulke dringende beweegredenen om uit dee-
ze fchandelijke opiluiringe te ontvlugten---
O mijne Jansje, hoe zal ik het maaken met dee-
zen Lovelace ? --—- f * ■
w
ί ■
Jufer Clarissa Harlowe , aan Juffer
η o w e.
Woensdag ogtend^ ie 9 uur e tu
Mijne Maeij Hervey ffiep hier te nagt, en
is zo even van mij gegaen. Zij kwam boven bij
mij met mijne Zuiter. Zij zouden mijne Moei]
niet betrouwd hebben zonder deeze kwaadaartige
getuige. Wanneer zij in mijne kamer trad, zei-
de ik haar, Dat dit bezoek eene groote gunft was
voor eene arme gevangene, in haare zwaare op-
fluiunge. Ik kuile haare hand. Zij , mij mee
eene minlijke kus groetende, zeide , Waartoe
deeze koelheid tegen uwe Moeij, mijn lief, die u
20 wel bemint?
Zij bekende , Dat zij tot mij kwam om in
redengedingte treeden, ter bevorderinge van vi*ee-=
iie in de familie ; Want dat zij niet gelooveii
' ν
kon, het mogelijk te zijn, indien ik niet van tie^;
grip waare onvriendlijk behandeld te worden,
<iat ik, die altoos eene zagtheid in mijn aart, zo
wel als zeden , getoond had, zülk een viait be-
fluit kon hebben in een ihik, hetwelk mijnen Va-
der , en alle mijne Vrienderi zo na aan V hart
'Ugt, Mijne Moeder 'en zij wilden mijn opzet wel
wijten aan de wijze, waarop men met mij·begon-
nen was; én aan mijne onderitellinge, dat mijn
3Brocder oorfpronglijk m de vódrilagen, d,oor den'
Hr. Solmes gedaen, meer de hand had, dan mijn
Vader, of andere vrienden. In het kort, gaarn
zou mijne Moeij mij eene verfchooninge verlchaft
"hebben, om mijne tegenkantinge met fatfoeQ te
laaten vaaren ; Bella onderwijlen den geheclen
tijd een demitje neuriendc , en nu eens dit, dan
dat boek openilaencie, zonder oogmerk; c^og niets
jpreekende.
Na dat ^ij mij getoond had, dat mijne tegen-
kantinge niets kon te beduiden hebben, mijn Va^
der aan zijn woord van eere reeds gebondeii zijn-
de , befloot mijne Móeij met mijne vèrpligtingè-
tot gehoorzaamen aan re dringen , met ilerker
bewoordingen, dan ik geloóve dat zij gedaen zoiij
hebben , (de ómlhindigheden van het geval iii
aanmerkinge genomen zijnde) waare mijne Zuiler
daar niet bij geweeil.
Het zou flegts eene herhaalinge zijn van 't
geen ik zo dikwijls geméld hebbe, ging ik u de
redenen opgeeven, die van beide kanten vobrvié-
len , -- Dus ■"zal ik uit hetgeen haar beliefde
f!
'7
Ψ
k'
ί
!
/
f'l·
γ 1,'
iKv';
te zeggen, alleen daarvan een vei-flag doen, het-
tók in eene nieuwe'gedaante voorkwam.
Waß-
■ ί
Μ
Λ-
lÄ
"f
in
Λ
^ ' ^üFFER CLARISSA I-IARLÓWE.
Wanneer zij i"nij onbuigbaar vond , gelijk zij
■tiec beliefde te noemen , zeide zij, Wat haar be.-
langde, zij moeil zeggen; dat indien ik nog den
llr. Solmes, nog den Hr. Lovelace ftond te heb-
ben , en nogthans, om mijne vrienden geruft t^
ilellen trouvven moeß , zij het niet kwaalijk zou
agten 'dat men het oog wierp op den Hr. Wyer-
Icy. Wat 'dagt jik van den Hr, Wyerley ?
Eij Klaartje , fprak 'er mijne Zuft^r, tuiTcheii
in , wat zegt gij ten opzigt van den Hr. Wyer-
ley? . ^
Ik zag terftond hier door heen. Het wierd
met voordagt gezegd, twijfFelde ik niet, om eene
bewijsreden tegen mij te hebben van volih'ekte
vooringenomenheid ten voordeele van den Hr.
Lovelace : Nademaal dc Hr. Wyerley overal zijne
hoogagtinge, zelf tot eerbiedigheid toe, voor mij
iiitbrömt; en 'er veel minder op hem te zeg-
gen ivS, zo ten aanzien van zijn pcrfoon als
gemoed, dan op den Hr. Solmes: En ik had
wel zin om het fpcl eens om te keeren , door
•cene proef te nceiiien, hoe verre d.e voorwaarden
van den Hr. Solmes konden ter zijde gelleld wor-
den ; nademaal men dezelve voorwaarden van den
Hr. Wyerley niet verwagten konde.
Ik verzogt dcrhalven te weeten , Of mijn
antwoord, zo het ten voordeck van dqn I Ir, Wy-
erley waare , mij van den Hr. Solmes ontilaeii
zoude ~ Want ik bekende dat ik dien af-
keer niet tegen hem had, welken ik had tegen
den anderen.
Neen , zij had geen laft om zo iets voor te,
ftellen —~ Zij wiit alleen, dat roiin Vader en
Hh 5 Moe-.
■n.4
Vj
De historie van
V/
j ν·
Moeder niet gemit zouden zijn , voor dat des
Uren. Lovelaces hoope geheel en al te niet wasV
1 Loos fchepzel! zeide mijne Zuiter.
En dit^ en dat zij voorheen de vraag mede
gedaen had, overtuigde mij, dat ze voorbedagtlijk
gefchikt was om mij te veriïrikken.
Stel gij dog, waarde Madam, zeide ik, mi]
geen vraagen voor , die nergens anders toe die-
nen kunnen, dan om mijns Broeders ontwerpen
iegen mij te onderlleunen. -Dog is, 'er
eenige hoope, dat 'er eens een einde zijn zal van
mijn lijdeii en fchande, zonder dat dceze gehaa^.
te man mij worde opgedrongen ? Zd men niet -
siannèemen , hetgeen rlc aangebooden hebbe? Ik
fcen verzekerd , dat men het behoort te doen —
I>at durve ik zeggen.
Wel, Nigt, indien 'er zodanige hoope niet
2ij , denke ik , dat gij uzclve niet ontflagen zult
agten van den pligt, die een kind aan haare Ou-
deren fchuldig is?
Ja , zeide mijne Zufter , ik twijlFele niet of
iiet is Juifer Klaartjes oogmerk , zo zij niet ont-
vkigte tot haaren Lovelace , om haar Goed in
iiaare eigene handen te krijgen, en op Het Bofch
te gaen leeven, in die onafhangelijkheid, waarop .
zij alle haar verkeerdheid bouwt. En , zoete
Jiind! mijn lieve hartje, met welken glans zult gij
dan fchitteren ! Uwe mama Norton uw orakel ,
met uwe Armen aan de poort, u zo hoogmoedig
cn zo laag onder de geicheuixie troep vermen-
gende ! Alle de Ladys in het graaficliap, door uw
Ijdele praal, ten toon (lellende , die niet doen
gelijk gij doet. Die is uw bekend ontwerp! Eu
Η
' ' Hr Jl··
de Armen ^i/zV^« deur , en Lovekce 'er hinnen
met de eene hand eenen naam iHgtende, dien gij
met de andere weder afbreekt! - O wat
een charmant ontwerp is dit! —-- Maar laat
ik u zeggen, mijn mooij vlugtelingetje, dat uws
Vaders leevende Wil den dooden van uwen Groot^
vader zal tegenfpreeken , en over dat Goed zal
zulk eene beileliinge geichieden als uw malle
Grootvader daarover gemaakt zoude hebben, had
hij lang genoeg geleefd onl zulk eene veranderin-
ge te zien in zijne gunfteling. Met een woord.
Juffertje, men zal het u uit de handen houden,
tot dat mijn Vader u verilandig genoeg ziet om
daarover het beftier te hebben, of tot dat gij het
hem pligtmaatiglijk , door Regtswegen , kunt
ontweldigen.
