OF D Ε
HISTORIE
WAARIN t)E
GEWIGTÏGSTE BELANGEN
DES
GEMEENEN LEEVENS
Vervat zijn.
Uit het Engelfth naar den Der-
den Druk vertaald.
IV. DEEL.
Te HARLINGEN.
Bij FOLKERt VAN DER PLAATS, Boèil^
verkooper aan de VoQrftruat 1753*
Bladffi i
historie'
i : '
van JuiFer
De Lóvelace ^ aan Jam BelforÜ^
Schildkn*
Dingsdag, den 2 /fef^^/i
; È R C ü RIU S, gelijk de frabelfctti}"
ver ons vertelt, eens de nieuwsgierig-^
heid hebbende, om te wëeten in wep
ke agtinge hij ftond onder de Sterve-
lingen, kwam vermomd naar beneden, en vraagt
de , in eens Beeldhouwers winkel, naar den prijiè
van een Jupiter , daarna Van een Junóén zd
voort van den eëri , en dén ander van dé Ώ'ύ ma-^
pres ; en op het laatft , vraagde hij ; Wat daë
Beeld vm MercuriUS göld? O mijtt 'Heer; zeide
de Konftenaar, koop een van de anderen, en iÉ
zal u dat voor niet op dén koop toegeeven."
Hoe onnöXel moet de God der dievefi bp de
IV. Deel. Λ ' ' ' · ·
f
Ζ De HISTORIE van
neus gekecken hebben, op deezen fnuitilag voor
zijne grootsheid ί
Zo gij ook f —r- Duizend ponden zoudt
gij wel willen geeven voor het goed gevoelen van
deeze enkele Lady -— Dat zij ilegts taame-
lijke gedagten van u had, en u haarer verkeeringe
nier geheel onwaardig rekende, zou u gelukkig
maaken. En toen wij te nagt, of liever van den
morgen fcheidden, deedt gij mij belooven u eeni-
ge regels te Edgware te zenden, om u te laaten
weëten, wat zij denkt van u en uwe Broederen.
Uive duizend^ponden, J^^^ gij geheel
behouden: Want zij heeft het hartlijkß mishaa'
in u zo wsl ah
ώ !
gen in jeluij ^ alfemml
in eenigen van dereß.
Ik ben'erook droevig om, wat u belangt; om
twee redenen -- De Eene^ om dat ik denke,
dat uwe beweegreden tot uwe nieuwsgierigheid
Vreeze was, of Zelfs-bewuftheid : Daar die van
den'Aarts-dief Grootsheid , ondraagelijke Groots-
heid was: En daarom wierd hij· te regt met fchaam-
roode kaaken naar den hemel weg gezonden, en
kon nier pochen -,De andere, om dat ik
bedugt ben , dat zo gij haar mishaagt, ik haar
ookmishaage: Wanc zijn v/ij niet vogels van ee-
ner .vederen?
" Ik moeil nooit van Hervorminge praaten,
gaf zij: mij te kennen , daar ik' zulke metgezellen
had, en zulk een vermaak fchepte, als ik fcheen
te icheppen, in derzei ver ijdcle zotteklap.
' Ik verbeeldde het mij niet meer mogelijk dan
gij, Jan, dat zij in u lieden bchaa^en kon hebben:
Maar evenwel, voor zo verre gij mijne vrienden
zijt.
-ocr page 4-zijt, dagt ik dat eene perfoon van haare dpvoedin*
ge fpaarzaamér zou geweeil zijn met haare beris^
pingen. ο ·; ,
Ik weete niet hoe het is, Belford; dog dé
vrouwluij agten zig geregtigd om tegen ons alle
vrijheid te gebruiken , terwijl, wij onbefchaafd,
VOorwaar, en Jk kan niet zeggen wat al zijn ^
zo wij niet haarenthalven een partij vervloekt^;
leugens vertellefi , en van zwart wit maaken -——
ons dus veinzaarts leerende worden; èn egter bris ^
op andere tijden, als bedriegers brapdmerkendei
- Ik verdeedigde u zo goed als ik konde: Dog
gij weet wel, dat 'er niets dan eene bepleiilerendé
yerdeediginge te onderneeraen was, bij eene Vari
naare beginzelen. ■
Ik zal u eenige van mijne ingebragte vèif·^
fchooningen in hec kort opgeeven.
„ Voor de reinen fcheen elke kleine óvehrèé-
„ dinge ergerlijk: Egter iag ik niet, dat'er iets
„ onbehoorelijks den geheelen avond geweeit
was, het zij in de woorden of in het gedrag
j>
5, mijner vrienden. Zommige luiden konden maar
5, praaten over een of tweè onderwerpen i Zij
kon over alle : Geen wonder derhalven ;. dac
„ zij fpraken van hetgeen zij beft verftonden; èn-
j, van enkel zinnelijke voorwerpen. Hadi zij ons
meer vereerd raiet baar gefprek , zij zoude
j, minder tegenzin in het onze gehad hebben;^
j, want zij zag hoe iedereen bereid was met ver-
9, wonderinge haar te hooren, zo dikwijls zij haa-
« re lippen opende. Gij , in 't bijzonder , hadc
5, gezegd, toen zij wegging, dat als zij fprak, de
Ai „ Deugé
-ocr page 5-4 ÖE HISTORIE VAS
,, Deugd zelve fprak ": Dog dat gij met zulk eèii
ontzag waart aaugedaen^ na dat zij ons met eë-i
ne aanmerkinge of twee ovef een Onderwerp^
dac op de baati gebragc wierd, "had bégunftigd,
„ dat gij, in haar gezelfchap ^ altoos fchroomert'
„ zoude, dat dan het meeß öp U te zeggen zou
j, vallen, als gij bedoeldec daartoe ^ti fhinß ge-
^ legenheid te geeven.
Met ronde woorden zeide zij, dat zij geen
behaagen had nog in mijne gezellen , nog in het'
huis j ^^raariπ zij wasi
Ik had geen nieer behaagen in het huis dan
zij: Schoon het volk zeer gedienftig was, en zij
had bekend , dat zij 'er zelve minder tegen had,'
dan in het eerft: En waaren wij niet in beiprek
over een ander eigen huis ?
Juffer Partington ftond haar niet aan —^^——ï
Haare goederen mogten zo groot zijn als zij wil-
den , en zij had heel veel van haare goederen hoo-·
ren fpreeken , zij zou niet verkiezen om naauwe
kennis met haar te maaken. Zij dagt dat het wat^
hard was in zulk eene moeijelijke omftandigheid'
géoragt te worden, als zij gifteren avond gebragc
was, daar'èr nienfchen in het \^oorhuis logeer-?
den, met welke zij reden hadden om vrijer te zijny
dan met haar , na eene maar zo kbrce kennis, c
ïk hield mij als of ik van deeze bijzonderheid
een uiterften onbewuil: was; en wen zij zig daar-
over verder verklaarde , keurde ik Juffr. Sinclair^
verzoek af, en noemde het vrijpoftig.
Zij tilde Ußlglijk ligter over haare weigerin-
ge van het meisje tot eene bedgenoot te neemen,
dan zij 'er van dagt^ dat konde ik wel zien; want
■fi
ίΐί
het
j t
mr
-ocr page 6-JüFFER CLARISSA HARLOWE. ^ |
het was duidelijk dac zij onderfteldé, dat 'er reden
voor mij was om te denken, dat zij of alte vies ^
of al te behoedzaam geweeft was.
Ik bood aan om mij geftoord te toonen over
JuiFr. Sinclairs vrijmoedigheid.
Neen; daar ftak juift niet veeï in. Het was
beft het maar te laaten voorbijgaen. Men zou het
mogelijk meer bijzonder in haar agten zulk eén
verzoek te Weigeren, dan in Juifr. Sinclair hetzel-
ve te doen, of in Juffer Parcington te verwagcen
dat het wierd ingewilligd. · Dog dewijl de luiden
beneden zeer veel kenniffën hadden, will zij niet
hoe dikwijls men haar in haare eenzaamheid mögt
koomen ftooren, indien zij daartoe voet gaf. En
daar waaren inderdaad Wulpsheden in het gedrag
van die jonge Lady , welke zij zo verre niet kon
door de vingeren zien , dat zij naar eene naauwe
gemeenzaamheid met haar zou wenfchen.
Ik zeide , ik had al zo weinig behaagen in
Juffer Partington , als zij kon hebben. Juffer
Parcington was een onnozel jong fchepzel; die
maar al te waarfchijnelijk de waakzaamheid vaa
haare voogden over haar fcheen te wettigen. --
Dog niettemin, wat in *t algemeen haar geiprek
en gedrag van gifteren-avond belangde , moeft ik
bekennen van gedagten te zijn, dat op het meisje
(want een meisje was zij, ten aanzien van ver-
band) niet te zeggen viel; als zig alleen aanftel-
inde als een onbedwongen goedaartig ichepzel,
ι ie zig veilig dagt te zijn onder de eerelijkheid
an haar gezelfchap.
Dat was zeer wel van mij gezegd, ant-
.'oordde zij: Dog indien die jonge Lady met haar
gezelfchap zo wel .ypldaen was, moeil zij zeggen
^ ^^at ik zeer ^oedgunftig was met haar zo onnozel
te onderilellen -^ Wat haar zelve aanging, zij
,|iad van de Londonfche wereld niets gezien: Dog
dagt, zij moeft het mi] ronduit zeggen , dat zij
nooic van haar leeven in zuik een gezelfchap gê-
weeilwas; nog ooit weder in zodanig een wenfch-
ie te zijn.
Daar, Belford ! —■—- Nog erger koomt
pi''er af^ dan Mercuurl -- Doet gi] niet 9
ik wierd pijnelijk. Hard zou het lot zijn yan
vetilandiger juffrouwen, zo veel ik zien kon, dan
Juffer Partington, ftonden zij van eene zo geftren-
ge deugd als de haare beoordeeld ce worden.
Dat was zo niet, zeide zij: Maar zo ik wee-
?enlijk niets zag in het gedrag van dat jong
penfch, waarop voor een deugdzaam gemoed
^ets te zeggen viel, dat dan mijne onkunde van
een beter gedrag, moeft zij mij zeggen, al zo be-
tlaagelijk was als de haare : En het waare te,
"^enfchen, dat geeften zo wel gepaard, om hun-
lier zelver wille, nooit gefcheiden wierden.
Zie eens, Jan, i^at ik minne met mijne,
liefderijke verjchooningen I
' Ik dankte haar hartlijk. Dog zeide, dat ik
de vrijheid moeil neemen van aan te merken, dat
vroome lieden gemeenlijk zo liefdeloos waaren,
dat de duivel mij haaien mögt, zo^ik zou verkie-
zen vroom te worden, indieri het gevolg daarvan
^pnd te. zijn, dat Jk van . alle 4e wereld .buiten mij
gelven ongunftige gedagten hebben moeft.
Zij wenfchïe-mij geluk met mijne liefderijk-
iieid; Dog gaf mij te kennen, dat zij,-om de haß-
■7'" ■■ - ■ ■·■· " · ' rt
Μ.
f'
ÏLi.
'A
Λ !» .■:
■ώιίΜί.
'Ssi ■^.OiÉ
Juffer CLARISSA HARLOWE. 555
re uh te breiden^ hoopte dat men niet van. haar
ver wagten zoude , dat zij genoegen nam in he,c
'laag gezelfchap ^ ikjhaar gifteren avonÜ
gebragc had.
Geen uitzonderinge ten uwen voordeeïe\
Belfordl --- Uw duizend pond is wel he-
houden, '
Ik zag niet, zeide ik , haar om vergiiFenis
verzoekende, dat zij in eenig menfch behaagen
hsi^ [Frije taal voor vrije taal^ Jan! ·—^——
Waarom [prak zij dan kwaalijk van mijne
vrienden Evenwel, mogte ik maar weeten in
wien en wat zij behaagen, of geen behaagen had ;
en zo het mogelijk waare zoude ik in dezelve per-
foonen en zaaken behaagen of geen behaagen
neemen.
Zij gebood mij daarop, in drift, mishaageit
te hebben in mijzelven.
Vervloekt geßreng ! -- Denkt zij niet
dat zij daarvoor betaalen moet 'ten eenigen da·
ge , of ten eenigen nagte ?-En zo. eenigen,
veele: dat is mijn troofl.
Ik was zo op den weg om gelukkig te wor-
den , zeide ik , voor dat ik zo emftig haar drong
om mijne vrienden met haar gezelfchap te begun-
ftigen, dat ik wel wenfchte dat mijne vrienden zo
wel als Juffer Partington voor den duivel geweeft
waaren-— En egter moeft ik zeggen, dat
ik niet zag hoe vroome lieden hun oogmerk,
om de) boozen door vermaaninge zo wel als
voorbeeld te hervormen , half bereiken konden,
indien zij zig mee de vroomen cükm vergezel-
fchapten.
J
Vi. .JJSa;^«;
-ocr page 9-ti De HISTORIE van
•ν
ik liep gevaar van verzengd te worden door.
|wee of drie Biixeraftraalen uic haare verontwaar-
digende oogen ; en zij keerde zig fmaadelijk van
mij af, en ging weg naar haar eigen vertrek.
Nog eens^ Jan^ uw duizend pond ^ gelijk
'gij zietis behouden.
Zij zegt, ik ben geen welleev.end man: Dog
is zij , in het geval dat wij voor ons hebben, wel
meer welleeveride voor eene juiFrouw?
En nu dankt u niet, dat ik mijner Bekoor-
fter eenige wraak fchuldig ben voor haare wreed-
♦Ί < iieid in een'zo fraaij jong fchepzel, en van over-
froote goederen, te noodzaaken om, in een flaap-
, ank zig te pakken met Dorcas de dienftmeid
der trotie weigerfter ? ---Juffer Partington
daarenboven (met traanen) betuigende aan Juffr.
Sinclair , dat wilde Mevr. Lovelace haar de eere
geeven van een bezoek te Barnet, hpt beft bed en
de befte kamer in haars voogds huis ten haaren
dienit zou zijn. Denkt gij dat ik geen giffinge kon
niaaken op haare onteerende vreeze voor mij? —
'i pat zij bedugt was, dat de gewaande zijn
'I eigenzoxs. tragten in bezit te neemen? —^— En
I; dat juffer Partington bereidwillig zou zijn om zulk
I een ftuk van regt mede te helpen bevorderen ?
'' ' Dus dan, Bekoorfter, maakt gij mijn geheu-
gen wakker , en trotfeert mij! | —^- En na-
demäal gij u meer verlaat op uwe eigene behoed-
zaamheid dan op mijne eere,; zo gefchiede u,
ichoone ^ naar dat gij'vreeft.
En nu,"Jan, laat mij weeten ,'wat uw gevoe-
" ,?n zij ,· en de-gévoeiens van uwe broeder iihob-
ïjakkeh van mijne Gioriana. . -
Juffer CLARISSA HARLOWE.
w
Ik hebbe zo even gehoord, dat Hanna hóópt
haafl: genoeg gebeterd te zullen zijn om haare jon-
ge Lady op te paiTen, als zij in London is. . Het
fchijnt dat het meisje geen doftor gehad heeft. Ec
moet hafir wel eenen zenden uit loutere liefde en
agtinge voor haare juffrou w. Wie weet of de mö"-
dicijnen de natuure mogelijk niet verzwakken y en
de ziekte kragi bijzetten ? —--Dewijl ha^re
ziekte geen kooris is, zou dat waarfchijnelijic wel
zo kunnen zijn. --- Wiaar miifchien is de hoo-
pe van de meid ook al te voorbaarig. Hei: h no'^
huijig weer in deeze maand.. --— En dac
is kwaad voor kwaaien van jigt en verkoudheicj»
De Hr* Lovilace, aan Jan BELroi^rib^'«
Schildkn.
? .
Dingsdag, den ζ van Μαίχ,
Juifi: zo als ik den ingeflootenen gezegeld had,
koomt 'er een Brief aan mijne Beminde , onder
couvert aan mij gerigt ten huize van Lord M.
Van wie , denkt gij ? -- Van Juifr. Howe! —
En welke de inhoud ?
Hoe zoude ik dat weeten, ten zij het lief
Schepzel mij denzelven had medegedeeld? Dog
een zeer wreede Brief geloove ik dat het was,
uit de uinverkinge welke die op haar bad. De
traanen liepen over haare wangen, toen zij hem
De HISTORIE van
i©
las j-en haare kpleur veranderde verfchpdemaalen.
Geen einde van haare vervolgingen, denke ik! ,
„ Welk eene wreedheid in mijn noodlot! „
^zeide'de zoeEe klaagfter. -„ Nu moetik
den eenigen trooft mijns leevens laaten vaa-
09 ren! „
JuiFer Howe's briefwiiTelinge, buiten twijfFel.
Maar behoorde zij hierover zo bedroefd te
zijn ? Deeze briefwiiTelinge was te vooren al ver-
booden , en dat met de fterkfte bewoordingen,
aan Dogter: Dog egter van voortgezet;
fchoon een koppel onzondelijken, als het je be-
lieft., Konden zij verwagten , dat eene Moeder
iiaar gezag niet zoude handhaaven ? -- En
daar zij vond , dat haar verbod van geen kragt
was bij haare itijfhoofdige Dogter ^ was het niet
redelijk te onderftellen , dat zij eens beproeven
zoude welke uitwerkinj^e het zou hebben op de
i
i
ü
En nu
.. DJ
vriendin van haare Dositer ?
geloove ik , dat het einde kragtdaadiglijk zal be-
antwoord worden : Want mijne Beminde, durve
ik zeggen, zal daarvan een punt van confcientie
maaken.
•Ik haate wreedheid, bijzonderlijk in de vrou^
wen ; en zou mij dit Haaltje daarvan in Juffr.
Howe meer hebben ter harten genomen, had ik
geen fterkcr blijk en ftaakje van dezelve in mijne
Beminde tegen Juil'er Partington ^ ^want hoe wift
zij, nademaal zij zo bevreesd was vooï zigzelve^
wie Dorcas bij die onnozele en min waakzaame
jonge Lady mögt binnen laaten 'i Dog niettemin
moet ik bekennen, dat ik niet heel droevig ben o-
yei dit verbod, het mag dan oorfpronglijk koo-
men
1
Ni
Μ J
Λ .
m
■■graissr.-j-^jallfc· -ir-jaaairJL ~__Ti
men van de Harlowes , of van wien hei wil;
dewijl ik niet twijiFele, of het is aan Juffer Howe
ten grooten deele te wijten, dat mijne Beminde
zo zeer op haare hoede is, en zo ilegte gedagten
van mij heeft. En wie kan zeggen , daar de
charaSters bier zo teder ^xn zommige vér mom-
tmngen zo dim zijn, welke gevolgen uit deeze
onpligtmaarige briefwiflelinge mogten voortkoo-
men? - Ik zegge derhalven, Ik ben 'er niec
droevig over: Nu zal zij niemand hebben'^, met
welke zij haare zaaken kan overleggen : 'Niemand
om haar te ontruften : En ik kan 't. mij beipaaren,
dat ik mij fchuldig maake en misnoegen geeve met
in eene briefwiifelinge mijne neus te fteeken, wel-
ke mij lang ongerufl: gemaakt heeft. if; .
m
\ί
Hoe werkt alles ten mijnen voordeele 1 f r'',.·
Waarom wil dit bekoorelijk Schepzel zulke von-
den noodzaakelijk maaken , welke mijne mioeitè
moeten vermeerderen, en ook mijne fchuld', 'zd
als zommige zouden rekenen ? Maar waarom,
moeil ik liever vraagen, wil zij tegen haare fter-
ven vegten.^ '
üütt
-ocr page 13-'m
De historie van
..i)
f
'Vs Hr, Belford, aan Robert Lovela-
- CE, Schïldkn. *
I Mdgware^ Dingsdag-avond^ den ivanMatj.
■ί'
Zonder te wagten naar den beloofden Brief
van u, om ons te kennen te geeven wat de Lady
van ons zegt, fchrijve ik om u te berigten , Dat
xvij alle ten aanzien van haar van een gevoelen
zijn; het welk is, dat 'er van haare jaaren geen
voortreiFelijker vrouw is, wat haar Veriland be-
langt» Wat haar Perfoon aangaet , zij is in den
bloeij der jeugd , en een verwonderenswaardig
Ichepzel; eene volmaakte Schoonheid: Dog dee-
zen geringer lof kan iemand , die de eere gehad
heeft van met haar in gefprek te zijn , zig naauw-
lijks vernederen om te geeven; en egrer wierd zij
nog tegen haaren zin bij ons gebragt.
Laat mij toe, waarde Lovelace, om een mid^
del te zijn ter behoudenifie van die uitmuntend
Schepzel voor de gevaaren, welke zij ter aller uu-
re loopt van het argliftig-ft hart ter wereld. In ee-
nen voorgaenden pleitede ik met den wenfch van
uwe eigene familie , van Lord M. bijzonderlijk;
en toen had ik haar niet gezien: Dog nu voege ik
daarbij hüare ^ene zaak , de zaak der eerelijk·
beweegrenen van rcgivaaidiglieid , edei-
moe-
-ocr page 14-moedigheid, dankbaarhëid , éft menfchlijkheid
Welke alle de Behoudenis van eene zo voortfeiFe- »
lijke vrouw veréifchen. Gij weet niec de be-
naaudheid die ik zou gehad hebben (waarVari daan
het koomt, kan ik niet bevroeden) had ik'vöor
mijn vertrek huiden morgen niet gcweéten; dat N!
het gadeloos fchepzel u had te loor gefield in uw
vervloekt oogmerk om van haar te verkrijgen, dac'"
zij de fcheonfchijnende Pardngton tot eene bedge-"^
noot bij zig nam. ^ ' ' -
Ik hebbe niets gedaen dan van dèeze Lady të
fpreeken , den geheelen tijd zèdert ik haar" zag.
Daar is iets zo ontzaglijks , en egter zo zoetaar'
tigs , in haar aangezigt, dat ίο ik alle de Deug-
den en Bevalligheden in een ftuk liet fchilderen,
elk derzelve haare gedaante uit de verfcheidené
Weezens en houdingen van haar ontleénen zoudetTi
Zij is gebooren om de eeu»v te Verderen , aari
welke zij gefchónken is, en zoude ^en deraad ver-
ilrekken voor de eerfte waardigheid. Welk eeii
doordringend en egter zagt oog; elk opilag, naar
niij dagt, vermengd met Liefde en Vreeze voor u!
Welk een ^oete glimlach ftraalende door de wolk ,
welke haar fchöon geläat oVerde'kte ^ ten b^^ijze,
dat zij meer fchroom en fmerte in haar haft be-
ving , dan ^ij gezind was Uit te drukken ί -
Gij moogt denken , dat ik al te hoogvliegen-·
de gae fchrijven; dog, op mijne eere, ik hebbé
zulken diepen eerbied gekreegen voor haar ver-
ftand en oordeel , dat ik wel verre van den man
verfchoonelijk te agten die haar ilordig zou behan-^
delen, bijkans mij zou bedroeven, dat zulk eéne
eiigel van eene vrouw zelf eens trouwde, i- Zij is
li
ί-iÉÉlitfft
-ocr page 15-mm
DE HISTORIE VA^
in mijne Oogen geheel geeft: En al kwam zij te
paaren met eenen man die insgelijks geheel geeft
was 5 waarom zouden de bekoorelijke hoedanig-
heden welke zij bezit, in gevaar gebragt worden?
Waarom zou zulk eene engelin zo laag ter neer
gedompeld worden in de gemeene waarneemin-
gen des huiilijken leevens ? Waare zij de mijne ^
ik zou naauwlijks wenfchen haar eene Moeder te -
zien , ten zij 'er eene zoort van zedelijke zeker-
heid waare, dat 'er Geeften gelijk de haare kon-
den worden voortgeteeld. Want om kort te gaen,
waarom zou het werk van Lighaamen niet aan en-
^e/fi Lighaamen worden overgelaaten ? Ik weete^
dat gij zelve een gevoelen van haar hebt dat wei-
nig min verheven is. Belton, Mowbray, Tour-
ville, zijn alle van mijne gedagten; zijn vol van ,
haaren lof; en zwéeren, dat het millioen-maalen -
jammer zou zijn eene juffrouw te bederven , in
welker val geen andere dan duivels zig verheugen
kunnen.
Welke moet niet dieverdienfte en uitmuntend- χ
heid zijn, die dit ons kan afperfen, die vrijleevers
zijn , gelijk gij zelve , en alle uwe bijzondere
vrienden, welke het met u houden, die met u
hebben aangefpannen in uwe regtmaadge verbol-_,
genheid tegen de reft van haare familie, en on-,
zen bijftand aangebooden om uwe wraak tegen
hen uit te voeren ? Maar .wij kunnen het niet rede-
lijk agten, dat gij een onnozel Schepzel, die u zo
wel bemint, en die onder uwe^befcherminge. is,
en zo veel om u geleeden heeft, zoudt Üraffen om
de misdaaden van haare nabeftaenden.
En laat ik u hier eens eene ernftige vraag of,
twee
" -n- iiiiiriiÉiiaiiiMi^^
-ocr page 16-JüFFER CLARIS^A HARLOWË. ip
twee doen. Denkt gij, dat^ hoe regt verwon'dér-
lijk deeze Lady ook zij, het einde welk -gij' u''
voorilelt, zo het bereikt worde ^ kan beantwoor-»
den aan de middelen, aan de moeite die gij-: u
geeft, aan de trouwloosheden , ilreeken , liften ^
en bedriegerijen, waaraah gij' u reeds fchuldig ge-
maakt hebt, en die gij nog overlegt ξ In alle wee-
zenlijke voortreffelijkheid overtreft zij haare gehee-
le Sexe. Maar in het ituk, waarom gij haar ^zoekt
te onder te brengen, zoude eerie enkel Vleeibhlij-
ke, eene Partington , eene Horton j eene Martin^
eenen Vleefchgfezinden duizendmaal gelukkiger
maaken, dan Zij of wil of Ican doen.
Geneugte is zoet ah .zij gèwilllg koomt.
Èn zoudt gij haaf willen ongelukkig maaken voor
haar gantfchè leeven, eri ^uzelveti niet gélukkig
Voor een enkel oogenblik.^ ^- '
Tot nogtoe is het niet té laat; en dat is mis-f
fchien zo veel als 'er gezegd kan worden , indien
gij bedoelt haare-agtinge en goed gevoelen zo wel
te bewaaren, als haar perfoon; want ik agte hec
onmogelijk dat zij uit uwe handen kan-gera?ken,
nu zij in dit vervloekt huis is. O die verdoemde
fchijnheilige Sinclair, gelijk gij hagr noemt! Hoe
was het mogelijk, dat zij zig.zo fclioonfchijnende
gedraagen kon, den geheeien|tijd dat^deliady bij
ons bleef! -Wees eerelijk, en trouw haar;
• s
Vi
!|·
f
cn wees dankbaar, dat zij zig wil vernederen om
u te neemen. Zo gn dit niet doet, zult gij de
ergile der menfchen z|n; en zult verdoemd wor- '
den in deeze wereld, en in de toekoomende: Ge-
lijk
-m
-ocr page 17-wmm
lè Dr HISTORIE van
lijk ik verzekerd ben dat gij behoort te worden ^
en ook zoudt worden, zo het oordeel over u ftond
aan eenen, die nooit te vooren zo zeer bewoogen,
was met eene juffrouw: En dien gij weet te zijn
Eeneh mei u ingenofnenen Vriend,
J. Belford.
Öhze gezellen ftemden overeen , dat ik zou
alleen gaen om eenen van den bovenflaen-
den inhoud te fchrijven. Zij kunnen van
de charates, waarin wij fchrijven, niets
maaken: Dus las ik hun deezeii voor. Äj
keuren dien goed; en uit hunne eigene be-
weeginge wilde ieder van hen zijnen naam
hieronder zetten. Ik wilde niet uitftellen-
dien te zenden ^ uit vreeze of'er een ig ver-
foeijelijk ontwerp mögt plaatze grijpen.
. Thomas Belton.
^ ' Richard Mowbray;
Jakob Tóurville;
Juift nü worden inij uwe beide gebragt. Ik
verandere mijn gevoelen niet, nog laaté
af van mijne ernftige gebeden aan u ten
haaren behoeve, niettegenilaende haar mis-'
haagen in mij.
iv;
-ocr page 18-Juffer CLARISSA HARLOTO. if
y' ί
ï)e Hr\ L o vel α ce, aan Jan Belford,'
\
ti^oéni 'dag, · den 3 vdii Maijl
baar ik alreeds de moeite genomen heBbè vaii
u volkoomen te onderrigten van mijne oqgmer-
jken , bedoelingen, en befluiten, ten aanzien vai^
deeze verwonderlijke juflTouw, is het zeer zeld^
zaam, dat gij zo veel boha maakt ten haaren voor-
deele, daar 'er nog géén proef gedaen, geen aan-
ilag Ondernomen is: Ën nogthans geeft gij het ia
eenen voorgaenden Brief als uw gevoelen op, dat
'er voordeel zou kunnen gedaen worden met den
toeftand waarin zij is; en dat zij zou kunnen over-
wonnen wordei).
De meefte van üwe bedenkingen, bijzondef.*,
Ijik die welke het onderfcheid raakt tuifchen de^
geneugten, welke de Deugdzaame en de Onge·^
bondené pnder de Sexe verleenen kunnen , zijti,
meer gefchikt om.naderhand in bcdenkihge cekoo-"
men , dan vooraf le. gaen. . ^
Ik bekenne met u , en met den Digter,' dat
de Geneugte zoet is, die gewillig koomt^ —,
M'iar is het wel te verwagten, dat cenè vroum
van opvoedinge , en die veel opheefc met welge'^
manierdbeid ^ bukiccn voor dat zij wordt aan-
iV. Deel. B'
DE HiSfÖRIE VAW
bevallen r' En hebbe ik deeze wel eens opgeeifcht
^m zig over te geeven? Ik twijffele niet, of ik zal
^waarigheid ontmoeten. Ik moec derhalven mijne
eerfte pooginge bij verraiirnge in het werk ftellen»
Daar kan mogelijk, wel eenige wreedheid van
nooden zijn: Dog daar kan ook'' vergunninge hij
d& tegeiißreemnge^^' daar kan wijken bij den
weerßand plaatze hebben. Maar als de eerite
ftrijd overis, of dan de volgende niet al zwakkef
en zwakker mogen worden , tot dat 'ep gewillig-
ijeid op volge , dit is het pmit dat. te beproeven
ilaet. ïk zal hetgeen ik gezegd hebbe, ophelde-
ren met dc gelijkenis van een nieuwgevangen Vo-
gel. Wij beginnen ^ als wij jongens zijn , met
Vogels; en als wij volwaifen zijn, gaen wij tot de
Vrouwen over; en beide , miiTchien, ondervin-
den zij, ieder op haaie beurt, onze ipeelzieke'
wreedheid.
Meb!; gij niet gelet op de aartige trappen, bi}
welke de verraikce Vliegêling gewend v/ordt om
zijn nieuwen ilaac te verdraagen.^ Hbehij, in het
eera, alle voed/.el weigerende, floot en zig be-
zeert tegen de tralijen , tot dat hij zijne mooije
vederen herom Huiven, en de wel verzekerde kooij
bedekken doet. Nu (leekt hij zijn hoofd'er bui-
ten ; alleen opiluitende wor zijne fchoone fchou-
deren: Dan, met moeite, zijn^ hoofd te rug trek-
kende, gaapt hij naar den adeni, en regt over ein-
de op den prik zittende, befchouwt hij, met pein-
zende dbgen, eeril zijn getralijde verhemelte, en
valt'er dan op aan. Als hij weder adem krijgt,
lloot hij, met vernieuwde woede, en kneufl: weder
zijn mooij hoofd en zijden , bijt de tralijen , en
pikt
i-S
π
\
Juffer CLARISSA HARLOTO. '^fi
pikt op de vingers van zijnen welgenoegdén be-
temmer. Tot dät hij eindelijk , zijne poogihgëü
vrugtloos vindende, geheel afgemat eti ademloos i
zig neerlegt, en hijgt op den bodem der kooije^
zijn wreed noodlot en verbeurde vrijheid fchijneii-
de te betreuren. En na een weinig dagen, zijne
worftelingen om te ontkoomen al verminderende
haar dat hij vindt dat het té vergeefs is zulks te
önderneemen, wordt hij aan zijne nieuwe Wooniii-
ge gewénd; en hij huppelt herom van prik op prik;
neemt zijne gewoone blijmoedigheid weder aan 5
zingt alle dagen een gezang om zigzelven te vér-
mäaken, en zijnen bewaarder te béloonen; ^ ,
Nu kan ik u zeggen, dat ik wel een Vógèl
gezien hébbe, die zïg metterdaad liet uithongereri
en vah droefheid ftierf, om dat hij gevangen én iii
de kooij geflooten was. Maar nooit ontmoette ifc
nog eene Vrouw ; die zo gek was: ——r Nog-
thans hebbe ik de lieve zielen wel de hèfcigflé drei-
gementen hooren liitflaen tegen haar éigen leëveri
bij zulk eene gelegenheid. Dog men zou niet,
heel breed van eene Vrouw fpreeken, indien wij
niet toertonden dat zij meer verßan'd had dan eeé
Vogeh En egtér moeten wij alle bekennpn, dac
het moeijelijkeir is eeii Vogel dan eene Lady te
vangen.
Oni de vergelijkinge te agtervolgèn
Indien de gevangene Lady zeer groóclijks in haare
hoope bedtoogen is, zal zij wel dreigen, gelijlc
gezegd is. Zij zal zelf haar voedzèl voor èenigeri
tijd weigeren , en inzonderheid indien gij haar
fterk noodigt, en zij denkt dat ze door haare wèi-^
geringe u bekommerd maakt. Dog daarna zal de
Β a Maaji
-ocr page 21-■γ, ■ 'Oe HISTORIE van
2Ö
IV'viiag van het bedrukte lief wel haafl: weder opeif
gncn. Het is.aartig om te zien , hoe zij aÜengs-
kens aan de hand koomt: Door eetluft gedrongen
■zal zij eerft miiTchien, als ze alleen is, een bekree-
ten brokje rteelen; daarna zO verre gebragc wor-
den dat zij peuzelt en zugt, én zugt en peuzelt,
ii) uw bijzijn; nu en dan, ^o haare ipijze geen
'goede iaus Heeft , eene fmaakelijker traan of twee
met dezelve doorzwelgende: Dan koomt zij zo
■verre dat zij eet en drinkt om u te believen:
'Dan befluit zij om uwentwille in het leeven re blij-
ven: Haare uitlchreeuwingen zullen , vervolgens,
in vlcijende woorden jjhaare heftige verwijtingen
in zngre nioinpelingen veranderen-Hoe durft
nü- Vcrraader!"— in Hoe kondi gij, lieffte? Zij
iy
zui u tot haar trekken, in plaatze van u van haar
ίΐΓ ce iloüten: Niet langer zal zij dan, met uitge-
to^g-ni klaauwen , u in den baard vliegen ; maar
a!s eeii aardg, fpeelziek , dertel Katje, met zagte
pootjes en ingetrokken nageltjes, op uwe wangen
tikken, en met ondereengemengde lachjes, en traa-
nen , en liefkoozingen , u om uwe agtinge vooi
haar, en om uwe ßandvaßigheid fmeeken : Alle
giinii, die zij dan van u te verzoeken heeft! ——-
En deeze is de tijd, waarehet eenen man gegeven
zig aan één voorwerp te bepaalen, om eiken dag
gelukkiger te worden dan den voorgaenden.
Nu, Belford, indien ik niet verder ilond tè
gaen , dan ik gegaen ben ^ n^et mijne beminde
juifcr Harlowe , hoe zal ik dan het onderfcheid
weeten tuffchen haar en een ander vogel ? Haar
nu te laaten vliegen, wat eene mooi je klugt zou
dat zijn! —™· Hoe weece ik, ten zij ik 'er de
proef
-ocr page 22-Juffer CLARISSA HARLOTO. '^fi
proef van neeme^ of zij zo verre riieE gebragt kan
worden, dat zij mij een-fraaij gezang^oorzingt,
en wel vergenoegd is, gelijk ik aiidéi«'vogels zö
verre gebragt hebbe, en ook al BeeFfchuwé ?
Maar laaten wij nu een wéinig de verbruide
partijdigheid in bedenkinge tieemen van on"s
nienfchlijke fchepzelen. Ik kan t#eë of drie gé-
meene voorbeelden geeven, en zo zij niei gemeen
waaren , zouden zij affchuwelijke 'ik^^i^QS
van de wreedheid van mannen en vrouwen beide,
ten aanzien van andere fcliepzeten , miiTbhien ai-
zo waardig als (ren rainften onnozeler dan) zij
zelve. Bij mijne ziel, Jan, daar is meer Woeiï-
heid in de menrchlijkehiacuure , dan wij gemeeitr
iijk ons laaten voorilaen. Nog is het, alles wel in-
gezien, zo heel verre mis, dat wij zoratijds de on-
nozeler dieren wreckci tegen ons eigen geflagr.
Tot bijzondere ilukjesi; « " 1
Hoe gewoon een ding is het voor vrouwen
zo wel als mannen, zonderde minde wroegin^e
eenë arme gevederde zangfter [Gij ziet dat ik mét
vogels nog al niet gedaen hebbe] in het net te
vangen, in de koóij te fluiten, en te pijnigen·,
en zelf de oogen uit te iteeken met gloeijende
breij priemen ; welke evenwelnaar maate van
haare grootte, meer leeven heeft dan zij zelve
(want een vogel is geheel ziel) ; en gevolglijk al
zo veel gevoel heeft als het menfehlijk Schepzel!
Terwijl, indien een eerelijke gaft, door de lief-
taligfle overreedingeen de/zoetile konftenaa-
rijen, het geluk heeft van eene opgeflooténe Lady
te beweegen, dat zij de hand leene aan haare eige-
ne oncvlugtinge , en zij bewiiiigi om uic haare
Β j kooi]
-ocr page 23-tmmimmmmmimmmmmmimmm^n ■■.-.■j·'
}(qoij te breeken, en te ontvliegen in de al verlug-
tigende lugt der vrijheid , Lieven Heer ! wat een
pefchreeuw wordt 'er in 't algemeen niet tegen
jiem opgeheven!
Juift gelijk hetgeen gij en ik eens zagen ver-
trekken in een zober dorpje nabij Chelmsford, ag-
ier een armen hongerigen vos , die zijne gele-
genheid waameemende, een gladgevederden gans
bij den hals gegreepen, en over de fchouder ge-
slingerd had: Op welken tijd wij de geheele buurt
^fchoμwden van jongens en meisjes, oude man-
nen , en oude wijven , de laatfte alle haare voo-
rens en rimpels met boosheid vervuld hebbende
yoor dien tijd; de oude mannen gewapend met
gaiFels, vorken, knodfen , en kneppels; de oude
wijven met ilokdweilen, beefenis, afch-fchuppen,
tangen, en vuurijzers; en het jonger rommelzood-
je met kluiten, fteenen, en itukken klinkerds, on-
der het loopen als een fneeuwbal aangroeijende,
ter agtervolginge van den wind-voorbijftreeven-
den gaauwdief; alle de half-ilagte rekels van de
•omleggende plaatzen , agter hunne hielen , kef,
kef, keffende, om de ijzelijke reij te vokooijen.
Heugt u deeze vertooninge niet ? Zeker-
lijk moet het u heugen. Mijne verbeeldinge ont-
vonkt door een teder medelijden over het ge-
vaar van den buitzoekenden waaghals, vertoont
het voor mijn gezigt, 'als pf het maar gifte-
ren gebeurd was. En erinnert gij u niet, hoe
edelmoedig blij wij waaren, als of het onze
eigene zaak was, dat eerzaame Reintje , met
behulp van een gelukkigen paal, over welken
beide oud en jong boven op malkanderen tuimel-
den,
JuFF^fi, .CLARISSA I^RLOV/E, j j
iJen, cn door het omdraaijen van zijn loop , hun-
ne onmenfclijijke woede, eri agcernafliegende
iiokken ontkwam, en hoe wij met onze' gedagten
hem volgden naar zijne verholene fchuilplaatze;
en ons verbeeldden, dat wij den onvertzaagden
dief zijnen dier-behaalden' buit zagen pluizen,
met eene geneugte evenredig aan zijn yporgaen-
de gevaar? " / .
Ik deed eens een bekoorelijk wreedaarye ge-
ilrenglijk berouw hebben van de geneugte, die zij
nam in haare Siperfche lieveling een wreed tijd-
verdrijf te zien aanregteii,,,nvec eenen aartigen
gladden kraal-oogigea muis', voor dat zij deuzel-
ven opvrat. Begut, mijne Liefde, zeide ik in mij-
zelve, wanneer ik de vertooivinge zatte befpiege-
len. Ik itelle vaft om op eene bekwaame gelegen-
heid te paiTen van eens te beproeven hoe het u
zal aanftaen, over mijn hoofd geflingerd, en we-
der opgevangen te worden : Hoe het u zal aan-
ilaen , van mij afgeflagen en naar mij aangehaald
te worden. Nogthans wil ik liever het leeven
geeven dan beneemen, gelijk dit baibaarfch vier-
voetig dier ten laatften met haare prooij geducn
heeft. En na dat alles tuifchen de kleuter en mij
was afgedaen, bragt ik haar het toeval te binnen,
waaruit mijn befluic herkooniftig was.
En op eenen anderen tijd had ik al zo weinig
bermhartigheid met de dogter van eenen ouden
Epicurift, die de kleuter geleerd had, zonder de
minrte wroeginge, de Kreeften leevendlg te braa-
den; een arm Bigje dood te laacen geefelen; de
Karpers tegen de fchubben aan te fchrabpen, en
en in hun ,βί ·
in de iloof.pan te doen fpringen
B4
-ocr page 25-^ ' -^M'instORWhiP'^'^^
geh'bloèd als eene faus'té bereidènT
kei' 'mt^Mboddronk^heid , en oÉ^^de' liiil: bp' té
Hvekkeft^; welke ik zonder prikkelinge, op mijne
wijz^ wel had , en dat, kan ik u zeggeiV,
wei'èene zeer'gulzige. '
t ' Veel meer voorbeelden van gelijken aart zou
ik kunnfen geeven , wilde ik niets voor uzelven b-
vcrlaaten 5 om te toonen, dat de beile dezelve
vrijheden, en miiTchien erger nëemen met zekere
200rt van Schepzelen, welke wij met andere nèé-
men; alle nogthans-! en ook fchep-
zelen , gelijk ik boven hebbe aangemerkt, vepuld
met kragt van leeven, en een aandoenlijk gevoel'l
--— Indien de luiden derhalven bermhartig-
lieid eifchèn, laat dan bermhartighetd in alle hun-
ne daaden plaatze hebben. Ik hebbe ergens ge-
lezen , Da^ een bermhartig man zig ontfermt
over zijn heeß.
Dus veel voor tegenwoordig belangende die
gedeelten van uwen Brief, waarin gij de beweeg-
redenen van medelijden jegens de Lady op mij
indringt. ' ' ' ^ · · '
Dog ik kan wel giiïen naar uv/e voornaame
beweegreden in deezen uwen ijvei-'ten voordee-
'3e van die bekoorelijk SchepzeJ. Ik weete dat gij
LriefwiiTelinge houdt met Lord M. die met onge-
duld verlangt en lang begeerig geweeil: is, om mij
gekluifterd te zien. En gij zqudt wel gaarn eenè
verdienile willen inleggen bij den Oom ^ met een
oogmerk op eene van zijne Nigten. Maar weet
gij met, dat mijne toeßemmlnge'ex zal vereifchc
worden om uwe wenfchen te vervullen?--
En''é/elk eene aanprijzinge zal hec voor u zijn bij
"i
vi
jiulk eene meid als Charlocre, als ik haar zal ken-
nis geeven van den hoon , dien'gij de geheele
Sexe aandoet, met te vraagen. Of ik denke dat
mijne helooninge, wanneer ik de bekoorelijkflp
vr.ouwter wereld hehbe te onder gebragt ^ mij-
ne moeite wel,zal evenaaren? -—^ Welken
zal eene vrouw van moed , naar uwe gedagten,
het gaauwft vergeevcn; den kleinagtendén lafaart,
die zulk eene vraag kan doen; of hera, die de
najaaginge en veroveringe van eene fchoone
vrouvy ilelt boven alle de geneugten des Iqevens ?
Hebbe ik zelf niet eene dèugdzaa^me ^vroiiw ge-
kend , gelijk ze geagt wilde worden, welke zwoer
êene epuwige partijfchap te zullen hebben" tegen
eenen , welke ,:van zig gaen liet, dat zij te oud
voor hem was om^ naar haar te paen. ?. En bragt
Eilex's perfoonlijké fchimpfcheut op Koningin E-
lilabet, dat zij oud en Arö;72 vvas, niet meer toe
tot zijn' bederf; dan zijn verraad ? ν
Maar nog een woord of twee ten aanzien van
uwe tegcnwerpinge betreifende mijne Moeite, en
Belooninge. .. .
Waagt de driftige voflbjager niet zijn hals en
beenen inde agcervolginge van een ongediert,het-
welk gedood zijnde, geen bekwaam-voedzel is
nog voor menfchen nog voor honden ? ■
Waardeeren de liefhebbers van de edeler jage
het wildbraad niet minder, dan het tijdverdrijf van
't jaagen? >
Waarom dan op mij gevit, en de Sexe ge-
hoond, wegens mijn geduld en'volhardinge in de
edelile van alle jagten ; en om dac ik geen heime-
\
■ . Ν ;·.■
-ocr page 27-' DE HI&TORrIE VAN
^jke ilrooper in de Min ben, gelijk men uwe vraag
dien zin zou kunnen neemen ? · .tki
• V Leer van uwen meeiler, in tpekoomende ee-r
'ïie Sexe eerbiediger te behandelen , die ons onze
Voornaamfte vermaaken en geneugten verfchafc.
Zo aanftonds weder beginnen. .
De Hr. Lovet^ace. Ten Vervolge.
. ?
Te regt zegt gij, dat mijn hart het argUßigßje
is ter wereld. ^Gij doet mij eere; en ik danke u
wel hartlijk. Gij kunt 'er nog al wel over oordee-
len. Hoe bars ftappe ik, gelijk Boileau's Prieiler,
agter mijne dubbele kin! Ben ik niet verpligt uwe
eerbetuiginge te verdienen ? En woudt gij hebben
dat ik berouw had over een doodflag , voor dat ik
dien had bedreeven ?
„ De Deugden en Bevalligheden zijn de
5, dienftmaagden deezer Lady. Zij wierd zeker-
5,' lijk gebooren, om de eeuw te verderen , aan
5, welke zij gefchonken wierd. „ -^- Wel
gezegd Jantje - „ En zoude een cieraad ver-
5, ftrekken voor de eerfte waardigheid.,. Maar
wat lof is dat, ten zij de'eerfte waardigheid ver-
derd waare met de eerfte verdienfte?-Waar-
digheid Snorrepijpen ! —- Eerße waar-
'■digheid\ gij gekskap! ——u-Zijt gij , die mij
kent-,-zo met Praal en K'atergoud ingenomen?
- ik die het goud gewonnen hebbe, ben
al-
Γ, . r - 'j-f·- f. - "''"i-
-ocr page 28-Juffer CLARISSA HARLOTO. '^fi
alleen gefchikt om het draagen. Verbeter derhal- ^ ^ ■
ven in coekoomende uwen llijl, en roep haar uit
voor het cieraad van den gelukkigften man, en
(ten opzigt van haar zelve en de Sexe^ den groot-
ften Veroveraar ter wereld. r , . -
Wijders , dat zij mij bemint, gelijk gij u
verbeeldt, blijkt mij geenzins klaar. Haare voor-
waardelijke aanbiedingen om mij te verweφen; ' j
het weinig vertrouwen dat zij in mij ftelt; geeven
mij regt om te vraagen, Welke verdiende zij kan ^
hebben bij eenen man, die haar gewonnen heeft
in weerwil van haar zelve; en die voor de vuift,
in een openbaar en hardnekkig gevegt, haar ge-
vangen nam ? :
Wat aangaet hetgeen gij befluit uit haar Oog \
toen zij bij ons was, gij kent daaruit niets van
haar Hart, indien gij u verbeeldt dat 'er eenige
lonk van Liefde uit hetzelve gewogen wierd. Ik
lettede zeer wel op haar Oog, en Ziig duidelijk,
dat het alles maar naauwlijks beleefde tegenzin .
was tegen mij en tegen het gezelfchap, waarin ik
haar gebragt had. Dat zij dien avond zo vroeg
van ons fcheidde, tegen alle verzoeken aan , kon-
de u wel overtuigd hebben, dat 'er in haar hart
zeer weinig was van mildheid jegens mij. En haar ·
Oog wiil nooit w^at het was, haar Hart tegen te
fpreeken.
Zij is, zegt gij, Geheelgeefl. Zo zegge ik ook.
Maar waarom zoudt gij u verbeelden, dat zulk
een geeft als de haare, gepaard met zulk'eenen ,
als den mijnen; en, om bij dat woord te blijven,
gepaard met eene neiginge in den haaren; geen . =
^geeften gelijk haaren eigenen zou voortteelen ? /(
-ocr page 29-De historie van
Stond ik uwen dommen raad te volgen, en
te trouwen; welk eene vertooninge zoude ik dan
üiaaken in der Guiten jaarboekenDe Lady in
mijne magt: Nogthans niet van zins ge weeft om
haar in mijne magt te ftellen : Zig tegen de Min
verklaarende, en eene Weerfpanneling tegen de-
zelve : Zo veel open-oogige behoedzaamheid:
Geen betrouwen op mijne eere: Haare' familie
verwagtende, dat het ergil: al gebeurd is ι zij zel-
ve fchijnende te verwagten, dat het ergft zal on-
derlegd worden: [ten blijke Prifcilla Partington!]
Wat! zoudt gij niet willen hebben, dat ik naar
mijn charafter te werk gae ? ^
INlaar waarom noemt gij de Lady onnozel?
En waarom zegt gij, dat zij mij bemint?'^'
Door onnozel^ ten mijnen opzigte, verilaen
zijnde, en niet als een algemeen charafter, moet
ik ilaende houden, dat zij niet onnozel is. Kaïi
zij onnozel zijn, die, door mij re willen kluifte-
ren in den eerden bloei en glorie mijner jeugd, ■
met zulk eene bekwaamheid als ik bezitte tot edel
misdrijf (a), mijn verderf gevv'iiTer maaken zoude,
ging ik, gelijk ik vermoede te zullen doen, de
plegtigile geloften breeken, die ik doen konde?
Ik zegge, niemand behoorq zelf eenen' gemeenen
eed te doen, die denkt, dat hij denzelven niet
kan houden. Dit is eerit Confcieniie! Dit is eere-
lijkheid [ - En als ik denke, dat ik de Hu-
welijks-gelofte houden kan, dan zal het tijd zijn
om te trouwen.
Daar is geen twijffel laan, of gelijk gij zegt,
de duivels zouden zig in den val van zulk eene
- vrouw
(a) Zie D. ill. Bt. XIX. bl. 165.
aS
?
Juffer CLARISSA HARLOTO. '^fi
vjouw vetheugen. Dog dit is mijn venrouwen, /
dat ik het in mijne magt zal hebben om te trou- *
wen als ik wil: En indien ik haar dit r^g-i doe,
zal ik dan geen eiich hebben op haare dankhaar'
held? En zal zij zigzefve niet de verpligce agten,
eer dan de Verpügcfter? Daarenboven, moet ik u
zeggen, Belford, is het onmogelijk der Deugd van
deeze Ladj zo veel nadeel toe te brengen, als
gij en uwe broeder-fchobbejakken wel hebt toege-
bragt aan andere van 4e Sexe, die nu door de Stad
brandil^ten en een dubbel doodlijke peft verfprei-
den. Daar hebt gij een diftel om op te kaauwen.
* * * *
Eene korte tuiïchenpoos. Nu beginne ik
weder.
Dat de deugd van deeze Lady haar niet kan
begeeven, is eene bedenkinge, welke de ichuld
aan beide kanren zal verminderen. En indien zij,
als zij is te ondergebragt, maar weet hoe zij de !
zaak tuiTchen de Deugd en de Liefde heeft te be- \
middelen, dan zal zij eene Vrouw voor mij zijn: f
Want ik ben reeds overtuigd, dat 'er geen vrouw-
eer wereld is, welke tegen de proef van Liefde eti
Lift beftaen kan, indien deeze de perfoon niet zij-
En verbeeld u nu eens (de Bekoorftef over-
wonnen zijnde) dat gij mij ziet zitten agterover
leggende met de knieën over malkanderen, leu-
nende op mijn Sofa, de Minne-god in mijne 00-
gen danzende, en fpeelende in eiken vrolijken trek;
het zoet fchelmtje, onlangs zulk een trots ichelm-
tje, geheel in mijne magt, langzaam naar mi]toe
ko9-
-ocr page 31-r
■ ι
koomende, met diepgehaalde zugten, half-iiitgë-
j fproken verwijcingén van mompelende lippen, haar
i vinger in haar oog , en haaren tred verhaaftende
I op mijn, Koom hier, Liefße !
De eene hand in mijne zijde gezet, de andere
! tiitgeilrekt, om de fchaamagtige naderinge aan te
//' moedigen-Kus mij eens, Liefde! Zoet, ge-
i lijk Jantje Belford zegt, is de geneugte^ die ge-
willig koomt.
Zij biedt haaren purperen mond: [Haare ko-
raale lippen ^ zullen dan pufpere zijn, Jan!] Zugt
zo diep niet, mijne Beminde. - Gelukkiger
uuren ftaen 'er te wagten op uwe onderdaanigé
Liefde, dan 'er deeden op uwen trotfen tegenftand.
Buig nog eens den zwaan-agtigen fluiiler van
een hals onlangs zo opgeheven, aan mijne vuurige
lippen:-
I Daar is mijne Koftelijke!--
' Nog eens!-
1 jt
V ,
é i'
s
/f!
Verpligtende Minnelijkheid!
O mijne altoos-blöeijende Glorie ! —— Ik
hebbe u genoeg beproefd.- De Zon vanf
Ij' morgen-
f Dan ftae ik op, eii drukke dén zwoegendent
'' boezem der Bekooriler aan mijn bijkans-fpreekend
'I hart.
^^ En nu zal uw vernederde hoogmoed zijné
V verpligtinge aan mij belijden! -
De Zon van morgen —---En dan maaké
) I ik mij los van de fchaamagtige onderWerpeling, en
! wandele over de kamer -^ De Zon van
morgen zal het Outer vergulden,^ νοΘί· Welk ü
mijne geloften betaald zullen worden I
Daii
li
'y j
■Λ
Juffer CLARISSA HARLOTO. if
Dan koomt cle verrukkinge, Jan! dan fchie-
ten de Zonneflraalen uit haar vervrolijkt oog, en
drinken in eene florp de koftelijke afgedroopen
paarlen op van haare bevogtigde wangen I t Dan
worden de handen vuuriglijk te zamen gevouwen»
terwijl de oogen fchijnen uit te ipreekenGod
zegen mijnen Lovelace ! om de van vreugde, ge;
flootene tong te hiilp te koomen: Hasre blijdlchap
te fterk, en alle woorden te zwak zijnde, om haa-
re dankbaare meeninge te uiten! —-— Alle --—-
Alle de bevlijtiglngen - Alle de toekoomende
bevlijtigingen van 'haar leeven opgedraagen en toer
gewijd (wanneer zij nu fpreeken kan) om de fteeds-
dui^jende verpligtinge te erkennen!
Indien ik mijne Bekoorfter hiertoe konde krij-
gen, zou dit niet het Keurlijkile van alle Keurlijk-
heden zijn ? —- Is het wel niet waardig om
'er de proef van te neemen?---- Gelijk ik
zeide, ik kan haar trouwen als ik wil. Zij kan
niemands wórden dan de mijne, nog wegens fchaam-
te, nog door keuze, nog ook door aanzoek:
Want wie, dié mijn charaèer kent, gelooft dat
het ergft, het welk zij vreeft, nu te vreezen ftaet ?
Ik hebbehet hoogft ge voelen, dat een menfch
kan hebben (gij weet dat ik het hebbe) van de
verdienden en volmaaktheden deezer verwonde-
renswaardige vrouwe; van haare deugd en eere
ook; fchoon gij, in eenen voorgaenden, van ge-
voelen zijt, dat zij kan overwonnen worden (a).
Ben ik derhalven niet genoodzaakt om verder te
gaen; op dat ik u kan tegen fpreeken, en, gelijk
ik dikwijls hebbe aangedrongen, verzekerd zijn,
dar.
(a) D. Ui. ér. XL ΥΠ. bl. 3 Si, 387.
»Ufr
ρ De HISJTORIE van
dat zij is, Iietgeen ik haar weezenlijk denke te
^ijn, en hetgeen ik haar, zo ik haar ooit ftae te
trouwen, hoope te vinden?
' Daarenboven is deeze Lady meefteres van
onze hartstogten: Niemand bezat ooit in zulk
èenê volmaaktheid de Konft van dezelve te bewee-
gen. Dit weer haare geheele familie j en hebben
dieswegens even veel vreeze als eerbied-vooi: haar.
Dit weete ik ook; en twijftele niet of ik zal het
nog meer en méér ondervinden. ^ Hoe bekoore-
.iijk moet dit godlijk Schepzel (zo 'er eene be-
iwaame gelegenheid toe gegeven worde]) haare
zoetliiidende Treurzangen kweelen! -—- On-
eindige fchoonheden zijn 'er in een weenend oog.
Ik leerde de twee nymphen beneden eerfl: de ver-
fcheidene toonen onderfcheiden van het Lamen-
tahile in een nieuw onderwerp, en hoe veel fraaij-
er zommige haare wederwaardigheden ftonden,
dan andere.'
Maar om tot uwe tegenwerpingen weder te
keeren --- Gij zult mij miifchien zeggen, in
den naam van uwe Broederen zo wel als in uwen
éigen naam, Dat onder alle de voorwerpen , op
welke ieder van u ooit is los gegaen, geen eene
was van den rang en verdiende van mijne bekoo'
relijke Juffer Harlowe. , ..
Dog laate ik eens vraagen, Is het niet een
vafte zetregel bij onsgcweeft,^ dat hoe gropter de
Oeräienße is aan den kant der vrouwe, de zege
aan des mans kant dies te edeler isi. En wat rang
belangt, bezeflinge van eere , bezeffinge van fchan-
de. trotsheid van familie, kunnen den gefchon-
den rang zig weder doen herilelien en zigzelvea
êHêê
-ocr page 34-Juffer CLARISSA HARLOTO. '^fi
in den regten plooij fchudden: £n indien'er iets
van kooms , kan zulk eene alleen nadeel lijderi
in iiaare grootsheid, door genoodzaakt te zijn oiii
zig met een egt van de tweede orde te yreeden té
Hellen, in plaatfe van een van de eerile; en gelijk
het wel gebeuren kan ^ te gelukkiger zo wel als,
te nuttiger ϊψλ^ wegens het misval, na^emaal
zij (van haare openbaare omzwieringen verileken »^
en in huis gehmnen άοογ haare oneere} redeu,
zal hebbeti om zig verpligt te agten aan den man^
dié, haar voor -oerder fchande bewaard heeft; ter-
wijl haare middelen en maagfchap hem eene ver-
pligtinge zullen opleggen 5 en haare voörgaendö
val, zo zij voorzigtighèiden geweeten bezit, hem
voor het tegenwoordige en in toekooraenda geruit
kan Hellen. ^
Maar een arm meisje [zulk eene als rni-nd
lioozeknop bij voorbeeld] door opvocdinge niec
te rug getrokken; verbannen uit ieder familie diö
een goeden naam begeert re hebben ; miffchieii
ipceft vervolgd van zulke, die haar geheim Πe^ts
beter bewaard hebben ^ en geen , toèvlugt nog
fchuilplaac^e hebbende -—^ liet Gepeupel^'
de Hoerhuizén, de Straat ^ is her noodlot van zu ik
eene arme elendige; Behoefte, Gebrek, en Ziek-
te, haare gewilfe gezellinnen;^ en een ontijdig
Einde is mifichien hec Slot van het jaiiimèr'itjli 100-
neeh . . .
En zult gij nu riet alle met m;j zoggen; dac
het manhaftiger is een l^eeuw aan te taiien; dar?
een Schaap \ -- Gij weet, dat ik akoos: mijne
Arendfchap doorkigtig maakte door, te mikken ö^
de cdelile prooiien; en heC beneden mi|n0 waiu-
IV. 0cei; ' ' ë \ .die
cligheïd te agten om mij met pimpehjes, Wintef-
koninginnetjes (a), 'en kwikftaarcjes te bemoeijen.
Het ergil: wat mijzelven aangaét, in het geval
dat ik onder handen hebbe , is, dat mijne zegey
ais die voltooid is , zo luifterrijk zijn zal, dat ik
nooit in ikat zal zijn het zo uit te houden. Alle
mijne toekoomende onderneemingen zullen arm-
hurtig zijn bij deeze. Ik [zal, na eenigen tijd, alzo
ongelukkig zijn wegens mijne bedenkingen ovee'
deeze veroveringe , als Don Jan van Ooftenrijk
was in de zijne over de befaamde overwinning©
van Lepanto, wanneer hij vond datgeene van zij-
ne volgende bedrijven bij zijne vroege glorie haa^k
len konden.
Ik bemerke wel, dat mijne inbrengzels en re-
denen ligciijk kunnen beantwoord worden , en
miilchicn met regt berispc; maar van wie berispt?
Niec van eenigen der Broederfchap , welker be-
ilcndige leevensioop , zelf lang voor dat ik uw
(.Teneraal· wierd , tot op dit uur gewettigd heeft
hergeen gij nu , in eene kweefelagtige buij, en
uit nijd, veroordeelt. Weshalven mijzelven en
mijne voorneemens hebbende vrijgepleit bij U;
dat is alles waarmede ik mij thai3s bekommere.
Wees dan overtuigd , dat Ik (volgens onze
beginzels) gelijk hebbe, g/)'ongelijk', of ten min-
ilen , houd den mond. Dog ik geUede u over-
tuigd'
(a) Tn plaa'ze van Wïnter-kc7iwg'es. Daar bcliocft nu niet
te woxticn aangemerkt , dat dc Hr. Lovelace, in dc denelc
Ju^tiglnidi Zijus har en dikwijls de vrijheid iiccmt van nieuwe
woorden en ipreekvvijzen te fmeeden in zijne Brieven aan dee-
zen zijnen boezemvriend. Zie zijue^ grappige icdcri daar-
voor D. HL Br. bi. 190.
Juffer CLARISSA HARLOTO. '^fi
tulgd te zijn. En draag zorg om mij in
naaiten te berigten, dat gij hétzijt.
//r. Belford, Robert LovèlA»
ce, Schildkjj,
. . *' ., ' · · » . . ' ' ·
Edgware\ 'Donderdags den ^ hah
Ik weete wel dat gij zulk een overgegeveii
menfch zijt, dat al gaf men ü de befte redenen ter-
wereld tegen hetgeen gij eens vaft beflooten hebt^
zulks maar zo veel zou zijn als den dolièman te
ipeelen, welken wij eens zig zagen afllooven om
een orkaan met' zijn hoed ter neer te ilaen. Ik
hoopé evenwel, dat de Verdienfte der Lady ïiaar
bij u zal te ftade koomen. Dog zo gij volhardt;'
zo gij u wilt wreeken op dit zoet Lam hetwelk
gij hebt uitgerukt uit eenè kudde, die gij haat j o-
ver de fouten der Honden die hetzelve bewaarden ΐ
Indien gij niet tè beweegen zijt door Schoonheid
door Geleerdheid, door Voorzigtigheid, door Οιΐ-ί
nozelhcid , alle uitblinkende in een bekodrelijk
voorwerp maar zij vallen moet, ten val koömen
door den man , welken zij tót haareri belchermei
gekoozen heeft : Zo wilde ik om geen duizenti"
werelden uwe misdaad hebijen tè verantwoorden;
Op mijne eeré, Lovelace ^ ik kan het onder-
Werp niet verduwen, niettegenilaendè ilc Vindé de
C ^ " ' - ■ - èé-
-ocr page 37-ÖE HiSTORiE VAN
eere niet te hebben van bij de Lady in een goéd'
blad re iiaen. En te meer, als ik denke op haariS
Vaders beeibgtigen vloek , en de vuilaartige on-
bermhartigheid van haare geheele familie. Dog
niettemin zoude ik wel begeerig zijn om te weete»
(zo gij dog wilt mortgaen^ langs welke trappen ,
door Wellie konilen en vonden , gij uw ondank-
ter voorheemen üitVoeit. En, O LovelaCe, ik
bezweere u, zo gij een menfc'b· zijc, laat niet toe
dat de fchoonfchijnende duivels, onder welke gij
haar gebragt hebt, over haar zegepraalen; nog
inaati haar het ilagtoi^r van onmanlijke lißen. In-
dien zij bukke voor ziüvere verleidinge, indien
ikniij, ZD mag uitdrukken; indien gij eene zwak-
heid iii haar kunt verwekken door de Min, of doof
konilenaarijen die niet onmenfchlijk zijn ί dän zal
i'; re minder deernis met haar hebben.: En zal daii
benui:cn , dat'er geen vrouw ter wereld'is, die
eerien ilouren cn drieilen Miilnaar wederftaèn kan.
Ku zo even is 'er een boode van mijn Oom
gdioomen. liet koud vuur heeft hij', zo het
fchiinc, in zijne kiiie gelireégen en de Chirur-
gijns verklaaren , dat hij niét veele dagen leeven
Liri. Hij ontbiedt mij dérhalvcn terftond , met
dèeze ftootende woorden, Dat iU wil koomen en
zijne oogeη ßuiien. Mijn knegt of de zijne moet
noodwendig alle dagen in dé Stad zij'n'w^ègens zij-
ne' omftandighedén , of over andere ztiaken; en
ecft derzélve zal bedendii!; bij: u koomen vraagen
of 'er ook een Brief of iets te Beveelcn zij. Het
zal een werk van liefdé in u zijn, zo dikwijls aati
mij te fchrijvenalsgij kimt. Want fchoon ik waar-
Jfchijnelijk veel ila^ te winnen bij des armen maris
dood ,
F-;;!·
Juffer CLARISSA HARLOTO. '^fi
idood ,, kan ik egter niet peggen , dat ik in 'c ge-
heel iets Op hebbe met deeze vertooningen van den
Dood en den Doftor zo nabij mij te zien. Den
Do&or en den Dood moeil: ik gezegd hebben;
Want dat is de natuurelijke orde , en in 't alge-
ineen geiproken , is de een maar de voorlooper
van den anderen.
Indien gij derhalven weigeri mij te wille tsi
zijn, zal ik drenken dat gij over rjijjne vrijheid mis-
noegd zijt. Dog ik moet u tevens zeggen , dai
jiiemand regt heeft om misnoegd te zijn over vrij-
heden tegen hem genomen wegens fouten, waar-
aan hij zig niet fchaamt zigzelyen fchuldig te maar
ken.
Juffer Clarissa Harlowe , aan Juf er
Howf.
Ik danke u en den Hr. Hickman voor zijnen
J3riefmij met zulken vriendlijken fpoed gezon-
den ; en gae voort met mijne waarde dreigende
dwingelandin te gehoorzaamen.
u
- s
■ π
Zij geeft daarop verßag van de hijzonderhe^
den van hetgeen V Dingsdag ogtends tus*
fchen haar en den Hr, Lovelace voorviel^
ten opzigt van zijne vier vrienden , en
C 5 . van
-■jtmliitfi
'■-KffSf^h
-ocr page 39-van Juf er Partington, genoegzaam van.
denzehen inhoud als in des Hren. Love-
laces Brieft No. I. En dan vervolgt zij
dus:
\
\
I
Hij befchuldigt mij geftadig van al te groota
paauwgezetheid. Hij zegt, „ Ik ben altoos knor-
3, rig tegen hem : Dat ik mij niet koeler kon ge-
5, draagen hebben tegen den Hr. Solmes: En dat
het tëgen alle zijne hoope en denkbeelden aan-
„ loopt, dat hij, in zo langen tijd, zigzelven niet
fl, in ftaat vinde om de perfoon, welke hij zo haait
de eere hoopte te hebben van de zijne te noe-
men, van te vooren de minfte ondericheidende
tederheid jegens hem in te boezemen, ,,
Zotte en met zigzelven ingenomen bekrui-
per! niet te weeten waaraan hij de koelheid heeft
toetefchrijven^ ivaarmeede ik gedrongen ben hem
te behandelen! Dog zijne Groothartigheid heeft
zijne Voorzigtigheid^Q.Y^Q-nè,^Xi. Het is trouwens
eene flordige laage groothartigheid, welke de
n^aare groothartigheid heeft opgeilokt, die hem
verheven zou hebben boven de Jijdele grootsheid
waarmede hij overgooien is.
Nögthans geeft hij voor, dat hij geen hovaar-
dij heeft dan in mij te believen: En hij praat altoos
van zijn eerbied-en onderdaanigheid , en zulk
zoort van beuzelklap: Dog hiervan ben ik verze-
lierd, dat hij, gelijk ik de eerile maal dat ik hem
zag, al aanmerkte (a), te veel agtinge heeft voor
zijn eigen perfoon, om die van zijne Vrouw hoog
te waardeeren, hij moge trouwen wie hij wil: En
ik
(a) Zie D. I. bl. lï.
ir η
F-
"" , ,, -
-ocr page 40-Juffer CLARISSA HARLOWE. 59
ik moeil blind zijn, zo ik niet zag, dat hij bij uit-
ilek trots is op zijne uiterlijke voordeden, en dat
aangenaam voorkoomen, hetwelk , zo het eenige
verdienile in zig heeft voor het uitwendig oog,
miiTchien meer verfchuldigd is aan zijne ftoutraoe-
digheid , dan aan iets anders.
Hebt gij den man niet befchouwd, wanneer
ik uwe gelukkige gaft was, hoe hij naar zijne koets
toe ilapte, rondom kijkende, als om waar te nee-
men welke oogcn zijne fchijnfchoone geilake en
houdinge naar zig getrokken had.
Dog wij hebben tropv/ens wel heel gemeenö
fnoeshaanen zig zien verhovaardigen , als of zij
eene lighaamsgeilalte hadden om hovaardig op te
zijn; terwijl het tevens blijkbaar was , dat de
moeitè die zij aan zigzelven befteedden hunne ge-
breken maar te meer aan den dag bragt.
Een menfch die begeerig is om meer of
/^^r geagt te worden dan hij ii, gelijk ik dikwijls
hebbc aangemerkt, tergt anderen maar om zijne
voorgeevingcu te onderzoeken ; en dat brengc
gemeenlijk veragtinge voort. Want grootsheid,
gelijk ik geloove voorheen al gezegd te hebben,
is een onfeilbaar teken van zVvakheid, vin iets ver-
keerds in het hoofd of in· het h/irt, óf in heide.
Die zigzelven verheft , hoont fijnen naaften, die
dus getergd wordt om hem zelf die verdiende te
betwiften , welke men anders miiTchien , waare
hij zedig, hem zou bekennen toe te koomen.
Gij zult zeggen, dat ik zeer ernftig ben : En
zo ben ik. De Hr. Lovelace is ten uiterften in
mijne gedagten gezonken, zedert Maandag-avond:
Nog ik zie iets voor mij, hetwelk mi] eene behaa-
C 4. ge-
-ocr page 41-gelijke hoope kan verfchaifen. Want welke kan
dog , met oenen zo ongelijken geeft als den zij-
fien, mijne beße hoope zijn ?
Ik meene dat ik ii in mijnen voorgaendeii
tneldde, dat mijne kleederen mij gebragt waaren.
Gij joegc mij zulk eene ontfteltenis aan, dat ik niet
i^eker weete of ik het deed. Dog ik weete dat
jnijn voorneemen was het aan u te melden. Zij
wierden mij Donderdag gebragt; maar nog mijne
weinige guinies met dezelve, nog eenige van mij-
ne boeken , uitgenomen een Drexelius over de
Eeuwigheid , de goede oude Praktijk der God-
zaligheid^ en een Francijcus Spira. Mijns Broe-
ders vindinge, onderftelle i-k. Hij denkt dat hij wel
daet met mij op Dood en wanhoope te wijzen. Ik
"ivenfche orn den eenen, en ftae nu en dan op den
kant der andere.
Gij zult u te minder verwonderen dat ik zo
heel fomber ben, wanneer ik gevoegd bij het bo-
venftaende, en bij mijnen onzekeren toefland, u
berigte dat zij mij met deeze boeken een Brief ge-
zonden hebben van mijnen Neef Morden. De-
zelve heeft mijn hart een tegenzin ingeboezemd
tegen den Hr. Lovelace. Tegen mij zelve ook.
ik zende dien ingeilooten. Zo het υ belieft, mij-
ne waarde, moogt gij hem hier leezen.
■I ' '
f'y
-itiTiiAagiJ II ^
jv
-ocr page 42-Jufper CLARÏSSA HARLOWE. ψ
CoL Morden, aan Jtifer Clarissa Har-
lowe.
Florence^ den i$. ^pr'tL
Het is mij ten uitcrften leed te hoeren van
een verfchii tuiTchen de overige van uwe mij zo
nabeilaende en zo waarde familie, en Umij nog
waarder dan eenige der overige.
Mijn Neef Jakob heeft mij kennis gegeven
van de aanzoeken die gij gehad hebt, en van uwe
weigeringen. Ik verwondere mij over geen van
beide. Üaar gij in zo jonge jaaren, als wanneer
ik uit Engeland ging, zo bekoorelijk veel beloof-
dct; en die beloften, gelijk ik dikwijls gehoord
hebbe, zo grootlijks overtroffen wierden, zo ten
aanzien van uw lighaam als van uwen geeft ι hoe
zeer moeft gij dan niet de vcrwonderinge tot u
trekken ? Hoe weinige moeten 'er gevonden wor-
den, die u waardig zijn?
Uwe Ouders, de toegeevendfte der wereld,
jegens een Kind die het zo wel verdiende, heb-
ben u uwen wil gegeven, naar het fchijnt, in het
afilaen van verfcheidene. heeren. Zij hebben zig
te vreede gehouden met eindelijk Eenen met ernß
aan u te noemen, wegens het aanzoek van eenen
anderen, welken zij niet kunnen goed keuren.
Zij hadden geen reden, fchijnt het, oni uit
uw gedrag te denken, dat gij 'er grootlijks van
afkeerig waart: Dus voeren zij voort: MiflTehien
C 5 te.
-ocr page 43-m
De HISTORIE van
te haaftig voor eene Kiesheid als de nwe. Maar
toen alles van hunnen kann bepaald v^ras, en de
pngemeenfte voorwaarden ten uwen voordeele ge-
ïlooténV voorwaarden, welke des Edelmans regt-
niaatige hoogagtinge voor u overvloediglijk betoor
nen; deinsdec gij te rug met eene drift en hef-
tigheid weinig overeenkoomende met die zoetaar-
tigheid, welke alle uw daaden bevalligheid bijzet-
cede.
Ik weete heel weinig van beide de heeren:
Dog van den Hr. Lovelace weete ik meer, dan
van den Hr. Solmes. Ik wenichte wel, dat ik
meer tot zijn voordeel kon zeggen, dan ik kan.
In alle hoedanigheden behalven eene , bekent uw
Broeder, dat 'er geen vergclijkinge tuffchen beide
is. Dog die eene weegt zwaarder dan alle de o-
verige te zamen. Men kan niet denken, dat Juf·:
fer ClariiTa Harlowe de ZEDEN ia eenen man
zal over het hoofd zien.
Wat, mijne liefile Nigt > z?.l ik ceril: bij u
aandringen ter deezer gelegenheid? üwe pligc-
maatigheid, uw belang, uw tijdiijk , en uw eeu-
wig welvaaren, hangen, en mogen aüe wel af-
hangen van dit enkel punt, De zechn van een
T.ian, Eene vrouv/ die een ondeugend man heeft,
zal het bezwaurelijk vinden om goed te zijn·, en
buiten haare magt om goed te / doen ; en is der-
halven in een erger toeiland, dan waarin de man
kan zijn, die eene kwaade vrouw heeft. Gij be-
houdt alle uwe agtinge voor den godsdienft, ver
ilae ik. Ik verwondere mij daarover nier. Ik zon-
de mij verwonderd hebben, zo gij hec niet gcdacn
hadt. Maar wat kunt gij u dog beiooven, ten
aan-
J
m
i'^.y
-ocr page 44-Juffer CLARISSA HARLOTO. '^fi
aanzien van uwe vqlhardinge in dezelve, met een
zedenioos man ?
Indien uwe ouders en gij verfchillen" in ge-
voelen bij deeze gewigtige gelegenheid, zo laat
- ik u eens vraagen, mijne waairde Nigt, Wie be-
hoort toe te geeven ? ik wil u wel bekennen, dat
ik gedagt zou hebben dat 'er nergens een gévoe-
gelijker partij voor u zou kunnen zijn, dan met
den Hr. Lovelace, waare hij een zedelijk man ge-
weeft. Ik zou heel weinig te zeggen hebben te-
gen eenen man, over wiens daaden ik mijzelven
niet tot regeer hebbe op te werpen, zogt Iii] mij-
ne Nigt niet ten huwelijk. Maar laate iku, bij
deeze gelegenheid , zeggen, mijne lieve Clarifla,
dat de Hr. Lovelace u onmogelijk verdienen kan.
Hij kan zig hervormen , zult gij zeggen: Maar
hij kan ook iiieL Eene Hebbelijkheid wordt niet
ichielijk of gemaldijk uitgefchud. LigrmiiTen, wel-
ke Ligcmiilen zijn in weerwil van talenten , van
verhevener kundigheden, van overtuiginge, wór-
den naauwlijks ooit hervormd dan door een won-
derwerk , of door onvermogen. Ik kenne mijne
eigene Sexe wel. Ik ben wel in ftaat om te oor-
•deelcn over de waarfchijnelijkheid der hervormin-
'ge van een ongebonden jongman , welke niet is
aangetaft van ziekte, van verdrukkinge, van ram-
pen: Dien de fortuin voorfpoedig medeloopt: Die
eene frille gezondheid geniet: Wiens wil onder
geen bedwang is: Het gezelfchap dat hij houdt,
miÜchicn zodanig als hijzelve, hem beveiligende
in alle zijne gangen , hem bijilaende in alle zijne
onderneeraingen.
Wat den, anderen heer belangt, onderftel,
mij-
-ocr page 45-44 De HISTORIE van
Hiijne lieve Nigt, dac hij u tegenwoordig niet be*
haagt, het is verre van onv^raarfchijnelijk te zijn,
dat hij u naderhand behaagen zal: MiiTchien te
meer, om dat hij u nu niet behaagt. Hij kan be-
zwaardijk laager in uw gevoelen daalen : Moge-
iijk kan hij rijzen» Zeer zelden gebeurt het, dat
booge verwagtingen zelf maar taamelijk beant-
woord worden. Hoe kunnen zij dog anders, daar
eene fraaije en uitgebreide verbeeldinge met haare
verwagtinge verre loopt boven het weezen der
zaake, in de verhevenfte van onze ondermaanfcbe
genietingen ? Eene vrouw met zulk eene verbeel-
dinge vercierd ziet geen gebrek in een beguniligd
voorwerp , (te minder , indien zij niet bewuft is
van eene moedwillige fout in zigzelve) tot dac het
te laat is de mifflogen te regt te brengen, welke
haare edelmoedige ligtgeloovigheid heeft te wege
gebragt.
Dog onderilel dat eene perfcon van uwe ta-
lenten , een man van geringer talenten ftond te
trouwen; wie kan, in dit geval , zo gelukkig in
zigzelve zijn, als JniFer ClariiTu Harlowe ? Welk
eene geneugte neemt gij in goed doen ! Hoe
gelukkiglijk wijdt gij de verfcheidene gedeelten van
den dag toe ter uwer eigene vorderinge, en ten
nutte van allen die binnen uwen kring beweegen!
rr—:-En daarenboven is uw fmaak zodanig,
zodanig zijn uwe vorderingen in de befchaafde
Ictteroeffeningen , en in de befchaafde tijdkortin-
gen; zodanig uwe uitmuntendheid in alle de ver-
ichillende deelen der huishoudinge , die gefchikt
zijn voor de toezigt en waarneeminge eener jonge
Lady , dat uwe vrienden wel wenf^hen zouden,,
dut
■Λ:
h ί'
Juffer CLARISSA HARLOTO. '^fi
dat gij zo weinig als mogelijk wierd afgetrokkeir
dw aangelegenheden , die enk«! perfoönlijk gz-
iioemd mogen wordem
Maar belangende hetgeen 't gevolg zou kun-
nen zijn, ten opzigt van u zelve, ten opzigt van
eene jonge Lady van uwe talenten, van.de voor-
keuze, welke gij verdagc wordt te geeven aan ee-
tien Ligtmis; ik wilde wel gaarn , mijne lieve
Nigt, dat gij eens overweegdet, wat Dac zou· kun*
nen zijn. Eene ziel zo rein, zig te mengen met
eene onreine ziel ï En zal zulk een man als Deezé
niet alle uwe bekommeringen naar zig trekken?
Zal hi| u niet geduuriglijk vervullen met angften
voor hem en voof uzelve ? - De Godlijke
en Burgerlijke magten getrotfeerd, en hunne Wet-
ten van hem verbroken wordende , bij elke niet
enkel toevallige , maar morhedagte gelegenheid.
Om hem aangenaam te zijn, en te hoopen om
deel te behouden in zijne genegenheid , moet gij
waarfchijnelijk gedrongen zijn alle uwe loflijke be-
tragtingen te laaten vaaren. Gij moet deel neemen?
in zijn behaagen en mishaagen. Gij moet uw ei-
gen deugdzaam gezelfchap opgeèven voor zijn
óndeugend- MiiTchien van de uwe verlaa-'
ten worden, wegens de ergernis welke hij da-
gelijks geeft. Kunt gij hoopen, Nigt, om met
zulk een man als Deezen, lang zo goed te blij-
ven als gij nu zijt? Zo niet, overweeg- dan van;
welke uwer tegenwoordige loflijke geneugten gij
zoude verkiezen af te ilaen ? In welke van zijne
beib-affelijke' hem te volgen ? Hoe' kondt gij hec
veelen om agceruit, in plaatze van vooruit, te
gaen in die pligten^ wejke gij nu 7<Q Yoorbeeld-
lijk
l/i
ρ De HISJTORIE van
iijk volbrengt ? En hoe weet gij; indien gij eènè
den teugel vierc, waarmen u zal toelaaten, waar
gij bekwaam zult zijn, om in te houden ?
Uw Broeder erkent, dat de Hr. Solmes,
op verre na zo behaagelijk van perfoon niet is, dan
de Hr. Lovelace. Maar wat is perfoon en geftal-
te bij zulk eene Lady, als aan welke ik nu de eere
hebbe van te fchrijven? Hij bekent insgelijks , dat
hij het fraaij voorkoomen van den Hr. Lovelace
niet heeft: Maar welk een enkel perfoonlijk en
uiterlijk voordeel is een aangenaam voorkoomen ^
zonder het zedelijke ? Eene vrouw deed.beter met-
een man te neemen, welks manieren zij moeft fat-
foeneeren, dan dezelve reeds gefatfoeneerd naar
haare hand te vinden , ten koile van zijn zedelijk,
gedrag; een prijs die dikwijls betaald wordt voor
voordeelen welke men in het reizen verkrijgt.
