I
OF DE
HISTORIE
VAN EENE
waarin de
CEWIGTIGSTE BELANGEN
des
GEMEENEN LEEVENS
Vervat zijn.
tJic het En^elfch naar den Der-
dén Druk vertaald.
ÏL DEEL·;
L
Te Η Α R L ί Ν G Ε N,
fiyFOLKERT van der PLAATS, Boek-
verkeoper aan de Voorilraat. 1752.
Α -- ■>,
■'•■'"lil ftlli
-ocr page 2-ti è :
■'' /
Ufer Howe, clarissi Ha^
mond^
lowe.
Oos! — Waarpm zou ik boos zijn ?
ik fcheppé zeer veel vermaak ifi uwe
vrijheid, , gelijk gij het noemt. , Ik ben
alleen verwonderd, over ,uw. geduld je-
gens mijr^iii is't al.i Het4s piij leed,
äat ik u de liioeitq gaf van bij die gelegenheid zo
iangep brief φ fchrijven (a) ; niettegenftaende
het vermaak, hÈtwelk ik uithec leezenvan denzel-
ven ontvangen hebbel , λ ·,^/ , .n
Ik, gèloovè wel, dat gij gebi oogmerk hadt
EDeel. ■ .Ά oöi
* ■■» . . . ί ' ■ '
. (a) Zie ttr, xixvill van hét voorgaendc Deel wegens dc
gelegenheid: EnjBj. JSXXVIIl. XL. la httKlyc, wcEcns.de
viijkdch, waaioauem Jufiëi Hiulowc zig YcroBifcbuUiöt»
MP
Ai
m
ν»
©m jegens mij agtcrlmideöde te zijn : Om twee
redenen geloove ik, dk gif zulks niet hadt: Voor-
'eeril:, om dat gij het zelve .· Vervolgens, om
datgijM/^ög/Oii'mct in Haat gevveellzijt om iizelve
te overtuigen , hoe fecc met u ftaet; en daar gij
zo vervolgd wordt, hoe gij, de uitwerkzels, welke
viit^. da^twee oorfaaken {p^rmlginge en Liefde^
voórtÉoomen, 26 -rnoogc èndei'icheiden, dat' gij
ieder daarvan geeft hetgeen haar toekoomt. Dog
dit gelöö've ik, dat ik al eens te vooren u te ken-
nen gaf; en dus zal ik over dat onderwerp tegen-
woordig^niet meer zeggen.
Robert zegt , dat gij uwr laatile pakje maar
even op de plaatze hadt neergelegd, toen hij het
,r Jer wegnam : \Vant hij was'er maarkeen half iiut
iie^oorcn geweefl:, en vond niets. Hij had friijft
ongeduldig verlangen gemerkt, en trentelde wat
om mij gaarn iets van u willende brengen, zo
déi:· mogelijk waare.
V . Mijne Nigt, Johanna Fynnet is hier, en ver-
?:odkt te iiagt hij 'mij te ilaapen. Dus zal ik geen
^f ^e'legenhbid hebbén, om ract 'dien %^^ en aandagt
aatt' de Qndmwrpén van liwe'brieven te gaen zit-
ten, welke zij vereifchen. Want zij is Vol praat ,
gelijk gij 'É^eet , en helpt mtj -ook ^arn aan d^
|)raas; Trouwens zij kóomt hier over iets ernffigs'^
—L. Om te 'bewerken dat ntijne Moeder mét
haar gae'naar haare-Grootmoedk·'Lürkin, die lang
bedlegerig geweeil is ; en eindelijk in haar hoorn
gekreegeii heeft, dat zij ftervelijk is, en daarom
haar Teiiament wil maäken; een werk', waai"kn
zij tot hieraantoe ten uiterften afikeerig was maar
moet zijn onder voorwaarde dat mijne -Moet
■ ' - , ... 1;· ' ■
tt ■ '«τ
-ocr page 4-éeï·, die verre maagfehap van haaf is, bij haai
ioome j eh haar mee haaren raad diene ten aanzieit
van deszelfs bijzónderheden : Want zij heeft eeii
ïioog gevoelen, gelijk iedereen heeft, van inijné
Moeders oordeel ^ in allé zaaken betrekkelijk toè
ïeftamenten-, Huwelijks-voorwaarden ^ en dier*
gelijke ftükken van merkelijk belang.
JuiFrouw Lairkin woont omtrent zéveiitieii
inijlen hiervandaan ; en alzo mijne Moeder niel
\vel kan veelen om buiten haar eigeii huis te flaa-
fen; zo heeft zij voor om- vroeg in den mörgert
van huis te gaen ^ op dat zij in iiaat' moge zijrt
van 's avonds wederom re rug te koomen. Duä
eal ik op ihorgen van den dageraad tot dén laateii
avond ten uwen dienil zijn toegewijd j feh ik zal
Voor geen menfch t'huis zijn;
Wat den lailigen man belangt^ dien hébbe ife
tot lijfwagt vóór de twee Ladys gefchikt ^ op dai'
hij mijne Moeder 's avonds haar huis vergezellei
2ulkê verrigtingen als deeze uit te voerën j en
ons vrouwen in openbaare plaatzen een weinig
zwier en vrijmoedigheid bij te zetten ^ is het al-
les , waartoe ik weete, dat deeze flenterénde knaa-»
|)en goed zijn;
Ik hebbé te vooréii al eens aatlgeróéi^d, dac
ik bijkans zou kunnen wenfchen ^ dat mijne Moe-»
der en de Hr. Hickman den koop met malkande-
ien troffen: En ik herhaalö hier mijnen wenfch*
Wat beduidt dog ecil verfchil Van Vijftien ot
twintig jaaren ; bijzonderlijk daar de Lady lee-
Vensgeeften genoeg heeft'oiii haar nog langen tijd
jong te maaken, ende Mlnnaai' een magiig ze-
^ig man k I ----Ik denke waai^lijk, dat hij
JS ζ
l· l·
i.
Λ
mÊÊM
\ V
-ocr page 5-1
mm
m
■■■■ 1 .
-ί
^ - DË HISTORIE VAN..:- k
beter zou kunnen behaagcn voor een Papa^
^an Vooi' ccn nader béilaeiidc : Én zij hebben
jvonderlijk veel met eikanderen óp*
, Maar vergun mij, dat ik miiTchien nog eene
|)ecei· (en ten aanzien van de jaaren, gepalter
len gelukkiger) beileilinge maake; voor den ma/^
xen minilèn —-Wat dunkt u, riiijne waar-
de, dat gij met uwe vrienden tot een .,verdrag
jiwanit^ door uwe beide mannen den fchop te
'^eeven, en mijnen parade-maaker te begüniligen?
--- indien'uw beliaagen in den eeiien vati
^e twee niet verder gaet dan condkioneel, geloo-
ye ik dat liet lukken zoude. , Eêne rijké gedagte,
zo ze uwe goedkeuringe wegdraage. In dit-ligc
zoude ik voor cleii . Hr. liickmah eene w^ori-
ilerbaare agtinge hebben; meer dan eens zo veel,
als ik in het ander zou hebben. De ader is geo-
penä --—' Zal ik zé laaten vloeijen?-;
Hoe bezvvaarelijk is het, een natuurelijk zwak van
zijne ^i^eikltenis te wederilaen!
ï iickman is zekerlijk een man, meer van iiwen
fmaak dan een vail diegeenön, die tot, nog
toe Γη 'ti^Jei gebragt zijü o)ii u aan te zoeken. Hij
is magtig zedig, magtig itemmig, en wat al niet?
Daarenboven hebt gij. mij verteld", ^at hij uW
gunitling is. Dog zulks is mffchien om dat hij
die van mijne Móeder is. .De man^ zou zig zeker-
lijk verblijden met de overdrag!i;-Öf·hij'moed e.ën
grooter gck;üijn,'dan ik hem ν.όοζ verilijte.
, O maar üw heftige Minnaar^ ZQÜ-hem'op
Zijn kop koomen-^ Daar dage ik niet om
-----Wat Helt mij clog buiten ftfiat om ern-
% ce zijn, als ik 9Yer deczen^Hiduiian iciirijve?
Ik
ί
U . 1»
MmL·
Egter is de man een zo. goed flag vam
^én man over het geheel. — Maar· wie is vo!-»
maakc? Die is mijn zwak onder andere. En het)
is VQor u iets om mij over te bekijven. ? r
Gij gelooft, dat ik zeer gelukkig ben in mij-i
ne iiitzigten ten zijnen aanzien : Oni dat gij zo>
zeer ongelukkig zijc in de zotte behandelinge, die,
rnen u aandoet, kunt gij ligtlijk (zo ik vermoede)
öatgeen draagelijk agtën^ hetwelk 'er anders wel
verre af zoujzijn. ïk durve zeggen, dat gij, met
alle uwe itemmige houdinge , zelve geen zin ia
hem zoudt hebben; ten zij gij van Solmes en hem
wordende aan gezogt, een 'viin hen genoodzaakt
waart te neemcn, ---^ Ik hebbe u op de;
toetze gefield. Laate ik eens zien 3 wat gij. daar-
op zeggeel zult. ..
Wat mijzelve belange, ik bekenne voor u.,
dat ik veel op Ilickman hebbe in te brengen., Hij
en de Egfe-flaat kwamen nog nooit te geliik i»
mijne herfens. Zal ik u mijne vrije- gedagten over
hem eens opgeeven?--Van zijnen beflen en·
flcgtßen kant; en dat als.of ik fchreef aan eene',
die hem niet kenc? --- Mij dunkt, ikwil'te^ns
Jl.
-Vi
it
Hier wierd ik geftpord van wegenv den cgïj-
Al
doen. Het is egter onmogelijk, dat-ik het erniüg
doen kftn. Het„onderwerp Iaat niet toe, dat het
zo behandeld' worde, naar mijn gevoelen. Wij
zijn nog zo, verre niet gekoomen, zo wij ooit ^
ven'e kOomen zullen: En liet op eenen anderen
trant te doen ,Jzou mijne tegenwoordige bekomn;ief
ringe omtrent u kwaalijk palFen. ·
* m ί
-ocr page 7-zaamen man. Hij is hier deeze twee uuren ge^
iveeft --τ zijn hof maakende bij de Moeder oip
de Dogter, pnderfteïle ik —- Egter is 'er niet
veel vrijens omtreiit haar noodig: Het is goed^
dat het omtrent een va^ ons noodig is; anders
?ou de ;nan niets dan doodftilte hebben; en agt-n
loos, en gevolglijk trots worden.
Hij ftond heen te gaen. Zijne paarden voQi^
de deur. Mijne Moeder zond aan mij om bene-t
den te koom^n, voorgeevende dat zij mij iets tq
aeggen had.
Wanneer ikjbij haar kwam,^ zeide zij iets dat
niets had te beduiden —^-Baarblijkelijk was,
het, dat zij mij om geen andere reden beneden
eifchte, dan om mij gelegenheid te geeven van t^
zien, welk eene mooije biiiginge haar vriend kon
maaken; en op dat hij mij goeden nagt mögt wen-
ichen. Zij weet, dat ik niet al te gereed ben^
pm hem met mijn gezelichap te vereeren» indien
het gebeurt dat ik eenige andere bezigheid hebbe^
ïk kon mij niet weerhouden van mij een weinig
gemelijk te vertoonen, toen ik vond dat zij mij
niets van belang t^ zeggen had, en toen ik haai^
ipogmerk zag,
T. Zij kaatfte de zigtbaare gemelijkheid af me;
een glimlach, op dat de man. wel te vreeden bi}
Süg;zelven mögt heen gaen,
Hij boog zig tot den grond, en had mij gaara
t)ij de hand gekreegen, terwijl hij in de andere
2ijn zweep hield. Ik had geen-zin in die medege-
nootfehapi Ik trok mijne hand te rug, maar iloeg
dip op zodanige wijze onder zijne elleboog, ais of
fk; van Wegens zijn« laage buiginge meende, dac
■'■^x 1 ■ ' ^
k ·
i 1
m
JuFFEii CLARISSA HARI.OWE. |
hij viel, en hem wilde opgeholpen hebb&n ~—^
i3iOevig zoudt gij daar hebben kiuinen uitglijden
iieide ikl
Een malle meid! met een glimlach van mijt
ne Moeder, om het in de befte vouw te flaen.
Hij was het boekje geheel kwijt; greep deii
toom van zijn paard , llonipvoettc al agteruit ^v
agtcruit, agccruit, zig buigende, tot dat hij tegei^
zijn knegc aanliep. Ik lachte. Hij. klom op zijii.
paard. Ik klom de trap op, na.,eene klein^ les
oncvangen te hebben. ——-En mijn hoofd ii^
zo vol van hem, dat ik mijn voorneemen weder
moet opvatten; in hoope van u eenige oogenblik·;.
ken vermaaks te verfchaffen.
Daar dan — Zijn beßen en zijn fegtflen kant ^
gelijlv ik te vooren zeide,
Hickman is een zoorc van een beuzelaar, een':
bezig, en egter, om een woord van ii te ontlee^
non, iverkloos man: Heeft zeer veel te doen, en
fchijnt mij toe niets uit te regten. Wispeltuurij;'
en veranderlijk in alles, behalvon in mij tekwejlcn,
met zijne brabbeltaale; waarmede hij egter, baar-?
blijkelijk meer fteunende op mijns Moed<irs vermot',
gen moet aanhouden , dan op. zijne eigene hoope ;*
want ik hebbe hem geen gegeven, ~ .
Daarenboven hebbe ik queilie met zijn tronij»
fchoon hij in zijne geitalte, VQor een wei-gegoed,
man, taamelijk welgemaakt zij —— Niet zo zeer
over derzelver beineedenheid; want, gelijk gi^
dikwijls hebt aangomerkt, wat is dog befneedch^
heid in een man? —r—- Maar Hickman heofr^
met ilerke trekken, en grove kaaken en kinnebak^
ken3 niet die manliaftigheidinzijitweezen, weU'
^^ .„vi?
-ocr page 9-Ι ♦ DB HISTORIE VAN
ke Lpvelace heeft met de regelmaatigile en bevöl«
ïigfte befneedenhéid. ■ ^ " '
Daarbenevens, wat eep ftijf en ilaatigfchep·
zei is hij in zommi^e dingen ! -—~ Ik' bch tot
iiog toe niét iii flaät gewèefl: óm Hem ^jne lange
treede hang-das met akers * af te lachen. ---—
Trouwens dat is, om dat mijnë Moedér dunkt,
dat "zij hem wel ft'aet, 'en 'ik ben niet gaarii zó vrij
iiet hem", om hem openlijk te kennén té geeven
dat het mijne OerkUzinge zou'zijn dat hij ze afliet,'
Indien hi| dit deed', zo bijzöndèr'is de itian,^ dan'
20U hij zekerlijk, zo hij' aan zigzélven wierd gelaa-
ten, op' eenë flodder-das van Koning William val-'
3en, of op eenig diergelijk öuwerwecfch Kin-kus-
sen, gelijk wij uit de fchilderijen'van dien Vorfl:
^ien dat toen de mode was. ' ' '
Wat zijne kleedinge" in't algemeen betreft,
hij kan wel'niet'flprdig genoemd worden , maar
iomtijds is hij 'të weidith, op andere tijden té een-
voudig, om eenpaarig fraaij te zijn.' Wat belangt
zijne manieren, daarmedé en daarómtrerit maakt'
liij zo Veel ömflag en geweld , dat het iëmknd wel
ïn vermoedèri' zou brengén , dat hij daaromtrent
ineër' ëeii Vreemdeling, dan gemeenzaam rnet de-^
7elve was. Gij'legt dit,'vyeéte, ik,' óp zijnen
fchroom van ongenoegen of aaniioót te zullen gee-
ven. Indérdaad die luiden dié iif 'veel dom, géé-
ven doörgiiens de aanftoot", welkè' zij poógen té
■yermijdén. ' ' " " · " ' ^ ' " ' i ' · '
De man evenwel, is eerlijk: Is van een goed
geflagÉ: liee'ft een goed Capitaal en vrij vanfchul-
den? en zóu wel i'eeniger tijd Baronet kunnen'
' '......■· · ■ ·■ ■ - ...... w©]^
I \ . V -
^ Eene eu^ciwetfcb« dragt In En^cbfii,. Vort,
i:'
II
i
Β.
Μ
Worden, met je believen. Hij is vnendlijk en
minzaam, taamelijk mitódaadig,' zo als de. luidetf-
zeggen; en gelijk ik ook zou mogen zeggen, in-^,
dien ik mij door zijne gefchenken Wilde iaacen· om-
koopen; welke hij aanbiedt in Hoope van ze alle
yeder tèriigkrijgen, en 4e omgehogte op den koop'
toe. Eené, wijze va~n doen, die gepleegd worde
van alle verleidefen, van den oiidcii Satan, tóe
de laagile van zijne dienftknegten. Nogtïians , om
te fpreeken met de taaie van iémand welke ik ver-
bonden ben te eerenwordf hij gehouden Voor
een voorzigtig riian; 'dat is té zeggen, die zijn
^aaken wel in. orde houdt. " " ■ ^ -
Daarenboven kan ik niet nalaaten te belijden,
dat ik nu in niemand beter behaagen hebbe, hoe
het dok voormaais moge ge weeft zijn.
Hij is geen Voflè-jaager: Hij houdt we! een
jagt, dog iïélt zijne hoiidcn niet boven zijne mede-
fchcpzels. ■ Geen kwaad teken voor eene Vrouw,
bekenhe 'ik. ' Hij heeft'veel op met zijn paard,
maal' heeft geen behaagen Γη. harddraaverij en wed-
loopen , zo min als'in alle andere zoorten van fpe-
ten. " A^'dcr is hi}niaatig; zedig; Zo zq zeggen,
deugdzaam; in het "kort, hij heefthoedanigheden,
op welke Moeders zeer'geile]d zouden zijn in ee-
nen Mari voor haare Dogteren; en v'aii wegens
welke haare 'Dogters' ηπίίοΙιιοη te gelukkiger zou-
den zijn, konden' zij zo welvoor haarzelve opr-
declen, als de ei-varenis haar zal leeren
oordcelen voor haare toskoomende Dogteren.
Niettemin,.om de waarheid te bekennen, ik
Ijan niet zeggen,' dat ik den man berainne; nog
ik zal het ooit doen j geloove ik.. . . - , ■
' ' Λ 5, ^ Vfcem^
}-
J
De HISTORIE vam
Vreemd is het dogi dat deeze maadgc gezel^
left , gfeen betaamelijke wakkerheid, geen zedige
'vrijmoedigheid over zig kunnen hebben! Iets kigc-
hartigs; het welk niet behoeft te zijn afgerchcideii
van dat ontzag en eerbied, als zij eene Juffrouw
vrijen, 't welk eer de vuurigheid van hunne harts-
togt, dan de gedweeheid van hunnen aart moeit
iponen; want wie weet nier, dat de Min vermaal^
fchept in Leeuwen-harten te betemmen ? Dat diö
van de Sexe, welke haarer eigener gebreklijkheid
i« het iluk van moed het meeil bewuil zijn, na-
tuurölijk zoeken en daarom alzo natuurelijk den
voorrang geeven aan den man, die daarvan het
ineeil: heeft, als beft bekwaam om haar de ver-
eifehte befcherminge te verleenen ? Dat hoe groo-
ter haare eigene blóoheid zij, gelijk het in een
man genoemd zou worden, te grooter vermaak
zij hebben in onderwerpen van heldhafdgheid?
Gelijk men kan bemerken in haar leezen; het welk
loopt over zwaarigheden het hoofd te bieden, lirij-.
gen en vegteii, en het ovenvinnqn van vijanden,
van vier of vijf honderd door de dapperheid van
eenen enkelen held, hoe on-waarfchijnelljker hoQ
heter: In 't kort, dat haar man een held zij tegeii
ieder die 'er leeft, buiten haarzelve; en jegens
haar zijner ootmoedigheid geen paaien kenne,
Eene Vrouw'ftelt eenigeii roem in een hart te on·?
der te brengen, hetwelk geen leevepd menfeh kan
yertzaagen; en hiervandaan koomt het, dat maar
al 'te dikwijls^ de fnoeshaan, voor een Held fpecj
Jende, en zig daarvoor doende doorgaen, in zijne
onderneeminge ilaagt^ zo als alleen een Held be-
hoorde. .. V '
• Öog
O
-ocr page 12-Dog Wilt den eerzaiimen Hickman aangaet,
i^e goede jTian is 250 algemeen zagtzinnig, zo ifc
mij verbeelde , dat ik niec weete of ik wel eenig
voorregt hehbe in zijne b^weezene onderdaanig-
Jifcid hoven andere. En daarenboven, als ik hem
behekele, fchijnt hij zo^natuiirelijk voor bckijvin^
ge gefchikt te zijn, en verwagt ze zo zeer, dat "Ik
niet weete hoe ik hem daarmede eens onverhoeds
zal overvallen , het zij hij die dan jviifi: verdiene of
niet. Ik ben verzekerd dat hij niij menigmaal
verlegen gemaakt heeft, als ik hem zo boetvaardig
^ag Itaen kijken over fouten, die hij niet bedree-
νςη had , of ik deernis met hem hebben of hem
belachen moeit.
Gij en ik hebben dikwijls in de gedaentcn en
gemoederen van volwaiTene luiden eenige jaarcrt
te rug gezien; dat is te zeggen , wij hebben uic
hun tegenwoordig voorkoomen, zo van het uitere-
lijk als innerlijk, (zo verre als dezeden der per-»
foonen ons regt gaven tot het laatile) onsceno ver-'
beeldinge gevormd, welke zoort van vercooninge
zij maakten, toen zij nog jongens en meisjes v/aa*
ren,. En ik zal ii vertellen, in welken ligt Hick-
man, Solmes, en Lovelace,' onze drie Ildden,
onderftcld zijnde dat zij nog fchooljon^ens waa-
ren, zig aan mij vertoond hebben..
Solmes hebbe ik mij verbeeld als eenen klei-
nen, ilordigen, dieixigtigen fchobbejak, die ieder
een wat ontknarpte',' en alle jongens hun brood en
boter afbedelde; terwijl hij, gelijk ik zulk een
worm zig eens hoorde beroemenop eenen win-
ieifchen morgen op ajne duimen i^ou ipuwen, en
• π
^ i
} ή
Λ -
■Χ η
ν η
! 1
ί'
S
β •^'ÖE HISTORIE VAN ^
zijn eigen daarmede befmeeren^ om het alles voor
zlg te houden/ '
V Hickman, eep grobte , voor de jaaren opge:-
fchooten, lang-hairige dikkop van een jongen,
die van iedereen geftooten en geilagen wierd; eii
dan met dé vingers in de 'oogen naar huis Uep, e^^
het zijne Moeder ging zeggen.
Terwijl ik Lovèlace gnderilelde als een deug-,
niet van een krullekop; vol van vuur, van kuu-
ren , en boosaartigheid; die de bogaardén beftal
over de muuren klom, te paard reed zonder za-
del of toom , hallier of iets: Een onbezuisden
ichobbejak , in 't kort, die fchoppen en oorvij-
gen gaf, die niemand regt deed, en geen onge-
lijk van iemand verdraagen vi^ilde; die een gat in
den kop krijgende, 'er een pleifter op lag, of hec
van zelf liet heelen; terwijl hij m^r voortging met
^eer guiteilukken te pleegen, en zo men 't hem
niet deed, te verdienen dat men hem de beenen
brak. En die zelve gefleldheden zijn met hen op^
gegroeid , . en ondèrfcheiden hen als mamifn ,
zonder ecnige weezenlijke veranderinge.
Alleen , dat alle mannen meer of min maar
ïiapen zijn, of dat anders gij en ik juiil: uit zulke
baviaanen als deeze te kiezen hebben , dat is _ een
verdrietig ding, mijne waarde.
Ik merke, dat ik niet weinig ontijdig te werk-
gae, met het onderwerp, waarmede ik bezig ben,
dus fpo,tagt;ig te behandelen', terwijl gij zo onge-
lukkig zijc; en indien deeze. "mijiie manier u niet
A^ermaake , gelijk mijne vjiègende uitvallen pi eg-
ten te doen ,' weeté ik'geen verfchooninge voor
mij a nog bij u, nog bij mijn eigen hart: Het
) . welk
Λ
VC.
ι
JuFFtR CLARISSA HARLOWE. ^
Welk ik u verziekere , dac niettegenftaendc mijne
fchijnbaarc lugtigheid, gehéel eii al met uw geval
.-is ingenómen. - -
Dewijl deeze Brief geheel drolljg' is, zal ik
dien niet zenden, vóór dac ik hem kan laaten ver-
gezeld gaeh van iets dat zaaklijker is , én beter o-
vereenkoomt met uwe ongelukkige omftandiglle··
den if dat is te zeggen met het tegenwoordig on-
,derwerp onzer brieAviiTelinge. De dag van mor-
gen , gelijk ik u zeide, zal geheellijk voor mijzd-
.ve, en bijgevolge voor u zijn. Adieu', derhalven^
tOEZolang.
<■ . i ; ■ - .
, r , il. BRIER
- ■ ' ■ i ^ ■ ' ·· Λ.
Juf er l·! ö w Β 5 'aan' 'Juffer C t α r i s s α 1:1 α
■ ■
: :
f..
" "iidwEli
- ί, - , » ^ , , .n
fr·· ·■ ■ · r.
Ij
t 1
-t.
Mijne, Moeder. ,én Nigt zijn rééds vertrokketi
ttiet onze koets liiét' vier paarden," vergezeld vati
haaren moedigen' Schildknaap te paaraV én hij
van twee van zijne knegten, eri een van'mijne
Moeder. Zij hébben'beide veel op, met, zwier
en ftaatfij, als zij üitgaen; ten minften om malkatj-
deren genoegen te geevén ; hetwelk t^nc, dac
elk van hen die denkt van dé andere/""Robert is
uw dienaiU' ^ de mijiie ν en nieniands anders
Λ.' f.».. Λ» ■ · I r«^
-ocr page 15-I
ÖE HlÖtORtE VA»
En den dag hebbe ik geheel voor iiiij^
«elver ■ _ ■
Ik moet: beginnen» mijne waai-de^ hidt ü té
befchuldigen wegens uw befluit om in geen plei-
dooij te treèden over uw regt ^ bijaldien li daar-
toe gelegenheid gegeven Wierde Regt is men zo
wel aanzigzelven verfchuldigd, als aan alle ande-
ren. Nog meer moet ik u befchuldigen, dat gij
'aan uwe Moeij en Zufter fverklaard hebt ^ zulkä
'mei te zullen doen : Nademaal 'die verklaaringé
^als weJkis ^ij aan uwen Vader en Broeder zullen
te kennen geeven) noodwendig veel voordeel
moet verfchaiFen aan zielen , die zo Weinig be-
zitten van die edelmoedigheid > waardoor gij zo
zeer uitmunt. . ,
Daar was nöoit ter Wei'dd efeh fchepzel, het-^
^welk iemand trotflijk behandelde^ daar het t/z/r/^
of het zou kruipen en zig'in alle bogten draai^
jen, daar het mei durfde. Laate ik u eene Van
tiWe eigene ^reuken erinneren * Waarvan de ge-
legenheid mij vergetettrisi ^y Dat laage geeiten
j, zig altijd- zullen fchikken naar den aart van deil
5, geenen^^ wpiii'op zij Willen werken i— Iemand
5, van een barfen aart zullen zij vleijen: Den zagt-
,, aartigen trotflijk bejegenen; Én eene anderö
les aan Juffer Biddulph gegeven bij eene gelegen-
heid, die gïj niet kunt vérgeeteni Indien wijee-
,, ne deftigheid aanneemen in hetgeen wij zeggen
5, en doen, en zorge draagen om hetgeen wij onS
dus toe-eigenen door geen laatdunkendheid te
ontcieren; zal ieder,^een ons met^agtinge eit
«erbiedenis behandelen. '
Mij lieugt, dat gij eens eene aanmerkingé
Ψ4
i·
Juffer CLARISSA HARLOWB. ^^
'tnaaktcc^ welke gij zeidet verfcluildigd te zijn aan.
JuiFrouw Norton, en die aan haaren Vader, over
een uitmuntend prediker, dog die maar een ge-
meen leeven leidde. „ Dat in de befpiegelinge
,, uit te munten, en uit te munten in de betrag-
„ tinge, gemeenlijk verfchillende gaaven vereifcll·-
'„ ten; vvelke niet altoos in denzelvenperfoon te
„ zahlen gingen. Pas gij ^ mijne waarde (bij wel«
ke befpiegelinge en betragtinge hetzelve is in ge>
voegzaam alle loflijke hoedanigheden) die aanmer»·
kinge op uzelve toe, in dit bijzonder geval, daar
een kloekmoedig Befluit vereifcht wordt; en daar
het aankoomt op het uitvoeren van den wil des
överleedenen -Die niet meer van u mag
wórden te loor gefteld, tot welker voordeel hec
'gemaakt wierd, dan van eenige andere, die al*·
icen zigzelve in het oog hebben met dien te ver*
breeken. . I
Ik weete, hoe zeer gij de rijkdommen in
algemeen veragt. Dog egter betaamt het u te. ge-»
denken, dat gij zelve in een geval die van waardij
geoordeeld hebt -„ Daarin dat ή] ons dé
magt verleenen om anderen dienil te doen; ter^
wijl het ontbeeren van die magt iemand onder
de noodzaakelijkheid brengt van gunilbewijzeA
te ontvangen - Van ze te ontvangen mis*
fchien van kaarige en bekrompene'ziölen, ^e
dezelve niet weeten te beileeden met die wel*
gevalligheid, welke eener weldaad de voor·»·
naamfte verdiende bijzet. „ -----^ Bedenk
dir eens, mijne waarde, en zie hoe het overeen*
koomt met de verklaaringe , welke gij Mn uw«?
Moeij en -Zufter ^edaen-heit;, gij uw Goeil
99
Jj
r·· '
55
ÖÈ HISTORIE VAfi
•niet weder tot ii' zöüdt neeraen,., al zoudt gij ter
deure lïitgèftooten; en .tot noodtjruft én gebrek
gebragt worden'. ^Hün fchiOom zelFl dat gij hep
weder tót. ü neeniep Mt, wijil u .duidelijk de
moodzaakUjkbeid ^^n oitt. het te doen, daar gij
op dusdanige wijze bèhandeld Wordt'. , ^ .
i.' Ik bekenne'ridat ik (op het eêl'fte leezen^
zeer wäs aangedaen van uws Moeders Briéf ge ^
zonden met do llaalén. Eeiie wonderlijke wijze
n^an handelen" evenwel van eene Moeder; want
s//had geen oogmerk om .u fmaadheid aan t6
iloen; en ik kan het nietnälaäten te beklaagen,
.dat eene ko veritandige, en zo fraaij,e Vrouw zig
tot zo veel Konfteüaadj verlaage, üls, wäarmede
die iBrief gefchreeven is: |En welke pok blijkt iii
izominige van die géiprekken, waar\^an gij mij be-
dgt gegeven hebt., 'Ziet gij nietjn haare gedwee-
heid^ wat onftuimige geeften vart zagter verkrijg
geii kunnen^ 'enkel door kwellen en kwaadaartig-
"heidl . . V · . . ' ^
: Ik kennë de hovaardij, die ze altoos gefteld
hebben in u e'ene Hatlowe te noemen —r- C/^-
rißa^HarJow0 i ió flijf Qn zo gemaakt^ bij ieder,
woord, als zij deftig en ,met eene trptfe ftaatigheid
4preeken. Uwe Moeder heeft dat,van hea
geleerd En is, zó wel in "ußimelijk^ als
in'haar Wfl., onderweezen, om hiiar^eigen verhc'
vener naam^ en geiltigt in dén huniien te begraa;^
ven. Ik hfebbe dikwijls geditgt^. dat dezelve geeil
Ben beheei-fchte; in dit ftaaltje,van gemaaktheid,
en andere dieïgelijke i· (als ii/<3r?:/öiüe-i?laatze, en
i!o. voort, fchóoft / niet het huis yan de Ouderen;
fef Van die» oüdften Broeder) tyraii
1,
: '"ι
l'
é
-Ί!
i
■Ι
'ι
-5
lif^.
l
Ï
Ï
;
ί .
iit'
.••iS'-ii
titóSiï
1 i'
-ocr page 18-Juffer CLARISSA HARLOWE.
Tudol· (a). beheerfchte , die Elifabec, de Erfgc-
Tiaa'rti van het Huis van York trouwende, zig een
regt op den throoh verkreeg, hetwelk hij anders
niet gehad zoude hebben (zijnde maar een laage
afkoomeling van den Tak van Lancailei·) ; en
zig als een ilüurfch en flegt , man jegens häar ge-
droeg ; om geen andere reden ^ dan dat hij zo
veel aan haar verpligt was i het wélk izijn hoog-
moed heni niet toeliet te bekennen. ---
Nog wilde de . onvorftelijke Schobbejak haar
trouwen, voor dat hij in bezit van de Kroon
was, op dat men niet iiiogt onderftelien, 'dat hij
die aan haar regt was verfchuldigd.
Gij hebt mij wel bekeeven : en ik twijffele
niet, of gij zult het nü wedei" doen , wegens de
vrijheden die ik omtrent zommigén uwer nabe-
ftaenden gebruike. Maar, mijne waarde, is het
wel noodig dat ik u zegge , Dat hoogmoed in
mszelvm^ vèragtinge moet, en altoos zal te wege
brengen, en ons yérnederinge op dén halze Iwa-
len van anderetA —--Hebben wij niet, iri
het geval van een vermaard Digter ^ aangeriierkt;
dat dengeenen, welke meer zoeken dan hun toe-
koomt, ook de eei"e zal geweigerd worden, die ze
met regt mögten vorderen? -—^ Zeer on-
gaarn is het dat ik u aanftóot geeve; ëgter kan
ik niet nalaaten zó van uwé Näbeftaendeh, ζά
wel als van anderen^ tfe fpi;eekeii; ^Is ik denké
dat zij verdiénen; Lof of Blaam ^ is de Beloo-
ninge of Straffe ; met welke de wereld verdienß^
t>f wawüerdienjle vergeldt; éii wat mij belangt ^
ik kan nog Wil die in derzelver bedeelinge niet
II. Deel; Β doof
(ä) Hentik dfe ΥΙί:
ÏÜ
...........
-ocr page 19-BE HISTORIÉ vAr^
door malkander-en iiiengen. t Ik veragte hcii alleii ι'"
bekalv.cn uweiMoederi Dat doe ik zeiier.! Eil'f
wat haar :aan§aec.u—-r- Dog ik «zal de goede La- ·"
dy ipaareii oni uwenthaiyen —- Eil 'eene re-«
den , trouwens denke ili éataiien Mi haaretiü
voordeelet , in deritegenwoordige twiil, kan in-
brengen — Zij. die.zó veel jaaren laiig,^ en mee
ZLiikeenevoIikekte oriderwerpinge, gedragen heeft '
hetgeen zij heeftrgedragen, tot bet opofferen van '
iiaareii eigeft%ii toe mag het wd een ligtei^"'
poft agten voor haare Dogter, van den haarem^
afilami te, doen ^ dan iemand anders het zig ver-
beelden kan. Maar bedenken'j "^aan wiens op*>
fcookirige dit alles te wijren k^ God ver-
gceve niïj; d<?g onderzulk'ieeöê behandelingörr
zou ik voor dcezeni tijd al bijtLovelace gevy-eeit^
zijn —.^■.«WeeBiiegter indagtig ^ iiiijiie waar- '
de:', dat de fäipilhvaarover men zigan zulk ebt'
haailig fchepzei»disindj niet verwonderen zoude ,·
in eine zo bedagtzaame perfooiïi als ii 'onver-'■
ichoonelyk zoude zijVii. — - ^ «ν né
r-;
: Na dat uwe "Móeder dus tegent haar eigen'i
oordcel is«o\?ergehaald , koomt 4iet-mij te minder·^
vre,eiiid voor, dat u,we.Moeif Hervey Iiaar gezél^
fehap houdt; iiatkn^aali d;e twee^uilers zig nooit ναη·'
een fcheiden. vik hebbe vernomen^ naar 'de natuu-
re van'de verpligcinge, waaronder des Hren. Her^·
vey's" ilegte beilieringe van z-ijitife. zaaken hcm^ geW .
bragt heeft ^—— liet is, naar'cfchijnt^,'alleen ,·>
V-.i
i'r /
V
fel
. r
. viU.-ifcJiiBtt.o.. .
dat uw Broeder eene fchuld ynn ij?οrtgage op een
gedeelte zijner goederen vpor hem 'heeft afbe-
taald, hetwelk de fchuldeifcher gereed ftond heni
geregtlijk afhandig te maaken ; cn dat hij dien
Juffer CLARISSA BARLO WE. ip
eifch heeft overgenomen.' Eene geringe giinil
(voor zo vérre hij overvloedige zekerheid van zijn
geld in handen heeft) van deii ^eenen bloedverwanc
aan den anderen: Dog zodanig , gelijk blijkt, dac
zij de geheele familie der Herveys oiider verplig-
tinge gebragt heeft aan den önedeimoédigen
geldverfchierer^ die hem, en ook uwe Moeij (ge-
lijk JuiFer Dorothea Hervey in vertrouwen ge-
klaagd heeft) zedert altijd met minder beleefdheid
heeft behandeld.
Moet ik, fnijne waarde ', zulk een fchepzel
uwen Brot der noemen? —— Ik geloove dat ik
jnoet -Γ Om dat hij Vaders Zoon isi
Met dat'te zeggen, hoopè ik^· misdoe ik niet.
Het is mij ieed , dat gij in ,'t geheel ooit aan
hem fchreeft'. Daardoor namt gij hem te veel ia
aanmerkinge. Daardoor gaft gij zijne laatdun-
kendheid vöedzel; en loktet hem uit om u baldaa-
dig te behandelen —— Eene gelegenheid , die
gij wel mógt verzekerd geweefl: zijn dat hij niec'
zou laaten voorbijgaen. „ ; ,
Dog dat zulk een fraaij hcértje als dit,, los
gaet tegen zülk een man als Lovelace; die hem
geleerd heeft zijn degen weder in de febeede te
lleeken, als'hij dien eens bij geval had uitgetrok-
ken ! — Deeze baldaadige gaften binnen 's cieurs,
die zig tot bullebakken opwerpende, vrouwen,
kinders , en dieniibóoden fchrik aänjaägen, zijn ge-
meenlik bloódaatts oiïder maiinen. Indien hij mij
eens dwers voor deri boeg kwam en mij zulke
vrije dingen in mijnë ti'oonij zeide, 'als mij ver-
teld wordt, dat hij agter mijn rug gezegd heeft,'
üf die hij (volgens uw berigt) van onze Sexe hcéic
·«·· ■■ ■.ii.r··,-
i.'i
2© Ί DE HISTORIE VAN
gezegd, ik zou niet ichroomen hem twee of dHé
vraageii te doeii; al ilond hij mij insgelijks leenó
uitdaaginge te zenden/
.Ik 2ögge het nogmaal, Gij weet dat ik mijn
harr|regtiiit wil fpreeken, en fchrijven ook. llij
h mijn Broeder niet* Kunt gij zeggen, dat hij
deis ? ——— Dus kunt gij^ al ging het
nog zo, zo gij regt wilt doen, niet toornig op
fnij zijn; Want zoud^t gij het met valjcheii
Broeder houden tegen eene waare Vriendin i
lien Broeder kan wel geen Vriend zijn: Maar een
Vriend zal altoos een Broeder zijn —^— Verjla
je-wel? gelijk uw Teums-Oom zegt»
t ik kan mij zo laag niet vernederen, dat ik op
«Ie Brieven van -die anne zielen heel bijzónderlijk
iigt zou gecven ^ die gij uwe Oomen noemt.-
Nogthnns vermaake ik mij ook gaarn met zuike
niiiïelijke charadersi Dog ik kenne en be-
minne u; en dus kan ik zo den gek niet met hen
Iteeken, dan hunne, ongerijmdheden wel vorderen^
Gij bekijft mij, (u) mijne waarde, over mij-i
iie vrijheden te^en nübcltaenden ^ die unog nader
en waarderdftn of Oomen, of Broeder, of
Zufter. Beter hadrgij gedaen ^ met mij (onbe-
Fifpt) mijn eigen gang te laaten gaen^j Koomen
die vrijheden Die:- nutuurelijk voort uit het onder-
'werp i hetwelk wij voor oris hebben? En van
'zvie koomt dat onderwerp « vport, bidde ik u'?
Kunt gij u zelve een quartier-uurs in mijne plaatze
Hellen, of in plaatze van zodanigen, die het ge-
val met nog onverfchilliger cogen aanzien , dan
ik kan doen--Zo ^ij kunt —— Dog fchoon
ft'
"m
r t
ι i
4
i
(aj 2ic D. l. Brief '
ÜÉi
-ocr page 22-Juffer CLARISSA HARJ^OWE. ij
Ik u niet dikwijls in het naamv hebbe, wil ik U
Biec verder dringen.
Laat iTiij toe, evenwel·, om 'er nog bij te
voegen , Dat uw Vader uwe Moeder wel mag
lief hebben, gelijk gij zei^t dat hij doet. Eene
Vrouw, die geen wil heeft dan den zijnen! Maar
waaren 'er, denkt gij, in den beginne niet ee-
nige ih'ibbelingen tullchen hen , buiten de jigt?
.——- Uwe Moeder had, toen zij vrijller was, ge-
lijk ik gehoord hebbe (én het is zeer waarfghijne-
lijk) een goed deel van die leevendige geeilen,
welke haar in uwen Vader behaagden. Nu heeft
zij niets van dezelve. Hoe kwamen die zo te
vervliegen ? -- Ach! mijne waarde! --
Zij heeft te lang in het hol van Trophonius gezc
ten (a), vermoede ik.
Laate ik 'er nog eene aanmerldngè over dit
onderwerp bijdoen, en mij dus eens voor al uwer
t)efl:vaffinge Waardig maaken. —
m
„v.^.«.^ ...«.uv^.j· -Het is over
het gedrag van die Vrouw^en (want gij en ik ken-
nen meer dan eene, met welke her zo 'ilaet) die
zig door bulderen en iluurilii zien haa? eigen
wil kunnen laaten ontweldigen , in plaatze vati
dat dezelve haar door werken van tederheid en in-
fchikkelijkheid zagtjes worde afhandig gemaakf.
■- Ik wenfchte wel dat het niet al te baarblij-
kelijk toonde, dat bij zommige \^an de Scxe eene
baldaadige overheerfchinge van meer kragt is, om
haar te onder te brengen , dan minzaamheid en
toegeevendheid. Waarlijk', mijne Vi^^aarde, ik heb-
be dikwijls gedagt, dat veele van ons zig den
Β 5....... Η:
(a) Spedlator. D. VUT, Ko. c??. {D. ΥΙ, vert 41 i«
4c Nedcul. vcnaaiuige j
'1
mm-
im
Egten-ftaat geheel^j Kinderagtig iaanftellen : Ver-
keerde Zottinnen zijnde, als zij te veel toegege-
,vencn ingevolgd worden; en als Slaavinnen voor
de voeten kruipende, jals zij tiard behandeld wor-
den. Maar zal men dan zeggen, dat Vreeze ons
Vriendlijker gedieniliger maakt dan Liefde ?
--Dat verhoede Eere! dat verhoede Dank-
■ baarheid!· dat verhoede Regt vaardigheid! dat ee-
nige vrouw van veriland gelegenheid zou gee-
Ven, dat dit van haar gezegd worde!
Indien ikdagt, dat gij eenigzins zoudt twijiFe-
len, uit den ftijl of inhoud van deezen Brief,
wier iloui;e pen het zij, die op deeze wijze heeft
voortgehold, zoude ik mijn naam voluit fchrij-
yen; nadeniaal het te veel uit mijns harten grond
koomt, om het te verlochenen: Maar tegenwoor-
dig zullen de eerfte letters het wel klaaren; en ik
2al terilond weder vooi'tgaen.
Κ
hiffer IIowe, aan Juffer Cl λ ris sa Har-
, LOW.E.^ , ......
. f'.,
-^iMi'!,
Donderdags ogtend^ te tien uur en.
(den 11 van Maart.')
71'
li
ι I
-f.
j ïk zal rerfcheidene aanmerkingen uitftellen,,
,i>jf milTchien wel overflaen, welke ik over andere
gedeelten van uwe Brieven te raaaken had; om
•■3
*■"■ "...... -i ·*-^·-
-ocr page 24-Juffer CLARISSA HARLOWE. 25
u kennis te geeven , <Jat de Hf. Hickman, toen
h'ij te London\was, gelegenlieid vond, om naar
het Steedfch leevcn en de vetkeeringc van den Hr.
Lovelace te verneemen.
In de Cacao-boom in Pafl-mall ontmoetede
hij bij geval twee van zijne gemeenzaam'fte vrien-
den , den eenen genaamd Belton , den anderen
Mowbray; beide zeer ongebonden in 't ipreekc'n,
en waarfchijnelijk alzo ongebonden van leeveii:
Dog de knegts van de k-off§-kamer ^revveezen him
veel reipeft, en noemden hen , wannèci* de Hr»
1 lickman naar derzelver characlers vraagde, heè·^
ren van middelen en aanzien. ■ "
Zij begonnen-uit eigene bev/eeginge van den
Hr. Lovelace t-e praaten; en als eeni^O hccrcn
op de kamer vraagden, vvannéer zij hem in de
Stad verwagteden, antwoordden zij, Dien zeiven
dag nog. De Hr. Hicknlan (wen zij beide voort-
gingen met Lovelace te prijzen) zeide. Hij had
vvfel gehoord, dat de Hr. Lovelace een zeer liupfch
heer was-en zou Yoortfpreekcn , wan-
neer een van hen hem.ili de reden, vallende, zeidè,
Alleen moeit het zijn, mijn heer, de hiFiofchte
heer ter wereld ; dat ontbrak 'er nog maar aii'n.
En dus gn:f hij hun aanleidinge, oilinog meer
bijzpnderlijk over zijne hoecknigheden uit 're wei-
'den ; het welk zij zeer gaarn deeden ; Maar tij
zeiden niet een enkel woord ten voördcelc van
ne zeden - Ferßa je dat'ook vj-el ï iu,
uws Ooms ffijl..
De Hr. Hickman zeide, Dat de Hr. Lóvela-
ce , naai- hij vefiftond, het geluk had van bij de
juffrouwen in een zeer goed-blaadje te fcen; en
' Β ^ gl'm-..
β
I
ι
glimlachende , om hen te doen gelopven dat 'er.
naar zijne gedagten geen kwaad in iiak; dat hij
zijne gunilige fortuin zo verre voortzette , alsl\cc
inaar gaen kon.
Mo^ij gezegd , mijn I^r. pickinan ! dagt ik;
niet min deftig dan verftandig —^— Gij fchijnt
geen vreemdeling te, zijn in hunne fpraak , gelijk
ik onderileUe dat 'er dit van 'is. . Dog ik zeide
niets; want dikwijls hehbe ik deezen magtig zedi-,
fen man van mijne Moeder getragt te ontdekken:
laar hebbe tot nog toe niet anders te zeggen,
dan dat hij of van zeer goede zeden, of zepr
flim is.
paar. is geen twijffel aan , gaf een van hen
ten antwoord ; en daarop kwam 'er een eed ui;t,
met een Wie zou dat niet? — Dat hij deed,
gelijk ieder jonge knaap zou doen.
Wel zeker, zeide mijns Moeders fijnman τ-.
Maar ik hoore, dat hij gadinge maakt a,an eene,
fchoone Lady -— ,
Zo deed hij, zeide; d^ Hi*. Belton -7— De
duivel haale haar! [fnood beeft 1] want zij nam al
zijn tijd we^ — Maar de familie der Lady mo.elt
- iets — zijn [De Hr. Hickman, verzogt ver-
fchoond te zijn van te zeggen wat -r hoewel hij
had gezegd hetgeen erger; was] —,;en mögt zig
wel deerlijk haare behandelinge beklaagen omtreiK
een man van zijne familie en verdienfte.
MiiTchien mogen zij hem wel te wild agten,
zeide tlickman met zijn fchreijenden toon: en de.
baare, hoore ik, is eene zeer zedige familie-
Ζ Ε D I G zeide een van hen: Een goed ee^-
fijk woord, Rijk! -r. Waar duivel heeft dat dee-
. .;r··............
l'f
ï.
Isl
Μ
f?
η
»ih
I.
If
7ien g^eelen tijd gezeten ? Vcrd—d mag ik wee-
zeii, zo, ik het in deezen zin ooit gehoord Iiebbe^
zedert ik aan de Academie waä ! Én toen , zeide
hij,' gooiden wij 'er, als met een verfleeten
woord , onder ons twintigen malkanderea njede
om de ooren. -
Deeze, mijne waarde, zijn des. Hren, Love-
laces metgezellen: Gelief daarop ook a^t te geq-
yen!
De Hr. Hickman zeide, dat hij hiervan ver-
bet en beteuterd ilond.
Ik keek hem eens aan, en wel met zulk eene
^"leeninge in mijne oogen welke hij wel wiit wat
ze betekende; en ^us wierd hij wederom beteu-
terd.
Heugt u niet, mijne waarcle, wie het was,,
die tegen een jong heer zeid.e, welke coc den tab-
berd gefchikt zijnde bekende, dat hij zeer li^c be-
teuterd kon gemaakt worden, als hij in ongcboi>-
den gezelichap, kvyam; „ Dat hec geen goed te-
„ ken was; ixt het geleek, als of zijae zeden de
„ proef niet konden veelen; maar dac zijne goede
„ gefteldheid eer. het uitwerkzel fcheen te zijn van
„ toevalligheid en opvOedinge, dan van eene zo-
„ danige keuze , welke op goede begiozels ge-
5, grond is?„ En weet gij de les nier, die d,e
zelve jonge JuiFer hem gaf, „ Dat hij de ondeugd
moeil tragten den mond te Hoppen en te be-
fchaamen, en. zijn roem ilellen in bij alle gezel-
fehappen als voorfpraak voor de deugd te plei-
ten ; „ bijzonderlijk aanmerkende, „ Dat hec
natuurelijk vopr een menfch was datgeen tc
fckuwen en op te geeven , waarover hij bè'-
B 5 5, fchaamd
55
9?
3>
Ί:
5, ichaämd«was ?* „ Dog - dat "zij iiiet gaam wild®
^denken, dat het zo met liem iii-deezen gevalie·
was gelegen:^ 'Er bij voegende, Dat de on-
deugd eene bloodaart was,/en häar hoofd wel
-j, zou te'fchuil· haaien, mdicn ze van zulk eene
5, deugd wierd tegengeilaen, die vrijmoedigheid
5, bezat, en éeïie volkoomeflé overtuiginge van
„ haare eigene regtheid, ter Onderfteuninge vaii
5, dezelve. ,. De Lady, kunc gij u mogelijk er-
inneren , leide haare leeringe z^diglijk in dea'
mond van eenen eerwaardigén predikant, Dr. Lè-
wen, gelijk "zij gewóón is, ais z;ij'geen zin heeft
om voor hetgeen ze Js gehouden' te worden in
zo jonge jaaren; en 'óp^dac het meer gewigt bijzet-
te aan iets, 't welk van haar ixsel te pas gehragt .,
'^n draageUjk moge voorkoomen, was haar zedige
manier van fpreeken. ' ! · ;
De Hr. Hickman, in het kort, betuigde mif,
na dat hij andermaal van zijne hetenterlnge be-
daard was, dat hy geen reden had-om gunftig
van des'Hren. Lo vel aces zeien te denken, uit'het
geen hij in de ftad van hem-géhoord had: Zijnp
twee vrienden fpraken egter , dat hij geregelder
was, dan \\\]plegt te zijn: Dat hij een zeet goed
en vaft voorneemen genomen had, · Z)^?! van den
ouden Tom Wharton, was de üitdrukkinge, Dat
hij nooit eene uitdaaginge zou doen, nog ooit ee-
ne van de hand wijzen; het w^lk zij zeer in hem .
roemden: Dat hij, om kort tei gaen, een zeer
braaf karei was, en de^'aangcnadmile man ter we-
reld in gezelichap: En dar hij te ecniger tijd eene
groote iïguur zou maaken in zijiii Vaderland; de-
... , . -wijl
■ί) '
Ιϊ
"■'■ίΛ I.'
V'
Λ
fi
m
m
ii
'' f
! ♦
T'
Juffer CLARISSA HARLOWE.
-wijl 'er niets was, -waai'toe hij niet bekwaam wa;^-
Ik dugte, dat deeze laatfte betuiginge ma^
al te waaragtig is. En dit is alles, mijne waarde,
wat de Hr. Hiclonan omtrent hem kon uitvor-
fchen : En is het niet genoeg om zulk een ge-
moed, »als het uwe, in^zijn befluit te bepaalen,
zo, het niet reeds bepaald zij ?
Nogdians moet men ook zeggen, dat zo 'er
eene vrouw ter wereld is, die hem te regt kan
brengen, gij het zijt. En uit uw berigt van zij«
gedrag, toen gij malkanderen.laatil zagt, bekenne
ik eenige hoope op hem te hebben. Ten min-
ilen, wil ik Dit wel zeggen. Dat alle deredenen,
die hij toen bij u gebruikte, regt en billijk fchij-
nen te zijn: En zo gij de zijne Itaet te,worden —
Dog hiervan niet meer: Flij kan,^ wat men ook
zegge, u niet verdienen.
II
Μ
f
Jufèr HowÈ, aan Juf er C Larissa Har-
' ' ' lowe.
i· ..
i
s
* ■
Donderdag namiddags demy. mn Maarte
Een onverwagt bezoek van iemand heefeden
loop van mijne gedagten eenen anderen draay
gegeven , en mij van het onderwerp afgebragt,
dat ik voorhad te vervolgen. De eenige was het,
waarom ik van mijn beiiuit zou hebben-afgeftaen
, -é
De HISTORtE van
om den geheelen'dag, voor u gefchikc, geen
menfch te zien: Een bezoeker, welken ik, "vol-
gens des Hren. Hickmans verilag, uit de vervvag-
tinge van zijne Losbollige vrienden, ondei-ftelde
in de Stad te zijn, .—— Nu hebbe ik mijzelve
de moeite befpaard', mijne waarde, van u te zeg-
i ren , Dat het uw al-te-behaagelijke Guit was.
! Men zegt van onze Sexe, dat zij gaarn bij verras-
fmge fpeelen: Nogthans hebbe ik, door mijne
fchielijkheid, mijne eigene verraffinge verrail en
veiTaden. Ik had voor, moet gij weeten, om
wel eens zo lang voort te loopen, voor dat ik u
maar ilegts liet giiTen wie, en of het een man dan
eene vrouw waare, die mij kwam bezoeken: Maar
nu gij de ontdekkinge zo goed-koop hebt, veel
geluk 'er mede.
• Het oogmerk van zijne koomilewas, om mijn
vermogen op mijne hekoorelijke vriend-in op zijne
zijde te trekken; en voor zo verre hij verzekerd
was, dat ik uw gemoedsgeileldheid geheel en al
liende, dat ik hem mögt te kennpn geeven, .waar-
op hij had ilaat te maaken.
Hij meldde, wat 'er in het mondling geiprek
tuflchen u was voorgevallen: Maar kon zrig niet
vergenoegen met den uitflag daarvan, en met dc
geringe gcruft-ilellinge, welke hij van u vcrkree-
gen had; daar de kwaadaavtigheid uwer familie te-
gen hem toenam , en hunne wreedheid tegen u
niét verminderde. Zijn hart, zeide hij mij, was
in oproer, uit vreeze dat gij zoudt worden over^
'gehaald ten voordeele van eenen, die van iederr
C(?n veragt wierd.
' Hij gaf mij verfche ftaakjcs van fmaadelijkhe-
Α ti
5,
.1
I
r
l-.i
er·
I
iS
i;
\ i ·^
ft
t'
i
41
......
-ocr page 30-ècn hem van uwe Opmen en Broeder op het lijf
gegooid; en verklaarde, dat zo gij u met geweld
liet dringen in de armen van den man 5 om wiens
wille hij'met onverdiende mishandelingen overlaa-
den >wierdj gij eene van de jongfte zo wel, als·
eene van de beminnelijkile weduwen in Engeland'
zoudt worden: En dac hij daarenboven uwen Broe-,
der rekenfchap zoude afeifchen van de Vrijheden,»
\^elke hij tegen zijn charato gebruikt bij iedereen ^
dien hij maar aantrefti :: ;
Hij ftelde verfcheidene ontwerpen voor, op^
dat gij het een of ander uit dezelve zoudt kiezen
om u in ftaat te (lellen om de vervolgingen, waar-,
onder gij zugt, te ontgaen: Een derzelver zal ik,
meldenV Dat gij uw Goed weder tot u wilt nep-,»
men ; en indien gij zwaarigheden vindt ^ welke
niet anders künnen worden te boven gekoomen,
dat gij^ of openlijk of heimelijk , gelijk hij u had
voorgeileld, den bijftand wilt aanneemen van La-
dy Elifabet Lawrance of Lord M, om u in het be-^
zit daarvan te itellen. Hij verklaarde,- dat, indien
gij zulks deedt, hij het voiilrektlijk aan uw eigen
welbehaagen naderhand zoude ovcrlaaten^ en aari
den raad dien uw Neef Morden bij zijne over-
koomil u geeven zoude, of gij zijn aanzoek wilde,
begimftigen ^ of niet, naar dat gij overtuigd zoudt
zijn van de opregtheid der hervorminge , welke
zijne vijanden yoorgeeven dat hij 20 zeer npodig
heeft.
Ik had nu eene goede gelegenheid om hem
te polfen, gei ijk gij wenfchcet dat de Hr. Hick-
man den Lord M/zou dpen, wegens de aflnhou-
dende of vermäideidc gunlHau d&Lg4j's»
f ί
f. ϊ
c 1
r ■
ψ$ι " DÈ HISTORIE VAN
Edi te uwaards, mi zij bewuft zijn van de partij-^
digheid uwer "nabeftaenden tegen hen zö wel, ais' *
t€gen hunnen.bloedverwant. '· Ik rtani de gelegén-'
heid waar; - en·hij voldeed mij, mtet eehige ραΓΓα-
gies te leezen uit eenen Brief van Lord M; dien
hij bij zig had/ ' Dat eene vermaagfchappinge met·
u," en dat wel gegrond enkel op uwe eigene Ver-'
ddenfte V de-wenfcheiijkfte gebeurtenis voor hert
zijn zoude , 'die'er koomen kon: En zo verre
met betrekkinge tot uw gewenfcht»onderzoek',
gaet zijne Ed. in deezen brief, dat hij'hem verze-
kert, dat wat nadeel gij ook ten aanzien van de^
aniddelen door de geweldenaarij Uwer nabeftaen-·
den zijnent^egm moogt lijden; hij, 'en Lady Sa-'
raV en Lady Elifabet te zaraen'het aan hem ver-
gbeden zullen. Dog dat egter'de agtinge van eenä
zo ' aanzienlijke familie buiten twijffel· vereifchte ^·
diit-men / een-geval van' zo veel aangelegen-^
heid voor béider éere, liever zag dat'hetgefchied-'
dè met lalgemeene tbeilemminge. · V
^^ Ik gaf hem te kennen, gelijÜ'ik wift dat gij
Mve gedaert hadt, dat gij ten uiterilen afkeerig'
waait van den Hr. Solmes; en dat, zo men aan'
II overliet'óm uwe keuze te'mogen doenzulks
de ongehuwde'ftaat zou zijn.' Wat hem betrof,
zeide ik duidelijk ; Dat gij groote en regtmaatige "
tegenwerpingen tegen hetofhadt uit hoofde van·
zijne löiïë zeden?Dat het te"verwonderen was;
dat mannen; welke zig in zulke vrijheden te buiten
gingen, als Van hem gezegd wièrd ,'^'iöuden dur-
ven denken;'als of, wanneer zij het maar in huii■
kruin kréegen oiii té trouwen; de deugdzaamile'
en waardigile der'Sexe hun tèri deel möeikii val-·
Β·
i
Λ
i
è
I
'ö
It . >
Juffer CLARISSA HARLOWE. 31
len t Dac wat aanging het wederneemen van uw
Goed, ik zelve dijarop zeer ilerk had-aangedron-
2;en , en nog verder zoude aandringen; ichoon
gij toe nog toe van dien maatregel afkeérig waarc
géweeft : Dat uwe voornaamfte' fteun en höope
was op uwen Neef Morden: En dat gij: inzender-'?
heid beoogdet, zo. als ik geloofóe, om de zaak ?
ileepende te houden^ of tijd te winnen, totdat '
hij overkwam.'· ^
Ik gaf hem te kennen, Dat ten opzigt vaiiv
het kwaad doefli; dat hij dreigde , nog de daad^
nog de bedrdginge van eenigen dienft konvzijn^
daii voophea die u vervolgden ; alzo het hun een
voorwendzel verfch'affen zoude om hunnq voorge-
nomen dwangmiddelsiter uitvoer»te brengen; ea
dat wel met goedkeuringe van de gebeele wereld;
nademaal hij. iiiet moeit denken, dat het gemeett ·
zijne ftem zou geeven ten voordeele, van een; drif- -
tig jong man, van geen bovengemieen charaäer "
ten aanzien van her zedelijkedie eeiie uitftee-
kcnde familie zou tragton te berooven van een zo
dierbaar kindj J'en die dreigde, zo hij haar niet/
krijgen konde böven een maft, welken zij zelve
verkoózen hadden-, dat hij zig door daaden "vart
geweldenaarij op hen Allen wreelien zoude. ^
Ik voegde'er-bij, Dat hij grootlijks miilaftede,
zo hij u door zulke bedreigingen fchrik dagt aan ■
te jaagen: Want , fchoon uwe gefteldheid gantfdi
zagt was, dat ik egter geen ftandvaftiger inbord ·
ter wereld kende, dan den uwen; nog een onbuig-
zaamer (gelijk uwe vrienden u bevonden hadden,
en nog verder zöudén bevinden , indien zij voort:- '
gingen mee ter betooninge daarvan geiegenheid té';
gee-
-ocr page 33-'De HISTORIE vA»
i '
j^eeven) zo wanneer gij dage gelijk te hebben; en
dat gij onedelmoedig wierdt behandeld in zaakeil
van te veel belangd dan dat gij daaromtrent zqudt
onverfchillig zijn. Juffer ClariiTa Harlowe 4 moec
ik u zeggen ^; mijn'Heer Lovelace^ zeideik;, hoé .
befchroomd haar vooruitzigt en omZigtigheid haar
in zommige gevallen ook moge maakén,! waarin
zij gevaar te gemoet ziet voor dengeenen; dien
ze liefheeft, is boven alle vreeze.in (lukkenj-;
\vaaraan haare Eere, en de regte waardigheid haa-
rer Sexe gelegen is. · ■ ■ In 't kort. Mijn heer^ ·
gij moet, niet I denken om Juifer ClariiKi Harlowe
door fehrik té drijven tot zulk een laag en onwaar-
dig gedrag ί waaraan een zwak én onftahdvaftig .
gemoed zig alleen kan vergrijpen;
Hij was ^o zeer verre af van' een oogmerk te
hebben om u vreeze aan té jaagen, zeidé hij, dat"
hij mij verzogt, geen een woord aan u te melden
van het geen 'er tuifchen ons gevallen was: Dat
het geen hij aangeroerd had , en den fchijn vaii
eene bedreiginge vertoonde j voortkwam Uit de
vuurigheid van zijnen geefi:^ Ontvonkt,door zijne
vreeze Van alle hoope op u voor akoös te verlie-
zen ; en op eene onderilellinge, dat gij daadlijk
met gex'ireld gedrongen wierd in de armen van ee-
nen man^ dien gij haatedet: , Dat, ftond dit te ge-
beuren^ hij bekenneh moeft^ dat hij ^eer weinig
agt zou flaen op de wereld of derzelver berispin-
gen: Bijzonderlijk daar de bedreigingen van zom-
mige uwer familie nu gedaen i èn hunne zegepraal ,
over hem naderhand , alle wraake , die hij kon
neemen, niet alleen tarten ^ ,maar ook ontfehuldi-
gen zoudeHé
■i
φ.
( I
-ocr page 34-JüFFER CLARISSA HARLOV.^. 5 5
Hij voegde 'er bij, dat alle landen ter wereld
^oor hem eveneens waaren, waare het niet om
uwentwille. Zo dat, wat hij ook zou goedvinden
te doen , als gij voor bem verboren, waart, hij
voor de Wetten van Dit niets zou te dugten heb-
ben.
Ik had geen zin in het vail bepaald weezen,
waarmede hij dit fprak : Hij is zekerlijk bekwaam
tot groote roÈkeloosheid.
Hij bepleifterde zijne heftigheid (welke ik ,oni
dit in 't voorbijgaen te melden, ijvetig beftrafte)
een weinig met te zeggen, Dat zo lang gij on-
gehuwd blijft, hij alle de fmaadhedeü wil verdrän-
gen ^ die hem van uwe familie worden toege-
dreeven. Dög wildet gij u, zo gij nog verder
gedrongen wierd , in de befcherhiinge van ie-
mand anders weipen ^ zo al niet van Lord M. of'
van de Ladys zijner familie (onderilel eens, die van
mijiie MbederCa);) öfzo Gij heimelijk te London
huisveilinge wildet gaen néemen , daar hij ü
nooit bezoeken zoude, ten zij daartoe van u ver-
lof hebbende ; (ert waarvahdaan gij uwe nabe-
itaenden tot een verdrag naar üw eigen zin zoude
kunnen brengen) dat hij dan volkoomen v^^el te
IL Deel; C vree-
ia) Miflchien zal het niet uoo^ig zijn den tcczer te binnen
tc brengen , dat ichöon de Hr. Lovclacc (hier boven) aaii
Juffer Howe voorftclt, dat haare fchoone vriendin tpt de.be-
fcherminge van Juffronw Howe haare toevlugt neemen zou-
de, zo zij verder oe,konden wierd·, Hij egter liftikHjk zorg
gädragen häd, door middel van zijn werktuig in de familie
van Harlowc , om niet alleen He familie tegen haar op te
ftooken, maar ook om haar van Juffrouw Howe s, en vau.
a!le andere befchermiiigc te ontzotren, va« den bcjiinnc af
bsflooten hebbende om haar volilrekdiik van hem ZclVCii aft
fcangclijk te maakdn. Zie D, l. Br. XXX1;
u De IirSTOPvIE s^an
vreeden zou zijn ; en gelijk hij te vooren gezegd
had , 'den iiitilag zoude afwagten van ims Neefs
ovcrkoomit, en van uw vrijwillig beiluic ten op-
zjgt van zijn eigen noodlot.
voegende, Dat hij de familie zo wel kende, en
will hoe vail: zij op hunne maatregels gefteld waa-
ren , als mede hoe vallen ftaat zij maakten op u-
wen aart en beginzels^ om die door te drijven ^
ό'Λί hij niet dan, het ergfte kon vreezen, zo lang
gij onder de magt bleeft van hunne overreedinge
'f.
cn dreigementen.
Wij hadden veel andere redenwiiïelingen :
Dog dewijl het vermelden van het overige maar
cene herhaalinge zou zijn van veele zaaken, die
tuiTchen u zijn voorgevallen in het gebrek in de
Houtfchuur, zo gedraage ik mij aan uwe aante-
kcninge bij die gelegenheid (b).
En nu ten befluite, mijne waarde, ik denke
dat gij u zelve onaf bangelijk behoort te maaken:
Alles zal dan wei afloopen. Deeze man is een
man van geweld. Ik έοη wel wenfchen, diinktmij,
dat gij nog hem nog Solmes kreegt. Zo gij uws
Broeders en Zufters handen ontkoomt, zult gij
vinden , wat gij ten aandien van beiden doen of
iwVi doen /cu/jL Zo uwe nabellacnden onver-
zettelijk blijven bij hun dwaas ontwerp, dunkt mij,·
dat ik mij bedienen zal van 'c geen hij aan de hand
gaf, en bij eene bekwaame gelegenheid mijne
Moeder toetzen. Laate ik^Vondertufichen, rond-
uit "uw gevoelen verilaen aangaende het weder
neemen uwer goederen, het welk ik nevens Lo*
velace u aanraade. Gy kunt ten minilen eens
, , .. ■ ,i .zien,
' (b) Zie D. I. Br. XXXVI. j .
EJ:
11
IP
■ i
Λ
i'
\
U 1
ï'!
r !
JuFFÈjï CLARISSA HARLOWE. 35
zien , wat uw eifch zal uitwerken. Eifchc?f is
geen pleiten. Dog uw befluit zij ook hoe het
wil, geef hun dog geenzins Weder te kennen, dac
gij uw regt niet zult doen gelden. Indien zij
voortgaen met u te farren, moogt gij mei genoeg"
Zaame ïeden hebben om van yoorneemen te ver-
anderen : En laat hen verwagten, dat gij veran-
deren zult. Zij hebben geen edelmoedigheid ge-
noeg om u te béter te behandelen wegens hec
aiïlaenviinde nlagt, welke zij weeten dat gij hebt,
I)at \, denke ik , behoeft u nu niet gezegd , te
worden. Ik ben , mijne waardile vJriendin , eii
ΖάΙ altoos zijn,
Udü'c zeer toegcnegene en getrouwe
Anna Howe;^
k-
Jufei' Clar-issa Harlowe; aan
Woensdag avond^ 'den 22 "ban Maart",
Op hes verflag, 't welk mijne ?vioeij en Zn-
iier van mijne hardnekkigheid gegeven hebben,
hebben mijne nabeftaeriden, bijeen vergaderd zijn-
de een eenparig heüuk (gelijk, Lys mij zege
dat het is) tegen niij genomen. Die befluit zulc
gij mij te verilaen gegeven vinden in den inge-
Üooten Brief van mijnen Broeder , die mij zo even
vi
■
gebragt is.
den , als gi] hem gelezen hebt. Mogelijk kan hij
mij, in de krak'eelen tiiiÏG'hen mijne nabeilaendeä
cn mij, te pas koomeii»
Juf er Kl α Ar τ Je,
Dii ïilSÏO^lÈ VAiï.
Gelief denzelven weer te rag te" zen-
Ι'Ι
Ik hebbé' bevel ora u te läätert weeteii, dai
mi|n Vader en Oomen het verilag van uwe Moeij
Hervey gehoord, hebbende, wegens alles wat tus-
fchen haar,én nis omgégaen: Gehoord hebticn-
de van uwe Zufter, wat ilag van behandeling zij van
11 ontvangen heeft; Zig te binnen gebragt heb-
bende wat tufichen uwe Moeder en u is omge-
gaen.' Gewoogen hebbende alles wat gij inbrengt
en voorilelt: In overweeginge genomen hebben-
de hunne verbintenifièn met den llr. Soimes ^
diens heers geduld, en groote genegenheid voor
u; en de weinige gelegenheid , die gij u zelve
gegeven hebt om kundfchap te krijgen het zij
van zijne verdienile , of zijne voorilagen : Heb-
bende nog twee fcukken meer overwogen; te
weeten , Het gefchonden gezag eens Vaders; en
'des liren. Solmes geduurige verzoeken,, (hoe
weinig gij zijne agtinge ook verdiend raoogt heb-
ben) dat gij moogt .ontilagen Worden van eene
opfluitinge , aan welke hij genten is uwe, ver-
l(£erdheid tegen hem {JfkeerigikU wilde ik heg-
gen, maar ik ztil 'r zo maar blijven laaten] toe te
ichrijven^ zijnde hij anders niet in flaat om reden
van eene zo fterke te vinden , onderfl-eld zijnde
dat gij tegen uwe Moeder de waarheid fpiskt,
als gij betuigdt, dat uw hart vrij 'üjas ^ en het
) welk
1 κ /
11;
Juffer CLARISSA HARLQWE.
welk de Hr. Solmes gaarn wil gelooven, fchpon
niemaiui anders het doet , — Om alle deeze
redenen is beflooten, dat gij naar uw Oom An-
tony's zult gaen: En diesvolgens moet gij u be-
reiden om zo te doen. Den dag wanneer, zai
men u iiiaar kort te vooren te kennen geeven,
om redenen die ligt te giffen zijn.
Ik zal u Fondborilig de beweegreden zeg-
gen , waarom gij vertrekken moet: Het is eene
tweevoudige ; vooreerrt , Dat zij mogen verze-
kerd zijn, dat gij geen briefwiiTelinge houdt met
ieman^l, die hun niet aaiailaet (want zij merken
uit Juffrouw Howe, dat gij door het een of ai?-
der middel, briefwiiTelinge houdt met haare Dog-
ter; en, .door haar , miffchien, met iemand an-
ders) ς En ten anderen. Dat gij de bezoeken van
den Hr. Solmes ontvangen moogt; hetwelk u
heeft goedgedagt hier te weigeren ; waardoor gij
uzelve de gelegenheid benomen hebt van te wee-
ten , -wien en '■^at gij tot nog toe hebt afgeflagen.
Zo gij na een^ verkeeringe v^n een veertien-
dagen met den Hr. S.olmes, en na gehoord te heb-
ben v/at uwe vrienden verde? ten zijnen voordee-
ie zullen aandringen, zonder door heimelijke
briefwiifelingen verhard te worden , hen zult o-
vertuigen, dat Virgilius Amor omnibus ί^βψ
(v/elks toepaflinge ik u in zijne Georglca, laace
zoeken, zo als die zijn overgezet van Dryden)
in u bewaarheid wordt, zo wel als in de rell
der dierlijke fchepzelen ; en dat gij uwe voorin-
genomenheid niet kunt, of niet wilt laaten vaa-
jren voor den zedigen, den deugdzaamen, den
godvrugtigen Lovelace [ik wouw u wel naar deu
riK
-ocr page 39-' DE'HISTORIE VA li
'zlti 'pi'aaten i, zo ik maar konde] dan zal men ia,
tedenkiiige neeinen , -of men ii hoofd zal invol-
gen y of u voor altoos verilooten. '
Men hoopt, dat dewijl gij vertrekken moeii,
gij gewilliff zult vertrekken. Uw Oom Antony
zal ten zijnen huize alles naar uw genoegen fchik-
ken. Dog hij wil niet belooven trouwens, dat
liij ter gelegener, tijd, d-e brug wel niet eens zal,
opliaalen. ?
Gij zult het bezoek hebben, behalven van
den Hr. Solmes, 'van mijzelven, bijaldien gij mij
'die 'eere wilt gunnen, Juffer Klaartje; van uwe'
Zufter; en, naar dat gij u tegen den Hr. Solmes
gedraagt , van uwe Moeij HerVey, en van uwen
Oom Harlowe; egtei" zal een van de twedaatile
'niet ligt'koomen, indien zij dénken dat het alleen
zal zijn om ilwe 'klaagende 'vocativen te hooren.
Lys Barnes zal u oppaiïen; En ik moet u zeg-
gen, Jufier, dat' geen van ons ergere%edagten
heeft van de getrouwe meid , wegens uw misnoe-
gen tegen haar : Schoon-Lysje, 'die gaarh u te Vriend
Wilde'hébben',' zig des als eens ongèluks 'beklaagt.
Men wil hebbeniidat gij-antwoordt, of gij ge-
'willig toeftemt om'te vertrekken ? " En'uwe toe-
geevende Moedèr gebiedt mij u van jhaarentwège
te erinneren , dat een veertienda<^en de bezoeken
van den Hr.^ Solmes te ontvangen, alles is wat
men tegenwoordig in den' 25in heeft. iν
Ik"ben\ naar dat het t believen zal te ver-
dienen, ' s ί ' f:
ί· l!
ft
r
'•i
ί
J *
4-.
Uwe enz.
jAKdB lÏAIlLQ WE J·«.^.
Zie
li 'J; "
rH
li
y |f
h
Μ
-ocr page 40-juffer clartssa harlowe. "3p
Zie daar hcc meeiler-iliik van mijns Broeders
fchranderheid! Mijne toefteniminge te eifchen om
te gaen naar mijn Oom Ancony's, met een bekend
en openhaar inzigt om daar de bezoeken van den
Hr. Solmes te ontvangen ! --Eene Kapel! —
Een huis rondom in eene grage beilooten!
Beroofd van de gelegenheid om met 11 briefwiiTe-
linge te houden! --- of van alle mogelijkheid
om te ontvlugten, zo men geweld mögt gebrui-
ken om mij aan dien haatelijken man te dwin-
gen CO·
Zo laat als het was, toen ik deezen onbe-
fchofcen brief ontving, fchreef ik daarop aanllonds
een Antwoord, op dat het tegen den,tijd dat de
fchrijver opitond gereed mögt zijn, Het ruw ont-
werp daarvan fluite ik hierin.' Gij zult daaruit zien,
hoe zeer zijn vuil zegswoord uit de Georgica, en
zijn plompe ileek van mijne klaagsnde vocathefi
mij heeft gaende gemaakt. Daarenboven, dewijl
her gebod, om mij gereed te m^iaken om naar mijns
Ooms te gaen, koomt uit naam van mijnen Vader
en Oomen, zo is het maar om een Haaltje van die
Behendigheid tc toonen, waarvan zij mij befchul-
digen, dat ik het vuil zegswoord zo euvel opnee-
me 5 waartoe ik zo veel reden hebbe, om dus mij-
ne weigeringe van mij tot het vertrekken naar
mijns Ooms te bereiden, wat te verglimpen; wel-
C 4 ke
fa) Deeze geweldige maatregels, en dc wonderlijke onver-
2etteli)kheid der geheele familie, meu zi^ te raimier ov^c
■»erwondercii, als men bcdenkr, dat zij, den gchcden tijd
door, maar als zo vecle poppen waareo, die door dc touwt-
jes van den Hr. Lovclace aelven danfteii, gelijk bij zig bp«·
foerat, D. I. Br, XXXI.
ι
De HISTORIE vam
ke weigeringe anders als -eene daad van weerfpan-
nigheid door mijn Broeder en Zufter geduid zóu
worden: Want hec fchijnt mij duidelijk toe, dat
zij hun oogmerk maar half bereiken zullen^ zo
zij mij niet van mijns Vaders en mijner Oomén
gtwfl beroeven, aljchoon het mogelijk voor mij
wadre hunne eigene voorfshriflen in te ^ivilli^
$en. . ' " . · ' ·
Gij zopdt mij wel in drie regels hebben kun-
nen zeggen, Broeder, wat het befluit van mijne
vrienden was; alleen zoudt gij dan geen gelegen-
heid gehad hebben, om uwe fchoolvofTerij tfe tOo-
iTen met eene zo verfoeijelijke zinijDeelinge of aan-
haalinge van de Georgica. Met uw verlóf dat ik
liet zegge. Mijn heer. Zo de humaniteit een tak
van uwe Studien op de Hooge-fchool geweeft zij,
heeft zij in u geen geefl: gevonden om derzelver
magtig te worden. En ik zie, dat nog mijne
Sexe nog ik zelve, fehopn eene Zufter, de min-
lle. welleevendheid te wagten hebben van een
Broeder, die meer fehijnt geiludeerd te hebben.,
om de kwaadaartigheid van zijn natuurelijk geftöl
aan te kweeken, dan om eene gefchiktheid te be-
vorderen, 'welke men gehoopt zou hebb.on dat
zijne maagfchap, zo niet zijne opvoedinge, hem
zou hebben gegeven tot een^ taamelijke befchaafd-
heid, jl . -
Ik twijiFele niet, of gij zult mijne vrijheid
fcwaalijk neemen : Dog dewijl gij het wel van mij
verdiend hebt, zo zal ik mij des minder en min-
der bekreunen, naar maate ik zie dat gij meer en
Λ I meer
li
i
'ik
■ j
I
i?
t
Juffer CLARISSA HARLOWE.
fileer toelegt om uw vernuft te toonen ten kefte
van rege en medelijden.
De tijd is inderdaad gekoomen, dat ik die
fmaadheden en fchimpredenen niet langer kan ver-
draagen, welke een Broeder minil van allen ie-
mand behoort toe te drijven. En laate ik u om
eene gunil verzoeken, zeer gedienilige Heer: —
Het is deeze, Dat gij u niet wilt bemoeijen met
mij een Man te bezorgen, voor dat ik de voor-
baarigheid zal gebruiken van u eene Vrouw voor
te llaen. Vergeef mij, mijn heer, dat ik niet an-
ders denken kan, dan dat, konde ik maar de Be-
hendigheid hebben van mijmn Vader op mijne
zijde te krijgen, ik zo veel regt zou hebben om
u te gebieden, als gij hebt om het mij te doen.
Wat belangt de bekendmaakinge, die gij mij
doet, moet ik de vrijheid neemen van te zeggen.
Dat felioon ik alle mijns Vaders bevelen, zo als
het mij betaamt, ontvangen wil; voor zo verre
nogthans deeze aanzegginge mij gedaen wordt van
eenen Broeder, die mij zedert eenigen qjd zo veel
oqiDrocderlijke partijdigheid getoond heeft, (om
geen andere reden ter wereld, dat ik weere, dan
om dat hij gelooft, in mij eene Zuller te veel voor
zijn belang te hebben) zo denke ik met regt te
mogen belluiten, dat'zodanig een Brief, als gij
nijj gezonden hebt, geheel en al van uzelven
koomt. -En gevolglijk te verklaaren, dat ik,
terwijl ik het daarvoor agte, niet gewillig, nog
zelf zonder geweld, zal gaen naar eenige plaatza,
met een duidelijk oogmerk pra de bezoeken van
den Hr. Solmes te ontvangen.
Ik denke zo veel rege te hebben om gebelgd
-ocr page 43-i:.
DeTTISTORIE van
mmmm^i^imm
1 te Äijn over uw.fphaamceiQos zegswoovd, cn dae
zo wel van wegens mijne .Sexe, als mijzelve, dat
'ik duidelijk ibehoore te verklaaren, gelijk ik doe,
• geen brieven meer van u te zullen ontvangen, ten
' 2ij het mij gebooden worde door een gezag, 't
welk ik;nooit hetwiilen zal ; uitgezonderd in een
geval, waarvan ik agte datimlttioekoomefidzoweU
als mijn tegenwoordig geluk, afhangt. - En
-zo 'er zulk een· geval ontftae, ben ik verzekerd
dat mijns Vaders ftrafheid minder hemzelven zal
te wijten zijn, dan aan u, en aan de.fchoonfchij-
nende buitenfpoorigheden v^n uwe heerfchzugtige
;en eigenbaatige ontwerpen. -—r Dat is wel ze-
ker waar, mijn Heer! . ' '
Nog een woord, daar ik zo gefard worde,
i zal ik 'er bijdoen : Dat had rafen mij weezenlijk zo
hardnekkig en eigenzinnig, geagt, als men zedert
wenigen tijd van niij gezegd beeft, ik op eene zo.
onteerende wijze niet zou behandeld zijn , dan
mén gedaen heeft -- Leg uwe hand op uw
hart, Broeder, en zeg. Door wiens aanftookin-
3gen--iln onderzoek, wat ik gedaen hebbe,
om te verdienen ■ dat ikvzo ongelulddg gemaakt
worde, en genoodzaakt ben mij te noemen
' t, · Γ ; ■ · ■ ' ' !
?!
i.
i;
I
' ' ' ' ' ' CL. l^ARLOWE.
^^SMêêê
Als gij ^ mijn Antwoord op mijns Broeders
'brief gelezéii hebt; zeg mij dan eens, mijne waar-
de, wat gij van mij denkt? ■ ^ _ ÉQizalwèl
i·.
-ocr page 44-Jufef Claris sa Η ar l ο we, aan
„
I.
ίί
Bonderßag ogtend den 25 'uan Maart.
Mijn Brief heeft hen allen in oproer gebragt r
Want niemand van hen, fchijnthet, ging gifte-
ren avond naar huis ; ςη zij wierden alle verzogt
tegenwoordig te zijn om hun raad te gceven, bij-
aldien ik mij weigerde te onderwerpen aan een ge-
bod, het weik men zo redelijk dagt, als dit, naar
het fchijnt.
Lys verrek mij. Dat mijn Vader in 't eerft,
verwoed, voorhad.ielve bij mij boven te koomen,
en mij aanftonds buiten zijne deur re zetten. En
wicrd hij daarin niet weerhouden, voor dat men
hem beduidde, dat Dit buiten tv/ijffel mijn wenfch
was, ei) alle mijne verkeerde oogmerken zou be-
antwoorden, Dog her befluic was y .Dit mijn 13roe-
der (die weezenlijk, gelijk mijne Moeder en Moeij
beweerden, een averegtzen .weg met mij was in-
geilagen) weder zou fchrijven .bezadigder
wijze: Want niémand anders had verlof nog luft,
om aan eene zo vaardige papier-bekladßer te
fchrijven. En, doordien ik verldaard bad, dat ik
geen Brieven meer van hem ontvangen wilde,
zonder bevel van een hooger gezag , had mijrie
Moeder het haare daaraan te leencn: En dicsvol-
m
gens heeft zij zulks gedaen in de volgende regels,
gefchreeven op het opfchrift van zijnen Brief aan
jnij: Welke Brief ook V9lgt; tp gelijk met mijn
Antwoord,
Klaartje Harlowe,
f
frf
I
Ontvang en lees deezen met de bezadigdheid,
welke uwer Sexe, uw Charaéler, uwer Opvoe-
dinge en iiwen Pligt betaamt: En zend daarop een
Antwoord te rug, gerigt aan uwen Broeder,
Charlotte Harlowe.,
ë
^a/i Juffer Clarissa Harlowe.
Donderdag ogtend.
Ik fchrijve nog eens, fchoon tegen het mee-
fteragtig verbod van eene jonger Zufter. Uwe
Moeder wil hebben, dat ik zo doen zal, op dat
gij Van alle reden van verfchooninge moogt ver-
lleeken zijn, indien gij in uwe ohftinaue volhardt.
Zal ik om dit woord ook een fchoolvos zijn , Juf-
fer? Zij is genegen de minfle fchaduwe van die
kiesheid in u toe te geeven, om welke zij, zo wél
als iedereen buiten haar, u voormaals zo hoog ge-
agt heeft - Voor dat gij Lovplace kendec;
,Dat kan ik, evenwel, niet voorbij te zeggen: En
'Zij, en uwe Moeij Hervey willen, [zij zouden u
gaarn gunft bewijzen, zo zij konden] dat ik u mo-
gelijk eenige reden tot zulken Antwoord gegeven
hebbe, hetwelk zij egter bekennen 20 ten uiter-
fteii
ρ
1 :
«éé
-ocr page 46-JüffeR GLARISSA HARLOWE. 4j
ften mibetaameUjk te zijn. Ik leere nu,· gelp
gij ziet, eene zagcer>taal aanneemen, daar gij de-
zelve hebt afgelegd. Dus is het 'er dan mede ge-
legen : ^
Zij Verzoeken u, zij ßaen 11 aan^ zij bid-
den , zij fmeeken u -- [zal een van deezen wat
helpen, Jufer Klaartje ?] Dat gij dog geen zwaa-
righeid wik maaken , om naar uw Oom Antony's
te gaen: En ronduit hebbe ik u dit I te zeggen,
tot dat einde, 't welk in mijnen laatilen gemeld is
—^— anders, ilaet het te denken, is hun Oerzoe-
ken^ aanßaen^ bidden^ fmeeken niet van noo'
den. Dus veel heeft men aan den Hr. Solmes be-
loofd, die uw voorfpraak is, en zeer ongeruft,
dat gij onder bedwang zijt, meenende dat uw te-
genzin tegen hem Daaruit voortkoomt. En zo hij
Vindt, dat gijUerzijner beguniliginge niet te be-
weegen zijt, na dat gij volilrektlijk ontflagen'zijn
van hetgéen gij överheérfchiiige noemt, zal hij
niet meer om u denken, hoe veel het herrt ook
koften moge. Hij heeft u al te lief. En hierin^
denke ik weezenlijk dat men zijn verftand, waar-
van gij zo veragtelijk gefproken hebt , mag iii
twijffel trekken.
Sta derhalven alleert voor een veertien-dageri
zijne bezoeken toe. Uwe Opvoedinge [Gij maakc
tegen mij gewag van de mijne, weet gij] behoort
niet toe te laaten, dat onheusheid tegen eenig
menfch in u zou vallen kunnen. Hij zal hoope
ik , buit<;n mij zeiven , de eerfte man niet zijn ^
dien gij ooit ruw behandeldet, enkel om dat hij
onzer aller agtinge heeft. Ik ben, zo als het u
behaagen zal mij te doen zijn^ uw VxiCndji Broe-
der^
i
V
t)e HISTbRIE VAN
der, of Dienaar -—— Ik wenfchte wel dat ik
nog befchaafder kon zijn jegens eene zo befchaaf-
'de, zo kiefe Züfter. >.
• Ja. Harlowe,
Gij moet nog al aan mij fchrijven, zo het u
; belieft te antwoorden. Uwe Moeder wil
niet toelaaten dat gij haar ontruft niet uwe
niets betekenende Vocativen ί -- Foca-
then , Juffer Klaarqe ^ zegt de Schoolvos
uw Broeder nog eens!
Ί
tl
'dan Jacob Harlowe jun. Schildkn.
Ί
Ώ onder dag den 25 van Maart',
Vergun mij, mijne altoos-waarde en geeerde
Papa en Mama, dat ik op deeze wijze onverhoeds
gehoor bij U verkrijge (vermoedende dat Deeze
U zal wórden voorgelezen) nademaal mij de eere
geweigerd woVdt van regtilreeks aan u te fchrij-
ven. Laate ik u biddcfn om dog te gelooven, dat
piets dan de onverwinnelijkile .^tegenzin mij uw
welbehaagen kon doen weerilaen^j Wat zijn Schat-
ten , war zijn Huwelijks-voorvvaarden, bij hèc
waar Geluk? Laate ik dus wreedlijk niet worden
overgeleverd aan eenen man, vi^n welken mijne
Ziel een afkeer heeft. . Met uw verlof; dat, ik
nogmaal zegge , dat ik f op eene, eerelijke wijze
de zijne niet kan zijn. Haddeik een ilegter denk-
beeld van den Iiuwelijks-pligt, danikhebbe, niis-
; » ichieii
mi
\
\ \
MfiB^-'t^TÏi'ifil
ίιίϋίΐ·
tcliiën zou het dan kunnen gefchieden. Maar
daar ik alle dc elende te draagen hebbe, en dac
vóór het geheele Lee'üen; daar het in deeze zaak
minder aankoomt op mijn hart, dtm op mijne
ziel ; op mijn tljdlijk^ miiidiien., dan op mijn
toekoomend welzijn; waarom zou mij dog de vrij-
heid van weigermge ontzegd worden? Die vi-ij-
heid is alles, wat ik begeere.
I Iet waare mij ligt om toe te geeven, dat ik
den Hr. Solmes de gemelde veertien-dagen zou
hooren praaten, fehoon het mij onmogelijk zij,
hij moge zeggen wat hij wil, om mijn weerzin te-
gen hem te boven te koomen. Maar het rondom
in een gragt leggend Huis, de Kapel die 'er is,,
en de weinig bennhartigheid die mijn Broeder., en
i^ufter^ welke daar zijn zullen, mij tot nog toe
getoond hebben, zijn het waarvoor ik ten uiter-
llen bedugt ben. En waarom zegt mijn Broeder,
dat mijn bedwang zal worden weggenomen (eii
dac nog wel op het verzoek van den Hr. Solmes)
daar ik nog naauwer gevangen zal gezet worden
dan te vooren; daar men dreigt de Brug op té
haaien; eii 'er geen lieve Papa en Mama nabij mij
;tijn, om in den laatrten nood , rot dezelve mijne
toevlugt te neemen?
Draagt, bidde ik u, óp eenen Broeder en
Zuiler uw eigen gezag over liw Kind niet over —
Op een Broeder en Zuiler, die mij liefdeloos en
fmaadelijk behandelen; en, gelijk ik maar al te
veel reden hebbe om te vreezen, aan 'mijne woor-
den en gedrag eenen averegtzen draaij geeven;
anders waare het onmogelijk, daar ik zo grootlijks
plegt in de gunil te ilaen, dat ik Z(? laag in uwé
m
I
I
' ÖE HISTORIE VAM
gedagten zou gezakt zijn, als ik tot mijn ongeluk
ben.
Laat dog maar van deeze mijne harde , mijne
ónteerende opfluitinge een einde gemaakt worden^
Laat mij toe, tnijne lieve Mama, om in uwe te-
genwoordigheid mijn Näalde-werk te agtervolgen,
als «ene van uwe dienihnaagden; en gij zult ge-
tuigen kunnen, dat het nog moedv/illigheid nog
vooringenomenheid is, die mij beheerfcht. Laat
mij, hoe het zij, niet uit uw eigen huis gevoerd
worden. Laat de Hr. Solmes koomen en gaen,
zo als het mijn Papa behaagt: Laat mij maar, als
hij kooïnt, blijven of heen gaen, zo als ik zal
kunnen; en de reft der Voorzienigheid overlaa-
ten.
Vergeef mij, Broeder', dat ik dus, met ee-
nen ibhijn van Lift, mij tot mijrten Vader en Moe-
der rigte; tot wélke mij verbooden is te naderen,
of te fchrijven. Hard is het tot de noodzaakelijk-
heid van zulk een vond gebragt te zijn! Vergeef
mij insgelijks mijtte rondborftigé taal , welke ik in
het bovenftaende gebruikt hebbe , ten opzigt vaii
de edelaartigheid van eeh Braaf heer, en de min-
zaamheid van eenen Broeder jegens eene Zufter.
Schoon gij mij, zedert eenigen tijd, maar weinig
reden gegeven hebt om te hoopen op uwe gunil
of op üw medelijden ; dewijl ik egter geen .vafï
^i/Ve'verdiend hebbe te verbeurcnl, durve ik ze
heide van u vorderen: Want ik ftelle vaft, 'dac
het tegenwoordig al veel in uwe magt ftaet ^
fchoon gij maar mijn Broeder zijt, (terwijl mijne
gëeerde Ouders beide. God zij gedapkt, nog in
leg.
Γ
ι ]
5
! ,
I ,
, J
■ ' ' ^
II
Η ' · ί
·■)- ·
li·' >i»·
ί
l®* f
j. ! t '
luFFER CLARISSA HARLOWÈ.
ieeven zijn) om vreede te verleenen aan het groot"»
lijks ontroerd gemoed van
'Uwe ongelukkige Zußefy
Cl. Harlowë.
Lysjé zegt mij, dat mijn Broeder mijnen Brief
geheel in ilukken heeft gefcheurd ; en op zig
heeft genomen om zulk een Antwoord daarop te
fchrijven , lietwelk de wanktlende zal beveiligen
-- Zo dat het daideliik zij, dat ik den een of
ï
1
'Y
ander, daardoor 'zou bewogen hebben, waare hét
niet jvan wegen deezen ommêdogendèn Bröedei'
God vergeeve 't hem !
- ïi - -'i',.
^ufer Clarissa Harlowe', aati Juffeê
Howe.
%
ζ
. » ri. , «· ' -fc '
Donderdag avond^ den 25» mn Maan
Ik zende u den Brief van j Wederleggingé,
waarop zo gezwetii: wierd welke mij zo even is
ter hand, gelleld. , ——- Mijn Broeder en ,Zu-
fter , mijn Oom Antonij en de Hr. Solmes, zo ik
verftaCj zijn beneden over het affchrift van den
zeiven uitgelaaten in hun fchik , als ^iijiide een
iluk , dat niet is te beantwoordeni
- iL Öeei D ^mit
/ · * ·
ρ De historie vÄf4
Aan Jujfer Clarissa Harloweï
\
Nog eenmaal, mijne onbiiigbaare ZuUer^
ichfyve ik weder aan ii. Het is om ii te laaceiï
weeten ^ dat uw mooij en liilig ftukje, 'c welk gij
'uitgevonden hebt, om mij tot een middel te ge-
bruiken van uwe beweegelijke klaagliederen aati
uwen Vader en Moeder over te brengen, de ver-
wagte ujivvcrkinge niet gehad heeft;
ïk verzekere u, dat aan uw gedrag geen ver-
keerde draaij gegeven is ■—— En dat was niet
noodig. Uwe Moeder , die zig bevlijtigt om al-
le gelegenheden waar te neemen van alles ^ wac
gij doet, op het gmiftjgii te duiden, is genood-
zaakt geweeii ^ gelijk gij wel weet, om u op te
geeveuy na, dat zij alles beproefd had: Het is dan
niet noodig, hetgeen gij voorflaet, dat gij onder
haar oog uw NnaldcAverk zoudt agtervolgen, Èij
' kan uwe olijke talmerijen niet verdraagen : Om
haarenthal-cen is het, dat (men u niet toelaat in
haare tegen ft'oordigheid te koomen-Nog zal
het u toegeiaaten worden , dan onder voorwaar-
den die zij zelve zal goedvinden.
Het feheelde niet veel, of gij hadt uwe Moeij
Hervey gifteren gek gemaakt; Toen izij van u be-
neden kvvam^ begon zij voor u te pleiten: Maar
als men haar vroeg, welke inwiliiginge zij op u
verkreegen had'? iloni.zij te kijken, en wiil niet
wat zij zou antwoorden. Zo Ook uwe Moeder y
' uls zij verrail wierd onder het begin van uwe
looze aanfpraak aan haar en aan uwen Vader,
' ' on·
m
Ii
!
Ui
Γ
fl'i
h'H
ψ
Ir"
-ocr page 52-k
%
biider mijn naam (want ik had al begönnen hcc te
leezen v weinig vermoeden hebbende óp zulk een
vernuftig loopje) en toen wilde dat ik het ver-
der zou doorleezen , wrong haare handen, Οί
haar lief kind, haar lief kind, móeft zo niet ge-
Maar als men haar
i
dwongen worden !
Vroeg, Of zij wel genegen zou zijn, den man
voor haaren fchoonzoon te hebben V die haare
geheelè familie tartte; en die hc^aren Zoon bijkans
vermoord zoude hebben ? En welke inwilligin-
gen zij dog op haar lief kind gewonnen had, dat
het deezis tederheid veirdienen zoude ? En dat wel
voor eene , die liaar oogenfchijnelijk bedroogen
had , met haar te verzekeren dat haar hart vrij
was? —^
Toen mögt zij ook v/el llaen te
kijken, gelijk haare Zuiler te vooren gedaen had:
Toen wierd zij weder tot zigzelvé gebragt, en
tot een befliiit om häar gezag te handhaaven [Niet
om het over te draagen, liflige iloutaart] over
'de weérfpanneHng ^ die zedert eenigen tijd zo on-
dankbaar gewoeld heeft om het af te fchud-
'den. , , , ^ , 'i.
tjij fchijnt een hoog denkbeeld te hebben |
kind, van den huwelijks-pligt; en ik wil wel wed-
dén , dat gij, gelijk de rell van uwe Sexe (eene
bf twee uitgezonderd, die ik de eere hebbe van te
kennen) naar Kerk zult gaen om dat geen te be-
loov-en j waaraan gij naderhand nooit zult denken.
Maar, zoete kind ! gelijk uwe eeriioaardige ma-
ma Norton u noemt, denk wat minder om deri
hwwelijks-pligt, (ten minilen , voor dat gij iri
dien ftaat koomt) en wiit meer om den kin der'
0 i ' , itóS
-ocr page 53-Dé HISTORIE van
ÏIoc kunt gij zeggen , dat gij alk de eïer^
(Ie tc draagén hebt, daar gij zo veel daarvan ver^
(chaft ann uwe Ouderen, aan uwe Oomen, aan u-
WeMoeij, aan Mijzelven, en aan uvv^e Zurter; die
υ alle, geduurende agttien jaaren uws leevensj zo
zeer beminden ?
Zo ik u zedert eenigen tijd geen reden ge-
geven hebbe om op mijne gunft of medelijden te
hoopen j dat is om dat gij zedert eenigen tijd geeii
van beiden verdiend hebt. Ik weete wel wat gij
meent ^ itekelagtig raal-apje , mee te zeggen, dat
het al veel in mijne magt ilaet, ,fehoon ik maar
uw Broeder ben, (een zeer gemeene graad van
maagfchap bij u) om u dien vreede te verleenen^
dien gij uzelve kunt geeven ^ als het u maar be-
lieft.
De vrijheid van 'weigeringe, fraaij Juffertje;
wordt u ontzegd, om dat wij alle wel bezeffen^
dat de vrijheid van tegen den zin van iedereen te
kiezen, daarvan een gevolg moet zijn. De fnoo-
de deugniet, op welken gij uw hart gefield hebt,
fpreekt 'er dus duidelijk van tegen elk een, fchoon
gij het niet wilt zeggen. Hij zegt, gij zijt de zij-
ne , en mit de zijne zijn , en dat hij bet den
man het leeven zal doen kollen, die hem van zijn
ΕIG Ε Ν D O Μ berooft. Dus hebben wij, voor,
Juffertje , om dit Huk. eens met hem to bekijken.
IMijn Vader, onderilellende dat jliij het regt van
, een Vader heeft op zijn kind ^ 'heeft volllrektlijk
beüooten zig dat regt niet te laaten ontduivelen.
En wat voor een kind moet het zijn die den
Guit ilelt boven een Vader. . ;
Dit is het ligt, waarin dit geheel gefchil be-
-ocr page 54-Juffer CLARISSA HARLOWE.
fchóuwd behoort tc worden. Bloos dan, Kicfche
deern , die het Amor omnibus idem van den
digter niec verdraagen kunt! - Bloos dan.
Reine Maagd! Word fchaamrood, Zedige Juffer!
En zo gij voor overtuiginge bloot itact, geef' uwen
wil geheelenal over aan den wil van het gëeerda
paar, waaraan gij uw weezen zijt verfchuldigd:
En fmeek alle uwe vrienden , dat zij u de rol,
die gij zederc eenigen tijd o-cfpeeld hebt vergee-
ven en vergeeten,
Ik hebbe een langer Brief gefchreeven , dan
ik ooit voorhad aan u te fchrijven , na de trotie
behancl-elinge en het verbod , dat gij mij gedaen
hebt: En nu ben ik gelailrgd om u te zeggen, dat
uwe vrienden al zo moede zijn van u cpgeflooten ·
tc houden , als gij van opgeilooren te zijn. En
derhalven moet gij u bereiden, gelijk u is aange-
diend , om binnen zeer weinige dagen naar
Oom Antonij's te vertrekken; die, niettegeniben-
de uwe anglten , zijne brug wil ophaaleii als her
hem belieft; zulk gezelfchap , als het hem/^oed-
dunkt, aan zijn eigen huis wil zien nog wil
hij zijne Kapel afbreeken om u te geneezen van
uwen onlangs opgekoomen zotten afkeer vim ee-
ne plaarze tOt dén Godlijken dienfl: gefchikt. —
Te zotter, alzo wij, indien wij geweld dagten te
gebruiken, de Plegtigheid zo wël in uwe kamer
konden doen verrigten, als ergens anders.
Vooroordeel tegen den Hr. Solmes hoeft u
baarblijkelijk verblind , en men is liefdes-haheη
genoodzaakt om u de obgen te openen: Nademaal
niemand dan gij dien Heer zo veragtcjijk oordeelt
ten aandien van zijn perjoon ; nog agt dac 'er op.
O 3 zijne
-ocr page 55-- r>E HISTORIE ν AN
zijne ^eden met regt veel te zeggen valt, vooi
een rondlijken land-edelman , die te veel verftand
lieefc om als een Salet-jonker ' voor den dag te.
koomen --En wat zijn inborß belangt, het
is noodig dat gij daarvan op volkoomener laindig-
heid moogt fpreeken, dan het duidelijk is dat gij
tegenwoordig van hem kunt hebben.
Om kort te gaen, het zal niet kwaalijk zijn,
dat gij u bereidt omj fpoedig hiervan daan gc-
bragt te worden, het welk eensdeels voor u zelve-
liet beft zal vlijen, en anderdeels uwe gereedheid
toonen, om in een ftuk ten minften, uwe vrien-
den te wille te zijn; voor eenen vaii welke gij,
zo het u belieft zulks te verdienen, moogt reke-'
iien, fchooneen Broeder,
Jakob Harlowe,
P. S. Indien gij van zins zijt om den Hr. Solmes
te zien, en uwe verontfchuldiginge bij hem^
te maaken wegéns uw gedrag, op dat gij in
Haat moogt zijn om op'eene andere
flacitze met te minder béfchroomdheid voor
u zélve, wegens de genomene vrijheden te-
gen hem, te ontmoeten; zo zal hij u_ op-
wagten waar het u belieft. '
Zo gij gezind zijt om de Huwelijks-voorwaarden
te leezen, voor dat ze u ter ondertekèninge
worden voorgelezen, dan zullen zij u hoven
gezonden worden —^—'Wie v^eet, of ze u,
niet aan eenige nieuwe tegenwerpingen zul-"
len helpen?--Uw hart is wijt weet gij
wel-- Het most zo zijn-- Want hebt
h
'Vf r
m
iü
gij uwe Moeder niet gezegd, dat het zo was?
En zou de godvrugtige ClariiTa haare Moe-
der te vooren jokken ?
ik begeere geen Antwoord, De zaak vereifcht
het niet. Nogthans moet ik u vraagen, Juf-
fer , Hebt gij geen nieuwe voorilagen te
doen?
Ik was zo moeijelijk, toen ik aan het einde
van deezen Brief kwam (welks poil-fcriptum mis-"
fchien gefchreeven wierd, na dat de andere den
Brief ai gezien hadden) dat ik mijne pen opvatte-
de, met oogmerk om aan mijnen Oom Harlowe
te fchrijven wegens het weder aanvaarden van mijn
eigen Goed, in gevolge van uwen raad: Pilaar de -
moed ontzonk mij, toen ik mij te binnen bragt,
dat ik niet eenen vriend had om mij bij te ftacn,
of in mijnen eifch te onderileunen , en dat het
hen maar meer ontfteeken zoude, zonder cenig
goed einde te beantw^oorden, O dat mijn Neef
maar waare oyergekoomen!
Is het niet een droevig ding, dat ik, die
mijzelve nog zo onlangs van iedereen bemind ag-
tede, nu geen een menfch tei· wereld hebbe om
voor mij te fpreeken, om mij bij te ftaen, of diC;
mij eene toevlugt zou willen yerieenen, bijaldien
ik mögt genoodzaakt zijn die te zoeken? --
ik, die groots genoeg was om te denken, dat i%
zo veel vrienden had, als ik aangezigten zag, en
mij ook nog vleide, dat het niet ren eenenmaalö
onverdiend was, dewijl ik mijns Maakers Beeld-
-xenis niet zag, het zij in man ρ vrouw, of kind,,
De HISTORIE van
hoog of laag, rijk of arm, weiken ik niet liefhad·^
in vergeljkinge gefproken, ^'ais niijzelve. -
Gave cie hemel, mijne waarde, dat gij getrouwd
waart! Danzoudtgij, miffchien, den Hr. Hick-
man hebben kuniien beweegen, öm m'ij befcher-
ïiiinge te verleenen, tot dat deeze flormen "waaren
overgewaaid. Dog dan mögt dit hem in zwaa-
righeden en gevaaren hebben ingewikkeld; en dat,
zoude ik om de geheele wereld niet hebben wil-
len." ^ ■ - ■· · · ■■
, Ik weete niet, wat mij te doen ftaet, dat
Weete ik niet! God vergeeve 't mij,' dóg ik ben'
zeer ongeduldig! Ik wenichte —— Dog ik weet
niet wat ik wenfehen moet, zonder.mij te bezon-
digen! -- Nogthans wenfchte ik wel, dat het
Gode behaagen mögt, mij in genade tot zig te
neemen! --Hier kan ik geene vinden --
Welk eene wereld is dit ? AVat is daarin begeere-
lijks? Het goed, waarop wij hoopen, zo wonder-
lijk vermengd met kwaad, dat men niet wecté
waarom men heeft te wenfehen: En de eene helft
van 't menfchdom de andere plaagende,' en in het
plaagen zelve wordende geplaagd ! —— Want
hier iii dit mijn bijzonder geval kunnen mijne na^·
beftaenderi niet gelukkig zijn, fchoon zij mij on-
Behalven hiijn Broeder
die fchijnen vërmaak
Ί
elukkig maaken
en Zuiler, trouwens
te fcheppen en genot te hebbenjvan het kwaad,
het welk zij brouwen.
Dog het is tijd om mijne pen neer te leggen ,
jiademaal daaruit niet dan gal in pla^itze van inkt
gloeit
VIII.
g
Ν
■ \ ' .ÄJ
iVSi
.....
Μ
ν
juffer Clarissa Harlowe, aan Juffef^.
1
■i'
m
i
Vrijdag ogtend^ te zes tmren
JuiFr. Lysje vertelt mij, dat 'er nu van niets
anders gefproken wórdt, dan van mijn vertrek
naar mijn Oom Antonij's." Zij heeft bevel gekree-
gen, zegt zij, van zig gereed te hniaken om mij
derwaards te vergezellen." En als ik'mijne af-
keerigheid van te verhuizen te kennen gaf, hac?
7A] de iloutheid van te zeggen. Dat alzo zij mi}
dikwijls diQ ,romanesk-beid van de plaaize' had
hooren prijzen, zij verbaasd ilond (haare han-
den ςφ oogen om hoog, ilaende) dat ik 'er mij te-
genilelde om te gaen naar een huis, hetvvcik zo
zeer in mijne fmaak was.
Ik vraagde, of zij zelve zo onbefcheiden was,
dan of het de 'aanmerkinge was van Ivaaré jonge
juffrouw? ' .
Zij maakte mij half-verbaasd met haar ant-
woord ; Dat het hard voor haar was, niet iets
goeds te kunnen zeggen, zonder van den lof daar- '
van beroofd te worden.
Dewijl de ilons keek , als of zij weezenlijk · ■
dagt iets goeds gezegd te hebben , zonder dq
vrijpoffigheid daarvan te bezeffen, liet ik het voor-
tij gaen. Maar/óm de waarheid te'zeggéri, die
" „ Ρ 5 fchep-
De HISTORIE van
'ί
fchepzel heeft mij bij menige gelegenheid over
haare bitsheid verzet doen ftaen: Want zedeit zij
in deezen poft van op mij te paiTen gebruikt is,
hebbe ik al veel geeil in haare vrijpoftigheid ont-
dekt , waarvan ik haar nooit voorheen verdagt
hield. Dit toont, dat zij een talent tot baldaa-
dige trotsheid heeft; en dat de Fortuin, met haar
ala eene Dienftboode te plaatzen onder mijne Zu-
fter, niet zo wel bij haar gedaen heeft dan de Na-
tuure; want dat zij als haare Gezellin eene beter
vertooninge zou gemaakt hebben. En ik kan
zomtijds inderdaad niet nalaaten te denken, dat ik
zelve van Natuure beter gefchikt was om heider-
Dienftboode, dan om de JiijjTowvuvm de eene ^
of de Zußer van de andere te zijn. En in dee-
ze weinige voorleedene maanden heeft de For-
tuin zo met mij gehandeld, als qf zij van het-
zelve gevoelen waare.
Vrijdag, te tien mrer^
Wanneer ik zo even beneden ging naar mij-
ne Menagerie, hoorde ik mijn Broeder en Zufter^
en dien Sohnes te zamen lachen en juichen. Do,
hooge Taxus-haag, yvelke de menagerie van den
tuin affcheidt, tulTchen beide zijnde, belettede
hen mij te zien. |
Mijn Broeder, naar [ik bevond^ had een ge-
deelte gelezen ^ of miflchien wel het geheel af-
fchrift van zijnen laatften Brief-Zeer voor-
zigtig, en beilaenbaar, zult gij zeggen, met
hun oogmerk om mij de Vrouw te maaken van
een man , voor welken zij niet verbergen het-
gcea
. I
φ
Ί
7
.....«-t.--....··«...^^·... X.
Juffer CLARKSA l^RLOWE.
geen, zo ik zulks ftond te worden, en zij eenif
ge genegenheid Voor mij hadden, zij iiit zugc
voor mijn toekoomenden vreede moeiten tragtén
te verbergen. - Dog ik hebbe geen cwijiFel,
of zij hauten mij in hun hart.
inderdaad, di^ar hadt gij haar beet. Broeder,
zeide mijne Zuiler. Gij behoefdet haar niet ver-
booden te hebben om aan u te fchrijven. Ik wil
wel wedden , dat zij met al haar vernuft, nooic
onderneemen zal om daarop te antwoorden.
Wel, voorzeker, zeide mijn Broeder , met
een zweeemzel van ftudentfche laatdunkendheid,
waarvan' hij rijklijk voorzien is, (want hij denkt
dat niemand zo fchrijft als hij) ik geloove, dar
ili haar daar een harde, brok gegeven hebbe te
verzwelgen. \Vat zegt'gij, mijn Heer Solmes?
Wel, mijn Heer, zeide hij, ik denke dat 'er
niet óp te antwoorden is. Maar zal het haar niet
meer verbitteren tegen mij?
Vrees in 't allerminil niet, mijn Meer Solmes
zeide mijn Broeder , of wij zullen het iluk wel
doordrijven , indien ze het u maar niet eer moe
maake: Wij zijn te verre op deezen weg gevor-
derd , om weerom te keeren. Haar Neef Mor-
den zal wel haail hier zijn ; Zo dat alles voor
dien tijd moet bered zijn, of zij zal zig onafhan'
gelijk van ons allen maaken.
Daar hebt gij de reden, Juffer Howe , van
hun Jehu's-drijven. 1
. f
De Hr. Solmes verklaarde, dar hij beflooten
bad volilandig te blijven , zo lang mijn Broeder
' hein
■jwmii|·
^ά De HISTORIE väw
liem eemge hoope gaf, en mijn Vader zig ihnd-
vaftig hield.
Mijne Zuiler betuigde mijnen Broeder , dat
iiij fchoon den fpijker aari mij op den kop gcjla^
gen had mee de reden, M'aarora ik met den iir.
Solmes behoorde te verkeeren. Dog dat hij zo
fcherp niet moeit zijn tegen de Sexe, wegens de
fouten van deeze verkeerde kleuter.
Mijn Broeder voerde haar een rap, en zo ik
onderftelle , geeilig antwoord te gemoet; want
hij en de Hr. Solmes lehaterden daarop uit van
lachen , en Bella, ook lachende , noemde hem
een ondeugenden guit: Dog ilc hoorde niet meer
van 't geen zij zeiden ; dewijl zij verder in den
tuin op wandeïden.
Zo gij denkt, mijne waarde, dat hetgeen
ik verhaald hebbe , mij niet weder ontihk, zuic
g-ij· u bedroogen vinden , als gij hier ter plaatze
leeft het ingeflooren aiTchrift van mijn Brief aan
mijnen Broeder afgefmeed --- terwijl het ijzer
gioeijend-heet was.
Noem mij niet meer zagtzinnig en goedaar-c
tig 5 verzoeke ik u. ■ '
{ )
Aan den Ih\ Jak ob. Ha hl ο we
Μ ij ν Η ε ε r. ' Fr ij dag ogtenäi
Indien ik , niettegenftaende uw verbod , op
U\yen laatften iliüe zweeg, zoudt gij mifichien be-
fluiten , dat ik. mijne toeilemminge gaf, om op
de voorwaarde door u gemeld naar mijn Oom An-
tonij's te vertrekken. Mijn Vader moet zo met
V'
-ocr page 62-"Tl
ÏÜFFER CLARTSSA HARLOWÈ.
iiijn kmd doen als hcc hem behaagt. Hij.mag mij
ter zijner deure uinzetccii, zo het hem goeddunkt,
bf u vei'lof geeven om dar te doen; maar (hoe
iioode ik die ook zegge) ik zou het zeer hard
agcen , dar ik met geweld naar iemands huis ge-
voerd zoll worden, daar ik zelve een eigen hebbe
om naar toe te gaen: , ^
Verre zij het van mij , niettegenilaende de
tergingen van u en^ mijne Zuiler, dat ik denken
zoude om mijn Goed zelve in handen te neemen^
zonder verlof van mijnen Vader ; Maar waarom
zo ik hier niet langer blijven -moet, mag het mij
niet vrijftaen om derwaards te vertrekken ? Ik wil
mij verbinden om niemand te zien, dien zij niet
willen dat ik zie, zo mij deeze gunit worde toege-
llaen. Eene G?//?/? noeme ik het, en ben bereid
iiet als zodanig te ontvangen en te erkennen,
fchoon mijns Gïootyaders Teitament het tot een
Iluk van Regt gemaakt heeft.
Gij vraagt mij , op eene zeer onbroederlijke
wijze , in het poil-fcriptum op uwen Brief, of ifó
niet eenige nieuwe voorflagen te doen hebbe-
ίΚ ίΙΕΒΒΕ (naardien gij het mij vraagt) drie
of vier ; yille nieuvj , denke ik ; fchoon ik de
vrijmoedigheid zal neemen van te zeggen, dat de
zaak gelaaten zijnde aan eenig menfch , dien gij
niet tegen mij hebt opgerokkend, mijne otide niec-
behoorden verworpen te zijn. Dit denke ik;
waarom zoude ik het daii niet fchrijven'? --—
Nog hebt gij eenige reden meer om onftuimig té
zijn tegen uwe Zußer ^ om dat zij u dit. zegt,
(nademaal gij u in uwen Brief fchijnt^ te beroe*
men, hoe gij mijne Moeder en mijne iVïoeij Her^
vey
^ f
4
-ocr page 63-^ De HISTORIE van
vey fegen mij hebt omgezet) dan ik hebbe
bp mijnen -Broeder toornig te zijn , om dat hij
mij behandelt als geen Broeder eene Züfter be-
hoort te behandelen.
Deeze zijn dan mijne nieuwe voorilagen:
Dat ik, gelijk ik boven zeide, niet belet
mag worden van mijn verblijf te gaeii neemen
(onder zulke voorwaarden , als men mij zal voor-
fchrijven, welke ik heiügiijk zal waarneemen) op
het huis yan wijlen mijn Grootvader. Ik zal het
hier ter plaatze niet weder het mijne noemen. Ik
hebbe reden om het voor een groot ongeluk té
agten^ dat het ooit zo was -- Dat hebbe ik
inderdaad.
indien mij dit niet vrijilaet, verzoeke ik ver-
lof om voor eene maand, of zo lang als men zal
goedvinden, te gaen naar Juffer Howe's. Ik dur-
ve zeggen dat haare Moeder zulks zal toeilaen,
zo ik mijns Vaders toeilemminge hebbe óm 'ei* té
gaem
Indien dit ook niet vergund worde , ën ik
uit mijns Vaders huis gezet moet worden, fmeekë
ik, dat men mij laate gaen naar mijne Moeij Her-
vey's, daar ik haare bevelen, en die van mijn Va^
der en Moeder, onfchenbaar zal in agi neemen;
Dog zo dit ook al niet kan worden ingewil·*
ligd, dan is mijne ootmoedige bede, dat ik naar
rnljn Öom Harlowe's mag gezonden wprden , \ή
plaatze van naar mijn Oom Antonij's; Ik bedoelé
hiermede geen kleinagtinge té doen aan mijn Öom
Antonij: Maar zijne Gragt, met zijne Brug, die
men dreigt op te haaien, en mifichien de Kapel
Öie 'er is, veifchrikken mij meer dan ik zeggeii
kan j·
f; /
ic ;
• »
h
^ i-
ΰρ
L· F, 1
"ί
Λ
jüFFE^ CLARiSSA fiARLOWE. é}
kan , niettegcinibericle uwe geeßige begekkingé .
van mij wegens dien fchiOom.
Indien iiien tnij dit insgelijks weigere ^ en ik
gevoerd moet worden naar het Huis, het welk^
rondom in zijne gragten beilooten, voor mij een
geneuglijk verblijfplegt te zijn; iaat men mij dan
belooven, dat ik niet gedwongen zal worden, om, ^
daar de bezoeken van den Hr. Solmes te ontvan-
gen; en dan zal ik 'er zo gewillig naar toe gaen^
als ooit.
Zie daar^ Mijn Heer, deeze zijn mijne nieuwe
voorflagen. En zo geen derzelver aan uw oog-
merk beantwoordt, alzo zij alle ftrekken om dë
bezoeken van dien onedelmoedigen aanhoiider af
te fnijden, zo gelief te weeten, dat 'er geen on- I
heil is, waaraan ik mij niet liever onderwerpen |
zal, dan mijne hand te geeven aan den man, wel- j
ken ik geen deel in mijn hart kan gunnen.·
Schrijve ik in eenen ilijl, die verfehilt van mij- > Ρ
iien gewoonlijken, en van 't geen ik wél wenfch-
te gelegenheid té hebben om te fchrijven; een-' - '
onpartijdig menfch , die wifl: wat ik bij toeval ^
I binnen dit voorleeden uur, gehoord hebbe uit u-
wen mond, en dien van mijne Ztifter, en van ee- '
nen derden, (bijzonderlijk de reden die gij geeft,
om op deeze geweldige wyze voort te drijven; te /
weétende haaft-verwagte overkoomil van inijnea
Neef Morden) zou denken, dat ik maar al te veel
reden daartoe hebbe. Gelief daarenboven te bé-
denken, mijn Heer, dat daar mijne klaagende υο* f
cativen mij aan zo veel linaad en ipot onderwor- ' ]
pen hebben, het al tijd is, al waare het maar oni
2ulke uidbekende voorbeelden na tCwVolgen, als
CrtJ '
-ocr page 65-ύό ÖE HISTORIE VAN
rm.
GIJ mijne Zußer mij geeft, dat ik mijn chaf
rafter tragte ilaende te houden, om dus minder
vreemd^ eii nader vermaagfchapt aan U beideit
geagc te worden , dim gij beide zederc eenigeii
tijd ichijnt onderfteld te helDben dat ik ben..
Met uw verlof^ om op eenmaal mijn vrou·*
gelijken pijl-keker ie ontledigen^ doe ik 'erbij j
dat ik geen andere reden weete, welke gij kunt
hebben om mij .het antwoorden aan u te . verbie-
den, na dat gij aan mij gefchreeven hebt wat u
goeddagt, dan dat gij bij u zelve wel bewuft zijt,
de behimdelmge, die gij mij aandoet, voor rege
en redea niet te lainnen verantwoorden. ,
Zo het anders zij, Ik een ongeleerd, on-re-
deneerlmndig meisje, bijna een derde jonger dan
gij, zal het onderneemen, (zp verzekerd ben ik
.van de regtvaardigheid mijner zaake) om over de
beiliilinge van mijn lot. een kans met u.,te waagen :
Met fö, Mijn Heer, die liet voordeel hebt gehad
yan eene academifche opvoedinge ; wiens ver-
band gefterkt moet zijn door opmerkinge, en ge-
leerden omgang ; en die , vergeef mij, dat ik zo
laa-g daalegewend zijt, om harde brokken te
s^erzwelgen te geeven aan dengeenen, tegen
welke gij u verwaardigt te fchrijven.
De een of ander onpartijdig perfoon , uw
geweezen Leenneeiler, bi| voorbeeld, of de god-
^yrugtige en eerwaardige Dr. Lewen , zij regter
tuflchen ons: En zo een van beide üitfpraak tegen
mij doe , zal ik belooven mij aan mijn noodlot
te onderwerpen: Mids, zo het tegen u gewee-
zen worde , dat het mijn Vader alleen behaage,^
ïiiii de weigeringe te gunnen van den man, wei-
keii
«·
I
/
·ι ·
i®
f
Juffer CLARISSA HARLOWE.
ken men mij met zo veel geweld zoekt óp té
dringen.
Ik vleije mij. Broeder, dät gij te gereedei*
tot deezen voorftag zult ovèrgaen , alzo gij eeti
• gevoelen fchijnt te. lielDbeii van liwe be-
kwaamheid in het redeneeren; èn geen iaaj^ van
den drang der redenen , die- in uwen laiuften
Brief vervat zijn. En dewijl ik in eenc twiil mee
11 onmogelijk eenig voordeel hebben kan , zó dé
regt vaardigheid mijner zaake mij dat niet verichaftj
(v/aarvan gij geen gedagten hebt) zo betaamt het
u, dunkt mij, aan eenèn onpartijdigen goeman jte
toonen, dat ik ongelijk hebbe, en gij niet.
Zo dit äk^an u aangenomen worde, is het noo-
dig dat de ilrijd gevoerd worde met de pen; het
gebeurde ter neergelleld, en vim beide kanten
erkend; én de beiliilinge gegeven worde volgens
de kragt. dér redenen, welke iedèr ter ftaavinge
van zijnen- kant des geichils zal voortbrengen :
Want met uw verlof dat ik ,'t zegge, ik kenne d^.
n'.anhaftlghcid van uwen aart.al te wel, dan dac
ik èene rederlt^viίï bij monde tegen u zou onder-
nee men. · .
Zo het niet worde aangenomen, zal ik be-
lliiitcn, dac gij uw gedrag jegens mij niet kunc
verdeedigen: En zal alleen van u verzoeken, dac
g?j mij in toekooinende wilt behandelen met, die
beleefdheid, welké een Broeder,' die zo wel wei-'
leevend als geleerd geagt wil worden, aan eene ,
Zuiler is verfehiildigd.
En nu, mijn HeerJ zo het fchijnt dat ik eer
ni^^Te heftigheid getoond hebbe,. die niet g^eel
vrèerad is van de verwantfchap, in wèlke ik dè' ee-
ll: 0cei Κ xè
mih
ύό ÖE HISTORIE VAN
re hebbc vciii met ί^ί, cn met mijne Ztißer xè
ihieii; en die men mag oordeelen niet heel over-
eenkoomilig te zijn met dat gedeelte van mijn
charaéler,waardoor ik,naar het fchijnt, voormaals
ieders Liefde won , gelief te ovenveegen aan
•wlen, en aan "ivat het is te wijten ; en dat ik dit
gedeelie van dat charaflrer niet aiieide, voor dac
het mij onderhevig maakte aan dien fmaad en aan
dien lioon, welken een Broeder, die eene οηα^
■bangelijkheid^ vrijwillig door mij a%efi:aen, zo
gretig heeft 'daflgehouden ^ en die oogenfchijne-
iijk zig daarop zo verheft heeft, niet aan eenïg
behoorde betoond te hebben j veelmin aan"
Qi^WQ zwakke· en weerloöze Ziifrer: Welke, dac
nietregenilaende , eene genegene en eerbiedige
Zuirer is, en gaarn zig bij alle toekoomende gele-
genheden zo betoonen zoude; gelijk zij in elk be^
drijf van haar voorgacnde leeven gedaen heeft,
fchoon zij zedert eenigen tijd met zulke onvriend-
Irjke vergeldingen bejegend zij.
J··
r' \
■--Aft». ■
Zie de kragtj mijne waarde, en de fnelvloeij-
endheid, gelijk ik zeggen mag, van de drift; want
de Brief, dien ik u zende, is het eeril: ontvvei-p,
zonder kladde of uitfchrappinge afgemaakt.
Vrijdng te drie uur cm»
\
Zo dra iii het had nfgefehreeven , zond ik
ji i<
i!
Ύ
Juffer CLARISSA HARLOWE.' ^f
s
het naar beneden aan mijnen Broeder door Juf-
frouw Lysje.
De ilons kwam kort daarna weder boven ,
geheel onrileld, met een Lievenüjd^ Ju fer !
VVat liebt p;ij,p;edaen? -Wat hebt gij ge-
fchreeven? Want gij hebt hen alle in een luidst
rugtig oproer
%
%
•Mijne Zufler is zo even dit oogenblik van ml|
sf gègaen: Zij kwam in vollen vuur en vlam bo-
ven, hetwelk mij noodzaakte mijne pen fchielijK
ter neer te leggen: Zij liep naar mij toe --—
O Haageiideveld! zeide zij, mijnen nek watf
èil te hard ilreelende. En is het hiertoe eindelijlv
gekoomen!--
Slaet gij mij, Bella?
Noemt gij dit ii te ilaeri? ü dus maar eeri
ilagje op uw fchouder te geeven, zeide zij; weei
zagner flaende — Dit vyas het, waartoe -wij wel
verwagceden dat het koomen zoude--Gij
moet onafhangelijk zijn - Mijn Vader
heeft te lang voor u geleefd! --
Ik itond met heftigheid^te fpreeken; maar zij
hield haar neusdoek voor ,mijn mond , op eenö
vrij ruwe wijze -- Gij hebt genoeg met u^
We pen gedaen, fnoode luiilervink, als gij zijt!
Maar weet, dat nog uw ontwerp van onaflian-
gelijkheid , nog van uwe bezoeken , u vergund'
zal worden. Ga maar uw gang , gij verkeer-
de! Roep uwen Guit maar te huipe cm \x onaf^,
bangelijk van &vve Ouders, en ^fhmgeiljk vaii
«■l
mÊÊmÊÊÊmiÊliÊÊÊÊÊ
-ocr page 69-es De HISTORIE van
hciiï té tiiniiken! -- Doe zo maar! —:—- Be-
reid II vnn ilonden aan , - Befluit wat gij
wik iTjfde ncemen —■—- Morgen vertrekt gij
fcs'
' \r
i
Maak 'er ilaac op ^ mórgen vertrekt gij!
Gij zult hier niet langer blijven, metuvvbefpie-
den, en heimelijk omloopen om te lüiileren wat
de luidën zeggen-Het is vafi: beflooten kind!
-- Morgen vertrekt gij -- Mijn Broeder
züii boven gekoomen zijn , om u dit te be-
rigten; maar ik overreedde hem tot het tegendeel
Want ik weete niet, wat'er van u zou
\ ί
•f?i·
■ ' i/ί
'μ
geworden zijn, zo hij het gedaen had
Zulk een Brief! Zulk eène baldaadige, zulk eé-
ne ivaamvijze uitdaagfter ! -O gij trots
fchepzel! Maar bereid ii maar , gelijk ik zegge
--- Morgen vertrekt gij ■—— Mijn
Broeder zal uwe ftoute iiirdaaginge aanneemen;
maar het moet bij monde zijn ^ en te mijn Oom
.Antohij's - Of miilchien ten huize van
den I ir. Solmes ---
Diis holde zij vail voort, genoegzaam fchuim-
bekkende van drift, tot dat ik, alle geduld verlie-
zende , zeide , Geen geweld hier meer, Bella —
Iladde ik geweeten, óp Vi^elke wijze gij voorhadc
boven te koomen, gij zoudt mijne kamerdeur niet
open gevonden hebben. Praat tegen uwe,/)/<?/;//-
meld op deeze wijze. Hoe ongelijk ik ii ben,
waarvoor ik God danke, ik ben niettemin uwe
Zuder -^- En laat ik u zeggen, dat ik mor-
gen niet wil vertrekken , nog overmorgen, nog
den \Olgendcn dag -—-- ten zij ik met geweld
yvorc'e weggcflcept.
Wat ! ook niet, zq uw Va^kl' Qn Moeder
if
fi
■>
\
M-.
f\
Ν
l6r
fi-
het gebieden --Kleuter? zeide zij; fchoon
haar een jiiider woord op de tong lag, gelijk bleek
uit haar iHl houden en wijze van zeggen , voor
dat dit 'er iiic kwam.
Als het daartoe koomc, Bella, dan zal ik
'weeten , wat ik te zeggen hebbe.