Foeij, Juffer Harlowe , zeide mijne Moeij,
dat is niet mooij tegen uwe Zuiler.
O Madam , laat haar maar voortgaen. Die
is niemendal bij hetgeen ik van Juffer Harlowe
al verdragen hebbe. Zij heeft lail: ontvangen om
mij kwaalijk te behandelen of van haare Nijd^ of
van een hooger gezag, waaraan ik mij moet on-
derwerpen. --- Wat belangt het Goed we-
der tot mij te ncemen, wat belet zulks, zo ik het
goed vond ? Ik kenne mijne niagt; maar hebbe
niet de minile gedagte om die te oeffenen. Wees
zo goed en doe mijn Vader te weeten, dar, welk
ook het gevolg voor mij zelve moge weezen, al
ftond hij mij ter deure uit te zetten (het welk ik
liever had dat hij doen wilde, dan dus opgefloo-
ten te zijn, en met hoon beijjrongen te worden)
en al ^wierd ik tot nooddruft en gebrek gebragt.,
Λ
ai
pi De HISTORIE van
ik tot geen hulpmiddelen mijne toevlugc zouiJ$
neemen, .die met zijnen wil ftrijden "zouden.
Wat dat belangt, kind, zeide mijne Moeij^
zo gij ftondt te trouwen, moeil gij doen zo als uw
Man het zal willen hebben. Zö die Man de Hi:.
iLovelace zij, zal hij zig verblijden in eenige gele-
genheid te hebben van de Familien verder in de
war te brengen. En laate ik u zeggen, Nigc, in-
dien hij die agtinge voor u had ^ welke hij voor-
geeft, zoude hy geen tartende redenen uitllaen,
gelijk hij doet. Hij is bekend voor een zeer
wraakzugtig man, en waare ik in nive llede, Juf-
fer Klaartje, ik zou bevreesd zijn dat hij die wraak
aan mij zou koelen, fchoon ik hem niet beleedigd
had , welke» hij gelladig dreigt over. de familie uit
te gieten.
Des Hren. Lovelaces gedreigde wraak is
iveerwraak van gedreigde wraak. Iedereen wü
zulken hoon niet verdraagen, als ik, zedert eeni-
gen tijd, gedwongen worde te verdraagen.
Ó hoe giinilerde mijn Zufters aangezigt van
toorn.
Dog de Hr. Lovelace, voer ik voort, gelijk
ik twintig en twintig maaien gezegd hebbe, zou
geheel bij mij niet in aanmerkinge koomen, wierd
ik maar edelmoedig behandeld!
Mijne Zufter zeide iets metgroote heftigheid:
Dog mijne item ilegcs verhelfende, om gehoord
te worden, zonder mij liaarer te bekreunen, Eij-
lieve. Madam, (vraagde ik tergende) Hond hij
niet bekend voor zo wild een man geweeft te, zijn,
wen hij eerß in onze familie wierd ingeleid, als
hij nu gezegd worde te zpl Toeß egtei wiei;d al-
les
f-'-ï.
• tf i
Juffer CLAkiSSA HAULOWE.
1
ïés met de gemeene fpreekwijzen van een wild
hair in den nek^ en van ligthart en treurt niety
ên diergelijke vergoelijkt; en het huwelijk, en
verilandige vrouw , ftonden wonderen te
Maar (mij tot mijne Zufter kee-
verngten
rende) ik vinde, dat ik al te veel gezegd hebbe.
O gij booze fchimpfter! En wat, denkt gij^^
decd mij een afkeer van hem hebben, dan
piOef van die vrije güiteilukken, die hetzelve uit-
werkzel op u behoorde gehad te hebben, waarc
gij half zo vroom een ichepzel als gij voorgeeft!
Proeft zeidt gij^ Bella! Ik dagt, dat gij 'et
geen proef w^^xi hadt? -Ώο^ gij weet hst
Was dit niét zeer fpijtig, mijne waarde?
Nu, Klaaftje, ^eidé zij, wildé ik wel een dui-
zend pond geeven om alles te mogen weeten, wac
óp dit oogenblik in uw bitter en fchimpig hart be-
flooten is.
Ik zoude het u voor eea veel kleiner fom wel
kunnen te weeten doen, zonder bevreesd te zija
van erger behandeld worden, dan ik reeds ben. '
Wel, jonge Juffers, ik zie met leedweezen
dat de drift zo hoog tuilchen u geloopen is. Gi|
weet, Nigt, (tegen mij) dat gij dus in uwe ka-
mér niet zoudt opgeflooten geweeil zijn , waare
uwe Moeder door haai'e infchikkelijkheid, of uvi^
Vader door zijn gezag, in ftaat geweeil om u'te
kunnen bewecgen. Dog hoe kunt gij verwagten,
dat daar van den eenen kant moet worden toege-
geven, het van den hunnen zijn zou? Indien
m Dorothè, die niet het honderdfte gedeelte van
UW yerllajid heeft, dus Qpzetlijk ent voUlvektlijls
eéne
i
Λ
DE HISTORIE vAW
zig tegen mijnen wil aankantedc, in eeii ftiik vaii
izp weel belang 5 ik zoude het haar niet wel afnee-
njen, -Inderdaad dat zoude ik niet. *
Ik geloove het, Madam ; En indien JuiFer
HeiTey even zulken Broeder, en even zulk eene
Zuiler had [Gij moogi wel een gezigt zetten, Bei-
Ij^!] en zij beide haare Ouders zouden oprokkenen,
gelijk mijn Broeder en Zufter de mijne doen ---
Dan, miiTchien, mögt gij haar behandelen, ge-
lijk ik behandeld worde: ^ Én indien zij den
man, die haar wierd voorgeflagen, haatede,,en
met zo veel reden haatede , als ik den Hr. Sol-
mes -— ^
En een guit en Ligtmis beminde, Juffertje
gelijk gij Lovelacezeide mijne Zufter —--
' Dan mögt zij (voer ik voort, zonder op haar
?enig,e agt te flaen) verzoeken om van gehoorzaa·^»
men verCchoond . te worden. Dog zo zij dit al
deed, en u de plegtigfte verzekeringen wilde gec-
Ven, en een onderpand daarenboven, dat zij nooit
denman, die'u mishaagde, neenien zoude, zon-
der, uwe toeilemminge - Ik durve zeggen,
4at Juffer Hervey's Vader en Moeder ftil en te
vreeden zouden zijn, en haare genegenheden
niet zouden tragten met geweld te dwingen.
Zo ί - (zeide mijne Zuiler, met opge*
hevene handen) Fa der en Bloeder krijgen nu ook
hun deel al!
^ Maar kind, antwoorde mijne Moeij, zo ik
tvift dat zij een GtiU minde ^ en vermoedde dac
gij alleen tijd zogt te winnen, om door haare tal-
merijen allengskens mijne toeilemminge uit mij te
baaien
t·
fi.fe 't
V I-
" ί I' '
1
ν
Ik verzoeke u om vergiffenis, Madam, dac
ik 11 in de reden valle; dóg indien Juffer 1'Iervey
uwe toeftemminge konde verkrijgen, wat viel 'er
dan verder over te zeggen?
Heelwel, kiiid; maar die zou ze nooit heb-»
ben.
Dan, Madam, zoude 'er ook nooit van wor- ^
den. ' -
Daar twijffele ik aanNigt.
Zo gij daaraan twijffek. Madam, kunt gij
dan denken, dat opfluitinge en kwaade behande-
linge het regte middel is om de gevreesde roeke·^
loosheid voor. te koomen?
-..-Mijn lief, cene aanduidinge van dien aarc
zou iemand maar al' te beangft te maaken , dat
men op u niet betrouwen kan, daar men uwe ge-
negenheid weet.
Die angft. Madam, fchijnt al te zijn opge-
vat voor dat deeze aanduidinge, of de minfte re-
den daartoe wierd gegeven. Waarom anders d^
fchandelijke opfluitinge, onder welke men mij ge-
field heeft? —Ik fchroome niet te zeggen,
dat mijn lijden daaraan eer te wijten is., dat mea
bedoeld heeft mij fchrik aan te jaagen, wel wee^
tende dat 'er goede redenen van' tegenkantinge
voor mij waaren, dan hieraan dat men aan mijn
gedrag twijffelde; want, toen men mij hetzelve
eerft begon aan te doen, had ik geen reden toe
twijffelinge gegeven: Nog zou die nu eenigzins
plaatze hebben , indien men kon goedvinden op
mijne bedagtzaamheid te betrouwen.