O mijne lieve Nigt, waart gij hier maar eens bij
ons te Florence, of te Rome, of te Parijs (al-
waar ik ook veele maanden mij hebbe opgehou-
den) om de herren te zien , welker onderllelde
ruwe Engelfche manieren, als zij van huis koo-
men, ftaen befchaafd te worden, en w^at zij heb-
ben aangeleerd i als zij door dezelve plaatzen te
rug reizen , gij zoudt den man in zijn eerß ver-
blijf oneindig itellen boven denzelven man in zijn
laatfl. Gij vindt het ondcrfcheid bij hunne-te rug
koomil ■—^- Eene malle ingenomenheid mee
vreemde modes ^ eene aankleevingé van vreemde
gebreken , eene trotfe veragtingê van zijn eigen
land en landslieden (terwijl "hijzelve veragteiijker
is dan de veragtelijkile dergeenen welke hij ver-
agt) j deeze , met eene onbeichaamdheld die vari
geen
»i
tri
' l'
λ' u
\ ^
Hi
äm^BiU:—lumJiii^aiäat
rr L
I -i'.
li
Si
ifj
Juffer CLARISSA HARLOTO. '^fi
geen bloozen weet , zijn maar, al ce gemeenlijk do
behaalde voordeelen , welke eer voltooijinge van
een bereisd heer te zamen loopen! . ' .
De Hr. Lovelace, weete ik, verdient dat 'ér
eene uitzonderinge ten zijnen voprdeele gemaakt
worde ; hij is weezenlïjk een man van bekwaam»;
beid en geleerdheid. Hij wierd voor zodanig ge?
agt beide hier en te Rome; en eene fchoone ge-;
ftalte , en een edele aart van geeft', gaven hepi
groote voordeelen.. Dog.,mein behoeft u .niet,te
zeggen , dat een Ligtmis vani.verftand oneindig
meer kwaad bedrijft, dan;een Ligtmis van gerin-
ge bekwaamheid in ftaat is om, te doen. En die
zal ik u verder zeggen, dat het des Hren. Love-
laces eigene fchuld was, dar hij nog niet meer/ag^;
tinge hier had onder de Literati^ dan hij had,-
Daar waaren, om kort te gaen, eenige ongebon-
denheden, waarin hij zig verliep , welke zijn per-
foon en zijne vrijheid in gevaar bragten; en maak-
ten , dat de befte en waardigfte der geenen, welke'
hem met hunne kennis vereerd hadden, van hem
afzagen, en dat zijn verblijf te Florence en te
Rome beide korter was , dan hij had voorgenot
men·. , :
Dit is alles wat ik van den Hr. Lovelace ver?
kieze te zeggen. Ik hadde veel liever reden gef
had om hem een regt tegenftrijdig charafter toe te,
fchrijven. Maar wat de Guiten en Ligtmifien in
het algemeen belangt. Ik, die dezelve zo wel
kenne, moet de vrijheid neemen om, wegens het
kwaad, hetwelk zij altoos in hunne harten^^xi
maar al te dikwijls in hunne magt hebben om
aan uwe Sexe toe te breng;en, nog een weinig
m
woorden over dit onderwerp hier bij te voegen:
Een Ligtmis, mijne waarde Nigc, een arg-
ig^ een intr'tguant Ligtmis, moet in \ alge-
— Onregtvaar-
De edele regel, van
anderen te doen hetgeen hij wenfcht dat aan hem-
zeivén gefchiéde, is de eerfte regel Welken hij ver-
breekt; en dagelijks verbreekt hij dien; hoe meer,
hoe grooter zijne zegepraal. Hij heeft groote
veragtinge voor uwe Sexe. Hij gelooft dat 'er
geen vrouw kuifch is, om dat hij zelve een eer-
loos menfch is. Ieder vrouw, die hem gunß he-
'wijß, heveßigt hem in zijne booze ongeloovig-
hdd; Hij fmeedt altijd aanüagen om de wanbe-
drijven voort te zetten, waarin hij zijne geneug-
te fchept. Indien eenë vrouw zulk een man be-
mint, hoe kan zij de gedagce verdraagen van in
zijne genegenheid te deelen, met de halve Stad,
en dat wel miifchien met het fchuim derzelve ν
Daarenboven zo geil ! - Hoe zal eene jonge
Lady van uwe kuisheid zulken geilen man verdraa-
gen kunnen? Een man die fpot met Zijne gelof-
ten ; en die miiTchien uw geeil zal knakken door
de onmanlijkite hoon en baldaadigheid. Om een
Ligtmis te zijn, moet men, in den beginne al^ al-
le wroeginge, alle menfchlijkheid, met voeten ge-
treeden hebben. Een Ligtmis bij aanboudinge ce
blijven,is alles te blijven wat fnood en onmenfch-
iijk is. Gebeden, traanen, en de allerlaagfle on-
dervverpinge, zijn maar voedzei voor zijne trots-
heid: Terwijl hij miHchien wedt met zijne oniug-
tige gezellen, en, niet onwaarfchijnelijk,.met nog
ontugtiger vrouwluij, over Haaltjes, waarop hij
bi]
iiieen zonder wroeginge zijn
dig moet hij altoos zijn.
ί I'
' I
i
m
' itf'
ψ
Ί
t
•tij hen pocht; van uwe geduldige lijdzaamheid J
'én geknakten. gee-ft;i en hèn mede t'hüis brengt ora
■van beide "getüfgenis te diaagen." -j.,. ï'
Ik 'fchrijve hetgeen ik wééte dat Wel gebeurd
is, .^i..· vf; Ci. ,·..,^-.-·;! ' ƒ 1'. . 'i ·ί. ·'·
-Ik mddé niet Van het vèrkwifteri van inidde-
lën^'''vüh'het verpanden of verkooperi van goede^
kn ,' en het berooven der nakoomelingfchap
Nog ook van eene menigte van.andere kvpaalen^
-tfe' vuil, iJte aanftootdijk , 'om bij eene .pèrfoori
Ya;o ü\ve" kiesheid gemeld te worden. ,1 ; ^
Alle deéze,^ mijne waarde Nigcj tefchüwen^
ύΐΐδ de oftheilè'n ^ welke ik. g'enoèmd hebbe, te yér-
tfiijden, de mügtvVan al het goéd re doen K^dat gij
gewènd'Zijt tè doen; te bewaareny ja te>ergroo;*
^en , dooi de afzonderlijkë'voórraad^ weike^vocr
ü;zal bezorgd worden: Alle uwè bekoorelijke ver·«
maakenV en voorbeeldlijke bezigheden , in treid
té houden,; en alle goede hebbelijkheden duurzaam
te maaken: En dit alles dóoT dat eene op tè ofFe^
fen ί het ras verwelkende behangen der Oogen ?
Wie zou. niet ^nadeniaal me# in écnen mahinietaly
lés kan vinden,; wié zou»snier) om ionvQ&H
W^ezenlijke voordeelen té .behouden j zulk-eeri
gering, zuik een dnbeilendig geiioegen iwilkn af^
fl-aen r
Overweeg alle deeze dingen, welke ik nogirièd
lïicér kVagf: zoü Jkunncfl aandringéni dagt ik hec
noodig bij eériè van uwe bcdagtzaa'mheid ^t^ „Or
verweeg ze wel^ mijne bemindè-Nigt^ èn indiei|
het de wil uwer Ouderen riien^ jnjrv dat gïj/or.gf?/·
huvvd blijft , zo befluit om hen te, wille te-zijn§;eiï
iVj.Deeh ^D yb^l- ίίΙ , lad
„Hf·.,
-ocr page 51-laat 'er niet gezegd worden, dat dp kfagt der in·
beeldinge (gelijk in veele andere van^.qwe Sexe)
te ilerk zal zijn voor uwe piigtmaatigheid en uwe
bedagizaamheid. Hoe de man min behaagelijk
zij, dies té fïieer verpligtènde is de onderwerpjn-
ge. Gedenk, dat hij een maatig man is. ·--
Een man, die agtinge te verliezen heeft,ien wieng
agtinge derhalven eén onderpand is van zijn goed
gedrag jegens u. ^r. v , >
.Daar biedt zig u hier eene gelegenheid aan»
om de hoogfte proef te geeven y die 'er kan ge-
geven worden , van kinderlijke onderdaanigheid.
Grijp die aan. rHetis «wer waardig. 'Meaverr
.iivagt het van u; hoewel het^ aangezien uwe nei-
ginge, jammer'is'dat het geeven daarvan van u
vereifcht wordt. Laat 'er gezegd worden, dat gij
in Haat geweeft zijt uwen Ouderen eèné verplig-
tinge 'Op te leggen ; (een grootfch woord, mijne
Nigt!) hei-welk gij»niet kondt doen, ,gefchiéide
het niet' tegeiz uwe heiginge - Ouderen,
zegge ik,^welke u duizend verpligtingen hebben
opgelegd: Dié op dit ftuk gefield zijn: Die het
niet willen opgeeven: · Die voor 3 u veele ilukken
hebbén opgegeven i zelf van deezen aart: En op
hume beurt, om him eigen Gezag zo wel, als om
hun Oordeel, verwagten dat gij hun te ,wille
zyr. . f
" ' Ik hoope dat ik u haaft, in penfoon, ^al geluk·^
-ft enfchen met deeze uwé verdieiiilelijke onderwer-
pinge. Mijne iVoogdijfchap in orde te brengen,
en over te draagen, is eene van mijne voornaam©
beweegredenen , waarom ik deeze geweilen verr
laiue. Ik zal blijde zijn met dezelve tot ieders ge-
noe-
Ff ^
li'
S li
•in
jü^ER etARISSA MÄT^^ jl
noegën in orde gèbragt tè heiibeh ;· van ti bijzöii-
derlp. ^ γΤ ϊΓ. .rlil .
Indien ik tij niijnè ovèrkobmft vbde; i!at-'ef
ëene gelukkige eenigheid, geiyk voorheen; heéi-fcht
\n eene famiiië iTiij zo dierbaap, zal Heè eëniortmtj-
ipreekelijk vermaak voor mq .zijn , ën ik èal ^^ni^T
fchien mijne Jaaken zö'befchifekeö>;i dat'it
altyd nabij^U'blijve: . ; -Jk u^j^k nsd ιψ
i·'ik hèbbe eenén zeeniaiigennßrief gèfchrèe-
ven; en zal 'ër niets meèpi bijdoen ^dan dat ik ^
toet de grootftê igringè'f ben ïïiijnè ^aairdfe
■Nigt, jnjtfri f!-: '»Ι1ΰ'.7 , l'.^iWiÏ-.-buO-i.f
. ... . f:^,/ . .. -O.iU, .^Ji^·^ i
-r,: 'iAo teer j^oegènegèné en 'getrouwe Dtm^a^A
......
Ik zal onderftelien ^ mijnè^^wkrdè |uiFer'iio^
we, dat gij rtiijns Neefs Brief gelezen hebtio Het
is nu te vergeejiFs te wenichen, dat die eer gè^öó-
men waare. Dog zo hij al eër gekoömën w^i^
Tnögc ik misichien zo'roekeloos geweeft ^jn Om
den Hf. Lovèlaiïe de modlotil^e:'Z4}iienköomfl>'të
giinnen, als die greinig gedagtën had vin niét i^èm
wegt(?gaeni , ^ ^ ^ : - · .. -.r^KJ
Dog ik zcni hem dan bezwaarlijk de ^Jèrïv^^^
tinge gegeven'hebben .van» z;ö -té doën% hóór- dé;
zaraénkoornft', hecwèlk ' hem daarioö'^ wdbèrëd
deed koomen ; en welks hërroejiiingè' hij' zó limg-
lijk vrugtioos wift te maaken.' ^
1. Da ar ik zo vervolgd wierd ■ m weinig yef*
wagtinge had van zo veel toegeeveftdbèid j als ftii^'
te Moeij tot mijne grootè kwélliftge^ üiij te-
Ό i iigc
k
'beeft datjik zoude ontmoet'
heb(3eri , is hec evenwei bezwaarelijk te zeggen,
^ei)iaiïniiie,nf.vl3;n de köomßfbip hem gedaeii
3©f:ii^iè.t!gedaén»zoii hebibe:n, waare äezelve in cijds
gelt^omen ; - Dog ,deje«e'?'uitwerkingeT;^ geloove
.i^isWüp'lijk/iclac, hjj.-g^had ,zou hebben —-— Dat
alkifp|jnèïro«gti zou hebben doen trag"
ten, om van hen allen affcheidende over/te ileekeii
tpfden < g^nègènen^^ehrij ver' .van' den rleêrzaamen
P^jef^t^nMom^^eii.Mader (eenen Bercbermer zo
e^nen^ Miiei^^ /;yan eene»
Bloedverwant, welke een van mijne Voogden is,
Deeze zoude in de omitandigheden , waarin ik
<V7äs ^'€ene natuürélijke, tenriiiiniten ëen^e befcher-
minge geweeil: zijn, waarop niets te zeggen viel.
•iliLiyL-.' Dog ik moeß ongelukkig zijn! En hoe
finjdc het mij door het hart als ik bedenke , dat
ik alreeds mijns Neefs iCharafterz .vanreenen Ligc-
iiil onderfchrijven ä kan y hetWelkäzQ wel gefchil··
derd'is-in dêniBrief^ .dien ik onderilelle dat gij
pu gelezen hebt 1 ts^ r ;.0
f-ί;·) ri>:Dat een:^man iMJiri izcilk een chäräiiier',· waar*
van ikvaltoos een afgrijzen had, mij ten deel moeft
,vaüèn! -Maa.r; ileunende op mijne eigene
kragt; geen reden hebbende om voorrgevaar te
-vreezen van ftijfhoofdige en onreerende aanftüwin-
gen; floeg ik miiTchien mijne oogen al te weinig
op^ naar den Gpperften'Albeftierde^l: Op wien ik,
mij zelve miftrouwende , al mqn fwrtrouwen be-
hoorde gefteld te hebben —— En te meer, daar
ik mij'bij aanhoudinge vond aangezogt van eenen
raan^yan dit charailer. j . j
jOnervarénheid en vermetelheid > met behuip
Pm ■ ■ ■ vau
liiiL·:-;.
Jwa··!
van een Broeder en Ziiile^^'did'ήο
ftootirige hunne laage ^éin^leH^ izoeften^t6;hereikën',
zijn mijn ^^ï^r/gèweeif! Een hard woord,
mijne wanrde Dog ik föji-häaiie jifet welbédiagt:
Nademaal, al'viel het op het beff uit zo als hét ««
kan uicvallérf'j''mijri GoedeNaam"\e'grond is; een
Guit is mijn'"deel': En welk'Dat ÏÏeël'zij, hécft
mijns Neefs Mordens Brief ïï'Wèï'bnderrigt.^
' Ik bidde,'hou dien bij u"^,'' tot dat ik'hcrri we-"
dereifche. ^Ik zag dien zelve-niét'"fgeen luit'
bende om mijne koffers dÖbr'tö iien) vpdi' Öèezètl
morgen. Ik wilde bm de gcheele ivèrelB niet ,l^at
Deeze man hem zag'^ dcwijl,hpt^on^e|uk zou küii*-
nen veroorzaaken tuilchen''den heiBd^en geêil ,^^^
eenen van de be'doa dfte ^Bappérheid ter'^erëld|
hoedanig mijn Neef gelegd woridtÏe^^zijb.' ·^-'· ■''
Deeze Brief was ingeilooren (géopend) in eeti
omOag yan' wit papier. Hoc'V.ij mij ook verfmaa-
den en verfoeijen i ik \^e) wonäeije''mij dat geen een
regel daarbij gezonden wierd -s-^^'a! jwaare* heé
maar geweeft'om het oogmerk daarvan naaüVenïi-
ger aan te'wijzen ν n^.et 'denzelven^edelmpedïgeii
geeft, welke mij den Spi ragzon dl' wt
Het zegel van den omflag was van^ zwart Irl^."
Ik' hoope niet dat'er een nieuw vóörval in'de;te
milie is, om reden tot zwart lak té geeven.«-^Drg
zo het 'er waare , zou het zekerlijk geraeld^^zijn
en mij de fchuld daarvan geweeten —— miiTchien
maar al te billijk! ^^ ^ ;; .
Ik was aan eenen Brief-aan mijnen Nèef be- ^
gönnen; dog liet dien leggen, wegens de onze-^
kerheid van*mijnen töeftand,^en voor verfcheidêne
dagen voorleeden eiken dag verwagcende meer ze-
D 3 ke>
-ocr page 55-14 Re ^II^TpRIE van
Jierbgid te ζμΐΐρ vinden. Gij gebeodt mij epni'
-gen^tijä geleeilen aaö hem te fchrijven, gelijk gij
^eet., Toen was het dat ik daaraan begon: Wafit
'ik fcbeppé^oot vermaak iii .jis te g^hoorzaamen
allés wat ik kanr» Zq behóorë ik, ook; want gij
Mjt de eénigë vriendiii , die mij , is oyergebleeven ί
En daarenboven , ^ vereert gij mij gemeenlijk met
uwe eigene waarneeininge van den raad, welken
ik de vrijheid neemejU voor te Hellen: Wantik
Vermeete mij tje zeggen , dat ik beter raad geeyQ
dan ik zelve gevolgd hebbe. En zb moeil het
noodwendig zijn., 'Want ik weete niet hoe het
Jtöomt, dog ik. ben, naar mijn eigen gevoelen,
een arm verlooren Schfipzel. En egter kan ik mij^'
zelye^ niet befchuldigen niet eene zondige of op-
deugende neigingè.' Weet gij ook, mijn e waarde,
hoe ,dit wéezen kap ? ^ . ·
' ' , l^ogchatis to ik u zeggen Äö^,,geloove ik
--- Een van den weg afwijkende ftap in den be-
ginne! ——Dat moet het zijn: — Welke
agte'rvolgd zijnde, mij zó verre yan mijn pad heefc
afgeleid, dat ik in eene wildernis van tWijifelinge
èn 'doolinge ben; en nimmer,.', nimmermeer mijn
^eg daaruit zal yinden: Want, fchoón het in 't
eèrft maar een tred ter zijden af was i die heeft
mij hónderden en,honderden van, mijlen van mijn
pad afgeleid : En de arftie ZwerveHn^. heeft niet
een genegen Aaiend , nog heeft eemgen reiziger
aangetroffen, die haar den weg wijzei en helpe,
öm daarop weder tëigeraaken. ,
lV ''Maar/ik , vermetel Schepzel! nipeil zo veel
getrouwen op mijne eigene kennis van het regte
pad ! weinig dugtende dat 'er een dwaal--
.....■ ■ - ' · ^ ^ ligt
li
- ·. fei
itóÉiSÉi
ligt met zijn valfch' vuur (en nogthans hebbe ik
Van zodanige genoeg gehoörd}^ ontftaen zoude om
mij te mifleideh f En nu danft het, in het midden
van poelen en ïöoeraiïèn , rondom mij, en weeF
f ondom mij , mij weder te rug'drijvende , als ik
nieene op het regte fpoor té zijn. E)og een ge-
meen punt is 'er, waarin alle menfchen zullen te
zamen koomen, zij mogen zo verre dooien als zij
willen. Daar zal ik ten laatfteii geruftlijk wor*
^en neergelegd : En dan zullen alle mijne rampen
ten einde zijn.
Dog hoe zwerve ik weder; zwérVe ik van mijn
bedoelde oogmerk af! Ik wilde alleen gezegd heb-
ben, dap ik een Brief voor' eenigen tijd begonnen
had aan mijnen Neef Morden': ' Dog dat ik 'd|eni
nu nooit |ian voleindigen : Gij znlc wel gelöoven ν
dat ik het niet doen kan: Want hoe zal ik hemdqg
te kennen géeven, dat alle Zijne lofbetuigirigéil t^
onregt befteed zijn ? Dat alle zijn raad té vergècf^
verfpild is f Alle zijne waarfchuwittgen ijdel ? En
dat zelf mijne hoogde verwagtinge is, de vfóu^v
te worden van dien vrijleever, welken hij mi| zo
iiadruklijk waarfchuwt te mijden?
..fa·:
Laat mij, evenwel, uwe gebeden genieten g>
yoegd bij mijne eigene (daar mijn noodlot, naar
het fchijnt, afhangt van de llpp.en eens zodani"
gen mans) „ Dat, tot welk lot ik ook moge ver-
5, weezen zijn, dat verfchrikkelijk gedeelte van
j, mijns Vaders vervloekinge. Dat ik geftraft mag
worden door den man , in welken hij onderftelt
dat ik mijn vertrouwen ftelle, geen plaatze moge
grijpen ! Dat dit om den wil van den Hr, Lo-
velace zelveü, en om den wil der meiifchlijke
J>
η
-ocr page 57-g<S De HISTORIE.Van ^
„ natuure ^ niet gQbeuren moge IvQ^ indien hef
,,f^noodzaakelijk zij, ter handhaavinge van het ou-
p, derljjk Gezag, dat ι ik door j&m.g^ftraft worde,
9, ^dat,.|hec dan niet gefchiedeDjnioge door zijne
j, voorbe4agte jOf moedwillige fnoodheid , maar
5, dat ik in llaat moge zijn om zijn oogmerk , zq
niet zijne daad te ontfchuldigen 1 ,, Anders zal
pijne foutA'erdubbeld fchijnen in liet oog der we-
reld , die naar de uitkoomft veelal pordeelty En
fiogthans, dunkt mij, zoude ik gaarn hebben, daj:
de onmêdoogendheid van mijn Vader en Oom en,
^elker harten reeds al te veel door mijn mifflag
doorwond zijn, in allen opzigte gewettigd wierd;
Vitgezonderd jn deezen zwaarwigtigen vloeli: Εη
Öat het mijnenί Vader behaagen moge.pien in te
trekken , voor dat dpzelye in>'t algemeen bekend
worde; ten minften dat allerfchrikkelijkfl: gedeelte
<3aarvan , hetwelk zijn qpzigt hepfc op den .Toe ]
koomenden ftaat! · '
Ik moet mijne pen neerleggen· Ik moet
deeze bedenkingen ..-.overpeinzen. Nog eens,
voor dat ik mijns Neefs Briefj hier iniluite , zal
ïk hem overleezen; 'En dan zal. ik dien wel in 't
geheugen hebben.^ . r ,
'J- -
,ϋ
■ «ί«
ε
viir.'
et
I ■
X'
Wrtj.i; 1
τς i' , ·,
j^jfjhJ^-O l· ''r^.ίίί . r i · Ι·,ί
.-Vir r-'il·-· tr^L -- ··. ·-
Λ ■ · «^i,·' l./ivliv ; ··ίΗ ' , ■
Μ
Jufer Clarissa Harlowe, aan' Juffer
Howe. · ■ ν --
■φ ί
Als gij mijnen ongelukkigen .toeftand bedenkt,
die met zo vele ongeneuglijk? en zelf aanftootelijke
omilandigheden vergezeld gaet, aan zqmmige van
welke mijn hoogmoed mij niet wil toeiaaten met
geduld te denken ; die alle nog verzwaard wor-
den door den inhoud van mijns Neefs aandoenlij-
ken Brief, zult gij u niet verwonderen , dat de
dampen der droefgeeiligheid, welke mijn hart be-
vangen heeft, wel eens tot^ mijne pen opiiijgen.
En egter zou het minzaamer, zou het vriendlijker
in mij zijn, voor u,, die zo edelmoedig in'mijne
belangen deel neemt, dat erg(l gedeelte van mij-
ne fmerten te verbergen, hetwelk door medödee-
len en klaagen niet verligt kan worden.
Maar aan wie kan ik mijn hart dog yitfchud-
den dan aan u I Daar de man , welke mijn be-
fchermer behoorde te zijn*, gelijk hij mij in alle
mijne wederwaardigheden gebragc heeft, mij nog
meer doet vreezen; daar ik zelf niet eene bedien-
de hebbe, op, welker getrouwheid ik mij verha-
ten kan, of aan^welkeik van mijn hartzeer, als
hetzelve opkoomt, iets kan openbaaren; en daar
zijn wcldaadige aart en vrolijk hart iedereen aan
, D 5 ' hein
Γίτο
.ηΑίύ
I
!l
β BeHISTÖRIE^»
heiil verknogt; en ik maar een ο in hec cljffer
ben, om hem vermogen bij te zetten, en mijzel-
ye finerte te verwekken ξ ——■ Eieeze droefheid
äerhalven, ik mag doen al wat ik kan, moet zom-
tijds wel in craanen uitberften; en deezé met mijr
ne inkt vermengd, moeten mijn papier do^n vloei-
jen. En ik weete dat gij mij zulk eene veiligtinge
vooi dien tijd niet misgunnen zult.
Dog^ik zal dus' voort^en op denzelven trant,
waarmede ik afbrak in mijnen laatften; daar eer
mijn voorneemeft was, mijne zwaarmoedigheid te
verontfchuldigen^ Pog laat hetgeen ik hierboven
gefchreeven hebbe , eens voor al, mijne veront-
fchuldiginge zijn. Mijne ongelukken porren u aan
om u van den edelften poft der vriendfchap te
kwijten, welke wij eikanderen gezwooren hebben;
piet raad en vertrooilinge; en men zou dezelve,
en u, verongelijken, met te onderftellen, datzij
die aanporringe van nooden had.
Zij her igt daarop aan Juffer Mgwe^ dat
nu haare kleederen gekgomen zijn , de
Hr. Lovelace haar geßadtg plaagt om
met hem uit te gae,n in eene koets , verge*
zeld van wie het haar belieft van haa-
re eigene Sexe , het zij ortp eens èen
pleizier-tourtje te doen^ of om, de open*
haare divertisfementen bij te i^oonen.'
Zij meldt de bijzonderheden vUn een ge^
fpi".ck^ hetwelk tuffchen hen gehouden is
over dat onderwerp, en zijné verfcheide-
71 e, voorflagen. Dog merkt aan, dat hij
met bet. minße woord jpreekt van de
Pkg^
ί^ί'
JüFFEii CLARI5SA HARLOWE.
Plegtigheidy in aar op bij zo zeer, drong
'voordat zijin Stad kwamen; én hetwelk^
gelijk zij te kennen geeft ^ noodig was oni
zijne voorßagen welvoegelijk te tnaakm^
if
Nu, mijne waarde, zegt zij^ kan ik het lee-
yen niet draagen , dat ik léeve. Ik zou van har?
ten blijde zijn , dat ik buiten zijn bereik waaré.
indien ik dus waare , zoude hij wel haafl: het on^
derjcheid gewaar worden. Indien ik moet ver-
nederd worden, wake het beter gefchied van den
geenen, welken ik onderdaanigheid fchuldig ben,
dan van hem. Mijne Moeij fchrijft in haaren
Brief (a) , dat zij niet iets durft vooritellen ten
mijnen voordeele. Gij zegt mij, dat gij bij on-
derzoek bevindt (b) dat waare ik niet ongelukkig-
lijk weggetroond, men metterdaad tot eene veran-
deringe van rnaatregelen beflooten had; en dat
mijne Moeder bijzonderlijk had yaftgefteld om haar
yermogén 'te gebruiken ter herilellinge van den fa-
milie-yreede , en, om daarin te beter te flaagen,
in gedagten had om mijnen Oom Harlowe te trag-
ten tot haare partij over te haaien.
Laace; 'ik op deeze grondflagen bouwen. Ik
kan 'er flegts de proef van neemen, mijne waarde.
Het is mijn pligt, alle waarfchijnelijke middelen
te beproeven om de arme Verwerpeling in gunil'
te herftellen. En wie weet , of die voormaals za
toegeevende Oom, die zo grooten invloed op de
familie heeft , niet mag bevvoogen worden, om,
voor mij te Ipreeken ? Ik wil wel alle regt en ei-
gcn-
fa) Zie D. ΠΙ. Br. XLVIII.
{b} D. III. Br. LV.
jf
^■■11 liüllilit I É III I '«IÊÊMt^L·ύ^lÊÊÊÊ
S5o ^ De HISTORIE van
gendom op de vafte én andere goederen , mij viiti
mijnen Grootvader gemaakt, met al mijn hart en
ziel afllaen , aan wie het hun beh'cft , om dus
mijn voorflag fmaakelijk te maaken bij mijnen
Broeder. En op.dat mijne, overgaave van kragt
moge ïijn, wil ik mij wel verbinden om ή ooit te
trouwen.
"" Wat dunkt u, mijne waarde, van deezen raad-
flag? Zij kunnen zekerlijk niet befluiten, om mij
voor altoos te verilooten. Indien zij met onpar-'
tijdige oogen befchouwen hetgeen gebeurd is,
zullen zij in zigzehen zo wel, als in mij wel iets
te berispen vinden.
Ik vermopde, dat gij van gevoelen zult zijn,
dat dit middel wel waardig is om re beproeven.
Dog hier is mijne zwaarigheid: Zo ik fchreef,
mijn onbermhartige Broeder heeft hen allen in een
zo fterk verbond regen mij do^n zameni|)annen,
dat mijn Brief vaii den een aan den anderen zou
worden overgereikt, rot dat hij iedereen ver'nard
had om mijn verzoek af te flaen ; daar, zo mijn
Oom kon bewoogen worden om mijne zaak, als
van zeiven, op te neemen, ik eenige hoope zou-
de hebben, alzo ik mij laare voorihen, dat hij
mijne Moeder en mijne Moeij wel haaft op zijne
zijde zou krijgen.
Hetgeen ik derhalven in mijne gedagten heb-
be, is dit —^-- „ Onderftel dat de;Hr. Hick-
,, man, wiens goed charaéler hem de agtinge van
5, iedereen verworven heeft, eens bij mijn Oom
„ Harlowe maakte te koomen? En (als op uwe
5, bewuilheid van den ilaat der zaaken tuiTchen
,, den Hr. Lovelace en mij) hem verzekerde niet
ρ
f/;
frx '>
al-
ΙίίϋϋΒΤρ'
Aêêêèê^êê
i
> I
-ocr page 62-Juffer CbARISSA HARLOWE. ét
Valleen van de bovenftaende bijzonderheden,
„ maar dat ik ook onder geen verbinteniflen ieg-
5, ge, die. mij beletten zullen· zijn goedvinden op
„ te volgen? ^
Ik laate her alles aan uwe omzigcigheid over,
het zij om het-in 't geheel in 't vi'erk te^ ilelien,
of op welke wijze. Dog zo het in 't werk gefteld
iüörÏ^j fen mijn Oom weigere, zig ten mijnen
voordeele daarmède té bemoeijen f op des Hren.
■Hickmans aanzoek als uit aiw'en> ,koker koomende
(want dus moet het, om,redenen die ligt te be-
grijpen zijn, gerigt worden) dan kan ik geen hoo-
pe hebben; \ en mijn naaftvolgende ilap, naar de
gedagteri welke ik nu hebbe, zal zijn mijzelve ou-
der de.befcherminge te geeven van de Ladys zij-
tier iamilie.
Het zou met godvrugt ftrijden de volgendé
verfen de mijne te maaken ^ dewijl het zo veel zo»
zijn: als^de Beiluiten der Voorzienigheid eene fouc
te wijcen, welke maar al te veel mijne eigene is.
Dog dikwijls laace ik dezelve door mijne gedagten
gaen, wegens de algemeene gelijkheid, welke äj
behelzen met mijnen ongelukkigen, hoewel niec
met voordagt begaenen mifflag.
Mijne allerlaatße heê hrenge ik U toe,
O Gcon .
Legt mijne misdaan blpot^gf fielt mijn deugd
tentoon* '
Indien ik wandlend dwaal in V leevens La-
hirinth^ . ^
Mijn voèt zich op den %veg^ dien dagt te
ontgaan^ bevind.
Φ
-C
......
-ocr page 63-, fFijt dan aan üw be'fluu mijn dooling ^ met
• t . aan mij^
Mijn VOETEN hebben fchuld^ mijn
Η AKT nochtans is Orij, ,
De Lady dägtekent weder op Maandag ^
óm Juffer Howe te laaten weeten ^ dat de
Hr. Lovelace, op het bemerken van haar
ongenoegen, den Hr. Mennell bij haar
gebragt had^ een bloedverwant ϋαη Me-
vr. Fretchmlle^ die alle haare zaaken be-
ßierde. Zij noemt hem een jong officier
- - van ver β and enbefchaafdheid^- die haar
een berigt gaf van het huis en huisraad;
't overeenkoomende met hetgeen de Hr, Lo-
velace van te vooren gegeven had (ä) ; als
mede van den naargeeßigen β aai; waar-
. in Mevr, fretchville] is, ν
Zij berigt Juffer Howe^ hoe ten Uiterßen
ßerk de Hr. Lovelace aandrong bij den
anderen héér, dat zijne Vrouw (gelijk bij
haar nu in gezelfchap altoos no'emt^ het
huis eens mögt te zien koomen: Έη dat
'de Hr. Mennell 'óp zig nam om het haar
dienzelven namiddag nog geheel te too-
' ' -iien , uitgezonderd het vertrek waarin
Mevr. Fretchville zou zijn als zij kwam:
' :' 'T)og dat zij niet verkoos eeni^én verde-
den ßap te^ dóen, voor dat zij wiß hoe ver^
re zij haar óntwerp goedkeurde óm haa-
ren Oom te ladtèn önderiaßen ; en van
Ii I
li ί
4
wsl-
MM:
(4) Zie D. ΙΠ. Br. LXH.
-ocr page 64-Juffer CLARISSA.HARLOWÈ. éj
vielken uitßag, zo zulks beproefd wierd^
hei gevdgd zoudt worden»
Loveiace geeft,_ op zijnis klugtigs
, *wijze, zijnen vriend een verhaald an diß
gemelijkheid èn neerßag'tigheid 4er La^
dy ^ op het ontvangen van een Brief mei
kaah kkederen., Hij beklaagt zig, dM
hij haar vertroWmen mrlooren heeft; hetr
*ixelk hij hieraan mfchrijft,, dat hij haar
in hef ^ezelfchap gèbragt had van zijné
mer kc^meraaden* Nogthans dunkt, hem
dat hij hen verfchoonen moei, èn haar
wer, al te groote viesheid berispen, vimt
dat hij nooit mannen zig heter zag gér
draagefiy ten minflen hen niet,
Oewäg maakehde dat bij den Hr, MenneU
bij baar bragt ^ .
Nuf Jan, zegt hijy Was het nietieerWleefd
Van den Hr. Mehnell [Cdpitein Mennell, noem-
de ik hem zomtijds; Want onder de militairen is
'er, gelijk gij weet, zulk een officier ihLitute-
nam, of Vaandrig niet -bekend -Was heé
niet zeer beleefd in hem] om zo gereedlijk mee
mij te gaen als hij deed, om mijne geminde te
voldoen aangaende de mekncholijke Lady en het
Huis? .
Maar wie is dog Capitein Mennell? dunkt
mij dat gij vraagt:· Nooit hoorde ik van zulken
man als Capitein Mennell.
Zeef waarfchijnelijk. Dog kent gij niet den
· 'v5 ., . w ' ' jon'
-ocr page 65-f
<54 ' De HiSTÖRiÉ vAii
jongen Newcomb, den Neef van eerzaaiüen Do-»
leman?
O-ho! Is het die ?
Die zelve. En ik hebbe zijnen näam veran-
derd enkel uic krage van mijn eigen gezag; Weec
gij nièc, dat ik een grööt Naanl-vadér ben ? Be-
dieningen fchenke ik, in den krijgsdienft'en in het
burgerlijke. Ik geevè Goederen , eti 'beneeme
dezelve naar mijn wélgevallen. Rang en titels
fcheppeUk - ook. En door een ηόφ aanzienlijker
voirregt, zeiie ik. de verhoogde wéder af uit
kragt van mijn eigen vorftlijken wil, -zónder eeni-
ge andere oorzaak van verbcuringe dan óm^ dat het
ttiij zo beft vlijt. Wat 'een armmoedig ding is een
Monarch bij rhij ί v-av^ïv,, \
Maar Menne}l ,"riü hij deèze engélin van ee-
he vrouw gezien heeft y^v maakt zwaarighederi'; dat
is de drommel! --Ik zal genoeg té doen heb-
ben om hem in portuur te houden. Dog het is te
fninder te verwonderen, dat hij wankele, daar ee-
ne verkeeringe van' weinig uuren met dezelve La-
dy , viöf nog veel verharder Schobbejaikèn' kon
doen merken dat zij nog hanen hadden f -^.—^^
Waare het niet, dat 'ik vaft verirouwde, haare
deugd eindelijk te zullehi béloonen^ 'iïidien haare
deugd mij overwint, ik zoude het onmogelijk vin-
den , j om te volharden.-- Want jbij .wijlen 4
ben ik zelf verbruid met zwaarmoedigheid gekwddj
Maar fpreek daar geeniwoörd van aan cle Broeder-
ichap: Nog lach gij zelve mij daarover uiti ii^n
Jn è^nen anderen Brief ^ y 'geäagUkenä
^ Maandag- avond, fc brij ft hij als volgt.
Dee-
.ν
'f
1' ^irüifi'i^ iiiiiÉiti
Deeze Lady behandelt mij zo koel, dac ik
^^erzekerd ben, dat 'er iets gaende is tuffchen haar
en JuiFer Howe, niet tegenihënde het verbod vaii
Juifr. Howe aän beide : En alzo ik het eetiiger-
maate als eëne verdiende in mijzelven geagt heb!-
be j anderen te itraifen orii hunne overtreedingen ^
ben ik van gevoelén, dat béide deeze kleiiters
ilraf baar zijn óver haare fchëndinge van oiiderlijké
'geboden. En wat haar Brief-beftellér aangaet;
ik hebbe naar ^ijne koitwinninge vernomen; eii
dewijl ik vinde dat hij een gemeene ftrooper, éèrl
hérten-dief, een diergaarde-bëfteeler is; dié ondeif
voorwendzel van zijne vvaaren op té koopen, hari'-
cielt met een partij leveranciers, welke alles ont~
'Viingbn wat hij brengt, hetzijvifch, vogels, óf
wild, iigt ik wel regt te hébben fnadcmaal Wil-
fons belleilihge van de brieven liog voor tegen-
woordig ongefchonden blijven moet) om hem té
laaten uitfchuddén én beroovén, ën het Geid^
dat hij bij zig heeft; aan den Armen te geevenj
nadenlaal, indien ik hem het geld niet zó wel be-
neeme als de Brieven, ik vei*dagt zal wordene
Zigzelvert te bévoordeelen, en te gelijk éeri
fchurk te ilraffen, is het gemeen en bijzonder bé*
lang ten dienfl: te ftaen. De Wet is voor zulk een
man als mij riiét gemaakt. En ik mo'ff agcei" briei-
wiiFelingen zien te koomen, die zo origehoorzaaiit
worden voortgezet.
Maar mij, nader bedenkende, zo ik koh ge-
v/aar worden, dat hèt lief Schépzel eedigc Vau
haare Birieven in haare Zakken droeg,, kah ik hacl
wel mede naar de Comedie of op een: G'oncerc·
JV. Deel. Β krij-
DÉ HISTORIE vAk
krijgen^ en dan mag zij het ongeluk hebben yaii
hiiare Zakken ce verliepen.
Dog hoe zal. ik dit gewaar worden; nade-
maal haare Dorcas van haar kleeden en ontkleeden
niet meer weet dan haar Lovelace ? Want zij is
voor den geheelen dag gekleed , voor dat zij te
voorfchijn koomt, zelf aan haare dienftmaagd»
Snoodlijk ergdénkende ί Bij mijne ziel, Jan ,
een ergdenkende aart is een ftrafbaare aart. In-
dien eene vrouw een eerlijk man verdenkt als een,
guit, is dat niet genoeg om een eerlijk man, die
dit weet, tot een guit te maaken ?
Maar wat haare Zakken belangt, mijn hart,
dunkt mij, jankt nair dezelve, als eene ondernee-
niinge die minder kwaad kan. Dog zij kunnen al-
le de Brieven niet bevatten, die ik wel zou wen-
fchen re zien. En nogthans zijn de Zakken van
eene Vrouw wel half zo diep als zij hoog is-
Rqndoni de zoete Ligtertjes gébon^m^ vermoe-
de, ik, als Ballaftzakken , op dat de wind, ter-
wijl zij met volle zeilen , op walvifch-been ge-
fpannen, vaaren, de hekbjes niet moge weg blaa-
zen.
Daarop , uit fcbroom dat 'er tujfchen de
twee Ladp iets bcraadßaagd ^ of dat 'er
iets in ucerk gefield mögt worden, om
Jujfer Harlowe tiit zijne hqpden te krij-
gen , vertelt hij verjcheidene van zijne
uitvindingen, en pocht op zijne hevelen in
gejchrift gegeven aan Dorcas en aan zij-
nen knegt Will, Sunmers; an zegt, dat
Juffer CLARISSA HARLÖWE. frj
Mj zorg gedragen heeft tegen alle moge«
lijke toevallen, zelf om haar ce rug te bren-
gen , indien ze ontkoomen zou, of in gi?-
•ualle'zij mögt uitgaen^ en dan weigeren
weerom te koomen; en hoopt het zo te be-
leggen^ dat zo hij een aanßag ondernee-.
me \ het zij hij daarin flaage of niet ^ hij^
een voor'Wendzel moge hebben om haaf
, vaft te houden.
Dan gaet hij Ooort als volgt
Ik hebbe Dörcas bevolen^ óm i\g op aller-
leije wijze meer en meer in de gunfl: van haare La»
dy te wikkelen; liaarer onbekwaamheid van fchrij-
ven en leezen zig te beklaagen; haare Lady Brie-
ven te toonen , welke zij kwanfuis van nabcilaen-
den ten platten lande ontvangen had; haar raad
te vraagen hoe die te beantwoorden, en ze beant-
woord te krijgen; en altoos te tragten om met ee~
ne pen te krabbelen, op dat inktige vingers zom-
tijds geen agterdogt mogten geeven. Ik hebbe
daarenboven de meid een memorieboekje met ij-
voore blaaden gegeven , en eene zilvere pen, Öp!
dat zij bij gelegenheid aantekeninge moge hou-
den.
En ik moet ü zeggen , dat de Lady reeds (oi§
Juffr. Sinclairs voorftel) haare kleedereii overge-
legd heeft uit de koffers , waarin zij gekoomen zijn,^
in eene groote kas van mahogany-houc daar zij
geheel regt uit kunnen leggen, en waarin la aden
Zijn voor linnen. --^— Eènekas^ die de ko-
Ε 2 ile-
• Een zoort van roodsgrifjj iiortt y cltft uit dc Wfil'Ii dicif
koonu, en in Engelami vcd g^rLtuikt vvo;(j.%
'Sa
-ocr page 69-De HISTORIE van
ilelijkite (kllen plegt te bevatten, welke zommigé
van de nymphen aandeeden, als zij iiirgedoil moe-
ikn worden , om luiden van Aanzien in het net te'
krijgen , of voor zodanige te ipeelen. Want me-
nige Graavin , weet gij , iieeft onze mama wel
toegerüfl:; ja , twee of drie Hertoginnen, die als
Dames van Staat met haare Lords leeven. Dog
dit is alleen voor zulke die hei haar betaalen wil-
len , en die als luiden van hoogen Rang , bij zulk
eene gelegenheid, zig vertoonen kunnen : Wanc
de Agtinge van perfoonen van Geboorte moet
nkc ilaen aan de genade van elk jan-hagels zon-
daar.
Een looper-fleutel, welke alle floten van
deeze kas kan openen» is Dorcas ter hand gefteld ι
en zij Jieelt zorg te draagen om, als ze naar pa-
pieren zoekt j voor dat zij iets van zijn plaats
neemt, v,'el te merken hoe het legt, op dat zij het
alles op een hair weer zo mag leggen. Saarqe eri
Marijrje kunnen haaf bij gelegenheid helpen over-
fchrijven. Langzaam en gewis met zulk eene Ar-
gus-oogige bekooriler moeten alle mijne bewee-
gingen zijn.
Het is onmogelijk dat eene zo jong en zo
onbedreeven als zij is, alle haare behoedzaamheid
van zigzelve kan hebben ; daar het gedrag der
vrouwluij zo onberispelijk is; geen rinkelrooijen ,
geen gezeifchap in dit binnenhuis ooit wordt toe-
gelaaten; alles aartig , ilii, en gerull in hetzelve;
de Nymphen wel opgevoed en wel belezen; haare
eerile weerzin tegen de Oude te boven gekoomen
-Het nioec derhalven Juffer Howe zijn [Die
eens in gevaar was van geknipt te worden door
een
fc ι
11^
-ocr page 70-Juffer CLARISSA HARLOWE.
een van onze zoort, den eerzaamen Sir George
Colmar, gelijk gij wel gehoord hebt] welke mijn
voortgang raoeijelijk maakt.
Gij ziet, Belford, uit de bovengemelde
voOrhehoedzelen, dat ik niets vergeete. Gelijk het
Gezang luidt, men kan zig niet verbeelden
Van welke heuzellnmi
Afbangen zulke dingen^
Waarop de menjch zijn glorij boir^t.
Dus verre is het dan wel. Ik zal nooit rus-
ten , voor dat ik in de eerftè plaatze ontdekt heb-
be, waar het lief ithepzel haare brieven fteekt; en
vervolgens voor dat ik haar'méde gekreegén Jieb-
be in eene Comedie, op een Concert , of om een
Pleizier-reisje met mij buiten de Stad te doen voor
pen dag of twee. ^ ■
* - ·
Ik gaf u zo even eenige van rm/ne Beraam i n-
gen op. Dorcas, die altoos oplettende is op de
handelingen van haare Lady, heeft mij eenige iha! -
tjes gegeven van'de voorzorgen, haarer meeßerejje.
Zij maakt haare Brieven, zo het fchijnt, met our
weitjes toe op twee plaatzen; zij prikt de ouwel-
tjes; en zet'er dan het zegel .op. Buiten twijflel
wordt dezelve zorgvuldigheid gebruikt omtrent die
geene, welke haar gebragt worden; want zij beziet.
eerll naaqkeurig de Siegels van de laatrtgemeide,
voor dat zij die opent. >
■1-
i.
Ε 3 ; Ik
w.
f
■ ƒ
-ocr page 71-■j,o DE HISTORIE VAN
WW
Ik moet, ik moet daar agter koomen. De^·»
ze mbeijelijkheid vermeerdert mijne nieuwsgierig-
heid. Vreemd is liet,, daar zij zo veelfchrijft, en
te aller uure, dat 'er geen een flaaperig of vergee-
telijk oogenblik zig ter onzer begunftiginge heeft
aangebooden! /
Het is een reine kamp, ziet gij: Nog beroep
gij u ten haaren voordeele op haare Jeugd ^ haare
Schoonheid, haare Familie , haaren Rijkdom.
LIGTGELOVIGHEID heeft zij niet; en
wat belangt haare TEDERE J AA REN, ben
ik zelve ook niet een jonge knaap ? Aangaende
SCHOONHEID ; eijlieve, Jan, maak gij,
om mijne zedigheid iiiet te veel te vergen, eens
eene vergelijkinge tuflchen mijne Clarifla voor ee-
ne Frouw, en uwen Lpvelace voor eenen Man.
Wat haare FAMILIE betreft, Die was voor
honderd ijaaren in haar land niet bekend: En ik
haate hen allen buiten haar. Hebbe ik 'er geen
reden toe? -- Wat haar RIJKDOM be-
langt ; Rijkdom , weet gij, is altoos een Stlmu-
lus t bij mij geweeil; en dat wel om redenen ,
die niet onedel zijn. Pronken rijke kleuters zig
niet cierelijk op met'oogmerk ora onze aandagt tot
zig te trekken \ Zoeken ' zij ons niet in haare llrik-
ken te lokken ? Sréunen zi] niet gemeenlijk op haa-
ren Rijkdom, in de oogmerken die z,e op ons h^·»,
ben, meer dan'op haare Fiir^w?^^/?;·^ Zullen^ w
|! haar berooven van'het voordeel van haar
I' ?nen Iteun? —Kan ik , in 't bijzonder, el~
kekleuter trouwen, die w^enfcht dat) ife mijn oog
'' op haar flae i Indien derhalven, ter handhaavinge
ï ■ ' ' '
fl -t Prikkel. ,
i'
1"'
m-
hi
Jsfe^ikAft^jVrl^?-·.--«^^ .......
-ocr page 72-Juffer CLAR.ISSA HARLOWE., 71
van de Ligtmis-beginzelen, om welke geene van
de lieve Schelmtjes ons haat, eene rijke dame zo
verre gebragt wordt dat zij zig haaren Grootvorft
onderdaanig maake, en 'er eenige gevolgen uit de
Onderwerpinge voortkoomen , is zulk eene dan
door haaren rijkdom niet befchut, zo wel voor
hoon en fmaadheid , als voor behoeftigheid?--
Alles derhalven, waarover gefchil tulFchen mijne
Beminde en mij kan vallen, is alleen dit ---
Wie van ons twee het meeil Vernuft, de meefte
OmzigtigheidhtQÏi En daarvan iUet nu
nog de proef genomen te worden.
Een droevig leeven, evenwel, is dit leeven
van TwijfFelinge en Onzekerheid , voor de arme
Lady zo wel, als voor mij j dat is te zeggen, zo
zij niet van*nattture agterdogtig is —- Zo zij
dat is, dan is haare ongcruilheid aan haar geilel ei-
gen, en zij kan het niet helpen^ nog zal dezelve,
in zulken geval, haar fchaaden. Want eene ag-
terdogcige aart zal gelegenheden tot twijffelinge
verwekken, zo 'er zig geen voprdeeden die haar
vlijden. Weshalven mijne Schoone , zo zij van
natuure ergdenkende is, aan mij verpligt is dat ik
haar de moeite beipaare van deeze gelegenheden
naar te fpooren, --Dog niettemin, zijn de
memm
eiFenile paden in onze reize door het leeven de vei-
ligfte en de befte, geloove ik, fchoon het mij niet
gegeven zij die te kiezen. Ik ben, evenwel, niec
bijzonder in het betreeden van ingewikkelder pa-
den,· nademaal 'er duizenden en tien duizenden
zijn, die liever in troebel dan in 1111 water viiTcheii.
IX.
η De HISTORIE van
Hr. Lovblace, aan Jan Belford,
Bhigsdag , den ^ van Maij.
Ik ben een zeer ongelukldg man. Dceze,
Lady heeft inen gezegd dat eene yan de goedaar-
tigfte fchepzelen ter wereld was: En daar hield ilc
haar ook vopr. Maar tegen mij, is ψ] eenq van
de korzeifte. Van mij wierd egter Qok nooit on-
^erfteld, dac ik een kwaad-aartig fterveling was.
Hoe l^an het weezen ? Ik verbeeldde iriij voor
langen tijd, dat wij gebooren waaren om ^Ikande-
ren gelukkig te piaaken; Maar geheel het tegen-
deel ; wij fchijnen weezenlijk hier gezonden te
zijn om ejkanderen te plaagen.
Ik zal een Blij-fpcl fchrijvep ^ cknke ik. Ik
liebbe al een Titel klaar; en dat is het halve werk.
,De Krakeelende Gelieven. Dat is ^"oed. Daar
ïs iets ni,euws en opwekkelijks' in. ' Nogthans,
meer ofmin, krakeelen alle Gelieven. Oudyadey
Terentius heeft dat al in agt genomen ; en merkt
ifiaarbij aan , Dat ^r Öelieyen oneenidlpeid der
Gelieven eeninheid veroorzaakt ^
en
dat zii
, ..... ZIJ ge-
yolglijk eikanderen beter veritaen. liet is natuii-
yelijk dat lïet zo gaet. Maar met ons, 'wij ra'aken
zo dikwijls oneenig, zpnder eens eenig te wor-
c3en; en een tweede kralceel koomt zo gemeenlijk
^^fliaiiiiftiiA
iUm
Idämmmm
3
Juffer CLARÏSSA HARLOWE.
op, voor dat een eerfte bedaard is; dat hëcbezwaa"
relijk te giflen zij, van welke uitkoomft onze Mim
naarijen gevolgd zullen worden, , Maar volftanr
digheid is mijne glorie , en geduld n^ijne dienll··
maagd, als ik een voorwerp in het oog hebbe,
hetwelk mijner aaniTagen waardig is. Wat ileekt
'er in eene ligte overwinninge. Hudibras vraagt te
Tegc?»
Za^t ^ ooit dollen Minnaar [ierven ^
Om em Bruidje te ver-werven
Teer van hart en zagt van ziii^ "t .»V
En gewillig tot de Min ?
Boet zulk eene hem tn de ßroomen
Ooit verf moor en ^ of aan boomen
Zig verhangen'^
Dog ik zal u leiden tot hetgeen gelegenheid
tot deczc vooraffpraak gegeven heeft.
Ik was uit ge weeft. Bij mijne t'huis koomfl,
l^orcas op de trap ontmoetende-Is' uwe La-
dy in haare kamer , Dorcas ? hi de Eetzaal, mijn
Heer: En zo gij ooit hoopt op eene gelegenheid
om aan een Brief te geraaken» moet het nu zijn.
Want ik zag eenen aan haare voeten leggen, wel-
ken zij, gelijk men zien kan om dat hij open ge-
vouwen is, gelezen heeft, met eene kleine partij
anderen, waarmede zij nu bezig is ---Alle uit
haaren zak gehaald, zo ik geloove ; Das, mijn
Jrleer, zult gij weeten waar gij die op eenen ande- f
Ik fprong bijna op van vreugde, en befloQt ' ^
aanilonds eene vond voor den dag te brengen,
-ocr page 75-74 . De HISTORIE vj^n
welke ik in petto gehouden had; en in de Eetzaal
treedende', met een wéezen van uirgelacene blijd-
ichap, ilöeg ik mijne'^armen , daar zij zat, ftout-
lijk ort haar heen ; terwijl zij den gantfchen tijd
met alle haait haare 'papieren in haaren zakdoek bij
een fchoijimelde; het neergevallen papier niet ge-,
waar wordende» O mijn liefïle leéven» een geluk·?
kig middel hebben "de Hr. Mennel en ik zo even
uitgedagt. Om Mevr. Fretchville fpoed te doen
jnaaken met het huis te verlaaten, hebbe ik aange-
nomen, indien gij het goed keurc, om haare kok ,
haare werk-meid, en twee knegten (over welke zij
zeer bekommerd was) in onzen dienil te houden,
tot dat gij beter naar uwen zin voorzien zijt. En
op dat ons geen gerijf van noodwendigheden ont-
breeken moge, hebbe ik mijne toeitemminge ge-
geven oai het linnen tot de huishoudinge behoo-
rcnde op taxatie over te neemen.
Ik zal vijfhonderd ponden terftond betaalen,
en het overige zo dra de inventaris kan worden
nagezien, en de gehecle Som derzelve opgemaakt.
Dus zult gij een keurclijk huis hebben geheel en
al gereed om in te vaaren. Eenige van de Ladys
mijner iiimilie zullen wel haall bij uzijn: Zij zul-
len u niet toelnaten mijnen gelukkigen dag lang te
verfchuiven. En op dat 'er niets ontbreeken mo-
ge ter voldeeninge van uwe uiterfte naauwgezet-
heid, zal ik bewilligen om hier ten huize van
Julfr. Sinclair tot zo lang te blijven, terwijl gij in
uw nieuw huis woont; en het overige aan uwe ei-
gene edelmoedigheid overlaaten. O rrtijn bemind
Schepzel, zal u dit niet aangenaam zijn Ik bén
verzekerd dat hec zal - Het moet-En
haar
1 'L· - . .j
'Tr-r
wam
juffer clarissa tlarl ow e. 75
haar nog digieraan mij drukkende , gaf ik haar e^-
ne vuLiriger kus , dan ik haar nog ooit te νοο^εμ
had durven geeven. Ik iiet evenwel niet toe, dat
mijne vuurigheid mijne bedagtzaamheid overme^-
fterde ; want ik droeg zorg dat ik mijn voet zette-
de op den Brief, en fchraapce dien verder vai;i
haar af, en eenigzins agter haai' ftoel.
Zij was in drift over de vrijheid, die ik nam^.
Mij laag buigende fmeekte ik haar om vergiiFenis;
en nog laager bukkende , in dezelve beweegin?
ge, nam ik den Brief op , en wipte dien in mij-
nen boezem.
Dat mij de pokken, wat een lobbes, een
gek, een loeris, een plompe vlegel, een volflai-
gen Jan Belford ben ik! ■—^-- Ik dagt dat ik
veel rapper gail was, dan ik ben! —--Waar-
om konde ik Dorcas niet na mij hebben laaten
binnen kooraen; die het raogt hebben opgeljree^
gen, terwijl ik de Lady aanfpraL
Want zie eens, daar de Brief ontvouwen was,
konde ik die niet in mijn boezem fteeken, zondek-
dat haare ooren het geritzel merkten, gelijk haare
oogen mijne fchielijke beweeginge.--Op
vloog zij in een oogenblik: Verraadei'l Judas! haa-
re oogen blikfems iïraalende, en eene ontroeringe
in haar vinnig weezen, zó bekoorelijk ! —— Wa?
hebt gij opgekreegen ? —^—r- En daarop, het^
welk ik om beide mijne ooren haar niet gedaeii
durfde hebben, maakte zij geen zwaarigheid om
den geilolen Brief te grijpen, fchoon in n|ijnen
boezem.
Wat was 'er te doen bij eene zo tailelijke
oncdekkinge? - Ik vattede haare hap.d,i.
waar-
-ocr page 77-waarin zij het geroofde papier hield, tuffchen de
mijne: O mijn bemind Schepzel! zeide ik, kunc
gij denken dat ik niet eenige nieuwsgierigheid
Jiebbe? Is het mogelijk, dat gij dus akoos kuqt
bezig zijn; en dat ik , die het Brieven-rdirij-
ven, waarin een verhaal gegeven worde van ge-
beurde zaaken, boven alle zoorc van gefchriften
beminne, en mij over uwe bekwaamheid daarin
verwondere, dus in den dageraad van mijn geluk,
C gelijk ik mij onderwinde te lioopen) niet ζομ
branden van begeerte om in ccne zo h'eve brief-
wiilëlinge te worden toegelaacen ?
Laat mijne hand los! —- Stampende
met haaren fraaijen voet: Hoe durft gij, mijn
Heer! - Op deezen voet, zie ik -- Maar
En meer kon zij
■ift. ..Miadn
I u - -
al te duidelijk zie ik
niet fpreeken: Maar hijgende, ftond zij op het
punt om van drift en Ichrik te bezwijmen; het
mögt de drommel, zo er een zier van haare ge-
woone zrgcheid in haar bekoorelijk gelaat te zien,
of in haare jiefcaalige item te hoeren waare,
Düs verre gegaen zijnde, was ik onwillig,
zeer onwillig om mijr. buit te laaten Ifippen — Ik
greep nog t^ens den zamengekrcukten Brief!
•- Onhej'chaamd karei! waaren haare woor-
den: ^A'eder ftampvoetcnde. Om Gods iJjiUe^
was het toen. Jk liet mijn buit los, op dat γ]
niet bezwijmen mögt: Dog had eeril het pleizier
van mijne "hand tuiïchen beide de haare ce vinden,
terwijl zij mijne weerbarftige vingers tragtede open
te breeken. Hoe na was op dat oogenblik mijn
hart aan mijne hand, tegen mijne vingers-einden
ftootende, daar ik dus gemeenzaam, fchoon
coor-
üü
V'
-ocr page 78-Juffer CLARISSA HARLOWE. 87
tGbrniglijk, behandeld wierd van de bekoorfte?
mijner ziele!
Wanneer zij hem in haare magt gekreegeti
had, vloog zij na de deur. ik iheed haar den
weg af, flooE die toe^ en verzöge haar, op de ne-
derigile wijze hec mij te vergeeven. En nogthans,,
nieenc gij, dat het Harlowe-hart der ßekoorller
(niettegenftaende de aangenaame boodibhap,
waarmede ik inkwam) het mij vergeeven wiide?
- Neen zeker; maar mij ruwlijk van de
deur wegftoocende, als of ik niemendal vvaare
[Nogthans wil ik ook wel eens eene proef, zulk
eene onnozele proef neemen van haare fterkte!]
ή] die kragt door drift verkreegen hebbende, wel-
ke ik door vreeze verboren had, vloog zij 'er uïc
naar haar eigen vertrek [Dank hebbe mijn geftern-
te, dat zij niet verdef vliegenkonde!] en zo dra zl]
daar binnen kvvam, floot zij, nog al in drift, haar
zelve op, de deur op het nagtflot en 'er dubbele
grendels opgezet hebbende. Dit, als ik mij be-
denke, is mijn troolt, dat het, bij eene grooter
misdaad, niet erger zijn kan.
Ik begaf mij naar mijne eigene kamer, met
mijn hart vol: En mijn knegt VViliera niet digt b^
mij zijnde, gaf ik mij zeiven eenen vergiftigen flag
voor den kop, met oeide mijne vuiilen.
En nu is miine Bekooriler voor mij opgefloo-
ten; weigerende mij te zien; weigerende te ee^
ten. Zij heeft bcibotcii om mij mei te zien; da«
nog meer is:- Nooit weder, zo zij lm hel-
pen kan; en naar dat zij nu van gedagun is —
hüope ik dar zij gc/egd heeft.
Ds lieve .$chep;{c[s behoorden, zo dikwijl?
alü
/
..■■.-^-zisjrmr
7«
ÖE HISTORIE VAN
als zij met haare iiederige dienaaren krakeelen, al-
toos te gedenken aan deeze voorbehoudinge, op
dat zij niet meineedig worden mogen.
Maar denkt gij, 'dat ik niet tot een onder-
Werp zal maaken van eene van mijne eerfte aanfla-
gen, om kennis te krijgen van de reden, waar-
om alle deeze ontilekenis noodig was bij eene ge-
legenheid van zo weinig aanbelang, als deeze ge-
weeft zou zijn,waaren de Brieven^ welke tuiTchen
deeze Ladys gewiffeld worden; , niet van eenea
verraaderlijken aart?
w t
IVoénsdag-ogtend,
Niet toegelaaten tot het ontbijt, niet meer
dan tot het avondmaal. Ik hoope evenwel niet,
dat het deeze Lady in het hoofd Ichorc.
Ik hebbe op den naam van Capt. Mennell
naar bovengezonden.
Eene boodfchap van Capt. Mennell, Ma-
dam.
Het kan'niet helpen. Zij is een Wieg-kind.
Zij kan geen --Salomon zijn, zoude ik ge-
zegd hebben, in alles. Salomon, Jan, was de wij-
fte man. Maar hoordet gij ooit, wie de wijlls
Vrouw was? Mij ontbreekt eene wedergae voor
deeze Lady. Van looze Vrouwen en hekiien leezeii
wij zonder getal. Maar ik ben van verbeeldinge,
dat Wijsheid nooit- in het characler van eene
Vrouw begreepen wierd. Het is geen vereifchte
van de Sexe. Vrouwen zijn wel beter Souverei-
nen dan de Mannen. Maar waarom is dat?--
Om
-ocr page 80-1
Juffer CLARISSA HARLOWE.
OiTl dat de Souvereine Vrouwen van Mannen ge-
regeerd worden; de Souvereine Mannen van
Vrouwert. -- Keurelijk, bij mijne Ziel! Want
hieruit kunnen wij giilen welk het roer zij, waar-
door zij beide geilierd wórden.
Dog de Wijsheid buiten het ipel gelaaten, en
de Loosheid 'er in genomen zijnde ; Dat is te
zeggen, De Vrouw aangemerkt zijnde aïs eetie
Vrouw, wat zullen wij doen, indien deeze Lady
iets buitengewoons in haar hoofd heeft? Aati
Wilfon heeft zij, door eenen bijzonderen boode,
herhaalden lail gegeven, om zo 'er eenige Brief
äan haar gerigt koome, dien op het oogenblik te
zenden.
Ik mo^t wel ter degen eert oog in het zeil
houden. Zij vreeil nu niet voor haars Broeders
aanflag. Her zal mij in 't geheel niet vreemd voor-
koomen, zo Singleton JuiFer Howe een bezoek
geeft, als de eenige perfoon éïe'weet, oÏwaar^
fchljnelijk kmi weeten, waar Juffer Haflowe is;
voorgeevende zaaken van aangelegenheid te heb-
ben , en van bijzonderen dienfi voor haar, zo hij
haar maar kan te ipreeken koomen - Vaai
een verdrag, wie weet het, door haar Broeder
voorgeflagen ?
Dan zal JuiFer Howe haar waarfchuwen om
zig digc in huis te houden. Dan zal mijne be-
fcherminge wederom noodig zijn. Dit zal het
haar klaaren, geloove ik. Iets dat van Juffer Ho-
we koomt, moet het haar doen.
Jofeph Leman is een fiegce vent bij baar, en
mijn werktuig. Jofeph, eerzaame Jofeph, zo als
ik hem noeme, mag zig wel ophangen. Ik heb-
be
1
^o de historie van
be hem al genoeg te werk geiteld, en hebte ver-
der heel weinig gebruik van hem te niaaken. Hec
is niet noodig eene wijze van bedrog geheel kaal
te draagen; daar ik te aller uure nieuwe vinden
kan.
En befchuldig mij niet over het gebruik, dat
ik van mijne talenten maake. Wie ^ die Zodani-
ge heeft, zou ze ledig laaten leggen ?
Wel dan, ik zal een Singleton zien tè vin-
den ^ dar is alles wat ik te doen hebbe.
Op flaenden voet een vinden! — Willem! ·—
Mjnheer --
Ga mij op dit oogenblik hier haaien uwen
neef Pauwel Wheatly, zo even uit zee gekoomeh,
dien gij mij aanpreefl: om in mijnen dienil te neë-
men zo ik ging trouwen , en een pleizier-booc
wilde houden.
Schielijk —^- Willein is op den loop
—- Pauwel zal hier terftond zijn. Terilond
zal hij fokken naar het huis van Juffer Howe.
Zo Pauwel Singletons iïierman zij, van zijnen Ca-
jpitein gezonden, dat zal even goed zijn als bf het
Singleton zelve waare..
Saartje , eene kleine duivelin , verwijt mij
meermaalen de traagheid van mijne vorderingen.
Maar legt, in een toneel-fpel, de voornaamile ge-
neugte niet in de vier eerfte bedrijven ? Is niet
alles eenigermaate. voorbij, als gij aan iiét vijfde
koonii? En welk een gier van een man moell hij
zijn, die raamt op zijne prooij, en op hëc zeWe
oogenblik daarmede voortgaet en ze opvreet?
Maar om de waarheid te bekennen, ik heb-
be mij zeiven in mijne lillen veiward. Om mijii
« \Verk
ÜÉffa
-ocr page 82-Juffer CLARISSA HÄRLÖWE. ti
wferk gewis te neemèn , zo ik dagt, hebbe ik hec _
lief fchepzel verfchrikt inet het gezigt van mijne
vier Hottentotten; en hét zal läng aanhouden^
vèrmoedè ik, vooi* dat ik mijn verlooren grond '
herwinnen kan* En daarenbbveh heeft deeze ver-
vloekte familie [Haai· gemelijk gemaakt op op
haarzelve, ^ύ op^äe geheele 'wereld^ bèhalven
JuiFer HóWCv wèlkè, buiten-twijffel, geduurig-
lijk zwaarighèdéh Voegt bij mijne andere zwaarig-
heden.' ■■ 1 - s-il· - ,„, m^jy. .
' Ik ben^-zeer" ongenegen öftl tè koöraèn tot
maatregels , welke deeze drommels beneden mij
geduuriglijk dringeii óm bij'de hand te neemen;
dewijl ik verzéftefd ben, dat ik eindelijk zal be-
woogën worden öiö haaf Wèttiglijk de mijne té
maaken.' .1.
Eene volïtoomëne^beproèvfnge over zijnde,
dan denke ik dät ik haar öp eene ^ edele wijze regc
zal döeni , rn-hu::.^'-
4 .....:
Wél, Pauwel is öp wegAlreeds'
op weg -— Heeft volko(iiien zijne leiFeno'
Een fchranderê gaft! : Lord W'g Nood-
der. Op hoe hoogen prijs is mij die jofeph niet
tenftaen gekoomen ! Ik geloove dätiik den fchurk
eindelijk eens moet ftraifen : Dog il? moet herrt
eerfl: laaten trouwen : Dan zal ik (fchoon dat
mogelijk ftraffe jgènöeg ;2ijn) twee ce gelijk
IV. Deel. F ilraf-
i
ilttrnBfrHlHfj-'ffïfii
-ocr page 83-gl DE HISTOEIE VAN
ilrafFen in den man en- zijne vrouwr En hoe fijk-
lijk verdiene Lijs gßftraft te worden over haar ge-
drag jegens mijne godin ?
' Maar daar hoore ik de roeilige Jiengzels van
de deure mijner Beminde mij eene kraakende noo-
diginge geeven. Mijn hare kraakt en floot met
beantwoordende bee'vingen : Dat is dog miflelijk
genoeg ! Wau^-wat .betrekkioge heeft eens Min*
naars Sart met. een paar roeftige hengzeis ? Dog zij
zijn de hengzeis, welke de deure openen en fluiten
van de flaapkamer-piper Beminde. Dat is betrek-
kinge genoeg. > ^f.
Ik hoor^jde .deuriniet weder fluiten. Ik zal
aanilonds, hoope ik , haare bevelen ontvangen-
Wat betekent, het, dat zij mij dus va» zig afhoudt?
Zij moet de mijne zijn , ik mag doen <?ƒ beftaea
wat ik wiL-.ï '^^anneer ik;naaar. de ftoute fchoeneii
i^antrekke , is illles oyjsr: A^ant zozij al mögt den-
ken om hiervandaan te ontvlugten , waar kan
zij heen vlieden om mij te ontkoomen ? Haare
Ouders willen haar niet inneemen. Haare Oomen
willen haar geen huisveflinge geeven, Haare ge-
liefde Norton ilaet onder hun gebied', en kan niet.
juffer Howe durft niet. Zij heeft geen een vriend
in de Stad buiten mij ^ Is geheel vreemd iüiidö
Stad. En wat fchort mij dan, dat ik mij dus won-^
derlijk verbluffen en overheerfchen laate van eeix
lief Schepzel, welke alleen maar behoeft te wee-
ten, hoe onmogelijk het voor haar-zij dat zij .mij
ontvlugte, om zo ootmoedig 'jegens mij te zijn i
als zij is jegens haare vervolgende bloedverwan-
ten! ^ .wil ΪΠ'ΧΊ
Zo ik al de rgroote onderneeminge beilond
te
Kiitaa'r
»sm
-ocr page 84-juffer claklssa harlöwe.
Γ
tè doen, en het mij mislukte , en zij mij daarom
haatede, kan haare haat maar voor 6en tijd zijnó
Zij legt reeds ónder de befchuldigirige der wereld;
Zij moet derhalven wel verkiezen de mijne te wor-
den, op dat zij haare Agtinge weder opfoüdeererl
moge in het oog dier onbefchaamde Wereld. Want
wie, die mij kent, en weet dat zij in mijne magt
geweeft is , al waare het maar vöör vier én twin-
tig uuren, zal haar in de daad zelve onbevlekt ag-
ten, haare tieiginge moge dan zijn zo zij wil? Ert
daarenboven is de menfchlijke natuure zulk èeti
bekende guit, dat elk man en vröiiw,- liit hécgëëü
ieder van zigMvè bewuft is, oordeelt j dat neigtn-
ge niet meer te betroiiwen is, daar goede gele-
genheid zig voordoet j dan ik te betrouwen ben 3
inzonderheid daar eene jonge en blöeijende raaaga
een man lief genoeg heeft om met hem door té
gaen \ want zodanig zal dé wereld het tegeiiwoor-
dig geval duiden. ^ ,
Zij roept haaré meid Dorcas; ÓngétwijiTeld
öp dat ik haare zoeclüidende ilem hooren raag, eii
óm mij j gelegenheid te geeven van mijne ziel vöo?
haare voeten uit ce Horten \ alle mijne gelofteri té
vernieuwen; en van haar vergiiFenis tè ontvangen
yan mijne begaene misdaad: En met war pleizier
zal ik dan een nieuwen Kerf-ftok beginnen; èii
naderhand dien afdoen; en weder eenen anderefi
beginnen, én al weder eeneri anderen,; toe dat dé.
laatße misdaad > gepleegd wordt; en 'er 'ge'en ÜH'
dere meer koomen kan! En daarna, eens verge-
ven, zal voor altoos vergeven'zijn.
De deur is wéder geflooten. Dorcas !izègr
inij, dat haare Lady weigert nrrj te middag ßi}"·
F 2 fa"
<
»■Ββΐ
wmm
mm
'S '
liaar aan tafel toe te laaten; eene gunil welke ik
de meid bevolen had van haar voor mij te verzoe-
ken i de eerlle maal dat zi] haar zag - Niet
onbeleefdlijk, evenwel, weigert zij het — Allengs-
kens aan de hand koomen! Niets dan de laatfte
misdaad, zegt mij de eerzaame meid, in de taal
van haare meefterefien beneden, zal het haar doen.
De laatfte misdaad is in de meulen. Nogthans kan
ik op mijn fnood en laf hart niet betrouwen.
: ' Dog ik fluite hier; fchoon de dwingelandin
mij niets overlaat om te doen, dan te leezen, te
fchrijven, en te knorren.
Ondertekeninge is bij ons maar eene nood-
looze omftandigheid. Ook ben ik zo geheel en
al de haai-e, dat ik niet kan zeggen hoe veel ik de
uwe of iemands anders ben-
Juf er C l λ ri s s α Η α r l ο we , aan Juf er
Bingsdag den ^ van Maij,
Zo gij, mijne waarde, mijn aanzoek bij mij-
nen Oom Harlowe goedkeurt, wenfche ik dat hec
ZQ fpoedig mag gefchieden als mogelijk is. Wij
leggen weder geheel over hoop. Ik'hebbe mij-
zelve voor hem opgeilooten. De misdaad was
wel niet heel groot -- En egter was zij het
óok al. Hij zou bijna een Brief gekreegen heb-
ben
Juffer CLARISSA HARLOWE. 87
ben. Een van de uwe. Dog nooic zal ik weder
fchrijven , of mijne papieren doorzien in een ver-
trek , daar hij zig geregtigd agc te koomen. Hij
heeft 'er geen een regel van gelezen. Dat heeft
hij zeker niet. Dus wees niet ongeruft. En ver-
laat u op mijne zorgvuldigheid in toekoomende.
Dus kwam het. Dewijl de Zon op niijn liabi-
flond , en de Hr. Lovelace iiiec t' huis
netje
was -
Zi} geeft daarop aan Juf er Howe een he
rigt hoe hij haar ormerboeds overkvjam:
•welke fchielijke reden hij uitßoeg: Hoe
ßoutUjk hij haar omhelsde: Hoe zij met
hem vjorßelde over den Brief \ enz.
En nu, mijne waarde, gaet zij voort^ wor-
de ik meer en meer overtuigd, dat ik re vcei in
zijne magt ben, dan dat de voorzigtigheid toel'.;at
bij hem te blijven. En indien mijne vrienden n^j
maar hoope willen geeven, zal ik beiluiren om
mij voor altoos van hem af te maaken.
O mijne waarde! hij is een heftig, een dwaas,
een baldaadig fchepzel! - En in waarheid,
ik verwagte naauwlijks, dat wij de zaak kunnen
bijleggen. Hoe veel ongelukkiger ben ik reeds
met hem, dan mijne Moeder ooit was met mijnen
Vilder na het trouwen! Nademaal hij (en dat zon-
der eenige reden, eenig_voorwendzel eer wereld
daartoe te hebben) onderneemt om mijnen geeft
te onderdrukken 'üoor dat ik de zijne ben; en ter-
wijl ik in mijne eigene magt ben, of [O mijne
dwaasheid, dat ik het niet ben!] behoore te zijn.
F 5 Zö
■'U
^ De historie van
Zo lang ik niet kan weeten, of mijne vrien-,
i§en mij hoope willen geeyen of niet, moet ik iets
doen, waarvan ik nooit voorheen in eenig geval
mijn werk maakte om te doen; dat is, te tragten
om deeze twiil open te houden: En nogthans zal
het mij gering doen fchijnen in mijne eigene oor
ξ^βη; dewijl ik daarmede meer zal meenen, dan
ik bekennen kan. Dog dit is een der gevolgen
van eenen ftap, welken ik altoos zal befchreijen!
De natuurelijke vrugten van alle aanfpanningen
met eikanderen, waarin de gemoedéren ongelijk
-- tegenßrijdig zijn, mag ik in mijn geval
wel zeggen.
Laat deeze voor altoos mijne waarfchuwinge
zijn voor perfoonen van mijne Sexe --- Be-
waart uw oog: Het zal altoos in zamenzweeringe
zijn tegen uw oordeel. Indien 'er van twee kan-
ten een te kiezen zij, zal het altoos, verraader die
het is, den verkeerden kiezen.
Indien gij mij vraagt, mijne waarde, Hoe
deeze waarfchuwinge mij paft I zo moet ik u een
geheim vértellen, hetwelk ik maar voor heel kor-
ten tijd, mij zelve onderzoekende, hebbe uitgevon-
den , fchoon gij ai overlang de ondekkinge fchijnt
gedaen te hebben ; Dat waare mijn dwaas oog
niet te veel verlokt geweeft , ik niet zo heel ge-
reedlijk, als ik deed , de moeite zou genomen
hebben om mijn beft te doen ter verhoedinge vam
ongelukken tuiTchen hem en eenige vi^n mijne fa-
^lilie , hetwelk eerft de briefwifTelinge tuifchen
ons te wege bragt, en gelegenheid gaf dat ik het
gevreesd ongeluk met dubbel gcwigt mijzelve op
Hen halze haalde. Mijne grootsheid en ijdele
.....................waan
^rr
.ismééi
t
-ocr page 88-Juffer CLARISSA HARLOWE. 87
waan, zo veel ik zien kan, heeft wel kunnen deel
hebben aan de onbezonne handelwijze: Want ge-
lijkt het niet als of ik mijzelVe bekwaamer ag-
tede om zwaarigheden voor te koomen, dan ie-
•mand anders van mijne familie?
Dog gij moet niet onderftellen, mijne waar-
de , dat mijn hart nog een bondgenoot is van mijn
oog. Dat bedrogen oog ziet nu klaarlijk zijnen
mifflag, en het verleid hare veragt hetzelve daar-
om. Hiervandaan koomt het aanzoek, dat ik
bij mijnen Oom gae doen: Hierom is het, dat ik
zeggen kan (met waarheid , denke ik) dat ik
wel boeten wilde voor mijnen miillag op -welken
prijs ook, zelf door een lid of twee 'er aan op te
offeren , zo dat baaten konde.
Vaarwel, mijne waardfte vriendin! -—
Dat uw hart nooit het honderdfte gedeelte kennen
mag van de fmerce , welke het mijne thans ge-
voelt! bidt
Uwe Clarissa Harlow».
\ %
Jiifer Howe, aan Jufer Clarissa Har^
lowe.
IFoensdag^ den i^'van Maij.
Ik wil fchrijven ! Geen man ζύ voor mij
fchrijven (a). Geen vrouw zal niÜ fchrijveu
F 4 be-
(ê) ClariiTa ftcMe vooi, dac dc Hr Uidtvan icbrijv«, zoud.·
yooc Juftcc Howe. 2ic ö, III. Br. lAlX. bl. κ^^, 55^,
«8 de'historie van
jetten. Ik ben zeker oud genoeg "om onderfcheid
te maaken tulTchen reden en eigenzinnigheid. Ik
gae niec fchrijven aan een man, doe ik wel ? ——
Zo ik eene briefwiflelinge voorczetcede met eenen
knaap, welken mijne Moeder afkeurde, en wel-
ken het voor mij niet paiïèn zoude aan te moedi-
gen , dan zou mijne eigene eere en mijn pligt mij
tot gehoorzaamheid verbinden. Maar daar het
geval zo wijd en breed verfchilt, geen woord
meer over dit onderwerp , verzoeke ik u i
Ik keure uw befluir zeer goed om deezen vent
te verlaaten, indien gij het met uwen Oom kunt
yinden.
Ik haate den karei -Van harten zeer haa-
te ik hem, wegens zijne kwellende handelingen-
Het leezen zelf van \iw verhaal diesaangciende
kwelt mij bijkans zo veel, als die u kunnen kwel-
len. Mögt u a^imoediginge gegeven worden,
om van den zotten deugniet af te vlieden!
Ik hebbe nog andere redenen om dit te wen-
fchen : Want ik hebbe binnen korten kennis ge-
maakt met eene, die heel veel van zijne gehei-
me hiftorie weet. De karei is weezenlijk een
fchurk , mijne waarde ! ëen afgrijzelijke fchurk!
indien alles waar is, wat ik gehoord hebbe i En
Hog zijn mij andere bijzonderheden beloofd. Ik
yerzekere u , mijne waarde vriendin , dat hadde
hij een douzijn leevens , hij die alle wei verbeurd
zou hebben , en al voor twintig fcheimflukken
inogt van kant geweeft zijn.
Zo gij u ooit verwaardigt om wed^t gemeen-
:?aara met hem te praaten , vraag hem eens naar
Juöer Betterton , en hoe het met haar afliep; En
• , ' ' zo
Ί,
i'
-ί;
I '
-.π
zo hij ten haaren aanzien omwegen zoekt,' en'er
zig door valfche ftreeken trage uit te draaijen , on·
dervraag hem dan eens aangaende Juffer Löckyer,
--:-O mijne waarde, de karei is een fchurk.
Ik zal bezorgen dat uw Oom gepolft worde,
gelijk gij begeert, en dat zonder vertoeven. Dog
egter vreeze ik voor den uitflag ; en wel om ver-
fcheidene redenen. Het is" bezwaarelijk te zeg-
gen, wat de opoiFeringe van uw Goed bij zom-
mige luiden zou te wege brengen : En egcer kan
ik, als het op het ftuk aankoomt, niet dulden dat
gij zulks doet.
Alzo uwe Hanna onpaiTelijk blijft, zoude'ik
u raaden, dat gij Dorcas aan uwe belangen tragt
te verbinden. Zijt gij niet tegen de regels der
ftaackunde wat fchuw van haar geweeft ?
Ik wenfchte wel, dat gij aan eejiige van zij-
ne Brieven koomen kondt. Zekerlijk kan een man
van zijn onagtzaam charafter niet altoos op zijne
hoede zijn. Zo hij dat zij, en gij uwe dienfir
meid niet op uwe zijde kunt krijgen, zal ik ze bei-
de verdagt houden. Laat hem eens fchielijk woir
den afgeroepen als hij fchrijft, of als hij zijne pa-
pieren bij zig heeft, en overrompel hem dus om
ze eens agtloos te laaten leggen.
Zulke doorfnuifelingen, weete ik, zijn van de-
zelve natuure, als welke wij in het reizen gebrui-
ken in eene Herberg, wanneer wij alle hoeken en
winkels doorzien uit vreeze of 'er een fchavuit
mögt fchuilen; hoewel wij van fchrik uitzinnig
zouden worden , zo wij 'er een kwamen te vin-
den. Dog het is beter zulk een te ontdekken,
als wij nog op en vvakker zijn, dan wanneer wij
F 5 . te
Γ
Γ
Α
^ De historie van
te bedde zijn en flaapen, van hem te worden aan·^
getaft.
Ik ben blijde , dat gij uwe kJeederen hebt.