Dog het zal
uit hun eigen mond zijn, zo ik het doe
Niet uit uwen , nog van uwe Lys--En
ipreek nog maar een woord tegen mij, op deezc
wijze, en daar moge van koomen wat 'er wil, il:
zal mij in hunne tegenwoordigheid dringen; en
vraagen, wat ik gedaen hebbe, om dus behandeld
te worden ί >
Koom met mij, kind ! Koom met mij, zagt-
moedig lam -- mij bij de hand ncemendc,
en naar de deur leidende--Vr-aag bet lien
nu - Gij zult uwe veragte Ouders hdde te
zamen vinden ! - Hoe nu ! bezwijkt uw
hart? —^- want ik bleef ftaen , daar zij mij
dus icharaperlijk aanbood te geleiden, en Qiittrok
haar mijne hand. . .
Ik behoeve niet geleid te worden, zeide ik·;
en nademaal ik uwe noodi2;ino;e kan voorwen-
den , zal ik gaen: En ik hii^aitede mij diesvoi-
gens in mijne drift naar de trap -Maai*
zij geraakte nog tuiTchen mij en de deur , en
Laate ik haar eeril verwittigen, ftour-aartf,
zeide zij van uw. bezoek -Laate ik het doen,
om uwentwille -- Want mijn Broeder is bij
hen. D^)g die weder open doende , als zij mij
zag te, rugge deinzen — Ga, zo gij wilt'!
—— WaaiOm gaet gij.nieζ! ^—^ Waarom gaet
i'WJW^MJip
wm
7p be historie van
gij niet, JiilFer, --mij al volgende naar mijn
kabinetje , v^rerwaards ik mij begaf, en mijn hare
vol zijnde, de gfefen-dem· agter mij toetrok; en
ik konde mijne traanen niet langer binnen houden.
En ik wilde haar niét een woord meer ant-
woorden op haare herhaalde befchiildigingen, nog
op haaren eifch om mijne deur open te doen,,
(want de fleutel was aan den binnen kant) nog
zelf niet eens mijn hoofd naar haar vvenden, ter-
wijl zij door het glas naar mij keek. En eindc-
jijk, hetwelk haar eene hartlijke'fpijt was, trok
ik de zijde' gordijn roe, dat zij mij niet zien zou,
en dus ging zij den gantfchen weg al preutelen-
de naar beneden. - '
Is deeze behandelinge niet genoeg om eene
roekeloosheid te verwekken, waarom men te voo-
ren nooit gedagthad?
Dewijl het maar al te vvaarfchijnelijk is, dat-
ik naar mijns Ooms zal worden weggevoerd, zon-,
der dat ik in ftaat ben om u daarvan vooraf ken-
nis te geeven ; Zo verzoeke ik , dat zo dra gij
van zulk eene geweldenaarij zult hooren, gij naar
de gewoone plaatze wilt zenden oni die Brieven
van u van daar tej'ug te neemen, weike mij niec
zijn ter hand gekoomen , en de mijne , die 'er
mogen leggen, daarvan daan te krijgen.
Dat gij altoos moogt gelukkig zijn , mijne
Waarde bidt uwe '
qp. marl owe.
i
ic ^
%
«i
fi·
r-
k' i
ί 4
'SL:
ï'k
>
Ik hebbe uwe,vier Brieven ontvangen. Dog
ik ben in zulk eene gillinge, dat ik daarop tegen-
woordig niet kan fchrijven^
'ff
-Tm
1
■t
^lifer Clarissa Harlowe, aan Jtifer
f?ijdaß avond den 24 vm Maart.
Ik hebbe ccn zeer tergenden Brief van inijne
. Ik kon wel onderilellen , dat zij gebelgd
zou zijn over de verfmaadinge, welke zij zig in
mijne kamer op den halzc haalde. \^an haar ge-
drag is zekerlijk geene andere reden te geeven,
dan uit eene woede door eene vermoede Mede-
.gadinge aangeftookt.
Ik
/
Aan J.uff'er Clariss^ Harlowe.
>
Ik hebbe u te berigten , Dat uwe Moeder
iiw vertrek op morgen nog beeft afgebeden:
Dog inderdaad liebt gij bij haar uit, zo wel als
bij alle andere.
In uwe Voorfiagen, en den, Brief aan uwen
Broeder hebt gij u zo zot en zo wijs-, zo
jong en zo oud , zo minzaam en zo hardnek-
kig , zo zagtmoedig en zo vinnig betoond; dac
'er nooit „zulk een verir.engdcharaéler was.
Wij weeten alle wel van ivien gij deeze
nieuwe heftigheid ontleend hebt. En egcer moe-
ten de zaadcn daarvan in uw hare zijn, anders kon
·<· ί
■üri
Juffer CLARISSA HARLOWE, η
Ε 4 hec
■< ι.
1··· , η ïr;' ^·, : - ■ ' y
X
vi'
-ocr page 73-es De HISTORIE van
het op ccn fprong zo wild niet ftcigcrcn., Men
zou den iir. Solmes kwaad gunnen raec hem zull^
é'enc fcbuwe, niet-fchu-vje kleuter roe cc wen-
fchen ; eene andere van uwe tegenih'jjdige hoe-
danigheden ■—— ik laate u opmaaken wat ik
'er'mede meene.
Hier wil uwe Moeder u niet: laaten blijven,
Juffer: Haiir gemoed kan geen ruil· hebben, zo
iaiig ;iulk eene wecrijxmneling van een kind zo na
bij haar is : Uwe Moeij liervey wil geen lad on
zig neemen, w,eiken de gelieele familie te zamen
niet wel kan waarneen)en: Uw Oom iiarlowe wil
11 ten zijnen huize niét zien, voor dac gij getrouwd
zijt - Dus, dank hebbe uvv^e eigene ftijfkop-
pigheid , hebt gij niemand, die u ontvangen wil,
dan uw Oom Antonij —- Daar moet gij bin-
ι <
%J '>
Μ·'
.Α
i' -f
ι ίί .
ιΛ
§;en.
\
-y" ■ -.Ir
nen zeer weinige dagen naar toe gaen , en ais gij
daar zijr, zal uw Broeder, in mijn bijzijn, alles
regelen wat betreic uwe zedige uitdaaginge : —
Want die wordt aangéilomen , dat verzekere ik
u. ].)r. Lewen zal 'er mogelijk zijn , nademntil gij
hem \Trkieil:; Een ander heer insgelijks, al waa-
re het maar om u te overtuigen, dat hij een ander
fing van eei? man is, dan waar voor gij hem ge-
houden hebt. Uwe twee Oomen ziïlien 'er moge-
lijk ook zijn, om te zien, dat de 'arine^ zivak-
ke ^ en iveerlooze Zufter rein ipei heeft. Dus
ziet gij wel , JaiFcr , v.'ac al gezelfdVap uwe 'bitze
uitdaaginge zal bijeen trekken. ' ,· "
, Maak u tegen den dag om te vertrekken be-
reid. . Ö-ij zuk die boódfchap wel haaii ontvan-
Vaai'wel Mama Nortons zoete kindl
, : Akas. IHarlowe.
r
JUFFER CLARISSA HARJLOWE. · f j
Ik fchreef den »Brief uit·, en zond hem aan
mijne Moeder met deeze i'egels.
t
Een klein woordje, mijne ahoos-gëeerde
Mama!
Zo mijne Ziiiler den ingeilootenen volgens
goedvinden van mijn Vader, of u, gefchreeven
hcefi: , moet ik mij onderwerpen aan de behan-
dclinge, welke zij mij daarin geeft, met deze aan-
merkingc alleen^ Dat dezelve nog te kortfchiet bij
de bejegeninge, welke ik van haar in perfoon ont-
vangen hebbe. Zo zij 't naar haar'eigen hoofd ge-
daen heeft - Wel dan , Madam- Dog
ik 'imft. wel, dat als ik uit uwe tegenwoordigheid
gcbaiinen .'wierd - Evenwel, tot dat ik
weete, of zij laft tor deeze behandeiinge heeft of
niet, zal ik alleen verder fchrijvcn, dat ik ben
Uvj zeer ongelukkig Kind,
CL. HARLoWE.
Dit Antwoord' ontving ik op een open ίΐαΐφ
papier, dog het was op eene plaatze nat: Ik
imlle die plaatze ; want ik ben verzekerd, dat
een Moeders traan de blaar daarop getroldien had,
om zo te fpièeken. Zij moet het (ik hoope'AÏii zij
het moet) met weerzin gefclireeven hebben.
Het is ftoiit om befcherminge te wqyzoq-
ken^' daar men het gezag in den wind ilaet. In
uwe Zuikr, die zig in iiv:e omfiandigheid niet
gaarn aan uvjs verkeerdheid zou hebben fchuldig
( «
-ocr page 75-De HISTORIE VAii
gemaiikt, is het niec zo heel kwaalijk telieemerij
tiat zij daarover op ü toornig is. liLvenwel hebben
wij haar gezegd ,· dat zij haaren ijver voor ons ge-
hoond gezag moell maatigen. Zie, of gij een an-
<3er gedrag verdienen kunt, dan waarover gij
Jvlaagt: Het welk evenwel niet zo fmerdijk voor μ
kan zijn, dan de oorzaak daarvan is voor
•ft.
'; ■ Vive noo; ormchikkiaer Moeder.
O O O
■»•■λ
Hoe dik'VJijk moet ik u verbieden mij eeni^^^
zins aan te zoeken !
Ji ''
'L·
r '
ι
' I
■ if
1-
Geef mij, mijne waardfte Juffer Ilov/e, uw
gevoelen, wat ik kan^ wat ik behoore te doen.
Kiet wat gij (zo gefold als ik gelold worde) in
verholpenheld of drift zoudt doen -^— na-
demaal gij, zo aangeprikkeld zijnde, mij zegt, clac
gij al voor deezen tijd bij een zeker perfoon zoude
geweeft zijn - En frappen , die men in
drift doet, miffen bijkans nooit van oorzaak tot be-
rouw te geeven : maar berigt mij, wat gij denkt
dat een bezadigd oordeel, en na-bedenkinge zal
wettigen welke ook de nitflag zijn mögt.
Ik twijfiele niet aan uwe medelij de ndehÏQÏdei.
Dog het is egter onmogelijk, dat gij den hoon en
vervolginge zo leevendig kunt gevoelen, als ik
die ze onmiddelijk lijde ^ EnjZ^t derhalven
beter gefehikt om mij raad te geeven, dan ik zel-
ve doen kan.
Ik. zal het hieroplaatenaankoomen. Hebbe ik
genoeg geleeden en verdragen, of niet? En indien
zij no^· d zullen voortvaarcn; indienidie wonder-
lijke
r-, -
1
tin»
lijke aanhouder tegen eenen zo kragtiglijk betuig-
'den afkeer, nog al zal aanhouden; zeg. Wat
kan ik doen? --- \yeiken weg inflaen? ---
Zal ik naar London vlugten , en mij tragten te
verfchuilen voor Lovelace zo wel, als vooralle
mijne eigene Bloedverwanten, tot dat mijn Neef
Morden overkoonie? Of zal ik te fcheep gaen om
mijnen Neef te Livorno op te zoeken V Nogthans
hoe vol van gevaar is dit laatüc, aangezien mijne
Sexe, en mijne jongheid! —-- En zou mijn
3>seef wel niet naar Engeland kunnen zijn afgcilo-
ken, terwijl ik derwaards reisde? -----; Wat
kan ik doen? - Zeg mij, zeg mij dog,
mijne waardfte JuiTer Howe, (want ik durve mij
zcive niet betrouwen) zeg mij dog, wat ik kan
doen!
Ik ben genoodzaakt gcweeil om te beproeven,
of ik mijne toornige driften aan mijn Ciavecim-
baal niet kon doen bedaaren; hebbende ecril mij-
ne deuren en venfters digt tocgeflooten , dat ik
beneden niet gehoord mögt v/orden. Wanneer
ik de houten venilers toetrok, veiTchafi:c het ge-
krijfch van Minerva's Vogel van verre, als van de
menigmaal bezogte Houtfehuur afkoomende, mij
het onderwerp in dat bekoorelijk · GEZANG aan
de WijSHEIÜ, welke onze Seke toe eere ilrekt,
als door eene van haar gefchreeven zünde. Ik
ondernam, voor eene week, om de drie laadle
Sneeden daarvan op noocen te^ ilellen, als niet
ongevoegelijk zijnde bij mijne 'ongelulikige om-
) i
i é
es De HISTORIE van
ilandigheden; en na dat ik het Gezang nog eens
had overgelezen, Vi^aaren die mijn Speel-iluk: En
Ik ben verzekerd, dat mijn hare mijne vingers ver-
gezelde in de plegtige bede aan de Alwijze en Ai-
niagtige Godheid, welke zij in zig vervatten.
Ik fluite het Gezang hierin, niet mijne Proef
daarbenevens. Het onderwerp is deftig Mijne
omftandigheden zijn zielroerende ; En ik vleije
mij, dat ik niet heel ongelukkig geweefc ben in
de uitvoeringe. Indien het uwe goedkeuringe
wegdraage , zal ik daaraan niet meer rwijffelen':
En ik zou 'er nog meer van verzekerd zijn, kon-
de ik door uwe ilem, en door uwe vingeren daar-
van de proef hooren neemen.
ri
4
Λ1
Η
Μ
ψ" Äi
δ.-,
Κ''i
Wr-^i
Ur
ψν'ϊ '
GEZANG
AAN DE
Door eene Juffrouw,
I 'J
De Nachtuil, die, in 't wagglend dak.
Zich voor den glans van 't licht verilak,
» Verlaat den hollen muur,
Begroeid met mos en klimopblaen;
En vliegt nu, eenzaam, af en aan
ïn \ doodfch en donkerit uur. ;
)
». . i · > ■
li
Μ
«Μ
. »SiH
ik hoor, verheugd, zijn dof geluid.
Dat op de tong der Echo iluit;
Die 'c ftraks de windjes leert :
MINERVE'S gunftling! 'k volg uw raad^
En ftreef daar WIJSHEIDS zetelftaat,
Waarvoor zich 't hart verneert.
Zij mint, ο Nacht, uw ftil gebied.
Wanneer Bedrog de zinnen niet
Verleidt door 't valfche beeld: ^
De Dwaasheid legt dan 't momtuig af.
Waar 't licht een weidfche Verwe aan gaf,'
Die 't oog verlokt en ftreelt.
O PALLAS, eedle Kunft-Vorftin!
Gij kuifcht het hart ^ gij ftreelt den zin
Die uwe welluil: fmaakt. ">
't Verlbndig oog van 't braaf gemoed
Wordt, lettende op uw' fchoonte en gloed^
Verrail, verrukt, vermaakt.
Verhoor, daar'k aan uw outer kniel'.
De fmcckgeloftcn ecner ziel'.
Die, vrij van woeile drift,
Op uvt' ontaate regels bouwt,
paft
-1
I
)
\
η.
' ' V t
t
I' -
»-
1 ^ .
ί , ' :
Ψ"
-ocr page 79-78 De HISTORIÉ VÄ^
Den ijdlen wenfch der dwaazen.fchouw't^
En \ nut van 't fiiödg fchifd
VI. .
ACHILLES Pluim, noch CRESÜSGeld^
010 Ν Ε S Blos, die ras verfmek,
Zijn 't lokaas mijner hoop:
Der Eerzucht, Hoogmoed^ Gierigheidj
Wie 'c fchijnbaar goed verrukt èn vleit,"
Zij dit voOr zorg te koop.
VIL
jlet fchoon der ^iele, een eedler zwierf
Üw beße gift, ó WIJSHEID! fier
Mijnhvin^ dat de ondeugd weert. ,
Schenk mij voor RIJKDOM, Ruft en Vreugcf
Voor MAGT, het ruimft Gezag der Deugdit
Die mijn Gemoed regeert.
' Vin.
Wanneer het wuft Geluk verdwijnt^'
De teedre Roos der JVelluß kwijnt,
-Ir-
4
-Ί·
, ν;·
,r
hf.
En op heur Graf vergaat :
Dan duurt uw onvergangbre Glans,
Dan groent en bloeit uw LauWei'krané
In onverdorden ftaat. j
J
Ii
0eï
IX.
Ik trots, beveiligd door gunft/
pe logen, valsheid, lift en kunft
i,
m
L·
m
I.·
Pi"
liiiÏÉrïTiiMf
Juffer CLARISSA I ÏARLO^VE, ■
, Dér Dwinglandije en Nijd.
Den loomen Dwaas veracht mijn geeft:
Geen valfch Fernuft maakt mij bevreeil:
Voor Scherts of bits Verwijt.
Bij υ ontduike ik 't woefl: gewoel
Der Twift, en fta geen Haat ten doel^
Nog 's waerelds eerloos loon.
tj volge ik in het vreedzaam woud,
Waar Plato s ziel zich blijde onthoudt.
Verfielt met al uw fchoon.
ïlyiïus ßroom bragt, heinde en veer,
Öp zijn bevel, uw wijze Leer
Van SCHOON, VOLMAAKT, en GOEO:
Athene, opmerkend, vatte't woord.
Dat, van haar Zoonen aangehoord.
Daalde in 't oprecht gemoed. - ■
i:)ie Stem der WAARHEID ving het oöi ^
Der loflfe Jeugd, zij gaf gehoor,
En voelde een' andre min:
Het woên der Drift werdt. ilraks bedaard?
De lieve Deugd nam, zagc van aart,
Het vlugge zintuig in.
XIIL
Olj blaaft des DIC Η Τ Ε R S zanglud aan, '
'si^ANDS oorber leerc dj voor te ihen,
f-Q " ÖE HISTORIE vAi«
, Gij zwaait der HELDEN Staf;
Met STIL Vermaak der wijze KLUIS;
De zoete Vréugd van 't vreedzaam HUIS
Daalt van ÜW invloed af.
XiV.
»
Aan geen verfierde Goón gefnoerd, ,
Worde mijn Gedagtc om hoog gevoerd '
Tot U, Volmaaktfte GEEST!
Van Wien de Gift der W IJ S Η ΕID daalt;
't Vérftandlijk Licht, zijn ooriprong, ilraalt 5
Welks glans de Domheid vréeft.
XV,
Vergunme een ftraaltje van dat Licht,
■ 'i: Geen mijne önzeekie treeden rigt
Op wegen krom en fteil;
Waar langs mijn'Ziel, verhelderd, ilreev'^
Schoon hier een miil van dooling zwéev
Naar 't eeuwigduurend Heil.
XVL
De Drift van 't Bijgeloovig brein
Der Dwaazen opgefiiiukte Trein
Ontdekt'haai-oog in't hart.
Zij acht des wacrelds eelfte Vreugd, ., ■ ^
Ontbloot van 't waar Genot dei DEUGD,
Sieges Ijdelheid en Smart.
' ί
fe
iE
ι
rt o??i/ ^e/yt^^i, '^Tot | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
f-#
t
I
f-H»
Λ- Λ-
t
ö
4
s
Ö
OTtiÄSb
f-f-
1
β
6
t
7
5
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
't ^ee^ ?ivi/7L·^ ΟΫΐ/ζ^εβ-^τβ/ t^èe" ---^ |
Ot? /iiaen/ '^^τ^οτη/
^ri^ -νο/τν 't
(ώρίζα^ζ^η/
^y^e^ie^ eny ^^ma/rtr.
^4'axi/r^ 't eea/w^ ^ttu/r^^ iiec^.
-ocr page 83-^fer Clarissa Harlowe, αάη
Howe.
».
) ff
- -f »
Vrijdags U MiddernagUi,
ïk hebbe nu een bezadigder oogenbliki
Nijd, Heerfchzugc', hoogloopende en eigenbaati-
ge Wraak, en alle geweldige Drifcen, leggen
nu, zeer waarfchljnelijk ^ rondom mij in ruil; etl
zullen mijne eigene toornige harcilogcen niet wij-
ken voor het ftil uur, en insgelijks bedaaren ? ^^
Zij, zijn daaiTOor geweeken , en ik hebbe van
deezen g-erufter tijd mijn gebruik gemaakt om uwe
laacfte Brieven eens weder over te leezen. Ik zal
zommige paiFagies in dezelve aanroeren: En op
dat ik de maar even-wedergekreegene kalmte tö
minder in gevaar mag brengen ^ zal. ik beginnen
met het geen gij fchrijit van den Hr. Hickmani
Met uw verlof moet ik zeggen. Dat het mij-
ieedis, dat gij uzelve niet kunt overreeden, oni
beter ^ dat is te zeggen ^ régtmaatiger denkbeeld
van dien heer te hebben, dan uwe koddige -fchil-
derij van hem toont dat gij doet; of ten minften^
dan de grappen van uwe natuurelijke geeitigheid
iemand wel zouden êioen denken. f '
Ik verbeelde mij niet j dat gij zelve zeggen
zult, dat hij voor de fchilderij gezeten heeft, dié
gij gefchetil hebt. En egter is ze, over het ge-
.vli. Deei. -- li " i'ed,
Jufer
hecij niet groodijks tot zijn nadeel. Wcaré ife
in eene gerufte geraOedsgeileldheid ik zou onder-
liieemen om eeüe beminnelijker en regtmaatigef
gelijkenis te maakcn.
^ Al heeft de Hr/ Hickman die vrijmoedigheid,
aiet, welke andere mannen hebben^ hij heeft dief
vriendlijkheid en zagtmoedighëid, welke veele der-
ven; En welke met de oneindige agtinge die hij
voor u heeft ^ hem een Van de gevoegelijkfte
mannen ter wereld 2al maaken voor eene perfoon
van uwen geeft en leevendigheid^
Schoon gij zegt, dat ik jtelvé geen zin iti
hêm zou hebben, ik vei"Zekere>u, indien de Hr.'
Solmes zulk een man Waare, als de Hr. Hickman,^
van perfoon ^ gemoed ^ en gedrag^ mijne vrien'
den en ik zouden nooit twift over hem gehad heb-
tien ^ zo zij mij niet haddeft Willen toeftaen om on-
gehuwd te leeven; De Hr. Lovelaee (zulk een
charaéter hebbende als hij heeft) zou niet eens
bij mij in overweeginge zijii gekoomen. Dit kan
ili dies te ftoutmoediger betuigen ^ om dat ik dui-
delijk bemerke 5 dat van de twee hartftogten vatt
Liefde en Frenze , Deeze man gefchikt zal zijnr
om eener Vrouwe eene veel grooter'maate van?
de laatße in te boezemen, dan ik mij verbeelde^
beftaenbaar te zjjn met de eerßs ^ om een geluk-
kig Huwelijk te maaken.
Ik ben verheugd oveï uwe bekéhtênis ^ (iat
geen man u beter behaagt dan de Hr, Hickman^
Sinnen koiten ^ twijfleie ik niet, of gij zult i» ^
ihat Zijn , indien gij uw hart daaromtrent op de
proef ftelt, om te erkennen, dat geen man u za
wel behaagt ; Bijzonderlijk, »ιί^ gij gaet gedenken »
' i
JutFEk CLARISSÄ HARLOWÉi -
äat de gebreken zelf, die gij in den Hr. Hickmat?
vindt, hem wonderlijk, wel gefcHikc doen zijn om
'ü gelukkig tè madken: Dac is te zeggen, zo hec
tot uw geluk noodzaakelijk zij, dat gij in alles
iiw eigèn tin krijgt.
Dog laate ik'er nog een ding bijvoegen :
En dat is dit: ■—— Gij bezit zulk een vluggen
geeft, dat gij met uwe wonderbaarc gaaven, eiken
man ter wereld , die it beminde, zoudt doen
kijken als een gek ,' ten zij hij zulk èeri waarc
kis JJovelace. ^ , ,.
Vergeef mij mijnè öpèiihartighèid mijnè.
waarde: en·vergeef't mij ook, dat ik zo fchielijlc
ivederkeere tot onderwerpen, welke mij zelve zd
önmiddèlijk betreffen, sJs die ik nü zal äanroe-
Gij houdt weder aan, (door des Hren. Lo^^
yelaces gevoelen beveiligd) dat ik myn , eigei*
Goed moet tot mij neemèn Iwg jetnéemèn kan ilc
hec niet noemen, als nooit ia het bezit daarvaa
geweeft zijnde]: En ik hebbe u grond gegeven
om te verwagten , dat ik dit onderwerp naaukeu-
iHger zal overweegeu ^ ik voorheen gedaea
hebbe. —— Ik moét evef^wel bekennen, dat de
tedenen, welke ik ^ tegen het yolgéu van uwea
raad had in te brengenzo duidelijk zig opdee-
den, dat ik da^t, dat. gij dié zelve wel zoudt ge-
:^en hebben ," en daardoor ; tegen uwe fchielijker
Md'geevinge; tot een andêr beiluit gebragt zijn.'
-—^ D"o^ nadeiiiaalj dit zó niet is, en, dat gijea
de Ifr. Lövelacö^beid'é mij nóopen om mijn eigen
Goed te aanvaarden zal ik het oiid^. werp kort-
ééns befchott'wen.' ...
-"S^-r;:-··;
: Όε HISTORTE van
: Laatc ik u in de/eerfte plaatze vraagcn,
ne waarde, onderileld zijnde dat ik gezind was om -
uwen raad te volgen, Wien hebbe ik om mij m
mijnen eifcli te onderftemien ? Mijn Oom Har-
lowe is een van mijne Voogden' --- Die is te-
gen mij. Mijn Neef Morden is de andere --
-Die is in Italië , en mag wel zeer waarfchijnelijk
ook tegen mij. zijn opgezet. Mijn Broeder heefc
verklaard , dat,zij beflooten hebben km oogmerk,
door te drijven, voor dat hij overkoomt: Zo dat
alles, naar dar zij voortjaagen, waarfchijneÜjk zal^
beilill zijn, al fchreef ik, voor dat ik Antwoord
Tan hem kan hebben. En daar ik dus opgeiloo-
ten ben , al kwam het Antwoord nog in'tijds,.
en het ftond km niet aan, zo zouden zij het mij
onthouden. . ^
Ten anderen , Hebben Ouders groot voor-
deel in elks oogen boven een kind , zo deeze der-
xelver goeddunken betwifte in haar uit te huwe-
lijken : En zo behoort het ook; nademaal uic,
tv.intig voorbeelden miiTchien geen twee zouden,
kunnen bijgebragt worden , waarin zij geen ge-'
lijk, het kind geen ongelijk hadde.
Gij i:oudt niet willen hebben,· ben, ik verze-
kerd, dat ik des Hren. Lovelaces aangebooden bi|-
ftand in zulken eifch aannam. Zo ik dien van ie-
mand anders zou willen omhelzen., wie anders
zou dog zin hebben om in regten te igaen voor,
een kind tegen ouders, die hetzelve , tot onlangs
toe, altoos zo genegen waaren? —--- Dog al
wierd 'er zulk een voorftander gevonden , welk
eene lengte van tijd zoude het neemen in den
loop van een pleidppijHec Teitoent en d®
^i ^ ■ ... ^ ■ ' ' ■
I/
εί,' ν
Ρ·
Juffer CLARISSA ' HARLÖWE. Sf
Donatien hebben gebreken in-zig'^ zeggen zij»
Mijn Broeder praat zomdjds van iri Het Bofcb\
zijn verblijf te gaen néemen: Met oogmerk, on-
derftelie ik, om het noodig te maaken dat h^
daar met regt uit gezet wierd , zo ik onderrianï
het te aanvaarden ; óf zo ik den Hr. Lovelace
Hond te trouwen , om hem dien tegenftand eqi
nioeijeiijkheid te verfchaiFen welke de Wer
r.
hem kon aan de hand geeven.
Deeze gevallen hebbe ik mij maar eens voor-
«geileld , enkel om over te redeneeren: Dog zy
koomen alle in 't geheel niet in aanmerkingc,
'fchoon 'er iemand te vinden waare , die mijne
zaak wilde opneemen: Want· ik verzekOre u,,dat ik
eer mijn brood zou ,willen bedelen, dan mijn rcgt
met mijnen Vader bepleiten :Nadcmii:al ik overtuigd
'ben, dat hét zij een Ouder zijn pligt doe bij zijk
Kind, of niet, het Kind niet verfchoond kan .wor-
gden 'van haaren pligt jegèns'hein te doen. Eu
voor den 'regtbank te. gaeh amet' mijnen Fader ^
'hoe luidt dat dog ?, Gij 'zult zien', dat ik gewa^'
•gemaakt hebbé'yaii mijnen wenfch (alster keuze
uit verfcheiderie, en als eene gunft) om verlóf .te
'hebben van derwaards te gaeïi, zo ik uit zijn huis
wo^i gezeV" worden ; 'Manr niet een ftap verd®:
kan ik gaen. E'ri gij zie.r , hoe kwaälijk dit getio*
%en wordt^^^i;·; ^ Γ ' - ''
.' Om kórt "te gaen dan, waar hèbbe ik op te
hoopen dtin op eene veranderirige in )^ijns Va-
ders beiluit? —: En is daartoe wel eenige waaf^
'Tchiinelijkheid ; daar miin 'Broèder en Zuiler Z()
'veel vermogen op iedereen verkreegen , en^zo
^yeel belang iiebben om de yijaadichapi dooi^ïe
f' F 3 m
-ocr page 88-De HISTORIE γ Α»
Fretten , ,yoor welke zij nu openlijk tegen my zij^
üitgekobmeri ? " *.....
' Wae belangt des Hren. Loyelaces goedkeu-
yinge van uw' ontwèip van'aanva^rdinge , daar-
over ben ik niet verwonderd. Hij ziet zeer waar-
jTchijnëlijk de zwaarigheden wel door , die ik zou
hebben om hetzelve , zonder zijnen bijiland, ter,
tiitvoer te brengen. Vond ik mij zo vrij, als ik
wel wenfchte te zijn , de Hr. Lovelace zou mis-
fchien minder kans bij mij" hebben , dan zijne
trotsheid hem mó^lijk toelaat zig te verbeelden i
ïiiettegehilaende gij zo veel vermaak fchépt om'
üijnehtwegen mét mij te gekken. Hoe>w(éet gij ,
óf niét alles' wat in zijne aanbiedingen fraaij en re-
delijk fchijnt; als daar is, dat hij zijn lot yan mij-
ne'giinil· verwagteii zou , na'dat ik onafhangelijk
geworden waäre 5 gelijk ik het noemen mag (waar-
mede-ik niéts mber 'meéhe , dan de vrijhéid te
hebben van eenen 'man af te ilaen ir^ dien $blmes ,
aan welken' het mij .pijnelijli is als aan mijnen Man'
te denken) ; en als daar is, dat hij mij niet zou,
ïjézoeken zónder mijn verlof; en tot dat de Hr.
Morden ' koomeil zou ; eh tot dat ik geruft ν kon
zijn van zijne ^Hervorminge; ——— Hoe weet
^ij, zegge ik, of'hij zig dus niet houdt enkel 01Ώ
Ijij u zo wél ah mij beter in de gunfl: te ftaen,
door uit eigene beweeginge die voorwaarden aan
te bieden, op welke hij nóodzaakelijk;jnoèil den-'
Iken, dat men ftÄ zou, bijaldien het geval itond
ie gebeuren.
Daarenboven ben ik ten uiteifren op hem mis-
. jioegd. Te dreigen , gelijk hij dreigt ν, en egter.
,l«>or Ié geeven, dat bet niet k vjsi mij itijrik aan
lUüäbMiaiiia
pD jaagen; en u te verzoeken om mij daarvan ge^
hemU te geeven, daar hij weecen moefl: dat gij
dac doen zoudt, en hec buiten twijiFel zijn oog-
merk was ; dat js eene zo laage kopftenaarij!
Pe mati moet denken, dat hij met eene verfthrik-
fe gekkii:^ te doen heeftt —---Ik mijne-hand
ie geeven aan zulken man van geweld i daar bei
mijn Broeder is, dien hij dreigt! --- war
iieeft de Hr. Solmes hem^gedaen? —^— U
hij te misprijzen , zo hij denkt dat eene zekere
perfoon eene hebbens-waardige .Vrouw voor herat ^
zou zijn, dat hij haar tragte te krijgen? ---
O dat mijne vrienden mij maar mijnen gang wil·
den gaen laaten in dit een ftukri'.Want hebbe lle
dog den man genoegzaame aanmoediginge gege-'
ven om deeze bedreigingen op te gronden:^
Waare de Hr, Solmes een mani, omtrent welkea
:ik inaar opverfchillig kon zijn , men zou moge-
lijk bevinden, dat zulk een heethoofd aaa zijna
oogmerken zeer weinig zou beantwoorden, mèt
,hem de verdiende iVan een L^der te yerleenejv
.|let is mijn lot, om als eene gekkin van mijneii
Broeder behandeld te worden: JDog de Hr-i l-ove-
|ace zal vinden -rs-- Trouwens ik zal hen^
^ijne meeninge te weetei;i doen;, en dan zal hfi^;
ipet meer fchik ter uwer kenniiTe koom.en,;^
Met uw verlof' moet ik u ondertulTchefi zegr
igen, dat het mij ? in mijne be^digdei: oogen-
blikken ^ tegen de borft is , hoe onna,tuurelylC
.mijii Broeder ook tegen ^ mij ?ijn mag , dat g^,
pijne waajde, die eene andere mij zelve zijt, heiB^
in uw fchrijven,zulke ongenadige fteeken geeft,
IfO «^aaaea.vau h^t voordeel» hecwdk Lovelaöe
. f η
-ocr page 90-De HISTORIE VAii
' ,op hem had. H!j is wel uw Broeder niet. Ma»
, dat gij fchrijft aan vZufter. -r—-
Op mijn woord , mijne waarde Juffer Howe, gij
^<ioopt uwe pen in gal als gij geiloord zijt: En ik
-Zou wel haart genoegzaam in twijiFel trekken, als
f ik eenige van -uwe uitdrukkingen leeze, zo' tegen
„md^re^. van mijne nabeftaenden als tegen hem,
(fchóon ter mijner beguniliginge)' oï uin eigen
geduld u wel zo ten vollen regt geeft ^ als gij zel-
ve meent, orii andere lieden wegens hunne drift
?;€ver:den hekel·te,haaien. Behooren wij niet·bij-
~zonderlijk.'Zorgvuldig'te zijn'y öm'Ions te onthou-
den van der gebreken , welke-wij beftraffen?
En ,hogthans, ben ik zo- vertoornd op mijn Broeder
en Zuiler beide, dat ik deeze.vrijheid jegens, mij-
"^ne waarde vriendin niet zouigenomen hebben^,
niettegenftaende ik? weete , dat gij heti'fzöö/V bé-
-mindet, hadt gij niet zo ligtjes gefproken'-van^een
-zo aanllootlijk'voorval^'; daar eens Broeders leeven
^in gevaar was:uDaar zijne agtinge in de oogen. der
,baldaadige ;Sexe,.riog) dieper ο wonde ontvangen
iheefti dan ,.hij //^i'^^;;?/?)')^·» heeft uicgeftaenv-Sön
daar eene veraieuwinge van dezelve booze-vef-
. bolgenheden .(die' wel doodlijker.' Zou kunnen'-af-
iloopenj igedreigd. wordt. .ir craaAx
Zijne : agtiiigerj!! zegge ik j in' de oogeri ^r
^aldmdige^ Sexei Wie heeft geen «regt om de-
'-zelve» za te'^noemenl :daar ha:i onder deimannen
Voor zulk een^ongemeen iluk' van zelf»bedwang
^gerekend. wordo^V· (gelijk die twee Ligtmiflen,/zijne
»gezellen,. daaiOp' roemden) 'dat men' beiluite'bm
(.nooit eeneisuitdaaglnge. te 'doen·^ - en onder welke
Jiet Duellceren alSsCen deel der wpdie dapperheid
i'it Λ 1 ΖΘ
n'l ·'· Π^Ί ί ήίη
zó zeer in de mode is,· dät een^^elzadigd mm^
die ik geloove dac, mêeilendeet, ' Qok een re^
dapper man is, dikwijls verleegen"zij hoe hij-zig
in zommige gevallen te" gedraagen hebbe, om of
het pleegen van.eene doodlijkeï misdaad, of'het
ondergaen van eene algemecne veragcinge te νψ^
myden? ' - b:r; f;.,. l::;iirtog '
iOm dit 'onderweip een weinig. ïiit.te breideir;
-Mogen wij niet befluiten, Pat die geenen , welke
zig kunnen fchuldig maaken aan deeze; veragtinge
te toonen voon een. man van:'bezadigdliëid ,f'die
liever een verongelijkend woordfover. hèt hoóM
iien, dan zijne handen'met-bloed zou bezoede-
len , de pegels der waare giOotmoedigheidf niet
kennen; nog'.weeten hoe veel edeler hét zij een
ongelijk te vergeeven^ en zelf hoe VQQÏjnankaf-
tiger het zij hetzelve te veragten , dan het te
\vireeken'\ Waare ik' een man, mij dunkt, ik zoude
iemand,, die mij pioedv/illig op eene laage wijze kon
"verongelijken ,''te veel kleinagdnge toedraagen ,
dan dat ik op ζηη leeven even hoogen prijs zou
Hellen , als op mijn eigen. Welk eene onge-
rijmdheid; Om-dat iemand mij.«en gering onge-'
lijk gedaen heêfc,'^dat'ik' het' in zijne magt ftelle
.(ten pninilen
mij, en die mij liefhebben, een onherilelHaïi'te
doen ! -^— Waare het ^geen moedwillige ver-
ongelijkinge, nog bekende partij zulks, dan kon
^'er geen ?f<?f/i«uzijn"voor jvraak.
Hoe gaarn zoude ik mijzelve oncloopen, en
ίhetgeen 'mij mèefl:'aangaet,,iizói ik.maankbnde !
^'Deeze uitweidinge Brengt mij vte rugi tót. de géi^
genheid daarvanr'k· . En die tot de
, Ε j d^,
/
De HISTORIE VAii
iduldigheid waarin ik was, toen ik mijnen laarfteit
Brief eindigde ; want mijne omftandigheden zija
niet veranderd. Ik hernieuwe dei-halven mijnt
▼oorgaende emftig verzoek, terwijl de nieuwe
(dag nadert, ^n niiflchien nieuwe beproevingen
zal medebrengen, dat gij (alle gunil of verbol-
genheid zo veel mogelijk afleggende) mij zegt,
wat gij ^ilt dat ik doe: -τ—- Want zo ik ge-
noodzaakt ben om naar mijn Oom Antonij's te
gaen, dan zal Alles, twijffele ik, met mij gedaen
zijn, Nogthans hoe zulks te ontgaen -τ---
3Pat ^e zwaarigheid!
Ik zal deezen ten eerften ter beilemder plaat-
ze leggen. Als gij hem ontvangen |^ebt, laac
fgeen tijd verloren gaen , bidde iku, om uwen
raad te ^eevea (eö ket te li^t zij) aan
l^we altoos vci'pUgts·
CL. HARI>owï^
LOWI^'
' r
IM
Yl^tTT
Wat ka» ik u raaden te doen, mijn edel
fchepzel? Uwe verdienfte is uwe misdaad. Gij
tï^t β^δ tatUriite niet peer verandereni dan uwe
. . - ■ verr
JumR CLARISSA HAIU.ÖWE,
YC?:voIgers de hunne. Uw ramp is te wijten aai^
^è overgroote ongelijkheid, die ^ris-tuiTchen u ei^
hen. Wat wik gij dog van hen hebben? Gaea
7Λ] niet naar hun charader t^ werk? -.....■ Ea
jegens wie? ■ ■ Jegens eene vreemde. Gij
behoort tot hen niet. Zij hebben twee dingen^
waarop hunne hoope fteunt om u tot ondevwer-^
—Het een is hunne
pinge te beweegen
Ongcaoeligbeid (ik ^af het wel gäarn „een gepailer
naam, zo ik durfde) ; het ander is.de zorg dif.
gij altoos gedragen hebt voor uw charaB&r^
(Hebben zij dit te vooren al niet genoegzaam be^
kend?J en uwen fchroóm voox dat van Love.la-
ce, het welk u in wanagiinge brengen zoude y
zo gij eenigen Hap deedt om door middel'van hem
uzelve te redden.^^Daarenboven weeten zij, dat
verbolgenheid en onverzettelijkheid u niet rwtuu-
relijlc eigen zijn;' en dat de toorn, waar. toe. zij' u
opgejaagd hebben, wel zal zakkengelijk alle,
huiterigej^oone dingen metterhaaft dóen, en, dac
gij eens getrouwd zijnde, h.et zó go,Od 'zult ftèllen,
als gij kunt. ' ^
Dog zekerlijk hebben uws Vaders^ Zoon en,
oudfte Dogrer een oogmerk (door aan eenè zo.
bekrompéne ziel alles mede te deelen, w;at zij wee-
ten van uwen "regtmaatigen afkeer,"tegen hem) *
om u onherroepelijk voor uw,gantiche leeven on-
gelukkig te maaken , indien gij den man ippejï
hebben,' die. reeds n^der aan hen verknogt is,
dan hij ooit aan u kan wórden, al ftond de af-
ichuwelijke dwang dóór tè gaen. '
W^ het aaahoude» vaa dien vent belangt, -
.....—^ - ^jljji
- j
«daarover zullen diegeenen alleen verwonderd zijn,
die den man niet kennen. Hij heeft niec de min-
ite kiesheid. Zijn voornaam oogmerk in het trou-
wen raakt het hart niet. Hoe zullen do|;'"id|e
Schoonheden regt gewaardeerd worden, waarvan
men geen begrip kan maaken? Indien gij eens dc
zijne wierdt, en hem een zigtbaar gebrek van te-
derheid betoondet, het is mijn gevoelen, dat hij
zig des niet véél zou bekreunen. Ik hebbe wei
eens eene aanmerkinge van u gehoord ^ gemaakt
. van uwe JuiFrouw Norton, Dat iemand, die ee-
'mgQ'óverheerfchende drift heeft , * over-^^twind^·
minder oï' ondergefchikte geneugten zal heen ilap-
pen,' ofn 'de voldoeninge van V/s eene te erlan-
gen.
^ Ik zal u het zaakelijke'geeveii van een gefprek
£Meii behoeft niet te fchroomeri , dat gij minder
behaagen in liem zult krijgen, dan gij reeds hebt]
het welkmaar drie dagen géleederi, is gehouden
tufTciien^ den Hrr Henrik· ^Downètón en " deezen
Solmes ' als de Hr. Héhrik mijne Moeder en
mij gilleren eeril verteld heeft, .Het zal u bevefd-
' Ten in de gedagte, dat het geètt- ïïws Zufters on-
'3efchofte Lyi^ii'verhaalde " Hat Hij gezegd "'zón
hebben,'^an^door ^r^ifse'te reg'eerenj niet uit
haar'éigen kruin kwam. ^ ^ T
' ƒ De Hr.' Henrik zdde'- hém dat hij zlg ver'·
wonderde , dat hij. u zo 'zeer tegen%we geneigd-
heid'zogt té krifo-en, ffelirlt iedcfèen wiii^da't'het
zijn'zou, zo hij 11 kreeg.' ^ ' - »;· -
Dat fcheelde hem nie^V zeide^hij:4^reütfche
meiden wiefdeii-malle wijvenT^ie lompe bloed 1]
Ρ
; -
if
ff-
mus^
jüFFEBL. CLAFvISSA HAPvLOWE.
liiH zou hem in 'c geheel niet zeer doen ^ dat hij
oeiie mooije vrouw haar aangezigt fcheef zag trek-'
den,', zo zij h(yn oorzaak gaf οιώ haar verdriet te^
doen. En uw Goed zou, door dcszelf^welgele-;
genheid , hem rijklijk alles vergoeden ^ wat hij
van uvve/afkeerigheid zou te draagen hebben.
Hij zoude na eene korte wijl, zeide hij, zo.
niet van uwe Liefde, van uwe Infchikkelijkheid.^
verzekerd zijn. En daarin ^oude hij gelukkiger
zijn dan negen onder de tien getrouwden van zij^,,
ne kennis. = . ..
4 ■ · I »J·
Wat een fchobbejak is dat! ^
„Voor het overige, zou uwe bekende deugd?
zo groot eene. waarborg voor hem zijn, als hij^
kon wenfchen. . ^^
Zij zal u aanzien, zeide Sir Henrik, zo zij
gedrongen wordt om u te trouwen, 'gelijk Elifa-^
bet Princes van Vrankrijk Philippus den II. Ko-^
ning van Spanjen aanzag, toen hij haar op zijne
grenfen als haar Man ontving, die flegts haar-^
Schoonvader flond geweeft te zijn: Dat is, eer
met Vreeze en Schrik, dan met Welbehaagen e»
Liefde: En gij zult miiTchien al zo nors tegen haac.
zijn, als die oude Monarch was tegen zijne jongQ.
Bruid.
Vreeze en Schrik , zeide de deugniet (de,
afgrijzelijke deugniet) ftonden mooij in eene Bruid
zo wel als in eene Vrouw : En, lachende [Ja ^
mijne waarde, ^ir Henrik vertelde ons, dat de af-^
ichuwelijke vent onmaacig lachte^ toen hij het zei-i-
de] Hij zou zorg draagen , om fgeduurige gele-,
•genheid rot die f(reeze te geeven, zo hij haare^
.Ließe niet kop denken te bevitten-. En hij was|
i
54 liEHISfpRlfe VÄil
t^arlijfe van gevoelen , dat zo LIEFDE
VREEZE in hec Huwelijk van een gefcheideii
jnjn moeften, de man, die zig gevreeß
hetbeftvoer ——
Zo mijne oogen dc kragt bezaten , welke
men aan dé ooge'a van dén Bafilisk toefchrijft ;
flüöu ik mijn cei-fte werk maaken van dit Schepzèl té
üen.
Mijne Moeder, evenw'el, zégt, dat het eene
wonderbaare vèrdienile in u zóu zijn, zo gij uw
af keer tegen liem kondt te bóven koom'en. Waar
vraagt zij, Cg^lijk men u al voorheen gevraagd
heeft) is de prijswaardigheid der gehoorzaamheid,
indien ze alleen in zodanige gevallen beweezert
worde, waarin wij niets hebben af te ftaeri?
Wat een rampzalig lot, dat gij geen beter
ieUze hebt ———- Of eene Scilla of èènc
Charybdisl
Waart Gij het niet, ik zoude ü (daar gij op'
€enè zo barbaarfche wijze behandeld wordt) in
éen 'oogenblik weeten raad te ^eeven.' Maar-
dat zulk eèn edel cliafacter doof eene (ondei'ilel-
de) roekeloosheid en onbeicheidenheid van die®
aart eenige kreuk ontving , dat zoude, gelijk ik
al voorheen hebbe aangemerkt, ecriè wonde voor
de Sexe zijn. . i . ;. i., ·
Terwijl ik in hoope* v^V dat'|gij met u in;
ónai'hankelijkheid té ftellen, u zoudt kunnen hel-
pen V was het mij lief, dat gij nóg èene tóevlugc
'hadt, gelijk ik dagt; Maar nu gij zowel bewee- ,
zen hebt, dat zulk èen llap u niets zoUbaaten^
fta'e ik geheel en ai Verlegen ik zéggen"
«oer
i. ;
ί ^
mÊÊÊÊÈ
-ocr page 97-Ik zal mijne pén neerleggen j en mij eens bc#
denkenï '
^ # ^ ^ '
■»•.Si
J
. t ïT
i /
; +
\ s
< '
.1·
■ k
ik iitbbé het overtvoogen^ en weer οι^ϊίΓ
wöo^en; dog ik betüige ^ nu niet meer té wee-
ten wat ik zeggen zal, dan te vooren. Dit alleen:
t)at ik jong ben, gelijk gij zelve; en een veel·
zwakker oordeel^ en Herker driften hebbe ^ dam
Ik hebbè te tóoren gezegd, dat gij met aa»
te bieden om ongehuwd te leeveh, zo veel hebt
aangebooden 'als gij behoort; Indien gij noorc
ftondt te trouwen, zou het Goedj hetwelk zij
to ongaam zien dat buiten hunneni familie-naani
gaen zoude^ met den tijd , onderftelle ik, op u-
wen Broedei keereii: En hij of de zijne zoudert
hetj langs deezen weg, roiflehien veel zekerder
iirljgcn, dan door de OUwiiïe erveniiTe, waarop
Solmes hen doet hoopen^ Hebt gij dit die miiïe-
lijké hoofden wel eens voofgefteld,· mijne waar-
de? -——- Het tyranniich woord, JfUTHO*
}UTEI2\ gelijk zij het gebruiken, kan de eenig»
t«genwerpinge zijn tegen dit aanbod»
Een ding moet gij ovérvveegen, dat zo gij ^
we Ouder* verlaat uwe Pligtmaatigheid en Lief-
de u niet zullen, toelaaten om tt zelve door eena
ope;ibaare yerdeediginge tegen, hea te regtvaardi^J
gen; en dus zoude gij de wereld tegen hebben.
En zo Lovelace in zijn wüd leeven voortging^
€n zig ondankbaarJijk jegens' u gedroeg, zal
Äm oj^t zijn^ I^Hö te^ea μ m
wéi
-ocr page 98-wel, als hunne bitterheid tegen hem fchijnen W
billijken? ' ß:4
De Hemel beitieré ti ten beften! -—
'β
r· ·.
Alleen kan ik zeggen, dat ik, voor mijn part, lie-
ver ik weete niet wat -zou doen, ik weete nieÊ
waar naar toe gaen*» ,dan gedwongen te worden
om den man ce trouwen, dien ik haate j en (waare
hij zulk een man als So/mes) altoos baaten moeit
----En kon ik niet hebben verdragen, het ι
geen gij verdragen hebt, zo al van eenen Vader
en'Oomen, ten minften niet van een Broeder eii.
Zufter. > .
Mijne Moeder wil ^ dat zij^^ na hunne' uiterile
poogingen te hebben aangeweiid om u tot hunne
maatregels over te haaien^ en die vrugtloos be-
vonden te hebben^ zullen afhouden. Dog ik
kan niet zeggen, dac ik van haar gevoelen ben.
Zij bekent nieti, dat zij een igen grond daarvoor
heeft ^ dan haare eigene giffinge. Anders zoude
ik gehoopt hebben, dat uv/ Oom Antonij en zij
een geheim te zanien gehad hadden«, en dat wel
gunftig voor u: Wee, een van-hen ten minften.
[Uwen Oom meene ik voorzeker] zo zij ee;üg an-
der hebben ί
Gij moet, ,zo het mogelijk is j vermijden
van naar diens Ooms gevoerd ,te worden. De
Man, de Predikant, uw Broeder enjZufter -^aar
tegenwoordig! ^— zij zullen u djiar zekerlijk '
aan den Schobbejak trouwen. En uwe nieuw ,
verwekte moed zal u niet genoegzaam onderfteu-
nen kunnen in uwen weerftand bij zulk eene· gele-,
genheid. Uwe zagtmoedigheid zal^i^wederkoo.-'
men j en gij zult daar νοφ: nietg.hebbep, dan traa-
, , * ^nen
^eii [Traä'nen van hen allen veragt] en vrugtloo-
ze beroepingen en klagten: —En deeze moet gij;
i^ls de plegtigheid ontheiligd is., wel haail ilui;
ten, en ze opdroogen ; en u in zulk eene nede-
rige gemoeds-geileldheid tragten te fchikken,
welke uwen. nieuwen Heer beweegen .moge, om
u alle uwe voo'rgaende verklaaringen van afkeer
te vergeeven. , , ,
In het kort, mijne waarde , gij moet. hem
fiikflooijen met eene belijdenis, dat al uw voorr>.
gaende gedrag enkel maagdelijke ingetogenheid
was: En het zal uw.poil zijn hem te overtuigen
van de waarheid zijner onberchaamdefchimp-fteek^
Dat de preutße meiden de malße wijve'h wor-f
den. Dus zult gij den ftaat aanvangen met eene
diepe bezeffinge van verpligtinge aan zijne vefr
geevendè goedertierenheid: En ik bedriege mij
zper, zo gij in dezelve niet gehouden zult wordeilt '
door die P^reeze^ waairmede hij vooi-heeft te re-
geeren; , . . , ■ ^
Nogthans; na alles overwoogen te hebben i
moet ik,het ftuk onbepaald, en het alleen aan it
laaten om het té bepaalèn·,, naar dat gij vindt, dac·
zij of van hun bekend voorneemén afftappèn, of
befluiten oni u naar uw Oom Antonij's weg té
brengen. Dog ik moet mijnen wenfch herHaaien,
dat 'er iets gebeuren moge ^.ν^^-Άχάοοΐ' geen van
helde deeze mannen u de zijne riiag noemen!
--— En moogt gij ongehuwd leeven , mijne ''
Waardile vriendin, tot dat 'ér een man zig zal opt
doen, die uwer zo waardig moge zijn, als eenig
man kan weezen! , ^
- Dog egteri dunkt mij, zoude ik liièt gwn
H; Dcei; G
1 ·-
ί
η ^
' ' ζ
i' -is
rHfniffliM-ï
i- -
De HISTORIE vai^
%villen , dat gij, die zo wonderlijk wel geic
zijt, om dcB Egten-ilaat ten cieraade te ilrekken
altoos ongeinrwd zoudt blijven. Gij weer, dat ife
tot vleijerij onbekwaam ben; en dat ik altoos op-
regtlijk ij^reeke en fchrijve, hetgeen mijn hart óp-
geefc. Nog kunt gij, uit hetgeen u van uw eige-
' ne verdienile bekend is (alleen' in vergelijkinge·
van andere befchouwd zijnde) aan mijne opregt-
hdd- twijfFelen.' Want waarom zou men onder-
ilellen dat eene pei'foon, die vermaak fchept ont
alles te ontdekken en hoog te agten wat in ande-
re prijzens-waardig is, onbewuil zij van dierge-
lijke volmaaktheden iii haarzelve^ daar ze die m
andere niet zo hoog kon agten, zo zij die zelve
•niet bezat? En waarom mag ik haar dien lof niet
geeven, welken zij aan eene andere ge even zou-
de, die maar de helft bezat van haare ei-gene voor-
treiiclijkheden ? --— Bijzonderlijk , daar zij
ïiiet vatbaar is voor hoogmoed en ijdele eerzugtv
cn andere niet veragt wegens het miiTen van haa-
re fraaije hoedanigheden, nog zigzelve daarop te"
iioog waardeert?--Te hoog waardeert, zegge
ak! - Hoe kan dat gefchieden?
Vergeef 't mij, mijne beminde vriendin. Mij-
ne hoogagtinge voor u (die zo aanwail met ieder
Brief, dien gij fchrijft) kan niet aFtoos in ililzwij-'
gen te ondergehouden wordenfchooi^ ik in het
algemeen mijn befl: doe, op dat ik vermijde u aan-
lloot te geeven, om ze in te houden, dat zij niet
vloeije in mijne pen, als ik aan u fchrijve, of op
mijne lippen, wanneer ik het geluk hebbe van iii
uw gestlfchap te zijn.
Ik zal 'er niet^ meer (fchoon ik 'ér wel hon-
V ^ der^
E'
Α
-ocr page 101-^grij dingen ter gelegenJieid van uwe laatfte be'
yigcen iionde) bijvoegen , dan dat ik ben
Uwe altoos'toegeneggne en getrowwé
■ ·· ' t
Anna Howe,
. _ , : V ·> ; ............ ^ ^
ik hoope, dat ik u genoegen gegeven heb-
be met mijne, fpoedige afvaardiginge. · Ilj;
wenfghte wel, dat ik in ftaat geweeft. was,,
om u met mijnen verzog'ten raad genoe-
gen te geeven.
Gij hebt den verrukkelijken Zang, dien gij
mij^toezondt, nieuwe Schoonheden bijge^
zet. Wat jammér is het, dat deSchepzels»
met welke gij te doen hebt, u van uwet^
verwonderlijken leevens-loop afwenden; it^
welken gij^ voortgaende , gelijk de Zon ,
gewoon waart alle, welke gij befcheent, te'
verheugen en re verïigten I
■Λ . ^ : . ι .· · _ f.. j.
juffer Clarissa IHarlowe, am luiïei
Howe.
qieniie 5 die wij lief hebben!
- O
ί ι *
• *
Zondag ogtend^ den 26 υαη Maarh
■ · : - 'χ
Hoe ilreelend een ding is de lof van hen koo-;'
' ' ■ " ·"·- · Het zij'^,
be-'
-ocr page 102-mß
ifto DÉ HISTORIE VAN
bewuil zijn , of niet van denzeiven te verdieiicii'^
het kan ons niet dan groot vermaak verichaiFen^
dat wij ons zien bij dengeenen hoog te boek
ftaen, v/elker gunil wij jegens ons gaarn zoeken
aan te kweeken. Een edelaartig gemoed zal'er
verder dit gebniik yan maaken , dat bijaldien zij
bemerke, dat zij niet alreeds verdient, dat meii
haar zulke bekoórelijke zaaken toe-eigene, zij zig
haaftén zal om (voor dat haare vriendin haaren
niiillag gewaar wordt) de gaaven magtig te wor-
den, over welke men haar prijil: En dit zal zij
doen, zo ter eere van zigzelve, als om het goed
Dit moge al-
En dan zult gij mi]
"-ei
m
Siiäfii
gevoelen van haare vriendin te bewaaren, en der-
zelver oordeel te regtvaardigen.
tijd mijn docKVit zijn!
iiet alleen den lof, maar ook de ciT/Z/f?/;/?;? daarvan
toevoegen; eii ik ziil dier vriendfchap te meer
•waardig zijn , welke de eenige geneugte is , op
welke ik mij kan beroemen.
Van harren zeer zegge ik ü dank voor den
genegen ipoed in het afvaardigen" van uwen laat-
licn aangenaamen. Hoe veel ben ik aan u^ ver-
fchuldigd ! en zelf aan uwen eerzaamen dienaar!
- Onder welke verpligtingen brengt mij mij-
ne ongelukkige toeiiand!
, ' Dog laate ik den vriendlijken xnhoAid. des-
zeifs, Zo goed als ik kan , beantwoorden.
Om mijnen tegenzin tegen den Hr. Solmes
te boven te koomen, dat is onmogelijk te doen;
terwijl hem -Edelmoedigheid , Ivondborlb'gheid ,
Gulhartigheid, Welgemanierdheid, en alle andere
hoedanigheden ontbreeken , die eep braaf ''maii
φοη uitmunten. o mijne waurde ^ welk ^enej
1 Sla a te
maate van Geduld, welk eene Grootheid van Zie-
le , wordt 'er niet in eene Vrouw vereifcht, om
eenen Man niet te veragten , die onkundiger,
ongeleerder, van laager geeft is, dan zij zelve?
•-^— Den Bloed bekleed zijnde met voorreg-
ten, uit kragt van welke hij zal eifchen het bewind
te jvoeren (en welken eifch niet in te wiUigen^
iil zo zeer der gebiedende Vrouwe , als den be-
heerjchten man tot fchande ftrekken zal) ; Hoe
zal zulk een Man kunnen verdragen worden , al
wicrd hij zelf, om redenen van β α at en helang\
van ons GEKOOZEN ? Maar gedwongen te
worden om zulk een te necmen , en die dwang
voorrkoomende uit beweegredenen alzo onbetaa-
melijk voor hun die 't hevcelen^ als die bet ■bevo-
len wordt, wie kan dog denken om oenen zo
regtmaatiglijk gcgronden afkeer te overwinnen?
Hoe veel ligter is het, voor een tijd de vervolgin-
gen te draagen , onder welke ik zugce, om dat
ze maar voor eenen tijd zijn, dan te beiluiten oni
zulken man te hebben voor zijn gantfche leeven ?
Zo ik mij oiKÏerwierp, moefi ik "mijne bloedvei^
wanten niet vcrlaaten , en naar hem toe gaen?
Èene maand- zal van de eene mifichien een' uit-
ilag geeven:. Maar welk een tangduurig vjee zal
het ander zijn ! ——— Elk dag , waarftliijne-
lijk, aanbreekende om getuige te zijn van eenige
nieuwe inbreuk op den pligt vborjiet Altaar plcg-
tiglijk bezwooren ί
Daarenboven, mijne waarde, fchijnt de man
reeds op wraakneeminge'tegen mij bedagt te zij»
wegens eenen afkeer, dirn ik niet kan helpen:
Wailt gilleren verzekerde mij mijrie iloute bewaar*
> I
ψ
ioi De HISTORIE van
fter pat alle mijne tegenkantinge dat greepje,
jnuif niet te^beduiden zou hebben haaren'
fraaijen vinger en duim uitfteekende: Dat ik den
Hr. Solmes moeß hebben: Dat ik derhalven beft
zow. doen met mijne fpotternij^niet te verre te laa-
ien gaen ; want dat de Hr. Solmes een moedig"
man was , en HAAR gezegd had, ^dat ik, de-
wijl ik zekerlijk de zijne zou worden, zeer on-
Voorzigtiglijk te werk ging; nademaal, indien hij
geen meer genade h^idi (dat was woord; ik
weete niet of het het zijne was) dan ik , ik wel
reden mögt hebben van berouw over de behande-^
jinge , ' welke ik hem aandeed , tot den laatileo
dag mijns leevens.
t .Dog al genoeg van deezen man; die, uit hec
geen gij van hem uit den mond van den Hr. Hen-
rik Downeton vertelt, geheel en al de baldaadig-
heid Van zijne Sexe bezit, zonder eenige goede'
hoedanigheid om dien baldaadigen aart draagelijk
Ce maaken.
■■ Ik hebbe twee Brieven van den Hr. Lovela-
ce, zedert zijn bezoek bij u, ontvangen ; dus drie
te zamen , welke ik niet beantwoord hebbe. - Ik
twijifele niet, of hij is zeer onvergenoegd ; in
fijnen laatilen alleen klaagt hij met hooggaende
woorden over mijn ftilzwijgen ; niet met de zag-
te en laage ftem, of liever ilijl van eenen ootmoe-
digen Minnaar, maar in eenen ftijl gelijkende
naar dien , welke van eenen verfmaadden Be-
fcherm-heer waarfchijnelijk gebruikt zou worden.
En zijn hoogmoed is weder geraakt, dat hij ge-
^jk een dief oï luißervink genoodzaakt is om re
i^werven op hoope van ceuen Brief, en zonder
.....
-ocr page 105-jeencn vijf mijlen (en dan nog naar een ongemak-
lijk logement) te rug te reizen.
Zijne Brieyen , met het affchrift van den mij-
nen zullen haaft tot u koomen: Onderwijlen, zal
Uc u den zaakelijken inhoud geeyen yan hetgeen
jik hem gifteren fchreef.
Ik haale hem fcherplijk door, wegens zijne
ftoutheid in mij, dooru, te dreigen meteen be-
zoek aan den Hr. Solmes, of aan mijnen Broeder.
Ik zegge „ Dat ik zekerlijk voor een menfch geagc
„ moet worden, die gefchikt is om alles te vcr-
„ draagen^ dat geweldenarij en dreigementen van
,, zommigen uit mijne eigene, familie niet genoeg
„ zijn , dat ik ze uitilae , om mij hem te doen
„ mijden ; maar dat ik die ook nog van hem ont-
,, vangen moet, zo ik dengeenen believe, wel-
„ ken het en mijne neiginge en pligt is te beiic-
„ ven in alles, wat maar redelijk en in mijn yci--
mogen is. „ " ..... \ '
,, Het is zeer vreemd, zegge ik hem, dat
een heftige geeft zal dreigen een roekeloos en
onwettig ftuk te pleegen , waaraan mij maar-
weinig, hem grootlijks gelegen is; zo, ik, om
hem daarvan af te houden, niet iets doe, het-
welk, in aanmerkinge van mijn Charakter en
55
V
55
59
I
I
Sexe , alzo roekeloos is.
„ Ik roere even aan, dat hoe zeer het mij
ook zon aandoen , zo 'er een ig misdrijf mij-
nentwege voorviel, ik egter weete dat'erlie-
„ den zijn, die in mijn geval niet denken zoudeu
„ 'dat 'er veel reden van beklag zou zijn, bijaldien'
„ zulk eene gepleegde roekeloosheid, als waa^
„ mede hij den Hr. Solmes dreigde, haar bevrijd-
G 4 dé
-ocr page 106-„ de van twee perfoonen, welke zo zij nooit ge-
j, kend had, zij nooit ongelulildg zou geweefl.
j, zijn. „ ' : ; ^ —
Dit is juffer- uit- de-mouw , mijne waarde;
En ik onderitelle dat hij het: nog in platter taal
Voor mij zal overzetten. ■ · '
Ik hekele zijn Hoogmoed,, dat hij zig ver-
ontwaardigt op mijne Brieven te wagten; ën over
zijne luißer-vlnkfche taal: En zegge, „ Dat hij
5, zekerlijk te minder reden heeft, om zijne oni-
5, Handigheden zo hard te agten , nademaal zijne
ilegte zeden de oorzaak zijn van alles; en nade-
maal ilegte zeden naar verdienile alle onder-
fcheid vereffenen, eh Rang'en Geboorte tot
het Canaille verhagen; en tot de noodzaake-
lijkheid , waarover hij,zo klaagt om (indien ik
mij tot zijne taal mag vernederen) als een hd-
ßcrvink en een dief zig te houden. 'En daar-
5, op gebiede ik hem nooit meer eenen Brief van
3, mij te verwagten , die hem aan zulke' fchande-
lijke moeijeiijkheden zou onderhevig maakeii.
'■„ Wat belangt de plegtige geloften en be-
tuigingen , welke hij zo gereed is bij alle 'gele-
genheden te doen, die zijn bij mij van te min-
der gewigt, zegge ik hem, voor zo verre zij
een zoort van bewijs uitleveren, dat hij zelve,
van wegens zijn eigeu charaél'er, denkt dat'er
,, reden is om die te doen. Baaépt zijn bij mij·
de eenige blijken van Foórneemens. En ik
worde meer en meer overtuii^d van dé nood-
zaakelijkheid om eehe briefwifTelinge af te bree-
* ken met een perfoon, wiens aanzoek ik zie dat
jj het onmogelijk is te verwagten 'dat of mijne
vrien-
r>
55
??
ρ·>
55
?>
?5
5>
ff'
k
"-"'-"rr-· Iii
Juffer CLARISSA HARLOm ' ■ xè f
vrienden ooit begunftigen, of dat hij zulks ver-,
diene. ·
„ Het geenikderhalvenbegeere, is, Datna-
demaal ' zijne Geboorte , Vervvantfchap , en
5, Verwagtingen, zodanig zijn, dat zij hem ten
„ allen tijde , zo zijn zedenloo's charafter hem
„ niet in den weg ilae, wel ten minft-en gelijke
„ voordeeleii bezorgen kunnen in eene Vrouw,
„ welker fraaak en neigingen beter naar zijne ei-
„ gene gefchikt mogen zijn: Mijne, ernftige be-
geerte zo wel, als mijn raad is, dät hij alle ge-
dagten van mij vaaren laate: En te nleer, al-
zo hij den gantfchen tijd door (-'door zijn drei-
gen en onmanierlijk Gedrag jegens mijne vrien-
den , en zo dikwijls hij van dezelve fpreekt)
reden gegeven heeft om te beiluiten, dat in
zijne volhardinge meer kwaadaartigheid tegen
heti ileekt, dan agtinge voor mij. „
Dit is hét zaaklijke van den Brief, dien ik
hem gefchreeven hebbe.
De man moet zekerlijk doorzigt genoeg heb-
ben om te merken, dat mijne BriefwiiTelinge mee
hem tot nóg toe meer aan de ilrafheid, die mij
bejegent, dan aan eene heel hooge agtinge voor
hem verfchuldigd is. En zo had ik ook gaarn dac
hij dagt. Welk eene erger dan Moloch-godheid
is dié, welke verwagt dat men reden, piigt, en
Veriland, Vöor zijn outer ojpofFere!
Uwe Moeder is van gevoelen, zegt gij, dat
mijne vrienden eindelijk zullen toegeeven. De
hemel geeve 'dat het mag gefchicden! -
Maar mijn Broeder en Zuftcr hebben zulk een in-
• ^ - ' Q %
5>
55
5?
55
55
55
55
55
55
ΐ I
Ρ
' yloed pp iedereen, en ftaen zo vail- op hun fiulq
ftellen zulk een meelleriluk in mij te onder iq
brengen, en hun voorncemen door te drijven;
fiat ik wanhoope dat zij het doen zullen:-^
3En nogthans, zonzij het niet doen, bekenne ik
voor de vuift, dat ik geen" zwaarigheid zou maa-
ken van mij onder eenige onopfpraaklijke befcher-
ininge te begeeven, door welke ik mijne tegen-
woordige vervolgingen ontgaen mögt, van den
eenen kant, en van den anderen, den Hre. Lo-
yelace geen voordeel op mij gèeven. ---'
Pat is te zeggen, zo 'er duidelijk ander weg
voor mij over waare; Want, zo 'er die zvaare,
zoude ik hec verlaaten van mijns Vaders huis zon-
der zijne toeftemminge , voor een van de onver-
fchoonelijkile bedrijven agten , waaraan ik mij
kon ichuldig maaken, al waare de befcherminge
nog zo onopzeggelijk; en dir niettegenilaende de
ónafhangeJijke iïaat, waartoe ik door het tcila-
inent van mijnen Grootvader geregcigd ben. En
ik hebbe inderdaad dikwijls, met eene zoort van
yerontwaardiginge en veragtinge , itilgellaen op
de gedagte, welk een laag en eigenbaatig Schep-
zel dat kind moeft zijn, het welk alleen in toom^
te houden is door het geen een puder voor haar,
Jkan of wil doen.
Dog niettegenilaende dit alles , ben ik hec
aan de opregtheid der vriendfehap verfchuldigd te
belijden, dat ik niet weete wat ik gedaen zoude
hebben, bijaldien uw raad op een vail befluit aan
den eenen of anderen kant waare uitgeloopen,
yadt gij, mijne waarde, getuige geweeit van mij-
Jie Yerfchilknde genioéds-beweegingen , terwijl
^^ r/
JUFFER CJLARISSA F^RLOWE. ^
|k uwen Brief las, als gij mij, "op de eene plaatze,
mijn gevaar voor oogen ftelt, indien ik naar mijns'
Ooms gevoerd word^e · op de andere 7 als gij be-
kent, dat gij niet kondt verdraagen liet geen ik
verdraage, en dat gij eer^ alles doenzoudt, dan
den man te trouwen dien gij haat; egter, bp eene
ändere, mij het nadeel voorhoudt, dat mijn goede
naam in de oogen der wereld lijden 2odde; eri de
noodzaakelijkheid waarin ik zou geraaken , om mijn
gedrag te verd'eedigen, ten koile'van mijne vrien-
den, zo ik eenen roekeloozen ftap beging; op
eene andere, mij te binnen bréngt de oneereÜjke^
vertooninge, die ik genoodzaakt zou zijn te maa-
ten in zulk een gedwongen Huwelijk; tragcende
te vleijen, en te flikflooijen, en de geveinsde te
fpeelen omtrent een man, van welken ik een af-
keer hebbe; die reden zou hebben Van te geloo-
ven dat ik geveinsd was, zo wel van wegen mijne'
voorgaende bekenteniflen, als van wegen het be-
grip dat hij moet hebben (zo hij eenig begrip
heeft) van zijne eigene wanverdieniten: —-'
De noodzaakelijkheid , die gij agt dat *er voor'
mij zijn zóu, om hoe afkeeriger ik weezenlijk van
hem waare, dies te maller om hem te fdiijnen:
Eene malle genegenheid (zo ik al tot zo grootc
veinzerij bekwaam waare) die aan fchandehjiie be-
weegredenen moefl; worden'toegefchreeven; de-
wijl het maar al te zigtbaar zou 'zijn,'dat nog Lief-
de voor zijn perfoon, nog voor zijn gemoed,
daaronder kondé werken --- Daarenboven
zijne kaarigheid. Waaraan niemand twijflelt, em
die zelf in zijn geftel is ingeworteld: Zijne maar
ai te waarfchijnclijke jaloersheid > cn onvergeeve-
Be HISTORIE VAf
Jijkheid, mijn openlijk verklaarden afkeer in ge-
oagcen houdende, en de onbewimpelde fmaad-
heden , vvelke ik bij alle gelegenheden waar-
nam hem te betoonen, om hem alle hoope in zijn
aanzoek te beneemen: Daar ik betuigd had, een
ander man in tegenftellingè van hem te kiezen,
om die zelve beweegreden: en hij 'er voor uic-
koomt, van iets groots te Hellen in den moed van
cene Vrouw te bedwingen en ter neer te drukken,
over welke hij een regt van dwingelandije gekree-
gen heeft: Waart gij, zegge ik, getuige gcwccil
van mijne verfchillende gemocdsbewccgingen ter-
wijl ik las; nu aan deezcn kant ovcriiellende; dan
aan geenen; nu eens verward; dan fchroomag-
tig; nu toornig op den een, dan op den ander·
nu tot een belluit koomcnde; dan weder twijffer
lende; -- dan zoudt gij gezien hebben ,
wat vermogen' gij op mij hebt; en zoucit reden
gehad hebben om te geiopven, dat hadt gij mij
op eene ilellige wijze eenen bepaalden raad. ge-
geven , ik gereed zou geweeil: zijn om daarnaar
mijn vaft befiuit te neemen. Dus zult gij van we-
gen deeze bekenteniflen vinden, mijne waarde,
dat gij mij ten aanzien van die Wetten der Vriend-
fchap moet regtvaardigen, welke eene onver-
momde Openhartigheid vereifchen; Schoon uwe
regtvaardiginge van mij in dat bijzonder lUik mis-
fchien niet anders zal kunnen gefchieden, dan
ten koile van mijne Voorzigcigheid.
Dog alles wel bedagc zijnde, herhaale ik
Dit nogmaal -— Dat niet dan de uiterjh
nood mij mijns Vaders huis zal doen verlaateii
indien zij mij wiüen toeilaen daar te blijven; ciï
in-
,4 Κ
"In'dien ik , door eenige middelen, door èenige
fcerelijke voorwendzelen, mijn heilloos Icit daarin
1<an afweeren, tot dac mijn Neef Morden over-
"koome. Dewijl hij een van mijne Voogden is,
zal ik mij onder zijne befcherminge zónder eenige
blaam I begeeven mogen , indien mijne andere
vrienden onverzettelijk mogten blijven. En Dit
(fchoon zij daarop maar al te wel fchijnen bedagt
te zijn) is alle mijne hoope: Want, wat Love-
lace aangaet, al waare ik verzekerd van zijne te-
derheid en zelf van zijne hervorminge, moert niet
de gedagte om de aangeboodene befcherminge
van zijne familie te omhelzen, in het oog der we-
i-eld hetzelve zijn ^ als zijne eigene aan te neemen?
— Zou ik wel kunnen vermijden zijne bezoeke»
te ontvangen ten huize van zijn eigene nabeftaen-
den ? Moeft ik niet de zijne zijn, hoe ik hem ook
(in een nader ligt bcfchouwende) bevinden
ïiiogt? Want gij weet, dat het altoos mijne aan-
merkinge was, dat zeer weinig^luiden in het vrijV
cn elkanderen zien, zo als als ze zijn. O! mijne
waarde! hoe.wijs hebbe ik getragt te zijn ! hoe
zorgvuldig om alles, bij pracautie ^ gelijk ik
zeggen mag , te verkiezen , en te mijden, wac
mij gelukkig of ongelukkig maaken konde; daar
nu egter alle mijne wijsheid, dóór een wonderlijij;
noodlot, ligt dwaasheid zou kunnen wordc'ii.
' Daarbenevens zegt gij mij, volgens uwe ge-
woone gunliige eenzijdigheid , wat 'er van mij'
verwagt wordt, meer dan men van zommige an^
dere zou verv/agten.' Dit behoort eene les vooi'
mij te zijn. Welke mijne beweegredenen -ook
mogten weezen^ ds wereld ^otj teelv^ mee •wee-
ten :
\
ï ■
I . ■
(
-f
/J
V ·
■Jü
5
-ocr page 112-ten: Over eens Broeders onmin te klaagèn, ädt
zoude ik, wel is waar ^ mogen doen: Verfchilr
len uiiTchen Broeders en Zufters koomen uit ftrij-
'dige belangen maar al te gemeenlijk voort : Maar
<daar de ilraffe Vader van den fchuldigen Broeder
niet kan worden afgefdieiden ; wie zou het kun-
nen uitftaen zigzelve te verligten, met eeneii
Vader te bezwaaren ? -r—~ Daarenboven , moec
niet in dit bijzonder geval de haat, .welke de Hr.
Lovelace tegen iedereen van mijne familie uitr
drukt (fchoon ter vergeldinge van hunne haat te-
gen hem) iemand ten uiterften ftooten? Moet het
niet toonen i dat 'er iets onverzoenelijks, zo wel;
als ten hoogften onlpefchaafds, is in zijn inborft?
—- En welk menfch kan denken om zo te
trouwen ^ dat zij in, eene geduurige vijandfchap
met alle haare bloedverwanten leeyen moeil? ..
Dog hier zal ik ,. mijzelve , en u ook , dur^.
ve ik zeggen, vermoeid hebbende, mijne pen eens'
neerleggen.'
ίί
De Hr. Solmes is genoegzaam geftadig hier;
Zo is ook mijne Moeij Hervtïy: Als mede mijne,
twee Oomen. Daar is iets tegen mij gaende,' twijf-
fele ik., Wat een lailige ftaat is het, ρ het, onze-
kere te zijn!--— Daar een bloot zwaard ook
nog, over iemands hoofd,fchijnt te hangen[
Ik hoore niets^' dan het geen .dit ftout fchep-
zel Lys in het ^brooddronken bedienen van mij uit-
ilaet. Nu is het,'Wel hoe. Juffer, ziet.gij niet
naar uwe zaaken om? Gij zult, maak 'èr ftaat op»
r c
4 ,
-ocr page 113-Juffer CLARISSÄ HARLOWE. tU
de boodfchap' krijgen, eer gij 'er om denkt. Öp'
een ander tijd geeft zij donkerlijk te kennen, eni
met afgebroken uitdrukkingen (als voorbedagtlijk
öm lïïij te plaagen) wat dè ee/i, wat de zegt;'
en hoe zij vemeemén op welke wijze ik mijnen ·
tijd befteede ? En mijns Broeders fchirapige vraag
loopt 'er menigmaal onder,-Of ik niet bezig ben.
met eene Hiilorie van mijn Lijden te fchrijven?
Dog ik ben nu al gewend aan haare vrij-
pöftigheid: En dewijl het daardoor alleen is, dac
ik iets kan hooren van hetgeen men tegen -mij
Voorheeft, voor dat het ter uitvoer gebragt wordt;
èn dewijl zij, als zij het op het onbefchoftit
maakt, voorwendt daartoe Μ te hebben; Zo ver-
draage ik haar: Hoewel, nu en dan, niet zon-
der een weinig hartzeer. / \ .
Ik zal het dus verre ter beftemder plaatze'leg-
gen. Vaarwel, mijne waafde.' ^
CL. HARLOWl?;i
Λ
Cefchreeven met een potlood op den omflag^
na dat zij heneden gegaen ivas.
Beneden koomende , Vond ik uwen tweedefi'
Brief van gifteren (?). Ik hebbe dien gelezen;
en ben in hoope dat de ingeilooten de verwag-
tingen uwer Moeder ointrent mij ten grooten dee-
le zal beantwoorden.
Mijne eerbiedigfte dankbetuigingen aan haar-
daarvoor, en voor haare vriendlijke vermaaningen·'
Gij moogc haar voorleezen wat cu belieft,
▼an hetgeen'hier in ofefloQCeij is» < . . -' j'^
(a) Zie den volgendcij Brief, .
' ί
■pï-
1·
-ocr page 114-Dé HISTORIE vän
mem
'^Jiifer liówe, 'aan Juff'er CLarissa Har^
' lowe.]
'Saterdag den i'^. van Maaru
Ik volge mijnen laatrfen van heden met dee-
2en op bevel. Ik maakte in mijnen voorigen ge^
wag van mijns Moeders gevoelen , aangaende de
verdiende ep lof, dien gij zoudt inleggen, zo gij
uwe vrienden tegen uwe eigene geneigdheid
kondt te wille zijn. Tot onze onderhandelinge
over dit onderwerp wierden wij gebragt door
het gefprek , hetwelk wij gehad hadden met deii'
H.eer Henrik Downeton , en mijne Moeder agt
dezelve van zo veel belang , dat zij mij belaft li
dè bijzonderheden daarvan. t6 hielden. Ik on~
derwerpe mij daaraan te eerder, om dat ik in mij-
nen laatften niet in ftaat was om u te zeggen 9
wat ik u raaden zoude ; ert alzo gij in dit vér-'
haal het gevoelen van mijne Moeder, ten min-
ften , zult vinden , en in het haare miOchien,'
wat het gevoelen der wereld zoude zijn; indien-i
ze alleen wift wat zij weet; en niet zo veel als
ik weete.
Mijne .Moeder redekavelt över dit geval op
eene wijze , die gantfch niet aanmoedigende iä
yöor alle de zodanige-van onze Sexe, welke een
Vootr
I·
r'-' ι
■L ii
Juffer CLARISSA HAKLOWË. tx|
Yooruitzigc van geluk hebben in het Huwelijk mee
den m:än van haare keuze. * ^
Waare het niet, dat ik wiil, dat,zij een bij-
oogmerk heeft ten opzigt van haare Dogter; die
terwijl zij nu den eenen niet boven den anderen
ileltden man, voor welken haare Moeder de
hoogfte agtinge heeft, niet een ooydtje rekent;
ik zoude het meer ter harten neemen. .. , ,
Wat is daarin dog, zegt zij, dat men daar-
omtrent zo veel geweld aanregt? Is het zulk ee-
ne bijilere zaak voor eene Jonge Juffer, dat zij
van haare neigingen afitae , om haare vrienden
te verpligten? . ,
Heel wel, mijne Mama, dagtik! Nu moogt
gij dit wel vraagen —-— Nu gij al VEER-
TIG zijt --- Maar de vraag js , wat gij
AGTTIEN jaaren oud zijnde gezégd zoudt
hebben?
Of de Juffer, zeide zij, moeil: geagt worden
eene zeer geweldige geneigdheid te hebben, (eil
welke kiefche jonge deern zou dog gaarn zien ^
dat mpn Dat van haar onderilelde ?} welke zij
niet afleggen; of een zeer ilijfhoofdigen wil,
dien zij niet wilde opgeeven; of ten derden. Ou-
ders te hebben, omtrent welker believinge zij on-»
verfchillig was. - . i '
Gij weet, dat mijne Moeder nu en dan al
vrij ilerk redeneert; ten minden altijd zeer ijverig.
Dikwijls gebeurt het, dat ik, Van haar verfchille(
«n beide hebben wij ZO goede gedagten van onze
éigene bewijs-redenen, dat, wij zelden zo gelukkig,
^ijn , om elkander en te overtuigen. Hoed^iiig
iiet al gemeenlijk gaet, geloove ik^ in alle hevi^è^"
a
rat
II. SDeeli
-ocr page 116-m
114 ■ De HISTORIE vAiï
!'edentwifi:cn. Zij zegt, Ik ben al te geeßig'^ êi^^
is,· zo zij duidelijk φΓαΙί, te vinnig: Ik, Dat zij
ύΐ te vjijs iÉ , hetwelk insgelijks iii de genieetie
ίpraak ovcrgebragc zijnde, te zeggen is, Niet zó'
jong, als zij geiveeß is: Om kort te gaen, zö
^eer ecne WÏoeder is geworden, dat zij vergeten
heeft ooit eene Dogtér geweeil te zijn. Dus
brengen wij' gemeenlijk, met beider toeftemmin-
ge eene andere zaak op het tapijt --—— En val«
len egter , zonder toellemminge , wel eens een
half-dozijn-maalen weder op het oude ---
Daarvan afilappende en 'er weder aan gaende,
met half-gramrae wcezcns, en eenen gedv/ongen
grimlach egter, op dat 'er nog eenige gelegen-
heid moge zijn om het weder gaer te lappen:
IMaar gaen evenwel, zo het beddegaens tijd is,
een weinig ftuurfch naar bed; of zo wij fpreeken,
breekt zij haar ilüzwijgen af, met een, Ach!
Jansje ! Gij zijt zo leevendig! zo rap! Ik wenfchte
wel, dat gij uw Papa wat minder geleekt, kind!'
Ik betaale dat af met te denken, dat mijne
Moeder geen reden heeft om ^iSf^r aandeel in
haare Jansje te verzaaken: en indien de zaak van
haaren kant met meer geiïrengheid afloopt, daiT
ik wel wenfchte, vergaet het haaren gunfding'
'Ilickman 's volgenden dags daarom te erger.
Ik weete wel, dat ik een ilout fchepzel ben.
Ik weete, dat zo ik dit al niet zegge^ gij het zult
denken·^ dus hiervan nu niet meer. Waarom ik
het hier melde, is om u te kennen te geeven ,
<?.at ik bij deeze ernilige gelegenheid, zo ik kan,
alles zal overflaen wat tuifchen ons voorviel, het
ν J '
welk naar kakelagtigheid van mijnen kant. of naar
^ vin-
Pt·'
fxV^
"-^■-r^ifiiir 1 li-
Juffer CLARïSSA HARLOWE. fr:|
vinnigheid in mijne Moeder zweemde , om u al-
leen het bezadigdé en Bondige van ons gefpreis
voor oogen te ftellen.
„ Befchouw de familien , zeide zij, welk«?
„ wij beide kennen, daar men zegt dat man etl
„ vrouw uit verliefdheid aan malkanderen ge-*
3, trouwd zijn; welke (ten tijde .als het zo ge^
„ noemd wordt} miiTchien niet meer is, dan eene
drift iri dwaasheid of onbedagtzaamheid begon»:
nen, en voortgezet met eenen geeft van eigen-
zinnigheid en tegenilreevinge ; [Hier »hadden
wij tuiïchen beide een redenilrijd , welken ik
agter wege laate] en zie, of het blijkt dat zij
gelukkiger zijn dan die geenen, welkef voor^
naame beweegreden tot het huwelijk geweeftis,
om dat het zo beft vlijde, of om hunne vrienden
3, te believen ; of zelf, of zij in't algemeen v;el
zo gelukkig zijn : Want wshoegelljkheid eii
pligtmaatigheid, daar men dezelve in agt
neemt , zuilen een duurzaam en zelf fteeds
5, aanwaßend genoegen aanbrengen (zo wel op
„ dien tijd, als bij nagedagte) als die zelden
miiTen van zigzelve te beloonen: Terwijl
3, Uefdheid ^ zo Verliefdheid de beweeg-oorzaak
5, zij, eene ijdelejiartftggt is " —^— [In EE-
INE Ν ZIN kan - mijne Moeder niet zeggeti
4at ze'Ij del is; Want Verliefdheid^ is zo woe-.
lig als een mp» en zo haldaadig als eeft
fchooljonge —] „ Het is eene heete driftdie,
3, gelijk alle andere heete driften, maar een wei-
nig tijds duurt ; een Boog , die boven maate'
55 gefpannen, tot zijnen natuurelijkcn ftand fchie-
•.5, lijk wederkeéri:.
iï 2. p' Vooi*
ïï
3>
35
35
5ï
3Ï
3Ï
35
33
55
Γ
#
Γ \
ΚΓ ""
-ocr page 118-Voor zo verre zij doorgaens op enkel lif·
gebeefde voortrdfelijkhedcn gegrond is, die on-
„ bekend vvaaren bij de perfoonen zelve, voor dac
,, zij den een van den anderen v/ierden toége-
„ ichreeven; zo brengt een, twee, of drie maan-
„ den, gemeenlijk alles aan beide kanten te reg-
„ te; en dan denken zij met geopende oOgen van
5, eikanderen ——— net zo als iedereen buiten
'Haar eigen
opmerkelijk woord!] zijn bij dien tijd verdwee-
nen ; De Natuiire, en oude hebbelijkheden
(die men reet moeite afgelaaten, of verborgen
had) koomen weder boven: De vermommingen
aan een kant gegooid zijnde, ontdekken zig alle
3, de maaien, ijproeten, en gebreken in elks gemoe-
3, deren ; en het is al heel wel, zo elk in 's an-
5, ders gedagte niet zo veiTe beneden den gemee-
j, ncn peil zinkt, ais de verblinde verbeeldinge
„ van beide hen daarboven verheven had. En
,, het nialle paar , zeide zij ^ welke geen geluk
„ kenden buiten elkanders gezelfehap , zijn nu
, zo verre van de ninlmcf-eindigende verfcheiden-
„ beid te vinden, welke iéder zig in de, onbe-
„ dwongene verkeeringe met den ander had voor-
5, geileld (toen zij nog zelden bijeen Vi^aaren;,en
altijd van een fcheidden met nog ïets te zeg-
5, gen te hebben; of bij erinneringe, als zij ge-'
„ feheiden waaren, te wenfehen dat zij het ge-
35
5>
5)
•5
i
i.
aJ
»
zegd haddeji)'^ dat zij geiladig op den fprong'
ftaen ter najaaginge van tijdverdrijven buiten
hun zelve; en die , befloot mijne wijze Mama
3, [Diigt gij wel 5 ^iic haare wijsheid zo zeer
lien te vooren van hen dagt.
„ I>er Verliefden imaginair es
??
tl
-ocr page 119-Juffer CLARïSSA HARLOWE. fr:|
t, nieuwmodifch was?] zullen miiTchien voor elk,
de vermaakelijkile zijn, in welke de ander
gcen dcel lieefc. „ '
. Ik zeide aan mijne Moeder, dat zo gij eenen
roekeloozen ftap zoudt doen, het te wijten zou
zijn aan het pnbcfcheiden geweld uwer vrienden.
'Ik vreesde, zcide ik , dat deeze aanmerkingen -
over het gedrag der lieden in den Huwelijks-ftaat, '
welke dien mogelijk met beterhoope aanvingen,
maar al te wel gegrond waaren : Mr.ar dat men ,
mij dit ook moeil toellaen, dat zo de Kindcrs dee-
ze zaaken zo volkoomelijk niqt ovcrwoogen als
zij v/el behoorden, de Ouders ook die inichilc·' ^ , · f
kelijkheid niet gebruikten omtrent jeugd, neigin-
ge, en onervarenheid , wellie nood?:aakeii;k
waaren jegens hen te gebruiken , toen zij zelve , ; ' .
in hunnen tijd Kinders waaren.
Ik gedagt aan eenen Brief, zeide ik haar hier-
op, welken gij voor weinige maanden, (ten tij-
de als gij van den Hr. Wyerley geplaagd wierd) ?
de perlbon van eene bejaarde Lady aanneemende ' ·
zonder naam fclireeft aan Juffer Draytons Moe- ?
der , die door haare geftrengheid en bedwang, de
jonge Lady bijkans vervoerd zou hebben tot dien ^ ·
milllag zelf, waartegen haare Moeder haar op het i
zorgvufdigft zogt te behoeden. En ik durfde zeg- ^ „ . I
gen, dat die haar behaagen zoude.
Ik kreeg de copij daarvan , waarmede gij
mij toen ter tijd vereerde ; en las den geheelcn
Brief mijne Moeder vopr- Dog de volgende
pafi'agie deed zij mij tweemaal leczen. l,k mee-
he, dat gy mij eens zeidet, dat gij geen aiïehrift |
van" deezen Brief hadt. ' ' ' ' ν - , 1
Η 3 „ Gun {
iß
De HISTORIE ν Am
„ Gun mij de vrijheid , Madam (zege da
„ gewaande deftige fclirijffier) van aan te mer-
^,-ken. Dat indien peribonen van uwé ervaren-
heid wiJlen, dat jonge lieden vooniit zien, op
dat zij door haaren raad wijzer en beter mogen,
worden ; het niet ongunilig in haar zou zijn,
jj dat zij te rug zagen , en infchikkelijk Vi^aaren
omtrent haarer kinderen jeugd en natuurelijke
leevendigheidmet andere woorden, omtrent
haare leevendige hoope, die door den tijd nog
niet verminderd is, met herdenkinge. van het
voorleedene niet vergezeld gaet, en door mis-
lukkinge niet is beteugeld. Als wij eeril in een
aangenaam Gezelfchap koomen , of een Plei-
j, zier-reisje aanvangen , vertoonen zig de din-
„ gen aan ons allen , wanneer wij ons alles
fchoons en dierbaars beloovende en verwagten-
de, fris en moedig opilaen, gelijk de Zon in
,, het begin van haaren morgen-loop , in een
3, zeer verfchillend ligt; van 't geen zij doen,
j, wanneer wij aan het Einde van ons oogmerk
3, vermoeid neder zittetY, en ons tot onze reize
5, naar huis bereiden: Want dan neemen wij van^ '
5, agieren in bedenkinge, hetwelk wij in ons
vooruitzigt hadden over het hoofd gezien, de
5, ongemakken , de tegenilribbelingen, de ge-
„ vaaren , welke ons ontmoet zijn ; en waar-
5, deeren de vermaaken op den regten prijs, die
s, van wegens onze hoogklimmende verwagtin-
5, gen noodzaakelijk elendig moet te kort koo-
3, men , bij hetgeen wij onszelven opi de uitrei- .
ze beloofden. --— Niets dan ondervindin-
äj, ge kan ons eene ilerke en ki-agcdaadige over-.
• , * - . 35
35
35
JÏ
3Ï
Jï
jJ tiiiginge geeven'van die verfchü: En'zo wan-
5, necr wij de vrugten daarvan willen inprenten
,, op. de gemoederen van |ien j die wij lief heb-
„^ben, welker leeven niet lang genoeg geweeil
,, is, om die vrugten zelve te vinden , en gaarn
,ϊ hoopen zouden dat onze raad zo veel vermo-
,, gen op henhkèi^ als de onäcrvindinge op o«^
„ heeft; en hetwelk, miiTchien , Oudereii
„ raad niec op ons zelve had,· toen'wij in onzen
5, tijd nog Dogters waaren: behoor en wij niet al
r, reden£?erende met geduli en zagdieid te werk
„ te gaen , op dat wij niet verharden mogen,
„ daar wij wel zouden willen overtuigen? Want
„ Madam, de tederfte eii edelmoedigile geeften
„ verorden 'gemeenlijk de pnbuigbaarilie , als xe
„'hard gehandeld worden. Indien de jonge La-
„ dy bewull is van de opregtheid haars harten·',
5, hoe gebrekiijk· haar ook moge zijn, bij
t
JS
f
ί
■r
„ mangel van jaaren en ondervindinge , zal zij
„ ligtlijk haar Huk zeer vail houden. Eri zo zij
5, gelooft dat haare vrienden ongelijk hebben,
„ fchoon het miffchien alleen zo zij in de manie-
re van haar te behandelen , hoe veel zal ieder
„ omftandigheid van onmin aan der Ouderen, of
.„ van onhsdagtzaamheid aan des Kinds kant,
5, fchoon nog zo gering in zigzelve , de breuk
verwijden ! 's Ouders vooroordeel ten nadeele,
„ zal ilrekken ter beveiliginge van 's, Dogters ten
voordeele, van denzelven perfoon; en de belle
redeneeringen ter wereld van beide kanten, zul-
5?
Γ
■5Ï
„ len aan dat vooroordeel worden toegefchree-
„ ven. Kortom, geen van haar beide zal over-
P, tuigd worden: Eene geftadige tegenilrcevinij^
■ Η 4
Yolgc
-ocr page 122-5, volgt 'er op; de Ouder wordt ongeduldig; hec
Kind wanhoopig: En, gelijk het raaar een al te
natuurelijk gevolg is, Dat gebeurt'er, waarvoor
5, de Moeder het meell: bevreesd was, en hetwelk
mogelijk niet gefchied zou zijn , had men 's
Kinds hartftogten niet ^i^rif^zii«, maar^-^/Ä,,
Mijne Moeder had behaagen ii1 den gehee^
Jen Brief; en zeide, dat dezelve den goeden uit-
ilag verdiende , welken hij gehad had. Maar zij
vraagde mij, wélke verfchooningen dog voor
eene jonge Lady konden worden ingebragc, die in
ftaat was om zulke aanmerkingen te maalcen; en
die in haaren leevens-tijd zo wel het characler van
éene van rijper jaaren kon aanneemen; bijaldien
2ij zelve zig in eenen verderflijken mifflag Hor-
ten mögt? ■
Zij kwam roen op het zedelijk charailer van
den Hr. Lovelace ; en hoe redelijk de afkeer u-
wer nabeilaende zij tegen eenen man, die zig de
vrijheden geeft, welke hij gezegd wordt te nee-
men ; en die inderdaad zelve dé beichuldigihge
niet lochent ; als welken men heeft hooren ver-
lilaaren , dat hij der Sexe alle kwaad zal doen
wat hij kan , om zig te wreeken van de inishan-
delinge en gefchondene beloften zijner ecrile Lief-
de, in'eenen tijd toen hij nog te jong was (zijne
eigene uitdmkkinge naar het fchijnt) om' onop-
regt te zijn. > ' .
ïk antwoordde, Dat ik iedereen had hooren,'
zeggen, dat de Lady, welke zij bedoelde', hemwee-
2enlijk ilegt behandelde,· dat het hem op dien tijd
zo zeer aandeed, dat hij genoodzaakt waare daar-
eetie reixe te doen j cu m huw uit zijn hait
ia 2©
α'
^ · . te·
'ί
Μ
-ocr page 123-te drijven, wegen infloeg, welke hij edeiraoedig-
heid genoeg had om zelve te veroordeelen: Dat-
hij, evenwel, ontkend had, zulke bedreigingen
tegen de Sexe te hebben uirgeflagen , als dezel-
ve hem vai7 mij in uwe tégenwóordighèid wier-
den te lail gelegd; en verklaard, dat hij niet be-
kwaam was om zulk eene onregtvaardige eii one-
delmoedige wraakc, wegens de tirouwlobsheid
van eene , te oeffenen tegen alle.
Dit heugt u wel, mijne waai-de; gelijk mij u-
we onnozele aanmerkinge daarop, Dat gij zijné
plcgtige betuiginge en ontkenninge wel gelooveii,
kondtr „ Want, immers, zeidet gij, zou de
man, die zig over dé betigdnge van eene
lijke valsheid zou wreeken , als de hooglle
fmaadheid die een" braaf man" kon worden aan-
gcdaen, zelve zig aan zodanig eene niet fchui-
dig maaken. ,,
Ik ilond feil op de buiten gemeene omilandig-
heden in uw geval; die van iluk tot ftuk nagaén-
de. Ik merkte aan, dat des Hren. Lovelaces ze-
den op een zekeren tijd geen tcgenwerpinge bij
iVwe nabeilaenden waiiren; voor Arabella. Dat
men toeri veel bouwde op zijne flimilie, en no^
meer op zijne bekwaamheden en' geleerdheid ,
welke het buiten twijffel ileiden, dat hij dóór ee-
ne deugdzaame en voórzigcige Vrouw wel zoil
kunnen 'te regt -gebragt worden; En (vergeef mij,
bidde ik , dat ik daarvan gewäge) ik verilourte
inij 'er bij te voegen, dat fchoon uwe familie geen
kwaad flag van volk waare, zo als de wereld dcor-
gaens béiïaet, niemand egter eenigen vati hen",
iuiten u j befcbuldigde van heel »nauwgezet te
V.
f
f ■ ·. ■;!
• ' I ; ·ν"·
ί
■· ■ Ä-
51
51
35
3?
I··
;|
\
\ Γ'
4Ϊ
wm
r
De HISTORIE ναγί
^ijii omtrent den Godsdienft of een Vroom leeven
- Derhalven waaren zij te minder bevoegd
pm tegenwerpingen te maaken tegen gebreken
van dien aart in anderen. Daarenboven, welken
Jhaatelijken man, zeide ik, hebben zij uitgekipt,
om in de genegenheden eener Lady ecnen man
den voet te ligten, die van de fèhoonile geilake.
is, en iiitblinla in natuurelijke en andere bekwaam-
lieden, welke ook zijne zeden mogen weezen!
Mijne Moeder hield nog al aan, dat 'er dies
te grooter verdiende was in uwe gehoorzaamheid
uit dien hoofde; en beweerde, dat'er naauwlijks
ooit een heel mooij en luftig mi^n was, die een
goed Egtgenoot wierd: want dat zij gemeenlijk
zulke NarciiTuiTen waaren, dat zijzigverbeeldden,
dat elke vrouw zo hooge gedagten van hen moeit
hebben, als zij van zigzelven hadden.
Ten deezen aanzien was 'er hier geen gevarir,_
zeide ik,,dewijl de Lady nog grooter voordeelen
had, van lighaam en geeft beide, dan de Man;
hoe-^ehaagelijk en fraaij men ook bekennen moeil
dat hij was, boven de meefte van zijne fexe.
Zij kan niet veelen, mij eenigen man te hoo-
ren prijzen buiten haaren gunilling Hickman:
Welken zij, niettemin, meer of minveragtinge
op den halze haalt, welke hij ontgaen zoude
verminderde zij niet de geringe verdienire, die
hij heeft, door hem bij alle gelegenheden meer
toe te voegen, dan.ik denke dat hij kan verdie-
nen , en door hein in vergelijkingen te brengen,
in welke het onmogelijk is of hij moet het verlie-
zen. En nu (averegcfe eenzijdigheid O Dagtzij,
Wat baar belangde, dat de ilr. Hickman, uirge?
. - ί· no-
ι·
te'
I
ι -
nomen dat zijn aangezigt niet zo glad van vel,
nog zijne geftalce volkoomen zo goed was, en be-
halven dat hij niet zo driefi: en zo ftoiit was (hec
welk bij eene zedige JuiFrouw geen gebrek be-
hoorde te zijn) den' Hr. Lovelace eiken uur van
den dag-wel kon evenaaren.
Ora te vermijden van verder in zulk eene on-
J - , -l
vergelijkelijke vergelijkinge te treeden, zeideik,
Dat ik niet geloofde, bijaldien zij u uwen eigenen
gang hadden laaten gaen en u edelmoediglijk be-
handeld , dat gij de gedagte gehad zoudt hebben
om eenigen man hoope te geeven, welke hun
mishaagde. ' ''
Dan, Jansje, mij op het woord vattende ,
is 'er te minder verfchooninge - Want,
dat zo zijnde, loopt 'er dan niet meer JVeerhar-·
jïïgheid^ ïtaw Verliefdheid
Neen, dat gaet ook niet door. Madam:
want ik weéte , dat Juffer Clarifia Harlowe den
Hr. Lovelace boven alle Mannen llcllen zoude,
indien zijne- Zeden -
INDIEN , Naaije! -- Dat indien is
alles.- Denkt gif weezenlijk, dat zij den
Hr. Lovelace mJnt? '
Wat woudt gij gehad hebben dat ik zeide,
mijne waarde? - ïk wil u niet vertellen ,
wat ik zeide: Dog had ik niet gezegd het geen ik
zeide^ wie zou mij dog geloofd hebben?
Behalven dat, ik weete dat gij hem mint!
-- Verfchoon mij, mijne waarde: Nogthans,
zo gij het ontkent, wat doet gij anders dan u zel-
ve van ter zijde te befchuldigcn , als of gij dagt,
' ' a
^ Π
κ
f
i I;
1
ί
Μ
ito
-ocr page 126-, " Be HISTORIE van
■ s
dat gij 11 niet behoordec toe te gceven in 't geen
gij niet kunt Iielpen?
Inderdaad, Madam, zeide ik, de man is de
Liefde eener juiFroiiwe wel waardig {Indien, korr
de ik hier weder zeggen). ■——— Maar haare
Ouders ■—-- /
Haare Ouders, Jansje - [Gij weet,
mijne waarde, hoe mijne Moeder, die haare
Dogter van rapheid befchuidigt, altoos iemand
in de reden vak!]
Neemen mogelijk verkeerde maatregels,
zeide ik-
Kunnen niet verkeerd handelen —^--
Zij hebben reden, verzekere ik π, zeide zij
|ί
j
f.
VI
ρ
\ ι J:
r t·: ί
Ur ^ '
TS^^tjea Wäii·, 5.
Waardoor zij cene jonge juffer wel in verzoc-
kinge zouden kunnen brengen , zeide ik, om roe-
kelooze dingen te doen, welke zij anders niet
doen zoude. ■
Maar'zo het een roekeloos ding zij (gaf zij
'cr op te houden) behoorde zij het dan te doen^'
Eene voorzigtige Dogter zal niet moedwillig doo-
ien, om dat haare Ouders dooien, zo het al zo
ivaare dat zij doolden: Indien bet zo zij, zal de
wereld, die de Ouders laakt, het Kind niet vrij-
fpreeken. Alles wat ter verfehooninge van' eens
Dogters doolinge hi dit geval gezegd kan worden,'
koomt uit eene gunilige infchikkelijkheid , welke
Juffer KI aartjes Brief aan Lady'Drayton pleit, ddt
aan i?aars Dogters jeugd en onervarenheid waare
te bewijzen. Èn zal zulk een wonderbaar jong
menfch als Jufler ClariiTa Harlowe, welker voor-
zigtigheid , gelijk wij zien,' haar bekwaam maakt
om tot raadsvrouw te verÜrekken voor veel uuder
pcrfooncn dan zij zelve is, onder zulk een arm-
hurdg bedek zei zig ver fchuiien? ^ ,
i^aac hiiar van ftonden aan weeten. Naatje,'
wnc ik zegge ; . en ik belafte u om haar verder
voor oogen te Hellen, Dat hoe zeer haar de eene
man niishaagen, en" haare keuze op den andereri
iiiag gevallen zijn, men van eene jonge Lady van
haare onbepaalde edelmoedigheid en grootheid
van ziele zal vér wagten, dat, zij zigzéke verloche'
fie^ daar zij met zo te doen haare gebeele fami-
lie kan verpUgten —-— Niet minder dan tien of
twaalf van die haar het naail £n waardil zijn on-
der alle menfchen ter wereld, eenen toegeevcn-
den Vader en Moeder aan hun hoofd hebbende.
Van haaren kant is het mogelijk alleen Inbeeldin-
ge ; maar Ouders zien dieper : En zal Juffer Cla-
riiTa Harlowe haare Inheeldingc, niet opgeevei»
voor het Oordeel haarer Ouderen ? " -j
ik iprak vvijdluftig over dit onderwerp van
Oordeel: Alles wat gij kondt wenfchen , dat ik
zeidc; en alles wat uw buitengemeen geval mij
toeliet te zeggen. En mijne Moeder bemerkte de
kragt daarvan zo wel, dat zijmijbelailedeomaanu
niet eenig gedeelte van mijn Antwoord te fchrijven^,
op hetgeen zij zeide; maar alleen wat zijzelve hati '·
voortgebragt; op dat het in zo netelig een geval ■
u niet beweegen mögt om maatregels te neemen,
die ons beiden (mij van wegens het voorllaen, en
u van wagens het volgen daarvan) reden van be- ^
rouw mogten aanbrengen, zo lang wij leefden. ^
Én cius hebbe ik, mijne waarde, mijns Moe- ;
dcrs redekavelingen u voorgedragen. En te
m·., dewijl ik 2el,ve niet kan zegden, wat ik u.,
t
". li
t-
\ ■
% -l
tiS De HISTORIE vapf
20U raaden om te doen. -- Gij kent beil
uw eigen hare, en wat Dat ii zal gehengen te
doen.
• Robert neemt aan deezen heel vroeg ter be-
ilemder plaatze neer te Jeggen , op dat gij dien
bij uwe ee^fte ogtend-wandelinge moogt krijgen.
Dat de Hemel u ten.beften geleide en beftie-
re, is de onophoudelijke bede van
Anna Howe.
*■ -
^ufer Clarissa Harlowe , aan
ft
i··
ik ben in groote vreeze. Egter kan ik niet
halaaten mijne nederige dankbctiüginge aan uwe
Moeder en u, voor uwen laatften aangenaamente
berhaalen. Ik hoope dat haar genegen einde be-
antwoord is door den inhoud van mijnen laatfteni
Nogthans moeft ik Jiet niet genoeg agten haare
goedheid jegens mij , met een potlood alleen, op
den omilag van eenen verzegelden Brief, te èr-
kennen. Sta mij ook toe eenige weinige regels
te fchrijven ten aanzien van mijnen Brief zonder
naam gerigc aan Lady Drayton —---Indien ik
1 ' y
-ocr page 129-Juffer CLARISSA HARLOWE. tif
ü op dien djd niei te kennen gaf, gelijk ik ge-
loove gedaen te hebben, dat mijne uitmunten-
de juffrouw Norton mij haaren bijiland in dien
l^rief leende; zo erkenne ik nu, dat zij zulks
deed.
Eij lieve doe uwe Moeder dit te weeten,
om 'twee redenen : Eensdeels, op dat ik niet ge-
agt moge worden mij zelve eene fchranderheid cii
voorzigtigheid aan te maatigen, welke mij niet toe-
koomt: andersdeels, op dat ik niet benadeeld mo-
ge worden door het geilreng , dog regtmaatig
gevolg ^ hetwelk haar beliefde daaruit te trekken ;
niijne fouten tegen mij verdubbelende, zo ik kel-
ve onwaardiglijk den raad , welken ik onderilfaid
wierd te geeven, mögt te werk gaen.
Voor dat ik koome tot het geen mij maii
üan 't hart legt, moet ik u, nog eens, bekiji^eii
ovev de feherpe, de zeer fcherpe dingen, die gij
van onze familie meldt, ten nadeele van hunne
ZEDEN. Inderdaad, mijne waarde, ik ben
over u verwonderd! --- Eene gelegenheid
van minder belang , mögt ik hebben over hec
hoofd gezien, na dat ik u zo dikwijls met zo wei-
nig vrugt over dit onderwerp gefehreeven hebbe.
Maar hoe zeer mijne eigene omilandigheden mij
ook mogen ter harten gaen, ik kan niet zonder
aanmerkiiige de fmaadreden laaten voorbijgaen,
welke het niet noodig is hier met woorden re her-
haaien. ' "
Daar is geen braaver Vrouw in Engeland·,
dan mijne Moeder. Nog is mijn Vader die man,
waarvoor gij hem zomtijds uitmaakt. Uitgeno-,
men ecu punt, wecte ik geen familie, die hun·.
neii
J«
■ > a
]
·{ i
•if
t·.
r·
\ · · · ♦ , . r y
«en pligt beter beleeft, dan de voornaamile van
de onze. Een weinig te onmededeelzaam voor
hunne groote middelen en omilandigheden ---
dat is \ al. ■—— Wel nu, danhebben zij geen
reden om op onberispelijke zeden geiteld te zijn
in eenen man-, welks gezogte verwantfchap met
hen, door een huwelijk in hunne familie, zij ze-
kerlijlc regt hebben bm toe te ilaen, of af te keu-
ren? . ..
Nog een regel of twee, voor dat ik met mij-
ne eigene belangen geheel worde ingenomen —
Over uwe behandelinge van den Hr. Hickman.
Is het edelmoedig, dunkt u, u te wreeken op ee-
nen onfchuldigen wegens het misnoegen, dat gij
van eenen anderen kant ontvangt, alwaar ik twijf-
-fele of gij het 'er ook wel niet naar maakt? ---
Dog een ding zoude ik hem kunnen zeggen; en
gy zoudt beil doen met mij daartoe niet te tergen.
Het is dit. Dat geen Juifrouw den man kwaaiijk
behandelt, welken zij niet volftrektlijk verwerpt,
of haar hart is genegen om hem vergoedinge te
doen, wanneer haare dwinglandij haären loop ge-
had, en hij de nlaate van zijne gedieniligheid en
lijdzaamheid vervuld heeft. Mijn geefl: is niet ge-
noeg in ruil, om dit ftuk verder uit te haaien.
Ik zal u nu de gelegenheid doen weeten van
mijne tegenwoordige vreeze. , .
Ik had reden om te dugfen, gelijk ik in mij-
nen van heden-morgen meldde, dat 'er een ftorm
broeide. De Hr. Solmes kwam deezen namiddag
jnet mijnen Broeder uit de Kerk t'huis. Kort
daarna bragt Lysje mij eenen Brief, zonder te zcg7
gen van wien. Dezdve was in een öinflag, en'
I
,1
i
1
i
μ \.
JüFfER CI^ARfSSA üarlowe. ti^
ϊιεέ oprchrift van eene hand j die ik hooit voor-
heen gezien had; als of men onderftelde, dat ik
dien niet ontvangen en geopend zoude hebben ^
hadde ik gewèeten van wien hij 'kwam. Decztf
is de inhoud.
<· \
i-
!
■ ί
Jian Juffer Clarissa HarlOW»;
. ■ - Sondacb^ deiti6 MaäP%
Alderlieffte Maadam^
Ik acht mij zelf een zeer ongeluckig maii |
Äat ik npit in ftaet geweesd ben om uw mijn re-
ipcél te bewijzen met u toeftemming ^ voor een
half uer. Ik heb je iets te kommuniieeren, daqr
je feer veül aan gelegen legt, zo het je beliefd
mij toe te laaten om met je te ipreeken. Het gaat
je eer aan ^, en de eer van je heele familij. Héc
betreft de defeinen van eenen, die je gezegt word*
meer te achten als hij verdiendr en eenige van
aeine veifoeijelijke daden; en ik ben berijd om
iiw ooveirtuigénde beweizen .te geven van de waar-^
hek daarvan. Ik mach fcheinen daarin geinteres-
feert te zijn : Maar niettemin, ben ik berijd orri
'er mein eedt op te doene , dat het tot een tut-
teltje toe waarachtig is: En dan zal je ziene , wac
voor een man je gezecht word te begunHigeirti
Dog ik hoop dat niet, om je eigene eere;'
Ik bidje, Maadam j gun mij reis gehoor^ zö
äfeer als je de q&c van uw en van je familij hoog·*
II. Deeli i , aÄ
1
/ De HISTORIE vam
acht:' Waardoor je fult oblisjeeren j alderliefltli
Juffrouw iu
j 17 needrigfle en getrouße Jbiènaar ^
Rogier Solmess
Ik wacht beneden op hoop van admisjé.
Γ ik twijiïele géenzins, of dit is een arrahai-tig
loopje i om den man in mijn gezelfchap te krij-
gen. Ik wilde een mondlijk antwoord naar bene-
den gezonden hebben; maarLys weigerde eenigé
«boodfchap te brengen, welke zijn bezoek bij mij
'verbood. Dus was ik genoodzaakt om hem of
te zien, of aan hem te fchrijven. Ik fehreef der-
halven een Antwoord^ waarvan ik u het ruw ont-
werp zal zenden.. En nu wordt mijn hart ge·'
prangd van fchroom wat daarvan het gevolg mo-
ge zijn : Want ik hóore beneden een groot ru-
fiiöer.
w
ï.«
Α mi Rogier Solmes, Schlïdkm
Mijn Heer.
: ^ Wat gij mij ook moogt hebben te commü-
niceeren , hetwelk mijne eere aangaet, dat kan
v,o wel gefchieden bij gefchrift, als^^ bij monde,
indien mij aan den Hr. Lovelace iets'gelegen is,
wecte ik niet dat u aan hem daarom iets behoort
gelegen te zijn: Want de behandelinge, die ik om
i uvient'
JüFiER CLAÏUSSA HAHLOm ^B?
MvJintwille (zo mm ïk denken!) ontvangè, 19
zo hard, dat al waare er zulk een män ajs d^
Hr. Lovelace liiet in de Wereld, ik niet zou wen-
fchen den Hr. Solmes te zien, ja zelf niet,.voor
een half uur* pp zulk eene wijze als het hem be*
lieft te begeeren om mij te zien. Ik kan nooic
cenig gevaar loopen van-den Hr. Lovelace; ei^
■gevolglijk , kunnen geene van uwe ontdekkingeii
mij raaken, indien de voorilag', welken ik gedaen
hebbe, worde aangenomen. Gij. zijt daarvan ^
i)uiten twijifel, onderrigt. Zo niet, dan belie-^
ve het u mijne vrienden te doen weeten, dat zq
^ij mij verlollèn willen van rtiijne angiien voor dei^
cènen heer, ik hen verloflèn zal van de hunn&
voor den anderen : En van wat belang zal het
dan voor hen of voor zijn, of de Hr. Love-
lace èen goed of een kwaad man zij ? En, zq
voor geen van om r zie ik niet hoe het voor «
yan eenig belang kan zijn. Dog zo gij 'er belang
ftelt, ik hebbê daarop nier te zeggen; en he^
zal een Chriftelijk werk zijn ^ indien gij hem wilt
aanfpreeken _over de ,dwaalingen, die gij ontdekt;
Jiebt, €n hem tragten tot zo goed een man té
maaken, als gijy buiten twijfel.zelve zijt, of gij
zoudt , zo gereed niet zijn in hem te ontdeklicii
èn ten töon te ftellen,^ : - ;
Verfchopn mijmijn Heer; Dog pm rpnd td
gaen 5 na mijnen voorgaenden Brief aan u , eti
ywe onèdelmoedige aanhoudirige; en na deeze
pooginge om uzelve,' meer ten kofte van eens an-
der-mans charaéter,' dart door uwe eigene ver-
dienfte, te doen gelden; zie ik niet, dat gij eeni-
ip fchei-pheid kwaalijk neemea kuac ia Haär, ^.ony
t a ■ «réïS
'<1
welke ongelukkig té maaken gij hec uwe zo rijklijTj
toe gedaen hebt. ' ,
• , ·
Gl. Harlowe,·
Zonäag-ävonä»
Mijn Vader was van zins om bij mij boven tö
koomen, in grooten toorn naar het fchijnt; dog
wierd nog overreed tot het tegendeel. Men ftond
mijne Moeij Hervey toe Dit, hetgeen volgt, aan
mij te zénden* --Het gaet 'er heet van de roo-
ll:er, mijne waarde I ---—
i
Jiijfer Clarissa·Ρίarlowe,
iedereen is nu overtuigd, dat 'er lattgs dö
wegen van zagtheid en overrdedirige niets aan li
te doen is. Uwe Moeder wil niet toeftaen,. dat
gij langer in huis blijft; want uw Vaderis dooif
uwen wonderlijken Brief aan zijnen Vriend zo oftt-
lloken, dat zij niet weete wat 'er het gevolg van
zijn moge, zo gij bleeft. Dus wordt u bevolen u
gereed te maaken om van itonden aan naar uw
Oom Antonij's te vertrekken. "
Uw Oom denkt, dat hij deeze onwilligheid
om naar zijn huis te gaen , van u niet verdiend
heeft. ^
Gij kent de ondeugendheid van den man niet,
oïïi
-ocr page 135-Juffer CLARISSA HARLOWE, ï^t
öm wiens wille gij het waardig agt· met alle uwe
vrienden overhoop te leggen.
Gij moet mij nie; antwoorden. "Daar zou
geen einde aan zijn.
Gij weet niét ho© veel moeijelijkheid en leed
^ij iedereen aandoet; dog niemand meer dan aan
*
Uwe toegenegem Moeij^
•i
'ft
Daar mij dus verbooden wierd aan mijne
Moeij te fchrijven, nam ik eene ftouter vrijmoe-
digheid, Ik fchreef eenige weinige regels aan mij-
ne Moeder, haar verzoekende om mij verlof te
bezorgen, dat ik mij aan mijns Vaders, en haare
voeten werpen mögt , zo ik vertrekken moeft
(zonder dat 'er eenig ander menfch bij waare), om
te fmeeken om vergiffenis wegens de moeijelijkhe-
heid , die ik hun beide-had aangedaen^y en om
hunnen Zegen; cn om hunne bevelen,ten aan-
zien van mijne vervoeringe, en den tijd daarvan,
van haare eigene lippen'te-ontvangen. ί
„ Wat nieuwe ftoutheid' is Dit l·-Neem
„ hem te rug ; en beveel haar te leeren om ge-
„ hoorzaara te zijn, „^was mijns Moeders toor-r
nig antwoord ^ met mijnen ßrief, ongeopend te
rug gcbragt^ '.. ^ , .
Dog op dat ik niets verzuimen mögt, hetwelk
een zweemzel van pKgtmaatigheid had, fchreef ik
een weinig regelen aan mijnen Vader zeiven, ten
dien zelvcn einde gerigt; fmeekende. dat hq mij
niet ten zijnen huize uit wilde zetten, zo^ider zij^j
% - I ι '' lied
η
η
Pen Zegen, Dog deeze wierd mij» in twee ftuk-,
^en gefcheurd , en ongeopend, weder door Lys
toven gebragc, niet eene crotfe houdinge , de
éene hand geopend, en de andere uitilrekkende ,
temijl de gefcheurde Brief pp haare .geopende
handpalm lag; en een Zie hier, eens! — Wat
ten droevig ding is Dit! ---— Niets zal baa-
ien dan gehoorzaamheid, JuiFer!-Uw Pa-
|)a zeide , Laat ze mij van daaden voorpraateni
—Ik wil geen woorden van haaf ontvangen.
En zo fcheurde hij den Brief, en gooide mij de
llukken naar het hoofd. ' . '
Daar mijne zaak zo wanhoopig ilond, befloo^
ik moedig oni,'fchoon dus voor het hoofd geftoo-
ien, het niec te;' laaten zitten. Ik vattede mijne
pen op , en rigtede mij tot mijnen Oom Harlowe i
daarin fluitende; hetgeen .mijne Moeder ongeopend
had te rug gezonden, en den gefcheürden en on-
geopenden, dien ik mijnen Vader gezonden had;
«erft met alle haaft een affchrift daaruit voor
getrokken hebbende. ' " ■ ^ ·,
' · ' Mijn Oom ilond op zijn vertrek naar huis, eu
het wierd hem ter hand gefteld juifl zo als hij, in
iijne'koets ilapte. ïkkan derhalven niet weeten
wat lot hetzelve hebben zal, voor morgen!;. Hec
yolgende is daarvan eene copij, . ^ - , '
/ian Joannes Harlowe, SchildL· · -
ilijnefwaarde en alms-gëeerde Oom^
Ik hebbe nu niemand dan u, tot welken ik
tiy Tefvoegeji' kan, jbce hoope , van zelf maar,
mi-
m-
ft
I r·;·
If
5
ik'
Ρ.
1 ji
< ί
>Γ
mii
"t
hy"·
'V
iSÊU·.
V' Ϋ
ft
-ocr page 137-niijne oocmoedige verzoek-ichriften geopênd 'eit
gelezen te krijgen. Mijne Moeij Hervey heeft,
jnij een bevel gegeven, hetwelk noodig is mij ha-
der te verklaaren; maar zij heeft mij verbooden»
om aan haar te fchrijven. Hierop nam ik.de-vrijt,
heid van te fchrijven aan mijnen Vader en Moe-
der: Gij zult zien, mijn Heer, doordien de ee»
gefclieurd is, en ze beide ongeopend zijn te rug;
gekoonien, 'Welke de uicilag geïveeft zij. Dit,
mijn Heer, weet gij reeds miiTchien: Dog, de-
wijl gij den inhoud van de verfmaade Brieven niet
weet, zo verzoeke ik u die beide te leezen, o|>
dat gij ten getuige voor mij nioogt ftrekken, dat
zij nog met klagten nog met twiftredenen zijn op-
gevuld, nog iets onpligtmaatigs in zig behelzen,»
Geef mij verlof om te zeggen, mijn Heer,·Dac*
zo de doof-geoorde toorn mij nog gehoor wil gun-
nen, nog leezen wat ik fchrijve^ men zig na ver-
loop van eenigen tijd der-hardvogtigheid wel mo^
ge beklaagen. Ik' verzoeke u, waarde, goede
fleer, mij te laapen weeten, wat men voorhecft
met mij naar mijns Ooms Antonij's hui^ te zenden
meer. dan naar uw^nt, of naar mijne Moeij Her-
vey's, of elders? Zo het ten dien einde ziji waar-,,
toe ik vreeze dat het is , dan^ zal het leeven op.,,
dien voet niet draagelijk"voor mij zijn. Ik, Cmeeke^
ook te mogen weeten', WANNEER |k ter déureu
uitftae gezet te worden ! — Mijn hart fpelt mij
duidelijk, dat zo ik eenslgedwongen ixßräe oiih.
dit huis te verlaat én ^ Ak het nooit meer zien zal.
'· j'
' ■, i·
• !
1 '4 %
1
i I
^(t
1 Η
Het betaamt mij, evenwel, te verklaaren, .
dat ik Dit niet uit verkeerdheid, of in grammen.^
eioede fchrijve. God kent mijn hart, dat het ^o
n!C£
1!
J
f '-
'Ί '1
H
Λ
SSOäi.
I
DE HISTORIE VA»
niet is! Dog de behandelinge, die ik vreeze te'
zullen ondergaen, zo ik naar mijns anderen Ooms
gevoerd worde, zal, naar alle waarfchijnelijkheid,
4e laatile hand leggen aan de rampen, de onver^
rampen zal ik ze beftaen te noemen', va»
üvie voormaals hoogfbegunßigde,
, Mß0f m zeer êngelukkige^
t
Cl. li Α RL 9 WE.
'uffcF Clarissa Harlowe,
Howe.
lÄ·
Maandag'Ogtend 'den, if van Maart.
Deezen morgen vroeg kwam mijÏi^|)om Har-
ïowe herwaards. Hij zond mij den zeer' tederen
Brief, hier ingeflooten , boven. Dezelye heeft
mij doen wenfghen, dat ik hem konde te wijle zijn.
Gij zult zien, hoe des Hren.,Solmes ilegte hoeda-
nigheden daarin verglimpt worden. Welke fchand-
vlekken bedekt toegenegenheid! —-,Maar mis-
Ichien kunnen zij ook tegen mij zeggèn, welke,
gebreken brengt afkeer niet aan den dag!
Wees zo goed, en zend mij deezen Brief van
mijneti Oom bij de eerfte gelegenheid weder te
rus· '
. - · ■ ■ Ζ011^
-ocr page 139-r
'Zondag-Nagt, of liever Maandag-Morgen,
Ik moet u antwoorden , fchoon tegen mijn
eigen oogmerk. Iedereen bemint u; en dat weet
gij wel. De grond zelf, dien gij betreedt, is voor
de meeften van ons dierbaar. Hoe kunnen wij be-
fluiten, om u te zien ? Uw gezigt en taal zijn niet
te wederilaen. Het is onze Uefde, die ons doet
vermijden om ii te zien. Hoe kunnen wij u zien,
daar gij beflooten hebt om niet te doen, 't welk
wij beÜopten hebben dat gij doen? Ik, voor
mijn part, beminde nooit eenig jong menfch zo,
als ik u beminde van uwe kindsheid af tor nu toe.
En inderdaad, gelijk ik dikwijls gezegd hebbe..
Nooit was 'er een jong menfch, die onze Liefde
zo verdiende. Maar wat is u nu^ overgekoQ-
men ? Helaas ί helaas I mijne lieve Nigt^, hoe
fehlet gij in de proef te kort!
Ik hebbe uwe ingeilootene I3iriev(?n gelezen.
Ter bekwaamer tijd kan ik dezelve wel eens aaa
mijn Broeder en Zufter vertoonen. Dog zij wil^
ien tegenwoordig niets van u ontvangen.
Voor mijn part, ik konde uwen Brief aan
mij niet leezen, zonder ontmand te worden. Hoe
kunt gij zelve zo onbewogen zijn , en egter zo
bekwaam om alle andere, te beweegen? Hoe kondt
gij zulken Bjief aan den Hr. Solmes zenden?,..Foei]
i
i ■■
11
/ t
uJ
λ
f
Hoe wonderlijk zijt gij veranderd !
Dan nog uwen Broeder en Zufter zo te be-
handelen, als gij gedaen hebt, dat het hun niet
hift om aan u te fchrijven, of u te zien! Weet gij
niet waar het gefchreeven ftaet. Dat zagte ant-
fjQorden de grmmigheid afkeer en? Maar zo gij
ï vi
i
L. 1
f
).
DE HISTORIE VAN
pp uw^ fcherp-puntig vernuft wilt betrouwen, ?m
moogt gij wonden: Nogthans zal eene knods wel
een degen ter nedervellen: En hoe kunt gij ver-
wagten, dat zij, die van u beleedigd zijn, u niet
weder zullen beleedigen? Was dit de weg, dien
gij gewoon waart te houden, om ons allen u zo
hoog te doen waardeereiï, als wij deeden? -
Neen, het was de heusheid van uw gemoed en ze-
den, die iedereen, zelf vreemden, op het. eerfl
gezigt, u deed behandelen als eene Lady, en ii
Lady noemen, fchoon zodanig nie^ van geboorte,
terwijLaan uwe ouder Zuiler zulke eerbewijzen
niet gedaen wierden, , Zo gij benijd wkrd^ waar-
om moeft gij de nijd ophitzen, en haare tanderi
fcherp vijlen ? -—— Gij ziet dat ik fchrijve als eei^
onpartijdig man, en een die u nog bemint.
Dog nademaal gij uwe bekwaamheid ten toon
gelegd, en niemand geij)aard, en iedereen bewo-
gen hebt, "zonder zelve bewogen te worden, zo.
hebt gi} maar gemaakt dat wij dies te digter en
vafter in een'gedrongen ftaen. Dit is het, 't welk
ik eens te vooren bij eene Phalanx in ßagordc
vergeleek. Uwe Moeij Hervey verbiedt u ,te
fchrijven, om dezelve reden dat ik u daartoe geen
voet moet geeven. Wij zijn alle befchroomd om
u te zien, om dat wij weeten dat wij als gekken
van u bepraat zullen worden. Ja, uwe Moeder
is zo bang voor u, dat zij eens of tweemaal, als zij
meende dat gy kwamt om u in haare tegenwoor-
digheid te dringen, de deur toe deed, en zig op-
iloot, om dat zij wift-^ dat zij u naar uw believen
niet moet zien, en gijibellooten hebt haar niet te
zien naar tor believen. ' · .
4 ■ '1
' (
■ i
. !
.. 4·
%
■Kf
-■.V'Vj-.·;· ■
- " 1·.
1
-ocr page 141-M eem dog maar een befluic om ons allen t^
wille te zijn, mijne lieilte-Juffer Klaartje^ en g^'
zulc zien hoe wij u een voor een aan onze ver-
heugde harten zullen drukken. ' Zo al de eene
inan het vernuft, de bekwaamheid, en de geilalte
niet heefc van deri anderen, geen menfch leeit Vr,
die ilegter gemoed heeft dan die ander : En is de
Liefde van alle uwe vrienden en een zober maii
(zo hij al niet zo befchaafd zij) niet te Hellen" bo-
ven een ontugtigen ligtmis, fchoon nog zo mooi]
een man voor het uiterlijk aanzien? Gij hebt zul-
ite fchoóne gaaven, dat gij van den eenen zult
aangebeden worden: Dog de ander hqeft ten dee-
zen'aanzien zo veel voordeel, als gij zelve, en
zaler niet een itroo om geeven: Want Mannen
^ijn zomtijds jaloers op hun gezag, omtrent fciiran·^
dere Vrouwen. In den eenen 2ult gij een dc^ugd-
zaam man hebben. ' Hadt gij hem niet zo ruw
voor he^ hoofd geftooten, hij zoude u de ,ooren
hebben doen tuiten van hetgeen hij u van den an-
deren had vertellen kunnen. ' '
Kom , mijne lievè Nigt, laat ik de eere heb-
ben van bij u uit te'werken, waartoe niemand nog
in ftaat gevveeil is. Uw Vader, Moeder, en ik
zullen het vermaak, èn de eere, wil ik het weder
noemen, onder ons verdeelen; en alle voorleede-
ne ergernilfen zullen vergeeven worden ; en de
Hr. Solmes,· daar zullen wij voor inilaen, zal na
deezen niets kwaalijk neeraen, van het geen 'er-is
voorgevallen. ,
Hij weet, zegt hij, welk een juweel die raati
gal hebben , die uwe gunft verwema kan.^ .èn
• ' Μ
Ii
i
■ί ί
-ί
i -
r!/]
» -f
}' I
m
m
I
-ocr page 142-De historie van
Jiij zal alles ligt agten, wat hij geleeden heeft, oF
iijdén zal, als hij u krijgt. '
Lieve zoete meid , wees ons dog te wille:
En doe het met gratie. Het moe^ 'dog gefchie-
den, hpt zij met of tegen dank. Ik verzekere
u dat het moet. Gij moet Vader, Moeder, Oo-
men, iedereen niet te onderbrengen ; Maak daar
Haat op.
