OF DE
HISTORIE
waarin de
dEWIGTIGSTE BELANGEN
des
GEMEENEN LEEVENS
Vervat zijn.
Üit het Engelfch naar den Der^
den Druk vertaal^
ΙΠ. DEEL.
Te Η Α R L t Ν G P, N ; .
Éi] FOLKERT VAN DER PLAATS,
verkooper aan de Voorftraac ,175$;
wm
geenen
Ν mï}ne Voorreden cp de Uitgaavs
van de. T'wee eerfle Deelen deezes
Werks, agte ik hetzelve genoegzaam
te hebben aangepreezen voor allen den·*
hij welken mijne aanprijztnge en Ιθ]\
van eenigen invloed zijn kan. Dus Moeve ik
in deezen lof thans niet verder uitte weiden^ of
met eenige herhaalingen diesaangaende · de^^
kundel deezer Rrieven te ver groot en; en is hier
voor deeze heideDeelen daartoe te minder reden^
als welke zelv^: zig ten vollen zullen aanprijzen
hij de zodanigen zelf^ voelker verheeldinge me^
genoeg geroerd wlerd om de fraaijheden der
Twee voorgaende hehoorelijk te kunnen merken.
De Deugd^ßeigert in dees^ allengskms hooger ^
* a fcho^n
iesk
-ocr page 3-voorreden vai?
gehoon nog niet tot haar hoogße tflp^unt; de On*
'^'ieugd^ligi meerdenjn^ de ge-
vatten voorden peeds van meer belang, ingewik-
kelder , en van elkandsre/i perfcheiden; de Men
en laagen van den eenen kant flimmer en Jnoo-
der.^ de henaaudJ^eid van and&rm kßtL^ hß-
komfnerlijker en^angßvalliger» Zo dßt^ ik het
in deeze ßukken^erußUjk op het oordeel van ver·
pandigen en deugdliev enden durve laat en aan'
'komen ^ dißzig maar de moeite willen getrqos··
ten om dezelve met aandagt door te leezen.
Mijne 'hpogagtinge egt er voor dit ^overtref-
felijk werk , en mijn oogmerk in het vertaalen,
ψαη hetzelve, brengen van zelve mede^ dat ik.
het voor de i^eezeren-van zo veel· nut tragte te.
doen zijn., als mij mogelijk is, en mijn beß doe,
d,at hetzelve met het meeße voordeel van hen ge-
bruikt moge worden. Hierop legge tk mij uit
in het. vertaaien zelve , en de wijze welke ik
daarin volge. Waarover ik in de eerfle Voor-
reden ook al gefproken hehbe:rEn fel·oon, dezel-
ve van anderen in zommige opzïgten niet wordt.,
goedgekeurd^ agte ik de^zaak egter niet van dak
'gewigt ^ en te zeer van de ßoffe deezes hoeks af-
wijkende , onj. den Leezer met mijne verdeedi-
ginge daaromtrent op 'te houden. Dog ten voor·^
'femelden einde heeft men ook geoordeeld dat niet
'(^ndißnßig zoude tijn, bijaldien ik den Leeze-
ren eenige handleidinge gaf^i op hoe danige wijze
dit iBoek ^ - en diergelijke ^ van hen gelezen en.
gebruikt moeßen worden. Dit voor β el wierd.
mij. van eenigen gedaen: En ik was zelve niet
%reemd van die gedagte. De meeße^ Leezers ^
L VGor
m
mé
vaor 'welke deeze ßukken voornaamlijk gefchikfi
zijn, te ixjeeten onder de Jeugdy bezitten zeker-
lijk die maate van hekwaambeid niet ^ ot^ het
regte pit en de kern der zaaken ^aanßQnds t^
proeven, het waar oogmerk eens Schrijvers te
vatten^ ende regte nuttigheden van hun leezen
te bezeff^en^ en vooraf te zien wat tnen daartoe^
heeft aan te wenden, leder dié zig eenigen ,tijd
?net boek'oefeninge heeft bezig gehouden, wordt,
dit met den tijd gewaar ; en veelen hoort men
zig beklaagen , dat zij den regten weg in den
beginne niet getroffen, en op deeze. en geene din-
gen niet gelet hadden , hetwelk zij- nu eer β na
veel verkeerdlijk aangelegde moeite beginnen te
begrijpen. Dfin zodamgen kan derhalven zulk
eene aanleidinge en korte aanwijzinge van de
voornaamße ßukken, welke zij in hunne oeffe-
fiinge hebben in agt te neemen, van grooten
zijn, hun veel arbeid befpaaren, en hen
met een Qpßag des oogs doen merken, hetwelk zij
anders lang te vergeefs zoeken , of agtloos over
het hoofd, zien., Bebalven deeze zijn ook veele
anderen nog in dusdanige Zede-Schriften niet
zeer hedreeven , fchton zij anders al aan oefe-
hinge gewend zijn ; welken derhalven dusdanige,
onderrigtinge ook van dienß kan weezen, om het
nut en vermaak, hetwelk uit jchrijien van dee-
zen, a,art kan getrokken worden^ bij humien ove*
rigen voorraad, op te leggen. Zij die met eei%
zedelijk oog Gejchiedenïjfen leezen ^ weeten ook
hoe zij dusdanige Zedelijke verdigtzels gebrui-
ken moeten: Maar die hunne kennis van Qö^^-
dienß en Deugd enkel uit Predlcatien , Uitleg'
ί.
Η
voorreden vai?
gingen vm de ^chrifimre\ Zamenßelzels van
.Godgeleerdheid en Zedekunde gehaald hebben:,
(en is het dus niet bij de mee ft e Qefenaaren ?")
hoornen hier als in een vreemd en onbekend lafid^
^waarin zij wel een wegwijzer noodig hebben om
terßond bet regte pad te tref en. Het vooroor-
deel van veelen^ met welk zij tegen dusdanige
Schriften zijn ingenomen, zo zij niet enkel ααή
den naam van Roman zig ftooten ^ welken deezß
met veele laffe , ftegte , en geile prul-fchriften
gemeen hebben, is veelal daaraan te wijten, dat
zij den regten leid-draad niet volgen in het ge-
brulken van dezelve , en dus het wcezenUjk nut
daarvan niet gewaar worden.
Dit heeft mij dan een bsßuit doen neemen
em eem tweede Voorreden bij dit werk te fchrij-
ven^ voor de^e Twee Deelen Inerte plaatzen ^
en daartoe de voorgemelde ßoffe uit te kiezen {
om naameUjk eenige onderrigtlnge te g^even ^
hoe men dusdanige gefcïiriften heeft aan te merken
en te behandelen m^t het meeile voordeel, en wat
men daaromtrent heeft in agt te neemen. Welke
Stojfe mij tevens gelegenheid verfbhaffen zal tot'
eenige bedenkingen omtrent der menfchen Üic-
ipannirtgen en Verluib'gingen, als ook andere bij-
wonderhedenwelke bij den inhoud van dit werk
niet kwaalijk zullen paffen , en inzonderheid
voor de jeugdige Leezeren deszelfs naar mijne
gedagten tot nut kunnen β rekken. En dit he-
Jlult zal dan ook van dat gevolg zijn, dat ik bij
de twee volgende Uitgaaven van dusdanige
Twse Deelen^ 'Welke 'er van dit werk nog ove-
rig
ψ > ■ ^
-ocr page 6-yfig zijiti eenigzim^ Qtn -de gelijkheid in agt 'tó
fteemen verfügt zal zijn. telkens eene Voorre»
den te vêegen ; t&t welke ik denke 'dat bet mij
dan ook aan ^ geen gepaße Stoffe ontbreeken zaL
Deeze handelvjijjze zal niet kwaalijk voegen ^
^dewijl'dog de'draad]·der Gefchiedenijje in het
Uezen door het verloop des tijds tußchen de Uit'
van Twee tot twee Deelen telkens^ npod-
wendig wordt afgebroken: En zij zal'^dengèe-
-nen Äthans niet mishaagen Munnen , -welke in
de gewoonte van den Hr. Fielding jmaak s^inden^
em voor ieder hoek van zijnß vertellingen-een
'huitenjprong te doen^ en den nieuwsgierigen les,-
%er van zijn fpoor af te trekken. . ,
Dogjer zaake. Ik zal dan hier in, 'over·
weeginge gatn neemen, met welken oogmerk
' wen zig aan beet leezen van dusdanige Sghriften^
9n mn dit werk in het 'bijzonder heeft te begee-
.^en: -Op hoedanige wijze wij moeten lee-
aen, ef waarop men onder het leezen hijzonder-
Mijk hteft igt te geeVen : ^ En welk gebruik
Tnen dan verder van hef dm gelezene ten zijnen
xoordeele heeft te maak^n* Omtrent welke puk-
leen ik egter eene noodlooze wijdloopigheid czai
liragten te vermijdeny\om den Leezer^niei al t&
lang van het werk zelf af te houden, en om dit-
Deel ook door mijne Bijvoegzsls m9t H\dik t&
doen uitdijden, ^ / ] ^ ■ '
L //tfZ Oogmerk, hetwelk meH zig in hen
Uezen van dusdanige Schriften als. de^zé , die
van eenen Zedelijken Gart y dog op den vorm va»
eene gebeurde Ge/chiedem gefchoeid zijn ^ heeft,
mo? ulieUej^i gec^.^j]^'^Q^rep-fi ab tw^der-
Ai
kij;
ai^Éil^iBIÉilHMlMMifil
-ocr page 7-ietj; dog hetwelk tevens zeer *uoel hedoeld kak
wordem Men heeft dezelve in handen te nee-
men tot Vermaak en Uitipanninge van onzen
Geefi; dog te-gelijk ook om daaruit e^/ii weèzen-
lijk Nut en voordeel te· trekken.
Vermaak en Uitfpanriinge te zoëkeh is niet
»Heen mor ons menfchen geoorlofd^ mei vnze na-
tuure üvereenkoom 'ende y en beßaenhaat- mn het
liefderijk oogmerk van onzen Schepper maar
ook zeer nuttig ter aankweekinge en verßerkin-
ge van de vermogens onzer, zi^le en ^elf vol-
firektlijk noodig om dezelve tn haare friffe-kragt
en goede geßeldheid te bewaaren^ en ons'm ßaat
te houden dat wij met lufl ^ met ijver γ:en mét
goéden fpoed heßendig kunnen werken·, '- 'Hierom
is der zeiver gebruik van de geßrengßß Deugden
Godsvrugt zelf niet af te keürèny ên altoos wet
te ondérfcheiden van ierzelver misbrML· Het-
welk zij zekerlijk niet in agt néemen^ die alle
vrolijke.Uitfpanni'ngenmet eene en dezelve·zwar-
te kwaß tekenen, maar fchijhen bij gebrék vari
dezelve"veeleer reeds in hunne ziels-geßeldheti
eenigzins te zijn bedorven ^'en den aart van ee-
nen gödsdienß in^t geheél niet te kennendie
dfis regtßreeks opleidt om altóós blijde iè'^zijn,
Méti heeft maar zorg te draageh^ dat onze Uit^
fpamingen' niets in zig -hehelzen dat in zigzel-
ven zondig en ongebonden'is, dat zij'Vns -geen
aanleidinge verfchafen tot kwaadi neigingen èn
wanhedrijven ^ nog vallen op ijdele bèuzelingeh
welkë onzer rèdelijké natuuré ,onwdardig zijn.
Dit vereifchen de J^eugdlievendheid^ dé Vobrzig'
tigheid^ de- Edelmoedigheid: Zonder Mt^ zullen
SV^ -.ifl.»-· Ί·ί ■liJÜntfiÉI'ii· M^tmmmÊÊmmÊÊÊÈÊÊ
-ocr page 8-de Uitfpannmgen, in plaatze van ónzen Geeß
t'e verfriffen en kragten bij tè Zeiten , denzei'
ven verßappen , äoen kwijnen , en zijne wet-
geßeldheid vernielen.^ Êog de behoort ooiè
zelf omtrent de onberispeUjkße uttfpanningen
niet min te worden in agt genomen. Gebood
' het een ge-flel van natuure meer tiitfpanningè
noodig heeft dan het ander ^ en 'er dus geen vaflè
maat, die voor allen geldt ^ bepaald kan wor·*
den : Het h egter buiteh tegenfpraak ónbetaa-
tnelijk^ zlg door zijne vermaakeUjkhedèn en ver*
tußigingen geheel te laaien' inneemen , zijnet
meeften tijd daarmede te verfpillen^ en dus ναΛ
hetgeen maar bijivèrk behoort te zijn , inder-
daad zijn hoofdwerk ie maaken ': InzonderhéiJ·
als men zijne uitjpanningeh niet neemt ïangè
dien weg, welken ik vérvólgbns pns tal zo'eketi
ep te leiden. Èlkmenfch^ ^ijk of arni , hoog öf
laag van ßaat, fchoon de 'eèrfle 'om den khß tè
winnen niet behoeven te werken in het zweei
huns aangezigts , moet zig tot eënig voornaam
werk verpHgt agten , hetwelk meeß mel zijnè
omßandigjoeden ^ overeénkoomt. y wadróp Bij zig
met ernß en vlijt heeft uit te leggen ^ eh fnet in-
fpanninge van zijne vermogens te ürheldem
Zijne vermogens zelve brengen dit natuurélijk
mede ; die toonen duidelijk déti wit eh hèt bog^
merk 'van den Scheppér ten dee^en opzigïe ; eé
het welweezéh der tnenfchlijke jiiamfchappijè ^
waartoe hij behoort ^ vordert dit ontè^ënzègge^
lijk van hem. Het is derhalven voor hem hnrè-
delijk^ in eene gcßadige ongeßadlgheid iè zwé·^'-,
ven , en doA' grillige lußen in eene ömphêiMé'
voorreden vai?
■Ujke veranderinge van vennaaken heromgevoerd
te voorden , zonder zig een voornaäm en vajl-
bepaald einde van zijn keven voor h β ellen,
liet denkbeeld van Uitjpanmngen zelve fluit itt
zig, dat zij van minder belang zijn , èn ßegts
dienen om onze vermogens ^ door een gewigtigef
arbeid vermoeid en äfgeßoofd, te her β ellen en te
verkwikken. Ook kan men^ piet bezeffen met
welk regt dezulke eemge Uitjpanninge voor zig
kunnen eifchen, welke nooit gewoon zijn hunne
kragten van geeß of lighaam in te [pannen ^ of
zelden aan eenige ernßige bezigheid ^ of noeßeti
arbeid te koße leggen. Infpanninge moeß in'^
tegendeel der zulker uitfpanninge zijn ^ het reg·*
te middel om hunne βappe kragten tê herßellen^
en hunne flaauwe geeß en aan ie moedigen. En
waarlijk, onze uitjpanningen en verlußigingen
heßaen Inzonderheid Irt' verwljfelinge van geßel^
verrigtlngen en voorwerpen. Zo zeer wij door
ruß verkwikt worden., wanneer wij ons moede
en mat gearbeid hebben; al ZO zeer worden wij^
na eene langduurige ruß en ledigheid^ door ee'
nen maatigen arbeid verfriß en vervrolijkt.
Ónze Geeft , welk ook het voornaam voor-werp
zij van zijne betragtinge , daarvan afgebragt
en op fiieuwe voorwerpen "geveßigd, ontvangt
telkens nieuwe luß en leeven: Daar hij altoos op
éên fluk werkende , loom , vadzig , en ßomp
wordt, jchoon geen grooter poogtnge én arbeid
hebbende aangewend. Een Staatsman neemt
wel zijne uit[[) annin ge in het oeffenen van de
Wiskunde: zo wel als dat een Oeffenaar van
deeze JVeetenfchap zijne geneugte zoekt in het
nafpooren der GefchiedeniJJßn en het overweeg^n
.van Staats gevallen, , Lyiß m bijzondere gene»
genheid tot zodanige voorwerpen, maaken deeze.
uitfpanningen zekerlijk voor. ons aatigenaamer:
■ Dog het is ook ongetwijfeld, dat al het overige
gelijk ßaende , hoe grooter verfcheidenbeid van
•qoorwerpen mj daarin vinden, hoe geneugUjker
verlußiginge zij ons zullen, uitleveren ; mids.
dat die ver anderinge welgeregeld en in eene jui-
ße orde ge]chikt zij : Want zonder dit kan ons
redelijk verßand.^ .in welke zaakeu ook y nooit
voldoen worden. ,
Niemand zal mij derhalven het'wißeny dai
ik dusdanig een werk aanprijze om tot een aan-r,^
genaam vermaak, tot verlußiginge van zinnen.·^
en tot uitjpanninge geler^en te worden. De Ro^,
mans in het gemeen worden met zulk een oog"
merk gelezen; ten minßen. men wendt voor dsr-,
zelve daartoe te gebruiken·* Eji zijn dusdanigs
Gefchriften daartoe voor dexmeeße tnenfche'n ze-
'kerlijk zeer gefchikt, en wanneer zij met veï^-
ßaiid zijn opgefteld, bij uitßek in ßaat om, our
zen geeß met eene. eerelijke verlußiginge. te ve?'r
maaken, Eene aaneengefchakelde reeks van in'
gewikkelde en hekommeriijke gevallen, hpudt. on-
ze verbeeldinge ßeeds bezig''en leevendig , en
trekt onze nieuwsgierigheid voort door eene [αα-ηί-
genaame verwifjelinge van voorwerpen. Km
eene fchoone jchilderij van lighaamelijke voorr
werpen^ van menjbhen^ dieren^ bloemen^ land'
m water-gezigten ^ en wat dies meer is .; onze
oogen tot zig trekken^ en ons bshaagen: Gns rer
deltjk verßand kan ook niet anders dan geneug^
* * 2 ïs
m
tdik
MÊ
voorreden vai?
iß mnden in het hefpkgekn van een natuureliß
■ φη welgetro fen mfereel van het leeven der we-
reld ^ van der metijchen gewQme gemoedsbewee'
gingen ^ Ζβden en handelingen ^ van de verfchU-
{ende charaSiers , die d^eze al zo zeer van el-
kander m onderfcheiden, als de uitwendige trek-
ken hunne aangezigten ; v-an de eigenaartige
werkingen der veelerleije hartßogten ; van de
lieflijke· opdaginge eener vedheloovende- hoope en
Orolijkheid; ' van ongeßuime fchokkingen der
moefte^ en raazende driften , die al^ de haaren
der zee alles verbrijzelen^ en geßadig fUjk en
modder opwerpen. Eene geeßige en w-el gezou-
te boert, aart ige kwlnkflogen ^ en klugüge ifh-
gallen, jhhoon vj geenzins voor proeven van
-waarheid of valsheid- zijn te jchatten , dienen
egter ongetwijfeld om onzen geeß te vervrolijk
hen^ en de fliff gezette plooijen van eenen itige-
fpannen ernß te ontbinden. Zij leeven en groei-
jen in eene ongemeene verfcheidenhetd van denk-
beelden , en derzelver ongewoone en grappige za^
menvoeginge, en zijn natuurelijk gefcMkt öw^
ons de lever te doen fchudden^ gelijk men zegp,
en de jchaadelijke verjhpppingen derzelver te
verUoeden.
Tot verlußiginge en uitfpannlnge mag dun
4it werk gelezen worden^ van allen zodanigen
die zig in andere bezigheden, van welken aart
ook^ afflooven. Van Koopluiden^ die het groot-
fie gedeelte van den dag op hunne kantoor en, en
in het vlijtig bezorgen van hurinen\handel heb-
bende doorgebragt, zekerlijk hunnen geeß wel
uns dqer eene redelijke verkwïkkinge herflellen
^ ' mo'
-ocr page 12-mogen. De ingefpanmn amdagt vanWljsgêe-
xen en JViskw^igen kan hier eene aangenaams
ruß vinden y en door de hefchouwinge des
menfchlijken leevens de noodhge' tuffchenpoózen
maaken in hunne afgetrokkene en hoogvliegende
befpiegelingen. Den Godgeleerden zehen^ hoe
' groot en ernß en zedigheid men ook met reden in
dszehe vereijihen moge ^ kati men egt er alle'ver-
hfßiginge en uitfpanninge niet- betwiflen van
hunnen zwaarwigtigen arbeid. Zij zijn en
blijven menfeben : de zuiver β e Deugd zelf is ^f
geen vijandin van vermaak en vrolijkheid*. En
'waar kunnen dè zulke dog gepaßer voor zig vin-
den , dan in geeßige en zedelijke Schriften ? Ja
zelf den zodanigen , die hunnen meeßen tijd
aan het kezen van Romans beßeeden , en dus
daarvan als hun hoofdwerk maaken^ durve ik
deeze ClarliTa ter hunner Uitfp-anninge wel aan^
prijzen. Dezelve is van de gemeene Romam
immers zo. zeer in aart en natuure onderfchei-
den^ dat ze daartoe zeer wel in deezen. opzigte
yoor hen gefchikt zij. Zij zullen hier geheel
andere voorwerpen en denkbeelden ontmoeten^
dan die hun voorkoomen in dejchriften^waar."
^mede zij zig gemeenlijk bezig houden. En on^
der alle oeffeningen weet e ik geendie uit eigen
aart meer gerigt is om het hoofd op hol te brenr
gen., dan het geßadig leezen van gemeene:-Ro-
mans ; en derhdlven hebben zij^ die d£:-'arop ver'
zot zijn, wel inzonderheid noodig om hunne
denkbeelden eens met andere te verwiffelen.
Hoewel het nu niet te denken is, dat de voor-
werpen , welke dit werk van andere Romans
* * 3 w
-ocr page 13-' ultßeekend 'onderfcheiden , zeer vm den
' j'maak der zodanigen zijn zullen; dit belet eg--
ter niet ^ dat Qok deeze eeHe zeer geneuglijke uit-
Jpanninge , en aangenaame bejchouwinge uit'
i klever en. Wctnt wat kan dog onzen redelijken
Geeß meer verkwikken, dan het bφiegelen van
de zuiverfle Oeugd en verhevenße Godsvri/.gt
met de regtfcbapenße trekken , met de leeven-
digfle verwen in een keur lijk tafereel gemaald?
I Om daarvan regVverrukkelijk te worden aan-
gedaen, wordt ''er wel in den menfch een zekere
inwe'iidlge Deugd-J}na.ak vereifcht ^ op dat ik het
zo memc, </ƒ eene hoedanighèid van onze V
heeldingskragt, welke dezelve voor deeze voorwer^
j pen regt aandoenlijk maakt \ even als een muß-
''' caal gehoor, en jchilder-gezigt alle de fraaijheden
vanfiem en j'naaren, en Jbhoone gezigten alleen
regt bezejfen kan. Voor een redelijk verßand
egter op zigzelven moet de gefieugte uii de hejpie-
gelinge van zodanige dßugdzaame bedrijven en
redekavelingen, met alle de fraaijheden ver eter d^
welke vernuft en geeß daaraan kunnen bijzet-
ten , veel zuiverder, verhevener , doordrin-
gender zijn , dan alle uitwendige vermaaken,
als de zuivere en gezonde Keden waardiger en
'voortreff elijker hoven alle uiterlijke of innerlijke,
gewaarwordinge is te fchatten. En kan de naa-
re vertooninge van eene pervende Niobe , als
derzelver doodfche trekken en verßeenende ge-
daante maar wel getroß^en zijn, een keurig oog
niet min behaagen , dan de jchilderij van eens
hoere-bruiloft: Zo zal ook een welgeßeld gemoed
een redelijk genoegen en welgevallen .fcheppen
in
-ocr page 14-ik de tiätuureUjke hefchripinge^eener treurige
gefchiedenljß ; en kunnen dus de rampfpoeden
en tijdlijke -wederwaardigheid^, die den inflag
deezes werks maakeh daaraan den aart en
kragt van e ene redelijkè uitjpannin ge jti et be·
neemen. Deernis en medelifden zelve, zig naar
reden fchikkende ^ is voor eenè rigtfchapene ziel
geen onaangenaame hartßogt ^ én kan ' een hrèn
zijn van ver/chéiderleije geneugUjke civèrle'ggïn^
gen en aandoeningen. Om ^lu-niet te zeggen^
dat de Deugd in zodanige omßandigheden op 'het
heerlijkß uitblinkten haare edelße en ztelroè·
rendße kragt vertoont, ■
Dit leidt mij nu_ van telvè als mét dé hand
tot het tweede voornaam oogmerkhetwelk ik
gemeld hebbe dat men in het kezen van^ zedelij'
Μ Romans^ van eene CläriiTa bijzonderlijk^ be-
hoort te bedoelen ; om daaruit näämelijk '^'eeh
weezenlijk Nuc en voordeel te trekken^ ter verbe-
ter inge van zijne gemoedsgeßeldheid^ van zijné
zeden en handelingen. Met dusdanig een oog*
merk, om in deugd en waare godsvrugt té vor de-,
ren, moeten wij immers niet alken de H, Schrif-
ten leezen , maar ook allé andere hoeken- dié
daartoe eenigzins aanleidelijk zijn; daartoe be-
hoor en wij onze oejf'eningen in Hißorieti^ in Na^
tuur kennis , en andere weetenjchappen te r ig-
ten ; en door ons dit in V bijzonder met het ge-
bruik van Zede-Schriften voor te β ellen ^ zullen
wij uit dezelve de regte geur en vrugt genieten ^
het zij ze regtßreeks op eenen onderwijzenden
trant ^ het zij ze bij wijze van verhaal en ver-
Zierde geheurtenijjen zijn gefclpreeven. Dit is
bet
-ocr page 15-voorreden vai?
h^t oogmerk waarmede deeze voornaamlijk gèt
[chreeven worden, om de geßrengße Deugd en
eene naauwgezette Godsvrugi op de aangenaam'
fte en hevalligße wijze in te boezemen: ïVeshal-
ven die dili oogmerk in het kezen van dezelve o-
ver het hóófd zien en verwaarloozen·^ noodwen^
dig van het regt gébruik derzelver verjleeken
moeten blijven. Die Clarifla enkel in de hand
neemen tot eene vermaakelijke tijdkorUnge, of om
eenèn gemelijken luim te vervrolijken , en de
4ampen hunner herfenen te verdrijven ^ zoiider
te bedoelen om in waare Wijsheid te vorderen^
en aanleidinge te vinden tot verheteringe van
hun eigen hart en handel: Geen wonder is het
dat zij denzulken niet behaagen kan , dat zij
derzelver edelaartigè fchoonheid niet ontdekken^
. en het boek uit de hand gooijen voor dat zij
eens weeten wat het te beduiden heeft hetwelk
zij leezen. Zonder eene deugdlievende geßeld'
heid zal men zelf pas de helft van die geneug-
ïijkbeden jmaaken ^ ^welke ik zo even ter Vit'^
fpanninge en vermaak hierin aanwees; men zal
de bedoelinge van veele gevallen , gefprekken ^
en gezeggen niet gewaar ivorden, en dus dezel-
ve laf en fmaakloos vinden^ en natuur elijk tot de
klagte over langwijligheid vervallen. Is een he-^
ßendig Nut en Foordeel^ een voordeel welks
genot ons niet alleen kan bijblijven door ons
gantjche leeven, maar zig na den dood ook uit-
β rekt tot in eene einde loozè eeuwigheid^ (^dusda-
nig mag ik immers vrijmoedig β ellen dat het
voordeel is van in U^jsheid^ Deugd en Godsvrugt
te vorderen') oneindig te waardeeren hoven een
ras
iinniil
-ocr page 16-ras 'üoorbijgaend vermaak en wiJJelvalUgè iitl·-*
fpanninge ι Hm onredelijk en· dwaas zoude hêï
dan zijn %ig alléén op de laatße toe te leggen^
zonder zig met hßt eer ft e te bekommer ent
Maar hoe wordt deeze tnan , die nog zb
men een vrolljl· vermaak en lUgtige uiijpanmn-
ge aa7iprees \ hier zO ernßig? IVelke vreemde en
miffeMjke denkbeelden van geneugte en- vrolijk*
beid bezit hij, die ons tragt aan te praat en ^
dat terwijl wij éns met dezelve toeken te ver-
lußigen^ wij ook tevens op wéezenlijk nut behïïö^
ren hedagt te zijn^ en zelf wel bedoelen om in Zè'
delijke Deugd en Godzaligheid te vorderen ? ZiiU
len waarjchijnelijk de liefhebbers ύαη divenifle-
raenten hier wel denken, en de neus optrekkem-
—t—- Oog een weinig geduld^ hidde ik! Ee?
gij mij ongehoord veroordeelt ^ en met verffnaa^
dinge van mij afloopt kleeft dog Mg een weinig
verder. Gij vergiß u waarlijk, wanneet gij ύ
verbeeldt dat ernß en vrolijkheid ie zameh niet
beßaen kuénèn, Êlijdfchap en Droefheid kijii
twee uiterßen, die bezwaarelijk zijn onder eefi
te mengen^ hoewel ze nog^ wannéér mèH hnaré
heftigheid wederzijds bedaaren dóet ^ ht èenê
aangenaame Treurigheid, of treurige Vrolijk·'^ '
heid kunnen worden bijeengebragt ; gèlljk ik at
voorheen hebbe aangemerkt, dat 'onzé Geeß zig
in deernis kan verlußigen, Maaf Ernß is geek
Droefheid ^ geen naargeeßigheid^ 'of zwadrmoe-
nfoedigheid: Ernß en Ijdelheid ßaen eigenlijk
tegen eikanderen over ; de eerße beßaet in wei-
he dagte overleggingen des gemoeds omlrent nutte
e,n gewigtige zaaken; terwijl de laatße lanter-
voorreden vai?
fani omtrent nietwaardige heuzeUngen-, Ee^
■ne aangenaame Vrolijkheid ^ een verkwikkelijk
genoegen paart zig even gevoegelijk met den
eerjhn als met de laatße. En dat het dan den·
redelijken menjch betaamt niet ijdel en los;
maar ernftig en welbedagt te zijn in het mid'
den zelf van zijne vrolijke uitfpanningen, zult
gij mij moeten toeflemmen , zo gij uvoe Reden
en gezond verßand nog niet geheel verjpeeld
hebt. - Verbeeldt u ook niet ^ dat de bedoe-
linge van Nut en Voordeel^ met uw oogmerk om
pleizierig uwen tijd te ßijten , eenigzins onbe-
ßaenbaar is, of dat uw zoet genot befnoeid zou
worden met u dat einde voor te ßetten. Van
het tegendeely dunkt mij, zal ik U uit uwe eige^
ne bevindinge klaarlijk kunnen overtuigen. Al'
thans een van uwe allervrolijkße baazen^ diè
'er ooit geleefd hebben , die ""er op uit was om
den room af te fcheppen van alle aardfche ver"
maakelijkheid, getuigt volmondig , dat zulke
Schrifien^ zelf tot vermaak gejchreeven ^ alkr
hf en agtinge eerß moeflen wegdraagen, welke
het nut en zoet te zamen mengden. Zouden de
keurlijkße lekkernijen van eenen rijken tafel U"
we tong aangenaamer ßreelen, indien gij geen
hönger of dor β te ßillen hadt ; indien gij be-
wuß waart ^ deit uwe lighaamen geen fpijze of
drank tot voedzel noodig hadden ? Neemt men
het danjen, neemt men eene aangenaame vjan-
desUnge tot uitfpanningé en verlugtiginge ; gij
zult niet ßellen , dat dezelve iets van haare
kragt verliezen ter uwer verkwikkinge ^ wan·-
lieer gij tevens daarmede op het oog hebt, om
' '1 Iiiim 'i li' '-Tii
-ocr page 18-de friffe en welgeßelde gezondheid van uw llg^
haam te bewaaren of tß bevorderen. Het is
waar, zommige ßaen wel voort tot zulk eenc
hrooddronkene buitenfpoorigheid, dat zij zlg
^ermaaken met hei geen onnut, en om dat het
onnut is y of alle bedenkinge van nut en voordeel
verwaarloozen in hunne ρ leizieren; äie hij voor^
heeld y om de ßraatßeenen te befpaaren met
zeße-hahen de glazen ingooijen. JJlog tot de-
zulke y kan ik niet onderßellen^ dat mijne rede-
nen gerlgt zijn, of dat zij in gedagten zouden-
fieemen, om in bet leezen van aangenaame boe-
ken zig met eene redelijke geneugte te verzadig
gen. Zij ^ die ztg hebben overgegeven aan uit-
fp annin gen ^ welke wel· in zigzehe niet kwaad^^
maar ook niet nuttig zijn in eenigen opzigt&^
fragten nog al door allerletje voqrwendzelen
daaraan- emig nut te hegten;, ten klaar en blij'
ke , dat zij niet gaar η ge^gt willen worden^
zig ßegts met een ijdel vermaak op te houden.
Een pijpje te rooken heldert niet alleen hunne
herfens maar ook hunne oogen op ; de rook be.'
hoedt hen', of verloß hen van eene felle tand'
pijn; en een geeßlijk Godgeleerde befpiegelt ia
deszelfs hem omringende wolken , de zinnebeeU
dige nietigheid des aardfchen leevens. Èn is
eindelijk Uitfpannivge en vermaak op zig zelve,i
aangemerkt niet een weezenlijk Nut en Voor-:
deel ? en moet·'' dezelve van hen, die ze met ci?r>
nig inzigt zoeken ^ niet als zodanig geagt wor-i
den ? β rekt ze niet tot ons ge fjoegen , tot ver^
kwikkinge van onzen geeß ^ en herßellinge vark^
ón^e vermogens Ρ Hoe kan men zig dan verheel·'
deAy
-ocr page 19-voorreden vai?
, dat dezelve met de bedoelinge van eenig
pjut en heilzaam oogmerk onheßaenbaar zij ?
ifaarom kunnen wij niet tevens in dezelve ons
andere voordeekn voorßellen ? of waarom ^ou
^e aangenaamheid en geneugUjkheid eener zaa^
ke bekort worden^ om dat zij ons of anderen
weer geluk aanbrengt ^ en van invloed is om on-
zen fiaat meer en meer te verbeteren en te ml-
maaken? Daar men dus baarblijkelijk moet be-
zejfen , dat wij door Uitfpanninge en Nut te-
vens te bejaagen^ in plaatze van eene kortver-
dwijnende kittelinge te gevoelen, ons geluk, ons
genoegen, ons vermaak, onze geneugte en plei-
zieren ßeeds beßendig zullen maaken.
Ik mag dan met fegt mijne Leezers aan*
prijzen om bij hunne Uitjpanningen en Diver-
tiflementen de bedoelinge van een JVeezeiilijk Nut
en Voordeel te voegen. Ik weete wel, dat wij
geringe fchepzels ons niet altoos met gewigtige
zaaken kunnen bezig houden: Mijne meeninge
is ook niet, dat men alle beuzelingen met eenen
ßrakken ernß moet behandelen. Maar Deftig-
heid met Vrolijkheid gepaard vertoont onze na-
tuur e in alle qmßandigheden op het voordeeligfl ;
en uit eene welgepaße hebandeUnge van gerin-
ge zaaken kan dikwijls groot nut gebooren wor-
den. Ik erkenne , dat 'er vee Ie onverfchilUge
uitfpanningen zijn , waarin geen ander voordeel
ßeekt of bedoeld kan wordett, dan dat zij door
tuffcbenpoozinge van arbeid onze afgefloofde
kragten her β ellen. Vee Ie zelf worden tot ver-
hwikkinge gebruikt, welke alle haare kragt van
geneugte en aangenaamheid ontkenen uit de ge-
woon'
■ étar' v " λτιίγ ι -—
-ocr page 20-woonte, tia dat mm uit eene blinde en grMi^t
navolgings-zugt ziener natuur β eer β mear of min
geweld bad aangedaen om daaraan te gemen^
fien. Ik hen Vr niet vopr^ om alle ZfOd^nige uit-
fpanningen en verkwikkingen ^otßrektUjk te
veroordeeleny als men daarmede zig niet te veel
ophoudt, en zij door eemg misbruik van geen
fchaadelijken invloed zijn: Der meeße menjchen
verheeldinge moet zo wat fpeelen met een denk-
beeld van-f^r ij heid in hunne verkiezinge te vol-
gen , welke , zo men hun dit betwißede, mis·
jchien tot erger zouden overßaen. Dog zo men,
zijne i^rijheid niet benadeeld agt, door zijne ver-
kiezinge omtrent allerleije zaaken naar Bieden
en gezond Ferßand te rigten; (en welk redelijk
menfch moet dog anders denken, dau: dat dit de
alleredelße oejfeninge der regtjchapene Vrijheid
is ?) dunkt mij, dat wij ons aan zodanige uti^
j'panningen pi vermaakelijkheden zo min als mo-
gelijk is behooren te gewennen, welke geen an-
dere nuttigheid dan flegts veranderinge -van
voorwerpen uitleveren , die wel tijdkortinge ,
maar buiten dat geen ander voordeel aanbren-
gen ; dat diegeene boven andere zijn te keuren,
die meer weezenlijk nut en voordeel 'nevens de
geneugte in zig behelzen , en welker genot ons
dus beßendi'ger bljblijft^; en dat wij onze -keuze
inzonderheid hebben te laaten vallen en te νέβί-
gen op zodanige uitfp annin gen , welke terzvijl
zij onzen redelijken Geeß vervrolijken^ oék des-
zelfs welweezen'meeß bevorderen ^ als'hetwelk
voor ons van het uiterß belang is - onze gemoeids-
gefleldheid verbeteren , en aanUidinge ^eeven
XX
voorreden van
9m mze Zeden naar de regels van zuivere
Deugd y eerlijkheid en godzaligheld te vormen.
Strijdt het immers tegen Wijsheid en gezond
Verpand, iets te verrigten , zonder dat men
weet waartoe, en met welk oogmerk; boe groo-
ter nut wij ons dan met reden kunnen voorfteU
len in eenige zaak, boe meer wij ons voor
dwaasheid zullen hoeden ; die wij zekerlijk zo
wel in onze uitfpanningen als andere verrigtin-
gen i)ebben te vermijden. Onze Uitjpanninge
zelf enkel tot een tijdverdrijf of tijdkortinge tß
maaken^ of die te gebruiken^ gelijk men het nog
Ρ erker uitdrukt^ om den tijd^ die hier zo kort^
zo dier , en koßelijk is ^ te dooden en van kant
te brengen , is den redelijken menfch volßrekt-
lijk onwaardig. Onwaardig is^t hem^ al zoekt
hij zig met het leezen van nutte boeken te ver-
lußigen , zo. hij maar bij den fleur heen leeze
üm zig voor eene laßige ledigheid, en zijnen
geefl voor verroeßen te bewaaren: Hij kan zelf
-niet volßaen met een oogmerk om enkel zijne
nieuwsgierigheid te voeden, en zijn geheugen te
helaaden met kennis van dingen^ die hem itlet
aangaen. Maar wil hij zijnen geeß overeen-
koomßig met deszelfs redelijke natuure verlußi·^
gen, moet hij ook het beßendig heil deszelfs ge·
fiadig in bet oog houden, en alles in deezen op·
zigte ten weezenlijken nutte rigten.
Uit deeze aanmerkingen nu mag ik met
regt deezen regel trekken., dat elk onzer zoda-.
nige voorwerpen inzonderheid ter zijner uitlpan"
ninge en vermaak hehoore te kiezen , welkt
met zijn hoofdwerk, de Ooornaame bezigheid^
wel'
r
^elke 'ieder in zijn ßaat^ beroeps en ofnfiandig·^
'heden te verrigten heeft, de meefle geineenfchap
hebben, en het nmiiwß daaraan verkmgt zijn.
Dusdoende zullen onzn di'vertijfementen om het
minft aftrekken èn verwijderen, dus zullen wijy
fchoon eene tujjchen-poos in onzen arbeid maa--
kende, denzelven niet uit het oog verliezen^
maar ons vermaak zal zelf een hulpmiddel'mor
ons zijn om denzelven dies te gelukkiger en vaar»
diger voort te zetten en onze bekwaamheid %ii
het voel betragt en van ons beroep 'üe'rmeer derend
Moet een Godgeleerde zijne ßudien door bewét*
ginge van lighaam èens verpoozen, het is gevoe»
gelijker dat hij dezelve zoeke met eens fris tt
wandelen, of in zijnen tuin te arbeiden , dan
met danfen of fch er men ; door dien het eer β 6
hem te gelijk aanteidinge kan geeven tot befchou·'
winge en overdenkinge van dè werken zijns
groeten Scheppers, ïVat nut kan het een Ge-
neesheer geeven , dat hij zijne ledige uuren he»
fleede aan het doorjhuffelen van Griekfche eü
Komeinjche Gedenkpenningen , van den aart etl·
oorfprong van Gothifche , Kunifche^ Anglo-Sä^
ccifche^ Kalmukjche en diergelijke taaien f Eh
is het onderzoeken van de Natuurkunde, van
den aart en hoedanigheden van Planten en Ge-
wajfen, voor hem niet eene veel waardiger Uit'
fpanninge ? En de Gefchledenijfen van oude en
uitheemjche Volkeren te overweegen , zal voor
eenen Vor β of Staatsdienaär een veel bekwaa"
mer middel zijn om hem onder den laß van zijn
beßier eens te verkwikken, dan dat hij onder
ßof en afch 'van een PFijsgeerig ßookhuis in dt
voorfe.eï)en van
geheimen der Scheijkonß zoeke door të dringen^
Ons Geefi is niet van eene zo 'wijd-uitgeßrekte
hekwaamheid ^ dat hij zig met veelvuldige ver^
fchïllende, en dwers van eikanderen afwijkende
voorwerpen kan bezig houden^ of hij zal zig in
het een door het ander benadeelen. Om wel in
ons bedrijf te ßaagen , zullen wij allentbalven
heß doen met alle onze poogingen ^ oeffeningen ^
en éerrigtingen , van welken kant wij dezelve.,
dok mogen aanvangen , het zij wij onder het
denkbeeld van arbeid bhs daarmede vermoeijen,
het zij dezelve als uitfpanningen ons vervrolij-
hen , zo veel mogelijk is ie r igt en en alles te
doen medewerken en zamenloopen tot een voor-
naam oogmerk. Hoe verfchillende nu de bedrijf
ven van bijzondere menfchen, waarvan zij hun
hoofdwerk maaken in deeze wereld, 'ook zijn
mo^en, gefehikt naar hunne verfchillende onf-
flßndigheden en neigingen , en ''er dus een ruim
veld zij voor vrije keuze niet alleen omtrent ern*-
ßf^e bezigheden , maar ook omtrent verlußigin-
gehy welke ieder beroep naar zijnen aart nog
met eene groote verfchèidenheid omringen: Een
ßuk is 'er nogthans , hetwelk ieder ïledelijk
menfch als zijn groot hoofdiverk heeft te agten,
en waarop hij zig alkzins heeft toe te léggen ;
Een voornaam oogmerk is Vr, hetwelk het groot
einde is van elks geheel leeven, hoe verjcMUende
ons ßaat ook zijn mag , hetwelk wij geßadig
hehooren in het oog te houden , inzonderheid zp
wij als Chnßeneji willen aangemerkt worden;
hetwelk boven al moet gelden^ en waartoe wij
alles of regtßreeks, of meer of min van ter zij-
de»
i /
ï' r
ien hehooren aan ie vsenden, DU oogmerk β
bnze opperße Gelukzaligheid in de gunß %an hét
Algenoegzaam Oppef^eezen, welker genieüngè
'de ChrifleUjke hoope uiißrekt tot in eene einde^
looze eeimigheid ! Dat hoofdwerk is de ijverige
èn ßandvaßige hetragtinge van zuivere Deugd
en Geregtigheid, van ongeveinsde en manlijkè
godzaligheid; dat ixiij de fniétïen en gebreken ;·
die door opvoedingé , voorbeeldm^ en gewoonte
ons aankleefden·^ 'd'óóiOprégte bekeeringe afwrijf,
veh, de niet wel geregelde Warfßogten en bè'
geerlljkheden in orde brengen, en door geßadi·*
ge leffeninge van heilige, eerelijkè, èn befcbaaf'
de zeden onze zielsgeßeldbeid meer en meer vol'
fnaaken, en onze heiligmaakinge voleindigen),
Deeze is de gewigtigß'e bezigheid voor iede^
menjch, voor i'eäer Chrißen, hoe verfchillendè
e'nze bijzondere β dat en 'neiglügeh dok tijn mo-
gen, Deeze /ï de 'eemge wég óm 'dat groot eindè
v'an om gahtjche l'eeven te bereiken , om Godi
gunß in tijd en eeuwigheid deèlagtig té wórdeih
in Deugden Godsvrugt derbäken te torderen\
is het grootß en weezehlijkß Nut ^ hetwelk
7hen met eenige zaak bedoelen koti. Als wij^ons
dit in alle önzé ernßige bedrijteH niet alleefl
vdor(lellen, maar ook in het oög houden in ort-
^e'uitjpanningen en verlußVgingen^ mét detehè
daarbij 'zó na als rüogel'ijk is blijvèn , en dezel*
ve daartoe rigten; däti zullen wij nteer 'eh meer
geneugte in dé Dèügd én Gbdsvrugt zèPue vin*
dén, en dhrzèlver 'tiangènaatnhedsH gëwadr
worden, die haaren regten minnaar en hët,edè0 '
eït ziin-erß ziek-vermaak verjchaft: 'Ons hoofd-».
♦ 4« ♦ ♦
-ocr page 25-VOORREDÊNvan
t ^pjerk zal ons dan onder het denkbeeld van èenèf\
iajiigen arbeid niet bezwaar en, maar wij zul·
len ons zelf in het betragt en van onze gewigtig-^
ße pligten fteeds verlufUgen , en in derzelven
verj'cheidenheid eene onafgebrokene vrolijkheid
genieten door ons gantjche heven. Daar zij ^^
die hunne verlußlginge zoeken in dingen, welke
wet deugd en goede zeden geheel geen gemeen^'
fchap hebben, hunne overleggingen en bedoelin^'
gen verdeelen en verflrooijen, pligt en vermaak,
tegen eikanderen ßrijden doen , met zigzelven
dikwijls over hoop leggen , en nog het nut dês
eenen nog de zoetigheid des anderen regt en vol-
koomen ondervinden.
Tot dit groot en weezenlijk Nut nu is dee-
zc Hiiiorie van Clariffa op eene uitneemende wij-
ze aanleideUjk en bevor dei-lijk. Alles loopt,
daarin tezamen om ons liefde en zugt ter Deugd
■in te boezemen; om ons van de ondeugd^ jchoon .
in nog zo voordeeiige omflandigheden geßeld^
een .gruwel en afgrijzen te doen krijgen; en om
ons de verfcbeidene pligten in de iwornaamße
gevallen des leevens in het kragtigß ligt te doen
befcbouwen. 'Dog hiervan zal ik thans] niet\ meer
zeggen^ als die mij daarover reeds in't breede
bebbe uit gelaat en in mijne Eerße Voorreden^ en.
mi (fehlen zal ik dit in,eene volgende op eene bij-.
zondcre wijze nog wel eens aandringen. Zij
die dan met zulk een wijs en verßandig oogmerk
dit ßoek in handen neemen , w.ogen verzekerd ^
zijn dat zij zig daarin geenzins zullen te loor
geßeld vinden. Het reeds bijgebragte kan hen ^
overtuigen y dat zij daarQm hkrim niet te min-
der
uLk.
-ocr page 26-der geneugte en vermaak zullen trekkeij, ,Μβΐ,
^ dat oogmerk daaraan gaende^zullen zij in 'dee~
ze Brieven den regten [maak vinden^ en op het.
medzel dat hier wordt opgedifchi verlekkeren én
verlieven. Terwijl alle andere, die van Deugd-
Uevendheid ontbloot zijn, hunne onreine handen
van deeze heiligdommen bßhooren af te houden,
II. Op dat wij dan αμη dat ttveedèrleij
oogmerk^ van Vermaak 'en Nut uit dit Werk eil-
ander e van dien aart te trekken , voldoen m{>-
gen, ßaet ons nu vervolgens te overweegen ^ hoe
wij dusdanige Zedelijke Sqhriften , en deeze
voortreffelijke Hiflorie vaii Clariila In V bijzonder
te leezen hebben , en op welke bijzonderheden
wij daoi'in voornamnlijk hehb.en -i'^iiQ gccyen.
Ik zal, om kort te gaeh , 'maar aües bevatte)?,
qnder eene hoedanigbeld\ welke dit ïVerk ν nu
alle zijne Leezeren met regt vereifchen mag, en
waartoe zij zig verpUgten moeten , zullen zij
daaruit de regte geneugte , vrugt, en nuuig-
heid trekken. J^n deeze is geen andere , dan.
die gemeene , niet welke wij in het kezen van
alle nuttige, boeken , omtrent alle weetenswaar-
dige zaaken , kehoßren te zijn aangedaen; eene
naaukeurige Aandagt ςη Opmerkinge omtrent
alles, wat ons hierin voorkoomt, Leezen zonder
.aandagt, is flegts e.ene ij dele bezigheid van 77/0,7-
fchen., die met hunnen tijd verlegen zijn , het
w.erk van eene enkele rnacliine., waardoor het
Verfland over de νoofkomnende denkbeelden heen
loopt, gelijk de wijzer In een horologie over de uu^
ren rond draait; of is dit nog eene al te werk-
lijke verbeeldinge voor deeze tijdvcrkorters, de
^ '2. VQOVr
l'iii iimi liiMil-iltaii
-ocr page 27-^^oorhóomende zakken gaen de een voor de ande-
re na door hv,nne herjèns^ g^^k in eene donkere
Warner de heelden dér voßrbijgangeren op den
fitten wand^ of papier gefchilderd worden, zon-
der eenige merktekens van zig over te laaten:
Met het fluiten van het boek weeten zij ni^t meer
wat zij gelezßn hebben^ even gelijk deeze beel-
den alle te :mmen verdwijnen ^ zo dra het glas ^
waardoor zij invallen, wordt toegejchooyen..
Willen wij van ons kezen eene redelijke, ge-
-neuglijke, en nuttige oeffèninge maaken ,
moeten wij huiten twijfil letten op. hetgeen wij
leezen^ onze gesagten daatyp veßigen ^ ons oor-
deel daarover gaen Iqaten^ het heilzaßnie yan
het onnutte Jchfften, en op hetgeen van veel be-
lang is inzonderheid blijven ßilßaen. En het
groot en voortreffelijk Nut ^ hetwelk uit ditJVerk
ie haaien is, en hetwelk wij gezien hebben, dat
7nen met het leezen deszelfs bedoelen moet, vor-
dert zekerlijk^ dat men 'er niet los en onbedagt,
'door heen loope , maar alles naaukeurig nagae,
aandagtigUjk befpiegele, en met zijn verband
daarop toelegge om van al het merkivaardige
daarin eene volkoomene bezeffinge te krijgen.
Agt \mm zijne aandagt en oplettendheid niet
kwaalijk bejleed aan het nafpooren van den
zin van oude ScJjrijveren^ van de gevoelens der
* Oude ïVijsgeereny van de hoogvliegende fijnhe-
den en verhevelingen der Wiskunde ; hoe veel
waardiger voorwerp voor dezelve is het ontdek'
hen van de'kragt, natuure en fthoonheid der
Deugd ^ van de middelen en drojigredeiien om
mzé Zeden te verbepei'en , en ms diis van een
zui'
i'r·
^«iü^r en heß endig geluk hkr en hier namaak
te verzekeren ?
■ -^og fchoon dit in zig zeiven ivaar zij,
vreemd zal het nogthans bij veelen luiden ., dat
"er tot het leezen van een Roman zo veel Aan-
'dagt en Oplettendheid vereifcht wordt: Men zal
zelf mijfchien in den eerßen opßag zig verheel·
den, dat ik. mijzelven tegenfpreeke, wanneer ik
moorfchrijve , dat men in het neemen van eens
%iermaakelijke en nuttige Uitjp annin ge, de
kragten van zijnen geeß moet injpannen, en ee-
fie naaukeurige&n zorgvuldige opmerkinge daar'
aan te koße leggen. Moet men dan immers in
plaatze van zig te rußen en te verkwikken^
'geen moeite en arheid aanwenden ? — Ami
de Romans i7i het algemeen, bekenne ik, dat de»
zelve heel weinig behoeft heßeed te worden^ en
zij verdienen inderdaad meefial ook heel weinig.
Zo zij al\ van geen erger invloed zijn, behoor en
de meeße zekerlijk tot die uitfpanningen, welker
kragt voornaamlijk beßaet ΐη den tijd te doo-
den en van kant te brengen ; zij kunnen door-
gaens 'van cns wel half flaapende gelezen wor·
den, zonder dat men bij zulk eene fleurige ag^
teloosheid veel van belang verliezen zal. De
meeße Leezers van Romans , begrijpe ik ook
heel ligt , dat tot zulk eene. Infpanningz en
naaukturige aandagt niet gefchikt zijn ; hunne
ziel is zo gevjend aan gemak en werkloosheid,
dat alle deszelfs'kragten verßapt en onbruik'
haar zijn geworden. En het waarlijk van
hen niet te vergen om een boek te leezen, zvaar*
fae eenige moeite , eenige naaukeurigheid moet
♦ ♦ ♦ ♦ 5 Wör-
-ocr page 29-^-voorreden van
^^ ψοτάεη -aangewend.-, ClariiTa immens isr e§n
werk van eenen'geheet anderen aart ^ dan Me
gefcbrifien , welke^ .gemeenlijk . den naam van
^ Romam drdagen. behoorden die vroome
lulden bedagt te hebben , die mij kwaalijk heb-
\ hm afgenomen f dat ik in mijne. Eerße Foor re-
den een Komm zo hoQg bebbe aangepreezen^ en
zelf den naam van Roman op eenige deelen der
H. ^chriftmire t oegepaß. Voor eene^., ν er zier de ■
vertellinge gebruikte ik dien naam in V alge-
hieen; en het is onbillijk, 07η dat de meeße vér-
digtzels van dien aart onnut of jchaadelijk zijn,
4at haateUjk. denkbeeld met den naam op alle an-
dere te hegten ; daar ikjuidelijk had aangekjoee-
, zen^ wat nut en heilzaam gebruik daarvan ge-
maakt kan worden 1 en met geen ander oogmerk
de gelijkeniffen onzes Heilands met den aart van
een Roman vergeleeken , dan om het vooroor-
deel tegen te gaen hetwelk In V geheel geen ver-
zierzeis dulden kan. Dit verfcbil van goede en
kwaade of nutlooze Romans behoort men ook
hier in- agt · te neemen ; en aan een Bpek, het-
welk ons allenthalven nuttige denkbeelden, ver-
βandige. aanmerkingen uitlevert ^ zijne oplettend-
heid jiiet te weigeren, on} dat men dezelve niet
tioodig heeft omtrent laffö ^n uitgerekte vertel-
lingen^ waaraan ons niets \ ter wereld gelegen
.—^- Men trekke hier egter mijjie mee*
71 Inge niet te verre. Ik vereifqhe hier zulk ee-
iie geweldige infpanninge van geeß niet, w^
ke denzelven grootUjks vermoeije en afßoove.
Gm de fraaijheden en nuttigheden van ClariiTa
ontdekken , wordt zq. veel arbßid en .moeite
η- ■ · ·. - » Ä ^ ν
met tèrelfcht, dan. om eene naaukeurige kenm^
van de eigenfchappen eener taaie te verkrijgen,
dan om de fijne j'pitsvindigheden van eene School-
jche IVijshegeerte en Godgeleerdheid te onder-,
jcheiden ., dan om in de geheimen der afgetrokT
kene iViskunde door te dringen. Hier koomen
ons zaaken vovr, die om.natuurelijker^ die'wij
meer gewoon zijn , en die, dus veel ligter voor
ons zijn te bevatten; als wij maar de hehüore^
lijke opmerkinge daaraan befleeden,^ -Aan-
dagt en infpanninge vereifche ik evenwel; en
worden dus zij ^ die hunne Uitfpanninge en ver^
luftiginge in ClariiTa zoeken , daarvan niet ßf-
gefchrikt? In den eerßen opflag kan dit zo wßl
fchijnen, dat üitjpa'nmnge en Injpanningè.
met elkander en onheftaenhaar zijn : Maar als
men den aart der zaaken nader inziet^ zal meii
bemerken , dat oplettendheid en^ aandagt me$
met vermaak en verlußiginge ftrtjden^ dat zè
zelf daarin zeer veel te pas koomen^ en tot het
regt genot daarvan volßrekt vereïfcht worden^
ïVie zal dog de edele geur van lekkere fpijze en.,
drank regt proeven en gewaar worden^ zo hij
dezelve onbej'uisd door de keel zwelgt en flingert f
Geen menjch kan uit het bejchouwen van de aan-
genaame en fraaije vertooningen der Natïmrè
eene zielverkwikkende geneugte trekken^ zo h'ij
daarop niet naaukeurig lette-, maar agtloos vicp
ver β rooide gedagten daarover heen loope. En
wil men de ondervindinge raadpleegen, die zat
ons klaarlljk toonen, dat de menfchen in het al-
gemeen uit hunne divertijfementen de aandagt
en infpanninge van geefl ga?itfch iikt verbannen
heb'
; -
Felben. Hoe veele zijn Vr, die hunne Uefheb-
Iberij {eene bovendrijvende en öngemeen geliefde
mtfpanninge) [tellen in letterOeffeningeH; in het
opfpeuren bij voorbeeld van de fouten^ welke in
Oude Griekfcke en Latijnfche Sehr ijveren zijn
Vigefloopen, en dezelve door behendige gtffïngen
te Verbeteren en te regt te brengen ? Dog deezè
gèneupe is zekerlijk alleen voor dengeenen weg-
, die de moeite neemen om den aart der
ι*,
TTWï
'ΛΣΠΐ^
'taaien, den flijl der Schrijver en , den zamen-
hang der plaatzen ^ 'en wat niet al γ met alle
naaukeurigheid gade te jïaen en na te Jpooren.
Is deeze Vérlufliginge te weinig naar den [maak
der gemeenè wereld^ als alleen gefchikt voor
geleerdeή , die 'zig in hunne kamer kunnen op-
fluiten 'èn 'in hoeken zig begradven: Men neeme
dan de Mu'ßjk tot een Voorbeeld. Oeete mag
zekerlijk wel onder de gemeene zoetigheden des
leevens , onder de aängenaamße verlußigingen
geßeld worden , die onze zinnen ßreelen vH on-
zen geeß vervrolijken ; én niemand tan hen^
welker gehoor wel geßeld is , zal mïj dit hè-
iwißen* Maar hoe kunnen wij uit dezelve eeni-
ge geneugte jcheppen, indïéh wij daarnaar niet
aandagtig luißeren ? Höe künnen wij ons itel-
ven daarmede eenlgzins vermaaken, zo men op
de maat, den toon, de evenredigheden des gè-
luids , de vallen , fprongen , en ^hrciiken iiiet
kaaukeurig lette ? En fchóon ëen boer dikwijls
meer genoegen heeft in het plomp 'en lam zaagen
ban Zijn Speelman op de kermis y dan in een kon·
flig uitgewerkt Concert: Geen regi mhmaar van
Müßjk zal 'egter oordeelèn j dut het laatße min
^er-
-ocr page 32-mrkwlhkelijk is , om dat Vr ongelijk mBet im
fpanninge mr&ifcbt. wordt om' deszeifs keuHgé
fraaijheden te bezeffen, r En zij^^dteun de hè-
dendaagfvhe gezelfchappen van dexfraaije wi-
reld mannen en vrotmen in eene diepe βilte ^ met
geßadig efi ßrak gepeins t ^net flijfgejpannen trek^
ïen ύαη hun weezen^ en ναβgezette oogen zien,
kijken op hunne kaarten ; kunnen immers niét
in twijjfel trekken^^ 'of Injpanninge en aanda^.
ook paffe bij een geneuglijk divertijfement en et-
m oeffeninge tot vermaak flegts aangelegd,
Kn hier moet ik mijzehen wel bej^huldigen ^
'dat ik van dit edel en verheven afnulëment, het
kaartjpeelen , door welks tijdig en oniijdig ge'
hruik de befchaafde en welleevende wereld thans
haaren fijnen en kiefchen fmaak toont, niet eet
gewag gemaakt hebbe. Schoon ik hen niet kan
prijzen ., die grof fpeelen ^ of onkundigen bèhen-
diglijk de beurs ligtm , en van dit bedrijf half
eene koflwinninge maaken ; JVarit dit loopt tè^
verre , dan dat men mijne vooffpraak daarom^
trent verwagten zoude: Ah eene Uitfpanmng&
en tijdkortinge aangemerkt^ moet ik bekennen^
dat zij al lang in deeze mijne bedenkingen haÈ'
kunnen te päs koomen, en ik moet de liefhebhèrs
van de kaart om verfchöoninge ^verZoeken , dat"-
ik ze verwaarloosd hebhé. Ik had immers de^
aantrekkelijke zoetheid van hèt fpeh kunnen roe'^
men, die deszelfs egte liefhebbers zo kan tnnee- ·
mèn , dat zij dikwijls halve dagen en nagte^^
daaraan befleeden^ zonder aan huis ëh bed, zon^'
der aan kantoor ^ winkel en bezigheden^ zom'*
der aan vrouw of man^ en hlndeHn eens te dem
^ ^ ♦ ♦
i
voorreden vai?
^en. Ik 'had naar het groot en wéezenlijk nut%
hetwelk deeze liefhebberij met haare geneugte
paart, kunnen zoeken , en aantoonen mét welk
hoogße regt dezelve met den naam van Tijdver-
•drijl behoort vereerd te worden. Ik had in over-
^eeginge kunnen fteemen^ hoe gepaft eene Uit-
fpanninge die zij voor allerleije Staats- en
•Stands'perjbonen, en welke naauwe gemeen^
fchap zij hebbe met aller hoofdwerk en voornaa-
me bezigheden ; hoe gejchikt om de denkbeelden
van een Godgeleerden en Wijsgeer uit te brei-
den , om het behendig vernuft van eenen Staat-
kundigen te flijpen, om een koopman vaardig en
hedreeven te maaken in \zijnen handel^ om ou^
ders hunne kinderen met hedagtzaamheid tedoen
epvoeden ,· kortom, ho^ waardig en bëtaamtlijk
voor V menfchen redelijke en verftandige natuu-
re in het algemeen. Dog wegens dit verzuim,
'heloove ik mij , dat de liefhebbers van de kaart
mij wel verjchoonen zullen. Om de waarheid
te zeggen, ik weete geen beter loffpraak voor
deeze thans zo algemeene en ßerk in zwang
gaende gewoonte, dan dat zij ons, terwijl men
daaraan tij η tijd bejhedt, we&rhouSt van er^
gery 'en op dien tijd kwaadfpreekendheid ^ lafter-
taal, en vuile redenen buiten .fluit. Op dien
tljd^ zegge ik ; dewijl ik wel eens gemerkt htb"
be, dat de Liefhebbers van de kaart, fchoon
daarmede zig voornaamlijk xverdeedlgende, oni
de ver an der Inge ook alJjunnen tijd met zoda-
nige gejprekken korten. En mijjchien zouden
de zodanige zelf wel liever gehad hebben, dat tk
in ^ den tijd^ waarin ik dit weinige gefchreeven
. . heb*
)
V-,Λ.νν,
. ,::.·.,,. ......··· ΜΠΠΙΜΓΓΤΤΓΤΜΙίΜ^^
-ocr page 34-hehbe ,. een kaartje met hen ge^ij[eld had.
zal dan van hen af flappen, en weder itr zaake
kapmen. ■
Mijn oogmerk 'wasdom ie deen zien ^ dat^
zelf de gemeène tijdkortingen , uitf^anmngen
van veel tuinder belang , eh nutlooze divertilJ'e-<
menten , eene zekere ιηααμ van ingefparmen
aandagt en oplettendheid niet uitfluiten; en dat,
ik dus'dezelve met regt'vereijcben fnag omtreni·;
een werk ^ hetiveik nevens de redelijkfle geneug-
te een zeer dierbaar nut kan uitleveren. Alle^
dierlijke geneugten zelf kunnen ού niet ^ver-
kwikken^ zo wij dezelve ongemerkt'laaien voor-
hij gaen : Hoe veel'min de reielijkey welke ter
verluftiginge van onzen verflat^d'^en Geefl kun-
nen dienen ? Hoe wij' daaromtrent m^er oplet·^
tendheid gebruiken , hoe meer aangenaamheid]
en geneugten wij daarin hejpeur,en ζ' en hoe be-
ter wij derhalven het oogmerk onzer l/tt/pan-!
ninge beantwoorden zullen. Gaes Wen in een:
Tuin^ mensen rijkdom van allcrleije gewaflcn^
van de fchoonfle en '^elriekendfle '"hloemen voor-
zien ; men zal· zig immers daar ^meer^ verlujïi-
gen, met derzelver groote verfckeidenheid-i veel-
vuldige gedaante ^ jehltterenie verwetij naau-
keurig en konflig f^aakzel, aandagttg gade te
flaen, dan door alles flegts in bet, gros en op een,
ruwen trant te hefckouwep. Aandagt"* en op-'
lettendheid β rijdt in hdßren eigen aart niet met,
geneugtß en uitfpannlnge* Ék zal ons nooit*
woeijelijk en zwaar vallen, tfsameer wij
beßeeden aan zaaken dip met^ onzt natuure o-
'js^reenkoomsn^ m waartoe wij^regt Uifl en wet-'
***** i ge-
voorreden vai?
gevallen hehhen. En dus zal z^e ons ook niet:
verveelen in het befpiegelen van de menigvuldi'
ge fraaijheden en bevalligheden der Wj^ergaloozß
Clürifla , ah. wij, maar^. met zulk een deugdlie^
^nd hart^ als ik vooraf'^per.eijcht hebbe^ daar*
toe treeden. Wanneer het lighaam door langen
of zwaaren arbeid is vermoeid en afgefloofd^
kan aan hetzelve zekerlijk geen andere Uit-
jpanninge verleend worden \ dan zagte ruß en
iverkeloosheid. Maar geheel anders, denke ik,
dat het met de uitjpanningen en verlußigingen
-van onzen redelijken geep , opzigzelven aange-
vïerkt ^ gelegen is. Deszelfs aart^ van het log-
ge lighaam zo zeer verfchiilende, beßaet in
werkzaamheid,^ Door 'UQerkipge en oeffeninge
'wordt dezelveßeeds leevendigßr, vlugger en νχο^.
lijker. Oplettendheid en naaukeurige bedagt-
zaamheid valt dien niet laß ig ^ dan wanneer
hij aan dierlijke lußen verflaafd ^ en door lig-
haamlijke .vadzigheid over heer d is. Op zig
door zijne aandagt niet te-vermoeijen , 'fchijnt
hij niet anders te behoeven , dan eene genoeg-
zaam e verfcheidenheid van ßojfe en voorwerpen ;
en wanneer hij zig op \en fluk heeft ß^omp ge·
dagt, kan hij dopr een .andsr te betragten zig-·
zeiven weder,fcjoerp ßijpen^ raff er en veel
beter ^ dan met'Szig daarbij In^^ene vuige ledig-
käd te laat en Veroeßen, j
Men führοφβ· dan 'nietίin het leezen van
deeze ßukken eenige moeite aan te wenden^ en
zijne oplettende .aandagt daaraan te beßeeden;
die zal niet alleen door het dierbaar Nut.y fnaar^
ook door de geneugte en het vermaak rijkUjk ver-^
; V . ' " goed'
ρ
■ν.
■
goed worden. Laaten wij nu vervolgens maar
eens gaen overweegen^ wat wij onder^het leezm
van deeze en diergelijH Schriften voornaamlijk
hebben in agt te neemen ^ en op welke νφϊ)ζοϋ-
4^rheden wij onze opmerUnge moeten- veßigen.
Wordt in deeze Β Heven een aaneengefcha·'
keld verhaal gegeven van eene merkwaardige
Gefcbiedenis, onder welke het voor naam oogmerk
van leeringe en aanfpoori.nge tot het goede is om:
wonden: Deeze windzels, draad deezer Ge-
fchiedenisfe hebben, wij dan vooreerß' naaukeur
rig na te gaen, te letten op de bijzondere ger
beurtenijjen, waaruit het geheel is te zamen ger
weeven , en door welke bindzels , taevallen, of
i^aadßagen de eene aan de andere verknogt zij,
Deeze is in een Kom an ^ die wel is^ opgeßeld y
zeer vermaakelijk^ door verjcheiderleij.e en on-
verwagte invallen onze aandagt telkens opwek-:
kende, en onze nieuwsgierigheid door jveele in*
gewikkelde omwegen en hachelijke omßandighe'
den ßeeds leevendig houdende, Deeze draad der
Gefchiedeniß'e vereifcht in dit hoek dies' te meer.
onze opmerkinge, om dat ze voor een groot ge\
deelte beßaet uit kleine en genfeene gevallen^
die elk huisgezin van eemg belang kan onder*^
vinden, die ieder menfch in het dagelijks leeven
kunnen voorkoomen. Hoewel mi deeze gemeen*
heid der gebeurteniff'en ^noodig was tot het oog^.
merk van den Schrijver, om zijn Tafereel· des·
menfchlijken leevens van dies te algem ^ener nut'\
tigheid te maaken; Hoewel dus zijne Schil der i^^
inderdaad natuurelijker en ra het gemeen beloopt
der wereld meer gejchikt zij >' En hoewel dä\
m
I
kcnjï en geeft des Schrijvers daarin dies te meer
uitblinke, dat hij gevallen en gejprekken, die
ter loops befchouwd van zo weinig belang fchij-
iien, ep eene wijze weete te Jchikken en voor te
draagen, waardoor de aandagt van elk ver-
handig en opmerkend· Leezer gretiglijk wordß
gaende gehouden: Veeh zijn eer nogtbansy wel-
ke door dusdanige gemeene voorwerpen min ge-
troffen worden^ dan door wonderbaare vertoor
mngen, vreemde en zeldzaame ontmoetingen.^
en ßerke trekken en kleuren. JVeshalven Aan-
dagt omtrent de gebeurtenijjen hier dies te meer
ijereifcht vjordt, om derzelver beloop en aartig-
heid niet agtloos over het hoofd te^ zien. Bij ge-
brek van dezelve hoort men zommige over de
langwijligheid der eerfte Deelen klaagen., de-
wijl alles daar zo gemeen , 20 natiiurelijk is.
Zo zij 'er behoorelijk op letteden, zouden zij de
fraaije fcbikkinge van die gemeene gebeurtenis-
fen beter ontdekken , de wonderbaare konß in-
de omftandigheden van dagelijkfcbe voorvallen
te jchilderen bemerken : En deeze aandagt is
het alleen, die ons kan in ßaat ßellen om de be^
doelinge des verbaals te vanen , om te bezeff'en
welke kern in de meldinge van de minße om-
ftandigheid, van het geringß gezeg legt opge-
flooten; daar wij anders veelal mi^en waar op ^
iets flaet en f huis. te brengen is, waardoor het
Uezen ons verveelt en wij hetzelve als laf en-
heuzelagtig gaen verwerpen. Het verfchilt
immers zeer veel in welke omßandigheden' iets_
gezegd of bedreeven wordt ^ naar welke de fpree-
ker of daad'er altoos zijn oogmerk rigt; en dus
.Ίί
f,*-·
WiÈÊÊ
mrn^ÊÈÊÊÊÊmm
m
kunnen wiy^ io wij tijner gèheurteni's niet reg^
kundig zijn , over zijne meeninge niet naar
waarbdd oordeelen. En onder de GejcUtedenis
^egrijpe ik hier niet flegts het gepleegde en uitge-
voerd ^ maar ook de raadßagen en voorne'emens
der voornaamße perfoonen , vjelke in deeze Ge-
jchiedenis hunne rol fpeelen ^ en welke die zehd
in hunne eigene Brieven bloot leggen. Om nu
van deezen zamenhang der GeJchiedeniJJe een
volkoomen -denkbeeld te krijgen , zal het dien'
ftigfl zijn , 'het Geheel Werk als het zal zijn
uitgekoomen, hetwelk niét anders dan bij ge-
deelten kon gefchieden, aan eën "^efthakeld 'uit
te leezen. Dan zal men betéf kunnen odrdee^
len^ hoe net en gepaß alle bijzondere deêlen in
het gantfch geßel te zamen fluiten, en deszelfs
volmaaktheid uitmaaken, die zig in den eérflen
opßag zo klaarlijk niet vertoont, wanneer men
dezelve flegts ßukswijze gaet bêfchouwen. En
zo eenige der bijzonderheden in ztilk eene aan
een afloopende leezinge om geheugen al ontflip'
pen mogen , de Korte Inhoud der Brieven ag'
t^r elk Beel gevoegd kan van groot behulp zijn
om ons dezelve te erinneren , en ons alles in een
beknopt heßek '^ter verleeve,ndiginge van anz^
denkbeelden weder vour oogen brengem
Vervolgens moeten ook de menigvuldige en
verjcheidene Charafters der Perjoonen , welke in
in deeze Gejcbiedems hunne bijzondere rollen /pee-
len, een voornaam voorwerp zijn van onze Op"
kttendheid. Boor de CharaSters der perfoonen
verßaet men der zeiver verfchillende Zedelijke
Gefleldheid, mier welkf hunne o'^erleggingen i
ï
i i
: 1
■i
. V1
gefpr^kken , onderneemingèn en handelingen
zeer van eikanderen onderjcheiden zijn, als het
cnderfcheid van weezen , trekken , geßalte en
hpüdinge , onder duizenden van menfchen elk
eenen van alle de anderen duidelijk doet onder"
itmnen; en welke niet alleen worden zamenge·
peld uit enkel zedelijk goede óf kwaade hoedanig-
heden^ maar waaronder ook verfchillende na'
iuurelijke eigenfchappen gemengd worden , het
zij detelve der ziele oorfpronglijk zijn aangeboo'
reny het tij ze door opvoedinge ^ verkeeringey
en hebbelijkheid ongevoelig worden aangèwend.
Een deugdzaam character ts niet altoos eenerleij^
maar verfchillende in verfcheidene perfoonen,
naar maate de een van leevendiger en vlugger,
de ander van doff^er en zwaarmoediger geßel is;
naar maate de härtßogten in den eenen feller
en qpßuivender , in den ander bezadigder en
aan een klaar verßand meer onderworpen zijn';
naar maate neiginge ^ beroeps leevenswijze, en
gelegenheden eene onderfcheidene deugdsbetrag-
tinge , en de oeff'eninge van deeze en geene bij'
zondere pligten medebrengen. En deeze ver-
jcheidenheid geldt insgelijks niet alleen in zoda^
nige CbaraBers, waarin de Ondeugd boven-
drijft: Maar deeze kan ook nog ongelijk veel of
weinig de overhand hebben; en daar de Deugd
aenpaarig en naar eenen vaßgeßelden regel ge-
fchikt is , zijn de gebreken oneindig verfchillen-
de , welke onder de menfchen heerjchen, worden
door een oneindig verfchillende vermenginge te
zamen gekoppeld^ en kunnen door eene wispeU
tuurige grilligheid in oneindig verfchillende ge-
daan-
s
, I ν .
jli·
äaanten zig vertobnen. Dusdanige onäeffcbei-'
dene chardBers nu, koomen hier in groote me~
nigte'üoor^ alle naar het leeven gefchilderd ^ eh
elk \ 'zo lan^ de perfoonen öp het tooneel verfchij^
neu, van den beginne tot den einde toe zijn ei-'
gen aart bewaartnde.--Deeze met een
Af
!vï
naaukeurig oog te hefcbouwe'n , maakt het leezeu
Ό an gefchiedenijjen regt geneuglijk en nuttig t
Deeze koomen in dusdanige Z'edelijke Blomans ^
ISO elke gefchikt zijn om dn kevenswijze der men*
fchen af te heelden, en 'die heeldteni[fe% of aan·"
lokkelijk of äffchuwelijk te verföonen^ mee ft in
aanmerkinge ; Zij maaken de ziel uit vün dk
Gebeurtenis^ die 'verhaald wordt: En zondek
dezelve wel in agt te neemen^ kunnen wij het
groot Nutt waar tóe alle's gerïgt is, uit het ke*
zen van dusdanige Schriften 'niet behoorelijk
trekken , nog daarvan een verßandig gebruik
maaken. Bijzonderlijk mogen wij hier aanmer·
ken, dät bet noodig is ^ den aart van elk onder^
jcheiden charaSter óndèr het leezen deezer Brie·'
ven wel gade te ßaen, om 'éene regte bezejfingè
te maaken van de tvaardij, en kragt der gezeg-
gen en ßelUngen, welke ons in dezelve 'öoorkoQ'
men^ en niét mis tè taften omtrent het oogmerk'^
hetwelk. de Schrijver daarmede bedoeld heeft^
Schoon immerh dezelve woorden gèfproken wor»
den , het ii niet eveneens wie iets zegt. Een-
getuigenis ten nadeele der ongebondenheidναή
eenen Llgtmis, fchoon op zijnen lojfen trant y
uitgeboezemd ^ vervat eene bijzondere k'ragt en
nadruk in zig, meer dan de verfoetjinge van een
érnftig en bedaard menjch tegen dtZQlve> Eh
I!
ii
meth
-ocr page 41-^■fhèn zou den Schrijver •verongelijken ^ zo men dé
'kleinagtinge voor de eerbaarheid der fchoonis
Scxe^ welke Lovelace zo dikwijls uitflaet, op
des eerßen rekeninge ging zetten, die flegts den
laatßen als een Ligtmis Jpreeken doet, en zijne
eigene gedagten daaromtrent in de onhuighaar»
pandvafligheid van eene Clarifla op het klaarß
isn toon geßeld heeft, -- Om nu deeze ver-
jcheidene CharaBers naaukeurig te leer en ken-
nen , heeft men agt te gëeven, door welke begin-
zelen of hartßogten dezelve meeß beßierd en ge-
zwetaid worden, en aan welke beweegingen of
luflen en hegeerlijkheden zij meeß onderhevig
zijn} langs welke wegen zij tig het openhaar β
vertoonen; hoe zij gemeenlijk en in bijzondere
'üoorvallen %verken ; welke bedenkingen en over-
ïeggingen doorgaéfis in dezelve vallen; èn om
het alles in een woord te heßuiten, welke der-
zelver el^enaartige en onderjcheidende hlijkeii
en kenmerken zijn. Deeze nu vèrtoonen zig
dikwijls in kleinigheden en geringe omflandighe-
den; in ivoor den en uitdrukkingen niet alleéii^
maar zèlf in de gebaar en, de houdinge, den
toon waarmede zij gefproken worden, ,, Spreek,
op dat ik u zie en kenne „ , was al een oud
zeggen van een verßandig Kenner der menfch-
Uj'ke natuure: En een gefprek over den thee-td-
fel aangaende dingen, zo men denkt, van wei-
nig aanbelang, in alle zijne omßandighedeft
voorgedragen ^ is in ßaat om ons verfcheidéne''
charaBers af te maaien met haare fijnfte trek-
ken, met haare kenhaafße kleuren.^ ,. Die dus-
danige befchrijvingen, naar leèven en natuure^
entworpm ., Imgwijlig vinden ^ en alle die kieth,
nigheden overtollig keuren ^ toonen dat zij maar
de opperße fchors der zaaken hefcbouwen en toi
de kern niet doordringen. De fchrandere Love^
lace wiß beter, hoe veel Vr aan Minutiee gelegen^
Is, cm de menfchen in den grond te kennen ^ en
zijne maatregels daarnaar te neemen ; waar om
hij ook in zijn eigen gedrag daarop ten naaukeu-
rigßen agt gaf. De doorzigtige Clarijju' baé
hen , die hierover in haare Hißorie klaagen^
dit zelf al vroeg behooren Η leeren^ zo zij haare-
Mrieven- met genoegzaatne aandagt gelezen.,
hadden, t Voor die geenen, welke gezind zijn'
de menfchlijke natuure regt te doorgronden, en
daarmede hun voordeel te doen^ lever en"dus da-^
fiige fchilderijen de bekoorelijkße vertooningen κ
uit, waarin men zig- met den grootßen fmaak
kan verlußigen. En zijn de Proefueemingen
van zeer veel nut in de- Natuurkunde^ om ont
den aart en eigenfcbappen der Lighaamlijke-
Wereld wel te keren kennen^ en van die kenni$
tot voordeel des menfchlijken leevens een voorzig-
tig gebruik te maaken: In deeze Schilder β uk-
ken, waarin ons de ondervindinge der zedelijke·
JVweid word opgegeten, zijn als "zo veele Proe^
ven omtrent 's menfchen geeß en gemoed begree--
pen, welker, nette aantekeninge en befchowvülnge-
niet min heilzaam is ter regellnge vm onze.· el·
gene. gemoeds-geßeldheid en van onze-verkeerin' ,
ge in de zamenleevinge. > Ondertufjcben 4s
dan blijkbaar , dat deeze kleinigheden , dee^^'
• Zie D. m.bk 104. ■ "·■- ■■" ■ - - ··
Ί" Zie D. 1. bl. 6, 10, ,
-ocr page 43-voorreden vai?
ßjne^^ trekketi t äeeze keurlijke ^en door elkaer
^dikwijls gemengelde kentekens, 'wd eene aan^
dagtige oplettendheid vereifchen om dezelve wel
en naaukeuriglijk te vatten; ςη dat ze niette
heuzeldgtig en van al te geringe waarde zijn,
cm bij verßandige en oordeelkundige Laezers de^^
zelve te verdienen.
Deeze zullen wijders ook nog met opmerking
ge de Zedelijke gezeggen of J'preuken gade ßaen^
*welke in deeze Brieven menigvuldig voorkoomen ^
zeer juiß te pas gebragt worden, en overal ver·^
fpreid zijn^ ter waarfcbuwinge voor gebreken
'en mijjl^gen^ enter handleidinge om in de voor τ
fiaame omßandigheden des leevens ons gedrag
voorzigtig te heßleretu Dusdanige gezeggen of
fpreuken nu zal men hier van eene tweederleije
zoort vinden ; of zulke die op eenen ernfilgen
trant voortgehrait het gemeldß oogmerk regt-
fireeks uitwijzen; of hejlaende in eene geeßige
hoert en grappige kwinkßagen, die geringer ge-
breken niet min kragtdaadig doorßrijken , de.
gekheden der wereld belachelijk maaken, en met
eenen lojfen zwier, de waarheid ons beduiden^
Op deeze laat β e moet inzonderheid aandagttg^
lijk gelet worden^ om niet voor ernß op te nee·'
men^ hetwelk flegts ίη jokkernij gemeend wordt ^
cm zulk een zeggen over den regten boeg te wen-
den^ en bet geen Vr eigenlijk in legt Qpgeßooten
van deszelfs buitenße omwindzels te onderfchei-
den^ het regte zoutj de verkwikkelijke geeflig-
heid daarvan te fmaaken. En is hiertoe de aan-,
dagt dies te noodiger om dat deeze jokkernijen
meeßal in korte woorden zijn begreepen^ zom*
iijds
lif^*··· ■■ιίμη
-ocr page 44-·
iijds op bet onverwagtß tujjchen de reden invaU
len , en dikwijls haare zinjpeelinge hebben óp
eenige kleine bijzonderheden y welke ongemerkt
voorbij gezien zijnde^ de regte geur daarvan
niet geproefd wordt. Wat de ernßige Spreuken
en Zedelijke Lejfen aangaet ^ de waarfehuwln*
gen voor mijßagen en gebrekenen de aanfpoor
ringen ter deugd en godsvrugt, met welke Ιητ
zonderheid de Brieven van Clariffa, Juffer Ho-
we, en Belford doormengd zijn; dezelve zijn
van het groot β aanbelang, op Reden en Waar^
heid alkzins gegroßd, en onzer oplettendheid ten
hoogßen waardig: Hoewel der zeiver meenings
meeß al regtßreeks bloot legt, en *er geen Hn*
fpanninge vereijcht wordt om dezelve na te jpoo-
ren ; ja de aandagt hieromtrent zelf geholpen
en opgewekt wordt doordien zij veelal do(^r
het konßig te pas brengen voorkoomen in het
kragtigß ligt, en de zielroerendße omßandighe-,
den, En op dat geene derzelver den Waarheid-
en Deugdlievenden Leezer mögt ontglippen, is
het zekerlijk van zeer veel diettß, dat dezelve in
de derde Engelfche Uitgaave uit de Brieven hij-
een gezameld, onder verfcheidene hoofden ver-
deeld, en agt er aan het werk gevoegd zijn; al-
waar men dus alles wat tot bijzondere deugden
of ondeugden, en tot de voornaamße omßandig-
heden des leevens betrekkelijk ten deezen opzigte
in dit werk gevonden wordt, als in een opßag
van een oog befchouwen kan. Waarom ik ooh
voorgenomen hebbe mij de moeite, welke aan het
vertaaien en verfchikken {want dii hangt te za·
men^ van die uittrekzels ν aß is, te getrooßen. ^^
5 Ein-
-ocr page 45-voorreden vai?
Eindelijk beeft men ook met alle aandagt
tonder het kezen ^ het Zedelijk oogmerk van den
Schrijver na te gaen en te overweegen, wat hij
Otts ten aanzien van der menjthen gedrag en
handelwijze door zijn werk in algemeen en
deszelfs bijzondere deelen heeft willen voorßellen
en vertoonen; en wat hij ons met die vertoomn-
gen ten aanzien van onze zeden en handelingen
heeft willen leeren en beduiden. Dit zedelijk
oogmerk van den Schrijver moet wel onderfchei-
den worden van het oogmerk der perfoonen, wel·
ke hij fpreekende of fehrijvende invoert. Gelijk
immers een Hißoriefchrijver zig alle die oogmer-
ken niet eigen maakt ^ welke diegeenen bezield
hebben, wier daaden hij verhaalt, of wier ge^
jprekken en redenvoeringen hij te berde brengt;
Gelijk Homerus zekerlijk iets anders bedoelde
met zijne Helden op deeze of geene wijze te doen
fpreeken^ dan het oogmerk is hetwelk in hunne
eigene redenen, äoorßraalt: Zo is dit onderfcheid
bier ook zekerlijk in agt te neemen. Een Love-
lace hij voorbeeld fchrijft omßandig en openbar^
tig aan zijnen vriend alles wat hij in zijn boe"
zem en zijne herfens beeft, met geen ander oog-
merk dan om zijn. tijd te verdrijven, zijnen
vriend pleißer te doeuy en te zwetjen op zijne
vernuftige vonden; Des Schrijvers oogmerk is
zekerlijk veel waardiger en verhevener, om ons
de hartsgeheimen van eenen ßimmen Ligtmis y
de bedriegerijen der zonde waarmede hpjzigzelven
hegochelt, en het geweld hetwelk hij zijne Con-
fcientie aandoet^ op eene natuur elijke en tref en-
de wijze voor ons gezigt te maaien. Schoon wij
ook
y.s
ook de bogmerken der perJbt'neÈ, 'i^'eïke 'hier ten
tooneele verfcbijnen ^ wel hebben in agt te nek-
men, zullen wij het innerlijk beloop der gefchie-
denijje behóorelijk bezejfen^ en een volkoomen
denkbeeld krijgen van de bijzondere charaBsrs
■dier perfoonen jchoon dit ook al mede vereijcht
worde om het Zedelijk oogmerk van den Schrij'
ver regt te vatten: Dit laatße egter is het, 4at
ik bijzonderlijk hier bedoek als het onderwerp
vaH onte ttpmèrkende naj'pooringe en overwee'
ginge; en waarop het hier voornaamlijk aan-
koofnt. Deeze is de geeßUjke zin des werks, om
naar de wijze der Godgeleerden te fpreeken, en
zonder denzelven is al bet overige flegti een doö'
de letter. En door het wel bevroèdeh van dh
oogmerk moeten wij ons alleen den weg haanen^
om de regte vrugt en nuttigheid uit het leezen eu
gebruiken daarvan te trekken. Ten dien einde
is het niet genoeg hét algemeen oogmerk te viee^
ten van de gantfche Gefchiedenis, maar wij
moeten ook hetzelve opfpooren door alle derzelver
bijzondere gedeelten ^ en naaukeuriglijk beden,-
ken wat met de verjcheidene tooneelen des ver-
baals , met de jcbilderijen der verfcbeidene cbd'
raSferSy met elke Zedelijke fpreuk en äanmer*
hinge eigenlijk-en bepaald lijk bedgeld worde, —
Eenige weinige voorbeelden töijilen hier heß dié·*
nen om mijne meeninge duidelijk te ontvouwen.
Het algemeen oogmeik deeze$ Boeks is zekerlijk
de hevorderinge ^an Dmgd en Goede Zeden, otii
ons tot godvrugt en eerbaarheid te trekken, ei^
van alle ondeugd en de onkuisheid deszer eeuivó
htjzondeerlijk fff te fshrihken^ en m d^n Ouderen
ί
ίϋ leeren hoe veel omzigtigbeid Vr vereifcht wor'
de in het verkiezen van een wedergade voor
hunne Kinderen, en in bet beßieren van derzel-
'ver keuze daaromtrent ^ zal in bet Huwelijks-
verbond een beßendige grondßag voor hun geluk
gelegd worden. Alle de bijzondere deelen des
verbaals zijn hieraan ondergefchikt ^ en hiertoe
betrekkelijk* - De gevallen der twee eerfie
Deelen vertoonm ons inzonderheid^ hoe ν er keer"
de driften en 'toomlooze hartßogten de rufl van
een anders gelukkig huisgezin kunnen ßooren en
verwarren; hoe zij het fpeeltuig zijn der arg-
Ußigen, en dè raadßagen der hedagtzaame wij'
'zen verijdelen en over hoop werpen. De twee
volgende^ welke nu den Nederlanderen geleverd
worden^ geeven ons voornaamlijk te befchouwen^
de hèdriegelijke Uflen en uitgewerkte laagen van
eenen fnooden Ligtmis, en de o'nwankelbaare en
waakzaame '^oorzigtigheid eener eerbare ^uf'
fer; welke dus ons in het allerhelder β ligt β el-
kn de gevaar en waaraan Dogters zig bloot
geeven, welke zig der magt van zo danigen be·
trouwen, en haar een alleredelß voorbeeld van
tiaauwgezette kuisheid voor oogen houden. --
Het charaBer van Clarijfa is gefchikt om ons de
beminnelijke fchoonheid der ßandvaßige Deugd
en Godsvrugt af té jchilderen. En fchoon dat
van haare edélmoedige Vriendin aan veelen meer
hehaägen moge , om dat daarin de deugd met
leevendiger en vrolijker aart gepaard is; die
flelt haar nogthans bloot voor menigvüldlger
mifflagen^ en zou in dezelve netelige omßandig-
beden ^ waarin Ciariß α verward is ^ op verre
na
h I
J) IW»
DEN VERTiSAl:.ER:
zo hekooreHjk,yniét uitbUnkén» Em ehMk
Brief , de XML van het ÏF Beel^ openbaart
ons in den grond het charaBer van den lojfen eè
flimmen Lovelace ^ als van "denen overgegeven·
boos-wigt^ die op eere mg fchaurnte ραβ,-^Het
zelve, vervat de mdeügd inide allervoordeeUgßh
ömßandigheden naär de wereld^ en veVtoorit zé
nögthans in de aÜerijzjelijkße en- haatelijkße ge^-
daantey zo dar elk die nog eetiige confdentie erf
gevóel heeft daav^an moet gfwwén» Hetzelve
leert ons, 'hoe jammerlijk een édel ■gemóed door
het involgen der lußen kan bedorven wórden^ eti-
welk eene mijde' en heillöoze detiV-éenë'vèrwaar^
loosde óf verkeerde opvoedinge daarvoor 'openzet.
— De zedelijke 'aafimerkingen kumien ook zelfaah
groote misvattïnge onderhevig-zljn.,· Zo op het hè"
doelde oogmerk daarin hpgejlooten niet gelet 'wor· -·
'dih Be Gemtsheeren Zouden zig buiten twijffeï
flóoten^ zo zij dè\ vinnige draaij van Lovelace'^ ^
Dl bk óp hen allen zonder ^onder- ·
fcheid toepaff'elijk , bp 'rekenlnge dés Schrijverij
wif/^en (lellen: Maar moet dé meeniiige ν an dée^^
zen uit de ädnmeiiiinge van Clart^a
veeleer verklaard en opgehelderd wordeni En^
valt deeze déugdzaame Juf er door verdriet em'^
hartzeer beklemd ^ "^ zigzelve hefchuldigende in dè'^
gedagte van zommigé Godgeleerden,
307. dat de nienjch zelf zondigt in zijne heße^
ddaden:. Men moet daarom zig niét verbeelden ^
dat de Schrijvef -zelve die ßellinge in allen gé-
valle hillijki ^ én voor eene β rikte 'waarheid wit
'^doth doorgaen; maar veel éér dat hij daarmedk ^*
vHi te kennen geeven , dat deuhe naimrelijky
jf iji ♦ ij! ^ Ϋ ^f^
VOORREDEN van
zwaarmoedigheid
Opwelt ξ hoé
na atme zorg voor het overige een deugdlievend
Chrißeh ook hehmré aan te wenden om^zijn hart-
te doorzoeken ., en zig door geen bedriegelijke in-^
zigten ie iamen twaaijen.- Uit dit hijgei
hragte kan genoegzaam blijken, dat om de regte
hezeffinge te krijgen van dit Zedelijk oogmerk
des Svbrijvers in allen opzigte , men alle de
voorheen gemelde·^ Mjzonderheden van^ FerU
haal^ tan Charakters ^ van Spreuken en Zede^
Ujke^ aanmerkingen wtl heeft in agt te .neemen^ .
en met eikanderen te vergelijken; en dat daar^^.
toe naaukeufiger överweeginge en oordeelkundi-
ger befpiegelinge vereifeht wordt ^ dan van hen
te verwagten is welke dit Boek ^ éven als 'ge-
meene Romans, met een huppelend^ kopend^ of
vliegend oog willen doorfpaeden»
IVant om alle- fraaiheden ^ welke in dit'
do&rwrogt en weergaloos werk leggen opgeßoo^
ten, te ontdekken en gewaar te worden^ en gee-
ne dier bijzonderheden i welke ik ter aandagtig&
befcbouwinge htbbe voor ge β e ld ^ voorbij te laa-..
ten. flippen^ is het waarlijk wel noodig dat de
meefie Leezers het niet bij ééne leezinge beruflen
l^aten; maar mag dezelve wel eens, en meer .
dan eens herhaald worden^ Deeze moeite dur^
vé ik ieder ^ die fmaak heeft in zidke redelijke '
verlußigingen, welke ik getoo-nd hebhe dat in
deeze liißorie te vinden zijn, gerußlijk aanprij-
zen^ en ναβ β ellen dat niemand der \zodanigert^
zi'g dezelve zal heklaagen. Het werk zal z
hij geenzins afvallen^ g^Ujk veele andere die
door nieuwigheid alleen ^haagen^ maar telkens
ver»
titt eent 'naare
'i
Λ
' Η
'pÈWERTAALER.
fche hlifken vankonß ., van voortrefelijkheiä
"zig doen ontdekken, ' Mijne eigene ondervinding
ge ^ ^n het getuigenis van anderen bij dezelve
kan mij hiervan ten vollen overtuigen. Onder
veele verßandige en deugdUevende perfoonen y
uoelke de Twee eerfle Deelen zelf met veel ver-
maak gebruil^t hebben, hebbe \k meer dan] ee^
pntmoeï die betuigden dvofhet eerße leezen niel
meer dan gemeen voldaen te zijn, maar bij her·;
haalinge eerft de regte geur en [maak daaruit
genooten te hebben. En welke proeve kan hiety
omtrent meer dporßaen^ dan hetgeen mij van
goederhand uit Engeland berigt is,, dat de Hr.
Richardfon 'het genoegen gehad heefï, van onder
vijf aanzienlijke en hooggeagte Bijfchoppen der
Engelfche Kerke ^ welker kennis en vriendfchap
Clarifla hem heeft aangebragt ^ eenen derzelvep
te hoor en ver klaar en , dat' hij deeze gant/ch'e
Hißorie elfmaalen had 'doorgelezen ^ en beßootek
had dit wßder om de twee jaar^n eens te doen ^
zo lang hij leeven zoude? ' '
III. Nu is 'er nog overige dat ik ten floh^
van deeze mijne Voorreden aantoone^ welk'Qc'^
bruik men 'verder van dusdanige Zedelijke
^Schriften, van deeze. hoogwaardige Chn^^ in Ί
'bijzonder^ na dat men dezelve behoorelijk heeff
'gelezen en overwoagen^ te maaken heeft ^ om
dezelve van zulke η nuttigen invloed te doen zijn^
als waartoe zij uit eigenen aart kunnen dienen·.
De reeds bijgebragte bedenkingen aangaende het
oogmerk en de wijze, waarmede en waarop
men dezelve leezen moet, wijzen dit genoegzaam
met den vinger aan; en veroorkovsn mij dus om
^ίί laatße gedeelte mijner Voorreden^ die wed^r
lang wordt ^ te meer te bekorten. Voornaamlijk
denke ik dan^ dat 'een regtfchapen Leezer een
minzaam gebruik van di( werk in 'ßriederkije
cpzigten 'moiaken kan.
Voor eer β heeft men van. het hefchowwen van
4e chara&ers^ welke hierin voorkoomen ^ en van
het gedrag der peffoonen, welke, bier ten toonee-
le verfchijnen, zig te bedienen om de wereld le
leeren kennen, gelijk men zegt; oni ^a veel mo-
gelijk is den aart, hoedanigheden-y pt inzigten
zijner medemenfchen te doorgrolden ·, en daar-,
over y voor zo verre ons geoorlofd is, een jidiß eti
regtmaatig oordeel te vellen. Mm^vergelijke de
tekeningen y welke hier worden opgegeven y met
de Icevendige voorheelden, welke men tn de da-
gelijkfche zamenleevinge ontmoet; en men zal
iijt de laatße niet alleen de welgetroffe netheid
en keurlijkheid der eerße bekennen; maar door
*dié vergelijkinge ook in ßaat geßeld worden om
flog liaäukeuriger kundigheid te krijgen van zor
danige merjcben, welker hoedanigheden hier ge-
fchetfi zijn. Men. vergelijke het uitwendig ge.T
^'Og y de redenen en bedrijven der, perfoonen-y
met hunne overleggingen en raad'ßqgen die hier
worden blootgelegd·: En dit zal ωψ aanleiding^
geeven om met meer grond idt den handel en ge-
fprekken onzer, medemenfchen, over huns harten
'grond y inwendige gemoedsgeßeldheid y en boven-
idrijven.de inzigten te. oordeelen. Hiertoe durve
.ik dit Tafereel vrijmoedigUjk aanprijzen , . als
hetw.elk niet enkel een hekel fcbrlft is tegen het
^antßhe. meufchlijk geflagt, gelijk 'er ixel zom^
a
VCr
mige fchriften van deezen aart gevonden, ρψ-
' den , di& geene dan ondeugmde of gekke ck^r
raSiers bejchrijven^ even^ als of'er geen'an4^e
voorwerpen pnder het menfchdom gevonden ,'Vi^iß^··
den, dan die door drift tot bui^enfpoorigkeld uif-
flaen<f of flegi£ fchijn-deugd pleegen ^ ofte loom
en dof zijn om iets kwaads te onderneemen* Hoe
algemeen de bedorvenheid ook· zij ^ dit denkbeeld
_van de menfcblijke natuure js ten eenenmaak
^ onnatuurelijk en onregtmaatïg; Βμ zij die dus-
danige Schriften prijzen ^i&n daar^ mede veel op
hebben^ moeten of dit oogmerk niet merken^ of
. graag zijn om met behulp van dezelve naar hun
eigen hart het geheel menj'cbdom over eene kam
te fcheeren. Bet deugdzaam en Qodvrtigtig
voorbeeld vap Clarijfa ßaet hier tegen het on-
deugend van Lpvelace over ; en jchoon de' eerβμ
niei- volßrek.t onfeilbaar zij, bij den laatßen
welt de^ redelijke, natuure ook nog van tijd tot
tijd haare, bittere verwijtingen op. De, vrolijke
en hartßogtlijke Anna Howe ßeigert egter op
beginzels van gezonde Reden tot eene edelmoe-
dige deugdsbetragtinge^_ en kan wel eene me-
nigte, van laage, lé^e -, en vuige zielen apwee^
gen, welke hier on}^ haare voeten kruipen, eti
met hoedanige de wereld, helaas! maar al fe
veel is opgevulde Schoon Belford in zijne Βφ-
keeringe door eenige ulter;lijke.. omßandigheden
gepord en geholpen worde, het voorbeeld van eer
ne zuivere Deug4 en haare, doordringende rede^
nen haaien hem egter inzonderheid over om de^
zelve geheeUijk te voltooijen. En de opgeblazene
fn hßlachelijke pedanter ij e vqi^ eenen. Jongen
♦ > ♦ ♦ Φ * j " ' ' Ksr-
\
\
h
VOORREDEN van
Kerkelijken , äle in de laatße Deelen 'zig Pen
' toon'^flek^ dient niet ter bej'cbimpinge van die
orde in V algemeen, maar ter jchaduminge van
bet loflijk charaBer van den vroomen^ wijzen
én voorzigtigen Dr. Lewen, -- Naar dusda-
nige kundigheid nu van het hart, de geßeldheid
en neigingen der menfchen-te tragten ^ is hei
werk van eene prijzelijke voorzigtigheid, en kan
van zeer veèl nut zijn in de zamenleevinge. Nie-
mand kan immers·^lochenen^ dater zeer veel
aan gelegen is de zodantgen te kennen ; met wel-
ke wij té doen Mhen^ 'met welke wij dagelijks^
woeten omgaen en handelen^ en in welke wij al-
teos meer of min vertrouwen moeten ßellen,
Deeze kundigheid βelt ons in ßaat om doorgaens
de beße en nutße 'verkeeringe voor ons te kiezen,
0m dezelve op de heilzadmjh en voordeeligße
wijze te oefenen^ o.m den meeßen invloed te heb-
hen op onze medemenjchen, om hunne gebreken
te verhelpen^ hun misnoegen te vermijden; en
qm ons voor de kwaadaartigheid en fnopde lißen
van anderen te leer en wagten. IFelke nutheden
te klaar en duidelijk aan het aangepreezen ge-
bruik ve^knogt zijn, dan dat ik daarop langer
behoeve ßil te βαέη.
Dog van hoe veel voordeel dit gebruik ook
zij in de zamenleevingey wij hebben ten ande-
ren van het gelezene en weihedagte een gebruik
te maaken^ het welk nog van ongelijk grooter
en uitgeßrekter nut voor ons zijn kan, waardoor
wij niet alleen hier een geruß en veilig leeven
verkrijgen, maar zelf ons geluk beßendig tot in
'eene eindelooze jeuwigheid verzek&ren kunnen,
\ ~ 7>/>
Ft
i
ί
ί:
,ν
OEN VERTAA'LER.
Tèrwijl wij tragten naamelijk om onze fhedé^
menjcben te leeren kennen , moeten wij inzon-
derheid omzelven niet voorbij zien en vergeeten.
Om regt kundig te worden van ons eigen hart en
gemoedsgeßeldheid , waarin een voornäame
grondflag der waare JVijsheid gelegen b; om op
deeze kundigheid de verbeteringe van onze eigene
gebreken en >mifflagen;^ de heiUginge ¥än -οηέ
hart.^ en de welgefchikte regelin ge van ï>ns'"ge'
drag en' zeden te veßigen: Daartoe koH dë in-
houd van dit Boek van eenen üitneemenden ih'
vloed zijn, en behoort· dezelve der halven daaftoè
ook van ons -gebruikt eh aangewejid tê wordeni
Tot dit gebruik zullen wij genegen en bereide'
vaardig zijn, indien wij maar met hefrégt en"
äangeweezen oogmerk gelezen hebben: en zo wij
de vereijchtt bpHiërkinge daaraan hebben ie kvß
gelegd\ z/üilen wij ons tot het maaken van dat-
gebruik ook genoegzaam Ιήβaat bevinden: Dan
zal CloriiTa ons eene zeer aangenaame ertgeneug-
lijke Leermeeßeres ter Deugd verßrekken. Hier-"
toe zijn immers regtßreeks dienßig de Zedelijke
maatregels^ aanmerkingen^ en leßen^ welke in
grootèn overvloed door dit werk verfpreid zijn^
welke wij derhalven diep in ons geheugen hebben ·
in te prenten en onszelven eigen te maaien ^ dls^
regels gefchikt voor onze eigene overleggingen ed '
bundelingen. De ve^'maaningen en aanfpoorin^
gen ten goede ^ de waarfchuwingen en afmaa-
ningen van feilen en zonden, welke Imr bij ge-
legenheid aan deezen of geenen ' gegeven worden y
behoort ieder Leezer als hem betreffende aan te
uterken^ en op ^l^zelven te laaten ^eléen. Weh
ke
Λ
VOORREDEN vAw
kê meênt gij dog dat de 'voornaame reden /f;
waarom het hooren van goede leßen en vermaan
fiingen, het leezen der H. Schrift uur e en ande^
re goede boeken, veelal van zo weinig uitwer-
kinge is 'op anders juiß geen kwaade en ongods-
dienßige nienfchen ., als men gemeenlijk metter-
daad bejpéurt ? Men luiftert wtl aandagtig^^
men begrijpt het voorgeßelde wê/., en is van
deszelfs gewigt en redelijkheid overtuigd: Maat
dit'ontbreekt ''er aan ^ men denkt niet om zigzel-
•Qen y men laat zigzelven geheel en al hutten
aanmerkinge^ en ν er waar looft dus zijn eigen
Jmrt aan het voorgeßelde te toetzen^ en de leJfeH
en vermaaningen y welke men zo gereed en nef
op anderen weet toe te pajjen , op zijne eigene
geßeltenis en zeden tehuis te hrengem Zo wij
dus ook met Clarifla handelen^ zal dezelve al me·'
de vaor· ons van w,einig vrugt zijn ; 'enrhoe heiU\
zaame boeken wij ook in handen neemèn^ fchoon
\r eèn Ëngel uit den hemel tot ons Jprak ^ hei
zßl efi moet dan natuurelijk van geringen in-
vloed zijn. Men keere dan deezen fpiegel van
goed èn kwaad zigzelven toe, en tragte door
het ópregt gebr uik deszelfs, zijne eigene gedaan^ ^
te naaukeürig te leer en kennen , zijne ^wange'^
β alten te verbeteren , en zig aan negifchapené
deugden te geivennen. Koomen ons ^ier belache".
Ujke vertoóningen voor van menfchen, ^ die op
hunne gebreken verzot het betaameUjke en weh
luidende veronagtzaamen.;, of onhebbelijk willen
na-aapen: Men vergenoège zig niet met daar-
over te lachen^ of zelf om andere origineelerk
mar zodmige fchiiderßukken te vinden* Dus ,
heb-
nlr "mhMA
-ocr page 56-•èfe ik 'waarlijk aan iemand de naam var? Solmes^
en ook niet teonregt, wd hoor en op het lijf plakken
van zodanig eenen, welke zejve veel gevaar liep
om daarmede van eenen anderen vereerd te wor*
'den. Maar wij hehooren ons zelve, elk zig zei·
ven^ gade te flaen^ of wij in diergelijke mallig-
heden en onbefcheidenheden ook vervallen^ en hei.
geen ons in eene fchilderij 'zo zot en buitenfpoo-
rig morkoom, zelve zorgvuldig iragten te ver*
mijden. Door de ßekeüge fpotternijen van ee*
men Lovelace^ fnet welke bij veele gebreken t&
regte doorßrijkt, mogen wijf al zijn wij veel
vroomer en deugdzaamer ^ onze eigene feilen wel
laaten affchrobben en boenen , om dus onze^
Ώeugd en Codvrugt in eene aangenaamer en be-
valiiger gedaante te vertoonen. Loopt zijn voor-
beeld te verre in het booze^ dan dat onsAeevett,
en hart daarmede te vergelifken zij; (Jbetwelk
ik van de meefle Leezeren hoopè en onderflelle ;
hoe deerlijk zou bet anders met het menfchlijk
geßagt geßeU zijn!) Men waane daarom niety
dat hetzelve ons in V geheel niet raakt; maar
laate zig door hetzelve een afgrijzen hiboezemen
zelf voor de allergeringfle beginzelen vm ontugi
m 'ongehcndenlteid, waaraan men zig zo ligt
tn onbedagtlijk in Zijne Jeugd kan_ overgeeven* '
Toont ons dit Tafereel cp bet aUerleevendigß^
welke vreezeUjke verwarringen de ongéhreidd* '
de hart flogt en en woedende driften in 4e zamen*
leevinge veroorzaaken, en welke heillooze gevol·
gen zij na zig peepen: Dit noope een ieder 013%
dezeke bedagtzaam en kragtdaadlgUjk in toorß
fß hoj^en^ m ulve zulk een voorbeeld^ hetwelk
J^ * ♦ it % jJl^
■ ■ i-r ^Iftwuiitf·'" ~
___
-ocr page 57-ilM
hem hier zo affchuwelijk morkoomt^ metterdaad
niet te verfehaffen ^ en te roekeloos zijne onnozels
medemenfchen in verdriet en lijden te dompelen ^
vm nooit de rol van een heerfihzugttg Vader,
'baatzoekenden Broeder, nijdige Zußer ^ of kaä»
i-ige Moeder en Vriendin tefpeelen. Valt het
hf7s dikvöijls moetjelijk, de inwendige jchuilhóe-
ken van onze harten zelve door te kijken; bet
naaukeurig bejchouwen der Chara&ers , en de
vergejtjkinge van derzelvér gefprekken en bedrijf
ven met hunne innerlijke gedagten en gemoeds
heiveegingen in deeze Brieven opengelegd^ möeS
ons ook aanlèidinge geeven om te letten op onzé
redenen en daaden, en om volgens deezen leid-
draad te bevroeden 'mat hinnen in ons verborgen
l^t. PForden ons hier veele netelige gevalleti
vpgegevèn , melker gelijke wij in het dage^
lijkfch leevén ligtlijk ontmoeten kunnen : Men
pelle zig zeiven met zijne verbeeldinge in zoda-
nige omßandigheden^ en.beßiäte ernßig om het
goede ^ dat wij hier voor ons hebben , na te vol-
gen , en de begaefie mijflagen te vermijden ,· eri
Zulk een o'óerleg en vooruitzigt zal ons bij uit·
pek bekwaam maaken om in alle diergelijke gé'
vallen, zo wij eens daarin geraaken mogen, het
regte fpoor te houden, Ëene onverzaüiglijke be-
fpiegelinge van het uitmtmtend voofbeeld vatt
ClariJJa ttioet eene ßerke zugt en liefde voor zui-
vere en onwankelbaare eerelijkheid^ deugd ^ en
godvrugt in ons bewerken. Dog hierover Zal ik
thans niet breeder uitweiden, dewijl ik denke
dat de overweeginge hiervan mij eene genoeg-
zaame flofe tot eens volgende Voorreden zal tiit-
j
.»EN VEIIT'AALER.
levèvm^ gelijk ik reeds behhe^e kennen gegè*
Bij dit alles voege ik dan nu nog tenJaat-
ßen, een derde gebrek ^ bemelk wij van dit
edel Boek, na dat deszelfs inhoud, wii νακ^ om
hegreepen en berkaauwd is, te maaken hebben;
dat wij naamelijk daaruit gelegenheid neemen
Om zelve verder te denken, en onze overleggin-
gen over de voorkoQmende zaaken uit te breiden,
Veele gewigtige leßen , fpretiken, en ge dagten,
vinden wij hier flegts met weinige woorden kort
en beknopt voorgeßeld^ en als met dßn vinger
aangeroerd, gelijk de gemeenzaame Brieven-
ft ijl dit natuurelijk medebrengt, welke ons daar-
toe. van zelve, aanleidinge geeven. Deeze gaen
zwanger met eenen rijken overvloed van waar-
dige gèdagten, welke, als men ze behoor elijk
broedt en koeper t, daaruit ν por den dag ge-
haald, en wijd en breed kunnen worden uitge-
j'preid. Gelijk een klein zaadkorreltje in eenen
vrugtbaaren grond zijne tedere deelen allengs*
kens ofitwindende tot eene,-groote plant uitdijdt,
breede bladen, flerke β engen uitjchiet, en een^
vrugt voortbrengt van veel groot er omtrek dan
het eer β beginzel van dit alles: is hßt ook het
werk van eenen bedagtzaamen geeß om tot in
het hart van dusdanige jpreuken en. korte gezeg-
gen in te dringen, daarin werkzaam- te zijn,
de rijke ßoff-e daarin opgeßooten aan alle. kan-
ten uit te zetten, en veel andere gelijkaartiiis.
en heilzaame bedenkingen vrugtbaar daaruit
voort te teelen, Deeze oejfeninge is hij uitme'
mendbeid gefchikt om ons verßand uit t& brei-
I
VOORREDEN van
den , Qm vernuft te verleevendigen^ ons oordeel
te fcherpen» iVanneer wij alleen beruflen hij'
het igelezene ^ is bet mornaamlijk ons geheugen
dat wij oeffenen, met ons de voorgeß^lde 'zaaken
«igen te maakep. Maar die ge dagten en over-
leggingen y welke wij dus zelve door onzß vlijt
ëankweeken en mortfokken, zullen ons hierom
zelf dies te aangenaamer bevallen^ en onzen
-redelijken geefl een nieuwen moed en leeven hiji-
zetten. En dewijl de zaaden, welke hier ver-
fpreid zijn, natuurelijk niet anders dan gezon^
de^ reine ^ en lieflijke vrugten kunnen mort-
brengen; Zo is bet ook blijkbaar, dat deeze oef-
feninge van eenen kragtdaadigen invloed zijn.
moet om eene wel ge β el de ziel in waare deugd m
godsvrugt allezins te doen vorderen. Ik heken-
tie, dat het verfland van alle menfchen hiertoe
viet even zeer in ßaat is: Zommige zijn veel
hekwaamer om op hunne eigene wieken te drij-·
^en dan andere , en zullen zig eens van- land,
gegeven hebbende veel hooger en verder vliegen.
JOog alle niettemin^ die eenige maate van oor-
deel en vernuft bezitten, kunnen van deeze oef
feninge- meer of min hun werk maaken: En hoe
meer zij zig daarop bevlijtigen^ hoe vaardiger
zij daarin zullen worden ^ hoe verder zij hunne
mermogens zullen uitbreiden. Die daqraan het^
tninß gewend zijn -^ vinden zelf in dit Boek eene
heurlijke handleidtnge ont in deeze oefféninge wel
Η ßaagen-: Die kortbondige- lejfen worden hier
niet alleen in zulk een ligt geßeld^ V welk den
opmerkenden Leezer zelf voorligt om verder
mort tje denksn; maar men- vindt 'cr ook over.^.
, V , ^....... ■ vloe-
0 .
ledige voorbeelden^ waarin eene kïeine aan-
kidinge eene geheele reeks van zedelijke heden*
kingen doet te voorfchijn koomen. ^JVaarlijk^
wogt Soor at es wel eer te regt zig verheelden als
een Froedmeeßer^ die het menf'cbUjk ver β and
verloße van de redelijke denkbeelden ^ waarmede
het bezwangerd was ; die bekwaamheid^ dunkt
mij-, ' mag met al zo veel reden aan den ffr» Ri·
chardfon worden tpegefchreeven; en zijne ban*
delwijzß boven die des: Ouden Wijs geers nog gé"
preezen-y voor zo verre bet gemak lij ker valt on-
gevoelig aan het denken gebragt ^ dan door on"
dervraagen daartoe gedrongen te worden. Dog
die van alle oordeel en vernuft ontbloot zijn, ag-
te ik dat men niet alleen van deeze moeite moet
verfchoonen ^ maar ook van het leezen en gebrui-
ken van eene CiarliTa wel mag. onthejj^en»
Dus bebbe ik dan de taak, mij voorgißeld\
hier afgeiveeve?i. Eer ik egter deeze Vootredeti
fluite^y moet ik den Leezer met een woord herig"
ten\ dat de vertaalinge der versjes^ welke op
bi. 73, en 194. des IVden Deels gevonden wor-
den , niet van dezelve hand %s, welke mij met
die der meeße overige heeft hegunßigd: hoiewel
hij het miffchieij, kuiten dit wel gemerkt zoude
hebben. Ook ben ik te raade geworden om ag-
ier aan het IFde Deel de Vertaalinge te voegen
van een Antwoord van den Hr, Richar'dfon
eenige tegenwerpingen, welke hem tegen den
laatften Brief van dat Deel, en de afbeddinge
des gevals daarin vermeld gemaakt waaren^
dewijl ik voorzag dat zommlge der Nederland-
fche^ Leezer en zig daaraan ook ßootsn mogten^
5
wei"
-ocr page 61-■ /...'S»
'üoelke ik mij verheelde dat zig nu met des Sehr 13-
vers verdeediginge voldaen zullen houden» Dit
Anfmoord^ fcboon gedrukt ^ is in Engeland niet
gemeen gemaakt en openlijk uitgegeven^ maar
mij van den Hr, Richardfon zeiven ^ op wiens,
gunfiige briefmßelinge met mij ik thans regt-
maatig roem draage ^ en mens beleefdheid en
vriendlijkheid niet voor zijn verßand en fchfaw"
derheid behoeft te wijken^ ter onderfieuninge in
mijn ondernomen merk toegezonden. Zo dat dee-
ze ][^ederduit]che Uitgaave dus hierin zelf voor·^
'deel heeft boven de Oorfpronglijke^
ï' ■
1 ■
Tv
.....)
-ocr page 62-Êkdii I
ÖE
Historie
JliJj
derde DEEL. '
-ί-ί.......■-s—^—i_u_----i,^:
/ίκ Lövelace , αα/ί Jan Belfori^i
^ Schildkn, ' ..
ilJ
:)- ί ·.
K'breeke èèhweinig oogenblikkett^ttit^
terwijl mijne bellinde zig van mij [zó
ik hóope, ter ri^] begeven heeft^ öm
mijne beloite te vdbrengen. Niet ag^
tervolgd ——Nog hebLè^ Ik daar-
voor eenigen.fchfoóm,· iciioQii ik mijnè idekoor*
fter möet doen dugten, daVmen^óns agtervolgea
l^j Ën nü^ fnoéc ik ü zeggen 5 dat W nöoit eene
vreugde zo .volmaakt was dan d^ mijne! —^
Dog laat ilc-eens. gaen zieu Γ ■ ■■ is de enge-^
iln niet weggevlogen?
...ilLDcel, ^ ^ Α '
y - . DE HISTORIE vai?
O
neeii! Zij is in 't naail vertrek! ...........
Getvislijk de mijne'!--De mijne voör eeuwig!
Verrukkend denkbeeldl V geen mijn kloppend
hart doordringt;
ΦαΡί her β ende uit mijn horß%jn haaren hoe-^
» · ' zem jpringti - ' ' ^ -
ι
Ik wiil wel, dat de geheele domme familie
le zam^n fpande, om mijn werk voor mij te ver^
rigten. Ik zeide u al, dat zij alle voor mij arbeid-
den , gelijk zo veele mollen onder den grond; en
nog blinder, dan de mollen gezegd worden te
zijn ,"als'die zêlvë filet willen dat" zij'tót deeden*
Ik zelve de beftierder-vart hunne voornaame be-
weegingen ; welke juift invallende met de kwaad-
nartigheid,vaa .hmint laage zielen, zij alle voof
hmme'eigeiie'nitm'ettV" ''" ^ ^
Dog^ zcide ik ,, dat mijne vreiigde^^volmaakc
wdS?^^— O. Zij óntfarigt^eenigcn;,af|
fiag van den tegenziö mijns Hoo^öe^s. (^ii^
liöÈ kan ik de gedagte "vérdraagéfidat ik mepr veit
fchuldigd ben äaii',de véirvolginge^A^ah haare'nafj:^
ilaendendan asin'haare gmiit tój ? Of zelf,
Vöor zo veel ik wetóté^'' tian haarë vörkiezinge 'van
ölij b'öiren eenèri'ilïidèrcnaiiaiï?'^^ "
Dog laace ik deeze gedagte niet voedem
Beed lk dit^f het mögt mijne; bekoorftër dier te
ftnen kTmmen;''^^Eiiafó ik' mij vérHëü^óti: ,'"dat'''ii}
de Iliibico is oVÊfgetrókken; Dat ^ij' hièt kan té
rugkeeren: Dat zo als ik liet geichflit Hébbe, de
Λ - ' vi^igt
-ocr page 64-me
y'ii: -tviiiiijiö'p /■'{)■'' mV/ -- ,
atsRji n- , ·!..·Χ ub Ίοον coh ehvon
Ä
ém
raijne , c^
opftaec om den traageh dageraad té hoopen; , ΙΙς
hebbe geen oogenblik geflaapen van de andei'half
uur, welke ik gelegen hebbe órti den ilaap té noo-
digën. Het fchijnc niijftc^, .Hat 'ei: zo vëel Lig-
haam^iiiet aan mij is, dat,ik tnlk feéneseiueené
VerHièuwiiïge BefiófeVé.^^':!^/., -
Maar waarom," gèlijk' iti dé köêts i gelijk in
de herbergt gelijk bij de i^aiikoömfl:, zo geheel
vdi J/ai?'hdrtbreekendè dr^öefhGid, mijn aldeirliefil:
fchepzel? ,Zo vervolgd als gij, ivierdt! —
ité
Üiiinge i/iiiüg - u.iuug i^urg,. v/
Ibieminde iri^ièr'ziele! Waii?!1aii^rs'iä 'hei?'^^
J^aariii ■ d^ £ië!fde ^ eén'téi^ëf geiiigtf tóA '
Ai
-ocr page 65-4 De HiST-ORIE van
Egter moet raen cocftaen, dat OTlk een feliié-
lijke overgang haar :moec aandoen;, haar Ver-ijzen
moet. _ Wanneer zij pen weinig· meer_aan haaren
nieuwen'ftaat gewend is; wanneer zij eens in ftil*
te is gekoomenwanneer zij ziet,r hoe heiliglijk
ik alle haare BEVELEN zal in agt neeraen; zal
zijjOngetwijiFeld wel zp dankbaar zijn., dat zij on-
derfcheid maaket tuiTchen de opfluidnge welke zij
bntvlooden is, eni de vrijheid waarin ze reden
beqftiy^n ?ig te verblijdeni, ^ .· i
Zij koomt! zij;kppmt! .. 'r.Eti de ι Zon
Icoomt juift op pm haar te vergezellen!" -—-
Vaarwel! ;—3-Wees half zp gelukkig als ik
ιΚ
ben (want alle miftrbuwen verdwijnt, gelijk dé
nevels des nagts vpor de 2on, op haare aännade-
Hnge). en, waaft mijzult gij de gelukkigfte raan
ter· wereld zijn.
1 ulKrlDUhi»
■;·:πθ/-·.·ί·: Γ,:,
''' ftiO J:·. jf?
. ; :··Ί ς.:.: :......^ ■ odc ^ ■ ■■ϋ..·:;
,■(!! rrnn ^ί?"
Juf er Clarissa HarloWi;,,. aan j«/^^
HpwË.
./ ilii..
c.
i'j^riï^] ov Ol·, ■■ . v^
'-y .ί·^. ja iji".
^ -zal mijrj^drcfev^ig Verhaal^ vervolgën.
.' ,, ipus tpt aan de^fioets zijnde.., voprtgefleept^j
,?pji4e. hét te vergeefs geweellzijn , dat ik gewd^
«ger4 jjiad in dezelve te treedep , ^zpjiij ;
mijnènl'fchrik daarin niet getild, had^^ gelijk hij
deed: JÉn dezelve joeg pp eene volle; galpp pn-
' mid·
ο.Λ.
J··
„ivf ■
Ki
ig
^•„^ >, i-umriÉÉi
middelijkiwèg,' en hield niet ilil voor datzè óns te
Sc. Albans bragt\ welk juift was met het vallen
van den avond, '
Ik dagt verfcheiden maaien onderweg'Mat ik
zou bezwecken hebben. Met opgeheven handen
en
behoede mij
iet zijn, die hier ben!
oogen, zeide ik dikwijls bij mij zelve, God
ni>Hf> tiiii ί __Kan ik""'*'· κ^η f
Mijne oogen overlo'bpende, en mijn hart
aan 't berften toe met zugten , waarin mijn wil
zo weinig deelj had als in mijne vlugt.
Hoe^ verfchiüende, hoe onuicipreekelijk ver-
fchillende# ftond 'er de lugtige fchobbejak mede;
oogenfchijnelijk zegepraalende (want anders konde
ik zijne bijna verrukkelijke blijdfehap niet duiden)
over het wel gelukken zijner liften ! Dog ovei^-
vloeijende van zwierige complimenten, hoewel hij
mij met eene eerbiedige zedigheid bejegende ,
den geheelen weg lang dien wij vloogen'^ want
zodanig eer, ^m galopeeren ^ was de beweeginge
der paarden ; welke ik geloove dat een omweg
namen, om voor te koomen dat wij wierden na
geipoord.
Ik hebbe reden om te denken, dat 'er andere
lieden te paard tot zijnen dienfl: bij der hand
waai-en,· alzoo 'er nu en dan drie of vier ver-
fcheidene perfoonen, van-booger ftaac dan kneg-
ten , aan eiken kant der koetze bij ons galo-
peerden : Dog hij bemo^ijde zig niet met dezelve;
en ik waste veel overftelpt van droefheid, v^ër-
mengd met verontwaardiginge, om eenige yraagen
te doen omtrent dezelve, of iets anders.
Denk eens, mijne waarde, welke mijne gë-
da^ten vvaaren bij het uittreeden uit de- Koetze;
Λ 3 daar
-ocr page 67-4
^aräk meman4 yan mijne e|genei«ßexe.bijVmijhad^
geen kleederen dan dip ik aan.hi^d, dje^weinig
gefchikt tot zulk eene ^eize als gedaen
had,· en nog doen moeft : Nogkap nog hoed,
nog iets dan eene neusdoek om mijn , hals en
iehpuderen; Ter dood toe afgemat: Mijn geeft
31 Gg meer vermoeid^ dan mijn lighaam: En de
paarden zo vol fchuim, dat elkeen in 4e Her-
berg , daar wij opleiden, gifte [Zij konden niet
anders denken] dat ik een jóng ligtvaardig ichep-
zel was,'die van haare vrienden was/weggeloo-
pen. « Dit was ligt _te zien, uit hun geluifter en
gaapen; en daar kwamen beurclings ook meer
van het huisgezin ibinnpn, dan tot; den dienft
jioodig waaren. , ' - ' >
De vrouw van her hdis, welke, hij tot ^nij
binnen zond, wees mij een ^nder vertrek aan·,
en ziende» dat ik aan 't bezwijmen- toe was;
bragt ze mij hartshoorn en water;,en ging toen
heen, op mijn verzoek om voor een halfuur te
worden alleen gelaateu: Want ik ,vond dat mijn
hart aan 't berften toe was, teiwijl ik.alles met
mijne gedagcen naging: En zo, dra zij wegs was,
de deur hebbende toegeflooten, viel ik op een ou-
den grooten ftoel neder, en liet ^en'geweldigen
vloed van traanen loopen; 't welk, mij eenige ver-
ligtinge gaf. . ,
De Hr. Lovelace zond^ eer dan ik wenfchte,
de juffrouw boven, die mij, uit zijn naam, ver-
zogt, om mijnen Broeder bij mij toe te laaten, of
zelve bij hem beneden te koomen: Want hij had
haar verteld. Dat ik zijne Zufter was; en dat hij
mij tegen mijn wü ? cn ongewaarfchuwd, gehaald
had
fi
h
/.
^iuiJÉi,----
Juffer CLARISSA HARLOWE. i; t
' liad van het huis, eéns vriends,^ jdaar ik den gehee-
ien winter geweieil. w.as, .om,voor te koomen dat
ik tegen de toeftemminge .van r^mijne -vrienden
trouwde; naar welke hij mij nii bragten; dat ik,
alzo hij mij geen tijd gegeven had om- rcis^gewaad"
- aan te doen, grootlijks op hem' veriloord avus.
Dus, mijne waarde, wicrd uwe rondlijkc',
uwe openhartige vriendinigedwongen -i^ijne Vertei-
linge fchijn te-geeven; hetweik jiiij,trouwens te
beter vlijde,- om'dat ik in eenigen>tijd uiet.in ftadc
was om te praaten, te fpreeken, of mijne oogGn
op te flaenj en-dus kon mijne neerflagtigheid, en
droefheid, en ftilzwijgen, bij de juifrouW'en haa-
re nigt, die mijjoppailen, ^zeer wel voor eene
knorrige l^uij doorgaen. · , . ί
Al zo het vertrek, waarin ik.mij bevond," ëe-
ne ilaapkamer was, verkoos ik;,ó?.ar beneden ■ te
gaen, op zijne herhaalde boodi^nap, .vergezeld
van de vrouw des ljuizes, naar dat waarin. Kij was.
Hij naderde mij met grooten eerbied,! de broeder-
lijke beleefdheid egcer niet. te ;buiten gaende^ daar
een broeder beleefd is; en.>mij Zijne allerliefite
•Zufter noemende, vraagde hij mij hoe ik'te moede
was; en hoopte dat ik het hem vergheven zoude·;
want nooit had een Broeder eene "^Zuiler half zq
'lief, dan hij mij. 'i'')
Een fchobbejak! ■ . -i. Hoe natuurelijk' wift
hij het charaéter aan te neemen'/^'daai· ik hét'mijne
geheel was kwijt geraakt,! -
Onbedagtzaame fchepzels' hebben, eénigen
trooft in de bekrompenheid .van:hunn& ai{i:Hgten ;
en in hunne onbefchroomdheid'j' .ensddt 'zij iiièt
verder zien dan het tegenwoordig oogehbiik :· Kore-
A 4 «»b
-ocr page 69-De HISTORIE van
om, dat zij onbedagtzaam zijn l —;... » j· Maaf
voor iemand van mijn peinsagtig geftel, die ge-
wend is om vooruit te zien, tot het mogelijke zo
wel, vXs tot hti waarfchijnelijke^ welken troofl:
kan ik dog in mijne overleggingen vinden?
Dog laate ik u de bijzonderheden mededee-
len van ons gelprek een weinig voor en na ons,
avondmaal, ze beide in een fmeltende.
Toen wij alleen waaren, verzogt hij mij (ik
kan niet anders zeggen, dan met alle tekenen van
cene vuurige en eerbiedige tederheid), om beter
met mijzelve, en op hem te vreede te zijn: Hij
lierhaalde alle de geloften van eere en onfchen-
baare genegenheid, welke hij mij ooit deed : Hij
beloofde zig geheel van mij te laaten beftieren iu
eiken ilap in toekoomende. Hij vraagde mij ver-
lof om voor te ftellen, Of ik verkoos om anderen
dags naar eene van zijne Moeijen te vertrekken ?-
Ik zweeg ilil. Ik wift niet wat mij te zeggen,
nog wat mij te doen ftond.
Of ik verkoos, dat mij eene heimelijke en
afgefcheidene huisvellinge bezorgd wierd, in de
nabuurfchap van eene dier beide Ladys, gelijk ik
jeens van gedagten was ?
Ik zweeg nog al ftil.
Of ik ook verkoos te gaen naar eene van de
beide'Hoflleeden van Lord M. die in Berkfhire,
of die in het graaffchap, waarin wij waaren?
Naar een logement , zeide ik , waar ook ^
daar hij niet zijn zoude.
Hij.had Dh beloofd^ bekende hij; en hij
fOU heiliglijk zijn woord houden, zo dra hij be-
yond dac oUe. gevaar van agterv-oJgii^ge over was;
en
fti
%
Itß
t J- . .1
fn ik een verblijf naar mijn zin gekreegen had.
Dog, zo deplaatze mij onverfchillig waare, was
London de veiligfte, en daar men beft kon ver-
holen blijven. En alle zijné bloedverwanten »zou-
den mij daar koomen bezoeken, zo dra ik?zoix
goedvinden haar toe te laaten. Z'ijm Nigc Char-
lotte, bijzonderlijk, zou mij gefohelfchap koomet^
houden , indien ik haar daartoe ontvangen-wilde,
zo dra als zij in ftaat was om uit te gaen. Oi>-
dertuiTclien, wilde ik gaen naar Lady Elifabet
Lawrance's (Lady Sara was eene zwaarmoedige
vrouw) ik hou de welkoomilo gaft zijn, die ze
ooit ontvangen had.
Ik zeide hem, dat ik niet genegen was om,
(onmiddelijk, althans, en in die gelleldheid waar-
in ik was, en waaruit ik waarfchijnelijk niet zo
fpoedig geraaken zoude) naar eene van zijne na-
beftaenden te gaen: Dat 'er mijn goeden naam
aan gejegen was, dat hij zig van mij afzonderde:
Dat, zo ik eenige afgefcheidene hiiisvellinge
kreeg (hoe geringer, hoe minder verdenkinge on-
derworpen , alzo het zou bekend zijn, dat ik mee
zijn toedoen waare weggegaen ; e» men onder-
ftellen zou, dat hij mij van een ruim beihon voor-
zien had) zoude meeil: en met mijne ziniijiiheid,
en met mijne omftandigheden · avereenkoomc-n:
En dit zou beft: kunnen gefchieden, dagt ik, zo ik
op het land bleef, bij naar d^ Stad ging. En het
kon geen kwaad, hoe ras men wift dat hij daar was.
Zo hij gevoelen mögt uiten, zeide hijj
was het, dat naderaaal ik niet genegen was om te
gaen naar eene van zijne bloedverwanten, Lern-
4on de eenige plaatze ter· wcreid om zig re
Α 5 fchuil
I VN
•i ■
-ocr page 71-ke . De^HIISTORIE van
.fchüil te houden.tx Elk nieuw inkoomeling in een
of vlek ten.platten lande, verwekt nieuws^
^gierigheid: Eene perfoon van mijne,gedaante [En
hij njaakte mij dies wegen veel complimencen] zou
.jaog meer verwekken. Boodfchappen en brieven
zelf,· daar geen plegten gebragt te worden^ zon^
den te wege brengen dat 'er onderzoek gedaen
wierd. Hij had nergens eene huisveilinge be-
zorgd, onderilellende dat ik verkiezen zoude on^
of naar London te gaen, daar men aan gerijüijk-
heden van dien aart in een uur tijds geraaken kon·«
de; of naar Lady Elifabets; of naar Lord M,'s
Hofftede in Hertfordshire, daar eene voortreffelij-
3{e vrouw, Juifr. Greme, huisboudfter was, eene
diergelijke als mijne Norton.
, Zekerlijk, zeide-ik, zo ik agtervolgd wierd,
•zoude het in hunne eerile drift zijn; en het huis
-van de eene of andere fijner nabeilaenden zou de
plaatze zijn, daar zij verwagten zouden mij te vin-
den --- Ik wift niet, wat mij te doen ftond.
Mijn welbehaagen zou hij zig nasr fchikken,
zeide hij, welk het ook zijn mögt. Alleen dat ik
mögt veilig zijn, was alle zijne bekommeringe. Hij
had een logement in de ilad; dog dat durfde hij
niet voorflaen. Hij wift, dat ik daar meer zou te-
gen hebben, dan ik kon hebben tegen te gaeiji
naar Lord. M's, of naar Lady Elifabets.
Buiten allen twijffel, ■ antwoordde ik , op
zulk eene verontwaardigende wijze , dat het hera
eenen overvloed van betuigingen deed voortbren-
gen , dat hij wel verre was van dat voor teilaen, of
le wenfchen dat ik het aannam. En hij herhaalde
iiogmaal. Dat mijne Eere en Veiligheid alles was,
waar-
■ ff'.
il
Α·
■ i
ψ
?
i
y Λ
m
JuFF^ ^LARISSA 'HARLO WE. ^
waaromtrent hij zig bekommerde; mij verzekeren?
de, dat mijn wiliin Q.p2;igc^ VQor hem eene
Wet zpu zijn.^^.^v^. : ■ ,
Ik was al te gemelijk , en al te zeer be-
drukt, en inderdaad al te zeer tegen hem o.ntiloo-
ken, dan dat ik iets wel ^ou opneemen het geei^
hy^zeide. ,, . · - ;
Ik agtede mij, zeide ik, ten uiterilen oh.^
gelukkig. Ik wift nibc wat befluit te neemen:
Mijn goede naam nu, zonder twijiFel, ten eenen
maal bedorven zijnde: Onvoorzien van kleedcren \
•pngefchikt om van, iemand gezien te worden;
Mijne behoeftigheid zelf, gelijk ik hßt noemen
mögt, mijne dwaasheid openbaarendeaan ieder die
mij zag; die onderftcllen zoude dat ik verfchalkc
waare, of mij onbehoorelijk had bloot gegevtn;
en dat ik nog. magt had over mijnen wil, nog
over mijne daaden: Dat ik niet andere kon den-
iv mee mij gehandeld:
'ken, of hij had'arg
■ . ■' D.vit hij fcheen de nette maat van mijno
zwakheid genomen te hebben, zo als hij kon
onderftellen , gegrond op mijne Jongheid en
Onbedrecvenheid : Dat ik hep mïjzelve niet
vergeeven konde, dat ik bij hem was gekoomcn :
Dat de druk van mijn Vader en Moeder, bij dee-
ze gelegenheid, mij door het hart ging; Dat. ik
de Wereld, en alle mijne hoope in dezelve'er wel
om wiide geeven, dat'ik nog in mijns Vaders huis
mögt zijn, welke mijne behandelinge ook ge-weeft
Avaare : Dat ik^ hij moge zulke betuigingen en ge-
loften doen als hij wilde, iets laags en eigenbaa-
tigs in zijne Liefde befpeurde, dat hij. kon toeleg-
den om .een jong fchepzel 4us te noopen tot het
op-
-ocr page 73-De HISTORIE van
' opofferen van haar pligc en confcientie: Daar ie-
mand i, gedreeven van eene edelmoedige Liefdé,
het voorwerp daarvan moeft zoeken te believen
en dienil te doen in alles, wat "weezenlijk haare
eere betrof, en tot vreede van haar gemoed kon
dienen.
Hij luifterde zeer aandagtig naar alles was ik
zeide; niet eens mij onderneemende in de reden
te vallen. Zijn antwoord op ieder iluk, genoeg-
zaam in dezelve orde, toonde zijn geheugen,
„ Hergeen ik gefproken had, zeidehijmij,
„ had hem zeer emftig gemaakt; en op dien trant
,, zoude hij antwoorden.
„ Het fmertede hem in zijn hart, te vinden
„ dat hij zo weinig deel had in mijne gunft, of
,, vertrouwen.
Ί /
„ Wat mijnen Goeden Naam belangde (hij
5, moeil: gantfch ronduit tegen mij fpreeken) die
„ kon niet half zo veel nadeel lijden door den ftap,
„ welken ik mij zo grootlijks beklaagde gedaen te
3,, hebben, dan door de opfluitinge, en de niet
„ min dwaaze dan onregtvaardige behandelinge,
,, welke ik van mijne nabeibenden ondergaen
,, had: Dat elks mond vol was van befchuldigin-
5, ge tegen hen, bijzonderlijk tegen mijn Broeder
„ en Zuiler; en van verwonderinge over mijn ge-
„ duld: Dat hij nogmaal moeft zeggen, hetgeen
„ hij meer dan eens, geloofde hij, aan mij ge^
„ fchreeven had, Dat mijne vrienden ?elve ver-
5, wagteden, dat ik eene bekwaame gelegen-
„ heid zou waameemen om piijzelve van hunne
„ vervolgingen te bevrijden; waarom floocen zij
„ mij anders op? Dat mijn verheven charate.
jfiTiiiriiii
-ocr page 74-Jürrfe«. CLARISSA HARLOWÉ.
^ gèiijk hij het noemde, mij nog wel in agtingé
,, zou doen blijven bij dengeenen, die Mij ken^
„ den; die mijnsen Ztifiers beweégre-
„ denen wiften; èn die den vent kenden, welken
„ zij mij dwingen wilden te heenien.
„ Wat de KleederèH aanging; Wie, zo alä
„ de omftandigheden dér zaaken waaren, kort
„ verwagten, dat ik in ftaat zou zijti óm eenige
,, andere mede te neemen , da4%élkè ik ó^ dien
5j tijd aanhad? Wat ïkjegenwoordig van noodeii
had om te gebruiken of te draagen, daarvan
„ zoudèn alle de Ladys zijner familie eere ftellen
„ jn mij te voorzien: \n tóeköómeii4ê\ was het
weeTzel van de befte gétöuwen, niét alleen ^irt'
,, Engeland, maar door de geheelé wereld
„ mijn dienlt*, . , r,^.;- '
. i» 2o.,ik. gèbrek ύύη ge^ä h^d, gelijk'ik^On-·
„^geiwijffeld mbeft helDben, hij zou het zig tor
„ eere rekenen mij-hetzelve te'vervullen. Behadgi*^
5, de het den hémel, dat hij zig mögt Vermeetert'
„ ^om te hoopen,^ dat*ei ttlaaf een belang tuflchen'
j, ons waaré! „ ; ' -
'En daarop zoude hij gaaim gehad hebben;''
dat ik een Bank-brleije van een honderd Ponden-
had aangenomen;"hetwelk hij mij, zonder dat ikj
het^merkte, in de hand ftak: Dog hetwelk, ik'i
móogt gij wel veraekerd zijn, met ijver afïloeg. t!
„ Het gaf hém, zeide hij, eétte onültipreeV
„ kelijke fmerté en verwonderinge ,; mij tehoören,
'heggen, dat. hij arglißgUjk Bij'mij gehandeld^
„had. Hij, kwam met opzet, volgens mijne Z'^-*
vefiigde o}i)Rcmniinge u \pl^ j9bohiieiak ^ ' ddt^
bij mij dit mg verwijtm zoüd€ Q. oia mij vhn'
« m ip
-ocr page 75-liiijnë vorvolgéreii té verloiTen; eh verwagteäÖi
wéinig dat ik van gévöelen veranderd zijn;-
jj én'dat hij zo veel zwaatigheid '^ou hiebben om-
mij ovief te haaien; als hij ontmoet had: Dat«
ik miiTchien mogt^denken, dät zijn voorflagOm-
jyjnéi mij in dén^^ te gaen, en mijne bloed-
„ verwanten te zamen onder de oog& te treeden
■ éeii', i' Dog /zo· ik dit dagt;«
deed ik hem'pngëlijk: Nadiemaal hij tot deeze^
üürc tóe, ] aangezien mijne óngêrneene ' mis^-
3," iiöëgdhéid,' tóet ató^^^ dät ik-
heiri had töegeftaeh '^om mij naar éinneh'té'Vër*^
zijhrftelr(%èlï· 'eeü·
jJ'gedreigd gievayyon^ oögën te zien.^ Drei-
gei'sl^ düar iif ä^"|eife^enheid 'HfeBb^n ^m hurtnë
Η <
v 1
•gl,
Ί'
jj>\"^éribonen ip mijné;famili&· wä^ \z6 wanhöo'·«
pig ds hij kou "'gémiakt zijil' door, mijn^ te^ rüg'
5, k^ren) zoiide hij mij tot in^hüis vergezeld het-'
'Dus isi inijné Waarde, hëigeèh' ik te doèn'
hebbe
ik^mijzielve öhveiltjhópnè^
Dl ivuua I luci. < UI UI Λυα uc ccuc ui iiiiucic uuuac
lift verzonnen ,hebt).fη pm mij,.weg. te voeren, bij-*
aidièn ik op êêdèn iiiiddernagt ^aare bij hem^ge^-
lioorrien, gelijk ik é^s 'en andermaal van gfedag^'
t^n Vas om tè'döénV'en dat zoü^-hóg 'verfchiikke-*
lijikér zijm'·^^^"" '" · ' ^^^ ^·
Hij
Jüffeä'CMRISSA HAl^LOWË. ïy-
Hij beflöot dit gedeelte Van zijn geij)rék nïec'
te zeggen Dat hij niet twijifelde, οΓζο hij mij^
„ naar binnen vergezeld had , zoude hij'èr naar''
„ elks gevoelen zo wel zijn afgeraakt, dat ak;
„ gemeën verldf iiou gekréegeri'hebbènV'om zii-»"
j, ne bezoeken tè hernieuwen.,» .
Hij ging vo'ört —Hii"moeil:Jzo^ilouc
„ zijn öni mij te/zëggeif,4af h^^ bè^zoék vari'
„ deezeii' äart^'|Óu hebben a%élegd (hoewel'vér-*·
gezeld vah\erfcheidenë"^zijnér gctrpuivé vrien-if /
„ den) waaié^ik bij heni'gfekóömen/eri.'dai«
„ wel dien zelvên namiddag"^ ^ant hij konjttieé''
„ onverfGliillig den vreeMijkeh Woensdag laatéii^
„ koomerii^ ponder 'eenige poo'gjhge te doeri'iinii
i, hen vari.beiiuit te doen Veranderen. ' . i
Wat'-is dbi; met zülkeii mail'té döeri,' niiine^
waarck! ^ncra γ,π: ^ r ■ v.r: ,,
Dat Ijij derhalven öm mijnentwille
„ als om zijns 2eifs willé Ëad'om
, fchen ^ ' dät' men ^ ondernömënlhad om''ëétlF2c> ■
κ
, 'S·
k
zeide hij f' dat.' groote'^ 'einden' iómfijds;' b'eifelkt«
i'y worden dobr^die midäeleÄ zelf", apö/VérfkeP
men geVagl' had dezeïvè/ te Ved^^^ "
'Mijn ^VëgenwoWdige'tóe^^^ z'eker,'.da^t
ik; verfchäft iekiie droeVise'^iiröef van deeile Waa^-
liPifll "·' -- Vmi^Jv?· ■ ,
Ik zwèdg' deèzeti g^Hëeien "tijd ilil.'^IMijaè:
ja^Ti^^ naai^' Vmèc
m
De ϋΐδΤΟΙΙΪΕ vak
itieen was afgemat, en mijn moed tot niets gé-
daald, met de befchóuwinge zelf vaii dè befte
vqoruitzigten met zulkeri man.
Die gaf hém gelegenheid om voort te vaaren:
En dat deed hij, rtog eén èrnftiger wëezen aannee-
mende.
„^Wat belangde hetgeen hem nög verdere-
verig was om te zeggen , ter beahtwoordinge
,, van hetgeén ik gezegd had, hoo{)te hij dat ik
„ het hem vérgeevön zoude; dog bij zijne ziel^
„ hét was hem leed, oneindig leed, herhaalde
hij (terwijl zijne koléur rees en zijne fteiil
zig' verhefte) /dat hét müdig voor hem waarè
^aan té merken, hoé Veel liever ik verkoos
het gevaar geloo|)én te hebben van Solmes
VfoüMy'^ te Wpirdén dati hét in mijne magt
tê heÏben eeneri'man te belohnen, die, ik
moeit het hem te goede houden y zo veel ge-
hoond was om »i/}»^«/halvén, als ik om zij'
»^«/iklVéii die gepaft had op mijne beve-
li
I
η
Η
>9
99
„ lén , en (vergeef het mij, Madam) op èlkè
v^randerlijkê trek van uwe pen, tei' aller uure,
allerleij weder,' en meteénebereidwilligheid'
5, en .Vuürigheid Welke niets dan dé getroüwfté
„ en onderdaanigrte hUrtscogt kon inboezemén. ,,
„. ' Nu'begon ik , mijne waarde ^ tot een wei-
ïilg ijveriger aündägt te vefléevéndigén,,-^—
„ En waartoe dit-alles, Madam? „ ---
Hoe keek ikj want hij hield een oogénblik of twee
ftii — „ Jlleen y gmg hij voort, u, ovef
„ teliaalen dat gij u bevrijden zo'udt.,van onedel-
möédige en fftpoBèfOnderdrukkinge
^ jf
l';
rMije
; I i;
il ;
.. ί
ύύ
Juffer CLARISSA HARLOWE. i; t
Mijn heer, mijn heer! zeide ik raetveront-
tiraardiginge. --■ i r
, „ Hoor mij maar uit, allerlieflle Madam! —·
•j, Mijn hare is vol --- Ik moet uitfpreeken, wat
„ ik te zeggen hebbe —Te moeten hoo-
,, ren (want uwe woorden zijn nog in mijne oo-
„ ren ^ en in mijn hart!) dat gij de wereld, en at-
5, Ie uwe hoop in dezelve^ vné. zoudt willen gee-
j, ven, om nog in uws onbermhartigen en liörfen
3, Vaders huis te moogen zijn --
Geen woord^ mijn Heer, tegen-mijnen Va-
der !--- Dat zal ik niet verdraagenr-----—-
„ WelkeyOok uwe hehandeiingemogtgeweeß
zijn: -En gij bezit eene ligtgeioovigheid.
Madam , tegen alle waarfcliijnelijkheid , zo gij
gelooft dat gij zoudt ontgaen . hebben -van Sol-
mes vrouw te worden: Dat ik u genoopt heb-
be tot het apoferen van-uw Ρ ligt en Confcien^
,, fie- Nogthans, allerliefil fchepzeli ziet
9) gij niet, hoe uwe ijvervlaag uonverhoedsUzelve
3, doet tegenfpreeken, daar de tegenkantinge, die
9) gij tot het laatfte toe getoond hebt, ,om uwe
vervolgers te verïaaten , uwe Confcientie ge-
zuiverd heeft van alle zelf het minfte verwijt
5, van deezen aart? ^^ ? , ^
O mijn'Heer ! mijn Heer! zijt gij Man zulk
een woordenvitter ? Is uw toorn u zo weinig
ernft , dat gij u met uitdrukkingen ophoudt?
ïtlderdaad , mijne waarde , ik hebbe zedert
gedagtdat zijn toorn niet voortkwam uit die
fchielijke impetus^ * die niet ligt kan beteugeld wor-
den ; maar eer eene zoort van handelhaaren tóórn
IIL Deel. β w^
f»
»
' ;3'i
9>
J>
^ ·
-ocr page 79-■ 8 De HÏSTORIË vam
aanftonds gedaen- —- Hebbe ik niec, naar
uw gevoelen, mijn leeven gewaagd om u van
onderdrukkinge' te verloiTen? -- Hange
egter mijne vergeldinge , na dit'alles, niet aan
een zijden draad? -- WantMadam, bebt
gij geen bedingß met mij gemaakt (en, hoe
hard de voorwaarde ook zij, ten heiUgßen
zal ik ze in agt neemen) dat alle mijne hoo·
pe nog verre van huis moet zijn ? Dat gij
5, vaft bëflooten hebt het in uwe 'eigene magt te
5, houden, mij te hegunßigen of geheel te ver^
5, floaten, naar het u zal welgevallen ? „ —— \
Zie eens, mijne waardei In allen opzigte is'
mijn toeftand tot'erger veranderdί Is het wel in
mijne magt om uwen raad te volgen, al keurde ik
dien nog zo goed (a)? ---
En hebt gij nii^t'verder verklaard, vervolg-
,, de hij, dat gij belooven wilt om mij voor aU
,, toos vaarwel te zeggen, indien uwe vrienden
(a) Clariila is berifpt, als of nf zig tegen den Hr. Lovcla-
ce, in hun cerfte gefprck te Sr. Albans, en naderhand, altc
koel, coj zelf troci. ecdroeg. , Die gcdagt hebben,, dat zij in
<3it opzigt was te befchuldigen, hebben , zekerlijk, met geen
l?ehoorcIijkc aandagt bp jhet Verhaal geler. Hoè vroeg, gelijk
feoven,': en iti hergeen onmiddelijk volgt, erinnerr hij haar'de
voorwaarde van zig niet met hem in re laateo, ]|welkc zij hem
had voorgefchreeven, voóFdat zij in zijne magt was, op hoope
'van^ene deur ter Verzoeninge'ifiet "haare Vrienden open te laaien ^
■waaróp haar hart gefteld was? Èn hoe looslijk belooft hij
(zonder dat het gevergdiwicrd) dc voorwaarden in a^t te nee-
men , van welke zij, ui haare tegenwo&rdige omftandighc-
<leQ (volgens dcij taa4 van Juffer JrJowc) hem gaafn zou ont-
flft«
'Was, welken hij denlöflen toora gaf om mij fchrik
aan te jaagen. -
V,· Vergeef mij, Madam - Ik hebbe zo
5»
5>
3»
'jï
}>
35
5»
a>
η i
3»
'V '
i ,1
i!
(I. I
m
Ρ ΐ
op zulk 'een wreed affcheid dringen^ als dé
voorwüarde om zig met u te verzoenen ? „
Dog niettemin, Madam , zal alle de ver-
dienfte Van u bewaard te hebben vopr eenen
„ haatelijken dwang, geheel de hiijne zijn.lk ftel-
5, ie daarin mijn r^oem , fchoon ik u voor eeuwig
y, moeft verliezen --Gelijk ik zie^ dc^ maar
ii al fe 'waarfchijmlijk is, uit uW tegenwoordig
Vï misnoegen; eri inzonderheid, zo uwe vrienden
dringen op' de 'voörwaarde, welke gif gereed
'iy 'zijt in te willigen.' '
- Dat gij uwe eigene mèéfleres i:ijl i^öof
mijn behulp, dit zegge ik nogmaal, is mijtl
^^ roem. y^ls zodanig·^ fmeéke ik nederig om
■„ uwe günfi:- En dat alleen^ónder de voor^
5, waarden^ welke ik hehhe ingewilligd om
,, daarop te hoopén. --- Gelijk ik nu dus nede^
„ rig [dê hoogmoedige fchobbejak op eëne knié
vallende] fméeke' om uwe vergiiFehis ^ dat ik u·
we ooren zo lang hebbe öpgëhoüdén , en zulk
eene onbewimpelde taal gevoerd,' Welke ik nlijri
rond en open hart niet kon bdettén te<üiteil
5, met mijne'lippen. j,
Ό mijn Heer, fta dóg öp! .r-r-v. Laät de
Verjiligte knielen, zo een van ons'knielen moet!