Mijne ^ Moeij, na een weinig bedenkens,
zeide, Maar ovwïwecg, mijn lief, welke verwer-
rin-
-ocr page 550-DE HISTORIE Van
ringe in uwé familie bij aanhoudinge blijven zat J
zo gij ciien gehaacen LoVelacé trouwt?
En, men overweege eens Madam , wat elen-
de mij bij aanhoudinge zal dióikken, zo ik dien
gehaaten Solmes trouwe ? . .
Menige jonge deern heeft gedagt, dat zij ee-
tien man niet kon liefhebben, met welken zij na-
derhand zeer gelukkig geleefd heeft. Weinigé
vrouwen, kind, trouwen diegeenen, op welken
haart; eerile liéfde is gèvalleü.'
' Dat mag wel de reden weezen, waarom 'ei
ZO weinig gelukkige H,uwelijken zijn.
Maar weinig eerilé indrukzels zijn 'er, die
wekoegdijk zijn dm in tê volgen en té koeile-
ren. , . ,
Dat vreeze ik ook, Madam. Ik hebbe een
heel ilegc gevoelen van loiTe en eerfte indrukzelen^
Maar , gelijk ik. dikwijls, gezegd hebbe , alles
waarom ik wenfche , is dat het mij vrijilae onge·*
htmd te leeven.
Dat moet gij zeker niet, Juflb·. Uw Vader
en Moeder zullen ongelukkig zijn , tot dat zij u
getrouwd zien, en buiten het bereik van Lovela-
ce. .—^- Mij is gezégd , dat gij voorh'ebt
een verdrag,met hem, te maaken (zo verre zijn de
zaaken tuiTchen u gekoomen) oni nooit emigeü\
man te neemen, zo gij hem niet krijgt.
Ik weete geen beter middel, dit bekenne ik
rondlijk, om ongelukken van alle kanten vooï te
koomen -En indien hij buiten aanmerkingè
blijve, is 'er geèi ander inan ter wereld,^ op wel-
ken ik gunftige gedagteii kan hebben. -—■
Niettemin j ioude jk idles gaarn willen geevcn i
14
jfüFFER CLARISSA HARLOm ^f
Wat ik in de wereld Iiebbe, dat hij aan eene an*
dere getrouwd waare--Inderdaad dat zoude ik
wel, Bella, al toont gij nog zo mee uwen glim*
lach dat gij het niet gelooft.
Het kan zijn, Klaartje: Maar ik moet 'er e^
Venwel om glimlachen'.
Indien ^(f buiten aanmerkinge blijve! heN
haalde mijne Moeij - Zo, Ju&r Klaartje, ik
zie hoe het is ---— Ik zal beneden gaen--
{Juffer Harlowe, zal ik u volgen?] — En ik zal
uwen Vader tragten te overreeden om mijne Zufter
^elve te laaten boven koomen: Mogelijk koomc
'er dan een gelukkiger uitflag van*
Gij moogt 'er van verzekerd zijn, Madam·,
«eide mijne Zufter^ dat het Dus gaen zal: Mijne
Moeder en zij zullen beide aan 't huilen raaken ;
dog. metdeeze verfchillende uitwerkinge; Mijne
Moeder zal beneden koomen vermurfd en tot in 'c
hart bedroefd; dog zal haare guuftling verhard
Jaaten, wegens de voordeden die zij denkt op
haars Moeders tederheid behaald te hebben* —
Immers om deeze reden is het, Madam, dat de,
kleuter niet tot haai-e tegenwoordigheid wordt
toegelaaten.
li
Dus rammelde zij iil voort, terwijl zij de
trap af ging.
li
{ ί
-ocr page 552-η
XLV. BRIEF.
tifer Glarissa Harlowe, j^f/e/
Howe.'
ρ ο·-.
i. -
•ί,ο-ί
Mijn hart joeg van hoope en vreeze om mij·
fié Moeder te» zien , en van fchaamte en droef-
heid dat ik,haar.zo veel moeijelijkheid toèbragt.
Dog het was onnoodig: Men liet haar niet toe
om. te koomen.· 1 Maar mijne Moeijwas zo goed
om weder te koomen ; egtcr niet zonder mijne
Zufter: En mij bij de hand neemende, deed zij
mij bij zig nederzitten.
Zij kwami Tiïoeft zij bekennen, al te gedietl·
/?igV>zeide zij, nog deeze eene reize; fchoon te-
gen het gevoelen. van mijnen Vader: Maar wee·
tende wat het« geVolg zou zijn van mijnen tegen·
ftand, en daarvoor vreèzende, kon zij niet n(tr
te koomen·. , -ï -
Zij vertoonde daarop aan mij wat mijne
vrienden van mij verwagteden'; den rijkdom val
den Hr. Solmes (driemaal zo rijk wierd hij bevoii·
den, als eenig menfch hem ooit gefchat had); de
voorgeilelde huwelijks-voorwaarden ; Des Hren.
Lovelaces flegt charaéler; hun afkeer tegen hem;
alles in een zeerfterk ligt, dog niet ftcrker, dan
waarin mijne Moeder dezelve gefteld had. Voor·
waar, mijne Moeder kon alle de bijzonderheden
iijet hebben overgebragt van hetgeen tulTchen haar
• . en
I
i'
• ν
■ί
I.:
! -
^i'fi-
ff
Γ''
ή i s·;
Uk
Juffer CLARJSSA HARLOWE. 51? !
en ftiij was voorgevallen: Zo zij zulks gedaeii
had, zou mijne Moeij veele van dezelve gedag-
ten niet herhaald hebben ^ gelijk gij vinden zulc
dat zij deed , welke nog kragtiger dog vrugt'
loos van haare eerwaardige Zufter w^aren aange-,
drongen.
Zij zeide, dat het mijns Vaders hart zou doen
berften , dat men zig verbeeldde , dat hij geen
magt over zijn kind had; en dat wel, zo als hi|
dagt, tot mijn eigen welzijn: Een kind daarenboi*
ven, waarmede zij altijd zo veel hadden op ge-
had ! --- Allerliefïle , allerliefïle juffer, dus
befloot zij, haare handen te zamenvouwende, mee
den vriendlijkften emft, laate ik u bidden, om
fnijnentviWlQ, om uwentwille, om wel honderd
willen > om dog deeze afkeerigheid te overwin-
nen , en uwe vooroordeelen te laaten vaaren, en
elk een nog eenmaal gelukkig en welgenoegd te
maaken. - Ik zou wel voor u knielen,
mijne allerliefïle Nigt - Ja ik zal voor u
knielen! -
En zij viel neder op haare knieën, en ik mee
haar , voor haar knielende , en haar fmeekende
om niet te knielen; terwijl ik mijne armen om
haar floeg, en haaren waardigen boezem met mij-
ne traanen bevogtigde.
O fta op ! Sta op ! mijne beminde Moeij,
zeide ik: Deeze uwe minnelijke goedheid fnijdt
mij door het hart.
Zeg dan , mijne allerliefïle Nigt! zeg dan,
dat ^j alle uwe vrienden zult te wille zijn! ——'
Zo gij ons lief hebt, hidde ik u dat gij 't doet —
Hoe kan ik iets belooven , daar ik eer ver^
ïi a kie-
i!^
Ί
'1 φ
-ocr page 554-r 5Ö0.' DE historie vm "
ί kiezen,zou të derven , dan hetzelve te volbreil·
Zeg dan, mijn lief, dat gij hec in overwee-
gm^i zult tieemen. Zeg maar dat gij 'er uwe
■ redekaveUngefi over zult laaten gaen. Geef ons
maar hoope. Laat ik u niet te vergeefs, fmeeken,
: en wel op detzé wrijze fmeeken. Want nog kniel-
de zij, en ik nevens haar.