^ Ik hebbe den halven nagt wel opgezeten om
deezen te fchrijven. Gij weet niet hoe ik aange-
daen ben van het leezen van den uwen, en het
fchrijven van deezen. Nogthans zal ik vroeg in
den morgen op Harlowe-plaatze zijn. Dus , zo
gij, na het leezen vah deezen , ons allen wilt te
iville zijn, laat mij maar weeten om boven op u-
we kamer te koomen: En ik zal u naar beneden
leiden', en u prefciiteeren ter ombelzinge aan ie-
dereen : En dan zult gij zien , dat gij meer van
eens Broeders en Zufters hart, in hen beide hebt,
dan uwe vooroórdeelen zedert eenigen tijd u heb-
ben toegelaaten, om te denken^dat gij hebt. Die
van^e^nen , die" zig-gaarn plagt te noemen,
' '^■-'V'menVaderlijksnODmy
, / Jp. HARLOW£·
'j ,.
3 Γ"·;·
t
• 'Omtrent Cen imr na dat deeze minzaame Brief
mij gegeven was, zond mijnOom om te weeten,
of zijn bezoek welkpom zoude zijn op den voet
in 'zifnen Brief vermeid ? Hij gebood Lysjè hem
een mondling antwoord beneden te brengen: Een
ièhriftlijk, zeide hij, zou een flegt teken zijn: En
i-figiriiii ΐΊΐΙϋ-^- ^
-ocr page 143-Juffer CLARISSA I IARLOWE. Ï4II
lilj gébödd haar derhalven geen Brief tè brengen.
Dog ik had juiil het ingefloóten afichrifc volein-
digd van eenen ^ dien ik gefchreeven had. . Zij
maakte zwaarigheid om dien over te brengen; dog
liet zig overreeden om ten mijnen dienil te zijn
door een teken , hetwelk deeze JufFrouw-Lysjea
niet wederftaen kunnen.
ï lod verblijdt gij mij door üwe toegeevende
goedheid! —-Zulk een minzaame, zulk een
vaderlijke Brief! -zo verzagtende voor een
gewond hart; en waaraan ik zedert eenigen tijd
zo weinig gewend ben ! -Hoe ben ik daar·
van aangedaen!-Spreek mij niet, waai-
de Heer, van mijnen trant Van fchrijven: üvv
Brief heeft mij meer bewoogèn ; dart ik in ftaas
geweeft ben om iemand te beweegen! - De-
zelve heeft mij met al mijn hctrt doen wenfchen ,
dat ik 'tnij zelve de éere kon geeven van een be-
zoek van u naar uw béliéverl tc ontvangen; ennaitr
beneden geleid te worden bij mijn Vader en Moe-
der, van zo goeden en zo minzaamen Ooiiij '
Ik zal u te kennen geeven , allerwaardile
Heer, wat ik doen wil om mijnen vieede te maji-
ken. Ik twijffele iiiet, dat de Hr. Solmes j zig wel
bedenkende, mijne Zuiler grootlijks kiezen zoude
boven iiulk eert wonderlijk afkeerig fchepzel itls
ik ben. Zijne voomaaniile, of eene van zij-
ne voornaamile beweegredenen waarom hij
mij zoekt, is, gelijk ik reden hebbe om te.ge·»
loeven , dac mijns Grootvadm 'Goed naaft aan
1
•it
•t
1
■■I
\
\
i
;
f:
. !
i I
1
het:
m
-ocr page 144-%42 ÖE HISTORIE VAii
. het zijtlè is gelegen. ïk zal daarvan afftand äoen ?
voor altoos zal ik hetzelve afllaen. En de afiland
moet wel goed zijn , om dat ik nooit in 't geheel
wil trouwen. Ik zal hetzelve overdraagen op
mijne Zufter, en haare ei-ven voor altoos. Ik zal
geen erfgenaamen hebben , dan mijn Broeder en
en haai-; en ik wil , als uit mijns Vaders goed-
gunftigheid, zülk een jaargeld ontvangen (niet
in plaatze van het Goed, maar enkel als zijne
goedgunftigheid) als het hem bèhaagen zal mij
toe te ftaen, al is het nog zo gering; en zo wan-
neer ik hem misnoegen geeve , dat hij het mij
inoge onttrekken, naar zijn welgevallen.
Zal dit'niet aangenomen worden?— Ze-
kerlijk moet het -—— Zekerlijk zal het ί ——;
Ik fmeeke u , waardfte Heër, om hetzelve voor
te ilellen ; en het mét uw vermogen te onderileu-
iien. Dit zal het oogmerk gantfchlijk beantwoor-
den.. Mijne Zufter heeft een hóóg gevóelen van
den Hr. Solmes. Ik kan geheel goed gevoe-
len van hem hebben, in het ligt waarin hij mij
worde vborgefteld. Maar als mijns Zufters Man
zal hij altoos géregtigd zijn tot mijn eerbewijs; en
2al het ook genieten.
Indien dit aangenomen worde, gim mij dan,
mijn Heer, de eere van eèn bezoek ; en doe mij
het onuitipreekelijk Vermaak van mij naar benedert
te leiden; aan dè yöëten van tnijne gëeerde Oude-
ren , en zij zullen vinden dat ik het onderdaanigil
kkidben ; èn in dè armen van mijn Broedèr en
Zufter, en zij zullen in mij dè dienftwilligfté ènge-
negehile Zufter vinden: _ ' _ , , ,
Ik wagte, mijn Heer,' naar üw antwoord op
deèi'
'it
II
4
ί
Ύ
-rfïif^'ifffllM
1
üicczcri voorflag, die van gantfcher harten gedaen
U'ordE van
I
Uwe êmlerdaanigfle en zeer ^erpUgie iV/gf,
Cl. Haklowk·
/■lu
f
h
.j
r,. :
J
li-.,-
ΓιΒϋίιΙίΐή^Ι
ik hoópe , dat dit zal worderi aangenomen:
tVant Lysje vereelt mij, dat mijn Oom Ant'onij
'fcn mijne Moeij Hervey zijn ontbooden; ea de
Hr. Solmés niet, hetwelk ik als eene gunftige om*
ftandigheid aanzie. Met welk eene bereidwillig-
heid zal ik dit benijdde Goed overdraagen ! ——
Van hoé veel hooger, waardije is de zaak, oïïi
welke ik daarvaii aiHae! --De Liefde en Gunit
van alle mijne nabeftaenden I -Die Liefde
én Gunil, in wélke ik mij geduurende Agttién
jaaren aan een plegt te verheugen , en zeer hoog
te ftaen ! Ert welk een bekoorelijk voorwendzel
zal dit mij vcrfehaiFen om met den Hr. Lovelace
af te breeken! En hoe gewillig zal het hem mo-
gelijk maaken om van mij af te fcheidenl
Ik vond deezen ogtend, op de gewoone
^katze een Brief van hem ten antwoord, onder-
ftelle ik, op'mijnen van Vrijdags dien ik niet voor
Saterdag daar nederleide. Dog ik hebbe denzel-
ven niec geopend; nog zal het doen , voor dac .
ik zie, welke uicwerkihge deeze nieuwe aanbiQ-
i^inge zal hebben.
•^"t'.Men iaate ajij maar tge^ den mn te ontwij-
ken.
ken, dieii ik baate; en ik zal met blijmoGdiglieicj,
den man laaten vaaren, dien ik zou kunnen ki'e-
ze'n. Van den eenen af te ilaen , al hadde ik
^'weezenlijk zo veel aigtinge voor hem , als gij u
fchijnt te verbeelden , kan maar een kortßondig
'hartzeer geeven^ hetwelk tijd en bedagtzaamheid
verligten zullen. Dit is een oiFer , 't welk een
kind aan ouderen en vrienden is verfchuldigd $
Σ0 zij 'er op geÜeld zijn dat het gefehiede. Maar
het ander, eenen man te trouwen dien men nieè
vtrdraagen kan, is niet alleen een one'erelijk
ding!, ten aiinzien van den man; maar het is ge-
noeg, om een menfch , die wenfcht eène goeds
Frouw tot eene flegte of zeer gemeene
te maaken , gelijk ik eens aan den man zelveii
fchreef: En dan kan zij bezwaarelijk of eene göè-
ée Meeßeres , of eene goede Vriendin zijn ; of
iets dan eene fchande voör haare familie , en een
kwaad voorbeeld voor alle, die rondom haar zijn.
I
ί
!
i'
Ongaam , dunkt mi}, lëgge ik deezen van
mij , in de onzekerheid, vjaarin ik tegenwoor-
dig ben, om dat zulks u in alzo grooi eeiie on-
zekerheid zal laaten : Dog tweemaal doör de ge-
dienlligheid van Lysje verhinderd zijnde ^ Éal ik nu
beneden gaen naar mijne kleine nmi 'agerie ; en
%o ik gelegenheid hebbe , zal ik deezen op
de gewoone plaatze laaten , daar ik iets van tl
hoope te vinden.
!
β
%
„4
Td Of,
-ocr page 147-5
' 1
^ιφί' Clarissa Harlowe; aan
Howe,
{
·■ 1 1
Maandag namiddag\ den ly vaii Mmrï»
Ik hébbe mijn Verhaal tot oj3 heden middai^
ter gewóorier plaatz;e neergélegd ; dog ik hoopè
hetzelve haäft met eenen anderen Brief te vervol-
gen , op' dat ik ü zo weinig tijds , als moge-
lijk is, in die onzekerheid moge houden, weikè
inij op dit oogenblik zo veel aanéoènihgè geefci
AVant mijri hah ontilek, op ieder voet dien ik be^
Weégeri hóore; en öp élke deur, welke ik hooré
open of toe doen.
iuffi-r.
Zij zijn· alle eenigen tijd vergaderd gewceilj
zijn Ikrk iii redenwifielinge cn overleg, geloo;
ve ik : Dog kan 'er ook plaatze z^n voor lang
óverleggenen redenwiflelen overeen voorilag, die
io hij aangenorrièn Worde, iilló hunne oogmerkeii
%o kragtdaadiglijk ziil beantwoorden ? Kunnen zij
'er wel een oogenblik langer op ftaendat ik dert
Hr. Solmes heWjen moet^ daar zij zién wat ik al
gereed bén op te oiFeréilom van zijn aanzoek
te Zijn
fr
Maar O! ik onderfteli<s
dat 'ei· itribbelirige is, vooreerft, oiiitrent mijn^
Zuiters kiesheid, om haar te ovérreederi,' dac zij
het Goed , en den Man aanneeme; èn vervol-
gens, omtrent haaren hoogmoed, om M'm Zhs^
tl; Deel.' Κ m
. ·ϊ·
uii DE HISTORIE VAN
* ' -
ters "cevflootcling op te nceincn, gelijk zij dceze
fprcckwijze eens gebruikte! -- Of, mogelijk
is het, dat mijn Broeder op een Equivalent dringt
Van wegens zijn rege op de ervinge van het Goed :
,En dit flag van dingen trejvken maar al te veel dé
aandagt van zommige onzer familie naar zig. Ure
dceze, eene of beidé, oorzaakén moet het buiten
twijlfel voortkoomen , dat over mijnen voorflag
zo veel bedenkinge kan vallen.
Mij dunkt, ik zou wel willen zien ^ wat de
Ur. Lovelaee in zijnen Brief zegt. Dog ik zal
mijzelve dh iluk van nieuwsgierigheid weigeren,
zo lang dat geen, 't welk door mijne tegenvyoor-
dige onzekerheid verwekt is , niet beantwoord
zij - Verfchoon mij, mijne waarde, dat ik u
met mijne dubbingen dus lailig valle. Dog ik
hebbe geen bezigheid, nog zin, zo ik al eenige
had, om eenige andere te verrigten> dan die mij^
ne pen mij verfchaft.
Lijs ver-
5?
η
^oudt gij bekwel gelooven?
telt mij, bij voorkoominge, dat ik zal worden af-
geweezen. Ik ben „ een fnood,, arglilKg fchep-
„ zei. Iedereen is te goed voor mij. Mijn Oom
Harlowe is bedot, dat is de iiit^'ukkinge. Zij
wiften wel hoe het gaen zou, als hij of aan mij
,, fchrcef, of mij ging zien. Men heeft hem, e^
„ venwel, befchaamd gemaakt, dat hij zig zo liec
5, omzetten. Een aartig ftukje zou het waarlijk
in iiet oog der wereld zijn, indien zij niij op
mijn woord vatteden! Het 20U 'er naar gelijk
ίεη.
Wim
-ocr page 149-leen , als of zij mij ten dien einde zelf dus hard,
gelijk ik hQt agte^ behandeld hadden. Mijne
lievelingen ., bijzonderlijk JufFer Howe, zouderi
het dien dmaij geeven; en ik konde 'er. zelve
niets anders m.ede voorhebben, dan om te zieii
of het zou worden aangenomen,. om dus mijne
eigene drangredenen tegen den Hr., Solmes '
meer kragt bij te zetten. Het was .verbaazend i
,, dat'er een oogenblik overlegs over vallen kori-
5, de: Dat men onderßellen konde", dat'er iet$
„ aan. te doen was. Het ilreed even zeer tegei^
„ de Wet als tegen Billijkheid: En eene.fraaijé
5, verzekeringe zou Juffer Bella, of de iir. Söl*
3, mes, hebben, daar ik het weer naar mijneer
3, men konde^ als ik maai: wilde! Mijn
Broeder en Zij mijne ërfgenaamen ! O dac
liftig fchepzel! -—— Ik
3)
J»
3Ï
^ f
'S
beiluiten om onge-
j,, huwd te leeven \ daar Lovelace yan mij ver-^
■zekerd is ■■> en dat overal geiibegzaam ver-
klaart? -- en als hij mijn Man is, het uiq
hoofde van het Teftamenc kan erfchen, wanneer
het hem belieft! - Daarenboven wat eert
5, trotsheid -- wat een ftouiiieid -[gelijk
,· Lys mij halikelende meldde, èi'ix. eene zeide; gij
3, kunt ligt giflen wie] dac zij die zo rcgtmaatig
3, van wegens openbaare weeripannigheid jn oii-
3, genade was , zig vermat der geheele familie
3, wetten voor te fchrijven ! een Man te noemen
35 voor haare ouder Ziifter! Mee welk eene zege-
3, praal zou haare hardnekkigheid gaeir fti'jjkcn,'
3, daζ zij haare bevelen, niet als uit eene Geyärt-
,5 genis, gelijk zij het noemde ί maar als Van haa-j
33 ren Tlupon, mögt lasten yitgaen aan hen dié
»
>>
J5
■JJ
i
5ï
3>
fï-ï
3J
- t
4 ^^^^ _
-ocr page 150-jt^S DE HISTORIE VAN '
Ouder en Meerder waaren dan zij; en ook 2elf
aaii haar Vader en Moeder! —- Verbaa-
zend, geheel en al verbaazend was het, dat
cenig raenfch over zulken voorflag als deezeri
redeneeren konde! Het was een raeeiler-ftukjd
van jineße - IK was het in volmaakt-
heid —^-Zekerlijk mijn Oom Harlowe zaï
zig nooit weer zo laaten bedotten! „
Dit alles Vvierd mij te gereeder verteld, oiri
dat het tegen mij was, en gefchikt om mij te
plaagen en te kwellen. Dog voor zo verre in ee-
yiige Hukken van dit fraaij verhaal lag opgefiooten,
dat 'er iemand was die voor mij fprak , was ik
iiieuwsgierig om te Vf eeten wie het was: Maar
Lys wilde het mij niet zeggen, uit vreeze dat ik
mij trooilen mögt met te vinden, dat zij a//e niet
tegen mij waar en ^
Dog ziet gij niet, mijne waarde, wat een
droevig jc-hepzel het zij ^ welke gij vereert met u-
\vc vriendichoü ? -- Gij kondt aan uwen in^
vloed op mij niet twijffelen. Waarom deedt gij
niij mijzelve niet een weinig beter kennen?--
Vv'aarom namt gij niet de vriendlijke vrijheid, wel-
ke ik altoös omtrent u genomen hebbe, en vertel-
let mij mijne fouten , en welk eene fchoonfchij-
nende huichelaares ik ben ? Want zo mijn Broeder
en Zufter zulke ontdekkingen konden doen; hoe
is her mogelijk, dat zulke bijflcre gebreken [Gij
-kondt andere zien, naar uwe gedagten, van eeii
heimeUjker aart] uw doorzigtig oog ontgaen kon-
t^en? .
Dog, hoe hetzij, mi, fchijnt her, zijn zij
iii overleg, hoe en d©or wien zij . njij zwilen ant'
3)
)y
3f
3i
55
i)
55
woow
inriiirinÉiÉi'r
-aüf,." νηίτιιιπ
-ocr page 151-Juffer CLARISSA HARLOWE^
xyoorden: Want zij weeten niet, nog zullen zif
het weeten, dat Juffrouw Lysje mij alle-deezé
mooije dingen^ verteld heeïc. De een verzoekt
verichoond te zijn, naar het fchijnt: De ander
verkiell niet om iets aan mij te zegden te h^ben t
Een ander heeft reeds genoeg vaii 'mij: En daac
zal geen einde van fchrijven zijn aan eene, die zgi
vaai'dig met de pen is.
Dus worden die hoedanigheden, welke men'
mij toefchrijft, en waardoor ik nog zo onlangs lof
plegt te behaalen, mij nu tot fchuld gerekend:
Zo zeer veranderen afkeer en tqorn de ^igenfcha|».
der dingen.
De uitilag van hun overleg, ondcrftelle ik»
dat mij zo aanilo.nds op de eene of andere wijz©
zal worden medegedeeld. Dog ik moet u zeggen^
mijne waarde, dat ik zo wanhoopig gemaakt ben ^
dat ik vreeze den Brief van den Hr. Lovelace te
openen, op dat ik, in de gcmocdsgeileldheid
waarin ik thans ben, niet iets moge doen (zo ik
dien niet verwerpelijk vind^) l:^etwe|k mij miji%
geheele leeven lang zou kunnen berouwen.
> '
Op dit oogenblik wordt mij de volgend©
Brief door Lysje gebragt.
"^ufer Looze-vosy
Uwen mooijen nieuwen voorflag agt ^eii
onwaardig , om 'er bijzonderlijk op të antwoord
den. Uw Oom Hai'lowe is befchaamd vap zo be^
- κ,
■Λ
- C'
-ocr page 152-9mm
doc te zijnr Hebt gij geen nieuwen vond voor
uwen Oom Antonij? Ga dus bij ons rond, kind ,
riu gij dog er aan bezig zijr. Dog mij wicrd be-
yoitn ilegts een regel aan u te fchrijven, op dat
gij niet mögt klaagen , gelijk gij over uwe braave
Zuiler gedaen hebt; qver vrijheden, die gij dóór
uw tergen veroorzaakt: Het is Dit; --- Maak
ü gereed. Morgen vertrekt gij "naar mijn Oora
i t , · · . ■ ·
Jakob Harlowe.
Ik was hierover moeijelijk tot in mijn hart:
Ën fchreef onmiddelijk, in dc hitte van mijne ge-
voeligheid , den ingeflootenen aan mijnen Oom
tlarlowe; die, zo het fchijnt, hier blijft te na^x.
Joannes Harlowe, Schilclkn.
Gëeerde Heer, · MaamJäg avon)h
Ik vinde , dat ik een zeer droevig fchepzel
Öen,'zonder dat ik het wiil. Ik fchreef niet aan.
mijnen Broeder. Aan«^, mijn Heer , fchreef ik.
Van u hoope ik de eere van een Antwoord. Nie-
mand beeft meer eerbied vó ór haare Oom en dan
ik. Niettemin,' zal ik de vrijmoedigheid nee«
men van te zeggen , dat het onderfchcid , hoe
groot hét ook zij , tuifchen Oom en Nigt, zulk
^ene hoope niet uitflüit: En ik denke niet een
Vooi'flftg gedaen te hebben , die met iinaadheid
^«.'dient behandeld te worden.
Vergeef leij ? mijn Hggr Mijn hare
■ i
3Ä,
-ocr page 153-Juffer CLAIUSSA HARLOWE. 151
js mij vol, MilFchien zoude gij wel ten eenigen
dage kunnen denken, dac, gij u'hebt laaten 0-,
verhaakn (want dus is het 'er duidelijk mede
gelegen) om mij mede te behandelen -
gelijk ik niet verdiene behandeld re worden. Z©
gij befchaamd zijc, gelijk mijn Broeder te kennen
geeft, van cenige wederopkoomende tederheid je-
gens mij te hebben uitgedrukt, God helpc mij
dan! Ik zie dat ik geen bermhartigheid van eenig
men ich te wagten hebbe ! Maar, mijn Heer; ka-
te ik uit mve pen dog een Antwoord hebben; ïk
Imeelce 'er u ootmoedig om. --Tot dat
mijn Broeder zig kan erinneren , wat eene Zuileir-
toekoomt, zal ik van hem geen Antwoord aan-
neemen op eenen Brief, dien ik aan u fchrecf,
nog eenige bevelen, van welke, naruure ook.
Ik -iedereen beweegen ! --- liiervan be-
liefde het u te fpreeken, mijn Heer: ---Maar
wien hebbe ik dog bewoogen ? —:-Een ze-
ker perfoon in de familie heeft meer middelen om
te beweegen dan ik hebbe, of hij kon nooit zo-
onverdiend iedereen befchaamd gemaakt hebben
van tederheid te betoonen aan een arm verdrukt:
kind van dezelve ßimilie.
^ Zend mij deezen niet met veragtinge, of ge-
fcheiird , of onbeantwoord te rug , verzoeke ik
u. Mijn Vader heeft regt om zo", of wat hem
goeddunkt, te doen omtrent ΐψ\ kind : Dog vait
geen ander perfoon ter. wereld van uwe Sexe,1
mijn Heer, behoort een jong menfch van de mij-
ne (terwijl zij eene fmeekende. geitekenis houdt)^
zo behandeld te worden.
Daar hetgeen ik te vooren op den nederig-^
Κ 4 ilcn
i
!
j 1
ï
< "·
't.é
-ocr page 154-ijen t;mnc gefchreeven hebbe, zo wonderbaar ge-f
duid is, vrceze ik dat dit onbedagt gelu'abbel zeer.
kwaalijk zal genomen worden, Dog ik bidde u
mijn Heer, dat gij rnij wilt y^rpligten met eeneri
i-^gcl, al is hij nog zo hard, ten aritwoord op
ipijn voorflag. Ik denke nog dat men denzelven
behoort in agt te neeraen ! Ik wil de allerplegtig-
lle verbin teniiTen aangaen om denzelven van kragt
te doen zijn, door voor altoos Ongehuwd te lee-
ycn. Met een wqprd , alles wat ik kan doen ,
ψίΐ ik doen, om in de gunil van u allen herfteld
te worden. Meer kan ik niet zeggen 9 dan dat;
Ik 3 zei?r onverdiend, ben
f'
l-
f'
f?
Lys maakte weer zwaarigheid om deezen
Brief te beilellen; en zeide , dat zij. toorn op zig.
haaien zou; en ik zoude dien maar aan ilukken
an brokken weerom krijgen.
Dat moeft ik waagen , zeide ik; mijne be^
geerte was alleen dat zy hem behandigde , aan
v/ien hij gerigt was. "
Een droevig doen! een heel droevig doenl
zeide zij, dat jonge Lady's zig met zo yeel geweld
tegen haaren pligt aankanten. .1 ■
Ik zeide haar , dat zij vrijheid zou hebben,
om te zeggen wat haar beliefde, als zij maar voor
die eene reize mijne bQodin wilde ^ijn -- En
ßl] ging daarmede naar beneden.
Ik beval haar , om, zo zij kondß, dien mijr
lien Oom in de hand te ileekcn , zonder dat het
gemerkt wicrdj ten minllcn van mijnen Broeder
I
'i' '
• I
1 -
-ocr page 155-Juffer CLARISSA HARLOWE. ïfj
pf Zuiler , uit vreeze dat dezelve , door hunm
goede dienften, het lot raogt ondergaen, hetgeea
μ] dien voorfpeld had.
Daai· wilde zij niet voor inftaen, zeide zij.
Nu ben ik in verwagtinge wat de uicflag zija
zal. Maartzo weinig grond hebbende om of op
gunft of op bermhartigheid te hoopen, opende ik
des Hren. Lovelaces Brief.
Ik zoude u dien te gelijk met deezen wel
zenden , mijne waarde (zo wel als die ik hier
?al influiten); dog alzo ik tegenwoordig niet in
ihat ben om te bepaalen, op welke wijze ik daar-
op zal antwoorden : zal ik mij de moeite gee-
Ven van daaruit een liittrekzel te maaken, .terwijl
ik vi^agte naar hetgeen zal voortkoomen uit dci;i
Brief, die zo even beneden gcbragt is.
„ Hij klaagt, naar gewoonte, over mijn
liegt gevoelen van hem, en dat ik zo gereed be«
om alles te gelooven wat tot zijn nadeel is.
Hij brengt mijne beduidenis, gelijk ik onder-
ftelde dat hij doen zou, in platte woorden
over, dat ik mogelijk gelukkiger zou zijn, zo
hij door eenige roekeloosheid, waaraan hij zig
omtrent Solmes mögt fchuldig maaken, zelve
aan een ontijdig einde kwam. "
Het is hem le.ed , zegt hij, „ Dat de hef-
tigheid , welke hij van wegens zijne uiterftc
beangftheid v.an mij te verliezen , had uitg?-
drukt, hem fchuldig had gemaakt aan iets ,
waarover ik zo veel reden had van gebelgd te zijn."
Hij bekent, „ Dat hij driftig is: Alle man-
5, nen zijn zo, zegt hij, die van een'goed in^
,, borit zijnen eeo bpregt man kan het niet:
■
9)
5?
57
99
?ï
Ji
37
5>
tt
De HISTORIE van
5, zij ik wil vlugten naar London, of elders, ter^
„ wijl ik nog ontvlugten kein ? ,,
Hij raadc mij, „ Uive Moeder te verzoeken,
dat zij mij heimelijk in haar huis nceme ; zo»
lang flegts als ik het bezit van mijn eigen
„ Goed kan krijgen , 'en te wege brengen dai
j, mijne vrienden met mij verzoend worden ;
waarnaar hij verzekerd is, dat zij wel begee-
5, rig zullen zijn, zo dra ik maar uit hunne magt
^ ben. „
Hij verwittigt mij, [Het is mij nog wonder-
lijk hoe hij aan zijne kundlcbap koomt!] „ Dac
mijne Vrienden aan mijnen Neef Morden ge-
fchreeven hebben, om de zaaken aan hem op
hunne eigene partijdige wijze voor te draagen,
en ?ij hebben geen t wijffel van hem aan hunnen
kant over te haaien.
„ Dat dit alles toont, dat'er maar een weg
voor mij open ilaet; zo geen van mijne eigene
vrienden of bekenden mij willen inneemen.
„ Zo ik hem de verrukkelijke blijdfchap en
eere wil verleenen van deezen eenen weg te
kiezen, dan zullen Huwelijks-voorwaarden wor-^
den ontworpen, met openlaatingen ter behoo-
relijke plaatze, welke ik naar mijn v/elbehaa-^
gen zal aanvullen. Als hij maar mijne bevelen
,, mag hebben uit mijnen eigenen mond; alle mij-
„ ne twijifciin^en en angftvalligheden van mijne
3, eigene lippen; en alleen eene hei-haalinge, dac
„ ik, om geen reden ter wereld, Solmes Vrouw
wil zijn; zal hij geruft weezen. Maar, na zul-
„ kc;n Brief ats ik geichreeven hebbe, kan niets
5?
39
35
39
V
5?
5J
35
r-i
/
I -ϊ-τΑί
-■5---
55,
-ocr page 157-Juffer CLARISSA HARLOWE.
clan eenc Bijeen-koomft hem geruft
Hij verzoekt mij derhalven
deur, fwg dien zeken avondte ontgrende-
len ; of, zo ik deezen niet in tijds genoeg krij-
P, ge, deezen avond—^— en hij zal in een ver-
momd g'ëwaad, hetwelk geeil agtérdögt zal geé-
ven, wie hij zij, zo hij al gezien wierd, aan
de tuin-deur koomen , in hoope van dezelve
met zijnen fleucel te openen ; nog zal hij de
btide avonden geen ander Verblijf hebben, dan
in hét I lakbofch; zo lang het geen tijd is vani
te ruil te gaen zullende oppaiTen, en wagten
iiaar de gunffige ontgrendelinge, tenzij hij eeii
Brief krijge met mijne bevelen tot het regen-
deel , of om op èeiië atiHère plaatze of tijd bi]
een te koomen. „
Deeze Bnef had de dagtekeninge van gifte-
ren : Dus, onderftelle ik, is hij den voorigen a-
vond daai· geweeft; en zal 'er deezen avond zijn;
en ik hcbbe nog niet ©en regel aan hera gefchree-
ven: En nu is het te laat, al had iljbeilÓoten w.ai
ik fchrijven zoude.
Ik hoope, dat hij niet naar den Hr. Solmes
gal gaen. —— Ik hoope, dat hij hier niet koo-
jnen zal. -Zo hij een van beiden doet, zal ilü
vooi' altoos met hem breeken.
- Wat hebbe ik te doen met zulke hoofdige
geeften? Ikwenfchte wel dat ik nooit' --Maar
wat kan wenfchen baaten ? --— Ik ben bijiler
raadloos --- Dog dit behoefde ik u niet ge-^
ftei-
Om de
? j>
J1
5»
7·)
·>}
5?
?5
9>
95
zegd te hebben, na dat ik u mijnen toeÖsnd oj^
deezc wijzs bAbb? Yoor oogen ge^ilel^
t ■
f
Μ
De ftlSTORIE vaS
mmmm·
m
'. )
fußlr C i Α RI s s Α Η Α R L O w Ε , ^an :fu,
Howe,
ht ,
1
• ? ,
η ■
Tilngsäag ogtenä\ te η iitiren.
Mijn Oom heefc zig verwaardigd mij te ant-
woorden. Het volgende is de inhoud van zijnen
Brief, die mij zo even maar gebragc is, fchoon
den voorigen avond gefchreevén - dog
laat, onderftelle ik.
■Juffer Klaartje*
'i
r i
■ \ >·'■'.' . - - · > »
Dewijl gij zo ßout een afkeuriler geworden
zijt, en ons allen onzen pligt leert, ichoon gij uw
eigen niet wilt betragten, //^ö^i ik u wel antwoor-
den. Niemand heeft uw Goed van ii npodig%
Hebt gij ^ die èlks raad verwerpt , een Man voor
te fchrijven aan ime Zu ft er? Üw, Brief aan den
Hr. Solmes is onyerfchoonelijk.. Ik befchuldigde
u daar van te vooren al over. Uwe Ouders wil-
ten gehoorzaamd zijn. Het is ook billijk dat zij
't worden. Uwe Moeder heeft niéttemin uitge-
werkt, dat uvv .vertrek naar uw Oom Antpnijs toe
Donderdag is uitgeileld: Zij bekent ,egter dat gi]
dat niet verdient, ,nog ëenige andere guniT; van
haar. Iii wil geen Brieven meer van u ontvangen.
Gij zijl te argliftig voof inij» Gij iiji èdn óndank-
hätasti
-ocr page 159-JuFFÈR CLARiSSA HARLOWE.
r .
baar en onredeiijk Kind:, Moet uw wil dé haas
fpcekn over iedcrecns? Hoe zljz gij veranderd!
U-W mïsnosgae Oom^
j ö. Η AR L O WÉ.'
Donderdag te xvorden weggevoërd
Naar het Huis dat in een gragt beilooten legt —
Naar de Kapel - Naar Solmes! Hoe kan ik
hieraan deniien! —^-Zij zullen mij uitzinnig
maakcn.
- f Λ
' I
\, -
Ik iiebbe eenen anderen Brief van den Hr. Lo^
Vëlace. Ik Opende denzelven, in verwagtinge dat
Hij vervuld zou zijn met lloute en vrije klagten·;,
•Wegens mijn vei'Zioini van fchrijvcn om voar te,
koomen dat hij twee avonden de wagt hield, in
een'weder, dat niet zeer jiangcnaaiii was. Maar-
in plaatze van iUagcen, is hij „-vol van tedere be^
Ivommeringè dat ik niet verhinderd moge zija;
door ongeiieldlieid , of door de nciauwer op-
„ iluitinge, welke hij mij. menigmaal gewaar^^-
fchuwd heeft dat* ik wel verwagten mag, „
Hij zegt, j, dat hij in een verfeheiden.
„ waad vcpkjeed omtmK onzen, tuin en deu mumr^
,, der diergaarde, Voprleeden Zondag den gehee-
„ len dag gewandeld heeft ^ en den geheelen -bon-
dag avond omzwierf Qintrenc hei: Hak-bofch, eri·
„ bij de agtprdèn.r, Hpt regende ; en hij heefd
„ >ecne groor^ >:ej:kQudh^ ygrgezelti^
- ' . · η lïi^c·
-ocr page 160-i6ö DE HISTORIE VAN
„ niet jióórtzigheid, en is zo heefch, dat hij zip
„ ne ftem genoegzaam verboren heeft. „
Waarom voer hij niet heftig uit in zijnen
Brief? --- Daar ik zo van mijne vrienden be-
handeld worde, is het gevaarlijk onder eene be-
zeflïnge te geraaken van verph'gtinge te hebben aan
eens aanzoekers lijdzaamheid, en bijzonderlijk daar
zulk een mijnenthalven in zijne gezondheid nadeel
„ Hij had geen verfchuiiinge, zegt hij, dan
y, onder den grooten en hoog opgefchooten Klinï
„ op, die Izig in 't wild rondom verfpreidt.ovef
5, de kruinen van twee of drie Eiken-boompjes,
en die was wel haaft doornat. „
De plaatze ilaet υ nog wel voor. Gij en ik ^
mijne waarde ^ agteden ons eens verpligt aan de
natuurelijke fchadiiw, welke die met Klim-op be-
dekte Eikeil ons, op eenen heeten dag; vérleen-
den.
ïk kari niet nalaaten te zéggen, dat het mij
1'eed is, dat hij om mijiientwille eenig nadeel ont-
vangen heefti —■ Dog het is zijn Gigen zoe-
ken.
Zijn Brief'18 gedagtekend op giilcren avond
te Agt uuren: En zo ongefteld als hl} is, geeft
hij mij te kennen, Dat hij tot Tien uuren zal
wagten, op hoo{5e dat ik hem de bijeénkoomfl:
zal gunnen ; waaroiii hij zd ernilig verzoekt;
En daarna heeft hij nog een mijl te gäen, om
bij zijn paard en kriegt te koomen; en dan nog
vier mijlen naar zijne Herberg te rijden. „
Hij bekent, „ Dat hij verftand houdt met ie-
mand in önze'familie 5 die hem voor een dag
f
■
i
r.
i-
f'
, >1
i
r
5?
Γ
??
9»
! : J.
isa
itb;«
-ocr page 161-of twee heeft te loor gefield: En dus niet wees«
,, tende hoe ik vaare , of hoe ik mag behandeld
5, worden, is zijne bekommeringe dies te grooter."
Deeze omftandigheid doet mij giflen , wie
deeze overbriever zij: Jofeph Leman: Dat zelvé
ichepzel, het welk van mijn Broeder meer gebruikt-
en meer betrouwd wordt, dan eenig anden
Dit is geen eerelijke wijze van handelen iii
den Hr. Lovelace. Leerde hij deeze fchandelijkó
praktijk van de dienftbpoden van andere familieil
om te koopen aan het iFranfche Hof, daar hij zig
cenen geruimen tijd ophield ?
Ik hebbe dikwijls een kwaa4 oog gehad o^
deezen Leman in mijne kleine wandelingen eii
het bezoeken van mijn gevogelte. Daar hij zó
dubbelrgedienftig altoos jegens mij was, dagt ik
dat mijn Broeder hem als een vcripieder tegen mij
ftelde I en fchoon hij mij dienil: deed met zig tel-
kens uit dén tuin , of uit de menagerie weg tè
fpoeden, als ik in een van beide kwam, hebbe ik
mij verwonderd , dat mijne vrijheden van dien
aart van wegens zijne herigten niet befnoeid
wierden (a). Dus is 't wel mogelijk , dar deezé
man van beide iieekperiningen trekt, en riogthans
beide verraadt; Braave oogmerken behoeven zul-
ke ilinkie wegen niet, aan beide kanten. Een ee-
telijk gemoed moet tot verontwaardiginge verwekt
\vorden zo wel tégen dengeenen die den verraa-
der maakt, als den verraader zelven^
„ Hij dringt met den uiterilen emil aan ofi
j, eene Bijeenkoomil. Hij zou niet gaarn be«»
(a) Hieivan geeft de Hr. ioyelacc reden, D. 1, Bij
ctt
I
r
5, ilaen, zegt hij, om mijne laätile bevelen > van mi|
„ in' pcribon ontvangen^ ongehoorzaam te zijn,
„ dat hij niet moeft tragten om in de houtfchiiiirö
„ weder bij mij te koomen. Dog hij zegt, mij
„ zulke redenen te; kunnen geeven , vs^aarom ik
5, hem behoore toe te laaten, dat hij mijnen Va-
der of Oomen koome zien, Welke.hij hoopc
dat van mij goedgekeurd zullen worden: Want
hij kan niet nalaaten aan te merken , dat het
„ niet meer met mijnen eigenen geeft dan met den
3, zijnen overeenkoomt, dat hij , een man van
„ middelen. en familie , dus genoodzaakt zij zijrï
„ aanzoek in het verholen voort te zetten, gelijk
alleen eenen fnooden fortüin-bejaager zou be-
taamen. Dog zo ik hem, mijne toeftemminge'
wil geeven , om mij te bezoeken als een braaf
man, en een edelman, zal geen kwaade behan-
delinge hem zo veel ßirren, dat hij zijne be-
daardheid vaaren laate.
„ Lord M. zal hein vergezellen , zo ik het
gocdvinde: -Of Lady Elifabet Lawrance zal het
ecrile bezoek afleggen bij mijne Moeder, of
bij mijne Moeij Hervey , of zelf bij mijne Oo-
men , zo ik het verkieze. En men zal zulke
voorwaarden aanbieden , die van gewigt bij
hen zijn zullen. " '
i6:
??
ί.
51
j*
75
55
55
55 Ö
55
55
55
55
„ Hij fmeekt, dat ik hem niet Wil ontzeggen
„ dat hij den Hr. Solmes een bezoek moge gee-
„ ven. Bij al wat goed is, belooft hij , dat het
niet gefchieden zal met het minfte oogmerk oni
hem te befchaadigen of eenig aifront te doen;
55' maar alleen om hem , bezadigd, en met rede-
5, nen , voor oogen te houdei; de gevolgen ,
i>
-ocr page 163-, Welke mogelijk uit eene zo vrugdooze aanliou-
.dinge kunnen voortvloeijen, zo wel als de oil-
3, edelmoedige dwaasheid daarvan, bij een ge-
moed zo edel als het mijne. Hij verklaart nog-
maai zijn eigen beOuit, om mijn goeddunkend-
en des Hren. Mordete overkoomil en raad, af
te wagten , omtrent de vergeldinge van zijn
eigen geduld. . ' ^ .
„ Het is onmogelijk , zegt hij, of een van
,, deeze middelen moei van uitwerkinge zijn. De
„ tegenwoordigheidJ merkt hij aan, zelf van ié-
5, mand op welken men misnoegd is , beneemt
der verbolgenheid haare fcherpte, welke dé
afweezigheid wet en aanzet.
. „ Hij herhaalt derhalven op het erniligiT: ziji^
dringend verzoek om' de gebedene ..Bijeen-
koomft. " Hij zegt, „ Dat, hij zaaken van belang
in London te verrigtcn heeft: Dog hij kan van
de ongemaklijke plaatze , daar hij, op eene
hem onwaardige wijze vermomd , eenigen tijd
zijn veirblijf gehouden heeft, niet wijken, voor
dat hij volftrekt verzekerd kan zijn, dat ik niet
zal worden overgehaald , het zij door geweld
of anders; -en voor dat hij mij verloft vindt van
„ mijns Broeders baldaadigheden. Nog behoort
dit een. onverfchillig-iluk te zijn voor eenen^
om wiens virille alle de wereld vertelt dat ik on-
• * · /V· '
V
J>
3)
3)
5»
V
JJ
5J
«
5Ï
5>
3»
3)
waardiglijk .behandeld worde. —-Dog ee
5Ï
3>
ii
)>
1
ne aanmerkinge, zege hij,, kan hij niet voorbij
te maaken ; Dat zo mijne vrienden wiften, hoé
weinig gunft ik heiïi betoone , en hoe verre
5, ik hem van mij afhoude, zij geen reden zou-
den hébben om mij zijnenthalven op te
V ζ ■
li
f
9>
-ocr page 164-En eene andere^ dat zij zelve fchijnen te den«
ken , dat hij eene verfchillende behandelingö
?5 verdient, en verwagten dat hij die ontvangt;
terwijl, waarlijk, de bejegeninge welke hem van
ttiij ontmoet net 2;odanig is, als zij wenfchen dat
1, hem moge ontmoeten, uitgezonderd in de gunft
5, van briefwiiTeiinge, waarmede ik hem vereere;
op welke hij, naar zijn zeggen, den hoogiten
j, prijs ilelt, en om welker wille hij zig duizend
3, onwaardigheden getrooft heeft.
„ Hij vernieuwt zijne betuigingen van hërVor-
3, minge: Hij is overtuigd, zegt hij, Dat hij reeds
5, al te langen en gevaarlijken weg geloopen heeft j
5, en dat het hoog tijd is van te denken om weer-
5, om te keeren. Het moet uit regte overtuigin-
„ gen voortkoomen , zegt hij, dat iemand, die
5, een al te dertel leeven geleid heeft, befluit om
zig te bekeeren , voor dat ouderdom of on-
3, gemakken hem overvallen.
„ Alle edelmoedige geeilen, is zijne aanmer-
3, kinge, haaten dwang^ Op deeze aanmerkinge
„ blijft hij ilililaen ; maar beklaagt zig, dat hij
,, waarfchijnelijk alle zijne hoope zal moeten ver-
5, fchuldigd zijn aan deezen dwang; deezen on-
„ Oerßandigen dwang, noemt hij het te regte;
„ en geen aan mijne agtiilge voor hem. Schoon
3, hij zig nog al eenige verdienile meene toe te
5, koomen - Wegens zijne willelooze waar-
neeminge van mijnen wil -- Wegens hec
verdrängen van de dagelijkfche fmaadheden,
,, die hem niet alleen, maar ook zijne nabeilaen-
3, den van mijnen Broeder worden aangedaen
j, —^ Wegens zijne opwagtingeu bij avond en
' „ 011:
I
f
Ί;
Juffer CLARISSA HARLOWE. tSf
5', ontijde, en het gevaar dat bij loopt in gllerleij
,, weder; en hetwelk zijne tegenwoordige on-'
,, geileldheid hem doet melden , anders zou hij
5, de edelheid van zijne hartilogt voor mij, door
dusdanig eene blijk van zeif-bczorginge^ niet
bezoedeld hebben, „
Het is mij leed, ik kan niet anders zeggen,
dat de man niet wel is.
Ik fchroome u te vraagen , mijne waarde,
wat gij in deeze omftandighedcn zoudt gedaen
hebben. Dog het ge?n ik gedaen bebbe , dat
ik gedaen. Met een woord , ik fchreef.
Dat ik, zo het mogelijk waare,, morgen avond
„ zou bij hem koomen tuiTchen Negen en Twaalf
,5 uuren , bij het Klimop^Zomerhuis, of in het
3, zelve, of nabij de groate Cascade , aan liet
einde van den Tuineii de deur zou ontgren-
delen , dac hij met zijn eigen fleutel zou kun-
5, nen inkoomen. Dog zo ik de bijeenkoomll on-
5, doenlijk vond , of van gedagcen mögt verande-
), ren, dat ik hem zulks met eenen anderen regeji
zou te kennen geeven: waarop hij mopll wag-
j, ten, tot dat het donker waare,
ik ben zo te mg gekoomen van het ter neer-
leggen van mijn briefje, Hoe vlijtig paft deeze
man op! Het is duidelijk, dat hij 'er op wagtedq:
Want ik had maar weinig treden gewandeld, na '
dat ik het 'er gelegd had , wanneer ik,, mijn hare
niij ongeruft maakende , te rug trad , om het we-
der weg te neeraen; op dat het nog nader orf
L 5 ^k^
■ ï
31
>J
Η
i
<ier liet wandelen mögt overweegen, en of ik heC·
^ou laatén heen gaen , of niet. Dog ik vond,
dat het al weg was. · -
'Naar alle waarfchijnelijkheid , was 'er maar ,
een fteenen-muur van weinig duimen dik, tuiTchen
den Hr. Lovelace en mij, op de ftonde' zelf toen
ik den Brief onder de klinkert ftak!.
Ik t>en onvergenoegd op mijzeive te rug ge-
koomen.' Dog ik denke, mijne waarde, dat 'er
geen Icwaad' van kan koomen , dat ik hem gae
ïpreeken. Zo ik het nki doe , moge hij eenige
gewelddaadige maatregels neemen. Hergeen hij'
weet van de behandelinge, die mij wordt aangedaen
uit kwaadaartigheid tegen hem, en met een oog-
merk om alle zijne hoope te verijdelen, mögt hem
uitzinnig maaken. Zijn gedrag toen ik hem de'
ïaatile maal zag , daar tijd en plaatze zo nadeelig
waaren, en ik zo onverhoeds van hem overvallen
wierd , doet mij nergens voor fchroomen dan
ontdekt te worden. Hetgeen hij vereifcht is niet
onredelijk , en kan mijn toekoomende keuze en
befluit niet hinderen : Het is alleen hem met mij-
ne eigene lippen te verzekeren , dat ik ndoit de
Vrouw wil zijn van eenën man , dien ik haate.
Zo ik geen gelegenheid hebbe om bij hem te koo-
men zonder gevaar, of zonder ontdekt te (wor-
den , moet hij nog eens veelen dat ik hem te loor
ilelle. Alle zijne moeijelijkheid , en de mijne
ook, is te wijten aan zijn ilegt chardfter. Schoon
'ilc allerleij flag van dwingelandij en trotsheid haa-
te , Dit doet mij e^ter de gevaaren, en de on-
iuften die hij ondergaet, minder rekenen, dan ik
anders doen zoude; en nog minder , dewijl mijn
! leed
Κ
iiu
■
S',
<;■ ·
ir
\
-i
Μ
Juffer CLARISSA HARLOWE, W
leed (uit denzelven oorlprong vooitkoomende)
grooter is dan 't zijne. ^
Lysje beveiligt de kundfchap ^ dat ik op Don-
derdag naar mijns Ooms vertrekken moet, Zij
wierd voordagtlijk gezonden om mij te bood-
fchappen, dat ik mij tot het vertrek had gereed te
maaken , en om mij te helpen in alles tot mijne
yerhiiizinge op te pakken. , ^ ,
Juffer C L Α RI s s Α Η α r l ο w ε aan .
Howe.
Dings dag den 28.» van Blaart, te Drk
•uur en.
Ik hebbe verfcheidene maaien gewag ge-
maakt, van de vrijpoiligheid van JufliOuw Lysje
tegen mij; en nu een weinig ledigen tijd hebben-
de, zalik u eene korce zamenfpraak leveren, die
zo even tuiFchen ons is voorgevallen. MiiTchien
zal het u eene verligtinge kunnen geeven van de
zwaarmoedige onderwegen , waarmede ik u ge-,
duuriglijk laitig valle.
Terwijl zij mij bij het middagmaal oppafte,
merkte zij aan, Dat de Natuure met zeer weinig
voedzel vergenoegd is:, En ten bewijze daarvan
maakte zij mij dit compliment: --Want gij eet·
niemendal, Juffer , zeide zij, egter zagt gij 'er^
nooit van uw leeven zo bekoorelijk uit. ^
I fiä De HISTORIE van
der het wandelen mögt overweegen, en of ik hefe
^ou laatèn heen gaen , of niet. Dog ik vond,
dat het al weg was. " ' -
'Naar alle waarfchijnelijkheid , was 'er maar ,
een fteènen-muur van weinig duimen dik, tuiTchen
den Hr. Lovelace en rriij, op de ftonde' zelf toen
ik den Brief onder de'klinkert ftak!.
Ik ben onvergenoegd op mijzeive te rug ge*
koomen.' Dog ik denke, mi]ne waarde, dat 'er
geen kwaad'van kan koomen , dat ik hem gae
ipreeken. Zo ik het fiiei doe , mögt hij eenige
gewelddaadige maatregels neemen. Hetgeen hij
weet van de behandelinge, die mij wordt aangedaen
uit kwaadaartigheid tegen hem, en met een oog-
merk om alle zijne hoope te verijdelen, mögt hem
uitzinnig maaken. Zijn gedrag toen ik hem de
Xaatile maal zag , daar tijd en plaatze zo nadeelig
waaren, en ik zo onverhoeds van hem overvallen
wierd , doet mij nergens voor fchroomen dan"
ontdekt te worden. Hetgeen hij vereifcht is niet
onredelijk , en kan mijn toekoomende keuze en
befluit niet hinderen : Het is alleen hem met mij-
iie eigene lippen te verzekeren , dat ik nooit de
Vrouw wil zijn van eenen man, dien ik haate.
Zo ik geen gelegenheid hebbe om bij hem te koo-
men zonder gevaar, of zonder ontdekt te wor-
den, moet hij nog eens veelen dat ik hem te loor
ftelle. Alle zijne moeijelijkheid , en de mijne
ook, is te wijten aan zijn ilegt charato. Schoon
ïlc allerleij ilag van dwingelandij en trotsheid haa-
te , Dit doet mij e^ter de gevaaren , en de on-
iuilen die hij ondergaet, minder rekenen, dan ik
gnders doen zoude, en nog mijider , dewijl mijn
•T ,, . . leed
t* i
<
'U'
1'
if \
.1!
■i
Ά
Juffer CLARISSA HARLOWE, W
leed (uit denzelven oorlprong vooitkoomende)
grooter is dan 't zijne.
Lysje beveiligt de kundfchap, dat ik op Don-
derdag naar mijns Ooms vertrekken moet, Zij
\7ierd voordagtlijk ^ gezonden om mij te bood-
schappen , dat ik mij tot het vertrek had gereed te
maaken , en om mij te helpen in alles tot^mijne
yerhuizinge op te paÜ^en, . . , , ·
■
fufer C l α RI s s α Η α r l ο w ε ,, aan . Juffer
: Howe.
Owgsdag den 28. van Blaart, te Drk
wir en.
Ik hebbe verfcheidene maaien gewag ge-
maakt, van de vrijpoiligheid van JuffiOuw Lysje
tegen mij; en nu een weinig ledigen tijd hebben-
de, zal ik u eene, korte zamenfpraak leveren , die
zo even tulFchèn ons is voorgevallen. MiiTchieti
zal het u eene verligtinge kunnen geeven van de'
zwaarmoedige onderwegen , waarmede i)t u ge-,
duuriglijk laitig valle.
Terwijl zij mij bij het middagmaal oppafte,
merkte zij aan, Dat de Natuure met Zeer weinig
voedzel vergenoegd is: En ten 'bewijze daarvan
maakte zij mij dit compliment: --Want gij ecG
niemendal, Juffer , zeide zij, egter zagt gij 'er.
nooit van uw leeven zo bekoorelijk uit.
m ' De HISTORIE vas
■ τ.
Wat het eerfte deel van uwe reden aangaet,
Lysje, zeideik, dat hebt gij wel aangemerkt; en
ik hebbe dikwijls gedagt , als ik zag hoe gezond
de kinders van Arme arbeidslieden , met ledige
maagen , en naauwlijks een goeden maaltijd ter
weeke , 'er uitzien, en zijn , dat God Almagtig
zeer goedertieren is jegens zijne ibhepzelen ^ in
dit opzigt, zo wel als in alle andere , dat hij
¥eel niet noodig gemaakt 'heeft tot des leevens
onderhoud; daar indien dit zo waare, drie vier-
de deelen zijner fchepzelen hetzelve niet zou-
den weeten te verkrijgen. Dat brengt mij twee
fpreekwoorden te binnen , die vol zijn van eene
Wonderbaare kragt en beduidinge.
Eij lieve, Juffer, welke zijn die ? Gaarn mag
ik u praaten hóoren, wanneer· gij zq bezadigd
zijt als gij nu fchijnt te zijn.
Het een betreft de zaak , waarvan wij nu
fpreeken: De Armoede is de moeder der gezond-
heid: En ik moet u zeggen, Lysje, dat zo ik
meer graagte had, en dezelve involgde , met zo
weinig ruit, en zo veel druk en vervolginge , ik
van gedagten ben, dat ik mijn veriland niet zou
kunnen behouden.
Daar is geen ongemak, of het heeft zijn
gemak, zeide Lysje , mij fpreekwoord voor
fpreekwoord geevende. Maar wat is het ander.
Madam?
Dat de geneupm der vermögenden verkree-
gen worden door de traanen der armen : Wes-
halven mij dunkt, dat het maar redelijk is, dat d-e
overvloed van de eene van ongeilcidheden ge-
jrolgd worde, ea dat de nooddruit der andere
ver-
I, ".É^M iÉÉf ■ É IlllMI
-ocr page 171-mifm
vergezeld gae rnet die gezondheid, welke alle an-
dere ongeneiigten in vergelijkinge ligt maakt. En
hierom is 'er nog een derde fpreekwoord, Lysje,
nademaal gij zo veel met fpreekwoorden ophebt;
JBeter is een bloote voet, dan geen in 'i gehecl\
dat is te zeggen, dan niet te kunnen gaen,
Zij was grootlijks ingenomen met hetgeen ik
zeide: Zie, antwoordde zij, wat eene fraaije zaak
het is wel onderweezen te zijn ί - . Ik had ak
toos, zeide zij, van een meisje af, lufttot lee-
zen, al waare het maar in Uilenfpiegel, en van
de Toverhekfen [En daarop nam ze met eene aar-
tige zwier een greep fnuif], Hadden mijne Ou-
ders mij maar den toom zo. rmm kunnen geeven als
ik draafde^ ik zou een zeer gelukldg fchepzel ge-
weeft zijn.
Zeer waarfchijnelijk zoudt gij groote vorde-
ringeni.gemaakt hebben, Lysje > Maar zo als het nu*
nog is, kan ik niet anders zeggen , of zedert ik
de eere gehad hebbe, van dus gemeenzaam van.
Ute worden opgepalt, hebbe ik fpitsvinnigerdin-
gen van u gehoord, dan ik wel aan tafel gehoord
hebbe van zommige van mijns Broeders mede-
iludenten.
Uwe dienaares, waarde Juffer; in 't voorbij-
gaen eene van haare befte nijgingen voor mij maa-
kende : Zo fijn als gij 'er van weet te oordeelen!
--Dat is genoeg om iemand zeer hoogmoe-
dig te maaken. Toen , met eenen anderen greep
— ik moet trouwens zeggen , daarbij haar hoofd
opfteekende, dat ik luij van befaamde geleerdheid
menig en menigmaalen zeer ilegte dingen hebbe
'hooren zeggen; I>ingen die ik mij wel zou fchaa-
η
'μ'
f
I fiä De HISTORIE van
iiien te zeggen — Maar ik dagt ,~^"dat zij dat deei
^en uit nederigheid , en οιη zig te voegen naar.
de geenen, die hunne geleerdheid niet bezaten.
Op dat zij niet te hovaardig mögt worden ,
zeide ik haar , Dat ik zoude aanmerken , dat de
leevendigheid of vlugheid , die zij zo gelukkiglijk
in zigzelve ontdekte, niet zo zeer eene eere
voor haar was, dan wel het geen zij aan haare
Sexe was verfchuldigd ; welke y gelijk ik in veele
gevallen had aangemerkt, groot voordeel had bo-
ven de andere in alle de vermogens die tot ver-
beeldinge betrekkelijk zijn: En hierom , Juffrouw
Lysje, nioogt gij wel aanmerken, gelijk ik zedert
eenigen tijd gelegenheid gehad hebbe om te doen 5
dat uwe eigene bekwaamheid om rap en fpitsvin-
nig te antwoorden, als dezelve ien heeft om zig
ep te oefenen , zig voordeeliger vertoont, dan
men wel zou mogen verwagten van eene, welker
vrienden, om uwe eigene fpreekwijze te'gebrui-
ken , 11 den toom zo ruim niet konden geeven,
als gij draafdet. -
De flons gaf mij een proeve van de waarheid
mijner aanmerldnge , op eene wijze nog rapper,
dan ik verwagt had: Indien onze Sexe, zeide zij,
zo veel vooruit heeft in jpïïsvinnigheid^ dan is het
te minder te verwonderen , Jufler, dat gy , die
zulk eene opvoedinge gehad hebt, alle mannen,
en vrouwen ook, overtreft., die omtrent u koo-
men.
Zegen mij, Lys, zeide ik, welk eene proef
' geeft gij mij van uw geefl: en van uwe onbedeeft-'
heid tevens 1 Hierin gaet'gij u zelve te boven.
Het zou jonge Lady's min hoogmoedig, en meer
be-
-ocr page 173-tuFFER CLARISSA I-IARLOWEo iyi
befchroomd maaken, zo zij in 't algemeen van zul-
iic fcherpe Dienilbopden wierden opgepaft , en
men haar toeftond haare monden tegen dezelve
te ontiluicen , gelijk de uwe zedert eenigen tijd
tegen mij geweeil is. ---- Dog, neem maar
af, Juffer Lysje. .
Hoe , juffer, gij hebt. niemendal gegeten
Ik hoope niet, dat uwe maaltijd u niet ge-
> ■
|i
(
A·,
I .
J
iMè-iirfiiiiiSiifi^^
noegt , wegens iets dat ik gezegd hebbe.'
Neen , Juffrouw Lysje, ik ben nu al taame-
lijk wel gewend aan uwe vrijheden , gelijk gij
weèt. —^- OndertuiTchen merke ik over't'
geheel met geen ongenoegen-aan, dat zo het ge-
Aagt van de hedendaagfche fraaije Ladys uitftierf,
hét vervuld zou kunnen worden uit die geene V
welke zij in den naaften rang aan zigzelve ftel-"
lén, haare kam^nieren en vertrouwelingen. Uwe
jonge Meefteres heeft zeer veel toegebragt tot dee-
ze uwe vlugheid. ' Zij hield altoos meer van uw
gezelfchap dan van 't mijne. Naar dat gij draaf-
det , liet zij het gaen; en dus hebt gij door
haar omgang gewonnen, Juffrouw Lysje, dat ik
verlooren hebbe.
Wel, Juffer, zo gij daarop koomen wik, nie-
mand brengt beter dingen voort dan Juffer Har-
lowe. Ik konde, zo het mij beliefde , een mel-
den, ter gelegenheid datjik bij haar te pas bragt,
dat gij zediert eenigen tijd leefdet van de lugt, en
geen trek tot iets hadt; en nogchans zo bekoo-
relijk 'er uitzagt als ooit.
Ik durve wedden, dat het een zeer goedaar-
tig ge'zeg was. Juffer Lysje!.-^ Belieft be$
^^ dan dat ik het hooren zal?
-ocr page 174-Dit was het flegts, Juffer , Dat UT.e aan-
trekkelijkheid uwen trek had opgeflokt; en, Dat
ßijfhoofdigheid eeten, drinken^ en kleedinge voor
tl was. '
Eij, Juffrouw Lysje; en zeide zij dat zeker ?
Ik hoope, dat zij lachte, toen zij het zeide, ge-
lijk zij bij alle haare goede dingen doet, zo als zij
ze noemt. Dat was zeer fpitsvinnig en zeer gee-
ilig. Ik wenfchte wel, dat mijn gemoed zo wel
in ruft waare , dat ik mij ook op geeftig zijn kon
liitleggen. Dog zo gij zulke kortbondige fpreu-
ten hoogagt, zal ik u aan eene andere helpen;
en die is, Aanmoediginge en Goedkeiiringe doen
'4e luiden bekwaamheden toonen, welke men nooit
vermoed zou hebben dat zij bezaten ; en dit is
goed voor juffrouw en meid beide .' En nog eene
zal ik u aan de hand geeven , het tegengeilelde
van de voorige, die voor mij alleen goed zal zijn;
Dat vervolginge en tegenßribbelinge regtaarti-
ge geeften onderdrukken , en de fcherpte der
leevendige verbeeldingen verpompen, --- En
iiieruit is miiTchien de reden af te leiden zo wel
van m\p.s Zußers fchitteringe, als van mijne Dof-
lieid. Geefl en Geeflighetd ^ moet gij weeten.
Juffrouw Lysje, zijn twee onderfcheidene dingen;
liet laatfte zoude ik myzelve niet aanmaatigen.
Heer, Juffer, zeide de zottin, gij weet al
veel voor uwe jaaren. ——- Gij zijt eene zeer
geleerde jonge Lady ί ·—— Wat jammer-,---
Koom hier niet met uwe jammers, Juffrouw
Lysje. Ik weete wat gij zeggen wildt. Maar zeg
mij, zo gij kunt, Is het vaft beflooten,, dat ik
i
i-
v
iriilS
Juffer CLARISSA HARLOWË. "175
iJonderdag naar mijn Oom Antonij's zal gevoerd
worden ?
Ik zou mij wel gaarn eenige vergeldinge be-
zorgd* hebben voor liec geduld , dat zij mij had
doen oeffenen , door, zo veel ik konde, eenige
liundfchap uit haar te krijgen*
Wel Juffer, zig een weinig van mij af ter
nederzettende, (Excufeer mij, dat ik gae zitten)
met de ihuif-doos in haare hand, daarop een fnei
dagje gegeven, het lid geopend, een greep daar-
uit gekreegen met een kiefchen vinger en duim,
de drie andere vingers uitgeilrekt houdende ^ en
met eene fraaije zwaaij - Ik kan niet anders
zeggen , dan dat het mijn gevoelen is, dat gij
Donderdag zekerlijk zult heen gaen; en dat noles
foles, gelijk ik mijne jonge Lady wel in 't
FIIΑ N S C Η hebbe hooren zeggen.
Het zij ik wil, of met, onderftelle ik, dat
gij meent, Juffrouw Lysje?
Wel gevat. Juffer.
Maar nu, Lysje, ik hèbbe geen zin om zo
fchielijk ter deuren uitgezet te worden. Denkt gij
niet, dat men mij zou kunnen toeftaen , .hier nog'
eene week langer te vertoeven ?
Hoe kan ik dat zeggen, Juffer! .
O Juffrouw Lysje , gij kunt al veel zeggen ^
zo hei u maar belieft. Maar men heeft mij nu
verbooden aan iemand van mijne familie te fchrij-
ven ; geen van dezelve wil bij mij koomennog
wil iemand van dezelve toelaaten dat ik hen zie:
Wat zal ik doen om hen mijn verzoek bekend te
maaken, van hier nog eene week of veertien dat-^
gen te mogen blijven ?
1·
O
Wel, Juffer, ik verbeelde my, dat zo gij eeti
infchikkelijken aart 'toondet, uwe vrienden zig ook
infchikkeiijk zouden toonen/ Maar wildt gij gun-
ften verwagten en geen bewijzen?
Die vraag is fcherp ingefteld , Lysje! Maar
jvie weet", welke de uitkoomfl: zijn mag van mij-
ne vervoêringe naar mijn Oom Antonij's?
Wie weet het, Juffer ί —— Men mag
'ier naar giffen, welke de uitkoomft zijn zal.'
Hoe dan, Lfsje ? ^
'Hoe dan ! herhaalde de ilons , Wel hoe ]
Juffer, gij zult tizelve in den weg ftaen, gelijk
gij tot nog toe gedaen hebt: En uwe Ouders,
gelijk zulke goede ouders behoor en , zullen moe-
ten gehoorzaamd worden.
Indien ik niet gewend waare. Juffrouw Lys-
je , aan uwe behoorens, en dat mij mijn pligt door
iiwe orakel-wijsheid wierd voorgelegd, ik zoude
over 11 we vrije taal verfteld ftaen.
Gij fchijnt toornig te worden^ J^^ff^r. Ik
iioope niet, dat ik eene onbètaamelijke vrijheid
gebruikt hebbe. , .
Zo gij dat weezenlijk denkt, dan is uwe dom-:
heid meer te beklaagen , dan uwe vrijpoftigheid>
Icwaalijk is te neemen. Ik wilde wel, dat gij
ffiij alleen liet. ^
Wanneer jonge Lady's met haar eigen pligc
overhoop raaken , is het niet zeer te verwonde-
ren , dat zij toornig worden op alle die den-
haaren waarneemen. {
Dat 's heel mooij gezegd , Juffrouw Lysje I
fc— Ik zie duidelijk wat tiiv pligt is-naar f/iy
denk
174
! H
1J
Juffer CLARISSA HARLOWE. iyf
(denkbeeld , en hebbe veel veipligtihge aaii hen
die u denzelven leefden.
Eik een merkt acth, JufFer, dat gij Heel fcher-
pe taal op eene koele wiji^fe kunt ipreeken, zonder
ègter te ichelden, gelijk ik zommige fatzoenlijke
luiden kenne ^ die dat in di-ift zo wel doen, als
andere. Dog ik wenfchte wel, dat gij Jonkef
Solmes toegéftaen hadc u te zien: Hij zou u zulke
hillorijtjes van Jonker Lovëlace verteld hebben,
waardoor üw hart voor altoos een tegenzin in hem
zou hebben gekréegen, »
En weet gij éenigë bijzonderheden van die
ilordige hiftorij's. '
Ween zeker; gij ziilt alles , zo ik ver-
moede , hooren bij uw Oom Antonij; en mis-'
fchien veel meer dan u zal kiften om te hooren.·'
Ik mag hooren wat ik wil; ik hebbe een vail:
befluit tegen den Hr. Solmes ^ al zoude het mi|
mijn leeven koften.
Zo gij dat heijt, Juffer, dan zij onze liéveri
Heer u genadig; Want daar gij zulken Brief ge-
fchreeveri hebt aan Jonker Solmes , dien zij zo'
hoog agten, en daar zij Zulk eene partijfchap heb-
ben tegen Jonker Lovelace, dien zij haaten, zul-
len zij geen iangmoedigheid voof u over hebben/
Wat willen zij doen Lysje? Zij zullen mij im-
mers nietdooden? Wat wi/Zé« zij doen? ^
ü dooden ! Neen ! - Maar men zat ü
niet toelaaten daar een' voet van daan te zetten
voor dat gij u aan uwen pligt' hebt onder-
worpen. En geen pen en inkt zal· men u gun^'
nen, gelijk als hier; daar zi) van gevoelen zijti·^·
dat gij 'er geen goed gebriuji van maakt : Nog zou·;
-
I
SSém
i'. -1 ■ i^M
4·
I
-ocr page 178-. DE HISTORIE vAii
men het u hier toeftaen , had men niet voor U zO
haaft naar uws Ooms weg te zenden. Niemand
zal men toelaaten u te zien, of briefwiiTelinge met
u te houden; Wat 'er verder gefchieden zal, kan
. ik niet zeggen ; en zo ik al konde^ zou het mo-
gelijk niet paflen. Dog gij kunt alles voorkoo-
men, met maar Een woord: Ën ik wenfchte wel,
dat gij het doen woudt, JuiFer. Alles zou dan
weder in ruft en wel zijn. En indien ik m^n ge-
voelen mag zeggen, ik zie niet, waarom de eene
man niet zo goed is als de ander: Waarom, bi -
wonderlijk, een maatig man niet zö goed is als
een fchavuit.
Wel, Lys , zeide ik , zugtende ^ alle uwe
onbefchoftheid doet niets ter zaake. Dog ik zie
dat ik gefchikt ben om een ongelukkig menfch te
worden. Ik zal het egter waagen om nog een
verzoek aan hen in te leveren.
En dus ging ik, van dit vrijpoftig fchepzel,
en mijzelven geheel moede, in mijn kabinetje, en
fchreeT een weinig regels aan mijn Oom Harlowe,
niettegenftaende zijn verbod; op dat ik iiitftel
mögt verkrijgen van zo fchielijli als den η aaftvol-
genden Doiiderdag te worden weggevoerd, in-
dien ik moeil vertrekken. Ën Dit wel om gele-
• genheid te hebben, indien het wierd ingewilligd,
om de beftemde bijeenkoomft met den Hr. Lpve-
lace op te fchorten ; .want mijn hart voorfpelt mij
daarvan niets goeds; en dat hoe langer hoe meer;
ïk weete niet waarom. Onder het opfchrift van
den Brief fchreef ik deeze woorden i „ Ik bidde
5, u, waarde Heer j dat u dog gelieve deezen te
hezen. „ .
f
'f
. ,(·■
. i'
mÉÈÊÊÊ
! i 5 . ■ - ... .1 . . 4 ' "
0it is de copij van hetgeen ik fchreef,
Dingsdag, namiddag
G'èeerde Heer, , ^
, Mag ik voor ditmaal nog eens met ^edul<|
gehoord , en mijn verzoek worden toegeftaen!
Het is alleen, dat ik niét zo fpöedig als den liaaft-
koomend'èn Donderdäg
rtiogè Worden, Weg ge-
voerd. . ....... ^
Waarom hiöet dog hfct ahh niéisj'è zo fchié-(
Üjk , zö fcHandeUjk ter deuren Worden uitgezet?
Breng dog, Mijii Heeif, éen veertien dagen uit-
iftel voor mij te wegel In di'eii tuiTchèntijd hoope
ik, dat gij alle toegëcvënder zult worden. Myn^
Mama zal haare deur niet behoeven te fluiten voor
haar in ongunft gevallen kind. Ik zal niet.beftaeii
te denken, om zonder verlof in haare tegenwoor-
Üigheid, of die van mijn Papa; té koomen. Eei»
veertien-dagen üitilél is maar éene geringe gunif
voor lien om te verlêeneti , tefi zij mij alles moep
geweigerd worden, waaróm ik vraagei dog hec
is van het hoogß belang voor den vreede van mijn
gemoei , Breng het dän dog voor mij te wege^
waarde Heer· en gij ziilt bij üitfték vëipligteii
XJ%ve gehoorzaame, fchoon ^rootUjks k
'Λ
drüktè Nigi
Cl^ HarlowÄ
ik zond deezen naar beneden: Mijn Ooni
was nog niet weggegaen : En nu vertoeft hij oni
ïAen uitflag té vêrneemen van de vi'äage, dié riiij
JI; Deel; Μ . «éj
De HISTORIE vati
gedaén wordt in het ingeilooten antwoord, het^
welk hij op den mijnen gegeven heeft;
Uw vertrek naar uw Ooms was volftrekfc be~
paald op den naailvolgeiiden Donderdag. Niet-
femin heeft uwe Moeder, door den Hr. Sohnes
onderileund , zo ilèrk gepleit om u te gemoet
te koomen , dat uw verzoek om üitftel zal wor-
den ingewilligd , onder eene voorwaarde ;" én of
het voor een veertien-dagen of voor eén korter tijd
zijn zal', dat zal van u zelve afhangen; Zo gij
deeze voorwaarde afflaet, verklaart uwe Moeder,·
dat zij van alle verdere voorfpraak voor u zal af-
-^— En deeze gunfi: verdient gij niet^
voor' zo verre gij ilelt dat wij daarin voor u wij-
ken, en gij niet voor ons.
Deeze voorwaarde is, Dat gij äan den Hr.'
Solmes een bezoek toeilaet, van een uur, in ge-
zelfchap van uwen Broeder , uwe Zuiler , of u-
Wen Oom Antonij kies wie gij wilt.
Zo gij dit niet inwilligt, gaet gij aanftaenden
Donderdag naar een huis, dat u onlangs zo haaté-
üjk is geworden , hetzij gij u tot uw vertrek ge-
ïeed' maakt of niet. Antwoord derhalven regt-
ftreeks ter zaake. Geen uitvlugten. Stel dag eii'
mir. De'Hr. Solmes zal u niet opèeten , nog
brinken. Laat ons zien, of o^/s ook ié^s zal wor-
den ingewilligd j of niet.
Jo. lïarlowe,
ι
ί Na zeer weinig overleggens befloot ik dee-
^é voorwaarde in te willigen. Al wat ik vreóze
dat dcslirej). Lovdaccs overbriev^]: herii hier-
-iüii·"· - ' ■ "iaiiiii ιΊ
----^ Vi
-ocr page 181-Juffer CLÄRISSÄ HARLOWE. €7!
Van zal verwittigen, en dat zijn fchróoin daarop
hem het een of ander wanhoopig befluit zal, doen
neeraen : Inzonderheid daar ik hem (terwijl mij
dus meer tijd -gegeven wordt) nu denke te fchrij-
ven om de .Bijeenkoomft op te fchorten , waarop
hij mogelijk zo vaften ftaat maakt. Ik zpnd den
volgenden aan mijnen Oom tiaar beneden:
(
G'êeerde Heer.
I \ * ■ ■ : · ^ ; * ■ ^ ·»
Schoon ik niet zie, tot welken einde de voor-i
^eftelde voorwaarde dienen kan, onderwerpe ik
mij daaraan. Ik wenfchte wel, dat ik het kon
doen aan alles, wat van mij verwagt wordt. In-
dien ik een moet noemen , in wiens gezelfchap
ik den lleev zal zien , en die een mijne Mama niet
mag zijn, met welker tegenwoordigheid ik bij die
gelegenheid wel zou wenfchen vereerd te mogen
^worden', laat dan mijn Oom, zo het hem gelieft,
de- Terfom zijn. Indien ik den Dag moet ilellen
fdien lang van de hand te fchuiven , twijffele ik,
pf mij wel zou vrijilaen) laat het dan aanilaendö
Dingsdag zijn. Het Uur ,. te vier uuren 's- na-
middags. ■ De Plaatze.l ,of in het Klimop-Zoi
merhuis, of in de kleine zaal, die ik de vrijheid
plegt te hebben van de mijne te noemen. .
Het gelieve u niettemin, mijn Heer, mijne
Mama te beweegen , dat zij mij haare tegenwoor-
digheid v^rgunne bij die gelegenheid. Ik ben,'
Mijn Heers '
' <1 "i
tj-we aUoos'Quderdaanigc
cj-. harlowe^
Zs
m
-ocr page 182-, Zo even wordt mij een Antwoord gezonden'
Ik dagt dat het met mijnen, afkeer tegen deeze bij-
ccnkoomii overeenkwam, dat ik den dag wat ver-
re van huis ilelde. Dog ik verwagtede niet y dat
zij zulks zouden hebben ingewilligd; Dus, is hiér
31U eene week gewonnen!
t>ii is het Antwooi-d;
α .
ι \
Gij hebt wel gedaen met u te onderwerpefi;·
Wij zijn genegen om het bell te denken van elke
fchoon maar geringe proeve van onderdaanigheid
door u gegeven. Trouwens gij fchijnt den dag
als een kwaaden dag befchouwd te hebben, en
lieni dus verre af te verfchuiven. Dit wordt u
niettemin toegeftaen, alzo men geen tijd behoeft
te lantcn verlooren gaen, bijaldien gij na dien dag
y.o edelmoedig zijt, als wij toegeevende zijn voor
denzelven. Laat ik u raaden , om uw hart niet
te verharden, en vooraf niet uw beiluit te neemen.
De Hr. Solmes heefc meer ontzag , en zelf fchrik,
iils hij denkt om u te zien , dan gij kunt hebben
op de gedagten van hem te zien. Ztjne Be-
weegreden is Liefde; laat de ui^e geen Haat
zijn.· Mijn Broeder Antonij zal 'er bij tegenwoor-
dig zijn, in hoope dat gij het wel met hem maa-
iken zult, door ii wel te gedraagen jegens den
vriend der familie. Zie dat gij hem als zodanig
behandelt. Uwe Moeder wierd vrijheid gegeven
om 'er bij te zijn, indien ze het goed vond: Dog
zij zegt, dat zij het om geen duizend pond wil-
iJe doen , teq zij gij haar vooraf die hoope woudt
Ιγ"· 1
ί
ίί i
ÉÜi
-Jiy' ■
-ocr page 183-geeven, waarom zij wenfcht. Eene vermaaninge
^noec ik u ondertuiTchen geeven. Het is dit:
hefcheiden gebruik te maaken van uwe pen en
^nkt. Mij dunkt een jonge deern, die kiefch is,
behoorde niet zo gereed te zijn oni aan ^enen
man te fchrijven , terwijl zij gerchikt is om eens
^nderen te zijn.
. Deeze in williginge , hoope ik, zal grooter
voortbrengenen dan zal de vreede van de fami-
lie herfteld worden: Hetwelk datgeen is, dat van
parten ^ewenfcht wordt van
U'voen Ikf h^henden
eij' behoeft nier weder te fchrijven, ten zij
het diene toe dat ein.de, waarop onze harien ge-
iteld zijn.
Deeze man Pieer te fchrikken om mij fs
zien ^ dan ik kan fchrikken om hem te zien!
-Hoe kan dat weezen? Indien hij half zo
veel fchroom daarvoor had, zou hij niet wenfchen
om mij te zien ! —;—p- ZljNÊ' beweegreden
Η
Liefde
Γ-
- Ja zeker! Liefde voor hem zei-
yen ! Hij kent geen andere; want Nefde\ welke
dien naam. verdient, zoekt meer het genoegen
van het geliefde voorwerp dan haar eigen. Op
dusdanige fchaale gewogen zijnde , aan welk eene
heiligfchenniile maakt deeze man zig da» niet
DE HISTORIE VAÜ
Vooraf mijn hefluit niet te 7wemen!
Die raad ko om t te laat.
•' Maar ik moet een befchsiden gehruïk van
mijne pen maaken. Dat is, vermoeae ik, in den
zin waarin zij het meenen, voor mij, naar dat zij
het iluk beitierd hebben, al zo zeer buiten mijne
niagt, als het ander, '
Maar fchrijven aan eenenman^ terwijl
ik gefchikt ben voor eenen anderen! - Wat
cene aanilootelijke uitdrukkinge is Dat!
Al berouw hebbende van het beilemmen van
mijne bijeenkooïnft' met den Hr. Lovelace, voor
dat mij deeze gunft wierd toegeilaen, zo moogt
gij wel gelooven, dat ik geen oogenbiik in twijf-
fel ftotid om hetzelve te herroepen, nu ik zulk
een uitilel verworven had. Diesvolgens fcbreef
ik, Dat ik het ongevoegelijk vond om bij hem
te koómen, gelijk'ik had voorgehad: Dai het
gevaar, 't welk ik zou loopen, van ontdekt te
worden , en de onheilen die daaruit, mogten
voortvloeijen , niet gebillijkt konden worden
door eenig oogmerk waartoe zulk eene b'ijcen-
koomfl: die^ien konde: Dat mij een zeker kncgc/
als ik 's morgens en 's avonds mijne wandelinge^
deed, meer tegen kwam, dan iemand anders:
5, Dat de perfoon, welke hem éQ geheimen ée-·
5, ner familie kon openbaaren, ook wel, als hem
3, daartoe gelegenheid gegeven wierd, mij, of
3y hem zou kunnen verraaden aan dengeenen,
5, welken het zijn pligt was te dienen: Dat ik
g) aan zulk een flegt gedrag niet gè^veild was „ ora
van de genade van dienilbooden af te hajngen :
ijjjjj^JLn het was mij leed 5 dat hij maatregels had tè
Η . . , . ^ . YQJ,
i
ι
s
Ii,
li
k' f·'
" I
. t
s>
3>
3>
3>
3>
3ï
3>
lili
m
I I
h I
i,
■
I ■
^ 1.
^ i.·' ·
Ρ I
II
ri.»
Γ ^
volgen, welke hec doen van zulke flappen voof
„ hem noodig maakten, naar zijne eigene gedag-
„ ten, die, naar de mijne, zeer te iaaken waa-
„ ren, en welke geeii oogmerk kon billijken: Dat
,, de zaaken tuiTchen mijne vrienden en mij zig tot
,, een iiicflag fchikkende, eene bijeenkoomil ner-
3,, gens toe kon dienen; bijzonderlijk daar de wij-
„ ze, op welke deeze briefwiffelinge wierd voorc-
gezet, onder geen vermoeden viel, en hij alles
kon fchrijven, wat hij in zijn hpofd had: Dat
ik in vervvagtinge was, dat het mij vrij ilonft
om te oordeelen , wat bij deeze gelegenheid
5, gevoegelijk en dienilig was: Bijzonderlijk daar
„ hij kon verzekerd zijn, dat ik eer den dood kie-
,, zen zoude, dan den Br. Sphnes. „ '
3?
5>
Bings ä^ag-a-Ooni,^
Ilc hebbe mijnen Brief aan den Hr. Lorelace
ter gewoone plaatze neergelegd. Daar de zaaken-
'er zo ichroomelijk voor mij uitzien, ' ben ik met'
mijzelve veel beter vergenoegd wegens het ont-
wijken der bijeenkoomil, dan ik te vooren was.
Ik on.derilelle dat hij daarover, evenwel,, een wei-
nig te onvreeden zal zijn: Dog voor.'zo verre ik
de vrijheid aan mij behield om van gedagten te.
veranderen; en. alzo hij zig ligtlijkverbeeldenkan',
dat daartoe hinnen deur wel redenen kunnen zijn,
over welke hij van ^wi/'i.'i niet kaaooj-deelen; bê-?
halven die, welke ik geopperd hebbe, die vm
zelve van genoegzaam gewigt zijn om hem daarin
te doen beruften ; Zoude het mij vreemd danken ,
zo hij bij deeze gelegenheid daarin niet berufte,
jNl 4. . ' ea.
-ocr page 186-De HISTORIE van
fn dat met eene bereidwilligheid, welke my t,po-
nen moge, dat zijn laatfte Brief van harten ge,-
ichreeven is: Want indien zijne voorgaende fou-
ten hem weezenlijk zo leed zijn, als hij voorgeeft,
en eenigen tijd heeft voorgegeven , moet hij dan
niet, gevolglijk, de hèftigheid. van zijnen aart,
eenigermaace, verbeterd^ hebben ? De eerile ftap
pt hervorminge, 'naar mijn begrip,"is dat men
de fchielijfee opftuivingen van d^ift bedwinge, waar«
uit menigmaal de groo'trtc onheilen voortkopmen,
en dat men 't geen niet naar zijn zin is leeré draa-
gen. Zo de gramftoorige hartftogten niet kunneii
overwonnen worden , wat gevoelen knnnen wij
dan hebben van iemands vermogen over die, wel-
ke eene kwaade hebbelijkheid, met grooter ver-
iióekinge gepaard, eene fterker kragt bijzet?
Eijiieve, mijne vriendin, wees zo goed, dat
gij eens door iemand, die men zulks, veilig betrou-
wen mag, onderzoek doet naar de wijze, op w.el-
lie de Hl·· Lovelace zig vermomd houdt in de Her-
berg, daar hij vernagt in het arm gehugt van Nea;-
/f, zo als hij het noemt. Indien het, dat zij, 't
Welk ik'er voor houde, wiil ik nooit, dat het
genoeg in aanmerkinge kwam om een naam te
hebben; nog dat 'er een herberg in gevpnden
wierd.
Alzo hij, pm^o geftadig nabij ons te;zijn,
• zig daar veel moet ophpuden , zoude ik gaarn ee-
' ïiig berigt hebben van zijn gedrag; en wat dejuj-
den van hem denken. In zul ken langen tijd,
moet hij door, zijn gedrag of ergernis geeven , of
ïioope van hervorminge. Eij lieve, mijne waarde,
ioe mij het pleiaer van dit te onderzoeken. Ik
hebbe ^aar.cbe redenen, welke gij op eenen ande-
ren tijd wel zult te weeten kooraen, indien de
iiitkoomft van het onderzoek die niec ontdek-
ke. ' .......
Juffer Clarissa Harlowe, aan Juffer
Howe.
. r
Woensdag ogfend^ ΐξ Negen uuren»
Ik ben zo even van mijne morgen-wandeÜn-
ge te rug ge.kooraen, en he.bbe reeds een Brief
ontvangen van den Hr. Lqvelace ten antwoord op
4en mijnen, dien ik gifteren avond had.neerge-
legd. Hij moet pen, inkt, en papier bij zi^ ge-
had hebben; want het was gefchreeven in het
hak-bofch; met deeze omftandigheid: Op de eene
Jkniei terwijl hij knielde op de andere. Niet uit
eerbied,, evenwel, voor de gèene aan welke
fchreef, gelijk gij vinden zult! '
Wel te regt worden wij vroegtijdig onder-
weeze,n, deeze mannen verre van ons af te hou-
den. Een openhartig gemoed nergens op toeleg-
gende , terwijl het ongaaro ongenoegen geeft,
wordt ligtlijk getrokken, zie ik, om meer in te
willigen, dan het ooit voorhad. Het is al te ge-
reed om zig te laaten regeeren, door hergeen een
ftoutm'oedige geeft zig mag gemgedigd vinden om
' »
-ocr page 188-DE HISTORIE VAN
van haarte verwagten. Het is zeer.bezwaarelijk
voor een goedaartig jong menich een weigerend
antwoord te geeven aan den geenen, tegen wel-
ken zij geen wanagdnge IieefL '
Onze harten mogen zig verharden en zamen-
trekken, naar dat wij ondervindinge krijgen, en
als wij miiTchien gevoel gehad hebben van onze.
iigtbeweegelijke dwaasheid: En zo behooren zij
ook, of wij zouden een zeer ongelijken kans heb-
ben tegen "de wereld.
Verfchoon deeze ernftige bedenkingen in mij.
Deeze man heefr mij van harten moeijeliik ge-
maakt. Ik zie, dat zijne zagtraoedigheid Konße-^
naarij was :■ Heftigheid, en een aart, aan hoeda- >
'nigen ik te huis maar al te veel gewend ben, zijn
Natimre in hem. Niets, denke ik, zal mij het ooit
hem doen yergeeven ; want daar kan, zekerlijk,
geen goede reden zijn voor zijn ongeduld bij eene
verwagtinge, die onder voorbei^ingil gegeven, en
herroepelijk was. -- Ik zo veel door hem te
lijden; en egter, behandeld te worden als of ik
verpligt waare^om fchamperheden hem te ver-
draagen!·—— ,
Dog hier zult gij zijnen Brief gelieven te lee-
zen; dien ik zal influiten.
Aan Juf er Clarissa Harl'owe.
Goede Godl : '
Wat ilaet 'er mt van mij, te worden!
Λ
\
i" riliül
. Hoe zal ik dit miilukken van mijne hoop Verdraa-
'gen!
l λ
Juffer CLARISSA HARLOW. -xSf
Op dé
Geen nieuwe oorzaak!
/I
f;
i'
feene knie, mee de andere knielende, fchrijve ik!,
-Mijne voeten verkleumd door in het midden
van den nagt door den zwaarden daauw té zwer-
ven , die ooit viel: Mijn periiik én linnen drui-
pende van den rijm, die daarop fmek! -- De
dag breekt even aan - De Zon is nog niét
op om het te doen uitwaaferiién""'- Mogcze
nooit weder opkoomën! Ten zij om geneezinge
en trooil aan te brengen aan eene van droevige
duiilernis overvaliene Ziele! Naar maate van
de blijdfchap, die gij mij hadt ingeboézerad (altoos
lieflijke bcloofiler!) daarmede evenredig is ook
mijne benaaüdheid! '
O mijn bemind fchepzel! - Dog zijn niet
uwe verfchooningen zelf bèkenteniiien van on-
verfchoonelijké v.eriehooningen ? Ik weete niet
wat ik fchrijve !. -- Die knegt die u tegen-
koomt C^)^' Bij den groocen God des hemels, die
knegt zoude u, durfde u, kondew dan niet tegen-
koomen! ■—— Vervloekt zij dé koele behoed-
zaamheid, die wordt ingebragt om mij van eene
verwagtinge zo verrukkelijk te berooven !
En Jchikken de zaaken tujfchen uwe vrien-
den en u zig tot eenen tiitflag? —— Is dit geen
reden voor niy om de belooille Bijeenkoomil te
ver wagten, om dezelve diés te meer te ver wag-
ten? 'V ■ · · ^
Kan ik alles fchrijven^ zegt gij, 'wat ik in-
mijn hoofdhehbe? —--— Onmogelijk! --Niet
het honderdfte gedeelte van het geen ik denke, en
van 't geen ik dugte, kan ik fchrijven.
: - ^ O die
{a) Zie BI, i8i,
-ocr page 190-De HISTORIE van
Τ"'
o die vvispeltuiirige, die veranderlijke ^exe f
— Maar kan Juffer Clariiïa lïarlow^ ■——
Vergeef hec mij. Madam ! - Ik weete
niet wac ik fchrijve!
Nogthans moet ik dringen, en dringe ik, op· ,
uwe belofte -^ Of dat gij de goedheid wik
Jiebben van beter verfchooningen uit te yinde«
van in gebrekp te blijven - Of mij overtui-
gen, dat door ilerker redenen geprangd wordt,
dan die gij voortbrengt. —-- Van eene be-
lofte eens gegeven (en wel met overleg gegeven)
kan men alleen ontflagen worden van diegeen ,
^en het beloofd is; -- uitgezonderd in geval-
len van eene blijl^aare noodzaakelijkheid den be-
ioover aangedaen, welke het niet in zijne magc
laat die te volbrengen.
De eerfte. belofte , die gij mij ooit deedt {
I).aar Leeven en Dood mitTchien van afhangt! —
Mijn hart wanhoopig zijnde wegens de barbaar-
fqhe handelwijze, die men uit boosaartigheid te-
gen mij'beflooten'heeft met u in te flaen.
Gij ψιιάί eer den dood dan Solmes, kiezen
(Hoe verfchopt mijne Ziel de mededinginge!) O
mijn bemind fchepzel, wat zijn deeze anders dan
maar woorden '^ - woorden? ---
Zoete en altoos-aanbiddelijke -- Wat? —-
Belofte-breekfter - moet ik u zo noemen ?
- Hoe zal ik de beruiginge gelooven (daar
het op uw gevjaanden pUgt aankoomt! D.e vei>
volginge zo vuurig De Haat tegen mij zo fterk
en openbaar is!) na deeze proef dat gij u van u-
we belofte zo ligtlijk ontflaen kunt?
Zo gij, mijn waardftc Leeven! mijae vcrwil-
de-
. 1
jüFFER CLARISSA ILMILOWE. ig^
geringe van zinnen ^ of tén miniién , de verwil'
derde gevolgen wilt voorkoomen , vernieuw dan
de beloofde hoope!-Mijn noodlot hangt
inderdaad in zijn hachelijkft gevaar.
Vergeef het mij , allerliefïl: fchepzel, ver-
geef hén inij !. · ■ Ik weete dat ik in te groote
beangftlieid van gemoed gefchreeven hebbe!
Dit ichriji'énde op hetzelve oogenblik, dat het
ëven-opdagend ligt mij de zWaardrükkendé ver-
ijdelinge van mijne hoope heeft medegedeeld.
Ik durve niet overleezen hetgeen ik géfchree^·
ven hebbe. - Ik moef het op zijne plaat-
ze ter neer leggen.
ν ·
. i i
Het mag dienen
om ü mijnen uitzinnigeh fchroom te toonen , dac
deeze te loorftellinge maar eene voorboode is Van
de grootfte van Alle - Nog ook , geen
ander papier hier hebbende , ben ik in ftaat, al
wilde ik, om het weder over te fchrijven op dee-
ze naare jDlaatze fNaar is riiijne Ziel j en de gehee-
Ie I^^atuüre rondom mij deelt in mijne riaarhéid!)
—^— Ik beveele het derhalven aan uwe goedheid
—^ indien deszelfs vuurigheid meer uw misnoe-
gen dan uw medelijden verv^ekke, doet gij mijne
hartftögt ongelijk: en ik zal zonder omzien vree^
zën, dat ik gefchikt ben orii aan meer dèugnieteti
dan een te worden opgeofferd! [Wees dog lang-
moedig jegehs mij, mijn allerliefïl fchepzel! -
Ik meene alleen Solmes en uwen Broeder]. Dog
zo gij, uwe edelmoedigheid oeffeiiende, mij wik
verlchoonen.en uw ixoord %veder geeven ^ dat dan
Die God, welken gij belijdt te dienen, en die de
God van Trouwe en van Beloften is, u befcher-
öie en zegenc, wegens b'eide 5 en wegettó bec
i'
! :r
ïierftellen aan zigzelven, en in eenen ftaat va«
Hoope, van
XJ altoos-aanhiddenden
'dog bijna boopeloozen
Lo vel acei
i
! '
ï
. Uit de Klimop-Grot
in het Hak-Bofch -
Met het aanbreeken
van den Dag.
Dit is het Antwoord, dat ik hem te rug zal
zenden;
f» ' , ' .
Woensdag ogtend\
Ik ilae verbaasd, mijn Heer, over de vrijposr
tigheid uwer verwijtingen. Daar ik zo gedrongen
en geplaagd ben om, tegen weivoegelijkheid en ge-
negenheid , in het heimelijk bij u te koomen, be-
hoore ik daar zo met befchuldigingen en verwij-
tingen, en mijne Sexe met fmaadredenen aange-
rand te worden, om dat ik het voorzigtig agtede
van voorneemen te veranderen? —-- Eene vrij-
heid, die ik aan mij zelve gehouden had, toeri
ik mijn woord gaf^ zo gij het noemtl - Het ont-
brak mij niet aan Haaltjes van uwen ongeduldigen
geeft omtrent andere lieden : Dog mogelijk is. hec
gelukkig voor mij, dat ik dit nieuw^inog gekree-
gen hebbe; het welk toont,' dat gij mij alzo wei-
ïiig fpaarch künt, mnhéér ik hec vóoifchrift van
- ' · - mij-
V
-V
( 1
-ocr page 193-1
JÜFFER CLARISSÄ HARLOWE. i^i
itiijne eigene reden opvolge, als gij anderen ^
nis zij. naar hun oordeel te werk gaen. Van twee
beweegredenen moet gij u regeeren laaten in dee-
ze uirfpoorigheid. De eene, mijne infchikkelijk'
held ; de andere mve eigene vermetelheid, Na-
demaal gij denkt de eerfle befpeurd re hebben, eii
zp -veel blijken van de laatße daarop hebt gege-
ven , is mij te veel fchrik aangejaagd , dan dat ik'
niet zou wenfchen en begeeren, dat uw Brief vati
hederl alle de moeite mag beiluiten, die gij hadc
van^ of öm>
■ Uwe nederige Dienaar es;
r f
i
Γ
ï-
• ■ ' s .
ik geloove mijne waarde , dat ik mij uwe
goedkeuringe mag belooven, zo dikwijls ik mee
moedigheid fchrijve of fpreeke, tegen wien hec
öok zijn mag. Inderdaad, ik vinde maar'al te
veel redenen óm dezelve te betoenen, nademaal
ik met volk te doen hebbe, die zig in hün ge-
drag jegens mij beilieren , niet volgens hetgeen
gevoegelijk of betaamelijk , regt of onregt is
niaar naar hetgeen zij denken dat mijn inborii
veelen wil. Het is maar zeer korten tijd gelee-
den , of ik wierd over den mijnen gepreezen
dog het was altoos van dengeenen , die iiiij
geen gelegenheid gaven om hun dat compliment
weerom te maak en. Zommigen hebben zo ge-
handeld , als of zij dagten^dat verdraagzaamheid
Van èenen kant volilrekt noodzaakelijk was voor
h'en en mij, om jji gQ9(l Yéiftaödmet; ejl^andercii
té
L^.l JL.IMMIWHII^II*
. . .... ι .. ! . , ,'
te zijn; en in dit geval hebben zij altoos zorg ge-
dragen om liever aan mij verpligcinge ver/ch'u7äigi
te zijn , dan mij van hünneii kaht te vérpligtcn.
Gij hebt mij eens te kennen gegeven , dat gevoe-
lige verftoordheid voor mijne geileltenis niét na-
tuurelijk is, en dat ze daarom ras biedaaren moet:
Het mag zo zijn ten aanzien van mijne nabeftaen-
den; maar tegen den Hr. Lovelace nietï vet-
zekere ik ii.
Woensdag, midiag , itf« 29 van Maart»
Wij kunnen altoos niet inftaen voor hetgeen
wij (ioen kunnen : Öog om u te overtuigen, dat
ik mijn bovengemeld befluit kan houden , teii
aanzien van den Hr. Lovelace, al hoe gram mijii
ßrief is, en fchoon 'er al drie uuren om zijn ze-
kert ik dien fchreef, verzekere. ik ü , dat ik 'er
geen berpuw van hebbè; nog dieh wil verzagten ;
fchoon ik vinde dat hij niet is wéggenomen. En
egter deed ik bijkans nooit te voören iets in toorn;
waarover ik in een half liur geen berbüw had;
en in minder dan dien tijd fnljzelvë niet onder-»
2:ogt, of ik gelijk of ongelijk Had.
Geduurende dit üitilel tot Dingsdag, hebbe
ik een weinig tijd om eens in 't ronde te zien^
gelijk ik zeg^^en mag, en te overwèegen, wat ik
te doen hebbe ^ en kan dóen. Eii des Hren. Lo-
velaces baldaadigheid zal v'eroofzaakeri dat ik mij-
zelve ter degen aancailë. Niet dat ik 4enke mij«
nen afkeer tegen den ίίη Solmes té kunnen 0-
verwinnen. Ik ten verzekerd, dat ik zulks niet^
Hoen kan. Maar i 20 ik vólftréktlijk bfèéke inét
!
ί ί
!
i
Öèii
lÉb^
-ocr page 195-^cleii Hiv LQvelace , .en mijnen vrienden overtui-
gende proe\i^èn daarvan geeve, wie weet of zjj
niij dan niet in hunne gunft herilellen zullen, eii
hunne oogmerken ten aanzien, van den andere»
man allengskens laaten vaaren ?,
-— Of tei^
minilen , jdat ik in veiligheid .moge, zijn i tot dat
mijn Neef Morden overko.omcAan wien , ik
denke ,, dat, ik fchrijven zai;_en te meerj devyijA
de ,Hr. Lovelace mij, verzekerd heeft, dat mijne?
vrienden 'aan hem gefchreeven hebben om hminea
kant in het gefchii bij hem goed te maaken. " .
Dog met alle mijne kloekmoedigheid, (^en ik;
bij uitftek bedugt voor Iden toekoomenden Dingsr
dag j, en omtrent de gevolgen en den uitflag van
mijne ftandvailigheid ; want ilandvailig , ben ik
verzekerd, dat ik zijn zall Zij hebben heilboten^
w^ordt mij berigt, alle middelen te beproeven, oui
Ttiij te .beweègcn 4 dat ik mij orider\Vérpe aan het-
geen waarop zij- gefield zijn. En ik hebbe be·^
ilooten alles te doen wat ik kan , om datgeen te
vermijden hetwelk zij mij gaarn ,zouden,dWingert
t)tn té doen; Eeil vreczelijlie ftrijd tuiTchen Ou-
derä én Kind! - Eik hoopende den ande-:
ren geen yerfchoqninge over te laaten, welk 'er
tiet gevolg^DÓk vaii zijn moge.,, . .
, Wat kan,ik.doen,? Raad mij^ mijne waardcl
Daar is,ergens iets wonderbaarlijk ijveregtsl Ou-r
^ers, de^ toegeevendile tot nii toe, wree^ te doeii
fchijnen in de oogen.van ,een,kind; en eene Dog-
ter, die voor deeze weinige w;eeken, onberispe-
lijk pligtmaatig geagt .^yierd, aan hun oordeel als^
weeripannig te doen voorkoomen! -. O mijne,
hecrfchzugrip;é en Eewèldi2;e Broeder! Wat liiag
' M: Deel, Ν Bj
De HISTORIE vati
;hij wel niet omtrent beide hebben te Verani"
'Woorden \ "
Gelief te gedenken , mijne waarde^ dat u-
'we laatfte aangenaame was gedagtekend op Sater-
clag. Het is nu Woensdag: En geen van de mij-
lie zijn zedert weggehaald. Laat mij dog uwen
raad niet miiTen. Mijn toeftand ig ten uiterilen
moeijelijk. --^— Dog ik ben verzekerd dat gij
'mij nog bemint: En uit hoofde niet te min-
'der* Vaarwel, mijne geliefde vriendin.
' Cl. Harlowe»
j
it : I
^///^rlIowÉj aan 'juffer ClarissA Har-
lowe*
L
L i
Λ,
Bon der dag ogtend dén 50. -ΰαη Maart ^
met hei aanhreeken van den dag.
Een toeval, geen verzuim ^ is de oorzaak
Van mijn iHlzwijgen.
Mijne Moeder wierd Zondag-avond ontboot
den bij haare nigt Larkin, van welke ik gewag
maakte in eenen van mijne voorigen, en die tent
iiiteriten begeerig wk om haar te zien.
Deeze arme vrouw was altoos bevreesd voor
den dood , en was eene van die zwakke lieden ^ ^
die zig verbeelden dat het maaken van hun Tefta-
ment.|
f
i
ί . i ■
Η "
inent, daärvan een óntwijiFelbaarö voorlopper zijii
moet.
Zij had altoos gezegd , als tnen haar drong
tot dat nöodig werk , Dat wanneer zij het ,ook
mögt maaken j zij niet lang daarna zou leeven; en
men zou mogen denken, als of zij zig verbeeld'
de , dat zij verpligt was haar woord geftand te
doen : Want fchoon zij lang bedlegerig geweeit
waare ^ en genoegzaam uitgeteerd te vooren';
dagt zij egter beter te zijn, voor dat zij over-
reed wierd om het te maaken: En van dat oogen-
blik af, gedenkende wat zij plegt te vooripelieii
(haare vreeze mede helpende tot hetgeen zij vrees"
de ^ gelijk het dikwijls gaet, bijzonderlijk in de
Kinderpókjes) wierd zij erger; en zij kreeg hec
-eens in haar hóófd om haar Teilanient te vcrbran'-
"den, in hoope van daarop beter te worden, ,
Zij liet mijne Moeder boodfchappen , Dat
de Dodoren haarjiadden overgegeven: Dog dat-
zij niet fterven lionde voor dat zij haar zag. Ik
zeide aan mijne . Moeder , Dat zo zij haar nog
kans ter hedléllinge toevVenfchCe, zij 'er, om
'die reden , dan niet naar toe moeft gaen. Dog
zij wilde 'er heen gaen; en, het geen erger was ^
wilde mij met haar doen gaen; en dat op llaendeii
voet; want zij zeide 'er mij niéts van, voor dat
zij vróeg in den morgen opilond, met beiluit om
'i· avonds weder tMims te koomen. . Waare'er
meer tijd geweeil tót redenwilTelingei ïk zou voorr
zeker niet gegaen zijn; maar daar het dus gefteld
Was , was het eenigzins noodzaakelijk dat ik te
gelijk met het ontvangen van haar bevel, om zö
te zeggen, mij gereed'maakte om haar te gehöor^
' Ν Ä zaa^-
r
-ocr page 198-DE lyiSTORIE VAM
--- Een bevel, hetwelk zo kwatj'«
jiaamen.
lijk vlijde, bij zulk eene fombere gelegenheid! En
dit i1;e!de ik haar al voor: Maar te vergeefs: Daar
was ter wereld nooit zulk eene tegenfpreekende
kleuter ——■ Blijne wijsheid maakte haar al-
tijd dwaas ! - Dog zij imlde deeze reize
haar zin hebben , het waare dan gevoegelijk of
ongevoegelijk.
Ik weete maar eene reden te geeven van dee-
ze fchielijke gril van mijne Moeder; en die is dce-
xe - Zij was van zins des Hren. Hickmans
aanbiedinge aan te neemen, om haar op de reize
ten geleide te verftrekken : —-—- En ik ge-
loove waarlijk [ik wenfehte wel, dat ik 'er vol-
koomen zeker van waare] dat zij van gedagte
was om hem met mijn gezelfchap pleizier te
doen —-Zo verre ik weete , om mij van
erger af te houden.
Want, zoudt gij het wel gelooven? -Zo
É
Waar als gij leeft, zij vreeil voor haaren gunftling
Hickman, van wegens het lang bezoek, hetwelk
uw Lovelace, fchoon nog zo toevallige mij in
haar afvveezen gaf, wanneer zij de laatfte reize ter
zeiver plaatze was. Ik hoope niet, mijne waar-
de, dat ook jaloers zijt. Dog inderdaad, iik
valle nu en dan wel eens, als zij mij plaagt met
loftuitingen, welke Ilickman niet verdienen kan,
om dat haar betaald te zetten, aan het prijzen van
die hoedanigheden en perfoonlijke voordeelen in
Lovelace, welke de ander nooit zal krijgen. Ze-
ker ik houde wel een weinigje vari plaagen , dat
doe ik.---- Mijne Mama's dogter ---
iJC>ude ik haail gezc^^d hebben.
"•'■ι'ίΓΐι-ίΙΤΪί
-ocr page 199-mmm
Gelijk gij weet dat zij alzo driftig is, als ik
vinnig ben, zal het u geen wonder doen, dat ik
υ zegge, dat wij gemeenlijk bij deeze gelegenhe-
den aan malkanderen raaken. Zij vliegt van mij
weg, als het lang genoeg geduurd heeft. Het
zou onordentlijk voor mij zijn haar eerß te verlaar
ten -- En dan krijge ik gelegenheid om onze
bnefwijfelmge voort té zetten.
Want, nu ik dus aan 't afweiden ben, moet·
ik u zeggen, dat zij die niet zeer begunftigf, —
om\twee redenen, geloove ik: - De eene.
Om dat ik haar alles niet toone wat tufTchen ons·
omgaet; de andere, Oin dat zij denkt, dat ik uw
gemoed verharde tegen uwen plip, gelijk men 'c
noemt: En bij haar\ om eene reden die Haar t'
huis betreft, gelijk ik meer dan eens hebbe aange-
roerd, kunnen Ouders niet kwaalijk doen,· Kin»,
ders kunnen zig tegen dezelve niet aanllellen, en
gelijk hebben. Dit verpligt mij om nu en dciii
eens een uurtje izjieelen^ gelijk ik zeggen mag,
en haar niet te laaten weeten waarmede ik bezig'
ben.
Uit hetgeen ik gefchreeven hebbe kunt gij-
wel giiTen, hoe afkeerigik waare van mij aan dee:·
ze onredelijke uirrekkinge van het moederlijk ge-;
zag te onderwerpen --- Dog het ftond eene
proef van gehoorzaamheid· te zijn ; dus was ilc.
verpligt om toe te geeven, fchoon met eene. vol-
koomene overtuiginge van gelijk te hebben.
Ik ontvange altoos uwe beiïraffingen bij deer.
ze gelegenheden: En in uwe laatile Brieven Her-
ker dan ooit. Eene goede reden daarvan is 'e^·,
zult gij zgggen, Om dat gij het meer dan ooit verr^
Ν 3 . dien^
'iP'
tax
7
De historie van
diendèt. Ik danke u vriendlijk voor uwe vei-maa-
iiinge. Ik hoope ze tot verheteringe te gebrui-
Iceii ----- Maar ik moet u zeggen , dat uwe
Hagen, het zij verdiend gf niet, mij gevoelig en
dieper dan het vel getroffen hebben --Dog
iiiervan op een ander tijd. '
Het was al Maandag namiddag voor dat wij
ten huize van de Lady aankwamen. Die beuze-
laar, die zwiermaaker [Gij weet, wien ik meene]
liet ons twee uuren naar hem wagten, en daar ik
op eene reize moeil: gaen, die mij niet aanilond!
alleen om wat weidfcher iiguuren op zijn dekkleed
te hebben; welke hij zijnen zadelmaaker met alle
haaft daarop deed werken , op! dat hij wel voor,
den dag mögt koomen, daar hij ten geleide zou
dienen van zijne waarde Madam Howe, en haare
fchoone Dogter, Ik zeide hem, dat ik ondcrilel-
de dat hij bevreesd was, dat dé dubbele iomber-
heid, in dit geval (die van een bezoek bij eene
ilervende juffrouw, en die van zijn eigen weezen}
hem het yoorkoomen zou geeven van een lijkbe-
zorger * ; om welk te-vermijden, hij in alzo flegc
een uiterfte was geloopen, en ik twijflelde of hij
wel niet voor een kwakzalver mögt worden aan-
gezien.
De man was bedremmeld. Hij nam het hem
zo na, als of zijne confcientie haare toeilemminge.
gaf aan de regtmaatigheid der aanmerliinge: An-
ders zoude hij het beter gedragen hebben; want.
hij is genoeg gewend aan deeze zoort van behan-
/'· de-
I:
, >
al»!
• JJndertaker is in' l^ngelaad 2ülk een , die zijn werk
kiaakc van alles it Icverca cn te bezorgen, wat iet cer.e bc-'·
gravcnis bejioorc.
th'i'MaasiÉ
' i'
-ocr page 201-Juffee CLARISSA HAIILOWE. m
gelinge. Ik dagt, hij zoude gehuild hebben. Ik
hebbe te vooren al eens aangemerkt, dat hij, aan
deezen kant van het contract,, een bijfter zagtzini·
nig zoort van een fchepzel fchijnt te zijn. -;·
En fchoon mij dit miiTchien hierna, in hem wel
zou behaagen j kan ik egter h°t niet helpen, dat
ik hem nu dieswegens in mijn hart een v/einigver-
agte. ik geloove, mijne waarde, dat wij alle u?
we bulderende gafien mecft beminnen \ konden
wij maar het gebulder onder ops beilier hebben,
en hen doen brullen, wanneer en tegen wien het
ons geluile.
De arme man keek mijne Moeder aan. Zij
was zo toornig (mijn gelaatdaarbij, en mijne tegen;
Jcantirige tegen de reize , alles daartoe medeliel-
pende) dat zij den halven vveg lang niet tegen mij
wilde fpreeken ; En als zij het eens deed, was
het, Ik wenfchte wel, dat ik unict medegenomen
had! Gij weet niet wat liet is, zig naar iemand te
voegen. Het is mijne fchuld , niet des Hren,
Uickmms^ dat gij hier zo zeer tegen uwen zhi
zijt. Hebt gij geen oogen naar deezi^n kant vaa
den wagen ?
En dan had hij het t-e beter bij ^aar^ gelijk-
altoos, hoe erger hij het bij mij heeft: Want dan,
,was het, Hoe hebt gij het nu^ mijn Heer? En
hoe hebt gij het nu al, mijn Hr. Iiickman? ter-
wijl hij zijn paard nu aan deeze, dan aan geeno
zijde van den wagen liet pas-gaen, en ileelswijze
zijn IHjf gezigt op »«y floeg; haar hoofd half xiic
den wagen, met een vriendlijken glimlach, als of
zij zelve maar voor een veerden dagen aan dcu,
man getrouwd was; Terwijl ik altoos iets tot mji%,
. Ν'4" ^ ■ - ' ......ïie^
• DE HISTORIE van
ne verliiftiginge zag aan de andere zijde van def^
Wagen', daar de'eerzaame man niec was, al
Waare het maar van verre den ouden Roberc, op
^ijn Bruintje. ■ -
In 'dén tijd dat wij gevrijd worden, zegt men,
hebben wij onze' befte dagèn. Günft neemt de
vrijerij weg. ' Koelheid, vermeerdertze. Haai*
weezen beftaet in'zig koel te houden. En als
men ziet hoe gemeenzaam deeze vénten van man-
nen iworden op een glimlach, welk een ontzag
hun wordt aangejaagd als wij eeris het voorhoofd
fronfen; Wie zou hen niet eens doen van zig
ftaen ? Wie zou geen genot neemen van eene
magt, dié Vian zó korten duur ftaet té zijn ?
^ Bekijf mij hierover geen lier, mijne waarde.
Het is in de natuure. Ik kan het niet helpen. Ja,
wat dat aangaet, ik hóude 'er wel van, en wen-'
fche het niet te verhelpén. Dus fpaar maar uwe
èrnfth'aftigheid verzoeke ik u , over dit önder-
werpi Ik geeve mij niet uit voor een volmaakt
charaftei^. De man 'wil het wel verdraagen. En
tvat behoeft gij 'er u' dan mede te jDemoeijen?
Mijne Moeder vergoedt rijklijk alles wat hij lijdt ί
En zó hij zig ongelukkig agt, behoort hij nooit
ènders' te zijn. ^
'. Daarenboven verdiende hij niet eene knorri^
ge buij , dunkt u, met te maak'cn dat wij van ons
middagmaal verileken raakten om zijnen zwierigeii
ópfchik, nademaa! mijne Moeder op eélié zo kor-
te reize niet wilde pleiftereii,' en dus de gelegen-
lieid'verliezen van dien avórid nog weerom té koo-
men,' zó dé ftaat van de Oude Lady zulks had toe-
^eliiaten? Om-nu niet te fpreeken van dat hij dé
^ , oor-
lÉÜ
-ocr page 203-Juffer CLARISSA HARLOWB. tot
oorzaak was, dac mijne Mama den geheelen weg.
lang haare arme Dogter een zware gezigc gaf.
Toen wij uit den wagen traden, gaf ik hein»
eene andere ftreek; dog het was maar een kleint-
je. D,e wijze egter, en houdinge, waarmede hec
gefchiedde, vervulden (gelijk mijn oogmerk was)
dac gebrek. Mijne Moeder leide, haare haud
vriendlijk in de zijne, met een lachend weezen,
volkooiiien als van eene bruid; en mee nog eens,
Hoe hebt gij 't nu, mijn Heer? ■—— Alle zijne
grove fpleren waaren in beweeginge, en een dub-
bele lait van zorgvuldigheM en gedieniligheid
bragt zijne geheele geftalte" in beroeringe, wan-
lieer hij mij zijne dienilvaardige hand aanbood.
Mijne Moeder gebood mij altoos , toen ik een
meisje was, mijn hoofd regt op te houden. Ik
gedagc toen juilt aan haare bevelen, en was ge-
hoorzaam -—- Ik itak nooit mijn hoofd zo hooj[r
op. Met een afgekeerd trots gezigi:, en eene af-
weerende hand., half-ftootende —- Ik hebbe
geen hulp van nooden, mijn Heer!; — Gij ihec
mij maar in den weg.
i
r.»;
1-i
i
iJ
Hij liep agteruit, als of hij op wielen ftond;
met een gelaat bij uitftek pijnlijk: Anders had ik
gedagt óp de al te zagte trek eene verklaaringe te
laaten volgen, dat ik even veel handen en voeten
had als hij zelve.' Dog hiermede zoude ik hem
iets nieuws Verteld hebben, ten aanzien van het
laatfte, waarnaar hij nog de iloutheid niet gehad
heeft, hoope ik, van té giffen.
JM
mmmk
Wij vonden de arme vrouw zieko.ogende, ge-r
lijk wij dagten. Al waaren wij eer gekoonieiH,
konden wij dog dien avond, gelijk-ons voornee-
jiien was, niec zijn weggeraakt. Gij ziet, dtit ik
'er voor ben, om den niun zo veel te vcrfchooneii
als ik kan; en nogthans, verzekere ik u, hebbe
ik zelf nog geen conditioneel hehaagen in hem.
Mijne Moeder zat het grootfte gedeelte van den
nagt op , in verwagtinge dat elke uur de laarfte
voor haare arme Nigt zou zijn. Ik hield haar tot
Twee-en gezelfchap.
Ik zag nooit te vooren de aannadcrlngen des
doods in een voKvailcn menfch; en was ten ui>
terilen daarvan gctroften. De Dood is voor ie-
mand , die gpzond is, een zeer verfchrikkelijk
ding. Wij ontfermen ons over de perfoon wegens
betgeen zij lijdt: En wij ontfermen ons over ons
zelve, wegens hetgeen u'//na verloop van eeni-
gen tijd insgelijks moeten lijden; en dus zijn wij
dubbel aangedaen.
Zij hield het uit tot Dingsdag ogtend^'te Elf
uuren. Alzo zij mijne Moeder gezegd had, dat
zij haar tot.Eseeutrice geftetó, en aan haar en mij
ringen en eene rouw gemaakt had; waaren wij
dien geheelen dag bezig met de zaaken van het
Teilament [Bij hetwelk, in 't voorbijgaen, mijne
Nigt Johanna Fijnnet fraaij bezorgd is] ;Zo dat het
Woensdag ogtend vroeg wierd, voor dat wij op
onze te rug reize konden gaen.
Het is waar, wij kwamen (naar geen dek-
^ideeci te wagten hebbende) bij middag t' huis: Dog
fchoon
ί I ' ;
Ι'
■ν.
ν
. . . ϊ
t ξ-
. . ■ Sj'
• J t
ζ
r-
'U-i'
5-r .
1 j ^ ^ .
■ -J-vB- ' ' .i ' - ■
Juffer CLARISSA HARLOWE. 'toj,
fchoon ik Robcrc heen zond voor dat hij nog van
het paard kwam (die mij een geheel palije te rug
bragt, gaende tot dienzelven Woensdag middag
toe) was ik egter weezenlijk zo vermoeid, en
ontileld, moet ik bekennen, van den harden dood
der oude Lady, mijne Moeder (die geen reden,
heeft om tegenzin te hebben in deeze wereld) ins-,
gelijks niet wel te pas zijnde uit dezelve oorzaak;
dat ik mij niet zo ipoedig aan het fchrijven kon
begeeven, dat 'er voor Robert tijds genoeg waan
re om dien avond wederom te koomen..
Dog mijne leevensgeeiten door den flaap her-
field heiende , terwijl ook mijne Moeder ecu
goeden nagt gehad heeft, rees ik met den dage-
raad op, om deezen te fchrijven, en dien nog tij-
dig genoeg beiield te krijgen tegen uwe ogtend-
wandelinge; op dat uwe twijiTelagtige verwagtin-
ge zo kort mögt zijn als mogelijk waare.
. ^ ^ #
Ik zal op deezen fpoedig eenen anderen laa-,
ten volgen. Ik zal aanilondg iemand aanftelleii,
om te verneemen , hoe Lovelace zig gedraagt in.
zijne herberg. Zulk een woelige geeit moet wel
zijn na te fpooren.
Maar miflchien , mijne waarde, zijt gij ημ^
onverfchillig omtrent hem, of zijne verrigcingen
vvant dit verzoek liadt gij gedaen voor dat liij u ee-
ne zo doodlijke α^ηΰίοοι gaf. Niettemin , ik zal
het laaten onderzoeken. De uitilag zal zeer waar-
fchijnelijk kunnen dienen , om 'u te beveiligen in
«we tegenwoordige orivergeevelijke geitekenis.
-e
^04 De HISTORIE van
•-- Ell nogthans, zo de aniie man [Zal ik mij
voor u over hem eens ontfermen, mijne waarde
beroofd zou worden van den groodlen zegen;
welken eenig man op aarde, ontvangen kan , en
>vaarnaar hij, met zo weinig vcrdienite, de ftouc-
inoedigheid heeft om te ilacn ; zal hij groot ge-
vaar geloopen hebben ; grooue verkoudheid ge-
kreegen ; zig aan koortzeh gewaagd ; de hoogile
fmaadheden υίΓβ·6ί1:3εη ; de li-engheden van weer
en wind, en allès getart hebben voor - nie-,
7nendall Zal dit uwe edelmoedigheid (zo al niets
anders) niet beweegen ter zijner gunile! -—
Arme Hr Lovelace ! ---
Ik zou geen gelegenheid willen geeven toe
eene. kloppinge van uw hart; nog halve kloppin-
ge; geeri blik van gevoeligheid, gelijk een blixem
inilraalende , en alzo fchielijk gedoofd door eene
bedagtzaamheid , van welke niemand van onze
Sexe ooit zulk een voorbeeld l^nde geeven --
Dat wilde ik niei gaarn, zegge ik ; laate ik eg-
ter 5 eer om u aan u zelve ter toetze te geeven ^
dan uit eene onbehoorelijke overvloeijinge van
jokkernije in uwe vriendin, gelijk die geld ontvan-
gen eene verdagte guinie toetzen aan den klank,
li, op zulk eene ondèriiellinge , ook eens klin-
ken , met nogmaal te herhaalen , Arme Hr,
Lovelace! ------'
En nu , mijne waarde, hoe is het nu met u?
Hoe hebt gij het nii, gelijk mijne Moeder zegt te-
gen den Hr. Hickman , als haare bitze Dogter
hem eens zuinig heeft doen kijken? '
φ ί
%
ΐ;
,ν i
ν ϊ
ο
• -·*Γ— -
■i
Tf
r
(f % ;
Ϊ'' i ■
ik···'i- . '
4
ii i
Χ
Ύι
1 -
'^^^I^béÊHêêêêsiM
vl.,
I
(.1
-ocr page 207-|üFfER GLARISSA HARLOWE. 20j i
■ -h"
Hr. liickmän, aatj JtiiTrótiw Howe;
. I ■ ! . , ■ ' . ^ ■ .
Het is met oneindig veel leedweezen, dat ik
' mij genoodzaakt agte om door pen,en inkt, nog-
maal mijne vreeze uit, te drukken^ dat het onmo-r
gelijk voor mij is om ooit deel te verwerven in de ;
genegenheid van uwe beminde Dogter. O dat
het maar niet al te baarblijkelijk waare voor ie- |
dereen, zo wel als voor mijzelve , zelf voor onze
dienitbooden, dat mijne Liefde tot haar ^ en mijr f
ne onvermoeide Oppaflingen, mij eer blootftel- , |
len aan haare Beipottinge [Vergeef mij het hijrde |
woord , Madam!] dan aan de behandelinge ver- Τ
ichuldigd aan eenen man, wiens voorflagen uwq
goedkeuringe genooten hebben , en die haar be-
mint boven alle vrouwen ter wereld! ,
Met regt mögt de waardij van mijne harilogc
in twijfel getrokken worden, zo ik gelijk de Hr,
Solmes omtrent de regt verwonderens-waardige ^
Juffer Clariliii Ilarlowe , met tegenzin van Juffer '?
Howe in mijn aanzoek kon volharden. Wat zal ί ,
het mij nogthans niet kollen daarvan af te fcliei- ^
den! , f-
^eefray , nieuemin, verlof, waardfte, eei^ r
ί
üiMitt
-ocr page 208-lo^ De HISTORIE Vau
waardigfte Lady, om te herhaalen , hetgeeh ik κ
Maandag-avond, te JuiFr. Larkin's betuigde, mee
een hart zelf berftende van fmerte, Dat ik de be-
ïiandelinge van dien dag niet van nooden iiad om
mij te overtuigen^ dat ik het voorwelp van JuiFer
Ï-Iowe's vrijvi^iJlige gunft niet ben , nog ooit zijn
kan. Welke hoope kan 'ei- dog zijn, dat eene La-
dy dén man, als eenen Egtgenoot, ooit agtingé
zal toedraagen, welken zi,j, als. eenen Minnaar,
veragf? Zal niet elke daad van dienftwilligheid in
zulk eenen i, worden opgevat als eene onmanlijke
gedweeheid van geeft ^ en hein te meer aan haare
Verfmaadihge onderhevig maaken ? — Het ge-
moed is mij vol: Vergeef mij dat ik zegge, dat
JuiFer Howe's behandelinge jegens mij nog haa-
ïer opvoedinge , nog haar iraaij veriland tot eeré
ïïrekt.
Nademaal het dan' al te baarblijkelijk is, dat
zij mij geen agtinge kan toedraagen; en nademaaU
gelijk ik eens van de voortrefFeliijke JuiFer ClarilTa
Harlowe te regt hebbe hooren aanmerkendat de
Liefde geen hartiÏogt is die van onzen wil afhangt;
zoude het dan niet onedelmoedig zijn de waar-
de Dogter te onderwerpen aan het misnoegen van
eene Moeder, die haar met regt zo zeer bemint ^
ien u aaii moeijelijkheid ^ Madam , ttrwijl gij zo
goed zijt van ten ïïiijnen vóordeele hiede te wer-
ken ? En waarom , al waare ik verzekei'd van ein-
delijk , door middel Van uwe genegene welge-.
zindheid voor mij, te zullen ilaagen zoude ik
wenfchen om de meeft Beminde mijner ziele on-
gelukkig te maaken; nademaal ons geluk weder-
iïjd^
Τ '
i' i
i: i I
s- I
ί i
Iii
ρ
ί < 'l
téÊM
•IST
'i
JüFFEi- CLARÏSSA I lARLOWE. 207
Éijds ^ öf eene elende voor het gantfche leeven he*^
gevolg Voor beide zijn moet?
Mijne hartlijkfte zégenwenfcheri zullen de
waarde j de akoos-dierbaare Lady ten allen tijde
bijblijven! Haar Huv/elijk moge gelulikig zijn !
Het moet zo zijn ^ . indien zij den man trouwe,
welken zij met haaré Liefde kan vereeren; Eg-
ter moet ik zeggen, dat wie ook die gelukkige,
die driewerf-gelukkige man zijn moge ^ hij haar
nooit beminnen kan met eene hiirtftogt, .die, vuu-
riger en opregter zij dan de mijne. '.
Ontvang , v^aarde Madam, mijne erkentelijk^
ile dankbetuigingen voor een guniibewijs , hetwelk
de eenige fteun geweeil is van mijne vrijmoedig-
heid in het aanzoek, 't welk ik, als ten uiterileii
hoopeloos, genoodzaakt ben te ilaaken. Eeii
gunilbewiis, waarop ik (eil niet op mijne eigene
verdienten} volkoomelijk vertrouwde ; dog het-
\velk , ik vinde , dat mij niets kan baaten. Τοέ
het laatile uur mijns leevens, zal het mij een ver-
maak zijn te gedenken , dat' waare uwe gunil^
tl-
}
L
uwe .aanprijZmge, van genoegzaam gewigt
weeft om te overwinnen hetgeen een onverwinne-
lijke Afkeer fchijnt te zijn, ik de gelukkiglle niaii
20U zijn geweefl: ter wereld. ^ ^
I-k ben , waarde Madam , met onfchenbaa-
ren eerbied,
Uwe altoos't'erpUgte^ getrouwe^ en nedé-
.. . nge Dienaary
ge-
J \
i -
■rS
%
KaREL· Hickman^
XXIL
i
s .
1
-ocr page 210-• DE HISTORIE van
fufr, Howe, aan Karel Hickman^
Ilv kan niet anders zeggen , mijn Hr. Hick-
inan of gij hebt reden van niet wel voldaen td
zijn —^— van te onvreeden te zijn-van
rnisnoegd te zijn —-r op Naatje ■—— Maar^
op mijn ivobrd; Maar zeker '·- Wat zal ik
zeggen ? ---Dit wil ik evenwel zeggen, dat
gij goede joiyge beeren onze Sexe in 't geheel niet
jkent; 2al ik te verilaen gceven --— Maar-
waarom zóiide ik ? En egter wil ik zeggen, Dat
zo Naatje u over 't geheel niet wel gezind waare,
zij te edelmoedig is. om u zo. vrij te behandelen
als ze doet. —^ Denkt gij niet , dat zij couragië
genoeg liéfeft bm mij te yerilaen tegeeven . Dat zij
u in 't geheel niet zien wilde, en weigerpn om u
ooit te zien, daar zij iveet om vifelke reden gij
koomt,, zo zij niet iets in haar hoofd had dat ü
gunffig is? ——— Foeij! dat ik gedwongen ben
om zo veel in gefchrift te zeggen, daar ik het' it
van ter zijden wel twintig en tvvintigmäalen bij
monde hebbe tè kennen gegevèii.
l
..y
m-
I
t
Ψ
Maar indien gij zd dnverfchillig zijt, mijn
jtlr. Hickinan-— Indien gij denkt, dat gij
i
haai' verlaaten kunt om haare dertelé poètfèii
Xii^
-ocr page 211-Indien w/y;?^ medewefkiuge ten uwen voordcele
- Wel, mijn Hr. Hickman, ik moet u zeg-
gen , dat mijne Naatje wel waardig is, dat meri
'er wat van verdraage. . Zo zij wat brooddronken·
is ,— ' wat is. daar de oorzaak vant --
ïs het;,η iet haare Geeßigheid? Laat ik u zeggen,
raijn Heer, dat gij, het gemak ^n'iet kmit hebben^
zonder het ongemak, het voordeel zonder het na-
.deel. Wat handwei'ksman· heeft niet gaarii eéil
Icherpe beitel om mede te werken ? Maar is'er
niet ineer gevaar van een fcherpe beitel, als vaii
een'ftompe? En wat handwerksman zal, ebn iclier-
pe beitel weggooijen, om dat hij daarmede zijne
vingers mögt bczeeren? Geeiligheid kan mön met
een feherpe beicel vergelijken. Menig en menigf
inaalen ben ik genoodzaakt geweeil om te glim-
lachen over haare vinnige draaijen tegen mij; over
welke ik haar wel zou hebben kunnen kloppen.
En, eijlieve, .verdraage ik al niet veel van haar?
—— En waarom ? Om dat ik- haar liefhebbe.
En wenfcht gij niet, dat ik van uwe Liefde vooir
haar oordeelde naar mijne eigene ? En zoudt gi|./
haar niet willen verdraagen? —- Bemint gij
iiaar (fchoon al met eene andere zoort van Liefde)
niet zp veel als ik? Ik verzekere u^ mijn Heer,
zo ik dagt dat gij het niet deedt - Wel,
Ihet fchijnt duidelijk te blijken, dat gij 't niet doet!
.—— Én blijkt dat duidelijk ? - Wel, dan
moet gij doen ^ dat u beft dunkt.
Mee regt mögt de waardij van uwe hartilogc
in twijffel getrokken worden , zegt gij , zo gij ^ '
gelijk de Hr. Solmes-- Wisjewasjes! -
^Wel, gij zoekt zo maar wat te vitteOj dunkt mijj
iL jÖeel, ' Ö
·ί|
ï
«I
I
Λ
mmß
Heeft Naatje u zo ronduh afgeflagén s
-ι >
■. \ ί]
14
V
> ·
I,
Λ ,
ρ.
R'
Juffer Klaartje Harlowe den Hr. Solmes afgeflaglil
heeft? —— Heeft Naatje eenigen man meer lief
dan 11 i fchoon zij u zo veel Liefde niet moge be-
Éoonen als gij wel wenfcht? -Zo zij'datdeed j
moet ik u zeggen, dat zij het ons allen wel zou
hebben doen hooren; ^ Wat voor ijdele ver-
gelijkingen dan! ■
Maar mogelijk zijt gij hdt werk moéi Mo^
gelijk'hebt gij eene andere gezien - Mogelijk
zoudt gij wel met Matreffen willen ruilen tegert
dien lugtigen Schobbejak den Hr. Lovelace. Mo-
gelijk ook, dat Naaqe^ in zulken geval, niet droe-
vig zou zijn dat zij van Minnaar vcrwiflelde --
De regi verwondercnswaardlge Juffer Clariiïa
Harlowe! En de voor treffelijke Juffer ClariiTa
Harlowe! -— Wel verbaasd! -Maar
draag zorg, mijn Hr. Hickman, dat gij geene
Juffrouw, die 'er leeft, zij mag zo verwondercns-
waardig en voortreffelijk weezen als zij wil, ooit
prijil: boven uwe eigene matres. Geen welleevend
jnan , zekerlijk , zal dat doen. En draag ook
2org, dat gij haar of mij niet doet denken, dat
iiw toorn u ernil is —^^- Schoon het zelf mo-^
gelijk maar enkel toorn zij —-Om duizend
ponden wonde ik niet, dat Naatje wifl: dat gij zo
ligt van haar kunt affcheiden , zo gij die Liefdé
voor haar hebt, die gij verklaart te hebben. Pas
wel op , zo gij geen volftrekt vafl: beiluit hebt,
dat gij den inlioud van deezen uwen Ërief uw eir'
gen hart, om zo te fpreeken, zelf niet jCens irilui-
iterc.