1-Dog ga, niettemin, niet voort op deezen
itrant, verzoeke ik u. Gij hebt zeer-t^^i/moeite
'ilagen hebben? ■ Öm biet tc Tpreckcn väb dc gebelgd-
heid , welke z\\ nöodiaakclijk tooncn moeft» over de wijze
op welke hij haä^ had weggevoerd, om hem de opregtheid tè
doen blijken van hdare weigeringe om mei hem heen te gacn.
Zie, in haaren volgenden Brief aan JufFcr Howe fio, V· baatc
eigene gedagten ovct dit onderwerp.
•omtrent mij gehad: Dog hadt gij mij in tijds laa-
ien weeten, dat gij daarvoor verwagtedt beloond
te worden ten koile van mijnen pügt, ik zoude u
daarvan veel befpaard hebben.
Verre zij het van mij, mijn Heer, de waardij
van eene zo buitengemeene verdienfte te verklei-
nen. Dog ik moet zeggen , waare het niet ge-
weeft om de verboodene briefwiiTelinge , waarin
ik door uw aanftaen was ingewikkeld ; en waar
mede ik niet had aangehouden (terwijl ik voorhad
eiken Brief, van veele, den laatften te doen zijn)
dan om dat ik dagt dat gij ongelijk leedt van mijne
vrienden ; ik nog opgeflooten, nog kwaalijk behan-
deld zou geweeil zijn : Nog zou mijns Broeders
vuige geweldenaarij eenen grond gehad hebben om
op te werken.
Ik ben verre van te denken, dat het zo wan-
hoopig met mij geftaen zou hebben , als gü u ver-
beeldt, indien ik 'er gebleeven waare. Mijn Va-
der beminde mij van harten: Hij wilde mij te voo-
rea niet zien; en ik verlangde alleen om hem te
zien, en gehoord te worden; en een uitflel van
zijn vonnis was het minile, dat ik verwagtede van
de te regtilellinge, welke ik ondergaen zoude.'
Gij beroemt u op uwe yerdienften , mijn
Heer: Laat verdiende uw roem zijn·. Niets anders
kan mij tot u trekken. Indien de aanmerkinge
■van leeß en geßalte van het voornaamft gewigt
bij mij waare, het zij ten nadeele van Solmes of ten
uwen voordeele, zo zoude ik mij zelve veragten;
Indien gij u zeiven daarop verheft ^ boven den
perjoon vaa den armen Solmes, zal ik ti verag-
ten!
io
lÉÉii
teiiï'Wit· Γ if/rtiieäfeaafea
jüffer CLäRISSÄ HARLOWE. 5 t
Gij moogtuwÏoem ftellen in Uwe ingebeei-
de vefdienften van mij weg te voeren : Dog' de
oorzaak ^n u^en roem , zegge ik u regtuic, is
miim fclmnde.
Zoek u een regt op mijne agtinge te verkrij-
gen , hetwelk mijne goedkeuringe meer kan weg-
dmgeii; of anders zult gij zo veeï verdienfte niet
bij mij hebben, dan gij hebt bij uzehe, '
Maar dusdoende, mijn Heer, gaen wij, ge-
lijk het eerfte paar (terwijl ik , ten minften, uit
mijn paradijs gejaagd ben) aan het befchuldigen
van eikanderen. Gij zult mij niet meer behoeven
te fpreeken van hetgeen gij Geleedm hebt, en van
uwe Verdienßen! - van uw ter Aller uure^
en in Allerlei] weder ! Want ik zal die dingen
in geheugen houden zo lang ik leeve; en indien
het onmogelijk voor mij zij dezelve te vergelden,
altoos gereed zijn om de verpligtinge te erkennen.
Alles wat ik nu van u begeere, is, dat gij het aan
mijzelve overlaat om naar een heimelijk verblijf
om te zien: Om de koets met u naar London, of
elders heen, te neemen: En zo ik uwen bijiland
en befcherminge verder van nooden hebbe , zal ik
het u te kennen geeven , en nog verder aan u
verpligt zijn.
Gij zijt ijverig, mijn waardfte leeven! -
Dog inderdaad daar is geen reden -voor. Had ik
eenige oogmerken, welke mijner getrouwe Liefde
jegens u onwaardig waaren, ik zou zulke verklaa-
ringen van eerelijkheid niet gedaen hebben.
Daarop begon hij weder te zweeren op de
opregtheid van zijne oogmerken. ,
Dog ik brak het kort af met deeze ilreek':
Β 5 Ik
at DE.HISTORm jtaki
Ik wil u gaam gelooven , mijn Heer. Het zon
onverdraagelijk zijn flegts te gnderftellen, dat 'ey
-noodzaakelijkheU waare tot zulke pittige verr
tlaaringen [Hierop fcheen hij zijne jagten te
verzamelen3 gelijk ik zeggen mag, tqt meer om-
zigtiglicjd]. Indien ik dat dagt, zoude ik hier
3iiet-bij u zitten, in eene Gemeene Herbergver-
zekere ik u, fchoon ik looslijk herwaards gevoerd
ben, voor zo veel ik vveete, door middelen (Gij
moet mij excufeeren, mijn Heer) welker vermoe-
den flegts , mij naauwlijks toelaat geduld te heb^
iDen jegens υ qf jegens mijzelve. -——— Dog
hiervan nu niet meer : Laat mij , verzoeke ik u,
goede Heer ^ mij buigende [Ik was zeer Epornig !']
laat mij flegts weeceti, of gij voorhebt mij te verr
laaten ; dan of ik alleen uit de eene bewaaringe
<pntylugt ben in de andere ί
Looslijk herwaards gevoerd^ ioor zo veel·
gij weet, Madam! U laaten weeten (en met die
houdinge ook, die zeer fraaij was, maar mijn hart
doorfneed!] of gij alleen uit de eene bewaaringß
üntvlugt zljt in de andere -- Verbaazend!
'volkoomen verbaazend ! En kan het noodig voor
mij zijn hierop te ancivoorden? - Gij zijt vol-
llagen uwe eigene mecfl:eres. ---Het zou
zeer vreemd zijn, dat gij het niet waart. Op het
cogenblik dat gij in eene veilige plaat ze zijt ^ zal
ik uverlaaten. Geef mij flegts verlof^om tot ee-
ne voorwaarde uwe toeflemminge te verzoeken;
Het is dit: Dat het u behaage, nu gij zo volkoo-
melijk in uwe eigene magt fl:aet , eene belofte te
vernieuwen, welke gij te vooren vrijwillig
gedaen hebt; vrijwillig, anders zou ik nu niet
be*
r-
JüFFER GLARISSA HARLÖWE.
Jjéilacn zulks'te begeeren ; want fchoonfdk niét
gaarn zou'worden aangezienvodriemand , die door
toegeeven ftouter worde en fteeds meer inpalme*,
nogthans kan ik de gedagte niet verdraagen^ dat ik
den grond verliezen zoude, welken uwe goedheid
mij reden gegevea heeft om te' hoopen dat Ik ge-
wonnen had; „Dat, "welk verdrag gij ook'mét
,, uwe vrienden moogt aangaen , gij nooit ee-
„ nigen anderen man zult trouwen , temijl ik
5, leeve en ongehuwd ben, ten zij ik zo' ondeu^
„ gend moge zijn, dac ik u^nieuwe oorzaak va»
5, groot misnoegen gave. „ ^
Ik ftae geenzins in beraad om deeze belofte
te beveiligen, mijn Heeronder uWe eigem'voor-
waarde. Op welke wijze verwagt gij, dat ik 'ze
beveftige? ' ■ . ^^ipitml
Alleen door uw woord, Madam. «
Dan beloove ik u het nooit te zullen doeni^'''
Hij had de vrijpoftigheid (ik was nu ih zijns
magi) van mij te kuifen als ter verzegelinge vati
mijne belofte , gelijjc hij het "noemde. Hij' deed
dit zo fchielijk , dat ik daarop niet bedagt was:
Het zou naar gemaaktheid gezweemd hebbeil
daarover zeer toornig te zijn 5 egter konde ik heÊ
met geen genoegen opneemen, dit als eene aatß
vanglijke vrijheid aanmerkende, van eenen zó
ftouten en indringenden geeft: En hij kon wel zien
dat het zo niet was.
Hij liet dat alles voorbijgaen met' een Wee-
sen hem bijzonderlijk eigen---—— Het -Is ge-
noeg , allerlieflle Madam I Eh mag ik u* nu -bid^
den om maar deeze vreezelijke-ongeruilheid té
Β 4 ver-
....
-ocr page 85-^ DE HISTORIE VAN
verwinnen, welke mij te veel doet dugten dan dat
mijne jaloerfe liefde het kan draagen ; en alle mij·^
He pooginge zal zijn om uwe gunft te verdienen,
.en om u de gelukkigfte vrouw ter wereld te maa-
ien ; gelijk ik dan de gelukkigile man zijn zal.
Ik feheidde mij van hem af, om mijnen voor-
^aenden Brief aan u te .fchrijven ; maar weigerde
dien te zenden door zijnen knegrgelijk ik u te
kennen gaf. De vrouw des huizes hielp mij aan
een befteller , die hetgeen gij hem zoudt geeven,
brengen moefl: op de Hofïlede van Lord M. in
Hertfordshire, gerigtaan Juffr. Greme, huishoud-
lier daar ter plaacze. En vroeg in den morgen
zouden wij, uit vreeze van agtervolgd te worden,
onze reize derwaards voort zetten : En daar
had hij voor, de koets met zes paarden te verwifler
len tegen eene chaife met twee paarden van hem-
zelven', welke hij op die Hofftede had, als met
ivelk rijtuig wij minder gouden in het oog loo-
pen.
Ik keek mijne kleine voorraad van geld eens
over; en vond dat het niet meer was dan Zeven
Guinies en eenig zilvergeld: Het overige van mij-
aien voorraad was maar Vijftig Guinies, en dat vijf
tneer dan ik dagt dat het was, toen mijne Zufter
mij tartte omtrent de fomme die ik in kas had (a) i
En die liet ik in mijn leiTenaar, weinig denkende
om met hem voort te gaen.
Mijn geval is inderdaad bezet met eene menig-
te van aanftootelijke en onfmaakelijke omftandighe-
den. Onder anderen was ik genoodzaakt om hem re-
4den te geeven, die wift dat ik geen kleederen kon
heb-
(a) ZicD. I. Br. 44,
Μ
Wh
hi
liV
ιϋϋ
idiffil
ei
hebben, dan die ik aanhad, hoe ik linnen bij ukwani
te hebben (want hij kon niet onkundig zijn, dat ik
daarom zond); op dat hij zig niet verbeelden zou-
de, dat ik al vroeger van voorneemen ge weeft was
om met hem door te gaen, en datjk mij dus
daartoe ten deele bereid had.
Hij wenfchte van gantfcher harten, zeide hij,
om den vreede van mijnen geeft , dat uwe Moe-
der mij haare befcherminge wilde verleend heb-
ben; en gelijk hij zig deeze zaak ter harten nam^
zeide hij zijne meeninge daarover met geen min-
der vrijmoedigheid.
Daar zijn , mijne waarde Juffer Howe, eene
menigte van pointilles en decorums, over- welke
een jong menfch moet heen ftappen, die in eenen
toeftand als den mijnen, eenen man tot den ge-
meenzaamen opwagter van haar perfoon maakr.
Ik konde nu, dunkt mij, wel redenen geeven, fter-
ker dan eenige die ik te vooren gemeld hebbe,
waarom juffers van de minße kiesheid nooit be-
hoorden te denken om het gevaar en de oneere te
ondergaen van den ftap te doen, waartoe ik ge-
fleept ben, dan met verfoeijinge en afgrijzen; en
waarom zij den man, die hen daartoe in verzoe-
kinge zal brengen, als den fnoodften en liefde-
looften verleider behoorden aan te zieii.
Voor Vijf uuren (des Dingsdags ogtends)
kwam de dienftmaagd boven om mij te zeggen,
dat mijn Broeder gereed was, en dat het ontbijt
ook in de zaal naar mij wagcede. Ik ging naar
CiiKTiT
-ocr page 87-té 'DE HISTORIE VAM ^
beneden met een hare alzo zwaar als mijne oogerf^
en ontving groote dankbetuigingen en compliinen-
len van hem, dat ik zo fchielijk gekleed, en ge-
reed was (gelijk hij het uitleide) om onze reize
te vervolgen.
Hij was bedagt geweeft, waarom ik niet ge-
dagt had, (want wat had ik te doen met denken,
die niet had kunnen denken, wanneer ik dat meeft
„van nooden had ?} om een fluweelen kap voor mij
te koopen, en een fchoudermantel, omboord met
zilver, zonder daarvan iets tegen mij te zeggen.^
Hij moeit zigzelven beloonen, zeide de liiHge in-
kruiper, in tegenwoordigheid van de hofpita en
"baare meiden en nigt; cn zou zijne mopije iluur-
fche Zufter eens kuiTen! - Hij kreeg zija
loon; en, zo hij zeide , eene traan daarnevens.
Terwijl hij mij verzekerde, nog al in haare tegen-
woordigheid [een fnoode fchobbejak!] dat ik niets
had te vreezen van onder het gezigt van Ouderen
te koomen, die mij zo dier beminden. --
Hoe kon ik vriendlijk zijn, mijne waarde
tegen zulk een man ah deezen?
Wanneer wij in de koets gekoomen waaren,
en dezelve begon voort te gaen , vraagde hij mij,
of ik 'er iets tegen had dat wij den weg namen
naar Lord M. 's Hofllede in Hertfordshire ? Zijn
Lordfchap , zeide hij, was op zijne^ andere in
Berkshire.
Ik zeide hem, dat ik, als nog , niet verkoos
mij te begeeven tot iemand van zijne nabeilaen-
den ; want dat zoude eene openbaare tartinge te
kennen geeven van mijne eigene. Mijne verkier
zinge was, eene afgefcheidene huisveftiuge te zoe-
ken ,
ÏÏr-
. llV;
Juffer CLARISSA HARLOWE. jï^
( t"
|ien , en wat hem belangde, dat hij zig van mij
afhield: Ten minften, tot dat ik hoorde hoe de
dingen bij mijne vrienden wierden opgenomen —
Want , Tchoon ik maar weinig hoope had op
eene Verzoeninge, zo als de zaak nu flond; in-
dien zij egter willen, dat ik onder zijne beicher-
mingewas, of onder die van eenige zijner vrien-
den (hetwelk men als dezelve zaak zou aanzien)
zoude 'er- geen plaatze voor eenige tioope in 't ge-
heel zijn.
Ik zoude hem beilieren naar mijn welbehaar
gen , verzekerde hij mij plegtiglijk, in alles.
Dog hij dagt nog dat London de befte plaacze
voor mij was, en als ik daar eens jveilig gekoo-
men was , en eene huisveftinge naar mijn zin
gekreegen had, wilde hij zig naar M. Burg begee-
ven. Maar alzo ik London niet goedkeurde, zou-
de hij daarop niet verder dringen.
Hij floeg voor, en ik gaf 'er mijne toeilem-
minge aan, om te pleiileren in eene Herberg in
de nabuurfchap van Het Jagtveld ^ (Gelijk hij
Lord M. 's Hofil^de in dit Graaffchap noemde) na-
demaal ik niet verkoos om derv/aards te gaen.
En ik kreeg twee uuren voor mijzeive; welke ik
hem zeide, dat ik zou doorbrengen met eenen
anderen Brief te fchrijven aan u , (meenende mijn
verhaal, het welk ik, fchoon grootlijks afgemat,
te St. Albans begonnen had) en eenen aan mijne
Zuiler, om de familie te berigten (hetzij ze zig
des bekommerden, of niet) dat ik wel was; en te
verzoeken , dat mijne kleederen, eenige bijzondere
boeken, en de vijftig guinies die ik in mijn lefle-
naar geiaaten had, mij gezonden mogten worden.
Hij
-ocr page 89-il De historie van
Hij vraagde, Of ik wel bedagc had, op wel-
ke plaacze ik ze moeft laaten beftellen ?
Neen zeker, zeide ik iiem: Ik ben onbedree-
yy
:
'iU
ven in
Zo was hij ook, viel hij 'er tuïïchen in; maar
het fchoot hem bij geval te binnen.
Schelmiche praatjes-maaker!
Dog, voegde hij 'er bij, ik zal u zeggen,
Madam, hoe men het beleggen moet -Zo
gij niet verkieft naar London te gaen, is het
niettemin beft, dat uwe nabeftaenden denken dat
gij daar zijt; want dan zullen zij volftrektlijk waii-
hoopen om u te vinden. Zo gij dan fchrijft, ge-
lief hen het adres te laaten maaken, Om voor u
gelaaten te worden aan het huis van Mr. Osgood
nabij Soho-Square. Mr. Osgood is een man van
naam: En dit zal hen zonder fout blinddoeken.
Hen blinddoeken , mijne waarde ! --
Wie blinddoeken ? -Mijn Vader ? mijne Oo-
w
ifu
ψ '
Ui ^
ï k
Fii
Dog het moet zo gaen!
men: --
AUerleije middelen heeft hij in gereedheid^ ziet
gil·
Ik had hier niets tegen in te brengen: En op
dien voet hebbe ik gefchreeven. Dog wat ant-
woord , en of ik wel eenig antwoord in 'c geheel
zal krijgen, dat maakt mij niet weinig beangft.
Hiermede kan ik mij, evenwel, trooften, dat
zo ik een antwoord krijge , en fchoon mijn Broe-
der daarvan de Schrijver zij, het niet onmêdoo-
gender kan zijn dan de behandelinge, welke ik ee-
nigen tijd lang van hem en mijne Zufter ontvan-
gen helbe.
De Hr. Lovelace bleef omtrent anderhalf uur
uit
I' 1
Juffer XLARISSA HARLOWE.
uit; en kwam toen in; met ongeduld aan mij bo-
ven zendende, niet min dan viermaalen, om toe-
laatinge te verzoeken. Dog ik liet hem evenveel
maaien boodfchappen, dat ik hezlg was ; en ein-
delijk, dat ik zo zou zijn, tot dat,het middagmaal
gereed was. Hij dreef toen hetzelve voort, gelijk
ik nu en dan van hem hoorde, met een hartlijkea
vloek tegen den kok en knegten.
Dit is eene andere van zijne volmaaktheden.
Ik waagde het naderhand hem eene ftreek te gee-
ven over zijne vrije woorden, toen wij aan tafel
zaten.
Hem hebbende hooren zweeren tegen zij^'
nen knegt, toen hij beneden wa^ , welken hij
niettemin bekent een goed knegt te zijn: Hec
leeven van deeze Herbergiers, zeide ik, is ee^
droevig leeven, mijnHr. Lovelace.
Wel neen; zij hebben het'vrij wel, geloove
ik -- Maar waarom dunkt u. Madam;, dac
knaapen, die op andermans koften eeten en drin-
ken, of zij zijn flegte Herbergiers, medelijden
verdienen ?·
Om de Soldaaten, die zij genoodzaakt zijn te
inkwartieren; welke in *t algemeen, geloove ik',
overgégevene booswigten zijn. Zegen mij? zei-
de ik , hoe hoorde ik ,,'^ζο even, een derzelvcr
zweeren en vloeken tegen een zedig zagtzinnig
man, naai· dat ik uit zijne zagte ftem, en bezadig-
de antwoorden oordeelde —;- Te regt
maakt men het tot een fprèekwoord-— Hij
vloekt als een landsknegtX
Hij beet op zijn lip;ftond op; draaide op zij-
ne hiel; trad naar den fpiegel; e» met eeiie^i/n/-
' ^..... ^ " - ■ ρψϊ*
-ocr page 91-3
De HISTORIE vai?i
pofligé befchaamdheid, indien ik zo mag zeggëti^
kijkende, Ja, Madam, zeide hij, deeze krijgslui
is een volk dat droevig zweerti Mij dunkt, dat
hunne (officiers hen daarover behooi-den te kaitijden;
Ik ben wel verzekerd dat zij kailijdinge ver-
dienen , antwoordde ik : Want Zweeiren is eene
zeer onmanhaftige ondeugd, en Vloeken is al zo
laag en armhartig; nademaal zij des booswigts
onvermogen , en zijné boosheid tevens aan den
dag fteiien; want, kon zulk een ftraffen naar hij
'fpreékt, hij zou een bo'oze geeft zijn» '
Eene charmante aanmerkinge ^ bij tnijn ziel,
Madam!- De eerfte krijgsman, dien ik hooré
zweeren en vloeken . "
een Onnianhaftige j
bloed hij is.
Juffr. Gi-eme kwam om mij' haar älenß te
bieden , gelijk de Hr. Lovelaee het' noemde; en
iiield fterk bij mij aan om ten hüize Van haaren
Lord te koomen; mij te kennen gëèvende, wat al
fraaije dingen Zij haaren Lord, en zijne twee Nig-
ten é, en de geheele familie van mij had hooren
zeggen ; en hoe zeer zij zedert eenige 'maanden
gewenfcht hadden om de qqvq , welke zij nu hoop-
te dat hiin allen haafl: zou gedaen wordeUi
Dit gaf mij eeni^ gènoegen , als waardoor
ik uit den mond van een heel goed IJag van eene
Vrouw beveftigd wieiid omtrent alles'^ wat de Hr.
jLovelace mij beri^t^ hadp_ ^"' ' '
Op mijne vraagë näar eert afgezónderli logé-
ment, raadde zij mij aan éene fchoon-zuftei· van
haar, agt miilen daarvandaan -——— Daar ik nu
fcené 'Én hetgeen mij'te beter geviel, was, dat
' ' de
, Η
dien zal ik beduiden wat
wat een arrnharmt
en
.V
riv
Iii -
ι
ρ s
JuFfER CLARISSA MARLOWE. |i
w
'de Hr. Lovelace (voor welken ik kon zien dat S
oneindig veel ontzag had) haar , uit eigene be*
weeginge , verpligtede om mij op de chaife te
vergezellen; terwijl hij zelve te paard reed, mee
zijne twee knegten , en eenen van Lord M. 's.
En hier kwamen wij omtrent Vier uuren aan, ' ,
Dog gelijk ik u in mijn voorigen te kerinea
gaf, de huisveftinge is ongerijflijk. De Hr. Love-
'lace trouwens had 'er ook zeer veel op tegen : En
zeide aan Juffr. Greme (die gezegd had dat z^
met onze waardigheid niet overeenkwam) dat de-
zelve zelf niet haaien konde bij het berigt, 't welk
2ij 'er van gegeven |had. Alzo het huis wel een
mijl was afgelegen van een dorp , was het niet
raadzaam voor hem, zeide hij, om zo verre van
mij af te zijn, of 'er iets gebeuren mögt: En eg-
ter waaren de vertrekken niet genoeg afgeilooten
en van een gefcheiden , dat ik daarin behaagen
^ou hebben, was hi} wel verzekerd.
Dit moefl: van hem koomende aangenaam ge-
noeg ziin, zult gij wel gelooven.
Juffr. Greme en ik hadden* veel te praateti
over hem op de chaife: Zij was zeer onbedwoii^
gen en vrij in haare antwoorden op alles, wat ift
vraagde; en is, naar ik vinde, van een zeereriï-
ftigen inborft. - -
Ik gaf haar aanleidinge om de volgende ζαλ^
ken te melden; waarvan een gedeelte niet ongé^
lijk is aan het geen Lord M. 's afgedankte Rent
meefter te vooren zeide; waaruit ik belpeure; däi
alle de bedienden een gelijk gevoelen van hert!
hebben. ^^
„ Dat de Hr; Lovelace een edelmoedig tnaü
1 V
I;
'32 / DE HISTORIE VAN
was: Dat men bezwaarelijk kon zeggen, of de
bedienden van haars Lords familie hem meer be-
minden of vreesden: Dat haar Lord groote ge-
negenheid voor hem had : Dat zijne twee
edele Moeijen niet minder van hem hielden:
Dat zijne Nigten Montague zulke goe-
daartige jonge Ladys waaren, als "er im-
mer leefden : Dat Lord M, en Lady Sara
en Lady Elifabet hem verfcheidene Ladys
hadden voorgeflagen, voor dat hij zijne vrije-
rij bij mij maakte; £n zelf naderhand ; toen
zij wanhoopten mij en mijne vrienden ter zijner
gunfte te beweegen —-- Dog dat hij geen
99
jj
99
yy
Sf
9*
5>
5>
9t
5>
5»
9>
3>
i'
^ <
,1'
W I
'Y
β '
gedagten, had om te trouwen in 't geheel, had
zij hem hooren zeggen, zo het niet waare met
mij: Dat haar Lord zo wel als de twee La-
3?
99
>9
99
)\ Λ
i ρ
if 1
ii
99
dys zijne Zufters de kwaade behanjlelinge zeer
ter harten namen , welke hij van mijne fami-
lie ontving: Maar met hooge agtinge voor
3, mijn charaftèr waaren ingerromen , en wenfch-
j, ten dat hij met mij trouwde (al fchoon ik geen
,, fchelling zoude medebrengen) meer dan met ee-
nige andere, van wegens het gevoelen dar zij
hadden van den invloed, dien ik op hem heb-
ben zoude. Dat, zeker ijk, de Hr. Lovelace
een wild heer was: Dog wildheid was eene
kwaaie die zigzelve wel zou geneezen. j Dat
haar Lord zig vermaakte met zijn gezelfchap,
wanneer hij het maar krijgen konde: Dog dat
„ zij dikwijls overhoop raakten; en zijn Lordfchap
„ was altijd genoodzaakt' het gewonnen te gee-
j, ven; — Ja hij was half bevreesd voor hem, ge-
loofde zij; wautde Hr. Lovelace deed dog zo als
he;
5?
-ocr page 94-Jufper CLARISSA HARLOWÉ. S5
^ het hera göeddagt; Zij mengde'er dikwijls een dui-
„ zend jammers tuiTehen in^ dat hij niet leefde naaf
de talenten, die hem gefehonken waaren ——^
,, Nogthans beweerde zij, dat hij fchoone hoe-
,, danigheden had om eene Hervorminge óp
„ te grondveften; en, als die gelukkige dag kwam
alles zou vergoeden: En hiervan waaren allë
j, zijne,vrienden zo verzekerd, dat zij om geert
3, ding zo ernilig wenfchten^ dan om zijn troU-
jj wen. „
Dit-, hoe flegt het ook zij, is beter dan mijfi
Broeder van hem zegt*
Het volk van het huis alhier zien 'er eerelijk
uit én zijn vlijtig: Mrs. Sorlings is de naain van de
vrouw. De boerderij is wel voorzien , en hec
'gaet haar Wel, Zij is eene weduw; heeft tWeë
zoonen, reeds volwaflen , die tegen elkandereii
ijveren v/ie het nieeil zal werken om het gemèêne
belang te bevorderen; en zij zijn beide , zie ik
reeds , befcheidener tegen twee zedige jonge
vdjilers^ hunne Zuilers, dan mijn Broeder tegen ii^-
ne Zlifter was.
Ik geloove, dat ik hier langer moet blijven j,
dan ik in den beginne gedagt had; ^ - i
Ik behoorde gemeld te hebben 4 dat voör dat
•ik hiernaartoe afreed, ik uwen vriendlijken Brief
(a) ontvingv Alles is vriendlijk wat van eene zó
dierbaare vriendin koomt, ^ ,
Ik bekenne, dat, na dat ik u mijn Volftrckc
vaft befluit had doen weeten om niet met hem
weg te gaen, gij wel verfteld mögt ftaen, toefi
gij eerft hoordet dat ik metterdaad gegaen Was.
. III öeei C On-
(a) Zie D. ir. Br.
" .V··;.
-ocr page 95-ί
" De HISTORIE VAii I
Onze lieve Heere izegene mij, mijne waarde»
ik kan zelve, bij wijlen, naauwlijks gelooven,
dac ik het ben, die verleid ben toe het doen van
zuiken vreemden ftap!
Ik hebbe niet te beter gevoelen van den Hr,
Lovélace wegens zijne onmaatige woordenrijk-
heid.- Hij iß al te vol van betuigingen. Hij zege
al te veel mooije dingen, van mij, en aan mij.
•Waare eerbied, waare hoogagtinge, dunkt mij,
is niet in woorden gelegen: Woorden kunnen die
niet uitdrukken: Het ftilfwijgend ontzag, het
nederig , het befchroomd oog, en zelf de ftoo-
tende ftem, toonen die veel beter, dan, gelijk
cnze geliefde Shakespeare) zegt,
De ratelende tong , Me ßout, en los, en
wuft.
Nooit in zijn viingejprek verbijßert^ wart 3
efzuft.
De man is inderdaad zomtijds geheel in het
Ekßatike; 1 eene van zijne fpreekwijzen: Dog,
tot mijne fchande en bcfchaaminge , moet ik zeg-
gen , dat ik maar al te wel weere waar aan zijne
verrukkingen zijn toe te fchrijven. Met een woord,
het is aan zijne Zegepraal^ mijne waarde. En
het daaraan te wijten , ilelt misfchien even zeer
mijne ijdele inbeel^nge ten toon, als het^mijne
dwaasheid verooideelt. I
Wij zijn ontrufl: door het denkbeeld van ag-
tervolgd te zullen worden , gegrond op eeneft
Brief van zijnen overbrenger.
Hoe wettigen of verdoemen verfchillende om-
ßan^
s
s ^
l''
k/
V'i·
i'iiii
•■•I's
li pi
'i
-ocr page 96-jjffïti CLARISSA tiARLOWËi
handigheden dezelve daad! --- Welke ^org
behooren wij te draagen om de ondérfcheidingéii
van regt en onregc niet doot elkanderén te iticn-
gen^ daar het ons Zelvcn betreft! ■ ·■ ·—^ Ik
veroordeelde in den Hn Lovélaee hetomkoopeu
van eenen knegt mijns Vaders; en nii geeve ik
gaarn eene zoort van gdedkeuHnge ύάη ter zijd'e
äan die misdäad, dooi· Van hem te verneemen, wat
hij, langs deezen of eenigen anderen wég^ hoorÈ
Van de wijze ^ waafop mijne nabeftaenden mijn^
.vlugt opnamen; Êerié liiet voordagt beftokene^
gewillige, en looilijk verborgene vlugt, móet hec
hun ongecwijiFeld toefchijnen. Hoe fmertlijk is
dat bni'er aan te denken! Hoé egter kan ik» 2p
als mijnè omßändtgheden nu zijn, hbn beter on-
derrigten?
Zeer zwaar wordt het bij hen opgenomen >
zegt hij; dog zij toonen niet zo veel droefheid ^
dan woede. En hij kan naaüwlijks zijn geduld be*
Waaren , als hij de bitterheid en dreigementen
hoort van mijnen Broeder tegen hem; i)us legt
hij dan eene verdienfte bij mij in mee zijne Ver^
draagzaamheid.
Van welk een genoegen ben ik befoöfd,
tïiijne vVaardile vriendin, wanneer ik te rug denke
op mijne onbedagtzaamheid! O dat ik het nog in.
mijne magt had om te zeggen, dat ik eer onregt
. leed, dan deed hetgeen niet regt is I Dat aridere
meer te kort kwamen In hunne genegenheid je-
gens mij, dan ik in mijne onderdaanigheid (daar
.ik onderdaanigheid verfchuldigd was) jegens
hen!
Foeij mij! dat ik den Verleider Unte ge-
^ . j Ca ViQet
moet Eenaen! -— Alles mag zo gelukkig af-
loopen als het nu kan, ik hebbe voor mijzelve
'wroeglnge opgelegd ^oor mijn geheele leeven.
Hetwelk mij nog meer ter harten gaet, is,
dat ik elke reize, als ik deezen man zie, nogmeer
verlegen ben, dan te vooren , wat ik van hem
niaaken moet. Ik paiTe op elke veranderinge van
zijn weezen: En mij dunkt, ik zie daarin zeer diepe
trekken. Zijn gezigt heeft meer te beduiden,
denke ik waarlijk, dan het plegt ; egter is het
niet erniliger; niet min vrolijk -- Ik wee-
te niet hoe zijn gezigt ftaet ---Dog daar is
heel veel meer vrijpoftigheid in, dan voorheen 5 en
«gter ontbrak het hem nooit daaraan.
Dog dus is het 'er mede gelegen: Ikbefchou-
we hem nu met vreeze, als bewuil van het ver-
mogen, 't welk mijne roekeloosheid hem over mij
gegeven heeft. En wel te regt mag hij zijn ge-
zigt verheffen, daar hij mij beroofd ziet van alle
die onderftelde waardigheid, welke eene perfoon,
die aan eerbiedenis gewend is, cieraad en deftig-
heid bijzet; cn die nu haarer minderheid bewußt
zig bekend overivonnen te zijn^ en in eeneji
ftaat van verpligtinge, gelijk ik zeggen mag,
aan eenen man, die van eenen nederigen dienaar
om haare gunft verzoekende , de ontzaglijkheid
cn het weezen van eenen befchermer aanneemt.
Ik zal deezen , gelijk mijnen voorgaenden,
zenden door eenen armen man , die dagelijks
reifl: met zijne kleine kraanierij. Hij zal denzel-
ven brengen ten huize van Juifr. Knollys, gelijk
gij beveelt.
Zo gij iets hoort van mijn Vader en Moe^
' der,
^iÈü
-ocr page 98-i
Juffer CLARISSA HARLOWE. ψ
der, en van hunne gezondheid, en hoe mijne
vrienden waaren aangedaen van mijnen ongelukki-
gen ftap, eijlieve wees zo goed dat gij mij ceu
weinig regels fchrijfi: door den brenger deezes,
indien gij kunt weeten dat hij daarop wagt.
Ik fchroome u te vraagen, Of gij, na het lee-
zen van dat gedeelte mijns verbaals , 't welk gij
reeds in handen hebt, oordeelt dat'er eenigezoorc
van verfchooninge te vinden is voor
i', in Uwe ongelukkige' .
li' CL Α RH SSA η α r l o w
- i ''! · i'
pe Hr. LovzhACE y aan ]an Belford,
. Schildkn,^ ■. ,r·
. . ; Iii-,' ; :·■''"-f
Dingsdag en PFoensdag^ den ii
enii van Aprih \
Gij vordert van mij mijne belofte, dat ik zo
pmftandig zal zijn, als {mogelijk is, omtrent alles
wat tuflchen mij en mijne Godin voorvalt. Waar-
lijk, nooit had ik doorlugtiger onderwerp, waar-
ever ik mijne pen kon oeffenen. ■ ^En daarenbo-
ven , hebbe ik ledigen tijd want naar lm are
goedgunftigheid zoude het al ZQ^pweijelijk γοοΓ^ηιί]
zijn tot haar te naderen, als^voor jden nederigikn
Haaf tot eenen OofterfcheniMpnarch.. j Niets,kan
'er dan ontbreeken, dan genegenheid"^om te fchdjr
ven: En nademaal uwe vrientTfchap, en verpliif^
C
tend
-ocr page 99-ψ DE HISTORIE VAi^ :
eend gezelfchap in hec Wit Hert mij verleend, Dä^
gebrek onverfchoonelijk zou maaken, zal ik trag-'
ten mijn woord te houden.
Ik ging van u en uwe broederen iif, mot
een volkoomen beiluit, gelijk gij weet, om wedep
t)ij u te koomen, zoo zij mij nogmaal te loor ilel-
de, met oogmerk om dan te zamen (gevolgd van^
onze knegten, om te meer vertooninge te maa*
lien) te gaen naar den norfen Vader; en gehoor
te eifchen van den dwingeland wegens de vrijhe-
<ien y welke hij tegen mijn gharaóter gebruikt
jheefc. Kortom , om door ordentÜjke middelen,
7.0 'er ordentlijke middelen konden helpen, hem
van beiluit te doen veranderen; en zijne bekoo^
ïelijke Dogter béhandelen met minder onmenfch-
^ijkheid, en i^i^y met meer befcheidenheid. . ^^
^ ' Ik gaf u mijne redenen te kennen, waarom ik
niet ging zien, of 'er ook een Brief van affchrijvinge
lag. Ik had gelijk; want zo ik dat gedaen had,
zoude ik zulk eenen gevonden hebben ,· en had ik
dien gekreegen, zou zij niet bij mij zijn gekoo^
anen. Dagt zij, dat ik, na meer dan eens te loor
feileld te zijn, haar niet vaft aan haare belofte zou
ouden; dat ik haar zou los laaten , nn ik haar
zo verfe had ingewikkeld ?
Op het oogenblik dat ik de deur hoorde ont-
grendelen, hield^ ik mij van haar verzekerd. Die
beweeginge deed mijn hart tegen mijne keel fprin-
gen. Dog wanneer die gevolgd wierd van de te-
genwoordigheid mijner Bekoorfter, mij met eenen
ftroom van glans eensklaps befchijnende, heel lief
Ijekleed, fchoon gantfch niet bereid tot eene rei<-
: ^ ze.
i.9
CLARISSA HÄRLÖWE.
trad ik in de lugc, en kon η aauwlijks denkeu
dat ik een llerveling was. ?
Ik zal u laaten oordeelen over haare kleedin-
ge, zo als zij, op het óogenblik dat ik haar eerft
aanfchouwde , mij voorkwam, en gelijk' zij,
naaukeuriger gadegeflagen^ weezenlijk was. Ik
ben,,weet gij , een Critijk omtrent der vrouwen
kleedinge. Menig eene hebbe ik zig leeren k!ee-
den en helpen ontkleeden. Dog daar is iiilk ee-
ne aangeboorene keurlijkheid in deeze Lady i dat
zij alles overtreft, wat Iki mij overtreffende
verbeelden konde. Daerenboven vercieri: haarè
perfoon meer het geen zij draagt, dan de kleedinr
ge haar verciert; en dat is haare voörcreifelijk-
heid. ■ -^· ;;^ ■•'s^ro ί^ί bv-'i
Verwagt derhal ven eene flaaiiwe fchets^yan
haare verwonderenswaardige perfoon te gelijk niet
haare kleedinge. ! ' , . :·
Haar vleefch (want evenwel, vleefch?'en
bloed denke ik dat zij is) gelijk als wafch , door
zijne tederheid en vailheid, is een obderpand van
haare friiTe gezondheid. Dikwijls hebt 'gij mij 'den
lof hooren uitmeeten van haare verfien.ge'daante.
Nooit befchouwde ik van mijn leeven een vel z®
luißerrijk fchoon. De Lelij en jaagende Sneeuw
is beuzeltaal om van tepraaten: Haar iLinnen^en
haare Kanten mögt men daarmede wel α vergelij-
ken : Miiar welk een gewittede wand zou eene
juffrouw fchijnen te zijn ^ die een koleur fcrad/ wel'-
ke zulke onnatuurelijke vergelijkingen biUijkté?
Dog deeze Lady is geheel gloeijend, gèheel her
koorelijk vleefch en bloed; en nogcharis zo
klaar, dat elk krenkende aderde zien isάή allè
C 4 haft-
iMiMrTiiiii'i ι r- '^^ίπ'ίΐίΐϊΊττ·^^ tu
-ocr page 101-De historie van
haare beminnelijke doelen , welke de gewoonte
ppelaat om gezien te worden.
Gij hebt mij ook hooren befchrijven de gol-
vende Knallen van haar blinkend haiir, 't wdk nog
konil nog poeder noodig heeft; van zigzelf een
pieraad, 't welk alle andere vercierzelen tart ;
dertelende aan en om een hals die bov-en alle
befchrijvinge fchoon' is. . " ■ ■ ί
- Haar hoofd-dekzel was een mutsje van Bra-
ijandfche kant, bijzonderlijk gefchikt naar het be-
3ioorelijk weezen en de trekken van haar gelaat.
Een' hemels-blaauw lint ftak daarop' af. Dog
fchoon de lugt eenigzins fcherp wa&, had zij nog
3iap nog,hoed op; want behalven dat zij gaarn wat
hard is over zigzelve (waardoor, en door eene
a-egt voörbeeldlijke maatigheid, men erkent dat
zij aan een van natuure teder geftel eene fterke en
frifle gezondheid heeft bijgezet) fchijnt ze een
oogmerk f gehad te hebben om mij tetoonen, dat
2ij vafl: van zins was om zig niet te houden aan Ή:
geen. zij beftemd had. O Jan, dat zulk een lieve
meid zo Tphelmagtig is!
Haart morgen-japon was van bleeke geeJe zijf
^e: De opdagen en flaarijen keurlijk geborduurd
door de vingeren van deeze akoos-bekoorelijke A-
lachne, imet geilingerde ranken van violen en haa-
•je bladeren; zijnde het ligt in de bloemen van zil-
ver; in de bladeren van goud. Een paar diamanr
ten-pendanten in haare ooren. Een witte neusr
doekbewerkt door dezelve onnavolgbaare vin-
geren, ι bedekte --Ό Belford! welke nog onr
ïiavolgelijker fchoonheden bedekte die. niet 1 -^
En ik zag, den gantfchen weg dat wij reeden, het
-ocr page 102-Juffer CLARISSA HARLOWE.
aaniluitend hare (door zijne kloppende beweegin-
gen zag ik het!) danfen beneden het bekoorelijk
overfchaduwzel.
; Haare manchetten waaren van hetzelve als
Jiaar mutsje. Haar voorfchoot van het fijnrte lijn^
waad met bloemen. Haar rok geftikc, van wi?
fatijn: Van blaauw fatijn haare fchoenen , ge·^
boord met dezelve koleur, zonder paiTementen;
want wat behoeft de fraaijfte voet ter wereld eenig
cieraad? Nette gespen op dezelve. E^n aan haare
armen een paar zwart fluweelen mofjes naar hand-
fchoenen gelijkende, van haare eigene uitvindin?
ge; want zij maakt en geeft fatfoenen naar haar
welgevallen.-Haare handen fluweel van zei-»
ve zijnde, dus onbedekt om te vrijer door die van
haaren aanbidder gegreepen te worden.
Ik hebbe u verteld in welke verrukkingen ik
was, toen de afgefchooven grendel mij mijne lang
verwagte godin aanbood. -- Hßare ontilelte-ï
nis was meer zagt en vrouwlijk, na de eerile 00-
genblikken; want» toen begon het vuur van haare
flikkerende oogen in eene min fchitterende flaauw-
te te daalen. i Zij beefde: Nog will zij de ontroer
ringen te draagen van een hart, 't welk zij nooit
nog zo onhandelbaar gevonden had. Zij iland
zelf te bezwijmen, wanneer ik haar in mijne o.n-
derfteunende armen drukte. Welk een dierbaar
oogenblik was dat! Hoe nabij, boe lief nabij, de
zwoegende tweelingen! « r.
1 Uit haare kleedinge zag ik wel, gelijk ik te
vooren aanmerkte, hoe weinig zij tot ecne reize
zig bereid had; en niet twijifelende aan haar oog">
merk om mij nogmaal te loor te fl:ellen, wilde ik
C ^ ' haar
-ocr page 103-ψ' ÖE HISTORIE VAN
haar agter mij hebben voortgetrokken. Daarop
öntftond een ftrijd, de heviglle welken ik ooir
met eene vrouw gehad hebbe. Het zou uw vriend^
lijk hart zeer doen, dat ik u de oneindige moeiie
giBg vertellen, die ik met haaf had. Ik friieekte,
ik bad; op mijne knieën, en nogthans te vergeefs,
fmeekte en bad ik haar, om haare eigene opftem-
miiige te beantwoorden: En waare ik niet géluk-
kigiijk bedagt geweeft op zulk eene tegenftribbe-
linge, weetende met wie ik te doen had, ik zou
zekerlijk in mijn oogmerk gemift hebben; en al
zo zeker haar naar binnen hebben vergezeld, zon-
der u en uwe fpits-broederen: En wie weet wat
dan het gevolg had mogen zijn ?
Dog als mijn eerzaame dienaar mijn fein be-
antwoordde, fchoon niet geheelenal zo fpoedig als
ik veriJüagtede, op die wijze, op welke gij weet
dat ik het hem voorfchreef, Zij koomen! Zij koo-
r
1 ,
't II - Ïii'iBfiarar?
men
Vlugt, vlugt, mijn bemind fchepzel,
riep ik, mijn degen met veel gezwaaij trekkende,
als of ik een half honderd van de gewaandi» over-
rompelaaren wilde ter neer geveld hebben; en
haare beevende handen vattende, trok ik haar zo
fchielijk agter mij voort, dat wiyVii voeten, wel-
ken de Liefde vleugels gaf, haare voeten naauw-
lijks konden bijhouden, die van vreeze gedreeven
wierden. - En dus wierd ik haar Monarch, i
Als ik ü zie, zal ik u alles vertellen: En dan
zult gij oordeelcn over mijne moeijelijkheden, en
över haare ftijfhoofdigheid. En gij zult u met
mij verheugen wegens mijne overwinninge ovqr
eene zo waakzaame en open-oogige"Bekooriler.
Dog ziet gij nu niet (gelijk mij dunkt dat ik
ί zie)
i
-ocr page 104-mm
Juffer GLARISSA HARLÓWE. 41'
iie) de Wind-voorbijftreevende Schoone vliedeft
van haare Liefde tot haare Liefde ? —---Is *er
piet zulk een fpulletje? — Ja, vliedende vaii
vi'ienden, welke zij beflooten had niet te verlaa-
ten, tot den man, met welken zij had vaftgefteld
niet weg te gaen? - De Sexel De Sexe, h
het over al ï - Charmante concradi6lie! ■
Hah, hah, bah, hah I --Ik moet hier --
Ik moet hier mijne pen wel neerleggen, om mijné
zijdsn vafl: te houden; want ik moet eens uidaehea
m de buij mij overkoomt.
Φ'
# ^
Ik geloove-Ik geloove-Hah , hah',
hah, —— Ik geloove. Jan, dat mijne honden
meenen, dat ik gek ben: Want daar llak 'er een
van hen zijn fnuit ter deuren in, als of hij eens
keek wat mij fchorcte. Het hoerekind kreeg ook
den lach, zo als hij uitging, — Hah, hah, hah,
--Een on-hefcbaamde hond!--O Jan, wift
gij mijn inval ^ en paarde uw lach zig maar met
den mijnen, ik geloove dat die mij wel een uur
langer zou bijblijven.
Maar, O mijné aller-geliefdile Schoone,
wees niet misnoegd over de Konftenaarijen, door
welke gij vermoedt dat uwe waakzaamheid over·
Ichalkt is.---Draag zorge, dat gij mij niet tergt
tot nieuwe, die uwer nog meer waardig'mogen
zijn. Zo uw Monarch uwen val eens vaftftelt,
zult gij grootlijks vallen. Gij zult reden hebbefi-,
Σ0 dat gebeure, 't welk gebeuren kan (want waar?
otn
-ocr page 105-De HISTORIE van
om moefl: gij het Trouwen zo verre van de hand
ftellen , toe dat gij reden hadt om van mijne Her-
vorminge overtuigd te zijn, lieflte?) gij zuic reden
hebben, om meer te onvreeden op uwe Sterren,
dan met uzeive ter neder te zitten. En zo het al
eens op het ergile mögt uitvallen, zal ik u glori-
eufe voorwaarden vergunnen. Uw guaniifoen,
met Generaal Voorzigtigheid aan 'c hoofd , en
Gouverneur Waakzaamheid de agterhoede op-
Voerende, zal ik laaten uittrekken met alle eere-
tekenen aan een zo braaven weerftand verfchul-
digd. En uwe geheele Sexe , en mijne geheele
Sexe , die hooren van mijne krijgsliften, en van
uw beleid, zullen erkennen , dat de veftinge al
ZO edel gewonnen, als verdeedigd is.
„ Gij zult niet durven beftaen, dunkt mij
dat ik u hoore zeggen , om zulk eene Godin
„ als Deeze, te brengen tot een ilaat, die haarer
5, voortreffelijkheden onwaardig is. Het is onmo-
5, gelijk, Lovelace, dat gij zoudt voorhebben om
5, zo plegtige eeden en betuigingen te verbree-
„ ken. „
Dat ik het füei voorhad , is zeker. Dat ik
ïiet voorhebbe, kan ik niet zeggen ; mijn hart,
mijn eerbied vóórhaar laat het mij niet toe. Maar
kent gij mijn afkeer niet tegen den Gekluifterden
ilaat? - En is zij niet IN MIJME
MAGT?
„ En wilt gijLovelace, die magt misbrui-
ken, welke ,,-
Welke, wat, Belford ? - Welke ik niet
,verkreeg met haare eigene toeilemminge, maar te-
^i« dezelve. ^ .
. '' 3, Maar
i i .
fj* ü
ii iq
■
P'
, !
l·· )
β.» ..—-WH»«- jaï»'*'» ί
Sl-'-iii' Λ.. ■,
-ocr page 106-Juffer CLARISSA HARLOWE.
„ Maar welke gy nooic verkreegen hadt, ^
j, had zij u niet geagc boven alle mannen. „ " '
En om welke te verkrijgen ik nooit zo veel
moeite zoti gedaen hebben , had ik haar niet be-
mind boven alle vrouwen* Zo verre is het dan ge-
lijk op, Jan! En zo gij ipreekt van Eere, behoorc
Eere niet van weerkanten plaatze tè hebben? Zo
van weerkanten, fluit zij dan niet wederzijds ver-
trouwen , wederzijdfe geruilheid in ? En wat heb-
be ik dies aangaende van haar gehad om op te roe-
men ? - Gij weet den geheelen loop van on-
zen krijg: Want een krijg is het waarlijk geweeft;
en wel verre, zeer verre, ook van eenen minne-
krijg. TwijiFelingen, miilrouwen, verwijtingen
van haaren kant: van mijnen, de laagile vernede-
ringen. Genoodzaakt om zulken weezen van
Hervorminge aan-te neemen, dat elk fchurk van
jeluij gevreesd heeft dat ik mij in goeden ernfl: be-
keeren zoude. En hebt gij zelve niet menigmaal
de aanmerkinge bij mij gemaakt, hoe wanfchikke-
lijk ik tot mijne gewoone vrolijkheid wederkeer-
de , na dat ik binnen een mijl geweeit was van detf
muur van haars Vaders tuin, fchoon ik haar niec
eens gezien had?
Verdient zij niet om voor dit alles te betaa-
Jen? - Een eerelijken knaap te doen kijken
als een kwezel; wat een fnood ding is dat! · >
Daarenboven weet gij, wat ^mvaljch fchelra-
tje zij geweeft is. Hoe weinig confcientie zij ge-
maakt heeft van mij te loor te Hellen. Zijt gij
geen getuige geweeft van mijne onzinnigheid, uit
dien hoofde? -- Hebbe ik, als die op hei
boogde was, der trpuwlooze.Bekoorfter.gee^,
wraak »
-ocr page 107-En zo ik mehieedig
zijn jnoei, het zij ik haare verwagtingen beant-
woorde, of mijne eigene neigingen volge·, en in-
dien de keuze in mijne magt ilae; kan ik dan wel
een oogenbiik in twijiFel ftaen wat ik te kiezen
hebbe?
Daarbij verbeelde ik mij y uit haare omzigtig*
heid, en geduurige droefheid, dat zij eenig mis·»·
drijf van mij 'üerwagi. Ik 'houde 'er niet van, ie-
mand te loor te Hellen, voor welke ik agtinge
hebbe.
: Maar O het edel, het verheven fchepzel!
Wie kan nalaaten in twijifel te ilaen, als hij denkt
aan eene misdaad tegen haar? Wie moet geen
deernis hebben —--—
ί Nogthans , van den anderen kant, zo onwil-
Jig om het te waagen, fchoon zij gedreigd wierd
om gedwongen te worden in de huwelijks-boeijens
met eenen man, welken als eenen medevrijer aan
te merken, eene fchande voor mijzelven is! --
Zo misnoegd, nu zij het gewaagd heeft! -
Wat regt heeft zij dog tot deernis; en wel tot ee-
ne deernis, welke haar hoogmoed haar zou doen
verfmaaden?
Dog ik neeme geen befluit aan den eenen of
Anderen kant. Ik zal zien hoe haar wil werkt;
en hoe mijn wil mij voortleidt. Ik zal de Kamp·'
vegters ruim baan geeven. En egter, telkens als
ik bij haar ben, vinde ik dat zij minder in mijn&
magt is; dat ik meer ben in de haare.
Dat dwaas fchelmtje, evenwel! mij te verbie-
den om aan trouwen te denken voor dat ik een
jiervormd man ben! Voor dac de Onverzoenbaare
i'' vaa
wraak gezwooren?
»f ι,
i
. 'Hl
iV
I ί
JuFFEk CLARÏSSA HARLÓWE.
tan haare familie hunne nacuure veränderen, en'
verzoenbaar worden!
Hec is waar, toen zij 'er voor was om die
voorwaarden te maaken , dagt zij niet, dat zij,'
zonder eenige^ haarzelve zou ontfiolen 'morden ^
want met die fpreekwijze noemt het de lieve ziel,
gelijk ik u ter zijner plaatze wel eens zal vercel-
len. '
Hoe doet het mijn hoogmoed zwellen, dac
ik in flaat geweeft ben zulk eene waakzaame Be·
kooriler te verfchalken. Ik ben wel een half«l
hooger in mijne verbeeldinge dan ik was. ïk zie
nu op iedereen van boven neder. Gifteren avond
was ik nog buitenipooriger. Ik nam mijn hoed
af, onder het wandelen , om te zien of de rand
niet gefchroeid was, in de onderftellinge dat ik
eene fter van boven neer geraagd had; en voor
dat ik dien weer opzettede , was ik , uit enkele
dertelheid en om mijn luft te koelen, in den wil,
om daarmede de maan een klap om de ooren te
geeven.
In het kort, mijne geheele ziel is vreugde:
Als ik te bed gae, lache ik mijzelven in llaap: Eti
ik ontwaake of lachende of zingende -Ea
nogthans hebbe ik ook nog niets nahl} in *t oog
--- Want waarom?- Ik hen nog niet
genoeg hervormd ï
Ik zeide u toen ter tijd al, of het u nogheugt^
hoe bekwaam deeze bepaalinge was om tegen hec
overangftvallig lief fchepzel te worden omgekeerd,
konde ik haar eens uit haars Vaders huis krijgen;
®n waare ik gezind haar te ftraffen voor de niis^
^aden haarer toiile ^ en voor de oneindige
moet
-ocr page 109-'4g ' DE HISTORIE VAP«
moeite die zij zelve mij gegeven heefci Weinig
denke zij , va/i heide goede rekeninge ge^
houden behhe : En dat j ais mijn hart vermurfdj
en geheel haar eigen is, ik maar naar mijn memo·'
r 'i-aal kan gaen, en mijzelven eensklaps verhar-
den»
O mijne Bekoorfter, pas 'er op ! Laat uw
hoogmoedig weezen wat daaien ! Verhef u niet
op u'-ve Opregcheid, zo gij jegens mij onverfchil-
lig il^ wil dat nu niet verdraagen. Zijt gij
niet in mijne MAGT? -— Nog denki
zo gij mij bemint s dat de vrouwlijke gemaaktheid
van uwe Liefde te ontkennen, u Nu zal baaten ^
bij een hart zo trots en zo jaloers als het mijne^
--- Gedenk daarenboven , dat alle de zon-
den uwer familie op uw hoofd zijn!
^ \
Maar^ ach! Jan, als ik mijne Engelin zie, als
ik tot de tegenwoordigheid van deeze fchitterende
fchoonheid worde toegelaaten j wat zal van al dit
gefnork dan worden?
Dog , mijn einde zij zo het wil, ik ben ge-
noodzaakt, door uw doorzigt, fchoone, om al
fappeerende voort te werken^ Zoetjes en zagt-
jès. Een Wijf is altoos tijds genoeg ! Het trou-
wen zal altijd in mijne magt ftaeui
Als men eerft aan de Hooge-fchool gebragt
wordt, is dezelve loop van Studien in den begin-
ne , gefchikt om het Groentje tot de eene Faculteit:
zo bekwaam te maaken als tot de andere. De ge*
pie moet den toekoomenden Regtsgeleerden, God-
geleerden , en Geneesheer aanwijzen en afzonde-
ren! -Dus zal hetzelve behoedzaam be-
leid , met zulk eene waakzaamheid, dienen em
te
4
-ocr page 110-Juffer CLARISSA HARLOWE.
'te koomen tot eéne Vrouw ^ of tot Geen-Viomj,
'Als 'ik mij hefvortne , zal ik trouwen. Daar is
tijds génofeg tot het een^ tiioet de Lad^ zeggeri
Tot het ander, zegge Ik!
Maar hoé praate ik in iiec wild ί — Dit
is het, in zulken toeilanü te zijn, datiknïetweet^
nkrat befluit ik neemen moet.
Ik ίύ ü berigt geeveh Van mijne Mgingén.,
naar dät ik voortwerkë. Al wat pró eri contra is ,
zal ik u vertellen: Dog nii te vérre van het Γροοί
zijnde afgeraakt, waarmede ik bégon, 'zal ik Itó
fluiten. Ik kan, hoe het zij, elkeli dag iets fchrij··
ven, en het zenäen nanr dat dé gelegenheid zig
aanbiedt.
Niettemin zal ik , in alles wat ik fch'rijvé;,
geen agt geeven op zamenhang, naaukeurigheid ^
bog iets dan op mijnen eigenen koninglijken wil
en vvelbchaagen;
^ufer Howe, aan Jufer C-larissä Har^
iowEi
Woensdag-avondi 'deè ma A^rih
Ik hebbe liw verhaal gekréegen j mijtte wsar-
ëe;. Gij zijt hetzelve edel Schepzel, *twelk gij
altijd waart. Bof en verbloeminge , boven kon^
iienaarij, booven alle pooginge verbeven oiö eelt
^ifllag te veffchoonèn.
ill. Deel, D Wc
-ocr page 111-De HlèTÖRiË va^
Uvve fatnilie is, zekerlijk, de eenige ter we*
reld, die zulk eene Dogccr cot zodanige uiterften
Itüh gëdréeven hebben.
Maar gij nioèt niet zo zeer al te goed zijn
-Jgn opzigt van hen, en van het geval.
'^'V Gij legt de fchuld zo eigenlijk en to ommê-
dogend op uw koomen hij hem^ dat 'er niets over
dat onderwerp kan worden bijgedaen van uwe
érgfte vijanden, zo zij te zien kwamen hetgeen gij
geichreeven hebt.
Ik ben niet verwonderd, nu ik uw verhaal
gelezen hebbe, dat een zo ilout, zo loos een
man —-- Ik ben genoodzaakt af te bree-
ken ■ ,
Gij hieldt het veel beter en knger uit
Daar kooiBt al weder mijne onruilige, agterdogd-
ge Moeder!
Wees niet zo gram op u zelve. Hadt glj'
toen ter tijd het beil niet op het oog? Wat uw
eerden misflag belangt, het beantwoorden van zij-
ne Brieven :^ het kwam genoegzaam u ten laile de
behoedinge van zulk eene familie op u te neemen,
daar derzelver Voorvégter als een dolleman , ge-
lijk hij deed , gehandeld , en zig in gevaar ge·*
bragt had.
Bulten uwe Moeder, die geen eigen wil meer:
¥
I
I''
Η
Γ\
^iaiiÄ^·
·
-ocr page 112--JuFFE^ CLARÏSSA HARLOWli. .fè
fieefr, is 'er wel iemand van -hen die redelijk ver*
i'tand bezit? ~—u·. ;·,'_.
Vergeef het mij ^ mijne waatdè - ?Daaif
is die ^iompert , uw Oom An'tonij ; Een benioeij*
al, eigenzinnig , ilijfhoofdig '— Hij l^wani
hier gifteren ^ met eene vreezelijke verbaasdheid;
en poeilede en blies, en ilompvoetede ovei-.onä
voorhuis en zaal heen en weer, terwijl hij böveii
wierd jiangediend. i ; .n jw.;)·
- Mijne Moeder kleedde éig. Deeze weduWéii
zijn al zo ilijf en puncfg als de oude vnjers* Zij
zou hem om de gancfche wereld niët in,haar fe·^
'hablllè willen zien ——- ^at kan zij daar-
mede dog meenen ?
Zijn boodfchap was om haar tegen ü op - te
zetten, en hunrte onverzettelijke woede te tooneii
'ov^er uw y/eggaeh. Dé uitkoomft bewees maar al
te baarblijkelijk, dat dit het voornaain einde vaii-
i^ijn bezoek was.
Het miiTeiijk fchepzel verzogt haar alleeii te
-fpreéken. Ik ben aan zulke iiitiluitingen niet 'ge-
wend, wanneer mijne Moeder eénig bezdek önt-
Toen zij was ultg6ßr'ookin, kvvam zij bij heni
beneden. Zij flooten zig in 'de kamer op. Do·
twee ftijve hoofden wierdch bij malkanderön ge-'
Icgd --—-- Wel digt bij malkandcirert ,, bnder-
iklle ik; want ik Itüfterde; maar kbhde. niets .on-^
derfcheidenlijk' hooren, fchöon zij het belde heej
drok fcheenen te hebben.' ^ . , , ^
ik was, eens of tweeiliaal; zeer in den wil |
om hen de deur te hebben doeh opehen. Kon ik
Veirzekei'd gevveeil zijn van iiiij niuar taamëlijk be-
η De HISTORIE van.
Pf
zadigd te houden ^ zoude ik verzogt hebberi oiil
binnen gelaaten te worden. Dog ik vreesde ^ το
ik dat verworven had, 'dat ik zou vefgeeren heb'
ben dat ik in mijns Moeders huis was, en 'er voof
geweeit zijn om hem 'ei uit te jaagen. Te koo-
jnen om uit te Vaaren en te lafteren tegen mijnë
\vaai-dile, allerwaardile, onfchuldige vriendin! en
die raazende laileringen aan te moedigen^ en mis-
fchien daarin mede aan te ipannen , om zigzelve
te regtvaardigen ; de een, dat^ hij medegewerkt
heeft om die waarde vriendin ui^ haars Vaders huis
te drijven % de andere ^ dat zij haar eene, fchuil-
plaatze voor eenen tijd geweigerd heeft j tot dac
tie Verzoeninge kon zijn te wege gebragt, op
welke haar pligtmaatig hart gefteld was; pn toe
welke het der Liefde, die mijne Moeder altoos tot
u heefc voorgegeven ^ betaamd zou hebben,
hdare bemiddelinge aan te wenden — Kon
ik mij wiel langmoedig gehouden hebben!
Dc uitkoomß , gelijk ik zeide, toonde wat
de boodfchap was ■■ ··■·'■ Het eerfte voorkoo-»
men , na dat de oude mottige vent was afgetrok-
ken [Gij moet mij excujeeren , mijne waarde^
was met eene zoort van donkere, Harlowe-agti-
ge afkeerigheid in mijne Moeder; welke, na een
weinig gevoelige trekken van mijnen kant, ge-
volgd wierd van een geftreng verbod om geert
briefwiflelinge te houden*
Dit bragt ons, kunt gij ligt onderilellen, in
omilandigheden die niet al te gevallig waaren. Ik
verzogt te vveeten, of mij ook verbooden was van
u cc droomen? — Want, mijn,lief, gij neemt
alle^
in
Ψ'
■ fe
U
ίί
ψ ν
Α'
Juffer· CLARISSA HARLOWE.
alle mijne yuren iri, zo wel 4ie ik i]aape, ds die
ik waalie, ^^
Ik kan uwe BriefwiiTelinge inet uwen fchobbc1
jak in den beginne ligt door de vingeren zign (en
«gter waaren uwe beweegredenen uitmuntend)
wegens het uitwerkzel 't welk dit verbod op mij
heeft; nademaal hetzelve, zo het mogelijk waa-
re, mij u nog meer dan te voorcn hecit doen lief-
hebben ; en ik ben begeeriger dan ooit ojn brief-
wiflèlinge met u te houden. ' '
Dog ik hebbe niertemin eene veel loflijkcr
beweegreden--— Ik zou mij zelve de onwaar-
digfte der fchepzelen agten, zo ik 'er toe gebragc
kon worden, om eene zo dier-baare vriendin, en
wel e?ne van z,o groote verdienften , in haaren
rampfpoed te laaten drijven, Ik wilde eer
rterven —-En dat zeide ik pok aan mijne Moe-
der. En ik hebb? haar verzogt niet op mij te
paffen in die uuren, welke ik gewoon ben 'mij af
te zonderen ; nog te dringen-'dat: ik gdladig bij
haar flaape , 't welk zij nu met meer cmil: doet
dan ooit. Het waare beter, zeide ik haar , dat
zij. de Harlowe-Ljjs ter leen nam om op mij re
pailèn.
De Hr. Hickman, die groot« agtinge vooj* u
heeft, heeft', buiten mijn weeten, «met z6 vcd
ijver'ten uwen voordeele bij mijne Moeder ge-
fproken, dat hij daardoor geen kleine verdien!te
bij mij heeft ingelegd. * ; . , .
Ik kan tegenwoordig overüeder bijzonderheid
niet fchrijven, ten zij ik openhaar den. oorlog ver-
klaaren wilde; Talmen, talmen, talmen,
eeuwig talmen! Hetzelve^ fchoon wel vijftig maa-
D 5 ' ' Ich
-■'^»»«iecr
JS^-—
Jt.
-ocr page 115-44 , jpE/mstoi^i&^ii
Jen beantwoord , ^Iken ιτμΓ weer^- te herhaalen^ '^.
Lieven Heer! wat'een lëeven moet mijn arme Vil-
der —- Tjr^lpaar jlaate ik· npij bedenken, aan
_\vie ik ichrijvev- Γ , , s ^ ' ' '
Indien deeze altijd-vierkzaame , altijd-baldaci-
dige aap van een karei, deeze Lovelace, het zo
beleide, gelijk gij'vermoedt ——^—— Maar daar.
koomt'mijne Moeder al v/eder-j^—Ja, toef ee«
weinig langer, mijne Mama,|Zo.het,u belieft -—τ-
Ik kan maar verdagt 'gehouden vi^orden! ikikan
maar kijven hooren. om dat ik.ui Jaate wagten; en.
kijven zal ik zekerlijk hooren , fot zij ik dat doe
ipf niet, in den luim waartoe gij, i.mijne, goede.
M^m^ ge-Jmomj^dzijt. , r
2egen mijJ:, —j· hoe ongeduldig,is ze! Hoe
dpndert ze - oplfe deur! — ,i\anilonds, Madam !:
ï ■ .
i
..-■-..it-rrw .
1
m
iMMi
Iffr'i' ύιίΜι
αν j
'juy
; ' OonderMi^g15
Ik ontvangt op dit oogenblik luvBrief^ipec het
Vervolg des verhaals. En. ik wprde, tegenνν,οριν
dig , ^beguniligd ,van deiiif'wee^igheid viui) mijne
^rgus-oogige Moeder —, ^^
, Waard fchep^elIk kan uw^ móeijQ-
•Jijkheden' weli;ïiagaen. 'Eepe jonge uwe
•kiesheid I -—^ En bij zulk een nian! Ik moet
•Oti fihifitii
kort zijn —
Di2-man isieen zot,i^! met alle
zijne grootsheid ,, en mefraile iZijiie believinge,f:ep
^gmaakte waarrieemtngß van uwe vQorfcb.rifteff,
-2ijne gereede uitvindingèA egm'v : .ζΐα
; Zomtijds denke ikVi/^aj^^gij behoort; gapil
naar Lady Elifabcts. -- Ik weete η ietwat iljj.y
.raaden moet. — Dat zoude' ijknwe-I, indi.ön gij 'er
,niet zo op gêilejd waart ,3-oni ju-^iiet i^wejnaber
ftaenden te verzoenen. Nogthans. zijn-^ij tOnHC
zoenelijki- : ;Gij kunt geen· hoope op he^:>hebbeiv
Üws Óoms boodrchap..,.bijrii?iijne IVjoe^^rtküiiy.p
daarvan ovèitüigen; en zo gij een Antwoord :kri|gt
.pp uwen Brief aan uwe Zuftert, dat zal'eriiijig
beveiligen, durve ik zeggen,, nv));·
Juffer CLARISSA Hi®J3WE.
ilzo wel Ïih zijne zagtzimige^ matres f 'w
'fifge-Harlowe^, · ■t'ci-j· :!...
ff.
. ., Giji behoefdet niet göfchroomd te b?bbe3i;,Qi|i
mij, te vraagen > Of ik j. n^; het leezen
haal, dagt idat 'er eeiiigei.verfchooninge in kOi?
-leggen voor .hetgeen gij· gedaen hadt. ikii^ïbp
rhierboven {i voor dat ik uwe yraag kreeg,; mijn.ge?-
voelen daaroiptrent al gezegd Ep ijtlherh^ajp
.hier, dat ik denke, uwe ter gingen en beweegrc'
D
ds)
-ocr page 117-0E HiSTORIE VA»
denen in aanmerkinge genomen zijnde, dat gfj
yrij zijt van fchuld: Ten minften, vrijer, dan ook
•cenig jong menfch was, die zulken ftap doed.
Dog gij decdt dien niet --Gij wlerdc
van den èénen kant gedreeven^ en miirchien,
^an den anderen verßrikt. Indien eenige.vrouws-
perfoon op aarde in zulke omftandighed^in zal zijn
als gij waart, en het zo lang zal uiuhouden als gij
^ecdt, tegen haare vervolgers van den eenen, en
haaren verleider van den anderen kant; wil ik haar
iiet overige van haar gedrag wei vergeeven, hoe-
danig het ook zijn moge.
Alle uwe kehniÖeh, kunt gij ligt denken, praa-
ien van niemand anders dart van u. Zomrnige
irengen uw verwonderenswaardigcharaélerw^lin,
als eene reden van befchuldiginge tegen u: D,Qg.
aiiemand fpreekt uwen Vader en Ooraen vrij, nog
^Ä«'zulks doen. ' .. ......
Iedereen fchijnt bewuft te zijn van uws Broe-
ders en Zuilers beweegredenen. Uwe vlugt is,
l)uiten iwijffel, datgeen zelf, waartoe ze u zogten
«e drijven door de verfcheidene aanvallen, die zij
Φρ u deeden; daar zij geen hoope hadden (gelijk
aij den geheelen tijd geeu moeiten hebben) van in
liunne ontwerpen ten voordeele van Solmes te
^ilaagen. Zij wiften wel, dat zo gij eenmaal in de
^unil herileld wierd'^ de opgefchorte Liefde van
tiwen Vader en Oomen, gelijk een riyier voor ee-
nigen tijd verftopt door zijnen dam doorbreeken-
4e, met eene verdubbelde kragt zou wederkoo-
^en; en dat gij dan alle hunne liften zoudt ten
|oon ftelien, en over dezelve zegepraalen. — En
..... ....... nü
-ocr page 118-Juffer CLARISSA HARLOWE. - ^^
nu, hoore ik, neemen zij hun genot van hunne
y^elgelukte boosaamgheid. . ^
Uw Vader is niet anders dan yfoede en ^^
weid. Hij behoort, ^arvan ben ik verzekerd^
zijne woede binnenwaards te wenden. Uwe gè-
heele familie bpfchuldigt u van met diepzinnigs
Loosheid te hebben onïgegaen: en men heeft hen
in den waan gebragt, oatgij, met uwen knaap',
VI metterdaad i;e aller 'uure verheugt over het wel
gelukken van dezelve, en hen uitlacht,
Zij geeven nu alle voor, dat uwe beproeviti-
ge van ^Voensdag de laatfte ftond te zijn.
Mijne Moeder bekent wel, dat men zig van
uwe toegeevinge bediend zou hebben, zó gij
hadt toegegeven. Maar had men u niet kunnen
overhaalen, dan zouden zij hun ontwerp hebben
opgegeven, en uwe belofte aangenomen om van
Lovelace af te zien —τ-— Die wil, geloove het!
Zij bekennen, evenwel, dat 'er een Predi-
kant tegenwoordig zijn zou - De Hr. Solmes
ftond bij der hand te zijn ■" :. . ' ■ En uw Vader
zou vooraf eene proef neemen van zijn gezag over
u, om u de Huwelijksvoorwaarden te doen te- '
kenen -- Welk alles ik niet twijifele, of
het was eene romaneske uityindinge van de ver-
wilderde herfenen uws zotten Broeders, is hen
'■wel waarfchijneliik, dat hij en Belle uwe Herftel-
linge in de gunft zouden hebben doorgaen iaaten',
onderfteld dat zij het in hunne magc hadden om tfe
beletten, op eenige andere voomaardeu, dan
waarop hunne harten zp iang waaren geftetó ge-
beert? I
Hoe zij uwe vlugt opnamen, toen zij zèsg^^·
D f waar-
- Df mSTORIE-VAN. t
.waar·wierden5 kanomen beter zig verbeelden daïï
befchrijven. ' -i
Uwe Moeij· Hervey, fehijnc het, ^ was de eer-
^fte die beneden ging naar het Klimop-Zomerhuis,
pm u te doen weetpn dat haar onderzoek gedacn
,was. · Lijs volgde haar; en u daar^ niet vindende,
gingen zij naar de Caicade, voigens^eene leuze
haar van 11 gegeven.
;. Als zij weder bij de tuindeur'kwamen, ont-
moeteden zij een knegt [Zij zeggen niet, dat het
^ofeph Leman was; dog het is zeer 'waarfchij-
tielijk dat hij het ix:as~\ koomende loopen, gelijk
rhlj zeide,. van het agtervolgen van den Hr. Lovê-
-lacc (met een grooten Üok uit de heining in . zijne
band, en buiten adem) om de familie op den bg^n
te brengen. ^ ^
.Indien het deeze knaap waare, en hij wiei;d
aangeileld tot het Ipeelen van eene dubbele rol
om hen te bedriegen, en u te bedriegen, wat zul-
len wij dan denken van den Tchobbejak, bij wien
gij zijt?-Loop van hem weg,, mijne waarde,
indien 't zo is ■— Het fcheelt niet tot wien,
of trouw hem, zo gij niet kunt. . - , ,,
Uwe Moeij en uwe geheele familie wierden
V gevolglijk van deezen knaap in repj,en roer^ge-
( bragt -haarhlijkelijk toen. het ,te laat mas
ter agtervolginge. Zij kwamen te zamen, en toen
zij een uitmaakten, liepen zij naar de i^laac-
•ze der Bijeenkoomft, en zommige-van hen zojver-
. ' -re tot aan de fpooren van de koets-wielen, zpn-
^ 4er fÜlftaen. En als zij des mans yert^llinge op de
piaatze zelve gehoord hadden, ging een geluid_^vj^H
algemeen gefchreij , wederzijdf^j:!? j;verwijfinge,
JyFFEa.CL·ARISSA HARLOWE. 0
Ί^η woede , en droef heid, over en weer op van ver^
fclieidene perfoonen, volgens hunne verfchiilende
geileldhederi en begrippen. En zij keerden, als
gekken te rug, gelijk zij gekaomen waarin.
Uw Broeder gebop,d,yin 't eerft, dat men
paarden en gewapende manfchap zou gereed maa-
ken om u agter na te zecten, Solmes en uw Oom
Tennis zoud^en van de partij zijn. Maar uwe Moe-
der en uwe Moeij Hervey. raadden hen dat af, uit
vreeze dat -er nog rneer kwaad van kopman mpgtj;
niet twijifelende>, of Loveiace had wel maatregeis
genomen om zig te handhaaven in 't geen hij ge-
daen had; en inzonderheid toende knegt verklaar-
de, dat hij u met hem zo hard zag loopen als gij
,uwe voeten verzetten kondt; en dat'er verfchei-
dene gewapende mannen een weinig daarvandaan
waaren. ',, ' . 'if ',ί;;- ■■ . .
. . ^ u) libijufi
Mijns Moeders af\veezigheid kwam voort uit
haar vermoeden, dat de,;Kndlys aan onzerbrie.f-
wifTcIinge de hand zouden leenen. Zij gaf haar
daarop een b.ezoek. Ztj doel; alles m ^em^.af-
En dezelve^helxben beio.ófcl>·., i dat daar geen meer
Ï3rieven zullen/ aangetionien gorden', buiten· haar
weeten. ■ ' ■ ■o-n ·^ ' ov/-· - -rt
Dog, de Hr. Hictoian· heeft eenen Filmer,
een huisman in de laan, 'welk^jwij de;Vinfce;laan
noemen,, in'Onze nabuurfghap^^ewopgen om d^
zelve te ontvangen. Derwaards zal het^u dan be]-
lieven de.-uwe, te.rigten, onder couvert, j aaniM?·
Jan Spberton.;L'en de Hr.:,Hickman zal zg; zelve
daarvandaan haaien; en de" mijne daar brengen.
Hec
-ocr page 121-De HISTORIE van
Het (laec mij dog niet beft aan, dat ik hem voor
mij van zo veel gebruik doe zijn-Hij kijkt
dieswegen reeds zo trots I —- Ik zal maaken
[Wie weet het?] dat hij zig atrs geeve.- Hij
zou beft doen met te bedenken, dat de gunft,
waarnaar hij zo lang geftaen heeft, hem wel in
zeer gevaarlijke, zeer netelige omftandigheden
^ou kunnen brengen. Die diehft kan doen, kan
ook mogelqk ondienft doen -- Ge ukkig waa-
ie het voor zommige luiden, dat zij het niet in
hunne magt hadden om aanftoot te geeven!
Ik zal eenigen tijd, zo ik kan, geduld heb·*
ben, om te zien of deeze onftuimigheden in mij-
ne Moeder bedaaren willen —--Dog op mijn
woord, ik wil deeze behandelinge niet lang ver-
draagen.
Zomtijds zoude ik wel haaft denken, dat mij-
ne Moeder dit dus ra^it voordagt drijft om het mij
moede te maaken, en mij te fpocdiger te doen
trouwen. Indien ik vinde dat het zo is, en dat
Hickman, om eene verdienfte bij mij in te leggen,
in dien laagen aanflag de hand heeft, wil ik hem
onder mijne oogen nooit meer verdraagen.
Daar uw karei zulk een argliftige ichobbejak
is, als ik vermoede, wenfchte ik wel, dat de he-
mel gave dat gij getrouwd waart, op dat gij hen
alle mögt trotfen, én niet genoodzaakt zijn uzelve
te verfteeken, en van de eene ongevoegelijke
plaatze naar de andere gefleurd te worden. Ik be-
iafte u, laat niet na eenige goede gelegenheid aan
Κ grijpen, die zig daartoe zou mogen opdoen.
Daar koomt mijne Moeder al weer —-
-ocr page 122-Wij kijken malkanderen zeer zuur aan, kan
ik u zeggen. Zij zou beft doen met mij op deezé
Wijze niet te Härhwen--Ik zou dat niet wil-
len verdraageni
Ik hebbe heel véél te fchrijven. Ik weete niét
wat ik eerit fchrijven zal, I^ogtiiaris is mijn ge-
moed vol, tot overloopens toe.
ik ben in eeneh afgezondertieri Koek van deii
tuin geraakt, om haar tiit den weg te zijn, ■ ' ' ■ ■'
Qnze lieve Heer helpe dèeze Moeders! -—-
Meenen zij te kunnen beletten ditt eene Öogter
fchrijve, of iets doe waarop zij gefield is, dooi
agrerdogt, waakzaamheid, eh kijven? —- Hec
waare wei ééns zo goed, dat zq vertrouwen in ie*
mand itdden ---- Ëene edelmoedige geeft
fchaamt zig een edeliilOedig vertrouwen te rois-^
bruiken.
Gij hebt eene netelige, éené zeer neteÏÏge Γοί
te fpeelen met deezen fchobbejak--Die egtef,
naar mij dunkt, maar een effen pad voor zig heeft,
ik hebbe deernis naet u —Dog gij moet het zo
goed ftellen als gij kuac mee hec loc, dat gij ge-
noodzaakc zijc geweeil te trekken* Egter zie ifc
2eer wel uwe zwaarighedein. —^--- Dog zo hij(
niec beilaet uw vertrouwen te misbruiken, wilde
ik wel dat gij ten minfteii eénig in hem fcheent te
Hellen.
Zo gijniet ijjoedigdenkt te trouwen,kcure ifc
uw§ beilui: goed om u ergens ter neer te flaen bui·*
ten zijn bereik: En to hij niet weete waar hij u
kan vinden, zg Vee] te B^ier". ISogths^ns geloovê
ik waarlijk, dat zij u met geweld zouden të rii^
haaien, konden zij u maar krijgen ^ indien zij niet
vreesdén voor hem.
Ik ben, volkoomelijk, van gedagte, dat gij
van üwe beide Voogden behoort te vorderen om
in het bezit van uw eigen Goed gefield te worden.
OndertuiTchen hebbe. ik Zeilig güinies ten uwen
dienfte. Ik bidde u dat gij ze wilt ontbieden;
Voor dat die zijn uitgegeven, zal ik wel zörge
draagen dat gij verder geholpen wordt. Ik denké
niet dat gij een fchelling, of eene fchellingswaar-
dij van uw eigen zult krijgen van üwe nabéftaen-
den, ten zij gij het hun afperil.
Alzo zij gelooven dat gij met üwe eigene toe-
ftemmingé weggingt, zijn zij, naar het fchijnti
niet min verwonderd dan verblijd, dat gij uwe ju-
weelén en geld hebt agter gelaaten, en u zo ilegt
van "kléederen voorzien hebt. Dit toont, dat'er
heel weinig waarfchijnelijkheid is, dat zij uWe ver-
20ekeh züllen beantwoorden.
Iedereen inderdaad, die niet weet war. ik fui
ivéete ^ moet verlegen ftaen en geen bezef kunnen
^aaken, van üwe v/ug^, gelijk zij het zuilen noe-
men. En hoe, mijne waarde, kan men 'er dog
feen Verhaal van geeven , dat taamelijk voordeelig
voor u zij ^
Te zeggen i dat g\j zulh niet
voorhadt toen gij bij hem kwamt, ivie zal dat ge-
looven? - Te zeggen," dat eene perfoon van
üwe bekende ilandva&gheid en naauwgezetheid té
kerre overreed was, toen gij bij hem kwamt, hoé
zal dat luiden? --. Te zeggen, dat gij mei
bedrog u zelve 'ontfutzeïd wierd, en zo de luideii
jlaaraan geloof floegen, hoe weinig ftrekt dat tot
tl Wé
m
-'■^fiftrftf'·
- 1
-ocr page 124-Juffer CLARISSÄ HARLOWË. ^
Uwe eerc! —— En terwijl gij engetroa^jud
en nogthans bij hem , daar de man een mati
van zulken charadter is, wat zoude het eener be-
dilzieke wereld geen aanieidinge geeven om té
denken?
Ik zou wel gaarri eens zien ^ hoe gij hét maalt*
tet in uwen Brief om uwe kleederen. .
Alzo gij wel ilaat moogt maaken op alle ïpiji
tige kleinigheden, die zij u kunnen aandoen, iti
jilaatze van u te zenden om hetgeen gij fchrijfci
bidde ik dat gij de fomme aanneemt, welke ik u
aanbiede. Wat kunt gij met Zeven Guinies uit^
voeren ? - En ik zal ook wel middel vin-
den om u eenige van mijne kleederen en linneri
te zenden, zo veel gij tegenwoordig behoeft. Ik
bidde u, mijne lieffte ClariiTa, dat gij uwe Anna
Howe niet wilt gelijk ftellen met Lovelaee , met
het weigeren van mijne aanbiedinge aan te nee-
men. Zo gij mij niet te wille zijt, zal ik wel
haail denken, dat gij liever genegen zijt verplig-
tinge aan hem te hebben , dan mij gunft te be-
wijzen. En zo ik dit vinde ^ zal ik niet weeten ^
hoe ik het' met uwe kiesheid in andere opzigten
moer overeenbrengen.
Eij lieve , ondemgt mij dog van alles wat
tuffchen u en hem omgaet. Mijne zorgen voor U
(hoewel noodloos, van wegens uwe eigene voor-
zigtigheid) doen mij wenfchen, dat gij aauhoudc^
met zeer omftondig te zijn. Indien 'er iets voor-
valt, hetwelk gij mij vertellen zoudt, zo ik bij ii
tegenwoordig waare, verzuim niet het in gefchrift
ta Hellen; fchoon het u , van wegens uwen na-
tuureiijkca ίφ'99ΐπ, 'VQoägQmeji 'uwef-
1
pen, 'of mijner kundigheid zo heel waardig niet te
zijn. Eén toekijker kan wel meer zien van het
ïpel, dan een die Ipeek. Groote gevolgen zijn^
gelijk groote lieden, in 't algemeen hunne groot-
heid veffchuldigd aan kleine oofzaaken, en gerin-
ge toevallen.
Om kórt te gaen^ ik denice nu niet, dat het
in uwe magc is hem van u weg te zenden, als het
ü belieft. Ik gaf u té vooren al te kennen, dat
iiet zo niet zijn zoudëi Ik herhaäle het derhal-»
ven, dat zo ik u waare , ik ten minilen zoii
fchijnen eenig vertrouwen in hem te ilellen. Zo
lang als hij zig betaamelijk aanftelt, moogtgij dat
doen. Zeer oogenfchijnelijk mo.eft yoör zulk eene
kiesheid als de uwe, dat gedrag in hem te merken
zijn , hetwelk hem een'tg vertrouwen onwaardig
zoürnaaken;
Uvve Nabeiiaenden, volgens hetgeen de ou-
de Antonij zegt aan mijne Moeder, en zij aaii
wij ^ (bij wijze van bedreiginge, dat gij door uwé
vlügtuwe gewaande einden bij hen niet bereiken
zult) fchijnen te verwagtèn, dat gij u onder de
befcherminge van Lady Elifabet zult begeeven 5
en dat zij zal onderneemen om de zaak voor u te
bemiddelen : En zij zweeren , dat zij nooit naar
wenige voorwaai-den van bevreediginge zullen lui·;·
fteren, welke van dien kant zullén koomen. Zij
niogten wel regt uit fpreeken ^ én zeggen, van
èenigen kant; want ik durve verzekeren^ dat uw
Broeder en Zuiler hen niet zullen laaten bedaareii
^ Ten mihften, voor dat uvi^e Oorrién, en mis-
fchien ook uw Vader, zulke difpofitien gemaakt
tifebbèn, als zij willen hebben dat zij maaken.
Al*>
1 ·>.
I i
^ •^•''PwSk.··'"
-ocr page 126-Juffer CLARISSA HARLOWE. - ^^
te kqoiiien tot eene Vr.ouvj^ of tot G^e«-Vrouw.
'Als ik mij hervorme , ζαΓ ik trouwen. Daar is
tijds genoeg tot het éen^ moét de Lad^ zeggeü
-p-— Tot het ander , zegg;e ïk!
Maar hoe praate ik in hét wildl —— Dic
is het, in zulken toeftand te zijn, datiknietweeté
wat beiluit ik neemen moet. 1
Ik berigt ge'evén van mijnè lietgingèh
naar dat ik vóoftwerké. Al wat pro en contra #
zal ik u vertellen; Dog nu te vérre van het, fpoof
zijnde afgeraakt, waarmede ik begon, zal ik hief
fluiten. Ik kan, hoe het zij» eiken dag iets fchiij-
vén, en het zén'den naar dat de gelégénhéid zig
aanbiedt.
Niettemin zal ik , in alles wat ik fchrijvé^
geen agt geeven op zamenhang, naaukeurigheid ^
!iog iets dan op raijnén eigenen koninglijken wil
m welbchaagen;
w Howe, aan Jufer ClArissa MarÏ
liowbi
Wöensdag'ä^onät ieê ia éah ÄpriU
Ik hèbbe uw \^erhaal gekrëëgéh y tihijhë waar^
Gij zijt hetzelve edel Schepzelj 'tvtrêlk
,altijd waart. Boren verblöemiuge , boven kbri*
ßGnaarij, booyen ä!le poogingë verlievert öih eeii
^iRifflag te verichoonen.
ili. DeeJ. β üvvii
1 >
wmm.
ψ ''^^DE'HiSTÓRIE
Uwe familie &lierlijk, 'lie éenigè' ter we^»
bid, die zulk eene Dögter tot zodanige iiiterfteii
ίίοη gedreeven hebben: ' ^ '' ,
Maar gij moet niet zo zeer al te goed zijn
ten opzigt van henen van het geval: '
* ' Gij legt de fchiild zó eigenlijk eri zö ommc-
dogend op uw koomen'btj hem^ dat 'er niets over
dat onderwerp kan worden bijgedaen van uwe
crgile vijanden, zo zij te zien kwamen hbtgeen gij
gefchre'even hebt. ^
Ik ben niet verwonderd , nü ik uw verhaal
gelezen liebbe, dat een zo ftout, : zo' loos een
man -- Ik bèn genoodzaakt af te bree-
ken --
ni
Ψ
Gij hieldt het veel beter en langer uit
Daar koomc al weder mijne onruilige, agterdogtr-
ge Moeder!
O' V?
Wees rnet zö gram op u zelve'. Hadt gij
toen téFtijd het beft niet op het oog? Wat uw
eerilen misllag belangt, bei beantwoorden van zij-
7ie.Brieven; het kwam genoegzaam ü; ten lafte de
behoedinge van zulk eene familie op u te neemen,
d^ar derzslver Vooi;vegcer . als een dolleman , ge-
lijk hij deed gehandeld', en zig in gevaar ger-,
bragt had. ? . . ι
ßylLcnrUwe Moeder, die geen eigen'wil meer.
. . ί heeft
* *
-ocr page 128-JüFFÉR CLARISSA HARLOWÊ. 5 t
heéfc, is 'er wel iemand van hen die redelijk ver*'
ftand bezit? —,
Vergeef hec mij, mijne viraarde -"Daatf
is die plomperc, uw Oom Antonij; fEen bemoeij-
al, eigenzinnig , ftijfhoofdig —- Hij kwant
hier gilleren, met eene vreezelijke verbaasdheid♦
en poeftede en blies, en ilompvoetede over^ons
voorhuis en zaal heen en weer, terwijl hij boveil
wierd aangediend.
Mijne Moeder kleedde zig. Deeze weduweii
zijn al zo ilijf en puntig als de oude vrijers. Zij
S:ou hem om de ganciche wereld niet in haar des*'
hahillè willen zien —--ïVm kan zij daar*
mede dog meenen ?>
Zijn btiodfchap was om haar tegen u op te
zetten, en hunne onverzettelijke woede te tooneii
over uw weggaen. De uitkoomil: bewees maar al
tè baarblijkelijk, dat dit het voornaam einde Vatï
zijn bezoek was. ' ■ / ü .41,
Met niilTelijk fchepzel verzögt haai* alléén tö
^roeken. Ik ben aan zulke uiciluitingen niet ge»/
wend, wanneer mijne Moeder eenig bezoek önt-^:
vangt. · > " · · ·
Toen zij was ukgeflrookèn, kwanl ή] bij henf
beneden. Zij ilooten zig in de kamer op/ 'De
twee flijve hoofden Wierden bij malkanderen ge-
legd -- Wel digt bij malkanderen , ondcr-
ilelle ik; want ik lliiilerde, maar konde niets on-*
derfcheidenlijk hooren, fchoon zij het beide heel
drok fcheenen te hebben. >
■ Ik was, eens of tweemaal, zeer in den wil,
om hèn de deur te hebben doen opefieti. Kon ik
verzekerd gevveeil zijn van mij maar taamelijk be-
D z· züT
-ocr page 129-η De HISTORIE van.
gadigd te houden ^ zoude ik verzogt hebben' om
binnen gelaaten te worden. Dog ik vreesde ^ zo
ik dat verworven had ·, dat ik zou vergeeteh heb-
ben dac ik in mijns Moeders huis wasj en 'er voor
geweeil: ^ijn om hem 'er uit te jaagen. Te koo-
men om uit te vaaren en te lafteren tegeti mijne
waardile^ allerwaardftej onfchuldige vriendin! en
die raazende lafteringen aan te moedigen, en mis-
fchien daarin mede aan te ijDartnen , om zigzelve
te regtvaardigen ; de een, dat hij medegewerkt
heeft om die waarde vriendin uit haars Vaders huis
te drijven; de andere ^ dat zij haaf eene fehuil-
plaatze voor eenen tijd geweigerd heeft, tot dat
de Verzoeninge kon zijn te wege gebragt ^ op
welke haar pligtmaatig hart gefield was; en tot
welke het der Liefde, die mijne Moeder altóós tot
u heeft voorgegeven, betaamd zou hebben,
haare bemiddelinge aan te wenden —— Kon
ik mij wel langmoedig gehouden hebben I
De uitkoomfl , gelijk ik zeide , toonde wat
de boodfchap was —- Het eerfte voorkoo*
men , na dat de oude mottige vent was afgetrok-
ken [Gij moet- mij excujeeren , mijne waarde'l
was met eene zoort van donkere, Harlowe-agti-
ge afkeerigheid in mijne Moeder; welke, na een
weinig gevoelige trekken van mijnen kant, ge-
volgd wierd van een gcftreng verbod , om geen
hriefwiiTelinge te houden^ ι
Dit bragc ons, kimt gij ligt onderilellen, in
omftandigheden die niet al te gevallig waaren. Ik
verzogt te weeten , of mij ook verbooden wrts van
u te (hoornen? ~ Wanc, mijn lief, gij neemt
JUFFER CLARÏSSA HARLOWE. is
die mijne nuren in, zo wel die ik flaape, als die
ik Waake.
Ik kan uwe brlefwifTelinge met uwen ftbobbe-
jak in den beginne Iig;t door de vingeren zien (en
egter waaren uwe beweegredenen uitmuntend)
wegens het uitwerkzel 't welk dit verbod op mij
heeft; nademaal hetzelve, zo^ het mogelijk waa-
re, mij u nog m.eer dan te vooren heeft doen lief-
hebben; en ik ben begeeriger dan ooit oni brief-
wiiTelinge met u te houden,
Dog ik hebbe niettemin eene yeel loflijker
beweegreden -----— Ik zou mij zelve de onwaar-
digfte der fchepzelen agten, zo ik 'er toe gebragt
kon worden, om eene zo dierbaarc vriendin, en
wel eene van ?o groote verdienften , in haaren
rampfpoed te laaten clrflven. -^ Ik wilde eer
fterven ^^— En dat zeide ik ook aan mijne Moe-
der. En ik hebbe haar verzogt niet op mij te
pailbn in die uuren, welke ik gewoon hen mrj af
te zonderen ; nog te dringen dat ik geftadig bij
haar flaape , 't welk zij nu met meer cmil doet
dan ooit. Het waare beter, zeide ik haar, dat
zij de Harlowe-Lijs ter leen nam om op mij te
paflen. i- , v. „
De Hr. Hickman, die gropcë agtitige voor u'
heeft, heeft, buiten mijn weeiten, mee zo. vcd
ijver ten uwen voordeeJe bij mijne Moeder ge-
fproken, dat^ hij daardoor geen kleine voïdientle
bij mij heeft ingelegd^ ' i
Ik kan tegenwoordig over ieder bijzonderheid
niet fchi'ijven, teii zij ik openhaar^ den oorlog ver-
klaaren wilde. —-Talmen; 'talmen, talmen,
eeuwig talmenJ Hetzelve-, fchoon wel vijftig maar
"Lc D 3 len
'•>-11/-
-ocr page 131-len beantwoord, elken uur weer te herhaalen
Lieven Heer! wat een leeven moet mijn arme Va-
der --—Maar laate.ik mij bedenken, aan
wie ik fchrijve,"
Indien deeze altijd-werkzaame, akijd-baldaa-
dige aap van een karei, deeze Lovelace, het zo
beidde, gelijk gij vermoedt 7;·;- Maar daar
koomt mijne Moeder al v/eder — Ja, toef eeti
weinig langer,^mijne Mama,-zo het u belieft--
Ik kan maar verdagt gehouden worden! Ik kan
maar kijven hooren,om dat ik u laate wagten; en
kijven zal ik zekerlijk hooreii , ' het zij ik dat doe
of niet, in den luim waartoe,,gij, mijne goede
Mama, zijt. V,/ , ^,·. '
Zegen mij! — hoe ongeduldig is ze! — Hoe
dondert ze op_de_deur! —^^Aanftonds, Madam!
—- Hoe kwam ik dog de^.deur^op het nagtflot
te fluiten i ,/ , . Wat hebbe. ik met den fleutel
gedaen ? —— De Droes haal den lleurel! —^
Waarde Madain !^Gij, oncileltj iemand zo!
... : .jorn . ^ . ^ / ir ^
Gij moogt:wel gelooven,i .mijne waarde;, dat
ik zorg droeg voor mijne papieren voor dat ik de
deur opende^.;. Wij; hadden eene Gharmante zamen-
ipraak — Zij yloog in drift van mij weg — . . i
-·..- -?Zo ^ Watif^s -'er nu iW^er ter doen? — Een
ilrikt bevel öm:.beneden te kiximeri,' verzekere ik
11. Hoe weinig zamenhang zult gij in^deezen
Brief vinden ;·! als,Uk Ufdién kan toelmjgen! Maar
nu ik weete.waai· ik'hem te zenden hebbe, 'zal de
Ilr. Ilickmaa.mij y\^ebeen beiieller- vinden. Nog-
thans, zo hij, arme ziel, ontdekt wordt, zaihy·^
■i M ' ■ al-
Α -
-ocr page 132-Juffer CLARISSA HARLOWE. - ^^
ialzo wel als zijne zagtzimige,matresj 'worden
afge-Harlowed.^ «iniiitb vf^; ,
. 'MJO c.'. — ■ ^i.» 'P ■■ ■· ■ i Λ .. 'VL
, ,, \ ' Dondemag ^> den 13 ν am i^prtl.
5 ί.'. Ik ontvange-op dit oogenblik uw Brief met het
-Vervolg dés verbaals. En,-ikworde, regenwoor-
Mdig , ..begunftigd van de^afwéezigheid. van mijne
, j|irgus-oógige Moeder ■ ·5ν/ cii-·
Π:.,- Waard fchepzel ] -η;) ik--kan alle uwe möeijie-
•üjkhedew wel nagaen. Eene jonge Lady van iiwë
-kiesheid! En bij zulk-een man! moét
korc zijn--. ij^
De mari. is ίeen zot, - mijne waarde 'mee alle
.zijne gro£)tslieid,v'enimet'alle zijne beliövi!ige,.ien
.gemaakte 'üjaarneemïnge.:van M'me voorfchriften,
,Äjne gereede mtvindingèri egter. . 'f ehs
Zomtijds iéenke ikiiftMat. gij behoort teigaém
naar Lady EliGibets.- Ik wecte niet'wat
•raaden moet.·/-«πDat zoude'U wel,r indienlgij 'er
-niet zovop/^géfteld waart^Om u met tiweanabér
Ibenden xe verzoenen.- '.Nogthans zijn zij oimé·
izoenelijk. "Gij·, kunt .geeh'ihoope op hen..hebbem
iUws OoiTis iboodfchap bij^mijne^Moedecrikanriii
daarvan 1 overtuigen; en zo gij 'eén AntWoiord'krijgi
Op uwen Brief aan uwe^Zi^er!^^ dat.zαb'eί·i'u^iS
•beveffigenr,:» duEve ik^zeggèfii'' n-jili/i i^lv .Π3;ΐϊ&ί:ίί
t: ; ' GijuÈehoefdet niet g^chfOömd tè Héfebeii
mij te vraagen ^ Of ik, na hét lèezen van -vee-
haal,^ dagübdat 'er eenige-verichooninge'-iö kóa
4eggen'-vöoi?ι hetgeen gij gedäen hadt.a ifeihd^be
hierboven-voor dat ik uwe vraagkree^,i-tiii}n·ge-
fvoelen.daWöiptrent .al ge'zegd En ik'tförh'iile
-hier, dat ik denke, uwe terghigen en he-j:eegre'
1)4
t]
'0 DE HISTORIE VXN -
^.ejiefi In aanmerkin^e genomen zijnde , dat gij
Vrij zijt van fchuld: Ten minften, vrijer, danooic
eenig jong menfch was, die zulken ftap deed.
Dog gij deedt dien niet -Gij wierdt
^an den e.enen kant gedreeven^ en milFchien,
van den anderen verßrikt. Indien eenigevrouws-
peribon op aarde in zuike omftandighed^i zal zijn
als gij waart, en het zo lang zal uithouden als gij
deedt, tegen haare vervolgers van den eenen, en
iiaaren verleider van den anderej;! kant; wil ik haar
jhet overige van haar. gedrag wel vergeeven, hoe-
danig het ook zijn moge. ..........— '
Alle uwe kenniffen, kunt gijligt denken, praa-
ien van niemand anders, dan >van u. Zommige
irengen uw verwonderenswaardigcharaóterwclin,
als eene reden van befchuldigingè tegen u: Dog.
niemand ipreekt uwen Vader en p.binen vrij, nog
^an zulks doen. , .iiti
, Iedereen fchqnt béwufl: te zijn van uws Broe.-
deis en Zufters beweegredenen. Uwe -vlugt is,
ljuiten twijiFel, datgeen zelf, waartoe ze u zogten
ite drijven dooi* de verfcheidene aanvallen, die zij
<)p u deeden; daar zij geen hoope hadden (gelijk
zij den geheelen tijd .geen moeften hebben) van in
tiunne.,ömweiden ten voordeele van Solmes te
Haagen. Zij wiften wel , dat zu gij eenmaal in de
gunrt, herfteld wierd,„de opgefchonêXiefde van
lïwen Vader en Oomen, gelijk een rivier voor ee;-
nigen tijd verilopt door zijnen dam doorbreeken-
4e, met eene verdubbelde kragt zou wederkoo,-
Hien; en dat gij dan alle hunne liften zoudt ten
f©on ftellen, en over dezelve zegepraalen. — En
^ ' ' ,. . m
Juffer CLARISSA HARLÓWE.
' py, hoore ik, neemen zij hm geftoi van hunnte
>velgelukte boosaardgheid. -
Uw Vader is niet anders da^ woede en ge^
weid. Hij behoort, daarvan ben ik verzekerd,'
zijne woede binnenwaards te wenden. Uwe ge-
heele familie befchuldigt u van met diepzinnige
' Loosheid te hebben-omgegaenj en men heeft hett
in den waan gebragt, Sat gij, met uwen knaap-,
u metterdaad te aller mre verheugt over het wel
gelukken van dezelve, en hen uitlacht-,
Zij geeven nu ajle voor, dat uwe beproevin-
^ge van Woensdag de laatfte ftond te zijn. -
Mijne Moeder bekent wel ^ '^dat men zrg van
uwe toegeevinge bediend zou hebben, zó'dj
' hadt toegegeveni' Maar had men u niet kunnSn
overhaalen, dan zouden zij hun ontwerp liebben
' opgegeven, én uwe belofte aangenomen om van
Lovelace af te zien - Die wil geloove het !
~ Zij bekennen'/^«venvvel^-dat 'er een Predi-
kant tegenwoordig zijn zou Dé Hr. Solmes
'ftond bij der hand te zijn ■■ . ^ ? " En uw. Vader
zou vooraf eene proef neemen van zijn gezag owér
u, ora u de Huwelijks-Voorwaarden te doen tè-^
kenen ---Welk alles ik niet twijffele, of
het was eene romaneske uitvindinge van dei ^ver-
wilderde herfenen uws zotten Broeders.- Is hec
wel waarfchijnelifk,- dat hij-en-Belle uwe Herftel-
linge in de gunft'Zouden hebben doorgaen laaten-,
onderleid dat zij hét in hunne magt hadden om te
beletten, op eenige andere"^voorwaarden,^dan
waarop ^hunne harten zo lang waaren gefteld g&-
weeft? ' ... vi,
Hoe zij uwe vlugt opnaHien, toen zij ztgö^·
^ jp 5 waar*
if'i
!
f}
'/1
κ,ί
ν
/f Λ'
f ιϋ
¥
waar wierden, , kan men beter zig verbeelden .dan
befchrijven. ' uw.oc
^ Uwe Moeij Hervey, fchijnt het,^ was de eer-
fte die beneden ging naar hec KIimop-Zom?rhu,is,
'.om. u te doen weeten dat haar onderzoek ged^en
»was. Lijs volgde haar; en,u daar nier vindeodei ^
igingen zij naar, de Cafcade volgens, cene leuze
haar van u gegeven^ - - ,
, . Als zij weder bij de tuindeur kwamen, ont-
moeteden zij .een \knegc \_Zij ^ßggen niet dat. het
^pfeph Lemanfwas; dog hetrk zecr_waarjchïj~
fielijk dat hij het^ yoai\ koomende joopen, gelijk
jhij zeide, van het agtervolgen van ,den Hr. Lovè-
^lacé (met eea grooten ilok uit de heining in .zijne
^feand, en buiten, .adem) om de fajpUie^op den begn
ite brengen. ijo:: ü-b ^ 'i^v.
Indien het-.deeze knaap,w^aare^,, en hij wjerd
faangelleld tot het rfpeelen van^ esenjg'^ubbeleerOl
.om hen te betiriegen.,, en,u te bedriegen, wat zul-
dan denke.n .yan den ichobbejak, jbij .^ί.Φ
-gij zijt? —:—^^.Loop van hem wög^ mijnefWaardi^,
-indien 't zo is ^ττ-— lcheelt niei^tot^wien ^
pf trouw hem, ^ zo.gij nier kuntv,';, . ^^ > , π
Uwe Moeij en uwe gehele Emilie .wiefden
gevolglijk van deezen knaap;ii;^rrep.;en jroer -g^-
r.bragt . baarblijkelïjk toenr bel te Imt ΜΦ
4er-ßgtervolginge.^^\] kwame;|:iie zamen,|ien toen
een ifo^jo. .uitmaaktenliep^fzij-naar de plaaÄ-
t^e 'dei;Bijeenkoomilr!.en 'zpn^pj^e yaiJ hen zo lyj^rr
re tot aan de/ ipopren van de.l^ets-wielen , rZlQi?*"
der iHlftaen^r En,rgls;zij des mlqgivertellinge op:de
piaatze zelve gehoord hadden, ging een geluidsM-itl»
algemeen gefchr-eij -j-ijweder^ijdi^lic [yerwijtingc,
" ,· ... , en
',λ.
u
Juffer CLARISSA HAÏILOWE, Μ
en woede, en droef heid, over en weer op van ver-
fcheidene perfoonen, volgens hunne verfchillende
geileldheden en begrippen. En zij keerden als
gekken te rug, gelijk zij gekoomen waaren. ,
Uw Broeder gebood, in 't eeril, ^dat men
paarden en gewapende manichap zou gereed maa-
ken om u ageer na te zetten. Solmes en uw Oom
Tennis zouden van de partij zijn. Maar uwe Moe-
der en uwe Moeij Hervey raadden hen'dat af, uit
vreeze dat 'er nog meer kwaad van koomen mögt;
niet twij/Feiende, ofLovelace had wel maatregels
genomen om zig te handhaaven in 't geen hij ge-
daen had; en inzonderheid toen de knegt verklaaf-
de, dat hij u met hem zo hard zag loopen als gij
uwe voeten verzetten kondt; en dat'er yerfchei-
dene gewapende mannen een weinig daarvandaan
waaren. ;· Ί-.
JV
Mijns Moeders afweezigheid kwam voort uic
haar vermoeden, dat de/Kndlys aan onze bricf-
wiiTelinge de hand zouden leenen» Zij'gaf haar
daarop een bezoek. Zij doet alles in\ eens af.
En dezelve hebben beloofd,, dat daar geep. meer
Brievenj zullen aangenomen worden,, buirten haar
weeten, f.
ΓίΟ'πα'?
Dog de Hr. Hickman heeft eenen Filmer,
een huisman in de laan, vvelke wij delVinkerlaan
noemen^ in onze nabuurfchap j -beWoogen'0m.4e-
zelve te ontvangen. Derwaards zal het,,u dan be-
lieven de uwe te rigten,.conde;r·couvert,7 aan,Mr.
Jan Soberton,; en de xHri^Hickman zal ze; zélve
daarvandaan haaien; en de"mijne daar brengen.
11
rn
ff
ll^ipePlilllPlfflHRPSi^
^ !>E HISTORIE VAN
Het Ihet mij dog niet beft aan, dat ik hem voer
mij van zö veel gebruik doe zijn-- Hij kijkt
dieswegen reeds zo trots! ----- Ik zal maaken
£Wie weet het?] dat hij zig airs geeve,- Hij
zou beft doen met te bedenken, dat de gunft,
•waarnaar hij zo lang geftaen heeft, hem wel i^i
zeer gevaarlijke, zeer neteh'ge omftandigheden
20U kunnen brengen. Die dienft kan doen, kan
ook mogelijk ondienft doen — Ge ukkig waa-
re het voor zoramige luiden, dat zij het niet in
hunne magt hadden om aanftoot te geeven!
Ik zal eenigen tijd, zo ik kan, geduld heb-
ben , om te zien of deezc onftuimigheden in mij-
ne Moeder bedaaren willen -----Dog op mijn
woord, ik wil deeze behandelinge niet lang ver-
draagen.
Zomtïjds zoude ik wel haaft denken, dat mij*
ne Moeder dit dus met voordagt drijft om het mij
moede te maaken, en mij te fpocdiger te doen
trouwen. Indien ik vinde dat,het zo is, en dat
Hickman, om eene verdienfte bij mij in te leggen,
in dien laagen aanflag de hand heeft, wil ik hem
onder mijne oogen nooit meer verdraagen.
Daar uw karei zulk een argliftige fchobbejak
is, als ik vermoede, wenfchte ik wel, dat de he-
mel gave dat gij getrouwd waart, op dat gij hen
alle mögt trotfen, en niet genoodzaakt zijn uzelve
te verfteeken, en van de eene ongevoegelijke
plaatje naar de andere'gefleurd te worden. Ik be-
iafte u, Iaat niet na eenige goede gelegenheid aaa
ce grijpen, die zig daartoe zou mogen opdoen.
Daar koomt: mijne Moeder al w^er i».
-ocr page 138-be HisToRiË vafi
ik waarlijk, dat zij ii met geweld zouden te rttg
haaien, konden zij u maar krijgen ^ indien zij niet
vreesden voor hem.
Ik ben, volkoomelijk, vangedagte, dat gij
van uwe beide Voogden behoort te vorderen om
in het bezit van uw eigen Goed geileld te worden*
Ondertuflchen hebbe ik Zeilig guinies ten uwen
dienile. Ik bidde u dat gij ze wilt ontbieden*
Voor dat die zijn uitgegeven, zal ik wel zorge
draagen dat gij verder geholpen wordt. Ik denke
niet dat gij een fchelling, of eene fGhelIingswaar-
dij van uw eigen zult krijgen van uwe nabeilaen-
den, ten zij gij het hun averil:.
Alzo zij gelooven dat gij met uwe eigene toe-
ftemminge weggingt, zijn zij, naar het fchijnt,
niet min verwonderd dan verblijd, dat gij uwe ju-
weelen en geld hebt agter gelaaten, en u zo ilegt
van kleederen voorzien hebt. Dit toont, dat'er
heel weinig waarfchijnelijkheid is, dat zij uwe ver·^
zoeken zullen beantwoorden.
Iedereen inderdaad, die niet weet war, ik nü
weete, moet verlegen ftaen en geen bezef kunnen
maaken van uwe vlugt y gelijk zij het zullen noe-
men. En hoe, mijne waarde, kan men 'er dog
een verhaal van geeven , dat taamelijk voordeelig
voor u zij ?--- Te zeggen , dat gij zulks niet
voorhadt toen gij bij hem kwamt, 'wie zal dat ge-
looven ? - Te zeggen, dat eene perfoon van
uwe bekende itandvaitigheid en naauwgezetheid te
verre overreed was, toen gij bij hem kwamt, hoe
zal dat luiden? --- Te zeggen, dat gij met
hedrog u zelve ojjtfutzeld wierd, en zo de luiden
daaraan geloof floegen, hoe weinig ftrekt dat tot
uwe
-ocr page 139-üwe 'eeré —i En terwijl'^gij- engeirou-wä
zijt, en mgthans hij hem ., daar de man e^n man
van zulken cl^arader is , wat ^oude het eener'be-
dilzieke werëld 'geen aanleidinge'geeven Om te
denken? iiv. - --
Ik zou wel gaarn eens zien, hoe gij het maak^
tec'in uwen Brief om uwe klèedereh. ' .
Alzo gij wel ftaat moogt mahkén op alle ipij-
tige kleinigheden', die zij u kiinneh- aandoen, it^
piaätze van u te ^ kénden om hétgeen gij ibhrijil^
bidde ik dat gij de fomme aan'iieemt, welke'ik i»
aanbiede. Wat künt gij met" Zeven Guinies uit-
voeren? --—— En'ik zal ook wel middel νιη^·
den om u eenige viin mijne kleederen en liïineii
te zenden, zó" veel gij tegenwoordig behoeftl' Ik
bidde u, mijne liëffte Clariffa, dat gij uwe Anni^
Howe niet wilt gelijk ftellen.met Lpvelace »/mei
het weigeren van 'mijné aanbiedirige' aan te neer
men. Zo gij mij niet te wille 'Hjt, zal ^'ik wei
haail denken, dat;gij liever genegen zijt verplig-'
tinge aan ^ te ί hebben , dan tnij gunft te be-'
wijzen. En zo' ik'dit vinde , zal ik niet weeten,,
hoe ik het'met-'uwe^-kiesheid in validere op^igten"
moet overeenbrengen. " " ,
Eij lieve ,--Önderrigt mij dog van alles wuc'
tuflchen u en hém omgaet. Mijne zorgen voor u'
(hoewel noodloos, van wegens uwé eigene voor-
zigtigheid) doen'mij wenichen, dat gij aanhoud?
met zeer omftandig te zijn. Indien 'er iets voor-
valt, hetwelk gij mij vertellen zoudt, zo ik bij n
tegenwoordig waare, verzuim niet het in ^efchrift
te ftellen; fchoóh^ het u , van wegens uwen na-.
tuiu-eJijkeii f9feu:99»i ^ mpg^ vpQiilipOïuea uwer
■ piïP,
■ -
' η
li
\
s..
pen, pf mijner kundigheid zo heel waardig niét tê
iiijn. Eén toekijkèr kan wel meer zien van hec
ipelj dan een die fpeeltw Groote gevolgen zijn^
felijk groöte lieden^ in 't algemeen hunne groöE-
eid verfchuldigd aan'kleine oorzaaken, en gerin-
ge toevallen. ' , .
öm kort tè gaen j ik denke nu niet, dat hec
in uwe magt is hem van u weg te zenden, als het
μ belieft. Ik gaf u te vooren d te kennen, dat
het zo niet zijn zoudéi Ik herhaale het dérhal-
ven, dat zo ik u waare * ik ten minften zou
jchijnén eenig vertrouwen in hem te ftellett; Zo
lang als hij zig betaamelijk aanftelt, moogt gij dat
doen. Zeer oogenfchijnelijk moeft voor zulk eene
kiesheid als de uwe , dat gedrag ih hem te merken
zijn , hetwelk hem eenig vertrouwen onwaardig
zoumaaken.
Uwe Nabeftaeriden^ volgens hetgeen de ou-
de Antonij zegt aan mijne Moeder, en icij aan
mij ^ (bij wijze van bedreiginge, dat gij door uwe
vlugt uwe gewaande einden bij hen niet bereiken
zult) ichijnen te verwagtén ^ dat gij u onder de
befcherminge van Lady Elifabet zult begeevén 5
en dat zij zal onderneemen om de zaak voor u te
bemiddelen : En zij zweeren , dat zij nooit naar
eenige voorwaarden van bevreediginge zullen lui-
ileren, welke van dien kant zullen koomeni Zij
mogten wel regt uit ipreeken, en zeggen ^ van
éenigen kant; want ik durve verzekeren^ dat uw
Broeder en Zufter hen niet zullen laaten bedaaren
Ten minften, voor dat uwe Oomen ^ en mis-
Ichien öok uw Vader, zulke diipofitien gemaakt
hebben, als zij wili^ii hebben dat zij maakeil^
Al*
ί Ί
: >
jv?m CLARÏSSA HARLOWE. r?
Alzo deeze Brief u kundfchap zal geeven vau
'eene vemnderinge in de plaatze, werwaards gij
uwen volgenden mpet rigcen , zo zende ik den-
zeiven mee eenen Vriend van den Hr. Hickman,
op welken men betrouwen kan ; Hij heefc eeiiige
affaires in de nabuurifchap van'Vrouw Sorlings; eii
hij kent haar. Hij zal déezen avond bij den Hr.
Hickman weerom koomen; en eenen Brief ce rug
trengen, dien gij gereed zult he|)ben- om-te zen-
den, of gërééd kiint krijgen. Het is ligte maani
Hij zal gaarn wat naar u wagten; yerkiezé
niet te zenden met eenen vaii des Hren. Bickmans^
knegten -nog althans niet. Ieder uur is
nü, of kan van veel. belang zijn; en kan eene
Veranderingè in uwe befliiiten noodzaakelijk niaa-^
ken. ^ ^^ . .. _,
ik hoore, dit oogenblik j dat mijne Moeder
veel geroep hpeft^, en iedei-eeh op den been Jacigti
Zij zal wel haaft, qnderftëlle" ik, mij Q^-^mijne
tezigheid tot het onderwérp van haar óhHerzoek:-
maak en; ,
. ' Vaarwel, mijne,waarde. Dat dè hemel ü be-
Waare , en u met eere zo onbezoedeld als ii ge-
'moed, wedergeeve aan .
"Üv:è aïtóos'io'égèkégehé^
L· · ■
i r^ :
AriNÄ HówÈ^
" < f.Lli ·:ίίί !''.: \ ·μ:;,;· . . Viir il
III. Deel.: ^ ^
- ----
-ocr page 142-f Jk ■
I ;n
"er Claris'sa H'arlowé, aan
ΊΙ-J 11:; ; Π · '
. Oóndérda^namiddag^ den 13 van Aprih
- '- ' Het. is rnij;'biiemdig leed, mijne alcoos-waar-
<!e en altóos-minzaame vriendin, dat ik eene droe-
vige gelegenheid verilrekkc van misnóëgen tus-
fchen uwe Moeder'en ii. - ———^ Hoe veel per-^
foonén hebbe ik ongelukkig gemaakt !
Konde ik mijzelv.e niet trooften, dat mijne'
Öwaalinge niet re Wfjccn is aan eene ondeugende
en moedwillige roekeloosheid van mijzelve daar-
in ter néér te werpen,'"ik zoude de elendigfte aller
fchepzelen zijn. tb έϊίδ^ het iiu isf' lijde ik ftraiFe
genoeg met verlies ^van mijn chara^er y hQt
welk mij Waardiger wasjdan mijn léévên;' en met de
wreede vertwifffélingeH en raadeloosheid\ die^^
met mijne hoope llrijden, en die elk bij beurten'
de overhand krijgende mijne ziele tufïchen zig
verfcheuren.
Ik denke-, evenwel, dat gij uwe Moeder be^
hoort te gehoorzaamen, en u van eene briefwifle-
linge met mij af te maaken ^ ten minilen voor te-
genwoordig. Draag zorg dat gij niet in mijne
dwaalinge vervalt; want die begon met bet voort-
%rtten van eene verhoode^i^ briefwißelinge^^; eene
tóefwiirelinge , welke ik^dagt in mijne'magr te
heb-
Κ
iKi
f
ί 1
ir
JUFFER CLARISSA HARLOWE.
fïébben om naar welgevallen af te breeken. Mijn
talent is .papier bekladden ; en ik verviel te gerée-
der tot deeze vrijheid, alzö^ ik vermaak vond in
het fchrijven ; beweegredenen daarbij hebbende,
welke ik loflijk agtede; en, voor eenigen tijd, de
toelaatinge vati alle mijne vriénden, bm aan heni
te fchrijven. (a)^ ' / ' ■
' ' Nogtharis wat'deeze briefwiiTelinge-.belangt^
wat fchaade kon daaruit koomén', indien üwe
Moeder kóii worden overgehaald oili toe te ftaen |
Zó veel
/
dat 'mert daarmede voortging
voorzigtigheid en verftand als gij bezit; en daai^
gij, met dan mij te fchrijven, onder geen verzoe·
kinge legt vati zulk een kwaad voorbeeld· na té
volgen, als ik gegeven hebbe — Mijne Brie^
ven ook -bij gelegenheid iiièt zèif-befthiildlginge
lijnde opgevuld. ' v, - ' 7·,
- Ik danke' ü, mijne waarde ·^ vaii gkntfcher
harten dankè ik ii voor uwe vrienBlijké aanbiédin·?
gen: "Gij moogt verzekerd zijn, dat ik eef aan it
^ou wiHen.,verpligt zijn, dan aan eenig lëe^^ndi
iiienfch. De Hr.'Lovelace zoii de Jaatftè lijn«
Denk derhtóvèn niet ; dat · ik door üwf güiifteii
van de hand te wijzen , eeii öogmèfk lï^bbe feini
mijzeive onder verpligtinge aan heni,. të léggen.
Gaarn hoope ik nog (niettregenftäeinije het?
geen gij fchrijft) dat mijne vrienden inij inijn wei;*
nig geld, te gelijk met mijne kleederèti zullen'zenf
öen. Zij zijn te bcdag'tzaam^ zomiiiige vaii heii
ten minilen, om toe tè laaten dat ik onderzulké
iaage moeijelijkhedén gebragt worde. Miffcliieri
zullen zij niet veel haaft maakeri om mij të Wille
É X vé
1
η
/ ■
(d) Zie D. I. bl, t4> 15,
tr' ' -
-ocr page 144-te zijn., Dog zo niet j dan kan ik egter nog geeti
gebrek hebben. Ik geloove dat gij van -gedagten.
zijt, dat ik met den Hr. Lpvelace niet moet twis-
ren over de koilen van de reize en het logement 5
tot dat ik een vail verblijf kan bekoomen. Dog
ik hoope wel haaft zelf van die zoort van verplig·-
tingen een einde te maaken.
Weinig hoope is 'er inderdaad tot eene Ver-
zoeninge, uit uw berigt van mijns Ooms bezoek
bij uwe Moeder, om haar op te zetten tegen een
bijna vriendloos fchepzel, welke hij zelve voor-
maals lief had! Dog is het mijn pligt niet, daar^
ioe de proef te neemen ? Behoore ik wel mijne
dwaalinge verder uit te ftrekken door hardnekkig-
heid en verftoordheid, om dat verlloord zijn;
hetwelk hun redelijk moet toefchijnen , alzo zij
onderftellen , dat mijne vlugt van te vooren be-
raamd was; en voorzoverre men hen heeft doen
gelooven , dat ik bekwaam ben om άααΗη ,οχί
ever hen te zegepraal en , met den man dien ztj
haat en? Wanneer ik" alles gedaen hebbe wat-in
mijn vermogen is, om mij in hunne gunft te her-
ilellen , zal ik' mijzelve dies te minder te verwij-
ten hebben. . r^,, nm
(58
r
Deeze bedenkingen doen mij in twijifel han^
gen y omtrent het volgen van uwen raad ten aanzien
van hes Trouwen*^ en te meer, alzo hij zo gereed
is om mij te believen ten opzigte van mijne voor-
gaende voorwaarden, welke hij mijne Bevelen
iioenit. Nog kan ik, nu dat mijne vrienden, ge-
lijk gij mij onderrigt, zig zo heftig verklaard heb-
ben regen \\Qt α an neem en van Je bßmiddelinge
der Ladfs van des Hren, Lovelaces familie, mij
'l·'
l
rf\
ötidér haére-Mbefcherminge ibegeeven, ten zij ik
beflooten hebbe om alle hodpe ter Verzoeninge
met mijne eigene op te geeven.
Nogthans zo 'er eenige gelukkige aanleidingé
konde worden uitgedagc, om dit zo begee-relijk"
einde uit te werken, hoe-zal de voqrilag dog aan
mijnen Vader kunnen gefchieden, terwijl· deeze
man bij mij, of nabij mij is? Van den anderen
kant; bijaldien zij mij met geweld te rug haalden
(en dit, zijt gij van gevoelen, dat zij zouden on?
"derneemen, waare-het niet uit-vreezc voor hem)
hoe zullen dan hunne geilrehgfte dwangmiddelèi»
gebillijkt worden door mijne ontvhigtinge vanheni
-OndertuiTchen, aan welke berispingen, gc^
lijk gij mij te binnen brengt, ftelle ik mij zelve
bloot, terwijl hij en ik te zamen, en onp;etrouwd
zijn ! -Nogthans [kan ik ook met geduld
deeze vraag doen ?] is het wel in "mijne niagt ?
O mijrie 'waarde juiFer Howe! En moet ik in zulk
■eene laagte gebragt zijn, dat ik om het arm over-
ifchot van mijnen goeden naam in het oog der we^
reld te behouden, deff gunfligen en aangenaa-
7nen voorßug van- de lippen deezes nians moec
mrwagteii^en waarneemen?
Waare mijn Neef Morden in Engeland, alles
zou dan nog miiTchien gelukkig ten einde kunnen
'gebragt worden.
«r Indien 'er geen andere bemiddelinge dan de
zijne kan verkreegen worden, om de gewenfchte
tVerzoeninge te ónderneemen·,-en indien mijne
omilandigheden met den Hr. Lovelace ondercus-
Tchen'niet veranderen, moét 'ik .mij zelve 'in een
'ftaat van onafhankelijkheid, tragcén te houden-tdü:
Ε 3 dat
I
V
'f0 DE HISTQRIE VA^ Sfif
dat hij 'overkoonu, pp dat ik viyjheid moge hcb^
ben om mi) naar zijn raad en geleide te bellieren.
Ik zal u berigten, gelijk gij verboekt, van al-
les wat tuffchen den Hr. Lovelace en mij voorvalt.
Tot nog toe hebbe ik in zijn gedrag niets ontdekt,
dat heel: berispelijk is. Nogthans kap ik niet zeg?
gen, dat de eerbied , welken faij mij toont, naar.
inijne gedagten een loiTe, ongedwongene en na-
tuürelijke eerbied is, fchoon ik bezwaarelijk kan te
kennen geeven waar het hem hapert.
Dog hij heeft ongetwijiFeldfeenen ftoutmoe-
digén en indringenden geeft. Nog isrhij zo be-
iphaafd, dan men van zijne Opvoedingen en ande-
re voqrdeelen, zoii mogen verwagten dat hij zijn
zoude. Hij fchijnt, in 't kort, zodanig een te zijn,
die aitoos te veel zijn eigen wil geh?4 heeft, dan
dat hij zig zou bevlijtigen om zig te fchikken naar
dien van anderen.
Wat belangt om eenig vertrouwen in hem te
ilellen, Ik zal zo gereed zijn om uwen raad te vol-
gen in deeze bijzonderheid, als in alle andere, en
als hij zal zijn om het te verdienen. Maar daar ik
^dus van hem hen weggeiroond, Yilet dleen tegen
wijn oordeel^ maar ook tegen mijne neiginge,,^
lian hij ^ of eenig menfch daar ver wagten, dat ik
hem onmiddelijk met vriendlijkheid zou, behande-
len , als of ik mij aan hem verpligt erkpnde voor
dat hij mij heeft weggevoerd? — Zo ik; dat deed,
moeft hij niet denken, dat ik met fnoode veinze-
rije omging, ofdathij datftuk'er doorkreeg,
of naderhand ? . ^:.,
r Inderdaad , inderdaad , mijne waarde , ik
ton mijn hair wel kunnen uitplukken, als ik o-
ver-
-ocr page 147-jbfffir' CLARISSÄ' HAREX)WE.
i^erweege wat -gij fchri fc ften' aanzien van de wiiar-
. fchijnelijkheid^ dat äde gßvre-esde Woensdag meer
e gevreesd wierd dan het noodig·'was) te denken ,
dat ik dus van deezen man zou feètrokken zijn; 'en
dat, naar alle waarfchijneiijkhddydoqr zijnenfriob-
den huureling Jofeph 'Lenian I't^ulk eene voorbe-
'dagte en uitgewerkte boosheid als dit zijn moet!
-- Moefl: ik niet, bij zulk een man, ' ίηιΐζβί-
m verwaarloozen, indien ik niet agcerdogtig- eh
waakzaam waare ? -'Welk een leevéh liög-
thans voor'een gemoed zo openhartige en van
'patuure zo weinig efgdenkende-^ als het mijne?-
Ik ben aan den Hr. liickman verpligt voor
den bijftand, welken hij zo vriendlijk
: verleenen aan onze briefwiiTélinge. > Hij liëeft zo
ipeinig waarfthijnelijkheM' o'm zi^ ^ièswegCns
eene meerder verdienfte te feehaaleii' bij de TJ'og-
ter^ dat het mij zeer leed zal zi|n, 'indienUiij 8ij
de Mö^i^r ^daardoor eenig gevaaf-ïoope," / . ■ ^
Ik ben nu in eenen ilaat van verpiigtinge aaii
- anderen : -vDius moet ik te vreêden zijn met al het-
,geen ik niet kati hφen. Welken hebbe'ik dog
de magt, mij vooiTnaals-zo diérba^r , omte vèi·-
pligten?-Hetwelk ik-ineene^ mijne'..waarde,
is, dat ik miiTchien verwagten moet, dat mijn In-
vloed op u verzwakt is door mijne onbedagtzaafß-
heid. Niettemin wil ik zó ik het hei-
pen kan , niet hegeeven ^ nog het voorregt los
' laaten, 't welk gij mij"plegrte"gunnen, van u te
zeggen, wat ik denke van zodanige gedeelten uvvs
'gedrags, weikelk niet moge goedkeuren.
Gij moet mij derhalven toelaaten , al hoe
. geitreng uwe Moeder ook zij tegen eene die zon-
E 4 der
-ocr page 148-ψί Ρ.Ε HISTORIE VA« ^
der,VQorbedagcheid misdreeven heeft, te zeggen#
dat ik uwe rapheid tegen haar onverfchooneiijk
agte -—r- Orn voor tegenwoordig over te ilaen,
lietwdk ik niettemin mij niet weinig aantrckke,
dat gij mijne nab^ilaenden genoegzaam zonder
qnderjcbeid zo yxï] héhviÏiAQ\.z, · ?
Zo gij pMgtshalvm van uwe vinnigheden eii
ongeduld niet wilt aflaaten, mag ik u bidden, doe
Jiet dog om mijnentwille^:.-Nademaal an-
ders uwe Moeder wel mag vree:5en , dat mijn
voorbeeld, gelijk een zuurdeefem, indringt: in hec
gemoed van haare Veminde Dogcer. En zou zulk
«ene yreeze haar mogelijk niet een onverzoenbaar
misnoegen tegen mij kunnen inboezemen ?
Ik fluite het afichrift van mijnen Brief aan
mijne Zufter hier in , welken gij begeerig waart
te zien. Gij zult bemerken, dat fchoon ik mijn
poed niet met volle woorden , en van mijne
Voogden geeifcht hebbe, ik egter van ter zijde
verlqf begeerd hebbe om mij derwaards te begee-
ven. Hoe blijmoedig zoude ik mijn woord hou-
den , indien zij de aanbiedinge wilden aanneemen,
.welke ik vernieuwe ! ——r-— Het was niet ge-
voegelijk , geloove ik dat gij ook zult denken,
pm veele redenen, te bekennen dat ik tegen mijne
geneigdheid wierd weggevoeid. Ik» ben , mijne
.Waar^le. vriendin, )
I, , »ho.os'ver^ligte eti toegenegen&
-ί ■
' CL. HARLOWE.
ί·4Λ (
"ί! ί
"Λ:.·· '
-ocr page 149-1
Juffer CLARISSA tiARLpWE. . ^
vi. brief.
\f4aft Juffer Arabella Harlowe, |
)
i \In^eflx)oten in den margaenden aan Juffer
Howe.']
St. Albans^ dßti n "can April,
Mijne maar de Zußer^
Ik hebte, bekenne ik, mij fchuldig gemaakt
aan eene daad , die eenen fchijn van ligtv-aardig-
heid en onpJigtmaatigheid heeft. En ik zoude de-
zelve onverfchoonelijk geagt hebben , waafe ik
mee minder ilrengheid behandeld, dan ik in ee-
nigen tijd gevveeft ben ,· en had ik geen al te groo
te reden gehad om te dugten, dat ik ilond te wor-
den opgeoiFerd aan eenen man, om v/elken ik
niet kon verdraagen te denken. Dog het geen
gefchied is, is gefchied--Mificliien zou ik kun-
nen wenfchen, dat het zo niet v^raare; en dat ik
mij verlaaten had op de toegeevinge van mijne
waarde en geeerde Ouderen.--Dit egter op
geen andere beweegredenen, dan die van onder-
daanigheid jegens hen. ·— Tot welke ik bereid
ben weder te keeren (indien het mij niet mag vrij-
• ftaen om mij naar Het Bofcb te begeeven) op die
voorwaarden, aan welke ik mij voorheen hebbe
aangebooden te onderwerpen, . 'l
de historie van
Nog zal ik op eenigerhande wijze afhangelljk
zijn van den perfoon, mee wiens behulp ik dee-
zen ßap, mei meerzin waarlijk, gedaen hebbe,
die onbeftaenbäär zij mee eenige redelijke ver-
bintenis welke ik zal^aangaen, indien ik niet ver-
der worde weggeftooten. Geef mij geen reden
om, Nu in dit gewigtig en hachelijk tijdgewrigt I
•\ie, zeggen , dat ik wel eene Zufter, maar geen
vriendin in die Zufter hebbe. Mijn goede Naam,
mij dierbaarder dan het leeven , (wat gij u ook
verbeelden moogt wegens den Hap , dien ik ge-
daen hebbe) is gekrenkt. Een weinig verzagtinge
kan, nog zelf, dien ten grooten deele heriïellen,
en datgeen flegts voor een misveriland van korten
duur doen doorgaen, 't welk anders een vlek za^
zijn zo lang duurende als het leeven , op een
fchepzel , welke reeds behandeld is met groote
onvriendelijkheidj om geen harder woord te ge-
bruiken.
Om u zeiver wille derhalven, om mijns Broe-
ders wiiie, door wien ik (moet ik zeggen) in die
parket geiïooten ben, en om den wille der gehee-
le familie , verzwaar mijne misdaad niet, indien
gij het alles u te binnen brengende , voor eene
misdaad houdt, nog breng eene Zufter vooi al-
tpos in gevaar, door de ongelukkige oneenigheid
te verwijden ■—-- Bidt >
Uwe toe gene gene
CL. HAR LOWE.
Λ
ik zal het voor eene zeer groote gunft opnee-
! men,
1 i
i:
φ I
t · i ^
si'
"«J Λ tV 1
-ocr page 151-Juffer CLARÏSSA HARLOWE. ^f f j
men , dat mij mijne kleederen zonder ver- !
toeven gezonden worden, nevens Vijfdg -
Guinies, welke gij zult vinden in mijn Les-
fenaar (welks fleucel ik hier in fluite); als
mede de Godgeleerde en Miscellanifche
Boeken van mijne kleine Bibliorheek; en,
zo men het goedvindt, mijne Juweelen ! ƒ
--Geadrefleerd aan Omtelaacen, [ '
ifOt dat 'er om gezonden wordt, ten huize . |
van Mr. Osgood, nabij Soho-square,
Be Hr, Lovelace , aan Jan Bedford,
Schlldkn..
Be Hr, Lovstace geeft in. gevolge vän zijnen
laatflen Brief (ßo. III,) aan zijnen Vriend
een herigt (^genoegzaam van den zeiven in-
houd met dat der Lady') van alles v:at
■tußchen hen voorviel^ in de Herbergen, op
de reize, en tot dat zij hun verblijf namen
hij Mrs. Sorlings. Om alle herhaalinge te
mijden , zijn alleen die paffagies uit zijn
Verhaal getrokken, welke dienen mogen om
het haare. t% verfraaijen ; om zijne oog-
merken te openhaaren ; en om zijn talent
van grappige geeßigheid , waarin hij uit-
muntede^ am den dag te leggen.
Bij hunne aankoomß in de Herberg te St, AU
hans ^ 's Maandags-avonds y fchrijft hij dusi
ei
-.-κ· *
.........~ϋί
^ D e η i s τ ο R ί Ε va w "
Het volk, 't welk rondom ons kwam, toen
wij uit de koets traden, fcheen, uit het laaten val·
l^n van hunne kaaken, en het optrekken van hun-
ne oogen , zig te verwonderen op het zien van
eene bekoorelijke jonge Lady , met eene maje-
ileit in haare houdinge en gelaat, zo net gekleed,
i m egter met zulke onthutlle trekken , van eene
, rei^e koomende, welke de heeften had doen roo-
kten , en de knegten zweeten. Ik las hunne
nieuwsgierigheid in hunne tronijen, en de onge-
ruftheid mijner beminde in de haare. Zij wierp,
•toen zij uit de koets kwam , een befchaamd oog
op haar gewaad , hetwelk geen ge-waad was; en
met^wegftootinge , gelijk ik zeggen mag, mijne
,behulpzaame hand los laacende , fpoedde zij zig
in huis. * * *
fH
[t
m
O
4:'
i
j·"· ί
EÄiiVäiiisseigSÄ-i ύ''
Ovidius was geen grooter meeiler in .her-
fcheppingen dan uw vriend. Bij de vrouw van
den huize veranderde ik haar aanilonds in eene
Zufler, welke ik onverhoeds gehaald had van het
huis eens ^Nabeftaenden (daar zij den winter had
doorgebragt) om te beletten dat zij trouwde aan
een verbruiden Ligtmis [gaarn blijve ik altoos zo
nabij de waarheid als ik kan] van welken haar Va-
der en Moeder, haare ouder Zufter, alle haare
liefliebbende Oomen en Moeijen, en Cpuiins,
een afkeer hadden. Dit kon tot 'eene reden ver-
ilrekken van de vei-wagte droefheid van mijne Be-
koorfter; van haar misnoegen, als zij weder bij
mij kwam, zo het haar bijbleef; van haare, tot
eene reize ongefchikte kleedinge 5 en tevensgaf
. —. ■■ c ■ ^ ^ het
Juffer CLARISSA HARLOWE. yf,
Hec haar eene welgepaile en tijdige verzekeringe ^
van mijne eerlijke oogmerken. ^ . . ; -
■ ^
1
■ Ter gelegenheid van de redentwifl tuffchen ie
Lad·^ en hem, en bijzonderlijk ten aanzien-
. , van dat gedeelte daar zij hem verwijt, een
jong Jchepzei genoopt te hebben tot het ^opof-
feren ναη. haar Pligt en Confcientie 9
fchrijfthij·-— '■-r.,.-;·;
) ƒ
bil
r
Alle deeze, én neg meer grievende dinge» -
zeide zij. . . rr
Ik hoorde haar met ililzwijgen. Maar toen.
het mijne bem't wierd, pleitede ik, redeneerde^
ik, beantwoordde ik haar zo goed als ik konde. „
--— En toen het met demoedigheid; niet,
wou lukken, verhefte ik mijne item, >en liet mij-,
ne oogen'van toom glinfteren ; mijn voordeei.
hoopende te doen met die lieve blóheid, welke.
zo beminnelijk is in de Sexe, en waaraan ik mijne ^
overwinninge over deeze fiere Schoonheid' voor-,
naamlijk verfchuldigd ben. ^
Zij liet zig, evenwel, geen fchrik aanjaa-[
gen; en haar gemoed was aan 't zwellen tegen;
mij; en zij zou op mijne verdeediginge hebben.
ingebroken. Dog als een man over zodanige on- '
derwerpen ipreekc tegen eene vrouw, laat haar
nog zo hoog in Alt klimmen, het zou vreemd j
zijn, dat hij den walvifch niet . eene ton zou kun-
nen toegooijen ; — dat is te zeggen, dat hij haar.
niet zou kunnen afleiden van zig te beigen .over^
eene iloutheid, dgpr twes j of ^drie al zo ftoute^
mm
m
dingen liit te flaen; dog die eene guniligör Uitleg-i
ginge kunnen veelen.'
Omtrent dat gedèèlte^ daar zij Bern [preekt
van de zwaarigheid die zij in den begin-
ne maakte, om briefwilfelinge met hem te
hóuden, fthrljft hij dus:
Dat is wel waar, iliijneprecteufèl
— En
ontelbaar zijn de zwaarigheden geweeil, met wel-
ke gij mij hebt doéii worilelen. Maar ten gee-
nen dage zoudt gij wel mogen wenfchen , dar
gij deézen roem geipaard hadt; zo wel als die an-
fee trbtfe fraaijheden„ Dat gij Solmes niec
„ verwierpt om mijnent wille: Dat roem,
5, zo ik mij zelve verhefte op het wegvoeren van
„ u, uwe fchande was: Dat ik meèr verdienfte
hebbe bij mljzelven^ dan bij u , öf bij iemand
k· !
%
11
ii
Ä
'l' 5
?5
lÏVelk een fiwèshaan maakt zij van
5, mij ^ Jan!~\ Dat gij uzelve weder wenfcht te
5, zijn in uws Vaders huis, wat bok het gevolg
,, mögt 'weezen. „ Zo ik u vergiffenis verleene,
Bekooriler, van deeze trekken, van deeze ileeken,
van deeze wenfchingen, van deeze verfmaadin-
gen, dan ben ik de -Lóvelace niet, voor welken
men mij gehouden 'heeft'; en welken uwe behan-
dëlinge van mij toont dat gij -iliij denkt te
zijn. ·
In het kort, haare geheele houdingen geduii-
rende deeze redentwiit, vertoonde eene majeilu-
eüfe zoort van verontwaardiginge , die te ken-
ticn gaf dat zij zig' ift bekwaamheden verheven'
iig-
anders:
-ocr page 155-Juffer" CLÄRISSÄ HARLOWE. yp |
agtéde boven den perfoon , tegen wiéh z3 1 ' ( '
Gij hebt mij dikwijls hoorén Uitweiden over ;'
dè erbèrmelijke figuure, welke een mail moet litaa- ' , | J
kén , wiens vrouw meer veiiland heeft^ oigelooft I \''
te hebben dan hijzelve. Duizend redenen zóuiki^
kunnen geevéii, waarom ik niet behoofe te dèfikéii >
öm JiiiFei* Giarifla Harlowe te trouwen: Ten min-i ;
ften tot dat ik kah verzekerd zijn , dat zij mij in^f l^i
h'aäre lièfde dien Voorrang geeft j- welken ik Vim- * ■
eéne vrouw verwägten moet. | ,
Ik beginne te wankelen in 'mijne beflmïeti s' ^
Daar ik altot)s zó 'afkeefig wäs van de HuWélijks-
Boeijens, hoe ligt kunnen die oude voofo'ordcè-"' ^
lèn weder opkóöinen i De Hemel geeve mij eeii /
hart om eerlijk te^zijn jégèiis mijfté Gkriiïai" ' f
Dat is een gebed, Jan! Zo ik niet verhoord wierd^ '
wat een droevig ding zoU dat zijn voor de ver*·
wonderénswoardigfté der vróuwen ! —^ Nog^'ï
thans dewijl ik dén bemêi mét ïtiijnc gébèden^ ν
niet dikwijls laftig valle, wie weet of mij dit wel'
niet vergund mag worden?'·' ' njwu
Dog daar doen zig zulke bekoorelijké móeije-
lijkheden voor mij op, zulk eene Ichoone gelegen-'
heid tot minnei^ahken-, tot krijgslifteti, tót aïiilfla-'
gen --— Wat een fchrikkelijk 'ding is het, ddt"
die mijne bekwaamheden dien weg heen gérigt
^jn! —^ Daar ik weete Wat betaamelijk e^n re^^
éh genoegzaam zou wenfchen, om eerëlïjk'te-
zijn? —Genoegzaam^ zegge ik; want zulk-een'
fchobbejak ben ik, dat ik-hét niet geheel én iali
kan wenfchen, al hing'er mijne ziel aan! -
^ulk eene zegepraal over de geheele Sexe ^ indien
-ocr page 156-' -De HISTORIE van-
I
hh'
ik deeze Lady kan te onder brengen! —Mijné
maagdlijke gelofte, gelijk ik hec noemen mag! —
Want begon,deSexe niet eeril tegen mij?--En
fpaarc deeze Lady mij wel? — Denkt gij, Jan^ dac
ik mijn Rooze-knop zou gefpaard hebben, indien
men mij dus getart hadf —— Haare Grootmoe-
der verzogt mij, in den beginne, ombaar Roo-
ze-knop tt [paaren; en als een meisje in iemands ^
magt gerteld. is, of haar zelye ftelt, wat kan hij
verder wenfchen ? terwijl ik tegenkantinge en
weeriland altoos aanmerkte als eene uitdaaginge
om mijn beft te doen (a).
Waarom» waarom dog; wil het lief fchep-'
zei zo veel moeite neemen , om mij geheel als ijs
toe te fchijnen ? —- Waarom wil zij, door
Jhaare fierheid, de opwekken? -Hebe
gij j in het boyenftaende ^ niet gezien, hoe ver-
agtelijk zij mij behandelt? -Wat hebbe ik
al niet om haar, en zelf van haar geleeden?---
Moet ik verdraagen i dat mij gezegd wordt, dac
4j mij veragten zal., zo ik mijzelven waardeere
boven dien haatelijken Solmes? , j
Daarenboven fnijdt zij alle mijne vuurige be-
tuigingen kort af- Getrouwheid te zweer en , is
door eene vervloekte draaij tegen mij, zo veel als
te toonen, dat'er, naar mijn eigen gevoelen., re^;
den is om daaraan te twijffelen. ——— Dezel-
ve ftreek, die ze mij eens te vooreni gaf (b). In
mijne magt, of buiten mijne magt,; is eveneens
bij deeze Lady. -— Dus, Belford, worden
' t·
mijne arme gelofteh in mijne keel ter neer ge-
duwd^
f.- f
'ï
(a) zie D, Lbl 365.
(bj Zie D. 11. bl. 104;'
düwd , vboi^ (lat zij tër degen tot aan mijne Jip-
J)en kunnen opkooHien. En wat kan een Min-»
naar aan zijne Matres dog zeggen, zo zij liem
niet wil laaten liegen of zweeren ?
Ik nam mijne toevlugc toe een klein loojpje:
• Wannéér zij mij zo hard dreef om haar te verlaa-
ten, deed ik haar een verzoek op eene voorwaar-
de welke zij niet kon weigeren; en hield mij voor
het uiterlijk, toen zij het toeftond, zo dankbaar,
üls of het eene gunft van het uiterft belang
waare. . : ' ^
En wat was Dit? dan te belöoven, 't welk
zij te vooren al beloofd had, „ Om nooit aan ee-
j, nijg ander man te trouwen >, zo lang ik leeve,
3, en ongehuwd ben , ten zij ik haar reden vah
j, groot misnoègen tegen mij zou geeven. „ Dit,
weet gij, was nietmetal te belooven , dev/ijl zij
geftoord kón zijn wanneer het haar beliefde; en
het oordeel over de ergernis aan haar alleen hing.
Dog het toonde haar, hoe redelijk en billijk mij^
«e verwagtingen waaren, en dat ik geen ftoute
indringer was.
Zij gaf haare toeftemminge; en vraagde,
Welke verzekeringe ik verwagtede?
Haar woord alleen»
Zij gaf mij haar woord: Dog ik verzogt
haar excuus dat ik het verzegelde: En op het zel·^
ve oogenblik (nademaal naar toeilemminge te wag-
ten, zo veel zou geweeft zijn als om eene weige-
ringe te vraagen) kuile ik haar. En, gij moogt
mij gelooven, of niet, dit, zo 'waaragtig ik hoo-
pe te leeven, was de eerfte maal dat ik de cou-
j-agie had om haare bekoorelijke lippen met de mij-
vilIDeei. F ne
mÊÊomÊÊÊÊÊÊÊÊm
-ocr page 158-gl DE HISTORIE VAÏÏ
ne aan te raaken. En die zegge ik u, Belfofi^i
dar Die enkele drukkinge (zo zedig gegeven, als
; of ik al zo zeer eene maagd was als zij zelve, op
dai: zij op eenen anderen tijd mij niet vreezen
: mögt) mij meer geneugte gaf, dan ik ooit onder-
- vonden hebbe h\] hQX. Ultimatum met eenige an-
dere vrouw. ——— Zo dierbaar maaken ont-
zag, eerbied, en een gefchroomd verbod , eene
gunil!
En nu, Belford , vreeze ik alleen , dat ik
al te loos zal zijn; want zij praat tegenwoordig
niet genoeg voor mij. Ik weete naauwlijks nog,
■wat ik van het lief fchepzel maaken moet*
Ik fpeelde 's Maandags avonds te St. Albans
in de tegenwoordigheid der Hofpita de rol van
eenen Broeder; mijne Zuiler om vergiffenis vraa-
gende, dat ik haar zo onbereid tot eene reize had
medegevoerd; fprak van de vreugde, die mijn Va-
der en Moeder , en alle onze Vrienden, bij het
ontvangen van haar zouden hebben; en dit wel
mee zo veel omftandigheden , .dat ik uit eene
blik, die zij mij gaf, welke door mijne nieren
heen ging, bemerkte dat ik te verre gegaen was.
Ik ontfchuldigde mij daaromtrent wel , toen wij
iilleen waaren; maar ik kon om de drommel niet
gewaar worden, of ik daardoor de zaak beter of
erger maakte, i
Dog ik ben al te rondlijk van aart: Mija
voorfpoed, en de vreugde , welke ik geniete we-
gens het juweel, 't welk ik half in bezittinge heb-
be , heeft niet alleen mijn boezem ontflooten ^,
maar de deur geheel open gelaaten.
V Dit is eene verbruide llimme ^Sexe. Wilde
zi}
Ute
■^äßiifff' I Γ· fii ιιι«ιιι«Ι·Τί II iiiiiiiniÉliifcfaBiÉi
JüFFÉil CLARISSA HARLOWE. 85'
iij maar rege uit fpreeken, gelijk ik doe ---
Maar ik moet agterhoudendheid van haar leeren'.
Zij moet noodwendig onvoorzien zijn van
geld i Dog heeft té veel iierhèid om van mij'ee-
nig aan. te neemen. Ik zou wel gaarn gehad heb"
ben , dat zij naar Stad ging \_Zo hei mogelijk hj,
moet ik haare toeße,mminge verlirijgen om naar
Stad te gaen\ om zig te voorzien van dé kofte-
lijkfte Zijden-StoiFen, die dezelve kan uitleveren.
Dog hier wil zij ook niet aan. En egterV gelijic
mijn'-'överbriever" mij berigt, hebben ïTaare on-
verzoenbaare Bloedverwanten beflooten, ^ haar alle
moéijelijkheid aan te doen'die zij kunneiii '
Deeze bloedbeulingen hebben den géheelen
tijd zederthaarè vlugt, zig in (den hoogften "graad
uitzinnig aangefteld; en gaen nog, de^hemxl zij
gedankt, in hunne uitzinnigheid voort; 'éti zullen'^
hbope ik , een jaar lang in toekoomende, daar-
mede aanhouden. Nu is het eindelijk, *ëens^mijd
Tydi,:^ ; TV ' . - ■ -
Bittèi· rouwt het huri ; dat zij haar foeliéten
haar gevogelte- te bezoeken , eil in den 'tüin te
wandelen; hetwelk haar de gelegenheid gafoni
èene vlugï Werkftellig te maaken, welke zij onder^
Hellen voörtf beraamd te zijn. Want wat be-
langt haar middagmaal in het Klimop-prieel ""zij
hadden een loos oogmerk te bereiken met zulks
toe te laateri, gelijk Lijsje aan haaren Minnaar ]o-
feph vertelde (a). ^ - *
Zij lieten, zeggëti ze, ëen uitfteekend vöpi*-
wendzel voorbijgaen om haar nog naauwer op
te fluiten, wegens mijne bedreiginge nn haar te
* F ζ .. jèr-
(ä) D. 11; Bï, 45. bl. . ' '
-ocr page 160-verloiTen, indien zij beilonden haar naar het in
eene gragt beiloocen huis van den ouden Anto-
nij te vervoeren (a). Want dit, gelijk ik u in het
Hert vertelde , en gelijk ik eens aan het lief
ichepzêl, zelve te kennen gaf (b), namen zij in o-
yerweeginge om te doen ; vreezende, dat ik on-
Idernèémen mögt haar, bij de eene of andere van
deeze haare met· oogluikinge toegeftaene wande-
lingen,, ,het zij met of tegen haaren dank, weg te
voeren·..,......< '
' Dog hier was mijn eerzaame Jofeph, die mij
daarvan kundfchap gaf, mij van wonderbaaren
dienii. 'Ik had hem geleerd de Harlowes diets^te.
maaken, dat ik al zo gem.eenzaam was met mijne
knegcen , als hun domme iKobus was met Jofeph
(c): Jofeph kwam gelijk zij meenden , door
Willem uit te hooren (d), agter alle mijne gehei-
men , en . kreeg kundfchap van al Ie mijne^ onder-
neemingen : En hebbende ook opj^zig o genomen
om een waakerd'oög te houden op alle de beweeg
gingon van zijne jonge Lady (e), zo was de wij-
ze familie geruft; en zb was mijne Beminde; eit
zo^was ik ook." " , ^ ^ ,
Eens had ik het in mijn hoofd (en ik maaktQ
'er eenig gewag van aan u (f) ,άη , eenen j,voor-
^aenden) ingevallezulk een ftap noodzaakelijk zou
' zijni
(a) Zie D. Ti. Br en Rr 38. bi 394
<b) D. iï. Rr. 35. bi. 360 Zicook Br 4 J. bi 471.