Hoe hard is mijn lot! --1 Konde ik maar
twijfelen ^ ik vifeete dat ik het kon te boven koo-
men. --— Hetwelk eene beweegreden is bij
mijne vrienden, geldt bij mij in 't geheel niet! —
Hoe dikwijls, mijne alleriiefïle Moeij, moet ik tel-
kens dezelve zaak zeggen! —-Laat mij maar
ongehuwd blijven-Kan ik niet ongehuwd
leeven?. Laat ik gezonden worden, gelijk ik heb-
be voorgeflagen, naar Schotland, naar Florence;
'of waarheen ook: Laat ik voor flaavin naar de
Indien gezonden worden; werwaards het ook zijn
jnag ---Tot welk van deeze dingen het ook
weezen moge, zal ik mijne toeftemminge geeven<
Maar ik kan niet, ik kan volilrekt niet denken oni
mijne trouwbelofte tc geeven aan eénen man,
dien ik niet verdraagen kan.
Γ Wel, ik zie dan, en zij ftond op, (terwijl Bei-
Ia, ilil zwijgende, met opgeheven handen, mijne ^
gewaande itijfzinnigheid mij verweet·) dat niets u
overreeden kan om ons te wille te zijn.
Wat kan ik doen, mijne alierlieflk Moeij
Hervey? Wat kan ik doen?? Waai'e ik bekwaam
pm eene hoope te geeven , die ik niet voorhad
ce beveiligen, . dan konde ik zeggen, dat ik uwen
vriendlijken raad in overweegin^e neemen zoude.
■ Μ
■ ί
f-'H f
it
' 4 V'i
m
lè-
üF
'm
•jV
ίρ
■f-...
r V
JüFFER CLARISSA HARLOWE. 507 I/
Dog ik wil liever voor , dan voor 0/2-
Opregt worden, Is'er, evenwel, geen
middelweg ? Kan men niets uitdenken ? Kan
niets baaten , dan eenen man te moeten hebben,
die dies te meer afrdiuwelijk voor mij is, om dat
hij onregcvaardig is in de .artikelen zélf, welke
hij aanbiedt?
Op wien fmaalt gq, nu. Claris? zeide mijne
Zufter. Bedenk dat eens.
Maak geen wangunftige toepaffingen van het
geen ik zegge, Bella. Het kan zijn, dat het van
iedereen niet in het zelve ligt befdiouwd worde.
De geèber eri dé aanneemer hebben, omtrent een
onregtvaardig gefclienk , voornaamlijk te verant-
woorden. Terwijl ik het in dit-ligt aanma-ke,
zoude ik onverfchoonelijk zijn 'in"-het aan te nee- '
men. Maar waarom" treede ik dbg-in eene o;^-
derßelUnge van'deezen aart? Mijn hart , gelijk'
ik dikwijls, dikvjijls gezegd hebbév deinil te rug
op A^gedagtèn van deez'en iniiri '', in welken ligt
het ook zijn mag. --Wier Vadéi,''buiten den
mijnen, iliiit ooit een verdrag over artikelen^
daar men igeen behaagen kan verwagten ? Daar
het regt ftrijdige openlijk bétiiigd-^^ den geheelen:
rijd door betuigd is, zonder de minile verandsrin-
ge, fchadWinè NViXi in gedagt-en te wankelen?
--—-i- Dog het is oorfprongüjk mijns Vaders
doen niet. O mijn wreede, wreedé Broeder,,,die
ooi-zaak is dat cene gewelddaadigeniandelwijze'
aan mij gepleegd wordt, onder welke , zo cene;
diergelijke hem wierd aangedaen, hij zig niec
daagelijk zou aanilellen.
Het meisje is tot den hoogften toon geldoni-n
I i 5 men,
? i
Λ ll
/
f
-ocr page 556->502? 1>Ε historie VAN
wen, Moeij Hervey , zeide mijne Zufter. Gij
ziec, dat zij niemand ipaart. Gelief haar te wee-
ten te doen, waarop zij heeft ftaat te maaken.
Daar is niets aan haar te doen. Eijlieve, Ma^
dam, ipreek haar vpnnis uit.
Mijne Moeij week , al weenende^^naar het
venfter, met mijne Zqfter bij de hand: Ik kan
niet, inderdaad ik kan niet, JuiFer Harlowe, zei-
de zij zagtjes (dog ik hoorde egter eik woord, dat
^ij fprak); Haar geval is zeer hard. Zij is niette-
min een edelaartig kind. Wat jammer is 't, dat de
Dog
Β ^
ρ-
λΗ
ΐά
xaaken zo verre geloopen zijn
men behoort den Hr. Solmes te zeggen, dat hij
afftae. ,
O Madam, zeide mijne Zufter, met eene
2oort van luid geluifter, zijt gij ook al van de
Meine Syreene ingenomen ?-- Mijne Moe-
der deed wel met niet boven te kóomen! —— Ik
twijifele of mijn Vader zelve , na zijne eei-fte ver-
bolgenheid, zig van haar niet zou laaten omzet-
ten. Niemand dan mijn Broeder, dat ftelle ik
vail, kan iets met haar uitregten.
Denk dog niet om uws Broeders bovenkoo-
men, zeide mijne Moeij, nog al met eene zagte
ilem. - Hij is al te doldriftig. Ik zie
geen hardnekkigheid, geen ftijfzinnigheid in haare
handelinge! Zo uw Broeder koomt, wil ik voor
de gevolgen nie.t inftaen : Want ik dagt twee
of driemaalen , dat zij in flaauwte zou zijn heen
gegaen.
O Madani, zij he# een fterk hart! ---
En gij ziet, dat'er geen överreeden aan haar is*
' ί
ΙΜ '
r
r
vV >
Schoon gij voor haar op uwe knieën lag't.
Mijne
-ocr page 557-Juffer CLARISSA HARLOWE.
Mijne 2uiler liet mijne Moeij in gepeins ftaeix
aan het venfter, met, haar rug naar ons toege-
keerd, ën nam die gelegenheid waar , om mij op
eene nog barbaarfcher wijze te befpringen: Want,
naar mijn kabinetje treedende, kreeg zij de Haa-
ien , die mijne Moeder aan mij boven had gezon-
den, en die tot mij brengende, fpreidde zij ze op
een ftoel nevens mij uit, en mij nu het een, dan
het ander toonende, op haare mouw en fchouder,
rammelde zij dus voort, met veel bedaardheid zo
het fcheen, dog al luifterende, dat mijne Moeij
haar niet mögt hooren. D/V, Klaartje, is al een
taamelijk mooije ftaal: Dog Dif is geheel char-
mant ! Ik zou u raaden om daarin op den trouw-
dag te prijken. En Z)/i, zo ik u waare, zou mij-
ne bruilofts-japón zijn - En Dit mijn tweede
kleed, -- Wilt gij geen ordre geeven, Lief-
de , dat uws Grootmoeders juweeleii nieuw-inge-
zet worden? —— Of zijt gij van gedagte om te ^
praaien met de nieuwe, die de FL··. Solmes voor
heeft u te fchenken? Hij praat van twee of drie
duizend pond aan gefchenken te koft te leggen,
kind f Mijn lief hart! ^- Hoe pragtig zult gij
zijn opgefchikt! -- Hoe ! zo ftil, mijn lief.
Mama Nortons zoete lief! Hoe! nog al ftil? —^
Maar , Klaartje, zoudt gij niet een Fluweeleii
Kleed willen hebben ? Het zou eene grootfche
vertooninge maaken, gelijk gij weet, in eene
Kerk ten platten lande: Èn het weer kan het nog
wel veelen voor eene maand in toekoomende.
Van Karmozijn Fluweel, ilelle ik eens! Zulk ee-
ne fchoonc gedaence als dc uwe , hoe zou die
daarbij alUcekcn ! Welk eene aangen?iame blos
H
φο^βηάε;' want ik 'zugtede, om dat ik dus voor;
den'gek gehouden wierd).* Enzugtgij, Liefde?
— Wel, dewijl het eene plegtige trouw zal
zijn, wat dunkt u dan van zwari Fluweel, kind?