Haare behandelinge van u, z^gt'gij, ilreke
%ïó
■·'■· iïi·
. ••" • ν iiJ
ü'i (
R: „i
ι i
Γί·'·» 'ii '
: „ 'iii
Ä· ί
Juffer CLARISSA HARLOWË. iik .
piet tot cere aan haare öpvoedinge nog.fraaij Ver-
band. Dat is op den man aan, waarlijk! Niette-
min, ik zegge ook zo. Maar heeft zij daar niec
meer oneere van, als gij? ïk kan u verzekeren^
dat iedereen haar daarover laakt. En ïvaaroiu
laaken zij haar ? —— Waarom ? Öm dat zij
denken, dat gij beter behandelinge van haar ver^'
'dient: En ftirekt ^t u niet tot eere? Wie is 'ec
dog„ die geen niedelijden heeft met w, en haar
niet laakt? Bejegenen u de dienilbooden; die;
gelijk gij aanmerkt., haai-e trotze grillen zienj
daarom te min 'eerbiedig? Gèeven zij, op zulke
tijden, niet met hun gezigt te kennen ^ dat zij, met
u begaen zijn? Zijn zij dan niet dubbel gedienftig
in hun eerbewijs en dienfl: jegens u? — Ik hebbe
met pleifier gemerkt, dat het zo isi
Maar gij ijzijt bevreesd dat gij voor gedwee
geagt zult worden, miiTchien, als gij getrouw4
zijt^ Dat gij niet managüg gehodg zult geagc
worden, verzekere ik'ii! —---Én deeze vree-
Ze had ook de arme Hr. Howe. En God weet^
dat deeze heerfchaplijke vreeze ons beiden me-
nig een iloot gek oft heeft ! ---.Veel meer
dan noodigwas, ben ik wel verzekerd: --
En meer dan het behoorde gebeurd te zijn, had
iiij geWeeten van äraagen en verdraagén; gelijk
de pligt is van den geenen die voorgeeven meeil
.verftand te hebben — En, eij lieve, wie zoudt
gij dog willen dat het jiieèft vérftand had, de
.vrouw of de iilan? ....... .
(te»
m
*
1
Wel nu; niijn Heer, voor het overige, zo
gij Annatje weezenlijk zo bemint, als gij zegt dat
gij doét? I .1 Wel, ik laate dat aan u. Gij
Ö ä
ÈÊÊIk
künt, zo het u belieft, morgen ogtend bij mij óp
het ontbijt lioomen. Dog met geen vol gemoed^
óf verftoord gezigt , raade ik u; ten zij gij het zö
bars Jamt uithouden. Dat hebbe ik , als ik 'er
toe götergd wierd , meni,G;maalcn met mijn Man
gedaen; maar bij mijtïe Dogter ,-^οη ik'er nooit
iets mede : Veel min hebt gij dat re wagten.'
. Waarvan 't mij goeddagt u, ter uwer waarneemin*
ge V te onderrigten. Gelijk ik ben - '
' - . Uwe Vriendin y
'' -uT ·:) ■■· .
Annabell· α Howe^'
t ^ -r· J
i-i·^ * \λ J. : \ J ii. -y i
■ U
....'»,.■_· ^ JCiiji».* J Ji. ■
ί -■, - . „
α.;
ï * <"<
■ ν j : ,1 , . ■
Μ
1
'^ufer Howe, am Juf er Claris sa Har-
Nu Zvi! ik iTWGfi laatÜen, aangenaamen ftog
'eens in aaiiiiicrkinge neemen. ■ Dog daar ik zo
verre bij u ten agteren ben, moet ik maar kört
üijn. t i'
Wat, in dc eerile plaatze , uwe beilraffin-
gen belangt, dus zal ik mij van dat gèdeelte van
mijn onderwerp afmaaken.- Is her wel waar-
fchijnelijk, dunkt u, dat ik vermijden zoude van
dezelve nu en dan eens, bij gelegenheid , te ver-
dienen 5 daar ik mij verwgndere-over dc manier^
ς · - i pg
ijJ
Α,ί Λ
■i.
-ocr page 215-ÏDp welke gij mij uwe beilraffingen geeft", en η
daarom te meer beminne? En daar gij zo wel ge-
regiigd zijt om ze te geeven? Want wat gebre-
ken , is het mogelijk, dat gij kmit hebben, ten zij
iiwe nabeftaenden zo goed zijn, om een w.einig
voor u te vinden, op dat zij te minder zig fchaa-
men mogen over hmine menigvuldige ? -------
Dog hierin zijn zij zo goed jegens mijy als jegens
n; want ik diirve wel Hellen, Datiedevcen^ die
Brieven leeze, en zegge» dat p-ij gelijk hebt,
mij op het leezen van de mijne niet zal veroor-
deelen als gehed cn al ongelijk hebbende.
Uw beiluit om iiws Vaders huis niet te ver-
laaten, is goed- als gij daarin kunt blijveiv,
en onrgaen van Solmes Vrouw te worden.
Ik agte, dat gij Solmes Brief beantwoordet,
gelijk ik dien beantwoord zoude hebben. — Wik
gij mij, en uzelve tevens geen pluimetje geeven,-,
met te zeggen, dat Da$ regt was?
Gij hebt, in uwe Brieven aan uwen Ooni, cn
de overige, alles gedaen wat gij behoort te doen.
Gij zijt ten eenenmaale onichuldigaan het gevolg,
wat 'er ook van koomen moge: Aan te bieden,
om u Goed af te ftaen ! - Dat zoude ik niet
gedaen hebben! Gij zietdat deeze aiinb'iedinge
hen deed wankelen: Zij namen tijd om dezelve re
overweegen, Zij deeden raijnj hart trillen doqr
den tijd, dien zij namen. Ik v/as bevreesd dat zij
u op uw woord gevat zouden hebben: En dit dur-
ve ik zeggen dat gefchiedzou zijn, waare het niet
ichaamceshalven , en uit vreeze voor Lovelace.
Gij zijt te edel voor hen. Dit, zegge ik nogmaal,
js een^ aanbiedinge, die ik niet gedaen zou heb-
i-
I ·;
I I
»
y
ben. Mag ik u fmeeken, mijne waarde, breng
iien'dog nooic weder in die verzoekinge.
Ik bekenne u róndlijk, dat hunne bejegenin-
'ge van u daarop, en Lovelaces Verfchillende be-
handelinge van u in zijnen Brief terzelver tijd
ontvangen, mij de zijne gemaakt zouden hebben,
onherroepelijk. De droes haal den man , zou ik
haail gezegd hebben , dat hij zo veel zorg niet
heeft gedragen voor zijn charaiter en zeden, dat
dezelve zulk een ilap in eene CLARISSA, onder,
dusdanige vervolginge, volkoomelijk zou gebillijkt
hebben.
Ik verwondere mij niet, dat gij eene bijeen-
koomft met hem beftèmdet. Mogelijk zal ik daad-
lijk nog eenig deel van dit onderwerp aanroeren,
Eij — Eij — Ik bidde u nu, mijne waardilc
vriendin, dat gij uwe Lijs Barnes eens maakt aan
mij te zenden! —Strekt de Coventry-Ordon-
iiantie * zig ook uit tot vrouwen, dat gij weet?i
i·-- Het minß^ dat ik doen'wil,| zal zijn, dat ik
iiaar wel ingezouten en door ons diepfte paarde-
(4) Zie bl. 158-165.^
* The Coventry A£l. Hiervan hebbe ik dit berigt gckree-
gen: Dat het eenc Ordonnantie is van het Parlement, onder
Karei II. gemaakt; waarbij de doodilrafFe gcfteld wordt op
ieder , welke iemand aantaft met oogmerk om hem ce ver-
minken, te kwetsen, of te fchenden; cn die nog in häare
volle kragt is.^ Hergeen'gelegenheid tot decze Wet gaf, en
Tvaatvan zij den naam draagt, was dat een Joht Coventry t
Lid van het Parlement, in hetzelve had vo9^gefl?.gen, om
cene belaftingc le leggen op de Comediantcn j onder welke
■éene van des Konings Matrcilcn was: Hetwelk bij het Hof
20 kwaalijk wierdopgenomen, dat de Hertog van iMonmouth
.eenige ftraatfchenders op dien Heer afzond, die hetn in han-
den krijgende, op eenc affchuvveüjke wijze met vcelc fncedcn
li« aangezigt kwetilen cn fchoudcn, Vert,
4·'
Μ
ί
\ί·
• ,
Μ
lifl ,
& ■
llfi·' -
hl "
if; '
li
Ί
1
•»5
,i ■
-ocr page 217-ί ι
} ;
Juffer CLARISSA· HAl^OWE.
y^d geileept naar huis zende, Ik wil wel beloo-
ven, zo ik haar hier krijge, dat zij den veijaardag
j(iaarer verloifinge, zo lang zij leeft, zal vieren.
Ik verwondere mij niet over I^ovelaces bare
antwoord, gelijk het weezenlijk bars is Qa}. Zo
hij u naar behooren bemint, moell hij zeer gcme;-
lijk zijn over het miflukken van eene zo groote
hoope. D,e man raoeft een verfoeijelijke yeinzaarr
geweeft zijn, dunkt mij, zp. hij zijne gemelijkheid
niet getoond had. Uwe yerwagtinge van zulk ee-
i-^e Chriftelijke gelijkmoedigheid in hem , bijzon-
derlijk daar hem eene zaak van. deeze nacuure mis-
lukte , koomt bijkans wei eene halve eeuv^r tp
vroeg Jn eenen man van zijne, geileldheid. Dog
niettemin is het 'er wel verre van daan, dat ik u
misprijzen zoude over uwe veriloordheid.
Ik zal heel ongeduldig zijn om te vernee men .,
hoe deeze zaak tufichen u en hem, zal ailoQpen.
Zo onlangs nog maar een fleenen
lüg ύήτπβη. machen u, en nu zulke her gen J —r
Èn gij denkt het uit te houden ? -—τ^ Het kan
Gij ziet, zegt gij. dat de,bezadigdheid, die
hij in zijnen voorgaenden, Brief toonde, hem ni^t
natuureUjk eigen was. En dagt gij tCsVooren,.
dat het zo was ? Snoode bekruipers en vleijers!
Trouwens als de gelegenheid hun dient , al zo
ftoute indringcEs! -^-r- Deeze iïÏQkman zelf,
twijffeie ik niet, zou, als hij durfde, alzo bars.
zijn als uw Lpvelace. Hij heeft niet half de trot-
ze ftpiumoedigheid van den anderen, en kan zijne
hoorns beter verbergendat is,'t al. Maar als hij
O 4 ro^ar
H'
I
::7 /
■-...ii '
' i.
-ocr page 218-^Ϊδ De HrSTORIE va»
maar de magt heeft, maak 'er ftaac op, zal hij ie^.
mand ai zo dapper (looien als de ander.
Zo ik mij ooit laate ο verreeden om hem te.
neemen, zal ik oppaflen hoe de onderdaanige
Minnaar hem allengskens afgaef^ en hoe de gé-
biedende Man aankoomt; in \ kort, hoe hij
klimt, en hoe ik dacile, in het huwelijlis-rad, om
nooit mijne bemt weder ïe krijgen, dan bij vlaa-
gen en fluiten, gelijk de zwakke worilelingen van
eenen zinkenden Staat voor haure ftervende Vrij-
heid.
Alle mannen van een goeden ίηΐψκβ zijn
driftige zegt de Hr. Lovelace. Ecne aarcige ver-
Ichooninge bij een bemind voorwerp, die nog in
het vol bezit van haare magt is! Met is zo veel als
te zeggen, „ Hoe hoog' ik u ook waardeere,
3, Mad^am, wil ik geen moeite neemen om mijnp
3, driften'ter uwer believinge te bedwingen. „ ~
Mij dunkt, ik zou zulk eene vcrfchooninge voor
een goed inborft als deeze wel gaarn eens van den
lir. Hickman willen hooren.
Inderdaad, wij zijn al te gereed om infchik-
kelijkheid te gebruiken omtrent zodanige geilel-
ïen, welke eéne vroege toegeevendheid onbeteu-
gelbaar gemaakt heeft; en die derhalven eene heb-
belijkheid van kwaad gekreegen hebben. ,Maar
indien men van zulk een oploopend geftel, als'
her nog onderhoorig is, zo veel heeft in te fchik-
ken, wat zal het dan niet verwagten, als de hek-
ken eens verhangen zijn ? Gij kent een Man, wel-
ken ik mij verbeelde dat zómmige van dedze vroe-
ge infchikkelijkheden Ipeweezeii zijn: Eii^^Jziec
^«■
dS
ί
■
Φ ,
fi
te!'
ΪΨ^'
liiiii
is^' . 1
Joffer CLARISSA ÏIARLOWE. ti ^'
4at nog hijzelve, nog iemand anders, dieswegens
£e gelukkiger is.
De overeenkoomfl; van aart in twee peffoo-
nen, die te zanien ftaen gepaard te worden, is
«ene groote zaak : En nogthans behoorden'er vafte
paaien tuilchen hen geileld te worden, welke geen
van · beide mögt te buiten gaen: en elk behoorde
de ander daar binnen te houden : of daar zou aan
beide kanten waarfchijnelijk inbreuk koomen. Om
mijne flellinge op te helderen met een zeer groots,
en met een meer manlijk (gelijk zommige zouden
denken) dan vrouwelijk voorbeeld -- Zo de
grenspaalen der Drie Magcen, welke de Eenig-
heid van onzen Burgerilaac uitmaaken , niet be-
kend waaren , en bij gelegenheid -gehandhaafd
wierden, wat zou van de Voorregten en Vrijdom-
men van ieder worden ? De twee takken der Wet-
geevende Magt zouden op elkandercn inbreeken^
en de Uitvoerende Magt zou ze beide inilokken.
Dog zo twee perfoonen van veriland, zuic
gij zeggen, te zaïnen koomen-
Eij, mijn lief, dat is waar: Maar indien gee-
ne dan perfoonen van veriland zouden trouwen —
En *zou het u niet vreemd voorkoomen zo ik
ging beweeren, dat perfoonen van veriland ge-
meenlijk ongehuwd zijn ? - Zulke peribonen
'gebeurt het ligt dat te veel overlegs gebruiken,
om te befluiten. ——— Hebben gij en ik den lof
niet van zodanige te zijn? -- Ën zou eene van
ons beide wel willen trouwen, zo de venten, en
onze vrienden, ons met vreede wilden laaten?
Maar tot het voorige iluk; — Mad Love-
lace den vrijer bij mij gemaakt (ten zij ik trouwens
ê
O i-
Ä
ir
Mi
> I
( a
. » -
^jsL·
f. f
"φ/
II
-ocr page 220-met een meer dan conditioneel behaagen Jegens·
hem waare ingenomen) ik zoude hem, bij het eer^
fte drifiig Haakje van zijnen goeden inbonß, ge-
lijk hij hec noemt, verbooden hebben mij ooit
meer te zien: „ Gij moet, eerzaame vriend, mögt
ik gezegd hebben [zo ik mij vernederd had om
hem iets te zeggen] wel honderdmaal meer dan
Dit van mij verdraagen: «—- Ga derhalven
heen! -Ik dulde geen hartilogten, welke
5>
5?
37
5J
37
57
Mi
Êi
li
4·
«1.
tHi
Ε
Die overheerfchen, die gij tot mij hebt voorge-
wend. fi
Dog voor eene van uwen milden en zagten
iiart zou het eveneens zijn, zo gij getrouwd waart,
pf uw Man een Lovelace of een Hickman van
moed waare. —— Gij hebt de beginzels van ge-
hoorzaamheid zo ingezoogen, dat gij een zagtzin-
nig man miiTchien zoudt hebben beduid, dat hijj
niet moeil verzoeken, maar gebieden; en dat hec
beneden hem waare die gehoorzaamheid niet van
u te vorderen, welker gelofte gij hem zo plegtig-
lijk voor het Altaar gedaen hadt.- ik kennè
„van ouds, mijne waarde, uw gedwee ontzag voor
dat beuzelagtig deel der trouw-gelofte, hetwelk
de een of ander Voórregt-kraamer in het formulier
heeft ingeflanft, om een pligs re maaken van het
geen hij wiii: dat geen regi was.
De ivijze van ons op te voeden, zegt gij,
doet ons de bejcherminge der dapperen van noo-
den hebben. Zo is het zeker: En hoe ten uiter-
ften dapper en ftoutmoedig is het, dat deeze dap-
pere man ons wil bevrijden van alle ongelijken,
behalven die welke ons meeil ter harte gaen; dat
iis te Jeggen, Zijne eigene/!
üÉiMiÉÉÜ
-ocr page 221-•m-
JpFFE^ CLARISSA HARLOWE. zï^
Hoe looflijk heeft Loyelace, in het uitcrekzel,
hetwelk gij mij van eenen zijner Brieven geeft,
uw getij weeten te kavelen! Edelmoedige geeßen
haaien dwang ! --- Hij is zekerlijk een veel
diepgrondiger fchepzel, dan wij eens van heiii
dagten. Hij weet, gelijk gij te kennen geeft, dac
zijne wilde poetfen niet kunnen verborgen zijn; en
dus bekent hij daarvan juiil: zo veel als genoeg is ,
om eeftige nieuwe te bepleifteren (als 'i welk li
leert daarover niet vi'eemd op te hooren) welke u
ter ooren mogten koomen ; en dan is hij, voor-/
waar, hoe ichuldig ook, wel een zeer man ;
en geenzins een veinzaan: Een charaéler, dat
iiet haatelijkfl: van allen" is, woor onze. Sexe^ in ee-
hen Minnaar, en het' minil: te vergèeven, al waa-
re het alleen oni dat het ons, als wij het ontdek-
ken , doet twiji^len aan de regtmaatigheid dier
^loftuitingen , welke wij gaarn gelooven, dat wij
van hem geagt worden te verdienen.
Door middel van deeze onderilelck opregh
heid·^ behaalt Lovelace lof, in plaatze van ecne
verdiende blaam; en, gelijk een biegteling die
abfolutie ontvangt, doet hij van tijd tot tijd de ee-
ne rekeningeaf, om de andere te beginnen: Want
een oog ^t welk hem gunftig is, zal zijne gebreken
door geen vergroot-glas zien; en eene vrouw, ge-
negen om het heße te boopen^ zal niet nalaacen
al datgeen aan kwaadwilligheid en vooroordeel re
wijten , 't welk maar de liefde op die rekeninge
Hellen kan. En zo ze zelf geldof flae aan zodani-
ge ongunftige betigtingen, die te oogenfchijnelijk
zijn om in twijffel te trekken, zal zij zeer ligtlijk
de hoope op het toekoomende te huipe necmen^
η
I ' I
ï I
iffl
7
-ocr page 222-'220 ·' DE HISTORIE VAN
welke hi] haar inprent, en met welke in twy¥el te
trekken zij haar eigen vermogen, en miiTchien v^r-
dienße zon in twijffel trekken: En dus zou cene
vrouw wel genegen kunnen zijn om eene geringe^
en zelf ingebeelde verdiende ter vergoedingé van
de krijtendße ondeugd aan te neemen.
Ik hebbe reden, eene nieuwe reden, om dus
te rpreeken over eenen texf, dien gij mij hebt op.-
gegeven. Dog ik zal mij niet verder uitlaaten,
voor dat ik beter onderrigt ben. Indien het zo
uitkoome, gelijk ik daarvan het ergil vermoede,
dan is de man, mijne waarde, een duivel; en gij
rv i
Ik betuige dat iJc
rtp' i
ρ
1
ïll '
til i
.1: S
moogt liever denken om
haail gezegd zou hebben , om Solmes dan om
liem.
Dog dit zij za het wil, zal ik u eens vertel-
len, hoe hij, na alle zijne misdaaden, weder bij
11 in gunil zal inkruipen?
Dat wil ik eens doen. Dus dan: Het is inaar
te doen met zigzelven het charaBer van een goed
inhorß toe te eigenen: En dit toegeflaen zijnde,
zal de fout van driftige baldaadigheid uitwiiTchen:
En dus zal hij niet anders hebben te doen, dan u
deeze uure aan eene baldaadige behaftdelinge te
gewennen, en de volgende, u te beweegen om
hem op zijne fehuld-bekentenis het te vergeeven:
Waarvan het gevolg moet zijn, dat hij door dit
plaagen 'alle uwe verftoordheid zal verbrijzelen:
En dart zal een weinig meer baldaadigheid, en
een weinig minder fehuld-bekentenis, van zijnen
kant, doorgaen, tot dat men niet anders dan de
cerße , en geen zier van de tweede befpeure;
Dan zult gij vreezen eenen zo baldaadigen gceil te '
' . ter-
JS-
k
'i;
é
-ocr page 223-wmm
teVgaU en'zulc eindelijk zo verre gebragt worden
om het laag woord GEHOORZAAMEN, zo
aar tig20 ondeifcheldenlijk uk te i^YQok^n i dar,
liet een ΙιιίΙ zal zijn om u te hooren. Het Blus^y
covitifch Wijf neemt dan de plaatze in van dé eer-;
b.ledlgUjk behandelde Matres. ---— En zo gij
ίΐαη deezen loop der zaaken twijffek, wees zo.
goed, mijne waarde, en neem het oordeel van u·
we Moeder daarover een:> in, i
Dog hiervan nu niet meen,; Uw toeftand is,
re hachelijk geworden , dan dat hij mij toelaate
mij met deeze zoort van onderv/erpen op te hou-
den. En deeze is nog maar eene gemaakte Lug*^
tigheid in mij. Mijn hart ^ gelijk ik te vooren al
gezegd hebbe , neemt opregtlijk deel in alle uwe
wederwaardigheden. Mijn zonne-fchijti ftraalc
maar door eene regenagtige wolk. Mijn oog j zo
gij het zagt, als het u zo tintelend^ toefehijnt, ge-
lijk gij in eenen voorgaenden melddet, is meer
dan g-efeed om over te vloeijen, zelf miflTchien bij
die paiFagies ^ om welke gij mij betigt met ecue
gantfch ïuftige verheuginge. .
Maar nu, de ongehoorde wreedheid en ver-
keerdheid van zommige uwer Vrienden \_Nahe'
flaeiiden, moefl: ik zeggen-- Hoe brabbele ik
altijd zo !] de alzo wonderbaare onverzettelijkheid
van andere; uwe tegenwoordige oneenigheid mee
Lovelace; en uwe nabij zijnde Bijeenkoomil met
Solmes, waarvoor gij met regt grootlijks bedugc
zijt; zijn zulke aanmerkelijke omilandigheden iii
uwe gefchledcnis, dat het betaamt dat zij alle mij'
ne aandagc naar zig trekken.
Gij vraagt mij j hoe ik u zou ragden u te ge?
dvaa-
' I
• 1
) )
Μ
- ί
ί J
» _ · f ^
'draageif bij het bezoek van Solmes. Dat kan ife
met, al hing 'er mijn léeven aan. Ik weete weli
dat zij daarvan groote verwagcinge hebben: An-
ders zoudt gij uw vierre üicgeftelden dag niet ihge-'
willigd gekreegèn hebben. Alles wat ik zeggeii
zal is j Dat zo het 'er nu niet voor Solmes kati
worden doorgehaald, nu Lovelace u zo veel aan-
ftoot heeft gegeven, het dan nooit zal gefchieden.
' Als de Bijeenköomft voorbij is, twijffele ik niet^
of ik zal reden hebben om te zeggen, dat Alles
»wat gij deedt. Alles Wat gij zeidet, regt was, eri
niet beter zijn konde : Nogthans; indien ik zo niet
denke; zal ik zo niet zeggen; dat beloove ik ü.
Alleen moet -ik u raaden oin u-moedig aan tö
ilellen, zelf tegen .uwen Oom, zo de gelegenheid
het medebrengt; Toon u geraakt over de fnoo-
de en dwaaze behandelinge die u bejegent; waar-
in hij zijn deel zo ruim gehad heeft, en doe 'ei
hem befchaamd over ftaen, zo gij kunt; > .
Mij nader bedenkende^ weete ik niet, of
deeze Bijeenkoomft niet éene goede zaak voor u
zou kunnen zijn, met welken >oogmerk zij ook
worde aangelegd. Want als Solmes ziet (indien
dat zo ftaet te gebeuren) dat het oninogelijk
voor hem is om iets op u te winnen ; en uwé
nabeilaenden het ook zien; moet de een, dunkt
bij wel afhouden , en de andere tot een ver-
drag met u koomen , op voorwaarden, welke u^
/ naar mijn gevoelen, hard genoeg zullen zijn onï
in te willigen ; wanneer men ü v^n de nog har-
der ontheft heefté , ,.....
Daar zijn verfcheidene paiïagies in uwe laat-
ile Brieven, 20 wel als in uwe vdoiige ^ welke
i I
m '1
Ü ' ■
Α ,
i
■J ■ .t
S
/
' ft .
3 i f k
! i
fF . ,
• I' '
Ifl;
».-'IkI
j
Η '
Η
BSiä^MSi
^ κ 'V.
4 -
-ocr page 225-Juffer CLARÏSSA HARLOWE.
tm] grond geeven tot Dit mijn zeggen. Dog hec
zou ontijdig zijn , dit onderwerp nu juift verder
te roeren.
Dog alles nagaende, is mijn geduld ten ein-
de , daar ik u dus het fpeeltuig gemaakt zie van
uws Broeders en Zufters wreedhéid: Want welke
kan dog , na zo veel ßandvafllghetd van uwen
kant , in zo menigvuldige beproevingen , hunne
hoope zijn ? Ten zij het inderdaad zij om u tot
een uiterße te drijven^ en u tefi eenenmaal dem.
doodßeek te geeven ten aanzien van het goed ge*
voelen van uwe Oomen zo wel^ ah van uvüeii
Vader.
Ik vermaane u óp het allerkragtigfte, om al-
le de Brieven en Papieren, die gij niet wilt heb-
ben dat zij zien\ buiten hun bereik te zenden. Mij
dunkt, ik zou ook gaarn hebben, dat gij insge-
lijks een pak kleederen , linnen , en diergelijke j
ter bewuile plaatze wegleidet, voor uwe Bijeen-
koomil: met Solmes; of gij naderhand daartoe geen
gelegenheid mögt hébben. Robert zal het op de
eerile ordre, bij dag of bij nagt, daarvandaan
haaien.
hoope dat ik van mijne Moeder verlof zal
Verkrijgen, zo zaaken tot het uitérile loópen,,
om u bij ons te mogen verfchuilen.
Ik zal bélooven goedaartig, en zelf vriend*
lijk' te zijn jegens HAAREN gimftling, indien
zij mij eene toegeevendheid wil betoonen, waar-
door ik der MIJNE zal van dienfl: kunnen zijn,
Deeze wederzijdfche voorwaarden hebbe ik
al eenigen tijd lang in mijn hoofd gehad. Maar
daar uwe 20xcc Qqïïi mijn? Moe^^i WOiiderlijfc
Γ ΐ
^ 'de historie van
vaft aan· hunne oogmerken ve^knogt heeft, kaïl
}k niet belooven, dat ik naar mijn wenfch flaa-
gen zal.
Wanhoop, evenwel, niet volilrektlijk. , Wac
nood, of al,.de ftrijd'tuiTchen Vrouw en Vroum
zal zijn ? Ik verbeelde mij, dat ik in ftaat zal zijii
om dien, met behulp van een weinig vrouwelijk
talmen èn aanhouden , tot een goed einde té
ilieren. Uwe oneenigheid met Lovelace, zo die
blijft duurén , ial mij onderileunen. En de aan-
biedingen, die, gij deedt in uw Antwoord op uws
Ooms Harlowe^s' Brief van laatftleeden Zondag-
avond , behoorelljk in aanmerktnge genomem
zijnde^ nioeten mijne re denen j,kragt bijzetten.
f ik verlaate mij op uwe vergiffenis van alle de
miffchien ontijdige fnateringen van uwe van na-
tuure al te leevéndige, fghoon'gantfch opregtlijk
medelijdende ^
0;
: y,· ■ ■ - 'i
f _ 1 -.,
^tifer Clarissa Harlowe , aan Juffef
Ii ,
ί
i^! I
,/ί · Ι·
howe. !
! ■ f
'1. .
Zeer vriendlijk hebt gij reden gegeven van
iw ililzwijgen. Ongelukkige lieden zijn altoos
twijiïeUiioedig.^ Zij zijn al cc gereed om zelf on;
U
mi
msm
Juffer CLARISSA HÄRLOWE. U j^
yermijdclijke toevallen te veranderen in onagtzaani^
Jieden. en verzuiraeniiTt n; bijzonderlijk in dengee-
nen, welker gunilig gevoelen zij wenfchen te be··
houden. .. .. ' . . . . .
ί Ik ben verzekerd^ dat ik altpos mijne Anna
Howe behoore uit te zonderen.van de mogelijk^
beid ^ dat zij eené zoil. kunneil worden van die
geenen die zig alleen in den Zonnefchijn eener.
yriendinne bakeren:Dog niettemin is haare vriend-
fchap, mij te waardig, dati dat. ik niet zou twijiFer
Icn ,aän mijne eigene verdienilen van den eencii
kant, en van den anderen^ niet voor derzelver
behoudenis bekommerd zijn.
Gij. geeft mij zo edelmoediglijk vrijheid om
X\ te berispen, dat ik.befchroorad ben om dezelve
te gebraiken, dewijl ik eer mijn eigen oordeel.zoU
mogen miitrouwen, dan dat van eene geliefde
vriendin , welker opregtheid ïn eene a(ingetijgd&
dwaalinge te erkennen, haar boven het bedrijven
yan eene fchijnt te verheffen* - Dit.
maakt mij half-bevreesd om u te vraagen I
Of u dunkt, dat gij niet al te wreed, of zal iÈ
het noemen, al te onedelmoedig? zijt in.uw ge-
drag jegens eenenman^ die.u zo dier bemint, en
die zulk een braaf en zulk een opregt man isi ^
Waare het niet van ü, ik· zou mij fchaa-
nen overwonnen te worden in die, waare.groot-
moedigheid , welke ons. dankbaar maakt,voor de
wonden door eene waare vriendin toegebragt. Ik!
geloove, dat ik mij aan eene haailigheid had fchuldig
gemaaktv, welke niets dan mijn ongemaklijke toe-
ftand kan yerfchoonen; zo die zulks doen Ican.
ik fchropme bijna u te verzoeken,^cn dit doe ik:
Ji.DeéI. Ρ eg:
116 De HISTORIE van
ègter bij berfeaalinge , dat gij dien bekoorelljkeit
gceit, zo "dikwijls hij onder het fchrijven opkoomc,
eten mimen teugel viert, welke mij toeladic, en
egcer mijne fout tot in het leeven tfeft. Welk
, lijder zou dog vreezen voor het tentijzer in eenö
zo zagte hand? —--—- Ik fchroome bijna, zeg-»
ge ik, u te fmeekèn om denzelven bot te vieren^
uic vreeze dat gij, om die reden zelf^ hem zoude
incoomen. Want ligt verlieft hij zijne fcherpte^
zo bij het onderwerp zijner boerterije 'niet een
weinig doe fchoppen. Een toegefläen of verzogi
Hekeiichrift kan ligtlijk, in eenen edelmoedigen
Hekelaar, die terwijl hij fchertft verberert, al te
ras iii'eeiie Lofreden verkeeren. Uwe hekelinge
is gcrigt om te onderwijzen , en fchoon ze bijte ,·
geeft zij tevens Vermaak: Men heeft niet te vree-
zen , dat eene wonde zal vervuilen of aan 't rot-
ten raaken van een 'zo teder en net-treifend punt
als gij gebruikt; niet vergiftigd met perfoonlijké
ilekeligheid; niet gerigtom ten toon te Hellen, of
te beipotren, of te verbitteren. De meeft geag*
te van onze hedendaapfche kennen niets van. dee-^
O
ze konit: Waarom? Om dat zij in goedaartigheid'
gegrond moet zijn, en "door een regtfchapen hart>
beiticrd worden. De man , niet het gebrek^ is
gemeenlijk het onderwerp van hun Hekelfchrift;
En ai waarc het wel getroffen, hoe zon het nut·*
tig kunnen zijn ; hoe zou het tot eenig goed ein-
de kunnen dienen ; daar elke houw^Cwant hun -
wapen is'een Houwer, gèen Lancet) de lugt
van openbaare fpotternije inlaat, en kwetft en be-
zeert, daarliet niöeftgeneezen. Spaar mij derhal-^
venniet, om ckit ik uwe vriendin ben|' Om die
4 ^
Ά "
■-JS·
ÏJ
Μ
:il '
iM,
I
■l^'i
JuFFEft CLARÏSSA HARLOWE. iij
i'eden zelf moet gij mij niet fpaaren; Ik mag liwe
'vlijm'wel gevóekfj ^ hoe fijn die ook is. Het mag
mij pijnelijk zijn: Gij zoudt uw einde niet berei-
ken , indien het zo niet waarei Maar na dè eerfté
gevoeligheid (gelijk ik te vooren méér dan eens
gezegd hebbe) zal ik u te liever hebben ^ en mijii
verbeterd hart zal geheel en al uw eigen iïijn ^
waartoe het dan dies te waardiger zijn zal;
Gij hebt mij geleerd , wat ik moet zeggeti
aan den Hr. Eovelaee, wat van hem denken. Gi|
hebt mij, op eene aangenaaiHe wijze vooraf, laa-^
ten weeten, hoe het waarfchijnelijk is dat hij mij
aail boord zal koomen om verfchooninge te erlan-
p:en. Ik zal alles vooi· it bloot leggen , Wat bij
die gelegenheid, zo hij mij aan böord koönic, zal
Voorvallen, op dat ik uwen raad mag inneenien^
äls die in tijds kan tot mij koomen ; éh zo niet,
dat ik uwe verbetèringc , of goedkeüringe .mag
ontvangen , naar dat ik eene van beide zal koo-
men te verdienen. —-—— In eene zaak alleeii
moet men mij te geanoet koomen ; dat wélken
lioers men mij ook zal toelaaten of dringen oni
heen te ftieren, ik moet worden aangenierkt als
iemand die van haare eigene ftreek is afgedree-
Ven. Heen en' weer geibld door de felle winden
van driftigen dwang (en gelijk, ik dénke , vari
onredelijke geftrengheid) zié ik de gewenfchte
ttaVen , den Óngeh'üvoden flaai , binnen welke
ik gaarn ftieren wilde; dog daarvan Worde ik af-'
gehouden door de fchuimende baaren van eens
Btoedefs en huilers Nijd, en door de woedends
Wincfen van een, zo men waant, gefchonden Ge··
Siag V terwijl ik in Lovelace, de Rotsen aiafi ded
Ρ ä ■
-ocr page 230-Λΐ^ ' De HISTORIE VAM
®enen kant befehouWe^ en in Solmes, φ Zand-
banken aan den anderen | en beeve, dat ik op de
eerfte niet te berilen moge zeilen, of op de laat- ■
fte in den grond ilooten.,
Maar gij mijne befte loots, op welk eenë
bekoorelijke hpope gebiedt gij mij iiit te zien, zo
de zaaken tot het uiterile koomen! —- Ik
zal, volgens uwe waarfchuwinge , niet te vafteii
ilaat maaken , dat gij bij uwe Moeder ten mij-
nen voordeele flaagen zult; want ik kenne haare
verregaende denkbeelden wel van blinde gehoor-'
jbaamheid in een kind: Dog egter zal ik nog hoo-
pe hebben; om dat haare regttijdige befcherminge
mij miffchien voor grooter roekeloosheid, kan be-
waaren: En in deezen gevalle, zal zij het beilier
hebben over alle mijne gangen : Ik zal niets doen
dan volgens haare ordres, en volgens haaren én u-
wen raad: Geen menfch zien: "Aan geeri menfch
Ichrijven: Nog zal cenige leevendige ziel, dan met
haar en uw goedvinden, weeten waar ik ben.
Plaats mij,' in welk een Hutje gij wilt, ik zal 'er
geen voet ooit buiten zetten, ten zij het mij nu en
tian worde toegelaaten om verkleed als uwe dienft-
maagd eene avond-wandelinge met u te doen: En
deeze fchuilplaatze zal niet langer mij vergund
yvorden, dan tot dat mijn Neef Morden koome;
*t vvc]k, gelijk ik hoope, niet lang kan aanhouden.
Ik vréeze dat ik bet niet moet waagen, om
de ieuze door u gegeven in te volgen,· met eeni-
ge van mijne Kleederen ter gewoone, piaätze neep
te leggen; fchoon ik het doen zal met cenig Lin-
nen-goed , en eenige mijner Papieren.
Ik zal u^eggeö wmpJR Hf^ i^ijs is zeder& '
ïh'.
Λ.
τ
f
I'S^· -
Λ
fea-aniEiÄÄ
eenigen tijd zeer nieuwsgierig geweeft omtrent mij-
ne kleerkas , wanneer ik iets van mijn goed daar-
uit kreeg in haar bijweezen.
Dit merkende liet ik eens, als ik eene wande-
linge in den tuin ging doen, iiiijne ileutels in het
ilot fteeken ; en te rug koomende betrapte ik het
ichepzel met haare hand aan de ileutels', als of
zij de deur toefloot.
Zij was onthutfl: dat ik zo fehielijk te rug
kwam. Ik liet het ongemerkt voorbijgaen: Dog,'
toen zij heen ging, vond ik dat mijne Ideederen
niet in de gewoone orde waaren.
Iktwijffélde, hierop, niet, of haare nieuws-
gierigheid kwam voort uit de ordres , die ze onr-
v^aiigeh had; en vreezende, dat zij mij in mijne
wandelingen befiioeijen mogten , indien hunne ag-
terdogt niet wierd te gemoet gekóomen, is het
zedert altijd mijne gewoonte gewéefl: (onder ande-
re uitvindsels) om" niet alleen mijne ileutels in de
floten te laaten ; maar ook om de flons nu en
dan te gebruiken om mijne kleed eren, ftel voor
ftel, 'er uit te neemen, onder, yoorvvendxel van
voor te koomen dat ze geen kreuken en bijvouwen
mogen krijgeu , en toe te zien dat het fiel met
zilver-geftiktë bloemen niet beflae; zonidjds ver^·
klaarende, dat het enkel is om mijzelve wat bezig-
heid te geeven, terwijl ik weinig anders te doen.
hebbe : Met welke bezigheid (gevoegd bij her
vermaak, hetwelk'onze Sexe zo wél van Laagen als
Hoogen ftaat neemen in het zien van mooije Ί^εε-»
deren) zij altoos, naar mij dagt, zo wel fcheen ii*^
Haar fchik te zijn, als pf het een van de dlenften
béantwooi:dde, ^ welke haar .belaft· waarea, J
, J . τ. , , ., -
-ocr page 232-.·' Hieraan, en aan het vertrouwen, dat
öelien, in eene zo vlijtige verfpiedfter, en dat zij
iveeten, dat ik geen een' vertrouweling hcbbe iq
^ene familie , in welke ik niettemin geioove dat elk
dienilboode mij bemint; nog dat ik.gepoogd heb-
be om 'er een te krijgen; Onderilelle ik, dat ik
de vrijheid ben verfchuldigd, welke ik in mijnq
wandelingen geniete: En miiTchiep (vindende
dat ik geen fchikkingen nlaakè om weg te gaen)
zijn zij dies te gerufter, dat ik mij ten laatften aan
hunne maatregels zal onderwerpen; Nademaal zij '
immers denken moeten, dat zij mij, anders, ge»
ïjoeg terginge aandoen tot het doen van eenen
roekeloozen ftap om mij te bevrijden van eene zo
fchandelijke behandelinge ; en tot hei doen van
welken ik vreeze [God vergeeve het mij, zo ik
Jiwaalijk oordeele!] dat mijn Broeder en Zujler
mij niet ongaarn zouden drijven.
Indien derhalven zuik een ftap noodzaakelijk
jnogt worden (hetwelk ik egter nog niet hoopen
wil) zal ik moeten te vreeden zijn oni met die
lileederen weg te gaen, welke ik dan aan zal heb-
ben, Mijne gewoonte om , zo dra het ontbijt
over is, mij voor_ den geheelen dag aan te klee*
den, als ik geen huizelijke bezigheden hebbe' die
inij zulks,beletten, zal zulk een ilap (zo ik ge-
drongen worde dien t^ doen) minder verdagc maa-
ien. Én het Linnen, dat ik volgens.uwe genege-,
pe leuze, ter »beilemder plaatze z^l leggen 5 ^kaïj
Diet vermift worden,
. Deeze gewoonte, fchoon ik eene gevangene
Iben, (gelijk ik.mij maar al te regt mag noemen) en
Hiec bezqgc woide nqg iemand bezoèke, houde ik .
ii
F
4 . :■
Wvf.
-7.
■ i
-ocr page 233-$an. Wij zijn aan onszelve, en aan onze Sex&y
gelijk gij weet, verfchuldigd, om altoos net te
zijn; en om nooit overvallen te worden in een
ioeilel, waarin wij niet gaam gezien willen zijn,
Behalven dit behooron lieden, die in tegen-
fpoed zijn (welke de ftaat van Beproevinge is voor
alle goede hoedanigheid) te tyagten om hunne
loflijke gewoonten te behouden, op dat zij, als
de Zon heq weder koomt befchijnen, bij himné
Beproevinge niets verlooren mogen hebben.
Toont het, daarenboven, niet eene ilerkte
van geeft in eene ongelukkige, dat zij haare hoo-
' pe leevendig houdt? Op beter tijden tc /joopen^
is zo veel als dezelve half te verdienen: Want
konden wij wel een en regtmaatigen grond tot zulk
eene hoope hebben; indien wij niet voorneemens
waaren om datgeen te verdienen, waarnaar die
hoope ons gebiedt te haaken ? - En wie zal
ook iemand helpen, die zigzelve verzaakt?
Deeze zijn bedenkingen, door welke ik mij^
?elve zomtiids tragce'op te beuren.
Ik weete, dat gij mijne ernßhafßgheid niet
veragt, fchoon gij (buiten twijtFel met oogmerk
om mijnen geeft wat op te heideren onder mijne
rampen) met mij fchertft over dezelve. Iedereen
heeft uwe bekwaamheid niet, om ernftige enge-
Wigtige lefFen op zulk eene gelukkige wijze onder
het oog te brengen,, dat gy tevQns vermaakt en
onderwijft.
Welk eene menigte van vonden^ en iti-eeken
kunnen jonge luiden niet.verzinnen, wanneer meii
haar hart niet aan zig verknogt door minzaamheié
en toegeevendjieid! Ik ben zederc ecnigen t!j4
'tVan mijne vrienden zo niet behandeld, als ik al·
coos hunne dienftbóoden behandelde,
'v V ,;Toen mij de beftieringe der huishoudinge
was aanbetrouwd , vond ik hét altoos regtmaatig',
zo wel uit ftaatkurid©'als edelmoedigheid, ver
trouwen in hen te' ftellen. Efat men- geen regt-
Vaardigheid van hen fghijne te verwagten of daar·
óp zig te verlaaten^ is eenigermaate zq veel al:s
hen te tarten om de gelegenheden' waar tè neemen
van onregtvaardig te zijn, zo dikwijls zig dezelve
■aanbieden.
ί··!
f
ί '
(
s
i
De Hr. Solmes (om over dit laag, dog niet
nutloos onderwerp een weinig uit te weiden} ζομ
met zijne'beuzelagtige zorgvuldigheden', eenö
fltgte ileutelbewaariler aan mij gehadhebben; Waa^
reik meefteres'van een huisgezin; ik zou mijzelve,
nog mijne .dienilbooden , de nioeijelijkheid niet
aandoen, van die te behouden, op welke ik rede^
van agterdogt 'had. .....Lieden van geringen ilaat
hebben dikwijls geen floidige geraoedereri·. Ja,
iomtijds hebbe ik g^agt, dat (getal zelf bij getal
genomen)'er meerlieden van laagen^
dan^ van rang zijn. Ih de eene is de Eere-
lijkheid hunne Roem-en Grootsheid^
In de andere, leidt de Liefde tot Magt, tot Aan>
zien, tot Welluft, van den wég af;' en Die efi
hunne Heeifchzugt brengen eene ^geweldiger
^roots]iei4 voort j' welke maar al te.äkwijls de
loflijker inflokt. ' ^ ' ■ ' i "
Veele van de eerfte zouden zig wél, fghaamen
jiet vertrouwen dobr bedrog te fchenden. Dog
onder de onkundigfte vän hunne zoort hebbe ik
|;e2ien, dat zij ligt vatbiiar zijn óm het gevoelig op
tö
1-·
h>i\
't
¥
■tf
•m ·
( ,
t-i"-
-il -
fir:
Juffer CLARISSA HARLOWE.
te neeiiien , zo men hunne eerelijkheid verdagt
Jioude: En meer dan eens ben ik genoodzaakt ge-
weeiV, om eene dienftbOode hetßr te-onderrigcen,
welke ik hebbe hooren zeggen , Dac ichoon zij
jiaaren roem ftelde in haare eerclijkh^id, geen
ineefter of meeileres haar egter t^ yergeefs verdagc
zou houden,
Hoe vérre heefc de vergelij^inge, wellse ik in
mijn hóófd had, van mijner vrienden behandelin-
pe omtrent mij:, men mijne behandélinge omtrent
\imx\Q dienßkooden^ mij heen gpyoerd ί Dog wij
gunden' ons- altoos de vrijheid om over zulke on-
derwerpen, het zij laag of hoog, uit te weiden,
welke ίΙι·εΜ>ςη' konden ter uicbrcidin^e v^in ons
veriland ; of ter/beter befticringe van onszelve,
het zij in de befcho\iwinge of bctragtinge, en hat
zij zulk eene uitweidihgp haar opzigt had pp onz?
tegenwOordige, of mogi; hebben op onze waar-
fchijnelijk toekoomende omilandigheden.
D.aar ik vpornaamlijk heen wilde, was om μ
te melden, hoe vernuftig ik ben met mijne, vonden
en voorwendzèlen om mijne oppaiter te verblin-
den, en het kwaad vermoeden weg te neemen,
φί haare meefters uit mijn zo dikwijls naar bene-
den gaèn in den tuih, of naar de m';;««^^/·/^^zou-
den kunnen opvatten. L,uiden die met ergden-
ken behandeld worden, geloovë ik, zijn nooic
om uitvindingen verlegen, Zomcijds moet ik een^
lugt feheppen , en bevinde riiy beter zo dra. ik
buiten mijne kamer ben - Zomtijds ben ίΐς
kleinmoedig; en dan dienen mijne Indifche Hoen-
ders en Phaifanten , of de Cascade om mij te vci·»-
vrolijken ; de eerfte door hunpe verkwikkelijke
.ü / DE HISTORIE VAN
'Λ, ' '
Η ^ ·■.
■'f
δ! '
:
•lêevetidi'ghei4 j cJe laarite op eene fofriberder wij%
ze, doo;: den weerklank van haare vallen, en hol
h
i
α
.geruifch.
ν !
ί/'
verpemzmge
Zomrijds is 'e dö Eenzaamheid,
waarom ik boven alles weniche ; en de naare ftilte
van den avond, het'flonkerend geilemce, en de
ondergatnde Zon, hoe bevorderlijk voor Gene o-
Zomdjds, als ik niets, voor-
hebbe, en geen Brieven verw^igte ? doe ik Lijs de
eere van haar mede te neemen, en op andere tij-
den, bedinge ik haar gezelfchap, als ik wee'te dat
zij ander wérk beeft, en het mij niet geeven kan.
Deeze voomaamer koiiüenaarijen fplitze ik
in ontelbaare minder takken'. Ndgthans hebben
zij alk niet alleen eene gedaante·van waarheid,
maar zijn weezenlijk waar ; Ichoon niet mijne
voornaame beweegreden. Hoe vaardig eene'zaak,
is gewilligheid I Welke beletzels verfchaft tegen-
zin! —— Hoe ijpoedig loopen wij met de eene
door alle zwaarigheid heen. -r-Hoe traag is
i)nze beweeginge met den anderen! Elke beuzel-
ëgtige, Verhinderinge ons ter neer trekkende, als'
pf'er löod aan onze voeten'vaft waare f
'· Λ Vrijdag Qgtend, te Elf tmren.
, , it&B
Ik hebbe reeds mijn pakje Linnen vervaar^
digd. Mijn hart kromp den geheelen tijd dac'ik
daaraiede bezig was; en krimpt nog, als ik be-
denke , dat dit een noödüaakëlijk bebocdmiddeJ
is. ■ , ■ ■ ■ ,
m
Éi
Als het pakje u ter handen koomt, gelijk ik
hoope, dat het veilig zal koomen, wees zo goed ,
dat gij het los maaki. ' Gij zult daarin twee verze-
1-
'ilS&s·''··
-l'Oi^""*·' zzzr
gei
-ocr page 237-Juffer CLARISSA HÄRLOWE. U j^
gelde pakjes vinden; welker eene de Brieven in
2;ig vervat, ,die gi] nog niec gezien hebt; zijnde
die gefchreeven zederc ik van u afging: In het an-
dey zijn alle de Brieven en Copijen der Brieven,
welke tuffchen u en niij gewiiïëid zijn sedert ik
laatft bij u was; met eenige andere papieren over
onderwerpen, welke zo verre boven mijn bereik
zijn, dat ik niet zou wenfchep dat zij van iemand
gezien wierden, van welker toegeevendheid ik mij
zo verzekerd niec hoiide, dan van de uwe. Zó
mijn oordeel met qijne jaaren aanrijpt, mag ik
miiTchien over dezelve mijn oog eens weder gaer^
iaaten. '
Juffromy Norton plegt te zeggen, uit den
mond van haaren eerwaardigen Vader, dat de
Jeugd de tijd des leevens was voor Verhezldlng(i.
en Herfenfchilderij om in te werken: Dan moeft
een fchrijver zijne werken aanbeen kant leggcq, ton
dat rijper jaaren. en ervarenheid het vuur eer.
deeden gloeijen, dan ontbranden; tuflchen bei-
den mögt miiTchien iets worden voor den dag ge-
bragt, dat een oordeelkundig oog niec zou mis-
haagen.
• In eene derde verdeelinge, afzonderlijk op^
gevouwen, zijn alle de Brieven van den I Ir. Lo-
velace aan mij gefchreeven, zcderc hem dit huis
verbooden wierd, en de afrchrifcen van mijne Ant-
woorden op dezelve. Ik verwagce dac gij de ze-
gels van dit pakje zalt opbreeken, en als gij ze,
alle hebt doorgelezen, mij rondborilig uw gevoe-
len over mijn gedrag zult opgeeven.
In \ voorbijgaen, Geen regel van dien man!
Geen een regel J — Woensdag wierd de
-ocr page 238-.ü / DE HISTORIE VAN
ρ ά
jnijne in den muuf geftoken. Die kg daiu: nog
Woensdag avond. Op welken tijd hij 'er girteren
wierd weggenomen, kan ik niec zeggen: Want ik
gaf daarop geen agt, voor tegen den avond; en
toen was hij'er niet'meer. Geen antwoord nog
heden te Tien xiiiren. Ik onderftelie, dat hij alzo'
kwaalijk tè vyeeden is» als ik. -^ Met al mijn
hart! ■ ■ . " ' ,
Hij mögt miiTchien laag genoeg zijn , zo ik
het hem ooit in zijne jnagf gaf. om zig te wree-
ken wegens 'de moeite , welke hij aan en omtrent
inij gehad heeft. --Dog dat zal nu, durve il^
zeggen, nooitgefchieden.
Ik zie welk,een zoort van een ιτκιη de indrin-
ger is. En ik hoope dat wij'elkanderen even zeep
moede zijn. Mijn hare is j}ijnelijk-gQm{\, indien
ik'het zo befchrijven inag. "-- Ρijnelijk -
Van wegens de gevreesde Bijeenkoomil met Sol-
riiês, eri de' gevolgen welke daaraan mogen vaft
zijn: Anders zoude ikgeruft Äjn; want hoe
dog? Ik hebbe de behandelirige niet üir^/i?/?^
welke ik'ontvange: ^ i-i-i- ·ι —--
. /
En libnde ik van Sol-
mes onLÜagen raaken , gelijk ik vermoede dat ik
ben van Lovelace', htin invloed op mijn Vader,
Moeder, en Oömen, 'tegen mij, zou niet beilen-ί
dig kunnen zijn. , ^ ,. .
De vijf guinies, geknoopt in eenen hoek van
een neusdoek onder het Linnen, fjneekè.ik u, dat
gij wilt laaten doorgaen als eene erkeritenis voqr·
de moeite, welke ik uwen getrouwen'dienilknegi;
verfchaife. Gij moet mij hierover niet' bekijven'.
Gij weet dat ik niet geruft kan zijn, ten zij ik in
dem kleinigheden mijn zin hebbe. ■ ' ' "
Ik'
^ -Si?
<
ft
- 'ii
f.
mi
'1 'Iii
•j-
Juffer CLARISSA HARLOWE. 237
Ik iiond in den wil om hec weinig geld, dat
ik hcbbe, en . eenige. mijner cierriaden mede in te
pakken; dog deeze dingen zijn ligt te draagen, en
ik kan ze niet vergeeten; Daarenboven, indien
kij (mij verdenkende) eens begeerden eenige van
de jdweelert te zien, en ik niet in ftaat waare ont
dezelve voor den dag te brengen, zo zou dit óp
èen volkoomen bewijs uitkoomen van een voor-
neemen,, 't welk bij hen een misdaadigen fchijn
zou hèbbfcfi;
Vrijdag; Een uur, in de Houtfcbüursi
Nog geen Brief van deezen man! Ik hebbe
mijn pakje gelukkiglijk ter gewoöne plaatze gelegd,
en uwen Brief van gilleren avond ontvangen. In-,
dien Robert deezen 'er wegneemt zonder het Pak-
je, zend hem, bidde ik, dan terftond om hetzel-
ve weerom.. Dog hij kan het .ni^t over't hoofd
Äien, denke ik ; en moet wel' befluiten, dat hec
daar voor hem gelegd is om weg te neemen. Gij
moogt' wel gelooven uit den inhoud van den u-
wen y dat ik omniddelijk weder zal fchrijven--
clarissa harlowïi^
-ocr page 240-hiW
De HISTORIE väM
tr/ ί-.··· ■■ , , ■ , -
-. , ■ 1 ' , ■
^tifer Howe 5 nan Ju fei CiiARissÄ ijaifei
59,
I::).
'"ί
Donderdag 'mond. den ^o. van Mifarti
Bereid u oin tè hoören , welke \?rugt:en mijii ^
onderzoek tiaiir het gedrag en de fnöpdheid van u-
Wed affchuwelijken deugniet in de flegte Bier-
kroeg , welke hij een Herberg noemtgehad
hebbe;
Meefen eii MuiTchèn zijn niet te onedel een
jagt voor dee^en roofgierigen Hüvik! — Zijn
geftadig oppafTen; zijne waakzaamheid; de gevaa-
iren waaraaii hij zig bij nagt blootilelt; het guur
Weder waarin hij reift, moet niet alles op wwe re-»
keninge gefield worden.. Hij' heeft gelegenheid'
pm allé zwaaiigheden van dieii aart te verligten^
Een zoet aartig meisje , zegt men mij — Ön-
iiozpl j. tot den tijd dat hij daar kwam — Nu!
(Ach! arm kind!) ivie weet wat ze is?
, Mäar even de zeventien bereikt hebbende!
— Zijn vriend én fpitsbroeder (een gr^ippig én
doortrapt man) zó ftien mij vertelt ^ om de gè-
ineenzaame vies mèt hew te kegeni , Èn zomtijds
ten andei· verkleède Fielt of twéèi Huhne harteiï'
weeten van geen verdrieti Ontilel η niet, mijnl
firaardé'i over zijne ^iM^/ Zijne mooijeBetjej
ίι
I ■
"ί
ί!
',ν
r··
-
^ - -
-ocr page 241-Jü-FFER CLARISSA HARLOWE. 259
gijne Roo?;eknöp, gelijk de fnoode deugniet: hW
noem Ε, kan wei ülQshöoren, wat hij. zegr.. ·
Hij hecfc zeer veel met haar op. Zij zeg-
gen , dat zij zuiver en onnozel is tot nog toe —
Haar V'ader, haare Grootmoeder ^ gelooven dat zij
zo is. Hij ilaat haar met een Huwelijksgoed te'
geeven aan eenen jongen vrijer ! Ach! die arme
jonge vrijer ! —-^ Ach ! dat arm eenvoudig
meisje!
De Hr. Hickmar! vertelt mij, dat hij in ftad
gehoord heeft, hoe hij dikwijls in de Schouwburg,
en in de Opera plegt te koomen , met JuiFrou-
wen ; en telkens met eene andere. - Ach!
mijne lieve vriendin! -— Dog ik hoope, dat
11 niets aan hem gelegen is, bijaldien dit alles
- Dog deezé kundfchap', ten aan-
waar üij -
zien vaii dit arm meisje, zal hem de red geeven,
al waart gij van te vooren nog zulke goede vrien-
den geweeit.
Een fnoode deugniet! Kan zulk eene zuive-
re fchoonheid, die hij najaagt, en in't oog heeft,
hem niet beteugelen? Dos; ik laate hem voor ü
O O
over ! --— Daar kan niets van hem verwagt
worden. Van eenen zot meer, dan van zulketl
man. Egter wenfchte ik wel in ftaat te mogen
zijn, om het arm jong fchepzel ^jner roofgierige
klaauwen te ontrukken. Ik hebbe een aanflag
daartoe ontworpen; zo zij inderdaad tot nog toe
onnozel en niet op hem verOingerd zij.
1 iet volk ziet hem aan voor eenen krijgsman,
dog die in een vermomd gewaad is om zig te ver-
fchuilen, dewijl hij in itad in duel gevogcen heeft;
en het nog gevaarlijk ftaet met hetleeveii van zijn" '
1' j
Λ·
mtiMm
-ocr page 242-tegenpartij. Zij gelooven, dat hij een aanzienlijk;
man is.' 2ijn vriend gaet voor een .onder-oiHcier,
die vrij en 'gèmeenzaam met hem is. Öie is ver-
gezeld van eenen iderden man, die van minder
ftaat nog fchijnt te ajn dan de tweedel· Dè
deugniet zelve heeft maar een knegt bij zig^ . ,
O mijne waarde ! . Hoe .yermaakelijk kunnen
deeze duivels, gelijk ik ze noemen moet, hun-
nen tijd doorbrengen , terwijl onze tedere 'boe-
zems zwoegen van ontferminge óver de gewaan-
de ongemaliken, Ivèlke zij obzehthalven j^oudeti
lijden!
k %
• - · τ ' ·. '. -
■ . I . · ■ ' ■ 1 ^
/ Ik hebbe dit Meisje en haaren Vader, ontboot
den; en ik krijge nu'zo even berigc, dat ik ze,zien
zal. Ik zal hen door en door ziften. Metterhaait
zal ik zulk een eenvoudig Ding als dit iijitvqrfchen,
indien hij. haar niet reeds bedorven heeft -
Én inldien dit zo is, zal ik het bok wdhaaftontdek-
Jten. Zo 'er meer lionilenaarij dan Natuure zig
vertoone of in haar of in haaren Vader, zal ik zq
beide laaten loopeni —Dog maak 'er ftaat
op, het meisje is, bedorveni , .
Hij wordt gezegd veel van haar, te houden.'
Hij zet haar aan het boven-einde. yan zijn tafel»
Hij brengt haar aan de praat.. Hij houdt zijn vriend
van haar af. Zij l^lt los heen. Hij verwondert zig
over alles wat zij zegt, als natuurelijk. . Eens
lioorde men hem haar noemen, Charmant Schep·»
zekje ! Wel een honderd heeft hij zonder twijife^
io génoerad. Hij iét haiii aaii 'c angen. . Hij
Λ »·
^ d
' >
ι -!
i/'
Ί
I
prijfl: haaren wildzang. ---O mijne waarde >
bet meisje is bedorven! -- zij moet bedor-
ven zijn! —— De man , weet gij, is LOVE-
LACE.
, Laar hen Wyerley biju brengen, mdien zi|
ia getrouwd willen hebben —^^-- Wie ook, bet-
hal ven Solmes en Lovelace , zij uw man ! Dit is
Üe raad van
Vwè
ijne wadrdfté vriendin, merk deezé Bier·^
kroeg aatf ïils zijne veftinge : Hem als eê·^,
hen vijand : Zijne fpits-brpedërs als zijne
medeftandèrs en bondgenoocën» Zou niét
uw Broeder, zouden niet uwe Oomen bee-
ven , ials zij wiiten , hoe nabij hén hij zij,
als zij heen en weertrekken? -Mert
heeft mij vei*teld , dat hij vail van belluiè
is, dat gij niet naar uw Oom Antonij's
Kult gevoerd wordeil. —^—^—- Wat" kunt
gij dog doeti met ^ of zonder iulk eeh on·^
derneeinendén —-— Vul gij dé
ledige plaatze dim, die ik openlaatè. --^
Ik kan geen v^oord vinden i dät erg gé^
iloèg is.
Q
i
'-■•i^- ;
•TS*
242
1 ' ·
li
^Juf er C larissa Harlowè , aah
/f Howe.
,Γ Gij inaakt mij ontilokeii, ontileld ^ en ver*
fchrikt te gelijk -HaaiT; u, mijne vvaardfte
vriendin , haaft u met, ten Ipoedigften aan mij tQ
doen weeten,welke kundlchaf» gij verder aaiigaen-
. de deezen fnoodilen menfch kpm opzamelen.
Maar ipreek nooit van onnozelheid, van een-
voudigheid, en dit ongelukkig meisje, te zamen!
Moeit' zij niet weetcn , dat zulk een man als Die,
welke de grootheid zelf ten oogen uitziet; en
welks rang en aanzien geen v.ermomminge in ilaat
is te verbergen ; te veel moet in den zin hebben^
als hij haar aan het boven-einde van zijnen tafel
plaatil:, en haar benoemt met zulke tedere naa-
men ? Zoude een meisje, boven de Zeventien jaa-
ren, die even zedig als eenvoudig Waare, zig tot
zingen laaten beweegen van zulkep man als Dien?
Een vrcemdling i en die openlijk zig onbekend
zoekt te houden ! - Zouden haar Vader
en Grootmoeder, zo zij eerelijk volkwaaren, en
voor hun eenvoudig meisje zorg droegen , zulke
vrijheden wel toeilaen ?
Zijnen vriend van haaf afts houdsn.l —r--
- i>·
ί ·
'-i '
II;
I I
11
Γ
yrs"'"'
Juffer CLARISSA HÄRLOWE. U j^
Voótwaar zijne oogmerUen zijn fchelmagtig, zé
hij dezelve niet reeds heeft uitgevoerd.
Waarfchüw ^ mijne waarde , zo het niet te
laat is, den onbedagtzaaraen Vader van het ge-
vaar zijns kinds. Daar kan geen Vader ter we-
reld zijn , die de deugd van zijn kind zou willen
verkoopèn. Geen Moeder ! — Het arm
Schaap! --
Ik «verlange- den uitilag te hooren van uwe
kundfchap. Gij zult het eenvoudig fchepzel zien\
zegt gij mij. -- Laat mij weeten, wat zoorc
van een meisje het zij. - Een zoet aar-
tig meisje ! zegt gij. Een zóei aartig meisje, mij-
ne waarde ? - Zoete aarcige woorden zijn 't,
die uit uwe pen koomenl Dog zijn ze de ΐΐιχ)&
of de zijne van haar? --Indien ϋλ] zo eenvou-
dig is, indien zij goeden zwier en natiiurelijke be-
valligheid heeft.in haare zeden, in haare fpraak;
en haaren 'wildzang aartiglijk-kan kwinkeleeren,
wel zeker zulk een meisje moet zodanigen over·*
gegeven fchobbejak wel inneeraen (gelijk ik nu
niet twijifele of hij is het) aan lleedfche vrouw-
iuij', miiTchien, gewend, en haare vrijpoftige ma-
nieren —^ Zij moet een diepen en lang-duuri-
gen indruk op hem maaken : Nademaal zij mis-
schien , als haare Onnozelheid verdweenen is,
door Konft het verlies zal tragten te vervullen van
de natuurelijke bekoorelijkhedën, welke hem mi
inneemen.
Eene fraaije hoópë vvaarlijk op de Hervormin-
ge van zulken deugniet! Ik zou om de gcheelë
wereld, mijne waarde, niét iets wiilen te maaken
tobben —ik behoeve |-eei? bcfiuit te nee-
Q i mem
■ou
-ocr page 246-men. Ik hebbè zijnen Brief niet geopend , nog
zal hcni openen. —— Eeh vcrraaderlijk fchep-
;2el! Mee zijne heesheid ---- die hij miilehien met
zijn middernagts rinkekooijen, en door te zingen
met zijne wildzang-zingiler, gekreegen heeft, en
die ilegcs toenam in het hak-bofch!
Reeds op een goeden voet te ilaen! --^^
Naar zij hg gedagten, nieene ik : Wat mij be-
lan-gt, ik veragte hem. Ik haate bijna mijzeive,
dat ik zo veel fchrijve van hem, en van zulk een
iloof ais Dli zoet aartig meisjegelijk gij
noemt: Dog niemand kan of zoet of aartig zijn,
die niet zedig, dat is niet deugdzaam is.'
En nu, mijne waarde, zal ik u verteilen,
hoe ik 'er toekwam om dit onderzoek van u te ver-
gen.
Deeze fnoode Jofeph Leman had van ter zij-
de aan Lijs, en zij aan mij te kennen gegeven ,··
als of Lovelace een zeer ondeugend man zou be-
vojiden worden op eene plaatze, daar men hem
onlangs Verkleed gezien had. Dog hij zou 'er ver-
der naar zien, zeidehij, voor dit hij haar meer
vertelde ; en zij beloofde htm ßilzwijgen ^ op,
hoope van "eerdere ktmdfchap te krijgen. Ik dagt ,·
dat het geen kwaad konde, dat ik u vergde om>
u zelve en mij te doen onderrigten van hetgeen
men daaromtrent kon gewaar worden. Qa') En
nü
f^] In het I. Vk Ftr, ·;4, ial men zien, dat Lovelaccs be-
weegreden om Kooztknop te fpaarcn tweevoudig was.
■Vcntecrft, ütn flar y.ijn Hoogmoed gcftreeld was door het
vetioek van de GtootTioeder aan hem om liaarc Klciudogtec
te ipa^ren. A^Iemg ccn mosije feeks ^ zegt hij, had ik ^effaardy
me· ik nkt gej^aarii héUy had νκη mi\n Vermögen erkitrid ^ en
mij
i I
t )
·Μ\·
γί
■i'; (
. - - -ar
1
f:
JüFFBR CLARISSA HARLOWE. 24^
^u zie ik, dat zijne vijanden maar al te veel grond
hebben voor hunne vertellingen van hem: En z^
hij op het bederf van dit arm jong fchepzel toeleg-
ge, en zo hij haar niet gekend zou hebben buitea
zijne bezoeken op Harlowe-plaatze, zal ik dubbe-
le reden hebben van leedweezen v^regens haar, en
met dubbele gramfchap tegen zo ihooden man ,
ontilokcn zijn.
Ik agte, dat ik hem erger haate, dan Solmes
zeiven,
Q 5 Dos
tKij in tlds om Genade gefmeeht Aiaar het Debellare fupcrbos
zoft mijne ijnfprmk zijn, zo ik eenc nieuive mocfl hebben.
Zijne andere beweegreden zal (iuidclijk blijken uit dc
vo'gcude palTagie, van deiizelven Brief. Ik was nooit zo lang,
aan een eereUjk, hij, zedtrt mijne intekeninge. Jffe/;betaamt
mij z.0 te z,ijn. Op de cene of andere wijze mijne fch'jiL-
plaaize [in decze kleine heibcro], zvorden uil-gei-orfcht·, eK dan
ζ,αΐ men denken·, dat mihie RoozekKOp mij her waards hcejjc ge-
■treken Een verhaal·, ten mijnen voordeeh, 'van zulke'min'''
nelljke eenvoudige zJeleny kan rnij een goeden naam bijzei/en'y
enz.
Diesvolgens, gelijk dc Leezer hicrr.a zien zal, vindt Hc
Hr. I.ovelacc', bij dc Uitzterkzden, zijne verwaotin;j;i'n uit den
loozen vond, door middel van zijnen ^,εΐϋΛί^ζά-η joieph Le-
man in 'c werk geftclti (die, gelijk bier l ovcit gemeld wotdi,
zig van Lijsje Barnes bediende)^ten vollen beantwoord» fchoon
hij niet kon wecten, wat 'er ter deczec gelegenheid tijilchcü
de twee Lady's omging
tjf't is ee noodiger deeze ophelderingc hier re peeveo., al-
zo. vcrfcheidcne vaa onze Leczeren (by gebrek v^^n b.hoorelii-
ke opnicikinge) aan den Hr. Lovelace, wegens zijti gedrag
omtrent zijn Koozeknop, cene grooter vcrdicnile bcbbeii toe-
geichreevcn, dan hem toekwam; en zig daarenbavcii vcr-
beeld, dat het onwaarichijnclijk was, dat een man φε be-
kwaam was zo cdelmoediglijk te handelen (griiik zij ouder',
ftelden) in dit (iüky zig aati cenige gnvti'f/Z/i's'fuopdbtid zoii
fchuldig maaken. Nier'bedenkende, dat Min, Hoogmoed»
en Wrsakzugt, gelijk hjj D. 1. Br, 31. bcHnt, evciskragng^
inpungzsls waaren van zijue «^cftcliCüis j cn dar Wcciftaiïd,
een ^tikkel voor hem wss.
, Dii HISTORIE VAN
Dog ik wil geen woord meer van hem 'er bij-
voegen; na dat ik u gezegd zal hebben, dat ik,
zo ras als mogelijk is, wenfche te weeten, wat
verder u uit uw onderzoek zal voorkoomen. Ik
hebbe eenen Brief van hem; dog zal dien niet o-
penen, voor dat ik zulks weete: En dan zal ik,
indien het zo uitkoome, als ik zeggen durve dat
het zal, den Brief aanftonds ongeopend daar we-
der neerleggen, waarvandaan ik hem gekreegen
hebbe, en mij zijns nooit meer bekreunen. Vaar-,
wel, mijne waardlle vriendin.
Cl. IIarlowe,
Η
■Ί
1.1 i'.
^fèr Howe, aan Jufer Clarissa Hau-
lowe.
Vrijdagr-middag ^ den 51. van Maart.
ï>e Regtvaardigheid verpligt mij om Deezen
m mijnen laatften ten fpoedigften te doen voort-
fncllen op de vleugelen des winds, om zo te fpree-
lien. Ik geloove weezenlijk, dat de man onfchul-
dig is. Van deeze eene bedgtinge, denke ik, dat
iiij moet worden vrijgeiproken; en het is mij leed,
dat ik zo voorbaarig was met mijne kundfchap
maar ten halven aan 11 af te vaardigen.
Ik hebbe het meisje gezien. Zij is weezen-
een zeer mooij, een zeer net, en hetgeen nog
groo-
f1
f
éi
t
grooter fchoonheid is, een zeer onnozel, jong
fchepzel. Die zulk een duifje zonder erg of lift ^
die nooit van haare mat gevloogenheefc, had kun?
nen verfcheuren, moeil: van eene helfche. boos-
heid geweeft zijn. Haar Vader is een eerelij,k een-
voudig man ; volkoomen vergenoegd met zijn
kind, en niet haare nieuwe kennis. »
Ik vreeze bijkans voor uw hare, als ik ü z-eg^
ge , dac ik vinde,. nu ik dit onderzoek tot den
grond toe doortaft hebbe , dat 'er iets edels teil
voordeele van deezen Lovelac(? voor den dag,
koomt.
Het meisje ilaet de volgende week te trou-
wen ; en Dit door zijn toedoen en bevorderinge.
Hij heeft beflooten, zegt haar Vader, om een
paar gelukkig te maaken, en wenfcht dat hij hec
meer kon doen \_Dat is voor Uy mijne aar de Γ
En ook behaagen gekreegen hebbende in den jon-
gen gaft, welken zij bekent te beminnen, heeft
hij haar een honderd pond gegeven: D,c Groot-
moeder heeft het reeds metterdaad in h;inden, om
te beantwoorden aan eene diergelijke fomme, wel-,
ke den jongman van eene zijner nabeftaenden ge-
geven is: Terwijl des Hren. Lovelaces,metgezel,
door dat voorbeeld uitgelokt, vijfentwintig gui>-
nies aan den Vader, die arm is, -heeft gegeven-
tot kleederen om het mooij Boerinnege in den
doS te fteeken. '
De Hl'. Lovelace en zijn vriend , zegt deaiv
me man, wilden gaarn, toen zij eeril ten zijnen,
huize kwamen , voor Heden van langen ßaat.
' doorgaen; maar nu weet hij dat de een (dog meld-
de hQt in vertrouwen) Colone! terowis ,^ cn.de^
Q 4 ^ ^
1 ί
' ί
ί '
jf ■·· ■
■ ·
fel
• ■ Μ
f
t"
i i
i.
De HISTORIE vam
ander Capicein Sloane. De Colonel, bekent hij 9
was in 't eerfl: ZQer:groen óp zijn meisje: Maar,
toen haare Grootrnaeder hem bad óm haare on-
nozelheid dog .te fpaarén , beloofde hij, dat hij
haar nooit iets zoü voorflaen dan goeden raad.
Hij hield zijn woord; en de mooije floof erkende ^
dat zij nooit beter van den Predikant zeiven uit
den Bibel kon zijn .onderweezen! ---— Het
ineisje biehaagde mij zo wel, dat ik maakte dat zij
haar bezoek'bij mij zig niet behoefde te beklaa'·
gen. /
Maar wat zal ons nu nog ovcrkooinen, mij-
ne waarde '? -^— Lö-velace niet alleen her-
vormd , maar in een predikant veranderd! ——-
Wat zal ons nu nog overkoomeii? ■—-^ Wel,,
mijne zoete vriendin, uwe Grootmoedigheid is nu
op zijne zijde getrokken ! - —^-- Foeij deezcr
grootmoedigheid! Ik denke in mijn hart, dat zij
al zo veel kwaad doet aan de edelmoedige , als
Liefde aan de onedeler. —- Hetwelk te
yooren flegts een conditioneel Behaagen was,
vreeze ik nu dat in een oncondltioneel Behaagen
2al verkeeren.
Ik kon. niet veelen om mijne fmaadreden
eensklaps, en zo fchielijk in eéne'lofreden te ver-
anderen. " Wij, of zulke als ik teh niinften , hou-
den gaarri ons Huk uit in eén ligtvaardig oordeel,
zelf wanneer wij weeten dat het ligtvaardig is.
Iedereen heeft uwe edelmoedigheid niét in het be-
kennen van' een misilag. Het vereifcht eene groot-
heid van zielzulks openhartig té doen. 'Dus
deed ik nog al verder onderzoek naar γ zijn leeven
^«n zeden, en zijn gedrag aldaar,'op hoope van
' iets
Juffer CLARISSA HARLOWE. m
ié,ts kwaads te vinden: Dog alles kwam gelijk
uit!
Om kprc te gaen , de Hr. Lovelace koomc
van dit onderzoek met zo veel voordeel af, dat
waare 'er de minile gelegenh^ïid toe, ik het gehee-
le werk verdagt zou houden als eene Ufl met
voordagt aangelegd om een moorman wis te
'SjaJfchen. Adieu, mijne waarde.
Anna Iio\vE·
'Juffpr G larissa Marlow?, aßn Juf er,
Howe.
Saterdag^ den ι,ναη ΑρήΙ.
Haailige berispers maaken zig waarhjk on-
derhevig aan de befchuldiginge van veranderlijk-
heid en onbeilendighcid in hiln oordeel: En zo
behooren zij te doen: want indien gij, zelf gij ,
mijne waarde , zo, onwillig waart om eenen misilag
te bekennen, als gij voorgeeft· te zijn in het ftuk
dat wij voor ons hebben . Ik geloove, dat ik u
dan zo lief niet gehad zou hebben, als ik u wee-
zenlijk hebbe. Nog kondt gij, in zulken gevalle,
u zelve die ftreek, waarop ik doele, zo rondbor-
ftig niet gegeven hebben, waare uw gemoed niet
een der opregtften, op welken ooit vrouw zig be-
roemen kon de.
lifi
"W
^jö DE HISTORIE VAN
De Hr. Lovelace heeft fouten genoeg, or»
cene zeer geilrenge berispinge te verdienen,
fthoon hij aan deeze niet fchulclig zij. -Indien ik
zo met hem ftond als hij wel wenichte, zoude ik
|iem te weeten doert,, dat deeze verraaderiijke |o-
ièph Leman niet zo zèer aan hem gehegt kan zijn,
dan hij miffchien wel denkt. Indien hij het zo
zeer waare, zou hij zo gereed niet geweeit zijn
met deeze beuzeling van het raooij Boerinnetje tot
-zijn nadeel (en dat wel aan Lijs Barnes) te vercel-
len. Jofeph heeft Lijs doen belooven om het fül
te houden j beloovende dat hij ook haar, en haaren
jongen hee;·, meer zou laaten weeten, als hij de
geheele zaak zou zijn te weeten gekoomen : En
dit belet haar om het te vertellen, gelijk zij niette-
min wel graag zou doen , aan mijne Zufter of
Broeder. En daarenboven geeft zij Jofeph niec
gaarn ongenoegen; want fehoon zij voorgeeve
zig verre looven hem te agten, luiftert zij egter,
geloove ik, naar eenige Liefdes-vertellingen, die
hij haar doet.
Daar de vrouwen het niet in haare magt heb-
ben om eene vrijerij te beginnen, gebeurt het dik-
wijls, geloove ik, dat zommige haar oor leenen
sian iemand tot welken haar hart niet geneigd is.
Dog om niet meer te fpreeken van dit laag
volkje, daar ik van geen van beide breede gedag-
ten hebbe; Ik moet waarlijk bekennen, dat voor
zo verre ik deezen man voor altoos verfmaad zou
hebben, waare hij onderwege naar Harlowe-Plaac-
ze tot eenen zo fnopden minne-handel bekwaam
geweefl:, en alzo ik geloofde dat hij daartoe bekwaam
, het inderdaad; [ik bekenne het] evenredig
· . mijne
.1
> ■
1 ,
ί
?
mijne Grootmoedigheidy gelijk gij het noemt, op
zijne zijde getrokken heeft: MiiTchien méér dan
ik 'wel reden moge hebben om ie wenfchen dat
het gedaen bad. En, gekfcheev met mij zo gij
wilt, eijlieve zeg mij ronduit, mijne waarde, zoii-
de het niet zulk eene uitwerkinge op u gehad heb-
ben?
Daarbij koomt de vjeezenlijke edelmoedig-
heid der daad --Ik betuige, mijne beminde
vriendin, indien hij voor het overige van zijn lee-
ven van nu voortaan goed wilde zijn, ik zou hem
al heel veel van zijne voorgaende dwaalingen ver-
geeven willen, al waare het alleen om het bewijs,
't welk hij hiermede gegeven heeft, dat hij be*
kwaam is tot zulk eene goedertierene en liefderij-
ke wijze van denken.
Gij moogt wel gelooven, dat ik geen zwaa-
^igheid maakte van zijnen Brief te openen, na het;
ontvangen van uwen tweeden over dit onderwerp;
Nog zal ik ze maaken van dien te beantwoorden,
alzo ik daarop met reden niets te zeggen vinde. —
Eene zaak, evenwel, ten zijnen voordeele zo vee!
ligter verworven (ik moet het bekennen) bij wijze;
van vergoedinge voor het onverdiend misnoegen ^
't welk ik tegen hem had opgevat; fchoon hi|
daarvan niet weete. ;
Het is geluks genoeg, dat ik zo fpoedig doof
uwe vriendlijke vlijt van deeze zaak het regt be-
fcheid kreeg: Want had ik eer gefchreeven dan
dit kwam, zou het geweeft zijn ter bekragtiginge
van het affcheid dat ik hem gegeven had; en mis-
fchien zou ik de beweegreden daartoe zelve wei
gemeld hebbea j want het deed mij meer aan, darr
ik^
O:
i'h
1 .J'
. i
ζμ - be historie va»
ik denke dat het behoorde: En welk een voor-:
äeel zou dat hem dan gegeven hebben, als hij de
zaak zo gelukkig voor hemzelyen had kunnen
goed maaken!
Als ik u deezen zijnen Brief zende, zult gij
zien hoe zeer hij zig vernedere : Welke erkeme-
uijjen van iiatuurelt^ke ongeduldigheid: Welk©
belijdenis hij doe van gebreken , gelijk gij voor-
l|)eldet.
Ecne geheel andere vertooninge , moet ik
bekennen, maaken alle deeze dingen, nu de hi-
ftorij van het mooij Boerinneqe is opgehelderd,
dan zij gedaen zouden hebben , w«are zulks niec
geichied.
Gij zult zien hoe hij mij reden geeft, „ van
,, dat hij, wegens ongeileldheid, niet in perfoon
j, om mijnen Brief kon koomen : En het voor-
5, barig fchepzel geeft zig op dat punt zo veel
„ moeite, als of hij dagt dat ik te onvreeden was
„ om dat hij zulks niet deed. „ Het is mij waar-
lijk leed, dat liij mijnenthalven onpailelijk is; en
ik wil wel toeflaen , dat de onzekerheid, waarin
hij zcderc eenigen tijd geweeil is, zeer vetdrietig
voor zulken ongeduldigen geeft moet gevallen
zijn. Dog alles koomt oorfpronglijk van hem
zelven af.
Gij zult hem (op de onderilellinge dat ik hem
vergiffenis verleenen zal) „ vol vinden van raad-
„ (lagen en uitwegen om mij den gedreigden
3, dwang te doen ontkoomen. „ ^
Ik hebbe altoos gezegd , dat bekentenis van
fchuld, naait koonir aan onfchuld; nadem^al men
geen vcrbetennge te wagten heeft, daar eene
doo--
fi
Μ'
i
ι u
Λ !.1
ij
l'
Li'
, >
!'r
i
V
-ocr page 255-► Juffer GLARÏSSA HARLOWE.
iäoolitig:e verdedigd wordt: Dog gij zult, iii dee-
zcn Brief zelf, eene hoogmoedigheid befpeuren-
in zijne ondervverpinge.- Het is waar^ ik weete
niet waarop ik iets te zéggen zou hebben tén aan-,
zien van de uitdrukkinge ; egter kan ik r!i9t vol-l
koomen verzekerd zijn, dat zijne nederigheid wel,
nederigheid ii ^ of zelf eene nederigheid-üic zulk.
eene overcuiginge, waarin men behaagen iiipga^
hebben» „,_ ; i;·: v,. ρ- J
Voorwaar, hij is'er vérre nf Vaii een b.e-
fchaafd man te.zijn 1 Egter is hij niet regtilreeks.
en vaii Charafter , om "zo te ipreeken' ,qö«^i?-[
fchaafd. Dog de zijne is zulk eene zoort; van be-'
"fchaaixiheid , welke'door zorgeloosheid gegrond
op ee;if.zecr vroege toegeevendheid ^ en RiiiTchietv,
op het al te wel gelukken in rijper jaaren ,· ·en.
door eene vermetelheid op beide geveftigd, is aan-·
gewafleh tot vrijpoftigheid, en gevolglijk, om
zo te ipreeken , tot onzagtheid. ,1 .,
De aflland, waarin gij raadt deeze:mannen te
houden, is over't geheel zekerlijk regtmaatig;
Gemeenzaamheid vernietigt deti eerbied: Maac
bij weiken? -- Niet immers bij dengeenen
die voorzigtig, dankbaar, en edelmoedig zijn.
Dog het is zeer bezwaareÜjk voor lieden ,
wel zouden willen mijden van in het een uiterfte
te vervallen , om zig te wagten van het ander/
Hierom agt de Hr. Lovelace, miiTchien, het voor
een merkteken van eenen grooten geeft, zijnen
hoogmoed in te volgen, fchoon ten koile, van zij-
ne befchaafdheid: Dog kan de man wel diep den-
ken j die oiet weet hoe hij zulke pad^xf^beiäingeii
. ψ
. ί
<r j.
! f
1 1
' 1.
>1· . V
1
r
..f
%M
ί
• \
Λ"' 'i
r,
. -
ί
ÉÉi
te maalien'hebbe , welke een perfoon van iriaap
maadge gaaven niet voorbij kan zien?
^ Hij magc bitter over mijne „ gereedheid om
jj een doodiijk misnoegen tegen hem op te Vat-
ten ,' en hem voor altoos zijn affcheid te · gee-
yen : Hij moet,openhartig genoeg zijn ; zegt
hij, ornimij te betuigen, dat het" een hogmoe'
dig gedrag is ; een gedrag, 't welk wel verre
5, moet zijn van iets toe te brepgen ter verligtin-
5, ge van 'zijnen fchróom voor de mógelijkheid ,
dat ik' door vervolginge tot de maatregels mij-
ner nabeftkenden ten voordeele van Solmes zou
5, worden Overgehaald. „
Gij ziilt zien , hoe hij 'zijn tegenwoordig en
zijn toekoomend geluk, „ ten opzigt vaii''beide
werelden , volkoomelijk ftelc in mij. „ Dé'
vimrigheid, met 'welke hij zijne eeden en beloften
doet, denke ik dat alleen het hart der penne kan
ingeeven: Hoe kan men aiiders over het hart van
iemand giiTéii ? " , '
' Gij'zult'öok zien; „ dat hij reeds gehóórd
3, heeft van de Bijeenkoomft, die ik met den Hr.
Solmes ftae te hebben ν ,>· welk éene
heftigheid en' benaaudheid hij zig bij die gelegen-
heid uitdrukt.- Ik hebbe voor om eene ge-
pafte 'aanmerkinge te maaken op die onedele
middelen ; waartoe hij zig verlaagt, om agter
zijne vroegtijdige kundfchap uit onze familie té
geraaken. Indien lieden, die voor deugdzaame
beginzels uitkoomen, hun getuigenis niet gëeven
tegen daadeh, 'welke met die beginzels ftrijden,
welken teugel kunnen dezelve dan hebben?
Gij zult zien, „ met hoe veel ernil hij mij
5, dringt
'li
-ψ··
j>
i -
^· ί
tiÊim
JuFFEÄ CLARISSÄ HARLOWE. ayy
)1 ^
f dringe dm hem te veipligten met eenige'weinige
, regels, voor! dat de Bijeenkoomft tuilehen den
„ Hr. Solmes en, mij voortgae, (indien, dezelve ^
„ gelijk hij zegt, moet voortgaen) ter beveiliging
ge van zijne hoope^ dat ik, -in mijn tegen-^
woordig misnoegen 'tegen hem, geen oog-,
merk hebbe, om eenige, aanmoedigingei te
geeven aan Solmés-.ii Eéne vrêeze, zegt hij^
welke, ik hem moet' verfehoonen dat hij vi^eder
melde j bijzonderlijk daar, de Bijeenkoomil: eenei
gunil is aan dien man toegeitaen, welke ik heia
geweigerd· hebbe ; nademaal y gelijk hij :rede-.
neert, 'waare het niet met dusdanige'verwag-,
tinge , waarom zouden'mijne ©mÄ« daarop
dringen?
■ f ' ' ■■ ''''^Ιί ΓίΚ-'· ' Ai
i' ■ · - . . ^ -i
Ik hebbe gefchreevèn; én , wel op deezea"
Vöet. Dat ik had voorgehad nooit weder eeti
regel te fchrijven aan een en man, die beftaea
kon om fmaadlijk los te gaenvöp mijne Sexe^
5, en mij zelve, om dat4k had goedgedagt ge·'^
brüik te maaken van mijn-eigen oordeel „, /
„ Ik geeve hem te kennen^ Dat ikmij-^aaa
„ deeze Bijeenkoomft jmet denHr. Solmes onder-
i, worpen hebbe, enkel als een werk van gehoor-
zaamheid , om mijne vrienden te toonen,'dac
ik mij naar hunne bevelen zo veel wil fchik;
ken als' ik > kan ; .en dat ik hoope , als de Hr.'
Solmes zelve zal zien, hoe vaft mijn befluit is,
dat bij 'dau ζύ pphoudeiTiri^-een aankoek voorc
1-1
li
h'VVf
''' tl
■■ m
? ί
' 1
? 9
J>
>5
5>
} ! '
iA
wmm.
m
mm.
"Τ"
de historie van
te gaen, in welk het onmogelijk is dat hij ilicc
3, mijne toeilemminge zou ilaagen. „
. „ Ik verzekere hem, Dat mijn afkeer tegen
den Hr. Solmes te hartgrondig is, dan dat die
„ mij toelaate mijzelve bij deeze gelegenheid te
j, wantrouwen. Dog« niettemin , moet hij zig
„ niet verbeelden , dat mijne verwerpinge van
,,''den Hr. Solmes gefchiedt ter zijner begunftigin-
j, -ge. Dat ik mijne vrijheid en onafhangelijkheid
5, te hoog waardeere , indien mijne vrienden mij
„ maar aan mijn eigen oordeel willen overlaaten ,
iï^om dezelve af te ftaen aan eenen man die zo
3, onbetoomelijk is, en die mij voorshands toont
sy wat Jk van hem tè verwagten hebbe, zöik in
yy zijne magt waare. „
Ik zegge hem uitdrukkelijk, hoe ik de mid-
delen ten hoogitefi afkeure , die hij gebruikt
om te koomen agter hetgeen 'er in eene bijzon-
dere familie ómg'aet: Het voorwendzel" vati an-
,,' del'er lieden -dieniibooden om te kdopen , bij
5,-manier van voor defpwm, die zij
op hem hebben uitgezonden, geeve ik hem te
kennen , dat eene zeer magere verfchooninge
is; en niet itieer dan eene poöginge om de ee-.
ne laagheid met de andere te billijken. „ .
Daar is; mérke ik aan ^ in ieder zaak iets
Ofiregt islaaten de luiden hunne
5>
5»
.1
dat regt en
daaden zo verglimpen als zij willen. Eene O'
,, vertreedirige te vèroordeelen ^ en die met eene
i, al zo groote na te volgen , wat is dat anders,
5, vraage ik hem ^ dah eene algemeene bedorvèn-ΐ
heid voort te plantfeli ? Over hoe veelen het
ïi kwaad ook moge rond loopeii; het moet vani
ji ie:
45«
V'
9)
3>
5ï
iJ
5>
:
mm
mm
Juffer CDARISSA HÄRLÖWE.
mmmm
iemand geftüit worden -, of-de deugd zal vcr-
looren gaen: En ial ik het niet zljn ^ be:
,, hoorde een braaf gemoed te vraagen, die hcc
dus zal ftüiten? . .. ,
,, Ik laate liet aan zijn oordeel, óf het zijr
3, ne, aan deezen regel getoétil zijnde, een, braaf
„ gemoed zij: ,En bf il^, weetende de hefrigbeid
„ van zijne eigene geilélcenis, en de onwaar-
5, fchijndijkheid die>'er is, dat'mijn Vader én Jl;i-
„ milié ooit met hem verzoend Mlen worden^ ·'.
5, zijne hoope behoore aan te moedigen. . . .
„ Deeze fmecten én vlekken, zegge ik hem
verder, niaakén mij niét ernilig genoeg om er-
j, gens anders om, dan om zijnenthahen alleen^
„ te v/enfchen , dat hij eén regtmaatiger en ede^
5, Ier trein van denken en doen vólgé; want dat
,, ik van harten veele vaii de wegen verfmaade,
„ die hij inilaet: Oiizé gemoederen zijn derhal-
a, Ven oneindig verfchillende: En wat zijne betuir
»> gingen Van J-Iervorminge aangaet, moet iii hcni '
zeggén dat ruimfchootige bekenteniiren, zon-
5, der Verbeteringe, bij mij flegts zo veele. voort
3, koomendé toegeevingen zijn , welke hij veel
„ ligter^mOge vinden toe le ftaen, danof zig
5,' zelven te verdeedigeri , of zijne dwaalingen té
5, verbétere». , , ,
, „, Ik doe hem. te weetendat ik onlangs ont |
derrigt ben „ [En tö ben ik door Lij^, en zij
door mijn Broeder] „ van. zijne dwaazc.én lofle'
fchimprédenen ; welke hij tegen het Huwelijk
j, uitflaet. ik beilraffe hém geftrenglijk bij deezé
3, gelegenheid: En vraage hera , met wat oog-
merk hij eenê to zouilooze, eene zo Veragte-
Deel; R;
I
•' k>
li
De HISTORIE vau
„ iijke vrijheid kan neemèii, waarin zig alleen dë
'5, ongebondenfte menfchen kunnen toegeeven^
„ijen cgter beftaen zijn aanzoek bij m(/ te doen ?
„ ik geeve hem te kennen , Dat indien ik
j, genoodzaakt ben om naar mijn Oom Antonij's
,, te gaen, men niet heeft te beiluiten , dat ik
daarom noodzaakelijk de Vrouw moet zijn van
den Hr. Solmes: Nademaal ik miiTchien niet zo
zeker moge ftellen , dat dezelve tegenwerpin-
„ gen mij zo kragtiglijk weerhouden van een huis
te verkaten, waarnaar toe men mij met geweld
gevoerd beeft, dan of ik mijns Vaders huis Ver-
3, liet: En op zijn ergft al geileld zijnde, zal ik
3, wel in ftaat zijn om hen op te houden tot dae
mijn Neef Morden koome, die regt zal hebbeii
3, om mij in de bczittinge van mijns Grootvaders
Goed te ftellen, zo ïk daarop dringe.
Dit, twijiFele ik, of niet naar eene veinzerij
zv/eenit; welke alleen verfchoonelijk kan zijn ^
voor zo vcfi-e zij voornaamlijk gerigt is om hem
van kwaaddoen te rug ce houden. Want ik hebbe
maar heel kleiiiG höope, zo ik derwaards gevoerd
worde, het zij bij mijiie kenflis, of buiten bezef^
'10 ik aan de gefiade Van mijnen Broeder en Zuiler
worde ovcrgelaaten, of zij ztillen mij met geweld
rot de plegcige verbintenis póogen- te noodzaakeni
Anders, waare 'er maar eeiiig uitzigt om dit te
vermijden, door het werk fleejiendé te hotiden (oï
^elf door iets in te neemen om mij onpaiTelijk te
inaaken, indien niets anders helpen konde) toe
dat mijn Neef koomt, hoope ik, dat ik niet eens
zou denken om zelf mijns Ooms huis te verlaaten·
Want ik zou niet weeten hoe ik het met mijne eif
• ïgene
ii
% ΐ
1
i'
ifi;
33
?J
iï \
ί ■'l
PU
.f »
,! S- I
1 -^'-TffrwaVatiiir Ti^iswna'.ars'-^yr'gtfl
1
i ! ■
-ocr page 261-.^enCrbeginzelen kon overeenbrengen,, mij te ont-
flaen van de onderdaanigheid die ik mijnen Vader
-fchuldig ben; waar het ook zijn wil zal zijh mij te
^plaatzen.
Dog terwijl gij mij de bekoorelijke hoope
^eeft, dat ik .om den eenen man te ontkopmen ^
hiet onder de noodzaakelijkheid zal zijn vaii mijne
tpevlugt te neemen tot de Vrienden van den ande-
ren; ,agte ik mijn geval niet voiilrekt Wanhoopigi
f
t
r-.
• . , t , . · . ' V ■ V . ..
Ik zie niémand van mijne familie, nog hooté
iets van hen op de eené of andere minzäame wij^
te.. Dit heeft een fchijn als of zij zelve geen groo-
te verwagtinge hebben van die Pingsdägs onder^
liändelinge. Welke mijn hart doet jaagen, zo dik^
Vvijls ik'er ^n,gedenke. . .
. Ik hebbe 'er julft niet heel veel zin in4 dat'
mijn Oonl Antonij ter dier gelegenheid 'er bij, te-
genwoordig zijn zal: Dog ik zou 'er hem nog lie-
Ver ontmoeten dan mijn Broedei: ofZufter: Nog°
i;han.s is mijn Öoni zeer dploopende; Ik agte dac
de Hr. Lovelace liet niet erger kan hebben; ten
Ininiten kan hij zulk eeu Toornig gezlgi niet zet-
ten, dan mijn Oom metzijneilraftertrekken, doeii
kan. Deeze Heeren ^ die het bij der Zee is wel^·
gegaen, gelijk mijn Oom mij ménigmaalen heeiu '
doen denken, aan geen ander bedwang dan daC
der elementen gewend lijnde, én zelf gereed om
daartegen te hardebollen, bulderen dikwijls al zo
geweldig als de winden, tegen welke zij gewend
gijn gram te wordeni
tto -'- ^De HISTORIE vaίί '
Ik geloóvcj dac de Hr. Solmes, alzo"zeef
'his ik, zal kijken als een gek, indien'het waar is^,
gelijk mijn Oom Harlowe fclirijft, en gelijk Lijsjè
mij dikwijls zegt, dat hij al zo befchroomd is om
'^mij te zien, als ik ben om hem te zien.
Vaarwel, mijne gelukkige, driewerf geluk-
kige Juifer Howe j die aan uwen pligt geen 'hai'dö
vooHvaarden gehegt vindt! --Die niets andere
te doen hebt, dan u te vereenigen met eene'keü-
ze, welke uwe Moeder voor u gedaen heeft,^ te-
gen welke gij niets met regt hebt, nog kunt heb-
ben , in te brengen: Ten zij de kitteloorigheid
'^van'onze Sexe, gelijk onze loile bedillers miiTchien
de vrijheid zouden neemen van te zeggen , het
tot eene tegenwerpinge maake, dat het in de'eer-
lle plaatze, de keuze van uwe Moeder was. Een
eigenzinnige aart, weeten wij, ontvangt niet
gaarn voorfcbriftcn; fchoon de jeugd, het zij vaü
wegens bezadigdheid of ondervindtnge , niet zo
wel gefchikt is, om voor zig zelve te kiezen.
ff XÏ
Η
m F
l'' '
i
Ψ
iSf·
Uw eigen geluk te kennen, en dat het nu iii
uwe keuze ilaet, en het niet der nagedagte over
te laaten om op het wetifchelijk vóórheden te rug
te zien mee een zwaarmoedig en zelf-befchuldigend
hart, dat gij het niet kooit, terwijl gij het kondt
gekoozen hebben ^ is alles wat ter volmaakingé
En dit ver*
yan uw geluk nood2;aakeljjk is!
mogen worde u tocgewenfcht van
' ii>
CtcAi^issa Harlowé.
** '
xkix
i 1
μα
/ i
-ocr page 263-Jurm CLARISSA PIARLOWE. . itff ;.
■ .....= - .·■-. ; ν .. ,
^üfer Howe, aan Juf er C l α r i s s α H α r^
-- . .. j.-·. ii uv^rsnu :ii
ff-.-· . : ,,ί!;;."/;··. norr
Nsls den verraader gewag maakt, henii zag»« Irlij.·
was in de menagerie,, en fprak tegen Eoberc over i
ja gij kunt. „ · ï 'c' ^ir. j; ;
Buiten twijiFel doet hen hun. vertrouwen
de^ waakzaamheid van deezen knaap, , en van Lijs,
V; meer vrijheid laaten in uwe Wiindelingen , dan-
gij anders hebben zoudt. Dog gij zijt jle eenige^·
van rwelkp ik ooit gehoord hebbe, die in zulke
omftandighedeu niet de eene of andere getrotiwp.
dienftboode had, welker \yaarneeminge zij gerii)"
ger zaaken veihg kon aanbeveclen. Een digter.,
mijne waarde, zou niét hebben gaen =w,erkgn aan
eene Angelica, zonder derzelve haare yiolettq^
haareCleanthé,'haare Pelia,te.geevqn, of dier-
gelijk eene vertrouweling van zwierigen naame -7?
Ipene oude Voediler ten,minilen. . - '· ' ^
j Ik las mijne Mqpdey verfcheidene, paifagiei
' j " ' ' ' ......R > ' ' v^I^i ^·
-ocr page 264-' De HISTORIE vÄu
van uwe Brieven voor. Dog uwe laatile iluitre-
den in dien van gifteren, nam haar geheel in. Gij
hebt haar hart daarmede gewonnen, zeide zij mij.
En terwijl haare vlaag van dankbaarheid daarvoor'
duurde, . was ik bedagt orn mijn voorflag te doeny
en denzeiven met allen ernft aan te dringen, dietf'
ik daaraan kon bij^ettèn, wanneer Hickman bin-
nen kwam, de vloer met zijne beenen, en zijn
das en lóbKen mét de handen ftrijkende.
Ik zou hem wel eens helder daarover gefiroo-
ken hebb'eil'. Het zo zijnde —^—- Mijii Heer ,^
zeidê ik , zag\ gij niet den een of ander , van de'
bedienden? -Kon 'er niet eeri van dezelve
Voor u zijn binnen g'ekoomen ?
Hij verzögt vergiffenis; Stond te kijkeli als
©fhij niet wift of hij poft möeii houden, of héétte
Joopen: Tot dat mijiie Moede;-, zijne vafte Vrién-»
din , 'er tulTchen kwam. —Wél nu ,· Naaqe-^
wij hadden niets bijzonders. - Eij lieve, mijn:
Hr. Hickman,'ga zitten. ' '
^ Met uw ver—r—lof, Waarde Madain'j' ^ tok-
mij. Gij kent zijn teerii, als zijne 'Ipieréri hèiii dé
bedeefte ftootinge géeven. -——' ^ » . ji ;
Ja, ja, ga maar zitten; fijn man^ zo,gij'móe
, ?ijt - Dog bij mijne Mama^ zo het u b'eliefry
Ik verzoeke dat mijn hoep zijn vollen omtrek^ïiiag^
hebben. Alles waartoe ik ■ weete , dat zij góed:
tip, is modderige fchoenén äf te veegén, én zul-
3ie gaften wat van zig af tè houden. -
Wonderlijke meid, riep mijne Moeder mis-
noegd uit'; dog met een zagter toon, Eij, eij,
ynijn Hr. Hickman ga bij mij zitten': Ik hebbe
iailke afweefends gekheden niet in mijn gewaad.
(
i
JüFFER CLARISSAHARWWE. .
Ik keek ftemmig: én ik was in mijn haft blij-
de dat deeze haare aaanfpraak niet tot uwen Oom
Antonij gefchiedde. '
Mijne Moeder zon gaam, met de regte We-
duwe-vrijmoedigheid, heel voorzigciglijk het pn^
derwerp op het tapijt gebragt hebben, waaraan wij
bezig waaren; en zou wel gezien hebben, twijifele
ik niet, dat ik,dat gedeelte van uwen Brief hem^
had voorgeleezen, 't welk zo zeer ten zijnen
voordeele is. ' Hij was hooglijk verpiigt aan de ' ^.r
waarde Juffer ^arlpwe, kon zij heni verzekeren;
dat zeidè zij al.
Maar ik vraagde hem, of hij ook eenig nieuwi^
had met zijne laatfte Brieven uit London —^
Eene vraagwelke hij altoos wel verftaet' dat
dient om van onderwerp te veranderen ; want
anders doe ik ze nooit. En. dus ,ς als hij maar.
ftilzwijgt, neeme ik het bem^ niet kwaalijk dat Mj
ze niet beantwoordt, i . μ? - , ,/ü
Ik verkieze niet niijnen voorflag te melden ^
in zijn bijweezen, νοοχ dat ik weete hoe het mij-
ne Moeder fmaaken zal Indien het niet wel ont^
vangen worde, mag ik mij miffchien daartoe
van ^iM bedienen. Hoewel ik göen. zin hebbe
in eene verpligtinge aan hem fchuldig.ite zijn, zo
ik het vermijden kan. Want mansperibonen / die,
zijne Oogmerken in hun hoofd hebben maakeii
zo veel wind, en treeden zo hoog, indien mm
juffer zig verwaaardige om hem in haare zaakea
te gebruiken, dat het niet te ver(k-aagen is^ . "
- Het zij zo 't wil, indien ik heden geen ge-
legenheid kan vinden -, zal ik inorgen eene. to«
maahn,
,·ί
......rrë^i «ίΜ·ι·ΐιΐΜ·τ^!ι·ι?τ»
-ocr page 266-■" ' Ik 'zal geen van beide uwe verzegelde pakjes,
openen, dan in «we,tegenwoordigheid. ' Dat is
niet noodjg. Uw gedrag is bij mij buiten alle ver-
^löeden; En uit de uittrekzels, die gij mij van
zijne en van uwe ei,p,'ene Brieven verfchaft hebt,
weete ik alles wat den tegenwoordigen peitand
van zaaken tuffchen u betreft.
Ik zou u haaft een los ftreekje of twee gege-
ven;, hebben. Dog nademaal gij geagt wenfcht te
worden, boven uwe géheele fexe uit te munten
in het'gebied over u zelve; en nademaal gij inder-
daad verdient zo geagt te worden ; zal ik u fjDaa-
ren. I Gy zijt evenwél·, zomtijds, meer dan half
geneigd om i-egt uit te fpreeken. D.ac gij dit niet
doet , i koomt alleen van een weinig fchaamagagén
ftrijd tuiTchen ir^w uzehe , gelijk ik het noemen
mag. Als 'die volkoomen is te boven gekooraen,
;Weete ik dat gij mij de'eere zult .doen van mij
den uitilag onbewimpeld mede te deelen.j
' '/Ik kan'tu niet vergé even, dat giju aanmaatigc
<[cn dat wel met zulken buitenfpoorigen lóon) deii
inegt van mijne Moeder te betaalen; Inderdaad ik
, en ik w// daarover kvvaad op u zijn; Een
jaar looii re gelijk bijna!beha!ven dat ik'het, buiten
•weetèn van mijne Moeder , met de bedienden
gofed maake volgens hunne verdienfteri —τ— Hoe
deed het den man ftaen kijken !. -- En het zou
welpijn bedeif ook kunnen zijn, naaranij. dunkt.
Zo hij een ring kogt, en mét het geld een lomp
ftuk vJeefch uit de buurt ging trouwen , zou het
immersijammer zijn, dat na verloop vat? een jaar,
de arme oude ziel zou denken dat hij reden had
' Λ
Juffer CLARISSA HARLCWE. t^i
om te wenfchcn weldaad •hem, njDoit be·^
\veezen waarc. · y-^ ..i? ^ α .
[ Ijs MQET^«, In^ßeezß dingen u zin geer·
zen , zege gii., En ik wccce daii>'er tegen
u niet te praaten is:. Want altoos fteldet gij t;Q
hooge waarde op, de geringe dieniten voor^u ge-
daen, en ^e laage op de gropce die gij voor ande^
re doet. Het genoegen't welk gij hebt mee 20
te doen , ilae ik wel t;öe dat 11 beloont. Maar
waarom moet gij, door. de cdelaartigheid van u\v
gemoed, de overige wereld ten tooi) itellen, en
het tegendeel verwijten? Bijzonderlijk uvye eigene
familie J-.—- ende onze ook? , r ■ .
indien bet, gelijk ik u wel hebbeibooren, zeg'
gen, een goede regel zij, de WOORDEN
booren maar ons mrdeel over menfchen en zaa-
ken naar DA ADEN ALLEEN te. vormen;
wat zullen wij dan denken van eene , die mee
'Woorden verglimpingeu zoekt te vinden, voor de
bekrompenheid van hart in die perfoonen zelf,
welke haare da.aden zo llilzwijgcnde, en egter zo
kragtig, doorftrijkèriTtV'aaröm bloofl; gij niet, mij-
436 waarde, vriendin , dat, gij^dijs^bijzpnder, op, u
zelve'zijt? -- Als gij. met een ander ^pèrföotli
te zamen koomt, wélks gemoed gelijk is aan u\v
eigen, toon dan uw^ voortreffèlijkheden , zo als
het u belieft; Miiar laat; voor,dien tijd,^uit mede-
lijden , uw hart en uwen geeft dog een weinig in-
krimpinge ondergaen, ^,-;/ ' ^ . i« -f :ί
Ik had, voor maar weinige regels^te fchrijvcn ^
yoornaamlijk om u'te laaten wpeten, dat uwe PaJc·
jesmij behouden ter, hand gelioomen^waaren. En
diesvojgens begon ik met eene groote hand;^'en
l-ii
iiiÉMilfl Ίι ·'nilif·^^^'^*·^^^
i
-ocr page 268-De HISTORiË YAN
ik ben téeds aan het einde van mijn tweede vel ge-
koomen. Dog ik zou wel een geheel boek papief
kühnen vol fchrijven , zondei' eens te ftuiten, or
ver een zo rijk en zo geliefd een onderwerp als
dat van uwen lof, - Niet om enkel ilaal·
tje vail uwe'edelmoedigheid ; dewijl ik daarover
weezenlijk verftoord op u ben; maar yan vvegens
de liefderijke weldaadigheid, welker voorbeeld gij
vertoont in den gehèelen draad van uw leeven en
bedrijven;-waarvan dit maar een gemeen ftaal--
tje is. De Hemel beftiere u , in uwe zwaare bq-
proevingèn , is'alles wat ik hier plaatze hebbe om
'er bij te voegen; en maake u zo gelukkigals
gij agt te zijn
- ' V'. :· ν','Λ·'... U'we eigene ·Λ
Anna Howe.
i
vf-
.1 :
li:., it.:-Λ
Jufef '' Clarissa Harlowe , ■'mn'"Jiifef
■ ' Ho'AV^. """ '
, - ( ^ ; , . r, ' ■ ; Λ ■ ■ ' ■ ■ 'Γ ■'"ί t
i .·1 ^ U.ll , . ■ '! ·.■ ·/ Λί; ■ ί
^ . υ Zondag-mond^ den ι van AprlU
Ik hebbe U" veele nieuwe bijzonderheden te
berigten, u^ke eëne grootè veranderihge cóonen
In het gedrag mijner vnénden te'milWaai'ds.-trlk
dagt niet, dat 'ér zo'^kél Loo^lieid donder "ons
bi.:" : ·■.■ = · .ii iiC·:;·..
é·
Juffer CLARISSA HARLÖWE. Ï^
fchuilde, als ik'nu vinde. Ik Μ u dèezè bijzoti-ί
derheden opgeeven, zoals zè gebéürden. -
De geheele familie was 's ógténds ter Kéi-köw'
Zij bragten>'den goeden Br. Lêiwen met zigf iri
gevolge van eené voorafgegaQUe-noodiginge^ -· Eiï
de doétor' zoiid - mij - eene bOodfchap'^ boven met
verzoek, dat ik hem wilde toertaen om bij.mij te
Jioomèn in mijne eigene kamer. »-· ί ' '
Gij moogt gelooven dat dit ligt vergmni
wierd. ' ^ ' ' - " ^ " ' '
Dus kwam de doétor boven: · '
Wij waaren bijna een uur in gefprek voo^.
het middagmaal: Dog, tot mijne groote verwon^
deringe , ontweek hij alles, wat ons op het on-
derwerp gebragt kon hebben, ^wäarover ik oniier*
ftelde dat hij gekoomen was om te ipréeken. Ein-
delijk , vraiigde'ik'hem^ Of 'fnen het niet vreemd
da^t,i dat ik in-zo langen tijd niet'ter Kérke was'
geweeft? Hij maakte mij daarop eeriigè-fraaije cóm-ί
plimenten: Dog-zeide, dat hij, wat hem be-
langde , het altoos voor eenen -regel 'had gehou-
den , 'zig niet met de bijzondere aangelegenheden
van familien te bemoeijen, ten-zij hij' daartoe ver-
zogt wierd. _ ' /
■Ik vónd mij'^bijfter in'mijne meeninge be-
droogen : ' Dog onderilellende , dat hij voor tö
r^ï'gtvaardig een män geagt'^ wierd , om tot regtei
in déèze zaak geftéld te vvorden; wendde ik het
daar niet meer heen; Nogals hij benedén ver^
zogt wierd aan tafel te koomen, maakte hijl' dö
minile aanmerkingè, dat hij mij daar liet blijven:
Dog dit was de eerfte maal niet na mijne'op-
iluitinge, dat ik liet hard vond Ueneden den
ï ·
y 'i
maal-
mÊÊBÈÊ
-ocr page 270-^é» De HISTORIE van
Biaaldjd niet te mogen houden.^ En toen ik aan
de trappen van hem affcheidde ,, raoeil 'er een
traan uitberilen; en hij ipoedde zig naar beneden;
?ijne eigene oogen ook vogtig wordende; want bij
?ag het.. —~ Nog betrouwde hij ^ijne ilenv/
me, op' dat de toon , gelijk ik onderilelle, zijn
medelijden nietjontdekt mögt hebben; ililzvvijgend
heen gaende ; fchpon met zijne gewoone bevaUi?
ge^yriendlijkheid;.
"" Ik hoore , dat hij mij prees , en mijn aaur
deel in 't gefprek;, ;'t welk tuiTchen ons gevallen
-- .Ora-hen te toonen, onderfteUc ik,
dat het niet gegaen had over de gewigtige onder^
werpen, welke ik niet cwijiFèle dat aan hem ver-i
zogt,was niet aan,te roeren. - i.'
, Hij liet mij zo OUvoldnen, en ook.zo beteu-
terd met deeze nieuwe wijze van behandeiinge,^
dat ik mij nooit zo zeer onthutil, en van mijn ilei
bevonden hebbe..,, .
Dog ik zoude het nog meer zijn. Dit ilond
een dag van ^bedremmelinge voor miji te wcezen.i
indien ik-^'4.?
mag fpreeken y Wanr daar moet, veel bedoelinge/
agter leggen. " J. ■.. ^
..-i Namiddags gingen;ze alle, behalve^ niijn
Broeder en Zuiïcr, , . ter Kerke, met den brpyeili
doétor; die mij zijn complimentrliet maaken', Ik
<3eed-eenc wand el Inge, in den ituin: Miin Broe^'eri
en 'Zuiler wandeUien pok-daarin en-heelden ηιί|,
^ene goede, sy'iji injjet o,og , "meti opgjiuerk , zo
ik dagt,:dat ik-^zien mpgt la^e vrolijk en blijgeeilig;
zij ,te zamen waaren, , Eindelijk, kvyamen zij het
f / kLr'.il
V (
-ocr page 271-m
- ΓΤΓ
pad af, \ welk ik opging ,. gelijk twee* Gelieven^
hand aan hand. . > »»ίη ί ifóv^ii
Uw dienaar , Jufl'er -—- Uwe dienaares ,
mijn Heer —^ wierd ä tuiTchen mijn Broeder, en
mij gewiflèid. ? π
i.'^ Is het'niet kouwelijk, Zuftcr'Klaartje? zeide
mijne Zuiler, met eene vriendlijker ftem, dan'naat
gewoonte, ën bleef iïaen. — Ik bleef mede ftaen,
en neeg diep voor haare halve-nijginge.--..Het
koomt mij zo niet voor, Zuiler, zeide ik.
Door een korter weg, waaren zij daar, arm
in ann, al voor mij. " ? i
Ik denke, Klaartje, zeide mijn Broeder,jdaE
gij mij eenige van deeze Broedt prefenc moec
doen ^ voor mijne plaatze in Schotland; . ,r t
Zo het u belieft ï Broeder, ί , - , *'
Ik zal ze voor u uitkiezen, zeide mijne Zufter,
En terwijl ik ze voedde, weezen zij een half
dozijn aan: Daarmede egter niets bedoelende^ ge-
loove ik, dan om eikanderen veel liefde en goed-
guniligheid in mijn bijzijn te bewijzen» j
Vervolgens 'moeilen mijne Oomen (uit de
Kerk te fug gekoomen) mij de eere doen van om
mij te denken; "Zij gebooden Lijsje aan mij te
zeggen , dat zij in mijne eigene kamer met mij
zouden Thee drinken. Niï, dage ik , 2al het on-j
derwerp van aanilaenden Dingsdag bij mij word-eij
aangefchroefd.
Dog ^ij gaven wedej tegoribevQl tm ^anzier^;
\ ■
li IJ
1 '
ίΛ ( ' '
■. ί
>(■.. f
ί
Μ
\
•f. f
i* '
ί \
Hm
tjo De HISTORIE vah
van; liet theedrinken en mijn Oom Harlowe
kwam alleen bij mij boven.
Haif-koel ^ èalf-vuurig was de genegenheid;
Welke hij, bij zijne intreede in mijne kamer, toon-
de aan zijne Dogter-Nigt, gelijk hij mij plegt te
noemen ; en ik wierp mij aan zijne voeten , en
fmeekte om zijnie gunft*
Ziilke oncftelteniiTen niet, kind. Zulk een
fchroom niet. Gij zult nii de gunft van iedereen
hebben. Alles begint zig te fchikken, mijn ließ
ïk verlangde met ongeduld u te zien. Ik kon mij
dit genoegen niet langer weigeren. Toen hefte
hij mij op, en kuile mij ^ mij noemende, Char*
mant Schepzel 1
Dog hij vermijdde van zig over eenig onder-
Werp van aaiigelegenheid in te laaten. Alles zal
nu wel gaem Alles zal wel te regt koomen. —^
Geen meer klagten ! Iedereen bemint u! -- Ik
kwam alleen, om het eerft mijn hof bij u te maa-
ken! [waarën zijne tröetelende woorden] en om
bij u wat te zitten praaten van honderd zoete din-
gen , gelijk ik plegt te doen, -- En laat alles
onaangenaams, dat voorbij is^ vergeeten worden j
als of'er niets van gebeurd waare.
Hij merkte, dat ik van de fchande van tnijne
opiluitinge bègon te reppen —— Geen fchande ^
mijn lief, kan u te beurt vallen: Uwe agtinge is
te wel geveftigd* —-Ik verlangde om ü te zien ^
herhaalde hij --- Ik hebbe geen inenfch half zo
feeminnelijk gezien, zedeft ik u laatft zag* ^
En wederom kufte hij mijne koon , mijne
glóeijende koon; want ik was ongeduldig, ik was
yerdrietig j dat men dus^ naar mijne gedagten^
meï
ί' ·>
■f
ffi'
V · :
met mij ipeelde: En boe konde ik dankbaar zijn
voor een bezoek, hetwelk (zo als klaarlijk bleek)
alleen eenè al te laage konilenaarij was, om mij
tegen aanftaenden Ditigsdag in het net te krijgen ,
of mij ionder verfchooninge te laateii bij hen ui-
len?
O mijn lóoze Broeder! —^— Dit is zijne uit-
vindingöi En toen bragt mijn toorn mij de zege-
praal te binnen in die groene Liefde, welke hij ea
mijne Ziifter aan eikanderen in mijn gezigt bewee-
zen hadden, als met voordagt om mij te tarten;
én den wrevel daarmede vermengd, die hun teri
öogen uitflikkerde} terwijl zij arm in arm tot mij
iiDraken , en de gedwongene vriendlijkheid , dié
op haare lippen fpeelde, als zij mij liiaartje en
Zufter noemden.
Dunkt ü, dat ik met zulke bedenkingen zwati»
ger gaende, het bezoek van mijnen Oom Harlowe
voor zulk öene gunfl: kón aanzien, als hij fcheen te
begeereri dat ik het zou agten? ·—^ Inderdaad
dat konde ik niet doen; en ziende dat hij zo voor-
bedagtlijk alle twiftreden ontweek, gelijk ik héc
noemen mag, fchikte ik mij |naar die gemaakte
houdihge; "^en volgde hem in zijn gefprek over
onyerfchillige zaakeni Terwijl hij zig over deeze
en geene dingen fcheen te verwonderen , als of
hij dezelve nooit te vooren gezien had; en nü eii
dan de hand vricndlijk kuile, welke eènige dier'
dingen gemaakt had, waarop hij zijn oog veftigde;
nier zo zeer om zig over dezelve te verwónderen,
dan wel op dat hij ondervi^erpen vinden niogt om
dacgcen uit den weg te keeren, 't welfc hem meoil
in 'c böofd, en mij in 'c ban lag, ' · . '
1
? Λ
if ·
i -
ié ^
"'-"^'^-iiilMiiiii
-ocr page 274-lilTO
1
JJUJUPJPI
ssb5
Τ"
"pffw
De historie van
Hoe kan. ik u hief
iilleen hiaten Wijven, mijn lief?. Gij, wiergezel-
fchap ons allen plegc te verkwikken. Gij worde
wel niet beneden verwagt; Dog ik betüige, dat ik
zeer veel zin zou hebben in uw Vader en Moedel-
eens te verraiTen! - Zo ik dagt dat 'er liiets
«naangenaams ontftaen zoude —-— Mijne waar-
<le, mijne liefde! [O die waarde Mige Heer! Hoe
jion mijn Oom Harlowe dus veinzen ?] Wat zegt
gij? Wilt gij pij uwe hand geeven? Wilt gij uwen
Vader zien ? Kunt gij zijn misnoegen uitftaen, op
het eerfte gezigt van het lief fchepzel ·, die hem en
ons allen zo veel onruft verwekt heeft? Kunt gij
belooven in toekoomende -———ν
272
Toen hij heen
ginS
® /
/
dat mijne drift gaende wierd
Keen, mijn lief, zijne eigene reden afbreekende ^
zo gij niet geheel en al onderwerpelijk kunt zijn,
wil ik liiet hebben dat gij 'er om denkt.
Mijn gemoed, tuifchen. pligt en vuurigen ij-
Ver worftelende, was vol. Gij weet, mijne waar-
de dat ik hooit verdraagen konde dat men op eenfe
laage wijze met mij handelde! — Hoe —l—^
hoe kunt gij, mijn Heer! Gijti mijn Papa—Oom
---Hoe kunt gij; mijn Heer! .^i::·— -Het arm
meisje!
'wém
Want ik kon niet fpreekën dat
het aan malkaiideren hing.
Neen ^ mijn lief, zo gij niet geheel en al
pligtmaatig, geheel en al onderwerpelijk kunt zija
-- dan is 't betpr te blij ven. daar gij zijt. —-
Dog na de Blijk die gij, gegeven hebt —(—r^-
Blijk die ik gegeven hehbe I-— Welke
Blijk, mjjn Heer? , ,
Wel, wel, lynd, blijf liever daar gij zijt, ,in-
f. · ' dien
Hij zag ,
I
Juffer CLARISSA UAM^OWE.
ilien uwe voorgacnde opfluitinge u zo zwaar op 'c
hart lege-^- Maar nu zal 'er wel haaiï een
einde van zijn. —Adieu, mijn lief!---
Drie woorden nog ilegrs -- Laat uwe on-
--.Ell
I
derwerpinge van harten gefchieden!--
bemin mij, gelijii gij mij piegc te beminnen —
Uw Grootvader deed niet zo veel voor uj als ik,
voor u doen wil.
Zonder mij te laaten antwoorden, ipoedJe
hij zig weg, naar mij dagt, als een die was aangc-
fteld om tegen zijnen dank eene rol te fpeelen, en
blijde was dat ze was afgelegd.
^iet gij niet, mijne waarde JuiFer Howe, hoe
vafl; zij alle bij hun befiuit ftaen.«' -- Hebbe
ik geen reden om te vreezen voor den naailvol'
genden Dingsdag ? ' ,
\ ^
Terilond daarna kwam mijne Zufter boven;
Om te zien, onderitelle ik, hoe ik te moe-
üi
de was..
Zij vonii mij in traan en. .. ,
Hebt gij niet een Thomas a Kempis, Zuiler?
met eene ilijve houdinge
■ Ja, Madam.
Madam! Hoe lang zullen wij dus koel eii
afkeerig zijn, Klaartje ?
Niet langer^ mijne waarde Bella, zo gi,} mij
vergunt u Zuiler te noemen. En ik vattede haai:
bij de hand,
Ook hier niet te flikflooijen, Kleuter!'
Ik trok mijne hand zo fchielijk te n^^, als gij
Wel gelooven moogt dat ik gedaen zou hebben^
, tl. Deel, ^ S ^ak;
wiiarc ik, onder het voelen naar een van uwe pa^
kcrjcs onder het hout, van een Adder gebeeten.
Ik verzoeke vergiiFenis, zeide ik -AI
té-, ai te gereed om de éerile aan de hand te koo-
men, niaake ik liiij altoos der verfmaadinge onder-
Iievig.
Lieden die niet weeten, hoe zij de middel-
jnaat in hun gedrag' moeten houden , zeide zij^
moeten altoos zo doen.
Ik zal u de Thomas a Kempis krijgen, Züfter.
ïk deed zo. Daar is hij. Gij zult in dat klein
boelije voortreftelijke zaaken vinden, Bella.
Ik wenfchte wel, voerde zij mij te gemoet,
dat gij met dezelve uw voordeel gedaen hadt.
Ik wenfehe,^ dat ^^y het doen moogt, zeidé
ik. Het Voorheeld van eene Züfter, die ouder is
dan men zelf is, is eene fraaije zaak.
Ouder! Bitze zottin! --- En wegging
ze.
- Wat een knorrepot van een oud wijf zal mij-
ne Züiler worden, indien zij zo lang leeve! ---
den eerbied eifchende , mifichien, en egter niet
iheiïde naar dé verdienile ; en zig der jaaren
fchainTicnde , die haai* alleen tot den eerbied regt
kunnen geeven. i
' Uit liet o'een ik verhaald hebbe is 't duide-
iijk, dat zij denken eenig voordeel op mij behaald
te hebben , niet mijne toeftemminge te verkrijgen
tot dceze'Bijcenkboinfl: Dog indien dat al 7.6 met
waare, zoude Lijsjes onbeicheidenheidvim zo even
het baarbiijkelijk maaken. Zij heeft rijiij daarover
haar eompliment g-emaakt; en over ;het bezoek
van mijnen Oom Harlowe. Zij zegt , De zwaa-
i?' t
JUFFER CLARISSA ΗΑίΙΙ.θν^Έ. lyf
ïigheid is nu meer dan half inec mij over. Zij
houdt zig verzekerd, dat ik den Hr. Solmes nien
zou willen zien , dan om. hem te neeraen. Nu
zal zij wel haait beter bezigheid krijgen, dan zi]
in eenigen tijd gehad heefr. Alle handen zullen
aan 't werk moeten. 2ij houdt 'er bijilcr van, dac
het trouwen braaf aangact! ---—. Wie weet,
wiens beurt het vervolgens zijn zal?
Ik vond in
woord op mijn Antwoord op des Hren. Lovelace:?
Brief. Hetzelve is vol van beloften, vol van ge-
loften van dankbaarheid » van een-wl^duurencU
dankbaarheid, is zij.ii woord onder andere nog
meer hoogdraavende. Nogthans loopt de Hr. Lo-
velace het minß'wm alle mannen,, welker Brie-
ven ik gezien hebbe, in zulke grootfpreekende on-
gerijmdheden. Ik zou heel gereed zijn oili hem
dieswegens te veragten, zo hij dat deed. Zuik
eene taal ichijnt mij altoos toe , als of de vleijer.'
dagt eene zottin te vinden in eene jufilOUW , of
hoopte eene van haar le maaken.
^ „ Hij beklaagt zig over mijne önverfchilHg-
heid jegens hèm; welke alle hoope, die hij op
mijne gunil heeft, doet beilaen op de aaniloo-
telijke behandelinge, welke ik van mijne vrien^
den ontvange., , ,
,, Wat belangt mijne befchuldiginge tegen
hem van onbefchaafd te zijn , en geen tegen-
fpraak te kunnen verdraagen --Wat [vraagt
j5 hij] kan hij daarop zeggen ? Nademaal hij vol-
5, ftrekt buiten ilaat zijnde om zig te regu'aardigen^
„ te veel opregtheid heeft om zulks te ondeinec-
'j, men: Hdewe.1 hij verilomd ftaec over ijiijne ou·^
den namiddag een Wedcr-ant-
DE HISTORIE VAN
j, gena(5ige duidinge , als of zijne ligt bèkeniiên-
„ de aart eer 'ion voortkoomcn uit zijne zorge-
loosheid van zig te verdcedigen , dan uit zijne
geneigdheid ora zig te verbeteren. . Hij had
nooit voorheen, die tcgenVv'crpingen ontmoet te-
gcii zijne zeden , weJke ik, en wel met régt
iiad voor den dag gebragt: En hij was vafi: van
voorneemen om dezelve tegeii te gaen. Wat
is hetvraagt hij , dat hij beloofd, heeft, dan
zig ic hervormen door mijn voorbeeld? En wel-
ke reden tot die belofte, indien hij geen gebre-
ken had, en welzeer groote gebreken, te her-
vormen ? Hij lioopt, dat eene dvvaaiinge te
bekennen geen kwaad teken is; fchoon mijne
geilrenge deugd het zö heeft uitgelegd.
53
;'
iJ
3>
53
3Ï
ïï
5}
Hij gelooft , dat ik mogelijk wel gelijk
iJ
ίί.
ν
"I
hebbe {nadr geprcng regt, gi^Iijk hij het
noemt) in mijn oordeé! tegen het η eemen van
repre;aiïïes ^ in het geval van de kundrchap wel-
ke hij uit mime familie krijgt: Hij kan zigzelveii
niet befchuldigcn' Van zulken inboril te zijn^
,, v/cïke hem aanzet om de bijzondere zaaken'ea
,/gOhein:cn van iemand te doorfniifFelen ; dog
hoopï, dat de omilandighedeii van het geval ^
en d'j wondcrh'jke handelwij.^e van mijne vrien-
den hem verichoonen zuilen; inzonderheid ^
daar 'cr hem zo veel aan gelegen is, dat hij de
bewecgingen van eene flmiilie weete, die 'er
zig mcc zo veel geweld op toelegt , om uit
kvTfaadaartighcid tegen hem , hun 'oogmerk ,
met regt of onregt, tegen mij door |e drijven.
„ Lieden, zegt hij, die als Engelen te vterk gaen,
t -
-ocr page 279-Juffer CMRISSA HARL^OWE. 277
behooren ook alleen met Engelen te doen to
3, hebben : Wat: hem belange, hij heeft nog de.
,, moeijeiijke les , niet geleerd van goe// voor
5, kwaad te vergelden : En hij zal zig te minder
3, aangenioedigd vinden om ze ce leeren docii- dê
5, behandelingc , welke- niij wordt aangedae^ van
5, die periüonen zelf, die hem wel zouden Vv'illcn
j, trappen gelijk zij mij doen, zo hij zig niuar
„ onder hunne voeten leide. ,, , ^
„ Hij verzoekt verfehooninge wegens de vrij-
j, heden, welke hij yo.ormaals beleent gebruikt te
5, hebben in te fpqttcn mee den Huv/elijken-lhiat.