(c) D II. Br 46 bi 484 , et) 491
(li) Oir zal verder in den 17. Br, van dit Deel ontvouwd
wordcfni s . . . f
^ Zie D I bl. J14, 371.
D. I. bl. 374.
-ocr page 161-JüFFEÄ CLARISSÄ HAiLOWE. ^
zijn, om te onderneenien haar bij verraflinge weg
te voeren uic de Houtfchuure , als welke verre
van het Woonhuis is afgelegen. Dir, had ik het
ondernomen , zoude ik zekerlijk ook hebben uit-
gevoerd, met behulp der Broederfchap: En het
zou eene daad geweell zijn onzer Allerwaardig.
-- Maar Jofephs Confcientie, gelijk hij het
noemde , ftond mij in-den weg ; want hij dage
dat het bekend moeil worden met zijne oogluikin-
ge gefchied te zijn. Ik konde, durve ik zeggen,
deeze zwaarigheid wel overwonnen hebben, als^Q
ligt als veele 'van zijne andere, had ik mij hier-
op niet veriaatén', nu eens dat zij op een middei>
nagt of laat wel eens zou bij mij koomen [En in-
dien zij dit gedaen had, zou zij nooit te rug ge-
keerd zijn]; op andere tijden, dat de flimme fa-
milie , zo wel buiten hun weeten als tegen hun
wil, mijn werk voor mij verrigtede.
Want ik wift heel wel, dat jakob en Ara-
bella vall: beflooten hadden npoit af te laaten v^n
hunne zotte verzoekingen en tergingen, voor dat
zij, door het haar moede tß maaken , haar of
Solmes wijf hadc!en doen worden, of zig fchuldig
maaken aan zodanig eene roekeloosheid , welke
haar voor altoos zou ilooten uit de gunil van bei-
de haare Oomen ^ fchoon hunne koppen met te
veel boosaartigheid bezet waaren , dan dat zij.
zouden bedoeld hebben om mij die:nil: te doen met
.haar te vervolgen.
F 5 . VUL
-ocr page 162-pe Hr. Lovelace, aan Jan Belfo^u,
SchlUkn,
' Ten Vervolge* '
Ik gaf het lief fchepzel groot genoegen, kon-^
dé ik bemerken , met JuiFr. Greme tot haar ge-
zelfchap bij haar te brengen, en de aanprijzinge
van die vroome vrouw omtrent een logement te
laaten doorgaen, toen zij weigerde haar intrek te
neemen op Het Jagtveld,
Zij moet wel gelooven, dat alle mijne oog-
merken eereiijk zijn, daar ik geen bijzonder loge-
ment voor haar bezorgd had, het aan haare keuze
laatende, of zij wilde gaen naar M. Burg, naar
Het Jagtveld, naar London, of naar eene van de
Pouairieres van mijne familie.
Zij was oogenfchijnelijk wel in haar fchik
met mijn voorflag , om Juffr. Greme bij haar in
de chaife te plaatzen , en dat ik zelve te paard
zou rijden.
Zommige luiden zouden fchroomagtig ge-
vveeil zijn, omtrent hetgeen tuiïchen I haar en JuiFr.
Greme mögt verhandeld worden. Maar alzo alle
mijne nabeilaenden de regtmaatigheid van mijne
oogmerken omtrent haar weeten of gelooven, was
ik uit dien hoofde gantfch niet ongeruil:; en te
minder , dewijl ik altoos verheven ben geweeil
bo-
-ocr page 163-Juffer CLARISSA HARLOWE. - ^^
boven huichelaarij, of dac ik wenfchen zou beter
geagc te worden dan ik ben. En inderdaad, wac^
reden zou dog een man hebben om een Huiche-
laar te zijn, die tot nogtoe zijne oogmerken te-
gen de Sexe beter beantwoord heeft gevonden,
om dat hij bekend ftaet voor een Guit? --
Wel hoe, deeze mijne Beminde zelf weigerde'
niet brieven met mij te wiilèJen , fchoon haarc
vrienden haar geleerd hadden mij voor een Ligt-'
mis te agten- Wie zou dan de proef nee-
men van een nieuw en erger charafter?
En daarbij is Juifr. Greme eene Godvrugtige
matrone , en zou om geen ding ter wereld zig
tegen de waarheid laaten omzetten. Zij plegc^
voorheen , terwijl 'er nog eenige hoopc was op
mijne Hervorminge , voor mij te bidden. Zij
houdt die goede gewoonte naauwlijks aan , ge-
loove ik; want haar waardige Lord maakt geen
zwaarigheid van bij gelegenheid tegen mij uit te
vaaren bij man, vrouw, en kind, die hem'maar
voorkoomen. Hij is zeer onpligtmaatig , gelijk
gij weet. Zekerlijk mag ik zo ipreeken; nade-
maal alle pligten weerkeerig zijn. Maar wat be-
langt deeze Juflr. Greme, arme floof! als milord
op Het Jagtveld is en de podagra heeft, en de Ka-'
pellaan niet is te vinden, doet zij een gebed bij
hem , of leeft hem eén kapittel voor liit den Bi-
bel, of eenig ander goed boek.
Had ik dan niet gelijk, met zulk een goedi,
flag van eene vrouw bij het lief fchepzel te bren-
gen; en haar, zonder belemmeringe, aan haïire
eigene praat over te laaten ? -^ En zeer drek
waoren zij in de praat, zag ik, onder het rijden;
1-4 ^ ^-en
-ocr page 164-η De HISTORIE van.
cn ik melde het ook wel; want zeer fchpon gk)ei-"
den mijne kaaken.
Ik hoope dat ik eer^lijk zijn zal, zegge ik
nogmaal: Dog dewijl wij broofche iiervelingen
niet ten allen tijde meefters van ons zeiven zijn,
moet ik fragten het lief fchepzel buiten fchroom,
te houden, tot dat ik haar bij onze kennijen^ ift
London , of op eenige andere veilige plaatze al-
daar kan krijgen. Zo ik, in dien tuflchentijd,
haar de minfte reden gaf tot agterdogt, of h^are
vrijheid beftond te bekorten; kan zij vreemden te
liulpe roepen , en het landvolk tegen mij op den
been brengen; en, miiTchien, zig aan haare Na-
beftaenden volgens derzelver goedvinden overgce-
ven. En ftond ik haar nu te verliezen, hoe on-
waardig zoude ik dan zijn om Vorfl: en Leidsman
te zijn van zulk eene Broederfchap als de onze!,
Hoe onbevoegd om mijn gezigt onder mannen
op te flaen! of om mijne tronij te vertoonen on-
der vrouwen!
Zo als de zaaken thans ftaen,, durft zij niet
bekennen, dat zij is weggegaen tegen haare eige-
ne bewilliginge; en ik hebbe zorg gedragen om
alle de Onverzoenhaare te doen gelooven, dat
zij met dezelve ontvlugt is.
Zij heeft een Antwoord ontvangen van JuiFer
Howe, op den Brief aan haar gefchyeeyen van
St. Albans (a). |
Welke de inhoud was, weete ik niet; dog
zij was op hetleezen van hetzelve in traanen ge-
dompeld. En ik moet daarom lijden.
JuiFer Howe is ook een bejioorelijk fchepzel;
maar
(a) D. II, Br, 47.
■n
JuFFEi^ CLARÏSSA HARLOWE. B^
maar verbruid bits en fier, ik vreeze haar al vrij
veel. Haare Moeder kan haar naauwlijks in coom
houden. Ik moet voortgaen met den Ouden An-
toni] , door mijnen earzaamen JoJeph, op die
Moeder af te zenden , om die Dogrer te beteu-
gelen, en mijne Beminde tot eene voJilagene af-i
bangelijkheid van mij te noodzauken (a)
JufFr. Howe kan geen tegenφΓeeken veelen.
Zo is het ook met de Juffer: Eene jonge Lady,
die bezeft dat zij zelve alie de moederlijke ver-
eifchten heeft, onder moederlijke tugt te ilaen;
■ een fchoone grond voor een man van
intrigue om op te bouwen! -Eene Moe-
der , overfchrander; eene Dogter over-leevendig;
en hun Hickman, die — over-geen-van-beiden is;
maar enkel een lijdelijk-
Waare het niet, dat ik een nog begeerelijker
yoorwerp hebbe! -—
Hoe ongelukkig egter , dat deeze twee jon-
ge Ladys zp nabij elk anderen woonden, en zo
veel kennis hielden te zamen! Hoe charmant kon-
de ik ze anders beide gedrild hebben !
Dog een man kan alle vrouwen niet heb-
ben , die hebbens-waardig zijn - Jammer
is het dog- daar de man een zo ZEER
Galante vent is I. ί
{a) Zie D. I. bi ji^,
IXi
de historie van
imii
De Hr, Lovelace, aan Jan Belfou»,
Schildkn,
Ten Vervolge,
Nooit was 'er zulk een paar van papier-be-
Waddende Gelieven, dan wij, -welker be-
lang het egter miiTchien zo zeer zij, om elkande-
len hetgeen elk fchrijfc, te onthouden. Zij wilde
wel niets anders te doen hebben. Ik wel ^ indien
zij het mij maar toeliet. Ik ben niet hervonnd ge-
noeg tot een Egtgenoot.--F attentie is eene
deugd ^ zegt Lord M. Langzaam en wis ^ is.
eene andere van zijne fpreuken. Zo ik niet heel
veel van die deugd bezat, zoude ik naar het be-
lieven der Harlowes den tijd niet verbeid hebben
om mijne aanflagen tegen henzelve, en hunne
Dogter-Godin ter uitvoeringe te laaten rijpen.
Mijne Beminde heeft aan haare trotfe vrien-
din alles, geloove ik, gefchreeven wat haar ge-
beurd is, en wat 'er tot nog toe tuiTchen ons is
voorgevallen. Mogelijk zal zij fchoone onder-
werpen voor haare pen krijgen, indien zij zo om-
ilandig zij als ik ben.
ik zou zo barbaaifch niet zijn, om den ou-
den Antonij Juffr. Howe tegen haar te laaten op-
zetten , vreesde ik niet voor de gevolgen van de
brierwiiTclinge tuiicheu de twee jonge Ladys. Daar
de
iiïËÜÉ
-ocr page 167-Juffer CLARISSA HARLOWE. - ^^
de eene zo leevendig is, en ze beide zo waak-
zaam , zo vQorzigtig zijn, wie zou niet wenfchea
zulke meisjes te verfchalken, en in ilaat ce zijn om
haar om zijnen vinger te winden ?
Mijne Bekooriter heeft aan haare Zufter ge-
fchreeven om haare Kleederen, om eenig Geld,
en om eenige van haare Boeken, Wat Boeken
kunnen haar meer vertellen, dan zij weetV Maar
dat kan Jk. Dus deed zij beter mee mij te beilu-
deeren.
Zij mag fchrijven. Eindelijk moet zij wel,
met alle haare fierheid, zig aan mij laaten verplig-
ten. Juifer Howe zal wel gereed genoeg zijn,
om haar onderftand te geeven; dog ik trekke in
twijfFel, of zij dat wel kan doen buiten haare
Moeder, die zo gierig is als het graf. En mijns,
werktuigs werktuig, de oude Antonij, heeft de
Moeder reeds eene leuze gegeven, die haar ag-
terdogt verwekken zal over de geldzaaken»
Daarenboven, indien Juifer Howe geld voor
zïg afzonderlijk heeft, kan ik haare Moeder noo-
pen om het van haar ter leen te neemen: En be-
fchuldig gij mij niet. Jan, over liften, die haaren
grondilag hebben in edelmoedigheid. Gij kent
mijn moed; en dat ik 'er roem in ftellen zoude
om eene verpltgtinge te leggen op mijne Bekoor-
fter, welke de helft, ja zelf mijn geheel Capitaal
beliep. Lord M* heeft meer voor mij, dan ik
ooit om wenfche. Mijne heerfchende hartstogt
is Meid^ niet Goud; nog ftelle ik Hierin eenige
waardij, dan'voor zo verre het m\] Daaraan
helpt, en mij onafhangelijk maakt.
Ik was genoodzaakt der zoete nieuweling ia
SÖi
-ocr page 168-gedagten te brengen, zo wel om mijnent als om
èaare/if'Wiile (op dat wij door /jaar adres niet
mogten worden opgeipoord) werwaards zij moeft
begeeren dat haare kleederen gezonden wierden,
zo zij genegen mogen zijn haar dat gering regt te
^oen.
Zo zij het doen, zal ik voor eene Verzoe-
ninge beginnen te vreezen; en gedrongen zijn op
eene vindinge of twee te peinzen, om zulks voor
te koomen,· en om ongelukken te vermijden.
Want dat (gelijk ik den eerzaamen Jofeph Leman
gezegd hebbc) is een voornaam punt bij mij.
Gij zult mij voor een ilegren vent houden,
vermoede ik. Maar zijn niet alle Guiten fiegte
venten? - En zijt gij, naar uw gering ver-
mogen, niet alzo boos als iumand? Zo gij alles
doet wat in uwe herfens en in uw hart koomt om
te doen, zijt gij erger dan ik; want dat doe ik
niet, verzekere ik u.
ik floeg voor, en zij gaf 'er haare toeilem-
minge aan, dat haare kleederen, of v/at anders
ook haare nabeftaenden zouden goedvinden haar,
te zenden, geadrefleerd zouden worden ten huize
van uwen Neef .Osgood. Laat een expreffe , ten
mijnen kofte, mij den Brief, of eenig draagbaar
pak brengen, dat daar koomen zal. Zo het niet
draagbaar is. Iaat het mij weeten. Dog haare.na-
bertaende zullen u geen moeite van deezen aart
verfchaften, durve ik wel zweeren. En in deeze
verzekeringe, zal ik hen, dunkt mij, naar hunne
eigene kruinen laaten te werk gaen. Waarom'
zou men meer willen hebben te verantwoorden,
ΐίαη noodig is?
; Maar
Juffer CLARISSA HARLOWE. - ^^
Maar een ding, terwijl ik 'er om denke; V welk
van het groot β belang is om het wel in agt^ te
necmen-Gij moet voortaan in charafters aan
mij fchrijven, gelijk ik aan u zal doen. Het .zou
immers een verbruid ding zijn, door een loop van
mijn eigen buskruid in de lugt te vliegen. Ea
wie v^eet, wat gelegenheden een man, die ver?
liefd is, tegen zig al kan geeyen. In het verwis-
Telen van een rok, of kamifool kan ligt iets yer-r
geeten worden. Ik hebbe daarvan eens de proef
gehad. Daarbij wegens de nieuwsgierigheid der
Sexe, heeft men zig maar te erinneren, om daar-
tegen op zijne hoede te zijn,; dat de naam.yai^
haare gemeene Moeder Eva was. _ 'bi j^b
^ ~ Houd nog iets anders in gedagten; Ik Jiebbe
mijn naam veranderd: Dien veranderd zonder,ee^
pe ade van het Parlement. Hij is nu „ Roberc
„ Huntingford ^.Laat het Schildknaap V^yi^wz
Het is een bijvoegzel dat refpeét geeft, fchoon el!?
lompe kwant het aanneemt, ter verbanninge bij-
kans van den gewoon en reis-titel .van Capitein.
3, Om gelaaten te worden aan het pofthuis^^te
5, Hertford, tot dat het worde afgehaald.
Op het noemen van u, vraagde zij naar uw
charader. Ik befchreef het beter, dan gij -ver-
dient, om Mijzelven credit te maakén. Nog«
Aans zeide ik haar, dat gij een lelijk karei waart;
en dit wel om C/credit te maaken, op dat^zij.,;^ZQ
zij u eens moge zien, niet een hupfcher man verj
wagte, dan zij vinden zal. Nogthans doet uwe
uiterlijke lompheid u niet weinig dienft: jWant;
waart gij een welgemaakt menfch, dan zouden
de luiden, als zij met u verkeeren, niets^onge-i
niWs
■ tjij-is-il· iifyii ("'i^'j
ÖE HISTORIÉ vAiè
ineens in u ontdekken: Daar zij nu een Beer zïeii-
äe, veritcld ftaen dat zij iets in u vinden dac naar
een Men ich gelijkt. Wees dan wel in iiW fchikmec
üwe iiebreken ; welke baarblijkelijk liwe voor-
naamile volmaaktheden zijn; en welke u eene
égtinge te wege brengen, die gij anders nooit
2oudt krijgen.
Het logement, waarin wij tegënwóordig
2ijn, is, niet welvoegelijk. Ik had de kiesheid
van het gebrek deszelfs aan te merken, als waar-
in de vertrekken met eikanderen te veel gemeen-
fchap hebben^ om dat ik wift dat zij het doen
zoü; en ik zeide haar. Dat waare ik verzekerd;
dat zij veilig was voor agtervolginge, ik haar daar
zou laaten (dewijl Zulks haare ernftige begeerte en
verwagtinge was) en naar London gaeni
Zij moet tegen alle reden en blijken Onge^
loovig zijn^ zo ik niet de fchaduw zelf van wan-
trouwen uit haar hart verbanne.
/ ^Hier zijn twee jonge mooije Meisjes, Dog-
tfers van de weduwe Sorlings, dat is de'naam van
onze Hospita. ' '
Ik hebbe haar, tegenwoordig, alleen ge-
roemd over haare behandelinge van het zuivel.
Hoe gretig flokt de Sexe den lof in! -—— Zag il<
niét eens, op de ftraat te London i éene welge-
kléede aartige meid glimlachen, haar' hoofd op-
fteeken, en zig oogenfchijneiijk verheugen over
den lof van een roetigen hond, een fchoorileen-
veeger; die met zijn ledigen zak over zijn fchou-
der, na haar uit den weg gegaen te zijn bleef ftil
ftaen,' en zijn beefem en fchup in verwonderingé
,pv€r haar om hoog hield? Begut, meid , dagt ik
' als
-fiiil'i· fefÉÉMft.
-ocr page 171-juffer clarissa harlowe. - ^^
. als Lovelace veragte ik u: Maar waare ik de
Schoorfteen-veeger, en konde ik flegcs het zo be-
leggen dat ik bij u kwam, mijn leeven tegen uwe
eerbaarheid, ik zou u wel krijgen.
Ik fchepte zo veel behaagen in de jongfte
Sorlings,. wegens de netheid van haarwerk·^ datik
haar eens kufte, en zij nijgde voor mij wegens mijne
vriendlijkheid; en zij bloosde, en fchcen geheel
fenßbel te zijn: Als ter aanmoediginge, hoewel
onnozel, fchikte zij haaren halsdoek te regt, en
keek naar de deur, als of zij zeggen wilde, Dat
zij het niet klappen zoude, zo ik haar al eens we*
der kufte. - '
Haare ouder Zufter kwam haar onverhoeds
over het mat. Het zelfbewufte meisje bloosde
weder, en zag zo beteuterd, dat ik een excuus
voor haar maakte, 't welk beide genoegeri gaf*
Lijsje, zeide ik, ik hebbe zo veel behaagen ge-
ichept in uwe zindelijke behandelinge van het zui-
vel , dat ik niet kon nalaaten uwe Zufter eens te
kuiïen: Gij hebt uw aandeel ook in die verdierifte,
ben ik verzekerd- Met uw verlof-
Goede zielen! -Zij behaagen mij beide
Zij nijgde ook! ——· Hoe veel houde ik
van een dankbaaren inborft! O dat mijne ClariiTa-
maar half zo erkentelijk waare!
Mij. dunkt ik moet eene van haar tot gezel-i
fchap van mijne Bekoorfter medeneemen, als zij
hiervandaan gaet.- De Moeder fchijnt eene,
fchrandere vrouw te zijn. Zij zou, evenwel,
bell doen met niet al te fchrander te zijn^f bNade-·
maal, zo zij door agterdogt aan de zaak eene ge^^
daante'vaii bbvviiarel^kheid gave,
be-
-ocr page 172-de historie van
bereiden zoude om het met eene of beide de Dog-
ters eens te beproeven.
Gun mij een weinig rodoraontade. Jantje —
Maar weezeniijk en waaragtig is mijn hart vaftgè-
klonken. Ik kan om geen leevend fchepzel van
de Sexe denken, dan om mijne Gloriana.
Hr. Lovelace, aai^ Jan Belford^
ScMldkn,
' Ten vervolge.
Nu is het Woensdag; de dag op welken ik
mijne Bekoorfter voor eeuwig aan den affchuwelij-
ken Solmes zou verlöoren hebben I Met welk ee-
ne groote vergenoeginge en geruilheid des harten
kan ik nu nederzicten, en zegepraalen over mijne
Mannetjes van ftroo op Harlowe-Piaatze! Nog-
thans is het miirchien beft voor hen, dat zij zo
weggeraakte als gefchied is. Wie weet, welke
de gevolgen mogten geweeft zijn, zo ik haar naar
binnen vergezeld had; of (indien zij niet waare
bij mij gekoomen) zo ik mijn voorgenomen be-
zoek had afgelegd, gevolgd van mijne fpits-broe-
ders?
Dog al waare ik alleen met haar binnen ge-
gaen, denke ik dat ik maar weinig reden had om
te vreezen: Want gij weet heel wel, dat de mak-
^c Geeflen ^ die zo veel ftellen in hunnen Goeden
Naam,
------ΐι«ιπι
-ocr page 173-juffer glarissa harlowé.
Naam, en alleen door burgerlijke beweegredenetl
binnen de zoomen der w^t gehouden worden,'
wel mogen worden vergeleeken met een vergift
tigen Spinnekop; w^elke in zijn hol zäl loopen zo
dra zijne draadeh Worden aangeraakt vaiï eeneri
vinger, die hem kan vermorfelen , zijne geheels?
webbe onverdeedigd overgeevende ^ om naaf bef
lieven van den magcigen aanvaller te worden af-^
geraagdi Terwijl eene domme Vlieg; die nog
, moed nog kragc tot weerftand heefc, niet zo dra
bekend maakt, door haar gonferi en haare wor^
ilelingen , dat zij in het nét verward is , of de
dwingeland in zijne van hem zelf gemaakte krin-
gen heerfchende ftapt voor den dag, bewindt hec
arm infeél in 't fond aan alle kanten , tot dat hij
het met zijn uit den buik gefponnen wcefzel over-
dekke; en als hij zig daarvan zo volkoonien ver-
zekerd heeft, dat het nog voet nog wiek beweef
gen kan j hangt hij het op , als ten fchouwfpel
en ter befchimpinge: Daarop naar de deiir vaii
zijn celletje (lappende, keert hij zig om,, ilaat ovéif
dwers' van verre daarop zijne blikken,, en 'er nii
eens naar toe koomènde , dan weder te rug kee-'
rende , aaft hij naar welgevallen αρ deszelfs lee^'
veBsdeelen*
Dog nu ik 'er om denke ^ zoü deezé vérge-
Jijkinge niet alzo goed zijn voor de verßi'ikte
meisjes j als voor de makke Geeßen ? — Betei
op mijne Gonfcientie! -- Men heeft maar
den 'Spinnekop met ons braave gaileri tö vergelij-'.
ken; en dan ßrookt zij weL
Daar onze harten zijn, derWaards zullen ook
onze herfens volgeri, Laaten wij beginnen mee
m. Deel. G Spiti^
. >
"fma^i liiii.i'ii.fi iT
-ocr page 174-jde historie vafi
epinnekoppen ^ md\Vüegen ^ met KvatiWij wil-
len , Meisjes is het middelpunt der zwaartekragt ^
en daarnaartoe worden wij alle natuurelijk ge-
trokken.
Niettemin, om tot mijn iluk te keerenkan
ik niet nalaaten aan te merken, dat deeze makke
geejien een armhartigen kans hebben in eenen o-
peniïjk aanvallenden ilrijd met de zodanige van ons
dolle gaftenί die boven alle Wet zijn, en zig ag-
ter de huichelagtige fcherm van eenen Goeden
naam verfmaaden te verfdiuilen.
Gij weet, dat ik mij nooit ontzag om mij on-
der eene menigte van tegenpartijders te werpen;
hoe meer hoe veiliger ί Een of twee zullen ^ on-
getwijffeld , de partij kiezen van eenen enkelen
Waaghals , zo niet vut voordagt, metterdaad ^
hem te rug houdende , terwijl andere den voor·^
naamften tegeniireever vafthouden , ter vergroo-
tinge van hunne wederzijdfche dapperheid, tot
dat zij beide worden overgehaald om de zaak bij
te leggen, of een om zig weg te begeeven. Zö
dat om kort te gaen , de Wecbreekers 'er beter
mede ihei:^ dan de Onderhouders der Wetten, de
geheele wereld door; ten minften voor eenen tijd^
en tot dat zij hun loop ten ;einde geloopen heb-
ben. Voeg hieitij, in het gefehil tuüchen mij
en deHarlowes, dat hunne geheele fainilie moet
bewuft zijn dat zij mij bejeedigd hebbeii -—--
en mij derhalven vreezen. --Drongen zij
niet, in hunne eigene Kerk, als een zwerm bijen
in malkanderen , toen zij mij zagen inkoomen?
INog wiften zij wie het eerft zou waagen uit te
gacn , waiinecr de Pienit- gedaeu was.
·) . Ko-
-ocr page 175-juffer clarissa harlowe. - ^^
Kobus, het is waar , was 'er niet. Zo hij
'er geweeft waai-e, zou hij miiTchien getragt lieb^
ben om een manhaftig g€zig^-tè zetten." Dog
daar is een zóort-van manhaftigheid in het gelaat,
welke vreeze toont in 't hart: Juifl: zulk een ge-
zigt, zou dut van Jakob Harlowe geweefl: zijn, zó
ik hun een bezoek gegeven had.
Als ik met zulk een gelaat en zulk een hart,"
hoedanig ik^ nu befchreeven hebbe, te doen had ^
ben ik ganfch bezadigd en bedaard geweeil, en
hebbe het aan de vrienden van den bulderaar (ge-
lijk ik met de Harlowes gedaen hebbe) overge^
laate'n om mijn werk voor mij te verrigten.
Ik ben bezig met in mijn geheugen alles o}?
te monfteren, wat ik ooit gedaeii hebbe, dat lof-
Waardig geagt is, of maar enkel door den beugel
kon. Ik vreeze, dat gij mij niet aan veele gedenk^
ftukken van deeze zoort kunc helpen; nademaal
ik nóóit zo erg was dan zedeitik u gekend hebben
Hebbe ik irt mijn hart niet voor .gehad on^
'eenig goed te doen, 'twelk gij mij kunt er ui neten?
Studeer eens voor mij ^ Jan. Ik hebbe mij vcr-
fcheidene voorbeelden te binnen gebragt, die ίΐε
denke , dat het getal kiinnen vullsn --- Dog
zie eens , of gij mij niet kunt helpen aan eetiige'^
dié ik mógelijk vergeten hebi)e.
Dit durve ik zeggen , ckt de voorhaamfté
vlek in mijn wapen te wijten is aan deeze Mei-
den , deeze vprbruide Meiden. Dog waare het
hiet wegens Haar, ik zoude met eene goedé
cónfcientie ter Kérk kunnen gaen: Maar als ik die
doe. Daar zijn ze ook. Overal fpreidc de Sataii
zijne netten vooir mij!
loo ... De historie van
Dog, nu ik daaraan denke, Wät dunkt ii, dac
©nze Overheden Kerken voor de Vroimen alleen
ichikten, en andere voor de Mannet? ? ——
Jlic zou alzo gevoegelijk zijn, dunkt mij, ter be-
vordcringe van vjaare Godzaligheid onder beide
[Veel beter dan de tralijen in de Synagogen] als
de afgezonderde Koftfchoolen voor hunne opOoe*
êinge.
Daar zijn reeds manlijke en vrouwlijke Ker-
ken door Toewijdinge*
St. Swithins * , St Stevens, St. Thomas, Sr.
Joris, en diergelijke, mogten aan de mannen wor*
den toegëeigend ; en de Ste. Catharina'si· Ste.
Anna's, Ste. Maria's, Ste. Margareta's, aan de
vrouwen.
Nogthans , indien het zo waare , en 'er de
verbeurte des Icevens op ilond indien men in de
vrouwelijke Kerken gevonden wierd, geloove ik,
dat ik, als een tweede Clodius, mijne kleedinge
zou veranderen, om tot mijne Porcia of Pompeia
te geraaken, fchoon de eene de Dogter van eenen
Cato , de andere de Vrouw van eenen Csefar
waare.
Maar hoe welde ik uh I — Gij plegt egter te
xeggen, dat gij wel behaagen hadt in mijne uitwei-
dingen. Indien dat zo is, zult gij genoeg van de-
zelve krijgen; Wan*t nooit had ik een voorwerp't
welk ik zo aanbad; en met welk ik waarfchijnelijk
gedwongen zal zijn zo veel geduld te hebben,
voor dat ik den ilag veile; zo ik den ilag veile-
Dog laate ?k mijzei ven te rug roepen tot mijn
onderwerp van herdenkinge ——^ Gij behoeft
* JsH Engeirch Heilig.
mm
juffjér clarissa harlówe. iqï
mijne Roozeknop niet in geheugen te brengen·
Ik hebbe haar wel in mijn hoofd; en daarenboven
liebbe ik beiloken, dac mijner ichoone eene leu-
ze van die zaak gegeven wierd ; door middel van
<j€ii eerzaamen Jofeph Leman (a); fchoon ik het
gehojpt credit van haare erkentenis niet getrok-
ken hebb^.
Dat is duivelfch; en het was altoos mijn hard
noodlot-' Alles vi^at ik doe, dat goed is,
is maarzo als ik behoore te doen ^- Alles van
eene ftrijdige natuure w^ordt in het helfchijnendftc
ligt tegen mij ingebragtl - Is dit billijk? Be-
hoort men niet de bians op te maaken? cn hec
Credit op mijne rekeninge gebragt re worden?
—--- Nogthans moet ik ooli bekennen, dac,
ik Jantje deeze prille meid half misgiinne; Want
waaragcig, ik ben van gedagten, dat eene moo^'je
vrouwsperfoon te koilelijk een juweel is, om aan
eens armen mans halze te hangen.
Zeker, Jan , zo ik aan eene fout fchuldig
ben , in mijne algemeene aanbiddingèn van d«
Sexe, de vrouwen , in *t algemeen, behooren mi]
daarom te meer lief te hebben.
En zo doen 'zij ook, ik danke haar hartlijk;
behalven dat hier en daar een gierig prijtje rnij
voor den boeg koomt; die onder voorvvendzel van
de deugd om haar zelfs wille te beminnen, mij
gaarn geheel voor zigzeWe zou willen hebben.
Ik bebbe al genoeg in 't wild gepraat.
ï. ■
Adku^ voor Mumaal,
ΧΙΛ
(a) Zie D. II. bl. 184. iia, 145.
-ocr page 178-^ufer C LARISSA Barl ο we , ^^n J^fer
Howe.
Donderdag'avond^^ dm 15 "oan AprlU
Ik hield altoos veel van fchrijyen, en mijne
ongelukkige toeftand verfehaft mij zulks genoeg;
^n u , yreeze ik , te veel. Ik bebbe weder een.
;zeer ijverig redengeding met den Hr. Lovelace ge-
Éad. Hetzelve bragt ons op hec onderwerp , 't
welk gij mij raaddet niet te ontwijken, als het zig
9p eene betaamelijkc wijze aanbood. En ik wil
gaarn wcetenj, of gij mij vrij preekt dan befchul-
digt, dat ik hec^elve. vriigtlpos hebbe laaten
voorbij flippen.
De ongeduldige karei zond verfcheidene maa-
ien aan mij boven, terwijl ik bezig was met mij-
nen laatften aan u te fchr'ijven, met verzoek om.
ipijn gezelfchap : Egter had hij niets bijzonders
met mij te doen; alleen om hem te hooren praa-
ien. De man fchijnt behaagen te hebben in zij-
ne eigene losmondigheid; en, zo wanneer hij- een
overvloed van zoetluidende dingen bij een verza-
meld heeft, verlangt hij dat ik daaraan een oor
verleene! Dat behoefde hij egter nier; want ik
begunilige hem niet dikwijls, het zij met hem den
lof te gecven wegens zijne woordenrijkheid, of
het
____^ i->.·-
-ocr page 179-Juffer CLARISSÄ HARLÖWE. 105
het welgevallen daarin te toonen ν naar Welke hij,
gaarn wenfchen zoude. ^ ^
Wanneer ik den Brief gëeindigd , en dien
aan des Hfen. Hicknians vriend^ gegeven had,
ging ik weder niaar boven, en was een half-dour
zijn trappen opgeklommen ; wanneer hij mij ver-
zogt te blijven ilaen, en ce hooren wat hij mij te
zeggen had,
Niets nieuws, gelijk ik zeide,»van belartg^^had
hij voor te draagen; dan klagten; cn die op ee-
ne wijze, en met een weezen , welke, naar, 't mij
dage, digt aan onbefcheidenhcid grensden. Hij
kon niet leeven, zeide hij mij, ten zij hij meer ge-
not had van mijn gozelfchap, en ook van mijne
toegeevendheid^ dan ik hem nog vergund had.iivä
Hierop kwam ik naar béneden , en ging in
dczaaU niet weinig op hem te onvreede zijnde;
en wel te meer, alzo hij .zeer gerußlijk hkr
zijn quartier betrokken heeft, zonder van vertrek-
ken te praaten, gelijk bij beloofd had. ^ -
Wij begonnen van ftonden aan onze gram*
ftoorige onderhandelinge. Hij tergde mij·, en'ilc^
herhaalde verfcheidene van de duideiijki!e dingen 1
welke ik in onze voorige zamenipraaken gezegd
had; en bijzonderlijk gaf ik hem te verftaeii, dat
ik* van uur tot uur meer op mijzelve, en op'Bem
misnoegd wierd: Dat hij geen man was, die^
naar mijn gevoelen, in de hand viel naar dat men
meer met hem bekend raakte-^ En dat ik niet W0I
vergenoegd zou zijn, voor dat hij' mij alle&n 'op
mij zelve had gelaaten.
Hij mögt wel verzet ilaen over mijne hef-
•tigheid , millchieni dog de man keek Weezeijk
G 4 zo
-ocr page 180-'104 de historie fan ^
/
;zo gelijk een ful, ftamerende, en niets voor zig
weetende te zeggen , of het geen zijn volftrekt
eifchen om mijn bijzijn kon verichoonen (daar hij
wift dat ik bezig was met eenen Brief te fchrij-
ven , naar welken een fatzoenlijk man wagtede)
dat ik van hem weg fnelde., verklaarende, dat ik
meeileres wilde zijn van mijnen eigenen tijd, en
van mijne eigene verrigtingen, en tot geen reken?
ichap van een van beide gevorderd worden.
Hij was zeer onruftig , tot dat hij weder in
mijn gezelfchap kon toegelaaten worden. En
toen ik genoodzaakt wierd om hem te ziQn, 't
welk eer was dan mij wel geviel, nam geei?
menfch ooit een nederiger en eerbiediger wee-
2en aan.
Hij zeide mij, Dat hij ter deezer gelegenheid
binnen zigzelven getreden was, en heel veel rer
den gevonden had om zig te befchuldigen wegens
eene ongeduldigheid,en onbedagczaamheid, wel-
ke , fchoon hij daarmede niets bedoelde , voor
eene van mijne kiesheid zeer mishaagelijk moeft
Dat hij zig altoos hebbende toegelegd op
eene manlijke opregtheid openhartigheid ^ niet
'eer dan nu ontdekt had , dat ze beide zeer wel
lionden te zamen gaen met die egte befchaafdheid,
welke hij vreesde te veel verwaarloosd te hebben,
terwijl hij het tegenftrijdig uicerfte zogt te vermij-
den; weetende, dat hij in mij te doen had met
eene Lady, welke eenen huichelaar verfmaadde,
cn die boven alle vleijerij was. Maar van nu voor-
taan zoude ik zulk eene veranderinge vinden in
zijn geheel gedrag, hoedanige men verwagten
^aogt van -ceuen man , die wift ,de eere te ge-
nie-
\
Juffer CLARISSA HARLOWE. iöj
nieten van de tegenwoordigheid en verkeeringe
eener perfoon , 'welker geefi van de uiterße
dat Wils zijne
jilesheid ter wreld was
fnorkerij.
ïk zeide, Dat hij milTchien verwagten n^ogt
dat ik hem gelukwenfchte met de onrdekkinge-,
die hij nu maar even gedaen had, te weeten, Dat
egte befchaafdheid en opregtheid wei met eikan-
deren beilaepbaar waaren: Dog dar ik» die door
een verkeerd noodlot in zijn gezelfchap gedree-
ven was, overvloedige reden had van te klaagen,
dat hij dit niet eer had uitgevonden: -Nade-
maal ik geloofde , dat zeer weinige mannen van
Geheorte en Opvoedinge daarvan onbewuft paa-
ren.
Hij wift evenwel ook niet, zeide hij, zig zo
ilegt gedragen te hebben, dat hij eeno zo ge-
ftrenge beftraffinge verdiende.
Miflchien niet, antwoordde ik: Dog dit zo
zijnde, konde hij uit hetgeen ik gezegd iiad eene
andere ontdekkinge doen ; welke tot mijn eigen
nadeel zou kunnen ftrekken: Nademaal, indien
hij zo veel reden had om over zigzelven voldaen
te zijn, hij zien zou tegen hoe onedelmoedig ee-
ne perfoon hij fprak , welke daar hij eene ootmoe-
dige gedaante fcheen aan te neemen, die hij hec
miirchien beneden zig agtede te vertoonen, de be-
leefdheid niet had van hem daarover een compli-
ment te maaken ; maar 'er aanilonds bij was mee
hem op zijn woord te vatten.
Hij had zig al lang , zeide de vooi'gewende
vïeijerij'haater , met pneindig vermaak verwon-
derd over mijne verhevener talenten, en over ee-
Q 5 ^^
-ocr page 182-koë 'de historie van
ί η.
7
ne wijsheid, welke in eene zo jonge Lady volkoo-
nien verbaazende was.
AI ftae ik, Madam, zeide hij, nog zo lang
bij u te boek , ik zal gelöoven dat alles wat gij
^egc regcmaatig is ; en dat ik niets te doen hebbe,
dan mijzelven in toekoomende te beilieren naar
uw voorbeeld, en naar het rigcfnoer 't welk het u
gelieven zal mij te geeven.
Ik weete beter, mijn Heer, antwoordde ik,
•dan dat ik mij op uwe gladde en vlugge taal ver-
helfen zoude. ' Daar gij voorgeeft zo bij uitftek
ireel agtinge te hebben voor Opregtheid,. behoor^
det gij uzelven aan de ftrikte regelen van waar-
heid te bepaalen , als gij van mij fpreekt tegen
anijzelve : Én daarenboven , zo gij al zo giinllig
jnoogt zijn om u re vei beelden , dat gij reden
jhebt om mij te prijzen , zu!t gij nog veel nietr
Jiebben om u zelve te verhovaardigen op die kon-
ilenaarijen, welke een zo ongemeen jong menich
zo grootlijks gepierd? hebben.
Weezenlijk, mijne waarde, de man verdient
geen beleefder behandelinge. --^— En daar-
enboven heeft hij mij niet gefopt, bij uitfteekend-
heid gefopt? -—— Ik vreeze dat hij zelve van
die gedagte is.
Ik'ftae verzet ! Ik ben verbaasd. Madam, gaf
hij ten antwoord , over eenen zo vreemden draaij
tegen mij! -ik ben wel zeer ongelukkig, dat
niets van hetgeen ik doen of zeggen kan, u een
goed gevoelen van mij wil vcrleenen! —— Be-
'haagde het den hemel dat ik vviit , wat ik kan
doen ^m de eere van uw vertrouwen te verwöi-venJ
Ik
H ·ι
I ^^
Juffer CLARISSA HARLOWE. iqf
Ik gaf hem te kennen, dat ik boven alle din-
gen begeerde dat hij zig van mij af begaf. Ik
zag niet, zeide ik , dat mijne vrienden het hun-
ner moeite v^aardig agteden mij te ontruften:
Weshalven , zo hij naar London , of Berkshire,
of vverwaards het hem beliefde, vertrekken wilde,
dat zoude mij het aangenaamfi:, en ook VQordee-
ligil zijn voor mijnen goeden naam.
Hij zoude zo doen, zeide hij, hij had voor
om zo te doen, ^o dra ik in eene plaatze was die
mij wel aanilond —— in eene plaatze die voor
niij gevoegelijk was.
Deeze zal zodanig zijn, mijn Heer, zeide ik,
wanneer gij hier niet zijc om mij te koomen ftoo-
ren , en de vertrekken ongevoegelijk ce maaken^
Hij agtede deeze plaatze niet veih'g, ant'·
woordde hij; en alzo ik niet voomeemens was om
hier lang te blijven, was hij zo omzigtig niet ger
weeil:, dan hij anders zou geweeft zijn, om ge,-
heimhoudinge te beveelen aan zijné knegcen, no^
aan Juffj% Grerae toen zij mij verliet; dat 'er twee.
of drie heeren in de nabuorfchap waaren, zeide.
hij, met weleer dienftbooden zijne klapagtige knaa--
pen kennis gemaakt hadden: Zo dat hij nier in.
gedagten kon neemen om mij hier onbchoed en
onvergezeld te verhaten. —- Maar ik mögt
mij ter neer zetten in welke,plaatze van Enge-
land ook, daiir ik buiten gevaar kon zijn, en hij.
wilde zig gaarn naar het veril-afgelegen gedeelte
van 's Könings gebied begeeven, indien hij met, zo
te doen mij'geruft kon ftellen.
Ik zeide hem met ronde woorden, dat ik
nooit op mij 2:elve vergenoegd zou zijn, om dat
ik
ïêiafiïi I iT r
-ocr page 184-ik hij hem gekoomen was; nog op hem , om dac
hij mij verleidelijk had weggevoerd: Dat mijn
verdriet aanwies, in plaacze van verminderen: iJac
mijn goede naam gefchonden was: Dat ik nu'^nieis
kon doen om denzelven te herftellen : En dat hij
zigniet moeil: verwonderen, dat ik elk uur hoe lan-
ger hoe gemeiijker wierd op mij zelve en op hem
beide: Dat ik, kortom, gezind was om voor mif-
zeive te zorgen : en als hij mij veriaaten had ,
zoude ik beit weeten wat beiluit ik te neemen ,
en waarheen ik te gaen had.
Hij wenfchte wel, zeide hij, dat hij vrij-
heid Jiad om , zonder mij aanitoot te geeven, of
geagt te worden van eene inbreuk te willen maa-
ktn op de voor-waarden ^ ivelke ik bedongen en
waarep Jk geßaen had ^ eenen ootmoedigen
voorflag aan mij te do^n. -- Dog de ge-
heiligde eerbied^ welken hij had vailgeiteld te be-
toonen omtrent alle mijne bevelen (met hoe veel
weerzm ïk het laaftleeden maandag ook in zijne
magt geileld had om mij ten dienil te ftaen) zou
hem niet toelaateo dien te doen, ten zij ik beloo-
v^n wilde hem te zullen verfchoonen, zo ik den-
zelven niet mo^t goed keuren.
Ik vraagde, met eenige ontfteltenis, wat hij
zeggen wilde?
Hij ging voort met voorredens en omhaalen
te maaken ; en toen kwam 'er, met groote be^
fchroomdlieid , en veele verontfchuldigingen , en
cene befchaamdheid die hem zeer mifielijk ilond,
een voorilel uit om de Plegtigheid fpoedig te
voltrekken: Hetwelk, zcide hij', alles zou ver-
helpen j cn van mijne eerfie drie of vier maanden
(wei-
Μ
ίΚ;-' ί
'koS
JurFER CLARISSA HARLOWE. lo^
(welke ik anders in een verholen fchuilhoek en,
(chroom moert doorbrengen) een kring maaken
van bezoeken te geeven en te ontvangen, aan eii
van alle zijne nabeftaenden ; Aan Juffer Howe;
Aan wie het mij beliefde : En den weg zou baä-
nen tot de Verzoeninge, die mij zo zeer ter har-
ten ging.
Uw raad woeg toen juift zeer zwaar bij mij,
zo wel, als zijne redenen^ en de bedenkinge van
mijnen ongelukkigen toeft and: Dog wat könde ik
zeggen ? Mij ontbrak iemand om voor mij te
fpreeken.
De man zag wel, dat ik niet boos wierd over
zijnen voorilag. Ik bloosde alleen \ en dat ben ik
verzekerd dat ik deed tot aan mijne ooren toej en
ik keek mal, en als eene zottin.
Het ontbreekt hem niet aan moed. Wilde
hij gehad hebben, dat ik hem op zijn eerfl:, zijn
^//6'r-eeril: woord zoude grijpen i' ---zweeg
daarbij ftil —--- En neemt de ftoute Sexe het
ftii zwijgen niet voor een teken van begunjligin-
ge? —— Daarenboven, daar ik nog onlangs
in mijns. Vaders huis was! Daar ik ook aan hem
verklaard had in mijne Brieven, voor dat ik uweu
raad ontving ^ dat ik om geen trouwen wilde den-
ken , voor dat hij door eenen ftaaC van beproe^
vinge, gelijk ik het noemen mag, waare doorge^
gaen. — Hoe was het mogel^k dat ik, met zeer
gereede tekenen van goedkeuringe zulken vroe-
gen voorflag kon aanmoedigen ? bijzonderlijk zo
ras op de vrije behandelinge, welke hij door zijne
tergingc zig yan mij had op den halze gehaaid.
Al Bioeil ik fterven, ik kpnde be? niec doen.
i
'J
Hi
- -TC;-·'
ïiö de historie vän
Hij keek mij zeer ftoutmoedig aan; als of hij
ifniettegenftaende zijne daarmede regtftrijdige be-
ïchaamdheid) mij door en door wilde zien; ter-
wijl ik mijn oog maar nu en dan op hem kondé
ilaen. -Hij fmeekte mij zeer nederig oni
vergiiFénis: Hij vreesde wel dat ik hem geen ander
antwoord zou agten te verdienen , dan dat vari
een fmaadUjk fiilzmjgèn, Waare Liefde was
befciiroomd om aanftoot te geev^en. [Geef agt^
mijn Hr. Lovelace, dagt ik, hoe de uwe de toet-
ze van dien regel veelen kan]. Inderdaad zulken
^eheiligdèfi
i
. s
dwaas karei!] zoude hij
hebben voor alle miße verklaaringén y gedaeh
voor dat ik hem dé eere gaf ——■
Ik wilde hem niet verder hooren ^ maar ging
weg met eene al te zigthaäre eii
liet hem zijnen beuzelagcigen wildzäng voof hem-
zelven opzeggen.
Ik zal'er alléén bijvoegeh, dat^zohij wee-
zenlijk wenicht naar eehe ipoedige voltrekkingë
der Plegtigheid, hij nooit een gelukkiger tijd koii
gehad hebben , om öp mijne toeilemminge daar-
toe te dringen. Dog hij liet dien glippen ; en
verontwaardiginge heeft de plaatze daarvan inge-
nomen : En nii zal het eert ftuk van belang bij mij
zijn, dat ik hem verre van mij afki'ijge;
Ik ben, mijne waardile vriendinj
alfQos'geirouive en 'vèrpUgt'é
Cl'II.
eerbied,
Klh
UP--«*»».
<«m
£
ï)e Hr, LoV'Elace , aan Jan Belford^
Schildkn.
ï>mderdag^ den jj van Aprik
Wel, Jan, gij behoeft 'er zo groote meuzvlg-
beid niet aan te hebben , gelijk de meisjes zeg-
gen , zo ik reeds met groote ftappen tot Hervor-
niinge moge getreden zijn : Want ziet gij niet,
dat terwijl ik dus geduurig, nagt en .dag, bea
bezig geweeft met deeze enkele Bekooriler te ag^
cervolgen , ik oneindig minder te verantwoordeoi
hebbe, dan ik anders zou gehad hebben ? Laat.
eens zien , hoe veel dagen en nagten ? ........... ...
Veertig, geloove ik, na het openen der loopgra-
ven , alleen met fappeeren doorgebragt, zonder
dat nog eene mijn gefprongen js!
Naar cene middelmaatige pekeninge, konden
'er wel eendouzijn wouwen geveld zijn, tervvijUk
alleen gepoogd hebbe deeze enkele leeuwrik in
het net te krijgen. En ik zie nog niet, wanneer,
ik in Haat zal zijn om haar aan mijn lokaas te krij^
gen: Nog meer vroome dagen, derhal ven? ---
I)og met Hervorminge als met een fchild tejaa-
gen, hoopeik, zal Q^n geivis, hoewel langzaam
middel ^ijn om alle mijne oogmerken uit t^ voe-
ren. ■ ïic
Daarenboven , |an , zi^li; pj gok ecue verr.
■ ■ i
ί - i'
I· 'i™"
' i
I :
I
diéa-
jumn
1
-ocr page 188-Μ,ί
dietlfte hebben in mijne pen aan den gang te hou-
den , nademaal gij uwen tijd anders erger zoude
befteeden : En wie weet, trouwens, of 'er niet
door het voortbrengen van nieuwe hebbelijkhe-
den , ten korte van de oude , eene weezénlijkë
hervorminge kan worden te wege gebragt? Ik heb-
be het beloofd ; en ik geloove, dat in vroom te
zijn een vermaak te vinden is, gelijk dat van Nat;
Lee's gekken ^ met eene geringe verftellinge,
- V ^e/^ geen dan vroomen kennen.
Ziet gij uit dit alles niety hoe veel eene moeij-
elijke jagtpartij te agtervolgen^ om twintig rede-
nen wel, te ftellen zij boven eene ligte ? Ik heb-
be lüft om u dit pleizier in te fcheipen, en u te
leeren om naar edeler wild te vliegen, dan naar
kaauwen, kraaijen , en fmienten: Ik ben van zins
om ü van tijd tot tijd te tóonen, in den loop van
de briefwiiTelinge, welke gij zo ernilig begeerd
hebt dat ik bij deeze doorlugtige gelegenheid zou-
de aanvangen j dat deeze verhevene Ladys ver-
laagd kunnen worden; en eene der tegenwerpin-
gen te keer te gaen ^ welke gij mij maaktet, toén
wij laatfl: bij malkanderen waaren, dat het ver-
maak j 't welk deeze edeler oogmerken vergezelt ^
de moeite niet beloont die zij medebiengen; na-
demaal gij, als een jakhals gelijk gij Waart, ftaen-
de hieldt dat alle vrouwluij eveneens zijn.
Gij weet niets, Jan^ van de geneuglijkheden
der intrigue: Niets van den roem, die 'er fteekc
in de fdirandere en waakzaame te verfchalken:
Van de geneugten die het hart vervullen, wanneer
een vindingrijk en doorfleepen vernuft over-'
kaauwt, welke van de verfehillende webben hij
ge-
Λ
li ?
, ί
1 ι
mÊË
-ocr page 189-Juffer CLAÜisSA HARLÓWÈ. ' iïj'
geBmiken zal, ^ die zig aan hem voordoet!, teir
" Verftrikkinge van eehë trótfe bekoorfter, die hein
'op haaren tijd öntelbaare pijnigingen verfchafc J
' had. ^—^—^ Gij, Jan, die; gelijk eert hond op
zijn gemak, u vergenoegt met Itnorreii óver een
been dat ü Wordt toegeWdrpeii, ként de geneug-
ten niet die 'er fteeken in dè jagt, èn het agtervol-
gén van eèh draaijend wild: Hierïöe zal ik ü trag-
reii op te jaägen, eh dari zult gij dubbele én drie
■ dubbele reden hebben öin mij te danken; zo wel
wegens uw tegenwoordig vermaak , als ten „aan-
zien van uwe vooruitzigten aan de andere zijde
vandeniiaan.
Tot hieraantoe had ik gefehreeven , enkel
VQor tijdkortinge, voor dat ik totj mijne Bekoorftei
,Wievd .toegelaaten: Maar nu kan ik u zeggen,
dat ik het volkoomen Wel had met mijne giffinge,
dat zij op zig zelve wilde gaen wooricn, en mij
den zak geeven: Wint zij heeft met even zo veel
woorden verklaard , dat zulks haar j&efluit was:
En Waarom? Om dat zij, om met.mij règt door
zee te gaen, hoe meer zij van mij , en van mij-
ne Wi?^·^« zag, hoe minder behaagen zij. nam in
beide. . , , . , , ,, ^ ,
Dit fneed mij door het hart! —-i— Ik huilde
wel niet! " ' Waare ik eene vrouw geweeil,
ik zou het dóg.gedaen hebben; en dat wel zeer
rijklijk: Mgar ik. haalde een wiccen kamerijkfchcii
neusdoek uit: Dien had ik onder mijn gebied;
maar niet mijne traanen: ...
Zij bedilt inijne betuigingen; mijne belijde-
hiflTen ; mijne geloften: ik kan niet eens vlóekefi
•©p,mijn knegt, het eenig voprregc waaraan mert
HL Deel. Η ^ ^ . éeri
, : öe HiSTQRiÈ v ;
j een meefter kan kennen 4 of ik worde voöf ecii
kri]gsiiian gehouden (a) ——^ Ik moet niet
zeggen, Bij iftijn ziel; nog. Zo waaragcig als ik
-hoope zalig te worden., Wel hoe. Jan, hoe zon-
derling is dit! Wil ze niet hebben dat ik denke ^
iiat ik eene dierbaafe ziel hebbe , zo wel als zij ?
--— Zo zij agt dat mijne zaligheid hoopelóos
is, wat duwel [Een ander berispelijk Woord ί]
waartoe onderneemt zij dan mij te hervormen?
--— Dus hebbe ik niet eene vuurige uitdruk-
kinge meer overige
% % m 4
Wat kan men dog oitregten met eene vromi^
^ «iie boven vleijerij is, en allen lof veragt, dan
die uit de goedkeuringe van haar eigen hart voort-
vloeit?
Wel, Jan, gij ziet dat het hoog tijd voor mij
is, om van maatregelen te veranderen. Ik moét
wat fterker doen in het Goävrugtige ^ dan ik mi|
had voorgeiteld.
Wat een droevig ding zoude het zijn ^ bijal-
dien ik , na dit alles , haar perfoon, zo wel aJs
'haar goed gevoelen, ftond te verliezen f De eeni-
ge reize dat nader kennis, zonder dat> 'er nog eeti
flag gedacn, of agterdogt gegeven is, mij ooit in
de gunil: van eene Lady daalen deed!^—— Eene
•vervloekte fpijt! -Het is zeker, dat ik geen
voorwcndzcl kan hebben om haar te houden, zo
zij gaen wil. --Niets zodanigs als geweld
mag er gebruikt ^ nog daarvan zelf eens gerept
mm
mjändMii
juffer clarissa harlowe. - ^^
'Worden: Onze lieve Heer brengé ons behouden in
London ! ^— Dat is, alles, wat ik 'er nu op
hebbed En nogthans moét ik 'er tót iiiinil van
praaten: -
Maar waarom wil dog, dit ver^Oüderenswaar-
dig fchepzel Haar noodlot vooircdrijVen ? Waaroni
wil zij dè magt tarceii; van welke zij volftréktlijk
afhangt? 'Waarom wil zij nog ih mijne troüij Wèn-
fchen, dat zij nooit haars Vaders hüis verläateii
had? Waarom wil zij mij haar gezeifchäji weige-
ren, tot dat ze mij mijn geduld verliepen; en
mijzelven doet blootilellen aan haarë gramfchap?
En waarom , als zij geftoord is; doet zij haaré
verontwaardi^ngé zo ten uiterften vet ré loopen;
als eene trotfe fchÖonheid, in hét töppüM Zelfvan
haare magt enpradl^ gaen kan?
Is het voor^igtig-, dunkt ü, in häär'6 όιτί-
ftandighedén, aan mij te zeggen, mij hij herhaal
finge te ze^en , „ Dat zij van uur toe uur meer
5, misnoegd Worde Öp haar zelve en op mij Dat '
5, ik niet iemand ben , die in tnijnë verkeeringe en
bejegéninge haar in de hand Valle? [Kondt
gij dit verdraiigen, Jan, van eene gevangene!]
5, Dat zijniecgeruil: zal zijn, zio lang zij bij mij is?
„ Dat zij door eeri averegts noodlot mij Wierci toe-
,, gedreeven?. Datzij beter will, dan dac^^ij zig op^
mijne gladde cn vlugge taal verheffen zoude?
„ Dat indien ik denke, dat zij de Conl|)Iimehreri
,, verdient^ welke ik tiaar maake, ik mijzelven wel
mag verhovaardigen op die Konftenaai'ijen
door welke ik eene zo ongeméene peifoon ge-
pierd hebbe ? Dat zij het zigzelve noölt vergee-
5, ven 2al, dat zij bij mij gekomen iiöginij ^
> ' Η 2r άή
i
ï
yé
De HIStORIE van
j, dat ik hnvLY .verkiäelljk hebbe weggevoerd Ρ
j, [Haare eigene 'VJoorden^ Dät ha^r verdriet
aanwail in piaatze van tè verminderen? Dat zij
5, voor zig zelve wel zal zorgen ; en nademaal
hiuire vrienden bet hunner moeite niet vi'aardig
„ agcen hnnr re agtervolgen, diu zij aan haare ei-
gene zorge wil gelaaten worden ? Dat ik Vr^
Sorüngs huis haar gevalliger zal maaken door
5, mijne afweezigheid? —^-En ik mag gaeti
„ naar BcrJrshirc, naar Scad^ of waarheen ik wily
j, [al waure her voor den duivel j onderilélle ik]
mee al haar hart?
Die onvoorzigcige Bekoorfter! —Tegen
een zo wraakzugtigen inborii, als zij den mijneii
agt re zijn! Tegen een Vrij-leever, gelijk zij ge-
looft dat ik ben, d[e haar in zij.ne magc heeft! Ik
billig ie voeren , gelijk gij weet, in twljffel; ter-
wijl nu dcc ze ^ dan geene fchaal overiloeg ! Ik
wagtede alleen om t^ zien hoe haar wil zou wer-
ken , wer waards de mijne mij zou leiden. Gij
zier, welken zwaaij de haare neemt--— En
zoudt gij twijïFclen of de mijne zig daarnaar ook
bepaalen zal ? Wauren haare fouten voor deeze
nie!; al talrijk genoeg? |Waarom wil zij mij noo-'
pen om te rug te zien?
, Ik zal ilraks eens gaen ter nederzitren, om 'er
bij mij zelve over te redeneeren, en gij zult van den
uitilag verwittigd worden. j,
Wiil: gij maar eens, hadt gij maar eens be-
fchouwd , weiken veragtelijken ilaaf zij mij heefc
doen gelijken ! —- Ik had mij trotslijk gedra-
gen , gÊilijk zij het noemde: Dog het was een ge-
drag/hetwelk mijne Liefde tgt haju' topnde: Het-
II
JüFFEii CLARiSSA HARLOWE. Ynj^
welk toonde , dat ik buiten haar gezelfchap niet
kon leeven. Dog zij zectede mij dat rijklijk be-
taald! Zij deed mij bij de neus neer zien. Zo veel
had zij boven mij vooruit ; zuike vinnige draaijeu
tegen mij; bij mijn ziel, Jan, ik had naaulijks een
woord voor mijzelven te zeggen. Ik fchaame hcc
mij u te vertellen , hoe zij mij als een armhartig
fchepzel deed ihen kijken? Dog ik konde haar
wel iets gezegd hebben, dat" haaren fchooneii
hoogmoed „ in een. ppgenblik zou hebben verne-
derd, waare zij maar op qqüq gevgegelijke ipm'i.''^
ze , en van gevoegelijk gez^lfchap pmringd ge-
weeft. . : ' .. , ,,
Naar zulk eene plai^tze dan —r— en daar
mij qiet kan ontvlugten ■ , eens ?iea
hoe mijn wil werkt, en wat rcr kan worden uit-
gevoerd met de amoureufe., Siegjßz^ag; nu ncd<i-
rig; dan trots; nu v^rwagtende , of ci/ciien;lc:,;
dan onderwerpelijk , of t3eruftènii(? tot ςΐι^ί
ik den weeriland hebbe afgemat;, r-.- n?
Dog deeze'uitflagen zijp voor tegenwobrd.i^
genoeg. Ik kan mij wel verdei: verklaaren naar .
maate ik voortvaare y (?n naar dat; Ik het bevefti-
ge,' of daarvan afwijke in mijn? toekoomendë, aan-
llagen ! Zo zij de voorheen aangedaene ongcncug-;
lijkheden wil herleevendigén.!- 2o zij ivil -r—-—^
Maar niet meer, gelijk ik tegen^iioox.
(iigj^ ni^i tneer-dréi^ementeiu . ι
:Vi·
I
||f .©Ε HISTORIE VAE?
^Lo vklape , aan Im Belford,
ScbildhL·
Ten ÏÏermlge^
En zie ik niet, dat ik niets dan geduld np^-
dig hcbbe, om a]le magt aan mij te krijgen? Want
Wat zal men zeggen zo alle deeze klagten van
fen gefchonden goeden naam deeze verklaarin-
gen vaaeen aapwaiTend verdriet, om dat zij bij mij
gekoomen is; eh eene'.nopit overkoomelijke ver-
lloordhejd, omdat ik.haar verleidelijk liebbe weg-
gevoerd i de,£ze toornige bevelen om haar te vej·-
laaten : -- W^t,'z,al men Jeggen, Indien die
jtiders niets bedoèle dan tROUWEN? En wat,
andien mijn verzuim oni dat ondervverp aan te roe-
ren , de waare oorzaak blijke te zijn van haar®
^itsheid en ongeneugte ? ' '
ΰί had te voeren eens getokt aan 4e zoomen
^er onherroepelijke verbinteniiTe ; dóg dagt mij
verpligtom als onder eene wolk bedekt te fpree-
Ken , en van het oilderwerp af te' fneljen, zo dra
zij mijtie meeninge Wiede, op dat zij,zjg niet ver-
beelden mögt dat he't'Ä^^/mö^^/g wierd aange-
drongen , nu zij eenigzins in mijne magt was;
gelijk zij mij , voorheen, verbooden had hetzel-
ve aan te roeren, voor dat ik in eenen ftaat van
^lijkbaare Hervorming^ waareen tot dat 'er
. ' . waar-*
juffer glarissa harlowe^ · uf,^
Wäarfchijnelijkheid waare tot eene Verzoeningen
met haare vrienden. Maar nu het verloeren heb-
bende met redentwito, en met bekwaamheden,
en zo gewelcUg gedrongen zijnde om eene te ver* .,
laaten, welke ik met geen' goed voorwendzel kon
houden^ zo zij gaen en.die zo gemaklik,
indien ik haar oorzaak tot twijiFelinge gegeven
had, tot eene andere befcherminge haare toevlugt v
had kunnen neemen , of naar Harlowe-Plaatze
en Solmes wederkeerenj ij)rak ik ronduit over het
onderwerp, en droeg de redenen voor, hoewel met'
oneindig veel fchroom en bedeeftheid \ap dat zij -
niet verft oord op mij mögt worden^ BèlfordJlji
waarom zij haare toeilemminge behoorde te gee;-i
ven tot de we:tige verbintenis, en mq tot den ge-»
lukkigften man te maaken,' En O! hoe gaf de·»
gloeijende kaak, bet neergeflagen' oog, dc ζ wij-1
gende, fchoon beevende lip ,, en de zwoegende
boezem, eene lieve verzameiinge van verdubbel-i
de fchoonheden , duidelijk' te kennen , dat de^
voorflag geen doodlijke a;anftoot gaf! i f
Bekoorelijk Schepzell dage ik, [Dog 'ik h-e-r
laße 2/, dat gij deeze mijne · roemdraagendß ^er-i
heuginge· aan geene van de Sexe laat ta wee te
koomen (a)] is het hiertoe zo fchküjk aj gëkoo- l'
men ? ■ .. ■ Ben ik alreeds. Baas vi\n het nooxi- ^
. '' Λ 'A Η 4 ' " lot/
(a) De Hr. Lovelace mögt dcézc bchoedzaamhiiW ter dee-
2eF j»elcgenh,cid wcl g^fpaard hebben » nadcrnsal vcele van de ,
Sexc [Met Iccdweczen melden wij het] w<;lke bi)" de e^tfle
uitgaave dus verre, en zelf tot deecrfteowcvluj^iinge van de La-
dy toe gelezen hadden, gerecdcr gcvircefl: zijn om haar le be-">.
rispen wegens al te groote viesheid, gelijk wij in ccne voor- '
gacnde Aantckeninge bl. j8. hcbbtn aangemerkt,- dan hem',
wegens konilenaarijen cn béroemendc verheugingen, niet'min ^
wreed en eadankbaar, dan oncdeirnoedig cn laag.
'izo · De'HISTORTE van
iQtvan eene ClariiTa Harlowe? - Ben ik ah'
reeds de hervormde man, welke gij beiloot dat ik
zijn moeft., voor dat mij de mlnße aanmoediginge
gegevfen wierd? Is het dus, dat hoe meer gij mij
kennen leert, hoe minder redm gij hebt om ge^ ,
wegen in mij te. neemen. ? -- En kan 'er
pok Lift en Loosheid koomen in zulk eenen he-
meifchen boezem ? Mij van u te verbannen, zo
gdlrenglijk te dringen op mijn afweezen , met
oogmerk om mij te nader tot u te brengen, en de
gunft op eenen dieren prijs te doen waardeeren ?
-— Te regte billijken ujne Liften de mijne;
en moedigen mij aan , om mijn vondrijk vernuft
tegen u den toom te vieren.
Dog ik moet u zeggen, bekoorelijke meid,
dat zo uw wenfch al in 't geheel beantwoord ftaet
te wordengij nog verantwoordingen aan mij hebt
te doen van uwen tegenzin om met mij weg te trek-
ken , in een tijdgewrigt toen uw wegtrekken noodr
zaakeiijk was, om te vermijden dat gij tot den hu-
welijks-band gedwongen wierd met eenen vent,
v^n welken zo gij geen afgrijzen hadt, gij niet eerlij-
ker handelde bij uwe eigene verdienfte, dan bij mij.
Ik ben gezvend de voorkeuze te genieten,
moet ik u zeggen, en wel bij zulke die in rang
met u gelijk ftaèn , fchooji zij beneden u zijn in
verdienfte; dog wie is zo niet? En zal ik eene
vroww trouwen, die mij reden gegeven heeft: om^
te twijfFelèn of zij mij wel de voorkeuze geeft?
Neenmijne waardfte Uefde ^'ik hφt)e een altè
gelieiligden eerbied voor uwe Bevelen, dan dat ik
die zou laaten verbreeken , al waüre het van u-
gcive. Nog wil ik uwe meeninge volkoomelijk be·
■ '
Λ
liiSfir
-ocr page 197-Juffer GLARISSA HARLOWE. ït^
f rijpen alleen uituwbloozendililzwijgen. Nogzulc
gij mij reden geeven om te twijfFelen, of het Nood-
zaakelijkheid dan Liefde zij, die u deeze neiginge
inboezemt. ' "
Wat had ik, volgens deeze beginzels, anders
te doen, dan haar ftilzwijgen te duiden tot een fmaa- ^
delijk misnoegen f En ik fmeekte haar om vergiiFenis
wegens het doen van eenen voorflag, weikei ik zo
veel reden had om te vreezen dat haar zou ftoo-
ten: In toekoomende zeuäe ik eenen gebeillgden'
eerbied hetoonen voor ha(tre voorafgegaene Beve^
len , en haar door al mijn gedrag bewijzen de '
waarheid van die aanmerkinge, Dat Waare Liefde
altoos befchroomd is om aaniloot te geeven.
En wat kon de Lady hierop zeggen? dunkt
mij, dat gij vraagt. o.
Zeggen! —— Wel, zij keek gemelijk, be-
dremmeld , verdrietig; was verlegen naar mij
dagt , of zij toorniger moert zijn opzigzelve, of
op mij. Zij keerde zig, evenwel, om, als om
eene ontfpringende trxian te'verbergen; en rekte
eene zugt in twee of drie maar even hoorbaare
fnikken, die tragtende te fmooren; en ging- heen
--mij meeiler laatende van het ilagveld.
Praat mij niet van Befchaafdheid: Praat mij
niet van Edelmoedigheid: Praat mij niet van me-
delijden - Is zij niet wel tegen mij opgewas-
fen? Meer dan opgewaiTen? Overtreft zij mij niet
voor de vuift met allerleij geweer? Heeft zij mij
niet aan haare Liefde doen twijifelen ? Heeft zy
niet ai te veel moeite genomen in te verklaaren,"
dat zij van Solmes niet afkeeng was, wegéns ee-i
rigQ agtinge die ze voor mij had ? èn haar leed-'
. Η 5 we^
-i
fiz- ' be historie vaïf ^
weezen, dat zij zig buiten zijn bereikigeileld had|^
^t is te zeggen, bij mij was gekopmén ?
Welk een zegepraal zou het daarenboven zijn
voorde trotsheid der Har low es ^ zo ik nu deeze
Lady trouwen^ing? Van eene familie, die bene-
den mijne eigene is! %Vaari.n geen een waardig
is om 'er zig mede te vermaagrchappen , buiten
haari Daar mijn eigen Capitaal niet veragtelijk is!
Daar ik binnen deszelfs paaien mijne verteeringe
Jioude , om alle af bangelijkheid te ontgaen van
hunne meerderen , en aan geen leevend inenfch
verpligt te zijn.' Daar mijn perfopn, mijne talen?
ten --niet te veragten zijn, zekerlijk ----
'Kogthans met fmaadheid van hen verworpen,
Cjénoodzaakt om inijn aanzoek onder de hand bij
hunne Dogter voort te zetten, terwijl twee of drie
van'de aanzienlijkfte familien in het koningrijk aan-
leidingen gegeven hebben welke ik hebbe van de
Iiand geweezen , ten deele o.m haarentwille, en
ten deelp om dat ik nooit wÜ trouwen, indien hec
^iet met bxiar zij:. Dan nog gedrongen te ζ1|η·-
pm haar , niet alleen aan hun 4 maar aan haar
xelve te ontßeelen t En nioet ik zo verre gebragc
worden, dat ik de Harlowes om vergiffenis en ver^.
zoeninge fmeeke ? —τ- Dat ik bedele om als
een Zoan erkend te worden van eenen wreveli-^
gen dwingeland; wiens eenige roem zijn rijkdom
is? Als een ^roi^i^r . van een fchobbéjak, die ee-
Ke onfterflijke haat tegen mij heeft o|)gevat; en,
van eene Zuiier, welke voor mij te laag was om.
'er naar te ftaen , anders had ik mar mijn. zin,
haar kunnen krijgen, (en dat met de tiende part.
Iran de onruil en moeite, die haare Zuiler mij ge- ί
koft
Κ' ''
ί ,
jpffer clarïssa harlo\p, ,
|oft heeft)? Eb eindelijk, als een Neef van Oo-
men, welke zig verheffende op hunne gewönne^
goederen, mij trqtslijk behandelen zouden als ee^
nen, welke uit dien hoofde hun te voet viel ? D,at
verhoede uw Bloed, OLovelaqes, dat iiw ίααί^^
ße , en mag ik zeggen, niét dp laagße. van uw
Ihm, dus zou kruipen, dus 2öu flikflooijen, du^
het flof likken, om een WIJF! ——
Aanftonds wedey voortvaaren.
j©^ iir. Love lac ε, am Jan Belpord,.
Scbildkn*
Ten Vervolge.
...,.. j
Maar is het niet de godlijke CLARIS.SAj
\Harlowe, wil ik niet zeggen; mijne ziel ver-
fmaadt hen alle buiten haar] w'elke ik dus inge-
wikkeld dreige ? --^— Zo Deugd de Waare A-
del zij, hoe is zij dan veraiiejd , en hoe zou eene
yei'wantichap met haar veradelen, verdiende de:
familie geen veragtinge, uit welke zij ge^rootea,
is j en die zij boven mij ftelt h *
Dog laate ik weder eens ftililaen. —;— Ti'
'ër niet iets' onregtmaatigs, is 'er niet iets onregt-
maatigs ^m^e/?, in die Godlijk fehepzel? En zul-
len de overdenkingen van dat onregtmaatlge (al-
fchoen ket ter mijner gunße en voordeel geduide
' wqï·
-ocr page 200-Iforde) (a) mij niet ongelukkig maaken, wanneer
de Nieuwigheid haare bekooringen verlooren
heeft, en als zij mee geeft en lighaam, geheel mij-
ne eigene is ? LigniiiiTen zijn kiefcher zo zij ee-
7iigzins kieich zijn, dan andere mannen. Zelden
ontmoeten zij eene ftandvailige Deugd in de vrou?
wen , tegen welke zij hunne aanllagen rigten.
En uit de broosheid van diegeenen , over welke
zij gezegepraald hebben , oordeel en zij over alle
de rert. „ Tegen dringend aanßaen en eene
η g'^nßige Gelegenheid is geen vrouw beftand,
,i bijzonderlijk van eenen fteeds aanhoudenden
5, Minnaar, die weec hoe hij zijne Verzoelvingen
^ maar haare Neigingen moet fchikken : „ Dit,
weet gij, i& het eerile artikel van der Guiten
CTredo.
Wel wat nu! (dunkt mij, dat gij met ver-
baasdheid vraagt) Twijfièit gij aan deeze verwon-
derenswaardigile aller vrouv/en ? - Trekt
gij de Deiigd van eene CLARISSAin twijffel ?
Ik trekkeze niet, ik dyrve ze niet in twij^l
trekken Mijn eerbied voor haar laat mij niet
toe, dat ik regtuit dezelve in twijlfel trekl>e.
Msar iaate iku, op mijne beurt, eens vraagqn
— Is, of kan haare Deugd wel niet meer gegrond
?ijn op Hoogmoed^ dan op Beginzeïs van Re-
den ? Welker Dogter is zij ? -En is zij niec
«ene Dogter? Zo ze onzondig zij, hoe kwam
zij aan haare pnzondigh^id ? De eej^zugt van eea
yoPi"^
(a) TiOdanige van ie fchoone Sci^e, wdkc ipeer gewoon
ijjn te kezen om tijdkortuiji^e, dar» om t n lcrrigt te worcieu»,
•worde») verzoet ccnc bijïoiideic ü^ntlagt tc vcftigen op decicn
Biicf vAii den Hl, Luvciace.
ρ' (
m'i
- i
-ocr page 201-Juffer CLARISSA HARLOWE. i^j
Voorbeeld aan haare Sexe te verilrekken heeft haar
tot hieraantoe gedrecven, en kan haar wél tot m
toe onwinbaar gemaakt hebben. Maar is haat
ïioogmoed niet verlaagd ? Waartoe kunnen ίήαη^
nen en vrouwen beide niet gébragt worden om té
doen , in eenen ftaat van verdriet en leed? Welk
gemoed is boven ramp én tegenipoed verheven!
Eerzilgt is niiiTchien het voornaarri bolwerk vaii
vi^ouwolijke EÜeiigd. Verneder eene vrouvC, en
zal zij niet kragtdaadiglijk vernederd zijh?
En wie zegt dan ook, dat JuiFer ClariiTa Har-
loWe het i'uikje der Deugd is? - De Deugd
zelve is?
Alle die haar kennen, en van haar gehoord
hebben, zal men antwoorden.
Gemeen Gerügt! —^ Moet de Deugd door
't gemeen gerügt alleen beveiligd worden? -
ïs haare Deugd wel ooit beproefd ? -Wié
heeft haare Deugd durven ter toetze brengen ?
Ik zeide u, dat ik zou gaen nederzitten om
bij mijzelve te redeneeren,· en ik hebbe mijzelvè
in redeneeringe wcggefieeptj voor' dat ik'er era,
dagt.
Laate ik dit onderwerp eens ten naauwilcii
gacn uitpluizcc.
Ik weete wel, welk eene onedelmoedige
vertooninge hetgeen ik gezegd hehhe, en hetgeeft
ik verder ilae te zeggen, over dit ftuk, van w77
feoomende zal makken: Maar gae ik de i)eug4
niet op den toetS'ileen brengen , met oogmerk om
ze te verhelTen, zo zij op de proef goed bevon-
den worde? -VvV^gdan, vooreen oogeiï-
„ blik, ïiiec alle bedei?kinge, die zou kuntied
Λ
f.
ρ
r
DE HIS¥0RIË VA^
ötitilaen uit eene zwakheid, welke zonimigë
,, verkeerdlijk dankbaarheid zoudèn nóiemen; eii
^^ welke menigmaal een hare, dac nien onedel is,
j, bederft! ,
Ter Proeve dan -En ik zal dit bekoore-
lijk fchepzel ofi de ßriktße Proeve breiigen, „ op
5, dat de geheele Sexe, welke eenige paflagies in
,, mijne Brieven mögen getoond worden „ [Eiï
ik weete, dat gij alle u#e kenniflen pleizier doet
met zodanige afgebrokene ilükken van de mijne i
weike niet ftrékken om iemands èere te benadee-
len, of tiaamen openbaaren: En dit geeft mij luil
om ze ten uwen diende dus te doorfpekkefi] o^
dat dé geheele Sexe^ „ zegge ik, moge zieri
hoedanig zij behoor en "te zijn; wat 'er. varï
haar verwap wordt; en zo zij te doen heb-
ben inet eenen perfoon van opmerkinge en
naauwgezette kiesheid [vali Grootsheid, zo gij
wilt] hoe zorgvuldig ^ij behooren te zijn, door
een regelmaatig en eenvormig gedrag , oni
hem geen reden te geeven dat hij kleinagtinge
voor haai- krijge wegens het toeiïaen van gun-
ften, welke aan eene natuureÜjke zwakhéid
kunnen worden toegefchreeven. Want moec
eene Vrouw niet de eere eens mans ophouden?
En bréngen haare fouten eenen Man niet meer
I, fchande aan, dan zelf haar zelve ? „
Het is niét zonder reden, Jan , datikgeesi
behaagen gehad hebbe in het Gekliiiilerd Leeven.
Ter Proeve dan ί gelijk ik zeide, daar het nu
met mij op de vraage aankoomt, Ofik eene Vrouw
zal hebben? En of zij eene Vrouw zal zijn van dd
'0erfie\ of van de tweeds orde?
■ ■■ i' Jk
5>
Jï
Jï
i>
J>
η
η
ί>
9)
9>
i'
-ocr page 203-JüFiER (TLAïilSSA HARLÖ^.
Ik zal regt door zee gaen. Ik zal het lief
fchepzcl niet alleen ftrikt, maar edelmoedig rege
doen; Want ik zal haar beproeven volgens haar ei-
gen oordeel zo wel, als naar onze beginselen. ^
Zij befehüldigt zigzelve, dat zij briefwiflTeliil'^
ge gehouden heeft met mij, een man van een onr-
gebonden eharailer; en wel eenén, wiens eerßä
•oogmerk het was, haar in deeze briefwifTelinge iri
te wikkelen ^ en die daariiï ilaagde, dooi middelen
bij haarzelve onbekend.
Welke, nu, waaren haafe^ beweegredéhen
tot deeze -briefwiiTelinge ? In^en niet zodanige^
welke haare kiesheid haar doet denken befchüldir
genswaardig te zijti^ waarom befchuldigc ή} daqi
iigzelve? '
Is zij vatbaar geweeft voor do'olinge? vaat
in die doolinge te volharden?
Wie de verzoeker waare, doet 'er niet toe';
nog welke de verzoekinge. De daad zelve, de i
Ging zij daarin voort tegen het verbod yiaji ij.
haare Ouderen?
Zij bekent dat zij zulks deed.
Was 'er ooit eene Dogter bekend, die hoo*
ger denkbeelden had van den kinderlijken pligt,
van het ouderlijk gezag?
Nooit.
„ Welke moeten dan die beweegredenen
zijn, hoe fterk, die fe ßerk waaren voor dea
j, Pligt van gehoorzaamheid, in eene zo piigi'
„ maatige Dogter? —W<?lke moeten mljn^ . ^
3) gedagteri yaq deeze beweegredeneii geweeit
ν m9
-ocr page 204-öe historie van
ίί'
IVA
j, zijn, welke w/y;?e.hoope daarop gebouwd; toe%
ter tijd, in dit ligt, befchouwd zijnde?
Maar men 5:al zeggen. Dat haar voornaarh
öogmerk was, om ongelukken voor té koomeii
tullchen haaren Broeder en haare aiidere vrienden,
en den mart die zo fnoodlijk van hen allen gehöorid
wierd.
Maar waarom trioeft zij meer bezórgd zijn voor
de veiligheid van anderen, dan die voor hunne ei-
gene waaren? En was bet Gevegt toen al niet
voorgevallen? Moefl: eene Deugdzaame per-
,, foon zig wel laateii overhaalén; om,·uit eenigi
5j reden 4 haarén hlijkhaaren^ haarén 'érkenden
pligt te verbreeken? „ En zo niet, moefl; zij
zig dan daartoe laaten overhaalen, alleen om eeti
gevreesd kwaad voor te koomen ?
Gij, Lovelace, de Verzoéket (zult gij we-
derom uitberften en zeggen) öok ilog haar Be-
ifchuldiget te zijn!
Dog ik befchüldige häai^ niét. Ik Rèdencerfe
alleen maar, en^ in mijn hart, fpreeke ik haar den
geheelen' tijd vrij, en aanbidde hét gödlijk fchep-
zei. „ Maar laate ik, niettemin, onderzoeken,
j, of zij deeze vrijfpreekinge Verfchuldigd zij aan
'jy,haare verdlenßci oïi^m m\]r\Q zwakheid
,, Zwakheid de regte naam voor Liefde! „ ' i ·
Dog zullen wij eens eene andere beweegre-
de« onderftellén 2 — En die is LIEFDE ; ee-
ne beweegreden, vvdkéalle de Werèld in Laitr ver-
fchoonen zal. „ Maar ik moet zeggen, dat allé
de wereld dat doet, niet om dat het zo behoort ^
maar om dat alle de wereld zig ligtlijk door de^
^ iielve verleiden laat.- „
>1
ij;
; (^
ί. 4
Laat dan LIEFDE de beweegreden zijn:
"Lièfde tot wien Ρ
Éenen Zot^e/ace, is het atitwoord.
„ Is 'er maar een Lovelace in de wereld? Kun·»
nen wel niet meer Lovelaces worden aangelokt
9, door eene zo fchoone gedaante ? Door zulkö
i, verhevene hoedanigheden ? Het was haar roem-
„ rugtige naam V welke mij tot haar trok: En heè
5, was haare Schoonheid en goed VerilaM, welké
j, mijne boeijens vailklonken: En nu doet dit al të
„ zamen mij haar voor een voorwerp agten mijner
» poogingen waardig; waardig mijner eerzugt. „
Maar heeft zij wel de opregcheid, de open-
hartigheid gehad ^ om die Lkfde te é^eiefiffefi ?
Dat heeft zij niet*
„ Wel, indien het dan iti den grond Liefdé
zij ^ fchuilt 'er dan niet eene andere fout nog
5, onder de fchaduw van die Liefde—^- Heeft
5, zij geen Geveinsdheid? -—^— Of is het Groots^
heid des harten? ^^
' Εώ wat volgt daaruit ί —— Kan dan in de
Godlijke ClariiTa vallen, eenen man te beminnen ^
welken zij met behoort te beminnen? En kan
Veinzerij'm haar vallen ? En is haare deugd ge-
grond op Hoogmoed? —-— En, zo deeze vrat-
gen .met ja beantwoord worden > moet zij dan niec^
eene vrouw- zijn ?
En kan zij deezen Minnaar op de togt hou-
den i en in 't naauw houden ï Kan zij bem , dié-
gewend is over andere vrouwen te zegepraaleri^'
doen beeven ? Kan zij zig zo gedraagen ^ dat zij
hem, zoffitijds, doe twijfl'elen of zij bemwoi be-
^nne, of eenlgm man j „ m iipathans het ver-
lÜi
-ocr page 206-eifciit vèrniQge4i «iet hebben ^ier de^hartftoge
5, zelve, in ftappen van hethoogft belang voor haa··^
„ re eere, géiijk iüj denkt\ik hemréeele 'haaf
hUr^y, ^an ^ 'tolgens haare eigene gedagteti] „
yj maar iiig' doör térgen laaten vervoeren tot eene
belofte van baars Vaders hüis' te vèflaaten, en
3, i«et hem door te gaen , daar zij zijn cbarafter
5, kent; en xelf te bedingen om niet te trouwen,
voor dat 'er onwaarfchijnelijke en verre af zijn-
3, de gevallen zotide kobmen té gebeuren ? 'Wat
3, is 't, of fchoon de têrgingen Zodätig waaren >
dat zij alle andere vrouwen regtvaardigen zou-
3, den5 moeft egter eéne CLAKISSA vatbaar
zijn voor tergingen , door welke zij zelve hee
„ in zig ten hoogften berispelijk agt zig zo zeer
5, te hebben laaten beweegen ^
Dog Iaat ons iiet lief fchepzel befchouwen ^
terwijl zij beilooten heeft haare belofté te herroe-
pen ; nogthans zig begeevende bij haaren Min-
naar; een ilout en onverrzaagd man, die te voo-
ren meer dan eens van haar was te löor gefteld;
cn die koomt ^ zo als zij? weet, voorbereid met
eene verwagdnge van de vrugcen haarer beilem-
minge, en in voorneen^en om haar weg te voe-
ï-en. En laar ons hem befchouwen, terwijl hij haar
metterdaad wegvoert; eri haar volkoomcn in zij-
ne magt heeft —-- „ Kunnen'er, vraage ik
nogmaal , wel geen" -énderé iiovelaces zijn;
andere diergelijke onvertzaagd^ aanhoudende
waaghalzen ; 'fchoon zij niet ojf> dezelve wijt
ze te werk gaen? '
, En heót eene CLARIS SA dan Cvdt:
j, gens haar eigen oordeel) gefeild I ....... ....... 1«
t'
μ'
1
- -i ■ " · ZIÜ·»
f 1
,'fr
. t.
n.·^ I
-ocr page 207-ί,-'Mke voorfjaame·ihxkken gefeild? —— En zoii
,, zij wel niet verder kunnen feilen ? —- Fei-
„ len in 'h;et mornaamfié ftuk,· waai-coé alle.dè
andere ftukkenvin welke zij gefeild heeft ^ maai
,, eene nawrelijké aanleidinge geeVen ? ,, ,
; ^eg ook'.niet ^ dat de Deügd, iii'^s Hemels
Oog, zo wel .eene vèreifchte hoedanigheid is in dé
wannen^ als in de vróui^eh. Door Deugd ver-
•ftaeik hierKöishe;d, en de Verzoekinge te over-
winnen ; zonder dat mijne ClarilTa nu in aanmer;^
kinge koome; Nog vraag ook,, zal de man fchul^
dig zijn, en egter verwagten dat de vrouw on-
fchuldig, en zelf aan geen vefdenkinge onder-<
lievig zijDring deèze redenen niet aan j zegge
'ik; nademaal de Vrouw, dooi- zig te vergrijpen',
den man veel meer kan veróngelijken, dan de Man
^e Vrouw kan doen, en niet alleen haarén Man^
maar zijne geheele familie; door andermans kinde-
ren in zijne bezittingen in te dringen, ter uitilui-
.tinge miflchien/van (,ten minden als deelgenoten
met) zijne eigene; terwijl hij fteeds gelóóft, dat
-die alle de zijne zijns In *s Hemels óog derhal-
-Ven i kan de zonde niét even groot ziin* Daar-
enboven hebbe ik ergens gelezen,/^/isri de vroumi
gefchapen is om den maii, -niet de man om dé
■^rouw. De Deugd is dan minder te ontbeeren
in de vrouw dau.in den man. u
i i Gij, Lovelace (dunkt mijj dät eehig betei töan
dan gij zal .zeggen) ^ulk eene volmaaktheid'te
vereifchen m eene vrouw! ——
.Ja , ik y mag ik >wei antwoorden. Was dé
'groóte C«far niet een groote Guic omtrent de
Wiiiïd.liij, iioldaatea xelfc
'■rfi ' ^ J .2»·" hii
-ocr page 208-4ί32 ^ ^ DÉHiSTOR:M VaW .
:bij eene van zijne zegepraalende Intreeden binneti
Rome, niet genoemd, de Hoerejaager met zijn
•skaalen kop?(^n de Frouwen zo wel, als de Dog-
tcrs zijner medeburgeren voor hem gewaarfchuwd \
^— Verftict egter Ciefar zijne vrouw niet , al-
leen-om dat zij gevonden was in gez^lfchap van
Clodius, of liever om dar. Clodius, fchoon haar
onverhoeds ovèrgekoomen, bij haar gevonden
was? En welke was de reden , die hij daarvoor
gaf.? -.'Het was deeze (fchoon hijzelve
•een. Boef waare , zo als ik zeide) en deeze al-
leen --De Vrouw van CaJ'ar moet niet
^erdagt zijn!·
Casifar was geen hoogmoediger man dan Lo·
velad^. ' . :
Ga dan heen ;;; Jan ; en zeg nier, nog laat
eenigmenfch zeggen, dat gij het hoort, dat Lore-
lace , een man die zig verheft op zijn Aloud Ge-
flagt, bijzonder is in zijne vereifchten omtrent de
reinheid eener Vrouwe , fchoon hij zelve niet
rein zij.
Wat belangt mijne CLARISSA, ik beken-
-ne, dat ik naauwlijks denken kan,'dat'er ooit zulk
cene engelin van eene vrouw was. Maar heeft
zij , gelijk boven ^gemeld is, niet reeds (lappen
gedaen, welke zij zelve veroordeelt ? Stappen , tot
het doen van welke de wereld en* haare eigene fa-
milie haar \mt bekwaam dagt ? En welke haare
eigene familie haar niet vergeeven wil? >
En het dunke u niet vreemd, dat ik weigere
naar iets te hooren , 't welk van, wegens hoog-
igaende tergingen 'ten voordeele van eene Puik*
ßeugd wordt ingebragt, ^jn niec cergingen en
- >
jSÊÊm
-ocr page 209-Juffer CLÄRISSÄ«ÜÄREOWE. ί?'^
Ji ver^cceki'ngen ' de Proeven dei" Deugd ? Eener -
Puik-Deugd moet hec niet-geoorlold '
j, wegens tergingen te fchenden of te bederv^eïi.·
- IVlag men.dan niet toeilaëns dat hrt Ge-
fi lukkig llaagen van hem, dié haar dus verre kon
„ brengen , eene aanmoediginge voor hein zij
„ om eens te beproeven of hij haar niet verder
„ kan brengen ? „ Het is maar om het' eens te-be^
proeven. Wie zou fchroortieïi^ voor eene beproc'
vinge van dit Godiijk fchepzel? „ Gij wéét'dat
„ ik meer dan eens, tweev of driemaal en, jonge
,, vrouwen van Naam en Eéré Ïet vuur^ aan
toonen gelegd hebbe; en nooit ontmoetede ik
,, nog eene , die het eene maand uithield j nog
„ zo lang inderdaad dat hét mqne vihdinge kon
5, belemmeren. Ik hebbe daarurreen befluic te-
,, gen de geheele Sexe opgemaakt. ,, En indien'
ik nu geene Deugd gevonden hebbe, die niet vèr<
leid kan worden, wil ik zweeren dat 'er geen èc-
ne zodanige onder de geheele vSexe is. Is 'er dair
der geheele Sexe niet aan gelegen, dat deeze be-
proevinge j^efchiede? En wie is 'ér," die deeze La-
dy kent, welke op haar hoofd de eere van alle
niet zou willen Hellen ? ' — Laat haar , die
'er iets tegen heeft, voor den dag koomcn, ea
begeeren om haare plaarze te bekleeden.
Ik moet u verzekeren dat ik een verfchrikke-
iijk hoog gevoelen hebbe van de Deugd ; gelijk
ik ook hebbe van alle dié gaavén en voortreffelijk-
heden , welke ik zelve niet in -ftaaï geweed: hen te'
verkrijgen. Ieder vrijleever zou dit niet zeggen^
uog dus denken ~—Daar- dus ieder reden,
welke hij gebruikt, ter veroordcelinge ilrekc vauv
m
^ijne eigene daaden, gelijk zomraige denken zoU
den. Dog ongeveinäheid is altoos een uitilee-
kend deel van mijn charafter geweeft.
De Satan, welken gij, zo.gij wilt, in dit ge-
val , mijnen aanftooker noemen moogt, ftelde dert
vroomen man eertijds op de geftrengfte proeven.
Aan zijn gedrag onder deeze Beproevingen,
,, was die vroome man zijne eere en zijne toekoo-
,, mende belooningen verfchuldjgd. Een on-
fchuidige , zo men aan hem twijffele,moet wen-
fchen om op eên^ billijke wijze en voor de vuiil
ter proeve gebragt te worden, · -
Reinaldo wees bij Ariofto wel deSiMantuaan-?
fchen Ridders Proef-Beker van de hand, welke
ter toetze dienen zoude van de kuisheid zjjner
Vrouwe (a)-Deeze was zijne reden, waar-
om hij naliet 'er de proef van te neemen: „ Waar-
pm zoude ik naar eene zaak zoeken , die ik
„ niet gaarn zou vinden ? Mijne Huisvrouw is ee-
5, ne Vrouw. De Sexe is broos. Ik kan geen
9, beter geloof van haar hebben , dan ik hebbe,
9, Het aou tot - mijne eigene fchaade zijn, zo ik
5, reden vond om erger gedagten te hebben. „
Dog Reinaldo zou de beproevinge van de Lady
niet geweigerd hebben ^ voor dat zij zijne Vrouw
wier4; en wanneer hij mogelijk zijne rekeninge
asou gevonden hebben in haar te ontdekken.
Wat mij belangt, ik zoude , fchoon ge-
trouwd, den Beker niet hebben van de hand ge-
Veezen , al waare het maar op hoope van reden te
vin·-
Λ'
I
Μ '
(i) Be Tcrtelliage luidt i Dat al wie uit dcezen bckft
gronk, zq zijne vroavir eerbaar waarc, daaruit zonder pJen^
|κβιι ikinken koude: Ze niet, dan hid het Itiijdige plaarzc.
i
ψ
iinaito
-ocr page 211-juffer-clarissa harlowe. m
tanden om mijn goed gevoelen van de eerbaarheid
miiner Huisvrouwe te beveiligen ; en op dat ik
weeten mögt of ik eene Slang , dan of ik eene
Duif in mijnen boezem had.
Dog weder tot mijn Huk —— „ Wat moei;
dog die Deugd zijn, welke geen beproevinge
„ kan uitftaen? ------Welke die Vrouw , dlQ
,, wenfchen zoude die te mijden ?
Wel dan, eene beproevinge fchijnt noodzaa*
kelrjk om de Eere van een zo uit muntend Schept
?el verder te beveftigen. ■ ,
En wie zal haar op deeze proeve ftellen f
—- Wie anders dan de man, die haar reeds,
gelijk zij denkt, verleid heeft om in geringer
ftukken af te dwaalen ? En dit om hmrs-i
zelfs wille in eenen tweederJeijen zin<-- Niep
alleen , voor zo verre hij in ftaatsgeweeft is om
eenigen indruk op haar te maaken, maar ook alaci
het haar leed is dat hij dien indru^i gemaakt heeft;
en zij dus onderfteld niag worden op hi^arQ hoe^ie
te zijn tegen zijne verdere aanflagen.
De Toeftand , waarin zij: tegenwoordig is,
moet men bekennen, is voor haar ongunftig: Dog
ZQ zij overwint ^ zal dat tot haare eere gedijen.
Schuw derhalven geen verdere beproevingen j
mijne waarde ziel, nog haat mij om dat ik ze doei
--—-„ Want w<ilke vrouw kan gezegd worr"
den deugdzaam te zijn, voo^ Zij beproefd
geweeft is? „
,, Nog behoort eene poogingo, beproe·*
vingc , genoeg te zijn. Waarom i Om dat hec
hart eener vrouwe op den eenen tijd van dia*
mam, op den anderen van was kan zijn „
14 Ge^
5»
»
»J
3>
3>
Ν
Ν
^ de historie va»
Engf
Gelijk ik dikwijls ondervonden hebbe.'
ook, ongetwijiFeld.
De vrouwen, dunkt mij, dat gij zegt, zou^
den 'er heel wel mede ftaen, indien zij alle fton-·
den beproefd te worden'! —^
Maar, Jan, daar ben ik ook weer niet voor·
Schoon ik zelve een Guit ben, ik ben geen Guiteng
vriend; uitgezonderd van u en ons genootfchap.
En dit zij een van de ZedeleiTen uit mijn lang-
wijlig onderzoek-- „ Laaten die prijtjes, wed-
4
ίί
.·://
'> h
■f
J
3, ke niet ep den pijnbank willen gelegd worden,
,, gelijk ik het noemen mag, daarnaar haare keu-
5, ze doen. Laaten zij den voorrang in haare
3, gunft geeven aan vroome eerelijke maatige ge-
,, zeilen, die niet gewend zijn om honden-poet·^
zen te fpeelen: Die genegen zijn omhaartenee^
5, men zo als zij zig aanhieden; en die zelve taa-
melijk goed zijnde, andere niet ligt verdenken.,,
Maar wat, dunkt mij ^ dat gij vraagt, ftaet
rer te worden van de Lady, zo zij tekort fchiete?
Wat? - Wel, zal ze niet , indien eens
te onder gebragt, altoos zijn te onder gebragt ?
Een ander van de zetregelen van ons LigtmiiTen.
En welk een onfchatbaar vermaak voor eenen Hur
xvelijks-haater, welk eene verrukkelijke gedagte ,
Jn ftaat te zijn om zulk eene vrouw als Juffer Cla^
riflk Harlowe over te baaien om mét hem re lee-
ven, zonder weez^nlijke veranderinge van naam!
Maar zo zij weerihnd biede —^— Indien zij
haare beproevinge edelmoedig doorflae ? -—^-
Wel, dan wil ik tiaar trouwen; en mijn ge-
fternte danken voort^ulk eene engelin van eene
Mau>
Snf
vT·^
Ί·),
rWm-
Juffer CLARISSA HARLÖWE. lijp
Maar zal ze u>dan niet haaten? -Zal
ζε mee weigeren —--
Neen, neen, Jan ! — In dusdanigen toeftand
en omilandigheden als wij zijn', vreeze ik daar
niet voor. En mij haaten ! 'Waarom zou zij den
man haaten, die haar op de proef bemint Γ
En dan nog, om een weinigje te reppen van
reprefaille -- Ben ik niet regtvaardig -in
mijne befluiren om baare Deugd te beproeven.;
die beilooten heeft, gelijk ik zeggen mag, om
de mijne te beproeveni' die verklaard heeft, dat
zij mij niét trouwen wil, voor dat ^ij hoope heeft
op mijne Hervorminge ?
Én nu, opi van deeze bedaarde redeneeringe
een einde te maaken , wilt gij eelye (welicen ik
onderilekl hebbe een voorfpraak voor de Lady te
zijn, om dat ik weete dat Lord M. u heeft aan-
gezet om het vermogen, hetwelk hij agt.dat gij
op mij hebt, te gebruiken, om mij te overreeden
dat ik mij in het Hek begeeve; wilt gijzehe') mij
wel niet toeftaen dat ik eens beproeve, of ik hec
vrouwlijke in haar nier kan verwekken? ----
Dat ik beproeve , of zij, met die gloeijende wel-
gemaaktheid van leden, en dien vollen bloeij van
prille fchoonheden , door welke zij elk oog naar
zig trekt, ten aanzien van het groüC ardkel wee-
aenlijk onbuigbaar zij \
Laate ik dan beginnen, naar dat de gelegen-
heid zig voordoet. -- Ik zal; en haar ga-
deQaen in alle haare treden, om eene. uitglippend^
■te vindennen elkoogenblik op haar letten, om het
regttijdig oogenblik te vinden. En te meer, de-
'wijl zij mij niet ipaart, maiy: alle gelegenheid
I 5
waaf^
-ocr page 214-De HIStORIE van
Η
waarneemt die zig aanbiedt, om mij te kwellen en
te plaagen; en niet venvagc nog denkt, dat ik een
goed man ben.
Zo zij eene vrémv zij, en mij hemnne, zai
ik haar zekerlijk wel eens op eene ftruikclinge be^
trappen : Want de Min was altoos gewoon de
gcene te verraaden , die haar huis veil: En daar
de Min van binnen ψ ik van hmten ben, zal zij
mcef dan eene vrouw moeten zijn, gelijk de Dig-
ter zegt, of ik minder dan een man, zo het mij
niet gelukke.
Nu , Belford , is alles uit. De Lady is de
mijne; zal nog meer de mijne zijn. Het Huwe-
lijk, zie ik, is in mijne magt, nu 'er in is. An-
ders waare het milTchien zo niet geweeil. Zo ik
haar kan hebben zonder trouwen, wie kan mij be*
fchuldigen dat ik het eens beproeven Zo niety
groot zal dan haar roem zijn, en mijn vertrouwen
in \ toekoomende. En zij zal dan de offerande
wel verdienen , welke ik haar van mijne vrijheid
zal opdraagen; en van haare Sexe Eerbewijzingen
naaft aan de godlijke, om dat zij een bewijs ver?
fchsft heeft, „ dat 'cr eens eene vrouw was; weL
,, ter Deugd geen beproevingen, geen krijgslis-
,, ten, geen verzoekingen, van den man zelf wel-
,, ken zijniet haatede, konden overmeefteren. ,,
Nu kunt gij mijn geheelen Omloop zien: Als
in een fpiegel kunt gij dien zien. —— C A»
BAEA, evenwel, is het woord (aj); en laat het
geheim u niet ontüiappen zelf in uwe droomen. «
Nie'
fa) Die woord, zo wanneer het van iemand (ieczer Heeren
gebruikt wicrii , was volgc-iis attptaak onder hen ccne leuze
van ccn onfchciibaar geheim*
m
fh
jüffbi\ clarissa HARLOWE. fjj^
Niemand twijiFek , of zij ftaet mijne Vrouw
te worden. Laat haar voor zodanig doorgaen, als
de leuze geeve. „ OndertuiTchen zal Hetvor-
5, minge mijn fchild zijn; de eene of andere van
„ de vrouwluij in London , zo ik ha^ daar kan
„ krijgen, mijn Lok-vogel „ En dus veel voor
ditmaal.
Juff'er Howe, aan Juff&r CLarissa ΗΑϊ^ί
lowï;, ii
' )
\Ten antwoord op den V en XI. Brieft
Bekommer u niet zo zeer, mijne waardfte
vriendin, over de krakeelen tulTchen mijne Moe-
der en mij. Wij hebben eikanderen des niectege'n-
ftaende hartlijk lief. Indien mijne Moeder mij niet
bad om te bekijven , moefl: zij iemand anders
daartoe vinden. En wat mij belangt, ik ben ee-
ne zeer ftoute meidj en waare 'er deeze gelegen-:
heid niet, daiir moeft eenige andere zijn om zulks
te tponen.
Gij hebt mij wel hooren zeggen^ dat het dus
altoos tuflchen ons gelegen was. Anders kondc
gij het niet geweeten hebben. Want als gi} bij
ons waarr, bragt gij ons beide in eene goede har·^
monie; en waarlijk, ik had altoos meer fchroom
voor u, dan voor mijne Moeder. Dog dai Ont-
f _
De HIStORIE van
zag ging ook egter gepaard met Liefde. Uwe be-
ftraffingen , gelijk ik altoos ondervonden hebbe ^
zijn zo lieflijk mild en leerzaam ; zo baarblijkelijk
gefchikt om te bevoordeelen, en niet om te ter-
gen , dat een edelmoedige inboril daardoor wel
moet verbeterd worden. Maar, luider hier nu
eens naar mijne goede Mama, als gij niet bij ons
zijc ---Gij zuie, zegge ik u, Jans je. ik
vjtl bet zo hebben. Weete ik het niet beft ? Ik
wil gehoorzaamd worden, Hoe kan eene Dog-
ter , d'e wat krijge) is , zulk eene taal verdraa-
gen; en geen Ivift hebben om ongehoorzaam te
'zijn ?
Raad mij niet, mijne waarde, om mijns Moe-
ders verbod van bricfwiflelinge met υ te onderte-
tenen. Zij heeft geen reden voor hetzelve. Nog
zou zij uit haar eigen oordeel dar verbooden heb-
ben. Die raiflelijke pasganger, die oude ziel, uw
Oom (wiens bezoeken menigvuldiger zijn dan
noit) door uwe kwaadaartige en eigenbaatigQ
Broeder en Zuiler aangeilookt, geeft daartoe aan^
leidinge. En zij hebben mijns Moeders lippen
ilegts geleend, nu zij zo verre van u af zijn, om
zig daarvan als eene zoort van fpreek-trompet te
bedienen. Het verbod, zegge ik nog eens, kan
niet uit haar hart voortkoomen: Dog zo het al zo
waare, is er zo veel gevaar yit te dugten, dat ik
voorrgae mer te fchrijven aan eene van mijne ei-
gene Sexe, als pf ik fchrcef ann eencn van de an-
dere ? Laat verflagenheid en wederwaardigheid, en
eene reeks van onderdrukkingen , welke gij zijc
.doorgcloopen, uwen gecil niet verzwakken, mijn
^Qi-liefil; ièhepzel; cn u ongemakken doen zien,
daar
14,i.
(Ii
ι ν
ff
f
4
daar 'er onmogelijk geen kunnen zijn. Is tm ta-
lent papier bekladden^ gelijk gij het noemt; dat iê
het mijne ook —--En ik zal voort kladden,
bij alle gelegenheden ; en wel aan u; zij mogen
zeggen wat zij willen. Nog laat uwe Brieven
vervuld zijn met de zelfbefchuldigingen, van wel-
ke gij gewag maakt: Daar is geen reden tot de-
zelve. Ik Wenichte wel, dat uwe Anna Howe,
die in haars Moeders huis gebleeven is, maar half
zo goed waare als Juffer ClariiTa tlarlowe, die uit
haars Vaders is gedreeven.
Ik zal over uwen Brief aan uwe Zuiler niets
zeggen, tot dat ik de uitwerkinge zie, diö dezelve
hebben zal. Gij hoopt, zegt gij mij, "dat gij uw
geld en kleederen u gezonden zult krijgen, niet-
tegenftaende mijn gevoelen in het tegendeel"-—
Het is mij leed, dat ik u te berigten hebbe \ hoe
ik even hebbe gehoord, dat zij eene raadsverga-
deringe over uwen Brief gehouden hebben ; en
dat uwe Moeder de eenige pcrfoon was, die 'er
voor was om u uw goed te zenden; en overftemd
wierd. Ik beveele u derhalven mijne aanbiedinge
aan te neemen , die ik in mijnen laatften gedaen
hebbe; en geef mij omftandiglijk te kennen wat
υ ontbreekt, waarmede ik u buiten dat voor^
zien kan. 1
Stel uwe gedagten niet zo zeer op eene Ver-
zoeninge, dat zulks u zou verhinderen eenige
goede gelegenheid aan re grijpen om u te voorziea
van eenen befchermer; zulk eenen, al5 de man
zal zijn, die, gelijk ik mij verbeelde, als een reg-
te Man en Voogd, aan niemand zai coelaaten u c^
mishandelen buiten heinzelven.
de histörie vaw
Wat kon hij dogiméenen, met zulk eenê^
als gij meldt, te laaten voorbijglippen ? Ik weete
niet, hoe ik u zou befchuldigen; want hoe kondt
gij verder gaen dan ftilzwijgen en bloozen, wan-
neer de malle vent kwam met zijne waarneemingé
Van de bepaalingen ^^ waaraan gij hem nog in ee-
nen anderen toeiland zijnde verbonden hadt?
Dog, gelijk ik u boven te kennen gafj gij jaagt
de luiden Weezenlijk ontzag aan. Εη> op mija
woord, gij fpaardet hem niet.
Ik herhaale hetgeen ik in mijnen laatften ge-
zegd hebbe, dat gij eene zeer netelige rol te fpee^
len hebt: En ik zal ^er bijvoegen j dat gij een
Gemoed hebt, 't welk Veel te teder is voor uwe
rol. Maar wanneer de Minnaar om hoog klimt,
moet de JuiFer nederdaalen. Hij is van nätuure
trots en hoogmoedig» Ik gdoove, dat gij hem
moet aanklampen van den kant zijns hoogmoeds ^
welke hij zijne eere noemt: En dat gij den fluijei
een weinig meer moet afgooijen* En ik wou wel
dat gij uwe wenfchen, om niet bij hem te zijn ge-
koomen^ en diergelijke, in zijn bijzijn wat in*
bondt: Wat heeft Wenfchen te beduiden^ mijne
waarde ? Hij zal dat niet willen verdraagen. Gij
kunt bezwaarelijk dat van hem verwagten*
Niettemin is het eene doordringende fpijt
voor mijne grootsheid, dat eenige fchobbejak van
die Sexe in ilaat zij om over eene Clarifla te zegcir
praaien. j
Ik kan evenwel niet nalaaten te zeggen, dac
ïk het uiterft behaagen fcheppe in uwen moed.
iVeel Zagtheid, daar Zagtheid vereifcht wordt,
F,''
Mr
J
iitesk^
-ocr page 219-juffer clarissa harlowe. - ^^
veel Moed, daar Moed wordt gevorderd-1
Welk eene waare Grootmoedigheid! «
Dog ik geloove, dat gij, in uwe tcgcnwoor- ;
dige omllandighedcn, u een weinig meer op ag-» i
t^rhoudinge moet uitleggen, in gevallen wanneer w
gij op hem misnoegd zijt, en een weinig plooijen-
Die ootmoedigheid, wdke hij aanneemt als gi^
op. hem los gaet, is hem niet natiiurelijk.
Mij dunkt, ik zie den man bedremmeld, en
als een gek ftaen kijken, gelijk gij"hem fehildert, ί
onder uwe beftraiFende ontzaglijkheid! -Dog .
hij is geen gek* Zet hem niet aan, om Wraak-
zugt te mengen onder zijne Liefde^
Gij zijt zeer ernilig, mijne waarde, in den
cerften van de twee Brieven, welke ik voor mij j
hebbe, ten aanzien van den Hr. Hickman cnmtj; ^
en 'ten aanzien van mijne Moeder en mij* Maar l
wat het laatfte betreft ^ daaromtrent moet gij niec
te ftemmig zijn. Zo het op den eencn tijd niet j
wel tuifchen ons ilaet, op den anderen ftaet het f
niet kwaalijk. En terwijl ïk bekwaam ben om f
haar te doen glimlachen in het midden van de' · f
toornigile bui), waarin zij nog ooit bij de tegen- [
woordige gelegenheid uitfpattede, (fchoon zij het
zomtijds wel zou willen nalaaten, zo zij her be- \
letten konde) dat. is een heel goed teken; een i
teken, dat .het misnoegen nooit diep kan «ittcn^-
nog van langen duur zijn. En dan nog brengt^
een minzaam woord, of vriendlijk gezigt, jeget^'
haarenigunftiing Hickman, ten allen tijde den ee-
nen in verrukkinge, en de andere in een caarnjs-·
Jijk goeden luim. ^
Dog uw geval fmeit mij in uip hart j cn/ispt;.
' . ! ' alle
h4
jDE^HistORIË VAN
älle mijné lugdgheid, moeten de beide goedé lui-
den zomcijds wel eens hun aandeel gevoelen van
die fmefce; nog zal dat overgaen, zo lang gij irt
eenen ftaat van onzekerheid zijt; en bijzonderlijk
daar ik niet in rtaac geweefl: ben om die befcher-
minge voor u 'er doof te haaien, waardoor de
ongelukkige flap zou zijn voorgekoomen ^ welks
noodzaakelijkheid wij beide, met zo veel reden,
beweenen.
Ik hebbe 'er alleen maar bij te doen (en die
was ook niet eens noodig u te zeggen) Dat ik
ben, en altoos zijn zal,
Uwe hartUjk toegenegene Vriendin en
Dienaar es ^
Anna Howê»
Juffer Clarissa Harlowe , äan Ju,
il
r/i
nJ· I
i
Gij berigc mij, mijne waarde,» daf mijne
kleederen en de kleine fomme gelds, die ik agter-
liet, mij niet zullen gebonden worden. -—--—
Dog ik zal 'er nog al op hoopen* i-Iet is nog
vroeg in den tijd. Wanneer hunne driften bedaa-
ren , zullen zij de zaak wel beter overweegen;
en bijzonderlijk daar ik mijne altoos waarde eix
voortreffelijke Myeder in dit verdoek te vriend
hefer
m
Vi
JtFFfeR CLÄRISSÄ' HARLÓWË. Y4f
Wbbe. O die minlijke toegeevéndheid 1 Wellè
Teen hartzeer hebbe ik haarencwege gehad, 'enheb*
te ik nog! .
Gij raadt mij om gieeh ftaat te maaken op eé*
ne Verzoeningen ïk maake, ik kän daarop geen
ftaat nlaakèn. Dog riietcertin legt dee^é Wenfch
mij naaiï aan \ hart. En Wat deezen man be^
langt, wat kart ik dag doen? Gij ziet, dat be^
Trouwden volßf-ektlijk niet in ^ijne eigene 'magt
is^ zo ik al geneigd mögt zijn om dat te kiezen,
boveïi de pooginge, welke ik agte voomaamlijk:
in 't oog te moeten hebben om tot eene Verzoe^
ninge in Werk te ftellen.
Gij zegt, hij is hoogmoedig eii trots —^
Zo is hij inderdaad. Maar kunt gij dog van ge^
voelen zijn, dat hij zou voorhebben mij tot de
peil van zijnen laagen hoogmoed te vernederen?»
En wat meent gi], mijne waarde vriendin»
als gij zegt7 dat ik den ßuijer een weinig tnèef
ïnoet afgooijèii'?' —^— Ik wift inderdaad nooit dat
ili eenên droeg. Ik kan ü wel Verzekeren, dat zo
ik in den Hr. lioveiace iets geWaar worde, het-
welk zweemt näar^-een oogmerk om mij te verne-
deren, zijne ti-otshèid mij nooit eene zwakheid zal'
doèïi ontdekken, die eener perfoononwaardig zij»
Welke r;iet üwe vriendfchap vereerd wordt; dat*
te zeggen^ die of mijiifcr Sexe^ of mijzelve^
die ik te voóren vfüs, onwaardig zij.
Dog ik hóope ^ daar ik bülteti ülle andöra
befchermihge bén, dat hij tiiet^bekwaam is tot ee^'
Hé vuige'of läage wraakzugt. '"2io hij eenige on-
gémeene moeijelijkheid mijnentwille gehad heefcj
mag hij zigzelvcn zulks niet denken ? Hij mag
Xil Deeh' Κ ^ h«t
f
de historie vas .
het immers; en zo het heiii belieft, zijn Chsraäef
wijten , hetwelk ,, gelijk ik hem gezegd hebbejj
mijnen Broedeï ten minften ^exi voörwen4zel iq-
gen ,hpm verichafte. En d^i^irenboven, deed ik
bem ooit wel eenige bciloften? Betuigde ik ooit
Liefde voor hem te'hebben? Wenfchte ik ooit-
dat hij,in zijn'aanzoek moge voortgaen i' HacI
Oiijns^Broeders heftigheid de zaaken niet in de war
gejaagd 7 ?ou dan mijne onverfchilligheid jegens
hem niet naar alle waarfchijnélijkheid (gelijk mijn
oogmerk was) zijnen hoogmoedigen geeit verdroom
ten hebben (ä) , en hem doen vertrekken na?ir
I.cmdon, daar hij voornaamlijk zijn verblijf plegt
te houden? En indien h'j dit gedaen had^ zou 'er
dan geen einqle geWeeft zijn van alle zijne vrijerij
en hoope ? Want geen aanmoediglnge had ik hep
gegeven: Nog hield ik toen briefwiiTelinge met
hem. Nog zoude ik, geloof mij, zulks begönnert"
htebben - het noodlottig Gevegt toen nog
niet zijnde vooxgpvalkw ·, 't welk mij naderhan4
daarin wikkelde om den wil van,anderen (dwaaze
die-'ik was!) niet om mijzeivc. En kunt gij, of
km hij^ van ge.dagten zijn, dat zelf" deeze briefj
wiiTêlioge , die ik rn^ar vooi eenen tijd meende,
aan te houden (welke mijne jX^loeder, (b) in, \
vOO.rbi^igaen, met öogluikinge toeliet) dus zou ge-
emdii^d hebben - waace ik niet. -van den eenea
kant gêdreeven , en van den aijid^ren geplaagd,,
om daar mede aan te houden^,,terwijl de gelegen-
heid, die dezelve eerll aan den gang bragt, nc^
aanhield? Wat voorwendzel heeft hij dap, al waa-
-iimi
(a) Zie p I hl. 17f j
CbJ Z'c D. I. bi. 4t.
--' rTüTiiii
-ocr page 223-juffer claris^a hail·ó^^i t^,
ié ik voiftrekdijk in 2ijne magt, om zig te^ert iiiij"
te wreeken , wegens de iiliödaaden vän anderen 4
en door welke ik meer geleeden hebbe dan hi] ?
---..Het kan, (het Jcan miec zijn, dat ik re-i
den zou liebhen öra té ,.dugteh; dat hij zulk eeit
Onedelmoedige Mk een fiegc man ziji ■
Gij gebiedt taij, mij niet te bekorrimeirèn,
ver de krakeelen > tiiiïchenniwé oeder efj u; iCad
ik nalaacen Äiij daaromcrent té bekomAieren.i daar
die krakeelea diri paijnöncwille vodrvallenJ Dan
dezelve verwekt C^f zal ik zeggen gerokkënd?3f
worden door mijnen Oom, én mijne andere nabe-
ftaenderi, >moet zekerlijk mijne bèfcommeringe ver--
meerderen» f f vb'^i' · ' : ^ , ..
' Dog ik'moet aanmerken^ ιηίίΙ^Ηίοη ί:6ίφίί?ν1ή-
iïig voèr^deii ftaat^ waai'iii mijn gemoed thans
dat de gezeggen,'vvelke gij van üwé Moeder
geeft , ais zo Äle ^cèmvmndos die gij kwaalijfe
neemt, zeer geftrenge, ftreeken zijn tegen lüzflv.eij
Bij voorbeeld G/}" zult, zeggè ik il^ ^d'és^
ƒ(?, geéfc duidelijk te kennen , dat gij haareri Wil
bexwllj · ^— En zoj ook met de overige.
"En'iaaté ιΪΓ'wijders "hanmerken , ten opzigc
van hetgeen gij zegt, dat 'er dezelve reden niec
kan zijn voor een verbod' van briefwiiTelmge mee
mij, als 'er waarvan de j^n Hr. Love-
lace; dat ik alzo vveinig^dagt bm Ktwaade gevol-
gen! vtó in^ ^ie'EwiöSingè ^et iiem'^Goen^ie^
tijd, als gij mi kunt lyan de uwe mét niij.'
Dog indien gehoorzadmheid hen pUgt ztj^ Is het
verbreekèh daarvan eene misdaad^ hoe verfchil-
lende de^omftandigiiedeii mpgen<i '"Het is
•zekcflijk^4iieEiiÉ)fi|k yion^iögeö obrded jtfgßii jh^r,
f-' oqr-
hb ■ de historie van .
oordeel onzer ouderen'' aan te ftellen. En indien^
liec ftrafba-ar zij zo te doen , ben ik gellrengiijk
geilraft^' en dat is het waarvoor ik u waarfchuw-
de, uit mijne eigene diere ondervindinge.
^ 'Nogthans, God vergeeve het mij! geeve ik
doezen raad tegen mijzelve met zeer groote moei-
jelijkheid; en ik hebbe^ om de waarheid te zeg-
gen, tegenwoordig'die fterkte van geeft niet, om
ZQ te kunnen van de hand wijzen. Dog indien
de gelegenheid niet verandere, zal ik het verder
in overweeginge neemen.
.it.
ν
Gij geeft mij zeer goeden raad -ten' aanzien
van deezen man; en ik danke u daarvoor* Het-
geen gij mij gebiedt, om meer agterhoudinge re
gebruiken in mijn misnoegen tegen hem uit te
drukken , daartoe mag ik mifichien mijn beft doen:
IN']aar te plooijen^ gelijk gij het noemt, dat, mij-
né%waardile juiFer Howe-f kan niet gedaen wor-
den van : . Λ-· ·'.;
ν
7 f ·'..
.ί',.ϊ.-ν
.....Uwe eigene
'Clarissa Harlowe.
: Γίίο i . '
Jufer ^Clarissa Harlowe, aan Juffer^
' ' ■ -"Howe. '
. I ,· -
Gij moogtf wel gdooven, mijne waarde Juf-
fèr Mowe , dat de oniihndighcid i van hec,. geraas.
juffer clarissa harlowe. - ^^
lA
cn gefdireeuw binnen de^ tuindeur, op voórlce-
den Maandag, tnij geen kleine ongerultlieid guf,
ais ik bedagc dat ik in de banden was van eenen
man, die door eene zo fnoode voorbedagtheid,
mij een ftrikikon fpannen om mij mijzelve te ont-
futzelen , gelijk ik het dus menigmaal genoemd
hebbe.
Zo dikwijls hij onder miine oogen kwam,
bragt de gedagce hiervan mij' in eene veronfwaar-
diginge, welke mij een tegenzin deed krijgen in
zijne tegenwooMigheidi en te meer. alzo ik mij
verbeeldde in zijn gelaat eene zegepraal te bemer*
ken, welke mij inijne zwakheid in dac opzigt ver-
weet; fchoon het miiTchien dezelve leevendigheid
en blijgeeftigheid waare, die gemeenlijk -zijne
«rekken inheeft.' = ' · > - « ί
Ik had beflooten om hem over dit onder-
werp onder handen te neemen, de eerile reizo dat
ik maar geduld genoeg koti hebben om met heni
4aar-aan te beginnen. Want behaiven dat het mij
bij uitftek gevoelig was wegens de natuure van
de liil, verwagtede ik aarzelen en uitvlugten, zo
hij fc-huldig waare , die- mij zanden omftoken. heb^
ben : En zo hij geen fchuld- bekende , zulke on*
voldoende verklaaringen, welks mijn gemoed nog
in twijffel en ongeruilheid zouden hebben gehou*
den ; en bij ieder nieuwe ergernis, die hij mij
mögt geeven , mija tegenzin tegen hem. zouden
aanzetten.
li
Ik hebbe de gelegenheid gehad, waarop ik
wagtede ; en zal den uidlag u voor oogen leg.^
gen.
Hij maakte zijn hof hij.mij, en zogi mijn
Κ 5 goed
i
im DE HISTORIE vai^ , '
goed gevoelen te winnen in zeer beleefde bewooir-
äingen , en met grooten ernft zig béklaagende,
iJat hij hetzelve vérlooren had; verklaarende, dat
^ij niet wifl: hpe hij zulks had verdiend ; en mij ee-
TïQ onverfchilligheid jegens hem töéichrijvende,
Welke tot zijn oneindig leedweezen, van uur tot
uur fcheen tc^ te neemen. En hij verzogt mij,
^at ik' hem dog alles wat mij óp het hart lag zou
te kennen geeven, op dat hij gelegenheid mögt
hebben om of zijne fouten te Beiijden en te verbe-
teren , oi' zijn gedrag ter mijner voldoeninge te
$:uiveren, en daardoor zig grpoter deel·t;e yerwer·
yen in mijn vertrouweii.
Ik was 'er fehielijk bij met hem te antwoor-
den -—-- Wei, mijn Hr. Lövelace, dan zal
ik u een ding zeggen met eene .vrijmoedigheid ^
Wélke miflchien me^r Overeenkoomt x^ti mijn
charaéter, dan met het uwe [Dat hoopte hij niet,
zeide hij'] 't welk mij een zeer (legt gevoelen van
V geeft, als van een argliftig en bedriegelijk man.
Ik iuillere heel aandagtig toe, Madam.
Nopit kaïi ik taaiiïelijke gedagten van u heb-
ben , zo lang het geraas en de ilem, die ik aan
de tuindeur hoorde , en welke mij den fchrik
aanjoeg, waarmede gij zo zeer uw· voordeel
deedt, onverantwoord blijft. Zeg mij rondlijk,
zeg mij opregtlijk, alles wat betreft die omttandig-
heid; en uwe handelingen met dien ondeugenden
Jofeph Leman; en naar dat gij deeze bijzonder^
ïieid duidelijk en onbewimpeld bloot legt, zal ik
een oordeel vormen over uwe toelioomende betui*
gingen.
Jüii zal, mijp waardße leeven, zeide hij, u
al-
ν.
■W
Juffer CLARISSA HARLOWE. ιμ
öllès zonder agterhoudinge vercellen ; en hoope
dat mijne opregtheid in het verhaal al datgeeö
zal vergoeden, 't welk gij in d^ daad onregtmaa-
tig agcen moogc.
,, Ik wiil niets van deezen karei, mde hij^
deezen Leman, en zou hec mij onwaardig ge^
j, rekend hebben om tot zo laage handelwijze
5, mijne toevlugt tQ neemen , als den knegt van
,, eenige familie om te koopen, om mij in de ge-
„ helmen dier familie toe te laaten ; had ik niet
5» ontdekt, dat hij eenen knegt van mij poogde
,, te verleiden , om hem kundichap te geeven van
i, alle mijne onderneemingen, van alle niijne on-
,, derftelde minnaarijen , en, in 't koit, van elk
„ bedrijf mijns bijzonderen leevens zo wel, ak
j, van mijne oroftandighedeii en verbintoriißcn^
„ en dit om beweegredenen, die l^laa? blijkea
j, om 'er meer van te fpreeken^
„ Mijn knegt vertelde mij zijne- aanibi^ïH·»
5, gen, en ik beval hem, om iliij, buiten"vVee^
j, ten van den knaap, eéne zaraenfpraak te laa*
„ ten hooren , welke tuiFchen hen rtond gehour
den te worden, . " ^ '
„ In het midden derzelvé', en fiiift zo. als hij
5, eene aanbiedinge van geld deed om eene 'bijf
zondere zaak te weeten te kooinen, met belofte
,·, van meer zo het hem bezorgd wierd, kWam
ik hem over het mat, en met veel geweld, röe-
,, pende om een, mes om hem zijne ooren af te fnij··
5, den (welker een ik beèt kreeg) met inzigt ora
^ daarvan een prefent doen, ^élijk ik'zeiden
,, aan zijne uitzenderen, noodzaakte ik hem on|
5, mij tei'zeggens wie diö waarcn; „ ν c^ï / c »
' « : Κ 4 ü-.
iiäsSteBliilBiiii
-ocr page 228-De HISTORIE vAit
Uwen Broeder, Madam, en uwen Oom Aü*
tonij, noemde lijj. ,,
„ Het was niet moeijelijk , wanneer ik hem
op het noemen van dezelve, vergiffenis verleend
had (na dat ik hem de fnoodheid van bet werk
y, had voor oogen gefield, hetwelk hij onderno^
5, men had, en de eerlijkheid van mijne oogmer·'
,, ken omtrent uwe waarde perfóon) om hem,
39 door eene rijker belooninge over te haaien tot
99 mijnen dienft; nademaal hij, tevens, de gunft
9, van uwen Oom en Broeder kon behouden, aU
zo ik niets begeerde te weeten, dan 't welk mij^
99 zeiven en u betrof, om ons beide te behoeden
39 tegen de uitwerkzels eener kwaadwilligheid,
5, welke alle zijne mede-dienftbooden , zo wel
9', als hijzeive, gelijk-hij erkende, onverdiend ag-
33 iede'n, „
„ Door dit middel, bekenne ik aan u, Ma^
9, dam j hebbe ik menigmaal zijne meefters op
9« mijne eigene fpil gedraaijd , zonder dat zij het
3, zelve Wirten; En de knaap, die zigzelven altoos
99 een eenvoudig man noemt, en pocht van zijne
9, Confcientie^ was tegerufter, alzo ik mij me-r
3, nigmaal verwaardigde om hem te verzekeren van
9) mijne eerlijke oogmerken; en alzo hij wiil, dac
9, het gebruik, hetwelk ik van zijne kundfchap
j, maakte, naar alle waarfchijnelijkheid, ftrek-
3, te ter voorkoominge van doodlijke ongeluk-
»» ------- ·>»
Κ „ ken. „
Ik was te meer in mijnen fchik met zijneii
19 dienfl;, alzo dezelve (ik moet het voor u beken-
nen , Madam) aan u , zonder dat gij hetzelve
„ wift, een^n veilig^n en ongeftoorden uitgang be-
zorsr-
ί
r
91
-ocr page 229-Juffer CLARISSA HARLOWE, t^i
'iy zorgde (welke u anders miiTchien niet zo lang
5, ZOU toegeilaen geweeft zijn, als die wierd) ia
5, den tuin en naar de houcfchuur. Want hij nam
,, bij hen op zig, om op alle uwe beweegiDge,ii
,, te paflen: En dat dies te gewilliger (want de
,, knaap heeft u lief) alzo hij de nieuwsgierigheiij
j, van anderen uit den weg hield (a), „
Dus koomt het uit, mijne waarde , dat ik
zelve verpligtinge hebbe aan deezen diepdenken,-
den fchalk.
Ik zat ftil in verwonderinge; en dus ging hij
voort.
„ Wat belangt de omftandigheid, wegen?
„ welke gij zo ongunftige gedagten van mij hebt,
5, ik bekenne rondborftig, dat ik vermoedende dax
„ gij uw voorneemen ora weg te trekken zoudt
j, herroepen, en in zulken gevalle vreezende dat
,, wij den tijd te zamen niet zouden hebben, wel-
ke 'er ten dien einde noodig was; ik hem ge,-
„ booden had om iedereen daarvan daan te hou-
5, den die hij 'er kon van daan houden, en zelv^
5, in het gezigt te blijven van de tuindeur; want
„ ik had vail beflooten u te beweegen , zo h^t
„ mogelijk waare , om bij uw voorneemen tp
„ blijven. „-^^
Maar eijlieve, mijn Heer, hoe kwamt gij dog
aan de gedagten, dat ik mijn voorneemen herroe-
pen zoude? Ik had wel een Brief van dien inhoucj
voor u ter gewoone plaatze gelegd; maar dierj
liadt gij niet: En hoe, daar ik aan mij de vrijhei^
van herroepen gehouden had, wift gij of ik mijne
Κ 5 vriejnf;
pi) aic D. I. bl. 371, 37i.
. ι,ι,,ι, ■ - ΊΙΜΙΙ·! III III " ...............
-ocr page 230-»54 dè historie vah
vriendèn niet mögt hebben overgehaald , en dm
óp goede gronden herroepen ?
, , Ik zal zeer opregt handelen , Madam--
55 Cij hadt mij doen hoopen dar, zo gij verander-
det van gedagten , gij mij eene zamenkoomfl;
55 ZQudt gunnen om mij van de redenen daarvoor
„ te onderrigten. Ik ging naar de lofle fteenen,
5, en zag daar den ËrieF: En alzo ik wifl:, dat uwe
5, vrienden onbeweegelijk vaft ftonden op huniie
3, ontwerpen , twijffelde ik niet of de Brief was
j, gerigt ter herroepinge of opfchortinge van uw
j, voorneemen; en waarfchijnclijk ook om te die-
3, npn in plaatze van eene zamenkoomff. Ik liet
5, daarom denzelven leggen, op dat, bijaldien gij
5, herrkpt, gij onder dö noodzaakelijkheid moge
gefteld zijn van bij mrj te koomen, wegens de.
5, verwagtinge die gij mij gegeven hadt: En gelijk
,, ik wel bereid kwam, had ik vafi: beilooten, ver-
jfj geef het mij, Madam, welke ook tiwc oogmer-
,, ken waaren , dat gij niet zoudt te rug gaen.
5, Hadde ik uwen Briefgekreegen, dan moeilik
mij naar den inhoud daarvan gefchikt hebben,
„ voor het tegenwoordige , ten minika Maar
3, daar ik denzelven niet ontvangen had, en gij
y, reden hadt om te denken, dat het mij niet aan
„ iloutmoed!;-;heid ontbrak, in eenen zo wanhoo-
j, pigen toeftand, om uwen vrienden! in perfoon
een bezoek te geeven, maakte ik'vaften ilaaï
5, op de Bijeenkoomil, waarop gij mij gebooden
5, hadt te hoopen. „
Ondeugende Schobbejak! zeide ik; het is mij
Tiartzeer, dat ik u gelegenheid gaf om zo necte
maat te neemen van mijne zwakheid} —-— Dog
- ■ ' V ZGf/i^S
ί
juffer clarissa harlowe. rf j
ψρηάί gij beftaen hebben de familie te bezoeken
waare ik niec bij u gekoomen ? ^ *
Ik zou zeker! Ik had eenige 'vrienden in géi
reedheid, die mij naar hen zoqden vergezeld hebj
ten. En had uw Vader mij geweigerd gehoor c|
geeven, dan zoude ik mijne vrienden m^c mij ge-;
nomen hebben naar Solmes.
En watjhadt gij voor, den Hr. Solmes te doen |
Niet het minile leed , zo hij zoet waare ge-
weeil.
Maar zo hij niet zoet waare geweefl:, gelijk
gij het noemt, wat zoudt gij den Hr. Solmes ge-
daen hebbend
Dat wilde hij mij juifl: niet gaarn zeggen, ant-
woordde hij -T- Niet het minfte leed egtei
aan zijn per joon.
Ik herhaalde mijne vraag.
Zo hij het mij mpeft zeggen, hij had alleeü
voorgenomen den armen kwant weg te voeien,
en hem te verbergen, voor eene maand of twee,
En dit zou hij gedaen hebben, daar mögt van ge-
koomen zijn wat 'er v/ilde.
Hoorde men ooit van zulken fchobbejak! —
Ik zugtede uit den diepften grond mijns harten;
Dog gebood hem daarvandaan te vervolgen, daar
ik hem in de reden was gevallen.
,, Ik belailede den knaap, gelijk ik u te ken-
nen gaf. Madam, zeide hij , om zig te houden
,1 in het gezigt van de tuindeur: En zo hij vond,
„ dat wij in redenwilfelinge waaren , en 'er ie-
j, mand kwam (voor dat gij kondt te rug keeren
,, zonder ontdekt te worden) wiens koorafi: van
gewelddaadige uicwerkzels zou kunnen gevolgd
■ i'
- . f
ir· -^ijjaMSjiaÉieaiiaiiMaafc_:. , ι rit' «^.η—
-ocr page 232-t{é de historie van
wm.
y „ worden, luid ZOU fchreeuwen ; cn dit niet
,, alleen om figzelven voor hunne agterdogc op
j, hem te beveiligen, maar ook om mij te waar-
fchuwen dat ik mij voortpakte , en u zo het
mogelijk waare , beweegen mögt (ik bekenne
het, Madam) om met mij door te gaen, volgens
„ uwe eigene opikmminge. En ik hoope, dat
,, alie omllandigfieden in aanmerkinge genomen
j, zijnde, en het gevaar waarin ik was van u voor
,, altoos te verliezen , de erkentenis van deezé
,, raadflagen , of zo gij bij mij waart gekoo-
men , van dim aanflag op Solmes, mij uwe
haat niet zal op den halze haaien: Want waa-
„ ren zij gekoomen , gelijk ik zo wel als gij ver-
wagtede, wat een veragtelijke deugniet moeil
^ ik geweeil zijn, zo ik u had kunnen overlaaten
,5 aan de baldaadige mishandelingen van eenen
j, Broeder en andere van uwe ßimilie , welker
,, bermhartigheid wreed was, wanneer zij nog het
„ voorwendzel niet hadden, 'twelk dee^ie ontdek-
„ te bijeenkoomft hun verfchaft zou hebben! „
Wat een deugniet, zeide ik! -- Maar,
mijn Heer, indien 'er, onderfteld zijnde dat uw
eigän berigt van dit zeldzaam ftuk naar waarheid
2iJ, iemand aankwam. hoe kwam het dan, dat ik
^ alleen dien man zag, dien Leman (ik ^agt wel du
! hij het was) buiten de deur, en van verre ons
nakijken?
Zeer gelukkig is her! zeide hij , zijne hand
ecrO: in den eenen , daarna in den anderen zak
fteekende - Ik hoopo dat ik bet niet hebbe
weggegooijd ----Het is, niiiTchien, in den
rok, dien ik giikren aanhad - Weinig dag;
ik.
Γ. J
,ί ·
m ' 1
Juffer CLARISSA HARLOWE. j^f^
ik, dat het noodig zou zijn het te voorfchijn tö
brengen -Maai· ikMioome gaarn tot een voï-
koomen bewijs , wanneer ik maar kan -- ïk
mag los zijn —— Ik mag agtloos zijn. Dat be^.
ik inderdaad ----- Maar geen menich, ten Λ!-
Wi?» aanzien , Madam, had ooit een opregter
hart.
Daarop naar de deur van de zaal treedende^
riep hij zijnen knegt om hem den rok te bren-.
gen , dien hij gifteren aanhad.
De knegt deed zo. En uit den zak haalde
hij , t' zamengevodderd, als een papier waarop
hij geen agt geflagen had, een Brief, gefchree-
yen van dien Jofeph » en gedagtekend Maandag-
avond; in weiken hij vergiffenis verzoekt wegens^
het zo fchielijk fchre euwen —— „ 2eggende,
Dat zijne vrees om ontdekt te worden van aaii
,, weerkanten zig te laaten gebruiken, hem, wan-,
,> neer een kleine hond (dje hem altoos volgt)
,1 door de * phyllirea-haag heen kwam dringen,
5, had doen waanen, als of Lijsje , of een vati
j, zijne heeren 'er nabij was: En üls hij zijnen
,, mifflag befpeurde, dat hij toen de deur geopend
„ had met zijn eigen ileutel (welken de liftige
„ deugniet bekende dat hij hem bezorgd had} en
5, onbedagt in fchidijkheid was uicgeloopen, öm
„•hem verwittigd te hebben, dat zijn gefchreeuw;
5, alleen uit zijnen fchrik oncftacn was: „ En hij
voegde 'er bij, „ .dat 2ij al naar mij aan 't zoeken
>» waa-
' (*) Dit is ecti bóorti 'die in Eoiie^and zeer gemeen is, cn
m haagcn gebiuikc wordt, dog die ^ceu'Ncci^uiticUen aaann
heeft. Verf, ^'ί
„ waai-en toen hij weder te rug keerde· (a):
Ik fchuddede mijn hoofd - Sliml ilim?
flim ! zeide ik , op zijn beft genomen! - Ö
mijn Hn Lovelace! God vergeeve en verbeteré u!
--I^og gij zijt, ik zie het duidelijk (uit het
geheel beloop van uw eigen verhaal} een zeer
Mig, een zeer doortrapt man.
Pe LieiHe, mijn waardfte Leevén i is vernuf-
tig; Nagt en dag hebbe ik mijne botte herfens
fO mijn Heer ^ dagt ik ^ geen batte ! Het zou
mißchien goed zijn ^ indien dit zo waare'] als op
den pijnbank gerekt, om wegen uit te denken
ter voorkoominge van de opofferinge welke men-
met u voorhad^ en van de ongelukken die daaropi
moeften gevolgd zijn; Zo weinig vaftheid nog in-
uwe genegenheid : Zulk eene onverdiende par-
tijfchap van uwe vrienden : Zo veel gevaat* om ü
van wegens Beide oorzaaken voor altoos té ver-
liezen. Ik hebbe de geheele veertien dagen lang
voor laatiUeeden Maandag, geen halfuur ruft aari-
malkanderen geha^ En ik bekenne voor u, Ma-
4am, dat ik het mijzei ven nooit zou vergeven heb->
'ben, indien ik eenigen raadflag of voorbedagt be-·
leid verzuimd had, om te verhinderen dat gij zcm^.
der mij te rug keerdet. .
Ik befchuldigde mijzelvé Wedet, dat ik bij;
hem gekoomen was: En wel mét regt; wantdW.
waaren veele kanfen tegen een, dat ik ^niet waaré-
bij hem gekoomen. En indien ik<dat niet gedmi
hadv
^ )ta) Zie ïijnen Bfiefaan Jofcph Lemap > D. ,11- Br. 50. ^c-
j^i) bet isincle , ,d?iar.hjj hcfli rq ketenen, dat hij cen^
Brief van dcezcn ^aic voor hem zou ontwerpen om uit tc
ièhrijven.
Ï^S
-n
m -fi
Juffer CLARISSA MARLOWE;
had, zouden alle zijne veerciendaagiche overleg-
gingen , ten mijnen opzigte, op niets zijn uitge-,
loopen ; en milTchien zoude ik niettemin Solmes
wel hebben kunnen ontkoomen.
Nogchaiis, zo hij beflooten had oiil op Har-»-,
iowe Piaätze te koomen met zijne vrienden , eii
fmaadlijk gehandeld waafë, gelijk hij zekerlijk
geworden zijn , wat ongelukken hadden 'er ni^^
kunnen volgen! ^
Maar zijn befluit öin met den armen ,Solmes
\yeg te loppen en hem voor öene maand pf zo te.
verbergen, Ό mijne waarde! welken deiighiec heb^
be ik niet met mij laat^i wegloopen, in plaatze
van Solmes!
Ik vraagde hem j of tój dagt dat zulke.baxter;
digheden als deeze , zulke ppenbaa,re fchendia·?.
gen viin' de Wetten der Maatfchappije, Oiigefirafc.
ZiOuden zijn doorgegaen? ^ . '
Hij had de iloutheid órii.te zeggen j 'mpt pene.
van zijne ge.woone lugtige g.ebaaren, Oat hij doorj
dit middel zijné vijanden zou hebben teloor ^^e-
fteld, en mij .bewaard voor «en gedwongen, Jiuwe-
lijk. Hij'had geen pleizier aan zulke ,wanh(?opi^
ftuiten. Solmes zoude hij niet aan zijn ptrj'p^.,
befchadigd hebben.· Hij had uit zijn Va^^i^i^'
inoeten vlugt^n, vooreendjd althans:
iijk, indien hij daartoe genoodzaakt waare
(alzo alle zijne hoope op mijne gunfl: dai^ zoi? iten'
einde geweeft zijn) zoude hij een reisgenóoc v^a,
zijne eigene Sexe bij zig gehad hebbejii
ken ik weinig clagt, uit onze familie. , j,...
J Was 'er ooit zulk een ichobbejak ί
Zekerlijk meent hij mija Broe.de^. j
l^ö De HISTORIE van
En zodanig, mijn Heer, zeide ik, in gróotö
verbolgenheid, is dan het gebruik hec welk gij
niaakt van uwen omgckogten overbrenger-
Mijnen omgekogcen overbrenger , Madanl
viel hij 'er tuiTchen in! ilij is cot deezer uur zo wel
iiws Broeders als de mijne. Uit hetgeen ik U
openhartig verteld hebbe, kunt gij zien wie deeze
omkoopinge begon. Laate ik u verzekeren, Ma-
dam , dat 'er veeie ongebondene dingen zijn ^
Waaraan ik mij bij reprejallle hebbe fchuldig ge*
maakt, in welke ik de eerße aanvaller niet zou
gèWeefl: zijn.
Alles wat ik verder over dit ftuk %ύ zeggen ^
mijn Hr. Lovelace, is dit: Dat daar deeze dubl3el-
harcige deugniet, waarfchijnelijk, de oorzaak is ge-
weeil: van Veel kWaad aan beide kanten, én mg ,
gelijk gij bekent, in zijne booze fchelmftukken
voortgaer, ik het niet meer dan billijk agte, daC
rhijne vrienden verwittigd worden, welk een
ichepzei hij zij, dien zommige van hen begunili^
gen.
Zo als het u belieft, Madam, Wat dat belangt
—-- Mijn dienfl:, zo wel als uws Broeders, is
nü genoegzaam voor hem afgedaen. De knaap is
^ér welbij gevaaren. Hij heeft niet voor, om lang
in zijnen poft te vertoeven. Hij is nu metterdaad
in onderhandélinge over eene Herberg, Welke"
hem een beftaen zal geeven voor zijn lèeven. Ik '
kan u verder berigten, dat hij den vrijer fpeek bij
uws Zufters Lijsje: En dat wel op mijn raad. 2ij
zullen trouwen als hij in zijn ilijl is. Een Her-
bergiers wijf is de matres van iedereen; en ik heb-
be een ontwerp i^i mijn hoofd om eenige mid-'
de-
ί i
Ί·, !
■ί» Γ
■•1
^ ;1
■W
èelen in 'c werk té ftellen, waardoor ik haar kai4
berouw doen hebben van haar bits gedrag tegeit
u tot aan den laatften dag haars leevens.
Wat een boos ontwerp-maaket zijt gij, mijn
Heer !- Wie zal aan u het nog grooter kwaad
Wreèken , waaraan gij ü fchuldig gemaakt hebt ?
Ik vergeeve het Lijsje met al mijn hart. Zij was
mijne dienilmaagd niet; en maar al te waarfchij-
nelijk gehoorzaamde zij, in 't geen zij deed, dé
bevelen van haar, welke zij gehoorzaamheid fchwi-
dig was, beter dan ik die gehoorzaamde ^ welken
ik meer fchuldig was-.
Dat kan niet fcheefen i, zeidè de deugniet
\zeherUjk, mijne waaräe ^ hij moet een oogmerk
hebben om mij voor hem vervaard te maakeii];
Het befluit was geweezen» Lijs moeft 'er gevoei
Van hebben —- 'Er gevoel van krijgen doot
eene daad van haare eigene verkiezingen Gaam
bragt hij te wege, zeide hij, dat flegt volk zel^
ven ftraft^n. --- Ja^ Madam j excufeer mij;
dog indien de knaap, indien deeze Jófeph ^ naar '
tm gevoelen, ftraiTe verdientj niijn ontwerp isuic
veele ftukkeii zamengeileld; een man en ^ijn wij^
kunnen niet wel in hun leed van een gefeheideA
worden ^ en het kan hem ook nog wel eens op zijii
dak koomen; . ^^ ·
Ik had geen meer geduld jegens hem. Ik zei-^
Lehern dat. Ik zie, mijn Heer, zeide ik, ik·zie^
|bij war voor.een man ik bén. Uw Oeratel waar«'
ichuwt mij voor de Slmg, -- £n weg vloog
ik; hem, naar hetfcheea, gemelijk en beteuterd
iaatendei ' ,, i i" ^ >
Juß'er CxAkissA HarlöWe, aan jufef
Howe·
Mijne vrijmoedige taal tegen den Hr. Lóve-
lace, ' toen ik hem weder zag , en het openlijk
inishaagen 't welk ik uitdrukte tegen^ zijne maatre-
gels , zijne zeden, en zijne raadflagen^' zo wel äls
tegen zijne geiprekken, hebben hem genoodzaakt
zig een weinig in te binden. Hij geeft voor, dat
de dreigementen, welke hij zo even tegen mijnen
Broeder en den Hr. Solmes uitfloeg , alleen hét
uitwerkzel zijn van eene onnozele boerterij. Hij
heeft een al te groot belang in zijn Vaderland^
zegt hij, dan dat hij zig aan zulke onderneemin-
gen zou feiiuldig maaken, welke hem in de nood-»
zaakelijkheid bragten, om hetzelve voor altoos te
verlaaten. Twiiitig dingen , bijzonderlijk , zegt
hij, heefc hij Jofeph Leman van zig laaten vertel-
len , welke niet waar waar en, nog konden zijn,
op dat hij zig gevreesd mögt maaken in de oogen
van zommige luiden j en dit zuiverlijk met oog*
jnerk om ongelukkèn 'voor té koomen. \ Hij is on-
gelukkig, zo veel rhij zien kan ^ in eerie leevendi-
ge vindinge, in fchielijk middelen uit te denken;
en veele dingen- worden 'er van hem verhaald,
Welke hij nooif zeid^ , en veele welke hij nooic
deed, èn andere van welke hij alleen gepraat heeft
JüFFPi.CLARISSAilMRLOWB. t^f
ïfgelijk zo even), en die hij heeft vergeten, 20 drä
«Is de woorden door zijne lippen gegaen zijn.
Dit kan, ten deele,-zo wel zijn, mijne 'waar-
de. Geen menfch, nog ko jong, kon zo ondeu-
gend. zijfi. ^s van hem verhaald heeft: ^ Dog
zulk een man aan het hoofd van zodanige deugnie-
ten, als men zegt dat hij ónder zijn bewind heeft ^
alle mannen van middelen en onvértfaagdheid,
^ bekwaart? ^tQ.t zulke onderneemingen äls waar-
'toè ik ongelukkiglijk hem bekwaam gevonden iieb-
Jj©;,- Wat isf'er ,weLvati heni niet te dugten! ,
ijj.' Zifne .zo^'gelposheid omtrent zijn charai^erv
I?. pene vaa zijne .yerfchooningen: Eene heel flegr
ie waarlijk I -Wat hoope kan eene vrouw hebbert
van eenen man, die zijnen Goeden naam liiet re-
:.kent ? Deeze lugtige kwanten , iiiogen
ons, in gemengelde gezeliehappen, vóór "éen uur
en| den tijd kottenί Maar
, een man van deuèd, is
,of 20 vermaaken ,
;cenf.man van eerl
de man die!onze Medegenoot ib té zijn voof
óiis Leeven lang.Welke vrouw, die het weeren
'kon, zouhet aan/de, beleefdheid van eeneÏi deug-
/iiiet overla^teR;, die 'ervoor liit koonit allé Zede-
.Ijjke verpligEingqn ]n den wind te flaeh^ óf hij zijd
igedeelte van den huWelijks-pligt betragteh wil, eii
Jbaar met taamelijke bcicheidenheid behandelen?
Met deeze denkbeelden; feh hi'èt dee^e bedeh-
kingen, zelve-zülk eenen mäh tè zijn, tóégefmeei
!--——— Behaagde het den hemel! ■ .λ
'Dog wat baat nu wenfchen ? -Töt wien kati
'Ik vlugten , indien ik hem ontvlugcen wilde t r- ^^
L·
-ocr page 240-I
De HISTORm ^xn
cU/:
Hr. Lovelace, i^^n jAN béi'FoHdj
Schiläkth
Β·=\
' ' ' ' ' ^ PVtjdäg, den t^ van Apnt
Nooit liobrde ik van zulk een deel zotte
den, als deeze Harlowes ! —^^ Hoe, Belford,
de Lady moet wel vallen , al waare elk hair van
haar hoofd een befcherm-Engelten zij die in éë-
ne zigtbaare gedaante voor haar verfeheenen, of,
'haar onverhoeds aan mij ontrukkende, haar met
zig naar de ilerren-geweiten voerdeni '
Al wat ik had te vreeZen, was, dat eene Dog-
ter met zo veel tegenzin weggevoerd, haaren Va-
der voorwaarden zoude aanbieden , €n aangeno-
men zoude worden met van weerkanten iets to^
te geei)en; \y'\i zijlieden van 6'o/ffié'i afzagen; de
Doper van mij afzag. En dus was ik bedagt om
alles te doen wat ik konde ," om het laatfte af te
' weeren. Dog zij fchijnen voorneemens te zijn
om'het werk, hetgeen zij begonnen hebben ^ Èe
"voltooijen. / μ <
■'• Wat domme fehepzels zijn 'er niet' in de wö-
reld } Deeze zotte Broeder, niet te weeten,>dac
hij die van den eenen kant kan worden omgekogt
om een fnood iluk te verrigten , zig door méér
.^al laaten omkoopen om de fnoodheid tegen den
eerrten om te hserm, inzonderheid zo hen? aan-^
. /
ÊÈ^
-ocr page 241-JuFFlR CLARISSA. HARLOWE. "ύ^^
'ïléldinge gegeven, wordt om zigzelven door beid^
te bevoordeelen 1 --^- Gij, Jan, zqk nooit de
■Jielft te weeten koomen van mijne vonden eq raad-
flagen.
t
Nier vertelt hij hei gefprek>tu]fchen hem en
de Lady {over het onderwerp van het ge'
raas en gefchreeuw ^ V welk zijn zende-
ling maakte aan de tuindeur') op dezelve
wijze als de Lady in haaren Brief No.
XVII, en gaet dus wel in zijn
voort:
Wat eene bekwaamheid heeft uw vriend ''toÏ
roemrugtig misdrijf!- -- Hoe nabij koomt
het egter alles bij de waarheid! Hetgeen 'er alleeii
van afwijkt, is mijne betuiginge dat de knaap hec
geraas άοοΐ Q^n miJ/Jag, en door fchrik masdaey
en niet volgens vooraf gegeven lejfen: Hiidde zij
de nette waarheid geweeten, haare gramfchap we-
gens dus betrokken te zijn, zou haar nooit toege-
laaten hebben mij zulks te vergeeven.
Waare ik een Krijgs-Held geweeil, ik zoude
het bus-kruid noodloos gemaakt-hebben; want ik'
zoude alle mijne vijanden door kragt van. krijgsiift
hebben in de lugt doen vliegen , hunne eigene
paadilagen tegen hen omdr-aaijende.
Maar deeze Vaders en Moeders -- Hee^
re help hen! —-- Waare de kragt der Natuu-
rc niet Herker dan die des Veiilands, en waare die
werkzaarac Dea Bona niet bij der hand om haare
zoeraartige huJpe toe te brengen, rot dat de trua-
ge^Vuorzigtigheid de Ouders in Äaat ftilt oi» hun-
j ij
!·ίΙ
'm Be mmto^ye ^m
ne toekoomende óaboamelmgfchap, te beßierm y
lioe weinig lieden zotiden kinders hebben!