—— Nog al ftil,'Klaartje! -Zwatt,Fluweel,
daar gij zo raooij zijt,' met die bekoorelijke oo-
gen, als eene Aprilfche Zon, met haare ftraalea
door eene winterfche wolk dringende!.; - Ver"
telt Lovelace u niet, dat het,bekoorelijke oogèn
zijn ?' Hoe beminnelijk zult 'gij iedereen voorkoo·'
men! - Hoe! nogalftil. Liefde! — Maar
■i»
.L
,ΙΧ i
I
Ί^ »
jlu eens van uwe Kanten, Klaarqe!
''Zij zóu nog'al verder zijn voortgegaen,i· waa-
re'mijne Moeij niet naar ons toegekoomen, haa-
re oogen afveegende - Hoe! zo luifterende^
Lady's ! Gij fchijnt zoowel te vreede-~en in uw
fchik. Juffer Harlowe, met uw afzonderlijk ge^
fprek, dat ik hoope góed nieuws beneden te zul-
len brengen. , :
Ik geeve haar alleen mijn gevoelen over haa-
re ftaalen, die Bier zijn, --- Zonder dat zij
het mij vraagt, trouwens; dog zij fchijnt, met
haar ftilzwijgen, mijn oordeel goed te keuren.'
O Bella! zeide ik, dat de Hr. Lovelace u
niet op uw woord gevat had! -- Gij hadt dan
reeds voor deezen tijd uw oordeel voor u zelve
mogen oeifenen: Enwaare gelukkig geweeil
zo wel als gij ! - Was het mijne fchuld, bid-
de ik u, dat het zo niet was?--
O hoe ftoof zij op!
Zo gereed te zijn om trekken tQ geeven, Bei-
la,
% t.'
!i
O jemenij! (my be-
a
• ·/
%m
-ocr page 559-Ia, en ze zo ongaarn te ontvangen^ dat is niet
heel mooij in u. ^
De arme Bella begon zig niet fcheldnaamen
te behelpen.
Wel hoe, Zufter, zeide ik, gij zijt zo toor-
nig, als of'er meer agter het zegswoord lag, dati
'er mogelijk meê bedoeld wierd. Mijn wenfch is
opregt om onzer beider wille! - Om den wil-
le der geheele familie'! -En wat -(eijlieve)
iteekt'er dog in? --- Geef mij, lieve Bella, geef
mij geen reden om te vermoeden, dat ik eene
oorzaak gevonden hebbe van uw onzufterüjk ge-
drag tegen mij; en waarvan tot nog toe, in eene
Zufter omtrent haare Zufter, geheel geen reden.
was te geeven --
Foeij, foeij, Juffer Klaartje I zéide mijne
Moei].
- Mijne Zufter wierd hoe langer hoe uitipoori-
ger in haare woede. .. .
O hoe veel betaamelijker is het, zeide ik,
een fpot, dan een [potter te zijn! Maar nu, Bel-
la , draaij 'ien fpicgel eens naar u zelve toe, en
zie hoe bedroefd flegt de tabberd op uwe eigene
fchouderen zit, dien gij zo onbermhartig op de
mijne geplakt hebt I
Foeij, foeij. Juffer Klaartjeί herhaalde mij-
ne Moeij.
En foeij, foeij, waarde Madam, mögt gij
insgelijks wel gezegd hebben tegen Juffer Harlo-
we, hadc gij haaren barbaarfchen hoon gehoord.
Laat ons gaen, Madam, zeide mijne Zufter,
met giOote heftigheid; laat ons het fchepzel laar
α
,λ
VV'i'"
ten opzwellén, tot zij van haar eigen vergif ber-ï
fte. — Het is de laatftemaai dat ik tot haar za!
naderen, zo ik blijve in de gedagten, daar ik thans
in ben!
Het is zo gemaklijk eene zaak, gaf ik ten
antwoord, waare ik laag genoeg om een voor-
beeld te volgen, 't welk zo beftraffenswaardig is in
de geeneidie het geeft, om zulk een kwelzieken
geeil als den uwen met zijne eigene ftompe wa-
penen te overwinnen, dat ik verwonderd ilae hoe
gij mij kunt tergen! — Nogthans, Bella, dewijljgij
wilt heen gaen (want zij fpoedde zig naar ^de
deur) vergeef het mij. Ik vergeeve het u. En
gij hebt dubbele reden om zo te doen, en om dat
gij ouder zijt, en om dat gij zo voorbedagtlijk ee-
ne, die in druk is, hebt beleedigd — Dog ik
wenfche, dat gelukkig moogt zijn, fchoon
het nooit zal zijn! — Dat gij nooit de beproevin-
gen moogt hebben, die ik gehad hebbel — Dit
zij uvi^' trooft, dat gij geen Zufter kunt hebben,
die u zo behandele, als gij behandeld hebt!
— En dus, God zegene u!
O gij zijt eene-En weg fnelde zij, zon-
der te zeggen wat. ' '
Laat mij toe. Madam, zeideik tegen mijne
Moeij, terwijl ik neder zeieg, en haare knieën om-
armde , u voor een oogenblik op te houden ——^
Niet om iets te zeggen omtrent mijne -arme Zu-
fter ---— Zij ftraft zig zelve genoeg ——·
Alleen om u te danken voor alle uwe vriendlijke
goedheid jegens mij. Ik fmeeke u alleen , om
aan geen hardnekkigheid te wijten de onbewee-
ge-
Ife i»''
■a.
Φ
Iii
w
hl
h
li
f
i
i ^
. f:
i 3 r j
i'
ί . ί
■
ι
Π f "" ' 'i
« '1
Ή -V
'' Λ
ft £ R
ts
1
JüFFER CLARISSA HARLOWE. 507 I/
gelijkheid, die ik tegen eene zo tedere vriendin
getoond hebbe; en mij alles te vergeeven, wac
ik kwaalijk gezegd of gedaen hebbe, in uw bij-
weezen : Want het is niet voortgekoomen uit ee-
ne inwendige bitterheid tegen de arme Bella. Ik
durve de vrijmoedigheid neemen om te zeggen,
dat nog zij, nog mijn Broeder, nog mijn Vader
zelf, weeten welken hart zij treuren doen!
Ik zag, tot mijne vertrooftinge, wat uitwerk-
zel mijns Zuilers afweezigheid voor mij te wege
bragt. ^^- Sta op, mijne edelmoedige Nigt!
— bekoorelijk fchepzel ! — (deeze waaren haare
minzaame woorden) kniel niet voor mij ί —--
Houd bij u zelve , hetgeen ik u nu zegge. —
Ik hebbe hooger agtinge voor u, dan ik kan uit-
drukken -- En indien gij u kunt· onthouden
van uw Goed te eifchen, en befluiten kunt Love-
Jace te mijden, zuk gij bij aanhoudinge het groot-
fte wonder zijn, dat ik ooit kende , van uwe
jaaren. —-- Dog ik moet mij haaiten om
uwe Zufter naar beneden te volgen.-—^ Dee-
ze zijn mijne laatfte woorden tot u: „ Schik u
„ naar uws Vaders wil, indien het mogelijk is dat
„ gij kunt. Hoe verdienftelijk zal het voor u zijn
„ dit te doen ! Bid God, dat hij u bekwaam
„ maake om u daarnaar te fchikken. Gij weet
„ niet wat gefchieden kan. „
Alleen, mijne lieve moeij, een woord, maar
een woord nog (want zij ging heen)--
Spreek zo veel gij kunt voor mijne waarde Juf-
frouw Norton. Zij is van geringen ilaat naar de
wereld. Zo ongezondheid haar overviel > zou
i
w
-·■ t '
C^-'t. 'i
zij mogelijk niet weeten, hoe zij, zonder dc gunil
van mijne Mama, aan de koft zou koómen. Ik
zal geen middelen hebben om haar te helpen';
want eer zal mij nooddruft ontbreeken , dän ik'
mijn regt door proces zal vorderen: En ik veifze-
kere u, zij heeft zo veele dingen tegen mij gezegd,
om mij tot onderwerpinge aan mijns Vaders wil te
overreeden, dat haare drangredenen niet weinig
hebben toegebragt om mïj te doen befluiten ter
vermijdinge van de uiterften , waartoe ik niette-
min God bidde dat zij mij eindelijk niet dringen;
En nogthans berooven zij mij van haaren raad,
en hebben onbillijke gedagten van eene der uit-
niuntendfte vrouwen.