Maar geen geld! Geen boeken, dan een Spira,
een Drexelius, en een Praktijk der Godzalig-
heid. Die de laatfte zonden, behoorden ze voor
zigzelven behouden te hebben - Maar ik
moet mij van dit onderwerp fghielijk afmaaken.
Gij hebt mij bijfter ontileld door hetgeen gij
kortlijk meldt van zijne onderneeminge om een
van mijne Brieven te krijgen. Zij, van welke ik
mijne nieuwe berigten krijge , verzekert mij, dat
hij het hoofd is van eene bende deugnieten (die ^
waaronder hij u bragt, waaren buiten twijiFel,
eenige derzelver) die zamenfpannen om onnozele
fchepzels in het net te krijgen , cn malkanderen
naderhand met geweld te onderfteunen; en kwam
hij kennis te krijgen van de vrijheid, met welke ik
hem behandele , ik zou vreezen om zonder lijf-
wagt buiten deur te koomen.
Met leedvveezen berigte ik u , dat ik reden
hebbe om te denken, dat uw Broeder zijnen zot-
ten aanflag nog niet heeft aan een kant gelegd.
Een knaap zeer van de zon verbrand , en als een
bootsgezel 'er uit ziende , is zo even bij mij ge-
weeft, voorgeevende dat hij van Capitein Single-
ton kwam om u grooten dienft te doen, zo hij
u maar kon te fpreeken koomen. Ik wendde
voor, dat ik aangaende de plaatze van uw verblijf
onkundig was. De knaap had zijne les al te wel
geleerd, dan dat ik iets mc hem kende krijgea
Ik weende twee uuren zonder ophouden op
het léezen van uwen Brief, wuarin die van uwen
ISeef
H:
J
ä
■«ΐΤΓ
m
Neef Morden geilooten was (a). Mijn allerliefïl
Schepzel, begeef dog u zelve niet door moed-
loosheid. Laat uwe Anna Howe den eifch dier
Vriendfchap gehoorzaamen, welke ons als tot ee-
ne ziel vereenigd heeft, en u vertrooilinge tragr
ten toe te brengen.
Ik verwondere mij niet over de zwaarmoedi-
ge bedenkingen , welke gij in uwe Brieven dik-
wijls maakt over uzelve wegens den ftap , waar^
toe gij van den eenen kant gedreeven, en verlokt
zijt van den anderen. Eene wonderbaare nood-
lottigheid ! ^h of het met oogmerk gefcbkd waar
re, om de ij delheid te toonen v-an allß menfchlij'
ke voorzigtïgheid. Ik wenfchte wel, mijne waar-
de, gelijk gij te kennen geeft, dat gij en ik beide
ons nies te veel verhovaardigd mogen hebben op
eene uitßeekendheid ho!oen andere^ van welke wij:
zelve miJJ'chien te wel hezvufi waar en. Dog ik
v;il mij inbinden —^ Hoe gereed zijn zwakke
It
geeften , om in alle buiïengewoone gevallen naar
pordeelen te zoeken! Het is voor zo verre goed,
dat het beter , en veiliger , en billijker is , ons-
zelve en onze waardile vrienden te befchuldigen,
dan de Voorzienigheid; welke altoos wijze einden
met haare bedeeiingen nioec bedoelen te bereiken.
, Maar fpreek niet , gelijk gij in eenen uwer
voorgaende doet, van ßegts eene Waarfchuwinge
te zijn (b)--Gij zult zulk een voortreife-
lijk Voorbeeld zijn, als ik ooit van u hoopte, zo
wel als eene Waarfchuwinge: En dat zal uwe ge-
beurtenis voor alle, die dezelve zullen te weeten
fa) 7Je Brief Vi T.
(bj Zie D. III. Br.xyiv.
s.'
V ■
i'·
X '
ί'
f.
\
s?
koomen, van dubbele vrugt doen zijn: Want vtraa-
re het, dat zulk eene verdiende als de uwe zig
iiiet verzekeren konde van eene hupfche en edel-
moedige behandelinge van eens Ligtmis hart te
verwerven , wie zal dan eenig draagelijk gedrag;
vprwagten van mannen van zijn charaéter ?
Indien GIJ uzelve onverfchoonelijk agt wegens
het doen van eenen ftap, die u op het ipoor der
verleidinge bragt, zonder eenig voorneemen om
met hem weg te gaen; wat moeten dan die loiTe
Schepzels van zigzelve denken , die zonder de
helft van de tergingen en aanleidingen, welke u
gegeven zijn , en zonder het deconim eenigzins
in agt te neemen, over muuren fpringen, uit de
venftefs zig laaten neerzakken , en heimelijk weg-
loopen uit het huis van haare ouderen, in des ver-
leiders bed , op eenen en denzei ven dag?
Nog eens, indien GIJ zo gereed zijc om uzel-
ve te beichuldigen wegens he: verwaarloozen van
de verboden der onredelijkfte ouderen, welke nog
in het eerfl: maar halve verboden waaren; watbe-
hooren diegeene dan te doen , die haare ooren
moedwillig toefluiten voor den raad der redelijk-
ften ; en dat wel, miilchien, daar een blijkbaar
verderf, of entwijffelbaar ongemak , het gevolg
is der voorhedagte roekeloosheid ?
En eindelijk, voor alle, die uwe^Gefchie-
denis zullen gewaar worden, zult gij een\ uitmun-
tend Voorbeeld zijn van waakzaamheid ^ en van
die zorgvuldigheid en behoedzaamheid, waardoor
een voorzigtig menfch, die men onderftelt een
weinig misleid te zijn , haare dvvaaiinge tragt te
if
1^·
η,
f
, ?
ii(
JUFFER CLARISSA HARLOWE. 55
verbeteren; en nooic eens haaren pligt uit het oog
verliezende 3 alles wat in haare niagt is aanwendt
om weder op het pad te koomen^ van welk zij
eer is afgejaagd, dan verkoozen heeft te wijken^
Kooin, koom, mijne allerliefile vriendin, o-
verweeg maar deeze dingen; en agtervolg beften-
diglijk, zonder mismoedigheid, uwe ernftige voor-
neemens ter Verbeteringe van hetgeen u dunkc
niet goed geweeft te zijn; en mogelijk zal het in
het einde niet ongelukkig zijn, dat gij gedwaald
hebt; inzonderheid daar uw wilin uwe dwaalinge
zo weinig deel gehad heeft^ , . >
En ik moet inderdaad zeggen, dat ik de woor-
den misleid^ en dwaalinge ^ en diergelijkè gèbrui-
ke, alleen om mij te fehikken naar uwe eigene al
te gereede befchuldigingen van u zelve, en naar
het gevoelen van eene welke ik onderdaanigheid
fchuldig ben: Want ik ben in confcientie van ge-
dagten , dat elk iluk van uw gedrag wel te verdee-
digen is; en dat diegeene alleen zijn te befchuldi-
gen, welke geen ander middel hebben om zig-
zelve te zuiveren, dan door u te yeroordeelen;
Ik verwagte, evenwel, dat zulke zwaarmoa
dige bedenkingen, hoedanige maar al te dikwijls
uit uwe pen vloeijen, zig met alle uwe toekoo-
mende geneugten vermengen zullen, zo gij Loye-
lace trouwt, en al gedroeg hij jzig als de befte Egt*
genoot.
Gij waart onbedenkelijk gelukkig, boven hej:
geluk van een ilervelijk fchepzel, voor dat gij hem
kendet: Ieder een genoegzaam aanbad u« De
Nijd zelve, welke voor kojrten tijd haar peftig
hoofd tegen u heeft opgeftoken, wierd door ont-
zag
vi
V/-:
V «
i.i.
I
!
Μ De HISTORIE van
Züg voor uwe verhevenei* waardigheid in èenè ίίίΐ-
zwijgende verwonderinge bedwongen. Gij waart
de ziel van alle gezelfchappen, welke gij bezogt.
Die ouder van jaaren waaren, hebbe ik zien mij-
den van hiin gevoelen te uiten over een onder-
Werp , tot dat gij het Uwe hadt voorgefteld; dik-
wijls om zig zeiven dé ongeneugte te beipaaren
van het ^mfié weder in te trekken, als zij het
gehoord hadden. Nogthans in dit alles bragt de
lieftaligheid uwer zeden, uwe nederigheid en ge-
^raakzaamheid, te wege dat de toeftèmminge,
wdke ieder aan uwe gevoelens j en aan uwe voor-
treiFelijkheid gaf, even ongeveinsd als berèidwillig
was; Want zij zagen, dat hunne toejuichinge, en
de voorrang, welken zij u boven iigzelve gaven,
hen delven niet onderhevig maakte aan verfmaa-
dingen, nog ü tót eenige zigtbaare zegepraal over
hen verhefte; want altoos hadt gij óver ieder ftuk
hetwelk gij wont, iets te zeggen hetgeen het
bukkend hart opbéuide·, en iedereen wélverge-
noegd en met zigzelve voldaen liet, fchoon zij
de overwinninge niet behaalden.
Uwe Werken wierden getoond of'ten voor-
fceelde gemeld, alwaar van fraaije werken gefpro-
ken wierd. Niemand wierd anders dan benedeiï
ü en iri den tWeeden raiig gcpreezen wégens naar-
ftighéid, wegens huishoudinge,- wegens leezen,
fchrijven^ geheugen , vaardigheid in al watioi^yk
is te leeren j en zelf wegens dë fóéèr benijde
bevalligheden van perfoon en kleedinge, en ee-
ne alM*overtreffende fraaijheid in beide , over-
al'daar'men ü'kende , en van die onderwerpen
geiproken wièrdï - '»
Ι
5!i
l·'
η
Ίί-
<1
>
Ä
■È
f
I:
i ;
-ocr page 96-Juffer CLARISSA HARLOWE. 153 f
De Arme zegenden u op eiken tred dien gij
decdt: De Rijke agceden u zig toe eere, en droe-
gen 'er roem op, dat zij niet genoodzaalit waaren
beneden hunnen eigenen rang te daalen, om een
voorbeeld dat loflijk, voor denzei ven was te Vin-
den.
Schoon alle mannen om u wenfchcen, en uw
bijzijn zogten, al hoe. jong gij waart; jnogthans
hadden die geene, welke men tot u bragt om U
ten huwelijk te veizoeken, geen aanmoediging©
omvangen uit flordige en kwaadaartige inzigten ^
geen een deri;elver zou zijne oogen tot u hebben
durven opflaen. i ■
Dus gelukkig zijnde met alle die rondom u
waaren^ dus ülle, die onder uw bereik waaren^
gelukkig maakende ^ kondt gij wel denken dat u
niets zou overkoomen^ öm u te overtuigen, dat
gij υαη het genieene lot nkt ivaart uitgezou"
s\
ι
1
derd?
Om u te overtuigen , dat gij niet
volßrektlijk volmaakt ivaart; en dzv gij niet
verwagten moefl om door dit keven te geraaken
zonder beproevinge, verzoekinge, en weder^^
waardigheid?
Men moet wel inderdaad toeiiaen ^ dat geen
beproevinge, geen verzoekinge, uwer deugd, eii
uwer voorzigtigheid waardig, u wel eer had
kunnen aantallen, van wegens uwe tedere jaaren ,
nog kragtdaadigei·, dan^die hevige, met welke
gij thans worftek; nadeinaal men moet bekennen',
dat uwe gelijkmoedigheid en vooruitzigt u boven
gemeene toevallen verheften ; want worden niét
de meefte onruften, welke het gemeene gros der
ftervelingen ten deele vallen, hep vanc'zigzelven
\
tl
óp deii halze gehaald, hec zij door huhne al te
wijd mtgeßrekte begeerten ^ öf al te geringe vef'
dienjhn?· —— Gevallen, welke beide ontrent
ü geen pJaacze hadden; - Het moeil derhal-
ven de een of ander nian zijn, of eenige erger
geeß in de gedaante'van een man^ die opzetiijk
daartoe gefchikt, gezonden wiérd om u aan te
taften ; terwijl het aan zo veel andere zodanige
geeften; als 'er perfoonen in uwe familie zijn,
wierd toegelaaten om, elk voor zigzelven; het
hart van iedereen derzelve, in een uur van dui-
fternis, in bezit te neemen , daarin miiTchien te
zitten loeren, en ieder beweeginge te rigten naar
de beweegingen des verleiders van buiten; om u
aan te ftooken, te tergen, en voort teftuwen dat
gij bij hem kwamt, '
Om kort te gaen, daar fchijnt, gelijk ik dik-
wijls gezegd hebbé, een zoort van noodlot in u-
we dwaalinge geweeft te zijn, indien hec eene
dwaalinge waare; en wierd dit miiTchien toege-
laaten, op dat ''er een heter Voorbeeld zou kun-
nen getrokken 'morden uit uw LIJDEN, dan gij^
hadt gij nooit gedwaald^ hadt kunnen geeven:
Want, mijne waarde, de tijd van TEGENSPOED
h de tijd waarin gij ΌΥϊΜΛ^Κΐ. Ik zie dui-
delijk, dat tegenfpoed bevalligheden en fchoonhe-
den moet voor den dag haaien, welke niet kon-
den zijn aan 't ligt gebragt in eenen loop van dat
voorfpoedig geluk, het welk u van mwe wieg tot
nu toe bijbleef; hoe wonderlijk wel gij u odk Jn
dien νοοή-ροαά gedraagèn-, en hoe'grooüijks, ge-
lijk wij a!le dagcen, gij denzeiven verdienen mögt;
Dit is de geheele zaak, dat dei beproevinge
voor
S)»
. ί·
■„■ι
'Vi
'Κ'·
I
f
i"
,1'
, >
J
ν
Juffer CLARISSA HÄRLöWe. ^ -
voor u fmertelijk moet zijn. Zo is ze voor mij§ ,
Zo is ze voor alle, die u liefhebben, en u aan-
merkten als eene die verhoogd waart om verwon-
deringe en navolginge te verwekken, en niet als
een doel , gelijk gij onlangs *bevonden zijc, voQf V
de Nijd om haare fchigten op^te fchieten.
Laat hetgeen ik Soven" gefchreeven Hébtiey
mijne waarde, bij μ van ^behgorelijk gewigt zijn 5
en dan, gëlijk-'eene vuurige'verbeeldinge niet zon-
der een inmengzel van Geeftdrijverije^is, zal vmé
Anna Howe ,' die hetzelve wedëi· övefleezènde
zig verbeeldt, dat het in een^verhevehef^ftiJlBe- *
greepen is dan haar gewoqnen iïij! iig Wel haait ^
vleijen, dat die aanmerkirigén haar'èenigermaate '
van boven zijn ingegeven," welke'het v'èrflagen
hart van haare lijdende vriendin vertrooii en opge-
beutd hebben; die'van wegéiis zulke zvé'dare be- *
proevingett in zo tederen blÖèij der jaaren v haat
moed zomtijds wd te laag gezakt^ïnag vinden\dan
dat diè haar in -ftaat ilellë Öni döor ^ê oifirih'^ende
daiftfefnis heen te breékeii, ^Welke de aanbreeken-
de hoope voor haar verbergt van'eehen béteren ^
dag, die,haar té wagten ftaet. ,.
Ik zal 'ér tegenwooi-dig niets meer bijdoen^
I »
!
dan dat ik ben V ·)'...!■^v ,.γ^ .
•ü ff.
Uwe altoos getrouwe en Joegenegene π
Anna ho-v^ß
MÉi
niiiï ί >3 !■ •'-j^o-r^f''
·-;.-.' i! mo Kisil ny- -lib - bdoi -ui». - aou
iV. è ■ ■ ..»Xipi
«r .De HISTORIE vaw.
-j.·.' ■ '· "*· ■
hjir ctarissa Harlowe, ään Juffer
* , .•• ί.:^ ... . ·■ ; , -r .
Vrjjd^deniimnMalji
' ft liiert ftil|e 2ijii 5 mljηe yerb^vene vriendin,
onde^r^de.loftuiungen, welk^ mijn;,hart onderdruk-
ken mét eene'bewufthpid van dezelve niet te„ ver-
dienen ; termjljjcèye^ het edelmoedigi oogmerlc
van die loftuitingen hetzelve opbeurt en vertroöfi:,/
Want het is eene bekoorelijkei zaak. hoog te boek ,
reitaén bij die geenen , welke, wij jiefhebben; en
te, vindén dat 'er zielen 'zijn, welke, haare vriend-
fch'ap kunnen doen üimmen boven toevallen, bo-
ven lighaam , 'en blpedyerwantfchap. j. \Velke ook
de. tijd 'moge zijn , imijn allerliefïl fchepzel,, waarr,
uitbiinke,jtenytijde van den tegenipoed ee-
xiQT vriendhme doet het., Eu; het zou bijkans,^
eene misdaad in mij fijnte klqageii! over die vér-
drukkingen , welke u gelegenheid geev:en,.om 3zo;ij
doorlugtige proeven te toonen van die hoedanig-
heden ,"/.welke onze ^Sexe niet alleèn veradelen,
maar ook der meniehlijke nacuure waardigheid bij-
Dog ik moet overgaen tot min aangenaam©
onderweipenr
Het is mij leed, dat gij reden hebt om te den-
ken , dat Singletons ontwerpen nog niet.tea einde
^iin.
y.-
I
-ocr page 100-JuFFER-eLAÏliSSA'^JHAilLOW.
Ma'ari wie' weet, wat dé 'bootsgezel had
Tfguwenä hadden zij
iets goeds jegens mij in den zin , dan zouden zij
bézwaarëlijlt dèezen weg'hebben ïngèfligen«'"
.Wees
. i'ei gérüft - op , mijne ' waafdê i' üwc
Brieven idlléri/wèl veilig^zijn. ^ ' ι , .....
Ik hebbe des Hren. Lovelaces ftoute onder-
neeminge len vfijppiligbeid tot eene reden geno·^
men, gelijk ik u zeide dat ik doen zoude, om
hem'zedert den^gèhéelèh tijd'van mijte hou-
den, op dat ik gelegenheid móge hebben öm deti
uitflag' te ^zièn^ väh het aanzoek bij mijnen Oom i
en'vrijheid'te hebbek bm 'eénigé-'gunftige aanlei-
dingen te ömheizéh j. wélke, daamit mogen voort-
koomen. Nogthahs hééft hij''mij zeei· Jaftig ge-
vallen , en .^tweemaal den Hr. Mennëll gébragt vian
wejgen' Mévr; Fretchville onr'ovèf het huis te
fpreeken;^' -^^— Indien 'ik'%ógt genoodzaakt
zijn om' 'üißdeiß met hem in· g&ed vér ft and te koo·*
menzat ilz ^dènkïn^ dat ik altóós' tegen mij zel^
ve aan werke".'^
Aangaendè' hetgeen gij -^'meldt van zijné
nieuws ontdëktè rchelmilukken; en uwen raad'om
Dorcas in mijn belang over te haaien; en om aari"'
ecnige van zijne Brieven te koomen ; deeze'din-
gen zullen toijnè^aandagt meer óf min verdienen^
naar\dat ik op'gunit mag hoopen,-of niet, vari
mijn Oom HarlÖwé* . V
Het is mij leed',*'dat mijne arme Hanïia on-^
paiTélijk blijft.' Ik'bidde, mijne waarde, vèrneem
'er eens naar, en laat. mij weéten , of haar ook
iets· ontbreekt, hetwelk in haar geval van dienlï?
kaïT 'zijn.
zijnr
voor
tö ftelleni?
100 de historie Vän
Ik zal deezen Brief niet fluiten voor dac mor-
gen over is: Want ik liebbe beflooten om naar
kerk te gaen; en dit wel eensdeels om dat hec
mijn piigt is, en anderdeels om te zien, of ik vrij-
heid hebbe van uit te gaen wanneer het mij gelieft,
zonder opgepaii of vergezelfchapt te worden.
Zondag, den 14 ϋαη Maij:
Het is niet in mijn vennogen geweeft een
kort redengeding met den Hr. Lovelace te mij-
den. Ik had bevolen dat eene koets aan de deur
zou koomen. Toen mij geboodfchapr wierd, dac
hij gekoomen was, ging ik uit mijne kamer naar
dezelve toe maar ontmoette hem gekleed boven
aan de trap met een boek in zijne hand, dog zon-
der zijn hoed en degen. Hij vraagde mij met een
zetïr ernilig, hoewel eerbiedig weezen, of ik ilond
uit te gaen. Ik zeide hem , ja. Hij verzogt verlof
0111 mij op te paiTen , indien ik naar Kerk ging.
Ik weigerde het hem. En daarop klaagde hij he-
vig,lijk over mijne behandelinge van hem; en ver-
klaarde dat hij om de geheele wereld zulk eene
week , als de voorleedene , niet weder wilde·
doorbrengen.
ik bekende hem met ronde woorden, dat Ik
een aanzoek gedaen had bij mijne vrienden j en
dat ik beflooten had mijzelve afgezonderd te hou-
den , tot dat ik daarvan den tiitflag wiil>
Hij kreeg een koleur, en fcheen verzet te
iiaen. Dog zig bedwingende in iets hetwelk hij
zou gezegd hebben, wendde hij mijn gevaar voor
jüffeil clarissa «arlowe. loi
if
wegens Singleton , en Verzogt weder mij te mo-
gen oppaiïèn.
En daarop gaf hij mij te kennen , dat Mevr.
Fretchvilie nog een veerden dagen langer in het
huis begeerde te blijven. Zij vond, zeide hij, dat
ik geen vaft befluit kon neemen om daarin te vaa-
ren; en wie weet nu njoanneer zulk een melancho
lijk fchepzel tot een beiliiic zal koomen i Dit is
eene ongelukkige week geweefl:, Madam; want
hadden de zaaken tuffchen ons niet zo ilegt ge-
ftaen, dan hadt gij nu al dat huis ïn bezit kun-
nen hebben; en v/aarfchijnelijk waare mijne Nigt
Montague, zo niet Lady Elifabet, metterdaad bij
u gev/eeft.
En zo kan dan, mijn Heer, alles toegellaen
zijnde wat gij zegt, uwe Nigt Montague niet koo-
men ten huize van Juifr. Sinclair r Eijlieve wat
heeft zij dog tegen JufFr. Sinclairs? Is dit huis ge-
voegelijk voor mij om 'er eene maand of twee re
woonen, en niet voor eenige van uwe nabeftaen-
den om 'er eenige dagen te zijn? - En Mevr.
Fretchvilie heeft ook nog al meer tijd genomen I
Daarop, hem voorbijdringende, liep ik
de trap af.
Hij riep aan Dorcas om hem zijn Degen en
Hoed te brengen; en mij navolgende in den gang,
plaatfte hij zig tuiTchen mij en de deur; en ver-
zogt weder verlof om mij op te paiTen.
Juffr. Sinclair kwam op dat oogenblik uit, en
vraagde mij, of ik niet een kop chocolade begeer*
de?
Ik wenfchte wel, Juffr. Sinclair , zeide ik,
dat gij dcezen man met u innamt op uwe choco-
* : . . . . . Λ ,
Iade. Ik weete niet, of ik hier vrijheid hebbe ora
uit te gaen zonder zijn veriof, of niet!
Daarop mij tot hem keerende , vraagde ik,
Of hij mij daar gevangen hield ?
•Dorcas hem toen juift zijn degen en hoed
brengende, opende hij de voordeur, en mijne te-
genftreevende hand vattende, leidde hij mij, pp
eene zeer onderdaanige wijze, aan de koets. Het
volk, dat voorbij ging, bleef ihen , kijken en
iiiiileren —-Dog hij is zo bevallig in zijn
perfoon en kleedinge , dat hij gemeenlijk, alle
oogen naar zig trekt.
Ik was niet wel in mijn fchik met zo begaapt
te worden; en hij ftapte na mij in, en de koet-
üer, reed naar St. Paulus kerk,,
Hij was den geheelen weg langs zeer vol van
gedienftigheden; terwijl ik mij zo gefloocen hield,
als mogelijk was: En toen ik weder t' huis kwam,
hield ik mijn middagmaal alleen , gelijk ik het
grootile gedeelte van de week gedaen had.
Hij zeide mij, wanneer ik dat befluit nam,
dat fchoon hij bij zijne geduldige onderwerpinge
zou blijven , tot dat ik den uitilag van mijn aan-
zoek te weeten kwam; ik nogchans verwagten
moeil, dat ik da/i geen oogenblik ruft zou heb-
ben voor dat ik den dag van zijn geluk bepaald
had: Want dat zijne ziel zelf doorgriefd was van
mijne kleinagtinge, gramfchap, en uiritel.
Een Schobbejak! daar ik, tor mijne oneindi-
ge fmerte , om eene dubbele reden zeggen kan
dat alles, waarover hij klaagt, hemzelven te wij-
ten is!
O
Hl.
O dat ik goede tijdihge van mijn Oom mag
krijgen!
Vaarwel,'mijne waardfte wiendin! —·
Deeze zal gereed leggen om uitgewilTeld te wor-
den tegen een van u (dien ik morgen hoope te
ontvangen) welke het lot zal 'uitwijzen, gelijk ik
zeggen mag, van
Uwe
Clarissa Harlowe.
Juffer Howe, aan Juffr. Judith Norton.
Donderdag y den 11 ^an Maij.
E'erzaame Jufr. Norton,
Kunt gij , zonder te melden dat ik het u ge-
raaden hebbe , als die bij de familie gehaat ben,
niet een weg uitdenken om Juifr. Harlowe te ken-
nen te geeven , dat u , in een toevallig gefprek
met mij, verzekerd wierd , dat mijne beminde
vriendin haakt naar eene Verzoeninge met haare
nabeilaenden ? Dat zij tot nog toe, hierop hoo-
pende , geweigerd heeft in eenige verbintenis te
treeden , welke daaraan de minfte verhinderinge
kan toebrengen: Dat zij gaam vermijden wild«
den Hr. Lovelace regt te geeven, om haare fami-
G 4 iie
-ocr page 105-De historie van
He moeijelijkheid aan te doen ten aanzien van
haars Grootvaders Goed: Dat alles, waarom zij
nog wenfcht, is dat haare keuze van een Onge-
huwd Leeven haar mag worden ingewilligd, en
idat zij, op die voorwaarde, haars Vqders welbe-
iiaagen, ten aanzien van dat Goed, wel het haare
zou willen maaken: Dat de Hr. Loyelace haar ge-
duurig dringt om hem te trouwen; en alle zijne
vrienden van gelijken: Dog dat ik verzekerd ben,
dat zij zo weinig behaagen in den man heeft, van
wegens zijne gebreklijke zeden, en de partijichap
haarer nabeftaenden tegen hem, dar zo haar eeni-
ge hoope op eene Verzoeninge gegeven wierd,
zij alle gedagcen van hem zou laaten vaaren, en
zig in haars Vaders befcherminge frellen. Dog dat
zij een fpoedig befluit moeten neemen; \yant an-
ders zou zij zig genoodzaakt vinden, om voor zij-
ne dringende verzoeken te wijken; en dan zoude
bet mogelijk buiten haare magt zijn, om onge-
neuglijke pleitgedingen voor te koomen.
Ik verzekere u, JufFr. Norton, op mijne eere,
dat onze waardfte vriendin van deeze mijne onder-
handelinge niets weet; En daarom is het gevoege-
lijk u, in vertrouwen, mijne redenen daartoe be-
kend te maaken. -Deeze zijn ze.
Zij had mij verzogt, om den Hr. Hickman
van het bovengemelde eenige uitflagen te laar.en
doen aan haaren Oom Harlowe; dog van ter zij-
djs als uit zijne eigene beweeginge, op dat indien
het aanzoek van geen goeden uitflag gevolgd
wierd, en de Hr. Lovelace (die het alrpeds kwaa-
lijk neemt , dat hij zo weinig gunfl van haar heeft)
het te weeten kwam, zij nicc van alle befchermin-
ge
r
Juffer CLARISSA HARLOWE. 153 f
ge mögt verftoken worden, en onderworpen mis-
ichjen aan groote ongelegenheden van eenen zo
hoogmoedigen geeft.
Deezen laft van haar hebbende, en mij zeer
bekommerende over den goeden uitflag des aan-
zoeks, dagt ik, dat indien het gewigt van eene
zo br^ave Vrouw, Moeder , en Zufter, als voor
welke JuiFr. ilarlowe bekend ftaet , in dezelve
fchaal gelegd wierd , bij dat van den Hr. Joan-
nes Harlowe (onderfteld zijnde dat hij kon be-
woogen worden) het naauwlijks kon milTen van
eenen behoorelijken indruk te maaken.
De Hr. Hickman zal den Hr. Joannes Harlo-
we morgen gacn zien: Tegen dien tijd kunt gij
Juffr. Harlowe zien. Zo de Hr. Hickman den ou-
den heer gunftig vindt, zal hij hem te kennen
geeven, dat gij Juffr. Hai-lowe ten dien zeiven ein-
de zult gezien hebben , en zal hem raaden om
met haar te overleggen , hoe zij beft hebben te
werk te gaen, om de verhardfte hai'ten ter we-
reld te lenigen.
Dit is de zuivere ftaat der zaake , en mijne
waare beweegreden om aan u te fchrijven. Ik
laate derhalven alles aan uwe bedagtzaamheid over;
en wenfche van harten zeer dat het wel mag flaa-
gen; alzo ik van gevoelen ben, dat de Hr. Love-
lace onmogelijk onze verwonderenswaardigö
vriendin verdienen kan: Nog kenne ik inderdaad
zodanig een man.
Ik bidde u, laat mij door een regel den uit-
flag weeten van uwe tuifchenfpraak. Indien het
zo niet uitvalle als men met reden hoopen mag,
zal onze waarde vriendin door mij van deezen ftap
G 5 niets
-ocr page 107-De historie van
niets te weeten koomen; en eijlieve Iaat gij haar
daarvan ook niets weeten. Want in dat geval zou-
de het flegts dieper weedom geeven aan een hart,
dat reeds te veel verdrukt is. Ik ben, waarde en
braave Juffr. Norton,
Uwe opregte vriendin,
Jufr. Norton, aan Jußer II ο w ε.
Saterdag , den 15 van Maij,
iVaarde Madam,
Mijn hart breekt genoegzaam, dat ik genood-
zaakt ben u te laaten weeten, dat de toeftand der
j zaaken in de familie van mijne altoos-waarde JuiFer
Harlowe zodanig is , dat 'er tegenwoordig geen
goede uitflag van eenig aanzoek ten haaren voor-
deele is te verwagten. Haare arme Moeder is te
beklaagen. Ik hebbe een zeer aandoenlijken Brief
van haar; maar moet u denzelven niet mededee-
len; en zij verbiedt mij om het iemand bekend te
maaken , dat zij over het onderwierp fchrijft;
fchoon zij , als het waare , gedrongen wierd om
het te doen , ter verligtinge van haar eigen hart.
Ik melde het derhalven in vertrouwen.
Ik
--Él Iiiiiii MiiiMiiiiiliiBiiiiiiiifiÉiii^
-ocr page 108-Juffer CLARISSA HARLOWE. 153 f
Ik hoope van Gods wegen , dac inijne jonge
Lady haare eere ongefchonden bewaard heeft. Ik
hoope dat 'er geen man leeft, die zulk eene aflTchu-
welijke heiligfchennis beftaen kende. Ik hebbe
geen vreeze voor het feilen van eene zo >welbe-
veiHgde deugd. God bewaare zulk een rein hart
altoos buiten het bereik van verraflinge en gewel-
denaarij] Stel, bidde ik u, waarde Madam, mijn
overbekomraerd hart geruft door een regel, met
den brenger deezes , al is het maar door met et-
mn regel mij te laaten weeten (gelijk gij zekerlijk
kunt doen) dat haare eere onbevlekt is. -- In-
dien dit zo niet zij, vaarwel dan alle trooft, wel-
ken dit leeven mij geeven kan: Nademaal het dan
geheel geen trooft zal kunnen verfchaflen
Aan de arme Judith Norton.
Juf er Howe aan Juß\ Judith Norton.
Sater dag-avond y den 15 van Malj,
Waarde^ Braave Vrouw^
ii
vv
\l
11
I I
5 ■
i
De eere van uwe Beminde is ongefchonden!
Moet wel ongefchonden zijn! En zal_ zoda-
^-»esncspp«^-
Mii II » "Hl ^'iiKaa·
nig zijn , in fpijt van mannen en duivels ! Konde
ik hoope op eene Verzoeninge gehad hebben, al-
le mijne bedoelinge was, dat zij deezen m.an niet
Zóu
-ocr page 109-De historie van
zou hebben gekreegen. --- Al wat Vr nu
gezegd kan worden, is, dat zij gevaar moet loo-
pen van een ilegt man te krijgen : Zij, welker
geen man , die 'er leeft, waardig is!
Gij beklaagt haare Moeder --Dat doe ik
niet! Ik beklaage geen Moeder, die zig zelve de
magt beneemt van Moederlijke Liefde, en Menfch-
lijkheid te betoonen, op dat zij voor zigzelve ee-
ne onbeilendige en elendige ruft mag oplappen,
welke elk ruk-wind beroeren zal.
Ik haate dwingelanden van allerlei] zoort en
gedaante: Dog vaderlijke en moederlijke dwinge-
landen z'jn de allerergite: Want zij kunnen geen
gevoel hebben.
Ik zegge nogmaal, dat ik geene van hen be-
klaage. Onze beminde vriendin verdient alleen
deernis. Hadden zij het niet geducn, nooit waare
zij in de handen van deezen man gekoomen. Zij
!s geheel en al buiten fchuld. Gij weet haare Ge-
beurtenis niet volkoomen. Of ik u al ging vertel-
len, dat zij geen voorneemen had om met deezen
man voort te gaen, dat zoude haar niets baaten.
Het zoude alleen dienen om, te gelijk met diegee-
nen welke haar tot uiterilen dreeven, hem te ver-
Dordeelen, die nu haare toevlugt zijn moet. Ik
ben
Uvje opregte Vriendin cn Dien aar es
Anna Howe.
XVI.
-ocr page 110-Juffer CLARISSA HARLOWE. io^
XVI. BRIEF.
Jufr, Harlowe , aan Jtifr. Norton»
r
:1
\
J
{_Niet medegedeeld dan toen de Brieven
hijeen verzameld mierden.^
Saterdag^ den 15 Maij.
Ik antwoorde in gefchrifc, gelijk ik beloofde,
op het geen gij mij hebt medegedeeld. Maar laat
niet blijken, nog aan mijne Bella's Lijsje (welke
ik verilae, dat u zomtijds bezoekt) nog aan de ar-
me floof zelve , nog aan eenig menich , dat ik
fchrijve. Ik belafte u dat niet te doen. Mijn
hart is vol: fchrijven mag eenige lugt geeven aan
mijne droefheid, en miiTchien raag ik fchrijven het
welk zwaarit op mijn hart legt, zonder mijzelve
ilriktlijk te bepaalen aan het tegenwoordig onder-
werp.
Gij weet, hoe lief en waard dit ondankbaar
meisje altoos was bij ons allen. Gij weet, hoe op-
regtlijk wij ons voegden bij alle de zodanige wel-
ke haar ooit gezien, of met haar verkeerd hadden,
in haar te prijzen en in verwonderinge op te vijze-
len; en wij gingen in onzen lof zelf de paaien dfer
zedigheid te buiten, welke ons, om dat zij ons
eigen was, behoorde beteugeld te hebben; ter-
wijl wij van gevoelen waaren, dat ftil te zwijgen
em-
■i'
-ocr page 111-HO DE HISTORIE VAN
omtrent den lof van eene zo baarblijkelijke ver-
diente , eer een bewijs van blindheid óf gemaakt-
heid in ons zou geweell zijn, dan dat wij zouden
blootftaen voor de befchuldiginge van grootfche
vooringenomenheid met ons eigen.
' Wanneer derhalven iemand ons heil uitmat
wegens zulk eene Dogter > zo namen wij hunne
heil-betuigingen aan zonder eenige verminderinge.
Wierd 'er gezegd, Gij zijt gelukkig met dit Kind;
zo bekenden wij, dat geen Ouders ooit met een
Kind gelukkiger waaren. Zo zij bijzonderlij-
ker haar onderdaanig gedrag jegens ons pree-
zen, zeiden wij, Zij vvift van geen misdoen.
Wierd 'er gezegd, JuiFer Clarifla Hariowe heeft
een vernuft en doorzigt boven haare jaaren·, zo
zouden wij, in plaatze van het niet te bekennen,
'er bij doen,- En een oordeel niet min
ongemeen dan haar vernuft. Indien haare voor-
zigtigheid gepreezen wierd, en eene uoorhzdagt-
heid^ welke iedereen zag datgeen te vervullen,
het welk alleen jaaren en ervarenheid aan andere
verleenden; Niemand behoeft zwaarigheid temaa-
ken van ielTen te haaien bij ClariiTa Harlowe, was
ons hoogmoedig antwoord.
Vergeef het mij, O vergeef het mij, mijne
waarde Norton - Dog ik weet dat gij het
mij wilt vergeeven; want dit Kind was ook het
uwe, toen zij goed was, en uwe glorij zo wel ak
de mijne.
Dog hebt gij, als zij naar Kerk ging en daar-
uit kwam, vreemdiingen ilililaende het engclagtig
fchepzel wel niet hooren prijzen, gelijk zij haar
noemden, terwijl het voor die geenen, die willen
wie
Μ
-ocr page 112-1
Juffer CLARISSA HARLOWE. m
wie zij was, genoeg was te roepen, M^el^ bet is
Juf er Clarljja Harlowe! -- Als of ieder-
een verpiigt waare om haar te kennen, of gehoord
te hebben van Clarifla Harlowe , en van haare
voort-reiFelijkheden. Terwijl zij aan lof gewoon^
dezelve voor haar al te gemeenzaam was, dan
dat het haar van gelaat of tred zou doen verande-
ren.
Wat mij zelf belangt, ik kon mijn vermaak
niet fmooren, hetwelk miflchien eene zondige
grootsheid tot zijn grondflaghad, zo dikwijls, als
'er van mij gefproken, of ik aangeiproken wierd,
als de moeder van zo lief een kind: Terwijl de
Hr. Harlowe en ik, den geheelen tijd door» el-
kanderen te meer beminden wegens het aandeel,
dat elk in zodanig eene Dogter had.
Schik nog al, nog al meer in van het liefheb
bend , het overvloeijend hart eener Moeder
Ik kon wel altoos blijven hangen aan de Gedagte
nis van hetgeen zij geweeß is, wilde die Gedag
tenis maar uit mijne ziel verbannen het geen zij
is!
In haaren ho^z^m^ al hoe jong zij was, kon-
de ik alle mijne fmerten ontlaften -Verze-
kerd dat ik van haare voorzigtigheid zo-wel.raadj
als trooft ontvangen zoude ; en beide op eene zo
nederige, op eene zo onderdaanige wijze voorge-
dragen, dat het onmogelijk waare zodanige] ζwaa-
righeden daartegen in te brengen,, voorwelke; liec
verfchil van jaaren encharaéter tulTchen eenel\Ioe^
der en Dogcer iemand zou hebben doen fchroo-
men , omtrent eenige andere Dogter. Z\] wa?
onze roem als ?ii uit, pn^se gencu^ce als zij t' huis
was.
■ ί
f '4'
14
γ
- i
ύ
ié
Iii De HISTORIE van
was. ledëreeB V/as zelf onverzaadelijk begeerig
naar haar gezelfchap, eii wij misgunden haar aan
onze Broeders Harlowe, en aan onze Zuiter en
Broeder Hervey. Geen ander gefchil was 'er toen
tuircheü ons, dan wie de naaftvolgende gunfl: van
haar zoude hebben. Geen bekijvinge hoorde zij
ooit van ons, dan de bekijvinge van Minnaars,
als zij zig ai te lang aan een, van ons wilde af-
zonderen en opfluiten , ter betragtinge van die
keurlijke tijdverdrijven en nutte beziglieden, van
welkej evenwel, de geheele familie het genot
had.
Onze andere kinderen (fchoon zij ook altooä
goede kinderen waaren) hadden reden om te den-
ken dat zij veronagtzaamd wierden. Dog zij waa^
ren insgelijks zo wel bewuil van haars Zuilers
voortreffelijkheid, en van de eere diG van haar op
de geheèié familie afitraalde; dat zij beleeden dac
hun ligt betimmerd was, zonder de betimmerfier
te benijden: Trouwens daar weis geen een menfch,
die haar zo verre kon evenaaren , in hunne eige-
ne gedagten, dat zij benijden zouden die ze alle
maar tragteden na te volgen. Het lief fchepzel,
weet gij, mijne Norton, gaf ons allen eene uit-
muntende waardigheid!
Daarbij nog haare verkreegene bekwaïimhe-
den. Haare bedreevenheid in de mufyk, haare
iijne naaide-werken, haare fraaijheid van kleedin-
ge, over welke zij zo zeer de verwonderinge naar
zig trok, dat de nabUurige Ladys plegten te zeg-
gen , dat zij geen nieuwe modes van London be-
hoefden te haaien; nademaal al wat Juffer ClariiFa
Harlowe droeg, de hejh mode was, om dat haa-
re
re keuze van natimrelijke cieraaden die der Konll
verre voorbij ftreefde. Haare aardge onbedwön-
gene houdinge , en welgemaaktheid van peribon;
haare diepe beleezenhcid; en deeze gevoegd bij
haare rondlijke manieren , en blijgeeilige zedig-
heid - O mijne goede Norton, wat een
zoet kind was voormaals mijne Klaartje Harlowe !
Dit, en meer, weet gi/ wel dat ze was:
Want veele van haare voortreffelijkheden waaren
u zelve te danken; en met de melk die gij haar
gaft, gaft gij haar hetgeen geene andere min ter
wereld haar kon geeven.
Ën denkt gij, mijne braave vrouw, denkt gij»
dat de moedwillige val van zulk een kind te ver*
geeven is ? Kan zij zelve wel denken ^ dat zij de
geftrengile ilraffe niet verdient over het misbruik
van zodanige talenten, äls haar waaren toever*
trouwd?
Haare fout was èene fout die vooi'bedagt was,
die met loosheid overlegd, en wel beiloken was.
Zij heeft de verwagtinge van iedereen bedroogen*
Haare geheele Sexe, zo wel als de familie, waar-
uit zij gefprooten is ^ is daardoor oneere gefchied.
Zoude ooit wel eenig menfch geloofd heb-
ben , dat zulk een jong fchepzel als dit, die door
haaren raad haare al te leevendige vriendin be-
waard had voor het trouwen van een gekskap, en
een ligtmis, zelf zou zijn voortgegaen met een
der fnoodile en openbaarde ligtmiflen? Een man,-
wiens charaéler zij kende; en will dat het erger
was dan het characler van dien, voor welken zij
haare vriendin bewaarde; een man, voor welken
zij gewaarfchimd was'. Kenen die haars Broeders
iV. Deel. Η lee*
■ Ί.
V ■
1 ;·
r{ I
iJ
ί
i
fi
ϊί4 De HISTORIE van
leevcn in zijne hand gehad had, en die onze ge-
heele familie onophoudelijk tart.
Denk eens voor mij, mijne goede Norton,
denk eens hoe ongelukkig ik moet zijn, als eene
Vrouw en eene Moeder beide. Wat ruftlooze
liagen , wat ilaaplooze nagten ; terwijl ik mijn
eigen zweerend hartzeer tragte te bepleiileren,
ΟΠ1 het hartzeer van feller geeften te verzagten,
en hen te rug te houden van tot verder misdrijf
uit te fpatten ! O deeze flimme, ilimme kleuter!
die zo wel ijciß Vv^at zij deed; en die de gevolgen
zo verre kon vooruitzien , dat wij dagten dat zij
eer zou geilorven hebben, dan gedaen hetgeen zij
gedaen heeft!
Haar bekend character wegens voorzigtigheid
laat haar volilrekt zonder verfehooninge. Hoe kan
ik dan beilaen voor haar te fpreeken , indien ik 5
door moederlijke toegeevendheid, het haar zelve
al vergeeven wilde'?
En hebben wij, daar-
enboven , niet alle de fchande geleeden, welke
uns k^yn overkoomen? En zij ook niet?
indien zij nn zo weinig behaagen heeft in zij-
ne zeden , hvd ;'ij van te vooren geen reden oni
daarin alzo v/einig te hebben ? Of heeft zij door
dezelve nadeel geieeden in haar eigen perfoon?
■-O mijne goede vrouw, ik twijilele -- Ik
rwijÜ^4e — Zal het characler van den karei niet ie-
mand doen tvvijifelen aan een engel, zo die eens
in zijne magt zij? De wereld zal her ergfte den-
ken. Mij wordt gezegd dat zij het denkt. Van
gciijken vreeft haar Vader; hoort haar Broeder; en
wat kan ik doen ?
Onze partljfchap tegen hem wifl zij voor-
heen
Étehir^-i
-ocr page 116-JUFFER CLARIS.SA HARLOWË. uj
heen , zo wel als zijn charafter. Deeze kunned
derhalven geen nieime beweegoorzaaken zijn
zonder eene nieuwe reden. - O mijne
waarde Juifr. Norton , hoe zal ik, hoe kunt gij,
ons opbeuren onder de bekommeringen , waartoe
deeze gedagten aanleideiijk zijn !
Hl] haar gefladlg dringende, zegt gij, oni
hem te trouwen: AU mede zijne vrienden- Zij
heeft reden, ongetwijfteld heeft zij reden, tot die
aanzoek bij ons: En haare misdaad wordt ver-
glimpt, om haar met nieuwe fchande tot ons te
brengen. Waartoe , waartoe vervoert niet eeii
fchuidige ftap het mifleide hart! -En nu ^
voorwaar, om eenen ilijfhoofdigen geeft te ge-
moet te koomen, moeten wij alleen gepolß wor-
den, op dat het aanzoek , naar de gelegenheid zal
zijn, weder ingetrokken of ontkend kan worden!
Kortom: Al waare ik genegen om voor haar
te fpreeken, het is nu de ongevoegelijkile tijd van
allen. Nu dat mijn Broeder Harlowe (gelijk hij
giileren-avond hier kwam enkel om het ons te ver-
tellen) des Hren. 1 lickmans gedaene voorlteilinge
heeit afgeweezen; en daarover gepreezen is. Na
dat mijn Broeder Antonij voorheeft oni zijn groot
goed , door haare fchuld , in eene andere familie
over te brengen. - Daar zij zelve, onge-
twijifeld, verwagt in het bezit van baars Grootva-
ders Goed gefield te worden, in gevolge van cc·»
ne Verzoeninge, en als eene belooninge voor haa-
re misdaad : En zij nog al ilaen blijft op die zelve
voorwaarden, welke zij voorheen aanbood , en
die vcrvvoi-pen wierden - Niet door mijne
fchuld verworpen , ben ik wel verzekerd !
Γ1 i Uit
- ■ I - -----·--
-ocr page 117-iT(s De HISTORIE van
Uit alle cleeze dingen, ziik gij zulk een ant-
woord opmaaken als hec geval vereiflchen zal.
riet moge mij den vreede koften van mijn geheele
lecven, ter deezer tijd eenig voorftel voor haar te
opperen. God vergeeve het haar ! Zo ik het al
doe, niemand anders zal het willen doen. En laat
het, zo wei om uw^entwille, als om mijnentwille,
een geheim zijn, dat gij en ik over dit onderwerp
gehandeld hebben. En ik verzoeke u hetzelve
nooit weder aan te roeren, dan met bijzonder ver-
lof : Want, O mijne waarde goede vrouw, het
perft mijn bloed ter harten uit met zo veel ftroo-
men als 'er aders aan hetzelve zijn!
Denk egter niet, dat ik onvermurfbaar ben
door behoorelijk berouw en wroeginge--
Maar welk eene elende is bet wil te hebben zon-
der magt!
Adieu! adieu! God geeve ons beiden trooft;
en aan het voormaals waard · het altoos
waard fchepzel (want hoe kan eene Moeder haar
kind vergeeten) boetvaardigheid , diepe boetvaar-
digheid ! En zo v.'einig lijden als beftaenbaar is met
<^ijnen geheiligden wil, en haare zwaare misdaad;
bidt
Üive vjeezenlijke Vriendin,
charlotte marlow ε.
XVIL
-ocr page 118-Juffer CLARISSA HARLOWE. 153 f
Jufer Howe, aan Jufer Clarissa Har-
lo we.
Zondags den van Mal],
Hoe het nu ftaec, mijne waarde, tuiïchen 11
en den Hr. Lovelacc, kan ik niet zeggen. Maar
hoe ondeugende de man ook zij, ik vreeze dat hij
uw Heer en Meeiler worden moer.
Ik gaf hem in mijnen lagttlen verfcheidene
heel erge fcheldnaamen. Ik had toen zo even v?n
eenige zijner fnoodheden gehoord, zo als ik gir g
zitten fchrijven; dus was mijne verontwaardig! η ge
in top. Dog bij nader onderzoek, en mij nador
bedenkende, νιηφ ik dat de daaden hem ten Jafl
gelegd al voor eenigen tijd bedreeven wauren---
niet zedert dat hij ßerke hoope op uwe gunll: ge-
had heeft.
Dit is iets ten zijnen voordeele gezegd. Zijn
edelmoedig gedrag jegens des Herbergiers Dogier,
is een verfcher ftaaltje tot zijn lof; om niet te
rpreeken van het algemeen goed charafter , het-
welk hij heeft als een goedertieren Landheer. En
wijders keure ik den voorilag zeer goed , dien hij
deed, om u in bezit te ftellen van Mevr. Fretch-
vjlle's huis , terwijl hij ten huize van de andere
weduw blijft, tot dat gij zult overeenftemmen om
één huis te bewoonen. Ik wenfchce wei dat dit
Η 5 ge-
-ocr page 119-lig De historie ν aïJ
gefchied waare. Omhels vooral deeze aanbiedin-
ge (zo gij niet fpoedig te zamen voor het Al-
taar gaet) en zie dat gij eene van zijne Nigten bij
U krijgt.
Waart gij maar getrouwd, ik zou denken dat
gij niet zeer ongelukkig zijn kunt, fchoon gij zo
gelukkig niet met hem moogt zijn dan gij verdient.
Het belang dat hij heeftin zijn vaderland, en de
erveniiïèn die hij verwagt; de zorg die hij draagt
voor zijne huizelijke znaken ; dat hij vrij is van
fchulden; ja, zijn hoogmoed, met uwe verdien-
te, moet eene tamelijke geruftileUinge voor u zijn,
zoude ik denken. Schoon bijzonderheden van zij-
ne ondeugendheid, als die tot mijne kennis koo^
men, mij kwetzen en ontileeken; wanneer ik eg-
ter mijzelve tijd geeve om alles v/el re bedenken,
was alles, wat ik van hem tot zijn nadeel ge-
hoord hebbe, al begreepen in het algemeen cha-
racler overlang van hem opgemaakt, door Lord
M. 's en zijn eigen afgedankten rentmeefler (a),
en hetwelk aan mij beveiligd wierd door JuiFr. For-
tescue, gelijk ik te vooren u vertelde (b), en aan
O door Juffr. Greme (c).
Gij kunt derhalven niets hebben, denke ik,
om u zwaarlijk over te bekommeren , dan over
zijn toekoomend goed, en het kwaad voorbeeld
hetwelk hij naderhand zou mogen geeven aan zij-
ne eigene flmiilie. Deeze zijn inderdaad zeer regt-
maatige bekommeringen : Dog indien gij hem nu
^'crlaaien gingt, het zij met of zonder zijne toe-
fteni-
ia) D. I. bl, 34, 35, 36.
(b) Ibid, bl. loj -- 109.
(cj D. ilï.bl. 31, 31, 33.
Juffer CLARISSΑ HAÏU.0WE.
ilemminge, daar zijne goederen en verwantfchap
zo aanzienlijk zijn, zijn perlbon cn voorkoomen ^
zo inneemelijk is (zo dat iedereen u nu verfchoont '
om die redenen , en om de dwaasheden uwer Na-
beilaenden) zoude het een heel flegten fchijn heb
ben voor uwen goeden naam. Ik kan derhalven»
alles welbedagt overwogen zijnde, u niet ratiden
om daarom te denken, terwijl gij geen reden hebe
om zijne eere in twijllel te trekken. Eeuwige
wraak zitte den fchurk op de liielen, indien hij re-
den geeft om voor zodanig iets te vreezen !
Nogthans zijn zijne talmerijen onverdrange-
lijk: Zijne beruftinge in uwe flaauwe uitlleilcn , en
zijne onderwerpinge aan de koelheid v/aarmede p^ij
hem nu behandelt (wegens eene misdaad, die,
gelijk hij denken moet, veel ligter is dan de ilraf-
ie) zijn onbegrijpelijk : Hij twijffelt aan uv;e Lief-
de jegens hem , dat is zeer waarichiirseiijk ί dog
gij hebt reden om vervs'onderd re zijn over zijn r.e-
brek van vuurigheid, daar hij een zo grooten Ze-
gen onder zijn l^erel^ heeft, gelijk ik zeggen
mag.
Tegen dat gij met leezen tot hieraantoe ge-
koomen zijt, zuit gij geen twijilel hebben, weike
de uitilag geweeft zij van de onderhandelinge tus-
fchen de 'Twee Heeren. Ik ben evenzeer geër-
gerd , en verwoed tegen hen Allen. Tegen hen
yillen, zegge ik ; want ik hebbe eene proef geno'
men, wat vermogen uwe goede Norton mögt heb-
ben op uwe Moeder (fehoon ik in het eerll niec
voorhad u dit te vertellen) ten dienzelven einde,
als waartoe de bewuile heer uwen Oom ondertaftc-
de. Nooit waaren 'er zulke onverzettelijke reden.
looze fchepzels in de wereld ! Waarom zoude ik
de zaak verkleinen ? Nogthans zoude ik gaarn,
dunkt mij, uwe Moeder daarvan willen uitzon-
deren.
Uw Oom ftelt vaft, dat gij bedorven zijt.
Hij kan alles kwaads gelooven , zegt hij, van
een fchepzel, welke met een man kon wegbo-
pen; met zulk eenen bijzonderlijk als Lovelace.
Zij verwagteden wel dat zij van u zouden wor-
den aangezogt , als u eenige zwaare weder-
waardigheid overviel. Dog zij hebben alle be-
flooten geen duimbreed te beweegen ten uwen
voordeele; zelf niet, al waare het om uw lee-
ven te behouden! ,,
Mijne waardile ziel, befluit dog om uw regt
doen gelden. Eifch uw eigen Goed, en gae
daarop woonen, gelijk gij behoort. Hoe zujlen
dan, indien gij niet trouwt, de laage zielen voor
uwe voeten koomcn kruipen, om deel te krij-
gen aan uwe erveniiTe!
Gij wierdt beichuldigd Cg^^^^ Brief
van uwe Moeij) „ van uwe ontvlugtinge met
5, voorbedagten raade beiloken te hebben. „ In
plaatze van zig over tt te ontfermen, wierd de be-
middelende perfoon vermaand, „ zig over hen te
or.tfeiTnen; die voormaals, zeide uw Oom, mal
met u waaren: Die geen vreugde genooten dan
in uwe tegenwoordigheid : Die uwe woorden
opaten als gij die fprakt: Die in uwe voetilap-
pen traden, als gij voor hen gingt, „--
3>
9j
5Ï
i9
En ik weete niet wat al van dien aarr.
Om kort te gaen , het is nu voor mij baar·
blijkelijk, en zo moet het ook voor u zijn , als gij
dee-
5>
Sï
5?
9>
!»>
5Ï
5>
)ï
5J
te
Juffer CLARISSA HARLOWE. ui
deezen Brief leeft, dat gij de zijne moec zijn. En
hoe eer gij dat wordt, hoe beter. Zuiien wij on-
derilelien , dat het trouwen niet iii uwe magt
ftaet? --Ik kan het niet verdraagen dut te
onderftellen.
ik ben bekommerd, dunkt mij, om te wee-
ten hoe gij het zult maaken met hem te gemoet te
koomen (nu gij ziet dat gij de zijne worden moet}
na dat gij hem dus verre van u hebt afgehouden;
en voor de wraak, welke zijn hoogmoed hem mag
noopen om dieswegens te neemen. Dog ik zal u
zeggen, dat zo ik door bij u te koomen , en een
lot met u te deelen, verhoeden kon dat zulk een
edel fchepzel zig te laag vernederde; en veel meer
nog, zo het waarfchijnelijk u voor bederf bewaa-
ren zou; ik geen oogenblik daaromtrent zou in
twijffel ftaen. Wat is voor mij de geheele wereld,
opgewoogen tegen zulk eene vriendin als gij zijti
Denkt gij, dat eenige van de geneugten deezes
leevens geneugten voer mij zijn konden, .zo gij in
rampen waart ingewikkeld, van welke ik u verlig-
ten of verlofien kondc, door van die geneugten af
te ftaen? En wat doe ik anders, met dus te fpree-
ken, en daarnaar te werk re gaen, data u de vrug-
ten aan te bieden van eene vriendfchap, welke
uwe waardij verwekt heeft?
Verfchoon de vuurigheid van mijne uitdruk-
kingen. De vuurigheid van mijn hart behoeft
geen verfchooninge. Ik ben verwoed op uwe Na-
beilaenden; want hoe erg hetgeen ik gemeld heb·
be ook is , ik hebbe u nog alles niet verteld; en
zal het, miflchien , nu nooit doen. Ik ben ver-
toornd ovei de bekrompenheid van ziel in mijne
II 5 ei-
i
ψ,
m
«Λ
1 Ii
k
122, DE HISTORIE VAN
eigene Moeder, en dat zij zonder onderfcheidin-
ge aan haare oude denkbeelden is vaiigehegc. En
ik ben verbitterd tegen uwen zotten 1 .ovelace, en
zijne laage grootsheid. Maar laaten wij ons ver-
nederen om den vent te neemen zo als hij is, en
het zo goed met hem te Hellen als wij kunnen, na-
demaal het u befchooren lot is u te moeten verne-
deren, op dat de aardsgezinde en die in het ilof
wroeten hunne oogen tegen u kunnen opflaen.
Hij heeft zig niet regtilreeks ann onbetaainelijk-
heid tegen u fchuldig gemaakt. Nog durft hij dat
doen. -Zo duiveifch boos is hij nog nier,
als daartoe vereifcht wierd. Hadde hij zulke
ichurkagtige oogmerken, daar gij zo zeer in zijne
magt zijt, zouden die zig al eer dan nu getoond
hcbioen voor een zo doordringend en waakzaam
oog, en voor zulk een rein hart als het uwe. Laa-
ten wij dan den vent behouden, zo wij kunnen,
fchoon wij onze vingers bevuilen met hem uit de
ilijk op te heffen.
Daar is nog, voor eene perfoon van uwe mid-
delen en onaf bangelijken ftaat, al vrij wat te doen,
zo gij tot die omftandigheden koomt v/aartoe gij
behoort te koomen. Ik vinde niet , dat hij nog
eens gefprooken heeft] van Huwelijks-voorwaar-
den ; nog ook van den Verlof brief. Een dwaaze
vent! -— Dog daar uw ongelukkig noodlot
u buiten alle befcherminge en voorfpraak geftoo-
ten heeft, zo moet gij u zelve tot Vader, Moe-
der , Oom verftrekken ; en de vereifchce punten
voor u zelve bij der hand neemen. Het is hard
vooru; dog het moet inderdaad gefchieden. Uw
toeibnd vereifcht het. JFat plaaize is 'er nu
voor
-ocr page 124-Juffer CLARISSA HARLOWE. 153 f
voor kiesheid Ρ--Of wilde gij hebben dat
ik aan hem fchrijve ? Dac zou trouwens op een
uitkoomen , als of gij zelve fchreeft. INogthan?
behoort gij te fchrijven, dunkt mij, zo gij 'er niet
van kunt fpreckerj. Maar bij monde 'er over te
fpreeken, is zekerlijk beft: Want woorden laa-
ten geen fpoor na; zij vervliegen met den adem;
en mengen zig met de lugt; en kunnen verfchei-
denlijk worden uitgelegd. Maar de blijken van
de pen blijven beilendig. .
Ik kenne de edeiaartigheid van uwen geeft;
Ik kenne de loflijke grootmoedigheid van uw hart;
en het regtmaatig denkbeeld dat gij hebt van de
waardigheid onzer Sexe , in deeze tedere ftukken.
Maar nog eens, dit alles is nu niemendal: Uwe
eere vordert dat gij op de waardigheid, waarvan
ik ipreeke, niet behoort te ftaen.
„ Mijn Hr. Lovelace „ , zoude ik zeggen; hoe-
wel ik den dwaazen knaap haate, wegens zijnen
kagen, zijnen dommen hoogmoed, waardoor hij
wenfcht te zegepraalen over de waardigheid van
zijne eigene Vrouw; — „ Ik ben door uw toedoen
3j beroofd van alle vrienden, die ik ter wereld
„ hebbe. In wat ligt moet ik u befchouwen ?
5, Ik hebbe alles wel overwoogen. Gij hebt zom-
,5 mige luiden, zeer tegen mijnen zin, doen den-
ken dat ik eene Getrouwde Vrouw ben: Ande-
re weeten dat ik niet getrouwd ben; en ik be-
geere niet dat eenig menfeh geloove dat ik het
hen. Denkt gij dat het mij tot agtinge kan
ftrekken , dat gij hier met mij in het zelve
huis zijt ? Gij hebt tegen mij geiproken van
Mevr. Fretchville 's huis. „ Dit zal hem aan-
\ -
fe
Ά
Jï
Iii De HISTORIE van
leidinge geeven om zijn laatil geiprek over dat
onderwerp te vernieuwen , zo hij het van zeiven
niet weder ophaalt. „ Indien Mevr. Fretchville
5, niet weet wat zij zelve wil , wat is mij aan
„ haar huis gelegen ? Gij fprakt van uwe Nigc
,, Montague herwaards te brengen, om mij ge-
3, zelfchap te houden: Indien mijns Broeders ont-
5, werpen uw voorwendzel zijn waarom gij haar
5, zelve niet gaet haaien^ gij kunt aan haar jchrij-
3, ven. Ik begeere ernftig dat deeze twee (lukken
5, eens tot een uitflag gebragt worden : Af of
5, aan, behoort mij onverfchillig te zijn , indien
het hoéir zo is. ,,
Zulk eene verklaaringe moet alles aan den
gang helpen. Twintig wegen zijn'er, mijne waar-
de , welke gij zoude uitvinden voor eene andere
in uwe omftandigheden. Hij zal zig, van wegens
zijne aangeboorene trotsheid , ichaamen , dat 'er
van hem gedagt worde als of hij eenig menfch
moeil raadpleegen. Wel nu, zal hij dan niet ge-
noodzaakt zijn om zig te verklaaren ? En zo hij
dat doet, geen uitftel van uwen kant, bidde ik u.
Noem hem den dag. Laat het een kortaanftaen-
de zijn. Het zou ter verkordnge ilrekken van uwe
eigene verdienile , en eere ook , moet ik u zeg-
gen , fchoon hij zelf niet zo duidelijk waare
in zijne uitdrukkingen dan hij behoorde te zijn,
dat gij maar zoudt fchijnen te twijffelen aan
zijne meeninge ; en te wagten naar die volle-
diger verklaaringe , welke zo hij noodzaakelijk
maakt, ik hem voor altoos veragren zal. Twee-
maal hebt gij reeds, mijne waarde, zo niet meer-
iiiaalen , zulke gcleg'enheden voorblj-gejchaamd
wel-
ääiik
-ocr page 126-Juffer CLARISSA HARLOWE. 153 f
welke gi] niet behoord hadt te laaten flippen. Wat
huweiijks-voorwaarden aangaec, zo derzeiver mel-
dinge niec natuurelijk te pas koomc, laat die zelf
aan zijne eigene billijkheid over, en aan de billijk-
lieid zijner familie. En daarmede is het uit en ge-
daen.
Deeze is mijn raad : Verbeter dien naar dat
de omftandigheden zig toedraagen, en volg uwen
eigen. Dog inderdaad , mijne vi^aarde , dit, of
iets diergelijks zoude ik doen. En laat hem mij
naderhand eens koomen zeggen , zo hij het hart
of den zin had, dat hij tot zijne fchoen-gespen toe
de perfoon vernederde, welke het zijne glorij zou
geweeft zijn te verhoogen.
Beur u zelve onderwijlen op met bedenkin-
gen , die uwer waardig zijn. Schoon door lift ge-
ileept in de magt van deezen man, zijt gij egter
niet op eene laage wijze daaraan onderworpen.
Allen zijnen eerbied perft gij hem af, of liever,
gelijk ik zeggen mag, boezemt gij hem in; nade-
niaal het nooit bleek, dat hij eenigen eerbied had
voor iets dat goed was, voor dat gij bij hem waart:
En hij betuigt nu en dan zo in ontzag gehouden
te worden en bekoord te zijn van uw voorbeeld,
dat de kragt deszelis hem zal bekeeren.
Ik gelüove wel dar gij eene moeijelijke taak
zult hebben, om hem daarbij te houden: Dog dies
ce grooter zal uwe eere zijn, indien gij zijne Her-
vorminge uitwerkt: En het is mijn geloof, dat zo
gij deezen grooten , deezen fchoonfchijnenden
verleider ^u/?^ bekeeren, welken, zedelijker wijze
gefproken, nog zo veele jaaren ieevens voor han-
den ilaen, gij eene menigte onnozelen voor het
be-
I
i
!■
De historie van
bederf bewaaren zult; want die fchijnen mij toe
de prooij.geweeil te zijn, voor welke hij zijne boo-
ze netten gefpreid heeft. En wie weet of niet, om
deeze reden zelf voornaamlijk, mag zijn toegelaa-
ten dat eene perfoon van den weg afraakte, welker
hart of wil nooit deel had aan haare doolinge, en
die met zo veel wroeginge belaaden is , om dat
zij , naar haare gedagten ^ ilegts gedoold heeft ?
Vaarwel, mijne waardfte vriendin,
Anna Howe.
Ingeflooten in den hovenßaenden.
Ik moet u ook nog met mijne belangen lailig
vallen, fchoon uwe eigene u zo zwaar drukken.
Ik hebbe u een nieuwtje te vertellen. Uw Oom
Antonij is gezind om te trouwen. Met ivie^
denkt gij dog ? Met mijne Moeder. Zeker waar.
Uwe familie weet het. Van alles wordt u de
fchuld geweeten met eene verdubbelde kwaadaar-
tigheid. En de Oiide Ziel wijt 'er zelve u dc
fchuld van.
Laat geenzins bhjken dat gij hiervan kennis
draagt, zelf niet eens in uwe i3rieven aan mij, uit
vreeze voor eenig toeval.
Ik denke dat het niet gaen zal. Dog zo ik
mijne Moeder tergde, zou datj ai te met een voor-
wendzel kunnen verfcliafl^n. Anders zoude ik voor
deezen tijd al bij u gewceft zijn, verbeelde ik mij.
De eerile waarfchijnelijidieid die mij voor-
koomt datj hem hoope gegeven wordt, jaage ik
Ilickman weg, dat ihct vult Zo mijne Moeder
/Ti^nnr"-'
Juffer CLARISSA HARLOWE. 153 f
7mj misnoegen geefc in een iluk van zo veel aan-
gelegenheid, zal ik niet denken om haar gmo^-
gen te geevcn in een diergelijk. Het is onmoge-
lijk, zeker, dat de begeerte om 77?/}'dien eerlijken
man op het lijf te gooljen, uit zulk een oogmerk
koomen kan.
Ik zegge nogmaal, dat 'er niets van vv^orden
kan. Maar deeze Weduwen - Daarenbo-
ven hebben wij alle zo gaarn, beide oud en jong,
dat wij gevrijd en hoog geagt worden ! -En
zo onweerilaenbaar is voor haare Bejaardheden
de vleijerij, dat alle vermogen nog bij haar.niet
over is; maar dat zij nog vloot kunnen houden,
en prijken met haare Dogters. - Het gaf
mij eene harclijke ongeneugte, dat zij mij deezen
voorflag kwam vertellen met een zelf vergenoegd
meesmuilen; en nogthans deed zij haar beft om 'er
zo van te fpreeken, als of zij geen oogmerk had
om het te begunftigen.
Deeze verouderde vrijers (oud geworden
voor dat zij gelooven dat zij het zijn) verbeelden
zig, dat wanneer zij nog zigzeken eens hebben
overreed om op den Huwelijken-ftaat te denken,
zij niets meer | te doen hebben dan hun voornee-
men aan de Juffrouw bekend te maaken.
Het overgroot goed van uw Oom is inder-
daad een lokaas; en wel zeer aanlokkelijk. Van
eene ftoute Dogter ontilagen te worden! De ge-
heugenis van den Vader dier Dogter niet' dierbaar
genoeg zijnde om van veel gewigc te zijn! -
i
I
φ:
Maar laat hem eens nader koomen, zo hij durfc
Laat haar het eens aanmoedigen- Dog
t-f-
ik hoope dat zij het uiet doen zal.
Ver-
mSÄ,
-ocr page 129-Iii De HISTORIE van
Verfchoon mij, mijne waarde. Ik ben knor-
rig. Zij hebben mij verfchrikkelijk geringel·
eord» Gij zuk denken dac ik fchuld hebbe. Dus
wil ik mijn naam onder dit afzonderlijk papier niec
zetten. Andere handen kunnen wel naar de mij-
ne gelijken. Gij zagr niet dat ik het fchreef.
Jufer Clarissa Harlowe , aan Juffer
Howe.
Maandag-namiddäg den 15 υαη Mal].
Nu is het inderdaad baarblijkelijk, mijne bes-
te , mijne eenige vriendin, dat mij maar ecne keu-
ze openilaet. En nu vinde ik, dat ik mijne ver·^
lloordheid tegen deezen man te verre getrokken
hebbe; nademaal ik nu moet fchijnen als verplig-
tinge te hebben aan zijn geduld omtrent mij we-^
gens een gedrag, het welk hij (Zo niet grillig en
kinderagtig) als een klaar bewijs zal aanmerken
van mijne geringe agtinge voor hem, van eene ag-
tinge maar van den tweeden rang ten minilen,
daar voorheen zijn hoogmoed, eer dan zijne ver-
diende, hem eene eerße agcinge had doon ver-
wagten. O mijne waarde! eenen man ce zijn toe-
geworpen, die geen edelmoedig man is; die in-
derdaad een wreed man is! Een man die bekwaam
is om een jong menfch benaaudheid te verwekken,
die door haar ongelukkig noodlot in zijne magt
Juffer CLARISSA HARLOWE. n0
geflingerd is; en 'er dan zijn vermaak in te nee"
men, gelijk ik zeggen mag ί [Ik denke waarlijk dat
ik dit mag zeggen, van deezen wreedaart!] ■
Wat een noodlot is het mijne!
Gij geeft mij goeden raad, mijne waarde, dat!
ik hem regtuit en zonder omwegen behoore te
behandelen: Maar bedenkt gij ;wel], aan wie gij
dien geeft? —En daarbij zo ik denzei ven
al volgde, en hij bekwaam mögt zijn om te aarze-
len, daar ik dus zonder befcherminge ben, ver-
laaten, en tot niemand vlieden kan, wélk eene
elendige vertooninge moeft ik dan maaken in zijne
oogen; en, hetgeen nog erger is, in mijne eige-
ne ! O mijne waarde , ziet gij niet, gelijk ik zie ^ ^
dat de gelegenheid tot deezen mijnen ongeneug-
lijken , mijnen bitteren toeftand , ondër alle dé
fchepzelen, nooit althans van mij behóórde gege-
ven te zijn; nademaal ik ongefchikt, ten uiterften f
ongefchikt ben tot de omftandigheden, waarin mij-
ne onbedagtzaamheid mij gébragt heeft! Wat zou- 1
de ik , een man dringen om mij ten egt te nee- |
men! --- Ik, *er mij toezetten om den fam^ |
meiaar in zijne befluiten voort te drijven! En eene
gelegenheid hebbende laaten voorbijgaen^ gelijk
gij denkt, van nieuws op {>oogen om die als
i/U mijzelve, en voor mijzeke, te rug te haaien ί
lieni door dreigen^ om zo te ipreeken, in den
Huwelijken-ftaat jaagen! —^^^-' O mijne waar-
de ! indien dit behoort te gefchieden, hoe be-
zvvaarelijk is het, daar Zedigheid (of, zo het u
belieft, Hoogmoed) in aanmerkinge koomt, en
het ons zelve aangaet, dat behoorelijke te verrig-
ten ? Of?, om mij met uwe woorden uit te druk'
IV. Deel. 1 ken,
122, DE HISTORIE VAN
ken. Vader, Moeder, Oom^ voor inij zelve té
zijn! - Inzonderheid als men denkt, dat
men over ons-zoekc te zegepraalen. .
Gij zegt, dut gij de proef genomen hebt van
het vermogen van JuiFr. Norton op mijne Moeder.
- Al hoe liegten uitilag mijn aanzoek door
den Hr. Hickman'ook gehad heeft, zegt gij mij,
„ dat gij mij van al het flegte geen kennis hebe
gegeven; nog nu miiTchien ooïé zult geeven. „
Maar waarom dat, mijne v^^aarde? Wat ts het fleg-
te , wat kan het flegte zijn, dat gij mij nu nooit
vertellen wilt? - Wat erger, dan mij te
verftooten ! en dat voor altoos ί „ Mijn Oom,
,, zegt gij, gelooft dat ik bedorven ben: Hij ver-
klaart, dat hij alles kwaads gelooven kan vart
5, een fchepzel, welke met een karei kon wegloo-
,, pen: En zij hebben alle beflooten, geen duim-
breed ten mijnen voordeele te bewecgen ; zelf
„ niet, al waare het om mijn leeven te behou-
5, den. „ -- Hebt gij nog erger dan die
agterde hand, mijne waarde? -— Mijn Va*'
der immers heeft zijnen vreezelijken vloek niet ver-
nieuwd! - Dit zo zijnde, heeft immers mijne
Moeder dien niet mede uiif^efproken .' Hebben mij-
ne Oomen hun zegel daaraan gehangen, en het tot
eene familie-aile gemaakt ? En zigzelven daardoor
weezenlijk meer inhuldig gentaakt, 'dan zelF ZIJ
onderflellen dat ik ben , fchoon de oorzaak van
die groocer fchuld in hen ? —- Wat is het
ergil, mijne waarde, dat gij altoos voor mij ver-
borgen wilt houden'?
O Lovelace! v/aarom koomt gij niet op dit
oogenblik , terwijl ik deeze naare uitzigten voor
mijrië oogen hebbe ? Want nu , zo gij in mijd
hart kondt zien , zoude gij eene benaaudheid be-
fchouwen , die uwe barbaarfche zegepraal waar-
;fi
t- -i
i
V'
(■
dig is!
ik was genoodzaakt mijne pen neer te leg«
gen. En gij zege, dat gij de proef génomen hebe
wat Juftr. Norton op mijne Moeder vermögt i"
Het geeh gefchied is kan niet verholpen wor-
den: Dog ik wenfchte wel, dat gij geen ilap van
deeze aangelegenheid voor mij gcdaen hadt, zon^'
der mij èerft te raadpleegén. Vèfgeef het in j, mij' .%
ne waarde, dat ik moet zeggen, dat die verhevene ( .
ën edele vriendfchap , welke gij altoos betoond |
hebt met eenen zo gedienftigen en ongemeeneni
ijver , fchoon ze altijd het voorwerp ge weeft zij ■
van mijne dankbaare hoogagtinge, menigmaal eeri
grond van fchroom voor mij geweelt is ^ van we-
gens derzèlver onbeteugelde vuurigheid.
Dog om nu maar vooruit te zien, gij zïjt vati '
gevoelen dat ik de zijne moet worden : Én dat il€
hem behoudens mijne eigene agtinge niet verlaa- j,
ten kan, het zij met of zonder zijne toeilemminge;
Dit zo zijnde , moet ik het in mijn kwaad lot zd ^
goed fiellen als ik kan; , ! .
Hi] ging van den morgen uit; niet voorheb-
bende om op het middagmaal weder t' huis te koo- ■
riien , ten zij ik (gelijk hij mij liet zeggen) hem ^
wilde toelaaten om mfet mij te eeten. |
Ik verfchoondc mij. De man ^ wiens gram- 7
1 ^
ί
-•-Η.:-·
ÜÄI
ί]1 de historie va«
fchap nu van zo hoog belang voor mij ftaet te zijtT,
was, naar het fchijnt, misnoegd.
Alzo hij (zo wel als ik) verwagtede, dat ik
heden door Collins een Brief van u zou krijgen,
onderdelle ik dat het niet lang zal aanhouden, dat
hij weder t' huis koomt; en dan zal hij, mogelijk,
bijfter ftaatlijk, bijfter managtig, bijfter prat zijn,
als het u belieft! En dan moet ik zeer nederig,
zeer onderwerpelijk zijn, en mij in zijne goede
gratie tragten in te wikkelen: Met een neerge^
Hagen oog, zo niet met woorden, hem om ver-
giffenis verzoekende van de koelheid en afkeerfg-
heid , waarmede ik hem zo vericeerdlijk bejegend
hebbe! -— Ja, verzekere ik u ! - Dog
ik zal eens zien, hoe mij dit gedrag zal ftaen ί —
Gij hebt altoos met mij gefchertll: over mijne zagt-
zinnigheid , meene ik: Wel dan, ik zal eens be-
proeven , of ik nog zagtzinniger kan zijn, zal ik
O' mijne waarde!
niet! -
Maar laate ik gaen zitten mijne handen over
malkanderen, geheel geduldig, geheel uitwillig;
want mij dunkt ik hoore hem naar boven koomen.
Of zal ik hem rondlijk aan boord klampen, met
die woorden, en op dien trant, welken gij, mijne
waarde, hebt voorgefchreeven ?
Hij is ingekoomen·. Hij heeft aan mij gezon-
den , vol ongeduld zo als Dorcas zegt, aan zijn
gelaat te zien. · Dog ik kan hem, ik.
kan hem niet zien!
De inhoud van uwen Brief, en luijne eigene
I
..'ι
Juffer CLARISSA HARLOWE. 153 f
■ί
zwaarmoedige bedenkingen , maakten mij onbe- ^
iwaam om deezen man, die nu vol verwagtinge
was , te zien. Her eerfte woord , dat hij Dorcas
vraagde, was, Of ik een Brief gekreegen had,
zedert dat hij was uit geweeil? Zij vertelde mij dit;
en haar antwoord, dat ik een had gekreegen ,· en
zedert niet gegeten, maar den gantfchen tijd ge-
weend had.
Hij zond aan mij met verzoek om een mond-
gefprek,
. ik liet haar antwoorden , Dat ik niet al te
welwas. Des morgens, zo ik beter waare, wilde
ik hem wel zien zo dra het hem beliefde.
2eer nederigI was het niet, mijne waarde.^ .
Nogthans was hij al te vorfilijk om het voor ne- |
derigheid op te neemen , want Dorcas vertelde
mij, dat hij ongeduldig den eenen kant van zijn \
aan gezigt wreef; en een heftig woord fprak, en j
ongenoegd was ; terwijl hij over de kamer heen \
Een halfuur daarna zond hij weder; zeer ern- |
IHg verzoekende , dat ik hem wilde toelaaten om (
he; avondmaal met mij te houden. Hij zou in j
geen onderwerpen van gefprek treeden, dan waar-» \
toe ik hem aanleidinge zoude geeven.
Dus zoude ik vrijheid gehad hebben, ziet f
gij, om hem vrijen!
Ik verzogt weder verfchoond te worden. Μ
Inderdaad, mijne waarde, mijne oogen waa-
ren gezwollen: ik was zeer flaauw-geeilig; en kon ^^
geen gedagten hebben om eensklaps , na dat ik: \
hem dus verfcheidene dagen van mij afgehouden \(
had, tot zulk een vrij gefprek over te gaen, hoc-
-ocr page 135-IH
DE HISTORIE νΑτί
danig een de volilagene verwerpinge, welke ik yan
mijne nabeibt-nden geleeden hebbe, zo wel als
μ\ν raad, iioodzaakelijk gemaakt »heeft.
liij zond boven om mij te laaten zeggen, dat
alzo hij hoorde dat ik vaftede, indien ik hem be-
iooven wilde om iets te eeten van een kuiken,
hetwelk JuiFr. Sinclair ten avondmaal had laaten
gereed maaken, hij te vreede zou zijn. -—-r
Zeer goedertieren in zijne ^ramfchap! ——-
Is bij niet ?
Ik beloofde, dat ik het doen zoude. Kan ik
beter voorbereidinge maaken om hem te belie-
ven ? - Hoe gelukkig, verzekere ik u , in-
dien ik hem in eenen goedertieren en vergee-veli]'·
ken luim ontmoeten mag!
Ik haate mijzelve ! - Dog ik wil mij
ook niet laaten hoonen --- Inderdaad, dat
wil ik niet, hoe her ook gaen mag!
Juffer Clarissa Harlowe, aan Juf er
Howe.
='Λ
' Dings dag ^ den 16 van Maij.
Nu fchijnt het, denke ik, nog eens weder
met [ons in bertand te zijn; maar door een ftorm.
Ik zal u de bijzonderheden meiden.
Ik hoorde hem al des morgens te Vijf uuren
iV:;
•Α.
in
mg
■ ■-•tiiiiiiiiü
-ocr page 136-Juffer CLARISSA HARLOWE. 153 f
in cle Eetzaa]. Ik had zeer ilegt geruft, en was <
ook al op. Dog iki opende mijne deur niet voor'
Zeffen : Wanneer Dorcasanij zijn verzoek bragt
om mijn bijzijh, . ι /
Hij naderde mij , èn mij bij dë hand neemen-
de,, zo als ik in de Eetzaal trad. Ik gingfVÓar
twee uuren niet naar bed. Madamzeide hij;
nogthans iliep'*lk. geen wittk:" Om Gods -vVille,
pijnig mij niet ^ gelijk gij geduurènde de voorleg"-
dene week gedaen Hëbt.. - '
Hij hield fiil. Ik zweeg. . . V>
In het eeril, ging hij voort, dagt ik, dat
we gramfchap over eene nieuwsgierigheid, welke
mij mislukt was, nief diep geworteld zijn kon; en
dat die van zelf wel verdwijnen zoude: Dog als ik'
vond, dat zij moeil ihnd houden, tot dat gij dèn
uitilag kwamt te weeten van eenige nieuwe voor-
llellen, welke gij gedaen hadc, en welke ingewil-
ligd zijnde , mij voor akoos/raogelijk van u zou-
den beroofd hebben; hoe konde ik de gcdagten
verdraagen , Madam , van, daar onze belangen
zo vereenigd zijn , zo weinig indruk op uw ge-
moed ten mijnen voordeele gemaakt te hebben? ^
Hij hield weder ftil. Ik zwéeg nog al ïHij
ging voort. i
Ik bekenne. Madam, dat ik-een hoogmoedig
hart hebbe. Ik kan niet nalaaten 'te hoopen op
eenige voorafgaende blijken van meer dan gemee-
ne gunil van de Lady , welke ik eene verheverre
begeerte hebbe de mijne te mogen noemen; :en-
dat haare keuze van mij niet blijke, niet helfchij-
nende blijke, beitierd te worden door de ftijf hoof-
I 4 dig-i"
g,
-ocr page 137-Iii De HISTORIE van
digheid van haare eigenbaatige vervolgeren, we]-
ke mijn onverzoenbaare vijanden zijn,
Meer zeide iiij op het zelve uitkoomende.