Jakob en Arabella mogen hunne beweegrede-
nen hebben j maar wat kan'er gezegd worden voor.
cenen Vader , die te werk gaet, gelijk deeze Va-
leer gedaen heeft? Wat voor èerie Moeder? Wat
voor eene Moeij ? Wat voor Oomen ? —— Wie.
i'an zijn geduld houden op zulke knaapen en.
3inaap-innen ?
De fchoone wel haaft hooren, hoe, hoog
jhunne , zotte verbolgenheden tegen haar loopen:
En dan za! zij , is het tß hoopen., jsen weinig
meer vertrouwen in mij ilellen. Dan zal ik jaloers,
zijn^ dät zij mij niet bemint met dien voorrang,
waarop mijn hart bouwt; Dan zal ik haar brengen
tot belijdeniiFen van dankbaare Liefde: En dan zal
iii haar kuiTen, wanneer het mij belieft; en niet,
gelijk nu., ftaen beeven, als een hongerige hond,
die een lekker beetje onder zijn bereik ziet (ter-
wijl het fehuira hangt aan zijne vermilioene kaa-
ken) nógthans om den dood daarop niet fpringen,
durft.
Dog ik was in mijnen OGrfprongUjken aart
een fchaamagcig menfch. Ik ben inderdaad nog
fchaamagtig ten aanzien van deeze Lady ——-
Schaamagtig, en egter de Sexe zo weite kennen!
ei V'
ύ
li
ï
Dog dat is inderdaad de re^en, dat ik
'f·
if
dezelve zo wel kenne: Want, ^ ύ^ 'ύ. mijzel-
mn van binnen bekeek, bij manier van vergclij·
kinge met de andere Sexe, hebbe ik overvloedige
reden gehad om te beiluiten, dat een fchaamagtig
man heel veel heeft van de ziel eener vrouwe; en
dus kan ik, gelijk'Tirefias, zeggen wat zij den-
ken^
JUFFER CLARISSA HARLOWE. ÏÖ^
ken, en wat zij willen en ZQeken, zo wel als zij
zelve.
De zedige, bijzonderlijk , en ik ftaen heel
V?el met eikanderen gelijk. Het verfchil tuiTchen
ons is alleen dit, Hetgeen zij denken^ doe ik.
Maar de dertele loepen de erglle van ons wel ee.-
ne maat vooruit, met gedagten en bedrijven bei-
de.
Eene reden mag ik ten bewijze viiii mijne
ilellinge inbrengen; Dat wij Guiten zelf de zedig-
heid in eene vrouw beminnen;, terwijl de zedige
vrouwen , zo als zij gehouden worden (dat is te
zeggen , de leepile) eenen onbefchaamden man
beminnen , en gemeenlijk boven andere kiezen.
Waar kan dit van daan koomen, dan uit eene ge-
lijkheid van natuure ? En dit deed den digter zeg-
gen, Dat elke vrouw eene Guit in haar hart is.
Het is haare zaak, door haare daade^ het tegen-
deel te bewijzen, zo zij kunnen, ' ^
Dus hebbe ik bijeenen van de philoibophèn gè-j
lezen; Dat geen hoosheid te vergelijken is bij
boosheid eens wijfs (a). Kunt gij mij onderrig·?
ten. Jan, wie dit zegt? Was het Socrates? want
hij had eene duivelin van een wijf ,. ■ ■ Of wie
anders.^ Of is het Salomon? --ττ-τ.. Koning Sa-
lomen — U heugt wel van zulken korting gelee-
zen te hebben, doet het niet? SA-LO-MON^
leerde ik , in mijne kindsheid [Mijne Moe^
der was eene vroome vrouw] antwoorden ,
als mij gêvraagd wierd, Wie WM: dß
(a) De Hr. Lovelacc is zo verre mis met zijne gjifiugé
op Saloraon als op Socrates. ßc plaatae is iu Ecilcfiafticüi'>
hooidll. XXY.
2io De HISTORIE va»
iP
^ienfch ? Maar mijne toegeevende ondervraagden
\?raagde niij nooit, Hoe hij kwam aan dat deel'
van zijne wijsheid, 't welk h^m niec van boven
wierd ingegeven.
Koom , koom, Jan , gij en ik zijn nog zo
iieel erg niet, konden wij' maar blijven daar wij
pjn,
Hij geef Ρ daarop 4e kijzmderheden van het*
geen Vr voorviel tujfch^n hem en de Lady-
wegens zijne bedreigingen ten opzigt van
haaren Broeder en den Hr^ Solmes^ en
zijn oogmerk om Lijsje Barnes en Jojepk
Leman, te ßraffen.
5 ν
hff^cr Clarissa Har lowe aan- %
Howe.
Vrijdags den 14 van 4pri\
ïk zal u nu de bijzonderheden melden van
èen gefprek, zo even tuiTchen den Hf. Lovelace.
en mij gehouden; 't welk ik aangenaam moet noe-
Het begon met zijn vertellen aan mij, hoe hij
«ven kundfchap had ontvangen, dat mijne vrien-
den fchielijk tot een befluit gekoomen waaren, oni
ille gedagteii aan een kant te ftellen va» mij te ag-
tcr-
-ocr page 245-JüFFEft CLARISSA HAiLLOWE.
lervolgen, of te rug te krijgen: En dat hij^derhal-
ven bij mij kwam om mijn welbehaagen te ver-
neemen; en wat ik wilde doen , of hebben dat
hij deed^
Ik zeide hem, gaarn te willen dat hij mij ter-
ftond verliet; en dat, als iedereen wift dat ik van
\ hem volitrekt onafhangelijk was, men denken
20ude, dat ik mijns Vaders huis verlaaten had we-
gens de kwaade behandelinge van mijnen Broeder
te mijwaards : Hetwelk eene reden was, die ik
met regt konde inbrengen, ter verfchoöninge ook
van mijnen Vader zo wel, als van mijzelve.
Hij antwoordde zagtlijk , dat zo hij kon ver-
zekerd zijn , dat mijne nabeihenden bij dit hun
.nieuw befluit zouden blijven, hij 'er niets kon te-
gen hebben , nademaal zulks mijn welbehaagen
was: Maar, naardien hij vvel verzekerd was, dat Λ
zij hetzelve genomen hadden alleen uit vreeze, dar ■
eenig rapper knaap mynen Broeder (die ■
niets dan wraak geblazen had) in eenig doodlijk
ongeluk mögt inwikkelen ^ zo was 'er maar al te ;
v£el reden om te gelooven, dat zij hun eerfte
voorneemen hervatten zouden, zo dra zij dagten |
zulks veilig te kunnen doen. ι
Dit, Madam, zeide hij, is een gevaar, bet- .' \
welk ik niet kan loopen. Het zou u vreemd dun- ·
ken , zo ik het doen konde. En nogthans, zo -
dra ik te weeten kwam, dat zij dit van zig lieten
gaen, dagt ik het gevoegelijk u daarvan te onder-
rigten, en uwe bevelen daarop te ontvangen.
Laate ik eens hooren, zeide ik, gezind zijn-
de hem te toerzen , of hij ook eenig bijzonder }
eogmerk-kad, wat « raadzaamft dunkt?
\
Um
-ocr page 246-2io De HISTORIE va»
Dat is heel ligt te zeggen, zo ik durfHe
Indien ik u geen aanjioot geeven mögt
Strekte het niet tot verbreeken van voorwaarden,
die onfcbenhaar bij mij zijn zullen,^
Zeg dan, mijn Heer, wat gij zeggen wildt.·,^
Ik kan het goed of kwaad keuyen, naar dat het
^ij voorkoomt.
Had de man nu niet eene fchoone gelegen-
heid om rond uit te fpreeken ? ■ ., ' Hij had ze
immers. En dus gebruikte' hij ze.
Om datgeen , Madam , hetwelk ik zeggen
wilde, te laaten ruilen, tot dat ik meer vrijmoe^
digheidhebbe om regt uit te fpreeken [Meer vrij'
moedigheid De Hr, Lovelace mßer vrijmoßf^
digbeid, mijne "gaarde!'] — Zal ik alleen voor-
llellen , hetwelk ik denke u het aangenaamil te
zullen zijn - Neem eens, — zo gij niet vet>
kieß te gaen naar Lad^ Ε lij abels, dat gij eene.
leize deedt dwers door het land nw Windfor ?
Waarom naar Windfor?
Om dat het eene vermaakelijke plaatze is:
Om dat ze legt in den weg of naar Berkshire, of
naar Oxford, of naar London: Berkshire, daar
LordM. tegenwoordig is: Oxford, in welks na-
buurfchap Lady EÜfubet woont: London, wer^
waards gij u moogt begeeven als heti.u belieft:
Of, indien dit uw ivil is, werwaavds ik kan gaen,
terwijl gij blijft te Windfor; en nogthans op ee-
nen gemaklijken afïland van u zijn, indien 'er iets
gebeuren mögt, of uwe vrienden hun nicuwgc-
nonien befluit veranderen.
Deeze voorilng, hoe het zij, mishaagde mij
niet. Dog ik zeide, Mijne eenige tcgenwerpinge
wab,
h.
JüFFEft CLARISSA HAiLLOWE.
y as, dat Windfor zo verre af lag van Juffer Ho^
we , van welke ik gaarn altoos niet verder zou
willen af zijni,, dan dat ik binnen twee of drie uu-
ren eeq boode aan haar kon zenden , zo het raor
gelijk waare.
Zo ik gedagten had op eenige andere plaatze
dan Windfox, of nader bij juffer HoVtre, hij had
maar mijne bevelen te verftaen, en hij zou naar ce-
ne gevoegelijke gelegenheid zoeken: Dog ik mögt
mij, ter neerzetten, waar het mij beliefde, ver-
der af of nader bij, hij had knegten, en die had-r
den niets, anderste doen, dan mij te gehoorzaamen.
Toen opperde hij eene aangenaame zaak voor
mij .—_ Te zenden om mijne Hanna^ zo dra ik
een vafl: verblijf zoude hebben (a); ten zij ik ee-
ne van de jonge deerns hier verkiezen wilde om
mij op te paffen; welke beide, gelijk ik erkend
had, zeer gedienftig waaren ^ en hij will dat ik
edelmoedigheid genoeg l^^ad, om te maaken dat zij
zig des niet beklaagden.
Dlt^ van Hanna, konde hij wel zien, dat mij
zeer wel geviel. Ik zeide, dat ik gedagt had om
haar te ontbieden , zo dra ik bekvvaamer huisves-
tinge zou gekreegen hebben. Wat deeze jonge
deerns aanging, het zou jammer zijn die nuttigheid
te verffooren,' van welke de geheele familie voor
malkanderen was; terwijl elk haar eigen werk had,
en hetzelve met eene aangenaame vaardigheid ver'-
rigtede: Zo dat ik in hen allen zo veel behaageii
had, dat ik zelf mijne dagen wel onder hen zoa
kunnen doorbrengen , bijaldien hij mij verliet;
waar-
ia) Zie zijne redetien tot het voorflaen van Windfoc ßc.
^i. CU van haare Haiina^ Br, xi.
DE HISTORIE VAN
fi^
waardoor de huisveftinge gevoegelijkér voof mi|
zou worden, dan ze nu waare.
Hij behoefde niet te herhaalen hetgeen hij te-
gen deeze plaacze had , zeide hi|: Maar aangaen-
de het vertrekken naarWindfor, of waarheen ei-
ders het mij goed dagt, of aangaende zijn per-
foonlijk bijblijven , of verlaaten van mij, daar-
omtrent konde hij mij verzekeren (zeidc hij zeer
bevallig) dat ik niets kon voorfteilcn, waaraan ik
dagt dat mijnen goeden naam , of zelf mijne
naauivgezetheici, iets gelegen was, waartoe hij
zig niet volvaardig zou laaten vinden. Ep nade-
maal ik zo bezig was aan 't fchrijven, zoude hij
zo aanilonds bevel geeven dat zijn paard gereed
wierd gemaakt, en zig op reize begeeven.
Om niet te verzuimen van op mijne hoede te
zijn , Hebt gij eenige kennis te Windfor ? zeide
jk. -- Weet gij daar eenige bekwaame lo-
gementen ?
Buiten hqt Bofch, antwoordde hij, daar ik
clikvi^ijls gejaagd hebbe , weete ik het minil van
Windfor, onder alle plaatzen die zo bekend, en
zo vermnakeiijk zijn. Ik hebbe 'er inderdaad, geen
ccn enkelen kennis. " ''
Ik gaf hem te kennen, dat ik zijnen voorilag
van Windfor in het algemeen niet kwaad; vond; en
dat ik derwaards wel· verhuizen wilde, indien een
logement kon krijgen voor mijzelve alleéh, en een
bovenkamertje voorHv.nna; want dat mijn voor-
raad van geld maar gering was, gelijk ligclijk was
te begrijpen; en ik zou daaromtrent niet gaarn
aan eenig menfch verpjigtinge hebben. Ik voeg-
de 'er bij, dat hoe eer ik vertrok hoe b.tcrj want
^ diii
ai
tS 1
I
■j
j
ί
k ί
μ 5
, i
♦ ' ί
kn
Sit·*
ilat'hij'éf dan niets kon tegen hebben om naar
Löndón te· gaèn^ of naar Berkshire, zo als het
hem beliefde: En ik zou dus iedereen mijne onaf-
hangelijkheid doen bemerken.. ^
i: . Hij ' doeg zigzelven weder met heufche be-
woordingen voor , tot mijnen bankier. Dog ik
wees zijne aanbiedinge al zo_ beleefd van de'hand,
• Deeze- verkeeringe ftond geheel en al ,vover [
hét algemeen ^ aangenaam te zijn^ Hij 'vraagde
mij, of ik verkiezen zoude mijn verblijf te hebben ^
in de Stad van Windfor, of buiten dezelve?
Zo nabij het Kaileel, zeide ik, als mogelijlc
is, wegens het gemak van geftadig den ópenbaa- · I
Hij zou 'er zeer mede in zijn fchik zijn , zeide ■
hij mij, bijaldien hij mij mijn gerijf bezorgen kon- ï
de iil een van der Kanünöikkeiï'huizen; 't^welk ' f
hij zig verbeeldde , dat mij, om veele redenen, ^ ^ j
üangenaamer zou zijn dan eenig ander. En dewijl |
hij zig verlaaten kon q) mijne'belofte, van Nooit i
eenigen anderen man buiten hem te neemen, op '
de voorwaarde welke hij zö gereedlijk onderfchree-
venhad,^zo zoude hij geruft zijn; nademaal het
nu zijn-werk was, zig,, te-bevlijtigen
om zig mijner gunfte aan te grijzen ^ door denr ee^
iiigen weg "waardoor hij wirt dat zulks geichieden
=kon. 'Er met een zeer bedaard weezen bijvoegen-
de — Ik bén maar een jong man ^Madam; maarik ^
hebbe een'langen weg geloopen. Laat'dog dé \
reinheid van uw-igemoed- u niet doen overhelled
om mij wegens deezed erkentenis te veragten.
Het is hoog tijd de.nzelveo Imo^de te zijii,S ea my
. φ . t
-ocr page 250-174. ÖE HISTORIE vÄil
te hervoimen ii nadematil ik^ geJijk Salomon" IcilÄ"
zeggen , D^t *er niets nieuws onder de Zon is s
Dog diti is mijn geloof, dat een deugdzaam lee-
ven, bij herdenkinge j zulke vermaaken kah ver-
fchaiïen, die voor altoos bloeijen, altoos fris en
nieuw zijn. r
Ik wierd op cene aangenaame wijze verrafti
Ik keek hem aan, geloove ik, als of ik mijne 00-
ren en mijne oogen wantrouwde, ^ijn gelaat eg-
ter kwam wel met zijne woorden overeen.
Ik drukte mijn genoegen uit met wooirden
hem zo aangenaam , dat hij betuigde , in deeze
vroege fchemeringe van eénen beteren dag voor
hem, en in goedkeuringe , eëne geneugte
te ondeïvinden, welke ihij nooit genooten had uit
het gelukkig verkrijgen van zijne gêliefdfte bejaa-
gingen» ' Η
Zekerlijk , ' mijné waarde ^ inoefl het den man
fcrnft zijn. . Hij kon dit niet gezegd h^hh^n '^ hij
kon dus niet gedagt hebben, waare het zo niet ge^
■weeft. Hëtgéen 'er op volgde, maakte mij nog
gereeder om hem te gelooven.
In het midden van mijne wilde ohizwei-vin-
gen^ ^ide hij, hebbe ik· altoos eenen ee:rbied be-
waard vooi» Godsdienft ^ én voor Gods^ienftigé
menfchen. Ik wendde het altoos oyetêi^hen an-
deren boeg.^ als iemand van mijne loiTe gezellen j
volgens Lord Shaftesbury's toetze (hetwelk, een
gedeelte is van der LigtmiiTeh Symhohm ; en gé-
lijk ik"t noemen mag, De wet β een des ongelo^')
het heilig onderwerp befpoctelijk zogt te maakem
Om deeze reden zelf hebbe ik bij vroome mannen
'^nder 4e Geeftlijkheid ^ die niettemin van gedag-
' ' ' ~ . te
I '
'ί
'ii
jt'
' i 1
Jufrr^BL CLAPxISSA HARLOWË. ^
ta waaren, dat ik een Guit was in de praktijk ^^
den naam gehad van Den zedigén Guit, En in-
derdaad ik ftelde te veel eere in mijne fchande, om,
den naam van Guit te verZaak^n»
Dit beli}de ik dies te gereeder^ Madam, de-
wijl het 11 hoope kan geeven ^ dat de edelmoedi-
ge taak mijner Hervorminge 4 welke ik mij vleije
dat gij de goedheid zult hebben van op, u ce nee-
men , niet zo moeijelijk zal zijn dan gij u wel
moogt vet-beeld hebben 5 waqt hét heeft mij eenig
vermaak verfchaft in mijne eenzaame uur^n, wan-
neer ik voor eenen tijd wierd aangevallen van
wroeginge wegens het een of and^r kwaad, dac
ik bedreeven had , dat ik ten etnigen dage pog
geneugte zou fcheppén in eenen anderen Ijpjev^ns-
loop: Want ten zij wij dit kunnen doen, durvejk.
zeggen , dat'er op den duur geen goeds van de
onderneeminge te wagten, is» Uw voorbeeld ^
Madam ; moet «lies afdoen , mo^t alles beveili-
gen (a).
De godlijke Genade , of Gunft ^ itiijn Hr*
LoVelace, moet Alles doen, en Alles beveiligen*
Gij weet niet hoe veel, vermaak gij mij g^eft,. dac
ik in deeze taal tot it fpreeken kan. ^ ,
En toen dagt ik aan zijne edelmoedigheid
jegens zijne mooije Boerin ί en aan Zijne mildheid
jegens zijne Huislieden.
Egtef behaige het u, Madaijj, een ding in
gedagten te houden: Hervorminge kan gem/cbie,'·
lijk werk zijn. Ik bezicte oneindig veel leevendig-
(a) Dat hij vobrneemens is Haf tc eentgcr ti}<i te hervor-*
ßien, en dat liij zomtijds goede gcmoedsbewecgingcu beeft,
zie D, 1. bl. j6<f, 3^0. , . ;
Kasi^^ï-....-__________________^
-ocr page 252-DE HISTORIE vAü
heidt Deeze is 't ^ die mij vervoert. Oordëèïi'
waardfte Madam, uit hetgeen ik u gae belijden^
hoé vreezelijk een weg ik hebbe af té leggen^
voor dat een vroom menfch mi] redelijk goed zal
agten; nademaal, fehoon ik in eenigé van onze
Perfe-Blonißen * genoeg gelezen heb^be, om eert
betér menfth, dan ik ben, of gek of wanhoopig
te maaken, omtrent de genade van welke gij ge-
wag maakt; ik egtér d&n zin van hét woord nog
niet regt kan vatten , nog de wijze vaü derzelver
werkinge. Laate ik dan niet berispt worden, als
ik uw voorbeeld melde als mijne zigthaUre toe-
verlaat ; en ih plaatje van zodanige woorden te
gebruiken, töt dat ik dezelve beter vérftaen kan ^
ondérilellé dat in de betuiginge van dk toeverlaat
al het overige is opgeflooten.
Ik zeide hem , dat féhooii ik over zijne uit·
dmkkinge eeiiigzins was aangedaen , en vei-fteld
ftond over zo groote dnißernk, gelijk ik het (bij
gebrek van een ander .woord) zou noemen, in
een en man van zijne bekwaamheden en geleerd-
heid; ik nogthans behaagen nam in zijne Opregt-
heid. Ik wenfchte wel hem in deeze wijze vaft
denken aan te fpooren. Ik giaf hem te kennen ^
dat zijne aanmerkinge, dat 'er niets goeds op den
duur te wagten was van eenigö nieuwe leevens-
wijze, wanneer men daarin geen gèneugte fchep-
te, regtmaatig was: Dog dat de geneugte wel zoti
volgen door de gewoonte. ^ i
En twintig dingen viln deezen aart predikte
ik hem zelf voor ; evenwel zorg draagende om
niet langwijlig te zijn ; nog toe te laaten dat mijn
lilt'
* Volmaa^uhcid-x,oekerSi hoogvliegcudc Fijnen,
m
i
eSBB
JüPFftR CLARISSA HARLOWE. 177
uitgebreid hart hem een zamengerrokken of onge-
duldigen winkbraauw zetten deed. En, inderdaad,
hij nam een zigtbaar genoegen in hetgeen ik zeide,
en bleef zelf aan het onderwerp hangen , wan- *
neer ik , om hem te beproeven , eens en ander-
maal, gereed fcheen om hetzelve te laaten vaa-
ren: En hij gaf mij vervolgens eene alleraange-
naiamfte blijk, dat hij zomtijds wel eens en diep
en ernftig kon denken. -Dusdanig was het.
/ Ik wierd eens gevaarlijk gewond, zeide hij,
in een duel, in mijn linker arm, dien ontblooten-
de om mij het Lidteken te toonen: Dat dit (niet-
tegenftacnde eene zwaare bloeditoftinge, alzo hec
in eene flagader was) gevolgd wierd van eene ge-
weldige koorts, welke eindelijk zijne leevensgee^
ilen bezettede; en dat zo hardnekkig, dat nog hij
begeerte had om langer te leeven, nog zijne vrien"
den zulks verwagteden : Dat zijn hart, eene ge-
heele maand aan een , naar hem dagt, zo geheel
en al veranderd was , dat hij zijnen voorgaenden
leevensloop verfmaadde; en bijzonderlijk die roe-
keloosheid , welke hem gebragt had tot den (laat,
waarin hij was, en zijnen tegenpartij (die evenwel",
de aanvaller geweefl: was) tot nog veel erger: Dac
hij geduurende deezen tijd gedagten had, met wel-
ker herdenkinge hij zig bij wijlen nog vermaakt:
En fchoon deeze veel beloovende uitzigten veran-
derden, naar maate hij gezondheid en leevensgees»
ten wederkreeg, hij egter daarvan met zo veel te-
genworftelinge affcheidde, dat hij niet kon naiaaten,
zulks door eenige , regt rijmlooze wQxXtn ^ zeide
hij, te toonen; van-welke hij zommige opzeide,
en die ik (bevooideeld mee den bevaliigep zwier,
-lil. Deel. Μ wel-
'iyS 'Dfe HfSTORiE VAM
I 'welken hij geëft üali alles wät hij opzegt) al vrij
Ê^y. wel gemaakt agtedt; de gevoelens daarin begree-
'pen, evenwel, vederniligerzijnde, danikvanhem
vérwagt had.
Hij heeft mij eeti affchrift van die regelen be-
loofd; en dän zal ik beter kunnen oordeelen over
déi'zeiver waardij; gelijk gij ook zült. De algemee-
'ne inhoud daarvän was ·, „ Dat nademaal ziekte
·„ alleen hem een gefchikten trant van denken gaf,
en dat zijne herilelde gezondheid eene wederkee-
,, ringe van zijne kwaade hebbelijkheden mede-
briigt, hij bereidwillig was om van degaaven der
Natuure vo'ör die derBefpiegelinge af te ilaen.,.
Hij vérklaardè vérder, dat fchoon deeze goe-
de beweegingen verdween en (g^^^jk hij bekend
had) bij zijne herile.llinge , hij egter nu beter hoo-
pè had , van wegells den invloed van mijn voor-
beeld , en de bélooninge hem voorgefteld, zo hij
volhardde: En dat hij te meer hoopte zulks te zul-
len doen, voor zo verre zijn tegenwoordig befluit
genomen was in een hoog getij van gezondheid
en leevcnsgeeilen ; en wanneer hij nergens om
had te vvenfchen dan om volhardinge, op dar hij
zig mijner gunft mögt waardig maaken.
Ik wil geen koud water werpen , mijn Hr.
Lovelace, zeide ik, in eene opkoomönde vlam:
Maar let 'er op! Want ik zal u in deeze gemoeds-
geilieldheid tragten te houden. Ik zaliuwe agtin-
ge voor mij naar deeze proeve afmeeten : En ik
wenfchte wel, dat gij die bekoorelijke regels van
den Hr. Rowe altoos in uwen geeft hadt; gij, die
zo veel hebc^; naar uwe eigene belijdenis, om u
van te bekeeren ó en gelijk hec Lidteken , dat gij
^ · ! ' mij
4 ■ ■ JF
- Λ.···..■ · .'.r .: /r-·-
-ocr page 255-' juFFER CLAklSSA HARLÖWË. r^p
tnij toondet, inderdaad, ineen geval, u tot den
dag van uwen dood erinneren zal.
De regels, mijne waarde, zijn uit diens Dig-
ters Ulyfles: Gij hebt mij dikwijls mijne verwon-
deringe over dezelve hooren betuigen; en ik zei-
de die voor hem op:
Der zonden heblijkhêen veranderen niet tef
vlugt;
Veel tijds vereifcht dat 'uoerk ; daar dient
gezorgd^ gezugt;
De prikkel van berouw moet eerß den geeß
ontrußen^
Tot buiging van den wil, en dooding aller
'f lüßen ί
De ziel door't kwaadmijfchept^ ontluißerd
en ver dart,
Ontvangen eefi Natuur haar'' eed'len oor-
fprong waard\
Eer de uitgedreeven Deugd te rug keert ίή
haar wooning:
lisanders VEINZERY, gemaaktheid^
fchijn^ vertooning,
Hij had deeze regels dikwijls gelezen; zei'de
hij ; maar nooit te vooren daarvan den regten
fmaak gehad. —-- Bij zijne Zid (zwoer het
onbedwongen Ichepzel) en zo 'Waarlijk als hij
hoopte zalig te worden, hes was hem nu met
zijne goede voorneemens regt ernft. Hij had,
voor dat ik deeze regels uit Rowe aanhaalde, ge-
legd , dat kwaade hebbelijkheden niet jchieUjk
konden veranderd worden: Dog hij hoopte, dat
Μ
hij
-ocr page 256-ι8β
hij voor geen Veinzaart zou geagt worden, bij-
aldien hij niet in ftaac waare zig te houden bij zijne
goede voorneemens; nademaal ondankbaarheid en
veinzerij ondeugden waaren, van welke hij onder
alle andere het meed afgrijzen had.
Moge gij daarvan altoos een afgrijzen heb-
ben ƒ zeide ik. Zij zijn de haatelijkfte van alle
ondeugden.
Ik hoope, mijne waarde Juffer Howe, dat ik
geen gelegenheid zal hebben , om in mijne toe-
Icoomende Brieven , deeze gunilige verfchijnzels
tegen te ipreeken. Al had ik niets van zijnen
kant om mede te kampen, zal ik zeer verre zijn
van gelukkig te weezen, wegens de bezeffinge van
mijne Ichu'd , en de verbolgenheid van alle mijne
ïiabellaendcn. - Dus zal ik geen welver-
diende firaife daarvoor onrbeeren, uit mijn inwen-
dig verdriet wegens het verbeuren van mijnen lof-
lijken naam. Dug de minile ftraal van hoope kon
niet op mij nederfchieten , zonder dat ik volvaardig
waare de ecrlle gelegenheid zelf aan te grijpen om
zulks aan u mede te deeien
deel neemt in aile mijne belangen.
Niettemin, moogt gij 'er u wel op verlaaten,
TTiijne waarde , dat deeze aangenaame verzeke-
ringen , en hoope van zijne begonnen l^ervormin-
ge, mij mijne waakzaamheid niet zal doen vergee-
ten: Niet dat ik , op zijn ergfl:, denke, i meer dan
g], dar hij eene gedagte durft huis veilen, die ter
verongelijkinge llrekke van mijne eere : Dog hij
is zeer wispeltuurig, en daar is eene blijkbaare^
en zelf openlijk erkende onbeftendigheid in zijnen
aart, welke mij somtijds ongeruitheid baart. Ik
Ä:
i
die zo edelmoedig
ί ,1
f
ë:.
heb"
Kt;;.
^i-liiir''^ -i^ftfiMil·^
-ocr page 257-Juffer CLARISSA HARLOWb. ibt'
hebbe derhalven beflooten hem zo verre van mi) a^
en uir mijne gedagten te houden, als ik kan: Wan^
het zij αί/e mannen inkruipers zijn of niet, ik ben
verzekerd dat de Hr. Lovelace 'er een is.
Hierom is het, dat ik altoos omzigtig hebbe
in 't rond gekeeken , en in die omzigrigherd nog
voortgae , welke oogmerken hij bedoelen moge,
met deezen voorflag , of met dat verhaal. Met
een woord, fchoon ik hoope op het beß, zal ik
altoos voor her. ergß vreezen, in alles waaromtrent-
eenige twijiFelinge kan vallen. Want het is, in
zulke omilandigheden als de mijne, beter, zonder
oorzaak te fchroomen , dan mij aan verraffingc
bloot te iiellen bij gebrek van voorbedagtheid.^
Oe Hr. Lovelace is . naar Windfor gegaen,
hebbende twee knegcen gelaaten om mij ten dienft
te ftaen. Hij heeft voor om morgen weer te rug
te zijn.
Ik hebbe aan mijne Moeij Hervey ge-
fchreeven , om haar te fmeeken dat zij mij haar
voorfpraak gunne , omtrent mijne boeken , geld,
en kleederen ; haar te kennen geevcnde, ,, Dac
zo ik in de gunft van mijne familie mag herfteld
worden, en alleen vrijheid hebben van Weige-
ringe , ten aanzien van eenigen man die mij
mag worden voorgefteld , en behandeld wor-
den als eene Dogter, eene Nigt, en eene Zus-
ter; ik mij wil houden aan mijne aanbiedinge om
ongehuwd te leeven, en mij onderwerpen, ge-
lijk ik behoqre, aan eene Weigeringe van mij-
nen Vader. „ Haar niettemin aan de hand gec«
vende , Dat het miflchien beter waarc, na de
behandelingc welke ik van mijnen .Broeder en
Μ 3 „ Zus-
>)
Jï
9)
5»
>J
»
5J
5>
»
. -5 Γ
ii'
De historie van
ontvangen hebbe, dat mij vrijheid verleend
3, wierd om van hen af te blijven , zo wel om
,, hunnentwille als om mijnentwille „ (meenen-
de, gelijk ik onderilelle dat het zal worden opge-
nomen , op mijn Zuivel-huis)- aanbiedend^e,
3, mijns Vaders bevelen te ontvangen , ten aan-
,, zien van de wijze waarop ik leeven zal, de be-
„ dienden die ik zal hebben, en in alles 't welk
„ de pligtmaatige onderwerpinge toonen zal,
„ naar welke ik bereid ben mij te fchikken. „
Mijne Moeij zal wel weeten uit mijnen Brief
aan mijne Zufter, hoe ze mij heeft te befchrijven,
indien men haar toelaate mij met eenen regel te
begunftigen,
Ik dringe even ernftig bij baar aan in deezen
Brief, als ik deed bij mijne Ztifier in Dien^ wel-
ken ik aan haar fchreef, om eene fpoedige Vcr-
zoeninge voor mij te verwerven, op dat ik niet verder
mag worden ter neer geilooten ; te kennen gee-
vende, „ Dat, door eene tijdige leenigheid alles
„ flegts mag doorgaen voor een misverftand, 't
,, weik anders even fchandelijk voor hen, als voor
mij, zal geagt worden; mij op haar beroepen-
de wegens de noodzaakelijkheid, waaronder ik
ftond, om te doen hetgeen ik deed.
Hadde ik bekend, dat ik verfchalkc wierd, en
met geweld weggeileept tegen mijn oogmerk ,
zouden zij dan niet, als ten blijke van de waar-
heid mijner betuiginge, hebben kunnep dringen,
dat ik onmiddelijk tot hen moeil wederkeeren?
En zo ik niet wederkeerde , zouden zij dan geen
reden gehad hebben om te ondcrftellen, dat ik nti
van gevoelen veranderd was (indien mijn gevoe-
\ v, len
If
i'i' .· , >
h'
I: '
m
--- -.-ίΤιΒ
JuFFEii CLARISSA HAflLOWE. igj
len zodanig waare') of dat ik hec niet in mijne
magt had om weder te keeren ^ --- Daaren-
boven ilond ik te rug gekoomen te zijn, moeft
het niet volgens hun eigen goedvinden geweeft
zijn ? Geen bedingen te maaken met eenen Va-
4er! is een zetregel bij mijn Vader, en bij mijre
Oomen. Zo ik had, willen heen gaen, zou de lir.
Lovelace 'er zig tegen aan gefield hebben. Dus
zoude ik onder zijn bedwang hebben moeten blij-
ven , of van hem zijn weggeloopen, gelijk men
meent dat ik naar hem to.e liep v^ HarlowerPlaat-
ze. In welk eene ligtvaardige gedaante zoude di:
mij vertoond hebben ! —^- Hadde hij mij vall
gehouden, zoude'ik dan wel mijne toevlugt heb-
ben kunnen neemen tot mijne vrienden om htmne
befcherminge , zonder die zelve gevolgen 'er aan.
re waagen, om welke te verhoeden ik (mij ver-
metel aanilellende tot middelaares tulTchen vlara-
fpuwende geeilen) tot zulke verfchfikkeliike onge-
makken vervallen ben ?
Maar, dit alles zo zijnde, moet Ket mijn ge-
moed niet grootlijks beklemmen, dat ik gédrpn-
gen ben, om ^or mijne goedkeuringe vap agie-
ren , gelijk ik zeggen mag, een maatregel te wet-
tigen, waartoe ik zo liiligiijk verflrikt wierd, en
dien ik zo va,ft beflooten had niet te"^heemen?
Hoe het e^n kwaad het ander voortbrengt,,
^ilrekt ten droevigen getuigenis het geval van
Uive altoos verpUgte en van harten toege-
negene
Clarissa Har lowe,
Μ 4
-ocr page 260-//>·, Lo velace , aan Jan Belfor»,
Schildkn.
4'
r.
Vrijdags den 14 van Aprih
Gij hebt mij dikwijls mijne grootsheid ver-
weeten , Jan, zonder daarvan den grappigen zwier
te onderfcheiden, die daarmede gepaard gaet; en
om welke gij, terwijl gij mij den lof daarvan ont-
vreemdt , u ten hoogften over mij verwondert.
Nijdigheid doet u de onderfcheidinge verwaarloo-
zen : Natuure boezemt u de verwonderinge in:
Buiten uw eigen weeten boezemt zij ze u in.
•Maar gij zijt een al te plomp en bijziende fterve-
ling, dan dat gij rekenfchap weet te geeven,
zelf van de dringoorzaakén , door welke gij zel-
ve bewoogen wordt.
Dit zij zo, dog dit maakt u niet vrij van mij-
ne befchuldiginge van grootsheid, Lovelace ,
dunkt mij dat gij zegt.
En te regt zegt gij dat: Want ik Jiebbe 'er
inderdaad verbruid veel van. Dog indien het
mannen van bekwaamheid niet mag vrijftaen
groots te zijn', wien zou het dan ? En nogthans,
als ik mij nader bedenke, mannen van bekwaam-
heid hebben de minfte leden om zig grootflijk aan
te (lellen ; nademaal de wereld (zo weinige van
4e zodanige zijn 'er in dezeive)- gereed is om ze
r^ te
■ïS4
Juffer CLARISSA HARLOWb. ibt'
te ontdekken, en te verheiFen. Indien men een ^
gek kan doen bemerken , dat 'er iemand is die
meer veriland heeft dan hijzelve^ dan is hij gereed
genoeg om te befluicen , dat zulk een man een
zeer bovengemeen fchepzel moet zijn.
En welk is, op deezen voet, het algemeen
befluit, hetgeen uit de voorafgaende ilellingen '
moet getrokken worden? -Is het niet dit, J
Dat niemand groots behoort te zijn ? Maar wat
dan, als iemand het niet kan helpen! -—^ Dus , ^
kan het, miiTchien , met gelleld zijn. Dog ;
daar is niets, waarop ik mijzclven zo zeer verhefFe,
•dan op mijne Vindingen. En , al hing 'er mijne
ziel aan, ik kan 't niet helpen, dat ik mij zulks ' ]
laate blijken. Nogthans zou deeze grootsheid wel ^
een mi^el kunnen zijn , miiTchien , om mij bij |
deeze fchrandere Lady over hoop te werpen. ρ
'Zij is zeer fchroomagtig voor mij , zie ik.
Ik hebbe mijn beft gedaen om bij haar en Juifer
Howe, zo dikwijls ik in haare tegenwoordigheid
geweift ben , voor een los en agtloos fchepzel
door te gaen. Welk eene zotheid dan, van zo
hreedvoeriglijk opregt te zijn in mijn antwoord op
haare voorgeworpene vraage, omtrent het geraas
binnen de tuin \-Maar die aanflag zo wel (
gelukt zijnde [Voorfpoed, Jan, heeft meenig een
in de lugt doen vliegen!] zo kreeg mijne vervloek-
te grootsheid de overhand, en hield mijne behoed-
zaamheid te onder. Het dreigement dat ik Sol-
mes zou verborgen hebben, en dat ander, dat ik
gedagten had om met haaren gekken Broeder voort
te gaen, en dat van mijn oncwer|3 om haar wraak
te verfchaffen van de twee dienftbooden , ver-
Μ j fchrifc^
-ocr page 262-• i
De HISTORIE van
fchrikten het lief fchepzel zo zeer, dat ik genood-
zaakt was om te gaen zitten peinzen naar midde-
len, om haar weder goede gedagten van mij te
doen krijgen,
Eenige gunftige toevallen kwamen, toen
juift, van boven neer in van mijnen huureling in
haare familie; ten minilen zodanige, welke ik be-
lloot mij gmiftig te maaken ; Έη derhal ven ver-
zogt ik bij haar toegelaaten te worden \ en dit wel
voor dat zij cenig bcfluit tegen mij kon neemen;
dat is te zeggen, terwijl haare verwonderinge over
mijne onvertfaagdheid het befluit nog in twijffel
hield hangen.
Diesvolgens bereidde ik mij om geheel en al
zagt, geheelenal vriendlijk en gedienflig, geheelenal
bedaard te zijn; en gelijk 'er nu en dan wel eens
goede beweegingen meer of min in mijn gemoed
opkoomen, en altoos opkwamen, zo verzamelde
ik, en kweekte ik alles van dien aart aan , wat ik
ooit in mij had van mijne eerile Leerbeginzelcn
tot mijne Rijpe jaaren toe \_Ik 'was niet. lang aan
de herdenklnge daarvan hezig, Jctn] om dus het
lief fchepzel op mij te vreede te ilellen (a): En
wie weet, dagt ik, indien ik mij daarbij kan hou-
den , en daarin voort gaen, of ik niet in ftaat niQ-
ge zijn een grondilag te leggen die bekwaam is om
mijn groot ontwerp daarop te bouwen \ ---
liefde , dagt ik, v^van natuure twijf-
feliler: VREEZE is het: ïk zal de laa ile poo-
gen te verbannen: Dan zal 'er niets dan Liefde
overblijven. LIGTGELOO VIGHEID is de
eer-
(a) i^ij had al gezegd ul. 159 dat hij de Hervorjmjnge lot
zijn fchild gebruiken zoude
$
I
Λ ί
„ r
m
l\ /
•'1 ·
-ocr page 263-1
Juffer CLARISSA HARLOWE. 187
ß.erße Staatsdienaar van den God der Liefde;
en zij zijn nooit van een gefcheiden.
/
Hij geeft daarop zijnen vriend te kennen,
wat ""er tujjchen hem en de Lfady voor-
viel , ten aanzien van zijne kundjchap
van Barlowe-Plaatze^ en van zijn voor^
ßag omtrent de huisveßinge, genoegzaam
op hetzelve uitkoomende met haaren voor-
gaenden Brief,
Wanneer hij koomt ter meïdinge van zijnen
voorflag om te JVindjor een logement t&
zoeken^ drukt hij zig dus uit:
Nu 5 Belford, kan het in uw looden kruin koo-
men, wat ik mee deezen voorilag bedoelde ! —r-
Hec kan niet, weete ik wel. En daarom zal ϋζ
het u vertellen.
Haar voor een dag of twee re verlaaten, met
oogmerk om haar door mijn afweezen dienß te
doen, zoude naar mijne gedagten, naar een goed
betrouwen zweemen op haare gunft. Ik kon niet
denken om haar te verlaaten , weet gij, terwijl ik
reden had om te gelooven, dat haare vrienden
ons agcervolgen wilden; en ik begon te dugten,
dat zij mij verdenken zoucie, als of ik die voorge-
nomene agtervolginge maar als een voorwendzel
gebruikte, om omtrent haar en bij haar te blijven.
Maar nu zij zig daartegen verklaard hadden, en
dat zij haar niet zouden willen ontvangen zo zij
weder terugkwam, (eeneverklaaringe, welkehec
beter was dat zij eerfl: van van mij hoorde, dan
ν,αη JuiFer Howe, of iemand anders) wat zou mij
! „ä
iM De historie van
dog verhinderen van haar deeze blijk van mijne
gehoorzaamheid te geeven ; bijsonderlijk daar ik
'er Willem laaten konde, die een rappe gail is,
tn alles doen kan behalven leezen en ichrijven,
cn Lord M. 's Jonas (niec als wagters, zekerlijk,
maar alleen als dienaars} ; zullende de laatile bij
gelegenheid aaii mij worden afgevaardigd van den
eerften» welken ik van alle mijne beweegingen
kon verwittigen ?
Daarenboven was ik nieuwsgierig om te wee-
ten , waarom ik geen Brieven van gelukwenfchin-
ge ontvangen had van Lady Sara en Lady Elifa-
bet, en van mijne Nigten Montagae, aan welke
ik de blijde tijdinge van het oncvlugten mijner Be-
mindé gefchreeven had; welke Brieven, ingepas-
te bewoordingen zijnde opgeileld, mij wel noodig
zouden kunnen worden om haar te toonen, naar
dat de zaaken loopen.
Wat Windfor aangaet, ik had geen oogmerk
om haar bijzonderlijk der waards te brengen: Dog
de eene of andere plaatze betaamde het mij te noe-
men, alzo zij de goedheid bad om mijnen raad
daaromtrent te vraagen. London, durfde ik niet;
niet anders dan zeer omzigtig; en zo dat ik het
haare eigene verkiezinge maake: Want ijk moet u
zeggen, dat'er zulk eene verkeerde eigenzinnig-
heid bij de Sexe is , dat wanneer zij u om raad
vraagen, zij zulks alleen doen om uw gej/oelen te
weeten, op dat zij zig daartegen mogen aankan-
ten; fchoon, indien de betwifte zaak uzve ver-
kiezinge niet geweeft waare, zij miilchien de fyaa'
re zou geweeft zijn.
Ik kon ligtlijit redenen tegen Windfor inbren-
gen
ï" ί
if
l'j i
P'
Juffer CLARISSA HARLOWb. ibt'
gen, na dac ik had voorgegeven daar geweefl: te
zijn; en dit zou dies te beter voorkoomen hebben,
dewijl ik zelve die piaatze genoemd had; en haar
toonen , dat ik geen vaft bepaald ontwerp had.
Nooïl was 'er in eene vrouw zulk een door-lee-
vendig begrip , als in deeze. Nogthans is het
voor een cereiijk man fmertelijk ollder verdenkin-
ge te leggen.
Wijders kan ik ook nog, in mijne uitreize of
te rug koomen , bij juffr. Greme aanrijden. Zij
en mijne Beminde waaren te zamen drok in de
praat. Indien ik wifi: waarover het waare; en dan
Eenc van heide, bij haare eerile kennismaakinge,
zigzelve door de Andere zogt te bevoordeelen^
zoude ik het wel zo kunnen beileeken dat ik haar
beide hielp, zonder mijzelve te benadeelen: Want
deeze zijn de voorzigtigfte wegen van vriendfchap
te bewijzen, en die van geen naberouw gevolgd
worden, fchoon de Geholpene ondankbaar worde
bevonden. Daarenboven houdt JuiFr. Greme cor-
respondentie door pen en inkt met haare Boerin-
Zuiler, daar wij zijn : Iets kan 'er mogelijk van
dien kant voortkoomen ; of van eenen gevoege-
lijken aart, hetwelk ik moge^ voortzetten; of vaa
eenen ongevoegelijken , V vjclk ik mag vermij-
den, ' "
f Altoos-zorg te draagen voor agterdeuren^
is een zetregel bij mij in alle mijne onderneemin-
gen. Ai wie mij kent, weet dat ik' geen tro»
man ben. Ik kan even gemeenzaam praaten met
dieiiflbooden, als met heeren en vrouwen, als ik
van zins ben hun voordeel te bezorgen met mij
ergens in ten dienll cc llaen. Daarenboven zijn
dc
-ocr page 266-■■ '!"Τ·
I^ö ^ DE HISTORIE Vaü
de diènftbooden maar als gemeene Soldaäteti ih
een leger. Zij voeren al het misdrijf uit; menig-
maal zonder kwaadaartigheid , en enkel , goed^
zielen ! om misdrijf te pleegen;
Ik ben het meefl: bedugt voor Juffer Howe.
2ij heeft verb|uid veel vernuft, en heeft alleen
een onderwerp van nooden, om al zo veel fchel-
merij te toonen: En wierd ik verfchalkt, met allen
mijnen diepzinnigen , en grootfpreekenden waan
van mijne eigene Secreet-kraamerij -— [Gaani
-plaage ik u , die u op netheid van taal toelegt ^
^/i Schors-knabbelaar zijt in de geleerdheid^
met buiten-gebruik-zijnde woorden en fpreekwij·-^
zen"] dan zoude ik mij zekerlijk verhangen, ver-
zuipen , of voor den kop fchieten.
Arme Hickman! ik beklaage hem wegens het
vooruitzigt dat hij heeft met zulk eene heldin.
Maar de vent is een gek, God weet het! En nu
ik 'er om denke, het is volftrekt noodzaakelijk om
den huwelijken-ftaat volkoomen gelukkig te maa-
ken, dat de eene een gek zij [Een ftuk, hetwelk
ik eens beweerde tegen deeze zelve Juffer Howe].
Dog dan behoort ook die gek is, de voortreffelijk^
heid van de ander te kennen; anders zal de hard-
nekkige den raad des wijzen verijdelen. '' '
Dog mijn dienaar Jofeph heeft niij geholpen
om mij van deezen kant in veiligheid te (lellen,
gelijk ik u meer dan eens hebbe te kennen gegeven.
ψϊ.·
Α- ^
Pi
Cl
t
k
ï
l^'lt-
ti' -
κ
a
1.
-■Tirfn-.'SiiTari.'Ïi „i-y-
-ocr page 267-Juffer CLARISSA HARLOWb. ibt'
De Hr. Lovelace, ami Jan BelforDj
Schildkfu t
Ten Vervolgèi
Maar is het niet een verbmid ding, dat ik
geen vafte verbintenis kan knoopen op deeze trot-
fe Schoonheid ? Ik hebbe twee beweegredenen ^
waarom ik haar pooge te overreeden om Geld en
Kieederen van mij 'te neemen : De eene, is het
weezenlijk vermaak, hetwelk ik hebben zoude in
de hoogmoedige meid te gerijven; en te denken
dat zij iets bij zig, en aan ?ig had, hetwelk ik
het mijne noemen konde r De andere, om haare
rtrafheid te beteugelen , en haar een weinig te
vernederen.
Niets brengt kragtdaadiger eenen hoogmoe-
digen geeft te onder, dan de bewuftheid van on-
der verpligcingen van ontvangen geld te leggen»
Dit heeft mij altoos zorgvuldig gemaakt óm te mij-
den van mij onder eenige zodanige t<e geevert:
Zomtijds ben ik egter voorheen daartoe wel ge-
drongen geweeft, en vervloekte den triaagen om*
loop van de vierendeels- jaars becaalinge, * En
nogthans ontweek ik het altoos tjm geld van te
vooren op te neemen : Nooit ^ilch i'k hei kalf
ee^
* De boeren in Engeland bstaalet) h«n hü«t.bij victéndc^·
Ich 's jaats. Verf.
ί
eefen in den huik van de koe, gelijk Lord Μ.
ipreekwoord is: Want wat is dat anders, dan on-
zer Landen meefters te zijn zo verre de Boere-he-
leefdheid toelaat, de aUerilegtfte voorwaarde van
iets te bezitten ? Dat mij het vofle-jaagen gewei-
gerd worde, uit vreeze van eene heinlnge om ver-
re te werpen , op mijne eigene landen ? Dat mij
aan de ooren gefchreeuwd worde om reparatien,
welke men eer uitdenkt^ dan dat zij ixjeezenlijk
van nooden zijn ? Dat tegen u gepraat worde van
een botterik met zijn hoed op zijn kop, en zijn ar-
men over maikanderen geflagen , als of hij uwe
verwagtingen van die zoort tartede; zijn voet wel
vail zettende, als of het op zijn eigen grond waa-
re; terwijl gij gedrongen zijt zijne vinnige begluu-
ringen , en plompe ipotternij voor zoet op te nee-
men; daar hij door zijn geheel gedrag te kennen
geeft, dat hij het in zijne magt gehad heeft om
u dienft te doen; en indien gij u gefchikt ge-
draagt , u weder dienft kan doen i --Zou ik,
die denke regt te hebben om ieder, die mij voor-
bij gaet, den kop in te flaen, als zijn gezigc mij
niet wel aanftaet, dit verdraagen! -^-Dac
konde ik al zo weinig doen , als dat ik iets ter
leen kon neemen van eenen heerfchzugtigen Oom,
of nieuwsgierige Moeij, welke zig diφwegen ge-
regtigd zouden agten om te eifchen,, dat ik een
verflag van al mijn leeven en daaden iVoor hen o-
penleide , om van hen overgezien en berispt te
worden.
Mijne Bekooriler, zie ik, heeft eenen gelij-
ken hoogmoed als de mijne : Dog zij gebruikt
^Qtn onderj'cheidinge'm haaren hoogmoed: Nog
weec
i^r
Τά
ui ^
η
Ii
ί
Vjs.'.
\
Juffer CLARISSA HARLOWb. ibt'
tveet het. zoete gekje, dat 'er niets edeler, mets
geneiigiijker is , dan dat Gelieven elkandereii
dienllen bewijzen en van eikanderen ontvangeno
Pp deeze Boeren-werf, oin u een gemeenzaam
voorbeeld te geeven , hebbe ik deeze aaiimerki^-
ge mêef dän ééns opgehelderd gezienEén
hoogmoedig ftappenden knevel van een haan heb-
be ikbefchouwd zijne matres tot zig kok, kok,
kok, kpkkende, als hij een enkel graankorreltje
gévondên heeft, dat met zijn bek oppikkende, eii
het weer laatende vallen wel vijf of zes maaien^,
terwijl hij nog al zijné Mokkende noodiginge her-
haalt. Èn wannèei: twee of di^ie van zijne geva-
derde Dames haar beft loopè'n wie *er de eerile
bij zal zijn [O Jan ! een Haan is een öran4 Si^'
mr van een Vogell'\ wijft hij den bek van de voof-
fte daarnaar toé; én als zij de flijkerige parel ge-
lireegen heeft, treedt hij haar tegen met éeh op»
gezetten kam, en met een juichend gekok -—-
een kok- auw—auw—w, één kring om haar maa-
kendé niet neerhangende wiéken, het ftof als een
onderdaanig minnaar'vaagende: Terwijl de ver-
pligte Dame , half-fchiiw, half-gewillig, door
^ar neergebogen ilaart, toebéreide wieken, hoe-
wel met een fchijn van fchrik bevangene oogen \
ën zam'engetrokken hals, laat zién, dat zij wel
weet dat het gra^korfeltjé niet alles was waarom
hij hatrr riep.
Wanneer hij /of dat gedeelte koomt van zijn
verhaal^ daar hij meldt van het voor^-
[ β ellen van de Juffers meid Hanna, of eè-
ne van de jonge SorUngs, om haar ten
. III. Deel, Ν . ; ^iHv^:
I
äienß te ßaen, [ehr ij ft hij in deezer 'üoe-
ge:
Nü^ Beiford, kunt gi] u'verbeelden wat ik in
^ den'zin had met het voorftellen van Hannü, óf ee-
ne der deerns alhier, tot het oppaflen van haaf?
Ik vvil u eene maand tijd geéven om 'er naar te gis·'
' ien. '
Gij wilt u niet vèrmeeten bm het te giiTen,
zegt gij.
Wel, dan zal ik het u zeggen*
Alzo ik geloofde, dat zij zekerlijk zou voor-
fteüen öm deeze meid als haare gunftling bij Èig
Ic hebben, zo dra zij maar eenigzins een vaft ver-
blijf gekreegen had ^ had^ ik naar de deern doen
verneemen ,'met inzigt om, op de eene of andere
wijze, uit te v/erken dat haar meeiler of vrouw
haar niet dan na verloop vaft eene maand ten min-
ilen wilden laaten gaen, of om door eenig ander
ïijiddel, het welk ik nog niet vaft bepaald had, te
belerren dat ze bij haar kwam. Maar het fortuin
vegt voor mij. De meid is bij geluk onpaiTelijk;
eene hevige ongeiteldheid van jigt en verkoud-
heid , welke haar genoodzaakt heeft uit haaren
dienit te gaen, houdt haar in haare kamer. Ar-
me Hanna ! Hoe beklaage ik het nieisje ί Deeze
'dingen kbomen hard aan voor vlijtige dienftboo-
— Ik ben voorneemens aaii de arme meid
>
'ff
den!
bij deeze gelegenheid een klein gefchenk te gee-
'ven -- Ik weete, dat ik daardoor mijiie Be-
koorfter zal verpligten.
En dus, Jan, mij houdende als of ik niets
ivift van de zaak', drong ik haar om Hanna te
' onc^
ici4
JuFFBR'CLARISSA<HARL·Ö^ί^. ilpf
^jantbiedén.' Zi] wiil:, dat ik altoos agtinge had
•voor deeze dienftmaagd^,, wegens haare feeriijke
'liefde tot haarè Lady:, Öog nu koomt zij meer
-bij mij . in aahmerkinge dan ooiti Tegenipoed,
fchoon de tegepfpoed van eene arme dienftboode ,
zal goedgünftigheid eer vermeei-dbren dan vermin-
fderen ,' bij-èêri'eii régt .edelmoedigen meefter οί"-
"liieeiteres. - ,
. Wat aabgafet het bedieiien van eënè der jon-
1 ge Sorlingä,. daar ftak niet met al in dat voor te
rllellen; want zo eene van beide door haaf waarë
-gekoozeh, en van dè Moeder verlof gekfcegen
:had \Tiiiiee kanfen waar en daar 'mg b/?/] ioude
iiiet, alleen zo [lang ge weeft zijn, tot dat ik eene
; andere, had uitgedagt. -Én indien zij naderhand
■ fenwülig i gewêeil Waarën om te fcheiden, kondé
ik ligtlijfe eene jaloersheid in mijne Beminde ver-
',·wékt!hebben, die het ftük zou hebben afg^daen;
, öf in de·deern , die hz-^x Boeren-T^ui'üelhun ver-
laaten-had , zulk een fmaak in een Londoiifchi dat
rhet zeer gevoegelijk voor haar zou geworden zijil
om op'»Willem te verlievén i of mifichien konde
• ik nog'beter Voor haar gedaen hebben met Lord
iM.'s Kapelkan, die veel begeerte heeft om in een
goed bladjè tefftaén bij zijns. Lotds Vermoedelijr
-ken erfgenaam. . .. . *
: Gezegend , zij Uw eérëlijk hart , Lovèlace!
r2wlt;gij. zeggen ; want gij. draagt zorg:voor ieder
•één. ■ Γ ,
Hij geefreen verß4g vah bet ernßlg gedeel-,
Xte hunner zametifpraak'Lvelk niet ved
·. ■ yn3er[cMlt.yiin:bet ,h$rigt dei^ La4y daar·^
' ' Ni ' om·^
'm^f-^tn
V
-ocr page 272-^ ' mntrmf. En als hij m dat ßuk deszelfs
koomt, daar 'bij haar verzoekt te geden-
' i 'ken ^ dat de. ^HerOorminge\ niet eem
jkhielijke zaak kan ^ vraagt hij zij'
'· ■ nen vriend, ·
Is dit niec rein ipel? Is dit niét voor de vuift
gehandeld? De aanmerkinge ook, durve dk zeg-
gen , is gegrond op "ωaarheid en natuure.' Maar
behalven dat liep 'er ook een klein ftreepje Väti
^oUcy onder; dat de Lady, zo ik weder kwarn uit
te fp^itten, mij niet voor een al te plompen vein-
zaart agten mögt: Want, gelijk ik haar-duidelijk
te verdaen gaf, ik vreesde, dat mijne vlaagen van
Bekeeringe inaar Vlaagen en Buijen' waafen; dog
ik hoopte dat haar Voorbeeld die tot· Hebbelijk-
heden zoii beveiligen. Dog het beneemt iemand
zo den moed, dat ik eene vermaaniler hebbe die
zo heel vroom is ! - Ik betuige waarlijk
niet te weeten, hoe ik mijne oogen tot haar zal
opilacn! Nu, naar mijne gedagcen zijn, indien ik
liaar een weinig nader tot op mijne efgene peil
kon d(>en zakken ^ dat is te zeggen , haar'kon o-
verhaalen om iets te doen, 't welk een bewijs zou"
zijn van iets waarover;zij-^^rci^w
moeil hebben j zouden wij veel evengelijker voort-
hotzen' ,^ en beter in ftaat zijn om eikanderen te
begrijpen: En- dus zou de trooft van v\feerzijdén,
en de wroeginge niet geheel aan eenen kant zijn*
HVf erkent \ dat hij grootUjks aangedaen
f. was van de ernßige redenen der Lady op
'' dien tijd ^ en daarin v&el behaagen vond:
' - .. . Do^
-ocr page 273-JUFFER CMRÏSSA HARLOWE. ï^r
Dog dat hij toen zelf bedugt was ; dat
zijne geßeltenis niet heßendig zijn zoü.
Dus Jghrijft hij ^ ^
* Deeze Lady zegt ernftige zaaken op eene-;i<5
bevallige wijze (en dan is haare ftem volkoomene
harmonie, als zij een onderwerp roert, waarmede
zij vermaakt is) dat ik wel eenen halveen dag aan
een naar-haar kon geluifterd hebben. Maar eg-
ter vree?eik, indien zij va/t, gelijk aj het noe-
men , dat zij ten grooren deele dat pathos , die
edele zelf-vertrouwendheid verliezen zal\ welke
een vroom menfch, gelijk ik nu zie, een 'ligtbaar
voordeel geeft boven een die niet zo vroom is.
Dog, dit niectegenftaende, Belfprd, zoude
ik wel willen weeten , waarom de luidèn zulke
vrijleevers als u en mij huichelaars noemen. —.
Dat seen woord, 't welk ik haatej en ik zou het
zeer kwaalijk neemen zo ik met dien naatia gö-*
noemd wieM. Wat mij belangt, ik hebbe al zo'
goede gemoed»-beweegingen, en miiïchien hebbe
ik die al zo menigmaal, als iemand: De geheele
zaak is, dat ze niet beftendig zijn ; of, om meer:
overeenkoomftig met mijn charato te ij^reelien.
Ik hen zo zorgvuldig niet ah zommigen^ om mij^
ne ßruikdingen te verbergen.
r
_____, „ ^ .L,^__-■..... --■■■- ■ - ----^^ __ ■ |- Il'-niiiiiiiatf'^ '-ΪΤΙ''— ■
-ocr page 274-Oe historie ,t
fuffer hpwï; , ^an' Juff^r hai^:
lowe,
ê
'fli '
Saterdag;, den 15 van ApHl^
\
Schoan vrij veel bezet in mijneh tijd, en om-
zet van mijns Moeders waakzaamheid, zalik eea
weinig regelen fchrijven over het nieuw- ligt, dat,
op uw heertje is doorgehrooken; en het door e?-
ne bijzonjlere hand zenden.
Ik weete niet, wat ik van hem denken moet
daaromtrent. Hij praat wel; maar oordeel hem
naar RoweV verfen, dan is hij zekerlijk een vein-
zaart, hoe haatelijk de zonde van Huichelaarij,
eil zo als hij zegt, die andere van Ondankbaarheid,
bij hem ook zijn mogen.
En eijlieve, mijne waarde , laate ik eens.vraa-
gen, Kon hij wel, gelijk men zegt dat hij gedaen.
heeft, over zo veele van onze Sexe hebben geze-
gepraald , waare_ hij bij uitilefc niet f^huidig ge-
weeil ^^xi heide zonden? , f\ i
Zijne openhartigheid is het, diö mij doet
weiffelen: Egter is hij loos genoeg om-te weeten,
dat al wie zig zei ven eerft befchuldigt, de fcherp-
te verilompt van eens tegenpartijders befchuldi-
ginge.
Hij is zekerlijk een man van verftand: Van
zulk ecnen is 'ex meer hoope dan van een en
, . \ dwaas ί
l·
wm
mm
τ
r
t/i'
4k
J^iv
Ί..
Μ Λ ν·
-ocr page 275-Juffer CLARISSA HARLOWb. ibt'
dwaas: En daa.^ moec een begin van Hervorminge
zijn. Deeze dingen wil ik vyel ten zijnen voor-
deeie toellaen,
Dog dit, hetwelk volgt, denke ik, is de ces
nige wég om te oordeelen over zijne fchoonfchij-
nende Ib^^iijdeniffen en zeir-befGhuldigingen --
Belijdt hij wel iets, dat gij van te voeren r^ietwiil,^
©f dat gïj niet waarfchijnelijk uit andferen zoude
zijn gewaar geworden? -Indien niets anders,
Vi^ac belijdt hij dan tot zijnjeigen nadeel? Gij hebt
gehoord van zijne Duellen: Gij hebt gehoord van
zijne Verleidingen. -Dat heeft^alle'de wereld.
Hij hekent derhalven, hetgeen te vergeefs zou zijn
te verbergen; En zijne Openhartigheid doet 'er^
hem gemaklijk afraaken -^ „ Wel, Madam,
5, dit is niet nieeri dan de Hr. LovQlaQe zelve er^
,, kent. ,,
Goed, maar wat is Vr dan nu te doen ? -
Gij moet uwe omftandighedejn gebruiken, zo gij
bell kunt: Eh gelijk gij zegt, zegge ik, ik hoope,
dat die fniet erg zullen zijn: Want alles ftaet mij
wel aan, dat hij u heeft voorgefteld van Windfor
en zijn Kanunniks huis. Zijne,-gereedheid om u te
verlaaten, en zelve naar een logement te gaen om-
zien , heeft insgelijks een ^oed voorkoomen.^ En
ik agte dat 'er niets is, hetwelk zo wel vlijc om
gedaen te vyorden, dan (het zij gij in eens Kanun-j
niks huis geraakt of niet) dat de I^anunnik u te za-
men in den egt verbinde, zo dra als mogelijk is.,
Hoe het zij, ik keure alle uwe oinzigcighe-
den, alle uwe waakzlamheid, en al vyat gij ge-
daen hebt goed ν behalvcn dat ^ij hij bm gekpoj
men zijc. Nogchans, als ik dit af keure, oordeele
iiir—-.....n,
-ocr page 276-tp^. de historie vau!.
dk alleen naar de uitkoomfl; want wie zoude heb-
ben voorzien^ dat het zo zou hebben afgeloopen
als het deed? Dog hij is de duivel, volgens zijn ei-
gen berigt: En waiiré hij met den fnooden Solmes
voortgegaen, en met uwen nog fnóoder Broeder,
en zelve voor zijn leeven naar de colonien ge-
^ . , ' voerd, zeer gereedlijk zoude hij voor alle drie mij-
y rie toeilemminge gëkreegen hebben......
Wat gebruik maakt hij van dien Jofeph Le-
man! —— Zijne Openhartigheid, moet ik nog-
maal zeggen, brengt mij in de war; maar, mijne
waarde, zo gij het uwen Broeder vergeeven kunt
degens de rol, welke hij dién knaap heeft doen
fpeelen, weete ik niet of gij wel vergramd behoort
te zijn op Lovelace: Nogthans hebbe ik wel vijf-
tigmaalen gewenfcht, zedert Lovelace u wegge-
voerd heeft, dat gij van hem verloft mögt zijn,
het zij door eene brandende Koorts, door Verhan-
gen , door Verzuipen, of door den hals te bree-
ken; mids dat het gefchieddè voor dat hij u onder,
de noodzaakëlijkheid gebragt had om yan hem in
de rouw te gaen.
Ik herhaale mijne tot nog toe verworpene
aanbiedingê. Kan ik het veilig zenden door uwen
ouäen man ? Ik hebbe redenen om het niet te zen-
<ieii door Hickmans knegt, ten zij ik een Bank-
' briefje had.' Daar naar te vraagen zou wantrou-
wen kunnen verwekken. Mijne Moeder is zulk
eene bemoeijal, zo nieuwsgierig —i- Ik houde
niet veel van agterdogtige geeften.
En hier loopt zij al geiladig in en uit--
♦ 0
■λ. V,. '■'■■"MièiajA.ia'.^ii^c: . '^^^''^■"^SMtellli^lhir··^· -t. 'l'aiiMafifllllTlii
Juffer CLARISSA HARLOWb. ibt'
De Hr. Hickman verzoekt zijne onderdaanig-
fte eerbetuigingen aan u , met aanbiedinge vaii
zijnen dienft. Ik zeide hem, dat ik hera daarin
believen zoude, om dat gemoederen , die in
moeijqlijkheid zijn, de beleefdlieden van iedereen
wel neemen: Dog dat hij zig niet verbeelden
moeil, dat hij mij hier mede eenen bijzonderen
dienfl; deed; dewijl ik den man of de vrouw of
blind of beeftig dom zou verilijten, die eene per-
foon van uwe verheven? yerdienilen om uws zelfs-
wille niet hoogagtede, en niet wenfchte u te die-
nen zonder inzigt van andere beiooninge, dan de
eere van u dienft te doen.
Wel zekerlijk^ was dat zijne, voornaarne be-
weegreden^ zeide hij metgroote cierlijkheid: Dog
zijne hand kuflende, en zig buigende tot aan mij-
ne voeten, hoopte hij, dat door dien die fchoone
Lady mijne vriendin was, de verdienile n|et verr
mind,erd wierd van den eerbied, welken hij wee-
zenlijk voor haar had.
Geloof dat ik altoos ben, welke gij, mijne
waarde, mij altoos zult vinden,
Uwe getrouwe, en van harten^ toegenegene
αννλ howb.^
-.'.eaSt-
. t
tp^. de historie vau!.
Juffer ci^arissa Harlowe, a^ft Jufer
Howe-
Saterdag namiddag*
Ik houde uwen boode op, zo lang ik een
antwoord op den uwen fchrijve; terwijl ook de
arme oude man niet al te wel is. < ·
Gij doet mijnen moed grooclijks daalen om-
trent den Hr. Lovelace. Ik kan wel al te genegen
zijn, van wegens mijne bedroefde omftandigheden,
om het beft van hem te denken. Zo zijne voor-
geevingen van Hervorminge maar voorwendzels
zijn, wat moet dan zijn doelwit zijn i Maar kan
het hart des menfchen zo zeer ondeugend weezen?
Kan hij, durft hij, den Almagtigen befpotten?
Dog mag ik, 'van wegens eene zeer droevige be-
denkinge, geen beter gedagten van hem hebben;
Dat ik, naamelijk, al te veel in zijne nagt gewor-
pen ben, dan dat het voor hem fwodig zij, (ten
zij, hij voorhad de ulterße ichurkerij aan mij te
pleegen) zulk een veifoeijelijke huichelaar te zijn ?
Het moet hem ^ ten minften, ernft zijn op dien tijd,
als hij de beter hoope geeft. Dat moet het zeker-
lijk. Gij zelve moet u bij mij in deeze hoope voe-
gen , of gij koudt niet wenfchen, dat ik mij onder
een zo vreezeiijk juk liet fpannen.
Maar evenwel waar^ ik liever, veel liever,
„ 1
' i
Ί
ι
■ on-
......— ■ ■ _____ΐϋϋ
-ocr page 279-JöEFER CLARISSA HARLCOTE.
tsjnafbangelijk van hem, en van zijne familie, .
fchoon ik een hoog gevoelen hebbe van dezelve;
ten minilen tot dat ik zie, waartoe mijne eigene
gebragt kan worden. -Anders, denke ik,
waare het beft voor mij, eensklaps mij onder de
befcherminge te geeven van Lady Elifabec. Allee
zou. dan behandeld worden met welvoegeiijkheid,
en mij miflchien veele qnlullen befpaard worden.
Dog dan moefl: ik., hoe het ook h'ep, de zijfie.
zijn, en geagt worden mijne eigene familie, te trot-
feeren. En zal ik niet eerft den uitflag zien van
esn aanzoek? Dog die kan ik egter niet doen,
voor dat ik ergens een vuil verblijf liebbe, en van
hem af ben.
Vr, Sorlings toonde mij huiden-ogtend ee-
jien Brief, welken zij gilleren-avond ontvangen had
van haare ZufterGreme; waarin JufFr. G^me (hoo-
pende, dat ik haar haaren voorbaarigeh ijver zal te
goede houden, indien haare Zuftcr goedvindt mij
haaren Brief te toonen) „ wenfcht (en dac wel
„ om den wil van de geheele edele familie, en
j, zij hoopt ook te mogen zeggen om mijnentwil-
„ Ie) dat het mij behaagen moge mijne toeftem-
5, minge te geeven om zijne Wel-£delheid, gelijk
,, zij hem noemt, gelukkig te maaken. Dat zij
zig hiermede zo ongevraagd hsmoeit ^ gelijk zij
het noemt, koomt daarvandaan, dat hij de
heid had [ook haare uicdrukkinge] om haar giilé-
ren te zeggen, op zijne reize naar Windfor, als
zij de vrijheid nam om te vraagen Of zij hem
haaft geluk mögt wenfchen? „'Dat niemand ooit
„ eene Vrouw zo beminde, als hij mij bemint:
j, Dat geen Vrouw ooit zo wel verdiende om be-,
3» mind^
-ocr page 280-De HISTORIE wn
„ inind te worden: Dat hij in ieder gefprek, no,^
5, meer zig over mij verwondert: Dat hij mij met
„ zulk eene reine liefde bemint, voor welke hij
3, nooit geloofd had vatbaar te zijn, of dat eenig
fterflijk fchepzel hem dezelve kon hebben inge-
„ boezemd, mij aanmerkende als geheel en al
ziel; als een engel, neergezonden om de zipie
te behouden; „ en heel veel meer van deezen
aart: „ Dog dat hij vreeft, dat mijne toeftemminge
gy om hem gelukkig te maaken nog verder van de
„ hand is, dan hij wel ^enfcht. En hij klaagde
,, over de al te ge^rcnge bepaalingen, die ik hem
„ had opgelegd, voor dat ik hem vereerde met
„ mijn vertrouwen: Welke bepaalingen voor hem
ZO heilig moeßen zijn, als of zij gedeelten
„ waaren van het huwelijks-verdrag, enz.,,
Wat zal ik hiervan zeggen, mijne waarde ?
Hoe zal ik het opneemen? JuiFr. Greme is eene
goede Vrouw. Vr. Sorlings is eene goede
Vrouw. En deeze Brief koomt overeen met de
zamenfpraak tufTchen den Hr. Lovelace en mij,
welke ik zo aangenaam dagt te zijn ^ en nog den-
ke (a). Wat meent egter de man met de gele-
.genheden te laaten voorbijgaen, die hij gehad
heeft om zig te verklaar en ? Wat meenen zijne
klagten over mijne bepaalingen, aan JuiFr. Gre-
iij> me? Hij is geen bedeefl: man. —-^ Maar gij
'' zegt, ik jaage de luiden ontzag voor'mij^aan. —
Ontzag, mijne waarde! -Hoe 'dat ?
Ik ben gantfch wrevelig, gemelijk en knor-
fa) JufFr. Gremc (flic van haar kant geen kwaad oogmerk
had) wierd tot het fchrijvcn van dtezcn ßrief, aangezet door
den Hr. l-ovclace zdvcn, gelijk men zicu zal Bi. 31.
lüi
■ '^Jhi'.!^! „.«„»^_____jii-ia-^JLiMu. itiMiHirtmiii^··", ' ΊΐίΙΒΊ^ΙΙί'η-ι
-ocr page 281-JuFt^ER CLARISSA HARLOWE. ao^
ïig op raijzelve^ bij wijlen, dat ik dus vinde,ge-
houden te zijn, de werkingen. te , zien van dee-
ZQYï fijnen^ of deezen geeft; hoe zal ik hem
noemen? . ..
Hoe worde ik geftraft , gelijk ik menigmaalen
denke, over mijne grootsheid, wa^door ik een
Foorbeeld hoopte te zijn voor jonge perfooneri
van mijne Sexe ί Laate ik maar tot eene fFaarr
fchHVjinge ftrekken, en ik zal nu wel vergenoegd
zijn. Want, mijn lot moge zijn welk het wil,
nooit zal ik in ftaat zijn mijn hoofd weder op te
beuren onder mijne befte vrienden en waardigite
gezellinnen. .
Het is eene van de wreedfte omftandigliedeii,
met welke de fouten der Onbezonnenc vergezeld
gaen, dat zij alle die geenen ongelukkig maakt,
die haar beminnen, en alleen blijdfchap verleent
aan haare eigene vijanden , en aan de vijanden
haarer familie.
Welk eene nuttige les zou dit verfchaifen,
indien het behoorelijk wierd ingeprent op dien
tijd, als bet verzogt gemoed in twijiFel hing over
eene gevaarlijke ondemeeminge ?
Gij kent de waardij niet, mijne waarde, van
een deugdzaam man ; en van hoe edele gemoeds-
gefteldheid gij ook moogt zijn in de meefte bijzon-
, derheden, deelt gij in de gemeene zwakheid der
menfchlijke natuüre, dat gij ligt verwaarlooft hoi-
geen in uwe eigene magt is.
Het zou u niet in gedagten koomen, om den
Hr.j Lovelace, zo hij uw vrijer waare, zo te be-
handelen , als gij den veel waardiger Hr. Hickman
doet 2oude hêc wel? -- Gij weet wel,
Vie
\
ÄciS DE HISTÖillE va»
i)
wie in 't géval vaii mijne Moeder zegt; ,, Öie '
',, yeel verdraagen wUi, s^/veel verdraagen, de
„ geheeië wereld door (a). De Hr. Hickman,
Verbeeide ik mij, zou gäarn den Naam der Lady
willen weeten, die zulk eene aanmerkinge maak-
te. Hij zoü^*het bijkans niet mogelijk agten, of
^zulk eené zou met haaré eigene aanmerkinge haar
'I ' Voordeel dbpn; en zou miiTehien wel wenfchen ^
1 dat zijne Juffer Howe met haar bekend was.
'! 2iagtheid van aart is , zekerlijk; niét verag-
; telijk in eenen man. Waarom, indien 't zo waa-
I re, is de hoogfl-e rang waartoe·.een'man kan koo-
,|· men, die van een Gentleman *? —Een eer-
|i ^iiaam, welken'een Vorft wel onwaardig zijn kan.
I ^ Want Zeden worden'; meer dan Geboorte, Goe-
1 deren ^ en Aanzien, vereifcht in dit charaéler.
ij ' Zeden maaken inderdaad daarvan hec weezen uir.
^ En zal 'er in 't algemeen gezegd worden, en Juf-
fer Howe geen uitzoiideringe daarop zijn (ge-
"lijk gij 'eens fchreeft) dat onze Sexe beft gere-
geerd kan worden van oniluimige en ongetemde
'^ geéften (b)?
Vergeef het mij, mijne waarde; en heb mij
' lief,' gelijk'gij plegt. Want fchoon mijne Fortuin
" 'veranderd is, mijn Hart is 't niet: Nog^ zal ooit
veranderen, terwijl het mijneden gebiedt u'-te heg-
gen, dat het moet ophouden'te flaen', als het niet
' to zéér het üwe is,' dan dat van -
Uwé y' \
Clar'isSa Harlowe.
·. XXV.
{i) Zie Ό 1ΛΙ 9©.
Gentle hciekêinxa^taarijg, Έη Geiftleman^ ccd Edelma^t
jEèlf van de» h'^ogften raug. Vert,
(b) Zie D. U. bl. 1$. \
ailiiiMi»M.Mti' '1 y ■ihWifiaai'-^iifiBirt·' ' '1 •^"ύίΜΆίΛτ.rt. Ift' -_uü^ta
-ocr page 283-η
juFFÉR CLARISSA HARLÖm ^207
Jttfer ctariisa H'arlowe, aan Jufer
HoWEi
De Hr.' Lovelace heeft verfcheidêne vertrek^
ken te Windfor bezigtigd;"dog geen èen, zegt hij ^
hetwelk hij dagt voor mij gêfchikt'te'zijn, ën het-
welk te gelijk mijne bèfchrijvirigebeantwoorde.
Hij heeft zig zeer zoigviildig gehouden aan
de Letter van mijrie laftgeevinge : Hetwelk een
goed voorkoömeti heeft: En hij beviel mij'dies
te bec^r, óm dat ^ fchoon hijzelve die Stad voor-
ftelde, hij bij zijne te rugkoomfl: daarvan afraad-
de: Want hij zeide, dat hij op' zijne reize daarvan
daan gedagt had, dat Windfor, fchoon van^hem-
zeiven voorgeflagën , eene verkeerde keuze was;
om dat ik begeerig was naar een geheim "verblijf,
en dat was eene plaatze, welke het bezoek én
de verwonderinge van iedereen naar zig trok (a).
Ik zeide hem, dat indien Vr. Sorjings 'niet
dagt dat ik haar tot een laft was, ik wél genegen
zou zijn om hier een weinig langer te blijven ; mids
dat hij mij verlaatpn wilde, en naar Lord M.
of naar London gaen, waarheen het hem beft dagt.
Hij hoopte, zeide hij, te mogen onderilel-
len',
i
(a) Dit befloit van dc Laiiy reu zijnen vóordcclc is juiA dat·
gcca» waarop hij gehoopt had« Zus bl, 189. ^
/"
DE HISTORIE VA» -
^en, dat ik voiilrekt veilig was voor de aanvalleri
óf onderneemingen van mijnen Broeder; en dei'-
halven , indien hen mij meer genoegen kon gee-
ven, wilde hij wel gehoorzaamen, voor eenige
weinige dagen ten minilen, .
bij ftèlde weder voor orh Hanna te ontbie-
den. Ik gaf hem te kennen dat mijn voornee-
men was zo te doen^oor u -^— En mag ik
u verzoeken ^ mijne waai'de , dat%ij aan het eer-
lijk menfch iemand wilt doen zenden. Uw ge-
trouwe Robert, denke ik , ^weet wel waai'zij is.
MilTchien zal zij wel verlof krijgen om terilond uit
haaren dienil te gaen, door eene maand huur te
laatén korten, welke ik haar zal vergoeden.
Hij nam dén emiligen luim in aanmerkinge,
waarin hij mij vonél, en de roodheid mijner oo-
gen. Ik was zo even bezig geweeft aan het be-
antwoorden van üwen Brief; en waare hij niet,
toen hij van zijne reize kwam, op eene zeer eerbie-
dige wijze tot mij genaderd ; hadde hij zulk eea
onberispelijk verflag niet gedaen van zijne vernee-
mingen , en waare hij zo gereed niet geweeft om,
op het eerfte woord fpreekens, van mij te gaenj Ik
had mij bereid (niettegenftaende wij in' zulk een
goed beiland van eikanderen fcheidden, toen hij
naar Windfor vertrok) om hem eene i zeer onvvèl-
koome verwelkoominge gegeven te hebben: Want
de inhoud van uwen laatften Brief haq mij zo aan*
gedaeii, dat ik, op het oogenblik als ik hem zag'^
mét vemntwaardigingé den verleider befchouwde ,
die de oorzaak geweeft was van al het kwaad, dat
Ik lijde en geleèden hebbe.
Hij gaf mij ter loops te kennen, dat hij een
^ Brief
' ■. ■ η ^
-ocr page 285-Juff-ër CLARISSA HARLOWE.
r Brief ontvangen had van Lady Elifabet, en een an-
deren (zo als ik hem verftond) van eene der Juf-
feren Montague. Indien zij daarin van mij gewag
maaken, verwondere ik mij dat hij mij den inhoud
daarvan niet heeft medegedeeld. Ik vreeze, mij-
ne waarde, dat zijne nabeitaende onder diegeenen
zijn, welke denken dat ik eenen ligtvaardigen en
onverfchoonelijken ilap gedaqn hebbe» Het kan
mij geen agtinge bijzetten dat ik haar zelf laate
weeten, hoe ik door fcbrik mijzehe als ontvoerde
ben: En egter zouden zij miiichien mij haarer ver-
wantfchap onwaardig houden, zo zij dagten dat
mijne vlugt vrijwillig gefchied waare: O mijne,
waarde, hoe Jaftig zijn onze bedenkingen voor ons
bij elk twijfFelagtig vooyval, wanneer wij weeteti
dat raen ons tot het doen van eene onbchooreiij-
ke zaak heeft overgehaald!
■ Zondag-O gtendi
Ach! deezeman, mijne waarde! Wijhebbetï
heeter redenwiilelingen gehad, dan wij nog ooit
gehad hebben. Met voor de vuiil: te redeneeren,
vinde ik dat ik voor hiem niet behoeve te vreezen
(a): Dog hij is zulk een wild, zulk een onbetem-
baar Schepzel \Hij hervormd!] dat ik half-vcrvaard
voor hem ben.
Hij ftelde, wann.^er ik mijn ongenoegen ver-
klaarde dat hij hier bij mij bleef^ weder voor dac
ik mij ondei* de befcherminge zou. geeven van La-
dy Elifabet 5 mij verzekerende dat hij dagt, nsijnien
veilig voor mijzelve ten huize van Vr. Sorlings
. .lil. Deel. Ό té
SS·
{aj Zie du bsvcilif^d doóc den Hr. Loyclace , bi -jS, yy'.
■'■iill ΙΠΜιιίιιιΙ ι,-Μιιΐ'-l-WiltrMaitïjhMBaAjiËaMBBi
-ocr page 286-2io De HISTORIE va»
té kunnen laacen. Ën als ik van de hand weès
zulks te doen, om de redenen welke ik u in mij-
nen iaadlen opgaf (a), drong hij mij om èen eifch
te düèn op mijn Capitaal.
Hij wiil, zeide ik hem, dat het lilijn bciluit
was om met mijnen Vader niet te pleiten.
Nog wilde hij mij zulks aanraaden, antwoord-
de hij, dan als het aller laat β e middeh Dog daar
mijne grootmoedigheid mij niet wilde toelaaten
om verpligtinge te hebben, gelijk ik het noemde,
aan eenig menich; en daar nogthans mijne nabe-
ftaenden mij mijn eigen zouden weigeren; wiit
hij niet, hoe ik die grootmoedigheid zou kunnen
ilaende houden, zondér tot ongemakken gebragt
te worden, welke hem oneindig leed zouden zijn,
---Ten zij - ten zij --- ten zij, zei-
de hij, al ftamerende, als'of hij fchroomde uit te
fpreeken --- Ten zij ik den eenigen weg wilde
inflaen dien ik konde, om mijn eigen in bezittinge
te krijgen
Wat is dat^ mijn Heer?
Zekerlijk zag de man wel aan mijn gezigt,
wanneer hij met zijne kruipende Ten zifen
aankwam, dat ik gifte wat hij meende.
Ach! Madam, kan het mogelijk zijn, dat gij
niet weet welke die weg zij < -1 Zij zouden
met eenen man niet in gefchil treedén over het
rëgt, dat zij u beiiwiften zouden.
Waairom zeide hij, met eenen man, in plaat-
ze van met hem Ρ Nogthans keek hij, als of hij
aanmoedigirige van nooden had om meer te zeg-
gcn.
(a) Zie bl. loj.
- r
-ocr page 287-JvFFEk CLARISSA HARLOWE. iix
Dus zoude gij dan willen hebben, mijn Heer,
20udt gij niet, dat ik een Advocaat gebruikte i
niettegenilaende hetgeen ik altoos verklaard heb-
be , omtrent het pleiten met mijnen Vader?
Neen , dat wilde ik niet, mijn allerlieiïl
fchepzel, mijne hand grijpende, en die met zijne
lippen drukkende ten zij gij mij tot uwen
Advocaat woudt maaken.
Had hij in den beginne mij gezegd, ik zoii
niet laag genoeg geweeft zijn om mij te houdei»
als of ik hem niet wel verftond, en van een Advo-
caat gewag te maaken.
Ik bloosdel De. man vervolgde het onder-"
werp niet zo vuuriglijk, of het waare zo wel g0*
maklijker als natuurelijker voor mij hetzelve te ver-
mijden , dan mij daarmede in te geeven.
Behaagde het den hemel, dat hij het mog?
doen , zonder aanlloot te geeven! —- Dog
ik vervulde hem met zo veel ontzag. -- [Ver-
vulde hem met ontzag- Uw (a) denkbeeld,
mijne waarde.] En dus ft^pte de 'befchroomde,
be^eefte man van het onderwei-p af, zijn vooritel
herhaalende , dat ik mijn eigen kapitaal zou ei-
fchen, of eenen regtsgeleerden magt geeven om
het te eifchen, indien ik die magt niet verleenen
wilde [voegde hij 'er tulTchen in] aan een gelukki-
ger manl Dog het kon geen kwaad, dagt hij,
dat ik mijne twee Voogden te verftaen gaf, dat ik
voorhad het zelve te aanvaarden.
Ik zou beter weeten wat mij te doen ilond,
zeide ik hem, .wanneer hij van mij af was, en men
zulks w/y?. Ik onderftelle, mijn lie^r, dat indien
O i ', mijo
ia) Zie bi. 139. cn 141,,
-ÜTife
212 D& HISTORIE VAN
hiijn Vilder voorflaet dat ik wederkeere, en
Zig verbindt óm nooit van Solmes tot mij tê
ij:>reeken, of van eenigen anderen man ^ dan met
mijne toeßemminge, en ik op die voorwaarde be-
wiliige'om niet meer om« te denken, gij daarin
beruflen zult.
Ik vi^as gezind om eens te beproeven , of hij
alle mijne voorafgegaene verklaaringen zö zeer in
iigt nam,'als iiij voorgaf te doen omtrent 'eenigQ
van dezelve.
Hij ilond als of hij van den blikfem geflagen
was. '
Wat zegt gij, mijn Hr. Lovelace ? Gij weet,
(dat alles wat gij bedoelt ten mijnen befte is. Ze-
kerlijk ben ik mijne eigene meeileres: Zekerlijk
behoeve ik u niet om verlof te vraagen tot het aan-^
gaen van zulke voorwaarden als het mij belieft
voor mij zelve, zo lang ik gèene met u aange-
'gaen verbreeke?
Hij bremde twee of drie maaien. -Wel,
Madam, Wef, Mitdam, ik kan niet zeggen --
Daaroü ilil houdende- -- en van zijn itoel op-
flaende, met balftuurigheid ; Ik zie duidelijk ge-
noeg , zeide hij, de reden waarom geen van mij-
ne voordellen kan worden aangenomen : Ten
'Jaatßen ftae ik nog een offer te zijn ter uwer Vec-
zoeninge met uwe onverzodnbaare familie. ■ ;
Het is altijd üwe eerbiedige wijze van doen
geweeil, mijn Hr. Lovelace , om mijne familie
Op deezen vrijen trant te behandelen, ι Maar eij-
lieve , mijn Heer, als gij anderen onverzoenbaar
iioemt, zie toe dut gij die zelve berispinge zek&
"iiiet-verdient.
Ϋ
"■'■litiiliif 1
-ocr page 289-juffeïi CLARISSA HARLÖWE. ' zt^
Hij moefl: bekennen, dac zommige van mijne
familie en hij noojt veel van malkanderen gehou-
den hadden; dog hij had niet van , 't geen
zij van hem verdiénd hadden. ' ' -
Naar uw eigen oordeel ^ onderilelle ik, mijn
Heer?
Naar het oordeel van alle de wereld, van u
zelve, Madam. »
Dan moet ik u zeggen, mijn Heer, dat hadc
gij minder tartingen gebrviikt, zij niet zo zeer té-
gen u zouden verbitterd gcweeil zijn. Maar nie-
mand hoorde ooit, dat men door eene openbaare
verfmaadinge tegen de Nabeilaenden van eene ze-
kere perfoon , gevoegelijk de gunft kon zoeken
of van die perfoon zelve , of van haare vrien-
den. ' i
Wel, Madam, al wat ik vveete, is, dat huii-
ne boQsaartigheid tegen mij zodanig is, dat, zo
gij beiluit om 'er mij aan op te offeren, gij ver-
zoend moogt woeden , wanneer het u maar be-
lieft.
En, al wat ik weete, mijn Heer, is, dat in-
dien ik mijnen Vader de magt van weigeren gee-
ve, en hij daarmeda zal te vceeden zijn, het niet
meer dan mijn pllgt is die aan hem te gunnen';
en indien ik eene diergelijke- aan tnijzelve behou-
de, zal ik geen verpligtinge, die ik aan u hebbe »
ve^reeken. " · - ■ λ '
Uwen pligt omtrent uwen eigenzinnigen
Broeder^ niet omtrent uwen Vader , meent gij>
•Madam. " ''^· ^ " -. >
Zo het gefchil al in het eirß hing .tulTchen
O 3 fliija
De HISTORIE van
'.mijn Broeder en mij, mijn Heer, kan mijn Vader
z-ekerlijk kiezen welke partij hij wil trekken.
Dat ^a/rhij. Madam -Dog dat ont-
heft hem desniettegenftaende «iet van befchuldi-
ginge, zo hij de onregte trekke --—
Verfchillende luiden zullen verfcheidenlijfc
oordeelen, mijn Hr. Lovelace, over het regt en
onregt. G^y oordeelt naar het u goeddunkt. Zul-
len andere niet oordeelen zo als het ^«/i goed-
dunkt.^ En wie heeft regt om eens Vaders oordeel
te wederilaen in zijne eigene familie, ten opzigt
;Van zijn eigen kind ?
Ik weete wel, Madam, dat 'er tegen u geen
redeneeren is. Dog niettenün bad ik gehoopt mij
•eenige geringe verdienile bij u verworven te heb-
ben, zo dat ik niet als een voor af-ver elf cht offer
mögt geworden zijn van eene Verzoeninge.
Uwe;hoope, mijn Heer, zoude beter gegrond
-geweeil: zijn, indien, gij mijne toeftemminge hadt
gehad iot ihet verlaaten -van mijns Vaders huis -r-
Altoos en eeuwig mij in, gedagten te bren-
gen , Madam, dat .gij dien vervloekten 'Solmes
-zoude gekoozen hebben τ—— liever dan r-
Niet zo haaftig! Niet zo fchielijk, mijn Hr.
Lovelace ! Ik hen overtuigd, dat men niet bedoel-
Ae om mij aan dien Solmes te trouwen op Woens-
,dag.
Zo wordt mij berigt dat zij nu van zig laaten
igaen, om zigzelven ten uwen kofte te regtvaar-
.digen. Elk kevend menfch is u verpligt, Ma-
dam , -voor uwe gunftige gedagten, behalven ik.
Excufeer 'raij, mijn.^o^/e.ftr. Lovelace [mijne
hand
i.'
-ocr page 291-Juffer CLARISSA HARLOWb. ibt'
hand beweegende, en buigende] dat ik genegen
ben het beft te denken van mijnen Vader.
Bekoorelijk fchepzel! zeide hij, met welken
betoverenden zwier is dat gezegd ! -^En
met eene heftigheid in zïjiie bevyeeginge, wilde
hij mijne hand geg]L-eepen hebbeft. Dog ik trok
dié weg, ais zeer op hem geiioord zijnde.
Ik agte, Madam, dat hetgeen ik om uwent-
wille geleeden hebbe , mij wel eenige giinfte bij
u mögt hebben waardig gemaakt.
Het geen ik geleeden hebbe, mijn Heer, we-
gens uweß driftigen aart, geileld zijtide tegen het-
geen gij om mijnentwille geleeden hebt, ben ik
nederig van begrip dat ik ,weinig bij u in fchuld
zal blijven.
'Ίρ: weezen aan-
Heer ! Madam , [een
neemende] Wat hebt gij geleeden Γ - I^jets
dan hetgeen gij gemaklijk vergeeven kunt. ^Gij
zijt alleeh in uws Vaders huls als eene gevangene
ppgeflwten, om agtinge te bewijzen voor uw oor-
deel! -— Men heeft éene onfchuldige
en getrouwe dienftmaagd uit uwen dienft geftoo-
ten, om dat gij haar bemindet - Men .heeft
alleen de vrijpoftige meid van uwe 2ufter over u
geiteld, met verlof om u te kwellen en te höö-
iien I
Heel wel, mijn Heerl
Gij liebt ^to»,o,ndecyopden , dat een bal-
daadige Broeder zig aanmaatig^e om u te behan-
delen als eenè ilaavin , én eene alzo baldaadige
^uiler u in de'gunft van iedereen ondermijnde ^
onder voorwendzel van u te houden uitbanden,
welke, Uidien zij al .zo fnoüd zijn φ. zij fnoodlijk
O^ ....... uit-
-ocr page 292-'iïé t)e HISTÖkiE vaï<
laitmeeten, evenwel niec half zo fnood en wreed
^ijn, dan hunne eigene!
Ga voort, mijn Heer, zo het u belieft!
Gij zijt alleen verdrukt, met oogmerk om ü
te noo.dzaaken eenen flordigen vent te neemen,
dien gij betuigd hebt te haaten , en dien iedereen
veragt! Den Verlof-brief heeft men aUee/^ gekree-
gen! De Pailoor wierd alleen in gereedheid ge-
houden ! De dag , een kort, kort aanilaen-
de dag, v^as 'er alleen bepaald! En men ftond al-
leen een onderzoek bij u te doen naar uwe brief-
wiiïelingen, en u nog naauwer op te fluiten, tot
dat die dag kwam, om u dus van alle middelen te
berooven om den ilrik voor u gefpannen te opt-
vlieden! —— Dog dit alles kunt gij vergee-
ven! Gij kunt wenfchen, Dit alles te hebben af-
gewagt; hoe onvermijdelijk de dwang ook moeft
geweeft zijn! —En de man, die, met ge-
vaar van zijn leeven, u van alle deezê Verdriet-
lijkheden vérloft heeft, is de eenige perfoon wel-
ken gij niet vergeeven kunt!
Kunt gij niet voorcgaen, mijn Heer ? Gij ziet,
dat ik geduld genoeg hebbe om u te hóoren.'
Kunt gij niet voortgaen, mijn Héér?
Ik kan wel. Madam, met iiècgeen /j^ gele'é-
den hebbe: Waarvan ik bekenne dat niet behoor-
dle gefproken te worden, Hond ik tèn laatften
^eens beloond te worden zo als ik hoopde.
Hetgeen g/}'geleeden hebt dan, zo het u ge-
Heft, mijn Heer! ^ ^ '
-- Op eene hoonende wijze is mij uws
Vaders huis verbooden, na dat mij aanmoedigin-
ge gegeven was, zonder eenige redenen, welke
Juffer CLARISSA HARLOWb. ibt'
21] niet willen van te vooren, om het verbod te
wettigen: Ik ben gedrongen tot een gevegt, het-
welk ik wenfchte te mijden, het eerft hetwelk ik
ooit, zo getergd, te mijden wenfchte: En dat,
om dat de deugniet uw Broeder was!
Deugniet, mijn Heeri - En mijn Broe-
der! -- Dit kon van geen leevend menfch
koomen, dan van hem, in mijne tegenwoordig-
heid. , . -
Vergeef mij, Madam! —Maar och!
hoe onwaardig, om uw Broeder te zijn! -—
Het krakeel gëent op een ouden wrok, toen wij
nog ftudenten waaren; daar hij bij ieder een be-
kend ftond voor den aanvaller; en weder verlee-
vendigd uit inzigten, die even flordig, als veron-
gelijkende waaren voor u en mij beide --r
Waarin ik het leeven fchonk aan hem , die mij
het mijne gaarn zou benomen hebben!
DIT raakt uwe edelmoedigheid^ mijn Heer;
niet hetgeen gij geleeden hebt: Een weinig meer
van -t geen gij geleeden hebt, zo het u gelieft!
--— Ik hoope niet dat het u berouwt, mij-
nen Broeder niet vermoord te hebbén!
Mijn bijzonder leeven is doorfnuffeld! Mij-
ne zeden heeft men haatelijk afgemaald! Daar zom-
mige van de befchuldigers zelve gantfch niet
zonder gebreken zijn!
Dat is fmaalen, mijn Heer!
■ Verfpieders heeft men op mijn gedrag uitge-
zonden ! Eenen gehuurd om de getrouwheid van
mijnen knegt om te koopen; miiTchien om mij té
vergeeven eindelijk , zo de eerelijke gezel niet
had --
/
-ocr page 294-De HJSTORIE
■Gebeurde zakken, rnijn Ilr. Lo.velace I ^
Ontbreekt het u aan gebeurde ftukken Jn 't ontyou-
y/en y^n h^etgeen gij geleeden hebt? - Geene
yipii uwe Mljfchienßn, ypr^oeke ik u!
Alle dagen dr,eighigen , en tarcingen, wierr
den iedereen tegen mij in den mond gelegd ! Ter-
HVijl ik genoodzaakt wierd , om vermomd om te
kruipen -- en ter i^tter uure op te pas-
ien -
Ell in aller letj weder , qnderilelle ik, mijn
Heer ——^- Dat, heugt piij, was eens uwe
b^zwaarenis! -In allerlei] weder ^ mijn
Heer (a)! En alle deeze ongemakken van u zei-
ven voortkoomende, niet van mij opgelegd.
- Gelijk een dief, of een luiftervink,
ging hij voort: En nogthans nog van geboorte,
nog van maagfchap hunner verwantfchap onwaar-
dig, hoe onwaardig ik ook zijn moge en ben hun-
ner verwonderlijke Dogter: Welker zij, elk hun-
ner , ten minften alzo onwaardig zij» i -Dit,
'Madam, noeme ik lijden: Met r^^xnoeme ik het
zo ; indien ik eindelijk ftae te worden opgeofferd
aan eene onvolmaakte Verzoeninge -—r-r Onvol-
maaktey zegge ik: Want kunt gij verwagten om
zelf op eéne draagelljke wijze, na al^wat 'er ge-
bÈïurd is, onder het zelve dak te leeyen met dieii
Broeder en Zuiler ? ^
O mijn Heer, mijn Heer! Wat helpt gij al ge-
-leeden! En dat alles,oin;rnijpentwiile, yerz^kere ik
iu! ■— Ik kan u daaiivoor nooit èeloonèn ! —r-
'Denk nooit meer om mij, yerzoqke ik u — Hoe
iunt gij dog geduld jegens uiiji hebben ? — Niets
^ (a) Zie bl. 16, cn zi. , *
m
-ocr page 295-ïs te wijten aan uw eigen gedrag, vermoede ik;
Niets aan uwe tartingen, tegen tartingen: Niets
aan uw meer dan eens verklaard beiluit, dat g^'
met eene familie wildet verbonden worden ^ van
welk^ gij u, niettemin, niet ,wildet vernederen
om eene verbintenis te vraagen; Niets, om kort
te gaen, aan eene leevenswij^e, over welke ieder-
een u befchuldigde, terwijl het u der moeite niet
waardig dagt uzelven te verdeedigen. Hadde ik
niet gedagt, dat gij op eene onfatzoenlijke wijze
behandeld wierd, ik zoude door pen en inkt mij
niet met u bemoeid hebben (a). Dit bemoeijeti
gaf u eene onderilelde geruftheid , en .edelmoe-
diglijk tartedt gij mijne vrienden dieswegens te
meer: En dit haalde mij (raifichien niet onverdiend)
mijns Vaders misnoegen op den halze ; zonder
welk mijns Broeders &jzondcren wi'ok, en eigen-
baatige inzigten, een grondflag zoude ontbroken
hebben om op te bouwen: Zo dat ik u voor alles
wat volgde van mijne behandelinge, en uwe over-
vloedige Alleenen , voornaamlijk danken rtiogt,
gelijk .gij uzelven moogt danken al wat gij gélee-
den fl zo bijßer zwaar ,geleeden hebt I -- En
indien gij, gladfpreekende Heer, eenige verdien-
ile daarop gegrond hebt, wees zo goed om ze
weder in te trekken: En merk mij aan, die mijne
eere en agtinge verlooren hebbe, als de eenige
Ik bidde u
Jijdfter
Want waarin
hoor mij uit, mijn Heer, [want hij ftond gereed
te fpreeken] hebt gij iets geleeden, dan in uwen
hoogmoed? Uw goede naam kon geen nadeel lij-
den : Het was beneden u, \x daaromtrent te be.-
(ä) Zie bl. lOi
-ocr page 296-520 DE HISTORIE VAN
kommeren, En waart gij geen onhandelbaar man
ge weeft , ik zou niec tot het uirerfte zijn gedree-
ven, hetwelk ik nu ieder uur , dat 'er verloopt,
betreure- Met deeze bfijjkoomende vervvij-
tinge tegen mijzelve , dat ik geen briefwiilelinge
behoorde begonnen te hebben, of begonnen zijn-
de, daarmede te aangehouden meteenen,
die het zig der moeite niet waardig agtede zijn ei-
gen charafter te zuiveren om mijnentwille , of
om zijnentwille zig aan mijnen Vader te onder?
wei-pen, in een lluk waarin eik Vader zijne keur
behoort te hebben. ---^^
Duiilernis wordt ligt; Ligt, dnifterni^·, bij
mijne ziel! -- Net zo als gij het gelieft re
hebben. O Bckoorfter van mijn hart! mijne'hand
grijpende, en die tuflchen zijne beide drukkende,
aan zijne lippen, op eone wonderlijk wilde wijze,
Neem mij, neem mij onder handen: Kneed mij
naar uw welgevallen: Ik ben wafch in uwe han-
den : Geef mij uw eigen indrukzel; en zet uw ze-
gel op mij als voor altoos uw eigen-Wij zijn
voor eikanderen gebooren ί - Gij om mij ge-
lukkig te maaken, en eene ziel te behouden
Ik ben geheel en al verdwaald, geheel en al mis-
daadig. Ik zie wat ik behoorde gedaen te heb-
ben. Maar denkt gij, Madam, dat ik gewillig
kan. toefteminen om te worden opgeoffërd aan ee-
ne gedeeltelijke Verzoeninge, bij welke ik zulk
een groot, zulk een onherftelbaar nadeel lijden
2al! - Alles buiten dat —-- Sluit mij
mede in uwe voorwaarden: Schrijf mij voor: Be-
Iqof voor mij wat u belieit- Doe mij een
ilrop om den hals, en leid mij daaraan, onder
) ' ■ . ' ■ voor-
f ί {
JuFFBR CLARÏSSA HARL0Wli. izt
voorwaarde van vergiffenis op die fchandelijke
boetedoeninge, en van eenen al zo flaaffchen voet-
val, voor uwen Vader (uw Broeder 'er niet bij
zijnde) ; en ik zal hem om zijne toeüemminge
fmeeken aan zijne voeten; en alles behalven
fchoppen van hem verdraagen, om dat hij uw
Vader is. Maar van u af te ftaen op flaauzvc
voorwaarden , ik mag Verd — d zijn [zeide de
aanftootelijke karei] indien ik dat wil of kah·
doen!
Deeze waaren zijne woorden., zo na als ik
mij dezelve kan erinneren; want zijn gedrag was
zo wonderlijk wild en vuurig , dat ik volkoomeii
vervaard was. Ik dagt hij zou mijne hand hebi·
ben opgegeten. Ik wenfchte ^ dat ik duizend mijr
len verre van hem af waare. , ,
Ik gaf hem te kennen, dat ik zijnen heftigen
aart geenzins goedkeurde: Hij was al te ongeftui-
mig een man , dan dat hij mij behaagen zoude.
Ik zag nu, uit het gefprek 't welk wij gehouden
hadden, hoe veel agt hij gaf, gelijk hij pochte,
op mijne Bevelen ,· en zoude d^iesvolgens mijne
maatregels neemen, gelijk hij 'jy^/ haaß zou vinr
den. En met eenen half-vervaarden ernil verzogt
ik hem heen te gaen, en mij alleen te laaten.
Hij gehoorzaamde ; en dat met de uirerfte
onderdaanigheid in zijne houdinge, dog met eene
koleur die zeer hoog gereezen , en een gelaat
welk al zo hoog misnoegd was.
Dog mijne gedagten gaen laatende over alle§
wat 'cr voorviel j zie ik duidelijk, dat hij mij de
vrijheid niet meent te laaten , zo hij het keeren
kan , om hem af te flaen ; waajLtoe ik niettemin
bet
I ^
ί J
> \
,Γ'
hèt regt aan mij behouden had; maar hij merkt
mij aan arfe de zijne , door eene vi-eemde zoorc
van verpHgtinge, om dat hij met mij tegen mijk
ii/il en dank is weggeloopen.
Nögthans ziet gij ook, dat hij van den anderen
kant de boorden van het huwelijk maar even aan-
roert. Eh' dat wel gemeenlijk op eenen tijd, als
hij iemands driften of vrèeze verwekt heeft; zo dat
inen met eensklaps in een laager toon kan vallen.
Dog dit kan zekerlijk zijn oogmerk niet zijn.--
En egter fcheen zijn gedrag jegens mijne Zufter
dusdanig te weezen (ä), als hij door tergen haar
bewoog hem af te flaen, en zig zo mak aan haare
iveigeringe onderwierp , als hij deed. -— Dog
' liij durft ilier —— Wat kan men zeggen van een
zo wispeltuurigen man - Ik hebbe mi
iveder geheel geen genoegen nog beftek op hem.
Ik wenfchte wel, dat ik op eene eerelijke wijze
uit ^ijne magt waare.
Hij heeft driemaalen boven gezonden met
verzoek om toegelaaten te worden; de twee laat-
fte maaien mét een ongewoonen ernfl:. Dog ik
hébbe hem laaten boodichappen, dat ik het eerft
voleindigen wil, waaraan ik bezig ben.
Wat mij te doen ftaet omtrent het vertrek-
icen van deeze plaatze, kan ik niet zeggen. Ik
kon hier met al mijn hart wel blij venu gelijk ik
aan hem gezegd hebbe: De Vrouw en jhaare Dog-
ters zijn begeerig dat ik het doe; fcihoon zulks
ook voor haar, geloove ik, niet heel gevoegelijk
:zij: Dog ik zie dat hij mij niec wil verlaaten, ter-
wijl
Ι^ίκ
(a) zie D. I. Bi. 15, li.
Juffer CLARISSA HARLOWE. 22?
wijl ik hier ben —- Dus moet ik wel ergens
iieen verhuizen.
ik ben mijzelver al lang moede geweeft: Ea
nu worde ik hec nog meer en meer. Dog laat mi|
uw goed gevoelen niéc verliezen. Zo het gebeu-
re, zal dat verlies de ongelukken voltooijen van
CL· HARLOiVA
Jufer Clarissa Harlowe , da^n Jafeé^
Hoiit..
Zmdag-Amnd (den \6mnApril^
Ik mag wel brieven aan u zenden ^ fehoon het
u verbooden zij aan mij te fchrijven;.mag ik niet?
- Want dat is geen brief-wiffeUnge (is hec
wel-O als de Brieven niet beantwoord wordén.
Ik ben mee deezen man wonderlijk verlegen ^
Wat ik van hem moet denken. Hij is een vol-
maakte Proteus. Ik kan maar fchiijven volgens de
gedaante, welke hij op zulken tijd aanneemt.
Denk niet dat ik zo veranderlijk ben, verzoek« ik
nu, indien ik in den eenén Brief tegenfpreeke wat
ik lihteèf in eenen ivideren, ja indien ik hetgeen
ik in detizelven Brief nog zeide, fchijne tegen
ce fpreeken: Want hij is eene volmaakte Cham£e-
Je-
-ocr page 300-ÖE HISTORIE VAN
ieon; of liever meer veranderlijk dan de Chd-
mseleon; want die , zegt men, kan het rood eh
het wii niet aanneemen ; maar deeze man wel.
En fchoon het zwart zijne natuurelijke koleur
Ibhijne te zijn, heeft hij zig egter veel moeite ge-
gfeven, om mij té doen denken dat hij niet an-
ders dan wit zij.
Dog gij zult over hem oordeelen, uit het geen
jk verder meldenjgae. Alleenlijk, zo ik u ergens
toefchijne ligtgeïoovig te zijn, fmeeke ik u mij te
onderrigten : Want gij zijt een toekijker, gelijk
gij in eenen voorigen zegt (a) ---Behaag-
de het den hemel, dat ik niet moeft mede φee-
len! Want hoe het zij, ik denke dat ik aan eene
"Wanhoopige partij vaft ben.
Voor dat ik mijnen laatften aan u voleindi-
gen konde , zond hij nog tweemaal boven
met verzoek om toegelaaten te worden. Ik gaf
ren antwootd, dat ik hem zien zoude als het mij
gelegen kwam: Ik wilde niet geiloord worden,
iiog aan zijne voorfchriften gebonden zijil.
Bedenkeiide hoe wij van eikanderen fcheid^'
den , en mijn üitftél van hem gehoor te'geeven,
gelijk hij het zomtijds noemt, verwagtede ik dat
hij in geen heel goeden luim zou zijn, wanneer
ik zijn 'bezoek toeliet; én uit hetgeen ik fchreef ■
kunt gij befluiten dat tk het mede nieti was. Eg-
ter veranderde mijn luim wel ras, als ik 2ijne ui-
terfte nederigheid zag bij zijne inköomil, en hoor-
de Wat hij te zeggen had. '
Ik hebbe een Brief, Madam, zeidé hij, van
Lady Elifabet Lawrance j en eenen and.cren van
ι! '
f: ■:(■;
-r'
t
Juffer CLARISSAiHARLO.WE. lif,
feijrié Nigt Charlott(?.,j;^PogKii^m/deeze aanftonds
Hader. Ik kwam nu onf mijne ootmoedige belij-»
denis voor u te doen j .over^(jeredenwiireIingen die
zo even tuiTchcn ons gehouden zijn.,, , j/;·'C.
Ik «weeg ftil^ mij verwonderende waar hij.
heen wilde. , ^ i ,
Ik ben een zeer ongelukkig ithepzel, ging hij
voort: Ongelukkig van wegens eene wondeibaare
ongeduldigheid van geeft, vvelke ik niet kan td
boven koomen; --Het haalt mij altoos de wel-
verdiende vernederinge op den hal ze. Dog heé,
is loflijker bekentenis te doèir, dan te volharden ^
-als men de kragt der overtüiginge gevoelti
Ik zweeg nog al ftili
Ik hebbe overdagt, hetgeen gij mij voor^
fteldet ^ Madam, dat ik beruiken zoude in de voor-
waarden , welke gij zoudt goedvinden in te willi-
gen , ter Verzqeninge met uwe vriendeui,
Goed ^ mijn Heer. , ,
Enikvinde, dat alles billijk, alles regtmaa-
tig is aan uwen kantj en aan den mijnen niets daa
ongeduld, niets dan onbedagtzaamheid.
Ik ftond vreemd te kijken, móogt gij wel on-
derilellen. ♦ Waarvandaan déeze veraiideringe,
mijn Heer? En dat zo fchielijk
Ik ben zo zeer overtuigd, dat gij gelijk moei:
hebben in alles waarop het u goed dunkt te ftaen,
dat ik in het toekoomende mijzelven zal raifirou"
wen; en, zo het mogeUjk zij, zo dikwijls ik yaii
u verfchille, een uur tijd neemen om mij te be-
denken, voor dat ik den teugel viere aan die hef-
tigheid^ welke een tegeniiandi waaraan ik niet
2;ewend ben, mij te dikwijls aaubrengti
Γ m. Deel - ^P"" " " DIc
ïde htstümi^ië rii^-
Dit is allesnvóiider goedmijn'Heer: Mciaf
waartoe zal het dienen ?' · Α
'••^'Wel, Madam ν ak ik'kwam ter overweegin--
ge van betgeen gij hadt voorgeileld, teri'aanaett-
Van de' vöorwäardbn van Verzoeninge met uwe
vrienden; en als ik mij in gedagten bragt, dat gif
alcöbs aan üzelvé gehouden hadt mij aan te nee-
men of te veriverpen'^ volg'tn^ mii-nQ verdienflen
éf ivanverdlenßen; zag ik duidelijk, dat het eer
cene infchikkelijkheid in u was, dat het u behaag-
de mijne toeftemminge tot die voorwaarden te
▼rangen, dan dat gij mij tmt nieuwe Wet oplei-
éet: En nu. Madam, fmeeke ik u om vergife
Mis van mijne ongeduldigheid : Welke voorwaar-
den het u ook moge goeddunken met uwe Nabe-
ilaenden aan te gaen, die u zullen magtig maaken
om mij met het conditioneel uirwerkzel van uwe
belofte aan mij te vereeren, gelief aan deeze maar,
uwe toellemminge te geeven: En indien ik u ver-
lieze, hoe ondraagelijk die gedagte ook voor mij
zijn mogei egcer, dewijl het door mijne eigene
fchuld moet zijn , behoore ik het mijzelven te
danken.
Wat dunkt u, JuiFer Howe? —Gelooft
gij, dat hij hiermede cenig inzigt kan lièbben?;,—
Ik kan niet zien; dat hij 'er eenig hebben kon;'en
het dagt mij beil, dewijl hij het op^ene zo billij·^
ke wijze inüclde, dat ik niet fcheén i te twijifelen
aan de opregthéid zijner belijdenifle, ien dat ik de-
zelve als opregt aannam. ·
-Hij las mij daarop een gedeelte voor van La^
dy Elifabets Briefhet begin omvouwende, het-
welk een weinig te geftreng tegen -hem was, zei-
- ' de
mfmm
..^•Siil.' ..-Jima« aJUWtt
äe hij, om onder mijn oog tè koomen: En ik gë«
loove , uit den ftijl , dat het overige in eeneii
heßraff'enden toon was.
Het was maar al te klaar, zeide ik hem, dat
hij groote gebreken hebben moeft, dat geene vani
zijne Nabeilaênden aan hem 'fchrijven konde, zon-
der dat 'er eene berisprnge wegens cènige kwaadé
daad onder gemengd wierd.
En het is al zo klaar, mijn alierliefïl fchep-
zel, zeide hij, dat gij, die van gèene zodanige'
gebreken weet, dan uit vermoeden, even gereed
zijt om mij te veroordeelen. -- Wil de Lief-
dé u niet gehengen te beiluiten , dat haare be-
fchuldigingen niet ber.er gegrond zijn ?--En dat
mijn voornaam gebrek geweeil is onagtzaamheid
omtrent mijn charaéler , en al te weinig zorgvul-
digheid om mijzelven té zuiveren, wanneer ik be-
klad wierd 'i Hoedanig ik u verzekere dat het 'ei^
mede gelegen is.
Lady Elifabet drukt zig in haai-en Èrief op de
verpligtèndile wijze uit, ten mijnen opzigte.
„ Zij wenfcht, dat hij zig zo gedragen moge, dac
5, ik aangemoedigd worde om hem ras gelukkig
5, te maaken. Zij verzoekt haar compliment aaa
5, mij; en drukt haar ongeduld uit om eene zo he-
j, roemde Lady [Dit zijn haare hoogdraavende'
3, woorden] als haare Nigt te zien. Zij zal hec
i, zig tot eere rekenen, zegt zij, gelegenheid ce
„ mogen hebben om mij dienfttedoen. Zij hoopt,
„ dat ik de Plegtigheid niet te lang zal uicilellen;
dewijl die vokrokken zijnde, voor haar, cq
voer Lord M. cn Lady Sara, een zeker ontU'r-
V 1 pand
SBHB-
5>
w
„ pand zal zijn van haars Neefs verdienften , en
„ goed gedrag. „
Zij zegt, „ Het was haar altoos fmertelijk de
„ moeijelijkheden te hooren, welke ik om zijnent-
3, wille ondergaen had: Dat hij de ondankbaarfté
der menfchen zijn zal, zo hij alles niet aan mij
vergoede: En dat zij het een pligt agt die op
haare geheele familie legt, om de verloorene
gunft van mijne eigene te vervullen: En, wat
haar belangt, omtrent niets van dien aart, ge-
5, biedt zij hem mij te verzekeren, zal zij in ge-
breke blijven. ,,
De Lady, merkt aan, „ Dat de behandelin-
ge, welke hij van mijne familie ontvangen had,
5j te mcei buiten reden zou geweeil: zijn dan zé
was, met zulke nacuurelijke en toevallige voor-
deden als hij bezat, waare het niet gekoomen
3, van zijne eigene zorgelooze zeden. Dog zij
3, hoopt, dat hij de familie van Harlowe overtui-
5, gen zal, dat zij erger gedagten van hem had-
„ den dan hij verdiende; nademaal het nu in zijn
3, vermogen ftond, zijnen goeden naam voor al-
3, toos te veiligen. Dit bidt zij God, dat hij hem
ji, in rtaat ftelle om te doen, zo wel tot zijne eï-
gene eere, als tot eere van haar ^«/i, „ was
het grootmoedig wcK)rd* ^ ^
„ Zij befluit met te verzoeken dat' zij van ons
„ Trouwen mag verwittigd worden, | zo dra de
5, Plegtigheid voltrokken is , op dat 5;ij onder de
„ eeriïe moge zijn, die mij bij die gelukkige gele-
3, genheid geluk wenfchen. „
Dog de Lady noodigt mij niet regtftreeks om
bij haar te koomen, voor het Trouwen : Hetwelk
iiS
m.
5)
5>
5)
5>
Μ
Juffer CLARISSA HARLOWE. ii^
ik wel verwagt moge hebben uic hecgeen hij mij
.gezegd had.
Hij toonde mij toen een gedeelte van Juffer
Montague's lugtiger Brief, „ hein gelukwenjchen-
3, de met de eere, die hij verworven had , Λ'α»
,, het er trouw en van eene zo vetvjonderens··
,, waardige Lady, „ Dit zijn haare woorden.
Vertrouwen^ mijne waarde! Niemand, inderdaad,
gelijk gij zegt, zal anders gelooven, al wicrd hun
de waarheid verteld: En gij ziet, dat JiiiFer Mon-
tague (en zijne geheele familie , onderilclle· ik)
denkt dat de ftap., dien ik gedaen hebbe, mgé-
meen is. „ Zij wenfcht insgelijks om zijn fpoedig
„ trouwen; en om haare nieuwe Nigt te zién op
„ M. Burg : GeHjk ook Lord M. zegt zij heai, > ^
5, en haare Zufter; en alle in het gemeen j die hcc
j, wel met haare familie meen en.
„ Wanneer zij-n gelukkige dag voorbij; zal
„ zijn , heeft zij voor, zegt zij, om haare- op-
,, wagtinge bij mij te maaken,, en eene te zijn vaii
,, mijn gevolg naar M. Burg, indien zijn Lord-
„ fchap zo onpalfelijk zal blij,ven t^an de podagra
„ als hij thans, is.. Dog dat, zo hij beter wierd,
„ hij. zelve , is zij verzekerd, mij zal koomen op"
5, wagten; en mij derwaards geleiden: En naderr
„ hand eene van zijné drie hoflieden aan ons mi-
„ men, tot dat wij eene woonplaatze naar oi^zea
„ zin gekreegen hebben, „
Deeze jonge Lady zegt niets, tot haare ver-
fchooninge waarom zij, mjj niet ontmoe.t zij op
ien weg , of te St. Albans, gelijk hij mij had
doen verwagten dat zij zoude : Egter maakt zij
gewag, dat zij otigeßeld geweeß is. De Hr. Lo.-
P 5 " " Vtf-
τ
•jftfatóSiiSeim JlWSIJl
yelace had mij ook verteld, dac Lord M. aan dt
podagra onpajjelijk was; het welk Juffer Mod-
tague's Brief beveftigt." ^
Maar waarom toonde de man mij deeze Brie-
ven gifteren-avond niet ? Vreesde hij mij te veel
genoegen te zullen geeven \
, .'1
i
i . r
'uffer Clarissa Harlowe, aan Jufer
Howe·
Gij kunt ligt gelooven , mijne waarde, dat
dceze Brieven mij in eenen goeden luim jegens
hem bragcen. Hij zag zulks wel in mijn gelaat,
en verheugde zig daarover. Nogthans kan ik niet
nalaaten mijne verwonderinge nogmaal te betuig
gen, dat mij de inhoud van dezelve giilejren-avond
niet kon worden medegedeeld (a?).
Hij hield toen aan om mij van ftonden aas
naar Lady Elifabets te begeeven , uit kragt van
haaren Brief.
Maar hoe kan ik dat doen, zeide ;ik, al waa-
re ik zelf buiten alle hoope van Verzoeninge met
mijne vrienden (naar welke egter, 'hoe onwaar-
fchijnelijk het ook zij dezelve uit te werken , het
mijn pligt is te ftaen) daar haare Hoog'Edel-
heid
(a) De Leeaer zal zien hoe Joffer Howe hicivan reden geefc
|n ßi. 32,, ' ^
JUFFER- CWRÏSSA^HiVW^WE. t$i
beid -mij g^n bijzondere . uimoodiginge gcdaea
heeftί { .,11 .·, , ,' ·' ........- ,
.. , Dati,was hij ver^ekerd'^ :k#aoi daarvandaan,
dat zij twijifelde of die wel ^our Wórden aange^pT
pien -— Anders zo^-^zij■ het met heti grootile
pteierfter,wereld,gfidaen hebben. · -iv ^
Die twijifelinge zelve, zeide ik was genoeg
pra mij te W€erii(>u^'?n; Mdémsiil· jha;3re. Hoog-E-
delheid, die de fcHeidpaiilen viajarhec^Betaameiijkf
^n Onbetaam^ijkie-i^o wel kende , (doior niet te ver-
'W<tgten dat ikieene/noodigingeizDüde aanneemej;i|,
ZQ zij [die geda^ivlhad , immersr reden zou hebben
om? inij zeer yóörbaarig te a^n f^'500 ik die /^(^ifi
■aangénomen ea :rtog veel ivooiibaiariger , ZQ iit
buiten dezete-^am, DaarenKoveh^^^ zeide
mag .ik het, danken , mijn Heer/,π dat ik.igeèii
kleederen hebbe diengefchikt zijh[!om ergens^^Jle
-gaen , of om .van iei^and,gezien télworden,
'.os jÓjiik was geföhikt om in^eene Antichambre
-te vverfchijnen ^..behoefde ik. mäar niet volkoomen
opgekleed en met juweelen behangen te zijn;
-ik 'ZOU daar 'de xbfeminnelijkilei [jv] ijtioet meenen
.de .maaken. Hij. ftoßd
verbaasd over, de fraaiheid van mijne^^ kleedingP·
•. Dooi· welkeikoniln wifl: hij nieirr=;dog ik deed mij
• op zo voordeelige wijze op , ik^ellten diig
-een,,ander gewaad aanhad. SDam:enboven, ζομ-
.^den zijne Nigten Moiitague miji Wel voorzien v4n
, alles, wat ik tegenwoordig beliöetyejj-jen hij z<|u.
^^aarn diesaangaende aan - Jufe Ciharlotte fch.itj-
.^yenj indien{jJi-hemt d^Wtoe vèfiof· wilde geev^n.
ohï" Agt gijrinij'voor de Kraaij,Yii?i'ide Fabel? z$i-
i'de ik. Woudtiïgijjhfebben,, idafsiki-d^è eigena^-s
"tl' \ Ρ 4. -yaii
I .
-ocr page 308-ι mi^mrORTE VAN' ^ -
van het gewaad'met haare eigene' kleederen kwam'
bezoeken? - Zekerlijk, mijn Hr. Lovelar-
ce, gij moe^'denken dat ik zeef laag; · bf zeer vrij-
poilig van geeil ben. r · -b ^ ' . .
Zou ik ook verkiezen naar London te gaen'j
(voor eenigc dagen flegts) om i mij van kleederea
te'voorzien? ' . i./-! .
Niet op uwe koften, mijn Heer, zeide ik,
met eenen grammen toon.
Ik kon hem niet gebleeken hebben regt ern-
ftig te zijn in » mijn misnoegen over zijne liftige
'vonden om mij met zig weg'te-krijgen , zo ik ^niet
bij gelegenheid ί mijne jweezenlijke "gemelijkheid
toonde over deniverlegeneii (laat ^ waartoe hij'mij
-gebragt heeft. Wanneer de luiden een kwaad be-
gin te zameUcmaaken, is het bezwaarelijk weder-
^ijdfche verwij tingen te mijden.' uo-.i
Hij wenfchte-maar mijn zin-tefw^eten -i—
'Dat zoude' zijne >voorilagen beftierèn', en het zou
zijn vermaak 2ijn hetzelve'in agt te· neemen, - wdk
^ het ook zijn-i^pgt. Γ '·
Mijn zin is,, mijn Heer, dat gij mij van ilon-
-den aan verlaat, ' -τ-- Hoe' dikwijls moet-ik
• u dit zeggen ? f ί
Zo ik ergens'ianders waare dan hier, zoude
t hij mij gehoorzaamen , zeide hij i bijaldien-ik 'er
- opftond.» Dog indesn ik mijn Regt wilde hand-
haaven, dat zoude, naar zijn gevoelen ,1 oneindig
' beter te.agten zijn , dan aUe andere i maatregels
' huiten eem'.(fLVaarvan Hj alken maar even rep-
' fm durfde^ danV> het zij ik zijne béZofe-
-iken toeliet ,^ofjweigerde, zo als het mij behaagde
^ ](hem alleen-eerie briefwrflrelinge' vergunnende)
Λ
ZÖll-
m
li"'
«T
& 1
-ocr page 309-2oude het voor de gelieele wereld blijken, dat hec-
geen ik gedaen had, gefchied was om mijzelve
regt te fchaffen.
Hoe dikwijls mijn Hr. Lovelace, moet ik her-
haaien , dat ik met mijnen Vader niet wil pleiten?
-Denkt gij, dat mijne mgelukkige omflan·
digbeden mijne denkbeelden zullen veranderen van
•mijnen eigenen pligt, zo verre als ik in ftaat ben
dien te volbrengen? Hoe kan-ik in bezittinge ge-
raaken zonder Pleiten, en anders dan door mijne
Voogden? Een van die zal tegen mij zijn; de an-
der is uitlandig. Daarenboven zou het voorgeila-
gen hulpmiddel langs deezen weg, zo ik al gene'
gen waare dien in te flaen, tijd vereifchen om het
"^ter uitvoer te brengen; en het geen ik behoeve,
is tegenwoordig onaf bangelijk te zijn, en dat gij
.· onmiddelijk van mij af gaer.
Bij zijne ziel, zwoer'denfchobbejak, hij ag-
tede het niet veilig, om de voorheen gegeven re-
denen, mij hier te laaten. Hij wenfchte wel dat
ik dagt om een ige plaatze, werwaards ik genegen
zou zijn te gaen. Dog hij moeft de vrijheid nee-
men om te zeggen,·dat hij hoopte dat zijn gedrag
zo berispelijk niet geweeft was, dat het mij met
zo Deel ernft op zijn afweezen onderwijlen deed
dringen : En te minder , voorwaar , alzo ik mij
genoegzaam eeuwig voor hem opfloot; fchoon hij
mij verzekeren durfde, dat hij nooit van mij ging,
dan met een verbeterd hart, en met bekragcigde
voorneemens'om te vorderen door mijn voor-
beeld. '
Ik mij eeuwig voor u opßuiten! herhaalde ik
---Ik hoope, mijn Heer^j dat gij niet beftaen jf
I.
" ,"9 fi
•ift;
-ocr page 310-til^ ί dè historie van r :
zult hÊt ktvaalijk te neemen, dat ik verwagté niet
^eftoordr te worden in mijne afzonderingen. Ik
hoope niet, dac gij mij voor zulk een dwaas fchep-
zel VÈrilijt (welk eené nieuweling gij mij ook in
,cen voornaam iluk moogc bevonden hebben) dat
ïk zou verzot zijn op gelegenhedeii óm uwe fraaije
ledenen te aanhooren , bij;ionderlijk, daar geen
^erfchillende omftandightdcn uwe ai tc menigvul-
dige bezoeken vereifchen ; nog dat ik zodanig
moet .worden aangezogt, als of ik dagt dat 'er ter
aller uure betuigingen modlg waaren j om mij van
uwe eere-te verzekeren.- .
Hij fcheen een weinig bedremmeld.
Gij weet, mijn Hr. Lovelace,' ging ik voort,
wsarom ik zo ernftig dringe op uw afiveezen. Het
is, op dat het voor, de wereld blijken moge, dat
ik van u onaf bangelijk ben; en op hoope om het,
door dat middel, minder moeijelijk te vinden om
aan eene Verzoeninge met mijne vrienden re ar-
beiden. En laatë'ik 'er nu bijvoegen (om u te
•ineer geruft te ftellen, aangaende de voorwaarden
dier gehoopte verzoeninge) dat naderaaal ik vinde
bet geluk te hebben van zo wel te boek te ftaen
bij uwe Bloedverwanten, ik u van tijd tot tijd door
Brieven wil verwittigen, als gij van mij af zijr,
van eiken Trap dien ik doen zal, van' èlken voor-
ilag die mij zal g-edaen worden: Dogi eg ter niet
met inzigt als of ik u rekenfchap zoiii hebben te
geeven, zelf niet, omtrent mijn aanneemea of
niet aanneemen vaiiidieuvoorilagen. Zij weeten,
dat mij door mijns Grootvaders Teftament de magt
gegeven is, om 'het Capitaal mij van hem ncige-
laaten, nevens andere zijner gmiilbewijzen , op
Μ
Ni
zo-
ΧΙΛ-Λ —9-
-ocr page 311-Juffer CLARISSA HARLOWE.
aodanige wijze weg te maaken, dat zij daarbij na-
deel lijden , fchoon ik het hun niet voirtrektlijk
mag ontmaaken. Deeze bedenkinge. hoope ik,
zal zommige van hen op mijne zijde trekken, als
hunne drift bedaart, en als zij wee ten dat ik van u
onaf bangelijk ben.
Bekoorelijke redeneeringe! -- En hij
moeit mij zeggen, dat de verzekeringe die ik hem
gegeven had, alles was 'waarom hij vjenfchtè.
Het was meer ^ dan hij eifchen konde. Welk een
geluk, zig te kunnen verlaaten op eene vrouw van
<eere en edelmoedigheid I Hadde hij, bij zijne eer-
ll:e intreede in de wereld, zulk' eene ontmoet,
nooit waare hij anders dan een man van ftriktè
deugd geworden. --Dog alles, hoopte hij,
zou ten befte gedijen , nademaal hij in zulken ge-
val , miiïchien nooit het geluk zou gehad hebben,
't welk hij nu in 't oog had; dewijl zijne Nabe-
ftaenden hem altoos gedrongen hadden om te trou-
wen ; en dat voor hij de eere had van mij te ken-
nen. En nu , alzo hij nooit zo ondeugend ge-
weefl: was, dan de kwaadaartigheid van zommige
luiden hem befchreeven had, hoopte hij dat hij
bijkans zo veel verdienfte zou hebben met zig te
bekeeren, als of hij nooit gedwaald had. —^—
Een fraaij Guiten-denkbeeld en hoope! En te
veel aangemoedigd, vermoede ik, mijne waarde,
door het gemeene gros van onze Sexe.
Dit bragt nog eene ernilige vraage of twee
meer op het tapijt. Gij zult daaruit zien, welk
een fchepzel een onbeteugeld Ligtmis zij. '
Ik vraagde hem, of hij wel wifl: dat het geen
hij gezegd had, iloeg op eene fpreuk in het befte
'f
t
(Hl
boek.
_ ____
.._____;
-ocr page 312-De HISTORIE van
I. ^
boek, ï)at ""er meer hltjdfcbap was in den hs-
mel-
Hij nam mij de Woorden uit den mond,
Over eenen zondaar die ug bekeert, dan
over negen en negentig regtvaardige die de he-
keeringe niet van nooden hebben (a), waaren zijne
woorden.
Ja, Madam , ik dagt daaraan zo dra als ik
het zeide, maar voorheen niet. Ik hebbe de ver-
tellinge van den Verloeren Zoon gelezen, verze-
Jkere ik u : En ten geenen dage , als ik za>l ge-
veftigd zijn gelijk ik hoope, zal ik een tooneel-
ftuk fchrijven óver het onderwerp. Ik hebbe het
bij wijlen wel in mijn hoofd gehad; en gij zult,
niiflchien, maar al te gereed zijn om toe te ftaen,
dat ik daartoe wel gefchikt ben.
Gij iliet u nog zo onlangs aan een woord,
mijn Heer, waaromtrent gij beter moet bedreeven
zijn, eer gij volkoomen door en door meeiler zijn
tunt van zodanigen onderwerp , dat ik verileld
ftae hoe gij iets van de Schriftuure kunt weeten,
en daarvan zo onkundig zijn (b).
O Madam, ik hebbe den Bibel gelezen, als
een fchoon Huk der oude hiftorie --— Dog
zo waaragtig als ik hoope zalig te worden, het
heeft mij in eenige voorleeden jaaren zo ongeruil
gemaakt, als ik eenige paiTagies in dezelve eens
inkeek, dat ik genoodzaakt wierd om tot mufijk
of
1
1' ΐ
fa) Luc. XV, 7, De Gclokcnis is van 6c 59 Schaapen»
riei vau de Vciloorca Zoon, gelijk, dc Ht, Lovdace zig vci·'
Jkecrdlijk verheelde ' , ,
(b) 'iic bi. J75 1 17^.
-ocr page 313-JüFFER CLARISSA HARLOWE. ij/
®f gezeifchap mijne toevlugt té neemen öm mijte'
vervrolijken.
Arme Zondaar ! mijn handen en oogen om
hóóg ilaende --' /
De aankondigingen koomén iemand zo bot
op hét lij f, en met zo wéinig ceremonieii, om zo
te fpréeken, zónder het,.Met uw verlof", zelf van
eenen ruwen Londonfchen kruijer , dat ze iemand'
over hoop werpen, man en paard te gelijk, zo als
St. Paulus wierd overhoop geiineeten. Daar hebt
gij nog eene zinfpeelinge uit de Schriftuure, Ma-
dam ! Het ligt, kortom, gelijk het ^ijne was, is te , I
helfchijnende om het te verdraagen. ι ί
O mijn Heer , begeeft gij met compUmeri'
tèn ter Bekeeringe en Zaligheid genoodigd te \ 1
^Jüordèn ? Maar eijlieve , mijn Hr. Lovelace , J I
meent gij 'er in 't geheel ook iets mede, als gij zo * ^
dikwijls zweert, gelijk gij doet, Bij uwe ziel^ · ,
en eene betuiginge aanl3indt met de woorden, /
ZG waaragtig als gij hoopt zalig te wordend
O mijn bemind fchepzel, van ftoel verande- « |
rende; iaat ons liever eene andere ftoiFe op het ta- .
Hoe, mijn Heer, gebruike ik ook niet ge- ; iij
iioeg ceremonien met u?
Allerlieffle Madam, laat dit dog blijven voor j !
tegenwoordig. Ik ben nog maar in mijn.eerrten
Leertijd. Uw gfondflag moet iteen voor fteeo ge· ^ ^^
legd worden: Gij zult den voortgang verhinderen
van her goed werk, 't welk gij bevorderen wildt^
indien gij eene geheele wagen-laadinge te gelijk
Θρ mij nederftort.
Heere xegen mij,. dagt ik, welk een chara-
i'J
MêêêêêêêêêêêÊÊ
-ocr page 314-ä5B De HISTORIE van
öer is dat van eenen Ligtmis!
fchepzel ben ik, die het met zulk eenen gewaagd
hebbe het geen ik hebbe gewaagd! - Welk
eene taak ftaet mij nog voor handen, indien mij-
ne hoope blijft duuren van zulken wilden Indiaan
als deezen te hervormen! -- Ja, die erger is
dan een wilde Indiaan; want een menfch die
dwaalt met opene oogen, en tegen zijne overtui-
ginge, is duizendmaal erger om het geen hij weet,
en veel bezwaarelijker te regt te brengen, dan of
hij nooit iets in 't geheel gevveeten had.
Ik Was even zeer Ugen hem gëergerd, als ik
medelijden met hem had; en, maar zo weinige
fteenen gelegd hebbende (om naar zijne zinfpee-
linge te fpreeken) èn die nog zo weinig beveftigd,
was ik al zo genegen als de lugtige losbol, om ee-
ne andere ftofFe op het tapijt te brengen, gelijk
hij het noemde- En wel eene andere iloffe,
die mij onmiddelijker drukte, wegens mijnen onze-
keren toeftand.
Ik zeide, dat ik het voor toegeilaen hield,
dat hij zijne toeftemminge gaf aan deredeneeringe,
welke hij fcheen goed te keuren, en mij verlaareri
zoude. En toen vraagde ik hem, Wat hij wee-
zenlijk, en na het bezadigft overleg, mij raad en
zoude , in mijnen tegenwoordigen toeftand ? Hi|
nioefl: zekerlijk wel zien, zeide ik, dat ik in groo-
te verlegenheid was wat befluit ik neemen zoude j
geheel en al vreemd te London, geen raadsman
geen befchermer tegenwoordig hebbende : Ter-
wijl hij zelve, hij moeit mij verlof gunnen hem^
dit te zeggen, zeer gebreklijk was in de hetrag-
tingQ^ ao niet in de kennljfe^ van die betaamelijk-
he-
Welk eeü
Juffer CLARISSA HARJLOWE.
heden, welkg, ik ondei'߀;ld h^d, dat altoos ge-
vonden vvierden in eencn man van geboorte, rpid-^
delen, en opvoedinge.
Hij verbeeldtzig, vindeik, een zeer welleevend
man te zijn, en kan niet veelen dat men anders
van hem denke. Hij trok zijne lip op ---
Het is mij leed, Madam -- Een man van
opvoedinge, een welleevend man , met uw ver-
lof dat ik het zegge [eene koleur krijgende] heefc
veel meer van een zwarten zwaan bij u, "dan bij
eenige Lady die ik ooit ontmoetede.
Dan is dat uw ongeluk , mijn Hr. Lo^^elace,
zo wel als 't mijne, voor tegenwoordig. Ieder·
vrouw van verftand, vertrouwe ik vaiUijk, die ü.
zo wel kent als ik u nu kenne, zoude zeggen ge-
lijk ik zegge [/A' bad luß oni eenen hoogmoed is
fnuiken , vjelke ik verzekerd hen dat verdiende
gefnuikt te 'Worden'] ; dat uwe welleevend held
niet regelmaatig , niet beftendig is. Het is geeii
hebbelijkheid. Men ziet ze te veel bij buijen, en
vlaagen, en i^irongen,^ en die'koomen niet van
zelve voort. Men moet ze 11 in gedagten bren'
gen. . ' ,
O Heere ! O Heere! —— Ik arme ziel!.
--was de ligtvaardige, hoewel des half-toor-
nigen kareis zigzelven beklaagende iiitdrukldn-'
ge.
Ik ging voort. ■—— Op mijn wbord, mija
Heer, gij aijt geen man in allen deele zo befchaafd
dan uwe gaaven en gelegenheden iemand wel aan-, ·\·
leidinge zouden geeyen om te vervvagten dat gij,
waarc. Gij zijt inderdaad nog in uwen eerften
■ , Leia·-'
üi
-ocr page 316-ii
Ï40 De riiSTÖRIË van
Leertijd ten aanzien van alle loflijke bekwaamhe-
den*
Juffer Clarissa Ha rlowè 1
Ten ver'üolge*
I ^
ifcXSv.
Alzo die onderweg van hem delven op dé
baan gebragt was, en zo los van hem behandeld
wiérd, ftond ik verder voort te gaen met hem mij-
ne méeninge te zeggen, dog hij viel mij in de re-
den --- Waarde, waardeMadam , fpaar mij
dog. Het is mij leed, dat ik tot dit uur toe ver-
geefs geleefd hebbe. Dog zekerlijk köndt gij van
een onderwerp niet hebben afgeftapt, het welk zo
veel aatigenaamer, en zo veel riieer overeenkoo-
mende is, moetik zeggen; met onzen tégenwoor-
digen toeftand , indien gij niet een al te wreed
vermaak hadt in eenen man te vernederen, die te
minder behoefde vernederd te worden , als die u
U voor en aanzag met een miftrouwen op zijne ei-
gene verdienilen, 't welk te groot was dan dat het
hem toeliet zijn hart half tegen u uit te fpreeken^
Het behaage u maar Weder te keeren tot het on-
derwerp, waaraan wij bezig waaren; en op ee-
nen anderen tijd zal ik gaarn de beftraffinge ont-
vangen van de eenige lippen ter wereld, die zo'
bevoegd zijn om ze te geeven.
Gij praat zomtijds van hervorminge, mijn
\ Hi·,
m
jüFiER^CLARISSAHARLOW.
Hr. Loveläce; éh mét i;d té'dmtén ; bekent^g
UwéDvvaiilingen, Dog ik zie dütgij de Bei1:raffin|!;e
niet wel veelen kunt, tèrwijl gij it^iirchien iiiec
heël i:örgvuldi^2ijt, in liet geëverivan gelegenlieid
tot dezelve té vermijden. Vetre Zij het van mij,
dat ik vermaak zou fchóppen in berifpen : ik zou
blijde zijn om onzer beider wille, nadèmaal mijii
toeftand zodanig is als die isdat ik niets kon doen
dan u'te j3rijzen. Dog fouten , die een gemoed
' iiandoen, 'c welk niet heel teder behoeft te ^ijri,
om daarvan aaiigédaen te Worden, zijii té aanftoo-
telijk om met illlzwijgen Voorbij gegaën te Wor-
den vaniemaiid, die wenfoHt dät men van haar
denke dat haar eigen pligt haai' regt ernil: is.
Ik ila'e verwonderd óver uwe kiëshèid , Mit-
clam, viel hij 'er wédei^ tuifchen in. Schoon ik 'ér
gevoel van krijge, Woude ik het egterniet gaarh
anders hebben : Dat zoiide ik iiiderdaad niet, als
ik mij regt bedenke. Het is eene éngelagtigö
kiesheid, welke u boven orize géheeleScxe, efi
xelf boven uwe eigene verheft. 2ij is u natuure-
Ujk eigen., Madam; en dus kan ze u wel niet oti·*
gemeen voofkoömen : Dog zij heefi: haars gelijke
niet op aarde , zeidë de vleijer. —^ Wat ge-»
zelfchap heeft hij dog gehouden ί
Dog laat ons tot het voofig onderwerp wè-
derkeeren - ■ ' ■"·■' Gij waart zo goed öm mij tö'
Vraagen , wat ik u zou raaden te doen; Ik begee-i
re niets dan u geruft te ftelien: Ik 'begeere niets
4an u gehuisveft te zién tiaar uw genoegen ;·* Mcé
iiwe getrouwe Hanna bij Uwe Verzoéningë
'jiiet diegeenen, met welken gij Wenfcht verzoend
£e worden, aan den gani^ gebragt j en voörtg-e-
Ilt. Deef, q zQi
241 ÖE HISTORIE Vhfi '
iét wordende* En laate ik nu verfchddenè we-
gen melden; in hoope dat de een of ander van de-
zelve u, aanneemelijk mag voorkoomen.
Ik zal gaen naar Juffi.% Howe, of naar Juffer
„ Mov.'e , of naar wie gij ook wilc hebben dat ik
„ gae, en dezelve tragcén te overreeden om u iri
5, te necmen. (a) ,,
„ Zijt gij ook 'genegen ^ om te gäen naar
Florence , naar uwen Neef Morden? Ik zal ü
de gelegenheid bezorgen 'orii derwaards te gaen^
of ter zee op Livorno, of te land door Vrank-
rijk. MiiTchien ben ik wel in ftaat om uit te
werken, dät eene^van de Ladys mijner familfé
u vergezelle. Of Charlotte of Martha zouden
blij zijn met zulk eene gelegenheid om Vrank-
rijken Italië te zien. Wat mij belangt, ik zal
5, alleen uw lijfvvagt zijn; verkleed, indien gij het
„ zo wilt hebben, zelf in uw Lherey ; op dat u-
j, we naauwgezetheid in mijn bijweezen niets aan-
j, llootelijks moge vindbi. „
Ik zeide hem, dat ik alles oveïweegen zou-
de wat hij gezegd had: Dog dat ik hoopte op een
regel of twee van mijne Moeij Hervet, zo niet
van mi|ne Zufter^ aan welke beide ik gsefchreeVen
had; welke, indien ik daarmede begu'nitigd wierd,
mij zouden kunnen mede helpen om. mij tot het
een of ander te bepaalen. Ondertuffehen, zo hij
.! eens
(a) Den Leezcr bthcePc, mifTchicn, r.ict criniierd re wor-
den, dat hij van den beginne af zorq; gedragen had (ZieDi L
bK jtj.) oip haar te betooven van alle iicfcherminge vanjuilt.
Howe. Zie in zijnen naaiholgcndcn Brief XXXI. een her-
haald hcrifi; van dezelve konrtenaarijcn , en zijne beroeminijc
op zij.ne vóndfn, om twee zulke waakzaamc jladys als Cla·
niE» cn Jiifter Howe om den tuin ic leiden. ^
j>
j»
>»
9»
j»
9ï
( ■■
ala^'
-ocr page 319-Juffer CLARISSA- HARLOWE. A^i
-feans wildC'we^aen, zoyde ik bijzonderlijk deé"
ien zijnen vooiflag in overweéginge neemen, teit
aanzien van' mijnen Neef < Morden En indieii
het zo veel gewigt bij mij b'ieliield ν (iat ik qm uw
gevoélèn daarovei^' fêhrijveii^ .wilde zoüde hi{
binhén een uur mijne meeni^ge ,Wekten., ,,,
. s Hij ging. zeer, eèrbiediglijk, hepn": Eiij binneri
een uur 'kWam hij weder: 'Ê^'.toé^ .ggf ik.Jhèm. té
kennen, dat het oiinoodigi,wiiS| om ia te inoeij^rt
bvér tiw gevoelen, daaromirènt; Mijn Neef Mor-
den wierd haaft verèagt. Zo dic alzo niet ^aäre^^
kon ik nogOp geenerhande-wijze tpelaatèÜ dac
hij mijfnaar derizelveh vergezeldéi,^ ,Het wal^teii
hoogilen onwaarfchijnelijki.rridat iik dê gühft^ver-
rWerven ■<zoude van het'gezelfcl^ap,,yan;Leiönë zij-
tner Nigten: Ën io clit aï te^/i te wege gebragc
-worden,, zóiide hët'in hei oqg} der wÊi^ld h^·^
-ielve zijn/,, ak of hij zelvè inede giilgi, ,, , ^
Dit bragt ons op een ander gêrprek:. Metwellé '
h'èc onderwerp zal zijn vaii mijneii naaftvolgendeii·
tfer C l α r ί s s a" ta r l o w e| ^" ]
ten Verv'oigeli f .
' . De'Hr.rLovejai:è mij ^ dat hi{ pp d^.iöé·'
.derilellinge;, dat-zijn vo.©j'flag,.té^.aanz|esi-rW
Ben Neef Morden niet löögc.Wdvdeöaaftgen^niei),'
Äyne gèdagten bad ingefparinea oni j zo hei;fttóge-
Q s fijt
-ocr page 320-244 - ^ bï^ills^bme van .
lijk waare, éeriig'ander middel uit të-vinden
welk »mij aangenaam "mögt zijn, om mij dus te ö--
'vertuigen dat hij niijn genoegen ftelde boven zijn
' i ' Hij bood toén aan oiti zelve heen te gaen, en
tc bezorgen , dat mijne Haniia kwam en mij ten
'dienil ilond. Alzo ik den dienft van eéne der bei-
de jonge vrijilers Sóflings had afgekeurd, was hij
'er teii'^uiterften op geftèld, zeide hij, dat ik eene
dienftboode mögt hebben, op welker eerlijkheid'ik
mij verlaaten konde*
Ik gaf hem te kennen, dat gij wèl zo goed
xoudt zijn, om naai· Haiina te zenden^ èn haar te
beweégen, 'zo het mogelijk waare.
Indien iets, zéide hij, Hanna rtiogt beletten
te koomen, onderftel eens dat hij dan zelve aan
■^Juffer Howe een bezoek gaf^ om haar te verzoe-
ken dat zij mij baarè dienftmaagd leende j tot dat
ik naar mijn genoegen voorzien waSé
Ik zeide, Dat het groot misnoegen van uwe
Moeder over den ftap, dien ik (vrijwillig, zo als zij
onderilelde) gedaen had, mij beroofd had van allen
openbaaren bijiland ^vaii dien aart van uwenksnu
Hij ftond verzet, * daar Juffr. Howe zelve zo
hooge ajjtinge voor. mij plegt te hebben j · en JuiFer
Howe önderfteld wierd, en verdiende, zo groo-
ten invloed te hebben op haare Moèder, dat Juffr*
Howe zig onderwond om zo-ze,er op mijlgeiloord
te zijn. Hij wenfchte wel, dat de man', die zo
"Veel moeite ham om de driften van mijfien Vader
en^Oóinen leevendig te houden en aan te ftookeó,
XJok'iiiet'de grond-oorzaak van dit kwaad waare.
''Ik^ Wesde-p zeide «ik ,' 'dat mijn Broeder het
ii'f ■ \ :· ivasi
ii,
>1
j
-ocr page 321-juffer clarissa habli^owe. i4f
was; i^nders ïoude mijn Oom Antonij, durfde ^ilc
zeggen, ni^t zo.veel moeite genomen hebben om^
JuftV» Howe tegen mij op te Ivetten ^ gelijk ik ver-
itond dat iiij gedaen had. . v/.; / ^ -wv l-'d
Nademaal -ik mij ongenegen verklaard/Ijad?*
om Lady Sara en Lady Élifabéc jte bezoekeiv»'
vraagde hij mij, of ik wildé, t;oeilaeti, dat.izijne>'
INigt Montague mij bezogt, en eene'^dienftinaugd-
van haar voor l^et tegenwoordige aaaneeniéki/
Dat was-geen onaanneemêiijk voorikl ,ozeidéi
ik: Dog ik wilde, eeril eens zieix.,.Kofi mijne vrien-i
den mij mijne kleederen zoudeiii zenden, op dat
ik zqlk een^ vertopninge van-eene weggeloppenéi
losbol niet mögt maaken : hij leenige' van zijne*.
Bloedverwanten,· „, , ':f;|rrfj ππί. : · [λ\
Zo het mij welgevie] , . wilde hij nog wel ieem
reisje naar Windfordoen, om.naaukenrigeriotxdécf^
zoek te doen bij de Kannunniken^ ·; of bij eeinig®:
andere fatfoenlijke familie.---------------- ^
Waaren - zijne, tegenwerpingen.. tegen . diïQZö^
plaatze, om dat ^^.te openbaar was, .'vraägdg ili,,
hem, nu niet even fterk als te vboren? 5
Mij; heiugt, jnijne 'waarde y -dat gij in . esen en.
van uwe VQorgaende Brieven ,iT,van^Xondon njel-j
dedt, als de geheimfte plaajz,e::>jdii'iif men zijn kon
(a^: En ik zeide.^, dat na'deqia^l hij Jer :5ο veeli
voorwendzels j tegen inbmgc om niij hier te.Jiiateii jj
v^elke toondenrdat..hii ge^nnQogmeük hadom'zuUiS;
t^doen; en3i?a4emiï.al .hij ijeb^^ oni..van mij
gaen, en mij mijn eigen goedvinden te laateu vol-
gen, bijaldien ik elders waare; en nademaal zijne
tegenwoóróigheid dit verblijf ongevoegelijk yoor
* · f·.. ■ιρ,ί. , ·.. ■ ■ ■ ■■ . ■"«-iï··
(a) Zie D. II.,bl.-377. ... .. . «
-ocr page 322-m
U^^VSTOME^aj^ ,
éïaakte ;", fZO: zoude ik niet ongenegen zijn oija;
^aar London te gaen, hadik daar ffiaaf eenige kennis;
Ί Déwijl':hij;:niij London vèrfcheidene maaien
had vobrgeileJd, verwagtede ik, #t hij dien voor-
il^I vhn mij gretigüjk 4011 omhelsd hebben. Dog
^ijiWas niet heei gereed met dien aan te grijpen:'
ÏNTogthans dage. mij y dat zijn oog denzelven goed
Wij Jetten belde zeer naaukeurig op elkan-
ders oogen;eri fp^iïen inderdaad méér dan half-
Ibevreesd voor elkanteen te'zijn.