Ik ben blijde, dat ik u dit hoore zeggen: En
ontvang Dit, en Dit^ en D/V, mijne"'bekoore-
lijke Nigt (want zo noemde zij mij bijkans bij ie-
der woord); mij hartUjk kuiTende, en haare ar-
men om mijne hals hebbende geflagen ·, En God
befcherme, en geleide u! Maar gij moei u onder-
werpen: Inderdaad gij moet. De een of de an-
der dag binnen eene maand na deezen , is dé
eenige keuze die u gelaaten wordt.
En dit, onderilelle ik , was het vonnis, het
welk mijne Zufter van haar vorderde; niet erger'
nogthans, dan hetgeen al te voóren over mij was
uitgefproken.
Zij herhaalde deeze laatile gezeggen luider
dan de voorige. „ En bedenk , Jütier, voegdq
5, zij 'er bij, dat het uw pligt iski te ónderwer-
„ pen. „ --En daarop ging zij naar be-
neden , mij dgterlaatende met mijn hart tot ber-'
flens vol, en mijne oogen overloopende.
i,* )
1!'
fh i
I'
u
Γφ
ir
κ ^
3!,
li .
IV'i
I y·
-
k
t
' I
Juffer CLARÏSSA HARLOWE. 50$
De herdenkinge hiervan vervult mij bijkans
•met gelijke droefheid, als ik toen gevoelde.
Ik moet mijne pen neerleggen. Nevels, wel-
ke aan mijn overftroomd oog alle de coleuren van
den regenboog vertoonen , laaten mij niet toe
om voort te fchrijven.
Ik zal *ef nu nog eenige vereinige regels bij-
voegen. -Mijne Moeij, zo als zij van
mij naar beneden ging, wierd onder aan den trap
ontmoet van mijne Zufter, die van gedagte fcheen
te zijn, dat zij eene lange M^ijl na haar gebleeven
was: En haare laatfte woorden hoorende, waar-
in zij mij eene blinde gehoorzaamheid voorfchreef,
prees zij haar daarover, en voer uit tegen mijiie
hardnekkigheid. Heerdt gij ooit van zulke een
ftijfzinnigheid. Madam? zeidezij: Kondt gij oó'ic
wel gedagt hebben, dat «we Clarifla, tn iedei"-
eens Clarifla, zulk eene kleuter was? -En
wie, gelijk gij zeidet, moet de minile zijn, haar
Vader of zij ?
Mijne Moeij gaf haai· iets ten antwoord,
haar medelijden omtrent mij toonende , zo mij
dagt, uit haare uitipraak: Dog de woorden hoor-
de ik niet.
Zulk eene wonderbaare volhardinge in eene
20 onredelijke handelwijze ! -Dog miji,i
Broeder en Zuiler brengen geduuriglijk alles ver-
keerd over, wat ik zegge en doe, en ik ben be-
roofd van de gelegenheid om mij zelve te verdee-
di-
δ
ii'
zij mij voor fzulk'eene heldin aangezien , zijden
kamp met mij niet gewaagd zouden hebben: En
nu, nietweetende hoe zij mijne onderftelde hard*
nekkigheid met mijn algemeen charaéler, en na-
tiiurelijken inborft zullen over een brengen,
fchijnen zij te hoopen van mij door lang plaagen
te zullen afmatten en beflooten te hebben om
diesvolgèns hunne maatregels zomtijds eens te ver-
anderen. Mijn Broeder, ziet gij (b), heeft vaft·
gefteld , dit ftuk door te drijven, of Harlowe-
Plaatze te vèrlaaten , en ze nooit weder te zien.
■-- Dus hebben zij of eenen Zoon te ver-
liezen , of eene Dogter te overwinnen - ' ■ ^
de ftijfzinnigfte en ondankbaarfte, die ooit Ou-
ders hadden! - Dit is het ligt, waarin hij de
dingen ftelt: En hij heeft op zig genomen, zo hec
fchijnt, om mij te onder te brengen, indien Zijrt
raad gevolgd worde. Het zal verder beproefd
worden; daarvan ben ik overtuigd; en welken
maatregel zij vervolgens zullen neemen, wie kan
dat'giffen.?
Ik zal, nevens deezen , mijn Antwoord af
vaardigen op uwen van voorleeden Zondag, 't
welk ik Maandag begon (c) ; dog 't welk nog
niet geheel ten einde gebragt is. Het is te lang om
af te fchrijven: Ik hebbe daar geen tijd toe. Ik
hebbe u daarin zéér vrij behandeld, mijne waarde,
op meer dan eene plaatze. Ik kan niet zeggen ,
(a) Xic Bl. 45Ä.
(bj In zijn Brief bj. 475.
(cj Zie XL, Blief,
• •»ν "
i'! ,
de historie vam
Mijne Zufter zegt, (a) dat hadden
C
ί
6.
r
k
Si'
1 '
«
y
h
1;
V,
-ocr page 565-Juffer CLARJSSA HARLOWE. 51? !
dat alles, wat ik gefchreeven hebbe, mij wel aan-
ftaet -Egter wil ik het nu niet veranderen —
Mijn geeft is niet geruft en bedaard genoeg tot
het onderwerp. - Wees niet boos op mij,
Nogthans, zo gij een oi^ twee paflagies kunt door
de vingeren zien, zal het zijn , om dat zij ge-
fchreeven zijn van
(
I
I
j-
C/we Clarissa Harlows,
-ocr page 566-■'Π
ρ VAN HET
EERSTE DEEL
m t t V
!
Brief.
l'^ufef Howel ahn Juf er ClariJJa Harkvje. Verzoekt
aan haat de bijzonderheden te weeten van het gevegt
tuflcheii dea Hr. Lovelace en haaren Btoedet j cn van de
behandelinge, welke zij daarop krijgi: Als ook haare
gehcele gebeurtenis van den tijd af, dat Lovtlace aU eeé
• Vtljet bij haare Zußer ArabeUai/titid ingeleid. Prijft met
verwonderinge haare groote-hoedanigheden, cn roemt
in haare Vriendichap.
II. 1Π. IV. darf (fa t aan Raffer Howe. Geeft de verzogte
bijzonderheden op, te gelijk met den grond van haars
Broeders en Zufters wangunil jegens haar} en van de
partijfchap tuiTchen haaren Broeder en Lovelace. Haare i
Moeder laat de Mrnetijke Briefwijfelinge tnjfchen häar en
Lovelace met oo^luikirige toe, om grootef onheilert voorts
hoornen Charader van Lovelace, door cenen Vijand
befchreeven. ——- Affchrift van de inleidingc op haar's
Grootvaders Teftamenc.
y» Van dezelve. Het Charafter van haaren Vader, Moeder,
Broeder, kortJijk befchreeven. Hoe veel haar BroodeC
in de Familie re zeggen heeft. Wenfcht, dat Juffer Ho-
we haars Broeders aanzoek had aajigemeedigd. Tragt ver-
fchooningen te vinden voor haars baders knorrigen aart > cil
voor de gedweeheid van haare Moeder,
yi. Van dezelve. De Hr.-Symmes , de Hr. Mullins, de
Hr. Wyerley, elk op zijne beurt, aan haar voorgcfla-
gen, uit kwaadaartigheid tegen Lovelace} cn, als die
verworpen wierden, de Hr. Solmes, Verlof aan haat
fegeven om fuffer Howe voor weinige dagen tc bezoc-
en. Haars Broeders laatdunkend gedrag daarbij.
iVlI. Van dezelve- Hoe wrevelig zij bij haare tc lUgkoomfl:
van Jtjffcr Howe , t'huis ontvangen wierd. Eerft be-
zoek van Solmes,
yill. Van dezelve. Haare geheelc ïamilie in een befluiï ten
voordeele van Solmes. Haat afkeer van Isem. Haar
Moei) Heivcy ilaec hem aan haar voer. Zij vetwerpt
L bera
iiens , en haar wordt vcrbooden te Kerk te gaen, icman^
'i'c bezoeken, bezoek te ontvangen, of aan eehig 'menfcli
buiten 's huis te fchtijven.