„ Het is een onderwerp , zegt hij, waarmede
3, hij in eenigen tijd niet zo los heeii: omgefpron-
3, gen. Hij bekent, dat het zulk eene gemeene
5, ilofte, zulk gefneeden brood is bij alle Ligmis-'
5, fen en Spotters; zulk een zoppig, zulk een ij-
„ del, zulk een niets-beduidend, zulk een ver-
„ ileeten onderwerp , dat hij iiet zig- van harten
3, fchaame , zlg daarmede ooit te hebben ópge-
5, houden. Hij veroordeelt het als eene plompe
„ befchimpinge van de Wetten en Goede Orde
„ der Maatfehappije , en van iemands eigene
5, Voorouderen: En in hemzelven, die cenlge rc-
5, den heeft om zig op zijne aflioomll: en iiiaag-
jj fchap te verheilen , te meer te ïperispen, daii
„ in dengeenen , \iie zig op het zelve voordeel
a, niec berö<imei> kunnen. Bij belooft, dat hij om-.
3, zigtiger zal zijn dan poit, zo iti zijne woorden,
5, als in zijne daaden, dat hij mijner goedkeuringe·
„ meer en meer waardig moge worden, en op.
dat hij vooraf eenige verzckcringe moge gee-.
.-gj ven,, dat 'er oen grond in zijn- gemoed gelegd.
t
4!<
^ίβϋΐΙΐί^ΙΙ^
Λ·
■ \
waarop mijn voorbeeld met even veel lof en
vriigt voor ons beide moge werken; - In-
„ dien kij zo gelukkig mag worden van mij d^
5, zijne te noemen. „
„ Hij geeft mij over, als volilrekt verlooren,
ji zo ik naar mijn Oom Antonij's gae: De naauvve
opiliiitinge ; De Gragt rondom het huis; De
Kapel; De onverzoenelijkheid van mijn Broe-
der en Zuiler , en hun vermogen op de reft
mijner familie, ftelt hij ineen fterk ligt; en zegt
duidelijk , dat hij eenen kans moet waagen om
5>
V
3J
te beletten dat ik derwaards gevoerd worde.
Uwe vricndlijke , uwe edelmoedige poogin-
gen om uwe Moeder in mijn belang te trekken,
zullen, hoopeik, die wranger uitedlen voorkoo-
men, tot welke ik anders mögt gedreeven worden.
En tot u zal ik myne toevlugt neemen , indien ik
verlof krijgè , en alle mijne beloften houden, van
geen brieven met eenig menfch te wiiTelen, nog
eenig menfch te zien, dan met goedvinden van
μ en uwe Moeder.
Ik zal hier fluiten ,
plaatze neerleggen, Het is niet noodig te zeg-
gen', Hoe zeer ik ben
en deezen ter gewoone
Uwe alms-toegenegem en verpUgts
Cl. Harlowp.
T-
■nß^er Cl α ris sa Harlowe , aan
Howe.
5.»
J»
η
Ik ben blijde , dat iriijne Papieren u .veilig
zijn ter hand gekoomen. Ik,zul mijn bell doen
om uw goed gevoelen te^ verdienen, op dat ik re.
gelijk en uw oordeel, en mijn eigen hare geen
fchande moge aandoen.
Ik hebbe wederom een Brief van den Hr,
Lovelace. Hij is ten uiterilen bedugc voor de bij-
eenkooraft, welke ik morgen met den ih·. Sol-
mes ftae te hebben.. Hij zegt, „ Dat de fierheid,
welke de vlegel daarop toont, zijne bekomme-
ringe vermeerdert; en het is met oneindig veel
„ bezwaarelijkheid dat hij zig weeriioudt van hein
5, een bezoek te geeven, om hem te doen wee-
„ ten wat hij verwagten raag , indien 'er dwang
j, ten zijnen voordeele tegen mij gebruikt worde.
„ Hij verzekert mij, Dat Solmes reeds metter-
„ daad gefproken heeft met winkeliers over eencn
·,, nieuwen toeilei van kleederen,. Hvrey, enz. en
noemt de,lieden, met welke hij in de ilad daar-
5, over,gehandeld heeft: Dat hij zelf " [Was 'er^
ooit zulk een afgrijzelijke vent !]·„ Dit en dat ver-.
„ trek in zijn huis gefchikt heeft tot eeiie ICinder-
5, kamer, en tot andere gebruiken'. ,,
Hoe zal ik veelen , dat zulk < een fchepzbl
Van Liefde tot mij fpreeke ? Ik zal alle langmoe-,
S 4 dl^-
-ocr page 282-'zto. De historie vam
mmm
dighcld omLTciic hem verliezen. Daarenboven
dage ik, dat hij deeze onbeichaamde voorbereid-
zeis niet durfde raaalien, of daarvan praaten ---
Daar dezelve zo onbeftaenbaar zijn mee mijns
Broeders bedoelingen ■—^-Dog ik vüede het
onderwerp.
Bij deeze vermetelheid van Solmes, zult gij
y to minder verwonderen over die van Lovelace,
in mij aan te ilaen in den naam van zijne ge-
heele familie, om eene zo vail beflootene ge-
„ weldcnaarij te ontvlugten , als men voorheeft
,, ten huize van mijnen Oom aan mij te pleegen:
„ Dat de voorbaarige ontwerper voorüae , dat
,, Lord M. 's koets niet fes paarden zal zijn aan
her hek, waardoor men gaet naar het eenzaain
3, hakbofch 't welk aan onze diergaarde koomt.
Gij zuk zien, hoe ilout hij gewag maakt van
3, Huwelijks-voorwaarden, die gereediijk kunnen
,, opgeileld worden; van ruiters, die gereed zijn
5, om te paard te iHjgen; en van eene zijner Nig-
,, ten Montague , óm in de koets te zijn, of
in de George in het nabuurig dorp, wagtende
om mij te vergezellen naar Lórd M.'sof naar,
Lady Èliilibet's, of naar Lady Sara 's, of naar
Stad, zo als het mij believen zal; en op zulke
ordres, of voorwaarden, en onder zulke bepaa-
lingen ten aanzien van hemzelven, als ik zal
voorlchnjven. „
Gij zult zien hoe hij dreigt, „ Van op lien
3, te zullen pailcn in eene hinderlaage , \ en mij
,, verloffcn^ g^hjk hij het noemt, door eene ge-
wapende magc van vrienden en knegten, indien
3, zij beilaen om mij tegen mijnen wil naar mijns
' ' 55 Ooms
5?
JJ
55
;>
51
3J
L·^ i
itóasi.
'^V^ir.......
Juffer CLARISSA HARLOWE. igf
i, Ooms te voeren; ^ en dit zelf, het zij ik wijiie
5, toeilemminge tot decze, zijne onderneem<nga
5, geeve of niet: — Naderaaal alle hoope bij hem
5, uit zal zijn, zo ik daar eenmaal gebragc ben. ,,
O mijne v/aarde vriendin ! Wie kan aan dee-
ze dingen denken, zonder in haare bevreesdheid
ten uiterfccn elendig te zijn i,
Dceze baldaadige Sexe ! Wat had ik dog
met iemand van hen te maaken, of zij met mij?
•- ik hadde dit verdient, waare het door mijn
eigen zoeken, door mijne eigene losheid, dat ik
mij in deeze omilandigheid gebragt had ---
ik wenfchte wel met al mijn hart - Maar
hoe dwaaflijk gacn wij ligt aan 't wenfchen , als
wij ons ongelukkig vinden, en ons zelve niet wee-
ten te redden?
Op de goedheid van uwe Moeder, evenwel,,
verlaate ik mij nog. Indien ik maar zo lang kan
vermijden van, aan den eenen of anderen kant ter
neer gefmeeten te worden , tot dat mijn Neef
Morden ovcrkoome, danmoet'er weleene Verzoe-
ninge volgen; en alles zal dan weer gelukkig zijn.
Ik hebbe eenen Brief voor den Hr. Lovelace
ter snjner plaatze gelegd; waarin „ Ik hem belaile,
zo hij mij geen altoosdaurend misnoegen gec-
ven wil, om zig te onthouden van allen rocke-·
loozen ftap , van alle bezoek bij den Hr. Sol-
mes , welke van gewelddaadige bedrijven zou-
ij
5»
3J
»5
mÊÉÊm
rifaidi
den kunnen gevolgd worden. „
Ik Verzekere hem nogmaal, „ Dat ik eer'
zal fterven, dan de vrouw van dien man wor-
den. „
„ Welke ook mijne behiindelinge moge zijn,
.S j wek
-ocr page 284-5, welken uitllag de gêdugte bijeenkooniil ook
5, zal hebben, ik dringe 'er op, dat hij niet be-
3, ftae Olli aan eenige van mijne vrienden gevveld
„ te pleegen: En ik drukke mijn misnoegen ten
„ hoogften uit, dat hij zig zo veel deel in mijne
5, agtinge durft aanmaatigen, ora zi^ geregtigd te
5, agten ter betwiilinge van mijns Vaders Gezag
5, omyent mijne verplaatzinge naar mijns Ooms;
„ fchoon ik hem zegge, dat ik geen gebeden nog
„ raadfla'gen zal verzuimen, zelf niet om mijzelve
,, onpaiTelijk te maaken, ter voorkoominge van
„ mijn vertrek.
Morgen is het Dingsdag l --- Hoe fchielijk
nadert ons de dag, dien wij vreezen! -O
^ <iat een diepe ilaap van vier -en twintig uuren mij-
ne zinnen beving! —-- Dog dan zou de vol-
gende dag Dingsdag zijn, ten aanzien van alle de
uitwerkzelen en oogmerken , waarom ik denzel-
ven zo zeer vreeze. Zo deeze tot u koome, voor
dat de uitflag der zo zeer gevreesde Bijeenkoomil
'bekend kan zijn, bid dan dog voor
Clarissa IIarlowe»
Vit
¥ ,
>
XXX IL
-ocr page 285-JüFfER CLARISSA iMRLOWE. i^J
juffer. Clarissa Harlowe , aan Jufer
Howe.
. -1
-"■iiBiir-T".....^T^
Bingsdag-ogtend ^ te Zes iiüreh.
k - - ■ - \
De dag is nu gekoomen ! —— Ik wenfchte
wel, dat hij al gelukkig voorbij waare. Ik hebbe,
eenen bedroefden nagt gehad. ïNaauwlijks hebbe
ik een' oogenblik geflapen, terwijl ik lag te maa-
ien over de aannaderende Bijeenkooraii De af-
ftand van tijd, waarin zij bewilligden, heeft deeze
zamenkoomil: eene plegtige gedaante bijgezet,
welke zij anders niet gehad zoude hebben.
Een diepdenkende geeft is geen begeerelijke,
zegen, ten zij die zulk eene gelukkige leevendig-
heid bij zig hebbe, als de uwe: Eene leevendig-
heid, welke een menfch bekwaam maakt om hec
iegenvioordige te genieten, zonder boven maate
angltig te zijn omtrent het toekoomende,
Dingsdag, te Elf uur en,
>
Ik hebbe een bezoek gehad van mijiie MoeiJ
Hervey. Lijs kwam mij, op haare gewoone wij-
ze van veel boha te maaken, zeggen, Dat ik ee-
ne Lady bij mij op het ontbijt zou krijgen, welke
ik weinig verwagtede; mij in 't geloof brengende,
^at het mijne Moeder was» Die Qutileide mij zo
zeer
-ocr page 286-mm
zeer, toen ik eene Lady den trap op hoorde ko.o-
inen, onderftellende dat zij het was (en de rede-
iien niet weetende te giiïèn, v/eikc haar tot ziiik
een bezoek bewoogen ^ na dat ik zo lang ιιίυ hna-
rc tegenwoordigheid was gebannen gewecli:) d.ac
mijne Moeij, toen zij binnen kwam, mijne ont-
ileltenis bemerkte; en na haare eerile groetenis,-
Hoe nu, Juffer, zeide zij, gij ichijnt ver-
baasd. —-— Waarlijk, gij pcinsiigdge jonge
Ladys hebt wonderbaare bevreesdheden voor het
geen niemendal is. WatJ mijne hand vattende,
kan u d.og fchorten ? -;— Waarom, mijne
waarde, te trillen, trillen, trillen op decze wij-
ze ? Gij zult niet in iiaat zijn om van icniand ge-
zien te worden. Kooni, mijne Liefde , m!j.nc
wang kuilende, grijp moed. Uic deeze noodloo-
2e pntflc'tenis tegen de aan naderende Bijeen-
lioomil, ZLilt gij , als dezelve over is , kunnen
oordeelcn over uwe afkeerigheden, en om uzclve
Jachen, dat gij u in eenc zo. vreesagtige verbe(?I-
■dinge hebt toegegeven.
Ik zeide, dat al wat wij ons dcrk verbeeld-
den, was, ten aanzien van de uitwcrki^cls op zul-
"ken rijd, meer dan inbecldinge, fchoon het ande-
ren zo niet mögt tocfchijnen: Dat ik u;:n geheclen
nagt geen uur geruil had: Dat mijne onheichofcc
oppaller, door mij reden te geeven van tc denken
dat mijne M.oeder bovenkwam, mij zo zeer ont-
hutll had, dat ik heel weinig gefcliikt zou zijn oni
iemand te 2i<?n iii welks tegenwoordigheid ik gccii
zin had. ,
Daar was van die dingen geen reden té gee-
ven, zeide zij. ; De Ijr. Sohiics onüerildd^.girie-
' rca
f < ί
'-■'rtt-^·--. I - ·Ί1Ι1Π1Μ1
-ocr page 287-■'Ν
juffer clarissa harlowe. afifv ,
rén avond, dat hij al zo ontroerd zou zijn, als ik ί
U beiden , hoope ik, mijne vvaardb, nadat*
d'e eerile fclirik zal over zijn. Het geen met den*
meeilen fchroora begonnen wierd^ hebbe ik dik-
vvijis gezien i dat geiiikkigil wierd beilootèn^ j;;
Op óéne v/ijze kan maar het ivoorgenomeri.^
bezoek gelukkig beilooten worden·; en dat is,
]]iat men van beide kanten 'er mede te vreeden ziji'
dat dit het laatile zijn zal. - .1 " ■
Zij hield mij daarop voor dogen, hoe onge-
lukkig het voor mJj z;jn zoudö, bijaldien ik mij· niet
liet overreed en: - Zij hield bij mij aan, om den tlr.
Sohnes zo te ontvangen als met mijne Opvoedinge
overeenkwam: En verklaarde, dat'zijn fchroom
op de Vervvagtinge die hij had van mij te zien, . i
verichuidigd was aan zijne LieiHe en zijn Ontzag^ ^ I
te kennen geevende, Dat eene Waare Liefde al-
tobs met Vreeze en Eerbied vergezeld gaet; ert !
dat een onilüiraige, trotze Minnaar geen aanmoe-· ;
Hierop antwoordde ik , Dat de natuureliike
gefteltenis in aanmerkinge moeft koomen : Dat ;
een man van moed als zulk een zou te werk gaen^. . '
voordeel bedoelde re behaalen; en zig baldaadig Η
aanftcllcn, daar zij de magt, en niets te verwag- 4,
ten had: Dat dit geen iiuk was,'waarover ik, nu
een befluic bad IC nceinen; Dat ik.over dit onderr ,
werp
V ■■
Ν '^BS DE HISTORIE VAN ;
tmij'ip·
werp al zo veel gezegd had, als het mogelijk was
dac ik kon zeggen: Dat deeze Bijeenkoomil mij
was opgelegd: Van den geenen , wel is waar ^
die rege hadden vaii mij zulks op re leggen: Dog
dat ik daarin zeer tegen mijnen dank bewilligd
had; en dat om deeze reden, Όάι afkeer^ geen
fnoedwilUgheid ^ in dit geval plaatze had; en dus
konde 'er niets van koomen, dan een voorwend-
zei , gelijk ik zeer bedugt was, om mij nog ge-
Ibenger te behandelen, dan ik behandeld waare.
Het behaagde haar toen, mij van vooringe-
nomenheid en vooroordeel te befchuldigen. Zij,
weidde uit over den pligt van een kind. Zij ichreef
mij overvloedige fraaije hoedanigheden toe; dog
zeide mij, dat in dit geval, die van overreedbaar-
heid 'er aan ontbrak om ze Alle te bekroonen. Zij
drong de verdienfle van gehoorzaamheid aan,
fchoon mijn eigen wil daarmede niet gepaard ging.
Van wegens eene kleine meldinge, die ik maak-
te, dat ik te grooter weerzin had in den Hr. Sol-
mes te zien uit hoofde van de vrijheid, waarmede
ik hem had behandeld, fprak zij tegen mij van zij-
ne vergeevelijke gefteldheid; van zijne oneindige
agtinge voor mij; en van ik kan niet zeggen wat
al niet van deezen aart.
Nooit van mijn leeven bevond ik mij zo ge-
jnelijk: En dat zeide ik ook aan mijne Moeij; en
verzogt dat zij het mij vergeeven wilde. Dog zij
zeide, dat zulks toen wel van mij verborgen
.wierd,· want zij zag niet dan geringe beevingen^
welke gemeenlijk plaatze hadden in jonge,Ladys,
Wanneer zij hunne Verwonderaars de eerße maai
■ftonden te zien ; en die mögt zo, wel ^ ten mijnen
ΐί.ΐ,'ί
■ι
ϊ'
I
■ - liï^Tiifai
—i—^—„ __
juffer CLARISSA HARLOWE. ifif
aanzien genoemd worden; nademaal het de eerile
reize was, dat ik mijne toeilemminge had gegeven
oni den Hr. Solmes op dien voet te zien. —^--
Dog dat de volgende
Hoe, Madam, viel ik 'er tulTchen in
Verbeeldt meh zig dan, dat ik op dien voet zal
bij hem koomen? --
Zekerlijk verbeeldt men zig dat, kind. >
Zekerlijk ^er-beeldt men %lg dat^ Madam!
Dan begeere ik het nog van de hand té wijzen. —·
Ik wil, ik kan hem niet zien, indien hij mij ver-
wage te zien op die onderilellinge, , j- '
\^iczeva"azen, pointille —^—Enkel/»om-
tille, Nigt! - Kunt gij van gedagte zijn $
dat iiWe beilemniinge (van Dag, .Baatze, Uur)
daar gij wiil welk het oogilierk daarvan was ^ ftaec
te worden opgevat, als eene enkele ceremonie^
die niemendal te beduiden heeft? ^^— Ik moet
u zeggen, mijn lief, dat uw Vad^r, Moeder,^Oo-»
men, Iedereen, deeze beilemminge aanzien als
de eerPie daad van uwe onderwerpinge aan hun*
iien Wil: En treed derhalven iiiet tc rug, verzoe*
ke ik u; maar maak eene verdienile van hetgeea
gij niet vermijden kunt. i
O die afïchmvelijkei vent! -'Vergeefhet:
mij . Madam- Ik geagt te worden bij zul-
ken karei als dien te koomen, met zulk een oog-
merk ! en hij gewapend te zijn met zulk eene ver-
wagtinge·! -- Dog het kan niet zijn dat hij
dit verwagt, wat ook andere doen mogen. ——·
Het is duidelijk, dat het zo met hem niet zijn kan^
uit de vreeze^, tUe gij alle ^^e^t dut ];iij ?al hebbeft
f
"'■ψ
om mij te zien. Indien zijne hoope zo ftoutmoe-
dig waare, kon hij zo veel niet vreezen.
Inderdaad ^ hij heeft deeze hoope; en die
ook welgegrond. Dog zijne vreeze ontilaet uit
zijnen eerbied, gelijk ik u te vooren zeide.
Zijn eerbied ! —— Zijne onwaardigheid !
Die is zo oogenfchijnelijk, dat hij zelve
Ν
,1,
b'
-li
die zelf ziet, zo wel als elk een buiten hem.
Hiervandaan koomen zijne aanbiedingen om mij
te koopen ! —-—■— Hierom is het, dat Huwe-
lijks-voorwaarden het gebrek van verdienfte moe-
ten goedmaaken!
Zijne onwaardigheid ^ zegt gij! - Niet
zo fchielijk, mijn lief. Heeft dit den fchijn niet;
iils öf gij uzelve op eenen hoogen prijs waar-
deei'dt? -· " - Wij hebben alle verhevene denk-
beelden van uwe verdienfte, Nigc; dogMiiette-
min, zou het egter niet kwaad'zijn., dat gij uzel-
ve wat minder aanmaatigdet; fchoon u al meer
met regt mögt toekoduien , dan uwe vrienden u
toGfchrijven. . ,
Het is mij leed. Madam , dat men het voor
eene vermetele grootsheid in mij agte , * te on-
derftellen, dat ik eens beteren mans waardig ben,
dan de Hr. Solmes is, zo ten aanzien van lighaani
als geeft: En ten aanzien van rijkdom , danke, ik
•God, dat ik dat alles kan veragten j wat van dien
kant
• ^ In het Engelfch ilaer, tofnf>pofe\^mx\o^rvorthyof abetier
'man, t'han Mr. Solmes, Dog du is zekerlijk cene clrukfour,
of eene kleine ónag'xaamheid van den Schrijver, gewced:.
Ket ooffiiicrk , vcTei^cIn duidelijk, Δ ai not uiigcworpen , of
not tmwirthy gelezen worde. En ik hebbe geen jwaarig-
lieid gemaakt vau het hiec ia diervoegen tc vcranderci», vm*
■^•a.·^ - -.....liÉW»;
■ 1
-ocr page 291-ii
liant zo armhartig ten zijnen voordeele wordt aan-
gedrongen.. 1
Zij zeide mij, Praaten had niets te beduidend
Ik wiil: de verwagtinge van iedereen.
Dc:t wift ik waarlijk nier. Het was bnmoge*-i
lijk , dat ik gedagcen kon maaken van eene zó
wonderbaare verwagtinge, op eene bewilliginge;
die alleen gefchied was om te toonen ^ dat ik zó
veel wel wilde inwilligen , als in mijn vermogeit
was om in te willigen;. . , ,
Ik kon ligt onderileld hebben, zeide zij, dac
iedereen dagt, dat ik hun allen begon te willé
re zijn, uit het minzaam gedrag van mijn Broeder
en Zuiler jegens mij in den tuin .voorleeden Zon-
dag; uit het . bezoek van mijrie Zuiler bij »mij ha-ï
derhand in mijne kamer (fchoon beiäe ftijver Όαη
mij ontvangen ^ dan men of wenfchté of vcrwag^
tede) ; liit mijns. Ooms vrieudlijk bezoek bij mi|
denzelven namiddag \ . wel niet zo dankbaarlijk
Ontvangen ^ dan ik zijne gunftbewijzen plegt té
ontvangen: Dog dit fchreef hij minzaam toe aait
liet misnoegen^ 't welk ik over mijtle opiluitingei
had opgevat, en aan mijn voorneeriien om allengs-
kens. bij tilippen af cc koonion, op dat ik zulks
met goed fatzoen mögt doen wegens mijne voor-
gaende tegenkantinge; ,
Zie daar^ , mijne waarde ^ de laagé konilenaa-i
rij van die Zondags-behandelinge; welke mij tocii
zo vreemd voorkv/am ! En zie daar de redens
waarom Dr. Lewen wierd toegelaaten om mij tc
bezoeken ^ en egtcr zig onthield vart een onder-
werp aan te roeren, over 't vi^elk ik dagt dat hij
gekoüineh was öm met mij te fpreekca 1 t^r-r:—^
il; DeeL Τ " " WanE'
....^'r^ttLT-----...
-ocr page 292-S90 DE HISTORIE VAS!
Want het fchijnt dat 'er geen reden was om me'é
mij in gefchil te treeden over een ftuk , hetwelk
rieii onderßellen moeil dat ik reeds had toege-
llaen. -- Zie ook, hoé onopregt mijn Broe-
der en Zufter hunne voorgewende vriendiijkheid
moeten hebben voorgedragen, daar hunne par*
tijichap (fchoon zij een oogmerk hadden te berei-
ken met vriendiijk te fchijnen') tegen mij zo ilerk
fchijnt geweeil te zijn, dat zij niet'konden nalaa-
ten van door hunne houdinge jegens eikanderen,
als twee Gelieven arm in arm, tmij te tarten; ge-
lijk mijne Zufter naderhand insgelijks deed, toen
zij mijn Thomas ,a Kempis kwam leenen.
Ik iloeg mijne handen en oogen om hoog!
ik 'kan iian dceze bchandelinge geen naam geeven ^
zeide ikHet einde zo onwaarfchijnelijk te berei-
ken door middelen zo laag! Ik weete wel, van
'i^ien dit alles koomt! Hij, die 'er mijn Oom .Har-
iowe toe krijgen konde om hét zijne daaraan
toe te brengen, en bewerken dat de overige van
mijne vrienden daarin genoegen namen, moet het
vermogen hebben om alles· tegen mij bij hen te
doen. ' ^
Mijne Moeij zeide mij weder ^ dat praateii-
en befchuldigen , nu ik de verwagtinge gegeven
had, niets zouden te beduiden hebben. Zij hoop-,
te, dat ik iedereen mei; zou toon en, dat zij tö
voorbarig geweeil wauren met hunne opvattingen
van mijne begeerte om hun allen te wille'te zijn.
Zij kon mij verzejieren , dat het erger met mij'
worden zoude, zo ik nu te rug trad dan of
ik nooit aan de hand gekoomen waare.
Aan de band gekoomen^ Madam! Hoe kunt.,
jAi
.......JBBÏa«
-ocr page 293-.1
gij zeggen ,' dat ik ben aan de hand gekoomen?
Wel, dit is een ftrik die mij gefpannen is! Eeti
bedroefde iaage valilrik ! Vergeef mij ^ Madam;
ik zegge niet, dat gij 'er de tiand in liebr. ---
Maar zeg mij, mijne allerliefile Moeij, Wil mij-
ne Moeder niet tegenwoordig zijn bij deeze ge·-
vreesde Bijeenkoomil ? Wil zij mij zo veel gunit
niet bewijzGia ? Ai waare liet maar om eehigeii
fchik te geeven -
Schik te geeven^ mijn lief, viel zij 'er tiis-
fchen in -- uwe Moeder , en uw Oom Har?
lowe zouden om de geheele wereld bij deeze ge-
legenheid niet willen tegenwoordig zijn ---
O Madam , hoe kannen zij dan mijne toe-
ilemminge tot deeze Bijeenkoomil: aanzien \ als of
^^•^ni^Q^Q- aati dx hand kv^am l ^ ^ '
Mijne Moeij was niet .wel te vreeden over
deeze regtti-effenik zet. Jiiucr Klaarge, zeide zij >
daar is geen doen met u te hebben. Het zou ge-
lukkig zijn voor u, 'en vooV elk onzer, dat gij
met uwe gehoorzaamheid zo vaardig waart, als
met uw vernuft. Ik zal u vcrlaaten ———^
Njet in tóórn , hoope ik , Madam, viel ik
'er tuficlien in ---Alles wat ik bedoelde ,
was maar aari te merken , dat de zamenkoomft
mögt afloopen zo zij wil, en zo als zij moQt ailoo-
pen ; dat niemand in zijne verwagtinge ddarom-
trent bedroegen kan worden:
O Juffer ! gij fchijnt ecii zeer onverzettelijk
jolig menfch te zijn; De Hr. Solmes zal hier op
uwen geilelden tijd weezen. Eii gedenk nogmaal,
dat van den aan ilaenden namiddag de vreede vau
IJ we gehede familie, en uw eigen geluk afhangt,
wm
-ocr page 294-ζρ2Τ * ' DE HISTORIE van,
En dit zeggende, haaftede zij zig naar bené*
clen.
a/Hier zal ik ophouden. Op welke wijze, of
wanneer ik de pen weder zal opvatten , ben ik
niet in ilaat om te giffen ^ veel min te bepaalen.
Ik ben boven maate ongeruft en gemelijk! ----
Geen goed nieuws van uwe Moeder, naar ik oii-
derilelle! -^ Ilt zal het mij dus verre kwiju
niaaken, uit vreeze voor het erglïe.
Vaarwel,'mijne belle 5 of liever, mijne em^*?
Vriendin] --
'L:; '-a·: ,·■
Cl. Harlowe.
clarissa harlowe / jufeif
Howe.
Dings dag ävond; en vevoolgd door den Nagtt
Wel, mijne waarde, ik ben nog hier, en iii
ieeven! Maar hoe lang ik of hier,· of in leeven
Zijn zal, kan ik niet zeggen. Ik hebbe ongemeen
veel te fchrijven; en miiTchien zal ik daartoe wei-
nig tijd hebben. Niettemin moet ik u vercellen ^
hoe de ftoute Lijs mij weder ontilelde, wanneer
zij met de boodlcliap van deezen Solmes boven
kwam; alfchoon ik te vooren, gelijk gij ii'uit mij-^
iicn voorigen wel zuk erinneren, ai 20 gefield
juffer CLARISSA HARLOWE. ifif
was, dat ik geen nieuwe bijkoomende ontzettia
gen noodig had. - .
JuiFer! JüiFer! Juffer! riep zij, zo fchielijk
als zij, kon fpreeken, mee haare armen wijd uitge-
fpreid, en alle haare vingers vaneen, en opge-
ftoken, belieft het u naar beneden te koomcn in
uwe eigene zaal ? -Daar zijn ze alle, verze-
kere ik u, in volle Oerga4eri?jge ! --En daar
is de Hr. Solmes, zo mooij ais een Loixi, met ee-'
ne charmante witte peruik, een fijn overherad en
lobben met kaïit, een rok vercierd met filver,''''cn
een kamifool van paiTenienten over einde ilaende!
- Heelfraaij, geloof mij ! -Nooic
zag't gij zulk eene veranderinge! --- Oeh,
Juffer, haar hoofd fchuddende, het is jammer da
gij zo veel tegen hem gezegd l-uibt ί ——- 'Dog'
gij weet 'er u, niettegenftaende dat alles, welaiic*
te redden! - Ik hoope maar, dat het-üiet''
'l.
te laat zal zijn! ---ίί '://
Wierd ü be-
Onbefcheid! zeide ik
volen met zo veel verbaasdheid boven te koonien ?
---- En ik kreeg mijn waaijer, en bewaaidc
mijzei ve.
Zegen mij! zeide zij, hoe ras wordt dcezo
mooije jonge Lady's verhaas4beid.üüYigc]ü^rd i- ^
Ik dagt niet om u te verilooren ofte verfchrikken,
zeker. —^— ,
Alle zijn zij daar, zegt gij? — Wie noemt
goalie? --—^-
Wel, Juffer, haare flinkerhand geopend uit-·
houdende, en met een zwier, en ftout gezigt van
ter zijde, die telkens aanraakende met den voor-1
ften vinger van d.e andere^ bij ieder perloon-dien»
Τ 5 zij.
i, I
%
ÜÜP·
m
m
Ύ
zirj meldde, Daar isi uw Papa! —__ paar is
uwe Mama! - Daar is uw Oom Harlowe
—:——— Daar is uw Oom AntonyJ---Uwe.
Moei] Hervcy !--Mijm jonge Lady !--Eu
mijn jonge Heer!--En de Hr. Solrnes, met de.
boudinge van een groot Hoveling, opftaende, om-
dac hij u>v naam noemde: - JuiFerLysje, zeide
hij [en toen boog zig de aap van een meid, en
ilreek den voet agteruit, al zo miirelijk, naar mij-
ne onderilellinge, als de pcrfoon deed, dien zij
poogde na te aapen] Gelief mijnen nederigea
dienft te prefenteeren aan de Juffer, en haar te
zeggen, dat ik op haare bevelen v/agte;
^ Was dit niet eene booze meid ? ik beefde zo,
dat ik naauwlijks ilaen konde. Ik was ipijtig ge-
noeg om te zeggen, dat haare jonge Juffrouw, on-
deritelde ik, haar gebooden had zig in deezer
voege aan te (lellen, op dat zij- mij door den,
fchrik onbekwaam mögt maaken om ralj zo beza-
digd te gedraageu, dat ik het medeiijden van mijn
Oom jegens mij verwerven mögt.
Hoe brengt gij uzelve over iluui·,. zeide hec
baldaadig fchepzei! --Koom, lieve Madam ,
Κ
mijn waaijer opneemende, dien ik had neergelegd,
en mij al waaijende daai'niede naderende , zal
ik----
Weg hier met uwe onbefcheidenheid!
Dog zegt gij, dat alk mijne vrienden beneden bij
hem zijn ? En ftae ik voor hen aliefi. te verjchij'
men? , ·; V
Ik kan niet zeggen, of zij zullen blijven, als
gij koomt. Mij dunkt zij fcheenen beweeginge te
piaakcn, toen de Hr. Solmes mij zijne ordres gaf;'
Dog
-ocr page 297-Juffer CLARISSA HARLOWE. 25?^;
Dog wat antwoord zal ik den Jonker bren-
Dat ik teritond zal koomen--Zeg wat gij wilt;
het fcheelt mij niet wat--Maar geef mij mijn
vvaaijer , en haal mij een glas water —-
Zij ging heen., en ik bewaaide raij den gê-
heclen tijd; want ik was zo heet als viiiu", en
bremde, en woritelde met mijzeive zo veel ik
konde; en toen zij weder kwam, dronk ik mijn
water; en geen hoope voor tegenwoordig vinden-
de van een geriiiler hart, zond ik haar naar bene-
den, en volgde haar hais over hoofd; zo becven-
de, dat, had ik mij niet gchaaft, ik twijifclc of ik
wel in 't geheel beneden zou hebben kunnen koèr
men. - O mijne waarde, wat een arm, iijde^
lijk werktuig is het lighaam, wanneeij cie geeil on-
gefteld is!
Daar zijn twee deuren in imjne zaal, gelijl^
ik ze plegt te noemen. Zo als ik de eene intrad,
fpoedden mij Vrienden zig ter andere uit. ik zag
even de japon van mijne Zuiler, die het laatil we;^
lloop. Mijn Oom iVntonij ging met hen uit; doii;
vertoefde niet lang, gelijk gij hooren zulr. Eu
zij biecven alle in de naailgeiege zaal, welke al-
leen door eene hoiitene fchuttinge van de andere
is afgefcheiden. Mij heugt, dat zij beide in een
waaren : Dog zij wierden ten gevalle van on»
dogters van een geicheiden, op dat ieder haaf
bezoek daarin naar haar believen mögt ontvangenjr.
Dj Hr. Solmes naderde üiij, zo dra ik biii-
T 4 «en
Λ
gcni
Zeg, dat iki niet kan koomen!
Matir
evenwel als het over is, dan is 't over! — Zeg,
dat ik mij zal vei-voegen
dat ik hem zien
Wi:
De historie van
nen trad, zig buigende tot den grond, met eena
zigtbaare ontllckenis in ieder trek van zijn gelaat;.
ï>Ja een half-dozijn in den hals gefinoorde Madams,
Was het hem leed--Het moeide hem
zeer —— Het was zi jn ongeluk--En daar hield
hij ilil, voor dien tijdnicx bekwaam zijnde om een
zin voi uit te fpreeken.
Dit gaf mij een weinig meer vrijmoedigheid.
Bloheid in eenen vijand verwekt kloekheid in ons
zelve--Dat zie ik nu duidelijk--Evenwel
is miifchien, in den grond, de dus gemaakte held
pf heldin een groocer bloodaart dan de ander.
Ik keerde mij van hem af, en plaatile mij op
een der iloelen ter zijde van den haard, mij zelve
bewaaijende. Ik hebbe mij zedert te binnen ge-
bragt, dat ik zeer fpijtig moet gekeeken hebben.
Konde ik eenige gedagten van den man gehad
hebben, ik zou mijzelve dieswegens hebben ver-
agt. Dog wat kan 'er gezegd worden in het ge-
val van
keer?
r Hij bremde vijf of zes maaalcn , gelijk ik te
vooren gedaen had, en dse^e bragcen een gezeg
voort -—- Dat ik zijne ontilckenis wel moeil zien.
Dit gezeg bragt nog twee of drie meer voort. Ik
geloove, dat mijne Moeij zijne leermecileres ge-
weeftwas; Want het was zijn ontzag, zijn eerbied
voor eene zo voortreffelijke Lady [vérzekere ik u!]
En hij hoopte — hij hoopte — driemaal hoopte hij
voor dat hij mij zeide wat — Op het laadl: kwam
het 'er uit, dat ik te edelmoedig was (Edelmoe-
digheid, zeide hij, was mijn charaäer) om hem
eenen zo volkoonien harrgrondigen af-
■ ■ 4· te
^ ' .NJO-»- -
•v/
-ocr page 299-' JUFFER CLARISSA HARLOWE. T^f
te veragteii wegens zulke -wegens zulke
wegens zulke--egte tekens van zijne Liefde,
Ik zie inderdaad, dat gij eenigzins ontfteld
zijt, iiiijn Heer; en dit geeft mij, hoope, dat
fchopn ik gedwongen ben, gelijk ik hei noemen
mag, om in deeze Bijeenkoomfl: te bewilligen,
dezelve van gelukkiger uitwerkzelen mag gxivolg4
worden, dan ik daaruit gevrtesd had.
Met bremmen had hij nu meer couragie ge-
kreegen. . . λ
Gij kondt u niet verbeelden, Madam, dat
ecnig iphepzel zo blind zou zijn voor uwe vert
dienllen , en zo weinig van dezelve bevvoogen,
dat hij den voorftand en goedkcuringe zou verwaaur
ioozen, met welke uwe waardigp fiimilie hem ver-
eert, terwijl hem nog eenige hoope wierd gcgcr
ven, dat hij ten eenigen dage, door zijne aan-
houdende vlijt en ijver, uwe gunil mögt verwag-
ten.
ik bezeiFo maar al te wel, mijn Heer, dat hcc
Op den vooriland en goedkeuringc is, waarvan
gij me!dt, dat gij zulk eene hoope bouwt. Het
is anders onmogelijk, dat een man, die ^ijn etgeii
geluk eenigzins in agt neemt, zou volharden te-
gen zulke verklaaringen, als ik gegeven heblx»,
en mij verpligt agte te geevcn, om u zo wel als
mijzelve regt te doen.
Hij had veele voorbeelden gezien, zeide hij
mij, en van nog meer gehoord , waarin de Lady s
al zo afkeerig hadden gerchecnen, en zig egter
laaten beweegen, deeze door reden van medelij-r
den , geene door overreedinge van haare^ vrien-
den,, ora van gedagten te veranderen;^ en die na-
^de historie vaïi
derhand zeer gelukkig waafen geweefl: En' hf
hoopte dat het hier ook zo mögt uitvallen.
»· Ik kan niet begrijpen, mijn Meer, dat men
in een ftuk van zo veel aangelegenheid als die,
Walkanderen honig moet om den mond itrijken:
Egter is het mij leed, dat ik gehouden ben mijn
hart zo rcgt uit te fpreeken, als ik gae doen.--
Gij moet dan vveeten, mijn Heer, dat ik onver-
winnelijke tegenwerjiingen hebbe tegen uw aan-
zoek. Ik hebbe dezelve openlijk verklaard met
eenen ernft, die, geloove ik, zonder voorbeeld
is: En waarom? -- Dewijl ik geloove, dat
het zonder voorbeeld is, dat eenigjong menfch,
in zulke omftandigheden ais ik ben, ooit zo be-
handeld wierd,· als ik om uwentwille.behandeld
ben.
Het is te hoopen, Madam, dat men uwe toer
ilemrainge mettertijd verwerven zal--Baf is
te hoopen; en ik zal een elendig man zijn, zo
het niet gefchieden kan.
Beter waare het, mijn Heer, met mv verlof,
dat gij alleen elendig zijt, dan dat gij twee elen-
dig maakr.
Mogelijk, Madam, hebt gij eenige dingen
tot mijn nadeel gehoord. Niemand is zonder vij-
anden. Eijlieve laaf mij v/eeten, wai gij gehoord
hebt, en^ ik wil of mijne fouten bekennen en ver^
beteren; of ik zal u overtuigen, dat ik fnoodiijk
geklad ben: En eens, verilae il:, dat gij mij iets
'hoordet zeggen, 't welk u aaniloot gaf: Onver-
verhoeds, rniüchien; dog niets anders dan 't '^een
mijne hoogagtinge toonde, en dat ik zou volllun^
dig zijn zo lang ik eenige licope konde hebben.
< Ik
i
!l4
Tl"; iiaaiMtir··'
juffer CLARISSA HARLOWE. ifif
Ik hebbe inderdaad veel dingen tot uw nadeel
gehoord: ——- En het was wel,verre van dat ik
genoegen zou geliadf hebben, in 'c geen ik u uiE
den mond hoorde vallen: Dog alzo ik niets mee
u te maaken had, en nooit kon' hebben, had ik
mij het een nog het ander niet aan te crekken'.-
Het is mij leed, Madam, dat ik dit hoore.
Ik ben verzekerd, dat gij mij van geen fout zoude
fpreeken, die ik niet gewillig zou. zijn om in mij-
zelve te verbeteren.
Verbeter dan deeze fout, mijn 'Heer —
'Begeer niet dat een jong menfch gedwongen wor-
de in het gewigtigiï iluk van haar leeven, uit be-
weegredenen, die zij veragt; en'ten behoeve van
een perfoon, voor welken zij geen agtinge kan
hebben: Eene die, volgens haar eigen regt, ge-
noeg heeft om zig boven alle. uwe aanbiedingen cc
verheilen , en een i2;emoed , 't welk niets meer
vereifcht dan zij heeft, om zig wel vergcnpegd en
gelukkig te maaken.
. Ik zie niet, Madam, hoe gij zoudt gelukkig
zijn, zo ik al mijn aanzoek ftaakte : Want -^
Dat raakt u niet, mijn Heer , viel ik 'er tus-
fchen in: Trek gij uwen eifch maar in: En zo men
goed vindt eenen anderen man· ter mijner kwcliin-
ge op - te ftooven , de fchuld zal niet voor uwo
rekeninge koomen. Gij zult geregtigd zijn tot
mijne dankbaarheid; en gantfchlijk van harten zal
ik u danken.
Hij hield wat ftil, en fcheen een weinig ver-
legen : En ik ilond hem nog fterker en perfoon'.
Jijker proeven van mijne openhartigheid te geeven·;.
%vanneer mijn Oom Antonij binnen kwam.
. ' Zo
«M
Zo,, Nigt, zo! - Dus ftaatlijk tc zit-
ten als eene Koningin, die Gehoor geefc! trotßifk
Gehoor geefc!--Mijn Heer Sohnes, hoe ibec
gij dus onderdaanig? — Waarom dus beichroomd,
man? Ikhoopeu op een gemeenzaanier voet nioE
maikanderen te zien eer wij fcheiden. , C'; ·
Ik ilond op, zo dra hij binnen trad -— en
naderde hem met eene gebogene knie : Laat mij
toe , mijn Heer, mijn eerbewijs te betoonen aau
mijnen Oom ; welken ik in zo langen tijd niet ge-
zien hebbe ! ^- Laat mij toe mijn Heer, dac^
ik om uwe giinil en medeiijuen fmeeke.
Gij zult elks gunil hebben , iXigt, als gij
weet hoe gij ze, verdienen moer.
Zo ik dezelve ooit verdiende, verdiene ik ze
mi. Ik ben hard beliandeld ---Ik hebbe
voorilagen gedaen , die behoorden te zijn aange-
nomen , en hoedanige men niet van mij geeifcbi
zoude hebben. Wat hebbe ik gedaen, dat ik dus
ichandehjk gebannen en opgeilooten zijn moet i?
pat het mij niet vergund raag worden eenige vrije
keuze te hebben in een iluk, 't welk mijn tegen-
w^oordig en toekoomend geluk betreft?-----
Juiier Klaartje , antwoordde mijn Oom , gif
hebt tot hieraantoe uw wil gehad in alles; en die
maakt dat de wil uwer Ouderen u zo lailig vak.
Mijn wil, mijn Heer !· Gelief mij te vergun-
nen dat ik vraage, Wat mijn wil tot nu toe anders
was, dan mijns Vaders wil, en de wil van U, en
van mijn Oom Harlowe? —· Hebbe ik niet niij-
nen roeai gefield in te gehoorzaumen en te belie-
ven? — jNooit verzogt ik om eene gnnil: , of ik
ging eeril zitten overweegen, of het hetaamelljk
waa-
ι
'h
I »
Ί
'Μ
Juffer GLARISSA HARLOWE, 30,
waafe dat ze mij wierd toegeftaeni- En niij om
mijne gehoorzaamheid te tooneh, hebbe.jk niec
aangebooden öin Ongehuwd te leeveu? Hebbe ilt
niet aangebooden mij zelve te ontdoen van mijns
GiOQ.ty.aders weldaadigheid , en nnj ^Eelve op d^,
goedheid van mijn Vader te verlaaten; die mij ook
zou mogen onttrokken worden, zo ik hem onge-
noegen niogt geeven ? Waarom ,, waarde goede·
Heer, moet ik ongelukkig gemaakt worden in
een ftuk, dat mijn geluk zo zeer betreft. '
Uws Grootvaders Goed begeert men niet vaiv
11; Men wil niet hebbeh ^ dat gij een ongehuwd
leeven leidt. Gij weet beweegredenen , en-
wij giiien naar de uwe. En ik moet:,u'zeggen,
hoe zeer wij u ook beminnen ^ wij zouden veel
eer verkiezen om u naar het graf te' volgen, dan
dat de uwe zouden plaacze grijpen. ' j
é Ik wil mij verbinden om nooic eenigen man.
te trouwen, buiten mijns Vaders toeilemminge,
en de uwe mijn Heer, en die van iedereen^ Heb-,-
be ik U ooit reden gegeven ^ om aan mijn woord
té twiiffeien? -En hierop wil ik den plegtig-.
v
ften Eed doen, dien mij zal worden voorgehou-
den ---'
Dat is do huwelijks-eed, viel hjj 'er taifchen
in 5 met eene forfe ftem — En aan r<deezen Heer.
—^— Het zal, het zal gefehieden, Nigt Klaartjei
-- En hoe meef gij 'er u tegen ftelty te erger
z-al het voor u zijn.
Dit, en wel in,'t bijzijn van den man , die
daarop moed fcheen te .grijpen, maakte mijne drifc
grootiijks gaende.
Dun zult gij mij inérdmêt' ïöijQ "Heety eef
naiitl·
itialäiäMÄ
É^iMMMuauas
1F
. 'ί.
Ι
\ i
naar het graf volgen. — Ik wil den wreediiétt'
dood ondergaen-Ik wil zelf toeftemmen onl·
te gaen in den naaren grafkelder mijner vooroude-
ren , en 'dien 'boven mijn hoofd laaten coemerfe-
len, liever dan mijne toeilemminge te geeven om
voor mijn gantfche leeven elendig te zijn. En,
mijn Hr. Solmes, mij tot hem wendende, geef gij
wel agt óp hetgeen ik zegge i- Deezen of welken
dood ook V wil ik eer ondergaen [Dat zal fchielijk
over weezen] dan de uwe, en voor altoos -onge-
lukkig te zijn.'
Mijn Oom was hierover in eene verfchrikke-
lijke woede. Hij nam den Hr. Solmes bij de hand,
zo getroffen" als de man fcheen te zijn% en trok
hem ter' zijden af naar het veniler -- Ontilel·
ü niet', mijn Hr. Solmes, neem u dit niet zo zeer>
ter harten. Wij weeten, en hijffloeg eenen droe*·
vigen eed uit, wat de vróuwluij al niet zeggen in
haar toorn-': De wind is niet'oniluiraiger , nog'
verandeiiijker; en daarop vkiekte hij weder. —
Zo het u der'mbeite waard dunkt, naar zuik eene
ondankbaare ïdeuter als deeze te wagten, ik wil
'ervoor infiaen, dat zij omloop en \ ik wil 'cr'
voor inilaen , dat zij wel zal moeten. En ten der-^·
denmaale zwoer hij daarop geweldig. '
Toen naar mij toekoomende (ik had miji^r
door mijne' heftigheid zeer van mijn Hel geraakt
zijnde, op de verlle venilerbaiik*geworpen) als of
hij mij zou geflagen hebben ; zijn aangezigt 'g<ï-·
weldig in be^Veeginge ^ zijné vüillen geflooten, ert
de tanden'Op malkan deren —— Ja^ Ja^ Ja^)
fchreeuwde de arme heer, Nigc Khartje , gij' zuki
gij zult, gij zult'des Hren. Solmes,vrouw zijn; wij
/ it
1 ■
[1.; -: iH
- -1 -.V
Λ
juffer CLARISSA HARLOWE. ifif
willen 'c zien dat het zal gefchiéden; en binnett
deeze eene week ten hmgilen. —-i— En toèrt
beveiligde hij hec ten vierden maale. —— Arme
Heer! hoe zwoer hij!' ' · ■ v;
.i: Hec is mij leed, mijn Heer, zdde ik, u in
zulk eene drift re zien. Dit alles, be.zeife ik maar
al^te wel, is ce wijten aan mijns Broeders opftoo-
kinge, die zelve niet die proeve van gehoorzaam-
heid zou willen geeven, welke men van mij zoekt
te-verkrijgen. Het is beft voor mij dac ik heen
gae. Ik zal uwe drift-maar verder gaende maa-
ken , vreeze ik: Want fchoon ik u gaar η zoiï
willen gehoórzaamcn , zo ik konde j Dit egter is
een Huk dac vail bij mij befloocen is; en ik katï
zelf niet eens wenjchen om het te boven te koo-
men*
, Hoe kon^ ik nalaaten deeze ilerke verklaarin-^
gen te doen, daar de man 'er bij was? ^ - *
Ik Hond ter deiire uit te gaen j wdke ik vs^as
ingekoomen ; terwijl de beeren de ëen op den an-
der keeken, als of zij malkanderen raadpleegdeii'
wat zij doen moeilen, en of zij mij moeiten ver-
pUgten om te blijven, of gaen laaten; en wieii
moeft ik toen aan de deur ontmoeten, dan''mijn
Broeder, die alles had gehoord wat-'^r gebeurd
was! ^ : . , i. ' ^ Λ -r
. Hij kwam; zo oilveinvagt bij mij opftuiven,
dat ik 'er van verzet i ftond. Hij kreeg mij bij dé
hand, en greep die met geweld:. Keer wedöPf
fraaije JulTer, zcide hij; keer weder, zo hec u ge-
•liefe. Gij zult nóg niet bemetfeld worden. ■ " ■
\5\fi opßookends BxöddoiÏ zal u daarvoor bewaaren!
---— O gij'gevallen Eaigcl, zelde hij, mij
mijil
-ocr page 306-304- ' De HISTORIE van
mijn neergeilagen aangezigc loerende --- zülk
eene zoetheid hier? -—- en daar zulkeenehard-
nekkigheid, mij op de hals kloppende -O gij
regt vroLimenfch-- Schoon nog zo jong! —^
Dog gij zult uwen fchurk niet hebben: Gedenk
er aan; met eene luide luiileringe, als of hij fat-
foenlijk onfatfoenlijk wilde zijn in 't bijweezen van
den man. Gij zult verloil worden, en deeze
traave heer, zijne llem verheffende, zal zo goed'
zijn om u te verlofien van het verderf --- en?
naderhand zult gij hem zegenen, of reden hebben
om hem te zegenen, voor zijne goedertierenheid;
dat was het woord van den onmenfchlijken Broe-
der* ^ .·
tlij had mij den Hr. Solmes te gemoet geleid^
wiens hand hij nam, terwijl hij de mijne vaft hield;^:.
Zie daar, mijn Heer, zeide liij, neem de hand van
de weerfpannige Dogter: Ik geeve ze u nu: Zi}
zal de gift binnen eene week tijds bekragtigen; of
zij-zal nog Vader, Moeder, nog Oomen hebben
om zig op te beroemen. '
, Ik rukte mijne hand wegi " - ^
Wel hoe nu, λ mijn Heer! —— Wat rcgc
hebt Gij van bewind over mijne hand? -.Zó
gij al alle andere regeert, mij zult gij niet rcgec-
ren; bijzonderlijk in een iluk, dat mijzelvé zb on-
middelijk betreft^ eii waarmede gij niet? te maakeii
hebs, nog ooit zult hebben;
Ik wilde mijne hand van hem los gerukt heb-
ben ; maar hij hield dezelve te vafli
Laat mij gaeri^ inijn Heer! ■■' ■ Waarom
Worde ik dus behandeld? . .'Gij i^ebt z-oor
Ί
i)
Μ
jüFFER GLARISSA HARLOWE. jéj
tivijffele ikniet, met uw onmenfchlijk knijpen, mij
te kwetzen, gelijk gij doet: Dog ik mage nog
eens. Waarom is 't dat ik dus van Ü moet behan-
deld worden?
Hij ilingerde mijne hand met èene draaij vaft
zig weg, zo dat mijne fchouder zelf iccr deed.
ik weende > en hield mijnè andere hand op het pij-
iielijk lid. , , ,
De Hr. Solmes befchuldigde hem; Zo deed
ook mijn Oom. ^ , , ,. ..
Hij had geen geduld, zeide liij, jegens Zulk
eene verkeerde kleuter; als hij d^t aan mijné
fmaadredenen tegen hem ,, voor dat hij binnen
kwam; Hij had mij alleen de hand wëerom gege-
ven, welke ik niet verdiend had, dat hij aanraalf-
jte. Het was maar eeti van mijnè loopjes dat ik
voorgaf pijn te iiebbèn. , , .. , ^
De Hr. Solihes zeide, Hij wildé liever van
-alle zijne hoope op mij afzien, dan dat ik onheufch
zou behandeld worden: en hij ondernam om voor
mij te fpreeken bij hen béide; en wendde zig bui-
gende tot mij, als of hij mijne]goedkeuringe ver-
Ä-ogt van zijnö bemiddelin^e.
Bemoeij u niet, mijn Hr. Solmes, zeide ilc^
met mij te bewaaren voor de geweldenaarij van
mijnen Broeder. Ik kan niet wenfchen eenigé
verpligtinge ichuldig te zijn aan eenen man, welks
onedelmoedige aanhoudinge de gelegenheid geeft
tot die geweldenaarij, en tot alle öneere en Hjdeil
welk ik draage.
Hoe edelmoedig is 't in ü, mijn Hr. Solmes^
iïfeide mijn Broeder, zo goedertieren uwe vöoi·-
foraak te verleenen aan zuikeji oabewecgelijkert
II. Peel V feeeil
30ö ' de historie vati
geeil. Ik iiiieeke Uj om in uwe vrijerij te νοί-
Iiarden! -- Vrijerij nöeinde het de onnatuurdij-
'ke Broeder! — Θηι den wil vftn onze geheele fa-
milie , en om huareniivillé ook^ zo gij haar lief
'hebt, blijf volftandig!' Haaren wij haar beWaaren,
zo het mogelijk is^ dat zij zigzelve niet in \ vei·-
derf brenge. Befchouw ' haar ρθΓΓοοη ! [Etl hij
ihiarde op mij, v.an het hoofd tot de voeten ^ naar
mij \A?ijzend'e, als hij zig tot den Hr. Solmes keer-
de] Denk a^n haare fraaije hoedanigheden! ---
Al de wereld belijdt dezelve, en wij ^ülie roemden
'daarop tot nu toe. Zij is waardig om haar te
behouden; leh na,twee of drie kampilagen meer^
zal ze de zijn , en , ik verzekere u op mijn
woord, zij zalmw geduld wel beloonen. Spreek
derhalven niet van uwe hoope op te geeven, om
een weinig zotte klagten. Z\] heeft eene "trotie
llaatfie aangenomen , welke zij niet weet hpe zij
overeenkomftig met hec vroimlijk fatfoen zal af-
leggen. 'Gij hebt alleen haaren 'hoogmoed en haa-
re hardnekkigheid te keer te gaen : En maak 'er
ihat op , binnen een veertien''dagen zult gij zo
gelukkig een man zijn, als 'er een getrouwd man
'Weesen kan.
'Gij hebt ^nij wej hooren zeggen, mijne waar-
dé, dac mijn Broeder altoos de vrijheid heeft ge-
noilien van iinaacllijk van onze 'Sexe, en van^iec
Huwelijk te fpreekén! --^'Hij zou het niet
doen, zo hij niet ciagt, dat Zül'ks 'Geeßig waare !
-Even als de arme Hr.. Wyörley, en ande-
re, die wij beiHe'kennen, vcrwaatcii fpotten met
de Schriftiuire; ' en wel alle om te toonen , dac
zij zig diczelv'e veirderflijkc'bekwaamheid aanmaa-
■ th
Β
• - - ■■ ... ■ <Ιί-Ί
Juffer CLARISSA HARLOWE. 1
dgen , en op dat men denke, dat zij te wijs zijn
om godsdiénil: te, bezitten.
De Hr. Solmes zeide , tnet zeer veel deftig-
heid en zelf-vergcnoegdheid, Dat hij alles wilde ' τ
verdraagen , om mijne familie te verpligten ^ en
mij te behouden : En hij twijffelde niet van over- : ,
vloedig beloond te zullen Worden, zo hij maar zo
gelukkig kon ^ijn van ten laatften eens té flaagen'. ' i
Mijn ï-Jr. Solmes, zeide ik, indien gij eenij
ge agc geeft op uw eigen geluk (Het mijne koomt
bij u niet in aahmerkinge:' Gij hebt geen'edel-
moedigheid genoeg, óm bdtzehe eenig deel in:
UW ontwerp te geeven) gae nier verder voort iii
uwe m-ijerij^ gelijk mijn Broeder het noemt. Het j
is niet meer dan r^g^ dat ik u zeggedat ik mijii
hart zo verre zelf niet hebbe kunnen brengen, oni i
aan u te denken^ zonder de uitei'ile afkeuringe.^ I i
voor dat ik zo behandeld wierd als men gedaeii
heeft: En kunt gij denken, dat ik zulk eene'ika-
vin, zulk een'e armhartige flaavin ben, dat ik
door de gewelddaadige bchandelinge, die mij is
aangedaen ; tot veranderinge van gedagteh zoii
kunrièii gebragc worden? . , ■ , ,
En gij, mijn Heer, mij wendende tot mijneii
Broeder, zo gij denkt dat z^^ffwö^j/io·^^/^ altoos
■een teken is van gedweeheid ; en dat 'er geen
grootmoedigheid zonder een ophöpendgeraas hl,
beken dan eenmaal uwernisvatLinge: Want van nu
voortaan zult gij reden hebben om té oordeelen^
dat eene edelmoedige 2ièl niet cè dwingen, is^ en
dat ---
Niet meer, zeide de heerfchzugtige karei;
èk waarfchuwe ti i zijne handfia ea oogen ophef-
V 4 feilde:'
-ocr page 310-i ,
fende. Daarop zig kcerende tot mijn Obiü^
lioort gij't wel, mijn Heer? Dit is uwe voormaal^
fchuldlooze Nigt! Dit (Js uwe gunilling !
De Hr. Solmes keek, als of hij met wiil: wat
hij van de zaak zou maaken; en waare ik bij hent
alleen gelaaten , ik zag duidelijk, dat ik Hgc ge-
noeg van hem had kunnen ontflagen raaken.
Mijn Oom kwam,naar mij toe, mij öok in 'é
aangezigt, cn van daar tot mijne voeten ziende:
En is het mogelijk, dat gij dit zijn kunt ? Dat
al dit gewéld van u kan koomen, Juifer Klaaitje?
Ja, dat/j mogelijk, mijri Heer —- En
ik zal de vrijheid heemen van te zeggen, dat döe-
ze heftigheid van mijnen kant maar liet natüürelijk
gevolg is van de behandelinge, die mij is aangedaeri',
en van de ruwheid, waarmede ik, zeifin uwe te-
genwoordigheid, bejegend worde van eenen Broe-
der , die geen meer regt heeft om iliij te beheer-
fchen, dan ik hebbe om hem te beheerfcheri.
Deeze behandelinge, Nigt Klaartje, ge-
fchiedde niet, dan na dar alle andere middelen met
u beproefd waaren. " - '
Beproefd! tot welken einde, mijn Heer?
Vordere ik iets meer, dan enkel vrijheid van wei-
geren ? Gijmoogt, mijn Heer [mij keerende tot
den Hr. Solmes] mißchlen moogt gij té mder be-
woogen worden om dus onedelmoedig te volhar-
den , dewijl de behandelinge die mij om uwent-
wille bejegend is, en die gij zelve mij'Van mijnen
Broeder hebt zien aandoen, ü toonen mooge Wiïc
/cö;? verdrängen , waare het mijn ongelukkig
lioodlot om ooic de uwe te wordeii.
Heer, Madam, riep Solmes lüc [zig den ge-
I
■ t
heelen rijd in twintig verfchillende bogten vviin-
gende , femijl mijn Broeder en mijn Oom zig ze-
genden , en alleen met hunne oogeii, en bewee-
gende trekken tot eikanderen fpraken; Heer, Ma-
dam] wat eene draaij is dit !
Eene regtmaatige draaij, mijn Heer, viel ik
'er tuiTchen in: Want hij, die zien kan dat'eenp
perfoon, welke hij voorgeeft hoog tc waardeeren',.
dus behandeld wordt, en hetzelve goedkeuren,
moet wel bekwaam zijn om zelve haar dus te be-
handelen. En dat gij het goedkeurt, blijkt klaar
uit uwe openlijk verklaarde aanlioudinge, daar gij
weet dat ik opgeflooten, gebannen, en icha,mper-
lijk behandeld worde , ten einde op dat men mi]
doe toeftemmen om iets te zijn, 't welk ik nooit
kan :ζ.ψι. —-^ En dit wel, moet ik u zeg-
gen , gelijk ik anderen dikwijls gezegd hebbe, niet
uit beweegredenen van hardnekkigheid,, maar λ'Λψ
iifkeer.
Verfchoon mij, mijn Heer, mij tot mijn Oom
keerende -^-r— Aan u, als mijns Vaders Broe-
der , ben ik onderdaanigheid fchuldig. Ik fmee-
ke u om vergiflenis , dat ik u niet kan gehoorzaa-
tnen; Maar wat im]\\llroeckr belangt, hij is ιηααγ
mijn Broeder ; hij zal mij niet dwingen: En [mij
wendende tot den ontaarten vent - Vent zal
ik hem noemen] trek vrij uwe \vinkbrauwen t' za-
mcn, en frons uw voorhoofd zo veel gij wilt. Ik
vraa^e u, Zovidt gij wel, in mijn geval, dat alles
willen opofferen, wat ik bereid ben op te, offeren,
om de gunil van allen te verwerven ? Zo niet;,
wat regt hebe gij dan om mij dus te behandelen;
^ 1
11
.f
*
I ,
! 1
« ί
De HISTORIE vai?
■wyesifl
en te wege te brengen , dat ik zo, behandeld wor-
de,, als men inij nu zo kng gedaen beeft?
jj^ had mij nu bij deezen tijd in eene groote
ontilcltenis gebragt. Zij zweegen ffil,' cn ichee-
iien uit hun gezigt wel met elkniideren eens te
\villen ipreeken, z;omwijlen (ook geweldiglijk ont-
üeld) heen en weer wandelende. Ik ging zitten,
iiiijzelve bewaaijende (bij geval, tegen^over den
ipiegel) en ik kon bemerken dat de eene kleur
mij iian én de ander afging ; en mijn hart zeer
beklemd gevoelende ^ en vreezende voor bezvyij-
iiih3ge, belde ik.
Lijs kwam binnen. Ik eifchte een glas wa-
ter, en dronk het uit:' Dog niemand bemoeide
zig met mij. Ik hoorde mijn j3rócder de woorden,
ILoopjes 1 Vrou'wlijke loopjes! tegen Solmes zeg-
gen; welke ik onderilelle dat, te .gelijk met deii
lichroom dat hij niet welkoom zq^i zóïïde, hem te
rügge bielden. Anders kon ik zien dat de man
^as aangedaen. En (nog vreezende dat ik zou
bezwijmen) ilond ik op, en Lijsjes arm vattende,
ÏLaate ik mij aan u houden, Lijeje, zeideik: Laa-
ie ik hier van daan gaen. En ik begaf mij met
beevende voeten iiaar de deur,, wanneer ik mij
.oinkperde, .ra nijgdè, voor mijn Oom -—- Met
•ï ·
•I
K-
- ilMi .Αΐϋί
uw verlof, mijn Heer', zeide ik, dat ik'heen gae.
' ,\Vaargaet gij heen, Nigt? zeide mijn Oom:
,Wij hebben nog niet met u gedaen. Ik belafte u
om niet weg te gaen. De Hr, Solmes heeft u, iets
'te opent>aaren, waarpver gij ,verbaasd*zuln zijn —
'j&n gij het hooren. 3 ^
AlléeiT, 'mijn Heer, gae ik^ met uw verlof,
' wenige ininuten in de opeja lugt. Jk zal weder-
koo-
-ocr page 313-τ
ïi(X>inen, als gij het gebiedt, ik wil alles hooren»
wat ik hooren moet^ op dat ik 'er Nu en voor
Alm$ af moge raaken----Gij wilt wei met
mij gaen, Lijsje? _ '
En, zonder verder verbod^ begaf ik mij in
den tuin; en daar op de eeriic zitbank nedei'Viil^
lende, cn Lijsjes rchorteldock pyer mijn aangezigt-
werpende, terwijl ik tegen'haare zijde leunde, en
mijne handen tuifchen de haare hield, liet ik eene
geweldige btiij ivan droefheid, of drill:, óf van bei-
de, los bedien; 'c welk mijn hart, zf> als het
fcheen, voor bezwijkoi? bewaarde:,· want ik ge-
voelde onmiddelijk verligtinge.
Ik hebbe u reeds ftadlgps igege\^en van Jaffr,.
s onbefcheidenheid. Ik zal υ derbalven ,mct
geen meer lailig vallen·: Want, niettegenftf-cnde
deeze mijne droefheid, gebruikte dcïilons grocn<3
vrijpoiligheid togen mij „ na -dat -zij -zag dat ik eon
weinig'bekoomen was , en -ίοηνϋΙ-ιΚ ν^ον^εΓ in den
tuin op Av.andclde; zo verre dat ik-igenoodzaakt
was haar te doen iiilzwijgen door een völilirekc-
verbod van een -woord meer tegen mij te fpree-
ken; en toen .droop zy iluurfch cn gemelijk agtei:
mij heen,
>lrlct was bijna een uur voor-dat-ik weder'bin^
nen ofïtbooden. wierd. De boode was mijne Nigt
Dorodiea Mervey^ die met een' oog ivan-medelij:
denfen ngtinge (want JuiferrHervey^beminde. m|
altoos , en noemde zig . mijne-leerling r gelijk g|
weet) mij berigtede,> dat men mijue tegenwoor-
digheid vereifehte.
Lijs verliet on?.
Wie gebiedt dat .iji binnen ,'kc)ome , . Jisifér?
V 4 zei^
Ι·
De'HISTORIE van
- Hebt gij geen traanen geilort.
zet-
zeide rk -
mijn lief ?
' Wie kan haare traanen binnen houden ?
de zij.
Waarom, wat is'er, Nigt Doortje? -
Niemand, zekerlijk, heeft reden om te weenen in
deeze fiimiiie, dan ik ί
Ja, ik ook, Madam, zeide zij, om dat ik u
Jiefhebbe."
Ik kufte baars En is het om mijnentwille,
mijne zo^te Nigt, dat gij traanen ftortedt? —^—-
Nooit verkoelde de Liefde tuiTchen ons: Maar
zeg mij, wat heeft men dog voor met mij te doen,,
dat gij deeze vriendlijke blijk van medelijden jegens
mij betoont?
Gij moet niets laaten blijken van 't geen ik
u verteile, zeide het lief meisje: Dog mijne Ma-
ma heeft ook met mij over u geweend; maar
durfde het niemand laaten zien: O mijne Doortje,
zeide mijne Mama, nooit was zulk eene ingewor'·
telde kwaadaartigheid in eenen man, dan in uwen
Neef Jakob Harlow-e» Zij zullen den bloem eti
feet cieraad hunner familie vernielen.
Hoe zo, Juffer Doortje? -Verklaarde
zij zig niet verder?
■ if-
iliifH'i'· iii&'M 1
Hoe zo, mijn lief?
Ja, zeide zij; De Hr.Solmes zou van zijne be-f
geerte naar u hebben afgezien; want hij zeide, dat
gij hem haatedt, en dat'er geen hoppe op was;
èn uwe Mama zag gaarn, dat hij zulks deed; en
dat men u op uw woord vattede, van· den Hr.
• Lovelace te laaten loopen, en Ongehuwd te lee-
ven: Mijne Mama was daar ook voor; want zij
liporder^ alles, "vfsx tuflchea u, ea 0®.bi Antonijs
eii
-ocr page 315-en Neef Jakob voorviel; zeggende, dat men on-
mogelijk kon denken om u toe het neemen van dm
Hr. Solmes over te, haaien. Oom Harlovire fcheen
van gelijke gedagten te zijn; ten minften, zegt
mijne Mama, dat· hij 'er niets tegen fprak. Maar
uw Papa was onbeweegelijfc, en wierd daarover
toornig op uwe Mama cn de mijne: En hierop
fchooten uw Broeder, uwe Zufter, en mijn Ooiii
Antonij toe, en deeden het toneel geheel veran-
deren. Kortom, zij zegt, dat den Hr. Solmes
groote beloften gedaen zijn : Hij bekende, dat
gij de fchoonile jonge Lady in Engeland waart,
en hij wilde wel te vreeden zijn met maar weinig
bemind te worden, zo hij, na het trouwen, uw
Hart nie^ kon winnen , om de eere te mogen heb-
ben van u de zijne te noemen, al waare het maar
voor een jaar --In het volgende, ondedlelle
ik, zoude hij u wel door hartzeer van kant helpeo,
Want hij is een wi^edaartig· man, daar ben
ik van verzekerd.
Mijne vrienden mogen mij van hartzeer doen
fterven, Nigt Doortje; maar de Hr. Solmes zal
het nooit in zijne magt hebben om dat te doen.
Dat weete ik niet, Jufter: Het zal al geluk-
kig voor u zijn, zo gij hem kunt ontkoomen, naar
dat ik kan befpeuren; want mijne Mama zegt,
dat zij het nu alle eens zijn, buiten haar; en zij
wordt gedrongen om ftil 'te zwijgen, zo verwoed
ftellen uw Papa en Broeder zig beide aan.
Ik ben het te boven van mij aan mijnen Broev
der te bekreunen, Nigt Doortje:" Hij is maar
mijn Broeder. Dog mijnen Vader ben ik onder-
^vDE HISTORiÈ VAN
dhanigheid en gehoprzaamheid fchuldig, indien ik
hem kan te wille zijn. i
Wij zijn gereed om veel op te hebben met ie-
mand, die ojize partij trekt, wanneer wij onder-,
drukt of geplaagd worden. Ik beminde niijne
Wigt Dorothè altoos; dog nu drong zij zig nog
tienmaal meer in mijne gunfl: in, door haar licfca-
lig medelijden jegens mij. Ik vraagde, wat
doen zou, zo zij in mijn geval waare ?
Zonder zig te bedenken antwoordde zij, Van
ftonden aan den 'Hr. Lovelace neemen, en haar
<iigen Goed aanvaarden, zo zij mij waare; en daar
zou dan wel een einde van koomen- En de
Hr. Lovelace, zeide zij, was een fraaij heer; —.
De Hr. Solmes was niet waardig om zijfie fchoe-,
Tien te gejpen.
Juffer Hervey vertelde mij verder, dat men
liaare Moeder verzogt had naar mij toe te gaen,
en mij in te haaien; dog' zij verfchoonde zig
daarvan. Alle mijne vrienden, zeide zij, zo zij
geloofde, dat over mij te regt zouden zitten.
Ik wenfchte wel, dat het zo geweefl: waare.
Maar, gelijk men mij naderhand berigt heeft,
nog mijn Vader nog mijne Mopder betrouwden
het zig om mij te zien: De eert, zo 't fchijnt,
wegens diift; mijne Moeder, uit porzaakei van te-
derheid. ' !
. Wij traden nu in huis. De Juffei^ vergezel-
de mij. tot in de zaal, en verliet mij toen, .als eene.
verweezene, naar mij dagt. j
Niemiind was daai*. Ik ging zitten, en had
tijd om te weenen; mijne gedagten laatcnde gaen
©ver hetgeen mijne Nigt Dorothé mij gezegd had.
f
Zij waaren alle in de naaftgelegene zaal van.
mijne Ziiilcr: Want ik hoorde eene verwarde ver-
inenginge van ilemmen, zommige luider dan an- '
dere, welke, de mededoogender toooen fnioor*.
idcn.
Vrouwelijke tooiienkonde ik onderfchei-
den, dac de gefmoorde waaren. O mijne waarde!
wat eene onbermhartige Sexe is de andere! Daar
zij kinders zijn van dezelve Ouderen, hoe kwa-
men zij dog aan hunne wreedheid? —-— Krij-
gen zij die door reizen? Krij^n.zij ze door met
eikanderen te verkeeren? ----Of hoe krijgen
zij ze? —- Mijne Zuilcr egcer is ook al zo,
ontaart van hart als eenige van hen':. Dog mo-
gelijk is dit ook al geen uirzonderinge: Want zo,
wel ten aanzien van, 'haar weezen, als van haaren
geeft, heeft men haar voor managtig gehouden,.
Zij heeft dan miiTchien eene ziel van de anders.
Sexe in een lighaam van de onze. ---- Ea
dus zal ik ,' om de eere, van onze eigene op te,
houden in toekoomende over ieder vrouw oordce-
len , die de ruwer zeden der mannen navolgen-
'de, te werk gaet op eene wijze, welke de teder-
heid haarer eigene Sexe niet betaamtl
Vergeef het mij, mijne waarde vriendin, dat
ik met deeze aanmerkingen dus tuiTchen mijn Ver-
haal inbreeke. Moeil ik mijne vertellinge fchie-
lijk vervolgen , zonder bedenkinge , zonder aan-
merkingen te maaken , ik geloove dat ik bezwaa-
relijk in ftaat zou zijn, om mij regt, bij mijn ver-
ftand te houden: Nademaal heftigheid en drift dan
öltoos de ©verhand zouden hebben ; maar nu ik
1
t-
h
;
-ocr page 318-iienke terwijl ik fchrijve , bedaare ik, en de be-
roerte van mijnen geeft gaet leggen.
Ik geloove dat ik boven een quartier uurs hcc
genot had van mijne eigene trooftlooze overpein-
zingen , voor dat eenig menfch bij mij binnen
liwam; want zij fcheenen ijverig in redenwiirelin-
ge te zijn. Mjjne Moeij kwam eerft eens in kijken;
O mijn lief, zeide zij, zijt gij daar? en zij ging
iaailig weder heen om hen daarvan te verwitti-
gen.
En toen (gelijk men was overeengekoomen,
onderftelle ik) kwam mijn Oom Antonij binnen,
den Hr. Solmes opfchikkende met'de woorden,
Laa^ ik u Hnnen geleiden, mijn waarde PYiend,
hem bij de hand houdende , terwijl de nieuwge-
vormde Pronker hem mee icheeve treden volgde,
dog meer als op de koorde, om zo te fpreeken,
voetje voor voetje, om zijnen geleider niet op de
hielen te treeden. Verfchoon mij, mijne waarde,
in deeze fchijnbaare lugtigheid; dog die wij niet
beminnen, koomen ons in alles onbehaagelijk
voor.
Ik ftond op. Mijn Oom keek zeer iluurfch.
— Ga bitten! Ga zitten, meisje, zeide hij — Ea
een ftoel naar mij toe trekkende, plaatile hij zijnen
maarden vriend daarop, of hij wilde of niet, ik
mijne plaatze genomen hebbende. En Riijn Oora
ging aan den anderen kant van mij zitten.
Wel Nigt, mij bij de hand nceitiende, wij
zullen u zeer weinig meer te zeggen hebben, dan
wij reeds hebben gezegd, ten aanzien van hcc on-
derwerp, dat u zo onfmaakelijk is -—-— Ten
zij gij, trouwens^ d-e zaak beter overwogen hebt
ί ■
. i
■W'iTÜ
i.^.rr^tSiÊ^^^ -I-V. Λ
Juffer CLARISSA HARLOWE. jtf
Eh laate ik eerft hooren, of gij dat ge*
daen hebt?
De zaak vereifcht geen overweeginge, mijti
Heer.
Zeer wel, «eer wel ^ Madam ! zeide mijii
Oom, zijne handen der mijne onttrekkende: Kon-
de ik _dit ooit van u gedagt hebben?
Öm Gods wil, allerlieflle Madam, zeide de
Hr. Solmes, zijne handen zaraenvouwende —^^
En daar hield hij IHL
Om Gods wil, ivaf i mijn Heer? —---ί
Hoe koomen Gods wil, en uw wil > bidde ik u j
dog dezelve te zijn?
- Dit flopte bem den mond. Mijn Oom kon
niet mter dan toornig zijn; en dat was hij voor*
heen al.
' Wel, wel, wel, mijn Hr. Solmes, zeide
mijn Oom, niet meer te fmeekèn. Gij hebt geen
floutmoedigbeid genoeg om de gunft vaii eerie
juffrouw te verWagten.
Het behaagde hem toen mij te kenneh ce
geeven. Wat al groote dingen hij had voorgeno-
men voor mij te doen \ en dat het meer om wi;-
■neniwille was, na dat hij uit de Indien was weer-
om gekoomen, dan om den wil van iemand an-
ders der familie, dat hij beflooten had Ongehuwd
te leeven. -— Maar nu, dit was het flot van
zijne reden, dat de verkeerde Kleuter alle die
groote dingen veragt, welke ik voormaals zo
zeer genegen was, als het in mijne magt is, voor
haar te döen, wil ik van maatregels veranderen.
ik zeide hem, dat ik hem ten opregcften b^-
.dankce voör .alle vriepdlijlie gogmexKen je-
" «mi
m
5is , S öe HISTORIE van
gcns mij: Dog ik was gereed om van alle ver-
wagcinge op eenige andere van zijne gunilen af
teftaen, dan een vriendiijk gezigc, en vriendlijke
woorden.
Hij keek rondom zig deezen en geen en weg:
De Hr. Solmes keek erberraelijk bij de neus
neder.
^ Dog Zij beide ftilzwijgehde, voegde ik 'er
bij; Het was mij leed, dac ik maar al te veel re-
den had om iets zeer hards te zeggen, gelijk meii.
het mogelijk zou agten; hierin beftaende, Dac
indien het hem. maar behaagde mijn Broeder ea
Zufter te overtuigen, dat hij volftrektlijk vail be-
ïlooten had öm zijne edelmoedige voorneemens te
niijwaards te veranderen , het mij mogelijk eene
beter behandelinge van beide zoude te wege bren-
gen , dan ik anders Waarfchijnelijk ftond te ont-
vangen. ..
Mijn Oom was heel zeer misnoegd. Dog hij
'had geen gelegenheid om zijn misnoegen uit të
drukken , gelijk hij zig daartoe fcheen te berei-
den; Want mijn Broeder kwam in eene ongemee-.
ne gramfchap binnen ftuiven; en wierp mij ver-
fcheidene vuile fcheldnaamen naar het hoofd.
Dat zijne aanflagen tegen mij hem tot hieraantoe
20 wel gelukt waaren, deed hem alle paaien van
ordentlijkheid zelf te buiten fpringen.
Was dit mijne ipijtige duidinge? vraagde hij
- Was dit de draaij, die ik gaf aan zijné
broederlijke zorge, en zijne bekommeringe voor
mij, om te verhoeden dat ik mijzelve niet in \
verderf bi-agt? ^
Dat is\, ja dat w 'tj ζάάο ik: Ik weete
lan^s
■ Y\
1
iil**YarBïariMi· it II r'^'BMi'^iiÏf'"'
-ocr page 321-juffer CLARISSA HARLOWE. ifif
iaflgs geen anderen weg reden te geeven van uw
gedrag zedert eenigen tijd jegens mij gehouden:
En voor uwe tronij, herhaale ik mijn verzoek aan
mijnen Oom, en zal het aan mijnen anderen Oom
doen, als het mij maar zal vrijilaen hem te zien,
dat zij alle hunne gunft willen befteeden aan U.,
en aan mijne Zufter^ en mij alleen gelukkig maa-
ken (Dit is alles, waarom ik wenrcHe! --r^r^J
met hun vriendlijk'gezigt, en vrien^Ujké woor-
den. - .· > :
Hoe ftaarden zij alle op malkanderen!
Dog konde ik- wel· minder vierkant zeggen waar
lietopftond , in des mans bijweezea?'
En wat belangt üiise zorg en bekommeringé
voor mij, mijn Heer, mij tot mijnen Broeder kee-
rende', nog eens, die begeece ik niet. Gij zijt
mijn Broeder mmr. Mijn Vader ,en Moeder
zijn, God dank, beide.in leeven; en al waare dit
to niét, gij hebt mij overvloedige reden gegeven
om te zeggen y dat gij wel· de laatfte man koude
zijn, welkß" ik zou wenfchen dat zig met mij be-
kommerde.
Hoe, Nigc! Koomt dan een Broeder, een
Broeder, 20 weinig bij u in aanmerkinge,
als daar dit op uit koomt? En moet hij geen zorg
draagen voor zijns Zuilers eere ^ en voor de eere
'der Familie? ' ,
Mijne .^exQ ^ fflijn' Fieer ir -—^ Ik begeerß
niets van zijne zorge daaromtrent ! Nooit was die
in gevaar, voor-<iat hij zig onverzogt daarmede
'bekommerde! --- Vergeef het mij, piijn
Heer----- Dog als niijn feoeder weet hoe.bij
als een iBroeder'moet b^nd^i'eöj Oif zig als e^ii
-ocr page 322-mm
braaf Heer gedraagen, dan mag hij verdienen meer
bij mij in aanmerkinge te koomen, dan het nu
voor mij mogelijk is om te denken dat hij doet.
Ik dagt mijn Broeder zou mij hierover ge-
klopt hebben: Maar mijn Oom ftond tuflchen
ons beiden^
Vinnige Kleuter, noemde hij mij evenwel —
Wie ^ zeide hij ^ zou dit van haar gedagt hebben ?
Daarop wierd den Hr. Solmes gezegd, dat
ik onwaardig was, dat hij meer werks van mij
maakte;
Dog de Hr. Solmes nam het ftuk ijverig voor
mi; op: Hij kon niet verdraagen» zeide hij, dat
ik zo ruw behandeld wierd·.
En hij weerde zig bij deeze gekgenheid zo
wakker, en zijn ijver wierd van mijnen Broeder zo
geduldig opgenoinen dat ik agterdogt begon te
krijgen ^ dat het een opgeftemd werk was om te
maaken, dat ik mij aan hem verpligt agtede; en
dat dit miiTehien-wel eeti van de einden mögt zijn ,
waartoe men op de Bijeenkoomft gedrongen had.
Het vermoeden van deeze laage konilenaarij,
lioe vinnig ik voorheen ook geagt wierd, deed
mij alle geduld nog meer verliezen; en als mijn
Oom en mijn Broeder zijne edelmoedigheid weder
preezen ^ en zijne treifelijke vergeldinge van goed
voor kwaad, Gij zijt een gelukkig man ^ ;mijn Hr.
Solmes, zeide ik, 'dat gij zo verpligtin-
gen kunt opleggen aan eerte geheele familie, uit-
genomen aan eene ondankbaare perfoon in dezel-
ve^" welke gij het meeß fchijnt te bedoelen om te
verpligten; dog die door u we gunil ongelukkig
gemaakt zijnde, aan u geen befcherminge begeert
•veï:
/
-ocr page 323-juffer CLARISSA HARLOWE. ifif
fchuldigd te zijn voor de geweldenaarij van eeneii
Broeder.
Toen was ik een onheufchj een ondankbaar^
een onwaardig fchepzeL
Ik bekenne het al te zamert — Alles ^
alles wat gij mij kunt noemen, of van mij denken ^
Broeder, bekenne ik. Ik bekenne mijne onwaar-^
digheid ten aanzien van deezen Heer. Op uw
woord geloöve ik zijne uitileekende verdiende^
welke ik nog gelegenheid nog genegenheid hebbé
om tè onderzoeken --- Zij kan miflchien al
groot zijn als uwe eigene —^^ Maar nogthans
kan ik hem niet danken voor zijne tuiTchenfpraak:
Want wie ziet niet, mijnen Oom aanziende, dac
hij hiermede zig bij iedereen verdiende oplegt tent
mijnen kofte ?
Daarop mij wendende tot mijnen BtOeder^
welken verbaasdheid over mijnen ijver fcheen deit
mond geiiopt te hebben, Ik moet ook de gunil
erkennen, mijn^Heer^ van uwe meer dan over-
vloedige zorge voor mij. Dog ik ontilae u daar--
van; tenminften, terwijl ik zo gelukkig ben vati
ho_g nader en waarder maaglchap te hebbeh. Gij
hebt mij geen reden,gegeven^ om beter gedagtea
te hebben van «ιυέ voorzigcigheid, dan van mij-
ne eigene. Ik ben van U onaf bangelijk ^ mijti
Heer; fehoon ik zodanig nooit begeere te zijn
van mijnen Vader: En fehoon ik om het goed
gevoelen van mijne Öomen wenlche, dit is 't Al·
ies wat ik van hen verlange: En dit zegge ik nog-
ftiaal ^ mijn Heer ^ om U en ιηψιβ Zußcr geruß
iJS ßellen,
Van ftondèn aan genoegzaan; jswaa Lijs biu·'
B. Ded» X óeui
iien, met groote haaft, mij zo il-^ijtig aiinzicnde ^
als. of zij mijne Zußer waare: Mijn Heer, zéide
zij "tégen mijn sBroedër, 'uw Vader Regeert u og
dit oogcnblik aan de deur ce fpreelienV '
* Hij ging naar die, welke uitgaet naar dé Ζί^ξΐΐ
van mijne Zufter;- en dit vonnis ho'oijde ik' ujtdon-
'deren uit den-mond'van eenen, wien ik alle eer-
biedigheid 'Verfchukligd was: Zoon Jakob, laac
de Wèerfpannige op dit oogenblik naar mijns
Broeders worden weggevoerd-Op dit oo-
genblik terftond --Zij zal geen een uur meer
onder mijn dak blijven I
Ik beefde; Het was of ik door den grond zou.
zinken. Nogrhans, niet weetende wat ik deed of
^eide, vloog ik naar de deur, en wilde dezelve
geopend hebben: Maar mijn Broeder trok die toe,
en hield ze bij de kruk vail-O mijn Papa!
m-
mijn lieve Papa! zeide ik, op mijne knieën
vallende, aan de deur--laat uw Kind dog toe
tot uw^e tegenwoordigheid! —» Laat mij maar
mijne zaak bepleiten voor uwe voeten I —--^
O verftoot dus mve bedroefde Dogter niet!
Mijn Oom hield zijne neusdoek aan zijne 00-.
gen: De Hr. vSolmes- zette nog een droeviger tro'-^
nij, dan hij te vooren had. Maar mijns Broeders '
anai'meren hart was ono-eraakt.
O
. Ik' wil niet opihten van mijne knieën, voer
ik voort, 'zonder te worden toegelaaten. -—
Aan deeze deur fmeeke ik daarom! - O laat
die de deur van genade zijn I en open mij dezel-
ve, biddeiku, eerwaardige Heer!' —- Maar'
decze eene, deeze eene reize maar! alzoudtgij'
dezelve naderhand voor altQPS vppr jnij iluiten!
Men tragtede de deur van binnen te openen;
tvaarop mijn Broeder de kruk fcliielijk los liet; em
alzo ik tegen dezelve aandrukte, (den geheeleil
tijd op mijn knieën blijvende leggen) viel ik plac
op mijn aangezigt in de andere zaal; hoewel zon-
der mij te befchaadigen. Dog zij waaren ailë weg
geweeken, uitgenomen Lijsje, die ik onderilelie
dat diegeen was, welke de deur getiragc had té
openen. Zij hielp mij op; en toen ik op mijne
voeten ftond, keek ik dat vertrek in *c ronde, eri
daar niemand ziende, ging ik weder in het ander^
op haar leunende; en toen viel ik neder op deii
ftoel, waarop ik te vooren gezeten had; en mij-
ne oogen liepen over ^ tot mijne groote verHgtin-
ge: Terwijl mijn Oom Antonij, mijn Broeder^
en de Hr. Solmes itiij verlieten, en naaf mijne an-
dere nabciliienden gingen.
Wat 'er tüiTchen hen omging, weete ik nieti
Dog tegen dat ik taamelijk weder cót mijzelve wa$
gekoonierl, kwam mijn Broeder binnen, met ee-
ne ibjigezecte cn trotiè donkerheid in zijn gezigc
•-Uw Vader en Moeder beveelen u, u aan·?
ilonds gereed te maaken om te gaen naar uw Ooiu
Antonij's. Gij behoeit u niet te bekommeren, o-
ver 't geen gij zult medeneemcn. Gij kunt Lijè
uwe fleutels geeven-Krijg ze. Lijs, zo hec
verkeerd fchepzel ze'bij zig heeft, en breng ze
haare Moeder. Die zal wel bezorgen , dat u aU
les nagezonden wordt, wat gij zulc van noodetl
hebben- Dog het zal u niet vergund wor-
den hier een nagt meer in huis te blijven.
Ik verkieze mijne fleutels niet te geeven aaii
iemand, behalven aan mijne Moedfii, en wel ia
X ba»-
-ocr page 326-ι-- ΪΓ;;- vT.'r rr-c^;
^2-4 . De HISTORIE VAM
imre eigene handen. Cij ziet, hoe zeer ik óntr·
fteld ben. Het mag mij mijn leeven koften, zo ik
zö fchielijk worde weggevoerd, fk verzoeke, dat
men mij uitilel geeve tot aanftaenden maandag ten
minften.
Dat zal u niet vergund worden. Dus maak
u gereed tot deezen avond nog. En geef uwe.
ilcucels over. Geef ze mij\ Juffer. Ik zal ze u-
we Moeder brengen.
Excufeer mij, Broeder. Dat zal ik niet doen.
Dat moet gij doen. Hebt gij iets 't welk gij
vreefl dat van uwe Moeder gezien zal worden ?
Neen, zo men mij toeilae bij haar te zijn.
Ik zal het dan dus overbrengen.
Hij ging uit. ί
Toen kwam Juffer Doortje Hervey binnen:
is mij leed, Madam , dat ik de boodichap
— Dog uwe Mama eifcht dat gij alle
de fleutels zendt van uw kabinetboekkas, en
laaden.
Zeg mijne Moeder, dat ik ze op haar bevel
overgeeve : Zeg haar, dat ik met mijne Moeder
geen bcdingft mauke: Dog zo zij niets vinde, dat
zij zal afkeuren , liiieeke ik dat zij mij wil toe-
ftaen , hier een weinig dagen langer te vertoe-
Ven : —- Zie eens mijne Doortje [de lieve
meid van droefheid inikkende], zie eens, of uwe
minzaamheid dat niet voor mij kan verwerven.
Zij weende nog meer, en zeide, Het is be-
droefd , de zaaken dus verre gedreeven te zien.
Zij nam de fleutels, en floeg haare armen om
mij heen; en fmcekte niij om verfchooninge we-
gens haare boodfchap j èu weer gezegd heb-
ben,
Het
brenge
r,
ïï')
Juffer CLARISSA HARLOWE;
bén; maai· Lijsjes tegenwoordigheid fchrikte haar
af, zag ik. '
Toon mij geen'medelijden , mijne waarde > ·
zeide ik. Het zal u als eene misdaad worden toe-
gerekend. Gij ziet wie 'er bij is.
De onbefchaamde ilons lachte fchamperlijk:
Dat de eene jonge Lady zig over de andere onc-
fermc in zaaken van deezen aart, belooft in de
jongde heel veel goeds, moet ik zeggen.
Ik gebood haar uit mijne tegenwoordigheid
te gaen.
Dat wou zij zeer gaam doen, zeide zij, moed
zij niet op ordre van mijne Moeder bij mij blij-
vn.
Het bleek wel haail: waarom zij bleef; want
als ik ondernam om de trap op te gaen naar mij-
ne kamer,. toen mijne Nigc met de ileuteis van
mij ging, zeide zij mij, dat haarbevoolenwas (tot
haar zeer groot leedweezen, moeft zij bekennen)
mij te verzoeken, dat ik tegenwoordig niet naar
boven ging.
Zulk een ftout fchepzel, als zij, zeide ik
haar, zou mij dat niet beletten.
Zij trok aanilonds aan de fchel , en mijn
Broeder kwam binnen , aan de deur mij te ge-
moet.
Te rug, te rug, Jufl^r -- Nog niec
naar boven.
Ik ging weder in, en op de venfterbank ne-
dervallende , weende bitterlijk.
Zal ik u ook de bijzonderheden melden van
eene belachelijk fpijcige zamenfpraak, die tuiTcheii
mijn Broeder tni mij gehouden wierd, in den ty4
X 5 dat
-ocr page 328-De HISTORIE vai?
BW.;:'
dat hij (riiet Lijs) pp zijn poft ilond om mij in de
zaal te houden , terwijl mijn kabinetje doorzogt
wierd ? - Dog ik denke dat ik het niet doen
wil. Daar kan geen goeds uit koomen.
Ik verzogt verfcheidene maaien , terwijl hij
daar bleef, verlof te mogen hebben om naar mij-
ne kamer te gaen ν dog het wierd geweigerd.
Het doorzoeken , onderitelle ik, was nog niet
gedaen.
Bella was eene van die daarin.gebruikt wier-
den. Zij konden geen naauwkeuriger doorfnuffel-'
iler krijgen.' Hoe gelukkig was het,, dat het hun
mille. i- - ^
Dog toen mijne Zuiler de papieren van het
loos fchepzel niet kon vindenmoeïl: ik nóg een
ander bezoek'van den Hr. Solmes uitftaen ——^
wordende nu voorgegaen van. mijne Moeij Her-^
vey , zeer tegen haaren zin , tdat konde ik zien^
vergezeld van mijn Oom Antonij, om haar iland-
vaftig te houden, onderilelle ik.
Dog een weinig vaak hebbende (want het is
nu al over Tweeën in den morgen), zal ik in
mijne kleederen wat gaen leggen, om de zagte
trek' in te volgen j zo zij zig wil laaten involgen.
Drie tiuren^ ïVoensdag's MorgenSi
\
•l
"ffrrtiÏÉÉH
Ik kon niet ilaapen. - Ik lag flegts
een halfuur tuiïchen flaapen en waaken.
Mijne Moeij Hervey kwam mij dus aan boord
-O mijn lieve kind , wat moeijelijldieden
geeft gij al aan uwe Ouderen, en aan iedereeni
fa' ■»■',"" Ik feen verwonderd over ui
: Het
Juffer GLARISSA HARLOWE, 30,
Het is mij leed , Madam,·
Uieed, kind! - ï4faarom^m zo hardr
fiekkig ?--— Koora , ga zitten , niij'n lief.
ik zal naail u zitten gaen, mij bij de hand,nee-
mende.
Mijn 0©m plaatfte den^ Hr, Solmes aan mijne
andere zijde : Zigzelven tegen mij over, bijna
,digt aan mij. Was ik toen niet fraaij bezet, mijne
waarde? r
'Uw Broeder , 1'ind, zeide mijne Moeij, is ai
te driftig. ---- Zijn.ijver.A'oor //ly welzijn zet
hem een weinig al te heftig aan. , ■ , ·
.'i Dat is waar, zeide miJn.Oprn: Dog hiervan
tiiet meer. 'Wij zouden nu gaarn zien of zagcer
middelen wat op u konden uitwerken — Schoon
daarvan , troujvens, te vooren al de proef geno*
men is. «
Ik vraagde mijne Moei] , Of het noodzaake;
lijk waare j^dat Die Heer 'ér moeft tegenwoordig
zijn? .„ i
Daar is, redeli voor, zeide mijne Moeij, ge-
lijk gij zo ftraks zult hooren. Dog ik moet u,
eerilzeggen , dat uwe Moeder, denkende Dac
gij een weinig te gramftoorig van uwen Broeder
behandeld waart, mij verzogt om eens te beproc'
ven , wat 'er met zagcer middelen té doen waare
aan eenen zo edelmoedigen geeft, hoedanig wij
den uwen plegten te agten.
Niets kan 'er aan gcdaen worden , Madam,
moet ik de vrijheid neemen om te zeggen, indien
het aanzoek van deezen Heer het oogmerk zij.
Zij keek mijn Oom aau, die op zijne lip beet;
0n zij keek den Hr. Sohnes aan, die zijne kaaken
. . " X 4 wreei
τ
De HISTORÏE^a« .
wreef; en haar hoofd fchuddende , 'Goed, lief
fchepzel, zeide zij, wees dog bezadigd. Laat
ik u vraagen, Of'er iets aan te doen geweefl: zou
zijn , indien raen u zagter behandeld had, dan gij
fcliijnt te denken dat gefchied is? '
Nee-n , Madam , ik kan niet zeggen dat 'er
iets aan zou te doen gewceft zijn, ten voordeele
van deez.en heer. Gij weet. Madam, gij weet,
mijn Heer, tegen mijnen Oom, dat ik altoos mijn
roein gei leid hebbe in mijne opregtheid : En ik
had inderdaad voormaals het geluk yan daarover
geroemd tc worden
I Mijii Oom trok den I Ir. Solmes ter zijden af.
Ik hoorde hem luiilercnde zeggen. Zij moet, zij
zal, nog de uwe zijn.- Wij zullen eens zien,
wie het winnen mI, de Ouders, of het Kind, de
Oomen , of de Nigt. Ik twijifele niet, of ik zal
fcefchouwen dat dit alles is te boven gekoomen,
^n hooren dat 'er menige vrolijke boert over dee-
lde hooggaende ijlhoofdigheid gemaakt wordt.
- Ik was tot in mijn hart verdrietig.'
r' Schoon wij het niet kunnen ontdekken ^ ging·
hij voort, wij gißten nogthans wel, wie haar tot
dit weerbarftig gedrag aanzet. Het is haar niet
van natuure eigen , man. Nog zoude ik mij zo
veel met haar bemoeijen , wifl: ik niet, dat-het-
geen ik zegge waaragtig is, en dat ik voorhebbe
groote dingen voor liaar te doen.
Ik zal van uur tot uur bidden om dien ge-
lukkigen tijd, luifterde de Hr. Solmes aan hem al
'jLO hoorbaar. Ik zal nooit de gedagtenis verlee-
.Yendigen van hetgeen mij nu zo fmertelijk valt.
Evenwd , Nigt, moet ik α zeggen, zeide
mijne
C·
juffer CLARISSA HARLOWE. ifif
mijne Moeij , dat het zenden van uwe fleutelsi
zonder eenige bedingil te maaken , datgeen voor
u heeft uitgewerkt, 't welk niets anders kon ge-
daen hebben. Dat, en het niet vindeq van iets,
dat hun eenige ongeruilheid kon geeven , te ge-
lijk met des Hren. Sohnes tuiTchenfpraak --
O Madam , laate ik dog getn verpligtinge
hebben aan den Hr. Sohnes. Ik kan die niet be-
taaien, dm m&t mï\nQ dankzeggingen en met die
alleen op voorwaarde, dat hij van zijne pooginge
afTtae. Mijner dankzeggiuge, mijn Heer, [mij
tot hem keerende] zo 'er eenige menfchlijkheid in
uw hart kan woonen, zo gij eenige agtinge voor
mij hebt om mij zehe, verzoeke ik u , dat gij
u zeiven waardig maakt! _ . .—■ Ik verzoeke u,
doe het dog! —-—^ '
O Madam, riep hij uit, geloof, geloof, ge-
loof mij, het is onmogelijk. Terwijl gij onge-
huwd zijt, zal ik hoope hebben. Terwijl die hoo-
pe onderfteund wordt van zo veele braave vrien-
den , mo&t ik aanhouden. Ik moet hen niet ver-
agten. Madam, om dat gij mij veragt.
Ik antwoordde hem alleen met een blik; dog
het was van eene diepe verfmaadinge, en mij van
hem afwendende- Dog welke gunil, Ma^
dam [tegen mijne Moeij] heeft de blijk van onder-
daanigheid door u gemeld, mq te wege gebragt?
Uwe Moeder en de Hr;Solmes, antwoordde
mijne Moeij, hebben verworven, dat uw verzoek
pm hier tot aanftaenden Maandag te blijven, zai
worden ingewilligd, indien gij beloaven wilt van
^an gewillig heen te gaen.
Laat ik maar de keuze hebben omtrent die
-ocr page 332-geenen^ die/mij bezoeken zullen^ en ik zal naar
^ijns Ooms Ms vertrekken met vermaak.
Wel, Nigt, zeide mijpe Moeij, iJi vinde,
iJüt wij dit onderwerp daar moéten laaten. Wij
willen nu eens tot een ander overgaen , 't welk
onze uiterfte aandagc,zal verdienen. Het zal u.de
reden geeven , waarom ,des Hren.i Solmes tegen-
woordigheid vereifcht wordt —~ .
Ja, zeide. mijn Oom,λ en u ook toonen, wat
zoort van een man een zeker perfoon is.i .Eij lierf
ve, mijniHr, Solmes;, vereer ons, in'deeerilie
plaatze, met den Brief, dien gij ontvingti.van ut
wen naamloozen vriend. ' I '
Ik zal, mijn Heer. En hij haalde eene Brie*
yen-tas uit, en daar een Brief uitkrijgende, Hij is
gefchreeven ten antwoord op eenen aan den per-
foon gezonden. Heropfchrift is,, ^an Ho gier
Solmes^ Schildkn, Dus hegint hij^ Mfd-Edelé
Heer : ■oq.,,.... ■
Met uw verlof, mijn Heer,.;zeide ik,: Wat is
dog het.oogmerk, bidde. ik, van mij'deezen Brief
voor te leezen? j
i Om'u te doen weeten op hoc' fnooden man
gij geagt'wordt üw hart gefteld-te hebben,, zeid^
mijn Oom, zo luiilerende dat het wel te hooren
was. , i '
Indien men veimoedt, mijn Heer, dat ik'mijn
hart op iemand anders gefteld hebbe waarom
heeft de Hr. Solmes zig dan verder eenige m^iï«
omtrent mij te geeven? ,
.Hoor alleen, Nigt, zeide mijne Moqijiloor
alleen wat de Hr. Solmes te leezen en aan u te
«eggen heeft over dit iluL υ ....... . , .
. In-
m \
r
ha ,
1 ■>■■
i''
1
Juffer GLARISSA HA^WE,
1 Indien h.et den Hr. Solmes , Madam, zü be-
ïieven te verklaaren, dac hij liiermede geen OiOgf
merk zoekt, geen einde bedoek Voor zigzselyeoi
wil ik alles hooren wat hij leezen zal. Dog indien
het tegendeel waar zij , moet gij mij'^toeilasn te
peggen, Dat het bij mij een groot deel zal ver*
minderen van het gewigt van alles y wat hij zal
voor den dag brengen.
Hoor het maar leezen , Nigt, zeide mijfte
Moeij --—; . , , i
Hoor het leezen, zeide mijn Oom. Gij ziji
zo gereed om het op te neemen voor-
Voor iedereen,'mijn Heer, die zonder naam
befchuldigd wordt., en uit beweegredenen van eit
gen belang, t ' ^ : r-; ,
, Hij begon te leezen; en .dj^ar. fcheen een hcT
vi^i^e laft van .hefchuldigingen te· zijn in dee?g»
Brief tegen -den· armen misdaadigen: Dog ik
ftuitte het leezen daarvan, en zeide, Het^zi^
mijne fchuld niet zijn, indien deeze gefmaadigd^.
man mij zo onveprahillig niet zij, dan iemand dien
ik nooit zag. Zo hij tegenwoordig anders is, het?
welk ik nog bekenne, nog ontkenne, zo koonif
het voort uit:de. wonderlijke wegen die men lob
ilaet om zulks voor te koomen. Laat dog eene
zaak hem en mij niet vereenigen, en wij zullen
nooit vereenigd worden. Zo mijne aanbiedingfr
om Ongehuwd te, leeven:, worde aangenomen,
^al hij niet meer bij mij gelden dan deeze heer*
Stil - Ga voort, mijn Heer Solmes
Hoor het uit, Nigt, was mijns Ooms geroep,
Tot welken einde dog, mijn Heer? zeide
— Heeft de Heer Solmes hierin geen &ogmerk\
i-
En daarenboven ,<kan, *er van den Hr. Lovelace
wel iets ergers gezegd worden , dan ik van hem
voor eenige maanden geleeden al hebbe hoeren
zeggen?
Dog dit, zeide mijn Oom , en hetgeen de
Hr. Solmes u nog buiten dat vertellen kan, leverc
het volkoomenß bewijs uit --
Wierd dan de ongelukkige man te vooren zo
vrij in zijn charafter aangetaft, zonder volkoomen
bewijs? Ik verzoeke u, mijn Heer, geef mij niec
een al te-goed gevoelen van den Hr. Lovelace;
gelijk ik zou kunnen krijgen, als 'er zo veel moei-
te genomen wordt om hem fchuidig te maaken,
van eenen' , die zijne verbeteringe daarmede niec
bedoelt; nog om eenig goed te doen, indien ik
mij vermeeten mag in dit geval dus te ipreeken,
aan eenig menfch buiten hemzelven.
Ik zie duidelijk , kleuter, zeide mijn Oom,
uwe vooringenomenheid, uwe malle vooringeno-
menheid, voor den perfoon vaneen zedeloos karei.
Waarlijk, mijn lief, zeide mijne Moeij, gij
wettigt maar al te veel alle onze bekommeringen.
Wonderbaar ! dat een jong menfch van eere en
deugd dus agtinge hebbe voor een man- van een
geheel tegenihijdig charaéler!
f
ΐΓϊίΛ
t
IW'· ·
Waarde Madam, befluit niet te haaftig tegen
mij. Ik geloove dat de Hr. Lovelace wel verre is
van zo goed te zijn, als hij behoort te weezen:
Dog indien het bijzonder leeven van ieder rriénfch
zou worden nagevorfcht van volk, die met voor^
oordeel ingenomen^ en daartoe zijn aangebeld,
weete Ik niet wiens goede naam veilig zou zijn.
fk beminti© deugdzaam chwa'der, al zo zeer
^ in
mm
-ocr page 335-Juffer CLARISSA HARLOWE. i^f
in eenen man, als in eene vrouw. Ik agte het
alzo noodig ^ en al zo lofwaardig in den een als ia
de andere. En indien Jk aan raijzelve gelaateii
wiérd, zoiide ik een perfoon van zulken charaftec
waardeeren boven de Koninglijke waardigheid zon·
der hetzelve.
Wel dan, zeide mijn Oom ——^—<
Mee uw verlof, mijn Heer-—^ Dog ik
durve zeggen, dat veele dergeenen, die de beris·«
pinge ontkoomen zijn, geen lof verdiend hebben*
Geef mij verder vrijheid van aan te merken,
Dat de Hr. Solmes zelve mogelijk niet volftiekc
zonder gebreken is. Nooit hoorde ik van zijne
deugden. Van zommige ondeugden hebbe ik wel
gehoord-Verfchoon mij, mijn Hr. Sol-
mes , dat ik het u in 't aangezigt zegge -—
De text aangaende het werpen van dsn eerfleii
jleen verfchaft eene uitmuntende les.
Hij keek voor zig neer; dog zweeg ίΐίΐ.
De Hr. Lovelace mag ondeugden hebben, diö
gij niet hebt. Gij moogt andere hebben, die hi^
niet heeft- Ik zegge die niet om hem te
verdeedigen, of om u te &ichuldigen. Niemand^
is kwaad, niemand is goed, in allen opzigte. De
Hr.I^ovelace, bij voorbeeld, worde gezegd onver-'
zoenelijk te zijn, en mijne vrienden te haaten: Dat;>
doet mij geen grooter agcinge voor hem hebben :
Maar geef mij verlof om te zeggen. Dat zij hen^
al zo zeer haaten. De Hr. Solmes heeft insgelijks."
zijne partijdigheden^ en wel zeer ßerks-, en diö
tegen zijne eigene hhedvenvanten; \ welk ik niec
vindc dat de$ anderpn gebrek is; want hij leeft wet
met de Siijn i fc« feij 4 ZQ Öegte
heW
■
ν
v
-ocr page 336-Bebben: ——-Erger, vergeef het mij, kan hij niet
hebben, naar mijn gering gevoelen: Want wat
iïioet dog de man zijn, die zijn eigen vleefch
haat?
" Gij weet niet. Madam;Τ
Gij weet niet, Nigt; SAlle in eenen adem.
Gij weet niet, Klaarcje; »
Het kan zijn, dat ik des Hreri. Solmes rede-
fien niet weete, die ik ook niet begeere te weeten.
Zulks raakt mij niet: Dog de Wereld, zelf het
onpartijdig gedeelte daarvan befchuldigt hem. In-
dien de Wereld onbillijk, oCligtvaardig oordeelt
in 't ^eval van den eenen man , waarom kan ze het
ook niet in dat des anderen ? Dat is alles wat ik
daarmede bedoelé. Nog kan 'er een groocer teken
Zijn van gebrek aan verdienile , dan dat iemand
zoekt het charailer van eenen anderen om verre te,
werpen, om zijn eigen op te haaien.
Des armen mans gelaat was deezen gantfchen
tijd van befchaamdheid overdekt, als verdraaid,
en geheel fcheef, nog mond nog neüs in 't mid^
den daarvan ilaende. Hij keek alsof hij op het punt
ilond van te huilen: En waare hij in ftaat geweeii
om medelijden te hebben met mij, ik zou zeker-
lijk hebben getragt om medelijden met hem te heb-
fcen./
^'Zij keeken alle drie ftilzwijgende malkande-
fen aan.
Mijne Moeij, zag ik (ten minilen dagt ik
zo) keek als of zij,wel gaarn gewild had, dat zij
haai:c goedkeuringe had mogen blijkeii laaten van'
hetgeen ik zeidé. Zij misprees mij maar iiaauwt-
ies, toen zij forak, dat ik niet hoorde, wat de Hr.
Soh^.
t./ ,
» /
■ · Λ ■
Ά
/
-ocr page 337-Solnies re zef^eii ftid Hij zelve fcheeti 'er nti
niet heel fteric op gefteld te zijn om gehoord tö
Worden. Mijn Öora zeide, Diat 'er tegen mij niet
te praaten was. En ik zoude de beide iieeren vol-^
ih'ckc den moild geilopt hebben, waare mijnBroe*'
der iliec weder tot hun hijiland ingekoomen.
' Deeze was de wonderlijke aanfpraak, diehif
bij zijne inkoomil .deed, terwijl zijne oogen vaa-
toorn vlamden; Deeze klappende kleuter heeft u
allen ftom gepraat, merke ik. Houd evenwel aan
mijn Hr. Solmes. Geen woord heeft zij geipro-
kcn, of ik hebbe het gehoord: En ik weete mi
geen ander middel om met haar te vereiFenen, dan
dat gij, na datze de uwe is, haar gevoel doet heb-
ben van uwe magt, gelijk zij u nu doet hebben-
Van haaren fchamperen hoon.
Foeij, Couiin Harlowe! zeide mijne Moeif
•-— Kon de ik ooit gedagt hebben, dat eeu;
Broeder dit tegen een jong heer zoü'ze^g^nj vaif
Zußcr?
Ik moet u zeggÊn, Madam, zeide hij,, dae
gij de weerfpannige-moed geefr. Gij zelve ichijnü
de vermetelheid van haare Sexe in haar maar al ce
veel te beguniligen-; anders durfde zij haaren Oom
den mond dus niet geflopt hebben door fmaadre»
denen tegen hem; nog geweigerd hebben eeneii'
heer te hooren haar berigt te geeven van het ge-
vaar, hetwelk zij loopt· van eenen Ligtmis, welks
befcherminge, gelijk zij duidelijk heeft te kennerr
gegeven, zij zal te hulpe roepen tegen haare fa-
rnllie.
Mijnen Oom den mond ^eßopt, door fmaadi-
redenen tsgen km'·, mïjn lfser! zcideik, Hoe'
De Historie vau
kan dat zijn! Hoe durft gij zulk eene toepafiingö
Hierop maaken!
Mijne Moeij weende orii zijn vemijt tegeii
haar. Coiifm ^ zeide zij , indien D/i de dank zij ^
^ien ik voor mijne moeite hebbe, dan hebbe ik
gedaen: Uw Vader zou mij dus niet behandelen —»
En ik moet zeggen, dat de taal, die gij uitiloegc,
onbroederlijk was.
INiet meer onbroederlijk dan al het overige
van zijn gedrag tegen mij, zedert eenigen tijd^
Madam, zeide ik. Ik zie uit dit ilaaltje van zijne
geweldenaarije, hoe iedereen tot zijne maatregels
ig overgehaald. Had ik eenige de minfte vreeze
van ooit in des Hren. Solmes magt te geraaken ^
20 mögt ik hiervan zijn aangedaen. Dog gij ziet^
mijn Heer, tegen Solmes, welk eene behandelin-
ge men noodig agt^ om u in ilaat te ftellen, dat
gij uw onedelmoedig einde moogt bereikené Gij
ziet, hoe mijn Broeder voor u
Ik betuige met al mijn ziel, Madam, geen
deel te willen hebben aan de geweldenaarij van
mijn Hr. Harlowe. Ik zal het u nooit gedagtig
zijn .—--— 1
Wees maar ftil, goede heer! zeide ik; ik zal
wel zorg draagen dat gij *er nooit gelegenheid toe
zult hebben.
Wat minder vinnigheid, Klaartje, ^2eide mijft
Oom. Neef Jakob, gij zijt al zo veel te beichul-
digen als uwe 2ufter.
Toen kwam mijne Zufter binnen» Broeder,
zeide zij, gij hieJdt uwe belofte niet. Men is bin-
tien al zo wel van ^edagte dat gij te befchuldigeii
iiijts ais hier, Waare des Hren. Solmes edelmoe^
dig-
éïf-
•f
i'i '" !'
Η f' ί::
ψ:.'
\
JüFFSR CLARISSA HARLDWE.
^igheid en genegenheid toc het meisje niet zo wèl
bekend, uw Zeggen zou onverfchöonelijk geweefi:
?ijn. Mijn Vader begeerc u te fpreeken; en u ,
Moeij; en μ, Oom; en ü, mijn Hr^ Solmes, Zö
het u .belieft.
Zij gingeii alle vier in het haaftgelegeii ver·
trek. ....
Ik ftond ftil f, als niet tei-ftond weeten de hoe
ik deeze tufichenkoomil: yan mijhe Zufter moeft
opneemen. Dog zij liet mij niet lang b twijftVl
-- O gij llijfhoofdig ding, ieide zij [haat
toornig geldat tegen mij utcileekende, toen zij al-
le weg waaren, dog zagtjes en fpijtig fpreekende]
•- Wat al moeijeiijkheden Verfchaft gij ons
allen! , .
Gij en mijn Broeder, Bella, iieide ik^ ver-
fchaft u zelve nioéijelijkheid; en egcer is het nog
uw, nog zijn werk u met mij cé bemoeijen. -
Zij iloeg eenige fpijtige uitdrukkingen uit;
nog' al met ecne zagie Hem., als of zij van buiteit
niet wilde gehoord worden; en ikdagt, dat het
bell waai-e haar te noodzaaken , zo ik konde, oni
haaren toon een weinig te verheffen. . Zo ik kon-
^e, zeide ik? Het is ligt, eenen driftigen geeft al-
le onze oogmerken omtrent derizelveil te doeii
beantwoorden. .
Zij ftoof diesvolgefis öp met een verhevert
toon: dit bragt mijne Nigt Doortje bij onSi
Juffer Harlowe, men Verzoekt ii te fpreeken.
Ik zal terftond kdomen, Nigt Doortje.
"V^ «iWijB
Dog als zij mij weder tergde tot eene fcherp*
(heid, welke zij niet verdraagen.konde, en mij he»
^on te fehelden^ kwam Doortje aóg eens binnen,^
ö. Deei. - Y mèc
» t., ■ι
, : . V ..»· 1 IfltTltYJ'"^ ' '■■
• V-
-ocr page 340--538 'de historie van
mee ecne tweede bocdi'chap , dat men haar bè-
gcerde. te ipreeken. ,
Mij nicc , vermoede ik, Juffer Doortje, zei-'
de ik*
Het zoetaai'tig meisje berftede in traanen uit,
<ïn IcIiLidde haar hoofd.
Treed voor mij in , kind , zeide Bella [mis-
noegd dat zij haar medelijden jegens mij zag heb-
ben] met uw fcherp aangezigt als eene nieuwe
maan : Waarom huilt gij ? Is het om uw fcherp
tronijcje nog fcherper te vertoonen?
Ik geloove, dat Bella ook beichuldigd wierd ,
toen zij binnen kwam; want ik hoorde haiir zeg-
gen ,. I let creatuur was zo tergende, dat men zig
aan zijn befiuit niet kon houden.
De Hr. Solmes kv/am, na eene korte wijl ^
weder alieen binnen, om aficheid van mij te nee-
men: Vol van itrijkades en complimenten; maar
te wel onderweezen en aangemoedigd, oni mij
hoope te geeven van zijn aanzoek te ftaaken.
Hij fraeekre mij, om hem dog geen van die ilraf-
heden te wijten, welker getuige hij tot zijne rmer-
te geweeil was. Hij verzogt mij om medelijden,
gelijk hij het noemde. '
Dus ftond het 'er mede, zeide hij, Dat hem
nog hoope gegeven wierd ; en hoe zeer ik hem
den moed benam, had hij beflooten aan te houden,
terwijl ik ongetrouwd bleef. — En van zulke lang-
duurige en moeijclijke dienfipleegingen ij:>rakhij,
van hocdanige men nooit te vooren gehoord had.
Ik betuigde hem , op de kragtigilè wijze,
waarop hij had ftaat te maaken.
Egter nam hij nog ναίΐ voor oiu voliïandig te
-ocr page 341-■ ^
m
Joffer CLARISSA MARLOW:;
blijven. --Zo lang ik niemands anders ivaa-
re, mocil hij hoopen.
Wae! zeidé ik, wilt gij nog al volilandig blij-
ven, als ik verklaare, gelijk ik nu doe, dat mijne
genegenheid reeds aan eèn ander verknop,t is ?
En laat mijn Broeder daarmede zijn beft doen.
Hij kende mijne deugdzaame begtnzels , en,
aanbad mij dieswegens. -Hij twijffelde niet, of
het was in zijne magt mij gelukkig te maakcn: En
hij was verzekerd, dat het mij liiet zou ontbree-
keri aan den wil om zo te wordeii.
Ik verzekerde liem; dat ai wierd ik naar mijns
Ooms gevoerd, zulks nergens toe zou dienen;'
want ik wilde hém' nooit zien; nog eenen regel
van hem ontvangen ; nog een woord ten zijncïi
voordeelè hooren, wie ook de perfoon mögt zijn ^
die mij vah hem gewag zoii. maaken.
Dat was Hem leed. Hij moéft elendig zijn I
ftonde ik in dat gevoelen te blijven. Dog hij twijf-
felde niet* öf ik zou wel van mijn Vader en Oo-
men bewoogen kunnen worden , om hetzelve te
veranderen ---_ .
Nooit, iiooit, daar mögt hij ftaat op maa-
ken.
Het was wel rijklijk waardig, dat hij geduld,'
cn 'erde proef van nam.
Ten mijnen kofle 7 --^ Ter verbeurte
van al mijn gi?/«^, mijn Heer? .
Hij hoopte, dat ik zou bewoogen worden
om anders te denken.
En toen zou hij hebben uitgeweid over zij-
tien rijkdomc, zijne huwelijks-voorwaarden, zijne
genegenheid Zweerende dat nooit man
...α iLWJ
Υ Ä . éirie
Q
ίττ*'-JEfMWlll^ir"^ .''' ""■"'lii.Ji ιί..·
-ocr page 342-de historie vari
ecne vrouw beminde mee zulk eene opregte harts-
togc, als hij mij iieminde.
Ik-liioerde hem den mond, ten opzlgc vaii
liet eeril gedeelte zijner reden; En op het tweede,
iiiUigiiende de opregtheid zijner harcftogt. Wat is
dan, mijn Héér, zeideik, uwe Liefde jegens ee-
iie, die u moet verzekeren, dat nooit eenig jong
menfch eenen man met opregter raishaagen^ be-
fchouwde, dan ikubefchouwe? En zeg mij eens,
weike reden kunt gij dog aandringen, die dceze
'ivaaragtige verklaaringe niet vooraf beantwoordt?
Allerliefile Madam, wat kan ik zeggen? —-
Op mijne knieën fmeeke ik -—
Én de mishaagelijke vent viel op zijne knieën
neder.
Laat mij dog niet te vergeefs knielen, Ma-
dam: Verfmaad mij dus dog niet —^— En hij
zettede een zeer haatelijk droevig gezigt.
Ik hebiie ook al geknield, mijn Hr. Solmes:
Dikwijls hebbe ik al geknield: Eu ik wil wel we-
der knielen -—· Zelf voor mijn Hr. wil ik
knielen, indien 'er zo veel verdienfte in knielen
ileekt ^ mids dat gij hec werktuig niet wik zijn van
mijns Broeders onverdiende vcrvolginge.
Indien alle dienilpleegingen, zelf ter aanbid-
(iinge van u toe, geduurende mijn gantfche lee-
ygj^ --- Gij bidt, Madam, om genade, gij
verwagt genade; en egter toont gij geen -
Moet ik wreed zijn tegen mijzelve, om u ge-
nade te betoonen? Neem mijn Capitaal, mijn^
Heer, met al mijn hart, nademaal gij hier in huis
zulk een gunftling zijt ί --Laat mij alleen mij··
ί* >5
Juffer CLARISSA ΗΑΚω\\Έ. 341
zelve —— Toon gij de genade, waarom gij ver-
zoekt, aan anderen.
Zo gij meent aan mijne nabefta^nden, Ma-
alles
dam
hoe onwaardig zij ook zijn.
zal gedaen worden wat gij zuk voorichrijven.
Hoe, zou ik, mijn'Hcer, u ingewanden van
bermhartigheid vinden, welke gij van paraure niee
hebt? Ik htm geluk koopen, met de verbeurte
van mijn eigen ? Waarom ik u vraage, is genade
voor mijzelve: Dat, nademaal gij eenig vermogen
fchijnt te hebben op mijne nabellaendcn,^ gij het-
zelve ten mijnen behoeve wilt gebruiken. Zeg
hun, dat gij ziet dat ik mijn afkeer tegen u niet
kan overwinnen: Zeg hun, zo gij een wijs mmi
zijt, dat gij uw eigen geluk te lioog waardeert,
dan dat gij het zoudt waagen tegen eene zo on-
verzettelijke partijfchap: Zeg hun, dat ik uwer
aanbiedingen onwaardig ben: En dat gij, uit ont-
ferminge over uzelve zo wel als over mij, een
aanzoek niet wilt voortzetten, dat zo onmogelijk
is om te worden ingewilligd.
Ik zal 'er alle gevolgen aan waagen, zeidei
de felle karei, opftuende, met eeivgelaat't welk
over en over verbleekte, als van booiiieid, zijne
holle oogen vuur uitfchietende, en op zijne on-
derile lip bijtende, om te toonen dat hij ook man"
haft ig kon zijn. Uwe haat, Madam, zal geen
tegenwerpinge zijn bij mij; En ik twijifele niet,
of ik zal het binnen weinige dagen in mijne ma^C
hebben, om u te toonen——·
Gij het in uwe magt hebben, mijn Heer —;
Hij draaide 'er zig wel uit- Om u
tooiïefi dat ik meer edelmoedigheid hebbe , ^an'
Y
-ocr page 344-de historie va^
■gij, boe edelaartig gij ook gezegd moogc wordcil
te zijn jegens anderen, aan mij bccoonr.
Des mans tronij pafte wel bij zijnen toorn ί
Zij fchijnc rege gemaakt te zijn om die drift uit te
"(drukken.
Op dat oogenblik kwam mijn Broeder weder
Linnen -- Zulter, Zufter , Zufter , zeide
iiij, met zijne tanden op malkanderen, fpeei de
barfe rol maar voort, dic gij zo onlangs hebt aan-
genomen. --Wonderbaarlijk wel ilaet u de-
zelve. Het is evenwel maar eene korte- Dvvin-
gelandin op uwe beurt, befchuldigc gij anderen
van uwe ondeugd- Maar verlaat haar,
verlaat haar, mijn Hr. Solmes: Haar tijd is korc-
pij zult haar heel ras ootmoedig en neerilagtig ge-
noeg vinden ——- Hoe zal zij dan als een mak
zottinnetje kijken, met eene'zelf-verwijtende con-
feientie, en u imeeken [met eene klaagende ftem ,
jjjrak de barbaarfche Broeder] om het te vergee-
ten en te vergeeten ! ---
' Meer zeide hij nog, toen hij heen vloog,
ψ^ι een gloeijend aangezigt, als Shorey binnen
kwam om hem wegens zijne heiligheid te rug te
roepen.
• Ik ging van den eenen ilocl op den anderen
zitten , bijiler verfchrikt en ontroerd van deeze
onraénrchlijke behandelinge.
De man tragtede zigzelven te verfchoonen,
als dien 'c leed was, dat mijn Broeder zig zo drif-
tig aanftelde.
Verlaat mij, verlaat mij, mijn Heer , mij
Waaijende —— of ik zal bezwijken. En ik dagt
άι·..'
ibk.
muÉ
^derdaad zo.
m
-ocr page 345-Juffer CLARISSA HARLOWE. 34J
I lij beval zig in mijne gunft met een wcczen van
vrijmoedigheid,· vermeerderd, zo ik dage, door
de verlegenheid, waarin ik zo zigcbnar was; want
hij greep zelf mijne beevcnde , mijne tegenili-ee-^
vende hand, en bragcze ichielijk aan zijnen haate-
lijken mond.
Ik vkigtede van hem af met de hoogde ver-
ontwaardiginge: En hij ging heen, mee iluipeii
en buigen; over zigzelven wel voldaen, en 'ge-
noegen fcheppende, naar mij dage, uic de ontiiel·
tenis, waarin hij mij zag.
Den vent, dunkt mij, hebbe ik nii voor mij;
en nu zie ik hem met lompe fchreeden agteruit loo-
pen, gelijk hij heen ging, tot dat de kant van
de openftaende deur, daar hij tegen aan liep, hem
indagtig maakte.om mij zijnen welkoonien rug toe
te keeren.
Toen hij wegging, kwam Lijs mij boodfchap-
pen, dat ik verlof had om boven naar mijne ka-
mer te gaen: En mij wierd bevolen, mijne gedag-
ten over alles gaen te laaten: Want mijn tijd v/as
kort. Niettemin, geloofde zij, dat mij wel moge
worden toegeftaen om te blijven tot Saterdag.
Zij zegt mij; Dat fchoon het in mijn Broe-
der en iZuiter gelaakt wierd, dat zij zo haaflig te-
gen mij geweefl: waaren, wannqer zij egtcr hui%
verilag, en mijn Oom Antonij het zijne, gedaeii
hadden van mijne tergingen, dat zij alle een vailer
beiluit dan ooit ren voordeele van den Hr. Solmes,
genomen hadden.
De vent zelf, vertelt zij mij, geeft voor meer
op mij verliefd te zijn dan te voeren; en eer ge-,
iieugte gefchepr te hebben, dan afgefchrikï te'
Y
zijn
-ocr page 346-j44 i>e historie van^
"zijn door de onderhandelinge , die tuïïchen ons
gehouden is. Hij draaft uit in verrukkingen, zegt
2ij, over den bevalligen zwier waarmede ik zij-
nen tafel zou vercieren, en diergelijke zoorc van
beuzelingen , die hij of gezegd, of zij verzon-
nen had.
Zij befloot alles met een Nu is liet uw tijd%
Juffer, om met goed iacfoen u te onderwerpen,
ien- voorwaarden naar uw eigen zin met hem te
niaaken: —— Anders, kan ik u zeggen, zo ik
de Hr. Solmes waare, dat het erger voor u zijn
zoude: En wie van onze Sexe, Jufler, dus voer
het vrijpoilig fchepzel voort, zou een guit van
een heer hoogagten , daar ze de hoogngtinge
kan veilirijgen van eenen zeviigen tQt het einde
der hiilorie toe ?
Zij hield deeze reden verder tot mij bij het
yerlaaten van mijne kamer -Gij hebt een
verbaasd goed geluk gehad , Juffer, moet ik ii,
zeggen, dat gij uwe gefchriften zo behendig hebt
verborgen gehouden. Gij moet immers denken,
dat ik wel weet, dat gij altijd ^an uwe pen zijti
En alzo gij die kennis voor mij poogt te bedek-
ken , dagte ik mijzelve niet ycrpligt om uw ge-
heini te bewaaren. Dog ik houde niet van de
zaaken te verergeren. Veel liever zoude ik ver-
zoenen. Vreede' maaken is mijn talent, ^n was
bet altoos. En waare ik zo zeer uwe vijandin ge-
weeil, als gij u verbeeldt, gij zoudt milTchien hier
nu niet gèweeft zijn. Dit zegge ik evenwel niei;
om dank bij u te behaalen, Juiièr: Want waarlijk,
liet zal voor u te beter zijn, hoe raifer alles mee
U over ig. Eu te beter voor ijiij , βη voor alle
Juffer CLARISSA HARLOWE. 34J
Cl
andere; dat is zeker. Ten befluite moet ik u egr |
ter nog eene leuze geeven; dat uwé pen en inkc
(hoe fchielijk.gij ook ilaet heen te gaen} niet lang
in uwe raagt zullen zijn , dat verzekere ik u.
Juffer. En dan, als gij dte tijdkorting© verlooren
hebt, zal men eens zien , hoe een zo werkzaar
me geeft als de uwe in ftaat zal zijn om zigzolven
bezig te houden.
Deeze leuze maakt mij zo ongeruft, dat ik
van ilonden aan , op verfcheidene plaatzen, pen-
nen τ inkt, en papier zal beginnen te verbergen;
en eenig^ flaarvan in het Klimop-Zomerhuis zal I
v/egieggen, zo ik daar veilige plaatze vinden kan
en, opzijn ergil, hebbe ik nog een potlood ge-
kreegen, en een pen van rood-aarde, welke ik in
mijne tekeningen gebruike ; en mijne patvoonen
zuilen mij voor papier vefftrekken , zo ik geen
ander hebbe.
Hoe gelukkig was het, dat ik mijn^? papieren
had weggekree^en! Zij hebben fcherp naar dezel-
ve gezQgc; pic kan ik zien, uit de wanorde
waarin zij alles gelaaten hebben; Want gij weet
dat ik eene necce orde zo naauwkeurig wuarnee-
mé, dat ik blindling naar een lint, of kanc,
of koord kan taften. Desgelijks in mijne boe- . " -
ken ; welke zij bijfter van het ftel gebragt en
door malkaer gegoojd hebben; om agfer dezelve, ,
en iu eenige te zien, onderftelle ik. Mijne klce-
deren zijn ook niet weinig gekreukt. Geen plaat-
ze hebben zij oyer het hoofd gezien. Aan uwe»
vermaaninge , ik danke u , zijn zij verfchuldigd^
dat het hun mislukt is.
De pen viel mij, van vaak ςη vermoeidheid,
-ocr page 348-«it de vingeren, bij het woord verfchuldigd, IJc
lireeg zc weder op om de reden te voleindigen;
Ρα u te zeggen dat ik benV;
Uvje voor altoos verpUgte en genegem
Gl. Marl owe.
^ufer Claris sa Harlowe, aafl· juffer·
Howe.
Woensdags te Elf uur en, den. 5 va?i April·.
Ik moet fchrijven naar dat ik gelegenheid
hebbe; mij bedienende van mijne verborgene voor-
raad : Want mijne pennen en inkt (alles wat zij
van beide konden vinden) zijn mij benomen; ge-
lijk ik u zo aanftonds omftandiger zal verhaal en.