'.^h Hij deed rnij daarop eenen aangenaaraen vogr-
ipag; „ dat ib mïjné i Norton zoude mtbieden om
inijigekelichi^rte'hg^en - -- ^ '
Hij zag aan mijne oogen, zeide bij, dat'bij
ten lèarften éen^ gelukkig was géweefl: in een raid-
del iiit te denken, ' hetwelk onzér beider wenfchen
beantwoordeni Waaro^i , >zeideihij , dagt ik
iiiet eer daarop ? ——— En mijne'hand grijpen-
de; 2al ik föhr^ven^ ^^ Ik iemand zen-
jgal ik zelve gaen^ en'dé braaVe vrouw haa-^
len ? ' ■■ a^i.» jfeifi ' λ
Na een weinig bedenkensy^zßid^ ik^hem, dat
dee^e Voorflag'mij-l^r^^^^ aangenaam was:
Maar dat ik vrêesdé^' dat het haar iri -eene zwaarig-«
beid zou brengen , ^^Ike zij niet.#eÏ; zou kunneq
te boven kööWèni;'alzo het een^Cchijö zou geeven
als 'of eerie vröwt^^vaWihaare bfekeiidfe Vóorzigtig-
iidd^iüan eene i^weggefoö^éft^f^Öogtèr': de hané
. .i'^ivt^ nHin-ia/..bood*
"Trnt^
lilii· ' ................■^^..^Alife-B^,... . -j-JSi
(a) De Leczer zij op deji ^aaftyolgcndee. Brief
tan den Hr. Levciate, teh ajinzieii van zifnc beweegrede-
Hen rot het doen van verféhwtiene veorflagen, j^an welke
ifc Lady wsl genegen i^s zoJke goede geiten tC hebben»
' ' "7 ■
-ocr page 323-bood, tegeti haare Ouders; en alzo haare I^Qomfl:
bij mij haar berooven zöude van· mijns Moeders
gunft, zonder dat hptin mijn verrnogen vyaare dac
verlies aan haar goed te maaken,
O mijn bemind fchepzeil zeide hij, eddmo&^
^gUjk genoegd laat dit geen hinderpaal zijn. ik
wil alles do^n voor Juftr. Nqrton, wat gij wenfchi
gedaen te worden —— Laate ik maar om haar
g^en. j
Koeler, dan miiTchien zijne edelmoedigheid,
verdiende, gaf ik hem te kennen, Dat het onmo-
geiijk was, of ik moefi: haaft iets hooren van mijnö
vrienden. Ik. zoude, ondertuiTchen, niemand met
hen in onmin brengen. Juffr. Norton bijzonderlijk
niet, van welker invloed op, en bemiddelinge bij
mijne Moeder, ik iecs goeds vorwagten mögt bij'
aldien zij zig onzijdig hield: Dat de goede vróuw,
daarenboven, eenen'geeft had boven haaren ftaac
verheven; en eer gebrek zou lijden, dan onbé-
hoorelijk aan iemand verpligt zijn. ο
Qnheho&relijk^ zeide hij! —r— Hebben lut·»
den van verdienfte geen regt op alle de weldaa^
den, die hen worden toegebragt? ——« Jtilln
Norton is eene zo braave vrouw, dat ik agten zal
dat zij eene verpligtinge op mij legt^ indien zij hec
in mijne raagt wil geeven om haar dienil te doen ;
fchoon zij al dezelve niet vergroocre, door mij te-?
vens gelegenheid te geeven, öni iets toe te bren-
gen tot uw vermaak en genoegen.
Hoe 'kon deeze man, met ^ulke vermogens,
van regtmaatig te denken, door kwaadó hébbe*
iijkheden dog zo zeer bedorven worden, dat hij
xijne talenten door wanbedrijf te fehande maakte ί
248 ·' BE^HISTORIE.vAiï
i ff Is'er geen reden, evenwel, dage ik, op dien"
tijd, om te hoopen (gelijk hij mij zo onlangs wil-·
de doen hoopen) dac het voorbeeld, welk het mij·
betaamen zal, om onzer ^euür wille, dat'ik hem
pooge te geeven, van invloed op hem zijn mag
ter veranderinge van zeden, bij welke wij beide
onze rekeninge mogen vinden ?
Gun mij verlof om te zeggen, mijn Heer,,
zeide ik, dat'er eene vreemde mengelinge in uwen
geeft is. Gij moet moeite gedaen hebben om vee-
Ie· goede beweegingen en bedenkingen, als dieop-*
kwamen, te onderdrukken, of losheid moet daar?
in opi'eene verbaazende wijze den baïis .gefpeeld
hebben. -- Dog wat belangt het onderwerp,
waaraan wij bezig waaren, daar zijn geen beilui-
ten te neemen, voor dat ik iets van mijne vrien-
den koome te hooren, :i
Wel, Madam, ik kan alleen dit zeggen, dat
ik gaarn een weg, zo ik konde, zou willen uitvin-
den , die u aangenaam mögt -zijn. Dog dewijl ik
dat niet kan, wees gij dog zo goed om mij te zeg-
gen, wat gij zoudt wenfchen dat'er gedaen wierd?-
ï^iets in de wereld is 'er, of ik wil her inwilligen,
uitgenomen u hier te laaten blijven, zo verre af
van de plaatze daar ik zijn zal, zo 'er iets gebeu-
ren mögt; en op eene plaatze daar mijne rabbel-
agtige fchurken mij eenigermaate openbaar ge-,
maakt-hebben, bij gebrek van in den beginne
daarvoor behoorelijk zorg te draagen.v .
Dit-canaille, voegde hij 'er bij, heeft eene
trotsheid, die zij bezwaarelijk kunnen intoomen,
als zij een man van aanzienlijken huize dienen.·
Zi\ pochen op haars meeiters ihm en afkoomft,
f', ' als ·
Juffer CLARÏSSA HARLOWE.
lals of zij aan hem vermaagfchapt waaren. ^og is ,,
iecs, hecwelk zij van hem,, of zijne zaaken wee-'
ten, bij hen een geheim onder malkanderwi, al
waare het een ftuk dat hem aan de galg zou bren-
gen.
Indien dit zo zij, dage ik, dan beliqoren
mannen van goeden huize zorg te draagen, om'
hun roemwaardige onderwerpen te verfchaiFen.
Ik ben geheel verlegep^ zeideik, wat ik te
doen, of werwaards ik te gaen nebbe. Zoudt gij, Jl
anijn Hr. Lovelace, in Ernft, mij raaden te den«. |<
ken om naar London te gaen ζ ' | ;
; , En ik keek hem ilijf aan. · Dog ik konde uic
zijn gezigt niets opmaaken. - wV .11
/ In het eeril, Madam, zeide hij, was iic; voor ^ '
het yoorilellen van London, alzo'ik toen meer
bedugt was voor agtervolginge. Dog dewijl uwe
nabellaenden teti dien opzigce koeler fchijnen,
ben ik te onverfchilliger omtrent de plaatze waar
gij gaet. —^—■ Zo als het u behaagt, als gij maar
genoegen hebt, zcü ik gelukkig zijn.
Deeze zijne pnverfchilligheid omtrent Lon^
don, moet ik zeggen, maakte mij te meer gene-
gen om derwaards te gaen. Ik vraagde' hem (onv
eens te hooren wat |iij zeggen zou) of hij mij ook ί
eenige bijzondere plaatze. in London konde aan; I
prijzen?
Neen, zeide hij: Geen eene die voor mij ge-
schikt was, of die mij behangen zoude. Zijn |
.vriend Belford had wel een zeer fraaij logement ^
iiabij Soho-fquare, bij een van zijne nabcilaenden, " .
wiens vrouw eene juffrpuw. van deugd en eerewas.
Deeze, dewijl de Hr. Belford gemeenliik op het
. ' Q 5 ' land
f·'
f
hi-
De HISTORIE vAtï
land was, konde hij wel ter leen krijgen tot daB
ik heter'gereeven wierd.
Ik had vafl: voorgenomen om dit, zo dra hij
'er van meldde, van ide hünd te wijzen, gelijk ik
alle andere gedaen zou hebben, welke hij mögt
Roemen. Nietten^in, zal ik eèris zieri, aagt ik,
of hij weezenlijk gedagten op dit logement voor
mij heeft. Indien ik het geijirek hier. iubreeke, en
hij deezen voorflag morgen-ogtend met ernit her->
vat, zal ik bevroeden, dat hij minder onverfchil-
lig is, dan hij fchijnt te zijn, omtrent mijn gaen
naar London; en dat hij reeds een logement voor
mij op het oog heeft. --- En dan wil ik 'er in 'c
geheel niet naartoe gaen.
Dog na zulke edelmoedige voorßagen van
hem, agte ik het weezenlijk een weinig barbaarfch ,
te werk te gaen en mij te gedraagen, als ofikheni
bekwaam dagt te zijn tot de gruwelijkfl:e en on-
dankbaarile inoodheid. Dog zijn charaéler, zijne
beginzels, zijn zo flegt! --Hij is zo los, ψ
^ Α
ihiiiMfriHi
ijdel , zo wispelcuurig, dat 'er geen zekere ftaat
te maaken zij, dat hij het volgende uur zo zijn zal
als hij in die is. Daarenboven, mijne waarde,
hcbbe ik nu geen Behoeder; geen Vader, geen
Moeder! Alleen GOD en-mijne Waakzaamheid
om mij op te verlaaten. En ik hebbe geen reden
om een wonderwerk ten mijnen voordeele te ver-
tagten. <
Wel, mijn Heer, zeide ik [opftaendé om hem
te verlaaten] het eén of ander befluitUnoet 'er ge-
nomen worden: Dog ik zal dit onderwerp uitilel-
len tot morgen-ogtend.
• Hij-zou mij gaarn langer in gefpiek gehou-
?■···' den
-ocr page 327-Juffer CLARISSA HARLOWE. 25«
4en hebben; dog ik zeide. Dat ik hem zien ζομ^
zo vroeg 's ogtends als het hem beliefde. Hi]
mögt ondertuiTchen zijne gedagten over eenige be-
kwaame plaatzè in London, of daaromtrent ^ gaea,
laaten.
En dus fcbeidde ik van hem af. Gelijk ilc.
doe van mijne pen; op beter ruft hoopende, voor,
de weinige uuren, die 'er van dee^en nagt nog o-.
yerfchieteii, dan ik in langen tijd gehad hebbe.' .
^.uffer Clarissa Harlowe. : '
Ten Vervolge^ ■ ^
-Maandag-Ogtend., den 17 'ΰαη AprlU
' " "1-·.· ,
Hoe laat rik ook^ naar bed ging, had ik egter
?eer weinig ruft. t)e ilaap cn ik hebben over
hoop gelegd; en fchoon ik Hem aanzoeke, wil hij
Xiog mijn vriend niet zijn. Ik hoope dat zijne
Mede-Ohverzoenbaare op Harlowe-Piaatze zijnen
verkwikkelijken balfem genieten. Anders ;Zal dat
eene verzwaaringe van mijne fehuld zijn, ν Mijn
Broeder en Zufter , durve ik zeggen, ontbeeren'
dien niet. ^ . , ι^,^
De I-^r. Lovelace, die vroeg opftaet, zo wel
als ik , vervoegde zig omtrent zes uurcn· in den
De HISTORIE van "
tuin bi] mij; en na de gewoone begroetingen7·
verzogt hij mij het onderwerp van giileren-avond
te hervatten. Het was overeen logement te Lon-
don , zeide hij.
Ik meene dat gij van een iprakt , mijn Heer
L-Deedt gij niet i
Ja , Madam, maar zulk een [lettende op de
geileldheid van mijn weezen] daar gij eer welkoom
zoudt zijn , dan hetgeen miiTchien uwe goe^kei^t
finge zou hebben.
Zo geloove ik ook. Naar de Scad te gaen op
hec onzekere , is , bekenne ik , juiil niet aange-
naam: Maar verpligtinge te hebben aan perfoonen
van uwe kennis, daar ik zoeke onafhangelijk van
u geagc te worden; en bijzonderlijlf aan een per-
foon , tot welken mijne vrienden de bricn'en aan
mij moeften zenden, indien zij zig verwaardigen
om in 't geheel op mij cenige agt te ilaen; is eene
al te ongerijmde zaak om van te fpreeken.
Hij meldde daarvan niet als iets, 't welk hij
zig verbeeldde dat ik zoude aanneemen., maar al-
leen ter beveiliginge van 't geen hij aan mij gezegd
had , dat hij zelve geen wiil hetgeen ,vpör mij ge-
voegelijk was. .iir:
Heeft uwe familie, Madam , niet den een of-
ander koopman, bij welken zij hunne waaren koo-
pen , die gelegenheden van deeze zoortvheefc? Ik
zoude het zulk eenen· rijklijk willen beloonen, dac
hij uw .verblijf ten 'Zijnen huize geheim hield.
Winkeliers zijn wel bandelaars in kleintjes,-zeide,
hij ; en zullen zig meer verpligc agcen door een,
ÓGrt]es-vallen-kalant,klan. door een pond ie gelijk
voor eenmaal, om tiat dus hunne^ne^iing^ gaet;.
' —---—
WlfTiÏliltiiltaètliïliiii I -lil II ' ■■"-niiffiSta
-ocr page 329-JuFtiR^ CLÄRISSÄ 'HARLOWE. lif^'
Nogthans zullen zij dit ook niet wei-
geren , niet meer dan een Advocaat of Officiant
zijne falaris. - .
Mijns Vaders leveranciers, zeide ik, zouden
buiten twijiFel het eerft gebruikt worden om mij ^
' te fpooren: Zo dat die voorflag al zo verkeerd wns
als de andere. En wie is 'er, tot welken een
fchepzel, dat nog zo onlangs bij alle haare vrien-
"den in de Günil: w^as, zig vervoegen kan, in zul-
ke omilandigheden als de mijne, of hij moet (ten
aniniten) even zeer een Vriend zijn van haäre Na-
beihenden ?
Wij wiflèlderl nog al heel veel redenen over
hetzelve onderwerp. Maar eindelijk was dit het
beiluit —ï—;— Hij fchreef een^ Brief aan eenen
Hr. Dolemiin, een getrouwd man, van middelen
en aanzien [Alzo ik op den Hr, Belford iets tegen
had] m<;t Verzoek om welgefchikte gemeubileerde
vertrekken \ik had hem gezegd^ hde zij zijn moe-
ßen\ te verzorgen voor eéne juiFrouw alleen, bc-
ilaende in eene flaapkamer ; eene andere vóór ee-
ne dienftmaagd, met het gebruik van eene. eetka-
mer of zaal. Deezen Brief gaf hij mij te leezen;
en daarop verzegelde hij hem j en vaardigde hem
af in mijne tegenwoordigheid, door eenen van
zijne eigene knegteh j die in de ftad iets te ver-
iigten hebbende, een Antwoord ilaet rug te
brengen. ^
Ik verviragte den uitflag daarvan ; mij in ge-
reedheid hoydende om de reize naar London aan
te neemen, ten zij gij, mijne waarde, mij het te-
gendeel raadu
XXXI,
-ocr page 330-De HISTORIE vAtï
PeHr.hofT.LAbE; aan Ja·^ Belford^
S'cMldku.
Saterdag; Zondag s Maandag^
hij geeft, in *üerfchéidene. Briefen , den
zaaUelijken inhoud van het géén in de ze-
ven laatße der Lady hegreepên is.
Hij. vertelt zijnen Vriend^ dat hij op het
Jagtveld i.aanrifdende , in zijnen weg
naar M. Burg (want hij hekent^ dat hij
"niet naar JVindfor gegaen is') Brieven
vond van Lady Eltfahet Lawrance^ ei
zijne Nigt Montague, welke Jüfr. Gref
me gereed flónd hem door eenen bijzonde-
. ren boode te zenden.
Hij geèfl de bijzonderheden op ν'άη Juffr:
Greme^ verhaal omtrent .hetgeen 'er
tujjchen de Lady eh haar 'voorviel ^ ge-
■ lijk op bladz. 30 ... ; 35. doet zulke
verklaaringen aan Juffr. Üreme van zij-
ne eer e en genegenheid tot de^Lady ^ dat
dit haar noopt tot het fchrijven ν am den
Brief aan haare Zußer Sorlingi^ waar-
van de inhoud voorgedragen is óp Mi
205, 204.
Daarop geeft hij een kerigt^ gelijk volgt,
J ' vati
Μ
jfuFFÈR CLAkiSSA HARLOWE.
'van den ernßigen luim^^ vjaarin hij baai*
vond bij zijne loederkoomfl. _ ^
baai· wij zo goeds mocds van elkanderën gë-
fcheiden vvaaren , Hond ik verfteld, bij mijne we-
derkoomil zulk een donkèr gezigt, eh haare be-
lioorelijke oogeh van fehreijen rood te vindén.
Dog toen ik verftaen had, dat zij Brieven van Juf-
fer Howe had gekreegen, was het natuui'elijk te
denken, dat die kleine duivelin haar op mij mis-
hoegd gemaakt had.
Ik ^kan ligt bemerken , dat inijne bekoorfter
ftuurfcher is, wanneer zij eenen Brief van die heHs
ontvangt ^ en gelezen heeft, dan op andere tij-
den. Dog dewijl de zoete Meid, dan zelf, meer
iijdelijkê droef béid ^ dan wérkUjken moeAh^,'
toont, hoope ik dat zij meer beklag maakt dan
aanflagen fmeedt. En Waartoe dog zoude zij hu'
aanflagen fmeeden ? Daar ik een hervormd man
ben geworden, en van uur tocüur in mijiiö zéden
vordere ? --— Niettemin moet ik de eérie of
andere Wyze verzinnen om agter haare bnefwiife-
linge te kooinen --- Alleen ora te zieri Op
Welken trant zij fehrijven; dat is 't al.
IVlaar ik moet nog geen onderneeminge 4öen
van deèzen aart^ Eene ontdekte fchendingé' vart
één Huk zo heilig ^ zou mij onherftelbaar^ beder-
ven. .Nogthans kwelt het my tot in mijn hart te"
denken , dat zij te aller üure haare gedagten tén
Vollen fchrijft over alles wat tuffchen haar en mij
voorvalt, terwijl ik met haav ond,er hetzelve· dak
ben, en egter in zulken fchroom van haar af ge-
houden , dat ik geen inbreuk dwrve ipaaken op eene
^rief-
-ocr page 332-De HIStÖRtE van
briéfwiiTelinge , welke miflchien een middel kati
zijn om alle mijne raadflagen over hoop te gooijen.
Zoude het wel heel ondeugend zijn, Jan, den
boode den kop in te flaen, als hij de Brieven van
hiijne Beminde weg brèhgt, of met die Van JulFer
Ho\ve te rug köoms ? -- Zo ik ohdeirnam hem
om te köopen , en niet ilaagde, dat zoü mij ten
èenénmaale in den grond helpen. En de man
fchijnt ziilk een te zijn, die aan armoet^e gewend
is, die met dezelve wel vergenoegd kan nederzit-
ten , en zig daarin verheugen; met nooddruftig-
heden van hand tot tand te vi-eeden zijnde, en
niet zoekende morgen ruimer te leeven, dan hij
hedfen doet', èn gifteren deed. Zulk een is boven
alle verzoekinge , ten zij ze hem onder het ge-
waad van waarheid en trouwe^ vei-momd kon aati
boord koomen. Wat waarfchijnfelijkheid om een
iman om te koopeh , die geen hoópe, die geen
ieerzugt heeft?
Nogthans hééft dé vent maar een halfX^é-
ven , ert ftéent daaronder. Zoude ik ten zijnen
aanzien wel voor een gbheèl leeven aanipraaklijk
zijn ? --- Maar loop mét den karei aan de
galg i Laat hem leeven. Waare ik een Koning,
of een Staats-Dienaai*, éen Antonio Perez (a),
dan zou het eene andere zaak zijn. En egter, mij
nader bedenkende , ben ik niet een Fielt; gelijk
inen 't noemt? En wie zag ooit, diit een Fielt er-
(a) Antonio t'ercz was eerde ΜίηίΠεΓ van Philippüs IT.
Koning van Spanje , op wiens bevel hij Don Juan de Esco-
vcdo deed vermoorden: Hetwelk zijn eigen val te wege braj;r,
door de trouwloosheid Vau zijn nbg fnoödcr mccficr. Cddij
trads*
Α
- ' ^
ySMsÄiiiiiiÄi^j
' f
'tn
gens voor ilond ? Dog gij weet. Jantje , dii,td(^
grootfte helft van mijne ondeugendheid' maar wind
is, om mijne vindinge te coonen; en te bewijzci^
^at ik veel kwaade llukjés kMe pleegen, zo ik
wilde.
Wanneer hij koomt tot dat gedeelte^ aaa^^
de Lady zegt, (bladz. 214, 215) met eens
fchimpende ßeek^ haare hand he'i^Qsgen-^
äe \ en zig bmgende ^ Εχςμίεέ^ί], mijrf
„ Hr.'Lovelace, dat ik geneden ben
„ het befl: „té denken vari n^iijnen V^ader,
geeft hij êene b'efchnjmnge van haarè,
houdinge en zwier, die grootlijks tot haar
voordeel is ; en zegt ^
Ik kon mij naauwlijics Weerhouden van haai?
daarop in mijne armen tq necmen,. in weerwil var^
eet^eii ftorm, dien i,k verwagten raoéit. Zo veel
geert, zo veel fchoonheid,, zulk een ieevendige;
zweier,, ép zulk eene uitilpékende rapheid en door-'
zigt! Q Belford! zij moet niemand^ dan,de mijne
^ijn., ïk kan nu eene bezeffinge maaken van He-^
rodës bevel, en hetzelve,billijken, om Mariamne
van l^nt te brepgen, bijaldieji hij^niet leevënde ta
pg kwam van.zijnjIVÏpridgefprek met Ca^ (ar: Wan ς
wiil ik, dat het maar waarichijnelijk waare, (ίαζ
eenig ander mp dit bekoorelijk fchepzpl knjgeti(
zoude, zelf na mijnen dood, die'gedagte alleeii
zou genoeg z\]\\ om my aan te zetten, dat ik diert
uïari, al waare hlj ee^ Voril, den hals ^ffeedl.
• Ik mag bij deeze Lady voorbeen dpor^^.ttenK
'den, een.onRiiimigen Minnaar geagc worden -g,
Γ JII. Dee% R' kd
Juffer CLÄRISSA HA^OWE.
S
i \
j
ΐ t
-ocr page 334-m HISTORIE vati
en zij mag daarom te minder behaagen in mij heb-
ben : Maar alle de Ladys , welke ik tot nog toe
ontmoet hebbe, verwekcèn gaarn eenen ftorm, en
maakten haar gebruik daarvan: En nooit verwek-
ten zij denzelven, of ik maakte 'er ook mijn ge-
bruik van ! - Heere, breng ons eetis ge-
iukkiglijk in London!
Oé Hr. Lovelace geeft het volgende verßag
van zijne heftige opvlieginge , wanneer
hij haare handgreep^ enhaar ^ door zijn
iVIL D gedrag, gelijk zij het uitdrukt,
^/.220, 221. zo größten jehr ik aanjoeg:
Duifternis en ligt , zwoer ik, kon zij naar
haar welgevallen verwiiTelen: Zij kon ieder onder-
werp aanneemelijk doen voorkoomen. Ik ftak ge-
heel in dwaalinge; zij was geheel en al volmaakt.
En ik greep haare hand; en ik deed meer dan die
te kuilen , ik zou die bijna hebben opgegeten.
Daar was, geloove ik, eene zoort van uitzinnig-
heid in mijn gedragwelke haar plotsling een
Ichrik op het lijf wierp, gelijk dien van Semele
miflchien, wanneer de Donder-god, in alle zijne
majefteit, omringd men tien Äiizend hemelfche
brandglazen, haar tot afche kwam verbranden»
# %
% %
%
Had mijn hart mij niet iets kwaads getuigd^
en had ik niet, juift van pas, mij te binnen ge-
bragt, dat zij zo zeer niet in mijne magt was, of
- .....
-ocr page 335-Juffer GLAIUSSA HARLOWE. ajJ
zij kon mij naar haar welgevallen verlaaten, alzo
zij in dat huis meer vrienden had dan ik; ik zoude
op dat oogenblik haar dingen hebben voorgelegd ,
waardoor alles, aan den een en of anderen kant,
zou beflift zijn. --— Dog bedugc zijnde»
dat ik al te veel getoond had waar mijne drift heen
wilde ^ gaf ik het eene andere draaij. --Dog
weinig dagt de Bekoorftcr , hoe gelukkig zij of ik:
(naar dat de zaak zou zijn uitgevallen) den fchie*
lijken rukwind der drift ontkwam, welke mij waar-
fchijnelijk in faaare armen zou gedreeven hebben.
Zij was geboren, zeide ik baar, om mij gelukkig
te maaken en eene ziel te behouden. ♦ * ♦ ^
Hij geeft het Overige van zijn heftig gefprek
bijna met gelijke woorden op, ais die dt
Lady geeft. En daarop gaet hij voort.
Ik zag dat zij vervaard wierd: En zij Zou daar-
toe reden gehad hebben, waare het toneel te Lon-^'
dongeweeft; en die plaatzein London, welke ik in
't oog hebbe om haar heen te voeren. Zij beves-
tigde mij in mijnen fchroom, dat ik haar te veel
ontruil had: Zij zeide mij, dat zij wel zag, hoe
veelagr ik gaf, gelijk ik pochte, op haare Beve^-
len ; en zij zoU dieswegens overeenkoomende
maatregels neem en, gelijk ik wel ras zou vinden:
Dat mijne geweldige handelwijze haar geftootea
had; en zo ik nog op eenige gunft van haar hoop-
te i dat ik op dat oogenblik moeft heen gaen, eil
haar aan haare -overdenkinge laaten.
Zij fprak dit uit op zodanige wijze, die wel
toonde dat zij daarop gefteld was; en buiten de
11 2 zag"
-ocr page 336-^agtei) de hefchaafde rol getreden zijndê, welke
ik zo onlangs maar had aangenomen te fpeèleff;
dage ik dat eene gereede gehoorzaamheid de befte
yerzoeninge was. En ik bemerkte inderdaad, uit
haaren toorn en afweeringen, dat.ik zelve tijd van
nooden had om mij te bedenken. En dus verr
trok ik, met dezelve eerbiedigheid als waarmede
een fmeekend onderdaan zig zou begeeven uit de
tegenwoordigheid van zijnen Opper-Vorft. Maar^
Och ! Belford , had zij mij maar het allerminft
willen dulden —;— Had zij mij maar doen den-
ken ^ dat zij mij deeze aanvangUjke vuufigheid wel
vergeeven wilde -- Zekérlqk kan zij niet al-
toos dus op haare hoede zijn. -^—
Ik was geen oogenblik alleen geweeft, of ik
bczefce, dat ik mijn nieuws-aangenomen charafter
half verbeurd had. Het is bij uitftek moeijelijk,
zier gij wel, voor een eerelijk man om vermomd
ie fpeelen: Gelijk de Digter zegt. Drijf de Na-
tuiire weg met een hooij-vork^ zij zal nogthans
fjjcderUoomen. Ik bragt mij te binnen , dat het-
geen waarop zij geilaen had, weezenlijk eeti ge-
deelte was vail haaren wil, verklaard voor dat zij
haars Vaders huis verliet ^ welken ik in een ander
geval (om haar te vernederen) had voorgegeven
onfchenbaar in agt te neemen. En als ik mij haa-
re woorden erinnerde van^ Haare maatregels
diesvolgeps té neemen ^ nam ik een vaft belluit
om 'er een arm of been aan op te offeren, om al-
les weder goed te maaken^ voor dat zij tijd had
om zig tot eenige nieuwe maatregels te bepaa-
len.
ν \
\\
—-------
1
"i
-ocr page 337-Juffer CLARISSA HARL'OWE. icTt
' Hoe regttijdig zijn ten deezen 'einde de prie,-
ven van mijne Moeij en Nigc ingekoonien!
* sfc
II< hebbe nogma,a], en eens weder, binnen
gezonden om haar te fmeeken, dat zij mij tot liaa-
re tegenwoordigheid toeliet. Dog zij wil eenen
Brief voleindigen , welken zij fchrijft aan JuiFer
Howe, voor dat zij mij wil zien- Ik on-
deritelle om verflag te geeven van hetgeen z,q e-
ven is voorgevallen»
ijt *
*
Vervloekt zij haare eigenzinnige dwingelan-
dij!: Hoe doet zij mij wagten op een ootmoedig
geh^Qior, fchoon zij met fchrijven al eenigen tijd
gedaen heeft! Een Vorft op ' zijne knieën voor
haar biddende zou mij niet beweegen om haar te
fpaaren , indien ik haar maar te London krijgen
kiin - Seldrement, Jan , ik geloovè dac
ik mijne lip van ongeduld hebbe doorgebecten Γ
—-τ-- Dog ten geenen dage zzl
vooy gevoel hebben. >
De iir. Lovelace , met eene nieuws dagte-^
keninge
i-tp
ώ!
geeft verßag vam
zijns toelaatinge ^ en van het gefprek dat
daarop volgde : Hetwelk alleen in ßijl
verfbhilhnde ναμ hêt gern ds J^ad% goß
begiiinende
R3
-ocr page 338-in den mlgenden Briefe hier is agtet
wege gelaaten.
Hij verzamelt de uitdrukkingen der La-
dy , welke zijn hoogmoed niet verdrän-
gen kan. -Als bij voorbeeld, Ehe
hij geen kennis heeft van de welvoegelijk-
heden, die zij onaflcheidelijk dage te zijn
van eenen man van geboorte en opvoedin-
ge; en dat hij zulk een befchaafd en wel-
leevend man niet Is, als hij zig verbeeldt;
en dreigt die tegen haar in geheugen te
houden.
Hij beroemt zig zeer op zijne voorftellen en
gefprekken, welke hij zijnen •qriend ge-
Tioegzaam op dezelve wijze opgeeft^ als de
Lady doet in haare vier laatfte Brie'
ven.
Na dat hij gemeld had van üjnen voorßag
aan haar om eene dienßmeid van Juf er
Howe ter leen te neemen, tot dat Han-
fia koomen konde^ fchrijft hij als volgt:
Gij ziet, Belford, dat mijne Bekoorfter geen
bezeffinge heeft, dat JuiFer Howe zelve maar eene
pop is, die door mijn touwtje danft over de twee-
de of derde hand. Twee zulke kleuters dis dee-
ze , die meenen dat zij alles weeten, te verfchal-
ken , en te drijven , naar mijn welgevallen; en
door mijn voordeel te doen met de trotsheid eir
boosaartigheid der ouden van beide de familien,
hen insgelijks een gaatje door de neus te booren,
terwijl zij zelf meenen mij ipijt en onluft; aan te
4oenj welk eene charmante wraak is dat? ---
Daar
\
HP
wgmmmimmm.
-
1»
-ocr page 339-JUFFER CLARISSA HARLOWE.
Daar dan ook nog het zoet fchepzel, als ik
wenfchte , dat haar Broeder niet de grondoor-
zaak waare van Juffr. Howe's veriloordheid, mij te
kennen gaf, Dat zij vreesde dat het zo was, de-
wijl anders haar Oom bij die Lady niet tegen haar
zou gepleit hebben, -r,-- Zoete lief! hoe,
onnozel!
Maar houd mij evenwel ook niet voor de
oorzaak van de kwaadaartigheid en veriloordheid
haarer familie. In hunne harten zit het alles. Ik
v/erke maar met hunne ftoffen. Zij , zo zij aan
hunne eigene booze beftieringe wierden overgelaa-
ten , zouden ( hunne wraak miflchien door vuur
en zwaard uitvoeren; dat is te zeggen, door den
pook in *t heimelijk, of door arreften van 4enLord
Opperregter , door Proces, en diergelijke: Ik
rigte alleen den Blikfem , en wijze waar die fchie
ten moet, zonder den Donder. Met andere woor-
den , ik iDeiliere alleen de uitwerkzels. De Oor-
zaak zit in hun kwaadwillig hart: En terwijl ik
een weinig kwaads bedrijve, koome ik heel veel
voor.
Dus laat hij zig in hlijdfchap uit, over
haare meldinge van London,
Ik zogt 'er naar, dat zij zelve London voor-
ftelde. Dit deed mij weder van Windfor gewag
maaken. Zo gij wilt hebben dat eene viOUws-per-
foon eene zaak doet, moet gij altoos eene andere
voorftellen, en dat wel de regtftrijdige. Het iS;
de Sexe! de Sexe zelve! zo waaragtig als ik hoo-
pe zalig te worden! - Wat, Jan, zij biea-
K 4 ge«
7
\S4 De^^ÏSTORIE van
mm
gen een menfch onder de noodzaakelijkheid on?
Öubbelharcig met haar te handeleri! En als zij dan
Vinden dat zij verichalkc zijn, fclireeuwen zij over
«enen eerelijken knaap, die in haar eigen wapen-
tuig haar te flira vvaö. '
' Ik kon mijzelven naaulijks binnen houden.
Mijn hart fprong tegen mijne keel aan- Naai
beneden , naar beneden, - zeide ik bij mijzelven,
ovefloopende blijdfchap ! "Eene fchielijke kuch
kwam mij te ftade: Ik keerde mij weder naar haad
loe, met eene ofiverfchïUige koelheid geheel en
al overtrokken^ als een meisje op de eerile lang
verwagce vrang, die nog twee meer verbeidt. Ik
hoorde het overige van haare reden uitï En toen
zij gedaen had , in plaatze van' haar iets te zeg-
gen aangaende London, raadde ik haar om haay-
re Jujfer Norton te onthieden.
Dewijl ik wiß. dat zij bevreiesd zou zijn vaii
onder Verpiigtinge te leggen,'konde ik wel heb-
ben voorgemeld om zo veel te doen voor de goe^
de vrouw en haaren zoon, dat het haar zou heb-
ben doen beiluiten dat ik niets zou doen: Dit, e-
venwel, niet enkel om uitgaave te vermijden.
Maar de tegenwoordigheid van JuftV. Norton was
eene zaak, welke ik in geen en dede kon toeftaen.
Ik zou al zo wel haare Moeder, of haare Moeij
Hervey bij haar kunnen hebben. Met Hanna, zo
zij in Haat gé weeft waare om te koamen, en met
derdaad gekoomen waare, zoude i,k het heel wel
hebben kunnen ftellen. Waartoe boude ik mijne
' knaapen op het Jand lanterfanien , dan om hen
te doen verlieven , en zelf te trouwen met die,
welke ik vyÜ Rebben dat xe trouwend j^og zoi^
zelf.
■rem
Ml
It
\l
-ocr page 341-zelf, als ik mij nader bedenke , de tegenwoordig-
heid' van haare Norton, of van haare Moei], oC
zelf ook van haare Moeder, het lief fchepzel be-
houden hebben , zo ik haaren va! beflooten had.
Hoe ongelijken kans waagt eene zedige
vrouwsperfoon, ie zig werpt in de rnagt van ee-
nen Guit!--Pointille zal, 'ten aifen tijde,
voor reden bij zulk eéne gelden. Zij kan eene
welbekende zedigheid niet te buiten gaeri. Gce-
ne dkn de onbefchaanide fchelmtjes, die den Pas-
toor en de Kerk kunnen noemen voor dat gij om
een van beiden denkt, en het volgende uur in uw
bijz'jh zig ontkleeden en te bed gaen, behoorden
te denken om met eenen man weg te loüpeii.
^ ■
Ik ben nu op het regte fpoor. Ik twijfFele
niet, of ie4er uur zal mijn invloed coeneemcn op ,
dö- genegenheden van deeze trotfe Schoonheid. 3
Ik hebbe de Onb^heidqnh.eid]\xi^ verre genoeg |
gebragt om haar voor, mij. kem-eesd ia doen zijf2; |
en onpt haar te toonen dat ik geen laß-e klaager
ben. Elke blijk van Befchaafdhe\d zal mij, nii,^ I
dubbel bij haar in agtinge doen rijzen. Mijn vol- !
gende werk zal zijn om haar eene flaauwe fpee-
lende vlam te doen erkennen, ten minften, dat zij
mij ilelt boven alle andere mannen: En dan is mijn \
gelukkig uur niet verre af. Erkentenis van weer- ^
koerige Liefde wettigt alle kleine vrijheden: En
kleine vrijheden brengen grooter voort. En zo
'4} niij onedelmoedig noemt, kan ik haar vjresd i
Τ
noemen. De Sexe wil gaarn wreed hceten. Rfer
nigmaalen hebbe ik over Wreedheid geklaagd,
zelf wanneer de overgaave gefchiedde, om dac ik
wift, dat zulks de trotsheid der Sclioone llreeidc.
Wanneer hij meldt dat hij van des Uren,
Belfords logement alleen gewag gemaakt
had ^ als ten blijke om te hevejligen het-
geen hij haar betuigd had, dat hij tn
London geen kende dat voor haar gefchikt
was, zegt hij^
ïk was van zins om haar te ontzetten met
iets, 'twelk veril: af was van mijn voorneemen;
want (zo zeer als mijn voorflag liaar mishaagde")
ik meende daarvan niets ter wereld: JuÖr. Osgood
is eene al te godvrugtige vrouw; en zou naeer
haare vriendin gewecll zijn, dan de mijne.
Ik had daarenboven een oogmerk, om haar
een hoog gevoelen in te boezemen van haare ei-
gene fchranderheid. Gaarn hebbe ik, als ik een
put graave, dat mijne prooij met gerufte voeten
en opene oogen daarin neder tuimele: Dan kan
men van boven op haar nederzien, met een Wel
Ij jemenij^ Bekoorfier, hoe kwamtgij daar ?
Maandag, lyj April.
Ik hebbe nu zo even eene nieuwe tijdinge
gekreegen van mijn werktuig, den eerzaamen Jo-
ieph Leman. Gij weet de hillorie van de arme
JuiFer Betterton van Nottingham. Jakob Harlowe
brouwt een aanilag om de wraakzii'gt van haare
ili-
J·
Juffer CLARISSA HARLOWE. "ad^
familie tegen mij weder leevendig te maaken. De
Harlowes gaven zig , al eenigen tijd geleeden,
veel moeite om agter den grond van die gebeur-
tenis te geraaken. Maar nu hebben de malle dui-
vels beflooten om daariii iets te doen, zo zi} kun7
nen. Mijn kruin ftelle ik te Virerk om van deezen
Jonker Zotskap een hoofd van zamenzweeringe,
en een onderneemenden Gail te maaken, met
oogmerk om. zijne zamenzweeringen ten mijnen
voordeele om te draaijen , onderfteld zijnde dat
zijne Zufter voorheeft mij hiiiten het hereik 'van
haare armen te hmden, als ze in de ßad is, en
mij van haar weg te zenden. Dog ik zal u, ter
zijner tijd , Jofephs Brief wel eens laaten zien,
en wat ik daarop zal antwoorden (a). Bij tijds
een voorgenomen fchelmftuk te weeten, is bij mij
zo goed als het te doen mislukken, en het den be-
fteeker op zijn kop te doen nederdaalen»
Jofeph is weer vergiftig fijn; maar ik weete
wel, dat hij met zijne viezevaazen flegts bedoek
om zijne verdienften bij mij te doen rijzen. O
Belford, Belford! Wat eene fnoode verraaderlijke
fchurk, het zij in arm of rijk, is de menfchlijke
natuure!
(a) Zie Br, 43» 44. van die Deel.
I Tr'-ir
-ocr page 344-270 De HISTORIE vaïi
Jufey Howe, aan Juß^t· Q^arissa Har-
lqwe.
i
[l^en antwoord op de Brieven XXIV —
XXX. in^eflootenj
Dings dag den 18 väfi April
Gij hebt eene de onverzoenbaarfte familie.
Een nieuw bezoek van uwen Oom Antonij heefc
mijne Moeder niet alleen beveiligd in haare par-
tijfchap tegen onze briefwiflelingc , maar liecfc
haar genoegzaam aangezet om in hynne voetlbp·^
pen re treeden. --
Maar tot andere onderwei'pen:
Gij pleit zeer edelmoediglijk voor. den Hr.
Hickman. Mifichien mag ik ten zijnen ppzigtq
%ve) gedaen hebben, 't welk ik dikwijb g^daen heb?
be in het zingen — Eene noot of lleutel te hoog
ingeileld; en , liever dan van nieuws aan te be-
ginnen, daarmede voortgegaen , fchoon ik mij-
ne ftem geweld aandoe, of ra'jn toon bederve.
Dog het is baarblijkelijk, dat de man daarom dies
te omzigtiger en gedieniliger is; en gij hebt mij
geleerd, dat een geell, welke te nederiger is we-
gens kwaade behandelinge, trots zal worden als
jVjcn hcni beter behandelt. Dus vroome en ftem-
mige Hr, Hickman , houd u nog wat langer bui-
ten de paaien van gemeenzaamheid, verzoeke ik u.
Gij
-ocr page 345-juFFEti CLARÏSSA I-IARLOWE. 3 dp
Xj\] hebi; een altaar voor mij opgeregt; cn ik hoo-
pe niet, dat gij weigeren zuk u daarvoor neer te
buigen. .. .
Dog igij vraagt mij, of ik den Hr. Lovelace,
als hij in des Hren. Hickmans piaatze waare, wel
zo behandelen zoude , ais ik den Hr. Hickman
doe? Wel, mijne waarde, ik geloove. weezenlijk
dat ik het niet zou doen. —-Ik hebbe dit
ftuk van gedrag (in 't algemeen) aan beide kanten
van de vrijerij zeer wijslijk overvvoogen; en ik zal
u zeer opregtlijk zeggen, welke, de uitilag zij. Ik
hebbe beilooten , dat befchaafdheid, zelf boven
.inaate, nöodzaakelijk is aa:nden kant der mannen,
om ons te doen luiileren naar hun eerile aanzoek,
zullen zij ons beweegen om onze nekken, oiider
een zo ongelijlcen juk re buigen. Dog, op mijne
confcientie, ik twijffele heel z§er,, of 'er niec een
welriig inmengzel van onbefcheidenheid van hetl
yereifcht worde, otn dat vermogen ftae^de te hou-
den , wanneer het eens voet gekreegen heeft,. De-
mannen moeten öns niet .zien 'laateo , dat wij hen
als gekken kunnen· behandelen. En ik ^en van
gedagte dat éene efene Min : dat is te zeggen,
eene hartftogtf zonder horren ; met andere woor-
den eene hartilogt zonder hartilogt io ^s als een
flaaperige ftroom , die men naauwlijks lian zip dat
aan een ilrootje beweeginge geeft. Zp. dat, ons
zomdjde te doen vreezen voor den vent^ en hem
zelf, voor eene korte wijl, te doen baaien, eeu
mrddel zij ter yoorcbrengipge. van het iegenflrijdi^
: j Indjenidit zo zij, dan heeftJ^ovelacedieJn
den beginne 4e .en onderdaanigile
" .......■ "nian
f S^i
270 De HISTORIE vaïi
man was, die men vinden kon, den φί]1{εΓ regt
op den kop getroffen. Wanc zijne onftuimigheid
zedert, zijre ligtvaardigheid om aanftooc te gee-
ven, en zijne even groote vaardigheid om zig te
vernederen (aizo hij voor een man van verftand,
en van moed ook bekend ftaec) moet de hartftogt
eener vrouwe leevendig houden; en eindelijk, haar
zo vermoeijen, dat zij geen weerftand meer biede,
en zo weerloos worde als een dwingeland van een
man haar gaarn zou willen hebben.
Ik denke waarlijk, dat het verfchillend ge-
drag van onze twee helden jegens hunne heldin-
nen, deeze leere tot betoogens toe klaar maakt.
Ik ben , voor mijn part, zo zeer gewend aan
Hickmans klaagende, kruipende, en onderwerpe-
lijk gevrij, dat ik nu niets van hem verwagte dan
lafhartig klaagen en buigen j en worde van zijne
beuzeltaal zo weinig bewoogen, dat ik menigmaal
gedrongen ben om aan mijn klavier te gaen, om
mij uit den ilaap te houden, en zijn zotte klap te
ilillen. Daar Lovelace den Bal fiks weerom ilaet,
€n zijne geheele vrijerij en verkeeiinge een geduu-
dg Raket-fpel is. * '
Uwe menigvuldige Krakeelen en Bevreedi-
gingen toonen de waarheid deezer aanmerkinge:
En ik geloove weezenlijk, dat, konde Hickman
mijne aandagt op de manier van Lovelace hebben
leevendig gehouden, als hij maar zijne goede ze-
den bewaard had, ik den man bij deezen' tijd al
getrouwd zoude hebben. Maar dan moeft hij het
ook op gelijke wijze hebben ingeßeld. Want nu
'kan hijfnimmer, nimmer zig weder herftellen, dat
is zeker 5 maar moet een^Goedbloed zija tot aan
Ι
i! ■■■
mmÊÊ^
-ocr page 347-i
Juffer CLARISSA HARLOWE. 27t
Arme Hickman! zuU gij miiTchien zeggen.
Men heeft mij uwe Echo genoemd- Ar- ^
me Hickman! zegge ik ook.
Gij verwondert u, mijne waarde, dat de Hr.
Lovelace 's dags te vooren u geen verflag gaf van :
de Brieven van Lady Elifabet, en zijne Nigr. Hec j
llaet mij niet aan, dat hij zulk eene zaakelijke en.
u zo na betreffende omftandigheid, gelijk ik zeg- 1
gen mag , u een oogenblik onthield. Dat hij u
den volgenden dag den inhoud daarvan mededeel-
de, toen gij toornig op hem waart, daaruit zou
het fchijnen als of hij die agterhield om ze bij ge^
Ie genheid tot hevreedigmge te gebruiken en in-
dien dit zo zij, moet hij dan van te vooren geen
gedagte gehad hebben, dat hij u wel eens oorzaak
tor toorn zou kunnen geeven ? Van alle de om-
ilandigheden, die 'er gebeurd zijn, zedert dat gij
bij hem zijt geweeil, dunkt mij , dat deeze mij
het minft behaagt. Dit alleen, mijne waarde, hoe
gering het ook voor een onverjchïlUg oog moge .
Icbijnen, wettigt in mijn oog alle uwe behoed-
zaamheid. Nogthans denke ik , dat JuiFr. Gre-
me's Brief aan haare Zufter Sorlings ; zijne her-
haalde voorflag om Hanna in uw dienft te nee- ;
men; of eene van de dogceren der Weduwe Sor-
lings ; en vooral, om Julfr. Norton tot gezelfchap )
bij u te hebben j een welbehaagelijk tegenwigt maa- ' ^ j
ken. Waare het <5m deeze omftandigheden niet»
ik zoude op de andere heel veel meer gezegd heb-^ «
ben. Welk een zotte vent egter, dat hij u's dags^
te-
-ocr page 348-■'ιηΐ De HISTORIE van
tc voorcn kennis gaf, dat hij zulke Brieven,.
---Ik kan niet zeggen, wat ik van hem maa-
ken moet.
De inhoud van Öe Brieven deezer Ladys be-
haagt mij wel. En te meer, dewijl ik de familie
eens weder hebbe doen ondertaften , en vinde ^
dat zij alle al zo begeerig zijn om met u ventiaag-
fchapt, te worden als ooit.
Zij hebben weezenlijk (de een zo wel als de
andere) alle zeer groote hoogagtinge voor u. En
wat Lord M. belangt, hij Is,zo zeer met u in zijn
fchik , en met het vertrouwen , gelijk hij het,
noemt, dat gij in zijn Neef gefield hebt, dat hij
zweert hem te zullen onterven, indien hij zulks
niet vergelde zo als hij behoort- Gjj moet zorg
draagen, dat gij de beide familien niet verliejft.
ik hoore dat JufFr. Norton bevólen is, to zij
ecnig belang fielt in de giinil van de andere fami-
lie , om geen briefwiiTelinge te houden nog met u,
nog met mij. ——Armhartige fchepzels!
Maar zij zijn uwe'
ι
r..
m
■t
3T
Uwe Nahefiaenden zijn'
ze egter óok niet, geloove ik. Hadt gij éene an-
dere Min gehad, ik zou beilooten hebb'en dat men
u had verwiiTeld. Ik lijd,e bij hunne laage kwaad-
aartigheid --- Verfchoon mij diêswegens. .
s Gij houdt weezenlijk deezen man binnen de
paaien van zijn goed gedrag met meer moed, dan.
ik dagt dat gij magtig waart,- bijzonderlijk als ik
over u oordeelde volgens die Zagtmoedigheid,
welke gij altoos beweerdet het eigenlijk deraad tè
zijn van het vrouwelijk charaéter; en volgens de
Liefde , welke gij (denk 'er van wat u belieft} ze-
kerlijk voor Jiém hebt.' Gij moogc u ep' dee'ze be-
fchul-
-ocr page 349-JuFFÈk CLARISSÄ HARLOWE. i^i
iTchiildiginge eer verhovaardigen, dan'er boos over
zijn; nademaal gij de eenige vrouw zijc, van wel-
ke ik ooit geweecen, gelezen, of gehopr4hebbe^
wier Liefde zo zeer door haare Voorzigtigheid be-
ftierd wierd. Maar als ,eens de koelheid des Mans
de plaatze heeft ingenometi van de vuurigheid dés
Minnaars, dan zal het uwe beurt worden: En zó
ik rtij niet bedriege, zal deeze man, welke dé
eenige verwonderaar is van zigzelven welken ik
óóit kende, die geen faletjonker is, op zijneil tijd
eer onderdaanigheid verwagten dan bewijzen.
Die mooije Mannen, mijne waarde ,, doeti
^eer dikwijls het hart van eene Vrouwe kimp^n:
En fchoon gij eenè al 7^o fchoone vrouwsperibon
zijt, ten minften, als hij een mansperfoon is; zal
hij te veel genoegen neemen in zig zeiven , dan dat
hij zig meer aan uwe gunil verpligt zouagten, dan
gij zijt aan zijne onderfcheidinge en voorkeuze
van u* Maar geen^ man ^ uw fraaijer Wrftand mee
üwe zeer fraaije gedaante bij malkanderen geno-
men zijnde, kan u verdienen. . Zo dat gij te vree;
den moet zijn, al wierd uwe yerdienfte niet.na^
waardij vergolden j nademaal dat zo moet uitval-
len , gij. 'moogt ook troiiwen wien gij wilt. Mi^
fchien zult gij denken, dat ik deeze zoort van be-,
denkihgen teg^n uwe NarciïTuiien van irianned
vöede óm mijns Moeders keuze van Hickmari
voor mij, mijzelve draagelijk te maaken r— iè
weete niet, .of'er niet ,wel wat aan is; ten min^
Hen, genoeg om^de bedenkinge te doen gebooreii
worden. ί , . . '
Ik agte dat 'er tegen uw vertrek iiaar Londoti
niets k^n worden ingebragt. Daar ziilt gij, als. iti
III. Deel. S hei
ïÉii
-ocr page 350-174 De HISTORIE van ^
het middelpunt gelegenheid hebben om van ieder-
een te hooren, en aan elk een berigt te zenden.
Eh dan zult gij alle zijne opregtheid kunnen op de
toetze ilellen, ien aanzien van zijne belofte om
zig van u af te begeeven^ en diergelijke.
Dog inderdaad, mijne waarde, ik denke dat
' 'er niets voor u op is dan trouwen. Gij moogc
eens beproeven (op dat gij zeggen kunt 'er de
proef van genomen te hebben') waartoe uwe Na-
beftaenden kunnen gebragt worden : Dog zo dra
zij uwe voorflagen ^flaen, voeg u onder het juk,
en ftel het zo goed als gij kunt. Hij zal hiderdaad
een woeftling zijn, zo hij u volkoomen uit doe
fpreeken. Nogthans is het mijn gevoelen, dat gij
een weinigje buigen moet; want kleinagtinge kan
hij niet verdraagen.
Dit was eens eene van zijne redenen; Naar
ik geloove, op mij gemunt-„ Eene juffrouw^
„ welke voorheeft haaren minnaar ten geenen da-
„ ge haare hand te fchenken, behoort, om haars
„ zelfs wille der wereld te toonen, dat zij hem
„ onderfcheidt van de gemeene kudde. ,,
Zal ik u nog' eene andere fraaije ijjreuk van
hem geeven, en wel in den egten Ligtmis-ftijl, ge-
lijk hij die fprak, zijne braveerende hand uitflaen-
'de I --„ Hij mögt verd—md zijn, zo hij
,, de eerfte princes op aarde trouwen wilde, bij-
55 aldien hij maar dagt dar. zij een oogenblik in
„ twijffelhing of zij Hem^ of eenen ïleizer kie-
j, zen zoude. „ ·
Alle de wereld , om kort te gaen, verwagt
dat gij deezen man moet hebben. Zij denken,
dat gij uws Vaders huis met dit oogmerk zelfver-
wm
liet
"Ir ■
-ocr page 351-liet. Hoe langer de Plegtigheid verfchooven
worde, hoe erger het zal fchijnen in het oog der
wereld. En het zal de fchuld van zommige uwer
Nabeftaenden niet zijn, zo uwen goeden naam
niet eene kladde worde aangewreeven, terwijl gij
ongetrouwd blijft. Uw Oom Antonij in 't. bijzon-
der ilaet onbefchofte en vuile dingen uit, gegrond
op de zeden van zijn Β roeder-Ourfon. Dog toe
nogtoe is uw verwonderlijk charafter een tegen-
gift geweefl: van het venijn; en de lafteraar is vèr-
agt, en heeft aller verontwaardiginge tegen zig
verwekt.
Ik ben zeer dikwijls geftoord onder het fchrij-
ven: En gij zult zien dat het eerfte vel gekreukt
en gcforameld is, veroorzaakt door dien ik het in
mijn boezem ftak, wanneer mijne Moeder mij
fchielijk over 't mat kwam. Wij hebben een zeer
fraaij redengeding gehad, wil ik wel verzekeren;
dog het is niet der moeite waardig u met de bij-
zonderheden daarvan laftig te vallen. ---
Maar op mijn woord -Het kan mij niec
fcheelen.
Uwe Hanna kan u niet ten dienft ftaen. Hec
arm meisje ging omtrent voor een veertien dagen
uit haar dienil, van wegens eene ongefteldheid
van verkoudheid, en jigr, waardoor zij zedert den
geheelen tijd aan haare kamer gebonden is. De
traanen berfteden haar uit, toen Stijntje haar uwe
begeerte overbragc om haar bij u te hebben; en
zij noemde zig dubbel ongelukkig , dat zij eene
meefteres niet konde oppaiïen , welke zij zo dier
beminde.
Hadde mijne Moeder mijnen wenfch beant^
S % woord ^
\
attü
ζη6 De HISTORIE van
V-
woord, het zou mij leed geweeft zijn, ddt de Hr,
Lovelace eerß het voorftel gedaen had van mijne
'Sdjntje om u ten dienft te ftaen, tot dat Hanna
lioomen konde. Ten eenenmaale onder vreemde
te zijn, en telkens als gij van verblijf verandert van
eene vreemde bediend te worden , is eene zeer
bnaangenaame zaak. Dog uwe bedagtzaamheid
en goedertierenheid zullen u getrouwe dienftboo-
den verfchaiFen, waar gij ook koomen moogti^
Gij moet uw eigen zin volgen: Dog zo gij
eenig ongemak lijdt, het zij omtrent kleederen of
geld, 't welk in mijne magt is te verhelpen, zo zal
ik het u nooit vergeeven. Mijne Moeder (zo gij
'er äat op tegen hebt) behoeft van de zaak niet
iets te weeten.
Wij hebben alle onze Gebreken: Wij hel)ben
ons dikwijls bedroefd over de bijzondere Fout,
fchoon in eerwaardige perfoonen, om welke niet
te zien wij blind moellen geweeft zijn.
Mij heugt, dat gij eens tegen mij zeidet; en
de waarfehuwinge was goed: Laaten wij, mijne
Naatje, dit waaren uwe woorden; laaten wij, dte
dezelve feilen niet hebben als diegeenen, welke
wij berispen, ons wagten voor andere en grooter
in onszelven. Niettemin moet ik u vertellen ^ dat
mijne Moeder mij binnen korten een weinig kwel-
linge heeft aangedaen , door eenige ftaaltjes van
haare agterdogtige naauwheid. Ik zal een van de-
zelve melden, fchoon ik zulks niet - voorgenomen
had. Zij wilde wel Dertig Guinies van mij ter
leen neemen; alleen zo lang zij een Bankbriefje
kon verwilTeld krijgen. Ik zeide , dat ik haar
maar Agc of Tien kon leenen, Agc of Tien kon-
ƒ den
3 '
-ocr page 353-den Tiaar niec helpen: Zij dage dat ik veel rijker
was. Ik kon haar wel gezegd hebben, dac ik veel
loozer was, dan dat ik haar zou te kennen geeven
wat ik in Voorraad had; 't welk ik hebbende o-
vergezien , vinde te belóopen Vijf en negentig
Guinies ; en die alle van gantfcher harten tot u-
wen dienft. ' '
Ik geloove , dat uw Oom Teunis haar'dit
wijs ontwerp heeft in Y hoofd gebragt; want bin-
nen een uur dat hij van haar gegaen was, was· zij
niet bij kas. Zo hij dat deed, moogt gij oor»»
deelen of zij nier voor hebben u in verlegenheid
te brengen. Zo dit u kon aanzetten om uvv eigen
door regfs-wegen te vorderen ,'"wenfchte ili'wel
dat zij het deeden ; dewijl' zo zij u tot zodanige
maatregels dringen, dit de noodzaakelijkheid , die
'er voor u was om hen te verlaaten, zal billijkenl
En alzo het niet tot uwen lof ilrekt, dat' gij loos-
lijk wierd weggetroond tegen 'uwe meeninge, zo
zou dit eene reden uitleveren -waarom gij -waaVÉ
weggegaen, van welke ik zeer goed gebruik zou
maaken. Gij kunt zien , dat ik Lovelaces raad o-
ver dit ondpj-werp goed keure. Ik ben niet genc·^
gen om uw# antwoord aan hem over dit ftuk van
zo veel gewigt te erkennen, als het miiTchien be-
hoort erkend te worden (a}.
Gij moet te minder over de vindingen van
deezen man verzet ftuen, van wegens zijne onge-
meene bekwaamheden. Alwaar hij zijn hoofd naar
gewend had, daarin zou hij hebben uitgemunt;
of iets ongemeens geweeft zijn , of gedaen hebr
i?en. Men zegt, dat hij wraakzugtig is: Eene
(a) Zie bl. 13}.
...
■«■g-iljl'-
De HISTORIE vam
zeer flegte hoedanigheid ! Ik geloove inderdaad^
dat hij in alles een duivel is, behalven in de voe-
ten. " Dit is derhalven mijne herhaalde
raad --Terg hem niet te veel tegen uzelve:
Maar ontketen hem, en laat hem los op uws Zus-
ters fnoode Lijs, en uws Broeders Jofeph Leman,
Deeze wraak is laag gerigt: Maar ik weete aan
wie ik fchrijve, anders zoude ik al heel veel hoo-
ger geloopen hebben, wil ik u wel verzeke-
ren.
Uw volgende, onderftelle ik, zal uit Lon-
don zijn. Wees zo goed cn addreiTeer dien, en
uwe andere Brieven in toekoomende, tot nader
verwittiginge , aan den Hr., Hickman, ten zijnen
eigenen huize. Hij is volkoomelijk ten uwen
dienfte toegewijd. Til niet zo zwaar over de par-
tijdigheid en vooroordeelen van mijne Moeder.
Ik hoope dat ik over mijne Kindsheid heen ben.
Dat de Hemel u bewaare. en u zo gelukkig
maake als ik denke dat gij verdient, bidt
Uwe altoos-toegenegene.
Anna Howe.
s-iisaÈi
-ocr page 355-Juffer CWRISSA HARLOWE. 27^
Jufer Clarissa Harlowe, aan :tu,
Howe,,
Woensdag-ogtend^ dén van 'AprïL
Ik ben blijde, mijne waarde vriendin, dat gij
mijne Verhuizinge naar London goedkeurt. i
Het misverftand tuflchen uwe Moeder en u
geeft mij een onuitfpreekelijk verdriet. Ik'hoope
dat ik u beide ongelukkiger agte dan gij zijt. Dog
ik bidde u , doe mij de bijzonderheden te weeteij
van het redengeding, hetwelk^ gij iß» zeer fräaij
noemt. Ik ben aan uwe taaie wel gewend. ^ Wan^
neer ik van alles onderrigt zal zijn , al is uwe Moe-
der nog 10 geftreng tegen mij 'geweeft, zal ik heel
veel gerufter isweezen. - Luiden, die fchuld
hebben, behooren zig eer .te beklaagen over^de
gelegenheid, welke zij tot tóórn .gegeven hebben,
dan denzelven kwaalijk te neemen.^^ u τκ
Zo ik eenige verpligtinge wegens geld aai>
eenig menfch in Engeland ftae te hebben , zal het
aan u zijn. Uwe Moeder behoeft niets te weeten
van uwe goedheid,Jegens mij, zegt gij
Maar zij moet die weeten,^indien-zij gefchied is,
en indien zij mijne , beminde ^ vriendin zulks oyer-
flaet ; Want zoudt gij willen liegen of bedriegelijk
fpreeken ? ^ Ik wenfchte wel, dat uwe Mo^
der omtrent dit iiuk minder bekommeringe ha^.
S4 --
-ocr page 356-Vergeef het mij, mijne waarde
Oog ik weece
Egter had zij voormaals beter
O mijne onbezonne roe-
gedagten van mij.
keloo^eid! - Verfchoon mij nogmaal, bidde
.B ur·· —i — Hoogmoed, als die aangebooren,
is, zal zig zomtijds toonen üi het midden der ver-
nederingen
ïs reeds
1 Ί
Maar mijne groothartigheid
Ik ben ongelukkig, dat ik mijne braave Han-
m niet kan krijgen.' Ik" ben al zo dröfevig over de
onpafleliikheid van het arm meisje, als dat ik daar
4oór te loor. gefteld worde. Koom, mijne waarr
de Juffer'Howe, nademaal'gij'mij dringt om ver-
pligtinge aan u te hebben, en mij gróbtfch zoudt
agten, zo ik uwe gunft volftrektlijk weigerde; eij·
lieve wees zo goed, dat gij haar twee guinieszèndt
in mijnen naam. ■ ί
Zo 'er niets voor mij op is, gelijk gij zegt,
dan Trouwen, zo geeft het" nog'een'weinig trooft,
dat zijne Nabeftaenden de W^eggelóbpene niet ver-
fmaaden, gelijk men wel zou kunnen onderftellen,
dat luiden van hunnen rang en aanzien doen mog-
ten,'om dat zij ii weggeloopeti. -
Maar O mijn wreede, driewerf wreede Oom!
te onderftellen -—Maar mijn Hart houdt mijne
jperi te rug, en wil die niet laaten, voqrtgaèn, over
eene aanduidinge zo ten uiterften aanftootelijk als
die hij onderftelt! —-Nogthans, ' zo hun dit
is diets gemaakt, is 't geen wonder, dat zij onv^i;'
doenbaar zijn, - ' ^ - ' } ' ^ ί i
: ' Dit
-ocr page 357-Dit is alles het werk van mijnen onbermhar-
tigen Broeder 1 -- Zijne verdenkingen! —
God vergeeve het hem -Bidt zijne veron-
gelijkte Zufter!
Jufer Clarissa Harlowe , aan Jufeit
Howe.
De kn^gt van deaHr.Lovelace is reeds weer-
om gekoomen met een Antwoord, van zijnen
vriend den Hr. Doleman, die vrij wat moeite ge-
daen heeft met naar een logement te zoeken, en
zeer naaukeurig is. De Hr. Lovelace bragt mij
den Bji^f, zo.dra hij dien gelezen had; en dewij}
hem nu wèlibekend is, dat ik u van alles verwitti-
ge wat 'er voorvalt, verzogt ik hem dien aan u te
mogen zenden om gelezen te worden. Gelief
denzelven bij de eerile gelegenheid te rug te-zen- '
den. Gij zult daaruit zien, dat zijne vriendenJn
de Stad van denkbeeld zijn, dat wij metterdaad ge-
trouwd zijn.
T--.1
V^^ä^Robert Lovelace, ä^ci^/m/;.
Dingsdag-avondy den i8 van April.
Waarde Heer ^
Ik ben ten uiterften verblijd te hooren, dac
wij u zo fpoedig in ftad zullen krijgen, na eene zo
lange afweezigheid. Gij zult nog dies te meer
welkoomzijn, zo hetgeen het gerügt zegt, waar
zij ·, te weeten, dat gij metterdaad getrouwd zijt
aan de Schoone Lady , welker lof wij u zo hebben
hooren uitmeeten. JuiFr. Doleman, en mijne
Zufter , beide wenfchen u geluk indien 't zo zij;
zo niet met uw digt bijzijnde voOruitzigt.
Ik ben deeze voorleedene week in de ftad ge-
weeft, om hulpe te krijgen, zo ik konde, tegen
mijn ongemak van beroerte; en ik ben daar voor
aan het medicineeren. Hetwelk mij , evenwel,
I ' niet belet heeft om naar'hetgeen gij mij verzogt
j te Verneemen. Deeze is de uitflag.
£ i Gij kunt eene eerfte Verdiepinge krijgen^
I die wel geftoiFeerd is, bij een Zijde-Winkelier in de
■ I Bedford-ftraat, onder Co vent-garden, met vertrek-
p ken voor dienftboöden : En deeke bij het vieren-
deel's jaars, of bij de maand. De vöorwaai'dèn
f; Hi , naar maace van de vertrekken , die 'er vereifcht
" I worden.
ft f' Juffr. Doleman heeft een logement in de Nor-
folk-ftraat bezigtigd, en nog een ander in de Cecii-
'iftraat; dog fchoon het.ui^igt op de Theems en de
^ ' heu-
»
-ocr page 359-Juffer CLARISSA HARLOWE. ^537
heuvels van Surry aantrekkelijk zij uit deeze beide
ftraaten, onderftelle ik egter, dat zij te na onder
de Stad * zijn.
De eigenaar van dat in de Norfolk-ftraat wilde
het halve huis te gelijk verhuuren. Het zou der-
haiven te veel zijn naar uwe befchrijvinge : En ik
onderftelle, dat als gij goed vindt uw huwelijk te
verklaar en, gij niet wel bij een ander zult willen
inwoonen.
Dat in de Cecil-ftraat is net en gerijflijk. De
eigenaar is eene weduw van goed fatfoen; dog zij
llaet 'er op , dat gij het voor een jaar vaft neemt.
Gij kunt zeer wel aanraaken in de Dover-ftraac,
ten huize van eene weduw , van een officier in
de guarde, welke fchielijk geftorven zijnde na dat
hij zijn poft gekogt had (tot welken hij door zij-
nen dienft wel geregtigd was , en die hem het
grootfte gedeelte koftede van hetgeen hij had} zo
was zij genoodzaakt om kamers op de huur te
laaten gaen.
Dit zou miiTchien eene tegenwerpinge kun-
nen zijn. Dog zij is zeer zorgvuldig, zegt zij,
dat zij niemand huisveft, dan luiden van aanzien
en agtinge. Zij heeft twee huizen in huur, die
van eikanderen zijn afgefcheiden, en aan een ge-
voegd alleen door een en fraaijen wijden gang.
Het agterhuis is het mooijfte, en is zeer aartig ge-
meubileerd; dog gij kunt het gebruik ook krijgen
van eene heel mooije zaal in het voorhuis, indien
gij verkieft om op ftraat uit te zien.
Tot l^i
• De oude Stad, riie eertijds in wallen was beflooten; dog
butren welke de Nieuwe Siad zig aan alk kauccu veel ruimer
uiiftrekt.
^ ...... ........-.....- .......
-ocr page 360-De HISTORIE van
Tot het agter-huis behoort een kleine tuin ^
waaraan de oude juffrouw eene rege vrouwelijke
zinnelijkheid beileed heeft, dien met ontelbaare
vafen, bloempotten, en beelden hebbende opge-
propt.
Alzo het mij waarfchijnelijk dagt, dat dit lo-
gement u het meeft behaagen zoude , was ik te
naaukeuriger om daarnaar te verneemen. De ver-
trekken , welke zij te huur heeft, zijn in het ag-
ter-bijis. Dezelve beilaen in eene eetkamer, twee
nette zaaien , eene antichambre , twee of dri^
fraaije flaapkajners; de eene met een aarcig ligt
fchrijfkamercje daarin , 't welk op het tuintje uit-
ziet, alles naai de hedendaagfche mode geilof-
feerd.
Een bevorderde Kerkelijke^ zijne vrouw , eti
jonge dos,ter^ waaren de laatfte die daarin woon-
den. Zij hebben dezelve eeril onlangs verhaten,
ter gelegenheid dat hem eene aanmerk^elijke bedie-
ninge in de Kerk, in Ierland wierd aangebooden.
De juffrouw zegt, dnt hij het Logement maar voor
drie maagden vail genomen had; dog dat hem
hetzelve en haare hehandeU'r}ge zo wel aanftond,
dat hij daar tyoee jaaren in bleef; en met leed-
weezen daarvandijan ging, fchoon om eene zo goe-
de reden. Zij pochce , dat het dus ging met al-
le die ooit bij haar hadden ingewoond , Welke
viermaalen zo lang bij haar vertoefden, als zij
in den beginne morhadden.
Ik had eenige kennis aan den Colonel, welke
altoos voor een man van eere wierd aangezien.
Zijne Weduw zag' ik nooit te vooren. Mij dunkt
zij heeft een manlijk weezen y en koomi in^den
" ' ■ ■ ■· éer^
Fr;,.
Ir L
Γ
gSt >
ί
h ί
r |i
rt'
-ocr page 361-Juffer CLARISSA HARLOWE. ^537
ΤΓ'ί
Berßen opflag niet al te 'wel voor: Dog toi b ik
haai· gedrag zag jegens twee aardge jonge juf röu-
wen, haars Mans η igten , welke zij, om die re- ί
den, dubbel de haare noemt, en den lof hoorde '
dien zij haar gaven , konde ik haare grofheid ligc · ' 'I
"als eene blijk van goedaartigheid opneemen; hade-
maal men zelden ziet, dat die knorrige gemelijke η
luiden heel vet zijn. Zij leeft fatjbenlijk, en ^ ,ί-
ftaet, naar ik beminde, heel wel met haare zaaken. ;;
Indien dit, of eenig ander van de logemen- ^iv
ten, welke ik gemeld hebbe, niet volkoomelijk |
naar den zin zij van uwe Lady, zo kan zij daarin
dan dies te minder tijd blijven , en zelve naar
een ander uitzien. ''
De Weduw bewilligt, dat gij het /egts voor
neemt, en w^/^i vertrekken het u be-
lieft. Over de voorwaarden, zegt zij, zal zij niet
veel gefchil maaken , als zij maar weet wat uwe
Lady verwagt, en wat haare dienftbooden te doen
hebben, en de z/we op zig zullen neemen; want
merkte aan, dat het in 't algemeen erger is te
doen te hebben met dienftbooden , dan met der-
zeiver beeren en vrouwen.
De Lady kan 'er in de koft gaen of niet, zo
als het haar belieft.
Dewijl wij onder β ellen dat gij getrouwd zijt,
maar dat gij reden hebt van wegen familie-twiften,
om het voortegenwoordig nog geheim te houden, -
dagt ik het niet kwaad om daarvan eenigzins de
leuze te geeven aan de Weduwe (hoewel als van
eene onzekere zaak); en vraagde haar, of zij in
zulken gevalle ook u en uwe dienftbooden gerijven
konde, zo wel als de Lady en de haaret Zij zei-
de,
-ocr page 362-2%6 De historie vai·
de , dat wel te kunnen fchikken j en wenfchte»
van gantfcher harten , dat het zo mögt koomen;
dewijl ongetrouwd te zijn voor eene perfoon, wel-
ke zulke goede getuigeniiTen niet had dan deeze
Lady, onder die omftandigheden was waarop zij
gemeenlijk iets tegen had.
Zo geen van deeze logementen u behaagen,
behoeft gij niet te twijffelen , of daar zullen wel
heel goede voor u zijn op of omtrent Hanover-
fquare, Soho-fquare, Golden-fquare, of in eeni-
ge van de nieuwe Straaten omtrent Grosvenor-fqua-
re. En JuiFr. Doleman, haare Zufter, en ik zel-
ve, bieden ganfch hartlijk te zamen aan uwe goe-
de Lady de befte huisveftinge aan, die wij haar
kunnen verleenen te Uxbridge fen ook aan u, in-
dien gij zo gelukkig zijt als wij u wenfchen) tot
dat zij zigzelve van eene voorziet, welke meer
naar haar genoegen is.
Ik moet 'er nog bij voegen, dat het logement
bij den Zijde-winkelier, dat in de Cecil-ftraat, dat
bij de Weduw in de Doverftraat, alle te zamen,
van ftonden aan kunnen betrokken worden. Ik
ben, mijne waarde Heer,
Uwe opregte en toegenegen Vriend en
Dienaar^
Tho. Doleman.
Gij zult ligtlijk giiTen , mijne waarde, wan-
neer gij den Brief gelezen hebt, welk logement ik
uitkoos. Dog eerrt, om hem te beproeven (alzo
ik dagt in een ftuk van zo veel belang niet al te
om-
Γ
Juffer CLARISSA HARLOWE.
omzigtig te kunnen zijn) fcheen ik dat in de Ncrfolk-
ilraat voor te trekken, om die reden zelf doe r den
fcb rij ver gegeven, waarom hij dage dat ik het niet
doen zoude ; dnt is te zeggen , wegens deszelfs
nabijheid aan eene zo wei geregeerde Stad , als ,
^ men London zegt te zijn. Nog zou ik mishaagen
gehad hebben in een logement in 't hart van dezel- (
ve, alzo ik maar Hegte gerügten gehoord had van ί
de vrijheden, die aan het ander einde van de voor- .1
Dan tot dat bij den Winkelier. Dog ik kon niec
zien, dat hij een van allen voortrok: En toen ik zijn
gevoelen vraagde over dat bij de Weduwvrouw,
zeide hij, Dat hij dat het meefl: naar mijn fmaak,en
gevoegelijkft dagt te zijn: Dog dewijl hij hoopte, dat
ik maar voor eenen zeer korten tijd zou denken
een logement van nooden te hebben, wiil hij juift
niet aan welk hij zijne ftem zou geeven.
Ik bepaalde toen mijne keuze tot dat van de
'Weduw; en hij heeft diesvolgens aan den Hr.
Doleman gefchreeven , mijn compliment maaken- , - '.
de aan zijne Lady en Zufter, voor haare gunftige .
aanbiedinge.
Ik zal de eetkamer hebben , de ilaapkamer
met het ligt fchrijf-kamertje (waarvan ik , indien
ik eenigen tijd bij de Weduw verblijve , veel ge-
bruik zal maaken) en eene meids-kamer; en wij
hebben voor om Saterdag ogtend de reize aan te
neemen. Ten opzigt van eene dienftmaagd, heeft
de onpaiTelijkheid van de arme Hanna mij groot-
lijks te loor gefield : Dog, gelijk hij aanmerkt , ik
kan de Weduw wel voor eene van de haare te
vree-
l·
'hï
-ocr page 364-vreede ftellen , tot dat ik eene dienibnaagd iiäar
mijn zin kan krijgen. En gij weet, dat ik niet
veel dienen aan mij hebbe.
De Hr. Lovelace heeft mij zo even, uit zijne
eigene beweeginge, vijf guinies gegeven voor de
arme Hanna. Ik zende die hier' ingeflboten.
Wees dog zo goed dat gij dezelve aan haar doet
overbrengen; en haar Iaat Weeten van wien zij
kwamen.
Hij heeft mij zeer verpligt met deezè kleine
fclijk van zijne oplettendheid. Ik hebbe inderdaad
^en geheelen tijd te beter gedagten van herh ge-
had , zedert hij aan mij voorftelde om haar weder
bij mij te doen koomien.
Ik krijge zo even nog een ander ihalqe van
zijne oplettendheid; Hij kwam bij mij, en zeide,
dat hij, zig nader bedagt hebbende, niet kon vee-
len, dat ik naar Stad zoude gaen zonder iemand
bij mij te hebben, al waare het maar om het uiter-
lijk voorkoomen bij de Londonfche weduw en
haare nigten, welke, volgens het berigt van zij-
nen vriend, zo fatfoenlijk leefden; enjnzonder-
heid, dewijl ik vereifehte, dat hij mij Ipoedig,
na dat wij daar gekoomen waaren, verlaaten zou-
de, en ik dus alleen onder vreemde ftondte blijven.
Hij dagt derhalven, dat ik Vr, Sorlings wel bewee-
gen mögt om mij eene van haare meiden te lee-
nen, of eene van haare Dogters met mij naar Stad
te
-ocr page 365-jüFFÊR CLAKÏSSA HARLÖWE.
'te laaten gaen, en bij mij blijven tot dat ik voor-
zien waare. En zo ik het laatfte* deed, zou dê
jonge vrijfter buiten twijfFel blijde zijn mee eené
zo goede gelegenheid om de merkwaardigheden
van de Stad t^ ;zieni, en zou mij gevoegelijk bij,
dté gelegenheden kunnen vergezellen.
ik betuigde hem', gelijk ik te vooren gedaen
had, dat de twee jonge vrijilers zo even nuttig
waaren in haar werk, en dat de dienftbooden in
eene boerderij, daar hetdiOkis , zo weinig konden
gemift worden, dat ik haar niet gaarn uit haar lof-
lijk bedrijf zou willén wegneemeh. Nog zoude
ik in eenigen tijd veel denken om uitfpantlingen te
neemen; en dus te minder iemand van nooden
hebben, die mij buiten 's huis vergezeldé.
En nu, mijne waarde, op dat'ér niet iets
gebeuren moge, in eencn zo wiiTélvalligen toe-
ftand als den mijnen, 't welk mijne uitzigten (die
mij thans meer belooven, dan ze nog ooit gedaen
hebben, zedert ik Harlowe-Plaatze verlaaten heb-
be) met eene donkere wolk zou overtrekken, zal
ik de gelegenheid aangrijpen om mij té onderteke-
nen · ■
U'we niet hoopeloozs, en altoos verpUgt'é
Vriendin sn Dienaares ^ .
' φ
CLi Harlowe.
S
lil Deel
i ,. xx^^
"i: .
-ocr page 366-Pe Hvé Lovelace, aan Jan ÈelfOrdI
Scbildkn,
Donderdags demo ApriU
Hij hegim met den Brief aan hem mede te
deelen^ welken hij aan den Hr^tiolQmaxi
fchreef om een gevoegelijk Logement in de
Stad te bezorgen, en dien hij met goed'·
keuringe ij an de Lad·^ afzond: En daar-
i - . ^^Φ hij hem een afjchrift vanhetAnt-
. woord op denzshen CZieJbL· zSi.); Waorz
over hij zig dus uitlaat: ■
Gij kent de Weduw; gij kent haare Nigten;
gij kern het Logement: Ειτ laft ooit wel eten
Brief dié jkoniliger ontworpen was, dan deezen,
van Tom, Doleman ? Alle mogelijke tegenwerpin-
ge onderfchepcl Tegen alle toevallen gezorgd?
Óie tot elk tuttel toe de proef van een fijn bedrog
kan uitfiaen f
Wie kon zig onthouden van glimlachen^ die ·
rfjijile Bekoorfter, gelijk een klugtipeelende De-
ken en Kapittel, zag verkiezen hetgeen te vooren
voor haar gekoozen was; en met veel fchrander-
heid Cg^lijK die ook plegtiglijk tot het gebed*tree*
den, dat de Hemel hunne keuze beftiere) de ver-
fcheidene voorftellen overweegen, als of zij mij
■4·
-ocr page 367-Mdè doen gelóbven, dat zij zin had in eenig an*
der? Hét lief flimfchelmtje mij, daarenBoven, aan-
ziende, met oogmerk om eenigegertioedsbewéegin-
ge in mij te ontdekken^ Gemoedsbéweegingeti
had ik wel; dog ik kan haai* zeggen 4 dat zij diepeir
lagen , dah dat haar oog die bereiken kónde^
fchoon hét eene Zonne-ftraal gev/eeft waare;
Geeii vertroiiwen in mij te Hellen, Schoone ί
In 'c geheel niet, het is duidelijk. Gij wilt mij, zo
ik al geneigd mögt zijn om van inzigten te veran-
deren ^ niet aaniTloedigen door u edelmoediglijk
op mijne eere të verhaten! -—- En zal meti
ooit zeggen , dat ik , een Meefter in de Minne-
konften, överméeilerd zal wördeh van ëene zo on·^
bédreevène nieüwling?
Dog de Bekoorfter zo zeer vóldaën te zien o-
ver mijne beftokéne lift , dat zij mijns Vriends
Brief leene , om Juffer Hö\ve insgelijks te vol-» ^
doen ! - ^ ...
Onnozele Schelmtjes! lahgs bijpaden të'Wan^
deien, op de kragt van haar eigen oordeel {leu-
nende ! - Daar niets dan érvaarenis haai
kan bekwaam maaken om ons te loor te ftellen, ert
haar eene grootmoeders-wijsheid leeren! Wanneer
zij die hebben j dan mogen zij wel gaéri nederzit-.
ten, gelijk 20 Veel Caifandra's, en andëré waar-
fchuwingeü Voorpreeken; welke alzo weinig naar
haar zulleH luifteren, als zij plegten naar haaré
vermaanerëiTen ^ zo dikwijls een mooije aartigö
ftoütmoedige jonge knaap j zülk eeti als gij weeü
wèl Vie, haar voör den boeg koonit.
Maar merkt gij niet op , Bëlford , dat dié ,
ilimme fehurk Doieman de Dover-flraat noemé
Ti ' als
-ocr page 368-De HISTORIE Var
als de woonplaatze van de Weduw? ——- Wat
denke gij , dac daarmede bedoeld kon worden?
■- Het is onmogelijk dat.; gij het zoudt giiTen*
Dus , om u daaromtrent niet te kwellen, Onder-
ftel dat'er van een al te gedienftig en nieuwsgierig
perfoon gevraagd wierd naar de weduw Sinclair
in de Dover-ßraat, om te weéten te koomen
van welk charaäer de luiden zijn , [Juffer Howe
is zo flim als de duivel, en ook wel zo ruß loos'] ^
en 'er nog zulk een naam , nog zulk een huis in
die ftraat kan gevonden worden, nog een huis
hetwelk met de befchrijvinge overeenkoomt; zal
dan niet de fcherpfte jaager in Engeland het fpoor
bijfter zijn?
Maar hoe zult gij het maaken , dunkt mij,
dat gij vraagt, om te verhinderen dat de Lady het
bedrog kwaalijk neeme, en u dieswegens te meer
miftrouwe, als zij bevindt dat het in eene andere
ftraat is ?
Ho! bekommer u daar niet over: Of ik zal
dai'T wel een middel toe hebben; t)f wij zullen
malkanderen tegen dien tijd wel volkoomelijk ver-
ftaen; of zo wij 't niet doen, zal zij dan genoeg
kennis aan mij hebben, om zig over zulk een wis-
jewasje niet te verwonderen. '
Maar hoe zult gij de Lady beletten , hai^re
vriendin van den weezenlijken naam te verwitti-
gen?
Zij moet dien eerfl: zelve weeten, aapekmd,
moet ze niet?
Wel, maar hoe zult'gij beletten dat zij 'de
ftraat te weeten koome, en dat haare vriendin der-
waardf
ν f
t'ï
.i \
-ocr page 369-I-
waards Brieven zepde ; h^t welk hetzelve zal zijn
als of de naam bekend waare?
Laat mij daarmede ook maar begaeri.
Zo gij verder tegenwerpt, dat Tom. Dole-
wan al te groot een botterik is, om zulk een Brief
ten antwoord 'op, den mijpen te fchrijven, -—-ΐ i
Kunt gij u niet verbeelden, dat ik, die de Stad . ' 1
voor hem niets ovérlaaten öm te doen, dan bet
af te fchrijven ?
/ Wat zegt gij nu tegen Belford? '
En onderft^l, dat ik φ'; w^rk om naar een ' [
logement te verneemen voor u gefchikt had ; en ■ |
onderilel , dat de Lady iets tegen u haä, om geen ' i
andere, reden ter wereld,'dan wegens mijne'agciu; ' i
ge voor u ? Wat zegt gij dan tegén de Lady, ^
jan? ·' ' . . ; · ' ^
Dit koomtvan veel ledigen tqd te/hebben!
-—— Wat een v/eèrgaloos bedrog-ihieeder, is uw
vriend! —'Kijk eens toe, en laat ik mij een:i
opblaazen! —— Ik ben reeds zd g^iOOt ais een ö-
l^iant; en tienmaal vynjzer! -— Mtigtigér ooic
ven-e weg ! Hebbe ik geen reden om met mijne
flurf tegen de maan te blaazen'? — Lieven heer
wat een arm , wat een arriihartig fchepzel t\]t gij f
r——- Verwonder 'u niet, dat ik u Wel degelijk
veragte; nademaal de^ man, di-e g<2ziridv'is oiij iv^
zei ven boven 'maate te verheiFcri, dat mct.doeti
kan dan inet iedereen bi|iter) Iumi; naar'evenredig-
heid t^ veragten. : ' ■ ^
Ik zal wel mijn gebruik maaken van de DoJe^
Τ 3 \ ' mdu' .
-ocr page 370-ΎΎ
De HISTORIE VAif
^anfche leuze, dat ik getrouwd hen. Dog ik
wil u niet alles te'gelijk vertellen. Öok hebbe ik
4.at gedeelte van mijnen aanflag nog niet geheel en
al in 't n^t gebragt. Wanneer een Generaal zig
'i|iioet> fchikkien naar de beweeginge van eenen
waakzaamen Vijand, hoe kan hij dan voorheen
zeggen, wat hij zal, o'f niet zal doen ?
De Weduw SINCLAIR ! -- Zei-
det gij zo niet, Lovelace?- j
Ja„ SINCLAIR, Jan! -- Houd den
naam wel in geheugen! SINCLAIR, zegge ik
nogmaal. Zij geen anderen. En alzo haa-
re trekken breed en gezwollen zijn, zal ik onder-
ftellen, dat zij van Hooglandfche afkoomil: is; gct
lijk haar man de Colonel [Let daar ook wel op].
^en Schot waV,' niét min dapper ,'dan eerelij k.
Nooit vergeete ik de MinutiiS: * in het be-
lleeken vaUj mijne onderneemingen. In alle'zaa-
Icen, die twijffelagtig zijn, is het van meer dienft
op de minutia naaukeurig te ietten, en daarvoor
te zorgen , dan duizend eeden, geloften , en be
tuigingen te doen ter vervuÜinge van het verzuim
derzelver, inzonderheid wanneer agterdogtin den
werkzaamen geeft is ingeilqopen. , . i
Gij zoudt u verwonderen, zo gij de helft wiil
van mijne'voorziefimgen. , Om u maar éene.. te
melden - Ik ben reeds, zo goed geweeft, dat
ik een lijft van boeken hebbe overgezondeii, die
in het fchrijfkamerqe van de Lady moeten bezorgd
worden ten meeften deelejf;!?^-^^ gehrmki zip.
En gij weet, dat de vrouwluij daar alle wel,()eleT
^'en zijn. Dog ik wÜ niet verre vooruit fpringeni
tn
Klcinighcdtn.
Γ"^""" Behalven, dat Het fchijnt als of ik fchroom-
de iets aan mijnen ouden vriend het GEVAL o^
ver te laatenj die mij menigmaal voor èen uitftee-
kenden Seconde gediend heeft; en welken geen
hoon of veragtinge moet worden aangedaen; in-
zonderheid van eenen, die de Konft bezit, om
niet veel goeds beloovende toevallen ten zijn^q
voordeele-te doen uitdraaijen. · '
·.. ■ ί ■ ; '. η: .. -
τ ■■ '■· . - , ■
: ' ■, π . ■ , · ''
Juf^r Howe, 'aan Juffer C l α R u s α Η Α R-
lowe, j ^
r : , · Woensdag den i^ ^an AprlU
Ik hebbe n kundfchap-te.geeven van eene
zaak,, waaraan u veel gelegen legt om ze 'te wee-
ten. ί ; κ;
Uw Bi'oeder verzokewnge gekreegen. hebben-
de,, dat gij niet getrouwd/zljt, heeft een beiluic
genomen om u op te fpooren, u te belaagen, en
u weg te voeren. Een,,van zijn€i vrienden', .een
capicein van een fchip, neemt op zig om u aan
fcheeps-boord te krijgen; en met u weg te zeilen,
of naar Huil of naar Leith, oni, u van daar ver-
der naar een van uws Broeders huizeii te bren-
gen. ^ . ■
Zij zijn zeer boos: Want in weerwil van uwe
4eugd beiluiten zij dat gij bedorven zijt. Dog inr
Τ 4 dien-
-ocr page 372-t^ö historie 'VAn ν ^
dien zij, vi-anneer zij u hebben, kunnen verzekerd
2:ijn dat het zo niet is, zullen zij u zo lang vail
zetten, tox dat ze u als Juffr. Solmes kunnen te
yoprfehijn brengen. Ondertufichen j om den tli·.
Ló>^lace de handen vol werks te geeven, fpree-
iten zij van eene geregtlijke vervolginge, waarme-
ide hij beiprongen zou worden, wegens eene misr
daad waarvan zij kundigheid gekreegen hebben ,
welke zij meenen dat, zo het hem het leeven niet
kofte, hem wel buiten zijn vaderland zal doen
vliigten.
Dit is een heel verfch nieuwtje. . JuiFer Belle
vertelde het in vertrouwen, en met eei?e bijiler.e
zègépraal over Lovelace,' aan ' Juffer Llóyd; die
tegenwoordig haare gunftling is; fchoon zij zo
veel hoogagtinge voor u heeft als ooit. Juffer
ï^loyd, zeer voor onheil bedugt zijnde, 't welk uit
-zulk ieene onderneeminge zou kunnen volgen, ver-
telde het aan mij, met vrijheid om u daarvan hei-
melijk te vérwittigen'^^^---- En egter zouden
nog zij nog'ik heel droevige zijn,'miflchien, zo
Lovelace ordentlijk wierd opgehangen —3— dat
is te 'zeggéïi, indien gij, mijne waardéV''ér niets
tegen'had. Dog wij kunnen niet verdraagen, dat
zulk een verwonderenswaardig fchcjpzèl· tót ^deii
kaatsbal gemaakt worde , van twee 'gewelddrij-
vende geeftén - Veel min , dat gij zoudtl ge'·
greepen worden, en bloorgefteld aaii de beeihg-
tige behandeiingevan deugnieten, bij welken geen
gevoel is. " ■ ' ^ ''
Zo gij den Hr. Lovelace kondet beweegen
om het bezadigd op te neemen, dunkt *mij dat gij
iiera daarvan behoordet te vcrwlt£igen 5''maar van
^ Jufi
Α
tH.
'JuiFef Lloyd geen meldinge te maaken. ^ Miflchien
zal zijne ondeugende huureling wel agter de ken-
nis van de zaak koomen,' en ze hem openbaaren.
Dog ik laate hec aan uwe eigene bedagrzaamheid
over om daarin te* doen, naar dat u goéd-dunkt.
Hetgeen ik alleen vreeze, is, dat dit ftouc-en
dwaas ontwerp, indien het voortgezet wórde, een
middel zijn zal om u nog meer dan ooit in zijne
magt te'itooten. Dog alzo het u zal »overtuigen,
dat ,'er geen hoope van^ Verzoeninge zijn kan ,
wenfchte ik wel dat gij metterdaad getrouwd ·
waart, de oorzaak van hec proces niogt dan' wee-
zen wat ze wilde , als het maar geen Doodflag;: of
,%haakinge.waare. . ■
" -..Uwé Hanna was zeer dankbaar, voor uw g'un-
.ftig gefohenk. 'Äj ."overhoópte u dieswegens met
duizend zegeningen. Zij zal dat van den Hn Lo-
veiace tegen deezen tijd ook al hebben*- i iS- ·. /f'· >
Ik hebbe genoégén m den Hr. Hicfcfnin ; kau
ik u-zeggen : -ΐ—U—- Want' hij heeft haar twee
guiniés gezonden door den perfoon, . welke haar
de vijf van den Hr.Lovelace brengt, als van eene
onbekende hand : :Nog moeten ik, nog gij daar-
van weeten. Dog hij doet hee! veel dingen van
.deeze zoort; en hij is zo ftil als de nagDmet z.jne
liefdiiadigheden ,· want niemand weet iets van de-
zelve voor dat de dankbaarheid der begiftigden
die niet langer wil laaten verborgen, blijven. Hij
is nu en dan mijn aalmoeiènier, en ik geloove
dat hij bij mijne kleine weldaaden altoos .iets Kij-
■,vi
h
p.
doeL\ j
Do? zijn tijd is nog niet gekooinen ,, om in
zijn aangezigt over deeze dingen gepreczcn te
Τ 5 wor-
©ε HISTORIE vam ^
worden; nog.fchijnc hijidie aanmoediginge van
nooden te hebben.
De man heeft zekerlijl? eene goede ziel. Nog
kunnen wij 'verwanten , dat een man alle 1 goede
hoedanigheden ^al bezitten. Dog iiij is weezen-
iijk een gekskap, mijne waarde, dat hij zijn hoofd
moeit met mij, daar hij ziet hoe zeer ik zijne ge-
heele Sexe veragte ; en gevolglijk een gemeen
man wel gek moet» doen gelijken, indien hij zig-
zélven zo niet gelijken deed, door dien hij.zig op
* eene zo averegtie plaatze wenfchtte legeren. Ons
behaagen en .mishaagen , gelijk ik dikwijis ge-
dagc hebbe ,' vvordt zelden beilierd door voorzig-
tigheid, of met een oogmerk tot geluk. Het oog,
mijne waarde, het boos oog ——r- heeft zulk ee-
ne naauwe verwantfchap met het hart — En
belde hebben zij zulk eene vijandfchap tegen het
©ordeell — Welk eene ongelijke vereenigin-
ge, tuffchen de zielen hetlighaam! Daar alle de
zinnen, gelijk de familie op Harlowe-Plaatze, in
zamenzweeringe ftaen tegen die geene, welke al-
les zou bezielen, en luifter bijzetten, indien haar
de regtmaatige voorrang vergund wierd. ν
Laat mij toe , bidde ik u , om eer gij naar
- London gaet, -u agt en vceri:ig guinies te zenden.
Ik noeme die fomme, om u te believen, dewijl
ik, door de'twee aan Hanna weeronj te ontvan-
gen, dan'rekenen zal dat gij vijftig aan mij fchul^
dig zijc.
ι
-
Ν
.Dit zal u zekerlijk 'er toe-be^
weegen !' Gij weet, dat ik geen gebrek aan geld
kan hebben. Ik zeide u , dat ik bijkans eens '|ZO
veel had dan die" fomme ; en dat de heWt daarvan
meer is, dan mijne. jMoeder weet dat ik onder irdj
' heb-
j
W
hebbé. Gij vrcefi:, dat mijne Moeder mij over .
dit onderwerp zal ondervra^gen; en dan denkt gij ,
dat ik de waarheid bekennen moet -rr- Dog
hoe weinig'ik ook op hebbe mee bedriegelijk
fpreeken, en hoe weinig gij hetzelve in uwe An-
na Ho\ye ookzoudt kunnen ddden, liet zou jam-
mer zijn, dat ik (al wierd mij het vuur nog zo na
aan de toonen gebr4gt) niet4ets kon. te zeggen
vinden, waardoor ik 'er mij uit zou redden j zon-
der mijne waarheid in 'c fpreeken te kort te doen.
Wat kunt gij met^zo weinig geld, als gij hebt, iii
zulk eene plaatze'als London uitregten ? ■ ..
Gij weet niet, welke booden, kundiphap, en dier;
gelijke gij moogt van iiooden hebben. Indien gij
mij niet te wille zijc, zal ik denken dat uwe groot-
hartigheid hög zo, veel niet verlaagd is , ώη gij
zege dat ze is; en gelijk ik, in deeze eene bijzon-
derheid, agce dat ze behoort te ,zijn,^
Wat den toeftand van zaaken b^etrefc tuiTchen
mijne Moeder en mij, gij kent haar inboril genoeg
dat ik r u «iet behoeve te vertellen, dat zij nooit
met koelheid iets goed keurt of kwaalijk neemt.
Nogthans wil zij niet in gedagten houden, dat ik
haare Dogter ben. Neen, voorwaar ik ben ge-,,
heel en al mijn? Papa's kleuter.
Zij moec i zekerlijk, zeer gevoelig gcweeft
zijn van de heftigheid van mijns armen Vaders iur
borft, dat zij dat zo lang kan in geheugen hou-
den, terwijl de daaden van tederheid en gene-
geiaheid geheel vergeten fchijnen, Zommige
Dogters zouden, wel haaft denkeu, dat het .
Moeder zeer laftig was gevallen^ onder bedwang
te ilaen, die haar beil kan doen om de magü,''
wel-
!f 1.
)s ·>
Ir
'te.
k·'
''5c0 De HISTORIE^van
tij over èèn Kiiid^heeft; ten te o^ffc-
nen , en zig'; nog jaaren na zijn&i dood beklaa-
^én, dat zij dezelve ma«:t ovèriiaafen Man niet
3
Π/
η
fi f
, Bijaldien deeze manier vah uitdrukkinge mij;
lonitrenc mijne Moeder niet betaamt, ^zal de fchuld
eènigzins verligt worden wegens de Liefde ^ welke
i]{ alroos'^mijnen^Vader toedrqég^^^^ en 'Wegens den
eerbiedV welken ik"'aItoo5 bewijze jan zijne geheu-
genis ;'Want hij 'was'een liefhebb'étód Vader, eii
iou 'miirchien al· zo tedér een^nian geweéil zijn,
waaren"mijiie Moeder'"ei]^hij niet te veel van eeneu
aart gei^eefl:,'® om Wel over een te ftemmen.
Het ongeluk''was3 .om 'kort te, gaen, dat als
dé èen te onvreedéri'was, de aiidere \m[\ ook 7!Q
wilde*zijn: ' Nogtlrans hkd geen van hiin beiden,
in vergel%jkihg$· van anÖereri^ 'èen kwaaden in-
boril:. Niettegenftaênde' welk alles i' ik mij ver-
beeldde, fchOon ik' imaar een meisje w£iare,^bij het
leeveh van mijn'"Vader , dat mijns Moeders gedeel-
te van het juk häaren nek niet zo zwaar drukte,
dan zij mij reden geeft om te denken 'dat het deed ,
zo wanneer het haaf'behaagt andeei in mij
teverzaakën. ··-^^·^'·^'^;;^^ ' ;.V ' j
Béide Ouders^' hebbè ik dliiWijls 'gedagt , be-
hoÓren zeef'zorgvuldig tW zijn zig verzeke-
ren wilden Viin de^öriyerdeè^^^^ lijn-
déren, dat IvoorWl^aanhoii-
dêUe twifteri * nièV eÜümderèn ver^ijaen , .Wellie
■ ·■" 1 1 r···*·^''?·-■'ι' ' 1 ' 'v'·· -·" 1 •'1''··.
W'·
.L·
^ ■ Φ"
Li.i.
rk
juFFEii CLARISSA HARLOWE.
fter van haare.zaakeri onder d'e'Sexe, dan mijne
Moeder ; en ik geloove dat eene Schrandere
Vrouw minder tegenfpraak kan veelen, dan eene
Skfe. Eene floffe denkt, miflchien, dat in haar
ook wel wac vült over ter zien ; terwijl vrouwen
van de andere hoedanigheid, naar mijne onderftel-
linge , haare eigene waardij te wel kennen, om
groote gedagten te hebben omtrent die van eenig
ander menfch. Alles moet naar haaren eigen zin
gaen. Met een woord ; Om dat zij nuttig zijn,
willen zij meer dan nuttig zijn.
Ik verzeliereu, mijne waarde, dat waareik een
'man, en een man die mijne ruft beminde, ik om
geen ding eene van deezé beftel-agtige Vrouwen
zöu willen hebben. Ik zou het vooraf tot een ftuk
van ernftig onderzoek voor mij maaken , of de
bekwaamheden van mijne matres γ' zo ik hoorde
dat zij fchrander was, van de manlijke,oïvrouvj-
Ujke zoort waaren. Zo ik trouwens een flof
luij fchepzel waare , die gevaar liep van mijns
Rentmeefters eigendom te worden, dan zoude ik
miflchien verkiezen eene ke ti-ouwen om'haare
Rentmeefteriijke bekwaamheden.' - ,
Maar, mijne Moeder'er buiten laatende, om
dat zij mijne Moeder is, hebbe ilc niet gezien hoe
Lady Hartley prijkt boven haare'geheele Sexe, om
dat zij weet hoe zij zaaken moet behandelen, wel-
ker behandelinge tot haare Sexe niet tóöö/t—
Zaaken, welke hec voor haar als eone vrouw niec
loflijk kan zijn te verftaen; in de praktijk^ meene
ik; want in de befpiegelinge is mogQY\]k nv&t
kwaad die te kennen.
inderdaad, mijne waarde, eene Mannin agre
i.
ih
• 1
;t {>·■
ik
β) . '
• i-
-ocr page 378-ik voof geen mooij charaéler in *t geheel: En, gë-
h'jk ik zeide, waare ik een man^ ik zou liever een
Duif verkiezen, al waare het om niets anders, dan,
gelijk het toπeel·φeI zegt, om mak door het huis
te gaen, en te broeden, dan een Wijf die (gelijk
mijn eigen orm^^vóig perfoontje ^ bij geval) elk
uur mijne fteeds bezige en ruftlooze dienftboöden
werk geeft, de bedienden van den Paarde-ftal niet
uitgezonderd j en die met eene beefem in haar
hand, ,om zo te fpreèken^ mij geduuriglijk met
fchroom vervullen zoude ^ dat zij mij gaarn als on-
nut vuilnis ten mijnen eigenen huize zóu willen
uitvaageni - '
Dog wifl: eéiië meefteies vaii eene familie (ge-
lijk de wonderbaare jonge Lady, voor welke ik zo
groote, en zo regtmaatïge hoogagtinge hèbbe) i
hoe zij zig had te bepaalen binnen haare piijzelijke
beunwiflelingen van de Naald^ de Pen, het be-
zorgen van den Tafel j het maakeii van Zuivel tot
haare uitfpanninge; de Armen van voedzel te voor-
zien uit den overvloed 4 die anders zoii verfpild
worden; en zig te bevlijtigen omtrent alle de wee-
zenlij k nuttige takken van het Huishoudelijk Be-
ftier; dan zou ^ij in haaren eigenlijken kring en
loop beweegen;' dan zou zij zig beminneliß nut-
tig, en agthaarlijk noodzaakelijk maaken; dän
zou zij het Meefteres-nd worden van de familie
'Wat gij ook moogt denken van uwe Anna Ho-
we , ik wilde haar niet tot het Meeßer-nd heb-
ben] ; en iedereen zou haar beminnen; gelijk ie-
dereen u deed, voor dat uw baldaadige Broeder,
van zijne onverdiend verkreegene goederen opge-
bla-
1
tiä
■r<
s-iT^t:?;
'i
-ocr page 379-Juffer CLARISSA HARLOWE. 305
blazen, te rug kwam, en alles het onderil boven
keerde.
Indien gij wilf onderfigt worden van de bij-
zonderheden van onze twift, ,na dat gij in 't alge-
meen verftaen hebt, dat uwe ongelukkige zaak
daarvan het onderwerp was; wel dan, dunkt mij^
moet ik het u vertellen.
Nogthaps hoe zal ik dat doen? '—- ïk
voele mijne kaaken gloeijen van fchaamte en ver-
ontwaardiginge 'onder een gemengd -Weed
dan j ^ mijne waarde —:— dat ik- gelijk ik
zeggen mag --dat ik geklop ben *«-Het
is waarlijk waar. Mijne Moeder vond goed mij
Op de handen te ilaen, om mij een vel Van eenen
Brief aan u te ontkrijgen ^ op welks fchrijven zi}
mij betrapt had \ dog 't welk ik in ftökken fcheur^
de, op dat zij het niet zou leezen, en voor haare
oogen verbrandde. '
Ik weete wel dat dit u onluft' zal verfchaiFen.
Dus befpaar uzelve maar de moeite om mij dat te
kennen te geev^n.
De Hr. Hiekman.kwam ftraks daarna binnen.
Ik wilde hem niet zien. IIc ben of al te veel eene
Vrouw om geklopt te worden, of nog te veel een.
Kind om eenen Nederigen Dienaar te hebben. —
Zo zeide ik ook aan mijne Moeder. Wat kan men
'er anders dan ftuursheid tegen Hellen, daar het
onvergeevelijk zijn zoude zelf te denken om zijn
vinger op te heffen?
ψ
't
1
i
Met den Harlowe-ftijl zegt zij, Zij wil gt-
hoorzaamd worden: En den Hr. Hickman zeiven
zal het huis worden verbooden, indien hij mede
de hand leent ter voorzettinge van eene Briefwis-
%
-ocr page 380-· - ϊ5ε HÏStÓtllÊ vaïi
fdingé, waarmede zij niet wil'dulden dat voori-
gegaen worde.
Arme man ! Jitj^aet êen wonderlijken kans
tuiTchen ? ons^-^og hij weet ^ dat hij verzekerd is
'Miin iKijnë Moeder ; maar niet van mij. Het is
hcni dan gemaklij k zijn kant té kiezen , waare hec
zijne neiginge niet om u ten 'diënii te ilaen, gelijk
Jiet zekerlijk h. En dit geeft hem eêne verdienfte
bij mij, welke hij anders niet gehad zoude hebben;
niettegenftaende de goede hoedanigheden, welke
ik zo even ten zijnen voordeele in hem erkend heb-
be. Wantf, mijne waarde, 'welke ook in andere
opzigten mijne gebreken mogen zijn, ik durvé
zeggen, dat ik in mijn eigen gemoed die hoeda-
nigheden bèzitte, over welke ik hem gepreezén
hebbe. En zö wij ftaen te zamen te koomen, kon-
de ik om die reden dezelve ligter in hem ontbeé-
ren -Dus indien een Man, die eene goed-
aarcige Vrouw heeft, maar geen vrek is, en haar
niet zoekt te beknevelen, maar een goed gevoelen
heeft van alles wat zij doet, dat is genoeg voor
hem: Gelijk in tegendeel, zo «en goedaartig Man
eene zuinige Vróuw heeft, het voor beide beft is*
Want als de eene geeft, en de andere geeft^ ten
zij ze voorzigtigheid gebruiken, en in een zo goed
vefftand zijn met eikanderen, dat zij met gemeen
overleg te werk gaen, kunnen zij het milTchien
buiten hunne raagt brengen om 'regtvaärdig te
zijn. Eene 'goede zuinige leere, mijne waarde!,
Maar dus ingerigt, houdt zij den middelweg tus-
fchen hetgeen ik geleerd hebbe uit mijns Moeders
öz^^r-voorzigtige, en uwe uitgebreide denkbeelden.
-Maar van de leere toe de daad - - > ■ -
Η·
Ί
α
'Ί ä-
/I .,
Ii'' ■
m'
ί:
> f '
JuFFEH/CLÄRiSSA HARköWE, ^^
Ik floot iiiijz;elve^ dien gebeden dag bp; eil
liet weinige, dat ik at, at ikalieen. Dog 'savonds
üond zij Styntje boven, met een bevel j *t welk zij
i^trilde gehoorzäkmd hebben; órtl met haär het a-
vondmaal te^houden. . - ^ £;! · . ? ■
Ik ging naar beneden: Maar ^eer aiïiiiénlijfc
ftüurfchr JA eriiNEENj'waai-en een géfuiraê
tvijlgrößte ^dórden, bij mij, op alles'wat «ij-
vraagdeL^^ '' - · " '
-r Dat gedrag^· betuigde zij mijj Éoii bij haar
niets winnen. η ι
- . Kloppen bij niij nieti· zeide ik; .. ' ' ii'
Mijn ftoute tegenftand'^ gaf zy mij te· kennen
had haaf getergd om mij op dè hand te,flaen; veii
het was haar leed dat zij Zo getergd wierd., JÖog.
2ij hield Wedei aan, dat ik of faiijne liriefwiiTelingë
volilrektlijk zou opgéevèn; oft haar älles laateii:
zien wat daaiin omging; ίΐτ . 'v^fj
Ik moeft geen van beidën doén, zeide ik haarl
Het kwam nog met mijne neiginge nog met niijriè
6ere ovéreèn,^-op de aänftookinge vanlaage zie-
len f eene. vriendin in tegenfpoed te laaten ^ijveni·
Zij geelde alle de moederlijke variaties opidfli
woorden' vanOnderdaanighleid, Gehoorzaamheidi
Kinderlijke verpligtinge, en zoiVOórCi ^
mu Ik gaf haar. -te kennén} ί dat. èene al te geiiréng-
lijk en-ionredelijk gevorderde óiiderdaahigheid üw
bederfi^ewéeft was, zo gijfbedorven^aari^: Zöik
oud ^genoeg waare om te trouwen^ hoopte ilf ^daé
zij mij wel' bekwaam zoii agteri omi voor mij zelvé ·
vriendfchap te m^^e«; of .téiiiminften,:.tè onder-
houden \ zulk eene bijzonderlijk'als deeze;f>;CQ
wel meteene i'r^ÄW^ ^enjeene. weüifer ÄCftdfehaß'
. lil. Deel» V ^ fj
^oê ÖK.HlSÏOkiË ΫΑΝ 1 '
tl] zelve, toe öp dit ongelukk'g. tijdilipi Wor dé
iiüctigfte en ftigtelijkilé gehouden ha4i die ik ooit
had aangegaen.'i > ^ * · ■• -r
V , Hoe grooter. de yerdiénfte te erger was Étet
i)edrijfi Hoe fraaijer de befewaarahe^öi ji tfei gevaar·
ïijker. het Voorbeeidi ^ '
Daar vcaaren ook, knderè pligr'ett I zelde ik'^
>11
y
Ji
τ «
ία
'M
Λ!
|)ehalYen den kiridérlijketi ; en ik .hoopttf i· dat ife
eene vriencHn in haar lifden niet zou genoodzaakt
y,ijn'te^ verlaatea^·inzonderheid op dè aanftookin^
ge vaïi hen die haar in iyden bragten. Ik zeide
haar, dat bet zéér h'ärd was, ztilk efene voorwaar-
de als die aan mijne^n pligt te lïegteny d^r ik over-
tuigd was, dat beide pligten volbragt konden wor·'
deii , zonder een vanijbeide te!.verkortèn. Dac
een onMleliJk gebód (zijVmoeii mij eifcirfeéren; ik
moeft'het ^ggeri, al zoïide ik weder geflagen virór-'
den) eenigerinaate dwingelandij wx»: En ik kon^
de niet vèrwagt hebben, dat mij vandeeze faareii
lijnde geen vrije v^i j geen eigene vieikiezinge zoiA'
worden f toegeilaen ; düar^ de zaak aireeni een&
vrouw aanging > eä de^dmvel^e Sexe.niet in ^aim^'
Äierkinge kwam. .i-j ·;-υί:ί f^' . ;·
I-Iëcgeen haare, rédeneermgfr fiet löeiefte Voor*'
deel gaf, was dat? ik begeerde verMoo'nd te zijM
van haar,alles te laaten Jeezen,,wa£ tiiST^en <»i$
ömgirig. hield hieF/fterk οφ aiih ^Ewaademaiaï
gij ,^eide zij 4 iw de: hitnden jWaait;. .van den atg^
liiitgitén man tier wereld.; en een man, diefden fpoc.·
gedreeyen had met haaren igunftling Hiékman·, ge-^
iijk men tof verteid had^j vTeet zij niet. wélke ge-»
völgcnv^ o^ welke'.'pj 'of ik niet den uit zulk.
^ne^^ 'èriefv^eliQg©· zoudenjfcunnen .voortvioeijen.
Η
'i-'v·
-Pi
^f Dusdetgij, mijne waarde^ dgt^ik hec tii err
φΐ hebbe ora des Hren; Hickmans^yille MijW
Moeder mögt ^i]es i^eL^ien wat tuflehèn cjjns om··
gaec, wift ik niëc^ 4?«: dit uwen geeft zóü ^jièllen^
én de vrijhéid van üwe fpeii inbindën i gélyk ^hef
ook di(ί·^5an,dp'ffiijnßËn .wa^rë zij
parcijdigile uiflfggingen,;, Jij.dé È^rèö zoude ψοτ4
déii bijgeileepc ©m injj tië, Ifwdjen.j· eH hëc ëns gcr
öpiiiig zou pnderM^e^e^r inoo4|:aak.elijkfaqi(i
V^ti dezekè^te, becwiilé^ .
- j i Behalv^n dat ik nißi: yeiiie^e, dat
ti^eete hoe zeer.deezé liftige deugniet eëne pprfpp»
verfchalkt heeft j igelijk ik^h^t di^
έο vérre boven hem iiitfteekt^in alle'jië edelerhocj!'
danigheden vanmeäfchöii g^ftf-, . ν,ί "
De edelraóeigheid van uw hajc ,' gte'^t--·
fe^id van^iiwe ziele, kenne ik w^ï t^n,vollendog
bnderrieem niét diti niij dee;5e .b^iëfWi/IeK^
traden., · ^.. .
De Hr. Hickniatï b'ood mij ötirtiiddëlijk ^ή^ή
dienft aan ; na dej bovengemèlde pneeriigheid; eii
ik nam^ diëft aan, gelijk gij uit mijnen katften zieri
Zult. Hij is van ge'dagceft-vfelioon hij,aile\;èér^
voor niijne Moeder over heeft, dat zij niet.yi-iend-f
lijk is jegens ons beide; Het beHeiHe hétó' ^ij té
kennen t^^geevèïi,(met éen'e Defdgheid,· ifäar iflij
dagt) dat hij jiiii't ,alléén imdé brièiSviiïelin^é góéd·^
keurde , miiar Zig verwonderde osfef de ftafldvas^'
tigheid van mijne vriendrchäpv^en geé'n breede' ge?
dagten lebben^ ,γ^η y.^^ep ^ tna^]^ zeef
Γ " y >
......m '
-ocr page 384-fóg DEftläfORiEUfi
^oote^ vän ■ niij% ? agc h'ij, dat mijn raad c
fcliap· ü van tijd'toe tijd van ή ut kan zijn'; en ö^
Öeezè^ónderftellingef·, zégt'hij, -idat^Het duizend
jammerg 'iijn zonde,- bijaldien gij'bij gebrék van
èen V'aii beide naded leédt. ' ' , ^
y : I-Ij.; Hickmarf behaagde' fny' nïët· zijn ge·
fpfek wél over het-gèhécli èn hetis'göed^j· daf de'
ülgerneene inhoitd difarvan mij wel géviel;^anders,^
kan ik hem zéggen/zóüde ik èens rèkèningè met,
hem gehotiden Hebben pver-^zijn woord van göi?^
keuren"; wantdut is^ èen ftijrj waarfn ik hém nog
niet' hebbe toègëlaatén 'örii tégen mij te ff^eèken^
En,gij ziet , mijne'Avaärde, hoe dèezè mannen
' ' Zo dra vmden zij niet, dat gij hen
k
begunftigd he"bt ·ίήει het vèrrnogen van u èeneiï'
aangenaamén dienft té^ doen , ©f zij maatigèn zig
aan om uwe daaderi', als je bélièft ί voor goéd té*
keuren ! Waarin ook een regt van afkeuren legt
i^geilooten, ffidien Het ' hmi zo goed dunkt.
I Ik hebbè aah-inijné Moeder gezegd, 'hoe 2féér
gij wetifcht met' uwe Nabeftaenden verzoeftd te'
worden, en hoe onafhangelijk gij zijt van Love-^
lace; ■ ' ""tr) J: ' ^ ï'-
Lét op hét èin'de van dé laatfiè'betiifgitige,'
zegt zij. Έπ wat de Verzoehinge äangaet,' weet
zij'dat' niets Zal gelden'(én' wil,J dat niets anders
behoort te gelden) dan 'dat gij weer té rög kóomty
zonder tè beftaeri óm voorwaarden met hen te maa-'
ken. En dit, zegt zij; zo gij het'doét^ 2ia'l beft
tjwè^bnafbangelijkheid van Lovelaee töoneit. Λ
Gij ziet j'^mijnè waarde i wat uw pligt zij,'
tiaar het gevoelen-van mijne Moedef. ^
" Ik onderilelle dat uw naailvolgende·^ gerikt
v - ;; X . aan
juffer /CLARISSA HARLOfWE.
7'ΤΙ
iiän den Hr.-'Hickman ten zijisen eigenen' huize,
van London koomen zaU'-i ' ' ^ ''
Dat de Hemel ü in eere eq veiligheid'ibewaä".
re, is mynebede. ' r^xr άί · t^r 1 o.
• Hoe· gij het maakt met verwiiïelinge van klee-
deren V kan ik'^ mij niet verbeelden'. Λΐ? ί
Het is vecbaazendrvöoc miji wat dog
Nabeftaenden kunrten-bedoelen^ met u in verlegen-
heid te brengen , gelijk zij fchijrièn beflöoten tè
hebben. Ik zie dac zij u in zijne armen- zullea
ftooten, hetzii gij wilt of niet..' ■
Ik zende dee^en door Robert, om de vaardig-
Uigheid: En kdn de tbt'nog tcüe verwoi^ene aarir
biedinge van mijnen uiteï;fl:eö :dienfl: alleen herhaar
kn. Vaarwel, mijne allerlieftte vriendin.· Ge-
loof dat ik ^Itoos ben . ? ^v . / r ^ „
ür·
I
r::·.} 'n-t
l^we toegenegens en getrmw^*
::v;T. >
juffer Clarissa harlovire, aan Juffer
HoWEf
J)ßnder4agy den. 20 vßn ApriU
Ik zou tnijzelve uwer, vriendfchap ten eenen-^
Riaale onwaardig agten , indien mijne eigene be-'
langen, hoe zwaarwigtig die ook zijn, mij zo ge-
y 3 hc£t
-ocr page 386-Ji^^ innamen-, dat ik geeni tijdii^pn vind^
for. penige weinige regels, om aan mijne beminde
.ypeg^ti, :'inijnej op^egte .afkeuringe te vefklaaren
yan haar gedrag in een geval, .waarin»zij op eene
tQlfWij^P fchuld" heeft, 'dät de bewuft-
eid vaii die edelino^digheid zélfde fchuld wöl
fVotDriha"?!!: kan bedekken , over virelke ik rheer re-
^en hebbe, dan s iemand anders^ om bedroefd fe
^ijn, als die daartpq de ongelukkige gelegenheid
Gij weet wél, ^egt gij, dat uw bef igt van de
pfieiepighèden tuflchen uwe Moeder en u mij on-
lull geevenzal; enjdus gebiedt gij mij de moefte
fpaaren van u dat te kennen te geeven.
- ' Gij. waart voo,tbèen niet gewoon ^ mijnt waar-
de, mij dus te veBbieden. Gij plcgt te zeggea,
^at gij mij te liever hadt om de vermaaningen,
^velkè 'ik u gaf, ten óp-xigtè vim die erkende vuu-
righeid en leevendigheid van uwen aart, orqtrent
Velkfe' üW eigen gezond verftand u leerde zo
fchroomagcig te zijn. Wat is 't of ik zo elendig-
lijk gevallen, eii ongelukkig ben ? 2o ik ooit ee-
nig oordeel bezat., .'t wejk waardig was dat meii
'er agt op gave , het is nu zp Vi^aärdig als ooit,
.fdewijl ik het met even yeel vry beid tegen mijzelvip
als tegen iemand anders kan gebrui^ken. En zt\
ik, daar mijnp fput befmettelijk fchijnt te zijn, en
dat ze u aanleidinge geeft om insgelijks te befluiten
-tot het voortzetten van eène yeiboodene briefwiiïe-
linge, daarover niet met u in redengeding tyeedenj
-daar alle de gevolgéiï, Wélke ooit üit uwe onge-
èöorzaamheid voortvlóeijett, mijne dwaalinge iiaär
verder ui||J)reiden , die aJs dè kwaade wortel is,
*," ; ! waar-
iitir imrm
... ii.
-ocr page 387-JuFFEii ßjLARISSA.H^RLOWE, 511
H/^aruk droevige tfikkep ^ voortfpruiten ^
,... hjec 'ί ^ijn.en roem kan ftellcii
4η bjekwa-^OT te zijn tot eene zp jedele ^ zo vaile',
'jto οπνναπ|ίίεΙΐ3αίμ·6 ypiendfphap , ^Is die van jnijn^
' aar de Juffer iiowje; ^ene vriejndfGhap, welke gee^
^ivifltilvalligheid nog rampfpped k^ji vßrrainderen.,
maar welke niet de ongelukken van haare vj;iendifi
^aanwaft rr^ Zulk .een gempjed xnoet te v^jrheven
'zijn 9 dan dat het de welmeenen^e y^fmaanii^geji
'van die uicverkoorene,.vriendin ^waalijk neeimen
"zoude. Ik zal derhal ven geen verdeediginge in*
^brengen van mijne vrijheid Qver dit onderwerp:
. Én dit is te minder noodig, ij^r die vrijheid he?
uitwerkzel is van eene genegenheid , in ditgey^
,.?elf, zo belangloos, dat zij gerigc is om
mij te berooven van d^n eeni^en ttooft,
|s overgebleeven. , , ^
Uwe erkendj? ftuursh<yd.; JJw ontrukken
,den Brief uit uws Mpcders' handen , welkea m
dagt regt te hebben om 'te zien; en dien, jgeli|k
gij bekent, te verbranden voox haare oogeni; Uwe
v/eigeringe om den man te zien, die zo g^wiil^
js om u ten gevafje van uwe on^lukkige vriendi^ti
ie gehoorzaamen; ^βη die enkel mve^. IVJoeder
te kwellen j Kunt gij, myne,waar4e , nadeeze ko^·-
te optellinge van naauwiijks de helfe,der fcfeuldU©
bijzonderheden, welke gij €pg£eft ^.denken, dac
.4eeze fouten ,verfchoonelijk zijn in , dia Imi^»^
_ ren pligt zo wel k^nt? . , r r
" Uwe Moeder had voonp,^als een goed geyoe-p
Jen van mij: Is dit niet eene r^ea, ,wa,ai;pm ^ij
-nu.meer behoort pp loaar ,agt 'tq .g^ey'cn ^.daiy? jk
hetzelve zo welverdiend, gelnk 'zij gelmi
i
....." 'V4 ■ 'beiSd
Ïi'i.'
-ocr page 388-ψί De HISTORIE VAN
bqurd hebbe ï Een gunftig vooroordeel is al zo beä
«waarelijk geheel en al te overwinnen , als ,eep
vóoroórHeel ten tiadeele. In wélk een fterk li^
moet dan hiet die 'mifllag aan 'haar voorkoomén,
welke zo'geheelenal haai-"hart'^te^en mij omzetté-
'^e,· daar zij zelve in het geval régtftreeks geen be-
lang heeft? ■ ' ' ' ·
Daar zijn andere pligten, zegt gij, behalyen
den kinderlijkèn pligt: Maar Dezelve is een pligc,
mijne waarde, welke alle'andere pligten voorgaet;
«eèri pligt, gelijk ik zeggen mag, voor de geboor-
te opgelegd : En welke pligt behoort vóór Den-
zei ven niet te wijken, als zij in te^enilellinge koó-
men? " - ' ' " ' ' ' ^
Gij zijt overtyigd , dat de pligt iegens uwe
vriendin , en de kinderlijke 'pligt, volbragt kun-
ren worden zonder verkortinge van een van ^bei-
de. ' Uwe Moeder is van andere gedagten. Welk
is het beiluit, dat uit deeze-vöoräfgaende ftellin-t
'gen moet getrokken wordeti'?
Daar uwe Moeder ziet, hoe veel nadeel iri
mijnen goeden naam Jijde van 'to ftap dien ik ge-
daen hebbe, van welke ^ij en alle de wereld betér
dingen v^erWagt had, hoe veel feden heeft zij dan
dm waakmm te zijn over u! Het een kwaad fleept
het andet na zig; en hoe weet zij ,, pf eenijg
menfch, waar het zal ophoudèii ?
Geeft niet'iemand , die eenen onbehoorelij-;
ken ftap in eene andere wil verdeedigefi, óf zoekt
■ te verfchoonen, [Ift dit ligt moet uwe Moeder de
^ zaali .befchouwen , die tufTchèn' haar en u in ge- ^
ichil ftaet] eenCf; blijk of van eenen beftrafbnaren
, .wil,· of vau een feilbaar pordeeH En'mag zij wel
^ - ; .
m
^mm
JuFFiR CLARISSA HÄL0WE. 13 ïf
"Biet vréezen , dat de bedilzugtige denken zul-
* len , dac zulk eene even zeer gefeild zoude heb-
ί ben, dezelve beweegredenen en tergingen gefteld
zijnde , om uwe eigene .woorden te gebruiken^
rzo als gij die in eenen voorigen Brief op mij toe-
paftei:? ' f
Kan 'er wel eene kragtiger blijk zijn in hec
- menfchlijk ieeven, dan die hec mijne al zo vroeg
heefc uitgeleverd binnen eenige weinige maande«!
gèleeden (om niet te melden van de ongemeene
verzoekingen daartoe, - welke mij bejegend zijn^)
▼an de noodzaakelijkheid die 'er is, ^at waakzaa-
me Ouders met haare zorge aanhouden over eene
Dogter; al heeft die Dogcer nog zo veel agtinge
ver&eegen wegens haare voorzigtigheid ?
Is de tijd van Zeilien tot Een en twintig jaa-
ren, 'niet de tijd welke deeze zorg meer vordert,
dan eenige in het leeven van eene jonge dogter.^
Want trekken wij niet in Dat tijdperk iu 't alge-
meen de oogen der andere Sexe tot ons; en wor-
den het voorweq» van hun aanzoek, en niet zel-
den van hunne aanflagen? En is heoniet Dat tijd-
perk, waarin ons gedrag of wangedrag onseenen
goeden of kwaaden naam geefc, welke ons ge-
noegzaam onafTcheidelijk bijblijft door ons gehee-
le leeven" in toekoomende?
Zijn wij dan insgelijks niet meefl: in gevaar
van omzehe , van wegens de onderfcheidende
gunfl: mee welke' wij ligclijk eenige bijzondere per-
ioonen van die Sexe befchouwen ?
En wanneer onze gevaaren, van binnen en
van huiten beide, vermenigvuldigen, weecen dan
enzc Ouders niet, dat haare waakzaamheid bè-
Κ
r
MÊÊÊm
-ocr page 390-hoort verdubbeld te worden? En die npo^^M
kelijke vermecrderitige van zorgvuldigheid ons las-
tig vallen, om dat wij tot vollen wasdom en
. vrouwlijkejaareii zijn opgegroeid ? , ,
Wilt gij mij wel eeng zeggen, dit m pijnde,
welke de nette Wasdom en Ouderdom zij, op wel-
ke een goed kind zig zarbefluken ontilagen te zijn
van de onderdaanigheid, welke zij aan eene Moe-
der is verfchuldigd.^ ' Ën op welke eeaie
Muedcr , naar het voorbeeld van de wijfjes onder
de redelooze fchepzelen ,,alle zorg en tederheid
voor haar krooft heeft af te leggen ?
Vak het u zo hard, mijne waarde, als een
kind behandeld te worden? En kunt gij niet den-
ken, dac het voor eene goede Moeder al zo hard
is, dat zij zig verbeelde in de ongelukkige nood"
, zaakelljkheid te zijn van haare volwitflejie Dogcer
dus te behandelen ?
Denkt gij, dat zo uwe Moeder u·, en gij u-
we Moeder ge weeft waart, en uwe Dogter met u
geworfteld hSd, gelijk gij deedt met haar, dat gij
niet alzo ligt, als uwe Moeder , uwe Dogter op
de handen zoudt geilagen hebben., rom haar, het-
geen zij vafthield, te deen los laacen» en den ver-
booden Brief overgeeven. r
ywe Moeder zeide u wel met waarheid, dat
gij baar tot deeze harde behandelinge geiergd
hadc; en het was eene groote toegeevendheid άη
tiaar (die van u niet wierd in agt genoraen zo als
7Λ] verdiende) .te zeggen , dat zulks baar leed
'ivas.
Van iv^lken ouderdom wij mogen zijn voor
het Trouwen (want dan koopen wU onder eet^e
/ an"
-ocr page 391-Juffer CLARISSA HARLOWE;. ^tf
Andere zoorc van befcherminge, fchoon het egter
verre is dat die den liindérlijken pligc zou af-
fchafen) men zal bevinden, dat de vleugels onr
^er Ouderen het noodzaakeIijkil.cn kragtdaadigft
^befchutzel' zijn orii ons te beveiligen voor de gie-
ren , de havfcken, de wouwen, en andere vuil-
aartige roofvogels , die ons over het hoofd vliegen
met oogmerk om ons te grijpen en te verfcheuren.,
,zo dra wij maar bewapt worden te zwerven buiten
,het oog of de zorge van onze waakzaame en nif-
tuurelijke behoeders en befchermers.
Hoe hard gij het ook moogt onderzeilen te
zijn, dat u het voortgaen geweigerd worde mee
eene briefwiiTelinge voormaals, van de eerwaardige
weigeriter zelf, zo zeer goedgekeurd; nogdians,
indien uwe Moeder mijne fbut van zodanigen aa?c
.agt te zijnj dat eene briefwiiTelinge mee mij uwen
(goeden naam bezwalken zal; daar alle mijne ei-
gene vrienden mij . verlaaten hebben --heeft
'men zig aan die harde zaak te onderwerpen. En
■ moet het haar niefte ijveriger maaken om haar ei-
gen gevoelen ilaende te houden , wanneer zij ziet
dat de eerfte vrugt van deeze ilijfzinnif^heid aah
uwen kant, is aanzienlijk fluurfcb te zijn, gelijk
gij het noemt; en in ongehoorzaamheid tegep
fcar aan te gaen ? j 7
Ik we'ece wel, dat gij eene boertige meenig-
ge hebt met die uitdrukkinge, en dac deeze trant,
in de meeile gevallen, eene geneugl^ie prikkelin-
ge bijzet, zo aan uwe geiprekken als aan uwe brie-
ven ; maar inderdaad, mijne waarde , in dit geval
koomt geen boert te pas.
Wilt gij mij wel vrijheid geevon om bij deeze
lang-
Ζ
-ocr page 392-!
DB HISTORIE vAii
langwijlige berispin^e nog te voegen dat ik zofli<
nfigevari' die dingeri in gèenea dèèle goédkeüre,
wélke gij fchrijft ten opzigt van de wijze, waarop
uw Vader en Moeder leefden? -- xomwij-
len l^fden Alleen zomwijlen, durve ik
zéggen r fcboon miiTchieii al te dikwijls. - -
üwe Moeder is eer voor ww mk verantwoor-
delijk, dan vóór haar kind^ w^eris al wat oti-
regtmaatig was, zo 'er iets onrègtmaatig lamri^
in haar gedrag jegens mijn Hr. Howe: Een heer ^
van wiens geheugenis ik alleen zal zeggen, dat ze
bij u in eerbied behoort te zijn — Maar egter
ÏRoeft gij uzelve niet onderzoeken, of op dien
lijd toen gij fchreeft, uw misnoegen tegen uwe
"Moeder gèen deel had in uwen verleevendigden
eerbied voor uwen Vader?
Niemand is volmaakt: En ichoon uwe Moe-
der mogelijk niet wel doe met dé önluften tegen
den overleedenén weder op te baaien, nogthans
fcéhoordé het niet Van neoden té zijn, dat men u
"te binnen bragt, om welker eft bij welke
3:
/
gelegenheid, z^" die wéder ophaaide.' Óij kunt
fiiet oordeelen , nog behoort gij te onderneemen·
om te oordeelen , over hetgeen tuflcheri bei-
de kim zijn voorgevallen, ter verbitteringe en lee-
vendighoudinge van ongeneugelqke nagedagten in
^ overgebleevene.
i r
Jufer Clariss^ Harlow®; '
i..-Λ ci ..■ . ί,'ν
Ten Fervoke^
f'·
! ^^
' ^ Dog dit öfidetwérp moet riiët verder vervólgd
tvordeni '' Εεη ander zou ik' kunnen vervoïgen,,
met meer plei^ièr (fehoon niet met meer goedkeu-
iingë) over eené van uwe leevêndige uitweidin-
gen; Het is óver de barfe fierheid, die' gij aan-
neemt , wegens het woord goedkeuren.
Ik verwondere mij, hoe het dog kobmt, dat
eene jonge Lady ^ die zo uitmunt in eène over-
heerfchende edelmoedigheid , niet eenpariglijk e-
delmoedig zij i - Dat uwe edelmoedigheid
feile ineénftuk, daar politie , "voorzigtigheid, en
dankbaarheid, niet zou toelaaten dat zij feilde? De
Hr. Hickman'(gelijk gij bekent)^ heeft inderdaad
eene braave ziel. Hadde ik-dat niet al lang gewee-
ten, hij zou nóóit eene voorfpraak in mij gevon-
den hebben om^de gunft van mijne Anna Howe ta
hemwaardsi Meinig en mènigmaalen heeft het mij
gefmert, wanneer ik'het geluk had van uwe gaft
te zijn, ihem na een geiprek, waarin hij zijn deel
in uw afweezen wel had uitgevoerd, eensklaps toe
ftilzwijgen te zien zinken op het oogenblik dat g9
in het gezelfchap kwamc.
V Ik hebbe voorheen hiervan wel tegen'u ge-
iproken : En ik geloove dat ik u eens te kenn^
- gaf.
Ir
p^ De Hisf öRiE vAri ^
gaf, dat de barsheid , welke gij tegen hem alléefi
aannamt, wel zo geduid zou kunnen worden, dat
het uwen hoogmoed op dien tijd hed weinig zou
geßiiaakt hebben j nademaal zulks alzo zeer ten
zijnen voordeele iou gewéell zijn, als ten uvjen·
nadeele.
De Hr. Hickmah^ mijnè waaide, is een zedig
man. Ik zie nooit een zedig man; of ik bêö ver-
zekerd (zo het hem niét aan gelegenheid heeft ont-
broken) dat hij eenen fehat in zijne ziele heeft,
welke niets vereifcht' dän deil feuiél ^an Aam
moediginge ter ontfluitinge van denzelven , om
hem te doen tiitblinken -- Terwijl een ftout-
moedig nian, die, om ftoutmoedig tö zijn-, ^ zo
geringe gedagten moet hebben vän zijn gezel·
fchap, als hooge van zigzelven ^ met èene mees-
terlijke deftigheid alle onderwerpen aanvangt; eiï
zig op zijne vrijpqftig-heid verlaatende, om wan-
neer hij eens ontdekt wordt, 'er zig wel uit te
redden, ipreekt vaji meer dingen dan hij ver-^
ftaet. ' .
Mäar een zedig man! Ö mijne waar-
de, zal niet eene zedige juffrouw eenen zedigen
man den voorrang geeven, en inet denzelven wen-
fchen om te gaen? --- Een man in wiens
tegenwoordigheid en tot wien zij ,haare lippen mag
openen met geruftheid, dat hij een goed gevoelen
heeft van alles wat 2ij zegt,' en dat hij (haar oor-
deel «p eene billijke en heufche wijfie i zal gade
flaen? én die haar derhal ven een aangemaam zelf-
veraoüwen moet inboezemen?
Welk een lot hebbe ik getrokken!- Wij
^ijn alle-^wel gereed jqiïi kffen uit te déelen
Dog
\
-ocr page 395-ί
Juffer CLÄRISSA HARLÜWE. μ^
Dog zekerlijk ben ik beter in ilaac om over, deeze
onderwerpen te fpreeken en teifchrijven, dan ik
ooit wasl- ——Dog ik mlmijzehei zo hec
tnogelijk is jrbiionen buiten eene aanfpraak, welkö
ik, wanneer jk begon te.fcbrijven, vaft beflooten
had tot uwe zaak in 't bijzonder te bepaaien. .
Mijne waardlle, alierwaardfte vriendin·, noe
geteed zijt gij om ons t^ zeggen,' war andere
hooiden te doen, en zelf wat Moeder
ijehooren te > doen! Dog< gij beweerdet trouwend
eens4 geiieugt-mij^i dat gelyk-verfchillendei wee-
ten fchappen verfcbiilende gaaven veréifchten om
derzelver meefter te worden, zo ook iemand, jiii
de konfl: van fchrijven, geen, kwaad Critijk zoit
ïjunnen z^ïi over,de werken Vin anderen,, fclioo»
hij zelve geen bekwaamheid mögt hebben om
YpörtreiFelijk! t« fehryven», JJpgvwilt gij mij wel
toélaaten om van alle deeze gereedheid tot beitraf-
fen reden te geeven, door dezelve te leggen op
de Menfchlijke Natuure, welke bewuil van de ge-
breken der Mènfchlijke NatüaréXdiit fs te zeggen ^
van haare eige/ie gebreken) graa^ aan het berispen
en verheiertn Ινίη&Γ'ίή hec ocfieéen van
dat talent liever verkieft haar oog buitenwaards,
ά^η hinnemvaards ^ te keeren l^Met anderè^voor-
den, zig liever bezig houdt met hetgeen btiiten
m ce ipooren^ dan het'geeii hinnmieur is
-fie onderzoeken? ij π ί; ·<j. ' -^.u^i^'or'
- ^ Φη TOet luw verlof, dat ik 'er hier b^ voege;
(en egter doè ik het met eene tedere tegenilribbe^
Jwge) 'dat ichoon gij zeer fraaije dingen zegt van
fchrandere vrouwen; en ichoon ik het met u eens
ben in gevoelen, dat de.niannen aI m veel onge-
t^ü mak-
\i
makken mogen hebben om mede te worftelen, iali
voordeelen om op te roemen , wegens vrouwen*
van die hoedanigheid; Lady Hartley egter mis-
fchien zagter behandelinge van Uwe pen zou ge-
nooten hebben, hadt gij diè, eene Moeder iii het
oog houdende, niet in gal gèdoopr^
Aangaende het Geld^ hetwelk gij'zo edel-
moedig en bij herhaalinge aanbiedt ^ wèès tiifec
boos op mij, zo ik weder zegge zèer begeeHg te
zijn dat gij in ftaat radogt weezen om, zonder
het miniie plooijen of agrerhoudingé, te betui-'
gen, dat W,niets van dien aart tulTchen ons ge-
fchied is. Ik kenne uws Moedefs fcherpe wijze
van ondervraageh, als zij op een völdoeüd ant-'
SNOoxdi'geßeld is. Dog egter tieloove ik, dat ik
hieromtrent aan geen menfch verpligtinge zal heb-'
ben dan aan u, wannéér het mögt van nooden 2ijm
λ ....
Juffer ^Claiiissa HarloWÈJ /
' Ten vervólgei
En nu, mijne waarde^ een »weinig woorden ^^
belangende het verbod, dac u is opgelegd; eert
önderwèrp, hetwelk j ik menigmaal hebbe aange-
roerd, dog maar·ter loops, om dat ik befchroomd
was mijzelve daaromtrent te betrouwen, weeten·»
de dat mijn oordeel·^ zo ik daaraan kwam^i mijn
doen veroordeeieii-zoude, y i.V . ι
Λ ι·
JüFFEïi' CLARISSA HARLOWÊ. 52*
Gij gebiedt mij niet te 0nderneemeri ,öm ii
deeze briefwiiTelinge af te raaden ; en gij b,erigi
mij ^ hoe.gunftig de Hr. Hickman dezelve goed
keurt^ en hoe verpligtende hij jegens mij is, met
we te laaten dat dezelve onder couvert aan hem
worde voortgezet-—^ Dog dit voldoet mij
niet yolkoomelijk. . ...v ' - i^i, .
τ Ik ben een zeer flegt Cafuifl;; en het vei-maak^
hetwelk ik "neeme in aan u te fchrijven, die de ee-
jiigfte zijt aan welke ik mijn ,hart ontlafien-kan ^
doet mij mogelijk, gelijk .^ik hebbe te kemien ge-
geven , zeer eenzijdig naar mijnen wenfeh .ov.er^
ilaen: --- Anders^ zo,het,niet eene liftige
uitvlugt vvaare, te laag dan dat een openhartig en
opregt gemoed zou wenfchen .daarin te bewilligen^
dunkt mij, dat ik gaarn zou begeeren, dat mij. nog
toegelaaten wierd aan u^ te fchrijven 5 en al}een
ZM^Qjanmoorden bij gete^nhüd; zo wel door
ie pen van den Hr. Hickman , als onder zijn cou-
vert te; krijgen.^ die mij te regte hielpen , als ik
mis had; beveiligden, als, ik op het regte.pad was;
en geleidden, als ik twijffeldè. Dit zou mij iii
ilaat ftellen om met meer géru(iheid voort te gaert
op den moeijelijken weg, dien ik voor mij hebbe^,
Want wat ik ook moge lijden van de berispingen
van anderen, indien ik uw goed gevoelen kan be-
houden , zal ik niet ten eerienmaale ongelukkig
^ijn^ mij koome over vv^t.'er wiL, , ,
^ ' Én inderdaad ^ mijne waarde, ik weete niet
iioe ik zal nalaaten te fcHrijveni Ik hebbe nü
geen andere bezigheid of tijdkortinge. En ik moet
voort fchrijven , al zoude ik hét aan geen mcnfch
jenden. Gij hebt mij dikwijls de voordeden hoo-^
; |il. Öeel. "' " ' tm
.„..,„ ,· , - ^Ifü'ü
-ocr page 398-I
Dfc Hl^MSrÈ VA«i
ϊ€ή Bekennen, wëJke ik -gevonden lnébkö alles^
wat mij van belang óiitnïóec, op papier ce itellenj
cn van alles wat ik denL·^ en allés vt^tikdoe^
hefwelk in coekoonlende voor mij van- nut kan zijn;
Want 5 behalven dat dir van dienft is óift iemands
ftijl te vornien, en den buigzaamen geeÖ: ontvouwt
en uitbreidt, zal ieder bevinden ,· dat menige ^e^
de gedagce onder het denken vervliegt; menig
goed voorneemen verdwijnt, door eenig aödfei?
niet zo goed miiTchien üit het geheugen gedree-
ven zijnde* Maar wanneer ik op papier ftelte wae
ik ml doen, of gedae» hehh>e^ bij deeze of gee-
öe gelegenheid; zo legt het beiluit of de daad
Voor mij, bij welke ik te blijven , of van welké
ik af te ftappen , of die fk hebbe té verbéteren ^
en dus hebbe ik een verdrag met mijzelve aange'^
gaen', om zo te ipreeken ; mijne eigene hand' 'er
Voor gezet hebbende om naar dat ik langer leeve^
eer te vorderen, dan agteruH te gaen.
Ik zou derhalven gaarn aan u willen fehrijven,
zo ik mögt; te meer alzo het mij meer leeven zovt
bijzetten, dat ik eenig einde op l^.t oog had mee
mijn fchrijven; eene vriendin te mogen behalten
behalven dat ik enkel zogt mijne hartstogt tot-pfa-
ßierbekladden in te volgen.
Maar wat zegt gij, indien uwe Moeder onze
ÊriefwiiTelinge wiUoeHaeny mids dat wij alles wac
daarin omgaet, aan haar mede deel'en, en indien
ζ'ή alleen zig tot eene voorvi^aarde wil inlaaten,^
zou men dan zulks niet mogen inwilligen.^
Zou zij niet kunnen overreed· worden, dünkc
tl, mijne waarde, dat.^ij-die mededeelinge m ver-*
iroimen ontving?
I
Ιλ
3 ή"
f
Λ
— ·
it.JJi
li'
-ocr page 399-mm
jüFFER CLAkïSSA HÄRLoWe*
^ Itïdietf 'ei· eenig vooruitzigt Waare van cehé
Verzoeninge met mijne vrienden, ik zou mijii
hoogmoed zo zeer niec ih agt neèmen, dat ik zoU
irreezen dat iemand wift hoe zeer ik ben o^r-
fchalkt geweeft, gelijk gij het noemt. Ik zou in
dat geval fwanneer ik den Hr.: Lovélace verlaad
jen had) uwe. Moeder, en alle mijne eigene vrien^
den, wel kennis willen geeven van mijiie geheelë
gebeurtenis. Het zou mij betaarnen zulks te
do'éh, tot mijne eigene eere, en tot htinne ^éraft-»
Hellinge* . ' -
Dög indién Ik ziilk een vooruitzigt niet lileb^
be 5 wat kan mij dan de bekendm'aakinge Baateit
van mijn tegenftand om mei: den Hr. Loveliac«
weg te gaen , en van zijne Konftenaailjen om mi|
dooi- fchrik weg te.jaagen.l.üwe Moeder heeit té
kennen gegeven, dat mijne vrienden zdiideri'drin"
gén dat ik tot hen móeft wedèi-koomèh ^fals eert
bewijs van de waarheid van hetgeen ik voorgaf)
om hen zonder éenige voorwaarde, naar hun wel-
gevallen met mij te laaten handelen; .. Indien ik
hierin zwaarigheid vond , zóude mijn Broeder eer
over mij zegepraalen, dan mijn géval geheim iïou^
den. De Hr. Loyelacé, wiens hoogitibèd hec
reeds zo kwaalijk kan verkroi)pendat ik mij bé-
klaage bij hém te zijn gékoomen (tei'wijl hi|
denkt, zo ik het niét gedaen had, dat |k dfe'vfÖiw
vdn den Hr. Solmes moeft géweeft iSijn) zou mij
miffchien met Verfmaadingè behafidelén: Eti dks^
van alle toevlügt en béfehérmingé fcerobfd zijhd.e ^
Äoude ik ten ipot wórdeii voof ïïianheii ^'ari iri^
trigue; en met maar al té groOtén fchijn van r^·^
den, geagt worden mijner Sexe coc oneere ie ftrek-
'i
V'
^ ^
; tH.·
'f'·
lil
.1
Terwijl die bekende Liefde, ί^ΐτβ
hezonnen ook getóórnde, die maar van Trouwen
gevolgd. wordt iiiéer verfchooninge voor zig vin*
den άύη ze 'gemeenlijk behoort te vinden.
t Maar indien uwe Moeder wil toefl:aen , dat
de mededeelinge in vertrouwen aan haar gefchie-
de, eij lieve toon haar dan maar alles wat ik ge-
fchreeven hebbe , of zal fchrijven. Indreri mijti
gehouden gedrag in zul ken gevalle niet zw aar lijk
te misprijzen bevonden worde , dai-i zal ik rais-
fchien het voordeel genieten van haaren raad, zo
wel·'als van den uwen, Eh indien ik, na in haa-
re gunfl: hevileld te zijn ^ in toekoomende moed-
willig zal verdienen befchuldigd te worden, zal ik
ie vreede zijn, dat mij de uwe zo wel als d€ haa-
re voor altoos geweigerd worde.
Wat het knellen aaugaé't van itiiinen geeft ,
gelijk gij het noemt (zo ik rers ging zitten fchrij^
ven hetgeen ik weete dat uwe Moeder zi^en moer)
die is alreeds gekneld , mijne waafrde. En heb
zulke flegte gedagten niet van uwe Moeder, dai
gij vreezen zoudt als of zij partijdig tegen mij de
dingen zoude opneemen. Nog gij nog ik kunnen
twijfFelen, of zij zou mij gunfl: beweezen hebben ,·■
zovzij onvooringenomen aan zigzelve geiaaten waa-
ide; En zo durve ik zeggen, zou ook mijn Oom
Antonij gedaen hebben. Ja, mijne waarde, ifc
kan mijneiliefderijke gedagten nog verder üitftrek-*
ken : Want., ik ben zomcijds van gevoelen , daC
waaren mijn Broeder en Zuiler Oolßrektlijk ver^
zekerdi, dat zij mij zo verre uit her goed gevoelen
van mijne beide Oomenihadden uitgeroeid, dau
zij niet .behoefden. bedugto te zijn^ dat ik hun. be-
u . ; ·, lang
,Ιι >>
1%
■111·^"'
-ocr page 401-JüFF^eLARI^AHXÄLOWE.
lang zou in den weg ilaen f zij 'zig niet tegen ee-
He V'ergiltenis zouden aaiilianteh ·, fchoon zij πι«
Tiaar eene volkoomene Verzoémn^'e mogten wen^
fchen ; inzonderheid zö ik ^een weinig" hen
wilde opofFeKn: liotwelk ;ik li' vWzekerë,^*dat ik
wel genegen· zou zijn te doén\ indien ik geheéi Vrij;
en van deèzen man 'onafhangeiijk waare.f Gi}
weet dat ik nooit veel ftelde -in' vivereldrche i)ezittin»
gen, dan voor zo verre zij ηιήη vermogen vetgróo·
teden om dingen te doen , 'die4k gaarn'deed. Erf
zo mij het vermogen bepomen wicrd, mpeil: ikv
gelijk ik nu doe , mjjne genepnheid bedwingen/
< Denk evenwel niet, dat ik,mij aan gemaakt-
heid fchuldig maake in hetgeen nk van mijrieti
Broeder en Zuller gezegd hebbe. Ik ben verze-·
kerd dat het geilreng genoeg is', in den 'gunitig-^
ften zin genomen. En iemand, die de zaakén van*
buiten befchouwt, zal van gevoelén.zijni' dat^zif
meer regt hebben dan ooit, van wegens de eere-
der familietot 'de poogirige 'óm· mij üic dë gupft
van alle mijne vrienden uit te d-e!gen. ' ^
Dog tot hèt 'voorig ondeiwerp —- 'Beproef
eens, mijjie wiiarde, of uwe Moeder op de voor-^
heen gemelde voorwaarde (^brize ^briefwiifelinge'-'
wil toelaaten j^'dat ziji zie al wat wij fchrijven.
Maar indien zij dit niet wil doen, welk eene Ei-
genrliefde zoiide 'ér onder mijne Liefde tot u fpce-
len, bijaldien ik wenfchte dat ^ij om mijnenthal-
ven uwen pligc zóudt verwiiärldoVen"? ^
" En woord^ a^ngaende de^rij-,
hpjld , 'w^arined^ ik u in deeze^ langwijlige, aatv^
ipraak en vei;rnaaninge behandeld-hebbe. Ik be·^
loove mij daafomtfenc vergiffenis , de wijf weinigé
T:
iliiMimW· .«iaitowiÉi
. Γ*·π "Γ '70
TiSEas^
uäte
yriendfphappen op zulken grondflag zijn gevoftig^
de onze: —rr^ Welke is, „ vrijmoedig be-
If rispinge te geeven, en dezelve in dank te
y^ßgi^^^ naar dat de: zaaken het medebrengen |
bp dat dus elk van beide gelegen^jd mag hebf
3, ben 'om misvattingen te ontdekken, om dooling
gen te erkennen^^en te verbeteren; zo wel in
t, 't algemeen gedrag , als in bijzondere woorden
II en daaden ; en om eikanderen te regt te hel'»
pen en te beveiligen in het oordeel, 't welk ie·?
9) der vormen zal oyer perfoonen, zaaken en om^
9, ftandigheden. „ En dit alles om de volgende
teden; „ Dat het veel wenfchelijker zo wel, als
ii eerelijker is, .beftraft te worden met de zagt·;
jj heid, welke men van eene ontwijffelbaare vrien·»
jy din verwagteii mag, dan door of blind of moed'?
*f willig voort te gaen, zig zelve bloot te ftellen
aanfde berispingen vat) eene nijdige en miiTchiea
kwaadaartige wereld. *«
Dog het is .alzo onnoodig, durye ik zeggen,
u dit in gedagten te brengen, als het is, m|jn zq
dikwijls-Kerhaald verzoek nog weder te herhaßhn^
^at gij ook, op uwe beurt, niet wilt ipasrqn de
dwaasheden en fouten van
* Uwe. aitoos'toegenegene
Qh. HA¥ltOWE#
1
Gevoegd hij 4en V0Qrga.effden. . '
Ik zeide, dat ik vermijden zoude; zo ik kpn-
Äe, van iets in de voorgaende redeneeringe te^
febrijyen r^akende Biijne eigene 1)iji:6ndere z^ken.
Juffer CÏJVRWA HÄ^OWE. fif
Ik zal nog eenen Brief fchrijven, pm u te . |
verwittigen , hoe ik met deezen man ftae. Dog . l
gij moet toeftaen, ^mijne -waarde, -dat die eene en i|
uw antwoord daarop (waïit ik hèbbe uwen raad ^
yan tiooden over hetgeerr de mijne ^b^eizen.^al)
eii het afTchrift van eenen dien ik aan mijne Möeij I
gefchreeven hebbe , 'de' laatfte zijn die tuflchen
ons zullen gewiffeld worden, zo lang het verbod ^^
Ik vreeze, ik vreeze zeer grootlijks, dat ik |
doormijnen ongelukkigeri toeilan4' zal'wbrden i
weggeileept om . mij fchuldig te maaken aan Uit-
vlugten, iaan kleine Veinzerijen, en aan Afwijkin-
gen van de opregte eenvoudige Waarheid, waaien
ik mijn vermaak plegt te flelien, jeö de^lve bov^a
alle andere belangen te waardeèreri. ©oig gui*
jnij dat ik zegge, len dit wel iom uweMmWQy ea
ter verminderinge vau uws . Moeders fchrioom voor
eenige kwaade gevolgen, welke zij uit onze/brief-
wiTelinge zou; mogen vreezen,' dat m ^tkmij ten
eenigen $de f'aan feilen van deezen aart fchuldig
maake, ak daarinmtt m\ mortgmn i maar mijnea
verloeren gröod tragten te herwinnen'4 op dat ik
de Dwaaliuge niet tot eene G.QWapnie moge tnaa-
ken. ! J V,·.