IX. Clarlffa, aan Jujfer Howe. Haar vond om [ecnc gehcibiÄ
briefwiiTelingc met Juffer Howe voort te zetten. Be- '
klaagt zig over de neodzaakelijkheid, die haat dringt
zulkeii heimelijken ftap te doen.
^afer Howe, aan Clarijfa. Vaart tegen de Fathilie van de
Harlowes uit over het voorilaeii van zulken mati als .Sol-
mes. Befchtijft Zijn Cbaradïer. Hééft ärgvvaan óvér dfe
bezoeken vän Antmiy Harlowc bi] haare Moeder. Boert
ifiet haare Vriendin over haare ónderfteidc agtingc voor
tovelace.
XI. Clanffa, aan Jufer Howe. Is onthmil en ontroerd over
haare boettetij. Haarc redenen om geen hartstop voor
Lovclacc ie "voeden. ^
XII. Howey teh antwoord. Gaet in haare böerferi}
voort. Geeft het charaAct op van Lovehce üit den naond
van Juffrouw Fortcfcue.
ΧΙΠ. XIV. Clarljfay aan Jujfer Èowe, De iniigten -υαη haa-
re Familie in het aänzock van Solmes te begiwßigen.
Haar Breédcrs en Zuftets zegepraal over de zwaarig-
heden» waarin zij haar gcdómpeld hebben. -- On-
voorzigtighcid van haare Vrienden in twee luiden in eeü
bfelang te zaiT»cn te brengen, welke zij voor aKoos wcn-
tchen van malkanderen tc houden. De zagtziunigftc ge-
xnocderen de ftandvaftigfte > wanneer ze getergd wor-
den.
XV. ^iißcr Howe, aan Clarijfa. Geeft reden van Arabella 's
boosaartigheid. Misprijft, dat iij had afgeftaen van
de magc óver het Goed haar dooi: haaren Grootvader
nagelaaten.
XVI. XVII. Clarijfa j aan ^ufer Howe. Verftoort haaren Va-
der door haar gedrag jegens Solmes in zijne ifcgenWoor-
digheid. Tedere wobrdenwiiÏelinge tuUchen haar eiï
liaare Moeder. —Biedt aan, alle gedagten op Lo-
vclacc te laaten vaaren, indien z,e van Solmes aanzoek
moge bevrijd zijn. Het zaakeiijkè van eenen vän Love-
laces Brieven, van haar Antwoord, en vab, iij'n Wcder-
antwóórd. Doet een vootflag; Haarc MoeJer gacc
daarmede naar beneden.
ΚΥΙΠ; Van dez.chc. De vcorflag verworpen. Haare Moé-
Kk ' öCS
-ocr page 568-r . .. , j
der lioudt zig geftrcnw tegen haar. Eene andere itèf
^ aamncrkclijke zaraenfpraak tuffchen haar.
XIX. ClariJJat aan ï^ujjer Howe. Haare fchuldpligtige be-·
weegredcncu om haars Grootvaders Goed in de magt van
haaien Vader te geeven. Standvaftigheid van gemoed»
ais het tegengeftcldc cii onderfcheiden van hardnekkigheid %
ecnc edele hoedanigheid. Waarom zij denkt, dat„zcSol;>.
mes niet moet hebben^ Bedroefd om haar 's Moeders wille'*
XX. XXI. Van Jezclve. Eene andere onderhandelinge met
haare Moeder, welke in toorn haar verlaat. ---- Zij
gacc naar beneden om haare gunft af te fmeeken. Sol-*
mes koomc in. Zij wil heengaen; maar het wordt haat
verbooden. Wat daarop volgi.
XXII. Van dezelve. Het zaakelijke eens Briefs van Lovcla-
ce, door den Lord M. ook getekend. Zij verzoekt ver-
lof cm naar Kerk te 5>aen. Wordt gewcezen op haare«
Broeder, die het haar fchamperlijk weigert. Schrijft
aan hem. Zijn Antwoord.
XXIII. XXIV. XXV. Van dez.eh'e. Haare getrouwe Han-
na op eene fchandcHjke wijze weggezonden. Lysje Bar-
nes haar's Zurters meid geftcld om op baar te paiièn,
—■'—- Een Brief van haaren Broeder, ve^iedende haar
in de tegenwoordigheid van eenigen haarcr Nabeftaen-'
den xondcr veilof te verfchijnen. Kaar Antwoord. ·——
Schiijfi: aan haare Moeder. Haars Aioeders Antwoord»
Schrijft aan haaren Vader. Zijn Antwoord.
XX VI. Van dezel-ve, Is begeerig het gevoelen te wectcn , *c
welk Lord M. 's Familie van haar heeft. Het zaakelij-
ke van eeoen Brief van Lovelacc, gevoelig over de
onwaardigheden , welke hij van haare Nabeftacnden
ontvangt. Zij ^ecfc hem haare beweegredenen vrijmoe-
diglijk te kennen, waarom zij met hem briefwiflclt;
€n dat hij niets van haar te wrwagten heeft, V welk flrif-
d'ig tij met haaren pUgt. Driiagt 'er op aan, dat zijn naaft-
volgende Brief zijn laaifte zijn zal.
XXVII. JujferHcwey aan Clartjja. Raadt haar, haar Goed
weder tot zig te nccmen. Haare befporrelijke befchrij-
vinge van Solmes. Boert met haare nieuwsgierigheid
om te wceten, wat gevoelen Lord M. en zijné Familie
van haar hebben. Schrijft haare onderlinge Liefde toe
aan het veiTchil van aart in ieder van haar. Geeft de
bijzonderheden van eetie zamenfpraak tuflchen haar cïi
haare Moeder, over het geval va» ClariiTa. Strijkt dc
Β··
Sï·..
t'l?·^
-ocr page 569-.E^ERSTE DEEL.^
, Fanailic van Harlowe door, en bijzonderlijk Juffr.^Hat-
lowc, over haare gedweeheid.
JCXVIII. Clarißa, aan Juffer Howe ■> ten Antwoord. Bekijft
haar over de vrijheden die ze neemt omtrent haarc Na-
bertaenden. Vefdccdigt bijzoodetlijk haare Moeder.
Bekijft haat ook over haare leeveiidij^e trekken tegei^
haare eigene Moeder. Verzoekt haar, om haar vrijnnoc^
dig tc behandelen; maar heeft niet gaarn, dat ze met
Liefde betigt wierd \ en waarom.
XXIX. Van dezelve. Haare Brieven van beklag en verwijt
aan haaren Broeder en Zuder. Derzelvcr Antwoorden.
XXX, Van dezdve. 13ij uicilek verftoord op Lovelace, we-
gens zijn verfchijnen en houdinge in hunne Kerk, Hoog-
moed, eene ftilzwijgendb belijdenis van gebrek van ver-
diende. Haat, eene vijandin van de gemecne gebruiken
der burgerlijkheid.
i^XXI. De Hr. Lovelace y aan Jan Eelford^ Schildkn. Hoog-
moed, Wraakzugt, Lierde, Eerezugt, of eene Begeerte
om tc Overwinnen , zijne, m^nr eigene bekentenis heerfj
fchendc driften. Zijne vroeggedaene gelofte van zo vce?c
van de andere Sexe te rulneeren, als hij in zijne magc
kan krijgen. Zijn voorwendzel daarvoor. Ademt
y wraak tegen dc Familie dec Harlowcs. Roemt over zij-
tie liftige aanflagen. Door welke middelen hij maakt,
da: de Harlowes zijn werk voor hem verngccn. Is drif-
tig verliefd op Clariffa, Zijne verhevene denkbeelden
van haare Schoonheid en Vcrdienflc. Is egrcr tegen haat
ontftoken, om dat zij haare eigene Kabeßaenden boveti
hem ilelt. Dreigt wraak , indien zij, om haare Vrien-
den te verpligtcn , Solmes begunftigc. Zuivert haar ea-
rer van 'opzettelijke Hoogmoed, Verfmaadlnge y Trotsheid y
of Gebrek van Gevoeligheid. Welk eene zegepraal over da
Sexe, en over haarc geheelc Familie, indien hijeeneLa-'
dy zo vvaakzaam , en zo voorzigtig- kan wegvoeren !