Gij weet, mijne waarde, welke gelegenheid hij
mij gegeven had, om wel in twintig voorbeelden
de befchuldiginge tegen hem om te keeren, Ik
ipaarde hem niet.
Ieder van deeze Hukken, zeiïïe ik (na dat
ik ze bad opgeteld) overtuigt mij wel inderdaad
van uwen hoogmoed^ mijn Heer, maar niet van
uwe verdienße. Ik belijde , dat ik al zo veel
hoogmoed hebbe, als gij kunt hebben, fchoon ik
hoope dat die van eene andere zoort is, dan wel-
ken gij zo gereedlijk bekent. Dog , indien gij,
mijn Heer , in den .uwen het miiifte inmengzel
hebt van dien hoogmoed, welken men verwagten
mag, en loflijk agten, in eenen man van uwe ge-
boorte , verwantfchap , en middelen, zal ik mij
onderwinden om te zeggen , dat gij eer zoudt
wenfchen om hetgeen gij mijnen hoogmoed noemt
aan te kweeken , dan of hetzelve te onderdruk-
ken , of te klaagen dat ik het bezitte. Het is dee-
ze mijne bekende hoogmoed, ging ik voort, die
mij beweegt, mijn Heer, om u te zeggen, dat ik
het beneden mij agte te ontveinzen, welke mijne
beweegredenen geweefl: zijn, waarom ik voor ee-
nige dagen mij onthouden hebbe van alle geiprek
met u , of bezoek van den Hr. Mennell, welke
ons zouden brengen op itukken, waarover ik mij
niet bepaalen konde , voor dat ik bcfcheid kreeg
van mijnen Oom Harlowe ; welken ik bekenne,
dat ik hebbe laaten polfen , of hij mjj met zijne
vporipraak geliefde te begiinftigen, om eene Ver-
zoe-
mm
mÊÊÊÊÊk
-ocr page 138-Juffer CLARISSA HARLOWE. 153 f
zoeninge voor mij te verwerven met mijne Vrien-
den , op zulke voorwaarden , als ik| had laaten
voorftellen.
Ik weete niet, zeide hij, en vermoede dat ik
niet moet beftaen te vraagen , welke deeze voor-
waarden waaren. Dog ik kan maar al te wel
naar dezelve giiTen; en dat ik 'er vooraf aan ilond
te worden opgeofferd. Dog gij moet mij vrijheid
gunnen van te zeggen, Madam , Dat hoe zeer ik
mij ook verwondere over de edelheid van uwe ge-
dagten in het algemeen en in 't bijzonder over
dien loflijken hoogmoed , van welken gij gefpro-
ken hebt j Ik wel wenfchte, dat ik u kon prijzen
over zulk eene eenpaarigheid indenzelven, wel-
ke u even zeer verhoogd had boven alle onderwer-
pinge aan onverzoenbaare en onredelijke zielen
(ik hoope zonder aanftoot te mogen zeggen, dat
die van uwen Broeder en Zufter zodanig zijn} als
zij u boven alle gunil en toegeeyendheid jegens
mij gefteld heeft.
Bligt en Natuure^ mijn Heer, eifchen die
Onderwerpingen van mij , van welke gij fpreekc:
Daar is een Vader, daar is eene Moeder, daar
zijn Oomen in het een geval, om die Onderwer-
pingen te billijken en te vorderen —-—■ Wat,
bidde ik, mijn Heer, kan worden aangedrongen
voor ά^-Toegeevendheid ^ zo als gij die noemt?
-Zult gij zeggen , dat uwe verdienilen,
het zij ten aanzien van hen ^ of van mijzehe,
zulks vereifcheni'
Moet d't nog gezegd worden. Madam, na
de vervolgingen van die nabeftaenden ! Na al het-
geen gij geleeden hebe! Na hetgeen gij mij hebt
I 5 doen
a^Si
138 . De HISTORIE van
doen Hoopen! Laate ik u, mijn aUeriieftl Schep^^el,
eens vraagen (wij hebben van hoogmoed gcfproo-
ken) Van welke zoorc zijn hoogmoed zijn moed,
die genegenheid en voorkeuze gewiiiig kan ont-
beeren/in de Lady, welke hij aanbidc ? -
Hoedanig moeil die Liefde zijn -
Liefde , mijn Heer! wie praat van Liefde ?
Was Verdienße niec de zaak, waarvan
wij fpreeken.^ - Hebbe ik ooit betuigd, dat
ik van u betuigingen van eene harcftogt van die
natuure vereifchte! - Dog daar is geen einde
aan deeze redentwiften; daar elk zo onfchuldig,
elk zo met zigzelve ingenomen is -
Ik agte mijzelven nies: onfchuidig, Madam:
-Maar-
I
Maar wat, mijn Heer! - Wilt gij altoos
met mij kibbelen, als of gij een kind waart? -
Naar bewimpelingen zoekende, cn beloften doen-
<je? --Belofcen van wat, mijn Heer? Van in
coekoomende die man te zijn, welke een edelman
zig moet fchaamen dat hij niet is? - Van een
man te zijn -
Coede God! viel hij 'er tuiichen in, met op-
geheven oogen, indien gij dus gelbeng wilt zijn —
Wel, wel, mijn lieer, [met ongeduld] ik
hebbe alleen maar aan te merken, dat al dit bijiler
verfchil van gevoelens toont, hoe ongefehikt on-
ze geelkn ziju voor elkanderen---Dus laat
ons-
Laat ons wat, Madam! - Mijne ziel
zwelt in beroerten! En hij keek zo wild, dat ik al
heel veel verfchrikc wieid —— Laat ons wat^
Madam! -
Ik
I
1';
-ocr page 140-nl
Ik nam, evenwel, voor om mijzelve niet te J
begeeven- Wel, mijn Heer, laat ons beilui- .
ten om van alle becrekkinge tot elkanderen af te
zien --Ja dog, vlieg niet op --Ik ben
pen arm flaauwnioedig fchepzei in zommige din-
gen: Wliiar daar het 'er op aankoomc, wat ik ^e-
boore te zijn, of niet verdiene te ieeven, zo ik
het niet ben, hebbe ik eenen grooten, en onwin-
baaren moed, of mijne eigene meeninge bedriegt
mij --- Laaten wij befluiten, om van alle be-
trekkinge tot elkanderen af te zien, welke meer
dan burgerlijk is. Hierop kunt gij ftaat maaken;
ik zjil nooit eenigen anderen man trouwen. Ik
hebbe al genoeg gezien van uwe Sexe; ten min-
ilen van U. -Een Ongehuwd leeven zal al-
toos mijne keuze zijn. Terwijl ik u vrijheid zal
laaten om u^'^e eigene te volgen.
Onverfchilligheid, erger dan onverfchillig-
heid! zeide hij in drift --
Hem in de reden vallende —— Laat het on-
verfchilligheid zijn --- Gij hebt (naar mijn ge-
voelen ten minden) niet verdiend, dat het anders
zijn zou: Indien naar iiixi eigen gevoelen, dan
hebt gij reden (ten minden uw hoogmoed heeft
dfiin reden) om mij te haaten, om dat ik u met >
mijn oordeel verongelijke.
Liefft, allerliefil: fchepzei! mijne hand vin-,
niglijk grijpende, laate ik u fmeeken om dog een-
paar iglljk edel te zijti! Burgerlijke, betrekkin -
gen, Madam-Burgerlijke betrekkingen I —
Kunt gij verwagten, zulk eene hartftogt als de
mijne binnen zo naauwe paaien te bedwingen !
Zulk eene hartftogt als de uwe, mijn Hr. Lo-
ve-
-ocr page 141-ι4θ De HISTORIE van
velace, verdient bedwongen en bepaald te wor-
den. Het is of die hartilogt niet, voor welke gij
ze houdt, of ik houde ze 'er niet voor. Iktwijffe-
le of uwe ziel wel bekwaam is, om zo bedwon-
gen en zo uitgebreid te worden, als noodig is óm
ze zodanig te maaken, als ik haar wenfche te zijn.
Hef vrij uwe handen en uwe oogen op, mijn Heer,
in ftilzwijgende verwonderinge, zo het u belieft:
Maar wat doet dog die verwonderinge blijken,
waarvan overtuigt zij mij, dan dat wij niet geboo-
ren zijn voor eikanderen ?
Bij mijne ziel, zeide hij, en hij kneep mijne
hand met eene heftigheid die haar zeer deed, wij
zijn voor eikanderen gebooren: Gij moet de mij-
ne zijn --Gij zult de mijne zijn [en hij floeg
zijnen anderen arm om mij heen] al/choon het mij
mijne verdoemenis zou koilen !
Jk wierd nog meer met fchrik bevangen--
Laate ik van u weggaen, mijn Hr. Lovelace, zei-
de ik, of verlaat gij mij. Moet de hartftogt, waar-
op gij pocht, op zulk eene aanilootlijke wijze be-
toond worden ?
Gij moet niet gaen, Madam! - Gij moet
mij niet in toorn verhaten --
Ik wil wederkoomen--Ik wil wederkoo-
men -Als gij minder geweldig --minder
aanilootlijk kunt zijn.
En hij liet mij gaen.
De man verfchrikte mij geheel en al; zo zeer,
dat toen ik in mijne kamer kwam, ik vond dat
eene fchielijke vloed van traanen mij eene groote
verligtinge gaf.
Binnen een half uur zond hij een klein brief-
je,
v ...........
-ocr page 142-Juffer CLARISSA HARLOWE. 153 f
je, zijn leedweezen te kennen geevende over de
heftigheid van zijn gedrag, en fmeekende om mij
te mogen zien.
Ik kwam. Om dat ik mijzelve niec helpen
kende, ging ik naar hem toe.
Hij j was vol van zijne verfchooningen.--
O mijne waarde, wat zoudt gij, gij zelfj doen
met zulken liian als deezen; en in mijne omftan-
digheden f
Het was hem nu heel wdmogelijk, zeide hg,
de werkingen na té gaen van de beginzelen eener
raaz^nije. Wat hem belangde, hij was bijna uit-
zinnig. De geheele voorleedene week zo te lij-
den , als hij geleeden had; en nü alleen van Bur^
gerlijke betrekkingen re fpreeken , daar hij ge-
hoopt had van de edelheid van mijn gemoed--
Hoop wat gij wik, viel ik 'er tuflchen in;
ik moet het uithouden, dat onze geeften in gee-
nen deele voor eikanderen gefchikt zijn. Gij hebt
mij in zwaarigheden gebragt. Ik ben verlaaten
van alle mijne vrienden, behalven Juffer Howe.
Mijne waare gedagten wil ik niet verbergen ——
Het is tegen mijn dank, dat ik moet veelen de
beveiliginge voor eens Broeders aanflagen, welke
Juffer Ho We nog niet denkt over te zijn, verfchul-
digd te zijn aan U, die mij in deeze engten ge-
bragt hebt: Niet met mijne eigene bewilliginge
mij in dezelve gebragt hebt; houd dat wel in ge-
dagten -
Ik boude dat wel in gedagten, Madam! —
Hoe kan ik hei: vergeeten, daar het mij zo dikwijls
erinnerd word ? --
Nogthani vïil ik u deeze beveiliginge} wel
ver-
•i
142 De HISTORIE van
verfchuldigd zijn, zo hec noodig zij, iti die einzi-
ge hoope, dat gij eer ongelukken zult mijdan dan
zoeken, indien ik verder worde nagefpoord. Maar
wat belet u mij te verlaacen i" - Kan ik niet
aan u zenden ? De Weduw Fretchville , blijkt 't
klaar, weet niet wat zij zelve wil: De luiden hier
worden inderdaad wel van dag tot dag beleefder
jegens mij: Dog ik zoude liever een logement
hebben, 't welk meer met mijne omilandighedeni
overeenkwam. Ik weete zelve beft, wat mij in
dezelve vlijt, en ben niet van zins om aan iemand
verpligtinge te hebben. Indien gij mij verlaat,
zal ik heimelijk verhuizen naar een of ander dei
nabuurige dorpen, en daar met geduld de over-
koomit van Mijn Neef Morden afwagten.
Ik vermoede, Madam, antwoordde hij, uic
hetgeen gij gezegd hebt, dat uw aanzoek op Har-
Jowe Plaatze geen goeden uitilag gehad heeft:
Weshalven ik hoope, dat gij mij nu verlof zult
geeven, om gewag te maaken van voorwaarden in
den trant van een Huwelijks-contraft , welke ik
lang van zins geweeil ben aan u voor te ftellen, en
hetgeen ik tot nu toe hebbende uitgeileld, door
toevallen welke van mij niet voorckwainen, zo w. s
ik van gedagtcn om u daartoe ran te dringen, op
het oogenbUk dat gij in u%v nieim huis zoudt
treeden; en als gij u voor het uitwendige zo on-
af bangelijk zoudt vinden, ais gij Inderdaad zijt.
Laat mij toe, Madam, deeze zaaken aan u voor te
draagen - Niet in de verwagtinge van een
onmiddelijk antwoord; maar ter uwer overwee-
ginge.
Was beteuteringe, vergezeld met een gloeijend
blüü-
iiÊiüL·
Juffer CLARISSA JHARLOWE. ,43
bloozen, dat ik zelve wel gevoelde, en een neer-
geflagen oog, niet meer dan genoeg aanmoedigin-
g.!? En egter gelieft gij in agt te neemen (gelijk ik
doe als ik mij nu bedenke) dat hij geen grooten
fpoed maakte om op eenen vallenZ)^,^ te dringen;
nademaal hij geen gedagten had om Huwelijks-
voorwaarden voor te {lellen, voor dat ik in mijn
nieuw huis gekoomen vi^as; en ftu, met zo groote
heusheid mij bejegenende, verzogt hij verlof om
zijne Voorwaarden voor te draagen, niet in ver-
wagtinge van een onmiddelijk anpi^oord; maar
ter mijner overweeginge alleen. -- Nog-
thans, mijne waarde, was uw raad op dien tijd
te veel voor mijne gedagten. Ik ftond beteuterd.
Hij drong in op mijn ftilzwijgen. Hij wilde
God tot gemige roepen van de regtmaatigheid, ja
van de edelmoedigheid zijner oogmerken jegens
mij, indien ik zo goed wiide zijn om te hooren,
wat hij aangaende Huwelijks-voorwaarden , aan
mij had voor te ftellen.
Kon de man niet op het onderwerp gevallen
zijn zonder deeze omhaalen? Menig een ftuk,
weet gij, vjordt geweigerd , en behoort gewei-
gerd te worden, indien men verlof vraagt om
het voor te ftellen^ en als het eeiis geweigerd is,
moet men eers-halven bij de weigeringe blijven
•-Daar, waare het iemand onverhoeds
gefcbooven, om zo te fpreeken, het mogelijk nar
dere overweeginge verdiend zoude hebben. In-
dien zulk een man als de Hr. Lovelace dit niec
weet, wie zoude het dan vveeten?
Dog hij icheen het genoeg te agten, dat hij
mij om verlof gevraagd had om zijne Huwelijks-
voor-
-ocr page 145-144 OB HiSTORIE vMi
Voorwaarden voor te ftellen. Hij nam mijn ίΐίί-
zwijgen niet tot zijn voordeel, gelijk ik onderftelle
dat mannen, al zo zedig als de Hr Lo vel ace, in
gelijken gevalle zouden gedaen hebben: Nogthans
mij zeer vrijpoftig in het gezigt Haarende, en mijn
antwoord fchijnende te verwagteti, dagt ik mij
verpligt om aan het onderwerp een ruimer zwaai]
te geeven, op dat ik mijzelve de öngeneugté moge
beipaaren van al te gereed te fchijnen met mijne in-
williginge, na zulk eene koelheid als 'er tuiTchen
ons geweeft was; en egter wilde ik ook wel (in
gevolge van uwen raad) de noodzaakeiijkheid ver-
mijden van hem zo af te zetten, dat het ons mo-
gelijk weder in de war gebragt zou hebben. · '
Wreede noodzaakeiijkheid van tot zulk eene engte
gebragt te zijn!
Gij fpreekt van Edelmoedigheid, mijn Hr.
Lovelace, zelde ik, en gij fpreekt van Regtmaa-
tigheid; zonder miflchien de kragt der woorden
wel overwoogen te hebben, in den zin in welken
gij ze bij deezÊ gelegfenheid gebruikt.- Laare
ik u eens zeggeri wat Edelmoedigheid zij in den
zin, waarin ik het woord verftae - WAARE
EDELMOEDIGHÊID is niet bepaald aan geld-
zaaken: Het is meer dan welleevendheid: Het is
meer dan goede trouw: Het is meer dan eerelijk-
heid: Het is meer dan regtvaardigheid : Nade-
maal deeze alle maar verfchuldigde pligcen zijn, en
waarvan een braaf gemoed zig nooit ontflaen kan.
Maar WAARE EDELMOEDIGHEID is eene
Grootheid van Ziel. Zij noopt ons aan om meer
te doen aan onze medefchepzelen, dan ilriktlijk van
ons geeifcht kan worden. Zij verpligt ons om ons
te
mÊSirn^ II II •„H.i^nT-irf-nitnfcaMi^^a
-ocr page 146-Juffer CLARISSA HAREOWË. )4f
te haaiten ter hulpe van een voorwerp, die hulpa
noodig heeft; de hoope zelf of verwagtinge van
zulk eenen voorkoomende. Edelmoedigheid, mijn
Heer, zal zekerlijk niet toelaaten dat een braaf"
gemoed twijffele aan de eerelijkheid en goedgun-
iligheid van haare oogmerken: Veel min zal ze zig
vrijheid gunnen om iemand aaniloot te geeven, oi'
te beleedigen; en minft van alle* een perfoon^
die door tegenfpoed, ongeluk, of toeval, ondei
haare befGherminge- geworpen is»
Welk eene gelegenheid had hij om zijiie oog-*
merken te zuiveren^ waare hij daartoe gezind ge^
weeft, uit het laatße gedeelte vin deeze rer fiiee-
de koomende aanmerkinge! -Dog hij viel op
het eerß^^ en bleef daaraan hangen.
Wonderbaarlijk fraaij befchreeven ! zeide hij
■■■■■ - ■ Maar wie, Madam, kan op deczen voet
m
gezegd worden edelmoedig jegens u te zijn ?
Uwe Ëdelmoedigbéid roepe ik aan j terwijl Regt»
vaardigheid^ gelijk het mijne eenige verdienile
zijn moet j mijn doel zal zijn» Nooit was 'er cene
Vrouw van zulke iijne en kiefche gedagr.en!
Het is eene biaam tegen uzelve, mijn Heer ^
en tegen het gezelfohap hetwelk gij gehouden hebt ^
indien gij van gedagten zijt, dat deeze denkbeel-
den of lijn of kiefch zijn* Duizenden van mijne
Sexe zijn kiéfche'r dan ik; want zij Zouden het
doolpad wel vermijd hebben, waartoe ik onver-
hoeds getrokken ben : Terwijl de gevolgen van
die verralïïnge mij onder de droevige noodzaakelijk-
heid gebragt hebben van aan eenen man, die geen
kiesheid genoeg heeft om die gedeelten van bef
%'rou'welijk charter in aanmerkinge te tieemen ,,
IV. Ded. Κ ^d'
^6 De HISTORIE VAN .
vselke äeszclfs glorij en Ooortrejfeli^khei-duitmacU
ken, tc moeten zeggen^ wac Waare Edelmoedig-
heid zij.
Zijne GodHjke vermaanftef, noemde hij
Hij zou zijn beil doen, om zijne zeden (gelijk hij
dikwijls beloofd had) naar mijn voorbeeld te vor-
men. Düii; hij hoopce, dac ik hem nu zou coelaa-
ten korclijk ineldinge te doen van de Regtvaar-
itgheld^ welke hij had voorgenomen jegens mij te i
ocilenen , io de voorwaarden van het Huwelijks-
contraft; een onderwerp , over hetwelk, al voor
(kezen tijd ^ zo gevoegelijk ge weeft waare te
ipreeken; en over hetwelk hij al voor lang zou ge-
Iproken hebben , hadde mijn menigvuldig mis-
noegen \_AIïoos is het mijne jchuld^ mijne ivaar-
de Γ] hem de gelegenheid niet benomen, om wel-
ke hij dikwijls gewenfcht had : Maar nu hij hec
gewaagd had om deeze aan te grijpen, zoude geen
uiieidinge liem verhinderen van daarmede zijn voor-
deel te doen.
Ik ben juiil nu niet leevendig genoeg van
geefl, mijn Heer, om mijne aandagt op zulke ge-
wigtige Ihikken te velligen. Hergeen gij gezind
zijt iian mij voor te d.aagen, fchrijfdat aan mij:
Kn dan zal ik zien, wat Antwoord ik daarop te
geeven hebbe. Een ding alleen moet ik u in ge-
dagten brengen, dat zo gij eenig onderwerp moge
aanroeren , hetwelk mijnen Vader eenigzins^ be-
treft, ik uit uwe behandeiinge van den Vader zat
oordeelen, wat agtinge gij hebt voor de Dogter.
Hij keek als of hij liever verkiezen zou te
fpreeken dan te fchrijvcn: Dog zo hij ά^ι gezegd
had, ^oude ik hem eene geibeugc draaij gegeven
heb-
-ocr page 148-JuFFEu CLARÏSSA HARLOWÉ. i^f
hebben ; gelijk hij mogdijk aan mijn gezigt kbii
zien;
Dus ftaen nu de zaaken met óns: Eéné zooié
Van Kalmte , gelijk ik zeide , gevolgd op eeneii
Storm- Wat vervolgens koomen zal ^ of een
Storm of eene Kalmte ^ wié kan dat zeggen ^ met
zodanigen geeft, als wraarmede ik te doen hebbet
Dog laat dat zijn wat het wil, ik dénke ^
mijne waarde, dat ik 'er op geen laage wijze bert
afgekoomen: En dat is eene groote zaak bij mij ^
en welke ik weete dat gij met blijdfchap lioorèti
zult: Al waare het alleen maar, dat ik deezeri
man kan zien zonder eenige vermindering^ vari
die waardigheid £Wat ander woord kan ik gebrui-
ken , van mijzehe fpreekende, hetwelk hetadmß-
Ujkheid, en geen laatdunkendheid betekent
welke zo noödzaakelijk is om mij in ftaat te {tei-
len van mijne oogen op te flaen, of liever de oo-.
gen der zkk^ mag ik zeggen , neer te flaen o^
eenen man van deezcs mans alloij^
Schoon de omftandighedén zig zo hebben toë-
gedrngen ^ dat ik uwen raad niet volgen kondé
ten opzigt van wijze om mëc hem te handelen;
daardoor egter hebt gij mij zo veel moed gege-
ven, dat het mij in ftaat gefield heeft ora de zaa-
ken tot die punt Cé brengen 5 als mede eén vail
bciluit doen iieemen om heni niet te verlaatén i
Hetwelk ik van te voóreti gedagten had van t<
doen, het mögt ioopen zo het wilde; Of ik, als
he: op het Huk aankwam, zo g«daen hebben ^
Κ ' of
-ocr page 149-ί4§ De HISTORIE van
of niet, kan ik niet zeg;geti, nademaal dit dan vati
zijn gedrag op dien tijd zoude hebben afgeban*
gen.
Dog zijn gedrag moge zijn zo als het wil, ik
vreeze (met u) dat zo 'er eindelijk iets gebeuren
mögt hetwelk mij verpligtede hem te verlasten, ik
mijnen toeiland in het oog der wereld niet verbe-
teren zal; maar het tegendeel. En nogthans wil
ik mij niet met onwaardigheid van hem laaten be-
handelen , terwijl ik nog eenige raagt hebbe om ^
mijzelve te helpen.
Gij befchiïldigt mij, mijne waarde, van ver-
fcheidene gelegenlïeden te hebben voor bij-ge-
fchaamä^ gelijk gij het uitdrukt, van te worden —
Wat te worden, mijne waarde ? —^- Wel, de
Vrouw van een Ligtmib : En wat een Ligtmis en·
zijne Vrouw zijn, berigt ons de Brief van mijnen
Neef Morden. -- Loate ik u hier , eens voor
al, gat η reken fchap geevenvan de beweegredenen
tor mijn gedrag jegens deezen man, en van de be-
ginzelen waarop ik ben te werk gegaen , zo als
die bij een naaukeurig onderzoek van mijzelve mi|
voorkoomen.
Gelief mij dan dc vrijheid te gunnen van te
denken, dat mijne bevv-eegredenen , bij deeze ge-
legenheid , niet geheel en al ontftaen urt maagde-
lijke kiesheid; nog ook uit den fchroom van het-
geen mijn tegenwoordige pijniger , en toekoo-
mende man moge denken van eene verhaafte in-
williginge , op zulk een nijshaagelijk gedrag als
het zijne: Maar zij ontftaen voornaamlijk uit het-
geen zig aan mijn eigen hart voordoet; terwijl
het, gelijk ik zeggen mag, zijue eigene regtheid,
zijn
it
Juffer CLARISSA HARLOWE. · 149
zijn eigen oordeel van het Betaamtlijke en het
Onbetaamelijke in agt neemt; zo als ik, zonder
gezogte voorwendzels, mijzelve zou kunnen ver-
antwoorden bij mijzelve, in de eerße plaatze; voor
hem y en voor de wereld^ in ^Q-fweede flegts.
Beginzels, die in mijne ziele leggen; welke ik daar
vond; ongetwijffeld , ingeplant van den eerften
gunftrijken Planter: Welke mij derhalven aandrij-
ven , gelijk ik zeggen mag, om volgens dezelve
te werk te gaen, op dat ik daardoor, naar mija
beft oordeel, in ftaat moge zijn om mij in heide
Staaten (den Oi^ehuwden en den Getrouwden)
waardiglijk te gedraagen , andere mogen dan bij
mij handelen zo zij willen. ^
Ik hoope, mijne waarde , dat ik mijzelve niet
bedriege , en in plaatze van 'er mij op toe te, leg-
gen om hetgeen in mijn hart verkeerd is te regt te
brengen , ver&hooningen tragte te vinden voor
hebbeüjkhedea en bijzonderheden, welke ik niet
genegen ben om af te leggen of te overwinnen.
Het hart is zeer bedriegelijk: Leg gij, mijne waar-
Je vriendin , het mijne open [Dog immers is het
altoos voor u open!'] en fpaar mij niet, zo gij hec
beftraffelijk agt.
Deeze aanmerkinge , dagt jk gevoegelijk ,
eens voor al, gelijk ik zeide, te maaken, om u
te overtuigen, dat volgens mijn befte weeten, mij-
ne dwaalingen, zo wel in ftukken van minder, als
van grooter aanbelang , eer zullen voortkoomen
lïit gebrek van mijn Oordeel, dan van mijn Wil. ■
Ik ben, mijne waardfte vriendin,
U'-^e altms-veypllpe -
c larissa iiarlowe.
Κ 5 XX.
I
.«i'-l
i|
MiMÜ«
-ocr page 151-Ï5® Ï?E HISTORIE VAN
^ufir Clarissa Harlowe , aan Jufer
Howe.
I
jpingsdag-avond ^ den 16 van Maij\
De Hr. Lovelace heefc mij, door Dorcas, zij-
lie voorftellen gezonden, die luiden, als voJgc.
„ Om zulk eene uiterfte kiesheid te gemoet te
)( koomen , en u te gehoorzaamen , fchrijve ik:
) tj En te meer op dat gij dit papier moogt mcde-
5, deelen aan Juffer Howe, die 'er iemand van haa-
3, re vrienden over mag raadpleegen, aan welken
3, gij het bij deeze gelegenheid gevoegelijk zuk
agten das het worde toevertrouwd. Ik zegge,
„ toevertrouwd;'Om du ik y gelijk gij weet, aan
verfcheidene perfoonen hebbe te k^ennen gege-
3, ven, dat wij metterdaad getrouwd -zijn. „
5, In de eerfte pla^tze, Madam, biede ik aan
j, om u uw geheel Capitaal, als een Weduw-
, „ goed, toe te wijzen: En daarenboven zulk een
„ gedeelte van het mijne in Lancashire onder'het
. 3, beftier van Bezorgeren te Hellen, welk zuiver
3, vierhonderd ponden 's jaars zal opbrengen, om
. 3, bij vierendeelen 's jaars tot uw eigen en afzon-
derlijk gebruik alleen betaald te worden. „
„ Mijn eigen Capitaal is zuiver, niet in
5, naam , 20g0. 1. in een jaar. Lord M. heeft
3, voor om mij het bezit te geeven of van Dat
ËSMÉ
-ocr page 152-Goed, 'c welk hij in Lancashire heeft. [Waarop
ik, in 't voorbijgaen, denke beter rege ce heb-
ben , dan hijzeive] of hetgeên wij Het Jagt-
vßld noemen in Hertfordshire, op mijnen trouw-
dag met eene Lady » voor welke hij zo uitilee-
kende hoogagtinge heeft , of in plaatze daarvan
kan ik maar verkiezen eene zuivere rente van
1000. 1. in het jaar. „ '
„ Mijne al te groore veragtinge berispin-
ge heefc mij aan veel lailer onderworpen. Hen
zal derhalven uiet ongevoogelijk zijn u , op hec
woord van eenen edelman , te verzekeren dac
geen gedeelte van mijn Goed ooic verpand was:
En dat fchoon ik buiten 's lands zeer kofibaar
geleefd, en zwaare wifTels getrokken hebbe, de
,5 naartvolgende St. Jans-dag mij zal ontheffen van
alle fchulden , die ik in de wereld hebbe: Alle
„ mijne denkbeelden zijn niet van eene ilegtc
j, zoort. In geld-zaaken heeft men mij voor edel-
st moedig gehouden : Het zou een anderen naam
„ verdiend hebben, waare ik met cqï^ regtvaat'-
dig geweeft. „
„ Indien gij, voor zo verre uw eigen Goed
tegenwoordig in uws Vaders handen is, liever
verkieit dat u een Weduw-goed gemaakt wor·
de uit het mijne, hetwelk de waardij van her u-
we evenaare, het moge zijn wat hec wil, dac
zal gefchieden. Ik zal Lord M. beweegen, om
aan u te fchrijven, wat hij voorheeft te doen bij
deeze gelukkige gelegenheid : Niet dat gij zulks
begeert of vervvagt, maar om re toonen, dac
„ men geen oogmerk heefc om voordeel te deen
Κ 4 „ mee.
»5
ιηχ De HISTORIE van
,, met den toeftand, waarin gij zijtmet uwe eige-
,, ne familie. .
,, Om de Beminde Dogter te toonen, welke
5, agtinge ik voor haar hebbe, wil ik toeftaen, dat
zijde voorwaarden zal voorfchrijven, waarop men
j>
j>
39
3>
tt
>3
5>
3, zal overeenkoomen ten aanzien van de groote
fommen , welke uit haars Grootvaders Goed
5, herkoomilig , in haars Vaders handen moeten
,, zijn. Ik twijifele niet, of hij zal wel genoopt
worden om groote eifchen op u te doen. Die
„ alle in te willigen zal in uwe magt ftaen, om
j, uws eigenen vreedes wille. En het overfchot
„ zal in uwe handen betaald worden , en geheel
onder uw bewind zijn, als een fonds ter goed-
9> maakinge van die liefderijke gaaven, over wel-
3, jke ik u zo zeer hebbe hooren roemen htiiten
f, uwe familie ; en om welke u ü? dezelve zp
3, groote fmaad is toegedreeven.
Wat kleederen , juweelen , en diergelijk?
aangaet, tegen den tijd dat gij verkiezen zult
„ in het openbaar te verfchijnen, ik zal 'er mijne
5, eere in Hellen , dat gij de zodanige daarvan,
„ welke met beider rang overeenkoomen , niet
,, zult verfchuldigd zijn aan den geencn, die de
domme zotheid gehad hebben van eene Dogrer
te verilooten , welke zij niet verdienden. Gij
moet mij verichoonen, Madam: Gij zoudt aan
5, mijne opregtlieid in het overige mogen wantrou-
wen , konde ik van deeze menfchen met min-
der fcherpheid fpreeken , fchoon zij zo na met
u vermaagfchapt zijn.
Dceze , Madam , zijn mijne voorilngen,
Ζή zijn zodanige als ik iikoos voorhad te doen ,
als
5>
i^i·'····
-ocr page 154-Juffer CLARISSA HARLOWE. 153
,, als gij mij maar wildet toelaaten over het ge-
neuglijk onderwerp te handelen. Dog gij
hadt zulk een vail bepaald befluit om alle mid-
delen te beproeven ter verzoeninge van uzelve
met uwe nabeftaenden, zelf door mij volftrekt-
lijk voor altoos te laaten loopen, dat gij ge-
fcheenen hebt te oordeelen, dat het niet meer
dan regt was mij van u af te houden, tot dat
,, de uickoomll gezien kon worden van die boven-
,, drijvende hoope in u. Die heeft men nu ge-
„ zien ! --- En fchoon ik wel gereed ge-
yy weeß ben , en miiTchien nog ben, om te klaa-
„ gen over het ontbeeren van die voorkeuze,
„ welke ik wenfchte van u a's Juifer Clarifla Har-
j, lowe te genieten , nogthans ben ik verzekerd,
,, dat ik als de man van Mevr. Lovelace, gereeder
, zal zijn om u te aanbidden dan te befchuldigen
5, over de weeën, wdke gij een hart hebt aange-
„ daen , aan welks edelmoedigheid , of liever
,, regtvaardigheid, mijne onverzoenbaare vijan-
„ den u hebben doen twijlFelen: En dit nog te ^
gereeder, dewijl ik overtuigd ben , dat die
vreeën nooit van eene zo edele ziel zouden zijn
veroorzaakt, waare -de twijftelingc niet gevoed
(miilchien met een al te grooten fchijn van re-
den) ; ei^ dewijl ik hoope, dat ik naderhand
„ zal gewaap worden, dat op het oogenblik ais de
twijffeiinge zal zijn te boven gekoomen, de on-
verfchilligiieid zal ophouden.
„ Ik zal 'er alleen bijvoegen, dat zo ik iets
5, hebbe overgeilagen, het welk u verder voldoe-
„ ninge zou gegeven hebben ; of indien de bo-
j, ve^itaende voorwaarden niet zo verre gaen dan
^ 5 » gij
I
5»
^ \ 1
h ■
jï
jj
' De HÏSTORIE van
gij wel zoude wcnichen ^ liet u behaagen mag
dezelve te vervullen zo als het u zal goed dun-
ken. En als ik uw welbehaagen weece, zal ik
aanftonds beveelen , dac 'er artikels daarmede
overeenkoomende onnvorpen worden ; op dac
'er niets oncbreeke , hetwelk in mijne magt is ,
3, om u gelukkig te maaken.
„ Nu zult gij kunnen oordeelen, allerlieffte
5, Madam , hoe verre al het overige van uzelve af-
„ hangt. „
Gij ziet, mijne waarde, wat hi] aanbiedt.
Gij ziet dac het gantfchlijk mijne fchiild is, dat hij
al voorheen deeze aanbiedingen niet gedaen heeft.
Ik ben een wonderlijk Schepzel! -ίη ieder
ßuky en bij iedereen te befchuldigen; en egter
nog op dien tijd iets kwaads in den zin te hebben ,
nog te weeten dat het kwaad is voor dat het te
laat, of zo nabij te laat is, dut ik alle kiesheid,
waarvan hij fpreekt, moet laat-en vaaren, ora mij-
ne fout goed te maaken !
Ik zal nu oordeelen, hoe verre al het overi-
ge van mijzelve afhangt! Zo koel befluit hij zul-
ke heete, en over het geheel genomen, onberis-
pelijke voorflagen ! Zoudt gij niet, onder het lee-
zen, onderileld hebben dat het papier zou befloo-
ten worden met het ernrtigil: verzoek om een Dag
te noemen?--- Ik bekenne, ik mis zo fterk in
die verv/agtinge, uit het voorafgellelde natuure-
Ujk^ gelijk ik zeggen mag, voortfpruitende, dac
ik zonder naar reden van misnoegen te zoeken y
niec kon nalaaten, toen ik aan het llot kwam, van
misnoegd te zijn.
Dog gij zegt, daar is geen helpen aan. Ik
J»
ί»
3J
9>
5»
moet
.....■ iiii-tHAaiitfrUi
-ocr page 156-1 1
-
Juffer CLARISSA HARLOWE. 15^
moet 'er miiTchien nog al meer aan opofFeren.
Alle kiesheid moet nu bij mij uit zijn, naar het
fchijnt! - Dog dit zo zijnde, weet dee^e raan
niet hetgeen elk wijs man weet, dat voojrzigtig-
heid, en deugd, en kiesheid van gemoed in eene
vrouw ^ den man meer weezenlijke QtxQiothxQn··
gen in het oog der wereld, dan die zelve hoeda-
nigheden in hemzehen (zo zij daarvan ontbloot
zij) hem verleenen: Gelijk gebrek van dezelve in
haar hem meer oneere aandoet: Want zijn de mis-
flagen der vrouwe niet des mans fchande ? Hop
regmaatig zijne fchande, is een ander ding.
Ik zal dit papier gaen over weegen ; en 'er
een antwoord op fchrijven, zo ik daartoe in Haat
ben: Want nu, fchijnt het, hangt al bet overigs
yan ifiijzelve af.
Jufer Clarissa Harlowe^ aan Jufer
Howe.
' 1
■ Μ
Woensdag'Ogtend^ dm 17 van Maij.
De Hr. Lovelace wilde mij gilleren avond
gaarn bij zig gehad hebben. Dog dewijl ik niet
bereid was om te handelen over het onderwerp
van zijne voorflagen (mijn oogmerk zijnde om de-
zelve rijplijk te overweegen) en in zijn flot van
dezelve geen groot genoegen nam, verzogt ik ver-
, fchoond «
(
^ ΐ
r
fchoond te zijn van hem te zien voor 'smorgens;
c» te meer, alzo mèn naauwlijks op eenen be-
kwaamen tijd 's avonds van hem kan airaaken.
Diesvolgens kwamen wij omtrent zeven uuren
bij eikanderen in de Eetzaal.
Ik vinde, dat hij vol van verwagtinge was,
dat ik hem met een zeer gunftig, wie weet of
wel niet met een dankbaar, gelaat ontmoeten
zoude? En ik merkte ommiddelijk uitzijn geme-
lijk weezen, dat het hem niet weinig ontfchoot,
dar dit niet van mij gefchiedde.
Mijne waardfte Liefde, zijc gij wel? Hoe ziet
gij mij ZQ ftemmig aan? Zal uwe koelheid nooit
over gaen? Zo ik voorwaarden hebbe voorgefteld,
die in eenig opzigt uwe verwagtinge niet beant-
woorden --
Ik zeide hem, dat hij zeer bedagtzaamlijk
gewag gemaakt had van zijne voorllagen ce toonen
aan Jufer Howe; en dewijl ik fpoedig gelegen-
heid zou hebben om haar dezelve door Collins te
zenden, verzogt ik dat hij wilde uitilcüen om over
dat onderwerp te fpreeken, tot dat ik haar gevoe-
len over dezelve ontvangen had.
Goede God! - Indien 'er maar het
minfte loop-gat waarë! de minlk* gelegenheid tot
uitftel! —--—- Dog hij was bezig met een Brief
te fchrijven aan Lord M. om hem berigt te geeven
hoe hij met mij ll:ond, en kon denzelven niet op
eene zo voldoende wijze , of voor Milord , of
voor zigzelven, eindigen, dan of ik de goedheid
wilde hebben van te zeggen, of de voorwaarden,
welke hij had voorgeileld mij aangenaam waareji
of niet.
Zo
bii.
-ocr page 158-■ m
i'JüFFÄR CLARISSA HÄRLOWE. 157
Zo veel, gaf ik hem te kennen, konde ik '
Ïteggén, Dat mijn voornaam punt was vreede en , f
verzoeninge met mijne nabeftaenden. Aaiigaende s
andere ftukken, zou de edelaartigheid van zijn ei- ·
gen geeft hem wel noopen om meer voor mij te . ^
doen, dan ik zou vergen, of verwagten. Wes- ^
mögt; want dat mijn hoogile wenfch, ten aanzien
Van mijzelve, veel ligter te voldoen was,. dan hij ^
Hij vraagde mij toen, Of ik wilde toelaaten
zo verre van den gelukkigen Dag te reppen, dac
bij Lord M. verzogt om bij die gelegenheid tegen-
woordig, en mijn Vader te zijn? ,
^ader had een lieflijk en eerwaardig geluid
m zig, zeide iL ik zou blijde zijn eenen Vader
te hebben, die mij voor de zijne erkennen wilde.
Was dit niet regt uit gefproken , dunkt u,
mijne waarde? INogthans moet ik bekennen, / f
kaomt het mij eer bij herdenkinge zodanig voor,
dan dat ik het dus rondlijk op dien tijd bedoelde. ^
Want ik dagt toen, met eene zugt uit den grond /
mijns harten, aan mijn eigen Vader; bitterlijk be- ' i
droefd zijnde, dat ik eene verftooteling ben vau '
hem en van mijne Moeder.
De Hr. Lovelace, dagt mij, fcheen een wei- '
nig aangedaen; over dc'wijze waarop ik fprak, 1
en miiTchien over de droevige aanmerkinge. !
fchoon
-ocr page 159-fchoon gij gunßiglijk , en uit liefde tot mij ^
reeds zo veel droefheid mij hebt aangebragt: Dus
moet gij u niet verwonderen, dat het woord Fa-
der het hart van een kind zo gevoelig treft, het-
welk altoos onderdaanig was voor dat zij u kende,
en welker tedere jaaren de vaderlijke vleugels nog
Vereifcheni
Hij keerde zig om naar het venfter [Verheug
tl met mij, mijne waarde, nademaal ik aan herrl
fchijne overgeleverd te zijn, dat de man niet vol-
ilrektlijk zonder gevoel is!]: «Zijne ontroeringe
was zigtbaarj nogthans poogde hij die te fmqoreni
Weder tot mij nadêrende; was hij weder 'genood-
zaakt zig van mij af te keeren; Iets Engelagtigs ^
zeide hij: Dog daarop , een hart gekreegen heb-
I-ende dat zijnen wenfch meer beantwoordde j
kwam hij weder naar mij foe. - Wat hem
belangde ^ zeide hij ^ alzo Lord M. aan de podagra
onderhevig was, vreesde hij^ dat het compliment^
hetwelk hij even had voorgefteld hem te doen, in-
dien het gedaen wierd , eene ^langer draalingé
mögt te wege brengen , dan hij kon verdraagen
om aan te denken: En indien het zulks deed, zou
het hem in zijn hait fpijten dat hij het gedaen
had.
Hierop , weet gij, mijne waarde» konde ik
geen enkel woord zeggen. Maar gij zult wel
giffen, welke mijne gedagten Waaren van hergeen
hij zeide - Zo veel driftige, liefde, op dé
lippen! Zo voorzigtig, en zo pligtmaatiglijk lang-·
moedig in zijn hart jegens een nabeitaende, wel-
ken hij tot nu toe zo onpligtmaatiglijk veragt had!
r^nimi
-ocr page 160-juffer CLARISSA IÏARLOWE. 15p
Waarom, waarom ben ik zulk een man
toegeworpen, dagt ik!
Hij Hond beteuterd, als of hij in een zelf-ilrijd
waare; en na dat hij een keer of twee over de ka-
mer gedaen had, Hij was grootlijks verlegen wat
beiluit hij neenien moeft^ zeide hij, om dat hij de
eere niet had van te weecen, wanneer hij de geluk-
kiglte man ftond te worden -- Behaagde het
Gode ^ dat 'er op dat oogenblik een beÜuit over
genomen wierdi
Hij hield een ogenblik of twee ilil, met zijne
gewoone vrijpofligheid ftaarende in mijn neergefla-
gen aangezigt [Had ik toen juift, O mijne bemin-
de vriendin, nïec een Vader of eene Moeder van
nooden^ dunkt 11?]: Dog indien hij niet zo ras^
als hij wel wenfchte , mijne toeilemminge tot hec
vaft ilellen van eenen dag verkrijgen konde; in dat
gevali dagt hem, dat het compliment zo ivel aan
Lord M. gemaakt mögt voor dm als niet--
'Zie mijne ivaaräe /j Nademaal de Huwelijks-
voorwaarden in den tuifchentijd konden worden
opgeileld en in het net gebragc, hetwelk zijn on-
geduld zou te vreeden ftellen , voor Z9 verre ^er
geen tijd zou verkoren gaen.
Gij zult wel onderilellen hoe ik van deeze re-
den was aangedaen , als ik u het zaakelijke ver-
haale van hetgeen hij daarop zeide; als volgt.
■- Maar bij zijne ziel, hij wift niet, zo
zeei: hield ik mi] gcilooten, en zo veel heimelijke
meeninge lag in mijn oog, of hij ^ als hij mij het
meell hoopte te bchaagen, daarvan niet verit iif
was. Wilde ik v^el de gi>edheid hebben om te
1]
! /
1(50 De HiStORlE vapj
zeggen, Of ik zijn compjimenc aan Lord M. goed^
keurde, of niet?
De Keuze aan mij over te laaten , of de
fpoedige Dag» op welken met ernft behoorde ge-
drongen te zijn , verhaaft of verfchooven zoude
worden! --- Juffer Howe ,--ditgt ik op dat
oogenbiik, zegt, dat ik van deezen man nietmoQt
wegloopen!
Zekerlijk, mijn Hr. Lovelace, indien'ervan
deeze zaak ooit iets wordefz zal^ moet het mij
aangenaam zijn de volkoomene goedkeuringe te
hebben van den eenen kant, nademaal ik die niec
kan hebben van den anderen.
Indien Vr van deeze zaak ooit iets worden
zal\ Goede God! wat woorden zijn dit dog in
deeze tijds-omftandigheden. En de volkoomene
goedkeuringe van den eenen kant ! Waartoe dat
woord goedkeuringe ? Daar mijne geheele familie
de grooile eere ftelt, in zulk een waard fchepzel
onder haare nabeitaenden te mogen tellen?» Be-
haagde het den Hemel, mijn waardfte leeven ,
voegde hij 'er bij, dat zonder eenig menfch een
compliment te maaken, morgen de gelukkigile
dag mijns leevens zijn mögt! —- Wat zegt
gij, mijne engelin ^ Met een trillend ongeduld
het welk niet gemaakt jcheen - Wat zegt gij
van morgeit
Het was wel waarfchijnelijk , mijne waarde,
dat ik daarop veel kon zeggen, of eenen anderen
dag noemen, zo ik tot dit laatfte gezind geweeil
waare , daar hijzehe op zulk eene wijze geivag
van uitßel gemaakt had.
Ik zweeg ilil.
Den voigef7äen tiag\Midam^ zo niet mor-
# I
i ■
t
■l ■ I
geii?
Had hij rtiij tijd gegeven om te antwoorden
"ik had het niet kunnen toeilaen ^ nioogt gij wel
denken ··■■■· ■ Maar in denzèlven adeni^ ging
hij voort —^— Of dert dag die daaraan volgt ?
--En mijne beide handen in de zijne nee-
mende, keek hij mij ftijf aan half tot befchaamens
toe -— Zoudt gij wel geduld jegens hem gehad
hebben,'mijne waarde? ^ i
Neen, neen V zeide ik, zo bezadigd als mo-
gelijk was^ gij kunt niet denken, dat ik mij ver-
beelden zoude dat ^er reden kan zijn voor zo veel
haaft. Het 2al aangenaam!]: zijn, zekerlijk , vooi
Milord, dat hij 'er bij tegenwoordig ziji ^
Ik ben geheel gehoorzaam en aan uw welbe-
haagen overgegeven, antwoordde de fchobbejak^ 1
inet een zelf-pluimflrijkend weezen, als of hij be-
ten voQxi[Q\ door mij gedaefi^ en éioot -r|
mij infchikkelijkiieid te bewijzen zlgzehen groot- i :
lijks verlochend had. ' [
Is het niet duidelijk , mijrtë waaidé ^ dat hij (
een oogmerk heeft om mij ce plaagen en cc kwel-
len ? Trotfe^ hoeWel laäge, en dwaa^e man, in-
dien het zo is! ---— Dog gij zegt, alle Pö/;;« ] V
ri//e is nu met mij uir. Waarom , waarom , wil
hij zig dog moeite geeven om eeii hart in Ageer- ■ i
lloudinge iig te doen bewinden , hetwelk alleen ! S
wenfcht, en dat zo Wel om zijnentwille als om mij^ ]
nentwille, een behoorelijk in agt te neo ; /
De Zedigheid, denke ik, vorderde van mi}^ · |
dat het zo afliep als hij het had ingelkld: Deed ze
IV. DeeL L niett
De HISTORIE van '"'
IJl I . I .. , I
niet? —
Hemel. -
j Dog wanneer hij zigzelven jWilde beloond
hebben , geiijk hij het voorheen genoemd had ,
voor deeze bij hemzelven gewaande toegeevend-
heid, met eene kus, iliet ik hem van mij af met
eene regcmaatige en zeer opregte veröntwaardi-
ginge.
Hij fcheen gemelijk en verwonderd, beide^ als
iemand die de aängenaamfte voorflagen en inwil-
ligingen gedaen had, en dagt dat zij ondankbaar-
lijk beantwoord wierden. Hij zeide duidelijk, vaii
gedagten te zijn dat onze toeiland hem regt gaf
tot zulk eene onnozele vrijheid: En het ftrekte hem
tot veibaazinge zo wel |als fmerte, dat hij dus
fmaadlijk wierd weg geftooten.
Geen antwoord kon van mij over zulk eeii
onderwerp gegeven worden. Ik maakte mij ij-
lings van hem af. Ik brenge mij te binnen, dat
zo als ik een der fpiegelen voorbij liep, ik hem
zijn vuift in granifehap zag brengen aan zijn voor-
hoofd: De woorden, OnverfchilHgheid^ bij zijne
ziel^ naaß koonmide aan haat ^ hoorde ik hem
fpreeken: En iets meldde hij dat van Ijs was; ik
hoorde niet war.
Of hij voorheeft om te fchrijven aan'Milord,
of aan Juifer Montague , kan ik niet zeggen.
Maar voor zo verre alle kiesheid nu bij mij be-
hoort over te zijn·, ben ik miffchien te^befchuldi-
gen dat ik ze verwagt van eenen man, die moge-
lijk niet weet wat ze is. Zo hij dat niet weet,
en egter zigzelyen ^eer well^evend agt, en niet
Uv.'
Ik denke van ja. Behaagde hét déri
—maar:wat betekent Wenfchen ?
sï
^iiffiiiÄ^:···;
mÈim
MmÊM
■iäBliü
---».-.WA
Juffer CLARISSÄ HARLOWË. Ï^^
Voórhéefc anders te worden, dan b6n ik eer te be"*
kiaagen dan hij -te befchuldigen is.
En hoe het ook zij, nademaal ik hem moet nee-
men zoals ik hemvinde,zoik: Dat is te zeg-
gen , als èeh man zo groots en ^o gewend aan
toejüichingè, dät hij van geen inwendig gebrek
bewuft zijnde, geen moeite genomen heeft oni
ineèr dan zip uiterlijke té beföhaaven ί En voor zo
verre zijne voorilellen boven mijne verwagtingetx
loopen; en hij, naar zijn eigen gevoelen ^ al vrij,
wat van mij te ώ-aagen heeft; zo w?7 ik (zo geert
nieuwe aanftoot -het verhindere) gaen zitten od
op dezelve te antwoorden: ——- En, zo het
mogelijk zij ^ mee bewoordingen op welke hij zo'
weinig kan te zeggen hebben, als ik hebbe op de
zijne.
Dog èvenwél, ziet gij niét , mijne waardè^
meer en meer, hoe kwaalijk onze gemoederen bij
èlkanderen paiTen,
Dog cgter, ben ik bereid om mijne rchuld
te boeten, door af te ftaen (indien dat alle mijne
ftrafte zijn mag) van de verwagtinge van al wac
voor geluk gcagt wordt in dit leèven, met ziilken
inan als ik vreeze dat hij worden zal. I^ortom, ik
zal mij vergenoegen met eene lijdende per Joon tiè
zijn in den Egten-ftaat rot aan het einde van mijd
lèeven.' ——— Eiing kan hét niet zijn? —;
Dit mag hem bekwaam maakeh (gelijk het kart
uitvallen) door de prikkels der confbièntié vvegcns
kwaad gedrag omtrent eene eer ft é vróuw, om eert
draagelijker man ré worden voor^ eene t'weecie^
fchoon miiTchien van geen meer vérdienile zijnde :
Terwijl mijne gebeurtenis; voor alle i diè dczelvÊ
.L· ï - '
-ocr page 165-r
löf^ De historie vapi
zullen té vveeten koomen , deeze leiTen J^al uitle-
veren : Dat het oog een verraader is, en altoos
behoort 7iiißrodiX}d te worden: Dat de gedaante
l'edriegelijk is: Met andere woorden, Dat eene
fraatje lighaamsgeßalte zelden gepaard gaet met
een fraaij gemoed: Υλ\. dat gezonde heginzels^ tn
een goed hart, de eenige Grondflagen zijn^
waarop de hoope van een toekoomend geluk, het
zij ten aanzien van deeze ^ of van de\ andere wd-
reld^ kan gehowwd worden.
J^n dus veel voor tegenwoordig wat aangaet
des Hren. Lovelaces voorflagen : Over welke ik
uw gevoelen verzoeke (a).
Vier
(a) Wij kunnen niet naiaiten hier ter plaatzc aan te ifttr-
kcii i dac dc Lady hijzondctlijk berispt is , zelf vanzoramtgc
van haare eigene Sexe over al te groote vïeshzid in haar aan-
deel van de boveugemeldc onderliaodelingen. Dog dic moec
zekerlijk outibcii uit gebrek van oplettendheid op de omftan-
dighedm waarin zij was, en op haar charatlcr za wel, als
op het charaäer "jm den 7nan met welken zij te doen had:
Wanc fchoon zij niet nndcrfteld kon worden zo veel te wee-
ten van zijne oogmerken, dan de Lecicr weet door middci
van zijue Brieven aan belford j nogthans was zij maar al te
wel overtuigd vau zijne flcgie zeden, en van de noodzaake-
Itjkheid die 'er, wegens zijn geheel gedrag jegens haar» was
cm zulk een iiikruiper·, geüjK zij hem menigmaal noemt»
van zig af te honden. lu den xxix. Ikicf van het 1Π. Deel»
zal de Leezer zien, dat zij bij eenige gLinftige verfchijnzels
zigzelve befchuldigt over haare gereedheid' om hem vcrdagc
tc houden. Dog zijH charatler ^ beglvzelst Zegt zij, zJjn
zo ßegt ·, hij is z.0 los, ΖΛ ijdd, χ,ο wiff^eltuurlg ! ~—Daar-
enboven , mline waarde , hebhe ik m geen Behoeder, geen Va-
der f geen Motdtr ! Nieis da» God en p)ijne eigene ii'aak-
zaamheid om tnij qj> te verlaaien! Op bl. 71, van het Derde
Deel, Aioeß ik tJièt hij zulk een man, zegt zij, tnljzehe ver·
waarloozen, indien ik »iet agterdogilg en vjaakzaam waare ?
Ter de^zer tijd k^R d« Lccicrzito, dar zij mg ^rooier
rc-
"■^iWii.....
Vier Brieven zijn van dm Hr. Lovelacc
gefcbreeven zedert de dagtekeninge van
zijnen laat β en, waarin hij den ßaat der
zaaken tujfchen hem en de Lady opgeeft y
genoegzaam op het :^elve uitkoomende, als
het her igt in de haare ^ uit genomen de
grappigheid in de zijne , en zijne- ver"
jioordheid, welke hij heftiglijk uitdrukt^
over haar befluit van hem te ver laat en ^
indien haare vrienden tet eene verzoenin-
ge met haar konden gebragt worden- r ir-
Eenige weinige uittrekzels zullen hier al-
leen van dezelve worden geleverd.
I f
Wat, zegt hij^ zou van mij, en van mijne
■ ontwerpen geworden zijn, had iic haaren,Vader,
en de reft van haare Onverzoenbaare, ni^t te
baat gehad? '
L 5 ' Νμ
^ ^ 1.; · iii
Kden had Yoor haarc a^terdogt en waakzaamheid. En Ló-
vdace zal de Sexe onderrigtcn , grlijk hij doet Br. liv. van
die Dtel, Ï)At de vrouw-, die zlg n'iet gebelgd toont over Aan-
'vangel^ke vrijheden ^ mitt verloeren ^acn De Min is een in-
' kruiper, regt hij De Min gaet nooit a^teruit Niets dan ixt'
1-hüogß bedr'yf der Minne katt eene tocgcgev^ne Min voldoen.^ .
Dog de Lcezcr is miflchien ui tc gereed, om een oordeel
ever Clarifia's gedrag ia netelige gevallen op te uiaakeii uic
' Lo'velaces klagten over haare koelheid\ niet bedenkende -HPelkc
'zijne oogmerken tegen haar waarenj en dat'zij als een. Voor-
ieeld wordt yoorgefteld ; weshalven zij in haare beprocvii;-
gen co verlegenheden géin vrijheid moet hebben om zig
te oniflacn van die Regelen, welke mifièhien zonimigc an-
'dere van haarc Sexe , in haar» 'netelige omftandïghedeii,
zig niet geagc zouden hebben zo ftrikt Tcrbondcu tc zijn
(oin waar te neemen » fchoon, zo zij die niet had waarge-
nomen , een LovelacÏ alle zijne éognaerkcn bercikc zoude
hebben.
li
1
j
φ)
-ocr page 167-ψ
f
Na geweldige bedreigingen van ïVraaky
zegt hij.
Met is duidelijk, dat zij mij voor altoos zon
Rebben opgegeven: Nog konde ik in ftaat ge-
ïvéefl: zijn om haare verftootinge van mij voor te
Zoomen , ten zij ik den boom met wortel en al
had om verre gehaald om bij de vrugt te koomm;
Welke ik fjog hoope door eene of twee zagte jchud-
dingen ''er af te krijgen^ indien ik maar geduld
kan hebben om den tijd van haare rijpheid af t^
jagten.
Dus zegepraalende in zijne onbejchaafdß
wreedheid, zegt hij.
Na haare trotfe behandeling,e van mij, hebbeik
beiloocen dat zij ronduit moet fpreeken. Daar zijn
duizend fchoonheden te ontdekken in het gelaat,
in den toon , in de ßootende en hijgende belem-
:nieringen van eene vrouw , welke.een onderwerp
ter harten gaet, hetgeen zij gaarn zou op de baan
brengen , dog niet weet hoe zij het zal aanvan-
,gen. Onnozele bloeden , die zig zelve edelmoe-
dig noemen , zouden het*zig tot eere rekenen,
eener Lady haare befchaamdheid te befpaaren:
Dog zij zijn inderdaad onnozele bloeden; en be-
rooven zigzelve door haare voorbaarigheid van
een wonderbaar vermaak beneemen haar te
'gelijk' de gelegenheid om eene wereld van bekoo-
.relijkheden aan den dag te leggen, welke zig al-
leen in dusdanige gevallen vercoonen kunnen.
ik zal u van te voeren verteilen, hoe het met
rif
r '
nyj-
-^"ιιιιμίι · -irp' f^fiü
-ocr page 168-Juffer CI^ARISSA IMRLOWE. if^j
mijne Bekoorfter in ziilken gevalle zijn zal —^
2ij zal om 'den'kant praaten', éh'al weder om den t
kant praaten ,- verfciieidene'maaien ; Dog ik wil |
haar niet Vérftaeril: Eindelijk na een half douzijn f
hem — min gen , zal zij ,geiioodzaakt zijn rond- f
uit te fpréeUen'·^—^ ik mèene^^ mijn Hr. Lo- |
ne, 'daf gij toor eenige'dagen z0Ïdet No^
zal ik geheel'telzwijgen -^i-^^ s
geveftigd zij.n op de gespen mijner fchoenèn ; duar'
ii tegen haar over zitté ' Be Ladys, als zij
4us in 't naauw gebragt zijn \ Verwonderen zig'al;·
toos over een'smans fchóén-gëspen, of miiTchien
over eenige bijzondere fraaijheid'in het viqér-tapijr.
Ik meene^ dat gij zeidet\ dät^Bfevr. Fretcbvtlle ι
--- Een kriftalyne traan biggelt dan tredef I
Maar, koom, mijn veel-meènende lief, roepe ik j
dan bij mijzelve , gedenk wat ik al ow u geleeden Τ
hebbe , en wat ik van ü 'geleedcn hebbe! Uwe
traan-ftortende tuiTchenpdozen zullen niet van mij f
worden voortgeholpen. Spreek uit. Liefde!'·
i^-v 1· _ ί _ 1.__________1· \ 17 ·1 ·· I ί
O die 5pete bedremmeiinge! Kan ik mijzelvén be- '
rooven van zo veele te, zamen ftrijdende fchoon- l'
heden door eene zotte voorbaarigheid'van niedelij- Γ
den met mijne bekoQril:er',^door welke 'een f^i
'Jchaafder man [Gij weet^. Liefje, dat ik geen fe- 'f
'Jchaafd man ben I] door zijne 'éigene tederheid
verraaden, en aan'vrouwen-traanèn'»
zoude overwonnen zijn I Ik' zal bij. die gelegenheid ^
mij houden als of ik niePvafl: ilae in mijn beiÏuic
eiii voorneemen , op dat zi)^ge//epf geon afgïjjzeii τ
. i .' V"
'"■···- .............
-ocr page 169-Viin mij krijge -,.ορ dat haare.herdenkingen
v=an hec voorgevallene in mijn afwe^zen haar eenige
fraaijheden, in m(//ie rol daarin^gefpeeld,,mogen
in geheugen brengen: ilene onvaftheid van bs^
ifluit, die voortkoomen zal uic ontzag, uit fchroom,
uit diepen eerbied j en ,in dezelve ^zal meer wel^
fpreekendheid gelegen zijn , dan woorden hm-
behelzen. Spreek dan uit, Liefde, en houd
ïiiets binnen. / '
Hardheid van hari, gelijk men 't noemt, is
een weezenlijk ftuk van het charaBer van een^
J^lgtmis, Gewend aan de benaaudheden , welke
hij veroorzaakt, wordt hij zelden jdoor tederheid
verraaden om tot eene medegaeu.de jzwakheid te
vervallen, die zijns onwaardig is, /
ym de Fluwelijks-voonvaarden geivag
, piaakende, %egt hi], ^ (·„ ,·.;
De Voorwaarden zijn mij wel ernit. Indien
jk haar trouwe [En ik twijiiele niet of dat zal ik
(doen, na dat ik mijn Hoogmoedmijne Eerzugt,
r[\\]r\Q IVraakzugt, zo gij wilt, hebbe ingevolgd^
zal,ik haar edel regt doen. Hoe meer ik doe voor
zulk eene voorzigcige, zulk eene uitileekende huis'·
houdiler', hoe jneer ik voor mijzelven doen zal
-- Maar bij mijne, ziel, Belford, haare trots-
heid zal vernederd worden om Liefde en Verpligv
tinge beide jegens mij te bekennen. Nog zal dit
ontwerp van Huwelijks voorwaarden ons verder
voortdrijven , dan ik het hebben wii. De Zedig-
heid der Sexe zal ik ten allen tijde op mijne hand
hebben. Voor het Altaar zelf, als onze handen
Ih·
J
r r Ί· ïiiilwiiifi
I- i'faSatii
Juffer CLÄRISSA HARLOWE.
zijn in een geflagen, zou iß willen aanneemen om
deeze trotfe Schoonheid den paftoor en mij te doen
verlaaten , en alle raijne vrienden, die 'er tegen-
woordig mogten zijn , fchoon twintig in getal, als
gekken op malkanderen doen zien,, terwijl zij ftrij-
&n ging, en de kerkdeur uitvloog ,· of het venfter
Czo dat open, en de deur geflooten waare); en
dac alleen door een enkel woord fpreekens. ' i
Bij meldt zijne roehlooze uitdrukkinge, {
dat zij de zijne zoude zijn ^ fchoon het |
hem zijne verdoemenis flondte koßen,\
Op dat oogenblik , zegt hij., was ik op het
punt om een gewelddaadigen aanval te doen;
maar ik wierd op het zelve oogenblik beteugeld,
en juiit maar tijdig genoeg om mijzelve niet te
verraaden , door het ontzag waarmede ik bevan-
gen wierd, zo als ik weder mijn oog liet vallen op
haar verfqhrikt dog beminnelijk aangezigt, en in :
leder trek deszelfs, naar mij dagt,. haar vlekloos
hart ffewaar wterd,
O Deugd, O Deugd! gae^ hij voort^ wat is
'er in u , dat dus het hart van éenen Lovelace te- ^
gen zijn wil en dank kan aandoen! --- Waarvan
daan koomen deeze onwillige iidderingen »' en
vreeze voor doodlijké ergernis te geeven?
.Wat zijt gij dog, die werkende in,den boezem van
eene zwakke vrou .v, met zp veel ontzag eenen zo \
onvertfaagden geeft kunt treffen!, .Welke nooit te |
iloutheid (voor dat ik vond vergifenis gekrecgen ν
te
.....■
*
mh rwr - i,ii -(-te
-ocr page 171-570 . De HISTORIE van
/ i
te hebben) zulk eene «icwerkinge pp mij zelv^ ge-
waar wierd. * , ,
" ^ Hij fchild^rt^ met ïeevendlge verwen^ dat
^^deelte 'éés bedrijfs iufchen hem en de
4 daar zij zegt „ Hei^ooT^ Fader
,, heeft'een lieflijk en eerwaardig geluid
„ inzig.-. ■■ ' i·^^ ■
Ik was ongemeen aangedaan ^ zegt bij ^ bij
die gelegenheid. Maar ik fchaamde mij, dac ik
overrompeid wierd van zulk eene buij van onman-
lijke zwakheid — . · ' ■ - Ik jbba(imde mij zo , dac
ik vaft befloot dezelve op dat oogenblik ce onder-
drukken, en mij voor diergelijke in toekoomende
te wagten. Nogchans had ik, op dac oogenblik
zelf, meer dan half berouw, dat ik haar het genot
niet kon gunnen van eene zegepraal, welker roem
zij zo wel verdiende --— Haare jeugd, haa-
re fchoonheid, haare glimplooxe onnozelheid, en
haare houdinge,"alle vergeiijkingc of befchrijvin-
ge even zeer re boven gaende. Maar haare On-
verjchilligheid^ Belford! Dac zij kon'
befluicen om mij op te offeren aan de Kwaadaartig-
heid mijner vijanden; en dac voorneeraen op eene
zo verholene wi'zc voorc te zetten —--Nog-
thans haar, gelijk ik doe, toe gek-wördens toe te
beminnen! —^ Haar, gelijk ik doe, tot aanbid-
dens toe te eerbieden!- Deez'e waaren de bC'
denkingen, mee welke ik mijn rtióedloos hart te-
gen haar wapende ! - Nogthans, wat ik ook
doe, zo zij volhardt, moet zij hec winnen ! ——
ï ■
^lin·//
t^r iffiaiiiifci
Mm
Juffer CLARISSA. HARJ-OWE. t^i
2ulk een E»Ioodaart, als ze mij gemaakc heeft, άψ
pooic voorheen een bloodaart was! _ .
Hij beßuit zijnen vierden Briefin emt /öf
k woede ^ om dat zij hem van Af-
{liet ^ toen bij haar b^ßond te kujjett;, ótt'
derfteld hebbende, ^ geUjk hij hekent, dajt
zij na zijne vo,orßägen aan baar ^edaen
geheel toegeeflijk zijn zoßde.» /
Dit, ze gl hij^ zal ik eeuwig tegen haar ge-
idagtig zijn , bm mijn hart, te verftaalen, dat ik
door eene rots van ijs mag heen fnijden toj; aan het
haare; en haar betaalen voor de verontwaardigiri-
ge, de verfmaadinge, welke in haar koleur gloei-
de, en in haare houdinge blijkbaar was, bij haar
ichielijk vertcek van mij, na zulk een gedienilig
gedrag van mijnen kant, en na dat ik hij haar met
zo veel ernfl: op eenen kort aanilaenden-Dag ge-
drongen had. De vrouwjuij beneden zeggen, Zij
haat mij; zij veragt mij!---r— En het is waar-
agtig zo: Zij doet hetj het kan niet anders.--
En waaróm'kan ik haarep raad niet voigen? --
Ik wil, mijne fchoone, niet Jang van u veragt,
nog van haar worden uitgelachen. , ^
,Ik moet.ü laaten weetpi, ]-iw^'voègt hij'er
als een poß-fcriptum^ Dat deeze haare poo-
ginge om mij te verlaafen v^ndien men haar" ha^
willen ontvangen ; haar zenden om eene'koets
voorleeden Zondag; buiten' twijfFel, beilooren
hebbende niet weerom te k'-^ómen, zo zij zónder
mij waare uitgegaen (want verklaarde zij niet, dat
zij van gedagten was, om naar het een of ander
tiorp
...
-ocr page 173-ιηχ De HISTORIE van
doip omtrent de Stad zig te begeeven, daar zij
veilig zig verfchuilen konde ?) dir alles te zamen,
zegge ik , heeft mij zo ongeruli: gemaakt, dat ik
de gefchreeven laiKbrieven voor mijnen knaap en
het volk beneden met eenige bijvoegzels vergroot
hebbe, hoe zij zig te gedraagen hebben in geval-
*ie'zij in mijn afweezen mögt wegloopen: Willem
irijzonderlijk te weeten doende, wat hij aan vreem-
de menfchen zal verhaalen, ingevalle zij haare toe-
vlugt tot zodanigen neemen mögt met befluit om
mij den fchop re geeven. Deeze laft-brieven zal
ik verder aanvullen, iiaar dat de omftandigheden
zig toedraagen.
XXIL BRIEF.
Jitffer Hows, aan Juffer Clarissa Har-
lowe.
f I
■ / i
■ ·
ix
'Donderdags den i8 van Maij.
' Ik hebbe nog tijd nog geduld, mijne waarde
vriendin, om óp elk zaakelijk ftuk in uwe laatfte
Brieven, zo even'bij mij ontvangen^, te antwoor-
den. Des Hren. Lovelaces voorflagen zijn allef
wat mij in hem aanftaet. En nogchans denke ik
Cgelijk gij), dat hij dezelve niet beHuit met die
vuurigheid en ernfi:, welke wij natuurelijk van hem
verwagt mogten hebben. Nooit van mijn leeven
hoorde ik of las ik van zeiken langmoedigen man,
daar hij zulk ten zegen onder zijn bereik heeft.
IVlaar
-ocr page 174-Juffer CLARISSA HARLOWE. 175
Maar deugnieten van zijn flag, tuffchen u en mg
gezegd, mijne waarde, hebben die vlammen niet,
verbeeide ik mij, welke eerelijke mannen hebben-
Wie weet of hij niec, gelijk i\we Belle eens uic
fpijt zeide, een half douzijn fchepzels mag heb-
ben, waarvan hij zig ontdoen moet, voordat hij
zig verbindt voor zijn leeven!-- Nogthans ge-
looveik dat gij niet verwagten moet, dat hij aan
deezen kant van zijn groot moordjaar eerelijk wor-
den zal.
Hij^ op uitftel te doen denken om een com-
pliment te maaken aan Lard M. en tijd te geevea
tot het vervaardigen van Huwelijks-voor waarden!
wiens charailer het onder anderen is, niet
te weeten wat her zij zijne nabeilaenden te belie-
ven --Ik verlieze mijn geduld tegen heml
Gij hadt zeker wel de tuifchenfpraak van eenea
vriend van nooden bij die aandoenlijke gelegen-
heid, van welke gij meldt in den uwen van gifte-
ren ogtend. Maar pp mijn woord, waare ik op
dat oogenblik ifi uwe omftandigheden geweeil, en
zo behandeld, ik zou hem zijne Qogen. uit den kop
gefcheurd hebben , en als ik het gedaen had, aan
zijn eigen hart het hebben overgelaaten offl heiB
daarvan de reden te geeven.
Behaagde het den Memel^ dat morgen^
zonder eenlg menfch een compliment te maaken^
zijn gelukkige dag magt zijn! -- Schurk!
Na dat hij zi^lve van het· compliment gewag ge-
maakt had! -— En hij befchuldigt U, den-
ke ik, van uitilel ce zoeken! —^ Die Vent,
daar hij is! lipe worde mijn hart gewron-
gen
iiiiiiHti
Λ.
j ->
■ik
,74 De HISTORIE vÄPi
Maar, zo als de zaaken nu tuffchen u ftaen ^
koome ik zeer ontijdig mèt mijne vèrlloordheid te-
gen hem té uiten. —— Egter weete ik ook ai
niet, of het ontijdig is of niet; nademaal het voor
feene vrouw het wreedfte noodlot is; gedrongen'
te zijn een man te neemen, welken haar hart ver-
a'gc. Gij moetjtÉn minßen^ hem veragten; zom-
tijds, zekerlijk. Z\]n toègeflooten vuiil, dien hij
aan zijn vooihooid bragt, toen gij in billijk mis-
noegen van hem gingt —^— Ik wenfchte wel
dat'die eén bijl geweeft wäare, en wel in dé hand
van zijnen eigften vijand;
ik Μ mijn beft doen Om éénig iriiddel, of
èenig ontwerp uit te dénken, óm u van hem af te
krijgen^ en u ergens èène veilige huisveftinge te
bezorgen tot dat üw Neef Morden overkoome —
Èen ontwerp dat bij u beruften kan, éh te werk
gefteld worden als *ér gelegenheid tóe gegeven
wordt. Gij zijt verzekerd, dat gij uit kunt gaen,
wanneer het ü gelieft 'i en dat onze briefwifielingé
veilig is ? Ik kan; èvehwèl (om de redenen voor-
heèft gemeld^ die haar opzigt hébben op uw ei-
gen goeden naam) niet Wenichen dat gij hém ver-
laat, terwijl hij u geen reden geeft om zijne eere
te verdenken. Maar uw hart, weete ik, 2ou té
gerufter zijn, zo gij verzekerd waart van èenigé
fchtiilplaatze in geval vah noodzaakélijkheid.
Egter moet ik nogmaal Zeggen, dat ik geen
verbeeldinge kan maaken, dat hij uwé onèere kan
of durft inden zin hebben. Maar φη is dé man
een gek, mijne waarde --dat is 't al;.
Hoe het zij, nademaal gij eenéfl gek zijt toe-
ι i
'li
iSäM
-ocr page 176-JuFFEii CLARISSA HARLOW^; ipj
geworpen, trouW äen gek, bij dè eerfte gelegen-
heid; en fchoon ik vermoede dat deeze'man eén
der onhandelbaarfté gekken zijn zal, gelijk allei
geeftige en groociche gekken zijn, neem hem als
Êéné ftraffe , naderaaal gij hera voor geen beloo-
ninge kunt hebben: Om korttegaen, alseeneii
ü gegeven om u te overtuigen, dat 'er in dit leé-
ven niets is dan onvolmaaktheid.
En wat is het befluit Vari al wat ik gefchree-
ven hebbej dan dit? Of trouw hem , mijne waar-
dé, of zie dat grj 'van hen alfetl, en vafi hem èok
af raakt. . '
Het laatile hebt gij ^oor, zult gij zeggen,
zo dra gij 'er gelegenheid xoe hebt. Die, gelijk
ik boven aanroerde, hoope ik u wel haait te ver-
fchaßen: En dan koomt de -ftrijd aan tuiTcljen «
en u zelvci
Deeze zijn die knaapen,· wélke wij vroiiwetl
van natuure niet haaren. Wij weeten niet altoos i
wat wij in onze magt hebben om të doen, óf niet
te doen. Wanneer eenig voornaam iluk, hetwelk
Vk'ij lang in het oog gehad tiebben, zo op de proef
nankoomt, dat wij noodzaakelijk moeten kiezen of
verwerpen, dan ftaen wij al te met te kijken; zijn
vervaard voor het wild en onzeker vooru'itzigc,
dat wij voor ons hebben; en na een weinig ftrib-
belingen en onluften , verwerpen w'j het onbe-
proefde Nieuwe; trekken onze hoorns in, en be-
fluiten voort te ßekken, gelijk vvij te vooren dee-
den, op een fpoor 't welk ons bekend is.
Ik zal ongeduldig wagten tot dat ik uwen
I
\
1
tiaaftvolgenden krijge. Ik ben , mijne waardftè
vriendin,
Uwe altoos'toegenegene en getröuwe
Anna Howe.
De Hr, Belford, aan Robert Lovela-
ge, Schiläkn*
tVoensdag, den 17 vari Mäij.
tk Isan geen ^aak voor ü verbergen, v^relke u
to zeer betreft als de ingeflootene. Gij zult zien;
wat de edele fchrijver van u vreeft , en van u
wenfcht, ten aanzien van Juffer Harlowe, en hoe
zeer het alle uwé iiabeftaenden ter harten gaet,
dat gij eerelijk bij haar handelt:. Zij doen mij de
eere van mij eenen invloed op u toe te fchrijvai,
welken ik met alle mijne ziel wel wenfchte, dat
gij mij in dit iluk wildet gunnen.
Laate ik u nogmaal bidden, Lovelace, onl
uwe gedagcen te laaten gaen, eer het te kat is
(voor dat de doodiijke ergernis gegeven worde)
over de bevalligheden en verdienden dcezer Lady*
Laaten dog uwe menigvuldige wroegingen ten
laatilen eindigen in eene kragtdaadige Wroegingé.
Laat hoogmoed en brooddronkenheid des hanen
wwe gelukkiger vooruitzigten niet bederven. Op
mij-
),
■'■[liÜiÉiif''
ikl'.
■mm
JuFFEil CLARlSSA HARLÖWÈ.
Éiïjne eeire, Lovelace, daar is niets dan ijdélheid^
waan, en wildzang^ in onze ongebondene liiaat-
regels. Als wij oüder worden, zullen wij wijzer
zijn, en o{i on^ë dwaaze dènkbeelden Van hec te-
genwoordig uur (wanneer onze jeugd verfpild is)
'te rug ziende, Mlen wij ons zeiven zekerlijk ver-
'agten, als Wij dénken op de aani^ienlijke verbin-
teniflen, welke wij hadden kunnen aangaên: Gij j
inzonderheid, indien gij .zulk een gadeloos fchep-i
i&el door uwe vingereiT laat glippen. Een fchep-
zel, rein van haare wieg af. In alle haai-e bedrijven
fen gedagteh èenpaarig edel. Strikt in iiet volbren-
gen van alle haare zelf 'onbelo'ónde pligten jegenä
den onr'ed0Ujkßen Fäder ^ hoedanig eene yr'öuijij
aal zij met zijn voor dén man, die de eere zai heb·
ben van haar de zijne te noémen!
Wat reden van ithroom zoüdt gij wel niét
gehad hebben; waare zij door beweegmiddelcii
Van losheid of brdosheid overgehaald, mee welké
de eene maii, door ilerk aanhouden, haar zó wel
é;ou kunnén overhaalen, als de ander ?
Wij weeren alle v/el, welk een vindingrijk
vernuft gij bezit: Wij zijn alle be^^ull, dat gij
een regt hOofd hebt om vondéH ii'it te denken^ eii
Tßen hart om Ze uit te voeren. Hebbe ik uw hart
tïXQthet argUßlgß ter nüèr^eldg&noevudl Ik noefti*
de het zo bij onderviiidirige. Wat wilt gij meert
Waarom moet hel: dök het fchurkdgtlgß zo wel^
äls het bekvjaafiiß zijn? — Troüw de Lady5
fen als gij getrouwd zijt, geef haar dan te kennen.
Welk eene menigte van vonden gij in gdreedhdd
hadt om tegen haar in 't werk te ftellen. Sm.cefc
baar, dat zij u niet baate wegens het geopeti'/iaar-
IV. DeeK Μ
m^imÊ^ÊkuÈÊÊÊÊ^
-ocr page 179-178 ' /DE.H]STO'RIB VAN i
de ν Cn'verzeker baar^. dat gij dezelve opgafc Wen-
gens wroeginge, en uit rcgtvaardigheidjegens haa-
re bovengetneene verdienften; en geef haar gele-
genheid om zig gelukkig te agten over het te on-
der brengen van een hart, zo bekwaam tot het
geen gij roemrugtig misdrijf noQxnt. Dit zal haar
reden geeven tot zegepraal; en u zelf niet minder:
Haar, wegens haare zege over u; wegens de
ii-we over u zeiven, <
Bedenk insgelijks wat zij om u geleeden
heefc. Zugt zijjniet metterdaad, op denzelven rijd
dat gij ontwerpen fmeedt om haar te bederven
(ten minflen zo als 2//het woord verilaet) onder
eens Vaders vloek, door uw toedoen, en om u-
wentwille op haar gelaaden? En zoudt gij dien
vloek zijne werkinge en vervullinge willen geeve%
die anders geen uitwerkzel hebben kani
En wat is dog uw hoogmoed , Lovelace ^
den gantichen tijd? - Gij die u grootilijk
verbeelde, dar de geheele familie der Harlowes,
en die der Howes ook , maar uwe werktuigen
zijn. Zonder dat zij het zelve weeten, om uv/e
voorneemens en uwe wraak uit te voeren; wat
zijt gij meer of beter, dan het werktuig zelf van
haaren onverzoenbaaren Broeder, en nijdige Zus-
ter , om eene de allervoortreiFelijkÜe Zufter in ee-
11e geduurige oneere en ongunft te houden, waar-
toe zij door fnoodlijk laage en flordige beweegre-
denen gedreeven worden i' -Kunt gij ver-
draagen^ Lovelace, om voor het werktuig geagc
te worden van uwen gezwooren vijand Jak ob Har-
lovve? -— Ja, zijt gij niet het fpeeltuig van
dien neg fnooder Jofeplj LeiniiO, die zig zelven
zo
-ocr page 180-Juffer CLÄRISI^A HAÏILOWE. 175/
έό veel bevoordeelt met uw gèld, als hij ü doet
met de dubbele rol, die hij fpèelt naar liw vooc-
fchrift ? .— ' En nog verder, zijt gij niet dei
duivels dienaar, die ü naar behooren alleen kan^
én zekerlijk zal belooneri, indien gij vdortgaet^
en indien gij uw ondeugend voorneemen ter liit-
voer brengt?
Kon eenig menfch buiten u de volgende vraa^
gen op papier bijeen brengen niet zo veel onbe-
weegelijkheid, als waarmede gij die 'fchijnt ge-
fchreeven te hebben ? -——— Lees ze nog eeni
over, O hart van diamant! Waarheen kan zij
vlieden om mij te ontkóomen? Haare Ouders'
willen h^r niet inneemen: Haare Oonien wil·
,, len haar geen huisvéilinge geeveni Haare g-e-
liefde Norton ftaet onder hun gebied, én kari
niet: Juffer Howe durft niet. Zij heeft geerx
een vriend in de Stad buiten My: Is geheel vreemd
in de Stad (a). „-Welk moet dät hart zijn,
dat over eene zo diepe verlegenheid kan lege-
praaien, waarin zij door uwe üitgewrogte ziften
èn ilimme vonden is ter neer gedompeld ? En wac
èene zoete, hoewel treurige aanmerkinge was het,
welke bijkans eene behoorelijke uitwerkinge op u
zoude gehad hebben, voortkoomende uit uwe be-,
noeminge van Lord M. als haaren !
Haare tedere jaaren .haar neigende oni te we»'
fchen om eenen Vader, en te hoopen op eenen'
Vriend. —--^ Ö mijne waarde Lovelace; kunt
gij befluiten, om in plaatze van dén Vader, vani
welken gij haar beroofd hebt, eèn duivel te zijn?