Ikliebbe uifgefteld ompaarftad te j^en^op.
bet ernftig. yêr^k van Vr^ Soulings. Maar ik beb^
be mijn vertrek op Maandag vaftgeileid,^ ^Ip ik
u in mijnen volgenden za| berigten. '
Ik ben reeds verre gevorderd met dißn vol-
genden';, maar eene onverwagte gelegenlißid zig
jospdoende, zende ik deezen afionderli|t.io^' b r /
JSSiL
-ocr page 404-HJSTjMIE
.irfl r'^St^:· rm 'Κ .1 , ν,-?
.^ifer ^όνίΈ. y aan^Jüßr CLAiiissA Har^
* '. ·Ί · ■ fu.i j^· ■ , π*.;"····· . ' ^
'ry-i 2^}!· ■■■ . - ■ : ju-A'· >
Frijdag-ogtend^ den ii van April·,
Mijne Moeder wil uwe voorwaarde niet in-'
willigén mijne waarde. Ik maakte 'er bij haaf
gewag van , als koomende van niijzelve. Maar
de Harlowes (excufeer mij) hebben haar geheel
en al 'aan hun fnoer. gekreegen. Het is. een ont'-
werp, gaf zij mij te houden, van mij gefmeed om
feaar in uwe partij te trekken tegen uwe Oiideïs.
Waarvoor zij, om haars zelfs wüle, wel zal zorg
draagen.'
Nog eens, bekommer u niet zo ^er over
mijne Moeder en mij, bidde ik u, WijfzuU^n hec
wel met malkanderen ftellen ■ ·. - ' "'.Nü eens ia
ftukken , dan weder'Goemaats. 2o plegt het-te
gaen, wanneer gij niet in. aanmerkinge kwamt. ■
Nogthans bedanke ik u wel opregtlijk voor ie-
der regel van uwerberispéndë BnevenV'welke ik
vporhebbe te leezen,, zo dikwijls ik vinde'dat mi}^
ne φΐ^ gaende wordt.. .. > iaiJrt' ƒ
Ik zal evenwel rondlijk bekennen, dat-ik een
wernrg. iägteruit fchopte op het eerftei leezen van
;dczëlve*^;'ïPog ik ^ie,- dat ik, op elkeiherleezinge
van dezelve, u nog meer zal liefJiebben en eeren,
■indien, het mogelijk is ^ dan te vooren.
Nog-
ν
- Ί Iiiilii·!«· τ·-^Τιη ---·' Ί
f
^ Nogthans denke ik, dac ik een voordeel op
u hebbe j en hetwelk ik zal vaft houden in dee-
zen Brief, en in alle mijne toekoomende Brieven;
dac is, dat ik u zo vrij zal: behandelen als gij mij
behandelt^ en egter^nooit eene verdeediginge bij
φζύ noodig agcen' i>öör mijne vrijmoedigheid,
' Dog dat gij ten mijnen opzigte zo denkt, i$
het uitwerkzel Van de zagtheid van uw inborft,
met/ een klein ftreekje van verwijt daaronder loo-
•pénde tegen de heftigheid van den mijnen. Zagt-
zinnigheid in eene vrouw beweert gij dat geen ge^
brek is: En ik , een weinig verfchuldigde of ge-
tergde heftigheid, ook niet -— Maar wat
is dit anders, dan aan beide kanten te prijzen,
hetwelk geen van ons beide kan helpen; nog rais-
fchien ^venfchi te helpen ? Gij kunt niet meer bui-
ten uw fpoor gaen, dan ik kan gaen uit het niijne.
Het zou voor elk van beide moeite in hebben; zo
'te doen: -ρ- Wat is het dan , dat e>k haare
eigene natuurelijke neiginge goed keure, anders
dan van den nood eene deugd te maaken? -
I;
rf
■
'Dog eene aanmerkinge zal ik 'er nog bijvoet
gen, dat wmA ^utv charaéler, en mijn charaóler,
naar waarheid gefchetil, men zou^ toQilaen dat het
mijne het natuurelijkile was»Schaduw en Ligt
zijn even noodzaakelijk in eene fraaije fchilderij.
Het uwe zou-met zulken ftroora van luifter,'ïeil
met zulk eene' heerlijkheid omringd zijn, dat het
de Qogen wel zou doen fchemcren ^ maar iemand
den moed beneemen om het na te volgen. '
O dat gij wegens uwe zagtmoedigheid geen
nadeel moogt lijden van eene fnoode wereld; ter-
wijl mijn inborii, door zijne heftigheid, alle over-
- ^ . X ? tieer-
mÊim
-ocr page 406-fceerfchinge afweerende,, fchoon in 'c algêmeeiK
minder beminnelijk , mij geen redeii verfchafc, ge>
lijk ik te vooren gemeld hebbe, waarom ik wen·^
ichen zeude met u ce ruilen ί
Ik zou inderdaad onverfchoofidijk zijn met
mijne lippen tot tegenfpraak te openen tegen m^
iie Moeder, hadde ik met zulken fraaijen geeft te
doen als den uwen. Waarheid is waarheid, mij?
jie waarde! Waarom zou iiaauwheid den lof weg-
ileelen, die verichuidigd is aan eene edele ruim.»·
heid van hare ? Indien iedereen regtuit wildo
ipreeken, zo aJs ik doe (dat is te zeggen, prij-
ken daar prijzen verdiend wordt ; misprijzen daar
bet insgelijks verdiend wordt). Dan zou Schaam·'
te, zo al niet de Reden , de wereld verbeteren
--- Ja Schaamte zou in een geilagt of twee de
Beginzels der Reden invoeren. Het is zeker waar,
mijne waarde. Maak gij de toepalTinge. Ik dur-
ye nier. -- Want ik vreeze u genoegzaam al
zo veel, als ik u heminne.
Ik zal u niettemin , een voorbeeld geeven,
het welk op nieyw bewijzen zal, dat geene dan
zeer braave en edelmoedige luiden bÜndling be-
iiooren gehoorzaamd, te worden. Gij weet wat ik
boven zeide, dat waarheid waarheid is.
Daar kunnen zomtijds ongemakken koomen
van te doen te hebben met zedige en naauwgezet-
te perfoonen. De Hr. Hickman, zegt gij, is een
zedig man. , Hij ftelde mij uw beilraffend paquet
ter hand raet. eene zeer mooije buiginge, en zelf
;Vergenoegd we,ezen \wij zullen hetgeen gij van
•deezen eerzaamen man -zegtzo aanßonds'overr
weegen, mijue wgardé]: Zijn barfe Aap was nog
-■wja . _ . niet
ff
'i
I
.Hjii!·!.
liietover, wanneer mijne Moeder binnen, kwam
ierwijl ik bezig was die te ieezen.
Wanneer zommige luiden vinden , dat; hu^
toorn hen heeft doen gelden , zullen zij altoos
toornig zijn, of naar gelegenheid tot toorn zoe^
iien.
Wel hoe nu, mijn Hr. Hickman —«— Wel
hoe nu, Naatje, [ik deed mijn beft, toen zij in-
kwam , om het paquet tuiTchen mijne japon en
mijn rijglijf j|n te fommelen]. Gij hebt zo aan^
ftonds eenen Brief gekreegen, —^- Terwijl
de zedige maq, met zijn ftootend geruchel, Ma-
da—Ma-dam , keek als of hij niet wift of hij beft
deed met voort te gaen, en mijne Moeder en mij
daarover te laaten plukhairen , dan met poll te
houden , en te zien dat 'er rein gevogten wierd.
Het zou armhartig geweeil zijn, daarom te
liegen. Zij vloog weg. Ik ging de deur aan de
overzijde μΐί, om den inhoud te ieezen; den Hr,
Hickman zijne witte panden laatende oeiFenen op
de nagels zijnor duimen»
Toen ik uwe Brieven gelezen had, ging ik
niijne Moeder opzoeken. Ik vertelde haar den e·?
delmoedigen inhoud, en dat gij begeerdet, dat
men zig aan het verbod zou houden. Ik ftelde u-
we voorwaarde voor, aJs vaamijzelve koomendei
Ên kreeg den bons, gelijk boven gezegd is.
Zij onderftelde, „ Dat zij al heel mooij wierd
i, afgefchilderd tuflchen twee jonge Schepzels j die
,, meer vernuft dan voorzigtigheid bezaten:,, En
in plaatze van door de edelmoedigheid van uwe
gedagten te worden overgehaald, maakte zij alleei^
gebruik van uw gevoelen eer beveftiginge van haar
iÜ^
η
De HISTORIE van
eigen,
en vernieuwde haar verbod, mij belaftendé
geen ander antwoord weerom te zenden, dan dat
zij zulks vernieuwde: 'Er bij dpeude, φι dit zou
iiand houden, toc dat uwe Nabeilaenden met u
Verzoend waaren; te kennen geevende, als of zij
zig daartoe verbonden had; en verwagtede, dat
ik mij daaraan onderwerpen zoude.
Ik dagt om uwe beilraffingen, en was zagt-
zinnige fchoon niet wel in mijn fchili. En ik
moet u zeggen, mijtie waarde, dat zo lang ik mijn
eigen gemoed kan geruft (lellen, dat het oogmerk
Goed is, en dat 'er bijkans onmogelijk eenig
Kwaad zou kunnen volgen uit onze briefwilTelinge
■- Zo lang ik weete, dat dit verbod oorfprong-
lijk voortkoomt van dezelve kwaadaartige geeilen,
die de oorzaak van é\e deeze onheilen geweeil
zijn - Zo lang ik weete, dat het uwe fchuld
nier is, zo uwe Nabellaenden niet met u verzoend
worden; en dat wel op voorwaarden, welke geen
redelijke menfchen zouden afflaen - Zo moet
gij mij verlof geeven, dat ik niettegenilaende allé
agtinge, die ik hebbe voor uw oordeel, en voor
uwe uitmuntende leflen (welke genoegzaam alle
gevallen zotten raaken van deezen aart, hehal·
ven het tegenwoordige^ 'er op dringe dat gij aan
mij fchrijfi:, en dat wel omftandiglijk, als of dit
verbod niet gedaen waare.
Het is niet uit Grilligheid, of Stijfzinnigheid,
dat ik hierop dringe. Ik kan niet uitlpreeken, hoe
zeer mijn hart mer uwe belangen is ingenomen;
En gij moet mij, kortom, vrijheid geeven om te
dei.ken,' dat zo ik u dienit kan doen met fchrijven,
- ' ■· ' ' ■ ■ - ...... ik'
I
Juffer CLARTSSA HARLGWE. jjf^
Jk meer regt zal hebbeü bm met fchrijven voort tS
gaen, dan mijne Moeder heeft tot haar verbod^
Dog egcer, om ii zo veel ik kan te voldoen
zal ik zo zelden antwoorden weerom zenden, zo
lang het Verbod duurt, als beilaen kan niet mijnë
denkbeelden van vriendfchap, en met den dienft
welken ik u fchuldig ben, en kan toebrengen.
Wat belangt het middel dat gij voorilaet, otn
te fchrijveti door Hickman [En nu, mijne waarde^
lioomt üwe zedige mein op het toneel: Bn alzo gij
de Zedigheid in die Sexe bemint, zal ik mijn beft
doen, door hem op een behoorelijken aflland té
houden, om hem in uwe gunft te doen blijven] ik
weete wel wat gij daarmede bedoelt, mijne zoete
vriendin. Het is om dien man bij mij van gewigc
te doen zijn. Wat de briefwiifelinge aangaet,
DIE zal voortgaen, verzekere ik u, wees zo
naauwgezet als het u belieft --Zo dat die geen
nadeel zal lijden, alfchoon ik niet met uw voorflag
ten zijnen opzigte overeenilemmci
Ik moet u zeggen, dat ik van gedagte ben,
dat het genoeg eere voor hem zal zijn, dat zijti
naam zo menigmaal tuiTchefi ons gebruikt worden
Dit is, van zclven, een vertrouwen in hem te ftel-,
len, hetwelk hem r-cgtop zal- doen gaen, en zijne
blanke hand met zijnen mooljen diamant-ring
uitfteeken; en op het wakkerfl: zijne üienftplee^
gingen afleggen, ende de Eere die hij ftelt in mij
te believen, ende zijne Naarftigheid, ende zijne
Getrouwheid, ende zijne Vonden om onze zaak
Geheim te houden, ende zijne Excufen, ende zij-
ne Uitvlugten bij mijne Moeder, wanneer hij van
haar ondervraagd word: j met vijftig end^s bchal-.
ven
/L
ï'it;
t
MÉM
m
ven deéze nog: En zal hec hem daarenboven geeiÉ
voorwendzel en verfchooninge verleenen, om
ipeermaalen dan ooit met die boodfchap herwaards'
te flenteren naar der goede ,JuiFr. Howe's mooijé
Dogrer?
; Maar hem tot mijne gemeenfchap met de
hoofden aan malkanderen, en in mijn Kabinetje
toe te laaten, zo dikwijls ik zou begeeren aan u
te fchrijven; diic ik hem alleen mijne meeninge in·
de pen zou opgeeven -- terwijl mijne Moeder
den gantfchen tijd zou onderftellen dat ik harclijk
op hem verliefd vvieid —— Hem meefter te maa-,
ken van mijne gedagten, en van mijn harty gelijk
ik zeggen mag, als ik aan u fchrijve ■■· ' - In-^·
derdaadi mijne waarde, dat wil ik niet doen.'
Nog, al waare ik aan den beften HIJ in Engelanti
getrouwd,, zoude ik hem willen vereeren met mij-
ne briefwiflelingen voor hem open te leggen.
Neen, mijne waarde5 het is genoeg voor
hem, zeker, dat hij praale met de waardigheid
van onzen Brief befteller, en dat hij met een Cou-
vert vereerd worde. En wees maar niet be-
fchroomd, hoe zedig gij hem ook verflijt, of hi)
zal daarmede genoeg pronken,
(jij befehuldigt mij altijd van gebrek van edel-
moedigheid jegens deezen man, en vün 't misbrui-
ken van mijne magti Dog ik bettiige, mijne
waarde, dat ik niet kan zeggen, hoe ik het zou
verbeteren. Eijlieve^ Iaat mij nu inijne veders
een weinig uitfpreiden, en mijzelve nu en dan ge-
dugt rnaaken. Dit is mijn tijd, gelijk gij weet^
inadcmaal het niet meer tot mijnen dan toi zijnen
lof zal ilrekken y mij dus fier aan te fteilen als ik
/ . ge-
msm
getróuwd ben. Hij geniet, als ik wel op hem te
Vreede ben, cene vrqugde die hij niet zou ken-
nen , vati weg^ens de fmeite.j. welke mijn mis-«
iioegen hem veroorzaakt. ^ -. .λ
Mannen weeten, niet meer dan VrmvieUj
hoe zij een gemaa^gd gebruik van magt moeten
maaken· Ziet men dat niet alle dagen van deri
VoriV tot den Boer ? Zo ik Hickman niet nu en
dan doe beeven, zal hij tragten mij te doen vree-
zen. Alle de dierlijke fchepzels leeven meer of
min in eenen ftaat van vijandfchap tegen elkande-
ren. De Wolf, iiie vlugt voorden Leeuw, zal
het volgende oogenblik een Lam yerfchearen*
heugt, dat ik eens zo verwoed boos wierd op eeif
jongen haan, die geftadig pikte op een ander (een
arm onnozel dier, naar mij dagt) dat ik den mis-
iimdigeH. deed grijpen, en zonder meer omilandig-
heden, in eene Medelijdende Oploopendheld ^ den
kop afFcheurem Wat volgde op deeze ilrafoeiFe-
ninge?' Wel die ander, zq dra ais ζί/« befpringeir
voort was, wierd ook baldaadig, en lag geduurig
te pikken op een of twee y die zijne minder waa-
ren. Loop aan de galg met je pikken , zeide ifc
-Ik mögt den eerden ook wel behouden heb-
ben·; want ik zie, dat hec de natuure z^an het
heeß is.
Verfchoon mijn- gekakel. Ik wenfchte wel
dat ik bij u waare. ïk- zoude u doen glimlachen^
in het midden van uw ftemmigft kijken, gelijk ilc.
plegt te doen. O'dat gij mijne aanbiedinge om u
te vergezellen hadt aangenomen! Maar niets heP
geen tk aanbiede, wilt gij aanneeraen --
Braag wel zorg! Gij zult mij boos op ui
.. maa-
li" . ·■:
i>
'ï
I·
maaken: En tils ik zo ben , dan ftoore ik mij aas
niemand: Want, hoe dier ik u ookbeminne, ik
moet zijn, en kan het niet altoos gebeteren, dat
ik ben,
Uwe ßoute
Anna Howe*
Clarissa H'arlowe , aan Jufèi^
Howk.
Vrijdags den 21 van ApHL·
De Hr. Lovelace heeft tnij deezen ogtend
vroeg het nieuws mede gedeeld, het welk hij van
zijnen overbriever ontvangen had^ van mijns
Broeders Ontwerp. Ik hebbe te meer behaagen
in hem^ om dat hij het heel ligt ftelt; en het met
veragtinge behandelt. En inderdaadhad ik daar-
van door u de .leuze niet gekreegen, ik zou agter-
dogt gehad hebben of het wel niet een vond mogK?,
zijn van hem beftoken, om mij naar Stad te doen
haailen^ daar hij zelve al lang gewenfcht heeft
te zijn.
Hij las mij de paiTagie in diens Lemans Brief
voor, 't welk genoegzaam op het zelve uitkoomt
met het geen gij mij fchreeft uit den mond van Juf-
fer Lloyd; met deczc bijvoeginge, dat een Sin-
Ί '
■i
m
-ocr page 413-Juffer CLARISSA HARLOWE. ^537
ffleton, een Schipper^ vdh eeli Kchotfdv Vaartuig,
dé man is, >die de voornaame uitvoerder ζύζψ
van deeze daad van geweldenaarij. ·
Ik hebbe hem wel gezien. Hij is tweemaal
ter maaltijd gevveeil op Harlowe-PJaarze, als een
vriend van mijn Broeder. Hij heeft het weezen
Van een zeer ftout en overtzaagd man; en ik ver-
beelde mij, dat het zijn ontwerp motit zijn; alzo
inijn Broeder, zo als ik ondtrftelle, tegen iedereen
3raat van den roekeloozen ilap, dien ik geJaen
lebbe; want hij fpaarde mij al niet, voor^dat hjj
deeze Ichijnbaare reden had om kwaad van mij te
ipreeken. - ' '
Deeze Singleton wopnt te Leith; dus ftaeik,
miiTchien, gevoerd te worden naar mijns Broeders,
huis, het welk niet verre af is van die zeehaven.
Deeze bijzonderheden bij eikanderen bren-
gende, ben ik niet weinig bedugt, dat men wel
onderneemen moge het oogmerk, hóe ligt de Hr.
Lovehce wegens zijnen fcllroomlöozen aart, hec
ook opneeme, ter uitvoer te brengen; en voor de
gevolgen die daaruit mogen voorzoomen, zo hec
gefchiede.
Ik vraagde den Hr. Lovelace, hem zo vrij en
bedaard ziende , wat hij mij zou raaden om te
'doen?
Mag ik 11 vraagen, Madam, welke liwe eige-
gene gedagten zijn — De reden Waarom ik cene -
vraag met cene vraag beantwoorde, zeide hij, is
pin d^Eit gij zo'ilerk gedrongen hebt, dat ik ü ver-
iaaten zoude, 20 dra gij in London zijt, dat ik niet
weere wat ik zal voorftellcn, zonder u aaniloo:
xe geeven.
UL Deel. t' MijFi
Μ
\f*
' Mijn gevoelên is ^ zeide ik ,' dat ik roij met
alle vlijt tragte te verbergen voor de kundigheid
van iedereen , behalven JuiFer Howe,· en dan gij
mij van ftotiden aan verJaac; nademaal zij zeker-
lijk befluiten zullen, dac waar de een is, andere
'daar niet verre van daan is: En het is ligter u op
te fpooren, dan mij.
Gij zoudt zekerlijk niet wenfchen, zeide hij j
in uws Broeders handen te vallen, door zulken ge-
welddaadigen weg als deezen? Ik ben niet van
voorneemen om zonder nood hen op het lijf te loo-
pen, maar zo zij reden hadden om te denken, dat
ik hen ontweek, zou dat hunne naariligheid niet
opfcherpen om u te vinden , en hunne dapperheid
tot het beilaep om u weg te voeren; en mij onder-
werpen aan fmaadheden, welke geen man vaiï
moed verdraagen kan?
Heere, zegen mij! zeide ik, waartoe heeft
deeze eene noodlottige ftap , tot welken ik ge-
troond ben --—■
Allerliefile Madam , mag ik u bidden deeze
harde taaie dog agter v»rege te laaten, daar gij uit
dit nieuw ontwerp ziet, hoe vaillijk zij beOooten
hadden, hunne oude door te zetten, zo gij daar-
toe niet getroond waart, gelijk gij het noemt,
Hebbe ik beilaen de Wetten der Maatfchappije
in den wind te flaen , gelijk deeze uwe Broeder
doen moet, zo 'er iets met dit ontwerp bedóeld
worde ? Ik hoope dat gij zult gelieven aan te mer-
ken , dat 'er al zulke gewelddaadi^e en booze on-
^erneemers Zijn als ik —- Öog dit is een zo
wild ontwerp , dat 'er naar mijne gedagten geen
ieden kan zijn om daarvoor eenige vreeze.te heb-
ben.
λ'
.....^ .........■"•Η
-ocr page 415-JüFFJïR CLARïSSA HARLOWE. 55 ρ
ten. Ik kenne uwen Broeder wel. Aan de Aca-
demie, was hij altoos al van eene romaneske hoe-
danigheid: Dog zijne herfens Waaren nooit tot ieCs
bekwaam, dan om zig^eiven te belemmeren en te
verwarren. Eene halve vindinge , en een gehee-
le waan ; maar gèener bekwaamheden meeiler
om zigzelven goed, en anderen kwaad te doen,
dan naar dat die andere door hunnei eigene dviraas-
heid hem daartoe gelegenheid gaven.
Dit laat gij vrij glad afloopen j mijn Heer !
- Dog geweldige geeilen zijn malkanderen
maar al te gelijk; ten minftcn in liünne maniereft
Van hunne gevoeligheid te toonen. Gij zult niet
Voorhebben zekerlijk om uzelven minder onfchul-
dig te maaken, die vail beflooten hadt mijne ge-
lieele familie in perfoon te braveeren, indien mij-
ne zotheid u de roekeloosheid, en hm den fmaad-
lijken hoon niet befpaard had ---
Waarde Madam!-- Moet het nog al
rotheid , roekeloosheid zijn ! - Het is u al zo
onmogelijk om draagelijke gedagten te hebben van
iemand buiten uwe eigene iamilie, als het voor
iemand in dezehd is om uwe Liefde te verdie-
nen! Vergeef hec mij, allerliefil fchepzel! Indien
ik u Tiiei beminde , hoedanig nooit man eeiVe
vrouw beminde, mögt ik het on verfchiUiger opneé-
men dat anderen dus onverdiend boven mij geileiif
v/orden. Maar mag ik u wel eens vraagen. Ma-
dam ^ wat hebt gij dog van mij gelceden?' Wat
oorzaak hebbe ik u gegeven , om mij met zo veei
' gcilrengheid ^ en zo vVeinig vertrouwen te behaii-
delen ? En wat hebt gij met van hen geleedeii ?
E-waadaarcighcid en Oiïgunft mogen WèilV 20 z3|
^mm
over mijn charaifter te rege zaten , geen vonnis
ten mijnen voordcele wijzen: Maar wat hebt gij
ulf uwe eigene kundigheid tegen mij ?
Vinnige vraagen , waaren het niet, mijne
waarde ? - En zij wierden met een al zo vin-
nig weezen gedaen. Ik ftond verzet. Dog ik
was niet van zins mijzelve te begeeven.
Is dit een tijd, mijn Hr. Lovelace$ is diteene
hehoorelijke gelegenheid die gij neemt, om u dus
fehamper aan te itellen tegen mij, een jong fchep-
zel van befcherminge verfteken \ ilet is eene
vreemde vraag, die gij mij doet. Hadde ik iets
tegen u uit mijne eigene kundigheid- Ik kan
u wel zeggen, mijn Heer - En ik wilde weg
geloopen hebben.
Hij greep mijne hand , en verzogt mij hem
niet misnoegd te verhaten. Hij verfchoonde zig
met zijne hartstogt voor mij, en mijne ftrafheid te-
gen hem, en eenzijdigheid voor diegeenen, van
welke ik zo veel had uitgeilaen j en welker voor-
genomene geweldenaarij, zeide hij, nu het onder-
werp was van onze overlegginge.
Ik was genoodzaakt hem te hooren!
Gij hadt de goedheid , allerlieffl: fGhepzel,
zeide hij, om mij om raad te vraagen. Geef mij
verlof om te zeggen, dat het zeer ligt is, raad te
geeven, wat men te doen hebbe. Ik hoope dac
ik, nieuwe gelegenheid, mag ipreeken
2ionder aaniloot te geeven, niettegenflaende uwe
wm-gaende Bevelen -- Gij ziet, dat'er geen
hoope kan zijn van Verzoeninge met uwe Nabé-
ilaenden. Kunt gij uwe toellemmingé geeven,
Madam > om een fchepzel met üiwe hand te ver-
Juffer CLARISSA HARLOWE.
cpren , welken gij nog npoic eene vrijvjiHïgs
gunft beweezen hebe?
Weik eene lOeerom-befchuldtgende,^ welk ee· "
ne verwijtende wijze was dit , mijne waarde, 0111
cene vraag van deezen aart voor té ftellen!
Ik verwagcede niet van hem , Op dien tijd,
en juiit als ik zeer boos op hem was, nog de
Vraag nog de wijze waaropze gedaen wierd. Ik
fcha^i^e mij als, ik mij de beteuterdheid te binneti
brenge, waarin ik wierd geworpen 5 uw raad had
ik op her oogenblik geheel in mijne gedagten;
Nogthans waaren zijne woorden niets minder dan.
aanmoedigende. Hij fcheen zig drieillijk ce Ver-
heugen in mijne beteureringe [Inderdaad^ mijns,
waarde., bij weet niet wat eei^hiedign Liefde
zij /] en ftaarde op mij, φ of hij mij had wiiieii
door en door zien.
Hij' was naderhand wel nog duidelijker mee
zijne verklaaringen, gelijk ik zo, ftraks zal melden?
Maar de2elve wierden hem wel half afgeperfl.
Mijn hart worilelde geweldig tuflcheu ver-
ftoordheid en fchaamce, dat ik dus geplaagd wierd
van eenen die alle zijne hartiloi^ten onder, zijne
magt fcheen te hebben , terwijl ik zeer weinig had
over de mijne f^t dac ili emdclijk in traanen uit-
berilede, en hoogl^k misnoegd van l^em iiond tq.
gaen: Wanneer hij , zijne armen, op mij heen
flaende, met een. weezen,, even wei, van de tedern
fte eerbiedigheid, aan het onderwerp een onnoze*
draaij ga£
Zijn hart was 'er wel veire van af, zeide hij
om zo zeer zijn voordeel re doen met de hi^
paatmdheid, waarin de ontdelikinge van mijns.
Y $ ßroe«.
-ocr page 418-374 'De HISTORIE vaïi
J3roeders dwaas ontwerp mij gebragt had, dat hij»
huiten mijne toelaatinge , een voorflag zou ver-
nieuwen , welken ik toe nog toe geen ingang ge»
geven had; en welke om die reden-
En toen kwam hij met zijne halfzinnen zig
verontfchuldigen over hetgeen hij niet eens half'
Voorgeflagen had,
Zekerlijk, heeft hij de baldaadigheid niet vai^
mij opzetUjk te plaagen , om te zien of hij mij
kan brengen tot het fpreeken van hetgeen mij niet
betaamt te Ipreeken -- Dog, het zij hij die
had of nier, metterdaad plaagde hij mij; zo zeer,
dat mijn hart zelf weedom had, en de traanen mij
op nieuw eindelijk weder uitbraken, met eene ver-
klaaringe , dat ik zeer ongelukkig was. En juiil:
ioen bedenkende , hoe ik als eene makke zottin
Hond met zijne ai-men om mij heen , rukte ik mij
met verontwaardiginge van hem los. Maar hij
greep mijne hand , zo als ik ilond uit het vertrek
te gaen , en op zijne knieën bad hij mij een oo-
genblik te toeven: En toen bood hij zig , met do
klaarile en uitdrukkelijkfte woorden, mij ten hu-
welijk aan , als het kragtdaadigil middel om mijns.
Broeders ontwerp te verijdelen, en alles te regt
brengen.
Maar wat tonde ik hierop zeggen ? > ,
Daar het hem , naar mij toefcheen, wierd nfge-r
peril, eer als een uitwerkzel van zijn Medelijden,
dan van zijne Liefde.^ Wat ik zeggen ? Ik
zweeg, ik keek zot —ΛkhQ\iverzekerdά2LύkzQQr■
zot keek. Hij liet,mij zwijgen, ^ en zot kijken; naar^
^ij wap,en4e dat ik (ets zou peggen; En einde-
»iäC: · „Jaaa^l'MMlÉilliliiii 'Ί i·^^ ......ι...............—ι m ι*·ιι ' «iM
r.r.^-
Juffer CLARISSA HARLOWE* 545:
lijk (bcfchaamd over mijne beteuteringe, en daar'
iQOOr eene perjchoonmge tragtende in te brengen}
gaf ik hem te kennen , dat iJc verzogt dat hij zul-
ke maatregels vermijden wilde , weike de ©nluit
mogcen vermeerderQn , waarin hij zien moeft dat
ik was, als hij in gedagcen nam de onverzoen-
baarheid van mijne vriendenen hetgeen uit dit
wonderlijk ontwerp van mijnen Broeder zou kun^
\
nen voigen.
Hij beloofde., zig in alles van mij te zullen
laacen reggeren. En in plaatze van zijne voor^
gaende vraage aan te dringen , vraagde deΛkarei
-mij, weder. Of ik het nederig aanzoek ver·^
gaf, henvclk hij mij gedden had? Wat had ik
anders te doen, dan dat ik poogde mijner beteu-
ieringe een glimp te geeven , nademaal v-an.
geen dienil was ? ^ >
ik zcide hem'. Dat ik hoopte dat het niet lang
zou aanhouden dat de llf. Morden overkwam.; en
ik twijftclde niet dat die heer zig te gereeder toe-
jnijne begunftiginge zou laaten-beweegen, [als hij
bevond , dat ik geen ander gebmik vmi ^jn^
(des Hren, Lovelaces) bijfi;and ^gemaakt had , daa
om mijzelvo te bevrijden vai? hec aanzoek-pen^
mans mij zo mishaagelijk als de Hr. Solmes.· ,1k
moeil derhalven wenfdien, dat aljes bleef 20 dl?,..
het was, tot dat ik van mijiiöii l^eef eenig;berig-c
ion krijgen. ' - , r ^
Dit, fchoon ik 2^0 ^vau. iicin^ geplaagd wès,
was, gelijk gij ziet, mijneVv^aarde, geen voUlrekr^
.iveigeringeA Dog hij moeit in eene heete; drifc
lücfpatten, eer dan dat hij..nHj poogde te overree^-
dQ« I hetwelk, elk, ander maii, zo als ik denken: zoiK
Y 4.
-ocr page 420-344 ' DE'HISTORIE VABI '
de, in zijne omilandigheden zou gedaen hebben:
En deeze'vLiiirigheid verpligcede mij om bij mijne
fchijnbaare weigeringe te blijven.
Dit was het dac hij zeide, met eene heftig-
heid, die het gemoed van elke vrouw verharden
'moeil:, welker geeft te edel was pm door ichrik tfe
"te worden te ondergebragt. - ■
Goede God ! --— En zult gij nog bij
OW bciluit blijven, Midam , om mij te toonen',
dat ik op geen dèel in uwe gunil: te hoopen heb-
be, terwijl 'er nog eenig uitzigt hoe verre af ook
•overblijve, dat gij· van mijne bitterfte vijanden vve;-
'der zult aangenomen wórden, ten koile'yan mijne
voiilrekte verv;erpinge ? . >
' Dit 'was het dat ik antwoordde , met vuurig-
i!icid ," en ööi? met een'behoedzaam Loopje -'
Gij hebt gezien , mijn Hr, Lovelace, hoe zeer
mijns Broeders geweldenaarij r.jj kan aandoen:
Dog gij zult het iluli verkeerd begrijpen, zo gij
de uwe op mij los laat, mij denkende door fchrik
te zullen jaagen tot maatregels, welke ilrijden met
die waariti gij beruft hebt. ' ' "
Hij verzogt mij alleen te willen dulden, dot
^zijne/oehame//Je ^rT/a^e/f voor hem fpraken ; eti
zo ik zag dat hij eeniger-gunfte waardig was, dat
ik hem den eerdgen perfoon niet wilde laaten zijii
van die ik kendé, welke niet vèrdi^nde dat ik ei-
nige a^t op hem ^af.
Gij beroept u o'p eenen t^oekoomendm tljd^
inijn Hr, Lovelace; zo doe ik ook, ten aanzien
van de toekoomende proef eener verdienfte , wet-
|je.gi| fchijnt te agten di^t iq den morieedenen tijé
éÊÊÊÉÈ
JüFFEiR CLARISSÄ HÄRLOtVE. f
^ontbreekt: En met regt denkt gij zo. En ik ftond
iweder van iiem te gaen. : ' ' / " i
, Nog een woord fmeckte hij mij te hooren ^
Hij had vait beilooten voordagtlijk al'e ongeluk te
vermijden , en allen Hap die aanieidinge kon gee«·
ven tot ongeluk, mijns Broeders handelingen, 7.0
jiij mijne perfoon maar geen geweld deed·, mcgr
ten dan zijn welke zij wilden : Dog bijaldien 'er
èenige onderncemihge', die zo verre iiep, gedacn
wierd , wilde ik dan hebben dat hij geruftlijk aan^
zag dat ik gegreepen, en of re rag , of naar boord
gevoerd wicrd, van deezen Singicton; en zoud^
'het hem, in géval van den uicerften nood, vyij
ilaen ter mijner verdeediginge op. te koomen ?
Te.r mijner verdeediginge op te koomen,
mijn Hr. Lovelace! - Ik zoude zeer elen-
dig zijn, indien het daartoe moeft koomen. Maar
denkt gij niet dar ik in London veilig en verbor-
gen zoü kunnen blijven"? Uit uws vriends befchrij-
vinge van het huis der weduwe, zoude ik denken,
dat ik daar veilig mögt zijn. "
Hét huis der weduwe , antwoordde hij, zo
als hér. van zijnen vriend befchreevfen wierd, als-
, zijnde een agtèrhuh blnnenwaards gelegen dgte¥
een voorhuis^ en uitziende op 'een tuin^ in plaat·
itf van eene ßraat, fcheen wel eene goede ichuil-
plaarze te zijn: Dog indien hét, als ik daar was',
niet wierd goedgekeurd , zou men ligtlijk een an-
'dér kunnen vinden, 't welk beter-naar mijn genoe-
gen was — Schoon, wat hem belangde, de weg
welken hij zou raaden in te ilaen', zou zijn, te.
ich rij ven aan mijnen Öom Harlowe^als eenen van
mijnq Voogden , en den uitilag daarvan hier ten
Ά
ΐίΡΤΤΤ'ΙιΓ-'hilft Ï^'l'fiif
- ν
-ocr page 422-!
„μι I J IIIJI,
huize van Vr. Sorlings af te wagten, onbeichroomd
,hem verzoekende zijn antwoord hervüaards te
zenden. Voor laage zielen bevreesd te zijn > was
maar hen tot hoqnen aan te zetten, zeide hij. De
inhoud van den Brief moeil zijn , „ Het als een
,, Regt te eifchen , 't welk zij zouden weigeren
zo het als eene Beleefdheid verzogt wierd: Te
bekennen, dat ik mij [hunne behandelinge, zei-
; 1
i
.y·
»
de hij, regtvaardigde mij al te wel] onder de
,, befcherminge gefteld had van de Ladys zijner
,, familie [op ordre van welke, en van Lord M,
5, hij zou fchijnen te werk te gaen]: Dog dat wel
3, op zulke voorwaarden als ik zeive goedvond;
„ die zodanig waaren, dat ik geen bijzondere
„ verpligtinge had aan die Ladys voor haare gunil;
5, als niet meer zijnde, dan zij aan ieciereen vari
„ mijne Sexe zouden vergund hebben, die in ge-
,, lijke verlegenheid was. „ Zo. ik deezen weg
niet goedkeurde , zoude hij zig gelukkig agcen,,
zeide hij, indien ik hem de eere en gelegenheid
wilde geeven van zulken eifch op zijnen eigenem
naam te doen- Maar dit was een iluk [met
zijne maaren al weder in denzelven adem ?] het-
welk hij maar even durfde aanraaken. Hij
hoopte evenwel, dat ik van gedagte zou zijn, dat
hunne geweldenaarij eene genóegzaame beweeg-,
reden voor mij waare om zulk een gew^nfchtj be-.
fluit te neemen. i / ·
Inwendig verdrietig zijnde, zeide ik hem,.
Dat hijzelve had voorgeileld mij te verlnaten, als
ik in. Stad was: Dat ik verwagtede dar hij zo doeix
;^ude: En dat, als ik \yill: volftrekt ou?Xhange]ijk
van hem te zijn, ik dan zou overleggen wat ik té'
fchrijvcn, en wat ik te doen had: Ivlaar dat kende,
nog wilde ik doen, terwijl hij bij rtiij was. > ■
Hij zou zeer, opregt met mij handelen, zeido
hij: Dit ontwerp van mijnen Broeder had de ge-
daante der zaaken veranderd» Hij moeil: zien,
voor dat hij mij verliet, of ik de Londonfche we-
duw, en haare familie, zou goedkeuren ofnïec,
indien ik verkoos derwaards te gaen. Het moge
volk zijn , dat mijn Broeder zou kunnen.·omkoop
pen. Dog indien hij zag dat het eerelijke luiden'
waaren, dan niogt hij voor een dag of twee, of
zo eens heengaen. Dog hij moeil zeggen, dat hij
mij niët langer aan een verlaaten konde.
Hebt gij voor, mijn Heer, zeide ik, om uw
logement te neemen in het huis daar ik mijn, ver-
blijf zal hebben?
Dat was zijn voorneemen me^^ zeide hij; al-
zo hij wiil wat gebruik ik Van zijn afweezen be-
doelde te maaken, en mijné naauwgezetheid ken-
de -- En egter kreeg het huis, daar hij zijn
jogcment had , een nieuwen gevel, en Was niet
in Haat om hem te ontvangen : Dog hij kon vyel
gaen naar zijn vriend Belfords, op Soho-fquarej
of milTchien konde hij wel 's avonds het huis van
dien zeiven heer te Edgware bereiken, en 's mor-
gens weer te rug koomen, tot dat hij reden had oitj
te denken, dat dit wild ontweip van mijnen Broe-
der aan een kant gelegd wa^. Dog op een groo-
ter afibnd zoude hij het tot dien tijd toe niet dur-
ven waagen.
Het beiliiic van alles was, om aanilaenden
-ocr page 424-Mm
IWaaiidag de reize tiaar Stad aan te neemen. J^
ioope dat het ter geli^kkiger uure zijn zal.
€l. Harlowä
I 1
0e Br. Lovelace, m?i Ik-vi BelforRj^
ScMMkn.
■
Vrijdags den ar van 'April·.
^Iw het niet waarfchijneïtjk vjas^ dat de,
Lad"! zulk een naaukeurig herigt kon geei
ven van haare eigene ontßelteni^, bij de
aandoenlijke rol^ van welke zij gewa^
maakt, toen de Hr. Lovelace zig haar
ten huwelijk aanbood'; zo zjjn de volgen-
de flukken uit zijnen Brief ν an, de boven·^
fiaende Bagiekeninge getrokken^
En nu Belford , wat zult gij zeggen, indien
ik, gelijk de vlieg om de brandende kaars fnorren-
de, bijna de zijden wieken mijner vrijheid gezengd
hadde ί Nooit was'er iemand ir|"^grpoter gevaar van
in zijne eigene ilrikken gevangen te worden: Al-
le mipe oogmerken Voorbij g;eloopen; alle mijne
ontwerpen nog onbeproefd ; het verwonderlijk
fchep.xel nog niet eens in Scad gebnigt, nog eenè
pooginge gedaen om te weeten of zij wee^enlijk
een Èngel of eene Vrouw zij!
.χ" ' η·«- .
Itfll ■
irgnTTii -Τ" ι ffniiiii
ί
1 '
Ik bood mij haar ten huwelijk aan , met jcene
Schielijkheid , het is waar, die haar geen tijd gäf
om zig in eene agterhuudende bedagtzaamheid te
bewinden; en met bewoordingen min teder óm
vuurig, gerigt om haare voorgaende koélhéid
haar te verwijten, en haare Bevelen haar in gè-
dagten te brengen: Want het was de vreeze voor
haaren ßroeder, niet haare Liefde tot niij, welke
haar genegen maakte om mij van die Bevelen te
ontflaen.
Noo|c befchoiiwde ik eene zo zoete ontÄel-'
tênis. . Welk eene glorij voor het penceel, kon-
de hetzelve die naar waarde afbeelden, nevens de
ongeduldigheid daarmede gemengd, welke oogen-
fchijnelijk elk trek van het fprcekendile'èn fchoon-
fte aangezigt ter wereld inrigtede. ^ Zij bremdß
twee of driemaal: Haar gezigt, nu eens zo bc-
koorelijk onnozel , dan van zulk eene zoete be-
duidcnis; totdat eindelijk de beminnelijke plaag-;
fter, geplaagd van mijnè bedremmelde verwagtinJ
gé op haar antwoord, gelieel onmagtig om ver-; · j
fiaenbaar te fprecken, πτ traanen uitberilede, en '
zig met haail van mii ging afwenden, wanneer ik
mij veriioiitende om haar met mijne gelukkige ar-
men te omvangen -O denk niet, bemind-
fte van mijn hart, zeide ik , denk niet, dat die
voordel, hetwelk gij moogt gelooven ilrijdig te
zijn met uwe poorige Bevelen, voorckoomt iiit een
oogmerii om mij de wreedheid uwer nabéftaenden
ten nutte te maalcen: ^o ik ü daardoor misnoegen
gegeven. hebbe (en gij weet met welk eene eer-
biedig leéerbsid iH beilaen hel^be hetzelve aan
" ' tc
\ ■
^^ Öe HIStORiE VAN
. te roeren) het zal in toekoomende mijne mteffte
zorg zijn — Daar hield ik ftil--—
Toen iprak zij; maar met verdrietigheid —
Ik ben -- Ik ben — !^eer ongelukkig--De
traanen langs haare kannozijne kaaken nederbigge-
^ lende; en haar lief aangezigt, terwijl mijne ar-
men de mooiile middel ter wereld nog al omvatte-
den , op mijne fehouder neder zijgende; alzo het
\vaarde fchepzel zo buiten zigzelve was j dat zij
niet wiil welke eere zij mij gunde1
Maar waarom, maar waarom ongelukkig, mijn
"Waardile Lecven? zeide ik: ---- Alle dank-
baarheid, die ooit overvloeide uit het hart van den
Verpligtften menfch ---
Regtvaardigheid omtrent mijzelven flopte mij
daar den mond : Want welke dankbaarheid was
ili haar verfchuldigd voor zulke onwillige gunilbe-
wijzen?
Toen tot zig zelve en tot haare gewoone
ioelheid wederkoomende, en worilelende om zig
te ontflaen van mijne omvangende arrtien, Hoe nu,
mijn Heer] zeide zij, met kaaken meer verontwaar-
digend gloeijende ^ en met een vinniger glans in
iiaare oogen.
Ik week voor haare toornige worilelinge^
maar volilrektlijk overwonnen van eene zo bekoo-
yelijke vertooninge van onnozele beteuterdheid,
vattede ik haare hand zoals zij van mij weg vloog;
en aan haare voeten'nederknielende, O mijne en-
gelin, zeide ik (van alle agterhoudinge ten eenen-
maale verileken , en naaüwlijks weetende wat ik
zelve fprak; en waafe daar een paftoör bij ge-
" weeft, ik zou zekerlijk een vcrlooren ir.an geweeil
zijn
♦.
jurFÄfe CLäRISSA HARLOWE* fft^
Éijn) ontvang de geloften van uwen getrouwen
Lovelacei Maak hem den uwen , en den uwen
alleen, voor eeuwig. Dit zal vcof alles goed zijn»
Wie zal zamenzweeringen en krijgsliften durven
fmeeden tegen mijne Vrouw ? Dat gij die niet zyt,
is de grond van alle hunne zotte ondemeemingen,
en van hunne onbeicheidene hoope ten voordeele
van Solmes. --- O word de mijne ' ■
ïk fmeeke u (dus op mijne knie fmeeke ik u) de
mijne te worden. Wij zullen dan alle de weieli
bij ons krijgen. En iedereen zal zig verblijden o-
ver eene uitkoomft, welke iedereen verwagt*
Reed mij de duivel! Ik had geen meer voor-·
necmen gehad tot alle deeze vervoerde beuzeltaal,
dan ik op hetzelve oogenblik dagt om door de lugc
te vliegen ! Alle vermogen is bij dit bekoorelijk
fchcpzel. Ik ben het, niet zij, die, op deezen
voet, in deeze zwaare beproevinge moet te korc
fchicren.
Hoordet gij ooit te vooren, dat iemand zon-
der zijn wil gcdrceVen wierd om ernftige dingen te
uiten, in weerwil van voorbcdagt overleg, en van
alle zijne eigene grootiche oiuweipen ? Dog die
lief fchepzel is bekwaam om iemand van alle voor-
nccmens zijns harten le doen afftappen, welke
haar niet gunilig zijn. En ik denke waarlijk, dat
ik genegen zou zijn haar alle verdere beproevinge
te befpaaren [En welke beproevinge egter heeft
ZIJ nog gehadi'j waare het niet uic krijg, dien haa-
re waakzaamheid verwekt heeft, ivh van beide de
nndere zal overwinnen. Mijne edelmoedigheid je-
gens mijne wcerlooze Rooze-knop is u bekend
En zoïïïtijds bedaarc ik mijne vuurige lüften
' ' ■' naar
-ocr page 428-: Βέ HISTORiE VAif "
»aar dk zeer fchoon fchepzel zelf, met deeze be-
denkinge : —— Dat de bekoorelijldle vrouw op
aarde, al waare zij eene Koningin, boven de ge-
jnccnfte alleen kan uitmunten in hetgeen de mqde
zigibaar laat -- Zo evengelijk is de bedeelïn-
ge, aan den Voril en den Boer, van dit ceril ge-
fchenk,. de VROUW;
Wel, maar wat was de uitflag vah hetgeen
waartoe ik dus buiten mijn wil gedreeven wierd ?
•s- Zpudt gij niet denken, dat ik gevat wierd
op mijne aanbiedinge? --Éenc aanbieding-e
zo plegtiglijk gedaen, en wel op eene knie?
Niets daarvan ! - De mooije beuzel-
fter liet mij zo ligtlijk ontkoomen ^ als ik kon ge-
wenCeht hebben. _
Haars Broeders ontwerp ; en te Vinden ^ dat
*er geen hoope op eene Verzoeninge voor hiar
waare; en de vreeze die zij had'voor ongelukken,
welke 'er mogcen volgen- Deeze, niet mijne
aanhiedingt , nog liefde te mijwaards ^ w^izrm
de oorzaaken , waaraan zij alle hanre lieve ontllel-
tenis toefchreef —^— Eene Toefchrijvinge ^ wel-
ke misdaad van gekwetfte majeiieit is tegen mijne
Souveraine trotsheid- I Iet 'trouweh met mijy
flegts tot eene tweede toeylugt te neemen,' en mij
zo goed als te zeggen, dat haare ontfteltenis voort-
kwam uit haar leedvv'eezen dat'er geen hoope was,
dat mijne vijanden haare voorgenomene aani:>iedin-
ge zouden aanneemen om eenen niiin te veriloo-
ten, die zijn leeveii voor haar gewaagd had, en
nog gereed was om haarentwille hetzelve gevaar
te loopen!
Ik drong vt^eder bij haar aan om mij gelukkig
\ly
tfc
ïi-
■HÜMÜI.
-ocr page 429-JuFFEÄ CLARISßA HARLOWE. 351
Α fe maaken - Dog ik moeit verbeiden tot
na de overkoomil van haaren Neef Morden. Op
hem is nu alle haare hoope geveftigd.
Ik ftelde mij uitzinnig aan; maar te vergeefs.
D,aar zou nog een Brief gezonden worden,
of was 'er gezonden aan haare iN^oeij Hervey;
waarop zij hoopte een Antwoord te zullen krij-
gen. ,
Nogthans denké ik zoiiitijds ^ dat haare uitr
hellingen al flaauwer en flaauwer zouden gewort-
den zijn, waare ik een man van couragie gewceil.
■-'Maar zo befchroomd ivas ik om aan-
ßoot te geeven! ...
Het is een verbruid ding ! De man zo be-
fchaamd te zijn ; de Juifer zo veel vrijens^noodig
té hebben! -^— Hoe zullen twee zodanige bij
malkanderen koomen; als ^er geen vriendiijke mid-
delaares luilchen beide koomt^ ■
Ik moet te vreede zijn. Het gebeurt, even-
wel ^ zelden, dat èene mmrige Liefde als de
mijne in deiizdven perjbon gepaard gaet met ee-
nen zo gelaatenen Geeil. '"Dog waare Liefde^
da a-van ben ik nu overtuigd, wenfcht alleen: nog
heeft zi) eenigen daadlijken wil, dan die van hec
aangebeden voorwerp.
Maar, O het bekoorêlijk fchepzel, dat zij we-
der uit zigzelve gewag maakte van Lotldon! Waa-^
re Singletons zamenzweeringe van mijne elgené
lütvlndinge geweeil, een gelukkiger middel kon-
de 'er niet zijn uitgedagt om^haar tebeweegen, dat
zij haar voorneemen hervattede om derwaard;^' te
gaen; nog kan ik giiTen^ welke haare reden lïiö^e
zijn om het uit te ilellen.
ff
554 De HISTORIE vas
Ik iluice hier den Brief in van Jofeph Lemanï
Van welken ik u meldde in mijnen van laatiHeeden
Maandag (a) , met mijn Antwoord daarop. Ik
kan de eerzugt niet weerilaen, die mij dringt oitl
u dit mede te deelen. Anders v,'aare her miiTchien
beter, dat ik u in den waan liet, dat het Geileïn-
te van deeze Lsdy tegen haar vegt, en de gele-
genheden ter mijner beguniliginge befchikt, welke
alleen de gevolgen zijn van mijns eigene voortref-
felijke uiüvindinge.
Aan de Wel Eedl. Heer Robert Lov elace,
Schildkn,
Saaterd, den 15 April,
Met je JVel-Êdelheiis. premißie^
Deuze dient om, je Wel Eedle te laate weete,
als dat ik geamplieerdt ben in en aiFere, daar ik
wel van hadde wille gekfcufeerdt wceze,. as het had
kenne koome. Het is om gewar te worde uit en
feekere jongman, die onlangs ebleeken is men
Kefein te weeze van Grootmoeders kant; en maar
onlangs in deuze ilreeke is koome wone, van en
heel ondeugent ilukje , gelijk de jonge Heerhec
noemde, van je WelEedle. Godc bewaar me dac
■ik
• (aj Zie bl. »67,
. ^ r- ^ f· « ^ ^ ^
-ocr page 431-Juffer CLARISSA HARLOWE.
ik hec foo fou noeme zonder je premiffie. Hec
paft Γοοη flegt man as ik ben niec, om mein meer-
der te takfeere. Hec is angaande een Juffer But-
terten van Nocingam; en heele nioije vreijfter, na
hec fcheint.
Je WelEedle kreedi haar wech, fcheint het,
deur cn verdichte Brief aan haar, haar weis maken-
de ais dat haar Micht daar ze veul van hiel, be-
komme was om 'er te befoeke; en onder wech fiek
geworde : En dus trok Juffer Butterton van huis
met eli fjees, en ien knecht, om haar Nicht te
hale uit de Herreberg , daar fe fiek lach, zo affe
miende: En de knecht wierd gepiert, en brochte
de Sjees te rug; maar van Juffer Butterton worde
niet gehord in en maant, of fo. En doe het uit-
kwam , dat haar frinde haar fonde , en je Wel-
Eedle wouwen profes make, wasje WelEedle bui*
lens lands getrocke : En fo kwam fe in de kram,
om fo te zegge, voor dat je Wel Eedle weer tuijs
kwam: En ze kreech een verkouwendheit in de
kraam, en v/orde fwak, en ftorf haaftig: En hec
kindcje leefd noch; maar je WelEedle moeijt he\n
daar niet meede in het alderminfte. En dat en ee-
nige andere ftucke die heel flecht luije, zou jonker
Solmes onze jonge Lady vertek hebbe, zo fe h^ni
had wille hoore, voor dat we haar foet gefelfchap,
om fo te fegge, iiier verloore hebbe. (a) '
W
Ik hoop dat je Wel Eedle mij ekfchufeerc zei:
Maar ik was genoodfaekt alles te verteile wat ik
ehoord liad, om datfe mein ^Kefein· binne bij haar
hadde, cn hij gezeid ibu hebbe dat hij het mij ver-
teld had: Dus kond ikker geen doekjes om windte,.
Ζ
ijt.
mt
(a) Zie D, II bi. iij
-ocr page 432-; De^HISTORIE van ^
uit vrees van verraade Ee worue, mee je Wèl Eed-'
les believen.
Je Wel Ëedle hoip mij an mennige leelke e-
ftorij om toe je Wel Eedles nadeel te verteile an
niein jonge Heer, en jonge JuiFrouw ; maar hier-
van verteldejeme niei; een beer.
Ik verfoek je Wel EedL op het needrigft om.
goedt en frindlick en getrou te zein bij meine
vvaardile jonge Lady, ^ niiw je haar heb; of ik fel
me dood fjaagreneere dat/ik eenige dinge gedaen
heb waardeur het dus ver gekommen is. Ik bid je
lieve goede Wel Eedle , wees docheerlick l Ei]
lieve Wees het doch! -— Om Godcs wille!
wees het doch! - Ik kan voortegenswoordich
niet meer fchreive, van vrees en droef heit
m
êÊk
Maar nuw ick weer ant fchreive gekomme
ben, wil je Wel Eedle met je believemij wel eens-
jes fegge, of 'er ook ienige gevaar is voor je Wel
Eedles leeve uit deiize aiïeere; want mein Kefein
is metterdaat gehiierc om na Jtiifer Butcercons frin-
de te trekke om te ziene of die de faak poeiieere
wille: V/ant je Wei Eedle belief te weete , als dat
hij doe bij de femiiij van Buttertonwoonde, en wel
tot getuijge kon diene, en wat meer is. .
Ick hoop niet dat het foo beiiler flecht was^
as Titus feit dat het was; want hij feit dacter in
het geval ^tuflchen jefuij intteerß en fchaacking
was, met je Wel Eedles premifilj: en mein Kefein
Titus is fükkcn eerliicken jongen man as 'er oit op
en paar biene ging. Dit is fein Karakter; en die
maakte mij gereeder om hem voor mein Neef te
erkenne,^ als we in de praat quaame.
Sob'dér lénig gevaar rrigchc zein voor je Wel
Eed'
-ocr page 433-Juffer CLARISSA HARLOWE.
' Eedics leeve , hoop ick niet db.c je Wel Eedle fel
' opgehange worde iils ien van ons gemien volkjq:
Dat je hooft mar allien fel afgeflaage worde, o.f
foo: En het Touw evenwel jammer weeze daf flik-
ken hooft verlor? worde: Maar indien het foo ver
geprofekweerdt wierdt, dar onze^h'even Heer on.s
voor bewaare , belief niettemin'om |c getrou\ve
Jofeph Leman te denke, voor dat je je doodtfon-
nis ontvangt; want na het fonnis, hebbefe mij
'wel vertelt, is alles voor de Keu.ning of ds
Schoiiwdt. .. ^^^
Mij docht dat het beft was je Wel Eedle hier
van de weet te do^ne; en dat jij mij ook liete wee-
te'of ik je Wel Eedle ook ienige dienft kon doene,
en belette di,it mein Kefein Titus nie't ienig quaagl
doet, as hij van Nottingam vyeeromkomt, voop
dat hij fein rappoort doet.
Ick hebber hem al wat de leus van gcgWciii
Want wat heit men 'er an, Kefein Titus, fao fi'ij
ick teugen hem , dat men en v'ucr anhlaail:, eii
twis llookten te maake daC reike kiijde'in onie-
nighcit Iceve, en'er doode haHe/van komme, en
diergleike? " " '
Das waap , feij kleine Ticiis/' En dit met je
Wel Eed'eheits believe geeft mij iioch al hoop opi
hem, als maar je Wel Eedle mij wat. onderrichting-
geeft; angefien ik geleik God weet,'en fobere^
en heel fobere inwensje heb i alleen en goed har^
te om ongelucke voor te kome," dat is mein vor-
nahm oogmerk , en waft alteit, Goddank! —^—
Anders kon ick al heérveul'quahd in men teit; e-.
daan hebbe geleik elk knecht feeker doen kar.^
je Wel Eedle preift evenwel, dikkek iluw en chn
ίΗ\
De historie van
niein inwensje : Maar och lacy! mee ]e Wel Eed-
les believen , watce inwensje kan zakken eenvou-
vvigen bloed as ick doch hebbei - Maar
as je Wel Eedle mein an de gang help met jc
fchooner inwensje , dan kan ick het noch al wel
klaare. Ik ben verfeekerc, ik heb een hartliqke
goe wil om je Wel Eedles gmill te verdienen, als
ick maar mocht en konde.
Twee daage , om foo te zegge, af en aan,
heb ick an deuze lange Brief gefchreeve.; En
noch heb ik niet alles efeid wat ik fegge wilde.
Want je Wel Eedle mot weete, als dat ik gien Ijn
heb in die Kaptein Singelton, waarvan ik je fpreek
in mein twie leße Br leve. Hij heit akeit met
mein jonge Heer de hoofden bij mekaer ; en ik
houd hci't werkje al veul fisfpek , of 'er niet Wi^t
quaad tiifTen havir in til is: En noch te meer, de-
weil mein ouwdile jonge Lady haar daar fomteits
bij fclieint te voege.
Vorlee week feij ons jonge Heer dat ick 'er
bij was/ii?i hked van men hart koockt ooverKap-
teln Singelton, om dit te ivrecke — Eu hij noem-
de je wel Eedle met ^en naam as fukken een as ik
nier mag iegge wat, Kaptein Singelton laijilerd
meiii jpiigen Heer dat ik 'erbij was, foo fcidemein
jongen Heer, Je meiicht alles wel fegge bij Jor
feph^ ^^mnt fchoon. bij foo onnoofel keikt ^ hij heit
'al foo goeden hart, en al foo goede harjfens, as pii
knecht ter ^^eirelt behoeft ie hehbe. Ik wiert doe
een bgetje van meKoniienfij ger^iakc. Maarom wac
reede toch ? "^aiir'ulles, w^tickdoe, is om onge-
]uc,ke voor ce. kome; en angefien , je Wel Eedle
foQ veul pa^isiQnfij heic, die de jongen Heer niet
Ν
lifie
. \ .
■
i^i'-iivrTiiTgartf··
-ocr page 435-Juffer CLARISSA HARLOWE.
heit ; foo fchroora ik je Wel Eedie niet alles te
verteile wat het weeze mach. ·
En behalve dat, heb ik Tukken begeert om je
Wel Eedies gunil tot mij te verdiene , dat hec
maakt dat ick niet laat vorbijgaane, dat ik je ver-
relie ken, om nadeel voor te koome: En darenbo-
ve noch je Wel Eedle's goetheit omtrent het Blauw
WildZwein ; daar ick llikke goeije berichte van
heb I -- Ik ban verfeckert dat ick gehouweu
iel zijn je Wei Eedie al men leeve daage lang te
danke.
En het Blauw Wild-x'^wein ifl: dan noch niet
al i angeiiene , met je Wei Eedle's believen, dé
moije Scug (Godt vergcefct me dat ick in fukken
errenitige iaack geckicheer) oock al wat in men
hooft omloopt, lek geloof dat ik 'er miiïchien wel
liever fel hebbe, dan ie Wei Eedie wel hebbe wil-
de j want fe boguidt frindlick goecaardich te wor-
de, en luijftert , als't UvVEed. belieft, als of er
vjaater in toor egote '•Merd, als ik praat üover
het Blaauw Wiidt-Zwcin, en wat meer is.
Eij lieve je WEcdi. houw het gekfcheere
te goede van en arrem eenfouwig man. We ge-
micne iuij hebbe oock al onfe kiuchte met je
WEedl. believe, geleik onfë meerdere hebbe; en
iireige we fomteitb en fnuijtflach, we kennen on-
fe minder vindc , om die weer en fnuijtflach te
geeve: En foo niet, kennewe mefchien en Weijf
Ereijge, en heur fnuijtflaage geeve: En dus zedk
wel Heere zein op de een of aare Weis,.
Maar hoe veul ferg ick je WEedl. paasjenfijf
V.. ■ '.I— DienilbQode toone je haar fraolijke har-
2 4 - te^
raBia-A.·- 'j, ,,,ι,.,^^,.....,.^^ ---^
-ocr page 436-5.5ο D£ HISTORIE VAN '
ie, al is 't wat onberdiijde , aifer wat meer vre<i-
heit gegeven worde.
ÜWEcdl. gelief mij weegens voorenilaando
re laate weete of ik ook van icnigen dienil 'kari
zijn, om je WEed, dienil te doene, en meine al-
dcrliefile jonge Lady dienil te doène^ het geene
ons lieven lieer geef! Want ick begin wat voor
haar te frecié , als ik hoor wat de luijde feggé
'r—— Seekerlijk fel je WEed. haar gien quaadi
doene, om foo te fegge. Maar ick weet wel, jé
WclEed. mot wel goet weefe teugen fukken won-
dcrbaaren jongen Lady. I-ioe kan je anders ? ——
Maar hier heb ik het niet ine kohsjenfij te doene,
dat foo ik fommige dinge niet vertelt had^ die je
IVEed. mij leetdde ^ mein ouwe lieer en men oU'
Kve Lady en de 't-ivee ou"j:e Jonkers , niet half
foo önharrßinherticb häade könne vjeefe als je
pln^ wat mein jong Heer en jonge Jiiffroim ook
'mochte fegge.
En dit fs het drowigil; fij kennener niet toe
liome om het met meine alderiieffte jonge Lady iii
deii haacll ce brenge, om dar, gdiiik je IVEed. het
óréoneèrde I deüfo dinge haar vertek fein als door
een· iléekpaninkje komend uit de mont van je
WEed. knecht; dat niet mot geweete worde uit
dat je mocht kapot rake en ik oock , en het
dc omkooper mócht fwart mnke !■ —-- Och ,
je WEed Ie! ' Ik priiTumeer als dat ick en
heel fl'échre tjuant bin (ons lieven Heer feegeii
mein fiel, bid ick Godt) en ick miéndec foo quaat
Μ
nlcc/ -Φ
Maar ibo bet meine nlderllefile jonge Lady
<Q;.iaaUcik vergap mQcfö, alsje WÉed. belieft,
Juffer CLARISSA HARLOWE. 1570 ^
het paardewed bij hec Blaauw Wild-Zwein -^
Maar de Heer bevvar ons allemaal voor alle quade
parte , en alle quade doode , bid ik ons liev^eti
Heer! —^ Want hoewel je WEed. mild teugen
me is met het aertfe en vergankeleike eevenvvel
wai fal een mens geeve tot loßlng van Jen //>/,
•gelijk de hijlige Schrijftuer feit', met je WEed»
believen ?
Maar evenwel hoop ik noch op Bekeering
hiernaa , om dat ik maar en jong man ben, foö
ick Tondich deur onkunde j daar üWEed. en
groot man is, en van groot verilant; en ick maai
en arrem kriatuer, die niet in anmerking kom; eh
je WEed. is wel in ilaet om voor alis ce verant-
woorde. Doch niettemin ben ick
UiVEed. s^etrou'we Serveteur met alle
derdanlgeit
Joseph Leman,
Be Hr, Lov,ei,ace , aan Joseph Leman.
' Maandags den ly 4p,riU
Eerzaame Jofeph^
Gij hebt flegter gevoelen van uwe inventie^
diin gij behoort te hebben. Ik moet dezelve we-
dfr prijzeii. Voor een eenvoudig maas bol hebhe
■
Λ
-ocr page 438-374 'De HISTORIE vaïi
ik niet veele beter gekend dan de uwe. Hoe dik-
wijls heeft uwe voorbedagtzaamheid en doorzigc
mijnen wenfch beantwoord in gevallen, die ik zel-
ve niet voorzien konde , ais niet vveetende hoe
imijne algeraeene bevelen zouden flaagen, of wac
V onder het uitvoeren van dezelve nipgc gebeu-
ren! Gij twijifeJt te veel aan uwe eigene bekwaam·'
heden, eerzaarae Jofeph; dat 's uw gebrek. Dog
■dewijl het een gebrek is dat aan uwe nataureiijkc
^zedigheid te wijten is , behoort men disswegens
iiieer medelijdsn met u te hebben , dan u te he-
fchuldi^en.
De zaak van Jijirer ■ Betterton was een plei-
ziertje van de jeugd. Ik hebbe zeer veel op niet
het oeffenen van mijne vindinge. Ik ver;'.ekere u,
Jofeph, dat ik altoos meer vermaak gehad hebbe
in het Beileeken van mijne aunikgen, dan in hei
Einde van dezelvp. Ik ben geen man van vleefcti-
lijke luden ; maar een man van geeil en leeven.
--De eene vrouw is gelijk de andere--
Gij verßaet mij ζυβί, jojepb -- Op de jage
wordt alle de geneugte verwekt door het draaijen
van de Haas. Een Kuiken van de boeren-werf is
beter ipijze. Nu vat gij mij -ατ/, Jojepb.
Juler Beitertcn was maar een Winkeliers
dogter. De familie had wel veel goed gekreegen ,
ren Hond naar een nieuwen Rang onder den klei-
'ücn Add ; en'zij waaren onredelijk genoeg om
te verwagten dat een man van mijne familie haar
zou trouwen. Ik was eereiijk. Ik gaf de jonge
rLi\dy 'ddaitöe geen .hoope; want zij lelde mij zulks
•bij. Zij nam het kwaaHjk: Hield af, en wierd van
mij argehouden, Een kkin ioiïnozei Loopje was
Ïifi' · ■
-ocr page 439-Juffer CLARJSSA HARLOWE.
'er noodig om haar uic den huize te krijgen -
Maar daar is geen Ichaakinge in gepleegd, verze-
kere ik u , Jofeph - Zij had mij iief: Ik had
haar lief. Het is waar , toen ik haar in de Her-
berg kreeg, vraagde ik het haar nier. Het is
wreed eene zedige vrouw ora haare toeftemminge
te vraagen. Dat verwekt aan beide kanten maar
zwaarigheden. Hadden haare vrienden 'er zig nier
te veel mede bemoeid, ik wecte niet, of ik rot pp
deezen dag haar niet getrouw en ftandvaftig ge-
bleeven was - Want dan had ik mijne Èn-
gelin niet gekend.
Ik ging om /jaaref^^dven niet buiten 's
lands. Zij had te veel liefde voor mij, om tegen
mij 'Door het gerigt te verfchijnen. Zij weigerde
een papier te rekenen, hetwelk zij voor haar op-
gefteld hadden, om een pleijdooij op te gronden:
En de beeilagtige fchepzels wilden niet toeilaen,
dat zij van eene vroedvrouw geholpen wierd,
voor dat haar keven in gevaar was i en Hieraan,
geioove ik, was haar dood te wijren.
Ik ging over haar in den rouw , fchoon ik
toen buiten 's lands was. Eene eere, die ik altoos
beweezen hebbe aan die waarde fchepzels, die bij
mij in de kraam kwamen te fterven.
Ik was altoos kiefch in mijne minnaarijen.
Deeze v/aaren de regels, welke ik mijzelven voor-
ichreef bij mijnen aanvang van het woelig leeven:
De Moeder voor gebrek te bewaaren , zo haare
vrienden v^reed waaren, en zq ik geen man voor
haar kon krijgen, die haar waardig was: Gemee-
pe vrouwluij te mijden: Een ftuk van regtvaardig-
jieid aan 4e onnozele Lady's zq wei, als aan
"mijzelven vciTchuJdigd was: Eene voorgaende ma-
tres uic te huwelijken, zo het mogeJijk was, voor
dat ik eene andere nam: Eene Lady in haare
hraam farzoenlijk ce onderhouden: Voor het klein-
tje te zorgen zo het leefde , volgens den llaac
van deszelfs Moeder : Oyer de Moeder in dcii
rouw te gaen, zo zij ftierf. En de belofte hier-
van was een groctc trooil voor de zoece licfjcs,
als haar tijd naderde.
Alle mijne miiHagen , alle koilen die ik ge-
^nnakt hebbe , zijn geweefl: met cn aan de wou-
wen. Zo dat ik mijne confcientie kon zuiveren
(daar ik dus eereiiik bij haar handelde) zo wel als
inijn bedagtzaam beilier verdeedigen ten aanzien
van mijne middelen.
Alle mannen hebben liefde toe de vrouwen:
En vind mij eens een man van meer eere in deeze
itukken, zo gij kunt, Jofeph.
Geen Vv onder, dat de Sexe mij zo lief heeft!
Maar nu ben ik Urikt dcu«:dzaam. Ik ben
hervormd. Zo ben ik al een landen, langen tijd
geweeil: Beilooten hebbende om te trouwen, zp
dra ik maar de verwonderenswaardigile aller vrou-
wen kan overhaalen om mij te neemen. Ik den-
Jee om geen menfch anders. Met is onmogelijk,
dat ik het zou kunnen doen. ik hebbe al heel
mooijc meisjes om haarentwil gefpaard. Het i^
Λvαaragtig zo , Jofeph ! Dus ilel uw eerelfk hare
maar geruft —^—:— Gij ziet, wat moeite ik nee-
me oni uwe zwaarhoofdigheid te voldoen.
Maar aangaende Juffer Betterton —--In
liaar geval heeft geen fchaakinge plaatzc gchnd,
zegge ik nogmaal·: Schaaken is een önn^tuurelrjk
ding;;.
s^·
Juffer CLARISSA HARLOWE.
ding: En is zeUlzaamer ^ dan men zig verbeeldt^
Het zou mij leed zijn * dat ik in zulte ,
eene engte gebragc wierd. Nooit was ik 'er nog .
in. Jufter Betterton wierd tegen haar wil en dank
van mij weggenomen. In dat geval begingen haa- ^
re vrienden eene fchaakinge, niet ik.
Ik hebbe middel gevonden om den Jongén ^
tweemaal te zien, buiten weecen van de Moei] ^ ·
welker zorge hij is aanbevolen) die hem lief heeic» ,
en nu om geen reden ter wereld, hem zou willen,
miiien. De Jonge is een mooije Jonge, Goddank-
Geen Vader behoefde zig zijns te fchaamen. Hij[
zal wej^ bezorgd worden. Zoniet, dan zoude ik·
zorg voor hem draagen. Hij zal het Capitaal vaa.
zijne Moeder krijgen. Zij vervloeken den Vader,
ondankbaare Schepzels! maar zegenen den Jongen^
-Kortom ; daar is in deeze zaak niets fnoods
aan mijneil kant; maar heel veel aan den kant vaii
de Beitcrcons.
Wcshalven, Jofeph, wees niet ongeruft, het
zij voor mijn hoofd, of voor ww eigen hals; nog >
voor het Blaauw Wild-Zwijn, nog voor uwe mooi*.
je Zeug --i
Ik houde veel van uw gekfcheeren. Boerc'
pall een arm man beter, dan zwaarmoedigheids
--— Gaarn mag ik hebben, dat gij kortswijlig
zijt. Alles wat wij fpreeken, alles wat wij doen,'
alles wat wij wenfchen, is koi-tswijl. Die hetlee·
ven zelf niet zodanig maakt, is een droevige bloéd,:·
en heeft 'er bet ilegtil; genot van.
Ik twijifele 'er niet aan, Jofeph, of gij hebe'
uwe klugten zo wel gehad, gelijk gij zegt, ah u.'-
W€ meerderen. Iii weafche dat gij die meerden
Jofeph.
De historie vas^
meer moogt hebben, eerzaame Jofeph!
een arm man vrolijkheid misgunt, behoort zelve
geen te hebben. Vaar dan maar voort met beer-
ten: Boerten, zegge ik nogmaal, paft u beter dan
zwaarmoedigheid.
Ik behoefde u niet van Juffer Betterton te ver-
tellen: Leverde ik u geen hiftorijtjes genoeg, bui-
ten de haare, tegen mijzeiven, om u meer ingang
te doen vinden bij uwe looze meeilers ? Daaren-
boven meldde ik niet gaarn van JuiFer Betterton,
om dat haare vrienden alle nog in leeven, en in
agcinge waaren. Ik had haar ook lief; want zij
wierd mij van haare wreede vrienden ontnomen,
toen onze geneugten nog nieuw waaren.
Dog al genoeg van de waarde Juffer Better-
ton. Waarde^ zegge ik; want de dood maakt
vjaard. -Dat haare dierbaare Ziel in vreede
rufte! --- Daar loosde ik eene zugt, Jofeph,
ter gedagteniife van Juffer Betterton!
Wat belangt de reize van kleinen Titus [Ik
erinnere mij nu den knaap bij zijnen naam] Laat
dat maar zijn gang gaen: Eene Lady al voor agt-
ticn maanden in de kraam geftorven; geen proces
bij haar leeven begonnen; zij zelve weigerende om
tegen mij getuigenis te geeven, terwijl zij nog
leefde- Fraaije omftandigheden om eene Aan-
klagt wegens Schaakinge op te gronden!
Wat uwe jonge Lady aangaet, de altoös-aan-
biddelijke Juffer Clariffa Harlowe, ik vrijde den
geheelen tijd om haar tot mijne Vrouw te krijgen.
Andere verwagteden wel dat ik haar zou trouwen
meer wegens de grootsheid van haare eigene har-
ten , dan volgens mijne beloften. Want ik was
ai-
Diê
" ί
akoos omzigtig omtrent hetgeen ik beloofde. Gij
weet, Jofeph, dat ik boven mijne beloften gegaea
ben jegens u. Zo doe ik met iedereen: En Waar^
om ? Dewijl dit de befte weg is om te toonen, dac
ik geen kaarige of bekrompene ziel hebbe. Eenei
belofte is eene verbintenis. Een regtvaardig man'
zal zijne belofte houden: Een edelmoedig man
Tal boven dezelve gaen. Dit is mijn grondregel·
Zo gij twijffelt aan mijne eerelijkheid jegens-
uwe jonge Lady, dat is ifieer dan zij doet. Zo zi|
dat deed, zou ze geen uur bij mij willen vertoe-
ven. Mijn hart is het ftandvaftigfte ter wereld,'
Hebt gij geen reden om zo te denken? ■
Waartoe dan deeze viezevaazen, eerzaame Jofeph?
Dog dit is om dat gij eerelijk ztji: Dus ver-
geeve ik het u. Al wie mijne godlijke ClariiTa lief
heeft, heeft mij lief.
Laat Jakob Harlowe mij fchelden zo als hij-
wil. Om zijns Zufters wille zal ik het verdraagen.
Bekommer u niet over mij. Haare gunft zal hec·
mij rijklijk vergoeden. Zijn eigen fnood kwaad-
aartig hart zal zijn bloed ten allen tijde doen over*
kook^n: En als het dat doet, denkt gij, dat ik mij-
ne confcientie daarvan dan zal laaten geraakt wor-
den ! -Eu zo niet de mijne ^ waarom zou de
uwe 'er van geraakt worden ? Ach! Jofeph, Jo-
feph! Welk eene zotte talmfter is uwe Confcientie!
--- — Zulk eene confcientie die een eenvoudig
man oncruil, als hij het beft in zijn doen op het
oog heeft, is zwakheid, geen confcientie.
Maar zeg wat gij wilt, fchrijf al wat gij weet,
of wat gij hoort, aan mij: Ik zal geduld oeiFenen
jegens iedereen. Waarom zoude ik niet, daar hec
' al
. De HISTORIE van
al zo zeer de begeerte van mijn hart is ^ als van het
uwe, pm ongelukken voor te koomen?
Dus dun alle deeze moeite genomen hebben-
de , Jofeph, om uwe Confcientie geruft te ftellen ^
en om alle uwe twijffelingen te beantwoorden, en
ona alle uwe vreeze te verbannen; zo laaten wij
nu koomen tot een nieuw β uk.
Uwe en mijne poogingen, die gèfchikt wUa-.
ren om, door omwegen^ alle met eikanderen te
verzoenen , zelf tegen dank van de hardnekkig-
lien, zien wij, dat het einde niet beantwoord heb^
ben, hetwejk wij hoopten dat zij zouden beant-
woorden; maar, in tegendeel, de ongelukkige
verfchillen tulTchen onze familien verwijderd heb-
ben. Dog dit is nog uwe nog mijne fchuld ge-
weeft; Het is aan het zwart pek-agtig bloed van
uws jongen Heers vergiftig hart, 't welk over-
kookt, volgens zijne bekentenis, te wijten, dat
onze eerelijke wenfchen tot hieraantoe verijdeld
zijn.
Nogthans moeten wij al denzelven cours hou-
den: Wij zullen het hun mettertijd wel moede
iiiaaken, en zij zullen aan de hand koomen, en als
zij dat doen, zullen zij vinden hoe redelijke voor-
waarden ik zal eifchen, hoe weinig zij ook van
mij verdienen mogen.
ï , ' Houd derhalven aan, Jofeph; houd aan, eer-
zaame Jofeph; en hoe^^weinig waarfchijnelijkhcid
gij u ook verbeelden moogt in de middelen, onze
begeerten zullen wij eindelijk verkrijgen.
Daar is nu voor ons niets op, dan met ons
werk door te gaen langs dien weg, waarop wij
tógonnën hebben.^ Want ηademaal (gelijk ik u in
' ^ " niij-
ί
...... ....... ■
-ocr page 445-JüFPEH CÏ^ARÏSSA HARLOWE. 5
tiiijnen laatften te kennen gaf) mijne Beminde u
miilrouwt, zo zal zij u den voet ligten, zo ze de
mijne nisi worde. Zo zij het woräe, kan en wil
ik u befchermen, en alzo, indien 'er eenige fchuld
zij, naar haar gevoelen, die eer de mijne dan de
uwe zijn zal, zo moei zij u wel vergeeven, en baars
Mans fchu!d geheim houden, om zijnen goeden
naam te bewaaren: Anders zal zij zig aan eenen
grooten mifflag tegen haaren pligt fchuidig maa-
fen. Dus, nu gij uwe hand aaa den Ploeg gefla-
gen hebt, Jofeph, valt 'er niet agcerom te zien.
En wat is het beiluit van dit alles Γ Nog een
ftuk is 'er te bearbeiden, en dat zal alles zijn, wac
u ten deel zal vallen; ten minilen van belang. >
Mijne Beminde heeft beflooten om aan geen
Trouwen - te denken , voor dat zij gepoogd heeft
haare vrienden tot eene Verzoeninge met haar te
bewecgen. Gij weet, dat zij vaftgefteld hebben
om zig niet te laaten verzoenen. Zij is van zins,
twijffele ik niet, oïn te maaken dat ik mij onder-
werpe aan het volk 't welk ik haate; en indien ik
dat deed, zouden zij mij eer fmaadÜjk hoonen,
dan mijne vernederinge aanneemen, zo als zij be-
hoorden. Zij bekent zelf, dat zij mij wil verzaa-
ken, indien zij daarop ftaen, mids dat zij Solmes
opgeeven. Dus ben ik , naar allen fch'jn, al zo
verre af als ooit van het geluk van haar de mijne te .
mogen noemen. Het is inderdaaH-waaifchijnelij-
ker dan ooit, dat ik haar verliezen zal (indien ik
het niet op de eene of andere wijze kan belegger,
om mijn voordeel te doen met déiutegenwoordi-'
gen hachelijkcQ toeftand) ; eii dan, Jofeph, zal
· . ill. Deel. Aa ' ab
.^üSi.
-ocr page 446-mmm
allés wat ik bedagt hebben?en alles Wat gij hebt
uitgevoerd, niets te beduiden hebben. ,
if er plaatze daar wij zijn j kunnen wij ons niec
Jang verfchuilen. Hec logement is voor ons onge-
Voegelijk , terwijl wij beide te zaraen zijn , en
terwijl zij weigert te trouwen. Gaarn zöü zij
zien dac ik verder van haar af waare. Ik hebbé
^ een ongemeen welvoegelijk logement te London
\t in het oog, daar wij ons verborgen konden hou-
den , en alle onheil vermijd worden. Als zij
däar is (zo ik haar daar krijge) zal zij 'er op
ilaen , dat ik haar verlaate. Jufler Howe zet haar
altijd aan tot uitwegen.' Dat, weet gij, is de re-
den waarom ik genoodzaakt was, om door mid^
del van u, de familie op Harlowe-Pkatze te laaten
fpeelen op JüiFr. Howe, en JufFr. Howe op haa-
ïe Dogter -Ach ! Jofeph I - Weii
nig reden hebt gij om' voor mijne Engelin té
vreezeh: Μ ben alleen in gevaar--Maar waa-
re ik van zulken ongebonden leeven als men mij
nageeft, dit alles konde ik wel te boven koomen,
zonder dat ik 'er iiiijne Hand om behoefde te ver-
draaijen, gelijk men zegt.
Dog met behulp van eenè leuze , dié gij mij
geeft, hebbe ik een Middel uicgedagt, 't welk al-
les zal afdoen ; en waardoor uwe agtinge ^ fchoon·
reeds zo hoog nog hooger klimmen zal. Üeezei"
Singléton, hoore ik, is een gail van eenen ondef-
neemenden aart: Het oogmerk dac hij heefc, om
Jakob Haflowe tot zijnen voornaamften reeder te
krijgen in een grooter fchip, waarop hij gaarn toe
kapitein-ZOU willen gefield woiden , kan wel hec
, .. . , on-
I
-ocr page 447-onderwerp zijn waarover zij tegenwoordig zo, droÉ,
ih geiprek zijn. Dog nadeïiiaai men hem onder^
rigc heeft zulk een goed gevoelen van u te heh·?
ben, Jofeph, kunc gij (onder voorgeeven-nog at
van een afgrijzen te hebben van mij^.eniniijne aan-
flagen) aan Singléion niet vooiftellen, ,dac die a^,
Jakob Hurlowe (die zo zeer naar v^^raak tegen niijc
dorft) voorilellè, cm hèm rner zijn geheel Seheepä-^
volk Bij te Itaen, bij gelegenheid , pm zijne Zulter
weg te voereh naar Leith , düar zij beide hüizeii'
hebben, of elders heen Γ . ; , , . > " ^
^ . Gij moogt hun wel zeggen^: dafc zo dit km
worden Uitgevoerd i' het mij mazend dol zal iiiaa-^
ken ; èn te wege brengen , dat üwe jonge Lady-
in alles hun zin moet doen. , . ^
Gij kUnt hen berigten, als uit den mond van,
mijnen knep , hoe weinig gemeenzaamheid zij»
niij toeilaet , op hoope van haars Vaders vergiiFes-
nis te verwerven , door mij wreedlijk den zak te'ï
geeven, zo men daarop dringe. . : ' s^
Gij kunt bun zeggen, dat alzo het eénïg ge-',^
heim , het welk mijn knegt voor u verborgen heeft^
gehouden , de piaätze is, daar wij zijn;, gij niet?
twijffelt, of een ileekpenning van tvVee güimes zou
'er dat wél uit krijgen, als mede eene verwitti-.
ginge wanneer ik van haär af zal zijn , op dat dé
onderneeminge. veilig ter-uitvoer gebragt worde»
Gij moogt hun vértellen (als uit dèn mond
van mijnen knegt nog al) dat wij uit een ongevoe-
g-elijker logement ftaen te^verhuizen naar een- an-,
(ter gevoégelijker (hetwelk waar is); en dat ik ζό\
éikwijls van'haar afmoet zijn. v'i''. - ' ■ 4
■ lö zij· naar uvyen voói-flag; luiftefen^^-zult g^'
• · Α a;' 2 itvC'
37i- Dï HISTORIE VA»
uw Ingang bij Lijsje bevorderen, met het haar als
een Ceheim te vertellen. Lijsje zal 'er van praa-
ten tegen Arabella. Arabella zal bijikr verheugd
zijn over alles, wat maar haare wraak tegen mij
l{an voort beipen ; en zal het (zo haar Broeder
het niet doet) openbaaren aan haaren Oom Anto-
nij. Hij zal het waarfchijnelijk JuiFr. Howe in het
oor luiileren. Zij kan niets verborgen houden
voor haare Dogter, ichoon zij altoos te zamen
kibbelen, Haare Dogter zal daarvan kennis gee-
ven aan mijne Beminde. En het zij het mij langs
eenen van die wegen ter ooren koome, of niet,
gij kunt het mij, als in vertrouwen, fchrijven, om
ongelukken voor te koomen ; waarop wij beide
ons bevlijtigen.
Ik kan het dan aan mijne Beminde foonen.
Dan zal zij genoopt woi den om grooter vertrouwen
in Tïiij te fteilen. Dat zal mij overtuigen van haa-
re Liefde, waaraan ik nu zomtijds wel haait twijiFe-
le. Zij zal 'er dan voor zijn om zig te fpoeden
naar een veiliger verblijf. Ik zal een voorwendzel
hebben om, als ten lijfwagt, bij haar te blijven.
Zij zal overtuigd worden , dat 'er geen verwagtin-
ge te maaken is op eene Verzoeninge. Gij kunt
Jakob Harlowe en Singleton geduuriglijk op een
verkeerd fpoor wijzen , naar dat ik u zal aan de ·
hand geeven; zo dat het niet mogelijk zij dat 'er^
eenig ongeluk gebeure. i
En welk zal het gelukkig, driewerf gelukkig
gevolg zijn ? -De Lady zal de mijne wor-
den, op eene eerelijke wijze. - Ter zijner tijd zul^
len wij alle weer vrienden worden. -DeiWee gui-
nies zullen een aangenaame toegift zijn bij de me·
j
Λ»
■ Til-M^iii··?"'iiïfi
Juffer . CLARISSA HARLOWE. 3 75
mg-üuldtge gefchenken, waaraan ik u door dhr-
gelijke vondetf geholpen hebbe , van deeze hoog''^
zuinige familie. Uwe agcinge, ten aanzien vaa
uwe herfens en uw hare beide, gelijk ik te vooren
aanroerde, zal klimmen. Het Βlaauw Wild-Zwijn
zal ook hec uwe zijn. En gij zuk niet de niinrte
zwaarigheid hebben om geld te krijgen rot bet
küopen van den Inboel, indien het u waardig
' dunkt dien over te neemen.
Lijsje zal dan insgelijks de uwe zijn. Gij hebt
beide al W'^t geld opgegaderd, naar het fchijnr.
De geheele familie der Harlovves, welke gij zo
getrouw gediend hebt,-.[Gij dóet hun zekerlijk
dienfl: met ongelukken te verhoeden , welke hun
heftige Zoon hen zou hebben op den hals gehaald]
zal u' wel iets toegooijen, om te kunnen huishou-
den. Ik zal uwe voorraad nog vermeerderen. Dus
ftaet u niets dan geluk voor de deur.
Kraa!j", Jofeph, kraaij ! Daar gij een;^· mèft-
hoop, die uw eigen zal zijn, in ^t gezigt hebt:
. Dienilbooden om naar uw believen over den fnuit
te ilaen: Een Wijf om mede te kijven, of ze te
ilreeien, naar dat u het hoofd zal ftaen:. Hospes^
en Hospita op ieder woord: Betaalinge te ont-
vangen , in plaatze van te geeven, voor uw eeten
• en drinken. Dog dus nïec alleen gelukkig in"'u-
zelven; gelukkig in 't bevorderen van Vreede-^en
Verzoeninge tuflthen twee braave familien, in ge-'
volge van tijd; zonder eenigVChriften ziel te be-
nadeelen. ' O Jofeph , ^ eerzaame* Jofèpli'! welk
eene wanguiill zult gij verwekken! -^-En
wie zou melancholijk/^ijn^i^die zulke vooruitzig-
tfen heeft ! ' e ■ ■
Α a 3 Dee-
ί
Ψ
374 'De HISTORIE vaïi
Deeze eene moeite, zegge ik nog, Ziil hee
werk bekroönen. Indien gij inaar kiiiit te wege
brengen, dat zij zulk een voorneemen bij zig voe-
den,· het zij ze het agtervolgen of niec, zulks zal
fven goed het oogmerk beantwoorden van
,ί ■ V ; ί; ; t ί , ■
Uwen toegene^enen Vriend
ν ■ ■ ■
R. Lovelaceo
i i·,· ' .
u^^K Ci.arissa Har'lowe»
HER vEY.
P: 'λ
npgeßocten In haaren Is at β en aan Jύff'erl·lo'w■Ά.'\
. Donderdags den lo vcin ^prih
\ -V ίΐί. ΓΑ.·· ,Λ . 5 ^
Veelgéeerde Madam,
* ' · ^ · ' · . »· ,
Alzo mij de gunil niet he^c mogen gebeure-n
een Antwoord te ontvangen öp èenen Brielf,'
fWeik^ ik de vrijheid nam den I4deii deezpr^an u;
.te fthrijven, hel?,l^ ik pog eenige hoope , dojt de-^
ielvÈ^ niec wel beiield njag zijn V want dit ha4de ik
veel lièver, dan het vérdriet te lijden van te jden-
l^n, dat rnijne Moeij, W^vey mi| d^r eère van zig
»iet mij, te moèijen,, ónwa^règ oordeel,de^ '
V· In deese hoope, daarvan copij gehouden
ί
?if
tende, en mij niet in ftaat vindende om mij uit te
drukken met bewoordingen , die b.eter ovcreeh-
koomen met de ongelukkige omftandigheid d«r zaa-
ken , zo geeve ik U'eén affchrifc'Van het geen ik
toen gefchi-eeven heboe hier ingeflooten (a). Éf*
ik firieeke u ootmoediglijk , ^den inhoud daarvatx
inet uw vermogen te begunftigen.
' ^ Tot nogtoe is het in mijne magt datgeen te
volbrengen, Hetwelk ik in deezen Brief ten mijnén
-lade neeme ·, en het zoumij ]zeer finertelijk zijn
■pt maatregels ter neer geworpen-te worden, wel-
'ke de wenfchelijke Verzoeningè' nog moeijelijker·.
züuden kunnen maaken, - ' ' ·'' '
Zo het mij vrij (Ion d, Madam, aan u te
fchrijven met de hoope van beantwoord te zullön
worden, konde ik mijn oogmerk^wel zuiveren tén
aanzien van den flap , welken ik gedaen hebbe
^fchoon ik mij miiTehien , bij zommige vaii mijtte,
geilrengfte regrers , niet zou kunnen, vrijpleiten
van eene voorafgaende onvoorziigtigheiii {^iß-ii
zoudt, daarvan ben ik verzekerd, deernis met mij
hebben, indien gij wift al wat ili zeggen konde,
en hoe elendig ik ben in. het goed gevoelen/iv^
alle mjjne vrienden verbeurd te hebben..
Ik vleije'm'ij , dat gunft'nog weder te
bekoomen is. Dog welk befiuitcroen ook- vail ge-;,
■ Held hebbe op Harlowe-Plaatze^ weiger gij, mijne
' allqrliefïle Mpeij;^, 'raij de gunfl;. niet van,/een wei^
^'nig regelen, onl niij te laaten" wéeten^ of 'er iiög,
éeriige hoopè van verfchooriii^ge zi}n kan op. mia
'^fchuwelijke yooi^waarden , dan> die men^ ij>i|: te,
vr-f-i?·^" ' "^"'"■''ψy·'"- ■ Α a 4 voo^
(a)'Dc inhoud! vaii'den Brief, wiar^op ^êj^ieu y^oijk
'pfge^eveii bL ι3;.ι, i?:^.
De HISTORIE VA»
vooren getragt heeft op te dringen ; dan of ik (^t
L welk God verhoede 1} voor akoos moet verwor-
pen blijven. ,
, Ten minden , mijse waarde Moeij, breng
, dog te wege dat mij rege gefchiede met mij mijne
, kleederen, en het weinig gelds en de andere din-
gen te zenden, om welke ik aan mijne Zufter ge-
fchreeven hebbe, en waarvan ik gewag maakte in
mijnen ingeflootenen aan u; op dat ik niet verito-
ken mag zijn van gemeene noodwendigheden, of
genoodzaakt zijn om diesaangaende verpligiinge te
nebben, daar ik ze (tegenwoordig, evenweQ het
ininfl; van allen zou willen hebben.
Gun mij de vrijheid van te zeggen, dat had
ik een vaorbedagt opzet gemaakt van hetgeen ge-i
beurd is, ik mij zelve (ten aanzien ,van het geld
tn de juweelen ten minften) wel veel verdriete-
Jijkheden had kunnen befpaaren, welke ik gelee·
den hebbe, en weike ik nog verder vreeze, indien
mijn verzoek niet worde ingewilligd,
i Zo het u vrijilae mij aan te moedigen ter op-
fbelderinge van de leuze, die ik geeve, wil ik mijn
„geheel hart voor u open leggen, en u van alles on-
derrigcen..,, '
Indien het eenig genoegen i geeve dat mij
-verdriet wedervaare , gelief dan maar bekend te
maaken, dat ik, ten uiterften veel verdriet hebbe:
En dit ontftaet egter geheel en al uit mijne ) eige-
ne overleggingen ; niets te berispen hebbende in
het gedrag van den perfoon, van wien men alles
kwaads dugiede.i;?; .
Alzo de brenger deezes iets aan uwen kant te
verrigcen heeft, wil hij mij, uw Antwoord Sater-
iriiBni iifriiftm'iiirnïmifiitf- miii .-^,Μ^ϋϋ^ι^^^
-ocr page 453-Juffer CLARISSA HARLOWE. 577
dag-morgen wel te rug.brengen, indien gij mij
volgens mijne hoope daaimede beguniligc. Ik wiil
niet dat ik deeze gelegenheid zou hebben, voor
dac ik den bovenilaenden ahgefchreeven had.
Ik ben, mijne waardite Moeij,
r
j
' Cl. Harlowe.
li
Gelief het opfchrifc aan mij te maaken, zo ik
met eenige weinige regelen ftae begunftigd
te worden, om afgegeverite worden ten
huize van den Hr. Osgood , nabij Soho-
fquare; en niemand zal ooit uwe goedheid
jegens mij te weeten koomen, indien gij
begeert dat het geheim gehouden worde»
^ufer Howeï, aan Juf er Cl α Riss α Har-
lowe.
inl
Ik kan om den dood geen reden geeyen van
de plaagende handelwijze van 'uwen vent."^· Do^
hij tWjijffelt zekerlijk aan uwe „Liefde tof hem.
Hierin is Hij zo wel een zedige als een zeker an-
—,ίβ _
ïEsfcl
-ocr page 454-der man; en belijdt ililzwijgende, dat hij dezelve
iiiet verdient.
Uwe Israëlitifche hunkeringen naar de uijens
van Egypten C^^g duidelijker getoond in uweii
Brief aan uwe Möeij); Uw dikwijls herhaald be-
idag dat gij bij hem zijt gekoomen ,· dat gij van
hem zijt weggetroond —-—^ Deeze dingen kan
hij niet verdraagen.
Ik hebbe eens te rii|g g^ien op zijn gantfche.
gedrag, en hetzelve vergeleek en met zijn algemeen
charaéler; en vinde, dat hij beßendiger ^eenpaa-
riger^ laag, wraakzugtig , en trots is^ dan wij
-beide ons voormaals verbeeldden.
Van zijne wieg af, om zo te fpreeken, als
een eenig kind^ en een Z&on^ grilaeJc^· mal-op-
gevoed, vol kwaade kneepen; de meeftex van zij-
ne meefters. ,
Een Ligtmis in zijne rijper jaaren, naauwlijks
het uitwendig fatfoen in agt neemende; en de
Sexe in 't algemeen vmgcende , .wegens de ge-
breken van bijzondere-perfoon^n onäer dezelve,,
die zig te goe-koop.aan hem hebben óycrgeleverd.
Wat is zijn' gedrag in uwe fam^ie geweeft,
daar hij een e CLARFSS:A in het opg^ "had (van
den tijd af dat uw zotte Bro^r^ genoodzaakt
-wierd.het leeven yan^ijne hand, te ontvangen) dan
imäadheid voor fmaadh'eid'.^ '—-—^ Daar hij u.
<Joor, fthrik , -door^M in zijne niaj^t kreeg^ WaE,
beföhaafH'heid kan VaWüik een raaï) vertagt wpr-
W^l ^ maar wät ^in zulken toeftand té; doen ? ·
, Wel, gij' rhoet' ha^ ^ x^erßiiiaaden: Gij' möèt hem.
ilaatcG -zo gij lïuiit —^ en van hem wcg-
' ^· " ■ ί loo-
li
i
k
a;·
JüFFïiR CM.RISSA ΗΑΙΙΙ-0\\Έ. ^ j^i
.-r . ^ . Maar Wxiar heen ? Waar hecA
irouvvensyj nu dat uw Broeder zotte aanflagea
iinecdc om u, gelijk·,hcc wei gebeuren kon, in n^
érger ftaac te brengen?"
Dog zo gij hem niet kunt verfmaaden en ha^·
ten; indien gij 'er geen zin aan hebt om met hem
te breeken; izo 'moet gij eenige naruwgezetheden
iaaten vaarén: fi!.n indien gij net doo.r dus te doejn
riet brengt tot de P^egtiglieid^, d-in moet gij uze}-
ve in de beiVherminge llexlen van de Ladys zijner
familie. ■ '
Haare agtinge voor u is van zelve een waar.'
borg voor zijne eére omtve'nt u, indien 'er eenige
reden kon zijn om daaraan te twijffelen. En ten
niinilen behoort gij hem zijne aahbiedinge te ei'Iq-
neren, om eene van de Jufferen Montague tot uw
gezelfchap bij u té brengen in uw nieuw logement
in de Stad, en om bij u te blijven, f.oc dat alles ge-
, lukkiglijk is afgedaen. ' " ' · '
Dit, zult gij zeggen, zal zo goed zijn alsz^-
ve openlijk u voor de zijne te verklaar en. J^t,
laai dat χ,ο zijt^.; Gij behoort nu nergens anders
óm vè denken, φϊϊ om de x/jW.te worden, 0-
Vertuigt uws Broeders ontwerp u'hiervan niec
lileer en meer ? ' " -
: if
ν ί-
Laat dan alle gedagten vaaren, mijne waara-
lle Vriendin, op deeze hbppelooze Verzoeninge,
'Welke u dus lang hei ft doen In twijfel, haj^gen.
èij bekent "in d^n Brk^f dien ik voor mij hébbe,
dat hi] eene zeer duidelijke aanbiedinge deed,'
fchoon gij mij de woorden zelve niet opgeeft. En
- hij gaf zijne redenen, mérke ik ,5t)ij-zijtieri wenfch,
^èat gij dezplve moge aanneeraén: "Het welk zeer
____ i^liissi.
-ocr page 456-De historie vas^
weinige van de droevige kwanten doen; welker
drangreden gemeenlijk maar een compliment is aan
onze Eigeliefde -^ Dat wij hen moeten
liefhebben^ hoe vermetel of onwaardig ook, om
dat zij ons liefhebben.
Waare ik in uwe plaatze, en bezat ik uwe
ijekoorelijke kiesheid, dan zoude ik, miiTchien,
doen gelijk gij doet. Buiten twijfFel zoude ik ver-
wagten, dat de man mij dringen zoude met eene
eerbiedige vuurigheid; dat hij met ftandvaftigheid
zou fmeeken, en dat alle zijne woorden en daaden
zouden gerigt zijn tot het een voornaam doelpunt
•-- Niettemin, zo ik hem verdagt van vein-
zerij of aarfelen, gegrond op zijn twijffel aangaen-
de mijne Liefde, zoude ik of mij vernederen om
zijn twijfFel te verdrijven, of hem voor altoos den
fchop geeven.
En in dit laatfte gevnl, zoude ik, uwe Anna
Howe, mijn uicerile beft doen, en of eene heime-
lijke fchuilplaatze voor u vinden, of befiuiten om
' met u in hetzelve lot te deelen. '
Welk een fchobbejak, zig zo ligt te la'aten
vergenoegen met uw antwoord om het uit te ftél-
len tot de dverkoomft van uwen,,Neef Morden!
Maar ik vreeze dat gij al te angftvallig waart: —
Want belgde hij zig niet over-'dat uitftel? "
Konden 'wij zijn verhaal van de zaak krijgen,
ik verbeelde mij , mijne waarde, dat ik u al te
kiefch , al te vies zou agten (a). Hadt gij gevat
(a) De Lcczcr, dic^zijn Tcrhaal gczicn heeft, hetwelk Jiif-
^fcr Howe nog niet kon gezien hebben, toen zij dus fchrccf,
zal bemerken, dat Het voor eene perioo» vau'haare egte kies-
heid
φ
#
tj
m
-ocr page 457-Juffer CLARISSA HARLOWE. 1590 ^
op zijne duiddijke verklaaringen, die gij zelve er·'
kent ^ dan zou hij al zo zeer in uwe magt geweeil
zijn, als gij nu in de zijne fchijnt te zijn 1..
INÏen behoefde u niet te zeggen, dat de perfoon,
welke tot zulken ftap getroond wierd, als dien gi|
gedaen hebt, noodzaakelijk veel verdrietlijkhedea
ondergaen moet.
Dog ging het mij aan, een meid van moed
gelijk ik geagt worde, ik verzekere u, binnen ee»
quartier uurs (allen tijd dien ik aan pointille ia
zulken geval als het uwe zou gunnen) zoude ik
weeten wat hij in den zin hadV Nademaal hij hec
oï wel of kwaalijk moet meenen. Indien kwaa^
lijk , hoe eer gij het dan weet, hoe beter. In-'
dien wel^ wier zedigheid kwelt hij dan dog, da»
die van zijne eigene vrouw?
En mij dunk, dat gij behoordt te fragten om
alle verbitterende verwijtingen te mijden, omtrent
hetgeen gij gehoord hebt Van zijne gebreklijkheid
in het zedelijke ; bijzonderlijk daar gij zo geluk-
kig zijt, dat hij u geen gelegenheid gegeven heeft,
om daarvan bij ondervindinge te fpreeken.
Ik üae toe, dat het een braaf gemoed eenig
genoegen geeft, zig openlijk verklaard te hebbea
tegen de misdrijven van een flegt gemoed. Maar
die beftraffinge, die ontijdig gegeven wordt, zat
waarfchijnelijk meer of verharden , of een huiche-·
laar maaken.^ dan verbeteren. I
Het ilaet mij egter wel aan, zo wel als u,-
dat hij niet zwaar tilt over uws Broeders wijs ont-
werp,
licid van geeft onmogelijk was amlcrs te handelen, φη zij
«iccd, omttfnt een man , die inct 2o ycd wrtc4hcid, tiets-
iicid, CU Iiil tc wcik ging. , . λ .
i
# Η
■T-S'
- Arme ziel ! en moeft Jonker itoorje
ir!'
Ά
werpi f -
Harlowe, met zijn half-vernuft, beiken om aan-^
ikgen, en booze öndcrneemingèn te Uneéden ^ en
ègter op Lovelaee.feHeiden, om dezelve dingen?
— Een vernufiige fchurk verdient dot hij eens
vooral worde opgehangen, (en zonder cereinoni-
cn, zo het ü belieft); maar eenhaif-vetPufriiire ver-
diient äat men hem eeril de beénen breeke, eri
éararna ophange. Ik denke, dat Love]ice hem mee
weinige woorden naar het leéven heeft afge-
maaid (a).
:. Wees boos op mij, zo het u belieft; maar zo
Waar als gij leeft ^ nu dat armhartig fchepzel, wel-
feeti zommigen uwen Broeder noemen, vindt dat
lïlj gefla:agd heeft in u uit uws Vaders hiïis te doen
vlieden J en dar hij niets te vreezen heeft dan dac
gij uw goed in bezit moogt krijgen , en van hem
önafbangelijk worden , denkt hij zig tot alles be-
kwaam te zijn, en dus is hij vóórnéemens om Lo-
vekce met zijne eigene wapenen te bevégten.
c Heugt u niet zijne albefchikkende zegepraal/"'
zo als die u van uwe Moeij verteld, en daarop
gezWétft wierd van die bitze Lijs Barnes, uit zijn
éïgen zotten mond gekoomen (b) ?
, ïk terwagie niets van uwen Brief aan uwe
jSióeiji Ik hoope, dat Lovelace den inhoud daar-
van nooit zai tê weeten koomen. In elk uwer
brieven befpeure ik , dat hij het wéinig verrrou-
■wèn , dat gij in hem ilelc, zo gevoelig opneemt,
als hij durft. Ik zou 'er ook gevoelig over zijn,
ZÓ ik hem waare; en wiil; dac ik béter verdiende.
... HêW
(a") 2ic bi
(b) Zie D. XI. bl. 434,49Ï. . i
, I
-ocr page 459-juFffiR CI^RISSÄsHARLoV^^ 3%
Heb geen zwaarigheid over kleederen, indieii:-
gij u in de beicherminge denkt te ftellen van de La-
dys zijner familiè. Zij weetèn hoe de zaakeh ilaeii
tufichen ü en uwe nabeftaenden, en bemintien u
niet een hair té imnder wegens de wi-eedfaeid vaa
het zot volk. .
Ik weete dat gij de bezittiiige van uw Cöed
niet wilt eifchéni Maar geef hem rege om hö:
voor u te eifchen; en dat zal nog beter z^n;
Vaarwel, mijne waarde! Dat de Hemel u ^
leide en béftiere in alle uwe treeden, is de dage^
iijkfche béde van
Uw£ alms-ioeg€nigene en gstroumt
. ANNA Howjb;
De Hr. Belford, aan Robert lovsl-al·-
GE
Scbildkn,
Vr\jdag den ζ χ "ca» ApriL
Cij, Lovelace, zijc lang Ontbaakr ^
weeft; ik de Onthaalde. Nog hebbe ikmij eeni«
ge moeite gegeven om aanmerkingen te maafecn,
naar dat gij voortgirgt, op uwe vindingen, enhec-
einde waartoe dezelve ilrekten. Want ik geloof-,
de, dat hoe gij u ook mögt houden, de weeigade-
looze volmaaktheden en fraaije iipc4anlgliedeii.
i.
1' .
- >
mim
-ocr page 460-■ De HISTORIE van ^
dëezer Lady altoos haare befcherminge en X'eilig-
heid zijn houden. Maar nu dat ik vinde , dat hec
U Z·) verre gelukt is^ dat gij haar hebt bewoogen
em naar Stad te koomen, en haar logement te ver-
kiezen in een huis, welks-volk maar al te waarfchij-
nelijk alle eerelijke beweegingen zullen fmooren
en onderdrukken, welke in uw gcnioed ten haaren
voordede mogen opkoomen; zo kan ik niet nalaa-
ten te fchrijven : Ên dat openlijk en opzetlijk ten
tiaaren behoeve.
• - Mijne beweegredenen hiertoe koomen niet
voort uit deugd: Dog zo zij daaruit ai voortkwa-
men^ wat hoope konde ik hebben, om door rede-
nen daarvan ontleend, eenige aandoeningc op u
te maak en ?
* INog zou zulk een man, als gij zijt, zig laa-
ien afTchrikkcn, zo ik u de wraak voor oogen
hield, welke gij ten eenigen dage verwagten
moogt, zo gij eene juiFrouw van haar charafter,
familie , en middelen mishandelt.
Nog zijn dankbaarheid en eere beweegrede-,
nen, om gemeld te worden ten voordeele van ee-
ne juffrouw , bij mannen, hoedanige wij zijn,
welke alle diegeene onder de Sexe , als goeden
buit aanmerken, die wij in Onze magt kunnen krij-
gen. Want onze eere^ en eere in de algemeene
betekenis des woords, zijn twee onderfcheidene
izaaken.
Welke is dan mijne beweegreden ?-Wat
anders , dan de waare vriendfchap, die ik u toe-
draage , Lovelace ; welke mij doet pleiten voor
U-we eigene zaak, en voor de zaak Uwer fami-
Uè^ in het beweeren van het regt dat gij aan die
\ Oö-·
onvergelijkelijk fchepzel fchiildig zijt; welke eg-
ter zo zeer verdient, du vm/jaare zaak ^ als voor- \ f |
naamlijk in aanmerkinge koomende, wicrd gewag '
gemaakt?
De laatiiemaal dat ik op M. Burg was, drong
uw Edele Oom mij zo ernftig, dat ik mijn vermo-
gen wilde gebruiken om u te overreeden om iii ^ -
den egt te treeden , en gaf mij daarvoor zo veel
redenen van familie, dat ik niet kon nalaaten mij
hartlijk te verbinden om zijnen llreng te trekken j
en dat wel te meer, alzo ik wifl:, dat uwe eige^
ne oogmerken ten aanzien van deeze fchoone
vrouw toen haarer waardig waaren: En hiervan
verzekerde ik zijne Lordfchap ; die half voor u
vreesde, wegens de ilegte behandelinge, die gij Ν
ontvingt van haare famiiiei Maar nu dat het ge-
val veranderd is, moet ik u eens ernilig ^ver de
zaak onderhouden met andere bedenkingeui
Naai· dat ik gehoord hebbe van de volmaakt-
heden deezer Lady uit elks mond, zo wel als uit
den uwen, en uit ieder Brief dien gij gefchreeven ν
hebt; waai" zult gij dog. eene andere zodanige
vrouw vinden ? En waarom zoildt gij haare deug^
in verzoekinge brengen ? - Waarom zoudt gij
wenfchen daarvan de proef te neemen , waaraan
gij geen reden hebt van te twijifelen ?
Waare ik in uwe plaatze, en in voorneemcii
om te trouwen, en indien ik aan eene vrouw mij-
ne voorkeuze ^-af, gelijk ik weet dat gij aan deeze
doet, boven alle vrouwen in de wereld, zoude ijc
fchroomen verder beproevinge aan te wenden,·
v^reetende hetgeen ivlj weeten van de Sexe., uit v /
Weeze dat het mij gelukken mögt \ en inzondei·-
111. Deel, ^ Β b - - ' -
374 'De HISTORIE vaïi
feeid zo ik niet twijfFelde, dat zo 'er eenige Vrouw
ter wereld zij, deeze het is, die van harten deugd-
zaam is.
En ik moet u zeggen, Lovelace, dat in den
toeftand van deeze Lady , de proef geen reine
proef is. Aangemerkt de diepzinnigheid van uw
bedrog en looze vonden: Aangemerkt de gunftige
gelegenheden , welke gij bij haar moet hebben,
in weerwil van haar eigen hart; aller haarer Na-
beilaenden zotheden medewerkende, fchoon bui-
ten hun eigen weeten , met uwe booze beraamen-
de herfens : Aangemerkt hoe ontbloot van be-
fcherminge zij is: Aangemerkt het huis, daar zij
zijn zal, alwaar zij omringd zal zijn van uwe
werktuigen; fchoonfchijnende ^ welleevende^ en
ft artige fchepzelen, die niet zo ligt te ontdekken
zijn , als zij 'er zig op toeleggen om de ordent-
lijkheid waar te neemen , bijzonderlijk van eene
jonge onervarene Lady, die geheel in de Stad on-
bedreeven is: Aangemerkt alle deeze dingen, zeg-
ge ik, wat glorij, wat oorzaak van zegepraal zult
gij hebben, zo zij overwonnen wierd ? - Gij
daarenboven , een man tot minneranken geboo-
ren, vol van vindinge, onvertfaagd, die van geen
'■wroeginge weet, die bekwaarn zijt om met ge-
duld te wagten op uwe gelegenheid; niet vervoerd,
gelijk de mecile mannen, door biiijen van gewel-
dige drifc, weike dikwüls een ontwerp in de ge-
boorte fmooren, en de fick die haare hoorns maar
even uitilak haaren vrijer te gemoet, weder in haa-
re fchulp doen kruipen —^- Een man die op
zijn woord of eed aan de Sexe j:iedaennict paft;
de Lady angilyallig zig houdende hiyhi^^^r woord,
t ■ on.
-ocr page 463-Juffer CLARISSA HARLOWE. 587 ^
onbekwaam tot ftreeken en liftige aanflagen; ge^ 1
reed derhalven om van anderen hec beft te gelooven
---- Het zoü een wonderiluk zijn, indien zij het J
uithield tegen zulken verzoeker, zulke verzoekin- yj
gen τ en zulke ilrikken , als ik zie dat voor haar ,; f-
gefpannen zullen worden. En behalven die alles,
zie ik niet, daar de mannen zo zwak zijn zonder ·
fterk gedrongen worden, dat men zo veel behoort
te verwagten van de vrouwen, dogceren van dezel^
ve vaders en moeders , en van dezelve broofche
ftofFen zamengeileld (de Opvoedinge het eenig
verfchil zijnde) nog waar de zegepraal gelegen is j ^
in haar te onder te brengen. -L·
Kunnen Vr wel geen andere Lovelaces zijn, >'
vraagt gij , die aangelokt door haare fchoonheid, ,
haar kunnen tragten te winnen (a)? n -
Neen; daarkan, antwoordeik, zulk een man j
niet meer zijn , lighaams geftalce, geeft, midde? ;
len , en uw charaéer , zo als ik het boven be- , ^
fchrijve, bijeen genomen zijnde. Indien gij u ver- - ,
beeidet dat 'er een zodanig zijn kon , uw -hoog-
moed is zo groot, dat gij te flegter. denkbeeld ί
van uzelven hebben zoude. " . f'
Dog iaate ik eens tasten op uwe overheer- ί
fchende hartftogt, wraakzitgt; want Liefde koomt \
daaraan maar in de tweede plaatze , gelijk ik u p
dikvsrijls gezegd hebbe , fchoon het u wel dol op ^ »
mij gemaakt ,heefc: Welke armhartige voorwend- I
zeis tot wraak zijn de zwaarigheden, die gij ge- ^
had hebt om haar uit den huize te krijgen} al eens^ ' ν ' (
toegeftaen zijnde , dat zij gevaar geloopen had ^ , I
waare zij gebleeven , om Solmes vrouw te wor- '
Bb 3.. . , ,
4 (a) Zie bl. 119, 130.
Ά
ί ' > I
- ■ r.
De HISTORIE vait
den ? Indien die meer dan voorwendzels zijn;
waarom dankt gij dan niec diegeenen, welke, door
haar te verdrukkenuwe hoope beantwoordden,
en haar in uwe magc ftieten ? --Daarbenevens,
zijn de voorwendzels, weike gij voor eene verde-
re beproevinge inbrengt, niet op de ondankbaar-
fte zo wel, als tegenzeggelijkße wijze , gegrond
op de onderftellinge van eenen miiïlag in haar,
veroorzaakt door haare gunfl te uwaards ?
En laate ik, om uwe armhartige voorgeevin-
gen van deezen aart ten eenenmaale over hoop te
werpen, u eens vraagen-Zoude zij, naar uw
gevoelen, zo ze gewillig met u waare voortge'
gaen, meer genade te wagten gehad hebben ? —
Om eene matres te v/orden, zoude het wel kun-
nen zijn : Maar zoudt gij om haar ter vrouwe te
neemen wel half zo veel zin in haar gehad hebben,
als nu V
Heeft zij niet betoond, dat zelf de tergendile
verzoekingen niet magcig waaren haar te doen af-
wijken van haaren pligt jegens haare ouders,
fchoon een aangehooren pligt, en een pligt, ge-
lijk ik zeggen" mag , waarin oorfpronglijk de wil
geen deel heeft, om dat-die aangehooren is? En
is dit niet een keurelijk onderpand dat zij een nog
hooger verpligtinge heiliglijk zal in agt neemen,
welke zij zig voorilelt aan te gaen, als zij die aan-
gaet, door geloften, en volkoomeiijk als ee-
ne vrijwillige Ρ ii
Dat zij u bemint, hoe boos gij ook zijt, en
wreedjüls een panther, daaraan is geen reden om
te twijifelen. Welk een vermogen , nogthans ,
heeft zij over zigzelve ; dat zulk een fchei-pzigtig
l, vleijer
1
/1
ν.ϊ
ίν
ft \l
iÊÊm
-ocr page 465-Juffer CLARISSA HARLOWE. 389 ^
vleijer van zigzelven als gij, zomtijds daaraan bij-
kans twijiTek ! Schoon van den cenen kant ver-
volgd , zo als zij wierd, van haare eigene familie,
en van den anderen kant aangelokt, door den
luifter van de uwe; van welke iedereen haar noo-
digc en vrijt om zig onder dezelve te begeeven.
Gij zult miflchien denken , dat ik van mijn
voorftei ben üfgeweeken , en ά^ zaak der Lady
meer dan de uwe bepleite in het bovenftaende
■—--Dog dat is zo niet. Al vi^at ik gefchree-
vcn hebbe , is meer ten wwen dan ten haaren
voordeele ; nademaal zij u kan gelukkig maaken;
dog het is iiaaft aan het onmogelijke, zou ik den-
ken , zo zij iiaare kiesheid behoudt, dat gij het
haar kunt maaken. Welke is dog de Liefde van
eens Guiten Hart ? Het kan de bijzondere eigen-
dom van eene alleen niet worden. Dog ik behoe«
ve mijne verdere redenen niet op te geeven. Gij
zoudt opregt genoeg zijn, durve ik zeggen , om,
des noods zijnde , mijn gevoelen te onderfchrij·
ven.
Ik pleite niet voor den Huwelijken-ilaat, oin
dat ik zelve daarin groot behaagen hebbe. Nog
hebbe ik, tegenwoordig, gedagten om daarin te
treeden. Maar daar gij de laatfte zijt van uwea
naam; daar uw geflagt van aanzien en luifter is in
uw vaderland; en daar gijzelve denkt ten eenigen
dage te zullen trouwen; isJiet wel mogelijk, moet
ik u vraagendat gij ooit weder zulk eene gelegen-
heid kunt hebben, als gij nu hebt, zo gij deezelaat
voorbij flippen 'i Eene vrouw, die hi haar geflagt en
goederen uwer eigene niet onwaardig is (Γςαοοια
gij uit trotsheid van Adel en trotsheid van Hare, zo
Β b I gQ-
.if
390 DË HISTORIE VA»
gereed zijt om veragtelijk te fpreeken van familien,
welke u niet aanilaen) ; zo beroemd wegens
Schoonheid ; en tevens zo uitileekende in voor-
zigtigheid , in G^efl (zal ik* zeggen , in piaacze
van verßanä) en in deugd ?
Zo gij niet zulk eene laage en bekrompene ziel
zijt, dar gij uwe eigene voldoeninge enkel iloXi bo-
ven denakoomelingfchap, zozyltgij, die wenfchen
moeil om op dén duur kinderen te teelen , het
niet uitilellen tot den gewoonen tijd der Gair.en;
dat is te zeggen , tot dat ziekten, of ouderdom,
of beide, u aangrijpen; nademaal gij in zulken ge-
val de vloeken van uw wettig nakrooil zoudt te
wagten hebben , dewijl gij hun een weezen ten
eencmaale elendig gegeven hadt: Een Weezen,
hetwelk zij genoodzaakt zullen zijn op eene erger
voorwaarde te bezitten, dan diiQBoere-beleefdheid^
welke gij de ergße noemt (a), re weeten, op gC'
nade van den DoBor; terwiji uwe afkoomeiingon
opk (zo zij leeven zullen en tot voortteelen be-
kwaam zijn) een rampzalig Ras zullen voortteelen,
hetwelk den vloek, of de reden tot denzelven,
zal doen overerven tot op de laate nageilagten.
Hoe ondeugend de zedige wereld u en mij'
óök rekene , wij zijn , is te hoopen , nog allen
prikkd der confcientie niet ontwaiien. Schoori
Wij vinden, dat de GodsdieniT: tegen lons is, wij
hebben nog niet bèilaön eenen Godsdidnft naar on-
ze bedrijven gefchikt- té vormen. Wij verfmaaden
anderen, die zo doen. En wij weeten beter, dan
dat wij zelf eens twijfelaars, zouden zijn. Om
Kort te gaer}, wij geloóv^;; ii? eeneR toelioomenT
g) bl.191·
Λ
Juffer CLARISSA HARLOWE. Vß
den Haat van Belooningen en Straffen. Manr ter-
wijl wij nog zo jong en zo gezond zijn, hoopen wij
wel tijd te hebben om ons te bekeeren. Dat is te
zeggen , om ronduit te fpreeken. [En denk gij
niet, Lovelace, dat ik te ornilig, ben: Gij zijtook
wel eens ernftig, fclioon niet dikwijls] wij hoopen ,
naar ons Zinlijk vermaak te leeven, zo lang wij in i
zinlijk vermaak kunnen fmaak vinden,· en hebben
voor ons te hervormen , als wij niet langer- kun-
nen zondigen.
En zal deeze verwonderenswaardige juffer
moeten lijden, om haare edelmoedige poogingen in
uwe Hervorminge ter hand te neemen ; en om
dat zij proeven vordert van de opregtheid uwer-
betuigingen, voor dat zij de uwe wil worden?
Om ten befluit te koomen, ik zou wel wen-
fchen dat gij wel overdagt, wat gij ftaet te doen,
voor dat gij een ilap verder gaet op het pad, het-
welk gij u zclven hebt afgeiloken te berreeden, en
waarop gij gereed ilaet uwe voeten te zetten. Tot
nogtoe is alles zo verre wel, dat zo de Lady uwe
£ere wanirouwf, zij geen bewijzen heeft. Wees lp
dan jegens haar eerelijk, volgens haaren zin van
het woord. Niemand van uwé metgezellen, weet
gij, zal beftaen te lachen over het geen gij doet.
En zo zij het al deeden (wanneer gij tradt in eenen
ilaat, met welken van u, en vati ons allen, zo zeer
de fpot gedreeven is), hebt gij nog een voordeel
— Het is dit; Dat gij niet befchaamd kunt worden.
Tot den poftdag uitgefteld hebbende om mij-
nen Brief te fluiten, vinde ik dat 'er een ten hui-
ze van mijnen neef Osgood gelaaten is, met adres
om verder l^eileld te worden aan 4e Lady, De- «
Β b ^ zei-
-ocr page 468-■ De HISTORIE van ^
zdve wicrd voor geen twee uuren nog gebragt
docr ecne bijzondere hand, cn draagt het zegel
van de l^orlcwes. Alzo hij derhalven wel van aanr
gelegenheid zou kunnen zijn , vaardige ik dien
novcns mijnen eigenen ter poll, met mijnen
kncgc. (ü).
ik onderfiellc, dat gij wel haafl: in de Stad zult
zijn. Zonder de Lady, hoopè ik. Vaarwel.
JVees EereUjk^ en ivees Gelukkig.
J. Belfqrd»
Saterd, i ζ April»
Hervey aan Juf er C Larissa Hah^
'Ten aiU-'iXQord op den KLV. Brief.1
Waarde Nigt,
Het zou hard zijn niet een weinig regels te
fehl ij ven , daar ik 'er zo zeer toe gedrongen wor-
de , aan ccne die ik altoos lief had. Uwen voor»-
gaendeii Briefhebbe ik wel ontvangen; dog had
geen vriiheid cm denzelven te beantwoorden. Ik
brccke mijn woord met u nu te antwoorden.
Vreemr
fa] Decïc Brief wa5 van Jufiec Arabella |iar'ovve. ^k
-ocr page 469-Jüffèr CLÄRISSA HARLOWE. ^
Vreemde berigcen ontvangt men dagelijks van f
tl. De deugniet, bij wien gij zijt, vertelt, men I
ons, zegepraalt, tart en hoont ons te aller uure ^
--- Moeten deeze berigten de zaak niet ver- 1
zwaaren? Gij kent de onhandelbaarheid van den s
man. Hij heeft meer liefde voor zijne eigene op- J
vattinge en zinlijkheid, dan voor u -- Schooii \
zulk een fchoon fchepzel , als gij zijr ! Ik waar- ä\
fchuwde u meermualen: Geen jonge L:idy wierd \
ooit meer gewaarfchuml! - Dat Juffer Cla^ \
rilTa Harlowe zulk een ding zou doen ! ' |
Gij mögt wel verfcheenen zijn in de bijeen-
koomil uwer vrienden. Indien gij uwen afkeer |
hadt vaßgeboiiden, zoude men dien hebben inge- |
volgd. Zo dra mij het geheim wierd toever-
trouwd , dat hun oogmerk was de zaak op te gee- '
ven, gaf ik u daarvan eene leuze -- eene dui-
ftere miifchien (a) —· Maar wie zou gedagt heb- f
ben - O Juifer! -Zulk eene argUjUge J
ontvlugtinge! — Zulk eene /^öjs^ voorbereldinge! i
Dog gij zoudt gaarn de zaaken willen ophel-
deren en zuiveren -—— JVat kunt gij ophel- |
deren? Zijt gij niet voortgegaen^- En dat
wel met eenen Lovelace ? -—- Wat, mijn | ^
lief, woudt gij ophelderen? . i "
Gij hadt niet voorgenomen om weg te gaen , j
zegt gij. Waarom gingt gij dan bij hem, daarjiij I
een koets met zes paarden, ruiters, en alles in ge- ' ' j
reedheid had? O, mijn lief^ hoe brengt'de eene I
Lift de andere voort ί '- Zal het wel geloof |
vinden?-Zo het geloofd wierd^ wat vermo-
gen zal hij geagt worden over u gehad te hebben! 1
55>4
IHP^fiPil
-Wie ? Lovelace ! -
Snoodile der Ligtmifien! - Over wie ? --
Eene Clarifa!- Was uwe Liefde tot zul-
ten man magtiger dan uwe reden ? Mag^iger dan
uw beiluit ? Wat agtinge zoude liet geloof hier-
van , zo het geloofd wierd , u aanbrefigen ? --
Hoe zou het de zaak verbeteren ? -Och!
dat gij de volgende bijeenkoomft hadt afgewagt!
Ik zal u alles vertellen wat men had voorge-
nomen , zo gij het gedaen hadt.
Men was inderdaad wel van verbeeldinge, dat
•gij niet in Haat zoudt geweeil zijn, om uw$ Vaders
Imeekingen en bevelen te v-cderilaen. Hij had be-
iloocen om geheel en al goedertieren te zijn, bij-
aldien gij hem niet op nieuw getergd hadt. Ik
bem'mne mijne Klaart je Harlowe , zeide hij,
maar een uur voor dat de doodlijke tijdinge hem
gebragt wierd; Ik beminne haar als mijn eigen
Iceven ; Ik nu tl mei DOor haar kniehn ^ zo niets
anders helpen kan, om haar te over ree den dat
ze mij te ixtille zij.
Uw Vader en Moeder C^et omgekeerde van
hetgeen behoorde te gefchieden !) zouden zig
voor u vernederd hebben: En zo gij het hun hadt
kunnen afilaen, en geweigerd de Huwelijks-voor-
waarden te tekenen voor de bijeenkoomil, zouden
zij voor u geweeken zijn, fchoon met leedweezen.
,Maar men maakte ftaat, dat gij, van natuu-
re zo zoet, en zelf-verloochenend van inboril:, als
zij u dagten te zijn, hen niet weerilaen kondt heb-
ben , niettegenÜaende al uw mishaagen in den ee-
sien man, zonder eene grooter maate van ilijf hoof-
dige hardlogt voor den i/^r^;;, dan .gij iemand
van
Hij!
van ons reden hadt gegevcn^oni van u te verwag-
ten.
Indien gij het gedaen hadt^ zou de bijeen-
koomil: des Woensdags zo zwaare beproevinge
niet voor u geweeil zijn. Gij zoude aan alle uwe
vergaderde vrienden zijn voorgeileld , met eene
korte aanfpraak flegts, Dat die het jong menfch
„ was, die tot voor korten tijd nog fchuldloosi
gaarn believend, infchikkelijk; nu reden had
j, om zig te beroemen in eene zegepraal over den
j, Wil van Vader, Moeder, Ooinen, alle de toe,-
5, geevendile; over familie-belangen, familie-oog-
merken j en haar eigen wil ilelde boven dien
van iedereen; en dat wel ora een ras voorbij-
gaende grooter behaagen in den uiterlijken Per'
joon alleen; alzo de mannen ten aanzien van
hunne Zeden niet in vergelijkinge kwamen. „
Dus ingevolgd, en miiTchien gezegend, van
uwen Vader en Moeder, en de gevolgen van uwe
ongehoorzaamheid op de plegcigile wijze van Uwe
onnavolgelijke Moeder zijnde afgebeden, zoude
men uwe edelmoedigheid te hulp geroepen heb-
ben, nademaal uwe onderdanigheid te zwak
een beweegmiddel gevonden wierd, en men zou
u gebooden hebben voor een half uur buiten te
gaen om u nader te bedenken: Dan zouden de Hu-
welijks-voorwaarden u weder ter ondertekeninge
zijn aangebooden van die geen, daar gij het minii
tegen hadt; van uwe goede Norton miffchien;
terwijl zij miilchien weder zou onderileund worden
van uwen Vader; En indien het hun wederom ge-
weigerd wierd, zoudt gij weder binnen geleid
^ijn, om deeije uwe weigeringe te verklaaren,
Ee-'
-ocr page 472-Eenige bepaalde verbinteniiïen, die gij zelve hadc
voorgeflagen, zoude men gevorderd hebben. Men
zou u hebben toegelaaten om met mij, of met u-
wen Oom Antony naar huis te trekken (met wk
van ons beide, was men nog niet overeengekoo-
nien, dewijl zij hoopten dat gij mögt overreed
worden) om daar te blijven tot de overkoomil: van
f tiwen Neef Morden; of tot dat uw Vader u onder
^ zijn gezigt kon verdrängen hebben; of verzekerd
V Was, dat de oogmerken van Lovelace ten einde
h waaren.
' Daar dit het oogmerk was, daar uw Vader
zo gefteld was op uwe onderwerpinge, en zo zeer
hoopte dat gij zoude toegegeven hebben, dat gij
j tl zoudt hebben laaten overhaalen door eene zo
' ' minzaame en zo zagte handelwijze; geen wonder
dan, dat hij in 't bijzonder als een zinneloos
? menfch vvierd, toen hij hoorde van uwe vlugt —
van uwe vlugt, zo voorhedagtlijk beraamd; —
met uw niiddagmaal-houden in het Klimop-Zo-
merhuis, uwe Konilenaarijen om mij, en ons al-
i, len te verblinden!- olijk, olijk, jong fchep-
zeL'
f Ik, voor mijn part, wilde het niet gelooven,
toen het mij verteld wierd. üvv Oom Hervey
j wilde het niet geloöven. Wij verwagceden eer,
4 wij vreesden eer, een nog wanhoopiger geval;
ζ Daar kon maar een wanhoopiger zijn; cnükmaak-
: te meer haaft dat ecril naar de cascade geloopen
wierd, dan naar de agterdeur in den tuin. --
i Uwe Moeder viel geheel in ilaauwte, terwijl haar
hart tuifchen tweederleij vreeze van een gereeten
^ wierd. — Uvv Vatler, arme man! uw Vader
Juffer CLARISSA HARLOWE.
was bijna een uur buiten zigzelven. -- Welke
vervloekingen ! --— Welke verfchrikkelijke ^
vervloekingen ! -- Tot deezen dag toe kan
hij naauwlijks uwen naam verdraagen: Nogthans
l?an hij om niemand anders denken. Uwe ver-
dienften, mijn lief, verzwaaren maar uwe fchuld.
---- De eene of andere nieuwe verzwaaringe
koomt 'er genoegzaam elk uur bij. -Hoa
kan 'er dog eenige gunit verwagt worden ?
Ik ben 'er droevig om; maar ik vreeze, dat
niets van 't geen gij vraagt, zal ingewilligd wor-·
den.
Waartoe fpreekt gij, mijn lief, van u ver-
drietlijkheden te befpaaren, daar gij met een karei
zijt voortgeguen? Welk een armhartige hoogmoed
is het, ergens anders op te ftaeni' ' t
zelven naar Harlowe-Piaatze gezonden hebbe.
Verwagt derhalven groote geftrengheid. Moogc ^
gij in ihat zijn het lot te draagen, dat gij getrok- ί
ken hebt! O mijn lief! hoe ongelukkig hebt gi| |
iedereen gemaakt! Kunt gij verwagten gelukkig q
te zijn ? Uw Vader wenfcht, dat gij nooit geboo- |
ren waart: Uwe arme Moeder - Maar I
waarom zoude ik u bedroeven f Daar is nu geen I
hulpe voor I- Gij moet inderdaad wel ver-
anderd zijn, zo gij zelve niet zeer ongelukkig zijt ï
onder de bedenkingen , welke uw bedagtzaamei ί
geeft u moet doen te binnen koomen.
Gij moet het nu met uw lot ftellen zo gij beii
kunt. Nog nief getrouwd, naar het fchijnj!......^ |
Hec
i-
De HISTORIE vait
j ' Het is in uwe niagt, zegt gij, om alles te
i volbrengen wat gij op u neeraen zult om te doen.
Gij kunt uzelve wel bedriegen: Gij hoopt dat uw
I goede naam en de gunil van uwe vrienden kan weder
gekreegen worden. Beide nooit, ja nooit, ver-
moede ik; zo ooit een van beide. Alle die op u
geiloord zijn (en zo zijn alle die u lief hadden, en
^ aan u vermaagfchapt zijn) moeften zamenfpannen
ï om u te herilelJen : Wanneer kunnen deeze van
\ em gevoelen worden in een geval, dat zo baar-
(j blijkelijk onregtmaatig is?
j Het zou zeer fmertelijk zijn , zegt gij, tot
;| maatregels ter neer geworpen te worden , wel-
; ke de wenfchelijke Verzoeninge nog moeijelijket'
zouden kunnen maaken. Is het fu/ een tijd voor
u, mijn lief, om te vreezen voor /er neer gemor
,-^βη te worden ? Tegenwoordig kan 'er geen ge-
dagte zijn, indien al ooit, op eene Verzoeninge.
De uitkooniß van de ter nederwerpinge moet men
eerit zien. Men kan niet weeten, of 'er nog wel
geen doodfiag mögt gcfchieden. Zal de man, bij
v/ien gij zijt, wel gewillig van u willen fcheiden?
Zo niet, wat zou het gevoJg kunnen zijn ? Zo
wel — Heere, zegen mij! wat zullen wij denken
' van zijne redenen daartoe? —— Ik wil van dee-
ze gedagte vlieden. Ik kenne uwe reinheid--
Maar', mijn lief, zijt gij niet buiten alle befcher-
minge? - Zijt gij niet ongetrouwd? -
Hebt gij niet (uw dagelijkfch gebed yrugtloos
maakende) u zelve in verzoekinge geworpen? En
is de man niet de ondeugendile der Guiten ?
Gij hebt tot nog toe , zegt gij (en naar mij
dunkt, mijn lief, op een trant die niet paft bij uwe
be-
-ocr page 475-mm·:
tjetuigde boetvaardigheid) niet te berispen gehad
op het gedrag van eenen man, van welken alles
kwaads ν er wagt wierd: Gelijk Czefar tot den
Roomfchen Wichelaar, waarvan ik u eens hoorde
vertellen, die hem vermaand had. Wagt u voor
de Iden van Maart: De Iden van Maart^ zei-
de C^far, den Wichelaar onder den· hoop ziende,'
zo als hij ftaatlijk naar het Raadhuis ging, waar-
van hij nooit leevendig te rug zou koomen, Ώ&
Iden van Maart zijn gekoomen. Maar zij zijn
mg niet voorbij ^ gaf de Wichelaar ten antwoordt
Maak gij de toepaffinge, mijn hef: Ik wenfche,
dat gij deeze gedagce over zijn goed gedrag in
ftaat moogt zijn te mauken tot het iaacil toe dat gij
hem zult kennen! Dat hij zig beter tegen u ge-
draagen moge, dan hij ooit deed tegen eenige an-
dere, welke hij in zijne magt had! Amen!
Geen antwoord, verzoeke ik u. Ik hoope
dat uw beileller aan niemand zal vertellen, dat ik
aan u gefchreeven hebbe. En ik durve zeggen,
dat gij mijn gefchreevene niet zult toonen aan den
Hr. Lovelace -Want ik hebbe met te minder
agterhoudinge gefchreeven, op uwe voorzigiig-»
beid mij verlaatende.
Ik gedenke uwer in mijne gebeden.
Mijne Doortje weet niet, dat ik fcbrijve;
Niemand weet het (a): Zelf ni^t mijn Hr. Ilervéy..
Doortje wilde al verfcheidene maaien ge-
fchreeven hebben: Maar uwe misdaad heftigüjk
fa) Nkttegenflaendc licrgeen JuiFr. Hervcy bicc zegt. Tal
me» naderlund ticu dat ikcze haar onbcrmharuo;é Btief ge^
icbrcevcn wièrd met bcimcüjkc fneckftcmmingc van dc ouycc-j
ïoenbaaie AiabciU,
lil
7
Verdedigd hebbende j en mee eene eenzijdigheid
die ons alle ongerull: maakte [Zulk een val als de
uwe,mijn lief, moec alle ouders ongemfl maa-
ken] zo is het haar verbooden, op ftraffe van onze
gunft voor altoos te verbeuren: En dit zo wel op
verzoek van uwe familie, als op bevel van haa-
ren Vader.
Het arm meisje , zal ik evenwel zeggen ^
fchoon zijzelve niet weet dat ik het doe, laat geen
uur voorbijgaen zonder voor u te bidden, gelijk
ook
Uwe waarlijk bedrukte Moetje
D. Hervey*
Vrijdag den 11 Apriti
Clarissa Harlowe, aan Jujfe3\
Howe.
Nevens den voormenden*
Saterd. ogtend^ den 22 'ΰαη Aprlïi
I
tk hëbbé zo even den ingeflootenen van mij-
ne Moeij Hervey ontvangen. Gelief het dog ge-
heim te houden, mijne waarde,- dat zij aan de on-
gelukkige floof haare Nigt gefchreeVen heefr.
^^ Ik mag wei naar London gaen, zie ik, of
i waai
•t;
Juffer CLARISSA HARLOWE. 401 ^
waar ik wil. Het kan niec fcheelen wat 'er van
'mij wol'de.
Ik was' te meer genegen om mijne reize der-
waards uit te ftellen, tot dat ik iets kwam te ver-
neemen van Harlowe-Plaatze. Mij dagt, indien
ik eenige aanraoediginge kon ontvangen om op
eene Verzoeninge te hoopen, dat ik deezen man
wilde laaten zien, dat hij niet verder eenige magt
over mij zou hebben, zo al eenige, dan ik zelve
zou goedvinden..
Dog ik vinde dat ik de ^ijne moet zijn, het-
zij ik wil of niet; en miiTchien door nog grooter
verdrietlijkheden, dan die groote, welke ik reeds
ondergaen hebbe-En moet ik dus volftrekt-
lijk eenen man worden toegeworpen, met welken
ik in 'i geheel niet wel voldaen ben!
IVlijn Brief, ziet gij, is gezonden naar Har-
lowé-Plaatze. Mijn hart ijil:, als ik bedenke hoe
dezelve daar mogelijk zal ontvangen worden^
Een trooil trekke ik nog uit het zenden vati
denzelven derwaardsj Dat mijne Moeij door die
mededeelinge zigzehe zal zuiveren van de onder-
ilellinge van brieven gewiffeld te hebben met hec
arm fchepzel, welke zij alle hebben vailgefteld te
verwerpen. Het is geen gering deel van mijn on-
geluk, dat ik het vertrouwen verzwakt hebbe ,
hetwelk de eene waarde vriend op den anderen
heeft, en gemaakt dat de een den anderen koel
aanzie. Mijne arme Nigt Doortje, ziet gij, dat
reden heeft om zig dieswegens te beklaagen , zo
wel als mijne Moeij. Juffer Howe, mijne waarde
Juffer Howe, heeft maar al te veel gevoel van de
uitwerkzelen mijner fout, als die mijnenthalven
III. Deel. C c meer
4Ö1 DE HISTORIEjVAN
meer woorden met haare Moeder gehad heeft,
dan zij ooic had bij eenige andere gelegenheid.
Nogthaiis moet ik den man, die mij tot al die on-
heil gefleept heeft, worden toegeworpen ! ——·
Veel overlegs, veel fciirooms had ik, voor het be·'
gaen vqn mijne Cour, onderileld zijnde dat ik daar
aan fchuldig mögt worden. Maar ik befchouw-
de dezelve niet in al haar affchiiweiijk ligt.
En nu, te weeten te koomen, dat mijn Va-
der , een uur voor dat hij de tijdinge ontving van
mijne onderftelde ylugt, bekende dat hij mij be-
minde als zijn eigen leeven: Dat hij geheel goe-
dertieren zou geweeil zijn: Dat hij zou —- Och!
mijne waarde , hoe teder, hoe grievend teder is
dat ημ iji hem ! Mijne Moeij behoefde niet be-
vreesd te zijn, dat het bekend zou worden, dat zij
zulk een Brief als deezen aan mij gezonden heeft!
—--Een Vader te KNIELEN voor zijn
kind! Dat zou inderdaad niet re dratigen geweeil
• Wat ik in zulken gevalle zou gedaen
ΐψ ! —
hebben , weete ik niet. De dood zou mij veel
meer welkoom geweeil zijn, ■ - ■ dan zulk een
gezigt, bij zulk eene gelegenheid, ten behoeve
van eenen man van welken ik zo veel afgrijzen
bebbe! - Dog ik had verdiend vernietigd
jte worden, hadde ik mijnen Vader te vergeefs laa-
ien knielen. , . , ji
Nogthans, waare het alleen maar te doen ge-
weeil om mijne neigingc en voorkeuze van Ug-
haams ge ft alte op te offeren, minder dan IC MIE-
LE Ν zou het wel geklaard hebben. Mijne pUgt-
piaatigheld ζομ mijne neiginge overwonnen heb-
jben. Maar .een afkeer —^ een zo zeer hartr^
ί grpn-
_____... _ .»rfiaiba.
é
„ i. ^ ijÉs?
grondige aïkeer! -—^^-i^VDe zegepraal van ;ee-
nen wreéden en heerfchzugtigen Broeder, die al^
toos zo onbetembaar was, gepaard met de fmaad-
heden van' eene nijdige Ziiftéfv den wil van-'ande-
ren naar Atxï· hunnen overhaalertde;, wélke mij ^n·^
. ders giinilig zouden gew^eiV De Huwelijks^
pligcen, 20 V-oiilrektiijk "orirGhenbaar, zo plegdg-r
lijk aaii te gaen : f©e 'l·ίιίwelijl<s-geπleenfchapΓ.[ft^
mi] toe^ mijne vriendin, om afart ü'te zeggen, aan
hetwelk de ^ kuifchile, fclïöóti ^ mfec fchroora, mioec
«lenken] zo zè'er gcmeeniaatfiT'ilt zelve eene',
nooit eenigen pligÏ, veel min die door vrijwillige
gelofte' geilaafd· wierd-, met ohverfchüligheid ïbe-
ichouwde iïkdnde.het welmet de■ eerelijkh^ä in
mij beftaen hebben , dat ik mijne ^hand gégeveii
had aan eene haatelïjke hand eri mijne toeilem-
minge' tot zulk' eeirë- meer- dart, tegenftrijdigev Zulk
eene onvermnghaare veröéniginge, indien ik'ihëè
zo raag noemen ? —~ ' Eh' d ar wel voor hec
gan'fche Leeven ! ---ik'niet meer .ea
dieper"^,"'dah öé^'meefte jonge menfchen deiiken;
maakte ik-geen werk van ovef^ee^eH ^ van -TÉrjuQ
gedagten óvei* de-'dingen gaen te laaten; dan-zou«»
de ik miiTchieiiitninder onverzettelijk' ge-weéltizum
het zo
j zijn gèeti iégèningen '(fik^h'ebèeide^iiiK'^e
g n{eE;|éi^êndeii5 'in dié^rtiaaté-'waarin'i'k^ezel·^
ve bezSt-tei' wé^fchle weU''dttt-ik, iii zöMitiiH
gè zeer netelige gèvaWen V'ii^ ftaati gewieft
óm te weè'tón Tivas^'ifccHW
der iiat niij trögchans·' &fihuWé'4t4t iiöhi\i4
köii -rnjne wciarxl^
C c 2 CSil
-ocr page 480-40:}. DË^ISTORIE.m^ rTTjf
een fijner Gewaar\^ördinge, indien Ik de mijne
zodanig onderftellenjnag^ maakc iemand, niet ge-
lukkigü u;ix' ' (-
Welk eene handèlwijze hadden . mijne vrien*
den voorgenomen met mij iq te flaenl-iDit^ diirve
ik zeggen, was een weg, dien.mijn Broeder had
afgetekend. //^y,^Londeril:eIle ik, zou 'mj aan alle
mijne bijeenvergaderde-vrienden 'hebben ν voorge^.
ileid, ds de.dQgter, die, in ftaat' was haaren eige-
nen wil te Heilen t boven den wil van hen allen*
Het zoude eene .2waare beproevinge ge weeft zijn,
buiten twijffeth B^h^figde het, eyenwelf den He-
mel i, dat ik die,had-a%ewagt.'r-j / uitilag
mögt geweeft zijn zo-die wilde,· behaagde het den
Hemel j, dat ik ze had afgewagt! · ^ ;
- . Daar zou wel, doodflag gefchieden;, kunnen ,
zegt mijne,Moeij. Dit fchijnt als of zij weet van
Singletons' ioekeloozen^aanflag. Zulk»eene uit-
koömß .f gelijk mj rhet noemt,, van 'deeze ongeluk-
kige.geicliiedenis,;verhoede de^Hemel! jiitJ; 'V
"Zij vliedtieene gedagre , waarop ϊ^ αλο^-min-
der. kan .ftaen· blijven; r- Eenes,ivreede gedagce
trOES!
Ijs li
.s. '-i
vJ II
υ '
■"""^iiflftiiiiii
-nDog zijf,heeft een heel zaber gevoelen van
de reinheid, over, welke zij mij .prijfti^jzo zij .denkt
dat ik, door GODS, genade, niet boven alle ver-
2oekinge ben van deeze Sexe.f i Schoon ik nboïR
een «man zag ijj^vviens perfoon^mi] ibehaagen kon,
voor ideezen man ;,jjzijnj gebreklijk .charafter, egter
lietrraij' maar'weiiiigryerdienfte, in de Onverfchil-
ligheid j w<eike^ ik t«i fijnen opzigte aannam. Maar
nu >ik;bem in een nader, Jigt befchouwe, behaagt
hij' mij minder „dan ooit. -ri Onbefchaafd , wreed,
i
Juffer CLARISSA "HARLOWE.
met zijn eigen geluk; de vernieler van het mijne!
^ 2ijne laatile bchandclinge Daar mijn moä-
lot te eogenfchijnelijk in 'zijne niagt i^a-s —-
Daar hij meeßer was van zijne eigene wenj'eben
/chande is 't, dat men 't zegge] zo hij wift was
bij 'wenfchen moefl. — inderdaad, nooit behaagde
hij mij zo min , dan nu. Op'mijn woord, ik denke
dat ik hem zou kunnen haaten (zo ik hem al niet
reeds haate) eer dan ccnigen man, van welken ik
ooit taamelijk goede gcdagten had — En daartoe
hebbe ik goede' reden: Om dat ik in mijne verwag-
Hingen van hem meerbedroogen ben; ichöondeze!·»
ve nooit zo hoog liepen, äat ik mijne keuze op
hem gefield zoude hebben hoven het Ongehuwd
''Leeven indien men mij dat had itigewilligdl
Ja nog , indien ik met hem voor akoos te laaten
loopen , mij den weg ter Verzpc-ninge gemaklijfc
kan maaken , en indien zij mij dit maar willen te
kennen geeven , zullen zij zien , dirt ik nooit de-
zijne worden zal: Want ik ben hoogmoedig genoeg
om mijne ziel boven de zijne veilieven te agten.
Gij zult zeggen, dat ik raaskalle : Daar mij
verbooden is aan mijtie Moeij te fchrijvcn, en mij-
geleerd wordt aan Verzoeninge te wanhoopen,
moet ik Ü, mijne waarde , laftig vallen met mijne-
driftige verftoordheid. Welk eene zottin was ik,
dat ik naar hem toe ging, nademaal ik het daar-
door buken mijne magt ilelde om te koomen in de
vergaderlnge van mijne vrienden l· —-- Alles-
zou nu 5 zo ik bij hen gekoomen waare , al voor-
bij geweeil zijn i] en wie kan zeggen, wanneer-
mijne tegenwoordige onheilen zullen voorbij zijn ?
i·:
- r ·
—^ Vaa beide lyarels verloil-^ waare ik nu-
Qc I mi^»
ϋίΐιτίττ
-ocr page 482-ψ6 De HISTORIE van
irniiTchien ten huize van mijne Mocij Hervey, of
van mijnen Oom Antonij gewceil; verlangende
naar de overkoomil van mijnen Neef Morden; die
alles mögt vereffend hebben.
Mijn Qogmerk was inderdaad wel, om het af
te wagten ; en zo ik dat gedaen had , wie weet
naar wiens naam ik nu genoemd mögt zijn \ Want
hoe hadde ik een Vqder, die zig vernederde, die
ζύΐknklde^ wederftaen kunnen, vvaare hij in ilaac
geweeil om zig bezadigd jegens mij te honden?
Nogthaiis zegt mijne Moei], dat hij zou heb-
ben toegegeven , zo ik her niet gedaen had,
MiiTchicn zoude hij door mijne ootmoedigheid zijn
bewoogen, voor dat hij zulk eene onhehoorelijke
vernederinge betconen konde. Op die geileld-
heid, met welke hij mij zou ontvangen hebben,
had miiTchien ten mijnen voordeele kunnen ge-
werkt worden. En dat hij voorneemens was oni
eindelijk toe te geeven, hoe oncfchuldigt dit mijne
vriendf:n (^ten miiiften bij hen zelvcn) en hoe ilrekt
het ter mijner veroordeelinge ί O M^aarom was de
leuze mijner Moeije [ik erinnere mij nu dezelve]
zo heel duifter?--Nogdians was ik van voor-
neemen om na het Mondgefprek weer te rug ge-
keerd te zijn; en dan zoucle zij miiTchien zig dui-
delijker verklaard iiebben. -^- O deeze loo-
ze, deeze argliib'ge Lovelace ί -- Ègter moet
ik nogmaai zeggen, dat ik mijzelve meeil behoorc
te beichuldigen met naar hem toegegaen jte zijn.
Dog verre, verre moeten vrugtloozb befchul-^
digiiigen van mij verbannen zijn ! Verre verban-
nen , om dat zij vrugtloos zijn! Laate ik mijzelve
ρηιvrinden in den mantel van niijne eig^ene Opregt-
" ' Md,,
ρ ,
Juffer CLARISSA IÏARLOW. 407
heid , en mij trooilcMi met mijn onfchuldig oog-
merk ! Nademaai het nu te laat is om te rug te
zien, laate ik alle mijne Kloekmoedigheid bijeen
verzamelen, en die pijlen der gramme Voorzienig-
heid ilandvaftig poogen af te wagten , welke zij
mij niet wil toelaaten te ontwijken ! Op dat ik,
welke ook de beproevingen zijn mogen, die het
mijn lot fs te ondergaen , mij niet onwaardiglijk
onder dezelve gedraagcn moge; en 'er door ver^
beterd mag re voorfchijn koomen!
Paar u met mij in deeze bede, mijne geliefde-
vriendin ; om uwer eigener eere wille zo wel, als
om onzer Liefde wille , paar u met mij in dezel-
ve: Op dat eene afdwaalinge van mijnen kant, bij
den bedilzugdgen, geen fchaduw brenge over ee-
ne vriend/chap, die niets Ligtvaardigs in zig heeft;,
en welker grondflag is verbeteringe en vorderin-
ge, zo welin grooter ais geringerpligten.
Cl. Harlowe,
Clarissa HarlowEj am JuJfer
Howe,
Saterdag-namlddiig ^ derl· 22 van Aprils
O mijne befte, mijne eenige vriendin! Nu is
inderdaad mijn hart verbrijzeld! Het heeft een flag
ontvangen , welken het nooit zal te boven ko&-
4oS De historie ν
men. Denk niet om briefwiiTelinge te houden
mee eene rampzalige, die nu volftrekclijk vervloekc
fchijnt. Hoe kan hec anders zijn, indien eens ou-
ders vloek, dat gewigt heefc, 'c welk ik altoos aan
denzelven toefchreef, en ter beveiliginge van welk
gewigt ik zo veele voorbeelden gehoord liebbe ί
- Ja , mijne waarde Juffer Howe , boven
alle mijne verdrukkingen, hebbe ik nog te worile-
Jen met de de gevolgen van eens Vaders Vloek!