Omtrent een uur gelecden, leide ik mijnen
langen Brief aan u ter gewoone plaatze neder; als
ook, op de andere, een briefje aan den lir. Lo-·
velace, op dat zijn ongeduld hem niet tot eenige
roekeloosheid mögt aanzetten; hem met vier re-
gels te kennen geevende,, Dat de Bijeenkoomil
„ over was; en dat ik hoopte, dat mijne beilendi·
5, ge verwerpinge van den Hr. Solmes hen den
„ moed beneemenzou, van verder een ige poogin-
5, ge ten zijnen vaordcele op mij te doen. „
|ί„· f
Schoon ik niet in ihac waare (door de ver-
mjci-
-ocr page 349-JpFFER CLARIS5A HARLOWE. , ' ,
4Tloeijinge die ik had ondergaen, en door dien ik ί
den geheelen nagt had opgezeten , om aan u te t
fchrijven , 't welk maakte dat ik deezen morgen
langer dan naar gewoonte leggen bleef) om mij- i
nen Brief eer aan 11 af te geeven; hoope ik egcer, ^
inorgen vroeg, een antwoord te zenden, 'twelk,
fclioon nog zo kort, mij kennis geeve, of ik mij
op de inwiliiginge van uwe Moeder mag verlaateu
of niet. Het is mij noodig, dit zo dra als mogelijk
is te weeten; want zij hebben beilopten mij op
aanilaenden Saterdag weg te vomeren, ten langilen;
raiöcliien wel morgen. '
Nu zal ik u berigt geeyen van alles, wat ge-
beurde voor dat mijne pen en inkt wierd \vegge-
nomen, zo wel als van de wijze, op welke die daad
van geweldenaarije gepleegd wierd; en dit wel zo
kort als ik kan.
Mijne Moeij, die (zo wel als de Ilr. Solmes,
en mijne twee Oomen) hier woont,' naar mij * I ,/|
dunkt, kwam bij mij boven, en zeide, Dat zij
wel gaarn wilde dat ik gehoord had, v/at de Hr.,
Solraes van den Hr. Lovelace had te zeggen ---
Aileen op dat ik verwittigd mögt zijn van eenige
dingen, die mij zouden overtuigen hoe fnood een
man hij zij, en welk een ondeugende Egrgenoon
hij moefl: worden. Ik mögt zo veel geloof aan
dezelve flaen, als 't mij beliefde; en ze aannee-
men onder zo veel afflag, v/egens 't belang 't welk
de Hr. Solmes daarbij mögt hebben, als mij goed-
dagt. Dog het zou mij van i^uc kunnen zijn, al
waare het maar om den.Hr. Lovelace van ter zijde
te
ί .
-ocr page 350-54$ ' DE HISTORIE VAN
te ondervraagen over zommigc derzelve, welke
mijzeke betroiFen.
Ik was pnverfchillig, zcide ik, omtrent het-
geen hij van mij moge zeggen; alzo ik verzekerd
was, ^ac het niet tot mijn nadeel zijn konde; en
alzo hij geen reden had om mij die gewilligheid te
Yerwijten, welke mijne onheuiche vrienden mij zo
onverdiend hadden te lall gelegd.
Zij zeide, Dat hij zig heel trotilijk verhcfte
op zijne familie; en zo veragtelijk iprak van dc on-
ze, als of eene verwantfehap met ons beneden
zijn fatfoen waarc.
Ik antwoordde, Dat hij een zeer onwaardig
man was, zo het waar was, dat hij'veragcelijk
fprak van eene familie, die zo goed was als zijne
eigene; behalven dat ze aan geen Pairfchap ver-
knogt waare: Dat de waardigheid zelve, naar mij-
ne gedagten , den aframmelingen meer fchande
dan eere aanbragt, die geen verdienlle hadden om
dezelve zo wel luifter bij te zetten, als liiiller daar-
van te ontleenen: Dat mijns Broeders ongerijmde
hoogmoed , welke hem overal verklaaren deed,
dat hij nooit trouwen wilde dan aan eene familie
van Aanzien, inderdaad op eene rmaudlijke wijze
aan de zulke den voorrang gaf boven de onze:
Dog zo ik verzekerd waare, dat de Hr. Lpv^elnce
bekwaam was tot eene zo laage hovaardij, dat hij
ons zou hoonen of zigzelven verheffen wegens zulk
een toevallig voordeel, dat ik dan al zo ilegte ge-
dagten zou hebben van zijn verüand, als alle aiir
dere hadden van zijne zeden. i
Zij hield Ilaende, dat hij zulke vrijheden ge-
bruikt had', en bood aan cm een ige ftaa'tjes te
V
-ocr page 351-juffer clarissa harlowe. ^575
geevcn ^ welke, zij zeidc, dat mij zouden verftekl
doen llaen. ' i
Ik antwoordde, Dat al vvaare her nog zo ze-
ker, dat de Hr. Lövelace zulke vrijheden gebruiké
lind, dè gemeene regtvaardigheid het zelf verei-
fchen zoude (daar hij zo zeer in ^de haat was bij ^
onze geheele iamilië , en dezelve in alle gezel-'
'ifchappenzo óp hem losgingen) dat men ónderzogt;
welke terginge hij mögt gehad hebben tot hét zeg- C
gen van hetgeen hem wierd te lail gelegd; en of .
de waardij. Welke zommige van mijne vrienden
Hellen in de rijkdoinnien, die zij bezitten (niilTchien
vcragtelijk fpreekende van alle andere voordeden,' '!
en zelf hunne eigéné voorwendzels van eehe aan- j
zienlijke [familie verkleinende y óm de waardij der ' .
zijne te verminderen) hem niet tot diergelijke |
verfmaadingcn zou' kunnen getart hebben. Korc- ' '
om. Madam, zeideik, kunt gij zeggen , dat dé ^
wrok aan onze zijde niet zo fel is ingekankerd, , ι
dan aan de zijne ? Kan hij wel iet;s hoonender van j
ons zeggen, dan vjtj zeggen van hem ? --λ
En wat belangt hetgeen men mij nu zo dikwijls al
heeft voorgehouden, dat hij een flegt Man zal zijn,
is het hem wel mogelijk eene Vrouw erger te be-^
handelen, dan ik behandeld worde; bijzonderlijk
van mijnen Broeder en Zufter.^
Ach, Nigt! ach, mijn Hef! hoe vaft heefÊ
deeze ondeugende man ü aan zijn fnoer gekree-" \
Miffchien is dat zo niet ^ Madam, Maar
weezenlijk behoorden Vaders en Moeders groots '
zorg te draagen, zo zij wilden hebben dat hunne ;
Dogters in deeze bijzonderheden van hun gévoe-. (
■ ^ t
-ocr page 352-350 De historie van
,ι,.υιι,,ΐιιιι.ι,υριιρ
len waaren, om geen dingen te zeggen, die hec
kind mogen noodzaaken bm, volgens eere en edei-
nioedigheid, den ilreng te trekken' van den man,
van welken haare Vrienden afkeerig zijn. Öog dit
alles ter zijde gefield, vool' zo verre ik hebbe aan-
gebooden om vooi' altoos van hem af te zien, zie
ik niet waarom men van hem tegen mij fpreeke,
nog waarom men dog begeere dat ik iets aangaen- /
de hem hooren moet. . -
Evenwel, mijn lief, kan het dog geen kwaad,
dat gij den Hr. Solmes aan u laat vertellen, wat
de Hr. Lovelace van u gezegdj heeft: Hoe ge-
ftreng gij den Hr. Solmes ook behandeld hebt, is
hij 'er zeer opgeileld om nog eens bij u te zijn;
1-Iij fmeekt om over dit iliik gehoord te worden.
Indien het dienftig voor mij zij het te hooren j
Madam ---_ ' .,
Het h5 viel zij 'er hëftiglijk op in, zeer dien-
ftig.
Heeft datgeen, Madam, 't welk hij van mij ^
gezegd heeft, μ overtuigd van des Hten. Lovela-
ces fnoodheid ?
Ja wel, mijn lief; Én dat gij dieswegen eeö
Jlfgrijzeri van hem behoort te hebben.
Het gelieve u dan, waarde Madam, mij het-
zelve uit uwen mond te laaten hooren: Het is niet
noodig dat ik den Hr. Solmes zie, daar het van ii
verteld van dubbel gevvigt zal zijn. Eij, Madam,
\vat heeft de man dog van mij durven zeggen ? '
Mijne, Möeij was hiermede ten eënenmaale
bedremmeld,
Eindelijk, Wel, zeide zij, ik zie hoe gij aatï^
fiem gehegt zijt. Het is mij leed, Juffer. Want'
'W
)
Juffer CLARISSA HARLOWE.
ik vcrzckcrc 11, dat hec niets zal te beduiden heb-
ben. Gij moet Juffr. Solmes v/orden^ en dat wel
binnen zeer weinige dagen.
Zo de toeRemminge van hart en mond nood-'
zaakelijk vereifcht worde tot een Huwelijk, dari
ben ik verzekerd, dat ik nooit kan, dat ik nooic·
zal trouwen aan clen Hr. Solmes. En wat zulleii^
èenige van mijne nabeilaenden wel niét te verant-
woorden hebben , indien zij mijne hand met ge-
weld in de zijne dringen, en daarin houden tot
dat het formulier gelezen zij; terwijl ik miflehien
deii geheelen tijd door buiten verftand ben , eii
in iiaauwcen vallei - O
Welk eene romaneske fchilderij van een ge-
dwongen Huwelijk hebt gij gefchetft, Nigt! Zom-
mige luiden zouden wel zeggen , dat gij eene
Iraaije befchrijvinge gegeven hebt van uwe éigene'
hardnekkigheid, kind.
Dat zouden mijn Broeder en Zufter; Maar
gij, Madam, houde ik mij verzekerd, maakt ,011-
aericheid tuiTchen hardnekfegheid en afkeer.
Grjoaande afkeer kan wei zijn ooriprong
verfchuldigd zijn aan weezenlijke hardnekkigheid,
inijn lief.
Ik kenne mijn éigen hart ,· Madam, Ik
wenfchte wel, dat gij het kende.
Evenwel, zie de Hr. Solmes nog eens, Nigc,
Het zal genoegen geeven , en meer voor u uit-
werken , dan gij u verbeeldt.
Waartoe zoude ik hem zien, Madam? —
Is de man 'er graag naar, dat hij mij mijn afkeer
tegen hem hoore verklaaren?--Is hij begeerig/
dat ik mijne vrienden meer e© meer tegen mij ont-
-ocr page 354-DE HISTORIE VAN
O mijn lißige^ mijn heerfchziigti*
ΪΛ
fteekp? ---
ge Broeder!
Ach , mijn lief! -- mee een oog van me-i
(delijden, als of zij de meeniiige van mijne uitroe-
pinge verilond —^-- Maar mofet dat 'er nood-»
zaakelijic van koomen ?
Noodzaakelijk, Madam, zó zij hec mij kwaa-
lijk willen afneemen dat ik mijne ftandvaftige
verfoeijinge van den Hr. Solmes, als eenen Egt-
genoot, fteeds verklaare.
'De Hr. Solmes is te beklaagen , zeide zij.
Hij aanbidt u. Hij verlangt om u nog eens te zién.
Hij bemint u nog meer wegens uwe onbermharti-
ge behandelinge van hem van giilerèn. Hij is in
verrukkingen over u, opgetogen.
Affchuwelijk fchepzel, dagt ik ! - Hij in
verrukkingen!
Welk een wreedaart moet hij zijn, zeide ik,
die zig kan vermaaken met den druk, tot welken
hij zo rijklijk het zyné toebrengt! - Dog ik
zie , ik zie , Madam , dat ik moet aangemerkt
worden als een dier, waarop men de honden los
laat, om mijnen Broeder en Zufter, en den Hr;
Solmes tot een diveitilTement te verftrekken. Zij
zijn alle , alle zijn zij brooddronken in hunne
wreedheid. - Ik den man zien. Madam.!
--den man die zo onbekwaam is om medelij-
den te hebben! - Inderdaad ik wil hem niet
zien, zo ik het kan helpen. -^— Ik wil hem
inderdaad niet zien. '
Welk eene draaij geeft uwe leevendige geeit
aan de hoogiigtinge , welke de Hr. Solmes voor
i uitdrukt! un .· _ Al hoe driftig gij gifteren
vil aart
-ocr page 355-juFFEU CLAilSSA HARIsOm 355'
waart, en hoe veragtelijk gij hem behandelde, is
hij op ü verzot wegens de igeftrengheid zelf^
Wike hij te lijden heefi. Hij is zulk een onedel?
moedig man niet, dan gij hem verilijt: Nog heeft
hij een ongevoelig hart. —^ Laat ik u dog o-i
yefhaalen , mijn lief (gelijk uw Vader en Moe-^
dèr iiet van u verwagten) om hem nog eens te
zien, en te hooren wat hij' u te zeggen heeft'.
Woe kan ik mijne toeilemminge geeven oiti
hem weder te zien , daar - de. Bijeenkoómil: vaii
gifteren van u. Madam , zo wel als van alle an^
dere geduid wierd als eene aanuioediginge vaii
hem? Daar ik zelve verklaard hebbe , dat zo ilk
hem voor de 'tweede liiaal zag met mijne eigent
toeftémminge, het zo mögt worden opgenomen ?
En daar ik vaii beflooten hebbe .om hem nboi,t aan-^
snoedigjnge te geeyen ? _, ....... ,, ■ ,
Gij mögt uwe verwijtingen tegen tnij we^
ipaaren, Juffer. Ik hebbe 'cr geen dank .van ^ nog
aan den eenen; nog,aan den anderen kant.
' En weg ging zij. ^^ . .. .. ^
Allerlieffte Madam ! zeide ik » haar tot aait
ie deure volgende —-77— ..
Dog zij wilde mij, niet verder hopren; en dac
zij zo rchielijk van inij afbrak, bragt te wege dat
eene laäge, luiftervink zig haaftig weg moeft fpoe-j
den; zo als het afglippen eens vóets van het plac
aan den trap mij ontdcktei _ ,
, ik had. mij naauwlijks van deezea aanval her'·
fteld, of Lijs kwam boven. —— Jnifer^ men ver^
^ekt u beneden. te fpreeken in üwe eigene zaaU
' Wie, Lijsje? ^ _ . , .· - '
' ... Hoe ka'n'ik dauuift zeggeo, Juffof 1..... —
' UDeefc Z ^ " m
-ocr page 356-$54 ' d^^historievan
MiiTchien uwe Zuüer; miiTchien lUv Broeder ^
Ik \N'eete Avel dat zij niet weder boven op Uwe ka-
mer willen koomen.
: = Is de Hr. Solmes wes; gegaen, Lijsje?
Zo geloove ik , Juffer -- Woudt gij dat
hij weerom gehaald wierd? zeide het ftout fchep-
zcl
Ik ging naar beneden: En bij wien moéil ik
éog ontbooden worden , dan bij mifnen Broeder
cn den tlr. Solmes ? De laatfte agter de deur te
ichuil ilaende, zo dat ik hem niet zag, voor dat ik
van mijnen Broeder op eene bcfpottelijke wijze bij
de hand in het vertrek geleid was. En toen
ijprong ik op, als of ik een fpook gezien had.
Gij moet zitten gaen, Klaartje.
-'•/ - En wat dan. Broeder?
Wel dan hebt gij dat fraaadelijk gezigt af te
leggen, en te hooren wat de Hr. Solmes u te zeg-
,€n heeft.
Weder naar heneden ontbooden ^ dagt ikj
om als een wild bevogten te worden.
■ Madam zcide de Hr. Solmes , zig als haa-
ilende om te ipreeken, op dat hem daartoe de gele-
genheid niet zou benomen worden [en hij oordeel-
de daarin waarlijk regt] De Hr-, Lovelacé is een
o^cvïhxix Huwelijks-haaier ^ en heefteen toeleg
©p uwe eere, zo ooit ---
Snoode Befchuldiger! zeide ik, in drift, mij-
nen Broeder' mijne hand onttrekkende , die bal-
daadiglijk beweeginge maakte om ze aan dén Hr.
Solmes te geeven ; hij heeft het niet! —^— hij
tlurfc het niet hebben! Mour hebt her.
\
-ocr page 357-dc póogingè om een vrij gèinoed tè dwingen >
zo veel zij als ze te onteeren.
O gij vinnig fchepzel! «eide mijn Broeden
^-- Maar nog niet heen te gaëri ■■ ■ ' ■ vs^ant ik
ipoedde mij ter deure uit.
Wat meent gij, mijn Heer, [heftig worfte-
ïende oin weg te raaken] mij dus tegeii rriijneil
Wil te houdend
Gij zult niet gaeri, Violentie; zijne onbroe-
derlijke armen om mij heen flaende. .,
Laat dan de Hr. Solmes Kier nier blijveiil
-- Waarom houdt gij mij dus ? Hij zal om ü^
Ujenwjilk zeiven., niet Zien , zo ik het helpe^
kan , hoe barbaiirfch een Broeder eene Ziifter kant
behandelen j die geen kwaade behandelingé ver-
dient., ^ . ...... , f , , .
Ën'ik worftelde zó fel dm νώ hem äf te raa^
ken , dat hij genoodzaakt was mijne hand los te
laateri ; 't welk hij deed met deeze woorden
Ga dan heen , Furie ί — Hoe geweldig is moed-
wil ! — Daar is geen houden aan haar. . ,
En ik vloog de trap op naar mijne kamer, 'ert
beiloot mij in .dezelve, al beevendcy en buiteii
adem. ""
in iniinder dan een quartier uurs kwam Lij«
boven. Op haar kloppen, en verzoek (qo>k wel
half buiten adem) ora coegelaateri c© woirden^
liet ik haar in. , „ , ^ ^ . , ^
, , Onze lieven Heer zegenen ons I Μάβή] ^
Wat eene verwerringe van een hüls is Dit!
[heen eri weder rennende , térwijl zij haar; be-]
waaide met haaren neusdoek] Zulke toornige Hee·;
^ en Vróuwen ï Zulk eeae ijardnekkigei
Ζ X " " " ίοϊϊ-
-ocr page 358-ïe histoäle van
joiigc'Lacly ! -—— Zulk een ootmoedige Minr
naar ί —— Zulke verwoede Oomen ! —— Zuiké
«— O lieven ! — lieven tijd! Wat een onderfte-
^oven-gekeerd huis is Dit! — En Waarom dat
aïles, dog?- Alleen om dat eene jonge La-
,ciy kan gelukkig worden, en het niei wil zijri^
^ Alleen om dat eene jonge Lady een Man wil
hebben, eii een Man Τ7ΐβί wil hebben? Wat een
geweld en oproer is hier, daar alles vreede en ge-
ruilheid plcgt te zijn!
Dus rabbelde zij al bij zigzeïve vom; terwijl
zo geduldig alsj ik konde (wel,verzekerd zijn-
de ^ dat haare boodfehap niet gerigt was om mij
welküom te zijn) zat te letten wanneer haare al-
ieenfpraak eindigen zoude. <
Op het laatft , zig tot mij wendende — Ik
moer doen zo als mij bevolen is. Ik kan. het niet
helpen —— Word niet toornig op mij, Juf-
ier. Ik moet uw pen en inkt beneden brengen:
En dat wel ^ op dit oogenblik*
Op wiens ordre?
, Van uwe Papa en Mama^
Hoe zal ik dat weeten? . !
Zij ondernam om in mijn kabinetje te gaen I
Jk trad'er voor haar in : Raak het eens aan, zo
gij durft. -
Toen kwam mijne Nigt Doortje Ïioven ——;
Madam ί -- Madam! zeide het arm goedaartig
fchaap weenende , met afgebrokene redenen —
'Gij moet — inderdaad gij moet — aan Lijs, of
-aan mij overleveren — uw pen en inkt.
Moet ik j mijne zoete Nigt? Dan wil ik het
■'in
ι
i
ν'-.
-ΛίΜ
- f. ·' ■., - ( ·
.. r < v_
juffer clarissä harlöwe. ^ψ]
ivixi ü doen; maar niet aan dit flöüt ii'uk vlcefcb*.
ïin dus gaf ik haar mijn inktkoker'over. ' " ' .
Het is mij leed, zeer leed, zeidede Juifer, dac^
ik de boodlchap overbrenge: Dog uw Papa wil niet, ^
dat gij in hetzelve huis met hem zijc: Hij heefc^
beflooten dat gij morgen zult Worden weg ge-'
bragt, of Saterdag ten langften. En daarom
wordt 'uw pen en inkt weggenomen, op dat gif.
daarvan aan niemand kundfchap moogt geeven. ^
En daarop ging het zoet meisje heèn , zeer-
weemoedig, mijn inkt koker, met alle deszelfs ge-"
reedfchap, met zig naar beneden neemende, e»
daarbenevens nog een bosje pennen, 't welk ge-^^
zien zijnde toen het groot onderzoek'gefchiedde,^
liaar bevolen was te eifchen. Bij toeval, had ik
daar niet afgenomen, een halfdpzijn ravens-lchag--
ten op zo veel verfcheidene plaatzen^ verborge»
hebbende. Dat was gelukkig; want ik tvvijffele
niet, of zij hadden geteld hoe veel 'er in het bosr
waaren. ,
Lijs rammelde al voort, mij vertellende , dac
mijne Moeder nu al zo ontfl:ok,en tegen mij was»
als iemand--Dat mijn vonnis geveld was—
Dac mijnv vinnig gedrag gemaakt had, dat 'er nie-
mand meer was, die voor mij fprak —r—-Datr
de Hr. Solmes op zijne lip beet, en mompelde >
en meer in zijn hoofdjeheen te hebben ^ dan hif-
wel met den mond kon uiten ; dat Wi|s haan?
Ipreekwijze. ^ · ' ' ' ' j
' En egter gaf zij mij ook te kennen , dat dö
wreedaart vermaak fchepte in mij te'zien;, fchoorr
nog zo ^eer tot mijn tegenzin -- En dus iriij-
- · ' Ζ 3 §.iar%
-ocr page 360-gaarn weder zou zien. Moet het niet een woeil
fchepzel zijn, mijne waarde ?
' De ilons ging voort — Dat mijn Oom Har-
ïpwe zcide, Dat bij mij nu opgaf. --^— Dat
iiij den Hn Soimcs beklaagde- Dog hoopte,
dat hij hieraan naderhand niet zou gedagtig zijn
ten mijnen nadeele: Dat mijn Oom xA-ntonij van
gevoelen was, Das ik daarvoor raoeil; betaald wor-,
den: En^ wat aanging -- En toen gaf
zij, als eene van de familie , ook haar gevoelen
aan denzelven kant.
• Alzo mij geen ander weg open ilaet, ' om iets
|e hooren van \ geen men beneden zege of voor,
jtieeft , verdraage ik zomtijds haare onbefcheiden-
teid met meer geduld, dan ik anders wel doen
zoude. En zij fchijnt voorwaar in alle de gehei-
±nen te zijn van mijn Broeder en Zuiler.
Juffer Hervey kwam weder boven, en eifch-
te een half-pints inkt-vies, v/ellie zij in mijn ka-
binetje gezien hadden'.
ik gaf die aan haar zonder tegenilribbelinge.
Als zij geen vermoeden hebben, dat ik iii
^aat ben om te fchrijven , zullen zij miiTchien
inij hier langer laaten blijven, dan zij ianders
èoen zouden. f /
Dusdanig, mijne waarde , is nu mijn i;oe-
liand.
' ' Ai mijn toeverlaat, alle mijne hoope, is op
de gunfl: van uwe Moeder. Had ik die niet , ik
Wecfé niet, waf ik wel doen 'mögt: Want wie
zeggen 5 wac'er zal volgen? ' ,
■ .. " ^ ^ XXXV.
is , , ^^ _.
-ocr page 361-JUFFER CLARISSA HAÏU^OWE- ,
j , .
juffer Clarissa 'Harlowe ^ 'aan Jufs^
Howe! " "
Woemdag^ Vier Uur en in dm namiddags
"V
Ik ben zo even weerom gekoomen van.hßc
neerleggen van den Brief,' dien ik zo ftraks vol-
eindigd liad, en die Brieven van den Hr, Lovela-
ce, welke ik υ nog niet had gezonden, Mijnet^
langen Brief vond ik daar nog leggen —τ- Pus
ziilc gij ze beide te zamen krijgen. . -v' „
Hec mag mij wei leed zijn, zo .mij voor^
koomt, dat gij hem nog niet hebt. -- Dog
uw knegt kan altoos niet gereed ilaen, Hoe hec
■zij, ik zal zo ras ik gefchreeven ihebbe,. het daar
neerleggen. Ik moet nu niets bij mij houden en
als ikfchrijve, mijze.Iveopfluiten, op dat ik niet
betrapt moge worden, nu zij denken daciltjpeii
nog inkt hebbe. .
Ik vond ter gewooner plaatze eenen andereii
Brief van deezen vJijtigen man ; En uit deszelß,
inhoud een vaft bewijs, dat hier ia, huis niets pm-
gaet of hij weet het; en dat bijkans zo dra'als hec
gebeurt. Want deeze Brief moet al gefchreever^
zijn, voor dat hij mijn Briefje kon ontvangen heb-^
ben;' en is daar gelegd, onderftdle ik, wanneei:
dat 'er wierd weggenomen; egter geefc hij mi|
daarin loftuitingen , dat ik mij zp.klo.eknipcdig
Ζ 4 weercf
I „„1„.H|||I II....... ΤηΐΐΜ^Ιιι -Tiffllii r-·^"*·^·?^^
-ocr page 362-^eerd hebbe (gelijk hij het noemt), bij die gele-/
genheid, tegen mijnen Oom en den Hr. Solmes.
' ,, Hij verzekert-^ij, ey.enwci, dat zij hoe;
langer hoe meer vaft ftbllen ora'inij te onder te
brengen··,, / ' · '
' ' " „ Hij zendt mij de eefbetuigingen van zijnö
familie; en verwittigt mij van hmine ernilige be-
,, geerte'óin mij onder hen te zien. Met zeer veel
heftigheid dringt hij, dat ik Dit huis verlaate ,
5j terwijl het nog in mijne magt is om weg te faa-
ken: En fmeekt weder om verlof-, da.t hij ordre
5, mag geeven aan zijns Ooms Ivoet-s met zes paar-
den om mij op te wagten aan het liek, 't welk
„ uitkoomt 'op het hakbofch nauiè de diergaarde, i,
' „ Huweii|ks-voorwaarden, zo als ik ze zelve
wil hebben, biedt hij weder aan. Lord M. en
Lady Sam en Lady Élifabet zuilen borgen zijn
voor zijn éerelijk en regcvaardig gedrag. Dog,
zo ik niet verkieze naar eene van die Lady's te
gaen, en hem nog niet zo fpoedig den geluk-
idgilen man te maaken , zo ais'niettemin zijne
hoopè is dat ik doen zal,' ilaet hij mij- 'aan om
mij naar mijn eigen huis te begèeven, -en Mi-
lord M. tot mijnen voorihnder en befchermer
te neemen, tot dat mijn Coufia Morden over-
kooine. Hïj kan het wel zo beleggen, zege
hij, dat hij mij zonder moeite in het bezit daar-
van ftelle, en wil hèt op de eerite noodiginge
van mij verviill^n met de Juffrouwen van zijn
maagCphap; en Juffr. Norton, óf Juifer Howe,
kunnen ongetwijfteld wel bewoogen worden,
i, om eeiiigen tijd bij mij haar verblijf te neemen.
fy D,aar kan geen CQjhija of voorwendzel tot eén
3>
^
5)
ï
5>
9>
(f ·
5>
\ ■
\
Λ
i
-ocr page 363-Juffer CLARISSAOÄRLOWE. ^
^^ pleidooij zijn, zegt hij, als ik eens in 'c'beziic
ben. Nog zal hij, indien ik het zo verkieze te
,, liebben, daar verfchijnen om mij te bezoeken;
„ nog onderneemen om mij van een Huwelijk te
3, fpreeken, tot dat alles in ruft en ftike ïs; toe
5, dat alle wegen, die ik zal voorfchrijven tec Ver-
5, zoeninge met mijne Vrienden, zijn ingeilagèn;
,, tor dat mijn Neef koomt; tot dat zulke Huwer
„ lij ks-voor waarden ontworpen zijn, als hij vooe
,, mij zal goedkeuren ; en dat ik ontwijiFelbaare
,, proeven hebbe van zijn eigen goed gedrag,
Wat de fchande aangaeti, 'voor welke eene
perfoon van mijn charafter zou mogen vreezen we.^
gens het verlaacen'van mijns Vader huis, merkt hij
aan (maarahe waaragdg, vermoede ik) „ Dat d$
5, behandeiinge, welke ik ondervinde, op alle-
„ mans tongen is: Nogthans, zegt hij, is de ftem
,, van her gemeen ten mijnen voordeele: Mijn^
„ vrienden zelve, zegt bij, verwagten dat ik mij
„ zelve dit reg: zal doen, gelijk hij het noemt:
,, Waarom fluiten zij mij anders op ? Hij dringe
j, aan, dat, daar ik dus behandeld wordeVde on-
5, afhangelijkheid, waartoe ik regt hebbe, mij
j, tot eene genoegzaame verfchooninge zal verr
3, ftrekken, alzo ik maar uit hun huis naar mijn
„ eigen gae, zo ik dien maatregel verkieze; of,
j, zo niec, njet oogmerk om van mijn eigen bezi&
te neemen: Dat alle fehande., die ik'er van
^^ kan krijgen, mij reeds door hen is aangedaeni
„ Dat zijne zorg, en de zorg zijner familie voor
,, mijne eere even groot zal zijn als mijne eigene»
5, indien hij ooit zo gelukkig mag worden ora mij
de zijne te noemen: En hij vermeet zig, zegt
^ ^ Λ
ΤΆ,ίίβΛίίΛΛ. - ·ίϋ%ή
-ocr page 364-/ 'de historie va»
m
hij," te betuigen, dat geen familie beter het ver
lies van mijne eigene vrienden' aan mij kan ver-
goeden , dan de zijne, op v/elke wijze ik hun
ook de eere zal doen, van zijne of hunne be-
fcherminge aan te neemen.
„ Dog hij zegt nogmaal, dat hij, her gae hoe
j', het wil-, zig tegen mijne vi^egvoeringe naar
5, mijns Ooms huis zal aankanten; wel verzekerd
„ zijnde, dat ik voor hem voor akoos zal verloo-
,, ren zijn, zp ik eens daar mijne voeten zerte. ,,
Hij berigt mij, „ Dat mijns Broeders, enZuliers,
3, en des Hren. Sohnes oogmerk is, daarte wee-
3, zen om mij te ontvangen: Dat mijn Vaderen
Moeder mij niet zullen nauken , voor dat de
5, Plegcigheid metterdaad voorbij is: En dat zij
dan zig vertoonen zuUCii, om hunne pooginge
aan te wenden dat zij mij met mijnen haatelij-
ken Man verzoenen mogen, door het aandrin-
gen van de verpligtingen eener dubbele onder-
daanigheid, onder welke'men dan zal ondeiilel-
len dat ik legge. „
Hoe worde ik, mijne waarde, van den eeneii
kant gejaagd, en van den anderen genoodigd! —
Deeze laatile kundfchap is maar al te waarichijne-
lijk. Alle de Happen, die zij doen, fchijnen der-
waards te ilrekken. En zij hebben, inderdaad, duc
i-eeds genoegzaam verklaard.
9»
99
ι
»J
5j
3?
3>
J»
ïf
9)
Hij bekent, „ Dat hij op deeze kundichap
reeds zijne maatregels genomen heeft; -———-
Do<r dat hij zo gaarn om mijnenthahen (ik
3>
3>
j, moet onderilellen, zegt hij, dat hij omw/?/-
5, hahen hen niet verfehuldigd is te ontzien) zou
„ wiUeii vcrmijdeH van tot uiterilen te kooinen^
dat
55
-ocr page 365-JpFFER CLARISSA HARLOWE.
dat hij iemand, welken zij niet verdagt houdenj
„ hen heeft laaten verwictigen van zijne befluiten^
5, als bij toeval daaragter geivoomen zijnde, zo
5, zij in hun voorneemen volliardèn van mij iiïec
5, geweld naar mijns Ooms te voeren; op hoope,
,, dat zij uit yreeze van ongelukken, die 'er mog-
j, ten uit Volgen, bewoogen^mogcn worden 0111
,, hunne maatregels te veranderen}· En cgrer kü-
5, vroede hij wel , dat hij zig aan de groorllc gCT "
3, vaaren heeft blootgeilcid, door Iiaa deeze kuiid-r
,, fchap te laaten toekoomen;'nademaal, indien
5, hij zig door hunne vreeze niet kan bevoordee^
„ len, 'er geen twijffel aan is, of zij zullen zig
5, .daarbij niet^ene dubbele lyfwagt tegcn hem veri
,, ilerken. „
Welk een gevaarlijke waaghals is, Qvenwel,,
deeze man!
„ Hij verzoekt eenige ^ weinige regels van
„ mij , bij wijze vau Antwoord .op deezen Brief,
„ van deezen avond, of morgen vroeg, indien
55 hij daarmede niet beguniligd worde, zil hij be-
„ fluiten, uit hccgecn hij weet van het vall be-
„ paald opzet mijner Nabeftacnden, dar ik ondcrj,
5, een naauvv.er bedwang zal zijn opgeilooten dan
„ te vooren: En hij |zal verpligt zijn, om dun zij-.
„ ne maatregels volgens dat vermoeden cc nee-·
5, men, „
Gij ault uit dit uictrekzel zien, zo v^^el als uk
zijnen naailvoorgaenden Brief (want buide.loopea
zij over dezelve fchijven) Iioe bijiler de moeijelijk^.
heid vati mijne omftandigheden hem doet vooruit
loopen met zijne verklaaringen en voorilagen; en
#ok met zijne dreigementen5 Welke ik, waare
JaéE
'k'
4
-ocr page 366-m
DE HISTORIE VAN '
^ %
het daar zo niet mede, niet van hem ontvangen
zoude.
Het een of ander befluit, evenwel,, moetik
fpoedig neemcn, of het zal buiten mijne inagt zijn
jnijzelve te helpen.
Nu ik mij bedenke, wil ik zijnen Brief hier
jn fluiten (dus konde ik het uittrekzel daarvan be-
Ipaard hebben) op dar gij te beter van alle zijne
voorflagen en kundfchap moogt oordeeien; en op
dat dezelve niet in andere handen moge vallen.
Ik kan den inhoud niet vergecten, fchoon ik ver-
legen ben wat antwoord ik'er op moet geeven. (a)
Ik kan niet veelen om "er om te denken, dat
ik mij in de befcherniingc van zijne vrienden zóu
werpen: -Dog ik wil zijne voorflagen niet
naaukeurig onderzoeken, voor dat ik tijdinge heb-
te van u. Inderdaad, ik hebbe geen hpope, die
ik verkiezen zoude, dan op de goedheid uwer
Moeder. Tot haare befcherminge kan ik met
meer fatjben mijne toevlugt neemen, dan tot die
van eenig ander menich: En uit haarhuis zoude
het gerqed zijn voor mij om tot mijns V-aders we-
der te keeren (want de breuk zou dan niet onher-
ftelbaar zijn, gelijk ze zijn zou, bijaldien ik tot
zijne familie vlood): Om weder te keeren, zegge
ik,.op zulke voorwaarden, welke maar mijne vrij-
heid van JVeigeringe in zekerheid zullen Hellen;
niet mijne Onaf bangelijkheid: Naar deeze ftae
ik niet (dus zal 'er voor uwe Moeder te minder
zwaaa-igheid in leggen); fchoon ik het' regt hebbe
om
11 -
Λ·
Β
(a) Zij iluit dicsvolffcrs den Brief van den Hr. Loyclace hiei^
in. Do» dewijl dc zaakcüikne inbriiud daarvan in haar uit-
pek?,cl is «pgcgcYcn, woidt dezelve hier a^icr wcge ^claaicn«
>ffe;II CLARISSAHARLOWE.
©m in het bezit van mijns Grootvaders Goed ge-
field te worden ^ zo ik 'er op ftaen wilde:--
Zulk een regt, raeené ik, als inijn Broeder beffenë
omtrent het Capitaal^ dat hem is nagelaatèn; eh
't welk niémand betyviil. —^— Hét zij verre, daö
ik raijzelve ooit bevrijd zou agten van mijns Vaders
redelijk gezag, welk regt mijns Grootvaders Tes-
tament mij ook gegeven hebbe! Hij, vroome
heer, liet mij dat Goéd ha, als eene belooiiinge
van mijne pligthiaatigheid ^ niet óm mij daarvan té
• ontflaen, gelijk mij te regt is voor oogen gehou-'
den: En deezé bedenkinge maakt inij befchroom-
der om hét oogmerk Van eené zo waardige njilaa-
tenfchap niet te beantwoorden. -— O, dat mijné
vriéndén mijn hart maar kendén! — Daarover maiir
wilden denken zo als zij plègten! Want nog'
eéns zegge? ik, indien het mij niet bedriegen ishec
iiiet veranderd, fchoon dé hunne veranderd zijn! ?
Wilde uwé Moeder u maar toeftaen, haar$
koets of chaife te zenden aan die afgelegene phat·^
ze, daar de Hr Lovelace voorileit, dat die vaa
Lord M.zal koómeii, (zo getergd, met fchrik bé-i'
fprongen, en bekommerd, als ik ben) zoude ik
geen oogenblik in beraad ftaen wat mij te doeii
ftond. Plaats mi) Waar gij wilt, gelijk ik te voo-
ren al gezegd hebbe --- In eert kot, op eéné
Solder; waar het ook ;^ijn mag - ■ Verkleeiï
als eene Dienilmaagd -- of laate ik gaen νοοζ
de Züilei· eener Dienftmaagd —^ Zo dat ik maa?
den Hr. Solmes mag ontvlieden' van den eeqen
kant, en de fchande van te vlugten tot de familie
van ecnen man, die in vijandfchap leeft met ifiijrié
«igeno, Ygjl· dcö ijnteöp jk eeoigcrmaat^
. · . - ' ............ge^
-ocr page 368-de historie vaiï
m.
> ä
Zijn! -^-- Weigerde uwe Moede?
inij zulks, tot welka Schiiilpliiarze, oftocwien ,
kan ik dan vlugceuf Ailcrliéfil fchèpzel,
jgecf do^ raad aan uwe rampipdedige vriendin.
i lier brak ik af
Ik®was zó bovéd
maate oiigcruft, dat ik niijzelve aan mijne eigene
bverweegiiigcn niet betrouwen durfde: Ik ging
i^aarom beneden in den tuin, om te zien, of ik
mijn gemoed tot bedaaren kon brengen, door van
toneel te .veranderen. Ik v/andelde de Hazeinoo-
tcn-laan maar eens om , wanneer Lijs bij nii|
kwam, Uv/ Papa, Juli er — Uw Oom An ton ij —
mijn jonge heèr —· en mijne jonge Juffer — koo-
mcn daaraan, om eene v/andelinge iii den tuin te
^oen; en uw Papa zendt mij om te zien wäar gij
zijt, uit vreeze dar hij u ontmoeten mögt.
Ik floeg een dwerspad in, en raakte agter de
Caxüs-haag , zo als ik mijne Ziifter zag re voor-
fchijn koonien ; en daar verfchool ik liiij tot dat
zij waaren voor bij gegaer.
Mijne Moeder, fehijnt het, is niet wel.\ Mij-
ne arme Moeder houdt haare kamer! -—— Wierd
zij erger , dat zoude. nog eene verzwaaringe van
mijn ongeluk zijn, in de .vreeze dat mijne ge-
waande ongehoorzaamheid haar hart le fel mögt
getroflOn hebben.
Gij kunt u niet verbeelden; welkè, omroe-'
ringèn ik had agter dè taxus-haag; toen ik mijn
Vader zo nabij mij zag; Ik keek gretig naar héni
4oor de haag ,· 20 als hij voorbij ging: Dog ik
/1
-»Α,ρ·—t.-------
I
Μ-
beefde door alle mijne ledcmaatcn , als ik hem
deeze woorden hoorde uiten: Zoon Jakob, aair
tJ, en aan Bella, en aan U, Broeder, laare ik
deeze geheele zaak over. Dat het mij betrof, kan"
ik niet twijffelen. En waarom was ik, egter, zo
aangedaen ; nademaal ik wel gezegd mag wor-
den al voor veele dagen aan de wrcjcdheid vaiï
inijn Broederen Zuiler te'zijn overgeleverd? '
*
Terwijl mijn Vader in den tuin bleef. Het ifc
mijnen onderdaanigen dienfl: aanbieden aan mijne-
Moeder , en naar den ilaat van haare gezondheid
Verneemen , door Shorey, welke ik gevallig op
den trap ontmoetede,· \Vant gèene van de dienft-
booden, behalven mijne bewaarder, dm-ven mij te-
gen koomen; Ik had het verdriet van,zulk be!·.
fcheid te krijgen , dat het mij berouw deed heb-
ben van mijne boodfchap, fchoon niet van mijn®
bekommeringe over haare gezondheid. „ LaatJ
j, haar niet veraeemen naar ongefteldheden, wel-.
„ ke zij veroorzaakt, „ was het wrevelig ant-.
5, woord. " Ik wil geen complinienten van haaC-
5, ontvangen. „ - / >
, Zeer, zeer^ hard, mijne waarde! "Inte'daaé
het is zeer hard ί
..... ^
Tot mijn vermaak hoore ik, dat mijne Moe-
der re^ids beter is. Eene ongeileldheid van .colijk
was het, waaraan zij veel onderhevig is, MeïL
hoopt iej; pyèj: pïQ^ geeve zulks Γ
; de historie van
- Al het kwaad, dat hier in huis gebeurt;^
hebbe ik de fchuld van!
Dit goed nieuws wierd ml] verteld, met eené
zeer onaangenaame omftandigheid; want Lijs zei-
4e, dat zij ordre, had om mij kennis te geeven,
dat mijne wandelingen in den tuin , èn mijn be-
zoeken van hiijn gevogelte verdagt waaren; en,
dat zij beide zullen verböoden worden, zo ik hier
tot Saterdag of Maandag blijve.
Mogelijk wordt dit op ordre gezegd , oni
mij met te minder tegenkantinge naar mijns Ooms
té doen vertrekken.
Mijne Moeder gebood haar fe zeggen, zo ik
éenige redenen maakte over deeze ordres, en om-'
trent mijne peh eii inkt, ,, Dat leezen tegenwoor-
dig van meer dienit was, dan fchr^'ven: Dat
ik uit het een mijn pligt kon leëren; Dat het
ander , aangemerkt aan Wien inen geloofde dat
ik fchfeef, alleen mijnen wil verhardde: Dat
het beter geweeft waare met mijn haaldè-werk
51 voort te gaen , dan zo veel te wandelen; 'c
5 j welk men gemerkt had dat ik deed met aller-
go leij weder.
Dus , jnijne^ waarde , ^o ik niet fpoedig het
een of ander befluit neeme , zal ik nog in ftaat·
2Üjn bm het voorgenomen k>^aad te ontgaen, nog
het in mijne magt hebljen om briéfwiiTelinge mc|l
ü te houden,
55
3ï
5>
ι·" ί
S ·!
iVoens'da^'Wüond),·.
AÜes is behèdeii iri oproer. Lijs loopt iri ên
tót als eéne veripiedften Daar is ietsgaende, ik
li
-ocr page 371-mm
Ni.1
Juffer CLARLSSA HARLOtVE.
•^eéte niet wat. Ik ben weczenlijk al héel önge-
field zö wel van lighaam als geeil. Ik ben inder^
daad gantfeh hiet wel".
ik zal eens béneden gaen , fchoon het ge-
liöégzaam al donker is, onder voorwendzel vari
-wat lugt te fcheppen en te bcdaaren. Roberc;
hoope ik, heeft mijne twee voorige nu al: Eh ik
zal 'er deézen neerleggen, met dien van Love-
lace daarin geßooteh, zo ik kan, üit vreeze voojr
een ander onderzoek.
Ik weete niet, wat ik dóén kal ! ^—' }
Alles is zo biiiler in béwecginge ! -— Dé
deuren toégefméeten Meh loopt met aiip.
drie haaften; öffl zo te fpreekén, üit het een ver-
trek in het andei·. Lijs met haare, gewdone ver-
baasdheid , ilaarendc , als of haar een 'zwaaroi
fchrik was aangejaagd; weltwéemaal in een halfuur
bij mij; de laatile reize vim Shorey met alle haali
benéden géroépen ; mij vcriaacende met een ge-
zigt én gebaaren , dié nog meer fcheenen te be·*
duiden--Nogthans is 'er mogelijk in dit alle.4
fiiets, dat müne vreeze verdient.
Daar kbomt het fcbepzel weder aan , meit
haare diepgebatikie en'gemaakte zugten, én ha^^
re, O iieveu tijckl O Ueveraijds!
^ #
Nog meer duiftere zegswóorden flaet dit ftous
fchepzel uit. Dog zij wil zig niet verder verkliuiT
ren. „ Onderilel eens, zegt zij, dat,dit mooij
,, w^erk op doodflag eindelijk uitloopt i IVlijn ter
gcnted mag mij wel rouwei), lang als ik
lèe-
Aa
370 De historie tan
j, leeve, zo vcel zij zien kan* Ouders ïaaten zig^
5, hunne kinderen door het onbefchaamd dreïgen
5, van jonge iieden niec afzetten ; nog behoort
5, zulks te gefchieden. Het zou wel op mijn kap
„ kunnen neer koomen , als ik het minil ver-
„ wagte.
Deeze zijn de donkere en ingewikkelde uit-
iagen , welke dit onbefcheiden ilukje doet. Waar-
fchijnelijk koomen zij voort uit de kundfchap ,
welke de Hr. Lovelace zegt dat hij haar heimelijk
heeft laaten toekoonien, (door zijn dubbelhartigeii
dienaar, onderftelle ik) van zijn befluit om mijne
vervoeringe naar mijns Ooms te beletten.
Met hoe veel regt\, indien 't zo zij, kan dit
ben verbitteren ! --Hoe worde ik heen eri
weer gedreeven , gelijk een veder in den wind,
liaar welgevallen van de roekelooze, de eigenbaa-
dge , en ftijfhoofdige ! en daar ik alzo afkeerig
ben van de handelingen der eene, als van die der
andere ! Want ichoon ik mij beweegen liet om
decze ongelukkige briefwiifelinge, gelijk mij dunkt
dat ik ze noemen moet, voort te zetten, op hoo-
pe van ongelukken voor te koomen; valt egter de
roekelooze karei op onvoorzigtige maatregels,
voor dut ik, die zo veel belang hebbe in dè uit^
koomil der tegenwoordige geichillen, kan geraad-
pleegd worden : En tuiïchen zijne heftigheid aan
den eenen kant, en die van mijne nabeftaenden
aan den anderen , vinde ik mij in gevaar van
beide.
O mijne waarde! wat is wereldfche wijsheid
anders dan de hoogfte dwaasheid? - Ik,
éc' gCïingfte , ten minften de jongfte, van mijns
Va.
»
liHil·
■i
Juffer CLARISSA HARLOWE. r^fi
Vaders familie; mij zelve in de bres te ilellen tiis-
fchen zulke onbetoomelijke geeilen ! ----Tei^
iluitinge miflchien van de oognierken der Voor-
zienigheid , welke bedoelen kan deeze vijandige·
geeiien ter hünne eigene ftraiie re doen, werken^
- Indien dit zo zij j Welk eene vermeceU
heid! -^-inderdaad, niijné waarde viriendin ^
ik dugte dat ik mij te veel van mijzeive hebbe laa-
ien voorftaen. Dog, hoe het hier mede ook zij
bet is goed^ 'wanneer óns rampen overléomen\
éat wij ons zeiven onderzoeken, en vreezem
hidien ik belet worde om deezen en den in^
geflootelien ter gewoone plaatze neer të
leggen ^ CS^^U^^ ^^ hebbe om te tragr
ten, hoe laat het ook zijn miig) zal ik hieir
verder bij fchrijven , naar dat de gele-
genheid zal medebi^engen; Geloof , oii;
'dercuiTchen, dat ik ben
Uwe altóós loegenegene en S^nkhdaré:
IS
J»
ïl t
•^nder hetOpfehifl ^ mei een pöHood gefchree-
ven^ na dat zij was beneden gèkoomen.
iijne twee'^ vóorige zijn· nog niet weg ge-j
nömen; — Ik ben daarover verwonderd
- Ik hoope dat gij wel zijt Ik
3>
hoope dat alles wel is CHirdieaa «we Moe*-
g, éer en u;'
fk 5
iiitin'tfHi-iia·
-ocr page 374-De HISTORIE vah
^iifer Howe, aan Juf er Ci-α Riss α Har-
lo wei
■ \
ïionderdag ^s ogtends (den p van ApriT).
Ik Iiebbc uvve drie Brieven ontvangen. Nooit
Was 'er ongeduldiger fchepzel bij eene onzekerheid
van het hóogilti aanbelang ^ dan ik was, om den
uitikg te weeten van' dé Bijeenkoomil tuiTchen u
en Solmes.
Het betaamt mij aan mijne waarde vriendin,
in haare tegenwoordige ongelukkige omilandighe-
den , rekenichap te geèven van alles, wat maar
den minilen fchijn kan hebben van agtloosheid of
nalaatigheid aan mijnen kant. Ik zond Robert 's
morgens vroeg, op hoope van een Brief te vin-
den. Hij hield zig omtrent de plaatze op tot bij
Tienen, te vergeefs; en toen ging hij daarvan-
daan; mijne Moeder hem een Brief hebbende ge-
geven om te brengen aan den Hr. Hunt, welJieii
hij voor Drieën moeft beitellen, den tijd alleen van
.den geheelen dag, dat die Heer t'huis is; en haar
een Antwoord daarop te rug brengen. Hijt huis
van den Hr. I iunt, weet gij, legt verre si.f van
Harlowe-Plaatze. Robert had juift zo veel; tijil als
hem noodig was; en kwam niet te rug, voor dat
liet te laat was om hem weder naar uwent te zen-
den. Ik koade heni alleen beLallen, om deezen
og-
IT-
juffer clarissa harlowe. ^575
^gtend voor dag 'er op uit te gacn; en zo hij ee-
nigen Brief ki-e-eg, zo hard tc rijden, als of'er zijn
keven aan hing, om dien mij te brengen.
Ik fliep alleen: Ecnen zeer ongeruften na^
had ik do(3r mijn ongeduldig verlangen; en daar-r
van ongeileid zijnde, lag ik langer dan naar ger
woonte. Zo als ik was opgeitaen, kwam Stijn tje
binnen, van wegens Robert, met uwe drie Brie-r
ven. Ik was de vierdepart niet gekleed; en trok
alleen fchielijk mijne halve Sak aan; niet verder
gaende tot dat ikze alle had doorgelezen , zo
iang alsze zijn; En nogthans hield ik dikwijls ilil,
i)m overluide (fchoon bij ipijzelve) te fchelden op
het duivelfch volk, waarmede gij te doen hebt.
Hoe zwelt mijn gemoed tegen hen allen?
ï-ioe armhartig was hun, oogmerk om, u te ver-
ilrikken in eene aanmoediginge van Solmes, door
de afgeperile BijeenkoomiΕ! , . Ik ben zeer,
zeer boos op uwe Moeij Hervey — Zo gedwee
haar eigen oordeel op te geeven ! —- En,
daarmede niet te vreeden , zulk een bezig werk-
Dog
t;uig te worden in hunne handen I
dit gelijkt zo wel naar de wereld in 't gemeen!- —^
Ook naar mijne Moeder!- Naait haar eigen
kind, is 'er geen leevend menfch, die zij zo hoog
waardeert als u; — Nogdians is het — Waarom,'
JSiaatje, zouden wij ons mengen in dczaaketi eii
onluften van andere luiden i'
Andere lulden J —-—7— Hoe haate ik dë
armhartige woorden, daarhec vriendfchap betreft^
en daar de befchcrminge , die ons te- verleenea
^ond j van. zo veel belang kan zijn voor eenC.
Ai a. 5 - TriesK.
Μί^'-ΐι'Μίί
-ocr page 376-; de historie van
m
vriendin ,
^ive!
Ik ben, evenwel,' verblijd over uwen moed.
ïk verwagtte dien niét van u. Nog zij ook, des
i)en ik verzekerd. Nog zoudt gij, niiiTchien, den^
zeiven getoond hebben, zo. Lovelaces kundfchap
aangacnde Solmes Kinder-kamcrs u niet had aan^
gezet, ik verwondere mij nien, dac de vent ge-
zegd wordt u daarom te meer te beminnen. Welk
€cne eere zoude het voor hem zijn, zulk eene
Vrouw te hebben? En hij kan het wel met u ver-
effenen , als gij die zijt. Hij moet inderdaad eeiii
wocil fchepzel zijn , gelijk gij zegt. --
thans is hij minder te beichuldigen over zijne aan-
houdinge, dan die van uv/e eigene familie, wel-
ken gij den groQtilen eerbied toedraagt, over de
hunne.
tiet is goed, gelijk ik dikwijls gezegd hebbe,
^at ik zo niet getergd en op de proef gefteld wor-
fle; Ik zou miifchien al lang den raad van uwe
Nigt Doorne gevolgd hebben Dien fnaar durve
ik egter niet roeren. --Ik zal het goed meisje
iiltqos lief hebben om haare tederheid jegens u.
Ik weete niet, wat ik van Lovelace zeggen
moet; nog wat ik moet denken van zijne beloften,
nog van zijne voorflagen aan u. Het is zeker, dat
gij in hooge agtins;c zijt bij zijne gelieele familie^
Pc Lady s zijn perfoonen van eene vleklooze eere.
My'Lord M. is ook .(naar dat de Mannen en Pairs
doorgaens zijn) een man van eere. Elke andere
perfoon ter wereld kon ik zeggen, wat ik haar raa-
Jen zoude te dqen, buiten u. Zo veel wordt.'er
iiiU Η verwaait! ~ ^iilk een fchijneiid ligt! —
en vaii z,o weinig nadeel voor
ons
HFirv
Juffer CLARISSA HARLOWE. ^j'i
T)at gij iiws Vaders huis zoiidn vcrlaaten, en uzei-
ve geeven onder de befcherminp^e van eene fami-
lie, van hoe veel eere en aanzicn-ook, onder wel-
ke een man is, wiens perfoon, bekwaamheden^
verklaaringen, en aanzoeken, men zal agcen dat
uwe viuirigile agtinge tot ;':ig getrokken hebben;
■- Mij dunkt, ik zou 'er eer voor zijn om u te
raaden, dat gij heimelijk te Dohdon maakt te koo-
men; en nog hem, nog iemand anders buiten mij^
laat weeten waar gij zijc, tot dat uw Neef Mor-
den overkoome.
Wat het vertrekken naar uws Ooms belangt,
dat moet gij niet doen, ro gij het kunt helpen.
Nog moet g-ij Solmes hebben, dat is zeker: Niec
alleen van wegens zijne onwaardigheid in allen op-
2igte, maar van wegens den afkeer, dien gij o-
penlijk tegeq hem betuigd hebt; welken iedereen
weet en 'ey van praat; gelijk zij ook doen van u-t
we goedkeuringe van den anderen. Om uwen
goeden naam derhalven, zo wel als om ongeluk-
ken voor te koomen, moet gij of ongehuwd ke-
ven , of Lovelace hebben.
ZiO gij denkt om naar London te gaen, laat:
he! mij weeten; en ik hoope dat gij iijd zult heb-
ben om mij te gunnen", dat ik verder de wij?e be-
legge, op welke gij weg , en daarheen moogt g,e-
raaken; en hoe men u eene bekwaame huisvellin'
ge hebbe te bezorgen.
Om deezen tijd te bekoomen, moet gij eem
weinig plooijen, en u in fchijn tot ecnig vei'drag
inlaaten, zo gij niet anders kunt. Daar gij zo ver-
volgd wordt en geplaagd, zou het vreemd zijn,
zo gij niet genoodzaakt wicrdt van cernge wcinig^e
Α a 4 uwer,
tera-äir:
; de historie van
verwonderlijke iiaauwgezetheden af te ftap-
Uit hetgeen ik gefchreeven hebbe zvilt gij wel
merken, dat ik bij mijne Moeder niet hebbe op-
gedacn.
ik ben ten iiiteriien verdrietig en te onyreede.
Wij hebben zeer ilerke twiilredenen daarover ge-
had. Dog, behalven de bovengemelde beluOin-
pene reden > van ons te, mengen in de zaaken en
ónluflcn υαη andere lidden, wil zij hebben, dan
iiet uw pligt is de minile te zijn. 2ij zegt, Zij
ü'as altoos van gevoelen, dat Dogters zig blind-
3ing behoorden te oijderv/erpen aan den wil van
haare Ouderen in het voornaam iluk des Huwe-
lijks ^ en dat zij zig danrnaar beilierde in het trou-
wen niet mijn Vader; welke in den beginne meer
keuze was van haare Ouderen , dan van haar
zelve.
' Dusdanig redenkaveit, zij ten voordeele van
linai-en gunfUing Hiekman zo wel, als voor Solmes
in uw geval.
Ik moet niet tVvijfTelen, of mijne Moeder be--
ilierde zig altoos naar dit grondbeginzel --
om dat zij zo zegt. Ik hebbe daarenboven nog
cene andere reden om het te gelooven; welke gij ■
weeten zult, fehoon het mij niet paiïe die te mel-
den ~—^—- Dat zij niet zo heel gelukkig te za-
inen leefden, als men zou mogen hoopen van lui-
den , die, ten tijde als zij trouwden, eikanderen
verkoozen boven de reil der wereld.
Een zeker perfoon zal het niet te beter ver-
gaen, verzekere ik u,' wegens deezen dubbelen
ilag van mijns Moeders Staac^utide. Daar zij hem_j
Α
llü
-ocr page 379-en zijn aanzoek, in haare redenkavelingen zo iü
het oog houdt, is het niet meer dan billijk, dat hij
ook wat krijge voor mijn verdriet over het mifluk-
ken van een iluk, waarop ik met geheel mijn hari
geileld was om door te drijven.
Denk 'er om, mijne waarde, of ik u o.ok er-
gens in van dienil: kan zijn. Zo gij het mij toq.-
itaet, betuige ik dat ik heimelijk met u wil dooi;-
gaen,,en wij zullen te zaraen leeven en fterven.
Laat 'er uwe gedagten over gaen. Werk mijn in-
val verder uit, en geef mij uwe bevelen.
Eene kleine tuiTchenpoos ----—· Wat is
ontbijten bij hec onderwerp, waaraan üb; bezig
ben? ' ' -
■i-ï
-Φ.
■ ; li l· ·. ■
■ , \
I
■■tf-i·
Λ
London, heeft men mij berigt, fs de befle
plaatze ter wereld om zig te verfchuilen. Ik heb-
be niets gefchreeven , dan hetwelk ik op het eerif
bevel wil geiland doen. De Vrouwen hebben
ook wel, liU en dan eens, zin om eene dooiende
ridderfchap met clkanderen aan te gaen, zb wei
als de mannen daartoe aen te moedigen. Dóg ifii
UW gevai, zal hetgeen ik voorftelle, niets van die
natuure in zig fchijnen te hebben, ί Iet zal mij iii
ftaat ftellen om datgeen te verrigten , hetwelk
.niet meer dan een pligt is, tot diend en trooil van
eene dierbaare en waardige vriendin, welke on-
der eene onverdiende onderdrukkinge ziigt: En
gij zult, om zo te fpreeken, uwe Anna Howet/<fr'
iideleji, indien gij haar vergunt uwe gezellin te
.3-yn in de verdrukkiwge. "
Ik wU'er voöx inftaen, mijn© waai-de> dai
-ocr page 380-oe historie van
ïvij geen maand te zamen in de Stad zullen zijn»
of wij zullen alle zwaarighedeii zijn te boven ge-
lioomen 5 en Dit wel zonder aan eenige nransper-
Ibonen voor hunne befcherminge, eenige verpiig-
tinge te hebben.
Ik moet nog eens herhaalen, hetgeen ik dik-
wijls gezegd hebbe , Dat de werkbaazcn van uwe
vervolgingen niet beftaen zouden hebben, hunne
eigenbaatigé oogmerken tegen u itï 't werk te ftel-
len, hadden zij zig niet verlaaten op de zagchpid
van uwen geeil: Schoon, nu zij zo ven-e gegaen
zijn, en de Oude AUCTORITEIT [Bekijf mij
hier over, zo gij wilt!] daarin mede betrokken
hebben, nog hij nog zij weeten, hoe zij weder
te rug zullen treeden.
Als zij vinden dat gij buiten haar bereik' zijt,
en weeten dat ik bij u ben, zult gij \^'el zien hoe
hunne haatelijke hoornen zullen intrekken.
Ik ben, evenwel, van gedagten, dat gij aan
uweu Neef Morden gefchreevcn moeil hebben op
het oogenblik, dat zij begonnen u fmaadlijk te
behandelen.
Ik zal met ongeduld verlangen te hooren, of
zij zullen onderneemen om u naar uws Ooms te
voeren. Mij heugt, dat Lord M.'s afgedankte
Jlentmeefter van Lovelace verhaalde, dat hij zes
of zeven metgezellen had, die al zo boos waaren
als hij zelve; en dat men op het land altijd blijde
was, als zij hetzelve verlieten (a). Hij heeft nu
metterdaad, zo ik hoore, zulk eene bende bij zig.
En maak 'er vrij ilaat op, hij zal niet toelaaten,
liat zij u ongeftoord naar uws Ooms vervoeren:
En
fa) D.I. bl.
tmÊm
-ocr page 381-w
Juffer CLARISSA HARLOWE. 375,
Rn wiens moet gij zijn, indien hij ilaage met 4
aan hun te ontneemen"?
Ik fiddere voor u, op de onderfielUnge ilegts
wat het gevolg kan zijn, zo men bij deeze gele-
genheid handgemeen worde, Lovelace is zommi-
gen van hen wraak fchuldig, Dit maakt mij dub-
bel moeijelijk en ongeruft, dat mijne Moeder haa-
re toerremminge \yeigere te geeven tot de befcher-
minge, waarop ik mijn hart geileld had om voor
^ te bezorgen.
Mijne Moeder wil zonder mij niet ontbijten.
Een krakeel heeft zomtijds zijne voordeden. Nog-
thans is te veel Liefde, naar mijne gedagten, ai-
zo kwaad als te weinig.
* *
Wij hebben nu zo even nog eene andere ftuit
|!;ehad. Op mijn woord, zij is bo-van maate ■—r.
Wat zal ik zeggen? -onoverrcedbaar--
Mcl dat zagt woord moet ik haar laaten heengaen.
Wie was de oude Griek, die zeide, dat FEj
Atheenen regeerde; zijne Frouw^ hem; en zijn
Zoon^ haar?
Het was mijns Moeders fchuld niet, [ik
fchrijve aan dat weet gij wel] dat zij mijnen
Vader niec regeerde.
j
tr"
Dog ik ben maai· eene Dog-
ter I — Egter dagtikniet, dat ik zo geheel van
gQen vermogen was, als ik 'er op toeleide om ee-
ne zaak door te drijven, dan ik mij nu bevinde.
Adieu , mijne waarde! —■ Daar moeten
dog gelukkiger tijden koomen-- En ook wel.
haail. - De ftrengen kunnen dus uitccrniaate
üiet lang gerekt en geipanuea iiaen. Zij lï^eteii
of
-ocr page 382-Q DE HISTORIE VAN
pf berften, of gevierd worden. Hoe het uii-valJe,
de Zekerheid is te verkiezen boven dus in 'c pnze-
licre te hangen.
Nog een woord!
Ik ben in conicientie van g^dagten, dat gi]
een van deeze tvvee wegen moet inilaen; cfuwe
Toeftemniinge geeven, dat wij te zamen hciuieiijk
naar London gaen [in weiken gevalle ik een rijiuig
zal bezorgen, en bij u koomen ter beftemdcr
plaatze aan het Hek, alwaar Lovelace voorllelt
zijns Ooms koets te brengen]; of, Uzeive onder
4e befcherminge te geeven van Lord M. en van
de Lady's zijner familie.
Gij hebt nog eenen anderen, trouwens; err
dat is, zo gij eén volilrekt beiluic hebt tegen Sol-
mes , regelregt naar Lovelace te gaen en hem tc
tiOuwen.
Welken van deeze gi] ooJi verkieil, ziik gij
Deeze reden voor ii kunnen inbrengen, zo bij u
zelve, als bij de Wereld, dat gij u bepaald hebt
naar hetzelve eenparig grondbeginzel, hetwelk u
geheel gedrag den gantfchen tijd door befderd
heeft, zedert de twiil tuiTchen Lovelace en uwen
Broeder gaende geweeft is: Dat is te zeggen, dat
gij een kleiner kwaad gekoozen hebt, op hoope
van een grooter voor te koomen.
Adieu! en dat de Hemel mijn bemind Schep-
sel ten befte iliére, bidt
mäi
Anna Howe.
XXXVil.
-ocr page 383-Juf er Clarissa Harlowe, aan Jufa^,^
/r - -
·
i'·
<
Donderdag, den 6 van Aprilt
ik danke u, mijne waardile vriendin, voor
de moeite, die gij genomen hebt om mij zo gene-
gen de reden te doen weeten, waarom mijne pa-'
pieren gilleren niet wierden Weggenomen; én we-^
gens de vriendlijke befcherminge, die gij, zo gij
hadt künnen, mij bezorgd zoudt hebben.
Deeze vriendlijke befcherminge waä her,
waarom ik vvenfehte ; Dog mijn wenlch eerit'
gaende gemaakt door uwe Liefde, wierd meer ge-
regeerd door mijne V/anhoope aan eenige anders'
toevlitgt [te Toofen overlegd hebbende, en niec
in ftaat zijnde om te bepaalen, wat ik behoor do"
te doen, en wat ik konde doen, in een en zo on-'
gelukkigen tóelland] dan door eene redelijke hoo-"
pe : Want, waarom inderdaad zou iemand zig^
voor anderen in onruil fteeken'v ^lis zij hèc ver^,
mijden kunnen?
Alle mijn crooil is, gelijk ik menigmaal ge-i
zjegdhebbe, dat ik mijzelve niét door mijne eige-
ne agtloosheid of dwaasheid , gebragt hebbe in
deczon droevigen toeiland. Zo ik dit gedaen had,
zoude ik mijne oogen niet hebben dm'ven opflaeti
to: ienuind met de rerwagcini2;e Tan befchemiirrge
mm
m
, ' i
1
' -i
t'
f
J
*
-ocr page 384-of bijiland, nog tot u om verfehooninge \VGgGni5
de moeite , die ik u TerfchaiFe. Dog niettemiii
behooren wij niet toornig te worden , om dat ie-
mand datgeen niet doet voor ons zelve, of voor
onze vriendin, 'twelk zij denkt dat zij niet be-
lioort te doen, en 't welk zij in Haaré keuze heeft
of om het te doên , of om het te laaten. Veel
min hebt gij regt om misnoegd te zijn op een£ zo
voorzigtige Moeder, om dat zij mijne partij met
zo veel ijver niet trekt, dan gij wenfcht dat zij
deed. Indien mijne eigeiie Moeij mij kan opgee-
ven , en dat tegen haar eigen oordeel, gelijk ik
liiag beftaen te zeggen; en indien mijn Vader, en
jVloeder, en Oornen , die mij voormaals zo zeer
beminden , zo ijverig tegen mij kunnen aanfpan-
ilen; kan ik ^ of behoort ^ïy, daar de befcher-
jninge van uwe Möeder te verwagten , in weer-
^il van hen ?
Inderdaad , mijne dierbaarfte Liefde ^ [Geef
mij vrijheid om eens zeer ernilig te zijn] Ik
Vreeze, dat ik ben uitgekipt (het zij om mijnö
eigene zonden, of om de zonden mijner familie^
of miilehien om de zonden van beide) om een
zeer ongelukldg fchepzel te zijn! —— hij uitßek
ongelukkig! Want ziet gij niet, hoe onwéerilaeil-
baar de baaren der verdrukkinge op mij koomerï,
nederftorten ?
Wij zijn tot. voor éenige wéeken j geen vaii
ons uitgezonderd, al te gelukkig- geweeit. Geen.
kruis, geen verdriet j dan hetgeen wij ons zelve
Verfchaften van wegens de gekoeßerde vjellußi
gelijk ik het noemen mag, van onzen eigenen
>vil. Omringd van onze opgehoopte feh^tten j dié
m
•3 SÄ
It-
7' ν
iU·
tiiäm
Juf FER CLARISSÄ HARLOWE.
ίί© ras zij gewonnen waaren wierden opgelegd^
icbecncn wij onszelven buiten het bereik te agten
van de donderOagen des tegénfpoeds. Ik was de
roem van aile mijne vrienden , op hunnen roeni
ook zelve roemdraagende, en praaiende in mijnen
ilaat. Wie weet, wat dé regtvaardigheid des He-
mels óns moge toezenden, ora'ons te overtuigenj
dac wij niet buiten het bereik des ongeluks zijn γ
en ons te brengen tot een beter toeverlaat, dan
dien waarop wij tot nog toe verwaandlijk gefteimd,
hebben ?
Ik zou zeer weinig voordeel gehad hebben-
van de bezoehn. van ConOerfatie , met welke de
goede Dr. Lewen mij plegt te vereeren, en van
de beginzelen het vroegfl; mijn. gemoed ingeprent
(gelijk ik zeggen mag) van mijne godvrugtige··
Juffr. Norton,, gegrond op de ondervindinge van
haaren ecrvvaarcligen Vader, zo wel als op haare ei·
gene; indien ik dus niet kon te rug zien en reden-
kavelen, in zulken wonderlijken toeiland als wij
ons bevinden. iVonäerlijk mag ik dien wei noe-
men ; want ziet gij niet,, wijne waarde, dat wi|
alle als van een verkeerd noodlot fchijnen gedree·^^
ven te worden, 't welk niemand van ons in ifea^
is om te wiederiben? --— En nogthans koom»
alles voort (ten kragtigen blijke, dat wij onszel-
ve ftraffen) van onszelven ? Zien niet mijne Ou-
ders die kinders van goede hoope , van welke zij
eene aanhoudende duurzaamheid verwagteden yaij
wereldfch geluk voor hunne uitloopende familie,
nu zij,zijn opgewaiTen om die tot nu (os aί\ye§^
zige hoope te beantwoorden , eikanderen hutj
toornig gelaat tojeli-ecren, ^ tööpea. gelijk ii^
f I
1
{
i
ί
, 'ί
de historie vaiï
zeggen mag, met wortel en tak uitro^ijen, weiké
gereed ftond om tot eene waarfchijnelijke zeker-
heid gebragt te worden ?
Uwe eenzijdige Liefde zal gereed zijn om mij
Van zw dar e en opzetUjke zonden vrij te fpree-
ten: —-----Maar och , mijne waarde! mijne
rampen hebben mij genoeg vernederd om mijn
luftig dog zig binnenwaalrds te doen keeren; om
mij mijzelve te dóen onderzoeken. --En
wat hebbe ik daar ontdekt? -- Wel, mijne
waarde vriendin , meer heimelijke hovaardij en
ijdele grootsheid , dan ik gedagt kon hebben dat
in mijn ondoorzogt haft gelegen was.
Indien ik ftae uitgekipt te worden orii ter
firaffe te fti-ekken van mijzelve en mijne familie,
die nog zo onlangs de roem derzelver was, bid
dan voor mij, mijne waarde, dat ik niet geheel-
iijk aan mijzelve mag worden overgelaaten ; en
dat ik mag in ftaat gefteld worden oin mijn cha-
radler op te houden , zo dat ik met regt van
moedwillige ën voorbedagte fchuld worde vrijge-
fprokeii. Den wil der Voorzienigheid zij het
overige aanbevolen : Dat ik , daar die mij leidt;
met geduld, en zonder klaagen volge ί —^^— Ik
2al niet altijd leeven! --^—- Mögt mijn fot~roi
iiiaar gelulddg zijn!
Dog ik zal u niet overlaadeh, mijne waardile
vriendin , met verdere bedenkingen van deezé
zoort. Ik zal zc alle in mijzelve befluiten. Ik
hebbe voorwaar eeri gemoed, waarin plaatze is'
voor dezelve. Mijne verdrukkingen zijn' te fel,-
èm lang te duuren. Daar moet haait de een of
.■^»ίίίίίττιί
Iiiri· im'&fe ·(-
-ocr page 387-Juffer CLARISSÄ HARLOWË.
andere keer ^ koomen. Gij gebiedt ujij op géliiR-
kiger tijden te hoopén. Ui avV wel hoopen*
Ί·
* i J * ■
Dog ëgter kan ik mij zomtijds niet vari onge*
duld weeirhouden , dat ik mij dus gejaagd yinde|
en mijn goede linani zo zeer gedaaid.;en afgeflaf
gen , dat al llonii alles in toekoomende^ gelukkig
ie worden,,ik mij fch^amen zoude .mijn,äange-
éigt in 'i: openbaar te vertoonen J of mijne'00·;-
gen op te ilaen. En dat alles door-de^ppllookingö
van eenen eigênbaatigen Broeder^ en nijdigé
huiler., —, , •11,.'·
Dog laat ik {lil houden: Laat ik mij beden^
i{en! Zijn deeze Opwellingen niét. de qpwellingeti
vaneene ^mmelljke I;iovaardij, die ik berispt ίιφ-
6e ? Daarenboven ^ alreeds zo ongeduldig ? .Maar
het oogénblik te vooren.zo ^gelaateji., zp v^eel,be-
ter. geichikt tot overdenkfnge ! liet vale egtet;
hard, hard valt het, eenen verbitterden geei^
te onder te brengen ! .-^-. En dat wel op hec
oogenblik zijner beproevinge! ■' ^ ' O niijii
\vreede Broeder! ——. Dog mi zwelt liij we-
der. ; Ik zal, mijne pen nederleggen, die
ik zd weinig in ibat ten te regeeren. Eit
ik zal een ongeduld tragten te onde^·, te brengen ,'
hetwelk (zo mijn^ verdrukkingen mij ter verbcte-
ringe zijn overgezonden) mij anders tot nog-
ftrafwaardiger dwaalingen zou kunnèn verlei-
den. -- -V
IT, Doei B b'
i
-ocr page 388-De HISTORIE'van
^ ïk zai Wecier keéren tot cc'n on'dcnverp ,
NJ^lk ik geen tien minuten ageer een uit mijn zin
kan ilellen —^ bijzonderlijk daar het mij dus
wordt indagtig gemaiikc , door de drié wegen tei
keuze van u aan mij voorgefteld in het ilot van u-
wen laatfteni
Wat het eeril belangt, te weetehi, Üw raad
voor ?mj om haar London te ontvlugten —--
Ik moet uw zeggen, dat die andere inval of voor-
flag, die daarmede vergezeld gaet, mij volkoonien
verfchrikt —^^-- Immers, mijne waarde (daar
gij zo gelukkig zijt j en zo toegeevend behandeld
tvordt als uwe Moeder U behandelt) kunt gij niet
ineenen hetgeen gij voorflaet! Welk een ondeu-^
gend menfch moeil ik zijn, indien ik, ilegts maai
voor een oogenblik, het oor kon leenen aan zul-
ken voorilag als Deezen ! ——— Ik gelegen-
heid geeven om het (milTchicn verkort) leeveil
van zulk eene Moeder tot deszelfs laatfte uyr on-
gelukkig te' maaken ! - U veradelen^ mijn
dierbaar Schepzel! Hoe moefi: zulk eene onder-
neeminge (daar de roekeloosheid openbaar , dö
beweegredenen, zo zij al verfchoonelijk waaren^
geheim zijn) ή verhagen! -Dog ik zal op
het onderwerp niet blyven liililaen ■—^—— Om
uwentwille zal ik het niet doen. '
Wat aan^aet uw tweede middel, Öm fnJJ
onder de hejcherminge te geeven 'van Lord m.
en van de Ladys dier familie^ Ik bekenne u (ge-
i'ijli ik geloove te vooren bekend te hebben) dat
Μοοα
ί ■ .
«ίρ--- liTf··-
^äSk
I.S; i
bT ·»'
fcliooii Dit te doen , in het oog der wereld het-
zelve zoude zijn, als mij onder de befchermiiige
Van den Hr. Lovelaee te geèven, mij egtcr dunkt
'dat ik dit liever zou doen, dan de Vrau\y van deii
Hr. Solmes worden, indien 'er baarblijkeÜjk geeii
ander weg waare om zulks te ontkoomeh^
De, Hr.Lovelaeei hebt gij gexién, dat vóor^
ilaet een middel te beraamgn, om mij in liet bezit
van mijn eigen huis te ileilen en hij .zegt mijj
dat hij het Tpoedig zal vervüllen met de Ladys vail
ïiijne Familie, om mij te bezoeken; — op mijne
iiOodiginge, evenwel, aaii haar; ■ Een
zeer onhedagten voorflag denke ^ ik dit te 2!ijn, ei^
waarover ik mij aan hem niet kan liitlaaten. Well^
eene oefFeninge van oiiafhaiigelijk rege fehetil het
voor mij af! Hoe mögt ili i zo ik haar hem lui·^
fterde, (en geen agt gaf op'de natuurelijke ge-r
volgen, waartoe het opvolgen van zijnen raad mi|
leiden zoudej door :iagte woorden getrokkeit
worden tót het pleegen van de geweliidaaMgfiei
handelingen ! —--- Want hoe konde ik in
bezit geraaken ^ dan óf doqr een geregclijk plei-
doóij, 't \velk , to ik ή gcriegen waare jiaartoe
mijne toevlugt te neemen (S^lijk ik nooit ,kaii
zijn) tijd vercifcheii zoude ; of door die pérfoo-
hen mee geweld daarvan daan te jaagen,' welke
mijn Vader daar geileld heeft, om op den tuin,'
het huis, en huisgera^d te paiïen-perfoonen^
die geheelènal in zijn belang zijn, èn die, geHik ilc
"weete , nóg onlangs hunne ordres vafi mijneii
Broeder ontvangen hebben?. ^
Uw derde voorflag, Om regeïrcgt nactr
äm Hr, hovslace te gaen kir hem te 'trolhveh^
Bh i èé-
-ocr page 390-^88 De HISTORïEtan ' r
eenen man , in wiens zeden ik wel verre ben vari
genoegen te neemen --Έςη ikp , die niet
gedaen kon worden met de miniie hoope van ooit
vergiffenis van, of verzoeninge met eenige van
niijne vrienden té verwerven ; en waartegen dui-
zend zwaarigheden in mijnen geeft opkoomen —
Daaraan moet niet gedagt worden.
Hetwelk mij na de rijpile overweeginge het
»leeft verkiesbaar voorkoomt, indien ik dus moet
gedreeven worden , is het óntvlugtcn naar Lon-
don. Dog ik zou liever alle mijne hoope op ge-
luk in dit leeven verbeuren, dan dat gij met mij
zoudt voorcgaen, gelijk gij roekelooslijk, fchoon
met het vriendlijkft oogmerk, voorftelt. Zo ik
^aar veilig koomen kon de , en mij verlchuilen ^
dunkt mij dat ik volftrekt onafhangelijk zou kun-
nen blijven van den Hr. Lovelace , en het aan mij-
ne vrijheid hebben om of voorflagen te doen aan
mijne vrienden, of, zo die mij verftieten (en ik
geen ander of beter weg had) met hem tot een"
vcrdnig te koomen ; onderfteld zijnde dat mijn
Keef Morden zig, bij zijne overkopmft , bij mij-
ne andere Nubeftaenden voegde^ Dog zij zouden
mij miiTchien dan wel te wille zijn in mijne keuzö
van een ongehuwd leeven, als ik van hem afzag;
Die aanbiedinge aan kun te vernieuwen , als ik
mijne eigene vrijheid hebbe, z\il hen ten minften
overtuigen , dat hes mij ernft was , toen ik ze
cerftdeed: En op mijii woord, ik iSiiwmij daar-
aan houden, hoe dier gij ook fchijnt te denken-,
als gij zin hebt om met mij te boerten, dat hoe
mij zou te ftaen koomen om ztilks te doen.
Zo gij, mijne waarde, een rijtuig voor ons
kei'
-ocr page 391-Juffer CLARISSA HARLOWE. 389
}elde kunt bezorgen, kunt gij miffchicn ook wd
een bezorgen voor mij alleen: Dog kan bet wel
gefchiederi , zonder éenige onlnil te verwekken
tlifichen en uwe Moeder, of tiiiTchen hq(tr eri*
onze familie ? ---Laat het koets, c^arret, chai-'
ie, wagen, of een paard zijn, dat fcheelt mij niet ^
mids dat het niet blijke dac Gij dc hand hebt in
mijn vertrek. Alleen, ingevalle het een van de;
nVee laatfte zij, geloove ik, dat ik u' verzoeken^
moet om een gemeenen tabberd eai rok, of kleed
voor mij te Ivrijgen, van de eene of ardere^ dienft-
boode ; die geen gemeénfchap heeft met eenige
van onze eigene: Hce gèmeener hoe b'et^r.
zelve kunnen wel in de Houtfchuur geduwd^ vvbr-.
den; alwaar ik ze kan aantrekken; en dan bii den"
wal nederzullen, die de Houtplaaiije fcheidt van
de Groene Laan. ' " ' ' ' ■ ^
Maar helaas! mijne waarde, deeze ; 'zelf "dt^e-^
ze uitweg is niet zonder zwaarigheden , ^wellte'
voor eenen geeft , die zo weinig waagen durft nli^*
de mijne , benigzins onoverkco nelijk fchijneni^
Deeze zijn mijne bedenkingen daarop.^ ' ^
ik vreeze, in de eerlte piaarxe, dat ik geen
tijd zal hebben , om de v^reifch^e vóorbereidiii^è*
te maaken tot eene ontvlugtinge. . ' ν "o^
VVierd ik of ontdekt in die Voorbereidingen'if
of in mijne vlugt vervolgd en agterhaald, i èn zo"
te rug gebragt, 'dan zouden zij zig dubbel gereg-.
tigd ag[én om mij te dw ingen tot het neemen van,
hunnen' Solmes: En eener ycprgenomène fchiild^
inij bewuil·, ■ zoude ik nviiTch'ièn te minder in ilaür
zijn, om hen het hoofd te bieden.' " ' ^^
Do^ al kwam ik zelf behouden te. London V ^
ßb 3 ' ken-.
------^--„l·.!* . ^ "IV^Vi-L^ii-.W
mmL·
-ocr page 392-/ r
ienne daiir geen menfch dan bij naam; en die zij^t
de koopluiden, met welke onze familie te doen.
heeft ; die buiten, twijiFel, de eerile zouden zijn aan
y/e!ken gefchreeven' en verzogt vvierdjOm mij op
te:rfpboren. En ontdekte de Hr. Lovelace waar
ik was, en kwamen hij en mijn Broeder elkande-
ren te ontmoeten, welke ongelukken mogten 'eir
iuiïchen Hen van koomen, het zij ik gewillig waa-
re of niet om naai; Harlöwe-Plaatzé \yeder te kee-
''I>og onderfteld zijnde, dat ik 4iiar verborgen
jkon blijven, >waaraan zou niet mijne Jeugd, mij-
pe Sexe, mijne onbedreevenheid. in de leevenswiji-
ie van '^e groote, booze Stad, mij kunnen bloot-
ftellen!. —- Ik ^ou iiaauwlijks ter Kerke durven
^'aen uit vreeze voor ontdekt te worden. De lui-
clen zotidcn zig verwonderen hoé ik leefde.' Wif^
weet of ik niet ihogt , gaen voor eene gekamerde
raatres; en Sat, fchóon niemand bij,mij.kwam
inen hogthans,' telkens/Js ik uitging ^ zig, ver-
beeldde dat het was.,om ergens volgens aifpraak te
ioomen? ' '' ;·' ·' " ' , .
' Gij, mijne waarde, die alken zoude weeten
waar gij mij befchrijven .kondt, zoudt in alle uwe-
gangen, in alle boodfchajDpen die 'gij doen', liet,
\vorden opgepailen uwé Moeder, die tegen-
woordig geen groot genoegen heeft in onze. brief-
wiiïëlinge,'zou dan reden hebben om 'nog meer,
misnoegd te zijn; ën zóiiden 'erjgeen,oneenighe-
den kunnen volgen' tuiïehen haar en^u , die mij^
zeer ongelukkig zouden mpken, zo il>ze te wee-,-
ten kwam? En dit dies te waarfchijnelijker, dewijl,
het z©^ cegen alje reden^^ geef mijV verlof
't '
(■■ ï
' ί
juffèr ,clarissa< ha'rlowe.
om tè zeggen , onedelmoedig) in 'Uw hoofd ire^
kreegen hebe ,/iom 11 te wreeken on den onfchul-
digen Hr. Hkkm.an , wegens al het onge^oegei®
^twelk uwe Moeder u'äkndoet. ^
Spoorde Lovelace de plaatze-van mifn ver^.
blijf op, dat zoude in het oog deMVereld hetzel-
ve zijn, als of ik mettérdaad met hem waare weg-
geloopen : Want zou hij'Ëig laaten overireedèn
denkt gij, om het-bezoeken van mij re vermijden?
En dan zijn ongelukkig charaéler'(wat een dwaas
man!) zou geen lof bij;^rten aari een jong menfch ^
welke zig begeert te fchuil te houdeli. Inderdaad"
de Wpreld, ik-mögt ontvlugten waarheèn, of tot
Wien ik kon, zou beiluiten dat bij de aai\le^ger>
Yiin het werk was.'
Deeze zijn de zwaarighed^n weite bi| mij
opkoomen op het nader overdenken van 'dit ont-^
werp; welke, niettemin, wel overköojiieiijk kun-;
nen ichijnen voor eenen meer onderneeniendcuf
geeft in mijne omfteindigheden. Indien, gij', niilne-
v/aarde, dezelve overkoomelijk agt iii een vati tl^.
geilelde gevallen [en ik kan zekerlijk geen weg in-,
ilaen., die niet eenige zwaarigheid in'zig moet "heb-
ben] gelief mij, uwe vrije, gedagten daaipmtrcnt teii,'
vollen te laaten weeten.
Waart gij getrouwd geweeft, mijne waarde^
vriendin , dan z.oude ik. geen twijffél gehad heb-"
ben, of gij en de Hr^Hickman zouden e'ene fchuil·?
plaatze hebben verleend aan een' arm fchepzel, dick
in haaren eigenen fchrooni meer dari half verloo-/
ren is, bij gebrek van eens gènegetien vriends be-5
ichermihge!
Gij zegt 5 ik, moefi: aan mijnen Neef Morden'·
ßb-f
ι. .
pz ί DE HISTOM]^, VAW ^
g^fcbreeven hebben 'op; he|' oogenblik , dat. ik
imaridelijk gehandeld ^ierd:/ Dog^ konde ik wel
g^oid hebben, dat mijne yriendén niet'aUengs-
kefe zouden vermviifd' zijn gewoi^en, wanneer
zij pijn tcgonzin tegen hpnn.en Sohiies zagen ?
ik v/iis Wel-,verfcheiden6 maaien van gedag-
ten. om aap mijnen Neefte fchrijveft: Dog tegey
den tijd dat het Antwoord kon gekoomen zijn γ
verbeeldde ik mij, dat alles zou over zijn, als of 'er
pooit iecs van geweeit.waare: 'Dus hoopte ikj.vart
dag';tot dng, van,week tot w.öek, al voort: En
moge ik,?[na alles, niet metaal zp veel reden vree·'
zen (gelijk ik te yoorenjgezegd hebbe) dat'mijii
j^iccf zou worden overgehaald om den ilrCng t^geij
mij te trekken, als dat zommige dergeeneniLdiedk'
genoemd-hebbs 5 het dee^en?,. ' ·
j En . wijders, /Ag te beroepen.op eenen Neeß
fik moeft .met ijver geijchreeven- hebben, ora hem
in mijne belangen te ^ brengen] tegen eenén Fa-
4er; Dit was eene zo 'heeliwenfchelijke zaak niet
óm aan te gaen.,.Daarenbóven., weet gij, had ik
geen^ e^ne ziel aan niijnen kant"; i mijne· Mpedbr
zelve tegen mij. ., ■ Zekerlijk zou mijn Neef zijn oor:;
deel hebben opgefg.ho.rt, tot dat. hij. konde pver-'.
koomen. Mogelijk zou hij geen haail: gemaakt
hebben met te koomen, hoopende dat de ziekte
van .^elye..wel geneezen zoude; Dog hij al,·
gefchreey.eri,, zijne brieven * zouden waarfchijnelijki
op eenen befuiTend.cn trant geweeil: zijn; om mij
t^ overreederi dat ik mji onderwierp, pi hen al-,
leen om wat bot te vieren. Waaren zijne Brieven
tneer op mijne dan op hunne zijde geweeil, dan
zpudeij zij op dezelve geen agc gcilagen hebben:
\ ■ ■ . ■ ^ ' ■ No-
S
ri t
l:!
I
fa^
-ocr page 395-juffer glarissa harlowe. 39^
Kogtmiflchien op hemzelven ^ waare hij gekoo-
men en mijn yoorfpraak geweeft: Want gij ziec
hoe wonderlijk iliji' zij op hun ftuk ftaen; hoe zij'
iedereen ve^luft of in 'r net gekreegen hebben;
zo dat geen een zijne lippen ten mijnen voordeele
durft openen. gij hebt gehoord ^ dat mijn
Broeder zijne maatregels met te meer geweld doop-,
zét, op dat alles voor mijns Neefs vefwägte aati- f
koomil: moge over zijn.
Dog gij zegt mij, dat ik om tijd te winnen,
Wi^t moet ^holjcn ^ dat ik den fchijn moet geeven
als of ik tot een verdrag met mijne vrienden wild®
kooniQn : Maar hoe plooijen.?· \\OQ. jcMjnen toe
qcn verclrag t;e koomcn ? Gij z.oudt immers nie^.
willen hebben , dat ik hen tragtte. te doen geloo-
yen, dat ik iets zal toeilemmen, hetwelk ik nooit ^^
denke toe te Hemmen I Gij zoudt niet willen heb- j '
ben, dat ik tijd won, met; een oogmerk om^ te hs"
driegen!,. ' ί - ■>
Kwaad te^ doen^ op dat W goed uitkopme^
is verbooden: En zal ik kwaad doen, en egter
riiet^weeten of er. goed uitkoomep nioge of niet?
D.at verhoede de Hemel!, dat Clariiia Harlo'.
ye het in haare gedagten zou neemen, om zig te,
he-voordeelen y of,zelf zig te hebotukn.^ ten koftei
van haare opregtheid, ei;\door een vqorbedagi hc- i
drogl i
En is.'er» na dit alles, geen weg openoiti · !
het een grpot kwaad te ontvliedet?, dan door mij- ^ 1
zelve te ilorcen in een ander?--Onder welk.! C
een ongelukkig noodlot legge ik. arm fchepzcl ? —
Bid voor mij mijne lieflle Jan^! —^^ Mijn ge-'
ν
i
ί
moe4 '' i
: · ^ i
1 i
I
1
ί .
^ i
-ocr page 396-■Μηρίί
394 De HISTORIE vaïrr
moed is tegenwoordig zo zeer ontroe^-d'^ dar ί^ί
ïiaauwlijks voor mijzeive kan bidden, i "
' Ci· !.·
: ; .. ■ ■ if
φφ/\ claris^α uarlowe , aa^
HowEj
Cv 1- I ,
, ^ Μ
' '; ί
rf'
J
Het koonic tili uic, dat de ontfteltenis en be-
roCrte , waarvan ik onder mijne dagtekeninge van
giilefén avond gewag maakte, en Lijsjes ftoutc en
^^uifiiere uiiilngen , vericbuldigd waaren aan het-
geen ik giile; dut ïs te zeggen, aan de heimelijke,
kundfehap, welke de Hr. Lovelace beiloken heeft^
dat onze familie kreeg van zijn baldaadig'befliiic
[paldaadig moet ik het noemen] om te beletten^
dat ik naar mijns Ooms gevoerd worde. ^
Ik zag op dien tijd wel, dat bet al zo ver-'
Heerd was ten aanzien van het beanrwt orden van
zijn oogmerk,'als \iéthaldaadig<vit'^'. Want kon'
hij dog denken', gelijk Lijs (in navplginge yan-
haare meerderen j^pnderftelle ik) fe regte' aanmerk-
te , Dat Ouders door baldaadig belpringen zig
hun regt zouden 'laaten ontweldigeri' om beilel-
Jirige te maaken over hun eigen kind, van eetren
gewelddaadigeti man, welken zij baaten; en die
geen fchijn van redefi kon hebben oni hun dat regt
té betwiftcn, buiten hetgeen hij had-van, haai\ die^
^cen regt over zigzelve hèeil? En boe moet dcei:c
jBFFEii CLARISSA HARLmVE.
iiijne baldaadigheid, zo verzwaard gelijk mip
Broeder bekwaam is om die te yerzwaaren, bea
cegen mij verbitteren? " - u
D^e roekelooze ριαη heeft wel zo verre zijt^
oogmerk bereikt, dat hij hen heeft afgefqhrikt vaii
de onderneeminge om mij weg te voeren; Dogj.
hij heeft hen op eén veiliger en hoopeloozer maat-
regel doen bedagt zijn: En dit heeft ra ij ook toe
eenen al zo hoopeloozen gedreeven;' waarvan het
gevolg, fchoon hij dat niet voorzien konde (a),
zijn voornaam einde iiiiilchien maar al te wel mag
beantwoorden, hoe, weinig hij het pok' verdiene;
beantwoord te krijgen. '
Kortom,, ik hebbe het ligtyaardigfl: iluk ge-
daen, hetgeen ik, mijns weetens, ooit gedaen.
hebbe in mijn gancfche leeven. < '
Dog laate ik u de beweegreden eerfl: geeven,
en dan zal de daad. nacuurejijk volgen. ^
Onitrent zes iiur.en deezen avond, kwam mij-
ne Moeij (die hier den geheelen nagt blijft; mij-
ncnthalven, ongetwijitcid) boven, en klopte aan
mijne deur;' want ik was aan 't.fehrijvencn had'
mij dieswegens opgeflooten. ' Ik opende deze.lve;
en zij binnen koomende fprak in deezerVoege:
Ik koome u nog eens bezoeken, mijn Hof;
dog zeer tegen mijnen dank ; om dat het is om aan.i
u zaaken vjin het iiiteril belang voor uzeive, ea
voor de geheele familie, mede te deelen.
(a) Zij bad hierin mis. De Hc Lovdace voorzag dit gcvolj»
tvsl. Alle zijue raadflaj»en itrcictcn Hiertoe , cii Je g^heslc
familie, gclijic hij tig berpcint, waarcn, buircii huu cijnjeii'
wcetcii, maar zo veelc Poppen die do®c arawjc« dan-;
Λαι. Zsc D. I. bi 314, 315.
DE HISTORIE van
Wat Haet 'er dan nu mee mij gcclaen te wor-
den, ί Madam? zeide ilr, geheel aandagng.
Gij zult niet weggevoerd worden naar iiws
Ooms kind; laat dit u trooilen. —---- Zij zien
uwe afkeerigheid daartegen. -- Gij 7.U!C niet
genoodzaakt worden om naar uw Oom Anconij-s
te vertrekken.
Hoe verkwikt gij mij, Mad^im ! dit is ccne
hartfte'rldnge voor mijne ziele!
Di dagt weinig mijne waarde , wat 'er op
deeze gewaande toegeevendheid itond te volgen.
En daarop vloeide ik over van zegeningen^
voor_ dit goed nieuws (pn zij liet mij zulks toe
door haar ftilzwijgen); met mijzelve zeer in mijn
ichik, dat ik wel dagt^ dat mijn Vader niet be-
iluiten kende om de zaaken tot het alleruiterfte
te drijven. ^ "
Hou,^ Nigt, zeide zij, eindelijk --- Gij·
moet uzelve ook niet in al te veel blijdichap uit-'
iaaren, bij deeze gelegenheid. —-Ontzet u
niet, 'mijn lief. —^—■ Waarom ziet gij mij aan,
ldnd, inet ^:enen zo aandoenlijken emfl:? -——
Gijnïoet, dit niettegeiiftaende, JuJrouw Solmes
worden. ^ '
Ik was ftom.
2ij vertelde mij toen , dat zij ontwijifelbaar'
óndeirigt waaren, dat een zek^r overgegeven rof''
fiaan (ik nioeil: dat woord· in haar verfchoonen
xeide zij) eenige kareis in de wapenen gebragt
had, om in eene hinderlaage op mijn Broeder eir
Oomen te paiTen^ en mij op te ligtcn , en v/eg te
voeren. -- Zekerlijk, zeide zij, had ik.niij-
jje toeilemminge niet gegeeven tot eene gewelde-·
na;.-'
: ί
i 1
i
I ^
i ■ 'f.
Κ
ν
md
v
-ocr page 399-Juffer CLARISSA IIARLOWE.
naarij , welke van, ^doodilag gevolgd zoii ïiunneii
worden aan den eènëil of anderen, raiffchien wel
aän beide kanten. , , - *
Ik zweeg nog al ilil.
Dat mijn Vader derhalven ("nog nièer ver-
bitterd dan tci vooren) zijn befluit ten aanzien van
mijn vertrek naar mijns Óoms veranderd had; eii
van zins was om aanilaenden Dlngsdag zelv^ met
mijne Moedef dé reize" daarnaartoe te néeriien;
en dat (want het kon nergens toe diénen een be-
iluit te verbergen , dat zo Ijioédig' ftdnd te wor-
den uitgevoerd) - Ik moeil 'er mij niet lan-
ger tegen aanftellén-— op Woensdag moei^
ik mijne hand geéven —^- gelijk zij het vaü
mij begeerden.
2ij ging voort. Dat 'er reeds ordres tot eeti
Verlof-Brief ^ gegeven waaren : Dat de plegtig-
iicid ilond verrigt te worden in mijne eigene ka-
mer , in tegenwoordigheid van alle mijne Vrien-
den , bebalven mijn Vader en Moeder; die niei
zonden té rug koomen , nog mij willen zien»
voor dat alles over was, eri voor dat zij een goed
berigt vaii mijn gedrag gekreegen hadden.
Dit is hetzelve , Mijne Waarde ί — Die
is net hetzelve, als Waarvan de tïr. Lövelace mij
kundfchap gaf.
Ik was' nog fpraakloos ■■·' ' ' - Alléén zug-
tende, als of mijn hart zou berileri.
Zij ging al voort, mij vertrooilende, naatf
ha'are gedagten. „ Zij hield mij de Vei'dienile vani
» ge-
* Om re moc;pn trouwen, zoncier ckt êé Gcboflcii tvonir«
afgekondigd : Vlocilanjge in Ëtjgeland vaU de ßiöchoppcj^
7Cike«:ti weriieu. Vm:
f
■m
■I
gehóomamheid vooi· oogen; én zeide mij, dat
zo \ièt mijne begeerte waare, dat tnijne Nortoii
de piegtigheid bijwoonde, zulks zou ivorden
j, ingewilligd: Dat het vemiïiak, hetwelk ik ont-
vangen zoude van alle mijne vrienden mét mij
te verzoenen, en uit de blijde gelukwénfchin··
gen daarbij , noodzaakelijk , bij zulk eene als
mij, zwaarder weegen moeil dän het verfchil
van perfoonen; hoe veel ik den eénen man iri
„ de keuze mögt Hellen bóvèn ^den anderen:
5, Dat de Liefde eeii ongeftadig ding was, weinig
ï, beter dan een enkele naam, wanneer Zeden en
3, Deugd het vobrweφ daarvan niet ónderfchei-
5, den : Dat eene keuze naar haai'e ingeevingeii
j, gedaen, zelden gelukkig was; ten minften zó
niet op den düur; Nog was dat te verwonde-
5, ren , daar zij het Voorwerp niituurelijk verheile
5, boven zijne verdieniien, en de Verliefde blind
3, deed zijn voor gebreken , welke voor alle an-
„ dere zigtbaar waaren: Zo dat wanneer eene na-
5, der en gemeenzaamer kennis hetzelve van zijne
,, ingebeelde volmaaktheden ontblootte, hét bei-
5, de partijen menigmaal iii verwonderinge liet,
dat zij Zo groflijk zig konden begoéhelen laa-
„ ten ; en dat de Onverfchilligheid dan ilerkcr
„ wierd, dan de Liefde ooit was. Dat eene
vroüw eenen man veel voordeel op haar gaf,
„ en hem eene ijdele grootsheid inblies, wanneer
5, zij haare Liefde tot hem bekende, èn dat zij
3, hem boven anderen ftelde 5 en gemeenlijk trots-
5, heid en veragting-e. tdt haaré belöoninge kreeg:
„ Daar het waarfchijnelijk is; dat de man ; die'
ii openlijk erkent onder verpligcinge te leggen,·
h gé"
■
ν
Vi
.1 / I
ι*'
1 (
' /
u.
^üü
...
r wrSfr
juffer clarissa harlowe. 399
geheel en al vervuld zal zijn met eerbied en
„ dankbaarheid -- en ik kan niet zeggén
wat al niet.
„ Gij, mijn lief ^ zeide ^ij j gelöofc dat gij
ongelukkig zult zijn, zo gij den ί In Solmes
krijgt: 'Uwe Ouders denken het tegendeel; én
dat gij ongetwijffeld zo zult worden , indien
den Hr. Lovelaee ftöndt te krijgen ^ wiens ze-
den onbetwiilbaar flegt zijn: Onderftel dat het
3, uw droevig-lot waare om met een van beiden
j, ongelukkig te zijn , oveiwecg' dan eens, mag
j, ik u bidden, welken grooten trooil gij aan den
„ eenen kant zult hebben, zo gij den raad uwet
,, Ouderen opvolgt, dat gij dus decdt; wat ver-
„ driet aan den anderen j dat gij, door uw ei-
fy gen zin te volgen, iiiemand dan itzClve hebt te
„ befchuldigen. ^ '
Dit , heugt u Wel, miine waaf'de , was ee-
iie reden door Juffr. Norton tégen mij aange-'
drongen,
Deeze en andere aanmerkingen , \velke sAj
rhaakte , waaren het gezond verftand en de erva-
renheid van mijne Moeij Hervey waardig, en toe-
gepail: op genoegzaam alle jonge deerns, die zlg
tegen den wil haar er Ouderen aankanten , behal-
ven zulke die dat geen aanbieden op re offeren,·
*t welk ik aangebooden hebbe, behoorden zij van
het vereifchte gevvigt ge Wee Λ te zijn. Dog fchooix"
het gemaklijk waare Zommige van dezelve in mijct
eigen bijzorider geval te beantwoorden; nogthans
meermaalen f en aan mijne Moeder, voor mijne
opiluitingc, en aan mijnen Broeder cn Zuiler, en
zelf a-an mijna Mocij Hervey , zsdert j gezegd
heb·
J»
9t
ij
JJ
3)
Ja
hebbende, hetgeen ik nu herh^ld moefl: hebben |
was ik zo verdriedg en bedrukt; over de wreede
'tijdingen, welke zij mij bragc, dat, hoe opletten-
de ik ook waare op het geen zij zeide , ik nog
hét vermogen nog de genegenheid had om een
woord te antwoorden; en had zij van zelve niec
ftilgehouden , mögt zij wel een uur langer heb-
ben voorrgepraat, zonder dat ik haare réden zou
hebben afgebroken. ,
Zij dit merkende , en dat ik alleen zat te
met mijn neusdoek mijn aangezigt bedek-
F. ·Ι
iiHÉi
^ÉiiiiiÉÉliÉiÉiiiM
weenen.
kende en mijn boezem zwoegende tot berftens
pe ; Wat!, geen antwoord , mijn lief?
Waaroln zulk eenë y?///e bedroefdheid ? Gij. weet,
dat ik u altoos beminde. Gij weet, dat ik geen
belang in de zaak hebbe. Gij wildt den Hr. Sol-·
mes niet toelaaten om u van zommige dingen te
verwittigen, welke uw .hart van den Hr. Lovclace
vervreemd zouden hebben. Zal ik u ecnige van
de ilukjês vertellen , waarmede hij befchuldigd
wordt? -^ Zal ik, mijn lief? ' .
Ik antwoordde nog alleen met mijne traanen
cn zugten.. ^ , ..
Wel, kind, deeze dingen zullen u ook na-
derhand wel verteld worden, als gij in ^eene beter
femoedsgefteldheid zult zijn om ze te hooren ; ,en
an zult gij u verblijden, dat gij hem dus ontkoo-
men zijt. Hét zal dan eeriigzins.tot yerfchoonin-
ge van u kunneri ingèbragt Worden voor uw ge-
drag tegen den Hr. Solmes, dat gij niet kpndt ge-,
ïoofd hebben, dat de Hr. Lóvélacè zulk eén aller-
fnoodft man was. , . /
Mijn hart joeg van ong^diüd én toorn, dat
'éf'
-ocr page 403-juffer clarissa harlowe. 399
'er dus rondurc tegen mij gepraat wierd als dc
vrouw van deezen man, dog egt er verkoos ik toeii
nog flil te zwijgend Zo ik gefproken had, zou- ■
de het met hefcigheid gewèefl: zijn. '
Vreemd is het, mijn iief^ dat gij dus ilil zijt!
--Gij Hebt onóindig meel· hartzeei' aaii deexé
zijde van den trouwdag, dan gij dan de andere
hebben zük. —^— l^og laat ik ü waagen , eij
neètii hfct niet kiWalijk, zoudt gij ook vërkiczcii
te zien, welke edelmoeciige vóörvV^aai'dèii 'er voor
tl in het Hliwelijks-contraft zijn? —— Gij hebt
veriland boven uwe jaaren -- Léés de gcichrif-
tèn eens door: Doe her, mijh lièfi Zij zijn in 'é
gei'eed, en zo al
Excufcei* miji
ν.ΐ
ΐ
het gefteld, en ter Cclcehin|^e
CJ , ' , , I ,
voor eenigön tijd geweefi:,
mijne liefde ik zocke u niet té ontitelleni ^
Üvv Vader wilde het hebben, dat ik èe boveri
bragt, èn 13ij u liefó Hij gébièdt ü die te leezenl
--Maar te. leGzen; Nigc —— Nadcmarfl zijf
éijn ih 't het ^cfelii-eev^ön; én 20 al waayèn, voor
clat gij hén volili'ekt hoopelóofi madktet.
En toen haalde zij, toit mijnen fchrik^, écni-
ge perkamenten uit haArcn hciisdoek voor den dagj
welke zij (.donder dat ilt het merkte) onder haar
Voorfclioot had verborgen gehoiiden;· en opilaen-
de, leide zij die tegen over mij in 't vcniler. Hacj
zi] een Hang te vdol'ichijn gebfagtik kon nieè
jneer vervaard geweeil zijn.',
Öch; mijne allefliefile Moeij, mijn gèzigt 'er
Van afkeerendfcï, én mijne banden uitfteekende:
Verberg die afich'uwelijke perkamenten voor mijnö
bogen! - Mag ik u bezweercn om mij dog té
zeggen' —. Bij alle de tederheid van ónZe habe·
II Deel; Cc hiël^
De historie van
ftaende maagfchap, en op uwe Eere, eh bi} nwé
Liefde voor mij% zeg dog, "Hebben zij voliirckt-
lijk beflooten, dat ik, daar moge van koomeii
wat 'er wil, Diens mans moet zijn?
Mijn lief j gij moet den Hr. Sólmes hebben:
Dat moet gij inderdaad.
Dat wil ik inderdaad nooit! Dit, gelijk ik
inenig, en menigmanlen gezegd hebbe, is niet
oorlj-MOnglijk mijns Vaders wil. —- Inderdaad
ik wil hem nooit hebben-En dat is alles wac
ik zeggen zal.
Het is /m uws Vaders wil, antwoordde mijne
Moeij: En^ gemerkt hoe de geheele familie ge-
dreigd w^ordt van den Hr. Lovelace, en het be-
iluit, dat hij zekerlijk genomen heeft, om u hunne
handen te ontweldigen, kan ik niet zeggeii of zij
iiebben gelijk, dat zij zig hun kind op eene bai-
daadige wijze niet laaten ontrooven.
Wel, Madam,' dan hebbe ik niets meer te
xeggen. Men maakt mij wanhoopig. Het fcheelt
mij niet wat 'er van mij worde.
Iedereen verlaat zig op uwe Godvrugt, en
uwe voorzigtigheid, mijn lief, en op het zeden-
ioos charaftcr van den Ilr. Lovelace j benevens
4:ijne drieile fmaadheden, en bedreigingen, welke
zo zeer als iemand, behooren te ontileeken.
Vvnj zijn verzekerd, dat de tijd zal kpomen, wan-
neer gij heel verfchillende gcdagteni zult hebben
van de wegen ^ die uwe vrienden inflaen, om ee-
ncn man tc loor te ftellen, op welken zij alle met
icgt zo veel tegen hebben.
Zij ging heen; mij vol van droefheid en ver-
Oikwaardiginge lautende; -y» ■■■ En alzo zeer
te'
4öt
!i
ξρ. .
>i
—izvisiïiss:-
^'e onvrceden op den Hr.Loveiace, als op iemand^
die door zijne eigenwijze befchikkingen ] de z^aa.-
ken erger voor mij gemaakt heeft dan te vooren^
mij be'roovende van de hoope, die ik had, oni tijd
te winnen tot het ontvangen van uwen raad, eii
heiraelijken bijftand om naar de Scad te geraaken ;
en mij geen andere keuze overlaatende, naar alleii
fchijn, dan om mij of zijner familie in de armen te
werpen, of voor altoos elendig te zijn met dóii Hr^
Solmes. Dog ik was nog van befluit om beide
deeze kwaaden te mijden, zo het mogelijk waarej
Ik .polile Lijsje iii de eerile piaatze (wcikQ
mijne Moeij naar boven had gezonden, het nieé
gevoegelijk agtehde, zo als mij Lijsje vertelde I
dat ik alleen gélaaten wièrd^ en welke ^ ik vond^
dat hunnè oogmerken will) of het niet v\faarfcnij-
nelijk waare, dat zij, op mijne ernilige fmeckin-
ge, zouden aflaaten van de zaaken tot het gedreig-
de uitcrile te drijven. ' , >
Dog zij beveiiigde ailös , vVac mijne MoeiJ
gezegd had; zig verbiijdonde (gelijk zij zcide^
dat ze alle deeden) dat de l lr. Lovelace hun een
zo goed voorvvendzel gegeven had , om mij nu ^
cn voor akoos, van hem te behouden. ■
, Zi] rammeide voort over beilelde koetzen
livrey, enz. Sprak van mihis lJΓoeder^ί en Zuilers
blijdfchap , dat nu de géheele familie wel haail
met elkaer verzoend zoude worden: Van der be-
dienden. yi'eugde daarover: ^Van den verwagtcti
Verlof-Brief. Van een bezoek, dat mij gegcvea
zoii Worden van Dr. Lewen , of eenen Midereii
Kerkehjken; dien zij baar niet noemden; welkip
lact werk ftond te bekroónen: En van aiidere voor-
'· Cc Ä tó'
■i
-ocr page 406-404 de historie van
bereidzelen, 20 omilandig-i dat hec mij deed diig-
ten , dac zij voorhadden mij mee een nog nader
«iag dan aanilaenden Woensdag te overrompeleni
Deeze dingen maakten mij boven maace on-
Ik will niet wat befluit ik neemen zou-
Op den eenen tijd dagt ik , Wat hebbe ik
dog te doen, dan mij eenskkips onder de befcher-
minge te geeven van Lady Elifabec Lav^rance? —
Dog dan weder veriloord over zijne fraalje be-
fchikkingen, die alle mijne raadflagen zo gruwe-
lijk in duigen gegooid hadden, nam ik wel haait
een tegenilrijdig voorneemen: En ten laatilen be-
iloot ik de .gunil te verzoeken van nog een half-
uur met mijne Moeij te mogen fpreeken.
Ik zond Lijsje met mi^n verzoek aan haan
Zij kvvami
Ik drotlg haar ^ op de criiiiigfte wijze , om
mij dog te zeggen, of ik de gunft niet mögt ver-
werven van een veertien-dagen uitftel'?
Zij verzekerde mij, dat dit niet zoii worden
toegellien.
Zou mij eene week ? Éene week zou mij ze-
kerlijk.
Zij geloofde, dat eene week zou· kunnen luk-
ken, indien ik twee dingen belooven wilde: Het
eerii;, om op mijne eere, geen regel buiten '3
huis te ibhrijven, in die week: Want men verdagc
iriij nog, zeide zij ^ dat ik middel vond om aan
k'mand te fchrijven. En ten tweeden , om den
I h'. Solmes, na verloop van dezelve te trouwen.
Onmogelijk! onmogelijk! zeide ik in drifc.
----Wad 2ou men mij niet eene week kunnen
geruH;.
lil·
IA
mL
'te wille zijn, zonder zulk-eene ijzelijke voorwaar-
de als" de kiitfte ?
Zij wilde wel eens beneden gaen, zeide zij,
op dat zij niec moge Ichrjiien mij dut op haar et-
gen houtje te hebben opgelegd, 'c welk ik eene
zo harde zaak dagt te zijn. '
Zij ging naar beneden: En kwam weder bo-
ven. ' "
Zo^t ik , was het antwoord , den fnoodile®
karei gelegenheid tegecven, om zijne moorddaa-/
dige ontwerpen ter uitvoer te brengen? -Hec
was tijd voor hen om een einde te maaken van
mijne hardnekkigheid (zij wäaren al moede van
mij) en tevens van zijne hoope. En-een. einde
zoude 'er van }2;emaakt worden op aanftaenden
Dingsdag , of Woensdag , ten langden \ ten zij
ik mijn woord van eere geeven wilde om mij aan
de voorwaarde te onderwerpen, onder welke mi|-
ne Moeij zo goed gevveeil: was van mij een lan- :
ger tijd toe te ftaen. ' '
Ik ftampvoette zelf van ongeduld! - Ik
nam haar tot getuige , dat ik geen Ichuld zoit
hebben aan het gevolg van deezen dvvang;, Dee-
zen harhaarj'chen dwang, noemde ik het, het ge-
volg mögt dan ook zijn wat het wilde.
Mijne Moeij bekeef mij heftiger, dan zé ooft
re vooren deed
Terwijl ik, half-uitzinnig, aanhield om mijn
Vader te zien: Zuik eene behandelinge, zeiderk^ ,
maakte dat-ik all^ï vrecze te boven was. Ik zou
mij verblijden mijnen dood aan hem verichuldi^d
te'zijn, gerijk ik mijn Iceven was. ^
ik iiep den trap halfuf, met vooraeeinen oïd
Cc $ mij^
mmm
"t ^ "
.Γ;
'tf
.niij aan zijne voeten te werpen, waar hij ook zijn
mögt. - Mijne Moeij was verCchrilit. Zij
bekende, dat zij voor mijne herfenen vreesde. —
Ik was inderdaad voor eenige weinige minuten in
èene volilaagene raazernij '—— Dog mijns Broe-
ders ilem hoorende, zo als hij tot iemand in mijns
Ziifters vertrek'daar digt bij fprak, bleef ik ilacn^
en hoorde den barbaarichen kwaadbrouwer zeggen,
/preeiiendc tot mijne Zufter, Djt is van eene
charmante uitwerkinge, mijne lieve Bella!.
Dat doet het! Dat doet het!-;ieide zij, met.
een en blijden toon.
Daar moeten wij; de hand aan houden, zeide
mijn Broeder. - De fchurk is in zijn'eigen
Vai gevangen! --Nu moet zij v/el zijn hetgeen
wij haar willen hebben.
Houd gij mijn Vader maar aan den gang; Ik
xal wel op mijne 'Moeder palTen, zeide Bella.
'Vrees daar niet voor, zeide hij! - En
een lach van onderlinge gelukwenfchinge, en be-
van n]ij (gelijk ik het opnam) verkeerde
ïnijne uitzinnige vlaag geheel in eene wraakzug-
' - Mijne Moeij kwam toen juiil tot mij af, en
mij bij de hand neemende , geleide ^ij mij naar
^oven ; en tragtede mij tot bedaaren te brengen.
Mijne raazernij was in wrevel veranderd.
Zij preekte mij geduld en gehoorzaamheid te^
,?ooi*en. ' ' V
Ik zweeg ftil.
Op het laatii: verzogt zij. mij haar re verzeke-
ren, dat ik geen geweldige handen aan mijzeive
éaen zoude. .
Γ ■ Ood,
llh
tl'
lp
Juffer CLARISSA HARLOWE, 407
God, zeidc ik, had mij meer genade gcge- è:
ven, zo ik hoopte, dan dat hij ^011 toelanten.dar - .
ik mij aan eene zo gruwelijke roeke],oosheid ichul-
dig mimkte. ik was zip fchepzel, en niet miju
eigen.
Zij nam daarop van mij'affgheid; en Ik ilond
haar aan om de haatelijke perkamencen met zig
beneden te neemen, λ ί ■
Ziende dac ik in zo kwaaden luim was, en » 1
zeer ernftig begeerde dat zij ze met zig nam, ,
kreeg zij dezelve; dog zeide, Dac mijn Vader hei ' ;
niet weeren zoude, dat zij het deed: En zij hoop- ",
te, dat ik de zaak beter zoude overweegen , cij " . i
de volgende reize bezadigder ^ijn als ze mij te lee- ^ ' j
Ik liet mijne gedagcen, nadat zij wegv/as, ^ . | ■
gaen over alles wat mijn Broeder en Zufter ge
zegd hadden. Ik bleef ilaen op hunne zegepraal
over mij; en vond eene bitterheid in m.ijnen gcei'·
oprijzen, welke mij vreemd was; en die ik nie:
wederilaen konde. —- En alles bij malkan ^
deren brengende, voor den nabij zijnden dag vrcc-
zende, wat konde ik dog doen? --: Ben il.
eenigzins te verontfchuldigen wegens hetgeen ik
/ éjleeii? -- Indien ik van de wereld zal" v€i00r-.
deeld worden, die niet weet welke tergingen mi'
zijn aengedaen, kan ik wel van u worden vrijgc
jproken.^ .—--, Zo füeP^ dan ben ik inderdaa· ï,
ongelukkig! - Want Dit deed ik. ' ' <
De onbefeheidene Lijs van de hand gezonden
' hebbende, fchreefik aan den Ilr.Lovelace,· οι.;
hem te laacen weetcn, „ Dat het vocrneemen
,5 om alles, wat men mij gedreigd had ten hui;.o
C c 4 jj vu-ii
-ocr page 410-■j
3, von mijn Oom Antonhier uit te voeren«,
5, Dnt ik toe een beiluit was gekooraen, om mij-
5, zelve onder de befcherminge te begeeven vak
èene z'^jner Hvèé Èheijen,' die mij dezelve ver-
3, lecncn wilde -Kortom, dat ik zou tragten
veriof te krijgen om Maandag mijn middagmaal
5, te houden in het Klimop-Zomériiuis , om diis
zo het mogelijk waare, buiten de tuin-deur bij
3, hem' te k'oömen, te twee,' drie', vier, of vijf
3, uuren, 's Maandiigs. namiddags, 'naar dat ik gc-
5, legeiiheid zou' hebben. Dat hij' ondertuflchen
mij berigten zoude ,' of ik op 'de hefchefmln^
van ecne dier Ladys inogt hcopen:. En indien
ik mógt, begeerde ik voUlrektlijk dat bij mij
bij eetie van beide zoude laaten\ en 'zehis
haar London gäen^ of te Lord M."'s blijven;
no^ ohderneeinen mij te bezoeken ^ voor dat Ik
ten^ vollen overtuigd' vuiaredat 'er niets op
eene ' vfiendUjke" ivijze met mijne vrjehden-
kon itorden uitgeregt) en dat ik'het bezitten
van mijn eigen goed niet vet'UJerven konde\
nog verlof bm daarop tewoonenr' En bijzon-
derlijk, dat hij geen moord van troirj:en tegen
mij zou fpreeken voor dat' ik. 'mijne tce/Iem-
mhige had gegeven om hem over dat onder-
ikl
Α,ι.
9J
i
5>
Jj
3>
3»
t
3>
5 5
3>
■f.
Ύ
ί '
3»
s
3>
dl
Ik voegde "er bij, dat
γ
-4, -a
iverp te hoorei
3» zo hij eene van de Jufferen Montague kon I-ic-
3, weegenom nïij met haar 'gezelfchap onder-
3, i^ege te begunfligen_, zulks mij heel veel meer
geruil zou Hellen in de gedägten van "een bc-
3, fluit werkilellig te maaken, waartoe ik, fehooii
3, zo geplaagd, niet gekoomen was dan met den
uiterllen tegenziw en hartzeer;' en hetgeen' mij-
' ' · . nen
Juffer €LA|IISSA HARLOWE. ^o^
m
'■fy nen 'goeden naam zulk eene kladde zou aan-
wrijven in het oog der wereld, dat ik miiTchien
nooit in ftaat zou zijn dezelve afce wiOchen. „
Dit was de' inhoud van hetgeen ik fchreef;
en ik iloop daarmede naar beneden in den tuin in
iiet donker, hetwelk ik op eenen anderén tij'd,
de iloudieid niet gehad zou'hebben om te doen,
en leide het 'ter plaatze neder, en kwam we-
der .boven zonder dat het van iemand gemerkt
wierd.
Daar kwamen zulke verfchrikkelijke. voorbe-
duidzels in mijnen geeiï op, toen ik was Weerom
gekoomen, dat ik óm mijne toeneemende onge-
iuitheid eenigermaate te verzetten, mijne toevlugt
nam tot mijne Heimelijke pen; en in zeer korte^
rijd deeze'lengte afliep. '
En nu, dat ik aan dit ftuk gekoomen ben,
beginnen mijn ongerui^e bedenkingen mij weder
te overilelpen. 'No^rhans wat kan ik doen ? —
Ik geloove dat het 'ècrile ding, dat inij morgen
te doen ilaot, zal zijn 'om het wecter weg te nee-
men —— Nogtiians kan ik dog doen?
En wie weet, of zij mogelijk nog al geen
eerder dag op het oog hebben, dan die welkè
maar al te ras zal koomeh ? "
Ik hoope deezen vropg in ^en ogtend voor
u ter neer te leggen, als ik te rug zal kóomcn van
Het weder wcgiieemen van mijnen I3nef, zo ik
hem te rug ncemê , waartoe mijne innerlijkßs
gedagten mij noopen.
Schoon het nii al nabij twee. iiuren is, ftae ik
al zeer In den wil om nog eens naar beneden te
iluipen, op dat ik mijn Brief te rug moge haaleni
. V
f t
<.-.- ir_____
ρε historie van
Onze deuren worden altoos te elf uuren gcfloo-r
ten en gegrendeld; dog de drompels van de vcn-
ilers in de kleine eerzaal zijn bijna gelijk met ckMi
grond daar buiten , en de luiken niet moeijelijk
te openen% en dus zoude ik'er ligt kunnen uit-
zoomen.
Nogthans, v^^aarom zoude ik dus ongeruft
'zijn , nademaal, zo, de Brief al voprt raakt, ik
maar eens kan hooren wat de Hr. Lovelacc daar-
op zegt ? Zijne Moeijen woon en hier veel te yer-
je.van daan, dan dat hij onniiddelijk antwoord van
dezelve kan hebben; dus kan ik zwaarigbeid maa-
3ken van na dezelve te gaen, voor dat ik eene noo-
diginge hebbe. Ik. kan 'er ορβαβη,, dar eene van
zijne Nigten bij mij koome , indijk ik hebbe te
Ivcnnen gegeven, en mij in de koets vergezclie;
en mogelijk is hij niet in ilaat ora die gunil van
eene van haar,te verwerven.' Twintig dingen kun-
nen 'er gebeuren om mij uitfiel ten minilen te
verfchaifen; Waarom zoude ik dan zo zeer onge-
'ruil zijn? -^— Daar ik ook mijnen Brief vroeg
kan te rug haaien, voor dat hij het Waarfchijnelijk
in de gedagten zal krijgen 'om denzelven daar te
vinden. Hij bekent egter, dat hij di'ie deelen van
zijnen tijd beileedt, en deeze voorleeden veertien-
dagen beileed heeft , met daar om te wandelen,
nu in het een, dan in het ander vermomd gewaad,
behalven het oppaiTen dat zijne getrouwe knegt 'er
doet, als hij zelve niet op de v:agt is, gelijk hij
het noemt.
Dog deeze wonderlijke voorfpellingcn ! —
Nogthans kan ik , zo gij het mij raadt, mij met
de kt ets, die hij zal mede neemen , regcilre'jks
■
Ii
V-Η
r- iinirtifiMliÏi
Λ
JffitrllAl'
η Ii·«/
Juffer CLARISSA ^HARLOWÈ. '411
ipaar de ftad laaten brengen, werwaards ik in mijn ·
Londons-oncwerp, indien gij hec zoudt.goedkeu-
ren, voorgenomen had te gaen. En dit zal u de
moeite beipaaren van mij een rijtuig te bezorgen; ■ } -
als mede verhinderen dat uwe Moe^der eenige ag- !
terdogc'op u krijge, als of gij medepligtig aan mijr ,
iie viugt geweeiï waart. ^ ' !
Dog zeer begeerig naar uwen raad, en goed-
keuringc ook, zo ik die kan krijgen, zal ik vaa ■ ;
deezèi? Brief een einde maaken. - · |
2\dieu, mijne waardile vriendin, adieu!
Jujfßr C l α ris s α Η α r l o w ε , Üßll jufcr,
Howe.
Krijäag-Ogtenä.^ te zeven uur en,
* / {den 7 "can Jpriiy
]\^i]ne,Moeij Hcryey, die heel vroeg opilaet,
\v.andelde in den tuin (met Lijsje bij zig, zo als ïk.
deezen ogreiid uit mijn venller zag) toen ik op-
llond; want na zulk eene reeks van vennoeijinge
en ruillooze nagcen, had ik mij ongehikkig ver-
iiapen: Zo dat al'wat ik wangen durfde^ was,
beneden te gaen naar mijne menagerie, en mijnch^
van gifteren,' en van deezen nagt te beilellen. En
ik ben zo even boven gekoomen; want zij is nog
in den tuin. Dit verhindert mij mijnen Brief we-
der.
Ka
-ocr page 414-412. De HISTORIE van
mm·
der te gaeti haaien, gelijk ik nog denke te doen;
en Πζ hoope; dat.het niet te Iaat zal zijn.
Ik zeide, dat ik mij ongelukkig veriflapcn had.
Ik ging omtrent een half-uur na twee-en te bed.
3k telde alle quartieren tot vijf uuren; waarna ik
ïn flaap viel en -niet dan na feilen ontwaakte, en
dat wel in grooten fchrik, wegens cenen droom ,
welke zodanigen indruk op mij gemaakt heeft,
dat, hoe weinig agt ik ook op droomen geeve,
ik niet kan nalaaten denzei ven bij decze gelegen-
genheid aan u te verhaalen.
„ Mij dagt mijn Broeder, mijn Oom An-
g, tonij, en de Hr. Solmes hadden eene zamen-
j, zweeringe gemaakt om den Hr. Lovelace van
5, kant te helpen; die hetzelve ontdekkende, en
55 gelöovende dat ik mede de hand in had , al-
5, Ie zijne woede wendde tegen mij. IMij dagt dat
„ hij hen alle daarop deed vlugten naar vreemde
3, landen; en dat hij naderhand mij gegreepen
5, hebbend^, mij op een kerkhof voerde; en daar,
5, niettegenilaende alle mijne gebeden en traanen,
en betuigingen van onfchuld, mij het hart door-
55 ftak, en toen hals over hoofd wieip in een diep
„ opgedolven graf, onder twee of drie half-vef-
5, rotte lijken; dc modder en aarde met zijne han-
5, den op mij gooijaide, en ze met zijne voeien
5, toe trappende.',,
Ik oniwaakte in een koud zweet, beevende,
cn met dpodlijke angilen; en de verfchrikkelijke
verbeeldingen daaruit ontilaen, blijven nog inniijn
geheugen hangen.
Dog waarom zoude ik, die met zo veci
zcnlijk kwaad te kam'p.en hebbe, op een ingebeeld
mij-
1?
ι \
/5 ,
, 1
-ocr page 415-Juffer CLARISSA HARLOWE. ^ 415'
inijne aandagt veiligen ? Dit kwam, buiten twij^
fbl, voort uit mijne oikftelde verbeeldings-kragt,
alle die verrehrikkelijke denkbeelden te zamen in
'i: wilde onder malkandeïen hutfelende, welke de .
bekendmaakingén en het gefprek van mijne Moeij, * . '
mijn Brief aan den Hr. Lovélace, en mijüe eigena %}. i ί
dngeruilheid daarover, en de fchrooni voor dea ' ^
gevreesden Woensdag, mij verfcbaften. '
r f
uuretu
De man, n^ijne waarde, heeft den Brief ge-
l(recgcnl --- Welk eenè wondefBaare vlijt!
Ik wenfche dat hij het wél met mij inag meenen,
dat hij zo veel moeite neemt! - Egterom
opregt te gaeh, moet ik bekennen, dat het mi|
niet bchaagen zoude, ·ζο hij minder nam-^ ïk
wenfchte, evenwel, dat hij hier een honderd mij-
len van daan was geweefl:!--Welk een voor-
deel helDbe ik hem op'mij gegeven!
Nu de Brief uit raijiie magt is, hebbe ik meer
ongerullheid en berouw, dan ik te vooren had.
Want tot nu ilond ik in twijiFel pf ik hem zou laa-
ien afgaen of niet: En nu denke ik, dat hij niet
behoorde te zijn afgegaen. Èn is 'er égter wel
een ander weg, dan te doen geen ik gedaeii
hebbe, zo ik Solmes wilde ontwijken? Dog wac
een los fchepzel zal ik gea^t worden, indien ik
dien cours vervolge, op Weliwén deeze Brief mij
leiden moet?
IViijne waardfte vriendin, zeg mij, Hebbe ik
kwaalijk gedaen? —— Éeg het egter niet dac
ik zo gedaeii hebbezo gij Mi ^k'^^kt; waiic in-
die»
-ocr page 416-dien alle de wereld buiten dat mij veroordeelde;
zoude ik eenigen trooil hebben, zo gij het nibc
deedt. - De eerftemaai dat-ik u ooit \^erzogt om
mij te vleijen. Dat is, van zelf, eene blijk dat ik
kwaalijk gedaen hebbe, en fchroome de waarheid
te hooren - O zeg mij dog (dog zeg mij
egter niet) of ik kwaalijk gedaen hebbe!
Vrijdags te Elf uur en.
Mijne Moeij heeft mij weder een bezoek ge-
geven. Zij begon hetgeen zij te zeggen had mee
mij te verftaen te geeven ^ Dat alle mijne vriendcri
Van gedagten zijn, dat ik,nog briefwiiFelinge hou-
de met den Hr. Lovelacej gelijk duidelijk is, zegt
zij, uit eenige uitflagen en bedreigiiigen door hem
gedaen, welke toonen dai: hij van verfcheidene
dringen kundig is, die tuiTchen mijne nabelhen-
den en mij zijn voorgevallen, zomtijds binnen ee-
ne zeer korte wijl na dat ze getreurd zijn.