Gij weet, dat ik geen belang hebbe, dat ilc
Μ i ' geèa
(a) Zie bl. 8i.
»
r>
9·*
)i
ιηχ De HISTORIE van
geen bijzonder oogmerk hebben kan, mee te wén·»
ichen, dac gij fegc doec aan die verwonderens-
waardig fchepzel. Öm den wil van uzelven be-
zvveere ik ü noguiaai , orli den wil van uwe fami-
lie , en om den wil van onze gemèene menfchlijk^
heid, mag ik u bidden, wees dog regt vaardig je-
gens JuiFer ClariiTa Harlowe.
Het doet 'er nier toe, of deezemijne vermaa-
ningen met mijn charaiter overeenkoomen, of niet.
ik ben erg genoeg geweeß , en hen nog erg ge-
noeg. Zo gij mijnen raad volgt, welke (gelijk de
ingeilooten u zal toonen) de raad is van uwe ge-
heele familie, zult gij mij miiTchien verwijten mo-
gen (en mi0chien ook wel niec) dat gij geen er-
ger man zijt dan ik zelve. Dog indien gij het
niet doet, en indien gij zulk eene deugd ten be-
derve brengt, zal alle de zamengevlogtene boos-
heid van tien duivels, losgelaaten onder onnozelen
met volle magt over dezelve, niet zo veel fnood
en ofidcugend kwaad bedrijven , dan waaraan gij
zult ichulciig zijn..
Men zegt wel, dat de Voril op zijnen throon
niet veilig is, indien 'er zulk eene wanhoopige
ziel kan gevonden worden , die niets geeft om zijn
ügen leeven. Dus mag men ook zeggen, dat de
onbevlektile deugd niet veilig is, indien 'er een
man kan voorkoomen, die geen agt flaet op zijne
eigene eere, en den fpüt drijft met de plegtigile
geloften en betuigingen.
Gij moogt door bedrog, ilimme ilreeken, en
valfch voorgeeven , gij die erger zijt dan eeii
gaauwdief in de Min, eene arme Lady overmeefié-
ren, die zq verilrikc als gij Ii^af verftrikt hebt; zo
bui-
-ocr page 182-Jufter CLARISSA HARLOWE. iSt
Hilten alJe befcherminge is als gij haar ^ebragt
hebt: Maar overweeg, hoe veel edelmoediger ea
regcvaardiger jegens haar, en hupfcher voor u zei- , /i^
ven 5 het zij, uzslven te overwinnen.
Nog eens, het raakt 'er niet aan, of mijne
voorleedene of toekoomende daaden met niija
preeken overeenkoomepi, gelijk gij miffchieti het-
geen ik geichreeven hebbe, zult'noemen:'Dog die ^
beloove ik u, dac zo wanneer ik eene juffrouw
ontmoete , die maar de helft heeft der volmaakt-
heden van Juffer Harlowe , Welke mij met haare
band wil begunftigen, ik den raad zal volgen dien ^
ik geeve, en troywen, Nog zaLik beilacn haare
eere op de proef te brengen met gevaar van de
mijne. Met andere wooiden, ik zal een voortref-
felijk fchepzel door beproevingen, in baare eigene
eogen niet verhagen, wanneer ik geen reden van
kwaad vermoeden hebbe. En laate ik 'er bijvoe-
gen ten aanzien van de blijken van uw Arend-
j^hap^ waarop gij pocht, in uwe aanilagen op^de
onnozele en zuivere, eer dan op die geene welke
gij grappig vergelijke met pimpeltjes, kwikilaartjes,
en winterkoninginnetjes, gelijkvgij .^e nocn^t (a);
dac ik hoope geen reden te hebben om mijzeiven
eens te befchuldigen, van , de zeden van eenig
menfch bedorven te hebben, welke anders niet
verleid zou ge weeft zijn; ^Daur-Üs. ichuld" ge-
noeg in medegewerkt te hebben tot de aan-
houdende fchiild van andere arme-Ïchepzels, in-
dien ik een ben van die geenen .,%elke zorg draa-
gen dac zij nooit weder zal eem gé*·
•gallen is. " - ' ■ ''
-ocr page 183-19$ De HISTORIE va^f ^
Wat ook de hoofd-duivel, onder wiens ba?
pier gij u liebt laaten aanneernen, u zal toelaaten
^e doen , ten aanzien van deeze onvergelijkelijke
JuiFrouw, ik hoope dat gij eerelijk zult handelen
ten aanzien van den ingeflootenen, tuiTchen Lord
M. en mij; nademaal zijn Lordfchap, gelijk gij
zien zult, begeert, dat gij niet moogt weeten dat.
hij over het onderwerp gefchreeven heeft; om re-
denen , denke ik, die heel verre af zijn v£|n u tot
iof te ftrekken: En dat gij den eerelijken ijver oni
y dienfl: te doen, zo wel, als φε gemeend wordt,
kult opneemen van
Uwen weezenlijken Vriend
J. Belforq.
M. am Jan Belforö, Schildkn.,
{Ingeßooten in den voorgaenden~
Μ. Burg ^ Maandags den. 15 Maij,
MIJN HEER, . ■
' Zo eenig menfch ter wereld veimogen heeft
op mijn Neef, zo zijt gij het. Ik fchrijf daarom
oeezen, óm U te bidden, dat gij u dog bemoeit
fiet de zaak die hangt tuiTchen hcra en de vol-
maakt-
-ocr page 184-Juffer CLARÏSSA HA^OWE. 183,
p&aktile der-vrouwen , geljjk iedereen zegt: en
bet geen iederêen· zegt ^ moéi wel ''jj aar zijn,
. . ik weet wel nier, dat hij een ige jkwaad.e oog-
rnerken tegen haaV heeft; maar ;k ken zijn inboril
ilijè WjeU οίτί over zo' !angen uitilel niet bekom-
^^^rd te zijn: E^n 4e L'adys hier zijn-al eenigen tiji
ydÖr Haar in 'yreeze ge weeft: Lady Sara in 't bij^
sionf^er , d|e Cg^lijk gij inpec wecteii)"eehe wijzè
vrquvy. is, zege, dat dit uitdej in het tè^énwoor-
dig g^eval, eer yan hem moec koomen^_ \als vaii d^
Lady» ' ^ . ' ■ V''
Hij had inderdaad altoos eene ilerke antipa-
thij tegen het Hu welijir, en kan mogelijk gedagcea
hebben om zijne bonden-poetren aan haar zo wel
te fpeelen , als aan zo veel andere^ Indieii 'er
diesaangaende tënig gevaar zij, is hec beft hei: in
tijds voor te koómen: Want, ah 'een dingte*
j'chiêd is ^ koomt äe raad te laat.
Hij heeft altoos de dwaasheid en Impertinen-
tie gehad van mèt .mij te railleeren bvèr hec ge*
bruiken yan 'Spreekwoorden: D^g' daar zij zo veel
zijn als dé wijsheid van geheele natiën en eeuwëii
in een kort ji^eilekjbijeengerrokken , fchaam ik mi}
die-ipreuken niet , 9m ze te iaacen vaaren,jdie
dikwijls'meer wijsheid in^ zig pejiélzeiï ».dan'^
langwijlige hijrangues yän de raeefte onzer pailiQO-^
ren, en., moraliilen, Laat hem' mij 'viirlachieii / zo.
het hem belieft; "Oy ^ ik weeten v/el becéi*', "niijn
l^r, ßelford/ ,, Schoon,^0' mt ^een ψοξ^^
in'Bef hofclige^ßfp zijp^ zo heht^gij dog bet im'*
lm van heni niet'geleerd, ^ -jf ■
Dog; niettemin moet gij hem niet Iaacen wce-^'
ten ', dat ik over die onderwerp aaii u gêfclu'ecvèp
, ■·' ' ^ 'heb'
ί τ
beb. Ik fchaarti het mij te zeggen; do^ hij heeft
mij altijd behandeld als of ik een man van zeer ge-
meen vcriland was j en zou miiTchien nooit beter
^edagren hebben van den beften raad ter wereld,
om dat hij van mij koomt. -Diegeene., mija Hr.
Belford, die de Imdsn meeß liefhebben, worden
kninß van hen gerekend. — Maar wie zou ook
' verwagienFluweeï te bereiden uit een Verkens-oor?
ik ben verzekerd, evenwel, dat hij geen re-
den heeii; om mij zo veel kleinagting te toonen als
jiij doec. Hij kan en zal al vrij wat voordeel van
rnij hebben , zo hij mij overleeft^ fchoon hij rnij
eens voor mijn tronij zeide, Dat ik' met mijn Ca-
pitaal mögt doen wat ik wilde; want dat hij, voor
zijn part, de vrijheid zo zeer beminde^ als hij het
'geld veragte. "£n op een ander tijd, mij mijne
Spreekwijzen onder de neus duwende , Oat de.
man de tugt te hoven was , dié niet behoefde te
hor gen nog te vleijen. Hij dagt, onderllel ik,
qat ik hem niet met mijne vleugels bedekken kon,
zonder met mijn bek op hem te pikk'en ^ Schoon
ik nooit de gewoonte had van dp hem te pikken,
zonder zeer groote reden: Èn God weet, dat ik
mijn hart zelf voor hem zou overhebben, indien
hij maar wouw tra'gten om mij genoegen te gee-
■yen', met zig op zijn eigen vyelzijn te bevlijtigen;
want dät is al wat ik van"hem begeer, inderdaad,
fopt was zijn arme Moeder, die hem eeril: bedorf;
en 'ik ben ook maar al te toegeeyénd zedért tegen
hem ^eweeih Een fraaije dankbdare gefteldheid,
zult gij zeggen, om kwaad voor goed te ν er gel'
den! Dbg dat was altijd zijn manier. Het is wel
iéén waar zeggen , en hergcen door hem wei ter
, dee-
/
i
-ocr page 186-deegè beveiligd is -^Kinders als ze klein
zijn, ma aken de ouders mal; als ze gr-oot zijn^
dol. Hadden zijne ouders lang genoeg geleefd,
om te zien dat ik van hem gezien heb; zij zoudei^
inderdaad dol geworden zijn. \ . :
Deeze partij, evenwel, alzo de Lady zo ex-
Itraordinaris veel wijsheid èn vroomheid bezit,
zoude alles te regt kunnen brengen; en"indien gij
het kunt bevorderen , wildé ik heni wel in ftaat
ftellen om zulke Huwelijksvoorwaarden te maaken,
als hij zou kunnen wenfchen; en zou niet onge-
negen zijn, om hem daarenboven nog in het bezit
van een ander fraaij Goed te ftellen. Ik'ben geen
gierig man , dat weet hij vrel. En waar kan,
'trouwens, een gierig menich zo gevoegelijk mede
vergeleeken worden, als met bojtd die in een
rad loop om het [pit te draaijtn , \uüaaraan
vleejch voor 'anderen geh'aaden ixordtl En waarr
toe zoude ik langer leeven (gelijk ik dikwijls ge-
zegd hebbe) als om hem en mijne t^yee IVigten
wel getrouwd en in goeden doen te zien Befhaagr
de het den Hemerhem m beter gedagten ter
neer te zetten, en zijn hart te bekeeren tot meer
vroomheid en bedagtzaamheid!
Indien het uitftel van zijnen kant koomt,
beef ik yoor de Lady j en indien van haarèn kant
(gelijk hij mijne Nigt Charlotte vertelt) zou ik wel
wenfchen dat' zij onderrigt wierd, dat φβεί ge-
vaarlijk" is; Hoe voortreffelijk zij ook is, zij be-
hoort niet te fteunen op haare verdienften, bij zulk
een'Veranderlijken knaap\~ en zulk een openbaareq
huwelijks-haatei·, als hij geweeft fs. Furdienße
't
ί-ϋϊΐϊτΓϋίί
i
-ocr page 187-19$ De HISTORIE va^f ^
en Belooning ρ k&n^ik haaivyerzek^^^ ßaen ζφ
dmtß Z0mn gepaard*
hem gedenken , dat Wraak ^
fchoßn zij mß$ looden voe$ßn kopmt ^ met ijzeren
handen flaêt. Indien hij zig in dit geval flegc ge?-
dr^a^c, kpn.hy iiec wel eeps zo vinden, Wae jam-
mer is hec^ ^een man van zjjne talenten en ger
|^r4heid,, fnofldeep Guit zi|! Helaas! helaas!
%Jne poigmé de bome mieux q^e plein
mu'^ de gier gé; een handvol vroom Jeeyep is beter
dan een geheel fchepel vol geleerdheid.
G\] mpogt'erook j φ een vriend,, bij hem wel
laaten invloeijen, 'zo hij mij tergen mögt, het
mogelijk voor mij niet te laat zal zijn om nog eens
fe trouwen. Mijn oude , vriend Wycherly deed zo
al, wanneer hij nog ouder was,,als ik ben, niet
oogmerk om zijn l^eef.te.plaagen : En in weer-
wil j^an 'deeze podagra, zoude ik nog wel een
kind of twee kunnen krijgen. Ik ben «(el niet
zonder gedagten gewe.eft, om dat te, ten, wan-
neer hij,mij meer.4^n gemeen vertoornd heeft ;
Dog deeze, gedagten, zijn tot nog s toe wederom
yerdweenen, als ik overwoog , dat hinden
van' heel jonge en van heel oude Heden .(ichoon
ik ook nog zo heel.,vpud ^liet ben) niet lang lee-
'Den^ en dat oude jannen ^ als zij jonge vrouwen
/röwwi/?, gezegd ƒ worden den dood p£^Uefkoozen:
Wie weet" egt;er of het huwelijk rjiet goed n^ogt
xijn tegen de podagreufe jhumeuren , w^^mede
ik zó gekweld ben
mijti
Geen een menfchJs ajles
Hr. Belford , zijt een geleerd man. tk ben een
Pair. 'Én prent gij bern^^fο als gij weet dat beft
is)
-ocr page 188-Juffer CLARISSA HARLOWE. 187
is) de kragt in van deeze wijze gezegden, zo wel,
die volgen, als van de voorgaende; dog egter zo
omzigdg, dat hij niet moge te weeten koomen,.
dat gij uvje pijlen ontleent uit mijn koker, Dee·'-
zijn zij -- Gelukkig is de man , die zijn-
ne dwaasheden kent in zijne jeugd, l^ie wet
leeft, leeft lang. Nog eens. Die een jaar kwaa^
lijk leeft , dien zal het wel zeven rouwen* Eu
nog eens ♦ gelijk het de Spanjaards hebben, -
Oie wel leeft, ziet verre vooruit! Verre vooruic
inderdaad; want hij ziet tot in de Eeuwigheid, om
zo te fpreeken. Daar bij dat ander fraaij gezeg.
Die in nqodlooze gevaaren omkoomt, is des Dui-
vels Martelaar. Een ander fpreekwoord heb ik
te Madrid opgeraapt, wanneer ik Lord Lexington.
in zijne AmbaiTade naar Spanjen vergezelde, het-
welk onzen Neef meer Bermhartigheid en Mede-
lijden zou kunnen leeren, dan ik vermöge dat in,
zijn natuure is te bewijzen; hetwelk dat is. Dat,
hij, die zig ontfermt over een ander aßn zigzel'
ven gedenkt. En van hetgeen 'er volgen zal, ben
ik verzekerd^ dat hij de waarheid wel honderdmaa-
ien beveiligd heeft, Dat Mj , die doet wat hij
wil, zelden doet wat hij behoort. En ook is dit
ni^t onwaardig dat hij het in agt neeme , Oude,
lieden hebben gevoel, van jonge liedens ongebon-
denheden. Mijne duivelfche podagra, God help
mij —-- Dog ik wil niet zeggen hetgeen ik
zou gezegd hebben. ;
Mij heugt, dat gij zelve, mij eens prijzende
ever mijnen, fmaak in pittige en wijze fpreuken,
iets zeide dat mi] een hoog denkbeeld van u gaf;
11
1' .s
ί i
.lIJ
1i 11. -Ït]f
-ocr page 189-en dat was die: Mannen van bekwaamheid^
<de gij, worden eer overtuigd door korte fpreu·^
ken, dan door lange predikatien, om dat de kor·
tefpreuken tot ïn 'het hart doordringen ^ cn daar
hlijven, terwijl lange redeneeringen fcboon nog
zo goed, de aandagt vermoeijen ; en de eene goe-
de zaak "er de andere uitdrijft, en zo voort, tot
dat alles vergeeten is.
Mögt uw goede raad, mijn Hr. Belford, ge-
grond op deeze zegswoorden , welke ik u hebbe
opgegeven , zijn hart doorbooren, en hem aan-
ipooren om te doen hetgeen voor hemzelven zo
gelukkig zijn zal, en zo noodzaakelijk voor de ee-
re van die verwonderenswaardige Lady, welke ik
verlang zijne vrouw te zien; en inciien ik dat mag
2ien, zal ik om geene voor mijzelven denken.
Zo hij misbruik mögt maaken van het ver-"
tiOUwen, dat zij in hem gefield heeft, zal ik zelve
bidden, dat de wraak hem op zijn kop mag vallen.
-- Raro- Ik vergeet al mijn Latijn ge-
heel; maar mij dunkt dat het is, Raro anteceden-
tem fceleßum deferuit pede pmna claudo: Daar de
zonde voorgaec, zal de wraak (vroeger of laater)
volgen. Maar waarom zet ik deeze dingen voor
u over ?
Ik zal geen excuufen maaken , dat ik u deeze
moeite geef. Ik weet hoe veel gij houdt van hem
en van mij j en daar is niets waarin gij ons beiden
een dienft van meer aangelegenheid doen kondt,
dan met doezen egt naar uw uiterfte vermogen te
bevorderen. Als dat gcfchied is, hoe zal ik mij
verblijden u op M. Burg te mogen zien! Onder-
t-iis-
iiÜ^
-ocr page 190-β
Juffer CLARISSA HARLOWE.
tufTchen zal ik verlangen eens te hooren, dat gij
waarfchijnelijk wel hij hem flaagen zak; en ben,
Waarde lieer,
tJwe zeer 'opregte Vrienden Dienaar^
•II
l
5 j ■
1
Ί
Λ
ij;
i f
J)e Hr. Lo-oeiace niet zo fchiélijk een ant'
Oioord op des Hren, Belfords Brief van
vermaaninge en beßr affin ge hehhendt
voeerom gezonden, dan de Hr. Belford
verwagtede, fchrèef hij aan denzehen ^
zijn [chroom te kennen geevendé ^ dat hij
hem misnoegen gegeven had met zijne ee-
relijke vrijmoedigheid. Onder anders
dingen, zegt hij —-
Ik brenge mijn tijd hier te Watford, terwijl
ik mijnen (lervendenOom öppafle.zeer laftig door^
Ik kan derhalVen in geenerleije manieren uwe
BriefwiiTelinge miiTen. En waarom zoudt gij mij
ftraffen, öni dat ik meer Confcientie en meer
Wroeginge hebbe dan gij zelve? Gij, die nog
Confcientie nog VVroeginge u ooit tot eere reken-
der. En ik hebbe u daarenboven eene droevige
hiftorie te vertellen ten aanzien van Belton en zij-
ne Thomaiine; en die de geheele Bende der Ma-
tres-houderen wel tot Leeringe mag verllrekken.^
Ik krijge ter deczcr tijd een Brief van ieder
©nzer drie gezellen. Zij oezitcen alle de ondeu-
gendheid die gij beiic, raa^r niet dat vernuft.
i
-ocr page 191-ipo De HisfORiE van
Twee van dezelve zwetzen van eenige nieuwe giii-
te-ftukken, welke, naar mijne gedagcen de galg
verdienen, zo zij voltrokken woiden.
Ik ben verre van minneliilen te haatenuit een
beginzel van vroomheid. Maar dat onbehendige
kwanten bedrog gaen fmeeden, en hunne bedrie-
•gerijen op papier brengen, ontbloot van de geu-
ren, van het acumen, 't welk uw talent is, hoe
ten üiterften walgelijk moeten derzelver Brieven
zijn! — ■ Maar verleevendig gij, Lovelace,
hetzij gij onverzettelijk zijt, of niét, in uwe
maatregels ten aanzien van de fchoone Lady, die
in uwe magt is, mijn zwaarmoedig hart door uwé
bérigten ; en gij zult verpligcen
Uwen melanchoUjken Vriend^
J. Belfgrö;
De Hr. Lovelace, aan Jan Belford,·
Schildkn,
Vrij dag-avond ^ den i^Maij.
Daar ik mijne oogmerken zo wijd en breed
voor u hebbe open gelegd, als ik in mijnen voor-
gaenden gedaen hebbe; en u gezegd, dat mijne
voornaame bedoelinge maar is, de Deugd op eene
Proef te brengen, waarvoor zij, zo ze de Deugd
is.
-ocr page 192-JüTFÊR CLÄRISSA'HARLOWE. i^i
is ν niet behoeft bevreesd te zijn; em dac de Beloo-
ftinge daarvan zal zijn het Huwelijk (dat is te zeg-»
gen i indien ik, na dat ik het fpel meefter ben ge-
worden, haar niet kan overhaalen om mee mij hec
Leeven van Honneur te leiden (a); want dat weet
gij is mijns harten wenfch); zo ilae ik^verbaasd o-
ver het herhaalen van uwe preutelende beuzeltaal.
Ik ben met u van gevoelen , dat ik na ver-
loop van eenigen tijd, als ik wijzer ben gewor-
den^ befluiten zal, dat Vr niets dan ijdelheid^
waan^ en wildzang is in mijne tegenwoordig'^
ongehondene maatregels. Maar wac is die te
zeggen, dan dat ik eerß wijzer moet worden !
Ik hebbe niet voor om dit gadeloos jhhepzel
ddar mijne vingeren te laaten glippen*
2ijt gij wel bekwaam om de helft van dat
geen tot haaren lof te zeggen, dat ik gezegd heb-
be , en al geduurig zegge of fchrijve \
Haar norfe Vader vervloekte het lief fehepzel,
om dat zij het buiten zijne booze magt bragc haar te
dwingen tot het neemen van den man, welken zij
haatcde. Gij weet hoe weinig verdiende zij uic
deezen hoofde bij mij heeft. - En zal ik de
Deugd niet beproeven^ welke ik voorhebbe, na
dat zc de volle proef heeft doorgeilaen, te heloo^
neUy om dat haar Vader een tyran is? --—-
Waarom fmaalt gij dus eeuwig op eene zo uitmun-
tende vrouw , als of gij verzekerd waart dat zij
in de proef zou te kort jchieten ? -Ja , elke
reize als gij over het onderwerp fchrijft, verklaart
gij, dat zij zal, dat zij moet bukken, daar zij zo
verßrlkt is: En nogchans neemt gij haare Deugd
tot
,1 ^
i
li
-ocr page 193-tot het vöorwendzel van uwe bekommeririge voói
haar.
Een werktuig van den fnooden Jakob Har-
lowe , noemc gij mij ? —-O Jan! hoe kende
ik op ü'vlöekèn! -- Ik een werktuig van dien
Broeder! en van die kuiter! —^— Maar iet op
het Teinde -r-- En gij zult zien wat van dien
Broeder en van die Zufter worden zal.
Bevegt mij niet met mijne eigene ëfkendé
gevoeligheden, verzoeke ik u. Gevoeligheden;
welke te gelijk en uWe befchuldiginge van een di-
amanten hart in uwen vriend wederfpreeken, en
van welke gij niecs zoudt geWeetert hebben, had·^
de ik ze u niet medegedeeld.
Indien ik zulk eène D'eUgd teH hedervs
hrenge, zegt gij! -Eeuwig dezelve dreun!
-- Nog eetis äl, De onbevlektße Deugd kän
ten bederve gebragt worden van mannen^ dit
geen agt geeven op hunne eere, én die den fpot
drijven füét de phgtigße eeden, enz. Welke
moert dög de Deugd zijn ^ welker bederf zonder
eeden kan bewerkt worden ? Is dé wereld niet vol
van deeze bedriegerijen ? En zijn Minnaars Ee-
den maar niet eene klugc al honderden van jaarcn
lang ? En zijn de waaric'huwiiigen tegen de trouw-
loosheid onzer Seze, niet een noodzaakelijk dcei
van de Vrouwelijke Opvoedinge?
Ik hebbe voöf mijn beit te doeri óm mij zei-
ven te overwinnen; maar ik moet eerft eens be-
proeven, of ik dseze Lady niet overwinnen kan.
Hebbe ik niet gezegd» dat 'er de Eere der Sexè
aan gelegen is, dat ik het bepfoevè?
Zo ivanneer gij een jufrouw ontmoet^ dte
maar
-ocr page 194-JuFFEii CLARISSA HARLOW^; ipj
Maar de helft heeft van haare volmaaktheden^
'wilt gij trouwen -Doe dat. Jan.
Kan ook een meisje door beproevingén ver^
worden, die niet overwonnen wordt?
Ik ben blijde dat gij uzèlvën 'fchuM toerekent 4
om dat gij die arme flooven niet tragt te bekeeren,
welke andere bedorven hébben, jfk zal ü niec
weer op het lijf vallen, Belford met tegenbe-
fchuldlgingen gelijk ik zou kunnen doen, als gij
uzélven vleit met nooit de'zedeti van een jong. .
fchepzel bedorven te hebbèn", welke anders niet
vérleid zou geweei! zijn Öe bepleifter.pdé
vörtrooilinge vari eén Hotfentorfch' bare, eer ge-
zind om den bail te vullen mét liet vuil ingewand
en de overgefchOoren brokJiert-Van andere gu!zi-
gaar:s, dan iig te hervormen, —^ Maar zeg mij
eens, jan, zoude gij wel één meisje als mijne^
Roozekndp gëfpiiard hebben, haddeik, ddor mijn
voorbeeld, uwé edehrioedigheid niet opgewekt?
Nog was mijne Roo?ieknop' hét éenig meisje , dat
ik (paarde: -- .AVantieer nien mijne magt er-
kende, wie was 'cr dan genadiger dan uw vriend^
i" ■ '
Het is cte Tcgénihnd', die bei de driften
kivéekt^ '
Den jcbigt d.zr Liefde fcherpt ^ hei vtiul· def^*
mlnné ontßeekt.
tVie haar ie zagt ónïmoèt ^ óniwapent hadr '
terßond:
Zij ijvert dm'mét méér^ ^/erpadtivdt'^ eti
■ (luit de li moHd.) ■ ,
De vrouwen weeèen'dit aléöWei? alsöerhiiri-,
iV. DeeL ' '
If
ι;., ■ ι
neu. Zij zién gaarn dat men haar met Hartlijk-
hcid vrijt;
V Js daarom dat ze haar guldé ï;rugff he-
ivaaren
Met zo 'üeel zot'g, om V plukkén te ver-
Z'waaren.
Hiervandaan koonit het, om dit in 't voor-
bijgaen aan te merken, dat de vuurige, de onder*
daanige Galant zo dikwijls gefteld wordt boven
den koelen , en niet meer aanbiddenden Egtge-
noot. En egter bedenkt de Sexe niet, dat Ver-
icheidenheid en Nieuwheid de Vuurigheid en Ge-
dieniiigheid verwekt; en dat waare de Guit zo
veel aan haar gewend als de Man, hij al zo oti-
eigené
zou
zijn
.jii.» -ffl-iritlMm
■ii^^iÉÉitoiit"'''.....'"
verfchillig
en is jegens zl'ße
Vrouw, zo hij getrouwd is] omtrent haare gun-
ilen, als haare Mannen zijn ; en de Man zoude,
op zijne beurt wederom, een Guit zijn jegens ee-
ne andere Vrouw» Laaten de vrouwen om korÉ
re gaen, dèeze Les van eenen Lovelace ontvan-
gen - Altoos te tragten om zig zo Nieuw
5, voor te doen bij eenen Egtgenoot, en zo aar-
5, tig en zo vriendlijk aan hem voor te koomen ^
jj als zij begeerig zijn voor te koomeri aan eenen
,, Minnaar^ en inderdaad aan hem als zodanige
5, voorkwamen; en dim zal de hoedanigheid van
^^ Gult^ welke alle de vrouwen beminnen, den
^^ΊΜαη langer bijblijven , dan ze gemeenlijk
j> ^oet. „
Maar om tot de zaak te keeren : ---
Indien ik in hec bpvenftaende.iiiyn gedrag niet ge-
noeg
■W55BH5
juffer tLAtllSSA HAtiLÓWË: i^j
iïóég bij u geMverd hebbe; wijze ik U nogmaat
bp itiijnen van den 13 de" dei* voorlëedene maand
(a). En iic bidde 11, Jan, breng mij niet onder
de noodmkélijkheid van dezelve dingen zo dik-
wijls té herhaalén. Ik hoope , dac gij meer dan
eens leeft hetgeen ik fchrijve.
Het mishaagt mij niet ddt gij tó befchróomd
«ijt voor mijne veriiobrdheid, dkt ik niet een dag
kati "bverflaen j zonder ü ongeriiil te maaken. Ü-
we'confcientie, het is duidelijk, leert u, dat gij
mijn misnoegen verdiend hebt: En indien ze li
daarvan ovSercuigd heeft, zal ^e u döen bevreesd
zijii om üwe Fout te het-haalén. Zie tóe dat dit het
gevolg zij. iAnders, nu gij mij te kennen gege-^
ve'n hebt hoé ik ü kan ftraifen, is het zeer waar-
fchijhélijk dat ik li itrafTé met mijri iliJzwijgen,
fchoön ik al zo vëel pleiziet hebbe óm te fchrijven
over het bekóprélijk onderwerp» als gij kunt héb-
ben in hetgeeii ik Tchrijve te leezen. .
Toéh ik een jonge was,, als 'ei· een hond üic
vreë^e voor liiij wegliep, keek ik gemeenlijk oni
naar eeh fteen , of een ftok ; en indien geen vati
beide mij voor de hand kwam , zwaaide ik heni
mijn hoed agter na, otn hers ei-gens voor vervaard
ce maakëh. Wat betekent magt i als wij dezelve
iiiet gebruiken?
Laat Miloi'd weetén dat gij aäti mij ^ichree-
yeti hèhf. 'lyiaar geef, hem dëh iuhoiid van uW
Brief niet té kénnen , fchoon heê een partij faauw
niengelmoes is \ ίή] zoü meeneii dat 'er nog ai waii
in ilak. AirilHartige redenen géiden nog al, alsi
7>Q· worden ingebragt voor hetgeèiv ons behaagt;
r^ i · mé
[a) Xic D.'III. bK ti8, ciiV.
ismsm
-ocr page 197-19$ De HISTORIE va^f ^
Maar de lompe Pair^denkt weinig , dat deeze LiT
dy eene v/cerfpanneling is tegen de Min. Inte-"
gendeei'gelooft niet alleen hij, maar alle de we-'
reld , dat zij eene Vrijwillige in derzëlver Dienit
is. -Dus zal ik de fchuld krijgen, en zij .
beklaagd worden , 'indien 'er eenig misval ge-
beure.
Nademaal Milords hart zo zeef op deézen .
egt gefteld is ; hebbe ik reeds gefchreeven oni
hem te verwittigen, „ Dat mijn ongelukkig cha-
rafter mijner Beminde een onedelmoedig wan- .
trouwen op mij heeft ingeboezemd. Dat zij
moederziek en vader-mal is, dat zi] liever naar ,
Uarlowe-Plaatze zou v/ederkeeren., 'dan trou-
wen. Dat zij zelf bedugt is, dat de ftap wel-
ken zij gedaen heeft, van met mij voort te gaen^· \
de Lady's eener familie van zo hoogen rang en
„ aanzien als dé onze , flegte gedagtén van haaf
5, 'zal doen maaken. Dat ik derhalven zijne Lord- .■
5, fchap verzoeke (fchoon deeze fnaar , zegge
5, ik hem, zeer omzigtiglijk geroerd moet worden)
,, om mij zulken Brief te fchrijven, welken ik haar
,, kan toonen (Al behandele hij rnij daarin nog zo ^
5, vrij, ik zal dat niet kwailijk neemen, zegge ik
„ hem, om dat ik weei:e dat zijn Lordfchap plei- ,
j, zier heeft om in eenon béilraiïeriden ftijl aan mij '
,, te fchrijven). Dat hij zulke i\anbiedingen mag
3, doen, nis het hem bcliefc, bij het Trouwen. Dat ,
ik hem verzoeke bij dc Plegrigheid tegenwoor-
dig te zijn, op dat ik van zijnb hand den groor-
ilen Zegen raag ontvangen, welken „een ilerfiljk .
menfeh mij geeven kan. „ '
Ik hebbe de Lady nier voliirektlijk gezegd,
' . dat
ί
φ
■Ί
ι
31
5Ï
5J
Mm
JüFFkk CLARISSA^ HARI.t)WE,, ' 1^7
dat ik aan zijne Lordfchap pp deezen voet zou
fphrijven '^ 'egtèri.hëbbe ik haar reden gegeven om
zulks te denkend Zo dat ik niet buiten de uiter-
fte noodzaakelijkheid het antwoord zal te voor-
fchijn brengén , dat ik van herp verwagte : Want
zeerongaarn, bekenne ik^^maake ik gebruik.vau
de naamen van eenige uitifiijhe familie om mijne
oogmerken te bevorderen. Eu ègter moet ik alles
wel wis neemen , voor dat ik het masker cfligtc.
l'Fas dit niet mijne beweegraden , ipaarom Ik
haar hier gèhragt hebhe?\' ' . ^ ,
Dus ziet gij,, de Brief van den ouden Pair
regt ter fneede kwam. Ik danke u daarvoor.
Maar wat zijne fpreuken belangt, die kunnen mij
onmogelijk eenig goed doen." 'Ik wierd al vroeg
verfmoord onder zijne wljsheid^dér natiën^ Toen
ik een jonge was, vraagde 'ik hem nooit om iets,
of daar vloog een fpreekixjoofd^mi^ en indien het-
zelve gerigt was om het mij "te'weigeren, koude
ik nooy de minile gunil verwerven. Die maakte
dat iVzo groot een afkeer 'had'vane^iet woord
zelf, dat ik nog een kleine,beuling zijnde ^ mijnen
Leermeefter, die een eerelijk Kerkelijke was , dee^
ze voorwaarde Helde , dat ik ingeheel iiiet in
den öibel leezen wilde, indien hij mij niet wouv/
verfghoonen van een der vv'jile boeken van^den-
zelven: Waartegen ik, evenwd, niets anders had
in te brengen, dan dat het den naam droeg^ van Dl·
Spreuken, En wat Salomon aangaet \ die was toen
van een gehaat charaéÏer ^ bij mij^ , . niet om zijne
Veelwijverij , maar om dar ik een dènkbéeld'van
hem had opgevat, dat hij een diergejijke muiligt?
Dog
j
v.i i
ί
-
cude kwant was als mijn Oom zaliger
Ν
ί
\
% i
-ocr page 199-|c>8 DE HISTORIE; VAN
Dog laat ons oqde fpreekwoorden Voor
mannen overlaaten. - Wat Betekent uw
talmagtig geteem over uwen verfcheideiiden bloed-
verwant? Is men het in 't algémèen niet eens,
dat hij niet herfteld kan worden? Zóu het niet
goedertieren voor u zijn hem uit zijne elende te
Ïelpen ? Ik hoore, dat hij nog al geplaagd worde
met vifiten yan Docloren, en Apotheekets, en Chi«
rurgijns; dat zij zo diep niet kunnen fnijden, dan
iie verftervinge is doorgedrongen ^ en dat in ieder
vifite, bij ieder infnijdinge » hem de onvermijdelij-
ke dood wor4t aangekondigd. Waarom houden
zij hem dan op den pijnbank? Is het nier om m?er
van zijn leevend vlies weg te neemen dan van zijn
dood vleefcli ? -—:-—- Als iemand ongeneeze-
lijk verklaard is, behoorde zekerlijk het vifice-
geld te worden ingehouden. I5eileelen zij nu niet
zijne erfgenaamen? -Wat hebt gij dog te
doen, indien het teilament zo is als gij het wilt
hebben? —--Hij ontbood u [Deed hij niet?]
pm zijne oogep té'fluiten. Hij is maar ^en Oom,
is hij niet?
Laat eens zien , zo ik niet mis hebbe, is het
in den Bibel, of in eenig ander goed boeii: Zou
het ook in Herodotus kunnen zijn ? — O ik geloo-
ye het is in Jofephus; een half-ge^yijd, en half-
pngewijd fchrijver. Hij vertelt ons van een Ko-
ping van Syrië, die uit zijne pijn geholpen wierd
yan zijnen eerilen miniller, ofeenen die vap we-
gens zijnen uicg^^gten vond jzulks verdiende te
;;sijn. Het verhW luidt, zo ik wel hebbe, dat hij
zijn aangczigt met een nat laaken overdekte, 'c
Welk hem van kant helpende, zo regeerde hij in
ζψ
'j i
s^^ ,γ-ί;
I
JuFFÄ^ CLARÏSSA HARLOWE. 199
?ijne plaacze. Een fchrandere vent! Miilchicn is
dit nat laken in de grondtaal het zelve, dat wij nu
l^audanurn noemen; een drank die de zintuigen
overdekt, gelijk het.nat laken het aangezigt van
den Koninglijken lijder; en de overzetier wiiv niet,
hoe hij het vertaaien moed.
Maar hoe ondertekent gij als eei% mismoedi-
ge fchobbejak, Uvoen melanchoUjken Frieud, J.
BELFORD! Melanchalijk! waarover? Om
gij als toekijker een reinen dobbel befcljoiiwt tus-
ichen een Oud Man en den Dood i Ik da/ic dat
gij meer een man waart; gij die niet vreell: voor
eenen fchielijken dmd^ door het punt van een de-
gen, zo vergifcip; nanrgeeftig te zijn over de p;e-
volgen va« eenen langzaamen I -Wat
is het of de Kervers dag aan dag op hem werken?
Het is ilegts op een caput mortuum: En eijlievc
Sa wakker^ om den Stylum yeterum te gebrui-
ken en leer van de Kon'mgUße Slugers; die
(honderdmaal erger kareis dan uw Lovelaee) voor
tijdverdrijf tien duizend weduwen op een iluijt, en
tweemaal zo veel vaderbozen niaaken -Leer
van hen, zegg^ ik, hoe gij een enkelen dood ver-
draagen mo,et.
Maar zijt gij wel verzekerd, Jan, dat het ee-
ne verftervinge is? -— Mijn Oom bragt mij
eens in den waan, dat hij zulk €ene Wortel-en-xal'-
bedervende kwaal had: Maar helaös ί het kwam
op eene Icherpe ftootvan podagra uit; en ik kreeg
eene mortificatie in plaatze dac^^i; ze liad--
ik hebbe wel gehoord, dat de Kina in behoorelij-
ke dojes gegeven eene verilervinge in haaren loop
kan iluicen , en eindelijk gen^czen. Geef uws
Ν 4 Ooms
W'
• Λ
·«" 1
t
r
I
iiÜ
iHifi
m
Poms Ghirurgijii te verftaen, dat het meer dan zij-
ne ooren koiten moet, indien liij een grein Kina
Voorfchrijfc.
Ik wenfchte wel dat mijn Oom mij gelegen-;
heid verleend had om u een beter voorbeeld te
geeven: Gij zoudt gezien hebben, wat een dap?
per karei ik geweeft waare. En hadde ik eens bi]
die gelegenheid gefchreeven, dit zou mijn ilot ge-
weelt zijn: „ Ik hoope dat de oude Trojaan ger
ρ lukkig is. In die hoope ben ik hst ook; en
R. Lovelace,
Blijf niet altoos hangen , Jan, aan een on-
derwerp. Laat mij eens de Hiilorie van
den armen Belton weeten. Hoe eer hoe
beter. Indien ik hem van dienil kan zijn ,
zeg dat hij maar heeft te beveelen, of over
niijne beurs of over mijn perfoon. Nog-
rhans ben ik met de eerile gewilliger toe
zijn dienll, dan met den laatilen; wanc
hoe kan ik mijne godin verlaaten ί Dog ik
zal mijne bevelen aan mijne andere vafiaa-
ren laaten uitgaen om op uw opontbod ge-
reed te zijn.
u een //00/^ ontbreekt, laat het 7nij wee-
ten. Zo niet, mijne quota, bij deeze ge-
legenheid , is Geld.
Hl
m
Kt
Mm
XXVI.
Γ ,
Ν
"'Μ
De Hr'.BELFOKD ,ααηΚοΒΐ,κτ Lovelace,
Schiidkn, . f
ί
Geen een woord wil ik antwoorden aan zul-
ken overgegeven deugniet, als gij u in den uwen
van gifteren avond betoond hebt te zijn. Ik zal
de Lady overlaaten aan de befchermirtge van die
Magt, welke alleen wonderwerken kan verrigten;
en aan haare eigene verdienten- Ik hebbe nog al
hoope, dat deeze haar behouden zullen.
Ik zal nu overgaen, gelijk gij verzoekt, tot
bet geval van den armen Belton; en wel te lieverv"
dewijl hetzelve mij gebragt heeft op zulk een ipoor
van denken over ons voorgaende leeven, onze te-
genwoordige gangen, en onze toekoomende uit-
zigten, hetwelk voor ons beiden van dienft kan
zijn, indien ik maar het behoorelijk gewigt kan
geeven aan de bedenkingen, welke daaruit voorc-
koomen. -
De arme man gaf xm] Donder dag een bezoek,
in deeze mijne naare oppasünge van mijnen Oom.
Hij begon met te klaagen over den flegten ftaac
van zijne gezondheid en kragten, zijne teeringag-
tige kuch, en zijne toeneemende kwaal van bloed-
fpuwen i en daarop bragt hij mij aan zijne Hi-
iiorie,
Ν 5 Ee-
liMb
/
iüi
-ocr page 203-DE HISTORIE VAN
Eene verbruid erge is hec; en die zijne ande-
re kwaaien grootlijks verzwaard: Wanc hec is aan
den dag gekoomen, dat zijne Thomafine (die,
voorwaar, met eenen nieuwen naam, gelijk gij
weet, gedoopt wilde worden, die nader in klank
inogt overeenkoomen met den doopnaam van den
man, op welken zij voorgaf haar hart gefteld te
hebben) veele jaaren lang eene minnaarij gepleegd
heeft met een vent, die de ilalknegt is geweefl: van
haaren Vader (een herbergier te Darking); van
welken zij, ten koile van den armen Belton, een
fatzoenlijli man gemaakt heeft; en het zo aange-
legd , dat zij de loosheid gehad hebbende van zig
tot zijn kaffier te maaken, buiten ilaat geraakt is
oni rekenfchap te d-oon van groote fommèn, wel-
ke hij dagt dat tot zijn dieull gereed lagen, en die
hij aan haare bewaavinge had toevertrouwd, ten
einde om eene fchuld van mortgage * op zijn Va-
derlijk Goed in Kent leggende af te betaalen,
welke hij van harten gaarn had willen afloiTen;
dog het geen nu nfet gefchieden kan, en het welk
hem dus wel haaft; door den ichuld^ifcher zal wor-
den afhandig gemaakt. En egter heeft zij zo lang
voor zijne vrouw doorgegaen, dat hij niet weete
wat befluit hij omtrent haar neemen zal; nog om-
trent de twee jongens, met welke hij zo mal was,
onderilellende dat zij de zijne waaren; daar hij
nu begint te twijiielen, of hij wel eenig deel aan
hen heeft.
Dus gaet het met eene MATRES te HOU-
DEN ook niet, Lovebce. liet is het wenfche-
lijk leeven mcL „ Een iftan kan wel eene ma-
1·
i 3 '
♦ Zie D, I. bh 35.
55
! r-'i
Η Η
'Κ.
äL·.··
Juffer CLARISSA HARLOWE. 207 p
fres honden^ zeide de arme knaap tegen mij,
maar hij kan zijn Goed niet behouden^ --
Twee onderfcheiden belangen! - Daarbij,
,, mijn waggelen^ geitel ! ,, wijzende op zijnen
vermagerden romp.
Wij weeren ons wel met ons te beroemen op
QXiZt Vrijheid^ of om eigenlijker te fpreeken, op
de Ongebondenheden die wij gebruiken. Wij
moeften zeker het huwelijk uitjouwen gelijk wij
doen, en dien ftaaj tot het onderwerp maaken
van onze ongezoutene fpottemijen; daar wij ons
zeiven menigmaal (want dit van Thom is geen bij-
zonder geval) den gek laaten aanfteeken en ons
ilingeren van vrouwlui], welke gemeenlijk (dpor
Liilen die onze wijze hoofden niet doorzien) ^e-
ne volilrekter heerfchappij over ons voeren , dan
eene vrouw zig zou durven aanmaatigen.
^Laaten wij dit ftuk eens een weinig overwee-»
gen; en dat wel op onze eigene heginzels^ als
LïgtmiJJen, alles ter zijde Hellende wan de
ten van ons Landy en deszelfs Gewoonten^ van
ons vorderen; welke wij niettemin niet kunnen o-
vertreeden, ten zij wij genoegzaam alle zedelijke
verpligtingen, als leden der maatfchappije hebben
onder den voet getreeden.
Laaten wij, in de eerile plaatze, eens over-
weegen (wij die onze Goederen bezitten door
wettige afkoomft) hoe het ons zou hebben nan-
geftaen zulke naakte berooide bedelaars geweeil te
zijn, als wij geweeil moeften zijn, waaren oiizs
Vaders zo wijs geweeil: als wijzelve ; en hadden
zij het Huwelijk verfinaad gelijk vvij doen -—
En laaten wij dan eens onsjelven vraagen, Of wij
ν
55
• 1 '
yh-
mm
êÊÊm
204 De HISTORIE van
veel agt niet behooren te geeven op onze nakoo-
inelingfchap, als wij blijde }?ijn dat;onze Vaders
' op de hunne gegeven hebben ?
Dog die is milTcliien eene al te zedelijke be-
denkinge. -Om dan over te gaen tor die
bedenkingen, welke ons meer zullen treffen: Hoe
kunnen wij met reden eene goede Hiiishoudinge
of Zuinigheid fof iets trouwens buiten Slampampen
en Verkwiilinge) verwagten van fchepzelen, wel-
ke een verichillend belang hebben, ^n wier oog-
merken derhalven verfchiliende moeten zijn van
de onze?
Zij weeten op hoe loflen voet zij ilaen (onze
wifpeltuurige grilligheid): En is het dan te ver-
wonderen, onderileld zijnde dat zij bedagtzaame
boeren zijn, dat zij, zo ze de nicigt hebben, iets
tegen eenen onßulmigen dag tragten op te leggen?
of indien zij de magt niet hebben dat zij' alles
doorbrengen wat zij maar bekoomen kunnen, daar
2ij van niets meer dan het tegemvoerdig uur ver-
zekerd zijn; en daar van wegens het leeven dat zij
leiden, en van wegens het geen ?ij hebben opge-
offerd, Confcientie en Eere niet meer bij haar in
aanmerkinge koomen ?
Terwijl eene /Vökw, hetzelve familie-be-
lang hebbende met haaren man, niet onder de-
zelve bekommeringen nog verzoekingen legt; en
die banden niet verbroken (ten minilen, niet nood-
zaakelijk verbroken) heeft, waaraan de opvoe-
dinge haar gelegd had: En zo zij al eene bijzon-
dere beurs maakt, het welk de huwelijks-haaters
ons berigccn dat alle vrouwen gaarn doen , en
m .
Ki
tfiü
h
„i-
-ocr page 206-JLFFER CLARISSA HARI.OVVÊ. 205
?,i] kinders heefc, zo daalt het eindelijk dog alle^i
weer iieder in dezelve familie.
Wijders, wat belangt het voornaam artikel
van uw bed getrouw te zijn , leggen vrouwen
van familie, die wel opgevoed zijn, niet onder
Herker banden, dan fchepzels welke, zo zij ooic ^
eenige agtinge hadden^ dezelve aan vuil belang,
of nog vuiler luil opoiFeren op hec oogenblik dat
zij zig aan u overgeeven? Geeft het voorbeeld,
dat gij verfchaft door luv zin bij haar gekreegen
te hebben, anderen geen aanmoediginge om^ haar
insgelijks aan boord te leggen.?. Want kan, met
alle haarè liefkoozingen, wel eenig man zo ligc-;
geioovig, of zo rrots zijn, dat hij geloove, dat de
vrouw, welke hij kon overreedep , onbeweege-
lijk is voor een anderen?
Overfpel is zu'k eene zwaare hoofdmisdaad,
dat Zelf Guiten en Ligcmiflen zo zij niet ten ee-
nenmaale overgegeven boos zijn, en gelijk ik zeg-
gen mag , door dë ligt vaardigheid eener vrouwe^
worden aangelokt^ daarvan niet willen jhooren,
eh hetzelve veroordeelen: Maar hier, in den ftaac
van eene Μ AT RES, loopt eene vrouw geen
gevaar van zig f aan die misdaad Qnaar de^vet,
ren minften) fchuidig te maaken^ en gijzelve hebe
in haar alle de paaien en ilaketzels van zedelijke
ccrelijkheid , en de zedigheid en ingetogenheid
haarer SeXe , verbrooken en omverre geworpen:.
En welk Band zal- haar dan weerhouden tegen haa-
re neiginge , en belang ? En wat zal dog eea
verleider afTchrikken? r
Terwijl een Egte man door d: JVetten Ae-o.-
zè verzekerihge heeft , dat zo zijne vrouw in eene
io'è De HISTORIE van
4 I
zondige gemeenfchap ontdekt worde met een rilail
van middelen, (die het waarfchijnelijkft haar door '
gefchenken kan verleiden) hij zijne fchaade grooc-
lijks kan geboet krijgen , en daarenboven eené
Egtfcheidinge te wége brengen: Hetwelk om van
de fchande niet te fpreeken , eene bedenkinge is,
die bij béide partijen wel van eenige kragt moet
zijti. En èerte vrouw moet inderdaad ondeugend
zijn , en de keuze van haar man zeiven fchand-
vlekken , die veranderingshalven , en daar geen
hoedanigheden om haar te verleiden, geen over-
vloed gevonden wordt om haar om te koopen ^ iö
veel gevaaren loopen wil Om haarén man in het
tederile punt van allen te verongelijken.
Dog hét heeft zijne zwaarigheid in eëne Egt-
fcheidinge te bewerken [En zo behoort het ook]
■- En niemèndal, zegt een Guit, eene Matres
te laaten loopen, als gij haaf maar vérdagt houdt^
of als gij haar moede, en van zins zijt haar tégen
eene andere té verwiiïelen.
Maar moet de man indèrdaad geen bécH: zijn,
die een vrouwmenfch den fchop kan geeveti ^
welke hij Verleid heeft [Zo hij haar van d^e ftraac
heeft opgenomen is het eene andere zaak] zon-
der eenige geweldige reden; iets hetwelk hem be-
ter kan regtvaardigen bij hemzelven zo wel, als bij
haar^ en bij de wéf-eld, dan enkel magi en liiit
tot iets ?
Dog ik zie niét, ihdieri wij^haar ondermn-
dinge oordeelen, en uit de handélingeyi van alie ^
welke wij onder de de Orde der Mmreshoudè-
ren gekend hebben, dat wij ligt van haar wecterf
af te raaken, als wij ze hebben.
Te
j'
'vi !
%
/ ;
l—v
IH»...
Juffer CLARISSA HARLOWE. 207 p
Te weecen dac wij kufttKn als wij willen, is j
al ons voorregt: En die beweegc ons om veelé
dingen van eene matrès te verdraagen, welke wij
van eene vroim niet zouden verdraagen willen/ ' j
Dog indien wij goedaartigen zagczinnig zijn: In-
dien het vrouwmenfch Ltßig is £En welk vrouw- (
menfeh entbreeki het aan Liß\ die door Liß ge-
Agilen isi en voor welker ofizekeren toèftand dë'
Liß zo noodzaakelijk is?] Indien gij haar het cre-
dit hebt bijgezet van uwen naam te voeren: Indieti'
gij eene vaite verblijfplaatze hebt, en in haar ge-
zelfehap, als van uwe vrouw, bezoeken hebt ont-'
vangen en afgelegd : Indien zij li kinderen heefc'
voorcgebragt —^ Zult gij toeftaen, dat dit iler-
ke beletzeis voor ü zijn , in het oog der. wereld
zo wel als bij uw eigen hart, öm u niet los te
feheuren van zulkè naauwe verbinténiflen. Zij zal
u aankleeven als uw eigen huid: en haar te verftoo-'
ten zal bijkans zo veel zijn als uzelven te villen.
Zelf indien zij, door Trouwloosheid, 'er oor-'
zctak toe geeve, zal zij het flegt gemaakt hebben,
zo zij niet haare vérdeedigers vindei En nooit
kénde ik eene zaak of een jierfoon zo erg, wel-
ken het aan voorfpraaken ontbrak, of uit kwaad-
aartigheid tegen den eenen, of uit deernis met den
anderen: En dan zult gij voor een onbernihartigen
l>ooswigt gehouden worden: En al raakt zij zon-
der lof voor haar zelve van u af, zij zal n al zo
wéinig laaten behouden ; inzpnderheid bij allen
den geenen, welker goed gevoelen iemand zoi)
wenfchen zig eigen te maaken.
Wel, zal dan dit armhartig voorregt, dat wij ^
van eene vroaw kupr^en afTcheid^n ais wij willen,'
ge-
-ocr page 209-2.e8 De historie van
gerekend worden de andere ongemakken te kuti-
nen opweegen? Zal het bij ons^ die mannen vail
familie en middelen zijn^ eene vergoedinge geagc
worden voor den afftand, dien wij doen, van ge··
Ujkheid van rang ; en dat wij tot onze Bedge-
noot, en zeer waarfchijnelijk meer dan tot eene
deelgenoot van onze Goederen (ter verbreekinge
van allen regel en orde van familie) neemen een
fchepzel van laage geboorte, van laage opvoedin-
ge , welke niets in de Gemeene Kas heeft inge-
bragt; en onmogelijk eenige vergeldinge kan doen
voor de weezenlijke voordeelen , welke zij ont-
vangt, dan die welluftige , op welke een man
niet roemen kan , dan tot zijne oneere, nog aan
denken, toi beider fchande?
Daarenboven , naar maate de man in jaareti
vordert, zal de dolle drift zijner LigtmiiTerije o-
vergaen< Hij zal dan verfchillende oogmerken en
betragtingen hebben , welke zijne lufl: om in 'c
wild te loopen verminderen zullen , en zulk een
geregeld leeven, als in het huwelijk en in eene fa-
milie plaatze heeft, voor hem fmaakelijk, en van
dag tot dag fmaakelijker maaken.
Indien hij Kinders heeft, en ze met reden
voor de zijne houden kan, en indien zijne ontiig-
tige leevenswijze hem eenig Goed heeft overge-
Jaaten, zal hij reden hebben om zig te beklaagen
over den band , waaraan hij door de vrijheid, op .
welke hij iloft , gelegd is, en ,over het dierbaar,
'■üoorregt waarvan zij hem beroofd heeft ; a!s hij,
vindt, dat hetzelve moet koomen op den een of
anderen bloedverwant, om welken, he: zij nn of
verre beilaende, hij geen oortje geeft; en die mis-
fchicn
I
■r
■ .U
m
mst
r
, Juffer CI^ISSA HARLOW^^^^ ^tof
fchieii (za hij een-rdeugdzaam, raan de ukerile'
vpragtinge voor hem heeft wegens zijn ongebon-
den leeven.
En al on"derfl:elden wij eens, dat het in zijne
raagt ftaet'Zijn Goed'te maaken. aan wien het hem |·
helieft; waarom zou iemand befluiten, ter voldoe-
ninge alleen van zijne dwaaze zinlijkheid, zig een ^
krooft van aterlingen te verwekken? Waarom zou
hij zijne kinders wenichen bloot te Hellen aan den ,
fmaad en hoon der overige wereld? Waarom ζομ
hij dezelve , het zij ze Zoonen of Dogters zijn,
o^der d€ nopdzaakelijkheid -.brengen van, zig
aan hiiwelijks-vooiflagen te onderwerpen , welke
of ten a'anzien van Middelen heneden hen , of
ten aanzien man Jaaren ongelijk zijn ? Waarom
zou hij de kinders, die hij lief heeft, welke wel gee- >
Γ er misdaad kunnen fphuldig zijn , berooven van #
de agtinge, welke zij gaarn zoudpn wenfchen te
hcbbpn, en te verdienen; -en van de gelegenheid
pm zig,te vervoegen bij behoorelijk , dat is te
zeggen, eerelijk gezelfchap ? En waarom zou hij ^
hen doen denken, dat hun eene verpligtinge wor-
de opgelegd van elk menfch van fatzoen , die zig
zal verwaardigen om hen te bezoeken ? Hoe wer ]
riig reden, met een woord, zouden zodanige kinr^
ders hebben, om hun Vader te danken vour zijne /
hardnekkige braaveeringe van de Wetten en Ge- \
wooncen zijns Vaderlands ; en voor dat hij hun .
eene Moeder gegeven had, aan welke zij niet met
cere konden denken; aan welker Ζαηφδ hetj.was
dat zij hun Wcezen zelf verfchuldigd waaren, eft '
welker Voorbeeld het hun pligc was te fchu* ,
wen ?
f-
IV. Deel. O . Ih-
MÉHiyi
-ocr page 211-ΪΙΟ De HISTORIE van
■ 1 . ! ' - - · r- ^T^·
Indien de Opvoedinge en Zeden deezer kin-
deren aan hec Geval word^en overgelaaten , gelijk
iien maar al te gemeenlijk gefchiedt (want de man
die eenige menrchlijkheid en een gevoelig hart'
heeft, en die bekwaam is om zijn geflagt liefde
toe te draagen , houde ik voor toegeftaen, dat
trouwen zal); dan is het geval nóg erger; zijne
zonde wordt duurzaam gemaakt, om 'zo te fpree-
ken, door zijne kinderen: En de Zee, het Leger,
tie ilraatfchenderij, voor de Jongens; het Bordeel
voor de Meisjes; baanen maar al te dikwijls den
weg tot erger Uiteinde.
Wat winnen wij derhalven, ten beiluite, met
deeze kromme paden te bewandelen anders, dan
gevaar, fchande, en te laat naberouw ?
Ën behalven dit alles, worden wij meni^aal
niet eindelijk de Spot van onze eigene Ligtmifrerii;
door in dei? Egten ftaat zelf te iluipen met die
half-uitgereeten prijen , in welken wij miilchien
hadden kunnen treeden met haare Ladys; ten min-
ften met haare Meerderen in rang eri middelen
béide? Wanneer wij den geheelen tijd door naar
ons fatzoen zouden' geleefd hebben; ons niet ver-
ileekende-in holen en rchuilhoeken; en, als wij eens
voor den dag koomen kruipen met onze vrouw-
lüij, rondom ons kijkende, en naar ieder die ons
voorbijgaet, als of wij zelve bekenden met redep
onderworpen te zijn aan de befchuldigingen van
alle eerelijke luiden.
Mijnen Neef Toon Jen^ms kendet gij wel.
Hij had dien werkzaamen geeft van baldaadigheid'
niét,'welken Gij, Belton , Mowbray, Tourville,
eii ik zelve hebben: -Maar hij had die zelve denk-
beel-
Λ
f
Ii]
J'if
kifi
' ·ί?
V
-ocr page 212-Juffer .CtARiSSA ij^LOWE. 211
beelden ais^wij .mgezoQgen^jven maakte ze ook
Hoe .babbelde .hij tegen het huwelijk ! Hoe
bars ilapte hij> dis ^en.G^efiig^-Smedige Vent! En
voor welken SneeMgen Geeß -zagen alle de jon- ■
gens en meisjes van onze familie (ik^ zelve onder
dereft, toen maatreen kleine!l>eiilin^ zijnde) hem
niet aan, wegens de airs di^ hij zig gaf.?--——
Trouwen! ]Neen,iOm de.giintfche vvereldrniet;
wat man van verftand zou de, tiO;tsheid , de krib-
bigheid , de koftbaai'heid van .een wijf verdraagen !
Hij konde het qm <ie hagel niet te dulden agtetJi,
dat eene vrouw» van gelijken rang en raiddcleii,
en , gelijk het wel gebeuren kon, "van meer
kwaamheid dan hijzelve , zou denken dat zij^ regp
had om te deelen in het voordeel van die goede,-
ren, welke ze hem had aangebragt.
Dus, na dat hij twee of drie Jaaren door dè
Stad had heromgevloogen , in i^relken geheelen
lijd hij beter gevoelen van zigzelven dan eenig an-
der menfch van hem had , wat doet hij, dan ^eiü
kans te waagen op zijns Scherm-meeilers Dog-
ter? ' ^ ·
Het gelukt hem ·, hij huurt een afgefcheiden
logement voor haar te Hackney; bezoekt haar
fteelswijze ; terwijl zij beide teder waaren.otn-
trent hunne. Agtinge , welke ten uit erft en j tedqr
was, dog die geen van beide nog had opgegeviïn,;
want de Ligte zielen van beide Sexen zijn akocw
zelve de laatile in zig te verqordeelen en te verw^J^-
pen: Van geen menich bezogt wordende, nog
^ menfch bezoekende: Hetjieeven leidende vari: eeii
dief, pf van een man die door zijne fch^ldeypbeïs
fcenaauwd wordt?'vreezende bet hoofd buiten zij-
pe eigene deur te ileeken, of op ilraat met haar
gezien te worden; En dus leefde hij twaalj jaa-
Ven lang,'en fchoon hij een'góed Capitaal had^
naauwlijks de einden bij malkanderen kunnendé
houden; want fchoon 'er geen Pragr waare, daar
was geen regte Huishoudingen en daarbij kreeg hij
ieder jaar een kind , en hij was zeer mal met zij-
iie kinderen. Maar geen derzeive-leefde boven
de drie jaaren. En nu , na het verfterven van het
twaalfde, al zo dof en zober geworden zijnde als
of hij weezenlijk een getrouwd man waarebragt
zijne vroome Juifr. Thomas (want hij had haV niét
vergund zijn naam aan te neem en) hem in het
denkbeeld dat het verlies van hunne kinderen een
bordeel was ovelr'^dé ouders wegens hunne zondi-
ge wijze van leeven [Een tijd zal 'er koomen, Lo-
Velacé , zo wij hooger op onze jaaren koomen,
waarin Nadenken onze verzwakte geeften zal aan-
grijpen]; en toen viel her zijne dame niet zwaar
hem ^te overrecden , dat hij, om peis te maaken
met dén Hemel, haar ging trouwen. Waneer
dit gefchied was , had hij tijd om te gaen zitten,
èn te peinzen; en zig de menigvuldige aanbiedin-
gen te erinneren van perfoonen van familie en
middelen , welke hij in den bloei] zijns leevens
had' van de hand geweezen ; Zijne uitgaaf ten
minilèn gelijk geweeft zijnde: Zijne a^tinge nier
alleen minder verloor en: Zijne geneugten
heimelijk geßolen: Zijne verbiigtenis ongelijk en
zodanig , dat hij zig óver dezelve altoos gefchaamd
had. Dog de vrouwlui] zeiden, Dat Toontje,
ïia twaalf of dertien jaaren met haar geleefd te
heb-
u
λ
i
Ii
Eïm
ιιίΐΤίΐΐΜΐΙΡ""'·
aicSiätii&ii^
mÊÊm
..SlUSiU
Juffer CLARISSA HARI.OWE: ii|
hebben^ eerelijk bij haar gedaen had; En % was
hec al, wat mijn armeineef won met van zijne oüdf
matres zijn nieuw wijf te maaken^ ' Geeii
trommel, geen trompet, geen dwars-fluit, geei^
tamboi4rin^ i, verwagtinge.^van nieuwö
vreugde, om hem aan te moedigen Ij , ; . .
WacBekon met zijneThomarme doen zal, wee-
te ik nietj npg lull-het ,mij hem.raad te geevèns
Wantik zie dat.hetiden armen'knaap niet behaagt^
dat eenig menfch. buiten hemzelven haar vloekt,'
Dit doet hij zeer hartlijk. . En , kleinmoedig is
hij geworden 4 -dat^hij fnpt en kwijl-huilt ^als hij
bedenkt hoé mal hij js geweeii met haare jongen ^
welke ^ij tegenwoordig twijiFelc of wel de zijn ei
zijn : „ Wat een;verdoemd ^ng zou het, zijn^^
j, Belfordy zo Tom,en Hein de.jp'ngen van diert"
„ hond van een iMknégt,en niet ,mijne kinders
„ waaren! „ , , .. _ .. ο , : ri
Het is waaragtig zo f en ik ben van gedagten^
äat de al te groote waarrchijnelijkheid beveiligc^^
wordt door de. ilerkegezondheid van de dik-gekop-;
te en vaftgefpierde welpen. Dog dit, zegge ik heiti
Gij, zegt hij, zijt zulk een, vrolijk, leevè'n-
öig menfeh , dat deeze droevige vertellinge op u^'
géen;indruk mauken, zoude:·;Nu inzonderheid.^ ^ac'
mv geheel hart zq is ingenomen.;^ Mowhray zoii^
daarover al te fel· Qp(luiven;iï,Hij=heeftzegt hij
geen teder Hart. Tour^ille h^eft>|geen onizig.cig-'
O 5 ' ' heicf
♦ Tnhret 1 een k^cin trornrreitje , waarop met ecnc hand ge
flauen wordt , om a!s L»as tc maakcn iii ccn muiijk y z:cs
gebrtiikcliik in Enodiuia onder het laadyolk ογ brmiüiicü
cii anders ujdcu vau vreugde.
Van
'Ifct'd-bijvvienhij vafl zulke zaaken fpreékt! En, liet is
'cené grappigé klagt! Schoort··hij 'ehlajne Thoma*
fine Zonder agtinge in de-wereld'leefdeii (alzo-dé
menfchen wèl giften dac zij niet g-etroiawd waa*
renv metcegfcpflaende zij zijn naam voerde) „ zoü^
de hij egter de vervloekte ondawkbaare ook nog
niet al te veel in wanagtinge willen brengen! ,,
' Kende een nlans wel maller rolf fpeelen ,_al
wääre hij v.'eezenlijk getrouwd j en al waare hij
verzekerd dat hij ilend te fcheiden van de moe-'
der zijner eigene "kinderen ? ^
3>
9
• ' Ik geevéidit als eêne les over aan uw eigén^
hart-,· zonder eenige toepaffinge te maaken: Alleeri
met deeze aanmerklnge , „ Dat wij'LigtmilTen'^'
j, na onze ongéböndene luiten i te· hebben-inge-
5, vblgd, onzenÏvöoroudWen», en dé goede oude«
„ paden- (naar de· waanwijsheid onzer ijdele harrt
„ ten) met onze lippen beide en met ons löevenc
„ eene blaani'aanvvrijvende , wantieer wij tot jaa-
„ ren van bedagtzaamheid koomen, indien wij ZO'
5, lang leeveri bèmerken (hetgeen alle die ons
,, kenden^te vooren wel bemerkten j-fdat is te zeg-
gen, wij bemerken) onze eigene veragcelijkb
dwaasheiddat'" die goede óude paden voor ons
beft zouden gèweefl- zijn, zo wel als voor de^eil'?
der Wereld; en·· dat wij met eiken ftap, dienfwij'
daarvan zijn· afgéWeeken, oftze · waanwijsheid ,
en onze onweetendheid tevens' flegts hebben'^
ten toon gertèld, jj '
35 ö"·
5>
3)
3>
3>
J>
91
>
niii'g
'J
J, BELFO RD.
-ocr page 216-I
XXVII. BRIEF,
^ -15 v-yy ■
.—
De Hr. L·οJiÉtαgε ]aqn. Jan Belford^
^uli "S'ehU'dkni-^ ^ - ' -
'•■1 - ■ Γ . 0-1
Saterdag^ den 1Όvan Malf^
De zedige aanmcitinge-i mee welke gij u-
wen laatften beflobt, ft-aec mij wel aan ^ eii il^ dan-
ke u daarvoor. , .- > ! . -
ArmeBekon! -- Ik Wagt niet, dat zijne
Thofflafme zulk eene erge duivelin zou bevondeii
zijn. Dog dit gevaar hangt eeuwig een iiefheb-
ber overliet hoofd, die een nieisjè van laage op-
voedinge tot zijne matres opneemt. Dit deed ik
nooit. Nog had ik daartoe reden. Zulk een aH
ik , Jan , behoefde tot nu toe ilegrs re ichuddeil
aan den aanzienlijkften boom , en de rijpe vrugc
viel mij in den mond : Altoos van Montaigne s
fmaak, weet gij wel: --—i ik rekende.het mij
tot glorie een meisje van faniilie te onder te.,bren-
gen. -—· Meer regtfchapen geneuglijk was
voor mij het voortzetten der verleidinge, dan het
werk dat dezelve bekroonde: Want.dat is eeóljdet
Ie waafleni, een waterbel! En wel tëri hartHjkilen
danke ik u, dat gij mij door i^iilken o.mweg xe kén-
nen geeft, dat ik met mijne tegenwoordige hand^
linge op het regte fpoor ben.-- «
Met zulk écne vrouw als Juffer Harlowc-b
O 4/ > i / ig-
. ;) ·
iemand veilig voor alle de ongemakken , waaro-
ver gij uitweidt.
Nog eens , derhalven, danke ik u, Belford,
voor uwe goedkeuringe ! - Een man oe-
Si'
ifi
hoefc, gelijk gij zegt, zig niet in ^oo/e^i en jchuil-
ho^kefi te verüeeken, en Het dagligt te fchuwèii
met zulk eene vroim:als deeze. Hoe vriendlijk is
liet vour u, het geliefd voorneemen mijns harten
dus te onderiteurien ! -Nog kan het mij
iöt fchande iirelden j dat ik zulk eene Lad'^ toeftae
naar mijnen naam genoemd te worden ί-- Nog
zsl ik mij de berispinge der wereld eenigziiis be-
kreunen, zo ik toe de jaar en van bedagtzaamheid
leeve, van welke gij gewag maakt, al raakte ik
in het net, en wiei d ik overgehaald om met haar
het goed oud pad mijner voorvaderen te betreeden.
Crezegend zij uv/ eerlijk hart, gij braave
knaap i Ik dagt, wel, dat het u geen ernft was,
en dat gij u ilegts kweet van eene verbintenis
aan Ltjrd M. wanneer gij voor het Huwelijk ten
behoeve van deeze Lady gingt pleiten! —---
Het kon niet uir een Btginzel van overtuiginge in
u koomen, will ik wel: Het kon geert Medelij-
den zijn - Van een weinig Afgunß hield ik
u inderdaad wel verdagt 1 - Maar nu- zie
ik u eens weder in uwe eigene gedaante: En nog
eens, zegge ik, Gezegend zij uw eerlijk hart, gi}
regtfchapen vriend, en zeer biaave knaap!
Nu zal ik kloekmoediglijk met alle mijne ont-
werpen voorrgaen, en u dienen met het geduurig
verhaal van mijne vorderingen om dezelve ter uit-
voer re brengen!--Dog 4k kon niet na-.
laaten hier een weinig af cc breeken, om mijne
dankbaarheid te toonen. X X V ί ί 1.
2.16
i
Juffer GLARISSA HARLOWE. 117
1
Γί:· ■·
t)e Hr. Lovelace, 'aan, Tan beifójid.v
·: ·■■;;■ ■· ■IT·'
li'
ΠΏ
Schildkn.
.Π"
" Èn nü zal ik u begunftigen met een koit
'berigt'van onzen tegenwoordigen toeiland.
Van de hoogfte af tot de laagfte toe zijn
wij alle ten üiterften gelukkig.- --- Dorcas
ftaet wel iïi de giinil van haare Lady. Marijtja
heeft haar raad gevraagd ten aanzien van ^eëne
Vrijerij haarzelve aangaende. Geen godijoraak
gaf ooit beter. S aartje heefteen krakeel gehad
met haaren Wolle drapier; en h'ëeit mijne Bekoóf-
ilcr daarin tot Lady-kanfelier (a) gemaakt. Zij
misprees Saurtje, dat zij zig dwingelandfch gedroeg
jegens een man, die haar bemint. Lief Sch'ép-'
zei! dus voor een fpiegel te fiaen, en haare 00-
gen toe te iluiten, om dat zij haar eigen aange-
zigt daarin niet zien wil! -- Juifr. Sinclair
heeft haar hof gemaakt bij eene zo onfeilbaare
oordeeliler. met haaren raad te verzoeken ten''dan-
zien van de beide Nigten. .
Op deezen voet hebben wij nu verfcheidene
dagen geliaen met het volk beneden. Nogthans
neemt zij gemeenlijk Sola haaren maaltijd, eti
koomt anders ook zeiden in haar gezelfchap. Zij
O 5 ' nu
* Dc Lord KanfeUer is ïd l^ngcland'dc oppcrfle Rcgtcr iiï
's Keniiigi naam, Ven.
I
i
f
1
s
De historie van.
nu gewend aan haare levenswijze \_De aanhouder
moet wel winnen\ dringen haar nooit daartoe;
dus als ze bij malkanderen koomen, zijn zij van
weerkanten vol van beleèidheid. Getrouwde lui-
den zelf, Jan, geloove ik, dat eene menigte van
'krakeelen voórkööraen, door maar zelden mal-
kanderen te zien.
Maar hoe ilaet het tulTchen u zeiven en de
.Lady, dunkt mij dat gij vraagt, zedert zij Woens-
'dag-ogtend zo .fchielijk van u wegliep, en u zo
onbejioorelijk van zig af iliet ? - '
Wel ^redelijk wel over het geheel. Ja, zeer
,.wel. Want hoe anders dog? De lieve ftoutaart
weet niet hoe zigzelve te redden. Kan tot geen
andere befcherminge haare toevlugt neemen. En
heeft, j daarenboven, een gefprek Ijeluirterd [Wie
zou gedagt hebben, dat zij zo nabij geweeil: was
het Welk gehouden wierd tuiTchen juifr. Sinclair,
Juffer Martin, en mij, dien zeiven Woensdag-na-
middag; het welk haar hart ten opzigt van ver-
fcheidene twij'ffelagtige ftukken heeft geruft ge-
fteld.,,.,
Als daar is, bijzonderlijk, ,, Mevr. Fretch-
viiie's ongelukkige gemoeds-geileldheid --
j. Welke met veel medelijden beklaagd wierd van
5, Juffer Martin , die haar zeer wel kende --
„ De man, welken zij verboren heeft, en zij,
„ (zo als Saartje zegt) van de wieg aan Gelie-
„ ven geweeil: zijnde. Deernis bij de eene ver-
„ wekt deernis bij de andere, het zij de reden
„ daarvoor fterk of zwak zij; en de rampfpoed van
„ Mevr. Fretchville wierd met zo veele omihn-
„ digheden bekleed, dat het onmogelijk anders
( \
(1
Ί
•2i8
W
t
i
-ocr page 220-Juffer CLARISSA HARLOWE. 219 , ^^ I
Fl
„ zijn kön^ :of miJne.Beminde moeft TAgten uiter-
,, över/^»^r ontfermen, over welke de iipin- j -
„ teerhartige JuiFer Martin zig grootlijks. ont'·· l
„ fernide. .:-nr\
„ in Stad verwagt. . ; ■ ,
„ Mijne'ernftige begeerte te kennen ,gege-
„ ven, dät mijne jonge vrouw die Lady'S;in haar,
„ eigen huis ontvangen, raogt,indienMevivFretöh-,
„ villè maar wiil wat zij^zeive wilde; éö jkvklaag-
„ de bitterlijk over de vertraaginge·, veroowaaki:
„ doordien'zij'dat niet wift. ,,
„ Mijn oogmerk om ten huize van-Ju^ Sln-
„ clair te blijven', gelijk Ik zeide dat ik^haat;^
„ voorheen al te kennen gegeven had., terwijl
,, mijne'vrouw woont in haar [eigen' hi^isv.
„ Mevr. Fretchville kon bewoogen- .woj^en om
„ daaruit te trekken) om. haare .uitejffte ymau^gcr,
,, zetheid in te volgen. ' · ^ r ^ r ' ^
„ Op mijne hartstogt voor mijne Beminde.
„ (welke, gelijk ik haar. met eeneni hoogejiDf^a.
vuurigen toon te kennen'gaF, de opregtftfe-.was,
„ welke eenig man voor eene vrouw kon hebben).
„ roemde ik. Zij was, om kort te gaen,i..zeide^
„ ik, van de egte Platonifche zoortpfrikr had.
,, geen denkbeeld wat Platonifche Liefde,, ^was. „
Dat is*zo, Jan; en-zij moet zulk een einde,
neemen,'als de Platoniiche Liefde .gcraeenJijk
neemt. ■ . ^ , v, ^
„ Saartje en JufFa Sinclair preezen vervol-
„ gensmijne Beiiiinde,
t
i
5? bijzonderlijk verwonderde zig over haare kuis-
heid ; noemde die voor beeldlij k; hoewel ze
59 (om.vagterdogc te mijden^ haare gedagten te
55 kennen gaf, dat zij eer al te kiefcb was, indien
5? zij de de vrijaeid mögt neerhen van dat te zeg-
5» gen In mijn bijzijn. Dog niettemin prees zij
55 mij over mijne llrikte waarneeminge van mijne
gelofte.
„ Ik befchuldigde haar wat vrijer over haare
koelheid jegens mij; noemde haar wreed; voer
„ uic tégen haate nabeftaenden; trok haare Liefde
in twijiFel. Alle gunil, om welke ik haar vraag-
5, de, wierd mij geweigerd. Nogthans was mijn ge-
„ drag jegens haar, als wij alleen waaren, al zo
„ kuifeh en eerbaar, ais in haar bijzijn —----
Roerde van ter zijden met een wooM iets aan ,,
hetwelk nog dienzei ven dag tuiïchen ons was
voorgevallen, hetwelk haare onverfehilligheid
jegens mij in zo ilerk een ligt vertoonde, dat ik
het niet verdraagen konde. Dog dat ik haar
verzoeken zou om haar gezelfchap bij het Ipel
van Vènetie behouden ^ hetwelk Saterdag-avond
ten voordeele van de Speelers vertoond zou
worden; waarin de eerfte aBeurs zouden fpee-
len; en dit wel, om eens te zien of mij ook alle
,, gunfl: ftond geweigerd te worden.-— Hoe-
„ wel ik, voor mijn part, niet veel op bad met
„ Treurjpelen; ?'<] egcer wel, wegens,de Lee-
„ ringe, de Waaifchuwinge, en het Voorbeeld,
„ weike gemeenlijk daarin gegeven ,wierden. „
Ik was te teergevoelig, zeide ik : Daar
was genoeg in de wereld om onze harten te be-
droeven , zonder dat wij de droefheid in onze
/
5)
3>
ν
5J
55
Jj
55
3?
5)
55
5?
5»
95
5>
7f
uit-
3)
-ocr page 222-Juffer CLARISSA HARLOWE. 221 , ^^ I
„ iiitfpanningen mengden, en de rampen van an-
5, deren toe onze eigene maakten. „
Dnt is waaragtig genoeg, Belford; en ik ge-
loove, in 't algemeen gefproken, dat alle de man-
nen van onzen trant met mij van een gevoelen zijn
■--—Γ- Zij houden van geen Treurfpele^ dan die,
waarin zij zelve de rollen van dwingelanden en
beulen fpeelen; en fchroomende zig aan emftige
en deftige bedenkingen te betrouwen, loepen zij
naar de Blijfpclen, om de wroeginge van het hart
te lachen over de wederwaardigheden, welke zij
veroorzaakt hebben, en om voorbeelden te vin-
den van menichen alzo zcdenloos als zijzelve.
Want zeer weinige van onze Blijfpel-digtfen, weet
gij, leveren ons goede uic, ——- Ik fpreeke, 1
evenwel, maar voor mijzelven - Gij nog- - J
thans, meene ik, als ik mij nader l:)edenke, houdt Γ
u gaarn op mee het Betreurelijke. '
zij de blijfpelen l30ven de treurfpelen Helden. --
En ik geloove dat zij gelijk hebben; want het r
mögt de duivel, zo een betrouwde Guit een
meisje in zijne Comedie niet Tieuripels genoeg
verfchaft.
„ Ik verzogt Saartje, dat zij mijne Schoone
haar gezelichap wilde gunnen. Zij had haar
woord gegeven [Dat was goed, zult gij wel
onderftellen]. Ik verzogt Julfr. Sinclair om ver- f
lof voor Marijtje. Zekerlijk, antwoordde zij, i
zou Marijtje het zig eene eere agten Mevr. Lo- ^ 4:
r"
91
5ï
9»
velace te mogen vergezellen : Maar de arme
5, iloof
-ocr page 223-zii De HISTORIE vaï?
„ floof'was teerhartig ,; en dewijl het Treurfpel
„ naar was, zoude zij zig blind fchreijen.
Ssartjcj ondercuirchen, maakce eene te-
genwèrpinge uit hoofde van Singletón, op dat
& idie mögt |beantwoorden, en mijne Beminde
5, de moeite befpaaren van ze te maaken, of het
„ ftuk met mij te betwiften; en bij deeze gelegen-
,, heid beklaagde ik mij, dat haars Broeders ont-
3, weipen niet aan een kant gelegd waaren; na-
„ demaal, indien men daarvan had afgezien, ik in
5, perfoon de Ladys van mijne familie zou hebben
j, gaen haaien om mijne jonge vrouw gezelfchap
te houden.
mm
■i .y ''
15
„ Daarop waarfchuwde ik haar, wegens een
Brief, dien ik zo even van eenen uit haars Va-
ders fiimilie ontvangen had, voor een perfoon
die aangenomen had om ons op te fpooren, en
welken ik dus in gefchrift [pen en inkt geeifcht
hebbende] beiuhreef, op dat zij de geheele fa-
milie tegen hem mogren wapenen „
55
95
55
955
555
555
5)5
95)
955
55)
55)
55)
5)
y
Een bootsgezel door de zon verbrand, van de
pokken gefchonden, van een ilegten uitkijk,
grof van gebeente , met zvvaare oogenleden,
eene overhangende winkbraauw, een dektree-
dende ftap in zijnen gang: een mes gemeenlijk
op zijn broeksband; de lippen van zijn tand-
vleefch afgefchrookt, of het waare door in hee-
te geweilen naar de Zon te ilaaren; een bruin
wambes; een bonte neusdoek om zijn hals;
een eiken ilok in zijne hand, bijna zo lang al^
hij zelve, en dik naar evenredigheid. ,„
,, Geen vraagen door dcezen knaap gedaen
,, moeft men beantwoorden. Zij zouden mij maar
«i
-ocr page 224-/
Juffer CLARISSA .HARLOWE. 225
„ bij hem roepen. Dog mijne Beminde hiervan
„* niet een tuttel blijken laaten, zp lang men het"
j, keeren konde. En ik voegde 'er bij, dat zo"
5, haar Broeder of Singleton kwamen, en zo zij
zig gelchikt gedroegen, ik ook om haarentwil^
„ jegens hen gefchikt zou zijn: En in zulken ge-
Valle had zij niets te doen, dan baar Huwelijk
„ te bekennen, en dan konde 'er aan geen vati ^
5, beide kanten eenig voorwendzel zijn om geweld
„ te pleegen. Maar zeer hefciglijk zwoer ik, dat
5, zo zij wierd wegg.evoerd ^ het zij door overree-
„ dinge of met geweld^, ik van ftonden aan, als
„ ik haar maar een dag miße^ haar van Harlo-
,, we-Plaarze zou gaen opeifchen , het zij ze daar
„ waare of niet; en indien ik de Zufterniet we-
>, derkreeg, wilde ik den Broeder hebben·, en ik
, zou zo wel een Capitein van een Schip vinden
„ als hij. „
En nu, Jan, denkt gij dat zij wel zal beflaen
om van mij af te geraaken, ik mag doen wat ik
wil? - . ·
JuiFr. Sinclair begon te vreezen voor ge-
weid in haar huis
55
ï»
55
55
»»
Ik wierd befchroomd.
dat ze dien ftreng te ilijf zou trekken, en buiten
haar character gaen. Ik winkte haar derhalven
toe. Zij trok den mond te zamen; knikte, om
te toonen dat zij mij. vattedè; dreunde een heu-
hoo door haare neus, vlapte de eene paarde-lip
óver de andere, en zweeg ftil. „
Daar hebt gij voorbereidmge, Belford ! -
Denkt gij dat ik dit alles wil weg gooijen om iets
dat gij zeggen, of Lord M. kan fchrijven.^-
Neen
V
li
) ν
-Λ -
ι :t
• ï
ί ,
-ocr page 225-ii4
Neen
leker!- gelijk mijne Bekqoriler zegt^
<
ψ
als zij zig in poiluur ftelt.