Hoe zal ik deeze bedenkinge kunnen uitllaen ! —
Daar mijne voorgaende, en mijne tegenwoordige
omftandigheden mijne bekommeritige zo zeer,
wettigen!
ik hebbe eindelijk eenen Brief van mijne on-
toegeevelijke Zuiler. Behaagde het den Hemel,
t|at ik haar daartoe niet getergd had door mijnen
tweeden Brief aan mijne Moeij Hervey! Dezelve
lag voor mij gereed, naar het fchijnt. De donder
fliep tot dat ik hem opwekte. Ik iluite den Brief
zelVen hierin, ültfchrijven kan ik hem niet. De
gedagten daarvan zijn niet te verdraagen : Want
~Hoe treft het mijne ziel dairaan re denken !] de
Vloek ilrekt zig uit tot het leQven na dit lec-
ven.
Ik legge in de diepte van naare mismoeciig-
heid. Ik kan alleen herhaalen , fchuw, vlied ,
wiiTel geen Brieven met eene zo verdoekte ramp-
als ■
ft
zalige.
Clarissa Harlowe.
-ocr page 485-i
^au Jufer Clarissa Harlowe^
Om gelaaten te "xorden ten Huize van den Hr\
Osgood, nabij Soho-fquare,
Vrijdag den 11 ApriL·
Men verwagtte wel, dac gij weder een Brief
zoudt zenden aan mij, of aan mijne Moeij Hervey.
De ingeilooten heeft voor u gereed gelegd op or-
dre. Gij zult van geen een een igen antwoo.rd
krijgen, fchrijf ook aan uoien gij wik, en zo dik^
n^ijls als gij wilt, en wat gij wilt.
Men is van voorneemen geweefl: om doo^
wettig gezag u te rug te doen koomen, qf u er-
gens heen te. zenden , op dat de fchande, welke,
gij ons allen hebt aangedaen, waarfchijnelijkfl:, na
eenigen tijd , mögt vèrgeetfjn worden. Dog ik
geloóvé dat dat voorneemen over is: Dus kunt gij
veilig zwerven- Niemand zal het der moeite
waardig agten zig omtrent u eenigzins te ftooren.
Egter heeft mijne, Moeder verlof verkreegen om
u uwe kleederen, van allerleij zoon, te zenden:
Dog uwe kleederen alleen maar. -Dit is ee-
ne guniï, gelijk gij uit den inleggenden zien zult,
die men niet voorhad u te bewijzen: En nu wordt
ze u niet om beweezen, maar om dat u-
we Moeder niecs onder haare oogen kan verdraa·;
.................Ce 5 ' " geil
ν .
\ i
ψ6 De HISTORIE van
gen van hetgeen gij plegc te draagen.
ingeilooten en beef.
Lees den
Arabella Harlowe.
\Aan de ondankhaarße en ongehoorzaamße aller
Dogteren,
Harlowe-Plaatze ^ den 15 Aprils
Geweeze Zußer!
Want ik weet niet welken naam het u vrij-
ßaet^ of welken gij '•jerkieß te draagen.
Gij hebt ons alle met uitzinnigheid vervuld.
Mijn Vader viel, in de eerfte ontroeringen van
zijn ziel, toen hij uwe ondeugende, uwe fchande-
lijke Wegloopinge gewaar wierd, op zijne knieën
en rprak eenen vrcézelijken Vloek tegen u uir.
Beef op het melden daarvan! -- Hij .wenfchte
niet minder dan „ dat gij uwe ilraffe mögt krij-
5, gen, beide hier en hiernamaals, door middel
van dien deugniet zelf, in welken gij verkoo-
zen hebt zo ondeugend uw vertrouwen te (lel-
len !
Uwe kleederen Zullen u niet gezonden wbr-
den. Gij fchijnt, doOr hét agteflaaten van dezel-
ve , geruft géweeil te zijn van ze te zullen krijgen,
als gij ze maar eifchte. Maar miiTchien kpndt gij
ook nergens anders om dénken, dan om inaar bif
iivi^en vent te koomeü: --r- Nergens anders om,
dan hóe gij aanvallige meid maar uit den huis moge
koomen! —--'Want alles fchijnt vefgéeten te
iSÜiÉ
-ocr page 487-Juffer CLAPvÏSSA HARLOWE. 41t
zijn , dan hetgeen uwe ondeugende vJugt kcm?
voort helpen, -Egter oordeelde gij mis-
fchien te regt, dat gij ontd^ekt zoudt zijn gewor-
den , hadt gij uwe kieederen getragt mede te nee-
men, --Loos ichepzei! niet eenen ilap te
doen , waaruit wij eenige giffin^e op u konden
maaken! Loos om uw eigen bederf te veroorzaa-
ken, en de ichande van de geheele familie!
Maar zet de deugniet u aan 't fchrijven om
uw goed , uit vreeze dat gij hem te veel zoude
koiten ί--- Dat is 't, vermoede ik. , 5
Was 'er ooit een ligt vaardiger fchepzel i —
Dit nogthans is de beroemde, de berugte ClariiFa^
--Clariifa, wat ? Harlowe, buiten twijffel! —
En Harlowe moet het zijn, tot onzer aller fchan^r
de!
Uwe tekeningen, en uwe andere ilukken zijn
gelijk ook uw portrait, van
leevens groote, in de fmaak van Van Dijk gefchil-
derd, 't welk in uw geweeze zaal hing; Die zijn
afgenomen, en op een hoop gegooid in uw kabi-
netje , hetwelk toegefpijkerd zal worden, als of
het geen gedeelte van het huis waare; om daar tc.
zamen te vergaen: Want wie kan het gezigt daarvan
verdraagen? Nogthans, hoe plegten zij aan ieder-
een vertoond te worden; de eerfte, tot verheiFin-
ge van het keurlijk werk van uwe tedere vinger-
tjes; het laatfte, om de gewaande deftigheid (def-
tigheid die nu in 't ilijk legt!) waarop men in uwe
geilalte zwetfte; en dit wel van die al te malle ou-
ders , van welke gij weggelopen zijt met zo veel
^n ook tevens met zo wemig flmimigheid 1
Mijn Broeder zweert , dat hij het op uwen
Ligt-
alle afgenomen
Ligcmis wreeken zal
miHe zweert hij dat
Want hij zal ,u behandelen, verklaart hij, als een
geineene hoer, zo hij u ooit te zien koomt: En
hij twijiFelt niet, pf dit zal uw |ot zijn.
Biijn Oom Karlowe veriloot u voor altoos.
Zo doet ook mijn Oom Antonij.
Zo doet ook mijne Moeij Hervey.
Zo doe Ik , fnood onwaardig fchepzel! da
fchandvlek van eene braave familie, en de eigcnT
dom van een eervergeeten Guit, gelijk gij u biii^
ten tegenfpraak wel haail zult vinden, zo gij het
niet reeds zijt.
Uwe Boeken , dewijl ze u niet geleerd heb-
ben, wat uwe Familie, uwe Sexe, en uwe Op-
voedinge betaamde, zullen u niet gezonden wor-
den. Nog ook uw Geld. Nog ook de Juweelen,
die zo onverdiend de uwe zijn geworden. VVanc
men wenfcht dat gij als eene Bedeliter langs de
ilraaten van London moogt gezien worden.
Zo dit alles hard is, zo leg uw hand op uw
hart, en vraag uzelve, Waarom gij het verdiend
hebt?
Elk Meer, die uwe trotsheid u met verfmaa-
dinge leerde verwerpen (uitgenomen de Hr. Sol-
mes , die evenwel ook reden heeft om blijde te
zijn , dat hij u niet kreeg) juicht over uw fchan-
delijk Wegloopen ; en kan nu de reden begrijpen
waarom hij van u verworpen wierd.
Uwe braave Nortop fchaamt zig uwer, en
mengt haare traanen met die van uwe Moeder;
beide zig met fpijt beklaagende het deel dat zij aan
·\· . .· l· ^ u
De HISTORIE van
- Om den wil der Fa-
Niet om uwent^SS.! —
-jaiSC'.- - .
SiiaiiiiiÉ
.Λ gehad hebben, en in eene zo vrugtlooze bpvoe-;
dinge. , i-:! .
.. ' Ieder een, kortom, fchaamt zig uwer: Dog
niemand meer dan
»
Arabella HarlowEj
^ufer Howe", ^aan Juffer Clarissa HAfii^
lowe.
• 1·.
./ i.j
Ώ ingsdag, den 2 5 van ^ "^Aprji^:
, ■ Λ ■ - ■ .f * i βi
i . Wees getrooft ; wees niet vei-ilagen ν wees
niet mismoedig, mijne waardile en bemindile
.vriendin. God, Almagtig is regtvaardig en' gena--
dig, en ^eeft zijne toeftemminge niet aan roeke-·
looze en onmenithlijke vloeken., Kunt gij den-
ken > dat de Hemel zijn zegel hangen zal aan de gru-|
.welijke driften -zijner ontaarte Schepzelen ? Indien
dit zowaare, zouden Kwaadaartigheid, Nijd, ^en
Wraakzugt zegepraalen ; en^ de befte van hec
nienfchlijk geilagt, door de boosheid der^vergftea
bedorven, in beide werelden elendig zijn.,
Deeze felle woede toont alleen |van welken
Geeft zij zijn,, en hoe zeer hunne flordigéÖog^
merken^ hunne Ouderlijke Liefde te boven gaen.
Hec koomt alleen voort uit razernij, dat hec hun
. . V Mis,
if
f. l· -i-t
-ocr page 490-Dr HISTORIÉ' VAft'
"Mislukt is ——- Mislukt met vo9rneemens, Wél2
ke behoorden verijdeld te worden.
^ U Indien gij deeze Vervloekinge aanmerkt ge-
lijkze behoort aangemerkt te worden , zo moet én
zal iemand van uwe godsyrugt eer deernis hebben
tiiet uwen fOckeïoozen Vader\ en voor hem bid-
den , dan zlgzelve bij deeze gelegenheid door
fchrik ontfteiien. Niemand dan God kan eigen-
lijk vloeken. Ouders, of andere , wie ze zijn
mogen , kunnen Hem alleen bidden om zijnen
vloek. En zulke gebeden kunnen bij een regt-
'va'ardig en aliervolmaaktil Weézen van geen ge-
wigc zijn, welker beweegredenen onredelijk zijn^
en waarin men zig een wreed einde voorftelc.
.. , Heeft God ons niet gebooden te zegenen en
^tér"tè vloeken? dan, zegge ik nogmaal,
voor uwen Vader, dat hem de Vloek niet treiFe,
'wèïkeó hij over u heeft uitgèfproken ; nadema.al
gelijk gij zier, een regt Godlijk gebod ver^
"Brpkeri heeft; 'terwijl gij ^ door dat ander gebod te
""gèfióorzaamen i 't welk ons beveelt te bidden voor
"^ié ons "doeken en vervolgen^ dén Vloek in een
liegen zult verkeeren. '
Moeder misprijft hen·'over dëezen boo-
'Brief van uwe Zufter; en zij beklaagt u j "en
ïègeerde , uit eigene beweeginge , dat ik voor
■'äeeze-Tme nog eens aan u fchrijven zoude, om li
te .yertrooften: Want zij zegt, Her is jam^tner dat
v^'Mrt,''hetwelk ¥o -edel'"was {èn daar de be-
"zeffii^ge vaii uw mifflag, en het'gewigt van een^
•Vaders vloek μ zo zwaar drukken) geheel zou ver-
ï^jj^éld worden!' / ■' - ^
Heere, zegen mij, hoe fchrijft uwe Moeij!
ΐ: '
7
Juffer CLARISSA HARLOWE. ^ff
— Kan men aan beide kanten gelijk en ongeJ
lijk hebben in taftbaare gevallen! - Dog zij
moet ongelijk hebben, mijne waarde: Dat hebben
zij alle gehad, zij mogen zig nu regtvaardigen zo
zij willen. Zij kunnen zig alleen bij zigzelven
regtvaardigen uit beginzelen van eigenliefde, vait^
lijk voorneemende om zigzelven vrij te fpreeken^
niet ter dege te onderzoeken. Gaf uwe onvriend-
lijke Moeij, in allen den langwijligen loop Van u-
we onluften met hen, u wel de minfte hoopé dac
zij zouden toegeeven ? - Haare duiftere zeg^-
woorden erinnere ik mij nu, zo wel als gij» ^Maar
waarom moeft iets, dat goed was en eenige hoo-
pe gaf, ilegts duifterlijk worden aangeroerd?
Hoe gemaklijk w^shttvooY haar geweeil, die'ρ
altoos voorgaf te beminnen; YQov haary die haa-
re pen met zulk eene vloeijende losheid kan ge-
bruiken ter uwer benadeelinge ; dat zij u een
woord, een regel (in vertrouwen} yerleend had,
van hunne voorgewende veranderinge van maat;-,
regelen!.
Maar rekpn hunne nakoomende voorwendzels
niet, mijj^e waarde-Die'alle dienen niaar
tot ililzwijgende bekenteniiTen van hunne fiioode
behandelinge van u. Ik zal het fchrijvenjvan,uwe
Moeij wel geheim houden, wees daarvoor niet be-;
kommerd. ^ Ik wilcje ^ om geen ding ter wereld,
dar mijne Moeder haaren Brief zag.
, Gij zult nu wel zien, dat'er niets-voor U 6-
verblijfc, dan alle naauwgezetheid onderden voet
te treeden y,. en zo ras te trouwen, als gij maar ge·'
legenheid hebt. Neem vaft voor om zo te-^^o^n,
mijne waarde. . " , Ι/.Γ^
V
4
-ocr page 492-Ik' zal u eene beweegreden daartoe aafi de
hand geeyèn, betreffende mijzelve. Want dit héb-
^be ik vail beflooten; en daarop eene plegtige ge-
lofte gedaen [O mijne vriendin, mijne harcgeliefcl-
'ite vriendin , word daarover niet kwaad op mij!]
j, Dat zo lang uw geluk tvvijffelagtig ftaet, ik
'a, nooit zal denken om trouweh „. Om billijk
Ie handelen bij den man, dien ik krijgen zdl, heb-
"i)e ik' deeze gelofte gedaen: Want moet ik niet e-
ïèndig zijn , mijn lief, indien gij zo zijt ? En
■^welk eene onwaardige Vrouw moeft ik zijn voor
èeiien maii , die geen deel genoeg kan hebben
In mijn hart, om zijne vriendlijiiheid te doen op-
'weegen tegen eene droefheid, welke hij niet ver-
'oorzaakt heeft?
Ik zou Lovelace den verfoeijelijken Brief van
'iiwe Zuiler toonen, zo het mij aanging. Ik fluite
'dcnzelven hier in. Hij zal in dit huis geen plaatze
liebben. Dit zal hem van zdVe doen koomen op
'iiet onderwerp , hetwelk gij nu meeft in het oog
behoort te hebben. Laat hem zien, wat gij al om
^^ijnenthalven lij^t. Hij kan niet ondeugend be-
Vónden worden jegens eene zo voortreffelijke per-
l'OÓn. Ik zou nooit het gebruik van mijn verftand,
%ï^,'yan^mi]ne zinnen weder krijgen, zo deeze karei
'een'fchiirk jegens u bevonden wierd! ——jMet ee-
^e''zo'Whevene verdienfte , zal die manjmogelijk
nieer dan genoeg ilraffe voor ü^zijn ovei^/de fout,
welke^g'j onwillens begaen hebt.'
' ^ Ik zou niet gaaïn hebben 3at gij al te geruft
VijtV dat hun aanflag^ on^u te vatten over is. De
%oordên , welke in den Brief van die verfoeijelij-
Arabella te kennen geeven , dac dezelve over
is.
liXi
t l'
F- t.r
Li«*·
/
■■ I ;
-ocr page 493-jüFFER GLARISSA HARLOWE. 4T7 .
^ fcbijnen gerigt te zijn om u in ilaap te wiegeni
-- Zij zegt alleen , te gelooven , dat het
voorneemen over is. —^-^ En ik verneeme,
uit Julfer Lloyd nog niet, dat zij 'er zig tegen ver-
klaard tiebben. Dus zal het beil zijn, als gij in ,
London zijt^ dat gij u verborgen houdt, en uit
vreezê voor het ergll, alle brieven op eene derde
plaatze laat beileJd worden; want om de geheele
wereld zou ik niet willen , dat gij onverhoeds in
dc handen vielt van zulke vlamipuwende en kwaad-
willige geeilen»
Ik zal mij Wel vergenoegen met mijne brie*
ven te adreiïeeren op de eene of andere derde
plaat7xen dan zal ik bij mijne Moeder, of bij
iemand anders, als het de gelegenheid vereifcht,
kunnen betuigen , dat ik niet weete waar gij
zijt.
Daarenboven ^ zal deeze maatregel u minder
bekommerd doen zijn voor de gevolgen van hunne.
gewelddaadigheid, zo zij befluiten mogten tot de
onderneehiinge om ü in weerwil vanLovelace weg
te voeren*
Ik verzoeke u uwe Brieven te^rigten aan den
Hr. Mickman ^ zelf uw Antwoord op deezen* Ik
hebbe reden daarvoor; Daarenboven is mijne
Moeder, niettegenilaende deeze bijzondere ver-
gUnninge , zeer ilijf öp haar verbod gezet. ^ Z:j
hebben haar overreed, weete ik, om haar woord
daaromtrent tc geeven. —--Wrevelige aria-
hartige fchepzels ! Hoe haäte ik in 't bijzonder u-
wen gekken Oom Antonij!
, V Ik zou niet gaarn hebben, dai gij uwe gedag-
ten veel ophielde "omtrent den inhoud van uws
III. Deel. Ρ d
f'ywÈmmf—TTmÊUiÊÊÊÊÉm^^^^
öe HISTORIE van
Zuilers onbefcheiden Brief; maar houd u met at!-"
dere onderwerpen bezig - De onderwerpen
die u-voor de handen zijn. En laat mij weeten
welken voortgang gij niaakc met Lovelace, etï
wat hij zegt van deezen duivelicben Vioeic. . Zo
verre nioogt gij in dit haatelijli onderwerp treeden.
Ik verwagte, dat dit eene gevoegelijke a:unlci-
dinge zal geeven rot het voornaam iluk , dat
tuflchen u te verhandelen ftaet, zonder dat gij een
middelaar van noodcn hehr.
Koom, mijn lief, als de zaaken op het ergii
zijn, ziet men cfat zij beteren. Goed koonif dik-
wijls , wanneer men Kwaad vervvagt.--Dog
zo gij den moed opgeeft, kan 'er geen hoope van
herliellinge zijn. —-χ— Laat niet toe, dat zij
u in het graf brengen; want her is bij mij duide-
lijk, dat dit nu het oogmerk is bij zekefvolk.
Hoe armhartig, ii uwe boeken , uwe juwee-
len, en uw geld te onthouden ! Alzo geld alles is
wat u tegenwoordig kan ontbreeken, nademaal zij
kunnen goedvinden uwe kleederen te zenden; zo
zende ik met den brenger deezes vijftig guinies,
elk in bijzondere papiertjes bepakt in mijne Ä^or-
ris Miscellanies Ik belaile u , zü zeer als gij
mij Hef hebt, om dezelve niet weerom te zenden.
Ik hebbe meer ten uwen dienile. Dus zo'
uw logement of zijn gedrag u niet aanilaet^ als gij
in Stad gekoomen zijt, verlaat hetzelve en hem
beide maar van Honden aan.
Ik zou u raaden',^bm zonder uitftel te fchrii-
ven aan den Hr. Morden. Zo hij voorheeft onf!
naar Engeland te koomen, kan het zijne re.'ze ver-
' ...43....- ,, hiia-
• £en Boek, zo genoemd;
'41S
m
JuFFm .CLAillSSA HARLOWE.
haailen. En gij zuk hét heel wel kunnen redden i
rot dat hij kan. overkoomen. Maar zekerlijk zal
Lovelace in zijne zinnen p-eflagen zijn, indien hij
zig van zijn geluk niet verzekere door wwe toe^-
fiemminge , voor dat hij die van den Hr. ]V|or-
4en noodig hebbe bij zijne bvérkoomil·. ' ' u
Nog eens , mijne, waarde^ mag ik u bidden^
wees dog getrooft* Gebruik met uwe gewoone
voorzigtigheid de . hachelijke omlhndigheden ^
waarin gij u bevindt, en alles zdl nog wel geluk-
kig afloopen. Onderilel dat gij mij^ en ik U waa-
Dat moogt gij wel - want uw Yamp-
re
Ipoed is de mijne]; eo dan zult gij die fchemer-
ligten in eenen vollen dag Hellen,, welke u wor*>
den toegereikt yan
^ Uwe altoos'toegenègéne eH getrouws
'Λ
Lill'
■ïMl
aiii^
lÉiMiir ri n mä
ïk zende deozen fchielijk voort met Robert*
Ik zal verneemen· naar de waarheid van»
hergeen uwe Moeij voorgeeft omtrerit dé
veranderinge van maatregelen , welke zij
zegt dat bij hen was voorgenomen, in ge-
valle gij niet waart weggegaen^ .1 /
-Γί
t i
n :, ·
-ocr page 496-^ufer Clarissa Harlowe ,
Howe.
W^oensäag-ogtend^ den 16 van ApriU
Uw Brief, mijne beminde JuiFei Howe, geeft
mij grooten trooft. Hoe aangenaam ondervinde ik
de waarheid van des Wijzen mans aanmefkmge ^
Ken getrouw Vriend is eene medkijne des lee^
venSé
Uw boodé vindt mij gereed om to naar Lon-
don te vertrekken. De chaife ftaet voor de deur*
Ik hebbe reeds' afTcheid genomen van de goede
Weduw, die mij beguniligd heeft met het gezel-
fchap Van haare oudfte Dogter, Op verdoek van
den Hr. Lovelace , terwijl hij te paard bij ons zal
rijden. De jonge vrijiler zal binnen twee of drie
dagen te rug keeren, met de chaife, als diê naar
de Hofïtede van Lord M. in Hercfordshire gebragc
wordt. , , - i,
Ik ontving Zondag dien vreezelijken Brief
van mijne Zufter, wanneer de Hr. Lovelace uic
was. Hij zag, toen hij t' huis kwam, mijne uher-
ße henaaudheld en verflagenhetd; en hem wierd
gezegd hoe veel erger ik geweeß waare: Want
ik had meer dan eene be^wijminge gehad.
kh-
!hi
fi^irVl'^iiiilliii' I Ί' ΊιΙιΛΙΙΐΙ ί 'liiHHBi'
-ocr page 497-Ik denke dac deszeifs inlioiul zo wel mijïie
Herfens als mijn hare oncftcld heeft.
Hij was wel begeerig om dien te zien. Maar
ik wilde dat niet toeftaen, wegens de dreigemen-
ten die hij daarin tegen zigzelven zou gevonden
hebben. Buiten dat ^ deed het mtwerkzel, \ welk
dezelve op mij had, hem in vloeken en bedreigin-
gen uitberften. Ik was zo ongeiteld, dat hij zei"
vemij raadde om mijn voorneeraen uit te ilellen·,
dat ik had van Maandag naar Stad te gaen.
Hij is ten uiterilen oplettende en teder jegens
mij. Alles wat gij onderileldet dac op deezen hef-
tigen Brief zou volgen, van zijnen kant, is daar-
op gevolgd. Hij heeft mij ten huwelijk verzöge
op eene zo onbewimpelde en rondborfrige wijze·,
dat het mij leed is, dat ik zo vrij en met zo veel
v/antrouwen van hem gcfchreeven hebbe. Mag ik
u bidden5 mijne waardile vriendin, houd alles bij
u 't geen van mij gekooraen hem tot wanagtinge.
zou ilrekken.
Ik moetu te kennen geeven, dat zijn vriend-
lijk gedrag, en mijne flaauw-moedigheid , m.ede-
werkende met uwen voorgaenden raad, en mijne
ongelukkige omilandigheden, mij dienzelven Zon-
dag-avond zijne verklaaringen onbewimpeld dee-
den ontvangen: En ik ben nu inderdaad meer in
zijne magt dan ooit.
Hij dringt mij ieder uur [zo noodloos inder-
daad, als envriendUjk] om hem nieuwe blijken te
geeven van mijne agtinge mor hem, en -van mijn
vertrouwen in hem. En dewijl ik zo verre ge-
bragt ben dat ik hem met uüoorden iets hebbe toe^
geßaen , zoude ik, zo hij onwaardig bcvondoti
5
Dd
-ocr page 498-w
4P DE historie vAr Ï.
worde, voorzeker groote reden hebben om dec»
zen heftigen Briefte I efchukiigen: Wanc ik heb-
be in 'c geheel geen beiluit bij mij. Dus verftoo-
ten van alle mijne natuiirelijke vrienden, op Vvier
vernieuwde gunit ik nu geen hoope hebbe ^ en gij
υ alleen over mij ontiërniende , die d&arin nog te
rug gehouden wordt, gelijk ik zeggen mag , ben
ik gedwongen geweeil mijn verlegen hart te wen-
den tot zuik cene befcherminge ais ik vinden kon-
de.
Alle mijn trnoil: is, dat uw raad bij herhaalin-
ge ten dienzelven einde gegeven, in uwen vriend-
lijkenBrief, dien ik voor mij hebbe, mijn doen
billijkt. Ik vertrekke nu diebwegens te blijmoedi-
ger naar London : Want te vooren Ing 'er een
zwaar gewigt op mijn hart; en fchoon ik beft en
veiiigft dage om te vertrekken, oprzonk mij egter
de moed, ik weere niet waarom, bij alles wat ik
deed om mij daartoe gereed te maaken.
Ik hoope , dat 'er geen ongeluk onderweg
zal gebeuren. -Ik hoope, dat deeze ge-
vvelddaadjge geellen maikanderen niet ontmoeten
f uilen.
Iedereen wagt naar mij ^— Vergeef mij,
mijne beile, mijne minzaamile vriendin, dat ik u
VIwen Norris te rug zende. Onder deezë uitzigr
ten , die rnij iets beters belooven, kan. ik uwe
gunil nipt van doen hebben. Daarenbov^i, heb-
be ik eeiiige hoope, dat zij mij met mi|ne klee-
deren het geld nog zullen zenden , waarom ik
ichreef; fchoon het mij in den Brief'geweigerd
worde, ^o zij het niet doen, en ik iets van noo-
d^ii hebbe ^ Iv^n ik iPiiar mijne b^ocfce te kennen
f'
I ί
MM
(
-ocr page 499-Juffer CLARISSA HARLOWE. 4η
geeven aan ecne zo bereidwillige vriendin. En iit
hebbe beioofd, aan u alleen daaromtrent verpli^-
tinge te willen hebben. Dog ik had liever,
dunkc mij, dat gij nog zoudi- kunnen zeggen^ als
het u wierd overgeilagen , dat niets van deeze na-
tiiure of verzöge of gedaen was, ik zegge dit,
geheel en al met uitzigt op mijne hoope in toekoo-
mende om eens weder de gunit van uwe Moeder
te herwinnen, op welker herwinninge , naail: die
van mijne eigene Vader en Moeder, ik nieeil gc-
üeld ben.
Ik moet u nog iets te weeten doen^ niette^
gcnil.iendc mijne haail:; en dat is, dat de Hr. Lo-
velace gifleren heeft aangebooden om of met mij,
naar het huis van Lord M. te trekken , of zijnen
Kapellaan hier te ontbieden. Hij drong mij met;
zeer veel ernft, om deezcn voorOag toe te ilem-
men; en fcheen zelf eer te begeeren dat de Pleg-
tigheid hier voltrokken wicrd , dan te l.ondon:
Want ik had hem gezegd, dat als wij daar waaren,
het tijds genoeg Vvas , om een Uiik van zo veel
gewigt en aangelrgenheid in bedenkinge re nee-
men. Dog nu, op hec ontvangen van uwen
vriendlijken, uwen trooflelijken Brief, dunkt mij,
dat ik v/el haaft zou wenfchen , dat het in wijn
»vermogen geweett waare zijn ernftig en aanhoUf
dend verzoek in te willigen. Maar deeze vreeze-
lijke Brief heeft mijn geïjeel geßel vän het ßel ge--
hragt. Een lÄjeinigje PoinüUe is 'er zekerlijk ook
noodig. Daar is geen Voorbereidinge gemnakc.
Geen Voorwaarden ontworpen. Geen Verlof^
brief in gereedheid. Zo ten uiterilen Bedroefd j
Om geen Pleizier denkende, zelf niet eens ven-
ρ-
4H
fchende
denken om in eene zo plegtige Verbintenis te tree-
den ! Wie, zo onbereid, kon dog fchijnen zo ge·'
reed te zijn!
Indien ik mijzelve vleijen kon, dat mijne on-
verrchilligheid omtrent alle de geneugten dcezes
leevens voortkwam uit behoorelijL· beweegrede-
nen , en niet eer uit het mislukken van mijne uit-
zigcen en de vernederingen, welke mijn hoogmoed
ondergaen heeft, hoe veelmeer, naar mijne gedag-
ten, zoude ik verkiezen om met mijn doodkleed
te trouwen, dan met eenigen man op aarde!
Ik hebbe inderdaad tegenwoordig geen ver-
maak, dan in uwe vriendfchap. Laat mij die be-
houden , bidde ik u. Indien mijn hart naderhand
ri'ze en voor meer vatbaar worde, moet het ge-
bouwd zijn op dien grondikg.
Mijn moed ontzinkt mij weder, zo als ik ilne
te vertrekken. Verfehoon in mij deeze diepe en
izwaarmoedige neerilagtigheid, die mij zelf dcHoor
^e beneemt, de harriierkipge , welke het leevon
bewaart voor flilftaen en vervuilen, en welke mi]
nog nooit onttrokken wierd dan binnen deeze agc
en veertig uuren.
Dog her is tijd om u te ontlailen.
Vaarwel, mijne beniindile en minzaamOe
vmndiq. Bid vopr uwq I
DE HISTORIE vaji
O mijne waarde , wie kon dus
Clariss^,
LIV,
-ocr page 501-Juffer CLARISSA HARLOWE,
Jufer Howe, aan Jujfar Cl α ris sa Ha^^
LOWE.
JP onder dag, den zj'üan Apri,L·
Het is mij leed, dat gij mijn Norris te rug
Eendt. Maar ik moet u laaten doen, zo het u
belieft. Dat moet gij mij ook , op mijne beurt.
Geen van ons be'de moet minbhien van de apdere
volilrekdijk verwagteii hetgeen beil is om te doen:
En egter weeten weinige lubden , zo jong als wij
zijn , beur , ivat dat heft zij. Ik kan mijzelve
niet van u aiïcheiden ; fchoon ik eene dubbele
^lijk geeve van mijne grootsheid in mijzelve met u
te paaren in deeze bijzondere ilellinge.
Ik ben van harren zeer verheugd , dat uwe
mtzigten zo veel verbeterd zijn; en dat, gelijk ik
hoopte,, goed uit kwaad is voortgebragt. Wat
voor een man moeil hii geweefl: zijn, welke moe-
ilen dog zijne oogmerken zijn gevvecfl;, hi^dde hij
zulken keer niet genomen, op eenen zo vuilen
Brief, en op eene behandelinge zo onnatuurelijk,
waartoe hij zelve voornaamlijk gelegenheid gege-
ven had?
Gij weet heft uwe beweegredenen ora het
irt te ftellen: Maar ik wenfchte wel, dat gij hem
ko.nflt ^"V'Xt hebben op "zo ernilige aanbicdin-
i
I
ΐΒίί· liti^"lii'1 ' " "l
-ocr page 502--De historie vam
gen (a). Waarom moeft gij hem niet hebben
toegeihen , om Lord M. 's Kapellaan te ontbie-
den? Was Pointille alleen in den weg, en dat gij
geen Verloi-brief hadt, en dat 'er geen behoorelij-
kc Voorbereidinge gemaakt was, en diergelijke?
uwe Dienaares, mijn lief. Daar hebt gij cercmo-
nic gelijk op voor uwe ceremonie.
Laat dog, laat dog, mijne waarde vriendin,
de melancholie ii niet iveder zo doen aarzelen,
dat gij een doodkleed kiezen zoude, daar de zaak,
waarom gij wenlcht, in uwe magt is; en daar,
gelijk gij te vooren met regt gezegd hebt, men
niet flerven kan wanneer men 'wil,
Dog het is cene vreemde verkeerdheid in de
menfchlijke natuure , dat wij datgeen veragten als
het nabij ons is, waarom wij wenfchen als het
verre af is.
Gij hebt rm maar een doelwit in het oog re
- houden : Dat is h t Huwelijk : Laat dat plcgtig
worden ingezegend. Laat het overige aan de
Voorzienigheid over; en , om uwe eigene woor-
den in eenen voorgaenden Brief te gebruiken,
volg gij werwaards die u leiden zal. Gij zult een
inooij man hebben; een^ aanig man; een verßan-
dig man zou hij zijn, waare hij niet trots op zijne be-
gaafdheden , en wild en aan minnaririjen vail: Dog
I tcr-
■I
(a) Dc Hr. Lovclacc vcrfeTt in 7'jnen volgenden Brief aan
iijnen Vriend , hoe ten uiterilcn on^rfflc-ltl dc lady νν.τ^; van
flaauwtcn niet zo dra bckoomcnde of zij vit) in ime esger
flaatnvfcn, tó dat nscmafid anders da^c of zi) zon ff;rviii.
2ij had jiifFvT Howe, 7.egt hij, niette wecren C'-'cianit e
ongeile d xij waarc. Op bi. 434. bt'tuii;c zij ^aii Juffer
Howe, dat haare bewei-grcderien toe u^itki üicc aJ.t! ui ccre-
SiWiiè» bcilooiku.
F'
r\)
terwijl de oogen van veelen onzer Sexe, met eeiie
zo fchoone gedaante, en eenen zo fchitrcrenden
geeft ingenomen, die trotsheid voeden, moet gij
u vergenoegen met te wagten tot dat de grijze hai-r
ren en de voorzigtigheid te gelijk op het toneel
verfchijnen. Gij zoudt immers in eenen man niet
alles willen hebben.
Ik geloove dat de Hr. Hickman geen kromme
paden bev;aiidelt; maar hij llonipvoet zeer onhe-
haagelljk op eenen regren weg : Nogthans zal de
Hr. Hickman, fchoon hij mijn oog geen pleïzter
geeft, nog mijn oor vermaakt ^ zo ik geloove
voor het een niet wals^elijk, noff voor het ander
aanßootelljk zijn. Uw man, gelijk ik onlangs ge-
zegd hebbe, zaldeopmerkinge altijd leevendighou-
den; gij zult altoos wakker bij hem zijn, fchoon
miflchien meer door vreezc dan door hoope: Ter-
wijl de Hr. Hickman niets zal zeggen om iemand
uit den fiaap tc houden, nog ook, door aanftoo-
telijke avontuurtjes, iemand ongeruil doen flaapeti,
ik geloove, dat ik nu weet, welken van bel·'
de de mannen eene zo voorzigtige peribon als gij,
in den beginne, zou gekoozen hebben : nog
twijlFele ik, of gij kunt wel giffen, welken ik mij-
ne keuze zou gegeven hebben, zo ik mögt. Maap
hoe hoogmoedig wij ook zijn, de hoogmoedigfte
van ons allen kan alleen maar weigeren, en vee·?
ie van ons neemen den half-waardigen maar aan, uic
yreeze dat'er zig nog een onwaardiger zou opdoen.
Indien de mannen hunne matreiTetj gekoozen
hadden volgens de overeenkoomft van derzelver
geeften met de hunne, fchoon de Hr. Lovelace,
^QOf langheid van tijd, mij te hras mögt geweeft
zijn,
-ocr page 504-zijn, ik twijfFele niet of ik zou hartzeer voor hart-
zeer betaald hebben , voor een half jaar ten min-
ilen; terwijl gij, met mijnen loomen gaauwert, zo
aangenaam , zo ilil, zo natuurélijk, zoudt zijn
voortgegleeden , als de agtereenvolgende faifoe-
nen; en niet anders dan die veranderende , ora
nieuwe fchoonheden en gerijflijkheden mede te
t)rengen voor alle, die rondom u zijn.
Ik zou in deezen ilijl zijn voortgegaen
Maar mijne Moeder kwam mij over het mat, met
een ftuurfch gezigt. ,, Zij gaf mij nog verlof tot
,, deezen Brief alleen. „ Zij was zo even gefchei-
den van uwen haatelijken Oom; en zij waaien
weder drok in onderhandelinge geweeil.
Zij heeft mij verdrietig gemaakt, Ik moet
deezen heen leggen tot dat ik weder iets van u
verneeme; als niet weetende waarheen ik hem zen-
den moet.
Wijs mij daartoe eene Derde plaatze aan,
gelijk ik verzogt in mijnen voorgaenden.
Ik zeide aan mijne Moeder (toen zij het mij
overfloeg) dat ik inderdaad met fchrijven bezig
was, en wel aan u: Maar het was alleen tot tijd-
kortinge voor mijzelve; want ik betuigde, niei te
^xeeten maar ik een Brief aan u moe ft zen Hen.
Ik hoope dat uw naailvolgende mij berigt zal
brengen van uwen Egt, fchoon de naaile daaraan
mij kennis ftond te geeven , dat hij het ondank-
bnavil wnngedrogt op aarde waarej gelijk hij zijn
?r,ccr, !' dA·! I-ij nifi de niinzai;m(le EirrironoQt zii.
. .J ^ ^ , T··
iU;J-
-ocr page 505-Juffer CLARISSA HARLOWE. 42^ ^
Mijne Moeder, heeft mij verdrietig gemaakt.
Dog dit, nu ik het eens overzie , hebbe ik te
voeren al gefchreeven. ----- Maar zij heeft
mij van het ßel gebragt, gelijk gij het noemt:
Onder voorWendzel van Hickman te catechifee-
ren, vevzekere ik 11, om dat hij de hand leent aati
onze onderftelde briefwilTelinge: En wel geßren^-
Ujk ook te eatechifeeren, op mijn woord! -
Ik geloove , dat ik eene gluipende genegenheid
voor den gluipenden knaap hebbe; want ik kaa
niet verdraagen, dat iemand, buiten mijzelve, hem
als een gek zou behandelen.
Ik geloove, tuiTchen u en mij gezegd, dat de
Lady zig^elve vergifte. Ik hoorde haar luid door-
fpreeken. Zij verbeeldde zig mogelijk, dat mijti'
Vader weder in leeven gekoomen was. ---
Egter zou ik gedagt hebben, dat de zagtzinnigheid
van den man haar wel eer van het tegendeel had
kunr-en overtuigen; v/ant mijn Vader, fchijnt het,
wilde zo luid fpreeken als zij. Ik onderftelle eens
(fchoon maar weinige roeden van eikanderen) als.^
of zij beide van den weg af geraakt waaren, en
een half mijl van een zijnde elkanderen toe-
fchreeuwden , cm weder op den regten weg te
koomen.
Ik weet v/el dat .gij mij befehuldigen zult over'
deeze ftoucheid. —-Maar ik zeide u immers
al, dat ik verdrietig was: Eh zo ik ook niet een
hoofd had, mögt men mijne afkoomil aan beide
kanten in twijifel trekken.
, Gij moet mij éven wel ook niet te geftfeng
bekijven , dewijl ik van u geleerd hebbe om mij
niet te verdeedigen" als ik ongelijk hebbe : En ik
• - be^
L·
-ocr page 506-DE HISTORIE v-Af3,.
bekenne dät ik misdaén hebbe: En dat is genoeg:
En gij zoude in dit geval zo veèl edelmoedigheid '·
iTQt hebben, dan in alle andere, indien gij niet
dénkt dat het genoeg is.
Adieu, mijne waarde! Ik moer, ik wil u lief-
he'bben; en wel eeuwig lief hebben 1 Dit onder-
tekent uwe
Ann aH ow e*
r
V'
■! '
Fan Jujf&r Howe. In den bovehßaenden IH'
geflootefh
Donderdags den iy kjan AprlL
Ik hebbe 'qv naar laateh verneemèn, gelijk ik
ΐα. zeide te zullen doen , of uwe NabeiTaenden
weezenlijk (voor dat gij ben verliet) beflooten had-
den tot die veranderirge van maatregelen , van
welke uwe Moeij in haaren Brief gewag maakt;
^n door verfcheidene brokken bij een te brengen j'
welker kundfchap ik gehaald hebbe ^ van zommige
iiit mijne Moeder, door hetgeen haar van, uwen
Oom Antonij was medegedeeld; van zommjige uit
Juffer Lloyd, die het van uwe Zufter had; en van
ί zommige door eenen anderen weg, dien ik u niet
i·^ zal melden; hebbe ik reden om te denken,, dat-
het navolgende de waare ftaat van het Geval is.
1; · :,.. ' ■ -· - „Dat
JUFFER CLARISSA HARLom 4f|
„ Dat 'er geen oogmerk was om van maatre-
5, gelen te veranderen, tot op twee of drie dagen
„ voor uw weggaen. In tegendeel, fchoon uv/
j. Broeder en Ziilier geen hoope hadden, om u
55 ter begunftiginge van Solmes over te haaien,
„ hadden zij beQooten om nooit hunne vervolgin-
j, gen te ftaaken, voor dat zij li gedreeven had-
„ 2en tot het doen van eenigen itap, welke met
5, behulp van hunne goede dienßen , onverfchoo-
}, iielijk zou geoordeeld worden bij de half-wijze
5, zielen, op welke zij re werken hadden. .
„ Maar dat eindelijk uwe Moeder (der lijde*
„ lijke rol, welka zij gefpeeld had, moede gewor- ι
„ den, en zig miiTchien daarover fchaamende)
5, goed vond aan Jufter Belle te verklaaren, dac ^^
Die maakte uwen Broeder en Zufter onge- [
5, ruil; en daarop beiloot men tot eene verande- i
5, ringe van maatregelen. Solmes aanbiedingen
5, waaren evenwel te voordeelig om 'er van af te
„ zien; en uws Vaders vernederinge ilond nu hun-
„ ne eenige toeveriaat te zijn, en (zo als zij van» |
,, zig laaten gaen) de beproevinge wat Die op u )
,, zou kunnen uitwerken , hunne laatile poogin- i,
En inderdaad, mijne waarde, dit moeft hun- ^
wel gelukt hebben, denke ik waariijk, met zoda· ·
nig eene jDogter, als v^aarm^de zij te doen^ had- [
den, korf maar die Vader, welke nooit, durve^jk^ ^
zeggen, van zijn leeven knielde, dan voor zijneii"
ï
God , z\g zo verre vernederd hebben als uwë
Moeij fchiijfc dat hij zou hebben gedaen.
Muar wat zou dit dan gebaat hebben, mijnei
waarde ? -----MiiTchien zoudt gij bij den Hrw
Lüvelace gegaen zijn, iil hoope om hem te vree-
de te ilelien, en ongelukken voor te koomen; on-
derfteld zijnde dat zij u tijd gegeven hadden, en
u niet aahftonds in den Egt gedrongen. Dog zo
gij niet bij hem gegaen waart, ziet gij, dat hij
beilooten had hun een bezoek te geeven , en wel
met anderen vergezeld i En welk moeil dan hec
gevolg geweeil zijn?
Zo dat wij ^ over het geheel, niet weeten of
de zaaken zijn mogelijk heil zo als ze zijn, Hoe
onaangenaam dat beß ook zijn moge.
Ik höope dat uw bedagtzaame en diepdenken-
de geeft een goed gebruik van deeze leuze maa-
ken zal. Wie zou niet met geduld zelf het groot-
fte kwaad verdraagcn, indien zij zig^elve overree-
d'en kohv dat het dusgoedei-derenlijk gefchikt was,
om een ?iog grooter voor te koomen? - In·^
zondefheid , zo zij geruft kon gaen zitten, gelijk
gij kunt, en haar eigen hart vrij fpreeken?
Laiit mij toe hier nog verder eene aanmerkin-
ge te maaken ---Zien wij niet^ uit den bo-
vëngeftelden ftaat der zaake , wat te vooren had
kunnen gedaen worden, van de 'waardige per joon
in uwe familie, indien zij zig als Moeder betoond
had,' ten behoeve van een kind van zo veel ver.-
dienfte, en hetwelk egter zo onderdrukt wierd ?
'· "'Adieu, mijne waatde* Ik zal altoos de uwe
zijn;' '■ ^ ^ - - ■ . ii
litumif _
«
\
-ocr page 509-jiTFER CLAPviSSA HARLOWÉ. · 455
Vlarijfa bekijft^ in haar Antwoord qp Urn
eer β en "jan de t-ivee voorgaende Brieven^
• haare vriendin^ dat zij haaren raad^
ten aanzien 'van haar gedrag jegens haa'
re Moeder, zo wéinig Ingang bij zig gaf.
Het zal niet óngevoegëlijk zijn ^ hier dt
volgende utti rekzeh van dat Antivoord in te
laßchen; jchoon een weinig voor den tijd.
Gij neemt, iegt zij, mijne waarde, uweil
gewoonen, en altoos aangenaamen ftijl aan, in
hetgeen gij fchrijfc van de twee Heeren (a), en
hoe ongevoegclijk eéne keuze gij dénkt dat zij ge^
eken heBben: De Hr. Hickmah in zig tot ü te voe-
gen ; de Hr. Lovelace tot mij. Dog ik helle ovet
om te geïoöven, dat mét opzigt op geluk, hoe
wel twee zagcè ίηί3θί·Π:εη met elkanderén^mogtén
over eenilemmén ^ twee driftige het droevig flegt
zouden hebben, als beide te gelijk heftig erl onver-
zettelijk zijnde. Gij mögt Wel inderdaad den bal
malkanderen hebl)en toegeflagen, gelijlc gij zegt
(b). Maai· de Hr. Hickman fchijnt, door zijne
zagté zeden, vóór ü gevormd te zijn, indien gij
niet te verre lïiet heiii gaet. Indien gij dat doet',
zou het ecnë gedweeheid in hem zijn dat te^ver-
draagen, welke een man meer véragtelijk zou
maakèn, dan de Hr. Hickmati ooit verdiehéii kan
te worden. Nog is het eene fchande voor eenen
idoekmoedig'cn nian zelf, die wéét wat eene vroiiw
hem naderhand ilaet te belooven , dat 'hij voor
heen zeer oiiderdaänig zij.
(a) Zie bi. 417, 4t8.cn bl. 26S ~ l^I
φ) Bi. 170.
■ ^
,434 De HISTORIE van
Denkt gij dat het tot lof verilrekt van des
Hren. Lovelaces charader, dat hij aanilooc kan
geeven en zig heftig aanftellen ? --Brengt hij
zig zeiven niet, gelijk alle zodanige geeflen doen
moeten, onder de noodzaakclijkheid van zig te
vernederen wegens zijne uiti]3oorighcden, hetwelk
voor een trots hart veel verdrietïijker moet zijn,
dan die toegeevendheid, welke de hoogmoedige
zo gereed zijn voor eene zwakheid van geeil te re-
denen in zulken man als den Hr. Hickman?
Laate ik u zeggen, mijne waarde, dat de Hr.
Hickman zodanig een is, die liever een aiFront
vau eene Lady, zou willen verdraagen, dan haar
een aandoen. Hij zou liever hebben , durve ik
zeggen, dat zij reden had om van hem^ dan hij
om van haar vergiffenis te verzoeken. Maar,
mijne waarde, gij hebt uwe eerße hartßogt over-
leefd; en al waare de tweede man een engel ge-
weeft , hij zou voor u niet meer dan onvei-rchillig
geweefi: zijn.
Mijne beweegredenen tot uirftel, gaet zij
voort ^ beilonden niet enkel in ceremonien* Ik
tvas weezenlijk zeer ongcfteki. Ik konde mijn
hoofd niet tillen. De inhoud van mijns Zuilers
Brieven-had mijn hart doorwond. Inderdaad, mij-
ne waarde, ik was zeer kvvaalijk gefteld. En
moeft ik, daarenboven, zo gereed zijn met zijne
aanbiedinge aan te neemen, als of ik bevreesd
waare dat hij dezelve nooit herhaalen zoude ?
Ik zie met groot leedweezen, dat uwe Mama
nog al onbeweegelijk blijft aangekant tegen onze
briefwiflelinge. Wat zal ik daaromtrent doen ? —
Hec is mij tegen de boril daarmede voort te gaen,
Μ
•l-' *
■ - ----■, itiJjg
Hm
Juffer CLAftiSSA MARLOWË. 455
of te wenfchen dat gij mij begunftigt met uwe ant-
woordeni — Nogthans hebbe ik mijne zuaken
zo aangelegd ^ dat ik geen vriend hebbe om mede
te raadpieegen dan' u. Het is genoeg om iemand
waarlijk te doen wenfëhen om aan deezert 'man
getrouwd te zijn, fchoon een man vol feilen; alzo
hij braave Nabellaenden heeft van mijne eigene
Sexe ; en ik zou dan eenige vrienden hebben,
hoopé ik: - En eenige hebbende, zoude ik
weer kunnen krijgen - Want gelijk geld ge-
zegd wordt meer geld aan te brengen, zo brengt
ook de medeftand van perfoonen van agtinge meei
vrienden aanl Terwijl de verlaatené geheel wiöei
verlaaten zijn» —— Het ftoot mij tegen het hart
u te verzoeken om uwe briefwiiTelinge met mij te
ftaaken ^ en egter ftrijdt het tegen mijne eonfcien-
tie dezelve tegen het ouderlijk.verbod voort te zet-
ten. Dog ik durve alle dé redenen daartegen niet
gebruiken, die ik zou kunnen gebruiken--
En v/aarom ί --- Uit vreeze dat ik u overtui-
gen zoude; en gij mij zoudt laaten drijven, gelijk
de refl: van mijne vrienden gedaen hebben. Iklaa-
te derhalven de befliffinge van dit iipk aan u over.
--Dezelve is mij, vinde ik j niet wel betrouwd.
Dog laat alle fchuld op mij koomen, en alle ftraf-
fe, zo het ftrafbaar zij! -- En het moet zeker-
lijk zo zijn, daar het de oorzaak kan zijn van die
overlcevendige zegswoorden, waarmede gij uwen
Brief fluit dien ik voor mij hebbe;" en waarop ik
geen verdere aanmerkingen zal maakeuj om dat
gij mij zulks verbiedt. ·.,;
■ ' Λ , ■
-ocr page 512-mm
' ι Di HISTORIE van '
Op den tweeden Brief, zegt zij, onder dn^
dere dingen,
t
Zo dat gij fchijnt te denken, mijne waarde,
<3aE 'er iets noOdlottigs in mijnen miillag was. De
hartvriendin, de bedagtzaame harevriendin , be-
Ipeurt men in^de aanmerkingen welke gij bij deeze
gelegenheid'.maakt. Nogthans nademaai de zaa-
ken zo gebeurd zijn als ze zijn, gave de Hemel
dat ik hoeren mogtV dat alle de wereld mijnen Va-
der, of ten minften mijne Moeder vrijfprak! wel-
ker charaiter, voor dat deeze familie twiften iiit-
bcrfteden, het voorwerp van ieders hoogagcinge
was. Laat dog niemand uit uwen mond voort-
zeggen , dat zij, door een tijdig gebruik van haa-
re fraaije bekwaamheden, haar ongelukkig kind
zou hebben kunnen behouden. Gelief gij aan te
merken, dat zij op haaren iijd^ toen zij het goed
vond, en zag dat 'er waarichijneiijk geen einde
koomen zoude van mijns Broeders vervolgingen,
befloot om zig te doen gelden. Maar de albe-
•fchikkende Dogter gooide , door de noodlottige
hijeenkoomß^ alles voorbaarig in de war, en ver-
ijdelde haare toegcevende oogmerken. O mijne
liefde , door eene diere ondervindinge, ben ik
nu regt overtuigd, dat terwijl kinders zo gelukkig
zijn , dat zij ouders of voogden Ifebben , welke
' zij kunnen raadpleegen , zij zig riiet behooren te
vermeeten (zelfniet met de beile en zuiverile oog-
merken) om, in 'gevallen van belang, hunne ei-
gene begrippen te volgen.
Een ftraal van hoope op eene toekoomende
^iVerzoeninge fchiet in mijueii geeft, uit het oogmerk.
ιϋιηΐιι ·........ iiii
*t welk gij vertelt dat mijne Moeder liad , om zig
ten mijnen voordeele te doen gelden , waare ik
niet weggegaen. En mijne hoope'is te ilerker',
voor zo verre dit bérigt mij aanwijil, dat het ver-
mogen "Ban mijnen Oom Harlowe waarfchijnelijks,
naar mijns Moeders gevoelen , van gewigt zou
zijn, zo ik hem^op mijne zijde krijgen konde.
Het zal mij, miiTchien , betaamen, mij tot dien
waarden Oom te wenden, zo 'er zig eene bekwiiS^
me gelegenheid opdoe^
D-- :
Xki Ηχ^ Lovei^aqe, aan Jan Bei,ford^.
Schildkn^
Maandags den 24 'üan Jprik
Ik ben hier bezig geweeft , met graaven, graa·»
ven, graaven, als een loos ondermijner, op den
eenen tijd, en met mijne netten te fpreiden, als een
liflig vogelaar op den anderen^ en boogende op
mijne konitenaarijen om dit weergadeloos Ichepzci
volftrekrlijk in mijne magt te krijgen. Alles liep.
mij mede. Haar Broeder- en Dornen waaren maί^(^
mijne pioniers: Haar Vader itormde naar dat ik hom
flierde om ftorm te loopen. JufFr. Howe wierd hi>
werkt door de fpringveeren , welke ik qiaii dcu
- . ï^ e gang:
^^ ' ^ ....... iiir
-ocr page 514-45. Γ DÉ HÏSTORÏE^van
gang bragt: Haare Dogter maakte beweegingen
ten mijnen vcordrele , en verbeeldde zig egter
^vlak tegen mij te zijn: En het lief fcbepzel zelve
was reeds met haaren (lijven nek in mijn ftrik ge-
loopen, en wift nie: ciat zij gevangen was ; wanc
ik had mijne fnoeren nog niet digt om haar toege-
trokken rr—--En juiil: zo als dit voltooid ^was,
zoudt gij. het wel gelooven, dat ik mijn eigen vij-
and en haar vriend zou worden ? —- Dat ik
zo ten eenenmaale van alle mijne gekoefterde
voorneemens zou worden afgebragt, dat ik voor-
iloeg om haar te trouwen voor dat ik naar ftad
girg, op dat het buiten mijne magt geileld wierd
om dezelve te hervatten?
Als gij dit te weeten koomt, zult gij dan
niet denken , dat mijn booze geeft mij een poets
rpeelt, en het in zijn kop gekreegen heeft om mij
in den onverhreekeiijken band te dringen, op dat
hij te meer van mij moge verzekerd zijn (wegens
de zamergevlogien overtreedingen , waartoe hij
mij zekerlijk zal aanprikkelen, als ik gehuwd ben)
<lnn hij miffehien dagt dat hij zijn kon wegens de
enkelvoudige zonden, waarin ik mijzelven zo lang
hebbe toegeges^en , d^it zij eene verfchooninge
van hebbelijkheid fchijnen, voor zig te hebben ?
Gij zult nog te meerfverzet ilaen , als ik u
ze^ge dat'er eene zamenzweeringe fchijnt gefmeed'
te zijn tuiTchen de booze en goede geeilen ; v. anc
hier heeft de haare haar in een uur, jen door een
iiveregts-loopend toeval j- bewoogen om te erken-,
nen^ hetwelk het bekoorelijk fchepzel nog nooit
voorheen erkende, dat ze mij boven anderen gunft
io^driiagt, ^ij belijdt z^lf liaar oogmerk te zijn ^
• αιη
-ocr page 515-I
Juffer CLARISSA HARLOWE. 439
om de mijne te worden: --
voorwaarden van hervorminge.
mij toe om tot haar van Liefde te fpreeken : Van
de onherroepelijke Plegtigheid : Egter, nog iets
ongemeens! ftelc zij die Plegtigheid uit; verkieft
om naar London te vertrekken; en zelf om in de
Stad ten huize te gaen van de Weduvv.
Wel , hoe koomt dit alles dog;'dunkt mi],
dat gij vraagt ? - Gij, Lovelace, doet in
wonderen; nogthans legt gij u niet toe op hec
Merveilleufe —- Hoe kwam dit alles dog?
Ik zal het u zeggen - Ik was in gevaar
van mijne Bckoorfler voor eeuimg te verliezen,
--- Zij ileeg om hoog met haare vlugt naar
haar natuurelijk verblijf de 'Wolken, Zij was bo >
ven de aarde al verheven door toedoen, zelf, van
de Aardelingen : En jets buitengemeens moeit
'er gedaen v/orden om haar bij ons Ondermaanfche
Schepzels te houden. En wat kan zo kragtdaadig-
Jijk, als de ilreclende ilem der Liefde, en de aan--
trekkelijke aanbiedinge des Huwelijks van een man
welken zij niet haat, de aandagt van het maagdlijk
hart vailhegcen , 't welk van onzekerheid gepij-
nigd wierd; en die te vooren, de betwiftelijke
vraag niet dulden konde.
Dusdanig was, in 't kort , het geval -
Terwijl zij weigerde eenigerhande verpligtinge aan
mij te hebben, mij trotflijk afweerende, op hoo-
pe dat de overkoomfl: van haaren Neef Morden,
haar wel haail in eene volkoomen onbepaalde on-
af bangelijkheid van mij zou veiligen; ook mis-
noegd op haaren aanbidder , om dar hij zelve den
teugel van zijne eigene hartftogten houdt, in plaac-
' Ε e 4 zc
De mijne, zonder
Zij laat
'44© Γ>ε HISTORIE van
ZG van dezelve aan haar bewind over te geeven
■——r-— Schrijft zij ecnen Brief, waarin zij aan-
houdt om Antwoord op eenen Brief voorheen gé-
?:qnden, om haare kleedcren, hnare juweelen, en
eeniggoud, welke zij agargela iicn had ν welk al-
les diende om haar hopgmi, ed voor verpligcinge te
bevvaaren, en de pnufhangelij-heid te hevorderen
op welke haar h^irt geileld was. En wat volgde
'er, dan efn fchamper antwoord, nog meer ftoo-
tende wegens de beken^maakinge van eens Va-
ders Vloek over eene Dogter, die alleen zegenin-
gen verdieiide ? --^— Vervloekt zij des Vloe-
kers hart, en dubbel vervloekt dat van de over-
briefiler, de fpijtige, ^e nijdige Arabella!
|k was afvveezig toen h^t kwam; bij mijne te
j-ug koqmft, vond ik haar uit fiaauwten bekobmen-
de, om weder in nog zwaarder ilaauwren te val-
len ; en niemand dagt qnders of zij zpu ilerven;
wel een half-dozijn booden op uitgezonden
zijnde om mij op te fpQoren^ En verwonder u
niet, dat zij,dus aangedaen was; zij, wier dogter-
lijke pÜgtmaatigheid haar een fchroomelijk geloof
deed ilaén aan eens Vaders vloeken^ en daar de
v!oek van deezen norfen dwingeland zig uitilrekc
(cm haare eigene woorden te gebruiken, toen zij
Ipreeken konde) ioi heide werelden ^,- O
dat 'die, op het oogenblik dat hij wierd uitgefpro-
ken, veranderd waarè in eene doodlijke worg, en
in zijne ke^l blijvende fteeken , den ouden ver.-
wenfcherliad doen fmooren, als ter waarfchuwin-
gé voor alle zylke onnatuurelijke Vaders!
V/elk'een wangedrogt waare ik ge weeft, had
ik niet getragi; haar te rug te brengen\p door alKs
■ . ■ ■ ' ^ '· ■ (Ie
•MÉ
äM
4·
-ocr page 517-Juffer CLÄRISSA HARLOWE. 4<if
de liefkoozingen, door alle de gclofcen, door al*
Ie de aanbiedingen , welke ik baardoen konde?
Ik hragt haar te rug. Meer dan een Vader
was ik haar; vvanc ik hebbe haar een lecven gege-
ven, hetwelk haar onnarunrdijke Vader haar bij-
kans um benomen hebben: Zal ik de vrugten vaq
mijne eigene weldaadigheid niet koeiltrenV ik was
ernilig in mijne geJof cn cm haar re trouwen; en
mijne VLiurigheid om op den tegenv/oordigen tijd
te dringen , was eene weezehiijke vuurigheic).
Maar de uiterile neerilLigtigheid, vermengd met
^ene kiesheia, weike ik niet twijffele of zal tot in
de oogenblikken des doods van haur bewaard wor-
den, was oorzaak dat zij mij afzetrede ten aanzien
van den Tijd ^ fchoon niet van de Plegtigheid ;
want zij heelt mij gezegd, dat zij nu geheellijk in
mijne befchern'inge moer. zijn [pan alk andere
verlaat en zijnde Γ} — Nog al, gelijk gij ziet,
is uw vriend haare gunil meer verfchuldigd aan
haare wreede nabeftaenden, dan aan haarzelve.
Zij heeft aan Juffer Howe een berigt gefchree-
ven van hunne barbaarsheid; maar heefp haar niet
laat en weeten ^ hoe- hij β er ongeßeld zij was.
Flaauw, zeer flaauw blijft zij nog; egter vree-
?;énde voor haars (lommen Broeders onderneemin-
ge, wilde zij wel gaarn in London zijn ί Daar zij,
waare dit toeval niet gekoomen , en hadde ik
(zendt gij dit wel geloofd hehben ?) hmr niet o-
verreed ^ om dat ik haar zo heel· ongefteld zag ,
deezen avond ai geweeft zou zijn ; en wij zullen
metterdaad Woensdag-ogtend de reize aanneemen,
zo zij niet ei'ger worde.
Ein nu hebbe ik nog een weinig WQorde^
-ocr page 518-Ä '44^ DE^HÏSTORIE VAM
met u te wiiTelen, wegens uwe hevige predikatie
van vobrleeden Saterdag.
i i Gij zijt bedugt, dat de Lady nu waarlijk in
1 gevaar is ; en het is een wonderwerk , z^gc gij
•mij, indien zij züik een verzoeker wederftae: ^^
i Weetende, zegt gij, hetgeen wij weeten van
^ „de Sexe, zoudt gij vreézen , waart gij mij, om
* ,, eene verdere beproevinge te doen, op dat het
3, u niet gelukken mögt. „ En op eene andere
.plaatze vertelt gij mij , „ Dat gij niet voor den
„ Egten-ftaat pleit uit eenige genegenheid, die gij
5, daarvoor hebt.
Welk een voorfpraak zijt gij voor het huwe-
ijijk ! - Gij waart altoos een ongelukkige
kwant in 't redeneeren. Kunnen de gemeene
praatjes , waarmede uw Brief is opgevuld, ten
voordeele van het huwelijk, ook aan tegen de
kragt van »hetgeen daar/eg^« door mij is overge-
fchreeveni ^ j
Gij neemt veel' moeite om mij te overtuigen,
en dat wel wegens de verlegenheid , waarin de
Lady'gebragt is (voornaamiijk door de vervolgin-
gen en onverzoenbaarheid van haare vrienden,
hoope ik dat gij zult bekennen, en niet door mij,
tot nog toe) dat de voorgenoinene proef geett rei-
ne proef zal zijn. Maar laate ik u eens vraagen,
Is Weiierwaardigheid niet de^ toetze der Deugd-?
'En zoudt gij niet willen hebben, dat 4k dit bekoo-
relijk Schepzel waardeere op de pmf van haare
'verdienften—— Is mijn oogmerk niet hiiar t^e
^.vergelden met haar te trouwenzo zij die proef
doorilae? . v-i
ι!»
■ i ί
iiÄ
} 4
Maar waiwrom herhaale'ik hergeim ik te voo-
■■ Γ \ ^ ren
" --____. __________„„...jii&^.:' . ...__■
•I
-ocr page 519-Juffer CLÄRISSA HARLOWE. 4<if
ren al gezegd hebbe? -Zie te rug, gij uit-
Jleekende redentwifter, zie te rug op mijnen lan-
gen Brief van d-2n . en 2:ij zult daar ieder
lettergreep van hetgeen gij gefchreeven hebt, of
beantwoord of verzwakt vinden.
Dpg ik ben niet boos op u. Jan. Ik houde
wel van tegenfpraak. Gelijk goud door het vuur,
en de deugd door verzoekinge beproefd wordt;
zo wordt egte fchranderheid door tegenfpraak.
Hebbe ik, voor dat gij als een voorfpraak voor
mijne fchoone opkwamr, υ niet dikwijls inge-
voerd, als tegenwerpingen maakende tegen mij-
ne handelingen, om geen andere reden dan om
mij zeiven te verhelfen, door te bewijzen dat gij
maar een man van ilroo waart? Gelijk Homerus
veele van zijne Krijgsmannen verwekt, ^en hun
verfchrikkelijke naamen geeft, alleen om hen door
zijne heiden den kop te laaten klooven.
Hoe het zij, neem deezen eenen raad van
mij aan- Wees altoos wel verzekerd van ge·^
lijk te hebben, zo dikwijls gij u vermeet te gaen
zitten om uwen baas te beftraifen.
En nog eenen anderen, zo gij wik-
Onderneem nooit om de kragt te verzwakken,
welke eene deugdzaame opvoedinge behoort te
hebben op de Sexe, door te tragten om verfchoo·?
ningen te vinden voor haare broosheid , uit de
broosheid van de onze. Want zijn wij geen dui-
vels voor malkanderen? Zij verzoeken ons; Wij
verzoeken haar. Om dat wij mannen de verzoe-
kinge niet wederftaen kunnen, is dat eene reden
^at de vrauwn ze niet behoorden te we4erfl:aen.
■rf^ii.. .■^^'-^"'■'■ii I ■, _■ ..-.■.-. .ί.... ......ν. ........
-ocr page 520-d^ar haare geheele opvoedinge beftaet in haar te
vermaanen en te waarfchuwen tegen onze aanila-
gen ? Geeven haare Grootmoeders haar niet ee-
nen gemaklijken regel? --De Mannen moeten
vraagen -Vrouwen moeten weigeren. -
, Dpg pni tot mijn voornaam onderwerp weder
te keeren; laate ik aanmerken, dat, mijne toe-
koOmende beiluiten mogen zijn zo als zij willen ten,
aanzien van deeze Lady, inhoud van den hefti-
gen Brief, dien zij ontvangen heeft, mij wel eene
maand ten minften met haar heeft vooruit gezet.
Ik kan nu, gelijk ik even te kennen gaf, van Lief-
de en Trouwen praaten , zonder tegenfpraak of
bedwang; haaye Bevelen zijn mijn fchrik niet
meer, , ' · ''
'Op deezen zoeten gemeenzaamen'trant zul-
len wij te zamen de reize naar London aanneemen,
Vr. Sorlings oudile Upgter zal, op mijn vborftel,
ha^r op de chaife vergezellen; terwijl ik bij ma-
nier van lijfwagt te paard rijde: Want zij is ten
uiterfiien bedugt vooi: Singletons aanilag; en heeft
mij doen belooven om geheel langmoedig te zijn,
indien 'er iets onderweg gebeuren mögt. Dog ik
ben wel verzekerd, dat *er niets zal voorvallen:
Want uit eenen Brief, welken ik nu zo even van
Jofeph ontvangen hebbe, verftae ik,^ dat Jakob
Harlowe zijn dom ontwerp reeds heeft aan een
Jiant gelegd: En dit wel op de ernftige begeerte
Van alle 'zijne vrienden, aan welken\nij hetzelve
had medegedeeld; die voor de gevolgen vreesden,
welke'hetzelve'mögt medebrengen. Dog het is
.evenwél bij mijmtt over; fchoon ik tegenwoordig
nog
, ί
f. ,
Jl--- ·ί iriiHllTf^T·^......1.....■
Juffer CLÄRISSA HARLOWE. 4<if
hbg niet vaftgefteld hebbe, welk gebruik ik daar
van maaken moge.
Mijne Beminde zege mij, dat alle haare klee-
deren haar zullen gezonden worden : 2ij hoopt
ook haare juwee'en, en eenig goud, hetwelk zij
agteriiet. Maar J.)reph zegt, dat de kleedeten
alleen zullen gezonden worden. Ik zal 'haar dat
evenwel niet veriellen: Integendeel zegge ik, dat
'er geen twijfFel is, of zij zullen haar alles zenden
waarom zij fchreef. Hoe meer zij in haare ver-
wagcinge op hen te loor geileld wordtj" te grooter
moet haare at'hangelijkheid zijn van mij.
Dog niectegenilaende dit alles, hoope ik
dat ik in ftaat zal zijn om mij eerelijk te houden
jegens eene zo overcreffende verdiende. De dui-
vel haale u wegens uw gevoelen zo mal te pas ge-
geven , dat zij wel zou kunnen overmeefterd wor-.
den!
Indien gij voorhebt om eerelijk te zijn,
dunkt mij dat gij zegt, waarom behoort dan Sin-
gletons aanflag bij u niet over .te zijn, gelijk die is
bij haaren Broeder r.
Om dat (indien ik u moet antwoorden) als
de luiden zo zediglijk twijiFelen aan hunne eigene
bekwaamheid, het goed is een loop-gat open te
laaten. En laate ik'er bij voegen, dat wannéér
iemands hart op een zeker iluk gefteld isj en hem
iets ontmoet hetwelk hem daarvan afweert, hij
het zeer bezwaarelijk zal vinden, 'om als de reden
van Verhinderinge ophoudt > hetzelve niet weder
te hervatten.
-'U
-ocr page 522-Hr, Lovelacè, aan Jan Belf'örd^
Schiïdkn,
Dingsdag^ den 25 van JpriL
Alle hündeh 2ijn aan 'c werk, om ons tot de
reize naar London gereed te maaken* Wat doen
mijn hart zo heftig kloppen i Waarom rijft het mij
tot in de keel, met zulke half-fmoorende fpron-
gen ^ wanneer ik bedenke wat deeze verhuizinge
voor mij mag uitwerken? Ik hebbe tot nog toe
een befluit om eerelijk te zijn: En dat vermeerdert
mijne verwonderinge over deeze van zelf opkoo-
mende beweegingen. Het is een flimme Ichurk
van een hart: Dat was het altoos; en zal het altoos
zijn, vermoede ik. Zulk eene blijdfchap als 'er
eenige fielterij in til is! - Ik zo weinig daar
van meefter! - Een hoofd insgelijks zo wel
gevormd, om de aanporringen van den driehoeki-
gen fchobbejak te beantwoorden ί —— Dat is
-niemendal. Ik zal nog eens eene ftuijt met u hcb^
ben, oude vriend; en indien ik u nu niet kan ο-
ι verwinnen, zal ik nooit weder onderneemen om u
te onder te brengen. ^
Het lief fchepzel blijft ten uiterften flaauw en
neerflagtig. Tedere Bloem I Hoe ongefchikt om
te kampen met de ruwe en verflenfende winden
-drift, en der trotfe en baidaadige overheer-
• ΐ· !
■Λ·
■ί !
'
;·■.;''■ ί
ί'·' ί
JüFFER CLARISSA HARLOWE. '44^
fchinge! -Nooit voor deezen zijnde geweell
van onder de wieken van (het is niet genoeg te
zeggen toegeevende; maar) hoogagtende oude-
ren ; eens Moeders boezem alleen gefchikt zijnde
om deeze bekoorelijke Bloem te ontvangen!
Deeze was de bedcnkinge, welke gemengd
met Medelijden, en aanwaiTende Liefde, in mijn
gemoed opkwam, wanneer ik de Bekoorfter be-
fchouwde haar beminnelijk aangezigt nederleggen-
de op den boezem van de Weduwe Sorlings, en
uit eene flaauwte bekoomende, zo als ik inkwam,
kort na dat zij haars vervloekte Zufters Brief ont-
vangen had. Hoe beminnelijk in haare traanen!
--En zo als ik binnen trad, met haar opge-
heven gelaat duidelijk, naar mij dagt, om mijne
befcherminge fmeekende. En kan ik een fchurfc
zijn jegens zulk eene engelin! ■ Dat hoope ik
niet. --- Maar waarom, Belford, waarom ,
nog eens, brengt gij mij in het hoofd, dat zij zoa
kunnen overmeefterd worden ? En waarom toont
zij zelve haar betrouwen op mijne eere zo laat,
en na zo veel tegenilribbelinge I
Maar, behalven dat, zo flaauw, zo neer^
ilagtig blijft zij, dat ik verfchrikkelijk bevreesd
ben, dat ik, zo ik trotfuje, een melancholijk wijf
zal hebben. Dan zoude ik dubbel bedorven zijn.
Niet dat ik juiit heel veel t' huis zal zijn^ mis-
fehlen^ na de eerße veertien dagen ^ of zo. Maar
wanneer een man gezworven heeft, gelijk de noe-
fte Bije, van bloem tot bloem, miiTchien wel ee-
ne maand aan een, en de gedagten van Huis en
Vrouw voor hem aantrekkelijk beginnen te wor-
den, -dan ontvangen te worden van eene Niobe,
De HISTORIE VAM
iö e, gelijk een afgefneeden wijnilok, haare Jee*
vens-fappen wegichreijc ^ terwijl zij flegcs guiten
toedoen van haar wil om hem heen kronkelt; hoe
zal ik in Haat zijn om Dat te verdraagen?
Dat de Hemel mijne Bekoorfter tot gezond*
heid en leeA^endigheid herllelle ^ bidde ik elk uiiii
-- op dat men zien moge of zij ook iemand
buiten haar Vader cn Moeder kan beminnen! In
derzelver magt, vercrouwe ik vail, zal het ten al-
len .tijde Z'jn, om haaren man alle vreugde te be-
jieemen; cn dat, daar ik hen zo van harten haa-
te ^ ftoot mij zeer tegen de boril, als ik 'er aan
denkci —— Iets meer dan eene vrouw, een en-
gel in zömmige dingen; maar een kin dm ande-
re: Zo vader-ziek! zo iamilie-gek! welk eene ileg-
te kans heeft een man te waagen met zulk eene
vrouw, ten zij dezelve, als het u belieft, zig ver-
waardigen om met haar verzoend te woi'den, en
verzoend te blijven ?
Het is oneindig beter voor haar én Voor mij,
dat wij niet trouwen. Welk eene geneuglijke wij-
ze van leeven [Ö dat ik haar daar toe overreedeii
konde!] zoude het leeven van Honneur ixxlX^i
eene vrouw zijn! De vreeze^ de ong^ruilheden,
de verdrietige dagen, de rulllooze nagten; alles
voortkoomende uit vermoedens van mij misnoegen
gegeven te hebben ! Terwijl men vreefl: dat ieder
afweezigheid eene afweezigheid voor altoos zal
•zijn! En dan, hoe overvioedig vergolden, eil
•vergeldende, bij de verrukkinge-verwekkende we-
derkoomft! Zulk eene hartftogt als deeze, houdc
de Liefde in eene geduurige hitten maakt alles lèe-
vendig. Terwijl hec gelukkig paar, in plaatze
van
Μ
Juffer CLÄRISSA HARLOWE. 4<if
van op eenen winterfchen avond, en over cene
vvlncerfche Liefde, ii^ de hoeken van den haard
tegen over eikanderen te zicten dutten en knikliCt.
boiien, altoos nieuw zijn voor,eikanderen, cn ,αίτ^
toos iets aan malkanderen te zeggen hebben. '..
Gij weet, uit rnijnë verien aaii mijne S:ella
mijn gevoelen hieromtrent. Ik zal haar die verien
e-cns laaten in de handen koomen': als zonder
.! - - ' 11
voordagt , als v/ij te zamcn ten juiize van de V^e-
duw zijn; dat is te zeggen, zo wij niet fpoedig
met gemeene toeilemminge ter kerke gaen. Zij
zal daaruit zien , welige mijne denkneelden zijn
van den egten-ilaat. Indien zij,dezelve eenigdns
wel opneeme, zal Dat een goede grondilag zijn;
en laat 'er mij maar mede begaen om!daarop te
bouwen. ;.,· . ;
Met menig een meisje is mén gden ßrijken.,
naar welk men nooit geflaen zou hebben, had zij
zig behoorelijk geiloord getoond, wanneer haare
ooren of haare oogen den eerften aanval leeden.
Ik hebbe een jong fchepzel wel eens beproefd
door een fiegt boek , door iets ügtvaardigs aan te
h.ialen , door eene onbetaaraeiijke'Tchilderij ;' cïi
indien zij dat verdroeg, of ilegrs bloosde, en niec
kv/aad wierd ; en inzonderheid, zo zij lonkte en
meesmuilde; dat-meisje hebbe ik·, en de oude Sa-
tan , voor het lon^e te boek gefield. O hoe'kon^
de ik deeze fchchi'itjes waarfcjiuwen, zo ik wilde ί
Miilchien zal Nijdigheid, meer dan Dsugd, mij
aanzetten om bakens voor haar te Hellen , a!s ik
ouden koud worde, ^ - ..
ί5σ
Dingsdag-namiddagi
Zo gij in London zijt, als ik daar koorae,
zult gij mij wel haaft zien. Mijne Bekooriier is
één weinig beter dan zij geweeft is. Haaré oo-
gen toonen het, en haare zoetluidende ftem ^ wel-
ke de laatfteraaal dat ik haar zag, naauwlijks hoor-
ÏDaar was, begint nu mijn hare eens weder te ver-
heugeDi Maar nog al heeft zij geen Liefde, geen
Gevoeligheid! --- Men kan haar niet nade-
ren met die meer beduidende ^ hoewe! onnozelé
vrijheden (Onnozel mogen zij ^ in dvh cerßeH
aanvang, wel genoemd worden) welke andere
van haare Sexe vermurven. Te vreemder is dit,
alzo zij nu erkent, mij eene bijzondere gun ft toe
te draagen; en ten hoogften vatbaar is voor droef-
heid. Droefheid verzagt en ontzenuwt. Het be-
droefd gemoed ziet in 't rond ^ fmeekc ililzwijgen-
de om vertrooilirige , en heeft den ftreeler lief.
Droefheid huisveil: altoos bij vreugde. Schoon zij
zig op eenen tijd niet zullen vertoonen aan het zel-
ve venfter; zij hebben egter het geheel huis meê
eikanderen gemeen.
De Hr, Lovelace, aan Jan Belförö^
Schildkn.
iVoensd. den 2(5 van April.
Éindelijk heeft mijne gelukkige Ster ons ge-
iiierd in de gewenfchte Haven , en wij zijn be-
houden^ aangeland. Te regt zege Rowe:
i^Ji.-aiiÉia
iuFFER CLARISSA HARLOWE. 451
'Standvafle werkzaamheid ^ door wijs he-
raad beßierd^
'Braveert den tegenfland; zij poogt ^ en ze-
geijiert!
Een lui je en dwaake %iel is ßraks voor Ί
hoofd geflagen,
En heeft als zij met moeite een flóuten kans,
zal waagen;
De Vrees bekruipt het hloed^
En maakc onmooglij'k iet dat mooglijk was
doar moed.
9>
man
, Dog in het midden van mqne blijdfchap, is
!eriecs, ik weere nien hoe ik het noemen moet,
'c welk mijne vreugde bedwingt, en mijne hélder-
der üitzigren overnevelt. Zo het geen Confeien-
tie is, hét gelijkt wonderbaarlijk naar het geen ik
Voor veele, veele jäaren daarvoor hield.
lm me I'S , Lovelace, cunkt mij dat gij zegt,
zijn iiwë goede gemoedsbeweeghigcn niet reeds
verdweënen ! Immers zult gij eindelijk niet als een
fchm-k handelen bij deeze Lady!
; Ik weete niet war ik daarop zeggen moet*
Waarom wilde het lief fchepzel mij niet aannee-
hien, toen ik mij zei ven haar opregtlijk ten huwe-
lijk aanbood ? De zaaken vercoonen zig reeds in
eene gehèel verfchillende gedaante , nu ik haar
hier gekreegen hehhe. Alreeds hebben onze Ma-
ma en haare Nymphen mij omringd : „ Charman-
te Lady ! Welk eene koleuh Welke oogen!
,, Welk eene riiajefteit in haare geftalte! —^^—·
O mijn Hn Lovelace , gij zijt een gelukkig
r- ^— Zulk eene Lady zijt .gij ons
F f 2 „ fchul-
fcl
V«
m
452: DE HISTORIE VAN
5, fchuldio; I - En dan brengen zij mij
ne wraak mij in gedagten, en mijne haat tegen
haare geheele familie.
Saarcje was op het eeril gezigt, zo van haar
getroffen , dat ze tegen mij uitberiledc in die re-
gels van Dryden: <
J^^eel fchooner is zïj voor het oog
Dan fcboone Lelijen in V bloemrijk groen
gedooken !
i Dat vrij de Meij op kleuren hoo^;
Ik zie een frijfcher Fer-ive op haar gelaat
ontlooken.
Ik zond aan uw Logement geen half uur na
onze aankoomil, om uwe gelukwenfchingen daar-
over te ontvangen : Dog gij waart te Edgware,
naar hec fchijnt.
Mijne Beminde , die keuvlijk gebeterd is,
heeft zig van mij begeeven aan haar geftadig werk,
het fchrijvcn. Ik moet mij met dezeh^e tijdkor-
tinge vergenoegen , tot dat het haar believen zal
mi] tot haare tegenwoordigheid toe te laaten;'
want ik hebbe reeds iedereen haare rol gegeven.
En onder renderen, wie denkt gij dat haare
dicnilmaagd fiaet te zijn ζ ----Dieuwertje
J3utler. „ ^
Ach, Lovelace!
Wel, Ach, Belford ! Het kan piet anders.
Maar wat denkt gij dat Dieuwers naam zal zijn?
■-'Wel, Dorcas, Dorcas Wykes. En zou
het niet wonderbaarlijk goed zijn, zo wij of door
vreeze , fchrik , of door behaagen in de meid.
juffer clarissa harlow. 455
mijne Beminde 'er toe krijgen konden , dat zij
Dorcas Wykes bij zig ηηιτι te ilaapen ?
Langs zo veeie wegen zal het nu in mijne
magt zijn het lief fchepzel te krijgen, dat ik niec
weeten zal welken uit dezelve ik kiezen moet! —
Dog daar koomc de Wed uw , met Dorcas
Wykes aan haare hand ; en ik zi haar beide bij
mijne fchoone binnen leiden.
Zo ί - Het eerzaam meisje is aangeno-
men - Van een goed geflagt: Maar , door
eene verwaarloosde opvoedinge , vergiicig onge-
leccerd - Zij kan nog fchrijven , nog hec
gefchreeven leezen, Eene bloedverwant van
Jiiflr. Sinclair - Kon derhalven niet' afge-
weezen worden, daar de Weduw in perfoon haar
aanprees ; en de meid wierd alleen genomen tos
dat haare Hanna koomen kan. Wat voordeel hcefc
eene vrijpoilige en indringende namure op eene
befcheidene! - Dus kan hiervan mogelijk
iets koomen om toegang re krijgen tot bricfwiiic'-
linge , en zo voort. Voorzeker immers behocfq
iemand niet zo omzigüg, zo behoedzaam te zijn
omtrent hetgeen zij Jchrijft, of op haare tafel
of toilette leggen laat, wanneer haare dienß-
hoode niet kan leezen.
Het zou een wonderwerk zijn , zegt gij, zo
deeze Lady zigzelve behouden kan - En daar
ik zo verre gegaen ben , hoe kan ik te rug tree-
den ? -- Dan nog mijne Wraak tegen de Har-
lowes ί.—--- -Met eene Dogter van hen ce zijn
weggeloopen, om haar eene Lovelace te mqakQn
^^ÊÊÊ^kÊmÊér· \mmr \ " 'nmÊÊmÊÊ^^ssmSismÊÊm
-ocr page 530-ΡΕ HISTORIE VAr^ .
-- Om haar in eene fiimiiie in te lijven, zq
verre boven haare eigene verheven , welk eene
Zegeppil, gelijk ik al te vooren hebbe aange-
merkt (a) , voor hen ! - Maar met haar
weg te loopen , om haar op de andere wijze iri
mijne knip te krijgen , welk eene vernederinge
voor hunnen hoogmoed ! Welk eene voldoeninge
voor den mijnen.
Daarbij koomc dat deeze \^rouw1uij mij ge^
ftadig op den tabberd zitten. Deeze vrouwluij,
welke , voor dat mijne geheele ziel en alle mijne
vermogen^ verflonden v^ierden in de Liefde van
deeze enkele bekooriler , mij altoos plegten tQ
dienen met de bloem en de eerilelingen van haa-
ren tuin! Waarlijk, waarlijk, mijne Godin moefl;
het huis van deeze Londonighe Weduw nier ge-
koozen hebben -r— Dog ik diirve zeggen , dac
zo ik het gekoozen had, zij het niet zou gedaen
hebben. Ldiiden die hun werk maaken van tegen-
fpreeken , behooren daarvoor betaald te worden,
iin door de gevolgen van onze eigene keuze ge-
ilxaft te worden , welk eene zedeies legt daarin
opgciloocen! -Wat al Goed kan ik mogelijk
te wege brengen door een weinig Kwaad!
Dorens is een net iehepzei, van leeit en' in
gcwar.d beide ; haar gelaat is meer dan gemeer,,.
En ik ben in hoope , gelijk ik boven te kennen
gaf, dat haare Lady haar tot eene bedgenoot zal'
neemen, in een vreemd huis, voor eene week of
zo, Dog ik zag dat zij eeïi tegenzin in haar had,
zo dra" zij voor haar yerfcheen : Nogdians dagt
iiiij dc,t het meisje zig zeer zedig gedroeg--
Juffer CLÄRISSA HARLOWE. 4<if
Zij maakce het, miiTchien , een weinigje al te-
mooij-- Haare Lady deinsde terug, en keek
Jiaar fchuw aan. De Leere der Sympathie en An-
tipathie is eene wonderbaare leere —— Bog
Dorcas zal uitlleekend gedienftig zijn , en ras,,
twijfFele ik niet, de gunft van haare Lady winnen.
Hoe het zij, ik ben op eene van des meids hoe-
danigheden geruft - Zij is niet om te koopen.
Dat is een voornaam punt! -r- Nademaal eene
Lady en haare Meid, wanneer zij van harten eene
lijn trekken, voor een half fnees duivels te flim
zullen zijn.
Het lief fchepzel was niet minder fchuw,
wanneer de Weduw haar op zijde kwam, zo als,
zij uit het rijdtuig ftapte, Nogthans dagt ik, dat de
Brief van eerzaamen^ Dolema.n haat al had bereid
tegen haar manlijk voorkQomen,
En nu" ik van dien Bs ief gewag maake j
waarom wenfcht gij mij geen gelujc, Jan ?·
Geluk , waarmede ?
Wel, geluk met mijn Huweiijk... ".......
Weet dan, dat gezegd, gedaen is bl} mij , als ik
van zins ben om het zo te hebben ; en: dat wij
metterdaad man en vrouw zijn: Alleen dat de "^ol-
trekkinge nog niet gefchied is- Tot- hec
tegendeel daarvan verbonden zijnde , door eene-
plegtige gelofte , tot dat 'er eene Verzoeninge mee
haare familie kan worden uitgewerkt. . ik hebbe
het aan de vrouwlui] hier zo verteld. Zij weeten
het, voor dat iiiyne Beminde het weec j en dat,.,
zult gij zeggen, is miiTelijk.
Maar hoe zal ik hec maaken dat mijne Schoo-..
^e ηίς: gettoord worde, als ik het haar te kenners
Ki ^
m
-ocr page 532-45^ De HISTORIE van
gveve? IVdhoe^ is zij niet hier?--Ten huize
van Juffr. Sinclair? — Dog zo zij naar reden lui-
Heren wil, twijffele ik niet , of ik zal hara- wel
overniigen, dat zij 'erin behoort te beruilen.
Zij zal 'er op dringen, onderfrelle ik , dat
ik haar verlaate, en dat ik mijn logement iricc
onder het zelve dak zal neenien. RJaar de om-
ilandigheden zijn veranderd , zedert ik haar die
belofte gedaen hebbe. Ik hebbe alle de ledige
vertrekken voor mij genomen; en dit punt moet
ik ook doordrijven.
ik hoope haar binnen korten met mij re krij-
gen tot de openbaare DivertiiTementen. Zij weec
niets van de Stad, en heelt minder gezien van der-
zelver Pleifieren, dan ooit vrouw zag van haaren
fmaak, van haare middelen, en van hau re begaafd-
heden. Zij heeft inderdaad eene natuarelijke be-
ichaafdheid , welke alle aangewende te boven
iireeli·. De bekvvaamile van alle, die ik ooit ken-
de , om te óordeelen v/at honderd dingen zijn,
door een van gelijke natuure te zien : Zij fchepte
trouwens zo veel ver;naak in de tijdkortingen
door haar zelve verkooren, tot dat ze door ver-
volginge daarvan af gedreeven vvierd, dat zij nog
ledigen tijd nog luft had tot de Steedfche vermaa-
keliji<heden.
Decze vcrmaakelijkheden zullen haare gedag-
?en aan 'c fpee'en brengen. En de droes fpeek
Vr-'mede , zo ik haar niet een weinig kan doen
vonk vatten, nu ze mij toeilaet haar ten huwelijk
te ven'oeken; jnzonderhéid indien ik het zo kan
beicirgcn , dat het mij gegund worde om onder
een duk met haar m wgoneii, ΛΙ is de gevoelig-
Juffer CLÄRISSA HARLOWE. 4<if
••ΧΓ
heid in het eeril flaauvv en bclchiOomd, gelijk ce-
ne vroege Lente-bloem in vorilig weder voor den
dag koornende , welke lehijnc te vrcezcn dat zij
door een ooilen wind verzengd zal worden: üac
zal voor mij genoeg zijn.
Ik gaf u in eenen voorgaenden in 'c voorbij-
gaen te kennen (a), dat ik een voorraad van Boe-
ken voor de Lady had opgedaen , tot haare tijd-
kortinge binnen deur. Saartje en Marijije zijn be-
lezen. Het ligt kantoortje van mijne Beminde wl\s
haare boekerij. En verfcheidene lligtelijke iluk-
ken zijn 'er in gebragt, die reeds gebruikt , en
met voordagt zo gekogt zijn.
Ik hield 'er altoos van om over diegecne va.11
de Sexe, welke werk van leezen maakcn, te oor-
deelcn uit haare boeken. De aanmerkingen, wel-
ke ik hieromtrent gemaakt hebbe , zijn van veel
gebruik voor mij geweeil, zo wei in Engeland als
daar buiten. Deeze fchrandere Lady kan moge-
lijk ai zo nieuwsgierig zijn in dit punt, als haar
Lovelace,
Dus veel voor tegenwoordig. Gij ziet dat ik
heel veel bezigheid om handen hebbe. Egter zal
ik wel haail eens weder fchrijven.
i
χ
De Hr. Lovelace zendt eenen anderen Brief
met deezen ; in welken hij meldt dat de
jonge Sorlings met ben op reize ging, dog
te Barnet van hen jcbeidde: Dog dewijl
deszelfs inhoud ten naajien hij dezelve is
piet di?n van den naaßvolganden Brief
Ff 5 der
\
45§ de historie van
der Lady^ zo wordt dezelve agter wegs-
or Λ / W y-r -Λ· Λ Μ,-y
^ufer Clarissa Harlowe^ aan Jujfèr
howe.
t t
Woemdag-namiddags den 16 υm AprlL·
Eindelijk , mijne waardile Juffer Howe , ben.
ikin London, en in mijn nieuw logement. Het-
zelve is net gemeubileerd , en de gelegenheid is,
naar de Stad gerekend , vermaakelijk. Dog ik
denke, dat gij mij niet moet vraagen hoe de oude·
vrouw mij aanihet. Nogchans ichijnt ze beleefd
en gedienilig te zijn. Haare nigten kwamen even
te voorfchijn om mij bij mijne aankoomfl: te ver-
welkoomen. Zij fcbijnen aartige jonge juffrouwen,
te zijn. Dog meer van haare Moeij en van haar,,
naar dat ik 'er meer van zien zal,.
De jonge Sorlings heeft een Oom te Barnet^
welken zij zo heel ziek vond, dat haare ongeruil:-
heid uit dien hoofde (alzo zij veel van hem te
verwagten heeft) mij haare begeerte'deed inwil-
ligen om bij hem te blijven. Nogthans was mijn
wenfch , vooi zo verre haar Oom haar niet ver-
wagtede, dat zij wilde zien welk verblijf „ik kreeg
te London; en de Hr. Lovelace ilqnd 'er nog-
^rndiger op, aanbiedende 01^ haar niet een dag
I !
[K
-ocr page 535-pf twee ce rug te laaten brengen, en beweeren*
de, dac haars Ooms ziekte geen ichielijke veran-
deringe dreigde. Dog de zaak aan haare keuze,
laatetide, na dat zij wiil welke de mijne zou ge-
weeft zijn, Tchikte zij zig niet naar mijne verwag-
tinge. De Hr. Lovelace, evenuei, gaf haar eer
ne iraaije vcreeringe toen wij van haar gingen.
Zijne edehnoedigheid bij alle geiegenheden
doet mij dikwijls wenfchen , dat hij beileiidigec
waare.
Zo dra ik hier aankwam, nam ik bezit van
mijne kamer. Ik zal van het ligt knbinetje in de·^
zelve ved gebruik maaken , zo ik hi^r eenigen
tijd vertoeve.
l· en van zijne Bedienden keert morgen-og-
tend te rug naar het Jagtveld , en doordien ik
door hem aan u wilde Ichrijven , zo gaf dit mij
^ene verfchooninge om mij af te zonderen,
Én gun mij nu verlof, mijne waardfte vrien-
din , om u te bekijven over uw roekeloos, en zq !
ik hoope nog herroepelijk befluit, om den Hr,
Hickman niet den gelukkigilen man ter wereld te
niaaken , zo lang mijn geluk nog in 't onzeker
hangt. Onderitel dat ik ongelukkig ilond te wor-
den, wat zou dit befiuit van umij baaten, mijne
waarde ? Het Huwelijk is een ilaat van de hoog-
te Vriendfchap : Zo het gelukkig is, vermindert
ict onze zorgen door ze te verdeelen, terwijl het
onze vermaaken verdubbelt door eene wederzijd-
fche deelgenootfchap. Waarom , mijne waarde,
wiit gij niet eer nog eenen anderen vriend verlee-
nen aan eene, die \x geen twee heeft, van welke
kan verzekerd zijn? ——- Waart gij op den ^
... -lirt.- ■■ --t·'---.....r
-ocr page 536-De HISTORIE van
laatilen Verjaardag van uwc Moeder getrouwd,
gelijk zij het wei gaarn zou willen gcliad hebben,
dan durve ik zeggen, zoude het mij niet aan eene
toevlugt hebben ontbroken, welke mij veel ver-
driet, en veel fchande zou befpaard hebben.
r/
Hier wierd ik geiloord van den Hr. Loveface;
de weduw binnen leidende met eene van haare
maagfchap om mij te bedienen zo ik haar goed-
keurde , tot dat mijne Haiina koomen zoude, of
tot dat ik mijzelve van eenige andere dieniiboode
voorzien had. De Wediiw gaf haar veel goede
hoedanigheden; dog zeide , dat zij een groot ge-
brek had; 't welk was, dat zij niet Ichrijven kon-
de , nog het gefchreeven leezen; zijnde dit deel
van haare opvoedinge ver\^aarloosd toen zij jong
was: Maar in befcheidenheid , getrouwheid, gc-
dieniligheid, behoefde zij voor niemand te Vvijkeii.
•Zij prees haar insgelijks wegens haare bekwaam-
heid met de naald.
Wat haar gebrek belangt, dat kan ik haar
ligtlijk vergeeven : Zij ziet 'cr beha^gelijk en ge-
vallig uit; al te gevcillig, dunkt mij, vcor eene
dieniiboode. Dog, hetgeen mij het minil: van al-
len in haar behaagt,, zij heeft een'vreemd loos
Oog. Nooit zag ik zulk een Oog -τ- Ha!f-
onbefchaamd , dunkt mij. Trouwens Juffr. Sin-
clair zelve (want dat is de naam der weduwe)
heeft een mifielijk pinkend oog; en haare eerbie-
digheid fchijnt al te veel beiludeerd te zijn, duiikt
mij , voor de Londonfche ongedwongenheid en
los-
' f i
-ocr page 537-Juffer CLÄRISSA HARLOWE. 4<if
losheid. Maar de luiden kunnen 't niet helpen
hoe zij 'er uitzien , gelijk gij weet; en boe hec
daarmede zij , zij is ten uiterften beleefd en ge- .
dienftig. En wat de jonge meid belangt (Dorcas
is haar naam) die zal niet lang bij mij zijn.
Ik nam haar aan: Hoe konde ik anders doen ρ
(zo ik al van zins geweeH waare om 'er iets tegen f
in te brengen, 't welk ik in mijne tegenwoordige
omilandigheden niet was) in de tegenwoordigheid
van haare Moeij, en daar het meisje 'er zelve ook
bij was -y en de Hr, Lovelace de beleefdheid had -
om haar, ten mijnen gevalle, binnen te leiden?
Dog toen zij van mij gegaen waaren , zeide ik
hejn (die wel genegen fcheen om zig met mij in
gefprek te begeeven) dat ik verzogt dat dit ver-
trek als mijn Afgefcheiden verblijf mögt worden
aangemerkt: Dat als ik hem zou zien , zulks in
de Eetzaal zijn mögt (welke een weinig trappen
iiooger is; want dewijl dit agterhuis van te voo-^
ren twee ge weeft zijn, hebben alle de vertrekken,
van dezelve geen gevoegelijke gemeenfchap mecr
eikanderen); en dat ik, als ik mij hier bevinde
zo weinig mögt geiloord worden als mogelijk zij.^
Hij ging op eene zeer eerbiedige wijze weg toe
aan de deur; dog daar bleef hij ftaen ; en ver-
zogf dat ik hem dan mijn gezelïchap in de Eet-
zaal verleenen wilde. Zo hij ftond uit te gaen om"
een ander logement te zoeken, wilde ik nu wel
met hem gaen, zeide ik hem: Maar indien hij niet,
terftond uitging , wilde ik eerft mijnen Brleif aan
jalfer Howe voleindigen.
Ik zie wel dat hij niet van zins is mij te ver-,
laaten, zo hij het kan keeren. Mijns Broeder^'
- . ont-
[ .
ofitWerp kan hem wel een voorwendzel verrchaf-
fên, dat hij inij pooge te bewecgen om hem van
2i]ne belofcen eenigermaace te ontflaen. Dog in-
dien ik die nu doe^ moet ik hem daarvan geiieel-
Ènal ontheffen. . ,
Mijne goedkeiiringè van zijn reder gedrag in
het midden van mijne droefheid heeft herri regt
gegeven, zo als hij fchijnt te denken; om mij te
bejegenen met alle de vrijheid van eenen goedge-
teurden Minnaar. Ik zie aan deezen man, dat
vvanneer eene vrouw zig eens met deeze Sexeheeft
ingefcheept, 'er geen te rug treeden aan is. De
èené vergunninge is bij hen maar eene voovberei-
dinge tot eene andere. Hij heeft den geheeleri
tijd zedert voorleeden Zondag geduuriglijk ge-
iclaagd over den aüland waar in ik hem houde; en
agt zigielven mi geregtigd, om mijne agdnge voor
hem in twijifel te trekken; zijne vermoedens be-
kragtigende dioi mijne voorheen verklaarde ge-
feedheid om hem aan eene Verzoeninge met mijne
vrienden op té offeren -En hogthans is hij
z'elvé afgegaen van dié bnderdaanlge tederheid^
20 ik die woorden mag te zamen voegen, welke
mij tot die verguriningen trok, waarop hij zig
grondt.
E.'Si
Terwijl wij aan de deur' ie zarhen praateden,
kwam mijne niéuwe dicnilmaagd boven, met eene
riooÏliginge aan ons beide om Thee te koomen
drinken, ik zeide, dathét mögt aanneemen,
ails het hem beliefde; dog ik moeft met riiiin fchrij-
ven voortgaen·, en niet verkiezende oth Thee te
drinken, nog 's avonds re eeren, verzogt ik hem
len aanzien van beide beneden mijn excuus te maa-»
^ ken,
1' · ■
ken; en haar te onderrigten van mijne verkiezingë
om zo veel alleen te zijn, als mogelijk was; met
belofte egter van mijnentwege om mij 's morgens
op het ontbijt bij de Weduw'en haare Nigten te
laaten vinden.
Hij wierp, mij tegen^ dat het in de oogen van
vreemdlingen iets bijzonders zou fchijnen, dat ik
mij het Avondmaal onttrok.
Gij weet, zeide ik^ en kunt haar berigcen^
dat ik zelden 'savonds eete. Ik ben flaauwmoe«
dig en luilloos. Gij moet mij nooit vergen iets te
doen tegen mijne verklaarde verkiezinge. Eijlie-
ve, mijn Hr. Lovelace, ondcrrigt haar van alle mij-
ne bijzonderheden. Zo zij gedienilig en heufch
zijn, züllen zij dezelve wel in mij over het hoofd
zien. Ik koome hier niet om nieuwe kennis te
maaken.
Ik hebbe de boeken eens doorgekeeken, die
ik in mijn kabinetje vond, en'ben daarmede niet
weinig in mijn fchik; en ik hebbe van de luiden
van dit huis dies wegens te beter gedagcen.
Stanhopes Euangelien,· Sharps, Tillotfons,
en Souths Predikatiën; Nelfons FeeiV en Boet-
ftoiFen; een ftuk over het Avondmaal van den Bis-
fchop van ï^lan, en een ander van Dr. Gauden
BiiTchop vaa Exeter; en Inetts Heilige OefFenin-
gen; zijn onder de ftigtelijke boeken: En onder
die van een lugtiger trant, de volgende van geen
kwaaden fmaak; Een Telemachus in't Franfch,
een ander in 't Engelfch; Steeles, Rowes, en
Sliakespears Toneel-fpelen; die aartige Comedie
van den Hr. Cibber, De Zorgelooze Man, en
andere van denzeiven fchrijver; Dryden's Mengel-
wer-
-ocr page 540-^(S^, DeHISTORIE'van
f^iP
γ
χ
werken; de Snappers, Speélfttors, en Guardi-
aans; Popes, en Swifo, en Addifons Werken.
Op de fchiitbladen van den Nelfon en Bis-
fchop Gauden, itaèt Juffr. Sinclairs naam; en op
die van de meeile anderen of Sara Martin, of Ma-
lia Horton, de naumen van de twee JMigten.
■ 1'
Ik ben uitrcniinate te onvreeden op den Hr.
Lovelace : En ik hebbe daartoe groote reden. Ge-
lijk gij mij zult toeftaen, als gij de zamenfpraak
gelezen hebt, van welke ik u een berigt gae gee-
ven; want hij liet mij niet met vreeden voor dat
ik mij bij hem vervoegde in de Eetzaal.
. Hij begon met mij te kennen te geeven, dat
hij'nit gewcefc was om te verneemen naar het cha-
rafler van de Weuinv; hetwelk te noodiger was,
zeide hij, alzo hij ondcrileide dat ik vef^agten
zoude dat hij dikivijls van mij afwas,
D.it verwagtede ik, zeide ik; en dat hij niet
denken zou, om zijn logement in hetzelve huls
met mij te neemen. Maar welk, zeide ik, is de
uitllag van uw onderzoek.
AVel, het characler der Weduwe was inder-
daad, over het gebiCel, zodanig, dat het hem vrij
wel aanilond. Maar voor zo verre |uiFer Howe
van gevoelen was, gelijk ik hem gezegd had, dat
mijn Broeder zijn ontwerp nog niet had opgege-
ven ; voor zo verre de Weduw den koft won met
logementen te verhuuren; en andere te huur had
in hetzelve gedeelte van het huis, welke van eé-
nen vijand zouden kunnen genomen worden; zo
Τ Witt:'
I ί
4:
ί..·-, i I!
51
Juffer CLÄRISSA HARLOWE. 4<if
^Jft hij geen beter middel, dan om die üllè Vóór
hem te neemen; alzo het niet voor een langen tijd
kon zijn --ten zij ik vjiläe denken om naar
^en ander te 'verhuizen.
Zo verre ging alles nog al wel. Dog älz-o
het ligt voor mij te zien was^ dat hij te Koeler
fprak van de Weduw, op dat hij een voorwendzel
mögt hebben om hier zelve zijn verblijf te riee^-
men, zo vraagde ik hem naar zijn oogmerk in dac
opzigt. En hij bekende rondlljk, dat indien ik
hier verkoos te blijven, hij gegn gedagten kon
hebben, zo als de zaaken Honden, öm mij Zes UU'
ren aan een te verhaten; en hij had de Weduw
voorbereid om te verwagten, ,dac wij hier maar
weinige dagen zijn zouden5 ■ ' alleen totdat
Wij onze vafte wooninge konden neemen in een
huis, 't welk met onzen ftaat overeenkwam; én
dit wel, op dat ik te minder mögt belemmerd zijn ^
indien het mij behaagde te. verhuizen.
/^iji en onze vaile wooninge neëmén; en
onzen ftaat^ mijn Hn Lovelace Ik bidde u,
in welken ligt —--
Hij viel mij in de reden — Weli mijn
waardile Leeven ^ zo gij niij met geduld gelieft té
hoeren —— Nogthans Vreeze ik half^ dat ik të
vobrbaarig gÊweell ben j alzo ik u daarover niet
geraadpleegd hefbbe - Maat dewijL mijne
vrienden in de Stad, volgens hetgeen de Hr, Do-
leman gefchreeven heeft in den Brief, dien gij ge*
zien hebt, befluiten dat wij getrouwd zijn ·'■■■■»
Gij hebt immers niet beftaen, mijn Heer --
Hoor mij uit, alleriiefil fehepzel---
Cij hebt mijn aanzoek gunllig ontvangen -
Gg
Gij
UI. Deel.
-ocr page 542-D¥ HISTORIE van :
ί
ί
■ Gij hebt iraij doenihoojpéti op de eere van mij eeils
uwe töèftemminge'en hand ce geeven:. Door egter
mijnöv.vLuirigtle aanbiedinge van mijzelven aan u
ten huize van Vr. Sorlings van de hand te wijzen,
hebc rgfj· mij voor uicilel doen fchroomen i Ik zou
om de' geheele wereld niet voor zulken onedel-
iTiocdigen venc willen gesgt worden^ nu gij mij
met uw* vertrouwen vereerd hebt, dat ik zou he-
ge eren u'vh ah over hoofd voort te jaagen: Nog-
thans zijn uws Broeders ontwerpen niet aan een
kanti gpiegd. Singleton, vreeze ik, is metter-
daad in de S:adi zijn Schip legt te Rotherhith —
üvV Broeder is nierrop H?iriöv/e-Plaacze; Wei niet
bij Si'ng'eron nog, ,-ζο veel ik kan gewiar worden.
Zo 'menjcu-iei -dut gg de mijne zijt, of indien gij
maar wordt zodanig·.te zijn,' zal 'er waar-
fchijnelijte een einde zijn van uws Broeders aan-
filLigen,- Het charJiter der V/eduwe mag zo eere-
lijkzijn, als-bet gezsgd^'wordt te weezen. Dog
hoe eerölijker, hóé meer gevaar 'er is, indien uvvs
^roeaers-Hzendeling; ons mögt opfpooren; nade-
rnaal men haar mögt overreeden, dat zij in con-
fcientis déifi kant der alfeferen behoore te kiezen te-
'gen een kind, heïw4,llc.'zig tegen dezelve aankant.
Maar'ZO «ij gelböfc, itititi-wij getrouwd zijn , dan
zal haar.goed charactei ons van dienil zijn , en zij
zal onze "partij ikiezeni Daarenboven heb-
%e ikiizorg igedragertnoiti^^ihaar eene reden te gee-
ven ν waarom''er »t^e^ ;veitrekken vóór ons ver-
eifcht worden ; als^ihef/tifdUs· om ter -ruft te gaen.
Ik was''Volkoomen uitzinnig op heiii. ' Ik wil-
de in- verbolgenheid van hem zijn weggevloogen;
dog hij wil4e ·ιηϊ] zulks Uii^^ toelaaten: En wat
ft
^ · •-v'·· ■■kon-
ff
^Jxf^it^li
-ocr page 543-juffer clarissa härlöw^.
köndc ik dóen ?-vWer\vaards konde ik^gaen, in het
vallen van den avohd? ^ -- ' - ; -
. ik llae over»11 verbaasd!- ;^eidii''ik —- Zo ·
gij-een man." van"tere zijr ^ waf no0d dan tot alle
deezG vreemde omwegéni .Gij feh.ept verriiaak iri
kroiïime paden — Geef mij te kénnen, iladeiiiaal ik
bij u hij Iiie^M händ vail)
^•eef iilij alles' te kennen, wat'"gif itan de luiden be^
nèden gezegd''Hebt.'^— Inderdhad^ft inderdaad^
mijn Hn Lovelace·,^ gij zijteen^zee^^Woίhderlijk niaöi
ï>'i.'!.Mijn allerliefli^ -ichepzël.,'-''bcfiööiciè ik hiervait
t¥el iets gemeld te hebbeti ?' En ikoridé ik 'mijii lö^
gcnienr vyel niet iti ditUiuis genöütefl hébbeiv
depdat gij indien ik''niét hid-VooFgenö^
men u tot regter^tè niöaken ovéf'alle liiijnê'haiidö^
iiiVgen'? hbt', dat ik aön deaWeduw in
Kijwcezcn van< liaaré nigten^ii^ëö^ värii onze 'ilièiuW®
djénfrmaagd verteld''fiebbe r V'-i^^LDat wij iri^
,Υ' cierdaad heimelijk' getrouwdSzij»! ^te; ;f{ Iertfórd^
5,'dog dat gij mij vóóraf hadt- ivetbondcn öndér
, èenen plegclgeil' èéd·, welkéff'lk böflooten Itób-^
be een lieiUgilèniiié hoüderi y.-om mij te vreed^
,5 re honden niéc-aigèzónderde veftrékkeni· en öitt
5, zelf niet ónder 'het-zelve' dak-'te huisV-eilen, voöf
j^' dat eene zékere Vèriióeningei'iziaLilarid grijpöii'i
welke voor óns «bëide "van höög belang is.
J'.iin'erderi oj^ dat ik li ovèrtüigèil miógt-van de ztii^·
vetheid mijnèf^'i^'ógrHWkëriy'én dat· 'mijne gehèéfê
bedoeling« hiermede was-om ongelukken yodr-tf4
koomen ^ ■hèbbe ik haaif^te veiitaen' gegeven·,' ζ, dat
5V •ik'plegtiglijE beióofd^hebbe'^iavij ,φί}iédereeïl m
jegens υ te g^Öraiigèh ^ alsbf wi^ ilegts aan^ëi-i
„ kättdereri véi^loofd^ ejii nieti getïoüwd waarSnil
■ ----------ι- : . . : .j- ..... "j.l^
-ocr page 544-be historie va«
>> zelf niet durvende beilaen een ige van die ohnó-"
„ zele vrijheden te ncemen, welke in de kiefchfte
„ Liefdes-gevallen niet geweigerd worden. „
En daarop zwoer hij aan mij plegtiglijk, zulk
een eerbiedig gedrag jegens mij ten ftriktften te
zullen waarneemen,
Ik zeide ^ dat ik geenzins voldaen was over
de vcrtellinge ^ die hij gedaen had, nog over de
noodzaakelijkheid, waaronder hij mij zogt te bren-
gen , om te fchijnen hetgeen ik niet was; Dat
elk ilap, dien hij deed, fcheef ^ noodloos fcheef
was: En nademaal hij het noodzaakelijk dagt den
luiden beneden iets van mij te vertellen, drong ik^
dat hij alles zou wederfpreeken wat hij gezegd
had , en haar de waarheid vertellen.
i Hetgeen hij haar verteld had, zeide hij, was
met zo veel omftandigheden bekleed, dat hij eer kon
fterven, dan het zelve tegen fpreeken» En hij be-
\\Terde nog al de,gevoegelijkheid van getrouwd te
fchijnen, om· de .redenen, die hij te voofen gege-
ven had — En allerliefll fch'epzel, zeide hij, waar-
toe dit groot inisnoegeri tegen mij wegens eene vond,
waarmede ik het zo wel meende?.Gij weet, dat ik
niet kan wenfchen uwen Broeder te mijden, of zij-
n<?n Singleton, dan om uwentwille. De eerfte ilap,
dien ik doen zoude, zo ik aan mijzei ven gelaaten
|t: wierd, zou zijn hen op te zoeken. Op deez^ wij-
ze hebbe ik altóós gehandeld^ als iemand zigver^
mat om dreigementen tegen mij uit te flaen.
i, Het is waar , ik moeft u eerft geraadpleegd^
en om verlof gevraagd hebben.- ! Dog nademaal
het u mishaagt dat ik gezegd hebbe, mag ik u bid-
den, aUeyÜeäe Madam , om hetzelve te Bekrag-
Juffer CLARISSA HARLOWE.
tigen op de eenige welvoegelijke wijze, door ee-
nen korcaanftaenden dag te 'noemen. Behaagde
het den Hemel, dat het morgen zijn moge!. ■——-
Om Gods wille laat het morgen zijn ! Dog. zo nibt
[Was het zijn werk, voor dat ik iprak (iiogchans
fcheen hij voor mij bevreesd te zijnj te ze^^gen.
Zo niet?\ zo moet ik u ihieeken ^ Madam, indien
mijn gedrag u niet mishaagen zal, dat gij morgen
bij het ontbijt het geloof niet wilt beneemen aan
hetgeen ik haar verteld hebbe.. ^0 dra ik u reden
geeve om te denken, dat ik eenigzins -mijn voor-
deel doe mQt uwe vergunninge, herroep dezelve
op dat oogenblik, en ilel mij ten toon, zo als ik
zal verdienen. ———— En nog eens kate ik u
erinneren, dat ik ge.en oogmei^i hebbe om mijzel-
ven door dit middel te bevoordeelen of te beveili-
gen. Het is alleen om waarfchij^elijke onheilen
voor te koomen, tot geriiftheid van uw gemoed,;
en om den wil van die geenen, die niet het ηιίυίΐ
verdienen bij mij in aaiynerkinge te koomen.
Wat konde ik zeggen ? Wat. konde ik doen ?
—_ Ik denke waarlijk, dut hadde hij mij wc-^
der aangeftaen , op eene behoorelijke w^jze , ik
mijne toeftemminge zau gegeven hebben (hoe
weinig ik ook met hem voldaen ben) om hem
morgen-ogtend eene zanienkoomft te verleenen op
cene plegtiger plaatze dan in de zaai beneden.
Dog dit ftelle ik vaft, dat hij mijne coeftem-i
ininge niet zal hebben om eenen nagt onder dit
dak zijn verblijf te neemen. Hij heeft mij nu ee·^
ne fterker reden tot dit befluit gegeven dan ik
tc vooren hgd,.
Gg ^ ^
-ocr page 546-[Jifiasfi?!
' π
> · Helaas! mij^ie^vaarde^.,"'Iioe isbct, te
, ECggcii wac wij xuHen of nict ;iullen docn, als. wij
ons in de magt gcileld hebben, van deeze Sexe!
1—— Hij ging beneden naar' het yolk van den
huize, op mijné begeerte om alleen gelaaten te
. worden; en bleef,"daar tot dat^ het avondniaal juifl:
.gereed was; en toen, voor een oogënblik gehoor
vcr;?oekende, zo als hij het noemde , fineekte bij
niij om verlof van. dien eenen nagt te mogen blij-
ven., met belofte van 's morgens na liet ontbijt de
'veize te zullen aanneemen, of naar Lord M. 's,
of naar Edgware tot zijnen vriend Belford. Dog
zo ik 'er tegen waure, zeide hij ;, zoude li ij hier de
maaltijd niet blijven neemen; eir^zou "s volgenden
dags,. omtrent agt-uuren zijne opwagtinge bij mij
koomën maaken-1—~ Nogthans voegde hij 'er
bij, dat mijne weigeringe een heel bijzonder vooi)-
koomen zou hébben bij de luiden beneden , we^
gens hetgeen hij haar verreld. bad ; en te meer,
alzo hij reeds metterdaad geaccordeerd was over
alle de ledige,ki^mers, (hoewel, flegts-yoor'eene
iliaantji) om de reden ivclke bij te vooren had aan?
: Dog ikj behoefde hiei;. geen ijvvee dageii
Vc blijven , iii'dien ik , iq' de^verkeeringe met de
Weduwe en'haare eenig mis-
hoagcn in dezelve vinden mogti. - ,
j.l,k clagtj^ jiictt·^^^^
ί?Γ0ΐ]||!: ,· dat.he; ^" tc;. gez^ fcbijnen hem zulks
Vc weigeren i'ó^der äe oraßapdigheden,, welke hij
jmM Hi \ .^•.^.u-.'....·^. Oafft-Qpboyenij^ie^a^^redeq
.47®
■λ\
uiAeÉÉiBM
ir'^fti.fi tiaür·"··'*''^
juffer iclarissa harlowe. 471
hebbende om te denken dac hij mij gehoorzaam en
zoude ; want hij keek , als of hij ,vail beflooceri
had de zaak mee mij te betwiilen» ,En daar ik nu
geen waarfchijnelijkheid zie tot eene Verzoeninge
met mijne vrienden , en ik daadlijk zijn aanzpqk,
reeds ontvangen hebbe; dagt mij dat ik niet mee
hem moeft krakeelen, zo ik het mijden koaie, in-?
zonderheid daar hij maar vraagde om eenen nagi;
te blijven, en zo wel gedaen kon hebben buiteii
mijn ^eeten ; en daar gij vun gevoelen zijc, dac
de trotfe karei, aan zijne.eigene;verdienfte bij mij,
of ten minffcen aan mijne agtinge voor hem wan-;
trouwende-, mij waarfchijnelijk tot eenige gmiilr
bewijzen jegens hem zal tragten te brengen ---
Om alle deeze redenen , dagt ik het gevoegelijk
dit fiuk te laaten iluipen :, i^ogthans was ik zo
verdrietig op hem wegens het ander y, è^x, het-mi}
onmogelijk was dit met die gulhapigheid in te·,
willigen , met welke eene gunib behoort bcwee-
zen , of in 't geheel niet beweezeu te worden.
Dit wtis het, dat ik zeide -A:···.. . Hergeef
gij doen τνίίί, jnoet gi] ,άο^Ώ , denke ik. ' Gij zijt
zeer gereed met belooven \ zeer gereed ook on>.
van uwe belofte weder af te gaen./ Gij zegt, eveiiTi
v^el, dat gij morgen naar het, land vertrekken zuk^·.
Gij weet hoe ongefteld ik geweeil ben^ j Ik bei) ηψ
nog niet wel genoeg om met u' te redentwiileiï o-n
ver uv^-e indringende, wijze van handelenó Ik beu
ten uiterilen misnoegd over de vertellinge,, welke;
gij beneden gedaen hebt, Nogtwil ik u belopr-
ven, dat ik morgen voor het yolk vanjden-huiz^,
mij zal houden diegeene te; zijn, ik. niet henii
i; ' Hij ging op de eerbiedigde wijze heen, mij
Jt.
•afinatüHftlifffi
-ocr page 548-De HISTORIE van
alleen verzoekende om hem op morgen met zulk?
eene ontmoednge te begunftigen, weike de Wen
duw en haare Nigten niet moge doen denken, daü
hij mij reden gegeven had om op hem geftoord te
zijn.
Ik begaf mij in mijne eigene kamer, èn korii;
daarna kwam Dorcas om te zien of'er iets van
mijne bevelen waare. Ik zeide haar, dat ik zeer
weinig dienfi: vereifchte, en mijzeive altoos kleed-
Me en ontkleedde.
Zij TcheeH bedeed, als of zij dagt dat ik haa^
dienll verwierp; en zeide, Dat zij alle haare vlijc
zou aanwenden om mij te believen.
Ik zeide haar, dat het niet moeijelijk was mij
genoegen te geeven: En ik zoude haar van tijd toe-
tijd te weecen doen, welke huipe ik van haar vern
wagtede. Maar voor dien avond had ik haaren
dienfi; niet verder van nooden.
Zij is niet alleen wel^-emaakt, maar ook wel-
befpraakt. —-Hetgeen gemeenlijk voor he&
befchaafde deel der opvoedinge geagt wordt, moet
zij gehad hebben: Dog het is vreemd, dat Vaders^
en Moeders zo weinig werk maaken, als zij ge-
meenlijk doen, van dat voornaaraer deel, Omtrent
de meisjes, \ welk haaren geeil zoude aankwee-
ken , en eene aangen^ame. bevalligheid bijzetten
aan al het overige.
Zo dra als zi} was heen gegaen, keek ik naar
de deuren, de ventos, de beichuttinge, het don-
ker kjabinetje zo viiel- als het ligt; en vindende dat-
de deur, eh alle φ venfters wel bewaapd waaren,
l?€gaf ik mij ^
i4
/
-ocr page 549-i
JUFFR. SINCLAIR is nu zo even vaa
mij gegaen. Dorcas, zeide zij mij, had haar tè
kennen gegeven, dat ik haar voor deezen avond
ontflagen had. Zij kwam om te vraagen hoe mij-
ne kamer mij behaagde, en om mij goeden nagt
te wenfchen. Zij betuigde haar leedweezen, dat
/ij mijn gezelfchap niet konden genieten aan het
avondmaal. De Hr. Lovelace , zeide zij, ha<J
haar onderrigt, dat ik de eenzaamheid beminde.
Zij verzekerde mij, dat ik niet geftoord zou wor-
den. Zij verhefte hem ten hoogden, en gaf mij
mijn deel van den lof; ten aanzien van lighaams
geilalte. Dog zij was bedroefd, zeide zij, dat zij
ons waarfchijnelijk zo ras ilond kwijt te geraaken,
naar dat de Hr. Lovelace daarvan fprak.
Ik antwoordde haar met overeenkoomende
beleefdheid; en zij ging van mij af met bewijzen
van groote eerbiedigheid: Grooter, denke ik, dan
het behoorde wegens het verfchil van jaaren, daar
zij de vrouw was van een edelman; en daar alles
wat omtrent haar is , 20 wel huisraad als klee-
dinge, blijken vertoont van zulke goede omftandig-
heden, welke geen laagheid van haar vereifchen.
Indien gij tegen het verbod wilt fchrijven,
mijne waarde, gelief dan het opfchrift te maaken,
jian Juf er Lcetitia Beaumont; om gebragt te
worden, tot dat het worde afgehaald, ten buiz^
van den Hr, IVilfon in Pall-MalL
De Hr, Lovelaee ftelde mij dit opfchrift voor,
niet wettende van uwe begeerte dat onze Brieven
fver ^ene derde "hand zouden* gaen. Alzo zijne
G g j bc-
-ocr page 550-"VIT·»«-'
dig doet, en op zulk eenc wijze dat gij het hmt
aanneemen, zo denk niec om langer bij hem te
vertoeven.
: Maak 'er ftaat op, mijne waarde, hij zal η
niet verlaaten , nagt nog dag, zo hij het keereti
kan, nu hij voet gekreegen heeft.
Ik zoude een afgrijzen van hem gehad heb-
ben wegens zijn verhaal van uw huwelijk , hadde
hij her niet gedaen met zulke omllandigheden,
welke het nog in uwe magt laaten om hem van ρ
af te houden. Zo hij eens de minße gemeen-
zaamheid onderneemt —--- Dog het is nood-
loos dit aan u te zeggen. Hij kan, dunkt mij,
geen ander oogmerk hebben, dan *t welk hij be-
tuigt; nademaal hij noodwendig denken moet, dat
zijn verhaal van aan u getrouwd te zijn uwe waak-
zaamheid moet vermeerderen.
Gij moogt geruft zijn , dat ik de Zegels u-
wer Brieven naaukeurig zal bezigtigen. Indien hij,
gelijk gij zegt, in dat ftuk ondeugend zij, ?al hij
jo in alles zijn. Dog tegen eene perfoon van uwe
deugd, kan hij zig niec fnood gedraagen. De
man is geen gek. Het is zijn Belang, zo wel ten
aanzien van zijne vervvagtingen van zijne eigene
vrienden, als van u, om eerelijk te zijn. Behaag-
de het den Hemel, evenwel, dat gij weezenlijk
getrouwd waart ! Pit is nu de bovendrijvende
wenfch van
■ ' ^ - .............. -,^ιΐ^ιρ^- ■^..^..■....«lagBi
-ocr page 551-i
JwFÉR CLARISSA HARLOm
Juffer Clarissa Harlowe , aan Juffé^
Howe.
Ώonderdag'Ogtend ^ Agt mreil^
ik worde hoe langer hoe meer misnoegd opi
den Hr. Lovelace ^ bij nader overweeginge, we^
gens zijne ftoucheid, dat hij mij hoopt getuigenis
te doen geeven , fchoon maar lijdelijk^ om zo te
fpreeken > aan zijne groote onwaarheid. En ik zal
dieswegens nog minder op hem vergenoegd zijn,
indien hij daarin bevonden worde een ander oog-
merk te hebben, dan de hoope om mijn beflmt ter
zijner begunßiginge te verhaaßen, door d©
moeijelijkheid , waaronder het mij zal brengen,
ten aanzien van mijn gedrag jegens hem, Hi|
heeft mij zijn compliment laaten maaken door
Dorcas , met verzoek » dat ik hem wil toelaaten
om mij in de Eetzaal op te wagten; ---mis-
fchien , op dat hij daaruit moge giflen of ik iit
een goeden luim zal bij hem koomenyof niet: Dog
ik hebbe geantwoord ^ dat dewijl ik hem bij he^
ontbijt zal zien, ik verzoeke verfchoond te zijn.
Ik poogde, voor dat ik beneden ging, mijn
gelaat te fchikken in een vergenoegder weezen,
'h
i
dan
ratiÉi.ir>iÉmiiiff'riT«'i''-rii-.r...........-I fliilifc^BttiffiiiièlÏliiifflfttMli
7
-ocr page 552-nu .yiLiPiiWiiui „iiLJi................................. miU..^. n., .|ii»l
IfTl --15e HISTORIE vAM>
dan ik van harten was, en wierd raec de hoogiie
tekenen van eerbiedigheid ontvangen van de We-
duwe , en haare twee Nigcen : jonge Juiirou-
\ven van peribón behaagelijk genoeg; dog zij
(fclieênen zig in haarc: houdiiige ce bedwingen ;
'terwijl de Hr. Loveiace jegens alle vrij en onbe-
dwongen was, als of hij reeds overlang mee haar
bekend waare: Hec geen ik niet zeggen kan of
|iet llond hem weU een voordeel, hetwelk bereis-
''tïe beeren hebben boven andere luiden.
. In het gefprek ^ 'cwelk Wij na het öncbijl had-
den, gaf de Weduw ons een verhaal van de krijgs-
Verdienten van den C'olonel haaren manv^-n bij
deeze gelegebheid, hield zij haaren üoiisdoek twee
.of driemaalen aan haare oogen^ Ik hoope V oirt
haarer opregthcid wille , dat 2;ij dien nat maakte ',
om dat zij geagt wilde worden zo te doen ; dog
j.k zag niet dat zij het deed. Zij Vv'enfchte dat ik
4iooit mögt Aveeten wat het zij een Man te ver-
Jiezen ,''njij ;io waard, als h'aar bcniitide Colone!
'iiaar was : En zij hield haar neusdoek weder aail
haare oogen.
I iet moet ^ buiten twijffel , eenë zeer aah-
doeiTlijke zaak zijn, van eenen braaven mati ge-
fcheiden , en daarenboven gelaaten te worden iti
moeijelijke omilandigheden, en dat wel buiten zij-
ne fchiild, en bloocgeileld voor de verongelijkin-
'gen van de iiioode-en· ondankbaare^· gelijk-zij haaf
geval befchreef geweeft te zijn bij zijnen dood*
p.lt maakte dat ik vrij veel met haar bewoogen
wierd.
Gij weet ,, mijne" Wäarde ^ dat ik een* open
43n ruim hart hebbe. j en natuurdijk, aUo open-
f . har-
•i
..^fÏ^r,, r -ή-,ΐ^-.,.. rt «lliMHit iW
-ocr page 553-jcmr ^LARISSA HARLom 47^
i
hartig en vrij ben in mijn omgang; ten minileti
hebben mijne loftuiters mij zo verteld. Daar ik f
genoegen vin de , ftorte ik eensklaps mijnen geeili
uit zonder agterhoudinge, wederzijdfche vrijhe-r
den aanmoedigende , en ftraks gereed om alle
wantrouwen te doen verdwijnen. Maar met deeze
twee Nigren van de Weduwe kan ik nooit innige
vriendfchap maaken -- Ik weete niet waarom*
Waare het niet ^ dat de omrtandigheden, en
hetgeen in het geiprek voorkwam, het denkbeeld
niet begiiniligden ; zoude ik ligt hebben kunnen
denken , dat de jonge Ladys en de Hr. Lovelace
langer kennis gehad hadden dan van gifteren. I/
Want ileelswijze , als het Waare , wierp hij haaf
zomcijds lonken toe, welke zij beantwoordden; eii
als ik mijn oog daarop iloeg, vielen haare oogen«
om zo te fpreek^en, voor mijn oog neer, als of zij
deszelfs onderzoek niet konden uitilaen.
De Weduw rigrede alle haare praat tegen mij^
als Mevn Lovelace; en ik verdroeg dat, met zeer
veel tegenzin. ^Eiü eens betuigde zij , voorbaariger
dan dat ik W haar voor bedankte , haare verwon-
deringe dat eenige gelofte, eenige reden, hpe ge-
gewigtig ook, van genoegzaame kragt kon zijii bij
zulk een bekoorelijk paar, als zij hem en mij noemi-
de om ons tvvee afgezonderde bedden te doen
houden. . , ^^ < - : μ,.,
Haare oogen hadden, bij dit zeggen, yoordeel
'Op de mijnei iNógthans was ik· mij geener fchüld
bewuit. Hoeίweete ik dan, als ik mij nader be?-,
denke, dat mijn oordeel over de haare niet te ligt>
'vaardig is? Daar zijn, ongetwijffeldj veele waar-
lijk zedige perfoonen (mij zelve'er buiten laaten-
I
1
i
i
- ■..............■HiJJi,..JiJiiJ^-.-UjJiJi,iiaJMy·!;
" it
de) welke , door te bloozen over eene onregt*
maatige befchuldiginge , verdagt gehouden zijn ,
bij dengeenen dié geen onderfcheid kunnen maa-
ken tuiTehen de ontfteltenis, welkie de fchuld altoos
vergezelt ^ en de edele zelf bewuilheid die het ge-
laat van eene braave ziel overdekt ^ om dat zij maar
tot eenig opgetijgd kwaad bekwaam geagt wordt.
De groote Romein , gelijk wij leezen, die
zijn toenaam kreeg van een der drie wereld-deelen
(het vierde toen nög niet ontdekt zijnde) waaro-
ver hij had gezegepraald, van een laag misdrijf te-
gen zijne Soldaatenbefchuldigd zijnde, verkoos lie-
ver in ballingfchap te gaen (de ftraiFe, welke daar-
op ftond^ zo hij 'er fchuldig aan bevonden waare)
dan dat ^er gezegd zou worden ^ dat Scipio open-
baar te regt gefteld was, over eene zo fehande»·
lijke befchuldiginge. En denkt gij^ mijne waar-
de, dat Scipio niet van verontwaardiginge bloos-
de ^ toen hem de befchuldiginge eerft wierd be-
kend gemaakt?
De HriLovelace^ toeti de Weduw haare voor*
baarige verwonderinge uitdrukte, begluurde mij
van ter zijden met een leep gezigt, als om gade
te flaen hoe ik het opnam; en zeide, dar zij wel
mogteri aanmerken) dat zijn ontzag voor mijn wil
en welbehaagen (mij zijn lief fchepzel noemende)
van grooter kragt op hem was, dan de eed, waar·
inede hij zig had verbonden.
Hem en de Weduw beide beilraiFende, zeide
ik, Dat het mij vreemd deed te hooren, dat met
een eed of gelofte zo los gehandeld wierd, dat
wen te kennen gaf j als of die maar in de fweede
Juffer CLARISSA FIARLOWE.
^katze in aanmerkinge kwam , wat men ook fde
eerfte plaatze geeven mogC. ^^
Dé aanmerkinge was regthiaatig, zeide jufTer
Martin; want dat niecs'het verbreeken van^êené
plegtige gelofte verfchoonett kon > wat ook' gele-
genheid tot het doen van dezelve moge gegevfeii
hebben. , ν - 'f^' " ^
ik vraagde, welke Kerk de naafte was ρ wanC
ik ben maar al te lang afweezig geweeft uit»deti
heiligen dienil-. Zij noemden Sr» James, Sc» .An-
ne's, en eene andere in Bloomsbury; en de twéé
Nigcen zeiden ^ dat zij meefl: in de Su James Kerk
gingen zo welwegei^s de goede Vergaderinge,''die
'er kwam , als om dat 'er zo.uitfl:eekeöd gepre-
dikt Wierde ^^ · , ;
De Hr. Lovelace zeide, dac de Köiiinglijkè
Kapel de plaatze.was , daar hij het meeft naar toe
ging, als hij in de Stad was. Arme man ! weinig
verwagcede ik van hem te hooren, dat hij in ce-
nige plaatze van Godsdienft-oeffeninge kwam. Ik
vraagde, Of de têgenwoordigheid' van den zigt·^
baaren Koning van maar een gering gebied ^ 'iit
vergdijkinge. gefproken , niet, te gemeenlijk
de vereifchte iaandagt wegnam in den dienft van
den on zienlijken-Koning en Maaker van wel dui-
zend werelden ? ifb^l π;5λ 3 nir -in^j
Hij gelooide jLldat hét^zd welt zijn ko«i met
zulke die 'er uit nieuwsgierigheid kwainen ν dé
Koninglijke Familie V tegenwoordig was, ' Maaii
anders, had^-liij in;de Koninglijkeliapet al zo veel
bedrukte aangezigcen gezien , rals fergena?anders?
En waarom niet?rNademaal het völk omxrent de
' ML Deel. Uk t Ho-
Λ'
„ _—„„^—__— f ί ' iiMaiii iïii
^ti D¥'HIS/E0Rm vAi»
Hovjsn al zo diepe fchulden hebben uit tewiffciieilii
als eenig ander volk Welk het zijn mag.
• ' Μ) Hij iprak die met zo veel ligtvaardigheid, dat
ik niet kon nalaaten te zeggen, dat niemand in
twijfel trokï of hij wifl: zijn gezelfcbap wel te
kiezen. - ;
Uw dienaar, mijne waarde, zig buigende,
Waaren zijne woorden ; en zig tot haar wendende.
Gij zült wel merken , bij ontelbaare gelegenheden^
Ladys.,· als wij veider' in-«kennis geraaken , dat
inijne -Beminde mij nooit fpaart over deeze onder-
werpen. Dog ik'verwondere mij even zeer ovef
haar, in haare beftraffiiigen , als ik gefield ben op
haare goedkeuririgei v vi ν.Λ,ι m
Juffer Horton zeide. Dat alles zijn tijd had.
Zij kon niet anders ^zeggen, oFnaar haare gedag-
ten betaamde, onnozele vrolijkheid jonge luiden
wonder' wel.· ?->rrr/i .v ? i·'· ?·.·· <·
Dat is waariyïcvoegde 'er JuiFer Martin op.
En Sfaakesipear:Ize§D( ce regte ,.! de jeugd de
Lente is dss lUném^'Be hloeij der prille jaaren
{iMet eene^koragdianjjfche houdinge fprak zij dit
juit j: En wat- haan belangde, zij' kon niet nalaaten
gig te verwonderenriover die bekoorelijke leeven-
dighéidJnimijiiea.egtgenooti,?«welke zo wel over-
eenkwam met zijn leeftijd. Γα-) Ν
rc-ri 'De Hr. Lovelacenbóogzigi;De man is gre-
tig tiaar lof. sGiietiger; naar / denzei vengeloove
•ik iv-dan om dieß ne verdieneni rftlNogthans ver-
dient hjj deezeIzoort van löff>bHij heeft, gelijk gi>
weet, cenen loiTen.ongedwongen zwier, en geen
kwaade ftem ïi En déeze lof -öntfloot zo zeer zijn
■ i- ; -H . vro-
Ι!
J/l
ί' II
m
Vrölijk hart,, dat hij de volgende regels opzong üiÉ
Congrevcj wiëns hij zeide dat 2ij waaren:
ï)e 'hlijdê Jéugd doet duizend zoetheên zierty
Die d' ouden kmden dag ontvliên ;
De dart'le Lentetijd teelt fchoonte en frijfché
Verwen^ .
Die }n den dorren fchóot des harren ï^itt'^^
ters flervem ' · f
Ën dit wei, zö hij zeide ^ ten gevalle van dö
twee Nigten. Nog wierd het aan haar te vergeeft
befteedi tï] verzogtén hem ze nog eens te niogeri
hoeren; en zijne inwUliginge prentede die in mijnt
geheugeni
Wij praatten vei-deir over het eéten ; en dé
Weduw bood zeer beleefdlijfc .aan om zig te fchik-
ken naai: zodanige tegelen, als ik, haar zou voor-
fchrijven. Ik gaf haar te kennen, hoe ligt men
mij genoegen geeven kon ^ en hoe zeer ik verkoos
om alleen te eeten, en dat wel van een enkel ge-
regt dat mij maar op een bord gebragt wierdv
Dog ik wil ü, mijne waarde, mèt zulke bij^ondeti-
heden niet laftig vallen.
Zij dagten, dat ik zeer bijzonder was; en wét
inét réden : Dog dèwijl zij mij niet to bijßer wel
gevielen, dat ik ten haarert gevalle mijne eigene
.verkiezingé z(Äi kaCen vaai'en ,'bekteiinde ifc *er mij
te minder aan wat zij dagten. -- En w^
-nog te minder^ alzo de Hr. Lovelaée imj zeer te'
on vreeden op hem gemaakt hadi "
^ij waarfehtiwden mij evenwel^ vcior tft^
.ianehoiie.' Ik zou # zeide ik i e^n zeer ongelukkig
Η h a fcfee^;
-ocr page 558-De HISTORIE väm
fchepzel zijn , indien ik het ge^elfchap van ttiij-
zelve niet verdraagen konde.
De Hr. Lovelace zeide, Dat h'j de Ladys
ten verhaal moefl: geeven van mijne Gebeurtenis;
cn dan zouden zij mijne handelwijze wel weecen
in te fchikken. Maar mijn lief ^ zo gij mij he- ,
mint, zeide de onbefchaamde vent, geef dog der
melancholie zó weinig toe als mogelijk is- Niets
dan de zoetheid van uw aart, én uwe hooge denk-
beelden vaneen pligt, die nooit verdiend kan wor-
den daar gij denzélven plaatft, kan u zo ongerufl:
maaken als gij zijt. Word niet toornig, mijne
waarde Liefde, om dat ik dit zegge [mij mijn
voorhoofd ziende fronfen, onderftelle ik]: En hij
greep mijne hand, en kufte die.
Ik liet hem bij haar; en vertrok na mijn ka-
binetje en mijne pen.
Juiil zo als ik hieraantoe gefchreeven hebbe,
worde ik geiloord door eene boodfchap van hem ^
dat hij op reize ftaet te gaen, en verzoekt te wee-
ten , of 'er iets van mijne bevelen is. -- Dus
zal ik hier af breeken om eens bij hem te gaen in
de Eetzaal.
i·.
%
Het mishaagde mij niet, hem in zijn tijd-ge-
waad te zien, :j '
Hij fcheen begeerig om te 'weeten, hoe de
juifrouwen beneden mij aanftonden. Ik zeide hem,
dat fchoon ik niet dagt, dat *er veel op haar te
zeggen viel j voor verre ik egter, in mijnen tCT
i
gen;
^"■''"'''-•''-"•"'•''•"^ifMrirn·· iiififrtïi
-ocr page 559-Juffer CLARISSA HARLOWE. 485·
genwoordigen toeftand, naar geen nieuwe kennis
zogc, was ik niec zeer gezind ora die met haar aaa
te kweeken.
Hij drong mij nog al verder hieromtrent.
Ik kon niec zeggen, gaf ik hem te kennen,
dat ik groot behaagen had in eene van de beid®
jonge juiFrouwen, niet meer dan in haare Moeij:
En dat, al waare mijn. toeftand nog zo gelukkig,
voor mij een veel te lugtig weezen hadden.
Het verwonderde hem niec, «eide hij, mij
zo te hooren ipreeken. Hij kende gecne van de
Sexe, welke gewend waarcn zig te vertoonen bij
de Steedfghe VermaakeUjkheden en uicfpanningen,
welkQ mij draagelijk zoqden voorkoomen. Stilzwijg
ge» en Bloozen, Madam, zijn nu geen bevallig-
heden bij onze fchoone Ladysin de Srad. Verhard
door menigmaal in het openbaar te verfchijnen,
zouden zij zig nu zo wei fchaamen aan deeze
zwakheden fchuldig gevonden te worden-, als d^
mannen.
Verdeedigt gij deeze twee juiTers, mijn Heer,,
door re fmaalen op de helfe der Sexe? Dog gij-
moet mij onderil'eunen, mijn Hr. Ldvelace (en
egter ben ik "er niet op gcileld om voor bii?^onder·
geagt te worden ) in mijne begeerte om miju ont^
bijt en avondmaal (zo ik di$·. neeme) alleen te-
neem en.
Indien ik het zo wilde hebben , zoude hec.
:5ekerlijk zo gefchieden. Het volk van den huize
kwam niet geiweg in aanmerkinge , dat ik mij bij
dezelve behoefde te ontfchuldigen omtrent eenig
ftuk , daar mijn pleizier mede gemengd was. eK
iödkn zij rnij nog meer mishaagen mogten , waa-
' : Uhi -^·
-ocr page 560-DÉ historie va^
neer ik haar nader kende, hoopte hij dat ik oiQ
eQtiig ander logpnent zou willen denken.
Hij beoiigde mee heel veel tegenzin mij te
yerlaaten, verklaarende, dat het voiilrektlijk was
ter gehoorzaminge van mijne bevelen: Dog dat
hij niet kon hebben toegeftemd om te gaen, ter-
wijl mijns Broeders ontwerpen nog ftand hielden,
indien ik zijn verhaal geen geloofwaardigheid had
bijgezet, hetwelk hij gedaenhad, dat wij getrouwd
waaren j hetwelk , zeide hij, de geheele familie
aan zijn belang verknogt had, zo dat hij mij met
te meer geruftheid en genoegen verlaaten konde.
Hij hoopte, zeide hij, dat ik bij zijne weder'
koomß, den dag van zijn geluk zou noemen; ej\
te meer alzo ik, uit mijns Broeders aanflagen, koti
overtuigd zijn , dat 'er geen Verzpeninge te yer-
Wiigcen was.
Ik zeide hem , dat ik mifTchien nog eenen
Brief mqgc fchrijven aan mijnen Oom Harlowe,
Hij hield voormaals veel van mij. Ik zou gerufter
ζ'ψΛ, wanneer ik een regelregt aanzoek gedaen
had. Mogelijk zoude ik zulke voorwaarden kun-
nen voQiilellen, ten aanzien van mijns Grootva-
ders Capicaal, welke zouden te wege brengen dat
zij naar mij luiilerden; en ik hoppce, dat hij lang
genoeg van mij zou afblijven om mij tijd te gee-
ven van aan denzelven te fchrijven, en een ant-^^
woord van hem te ontvangen.
If
Dat, hij moeil: mij om vergiiF^nis (ineeken,
Isonde hij niec belooven. Hij zou Verneemen naar
^Q bcweegingen van Singleton en mijnen Broeder;
pn indien'hij bij zijne wederkoomiï geen reden
γο,|ΐή öui ?·ψ ζ ^oude hij aanilonds
m,· . Λ '
taèMiM
-ocr page 561-Juffer CLARISSA tiARLOWE.
naar Berkshire gaen , en zijne Nigc Charlóttè'
met zignaarftad tragten te brengen, wélke,-hij
hoopte, dat mij beweegen zoude om hem een eer-
der Dag te verleenen , dan ik tegenwoordig om
'fcbeen te denken, « Om fcheen te äen-
ken , mijne waarde ί -- Zeer onderwerpen
lijk, naar ik mij verbeelden zoude! --
Ik zeide hem, dat ik het gezelfchap van dië
jonge Lady vooreène groote gurifl: zou neemeü.
Ik was met dit voorilel te meer in mijn fchiki
dewijl het van hem zei ven kwam, en uit guller
harten,
Hij drong mij'fterk om eén Bank-Brief je aan
te nee men : Dog ik wees het van de hand. Eti
toen bood hij zijnen knegt Willem aan om mij in
zijn afweezen ten dienil te ilaen ; welke aan hem
kon worden afgevaardigd , zeide hij , indien 'et
iets ongemeens mögt voorvallen. Ik gaf daaraan
mijne toeftemminge.
Hij nam zijn aiTcheid van mij op de eerbie-
digde wijze , mijne hand alleen kuiPende. Hij
liet het Bank-Brief je , zonder dat ik het merkte,
op den tafel leggen. Gij moogt verzekerd zijn ,
dat ik het hem bij zijne wederkoomil: te rug zal
geeven.
Ik ben nu veel beter op hem te vreede, daa
ik ge weeft ben.
Wanneer twijiFelingen omtre-nt eenigen per-
foon zijn uit den weg geruimd, is eene niet on-
edelmoedige ziel genegen, om bij wijze van ver-
goedinge voor het opvatten van die twijfelingen,,
alles hetgeen gebeurt, wat maar eene goede uic-
leggingc ν^Φη kan, ten voordeele van dien per-
1 ^
Ικ
4aS, pe HISTORIE van
toon-tte duiden. Bijzonderlijk , kan ik niet dan
met genoegen aanmerken, dac fchoon hij van de
Ladys zijner familie ipreekc met de vrijheid van
Namaagichap , het nogthans altoos is met teder·^
heid. JEn uit de genegenheid van een man jegens
zijne nabeilaende van de Sexe, heeft eene vrouw
eenige reden om te verwagten , dat hij zig, ge-
tiOuvvd zijnde, ook wel tegen haar gedraagen zal,
indien zij genegen zij zulks van hem te verdie-
nen.
En dus, mijne waarde, ben ik 'er toe gehragt
om met deezen man vergenoegd ter neer te zitten,
iils ik maar reden vinde om te befluiten , dat hij
van natuure geen woeftling is, Dog hoe kon een
fchepzel, die (onbefchaafd omtrent zigzelve han-
delende) eenQn rnan gelegenheid gaf om met haar
weg te loopen, dog ver wagten om van dien mau
met ecne zeer hooge maate van beichaafdhei^ be*
handeld te worden ?
Maar waarom, nu, dat'er zig fchoonuit-
zigten opdoen, waarom deeze zwaarmoedige be-
denkingen, zal mijne beminde vriendin aan haar^
ClariiTa vraageni
Waarom? Kunt gij vraogen waarom, mijn$
waardfic Juffer Howe, aan een fchepzel, welke,
in het oog der wereld, haaren na^m heeft laaten
i! an rel; en en onder de loiTe en onbezonnene; die
^ugt onder eens Vaders vloek, ende wreede twijf-
felmoedigheden, welke ontilaen moeten uit de
bedenkingp, dat zij, evenzeer tegen pligt en be-
ginzel, zig geworpen heeft in de mag? van eeneij
nian, en dat die man van ilegte zeden is? ——·
Moüi, niet; |)ei?ef(inge, welk^ a:ij heeft van haar^
ree-
r
Ι-
J'
'li
t
Juffer CLARISSA HARLOWE.
roekeloosheid, haare befte uitzigten en fchoouile
hoope verdonkeren ? Moec die zelf niet hec ßerkß
opkooinen tegen een peinzenden geeft, wanneer
haare hoope het fchoonft ilaec ? Daar zelf haare
vermaaken, al wierd de man beter bevonden dan
zij verwagt, onder afilag van haar ontvangen wor·
den , gelijk die welken luiden , die kwaaiijk ver-
krecgen fchatten bezitten , dan met de fchei-pfte
prikkelinge moeten ondervinden, (zo hunne zie-
len voor 'overdenkinge vatbaar en niet zijn toege-
fchroeid) wanneer zij, alle hunne wenfchen be-
antwoord zijnde, (zo de wenfchen van zodanige
luiden ooit geheel kunnen beantwoord worden)
gaen nederzitten in hoope van te genieten het-
geen zij onregtvaardig verki-eegen hebben, en vin-
den dat zij van hunne eigene overdenkingen het
meeft gepijnigd worden.
Dat gij, mijne waarde vriendip, altoos geluk-
kig moogt zijn in uwe pverdenkingen, bidt
rvil
■J
XJ'VJe altoQs-toegenegens^
Cl. Harlowe.
J)e Hr, Lovelac? zegepraalt, in zijnen vol-
genden Brieft dat bij zijne tvuee voor-
naame punten heeft door gekreegen, van
de Lady te doen inwilligen om bij het volk
van den huize vopr zijne vrouw door t^
gaen, en om zijn logement in het zelve te
neemen, fchoon maar voor een en nagt H^c
gaet nu goed met hem, zegt hij^ en hij
twijifelt niet, of hij zal het fpel wel ha^iii
meeftsr worden, zo niet door overreedin-
II h j ge,
li ge , bij verraffinge. Nogthans geeft hij
1' voor nog eenige kleine wrdeginge te hek-
ken , en befchuldigt zigzelven als fpeelende.
de rol van den grooten verzoeker. Dog
dus verre w^el geflaagd zijnde , zegt hij ^
kan hij niet nalaacen van eens te beproe-
ven, vojgens zijn voorheen genomen be-
iluit, of hij niet verder kan fcoomen,
iiij geeft de bijzonderheden op van hunne
redentwißen over de honen gemelde on-
derwerpen , op een uitkaomende met het-
geen in de laat β e Brieven der Lad'^ h^
greepen is.
Bij deezen tijd zal men zien, dat zijne ga-
^ heele verdienße , ten aanzien van deeze-
Ί Lady, heßaet in den welverdienden lof
te geeven aan haare voortreff'elijke hoe-
danigheden van geeß en lighaam belde ^
tot zijne eigene 'ueroordeelinge. Dus be-^
gint bij zijnen volgenden Brief:
\
if
I
En nu , Belford, zal ik u een berigt geeven,
tan onze eerfle verkeeringe bij het ontbijt.
Geheel lieflijk helder en geruil: ilond het be-!
minnelijk gtzigt en bekoorelijk gelaat van mijne
Godin, toen zij onder ons nederdaalde; verplig-
tende iedev oog tot eerbied; ieder knie tot nijt^eii;
ieder beevende lip tot ftilzwijgen, tot befchroomd
ftilzwijgen : Terwijl zij, mee de bcwuftheid van
baare eigene waardigheid en vcrhcvonheid gewa-
pend, zag en zig gedroeg, gelijk eene Keizerin
zou zien en zig gedraagen onder haare afhange-
lingen ; en nogthau? zö vrij van trotsheid en hoog-^
ï!
1
ι
]
----------' -------—----
^ ........................................ If ■ I
/i
i)
φ
jypfer GLARISSA HARLOWE. ί
moed, als of zij tot deftigeid, en eene beftendi-' ί
ge bevalligheid van gedrag gebooren was, f
I
Hij maakt gewag van de jaloersheid, ho- - f
vaardij en ijdele trotsheid van Saartj^
Martin, en Martjtje Horton, over zijn
eerbiedig gedrag jegens de Lady : Schep-
zeis , welke opgehragt hoven haaren
fiaaty en tot een [maak van pleizier ^ en
de openbaare divertijfementen ^ ten gS'
maklijken buit gevallen waar en in de net-
ten van zijne verleidelijke Konßenaarijen
(gelijk men zien zal in het beßuit van dit
werk) : En welke ^ gelijk hij aanmerkty
„ die onderfcheidinge in haare Liefde nog
„ niet waaren te boven gekoomen, welkè
5, eene vrouw den eenen man boven den
„ anderen doet ilellen. „
Hoe bezwaarelijk is het, zegt hij , eene
vrouw den voorrang boven haarzelve aan eene
andere gegeven te doen ondertekenen, fchoon
die nog zo zigtbaar zij; bijzonderlijk, als 'er Lief-
de mede gemengd is? Deeze heftige, deeze partij*
dige kleine duivelin , Saartje , heeft de trotsheid
van zig te vergelijken met mijne engelin ----
hoewel zij bekent dat het eene engelin is. Ik
waarfchuwe u, mijn Hr. Lovelace, zegt zij, toon
geen van uwe buitenfpoorige blijken van ^negen-
heid, in mijn bijzijn, aan deeze ftuurfche, deeze
droevige Schoonheid - Ik kan dat niet ver-
iiraagen. Daarop bragt zijj mij haare eerile offfer-^'
^nde in gedagt^n, ' ■ ^
'' ' Weik U
-ocr page 566-Welkeen geweld maaken deeze vrouwlui]
©va· iets dat niemendal te beduiden heeft! Waare
het niet om hetgeen de geleerde BiiTchop in zijnen
Brief uit Italië De verftrikkingen der Liefde
.noemt', en Ik de Lekkernijen der Intrigue , wat
lleekt 'er dog, Belfofd, in alles, dat zij voor ons
doen kunnen?