Schoon ik de laage wijze niet góëdkeure,
^aarvaii hij zig bedient om agter zijiie kundichap
te koomen, is het egter voor mij niet voorzigtig,
mijzelve te zuiveren door het bederf van den om«
gekogten knegt (fchoon zijne fnoodheid nog mij-
ne oogluikinge , nog goedkeuringe heeft) nade-
maal ik 'dus doende wel gelegenheid kon geeveri
ter ontdekkinge van mijne eigene briefwifielinge;
èn dus alle de hoope verijdelen ^ die ik hebbe oni
deezen Solmes te ontkOomen. Nogthans is het
gantfch niet onwaarfchijnelijk,' dat deeze zelve
huurling van den Hr. Lovelace éene dubbele rot
:^eelt taifchen mijnen Broeder eft Hém; Hoe kan
ίι 1
Juffer 'ChAKlSSA HARLOWE. 41j
anders 'onze familie (en wel zo fchielljk^ zijne be-
dreigingen ce vveeten koomen over de voorvallen,
waarop zij doelen?
Ik verzekerde mijne Moeij, dat ik mij te veel
fdiaarade dver de behandelinge, die mij bejegen-
de (en dat zo wel om den wil van hen alle, als
vari mij zelve) dan dat ik den Hr. Lov^elace zoU
kennis geeven van de bijzonderheden dier behan-
delinge , al wierd mij zelf middel verfchaft om
briefwiirelirtge met hem te houden: Dat ik reden
had om te denken, dat zo hij het van mij moeil
te weeten koomen, wij op zodanigen voet met
elkandercn moeilen zijn, dat hij géén zwaarigheid
zou maaken van eenige bezoeken, welke mij dé
groocik vreeze zouden aanjaagen. Zij willen al-
le wel, zeide ik, dat ik geen gemeenfchap had
niet eenige van mijns Vaders dienftbooden, uit- '
gezonderd mijws Zufters Lijsje Barnes: Wanc
Ichüon ik een goed ^gevoelen van hen allen had^
en wel geloofde, dat zij aan hunne eigene gene-
genheid gelaaten zijnde, mij gaam zouden tea
Äenll: wiUen iiaen: nogthans uit hun fchuw ge-
drag befpeurénde, dat zij onder bijzondere ordres
ftonden, had ik altoos, zedert mijne Hanna zo
fchandelijk was weggejaagd, gem'ijd om zelf toe
iemand van hen te fpreeken, uit vreeze dat ik ge-
legenheid mögt geeven, dat zij ook hunnen poit
verboren. Zij moeften, derhalven, onder hen*
zeken naar de reden zoeken van de kundfchap,
die de Hr. Lovelace lu'eeg , nademaal nog mij»
Broeder nog Zufter (gelijk Lijsje mij meermaalen,
tot lof van hunne openhartigheid , berigt had)
ßog miiTciiieQ hun gu,ail,Hng de Hr, Solmes, in 't
41Ö De HISTORIE vam
m
geheel in agc namen bij wien zij fpraken; als zij
iéts tegen hem hadden uit te lappen, bf zelf tegeii
yHïj^ met welke ter deezei- gelegenheid met hem
te ?amen te voegen zij zeer mooij wdaren:
' Het was maar al te natum-elijkj zeide mijne
Moeij, voor inijne vi-ierideri té ohderilèllen, dac
hij zijne kundfchap (tén dëele ten rainllen) van
mij had; dié, niijzelvè hard behandeld agtënde,
daarover zou'kunnen klaagCn, zo met aan hem,
aan JuiFei: Howe; hetwelk, miiTchien, wel het-
zelve niogt zijn; Want zij wiilen, dat Juffer Ho-
tline al zo vrij van hen iprak, als zij konden doen
van den Hr. Lovèlace; en dé bijzohderheden, vail
welke zij ^rak, moeft hebben van iemand, die
wift wat hiei^ gefchiedde. Dat dit mijnen Vader
liad doeii béfluiten om de geheele zaak rot een
ij^oedigen uitflag té brengéh, op dat 'er geeii
doodlijke gevolgen uit ontilaén mogten.
Ik nierkë, dat gij met ijver ziilt aanvangen
te fpreékeii, ging zij voort \_En Zo was het ook']
-- Wat mij belangt, ik ben verzekerd, dac
zb gij al fchrijft, gij niets zoiidt fchrijven, het-
welk eenen zo hefcigen geeft iïi vlam zon zetten
-— Dog dit is het öogmérk niet van mijn
tegenwoordig bezoek.
Gij künt niet anders dan overtuigd zijn, mijn
lief, dat liw Vader wil gehoorzaamd worden.
Hoe m'eer gij tegen zijnen wil inrijdt ^ ihoe meer'
hij zig agt verpligt te zijn om zijn gezag ftaende te
houden. Üwe ^Moeder verzoekt mij u te zeggen
dat zo gij haar maar de minilé hoope wilt geeven
Van eene pligtmaatige onderwerpinge , zij gene-
jjen zal zijn om u zo aaiiftonds cé zien in haar ka-
Φ .
r«
£
Juffer- CLARISSA HARLOWÉ.
liinetjé ^ terwijl uw Vader in'den tuin eène Wiin-
delinge is gaen neemen. ' ^
Wonderbaar talmen 1 zeicle ik'-^^^— Ik beii
moede van verklaaringen te doen en te redentwis-
ten över dit onderwerp; en ik had gehoopt, dac
mijn befluit zo wel bekend zijndemeii mij daar-
omtrent niet verder zou zijn lafiig gèvallenl
Gij begrijpt het einde van mijti tegenwoordig
bezoek niet wel, JufFer, [ftemmig kijkende]
Tot nog toe zijt gi] "verzogi en ' gebeden om te
gehoorzaamen en uwe· vrienden te wille te zijni
Het fmeeken is nu ten einde: Zij geevèn dat op;
Nu is 'er beßoaten'^ dat Uws Vaders wil moet tvör·^
Hen gehoorzaamd; gelijk het betaamelijk is dat'diö
worde. Zommige ^ngen worden « u re laile ge-
legd , als of gij mede de hand hadc in Lovelaces
gedreigd geweld om u weg te .voeren-, welke uwé
Moeder niet gelooven wil. Zij wil haar eigei>
goed^ gevoelen van u te kennen geeven; Zij wil
y "te "^kënnen geeven, hoe zeer zij u nog beminc;'
9η wat zij van u verwagt bij de aannaderende ge-
legenheid. Dog op dat zij niet moge blootge^,
fteld zijn aan eenen tegenftand, welke haar maar
ie meer zpu tergen, begeert zij dät gij haar eerft
Mt verzekeren, dat gij beneden gaet met een be-
fluit oni dat geen gewillig te doen, hetwelk mePof
tegen dank dog gefchieden moet·'·"*' pjn daarenbo-
yen, zou zij u^wel eenigen raad willen gcevcii^
wat weg gij moet inilaen om u ^weder met uwen
Vader, en alle andere te vérzoenen. Wik gij Be-
jjeden gaen ,-' Juffer Klaartje, of wilt gij niet?
Ik zeide, Dat ik mij gelukkig zou agten, kon-
de ik tot de tegenwoordigheid van mijne Moedeii'
II. Deel. Dd wor-
m
worden toegelaatön , na zo lang uit dezelve gë*
bannen te zijn ; dog dat ik hec op die voorwaar-
den, niet kon wenfehen.
En dit is dan uw antwoord, Nigt?
Dat moet mijn antwoord zijn, Madam. Daar
mag van koomen wat'er wil, ik wil nooit den Hr.
Solmes hebben. Het is wreed met deeze zaak zo
dikwijls mij te dringen. — Ik wil dien man
nooit hebben.
r Zij ging misnoegd naar beneden. Ik konde
het niet helpen. Ik was zo veeier aanvallen, die
alle op hetzelve uitliepen, geheelenal moede. Ik
ftae verbaasd , dat zij het niet zijn! —-- Zo
weinig veranderinge ! En geen toegeevinge vaa
den eenen nog anderen kant.
ι
ίϊ·
*ί
' ι
J
Ik zal beneden gaen , en deezen wegleg-
gen ; want Lijsje heeft gezien dat ik gefchreeven
,hebbe. Het ilout fchepzel nam een fervet, en
doopte het in water, en met een onbefchaamd ge-^
laat, Daar, Juffer; mij den natten hoek toehou-
dende.
Waartoe zal dat dienen? zeide ik.
Alleen, Juffer, een van de vingers van uwé
regterhand, zo 't u belieft 'er naar te kijken. ; ^
Die was inkertg.
Ik zag haar eens aan ; dog zeide nieté,
Dog op dat ik geen ander onderzoek mógé
krijgen, zal ik hier' fluiten.
ct; Harlowe.!
Ir, , . ■ . Xl^
I'l i
If
Α '
W
h
JuiFFER GLARISSA HARtOWE· ^f^
Juff'er ClARissa Harlowe, aén Jüffk^^
Howe.
iï
j>
>5
i^rljdagi te Eèfi tiUH
ïk hebbe een Brief Van den Hr. Lovelace ge'
fereegen vol van opgetogene blijdfchap j eeden, eil
beloften. Ik zal dien aan ύ ingeflooten zenden*
Gij zülc zien hoe „ hij in d'enzelven inftaet voor
Lady Elifabets befcherminge, en dat Juffer
Charlotte Montague mij zal vergezellen. Ik
hebbe niets te doen , dan maar volftandig te
zijn, zegt hij, en mij te bereiden om de blijdö
verwelkoomingen van zijne geheele familie in
perfoon te ontvangen* ,,
Dog gij zult zien, hoe hij onderilelt dat ik dé
zijne zal zijn, als het gevolg van dat ik mij on {
der de befcherminge dier Lady begeevéi
„ De koets met zes paarden zal gereed ^ijil
ter plaatze , die hij meldt. Gij zult zien, wat
aangaet de vlek in mijnen goeden naam, waar-
voor ik 7.0 bedugt ben, hoe ftout hij redenka-
velti ,, Edelmoedig genoeg, inderdaad, zo ik
de zijne ftond te zijn; en hem had doen geloo-
ven, dat ik het zijn zoude» --Dog dat heb-
be ik niet gedaen;
Hoe brengt de eéne iiäp den anderen voort
met deeze indringende Sexe ! Hoe ras kan een
- ' D d 2, ' jong
jongmenfch, die eenen man de miiifte aatimoedH
ginge gccft , verder dan haar oogmerk was, en
buiten haare eigene magt vervoerd worden ! Gij
zoiidtu, nie hétgeen hij fchrijft, verbeelden, dac
Jk licm reden gegeven hebbe om te denken^ dat
mijn af keer tegen den Hr. Sohnes geheelenal aaö
mijne gunft jegens hem te wijten is.
Het vreezelijkil is, dat als men vergelijke
iietgeen hij fchrijft uit zijne kundfchap van het-
geen men tegen mij voorheeft, (fchoon hij den
gcdreigden dag niet fchijne te weeten) "met het-
geen mijne Moeij en Lijsje mij verzekeren , 'er
geen hoope voor mij zijn kan, of ik moet Solmej
vrouw worden, zo ik hier blijve.
Ik hadde beter gedaen, op deezen voet, mee
te gaen naar mijn Oom Antonij's. Ik zou ten min-
ften 5 daardoor tijd gewonnen hebben. Dit is de
vrugt van zijne fraaije vindingen.
„ Wut wij te doen hebben, en hoe goed hij
ilaet te zijn: Hoe ik alle zijne gangen in toekoo-
mende ilae"te beilieren „. Dit alles toont,
gelijk ik te vooren zeide, dat hij zig van mij ver-
zekerd houdt.
Hoe her zij, Ik hebbe hem op den volgen-
den voet geantwoord: „ Dat al fchoon ik hem re-
den gegeven had om te verwagten , dat ik mij
,, onder de befchermlnge zou geeven^iü^?« eene
3, der Ladys van zijiw familie; νοοτ zp verre ik
5j egter drie dagen voor handen hebbe, tuiTchen
5j heden en Maandag, en alzo ik nog hoope, dat
mijne vrienden het zullen fluipen laaten, of dac
„ de Hr. Solmes een iluk zal opgeeven, 'twelkzij
53 onmogelijk vinden om door te drijven ; jk rmj
, i i 3> ni^
Γ'·"
"I
-ocr page 423-■SPP
91 niet als volßrektUjk verhonden zal aanmerken
9, door het beßemde : En derhal ven verwagten,
,, zo ik te rug treede, dat ik daarover niet weder
3, van hem zal worden doorgeftreekcn. Dat ik het
5, noodig agte hem te [laaten weeten; dat indien
9) hij mijne toevlugtneeminge tot de bcicherminge
5, van Lady Eliiabet Lawraiice , gch'jli hij voor-
9, floeg, zo opneemt, dat ik mljzelve re^tßreeks
5, In zijne magt meene te ßellen^ bij het zeer
3, verkeerdlijk begrijpt: Want dat 'er veelé jnin-
5, ten zijn, 'waaromtrent ik voldaen moet tvor-
9) den ; verfcheidene zaaken zijn te regelen^
99 zelf na dat ik dit huis verlaaten hebbe, (zo ik
„ het verlaate) voor dat ik het in gedagten kan
,, neemen om hem eene bijzondere aanv.inedt-·
3, ginge te geeven: Dat hij in de eerße plaat-
,5, ze moet verwagten , dat ik mijn uirerfie beft
„ zal doen, om eene Verzoeninge 7net mij-
„ nen Vader te voege te brengen^ ,en zijne^
5, Goedkeuringe van mijne ine gen in toekoomeit-
5, de; en dat ik mijzelve geheel en al zal bs-
„ ßieren naar zijne bevelen , in alles wat rede-
5, lijk is, even zeer als of ik zijn buis niet ver^
„ laaten had: Dat indien hij zig verbeeldt, dat
5, ik deeze vrijheid aan mijzelve niet behouden
„ zal, maar dat mijn weggaen hem cenig vocr-
,, deel ilaet te geeven , V 'ujelk hij anders niet
gehad zou hebben ; Ik beflooten hcbbe om te
,, blijven daar ik ben , en· de uidwomft af te-
5, wagten, Qp hoope dat mijne vrienden mijne bcï-
„ haalde belofte nog zullen aanneeinen van Nog
„ hem, nog iemand anders ooit te trouiven, biu-
ten hmme toeßemminge.
Dd
\
Illlilllir-'-·"'·
,Dce.
-ocr page 424-JS------
Deezeii zal ik ter plaatze neerleggen zó dra
als ik kan. En alzo hij νξΐη gedagten is, dat de
zaaken op het punt ftaen van de eene of andere
Iteer te neemen, durve ik zeggen , dat het niet
lang zal aanhouden voor dat ik daarop Antwoord
focbbe.
Ik ben weez-enlijk niet wel. Ik plegt alle
'l^eringe toevallen, die mij overkwamen, zo ligt te
ilellen als ik konde, uit vreeze dat ik mijne toen
genegene vrienden ongeruft moge maaken: Maar
ïiu zal ik mijne ongeiteMheid ten ergften afgee-
ven, op hoope van uitilel te verkrijgen van het
gedreigde kwaad van aanilaenden Woensdag. En
zo ik dat verkrijge, zal ik het beitemde met den
|"Ir. Lovelace ook nitilellen,
Lijsje heeft hun gezegd , dat ik zeer onge-
ileld ben. Dog niemand heeft medelijden met mij..
Ik geloove, dat ik het voorwerp van elks af-
ïveer geworden ben; en dat zij alle blijde zouden
zijn dat ik dood waare. Inderdaad, dat geloove
ik. „ Wat fchort het verkeerd fchepzel ,, roept
^r een
dat 's niemendal !
De koude
vertelde het.
Is zij min-ziek, een ander?
Ik was in het Klimop-Zomerhuis, en kwam
daarvandaan beevende, van koude, als of ik van
cene koorts wierd aangetail:. Lijsje merkte dit, en
„ O,
Laat haar maar beeven!
j.-4-i·
9?
39
kan haar niet fchaaden. Hardnekkigheid zal
,, haar wel voor ongemak behoeden. Stijfzinnig-
heid is e^n Ankervaft voor eene minzieke kleu-
„ ter,
-ocr page 425-Ti ter , en van meer kragt dan de Koude Baden
5, om hard en fterk te maaken, fchoon het ge-
3, ftcl nog zo teder zij. „
Dit wierd gezegd van eenen wreeden Broe-
der , en aangehoord van de waarder vrienden van
eene, voor welke, weinige maanden geleeden, ie-
der een bekommerd was op het minfte windje
waaraan zij zig blootftelde!
Lijsje, moet men bekennen, heeft een won-
derbaar geheugen bij deeze gelegenheden. Niets
van deeze natuure gaet 'er bij haar overbrengen
verlooren : Zelf het weezen en de houdinge,
waarmede zij overbrengt hetgeen zij hoort zeggen,
maaken het onnoodig om te vraagen, Wie deeze
of geene fcherpe taal geiproken heeft.
Hjilag, te Zes mir en ^
Mijne Moeij, die weder den geheelcn nagc
overblijft, is zo even van mij gegaen. Zij kwam
om mij den uitflag te berigten van mijner vrien-
den raadpleegingen over mij. Dit is het.
Aanitaenden Woensdag ogtend zullen zij alle
bijeen vergaderen; Te weeten, mijn Vader, Moe-
der, mijne Oomen, zijzelve, en mijn Oom Her-
vey; mijn Broeder en Zufter, zo als van zelf
fpreekt: Mijne goede Juffr. Norton ftaet insgelijks
te worden toegelaaten: En Dr. Lewen zal bij 5er
hand zijn, om mij te vermaanen, naar het fchijnt,
als de gelegenheid het vereifcht: Dog mijne
Moeij weet niet zeker, of hij bij hen zal tegen-
woordig zijn, dan buiten blijven tot dat hij wurde
ingeroepen. - - - · .. ■
D d 4 Wan-
-ocr page 426-^24 De HISTORIE van
Wanneer dit gedugt Geregcs-hof vergaderd
is, zal de arme gevangene worden binnen ge-
bragc, onderfteund van JuiFr. Norton ; die eeril
iiaare leflen zal ontvangen om mij te onderwijzen
in den pligt van een kind; welken het fchijnt- dat
ik vergeten hebbe.
men twijffelt in 't geheel niet aan eenen
goeden iiitilag, zegt mijne Moeij: Nademaal men
niet gelooft, dat ik verhard genoeg kan zijn om
de dingredenen van eene zo deftige vierfehaar te
wederiiaen , fchoon ilc die van verfcheidene vaii
hen in 't bijzonder wederiiaen hebbe. En nog dies
te minder, alzo zij gewag maakt van huitengemee-
pq toege^venähechn imti mijn Vader. Dog wel-
ke toegeevendheden, zelf van mijnen Vader, kun-
ïien mij beweegen om zulk eene opofferinge te
doen, als men van mij verwagt?
De moed zal mij egter , dugte ik , ontzin-
ken voor zulken regtbank ; , \ Daar mijn Va-
der voorzit.
Ik verwagtede trouwens wel , dat mijne be-
proevingen niet tpn einde zouden zijn , vooi dat
hij mij tot zijne gedugte tegenwoordigheid had
toegelaaten. -
Hetgeen men van mij hoopt, zegt zij, is,
Dat ik Dingsdag avond, zo niet eer., gewi^h'g de
artikels zal tekenen , en dus de plegtige zamen-
koomil van den volgenden dag in eenen blijden
feeft-dag veranderen. Hoe het zij , de Verlof-
Brief zal mij boven gezonden worden, en nog
eens de Huwelijks-voorwaarden, op, dat ik moge
zien hoe zeer dat het hun ernfl: zij.
Zij gaf verder eenigzins te kennep, dat mijn
Va-.
P'-TlMllitfif^'
4'
-ocr page 427-Vader zelve mij de Huwelijks-voorwaarden ter on-
dertekeninge zou boven brengen.
O mijne waarde ! welk eene beproevinge
zal dit zijn! >—— Hoe zal ik in ftaat zijn om
mijnen Vader het fchrijven van mijnen nr.am tp
weigeren ? ———- Mijnen \ ader, van wiens te-
genwoordigheid ik zo lang gebannen ben gevveeil!
--Daar h'j gebiedt en verzoekt, mifichien,
in eenen adem! — Hoe zal ik in ilaac zijn dit
mijnen Vader te weigeren!
Zij zijn verzekerd, zegt zij, dat 'er iets gaen-
de is van des Hren Lovelaces, en miiTchien ook
van mijnen kant: En mijn Vader zou mij eer naar
het graf willen volgen , dati mij zijne Vrouw
zien.
Ik zeide , Dat ik niet wel was: Dat de
fchroora zelf voor deeze beproevingen ondraage-
lijk voor mij was; en bij mij zou toeneenien, naar
maate de tijd naderde .; en ik vreesde dat ik ten
iiiterilen onpaiTelijk zou zijn.
Zij hadden zig tot zulk eene Konßenaarij als
iiie, al bereid, was het onvriendlijk zeggen van
mijne Moeij; en zij kon mij verzekeren, het zou
mij niets ter wereld baaten.
Konßenaarij! zeide ik haar na: En dit van
mijne Moeij Hervey?
Wel hoe, mijn lief, zeide zij, denkt gij dat
de luiden gek zijn ? -Kunnen zij piet zien,
hoe gij υ binnen deur met naare zugten tragt te
verilitFen ? —— Hoe gij uwe zoete tronij [die
waaren de woorden , welke het haar beliefde te
gebruiken] laat neerhangen op uwen boezems-
Hoe gij als wSiggelt, en u houdt aan deezen iloel,
j"'
t ^ '
De historie van
en aan dien poft van de deur, als gij weet dat «
iemand ziet? [Dit is, mijne waarde JuiFer Howe,
eene vuile lafteringe om mij geveinsdheid en ver-
agtinge aan te wrijven: Mijns Broeders of Zufters
lafteringe! ---— Ik ben niet bekwaam tot zo
laage konftenaarijen]. Dog zo dra gij beneden
^ijt bij uv/ gevogelte, of wat verre in den tuin
voortgewandeld, en naar uwe verbeeldinge buiten
clks gezigt, dan ziet men wel hoe rap gij voort*
trippelt; en welk eene leevendigheid alle uwe be-
weegingen beftiert.
Ik zoude mijzelve haaien, zeide ik, zo ik
tot zulke armhartige konftenaarijen als deeze| be-
kwaam waare. Ik moeft, zo ik die gebruikte, zo
wel een zot, als een laag fchepzel zijn; want
hebbe ik geen ondervindinge genoeg gehad, dat
mijne vrienden niet bekwaam zijn om bewoogen
te worden in veel aandoenlijker gevallen ?-
Dog gij zult zien, hoe ik tegen Dingsdag zijn zal.
S^Jijn lief, gij zult uwe gezondheid geen ge-
weld aandoen ? --- Ik hoope, dar God u meer
genade gegeven heeft, dan dat gij zulks doen
zoudt.
Dat hoope ik ook , Madam, Dog daar is
genoeg geweld gepleegd, en gedreigd, om mijne
gczonäieid te krenken; en zo zal men het bevin-
den , zonder dat het noödig zij dat ik mij van ee-
rjjg ander, oï y^n kon ft enaar ij ook ^ bediene.
Ik 2al u alleen een ding zeggen, mijn lief:
En dat is; Wel of kwaal ijk te pas, de Plegtigbeid
zal 'waarfchijnelijk voor Woensdag avond verrigt
zijn:---Dog dit ook zal ik u zeggen, fchoon
buiten mijn tegenwoordigen laft, dat de Hr. Sol-
' mes
IA
{ί> I
ii ' !
\ ,.. . — s
frfl.t.ltiiite^l.n.^.rWrWflii ''
rjuFFER CLARÏSSA HARLOWE. '427
mes door belofte zig verbinden zal, (indien gij
het als eene gunft van hem begeeren moge) nji
dat de Plegtigheid voorbij, en des Hren. Lovela-
ces hoope daardoor ten eenemaale te niet is, om
u ten huize van uwen Vader te laaten, en 's avonds
telkens naar zijn eigen huis te keeren, tot dat gi]
lot eene volkoomene bezeffinge van uwen pligt
zult gebragt zijn, en uwe toellemniinge geeven
tot de veranderinge van uwen naam.
Daar was geen openen aan mijn lippen op
zulk eene reden, als Deeze. Ik was ilom.
En deeze, mijne waarde Juffer Howe, zijn
Die geenen, welke, zommige van hen ten min-
ften, mij eene romaneske meid genoemd hebben!
- Dit is mijn herfcnbeeldige Broeder, en
wijze Zuiler; die beide daartoe hunne hoofden bij
malkanderen gelegd hebben , durve ik zeggen.
En nogchans, zeide mij mijne Moeij, dat het
laatfte iiuk datgeen was, 't welk mijne Moeder
overhaalde \ die, voor dat dit middel was uitge-
vonden, 'er op geftaen had, dat haar kind niet
zou trouwen, zo zij, door droefheid of tegen-r
ftand, onpaiielijk wierd, of in flaauwcen viel.
Deeze voorgenomene gcweldenaarij ver-
fchoonde mijne Moeij dikwijls met de zekere
kundfchap, welke zij voorgaven te hebben, van
eenige zanienzweeringen of aanflagen, die gereed
ftonden oiu uit te breeken, van den Mr. Lovelace
(a) : Welker uitwerkinge dus looilijk verijdeld
' wierd.
(a) Het 7al niet onsevocgelijk xiin hier ter phatte aati te
rncrken. Dat de Hc. Lovclaqe het liftiglijk tc hefteeketi
dat de Familie wierd aanjrexet, door ζ,ηηεη en huitnm ver-
spieder Lemao van aanflagen tc laaten vcrhaalcn, welKc hi|
|iog vooruccmcn nos maat lud om uit tc voctco.
De HISTORIE väi»
Vrijdag s te Negen uuren,
En nu, mijne waarde, tot welken befluit zal ik
eindelijk koonien? Gij ziet, hoe vaft bepaald —
Dog hoe kan ik verwagten, dat iiw raad in tijds
genoeg zal koomen om mij van een igen dienft te
zijn? Want daar ben ik beneden gewcelt, en
hebbe reeds eenen anderen Brief van den Hr. Lo-
vclace \Ώβ man woont op de plaatze^ dimkt
7J2tj}: En ik moet aan hem fchrijven, dat ik mij
wil houden of niet houden aan mijn eerfl befluit
om aanilaenden Maandag van hier te ontvlugcen.
Zo ik hem laate weeten, dat ik mij daaraan niet
wil houden (daar de verfchijnzels zo flerk tegen
hem, en voor Solmes zijn, zelf Herker,dan toen
ik de beilemminge maakte) zal het niet met regt
inijne eigene fchuld te wijten zijn, indien ik ge-
dwongen wórde hunnen haatelijken man te trou-
wen ? En zo 'er eenig ongeluk voJge uit des Hren.
Lovelaces woede en mifloopinge, zal dat niet
voor mijne rekeninge koomen? -- Daaren-
boven , doet hij zulke fraaije aanbiedingen! -
Nogdians, van den anderen kant, mij de blaam
'der wereld op den halze te haaien, als een los
fchepzel -—---Dog aan die, gelijk hij te ken-
nen geeft, ben ik reeds onderhevig ——— Wat
kan ik doen ?
O dat mijn Coufin Morden
Maar wat betekent wenfchen ?
Ik zal u hier den zaakelijken inhoud geeven
van des Hren. Lovelaces Brief. Den Brief zeiven
zal ik zenden, wanneer ik dien beantwoord heb-
be; dog diat zal ik zo lan^ uitfteließ als ik kan,
OU
-ocr page 431-jüFFER CLARTSSA HARLOWE. 42^
bp hoöpe dat ik reden mag -vinden om eene be-
ftemminge weder in te trekken, van welke zo veel
afhangt. En egter is hes noodzaakeJijk dat gij
alles voor u hebt, zo als ik van ftap tot iïap voort-
gae, op dat gij t-e beter in ilaat moogt zijn om mij
te raaden in dit vreezelijk en hachelijk tijdgewrigt.
,, Hij fmeekt mij om vergiffenis, dat hij mee
5, zo veel iloutheidgefehreeven heeft; datfehuiven-
,, de op zijne uitgelaatene blijdfchap; en beruft
j, geheel en al in mijnen wil. Hij is vol van uit-
„ wegen en voorflagen. Hij biedt aan om mij
„ regtßreeks naar Lady Elifahets te vergezel·
„ len\ of, zo ik dat liever had, naar mijn eigeti
,, Góed; en dat Mylord M, mij daar zal befcher-
„ men,, [Hij weet mijne redenen niet, mijne
waarde, waarom ik deezen onbedagten raad ver-
werpe]. „ In beide gevallen zal hij, zo dra hij
„ mij maar veilig ziet, naar London vertrekken,
„ of waarheen het mij belieft, en niet tot mij na-
„ deren, dan met mijn eigen, verlof; en voor dat
„ ik voldaen ben over alles, waaromtrejit ik twijf-
5, fele, zo wel ten aanzien van zijne Hervormin-
„ ge, als van Huwelijksvoorwaarden, enz.
j, Mij naar uw ent te geleiden, mijne waar-
de, is een ander van zijne voorflagen, niet
,, twijffelende, zegt hij ^ of uwe Moeder zal mij
„ wei inneemen (a): Of zo dit u, pf uwe Moe-
„ der, of mij niet^welgevallig waare, wil hijmi|
,, wel onder de hefcherminge ftellen van den Hr.
^^ Hickman\ op welken gij, ongetwijff^l, zege
5, hij, genoeg invloed hebt; en dat men kan laa-
j, ten van zig, gaen, dat ik naar Bath γ of Briftol ^
la) Zie de AaetekeniBgc op bl, 35. vao dit Deel,
I i
1 /I
-ocr page 432-de historie vaïi
of buiten 's Lands gereisd ben 5 waar het mij
3, maar belieft. „ i
„ Wederom^ Indien dit mij beter gevalle^
yy ilaec hij voor om mij heimelijk naar London tt
5, brengen, daar hij zal bezorgen dat ik ordentlij-
ke huisveftinge krijge, en dat zijne heide Nig-
ten Montague mij'in dezelve ontvangen^ ert
mij ge:^eljchap houden tot dat^alles naar mijn
5, zin zal zijn geregeld; en tot dat'er eene Ver*
5, zoeningë zal zijn te wege gebragt; om welke
5, gemaklijk te maaken, hij mij verzekert, dat
j, aan hem niets zal haperen i, hoe grooten hoon
„ hij ook geleeden mag hebben van mijne gehee-
le familie.
„ Deeze vericheidene maatregels flaet hij ter
5, mijner keuze voor; alzo het onwaarfchynelijk
5, was, zegt hij, dat hij in tijds een Brief aan mij
„ bezorgen konde van de eigene hand van Lady
5, Elifabet, om mij plegtig ten haaren huize te
j, noodigen, ten zij hij zelve daarom nkar die
9, Lady waare toegereisd; hetwelk, in dit hache·^
lijk tijdgewrigt, terwijl hij geftadig op mijne
bevelen wagt, onmogelijk is.
„ Hij bezweert mij op de plegtigile wijze ^
zo ik hem niet in de uiterile wanhoop wilde
ftorten, om mij aan het bertemde te houden. „
„ Evenwel, in plaatze van mijne nabeftaen-
den, of Solmes te dreigen, zo ik mijn woord,
te rug haale, zegt hij eerbiediglijk dat hij niec
twijffelt, of, indien ik zulks i/öe, dat het om
,, zodanige redenen zal zijn, met welke hij zig
„ vergenoegd moet houden*, om:geen minder,
hoopt hij, dan dat zij mij volkoomene vrijheid
V ^ " 5, laa-
!»
55
55
9>
5>
ςΐί
55
5»
J»
mmm
/ I
iS-,.
V
-ocr page 433-laaten om mijne eigene genegenheid op te vol-
gen: Waarin hij (welke die ook zijn zullen)
volkoomelijk zal beruften; terwijl hij alleen zal
tragcen om in toekoomende zijn goed gedrag t&
maaken tot den eentgen grond van zijne ver-
wagtinge op mijne gunft. „
„ Kortom, hij zweert plegtiglijk, dat zijn ge^
heel oogmerk tegenwoordig is, om mij uit mij-
ne gevangenis te verloflen; en mij aan mijnen
eigen vrijen wil te herftellen in een iluk, dac
volftrekt noodzaakelijk is tot mijn toekoomend
geluk. Hij verklaart, dat nog de hoope die
hij heeft op mijne gunil in toekoomende', nog
de aanmerkinge van zijne eigene eere en die
van zijne familie, hem zullen toelaaten om iets
voor te ftellen, dat onbeflaenhaar zijn zal
met mijne eigene naauwßgezette denkbeelden :
,, En, tot geruftheid van mijn gemoed, zoude
hi^' gaarn zien, dat hij het voorgeftelde einde
verkrijgen konde, door mijner vrienden aflaa-
tinge van mij te dwingen. Dog dat het niette-
min, ten aanzien van het gevoelen der Wereld,
„ onmogelijk is zig te verbeelden, dat het gedrag
„ van mijne nabeftaenden jegens raij niet reeds die
vrije berispingen mijné fhmilie heeft op den hal'-
ze gehaald, welke zij verdienen , en veroor-
zaakt dat de ftap, omtrent het doen van wel-
ken ik zo angftvallig ben, niets anders zij, dati
5, het natuurelijk en verwagt gevolg van hunne
,, behandelinge te mijwaards. „
Ik vreeze inderdaaddat dit alles waaragtig.
is: En het is aan eenige geringe maate van be-
fchaafdheid dank te weeten, dat de Hr. Lovelace
j>
3»
5)
5»
3Ï
5Ï
3>
Jï
: 1-
-ocr page 434-/ DE HISTORIE vÄFi ^
niet alles zegt, hergeen hij over dit onderwerp
zou kunnen zeggen: Want ik twijfFele niet of ik
ben de algemeene praat, en rhiffchien het fpreek-
woord wei van het halve gr^ffchap. Dit zo zijn-
de j vreezeik, dat ik nu niets kan doen ^ dat mij
meer fchande zal aanbréngen ^ dan ik reeds zo bui-
ten reden gekreegen hebbe van hunne onverilan-
dige vervolgingen: En ikanoge zijn wiens ik wil,
en doen wat ik wil, ik zal nooit de vlek afwis-
fchen, welke mijne opfluitinge, en de ftraiFe be^.
handelinge, die ik ontvangen hebbe, op mij heb-
ben doen hegten; ten minften naar mijn eigen ge-
voelen. : i. -
Ik wenfche, zo ik.ooit ftae re worden aan-
gemerkt als eene van de uitmuntende familie,
waaraan deeze man verknogt is, dat zommige van
dezelve niet te erger gedagten vah mij hebben,
wegens de fchande die ik geleeden hebbe. Ja
dat geval ^ miiTchien ^ zal ik zelf aan hem verplig-
tinge hebben, zo hij mij daarom niet minder agte.
Gij ziet, hoe zeer deeze ruwe^ deeze wreede be-,
handelinge van mijne eigene familie mij vernederd
heeft! Dog, miffehien wa-s ik voorheen te hoog
verheven* . ; .j; ,
De Hr. Lovelace fluit ^ „ met bij herhaalin-
3> ^^ ihieeken om een Mondgefprek met mij,
,, en dat wel deezen avond, zo het mogelijk zij:^
Eene eere, zegt hij, welke hij dies te meer ge-.
,, moedigd is om af te bidden, alzo ik Jhem twecr.
5, maal te vooren daarop had doen hoopen. Dog.
„ het zij hij die verwerve of niet, hij verzoekt mij
jj een van de uitwegen te kiezen j welke hij ter ·
mijner aanneemingei aanbiedt; en - niet ,'af te'.
ί ^ \
ftappen van mijn beflult óm Maandag te óiit-
j, vliigten, ten zij de reden ophoddt, om welkè
j, ik het genomen had; én dat ik een vöoruitzigti
hebbe,, van herfteld te worden in dè gmifl: vaft
bijne viiendbntéti minften ih ihijne eigené
y. Vrijheid éii óHgedwongerie verklezingë. ,,
Hij vernieuwt alle zijne èedëri ën beloften téiii
deèzen opzigte, op eené zó errifti^e èn zo pïég-
tige wijze, dat (zijn eigen i>eiang, en de êefê
zijner familie, en def^lvër gunß jegens mij, daar
"bij koomende) ik geen reden kan hebben ^ oni ζψ,
tie opregtheid in twijifel te trekken;
'ufer CiiARissA Harlowe-'^ aan Juff'e^^
- ί . · HöwE.
tf.
I iSaterdag-ögiend ie 8 mr^'eè
(ßisn 8 vaii ^pril),
Öf gij niij sbit befchuldigen, of niét ; kan ik
jjfet zeggen , dog ik hebbe eenen Brief ter ge··
%ooné plaatie gelegd tër beveftigihge van mijn
Gefluit dm dit hiiis aanilaenden Mäandag tei
verlaateh; binnen dè üureh ih mijnèn vöórigeni
gemeld, zo het mogelijk zij. Ik hebbè däamn
geen kflchtift géhouden; Dog deèzè is dé zaake^''
lijke inhoud. ^ .
' Ik gèëve Hem të kenrieii; „ Dat ik geeii
L· weg weete, om het vaft bepaald bèilüit tftijnef
IL Deel . Ee ^ ^f viieö-'
^ ' DE HlStÖHirvAi·
i,. yriendcn ten voordeele van den Hr. Solmés té
j,- öntgaeiij d^n door dit huis met zijnen bijftatid
te vcrlaatep. ,, ■
Ik hebbe niet voorgegeven, als öfikop dee-
ze wijze eenige verpligting'è op hem leide; wanc
ik zegge hem duidelijk , ,, Dat konde ik ^ Mteti
5, eene pnv$rgeeOeUjke zonde ·, fterven wanneer i|:
jj wilde , ik liever den dood voor mijne keur
„ neemen^ dan e.énen ftap doen, welken alle de
'j, wereld, zo niet mijn eigen hart, zal veroordee-
len dat ik doe. „
Ik zegge hem, „ Dat ikgëen andere klee-
5, deren zal tragten mede te neemen, dan die ik
5, zal aan hebben; en wel mijn gemeen dagelijks
gewaad; op dat ik iiiet onder verdenkinge köo-
j, me. Dat ik verwagten moet, dat men mij hee
'i, bezit van mijri Goed zal weigeren": Dog dat
i, vail beilöoten hebbe om nooit mijne toeilem-
minge te geeven tot een pleidooij met mijnen
7, Vader , al zou ik ook tot nog zo laagen ilaat
geraaken : Zo dat de befGh^fmitige , welke ik
aan iemand zal verfchuldigd zijn, alleen mij
moet beweezen worden uit hoofde van mijne
verlegenheid. Dat hij derhtilven uit deezei
ilap^niets zal hebben te hoopen, hetwelk hij U
voor en met had: En dpt ik, in allen gevalle f
,, het aan mijz^e behoude zijn aanzoek ψ
y, aan te neepien ^ ofafte flaen^ naar dat zijß
^^ gedrag^ en omzigtigheidmij zal vopitkmmen. j0
verdienen. „
ik laate^ hem weeten , Dat het mij 'beft
dunkt, datjjk eene afgeicheidene huisveiUnge
ü betrekke, in de"nabuurfchap van Lady Elifabec
„ Law·
-ocr page 437-CLARISSA HARLOWE;
»9 LaWrahbe; ien niet ten hui^fe van de Lady zèl;
j,"ve; bp dat het niet fchijnè voor dè Wereld, aaï
h j, ik mijne tóeviügt tot zijne faiüilie genomën heb-
9) be; eii op dat het beiverken van, eene Verzoe-
5, ninge met iiiijne vrienden, om die reden, niet
„ ondoenlijk zij; Dat ik mijrie gétroüwë Hannä
dérwa'ards zal oii'tbiédéii; en JüiFer Howe al-
,, leen laacén iveecen., waar ik beni Dat hij, mij
5, äanilöhds zal Veriadfen, ën naar. London gaen i
5, of naar eehe Vali Lorä Μ; 's Hoffteden ; eii
'„ 'fgclijk hij belo'öfd had) mij niet naderen , dait
met mijn verlof; zig alfeen rfaèt eé'iie BiricfwiiTe-
iihge te vreëde houdehiie.'
„ Dat zo ik mij in gevaar vihde van dritäekt^
èa niét ge-v^eld té rug gevoérd te worden, ik
^ inij dan l-egtftreêks oMei· de béfcherminge zal
begéëvën of van'Lady Elifabet of Lady Sara':
Dog piï alteen ingevalle van de Ukerße nóód-
^.aakèiijkbeid; want dat het mij tiiéer tot ëere
zal ftrekkeii, dat Π{ op de befte wijzë ; die mij|
' mogelijk is (mijn verholen verblijf toit mijn voor-
dëël gebruikende), over de tweede of derde
5, liahd ifi 'eene 'onderhandèlinge h'a-n Verzoe-
3, ninge treedè 'met nYijni ^riè^déH. '· \
„ Dat ik hémevénwel, diiiiddlijk;,moët zeg-
gen, Dat zo mijne yfiöhdëh in déè'ze óiider-
9, handeling 'èr 'op aringen , dai th .heßulten
moet om hém niet ή trouw én ^ ïk'mij verbin^
den zal'om bM tè'wille te mi^ dat zij
i, .mij toeftkeri om heiii te Seldovéii ^ dat ik' nooit·
„ dé Vrouw zal woeden van e^nï^en anderen
man, Zo lang hij ongetrouwd blijft^ of in lei-
^ νΊίή η: Dät ik biériil hètó gdaitl té gémeet wii
^ Eci ii köö-
:De HISTORIE'VAii
„ koomen, ter beantwoordinge van het wérk-eti
·, de moeite, die hij mijiien thal ven gen ómen, etf
,, de iDehandelingc die hij geleeden heeft: Schoort
„ ik hem te verftaen geéve, dat hij zigzelven,
,, ten grootênjdeele,'magdanken (ora dat Hij ^o^
zijnen goeden naam zo..,weinig agt heeft gé-
flagen) de veragcelijke^,ontmoetingen , die hij
gehad^heeft. „ ^ ' ..
Ik zegge iiem^ „ Dat ik, in dit mijn verhör
len verblijf j kan fchrijvenaan mijnen Neef Mor'-
den^ en hem , zo het mogelijk is, in mijn be-
lang overfiaalen. ' _ ^ .
„ Ik riiaake éenige aatimerkingen over zijné
voorgeilagene uitwegen, j, "
Gij .moet denken, mijne waarde, dat dit onge-
lukkig geweld mij aattgedaen , en deèze voorgë-
nomene vJugt, het noodzaakelijk voor mij maaken
om hem veel eer van ieder gedeelte van mijn ge-
drag reden te geeven, dan ik anders wel verkooV
zen zou hébben om te doen.^^f, ί
„ Het is niette verwagtëiiVzegge heni,
,5 dat uwéj Moeder ^zig in onruft zal fteeken, of
toelaat^n dat pij of de Hr. Hickman zulks ' doét
„ ora mijnentlialVen; En wat zijn voorilag belangt
dat ik naar:London 'zou gaen , ik ben daar fo
j, voiftrekt, onbekend bij iedêreen , en^hebbe zulk
e^ ilegt'gevoelen .van de plaatze , datik hét
geenzins in mijrie'gedagten kaii ne
,, wpards te gaen ; tèri zij ik , ; na verlóóp vaii
5, eenigen tijd., door,de Ladys van^zijhe familie
5,.mögt bewoogen'worden^''om haar te' vèrgii^
„zeilen, ^;v^.,'' ^^
3>
jj
Ji
5i
„ Wat' de bijeenkoorait a'afigaet, onii welk©
-ocr page 439-JOTFER CLARISSA HARLOm^ 457
If hij verzoekt, dat agce ik geenzins gevoegelijk;
,, inzonderheid daar het zo waarfchijnelijk is, dat
,, ik hem wel haaft zal zien. Dog zo 'er iets
,, voorvalle, 't welk mij hevyeege om van vopr^
„ neemen, ten aanzien van mijn vertrek, te vpr»
anderen, dat ik dan'dé eerile gelegenheid zal
), waarneemen om hem te zien, en hem mijne re-
„ denen te geeven voor die veranderinge, „
Ik maaite die^ te tninder zwaarigheid, niijne'
waarde, om dit te fch rijven , alzo het h^ni kon
bereiden oni het m^t meer geduld te drangen, zo
ik hem te loor ftelde; behalven dat hij zig zo ge-'
heel onberispelijk gedragen heeft, toen hij mij ee-
nigen tijd geileden in de eenza^me Houtrchuur'
overrompelde. '
Eindelijk , „ ^Beveele ik mijzelve , als cen^
verlegene'peribon, en enke^ ais 2;odamg , aaij
5, zijné eere, en in de befcherminge van de L·^-
dys zijner familie. Ik betuig^; nogmaal [uic den'
5, grond mijns harten, daar ben ik van vérzckcrd][
), mijn diep. hartzeer , dat ik gedwongen worde'
)) een ftap te doen, die mij zp mishaagelijk, eii
5, zo nadeelig rs voor mijne eere. En, ^είη ge-
3, zegd hebbende, dat ik verlof zal tragten te ver-
„ krijgen om het middagmaal te houden in het
„ Klimop-Zomerhuis (a), en Lijsje o.ïi de eene
^ e 3
», fa) Het Klimsp'.Zomsr.hnis (of Klimop-Prieel, pcliik Ii«
j> xemtijds in de familie gaiocmd wicrd) was ccnc plaatïe »
>1 waarin dceze jonge Lady, van pei) njeicje af, zeer veel.
,, \crmaak gefchcpt had. Zij picgt, in. de Zomermaanden,
,, menigmaal daarux te werken »en lecwiv,cn fcbrijvent .
eo cckeue», cn (als lucu ha^t tocU?t^ tc ouibij.eu, eiVji
bet
11
-ocr page 440-in I TT
JDe ^I^TORIE VAU
35 of andere boodfchap te Menden als ik daar' ben,,
5', i-aate ik de reil: aan hem over ; dog verbeelde
5, riiif, dat hec-omcrep"t Viet yiiren, een gevoe-
gelijke tijd zal zijn Voor hem om eënig teken
5, te geeven \ waardoor ψ] mij doe weetep, dat
5, hij bij der hand| is, φ voor mij onvde tuindeur
te ontgrendelen. "„
Ik voegde 'er met een poftfcriptvmi agter.
Dat alzo hunne agter^ogt fcheen toe te nee-
men , ik hem raade , dat hij op, de, 'gewoone
plaatze zo dikwijls zende pf zelve maake te koo·:
men, als mogelijk is, iii den tuflehentijd tot
Maandag-pgtend te Tien of Elf uuren; dewijl
,, 'er mogelijk iets zou kunnen gebeuren, V welk
„ piij van yoorrieemen deed veränderen.
O mijne waarde JuiFer Howe! —^— wat een
^roevig, droevig ding is de noodzaakeiijkhéid, die,
:mij wordt opgedrongen, ipt alle dee^e voorbe-
yeidinge en beftellmge!; '-- Dog het is ημ
I?
V
V
•i
^elaacl ——1. Maar.hoe 1 --— Te. laat^ zei-,
^e ik? — Wat een woord is dat! ——^ wat
^en fchrikkelijk ding, zo ik berauw ßond te krij-
gen , 'te vifjdßn , dat het te la,at was om het ge-
freesde kwaad te verhdpenl
bet middagtnaat, cn zoa^ijds oek haar avondmaal, te nee·
,, men} bijzohdcrJijlc als Juffer Howe, die daarin even veel,
,, bchaagen had , haar een bezoek gaf en haare ^aft was.
», Zij bcfchnjfr het in eenen anderen Brief (die niet voor.
het ligt is) als uitziende op een fchoon landfcijap gefchai'
,V kerd met gcKoomte, water, cn hcuvclagtig land} hetwelk
„ naar ïo ïeer' bebaard had, dat zè het had uitgetekend
„ het ftiikjc hangettde in haaic zaal, onder ccuißc andere,
ij^ van haarc tckeningeft- ' ' '
' - - ^'r-
-ocr page 441-Juffer CLARISSA HARLOWE. 43^
De Hr, Solmes is hier. Hij ftaet het middags
maal te hoqden met zijne nieuwp nabeftaenden,
gelijk Lijsje mij vertelt dat hij hen reeds noemt.
^ Hij tragtede mij nog eens in mijnen weg t^
geipoet te koomen : Dog ik haaftede mij naar bo-
ven tot mijne gevangenis, zo als iK van eene wan-
delinge in den tuin te rug kwam , om hem te
ontkoomen,
Toen ik in den tuin was, had ik de nieuws^
gierigheid om te zien of mijn Brief was wegge-
raakt: Ik kan niet zeggen met oogmerk om dien
weder te rug te neemen , zo hij niet v/cg waa-
re, dewijl ik niet zie wat ik anders kan doen, dan
ίΐζ gedaen hebbe; welke grillen, egter Γ toen ik
,VQnd' dat hij weg was, begon ik (gelijk als giiie-
ren-ogtend) te wenfchen dat het zo niet waare:
Om geen andere reden, geloöv« ik, dan om dat
die uit mijne magt was,
Eene wondei:baare vlijt van de^zen man! —
Hij zegt,' dat hij op die plaatz.e genoegzaam
woont; en ik denke het ook. -
I f , · .
Hij maakt, gelijk gq in zijnen Brief zult zien ,
g^wag van viérdeflèij gewaad, waarin hij zig op
, eenen dag vermomi;, Het is niettemin wonder,
dat hij niet van den, een of ander van onze boeren
^gezien is: Want het is onmogelijk,, dat eenig ver-
.momzel de welgemaaktheid zijner- gedaante kan
verbergen. Dog dit moet men zeggen, dat de-
wijl alle de omleggende landen in onze eigene
handen zijn, en 'er geen gemeene voetpaden nabij
.i?
^at gedeelte van den tuin, en door de Diergaari
de, en hét Hak-bófch loopen , 'er geen eenzaa?
aier nog onbetreedpner plaatze zijn kap.
Daarenboven'iijn zij te minder oplettende,
geloove ik,'op mijne vi^andelingen in den tiiiri',
en op mijn bezoeken van de menagerie, dewijl
zig verlaaten , gelijk mijne Moeij te kennen
gaf, op het (legt charafter van den Hr. Loyelace,
•i welk zij zo veel moeite gedaen hebben onï hem
aan 'te wrijven. Dit', denken "zij (en wel met
regt'^ '^diit rajj met angftige twijfFelingen moet ver-
vullen. En dan is de zorg, die ik tot nog toe
voor mijnen goeden naam gedragen hebbe, eene
andere waarbprg voor hen, Waare het niet van
wegens deeze twee dingen ', zij zouden mij gewis-
ïijk zo niet hebben behandeld als zij gedaen heb-
É)en; en mij tevens de gélegenheid open gelaaten',
welke ik verfcheiciene maaien' ^ehad hebbe ^ dm
weg te raakén, indien ik daartoe gezind ^eweeft
WareXa): En hun toeverlaat^op^deeze beide'bp-
weegredenen zou inderdaad welgegrond' gewéeft
zijn , hadden zij maar di'aagelijke maatregels ni^t
inij geliouden. ' " ;
Wijders, hebben zij mi^chien geen gedagteh
Op de agterdeur; als welkê zelden open koomt,
en uitgaet op eene plaatze die zo padeloos 'en
eenzaam is (b). Buiten deeze',' kan'er geen ander
•Λΐ
ν
si
..... . , i;. ■ '' .. m'
ί (a) Zij moeren b^iitcp twijffel verlaatcn qp <Je redenen,
welke zij bijbrengt : Dog hun voomaamftcifteun was op (ie
waakzaamheid van hunnen Jpfeph JLeman j zig weinig ver-
' beeldende, welk'een werktuig hij waarc'van den H,r. Lq-
j^elace. 'j'''
^ ibj Deeze wordt io ccaea afdelen 9ncf ταη haar (welke-
' ' hiel
-ocr page 443-JüFFÉR CLAtóSSA MARLÖWE.
>veg zijn om te ontvlieden^(zo hien al wilde) diin
langs de waterige Laan, zo vol van wellen, waar
langs uw knegc koomt aan de afgelegene'· Hout-
fchuur, tot welke Laan men zig moet nederlaa^"
ten van eerien ïioogen aarden-w3 , die de mena*'
gerie influit. Want wat den weg voor het Huis'
belangt, daarop kan men ^ gelijk ^ij weet, niec
koomen dan dooi' het huis heen, ep in het gezigt
van de zaaien, en van de knegts-kamer; eii dan
heeft men te gaen ovei* het open voor-plein, en
moet, "door het ijzeren hek , in her vol gezigc
tlijven, als men over het 'vl^ike veld gaet, wel
een vierde van eene mijl aan ^en ; · alzo de jo.ng-
geplante Olmen en Linden maii· wejnig fchaduwe
ên bedekzel verfchaffen.' ^
Het Klimóp-Zomerhüis is de allergèvoeglqk·^
pe plaatze van den geheelen tu;n , toe dit hart-
É Γ 5 ' ' ' joe-
/ ·
hicr cok niet is ingevocgd) aldus befchrcevcn, ' " ·> Eo
>», pige brpkken cn Painlwopcft ïijii 'cr, de<ïvei;blijfzels vau
ti cene Oude Kapei,' die hu ftaet' in hcc mi4dcn van, Ket
tt Hak-bofch ; hier cn daar ccn ovcrhoo^e Eifc >
j) met Klimop e» Maarencakken, in hei wilde op^eichoo-.
jj ten , als of het waare, om de akelige naarheid van dc
j, plaatze een heilig ontzag te gecven: Een hoek, daareubo-
}) ven, alwaar een roan voor eenige jaaren gevonden wierd»
» die zig verhangen had, 20 plegten wij, toen wij kinde-
„ ren waaren, en de dienftmeiden > ccnigermaate met fchrik
y, daaraan tc denken {terwijl ook uilen, ravens , en andere
» lelijke vogels hier hua verblijf hadden) als cene plaatze
>, daar geeften , kaboutermannerjes, en fpooken waarden:
5, Het eigenaartig uitwerkzel van de Eenzaamheid cn On-
,, kunde ten platten Lande : Welke Denkbeelden, vroeg
zijnde ingeplant, in dc gemoederen ligclijk huniie indruk-
^ zeis Dvcriaaten, wanneer zij nu al fterk genoeg geworden
„ zijn om diergelijke ligtgelooTigc dwaashedca in anderen
,, tc Ycr^gtcn.
i
r
roerend voome^men, alzo het niet verre is van de
agcerdeur, ep egter in eene andei^e dreef, gelijk u
vrel voorftaer. Daarenboven wordt het zelden
van. iemand anders bezogt, dan in de Zomèr-maan-
den, om dat het koel is. Toen ik in hunne lief-
de ftond, hadden zij 'er, om deeze reden dikwijls
tegen, dat ik *er mij lang ophield: -τ-— Maar
nu, kan 't niet fcheelen wat 'er van mij worde.
Behalven dat de Koude een ankervaß is, gelijk
jnijn Broeder gifteren zeide.
Dus verre zal ik wegleggen hetgeen ik ge-
Ichreeven hebbe. Wil mij uwe gebeden verke-
nen, mijne lyaarde; en uwe goedkeuringe, of
berispinge, van de flappen, die ik gedaen hebbe:
Want nog is het mogelijk niet geheel te Iaat, om
bet beftemde te herroepen. Ik ben
Uwe zetr toegemgene en getromde
Cl. Harlqwe·
hi
Waarom zendt gy dog uwen knegt met ledi-
^handen?
XLll
-ocr page 445-CLARISSA HARI^OWE. J^j
xll}. brief.
gufer howE| f^« 3Φ'' clariisa har·
I ^^
Uit uwe laatfte tekeninge van Tien uuren in
pwen Brief van heden , kondt gij denzei ven ter
bewuile plaatze niet lang gelegd hebben, voor dat
Robert hem 'er weg kréég. Hij reed hard , en
^ragt hem mij zo als ik van tafel was opgeftaen.
JVÏÊt regt moogt gij mij wel befchuldigen^
dar i^ mijn booc^e met ledige handen zende, aan-
gemerkt uwe Qmftandigheden; ^n egter zijn die
omftandigheden zelye (zo hachelijk!} ten deele
daarvan de reden: Want ik wiil inderdaad niet
wat ik fchrijyen zoude, dat gelchikt waare, om u
tQ zenden. - ■ ^
Ik had 'er heimelijk naar vernomen, hoe ik
kon bezorgen dat gij van Harlowe-Plaatze wierd
weggebragt, zonder dat het bleek dat ik daarin de
hand had; als die weetê, dat in de daad zelve ten
dienft te ftaen, en ondienll: te doen met de wijzs
daarvan, maar ten halven dienft gedaen is: Mijne
Moeder daarenboven zeer agterdogtig, en zeer
ongeruft zijnde ; en nog meer zo wordende door
de dagelijkfche bezoeken van uwen Oom Antonij;
^ie haar vertelt, dat alles nu op het punt ilaet van
bcflift te wqrden j eu hoopt, cjac haare Dogtor zig
m
m
daarmede op zodanige wijze niet bemoeijen ζαί,
dat zij « van de onderwerpinge aan hunnen wil
te rug houde. Hier kwam ik langs zulken weg ag
ter, dat ik 'er niets van kan reppen , of heUe zou-
Öen zi] daarvan op zodanige wqzelhooreH -, waarfïi
geen van beide zin zou hebben: En, kuiten dat,
zqn mijne Moeder en ik genoegzaan} ieder uur in
gekibbel geweeft.
" Ik vond meer zwaarigheid, dan ik verwagte-
ie (alzo de tijd bepaald was^ -en 'er geheimhou-
^uge vefeifcht "wierd, en daar gij mij z.q ernilig
Verbpodt om u in uwe gnderneeminge gezelfchap
te houden) in u een rijtuig te bezorgen, ll^dt gij
inij niet verpligt oiii mijne Moeder te orjtzien, dan
konde ik bet met gemak befchikt hebben. Ik kon'
zelf on^e eigene koets genomen hebben, onder
iiec een of ander voprwend?eI, en twee paarden
jpieer dap gewoonlijk daarvoor geflagen, zo het rnij
^ad goed^gedagt; en ik kon die, als wij te Lon-
don gekpomen waaren, hebben weeromgezondén,
zonder dat ieinand te wijzer waare omtrent de hyis-
veiHnge, welke wij genomen hadden.
Heer! ik wenfchte wel,, dat gij mij dit hadc
tocgelaaten. Ik denke waarlijk, dat gij al te zeer
naaiiwgezet zijt naar uwe pmitandigheden. Veir-
V^agt gij uzelve te kunnen bezitten in uwe gewQo-
ne bezadigdheid, en niet de minfte kreuk te ont-
vangen , in 't midden van een orkaan, die ieder
cogcnblili uw huis dreigt orii verre te waaijen?
Waare uw rampfpoed^,van uzelve vóortge-'
koomen, dat zoude eene andere zaak geweefl. zijn,
Dog daar alle de wereld weet waar de fchuld te
feggen is, dit vera^idert het gevalt ^
■' , Hóe
ii
li
r.
^ Hoe künt gij peggen dac ik gelukkig bèni
Öaaivmijne Moeder^ haar haar vermogen, alzo
5:eer eene medeftanderfe is van hufine boosheid te-
gen mijne waardfte vriendin, ais uWe Moeij, of
iemand anders? En die door de aanftookinge vaii
dien malkoppigen en zotten Oom vanu, welke
[droevig Schepzel daar hij is] haar houdt aan ba-
fluiten , dié haarer onwaardig zijn ^ ten voorbeelde
voor mij, als het U beliefte Is dit geen reden ge-
noég voor mij om eene verftoordheid op te gron-
den , die mij genoeg-kan billijken dat ik u gae ger
zelfchap houden; daar de vriendichap tuflchen ons
zo wel bekend is? r /
Inderdaad, mijfie Waardei het groot belang
vän- he^ geval in aanmerkinge genomen zijnde,
moet ik nogmaal zeggen^ Dat gij al.te kiefcfa zijt.
Denken zij niet alreeds, dat uwe onwilligheid om
in hunne haatelijke maatregels te treeden ^ ten
grooten deele aan mijnen raad te wijten is? Heb-
ben zij op dat vermoeden zelf 'onze briefwiflelingu
niet verbooden? Ελ hebbe ik eenige^r^en, teti
zij om , om mij te belaeunen wat zi|
denken?^" - ■ ■ " ' ■ r
Daarenboven -Welke i wanagtinge hebbe ik
dog uit zulken flap te vreezen? Wae nadeel? Zovt
Hiekman, gelooft gij, mij daarom ftaénjaaten? —
2o'"•hij,het deed, zoude ik mij des bekommeren?
—'—^— Wie is 'er^ diö eene Ziehheeftj die'niet
20u zijn aangedaen door zulk eene ^proeve vaft
vrouwelijke vriendfehap? ^
-j Dog ik ZOU mijneiMoeder kweliinge en ori-
lufl'verfchaiFen! " '—- Wel, dat is nog al ietsc
Dog geen meer kweliinge en oniuft» dan zij mij
f
fh
m
MrfïiTa
ire^!
m- ■'di.
ί
'i 1-?
ïii . SÈ HIsfÓRiÈ VA»
Verfchaft, doordien zij zig aïs een werktuig Iaat
gebruiken van mik een droevig Scliepzél , die hier
'allen dag heeti ilientert üic fpijt tegen mijne waard-
fte vriendin —— Wee hun èeMen, zo hèt met
feen dubbel oogmerk gefchiede! — Bekijf mij ^
•20 gij wilt: i^et kan mij niet fcheelen;
? Ik zegge het, en ik boude het ilaendei zulk
•eèti ilap zoude uwe vriendin verad'éten : En in-
•dien gij het nog wilt toelaatra, zal ik Lovelacé
zijnen poft uit de handen neemén; ën morgen a-
■vond, of Maandags voor dat zijn beftemde tijd
verfchijnt, zal ik in eene koets of chaife koomèn:
En dan, mi]ne%aardei zo wij naar wénfch weg
geraaken , ^ z^ll^n wij eéii Verdfag (en ^ wel op
zulke vobrwaai'deri als jiét ons belieft) met hen
Alleii aangaen. Mijnci.. Moeder zal blijde zijnj;
wedde ik, dät zij haare Dogjter weerom krijgt:
Èn Hickmaii zal huilen vati Vréugde bij tiiijne tè
tugkoomft; bf hij ,zal hét van droefhèid άο^η.
Dc^ gij zijt zó rögt ÈlTiilig boos op mij .we-
gens hfet voói'ilfellen van zulken ftap, eii gij hebt
altijd io veel vooi uwe zaak te zeggen, ^'elke dié
hók zijn 'mag , dat ik hét'verder fchroöme .aan te
dringen; —^ Wees alleeri zo go'ed (laatè ik'éf
dit nog bij doen) dat gij mij aänrrioedigt prft het te
iervattén, indien gij u nader" bedenkende ,'^ιen. de,
èaakèn wel ovefweegendé (en wel in dit ligt,' Öf
■iiet beft zij eiet'w//, of mee Lovèlace voort te
gaen) uwe Vieze ^org voó'r vmijnen goeden naam
kunt te bovèn koomen. Dät èen juffrouw met ee-
te juffröuw wegtrekti is zulle eene,fchandèlijké
iaäk niet, immers I en met geen ander oogmerk ^
p. om de venten te omkomen! — Wees al-
leeg
in
iiiiiriiiMiin-i'iirïïiït^
-ocr page 449-juFFER CLARil^A HARLOWÈ. ^f
ken zoogoed, zegge ik, dat gij üive gedagieä
feens over die punt gaen laat; en zo gij uwe zwaa-
fighedéh ten mijnen opzigte kunt tQ boven koo-
men, doe het; En dus zal ik van ditftuk voot
tegenwoordig afilappen; en mg bfegeevëtt tot ee·
hige paflagiès in uwe Brievéri.
Eén tijd zal 'er kootiien j hoope ik» dat ik iii
ftaat zal zijn om uwe zielroerende yerliaalèn te lèe^
zen zonder die ongeduldige bitterÜéid, welke tut
in mijn hart overziedt, eti in mijne pen zou vloei-
jen, ftond ik te treeden in de bijzdndérhedeii va|i
hetgeen gij fchrijft. Eri ik vreeze inderdaad ü tnq^
nen raad in 't geheel tè geevén^ of ü té zeg^it
wat ik in uwen gevallèdoeri zoude (ondeiiteldÄija-
de, dat gij nOg mijne aanbiedinge ziilt vail de
hand wijzen ; en ook vindende^ daartoe g^, bui»
ten dat , gëbragt of liever gejaagd zijt); óp dat'er
niet eenig kwaad op volgen moge: In wélken ge^.
valle, ik het mijzélve nooit zou kunnen vèrgeevem
En deeze bedeiikinge Heeft mijne jiWaarighedeii
vermeerderd in aan u te fchrijven j nu gij in eenef
20 hachelijke omftandigheid zijt^ en egtef den ée^
nigen uitweg weigert in te flaeri —' Dog ik zetdé»'
dat ik deezen fnaar voor tegenwoordig niét meer
zou roeren. Een woord egter nog, Sjf óVeif ftliyj
zo het ü belieft: Indien u eertig onheil ovèrkoo-
me, dan zal ik mijne Móeder eeuwig befchüldi-
gen ,- Inderdaad dat zal ik -—^- £ö
miiTehien uzelve j zo gij mijne aanbicdirige niet
aanneemt.. '
Pog een ding moet ik ü, iii uwe tegenwoor-
dige cmltandigheden en uitzigten, raaden: Het is
dit, Dat zo gij met den Hr. Lovelace voortgaet,
m
Μ
gij de eerde gelegenlieid de. befte waarneemt om té.
trouwen. Waarom zoudt gij, daar iedereeti'
zal weeten m^t wléhs bijftand', en in 'üjiem gezel-
fcHap 'gij uws Vaders huis verlaat,' gij moogt ook'
gaen waarheèii gij wik? Gij künt hem wel
in ontzag hóüdéritot Jat ^ér'HüwelijiisWoorwaar-
den opgefteld, en diergelijke zaakën iïaar uwen
zin geregeld'zijn: Dóg^a^eze kelf ^ijn zaaken var^
ipiihdér aanbelang in uw, bijzonder geval, dan zij
zijn zouden in dat van de meefte anderen : .En wel
cefft, Om dat, welke ook zijne andere gebreken^
zijn rribgén", niemand hem vöor een onedelmoe-
dig man houdt: VerVölgériSV^ Oé dat dë bezittin-
ge van uw. öoed- aari u moet Worden' overgege-
ven, zo /d'rä 'äls uw NeefMöi'dèn koönit^'Mie als
uw Voogd zal toezien dat'het gefchiedë; "^^e wel
Op beboorélijke wijze: tëÜ 3',den Óm da/ 'er geen
gebrek van'middelen is'' aari kant : ten 4'^en
Om zijné geheele^Yarnilieuhoogen ten
yiterftefi verfangt dat gij'haare Nabeilaende' wordt:
ien Omdät hij géén zwaarighéid maakt oni
u zonder voÖr\Vaarderi te oritvans-èrir Gij ziet hoé
hij üwe nabètendén dltoos verfmaäd heeft [wat
mij belangt., ik kan heiii dié föüt heel we^f ergee-
yeh: Ëri ik weeté niet,' of hét w él niet' èerie edele
zij]: Ën ik diirve zéggen Ï'dat^^ij u lievér| zonder '
eene fdielling, de zijtie, zou nóemendän'ondef
eenigé'Verpligtinge zijn aan déngeen en i iyelke hij
i\ zo weinig réden feft om té beminnen 7 als zij
hebbeti oin hem té beminnen. Gij hebt gehoord ^
dat zijne eigene Bloedverwanten zijnen hoogmoed·
digen gééft' zig zo vérre niet hebben kiinneh doen
......,
j
Λ
s r
ri Κ
li
WM
iä
- '
Juffer CLARISSA HARLOWÉ. 44^
yernederen, dat hij eenige gunit aan hen zou ver-
ichuldigd zijn., . / ^
Om alle deeze redenen ^ denke ik j dat gij té
minder moogc ftaen op het vporaf vervaardigen
van ^ Huwelijks;voorwaarden; Het is iderhalven
yoliirékt mijn gevoelen, dat ^ zo gij met hem weg- i '
Vekt , (En in dat geval moet gij hem laaten oor- '
deeien, watineer hij u veilig verlaacen kan, dai
moet gij ook wel aanmerken) gij de Plegcigheid I
niet behooït uit te ftellen;
Laat uwe gedagten ten emiligften over deezë
zaak gaen. Pointille koomt niet meer in aanmer-
iiinge vp het oogenblik af, dat gij buiten üws Va-
ders huis zijt. Ik weete wel, hoe geftreng gij mee
iegt geweeft zijt tegen die onverfchoonèlijke fchep-
zels, welker losheid j én zelf gebï'ek van ordent'·
lijkheid, haar in het zelve uur, gelijk ik zci?;gefi
mag, uit eens Ouders veniler heeft: doen fpringen
in .eens Mans bed . Dog, het charafter Vati
Lovelace in aanmerkinge neemende^ herhaale ik
mijn gevoelen, dat uwe Agtinge in hét oog dei?
wereld vereifcht, dat 'er geen uitftel in dit Γαιίζ
gemaakt worde, als gij eens in zijne magt zijt.
Ik ben verzekerd, dat ik geen fterker drimgi
redenen bij ίί behoeve in te brengen* ......^
Gij zegt, ter verfchooninge van mijne Moe-
der (hetwelk mijne vuurige Liefde voor, mijne
.^riendin zeer kwaalijk kan verkroppen) Dat w^
j^^mand niet behooren té befchuldigen over hec
niet doen van iecs^, hetwelk aan haare keuze ftond
öm het of te doen , of te laaten. Dit zou , in
gevallen van vriendfchap, al eene zeer naaukeurigö '
liirpluizinge verdienen. Zo de verzogte iisak viiü
II, Deel.r Ff 'groe-
450 De HISTORIÉ vak
"Μ. !Fi;'
■grootef.^^oïzelfvan evéngroot belang zij voor deti
perfoon , welke 'er om verzöge wordt, en het
waare , gelijk de oude fpreekwijze ^egt , een
dmrn uit den voet van eenen vriend té trekken,
om dien In Zijn eigen tê ßeeken; dan mögt men
daartegen iets te zeggen hebben. Ja, het zoude,
durve ik zeggen, een eigenbaatig ding in ons zijn,
fcene gunil van eenen vriend te vraagen , welke
dien vriend aan hetzelve of een evengroot onge-
mak zou onderwerpen, als dat, waarvan wij gaarn
ontheft waaren. De verzoeker zoude, in dit ge-
val , zijnen vriend door zijn eigen eigenbaatig
voorbeeld leeren , om met veel heter reden het
hem te weigeren, en eene vriendfchap te verag-
ten, die dus enkel in den naam beftond. Dog zo
wij , met minder ongemak voor ons zelveeen
vriend van een grooter ontheffen konden, dan
maakt de weigeringe van zulk eene gunfl: den wei-
geraar den naam» van eenen Vriend onwaardig:
Nog zoude ik zulk een, zelf niet tot fbinnen de
Buitenile Bekleedzels van mijn Hart willen jtoe-
laaten.
Ik ben wel bewufl:, dat dit zo wel uw ge-
voelen van Vriendfchap is ^ als het mijne: Want
ik beri de onderfcheidinge aan u verfchuldigd, bij
eene zekere gelegenheid; en zij behoedde mij
voor een zeer groot ongemak, gelijk u nOg wel
moet voorftaen.- Dog gij waart'er altoos voor
om verfchóoningen te maaken Vooyanderehmdi^n
in gevallen', daar'gij u zelve niet eene gegund
zoudt hebben. > ''
Ik moet bekennen, dat waaren deeze ver-
fchooningen voorde koelheid," of weigeringe van
l'äi
m \
\ >
f" '''
7.
V
-ocr page 453->„«8j',"")wa..-i ufaiii
juFFÉR CLARISSA HARLOWË. 45f ,(
èehe Vriendin gemaakt door iemand anders dan u ^
in eeri geval van zulk eene overgroote aangelegen-
heid voor haar zelve, eri Van eene zo geringe iri
vergelijkinge voor die geene, om welker befcher-
minge zij wil geagt worden té wenfchen; Ik, dié
altoos, gelijk gij dikwijls hebt aangemerkt, de uit-
werkzels tot in haare oorzaaken tragte na te fpoo-
iren, èoü gereed zijn om te vermoeden , dat 'er ee-
iie heimelijke, verzweegene neiginge was, die e-
Ven zwaar, of liever tw aar der weegQuäc, den uit®
flag vari het voórgeftelde (van hoe veel gewigé
ook) ligter deed vallen tian het gemoed van dé
verfchöoniler^ dan zij gaarn bekeiinen wilde.
Gij verftaet mij wél, mijne waarde. Dog
ïo tiiet, zal het al zo goed voor mij zijn; wanc
ik vreezedat ik 'er van li voor beMen zal, daé
iic zulk eene geddgte maar oppere,'of eenë leuzé
geeve, Welke gij mifichien, gelijk gij eéns in een ^
atidér geval déedt, met eenen beilraffendea trant
zult heeten, „ Niet bekwaam ^te zijn Vati eené
gelegenheid voorbij te laatén gaen om eenö
,y 'vertooninge van fchranderheid te maaken,
i, fchoon ten korte van die teerhartigheid^ Vv^elkei
mén aan vriendfchap én Üefde is verfchul»;
»i. digd. „ , , .
Wat bedtfidt hét, eehefoiit té bekéiinea, ji
Eonder die te verbeteren^ ziilt gij zeggen? -^^ ^ I
Daar hebt gij gelijk in/mijne waarde. Dog g^
weet , dat ik altoos één ftout fchepzel was -
Dat ik altoos groote toegeevcndheid Van nooden
hadi . En itiij heugt insgelijks^ dat ik dié
altoos genoot van mijne waarde Clariiïa. En ik :
twijfFele iiu niet aan dezelve: Want gij weet, hoé
F f 3. xecï
-ocr page 454-i
zeèr ik u lief hebbe ---- Zo het mogelijk
teebbe ik u meër lief dafi mijzelve / Geloof mij,
Biijixe waarde: En in gevolge van dat geloof, zult
gij in ilaac zijn om te oordeelen , hoe zeer ik ben
aangedaen van uwe tegenwoordige verlegene en
hachelijke omftandigheden ,· ^t welk niet wil ge-
doogen, dat ik zonder eene berispinge zelf die ge*
Ujkmoedigheid in uw eigen geval laare voorbij-
gaen, welke gij niet bezit in'eens anders, en om
welke alle , die u ooit kenden, zig altoos over u
verwonderden.
Ter aller uure zal mijn gebed zijn, dat gij
uit deeze hachelijke en verlegene omftandighedeix
verloft moogt worden zonder bezoedelinge van
dien fchoonen naam, welke, gelijk uw hart, tot
nog toe onbevlekt geweeil is.
Met deeze bede, twintigmaal herhaald, fluit
Uwe altoos-töegenegene=
Anna Howe»
fs
Ik fpoedde mij met deezen te fchrijven ; en ik
drijve Robert in alle haail met denzelven
voort, op dat gij in eene zo hachelijke om-
ftandigheid , zo veel tijd als mogelijk is γ
moogt hebben ter overweeginge van hetgeen
ik hebbe gefchreeven, over twee punten vaw-
zo groote aangelegenheid. Ik zal dezelve
nog eens met zeer weinige woorden ter neer
Hellen: " : ■
j, Of gij niet liever verkieft" voort te gaen met
eene van uwe eigener ; toet "uwe
i.i.'· , usv-'·,— '
ANNA HOWE ^ dan mee eenevan de
„ andere; met den Hr.LOVELACE?
En zo nkiy
Of gij hem niet behoort te trouwen 3 zo ra»
j, als mogelijk is? „
Jufer Clarissa Harlowe , aan Jufir
Howe.
5>
3»
i>
»
55
3>
J9
9»
l^Den vöorgaenden Brief nog nies ·
ontvangen hehhende\
Saterdag-namiddag,
Ik hebbe alreeds een opgetogen Antwoord,
gelijk ik het noemen mag , op mijnen Brief. ^
„ Hij belooft zig naar mijnen wil te fchikken
in allen opzigte: Keurt alles goed, wat ik voor-
ftelle; bijzonderlijk de afgezonderde huisvertin-
ge: En denkt dat het een gelukkig middel is, om
j, de hekelingen tegen te gaen van de Bemoeijal-
„ len en Onbedagtzaamen : En egter hoopt hij,
j, dat zo ik mij onder de befcherminge gaf van ce-
3, ne van beide zijne Moeijen (daar ik zo bdian-
,5 deld worde) zulks wel verre zou zijn van bij
eenig menfch in een oneerelijk ligt befchouwd
te worden. Dog alles vi^at ik gebiede of be-
iluite, zegt hij, moet regtmaarig zijn, niet--al-
leen ten aanzien van mijne tegenwoordige,
maar ook coekoomende Agtinge^ omtrent, wel-
r
9i
f,.
'm
^■-agtt^^'-Tiii I tiimnmit'
Isri-
Lm.
m
DE,HISTORIE vAü,
ke, hij zig zo hoopt te gedraagen, dat het hen\
vergund ^οϊάο, om, naaft mij zelve, meer daa
eenig menfch met redm zorgvuldig te zijn.
Hij wil mij alleen verzekeren, dac zijne geheele,
familie ten uïterften verlangen hun voordeel t»
doen met de vervolgingen, vi^aaronder ik zug-
te , om hun hof bij mij te maaken en zig in
mijne vriendfchap in te wikkelen., door mij
naar vermogen en met alle bereidwilligheid ten
dienft te ftaen ; zig gelukkig agtende, zo zij
eenigermaate het hunne kunnen toebrengen tot -
mijne tegenwoordige beyrijdinge en mijn toe-
koomend heil. „
„ Hij zaljdezen namiddag, zegt hij, aan Lord
M. en aan Lady Elifaber en Lady Sara fchrij-
ven , dat hij het nu in \ gezigt heeft om den
gelukkigilen man ter wereld te worden, zo het
niet zijne eigene fchuld zij; nademaal de eenige
vrouw op aarde, die hem zodanig maaken kan,
wel haaft buiten gevaar zal zijn van eens ande-
ren mans te worden; en hem onmogelijk eeni-
ge voorwaarden kan voorfchrijven , welke hij
het zijnen pligt niet ^al agten om in te wïl\\r
gen. „
„ Hij vleit zig nu,(daar mijnlaatfte Erief mijn
befluic beveftigi') dat 'er geen fclnOom voor
hem kan zijn, dat ik mijn voorneemen zal veran-
deren , ten zij mijne vrienden hunne wijze van
met mij te handelen veranderen ; hetwelk hij
maar alte verzekerdis, dat zij nietjdoen zul-
len (a). En nu zullen alle zijne Bloedverwan-
ten ,
■5, (a) Hij kon daarvan hc«l wel verzekerd zijn, daar hij
?>
3>
3J
9>
3»
d>
|(i
9?
\
η
3ï
Γ
V
3>
Juffer CLARISSA HAULOWE.
ten , die zo genegen en edelmoedig deel nee-
5, men in zijne belangen , zig beroemen en ver-
j, heifen in de vooruitzigten, die hij heeft.
Dus looflijk zoekt hij mij daarbij te houden,
„ Wat de middelen betreft, ten dien opzigte
i, fmeekt hij mij om dog niet bekommerd te zijn:,
Dat Zijn eigen Goed genoeg is voor ons beide;
,, 't welk niet in naam, maar weezenlijk, twee-
duizend pond 's jaars opbrengt, en wel kan
9) opweegen tegen zommige Capitaalen , die een
») derde hooger gefchat worden : Dat het nooit
9, bezwaard was: Dat hij geen fchulden heeft,
„ nog te boek, nog in obligatien; 't welk miffchien
meer te danken is aan zijnen ho.ogmo.ed^ dan aan
5, zijne deugd: Dat Lord M. daarenboven van
j, Yoom^Qm^n is ettiQ jaarlijkfch^^ rente van dui^
j, zend pond op hem te zetten bij zijne bruiloft.
5, En hiertoe , wil hij, dat zijne Lordfchap'meer
5, wordt aangenoopt door beweegredenen van
5, regtvaardigheid ^ dan van edelmoedigheid; al-
5, zo hij het flegts moet aanmerken als eene ver-
,, goedinge voor een Capitaal, 't welk hij in bezie
„ gekreegen , dog waarop zijne ('s Η ren. Love-
„ laces) Moeder regtmaatiger eifch had. Dat
„ zijne LfOrdfchap ook voorhad hem of zijne Hof-
5, ftede in Hertfordshire, of die in Lancashire over
3, te geeven, ter zijner eigener keuze of van zijn«
,, Vrouw, bijzonderlijk zo ik het ben. Welk alle;?
F f 4 „ het^
,, de behendigheid had vau ben ccn rad voor de oogen te
„ draaijen , door zijnen omgcko» cn huureling » cii ben
„ allen te doen zamenfpanucn ler bc*ofdetinj;e van zijn«
j, oogmerken, zonder dac zij het zelve wiiknj gelijk in cc-
,, u^i^e VÄU ïijne yoorgaciidc Brieven gcJooud is.
zien , i'öör dar ik mij eenigzins verder mee
hem inlaate ; indien ik hec zo wil hebben. „
Hij zegt, „ Dat ik* niet de minile bekomrae-
5', ringe ten opzigc van kleedlnge behoeve te heb^
ben : Alle onmiddelijke behoeften van dien
aart zullen met alle bereidwilligheid vervuld
worden door de Lady^s zijner familie: Gelijk hij
zelve (zo ik hem die eere wil toeftaen) den
hoogften roem zal (teilen , en het grootft ver-
maak zal fcheppen, in alle mijne andere te ver-
„ vullen.
„ Hij verzekert mij, Dat ik hem zal regee^.
ς, ren naar mijn believen, ten aanzien van al wao
„ in zijne magt is tot het bewerken van eene Ver-,
5, zoeninge met mijne vrienden. „ Een iluk,
>v;aarop hij weet dat mijn hart gefteld is.
„ Hij vreeft , dat de tijd hem naauWlijks zal
3, toelaatèn om te bezorgen, dat Juffer Charlotte
Montagüe mij te Sc. Albans opwagce, gelijk hij
3,- voorgenomen had dat zij doen zoude; de-
3, wijl hij verftaetdat zij haare kamer houdt mee
3, eene zwaare verkoudheid en zeere keel. Dog
3, zij en haare Zuiter beide , zo dra zij maar in
ftaat is om uit te gaen, zullen mij in mirjn afge-
3, zonderd logement bezoeken ; en mij bij Lady
3, Sara en Lady Elifabet, of die Ladys bij mij
5, brengen, zo als ik het zal verkiezen; en mij
naar fiiad vergezellen , zo het mij gelieft; en
,5 zo lang in dezelve bij mij blijven , ais ik 2al
s^ goedvinden daar te vertoeven, '
5, hec in 'mijne magt zal zijn om verrigt, en bei
hoorelijke Hiiwelijks-Vï)Oiwaarden opgefteld te
9>
9t
5J
»J
3S
Iß
s, Lord ]\1 zal mij ooik, op zulken tijd, en
^ » Of
mäm
'rTiÏiiiiiiir' 11'·ιιι
.....
-ocr page 459-Juffer CLARISSA HAÏILOWE.. jj^
^ op zodanige wijze ^ als ik zal goedvinden (dat
ï, is te zeggen , of openlijk , of heimelijk) een
bezoek geeven. En wat hem zeiven belangt,
als hij mij in veiligheid ziet, het zij onder hun-
ne jpefcherminge, of in de afgezonderde fchuil-
plaatze die ik verkieze, zal hij mij verlaaten/ en
mij niet beilaén te bezoeken zonder mijne toe-
laatinge. „ " '
„ Hij had al eens gedagt, zegt hij, als hij
5, hoorde dat zijne Nigt Charlotte ongefteld was,
j, om zijne Nigt Martha verpligt te hebben om -'"
„ mij op te wagten, het zij in of omtrent hesna-
„ buurig dorp, pf te St, Albans: Dog hij zegt, zij'
,, is een moedloos, vreesagtig meisje , en zou
,, ons dus maai' meer belemmerd hebben.,,
Dus ziet gij, mijne waarde, dat de ondeinee-
mrnge kloekmoedigheid en ilerkte, van geeft ver-
eifcht! ~—— En dat doet ze waarlijk! —--
Wat beftae ik dog te doen 1 -——
Hij zelve , het is duidelijk, agt hetnoodig,
dat ik het gezelfchap hebbe van eene van mijne
eigene Sexe. - Hij kon, ten minden , wel
de kamenier hebben voorgeflagen van eene der
Ladys van zijne familie. --Lieven Heer! ——;
Wat beftae ik dog te doen! --—
% ^ m
Hoe verre ik ook, na dit alles, gegaen ben,^
ik weete niet anders, of ik kan nog wel te rug
treden: En zo ik die doe, onderilelle ik, dat'er
een doodlijk gevegt uit volgen zal. - En
wat dan , zo dit gebeure ? —— Konde 'er maar
3)
J>
3)
J>
5>
k
i
-w.,
-ocr page 460-De HISTORIE van
m
cenig middel zijn om deezen Solme^te ontkoomen,.
€ene breuk met Lovelace zou den weg kunnen
baanen tot hec Ongehuwd leeven, het weik mij zo
zeer bovenal behaagt: En dan zoude ik de Sexe
veragten. Want ik zie niets dan moeite en kwei^
linge, 't welk zij de onze toebrengen: En als
men eens met hen heeft aangeflagen, is men ge-
noodzaakt met hen voort te gaen , met tedere
voeten treedende, op doornen, en fteeds fcherper
doornen, tot het einde toe van eenen fmertlijken
weg.
Wat ik doen moet, v/eete ik niet. Hoe .
meer ik 'er om denke, iioe· meer ik 'er in verwar-
re ! ——- En mijne vertwijifeiingen zuilen
Herker worden, naar maate de bcilemde tijd meer
nadert.
Dog ik zal beneden gaen, en eene kleine
wandelinge in den tuin doen ; en deezen weg
leggen, met alle zijne Brieven, behalven de twee
laadle; welke ik in mijnen volgenden zal inüui-
ten, zo ik gelegenheid hebbe om eenen andere«
nog te fchrijven,
OndertuiTchen , mijne waarde Vriendin —
Dog waarom kan ik u verzoeken te bidden ? —--
Vaarwel dan ! -r- Laate ik alleen zeggen
m
---Vaanvel! -
Κ
-ocr page 461-Juffer CLARISSA HARLOWE. '475
i
Jufftr Clarissa Harlowe, aan
Howe,
\Ten antwoord op den XLII. Brief.']
ί
Zondag-ogtend^ den· 9 van ApriU
Denk niet, mijne beminde vriendin, fclioon
gij mij in uwen van gilleren eene geflrenger
proef gegeven hebt van hetgeen ik , niettemin,
moet noemen uwe onpartijdige hiédQ^ dan ik
ooit nog van u ontvangen hebbe, dat ik daarover
op u misnoegd zal zijn. Dat zou zo veel zijn als
mij re ftellen in den ongelukkigen toeftand van ee-
nen Koning: Dat is te zeggen, De gelegenheid
af te fnijden van mij mijne fouten ooit te hooren
melden; van ze ooit te verbeteren; en Gelegen^
heid te geeven, dat de opregcfte en vuurigfte
vriendfchap voor mij nutloos wierd-
En daarenboven hoe helder, hoe edel brandt
in uwen boezem de heilige vlam der vriendfchap;
nademaal zij u kan aanzetten om de ongelukkige
Lijdfter eene minder maate van ijver in haar
eigen geval toe te fchrijven , dan gij voor haar
hebt, om dat zij zigzelve zo verre tragt te ont-
doen van Eigenliefde , dat zij aan andere de
vrije keuze overlaate , waartoe zij regt hebben!
—τ-—^ jiebooïe ik ti, mijne waarde, te befchul-
ft/
Λ
iSfrirFirTire '-ιιι·
-ocr page 462-- De HISTORIE van
^igen, behoore iïc mij niet eer over u te verwon-
deren wegens deeze blaakende liefde?
Dog niet te min , op dat gij niet moogt
denken, dat 'er eenige grond is voor een vermoe-
den , hetwelk (fchoon het zijne opkoomft aan
uwe vriendfchap verfchuldigd zij) mij^ zo 'er die
nvaare, ten uiterften onverfchoonelijk zou laaten;
zo moet ik, om mijzelve regt te doen, verklaaren,
Dat ik mijn eigen hart niet kenne, indien ik iets
hebbe van die heimelijke en verzweegene neigin·'
ge^ met welke gij eenige andere huiten mij be-
tigten zoiidt: Nog ν ah 4e gewigtige uttßag van
het voor gefielde ligt; voor mijn gemoed* En
nogthans moet ik uwe Moeder verfchoonen, al
waare het maar uit deeze enkele aanmerkinge ,
Dat ik zo niet kon ftaat maaken op haare gunil,
gelijk ik konde op die van haare. Dogter ^ dat ϋς
den eifch van vriendfchap tegen baar zou doen,
aan welke ik, als de Moeder van mijne waardile
vriendin , een eerbied verfchuldigd ben, welke
naauwlijks beilaenbaar is met die zoete gemeen-
zaamheid , die eene van de noodwendige ver^
eifchten is in dien' Heiligen Band, waardoor uw
hart en 't mijne in een verknogt zijn.
Hetgeen ik derhalven" ver wagten mögt van
mijne jinna Howe, behoorde ik niet te verwag-
ten van haare Moederwant zoude het niet heel
vreemd zijn, dat eene perfoon van haare ondervin-
dinge wierd befchuldigd, om dai; zij haar eigen
oordeel niet liet vaaren , daar het gevolg van
dus te doen voor haar zou zijn, dat zij zig in on-
ïuft ftak, gelijk zij vrceiï, met eene faraiiie, met
welke zi] in goed veriland geleefd heeft", en ten
vöoft
/
voordcele van een kind tegen haare ouders?
Däiir zij biiiten dat zelve ook eene Dogter heeft:
—----En wel eene Dogcer , met uw verlof
dat ik het zegge, voor welker leevendigheid en
bekoorelijken geeft zij rchroömagtiger is dan ze
behoeft te zijn, dewijl haare regt moederlijke zor-
gen haar meer' doen vreezen van haare jeugd^ dän
zij hoopt van haare vobrtigtigheid; welke zij zel-
ve niettemin en alle de wéreld weet, dat hiHief$
haare jaaren is.
En laate ik hier bijvoegen, Dat wat gij ook
edelmoediglijk, en ingevolge van eene blaakend^
genegenheid jegens uwe ongelukkige vriendin ,
ten deezen opzigte voor mij, of ilraflijk tegen ee-
nige moogt aandringen, welke mij befchermingé
moge weigeren, in de ongemeêne omftandigheden
waarin ik mij bevinde; ik éenig vermaak genie-
te , van in ftaat te zijn om onbéhoorelijke verWag-
tingen op mijne toegeevênde vrienden te bedwin-
gen, wat mij zelve ook uit die omftandigheden
moge overkoomen; want het Zoii mij het uiterit
verdriet geeveft , gaf ik door mijiie eigenbaatige
vrijpoftigheid gelegenheid tot zodanige beriipinge,
die mij te keniien gaf, dat ik eene onredelijke
hoope gevoed had; of, volgens de fpreekwijze
door u gemeld ^eenen Doorn gewenicht te tréhkerk
uit mijnen eigenen voet y en denzelvenjn dien
van mijne vriendin te fleeken. Nog zoude ife
beter op mijzelve vergenoegd zijn, inilien ik vart
mijne goede JufFr. Norton geleerd hebbende, dac
de befte ichoole is die der verdrukkwge ^ eer
leerde ongeduldig zijn dan het tegendeel uit: de
leffeïi, weike ik genoodzaakt ben mij daarin-ei-
^ea
f
gen te raaaken; èn indien ik ovöi· de v'efdienßen.
^an anderen oordeelde, naar dat zij mij genegen-
heid betoonden; en dat wel ten kofte van haar ei-
jgen gemak en van den vreede haars gemoeds.
Want is Dit niet zo ved als te onderftelien, dat
ik zelve altoos gelijk hebBe; én dat alle, die niet
te werk gaen zo als ik het wel zou willen hebben j
geduurig oögelijk hebben ? Kortom, van mijne
zaak Gods zaak te maaken , in den zin van
des Hren. Solmes jammerlijke drangreden tegen
mij?
Hoe ^kwijls, mijnë waarde, hebben gij en
ik deezeii eenzijdigen geeft in anderen getragt te
'ontdekken en te beilraffen?
Dog ik weete, dat gij ü iiiet altijd te vreedén
houdt inet te zeggen, hetgeen gij denkt dat met
regt gezegd mag worden ; maar dat gij, om de
Uitgeilrektheid te toonen van een dóorzigt« 't
welk tot den bodem van eenig onderwerp kan
doordringen, vetmaak fchept in alles te zeggen
of te fchrijven, wat gezégd^ of gefchrèeven, of
'têigedagt worden kan^ bij zulk eene bijzonde-
re gelegenheid; en dit wel ten deele miiïchien ,
óm dat gij begeert [Vergeef het mij, mijne waar-
de!] dat men ü meeftere's ügrö te zijn van eene
fchranderheid, die voorziet wat 'er zal gébeuren.
pog wiö zou wenfchen eenen verfriflenden ftroom
af te leiden of te doen iiitdroogeii, om dat die
ons nu en dan door zijn overvloeijen eenig gering
ongemak aandoet? Met andere woorden, wie zou
de leevendigheid van eenen geeft niet invlijen, die
yoor eene fmertlijke aandoeninge een honderd jver-
I»
JüFFER CLARISSA HARLOWE. 4gf
iiiaakelijke aanbrengt? En de eene in gevolge van
de andere ?
Dog nu koome ik tot de twee punten in u-
wen Brief, welke mij op he^^gevoeligft ter harten
gaeri: Dus ftelt gij dezelve ter neer :
Of ik niet liever verkieze vöbrt te gaen
„ [aanrtootlijke woorden !] met eene
,, van mijne eigene Sexe; met itiijne AN-
„ NA HOWE —- dan iiiet eenen
,, van de andere'^ met den Hr. LOVE-
LACE?
En zo nkt^ ^
Of ik hem niet béhoore te tfouWénj zo dra
„ als mogelijk is ?
Gij weet mijne redenen ^ mijne waarde ^
Waarom ik uwen voorflag verwerpe, en zelf ern-
ftig begeere, dat het ή iet Zij dat gij mij da
hand biedt in eene onderrieeminge ^ Welke een
wreede nooddwang mij bewoog in ttijne gedag-
aantegaen ,
i
f
ten te neemen om
en waarvoor gij
dezelve reden niet kunt inbrengen. Op deezen
voet, mögt uwe Moedér ^wel ter degèn ongeruiÉ
2iijn over onze briefwifleiinge, niet Wêetehde aati
welke ongemakken dezelve haar en ti zou küfinert
onderhevig maaken. —^——— Indien ik naauwlijks
te verfchoonen ben j dat ik denke, oih van,mijne
öngunftige vrienden weg te trekken y wat kondc
gij dog voor uzelve te, zeggen hebben, ftöndt gij
eene zo toe ge even dé Moeder te verlaatent Ver-
moedt zij ^ dat uwe gloeijendé vriendichap u tot
eene geringe onvoörzigtigheid kan verleiden?
én geeft dit vermoeden' u aanilopt? En ^oudt.gij,
uit gebelgdheid ^ haaf^eh der wèreld willen" tod-''
nen,.
J>
neh, dat gij willens u verloopen kunt in de groor^:
ße dwacüingé , waaraan eenige van onze fexe
zig kan. fchuldig maaken ? >
En is het uwer edelmoedigheid waardig, [ik
Waage u, mijne waai'de ^ is het wel ?] dat gij
denkt om zulken onpligtmaatigen flap te doen ν
om dat gij gelooft, dat uwe Moeder blijde zou
zijn als ze u maar wederkreeg?
Ik verzekere li, dat ilohd ik zelvé deezeii
ftap te doen, ik liever alle gevaar zoü willen loo-
péii , dan dat gij mij daarin zöudt vergezellen.
Denkt gij, dat ik begeerig ben öin liiijné fchuld
in het oog .der wereld-^Ätf/ en Ürieduhhel te
Wzwaarén ? iti hét oog van die wereld , welke ^
hoe wreed ik ook behandeld ben, {met alles wee·^
tende) mij niet zou ontfchuldigen ?
Dog, fnijné lieffte en liefhebbendile vrien-
din, iaate ik u zeggen, ;dat geen van ons heidè.
zulken ftap zal doen. De,wij?è, op welke gij ii-
we viaagen vgprftelt, overtuigt mij overvloedig,'
dat ik, iiaar uw gevóélen,.,hec niet behoore
dernèémen. Gij bedoelt órigetwijiFeld, dat ik het
zo zal opvatten; en ik,danke u voor de niet min
heufche dp kragtigé pvèrtüiginge. . | !
tïet geeft mij eeriig'genoegen (de zaak iri'^
4it ligt befchouwd zijnde) dat ik al begonnen had
te wankelen, voor da( ik uwen laacften ontving.'
En nü Beiigte ik u , dät die mij volftrektlijk yalt
heeft'doen (lellen om mV? voort te gaeti; ten
minften, morgen niet; ' . , _ ,
Indien Gij denkt,.mijtiè waarde, dat de uit-^
ßag van Jwt voorgeßeide ' (p\\i uwe eigene woor-^
den te gebruiken) mijn gemoed %o ligt, valt', kort-
Μ;
ι "ι
Ut^
i: 'if
-ocr page 467-jüFFEil CLARISSA HARLOWÈ.
iim, dat mijne nelginge onhetaamelijk is; de we^
r'eld zou mij mét veel mihder fchroom behandc'
len. Daar gij mij derhalven voor oogen hoüdt, dat
het uit is met allè pUnHlle ^ zo dra ik buiten mijn^
Vaders huis hen; en te kennen geeft > dat ik heÉ
aan het oordeel vati den Hr. Lovelrfce üioec (lellen,
Wanneer hij mij veilig Kan verhaten ; dat is tei
zeggen, hem de keur geeven óf hij mij verlaatcii
Wil of niet; Wie kan deezè bedenkingen verdraa-
gen, wie kan bèfluiten zig aan deeze ongemakken
te onderwerpen, die het Iluk nog in haare eigené
magt heeft om te befliiïen ?
Terwijl ik alleen dagt oiti dé oiitvlugtingë
uitD/Vtóx, als eene onrvlugtinge, van den i-tó
Solmes; dat mijn goede naam reeds nadeel had
geleeden door mijne opiluitinge, en dat het nog
aan mijne eigene keuze Zón itaèn , om den Hr.
Lovèlace of te tróuwen, of hem geheèl re ver-
werpen; iioe ilout de ftap ook ivaai'e , dagt ik,'
daar ik diis behandeld wierd, dat 'er ietä ter ver-
fchooninge van denzelveti gezegd kon wordeti
—— Zo al niet bij de wereld , bij mijzelve: Eit.
van zigzelve te worden vrij gekend^ is een zegen
hooger te waardeeren dan het gevoelèn van alle
de wereld. Dog, na dat ik dié loiTe kleuters ten
geilrengilen hebbe gehekeld, gélijk ik altoos ge-
daen hebbe, die ter zei ver u ure', gelijk ik zeggen
mag, dat zij uit haaré kamer zijn ontvloqden, zig
Voor het Altaar geileld hebben , 't welk getuige
llaet te zijn van haare onpligtmaatige ligtvaardig^
heid; na dat ik van den Hr. Lovelace bedongen
hebbe dat hij mij tijd zal geeven, èn dat ik het
0indelijk aan mijne keuze zal hebben of ik hem
II, Deel Gg
De HISTORIE VAW '
'voil aanneemen of verwerpen ; en dat hij mtf
verlaat en zal, zo dra ik in eene veilige plaatzt
hen (waarover , gelijk gij aanmerkt, het oordeel
aan hem moet ftaen) ; en na dat hij mij heeft ti
kennen gegeven, dat hij deeze voorwaarden in·
willigt; zo dat ik, indien ik al wilde^ dezelve
niet kan herroepen, en fchielijk trouwen; --
Zo ziet gij wel, mijne waarde, dat 'er niets voor
mij overblijft, dan te befluiten om niet met hem
weg te gaen.
Maar hoe zal ik , bij deeze herroepinge vim
het beflemde, in ftaat zijn om hem te vreeden te'
ftellen?
Wel hoe! - Het voorregt van mijne
Sexe handhaaven! ———^ Aan Deeze zijde van
de Plegtigheid heeft hij immers geen regt oni
misnoegd te zijn. Daarenboven, hield ik niet de
magt aan mij om te rug te treeden, indien ik het oir-
baar dagt? Waartoe, gelijk ik vraagde in het ge·^
val tufTchen uwe Moeder en u, heeft iemand eene
vrije keuze, indien het gebruiken daarvan dengee-
nen , welken men iets weigert, regt geeft om het
kwaalijk te neemen ?
Verre , verre zou 'er het van daan geweeil
zijn, dat Oiegeene, welke volgens de Oude Wet,
7:egt hebben om de belofte van een kind te oni^
hinden of te beveßigen , aan de mijne hun ze-
gel ^iouden gehangen hebben, al waare die nog
zo plegtig geweeil (a). Dog dit was eer eene
be-
is.) Z'e Numer, XXX. Alwaar verklaard wordt, wier ge-
loften verbindende zullen zijn , en wier nkr. De geloften van
«enen Man, of van eer.e Weduwe worden daar onveibrecke-'
lijk uiigcfpiokeui om dat zij bun eigen xneeflcr en aan geen
an-
Ék
jüFFER'GLARISSA ÏMlÖWÉ. 4(^7
Véjtheidinge dan ^eene belofte : En onderilel al
eens, dat het het laatfte ivaare; èn dat ik aah
zelve geen vrijheid behouden had van het te her-
roepen ; moefl; het dan nog heter en rijper o-
verweeginge buiten fluiten? --Dit zo zijnde^
hoe onbehoorelijk w^as het dan dezelve te gee- ,
ven! -- Hoe onedelmoedig om daarop tQ
ahJet hulriijk gezap; btidicrworpen zijn. Dog de gelofren vart
CCHC Ongehuwde Vrjjftcr , en van cenc getrouwde Vrouw i
indien de Vader van de eene , of de Man van de andere'·,
zig daartegen verklaatcn, 20 dra Zij dezelve te wccteii Ιίαο-·
inen , zullen van geeti kragt zijn.
-Een ftuk, het welk zeer noodig ίς re weeteh; bijzonderlijfe
voor alle jonge Juffers , welker" argliftigc aanzoekers haac
hïaar al te dikwijls doqr gclofrcn tragten'te verftrikken; eii
dan Confcicntie en Ecte aandringen otu haar aau bet uitvoe-
ren van Haar gegeven woord te houden.
Hst zal niet kwaad zijn, de woorden zelve hier aan ré
haa'en.
- Vers 3. Als eene Vrouw den Heere eehe gelofie zal beloofd
^hben , en hanr met eene ■verbintenis in het huis häars Vaders
in haare jongheid zal verbonden hcbhen ;
' 4. En haar Vader , haarè gelofte , eh haare verbintenis i
ntaarmedè zij haare ziel verbonden heeft, zal hoorcn , en haar
Vader tegen haar zal ßilzwygen} zs zullen alie haare gelofteri
heßaen , en alle verbintenis ^ 'ivaarmedt zij haare ziel verbon'
den heeft ♦ zal beflaen. __ ;
5. Maar indien haar Vader dat zal breekeny ten dage als hij
het hoort,, alle haare geloften en haare verhintenipn, uiaar-
mede zij haare ziel verbonden heeft, zullen niet beflaen · Èn de
Heere zal het haar vergeeven^ want haar Vader heeft ze haar
doeh bteeken.
Hetzelve geldt in het geval van eene Vroui^, gelijk boven'
gemeld is. Zie vs. è, 7» 8, cnv. ——— En ailles worde
dus plcgtiglijk beflooten:
Vers i k. 'Deeze zijn de Inzettingen y welke de Hetre aan
'l^ofes geboden heeft-, iujfchen ten Man en zijiie Huisvrouwi
luffchen een Vaderen zijhs Dogtsr j zijnde in. haute joft^htid,
ten hmu haa rs Vader si
I ' Dß HISTORIE'VAM
ihcn ! —-En hoe bribehoorelijker nog , ora
ze te houden! -- Is 'er eenig man die leeft ,
welke toornig behoort te zijn, dat eene vrouw,
welke hij ten geenen dage de zijne hoopt te noe-
men , ecne ligtvaardige belofte zal weigeren te
houden, als zij, na bet rijpil overleg, overtuigd
is dat het eene ligtvaardige was!
Ik befluite dan, om deeze eene beproevinge
nog uit te ftaen van aanilaenden Woensdag ^^—
of, miiTchien moeft ik liever gezegd hebben , van
Dingsdag-avond , indien mijn Vader zijn voor-
necmen houde oni in perfoon te tragten, mij de
Huwelijks-voorwaarden te doen kezen ^ of hooren
iéezen, en dan tekenen, - Dat>, Dat moet
de groorfte beproevinge van alle zijn.
Zo ik gedwongen worde om ze 's avonds te
VOO ren te tekenen - Dan (^onze lieve Heere
xegene mij !) moet Alles, wat ik vreeze; natuu-
ïclijk volgen, op Woensdag. Indien ik hen kan
overhaalen door mijne gebeden [MiiTchien zal ik
in flaauvvten vallen ; wanc het eerfl: gezigt van
mijnen Vader, na dat ik zo lang uit zijne tegen-
woordigheid ben gebannen geweeft, zal mij groot-
lijks aandoen - Indien,ik hen kan overhaa-
len , zegge ik , door mijne gebeden] om hunne
oogmerken te laaten vaaren ; of om den dag op
te fchorten , al is het maar voor eene week; zo
I-liet, maar voor twee of drie dagen ; dan zal
Woensdag nog een dag van ligter beproevinge
Άψϊ. Zij zullen mij immers wel tijd geeven oni
niij tc bedenken; om bij mijzelve over de zaak te^
redenkavelen. Dit zal geen helooven zijn. Alzo
ik geen pooginge gedaea hebb^ pra weg ce geraa-
ke©^
-ocr page 471-Juffer CLARISSA HARLOWE. '475
ken, hebben zij geen reden om agterdogt op mii
te hebben; en dus kan 'er, in den uicei-ften nood,
nog wel gelegenheid voor mij zijn om weg te
trekken. Juffr. Norcon ftaet bij, mij te zijn : Die,
fchoon ze daarover moge bekeeven worden, zal
wel, als het tot het uiterft koomt, voor mij fpree-
ken. Mijne Moeij Hervey zal zig mogelijk , in
zulken gevalle, bij haar voegen. Miflchien kan
mijne Moeder ook wel worden overgehaald. Ik
zal voor ieder, een vooreen, knielen om ze mij
te vriend te maaken. Zommige van hen hebben
mij gefchroomd te zien , op dat zij niet ter mij-
ner beguniliginge zouden bewoogen- worden :
Geeft Dit mij niet eene redelijke hoope , dac ik
hen beweegen mag? Mijns Broeders raad, voor-
heen gegeven, om mij ter deuren uit te zeccen op
genade van mijn ongelukkig noodlot, mag weder op
den baan gebragt, en doorgedreeven worden: Qau
zal ik in geen erger omilandigheid'zijn dan nif^
ten aanzien van het misnoegen mijner vrienden;
en dus verre in heter ^ dat het mijne fchuld niet
zal zijn dat ik" eene andere befcherminge zoeke:
Welke zelf dm die van mijnen Neef Morden be-
hoort te zijn, eer dan die van den Hr.^ Lovelace^
of iemand anders, ,rr
Mijn hart, om kort te gaen ^ fpelt mij min-
der kwaad, als ik befluic neeme,-daH of'ik
cm het eender denke: En in zulken Herken drang,
waarin de wil geen deel heeft' ,' is hetom
.zo te fpreeken , zo veel als de Conjcientie, En te
regt waarfchiiwt de wijze man : „ Blijf vafl bij
,,, den raad uws harten , \yant gij hebt niemand
j, getrouwer dan hetzelve: Want de ziele des
Q; g$ Λ 5, man^
üii
-ocr page 472-mans pleegt zonicijds meer te verkondigen, dan
,, zeven wagcers die op eenen hoogen wagc-toren
,, zitten (a). „
Vergeef mij deeze ongefchikte bij mijzelve
gehoudene redeneeringen. Ik zal hier fluiten:
En van itonden aan gaen zitten aan eenen Brief
van Herroepinge aan den Hr. Lovelace; hij mag
^let opneemen zo hij wil. Het zal ilegts voor
hem eene andere proef van geduld zijn. Voor
mij van oneindig veel aanbelang. En heeft hij
niet beloofd geduld te neemen en zig te vreede
ie houden, op de onderilellinge dat ik van voor-
»eemen veranderde? ·.
^ufer clari5sa Harlowe, aan Jtifer
Howe·
.Zondag-ogtend^ {dm ^ van Aprify^
Niemand, fchijnt het, zal heden ter kerke
^aen." Geen zegen is 'er te vervvagten miiFchien
pp oQgmerken, die zo wereldsgezind, en in zom-
iDi^ezo Vin-eed zijn. ' ' '
Zij hebben een wantrouwen bij zig, dat ik
'eenigen aanflag in mijn hoofd hebbe. Lijs'heeft
mijne kleederen' doorgekeeken. Ik vond haar,
«oen ik boven kwam van het wegleggen van mij-
nen Brief aan Lovelace (want ik fjebhe gefchree-
Ven) onder dezelve fnuifelen \ want ik had deii
' · " fleu,
(a) £ff/»i. JCXXVII. 14, lÄ«^
Ä70
Jufeer CLARISSA HARLOWE, φ ·
fleutel in het floc gelaaten. Zij kreeg een koleur,
en was beteuterd dat zij dus betrapt wierd. Dog
ik zeide alleen, Ik zoude met den tijd aan aller
Ulje zoort van behandelinge gewennen. Zo zij
haare ordres had ----- die waaren yoor haar
genoeg. ' '
Zij bekende, in haare beteuteringe, dat,'er
een voorftel was gedaen om mijne Wandelingen
te befnoeijen ; en het verflag,, dat doen zou-
de, zou niet ten mijnen nadeele zijn. „ Een van
mijne vrienden, zeide^zij, beweerde ten mijnen
voordeele. Dat hetjUiet noodig was , mij onder
naauwer bedwang te Hellen, nademaal het drei-
gen van den Hr. Lovelace om mij met, gewel4,
te ontzetten, zo ik naar mijns Ooms gevoerd zou
^ijn, eene overtuigende blijk was dat ik geen
toeleg had om willens naar hem toe te loopcn;
en indien ik zulks ik dan wel toeberctd-
zels van dien aart voor deezen gemaakt zbu
hebben,· en, zeerj^^waarfchijnelijk, in dezelve ont-
dekt zijn, --- Hieruit wierd ook beflooton,
dat 'er geen reden was om te twijffelen, of ik zou
mij ten laatften onderwerpen. En, voegde het
ftout fchepzel 'er bij , zq^gij dat niet voorhebt ite
doen, Juffer, koomt uw gedrag mij vreemd voor
. -tr-— Dus wift zij het alleen oveieen te brengen;
"Dat ik zo verre was gegaen, dat ik niet wift'hoe
, ik 'er met goed fatfoen zou afkoomen: En zij ver
beeldde zig, dat ik in de volk vergadéringe , Op
Woensdag, aan den Hr. Solmes mijne hand zou
geeven. En dan, zeide de vrijpoftige flons, ge-
lijk de text van den geleerden Dr.'^Brand voorlée-
pg 4 '' to
-ocr page 474-De historie vah .
den Zondag genomen zege j Zal Vr vreugde ztjti^
jn den hemel-
Deeze is de zaakelijke inhoud van mijnen
Brief aan den Hr. Lovelace:
„ Dat ik redenen hebbe van het grootfl: be-
lang voor mljzehe (en welke, als hij ze weet,
hem voldoen moeten) om voor tegenwoordig,
,, mijn voorneemen op te fchorten van mijns Va-
,, ders huis te verlaaten : Dat ik hoope hebbe,
3, dat de zaaken nog tot een gelukkig befluit kun-
,, nen gebragt worden , zonder eénen ftap te
3, doen, welken niets dan de uiterfte noodzaake-
3, lijkheid kon regtvaardigen: En dat hij mag ilaat
maaken op mijne belofte , dat ik eer wil iler-
ven , dan mijne toeilemminge geeven om den
3, Hr. Solmes te trouwen. ,,
En dus nu, maake ik mij gereed om den
aanval uit te ilaen van z'jn fchreeuwend antwoord.
jPog dat zij zo het wil, daarvan kan ik zo veel
aandoeninge niet hebben , dan van de Vreeze
voor hetgeen mij aanftaenden Dingsdag, 'of
Woensdag moge overkoomen, want die vreeze
neemt nu mijne geheele aandagt in, en maak:
|nij tot in mijn hart benaaud.
Zondags vier uur en \ namiddags,
Γ ' ' ■
Mijn Briefis '^r nog niet weggenomen
Indien hij daarom niet zende, of dien weg-neeme,
en hij dap als ik mij morgen niet bij hem ver-
voege , herwaards koome, in twijffelmoedigheid
wat mij niag zijn wedervaaren, wat zal ik dan dog
^pen I Waarom bemoeide ik mij eenigzins mee
de^-
-ocr page 475-Juffer CLARISSA HARLOWE. '^ff
deeze Sexe! - Ik , die zo gelukkig was-,
voor dat ik deezen man kende!
Ik hield mijn middagmaal in het Klimop-Zo-
merhuis. Mijn verzoek om dat te mogen doen ,
wierd ten eerlten ingewilligd. Om te· toorien
dat ik daarmede niets op het oog had,- ging ik
met Lijsje weder in huis, zo dra ik had gegeten.
Ik dagt dat het niet kwaad was, om deeze vrij-
heid te vraagen ; het weer nu beftendig mooij
fchijnende te worden. Wie weet wat Dingsdag of
Woensdag mag aanbrengen? r- - - ^ .
Zondag-avond^ te Zeven mren.
Mijn Brief blijft daar nog al! ' ■. .... .. Hij
is bezig, onderftelle ik, met zijne voorbereid-
zeJs tegen morgen.' Dog dan heeft hij wel kneg-
ten. Denkt de Man, dat hij van'mij zo verzè-
kerdu^ dat nu ik hem befcheiden hebbe, hij zig
verder geenzins omtrent mij behoeft té bekom-
meren, voor dat hetbeftemde oogenblik koome?
Hij weet, hoe ik bezet ben. Hij weet niet, wat
'er gebeuren kan. Ik zou wel onpaiTelijk kunnen
zijn, of nog naauwer opgepaft of opgeflooten dan
te vooren. De Briefwiflelinge zou wel kunnen
ontdekt zijn. Het zou noodig kunnen zijn, dac
men het ontwerp veranderde. Ik' zou tot maat-
regels kunnen gedrongen zijn, welke mijn voor-
neenien ten eenemaale konden verijdelen. Ik
zou nieuwe tvyijifelingen kunnen krijgen. Hij
kon niet weeten, of ik niet iets gevoegelijker zou
kunnen aan de hand geeven. Ik verwondere ^nij,
wat de man dog meenen kan ! ^ Nogthans
L-l
- I
] J
\
HISTORIE vaif .. .τ
zal,dezelve daar blijven leggen; wanc zo hij dien
inaar eenigen tijd · voor het beftemde uur hecfc,
zal het mij de inoeite beipaaren van aan hem in
peribon de . veranderinge van mijn voomeemen
ife verklaaren , ,en met hem daarover in gefchil te
ireeden. ? Zo hij denzei ven nog Iaat afhaale^,
zal hij uit de-dagtekeninge zien, dat hij dien wel
Jn tiji had kunnen hebben ; jn zo het hem eenig
ongemak geeve , dat hij zo kort van te vooren
ma^ daarvan kennis krijge , dat mag hij voor
^ijnloon hebben.
' Zondag-avond, te Negen uur en.
Het is beflpoten, fchijnt het, om JuiFr. Nor-
ton te ontbieden tegen Dingsdag om hier het
middagmaal te houden; en zij ftaet eene geheele
week bij mij te blijven.
Dus zal zij eeril haar beil doen om mij te
qverreeden , dat ik mij onderwerpe; en, als de
geweldenaarij gepleegd is, zal ze mij vertrooilen,
en mij tragten te vreeden te ftellen met mijn
noodlot, Zï] sem^gitw .flaauwten^ en loopjes^
vertelt Lijs mij onbefchoftlijk ^ en dingredenen, en
l<Iagten , en uitfchreeuwingen, zonder,.'getaU
. Dog iedereen zal daartegen wel bereid zijn: En
„als het over is, dan is het over, en ik.zal^wel
.geruft en bedaard zijn, wanneer ik vinde , dat ik
het niet verhelpen kan, .
r!;)3 rr Γ
'■■■·: '.Λ
Γ· 3 μ·· ίκΛ
C -f f.. *
'Madn-
■ii 'ló
'J
""••"^· -'ii-i
-ocr page 477-juffer CLARISSA HARLOWE,
Maandag-ogtend ', "den lo van April^
te zeven mren,
O mijne waarde ! Daar legt nog al de Brief,
juiil zo als ik'er hem gelaaten hebbe.
Denkt hij, dat hij zo verzekerd van mij is?
----— Miifchien verbeeldt hij zig, dat ik mijn
voorneemen niet i/^w, veranderen. Ik wenfch-
te wel, dat ik hem nooit gekend had! Ik beginne
nu deeze roekeloosheid te befchouwen in het
iigt, waarin alle andere ze befchouwd zouden
hebben, indien ik mij daaraan had fchuldig ge-
maakt. Dog wat kan 1.ik doen, zo hij heden qp
den'beftemden tijd koome ! Indien hij den Brief
niet krijgt, moet' ik hem gaen zien , of hij zal
denken, dat mij iets wedervaaren is;\ en^zal dan
zekerlijk aan het huis koomen. Al zo zekerlijk
zal hem dan hoon Avorden aangedaén.. En wat
mag;-in zulken gevalle-,.het gevolg,zijn:luDaarbij
hebbe >ik hem zo goed als beloofd, dat ik de eer-
fte gelegenheid zou waarnemen om hem te zien,
indien ik van voorneemen veranderde y en hem
mijne redenen daardoor te kennen 'geeven. Ik
twijffele niet, of hij ^ zal daarover te onvrceden
zijn: E!og het is beter-,' zo wij bij eikanderen
koomen, dat hij onvergenoegd op fw//heen gae,
dan dat> ik zou weggaen.tegen genoegen van mij
zelve.. ' ■■ ^ --
' Nogthans, hoe kort de tijd ook zij i» kan hij *er
nog wel om zenden, en· den Brief ki'ijgèn» α Daar
kan iets gebeurd zijn" dat hem belette, welk,
•jals men het weete, hem verfchoonen zal.
ISa dat ik hem meer dan eejis te vooren heb-
be
IV
>1
47<5 De historié van
•be te loor gefield, omtrent een verzogt monä^
gefprek alleen, is het onmogelijk, dat hij geen
' siieuvjsgierigheid ten minden zou hebben , om
te weeten of'er niet iets zij voorgevallen; en of
nüijn voorneemen in dit geval van meer gewigt
ftand houde of niet. En egter, alzo ik roeke-
looflijk mijn beiluit door eenen tweeden Brief be-
veiligd hebbe, zo beginne ik nu daarin te twijf-
felen,
Negen tiuren.
Mijne Nigt Doortje Hervey ftak mij ilille-
tjes den ingeflooten Briefin de hand, zo als zij mij,
uit den.tuin koomende, voorbijging.
.Alkrliefße Madam ^
Ik hebbe kundfcKap gekreegen van ecne,
die voorgeeft alles te weeten, dat gij Woensdag
morgen aan den Hr. Solmes moet trouwen,
Miflchien, evenwel y zegt zij dit alleen om mij te
kwellen; want het is dat ftout fchepzel Lijs Bar-
nes. Men heeft een Verlof-brief gekreegen ^ zegt
zij: En zoverre ging zij, dat zij mij vertelde (mij
gebiedende 'er niet van.te fpreeken ; dog zij ^ift
wel dat ik het doen zoude) dat de Hr. Brand u ftaet
te trouwen. Want Dr. Lewen , hoore ik, wei-
gert het, ten zij men uwe toeftemminge kanuver-
knjgen;· eh zij hebben gehoord, dat hij hunne
behandelingen tegen u' niet goed keurt. De I h·.
Brand, wordt mij verteld*^, ilaet zijne bevorderin-
ge te krijgen van Oom liarlowe en onder hen.
Gij zult beter weeten dan ik, wat gebruik
gij
-ocr page 479-Juffer CLARISSA HARLOWE. '^ff
gij van dit alles maaken moet; want zomtijds den-
ke ik, dat Lijs mij dingen vertelt als of ik ze ü
niet weer moeil vercellen, en egter verwagt dat ik
het doen zal (a). Want daaf gaet veel geiuifter
om tuflchen Juifér Harlowe èn hóar j En ik heb-
be gemerkt, dat als haar lüifteren ot^er is, Lijs
koomt, en mij iets als een geheim vertelt.
en alle de wereld weeten wel, hoe zeer ik u lief
hebbe : En zo wil ik het ook hebben. Het as ee-
ne eere vooi mij, eéné jonge Lady lief te hebben
welke de eere is en altoos was van haare geheele
Familie , zij mogen zeggen wat zij Willefn.
Dog op een gewiiTer gezag dan Lijsjes kan
ik u verzekeren, C^og ik moet u verdoeken om
deczen Brief te verbranden) dat 'er nog een ofi-
derzoek bij « zal gefchieden naar Brieven, en naar
Penen Inkt; want zij weeten dat gij fchrijft. Zij
geeven voor, ergens agtér gekoomen te zijn öit
eenen van des Hren. Lovelacefs kne^gten, waar-
mede zij iets hoopen uit te regten. Ik weete
niet zeker, wat het is. Hij moefl: een zeer fnood
en ondeugend man zijn, die zig op dé gunft van
eene Lady jegens hem beroemen, en geheimen
openbaaren zou. Dog de Hr.Lovelace, dürve ik
zeggen, is al te b.raaf^en beer? dan dat hij zlg
aan
-/
(ft) Zulke Lcczcrs, die met gandagt gelet hebben opdeoia^
ciier van wcikinge van den Hr» Lovclace, kunnen, «ii dit
scgswoord van JixfTcr Hervey, ligtlijk cene oitderftciling«
Kiaakenj liac hij zijocn dubbelhaitigen huurel'iio oidres. ha4
gegeven, hoe hij zijn lief Lijsje moeft gebruiken om Juffcc
Hervey ongeruil te maaken > op hoope dat die haare beminde
Nigc ongcruft maaken zoude (gelijk wij zien dar zij doet) pp
(idr hij haar beftendig nftogt yaft houdco aao ket gc«u zij mu
kern had opgeftemd.
V
't
r <
ί ïi
aan zulk eene ondankbaarheid zou fchuldig mda-
ken.
Daarenboven hebben zij een denkbeeld, uit
die valfche Lijs, geloove ik, dat gij voorhebt iets
in te neemen om u zelve ziek te maaken; en dus
zullen zij zoeken naar flesjes j en poeijers, en
diergelijke.
Zo 'er niets zal gevonden worden, 't welk
hunne agterdogt zal vermeerderen , ftaet gij
vriendlijker behandeld te worden van uwen Papa
als gij voor hen allen verfchijnt, dan hij u zederc
eenigen tijd behandeld heeft.
Nogthans ziek of wel te pas, helaas! mijnè
lieve Nigt! gij moet trouwen. Dog uw Man
ftaet alle avonden zonder u naar huis te gaen
tot dat gij wel met hem te vreeden zijt. Eri dus
kan onpailelijkheid geen reden of vooiwendzel
zijn, om u daarvoor te Bewaai'én.
Zij houden zig verzekerd , dat gij eene goe-
de Vrouw zult worden. Dat zoude ik niet zijn,
ten zij mijn Man mij 'behaagde. Én de Hr. Sol-
mes vertelt hen geiïadig, hoe hij uwe Liefde zal
koopen door rijke gefchenken. ---— Een laf-
1/
Ik wenfch-
hartige fchurk van een karei ί
te wel, dat hij en Lijs Barnes te zamen een paar
wierden; en hij zoü haar alle dagen kloppen.
Na hetgeen ik u berigt hebbe,, behoeve ik
ü niet te raaden om alles ^ wat gij niet gezien wilc.
iiebben, in veiligheid te brengen.
Laat ik u nogmaal verzoeken, dat gij deezeh
Brief wilt verbranden: En, mag ik u bidden, al-
ierlieflle Madam, neem dog niet iets in dat uwe
se-
E'i- · Λ
J
ι-.
Juffer CLARISSÄ HARLOWE. -
gezondheid kan krenken: Want' dat 'zal niec
baacen. Ik ben ^ ■ 1
Uw6 waarlijk liefbéhhénde Nigt^ \
'J "
}
f'
>
Toen ik eerfl: den Briervaii ftiijhe Nigtlas^
was ik half in den wil om mijn voorgaende voor-
neeraen te hervattenbijzonderlijk daar mijn 3
Brief van afTchrijvinge nog niet was weggenomen;
en alzo mijn hart ijsde op de gedagten van deii's
ftrijd; dien ik verwagten moeft met hem te heb-
ben bij mijne weigeringe: Want zien, geloove ik'
naail, moet ik hem voor eenige weinige oogeii- >'
blikken, op dat hij niet eenige roekelooze beiluï-
ten neeme; bijzonderlijk, daar hij reden heeft om
te verwagten , dat ik hem zien zal. Dog hieir
deeden uwe woorden -. Dat alle pointillc ten ]
einde is^ op het oogenhlik als ik uit mijns vaders '
huis ben, gevoegd bij de nog dringender beden- '
kingen van Pligt en Goeden naam,'mij nogmaal ^
een vaft befluit neemen tegen het doen van dea ,
roekeloozen ftap. En het zal zeer hard zijn
(fchoon geen tijdige bezwijminge, of gewenfchc'*
overvalmij te baat koome) zo ik riiet'eene'maand # " I
of veertien dagen, of week kan uitwinnen. En*
ik hoope nog al meer op het verwerven "van ee- ^ ;
nig uitftel, van wegens het berigt van mijne Nigc,
dät de goede Dr.' Lewen aan hunne ontwerpen '
weigert de hand te leenen, zo zij niiji^e toeftem-
minge niet hebben^ ehMénkt dat ik wreedlijk be- ' i
handeld worde: Nademaal ik^ zonder te laatetii^ 1
Mijken dat ik daai-m^onderrigc ben, kan inbreil^^ ^
> : !
i ' i
; i
I
jBfT^Bßna
gen dac ik 'er in Confcientie zwaarigheid van maa-
ke, en aanhouden dat ik het gevoelen van dien
eerwaardigen Godgeleerden daarover moge innee-
men: In het welk,' zo aangedrongen als ik bet zal
aandringen, mijne Moeder mij zekerlijk zal bij-
fpringen: Mijne Moeij Hervey, en mijne JuiFr.
Norton zullen haar onderfteunen: Het uitilel
moet dan wel volgen: En ik kan naderhand nog.
ten minften weg geraaken.
Maar, indien zij mij dwingen: Indien
zij mij geen tijd willeti gunnen : Indien niemand
zig wil toen beweegen: Indien 'erbeflooten is,
dat het Formulier der Plegtigheid zal gelezen
worden i terwijl mijne band wordt vaft gehouden
—-Wel dan -- Helaas ! Wat dan! -
Ik kan maar
Γ
Maar wat ? O mijne waarde!
Deeze Solmes zal nooit mijn woord hebben, dac
hebbe ik wel vail beflooten! En ik zal niets dan
Neen zeggen, zo lang als ik in ftaat zal zijn om
te ipreeken. En wie zal zulk éene daad van ge-
weld dog als eene Trouw durven aanmerken? —
Het is onmogelijk , zeker, dat een Vader en
Moeder baar land zulken vreezelijken dwang kun-
nen zien aandoen ——— Dog indien de mijne
zig weg begeeven, en de taak voor mijn Broeder
en Zufter overlaaten, die zullen geen bermhar-
tigheid hebben.
Het fmert mij, dat ik gedrongen ben tot de
volgende konftenaarijen mijne toevlugt te nee-
men. ,,
Ik hebbe hun eene handleidinge gegeven,
door eene uitfteekende Veder van eene Pen, waar
aij zo veel van mijne verborgene Voorraad mogen
vin-
W
Juffer CLARISSA HARLOWE.
vinden, als mijn oogmerk is dat zij vinden zul-
len.
Twee of drie kleine ontwerpen , door mij
gefchreeven, hebbe ik zo laaien léggen , dat zij
Sfe ligt in 't oog kunnen krijgen.
Ook omtrent een douzijn regels van het fce-
gin van eenen Brief "äan u , in welke ik mijne
hoope uitdrukke , (fchoon ik zegge, dat de ver-
fchijnzels tegen mij· zijn) dat mijne vrienden zullen
toégeeven. Zij weeten uit uwe Moeder door mijn
Oom Antonij, dat ik op de eene of andere wijze,
nu en dan aan u een Brief toekrijge. In dit ftuk
van een Brief verklaare ik op nieuws mijn vaft be-
fluit om den man op te geeven die mijne familie
zo tegen de borfr is, als zij mij maar onffiaen van
het aanzoek des anderen.
Digt bij de ontwerpen, hebbe ik een Affchrift'
laaten leggen van mijnen Brief aan Lady Dray-
tön (a): welke redeneeringen uitleverende , die
op mijn geval toepafTelijk zijn ^ miiTchien kans mo-'
ge hebben (dus bij toeval in handen gckreegen
zijnde) om hen ter mijner begunftiginge te doen
overlielien.
Ik hebbe nog pennen en inkt agter de hand,
moogt gij wel gelooven; en eene of twee in hec,
Klimop-Zomerhuis; met welke ik mijn tijdverdrijf
zal zoeken, om dus zo het mogelijk zij, die ang-
inen te verligcen, welke mij meer en meer beftoo-
ken, naar maate Woensdag, de dag der beproe-
Vinge, nadert.
XLVI.
II. Deei. ilh
(a) Zie BI, 117, cnr.
-ocr page 484-De historie ν α Pt
Jujfer Clarissa Harlowe , aan Jufef
Howe:
In het Klimop-Zomerhuis ^ te Elf uur en.
Hij heeft nog mijnen Brief niet gekreegen:
En terwijl ik op eene vond bedagt was, hoe ik
befl: inijne al te gedienilige oppailer van de hand
zou zenden, op dat ik tijd mögt hebben tot het
voorgenomen Mondgefprek, en mij nu een niid-
del was te binnen geifchooten, waarmede ik geloo-
ve het geklaard te zuilen hebben, kwam mijne
Moeij, en verfchafte mi) een veel beter. Zij zag
mijn tafeltje gedekt, en bereid om voor mij alleen
daaraan het middagmaal te houden; en zij hoop-
te , zeide zij mij, dat dit de laatfte dag zou zijn,
dat mijne vrienden van mijn gezelfchap aan tafel
zouden zijn veriloken.
Gij moogt wel gelooven, mijne waarde, -^at
de gedagten van den Hr. Lovelace te gaen zien,'
uit vreeze van ontdekt te worden, met den inhoud
daar benevens van mijne Nigt Boortjes Brief, mij
groote en zigtbaare ontroeringen aanbragten. Zij
gaf op dezelve agt -- Waarom deeze zugten,
waarom deeze zwoegingen hier.^ zeide zij, mij-''
nen hals zagtjes kloppende-- O mijne lieve
Nigt, wie zou gedagt hebben^ dat zo veel natuu-
i'clijke zoetaartigheid zo onoverreedbaar kon zijn ?