^ *
*
En wat raoec noodzaakelijk hec gevolg zijn
van dit alles, een aanzien van hec gedrag mijner
Beminde jegens mij ? -liunt gij ook twijf-
felen, dat het geheel vriendlijk was, de vol^nde
reize dat ze mij to: haare tegenwoordigheid toe-
liet?
Donderdag waaren wij zeer gelukkig. Den
geheelen ogtend ten uiterßen gelukkig. Ik kufte
haare bekoorelijke hand.- Ik behoeve u haare
hand en arm niet te befchrijven. Toen gij haar
zag't, bemerkte ik dat uwe oogen op dezelve ge-
veftigd waaren, zo wanneer gij die van dat puik-
iluk van wonderbaare fchoonheden, haar gelaat,
kpndt aftrekken --- Vijftig maaten kuile ik haa-
re hand, geloove ik.- Èens haare wang,Ihet
op haare lip gemunt hebbende, maar zo vuurig-
lijk, dat zij niet kon nalaaten daarover verftoord te
fchijnen.
Hadde zij mij dus niet een vadem van zig
afgehouden; hadde zij mij die onnozele vrijheden
niet geweigerd, naar welke onze Sexe, van flap
tot ihp, reikhalft; konde ik maar toegang rot
haar gekreegen hebben in haare uuren van onagr-
zaamheid en deshabillée [Want geheel gekleed
te zijn verwekt deftigheid, vermeerdert fchaamte,
cn dwingt tot eerbied]; wij zouden al overïang
gemeenzaam met malkaiidercn geworden zijn.
Maar al houdt gij haar nog zo iaac op al koomt
Juffer CLARISSA HARLOWÈ. zij
gij nog zo vroeg bij haar; tégen den tijd des ont-
bijts is zij voor den geheelen dag gekleed; en al \é
zij nog zo vroeg bij der hand, zo net gekleed
als andere; Daar zij dus in alles haar fatzoen
houdt, zo verwonder u niet, dat ik zo weinig
voortgang in de voorgenoniene beproevinge ge-
maakt hebbe. --Maar hoe moet alle dee-
èje afweeringe mij aanprikkelen! .
Donderdag ogtend ^ gelijk ik zei^;, waarert
wij ten uiterften gelukkig —^— Omtrent den
middag telde zij de uuren, welke zij bij mij ge-
weefl: was \ die alle voor mïj maar als eene rriinuuc
waaren ; en verzogt dat ik haar alleen lier; On-
gaarn willigde ik het in: Maar merkende dat de
Zon begon ageer de wolken te gaen, liét ik hec
lluipen.
Ik hield het middagmaal buiten huis. Weer
inkoomende fprak ik van het huis, en van Mevr,;
Fretchviile - Had Mënnel gezien -—^ Had
hem gedrongen otii te maaken dat de weduw daar ■
lait trok: Zij beklaagde Mevr. Frcrchville [Nog!
een goed uitwerkzel van het beluifcerd gcfprek]
-Ik had aan Lord M. gefchreeven ; verwag-'
cede met der haail een antwoord van hem. Mij
wierd toegelaaten om het avondmaal mét haar td
neémen. ik drong op haare goèdkcüringe of ver-
beteringe van mijne gefchreeven voorwaarden. Zij
beloofde virederom een antwoord , zo drä zij bc*'
fcheid zou hebben van JuiFer I-lowe.
'h
V
Daarop hield ik bij haar aan qm' haar gézel-f
fchap bij hec Spel op Saterdag avond. Zij maakte"
xulke tegenwerpingen als ik wel voorzien hadi
Ha.irs Broeders Antwerpen
Ρ
Éi
i'c.
de'Wmté Viin hed
-ocr page 227-226 DE HISTORIE VAPï
weder, enz. Dog op zulk eene wijze, als of zij
half vreesde om mij ongenoegen te geeven fNog
een gelukkig uicwerkzel van het beluiiterd ge-
i'prck]. Ik kwam deeze derhalven wel haail te
boven ; en zij gaf haare toeftertiminge om mij
deeze gunll te bewijzen.
Vrijdag ging voorbij als de dag te voofen.
Dus waaren hier twee gelukkige dagen voof
beiden. Waarom kan ik ieder dag niet even ge-
lukkig maaken ? Het fchijnt, als of het in mijne
magtwaare omdat te doen. Zeldzaam is het, dat
ik dus vermaak fcheppe in eene vrouw te kwellen,
welke ik zó dier beminne! Ik moet, naar dat ik
vermoede, in mijn geftel iets hebben dat naar'
Juffer Howe gelijkt, die den man gaarn plaagt,
welke zig in haare magt ilelt. -- Dog ik
kon dus niet handelen bij zulk eene efigelin als
deeze, geloofde ik niet, dat na dat haare proef-
tijd zal verilreeken zijn, en indien zij niet kan be-
woogen worden om ongetrou'jud met mij te ke-
ven (mijn geliefd oogmerk) ik haar dan zo als zij
wenfcht belooncn zal.
Saterdag is half voorbij. Wij zijn nog even
gelukkig- Ons gereed maakende om naar
den Schouwburg te gaen. ,Marijrje heeft haar ge-
zelfchap aangebooden ^ en is aangenomen. Ik
hcbbe haar onderrigt , waar zij fchreijen moeil:
En dit niet alleen om haar medelijden te toonen
[Een weenend oog geeft blijken van een zagt en
edel hartj maar ook om een voorwendsel te heb-
ben van haar aangezigt met haaren waaijer of
neusdoek te bedekken. INogthans is Marijtje nog
hi
li
'i;
»y
Hi
• si
' Ρ
Juffer rLARÏSSA HARLOWÉ. ii-f
verre van alle mans pOp te zijn ; en Wij zullcd
zitten op de Gallerij in de Groene Logie.
De elenden van anderen , zo wel vertoond
als die van Belvldera in 't bijzonder zullen wor-
den, moeten, hoope ik, het hart mijner Bekoor-
iier -w^l óntfluiten en openend"Zo dik\vijls ik ii^
ftaat geweeil ben een mei^'e te beweegen , om
mij toe te laaren haar bij een Toneel-Spel te ver^
gezellen , ,h.ebb.e ik f^ij^é^lven van haar verzekerd
gehouden. Het vrouwlijk hart .(van natuure ge-
heel zagt en minnelijk) breidt gig ^it , en vergeet
j^iijne ingetogenheid, wanneer zijne aandagt zig^i
zeiven onttrokken wordt -doo'r- een aangenaam of
aandoenlijk tijdverdrijf —— De Mtiiijk ,' én mis··
fchien een CóHation naderhand, daartoe-mede
werkende. - ' , .
Ik hebbe , trouwens ; hier göen hóbpe op
Zulk een uitwerkzel. Dog "ik hèbbe meerMan een'
einde tè bereiken met haar in de SehDüwbu;rg''te
inrijgen. Om maqr een te noemen--Dorcaisf
heeft een looper-fleutel·^ geh'jk ik u Verteld hebbe.'
-- Dog het was der moeite wel. wpardig., haar
te brengen in het Spel vün Vehetie hehomeh) aj
waare het maar óm haar te toonen, dat 'er* ^eeï
naarder onheilen geweeft zijn, en nog JiUnncn'
zijn , φη die het mogelijk is dat 'ketineni
Dlls bij uitClek gelukkig zijn wiJ tegenwoor-
dig. Ik lioope ,niet, dat wij eenige van Nat. l.ceV
flinkfche goden bezig'zuiién vinden" , om onzen
vreugde-bekèr niet alfetti te vermengen/
klί'Ll'vELÄCE-.
m
lAiiioil
m
Jufér CtARissA Harlowe, mn Jüfer'
Howe. < ,
tl)
if'
kav
È-dL,·'.
..^^L^^Jr- Iit 11 ......■!itiiliÉllitiir-T"
Vrijdag, den van Maiji
Ik wilde wel, zo ik het helpen konde , za
geduuriglijk niet leggen maaien over de donkere;
en naare gedaante van,mijnen toeftand [De gehee-
le natuure, weet gi], mijne waarde j en alles·
wat daarin is ^ heeft eenen helderen en donkeren
kant] dat ik buiten ilaat geagt worde om genot-
te ,iieemen van eene' betere hoope en wenfchelij-
ker vooruitzigr. En dit niet alleen om mijnent-
wille, maar ook om uwentwille i die zo edelmoe-
dig belang neemt in alles wat mij overkoorat.
Ik moet u dan te kennen geeven , mijne
waarde, dat ik vieren twintig uuren aan een ge-
zien hebbe, die, naar mijn toeftand gerekend ^
niet ongelukkig, zijn. . r
Zij meldt daarop de bijzonderheden van het
gefprek^ ^dqi zij heluijierd had ^ tujjcheh
den Ilr. Lovelace , Jufft'. Sinclair, en
Juf er Martin; ^ maar geeft een omßandi^
ger herigt, dan hij gedaen had^ aan-
gaende de gelegenheid welke zij had oin
hetzelve i huiten bun weeten^ te beluißeren.
Zij geeft te kennen , v^clke reden zij heeft
228
ύ \
om wel in haar jWtk te zijn met bet'
geen zij vßn ieder hoorde : Dog is ont'
field Qver de maatregels ^"welke hij^beßco-
ten heeft te neemen, zo hij haar maar-
een dag mijfe. Egter kehaagt het haar
wel, dat hij voorneemens is. zig van
aanvallende ge-weldpleeginge te- onthou-
den^ indien haar Broeder en hij eikan-
deren in Stad ontmoeten, ^
Zelf Dorcas, zegt zij^ fchijnc mij minder be-
rispelijk toe dan voorheen; en ik kan niet nalaa-
ten deernis met haar te hebben, wegens hnare
verwaarloosde opvoedinge, voor zo· verre het eene
zaak van zq veel beklag bij haarzehe is: Anders,
.zoude 'er zo veel niet in ileeken ; alzo de Laage
en Ongeletterde het nuttigile volk is in een ge-
meenebeit (nademaal de zodanige het werkend ge-
deelte van het gemeen uitmaaken); en alzo eene
Geletterde Opvoedinge de luiden maar al te ge-
meenlijk verheft boven die flaaffche dienilen, door
welke de zaaken der wereld gedreeven. worden.
En ik twijifele geenzins , of daar zijn, de gant-
iche wereld door genomen , twintig gelukkige
menfchen onder de ongeletterde, tegen een onder
die geen en , welke eene Schoolfche Opvoedinge
gehad hebben. / . . j
Dit, evenwel, dient niet om een nadeelig
befluit te maaken tegen Geleerdheid en Letteren;
nademaal iemand wel gaarn zou wenfchen die gee-
nen tot eenig gering aanzien, en edeler nuttigheid
te verheffen, welke daartoe bekwaamheid hebben.,
wm.
f50 . DE HISTORIE VAN t
pt welker Maagfchap bij iemand in agdnge is, of
Welker dienllen iemand gaarn üoii beloonen.
Waare mijn gemoed geheel in ruft , ik zoude
mij ) miiTchien ni'ec zonder nuttigheid , over die
onderwerp wel wat kunnen uitbreiden ; want ik
'hebbe'hetzelve met zo veel aandagt oyerwoogen,
•at§ mijne jaaren , en geringe ervarenheid en op-
-werkinge willen toelaaten.
IViaar de uiterfte onbekwaamheid van deeze
JTïeid, in het leezen en in het leeren, is verbaazend,
aangemerkt het haar^ aan^geen weetluil ontbreekt,
€n zij gaarn fchijnt te willen leeren, en in andere op-
zigten vaardig van begrip is. Dit beveiligt bij mij
de aanmerkinge, welke ik wel eens hebbe hoorcn
baaken, Dat 'er een tijd van Leeren , een Leer-
faifoen, om zo te fpreeken, is voor ieder nicnfch,
'Waarin de' geeft van ftap tot ftap kan worden op-
geleid om van laa'ger tot hooger (van jaar tot
jaar) te vorderen. Hoe vlijtiglijk behooren deeze
Suiibenen\ als zij zig aanbieden j te worden aan-
c,-eureepen van Lcermeefters, (3uders, en andere
Vrieiden^^ aan welken het aankwekken van den
geeft der kinderen en jeugd is toevenrouwd, na-
demaal zij eens voorbij geiloopen , en 'er geen
gronden gelegd zijnde , bezwaaretijk ooit weder-
koomen! - En nogthans moet men beken-
nen , dat 'er zommige vernuften sijn, die gelijk
zommige vrugten, niét dan laat rijp worden. En
Naarrtigheid en Volftandigheid zuüön Wonderen
uitwerken - Maar' dat een leereling zig dier
èerite beginzelen, onderllel eens in den ouderdom
van twintig jaaren , moet magtig maaken, welke
anderen leeren , en zij zelve ook hadden kunnen
ι.
ι
be-
tiBeilEL,
-ocr page 232-Juffer CLARISSA HARLOWE. 2019 , ^^ I
bekoomen , toen zij maar tien jaar waaren, welk
^cn tegen den berg op arbeidend werk is dit!
Deeze zoort van aanmerkingen , begeerdet
gij altoos, dat ik door mijne brieven heen menge,
naar dacze in mijne gedagten opkoomen. Dog
het is een teken dat mijne uitzigcen een weinig
verbeterd zijn ; anders zoude mijn hart onder zo
veel anderp van meer belang , waarmede hetzelve
zedert eenigen tijd vervuld geweeil is , niet ge-
ruil genoeg ge weeft zijn om dezelve te maaken.
Laate ik -11 mijne bedenkingen mededee'tu
over mijne beter en meer hoope geevende uiczig?'
een.
Ik ben nu , in de eerfte plaacze , beter in
rtaat om de reden te bezeffen van het uitftel om-
trent het huis, dan ik te vooren was-Arme
IMevr. Fretchville! — Schoon ik haar niet ken-
ne , hebbe ik deernis met haar! - Vervol-
gens , heeft het een gopd voorkoomen, dat hij de
juifrouwen (voor dit gefprek niet haar) van zijn
voorneemen had verwittigd om in dit huis te blij-
ven , na dat ik in het ander zou getrokken zijn^
Uit den toon van zijne ilem fchecn hij bekom-
merd te zijn voor den fchijn, welke deeze nieuwe
vertraaginge bij mij zoude hebben.
Zo fraaij drukte Juöer Martin zig ten mijnen
opzigte uit, dat het mij leed is , dunkt mij, dat ik
zo ongunftig over haar oordeelde , toen ik hier
ceril kwam - Luiden van een vrij leeven
kunnen wel eens verre gaen, fchoon zij niet ge-
heel uitfpatten : En gelijk de zodanige gemeenlijk
onbehoedzaam , voorbaarig , en agrloos zijn, zo
kan wel dezelve icevendigheid, veranderlijkheid,
pn fchielijkheid van geeft, gelijk ik het noemen
Miag, hun te ihde koomen (indien het hart niet
bedorven is) om hen tot bedagtzaamheid en pligE-
jnaatigheid te rug te trekken.
Zijne reden waarom hij niet gezind is in per-
foon de Lady's van zijne familie te gaen haaien,
terwijl mijn Broeder en Singleton met haare aan-
ilageri voortgaen , heeft geen kwaaden fchijn; en
men kan te eer haare verwagtinge infchikken ,
dat zulk een hoogmoedige geeft als hij, zijne op-
wagtinge ten dien einde bij haar koome maaken,
alzo hij zomtijds van haar fpreekt als perfoonen
welke op haare eere gefteld zijn.
Andere redenen zal ik nog melden, waarom
ik nu geruiler van gemoed ben, dan ik was voor
dat ik dit gefprek b^eluifterde.
Als daar is , het berigt dat hij gekreegen heeft
aangaende Singletons Stierman ; hetwelk maar al
%Q wel overeenkoomt, mijne waarde , met het-
geen gij aan mij fchreeft in den uwen van den
lo Maij (a). *
Dat hij niet voorhad mij daarvan kennis te
geeven.
Zijne wnarfchuwingen aan de dienftbooden
omtrent den bootsgezel, zo die koomen mögt, en
onderzoek naar ons doen.
Zijn voorneemen om gewei dp leegin ge te
vermijden, zo hij of mijn Broeder, ofdeezen Sin-
gleton mögt koomen te ontmoeten; en de gemak-
lijke wijze , welke hij in dit ge^'al ontworpen
heeft, om ongelukken voor te koomen ; nade-
maal ik alleen behoeve niet te ontkennen dat ik
ί de
i
(aj: ^c bl. 90,
iiiwaii·
-ocr page 234-Juffer CLARISSA HARLOWE. 2021 , ^^ I
zijne ben. Dog egter zoude ik naar mijn eigen
gevoelen bij uitftek ongelukkig zijn , zo ik tot
zulk eene ftilzwijgende erkentenis gedrongen
wierd bij eenige nieuwe perfoonen, voor dat ik
zodanig ben , fchoon ik 'er toe gebragt ben (zo
zeer tegen mijnen zin} om de luiden beneden in
hun geloof te ftijven dat wij getrouwd zijn.
Ik agte mij verpligt, wegens hetgeen Woens-
dag tuflbhen den Hr. Lovelace en mij is voorge-
vallen, en wegens hetgeen ik luifterende van hem
gehoord hebbe , mijne toeilemminge te geeven
om met hem naar de Schouwburg te gaen; en te
meer, alzo hij de befcheidenheid had van een
voorilag te doen, dat eene derNigten tot mijn ge-
zelfchiip mede gae.
Ik moet bekennen, dat het mij wel genoegt
te vinden , dat hij metterdaad aan Lord M. ge-
fclireeven heeft.
Ik hebbe den Hr. Lovelace beloofd een ant-
woord op zijne voorilagen te geeven , zo dra ik
van u, mijne waarde, over dat onderwerp befcheid
zal hebben.
Ik hoope, dat ik in mijnen volgenden Brief
reden hebben zal om deeze gunftige verfchijnzels
te bevertigen. Gunilig moet ik dezelve agten in
de Schipbreuk, welke ik geleeden«l"i«ebbe.
Ik hoope , dat in den ilrijd, welken gij te
kennen i^eefc dat 'er zou kunnen voorvallen tus-
fchen mij en mijzelve (gelijk gij (a) her uitdrukt)
indien hij zig zo gedraage , dat ik verpügt ben
hem te verlaaten , ik in ftaat zal zijn om op zulk
eene wijze te werk te gaen, dat ik mij geen fcljan-
P 5 de
(a) Zie bl. 175.
-ocr page 235-254 de historie van
de zal behaaleh in uwe oogen; en da: is alles, wat
ik nu te wenfchen hebbe. Dog indien ik hem zo
hoog fchatte, als hec u belieft te onderftellen dat
ik doe, zal de proef > welke gij u verbeeldt dac
20 moeijelijk voor mij zijn zal, niet zijn, naar mijn
begrip, om van hem af te geraaken wanneer mij
de middelen om mijne ontkoominge uit te werken
verleend worden; maar hoe ik mij gedraagen zal,
als ik van liem afgeraakt ben; en zo ik, gelijk eer-
tijds de Israeliten, zo dwaas zal zijn, dat ik tot
mijne Egyptifche Slaavernij wcnfche weder te
keeren.
Ik agte dat het niet kwaad zal zijn, niette-
genftaende de verfchijnzels thans zo gunflig ftaen,
dat gij het ontwerp (welk het ook zij) voltooit,
waarop gij mij zegt (a) gedagt te hebben , om
mij eene fchuilplaatze te bezorgen, in geval van
noodzaakelijkheid. De Hr, Loveloce is zekerliji:
een diepzinnig en gevaarlijk man ; en het is der-
halven niet meer dan voorzigtig dat men waak-
zaam , en tegen het ergil op zijne hoede zij. Hee-
re zegen mij, mijne waarde, waartoe ben ik ge-
koomen ! - Konde ik ooit gedagt hebben
in zulken toeiland te geraaken, dat ik genoodzaakt
ben bij eenen man te blijven, aan wiens eere te
mijwaards ik maar de minlle fchaduw van twijtfe-
linge konde hebben ! --— Dog ik zal vooruit
zien, en het belle hoopen.
Ik ben verzekerd , dat uv/e Brieven veilig
zijn ---Wees ten dien opzigcei, derhaiven ,
volkoonicn geruil. ^
Dc Hr. Lovelace zal nooit goedwillig mijn
ge-
ΐί··:ΐ
(a) Z.t: bi 174.
—iffl iiiliÉlfert- ·ϋ·"'Ίπ''-
-ocr page 236-Juffer CLARISSA HARLOWE. 2023 , ^^ I
gezelfchap miiTen ; anders twijiFele ik niet, of ik
ben meelleres van mijn uitgaen en inkooinen; en
dage ik het noodig, en vreesde ik niet voot mij-
nen Broeder en Capt. Singleton, ik zou daarvaft
meerraaalen de proef neemen.
Jufer Howe, aan Juffer Clarissa Har-
Saterdag^ den 20 van Maij.
Ik wifl: niet, mijne waarde, dat gij het gee-
ven van een antwoord op des Hren. Lovelaces
voorflagen ophielde, tot dat gij mijn gevnoeien 0-
ver dezelve gekreegen hadt. Een bijzonder per-
foon die bij geval naar ilad gaet, zal deezen af*
geeven ten huife van Wilfon, op dut van dien
kant geen reden tot uitilel gegeven worde.
Ik had nooit eenigen twijffel aangaendc's mans
regtvaardigheid en edelmoedigheid in het Huk van
Huwelijks voorwaarden; en alle zijne nabellaende
zijn zo edel van inborfl:, als van afkoomft. Dog
nu zal het mogelijk niet kwaad voor u zijn te wag-
ten , dat gij ziet wat antwoord Milord op zijnen
Brief van noodiginge geeven zal.
Het ontwerp, 't welk ik in mijn hoofd had,
is dir.
Daar is eene perfoon, welke ik geloove, dat
-ocr page 237-' De HISTORIE van
gij wel bij mij gezien hebt; haar naam is Town-
lënd; zij is eene groote koopvrouw in Indifche
Zijde-ftoffen , Brabandfche en Franfche Kanten ,
Kamerijks, en ander fijn Linnen, en andere goer
deren van veel waarde; welke zij middel weet om
tolvrij te bekoomen ; en zi] heeft veel vertieringe
van dezelve (en van andere fnuiilerijen, welke zij
invoert) onder de bijzondere familien van aanzien
rondom ons. '
2ij heeft haare dagen dat zij in Scad is, en dan
is zij op eene kamer, welke zij in huur heeft in ee-
ne Herberg in Southwark, daar zij Ibalcn houdt
van alle haare Zijde-ftoffen , en veele van haars
draagbaare waaren, tot gerijT van haare London-
iche kalanten. Maar de plaatze van haare woo-
ninge, en daar zij haar voornaam pakhuis houdt,
is te Deptford, om de gelegenheid van haare goe-
deren aan land te krijgen.
Zij wierd eerft van mijne Moeder bij mij gc-
bragr, aan welke zij gerecommandeerd was op de
onderftellinge dat ik haaft ftond te trouwen; „ op
„ dat ik gelegenheid mögt hebben , „ dit was
mijns Moeders uitdrukkinge, „ om voor miiati-
„ ge koften, zo mooij als eene princes voor den
5) dag te koomen. „
Nu moetik bekennen, mijne waarde, dat ik
*er niet van houde om deeze fluik-handclaars te be-
gunftigen. Wat is het anders, dan de Wetten van
ons Land te keer te gacn, als wij zulks doen; en
eerelijke koopluiden te bcnadeelen; en teveiis on-
zen Vorft te beroovcnvan hecgeen hem wettig toe··-·
koomt, ter verminderinge van die tollen, welke
mo-
I
Ρ
J-ij
'i
■ VM
Juffer CLARISSA HARLOWÈ. zij
ïfiögelijk döor »teuwe belafliiigen op het gemeen
Weder goed gernaaht rrtOeten worden?
Dog evenwel, fchoon ik mee Jwifr. Townfend
nog niet gehandeld hebfce, verlhen wij malkande-
ïen zeer wel. Zij is eene ichrandere vrouw; zij
is buiten 's lands geweéft ^ en gaec nóg dikwijls
buiten's lands om haafe koopmanfchap; en Weet
zeer geneuglijke vertellingen te doen v£^ alles het'
geen zij gezien heeft. En dewijl zij niij verzogt
heeft, om haar aim u te recommandeêren (gelijk"
haare bedoelinge is om bekend te worden bij-jon-
ge Ladys, welke waarfchijnelijk van ftaac ftaeti te
veranderen)^ zo houde ik mij verzekerd, dai ik
haar beweegen kan om u haare befcherminge te
verleenen in haar huis te Deptford ; welk zij zege
dat een volkrijk vlek is; en waarin ik zoiide dea-
ken, dat men u het minft zou zoeken. Zij is daac
niet veel, iiroogt gij wel gelooven, wegens hec
voortzetten van haaren handel; maar moet, buic/sa
twijiFel, daar tet plaacze iemand hebben, op wel-
ken zij betrouwen kan; en daar zoudtgij millchien
veilig kunnen zijn, rot dat uw Neef overkoomr;
En het zou mij niet kwaalijk vborkobmen, dat gij
iuec den eeriten' aan hem ' fchreeft. Ik kan u niec
aan de hand geeven, ^at gij behoort-te Ichrijven;.
Dar moet aan uwe eigene bedagtzaamheid worderi,
overgelaaten. Want gij zult gngetwijffeld bedugc
zijn voor het gevolg, het welk uit een gefchil tus*
fchen die twee mannen zou kunneq voorckoome#i. /
Dog niertegenllaende dit alles, en al waare ifc
verzekerd, dat gij veiliglijk uit zijne handen zoude
koomen , wil ik hec u niettemin gaarn kwijtfehel-
den,zp gij aljes mee hem bijleggen, en morgen
trou-
]
•1
ί
I
\
trouwen gingt. Nogthans zal ik met mijn voorge-
nomen ontwerp ten aanzien van Juffr. Townfend
voortvaaren; fchoon ik hoope, dat 'er geen reden
zal zijn om het wefkftellig te maaken, nademaal u-
we uitzigcen fchijilen veranderd te zijn, en nade-.
maal gij vierentwintig geen ongelukkige uuren
aan een gehad hebt. Hoe zwelt mijne veront-
waardiginge over deezen axmhartigen troofl: in het
Vrijen [Moet ik het Vrijen noemen] van zulk ee-
j?e juffrouw I Ik moet zeggen, mijne waarde, dat
wierdt gij nog, eens weder uwe eigene volftrekte
^n onafhangeli^ke meefteres, ik wel in verzoekin-
ge zou koomen, niettegenftaende al wat ik ge-
fchreeven hebbe, om te wenfchen dat gij liever
de vrouw wiérdt van eenig man ter wereld wie het
zijn mögt, dan de vrouw of van Lovelace, of van
Solmes.
Juffr. Townfend, zo als ik mij hebbe te bin-
nen gebragt, heeft twee Broeders, welke beide
iedereen Schip hebben; en wie weet, alzo haar
en hunne belangen aan malkanderen hangen, of
gijt in geval van noodzakelijkheid, niet een ge-
heel fcheeps-volk tOt uwen dienfl: kondt krijgen?
Indien Lovelace u reden geeft om hem te verha-
ten , bekommer u niet over het volk op Harlówe-
Plaatze. Laat die voor malkandcren zorgen. Dat
is eene zorg, waaraan zij gé-wend zijn. De Wet
zal hen hel pen .beveiligen. De vent is-geen moor-
denaar, die iemand bij nagt dén halsjzal breeken.
Hij is een openbaar , Om dat hij een onvertfaagd
vijand is; en zo hij iets beilaen mögt, hetwelk
hem volgens de Wetten der Maatfchnppije flraf-
baar maakea zoude, zo mögt gij wel met eeren
van
2^8
κ /
r?
1\
-ocr page 240-Juffer CLARISSA HARLOWE. 2027 , ^^ I
^an hem ontilagen raaken, het zij door de vlugt of
door de galg; hoe, kao niet fcheelen. »
Hadt gij mij zu!k een naaukeurig berigt niet
gegeven van de omilandigheden , met welke de
gelegenheid vergexeld ging, die gij hadt om de
zamenfpraak tuilchen den Hr. Lovelace en twee
fan dé juffrouwen te belüifteren; ik zou gedagc
hebben, dat die onderhandelinge met opzec zp be-
iloken was om van u gehoord te worden.
Ik toonde des Hren. Lovelaees voorflagen aan
den Hr. Hickman, die voormaals kamers had in
Lincolns-lnn *, met oogmerk om in de Regten te
Üudeeren, zo zijn onder ßroedef waare in het lee-
ven gebleeven. Hij keek zo wijs, zo prat5 zo
deftig, bij 4ie gelegenheid; en had omtrent de-
zelve zo veel bedenkens van nooden- Wilde
dezelve wel eens mede naar huis neenien, indien
fiet mij z;o beliefde —--en ze ter deegen over-
weegen --—- en zo voort --— en dier-
- en wat dies meer is-dat ik hec
niftt verdraagen konde, en ze hem in grammen
moede weder uit de handen rukte. ί
O lief! -- zo gram te worden, me?
mijn verlqf, wegens zijnen ijver-
Ja, ijver zonder verltand, zeide ik --—.
gelijk meeil: alle andere ijver-- Indien 'er
2o haaßig, waardile jMadam! «r—-
En zo traag , onwaardtte Heer, kqnde ik
· Een Co!lc|;ii: cii Kiveekfclipp]''rSD Rcgtsgcleerdcn te
lotidOK.
mmp
246 De historie van
wel gezégd hebben-Maar ,ZEKERLIJii,
zeide ik^ met een gezigt hetwelk zo veel beduidde
üls, Zoudt gij tegen mij willen opßaen, mijn
Heer!
Hij verzogt mij om vergiffenis. —-Zag
*ier wel niets verwerpelijks in! - Maar moge
hij nog eens de vrijheid hebben -
Het koomt 'er niet op aan - Het koohit
'er niet op aan-Ik zou dezelve wel aari
liiijne Moeder getoond hebben, zeide ik, die fchoon
in geen Regtsgeleerd Collegie goftudeerd hebben-
de, meer van deeze dingen wilt dan wel de helfe
van die lange Lubberts; en dat met een opflag van
een oog — waare het niet, dat zij toornig
zou geworden zijn over de bekentenis van onze
aanhoudende briefwiflelinge.
Dog, mijne waarde, laat de Artikels maar op-
gefteld, en in 't net gebragt worden; en voltrek
daar op het huwelijk; en meer valt 'er niet te
zeggen; . .
Laate ik hier nog bijvoegen, dat de Bootsge-
zel mijne Stijntje heeft aangezogc, en haar een
fteekpenning aangebooden, om gewaar te worden
•waar men u befchrijven konde. Zo hij hier weer
koomr, zal ik hem laaten vaft houden; en zo ik
iiiets uit hem kan krijgen, zal ik hem door een van
ónze diepile vijvers laaten Heepen. Zijne poogin-
ge om eene van mijne dienftbooden om te koopen,
zal mijne bevelen wettigen.
Ik zende deezen Brief terilond af. Dog zal
eenen anderen daarop laaten volgen; welke tot
zijn onderwerp alleen zal hebben mijne Moeder,
Mij^elve, en uwen Oom Antonij. En dewijl u-
W€f
if
Λ
juFFER CLÄRISSA HARLOWE.
we uitzigten iets beters belooven dan zij gedaéit
hebben, zal ik lïiijn beft doeö otti u bij deeze ge^'
legenheid eens aan iiec lachèn te brengen. Want
gij gelieft te wèetendat mijne Moeder van dieii
grijzen Sul plegtiglijk ten hüwelijk verzogt is , heé
welk haare bedreevenheid in Huwelijks-voorwaar·^
den voor haar zelve van dienft zoü kunnen maa-
ken, Zo zij dat verzoek begunftigde.
Dat uwe uitzigten nog meer éii meer g-elüfc'
feig mogen worden; bidt
· Uwe eigene
' Anna HöwÉi;
> <
XXXL BRIEF.
^ujßr Howe, aan J'ufer Cla^issa tiXié-
LOWÈ.
Saterd. Zondags den lo; ef$ 11 hanMaij ^
< .i ,
Nu, .mijne Waarde, tot het beloofde ^nder*
Werp. Qij moet mj niet ν fragen, hoe ik kwan^
aan de Egte (lukken [Zodanig zijft ze weezenlijkj
welke jk u gaè tef hand ftellen ί Want éïjne Moe-;
der wilde mij die gedeelten van uws Öoms Brief
niet voorleezèn, waarin hij eene harde tad van!
mij voert,· en waardoor hij van alle regt vervalleni
is om eenige genade van mij te verwagten: Én zi|
wilde mij niet, dan 't geen haar beliefde, van haaf
antwoord laate;n hooren ; want zij heeft zig ver-
waardig;d ora' hem éeu antwoord ié zendeA
IV. Q '
. een weigerend evenwel: Dog zo weigerende,/daß
niemand-dan èenf Gz^ßf /^r^y^r 2ig daardoor van ée-
ne Wéduw zou taaten afzetten, r] ilLél ίτ.Π-j Γ iw. j ■
Elk'een, buiten mij, zulk/een oud-wijfs
Vnjèrij; als deeze. moeil geweeft-^ijn q waare zij
vOörtgêzet , had kunnen te weeten koomen,, 2o.Uf
rn'gezien' hebben dat zij waare voortgegaen;
^n ik durve zeggenwaare het niet om, de ftoute
Dogter, dat ihet zou gegaen ?ijn. , Mijne goede
Mama zou τ in dat geval, miflTchien dieswegens tien'
jaaren ^jonger geweeft zijn: En konde ik het
rnaar hebben goedgekeurd , ik zou bij haar zijn
aangemerkt als bf ik tien Jaaren ouder waare,
dan ik ben : Nademaal het, zeer waarfchijnelijk,
zou geweeft zijn ; „ Wij Weduwen, mijn lief,
5, weeten niet hoe · wij de mannen in ontzag moe-
ten.houden . , Zo dat wij hun het werk
„ raoeijelijk maalden,'öm dus hunne Liefde te be-
,, proeven. -" Gij moet mij raad geeven,
,, kind : Gij moet mij leeren wreed te zijn -
Nogchans ook niet al ce wreed - Zo dat
„ men een man den moed beneemt, die, God
j·; weet hetV geen tijd teiverfpillen'heeft.^ Dan-
zou mijü gedrag jegens den Hr. Hickman haar be-
ter behaagd 'hebben ; en mijne Moeder zou> zig
preutfch gehouden · hebben gélijk' iaare Dogter^
^ Ö mijne waarde'^, hoe hadden wij ons kunnen
vermaaken, met de poogingen om hQVLang-ver^
geten weder aan te leeren ! Konde ik maar ver-
zekerd geweeft zijn V' het in mijne magt zou
geftaen hebben om hen van een ce fQheiden, in
dexi lerfchen ftijl, voor dat zij aan malkanderen
uoaaren ναβ geraakt. Maar daar is niet te be-
trou*
it
/üFFER CLÄRiSSA HARLOWË. 14^
trouwen op eene Wedüw,; die haar goed en haa**
ve in haare eigene handen heeft , en aangezog
Vordc van^eea^Oüd yrijei f.djé ^ngen be-
zit , en haar aanbiedt Tien duizend pond rijker tö
haten dan hijlha^r' gevonden hfeeft, en daarenbo·«
ven alleen meefteres van alle haare i^/ae héfchik^
kingen Λί wiintodusdamg zijn , gelijk gi| to aan-^
itonds zien zult, zijne yoOrflagen.
Het verzoek vah den ouden Triton draagt deä
Schrijvers kenmerken op het Opfchrift zelf--
^an dé εϋέή teer beminnelijke , als met regi
hooggeagte [Dat is voor uvi^e rekeninge!] Juff'n
ANNABELLA HOWE, ÏFeduw; het laat-
fte woord i,'^ ondérftelle ik, 'er bijgevoegd zijnde^
gelijk SeUUknttap bij een man , als een eer-titel;
of uit vreezé dat hellahx] Annä^ de bedoefde per*
foon niet genoeg mögt onderfcheiden van de Vrij-*
noemen , weete ik
Vertoont deëze mei
Als een pro mé'^
ötii met zijti
mij
fter
Stoüte prij zult gij
wel]: En dan volgt 'er -
alle ondèrdadnigheid, -
inoria aangetekend , vei'moede ik
been agter uit te ftrijken ^ en zig ordentélijk td
houden bij het overleveren 5 alzo hij Zeér waar-
fchijnelijk voorhad het haar zelve ter hand t#
ftellen. , = " ""
En fta bij nu —^-Om te zien op het écj-
tieel verfehijnen ^
. Sil
•ΛΙ
: i
ΙΓ
244 De HISTORIE väm
Den
OUDEN NEPTUNUS,
Zip hoofd vercierd met Zee-wier, en eene krootó
van Alykfuiken; zo als wij hem in Mevr.
Robinibns belachelijke Grot zien
uitgedoft.
'ί
r
li:
Maandags den 15 Maij,
Ik nam voor tien jaaréh al een zoort van een
befluit, om nooit te trouwen. In andere familien,
daar men nog al befi leefde, gelief je aan te mer-
ken, Z2g ik kuuren, met welke ik niet over weg
konde. Daarbij, geviel het mij wel ongetrouwd
te blijven om de wil van mijns Broeders femiliej
en om één kind in hetzelve meer dan om' alle de
overige. Maar die kleuter heeft ons alle uit de
lijken geflagen: En waarom ik mij onthouden zou-
de van eenige geneugten om dergeenen wille, die
iiet mij niet zullen danken dat ik het doe ^ weete.
ik waarlijk niet.
Dit wat aangaet mijne beweegredenen, ten
aanzien van Mijzelven en mijne Familie: Dog de
waarde Juftr. Howe doet mij verder gaen.
Ik heb heel groote Goederen, daar ik God
voordank, die ik alle, of , zelf gewonnen heb;^
Dat gelief je wel aan re merken, want ik was de
jongde Broeder van drie-en. Gij hebt ook, God
dank , een groot Capitaal, hetwelk gij ^or uw
ei-
p·
α.
Λύm
JpFFER CLARISSA' HARLOWE. 245
, eigene zuinigheid en wijze beftiering vermeerdert
iiebc. Zuinigheid , laat ik dat hier in \ voorbij-
gaan zeggen, is «en van de grootfte deugden in
dit fterflijk leeven, om dat het ons in ftaat maakt
om alle menfchen regt te doen, en het in pn-
ze magt ftelt om aan zommigen'dmdoor wel te
doen, naar dat wij zien dat zij her. verdienen.
Gij hebt maar een kind; en ik ben een^Vrijer,
en heb in h geheel geen. —r-^-- Alle Vrijers
kunnen dat niet zeggen: Waarom uwe Dogter wel
virat voordeel van mij zou kunnen trekken , zq xe
mijn humeur wat wil invlijen, hetwelk nooit
kwaad geagt wierdt: Inzonderheid tegen mijns
gelijken. Ik keer 'er mij wel niet veel aan, of ik
op dienftbooden eens boos word , als 't mij luit:
Zij moeten dat draagen om datze 'er voor betaald
■worden, en zij verdienen ^t maar alce alte dik-
wijls} gelijk wij menigmaal hebben aangemerkt als
wij bij maikaer waaren. En daarenboven als w^
de dienftbooden niet in ontzag houden, zullen ze
familiaar werden. Ik hield altoos dien regel daê
ik ze wpl.eens,bekeef, hetzij met of zonder re-
den , op dat ik g£en reden mögt krijgen om ze te
bekijven. Jonge vrouwen en dienftbooden wór-
den in 't gemeen (gelijk de braave heer Solmes
aanmerkt) beter, door Vreeze geregeert als door
Liefde. Maar dit mijn humeur omtrent de dientt-
booden , zal ü npg de jonge JuiFer niet/rqaken,
weet gij wel' .
Ik zeer voordeelige Huwelijks-voorwaar-
den maaken zo.dat iedereen ,i die ons Keider
vriend is , ze voor zodanig zal oordeelen. Maar
ik moet, alles in mijn eigen magt hebben, zo lan^·
Q 5 ik
-ocr page 247-ik leef: Dewijl het^ weet gij wel, »Madam, zo wel
tot credit ftrekt van de vrouw , als van de man,
iiathetzo zij. t
ik leg mij niet uit op mooije woorden. Wij
jïijn gèen Einders ν fchooo het te Hoopen is dat wij
©enige meugen>krijgen; want ik ben een heel fris
gezond man, daaridank ik God voor: En ik bragt
nooit van mijn Reizen en Zwerven een e/fger ge-
ftekheid t* huis, als ik mede uit nam.' Ik was
niet van de zodanigen , kan ik je wel vörzekeren.
Dog dit wil ik aanneemen, dat zo gij de langft-
leevende zijt, gij pen minßen Tien duizend pond
voordeel van mij zult hebben; Wat voordeel ik, iii
liet tegenoverilaand'geval, van u zal trekken, dat
laat ik aan u over," naar dat u zal dunken dat mijn
goedhèit tegen u verdienen zal.
'Maar een ding'Madam, zoudik gaarn heb-
ben, dat'Juffer Howe'dan niet bij ons -feogt. blij-
ven woon en [Zij behoeft juiil niet te wee ten dat
ik dit fclirijf] · . · Maar bij den Hr. Hickman
in huis gaat, alzo ze op het punt ilaat van te trou^
wen , zo als ik hóór: En indjen, ze zig. 'onder-f
'daanig gedraagt, zo ί als ze behoort ^c-tegen ons
beiden, zal het haar geen windeijers leggen ν want
^o-zéid ik te voeren, υ.. ; r-o^myis. a »
^ Gij zuk het-beftier hébben^van alles, Van het
mijne zo 'wel als van uw eigen; want ik weet· maar
weinig van Landerijen. 'Al mijn tegenftand tegen
11 zal zijn uit Liefde, als ik denk dat gij te veel
op :u neemt"voor rüw'gézondtheidr.'" " ^
iHet zal heel^noflij vóór u zijn,;zöud ik mee·!·
jieni een man variiervaarènheidt te hebben, die
' - f.... ■ - .i"ίΐ>; ■ ^ -! ru r-^ür, iji
•HiiSié
Juffer CLAl^ISSA H^V^l-QWE. 247
in de lange Winterfche avonflen. bij" u kan zitten
praat^n', en ir verteilingen doeir van Vreemde Ge-
wesen, en van de'Coftuimen'^dei^Natiën , 'mee
welke hij verkeert hééft. Ik^, heb* ffi'ooije'Raritei-
tendie iri 'Indien vallen'i, ivan welke de Ladys
veel houden"', én^ zöïnmige-'welke zélf mijn Nigt
Klaanje t toen' ze nög goed wssf hooit gezien 'hèÉfe
Peéze zullen/Wn voor een ,'''ngar dat gij goed té-
gen mij zijt Qwa;araän ik niet twijlTel, om" dat ij:
goed tegen'ü zai zijn) alle aan η gefchonken wor-
den. --Veèl· aardiger tijdkoniiige immers, afs
te zitte^ bij een alié %itze D.ögter, zomtijds knor-
rig, en dwarsdrijvende, en kWelfëndë ; gelijk'He
Dogters doorga'éns zijn (bijzóïiideriij.k als ze ;gröot
geworden zijn, gelijk ik u dikwijls'hieb hóorén aan-
merken); als die dénken dat'h^ar ouders ouä zijn,
zonder haar de eerbijid te beWïjpn 'die aan He jaa;·
ren verfchuldigd is',;'*daar zij,"gelijk'ik in 'uw géval
in geenen deelé twijffél, jong'gendeg zijn om haai"
de neus te veègen."/' Gij verilä&t'my'wel . Madam.
Wat mijzelven belangt,'het zal voor mij een
groot geluk zijn^^j en'het verniaakt mij üls ik 'erom
denk, dat ik, najelËn^Iéifienge^ zo'^ eb-
ne Lady heb van gélijke ervHPe'nlwidt met mij'zel-
yen, om bij t' hui^.te'koometi^ en'dat wij beidé
maar een belang'hébben : 'Dat wij'6hze inkoom-
ften 'te zameii ^ oprekenen ; . War ^ééze'dag eÄ
'deeze week af heeft opgebragt ^ .ILiL—1'^^O'tioe
zal dit 'de Liéfde' vermeerderen" ^ - Bijfter
magdg veel zal het, die vermea'deren! —j- EnMk
'geloof dat ik u nooit·genoeg'zoü liefhebben*, nog
bekwaam zijn'omai mijn Lièfde^te betoonÄ'
■f'
De historie van
Ik hobp niec, Madam, ^at 'er veel naaagd^
Hjke viefigheden en taïmerijen gelijk ik ze noe^
men mag, tüiTchpn oifJis van nooden zijn (enkelom
te talmen) zo dat gij mij een regel of twee zoude
weigeren qp déezen voorilag, in gefcHrift, fchoon
gi| mij niet zo gpreedlijk wilde antwoorden doen ik
μ Tprak; uw Dogter, onderftel ik, 'er digt bij
izijnde; want gij keek in 'trond, als nie^ gaam
Ibeluiilerd willende wordep. Dus beiloot ik 'om
fe fchrijven: Op dat mijn gefchdft tot een beWijs-
lluk mag dienen van mijn opregte meeningals
zijnde niet een y^n die t-ovelaces; gelieft Dat wel
pn te merken, Madam ; maar éen regtfchapen,
cpregt, eerlijk, trouw Engelfchman. Dus hoop
ik dat gij het niet beneden uw fatzoen zult reke-
nen , van een regel of twee te fchrijven op deezen
mijnen voorflag: En ik zal het vpf^ een grooce
^ere aanzien, en 'er een voet te hooger om tree-
jden. -Wat kan ik meer zeggen ? -:
Want gij zij t uw eigen pieeftres, gelijk ik mijn ei-
gen meefter ben : .En gij zult aïnjdi uw eigen
ineeftres zijn , Dat gelief je yirel aan te merken^
wanc dat bjshóort'een Lady van uw voorzigtigheidt
€n .ondervinding te weezen.
Dit is een laiige Brief. Maar het onderwerp
yereiicht het, om dat iji geen tweemaal wildé
fchrijven , daar ik het met eens ^ konde: Dus
wilde ik mijn zin en meening op eenmaal ontvou-
weD.
Ik heb ai ψ mijn hoofd gehad om te ichrij|venj
fiVee gebeeie maanden zeer, nabij; maar ik wift
tijkans nietYalsIn dèeze dingeh onbedreèven zijn
' . de)
Juffer CLARISSA HARLOWÈ. zij
de) to ik moeft beginnen- te fchrijven· En nu,
braave Lady, wees dog gunftig jegens
IJwen onderάααηιφζη MmnaaY^
en gehoorzaamßen Dienaar y
Ant. Harlowe
I I
Dat is een Brief van Vrijerij, mijne waarde!
ïr:-En ik zal 'er bijvoegen , dat zo ik, nu
of hierna, deezen viranfchapen Minnaar, die zo
vrij van mij praat bij mijne Moeder, met fcherp-
heid behandele, en u dat onfmaakelijk mögt zijn;
ik denken zal, dat ik niet zo hoog ftae in uwe
Liefdp, ;ais ijij ftaet in de mijne.
En wat zal iku nueerftgeeven; het antwoord
van mijne goede Mama; of de zaraenfpraak welr
ke gehouden wierd cuiTchen de Weduw Moeder ert
de vrijpoilige Dogter , toen zij aan, de' laatfte be-
kend maakte dat zij een Minne-brief had f
Mij dunkt Λμ gij de zamenfpraak moet heb-
ben. Dog laate ik een ding vooraf zeggen; dat
zo gij mij te vrij agt, gij geen gedagten moet maa-
ken, dat ik fchrijve van uwen Oom, of van mij-
ne Moeder ; rnaar van een paar oude Geliévei,
wie, kan niet fcheelen. Eerbied wordt maar al te
ligt vergeten van kinderen, daar de Eerwaardige
eerß vergeetpn wat hun eigen charafter betaamt.
Eene deftige aannierkinge ,.'en daarom xot uwen
dienft. mijne waarde. ·
Wel nu dan , onderftel dat mijne Mama (na
dat zij tweemaal bij mij in mijn kabinetje was ge-
koomen, en even veel maal#vas uitgegaen, met
trekken die zeer veel beduidden, en lippen die aan
Qs 't
-ocr page 251-250 . . De HISTORIE van r
't Qpenberften toe waaren, maar nog geflooten ,
als door dwang, terwijl·de Ipraak uitliep op eene
ligte liiLichy die geenaias'zó diep ging als de long)
ten derdiénmaale dat zij binnen kwam meer moeds
ge;greep,eii.^ hebbendes embij mij zitten gaende,
^s begintf^ . ..
moeder. Ik hebbe over eene zeer ernftige
•zaak met u te fprej&kenNaatje, als gij gezind zijt
om te letten op zaalcen die.,o«i zelve ,aangaen, en
u niet geheel Iaat inneemen van zaaken die buiten
ons zp.
Eene goede eigenzelvige reden! -Maar
ik dagt dat Vriendichap , .en Dankbaarheid, en
Menfchlijkheid, zaaken waaren, welke geagt be-
hoorden te worden ons het allernaaß te betref-
fen. Dog om op woorden niet te blijven ftil-
ftaen.
I)ogter. Ik ben nu gezind om te letten op al
wat mijne Mama gezind is mij te zeggen.
M. Wel dan ,,kind- wel dan, mijn lief
Έη het gelaat der goede Lady zag 'er zo
virelgedaen, zo glad 'zo \ glinfterend ,uit! ] --
Ik zie, gij^zijt gelieel aandagtig. Naatje ! ^r-
Dog ontzet u niet !'ïrrr— Wees niqt ongeruft!
—— Dog ik , hebbe ^^- Ik hebbe -
Waar is hij nu ? ^"[En egter lag hij haar naafl:
aan 't hart, nooit,iets ^nader.-- Dus was 'er
geen zwaarigheid om dien te vinden] Ik
Én die kwam
Slobbe een Brieft mijn lief!
toen uit' haar boezem: D.og zij hield hem nog in
haare ,hand] - I^ 4iebbe ëen Brieft kind.
--^Hijjis'--Hij is'van —~
' ,'' ''. ■ van
-ocr page 252-Juffer CLARÏSSA HARLOWE. 25^ J
■"Γ
van een Fatzoenlijk Heer -, -verzekere ik ui
[haar hoofd opileekende en glimiachende]. » !
Daar fteekt voor eene I^ogcer gn^en vermaak," \
dagt ik, in zulke verraffiugen, dipjzig bij ßukken
en brokken fchijnen te verzamelen. Ik zal ipijnp
Moeder het genoegen beneemeri van Mj trappen
haare iontdekkinge te doen. r . I
Ώ. Van den Hr, Antonij Harlowe, onder-
ftelleik. MadamI . t
M. [De lippen naauwer zamengetroliken:
De oogen opgeheven] Wei, mijn lief! ·—r Ik
kan 't niet ontkennen — Maar hoe , ik ^verwon-
dere mij, kondt gij dog denken om den Hr. An-
tonij Harlowe?
D, Hoe,'Madam 5 kondeik dog denken om
iQm^né. anders'i'
M, Hoe kondt gij denken om iemand an-
ders ! -— [gram, en haar aangezigt te rug trek-
kende] Maar weet gij het onderwerp, Naatje ?
D. Gij hebt het te kennen gegeven, Madam,
door de wijze waarop gij daarvan begint te fpreer
ken. Dog ik twijffelde, trouwens, niet dat hij r^x^ee
beweegredenen had met ons hier te komen bezoe.-
ken ~ Beide voor mij even aangenaam want
die geheele Familie bemint mij hartlijk. , . / i
M, Dat zo zijnde, blijft gij malkanderen niet !
fchuldig. Dog dit is hét {Opflaende] dat ik 'er j
mee winne ;^^'Zo gelijk «aan uw Papa!—r j
Nooit konde ik mijn hart voor kern openlegr
gen! . ' ^
I)' Lieve Madam, excufeer mij. Wees z0 ^
goed om uw hart voor mij open te leggen. -— ^
Ilt
-ocr page 253-de historie van
Ik houde niet van de Harlowcs--Maar eij lieve
excufeer snij.
< M. Gij hebt mij door uwen voorbaarigen aart
geheel van het ftuk gebragt! [Toornig weder zit-
ten gaende].
D. Ik zal geheel langmoedig en aandagtig zijn.
Is het met verlof dat ik zijnen Brief mag leezen?
'M. Ik wilde u daarover raadpleegen.--
Dog gij zijt zulk een wonderlijk fchepzel! —-
Gij zijt altijd gereed om iemand te antwoorden
voor dat men fpreekt I
i). Wees zo goed om het mij te vergeeven.
Madam - Dog ik dagt dat iedereen (hij
ook onder anderen) wel wift , dat gij u altoos
verklaard hadt tegen een Tweede Huwelijk.
M. Dat hebbe ik ook. Dog dat deed ik
volgens de gedagten, v^elke ik toen had. Daar
kunnen dingen vporkoomen —:-
Ik keek.
M- Ja, dog ontzet u niet!---Ik hebbe
niet voor — Ik hebbe niet voor —
D. MifTchien , niet , volgens de gedagten
iK&lke gij nu hebt, Madam.
M. Stout fchepzel! [weder opilaende]--
Wij zullen aan 't kijven raaken, zie ik wel!—-
Daar is geen-^-
D. Nogmaal, waarde Madam, fmeeke ik a
om excuus. Ik zal ftilzwijgende luifteren.-
Eij lieve Madam, ga dog weder zitten — Eij
lieve doe het [Zij ging zitten.] — Mag ik den
Brief zien ?
Neen; daar zijn eenige cHnjren in denzelven
die u niet zouden aanilacn. — Het is wel bekend,
vift-
■.ύϊΙ
- ν".
-ocr page 254-vindé ik, dat gij niet gelukkig vaft aart zijt. Dog
niets kwaads tegen u; integendeel, geeft hij tc"
kennen, dat gij voordeel van hem hebben zult,
20 gij vriendlijk jegens hem zijt. ,
Geen ieevendige ziei dän de Harlowes, zeide
ik, dagt ooit dat ik van kwaaden aart wasi Eu ik
had 'er niet tegen dat zij dus dagten, dié zó kon-
den handelen, als zij gehandeld hebben bij eene^
di^ voor de Zoetaartigile ter wereld in hèt .alge-
meen bekend ilaet. - - ia
Hier raakten wij een weinig in Schutgevaar-
te; maar eindelijk las zij mij eenige paiTagies voor
uit den Brief. Dog niet de bijßer magtig be-
lachelijkfte; nogthans konde ik mij naauwlijksHem"
mig houden, inzonderheid toen zij kwam aan die
pailagie , waarin hij meldinge maakt van zijne
frijje gezondheid; en waarbij zij ftil hield ; zij
wift beft waarom —=- Maar ras weder het
woord vattende;
M, Welnu, Naatje, zeg mij wac u daarvan
dunkt.
D. Eij, neen. Madam, zeg mij wat *er.u
tan dunkt.
M, Ik verwagte beantwoord te worden mee
een Antwoord, niet met eene Vraag! . . Het
is uwe gewoonte niet zo fchuw te zijn om uw
gevoelen te zeggen. ^
D, Niet, ais mijne Mama mij gebiedt dat te
doen.
M. Zeg het dan nu.
D. ZQiider den geh«elen ßrief te hqo-
λ:
: \
I.
O
?-■ : Λ
m
mÊÊÊk
-ocr page 255-M, Spreek ten opzigt van hetgeen gij gé-
hoord hebti
jD. Wel dan, IMadam--Gij zult mijne'
Maftia HOWE niet zijn, zo gij daarin bewilligt,»
M, Ik ftae verfteld over uwe vrijpoftigheid,
Naaqe!
jD. Ik raeenè Madam, dat gij dan mijne Ma-
ma Η ARL O WE zult zijn.
M, Wel jemenij! —--Dog gij moet mg
niet voor de gek hebben.
En de eene kleur ging haar af en de andere
Äan. ^
D. Waarde Madam [Dog ik' hebbe inderdaad
niet veel op met een Harlowe, --dat is
hetgeen ik meende] Ik ben uw Kind, en moet uw
Kind blijven, gij moogt doen wat gij wilt.
M. Een zeer ftout kind, ben ik wel verze-
kerd, zo ftout als ooit Moedeer verdroeg! En gij
moet mijn Kind blijven, ik mag doen wat ik ivUi
-— Ou is te zeggen, dat, zo gij het helpen
kondt, gij het niet zoudt willen blijven , indien
ik".^-
JD. Hoe konde ik zulk eene gedagte hebben t
•—— Het zou inderdaad voorhaqrig zijn, zo
ik die had --daar ik niet weete, wat uw ge^
voelen zij ten aanzien van den voorflag: —
Daar de voorflag ook zo zeer voordeelig is.
M. [Een weinig minder onthutft ziende]
Wel, inderdaad, Tien duizend ponden ^-
Ό. En verzekerd tezyn. Madam, van hem
te' zullen overleeven!
Dit ontzettede haar een weinigje.
M. Verzekerd! ——· Geen menfch kan ver-
ze-
HP
41
-ocr page 256-Juffer CLARISSA HARLOWE. 155
zekerdzijn - Dog hec is zeer waarfchijnelijk,
dac -η— ν ' ■ ' . . ^ .
, D. In 't geheel niet, ,Madam. Gij begonc
iets te leezen (dog hiéldt ftil) aangaende zijn Ge-
itel : Zijn Maatig leeven is^wel bekend. —-. Im-^
mers, Madam, hebBen deeze?mannen die ter Zee'
gevaaren,hebben , en Jn vericheidene Gewesen
geweeii zijn , en t' huis koómén om ih een ge-
maatigd gevveft zig te onfflaen van zorgeti., €n zel-
ve maatig zijn, — de grootile waaiichijqelijkheid,
onder alle ter wereld omiang tè leëveri. ZieVgy
niet, dat zijn Vel zelf een Kolder is v^ Buffeli-
leer^ , Λ-, ·'-■! V.'"
M. Wonderlijk Schepzel! . ' " ^
D, God verhoede „idar iemand „dié,Jk Jief-
hebbe en eere , eenen man ^ zo\x troHwen op
hoope van hem ten grave 'te hrengen. Dog on-
derftel. Madam, dat gij in uwe .leevensjaa-
ren^ » . ,--Ή-.ί ■
Μ. Mijne leevensjaaren 1 — Wel heden? —
Wat zijn dog niijne leevènsjaarên, bidde ik ?
D, Niet,oud , Madam en dat gij zo niet
zijt, zou u kunnen gevaar doen Ιοορεη ! |
Zo waar als ik leeve , (mijne waarde) mijne
Moeder glimlachte, en ich^n niet misnoegd op
mij te zijn... , ^
M, Wel, inderdaad , kind — Wel, inder-
daad , ik moet zeggen — En ik zou ook niet ver-
kiezen iets te doen (hoe kribbig gij u zonitijds
moogt aainftellen) dat ten uwen nadeele was.
D. Wel, wat dat belangt Madam , kan ·\
niet verwagten dat gij ugelve eenige geneugte
zoude onthouden , ί
Μ. Geneugte , mijn lief! — Ik zegge hier,'
dac het mij eene Geneugte zou zijn — Maar kon-
de ik iets dOen dat li bevoordeèlde, dat zou mis-
fchien eenè beweegreden kunnen zijn , om tent
onderhandeiingè oVer hèt onderwerp tè hoüdèri.
Ώ, Mijn Goed is reeds aandenlijker dan dat
van mijn Partuur, zo ik deh Hr; Hickmaii ftaé
te krijgen.
M, Hoe zd? — De Hr. Hickman heeft Goed
genoeg om hem mét regt op hét üwè te doen!
hoopen.
JÖ^. Indien het «zo dunkt, dat is genoeg.
M, Ik zou zekerlijk te flegter gedagten vari
mij zeiven moeten hebben , zo ik naar iemands
dood veriangde; dog ik denke, gelijk gij zegt,
dat de Hr. Antonij HarioWe een gezónd man is;
en veel kans heejft om lang te lèeven.
Zegen mij, dagt ik , hoe zal ik te weeten
koomen, of dit eene reden Voor of Tegen zij I
Ό. Wik gij het inij wél té góede houden,
Madam ? ^
M, Wat wildé de kieuter dan 2eggèn ? [Zien-
de als of zij half vreesde te hooren wat het zijn
zoü,]
Z). Dit alleen, dat zo gij één man van zijné
jaaren trouwt, gij in uwe jaaren twee kanfen hebt
iri plaatze van ëen, óm een kraain in huis te krij-
gen. , /
J\t Snaaterfnel!
D. Waarde Madam f — I^etgèeif ik meepé
is alleen dat deeze gezonde oude maftnen zom-
tijds eensklaps in kwijnende ongefteldheden verVal-
ien. En ik ben nederig van begrip, dat de-Zwak^
he-
Ï'J
Juffer CLARISSA, HARLOWE. 2 ff
feedenr des Ouderdotns niet gemaliBjk gedragen
worden , daar het herdenken van den aawgenaa-
mer tijd niet te hialpe kooriit ter opbeuringe van de
gezondfte van tweën.
ilf. Èehe wonderlijke meid! , Nogthang'
was zo even zijne gezonde gefteldheid eene tegen-
virerpinge ! --Dog ik hepbe u altijd gezegd,'
dat gij of te veel weet,. Om met u te redeneeren,
ojf te w^einig voor mi} om gebald jegens u te be^
hóuden. ^ ' .,
p. Ik moet zeggen, dat.ik ga^o nwe beve-
len ZQu hebben, Madam, höe -ik-mij jegens ,
Hr. -Antonij Harlowe te gedraagen hebbe^· alshi| ;
hier weder Jioomt;
M. Hoe gij.ir tegedraagen hebt!--Wel,'
als gij met verfmaadinge van hem wegloopt, wan^
neer hij wederkoomt, zult gij maar zo doen, alüf'
gij zedert eenigen tijd de gewoonte gehad hebt/
D, Dan ftaei hij weder te ^Qotiien, M»-
dam.? . . ^; , inra'·«^
M. En dat eens'jonderilelä zijnde ? ,
^ · I Ik; kan ,het,^niet helpen, itilien het
weibehaagen zij ,.Madam. Hij verzoekt een rege|
ten antwoord op zijnen mböijên Briéf. Indien hij
koomt , zal het in gevolg« van dien regel zijn y
gïffe ik? ..... , „ „
M, Hier ,niét van uwe fchirapige en ftefkén-
de gezigten, kleuter! —^ Gij w^eetydatJk
niet verdrängen wil.' Mijn oogmerk was om te
hooreu , wac .^ij^op dit iluk zo^r zeggen. Jlii
liebbe nog niet gclchreeven y maar zal het tey^
ftond doen. . ; v^, ^
D. Het is bijiïer^oèd Wi^"u)MadaiHy.Cjr
IV. Deel ' '
t
' .i·
258 DB HISTORIE VAN
hoope althans dac de man 'ef zo van zal denkefi)
zi]n eerfte aanzoek door een Brief te beantwoor-
den. -----Jammer zou het zijn äai hij mee-
maal fchreef^ daar hij het met eens af konde.
M, Dat loopje zal u niet agter mijn voor-
neemen doen köomen, wat ik fchrijven zal. Het
is al te bics aangelegd.
D. MifTchien kan ik uw voomeemen wel
giiTen , Madam , indien het mij betaamde zulks
te doen.
M, MiiTchieii zoude ik niet gezind zgn van
eenigen man eenen Hr. Hickman te maaken ;
met hem erger te behandelen om dat hij agtinge
voor mij heeft.
i). En miiTchien zou ik dat'ook niet doen.
Madam, indien zijne agtinge mij behaagde.
M, Ikverftae uwel. Maar diflchien is hec
in uwe magt,, om mij naar den Hr. Harlowe te
doen luiileren, of niet.
Ώ, Jongmans., die waarfchijnelijk nog veel
djd van leeven voor handen hebben, behoeven
zig zo niet te 'haaften om een \yijf te krijgen. Dö
Hr. Hickman ,"arme man ! móet zijn tijd verbei-
den , of zien dat hij 't beter- krijgt.
M. Hij moet meer van u verdraagen , dan
een man behoort te verdraagen.
Ώ. Dan, geloove ik , 'geeft hij reden tot de
behandelinge,' die hém bejegent. ' '
M, Tergend Schepzel !
D. Ik hebbe u maar een'verzoek te doen.
Madam.
M. Zm iligmaafig ^ onderftelle ik. Wat
is het dog? ' '
m
Juffer CLARISSA^ HARLOWË. 2
-Ζ).'Dat indien gij tróuwt, 'het mij moge vrij
ftaen ongetrouwd te blijven* · k»?
Μ' Stijfhoofdig fchep^el·, zeker 1
D, Hoe Ιίαη ik verwagcen, Madarti, dat gij,
Äulke voorwaarden zoudt afflaen ^ Tien duizend
ponden! -- Ten minßen tien duizend pon-
den! -^— Een heeli'fciioonfi voorflag!--i
Zo veel ftiooije dingen ook nog, ui een voor eeii
te fchenken ! --— Allérliefïle Madam , ver-
geef het mij! —Ik hoope niet dat het nogj
io verre gekoomen is, dat het fchercfen met dee-
zen män voor gèbrek van pligcmaatigheid jegen^
« geagt zal worden; ou:r
M. Uw fchertfen met hém ^ en uw eerbiect
jegens nüj , koomén duidelijk uit eenëh grond
voort. . -
D. Dat hoopie ik niet. Madam. Maar Tiei^
duizend ponden --- '
M. Is geen fiegte voorflag.
D. Dac denke ik waarlijk, ik hoope, Ma-
dam , dat gij voor hem niet zult wijken in edel-
moedigheid. ,
M. Hij zou geen Tien duizend pondén voor-
deel van mij willen hebben, indien hij mij over-
leeft, '
D, Neen, Madam j dat kan Kij niet verwagi-
fen, alzo gij eene Dogtei· hebt, en alzo hij eciÏ [
vrijer is, en niet éett kind heeft I ——— Anne'
Oude Ziel! ■
Oudé ZièU Annaf —- En hem dus ié \
noemen om dat hij een vrijef is, en niet éen kind
heeft < ^ Is die voor u betaameiijk? Λ, ;
jD< Daafoni niet ^ene Oude Zietj Ms'.toi.
li 2
..... ' ^nilÉ
-ocr page 261-ΐ(ίο De HISTORIE va» -
— Maar, de halve ,Som f Vijf duizend^ pondeil;
minder kun: gij niet belooven, Madam.
M, Die Som heeft dan uwe goedkeuringe ?
[Ziende als of zij gelijk op met mij fpeelen wilde.]
' IJ. Dewijl hij het aan uwe edelmoedigheid
overlaat. Madam, om zijne goedheidjegehs ü ce
vergelden, zo kan het niet minder zijn. — Grni
mij, waarde Madam, de vrijheid j zonder mij uw
misnoegen op den halze te haaien, om hem nog-
eens weder arme oude Ziel te noemen.
M, Nooit was 'er zulk een milTelijk Schepzd i
— Zig van mij afkeerende om haar glimlachen y
waarvan zij zig niet onthouden konde, te verber-
gen [want ik geloove dat ik zeer fpotagtig keek;
ten minften was mijn oogmerk dat te doen] —^
Ik haate dat ondeugend olijk gezigt. Gij ftelt u
heel vrij. aan —- Is 't zo niet \
D. Ik greep haare hand, en kufte die--
Mijne lieve Mama, wees niet toornig op uwe
dogter! -^- Gij hebirmij wel verteld, dat gij
wel eer ook zeer leevendig waart.
.. Μ, mi eer ! Het is bijtter! --- Dog
zo ik zijne voorfiagen'ftond te begunftigen, moogt
gij verzekerd zijn, dat ik zo wel om des Hren.
Hickmans wille, als om uwenthalven , een wijs
verdrag; zou maaken. ' '
Z). Gij hebt beide de jaaren van voorzigtig-·
heid bereikt» Madam. ■
M. Ja do^·, ik ben ook al eene Oude Ziel,
onderilelie ik.
jD. Hij is 'er ook voor om een wijs verdrag-
te maaken , of aan de hand te gesven, ten min-^·:
jften·
. . · M,.
^èjjf.-firi'lr "fiTfiMiii
riiiiiMÜÜiirÏTf"
1
-ocr page 262-JüFFEtt' CLA^IÉSK HAÏILOWE. i6i
Μ, WeP, het kortil met het langft, onder-
ftelle ik', is dit: Gij geeft mij uwe toeftemrainge
niet om te trouwen.
D. Inderdaad, ik vjenfche niei.. Madam, dat.
gij trouwt.
M. Ik moet u zeggen , dat indien voorzig-
tigheid beftaet in zlgzelven hQthe^ te wenfchen,
ik niet zien kan of de Jonge Kleuters ?ijn al zo
voorzigtig als de Oude Zielen.
D. Waarde Madam'i^ Zóudt gij mij wel be-
fchuldigen, indien te wenfchen dat gij niet mögt
trouwen aan den Hr. Antonij Hariowe, zo veel ^s'
als 7nij zelve het beft te wenfchen
M, Gij zijt bijfter vernuftig. Ik wenfchte
wel dat gij zo onderdaanig waart.
D, Ik ben meer onderdaanig^ hoope ik,' dan
vernuftig ; anders zoude'ik zo wel eene Gekke,
als eene Stoute meid zijn, . · ^
M. Laat het oordeel over beide aan mij. —
Ouders hebben alleen voor haare Kinders te \cc-
ven, het zij die het verdienen of niet. Dat is
derzeher pligtmaatig denkbeeld!
•ï
D. De Hemel bewaare mij *er voor, dat ik
zou wenfchen, indien het belang van mijne Moe-
der van het mijne onderfcheiden waare, dat mijne
Moeder het mijne voor haar eigen zoude trekken!
of om mij te belie^'en, iets'^ailtaen, hetwelk de
weezenlijke geneugten van haar leeven zou ver-
meerderen !-Zeg mij dog , mijne liev| Ma-
ma , of gij van gedagten 'zijt dat het aani^men
van deezen voorflag vzxildien aart is?
M. Ik zegge, Dat Tienduizend pond'zulk ee-
R 3 ^ ^ „e
„.dsa
-ocr page 263-14
ne winft is voor iemands familie, dat de aanhh·
finge daarvan een beleefd antwoord verdient.
D. De Aanhiedinge niet, Madam: Yi^Kam
alleen ! - Zo gij inderdaad een oogmerk
hebt ter vermeerderinge van uwe familie, kan het
geld van dienil: zijn —:-
M. Gij weet u niet binnen ordentelijke paa?
len te houden ! -—^— Dat onbefchaamd aankij-
ken kan ik niet verdraagen
Ώ. Lieffte, allerliefïle Madam, vergeef het
mij; dog Oude Ziel liep mij weder door de gedag^
ien! —
tl
Neen, zeker en op mijn woord, ik
wilde van dien bekoorelijken glimlach niet gaarn
verfteeken zijn! En ik kufte haare hand weder.
M. Weg , ftout fchepzel! Niets kan iemand
jïo' zeer tergen , dan dat men gedwongen is te
glimlachen, als men zig vergramd ζομ willen^ en
behoorde te toonen.
D. Maar, waarde JMadam , ak het al ftaet
^oort te gaen , onderftelfe ik dat gij 'er niet om
denken zult voor den aanßaenden winter.
M. Wat nif ene de iloutaart hier nu weer me-
de?
I). Om dat hij alleen voorftelt, om u met
mooije vertellingen van Vreemde Nacien te ver-
maaken op eenen Winterfchen Avond» Liefile,
allerliefile Madam, laat mij dog toe dat ik zijnen
Brief geheel doorleeze. Ik wil hem alles wel ver-
geeven wat hij van mij zegt.,
M' Het is miflchien eene zeer moeijelijke
^aak , voor een man van het beft verftand zelf,
een Minne-hrief te fchrijven, op welken niet ge-
vit k»n worden.
__
^^ i
^^ - '.v
-ocr page 264-Juffer CLARISSA HARLOWE. 2Ö5
/). Dat is om dat de Minnaars in hunne Brie-
ven den middelweg niet weeten te raamen. Zij
fchrijven of te veel beuzeltaal, of te weinig. Maar
noemt gij den Brief van deezen Ouden Sul [Ou-
de Ziel wil ik hem niet meer noemen, zo ik het
keeren kan] een Minne-brief? j;
M. Wel» wel, ik zie wel dat gij van deeze
jzaak afkeerig zijt; Ik zal uwe Moeder niet meer
zijn j gij wilt ongetrouwd blijven, indien ik trou-
we. Ik was van zins om eens te zien of gg door
edelmoedigheid in .uwe oogmerken geregeerd
wierd. Ik zal mijne eigene neiginge volgen; en
'indien het gebeure dat die met.de uwe overeen-
koome, laat mij dan, bidde jk, in toekoomcnde
beter vergeldinge van u ontvangen, dan ik tot nog
toe gehad hebbe.
En weg vloog zij, zonder j^ntwoord af te
wagten,--Gemelijk zijnde, durve ik zeggen,
dat ik den voorflag niet meer had goecfgekeurd ^
Al waare het maar, dat zij alleen de verdiende der
weigeringe mögt gehad hebben, en te Herker ver^
pligtinge gelegd op haare ftoute Dogter.
Het antwoord, hetwelk zij fchreef, toen zij
van mij ging, behelsde zulk f ene weduwagPige-
weigeringe dat het eenigen andeien vrijer de
hoope niet zou benomen hebben; wat het ook mag
doen bij Mr. Toon Harlowe. . , ,
Het zal pu mijn poft zijn , om zorg te draa-
gen , dat ik haar af brenge van' het beeoek, het-
welk zij hem half-belooft te geeven Cgelij^ gij in
haar Antwoord zien ;:ult) bp voorwaarde dat hij
zijne vrijerij ilaake. Want wie weet, wat uitwer-
kinge des ouden vrijers vroemdigheden [Ferre*
,Λ^ΤΤψ- " ,^,-^Τ^· —
1
ä
...
De historie van
gskaald m dier-gekogt, weet gij is een fpreek-
woord] anders mogten hebben op het gemoed
•van eene vrouw, welke niets ontk-eekt dan On-
■noodige dingen, Poppe-goed, en Pronkerijen, en
zodanige worden aangebooden , welke niet ligc
voorkoomen of te krijgen zijn.
Wel, nu dan geeve ik u verlof, om hier, op
deeze plaatze, de copij te leezen van mijns Moe-
ders AntwoQrd op uws Ooms Brief. Niet eene
aanmerking« zal ik daarover maaken. Ik weete
daartoe al te wel mijn pligt. Wesbalven ik hier
de vrijheid neemende van te hoopen, dat ik in u-
,wen thans min onaangenaamen , hoewelj niet
geheel aangenaam^ toeftand, u eenen glimlach
';nag afperien , zal «fluiten met mij te onder-
tekenen
, : Uwe altoQS'gpiegem getrouwe
^jnfr. Annabella Howe., aan· Antonij
Harlowe, Schildkp.
Den Hr» Antoiüj HarloWe,
Het is de gewoonte niet, geloove ik, bij on-
ge Sexe, ooi den eerften Brief bij dusdanige ge-
k-
ιΓιΐ-ιηοΙ»ήΐ
is. ". ·" τ :
-ocr page 266-li
Juffer CLARISSA HARLOWE- atf^
legenheden met pen en inkt te beantwoorden.
Den eer β en Brief! Hoe miflelijk is dat! Als of ik
nog eenen anderen verwagtede; 't welk ik niet
doe. Dog dan ben ik egter van gedagte, alzo ik
het niet gevoegelijk öoiSeeie om uwen .voorflag
het oor te leenen , dat 'er geen reden is, waar-
om ik niet met beleefdheid zou antwoorden, daar
eene zo groote beleefdheid jegens mij bedoeld
wordt. Inderdaad ik was altoos va» gevoelen ,
dat iemand zulks met regt van mij verwagten
mögt, en geen kwaade behandelinge, om dat hij
agtinge aan mij betoonde. En dat heb ik mijne
Dog:er menig en menigmaaien gezegd.
Eene vrouw, denk ik, maakt naderhand raaar
eene heel zobere vertooninge in eens mans oogen,
en doet haare Sexe ook geene eere aan, als zij
zig voorheen jegens hem als een tyran gedraagt.
Voorzeker , mijn Heer , indien ik van itaac
ftond te veranderen , ken ik geen heer, wiens
voorflag mij behaagehjker zijn zou. Uwe Neef en
uwe Nigten hebben buiten u genoeg: Mijne Dog-
ter heeft een fraaij ftuiver goeds buiten mij, en ik
zou zorge draagen om het te verdubbelen , bij
leeven of fterven, indien ik zodanig iets'te doen
ftond : Dus behoefde 'er niemand nadeel van te
hebben. Maar Naatje zou niet van die gedagte
zijn.
Al het genoegen dat ik in kinderen vinde^
is dat als zij jong zijn, zij met ons doen wat zij
wülen, en dat alles in hen mooij is, zelf tot haa-
re gebreken toe; en als zij volwaiTen zijn, denken
zij dat haare Ouders voor haar alleen, moeten
leeven; en zig om haarent wille van ajles onthoui
H'
I
ïv
i?
^ 5 dea
iir- ιΠΜΓ
■ÜTMihr fi·!?^
-ocr page 267-166 De HISTORIE van
den. Ik weete wel, dat Naatje geen Stief-vader zou
kunnen verdraagen. Zij zou opvliegen, als zij
maar dagt dat het mij ernil was haar eenen te gee-
ven. Niet dat ik juift ook bevreesd ben voor mijn
Dogter. Dat zou niet betaamen. Maar zij be-
zit den geeft van haar arme Papa. Die was zeer
heftig. En iemand zou niet gaarn willen treeden,
weet gij wel, mijn Heer, in een zaak, -waarom
iemand een Dogter, of zij een Moeder moeft ver-
zaaken......Uitgenomen trouwens dat iemands
hart daar zeer öp gefteld was; hetwelk het mijne.
God dank, niet is.
Ik ben nu al deeze tien jaaren weduw ge-
weeft; zonder de tegenipraak van iemand onder-
worpen te zijn: En zij zeggen van mij, datjk
;een tegenfpraak verdraagen kan. Dus , mijn
-leer, is het l^ft dat gij en ik blijven üo als wij
zijn, geloof ik: Ja, ik ben 'er van verzekerd:
Want geen van ons behoeft het geen de ander
heeft; beide meer hebl>ende, dan wij weecen wat
wij 'er mee doen zullen. En ik weet wel, dat ik
in het allerminft niet zou willen gehouden zijn van
mijn doeningen rekenfchap te geeven.
Mijn pogter , 't is waar , fchoon ze een
fraaij meisje is, zo als de meisjes doorgaens zijn
[Zij heeft trouwens te veel verftand voor eene van
baareSexe; en dat weet zij ook] is mij meer toe
een belemmering, dan iemand wel zou wenfchen
dat een Dogter waare: Want wie heeft 'er zin in,
dat men altoos tegen malkaar legt tc fnappen?
Dog zij zal wel haaft trouwen; en dan zullen wij,
niet te zamen woonende, alleen bij malkan deren
Jcoomen als wij wel te vrceden zijn, en van mal-
kan»
, i'
\
'•■.fMlSf'·^-
ÉOfirii
-ocr page 268-kijnderen afblijven als wij het niei zijn; en dus γ
gelijk anderé die malkaar liefhebbén, niet dan de j,
befte kant ooit van malkanderen zien. \·
Dit alles onaangezien, beken ik, dat ik haar ^
hartlijk bemiope; en zij mijdurf ik zeggen. t "
Dus zoud ik haar niet gaarn tergen om anders om- ^
trent mij te beftaen. Paarenboven, heeft hec I
meisje overal zo veel agting, dat ik in mijn jonger
jaaren zo lang weduw ge weeft zijnde > mij niet
gaarn zou \irillen blootftellen aan liaare berispin-
gen, of z(/lf aan verkoeling van haar liefde, zo
als gij wel weet.
Uw edelmoedige voorflag vordert, dat ik dus
duidelijk: f} reek. Ik dank u voor uw goed gevoe-
len van mij. Als ik weet dat gij in deeze mijne
beleefde \/eigering beruft [En inderdaad , mijn
Heer, dez<!lve is mij zo wel ernft als of ik 'er bree-
der over geiprooken had] weet ik niet of Naatje
en ik , met uw verlof, uwe mooije dingen wel niet
eens mogen koomen zien; want ik heb veél op
met Rariteiten , welke buiten s' lands van daan
komen.
Laaten wij dus, mijn Heer, alleen nu en
dan , naar dat de gelegenheid zig voordoet, met
malkander verkeeren , gelijk wij plegten, zonder
eenig ander oogmerk omjfent malkanderen, dan'
malkanders beft te wenföhen: 'Het welk ik hoope
dat door[ deeze afwijzing nietjverminderd mag wor-
den. En dan zal ik mij altoos agten te zijn
Uw verpUgte D'tenaares
Annabella Howe^
Ρ. S.
Ι.
ίΐ68 De HISTORIE vati'
Ρ. S. Ik liet door Juffr. Lorimer boodfchiip-
pen , dac ik een Antwoord fchrijven zou:
• Dog tijd neemen tot overleg. Dus hoop
ik , mijn Heer, dat gij het niet voor een
kleinagting' zult opneemen, dat ik niet eer
fchreef.
Ve //r. Lovelace , aan Jan Belford,
ScbUdkn.
Η :
Ρ'
I
I
Zondag, den 21 van Biaïj.
Ik hebbe te veel beroerte in mijne ziel, ora
ergens anders ora te denken , dan om Wraak;
anders hadde ik voor, u een berigt te geeven van
Jufler Harlowes aanmerkingen over het IpeJ. Juf-
fer Harlowes zegge ik. Gij weet dat ik den
naam Harlowe haate, en ik bén bij uitftek op
haar geftoord, en op haare bitze vriendin.
Wat is 'er dan nu te doen, zult gij vraa-
gen?
Genoeg waarlijk ; want terwijl wij in Je
fchouwburg waaren, vond Dorcas, die haare or-
drcs had, en een fleutel van haars Ladys kamer
zo wel, als een looper·lleutel toe haare Laaden,
mahogany-kas , een ileutel van haar Kabinetje
en alles, middel om agtcr eenige van de laatftge-
ichreevene Brieven te koomcn van Juffer Howe.