Hoe doen deeze Schepzels haar beft om mij
aan te ipopren I Eene gevallene vrouw is een erger
duivel, dan zelf de ondeugendfte man. De eerile
weet van geen wroeginge : Zo ben ik niet ---
Nog zullen zij mij ooit beweegen, fchoop gehol-
pen van alle magten der duifternifle, om dit ver-
wonderlijk fchepzcl met opwaardigheid te behan-
delen. -Zo verre, meene ik, als onwaar-
digheid kan zijn afgefcheiden van die beproevin-
gen , waarmede ik haar zal toetzen of zij eene
vrouw of engel zij.
Bij haarluij egter ben ik maar een bloodaarr.
Ik kon haar voor deezen tijd al gehad hebben, zo
ik gewild had. Indien ik haar als vlecfch en
bloed wilde handelen, zoude ik haar zodanig vin-
den, Zij dagten , dat ik wel weeten raocii, zo
eenig leevend menfch het wift, dat indien een
man van eene vrouw eeixj Godin maakte, zij de
perfoon viin eene godin zou aanneemén; dat zo
haar magt gegeven wierd, zij die magt gebruiken
zoude tegen den geever, zo al tegen niemand an-
ders - En D — r's wijf wordx mij voor
de fcheenen geworpen , die gij v*^eet dat over
haaren hoflijken man een trots gezag voert, ter'^
wijl zij heimelijk haaren lijfknegt vleir. O hoe
vervloekte ik de Merende piijpn ! Zij zi\llcn
! maa-
S'i'
I
uV
ί 1-
jupfeh^CLAÄiSiA HARLO^. .
maaken, zegge ik haaf, dat ik haar huis haate'
en van daan gae. En bij itiijn zid , Jan ^ ik
denke zomtijds haaft, dat ik haar hier niet behoor- ^
de gebragt te hebben, al waare het maar alleen
om Saanjes wil. En egter, zonder Saartjes of Ma-
rijtjes hare te kennen , heeft het lief fchepzd be-
ilooten geen verkeeringe met haar te houden,'
dan voor zo verre zij die niet kan vermijden.
Hier ben ik niet droevig om, moogt gij wel den- ·
ken; nademaal vrouwelijke minnenijd voor eencï
vrouw niet is te verbergen. En Saartje heeft zig-
zelve niet in de magt.
Wat dunkt u wel! -Daar ftond die
kleine duivelin Saartje, niet in ftaat zijnde, zo ze'
betuigde, om het leeven te draagen onder imijne
ongunft, aan het bezwijmen te gaen: Maar toen
ik zag, dat zij 'er toehereldinge toe maakte, ging
ik uit het vertrek; en dus dagt het haar niet def
moeite waardig de vertooninge om niet te ipee?^
len*
- · . ■'
Op äeeze wijze meldt hij welk zijn oogmerk
waare, in de Lady mep zijne afweezig*
heid te beliegen:
Wat het verlaaten van haar belangt, indieni
ik maar voor een nagt van haar gae , hebbe ife'
mijne belofte vervuld. En zo zij dat niet denkt,
kan ik knorren en preutelen, en het haar weer
gewonnen :geeven ^ en daardoor verdiende inkg-
gen; en dan, niet in ftaat om buiten haare tegen-
woordigheid te leeven, wel weer fchielijk te rug
koomen. Nog ^ijn dp vr^^w^jti QQit in den gronS
boos.
Γ·
i&ÜÉ
mi
DE HlSfÓRiË vAié
boos, οπί dat men haar ongehoorzaam is dooi^,-
overmaat van Liefde, 2ij heb oen wél behaagen
in eene onbetembaare hartstogt; Het ilaet haar
wel aan dat ied^r gunit bewijs naar als ontweldigd
ivorde; én ;dat ^ij geheel als opgegeten én ge-,
dronken worden van eenen onverzadélijken Min-
naar. Kenne ik de Sexe niet? -Zo wel j
trouwens, kentie ik nog niet mijne ClariiTa i Dog
évenwel zal mijn menigvuldig üitgaeil mij bij haar
telkens nieuw doen voorkoomen, én zo wat hand*
gebaar tuflTchen ons vervvekken. Ten minftéh mag
ik' zekerlijk, zotider dat 'er iets op te zeggen valt *
Iwar kliffen als ik uitgae, en weer t' huis koome;
en zullen die bij voorkoomende gelegenheid ge-
bruikte vrijheden (welke beleefdheid zelf zai wet-
' 4gen) mijne bekooriter niet allengskens aan dezel-
' ve doen gewennen?
Maar, Jan, hoe zal ik het hier ftellen mét
mijn Oom en Moei jen, en alle mijne liefheb-
bende Nigten ? Want ik verftae , dat zij meer.;
iiaaft maaken met mijn trouwen, dan ik zélve*
f
^ufef Glarissa Harlowe^ ään ^ufe^,
fl} Vrijdags deni%vmApriU
.i · ■ . ^ . . ■
^i' j De Hr. Lovelace is alreeds weerom gekoo-
i^l/ Mijns ßfoedm Qncwérpeat^waaren zijti
■' ' νοοί-i
• s
i'l
vöofWendzel. Ik konde deeze korte afweezigheid^
tiiet anders aanmerken^ dan als eene looze uitvluge
op zijne belofte 5 inzonderheid daar hij zulk eenei
voorzorg gebruikt had bij het volk beneden; en
daar hij wift dat ik voorhad mij digt binnen deur
te houden. Ik kan niet verdraagen dat men op
eene laage wijze met mij handele; en in gram-»
men moede drong ik hem , dat hij terftond ver·
trekken zou naar Berkshire , om zijne Nigt te be·»
weegen, gelijk hij beloofd had.
O mijn waardfte Leeven, zeide hij, waaroni
wilt gij mij uit uwe tegenwoordigheid verbannen!
Ik kan u zo langen tijd niet verhaten, dan gij van
mij fchijnt te Verwagten dat ik doen zoude. Ik
hebbe den geheelen tijd omtrent de ftad heromge-
vloogen, zedert ik van u fcheidde. Edgware was
de verfte plaatze, daar ik naar töe ging; en ik Was
niet in ftaat om daar twee uuren te vertoeven, uic
vreeze dat'er, in de hachelijke omilandigheden^
iets gebeuren mögt. Wie kan reden geeven van
de werkingen eeiier fchroomagtige ziele, wanneer
iillcs wat haar lief en waaid is 'er aan hangt
moogt u zelve de moeite wel befpaaren om aan
épnige van uwe vrienden te fchrijven, tot dat de
plegtigheid zal voorbij zijn^ die mij regt zal gee-
ven om uw aanzoek ge wigc'bij μ se zetten^, Wan-
neer zij weejen, iJat wij getrouwd zijn, zullea'
uws Broeders aanflagen een einde hebben;r en uw^
Vader, en Moeder, eri Qomen moeten wel: met
11 verzoend warden^ - Waarom zoudt gij dan em
opgenblik in twijffel ftaen om mijn'geluk te beves^
ligen ? Waaronj » nog éeQs ;. zoude gij mij, van. m-j
^erbaunen willen ? Waiarora wilt gij aan den man i
V-;
! É
i iï.
>
DE HiStORiË vAü
die u in zwaarighedën gebragt heeft, en dife ojl'
cene zo eerelijke wijze ü uit dezelve.wenfcht te'
reddeni het geluk van dus te doen niet gunnen?'
Hij zweeg ftil. Mijne fterti Was raagtlöbs
mijne neigingé bij te ftaen om iets te zeggen ^ 'c
welk hem in een ftuk met zo veel ijver aange-
droftgen niet geheel te rug zou zetten.
' ik zal u zeggen, mijne engelin, hervattede hij,
wat ik Voorhebbe te doen, indien gij het goedkeurt.
Ik zal van ftonden aan uitgdeh om eenige van de
ffaaijè nieuwe Squares j (a) of fchoone ilraaten
rondom dezelve te bezigtigen , en u verflag doen
zo ik eenig gevoegelijk huis daar te huur vinde/
Ik. zal· zulk een huuren, als gij zult verkiezen , en
mij voorzien van eene equipagie Welke met onzen
Haat overeenküomt. Gij zult van alles het bewind
hebben. En gelief dog op den eehen of anderen
kortaanftaenden dag, voor of na dat vsrij daarin ge-
trokken zijn , [Dat moet aan uwe eigene keuze
gelaaten worden'] mij tot den gelukkigilen man te
maaken. En dan zal alles naar wenfeh gaen. Gij
zult dan in uw eigen huis (indien het zo ras kan
gemeubiJéerd zijn „ als ik wei wenfche) de com-
p!imenten| van alle mijne nabeilaenden ontvangen»^
Gharlotte zal u ondertuflfchen een bezoek geeven: '
En zo het meer tijd wegneeme, zult gij maar té
kiezen hebben welke gij met uw tgezelfchap wik
vereeren ï de eerile , tweede, of derde van de
zomermaanden ; en bij uwe te rug koomil zuk
gij vinden, dat alles wat aan uwe nieuwe wooniu-
ge ontbrak vervuld is; en pleizieren zullen ons in
cenen geduurigen kring omringen. O mijne en-'
- ge-
Vietkaatc tuirac Plaaizcn , of Pleinen te Locdon,
' .'ii-
li
f
J I
gelin, neem mij tot u, in piaatze van mij te verban;
nén van u, en, maak.mij voor altoos den uwen.
Gij ziet, mijne waarde, dat hij hier.^niet op'
eenen vaften dag drong. Ik wtis daar niet onge·^
nbegd' over;. enrik herftelde mij dies te eer , οι·ρ·
dat hij het niet deed. ..Dog,hoe het zij, ik gaf
hem geen reden om_ mij te verwijten, dat ik zijne;
aanbiedinge verwierp om naar een huis te gaen
omzien. , , , . , .
• I . ■»· f \ I ƒ · ' 1 · · 4· .· <· - JJ
Hij is diesvolgens ten deezen einde uitgegaen.
Dog ik vinde, dat hij voorheeft hier te nagt weder
zijn logement te peemen ; en indien te nagt, ook
andere nagten, terwijl hij in de Stad is. Voor zq
verre :de deuren en venfters van mijne kamer wel
vail geflootcn kunnen worden; Voor zo verre hij,
in allen , deezen tijd , mij geen reden van vreeze
gegeven heeft; Voor zo verre hij het voorwendzel.
van mijns Broeders ontweφen voor zig kan in^
brengen ; Voor zo verre de luiden beneden zeer.
heufch. en vriendjijk zijn; bijzonderlijk Juffer Hor-,
toni, die groot genoegen in mij fchijnt genomen te
hebben, cn»vaneen zagter.inboril, en zeden te zijn,
dan Juffer Martin; en, Voor zo verre het nu rede-,
lijk wel met ons gaet . ^ Verbeelde ik mij, dat
het haar allen als iets?bijzonders zou toefcliijnen,
en mij in gefchil brengen met eenen man, die (hi|
moge gefteld zijn op hetgeen hij wil} altoos heel
veel voor zig weet te zeggen, indien ik bJeef ftaea
op zijne belofte : Om alle deze redenen,, denke,
ik, dat ik geen gewag zal maaken van zijn ver-
blijf hier iti huis, zo hij het niet doet.. .
, Laat mij uwe gcdugten weeten, mijne waar-
de, over ailes. j ' - . ,
ii
Gij
i··
i»
^rnm
498 De^HISTORïE van
moogc wel gelooven, dat ik hem zijri
Bank-Briefje té rug gaf op hec cxigenblik dat ik
) hem zag.
Vrij dag-avondi
De Hr. Lovelace heeft twee of drie huizen
bezigcigd; dog geen naar zijn zin. Dog hij heeft
van een gehoord, 't welk iets beters fchijnt te be-
looven, zegt hij, en naar welk hij morgen-ogtend
ftaette vernetmen.
Sater dag-ogtend.
Hij heeft zijn onderzoek gedäen en het huis
metterdaad gezien , waarvan hem gifteren-avond
gefproken wierd. De eigenaarfe van hetzelve is
eene jonge Weduw, eene Lady die onvertroofte-
lijk is over den dood van haaren man; Fretchvil-
le is haar naam. Het is geheel naar de mode op-
gefchikt, zijnde alles binnen deeze zes maanden
nieuw gemaakt. Hij gelooft, dat zo het huisraad
mij niet aanilaei:, men over het gebruik daarvan,
met het huis ^ voor een zekeren tijd, wel zal kun-
nen overeenkoomcn : Dog-zo het mij behaagt,
zal hij aanftonds het een tragcen te huuren ^ en het
ander te koopen. - 'r
De Lady ziet geen nienfeh; en zijnilde befte
vertrekken boven niet te bezigtigen voor dat zij
eens uit, of naar het land gegaen is; het welk zij
praat van in een veertiendagen, of drie weeken,
ten langilen, te doen; en daar in ftilte te leeven.
Hetgeen de Hr. Lovelace van het huis zag
(hetwelk de groote Zaal was met twee kleine zaa-
Λ - · k. len)
Juffer tLARlSSÄ HARLO\^.
lën) was volmaakt fraaij ; en hem wierd verzekerd^
dat alles eveneens was. De Keuken , voorraad-
kelders, en 'c werkhuis waaren ook zeer gerijilijk;
het Koetshuis en de ftalien na bij der hand.
Hij zal met veel ongeduld verlangen ; zege
hij, dat ik het alles zie; nog zal hij; zo hij vindt
het te kunnen krijgen > verder omzien voor dat ik
het bezigtigd hêbbe ^ ten zij 'er iets andets naaf
mijn zin zig opdoe. Öp den prijs koomt het bij
hem niet aan;
Hij doet nu niets dan- té praateri van de P/èJ;-
tlgheid', dog niet trouwens van den Dag, Ik be-
geerë niet dat hij daarop dringe - Dog ik
verwöndére mij, dat hij het niet doet.
Hij heeft nü zo even een Brief ontW'tigen vaÜ
Lady Elifabet Lawrance , door eene bijzondere
hand; de inhoud voornaamlijk eene zaak betreffen-
de , welke zij op de Kanfelaaiij heaft. Dog iri
het poß-fcriptum belieft het haai* met zeer veel ag-
tinge van mij te fpreeken^ .
Zij verlangen alle met ongeduld, zegt zij ,,dac
de Gelukkige Dag zal voorbij zijn; welke zij zi^
vleijen , dat zijne Hervor minge zal ver zeker enn
Hij hooptebetuigde hij mij, dat ik hem ra$
in ftaat zou Hellen, om haare wenfchén, en zij'
ne eigene te beantwoorden.
Dog, mijne waarde, icHoöh de gélègénheid
zo uitlokkende was , drong hij niet op den Dagi
Hetwelk te zeldzaamèr is, alzo hij zo fterk dreet
Op het trouwen voor dat wij in Stad kwamen.'
ilij hield èrnftig bij mij aan,' Óm hém, en vier
van zijne vrienden , Maandag-avond mijn gezel·
fchap te gunnen, op eén kleiii collatiom Juffeii
ύ ζ Mar-
-ocr page 574-Si4 DE'HISTORIE VA!»
moogc wel gelooven, dat ik hem zijrt
Bank-Bridje cê rug gaf op hec oogenblik dat ik
hem zag.
Vrïjdag-avondé
])e Hr. Lovelace heeft twee of drie huizen
hezigcigd; dog geen naar zijn zin. Dog hij heeft
van een gehoord, 't welk iets beters fchijnt te be-
looven, zegt hij, en naar welk hij morgen-ogtend
ftaet te vernetmen.
Sätcrdag-ogtenL
Ηΐ| heeft zijn onderzoek gedaen en het huis
metterdaad gezien , waarvan hem gifteren-avond
gefproken wierd. De eigenaarfe van hetzelve is
eene jonge Weduw, eene Lady die onvertroofte-
iijk is over den dood van haaren man; Fretchvil-
le is haar naam. Het is geheel naar de mode op-
gefchikt, zijnde alles binnen deeze zes maanden
nieuw gemaakr. Hij gelooft, dat zo het huisraad
mij niet a'anilact, men over het gebruik daarvan,
met het huis ^ voor een zekeren tijd, wel zal kun-
nen overeenkoomen : Dt>g· zo het mij behaagt,
zal hij aanftoiids het een tragtén te huuren ^ en het
ander te koopen.
De Lady ziet geen menfeh; en zijn de befte
vertrekken boven niet te bezigtigen voor dat zij
eens uit, of naar het land gegaen is; het welk zij
praat van in een veertiendagen, of drie weeken,
ten langften, te doen; en daar in ftilte te leeven.
Heigei?n de Hr. Lovelace van het huis zag
(hetwelk de groote Zaai was met twee kleine zaa-
len)
-ocr page 575-Juffer tLARïSSA HARLOm.
lèn) was volmaakt fraaij ; en hem wierd verzekerd^
dac alles eveneens was. De Keuken , voorraad^
kelders, en 't werkhuis waaren ook zeer gerijflijk;
het Koetshuis en de Hallen na bij der hand.
Hij zal met veel ongeduld verlangen ; zegt
hij, dat ik het alles zie; nog zal hij; Zo hij vindt
het te kunnen krijgen; verder omzien voor dat ik
het bezigtigd hêbbe j ten zij 'er iets andets naaij
mijn zin zig opdoe. Öp den prijs koomt het bij
hem niet aan: _
Hij doet nu niets dan té praateii van de P/èJ-
tlgheid·^ dog niet trouwens van den Bag, Ik be^
geere niet dat hij daarop dringe - Dog ik
verwondére mij, dat hij het niet doet.
Hij heeft nü zo even een Brief ontvangen Vaü
Lady Elifabet Lawrance , door eene bijzondere
hand; de inhoud voornaamlijk èene zaak betreflcn-
de , welke zij op de Kanfelaai'ij heaft. Dog iri
het poß'fcriptum belieft het haai* met zeer veel ag-
tinge van mij te fpreeken; ^ .
Zij Verlanen alle met ongeduld, zegt ^ij, dat
de Gelukkige Dag voorbij zijn; welke zij zi^'
vleijen , dat zijne Hervorminge zal vèrzekêrena
Hij hooptebetuigde hij mij, dat ik hem ra$
in ftaat zou Hellen, om haare wenichen ^ en zij'
fie eigene te beantwoorden.
Dog4 mijne waarde, fcHoöh de gélegénheid
zo uitlokkende was , drong hij niet op den Dagi
Hetwelk te zeldzaatmr is, alzo hij zo fterk dreet
Op het trouwen voor dat wij in Stad kwamen^
Hij hield èrnilig bij mij aan^ óm hém, én vief
van zijne vrienden , Maandag-avond mijn gezel·
fchap te gunnen, op eén kleift cóllmiom Juffei^
I J 2 Mar-:
-ocr page 576-50ό .....De HIStORIE vAFi '
M:irtin ; en " Juffer Horton kunnen'er niet zijfr,
ze^t hiji, alzo zij haar woord gegeven hebben in
eer,e pardj van haar zelve, mee twee dogters van
Colone] Solcombe, en twee nigten van den Hr.
Antonij Holmes, op eene jaarlijkfche gelegenheid.
'Dog juilV. Sinclair zal 'er tegenwoordig zijn, en
zij gaf hem hoopO op het gezelfchap van eene jon-
ge Lady van veel· middelen en verdienile (Juffer
Parlington') eene eenige dogter en erfgenaam, o-
ver welke Colonel Sinclair in zijn leeven Voogd
fchijnt geweeftte zijn, en welke daarom Juffr.Sin-
clair Mama noemt.
Ik verzogt verfchoond te zijn. Hij had mij,
zeide ik, onder eene zeer önaangenaame noodzaa-
kclijkheid gebragt, van als eene getrouwde per-
foon té voorfchijn te koomen; en ik wilde zo wei-
nig menfchen zien , als mogelijk was, welke mij
voor zodanig ilonden te agten.
Hij zoude 'er niet op dringen, zeide hij; bij-
aldien ik 'er zeer afkeerig van waare: Dog zij waa-
ren zijne uitgezogce vrienden ; mannen van ge-
boorte en middelen; die verlangden om mij te
zien. Het was waar, voegde hij 'er bij, dat zij,
zo wel als zijn vriend Doleman, geloofden dat
wij getrouwd waaren : Dog zij dagten ook, dat
hij onder die verbiiucniilen lag, van welke hij aan
liet volk beneden gemeld had. Ik mögt verzekerd
zijn, betuigde hij mij, dat zijne welgcmanierd-
lieid in hun bijzijn tot den hoogilen trap van eer-
biedigheid zou iieigéren. ' ^ -
Wanneer hij ergens op-gelleld is, kan men
niet wceten> j gelijk ik voorheen gezegd hebbe.
-i
\
-ocr page 577-wat men doen kan (a). Dog ik wil niec, zo ik
het keerep kan, dat 'er eene vertooninge van mij
gemaakt worde; inzonderheid bi] mannen van wel-
ker charaéters en beginzelen ik geen goed gevoe-
len h^bbe. Ik ben, mijne waardfte vriendin,
Uive altoos-toegenegene
ψ
Cl. Harlovv^Ï,
^e Hr. Lovelace geeft In zijnen volgenden
Brief berigt van zijne jclnelijke, weder-
hoomß: IVdke redenen hij daarvan aan
de Lady gaf: Hoe misnoegd zij daarover
ΙΌ as: En hoe zeer zij drong dat hij van
haar af bleef^ aangezien zij wegens dt
gelegenheid van het huis veilig ivas, ten
zij men Jpoor van haar kreeg door zijne
tezoeken.
Ik was verbruid belemmerd , zegt hij, bij
deeze gelegenheid, en toen zij aanhield op de uit-
voeringe van eene al te gereetïe aanbiedinge, wel-
ke ik haar gedaen had, om naar Berkshire te gacn,
en mijne Mgt Charlotte mede naar Send te bren-
gen, om haarte bezoeken en gezelfchap te hou-
den. Ik maakte elendige excuufen; en vreezen-
de , dat die eene doodlijke ergernis zouden gèeven,
alzo haare drift begon gaende te worden op mijn
zeggen dat' Charlotte kiefch was , hetwelk zij
bijiler kwaalijk nam, zo was ik genoodzaakt mij te
I i 5 ver-
ia} Zie b!. 470. Zie ook D. II bi 191.
Λ
|pa De HISTORIE van
yerfchuilen agter de plegtigfte en pitdrukkelijkile
Yerklaaringen.
Hij verhaalt daarop die verklaaringen ^ op
hetzelve uitkoomende met h$t herigt ^ 'i
'melk zij daarvan geeft.
Ik begon , zegt hij , met een oogmerk, om
in dé verklaaringen , dié ik haar deed, mijn Lee-
ven van Honneur va het oog te houden; maar,
gelijk 'er van een zeker redenaar in het Lagerhuis
gezegd wordt, die meer dan eens, in eene lange
redenvoeringe , zigzelven terwijl hij al voortvoer
overtuigde, en beüoot tegen dien kant welken hij
>n den aanvang" meende voor te fpreeken; zq
drong ik in ernft zonder bewimpelinge op het Hu-
welijk terwijl ik in mijne aanfpraak voortging, wel-
jken ilaat ik weinig gedagten gemaakt had om haar
iiiet zo veel kr^gt en duidelijkheid op ,te dringen.
Hij beroemt zlg vervolgens op het uit β el ^
hetwelk zijn voorßag om een huis te htm-
ren en van huisraad te voorzien moefi
veroorzaaken.
Hij wankelt in zijn heßuit of hij eerelijk
zal handelen , of niet, bij eene zo ver-
hevene verdienfte.
Hij beroemt zig op zijne eigene kiesheid, in
zijne verontwaardiginge te betuigen te-
gen haare vrienden , wegens het onder^
ßellen van iets , waarover hij voorgeeft
dat zijn hart tegen hen zwelt om dat zij
het beflaen te onder β ellen.
• Juffer CLARISSA HARLOWE. 505
Dog hebbe ik geen reden, zegt hij ^ om boos
op haar te zijn, om dat zij mij niet prijll over dee-
fze mijne kiesheid, daar zij zo gereed is om mij te
hekelen over het minite gebrek van naauwgezet-
heid f - Evenvi^el geloove ik, dat ik haar ook
kan verfchoonen, vi^egens deeze edehnoedige be-
denkinge [Want edelmoedig ben ik verzekerd datze
is, om diit zij tegen mij zelve is j(; Dat haare ziel
het weezen der kiesheid zelve zijnde , hec minll
gebrek [daarvan haar aanftoot geeft ,· terwijl het
ontmoeten van iets, dat voor mij zo zeer onge-
meen is, voor haar te gemeenzaam is dan, dat zij
'er agt op geeve als iets ongemeens.
Hij pocht op de vertelUnge van het hiiis^ en
van de jonge PFeduw deszelfs eigenaarje^
Mevr. Fretchville , zo hij haar noemt;
en laat den Hr, Β el ford in pmijfel, of
het eene 'ijoaare of verdigte vertelUn-
ge zij.
Hij meldt zijne verfcheidene voorßagen ten
aanzien van de Plegtigheid^ ιυαατορ hij
met zo veel ijver drong ; en bekent zijn
lißig oogmerk in het noemen van den dag
te vermijden.
En nu , zegt hij, hoope ik haail gelegenheid
te hebben om mijne werkingen te beginn,en; na-
demaal het nu alles in Stilte en Geruilheid is.
Het is onmogelijk de zoete en ftilzwijgende
ontileltenis van het lief fchepzel te befchrijven,
wanneer ik het onderwerp des Huwelijks aanroerde.
Zij mag wel twijffelen. Zij img wel vree-
114 ^ zen.
504 DE HISTORIE VAN ' ^
zen. De wijze zullen twijifelen , en zullen vree-
ken , in alle gewigtige gevallen, tot dat zij zeker
'Jiijn. Dog haare bJijkbaare genegenheid om hec
,beft te denken van eenen zo vindingrijken , van
eenen zo'liilbrouwenden geeft, is een gelukkig
.Voorteken voor mij. O deeze redeneerende La-
clys! —^— Hoe veel houde ik van deeze rede-
neerende Ladys ! —— Het is alles met haar
over, als de Liefde haare harten eens bekroopen
heefc: Want dan- zullen zij alle haare redeneeren-
de Vermogens aanwendenom het gedrag van deh
ver dagten Minnaar eer te verfchooiwn dan te be-
fchuldlgen, al zijn de verfchijnzels tegen hem nQg
zo fterk.
Mowbray, Belton, en Tourville, verlangen
om mijne engelin te zien, en zullen 'er zijn.
7Ä] heeft het mij geiveigerd\ maar moet 'er des-
nifttemin tegemvoordlg zijn. Een zo edelmoedi-
ge geeit, als de mijne is, kan zijn geluk niet ge-
nieten zonder het aan anderen mede tedeelen. In-
dien ik uwe afgund en verwonderinge beidie niet
tevens gaende maake , zal de vreugde van zulk
eene bekoorelijke Vlieg in mijne webbe verftrikt
hebben, maar eene halve vreugde zijn. Zij moet
het derhalven wel inwilligen. En gij moet koo-
róen. En dan zal ik u den roem en glorie
toonen van de Familie der Harlowes, miijne on-
yerzoenbaare vijanden; en gij zult met mij deel
iieemen in mijne zegepraal over hen allen,
ί ■ Ik weete niet, welk nog het noodlot zijn
mag der ftijfzinnige Schoonheid: Ik liebbe daar-
om gaarn dat gij haar ziet, en u over haar ver^,
svondert, terwijl zij nog wei ce moede, en vol
'.! ■ ■■■' ' van
i
Juffer CLARISSA HARLOWE. 505
van hoope is: Voor dat haare vreeze bewaarheid
is, zo die bewiiarheid ftaec te worden;.en zo zij-
weezenlijk kwaade gedagten op mij heeft: Voor
dat haare· tintelende oogen hunnen luii1:er verioo-
,ren hebben: Terwijl haar bekoorelijk gelaat nog
^ omringd is met alle zijne maagdlijke heerlijkheid;
en voor dat de ploeg der wederwaardigheid op
elk beminnelijken trek de voren des kommers heeii
opgeworpen.
Indien ik u deeze eere kan bezorgen , zult
gij bijna uitberften van lachen, gelijk ik dikwijls
veel werk hebbe om mij te weerhouden , over
het fijn gedrag van de Mama in het bijzijn van
deeze Lady. Niet een eed, niet een vloek,
niet het minde vrij woord, ontglipt haare lippen.
Zij neemt kleine treedtjes. Zij rijgt haar paar- '
de-bek te zamen. Haare ftem, die , als het haar '
belieft, de ileni des donders is, is tot een laag ;
geteem gedaald. Haare ftijve knieën , die in :
geen tien jaaren voorleeden beleefdheids-hal ven V
gekromd zijn , buigen zig nu tot nijgingen drie-
diep op ieder woord. Haare dikke armen houdt , λ
zij kruiüings voor haar, en zij kan naauvvlijks \
be WO ogen worden , om in d,e tegenwoordigheid i
van mijne godin te gaen zitten.
Ik ben bezig met regels voor u allen op te '
ftellen, naar welke gij u Maandag-avond te ge- ' 1
Sateräag-avonä.
Verbruid ontfleld ! - Ggd zegen mij,
mijn Heer, wat denkt gij wei'? riep Dorcas ---
-ocr page 582-Mijne Lady heeft beflooten om morgen ter Kerk
te gaen ! Ik fpeelde Quadrille mee de vrouwlui]
beneden -- Ter Kerk ! zeide ik ; en ik
ieide mijne Kaarten neer. Ter kerk / zeide ik
nog eens, terv\^ijl de een op den ander keek.
Wij hadden voor dien avond met fpeelen gedaen,
Wie kon van zulk eene gril als deezen ge^
droomd hebben? -Zonder kennis te geeven,
zonder vraagen! Haare kleederen nog niet gekoo-
nien! Geen verlof gevraagd! - Onmogelijk
is het dat zij zou denken om mijne vrouw te wor^
den ! -- Daarenboven , bedenkt zij niet
dat zo zij ter Kerk gaet, ik 'er ook moet gaen !
-- Mij egter niet te vraagen om haar te verge-
zellen ! -- Wat weet zij, of haar Broeder en
Singleton niet gereed ilaen om haar op te ligten ?
- Daar zij te kennen is aan haare kleedinge l
--- Haare perfoon, haar wcezen, zo onder-
feheiden! - Daar is geen andere zodanige
vrouw in Engeland! Ter Kerke onder alle plaat-
zen ! -Rijdt de meid de duivel ? zeide ik, zo
dra ik fpreeken konde.
Dog om dit onderwerp tot morgen-ogtend
dimr te laaten, zo zal ik u nu de Regels opgeeven,
welke ik voor nw en uwer gezellen gedrag op
Maandag-avond hebbe opgeileld.
; ' ■ . f
Regels^ om van Jan Belford , \ Richard
Alowbray, Thomas Belton , en Jakob
Tourville^ Schildknaapen van het Corps
onder den Generaal Robert Lovelace^
Ujhunne ioelaatinge tot de tegenwoordig-
heid
•t
.1
ij,.
-ocr page 583-Juffer CLARISSA HARLOWE. 507
heidvan zijne Godin te worden waar.
genomen.
Gij moet wel zorg draagen, om het diep in
uwe logge herfenen te laaten daalen, dat 'er zulk
eene Lady in de wereld niet is, als Juffer Chrifla
Harlowe, en dat zij nog meer nog, minder is
dan Mevr. Lovelace, fchoon, tot mijne fchande
moet ik het zeggen, tegenwoordig nog eene
Maagd.
Houdt ook wel in'gedagten, dat de naam
van uwe oude Mama Sinclair is, naar dien van
haare Moeder toen ze Meid was : Dat haar man
was een Lieutenant Colonel; en alles wat gij, Bel-
ford, van haar v/eet uit den Brief van den eer-
zaamen Doleman (a), geef dat uwen broederen te
kennen.
Mowbray en Tourville, die de grootfte lom-
perts zijn van de vier, ilae ik toe dat met de We-
duwen Nigten bekend mogen zijn, wegens de ken-
nis welke zij met den Colonel hadden. Zij zullen
niet nalaaten gemeenzaam met Mama te praaten,
als langer kennis hebbende dan van gifteren. Dus
hebbe ik hunne rollen gefchikt naar hunne be-
kwaamheden.
Zij mogen de Weduw en den Colonel prijzen
als luiden van veel eere en fatzoen -- Dog
niet al. te grof; nog het ftuk zo uitwerken, dat zij
zig verdagt maaken.
Mama zal u wel aanleidinge gee\ien, om haar
zelve en den Colonel te prijzen; en Tourville en
Mowbray zullen beide haar getiügen zijn-
Ik;
(a) Zie bl. i8i) cnv.
η-
ik, en gij, en Belton moeten het alleen van hoQ-
ren-zeggen beveiligen.
Devi^iji armoede in \ gemeen onder verden-
kinge valt, moet de Weduw vrij wat hebtien o-
vergewonnen; en daar is geen twijfFel aan of het
is zo. De fraaijheid van haar huis èn huisraad, en
haare gereedheid om alle haare fchblden af te doen,
hetwelk zij met genoeg gepraal verrigt, en het
welk ik onderftelle dat haar bij haare buuren te meer
gezien maakt, wijft dit klaar aan. Zij zal voor-
iieeniens zijn om haare Nigten wel te bezorgen.
Saartje ihet haail te Trouwen —- raet een voor-
naam Wolle-drapier in de Strand *, indien het u
zo wel gevalt; warit daar zijn 'er zulke vijf of zes.
Naar de Nigten mag gevraagd worden, nade-
maal die afweezig zullen zijn, als perfoonen voor
welke Mowbray en Tourville agtinge hebben, om
d'cn wil van wijlen haaren braaven Oom.
Pail naaukeuriglijk op alle de trekken van
mijn gelaat; op elke beweeginge van mijn oog;
want in mijn oog , en in mijn gelaar, zult gij een
oppermagtigen klokkeniieller vinden. Ik behoeve
u'niet te gebieden om mij magtig veel ontzag te
bewijzen: Uwe onderhoorigheid verpligt u daar-
toe: En wie, die mij ziet, ontziet mij niet?
Op Priscilla Partington (wegens haar i zo on-
nozel gezigt, cn haare zo diepe fchrariderheid,
hoewel zo fimpel fchijnende) mag men groot be-
trouwen Hellen. Zij zal Mama vergezellen, prag-
tig uitgedoil, en aflleekende met al haar Joodfch
kakelbont j en zij zal de Lady eeril aan den gang
helpen , en dan verder ouckrfleunen. Zij weet
• " haa-
• Ecue Straat iti London. ^ · IV
)! i
t
bi ■ 5
■f
Juffer CLAllISSA HARLOWE. 509
liaäre rol ^ en ik hoope dat zij mijne Bekooriler zal
begeerig maaken om nader kennis met haar te
krijgen.
Deeze is Juffer Partingtons hiftorie: De Dog-
ter van Colonel Sinclairs Schoonbröeder: Laat
die Schoonbroeder een koopman op Turkijen,., qf
een ander koopman geweert zijn, die verbruid rijk
geftorven is : De Colonel daarop een van haarp
voogden [Dai geeft v^n ter zijde credit aan de
Oudé} Waarom zij JuiFr. Sinclair altoos Mama
noemt; fchoon die niet in de voogdij zij op-
gevolgd. υ f' .
Zij is juiil gekoomen om hier' een dag of twee
door te brengen, en dan v^reder te keepen tot haa·
ren voogd, die nog in leeven is j .te Barnet.
Juffer Partington heeft t wel een kleine hon-
derd vrijers (haare Grootmoeder, eene Aldermans
Weduw , haar daarenboven'nog eenen grooten ·
fchat hebbende nagelaaten) ; eu wordt niet bui-
ten het huis van haaren voogd betrouwd, zonder
èéne oude Gouvernante, die bij uicftek fchrander
js, ten zij bij haare Mama Sinclair \ bij welke men
haar nU en dan wel eene week aan een to.elaat te
weezen.
Priscille zal Juffr: Sinclair voor en na met Ma-
ma om den mond fmeeren; en zal belooven haaren
voogd te vrijen, om haar eene/geneuglijke week
bij dezelve te laaten doorbrengen --- Sir Edu-
iird HoWen, niag hij,wel heeten, indien uwe on-
diepe herfenvatcn niet mee al te veel omfiandig;-
heden zullen worden opgepropt. Lady Holden
zal miiïchjen wel met haar koomen ν want zij had
al-
wïêSÊM
510 DE HISTORIE vam
altoos zeer veel pleizier in het gezelfchap van haa-
re Mama Sinclair; en ipreekt van haar, en haare
goede huishoudinge , twintigmaalen op een dag.
Laat het voornaamlijk uw poft zijn, Jan, die
een kwant zijt vol van gewoel, en die u op wijs-
heid toelegt, om uwe Broeders-Schobbejakken
voormifllagen te behoeden; want, gelijk gij wel
inoet hebben opgemerkt uit hergeen ik gefchree-
ven hebbe, wij hebben met de waakzaamfte en
doorzigtigfte Lady te doen, die 'er ter wereld is.
Eene Lady waardig om te bedriegen ! Dog welker
oogen zullen doordringen tot op den bodem van
üwe ondiepe zielen , op het oogenblik dat zij u
den mond hoort open doen. Plaats gij u derhal-
ven tuflfchen Mowbray en Tourvillé in : Op hun-
ne toonen moét gij ijieelen , en die commartdee-
i'en, met de uwe, indien zij van den weg afgaen:
Üwe elbOogen moeten dienen om hun üwe goed-
keuringe te beduiden.
Wat ulieder gedrag in 't algemeen betreft;
Geen fchijnheiligheid! —- Die haate ik: Zo
ί
doet ook mijne Bekoorfter. Indien ik mij daarop
bevlijcigd had, geloove ik, dat ik wel een huiche-
laar had kunnen worden. Maar mijn algemeen
charaäer is zo wel bekend, dat ik eens voor al
verdagt zou geworden zijn, zo ik mijzélven ge-
poogd had al te wit te maakén» Maar vvat nood-
zaakelijkheid kan 'er zijn voor fchijnheiligheid, ten
zij het gros der Sexé onè ging verwerpen om on-
ze kwaade zeden. De belle van haar zouden
gaarn den lof hebben orri' ons te hervormen. Laat
de zoete zielen dat eens beproeven: Zo het haar
al mislukt, haar oogmerk was goed. Dat zal huar
' ' tot
■Ι,-Ι
»
t «Ί
.ί,.ί
t. I
;':· '.ν 1
Ψ- i '
U' ^ i
ïi'1
-ocr page 587-Juffer CLARISSA HARLOWE. 505
i7
tot ίτοοίΐ kunnen ilrekken. En wat ons belangt,
wij zullen het dies te ligcer hebben; onze zonden
dies te minder zijn: Nademaal zij met zeer weinig
behulp van ons zigzélve zullen in het net wikke-
len ; en wij zullen een goed deel vervloekte Vals-
heden beipaaren, en ons zo vertoonen als wij njn^
voor Engelen en Menfchen beide ——— Onder-
tuiTchen zullen haare Grootmoeders ons vrijfpree-
ken, en haar verwijten dat zij alles zqIvq hen,
zelve hebben wilden , en dat zij tegen beter
'weeten gedwaald^ en het gewaagd hebben tegen
Openbüare waarfcMjnelijkheden. Wat zotheid
derhalven voor mannen van ons charailer om
huichelaars te worden!
Draag zorg om de overige te vermaanen, en
houd gij zelve wel in gedagten, om geen vuile
praat uit te flaen. Gij weet, dat ik nooit iemand
van u toeliet eene onkuifche taal te voeren.
Daartoe is het tijds genoeg , wanneer gij oud
wordt, en ALLEEN praaten kunt. Daarenbo-
ven moet gij Prifcilles gemaakt characler, en het
weezenlijk van mijne Godin in agt neemen. Wel
verre derhalven van onbefchaamd te praaten,
moet gij zelf het double Entendre niet eens aan-
roeren. Wat ί gelijk ik dikwijls gezegd hebbe ^
kunt gij het hart eener Lady niet raaken, zonder
haar oor te wonden ?
Het is noodlg, dat gij erger kareis fchijnt·
te zijn dan ik zelve. Dat kunt gij niet anders
maaken, zult gij zeggen. Wel, dan zult gij u
te minder geweld behoeven te doen --
Hoe mindör geweld, dies te minder gemaaktheid*
——- Eq indiq« Beiton zijn geliefd onderwerp
»
Λ i
aan-
li -ini··
-ocr page 588-'f 5tr De HISTORIE van
aanvaardt voor het houden van eene gehamerde
Matres ^ mag· ik mij onderwinden om mij tegen
Hem te verzetten: Maar hebt geen vreeze; ik zal'
het ftuk niet mét ailè mijne kragt beredeneê-
fen.
Zij nioet eenige nieuwsgierigheid hebben^
dunkt mij, om te zien wat zoort van kareis mijne
gezellen zijn: Zij zal niet verwagten dat eenige
van u heiligen zijn. Zijt gij geen mannen door
geboorte van aanzienlijke middelen, fchoon gij
alle geen mannen van verftand zijt ? Wie is 'er'
in dit ilerflijk leeven , dien de rijkdom niet ver-'
Ïeidt? En Idewijl dezelve den luiden vermogm\
geeft om kwaad te doen, wordt 'er dan geeh'i
groote deugd véreifcht om zig van het gebruiken
van dat vermögen te onthouden ? Wordt de' duivel
niet gezegd de God deezer wereld te zijn ? Zijn wij
niet kinderen van deeze wereld? Wel dan ! Laat
ik u eens mijn gevoelen zeggen ----Het is
dit, Dat waare het niet om den wille der Armen
ender Middelbaaren, de wereld waarfchijnelijkv
al lang, door Vuur van den Hemel zou vernield'
geweeft zijn. ^Ondankbaare deugnieten dan de
overige ,i zult gij ligt zeggen, ^ie het den armen
en middelbaar en zo ilegt vergelden, als zij ge-
meenlijk doen! : 'i'
Deeze lieve Lady is wonderbaarlijk geleerd
in de Βèfpiegelinge. Maar ten aanzien van de
Praktijk , ^ ten aanzieii van Preefneemingen
nioet zi)., gelijk gij weet uit haare tedere jäaren ^
éene bloote riietiwling^ zijn. Voor dat zij mij
Rende , durvc ik wel zeggen, dat zij niet gelooi-'
de, wat zij ook mögt gelezen hebbén , dat 'er-
zul-
lis f
ft. '
hl
Juffer CLARISSA ΗΑΚΙ,0\\Έ. 51^
tulke-knaapen in de, wereld waaren, als zij iïi u
vier zien zal.. Ik zal met zeer veel pleizier ga-
cieflaen, hoe iij zal. ilaaren op^ haar ^ezelfchap^,
wanneer zij mij den ordentelijkften man van vijf
zal vinden; . .·. .; ν
-^iv En dus veel belangende de Regelen,..zo al-
^emeene als .bijzondere , voor uw gedrag op
Maandag-avondi , ; ^ . , ^
γ:.; ::Pp laace" ik ^èr nog bijvoegen, clat,gij op
elk«^ieine omftandigheid moet letten, het zij dac
gij denkt dat daarvoor reden is, of niet. Diep,'
gelijk goud-erts, legt menigmaal mijne meeninge^
en rijklijk waardig om 'er naar té graavéi.4 De
'l^ze van. het gm«^/? belang / geiijk gi) u die
.rnoogt verbeelden;, gaet dikwijls z.wanget met ge-
volgen van het grooffl. Bewijs mij,.eene blinde
gehoorzaamheid^ Ben ik niet uw Generaal?
Voerde ik u ooit aan, of ik braveer u ook veilig eri
gelukkig weder af, zomtijds toe uWe eigene dom-
me ver wonderinge? ^ ; , , . *
-En nu , denl^ ik, dat gij njeüwsgierig zijè
om te weeten, wat mijn oogmerk kan zijn met mij
■pn het misnoegen'vati mijne Schoone bloot to
ftellen, en häar yreeze aan tejaagèri, nä dat vier
.of vijfgeriiite en .ftille cfagen'over ons vèrftreeken
2ijn ? rr———. Ik zal ü daarop νοΗοεη.
Het huis^zal opgevuld worden van dié
dê-twQe Nigten .kobtiien bezoeken* De teddèii
zullen fchaars zijn. , Juifer eöh* zoet,
zedig, aarEig m'eisj'^ i zal bijiler met mijné Bekoor*
(ier zijn ingenomen; zal ïiaaken öm écne vriciicl-
fchap met haar'^ aan^ te vangenV Men z;il verzoe-
ken , dat zij vow e'éneanagt alleen to£ iiaare boe!-
Ι^βί,ϋ^ού tk
—.-Stóije.««;^;:
-ocr page 590-Si4 DE'HISTORIE VA!»
genoot tnag toegeläaten Worden. Wie Wèct j óf
ik op dienzelven Maaiidag-avotid niet zo oiige-
' Jukkig raoge '^iijn, dat ik mijne Beminde eeiie
éioódlijke ergernis ι geevel De fchuwße vogels
"joorden ßuimerende gevangen. Zo zij ondernee'
ine, om mij daarop 'te ontvlugten, kan ik haat
Öan niet ^ναβ houden ? Zo zij metterdaad ont'
vlugt£ y kan ik baar niet te rug brengen^ door
'éivile of indvile au£toriteh\ indien ik bUjk bij
blijk hebbe, dat zij haar Huwelijk, fchoon maar
ftilzwijgende, erkend heeft ? —--En het zij
Ik jïaage of niet ßaage, en zij het mij vergeeft ^
of indien zij maar zo verre koomt ommet mij te
redentwifleft, of indien zij mij onder haar gezigt
verdraagt; dan zal zij volkoomelijk mijne eigene
zijn* Mijne Bekoorfter is geheel en al kiesheid*
Ik verlange om té zien, hoe zulk cene kiesheid,
bij eenige van deeze gelegenheden zig gedraagen
zal. En in mijnen toeiland betaamt het mij tegen
alle toevallen op mijne hoede te zijn.
Ik moet zorg dfaagen, weetende met welk
ecne Aal ik te doen hebbe , dat^ het wringend
fchurlqe mij niet door de vingeren flippe. Hoe zot
zoude ik llaen te kijken , haar naoogende, wan*
'neer zij mij ontfchooten zoude zijn in den modde-
rigen iiroom, haare familie , uit'welken ik haar
met zo veel moeijelijkheid getrokken hebbe!
Wel dan; hier zijn --Laat mij eens zien
w-— Hoe veel perfoonen zijn 'er, die na Maan·
dng-avond-in ftaat zullen zijn ^m te zweeren, dat
zij onder mijn naam gegaen heeft, met mijn naam
aangefproken heeft geantwoord, geen ander oog-
merk had met haare vrienden te verlaacen , dan om
1 ·■ ■'·
■t.
s
m
Él.
Γ. -n ■
b"/
i
JdFFÈR tLA^ISSArHA^LOWÈ. f tf
finclcr mijnen, naam te gaen? Terwijl haate eigene
iaabeftaénden öög ip ihac, nog' genegen zijn om lieè
tfe ontkennenV Vooreerft $ zijn hier mijne Kneg-i
ten; haareDienihneidDorcas; juffr. Sinclair^ Juffn
Sinelairs twefe Nigten; en Juffer Partington.
Maar uit/ichroöm dat déeSJc ^getuigen vërdagé
mogtén :iijn , zo Icoomt hier het punt der zaakd
■f'g'j'i I.τ ^j'aSict^iin .dan vier braave beeren .y vati
middelen en familie, jvelke alle bijzonderlijk 0{5
η bulken avond in gezelfchap waären op een coU
5i lation, Waartoe zij genoddigd wiérdett dooi· Ro-^
ij . bert LoVelace, van Sandoun^hall, in het graaft
„ fchap van Lancäfter, te zamen met Magdalena
iV Sinclair Wediiwè ί en i*riscills[ tartltigton onge-
4,^huwdë vrijfter, en de Lady requirant^ wanneet
ii' voorighfeeven Robert Lovelace de gemelde La*
dy, bij menigté van gelègenheden j aanfprak dié
« zijne vrouW'; gelijk zij en andere als Mevn
ji 'Lovelade; elk. een zijn comi^iiméiït'maakendé
yi i;n baar geluk wenfchende met haSr.hüwèlijk^
j,; en 4at jzijiziilke complimenten en ( geluk wen·^
,, ibhingeri van hen ontving, mét ge^n : aödei^
,j,:zigtb'aar ïmisnbegeii of tegenzin, toihoédanig
ij, men ondèrilellen mögt dac.eetie jonge, Biuid^
vaii blöozen en zoeté beictiaamdheiéoyefdekt^
20U betöonen bij zülkê berpiegelende Jièrden-'
kingeni üls .die eomplimentehohaari patüurejijk
lïioeftèri in ;dè gedagceft beugen; rrEii «rord
-gij ni€it dol op mij, Jan, nog wees héètfp&nfil^
... Vim../Denkt gijv dat ifc.het lief SchepzßlMei'
omnietbragt?
En daar hebt gij eene ftaaüwe fchetó vati mij-
nm aauÖagi" —— Scaet'^'bij' Séhobbejaickeit
Kk
-ocr page 592-Wi
510
Tanta-k-ra-ra ! Neemt .uwe"muÉi
fen aFi en beliidf datlk'bw baas ben! '
De Hr, Lovelace ,«jAN'BELFORöi
Γ?·' }Γί?:ί::,
.ti . ■ .
" ■ 'Sthildkih
. : - '>00f:
.ïijobv:'
Zondag
Ter Kerk^ geweeft, Jan —^-'Ett mij óok
wonder wel gedraagen ! Mijne^ Bekoórfter is nu
wel-met mij in haar fchik. Want ik was bij uit-
itek aandagug op 'de redenvoeringe ^ en zeèr ge-
eeedmec des toclioorders gedeelte'van denDienft*.
'' v^De oogen liec ik niet veel weiden. Hoe
'kbnde ik,'daar het aanminnigil voorwerpV onein-
dig aanminnigit, in de geh'eele Kerk"; voor mijn
■gezigtms? . i
; Lief Schepsel f hoe vuufig, höe ' beminnelijk,
Jn haafö godsdienftigheden ! Ikihebbe baardoen
- iiekennen \fidat ζψ voor ' mij gebeden' heeft*^ Ik
hoope , dat een gebed van eene zo. voortreiFelijké
' xiel niet vrugiloos gedaen ^al zijn. ■ , π
-'' Daar is, evenwel^ iets cierelijk deftigs in de
' iTGdsdieniloeffeninge.' De Sabbath is èene keure-
Uljke inftellinge omriieh hart wioom tc^houde», als
hvn^ ■ .'het
, Volgens het gebruik tier Engelfchc BifTcHoplijke Kerke ,
ciaar dc rotVyordcrs^^dcn prediker, of vooileÄer van dc't;··
'Tuij^ie tlcrri'vicUjk beantwoorden. Veri.
•mm
1
JuFFEïi CLARISS^ HARLOWE.
.1
het vroom iV, ^ Een dagsonder de zeven', Woe re-
delijk! -Ik denke dat ik dikwijls eens V daags
ter kerke ^al gaen. Ik verbeelde mij% dat dit het
verre zal,brengen bm mij tot een hervormd man &
maaketi. . Eene menigte van fatzoenlijk gèkleede
lieden te zien,fdiealle zigite.zamen voegenift^eö"
ne eerbiedige verrigtinge': "Hoe waardig eene^oef·
feninge voor een redelijkiweezén!' --.Egter
vermeerdert het mijne voorige prikkels met een
prikkel of twee , als ik denke aan mijne ontwer-
pen ten aanzien van dit bekdörelijk Schep7je|. Op
-mijne oonfcientie, ik geloove,;: indien -ik geftadig
ter Kerke ging, dat ik die niet kon agtervoigem ι
Daar kwam mij een ontwerp in mijn hoofcl',
terwijl ik daar was: Dog ik zai daarvan afzien,
om dat het mij overviel injeene zo goede plaatzc.
VoortreiFelijk Schepzcl ! Hoe veeier bederf heeff
zij verhinderd door mii aan," haar alleen te verhinr
den; door alle mijne aandagt tot zig te trekken 1 - *
Dog^laate ik u vertellen, wat'epin mijn
eerft bezoek van deezen ogtend tuiïcben ons voor-
viel ; en dan zal ik u breedvoeriger berigt geeyen
van mijn goed gedrag in de Kenk. f
Ik kon geen toelaacinge krijgen voor.na agt
οκη. Ik vond haar geheel bereid en gereed om
uit te gaen.' Ik hield mijals of ik van haar
voorneqmen onkundig was , Dorcas belaft hebben*,
de^om niet te zeggen dat zij daarvan tegen mij ge-
fproken had. - · ^ , . .
Uitgaen, Madam?--- met een onver-
fchillig weezen.
i.
Ja, mijn Heer; il; hebbe voor om naar Kerk
te gaen. ■ * h
Kk 3 Ik
-ocr page 594-1 Ik hoope, Madam ,; dat ik de èerecmag hel»?
t>en v^n u te vergezellen.' t
, JSeen: Ha^r oogmerk wa» eeii xlraagiloel t©
ipeemen ,, en naar. de naaile Kerk. te gaen.
„ Dit verfchrikte mij: Eén draa^bel.om haw
nai^ de naafte Kerk te brengén Van Jqffr. Sinclairs,
welker regte naam niet Sinclair was j én baar hier
weder naartoe te brengen, in het gezigt van li^i-
den, welke geen goede gedggten van' het huis
aiogten hebben i —Efat was plet toe te laar
ten. Nogthans moeft ik mij onverfchillig houden,
Maar zeide ik, ik zoude het voor eene gunft nee-r
men , indien zij mij wilde toeftaen haar in eene
iLoets te vergezellen, alzo daartoe nog tijd was,
;paar St. Paulus Kerk.'
Zij maakte tegenwerpingen tegen de pragt;-
ge ligtheid van mijne kleedinge, en zeide, dat zo
?ij naar St. Paulus ging , zij d^it wel doen konde
in eene koets zonder mij.
Ik wierp haar Singleton en haaren Broeder ter
gen , en bood aan mij in het eenvoudigil pak te
kleeden, ^dat ik had.
Ik fmeeke om de gunft van u te mogen ver-
gezellen, lieve Madam, zeide ik. Ik ben in lan-
ge wijle niet te Kerk geweeft? Wij zullen in on^
iierfcheidene Geftoelten zitten: En de naaftvolf
gende reize, dat ik-'ergae, hoope ik dat het zijn
zal om mij in bezit te ftellen van de grootfte zege-
' singe die ik kan ontvangen.
-V Zij maakte > verder eenige tegenwerpingen.
Maar ftond mij ten laatften de eere toe van haai^
lé veVgezeUen. u ' .
ik maakte dat ik in haiu· gezigt te zitten
^ , kwam
x
-ocr page 595-kwam, op dat de tijd mij niet moge fchijnen latij;
te vallen ; want wij waaren daar al· vroeg. En/ik^-
won haar goed gevoelen j gelijk ik boven meldde»,
door mijn gedrag, ^ .
Het onderwerp van de redenvoennge was bij-»,
zonder genoeg: Het was over eene vertellinge ofi
gelijkenis van eenen propheet-aangaende een Ooij^
lam, hetwelk een rijk man eenen armen ontnomen«
had, die hetzelve feer lief had, en wiens eenige
trooft het was: Zijnde dit gerigt om David met
wroeginge te treffen, over zijn overfpel met üria's
vrouw Bathfeba, en het vermoorden van haaren
man. Deeze vrouwluij, Jan, zijn van,den begin-?
ne aan de oorzaak van allerleij kwaad geweeft I
Nu, wanneer David, vol van gramfchap,, zwoer
[Koning David kon ook zweeren, Jan : Maar
hoe zoudt gij dog weecen, wie Koning David was?
De hiftorie is iii den Bibel] dat de rijke man.zeker-
lijk fterven zoude; Zo riep Nathan , die was de
naam van den propheet, die een goede vemuftipie
gaft was, uit, (welke de textwoordenwaaren)Ga;
zijt die manl -Bij mijn ziel, ik dage dat de
paftoor mij regt aankeek: En op dat oogenblik
wierp ik mijn voi gezigc op mijn Ooijlam. Dog
ik moet u ook zeggen, dat ik al vrij wat dagt om
mijn Roozeknop. -- Een beter man dati
Koning David, in dat ftuk,^ evenwel, dagt ik.
Toen wij t* huis kwamen, fpraken wij over
het onderwerp; en ik toonde mijne Bekooriler Κοφ
aandagtig ik gelet had op de redenvoennge, door'
haar te kennen te geeven, waar de doétor de mee-
fte vlijt aan zijn onderwerp befteed had, en waar
het voordeeligcr had kunnen behandeld warden;,
K.k 4 ■ Want
-ocr page 596-jïQ DE HISTORIE VAN
Want het is weezenlijk eene zeer aandoenlijke'
yèrtellinge, en heeft zulk eene fraaije vindinge 'in ^
zig "als ik ooit gelezen bebbe. En dit deed il:'
öß zulk eene itemmige wijze, dat zij meer'en J
meer ^genoegen in mij fcheen te néerhen; en ik
twijifele niet, of ik zal 'er haar toe'krijgen om'mij ^
morgen-avond met haar gezelfphap op mijn colla-
fion te begupftigen. · - · " \
i>
3»
Zondag-avond,
■ f O '
Wij hebben alle te zamen het middagmaal ge-
houden in dé Zaal van juffr. Sinclair. Alles gaët
riu hV] uitßek goed. De twee Nigten hebben haa-
re rollen" wel gefpeeld ; en JuiFr. Sinclair de haare,
i^ooit zo wel te vreedèn dan hu! —^—- „ Zi|
5, had weezenlijk wat miiTeliJke gédagten van dee-^
3, ze luiden in hei: eerfi:, zeide zij; Juffr. Sinclair
fcheen gantfch niét veel goéds té belöoveh!
„ Haare Nigten waaren peifoonen, met welke zij
5, niet kon wenfchen nader keniiis té maaken<;
Dog weezenlijk behooren vvij niet te fchielijk'
3, met ons bordeel te zijn. Zorrimige lieden vallen
ons we\ eens in" de hand. 'De Weduw fchijnt
redelijk wel. „ Zij kwam iiiet" verder dan
fedelijk ws l. „ JuiTer' Martin en Juffer Horton
J, zijn jonge menfchen van goed verildrid, en heb-
ai ben vrij,veel gelezen. ' Hetwelk juffer Martin
j, byzonderlijk zeidé vaii het huwelijk , en van
haaren " ned erigen dienaar, was 'zeer bondig,
j, Met zulke de nkbeelden, gelooft zij , dat dezel-J
ve géén kwaadé vroüvv kan worden Ik heb-
be gezegd ,, dat Saarcjes nederige dienaar is een
■ . · · Woi-
Jpffer-XLARISSA HARLOWE.
Wolle-drapier van groot'aanzien: en 'zij llaet met·
terhaafl: te trouwen. . ,
Ik hebbe liaar een denkbeeld gegeven, van
uw charaéter, en van de charafters mijner drie an-
dere Schildknaapen, op hoope van haare nieuws-
gierigheid te verwekken om u morgen-avond te
zien. Ik hebbe haar eenige van de tr^e zo- wel,
als van de befte deelen uwer charafters verteld,
om mij zeiven te verheflbn , en eenige fchielijke
verbaazingen te gemoet te koomen , zo wel als
haar te onderrigten , welke zoorc van mannen zij
vcrwagren mag te zien , indien zij mij met haar
gezeifchap wil verpligten.
Uit haare aanmerkingen naderhand over elk
van u, zal ik oordeelen, wat ik mag of niet mag
doen om haar goed gevoelen te verwerven of re
hehouden ; wat haar zal aanflaen^ v^uniet; cii
dus het een bctragten , of het ander vermijäen,
naar dat ik het gevoegelijk zal vinden.- Dus,
terwijl zij uwe ondiepe hoofden doorpeilt, zal ik
in haar haft dringen, en te weeten koomen >vaar-
op iV mijn eigen mag doen hoopcn.
In drie weeken kan het huis "gekreegen wor-
den; Alles zal in drie weeken over zijn, of mijn
fortuin zal flegt zijn! Wie weet of niet in drie da-
gen I - Hebbe ik dat voornaam ftuk niet
doorgedreeven van haar bij de luiden beneden voor
mijne vrouw te doen doorgaen ? En dat ander
vOornaam ftuk, van nagt en dag hier mijn verblijf
teneemen? ——^— Wélke vrouw ontkwam mij
ooit, die onder een dak met mij huisveftede?
Het huis ook nog, HET huis; het volk, volk
naar mijn eigen hart: Haare bedienden , Willem
Kk5 cn
-ocr page 598-De HISTORIE väh
\
52a
«η DorcaS i beide mHne bediendeni
dagen , zeide ik! Ho ! ho I hg!
&uren\
Mijn derde ftuk hebbe ik ook dóorgedreeven;
dog zö ten uiterften tegen den zin van mijne Be-
ÏLoorfter 7 dat zij mij gedreigd heeft, om dat ik
toeliet dat Juffer Partington zonder haar verlof bij
haar wierd ingeleid. Hetwelk haar onder de nood*
zaakelijkheid bragt van het dringend verzoek te
weigeren , of in te willigen, van eenezo fraaije
jonge Lady; die haar woord gegeven had van mij
met haar bijzijn op mijn Cpllation te vereeren,
onder voorwaarde dat mijne Beminde 'er ook te-
genwoordig zou zijn.
Genoodzaakt te zijn bij mijne vrienden ta
fchijnen hetgeen zij niet was! Zij zoude 'er eer op-
ftaen, dat ik de vrouwen hier van de waarheid der
zaake onderrigcede; en niet voortging met vertel-
zels te verφreiden , die zij een fchijn moeil gee*
ven; haar dus in mijne fchuld doende deelenl
Maar welke Hukken kan men door aanhouden
niet doordrijven ? bijzonderlijk wanneer het be-
dekt wordt met den fchijn van nu eens te wijken,
en dan weder van tiieuws aan, gelijk de Parthers,
aan te vallen. Bereikt de Sexe niet alle haare oog-
merken bij haare mannen op dezelve wijze f Heb-
te ik zo vrij met haar omgegaen , als ik gedaen
hebbe, en zoude ik niets van haar hebben geleerd?
Was u ooit bekend ^ dat de weigeringe eener
Dftè
£fm
vrou-
itiiiffllMg-Éii
-ocr page 599-Juffer CLARISSA HARLOWE.
vrouwe vgn eenige gunft, het zij de itififte of
grootfte, waarop mijn hart gefteld washaat ee-
nigzins te ilade kwam ? Hoe iUjizinniger zij ,ί t^
ftandvaftiger ben ik; dat is mijn r^el 3
Dog daar dit iluk ^o zeer cegefl haaren dank
is doorgedreeven, vermoede ik dac gij in haar
meer zult zien van de ftuiirfch^ydan vati de vriend-
lijke Bekoorfter. Want toen Juffer Partingtón wäg
weggegaen, „ Wat raakte haar Juffer Partingtón ?
„ In haaren toeiland behoefde zij geen nieuw^
„ kennis, i^n wat raakten hifar mijne vier vrieri-
5, den in haare tegenwoordige omftandigheden;?
Zij wilde mij wel verzekeren, zo ik ooit we-
der „ —-- En daar hield zij ftil, met eene
>1
draaij van haare hand.
Als wij bij malkanderen koomen, zal ik u in
haare tegenwoordigheid, met u eens toe te knikken^,
'de beweeginge toonen; want zij was heel mooij.
Gantfch nieuw. Egter hebbe ik wel een honderd
mooije driftige draaijen gezien , in mijnen tijd,
van andere fchoonhcden. Hoe algemeen inncc-
melijk het zij, eene vrouw van vêrftand, aan wel-
ke iemand niet getrouwd is, in drift te ontftec-
ken , kan de toejuichinge getuigen, welke aan ie-
der vertooninge van bulderende woede in onze to-
jieel-fpelen gegeven wordt. Draag zorg, mijne
Bekoorfter, pu gij mij in den fmaak gebragt hebe
van uwe toornige draaijen, dat gij mij, niet in ver-
zoekinge brengt om door tergen eene verjcheidea-
heid van dezelve af te perfen aan eene, in welke
ieder beweeginge , ieder houdinge, zo veel ziel
en zo <yeel geeft in zig draagt.
Dog het zij toornig öf welgenoegdj dit be-
koor
-■üifel-*
^attfir-i
-ocr page 600-'524 De HISTORIE van '
koorelijk Schepzel kan niet anders dan geheel en
al beminnelijk zijn. Alle haare trekken zijn har-
mpnie, en de eene voor de andere gefchikc. Geen
een trek kon in de plaatze van eenige der haare
gefteld worden , of haare volmaaktheid moeft 'er
bij verliezeii; En denkt gij, dat ik niet verlang©
^om uw gevoelen te hooren van mijnen fchoonèn
Buit?
Zo gij begcerig zijt om trekken te zien die
gloeijen, fphpon het hart bevrooren, en nog nooit
ontdooid is; zo gij luft hebt aan fijn verftand, en
ipreuken vloeijende door tanden ran ivoor, en lip-
pen van koraal j een oog, dat door alles heen
dringt; eene ftem, die de harmonie zelve is; een
weezen van grootfche deftigheid, vermengd met
eene zoetheid , die niet te befchrijven is; eene
welleevendheid, die, zo zij ooit weergae had, al-
thans nooit wierd overtroffen ·:- Alle deeze
voortreffelijkheden , en nog tienmaal meer, zult
gij zien in deeze mijne GLORIANA.
Betragt haar majeßeit, die aller oogen
trekt;
Een meeßerßuk van kiinß ^ dat gunß en
aandagt ivekt: | '
Hier flaroogt het gezicht om zo veel fchoom
verivonderd: ^
Zij ^ van haar oorfprong af., ter eerbied af-
gezonderd
Js een geheiligd huis , een Tempel, door
Gods hand
Gegrond en opgehowvcd tot dien volmaakten
jiänd:
Haar
éttÈÈ.
mÊÊÊ
Juffer CLARISSA HARLOWE. 52 j
Haar fchoone ziel hier woont ah Godheid
Äeezer zaaien^ .. - ' ■
IVier orde en pra^t verdient den glans van
baare ßraäkm
Of'om haar in ^en tederdei flijl té befti?irijveri
wétRo^^e,
V - ♦ . » , - i V' ί ï
" ' Zij', een blosje<i frtfch'van geuren.
Bloempje, zuiver, zagt, en êel^ >
"' Dat, vol waas en glans en kleuren,
Prijkt op zijn onnooflen ßeel , -
* " ' Ziet zo fchoon, en ßreelt de zinnen ^
Ms Natuur, nog ongefchend ^ .
' ' van Góon en menjch te minnen^
Praalde in 's waerelds eerfie Lent,
L
Adieu ^ij ƒ vier Schobbejakken! ■
Maandag-avond te zes uuren'vefwagcc ik u alle»
• · ' . . . ...
ίί·'/ - : ^ ·■ y^ihn . ' . ■ :j 'iiiv:^
· . . ' -. ■ ■» ' ■ ■ ' * ■
fuffei" cirarissa Harlowè ί aan
Ho WÉ*^ ■
I
vjrr., _ : ' Zondag, den 10 van Apnu
. (^-S^Vewijl ds Hr. Lovelace in zijiie laatfle
Brievew gevjag gemaakt heeft van het
zaaksUjkße , bsrwelk in , de.ezen Brief
. ' ver-
/ ^
i'li
vervat was ^ zp worden de volgèhde ÜH^
trekzels van derizelven hier alleen inge-
. Jafcht. ^
Zij geeft ten naaften bij het telve hmgt als
hij van hètgeen tuffchen hen voorviel^ o-
ver haar hefluit om ter Kerk te gaen^
en aangaende zijn voorflag van St, Ρα^α^χ
lus, en begeerte om haar te mogen vergè'
zeilen. Zij prijß zijn goed g^df ag^ al-
daar^ alsmede de redenvoeringe^ en den
predikant: Met béhaagt haar^ dat dezel-
ve zo Viel te pas kwam: Meldt de bijzon^
Verheden van het gefprek naderhand^ tus·
fehen ken xgehouden\^ en prijft de goedé
.aainmerkitigen y welke hij öi^er de 'leerre'
Men maakte^
-He zou gaam , Ä'^y, het beil van hem
jjoopen- Dog ik ben äo onmagag öra te weeteri,
i^elken ftaat ik kan maaken op zijnen ernft een uur'
agter een, dat alle mijne gönftigê berigten van
höm ten deezen aanzien met toegeevinge moeten
worden opgenomen^
paar ik zeef fterk gedfongen ^ierd^ wifl: ik
niet«hoe ik zou weige'r^i όίη neden liet middag-^
maal te houden met de Weduw en haare Nigtem
Ik hebbe meer gevallen iïi haar.^ dan ik ooit dage
te zullen krijgen., Ik kan niet nalaaten mijzelve tef
befchuldigen ovèt mijne rasheid in een geftreng
oordeel te vellen , daär het eerö cfn ägiinge gddt*
Ah men der luiden leevenswijzeti ^ én inbórften,
gefteldheden, opvoeditige ^ en gelêg^nheden In
äanmerkinge neemt ψ · weese iit ^isf^ Uiijiif
^ ^^^^^ V·
-ocr page 603-JUTTER' CLARISSA HAitLOWÈ. 517
de, of veele perfooncn niet onberispelijk itiogen
ichijnetii welke door andere van verfchillende in-
borflen en opvoedinge llgtlijk berispt worden,
en die, door hetzelve gebrek, mogelijk al zo ge-
reed zijn öm hen te beris|)en. Ik zal het derhal-
ven in toekoomeöde tot.eenen regel voor aiij,mäa^
ken, Nooit een beiliiTend oordeei te vellen öp het
eerile voorkoomeni Dog egter moet ik aanmer^
ken, dat deeze geen menfchen zijn met, welke.ik
verkiezen zou heel gemeenzaam te.worden , !of
welker leevensmanier mij behaagen^an: Alhoewel
zij, naar den ftand waarin zij zijn , met tamelijk I
goed credit door de wereld mogen koomen. I
Des Hren. Lovelaceit gedrag is zodanig ge* |
Weeft, dat het mij deezen dag, voor zo veire die - |
verftreeken is, eenen aängenaamen dag .doet noe-
men. Nogthans, wanneet ik »het beft genoegd
ben ten zijnen aanzien, grijpt mijn toeftand mee
mijne vrienden plaatze in mijne gedagten , en doei;
mij menige traan ftorten. ^
Ik hebbe te meer gevallen in het volk van
den huize wegens de luiden van rang, met welke |
zij bekend zijn» en die. baar koomen bezoeken»
Ik vinde nog al goed genoegen in het gedrag
Van den Hr. Level ace» Wij hebben te zamen vrij ]
veel.ernftige redenen gewiilèld. De man heefc
weezenlijk juifte en goede denkbeelden. Hqt be-
kent höe ved genoegen hij heeft in deezen dag, ' .
en hoopt op veele zodanige. ...Niettemin waar- i
fchuwt hij njij voor de vuift, dat zijne ongelukki- |
ge ' i
Vf
1 I
'.■■ t
! ^
m
ÖE HISTORIE VAN
ge leevendigheid tveer zóu kunnen boven kdomen i
Dog hij tN^ijfïèldè nidt, óf hij zou door mijn
voorbeeld en omgang eiiidelijk bêveftigd bor-
den.
Hij heeft nlij een vêrmitakelijk vertoog gege-
ven van de vier beeren, welk'e morgen-avond
flaen bij herii te koomen : Vèrmaakelijk; meene
ik, wegens de grappige b'èfchrijvinge van hunne
perfoonen, ïöanièren dog zulk eenè béfchrij-
Vihge, v^elke "gantfch niet tot hunnen lof was:
Nogthans fcheen hij eer te bedoelen om mijrie
Zwaarmoedigheid daardoor te verlugtigen, dan
om hen te verkleinen. Ik denke in den grónd,
mijne waarde, dat hij een goedaartig man' moet
zijn; maar dat hij jong bedorven is bij gebrek van
bÈdwang of tegenfpraak. » ·
Als ik mijne omftandigheden in aanmerkinge
reeme, fea'ft ik dèeZen dag niet anders.d-an geluk-
kig noèmén tot dès^elfs einde tóe. Inderdaiid mij-
ne waarde, ik ben van gedagtén dat ik hèm ^ou
kunnen'kiezen boven alle mannen, welke ik ooit
kende, waare hij maar altoos zodanig als hij dee-
zen dag geweeft is. Gij ziet hoe gereé4 ik ben
om alles te bekennen, dat gij mij ten lal! gelegd
hebt,' als rk mijzelve ontdekke. Het is zomtijds,
geloove ik, moeijelijk voor een jong Sehepzel, die
έοΕ overleg bij zigzelve bekWaam is?te weeten
wannéér Zij bemint , iof wanneer zij haat : Dog ik
hebbe vaft beflootén, om zo veel mogelijk is, mg
in mijne haat en liefde bejde te laatén bèpaakn
door dmdin, naar dat Me den nmn waardig óf
Ψ
λ
. ' , ...
iA^
Zij
-ocr page 605-/
iuFfÉR CLA^ISSÄ HARLOWÊ.
Zij begint weder met de dagtekeninge νάή
Maandags en verklaart zig grootlijki
mismegd dat Juff^er Pariington bij haai^ ..
wierd ingeleid: En nog meer mi dat zij
genoodzaakt wierd te helooveri, om op dei
liren. Lovelaces Collation zig te laatéH
vinden. Zij voorziet ^ zegt zij ^ dat dié
Avond zal van kant gebragt worden^
'ufer Clarissa Harlove, aan
Howe.
Μ
Maandag-ävönd^ den ιναήΜαΙμ
ik béh zo even hét zeer onaaiigehaam gézel-i
fchap ontkoomen ^ hetwelk ik j zo zeer tögeh mij·*
nen dank , genoodzaakt was om bij te wooneq»
Dewijl een zeer omftandig verhaal van de verkee-»
ringe van deözen aVönd mij läftig zoude vallén^
zo moet gij u vergenoegen, met hetgeen gij zulc
kunnen opmaaken uit de buitenftreepen, gelijk ilc
ze noertieh mag, van de Charaiters der peribohen %
geholpen van de hiftorietjes ^ welke de Hn Lové»
lace mij gifteren van ieder verteld heefti
De naamen der heercn zijn Belton ^ Mowbra^^^
Tourville , eh Belford. Öeeze vier ^ met JufiVi
Sinclair, Juffer Partington^ de rijke jönge juffer itl
Mi. Deel» LI . mij*
mijnen laatften gemeld , den Hr. Lovelace, én
tnijzéive, niaakten het'gezelfchap üit.
^ Ik gaf α voorheen den güililigen kant van
jarTer Partingtóns' chai'after , zodanig.'als hetzelve
inij befchreevcn^-w^as van JuiFr. Sinclair, en haare
Nigten. Nu zal' ik Vr eenige weinige woorden
bijdoen uit mijfie\ eigene waarneerainge over haar
gedragin gézeirchap.
In beter, gozdj^^lvsi^ zoude-zij miiTehien eene
min onguniiige vertooninge gemaakt hebben;
Dog , niettegenilaende haar onnozel gezigt, het-
welk de Hr. Lovelace ook hooglijk prees, is hij
de laatfte perfooö, wiens oordeel ik over weezen-
lijke zedigheid zoude inneemen. Want ik merkte >
Bat als de heereh^eeriige praat nitflóegen , die niec
ongebonden genoeg was Om openlijk berispt te
worden, nogthans te onbetaamelijk , wegens het-
geen 'er agter Jag, om van welleevende perfoonen
te kö'ómen,, in het, gezelschap van deugdzaame lie-
den , deeze jonge Lady zeer vaardig was in de
meeninge te^ begrijpen ; en* nogthans jdoor glim-
lachen en meesmuilen, de beftraiFelijke vrijheden
^er aanmoedigde, dan te rug zettede, van perfoo-
nen , die, in hetgeen zij onbehoorelijks zeiden,
of aanvongerijmdheidjimet; «^Vf te meenen«,· of
zo zij iets meenden zjg- aan onbefcijiofcheid m^oe-
ften Ichuldig maaken. (a). sj'j.'jif ; ! <
; P3 Dqg ik hebbe trouwens wel vrouwen gezien .^·
van welke ik een beter gevoelen hadf, dan ik kan
·, .. zeg-,
' i' li'·.· ' '2^,··
(a) De^Hr. Belfort erinnert cien .Hr. Loviiace in den L VI;.
Br', van het'lV. 'DéeU eenige'Sii^.öiideré qijdcKverpen , wclke^
in hunne vctkceringc vcihandcld wicrdcüSA^» »-"ierftcn toe
cere yau de Lady, ^ . ''
-ocr page 607-Juffer CLÄRISSA HAÜLÖWË. ^jf
zeggen dat ik hébbe van JuiTr. Sinclair, welké deii
beeren en zigzehe ook , grooter vrijheden vari
deeze zoort vergund Hebben , dan ik dagt dat be-'
ilaenbaar was met die reinheid van zeden, welké
hèt ondérfcbieiderid kenmerk van onze Sexe be-
hoort te zijn : Want wat zijn'wöór^^^;;, anders dait
het UghmWt en de kleedihge der gedagten? Erf
borden door de uitwendige kleedinge, geen ftèi-ï
kö blijken gegeven van iemands gemoedsgefteld-s
heidi ■ - ■ ^ ■ ■■
Maar-om tot de edele beeren te koomen ; ge-
lijk zij volgens regt van hunne voorouderen moe-
tén génoemd worden, zo het fchijnt; want geefi
aiider blijkt het dat zij hebben: a
De Hr. Β Ε L Τ O Ν is aan de Hooge-Schöoi
opgebragt ^ en was gefchikt tot den tabberd; maar
dewijl dat met zijnen lugtigen aart niet overeen-
kwam, en 'er een Oom van hem kWam te fterveri,-
welke hem een goed Capitaal maakte, gaf hij het
Gollegie den zak, kwam in de Stad, en wierd eert
heer naar dé mode. Hij wordt gezegd een man vaü
veriland te zijh. -—- De Hr. Belton kleedt zig'
zwierig, dog niet geheel gekagtig; drinkt fterk$
ie een plakker , en roemt daarop; is een liefheb-
ber van ipeelen, en heeft door die verderflijké tijd-
Kortinge al wat fchaade geleeden : Hij is orntrenc
dertig jaaren oud: Zijn aargèzigt is vuurig ïobd
eenigzins gezwollen en puiilig; en zijne ongere-
geldheden dreigen dat de dierÜjke droom, ^aariri
hij-is ,^van korten duur zal zijn: Want hij heeft'
éene korte teeringagtige küch, wélke èene kwaa-
de long fchijnt te kennen te geèven ; nogthani
ipaakt hij zigzelven·, én zijne vrienden vrólijk doof
^ - hl ζ
\
-ocr page 608-De HISTORIE van
dom en onbezonnen te fcliertfen met zeer gevaar-
lijke toevallen, welke hem erniliger behoorden te
maaken. ,
De Hr. MOWBRAY heeft veel gereisd;
fpreekt al zo veel taaien als de Hr. Lovelace zelve,
dog niet zo vloeijende : Is van eene goede familie:
Schijnt omtrent de drie of vier en dertig te zijn:
Rijzig en welgemaakt van perfoon: Drieft en ftout
van gezigt: Is een fterk man en zwaar van gebeen-
te : Heeft een groot lidteken aan zijn voorhoofd,
met een dwers-kerf, als of zijn bekkeneel daar was
ingehouwen; en een lidteken met eene zoom aan
zijne regter wang. - Hij kleedt zig insge-
lijks zeer zwierig: Heeft zijne knegten altoos om-
trent zig j welke hij geftadig roept, en zendt oni
de minrte wisjewasjes van boodfchappen; waarvan
wij wel een half-doüzijn voorbeelden hadden
in den korten tijd dien ik bij hen was; terwijl zij
fchijnen te paiTen op den wenk van zijn bars oog,
gereed om t^ loopenvoor dat zij zijne boodfchap
half ontvangen hebben, en dienen hem met vree-
ze en beeven. Nogthans fchijnt de man draagelijk
te zijn tegen zijns gelijken: Hij praat niet kwaalijk
over openbaare vermaakelijkheden en uitfpannin-
gen; inzonderheid die buiten 's lands gehouden
worden: Nogthans heeft hij een romanesk wee^en ;
en beveiligt dirgen ilerk , welke ten eenenroaale
onwaarfchijnelijk gelijken. Inderdaad , hij twijf*
feU nergens aan, dan hetgeen hij behoort te geloo-
ven: Want hij fpot met het heilige j en belijdt ee-
ne haat te hebben tegen de Kerkelijken van allen
podsdienil. Hij heelt hooge denkbeelden van
Honmur, een woord 'c weiH jiaauwlijks ooit uic
* ' ■ " ziju
JüFFÊR CLARISSA'HARLOWE. 555
2ljn mond is; dog fchijnt niet veel agc 't^ geëveii.
op hec Zedelijke. ν .
De Hr. TOURVILLE meldde bij '^ne
zekere gelegenheid zijn ouderdom; even boven de
een en dertig. Hij is ook van' e^n oud geflagc; dog
heeft, in zijn perfoon en zeden, meer van het-
geen ik e^n Snoeshaan noeme, dan een van zijne
metgezellen. Hij'gaet koilelijk gekleed; zoa
gaarn hebben dat zijne keuze en het fatzoen van 'c
geen hij draagt voor fraaij geagt wierd; hoewel luj
egter eer weidfch dan net fchijnt. Uit de zorg die
hij draagt voor zijn buitenkant, en de zugt die
hij toont dat ieder op hem agt geeve , door dien
|iij zel'qe zo vepl agt op zig flaet, ziet men, dat
de Binnenkant het minfl: zijne aandagt tot zig trekt.
|-Iij danft mooij, zegt de Hr. Lovelace. Is een
meefter in de mufijk ; en het zingen is eene van
zijne voornaamfte voortreffelijkheden. Zij bewoo-
gen hem om eens te zingèn', en hij was hun te
Aville beide in h^t Icaliaanfch en Franfch, en om
hem zijn verdienden lof te geeven, zijne gezan-
gen waaren in beide taaien zeer zedig. Zij fchep-
ten alle veel vermaak in zijne uitvoecinge; dog zijr
re grootiie verwonderaars waaren juffr. Sinclair,
Juifer Partington, en hijzeke. Mij kwam hij voor
heel veel gemaaktheid te hebben.
Des Heeren Tourvilles verkeeringe en aan-
fpraaken zijn onverdraagelijk val van die weezen-
lijk grove beleedigingen van het yerftand onzer Sexe,
welke de hedendaagfche Complimenten, noemen,
en die men wil doen doorgaen voor zo veele blij-
ken vat^ welleevendheid, Ichoon zij de grootfpraa-
kigfte, onnatuurelijkile logentaalis die men kan be-
L1 5 den-
-ocr page 610-i^enken, eti die alleen kan dienen om de onopregt-
'heid van den complmenteune toonen; en in wel-
ken befpottelijken ligt de gecomplimenteerde zij-
"nén.bogen töefchijüt, indiea h'ij dnderftelle dac
, cerie'vrouw bekwaam is om finaak te, hebben in de
^fomaneske buitenfpoorigheden zijner redenen.
"" ■ 'Hij legt zig toe om in zijnegemeenepraat Jtali-
aiinfclie en Franfche woorden in'te'mi^iigen"; en
. beantwoordt dikwijls èene Ergélfche . vraag in 'c
Franfch, welke taal hij grootiijks verheft boven
liet barbaarfch fiifend Engeifch. Doch dan rnifl:
'Jhet nooit, of hij zet in'deeze zijne haatelïjke moe-
«dertaal de wooiden en fprcuken-over,,'welke hij
in de andere twee geiproken heeft" - . / Op dat
inen, miifcbien, niet zou in füHjffel trekkenof
liij zelve wel verftaet hetgeen hij zegt. ^ 'i
; Hij is een liefhebber vaii hirtorietjes te ver-
hellen: Noemt dezelve klugtig ^
'goed^ of excellent^ voor dat hij begint, om dus
3e aandagt der toehoorderen tot zig te trekken;
^og bekommert zig nooit, als hij daarin voortgaet
pf die hefluit^ om goed te maaken hetgeen hij in
zijne "joorreden belooft. Trouwens zelden brengt
Jiij eenige derzei ver tot een beiluit; want, indien
al zijn gezelfchap geduld genoeg heeft om hem
vit te hooren, verbijilert hij zig zeiyen door zp
veele ingedrongene tuiFchen-redpeti gelijk men
ze noemen'mag, en zo veele invallen koomen hem
in de gedagten fchieten, dat hij menigmaal zijn eigen
draad verjieil, en zig zomtijds vergenoegt met
halverwege te blijven zitten; of indien hij op an-
dere tijden genegen is het te hervatten, neemt hij
;?ijne toevlugt toe het gezelfchap om 'er hem we-
' ■ · ^ der
ΓΓ-
T
V -ρ-
Juffer CLARISSA HARLOWE. 555
^er op te helpen, met een De duivel baal hem,
zo hij kan'bedenken waaraan hij bezig was ----
Dog d genoeg, en reeds te .veel van den Hr-
Touiviile. " '. · " i
t De Hr. Β Ε L F O R D is de vierde, edelman ,
en een van welken de Hr. Lovelace meerföhijfit
te houden, dan-van eenen der anderen j want hij
is een man van . beproefde dapperheid , naar het
fchijnt; en dit paar vrienden raakte in kennis met
eikanderen ter gelegenheid-van een krakeel (mo-
gelijk over eene vrouw) hetwelk eene uitdaaginge
voortbragt, en eene zamenkoomfl: bij de ileen-
groeven te Kenfington; welke zonder ongelukkige
gevolgen afliep,? door de bemiddëlinge^van drie
vreemde heeren, welke 'er juifl: tuiTchen kwamen
zo als elk een pas op den anderen gedaen had.
De Hn Belford is, zo het fchijnt, ^omtrent
zeven of agt en twintig jaaren. jHlj is de jongfte
van de vijf, buiten den Hr. Lovelace: En zij zijn
miflTchien de boosile; want zij fchijnen de andere
te leiden naar hun welgevallen. De Hr. Belford
kleedt zig ook zwierig, gelijk de anderen. Dog
heeft die voordeelen van perfoon niet, nog in zij-
ne kleedinge, waarop de Hr. Lovelace al te ho-
vaardig is. Hij heeft evenwel het voorkoomen
en weezen van een fatzoenlij k heer. Hij is wel
belezen in de oude Latijnfche Auceurem , en in de
befte Engelfche Schrijvers en digters: En door zijn
toedoen kreeg het gefprek nu en dan eene behaa-
gelijker draaij: En ik, die de befte gedaante aan
mijnen toeftand poogde tegeeven , die ik konde,
als die bij hen voor Mevr. LoveJace ging , nam
mijn flag.op zulke tijden waar om'er mij in te men-
' LI 4 . gen
De HISTORIE van
gen; en ontving een ovörvloed van complimen-
ten van al het gezelfchap over de aanmerkingen,
<iie ik maakte (a).
De Hr. Belford fchijnt goedaartig en vriend^·
Jijk; eil fchoon zeer beleefd', nogthans niet zo
walgelijk met zijne beleefdheden, dan deHr. Tour-
ville; en heeft eene befchaafde en ongedwongene
wijze van zijne gedagten bij alle gelegenheden te
iiiten. Hij fchijnt veel ομ te hebben met den /öt
gifchen trant van redeneeren , gelijk ook de Hr.
Belton. Deeze twee befprongen malkanderen op
dcezé wijze; en zagen beide op ons juffrouwen,
?ils om te verneemen of wij ons niet verwonder^
den over hunne Geleerdheid, of, wanneer zij
iets fnaarigs gezegd hadden, over hunne Geeftig-
Jieid. Dog de Hr. Belford had oogenfchijnelijk
voordeel pp den anderen, als leevendiger van ver-
mogens zijnde, en fcheen, door de verdeediginge
van eene kwaade zaak op zig te neemen, zulks
ook te denken. Kortom zijn gedrag en redenen
|)ragten mi]'dat charato ^n IVtiUon te binnen:
ZV]n tong ßaakt hemehal^ en weet zich zo tê
reppen,
Dat zij een valfch bewijs 4en fchijn van
, waarheid geeft 1
Om dus den rijpflen raad arglißig te onder-
fcheppeni .
Die, dus verward., gefluit^ geen hulp noch
aanhang heeft,
ifimt zijne-rede k laag·, tot de-ondßugd vhg
en fnedig;
Maar
Zit Br. L y I. van D. iV. boven aangehaald»
α'-
Juffer CLARISSA HARLOWE. 555
•rmm
Maar tot eene eedle daad, die V reid'Ujk
hart volmaakt,
h zij vreesachtige traags van oordeel zwak
en ledig: > /
Nogthans is 'i ^ijne ftem die de ooren lekker
[maakte
Hoe weinig ook de zaaken in het algemeen
naar onzen zin mogen zijn, wij tragcen egter ge-
reedlijk, zo onze hoope fterk genoeg is om het toe
te laaten, om zo goede gedagcen re maaken als
wij kunnen van het lot, dat wij getrokken heb-
ben; en ik kon niet nalaaten dikwijls aan te mer-
lien, hoe veel de Hr, Lovelace boven alle zijne
vier vrienden uitmuntede in alles, waarin zij b^-
geerig fcheenen om uit te munten. Dog, ten
aanzien van geeftigheid en leevendige vlugheid >
had hij daar zijns gelijken niet. Alle de andere
gaven het aan hem over, wanneer hij zijne lippen
begon' te openen. De trotfe Mowbray was ge-
leed om de kalkende Toiirville tot ililzwijgen tc
vermaanen, en met zijn elleboog den verwaanden
Belton tot aandagt te wekken, als Lovelace fpree-
ken ging. En wanneer hij gefproken had, vielen
de woorden, Charmante vent! met een ongebon-
den woord van verwonderinge of benijdinge, uit
ieder mond.
Hij heeft inderdaad veel voordeelen in zijn
perfoon en wijze vaii zeggen, dat hetgeen in ee-
nen anderen onverfchoonelijk zou zijn, in hem,
indien men niet de wagt hield over zigzelve, en
het weezen van regt en onregt tragtede te onder-
fchcideu, betaamelijk zou fchijnen.
De historie van
.Tot.geen kleine, kwellinge en befchaaminge
van mij, wendde de Hr. Belford, met de vrijmoe-
digheid van eenen <begunftigden en vertrouwden
vriend, zig bijzonderlijk tot mij j ter gelegenheid
dat 'dè Htv Ldvelace eens beneden geroepen wierd,
om mij een compliment van gelukwenfchinge te
maaken over mijn onderfteld huwelijk; hetwelk
tiij deed met eéne waarfchuwinge, om niet al te
lang te ftaen op de geilrenge gelofte, die ik eenen
man had opgelegd, welke zo algemeen hoog ge-
agt wierd---' c
„ Zie hem onder twintig mannen, ,, zeide
hij, alle van ongemeene bekwaamheid, en op
3, niemand wordt eenige agt gcilagen dan op den
5, Hr. Lovelace. „
Men moet inderdaad bekennen, dat 'er in zij-
ne geheele houdlnge eene natuurelijke deftigheid
is, welke alle trots en heerfchzugng gedrag al zo
onnoodig als onverichoonelijk maakt. Daarbij die
verleidelijke zoetheid, welke zig vertoont in zijn
glimlachen, in zijn toon, in zijn geheel gelaat en
bejegeninge, als hij het zig der moeite waardig agc
om iemand te believen, of tot zig tragt te trekken;
hoe toont dit, dat hij onnozel gehören is, om
zo te fpreeken; dat hij van natuure het wreed,
het onftuiinig, het hefcig Schepzel niet was, het-
welk het ondeugend gezclfchap, waaronder hij mo-
gelijk vervallen is, van hem gemaakt hebben! Want
hij heeft, daarenboven, een openhartig, en naar
mij dunkt, een eerelijk weezen. Dunkt u ook zo
niet, mijne waarde ? -Op alle deeze fchoon-·
fchijnende verfchijnzels hebbe ik mijne hoope ge-
grond van hem nog eens hervorm-d te zien^
viTr I T>r üMr
-ocr page 615-l· » I i :. ta ;^ 4
. .Dog hec koomt my, wonderlijk vooc, wü ik
wel bekennen,' dac hij, i^t ^ veel iióe^^^
"den van een braaf heer, ziük e^e^algemeenè ken-
nis van boeken en menfchèn',*^ zu!k eeie jipi^ieél-
venheid in de geleerde zo wel ais héderid^agfchj;
taaien, zo veel vermaak kan fch^p^en
in Kec gezelfchap van zodanige rpèrfoonen*^ ift
befchreeven hebbe, en ih'ondei'werpen'vari ijHél
en onbefcheiden geklap, welke zijner bekwaam-
heden, en zijner natuurlijke en yerkreegene voor--
^deelen, onwaardig zijn. Ik kan daar maar èene re-
den voor bedenken, en die mbéil eene zeer laage
'ziel te kennen geeven, zijne IJDELE GROOTS-
iliiID; welke hem begecrig maakt om als het
hoofd te worden aangemerkt van hét volk,'waar-
onder hij verkeert. Dat een man den lof bemin-
ne; en egter te vreeden zij met denzelvén te trek-
ken uit zulke bezoedelde bronnen'! -
Een compliment kwam 'er van den Hr. Bel-
ford aan den Hr. Lovelace, hetwelk mijn verlaa-
ten van het aanftootelijk gezelfchap verhaailede —
5, Gij zijt een gelukkig man mijn Hr. Lovelace, „
zeide hij, op eenige loftuitingen hem van JuiFrl
Sinclair gegeven, en toegeftemd van Juffer Par-
tington: ,, Gij hebt zo veel moeds, en zo veel
„ vernufts, dat nog man nog vrouw u wederftaen
,, kan. ,,
De Hr. Belford keek mij aan, toen hij difc
fprak: Ja, mijne waarde, hij keek mij glimlachen-
de aan: En hij keek zijnen vriend aan, dien hij
hec compliment maakte: En alle hunne toefiem-
me?jde, en derhal ven hefchimpende oogen, van
mannen en vrouwen beide, waaren op uwe Cla^
im
-ocr page 616-Ds HISTORIE VAit
Tifla geflogen; Ten minfteni, mijn zelf-verwijtend
^art deed mij zo denken; want dat wilde naauw-
Jps toelaaten dat ik mijn gezigc opiloeg.
Och! mijne waarde, ging maar eene vrouw,
die der wereld reden gegeven heeft om te denken ^
dat ?ij op een man verliefd is, [En dus moet men
,wel gelooven dat het met mij is gelegen; of waar-
aan kan anders mijn vrijwillig voortgaen, zq men
mderfielt, met den Hr. Lovelace worden toege-
fchreeventj maar een oqgenblik bedenken de ver-
heffinge welke zij hem verleent, en de fchande
die zij zigzelve· behaalt; het laag medelijden, de
ftilzwijgende veragtinge, het onbefcheiden grim-
lachen en luiiteren, waaraan zij zigzelve onderhe·
vig maakt bij eene bedilagcige wereld van beide
Sexen; hoe zou zij zigzelve veragcen! En hoe
veel liever zou zij denken dat de dood zelye te
kiezen waare, dan zulk eene ontdekte verguizila-»,
ge!
Hetgeen ik dus in 't algemeen hebbe aange^
roerd, zal u wel de reden doen begrijpen, waar-
om ik u niet in 't bijzonder kon vergaaien wa; 'er
in de verkeeringe van deezen avond voorviel:
Welke, gelijk kan worden .opgemaakt uit hetgeen
ik gefchreeven hebbe, vol was van goedkeurende
befchuldigingen, en gewaande geeftige en Cnee-
dige antwoorden.
.1
II
i )
ö
LXVL
Juffer CLARISSA HARLOWE. 541
Jiiféy Claäissa Harlowe, aan ^ufep
Howe.
Maandag-Middernagp,
Ik ben zeer öngèmaklijk cn ontrurt over een
miiTelijk voorval. Juffr. Sinclair is zó even van mij
gegaen; zo ik geJoove, onvergenoegd, om dat ik
geweigerd hebbe een verzoek in te willigen, het-
welk zij mij gedaen heeft: Hetwelk was, om JujP·
fer Partington bij mij te laaten flaapen; alzo haar
huis was opgevuld met de gaften van haare Nig*
ten en derzelver bedienden, zo wel als met die
van Juffer Partington.
Het kan zijn dat *er niets in ftak; en mijne
weigeringe gaf een fchijn van ftijfheid én eigen-
zinnigheid. Dog terftond, toen zij het verzoelj:
deed, kwam mij in gedagren, „ dat ik eenigerr
5, wijze vreemd was bij iedereen in het huis: Zelf
,, niet eene dienilboode was 'er, die ik mijne ei-
„ gene konde noemen, óf van welke ik breede
„ gedagten had: Dat'er vier mannen van onge-
„ bonden zeden in huis waaren, bekend ßaendi
5, voor medeftandcrs van den Hr. Lovelace in zij^
„ ne misdrijven; hij zelve een man van onderneé·»
„ minge; alle, zo verre als ik wift (en gelijk ik
5, reden had om te denken uit hunne luidrugtige
vrolijkheid, oa dac ik hen Y^rlaaien had) fterfe
„ am
-ocr page 618-ÖE HlStOillE VÄI4
35 aan het drinken zijnde: Dat JuiFer Partington
5, zelve zulk eene fchaamagtige perfoon niet was,
5, als men haar anrt mij had afgebeeld: Dat al té
3, veel moeite genomen was om mij een goed ge-
-voélen van haaf te geeven: En dat JuiFr. Sinclair
grooter omhaal maikte in de voorreden van haar
„ verzoek, dan bij zulk een verzoek van nooden
,, was. Het te weigeren, dagt ik, kan alleen een
5i fchijn van ^zonderlingheid vertoonen bij luiden ,
die _mij reeds zonderling agten. Het toe te
Ï, ftaën, kan mogelijk, zo niet waarfchijnelijk,
j, ongemakken na zig fleepen. Daar dan de ge-
j, volgen aan beide kanten zo onevenredig waa-
3, ren, dagt ik het voorzigtiger de berispinge té
5, cndergaen, dan mij aan het ongemak te waa-
3> gen. „
Ik zéide haar, dat ik bezig was méfeeneri
längen Brief te fchrijven: Dat ik gaarn zou willert
fchrijyen tot dat ik flaapcrig wierd: En dat eené
■gezellin, mij zou belemmeren, en ik haar.
Zij zou niet gaarn hebben, zeide zij^ dar
een zo kiefch jong menjch , en Van zo groote
middelen als Juffer Partington , gedrongen zoü
zijn om met Dorcas in een bank te flaapen. Het
zou haar zeer leed zijn, zo zij iets onbehoorelijks
gevraagd had. Zij was nooit te voorèn zo in 'c
naauw > geweelT:. En de Juffer zóu wel'bij
willen op blijven, tot dat ik het fchrijven gedaen
Hi
. Door dit ilerk aanftaen argwaan krijgende,
en het gemaklijker zijnde, bij eene gedaene wei-
geringe te blijven, dan die ^^r/? te doen, zeidd
ik, Jüffer Partington wilde ik gaarn'mijn bed ge-
ί heel
wm
-ocr page 619-Juffer - CLARISSA HARLQWE. 54
•heel toeftaen , en mijzelye in de eetzaal· begee-
ven, en daar," mijzelve opfiiiitende, den, gehee-^
len nagt fchrijM*. _ ί ox
Het arm fchaap^, zeide.zij,.,vvas beyr.e^sd om
alleen te ilaapen. Zekerlijk zou/JuiFer Pafringcoii
mij tot zulk eén. ongemak tiiet wjlien vergen> iib^?
Zij »gin go daar op heen: -Maar kwani; té. rug'5
verzogt mjj om vergiffenis.y dat zij té riigJwaini
Dog het arm kind, · zeidé zijr, huilde. ^ JuifoifPar-
tingcon had nooit icene jonge Lady gezienli :Qvec
welke zij zig;zo zeer verwonderde, .en: welke zij
zo zeer wenfchte na te volg'en j:Gidan>tn|jid:?oHefc 1
lief meisje.hoopte niet, dat'er iéts in haat»gedrag
was voorgekoomen, waardoor ik mishaagen ge-, ' I
kreegen had.' i·: : Wilde zij haarj eens, bijv mij \
brengen?.;:,· : - li, . ;··/, f-oo:^ / ιύ [iiü 'S.u |
Ikfhad.hec.heel drok, zeide ik. iDé;iBrief, I
Welken il^. fehreefi.^was. dvpr een onderwerp ν;«ι j
veel aangelegenheids Ik·!hoopte de jonge
'smorgetts.tC' zien , wcinneer ik mij bij^haar^zou. ν
óntfchuldigén over mijnei: bijzonderheidiulL-Eii:
Juffr. Sinclair daarop beteuterd ftaende,,ren zig j
naar de deur- begeevende (fchoon zij zig al eens i
weder naar mij omkeerde) zo verzogt ik haar Qer~
wijl ik haar Ugtede) om zorg te draagen dat zij
niet viel.
Eij lieve, Madam, zeide zij, boven aan den
trap, neem dog alle deeze moeite niet. God kent
mijn hart, ik zogt u geen ongenoegen te geeven:
Dog nademaal gij mijne vrijheid niet wel fchijnt te ·
neemen, zo fnieeke ik u dat gij den Hr. LovelacQ
daarvan geen kennis wilt geeven ; want hij zou
ijiij miiTcbien vrijpoiug en oiibeftheiden agten.
Nu,
-ocr page 620-544 de historié van
Nu, mijne waarde, is die tiiet een bijzondel'
voorval, het zij zo als ik het hebbe opgevat, of
zo als het wierd aangelegd? Ik doe niet gaarrt
iets onbeleefds, En indien 'er in het verzoek geen
oogmerk was, verdient mijne weigeringe onbe-
leefd genoemd te worden. Daarenboven hebbe
ik met dezelve een vermoeden getoond van eene
vuile behandelinge, welke zsij zekerlijk niet dur-
ven inden zin hebben. Indien regtmaang·^ datti
moet ik alles vreezen,- en den man en het huis
vlieden als de peft. Indien niet regtm^aatig, en
ik niets kan uitdenken om mijzelve te zuiveren van
vermoedens gevoed te hebben, door eenige ande^
re aanneemelijke reden van mijne weigeringe te
geeven, zou m\]n verhlijf hier een fchijn hebben ^
die mij in \ geheel geen agtinge zou bijzetten»
Ik ben nu te onvreeden op hem, op mijzei*
ve, op alle de wereld, behalven u. Zijne metge-
zellen zijn aanftootlijke fchepzels* Waarom, zeg-
ge ik. nogmaal, was hij begeerig om mij in zulk
gezelfchap te brengen? Nog eens, hij llaet mij
niet aan. r Inderdaad, hij ftaet mij niet aan!
ί ^
•Ji.'
Β
■ ' ' 'V ■
-ocr page 621-Jufer Clarissa Harlowe, aan Jufer
HoWEi
Dingsdag, den 2 van Maiji
Met oneindig leedweezen ben ilc genoodzaaké
U te berigten, dat ik niet langer aan u kan fchrij-
ven, nog Brieven van u ontvangen. Uwe Moe^
der heeft, mij een Brief gezonden, ingeflooten in
een omflag aan den Hr. Lovejace ^ aan hem gerigt
ten huize van Lord M. (en welke hem nu zo even
gebragt wierd) mij met zeer grumme bewoording
gen over>-dit onderwerp dooritrijkendei en mij
verbiedende, „ indien ik niet geagt wil worden
,, een voorneemen te hebben om haar en u onge-
lukkig te maaken, om zonder haar verlof aan ύ
„ te fehrijven. „
Deeze is derhalven de laatile, welken gij van
mij ontvangen moet, tot dat 'er gelukkiger tijden
koomen. En voor zo verre mijne uitzigten nieic
heel ilegt zijn, vermoede ik dat ik haail: verlof zal
'krijgen om weder te fehrijven; en zelf om elkan-
.deren te zien: Nademaal eene. verwanrfchap mee
eene zo aanzienlijke familie; als die van den Hr.
Lovelace is, niet tot oneere kan ftrekken.
Het behaagt haar te fehrijven, „ dat zo ik u
„ begeere op te ßooken, ik u van haar fchriftelijk
verbod moet kennis geeven: Dog zo anders^
Mm
ee-i
IIL Deel.
j?
-ocr page 622-546 De HISTORIE vaf3
„ eenigen uitweg bedenken om uit eigene bewee-
5) ginge (zonder daarin te betrekken) mij
„ van eene briefwiiTelinge af te maaken, welke ik
wel weeten moet dat zij al voor eenigen tijd
verbooden heeft. „ Dog alles wat ik zeggeti
kan, is u te bidden dat gij dog mef ontdoken wik
worden; -u te bidden, om haar niet te doen
weeten^ of zelf door uw gedrag jegens haar, bij
deeze gelegenheid, te doen g/^«, dat ik α ver-
wittigd hebbe van de reden, waarom ik mij ont-
houde van aan u te fchrijven. Want hoe kan ik
anders, na de zwaarigheden welke ik te vooren oi-
ver dit onderwerp gemaakt hebbe , daar ik egter
raet de briefwiiTelinge ben voortgegaen, op eene
eerelijke wijze u voldoen omtrent mijne beweeg-
redenen tot deeze fchielijke ophoudingö. Dus,
mijne waarde, verkieze ik liever, gelijkgijziet, mij
op uwe befcheidenheid te vei'laaten, dan redenen
te verzieren met welke gij niet zoudt voldaen zijn,
maar die gij, met ujwegewoone leevendige fcherp-
zigtigheid , tot den grond toe zoudt doorziften,
en eindelijk vinden dat ik eene laage en onnozele
ontveinzinge gebruikte, waarin ook, ter uwer
verongelijkinge, lag opgeilooten, dat ik onder-
ftelde dat gij geen voorzigtigheid genoeg hadt om
w de naakte waarheid te betrouwen.
Ik herhaale, dat mijne uitzigten niet kwaad
zijn. „ Het huis, vermoede ik, dat wij wel haaft
„ zullen krijgen. De luiden hier zijn eerbiedig,
„ niettegenftaende mijne angftvalligheid omtrent
Juffer Partington. Juffer Martin, die haafl:
Ibet te trouwen met een voortreffelijk Koopman
in de Strand; heeft nu zo even, op eene eer-
j ■
i (
äf
ï>
η
bi e-
79
-ocr page 623-jüFFER CLAklSSA HARLOWE. )4y
,, biedige wijze, mijn gevoelen gevraagd ovef èè-
i, nigc Haaien vaii kollelijke zijd^e-iloiFen ter dieï*'
gelegenheid. De Weduwj heeft een min mis-
j, haagelijk voorkooraen dan in 't éerft. De Hr;
5, Lovelace , toen ik Verklaarde dat zijne vier
j, vrienden mij niet aanllonderi, heeft mij verze-
i, kerd, dat nog zij, nog iemand anders, zonder
3, mijn verlof, zulfén bij mij gebragt worden. „
Deeze omilandigheden melde ik (gelijk gij
wei onderilellen zult) op dat uW genégen hart om-
trent inij geruft moge zijn j op dat gij door de^el*
Ve moogt bewoogen worden, om in uws Moeders
bevelen te beruften (bereidwillig te beruften) én
dat wd om mijnentwille^ op dat ik voor geert
opßookßer gehouden worde; die, met geheel ftrij-
dige inzigten, ben, mijne waardfte en bemindfté
vriendin, „a /
Uwé altQOS-verpUgte eh toegenegens
CL. HARLOWRi
Juf er Howe, aan Juf er Clarissa HARi
lowe.
iVoensd. den 3 B'laiji
Ik ilae verbaasd, dat mijne Moeder zulk eeti
ftap kon doen —~— enkel om eene onredelijke
Μ m a . dsjadl
-ocr page 624-iP«
daad van gezag te'oeffenen; en om de verhafdfte
harten ter wereld té believen. Indien ik vinde^
dat ik voor u van nut kan zijn het zij met raad of
kundichap te geeven, denkt gij dat ik die niet gee-
ven zal ? - Al waare het aan <eenig ander
nienfch , mij veel minder waard , dan gij zijt,
denkt gij, datik, in zulken-geval, zou nalaten
die te geeven ?
De Hr. Hickman, die zig een weinig op ge-
v/eetensgevalleft mèent tè verftaeh in zulke netelige
ftukken, is van gevoelen, dat ik mij niet behoore'
te onthouden van eene briefwiflelinge in dusdanigé
omftandigheden. En het is goed'dat hij zo denkt ;'
want daar mijne Moedef mij boos gemaakt heeft ^
moet ik iemand hebben om mede te krakeelen.
Hiertoe zal ik mij laaten vinden, indien hetü'
geruil zal ilellen -— Ik zal eenige dagen na-
laaten aan u te fchrijven, indien 'er niets buitenge-
woons gebeure; en tot dat de geftrehgheid van
haar. verbod verflapt is. Dog wees verzekerd,
dac ik u niet wil ontflaen van aan mij te fchrijven.
Mijn Hart, mijne Confcientie, mijne Eere, wil-
len dat niet dulden.
Maar hoe zal ikimijzelve helpen? -Hoe!
-- Gemaklijk genoeg. Want ik yerzekere
u ^ dat ik maar heel weinig terginge vérder be-
hoeve , of ik koome heimelijk naar London ▼lie-
gen. En zo ik dat doe , zal ik u niet verlaaten,
voor dat ik u of op eene eerlijke wijze getrouwd
zie, of volilrektlijk van den vent ontilagen: En
in dit laatile geval, zal ik u met mij naar huis nee-
men, in fpijt van de gcheele wereld: Of, zo gij
weigert met mij te gaen
ir
^mmÊÊm
bij u blijven, en u ver-
ge-
i", (
-ocr page 625-juffer cl'arissa ήλκιτοψε. ^ 549
geziillen als uwe fchaduw waar gij oök naartoe
gaet,
Schrik niet op deeze verklaaiinge. Daar is
maar eene bedenkinge, en maar eene hoope, die
mij te rug houden; al hoe naauw men op mij paft
zo dikwijls ik alleen ben; fchoon verpligt om haar
voor te leezen zonder ftem; in haare tegenwoordig-
heid te werken zonder vingers; en alle nagten te-
gen wil en dank bij haar te flaapen. De hedenkln-
ge is, Op dat gij niet moogt fqhroomen, dat een
ftap van deezen aart mögt fchijnen uwe fchuld te
verdubbelen , in de oogen der zodanigen , die
ftellen dat 'er fchuld is in uw weggaen. De hoo^
pe is, Dat de dingen nog gelukkig zullen ten ein-
de loopen, en dat zommige luiden reden zullen
hebben om zigzelven te fchaamen over de flegte
rollen, die zij gefpeeld hebben. Niettemin han-
ge ik dikwijls in twijiFel -r—-- Dog uw befluit
om in dit hachelijk tijdgewrigt de briefwiiTelinge
op te geeven, zal de fchaal doen overilaen.
Ä-ir///derhal ven , of β α -voor het gevolg in.
Een weinig woorden nog over het onder-
werp van uwe laatfte Brieven- Ik weete
niet of uws Broeders wijs ontwerp aan een kant
gelegd is, of niet. Een dood ftilzwijgen heerfcht
in uwe familie. Uw Broeder was drie dagen af-
weezig; daarna een t' huis; en is nu weer afwee-
zig \ Dog of hij bij Singleton is of niet, kan ik
niet gewaar Wörden.
Uit uw berigt aangaende de kameraads van
uwen vent, zie ik niet anders of zij zijn eene par-
tij Helfche geeilen , en hij de BMzehuh.. Wat
kon hij dog bedoelen , gelijk gij zegt, met zijne
M m 3 ern-
-ocr page 626-iö De HISTORIE vah
(Ernftlge begeerte om u in zulk een gezelfchap te
l^rengen, en u zulk eene gelegenheid te geeven
. om hem en hen als fpiegels tegen elkanderen te
'gebruiken? De karei is een ζοΐ^ voorwaar, mijne
waarde. -- Een malle vent, ten miniien
De Schobbejakken moeren hun befl pak
bij u hebben aangedaen, buiten twijffel.
Dat zijn beeren van het gefchapene !--No-
bele gaften , vi^aaragtig! - Wie weet egter,
hoe menige arme veragteiijke zielen van onze Sexe
cle ergile van hen zig niet agterna heeft doen ker-
men I
Gij hebt uzelve in eene onixeinaklijke omfltan-
digheid gebragt, gelijk gij aanmerkt, door uwe
"weigeringe om Juffer Parcington mede in uw bed
te neemen. Het is jammer dut gij het haar niet
toeilondt! Daar gij zo waakzaam zijt, wat konde
'er dog gebeurd hebben i' Zo hij voorhad geweld
ie pleegen , zou hij naar den jmgt niet wagten.
Gij kondt na'haar zijn opgebleeven, of niet te bed
gegaen zijn, JuiFr. Sinclair drong het iluk te ver-
re. Gij waart al te angftvallig.
Indien 'er iets gebeure ter vertraaginge van uw
trouwen, zoude ik u raaden om te verhuizen: Dog
zo gij trouwt, moogt gij het miiTchien van geen
groot belang rekenen , te blijven daai gij zijt, ι tot
dat gij bezit neemt van uw eigen Goed. Als de
linoop eens gelegd is, en wel met zulken drieften
man , is mijn gevoelen , dat uwe nabeftaenden
wel haail zullen overgeeven, hetwelk zij niet wet-
tig kunnen houden : En al ftond 'er een pleitge-
ding van te koomen , zult gij niet in /Iaat, nog
behoort gij gezind te zijn, om het te weeren:
, Want
Α
mm
-ocr page 627-■iB
Juffer CLARISSA HARLOWE. 55^
Want uw Goed zal dan zijn regt zijn ; en het zal
onregtvaardig zijn te begeeren dat hetzelve hem
onthouden worde.
Om een ding zoude ik u raaden te denken;
en dat is, om behoorelijke Huwelijks-Voorwaar-
'den: Het zal tot lof ilrekken, van uwe voorzigtig"-
heid en van zijne regtvaardigheid (en te meer zo
als de zaaken ftaen) dat 'er iets zodanigs gefchie-
de voor dat gij trouwt. Al hoe erg hij is, nie-
mand rekent hem voor een'gierig man. En ik
verwondere mij, dat hij tot nog toe van dat on-
derwerp heeft ftil gezweegen.
Zijn voorflag omtrent het huis" dier Weduwe-
Lady mishaagt mij niet. Mij dunkt dat dat zeer
wel gaen kan. Dog indien het drie weeken moet
aanhouden , voor dat gij daaromtrent vafl: kunt
gaen; behoeft gij zekerlijk Zijn dag zo Iraig niet
van huis te ftellen: En hij kan onderiuifchen zij-
ne Equipagie beftellen. Het koomt mij wonder-
lijk voor, zo wel als u, dat hij zig zo ligt kon lau-
ten te vreeden ftellen!
Ik zegge nogmaal - Ga voort met aan
mij te fchrijven. Ik ftae daarop ^ en dat zo om·^
ftandig, als mogelijk is; Of, wagtu wat 'er van
koomt. Ik zende deezen door eene bijzondere
hand. Ik ben, en ?al altoos zijn
Uzve toegenegenίte
*
Anna Howe
Mm
LXIX
-ocr page 628-m
juffer Clarissa Har lowe, aan Jufev:
Howe.
α
Bonder dag, den 4 van Matj
Ik laate alle andere dingen ftaen, ik fchor-
tc allen wenfch op, ik verbanne alle andere vree-
ze, op dat ik mijne pen opneeme, om u te bid-
den, dat gij niet wilt denken om u fchuldig te
maaken aan zulk eene daad van Liefde , voor
welke ik u nooit bedanken kan; maar die mij eeu-
wig filierten moeft. Indien ik moet voortgaen
met aan u te fchrijven , zo moet ik. Ik weete
heel wel hoe weinig tegenftand gij kunt veelen,
als gij maar de minile verbeeldinge hebt, dat uwe
edelmoedigheid of vriendfchap waarfchijnelijkdaar-
^oor gekwetft zou worden,
' -Mijn liefll, allerlieiïl Schepzel, zoydt gij
den vloek van eene Moeder willen op u laaden,
gelijk ik dien van een Vader gedaen hebbe? Zoude
de wereld niet denken dat mijne fout befmettelijk
was, indien dezelve door Juffer Howe wierd Ha-
gevolgd ί Daar zijn [zommige ilukken zo open-
baarlijk verkeerd, dat 'er geen redeneeren over
vallen kan. Dit is een van dezelve. Ik behoeve
geen redenen te geeven tegen zulk eene roeke-
loosheid. De Hemel verhoede dat het, bekend
1 · zou
Juffer CLARISSA HARLOWE. 555
zou worden, dat gij het maar eens in uwe gedag-
ten hadt, uwe beweegredenen mogen zo braaf
en edelmoedig zijn als zij willen , om zulk-een
kwaad voorbeeld na ce volgen ;' te meer, daar gij,
in zulk een geval, de verfchooningen zoudt der^
ven, die ten mijnen voordeeie mogten ingebragt
worden; en bijzonderlijk die eene van bij verpas-
finge tot den ongelukkigen flap vervoerd te zijn.
Het bedwang, waarin uwe Moeder u houdt,
zou u niet zwaar hebben toegefcheenen, waare
het niet mijnenthalven. Zoudt gij voomiaals
wel gedagt hebben, dat het eene harde zaak
was eene bedgenoot van uwe Moeder te mogen
zijn ? -Hoe plegt ik mij te verheugen in zulk
eene gunft van mijne Moeder! - Hoe gaarn
plegt ik te werken in haare tegenwoordigheid! —
Zo deedt gij ook voormaals in de tegenwoordig-
heid van de uwe. En haar 's winters avonds voor
te leezen, weeteik, was eene van uwe geneugten.
- Geef mij dog geen oorzaak om mijzehe te
befchuldigen wegens de reden , welke men van
deeze veranderinge in u kan geeven.
Leer dog, mijne waarde, ik bidde u, leer dog
uwe eigene driften te onder te brengen. Laaten
de beweegredenen zijn welke zij willen, Uitipoo-
righeid is Uitfpoorigheid. Die driften in onze
Sexe, welke wij geen moeite neemen te beteu-
gelen, hebben mogelijk een en denzelven oor-
iprong raet*die oneindig lelijker driften, welke wij
zo dikwijls plegten te veroordeelen in de geweld-
daadige en ilijfkoppige van de andere Sexe; en
die alleen in hen mogelijk worden aangeduwd
door Gewoonte, en hunne vrijer Opvoedinge.
Μ m 5 Laa-
-ocr page 630-Laaten wij beide, mijne waarde, deeze gedagte
wel overweegen; op ons zelve letten, en vree-
zen.
Indien ik fchrijve, gelijk ik vinde dat ik moet,
eifche ik dat gij het fchrijven nalaat. Uw ftilzwij-
gen op deezen zal het teken voor mij zijn, dat gij
om de roekeloosheid niet zult denken, waarmede
gij mij dreigt, en dat gij uwe Moeder wilt gehoor^
zaamen ten aanzien van uw aandeel in de brief-
■wiiTelinge, evenwel: Inzonderheid, daar gij mij
kundfchap en raad kunt geeven in ieder geval van
gewigtidoor de pen van den Ilr, I lickman.
Mijn beevend gefchrift zal u toonen, mijn
waard driftig fchepzel, hoe gij het hart hebt doen
beeven van
U'Uie altoos-vevpligte,
Of, zo gij zulken roekeloozen ftap doet,
Uwe voor altaos ganjch niet 'uerpligte,
Clarissa IIarlowe.
Mijne kleederen wierden mij zo even gebragt.
Dog gij hebt mij zo zeer ontileld, dat ik
geen luft hebbe om in de Koffers te kijken.
Waarom, waarom, mijne waarde, wilt gij
- mij zulk een fchrik aanjaagen door uwe
blaakende Liefde? Óntftekeiiis verwekt in
een zwak hart Benaauwdheid, het zij die
voortkoome van Vriendfchap of Vijand-
fchap.
Een kncgt van den Hr. Lo vel ace brengt dee-
zen
zen fpoeds-halven aan den Hr. Hickman.
Laat diens braaven mans pen mijn |ian v^r-
ligten van deeze nieuwe ongeruftheid.,
JDe Hr, Hickman, aan Juffer Clarissa
Harlowe.
[Gezonden aan het huis van Wilfon door
eene bijzondere hand.'] j
Vrijdags den 5 van Maij»
■j
Madam,
Ik hebhe de eere van op bevel van de dief-
baare Juffer Howe u kennis te geeven, zonder dat
mij de gelegenheid bekend is, „ Dat zij boven
,, maace ongeruil is over de ongeruftheid, welke
„ zij u door haaren laatften Brief verwekt heeft:
5, En dat, indien gij maar aan haar wilt fchrijven,
„ onder couvert als te vooren, zij geen gedagten
5, zal hebben van hergeen, waarvoor gij zo zeer
„ bedugt zijt. ,,-Nogthans gebood zij mij
te fchrijven, ,, Dat indien zij maar het minfte
„ denkbeeld heeft, dat zij u dienß kan doen, en
5, u behoitden, „ deeze waaren haare woorden,
5, alle de bedillingen der wereld maar in de twee-
„ de plaatze bij haar in aanmerkinge zullen koo-
s, men. „ Ik ben in groote verzoekinge om, bij
dee-
-ocr page 632-555 De HISTORIÉ van CLARISSA.
deeze gelegenheid, mijne eigene gevoeligheid uic
te drukken over uvven tegenwoordigen ftaat; dog
iiiec .volkoömen onderrigt zijnde hoedanig die zij
-—— alleen giflende uit de ontroeringe des ge-
moeds van de dierbaarfte Lady ter wereld voor
mij, en de opregfte vriendin van u, dat die in al-
len deele niet zo gelukkig is, dan wel te wen-
ichen waare; en't mij, daarenboven, verbpoden
zijnde om mij met het hard onderwerp te bemoeij-
en: Zo kan ik alleen, gelijk ik doe, u mijnen be-
ften en getrouwden dienft aanbieden; en u eene
gelukkige verloflinge töewenfchen uit alle uwe we-
derwaardigheden. Want ik ben,
Voortreffelijkfte jonge Lady,
Uw getrouwe en gehoorzaamfte Dienaar^
K. Hickman.
EINDE DES DERDEN DEELS.
IN-
-ocr page 633-4
i
4: ή: ί
ï
Wij kijken malkanderen zeer züuraari, kan, |
ik u zeggen. Zij zou beft doen met my op deezè |
wyze niet te Häflowen — Ik zou dat niet wiU I
Ik hebbe heel veel te fchrijvèüé Ik wéeté niet 1
wat ik eerrt fchfijven zal, Nogthans is mijn ge- ,
moed vol, tot overloöpens toe.
Ik ben in eenen afgezonderden hoek van den
rtiln geraakt, oni haar uit den weg te zijn. —■
Onze lie\re Heer helpe dèeze Moeders ί --
Meenen zij te kunnen beletten, dat eehe Dokter
fchrijve, of iets doe waarop z\y gèfteldls, door
agrerdogt, waakzaamheid, eh kijven? - Hec
waare wei eens zo goed, dat zij vertrouwen io. ie-
mand ilelden - Èene edelmoedige gééft
fchaamt zig een edelmoedig vertrouwen te iüis-»
bruiken.
Gij hebt eene netelige, eene reér netelige rol W
Ik hebbe deernis naet u--Dog gij moet hec to '
goed ftelicn als gij kunt met hec lot, dat gij ge-,
noodzaakt zijt geweeft te trekken. Egér zie ik'
ieer wel uwe zwaarighedén. ——— JÖog zo iiif
niet beftaec Uw vertrouwen te misbruiken, wilde
ik wel dat gij tén minileii eenig in hem fcbeent te
liellen. %
Zo gijniet fpoedigdenkt te trouwen,keüré ik
iiWj beiluic goed om u ergens ter neer te flaen büI-<
ten zijn bereik: En zo hij niet Weete waar hij tl"
lian vinden, zp veej té lifter. Nogihalis gdoóve
illf
1
k(
i'
)
1
-ocr page 634-I. tovelace, aan Oelford. Ópgcrogén οvèr Het wel geluk-
ken zijner aaufljgcn. Hoe 7cer hij'haat beminnc, hij
zou haar geen bctmharti{:;hcid bewijzen, 20 hij dagt dat
zij ecnig man die 'et Iteft, boven hem flelde. Wi! dc
BEVELEN hciliglijk nakoomcn, welke zij hem voor
hunne bijeenkoomn: opleide, ' '
Clarijfa^ aan liiwe. Een wederzijds bcfchuldi-
gend gefprck tu flehen haar ea Lovelace, Hij et innert
haar haare Bcvekn 1 cn , in plaatje van haar re verzoe-
ken om hem daatvaii re ontflaen, belooft hij die onfchen-
baar in agt te ncemcn. Het is derhalven niet m haart
magtt zegt zij aan Juffer Howe , om haaren raad tot 'een
fpocdig Huwelijk tc volgen. [Eenc,Aantckeningé op dee-
zc plaatze, haar gedrag regtvaardigende, bl. 18, Ï9.]
Vcrkieft niet om zSg te bèieeven naar eene van mijn Maag'
fchaf). Enwaarüm. JuÖrouw Greme, Lord M.'s huis-
houdfter öp het huis het Jagtveld houdt haar gczelfchap,
cn paft haar op toe aan haars Zufters Sorhngs huis, bij
welke zij inwilligt haar verblijf tc tiecmen. Zijn gedgt
fleot haar. Heeft aan haare Zufter gcfchtccven om'haarc
kleederen. '
m. Lovelace ^ aan Btlford. Geeft een kort verhaal van dc
bijzonderheden zijner gelukte onderncémiii^e. ßetchrljft
haar perfoon cn gewaad zo als ze ccrft bij hem kwam.
Buitcnfpoorigc blijdfchap. Doet Belford hém ondervraa-
gen over de eerelijkheid zijnet inzigten met haar : En
antwoordt twijfFelagtig. '
IV. Juffer Howe y aan Ckrljfa, Haare gevoelens omtrent
haar verhaal. Haarc Moeder door Anronij Harlowc op-
gekookt > verbiedt haarc bricfwiitolinge. Des ^ Hren.
Hickmans ijver um haar daarin ten dienft te ftaen. Dc
Voorwcndzels nu door haare familie gemaakt > bijaldien
zij hen niet vctlaatcn had, Hoe zij haare (volgens hun-
ne
INHOUD van hef
nc onderfteihngc) voorbcdagtc vlugt opnamen. BieJt
haar geld en klcedeten aan. Wil, dar zij den fchijii
gecve van ecis weinig vertrouwen in Lovelace te ftellen.
Haar Broeder en Zujier zullen niet toelaaien, dat haar Va-
der en Oomen bedaaren,
V, YI. C(ari(iay aan "Juffer Howe. Raadt haar haare Moeder
te gehoorzaamen. Wijft haare aanbiedinge van geld van
de hand: En waarom. De Hr. Lovelace geen btfchaafd
man. Zij "zal z.o gereed zijn om vertrouwen in hem te Hel-
len y als hij zal zijn om het te verdienen. Nogthans»
daar ze op ïulk eene bedricgelijke wijze vah hem was
weggevoerd , kan zij hem terßond niet met groote vriend-
Ujkhttd behandelen, Laakt haar over haate rapheid tegert
haare Moeder. ......— Sluit het affchrift in van haareti
brief aan haare Zufter.
YII. Lovelace y aan Belford. Verhovaardigt zig öp iijne kon-
ftenaarijen in hunne onderlinge verkeeringen. Is ontzet
over de voortrefilijkheid haarer bekwaamheden. Merkt
weerftand en legenkantiuge aan als eene uitdaaginge out
2ijn beft te doen, Zijne argliftige handelingen met Jo-
fcph Leman.
VIII. Van denzelven. Mannen behoeven flegts voor Guiten
hekend te ftaen, zegt hij, om zig in dc gunft der Sexe
aan te prijzen. Wenfchc dat JufFer Howe niet zo groo-
te kennis had met GlariiTa: En waarom.
IX. Van denzelven. Heeft voor, den ouden Antonij öp
Juffrouw Howe af te zenden, om de briefwiflelinge
tuilchen de jonge Juffers te verhinderen. Meid, niet
GoHd ) zijne overheerfchende hart flogt. Spot met Bel -
ford oves zijne geftake en voorkoomen. Maakt op ee-
nen lugtigen trant gewag van de twee Dogters der We-
duwe Sorlmgs.
X. Van denzelven. Verder iegepraal over de Harlowes.
Gelijkenis van den Spinnekop en de Vlieg. Is 'ct voor ,
dat men zo wel afgezonderde Kerken , als Koftlchoblen
voor de Sexen hebt<e. De vrouwen behooren hem tc
' minnen: En waarom. Is'er hovaardig op dat zij het
doen.
XI. Clarifa, aan juffer Howe. Bijzonderheden van een
toornig gefprek mee Lovelace. Ms hij baar in ernfl mis-
noegd ziety fmeekt hij dat de buwelijks-plegtigbeid van
ftondcn aau mag voortgacn» Haar ichaamagtig ftilzwij-
li
wm
oen legt bi] als gramftooti^ uü, en herhaalt zijne gelof-
te y^ü haarc bevelen htü'igUjk in agt te memen.
XÏI. XIU. XIV. Lovetace, aan Beljord De vcrmaakelijk-
heden van cene mocijelijke jagt. Zey,cpraalc over dc
verlegenheid cn beteuterdheid > waarin hij haar brengt
doot zijne lirti^e en glimpige aanbiedmge van te Trou-
wen. ' — Zijne redeneeringen voor en tegen om haat
regt tc doen. Bcßuit haar tot het uitefße te beprctvem
Hoe veel de cere der gehcele Scxe aan den uitflag haarcc
beproevinge gelegen zij. Trouwen·, zSet hij ^ is in z.ij-
ne\magt, nu z,ij 'er in is.
XV. Juffer Howe, aan Clarifa. Wil het verbod van haaré
Moeder tegen haare briefwiflelinge niet gehoorzaamen:
En waarom, Staet verwonderd, dat Lovelaee zulk eené
gelegenheid, als zij meldt, laat flippen. Is opgetogen
over haaren moed
XVI. Clarijfdr aan Juffer Howe. Weet niet, wat zij mee
Lovelaee doen kan. Hij mag hem/elven de moeite dan-
ken, welke hij haarcnthalven gehad heeft. J Deedhem t
vraagt zij, ooit eemge beloften? Ontving zij hein ooit als
eenen Minnaar?
XVII. XVIII. Van dezelve. Eifcht van Lovelaee , dat hij
haar een getrouw berigt geeve aangaende het geraas en
de ftem , welke zij bij dc tuin-deur hoorende, van fchtik
met hem wierd wcggedreevcn. Zijne bekentenis , cn
ftoute uitflagen ten aanzien van Solmes, haaren Broeder,
en Lijs Barnes. Deeze jaagen haar fchrik aan. Groot-
lijks onvold.ien met haare omftandigheden.
XIX. Lovelaee, aan Belford. Laibc met de botheid der Har-
lowes. Verblijdt zig in zijne bekwaamheid om kwaad
te doen. De inwilligingen , waartoe hij voorheel't de
Lady te brengen/' Ligtvaardige aanmerkingen ten nadee-
le der Vrouwen; die niettemin als vjaarfchuwingen voor
de Sexe kunnen dienen.
XX. Clarijfa·, hgn Jufer Hoive. Eene gantfch aangenaame
vetkeeringe met den Hr. Lovelaee. Zijne beloften van
hervorminge. Zij heeft vermaak in zijn gefprek.- Her-
denkt ten zijnen voordeele aan zijne edelmoedigheid om-
trent zijne Roozcknop en zijne Boeren. Schrijft aan
haare Mocij Hervey.
XXI. ΧΧΠ. Lovelaee, aan Belford, Zijne erkende trotsheid.
Geeft reden van zijn glinipig gedrag, cn fchoonfchij-
nendc beloften en vooiflagcn, ßcdugt over de briefwis-
fè-
-ocr page 637-ms»
fclingc tuilchcn JuiFer Howe en Cianfia. Plaagt hem
gaarn met buiten gebruik-xSjnde woorden en fpreekwijzen.
XXIII. Juffer Howe, aan Clarifa. Hoe te oordeclcn ovfec
Lövelace's rch;ionichijneiide voorflagcn cn beloficn.
Hickman ten haarcii dicnfte toegewijd. Nogthans be-
handele zij hem op ecne belachelijke wijze,
XXIV. Clariffa, aan Juffer Howe Lovelace klaagt, hoort
zijl aan Juffrouw Greme, om dat z.ij zig houdt aan
haare Voorfchriften. Wat itieenc hij daarniede , vraagt
zij, cu met ijitlke gelegenheden , als hij had, 'voorbij te
laatengaen? Zij wotdc geftraft over haare trotfc hoopc
van een Voorbeeld te zullen ziju. Laakt Juffer Hov?c
over haar gedrag jegens Hickman.
XXVi Van dezelve. Ijverige redenwiifelingen met Lovelacc.
Zij is op hem misnoegd wegens zijne uitßagen 'van
Trouwen met eene gemaakte bedeefiheid gedaen. Weder-
zijdiche befchultiigingen. Hij merkt haar aan als dé
zijne, zfgc zij, doot cene vreemde zoort vali vcrplig-
tinge , om dat hij tegen haar wil met haar is weggeloopen.
Nogthans rtert hij ook de boorden des Huwelijks maar
naauTxlijks aan. Τλ\ is zigzelvet moede.
XXVI. Van dezelve. Dc Hr. Lovelace een volmaakre Ptö-
teos. Hij prajilhaar nu over die behandeliuge van hem,
waarover hij te vooren gebelgd was geweift 5 cn deeit
haar twee Brieven roede, den eenen van Lady Elifabet
Lawrance, en den anderen van Juffer Montague. Zij
verwondert zig dat hij die Brieven niet eer te voor-
ichijn bragc, daar hij wel weetcn moefk dat ze haat
ten hoogden aangenaam zouden zijn,
XXVII. XXVIII. XXIX. XXX. Van dezelve. De inhoiui
der Brieven van Lady Elifabet cn Juffer Monrague ftclt
Glariifa op Lovelace te vreede. Hü doet uiiflagen vaiï
Trouwen} maar geeft voor, dat hij bevreesd is het fiuk
verder ie rifpen. Zij houdt ernfliia bij hem aart haar te
vcrlaateni En waarom. Hij keurt haare redenkavelingen
goed. Haare ernftigc vraagen, en zijne gekkende ant-
woorden. --Hij doet veifcheidenc vootflAgcn.
Hij biedt aan Juffrouw Norton bij haar te bren-
gen, Zij is gereed haarzclve te befchuldigen over haa-
ïc twijffelingen hem aangaende: He? ^eeft redenen lan
haare Bchoedzcapihcid - Hij fchrijft met haate
toeftemrainge aan zijnen, vriend Uoicman , om baac
een logcmcnc in de Stad te bezorgen.
\ ft ree-
-ocr page 638-·» . 4 Λ»
XXXI. Lovelace', aan Beiford* Roemt over zijne behcndigè
' ftreekeo. Zcét veiblijd dat zij van London gemeld hecfc^
- Geene dan onhefchaamde meiden ^ zegt hij > behoorcn mcc
een manspètibón weg te loopen. Zijne verdere oogriscc-
- ken, aaniiageni =en vbornecmens.
XXXIÏEé Jufer Howei aan Clarijfa, Rócit op cehen lugcigcra
-'ï- trant haare i)cßräffingen aan tcn dpzigt van Hicbtian.
Aanmerkingen ,over Vrijerij, =^'Lord M.'s familid
hébben gtöotè agtinge voor haar. . Keurr haare moedi-
t ge behandelitigé yari Lovelacé'i cn baat vertrek naar Ipn-
- don goed.' - Geeft'de kaarighcid'vaiï liaare eigene Moe·;
iuó ^ejr een ftreekjc. ^"Raadc haar öm vTccde te houden met
Lovelacci'
KXXiil.. XXXIV. üfor^v ^u^r iiowc, Verwon^èrfi
γ4 iig niet» diat ha^r Bróeder gewigts gétjóeg heeft om haa^
ren Vader onvetzoenelijk te maakeft, —— Affchrife
I fan 's Hren. Dqlemans antwoord bmtrent de Loridonfché
logementen. Haaré otiizigtighëid in haare teuze van de-
zelve. Lóvelacé heeft haar vijf gpinies gegeven vooc
Hanna. Andere blijken van zijne Oplettendheid. Ishïei
• f kwaalijk te 'vnedtn jnet haare tegenwoordige uittigten>
^XXV. Lovelace 'i^'aah 'Belford. Legt de mecninge uit varl
Dolemans äntwoorä omtrent de logementen. Doetßel-
, ford tegenwerpingen roaaken tegen zijn ont\Verp , op
iiat hij dezelve beantwoorde. Is urgelaaten blijde.
Zwelt op. ■ Veragt, iedereen, jlangelegenhsid van de MÏ-
nuiU. Meer van zijne kohftenaairijeii, óógmérken, eii
'''liftige aanflagen. , , ^^
IKXX'il. jfuffer Howe-, 'aan Clariffä, öeefc haar fcenais vaii
een ontwerp door haaren Broeder en èapitein Singleroii
- gefmeei, om haar weg te voeren. Hickmansßiik liefdaa-
dlghcden., Zij veragt z,ime gehecl'e kunne, zo wei als hetnl
' Hoe ilegt haar' Vader cn Moeder met malkandercii leef-^
den. Verheft Clarijfa an haare goede hoedanigheden 'in^ he^
huishoHdelijke.^ Bijzonderheden yan een., groot Bakeei
iiiet haare Moeder, over haard'briefwifleHngè ïCrijgc
een klap van h'siai·'. Aanmerkihgèn oVctfchrändere-Huis ■
'ί-^·■■ vrouwen·. ' ' .
XXXVII. XXXVifl. XXXÏX. cürijfr, aanjuè^jio^:
Brengt haai· haar gedrag tegen haare Moeder'^mct'cè-te'
' fterke befttäfilrige onder hét oog: WaaHn zij dèn pli^c
der Kinderen ter rieerftck. BcfchufdigFhaar van gèbretó
^ , ,,v>n edclmoediahcid jigens'Miikiitä^." YèióntrcbüWig^^
//-Hf. Deel; Ν ü itg
•Η-ν
inhqud van riét
iiozclve verder over hec v^n de hand wijzea va» kiiara^
aanbkdhigen uan ^^ Sxelc èenc^ voorwaarde τοογ, op
welke Juifroiivv Howc^allcs mag zien, wat zij" fchrijven·.
XL. Howe-, aan Clarißa Haare Moeder verwerpt de
voorgcftclJe voorwaarde. Juffer Hpwe neemt baare be-
rirpingiia in dank aan: Maat w/7 met^^de briefwiflclinge
voortgaen. Eenige vérichooningcn voor haaraelve. Grap-
pig, vertelzel vaii jon^e haantjes. · ,, , ?
XLl. cïarljfa, aan ^upr Howe. Lovclace deelt haat baars
Broeders,en SiugletoHs aanitag mede j dog behandelt het,
zo'tfcheén, met vcr'agtinge.j Zij vraagt hem raad, wat
daarop te dqcn. . Dit brengt hem , tot aaoljicdinge om
haar te Trouwen. Hoe ze hiervan afraakten..
XLll Lovelacey.^aen. Belford, Hij bekent; zijne
ziften in het aanbieden des huwelijks; Nogthans fcheelde
het weinig, Zegt hij, of hij waare in zijne eigene ftrik-
ken g;vangen. , , . , - ,
XLllt. ^ofa^h Lehm.y san den Hn Lovelaee. Niet kundfchap
van een voorneeweniiegen hem pntvyorpen doot de Har-
le» wes. Jofcphs fnoode geveinsdheid en eigenbaat.
XLlV- Louelace, ten antwoord. Verhaal .van Juffer Betterten.
, Roemt, over ,zijne behandelin^e^van zijne matreilern
Het Ibos gebrutki 't.wclS: hij maakt vanJoièphs verftand-
houdinge. ...
XLV.'C/rtr/j/ii, aan'Paare Aloeïj Bervey^ Klaagt Over haac
|Vilivvi;.gcn. Geef: van ter zijden te kennen , dat haar
^ ' oogmeik niet '^ewtcft was om metjLovelaee weg tegaen.
Zi) wil haar'hart geheel vjor haar ppenleggen, indien
, zij haar daattue ,aanmoedigt , _ dooi de hoope van ectifi
verzoeningc.
i^LVl. Juffer. Howe"·, 'aan Clarijfa. Aanmerkingen· over Lo-
velaces Laagheid y Hoogmoed, cb iVraak^gt. ßcfchaafd-
beid van huni iiiet te verwagfcn. Zij.is dol op hem over
die aigliftigc wijze, op welke hij Óarilfa dringt om hem
, Yj IC trouwen, öeefr haar raad, hoe in haare tegenwoor-
" woordi;;e omftapciiglieid te werk , ,
XL,Vil. Ikljordy aan Lovelaee, Wordt een(ijvfrig voor^raak
'voor de LVdy. Geeft' vcele leerzaaïne redenen ter flaa-
. vingc van 't geen ,hij>i ten haaren voordeele inbrengt. >· χ
XLVin. y^'Oinv^yHer-vey, aan Clarl/[a, \ Een gcftrengc en
wicetlc Brie)^^:<.irautwoord op haarcn.i No. XLV.ii Mci»
haii niet voor., zcgtjzijV haar yoiftrekc te dvyingén om
le uouwcn. '
st'
iÉüii
-ocr page 640-XLIX. Clar'iß, aan Jilffer Hohe, Haar diepgrondig IccJL
weezen, op deeze kundfchap', dat zij bij Lovelaee ge-
koomen is. Fijner gewaarwordingen maaken, niet
hikkig. ' Haarnoodlot al te oogenfchijnelijk in xjjne magt.
Hij is onbefchaafdt ivreedtJrofSy onwijs^ cn beaxelt ιημ
zijn eigen gelttk. Haäre redenen, waarom zij minder' be-
haagen in hem heeft dan ooit. Haarè^piel boven zijne
ziel verheven. Haare kiöckraöedighcid. ' Haar gebed,
l. LI. Van'dezelve, Nu' is tiaar-hart inderdaad velrbrijzeld,
zegt zij. Een plcgtige vloek door haaren Vader over
haar uitgeiproken. -- Ba^aarfche brieven^ van haa-
re Zuiler bij die ^gelegenhèid.'
LII. Juffer Howe'', aan Clariffa. Een brief vol van edel-
moedige'venrqouinge cn raad. ' Haar vriendlijke'''gelof-
te. Zendt haar vijftig guinic§ in dc bladen y^n een
Norris Mlfcellanies. ' -
Lin. Clariffa, aan Juffer Hsive.'· Ecn'getrouw vrieiiil i/t; me-
dicijne des leevens. Zij ftaer zo op haar vertrek naar Lon-
don. Lovelaee heeft haar op cene zo rondborftigc wiji^c
aangebooden le Trouwen, dat-zij wenfcht nooit nm
■wantrouwen van hem gefchreeven te hebben. Het is haar
leed , dat het niet in haare /»Λςί was, zijne ernCuge
aanhoudingen in te willigen. Zendt haar Nortis te rug.
En waarom. '
JLIV. LV. juffer Hoive, aan-Clariffa. '' V\zt is haar leed, dat
zij haar Nortis te tug gezonden heeft. Wenfcht, dat
zij Lovelaces rondborftigc aanbiedinge bni'tc Trouwen
bad aangenoinen. Gelooft, dat zij zelve ene Vertiolenc
genegenheid voor Hickman heeft: Eh waarom, -—
Zij laakt JufFr. Harlowei En waarom. " ^
Tïo antwoord'Gp No. LI V. ftelc GlariiTa het verièhil tec
neer tulfchen de charaflers van den Hr. Lpvclace cn de·
Hr. Hickman; en geeft haar tc kemien, dat haale be-
weegredenen om het Ttouwen uit te ftellen,· niet enkel
ceremonien waareit. H-t fmcrt haar Jat JufFr Howehaa-
rcbficfwiflèliuge verbiedt. Haare fchuldpligtige verdce-
digiii^-e"'van haare eigene Moeder. Les voor Kinderen.
Lyi. Lovelaee^ aan 'Belford.''" Deukt dat hij ten laatften uu-
vermijdelijk zal vailgekluiilcid'wofdeti. Zwaareonpas-
fclijkheid der Lady. Haaté kinderlijke eerbiedigheid dqet
haar een vervaard geloof ilaen aan qcns Vaders vïotken.
Zij doet Juffer Howe niet te "weeten. hoe ongeßeld -zij vu^
waare.' Zijiïc geloften" vaii Trouweer brengen haar ten
Ν η 1 lee-
? Icevcn weder, Diiexi geloften volfirektlijk in ernfl -van hem
\^:gcdaen. [De eenige wxe dat hij x^ '^us ^deed.'] Hij kaïi
onbedwongen van Liefde en Trouwen fpreeken.
.'"Weidt op cent lueüge wijze uit over Belfords Brief, No#
\i Lovelac^i aan Belford. Vertrekt naar London. Ecnc
worftelini^e met zijn hatt. Bekeiu dat het een fchelm
" i yah eeu iiart is. Eene vlaag van fterke dog ras vpor-
, bijgaende wroeginge. Indien J|ij irouwt, twijffeit bij
of bij niet eêne zwaarmoedige Vrcuw aap baar zal beb-
jbcn. Denkt dat bet voor beiden beter waate niet tc trou-
wen. Zijne ligtvaardigc ït^tntn.^ Lej]eri'·νοοτ de Sexe.
Van denzelven. rZij koomen ten huize van Juffrouw
Sinclair. ,Sara Martin en Marij Horton, vallen op beni
^ a^n. Hij wankelt in zijne goede voorheemcns. Dorcas
Wykes tot eene dienilniaagd voorgefteld, cn rnet eeni-
• gen weerzin aangenoinen, tot dat' Hanna koomen kap.
Dorcas cbiarader. . Twee voornaame zaaken heeft bij uit
te werken. Welke die zijn.
'CUriffa ·, aan Juffer Howe. Haar logement behaagt
haar wel; maar de Weduw niet hciel zeer. Bekijft Juffer
Howe over haare roekelboze, hoewel vriendlijke gelofte.
Lijft van goede boeken , welke ze in haar kabinetje vindt.
Ten uiieiften op hem misnoegd, om dat hij aan de vrou-
wen beneden verteld had, dat zij hcimebjk getrouwd
waaren, Heeft een fterke redentwift met hem over dit
onderwerp. Hij ßaei haar voor ie Trouwen, dog op zo-
danige wijzei dat zij zijne aanbicdinge niet teiftond kon-
de aangrijpen. Haare omzigtigheid ten ppzigt van deu-
ren» venfters, cn zegels van brieven, j, /; (, ,.
yX.,Jußer Hozoe·, aan Clarijja, Midd'eJ .uitgedagt om alle
' dagen blieven met,elkanderen re wiflel^n.,.;!js oliide, dat
ι zij.gcdagien bad vau hein te iwuwci) ^^ z^ hij, zijne aan-
èiedinge hèrhaaid had, is-vetwonderd^ hi) het niet
."Ckrijfa, aan ^Hpr Howe, Ontbijt met bem^ cn dc
Weduw , en haare,twee Nigfen. j'Aanpierkingen over
.derzelver gedragi.en tgezigt.J Hij wil yerdi^pfte bij haar
inleggeii mee haar ,tc vérlaatcn,i: εη^hoopt dat; zij, BIJ
ZIJNE WEDERKOOMST,, den dag van.zijn.geluk zal
lioemen. ^ij is genegen, alles in dc bfftt^plpoij ten zij-
nen voordee'e op te neerpen, , .
zijnen naaftvolgcfidcii Blief {t^mrvan (IegisjJittrck:^els gege^
" ' l en
-ocr page 642-ve^ tüorden) zegepraalt hij» ^ij zijflc.bedoelde ftufe-
I leen heeft uitgewerkt. Doot de vrouwlnij aaDgefpootd,
hervat' hij zijn bcflait om haar tot het uitctfte tc beproe-
ven. , ■■ ■
ίΧΠ. Clarijfa t "aan Juffer Howe.^^ Xpyclace kopmt 's anderen
daags tc rug. ^ij denkt, dgt zij op eene laage wijze be-
handeld wordt, co is vergramd, 0jdringt weder opfm
Huwelijk} maar voor dat zij hem änt^oord geeyeo kan,
dóet hij èên ander voorftelj evenwßl verdenkt zij hm niet ^
dat hij voorbedagtlyk ultßel in ^kn zin heeft. Hij 'is in öt^-
dcrhandclinge over het huis van Mevr. Fretct>ville. Be-
fchrijvinge daarvan. Eene fchoone gelegeuhèid biedt zig
voor hem aan om een voorilcl van Trouwen aan Haar te
doen. Zl] is verwonderd dat hij die flippen laat. Hij ftact
haar zeer aan om haar gezelfchap op een cellatlon, 'tweik
hij aan vier van zijHc uitgezogte vrienden, en Juffer Par-
tington ilaet tc gecven. Geeft eenberigc wie Juffer Parting-
tou is. ·
Ia 's Hre^i. Lovelaces naaftvolgenden Brief noodigt hij Belford ,
Mowbray, Belton, cuTourvïlle, op zijn ce/lation. Grap-
pige Regels, die hij hun geeft> aangaende hun gedrag
in tegenwoordigheid der Lady. Heeft twee oogmerken
met haar in hun gezelfchap te brengen.
JLXUI. Lovelaccy aan Belford. Is mecCUriiTateKerkgewccil·.
De Sabbath eene fchoone ipftellinge. Dc Text ontroerc
hem. Nathan de propheet, zegt hii> was èeo goede
vernuftige gaft. De vrouwl-aij flaen haar beter aan, dan
in den beginne. Na eenigc tegcnftribbeiinge geeft zéj
haare toeftemminge om zijn collalion pet haar bijzijn te
vetecrcn. Verlangt naar hunne gevoelens over zijnen
fchoonen buit. Geeft van haat eens zeer voordeeÜge be-
fchrijvinge.
XXIV. Clarijfat aan juffer Howe. Zij prijd: zijn goed ge-
drag in Sr. Paulus Kerk. JLaat zig overhaa en dm het
middagmaal tc houden met Jnffr. Sinclair ea haare Nig- 'f
ten. Hecfc meer genoegen in haar , dan zij dagt te zul- |
f . len krijgen Befchuldigt zigzelve over baar fchielijk oor-
me dag. Duldt alles ^ wat maar inet fchik z/> geduld kan v^
".vordert ten uoordeele "van den Hr. Lovelace, Zij zou hem
hoven alie mannen kiezen kunnen , u-elke zij ooit kende, in- j
dien hij altoos zodanig zonde zijn, als hij dien dag geweeß
iN η 3 was,
het ;·
«ίΛί,, Heeft evenwel yäfl: beflooten, om in haare gcncr
genhéid» zo veel roogclijk'is,' zig te laatcn tegeeren door
waaite vctdienfte," eri door daadcn. Maak: ecne nieuwe
* , ^agte^eninge, ,cn is geftoord dat Juffer Partington bij
haac wietd ingeleid« eh dat hij haar deed inwilligen om
ep zijn vqorgenómetï cqllation tegenwoordig te zijn.
tJKW. Clarijfa i aa» Juffer Howe. Walgt van haaren A\
Befch^ijh de cliaraftcrs zijner vier gezellen. Heeft
zin in JufFer Pattingtpns gedrag.
LXVÏ. Fan dezelve. Póoginge om haar te beMfeegen, dac
zij Juffer "Partington voor dien nagt tot haat bedgenoot
toelaate. iZ.ij weigert ^t. Haare redenen. Iszeerkwaa-
Kjk te vreeden.'
LXVII. Van dezelve. Heeft ecnen toornigen Brief van juf-
frouw Howe ontvangen , die haar verbiedt briefwiflelinge
met haare Dogter tc houden. Zij raadt haar zig daaraan
IC onderwerpen, fchoon tegen zigzclvc; cn, om haar
daartoe te beweegeu, ftclt zij haare tcgenvfoordigeuitzig-
ten op het gunftigft voor.
txvill. juffer Howe y ten antwoord. Vaart heftig uit ovet
deezen ftap van haare Moedei:.' Dringt op het aanhou-
den van de briefwiflelinge. Haare bedreigingen, zoCIa-
liiTa niet fchrijft. Is dol tegen Lovelace. Maar befchuj-
digt haar, dat zij Juffer Partingron niet is te wille ge-
weeft: En waarom. Raadt haar om op een Huwelijks-
contraft, beda^t tp zijn. Lovelaces voorflag aarvgaende
het huis van Mevr. Fretchvilie ftaet haat wel aan.
LXIX. Clarljfa, tot Weder-antwoorè- Vervaard over haare
bedreigingen > belooft zij met fchrijvcn voort te gaerj,
Smeekt haar te leeren om haare hartftogten te bejwin-
ger. Heeft zo even haare Kleederen gckreegen.
hXX. De. Hr. Hickman, aan Clartßh. jufer Howe , herige
bij, IS ongeruft ever de ontlVltenis, \ydkc zij haar heeft
aangejaagd Indieji zi) voort wil fchrijvcn gelijk te voo-
■ ten, zal Juffer Howe ni« in gedagten neemen om le
doen , waarvoor zij zo beduj^t is. Hij biedt haat zijnen
gctrouwften (iienft aan, -
Avond.
ge«n
*■> ^ -
fS'