Hiicft beflooten, indien hij de Zufter niet kan krijgen ,
om den Broeder weg te voeren. Hoe groot een Ligtwis
hij oohzij, hij\ kan om geene andere Vrouw denken y dan,
om Clarijfa. Waarfchiiwt Belford, Mowbray, TourJ
ville, en Belton , om zig in gereedheid tc houden, dac
ïij zijn opontbod kunnen gehoorzaamen, als 'er waar-
lchijncli,kc gelegenheid is.om ecnig rocmtugtig kwaad te
pleegen.'
}CXX1I. XXXni. Clarijfay aan Juffer Hojxe, Affchrifre»
Kk 1 -
t Λ
,ν'ί-'ώίΙ
iran Iiaar Brieven aan haare twee Oomen; en van derzel-
ver hun charaêler fchllderende Antwoorden. -Haa)C
Brief van beklag en verwijt aan Sohnes. Zijn Ant-
woord. Een onberchofte Prief van haaren Broeder >
over haar fchrijven aan Solmes.
Jcxxiy. Lovelacß^ aan Belford. Hij belafl hem tot zig te
koomen. Ten welken einde. Befchrijvinge van dc fo-
bcre herberg, daar hij vermomd zig onthoudt; en van
de onnozele Dogtec aldaar, welke hij zijne P>oozeknop
noemt. Hij heeft voor haar te fpaaren. Hoogmoed m
folici] zijne beweegredenen·, niet een bcginzd van deugd»
Hondboritige aanmerkingen over zijne eigene ondeugen-
de gefteldheid. Hij. zou een Gaauwdief geweeft zi]n ,
zegt hij, waare hij een plpeg-jonge geweeft. Hij beiluit
eene daad van edelmoedigheid aan zijne Roozeknop tc
bewijzen , ter vergoedinge, z.o hij het noemt y van eenig^·
zijner ilegte daadenj en om andete redenen, welke in
^ gevoljg blijken.
^XXV, Van den%.eiven. Zijne liftige ftreeken en onJerhande-
iingen met Jofeph Leman. Zijne Wraakzugt en zijne
Liefde hebben beurtlings de overhand. Indien de laarfte
niet gelukt, dreigt bij dat de H.arlowes dc eeifte gevoe-
len zullen ï fchoo'n hij daarom voor altoos een h'alllng uit
zijn 'Vaderland moete worden. Hij wil zig in de tegen-
woordigheid van Clariiiä dringen in de Houtfchuur. ^ In-
dien hij dagt geen uitzigt op haare gunft te h,ebbcn, zou-
de hij onderneemen haar weg te voerDat, zegt hij,
zoude eene fchaakinge zijn, die een Jupiter waardig was.
De Konßenaarljen, ,welke hij voorheeft In 't werk /e fiel-
len) als hij haar z.let, om haar Vertrouwen op zijne, eere
in toekoomende tot zig te trekken.
^xxyi. Clarlffay tian^ußer Howe. Lovelace verkleed zifnde
verraft haar in de Hputfchuur. Haar fchrik als zij. hem
eerftj^iet. De zamenfpraak tuiTchen haar gehouden. Hij
trekt grootlijks haar vertrouwen tot zig {g(^iljk hij bedoeld
had) door z;ijn eerbie^g gedrag.
JXXXVll. juffer Howey aßn Clariffa. Na m.et haar geboerc
te hebWn over het niet gereedlijk bekςnnen van de harts-
togt, welke zij naar haare ondetftellingc voor LoveJacc
heeft, verzoekt zij van haar te weeten, hoe verre zij
hem aanneemelijk agt om zijne befte, hoe verre ver-
werpelijk om zijne flegtfte hoedanigheden.
^XXVIII. XXXIX. Clmjpi, iian Jujfer Bowe, Zij verklaart
άΙΖ
-ocr page 571-zig tegen de dwingelandij over eemn mm ^ ^dk haar
toedraagt. Haare ongelukkige omftandigheden in aaa^
merkinge tc neemen, waarin de opgetijgde Liefde bij ]baa4
re Ouderen gehouden wordt voor eene ongehoorzaame t eti
dus eene zondige hart flogt, en daar het onder field voorwer^^
Ε njan dezelve een man is van (legte zeden^ ···■'-"'-'■ Wordï
geftoord in 't fchrijven door een bezoek van JufTtoul/f,
Norton, welke men tot haarnaar boven zendt, om haa^
ren invloed ten voordeele van Solmes tc gebruiken. Ee-·
ne tedere zamenfpraak lulïchen haar. Wat daarop, ca
daarna, gebeurt. ^
^L. Clarijfa-, aan i}tifer Howe, Hervat het verzogt ondct^
werp. Hoedanigen man zij boven Lovclace kon ee*
kpozen hebben. Redenen, die zij bijzigzelve gebrul
heelt ten zijnen voordeele, en ten zijnen nadeele. Bekent
rondlijk, dat waare hij nu een man van goede zeden,,
zij hem fielkn zoude hjoven alle mannen, welke ze ooit "zagï
Stelt egter vaft , dat zij den ccnen man met vrijer) harten,
zou kunnen opgeeven-, om van den anderen vcrloft tc
worden , gelijk ze haaren vrienden had aangebcoden· Haa-
re kiesheid gekwetft door de jokkeruije van JuiFer Ho-
we; En waarom. Geeft haar gevoelen aangaeniie dc
kragt, welke men mag toeftacn, dat Leeft ea Geßalte op
haare SeJfe h?bb.en,
XLl. Van dezelve. Een brief van haare Moeder (met ftaalcn
van kondijke zijde ftoiFen) in welken zij bij haar aan-
houdt om alle haarc vvenfchen in te willigen.
Welk het voornaam eopnerk van eene goede Vrouw behoort te
zijn, in haar Ughaam te verderen. Haarc verlegenheid.
Verzoeke verlof om haarc Moeder alleen tc fpreekeo.
Gramme brief van haareb Vader , haar bevcelende zig io£
haaren Trouwdag te bereiden. Solmes verzoekt haar ις
zien. Zij weigert het. Alles daarop beneden in oproer.
Haar Broederen Zufter begeercn , dat zijaanhaare beilic·
tinjre mag worden overgelaaten
XLll. Van dezelve. Eene heetc zamenfpraak tuiTchen haat
en haarc Zufter. Derzelver nijdigheid, onnatuureiijk
gedrag, en geweldige drift. Clarifia zendt voorflagcn
in gcfchtift aan haaren Broeder naar beneden. Zijn
onbefchofc antwoord; waaiin hij haar zegt, dat haare
voorflagen in eene volle vergäderinge , den volgenden
morgen, zullen overwogeu worden; dog dat hij, ZO
deze VC wierden ingewilligd} naar Schotland wil ver·»
tiek)
'PHi
ÏNHOÜD VAN ΠΕΤ &c.
i ■ tfckkeii,' en nooit meer op Hatlowe-Plaatzc wcderko©^
^ men.
^liIII. Ciariß, aan ^uffe* Harlowe, 2ij twijfielt bijna niet,
,' of haarc voorflagen zullen worden aangenomen Ver-
beeldt zig, naar dat haarc Nabeftaendcn een voor een
aankoomen, welke hunne beraadflagen, en derzelver
uitilag zijn zullen, wanneer zij alle vergaderd zijn. Haa-
rc Voorflagen vérworpen. Haars Zufters wreede fcham-
perheden bij die gelegenheid brengen eene andere heete
, zamenfpraak tuflchen haar te wege, Haare Zuftcr ver-
laat haar in eene dulle woede. Zij grootlijks ontruft ovec
, , den inhoud van een Brief van Lovelace.
SlilV, Va» dezelve. Haare Mocij Hervey , vergezeld van
haare Züfter, geeft haar een bezoek. Verdere befchinr-
pingen van haare Zuftcr. Haarc Moeij pleit vrugcloos ten
voordeele van Solmes.
^LV. Van dezelve/ Een ander bezoek van haare Moeij en
i Zufter De laatfte tergt haar op eene fchampere en fpij-
«igc wijze met de ftaalen» Eene tedere vertooninge tus-
, fchen haare Moeij en haar in Arabella's afweezen. Trage
reden te geeven van de onbrngx^mmheid haarer Ouderen m
ComeJ)%
A.'i