De
" ft
.1
Juffer CLARISSA HARLOWE. α <5^
De opletten de meid kreeg handleidinge tot dezelve,
doordien ze haare Lady een Brief zag neemen uic
haar rijglijf, en die bij de andere leggen, voor dac
zij met mij uitging --Vreezende, gelijk^de
vrouwlui] mij verwijtender wijze zeggen , dat ik
dien daar rnogt^ivinden. ,
Dorcas vond dezelve niet zo dra, of zij deed
drie vaardige fchrijfllers van de Niet-verfchijnend^
bij een koomen; en Saarije, en zij, en dezelve
wendden de uiterile vlijt aan, om volgens vooi-.
gaende bevelen , uit deeze vervloekte. Brieven
üittrekzels ten mijnen dienil te maaken· Fervhekt
mag ik ze wel noemen -- Zulk eene kwaad-
ipreekendheid! Zulke vergiftige fteeken! ν
O die kleine F^urie Juffer Howe! —v^ Wel moge
haare ftoute vriendin (die mij even vrij behandeld^
heeft, anders kon 'er geen gelegenheid daartoe ge-
geven zijn) zo fel ootftoken zijn als ze onlang»
was, toen ik eenen van deeze Brieven poogde
magtig te worden. ' ; ilr 1 -i
Ik was wel verzekerd, dat deeze Si:hoone,j·
m zo jonge jaaren , met een zo vafl: geitel, eene
zo fleurige Gezondheid, en zo tintelende oogen»
metzoleevendige. verwagtingen derhalven, en ee«
ne zb bovendrijvende Hoope,'volftrektlijk, en uic
haare eigene waakzaamheid, niet zozeer op haa-
re hoede , en zo ■befchroorad kön . zijn , dan ik
haar gevonden hebbe. ν ι
Ijfttelendß oogen, Jan, hoe hoog het geflagt
der digreren daarvan moge opgeeven , zijn een
onfeilbaar teken , dat 'er een Schelnit.je in het
hart fchuiit, of kan neftelen. ^ ? ;
Γ , Gij moo^c vrij met uw Preeken voorcvaarep ^
cn
Ψα
Él
üs
ÜÉ
ιηο
en Lord Μ. met zijnei Wijsheid der Naden, ik beri
nu meer van haar verzekerd dan ooit. En nu
mijne Wraak gaende is, en zig paart met mijne
Min, moet alle tegenftand daarvoor wel bukken;
En ten plegti^en zweere ik, dat juffer Howe
daarvan haar part zal hebbetii
■ En hier wordt nu zo even Weder een Brief
gébragt van die zelve kleine bittere duivelin. Ik
hoope daarvan ook heel fpoedig een Affchrift te
krijgen , indien dezelve bij de overige gelegd
wordt; want de Stoute fchoone heeft beflooten öni
deezen ogtend naar Kerk te gaen; niet zo zeer uit
een geeft van Godsdienftigheid, hebbe ik reden om
te denken, dan wel om te beproeven of zij zon-
der belemmeringe, tegenipraak , of zonder mij
kan uitgaen.
* *
Het is mij geweigerd met haiir te mogen ont-
bijten. Zij was inderdaad gifteren-avond een wei-
nig-op mij misnoegd; om dat ik, toen wij uit de
Schouwburg t' huis kwamen, haar noodzaakte het
overige van den avond met de VroUwluij en mij
door te brengen , in derzelver zaal ^ en daar tot
bij Een uur te blijven^ Bij het feheiden zeide zij
mij , dat zij verwagtedé den volgenden dag 'ge-
heel voor zig zelve te zullen hebben^ Ik had toen
de uittrekzels nog niet gelezen; dus was ik geheel
vol van genegene agtinge, ontzag, en eerbied;
want ik had beflooten eenen nieuwen weg in re
flaen, en, waare het mogelijk, alle agterdogt en
kwaad vermoeden uit haar hart te verbannen: En
eg-
' 1
iï'·· Ί.
ï
Juffer CLARISSA HARLOWE. 271
egcer had ik geen reden om zeer ontruft zijn over
haare voorgaende verdenkingen ; nademaal, zo
eene vrouw wil blijven bij een man, welken zij
verdenkt, als zij van hem kan ^ of denkt te kun-
nen afraaken ^ ben ik verzekerd dat het een heol
goed teken is, en dat veel hoope geeft*
Ίι
t
* *
Zij is al voort. Naar beneden ontfloopen
voor dat ik het merkte. Zij had bevolen, een
draagftoel te laaten koomen, met oogmerk om te
beletten dat ik haar in perfoon vergezelde. Dog
ik had wel behoorelijke voorzorgen gebruikt. Wil«*
lem vergezelde haar met haare toefterominge; Pie-
ter, de huislcnegt, hield zig zo nabij, datWillenv
hem beroepen konde.
Ik had haar , door Dorcas, het gevaar vati
Singleton laaten voorhouden'; ora haar af te raa-
den van in 't geheel uit te gaen, ten zij ze wilde
toeftaen dat ik haar vergezelde; maar mij^wierd
geantwoord, met haare gewooee vinnige fneedig-
heid, Dat zö 'Λ geen reden was van te vreezen
om in den Schouwburg te vkrorden aangetroffen,
daar 'er maax twee Schouwburgen waaren, het ze-
kerlijk in de Kerk min gevaar liep, daar *er zo veel
Kerken waaren- Den draageren wierd > bevolen
haar naar St. James Kerk te brengeu· yj >
Dog zij zou zig niet zo weinig bekoiiipercn
om mij te believen, itidien zij wift wat ijt^r^eds in
handen gekreegen hebbe, en hoe de vrouwluij mij
aanktzen; want zij klaageji geftadig OYer bet he-^
dwang
-ocr page 273-dwang Vi aar onder zij ßaen in haar gedrag y in
het oncvangen van gezelfchap ; terwijl zij alle
haare belangen in hei voorhuis verwaarloozen,
En in dit fraaij agterhuis in Ί geheel gßen ge-
sxljchap toelaaten, op dat zij geen kwaad ver-
moeden op haar mag krijgen. Zij twijiFelen niet
aan mijne edelmoedigheid, zeggen zij, maariu^^r-
ofw, om mijnenthalven zelf, vraagen zij in den
ftijl van Lord M., houde ik mij zo lang op mes den
DOgß van zo 'Weinig koor η 9
Vrouwlutj, gij redeneert wel. Ik denke met
mijne werkingen te beginnen , zo dra zij maarm-
k'oonit.
*
Ik ben den Brief van Juffer Howe, heden aan
haar gebragt, magtig geworden. Verraad, Za-
menzweeringe , Toverij, Duivels-konilen , alles
gaet zijn gang. Ik zal niet bekwaam zijü om dee-
ze Jiifer Harlowe met geduld te zien. Gelijk
de Nyrilphen beneden, vraage ik Ook, Waarom
moet hef juifl: nagt zijn ? En Saartje en Marijtje
erinneren mij verwijtender wijze mijne eérfte ón^
derneemingen tegen haar zelve. Nogthans kan ik
met geweld mijtï^oogmerk niet bereiken -
En egter 'zöu het wei kunnen gaen, zo 'er waar-
heid fteeke in dar Geloofs-artrkel der Ligtmi/Ten-,
Dat eens te ondefgebragt £o veel is , als alPoo-s
te ondergehragt I Én welke vrouw zal dog de
vraag met beantwoordend
271
»
» '
iaiii
-ocr page 274-JüFFER CLARISSA HARLOWE. rjij
ύ i ·
ΛΛ
*
Zij is weerom gekoomen'; Dogjweigert ώίί
tot zig töe te laatèn ; en ftaét 'er op dat zij deii
dag voor haar zelve wil hebben. Ddrcas zegt mij
te gelooven, Maf haare .weigjeriiige wit beweegre-
denen van Godsdienftigheid koomt X·
Seldrement,.Jan,' Äeekt.'er.Godloosheid in mij tö
zien! --Zou het niet. de .hoogile Daad jart
Godsdienftigheid zijn" mi}'te bekeéren.?» En kan die
gefchieden door te .weigeren om mij te;zien,- ds
zij in eene meerVdan rgemeen- CJodsdienftige- ge-
moeds-gefteldheidis? W—-^Pog ik haate haar^
ik haate haar van harten! Zi] is oud, lelpf eii
mismaakt. ,^ο· Maar O wat lafteringè! Nog-
thans is zij eene I^arlowej|EnMaaronï haate ikf§ii
to/ik haar haaten. ^· ^
Dog nadeiiia-al jk haiir niefc.^tóöet ziéti [Zij
wil meefteres zijn van haar eig^mhih - Qw van haa-
ren tijdy zekér!] laat ik mijnen tijd befteeden, ,niec
aan u te vertellen waaragter ik al gekoomen beniS
De eefile' Brief, welken de Vröüwluij von-
den , is gedagtekend den 27 Äpril (a).· Wa»r
kan'zij de voorgaende dog gedoken hebben
Dezelve meldt van-Hiqkman als eeii.albefehikf tu^
fchen haar. » Hiokman deed beft met op^ zigzelyes'
'te paiTen. Zij zegt daarin. Ik bmpe}dat gij gem
.reden hebt; dat het te ru^ zenden vatijnijnm
Nórris u h'eroüwe——- Zo dra gij V, oiif
jpreektkoo^it bij weder-toLU%, iiWat duivel ,- nur^
Γ. I V. Deel.' S '
(a) Zie D, lU. Br,
* *
.'JDjitHlSTaRlE VÄft.,
kan dit dog meenen! -- Haar Norris te Ιίσο-
men als zij maar fpreekc! -De duivel haal
niij, zo ik be-Norrisd worde! -- Indien zulke
ó'nnöEelêDmeisjés itip;jkunnei;ii veroorlooven' bm te
bedriëgen (te i^HiTVörr^i^^/Jf dan.irnag ik het zq-
kei wel doetT.^(i .n:. 'i;·'· üw ' :j·· ίπγ: . ' ^
• fjT/isHet · 3haar:; leed y d2it haare Hanna niet bij
ifMr aaijn-km ..'-wi—Uj-Eii'-IWat^^zou' dat dan izijn ^
m \zi] kon'?··. üI bf .o^Wat··ko»/Hantia ^haar baaten
iö tiülkQedipjii&iah dit'f vm uoa----------------- !
iJ η De '^vrhuwMjHn-ii'^'ihm^éap'^z^^ iti een»
'ombijt ^ wih^mgm^ ύοοψβπτ^ 'jhoxzéj zijmii.jDe
vrouwiuij· iiifeit(Wer ^f^rwröed opibeide; brieye-
ichrijfflérs éè rfieër'óp dan ooit, ïdat
ik' haar teiéödeïi brènge.' Jilk was,in iden wiliom
;]aiï"ér HöWö'-ïiiïri haar in volleii eigen dom! te. gée-
^en."' Spreekiftiaapeen wooräslU^n^? hec.zäl
geichieden. Λ^ηηύ .λ
'Zij i'syMjde ψ •dat\Jujj^r 'Harlowe.tan ge-
•■dagten^voas èm'^iij'üp mijn moord te vatten,^ )Z:ij
4s verwondèrd 'dat nk mijne mnhiedinge niet her-
haalde. Raadti haar,:' zo-ikirdaL-ïiiet fpoedig;do.e,
om niet bij mij ie blijven. Waarfchuwt haar om
inij van häUf- 2if tByMuden^^nktrde 'minße ge-
'»jneenzaamheid'toe te laatem-i '.' , Zie ^ JariJ
"Zie ί Belfordl 'Net- zo als ik 'dagti-rv - ^ : ^ 'Haarde
■waakzaamheid igöhebl fte wi|Eèh 'aan eeneibezadigd
'vriendin ; dië'fftil ' Jcan 'gaen .zitten en; dien raad
^eeven, welkéii'zij in haar>eigeu.ge\^'.niet konTol-
•gen. Welk eene aanmoedigirige..Voq,r mij om met
'mijnè aanflagen voort te gaen, daar ik reden heb-
te om te dénken,'dat de 'koelheid mijner Beminde
. . / meer
-ocr page 276-JuFFEii ^pLARISSA HARLOWË. .27j
eer te wijten is aap Jufer ifpvy;^s waarfeh
gen i dan aan haare eigene neiginge ! Dog '/ja //
mijn Belang pm^eerelijk ie^Zijp^ ZQgt JuÖer Ho-^
we haar ΓΓ- BELAnJj^, zottinnetjes! --
Ik dagt dat ,dee;?e ineiden wel wiften ^ dat mijii
Bßang ^toqs ondeiboprig was aan mijne Lußi
Wat zoude ik wel niet ^^illen geeven , dat
ik Copijen ^er Brieyen 5 mögt beikoomen , Of^
iveikCidie van Juffer .iipwe .t0t Antwoord die-
De volgende ;prlef.is gedagtekend den Mai}
4a). In . denzelyen j geeft diè skleine Hagende veld
haare .ye^aasdheid te Jcem haare Moeder
ichreef Juffer HarloweV pm, derlei ver briefr
wiiTelinge ffiet-haare pogterj të verbieden; Dè
Hr. Hickiiian, zegt,zij, is,van gevoelen, to iij;
haare ,]yioeder .niet behoort te gêboorzaamefji
Hoe weifelt ^ie lafhartige kwant tuiTchen beide!
Ik ben bedugt, dat ik heiii zo wel moet llraffen ^
als deeze baazin; en daaf, maalt mij een ontwerp
in mijn kruin, "twelk maar een half uur bepeinzens
hppdig, beeft om her in orde te brengen, waarmea
de ik het pmtrent beide kan klaaren; Ik_kan niéi
verdraagen ,idat het ouderlijk ge^ag dus veragtf eji;
met voeten .getrëeden worde - Maarlet , m,ij
eens op de feeks, Het is goed Jat hij van,^
gevoelen is. J'^drit daar haare .Moeder
•boos. gemaakt „heeft ^ moet zij imia^d,heWèp. Q^
mede té krakeéten. —7— -Kpnde een jL^tvelace
■zig ,wel buicenfpooi-iger vrijheid gegund Jiebbén-?
iDeeze kleuter is.een vierduivelde, |300swigt iri Haar
harti Waare zij een jnan , e§n van.ons gé'
" .........
ia) Zre D. UI. Cr. 6g.
-ocr page 277-i76 DE historie VAN
weeft, zij zou in'Drieftheid en Moed ons allen
v.mOiTen hebben.
' Zi^ behoefi ^erdef maar heèl wéinig ter*
gin. ie-, zegt zij, üf zij koomt heimelijk naar Lon-
don vliegen. En zo zij dat doet^ zal zé haar
niet verlaaten , voor dat zij haar op eene ëere-
iijke wijze getrouwd ^ of van den vent ontßagen
zieti Hierbij, Jan V heeft de uitfchrijfïïer Saarcje
eene bede gezet ■ „ Om Gods wil, niijii
j, lieve Hr. Lovelace, maak dat deeze furie te
„ London koorat. „ - Haar noodlot, kan
ik u zeggen, Jan i zo wij haar hier onder ons had-
den , zou niet zo lang in twijiFel hangen dan dat
van haare vriendin. Hoe zou zij door de Spits*
roeden loopen , als ik hét met haar gedäen ^d,
'tuilchen een douzijn van haare eigene onmêdoo-
gende Sexe , welke mijne Bekoorfter nooit zien
2al! -—-- Dog (Iraks hiervan meer.
Uit deczen Brief vinde ik, dat mijne ftoute
gevangene de charaiters van iéder van jeluij Schob-
bejakken had afgetekend. En worde ik daarin
niet meer gefpaard dan gijluij. De karei is eéfi
zot ^ voorwaar i mijne waarde. Ik mag verloo-
rèn gaen, zo eene van haar mij zodanig vindt! —·
Een malle vent ^ ten minßen. Vervloekt verag·
telijk! - Ik zie niet anders ^ of zij zijn eene
-partij Heljche Geeflen - Dat is voor u, Bel:-
ford! -en hij de Beelzebub-Dat rs
voor u, Lovelace! -En nogthans wil zij heb·
ben, dat huare vriendin een Beelzebub trouwe —
En wat heeft iemand van ons gedadn (waarvan
Juffer Harlowe weet) dat zij zulk een bérigt van
ons
-Λ.·,-'.
-ocr page 278-■i
I
ons moei]: geeyen , hetwelk zi|Ik eep^ laftertaai
van JuiFer Ho\ye verfchoonelijk maakce ? --
Maar dè gelegenheid, welke deeze laftertaal een
regcipaacigen grond zal geeyen, ilaec nqg te koo-
men!
Zij misprijfl: haar, dat zij Juf er Partlngtou f,
fiiet hij zig liet ßaapen-^aar gij, zo 'waak- \
zaam zijt, wat konde ''er dpg gebeurd hebben f ί
--Zo hij voorbad gemeld t^ pleegen^ ζσμ hij ■
naar den nagt niet wagten. Ik fchaame mij,
dat mij dit van deeze baazin worde aan de harui
gegeven. Saartje fchrijft bij deeze leuze ——τ-
Xieeens, mijn Heer, wat men van u vervvagt,
,} Honderd en honderdmaalen hebben wij u dir
„ gezegd. „ ^n dat hebben zij ook. JVIaar,
voor^jeker, deeze raad van hßar\\2A niec half zo
veel kragc, dan die zal hebben van Juf er Howe.
'V '■■·' Gij kondt na haar zijn opgehleeven, of niet
tß bedgegaen zijn, gaet zij voort.
Maar kunnen 'er zulke bekommeringen tus-
fchen haar plaatze hebben, en nogthans de eene
baar raaden om te blijven, en de andere heflaicen
om op ipijt) groqtvorftlijk voorilel van trouwen te.
wagten ? Ik ben blijde, dat ik dit weete.
Zij keurt mijn voorilag van Mevr. Fretchvil-
le's huis goed. Zij zet haar aan om Huwelijks-
voorwaarden te ver wagten j om eenen vallen Dag
te noemen: En beöuit met aan te dringen, dat zij
fchrijve , niettegenftaende het verbod van haare
Moeder·, of gebiedt haar te wagten wat 'er van
koome. Ongchoorzaame prijen! Hoe verlange ik
om het gefchonden ouderlijk claarader op haar te
wreekenl . '
S 3 Gij
f
ï .
Gij zult bij' u zei ven' zeggen tegen dat gij^
dus" vérre gëkoomen zijt, En kan dog déeze ti^otff
en baldadige kleuter dezelve Juffer Howe zijn,
die zWgcede om den eéi-^aamen Sir George Col-
mar; en die, hadde deeze haare beminde vriendin
Het niét gedaen , hem in alfe Zijne ontredderde
zaakén zou gevolgd zijn , toén hij gerioodzaakE
was hét koningrijk te ruimen
Ja dog, zij is die zelve. En ik hebbé altoos
bevonden, in andere zo wel als in mijzelvén, dät
«ene eerfte hartilogt eens ter dfege te ondér gëbragt
zijnde, van den Overwinnaar derzelve een Vrij-
buiter , van de Ovérwinnaares eene Dwingeland
inaakt.
Maar, zie; daar koomt n-vet een gemaakt
ftémmecje tulTchen beidë piepen een Brief van ee-
nen, die äe eere heeft van op hevel van de dier-
^aare Jufer Howe (a) aan Juffer Harlowe te
kennen te geeven , dat Juffer Howe hoven maa-.
ie ongeruß is over de ongerußBeid ^ welke zij
haar verwekt heeft.
Ik hen in groote verzoekinge, fchrijft de (lij-
ve Wijsneus, om bij deeze gelegenheid mijne ei-
gene gevoeUgh'eid uit te drukken over uwen te·
genwoordigen ftaat.
Mijne eigene 'gevoeligheid \ —— En waar-
om kwam hij niet te vallèn in deeze verzoekinge ?
--- Wel, voorwaar, om dat hij juiil niet wift
hoedanig die ilaat was, welke hem zo in verzoe-
kinge bragt —— Alleen bij gißmge^ èn zo voort.
Daarop danft hij in zijn ilijl, gelijk hij in zijn
gang doet ! GeWislijk , gewisl^k, moet hij den
groo-
fa) Zie D. III. Br. 70,
-ocr page 280-Juffer CLARÏSSA HARLOWE.
GrQOten Τομχ * g^daen hebben ^ en over Tippe;·
rary vigeer zijb it' h^is^gekpomên.^^ ;, /
Ε η het in ij ^'daarenboven verboden zijnde^
zege de hup^l^ar.,\om mij mèt het hard onder^
moer ρ te bemoèijen-— Ώκ heelgun-
flig voor u,, yriénd Hickman,! - ;",Maar waar-
om het k^rd «^derw^rp^ indien gij. niet wet wac
het is, maar 'er allee'n naar die
het .geeft aan een meisjeelke ha^ dn^
rui): is, uwe ÓMuft'zal zijn,, en'äb önr^^^
dereên, elk op zijnè l^éuri;met, welke-zij eene
naaiiwer gemeenfghaip heeftVteakij ik dé gelegen-
heid waarneeme Öra haar te vernede^^^ ' ' '
In eeiien anderen Brief (Ê) betuigt de klei;
ne Furie, dat zij fchrljve^mVy enydai 'geen
Ooor haar zal jchfijyen^ als of'érWiiig middél
van^dien aart waar^'Vóorgeiï^ehr.^ ^^^^ keurt hec
voorneemeu goed van haare 'ichqone vriendin om
mij te verlaaièiu' (ndien zij^vhn hüdfè jiatë'
fiaenden kan ontvangen worden.Ik ben èM
deugniet, een zqpe deugniet. "Zij haat imj we^
gens mijne ■ kv^eltênde handelingenfl '^'ZljVjeèfi
binnen korten khmis gêma'ait. mèt èene., die heel
veel van mijne geheime hifl'ofie nneet. Een vloek
treffe baar, en haare'hiitorie-rchrijvér!
: : .. S 4 , ka^
· ■ '■ ■ 3V/0 n:» . {· j;
j jfi'ji;if; ü.v . . f{,"■■:
• Eenc gewooBe fpreekwijze in Ïogdand van den gèench,
(3ic door Vrankrijk , Iiaüe, Spanien /e^iz.''réizen, ern'ïïc
wereld te is ecVv Graaiïc.lia'p^· in'^
faamd wegens de plompheid der lij\»''ooTidërèn. Hec ("precfc-
woord geefc Han hetzelve te kennen, sis. of wcii zcide, Hi
is te Ρ rijs cewceit /maar door" Moiïeniand "ic rug Vekop-
ΐί en.
,(b) Zie Br. ii. van dit Deel.
' ƒ ■
I
/
/ -
}iarel is weezenlijk een fchurk, ee?i afgrijzeHjke
fchurk. De duivel haale haar! Hadde ik 'een
doiizijn leevens , ik zou die'alle voel verbeurd
hebben al voor twintig fchelmftukkm. lEene
iniiTelijke wijze van rekenen \ Jan.
Juffer Bettercon, Juffer Lockyer , worden ge-
meld - Den karei (herhaalt zij oneerbiedig-
jijk) noemt zij nogmaal μη fchurk. Ik mag ver*
looren gaen , zegge ik nogmaal, zo ik vergeefs
|Een fchurk genoemd worde! ' .. . ■■ Zij zcd be-
zorgen (gelijk Juffer Harlowe verzoekt) dat haar
Oom gepolß worde over het ontvangen van haar.
f)orcas moet zij aan haare belangen tragten te
Oerbinden : Zij moet agier, mijne Brieven zien
^e koomen hij verraffinge of door lift —^
Wat dunkt u hiervan, Jan ?
Juffer Howe is bijßer gnifleld over mijne
pnderneemingè om eßn van hcMre Brieven te
krijgen.
Kwa^m ik kennis te krijgen van haare vrije,
hehandelinge van mijn character, zegt zij, zij
zou vreezen om zonder Ujfwagt buiten deur te
üoojnen. Ik zou de helleveeg mden haar lijf-
wagt maar gereed te houden.
Ik ben het'hoofd van eene bende deugnieten
[υ, Jan, en uwe broeders-fchobbejakken, bekent
zij, dat ze meent] die zamenfpannen om onno'
zele Jchepzels in het net te krijgen, en malkan^
deren in hunne fchurkerijen te onderfleunen —-
Wat zegt gij hiervan, Belford ?
Zij verwondert zig niet over haare zwaar-
t^/ pioedige bedenkingen dat zij bij mij gekoomen,
V dat ze naar mij toe gedreeven^ en van mij ver-
Λ
'; lokt.
-ocr page 282-Juffer CLARISSA HARLOWE. 2Ö5
lokt is, -Ik hoope. Jan, dat gij na deezen
met ρ reeken gedaen zult hebben !
Dog zij trooft haar daarmede, dat ze eem
JVaarfAuwinge en Voorbeeld heide zal zijn mor
haare geheele Sexe, Jk hoope dat de Sexe mij
hiervoor zal bedanken.
De Nymphen hadden geen tijd, zeggen zij,
om alJes uit te fchrijven wat in deezen Brirf mijner
gevoelige gramfchap waardig was: Dus moet ik
gelegenheid izoeken om zelve dien te krijgen".
Edelé en vuurige Grootfpraak, zeggen zij, behelft
die. - Maar ik ben een verleider, en
honderd zulke fnoode naamen draage ik daarin,
- En de duivel^ fchijnt het, nam mijn hart
in bezit, en in het zelve uur der duißerms, de
harten van alle haare vrienden, om door tergen
haar te doen] hij mij koomen. Nog eens, Daar
is eene noodlottigheid in haare dwaaltnge, zegt
zij--Waarom moet zij het zig dan zo beklaa-
gen ? -— Tegen]poed is de tijd waarin zij uit-
blinkt , en ik kan niet zeggen wat al - Eg-
ter nooit den man te danken, aan wien zij de ge-
legenheid om uit te blinken verfchuldigd is!
In den volgenden Brief (a), Hoe ondeu-
gende ik ook ben, vre0 zij dat ik haar Heere
en Meeßer worden moet.
Dat hoope ik.
Zij herroept betgeen zij in haaren laatften te·
gen mij gezegd had. -- Mijn gedrag jegens
mijne Roozeknop ; Dat Juffer Harlowe het huis
ftaet te betrekken van Mevr. Fretchville ; Ik te
blijven ten huize van Juffr. Sinclair; Het Belang
S 5 dat
>
(a) Zie Brief 17.
'it
-ocr page 283-f^f'
2$ζ· : j>b.iiisto'ilie va»
dat ikjn mija ya4ei:lan4 hebbe ; de; Eryeniflèn die
ik hebbe te wagcen ν (ie goede Orde op mijne
zaakeïii mijn Perfpon; m^n Vpprkporn [Dit al-
les, b^eft .d©g ie^ iö z:i§ dat ni^et ^waaiijk gelijkt! ] ^
worckij'tejijinijneii. voordeele ingebiagi-, om haar
nu te beweegen datze mij, niet verlaate, Hoe
gäam mag ik, d^eze veme'Zjefi^ ^ kleuters in ver-
bijftefinge brepgen! ; Γ , ;
^ i Mijm ^^k^mjf^.^ßgter ^
• v'erdraagelijk. ■ v v'· ; Moeten de vrouwen al-
leen taln^en, denke ik ! -: De Sexe mag het
zigzelve danken dat zij mij geleerd hebben haw
met talmen de loef,af te fteeken. Dus leerde ook
de koppige Karei de XII, vanZweeden den Czaar
Pieter om hem te ilaen, door bij aanhoudinge, te-
gen de oude grondregels van zijn Koningrijk, mei
de Muscoviten den oorlog te vo(?ren. ,
Eeuwige wraak Ζ ITT Ε den fchurk op de
HIELEN [De hemel zij gedankt, dat zij niet
zegt, krljge hem hij den kop\ indien hij reden
geeft om zijne eere in twUffsl te trekken! --
Vrouwen kunnen niet zweeren, Jan — Zoete
zielen! zij kunnen alleen maar yloekeri.
Ik worde gezegd^i aan haare Liefde te
i'wijffhkn--Heb.be ik daar geen reden toe ξ
En zij, te twijfelen aan mijne Vmrigheid.
Vuurigheid, Jan! - Wel, dat is dog regt
.—— De Vróuwen,:,gelijk Juffer Hpwe zegt,
en gelijk ieder Guit weet, houden van 'Vuurig-
heid! :l · ■ Γ ; . ■
Zij verwittigt haar,,van è^en floten Uitßag
des Aanzoeks bij. r.bam'<en Omn gedaen--
Door Hickman, ongecwijffeld! - Ik moet
II:
. . de
■■ r ' ■
Μ.
τ
-ocr page 284-de oörén van deezen gaft in mijn zak hebben, ea
wel heel ipoedig, geioove ils. j -
Zij zegt, Zij is even zeer geërgerd en ver·^
Vioed tegen haare geheele familie: Daar is eene.
proef genomen van Jufr. Nortons vermogen op
Juffr, Harlöwe zo mei^ als van des Hren,Mick-
mans op den Oom: Dog daar waaren nooit^
zegt de helleveeg, zulke cmverzeitelijke redénloo-
ze fchepzels in de wereld. Haar Oom fielt ν aß
dat zij reeds bedorven is. · ... - n'" Is;'dat,niet
zo wel een fpoor voor mij, als een verwijt?--
Zij verzvagteden alle wel, dat zij van haar
zouden aangèzogt worden , als zij in weder-
waardigheid was — maar hebben beßooten zig
geen duimbreed te beweegen om' haar keven te
behouden. Zij wierd hejchuldigd van het met
voorbedagten raade beßooken te hebben. Juffer
Howe is bekommerd^ geeft zij haar te kennen,
over de wraak ^ welke mijn hoogmoed mij mag
noopen om te neemen, am dat zij mij zo verre
van zig heeft afgehouden. ---En dat mag
zij wel zijn.--Het is nu voor haar baarblijke-
lijk, dat zij de mijne moet zijn (want haar Neef
Morden, ichijnt het, is ook tegen haar opgezet)
- Een werk van Noodzaakelijkheid, of Wei-
voegzaamheid! —- Uw Vriend, Jan, moeft
dan reeds de Noodhulp van een Vrouw-menfch
worden! —^ Is dit te verdraagen voor een Lo-
velace ? ' . -
Ik zal veel gebruik van 'deezen Brief maa-
ken. 'Uit hetgeen JuiFer Howe aanroert van het
voorgevallene tuflchen haaren Oom Harlowe en
Hickman [H#t moet Hickman zijn] kan ik mijne
vm-
i
m
m
284 De historie van
mndlnge ruim baan geeven om te fpeelen; wanc
zij zegt haar, dat zi] alles niet 'wil openkaar en.
Ik moet zelve deezen Brief tragten te bekoomen.
ik moet de eigene woorden hebben: Uittreksels
kunnen mij niet helpen. Deeze Brief, als ik diep
hebbe, moet mijn Compas zijn om naar te ftie-
ren.
Het vuur der vriendfchap vliegt daarop in
brand, dat het knapt en kraakt. Ik verbeeldde
mij nooit voorheen, dat 'er zulk eene blaakende
vriendfchap beftaen konde tuöchen twee Zufter-
Schoonheden, die beide grooten naam en roem
hebben. Dogi hier zelf kan het wel aangeftookc
worden door Tegenkantinge, en door de Tegen-
fpraak welke vrouwelijke geeften van eenen
heeten en romanesken aart kragt bijzetten.
Zij raaskalt van in β ad te koomen^ indisn zij
met zo te doen verhoeden kon dat zulk een edel
fchepzel zig te laag vernederde^ of haat voor
het bederf bewaaren —r-Het een Riet het
ander te onderfteunen ! Ik denke, dat ik het zo
beleggen zal, dat ik haar hier brenge.
Waarvan daan koomt het dog, dat ik niet kan
nalaaten behaagen te hebben in den moedigen
geeft van deeze heldin, fchoon ik daarvan op de
lappen krijge? Hadde ik haar maar hier, ik wil
wel wedden, dat ik haar in eene week tijds eene
volflagene onderdaanigheid zou leeren. Welk een
pleizier zoude ik hebben in zulken geeft te fnui-
ken, Ik zou haar maar voor eene maand in 't ge-
heel begeeren te hebben, dunkt mij. Na dien tijd
zou zij voor mij al te mak en'moedloos zijn. Hoe
liefen aartig zou het zijn, de twee zoete vrien-
din·
-^■'•Tji.
■^· ............
Üiiili
I/·
-ocr page 286-Juffer CLARISSA HARLOWE. z^J >f
dinnen, als zij nu vernederd en becemd waaren,
beide te zien zitten in dén donkerften hoek van
een vertrek, arin in atm, weenende en fnikkende
over malkanderen!--En Mij haar Grootvorfl;,
dan als Groon-voril: van haar erkend^ op mijn ge-
mak agterover leunende in het zelve vertrek, in
twijiFel Welke ik, op zijn Grooten Heers, mijnen
neusdoek eerft zou toegooijen! ·
Let mij eens weder op die kleuters Zij is
iiervjoed op de Harlo wes: Zij is vertoornd op
haare eigene Moeder ; zij is verbitterd tegen
haaren zotten Lovelace , en zijne laage groots-
heid. ZOT, die kleine karonje! [God Vergee-
ve het mij, dat ik een deugdzaam meisje een ka-
ronjé noeme!] Laaten wij ons vernederen om
den <óent uit zijn ßijk op te heffen^ fckOon wij
dus doende oHze vingers bevuilen mogen ! Hij
heeft zig niet regtßreeks aan onhetaamelijkheid
tegen u jchuldig gemaakt. ——- Het fchijnt Juf-
fer Howe iets ongemeens toe, dat ik dit niet ge-
daen hebbe. -- Nog durft hij-- Daarvan
mögt zij wel beter verzekerd zijn. Indien de
vrouwen zulke dingen in haar hoofd hebben,
waarom zou ik ze niet in mijn hart hebben? —-
Zo duivelfcb boos is hij nog niet^ als daartos
vereifebt wierd. Zuike fchurkagtige oogmerken^
zo hij die had , zouden zig aleer vertoond heb-
hsn.--Ons lieven Heer helpe haar! -
Zij zet vervolgens haare vriendin aan om het
ftuk van Huwelijks-voorwaarden, Verlofbrief^ en
zo voort· aan te dringen. — Daar is nu geen
plaatze voor kiesheid^ zegt zij; en geeft haar te
kennen wi^c aij zeggen , om aU?s uit mij te
krij*
ft
4- y
krijgen en a^^ den gang te helpen.
niec al zo duidelijk voor u, Jan, als het voor mij
is ^ dat sik al voor lang mijn zin zou gekreegen
hebben , had deeze helleveeg het niet gedaen ?
Zij hefchuldigt haar dat zij meer dan eene gC'
Ugenheid heeft voorbij-G É S C Η Α Α Μ D , ge-
flijk zij het noemt, welke zij niet behoord had te
iaaten flippen. Dus ziet gij, dat de edelite der
',Sexe met haare fchuwheid ein afweerigheid niet»
;ter wereld bedoelen , dan om den armen knaap ^
;die haar niet mishaagt^ in het hok te fleepen, als
.hij inaar op haaren bodem weiden koomt.
Schoon door ,Ufi gefleept in de. magt van
.deezen vnan g^ zegt zij haar, is zij daaraan niet
ivp eene laage wijze onderworpen. Daar is nog
»wel-hoope,op mijne Hervorminge , fchijnt het,
'.'ϋαη .wegens mijn eerbied vóórhaar; nademaat
ik voor haar gezien te hebben, nooit eenigen
■ eerbied had voor iets dat goed was! Ik ben ken
■ groote ^ een jchoonjchijnende verleider, ik dan-
. ke haar hiervoor, evenwel. Daar kan een goed
zedelijk gebruik gemaakt worden, zegt zij, van
dat ik haar van den weg hebbe doen afdwaalem
Ik ben blijde dat 'er eenig goed uit mijne verrig-
tingen kanivoortvloeijen.
Aan deezen Brief is een Papier gehegt, het
onbofchaamdile dac ooit van eene Dogter wierd
gcfchreeyen aangaende eene Moeder. Daar. zijn
in hetzelve zulke vrije aanmerkingen over Wedu-
j wen en Oude Vrijers, dat ik mij moet verwonde-
vxen hoe ί Juffer Howe aan deeze haare Geleerd-
'iheid kwam. Sir George Colmar, kan ik u wel
z86
Is het
u
/ tl
Juffer CLARISSA-HARLOtVE. 287
zeggen ^ was een groocer gek, dan uw vriend, in-
dien zij dit alles om niet had.
De inhoud van dit papier maakt JuiFer Harlo-
we bekend,' dat deVzelver Oom Atitonij haare
Moeder ten huwelijk verzogt heeft. ,
De oüde' kvvarit moet al 'een taaij' hart héb-
ben , zo het doorgaet/ "anders zal zij , die een
veel waardiger man , wijlen den Hr. Howe, in
het graf bragt, zig wel . haafl: van hem afmaa-
ken. \ ' ' " ,
Dbg 'ditfzij 'zo ^ het ν "dé 'dómtóè fèmilie ^is
onverzoëribhaÖèF daii -öoit^op &re gbditi^dog-
ter, om dat'deöüde^Äntbnijtei^dus in zijn 4oöfd
gekrée'gen hèeft-pm te^öu^ènf^Düs^eö'^ik meet
dan ooit van'baar verzekérd.' Eri nögfüäös'gelpo-
ve ik ^'' ,dat;fnijn teder-"hart 'tèn läätrten^iiog^tot
haar ^voordeel' zal b'eWoögént wórden. iWént ik
wenfchte piet, dat zij niets dan^ Vervöigittge en
wederwaardigbëid' mögt ^H^béri. «Maar
waarom bémiot zij
lijk JuiFer'Howe ze met- regt noemt V^^zö veel j' en
mij zo weinig? ^ ï
Ik hebbe nog orivVrgé^velijker/Airchriften uit
"andere Brieven,
■f
.. fiJ.,;· J ■
«
■■ ■ ■;'·;:.j'
·■; π:;·
; : ί :
:· ' ^ .s.M
' '·..; i-
. ν / . . J', .
ν
i
288 De HISTORIE van
De Hr^ Lovelace, aan Jan Belporö,
Schildkn.
•ïè
De volgende Brief is van zodanigen aart,
dat dee^e trotfe Schelmtjes, durve ik zeggen, otri
de geheele wereld niet zouden gewild hebben, dat
dezelve in mijne handen waare gevallen, (a)
Ik zie daaruit, waaraan haar misnoegen tegeri
mij ten aanzien van mijne Voorflagen , te wijten
was- Dezelve wierden niet beflooten, fchijnt het,
met dien aandrang, met die vuurigheid^ welke
zij verwagt had. ,
Deeze geheele Brief wierd van Dorcas uit-
gefchreeven welke dit te beurt viel. Gij zult
binnen korten copijen hebben van die alle in hun
geheel.
Mannen van ons ßqg , zegt deeze kleine
duivelin, verbeeldt zij zig, kunnen die Vlam-
men niet hebben^ uüélke eerelijke mannen hebbent
Juffer Howe heeft heel aartige verbeeldingen ν Jan.
Bekoorelijke meid ! Gave de hemel dat ik ook
wift, of mijne fchoone haar zo vrij antwoordt,,
als zij fchrijft ί Het zou een man regt hartzeer zijn,
dat deeze baazin op eene eerelijke wijze aan haaré
verbeeldingen gekoomen waare.
JVie weet of ik niet een half douzïjn Schep'
Ρ > .
(a) Zie Br. XXII.
-ocr page 290-JüFFKR CLARISSA HARLOWE. tS^
zsls hehbe^ 'waarvan ik mij ontdoen moei vóór
dat ik mij verhinde voor mijn leeven ?-
Nogthans, op'dac dit niet toe mijn Jof geduid mögt
•worden, als of ik mij dagt te betéren, voegt zif
'er bij;''te gelooven dat zij niét verwagtèn moerf
dat ik 'dan deezen kant van mijti groot moord'
jaar eerelijk worden zaL ; Zij heeft een hoog
gevoelen van haare Sexe, met te derikeh dat zij
een man zo lang bekooren kunnen, die zo wef
bewufl: is van haare Eenzelvigheid,
Hij 'op uitßel te doen denken, zegt zij, oié
een compliment te maaken aah Lord M.!
Ja, ik^ mijn lief ^— Om dat iemand niet ge-
wend is om pligtmaatig té zijn, moet hij daaroni
nooit pligtmaatig zijn ?---- En dat wel in eèii
geval van zö veel belang als dit! Waarmede de
hartèn van zijne geheélé Familie zijn ingenomen ?
Gij hadt 'zek'er wel^ zegt zij, de tujJcbenfpraaJè
van eenen vriend van nóóden -^ Maar
waare ik in u-ibe bmßändigheden gewèéfl , ik
zou hem zijne óogen uit den kop gejcheurd heh^
gen, en het aan zijii hart hebben over gelaat en
'om hem daarvan de réden te 'geeven. Zié eens ί
Zie eens ! Wat zegr gij hiervan, Jati? ,
Schurk -— Die Vént, daar hij h f
Volgt'er. Eri waarom? Alleen öm dat ik wenfch-
tè dat de volgènde de dag vaii mijn geluk moge
zijn; en öm dat ik pligtmaattig ivas omtrerft itijrt
naaiten bloedverwant. . ν
Het is het wreedflè Hoodlot^ zogt zij ; imr
eeiie vrouw, gedrongen té zijn een man te nee-
pien^ wélken 1?άαί· hart veragt: —~ Dat is her';
waarvan ik gaarn verzekerd wi«." — ïk vrcésde,'
IV Dtó· Τ " ■ m
I I
t
β
,4
V
l'
J
■'^λΙ
I
De historie van
dat mijne Beminde maar al te veel bewuil was van
haare beicwaamiieden; van haare voortreffelijkheidi
—— Ilc vreesde, daf zij mij inderdaad veragtede
--En ik kan de gedagce niet verdraagp dat
zij hei: doet. MaariBelford, mijn oogmerk is niet,-
dat deeze Lady aan zulk een wreed noodlot zal
geklonken worden. Ik mag verlooren gaen, zo
ik eene vrouw trouwe, die haare grootfte boezetii-
vriendin reden heeft gegeven om te zeggen, dat
zij mij veragt!---Een Lovelace veragt te
worden, Jan!
Zijn tßegeßooten vuifi , dien hij aan zijn
voorhoofd hragt, toen gij in billijk misnoegen
van hem gingt---dat is, toen zij over mijne
Vuurigheid niet wel. vergenoegd was, als het je
belieft!--Ik erinnere mij dien flag: Dog zij
had mij op dien tijd den rug toe [gekeerd (a).
Hebben deeze waakzaame Ladys overal Oogen ?
--Maar let^ens wat 'er volgt! Ik wenfchte wel
dat die een bijl geweeß waare, en die in de hari'
den van zijnen ergßen vijand. —-
Ik zal geduld hebben, Jan; ik zal geduld
hebl)en! Mijn tijd is op handen. —- Dan zal ik
mijn hart verilaalen met deeze herdenkingen.
Dog hier >ilaet een ontwerp te worden mt-
gedagt, om mij mijn Schoonen buit uit de han-
den te krijgen^ in gevalle ik haar reden geeve,
om mij te verdenken.
Dit maakt mij inderdaad ongeruft. Nu worde
de ilrijd eeril regt ernil. Nu zult gij u niet ver-
wonderen , dat ik mijn liilig vernuft tegen haar bei-
de
(a) Zij beriet Juflèr Howe» dat zij dccic bcWcegingc in den
fpiegcl zag. Zie bl. i6i.
2pO
Λ
'pi
! I
'f!
ï'
JüFFER CLARISSA HARLÖWE. 29/
de den ruimen teugel geeve. Ik wil niet over'*
JSfórrisd worden, Belford.
Maar nog eens, zij heeft geen verheeldinge^
zegt zij, dat ik haare oneere kan of durve in detï
zin hebben. Maar dm is de man een gek-
dat is hepßl, — Ik zou inderdaad een gek zijn ^^
mei zo te handelen als ik doe, en trouwen in den,
zin te hebben! Hoe het zij ^ nademaal gij eenen
gek zijt toegeworpen, zege zij, trouw den gek,
bij de eerfle gelegenheid;^ en fchoon- ik vermoede ^
dat deeze man een der, onhandelbaarße gekken
zijn zal^ gelijk atle geeß ige en, groot [che gekken
pjn , neem hem als eene ßraffe^^,nademaal gij
hem mor geen helóonlnge kunt hebben -
Is dit eenigzins te verdraagen , Öelford?
Dog zulke mannen als ik iijn het, 'welke de
vróuwen van natuüre niet haaten, —— Zo
waaragtig als het Euangelij, JanI--Üe waar-
heid koorat eindelijk voor den dag. Hebbe ik u^
dat niet aïtoos gezegd ? Zpete^ Scrhep/jels.· en regte.
Chriilenen zijn deeze jonge nieisjes ί Zij hebben
haare vijanden lief. Dog alle zijn ze 4og puitjeè
in haar hart! Öelijk zoekt gelijk;. isde zaak-
Waare ik niet wel verzekerd van de waarheid.dee-
zer aanmerkinge van de feeks, ik zoudé h<?i der.
moeite waardig geagt hebben ^ to niet .om eert,
vroom man te worden , ,ötti meer deii huichelaar
te fpeelen^' dan ilc. noodig hebbe gévoftden>; .
Dog in den Brief, welken ik heden in handen
kreeg , terwijl zij tér Kerk was y;vfordt haar ontr^
werp verder opengelegd; en hec is OQïi vervloeit'
ftukje, ·
m
. 1.
-ocr page 293-De HISTORIE vaii
T)e Hjr, Loveläce fchrijft daarop, uit zijiïé
met charaBers gefchreeOené aantekenm-
gen, dat gedeelte over van juffer Howe's
Brieft ^èlk het voorneemen betreft vati
Juffer. Towjifend te beweegen om {in gè"
van noodzaakelijkheid^ haar befcher··
minge te verkenen, tot dat Colonel Mor-
den overkoomt (a): Ên hij zweert nog-
maal wraak te züllen neemen ; inzon^
det'heid over deete woorden ; dat zo hij
iets beftaen mögt, hetwelk hem volgens
de Wetten der Maatfchappije ftrafbaar
inaaken zoude , zij met eeren Van heöl
mögt öntflagen raaken , het zij door de
vlugt of door de galg ; hoe , kan niet
fcheelen.
Hij voegt ^er dan nog Uji,
tnïjii roem in kleuters te onder te brengen, die tè
veel weeten om aan haare weetenfchap tQ-twijffe-
len\ en haarte overtuigen, dat zij te weinig wee-
ten , öm de ongemakken van te veel te weeteö
van zig af te weeren.
Hoe jaagt drift een ménfch voort! vervolgt
hij. — Ik hebbe eene vervaarelijke lengte ge-
fchréeven in zeer weinige uuren. Nu mijne ge-
voeligheid aan \ kooken is, wil ik deeze trötie,
deeze dul·bel·ge\m1pQXïάQ Schoonheid zien, en
"haar miiTchien ftraffen. Ik hebbe haar eene bood*
fchap gezonden , dat zij mij moet toelaaten oin
"deezen avond bij haar te ijDijzigen. Geen van ons
beiden heeft te middag gegeten. Zij weigerde in
den
(a) Zie Br. XXX. bl. iji.
ik ftelie
^ 1 ...................
-ocr page 294-Juffer CLARISSA HARLOWE. 293
den namiddag Thee te drinken : En ikg^pve,
dac geen van qns beiden t* avQnd gvoocen trék
hiibben,
, ? if:
Juf gr C L Α RI s s Α Η Α RL O w e. r, ααη.'^ίφη
Zondag-ogtenä ^ ,te Zeven \iiren\
Ik was gifteren avond met;den Hr. Lovelace
en Juffer Horton in de Schouwburg. Het is, ge-
lijk gij weet, een naar en zeer aandoenlijk Treur-
fpel om te leez^n. Gij hebt mijne aanmerkingen
over hetzelve in het boekje, 'c welk gij mij over
de voornaamfte Spelen ,' die-^vectooiid wórden,
^ebt doen fohrijven. Gij zulc u niet verwonde-
ren dat Juffer Horton, zo wel als ik, bij de'Vers
tooninge grootlijks bewoogen 'was, als ik u zeg-
ge, en met eenig-vermaak is het dat ik het u mel-
de , dat de Hr. Lovelace zelve zeer gevoelig ge,τ,
raaki wierd van eenige der aandoenlijkfte Toiiee-
len. Ik tnelde dit tot lof van des Schrijvers uitvoe-
ringe van het Stuk ; want ik .houde den Hr.
Lovelace voor eenen van r de onbeweegelijkfte
menfchen ter wereld. Op mijn woord , mijne
waarde , daarvoor houde ik hemi^^ f
Zijn gedrag, evenwel, bij 'deeze gelegen-
heid, en bij onze te rug koomft, was onberispé-.
lijk; behalven dat hij wilde hebben dat ik des ü-'
vonds beneden bij de juffrouwen den maaltijd zou-
Τ 5 de
-ocr page 295-, ι '
de blijven IjouBen, toen wij weerom kwamen,ι eh
met hem en 'haar opzitten tot'bijna Een uur in
deezen morgen. Ik befloot dit met hem te veref-
fenen ; en ik ben inderdaad niet droevig, dat ik
dit voorwendzel hebbe; want ik brenge de Zon-
dagen gaai'n alleen bij mijzelve door.
Om met te beter verfchooninge zijn talmen
te ontwijken, hebbe ik mij aangekleed en gereed
gemaakt om deezen ogtend naar kerk te gaen. Ik
zal flegcs gaen naar de St. James Kerk, en in een
draagßoel ; op dat ik moge verzekerd zijn dat ik
kan uitgaen en inkoomen, als het mij belieft, zon-
der dat hij mij zijn gezelfchap opdi:inge ; ;l'gelijk
tweemaal te vöoren gefchiedde.
'«ΠΛ;·
Jßijna Negen uuren.
Ik hebbe uwen vriendlijken Brief van gifte-
den gekreegen. Hij weet dat ik dien hebbe. En
ik verwagte, dat hij de volgende reize, als ik hem
zie ^ zeer nieuwsgierig zal zijn naar uw gevoelen
over zijne voorflagen. Ik twijiFelde niet aan uwe
goedkeuringe van dezelve, en had op die onder-
llellinge al een antwoord gefchreeven; het welk
voor hem gereed legt. Hij moet zig toeleggen
om gelegenheden van verwijlinge te zoeken, en
mij te kwellen, indien 'ernu iets gebeure om ons
weder in oneenigheid te brengen. '
Hij houdt zeer fterk aan om mij te zien. Hij
is toornig dat ik geweigerd hebbe met hem te ont-
bijten. Ik ben verzekerd dat ik mijne eigene vrij-
heid niet zou gehad hebben, zo ik dat gedaen had
— Ik gebood Dorcas hem te zeggen, dat ik ver-
' ■ lang-
langde deezen dag voor mij alleen te hebben. Ik
zou hem des_ morgens ψ ^ vroeg zien als het hem
beliefde. Zij zege, dat, zy^niet weet wat hem
fchort, maar dat hij op iedereen knorrig is. , ,,
r i
I:
Hij heeft mij weder een,e eifchende wijze
iatten verzoekei^. .Hij waarfchuwt mij voor, Sin-
gleton. Ik liet hem weerom zeggen, dat^zo,J'ö
gifteren-avond .yqor Singleion niet vreesde | in dé
Schouwburg, heden vqpr^ hem niet behoefde te
fchroomen in de Kerk : jDaar'jer zo v^eljKerken
tegen een Schouwburg waaren.^ J Het voorftel, dat
zijn Knegt zaLmedegaea, fiebbp jik aangenomen.
Dog hij is geheel misnoegd, fchijnt^het. _,Het kan
mij niet fcheelen. Ik wi] ,g^uurig niet bp zijnen
trotfen wenk paiTen. —^ Vaarwe|l, mijne waar-
de, totdat ik wederkoom^jj De draagftöei wagt.
Hij zal mij, immers , niet.,tégen houden, alsiik
tot denzelven naar ^beneden gae. '
ρ
i
'O 'q' -ii.ti.i
■ht
Ik zag hem niet, toen ik naar beneden ging.
Hij is, naar het fchijnt bij uitftek te onvreeden»
Dorcas zegt, juift niet op gelooft zij Maar
daar is iets |dat hem gemelijk gemaakt heeft. , Hij
houdt zig zo miflchièn om mij het^ middagmaal met
hem te ^en neemen. Doff -^^t wil ik niöt, zo
ik het heipen kaïii . Ik zal .qenrg^heelen dag niet
van hem ontflagen; rWken, zo ,ik dac doe. . ^
Hij hield zeer fterk aan om van den middag
Τ 4 / met
met jnij te mogen eeten. Dog ik had vaft be-
ilooteh dit een gering ftük door te ze.tten ; en du^^
Jiet ik zeggen, dat ik zelve geen middagmaal zou
houden; En inderdaad ik tragtede te fchrijven
aaUjiiiijriën Neef Morden; en had al drie verfchei-
dene maaien begonnen, zonder in ftaac te zijn om
mijzèlve te voldoen.
- Hij was zeer bezig met fchrijven, zegt Dor-
jcas; en ging tór in voort zopder te fpijzigen,'
«m dat ik he'm mijn gezel fchap weigerde.
Naderhand eifchte hij, gelijk ik zeggen mag,
dat ik hem toeliet om in den namiddag met mij
thee te drinken: En'beriep zig, door Dorcas, op
zijn gedrag van gifteren-avond jegens^ mij ; als of
iiij, ^élijk ik hem door Dorcas lie*t antwoorden,
van ffeiiagtep was, dat 'er verdienfte voor hem
ftak m onberifpelijk''te zijn* Evenwel, ik her-
haalde mijne belofte öm zo vroeg als het hem
beliefde des morgens bij hem te koomen, of met
hem te ontbijten.
Doccas zegt, hij raasde en tierde* Ik hoorde
hem !ui(3 roepen, én ik hoorde zijn knegt van hem
vlieden', iiaar mij flagt. ' Gij zegt in eenen van de
uwe (a) , mijne waäfdiie vriendindat ρ ie-
mand moet, hebfeen 'om uwe grarnfpliap op té koe·'
len, als uwe Modder u boos maakt. Zeer on-
gaarn zou ik' vergelijkingen wijlen ' maakeii:
Äar de werki^gep der drift ^ als die wordt inge-
volgd, zijn maar al te gelijk^ het< zij in man of
POÜW.
(a) Zie D. 111. Br. LXVHI. bl.
. J
.^■MÊ'W'
..^T^aaseSit^·:
- ■A.mw
Juffer CLARISSA HARLOWE. z^J >f
Hij heeft mij zo even laaten boodfchappen,
dat hij 'er op ftaet om te avond met'mij te eeteü;
Dewijl wij nu verfcheidene dagen geleeden de zar
ken op een goeden voet gehad hebben, .dagt ik
het niet voorzigtig om kleinigheden met hem over
hoopte leggen. ^Nogthans, door dreigen, eenir
gerwijze , tot zijn wil gebragt te ^ worden, dac
weete ik niet hoe ik zal verdraagen.
Terwijl ik in overleg was, kwam hij boveny
en aan mijne deur kloppende, zeide hij mij, met
een zeer grammen toon, dat hij mij deezen avond
zien moeft. Hij kon niet ruften , voor dat hem
gezegd wierd, wat hij gedaen had om de behander
inge, welke ik hem aandeed, t€ verdienen. Ji
De beband^ngey die ik hem aandoe ! —~
Een deugniet!--Nogthans heeft hij mij mis-
fchie'n niets nieuws te zeggen. Ik zal 3 mij zeep
vergramd'tegen hem toonen.
■t?. i: j i
Ds'wijl'de Lady niet kon weeten, welke des
Hrene Lovelaces oogmerken waaren^ nog
■■ ' de oorzaak van zijne wrevelmoedigheid
zal het niet ongevoegelijk zijn het^ onder·*
werp uit zijnen Brief te agtervol·
gen, "· ,
Na dat hij hefchreeven had^ op welke toor·^
nige wijze hij haar gezelfchap kwam
- Τ j ei'
t
/f
De HISTORIE van
eifchen tot het avondmaal; gaet hij voort
als volgt:
t is hardj antwoorddeKde ichoone Eigen-
2inQige, dat ik ZQ w^ipig mijne eigen? meefteres
feeni ij Ik zal ί over een half uur in de E-etzaal bij μ
fcoomen.' '
Ik ging naar'beneden i om dat hi^If uur af te
wagten. Alle de yrouwluij hitften mg iterk aan
om haar reden tot- deeze dwingelandij te geeven.
Zij betoogden, zo wel uit de.,patuure der Sexe^
als van Gevaldat ik van mijne gedweeheid
niets te hoopen had, -en geen erger behandelinge
konde ondergaen, al maakte ik mij aan de groot-
fte misdaad fchuldig. Zij drongen· ;mij geweldig
om ten minilen >eens te beproeven y welke uitwer-
kinge eenige grooter gemeenzaamheden , dan ik
tot nog toe omtrent haar gel)ruikt had, zouden
hebben : En daar haare drangredenen kragt wierd
bijgezec door mijne regtmaatige verftoordheid over
de ontdekkingen, welke ik gedaen had, nam ik
een vaft befluit om esnige vrijheden te»gebruiken,
cn naar dat die wierden opgenomen» nog grooter
te gebruiken j en alle.de fciiuld wijt^piaan haa-
re d-wingelandij. In zulk een luim ging ik naar
boven ^ en nooit had een Beroerde zijne gewrlg-
ten zo weinig in zijne magt, dan ik, terwijl ik o-
ver de Eetzaal wandelde, om op haare kpomft te
wagten.
Mee eene opgeregte houdinge trad zij bin-
nen , haar gelaat van mij afgekeerd, haar minne-
lijke boezem zwèllende, en wegens haare opge-
regte houdinge te bekoorelijker uitpuilende. O
Jani,
h
ï-r-t t
. !
-ocr page 300-k
Juffer CLARISSA HARLOWE. 299
Jan! dat Stuursheid en Koelheid de bekóorèlijkhe-
den van deeze trotfe meid ^nog moeften vermeei>
deren! Maar ih allerleij poftuur »in allerleijeu luim,
in allerleij gebaar, is Schoonheld^fchoon. --
Uit haar afgekeerd gelaat, en verontwaardigend
gezigc zag ik, dat de lieve Trotsaairt gezind was f)m
zig gram te toonen-Dog door de felheid
van het mijne, terwijl mijne beevende handen de
haare greepen, deed ik Vreeze wel haaft haare o-
verheerfchende hartftogt worden. En nogthans
zonk mijn hart, op het oogenblik dat ik haar aan-
fchouwde, in blooheid neder; ten mijn eerbied
voor de Maagdlijke Reinheid, zo zigtbaar in haa-
re geheele houdinge, greep weder plaatze; Ze-
kerlijk, Belford, ditis een engelb Enegter, had
men niet geweeten dat zij van de Vrouwlijke kunr
ne was, zouden zij haar vo-m kinds heen af niet 'als
zodanig gekleed, nog zou zij ^ waare zij daarvan
niet overtuigd, die kleedinge,igehouden hebben.
Ik moet u vraagen. Madam, ik bidde ü zeg
mij dog , wat ik gedaen hebbe om deeze afwee-
rige behandelinge te verdienen ?
En ik moet u vraagen , mijn Hr. Lovelace,
waarom ik in mijne afgezonderde Eenzaamheid dus
geftoord worde i — Wat kunt gij mij te zeg-
gen hebben , zedert gifteren-avond, toen ik zo
zeer tegen mijn dank met u ^naar de Schouwburg
ging ?' En na dat ik tot laat'in den nagt / even
zeer tegen mijn dank, met u hebbe opgezeten? ^^
-D/V hebbe ik te zeggen. Madam, dat ik niet
verdrängen kan dus onder hetzelve dak van uté
worden afgehouden. '
On-
ί
li?
^oo 'De HISTORIE vabi
Onder hetzelve daky mijn Heer l'
kwamt gij
Hoor mij uit, Madam [haare beevende han-
den los laaténde, en dezelve weder aangrijpende
met eene heftigheid, die haar deed opipringen]
»TT^——- Ik hebbe duizend dingen te zeggen, en
van te praaten, bétreifende onze tegenwoordige
en toekoomende uitzigten; maar als ik gaarn mij-
ne geheele zieh'voor u zou willen openleggen,
zijt gij 'er altoos op uit om mij van u af te houden.
Gij maakt dat ik onbeilaenbaar met mijzelven ben.
jüw hart is opjuitilellen geileld. Gij moet oog-
merken hebben, die-gij niet bekennen wilt. Zeg
mij, Madcm , .'ik bezweere u om mij te zeggen,
pp dit oogenblik, zonder uitvliigt of agterhoudln-
ge, in weiken ligt ik bij u in toekoomende ftac
I efchouvvd ,te worden i Ik kan deeze afweeringe
iiiet verdraagen. De onzekerheid kan ik niet ver-
draagen, waarin gij mij houdc.
In welken ligt', niijn Hr. Lovelace I [oogen-
fchijnelijk yerfchrikt zijnde] In geen kwaad ligt,
hoope ik -- Ik bidde, mijn Hr. Lovelace y
knijp mijne handen niet zo hard [mij dezelve poo-
gende te onttrekken]. \ Ik bidde, laat mij gaen —
Gij ^ΛΛί mij. Madam ——r— i
j Ik haategeen-menfch, mijn Heer,-;-—·-—
Gij haat mij, Madam, herhaalde ik.
Al hoe aangeftookt en met hoe vallen opzet
ik boven kwam , ik had eenige nieuwe terginge'
van nooden. De duivel inderdaad kroop uit mijn
hart ,-zo dra mijn Engel verfcheen ; dog hij had
de deur opengelaaten, en was niet verder af dan
aan mijn elleboog,
Gi
Hoe
η
m
JuFFfiR CLARISSA HARLOWE, 501
Gij koönit in geen goeden luim boven , zie
ik, mijn Hr. Lovelace —— Maar ik bidde, ftel u
niet balftuurig aan —Ik' hehbe ü Immers
geeVi leed gedaen — Ik biddé, ftel u niet balftuu-
rig aan —-
Lief Schepzel! En ik floeg mijn eenen arm
Ohl haar heen, haare eene hand houdende met mij-
ήδ andere — Gij hebt mij gèèn leed gedaen V
Ik konde haar we! opgegeten hebben-Maar
mijzelven bedwingende--^^ jOij hebt mij hec
grooifte leed gedaeri 1 " . - ■ · Waarin hebbe jk
verdiend dus van u té worden'afgeweerd ? --
Ik wift niet wat ik zeggen zou.
Zij worftelde om los te geraaken — Ik bid-
de, mijn Hr. Lovelace , laat mij weggaen. Ik
weete niet waar dit van daan koomt. Ik wéËté
liiet wat ik gedaen hebbe om u te vertoornen.
Ik zie dat gij gekoomen zijt'met ëen oogmerk om
krakeel met mij te mäakenl· Indien gij mij niet
verfchrikken'wilt met de wreyëlmoèdigheid waarin
gij zijt, zo laat mij toe dat ik heen gae.' Ik zal
alles ivat gij te zeggen hebt, op een ander tijd
hooren — Morgen-ogtend, gelijk ik u liet zeggen
— Dog inderdaad gij maakt mij vervaard. Ik fme,e-
ke u, zo gij cetiige agtinge voor mij hebt ^ Iaat mij
toe dat ik heefi gae.
midder-nagt^ is noodzaakelijk, JBel-
ford. Verrailinge , Schrik ,· moet noodzaakelijk
vereifcht worden tot de uicerfte Beproevinge van
dit bekoorelijk Schepzel, de vrouwluij beneden
mogen zeggen wat zij willen. Ik kon mijne voor-
neemens niet vaft houden, pit was de eerlte rei-
i . ze
Α ί .
ί1
ze niet,.dat ik had vvórgenomen té beproeven of
zij ook vergeeven kon.
Ik kufte haare hand met eene vuuriglieid, ah
of ik mijne lippen daaraan wilde vaft gelaaten heb-
ben. -— Ga dan heen, allerliefll en akoos-
lief Schepzel. Ik, kwam hier inderdaad in zeer
groote wrevelmoedigheid. Ik kan niet verdfaa-
gen, dat gij mij zonder reden dus koel en afwee-
tig behandelt. Ga heen, Madam, nademaal hét
uw wil is om heen te gaen; en oordeel mij met
edelmoedigheid; oordeel mij maar. zo als ik verdie-
ne geoordeeld te worden ; en laate ik hoopen u
morgen-ogtend vroeg te zullen ontmoeten in zo-
danige geftddheid, als overeenkoomt met onze te-
genwoordige omilandigheden, en mijne toekoo-
mendehoope.
En dit zeggende, geleidde ik haar aan dé
deur, en ging daar van haar af. Maar in plaatze
van beneden te gaen naar de vrouwluij, week ik
in mijne eigene kamer, en floot mij daarin op; be-
fchaamd zijnde dat ik uit ontzag voor haare maje-
ilueufe beminnelijkheid, en fehroomagtige deugd,
tot zo groote veranderinge van voorrieemen gé-
bragt was, niettegenftaende ik zulke régtmaatige
tergingen ontvangen had uit de Brieven van haare
bitze Vriendin, gegrond op. haare eigene befchrij-
vingen van het gebeurde tuffehen haar en mij , ën
van onze omilandigheden. /
De Lady {dctgiehnende Zondag-avoncT)
befchrijft dus haaren fchrik, en des
Hren. Lovelace^ gedrag hij die gele-
genheid:
Zo
m
i
-ocr page 304-Zo als ik in de eetzaal traä , nam hij mijne
handen in de zijne«, met zulk een luim en weezen«
dat ik duidelijk zag dat hij befloocen had om met
mij te krakeelen — En waarover ? — JVat had
ik hem gedaen? — ïk zag nooit van mijn léeven
in eenig menfch zulk een wild, zulk een toornig,
zulk een ongeduldig weezen. Ik wierd verfchrikt;
en in plaatze van zo toornig te zijn, als ik voor-
had mij te vertoonen, was ik gedwongen gantfch
mild te zijn. Ik kan mij naauwlijks erinneren,
welke zijne eerile woorden waaren , zO' vervaard
was ik. Maar, Qij haat mij MadamI Gij haat
mij^ Madam! Waaren onder dezelve ---met ?
zulk eene vinnigheid , -- Ik wenfchte'wel |f
dat ik duizend mijlen van hem af was. Ik haate ■
geen menfch , zeide ik; Ik danke God, ik haate ^ ^
geen menfch -Gij verfchrikt mij, mijn Hn Jf
Lovelace-Laat mij van u gaen. —-——
De man, mijne waarde, zvl^gantfch affchuwelijk
-- Nooit zag ik een man zo affchuwelijk zien,.
als de drift hfem zién deed- En waarover
dog ? - En hij kneep mijne handen zo! —
Ruw Schepzel! — Hij kneep zo mijne handen!
In 't kort, uit zijn gezigt, en uit zijne woorden
(eens zijne armen om mij heen flaende) fcheen hij
te wenfchen dat ik hem mögt tergen. Zo dat ik
niets te doen had, dan hem te verzoeken ('t welk
ik meer dan eens deed) om mij toe te laaten dac
ik heen ging; en te belooven om 's morgens,
wanneer het hem maar beliefde , bij hem te koo-
men.
. Het was zeer onwillig en ongevallig dat hij
het niij toeilond, op- die voorwaarde; en in het
af-
i
-ocr page 305-afrcheideh kufte hij mijne hand met zulk èene fel-
heid, dat dezelve daarvan nog eene roode plek
iDehoudr.
Dunkt u niet^ mijne waarde, dat ik reden
hebbe om op hem ontftoken te zijn, mijne omftan-
dighedeti in aanmerkinge genomen zijnde? Legge
ik nier onder eene nooL·aakeUjkheid ^ als het waa-
re, om mee hem te kijven j ten minften als ik hem
maar weer te zien koome ? Geen Neuswijsheid \
geen VerWeendheid , geen Dwingelandij vocde
ik in mijn hart, of in mijn gedrag jegens hem,
dat ik weete. <Geen gezogté Verwijiinge. Niets
anders bedoelende dan dé Welvoegelijkheid.
Daar 'er hem zo veel aangelegen is .en hij ook zo
behoorde te denken, als mij, dat Dezelve in agt
genomen worde. Te veel beii ik in zijne magt.
Hem toegefmeeten door de wreedheid mijner nä-
beilaenden. Geèn andere befcherminge hebbende
waartoe ik vlugten kan^ dan_de zijne. Een effen
pad legt 'er voor ons; nogthans zulke belemme-
ringen, zulke zwaarigheden i Zulke onderwerpen
van twijifelinge; van kibbelinge^ van onluil; zo
dra het een is uit den Weg geruimd, wordt een an-
der op de baan gébragt, en niet van mijzjslve
— Ik weete niet hoe op de baan gebrajgc — Wat
vermaak kaïi ik mijzelve voorilellen in bij zulk een
karei te koomen ?
Voltooij voor mij, mijne waardfte JuiFer
tlowe, voltooij dog voor mij , bidde ik u , uw
goedgunftig ontwerp met Jufir. Townfcnd;-en
dan wil ili deézeri man verlaaten.
Mijn aart en gellel geloove ik, is veranderci.
Geen wonder dat dit zo zij. Ik twijffele of die
QOitr
504
Μ .
I;
:: .^gSraiBiaiifc.·;
Juffer CLARISSA HARLOWE. 2Ö5
ooit wel weer zo vyorden zal, als dezelve geweeit
is. Dog ik kan hem door de yeranäeringe niep
half zo veel moeijelijkhèid aandoen, dan ik zelv&
daarvan gevoele. 2iet gij niet, hoe hij, van ilap
tot ilap, mij overheerti — Ik bèeve als ik te rug
zie, hoe yeire hij al is ingedrongen. En nii mij
reden te gèe ven om meer kwaad ν an hem x.q yree-
zen, dan ver ontwaar diginge mij wil toelaaten
uit te drukken / — Ö mijne waarde, vokooij uw
ontwerp, en laate ik vlugtèn van zulken wohdej-
lijken deugniet! ... .. ^ ...
Nogthans, eeril van mijne vrienden weg te
loopen naar hem toe, gelijk de wereld onderitelt.;
en nu zo te doen van hem [Naar wien^ toe, wee-
te ik nietl] hoe hard valt dit eenè, die , altijd ge?
tragt heefc_ om. ingewikkelde paden te fchuwen !
Dog hij móet zekerlijk oogmerken hebben, in dus.
met mij te krakeelen, voor'welke hij niet durft
uitkoomen! - Nogthans , wejke kunnen
die zijn? — Ik fchrikke als ik 'er maai: oni cierike^
welke die zijn mogen! , . ^ ^ ,. ..
Laate ik maar van hem af geraaken! — Wae
mijn goeden naam belangt, indien ik hem verbä-
te — Die is reeds te veel gekwêtft, dan dat ik ni^
voor iets bezorgd zou zijn dain om zo te werk té/
gaen ^ dat mijn eigèn Hare mij niet zal beichuldir
gen. Wat de berispinge der.wereld aangaet, ik"
zal mij moeten vefgenoegen die ce draagen . .
Een ongelukkig verdrag, evenwel, . —■ .^Velk'
eene ichipbreuk heeit mijn ilaap geleeden,. dat it
genoodzaakt ben zo veel, waardige dingeqi, over
boord te werpen , om het waardige ,'trouwpnsi^',
te behouden! ■." ■■ Een verdr%', wélks vopf-^
• iV: Dèél. t uïc-
uiczigt mij voormaals half den dood gedaen zou
hebben, hadde ik gedagc dat 'er het minfl: gevaar
waare , dat ik genoodzaakt zijn zou mij daaraan te
onderwerpen.
Gij, mijne waarde, kondt niet onbewuft zijn
van mijne allergeheimfte feilen, fchoon gij mij de-
zelve niet v/ildet te kennen geeven. Welk eene
hovaardij droeg ik op de toejuichinge van iederee»
--Welk eene hovaardij zelf op de onderftei-
linge , dat ik die hoovaardij ftiei had ί --
Welke zig voor mijn ondoorzoekend hart ver-
fchool onder den fchoonfehijnenden dekmantel
van Nederigheid, de verdiende bij raijzelve ver-
dubbelende door de onderßelde , en inderdaad
toegéeigende , blijmoedige en aangenaame wijze
van mijne weldaaden te befteeden; terwijl ik geen
enkele verdienite had in 't geen ik deed, als over-
rijklijk betaald wordende door het vermaak vati
een weinig goeds te doen, en daartoe aangedree-
ven , gelijk ik zeggen mag, door gaven mij ge-
Ichonken -— Waartoe dog ? --Niet om
'er hovaardig op te zijn.
Zo begeerig, in 't kort, om als een Voor-
beeld te worden aangemerkt ! Eene grootsheid,
welke mijne tocgenegene verwonderaars mij in het
hoofd bragten ! —-- En zo geruit op mijne
eigene deugd f
Ik lijde genoeg ftraife, genoeg verdriet, voor
deeze mijne grootsheid - Genoegd hoope
ik , indien het den allergenadigilen Overzender
der plaagen zo behaage: Nademaal ik nu, gelijk
ik waarlijk denke, mij zelve meer veragce wegens
mijne vermetele zeif-geruilheid, zo wel als groots-
heid ,
juffek CLARISSA HARLOWÈ. 50^
ileid, dan ik mij ooit heimelijk verhoogmoedigdé
op mijne goede geneigdheden: Heimelijk zegge
ik, evenwel; want ik had mij inderdaad geen tijd
gegeven, voor dat ik dus vernederd wierd, om te
bedenken, hoe zeer onvolmaakt ik waare ; nog
hoe veel waarheid 'er fteekt in hetgeen de Godge-
leerden ons te kennen geeven^ Dat Wij in onze
belle bedrijven zondigen;
Dog ik was zeer jong —— Maar hier moet
ik weder op mijzelve paiTen: want is 'er in die viei
woorden , ïk -was zeer jong-, niet èene verglim-
pinge opgeflooten , welke genoeg waare om der
öntdekkinge en bèlijdenifie alle haare kragt te be-
neemen ?
Welke wonderbaare onvolmaakte weezens i
-—^- Maar Eige^iliefde ^ die de grond'oorzaak
is van alles wat wij doen, van alles wat wij wen-
fchen, is hier de vooraaame verleidfter.
Ik zal mij niet bij u verontrchüldigen , rnijné
waarde , wegens deeze zwaarmoedige bedenkin-
gen. Is het niet genoeg om eéh ongelukkig
fchepzel zigzelve te dóen onderzoeken, en poo-^
gen om zigzelve te ontdekken, die van zo hoo«
gen top van Agtinge, aan hoogmoedige én vei·'*
metele Eigenliefde overgelaaten, door eenen on-
bedagten ftap, gebragt is toe zulken vreezelijkeii
toeftand als waarin ik ben ?
Laate ik , evenwel, vóóruit ziein: Met t^
wanhoopen zoude ik zonde op zonde hoopen;
En Wien hebbe ik om Mij op te beuren j wien om^
mij te trooilen , indien ik ?mjzelve begèeve ?
Ü, O Vader! die mij, hoope ik, nog niet bege-
ven , mij nog niet vervloekt hebt! — Wnftt ife
^ ζ ' bsii
\
3o8 De HISTORIÉ van
ben de luve ! —- Het is oorbaaT dac ik mee
ovcrpeinzinge dé reil: aanvulle. -^
/»
Ik had zulk ééné walg van hem zo wel, alä
fchrik voor hem gekreegen, dat ik weder in mij-
ne kamer koomende , in eene vlaag van driftige
wanhoope, het Antwoord, dat ik op zijne voor-
ilagen gefchreeven had , genoegzaam in tweëni
icheurde.
Ik zal hem morgen-ogteiid gaen zien, om dac
ik het hem beloofd hebbe. Dog ik zal uitgaen^
en dat zonder hem, of iemand mede te neemen,·
Indien hij geen redelijke verantwoordinge geeve
van zijne fchielijke veranderihge van gedrag; en
indien 'er mij eene bekwaame gelegenheid voor-
koome om in een ordentiijk huis een heimelijk ver-
blijf te krijgen, zal ik tot dit huis niet wederkee-
^en: - Tegenwoordig ben ik althans zo vart'
gedagten -En daar zal ik of de volvoeringe
van uvr ontwerp afwagten; of door bemiddelingé
van uwe briefwiflelinge, den deugniet de voor-
waarden van een verdrag voorfchrijven; nademaal
het uw gevoelen is, dat ik de zijne zijn moet, en
mijzelve niet kan helpen: Of, miiTchien, een be-
iluit neemen om mijzelve eensklaps onder de be-
Icherminge te (lellen van Lady Elifabet; hetwelk
hem beletten zal , om zijn zo baldaadiglijk ge-
dreigd oezoek op Harlowe-Plaatze te doen.
De Lady fcbrijft weder op Maandag-avond ;
en geeft haare -vriendin her igt van alles,
Juffer CLARISSA HARLOWE. 2Ö5
waf er dien dag tujfchen haar en den Hr,
Lovelace voorviel; en hoe zij door vreez&
wierd afgehouden van haar voorneemen
om uit te gaen. Maar dewijl des Hrefu
Lpvelaces,^ volgende Brieven een breedvoe-
riger herigt van alles geeven, worden ds
haare agter wege gelaaten.
Het is , evenwel, oorhaar hier te melden,
dat zij Jufer Howe weder aandringt
(wegens het ongenoegen , waßrtoe zij
reden had uit hetgeen tujfchen den Hr,
Lovelace en haar was mor gevallen) om
haar ontwerp ten ααηύβη van 'Jujji%
Townfend te volvoeren. Zij βΦ disn
Brief met deeze woorden:
Ik moefl: nog iets zeggen van uwen laarftea
aangenaameo (dien ik maar voor. weinige iiiireu
ontving) en van uw.e zamenfpraak tnec uwe ?/ioe-
der --- Ziji gij niet vol grillen en fratfen, nil-ne
waarde ? ïk zou maar ora twee dingen wenfchen
bij deez« gelegenheid. --- Hec een, dat u-
we bekoorelijke jokkernij een heter- onderwerp
had, dan het geen gij daarvoor vindt iu deeze za-
menfpraak - Het ander, dat mijn toeiland
zodanig niet waare , dat het maar al te dikwijls
die jokkernij in u moet verdooven j en mij het regt
genot daarvan niet wil gunnen, dat ik plegt te
hebben. W^es, evenwel, gelukkig in uzelve,
fchoon gij het nier kunt zijn in
Uwe
Clarissa Harlowe.
V5 XXXV.
%lö
J)e Hr. Lovelace, aan
Schildkn.
Maandag-ogtendy den van Maij.
Geen ecklmoedigheid is 'er bij deeze Lady.
In 't geheel geen, Zoudt gij niet gedagt hebben,
dat zij, na dat ik haar vergund had om van mij te
gaen, fchoon ik zo met kruid en lood gelaaden
ivas om op haar los te branden , den volgenden
morgen vroeg bij mij zou koomen; en dat met
een lachend weezen; mij eene van haare befte nij-
gingen maakende ?
Ik was al voor Zeflen in de Eetzaal, op haar
wagtende. Zij opende haare deur niet. Ik liep
de trap op en neer; en bremde; en riep dan Wil-
lem ; dan Dorcas; fmeet de deuren hard toe;
maar nog al opende zij haare deur niet. Dus
bragt ik mijn tijd als een gek door tot half Negen,
en toen (het ontbijt gereed zijnde) zond ik Dor-
cas met verzoek om haar gezeUchap.
Dog ik ftond verbaasd, toen ik haar (de meid
volgende, gelijkze op de eerile noodiginge deed)
zag binnen treeden geheel gekleed, behalven haa-
re handfchoenen, v^^elke zij benevens haaren waai-
jer in de hand had; op hetzelve oogenblik Dorcas
gebiedende om Willem lail te geeven, dat bij een
draagftoel voor haar aan de deur liet koomen.
Wreed
Jan Belford,
Juffer CLARISSA HARLOWE. 2Ö5
Wreed Schepzel, dage ik, mee mij dus ten
toon en ten fpot te (tellen bij de vrouwluij benfi-
den!
üitgaen, Madam ?
Dat is mijn voorneemen, Mijn Heer.
Ik keek vervloekt zot, ben ik wel verzekerd.
,Gij zult eeril ontbijten , hoope ik. Madam; op
een zeer nederigen trant; nogthans mes wel hon-
derd weerhaaken in mijn hart.
Hadde zij mij meer kundfchap gegeven van
haar voorneemen, ik zou mij miflchien tot die ge-
fteltenis hebben opgezet, waarin ik 's daags te
vooren was, en mijne wraak begonnen, En on-
middeiijk kwam mij alle die vergiftige bitterheid
in 't hoofd, welke voor mij was uitgefchreeven
uit JuiFer Howe's Brieven, en in dien Brief welken
ik zelve uitgefchreeven had.
Ja, zij zou een kopje drinken ; en daarop
leide zij haare handfchoenen en waaijer digc bij
haar in het veniler.
Ik was volkoomen bedremmeld, Ik bremde,
en wilde verfcheidene maaien aan 't fpreekcn ;
maar wiil: niet op welken toon. Wie is nu zedig,
dagt ik! Wie is nu baldaadig trots! -— Hoe
maakt eene tyran van eene vrouw eenen fchaani-
agtigen man bedeeft! - Zij fpeelde voor Juf-
fer Howe, dagt mij; en ik voor den moedloozen
Hickman.
Eindelijk, Ik w//beginnen , dagt ik.
Zij een kopje -- Ik een. kopje.
Slorp, zij, met haare oogen voor zigzelve;
gelijk een hoogmoedige en heerfchagtige fouv^-
V V rain ,
3i£ Dr historie va»
rain , haarer eigener waardigheid bewuil, en elfcc
aanblik als eene gunft uicdeelende.
Slorp, ik, als haar onderdaan; met beeven-
de lippen en handen , en niet weetendfi dat ik
florpte of proefde.
Ik was - Ik was -— lifpd ——
Cmijn adem en het vogt te gelijk intrekkende,
hoewel ik mijn mond daaraan brandde) ik was in
hoope, Madam----- " '
Dorcas kwam toen juift binnen. --
Dorcas, zeide zij, is 'er om een draaglloel ge-
zonden?
Verdoemde onbefcheidenheid , dagt ik, mij
dus in mijn fpreèkén te verbijfteren ! En ik was
genoodzaakt' te wagten naar het antwoord van
de dienftmäagd op de vraag van haare trotfe
vrouw.
Willem is om een uitgegaen, Madam.
Dit koftede mij een minuut ililzwijgens, voor
dat ik weder beginnen konde. - En toien was hèc
inet mijne hoope, en mijne hoopè, en mijne hoo-
pe, dat ik al vroeg zou zijn toegelaaten tot -
Wat weer is het, Dorcas? zeide zij', zo wei-
nig agt op mij ilaende als of ik 'er niet tegenwoor-
dig waare.
Een weinig droevig. Madam- De Zon
is betrokken —-- Voor een half üur was het
heel mooij weer.
Ik had geen ' geduld meer. Ik ftond op.
Daar ging tee-kopje, fchotekje, en al naar den
grond-Wat biuijt mij het Weer, de Zonne-
fchijn , en de Meid! -Loop naar den dui-
' ' vel.
„..-fü..
v-rrv-·
-ocr page 314-Juffer CLARISSA HARLOWE. 2Ö5
yel, als ik fpreeke tegen uwe Lady, en mij zo wei-
nig gelegenheid gegeven worde.