4Si
•ik
'i^-^J··
«iMIilUfniili
-ocr page 485-Juffer CLARISSA HARLOWE. '^ff
sar
Ik konde haar niet antwoorden, en zij voef
voort —— Ik ben gekoomen, vermoede ik, me'^
eene boodfchap die niet zeèr welkoom is; Eeni-
ge dingen welke ons giileren verteld zijn, als ge-
koomen uit den mond van eenèn der verwoedilè
en baldaadigfte mannen ter wereld, overtuigen u-
wen Vader, en óns alle, dat gij nog middel vindt
om buiten 's huis te fchrijven. De Hn Lovelace
weet alles, wat liier gefchiedt; en dat zo dra als'
het gefchied is; en men is voor groot misdrijf vaii
hem bedugt, 't welk zo wel uw als iemands belang
is om voor te koomen. Uwe Moeder heeft ook
eenigen fchroom ten aanzien van uzelve, welke zij
egter hoopt dat ongegrond is; dog evenwel, kan
zij niet geruft zijn, nog wil men haar laaten geruil
zijn, zo zij al wilde, ten zij gij (terwijl gij hier in
den Tuinof in dit Zomerhuis vertoeft) haar dé
gelegenheid geeft van nog eens liw kahtoortje,·
tjw kabinet, en laaden door te zien. .Men zal het
te beter opneemen, als gij mij gewillig uwe ileu-
tels geeft. Ik hoope, mijn lief, dat gij u daar
niet tegen ziilt ftellen. Uwe begeerte om hier ter
plaatze het middagmaal te houden, wierd dies té
gereeder ingewilligd om zulk eene gelegenheid te
krijgen.'
ik ag'tëde raijzélve zeer gelukkig ,· dat ik door
m'iddel van mijne Nigt Doortje zo wel bereid was
tot dit onderzoek: Dog egcer maakte ik in fchijii
eenige zwaarigheden, en niet weinige klagten o-
ver deeze béhandelinge. Waarna ik haar niet al-
leen de ileutels van alles oveigdfj maar zelf ge-
dienilig mijne zakken Voor fiaar ofncledigde, eri
haar verzogt haare vingers tufiehen mijn rijglijf te'
Hh 2 llce-
i&üli - ■■ ^· ^
-ocr page 486-ftceken, op dac zij moge verzekerd zijn, dat ik
daar geen papieren had.
Dit gaf haar jiirooc genoegen; en zij zeide,
Dat zij zulk een verflag van mijne bereidwillige
onderwerpinge doen zoude, als die verdiende^
mijn Broeder en Zußer mogten zeggen wat zij
'wilden. Mijne Moeder, in't bijzonder, was zij
verzekerd, zou zig verheugen dat haar gelegen-
heid gegeven wierd om, gelijk zij niet twijffelde
dat het zou uitvallen, eenige verdenkingen te flui-
ten, welke tegen mij waaren op den baan ge-
bragt.
Zij gaf daarop te kennen, Dat men maatre-
gels genomen had, om agter alle des Hren. Love-
iaces geheimen te koomen, en zelf, van wsgens
zijne onbedagte losmondigheid, agter eenige van
de mijnealzo het zijne gewoonte is, zegt zij,
om bij zijne knegcen zelf roemrugtig te praaten
van zijne voorneemens, in bijzondere gevallen.
Zij voegde 'er bij, dat hoe diepzinnig hij ook ge-
agt wierd, mijn Broeder alzo diepzinnig was als
hij, en hem Cim genoeg zou zijn, hoe hij zig ook
weerde -- gelijk ten geenen dage wel bevon-
den zou worden.
Ik will de meeninge niet, zeide ik, van dee-
ze donkere uicflagen. Ik dagt,' dat de loosheid,
waarop zij doelde, aan kanten, eer verag-
tinge dan toejuichinge verdiende. Ik zelve zou
wel tot konftenaarijen kunnen zijn gebragt, welke
mijn hart verfmaadde in het werk te Hellen, zo ik
eene gevoeligheid had ingevolgd, welke, ik durf-
de zeggen, dat meer was te billijken , dan de be;
drijven die dezelve veroorzaakten; Dat het baar-
.'Müiwe
ims^
"blijkelijk voor mij was izit hetgeen zij gezegd^ad,
dat hunne tegenwoordige verdenkingen van mij
ten deele verfchuldigd waaren aan deeze gewaan-
de grooter fchalkheid in mijnen Broeder, en ten
deele aan hunne eigene bewuftheid, dat de behan-
delinge, die mij b^ejegende, natuurelijk eene re-
den kon uitleveren tot zodanige verdenkingen;
Dat het zeer ongelukkig voor mij was., dat ik tot
het Doel geileld was van mijns Broeders Vernufi:
Dat het hem meer tot lof geilrekt zou hebben, zo
hij gepoogd had mij een genegen hart te tooncn;
dan een flim hoofd: Dat ik niettemin wel werJch-
te, dat hij zigzel-om zo wel kende, als ikmï] ver-
beeldde hem te kennen; en dan zou hij minder
waan hebben van zijne bekwaamheden: Om wcli
ke bekwaamheden men, naar mijn gevoelen, min-
der denken zoude, indien zijn vermogen o:ii
kwaad te ftooken dezelve niet verre overtrof.
Ik was verdrietig. Ik kon niet nalaaten dce-i'
ze aanmerkinge te maaken. De kool, die de an-
der hem, maar al te waai'fchijnelijk, draait, door
zijnen eigenen verfpieder, verdiende het. Dog ik
keure deeze laage argliffigheid, in wien van bei-
den ook, zo weinig goed, dat wierd ik niaar draa-
gelijk behandeld, naar de fnoodheid van dien ka-
rel , dien Joféph Leman, onderzoek gedaen zou
worden. ' ' ^ '' ^
Het was haar leed, zeide zij, te'ymde'n, dïit
ik zulke flegte gedagten had van mijnen Broeder.
Hij was een jongman van geleerdheid en verilr.nd
beide. ''
Van genoeg Gekerdbeid,' zeidé'ik, om hem
'daarop groots te doen zijn 'onder- onyjuffrouvvX'iv:
Hh ^
-ocr page 488-de historie van
Maar van geen genoeg verßand^ om zijne ge·^
ieerdheid van het regce nut te doen zijn voor hem-
zeiyen, of voor iemand anders.
Zij wenfchte, inderdaad, wel dat hij meer
goedaartigheid bezat: Dog zij vreesde, dat ik een
al te hoog gevoelen had van Iemand anders, dan
(dat ik zo wel van mijnen Broeder kon denken, als
eene Zuiler behoorde: Nademaal 'er tuÜchen de
twee als eene zoort van Naarijver was ten aanzien
van de bekwaamheden, welke hen den een den
anderen deed haaten.
Naarijver^ Madam, zeideik! -——- Indien
dat zo zij, of het zij het dus is, of niet, ik wenfch-
te wel dat zij beide beter verftonden, dan een van
lien beiden fchijnt te doen, wat Edellieden, en
iieeren van eene braave Opvoedinge betaamt, te
zijn, en te doen.- Geen van hen beiden zou
waarover zij zig be-
tgeen,
zig dan beroemen in
hooren te fchaamen.
Dog dit onderwerp ter zijde geileld, her was
niet onmogelijk, zeide ik, dat zij wel een weinig
inogten vinden van mijn gefchrift, en eene Pen
i)f twee, en een weinig Inkt [gehaate Lift! -7-—
pf liever haatelijke noodzaakelijkheid tot dezel-
ve!] alzo het mij niet vrijftond boven te gaen om
ze aan een kant te bergen: Dog dar zo gebeuren-
de, moeft ik mij te vreeden houden. En ik ver-
zekerde haar,, dat zij mogten daartoe zo veel tijd
neemen als het haar beliefde, ik haar niet zou
koomen ftooren, maar of in of omtrent den Tuin
zou blijven, in dit Zomerhuisje, of in het Ceder-
prieel, of omtrent mijne Menagerie, óf nabij dc
-groote Cafcade, tot dat ik. bevel ontving om voe-
der
ii
i ................ΙΤ^ΙΙΙ,,ΜΙ, ·-
-ocr page 489-ν
Juffer GLARISSA HARLOWE. ' 487
in mijne gevangenis te keeren. Met diergelij-
' ke liil zeide ik, te onderftellen, dat het oniieufch
.Onderzoek niet gefchieden zoude, voor dat de
dienilbooden gegeten liadden; dewijl ik niet twijf-
' felde, of de bitz.e Lijsje Barnes, die alle de hoeken
van mijne kamer en kabinetje kende, zou daarin
gebruikt woorden.
Zij hoopte, zeide zij, dat "er niets kon ge-
vonden worden, waardoor zij eenige vat op mij
konden krijgen: Want zij wilde mij wel verzeke-
ren, dat de beweegredenen tot het Onderzoek,
bijzonderlijk van mijns Moeders kant waaren, dat
zij eer hoopte reden te vinden om mij vrij te fprec-
ken dan mij te befchuldigen; en op dat mijn Vader
,mogt bewoogen worden, om mij morgen-avond
of woensdag-ogtend, met bedaardheid te zien:
Met tederheid^ moeil ik liever zeggen, zeide zij;
want zo is hij voorneemens te doen, zo 'er geen
nieuw misnoegen gegeven worde.
Ach ! Madam, zeide ik --
Waarom dat, Ach! Madam, en uw hoofd te
fchudden op eene zo veel beduidende v.'ijze?
Ik wenfchte wel, Madam, dat ik geen meer
reden mögt hebben om mijns Vaders aanhoudend
misnoegen te vreezen , dan te hoopen op zijne
wederkeerende tederheid.
Gij weet 't niet, mijn lief! -De dingen
kunnen een keer neemen- De dingen mogen
wel niet zo ilegt ftaen als gij vreeil
Allerlieffte Madam, hebt gij riiij eenigen trooil
te geeven? -' 1
Wel, mijn lief, het is mogelijk, dat^/jin^
(chikkelijker. kunt worden, dati gij ge weeft zijx.
. Η h 4 Waar-
X
-ocr page 490-De HISTORIE van "
Waarom deedt gij mijne hoope rijzen, Ma·»
dam! - Doe mij dog niet denken, dac mijne
waarde Moei] Hervey wreed is tegen eene Nigt,
die haar een opregten eerbied toedraagc.
Ik mag u miflchien wei meer zeggen, zeide
Zi] (dog in vertrouwen, in volitrekt vertrouwen)
zo het onderzoek binnen ten uwen voordeele af^
loope. Weet gij ook, dat 'er iets boven is 't geen
ten uwen nadeele kan gevonden worden? --
Eenige papieren zullen zij vinden, zo ik ver-
moede: Dog ik moet de gevolgen afwagten. Mijn
Broeder en Zuiler zullen 'er wel bij zijn met hunne
goedaartige uitleggingen. Ik bei\ wanhoopig ge-
worden , en het fcheelt mij niet wat men vinde.
Ik hoope,' van harten hoope ik, zeide zij,
dat 'er niets kan gevonden worden, 't welk uwe
pmzigtigheid eene blaam zou aanwrijven; en dan
ΪΓ--Dog ik mögt te veel zeggen —---
En zij ging heen, mijn? twijffelmoedigheid
nog vermeerderd hebbende.
Dog nu kan ik nergens om denken, dan on^.
deeze Bijeenkoomil. - Behaagde het den he-
mel , dat zij al voorbij waare!--^— Bij een te
koomen om te tvviflen
Α
Dog, hij msg zulke
anaatregels neemen als hij wil, ik zal niet een oo-
genbllk bij hem ftand houden, zo hij niet geheel
bezadigd en gelaatén zij.
Ziet gij niet, hoe krom zommige van mijne
regels zijn? - Ziet gij^niet, hoe zommige let-
ters fchee ver ftae η dan andere? —— Dat is, als
ik deeze Bijeenkoomil: meer in het hoofd hebbe,
dan mijn Onderwerp. ' ' ι
Dog, evenvyel, raoete ik, behoort ik wel bij
hem
J ν
m
f
Λ
'S'A
li-Λ
Juffer CLARISSA HARLOm. 4S5·
hem te gaen? Hoe hebbe ik het als ontwijffelbaar
vooronderfteld, dat ik moefl:! --Ik wenfchte
wel, dat 'er tijd waare om uw raad in te tieemen.
Nogthans zijt gij zo traag om regt uit te fpreeken
--Dog dat hebbe ik te wijten, gelijk, gij be-
kent , aan de moeijeiijkheid van mijne omitandig-
heden. ;
Ik moeil gemeld hebben, dat ik onder het
houden van deeze zamenfpraak mijne-Moeij ver-
zogt zig eene vriendin van mij te betoonen, en
een woord voor mij te fpreeken, bij mijne aanra-
derende te regt Hellinge; en te tragten om mij tijd
tot nader overweeginge te bezorgen, indien zij
niets anders verwerven konde.
Zij zeide mii, dat ik, na het verrigten van
de Plegcigheid \^HaateUjke beveßiginge van een
zeggen in den Brief van mijne Nigt Boortje /]
zo veel tijd zou hebben als het mij beliefde om nnj
in mijn lot te vreeden te ildlen, voor dat ik bij-
hem in huis trok.
Dit deed mij alle geduld verliezen.
Zij verzogt van mij op haare beurt, zeide
zij, dar ik beiluiten wilde om hen alle met eene
gewillige onderdaanigheid te ontmoeten, en mee
eenen geeil van volilagene beruftinge in hunnen
wil. Het ftond in mijne magt om hen alle geluk-
kig te maaken. En welk eene vreugde .zou het
voor haar zijn, zeide zij, mijnen Vader, mijne
Moeder, mijne Oomen, mijn Broeder, mijne
Zailer, alle in verrukkinge mij te zien omhelzen,
en zig onder clkanderen te verheugen over de her-
ftollinge van hun geluk! Haare eigene blijdfchap ,
zeide zij, zoude haar waarfchijnelijk, voor een ca
Hh j tijd.
-ocr page 492-f-^^ö De HISTORIE van ^
tijd, onbeweegelijk en ipraakloos maaken: En wat
haare Doortje aanging —^ hec arm meisje, die
zommiger agdnge verlooren had, van wegens haa-
re dankbaar β aankJeevinge aan mij, zou weder
■van iedereen bemind worden.
Zoude gij wei twijffeien, mijne waarde, of
mijne aanilaende beproevinge zal de aandoenlijkfte
zijn, die ik nog gehad hebbe?
Mijne Moeij iklde dit alles in zulk een krag-
tig ligt, en ik wierd zo bijzonderlijk getroffen van
wegen mijne Nigt Doortje, dat, hoe gemelijk ik
even te vooren ook waare, ik grootlijks bewoo-
gen wierd: Nogthans konde ik alleen met mijne
zugten en mijne traanen bewijzen, hoe wenfche-
Hjk zulk eene gebeurtenis voor mij zijn zoude,
kon die te wege gebragt worden op Voorwaar-
den , welke het mij mogelijk waare in te willigen.
Daar koomt Lijsje Barnes met mijn middags
maal —-
A\
Ül
De ilons is weggegaen, De tijd der bijeen-
toomil: is op handen. O dat hij niet mögt koo-
men ! Dog moet ik, of moet ik niet bij hem gaen?
-- Welke vraagen doe ik dog, zonder dat het
mogelijk is om in tijds antwoord te bekoomen!
Lijs roemde bij mij, volgens mijne aanleide-
lijke leuze aan mijneüMoeij gegeven, dat ze gë-
emploijeerd ftond te worden, gelijk zij het noem-
de , na dat zij haar maaltijd zou gedaen heb-
ben. ' i
Het zou haar leed zijnzeide zij mij, dat ik,
, : i ont-
ontdekt wierd. Nogtlians zou het alles ten mijr
nen befte zijn. Ik zoude het in mijne magt heb-
ben om voor alles op eenmaal vergiiFenis te krij-
gen , voor Woensdag-avond. Het vrijpoftig
fchepzel ftak toen, om een lach te fmooren, een
hoek vun haur fchorceldoek in haaren mond, en
ging naar de deur; En toen zij weder kwam, om
af te neemen , gelijk ik haar op eene vergramde
wijze gebood, verzogt zij mij om verfchooninge
— Maar — Maar — en toen lachte het ftout ichep-
zel weder, zij konde het niet helpen; als zij be-
dagt, hoe ik mijzelve in het nee gebragt had met mijn
middagmaal houden in het Zomerhuis; nademaal
dit eene zo fchoone gelegenheid gegeven had om,
bij verraffinge, alle mijne geheime hokken door te
zien. Zij dagt wel dat men iets in de neus had^
toen mijn Broeder zo gereedlijk toeilond dat ik
hier zou eeten. Haar jonge heer was iedereen
te flim. Jonker Lovelace'izelve was niemendal in
vluglieid van gedagten, bij haar jongen heer.
Mijne Moeij meldde van Lovelaces pochen
bij zijne knegcen: MiiTchien mag hij wel zo laag
zijn. Maar wat mijn Broeder belangt, die (lelde
altoos zijne hovaardij in zig zeiven voor een man
van Veritand en Geleerdheid bij onze dienftboodeii
te doen doorgaen. Hovaardij en Laagheid^
hebbe ik dikwijls gedagt, zijn al zo naauw ver-
knogt, en grenzen alzo na aan eikanderen, als de
Digter ons zegt dat Geeßigheid en Gekheid
doen.
Dog waarom valle ik u lailig (en mijzelve
ook, in zulk een hachelijk tijdgevv^rigt) met dec-
ze ontijdige praat? Ik zou egter, zo ik
mm
konde , het naail bijzijnde kwaad , de Bieeit-
koomft, wel uit mijn zin willen Hellen; om dat,
daar mijne vreeze aanwaft naar maate het uur op
handen koorat , indien alle mijne aandagt daar-
mede waare ingenomen , ik ongefchikt zou zijn
om hem te zien, zo hij koomt: En dan zal bij
te veel voordeel op mij hebben , alzo hij eene
fchijnbaare reden zal hebben om mij mijne vcr-
anderinge van befluit te verwijten.
Die een verwijt doet^ weet gij mijne waarde,
heeft in eenigen zin de bovenhand ; terwijl die
geen, welke iets verweeten mordt^ zo het ver-
wijt met reden gefchiede , al zo moedloos eene
vertooninge moet maaken als zij zig des bewuft
is.
Ik weete wel dat deeze vent, zo hij han,
zijn eigen regrer zal willen zijn, en ook de mijne.
Dog het laatile zal hij niet zijn.
Ik durve zeggen , dat het geheel met ons
in iliikken zal zijn. Dog des bekreune ik mij niet.
Het zou bedroefd zijnzo ik , die het zo fors te-
gen mijn Vader en Oomen hebbe uitgehouden,
hem niet- Dog daar is hij aan de tuin-
dcui'--
% %
Ik had mis! —---H(3e kan een ongelijk
'Ί
η
hl
gerügt, gelijk fchijnen aan hetgeen men vreeil!
Hoe beeft de zottin zo!
Ik z:al mij fpoeden om deezen weg te leggen.
Dan zal ik , voor de laatile maalnaar .de ge-
woo-
- -"Μ
-ocr page 495-woone plaatze gaeii, in hoope vail te vinden, diic
hij niijnen Brief gekreegen heeft. Zo hij dien
heeft ^ zal ik niet bij hem gaen. Zo hij hem niet
heeft, zal ik 'er hem weder wegneemen, en hem
vertoonen wat ik gefchreeven hebbe. Dat zal het
ijs breeken om zo te zeggen, en mij veel orahaala
en redeneerens befpaaren : En mij ftandvaftig te
houden bij mijn gefchreeven beiluic zal alles zijn,
wat 'er noodig is. -- De Zamenfpraak moet
20 kort zijn als mogelijk is; want wierd ze'ont-
dekt , dac zou een nieuw en kragcig voorwendzel
verfchaifen tot hec voorgenomen kwaad van aan-
ftaenden Woensdag.
MiiTchien zal ik niet in ftaat zijn om eenmaal
weder te fchrijven. MiiTchien niet, voor dat ifc
de jammerlijke eigendom ben van dien Solmes!
--Dog dat zal nimmer, nimmermeer ge-
fchieden, zo lang ik bij mijne zinnen ben.
Indien uw Liegt tegen Woensdag ogtend
niets van mij vindt, moogt gij wel befluiten, dat
ik niet aan u kan fchrijven , nog uwe gëeerde
ontvangen.
Heb, in zulken gevalle, deernis met mij, en
bid voor mij, mijne beminde vriendin ,· en laat mi|
die plaatze in uwe genegenheid behouden, wel-
ke de roem is van mijn Jeeven, en de eenige
trooft die overig is voor
m
juffer Clarissa Harlowe, aan Juffer
f i
Sl Albans^ Oingsdag ogtend^ na Een uun,
O mijne allerltefße vriendin !
Na zulk een befluit genomen te hebben, als
in mijn voorigen gemeld is, wat zal ik fchrijven ?
Wat kan ik dog fchrijven? Met welken gemoed
kan ik u, door eenen Brief zqI^ naderen?-
Gij zult wel haait hooren (indien gij het niet reeds
gehoord 'hebt uit den mond van het gemeen ge-
rügt) dat uwe ClariiTa Harlowemet een karei is
voortgegaen!
Ik ben ijverig bezig met u de bijzonderheden'
in het breede op te geeven. Alle de vierentwin-
tig uuren van eiken dag (te beginnen van het oo-
genblik dat ik maar een valt verblijf hebbe,) zul-
len daaraan beileed worden tot dat het ten eindef
is. Alle die uuren van dezelve , meene ik, dief
mij vrij gelaaten zullen worden van deezen iloo-
renden karei, welken ik zo dwaaslijk van maar al
te veel derzelver meefter gemaakt hebbe. De ruil
is van mij geweeken. Ik hebbe geen de miniie
trek daartoe: En dezelve heeft geen balfem voor
de wonden mijner ziele^ Dus zullen alle die uu-
ren
m
f
-ocr page 497-Juffer CLARISSA HARLOWE.
ren onafgebroken ten uwen dienil zijn, tot dac' i
Dog wilt gij mijne Brieven wel ontvangen, I
of zal het u wel vrijflaen die te ontvangen, na i
O mijne allerliefile vriendin! - Dog ik 'i
moet het ftellen zo goed als ik kan. Ik hoope dat
het niet heel erg zal zijn! Nogthans ben ik over-
tuigd, dat ik eene roekelooze en onverfchoonelij- '
ke zaak deed, met mi] bij htm te vervoegen; eii^
alle zijne tederheid^, alle zijne geloften kunnen
mijne inwendige verwijdhgen ten dien opzigte niet
miien.
De brenger van deezen koomt biju, mijne
waarde, om het pakje Linnen, 't welk ik u met
veel beter en aangenaamer hoope zond.
Zend mij mijne Brieven niet. ^erfd alleen hec
Linnen: Ten zij gij mij vereeren wilt met eeneii
regel om mij te kennen te geeven, dat gij mij nog'
bemint,· en dat gij uwe befchuldigingen zult op-
fchorcen, tot dat gij alles voor u hebt. Ik ben
dies te haailiger om deezen dus vroeg te zenden,
op dat zo gij iets voor mij ter gewoone plaatze ge-
legd hebt, gij het weder te rugmoogt doen»nee-
men, of bij u houden, hetgeen gij flegts hadty
voorgenomen te zenden. ,
Vaarvv^el, mijne waardile vriendin! ---'
Ik bidde u, heb mij nog lief-- Maar helaas! '
wat zal uwe Moeder zeggen ? -- Wat de mij- ^
ne! -Wat mijne andere Bloedverwanten ? —
En wat mijne waarde Juffr. Norton ! En hoe zul-'
len mijn Broeder en Zufter zegepraalen!
I __
τ
ii
ik kan u tegenwoordig niec zeggen", hoe';
of
-ocr page 498-m Dß HISTORIE VAN
of waar, gij niij kunt befchrijven. Want heel
vro^ zal ik deeze plaatze verlaaten; ter dood toe
vermoeid en afgemat. Dog als ik niets anders
doen kan, ben ik door de geftadige gewoonte nog
in ftaat om te fchrijven. Lang, zeer lang, is dit
alle mijne tijdkortinge en vermaak geweeit: Nog-
thans kon dat zodanig niet voor mij geweefi: zijn,
haddeik u niet gehad, mijne allergeliefdfte vrien-
din , om aan te fchrijven. Nog eens vaarweL
Heb deernis en bid voor
Cu Harlowe.
jufer Howe, aan Jufer Clarissa Har-^
lowe*
Dingsdag^ te Negen uur en»
,Ik fchrijve, om dat gij mij belaft zo te doen.
Ü nog beminnen! -ïloe kan ik het laaten,
zo ik wilde ? Gij moogt denken, hoe ik verfchrikt
ftond, toen uw Brief mij het eerile nieuws mede-
deelde —— Goede God van Hemel en van Aar-
de! —-Λ Maar wat zal ik zeggen? --
Ik brande van ongeduld naar de bijzonderheden^
Lieve Heeré wees mij genadig!---— Dog
jNIij-
-ocr page 499-Juffer CLARISSA HARLOWE.
. , . ' ' , ,,
Mijne Moeder zal inderdaad wel verbaasd
faen! --^— Hoé kan ik het haar vertellen!
Het vi^as nog gifteren avond (ter gelegenheid van
eenig kwraad vermoeden, dat halar was. ingeblazen
van uvirèn zotten Öom) dat ik haar verzekerde I
en dat op de kragt van uwe eigene verzekeringen^^
dat nog menfch nog diiivél in ilaat zou zijn om li,
te beweegen tot het doen van een ilap,, die in
rninil nadeelig waare voor de téderile eerbaar:
heid. . / , . , , .
Maar, nog eens, Kan het weezen?. Welke
juffer is, op deezen voètl - Maar, God bè-
waare.u! . , „ :
Laat niets u ontgaen in uwe Brieven! Zend
dezelve._ evenwel voor mij aan juffr. Knoliy^'ö,'
tótnadèr berigt.'
é %
. Let wel5 rnijne.waarde, , dat ik> niejt be-
fchuMige rnet dit alles -- Uwe Nabeilacnde^
hebben alleen de fchuld ! -- Nogthans hoe
gij 'er toe kwamt om van voorneemen te verande-
ren, dat is,'t waarover ik ycrileidjlaei, ,
I loe ik mijne. Moeder .opcninge daarvan gee-
ven zal, weete ik nier. Lgtcr, zo zij het eerii
van iemand.anders hoort, cn vindt dat .ik het
vooren .wi^i zal zijgelooven , dat het met, mijneï
oogluikinge gefchied is! -Npgdians, al
hing 'er mijn Iceven aan, ik weere niet hoe ik 'ei?
haar kennis van geeven zal., , .
Dog dit is maar u. te kwellen. Voor-
-ocr page 500-Laat ik nu nogmaal u mijnen voorgaendea
raad geeven -- 2o gij bij deezen tijd nog
/«V/getrouwdzijt, ileldog, zeker, de Plegtigheid
niet uit. Nadcmaal de dingen nu zo zijn als zé
zijn, wenichte ik wel dat men dagt, dat gij hei-
melijk getrouwd waart voor dat gij weg gingt. Zó
deezc mannen zig tot ons verdriet beroepen op
GEZAG, wanneer wij de hunne zijn —--
waarom zouden wij niet, in zulken geval als dit,
ons het gehaate woord ten nutte maaken, voor
onzen goeden naam, wanneer wij bewoogen zijn
om een meer natuurelijk te fchenden?
Uw Broeder en Zuiler [Dit fpijt mij bijkans
zo veel als iets] hebben nu hunne oogmerken be-
reikt. Nu, onderilelle ik, zal men voortvaaren
met het veranderen van Teilamenten, en diergelij-
ke Ipijtige verrigtingen.
Juffer Lloyd en Juffer Biddulph laaten zig op
dit oogenblik aandienen. Zij zijn buiten adem,
zegt Stijntje, uit haail: om mij te fpreeken---
Ligc is de boodfchap te giffen! - Ik moet
mijne Moeder eeril zien, voor dat ik haar gae
zien. Ik weete geen middel, dan dat ik haar uwen
Brief toone, om mijzelve te zuiveren. Ik zal niet
in fcaat zijn om een woord te fpreeken, voor dat
zij eérfl: ten einde adem is geloopen. --Ver-
geef het mij, mijne waarde -Ontfteltenis
doet mij dus fchrijven. Zo uw boode niet wagt-
te, en die jonge Lady's niet beneden waai'en,
zoude ik het weder overfchrijven, om dat ik vreC'
ze u verdriet te doen.
45)S
Juffer CLARISSA HARLOWE. ^^^
Ik zende datgeen, waarom gij fchnjft. Zo
'er iets anders is, 't welk gij behoeft en hetgeen in
mijne magt is, gebied maar onbefchroomd en zoii-
dei: üit^Önderinge -
Anna Ilow^t'
-Γ:
Juffer Clarissa Harlowe, aan Juffer,
f
#
I
ê
\κ·
Ik agte mij véi-pligt om u te danken, mijne
waarde JuiFer Howe, dat gij u zo verre hebt ver-
nederd, om éenige agt te geeven op een fchep-
zel, 't welk ü zo veél fchande heeft aangedaen. .
Ten deezen aanzien hebbe ik al zo veel ver-
driet, denke ik waa'rlijk, dan van het kwaad zelf.
Zeg mij eens —— Dog egter vreeze ik hec
gewaar te worden ——— wat uwe Moeder zei- ^
de.
Ik verlange,' en ik fchroome egter, te ver-
^eemen, wat dé jonge Lady's, mijne gezellinnen ,
welke ze nu miirdiien nooit meer zijn zuilen, van
mij zeggen. . , . ;
Zij kunnen, evenwel, niets ergers van mij
jzèggén; dan ik" van mijzelye zeggen wil- Zeïf-
li ζ bé^'
-ocr page 502-befchuldigirigé ζύ\ in eiken regel van mijn vferhaal
vloeijendaar ik denke dat ik met regt te berisperi
ben; Indien uit het berigt, hetwelk ik u gae gee-
ven, iets kan getrokken worden ter verminderinge
van niijne misdaad (want dat is het al, waarop ie-
mand hoopen kan, ^e zig niet kanontfchuldigen)
dat v/eete ik dat ik Van uwé Vriendfchap mag ver-
wagten, fcboon niet van de Liefde van anderen:
Nademaal ik niet twijffele, of ten deezeh tijde is
reeds elk mond tegen mij geopend; en alle dié
ClariiTa Harlowe kennen, veroordeelen de wegge-
loopene Dogter.·
ι ί
ίί·'
I
U ι
ί
ρ
Η
Na dat ik mijnen Brief aan u had weggelegd
waai-iian ik tot de laatile uur, gelijk ik zeggen mag-
gefchreeven had, keerde ik weder naar het Klim-
op-Zomerhuis ; eeril: mijnen Brief van tuflchen de
loile ileenen te rug krijgende: Eit daar poogde ik,
zo bezadigd als mijne omftandigheden toelieten,
om verfcheidené bijzonderheden mij te erinneren,
en bij elkandercn te brengen, welke in het gefprek
tuiFchen mijne Moeij en mij waaren voorgevaUen;
en dezelve vergelijkende met eenige dingen, die
in den Ikief van mijne Nigt Doortje vervat waaren,
begon ik te hoopen, dat ik niet zo zeer bedugt
behoefde te zijn, als ik geweeil was, voor den
aanftaenden Woensdag. £n dus redeneerde ik bij
mijzei ve, _
,, Woensdag kan onmogelijk de Dag zijiii,
dien zij bedoelen, féhoon zij om mijiTchrik aan
te jangcn, wgi ino^eu willen dac Ü; dus denke:
Ι'Ί)
Λ
ίΐΊ:
ν
ι
Juffer CLARÏSSA HARLOWE. jo^ |
^ Want de Huwelps-Voorwaarden zyn nog otige-· |
„ tekend: Nog zijn zemijtertekeningc aangeboo- 1
„ den. Ik hebbe het nog aan mijne keur, of ik =
j, 'er mijne hand onder wil zetten, of niet; hoe
bezwaarelijk het ook zal zijn te weigeren, in^
5, dien mijn Vader mij dezelve voorlegge —---7
,, Daarenboven, Waaren m'ijn Vader en Moeder %
,, niet van voorneemen, indien ik dwang nood- /
„ zaakelijk maakte, om zelve naar mijns Ooms tc
„ gaen, op dat zij dus van der hand niogten zijn,
,, zo ik mij op hen beroepen wilde'? Daarzijvoor? i-
,, hebben om'er Woensdag tegenwoordig tc zijn,
j, En hoe aandoenlijk de gedagte ook voor mij
,, zijn mag van bij hen en alle mijne vxienden in
„ volle vergaderinge te verfchijnen, miiTchien is.
„ het wel datgeen waarom ik behoore te wen-
,, fchen: Nademaal mijn Broeder en Ziifter ziiljc
„ een gevoelen hadden van mijn:vermogen op
5, hen, dat zij bewerkt-en dat ik buiten hunne te-»
, genwoordigheid geflooten wierd, als een maat-
5, regel welken zij vooraf noodzaakelijk agceden i ^
„ om hunne oogmerken doorjte drijven. " . I j
„ Nog hebbe ik reden om te twijifelen, of ' ι
,, beilaenden aan mijnen kant over te haaien; eri?
,, mijn Broeder onder de oogen-gebragc zijnde,
„ zal ik zijne kwaadaartigheid aan den dag ftellen,
„ en gevolglijk zijn vermogeii verzwakken.
„ Dog al eens het ergil onderfleld zijnde, als
j, ik zulke tegenwerpingen maake tegen den Pre-
„ dikant, als ik zal maakeri, zal hij niet beten
„ omniet de.zaak voorc te.gaen: Nog de Hr. Solr
Η 3 5, mes
-ocr page 504-J, mes zal zekerlijk mijne weigerende enrtegen-
ftrcevende hand durven neemen.' En eindelijk,
,·, zo niets anders helpen wil, of mij iiitftel ver-
Werven, kan ik mij beroepen op Bezwaarenifien
9) Van Confcientie, en eene eerder verbhitenis
3, inbrengen; want, mijne waarde, ik hebbe den
5, Hr. Lovelace reden van hoope gegeven, Cg^lijk
5, gij zult zien in'eenen van mijne Brieven die gij
in handen hebt) dat ik geen anderen man zal
5, neemen, terwijl hij ongetrouwd is, en mij geen
5, moedwillige en voorbedagte oorzaak van mis-
3, nocgen tegen hem geeft; 't welk was om zij-
3, ne verbolgenheid in te toomen tegen de open-
3, lijk verklaarde partijfchap van mijn Broeder en
Domen tegen, hem. En alzo ik mij zal beroe-
pen, en mijne zwaarigheden over dit iluk- gee-
3, ven, op den goeden Dr, Lewen, is het onmo-
3, gelijk, of mijne Moeder en Moeij (zo al nie-
3, mand anders) moeten van deeze dingreden be-
3) wo ogen 'worden.,,
" Deezcidingen weder ter loops overdenkende,
was ik bij i mij zelve zeer in mijn fchik , dat ik
mijn beiluit genomen had om niet met den Hr.
Lovelace weg te^ gaen. ' Γ
' Ik zeide u', mijne>waarde, dat ik mijzelve
piet zou ipaareii; en ik teile deeze bijzonderhe-
den op als ^zo veele redenenter veroordeelinge
iari de daad iv υ waartoe ik zo ongelukkiglijk ver-
leid ben. ;Eene fluitreden , welke met dies. te
grooter kragt· tegen mij geldt., alzo ik moet be-
kennen dat ik bedugt was, dat hetgeen mijna
Nigt Dorothea meldt als van Lijs en van mijne
guller koomende y^haar verteld was, op dat zij
■ ^ · ■ ■ ■ ■ · ^ . . . ^ . .
i t
i 'F
,',ί
'h
?
juffer CLARISSA HARLOWE,
' het^aan mij zou te kennen geeven, met oogmerk
pm mij wanhoopig te maaken, en miflchien mij
aan te ßu-wen tot eenigen zodanigen βap ^ tot het
4oen van welken ik gedreeven ben „ als het
kragtigß middel om mij hij mijn Fader en Oo-
men alle gunß ten eenenmaal te doen verlie-
zen.
God vergeève het mij, zo ik te ongmiftig
pordeele over hunne inzigten j--Dog zo ik
het niet 3pe , dan volgt het, dat zij. een boos
net voor mij gefpannen hebben ; en,da; jk daarin
gevangen ben. ---En nu mogen zij dan ze-
gepraaien, zo zij , in het bederf van ee-
ne Zufter, die nooit wenfchte of bedoelde.,oni hun
eenig leed te doen! ^ ; :
Gelijk de voorgaende wijze van redeneeringe
mijne vreeze ten aanzien van den Woensdag ver-
minderde, zo vermeerderde ze die , welke ik had
voor de' zamenkoomil met den Hr. 'Lovelace —
, Welke nu , zo als'het fcheen , niet 'alleen het
naafte, maar het zwaarfte kwaad was; wel voor-
naamlijk om dat het bij wa§; want weinig
droomde ik (dwaas fchepzel, die ik was, en be-
laagd, van alle kanten!) dat de uitkoomil zodanig
zijn zoude alsze bevonden is. Ik verwagtede, het
is waar, een krakeel met hem, 'alzo hij mijnen
Brief niet had; Ma^r, mij dagt, dat het heel
vreemd zou zijn , gelijk ik In eeneh van mijne
voorigen meldde (a),. zó ik, die het zo iland-
vaftig had uitgehouden tegeii zulke eerwaardige
; charafters, tegen zulk een heilig gezag, gelijk ik
mag zeggen, wanneer ik dage dat daarvan een on-
; - ' H^ - · re-
(a) Zie bi. 491.
»■j
I
m Dß HISTORIE VAN
redelijk gebruik gemaakt wierd, mij niet meer be-
(llind zou vinden negen cenë Beprbevinge als' deé-
Jze ; inzöndérheid daar ik zo veel 'reden had om
i)p hem misnoegd te zijn, om dat hij mijnen'Brief
Kict had afgehaald. " ^
Van Welken ftip des-tijds kan iemands we-
Tcldfch geluk afhangen ! Hadde ik maar twee
iiüren méér gehad om de'zaak té overweegen ^ en
op die nieuw ligt, gelijk ik het noemen mag, te
3etten en'n^ij daarvan te bedienen -- Dog
idan zelf, miflchien, zou ik' nog al bij hém gegaen
;2ijn. -- Zottin die ik was! wat had ik hein
iioope te g'eeven, dat ik hem ifi perfoon zou οή-
^errigteïi van de reden voor de verandêringe van
inijn voomeemen, zo ik het veranderde ?
' O mijne waarde! eén dienilwillige inborfl:, is
een zeer gevaarlijke inboril ! -- Door te
iragten om anderen genoegen te geeven, doet die
iigzelven altoos öndiênfl:!'' ·■ · ■
Wanneer'het Klokje luidde om de diënilboo-
den tót het middagmaal' tè"roepen, kwam Lijsje
fcij mij, en vraagde bf ik οοίζ iets te beveelen
iiad voor dat zij aan tafel ging; nogmaal ha^r gé-
zeg herhaalende, dat ze gëemplóijéefd zo\i' wor-
den; met bijvöeginge',· dat men Vérwiigtede, zo
ipij geloofde,-dat ik niet boven zou koomen, Vóór
clat zij beneden kwam, of voor dat ik liiijne Móeij
cfJuffer-Hervey zag. ' " ' ' " - '
Ik deed haar eenige vraagen omtrent de Cas-
pde, welke van het ftel geWeeH' èn onlangs te
ïcgt gebmgt was ,· ert gaf mijne nieusgierigheid te
tennen om te zieJn , hoe die fprong'en viel, dp
^ ik haar aanleidinge zou geeven [Hoe liilig
• /v om
e^ii
-ocr page 507-τ
om mijzelve te bedriegen, gelijk bij de uitkoomfl:
gebleeken is!] om derwaards te gaen, zo ze mi}
riet vond daar ze mij gelaacen had ; zijnde dat ge-
deelte van dèn tuin het verft af van het Klimop-
Zomérhiiis. ' ^ — - -
Zij kon naauwlijks in huis zijn , toen. ik het
eerfte teken hoorde —— O hoe floeg mijn hart!
•-- Dog daar was geen tijd te verliezen.' Ik
flapte naar de tuindeur; en de baan klaarziende;
ontgrendelde ik de deur, die'reeds van.'tflbt
was--En daar was Hij, vol ongeduld, op
mij wagtende.
Een fchrik bijna tot zwijmens toe greep mij
aan, toen ik hem zag. Mijn hart fcheen ais te
worden toegewrongen ; en ik beefde zo, dat ik
bezvvaarelijk het op de voeten zou gehouden heb-
ben , had hij mij niet önderileund.
Vrees niets, allerliefll fchepzel, zeide bij —
Laaten wij ons haarten hiervan daan —^—^— De
koets is bij der hand -—^—^— En door deeze lie-
ve gunft eti infchikkelijkheid hebt gij mi] meei?
verpligt, dan ik kaft uitdrukken of vergelden.
Een weinig tot mij zelve gekoomen zijnde,
terwijl 'hij mij vafthield , en "agter zig voort trok ,
O mijn Hr. Lovelace, zeide ik, ik kan niet met ü
gaen —~ Inderdaad ik kan niet -- ïk
liet u dat al weeten -Laat mijne hand los^
en gij zult mijnen Brief zien. Die heeft daai· van
gifteren morgen gelegen, tót binnen dit half uur.
Ik beviil u tot bet laatfte toe op een Brief van mt|
te wagten, of ik al tè'met genoodzaakt mögt zijrï
het beftemde te herroepen; en hadt gij dat bevél
gevolgd, dan zoudt gij'hem gevonden hebben.
I :
iï
f·
i .
\o6 De HISTORIE van
IVIen heefc op mij gepaft, mijn waardfte iee?
yen, zeide hij , half buiten adem --- Men
heeft op mij gepaft in eiken ftap, dien ik deed:
En men heeft ook gepaft pp mijnen getrouwen
knegt, den gantfchen tijd zedert Saterdag, zo dat
hij uwen muur niet durfde naaken. — En wij zul-
len hier in een oogenblik ontdekt worden. -—.
Spoed u weg, mijne Bekoorfter -- Dit 'i^
het oogenblik uwer verloifinge — Indien gij dee-
ze gelegenheid verwaarlooft, kunt gij fwoit zulk
eene weder krijgen.
Wat meent gij, mijn Heer? —: Laat mijne
hand los: Want ik zegge u [heftig worftelende]
dat ik eer wil fterven, dan met u gaen.
Goede God! zeide hij, met een wild en ver-
baasd gezigt, wat is het dat ik hoore! -
Dog [mij nog al agter zig voorttrekkende, ter-
wijl hij verder van de deur afvyeek] het is geen
tijd om te redenwiflelen -- Bij al wat Goed is,
gij moet gaen -Gij kunt immers niet twijife-
len aan mijne eere, nog mij reden geeven om de
uwe in twijifel te trekken.
Zo gij agtinge voor mij hebt, mijn Hr. Lo-
velace, dring mij niec verder. Ik koome met een
vaft opzet en befluit. Laate ik u den Brief geeven,
dien ik gefchreeven had. Mijne yerdere redenen
zullen dan volgen; en zij zullen u overtuigen, dac
ik niet behoore te gaen. |
Niets kan mij overtuigen , Madam. Bij al
wat Heilig is , ik wil u niet verlaaten,. U nu te
verlaaten , zou hetzelve zijn ^s u voor eeuwig
te verliezen, ' , /
Moet ik mij dus laaten dwingen? Viel ik 'er
: tUS-
»iis-
f:f
r
■'ita!..· ji-u'-Sa
2ft:r ·
tuiTdieii in, met geen minder verontwaardiginge
dan heftigheid — Ldat Ips mijne handen. — Ik
hebbe beflooten niec met u te sgaen —— En ik zal
u overtuigen, dat ik het niet behoo^e te doen.
Alle mijne vrienden verwagteh uMadam -τ
De uwe zijn alle onverzettelijk tegen u Aan-
llaende Woensdag is de dag, de gewigtige, mis-
fchien de noodlottige dag! Zoudt gij willen blij- i
ven om Solmes Vrouw te worden ? — Kan uw
befluit zig hiertoe eindelijk bepaalen?
Neen, nooit, nooit zal ik diens mans wor-
den ^ -— Dog ik wil niet met u gaen! [Tr^k mij
dus niet--- Hoe durft gij mijn Heer"?] Om geen
andere reden wilde ik u zien , dan om u dit te zeg-
gen. Ik zou niet bij u gekoomen zijn, had ik
niet geweesd dat gij u aan eenige roekeloosheid
mögt fchuldig maakcn —- En nog eens, ik wil
'niet gaen Wat meent gij?. — Met^alle mijne
magt woiiilelende om van hem los te raaken.
Wat Jcan mijne engelin dog hebben ingeno-
men, zeide hij [mijne hand los iaatende, en. met
eene zagter ftem] dat gij na zo veel mishand^Unge
van uwe nabeftaenden; zulke plegcige geloften van
mijnen kant ; eene zq brandende genegenheid;
mij doorgrieft mét eene weigeringe van u te' hou:
den bij hetgeen gij zelve beilemd hebt?
Wij hebben geen tijd om te primaten, mijn
lir. Lovelace. Ik ,zal u mijne redenen bij ^em be-
ter gelegenheid melden. Ik kan nu niet met u
gaen -^ Eii'^ nog eens, dring mij niet vcrdei^
- Immers behoore ik niet van iedereen ge-
dwongen te worden! i . J____;
Ik zie wel hoe het is, zeide hij, met een neer-'
" llag-
-ocr page 510--' DE HISTORIE VAN
F-» "ψ"
ilagtïg , dog driftig weezen -t-Welk een ger
ilreng noodlot is het mijne ——- Uw geeil is
eindelijk te ondergebragt! —— Uw Broeder en
Zuiter hebben het gewonnen; en ik moet alle mij-
iie hoope övergeeven aan eenen deugniet zo regt
veragtelijk ·—-—
ïk zegge u nogmaal, viel ik 'er tuflchen in,
ik zal nooit de zijne Zijn —— Alles kan mo-
gelijk Woensdag heel anders ailoopen , dan gij
verwagt --
En mogelijk niet I - En dan, lieve
hemel! --^—
Het ftaec hunne laatfte pooginge te zijn, ge-
lijk ik reden hebbe om te gefooven —
En ik hebbe ook reden om zo te geloaven
— Nademaal gij dan, zo gij blijft, onvermi|delijk
Solmes Vrouw zult worden.
Dat niet, viel ik 'er op in — Ik hebbe hun iii
een punt genoegen gegeven, Z\] zullen in een
goeden luim zijn jegens mij. Ten minto zal ik
tijd winnen. Daar ben ik van verzekerd] - Ik heb-
be verfcheidene wegen om'tijd te winnen.
En wat zal tijd winnen baaten, Madam? Het
is duidelijk , dat gij buiten dat geen hoope hebt
— Duidelijk is het dat gij die niet hebt, doordien
gij alles op deeze zwakke toeverlaat laat 'aankoo-
men." O mijn alIerliefH, allerwaardigil leeven,
mag ik u bidden, wil dog geen gevaar van deeze
aangelegenheid loopen. Ik kan u overtuigen dat
het meer άΰχϊ gevaar zal zijn, indien gij blijfc,
dat gij op aanftaenden Woensdag Solmes Vrouw
zult worden. -- Wil dan dog de doodÜjke
onheilen voorkoomen / nu het in uwe magt is die
voor
m
juffer CLARISSA HARLOWE,
voor te koomen ^ welke zulk eenö vcrfchrikkelijke
zekerheid zullen volgen.
Terwijl ik nog eenige reden van hoope hèb-
be, mijn Hr. Lovelace , is 'er üwér eerè zo wel
aan gelegen als der mijne (zo gij die agtinge voor
mij hebt, welke gij voorgeeft, en wenfcht dat ik
van li geloové) dat mijn gedrag in dit vobrnaani
Óuk niijné voorzigtigheid billijke.
Uwe Voorzigtigheid ,' Madam ! Wanneer
heeft die dog eenigzins in twijifel kunnen getrok-
ken worden? Nogthans wat is u of uwe Voorzig-
dgheid, of uwe Pligtmaatigheid te ftade gekoomen
bij luiden, die zo wonderbaar ilijf gezet zijn?
En toen ging hij op eéne bewéegelijke wijzé
de verfcheidene Haaltjes van de harde behandelin-
ge optellen, welke ik ondervonden had; alles wij-
tende aan de kwaadaartigheid en hoofdigheid vaii
éenen Broeder , die iedereen tegen hem had aan-
gehirfl:: En beweerende, dat ik geen ander mid-
del had om eene Verzoenirge met mijnen Vader
en Oomen te wege te brengen, dan door mij zel-
ve der magt te onttrekken van niijns Broeders in-,
gekankerde kwaadaartigheid.
Alle toeverlaat van uwen Broeder, ging hij.
voort, heeft gèileund op uwe verdraagzaamheid
van zijnen hoon. Uwe geheele familie zal u aan-
zoeken, wanneer gij uzelve van deeze fchandelij-
ke onderdrukkinge bevrijd hebt. Wanneer zij
weeten, dat gij bij zodanigen zijt, die u regr
mn en imlhn bezorgen ,, zullen zij u uw eigen
Goed wel overgeeven. Waarom dan, zijn afih
om mij heen fiaende, en mij weder met een zag-
ten dmn^ agt^r ? gij nog
een
-ocr page 512-een ö%enblik ? — Nu is 't de tijd ~ Vliei
dan niet mij, bidde ik ü, rriijn allerliefïl: fchepzel?
Becrouw op uwen vervofgden aanbidden Hebben
Wij niet geleedeii in dezelve zaak? Zo ü eenige
befchuldigingen worden aangewreeven , gun mij
de eere {en zeer gretig zal ik zijn om die te
herdienen') van ü de mijne te noemen ; en, als
gij zodanig zijt, zal ik dan niet in ftaat zijn om
en uw perfoon en charaéter beidé té befcher-
ftien?, .
Dring mij niet meer, mijn Hr. Lovelace, be-
'zweere ik U. Gij zelve hebt mij iets in den mond
gegeven, vvaarop ik duidelijker zal Ipreeken, dan
milTchien voorzigtigheid, bij eenige andere gele-
genheid, zou dulden. Ik ben overtuigd, dataan-
ftaende Woensdag (zo ik tijd had, zoude ik u mij-
ne redenen openbaaren) niet gefchikt is om den
dag te zijn, welken wij beide zo zeer vreesden:
En indien ik, na dat die dag voorbij zal zijn, vin-
de dat mijne vrienden vaft bij hun befluit blijven
ten yoordeele van den Hr. Solmes, dan zal ik op
de eene' of andere wijze maaken bij u tè koomen
;met Juffer Howe, die geen partij van u is:· Én als
de Plegtigheid zal zijn voltrokken., zal ik dien ftap
een pligt agten, welken voor dien tijd te doen ee-
iie misdaad zijn zal: Nademaal mijns Vaders Gezag'
nu door geen grooter gedwersboomd wördt.
Allerlieifte Madam ——- · .. , .
Neen ; mijn Hr. Lovelace, zo gij nu nog be-
twift — zo gij, na deéze verklaaringe, die gun-
ftiger is dan ik gedagt had te doen , nog niet vol-
daen zijt,' weete ik welke gedagten ik moet heb-
ben zo van uwe dankbaarheid als' èdèlmoedigheid.'
Hét
-ocr page 513-juFFER CLARISSÄ HÄRLÖWE. 5 li
' Het geval, Madam, laat den voorgeflageti
uitweg niet toe. Ik ben daarvoor ten vollen dank-^
baar. Ik kan niet uitdrukken hoe ik verheugd zoii
zijn in de bèkoorelijke hoope, die gij mij gegeveti
hebt, zo gij aanftaenden Woensdag, indien gij
blijft, niet ftondt eens anderen mans te zijn. Be-
denk, aller! iefll: fchepzel! welk eene verzwaaringe
van mijnen angfl: de verfchovene hoópe zij, waar-
op gij mij gebiedt te zien, in dit ligt befchouwd
zijnde!
Wees verzekerd, wees'er van verzekerd, ik
zal eer ilerven, dan des Hren. Solmes zijn, In-"
dien gij wilt dat ik betrouwe op uwe eere, waar-
om zoudt gij dan twijfFelen aan de mijne ?
Ik twijffele niet aan uwe ^er^. Madam; uw
vermogen is het, daar ik alleen aan twijfFele.
Nooit, nooit kunt gij weer zulk eene gelegenheid
hebben. — Allerlieiïl fchepzel. Iaat mij toe--
En hij ging mij weder agter zig voort trekken.
Waar trekt gij mij heen, mijn Heer? -^^
Verlaat mij op dit oogenblik ^ ' ''' Koekt gij
mij hier te houden, tot dat mijd wederkeeren ge-
vaarlijk of ondoenlijk zal worden ? Laat mij dit oo-
genblik gaen, indie;i gij wilt dat ik draagelijke ge^
dagten van u hebbe.
Mijn geluk. Madam, beide hier en hier na^ ■
maals, en de veiligheid van uwe geheele onver- ;
zoenbaare familie, hangt van die oogenblik af. 1
Aan de Voorzienigheid, mijn Hr. Lovelace,
en aan de Wet, beveele ik de veiligheid van mij^
ne Vrienden. Gij zult mij door dreigen niet bren-
gen tot eene ligtvaardigheid, welke mijn hart ver^ ί
oordeelt! iH, 90]i ^wge]^
id'
-ocr page 514-'iii ÖE HISTORIE vAè
deren, zo als gij hec noemt; den vreede van mijii
gemoed in toekoomende geheel en al vernielen?
Gij houdt mij op de togt, mijn waarde lee-
ven, juiil als ons beter üitzigtén beginnen aan te
breeken. De weg ilaet open; juift nu ilaet hij
open; dog,in een oogenblili kunt gij verhinderd
worden. Wat is het , waaraan gij twijiielt? ---
Ik mag eeuwig verlooren gaen, indien uw Wil mij
niet eene Wet zal zijn in allen opzigte! Alle mijne
liabeftaenden verwagten u. Uwe eigene beilem-
minge eifcht het van u. .Aanikende Woensdag —'
Allerliefll Schepzel! denlc om' aanilaenden Woens-
dag! -— En waartoe is het dat ik u dringe, dan
om een flap te doen, die eer dan eenige andere u
verzoenp zal met alle diegeenen van uwe familie,
welke gij de meefte reden hebt om' agtinge toe té
draagen? ' , ■ ..
Laat mij voor mijzelve oordeelen, mijn Heer.
Zoek gij\ die mijne vrienden befchuldigt, dat ze
mij poogen te dwingen, zelve mij niet tè dwingen.
Ik wil dat niet verdraagen. Uw ilerk drijven ver^
wekt mij meer fchroom, en tot fterkér regeniland.
Laat mij dan weer te ru^ gaen - Laat myl, eer,
het te laat is, te rug gaen, op dat het niet erger
voor ons beide moge worden — Wat meent gij
met deeze gewelddaadige behandelinge ? , Is het
dus dat ik te oordeelen hebbe van uwe volkoome-
ne onderwei-pinge aan mijnen wil, welke gij mij,
zo dikwijls gezwooren hebt? — Laat op dit oo-'
genblik mijne hand los, of ik zal om hulpe ichreeu-
wen. , , ..... . ■ , ,
Ik' zal u gehoorzaamen , 'mijn allerliefil^
Cdiepzell Ën hij liet mijne hatid lös met een;
"■■ge-
-ocr page 515-jüF'FER CLARISSA HARLOWE. : 51?
gezigt vol v;an tedere vertwijiFeUnge, hetwelk mij,"
de hcftigiieid van zijnen aart Keiliiende,, haif-be-
gaeri met hem maakte. Egter haailede ik mij vad
hem af, wanneer hij, met een haar Leezen, zijnt
gezigt op zijnen dege,h flaende; dog zijne iiand
daarvan als te rug trekkende , beide zijne armen
over malkanderen floeg, als of eene fdiielijke ge-^
dagte hem van eene voorgenomene roekeloosheid
had weerhopden.
Vertoef nog een dogenblik ^— Maar eert
pogenblik, O bemindfte mijner Ziele I - ^ Ve|'
lig kunt gij te rug keeren, indien gij ,w//i: De
fleutel legt aan de deur. -—- Maar, O. Madam ν
aanftaende ,Woensdag, en gij zijc des ilren. . Sol-
mes ! — Vlugt niet zo driftig van mij — Hoor
mij dog nog maar v^einige woorden^
Toen ik nabij de tuin-^deur was, blèef ik
flaen; en was te meer voldaeti, al2o ik deh fleutcï
daar zag, waarmede ik zelve naar welgevallen mij
de deur' kon openmaaken. Dog ongcriift ziinde,,·
dat iiicn mij mögt miflen, zeide ik hem, Dat ik
niet langer konde blijven. Ik had reeds al tc.lang
vertoefd. Ik zdude hem alle mijne redenen fchrij-.
yen. En wees 'er van verzekerd,, mijn Hr. Love-
lace, zeide ik [juifl: tcrv/ijl ik mij boog naar den
ileiitelom weder binnen te gaen] ik wil cor fter-'
yen',, dan dien man hebben. Gij weet wat ik be-
loofd hebbe, zo. ik mij;ielve in gevaar bevinde.
Een woord , evenwel ; ,Madam ; nog eeti
woord [mij naderende ^ mee /ijn^ armen nog ovei
malkandcren geilagen als. of hij ,· gelijk ik dagt,
ïiiet in verzockingc wilde koomcn tot cenig mis-
drijQ. Gedenk ilegcs, dat ik van ü liier béfchei-
il. Deelv^ Kk dW
den koome, oni u, met gevaar van mijn leevéri ^
t-e verloflen van uwe opfluiters en vervolgers, ihéc
een voorneemen , God is mijn getuige , of hij
raag mij voor eeuwig verderven! [dat was zijn af-
fchuweiijke vloek] om een Vader, Oom, Broe-
der, en, gelijk ik nederig hoopte, als het u goed-
gunitig zou behaagen, een Man ^ alle te gelijk,;
voor u te zijn. Dog nademaal ik vinde, dat gij
zo gereed zijt om tegen mij om hulpe te fchreeu-
wen, hetwelk mij de wraak van uwe geheele fa-
milie moeft op den halze haaien , zb ben ik te
vreeden om alle gevaar te ondergaen. Ik zal u
niet vraagen om met mij de wijk te neemen; ik
zal u vergezellen tot in den tuin, en tót in buh ^
indien ik niet eer gefluit worde. --Ja, Ma-
dam ontzet u niet. De hulpe , om welke gij
wonde geroepen hebben, zal ik met u gaen op-
zoeken; want ik wil hun allen wel onder de oogeil
xien: Dog niet als een wreeker, zo zij mij niet
te veel tergen. Gij zult zien, wat ik verder om
uwentwille kan verdraagen -En laaten wij
beide eens zien, of redenwiiTelinge, en het ge-
drag van een braaf man jegens hen, mij de behan-
delinge aan een braaf man verfchuldigd' van hen
niet kan verv/erven.
Had hij ondernomen om zijn degen tegen zig-
zelven te trekken, ik' was wel bereid om hem dies-
wegens te veragten, dat hij mij zulk eene onnoze-
le nieuweling"ondcdlelde te zijn, dat ik mij door
zulk eene .gemeene konftenaarij fchrik. zou laaten
aanjaagen. Dog dit voorneemen, met zulk een
ernilig weezen geuit, om met mij binnen te gaen
naar mijne vrienden, deed mij hiigen van fchrik.
fj
in
I -ν
Juffer CLARISSA HARI.OWE. jzj
.1 Wat bedoek gij, mijn Hr. Lovelace? zeide
ik: Ik bidde u, verlaat mij -— Veilaac mij,
Excuieer mij, Madam ! ïk verzoeke u om j I
-Verfchooninge. Ik hebbe lang genoeg als eed . ■ ;
dief mij verichoolen omtrent deeze eenzaame muu- I'
ren - Lang, al te lang, hebbe ik den hooni 1;
verdragen van uwen Broeder, en van andere uwer - | j
nabeitaenden., Aiweezigheid voedt maar de kwaad-
aartigheid. Ik ben wanhoopig. Ik hebbe maar r :
deezen eenen kans daarop; wanc is de dag na mor-
gen niet Woensdag? Ik hebbe den wrok door mij- \
ne gedweelieid aangezet. --Egcer zal ik nog ' ;
■gedwee ?A]n. Gij zien, Madam, wat ik om I
uwentwille zal verdraagen- Mijn degen zal u iri ' j|
de fcheede ter hand geileld worden [En hij bood
mij dien zodanig aan]"—-— Mijn hart, zo het li 1"
behaagt, met de éene hand op zijne boril flaende, y
zal eene fcheede verllrekken voor lïws Broeders {
degen. Het leeven is niets, zo ik u verlieze--^ i
Gelief mij den weg te wijzen in den tuin, Ma-
dam, [naar de deur treedende]. Ik zal met u gaen
fchoon in nijnen dood! ■ . - Maar al te gclüi<kig, 11
tlie moge dan zijn zo hij wil, als ik hem in uwe. !
tegenwoordigheid ontvange. Geleid mij, lief j
fchepzel! [zijn degen in zijneileeken- I
lie] —■— Gij zult zien ^wait ik om u kan verdraa-
gen. En hij bakte, cn nam den ileutel op; eii ' |
llak hem in het fletitelgat; dog liet dien weder ,
vallen, zonder de deuf te openen, op mijne ern-
ftige tegenfpraak.
Wat kunt gij dog bedoelen, mijn Hr. Love-
4acci' zêidè ik -- Wildt gij dus uzdvs bloot- iJ
-ocr page 518-V?:' De HISTOHÏÉ vafi
ilellen ? Wildt gij mij dus blootitellen ? —--»
Js dit luve edelmoedigheid? Moet iedereen Zijn
voordeel doen met de zwakheid van mijnen asrt?
En ik weende. Ik kon het niet helpen.
Hij wierp zig op zijne knieën neder aan mij-
ne voeten ----— Wie kan het verdraagen, zeide
hij [met eene vuurigheid, die niet geveinsd kon
zijn, zijne eigene oogen ook vogtig wordende]
Wie kan het verdraagen, zulk eene lieve ontröe-
-- O Bekoorfter van
i
ringe te befchouwen?
mijn hart, [en, nog eerbiedig knielende, nam hij
mijne hand in beide de zijne, die drukkende aan
'AÏpe lippen] beveel mij hij η te blijven, beveel
mij van u te gaen ; allerwege zal ik u geheel blind-
ling gehoorzaamen, ---Dog ik beroepe mij op
alles wat gij weet van uwer nabeftaenden wreeci·
heid omtrent u, van hunne onverzettelijke boos-
aartigheid tegen mij\ en alzo onverzettelijke gunll
jegens den nian^ dien gij mij zegt te haaten (En ,
och! Madam, indien gij hem niet haatedt, zoude
ik naauwlijks denken dat 'er eene verdienfte ftak
in uwe goedkem-inge, gij mögt dezelve plaatzen
waar gij wildet) -—^ ik beroepe mij op alles wat
gij weet, op al wat gij gcleeden hebt, of gij geen
reden hebt om bedugt te zijn voor dien Woens-
dag, die mijn fchrik isi —— Of het wel moge-
lijk is, dat gij zulk eene gelegenheid weder kunc
krijgen-ï>e koets in gereedheid; Mijne
vrienden met ongeduld verwagtende naar den uit-
ilag vanf^Ïy^<?/gi?//i?opilemminge: Een man, wiens
wil volkoomelijk uw wil zal zijn u fmeekende,
u dus, op zijne knieën fmeekende\—--om
Äog uwe eigene Meefteres te worden, dat is het
al:
mk
-ocr page 519-ftl: Nog zal ik om uwe gunfl verzoeken^ clan nu
4ät het bij eene volkoomene proeve zal blijken ^^^
ik_ze verdiene. Op Goederen, op Verwantfchap
vale iiiecs te zeggen ί —-- O mijn bemind fchep-
zei! mijne hand nog eens aan zijne lippen druldcen-t
de, laat dog zulk eene gelegenheid u niec ontglip-
pen. Nooic, nooit zulc gij zodanige weder krij-
gen.
■ Ik beval hem op te ftaen. Hij ftond op; en
ik zeide hem, dat waare ik zo bijfter niet onthutil
door zijne ongeduldige drift, ik niet twijfFeldehem
te overtuigen, dat hij en ik beide den aanllaenden
Woensdag met grooter fchroom befchouwd had-
den , dan noodig waare. Ik ftond voort te gaen
met hem mijne redei>en te melden; dog hij viel
op mij in ---
Ilndde ik. Madam, maar de fchaduw cenet
waarfchijnelijkheid om te hoopen hetgeen gij
hoopt, ik zou geheel en al gehoorzaam en uitwild
lig zijn. Dog den Verlofbrief heefc men merccr-
daad gekreegen: De Predikant is befproken: Die
pedant Brand is de man. O mijn alleriiefil" fJiep-
zel, betekenen deeze voorbereidzelsnietsmeerdaia
ilegts eene beproevinge?
Gij weet niet, mijn Heei·, al had men het
ergile voor, en hoe zwak gij mij agt te zijn, wel-
ken moed ik hebbe: Gij weet niet, wat ik kan Γ
doen, en welken weeriland ik kan bieden, als ik h
denke dat 'er op eene laage en onredelijke wijz,o
met mij gehandeld w<3rdt: P^og weet gij wat ik
reeds hebbe uitgeftaèn , wat ik reed? verdrngeii
hebbe , weetende aan wiens onbroederlijke op-
iloolüug-en alles toe te fchrijven ^-.r-—r^
' Kk 5 ■ ik
-ocr page 520-Ik kan alles vervvagten, Madam, viel hij-ét
tuiïchen in, van de edelheid van uw gemoed. Do^
ixvve levensgeeilen kunnen bezwijken -- Wae
mag men wel nietdugten van den onvervvinnelijken
bart van zo ilijfzinnigen Vader, tegen eene zo on-
derdaanige Dogter? -—- Bezwijminge zal u niet
|;)ewaaren: Zij zullen miiTchien niet droevig zijn
wegens zulk een uitwerkzel van hunne barbaars-
heid. Wat zal het dog beduiden, u met redenen
te verzetten tegen eene Plegtigheid die voltrokken
is? Moet niet Alles^ het fcbrikkeHjk Alles^ vol-
gen , dat eene pijniginge is voor mijn hart, als ik
'er maar aan denke? Niemand hebbende om u op
te beroepen, wat zal uw tegenftand baaten tegen
de gevolgen van eene Verbintenis, waarvan zij, die
ze u op dringen, getuigenis draagen; en daardee-
2e uwe naaile'bloedverwanten zijn?
Ik was verzekerd, zeide ik, van ten miniien
uitftel te verkrijgen. Veel wegen had ik om uitftel
te krijgen. Niets kondè zo heilloos voor ons bei-
de zijn, dan dat ik hier nu iSij hem gevonden wierd.
Mijne vreeze hiervoor, zeide ik hem, overmande
riiijn hart. Ik zoude heel liegte gedagten van hem
liebben, zo^hij mij langer zógt op te houden. Dog
zo hij in mijn v\^il beruitede, zoude hij mijne dank-^
i^aarheid aan ^ig verpïigcèn. - ·
' En alsï ik daarop.mij boog om den fleutél op
te neemen en de-tuin-deur te openen, fprong hij
fchielijk'op, en'keek als of hij iemand aan de deur
Van binnen'gehoord had; zijne hand aan zijn de-
gen ilaendei
' Dit verfchrikte mij ZO', dat ik dägt aan zijne
^octcu te ziülen hebben neèrgezeegen. Dog op
' . iheu-
Jifc I
l.t'Ï.
Ff
iläenden voet fprak hij mij weder 'moed 'in: Hij
meende, zeide hij, dat hij eenig gedruis tegen de
deur hoorde: Dog waare het zo geweell, het
geluid zou fterker geweefl; zijn. Het was allee»
het uitwerkzel van zijnen fchroom voor mij. ί
En toen den ileucel opneemende, bood hij
mij dien aan. --— Indien gij wilt gaen, Madam
•—— Nogthans kan ik, ik kan u niet verlaaten!
■- Ik moet met u den tuin intreeden--—^
Vergeef het mij, ik moet den tuin met u intree?
den. ^
En zult gij, mijn Hr.Lovelace, zult gij duis
onedelmoediglijk, gebruik maaken van mijne vree-
ze? -van mijnen wenfch om ongelukken voor
te koomen? Ik, dwaaze zottin, mij voor iedereen
^e bekommeren; en geen menfchzig voor mij! >
Allerliefft fchepzel, viel hij 'er tunchen in,;
mijne hand hgudende, die ik beevende uitftak oui
den ileutel in het flot te fteeken ——· Laate Ik,
zo gij wilt gaen, de deur openen. Maar nog ■
eens, bedenk dog, zo het al mogelijk waare dac.
gij uicftel verwerven kondt, hetwelk uwe een ige
toeverlaat fchijnt te zijn, of gij niet naauwtr kunc
worden opgeflooten? Ik weece, dat zij ^iat reeds
in overweeginge genomen hebben. Zal het u, in
dit geval, niet belet zijn, om of met Juffer Howe,
of met mi) briefwiilelinge te houden? --Wi&
zal u dan in uwe vlugt bijftaen , zo gij ontvlugren-
wildt? -- Daar het u alleen zal vrijftaen om
uit het venfter van uwe kamer op^den tuin te ziony
waarin gij niet moogt koomen, 'hoe zult gij d;m^
wetifchen naar de gelegeiiheid, welke gij nu hebt,
zo uwe liiiat tegen Sol nies biijve duuren! --—τ^ΐ
Kk 4 M.iur,
ψ
f2Q ' DEIHISTORIE VAN
^aar, helaas! die kan niet blijven duuren^ In?
flien gij te mg. gaet, moét gij het doen bewpogen
fioor een bukkend ('t welk gij zult heeten, een
onde^'daanig) hart , zo lang geplaagd en gelold
^ot dat gij uwen eigen wil overgeeft.
Ik kan het niet verdraagen', mijn Heer, dus
gedwongen te worden. Móet ik nooit vrijheid
hebben om mijn eigen oordeel te volgen ? Het ge-
volg moge zijn wat het wil, ik wil mij dus niet
Jaaten dwingen.
En daarop, mijne hand los rukkende, ftak
ik weder den fleutel naar de deur.
TuiTchen deeze en mij viel de vaardige knie-
Ier neder: En kunt gij, kunt gij, Madam, laate
ik het nog eens op mijne knieën vraagen, met een
pnverfchrllig oog befchouwen de onheilen die 'er
yolgen mogen? Daar ik zo gefard ben, daar men
20 over mij zal zegepraalen, indien uw Broeder
naar zijn zin ilaagt, mijn eigen hart iiddert, bij
ivijlen, op de gedagten van 't geen -er volgen
7iioet; en kan het uwe zig des niet bekreunen?
Mag ik u bidden, allerlieill· fchepzel, om allet
1!
fchen in, zo veel geloof aan de woorden van ee-
ijen verraader. Uw fnoode overbrenger is maar.
een knegt. Mogelijk geeft hij voor meer, te wee-
ten, Idan waartoe hij grond Jieeft, om den loon
der omkoopinge te verdienen. Gij weet niet wel··
ke uitvindingen ik,kan verzinnen.
Ik ging nog eens den fleutel infhet ilot itee-
ijien, wanneer hij van zijiie knieën opipringende,
■' ' ^ mee
-ocr page 523-meteene luide ftemme Imiterende, enalsvanfchrik
buiten adeni, Daar zijn ze aan de deur^ mijn,
hemind lahepzell En mij den fleutel ontneemen-
de, maakte hij daarmede veel heweeginge, als of
hij ze op hec nagtflot wilde (iraaijen. En aanftonds
fchreeuwde 'er eene ilem van hinnen, van iemand
die" tegen de deur aanbonsde, als om ze open te
breeken, met herbaalde en geweldige ilooteti,
Zijt gij daar.? — Ko^mt hier terfiondl — Dit
pogenblik! -r- Hier zijn zij — Hier zijn ze bei-
de te zamenl — Terßond um Pifiooll — ^U-w
Snaphaan! -Hij trok op hetzelve oogenblik
zijn degen, εη dien bloot onder zijnen arm ilaende,
nam hij beide mijne beevende handen in de zijne;
en mij haaftig agter zig voort trekkende, Vlugt,
vlugt, mijne Bekoorfter; dit oogenblik is't alleen
dat gij daartoe hebt, zeide hij. — Uw Broederί.
^ Uwe Oomen! — Of deeze Solmes! ~ Zij zult
len aanilonds de deur openloopen — Vlugt, mijn
waardile keven, zo gij niet wreeder wilt behan-
deld worden dan ooic-Zo gij niet twee
pf drie doodflagen aan uwe voeten wilt zien be-
drijven, vlugt, vlugt, bidde ik u.
O Heere! -- Help, help, riep de zot-
tin , geheoi verbaasd en ontfteld, van fchrik ovcr-
u^eldigd, dien het buiten mijne magt was te be-
dwingen.
Nu naar agteren, dan naar vooren, nu aan
deczen, dan aan geenen kant, wendde ik mijn
benaauwd gezigt, in een en 't zelve oogenblik
hier eenen dollen Broeder verwagtende, daar ge-
wapende knegten, eene Zufter vol woede uit-
il'hreeuwende, en een Vader met fchrik gew:mend
Kk5
i
t
1
' · -5,
t '
i
ν
ι
■Μ
fzi ^De HISTORIE van
in zijn weezen, vemarelijker dan zelf de uitgeca-
gen degen, dien ik zag, öf welke ik vreesde te
2fen. 4k liep al zo tek als hij, zonder egter te,
weeten dat ik liep ; mijtte vreeze vleugels geeven-
de aan mijne -voeten, terwijl ze mij tevens alie
vermogen benam van denken ■— Mijne vree5?e,
welke mij waarfchijnelijk niet zou hebben toege-
Jaaten te bezeifen, welken weg ik noemen mocil,
waare hij niet bij mij geweeitom mij te diingen^
en agter zig voort te trekken: Inzonderheid foen
ik een man zag, welke ter deiire moeit zijn iiirge-
kgomen, > die ons in het oog hield, nu naar ons,
ïoeüep; dan weder te rug naar den tuin; anderen
wenkende en roepende, welke ik onderildde dat
Jjtj zag, fchoon het draaijen van den muur mij be-
lettede die te zien; en welke ik mij verbeeldde
jnijn Broeder, mijn Vader, en hunne Knegren te.
zijn.
Dus verfchrikt, raakte ik in zeer weinige mi-
nuuten buiten het gezigt der deure: En toen,
fchoon ik van loopen en- vreeze geheel ademloos
waare, nam hij mijnen arm onder den zijnen, den
blooten degen in de andere hand houdeiule ·,. en
trok mij nog al Herker voort: Mijneiftem, even-
wel, mijne beweegir.ge tegenfpreekende; terwijl
ik riep. Neen,, neen, tneen, den geheelen tijd;
mijne hals draaijende om te rug te zien, zo lang
ik de muuren van den tuin, en de diergaarde in 't
gezigt had, en tot dät hij mij aan de koets bragt:.
Alwaar twee gewapende knegten van hemzelven,
en twee van Lord M.'s, tè paard, hem op wagte-,
den. · ■ ...
Hier moet ik mijn verhaal eenigen tijd op-
„ ,ίΛ fchor-
- rff··
-ocr page 525-Juffer CLARISSA HARLOWE. ^
fchorten: Want nu ik tot dit droevig beftek daat
van gekoomen ben, ipringt mijne onbedagtzaam^ i
heid mij in het aangezigc; en mijne fchaamte en
mijne droefheid geeven mij eene wroeginge, die
icherpér is, dunkt mij, dan of ik een lemmer in
mijn hart had. Te moeten bedenken, dat ik mij
zo onbedagt tot eene Bijeenkoomft hebbe inge-
katen, welke ik, zo ik of mijzeive , of hem ge- i
kend, of de omftandigheden des ge vals in 't minft |
overvvoogen had, wel bevroed kon hebben , dat
mij in de magc van zijne onderneemende üoutheid ^
en buiten die van mijne eigene Reden Hellen
zoude!
Want, mögt ik wel niet geloofd hebben, das
hij , die reden dagt te hebben om te dugten, dat
hij op het punt ftond om eene perfoon te verliezen,
welke hem zo veel moeite en onrufl: gekoft had, r
iiaar zou verhinderen, zo het mogelijk waare, om , ^
te rug te keeren ? Konde ik dog gelooven dat hij,
die wiil dat ik beloofd had hern voor altoos te laar
ten Ιοορεη"^^ indien daarop geftaen wierd ali eene ;
voorwaarde van Verzoeninge , niet zijn befl: zou
doen om dat buiten mijne magt te brengen ? Kort
om, dat-het hem , die looflijk verzuimd had mij?
ncn Brief te laaten af haaien, (want daar kon niet: j
op hem gepail worden, myqe waarde) op dat hij 1
daarin 'geen aiTchrijven van het beftemde vinden :
mögt (gelijk ik zelve wel kon vreezen ^ fchoon ik
uit die vreeze geen voordeel trok) aan eene vond ^
om eene erger behandelinge jegens mijzelve, en
»
-ocr page 526-de ongelukken te vermijden, dk 'er zoiiden kun»·
nen gevolgd zijn (miffchien zelf onder inijne oo^
gen) hadden mijne vrienden en hij eikanderen
aangetroffen ?
Dog indien het zal uitkoomen , dat de per-
foon binnen den tuin zijn omgekogte huureiing
was, te werk gefteld om mij door fchrik met hem
weg te jaagen , dunkt u dan , mijne waarde, dat
ik geen recien hebbe om liem nog meer te haaten,
en mijzelvp ook ? Ik hoope dat zijn hart zo diep
van grond en zo fnood niet zijn kan : Dat hoope
ik niet. Maar hoe konde het dog koomen, da;
dat een man buiten de tuin-dem· kwam, en gceii
jneer? Hoe", dat die man al'hield, om zo te fpree-
ken, en ons niet vervolgde; nog te rug liep om
het huis op den been te jaagen? IVIijn fchrik , en
de aflhnd , lieten mij niet toe om 'er zeker op te
gaen ; dog weezenlijk had deeze man , zo als ik
mij nu erinnere, hes weezen van dien fnooden Jor
feph Leman.
O waarom, waarom, mijne waarde vrienden !
-- Dog wat befchuldige ik hen, daar ik door
mijne redeneeringe miizelve in eene, niet onwaar-
fchijnelijke, hoope gebragt had, dat zelf de vree-
zelijke beproevinge , welke ik zo haail: ftond te
pndergaen, beter mögt uitvallen, dan of ik regt-?
Üreeks uit de tegenwoordigheid waare gevoerd
van mijne voormaals goedgunftige Ouderen, wel-
ke mogelijk van voorneemen waaren , dat die be-r
proevinge de laatfte zou zijn, die ik zou onder-
gaen hebben ?
Behaagde 't den Hemel, dat ik-, .hoe het zij,
die had afgcwagt I Dan; . zo ik datgeen nader-
hand
m
-ocr page 527-Juffer CLARISSA HARI.OWE. jzj
iiiind gedäen had, waartoe ik nu ben overgehaald
of iTiilIchien dwaaflijk door fchrik gedreeven om cé
doen ^ zoude ik door inwendig zelfverwijt niet zó
fel geprikkeld zijn, als ik nu worde: En hiermede
zoude ik' een grooE kwaad ontgaen hebben.
Φ Gij weet, mijne waarde, dac het gemoed van.
üwe ClariiTa nooit laag genoeg was ,· om haare ei-
gene feilen met die van andßre te regtvaardigeni
God vergeeve die van mijne vrienden, welke
wreedlijk bij mij gehandeld hebben ! Dog hunne
fouten zijn hunne eigene, en geen verfchoonin-
gen voor de mijne. En de mijne zijn al vroeg
begonnen: Want ik behoorde geen briefwifielinge
met hem gehouden te hebben.
O die fnoode mdringer ί hoe ζWt mijnè ver-
en rwaardiginge, bij wijlen, tegen hem! Dus een
jong nienfch ("te veel inderdaad flennende op haa-
re eigene kntgt) re leiden van kwaad tot kwaad?
——- Dit laatfte kwaad fchoon verre af^ eg-
ter het gewis gevolg zijnde van mijn eerfte--
mijne verboodene briefvirifTeiinge! Van eenen Var
der al vroeg verbooden.
Hoe veel welvoegelijker fiad: ik gehandeld,
ten opzigc van die briefwiflelinge , had ik eens
vooral, toen hem verbooden wierd mij te bezoe-
ken ^ en mij zijne bezoeken te ontvangen , mij be-
roepen op het gezag , hetwelk verbindende voor
mij behoorde geweeit te zijn, en geweigerd i^an
hem te fchrijven ! - Maar ik dagt, dat ik
'er mede kon voortgaen of ophouden , naar dac
het mij beliefde. Ik onderilelde, dat het mij meéf
dan iemand anders aanging, de gefchilkn van
Vin-
r..
rj
i
' De HISTORIE van
vinde ik mijne vermetelheid geilrafc
I'
— geftrafr;
gelijk, andere zonden menigniaal, dooi- ztgzelve.
Wat belangt deezè liiatfte roekeloosheid; nu;
dat het te laat is, zie ik duidelijk ; hoe ik mij be-
hoorde gedragen te hebben. Alzo hij wiil, dat ik
tnaar een weg had om hein kennis te laatên tb^-
kooraen , van hetgeen mij overkwam ; alzo hij
wiil, dat mijn lot bij mijne vrienden op het punt
ftond van een keer te neemen; en dat ik, in mij-
nen Brief aan hem , de vrijheid van herroepinge
aan mij behouden had ; behoorde ik mij niet be-
kreund te hebben of hij mijneti Brief gekreegen
had of niet: Als hij gekoomen waare en gevon-
den had, dat ik niet antwoordde op zijn fein, zou-
de hij zig terilond naar de loiTe fteenen begeven
hebben, én daar uit d^ dagtekèninge van mijnen
Brief ten vollen onderrigt zijn , dat het zijne eige^
ne fchuld was , dat hij dien niet eer gekreegen
had. Maar door dezelve bemóeljzugtige hezveeg-
redenen beheerjcht^ welke mij in den beginite be-
woogen om brieven met hem te wiflelen, was ik
weder bevreesd, zeker, met mijne dwaaze en al-
befchikkende voorkennis, dat hij zig vindende te
loor gefield zig zou bloot geeven aan^ het ontvan-
gen van nieuwe fmaadheden van dezelve perfoo-
iien ; waardoor hij zig aan eenige geweldenaarij
tegen hen mögt hebben fchuldig gemaakt. En
dus ben ik, om hem voor eene ge-vreesde roeke-
loosheid te behoeden, zelve in eene vjeezenlijke
geloopen. En hetgeen mij te meer kwek, is, dat
ik nu duidelijk zie uit al zijn gedrag, ^^^ ^^ ^^
veel vertrouwen had op mijne zwakheid, als ik
zelve had op mijne iterkce. En dtis heeft hij het
lil
-ocr page 529-JuFFEji CLARISSA HARLOWE. 5 ζ ή
in een ilak , mijne eere geheelenal betreiFende^
gewonnen ; want hij^is in mij niet bedroogeii ge-
weeft , daar ik het in mijzelve geweeft' ben!
Zeg mij , mijne waarde JufFer Howe, zeg
mi; opregtlijk/of uw onpartijdig hart mij niet^ver^
agt? -- Het moet zo doen! want uw geeft
en de mijne waaien altoos een ; en ik veragte fwy-
zelve! - En dat mag ik waarlijk wel: Waiw
kon de lofte en onbezonnenfte meid in Engelanci
wel erger gedaen hebben, dan ik zal fchijnen ge-
daen te hebben in het oog der wereld? Nademaal
mijne misdfiad zal bekend zijn zonder de tergin-
gen, en zonder de liften ook van den verleider^
terwijl het eene groote verzwaaringe zal zijn, dat
'er beter dingen van mij verwagt wierden, dan
van veele andere.
Gij belaft mij om hij äe^eerße gelegenheid te
trou-u)en — Ach ! mijne waarde ! eene qndcr&
van de gezegende vrugten mijner^dwaasheid —*
Dat is nu al zo wel in mijne magt, als — als ik
zelve ben ! — En kan ik behalven dat onmiddelijk'
mijn zegel hangen^ aan zijne bedriegelijke ^konfte-
naarijen? --- Kan ik wel nalaaten op hem
toornig te zijn , dat hij mij dus, gelijk ik zeg-
gen mag ( en gelijk ik het bij hem genoemd heb-
be) mijzelve ontftolen heeft? ---— Dat hij
mij gedwongen beeft een ftap te doen zo ftrijdig
tegen alle mijne befluiten, en verzekeringen aati
ü gedaen ; een ftap zo vreezelijk ongevoegelijk
voor mijzelve; zo fchandelijk, en fmercelijk (gelijk
die n¥>et zijn) voor mijne waarde Moeder, zo ik'
al geen agt gaf op eenige andere van mijne familie-
of vrienden Gij weet niet, mijne waarde, nog
F Η
I r"
kunt
iteaifffH^ri ■■ r-iijftj^i^^i
-ocr page 530-■91
5ΐδ DE HISTORIE VAPi ^
kunt ü verbeelden, wat verdriet ik hebbe! —
Hoe zeer ik gezonken ben in mijne eigene gedag-
ten! -Ik, die -tot een v^oorbeeld wierd voor·^
gefteld i zeker i voor anderen ! —-O dat
ik Weder in mijns Vaders huis waare, met eenen
Brief voor u naar beneden iluipende; en mijn hart
kloppende van verlangen om eenen van ti te vin-
den !
ïjc * ^
Dit is de Woensdag ogtènd, Waairoor ik zé
zeer vreesde, dat ik voorheen daaraan dagt als den
dag mijner veroordeelinge: Maar voor den Maan-
dag , is het duidelijk ^ dat ik meeft behoorde ge-
fcliroomd te hebben. Waare ik gebleeven, en het
ergfl: gebeurd hetgeen ik vreesde ^ mijne vrien-
den zouden daft voor de gevolgen hebben moeten
verantwoorden , zo 'er eenige kwaade gevolgd
waaren: —— Maär nü is deeze eenige trooft
mij overig, (een zeer armhartige, zult gij zeggen)
dat ik /jen van blaam gezuiverd, en die alle op
wijzelve gelaaden hebbe ί
Gij moet u niet verwonderen, dat gij dit ver-
haal zó ijzelijk gekrabbeld ziet. Dat koomt van
verfchillende pennen en inkt, die alle flegt waa-
ren , en dat het fchielijk bij ftükken en brokken is
gefchreeven ; met eene hand ookdié beefde van
vermoeijinge en droefheid.
Ik zal de lengte daarvan riièt rekkéfï, door de
bijzonderheden van zijn gedrag jegens mij, en van
onze gefprekken te St Albans, en zedert; dewijl·
die in orde zullen koomen in het vervolg van mij^'
tüFFk CLARISSA I lARLOWE.
ίϊς, Gefchiedcnis; hetwelk gij buiten tvvijffel vaii
mij zult verüragcen.
Alleen zal ik dtis veel zeggen ; dilt hij rcgciT-
woordig ten uitei-ilcn eerbiedig is (zelf tot
moedigheid toe) fchoon .ik zo zeer op hem en iDij
zelve misnoegd ben , dat hij tot nog roe geeiil
grqote reden gehad heefc om op mijiie vriendlij];^
heid jegens hem te roemen. Inderdaad ^ ik kati
bij wijlen naauwlijks den verleider onder mijn ge-i"
2igt vei-draagen.
De hiiisveilinge , die ik hèbbe, is ongevoe-
gelijk. Ik zal niet in dezelve blijven : Dus Zou
het nifets beduiden , dat ik u zeide ; Hoe gij
hier befchrijven moer. En waar mijne volgende
zijn mag, weete ik nog niet:
Hij weet, dat ik aan u fdifijve; ch hccfc aan-
gebooden mijnen 33rief, als die was afgffdacn^
door ebnen knegt van hem te zenden. Dog ik
dftgt, dat ik niet te bchoedzaani konde zijn , in de
omilandigheden waarin ik phans ben ^ óiri een Brief
van dit belang aan u te bezorgen. Wië .wcei:,
wat zulk, een man moge doen ? Zulii cen booze
fchalk! De lift, zo het eene lift zij, oin mij weg
te krijgen, zo baldaadig laag ! —;·,— Dog ik hoo-
pe niet, dat het eéne iill: geweell: is! ■ ■■ Do^
dit zij zo het wil ^ ik moet ègter zeggen diiz het
bcß van hem,· en van mijne vooruitzigtcTïinerhenÏ4
flegt is: En nog-thans, daar ik mij in den rang ge·»
fteld hebbe van t^e te laat berouw hebben , wié
«al zig mijner ontiernien ? ^ . ,,
Niettemin, zaUk durVen hoopen; dat ^^j nvj
bij aanhoüdinge deel zult gunnen in uwe genegen-''
i^eid [ik zal inderdaad elendig zAjn ^ zo ik dat niet
. 31 Deel.· Li V hiag
mag doen] en in uwe dagelijkfche gebeden m^-
ncr gedagtig zijn. Want nog tijd nog toeval zal
mij ooit doen ophouden van te zijn
Uvje getrouwe en toegenegens
Clarissa Harlowê;
äm
Α
De Hr, Lovelace, aan Joseph Leman.
Saterd. den 8 April*
Eerzaams Joseph,
Eindelijk heeft uwe jonge Lady haare toe-
ftemmiiige gegeven, om zig te bevrijden van de
wreede bchandelinge , welke zij zo lang verdra-
gen heeft. Zij ilaet buiten de tuin-deur Wj mij te
koomen op Maandag-namiddag omtrent Vier uu-
ren. Ik zeide u , dat zij mij beloofd had zo te
doen. Zij heeft haare belofte beveiligd. De He-
mel zij gedankt, zij heeft haare belofte beveiligd.
Ik zal eene koets met zes paarden in gereed-
heid hebben op den afgelegen weg, die loopt voor
aan het onbekende voetpad naar Harlowe-dier-
gaarde; en verfchddene van mijne vrienden en
luiegten zullen niet verre af zijn , gewapend om
haar te befchermen , zo het de nood vereifche.
Dog lödeieen zal lail hebben om ongelukken te
tól
Juffer CLARïSSA HARLOWË. ^jï
Vermijdeni Daarvoor, weet gij 5 hebbe ik akoaö
voornaamlijk zorg, gedragen.
Alle mijne vreeze is j dat als 2ij nü tot hefe
ftuk koomt^ de overgroote kiesheid van haare be*
ginzels haar zal doen wankelen ^ en dat Éij zal wil-
len te rug keeren: Schooii haare eeie mlj!7ë eerö
Èij , gelijk gij weet ^ en mij^ië is de haare-.. Zö
dit gebeurde , en ik niet in ilaat mögt zijn öm
haar te overreeden, dan zal alle uw gedaene dienit'
iiiets baaten , en zij "zal voor mij voor eeuwig
verlooren zijn : De buit dan van dien vervloekten
Solmes, wiens fnoode vrekheid nooit zal toelaateri
dat hij eenig goed doe aan iemand van de kneg·«
ten der familie.
Ik twijifele gantfch niet aan uwe getfouwheïdi
eerzaarae Jofeph! nog aaii üwen ijver om eenen
beleedigden edelman ^ en eene onderdrukte jongö
Lady ten dienil: te llaen. Gij ziet uit het ver-
trouwen, 't welk ik in u ilclle, dat ik 'er niet aan
twijffele; en wel bijzonderlijk, bij deeze zeer ge-
wigtige gelegenheid ^ in welke uw bijftand höc
Werk bekroonen kan: Want zo zij wankele^ zal
'er eeü onnozel loopje noodig zijn^
Let derhaiven wel op de navolgende bedé-
len i Neem dezdve diep ter haften. Decze zal
waarfchijnefijk uwe laatile moeite zijn -^ Voor daÈ
inijne Beminde en ik in den Egt gepaard zijii: Ert
dan zullen wij Voorzeker wel zorg vöoi' u draa-
geni Gij weet, wat ik belöofd hebbeV Niemand
Verweet mij ooit het breekcn van mijn woord.
Dee^e zijn ze dan, eerzaame Jofeph:
! Maak dat gij in den tuin zijt ^ verhiêéd ZÖ
jbet mogelijk is , cn zonder dat uwe jonge Lady d
tf 1 i 2ie
-ocr page 534-zie. indien gij de ciiin-deur ontgrendeld vindt ,'·
zo zuk gij daaraan weetcn dat zij en ik te zamen
zijn , ichoon gij haar dezelve niet ziet uitgaen.
Dezelve zal op het flot zijn, dog mijn ileutel ϊύ
even buiten de deur op den grond leggen j zo dat
gij die niiit den uwen moet openen, zo het noodig
moge zijn.
indien gij ottze ftemmen hoort fpreeken ^
houd ü dan bij de deur, tot dat ik roepe, Hem^
hem , tweemaalen : Dog pas wel op dit Sein;
want ik moet niet heel luid hemmen , op dat zij
niet merke dat het een Sein is. MifTchien zal ik^
onder het poogen om het lief fchepzel te overree-
dcn\ gelegenheid hebben om met mijne elboog,
of hiel, hard tegen de deur aan te flaen, om u
vador re doen gaen ---^ Dan hebt gij eenen
geweldigen bons te geeven tegen de deur, als of
gij die wüdc open loopen , den grendel met ge-
t\'c!d heen en weder fcheürendei: Dan met eenen
anderen lioot, dog van meer geraas dan kragt j
op dac liet flot niet openip/inge, moet gij fchreeu-
wen (als of gij iemand van de familie zagt) Koom
hier, koom hier, terrtond! ---Hierzijnzef
Hier zijn ze ! ----Haail u !,-Zo voort
ha aft u ! En maak gewag van Degens, Piiloolen ,
Snaphaanen, met zo vprfchrikkelijk eene ilem als
gij kunt liitfchreeuwen.' Dan z^l ik haar ongc
twijnold overhaalen, zoo zij re vooren onwillig zij,
óm i.e vjugTCn, Zo ik het niet kan doen, zal ik
Tnet haar deri'tuin binnen treeden, en ooknn huis,
dnar nioge van koomen wat 'er wil. Dog zo ver-
ichrikt zijude , is er geen twijffel aan, of zij zal
vlua-tcn,^ ·
i ' I
s ■ '
ι /
I
— Γ '
-ocr page 535-. Juffer CLARISSA HARI^OWE. 535
m
Als gij denkt, dat wij 'er verre genoeg var^
daan zijn [En ik zal mijne ilem verheffen, terwijl
ik haar tot fneller vlugt aandrijve, op dat gij het
daaraan moogt giflen] open dan de deur met Ur
wen ileutel. Dog gij moet wel verzekerd en op
uwe hoede zijn in het openen van dezelve, of wij
'er niet verre genoeg van daan mogcen zijn. Ik
wil niet hebben, dat zij weet, dat gij de hgnd in
deeze zaak hebt, m't mijne groote zorgvuldige
heid voor u. ^ '
Als gij de deur geopend hebt, neem dan u-
wen fleucel uit het ilpt, en ileek dien in uw. zak i
Krijg dan mijnen op, en Heek hem van binnen ia
het ilot, op dat het fchijne als of de deur door
haarzelve waare geopend met een fleutel, welken zij
onderftellen zullei,i dat ik haar bezorgd hebbe, (aW
zo hij nog nieuw is) en van ons opengelaaten.
Zij hehooren te befluiten dat zij uit haare ei-r
gene verkiezinge is voortgegaen, op dat zij ons
niet vervolgen mogen j Op dat zij geen hoope mor ^ >
gen zien om haar weder te rug te lokken., In een
van welke gevallen 'er wel een ongeluk zou kun-
nen gebeuren, gelijk gij weet.
Dog gij moet wel in agt neeinen, dat gij air
leen de deur met uwen ileutel hebt te openen, in
gevalle niemand van de familie ons over het mat
koomt, en voor dat wij geheel weg zijn: Want zo
^ij dat doen , zult gij uit hetgeen volgt vinden,
dat gij de deur in 't geheel niet moet openen.
Zij mogen zo zij willen , mijnen ileutel op den
^ond vinden, als zij ze openbreeken, of met 0·
ver den muur te geraaken.
. " Zo zij ons niet over 't mat koomen , en zo ·
-ocr page 536-554 De HISTORIE van ■
gij, door behulp van uwen fleutel, uitkoomt, zo
volg ons van verre; en tnec'opgeheven handen,
^n wilde en driftige geba^ren (heen en weder loo-
pende , uit vreeze dat gij ons te nabij mögt koo-
hien ; en als of gij iemand tot uv/ byiland zagt
koomen) fchreeuw. Help, help, en om te haaften.
Pan icullen wij wel vas bij de koets zijn,
Vertel aan de familie, dat gij mij met haar
zag^t in de Koets flappen: Een douzijn, of meer,
mannen te paard ons omringende; alle gewapend;
sommige met dondea-buiTen, zo gij gelooft; en
dat wij den regt ftrijdigen weg infloegen, van dieri
wij zullen inilaen,
Gij'/^iet, eerzaame Jofeph, hoe zorgvuldig
ik ben, "Zp wel als gij, om ongelukken voor te
lioomen.
Let 'er op, «dat gij u zo verre van ons af-
houdt, dat'zij niet kan ontdekken wie gij zijt.
Neem wijde flappen, om uwen gang te verande·»
ren; en houd uw hoofd regt op, eerzaame Jo-
feph ji en zij zal'niet gewaar worden dat gij het zijt.
Der menfchen houdinge en gang zijn alzo verfchei^
den en alzo bijzonder eigen, als hunne aangezig^-
ien, Ruk een ftok uit de heining; en trek 'er
wakker aan, fchoon hij ligt volge: Dit zal haar,
zo zij zig omkeere, verfchrikkelijk toefchijnen, en
liaar eene reden geeven waarom gij ons niet fter^
ker volgt, Dan daarmede op dc3 ichouder te rug
beerende, zwets bij de familie, wat gij wel, zo
,gij ons iiadr kunnen agterhaalen, eer gedaen zoude
hebben, -dan dataiwe jonge Ladij zou zijn wegge-
voerd van zulk een -- En giji^moogt mij wei
Inheiden, en vervloeken. En deeze gedaante zal
^ u
λ-Ι
juffer clarissa harlowe. 555
/
yoor dapper doen doorgaen, en dat het 11 regt
^ernil is. Gij ziet, eerzaame Jofeph, dat ik 'er al-
tijd op'uit ben om u een goeden naam te bezorgen.
Niemand lijdt ooit nadeel met mij te dienen.
Dog indien onze zamenfpraak langer mggt
duuren, dan ik wenfchte, en indien eenige haarer
vrienden haar miiTen voor dat ik tweemaal, Hem,
hem, roepe; maak dan om iizelve veilig te ftellen
(hetwelk eene groote zaak bij mij is, verzekere
ik u) hetzelve geraas als boven:' Maar' open de
'deur niet met uwen ileutel, zo als,ik'u voorheen
belaftede. Integendeel, wenfch^mct al uw hart
om een ileutel; maar uit vreeze, _of al temet ie-
mand van hen bij geval een. fleutel bij zig had,
houd een half-douzijn kleine fteentjes.^in gereed-
heid , niet grooter dan erwten, en werp daarvan
twee of drié behendig in het flotgat ; lietwelk hun
fleutel zal beletten rond te draaijen. Het is goed,
"weet gij wel, Jofeph, tegen ieder'toeval bedagt te
zijn in een geval van zo veelgcwigt als'dit. En hat
dan uw gefchreeu'w dusdanig zijn, in plaatze v^m
het ander, indien gifHnige van mijne vijanden jn
^ 't gezigt krijgt, als gij fchijnt uw befl: te doen oïn
^ de deur open te loopen, Mijn heer! Mijn heer!
J of Madam! Madam! O Heer, haaftu! O Heer,
' haaft u! De Hr. Lovelace! . "" ' De Hr. Lö-
velace! - hn zeer, luid -' En dat
zal mij meer ipoed doen maaken dan hen, aan
^ welken gij zult roepen. - Indien het Lysje
zij, en Lysje alleen, dan zal ik llegter gedagten,
r hebben van uwe konit van den galant te fpoelen
(a) dan van uwe getrouwheid, zo gij haar niet
. . ' LI4 op
(a) Zie BI. ζ50. '
^iiTiirrrr-r--!'----·,,,·.··,' ":· ' ■ -' "
-ocr page 538-Pp den tuil kunt houden, en haar het een of an-ï
der op de mouw fpellen- om ze van de hand t^
Gij ijjoet hen vertellen, dat uwe jonge La-
(dy'alzo hard met mij fcheen weg te loopen, ais
ik nier haar. Dit ζλΙ hen in"t gelopf beveftigen,
dat aiie agtcfvolginge te vergeefs is.' En hier me-
de ζαί Solmes Ipope ten einde zijn : En haare
vrienden zullen zig, na eenigen tijd, meer bevlij-
dgen om met haar verzoend te worden, dan om
baar te rug te krijgen. Dus zult gij een gelukkig
jiiicMel zijn van veel goed voor allen in het rond.
En die zal, teil eenigen dage van beide familien
^rkejid worden. Gij zult dan elks gunllling zijn;
cn ieder gbed knegt zal in het toekoomende zijn
Tocni (lellen j dat hij met den eerzaamen Jofeph
leeman mag vergeleeken worden.
Indien zij giffinge op u mpgt maaken, of yi
ontdekken, hebbe ik'reeds in mijn hoofdbeen Brief
op te ilelien voor u om uilte fclii-ijven (b) ; wel-
ie bij gelegenheid voor den' dag gebragt, haar
jnet u zal bevreedigen. .. ^ ^
Wees deeze reize nog vlijtig, wees zorgvul-
flig: Dit zal de bekrooninge van alles zijn: En
nog eens,, wees verzekerd van eene belppninge, op
" fle ecrc van " ' , , ,
Uv:en ge-wljfen Vriend
' : ' ' . - ï ' R. LoVelace.
' ""· : . n:}-- " ■ I. iiti
iGij behoeft zo heel befchroomd niet te'zijn van
te verre te gaen met Lijsje. Zp gij haar niagi
t ' ί treu^
ii] Zk D. UI. Br.
'WS
Γ7
m
Juffer CLARISSA HARLGWE. j^f
jtrouwen, zij is een meisje dat 'er heel wel
uitziet, fchpon een bekftuk, zo als gij zegr.
Ik hebbe een wonderlijk goed recept om ee^
ne helleveeg van een Wijf te geneezen. --
Vrees geenzins, Jofeph, of gij zult baas in
uw eigen huis zijn. 2o zij u heel lailig valt,
kan ik u leeren, om haar in een jaar de reft
te geeven; en ook met eer en; —- anders
zoude het mijn vqorfchrift niet'zijn.
|k fluite hier een nieuw ondeipand iriVan mijne
gunft in toekoomende. ,
< i';
ί
f.-
- 1
^n de Wel Eedlen Heer Robert Lovelage,
Schildkn.
Μ
1
Sondach morgen^ den ^ April
iVel Eedlen Heer ^ - .
Ii·
Ick mot bekenne, dat ick oneindich goblis-
jieert ben an UWEed. goetheit. Maar dut lefte
befel! -— Het komt mij foó intrekaat voor l
Liven heer feegen mij, hoe ben ik gebrocht van
idijne ilapjes tót grote ftappe! -En foo ick
rijsjes ontdekt wordt! _ Doch UWEed. zeit,
je Wil mij in UWEed. dinil en pretexie neme, of
het mocht komen dat ick ontdeckt worde mein
ioon noch ©ock vergeroote; of mij in en goed-
iÉsaÊi
-ocr page 540-de Herreberg fette; dar ick wel anbisje toe heb.
En je zeit eerlijk en goed zijne teugen mein ijonge
Lady y dien Godc feegen. --- Maar wie kan niet
goed teugen haar zijne?
Ik fel men beft doen fooveul als ick kanom
dat UWEed. haar licht fou kenne cjuijt rake, ge-
lijck UWEed. zeit, foo ik dat niet doe ,· en een
man foo gierich zou ze licht kreige. Maar me-
fchie η fel meine jonge Lady wel make dat al deufe
jnoite niet nooddich Is, Soo zij het belooft het,
fel ze haar woordt wel houwe, durf ick zegge."
Ick houw veul van UWEed. om dut je het
foo wel belecht om ongelucke te meide. Ik dogt,
voor dat ick UWEed, kon, dat je heel veul quaad
deede, met je Wel Eed. believen: Doch finde het
recht anderes. UWEed. dat is fonder tweifel, mient
,het beifter wel met alle luide, foo ver ick zie.
Gelijck ick zeeker zelf oock; want ick ben wel
een heel eenvoudich man, en foo, maar eeven-
wel, Goddanck, een heel eerlick man. En heb
gocdde beginfels, en heb mein jongeLadysleiTeal-
tijt wel in gedachte gehouwe: Want niewers gaat
ze, of ze behout een fiel ^of twee, meer offninder.
Dus, mij in UWEed. gunil verder rikkeman-
deerende, fonder de Herreberg te vorgeete, als
het UWΈed. foo fel believe, en 'er een goede oo-
pen komt; want huure benne gien erfeniiïe hee-
fdendaags. En ick hoop, dat rUWEed.^riiet van
mij'denke fel, dat ick een onneerlick man ben,
,om dat ik UWEed. dien^teiigen men plicht, als
het ken fcheine; maar het is goed dat me Kons-
Jensje me vrijipreekt. ^
Gelief mij, evenwel, als,het LlVEed. be; '
V ; .α '' licit^
.^É^tÉ
-ocr page 541-Juffer CLARISSA HARLOWß.
lieft, met te noemen , eerjame Jojhph^ en eer·^
j'ame Jofeph, foo dikkels. Want hoewel mij
dunckt dat ik heel eerlick ben , en foo; echter
ben ick daar een beetje van gerakt , uijt fchroom
of ick wel heele maal,recht handel: en daarbij,
houdt y WEed. foo veul van geckfgheere, dat ick
bekans niet weet of het je errenil is of niet, als
y WEed. mij eerzaam noemt ibo dikkels,
Ick ben een heel eenfoudigch man, en heb
felde aan fükke eedele heere gefchreeve; dus fel je
wel foo goedt weeze om alles over het hooft te
fiene , gelijk ick meer gefeidt hebbe , en nou niet
weer behoef te fegge. ■
Wat JoiFr. Leisje angaat; ick dogte zeeker-
waar, dat ze mij niet zou wille ankeike. Maar
ze komt al wel an de hant, eevenwel. Ze fou
me beeter anftaen, foo ze beeter was teugen mein
jonge Lady. Doch ze het te veul verftant voor
zukken eenfoudige man. Niettemin, foo ze mij
boos maakte, fchoone het fchandde is en frouw
te Oane; kolt ick mij eevenwel wel reisjes bedie-
ne van men hoet naar na de kop te goije, of
foo, je wel Eed;
Maar dat refept, foo her UWEed. believen fv
is, om een boos weif te geneefe. Dat zou noch ;
keraasje geewe om te trouwe, indien men het van i
te voore wifte om foo tQ fegge. Als ook, als j
men wifte dat men met eer en ^ gelijk üWEed» fj
zeit, en fonder fouwt, in een jaar — |
Maar ick iel zukken grote man verfèele — Γ
En naaderandt kan dat wel kome, als ze het
foo boos maakt: Want men mocht oock wel,
mefchien, ooQk niet graag foo ras van haar wille
fchij^
-ocr page 542-^540 De HISTORIE van CLARISSA.
fcMjde; wel prinfepaal als· ze zoo een aanfienle-
ke Hospeta zou worde, als UW: Eed. mij in men
hooft gepraat heit.
Maar noch eens, UW: Eed. om perdong ver-
ibekkende en alle dielegenfij en exfackteit beloven-
de, blijf ik
' /
Uxvel Eedelheits.onderdanege Serveku
tot je orders^
JQSEPH LEMAI^,
EINDE DES TWEEDEN DEELS,
, r. i'--'}*■- ■ . 1·
r.-i o·'^ ■ . 1 ,
-I.' ■ -
:vyj nt .:·■:'·■;- . · .
. .. r: . ί r -
■ r-.si: r,
t
.^ΰίίτ ·;Γ:,πν/ : Λ'
ÜÉ
-ocr page 543-1
IN HOUD
I .Jfiffer Hoive , άα» Clarijfd. Kd<l(iigè bcfchrijvinpè vaïi
den Hc Hickman. Verbeeldt zig uit hetgeen Lovekce,
Hickman, en Solmes nu zijn , wat vertoahingc zij ge-
maakt hebben , toen zij kinders op fchoöl waarcn. -
il Van dezelve. Nattige waarneèmingcn in hét algctheeèe
Jee ven. Giftrengc berispirge van dfe Familie der Hatlo
wes, over hunne grootsheid , gfemaaktc deitigheid , cn an-
dere kwaade hoedanigheden,
ill. Van dezelve. Des Hrén, tÜcfcmans veTkceriiigè cti gc-
fprck met twee van Lovelace's ligte gezellen.
IV. Van dezelve. Èen Ooverwagt bezoek van Lovfclacc.
Wat daarin voorvalt. >3erhaalt haaren raad , cm haat
Goed weder tot zig tc oeemen,
V. VJ. VU. Clariff'a, aan Juffer Hotve. Verdere bijzonder-
heden van de vervolgingen, welke zij van haanen ^é*
welddaadigcn Broeder üjdr.
Vlll. Van dexMve. Onbefcheidenheid van tijsje Barnes. Be-
luiftert haar Broeder éii Zufter, terwijl zc Solm.es aan-
moedigen om ïn ζ,ψι aanzoek ie "volharden. Zij fchrijft
daarover vuuriglijk aan haaren Broeder.
ΐίΚ. Van dezelve. Ontviingt eencft tèrgendén Brief van haa-
re Zurter. Schrijft aan haare Moeder. Derzelver gc-
ilreng antwoord. Is ongeduldig. Verzoekt JuiFer Ho-
we's raad , welken weg in te flaen. Zij zoekt haare
vergramde driften door baar klavecirpbaal te bcdaarcn.
Een Gezang aan dc Wijsheid, door eene Lady,
X, Van dezelve. Bekijft haar over haare verkeerde afléel-
dinge Tan den Ηή Hlchman. Verdeedigt hcrn kortiijk.
Beantwoordt haaie drangredenen om haar Goed weder
töt zi^ tc liccmen , ten vollen. Haaie onpartijdigheid tca
aan7ico van 't geen Joflcr Howe zegt va» Lovclacc ,
Solaies , en laarcn Broeder. Aannietkiiigcn ovcir
Wraakneeminge ςη Duelteeren, ^
XI. juffer HoiC'ey aaü Clariffa. 's Kteren Henrik Oowne-
toni verhaal nfk ^«w Hi/Tcjien hgto φ Solipcs was
' ' " vcor-.
,·?? "—pr
-ocr page 544-Vborgevallen. Zij wcnfcht haar toe, dat zij de belde
mannen mag ootkoomen. Verwondert zig over haate
menigvuldige voortrcfFfilijkhedcn.
3ίΠ. ClariJJa adn Juffer Ho-we. Waarom zij haaren afkeer
regen Solmes niet kan tc boven koomen; Scherpe Brief
aan Lovelace. Bij welke gelegenheid. Alle zijne zwaa-
righeden, zegt zij hem, zijn te wijten aan iijne kwaa-
de zeden j welke alle onderfcheiditige wegneemen.
Dringt 'er op, dat hij alle gedagten van haar aan een
kant ftelle. Haare onpartijdige en pligtmaatige redeka-
velingen omtrent haare moeijelijke omftandigheden.
XIII. Juffer Howet aan Clariffa. Een aanmerkelijk kra-
keel tuilchen dezelve en haare Moeder over hdar geval.
Die, welke uit Liefdetrouwen, zelden zo gelukkige
als die trouwen om dat het zo beft voege. Schilderij
van een hcdendaagfch Huwelijk. Eene Les vöor Oude-
ren en Kinderen beide in Liefde-gevallen. Schoone man-
nen worden Zelden goede Egtgenooten. Juffer Howfi
ftrijkt de Familie van Harlowe door, als niet bekend
ftaende van eene ftrikte Godsvrugt en Deugdsbetragtin-
gCi Eenzijdigheid van haare Moeder voor Hickman.
XIV. Clariffa, dan Juffer Howe. Haare vreeze neemt toe.
Verdeedigt DuurlgUfk haare eigene Moeder. Verkleint dü
feilen 'van haat en Vadert en beftraft haar over haare οη-
■verdiende behandelinge van den Hr* Hickiftan. ten
Brief aan haar van Solmes, om gehoor bij haar verzoe-
kende. Haar vinnig antwoord« Alles daarover in op-
roer. Gramrtie Brief van haare Moeij Hervey aan haar.
Zij fchrijft aan haare Moeder. Krijgt haaren Brief on-
geopend re rug. Aan haaren Vader. Hij fcheurt haa-
ren Brief in ftukken, en zendt haar dien zö tc rug.
Daarop fchrijft zij eenen beweegelijten Brief aan liaareii
Oom Harlowe.
Van dez^elvet Ontvangt een zagrer Antwoord, daii
zij vcrwagrede, van haaren Ootïi Harlowe* Doet een
nieuwen voorrtag in een Biief aan herii, welken zij
denkt dat aangrnomen moet worden» Haare Nabeftaen*
den daarover bijeenvergaderd* Haar gevoelen over 't geen
een Kind aan haare Ouderen hedfc op te oberen.
XVI. Van dÉzelve, Zij berigt haar, dat de vborflag, weU
ken zij aan haare nabeiftaenden gedaen, en waarop zij
zo zeer gebouwd had, verworpen is. Lijsjes vrijpoftig
vctfiag daaromtrent. Hskars ßroedets. tergende Britf
aitü-
-ocr page 545-TWEEDE DEEL.
aan haar. Haar Brief aan haaren Oom Harlöwc bij
die gelegenheid. Het zaakch)kc van ecnen Bncf van )
vcrfchoomnge van den Hr. Lovclace. Hij dringt aatl
op een moiidgcfprek met haar in den tuin.
XVII. Clarijfa, aan Jujfir Howe. Haars Ooms toornig
Antwoord. Het ïaakclijke uit een oo moedigen Brict
van dsn Hr. Lovelace. Hij heeft eerie geweldige ver-
koudheid en heesheid gckreegen, door den geheclea
nagt in het hakbofch te vergeefs te wagten het moeit
haar, dat hij niet wel is Bcftemt onder eene voor-
waarde eene zamenkoomft met hem den naaftvolgenden ,
avond in den luin. Haait dwingelandij in alle haare ge-
daanten,
XV.Ill. Van dezelve. Eene zamcnfpraak met de vrijpofti-
ge Lijsjc Barnes , die dezelve naar 't leeven fchildèrc.
Vrouwen hebben groot voordeel boven dc mannen in
alie dc vermogens, die tot de verbeeldinge betrekkclijlc
zijn. Doet een verzoek aan haaren Oom Harlowe, hcx
welk haar wordt toegeftaeu, onder voorwaarde dat zc
een bezoek van Solmes zal toelaaten. Willigt het in,'en
ftelt het op agt dagen daarna. Schrijft toen aan Lovc-
lace , om de voorgenomen zamenkobmft uit tc ttellen.
Verzoekt Juffer Howe tc verneemen naar het gedra»
van Lovelace in de kleine Herberg, daar hij zijn'imrck
neemt in zijnen weg naar Harlowc-Plaatze.
XIX Van dezelve. Ontvangt een Brief van Lovelace * iil
zcec hooge woorden gefchreeven, wegens haar uicilel-
Jen van de zameukoomft. Haar eramftoorig ainwotJrd,
met btfluit om verder geen briemiiTelingc met hem te
houden.
XX. Juffer Howei aan Clariffa. Grappig verhaal van haat
gedrag jegens haare MoederenHickman, opbaaiekleine
reize om haarc ftervendc Nigt te bezoeken. Gekfcheerc
met haat over haar tegenwoordig ongenoegen op Love-
lace.
XXI Dï Hr. Hickrnani aan Jttffr. Howt» Gebelgd over"
Juffer Howes behandelingc van hem.
XXII. Juffr. Howe. Ten Antwoord.
ΧΧΠΙ. Juffer Howe, aan Clariffa. Maakt aanraerkiiigcQ-
over den inhoud van haarc zeven laatfte lUieveu*
Raadc haar alk Brieven en papieren aan haar ie zen-
den , welke zij niet wilde dac van haare Nabeftacndea*
gezien wierden j ook ecu ftcl kiccdccen > Jiojncn, cu2.r
•i
I
h
Η
is
fc'tf ΐίΜ^^ΐ^ ■ iift"
-ocr page 546-in hoope van haar eene toevlugc bij haare MociJe?
te bezorgen, 20 de dingen tot het uiferile loepen.
XXIV ClariJJhy aan Juffer Howe, Vercifchteii van eeri
regt rchimpfchrifi. Verblijdt zig in de hoope, die zc
haar geef; , van haars Moeders befcheriiiinge. Legt
op de bcwu/le plaatzc een fiel linnen weg, en alle de
brieven van Lovciace., Nuttige'aanmerkingen betrciFen-
dehet beilieren eener huishoudinge, en (je zinnelijkheid
van lighaam en kleedingé. Haate behendige flreékcn
om Lijsje Batnes etn rad vo()t de oogcn te draaij-
en
XXV Juffer Howe, aan Clariffa. Uitflag van haar onder-
zoek naar Lovelace's gedrag in de Herberg. TvvijïFeit
niet of hij heeft des Waatds Dogter j/ctuineêrd. Vaart
driftig regen hem uit.
XXVI Clarl(ja, ten Antwoord, Ts ten uitetrtén ontroerd
over het flordig gedrag , waaraan Lovelace fchuldig
ónderfteld wordt. Verklaart haar afgrijzen van hem.
XXVII. Juffer, Howf y äan Clarlffa. Lovelace wordt , bij
iiader onderzoek, niet alleen onfchuldig ten aanzien
van ziinc Roozeknop, maar ook edelmoedig bevon-
den. Juficr Howe boert rhet haar over dé uitwerk-
zels, welke deezc kündfchap op haare edelmoedigheid
moet hebben.
jiXVIIL Clarißuy ten Antivoord. Èrkcm Ä^t haare edelmce'
digheid cp zijne %,iide is getrokken. Geeft openlijk mt-i
driikkingcn van tederheid en agtlnge voor hem·, en bc-
Icenc, dat de kündfchap van zijne onderftelde fnood-
lieid haar meer had aangcdaen, dan zij denkt dat het
hehoorrde. Inhoud van eenen brief, dien zij van hein
omvangen heefr. Heeft medelijden met hem. Zij
fchrijft aan hetrt, dat haare vetwerpinge van SolnTcs
niet is om hem te beguniligèn 5 ivant dAt zij ναβ he·
(looien heeß zigzelve vrij ie houden, óm haare ouderen
ie gehoorzdamen (gelijk zij aangebooden had) ze zij 'er
cp fionden dat zij van hem afzag , als eene vocrzvaar.'
de orh hen van Salines te doen dfftappen. Verwijt hen\
ziine ügtvaardige vcrklaatingen tegen het Huwelijk in
alle gezelfchapjpen. Haare 'deiikbeelden vaii den kin-
dcthjfeén pligt, niettegenßasnd'e de vervolgingen i·^ welké
ze ondèrgaet*
iE;·
tóf
tifi
ί
f:
XX'X J^r Howe, aan Cldriffa:*^Üz2XC Hèjegcningc van
Hickraaii, als hij' ouverhoecis in haar g€zelichap kóbmr.
M-.i 1(1,^ .
(
-ocr page 547-; - - r ^F"-
Prijfl Clatifla over de edelheid van haaren geeft, en db
grootheid van haar gemoed.
XXX. Clarijfay aan Juffer Hoive.. Dr..Lewen geeft haar een
bezoek van Ceremonie. Gemaakte befchcidenhcid van
haaren Broeder en Zuftcr jegens haar. Wordt bezogt
van haaren Oom Harlowc: Et» van haare Zuftcr. Zij
bemerkt dc laa^e kouilenaarijen, welke met deczc
veranderinge van hun. uitwendig gedrag bedoeld wotdeni
Het zaakelijkc van Lovelace's aniwoord op haaren laat-
ften. Hij erkent zijne dwaasheid van oo:t op eenj^
loflën trant van het Huwelijk gefproken te hebben.
ΧΧΧΙ. Van deKehe. Een andere brief van den Hr. Lovcla-
ce; waarin hij zig ten uiierften betuigt bedugt te zijn
over den uitflag van haar Gefpcek met Solmes. Dringt
haar, om te ontvlugten ·, Slaet middekn 'voor om zulks uit
U voerens en dreigt haar met geweld te ontzetten» iudiea
ïi) ondsrneenguen om haar tegen haaren dank tc voeren
naar het huis van haar.cn Oom Autonij, Haar fchrik
bij deeze gelegenheid. Zij dringt'er op, in haar ant-
woord, dat hij vermijde eeuigcn roekcloozen ftap tc
doen; en geeft haar misnoegen te kennen» dat hij ztg
vermiete zo wel deel te hehhen in haare agtinge > dat hij
zigzelvcn geregtigd agte. om haars Vadets gezag te betwiflen
in haar naar haan Oopis huis weg te zenden.. Haar. be-
trouwen op de befchermioge van JuÉ&ouw Howe, loC
dat haar Neef Morden overKoome.
XXXII. Va» dezelve. Een bezoek van haarc MoeijHervey »
ter voorbereidinge van haare aanfbcnde zamenkoomft'.
met Solmes. Haare Mocij berigt haar, wat men van
haar verw.agt ingevolge van haare loeiletnminge tot de-
zelve.
XXXIII. XXXIV.. Van dezelve.. Een omftandig-vcrhaal vaa
't geen in de zamenkoomd met Solmes voorviel·, en. wat
deel daarin bij gelegenheid genomen wierd van haaien
onftuimigen Oom, van haaren onbefchoften Broeder,
van haare onverzoenelijke Zpfter, en van haare plooiicn-
de Moeij. Haare volftaodigheid en verlegenheid.. Te-
derheid van haare Nigt Dorothea jegens haar. In haat
Kabinetje naar papierj-n gezogt. - Alle pcnuen eii
ir.kt, die zij vinden, haar benomen.
X'XXV. Van dezelve.. Het zaAkclijjcc uit ecnen Brief van Lo-
velace. Zijne vootilagen, beloften, en verklaaringcu..
Alles wat zij tegenwoordig wenfcUt, is> dat sJj tnflaa·
Π· Dai. Μ m ma^
wm
INHOUD VAN HET?
; f "
. ma^ z jii om Solmes te ontvVmhn·) aan den eenen, en aae
deii anderen kaïu, de opfpraak te ont^aen van haare toe.
fiunt te nectnen tot de Ïa'ml'ie van een man, die in vij'
(wdfchap ftaet met haare eigene. Haare ontroeringen ag-
Ttr (Ie taXLis-haag, als zij haaren Vader in den tuin zag
gacn. Bedroefd over 'c geen zij hem lioon zegj^en*
ijchiiliplignge boodfchap aan haare Moerler. RuwTant-
v;uord. Zij berifpt den Hr Lovelace over zijne rocke-
Jooze dreigementen om haar te ontzetten. Regtvaardïgt
kaare vrienden , dat zij daarover gebelgd zSjn \ en veroor-
deelt zigielve, dat zij in den beginne briefwißhlinge met
hem gehouden heeft.
XXXVI. juffer Howe, aan Chstrißci. Met groot hartzeer vindt
zij ziw genoodzaakt haar te berigten, dat haare Moeder
Aveiocrt baar in tc neemen en te befchermen. Biedt aan
om beimeliik met haar weg te gaen.
XXXVi i. Clarljfa·, aan Juffer Howe. Haare belanglooze re-
dekavelingen ten voordcele van Juffrouw Howe, ,ovcr
haarc weigeringe om haar in te neemen. Al haar troort ,
dat haarc osigclnkkige roeftand niet te wijten is aan haare
elgefje onbedagtzaamheid of dwaasheid. Vreefl: dat zij, of
om liaare eigene fouten , of om die van haare familie ^
of miflchien om beider fouten , is uirgezouderd' om een
zeer ongelukkisï fchepzel te zijn. Regtvaardigt de wegen
der Vnorzienigheid, laat ook, vjatwil, haar\overkoemen ^
Cl) redekavelt mee eene voorbceldlijke grootmoedigheid o-
vcr dit onderwerp. Stelt zig met ijver tegen Juffer Ho-
we's voorflig, om haar in haare vUigc te vergezellen.
XXXVIII. Van dezelve. Verdere blijken van haarc onpartij-
digheid in bet vetoordeelen van Lovelace, en het voor-
fpreekcn van haare Ouderen. Belmffert haaren Broeder
en Zufter, die hunne overmaatige bÜjdfchap tc kenneti^
geeven over het wel gelukken hunner ontwerpen 5 en
aanneerocn, de een om zijns Vaders, de andere om haan
Moeders gramfchap ter gelegenheid van Lovelace s bedrei-
gingen , leevendig te houden.V·^ Hierover, en over 't geen
hiare Moei] Hervey haar berigt, verbirierd zijnde,
fchrijftze aan Lovelace, dat zij den volgenden Maandag
zal bij hem koomen·, en zigzelve onder de befcherminge
geeven van de Ladys van zijne familie.
XXKIX. Van dezelve. Haar vervaarelijkejdroom. Nu dat
Lovelace haaren brief gekcecgen heefc, berouwt haar het
beftcrade,
XL.
f
/
■•ir·!«.
St
f
XL Clarijfa^ aan 'Jußkr Howe Ontvangt een brief vati^ea
Hr. Loveiacc, vol van verrukkende blijdichap, eedeii,,
cn beloften. Hij vermeet zig, dat zij wegraakende ■de'*
Xijne is, waarop zij hem geen gelegenheid gegeven heeft om
ie hoopen In haar antwoord geeft zij hem te verftaen^
,, Dat zij 7ig niet als volftrekt verbonden aanmerkt dooc
i> 't geen zij niet hem beftemd heeft: Dat V veelefluk'
„ ken tujfchen hen te vereffenen z.ijn (zo ze al haars Va-
1) ders huis verlaaten zoude) voor dat ztj hem eentge iij-
j, Zündere hoope geeven kam Dat hij verwagten moet,
„ dat zij haar beft zal doen om eene Verzoeiiinge race
„ haaren Vader te wege te brengen, cn zijne goedkeu-
,, ringe van haare toekoomende gangen ,, Alle haare
Vrienden ftaen op den volgenden Woensdag bij een te
vergaderen: Zij ftaet voor dezelve gebragc te worden; ct\
hoe met haat gehandeld. Lovelacé verzoekt in zijn We-'
der-antwoord vergiffenis over zijn ζ,ο ßoutmoedlg fchrijven
aan haar; en betuigt zijne volkoomene bernfiinge in haaren
, Wil en Welbehaagen.
XLI. Van dezelve Beveiligt hctbeftemde ·, maar geeft bem
te kennen, wat hij te verwagten, en wat hij niet te ver-
wagten heeft. Belooft, dat zo zij haar voorneemen om-
weg te gaen tnogt veranderen, 'zij de eerfie gelegenheid zal
waarneemen om hem te zien > en hem van haare redenen-
te onderrigten. Bedenkingen over 't geen zij gedaen heeft
en diepgrondig verdriet, dat zij dus gejaagd eu gedron-·
gen wordt.
KLll.. ï^uffèr Howey aan Clarijfa. Redeïikavclt waarom zij
haar behoort toe te laaten haar in haare vlugc te verge-
zellen. PointUle ten einde op het oogenblik, als ze uic
haars Vaders huis is. Vereifchten van Vriendfchap, O»-
dervraagt haar. Of zij niet hever met eene van haare
eigene kunne wil voortgaen, dan met Lovelace? En zo
niet) Of zij hera nicc behoort te trouwen, zo dra als
mogelijk is.
•XLIII. Clartffa^ aan Juffer Howe, (Juifer Howe's laatfte niec
ontvangen) Lovelace belooft in alles naar haar welbehaa-
gen zig te zullen fchikken. Haar hart voorfpelt haar e-
venwel geen goed. Zij weet niet of zij kan nog tc rug
treeden
. V
^LIV. Van dezelve. Ten antwoord op Brief XLll, Aanmer-
kingen haarer waardig op eenige plaatzen in Juffer Ho-
we s laatftcn Biief. Neemt haare dringends yraagen ten
Mm a γαΐ^
ί-y
■■■ ■■ niiiif'Mi'
-ocr page 550-INHOUD VAN HET
■vollen in ovcrwcegingc; en bcfluit, NIET met Lovelf
ce "weg te gaen.
^V. XLVI. Clariffat iian Juffer Howe, Het ïaakdijkc van
haaren Brief aan Lovclace, waarmede «ij hec bcliemde
faecroept. Agt zig verpligt, (baar Brief niet zijnde wej»-
genomen) xo door belofte, als om ongelukken voor it koo'
vttny bij hem tegaen, en hem »de redenen te gceven van
haare bcircepinge. --- Zij ichrijfc 's Maandags.
Ijeeit verluf om hcc middagmaal te honden in het Klim-
ep-Zomerhuis ·, 'c welk zij verzoeke om eens, reden, haa-
le vrienden om eene andere toeftaen. Het um der bijeen-
koomil nu op handen zijnde, is ze bedugc voor het kra-
keel dar zij met Lovclace zal hebben > als zij weigert mee
hem weg te gaeo» alzo, hij met eene ft tijdige vetwagtiu-
pc zal|koomen.
^Vii. Van dezelve.^ GESCHREEVEN VAN ST. AL-
BANS. Schrijft in de uitcrfte benaauwdheid haarer ziele
om het klein pakje linnen, 'c welk zij in veel beter hoo-
i>c aan haar gezonden had. Veroordeelt haare roeke-
OQsheid in Lovclace te ontmoeten. Belooft de bijzon-
derheden van allfs te fchrijven zo ras als mogelijk is·,
Smeekt om haar medelijden, en haare gebeden.
l^LVlll. Juffer Howei ten antwoord. Is verbaasd, otitfteld,
v^m fchrik buiten zigzelve. Herhaak haaren raad om
Lovclace tc trouwen.
XLIX. Clariffa > aan Juffer Howe. Geeft een omftandig ver-
flag van haare koomft bij Lovclace} tan haare geweldi-
£e twift met hem j en eindelijk, hoe zij- door Tchtik van
haar voothecn vaft bepaald beHHit afgedreeven, en be-
drieglijk wierd weggevoerd, Haace droefheid, en hart-
zeer daarover. Legt de Schuld van alles op haare brief-
■wiilelinge met hem in den beginne tegen het. verbod van
, paaren Vader- Is op hem verftoord over zijne liftige
handelingen met haar, en zijne zigzclvcn zoekende
Liefde.
l. De Hr. Levelactt aan Jofeph Leman. Een Brief,
welke zijn loos beleid om GlariiTa, weg-tc vocien ) gehecJ
^an den dag legr,
Li. Jojtph Lman. Tfin antwoord.
.
ï-
t
- j-
u
'r f ^liferfi'^iii