De rtoute Kleuter ilond op, half-verfchrikt;
en kreeg haare handfchoenen en waaijer uit het
venfter. *
Gij moet niet ^aen, Madam! —^ Haare
hand grijpende -— Bij mijne ziel , gij moet
niet -
Ik moet al —
Moei niei, mijn Heer
Gij kunt op uwe meid wel vloeken in mijn afwee-
ztn, zo V, el als dat ik 'er bij ben — Ten zij —
ten zij--gij het op mij gemunt hebt, het-
geen gij tot haar rigt.
Allerlieflt Schepzel, gij moet niet gaen ---
Gij moet mij niet verlaaten -— Zulk eene op-
zettelijke fmaadheid! Zulk eene veragtinge! ---
Uwe dienftmeid vraagen te doen, die niets te be-
duiden hebben, dan om mij in de reden te vallen
--dat kan ik niet verdraagen!
Houd mij niet vaft, al worftelende. Ik wil
niet opgehouden worden. Gij, nog uwe hande-
lingen behaagen mij. Gifteren zogt gij met mij te
krakeelen, om geen reden ter wereld^ welke ik
bedenken kan^ dan om dat ik te toegeeOende was.
Gij zijt een ondankbaar man; en ik haate u met
geheel mijn hart, mijn Hr, Lovelace!
Maak mij niet wanhoopig. Madam. IN^Iec
uw vérlof moet ik zeggen , dat gij mij in deezen
luim niet verlaaten zult. Waar gij ook gaet, zal
ik u bijblijven. Waare Juffer Howe mijne vrien-
din geweeft, ik zou dus niet zijn behandeld. Het
is maar al te duidelijk, aan wie mijne zwaarighe-
den te wijten zijn. Ik hebbe lang wel gemerkt,
•—PPS
ί ^
3Ï4 DE HISTORIE VAN
dat ieder Brief, welken gij van haar ontvangt,
eene veranderinge maakt in uw gedrag jegens mij.
Zij zou wel willen hebben, dat gij' mij behandel-
det, gelijk zij den Hr. Hickman behandelt, on-
derftelle ik: Dog die behandelinge betaamt nog u-
wen verwonderenswaardigen inborft om aan te
doen, nog mij te ontvangen.
Dit ontzettede haar, Zij bekreunde het zig
niet, of ik Hegte gedagten had van Juffer Howe.
Maar zigzelve bedenkende , Juffer Howe,
zeide zij , is eene vriendin van 'deugd , en van
vroome menfchen. Indien gij haar niet aanftaet,
is het om dat gij niet een der zodanigen zijc.
Ja 5 Madam; en derhalven om van den Hr.
Hickman en Mijzelven zo te ipreeken, als ik on-
derilelle dat gij beide van elk onzer denkt, behan^
delt zij hem zo als zij een Lovelace niet zou be-
handelen. —- Ik tarce u, Madam, om mij
maar eenen van de menigvuldige Brieven te too-
nen, welke gij van haar ontvangen hebt, waarin
van mij gewag gemaakt wordt.
Juffer Howe is regt vaardig ; Juffer Howe
is goed, antwoordde zij. Zij fchrijfc, zij fpreekt,
van iedereen naar dat zij verdienen. Indien gij mij
maar eene eenige gelegenheid aanwijft, op wel-
ke gij reden hebt om eene verdiende voor u zeiven
te gronden, hetzij van u regtvaardig of goed, of
ook edelmoedig gedragen te hebben, ik zal naar
haaren Brief bij die gelegenheid gefchreeven zoe-
ken [Indien'er zuik eene gelegenheid zij, hebbe ik
haar daarvan zekerlijk verwittigd]; en ik wil 'er
voor inftaen , dat die ten uwen voordeele zijn
zal.
Dui-
isüüiä
ίϋκϋι
-ocr page 316-JüFFER CLARISSA HARLOWE. rjij
Duiveifch geftieng! En aizo onheulch als ge-
ftreng, eenen zedigen man ce werk te ftellen om
zijne eigene verdienden na ce fpooren.
Zij wilde van mij weg gevioogen hebben:
Jk wil niet vaftgehouden worden , raijn Hr. Lq-
velace. Ik wil uitgaen.
Inderdaad dat moet gi] nier, Madam, in dee-
zen Juim. En ik plaarlle mijzelven tulTchen haar
cn de deur. - En toen , zig bewaaijende
met haaren waaijer, zettede zij zig op een ftoel
ter neer, haar lief gelaat van drift geheel over en
over karraoiijn zijnde.
Ik wieip mij aan haare voeten^ —-Ga
weg, Hr. Lovelace, zeide zij, met haaren waaijer
in haare hand mij afweerende; om uwenthalven
zelf verlaat mij! - Mijne Ziel is boven u
verheven, man! met beide haare handen mij van
zig afïtootende! -Dring mij niet om u te
zeggen, hoe opregtlijk ik mijne ziel boven u ver-
heven agte ! -Gij hebt aan het mijne , een
hoogmoedig, een al te hoogmoedig hart, om me-
de te kampen! -- Verlaat mij, cn verlaat mij
voor eeuwig ! -Gij hebt te kampen met een
hoogmoedig hart!
Haar weezen , haare houdinge , haare dem
waaren betoverlijk edel , fchoon haare woorden
zo geitreng waaren.
Laate ik een engel aanbidden, zeide ik, niet
eene vrouw. Vergeef het mij allerlielft fchepzel!
— Indien gij een fchepzel zijt^ vergeef het mij! —
Vergeef mijne onbedagtzaamheden! Vergeef mij-
ne onbeftendigheid I -Heb deernis met mijne
zwak-
-ocr page 317-fc^ de historie van
zwakheden ί -Wie is mee mijne Clarifla te
êvenaareh?
Ik beefde van Verwonderinge en Liefde; en
lloeg mijne armen om haare knieën , terwijl zij
zat. Zij poogde op dat oogenblik op te ftaen;
maar mijne zo vuurige omarminge trok haar weer
neder; en nooit was 'er eene vrouw zo vol fchrik.
Dog hoe vrij mijne omarmende beroerenis haar
fchroomagtig hart ook mögt toefchijnen, ik had,
op dien tijd, geen eene gedagte, dan die de eer-
bied inboezemde. En voor dat zij metterdaad was
weggegaen [Hetwelk ik haar toeilond onder be-
. iofte van fpoedig weer te. koomen, en op haare
toeftemminge van den draaglloel weer weg t? zen-
den] waaren alle de beweegingen van mijn hart
zo kuifch als haar eigen.
Zij hield haar woord niet. Ik wagtede een
uur, voor dat ik zond om haar haare belofte te
erinneren. Zij kon mij nog onmogelijk zien, was
liet antwoord. Zo dra zij konde, zou ze koomen.
Dorcas zege, dat zij nog ongemeen beefde;
cn haar gebood om haar harcshoorn en water te
brengen.
Een wonderlijk fchroomagtig fchepzel I Haar
fchrik is al te groot, naar de gelegenheid die 'er
toe gegeven wierd. Onheilen zijn dikwijls grooter
in den fchroo'm dan in de daad. Hebt gij nooit
gemerkt, dat de fchrik van een vogel, dien men
gevangen en nu metterdaad in de hand heeft, niet
in vergelijkinge koomt bij hetgeen men wel onder-
fteld mögt hebben dat die fchrik zijn zoude, moe·
ften wij over dien zeiven vogel geoordeeld heb-
ben
.....r'ii iTttÉai
sHttÉti
-ocr page 318-k
Juffer CLARISSA HARLOWE. 3^7
ben volgens zijne fchuwheid voor dat hij gegree-
pen wierd?
Lief Schepfel! - Stoeide zij nooit eens?'
Heeft zij nooit, van haare kindsheid af tot nu toe,
geravot? De onnozele zoorten van vrijheden, wel-
ke bij déeze gelegenheden genomen en gegund
worden , zouden haar aan grooter hebben doen
gewennen. Heiligfchennis is het, maarden zoom
van haar kleed te raaken! - Overmaat van
kiesheid ! - O die geheiligde Schoonheid!.
hoe kan zij denken om eene vrouw te worden!
Maar hoe weete ik, voor dat ik het beproe-
ve , öf zij nifet door eene min ontftellende behan-^
delinge kan bewoogen worden , en of zij niet
ik hebbe met u gedaen !] voor verraffin-
ge bij nagt moge bukken \ Dit is nog ai het flot-
vers van mijn zang, Ik kan haai trouwen als ik
wil. En indien ik dat doe, na dat ik de overhand
gekreegen hebbe (het zij door verraffinge , of
door tegenworβ elende toelaatingé) wien anders
dan mijzei ven zal ik dan beleedigd hebben \
'1:
¥
* *
4c
Het is nu Elf uuren. Zij zal mij zien, zo
dra ze maar kan, zegt zij aan Marijtje Horton
die haar een teder bezoek gegeven heeft, en je-
gens welke zij minder ingebonden is dan jegens
iemand anders. Haare ontroeringe, verzekert zij
haar ^ kwam niet voort uit eigenzinnigheid , uit
viesheid, uit ftuursheid; maar uit zwUkheid van
itart» Z\] heefc geen ßerktevan geefi genoeg,
zegt
-ocr page 319-i8
De historié van
zegt zij, om haar tot het draagen van haaren flsac
bekwaam te maaken.
Welk eene tégenftrijdigheid nogthans! -—
Zwakheid van hart, fpreekt zij van, met zulk
O Belford! zij
eene
kragt van wil!
is eene Lady met een leeuwen-hart in allen ge-
valle, daar haare Eere, of liever haare Pointille^
moed vereifeht. Dog ik hebbe meer dan eens re-
den gehad in haar geval, om te befluiten, dat de
hartftogten der zagtzinnige, die traager te bewee-
gen zijn dan die der leevendige, als zij aan den
gang zijn, het felfl: en onweerftaenbaarft werken,
—— Nogthans is haar bekoorelijk Lighaam niet
evenredig daarnaar gevormd en toegefteld. De
ongelijke deelgenooten trekken een verfchillenden
lijn, en de godheid die binnen haar is verfcheuri:
haar zijden bekleedzel. Dog had die zelve zie!
een manlijk lighaam ingenomen, regtfchapener
held zou 'er nooit geweeft zjjn.
MaanMg, Twee uuren.
Nog niet zigtBaar! —- Mijne beminde k
niet wel. Welke Verwagtingen had zij dog van
mijne vuurige verwonderinge over haar! —--
Meer voor ruwheid dan wraak bedugt. Nog-
thans , hoe dorfl: mijne ziel naar Wiaak tegen bei-
de deeze Ladys! Ik moet mijne toevlugt neemen
tot mijne meeßerßukken. Dit vervloekt ontwerp'
van Jufi^r Howe en haare JuiFr. Townfend (indien
ik niet iets 'verzinnen kan om het te doen misluk-
ken) zal altoos als een zwaard over mijn hoofd
hangen. Bij elk? geringt- ergernis zal mijne Be-
mia-
-ocr page 320-!
'■»\Γ·
Juffer CLARISSA HARLOWE. 319
iriinde bedagt Zijn om weg te vliegen ; en alle de
moeite die ik genomen hebbe, om haar van alle
andere toevlugt en befcherminge re berooven, op
dat ik ze volilfekt Van mij af bangelijk mögt maa^-
ken^ zal te vergeefs veripild zijn. Maar miiTchieti
zal ik wel een fmokkelaar vinden om Juifer Howes
verraad met verraad te keer te gaen;
Gij erinnert u wel den ftrijd tuiTchen de Zon
en den Noorden-wind, in de Fabel,· wie van.bei- |
den eerfl: een en vroomen Reiziger zijn mantel zou
doen afwerpen.
Bofeas begon eerft. Hij blies ten aller-fel-
ilen; en deed den armen gezel dikwijls krom gaen
en ilingeren ; dog met geen andere uitwerkinge ,
dan dat hij hem zig dies te digter in zlijn reis-man-
tel deed bewinden.
Maar toen het de beurt van Phoebus wiérd,
deed hij zo zijne ftfaalen op den Reiziger fpeelen ^
dat hij hem denzelven eerildeed los knoopen, ea
daarna geheel afwerpen: —-En hij liet niec
af, voor dat hij hem noodzaakte zig te begeeven
onder de vrien^ijke fchaduw van een wijduitge-
fpreiden beukeboom; daar hij zig op zijn afgewor-
pen mantel neerleggende, zig verkwikte met een
uiltje te vangen.
De overwinnaar-god lachte toen eens uit den
borft, over Boreas en den Reiziger beide, en
vervolgde zijnen helfchijnenden loop, duizend
nieuwe voorwerpen , terwijl hij voorthuppelde ^
beilraalende, en verwarmende*, en koefterende:
En des avonds als hij zijne yuurige draavers had
op ftai gebragt, vermaakte liij zijne TJjetis met
. iQ
f.
ht
jio De HISTORIE van
de Verteilinge der poetzen welke hij dien dag bë-
dreeven had.
Öp gelijke wijze wil ik alle mijne onftuimige
uitvindingen aan een kant gooijen: En indien ik
mijne lieve Reisgezellin kan bèweegen om, maar
mor een oogenhlik, den mantel van haare geftren-
ge deugd eens af te werpen, zal ik niets anders
te doen hebben, dan gelijk de Zon, geiladig nieu-
we voorwerpen te zegenen met mijne ftraalen.
Maar mijne uitverkooren uuren van zamenkoutin-
ge en ruft, na al mijn omzwerven, zullen aan mij'
ne godin zijn toegeheiligd.
*
En nu, Belford , ben ik van gedagten, dat
volgens mijn nieuw opftel, dit huis van Mevr.
Fretchville eene belemmeringe voor mij is. Ik
zal mij daarvan afmaaken; voor eenigen tijd ten
minften. Mennell zal bij haar koomen , aJs ïk
uit ben, mij verzoekende te fpreeken. Waaro^
ver,? zult gij vraagen. Waarover! -- Hebt
gij dan niet gehoord wat de arme Mevr. Fretch-
ville is overgekoomen ? — Dan zal ik het u ver-
tellen. , . .
Eene van haare meiden wierd, omtrent eene.
week geleeden, van de kinderpokjes äangetafl;.'
De overige hielden haare vrouw daarvan onkun-
dig tot Vrijdag; en,ioen kwam zij het bij toeval
te weeten. De grootfte helft der plaagen, waar-
mede* mênfchen van fatzoen gekweld zijn , koo-
men van de Dienftbooden , welke zij neéihen,'
ten deele onj deftaatfie, ten deelé tot gebruik,^
éH
ί I i
hhtttt
-ocr page 322-Juffer CLARISSA HARtOWE. . 33 t
en met een oogmerk om hunnè zorgen te vermin-
deren.
Dit heeft de weduw zo verfehrikt, dat zij
is aangegreepen van alle de toevallen, welke drei-
gen dat zij ook van dien vreèzelijken vijand van
fchoone tronijen zal overvallen worden. -^—-
Dus moetrzij óm geen verhüizen dénken: Nog-
thans kan zij niet verwagten, '^at wij ons hadrent^
halven langer zouden ophouden.
Zij wenfcht nu wel van gantfcher har'ceii, ^ic
zij gewieeten haci Wat zij wilde, en ten eei-ften naai
het land gegaen waare toen ik' over het huis'met
haar handelde: Dit ongeluk waare dan niet ge-
beuld | Een vervloekt wederwaardig toeval voof
ons ook! -Óch hêe! Niets anders', agte ik,
is 'er in dit ilerilijk leeven! De luiden Behoêviïri
'er zig niet op uit te leggen , om door hunne
moedwillige grillen zigzelven wederwaardighederi
,op den halze te haaien. - · , ,
^ Dus zal deeze zaaic van^liet hiSis^pver zijnj
tetl miiiiieil vóór eenigen tijd. Dog dan kaii ik wei
op een middel Vallen, hetwelk het,mislukken hier'·
van vergoeden zal. Ik moét langzaam beweegen ^
om gewis te gaeii. ., jk hebbe eene kciirelijke vond^
of twee in mijn hoofd, zelf önderileld zijnde daß
mijne Beminde weg mögt geiraakeii, öm Haat
weerom te brengen. -ή^,·' ' f
Maar hoe iFaet het üiet Lori M. (iehlcéjki
dat hij mij geen aht^Äröord fchrijfc óp mijne nöodi ·'
ginge? Indien hij mij zulken Brief zond; weikeil
ik töonen kondc, dat zoude het dl heel verre'
brengen tot eene volkoomene verzoeninge; ίΐέ
hebbe aan Charlotte daarovéir gefchre^veni ^ Hij
' iV, D'eel. X - zé
Ί
Λ
"zal wel haaft^ van mij hoorenén.dat'V^el zó dat
.het hem niet breed zal aanilaen, zo hij niet fdiië-
'lijk fchrijfr. Hij heèft zoratijös wel gedréigd mij
"te on'terVen:' 0c)g tb ik' ^m'mèt den voet ftiet^
'zoi^e het maar regt 'en billijk zijn,én het zou hem
¥enmaaJ meer'verdriet doèh'j dan iets'dat hij ver^
rigten kan, 'mïj zal· aanbrengénr DaarèinboVèn
liooint 'er ^' döó'r zijn verzuimonvermijdelijk vër-
traaginge in de Huwelijks-voorwaarden'!-
Hóe zal ik zulk'eéii leèven van geduui"ig uitilellen
veri^raagen ! — "Ik ί l^ie ten äühzfen van mijn wil,
ën 'ongeduld,Vii^'zó'voort, ^ΐί het regtifchapen
'Ladymaakzel bén , en af zb weinig als de befte
van'haar kan'veëlen,'dat ik bemeèiterd' eh te lóor
gefield woÖéf ''V· ,
Weder.een Brief van Juffer Howe. Ik Oh*
derftelle, 'dat'liet^die'is, welken zij· in haaren laat
ften belooft aan'haiir té zenden' äaiigaende de Vrij-^
éiij tuifcheti' 0Än Teunis den Oom, en Anna-
bella de Moéi^er.^ Ik zou ten ttiterften vermaakt zijri
mét dénzelven„te ^ièi'f Niet'meer van het fmok-'
lieläars-verraad is dtiariii, zekerlijk !· Deezen Brief
ichijnt het / heeft zij-in haar zak^'geftoken.^ Dog' ik-
hpope, dat jk .dier^ wel haail bij dé overige weg^
itelegd^zal vmdéli: :, " '' ^ -
Vft' Ρ.;·ί r. jj! .
: iif,·
. ')Γ .Κ
Maanäag-avond
Op mp lierhaald..vei'zcek bewilligde zij Óm_
van
ί
Ί
. 7, e'
JüFFÈR.GLAIiiSSATHARLOWË. ^ I
van den natijijddag in de Eetzaal bij mij te Kooineii·
om thee te drinken, en niet éeri *
::Zij, trad binn.en itttec befehaamdheid, haar mij
dagt; in ,eene'-lieve bedremmelinge , dat zij met
haaren fchrQom.'alte verre gegaen Was. Stuurfch
en traag naderde zij tot den.Thee-tafel. --Dor-
cas was 'er ίbij,,bezig met het Thee-goed gereed
te zetten;. 'Ik nam haare weei-ftreevende hand, en
drukte die aan. mijne lippenAllerliefll bemin-
nelijkft,fchepzeli,waarom dus koel? waarom'dus
misnoegd ? —Hoe kutit gij hét getroüwfté
hart ter wereld i dus pijnigen ^ j ■'ii-'ßll . i '· fü.
-■.'·. jZij trok haarë hand-los; jnik :wilde diefWédeif
gegreepen hebben. ,πο.1
-Γ -Hoiid u^ftil;j dezelve koh:el weghaalende: Ën
zy ging zitten; eeiie zagteJlóppitige in de fehoon^
heid der. fchoonheden, een'hiengzél van ihiursheid:
en gramfctiap uitwijzende f: terwijl haare i fneetiwit'
te halsdoek rees en -daald^v-en een lieve Bios haa-
1-e bekooi-elijké; wangen overipreidde; ' v Iï
Om.GödsÏWillfe', Madamiri^*i— En ten der-
denmaale; wildéj ik. haarößüCweereiiide haaidjg^v-at
hebben;... ti'jiuh- ί;.ν··. . i;u·;.·« t·:''· na.isov/l·/
En om deszeivén willen mijn Heer;.nietmëei
kwellens.^) '1 'soofi oK'
I Qorc^s ging weg; ilkrftj|oki mijn ilódviia^ër
bij den haären^ .en met dei èêrbiedigfte tederheid
kreeg ik ha&l'bij' de hand; èhfzeide. haar^':idac;ifé
niet kon' nalaaten.hiijne bekommèriiige te kèrineii
te geeven:. ^aangezien zij zo /gezind ί was i öm linij
met, af keefige'. koelheid te .behandelen) dat zö^'er
éenig man' teri wereld bij'haar
waare ^ ■ om; geen. harder woord; te gebruiken ^ dari
I
' ί 1
xM
cl
li
I <
X Ê eêïi
ia
-ocr page 325-een ander ^ ' dezelve het-óngelükkig ifchepzél was
dac zij voor zig had. uL. i , ,
Zijkeek mij ftijf aan voor eenOOgenblik, eri
mee liaare andere hand,'-zonder mij die, welke ik
hieidv'te onttrekken, iiaalde zij haaren· neusdoek
uit haar zak; en door eene pinkende-béweegingè
drong zij eene traan óf twee naar?buiten, welke
io elk lief oog zijnde opgekoomen ,' het uit die
beweeginge bleek, dat zij liever zou hebben doen
verdwijnen.: Dog! zij ancwoordde mij alleen mêt'
eene zugt ;, en een aigekeerd gelaat.
Ik drong haar oni:ce fpreekénjj^om mij aan>
«e zien; om mij met . een gunftiger· oog te zege-
nen* ^
Ik had reden,'"zeidé zij mij, orti te klaagen o-
verihaare onverfchilligheidi Zij zag niets in mij-
nen geeft dat edelmoedig was. Ik was geen mart-
om te believen'of te beguniligen. Mijn wonder-
baar gedrag jegens-haar zedert Saterdag-avond,
zonder eemge. reden ^^in ''.t geheel die haar hekend
IVas ,Overiuigde-häari hiérvan, i' Allé hoope, die
zij vati'i mij had opgèvac·; was'ten'uiïerften ver^^
dweenen. Alle mijne wegen waaren walgelijk-
voor haar. . s . .[uu w >
Dit fneed mij door het hart. De fchuldige ν
geloove ik, verdraagen^in allen gevallemet min-
der geduld de ontdekkende waarheid, dan de on-
fchuidige. de kwaadfpreekende valsheid.
^•' inIk verzogt·haar om geduld,' terwijl'ik de vrij*
heidmam om reden van deeze veranderinge te gee*
venY van niijnen kant, ^ Ik erkende op nieuw
den hoogmoed Van mijn hart·, welke de gedagte
niet verdragen konde ,- van daDi gebrek' van voor-
V
'J
i
. e
■f.
. keu-
%
,111,-ji, i^iirtiijiil
-ocr page 326-fi
Juffer CLARISSA; .HÄRLOWE. 315
ivcuze in het'hart-van ceriq- Iiady , die ik dë'mijne
hoopte,te noemen, hetwelk zij altoosi^'getoohd
had. Het Huwelijk, zeide ik i^was een ftaat'^ wél-
ke van geen van beide kantenf; met onvèrfchillig-
heid moeft worden aangegaen, · ^· ? >
Het is trotsheid, viel zij !er tuflchencin , het
is vermetelheid , mijn Heer, blijken van agcinge
te verwagten, zonder zijn werk te maaken van ze
te verdienen. Gij hebt geen .lafliarcig'Sghcpzel
voor u, mijn Hr. Lovelace, door zwakke beweeg-
redenen overwonnen , om te minnen daar geen
verdienfte is. Juffer Howe kan u zeggen, mijn
Heer, dat ik nooit de fouten van mijne vriendin
beminde; nog ooit wenfchte dat zij mij beminde
om de mijne. Het was een regel bij ons,' eikan-
deren niet te fpaaren. En zou een man, die niets
dan fouten heeft; (want ik bidde u , mijn Heer,
welke zijn uwe deugden verwagten dat ik hem
agtinge betoonen zoude ? Inderdaad, zo ik dit
deed, zoude ik zelf syW agtinge niet verdienen;
maar behoorde van hem veragt te worden.
Wel hebt gij, Madam , deeze edele wijze
van denken uitgevoerd en in agt genomen. Gij
loopt geen gevaar van veragt te worden we-
gens eenige blijken van tederheid of gunft bewee-
zan aan den man, die voor u is. Gij hebt u mis-
Ïq\\\qx\^zuIï gij denken, op eene Iqflijhe wijze toe-
gelegd om gelegenheden te zoeken en te neemen
van te verklaaren , dat het wel verre was van uit
uwe eigene verkiezinge voort te koomen, dat gij
eenige gedagcen van mij hadt. Mijne geheele ziel.
Madam, met alle haare dwaalingen, met alle haarc
wenfchen, met alle haare oogmerken, hadde ik voor
X 3 u
I i
^ Μ
t
'ï-
p, ,4
pö ν DE HISTORIE vah^ !
μ open '0n bloot gelégd,^waare ik daartoe aange-
moedigd idoor zo veel deel te mogen hebben in uw
vertrouwen en agtinge, dat ik geruft had kunnen
gij, gelijk ik vreÈsde·, het niet ten ergften
duiden zoudt, hetgeen ik u van tijd tot tijd geopen^
baard, en waarover ik u geraadpleegd zoude heb-
,ben. Want nooit was 'er openhartiger menfch ί
nog iemand zo gereed om zigzelven te befchuldi-
gen [Bit is ivaaragtig 20, Belford]. Dog gij
weet. Madam, hoe geheel anders het tuiTchen ons
geftaen heeft. Agterdogt, afweerigheid, agterhou-
dendheid van uwen kant , verwekte twijffelinge,
fchroom, ontzag aan mijnen kanr, -- Hoe
weinig vertrouwen ! als ofwij eikanderen eer vrees-
den en aanmerkten als Verraaders, dan als Gelier
ven. Welke vreeze hebbe ik niet gehad voor el-
ken'Briéf,' die u van Wilfon's gebragt wierd!---
En met reden; nadeniaal de laatile, van welken
ik zo veel verwagtinge had , uit hoofde van de
voorilagen u in gefchrift van mij gedaen, indien ik
mag oordeelen uit de uitwerkzelen, en uit uwe
weigeringe van mij gifteren te zien (fchoon gij
kondt uitgaen , en wel in een draagfloeh om te
beletten dat ik mede ging) u meer tegen mij heeft
opgehitft dan ooit.
Het was eene misdaad in mij, fchijnt het,
dat ik ter Kerk ging; zeide de verontwaardigende
Bekoorfter; en zonder het gezelfchap van een
man, wiens verkiezinge het niet zou geweeft zijn
daar te gaen , waare ik 'er niet gegaen--Het
was eene misdaad in mij , dat ik den geheelen
Zondag voor mij alleen begeerde te hebben, na
dat ik u beliefd had, tegen mijnen dank, met u
Ί
in
'iwilfii:^
--'^-"iiiliiir-'-irli
-ocr page 328-Juffer Cl^i^ISSA HAÏU.OWE. 527^
in een Spel ^te vergezellen; en .na,jdat gij mij (e-,
ven zeer tegen mijnen zin) 's avonds te vooren
zeer laac hadc opgehouden. -- Oeeze v^aarèn
mijne fouten ^ Over deeze mqeiljk geiirafc worden;
Ik moeit gedwongen wprden om u te zien, en ver-
fchrikc, wanneer ik u ging zien, door den aan-
ftootelijkften wrevelmoed, welke ooit becpond
wierd aan een menfch in mijne omilandigheden^,
en die niet gehouden was zulks te verdraagep,
Gij hebt u de vrijheid aangemciatigä om mijns Vil-
ders heftigen aart te befchuldigen, ,mijn Hr. Loye-
lace: Dog het ergft dac hij ooit betoonde na^ hec
trouwen , was in 't minil: niet te vergelijlfen ^ bij
hetgeen gij twintigmaalen vati te voaren getoond
hebt.----— En welke zijn dog njijne uitzigten
met u , op het beft genomen ? 7- Mijne veront-
waardiginge zwelt tegen u, Hr, Lovelace, terwijl
ik tot u fpreeke, als ilc mij de menigvuldige ilaul-
tjes te binnen brenge van uw gedrag , even one-
delmoedig als onbeicha^fd. Jegens eene welke gij
in verlegenheid gebragt hebt--En ik kan μ
naauwlijks onder mijn gezigt verdraagen.
, Zij keerde zig ^'an mij af, opftaendc; en l.\aa-
re zamengevouwen handen opheffende ,
hasre bekoorelijke opgen, die in traanen zvvpii;
men, O mijn Vader , ze,ide het'onnavplgelijk
Schepzel, ^gij mogt^uwen hevigen vloek'wel ge-
fpaard hebben, hadc gij ge weeten hoe ik den'gant-
fchen tijd door geiirafc ben,, 'zedert "mijne,,^waa-
iende yoeten mij buiten uwe tuindeur bragten om
bij deezen map ^te koomen !., ' ' ' Waarna,
op hbren ftoel ne'derzijgende , een vloed vari
t -tl
if
■f-t
Ji:
lil
ft-
driftige traanen iiitberftede langs haare gloeijende
wangen.
Mijn lieffte leeven, haare nog zamengevou-
Wen handen in de mijne neemende, wie kan eene
zo aandoenlijke, fchoon zo driftige, aanroepinge
yerdraagen ?
En, zo waaragtig als ik hpope te leeven, mij-
ne neus tintelde, gelijk mij heugt dat ze eens
deed, toen ik een jonge was (en trouwens nog'
eens heel kort geleeden) juift voor dat 'er eenige
traanen in mijne oogen kwamen; en ik durfde
mijn gelaat naauwlijks in het gezigt van het haare
betrouwen,
Wat hebbe ik gedaen om deeze ongeduldige
uitroepinge te verdienen? —— Hebbe iku, ten
eenigen tijde, door woorden, door daaden, of
zelf door mijn gezigt, reden gegeven om te tvvijf-
felen aan mijne eere, mijn ontzag, mijne aanbid-
dingen mag ik het noemen, van uwe deugden ?
A4ies koomt voort uit misverftand, hoope ik, van
beide kanten. Heb maar de goedheid om het van
uwen kant op te helderen, gelijk ik het van mij-
nen doen zal, pn alles moet metterhaaft in geluk
verkeeren. -— Behaagde het den Hemel, dat ik
dien Hemel beminde als ik u beminne!--En
nogthans, zo ik aan uwe Wederliefde twijiFelde,
ik mag verlooren gaen, zo ik zou kunnen wen-
fchen dat gij de mijne wierdt!--Geef mij hoo-
pe, allerlieffl Schepzel, geef mij maar hoope, dat
gij mij boven anderen verkiert! — Geef mij maar
iioope, dat gij mij niet haat; dat gij mij niet veragt,
O mijn Hr. Lovelace, wij zijn lang genoeg
bij malkanderen geweeil, om elkanderens inborft
en
(ί
>
Juffer CLARISSA HARLOWE. j29
«n handelingen moede te zijn; handelingen en -;in-
borften zo verfchillende, dat gij miflchien al 20
veel tegenzin in mij moet hebben, als ik in u heb-
be.- Ik denke, ik denke, dat ik de agtinge,
welkjÉ gij voor mij betuigt, niet naar behooren
kan beantwoorden. Mijne gemoedsgefteldheid is
g<2heel omgekeerd. Gij hebt mij een kwaad denk-
beeld gegeven van het gantfche menfchdom; van
u zeiven in 't bijzonder: En daarenboven zulk een
ilegt gevoelen van mijzelve, dat ik nooit in ilaat
zal zijn om mijne oogen op te flaen, als dre ten
eenenmaale en voor altoos die zelf-behaagelijkheid,
en eigenbewiiften hoogmoed verlooren hebbc,
welke zo noodzaakelijk zijn om eene vrouw die lee-
ven met taamelijk genoegen te doen doorbrengen.
Zij maakte eene tuilchenpoos. Ik zweeg ftil.
Bij mijne Ziel, dagt ik, die lief Schepzel zal mij
nog eindelijk over hoop werpen.
Zij ging voort. —Wat is 'er nu overii^ ^
dan dat gij mij vrij verklaart van alle verbintenis
aan u? En dat gij mij niet verhindert het noodlot
te volgen, dat voor mij gefchikc is?
Zij maakte weder eene tuffchenpoos. ïk
zweeg nog al ftil; overpeinzende of ik van allen
verderen toeleg op haar zoude afllappen ; of ik
geen blijken genoeg ontvangen had van eene
deugd en van eene grootheid van ziel, die niet
in twijffcl getrokken nog met eenigen fchijn be-
klad kon worden._
Zij voer voort: Gunftig zij mij uw ftilzwijr
gen, mijn Hr. Lovelace! - Zeg mij, dat ik
van alle verbintenis aan u vrij ben. Gij weet, dat
ik u nooit beloften deed. — Gij weet, dut gij on-
X 5 der
I
i ·:
i :
,}' ........,·;!--'
35°
der geene. beloften legt sxmmlj. iMijpen armlij%
ken ftaat bekreune ik mij, niet —rr
Zij ging al voorc —Mijn waardfte leeven,
zeide ik, ik ben deezen gantfcheatjjd, fchoon gij
mij vervult met twijiFiplingen aangaendé uwe gunft,
bezig geweeft inrde voorbereiÄngen tot onzen
trouw-dag. Ik ben nu metterdaad in onderhande-
linge over Equipagie;
Equipagie^ cmijn^Heer!--jPraal, Klater-
goud! — Wat isEquipagie; watis Leevenj wat
is alles; voor een fchepzel zo laag gezonken, als
ik ben in mijn eigen gevoelen ! — Zugtende on-
der eens Vaders Vloek!, — Niet in ftaat om te rug
te zien zonder mijzelve te befchuldigen , ^of voor-
uit zonder te fchrikken ! ~ Terwijl deeze beden-
kingen kragt wordt bijgezet door elk wederwaar-
dig toeval! — En welke dog dan wederwaardige
toevallen koomen mij over! — Alle mijne geliefde
voorneemens in ilukken geflagen zijnde; en alle
mijne hoope teneinde, zo weiger mij de vrijheid
niet om te vlieden en mij te verlleeken in eenigen
duifteren hoek, alwaar nog de vijnndep welke gij
mij verwekt, nog de weinige vrienden welke gij
mij hebt overgelaaten, ooit mogen te hooreu koo-
men van de gewaande Ligcvaardige, voor dat die
gelukkige oogenblikken op handen zijn,', welke ^al-
les zullen uicwiiTchen!
Ik wift geen woord voor mijzelven te fpree-
ken. Zulk een ftrijd in mijn gemoed, had ik nooit
gekend. Dankbaarheid, en Verwonderinge over
het voortreiFelijk fchepzel, dat ik voor mij had,
kampende met cene fieltagtige Hebbelijkheid, met
voorneemens zo opzeclijk gemaakt, en met oog-
mci-
Μ
tf-
u
"3 i
^aSikSi··
'Jt-SSÏif''·
m
Juffer CLARISSA HARtOWE. . 33 t
- merken, waarop ik zo gepocht had! —^ Ηοη-
derd nieuwe vonden in mijn hoofd, en in mijn hart
hebbende, die, om eerelijk te zijn , gelijk men
het noemt, alle moeiten worden, opgegeven van
een hart, dat vermaak fchept in minneranken en
zwaarigheden -— Juffer Howe's vergiftige
il:eeken mij tragtende te erinneren ——^— Nog-
thans de erinneringe weigerende die met de ver-
eifchte kragt te voorfchijn te brengen --- Ik
waare zekerlijk een verlooren man geweefl:, waa-
re Dorcas niet regctijdig binnen gekoomen met een
Brief. ---— Op het opfchrift gefchreeven zijn-
de - Het behaage u, mijn Heer-, deezen
aanßonds te openen.
Ik ging naar het veniler- opende dien,
- Hij was van Dorcas zelve.--En dec-
ze de inhoud — „ Gelief mijne Lady op te hoii-
„ den: Een papier van aangelegenheid is 'er uit
„ te fchrijven. Ik zal kuchen ais ik gedaen heb^
be.
Ik ilak het papier in mijn zak, en keerde tot
mijne Bekoorfier, minder onthutil, gelijk zij zig
ook in dien tijd een weinig herlleid had. -
ne vijandin is. Ik was voorneemens om u reden I
te geeven van de veranderinge van mijn gedrag,0- ^
ver welke gij mij befchuldigdet in den beginne van if
dit ons gefprek; maar wierd door uwe heftigheid
daarvan afgebragt. Inderdaad , mijn bemind I
vSchepzel, gij v/aart zeer heftig. Dunkt u niet, j !
dat het eene zeer rmercelijke zaak voor mij moet · |
I
É ?>
i
(
- Γ
i
i ,
I j«·^
- fififfr-i;;!· Γ- '^•^r-r'^.a·^^
-ocr page 333-33a De HISTORIE van
ψ
zijn, mijne wenfchen zo dikwijls vertraagd en ver-
fcbooven te zien ter begunftiginge van uw boven-
drijvend oogmerk op eene Verzoeninge mee nabe-
ftaenden, welke zig niet met u willen laaten ver-
zoenen? — Hieraan was het te wijten, dar gij on-
gezind waart de Huwelijks plegtigheid te voJtrek-
ken voor dat wij in Stad kwamen, fchoon gij zo
wreedlijk behandeld waart van uwe Zuiler, en u-
we geheele familie, en fchoon gij zo vuuriglijk
van mij tot het voltrekken gedrongen wierd ^-
Hieraan was de ligt-:genomen ergernis vanu te wij-
ten over mijne vier vrienden; en over de vergeef-
fche pooginge, die ik deed om een gevallen Brief
te zien; mij weinig verbeeldende, uit hetgeen
twee zodanigeLadys aan elkanderen fchrijven kon-
den , dat dit gelegenheid kon geeven tot doodlijk
misnoegen. - Hieraan was het te wijten,
dat gij mij eene week lang van u afhieldt, tot dat
gij den uitilag will van nog een ander aanzoek. —
Maar toen zij dat verworpen hadden; toen gij mij-
ne gantfch koel ontvangene voorilagen aan Juffer
Howe gezonden hadt, om haare goedkeuringe of
raad daarover in te neemen, gelijk ik u trouwens
had geraaden; en gij mij Saterdag-avond met uw
gezelfchap bij het Spel vereerd hadt (mijn gantfche
gedrag tot het laatüe uur onopzeggelijk zijnde);
moeil dan niet. Madam, de fchielijke veranderin-
ge in uw gedrag den naaftvolgenden morgen, mij
verbaazen en mismoedig maaken"?--En als gij
daarin volhardedt met nog Herker verklaaringen,
na dat gij den met ongeduld verwagten Brief van
juffer Howe hadt ontvangen; moeil ik toen niet
beiluiten, dat alles te wijten was aan haaren 'in-
vloed ;
'iJ
mssÊÊi
Juffer CLARISSA HARLOWE. 3 3 ^
vloed; en dat V^l· eenig aridél: aankoek οΓ oritweiji
in de mèuleh wasi hetwelk het weder noodzaa-
kelijk maaktfe dat ik vän u wierd afgehouden, tot,
dat men dén uitilag te weeten kwam , en waar-
door ik voor altoos van ü beroofd ftond te wor-
den? Want was dit niet de voorwaarde, welke gij
geiladig vooraf bedongti' -^ Wel met regr,
Madam , mögt ik dóór deeze vreeze half zinne-
loos gemaakt worden \ en te regte mögt ik u be-
fchuldigen van mij te haaten. - En nu, al-
lerliefïl fchepzel, geef mij dog te kennen, ver-
zoeke ik ü nogmaal, welk Juffer Howes gevoelen
is van mijnè voorflagen.
' Waare ik gezind om met u te twiilen^ mijrt
Hf. LovelaceV ik'konde uwe fraaije redenvoerin-
ge zeer ligtlijk beantwoorden. Dog voor tegen-
woordig , zal ik alleen zeggen , dat 'er geheel
geen begrip te maaken is van 'uwe handel wegen.
Gij fchijnt mij toe , indien uwe meeninge altoos
regtmaaiig geweefl: is, groote moelre genomen te
hébben om dezelve verward en· ingewikkeld te
maaken. Of dit in u te wijten- zij aan gebrek van
een klaar verband ^ of van een gezond hart I kan
ik niet bepaalen; maar aan het-gebrek van een
van beide , 'denkeMk waarlijk^ is het dat ik hec
^rootite gedeelte van uw wonderbaar gedrag heb-
be toe te fchrijven. λ . , ^rr?
Vervloekt zij het hart der kleine duivelinVzeii
de ik , die u aanftookt om zulke pflegte gedag-'^
tc!v te hebben van het getrouvvile^^hafc ter we-
reld! · c : J'-'
Hoe durft gij, mijn Heert ··■ ' — En daar
I
,'ν.·
i 'i
I
s
il
j34 De HISTORIE van
hield zij ftil; zig bijna verfnapc hebbende; gelijk·
mijn oogmerk was, dac zij doen zoude. ?
Hoe durve ik, wai. Madam ? En ik keek^
haar fcherplijk aan. Hoe durve ik, wat?
Snood karei! — En zult gij — En daar hield,
zij weder ftil. . . ,
Zal ik, wat, Madam? ——^ En waarom
Snood karei ? . h„;'
Hoe durft gij eenig menfch vervloeken in mij-
ne tegenwoordigheid? · .
O die zoete aarzelfter! Dog hiermede kon
zij 'er zo niet afraaken bij eenen Lovelace.
Hoe dan , allerliéfft Schepzel ^ is 'er eemg^
menjch die u aanilookt? —:—Zp, die 'er zijn^
dan vervloeke ik ze weder ^ f zij mogen zijn wie
ze willen. , r j r
j Zij was mooij täämelijk driftig. ^--—Eti
deeze was de eerftè reize, dat de kaart mij me-;
deliep* . ^ , ; /
Wel, Madam ^ het is juifl: zo als ik dagt. En
nu weete ik redeti te geeven van eene gefteldheid j
welke ik hoope dat U'niet natuurelijk is.
Liilige deugniet 1 Is het dus dat gij mij zoekt
te vangen ? —-sDog gelief te weeten, mijn
Heer^ dat ik van niemand Brieven ontyahge, dan
van Juffer Howe. ^ Juffer Howe behtiagen zom-
migevan uwe handelwegen alzo min al^ mij; want,
ik hebbe alles voor hfiar bloot gelegd. Nogthans
is zij zo verre uwe vijandin ^ als zij de mijne is
^ Zij is van gedagten , dat ik uwe aanbiedingen
niet moet afllaen; maar het zo goed met mijn lot
ftellenals ik kan. Endaar hebt gij nu de waarheid.
Ga-
'J Λ
Juffer GLARISSA HARLOWE. 355
Gave dé hemél, dat gij bekwaam waarc om iiiet
even veei opregtheid te handelen. .
^Oüiéen ik , Madam. En hier ^ op mijna
knie, hernieuwe ik mijne geloften, en mijne fmee-
kinge, dat gij mij dog den uwen maakén wik —
Den uwen' voor eeuwig» 1 ——r-Eti löate ik reden
hebben om u en juffer Howe ce zegenen in eenen
adem. r > ?
' Om de waarheid'te zeggen, Belford^ ik had
van te vooren begonnen'ite'denken, dat die feeks
van een meid^ die zekerlijk-geen zin heeft in Hick-
man, op mij verh'efd Was, - - ji.^q ï j -
Rijs op, mijn Heer, van Uwe al te vaardige
knieën; en befpot mij niet. > , ; ,
Al ïe vaardige knieën % dagt ik! ---
Schoon deeze nederige geftake deeze trotfe Schoon-
heid zo weinig»aandoet, zij weet niet hoe veel ik
wel van andere van haare Sexe iverworven hebbe j
nog hoe dikwijls ik van.het uiterft en ftoutft-bé-
ftaen vergiiFenis hebbe gekreegen, door te knie-
len. ^ >. ·. !
Ühejpomn \ Madam ! En ik ftond op ^
en drong haar weder om den^Dag te noemen, ik
befchuldigde mijzelven tevens over de noodigin^
ge, welke'ik aan Lord M. gedaen had, alzo desr
zelfs zwakheden'mij wel aan vertraaginge zoviden
kunnen onderwerpen: Dog^eide haar,fdat ik aan
hem fchrijven wilde om mij te verfchoonen, in-
dien zij 'er niets tegen had; .oii)dm hem den Dag
te Hellen, en niet naar hem«te, wagten, zo'hij in
tyds Diet^kopmen kon<^ t ■■ ' "^ίΐυ^
De Dag, dien ik Me, mijn)Heer, zeideizij^
is Nooit'. JDit dae u Riet. vreemd. Een
van
Vi
■V
-ocr page 337-541 De HISTORIE van
vail befchaafdheid, die over de zaak tüfTchen u èïi
mij oordeelde, zou het niet vreemd dunken, das
ik dus fpreeke. Dog inderdaad, mijn Hr. Love-
iace [en zij fchreide van ongeduld] of gij weet
niet'hoe gij hebt te handelen met een gemoed, 't
welk de niinile maate van kiesheid heeft, niette-
genftaende uwe Geboorte en Opvoedinge, of gij
zijt een ondankbaar menfcb; en [na eene tuiTchen-
poos] erger dan een ondarikbaare* Dog ik wil
van u gaeni Ik zal u morgen weder zien. Eer
kan ik nieti Ik denke, dat ik ü haäte ----
Gij moogt wel opzien -- Inderdaad ik den-
ke , dat ik u haatCi' En indien ik het, na öiijn ei-
gen hart weder onderzogt te hebben, zo bevinde^
•wilde ik om de geheele wereld niet dat de zaakeu
verder tuiTchen ons wierden voortgezet.
Dog ik ziè, ik Xie wel, dat zij mij niet haat!
Welk eene kwellinge zou het zijn voor mijne
grootsheid, zo ik dagt dat er eene vroüw ter we-
reld was, veel meer nog deeze, die rnlj baatejt
konde! -Het is baarblijkelijk, al hoe groot
een 'fielt zij mij agt te zijn, dat ik geen haatelij-
ke fielt zou zijn, zo ik eindelijk maar in een iluk
kon ophouden van een fielt te zijn; 2ij konde het
niet uithouden, al hoe vall bepaald een befluit zij
dagt te hebben, zag ik wel aan haare oogen, op
het tijdftip dat ik haare angflen tragtede te ver-
drijven , op mijne al te vaardige knieën, gelijk
zij die noemr. Zo dra het ruw bedekzel, hetwelk
mijn.tergend gedrag over haare genegenheden ge-
worpen heeft, geheel is weggenomen^ twijiïele ik
niet of ik zal in den grond alles zijde en zilver, al-
les zagt, glansrijk, en bekoorelijk vinden.
e/ ^
Ik
Sig^-lariri
-ocr page 338-Η
Juffer CLARISSA HARLOWE.
Ik was evenwel te gemelijk, te onthutil, te
veel den moed benomen om haar te beletten dac
zij wegging- En nogthans zou zij niet ge-
gaen zijn , hadde Dorcas niet gekucht.
De meid kwam binnen , zo dra haare Lady
was weggegaen, en gaf mij het aflchrift, dat zij
gemaakt had. En wat zou het dog zijn dan van
het antwoord, 't welk het regt verwonderenswaar-
dig fchepzel voorgenomen had te geeven op mij-
ne geichreevene voorflagen ten aanzien van Hu-
welijks-Voorwaarden ?
Ik hebbe maar even mijn oog geflagen in die
zielroerend papier. Zo ik het met aandagt leezen
ging, zoude ik geen wenk van deezen nagt ilaa-
pen. Morgen zal ik 'er mijne ernftige overwee*
ginge aan verleenen»
f.
t-
νί
ί' -'
i)e Hr, Lovelace , Jan BelforDj
; Schildkn.
Dingsdag ogtend^ den 23 'vanMalf»
Het lief fchepzel verzoekt Verfchoond te woi·*
den van mij te zien tot t' avond. Zij is niet al te
wel, berigt Dorcas mij.
Lees hier, zo gij wilt, het papier door Doi-
cas uitgefchreeven. Het is onmogelijk , dat ik
met mijne ontwerpen tegen deeze verwonderlijke
. tv. Deel. Y juf.
___^mewi;^'^ ■»„«^■■Tf-rr^— ^ , ______
" · "'Ti
-ocr page 339-338 De HtSTORIE van
juffrouw zoude voorcgaen , waare het niet dat ik
hebbe vailgefteld om haar, na nog eenige weinige
beproevingen , indien zij deeze zo edel doorilae
iils die welke zij reeds ondergaen heeft, (en in-
dien" zij mij weezenlijk niet haate) wettiglijk de
mijne te maaken.
Aan den Hr. Lovelacè.
„ Wanneer eene vrouw getrouwd is, vei-
eifcht die opperfte van alle aardfche verbinte^
nilTen, dat zij in alle gevallen , welke de wee-
zenlij ke eere van haaren man betreffen, haarén
eigenen wil aan den zijnen onderwerpe. Maar
van te vooren zoude ik gaarn , overeenkoom-
ftig met hetgeen ik altoos hebbe te kennen ge-
geven , de uitdrukkelijkfte verzekeringen heb-
ben , dat alle mogelijke weg zou worden inge-
flagen om het pleiten met mijnen Vader te
vermijden. Tijd en geduld zal alles doen be-
daaren. Mijne uitzigten van 8:eluk zijn ten ui-
terilen ingekrompen. Eens Mans regt zal altijd
hetzelve zijn. Bij mijn leeftijd zoude ik gaarn
wenfchen, dat 'er niecs van cieezen aart gedaen
wierd. Uwe omilandigheden, mijn Heer, zul-
len u Qiet verpligten om hem met geweld te
ontwringen hetgeen hij in zijne handen heeft.
Alles wat van mij afhangt, hetzij ten aanzien
van mijne Perfoon, van mijne Uitfpanningen,
„ of van de Huishoudinge , welker.koezigt niet
„ beneden de waardigheid van eenige getrouwde
„ Vrouw, van welken Rang of Aanzien ook, be-
„ hoort te zijn, zal ik doen , om de noodzaake-
»5
s>
3»
η
5>
jï
J»
»
»
5>
J>
5)
»
lijk'
'^flifTMi
f^m
-ocr page 340-Juffer CLARISSΑ HARLOWE. '3
,, lijkheid voor te koomen tot het neemen van
„ zodanige maatregelen. En indien 'er geen nooil·^
5, zaakelijkheid tot dezelve zijn zal, is het te
,, Hoopen , dat min verfchoonelijke beweegrede-
„ nen van geen kragt zullen zijn —^— Beweeg-
„ redenen, die haaren öorfprong moeten neemen
,, üit eene Laagheid van Geeft, om welke eene
5, vrouw , welke die Laagheid van Geeft niet
heeft, in zulke verzoekingen zal zijn om haaren
Man dieswegens te veragcen, dat haar pligc
naauwlijks in .ftaat zal zijn haar däarvan ten al-
len tijde te rug te houden ; bijzonderlijk in ge^
vallen , daar hes belang van haare eigene iami-
lie, die zo zeer een deel maakt van haar zelve ^
en aan welke zij altoos verbinteriiiTen zal heb-
ben (fchoon dan maar van den tweeden rang)
,, van welke zij nooit kan ontilagen worden, ten
allernaauwften mede gemengd is. „
„ Dit ftuk dan dringe ik aan om ten ernftig^
ften van u in aanmerkinge genomen té worden ^
als hetwelk mij naaft aan 't hart legt. Ik zal
hier niet omftandig het doodlijk misverftand
tuflchen hen en u gaen onderzoeken 1 Mogelijk
is 'er fchuld aan beide kanten^ Maar wmê·
fchuld, mijn Heer, lajj; den eerften grond: Teti
min ften gafc gij mijns Broeders partijdigheid een
al te aanneemelijk voorwendzel om op te wer-»
ken* Toegeevendheid Was.niet. onder de din-
5ï gen waarop gij u toeleidet. Gij verkooft lieven
,, de befchuldigingen u ten lafte gelegd te draä-
„ gen , dan uw werk te maaken van dezelve té-
5, gen te gaen. „
j> Dog dit zou aanleidinge kunnen geeven toe
Y a ee-
))
5i
5»
5ï
9>
>»
5>
i»
5>
99
iy
jj
>i
})
3)
9i
$$8 De HISTORIE vanr |
„ eene haacelijke wederzijdfche befchuldiginge —
5, Gelief te gedenken, die wilde ik alleen zeggen,
hier terplaacze, dacgij, in hun oog ^ hen be-
„ roofd hebt van eene dogcer op welke zij hun
„ hart gefteld hadden ; en dat hunne verbolgen-
55 heid bij deeze gelegenheid zwelt naar evenre-
5, digheid van hunne liefde, en het mislukken hun-
5, ner hoope. Indien zij zig misgreepen in zom-
,, mige van de maatregelen welke zij namen, ter-
5, wijl zij zelve niet van die gedagten zijn, wie
„ zal daarover voor hen oordeelen ? Gij , mijn
„ Heer, die iedereen wilt oordeelen naar het u
„ goeddunkt, en niemand wilt laaten oordeelen
5, over uzehen in 't bijzonder, moet hun regter
,5 niet zijn -Men mag derhalven wel ver-
„ wagten , dat zij hun ftreng zullen ftijf hou-
den»
,5 Wat mijzeive aangaet, mijn Heer; ik moet
„ her aan uwe billijkheid overlaaten, [Dusdanig
,, fchijnt mijn noodlot te zijn] om mij te behande-
j, len, zo als u zal dunken dat ik verdiene: Dog
,5 indien uw gedrag jegens hen in toekoomende
„ niet geregeerd worde door die bulderende on-
5, verzoenbaarheid, welke gij den inborftvan zom-
mige van hen ten lafl: legt, zal de luifter van
uwe familie , en het uitmuntend charafter van
zommigen derzelve (van alle voorwaar, ten zij
uwe eigene Conicientie u aan de hand geeve
wie daarvan alleen moet worden uitgezonderd)
alles bij hen , na zig beter bedagt te hebben,
„ te regt brengen : Want het is wel mogelijk ^
„ dat zij overmeeilerd worden; evenwel miiichien,
5, met te meer bezwaarclijkheid, voor zo verre de-
j;
-ocr page 342-Juffer CLARÏSSA HARLOWE. 34«
j, zulke ,|die groocen voorlpoed hebben, minder
5, tegenfpraak en wederilreevinge kunnen ver-
„ draagen dan andere: Want ik wil u wel beken-
5, nen,dat ik dikwijls in hec heimelijk betreurd |
5, hebbe, dat hunne groote winningen een ftrik
„ voor hen geweeil zijn, mifichien al zo erg eea (
„ ftrik , als ändert toevallige voordeden voor u
„ geweeft zijn; welke gij uzelven minder onmid-
5, delijk gefchonken hebbende, nog minder reden
„ hebt dan zij om u op dezelve te verheiFen.
„ Laat mij alleen, over dit onderwerp, vcr-
„ der aanmerken , dat Toegeevendheid geen
„ Laagheid is. Daar fteekt eene glorie in gaarn
j, de minfte te willen zijn, waarover heftige gee-
5, ften naauwlijks kunnen oordeelen. Mijn Broe^
„ der heeft miiTchien hiervan al zo weinig be-
,, zeffinge als gij. Dog dewijl gij talenten bezit,
5, welke hij niet heeft (die nogchans, hoope ik,
agtinge heeft voor het zedelijke , welks verag-
,, tinge eene van zijne tegenwerpingen tegen u
5, is) zoude ik gaarn wenfchen dat het 11 niet
5, mögt te wijten zijn, dat uw wederzijds misnoe-
5, gen tegen eikanderen niet bedaare; want liet is
5, mijne ernftige hoope, dat gij met den tijd elkan-
,, deren moogt zien , zonder vreeze bij eene
,, Vrouw en eene Zuiler te verwekken voor de
„ gevolgen. Niet dat ik zou wenfchen, dat g j
„ toegaft in ftukken die waarlijk uwe eere betrci-
„ ion: Neen, mijn Heer ; Omtrent de zodanige
„ zoude ik al zo teder zijn, als gij zelve; Nog te-
„ der der ^ durve ik zeggen, om dat ik eenpaari-
„ ger zodanig zijn zou. Hoe ijdel, hoe verag- "
telijk, is die hoogmoed, die zig betoont met
541 De HISTORIE van
te ftaen op de waarneeminge van kleinigheden;
en ondertuiTchen over de gewigtigfte Pligten
heen ftapt, en daarmede gekfcheertl
„ Dit ftuk naar mijnen wenfch in agt geno-
men zijnde , zal de reft gemaklijk te vinden
zijn. Zo ik den vrij groeten afzonderlijken
3, voorraad ilond te omvangen , v^^elken gij mij
fchijnt toe te leggen; gevoegd bij de aanzien-
lijke Sommen uit mijns Grootvaders Capitaal na
zijnen dood voortgekoomen (aanzienlijker dan
gij miiTchien wel moogt onderftellen, wegens
9, uwe aanbiedinge) zoude ik het mijn pligt agten
5, om daarvan iets op te leggen ten voordeele van
,, de familie, en tegen onvoorziene toevallen:
3, Want, ten aanzien van mijne wegfchenkingen,
5, daarin zoude ik mij in 't algemeen bepaalen tot
9, het tiende gedeelte van mijne inkoomften, wel-
5, ke die dan ook zijn mogten. Ik zoeke geen
3, roemrugtige vertooninge te maaken met het-
3, geen ik van dien aart doe. Alles wat ik ver-
3, lange, is het vermogen om de Lammen , de
5, Blinden , de Zieken, en de vlijtige Armen te
3, onderileunen, en diegeenen welke buiten hunne
5, fchuld in dien ilaat zijn, of door fchielijke ram-
„ pen daarin vervallen zijn. De gemeene bede-
5, laars en landloopers laate ik voor anderen, en
3, aan de gemeene bezorginge over. Die kunnen
,, in geen laager ftaat. koomen : MiiTchien wen-
„ fchen zij naar geen hooger : En niet in ftaat
„ zijnde om ieder een te verzorgen, tragte ik naar
5, geen overtollige liefdewerken. Twee honderd
5, ponden 's jaars zou alles zijn, wat ik verlang-
5, de in het afzonderlijke te doen : Om alles wat
9>
3>
β»
9ï
3J
a>
5»
daar-
j»
-ocr page 344-Juffer CLARISSA HARLOWE.
5, daarboven is, zoude ik mij vergenoegen met u
„ te vraagep; ten zij gij, uwe eigene zuinigheid
„ miftrouw^ride, mij de beftieringe en bewaaringe
j, van een grooter gedeelte uwer goederen wil-
„ det overgeev^n, om een voorraad op te leggen
„ tegen toekoomende gebeurlijkheden ; waarvan
„ ik, als uw rentmeeiler, u eene vaftgeregelde re-
5, kenfchap zou doen. ,,
„ Wat kleederen belangt, ik hebbe inzonder-
5, heid twee ftellen, welke, alzo ik ze flegts, om
„ zo te zeggen, hebbe aangehad om te paiïen,
,, goed genoeg zijn in alle mijne tegenwoordige
omftandigheden. Juweelen hebbe ik van mijije
Grootmoeder, welke alleen op nieuw behoeven
te worden ingezet: Een ander Stel hebbe ik,
hetwelk ik op bijzondere Dagen plegc te draa-
5, gen. Schoon deeze mij niet gezonden zijn,
„ twijffele ik niet, of dezelve, enkel dingen zijn-
„ de die tot mijn lijf behooren, zullen zij wel laa-
„ ten volgen, als ik daarom met een ander fiaam
„ zende: Voor dien tijd zou ik niec verkiezen ee-
„ nige te draagen. „
„ Wat uwe klagten aangaet over mijn wan-
„ trouwen, en diergelijke, ik beroepe mij op uw
„ eigen hart, indien het u mogelijk zij u zeiven
voor een pogenblik in mijn geval te ftellen, en
5, op eenige deelen van uw gedrag, woorden, en
5, daaden te rug te zien, of ik niet eer ben te
,, regcvaardigen dan te berispen: En of gij, on-
,, der alle mannen ter wereld, daar gij bekefni
„ het geen gij bekent^ niet van die gedagte be-
„ hoort te zijn. Zo gij 'er niet van zijt, dan moet
„ ik u vermaanen , mijn Heer, van wegens de
Y 4 „ groo·
j?
5?
5»
344 De HISTORIE van
groote ongelijkheid^ die 'er dan moet blijken
j, ce zijn tuiTchen onze gemoederen, dat gij nooit
5, tragt, nog zelf eens wenfcht, om de aller"
,, naauwße vereeniginge van'belangen te wege
9) te brengen tuiTchen U zeiven en
Clarissa Harlowe,
Den 20 van Maij,
liet origineel van dit papier, berigt Dorcas
mij, was genoegzaam in tweeën gefcheurd. In
eene van haare driftige vlaagen , onderftelle ik!
VVat reden heeft de Sexe, welker voornaame glo-
rie is zagtmoedigheid, en geduld, en gelatenheid,
om zig met driftig weezen te benioeijen , denke
ik ? - Zal zij, die zig tot zulke vrijheden ver-
oorloft als ze nog vrijileris, geen grooter neemen
als ze getrouwd is?
En een wijf zig driftig te maaken! -—
Ik moet de Ladys zeggen, dat het, met haar ver-
lof, eene onbefchaamde, en al zo onvoorzigtige
als onbefchaamde zaak is, voor eene Vrouw^ zig
driftig te maaken, zo zij geen fcheidinge voor eeu-
wig , of booze en openbaare vijandfchap, daarme-
de in den zin hebbe: Want ontdoet zij zig daar-
door niet eensklaps van alle die klaagende zagt-
moedigheid , en lieftalige redenkavelinge , ver-
mengd met al zo lieve zugten, en vercierd met
geboogene knieën, fmeekende handen, en oogen
opgeheven naar uw vorrtlijk gelaat, even overloo-
pende, welke eene fpoedige en niet min duurzaa-
me verzoeninge behooren te wege te brengen?
^Zelf
. ι
>.ν 1
Üi
"" · ' 1
-ocr page 346-Zelf onderfteld zijnde dat de Man ongelijk heeft,
zal dat zelf haar beklag geen grooter &agt bijzet-
ten f
Nu ik daarom denke, dunkt mij dat een man
zelf nu en dan eens ongelijk behoort te hebben,
om zijne vrouw te doen uitblinken. Juffer Howe
vertelt aan mijne Bekooriler, dat Tegenfpoed de
tijd is, waarin zij uitblinkt. Het is edelmoedig [in
een man, zijne vrouw te doen uitblinken ten zijr
nen eigenen koile: Haar verlof te geeven, om
door geduldige redenkavelinge over hem te zege-
praaien : Want waare hij al eens al te grootvorß-
lijk om zijne fout op ßaenden voet te erkennen, zal
zij egter het voordeel van haare pligtmaatigheid en
onderdaanigheid bevinden in toekoomende, en in
het hoog gevoelen dat hij zal opvatten van haare
voorzigtigheid en infchikkelijkheid - En
dus zal zij, allengskens, haars meefters meefteres
worden.
Maar dat een wijf daar aan koomt zetten met
den eenen arm in haare zijde, de andere hand uit
houdende, milFchien met een uitgeftoken vinger
- Luifter eens hier, mijn Heer! - Neem
wel in agt! —
verkeerd zijn!
Zo gij verkeerd zijt, zal ik ook
- Maakt gij u driftig, ik
zal mij mede driftig maaken! -Kwaade be.
jegeninge voor kwaade bejegeninge , mijn Heer !
— „—Zo gij opvliegt, zal ik raazen en tieren !
----Zo gij zweert, ik zal vloeken!---En
i
wij zullen het zelve vertrek, en het zelve bed niet
meer gemeen hebben, mijn Heer!--Want, ge-
denk, mijn Heer, dat ik getrouwd ben! —- Ik
ben eene huisvrouw, mijn Heer! - Gij kunt
Y5 u
-ocr page 347-u zei ven niet redden, mijn Heer!--Uwe eere
zo wel, als uw vreede, hebbe ik in mijne magcl
---En zo u deeze behandelinge niet aanftaec,
mijn Heer, moogc gij nog wel erger ondervin-
den!
p'^Ach! Janf Jan! Welk man, die deeze din-
gen gemerkt heeft in andere familien, of van ter
zijde te kennen gegeven , of duidelijk uitge^
drukte zou wenfchen om getrouwd te zijn!
Dorcas vond dit papier in eene van de laaden
van haars Lady's kleed-tafeJ. Zij las het zelve eens
weder door, zo als zij onderdek, toen de eerzaame
meid haar mijne boodfchap bragt om te verzoe-
ken, dat ze mij haar gezelfchap bij den thee-tafel
gunnen wilde·, want zij'zag dat zij een papier in
de laade ftak , zo als zij binnen kwam;· en daar
vond zij het toen haare juffVouw bij mij in de Eet-
zaal gegaen was; en dat het Dit waare.
Dog het waare beter geweeft, dat ik daarvan
geen affchrift gehad had, naar mij dunkt: Want
al hoe vafl: gezet ik te vooren waare op mijne on-
derneemingen , het draaide aanitonds alle mijne
befluiten om ten haaren voordeele. Nogthans
zoude ik wel wat willen geeven om overtuigd te
zijn, dat zij het niet in het gezigt van de meid in
haare laade ftak, met oogmerk dat het van mij ge-
zien mögt worden; en miffchien (indien ik daar-
van eenig gewag maakte) om te ontdekken, vol-
gens den raad van Juffer Howe, of Dorcas meer
op mijne zijde was, of op haare.
Het vermoeden hiervan zelf zal haar geen
goed doen: iWant ik kan niet verdraagen, dat
men arglißlg met mij handele. De luiden heb-
ben
aäi
■ ..-ai·^. i ^»s.
-ocr page 348-juffer CLARISSA HARLOWE. 547 (! 1
ben gaarn het genot van hunne bijzondere talen-
ten in monopolie^ gelijk ik zeggen mag. Ik be-
vroede wel, dat het uwe drangredenen tegen mij
ten haaren voordeele kragt zal bijzetten. Dog ik
weete alles wel tot het minfte toe, wat gij daaro-
ver zeggen kunt. Spaar derhal ven maar uwe preu-
telende brabbeltaale, verzoeke ik u j en laat deeze
lieve voortreffelijke meid en mij aan ons noodlot
over: Dat zal de ^aak voor ons befliifen, zo als
het ?al goed vinden: Want, gelijk Cowley zegt,
V Is eene OnzichtVre hmd^ die ons beweegt
en zwaait:
Dee£ zien wij groot., die kleen; naar V
rad der dingen draait'.
Stijgt de eene tot geluk, een ander ßort ter
neder,
En ruimt dien ßeilen top: deez^ noemt men
wijs, dien weder
Onweetend y plomp of zot:
Spreekwijzen zijn V, helaas I -elk is
een Spel van V Lot.
Dog evenwel, is het mij leed, genoegzaam
leed (want hoe kan ik helpen dat het mij niet
gantfchlijk leed zij, daar mij zulks niet gegeven
is?) dat ik niet befluiten kan, voor dat ik verdere
beproevingen gedaen hebbe, om in den egt te
treeden.
Ik hebbe zo even dit voorgenomen antwoord
op mijne voorflagen weder overgelezen: En hoe
aanbidde ik haar dieswegens!
Maar egter; nog eens Egter!-Zij
heeft
f
I
-ocr page 349-$$8 De HISTORIE vanr |
heeft mij het zelve niet gegeven, nog het aan mij
gezonden:- Het is derhalven haar antwoord
niet. Het is niet voor mij, nog aan mij gefcnree-
ven.
Ja, het is haar oogmerk niet geweeil: mij het
zelve te zenden: Zij heeft het zelf in ftukken ge-
fcheurd, met verontwaardiginge miiTchien, als het
te goed voor mij agtende. Door deeze daad her-
roept zij het volilrektlijii. Waarom zoekt dan mij-
ne dwaaze verliefdheid dezelve verdienile voor
haar in mijn hart te veftigen, als of ^\] hetzelve
voor het haare erkende? Ik bidde u nogmaal,
waarde Bclford, laat ons aan ons noodlot over;
en koom gij 'er met uwe brabbeltaal niet tuiTchen
beide, om eenen geeft te verzwakken die reeds te
flaauwmoedig is, en eene confcientie te fterkeii
die zig voor haaren kant verklaard heeft.
Daarbij nog, gedenk aan uwe verfche ont-
dekkingen , Lovelace ! Gedenk aan haare onver-
fchilligheid, gepaard gaende met allen fchijn van
veragtinge en haar. Befchouw haar , zelf iiu^
omwonden in agterhoudendheid en verborgen-
heid; denkende op zamenzvveeringen, zo veel u
bekend is , tegen de Opperheerfchappij, welke
gij, uit regt van overwinninge, over haar verkree-
gen hebt. Gedenk, in 't kort, aan alles, waar-
aan gij gedreigd hebt te zullen gedenken tegen
deeze trotfe Schoonheid, die eene weeripanne-
ling is tegen de magt, onder welker vaandel zij zig
begeven heeft.
Maar egter, hoe hebt gij voor uwe lieve vij-
andin te onder te brengen?- Verfoeid zij het
geweld, zij de noodzaakelljkheid tot geweld, in-
dien
Λ
---■ η-,ίίίΐτΓι·
-ocr page 350-7
Juffer CLARISSA HARLOWE. 34^
dien dat vermijd kan worden I Daar is geen zege"
praal in geiveld - Geen overmeeileringe van
den wil —— Men krijgc daardoor niec , ai zagt-
jes en zoetjes de overhand over de tedere harts-
togten! - Geweld is van den duivei!
Mijn vervloekt charaéter, gelijk ik dikwijls
gezegd hebbe, ftond mij in den weg van den be-
gin af -- Nogthans is zij niet eene vrotm?
Kan ik niet een infchikkelijk of maar half-infchik-
kelijk oogenblik vinden, indien zij mij niet vol-
ftrektlijk haate ?
Dog waarmede kan ik haar in verzoekinge
brengen? -— SCHATTEN heeft zij vati
de geboorte, en veragt die, weetende wat ze zijn.
JUWEELEN en Cieraaden kan zij, welker
geeft zulk een edel juweel, en zo koftelijk is inge-
vat, van wegens haare eigene bewuftheid deezer
waardigheid , niet veel agten. LIEFDE -
Indien ze voor liefde vatbaar is, fchijnt ze zo zeer
onder de beftieringe van Voorzigtigheid te ftaen,
dat men, vreeze ik, met reden niet kan hoopen
op een oogenblik ^ waarin zij niet op haare hoede
zij: En zo veel WAAKZAAMHEID, zo
veel Befchroomdheid, dat altoos haare vreeze haa-
re gevaaren vooruit loopt. Daarbij haare LIEF-
DE TOT DE DEUGD fchijnt een Begin-
zelj een aangebooren Beginzel, of zo niet aange-
booren, zo diep ingeworteld te zijn, dat derzelver
vezels tot in haar hare zijn doorgefchooten, en in
haar opwaflen, zig zo met de leevensdraaden ver-
mengd en zaïnengevlogten hebben , dat ik geloo-
ve dar de eene 'er niet uit te krijgen zijn zonder
de andere af te fnijden.
Wat
i. '
-ocr page 351-Wat kan 'er dan gedaen worden om zulk eeM
weergadeloos fchepzel die eerfte verzoekingen te
doen doorgaen, die den weg moeten baanen om
haar te fteilen op de groote proef, of zij eens o-
wrwonnen zijnde altoos overwonnen zijn zal ?
Onze Mama en haare nymphen zeggen, dat
ik een volflagen Bloodaart ben, en geen Lovela-
ce: En ik ben ook van die gedagte. Dog deeze
is geert meesmuilende en glimlachende bekoorfter,
gelijk ik andere gevonden hebbe, wanneer ik de
aandoenlijke onderwerpen van verre hebbe aange-
roerd; gelijk ik eens of tweemaalen daarvan bij
haar de proef genomen hebbe, wanneer Mama de-
zelve op de baan bragt, (om de Sexe zelve de
vrijheid jegens de Sexe te doen verglimpen) en
wij alleen met ons drie te zamen waaren* Zij agt
het beneden zig, zig te houden, als of zij u niet
fchijne te verftaen. Zij toont door haar misnoe-
gen, en eene fierheid, die aan haar oog niet na-*
tuurelijk eigen is, dat zij uit een onreinen mond
oordeelt van een onrein hart, en fchiet eensklaps
de zelf nog ongeboren hoope dood van feenen in-
kruipenden Minnaar, van hoe verre ook ingeboe·*
zemd, voor dat het beduidend zegswoord zelf toe
het douhle entendre eens kan opdaagen.
Op mijne eere, Jan, als ik op haar zitte te
ftaaren, met mijne geheele ziel in mijne oogen,
haare volmaaktheden befpiegelende, en denkende,
wanneer ik haar geruft en wel te vreeden geziert
hebbe, welke wel haare gedagten zouden zijn,
kende zij mijn hart zo wel als ik het kenne; wan-
neer ik haar ontruft en agterdogtig befchouwe, en
denke om de regtmaatigheid van haaren fchroora,
τ
Γ!^ i
/ ,
en
Γ. \
iisssä^
-ocr page 352-Juffer CLARISSA HARtOWE. . 33 t
m dat zij. zo veel niet vreezen kan, dan 'er reäeit
Voor haar is om te vreezen; dan zinkt mijn hart
mij dikwijls in de fchoenen.
En moeten, denke ik, O zo regt godlijk uit-
muntend fchepzel, en zo teerbemind van mijne
ziele, die armen, welker omhelzinge een monarch
gelukkig zouden maaken , gebruikt worden om
beeftagtig geweld af te keeren ; alle haare kragt i
te vergeefs miiTchien, te werk ftellende om hetzel-
ve af te, keeren , en eene perfoon van zulk een te-
der en keurelijk geitel te verdeedigen ? Kan ge-
weldenarij ook koomen in het hart van eenea
deugniet die zig haare gewillige , hoewel deugd-
zaame Liefde geheelenal kon eigen maaken, en
het haar pllgt doen Worden hem de zegeningen te
laaten toekoomen, naar welke hij reikhalft ? -
Weg van hier, fchurkagtige voorneemens ! Ver-
zinkt alle naar de hel, die u alleen kon inblaazen!
En ik ilae dan gereed om mij zeiven voor haare
voeten te werpen, mijne fchurkagtige oogmerken
te belijden, mijn berouw te betuigen; en het bui-
ten mijne magt te brengen om onwaardiglijk te
handelen bij eene van zo groote voortreffelijk-
heid.
Hoe koomt het dan, dat alle deeze medelij-
dende , en gelijk zommige die noemen zouden,
eereUjke Gevoeligheden weer verdwijnen ? -—
Wel, Juffer Howe zal het u te,kennen geeven:
Zij zegt 5 Ik ben de duivel - Op mijne Con·-
fcientie, ik agte dat hij tegenwoordig al heel veel
deel aan mij heeft.
Dat is ecrit opregthcid! - Hoe legge
ik mijzelven voor n open ! . Maar giet gij
-ocr page 353-351 DE HISTORIE VAN
niet, dat hoe meer ik tegen mijzelven zegge, 'er
voor u te minder gelegenheid is om mij over den
hekel te haaien? - O Belford, Belford! Ik
kan niét, ik kan niet (tegenwoordig ten minften
kan ik nog niet) trouwen.
Daarbij haare familie, mijne bittere vijanden
■ I. Dezelven te voet te vallen, of zo ik dit niet
doe, haar alzo ongelukkig te maaken, als zij door
mijne aanßagen kan worden -
Daarenboven bemint zij Hen niet te veel, en
Mij te weinig ?
Zij fchijnt mij nu te veragten : Juffer Howe
verklaart, dat zij mij weezenlijk veragri Van een
WIJF véragt te worden! - Welk eene ge-
dagte is dat! - Van een WIJF ook over-
trof en te worden; in alle deelen van prijswaardi-
ge kenniife! -Leffen, onderrigüngen te ont'
vangen van een W IJ F1 - Meer zelf dan mij
te veragten, heeft zij zelve tijd genomen om te o-
verWeegen of zij mij niet haate: -Ik haa-
teuy Lovelace, met geheel mijn hart^ zeide zij
mij nog gifteren ! Mijne ziel is boven u verhe-
ven^ man I —^- Dring in ij niet ^ om u te
zeggen, hoe opregtlijk ik mijne ziel boven u ver-
heven agte! - Hoe gering was ik toen inder-
daad , zelf in mijn eigen hart! - Zulk eene
baarblijkelijke verhevenheid, boven zulken hoog-
moedigen geeft als den mijnen! - En hier
van Beneden, inderdaad van BENEDEN! van
deeze vrouwluij! worde ik zo aangeprikkeld--
Nogthans is het ook laag, mijzelven voor een
werktuig te agten in de handen van zulke deugnie-
ten. --Ik ben geen Werktuig. -- Love-
lace^
ι
f
Juffer GLARISSA HÄRLOWE. ^
läce, gij verongelijkt uzelven, met maar te ondef·^
flelkn dat gij eert werktuig zijt·
Maar daal* ik dus verre gëgaert beii, Zoüde ilc
ongelukkig zijn, ièdièn ik na het trouwen, in ee-
nen knorf igen -euvelmoed , myzeiven verwijten
konde, dat ik haar rtiet tot het üitërfte beproefd
had. Eh egter weëte ik niet hoé' het is, dog dee^^
ze iJady doet 'iiiij,®;Öj) het oógenblik dat ik in haa-·
re tegenwoordigheid' ■ koomé j ' haif-gelijkert naar
haare eigene "deugd.^ -——^ Eens of tweemaal ^^
(om niet te fpreeken van haare zegepraal oVer miji
van Zondag-avond) -liet ik mij overréeden om ee- .
ne halve knip t^diinken, m^t oogmerk om eej?!^'
ge dingen te beftaeh , welke'ik ;'^o ik ^gènöok-
zaakt waare te rug'te wijken',^ öp dé vefhittinge
van dén wijn zóü kü^nén-fchuivenr^Maar terftond-
als ik haar aanfchouwdé ^ ^'^erd'ikrnιigtèren é
vèrvuld met ontzag^èri' eerbied έ Έη* de ^Majeileiè >
van haare zelf oogeÈfchijnelijke kuisheid, Vei-doöf-^i
de eerft, en blufchte daarna mijne Ä^^/e vlam"
geheellijk uit» ,
' ' " Weik één "verHäazehd magtig uitwerkzel ^
daar zij zo zeer en zo lang in mijne magt is ί daaïf
ik zo worde aangeilookt door eenigé van haare ei^
gene Sexe, en door mijne Drift zo geprikkeld I
- Welke bezeffini';o is hiervan dog te maaken
in eenen Lovelace!
Maar welk een hoop mengelmoes hebbe ik
al bij een gefchreevén! —^—^—^ Hoe hebbe ik mij
laaten vervoeren! - Waardoor dog? —^
Kunt gij zeggen , waardoor ? — O gij beloeren-
de Schel mfcKe CONSCIENTlE ! - Zijt gij
het t ''die mij dus cegen mijzelven doec aanifpan-
iV. Deel. Ζ jien?
'.X
354 - ©ε] HISTORIE van
ren? — Hp.^.kwamt gij hierin? — Onder welke
vermomminge , gij jailige beilookfter van mijne
aangenaamer ^lyren ! —7——χ, ' Houd gij u, met
itt noodlot^ maar. onzijdig in 4it gefchiï; en in-
(jien ik der menfchUjke natuure ,, en der vrouwe-
ijjjce Sexe geen liiilierkan bij^tten , dpor zulk ee-
ne. engel als^ deeze^ tot binaren, rang te vernederen
en den zei ven te doen verderen ^(w.ant dien ver-
cjerc, zij zelf met, tiaare zwakheden} dan geeve ik
mij geheel aitn u oyer , en zal u nooit meer weer-
rfand'bieden. . , ί n
Hier ftondj. ik op. Ik fchuddede mij eens
uit. Het,venilerr was open. ^eg vloog de ont-
ruilende iDoezem-bezoekiier, de ftouté indringfter*
. ' ■ Ik zie ze nog! - _ Ik zie ze nogi
---En nu'wordt ze klein voor mijne oogen
rmm
•rr
die van jiaoogen zeer doen! ——— En nu is
de gekliefde, lugt agter haar toegeflooten, en zij
is uit het gezigt ί —^—^—; En nu ben ik eens
weder de oude;
.H "
Rob^ei^t Lovelace,
λ' ΟΛ .■':
/
ί ^ ■· / ' Γ!
: . -ι -f; . - - ,- .f . .i, , ' : · i ί .
yi " ......... : . ξΚ^ !ί·
,; ri',
r . ■.„.
i
'è
fiiitir-'Ttffii
-ocr page 356-il
Juffer CLARISSA' HARLOWE. 3 ij
- -.Vi .itv^·-«
De Hri Lövèlace, aan Jan Belford^
i
è
Te régtV en.juiil ter ^regeer tijd, beflobc ilc
óm mij v^ Mevr. Fretchville en haar huis af té
maakén.' Want'daar heeft mij Mennéll verklaard^
dat hij in confcientie èn met eére niet verder
gaen kan ' / Hij zoii om dè geheele wereld
geen deel willen hébben in het bedriegen vart %
zulk eene Lady -- Ik'was geit dat ik ^ haar ί{
aan u of hem liet zien; wint zedert hebt gij bei-
de altoos zwaarigheden gemaakt ^ welke geen vart ι λ
beide zóu gemaakt hebben , waare het om" eèné
vrouw flégts te doen géweeft. ^ ' ^
Wel, ik kan't niet helpen! , ^ J'i
Mennell heeft, evenwel, fchoon n;ét cènigé'-
tégenftribbelingeingevi^illigd om mij een Brief
te fchrijven, mids dat ik wil toeftaen ; dat dit dé
laatfte ftap zal ^ijn, wélken hij in deéze zaaik doeit
zal. ..... . ,
Ik ón'derftelde, mde ik hem, dat zo ik Mevr;
YïQich.v\\\&s kamenier zijne plaatze kon do^ ver-
vullen, hij daar niets tegén zo'udé hebben. /
Neen, zeide hij, -- Maar is 'bet niet Η
Een beklaagelijke vent! Zijne deeinis is vart
Ζ 2
Til iifTMiJ·'"! —^^^Êétm
UaB^^M'^fifljiH.iii.tm.l·»· -ÉK·
-ocr page 357-ν «
zulk cene belachelijke zoort, als die iïegthoofden
hebben , welke om de gantfche wereld geen on-
nozel kuiken zouden willen dooden ; maar als
het voor hen gedood is, altoos het greetigft daar-
van fchaffen.
' 'Öéè'ze Brief nu geeft aan de dienftmeid de
Kinderpokjes: En zij heeft dezelve haare ongeluk-
kige melancholijke Lady aangezet. Melancholijke
luiden zijn geftadige onderwerpen voor ziekten
om op te werken. Noem maar de ziekte, en in
een_oGgenblik hebben zij die. Altoos gefchikt
voor Ineminge. - De Melk-koeijen voor
het do6torale gild. ·—- Een melancholijk
of miltzugtig patiënt is een Vedel voor de artfen;
en zij fpeelen daarop eeuwig. Een lieflijk mufijk
geeft dat voor hen. Alle zwaarigheid die ze heb-
ben, uitgenomen als 'er een buitengewoon geval
gebeurt (gelijk dat van de arme Mevr. Fretchvil-
le, welker angilen eene weetenltjke waarheid zijn.
geworden) is dat zij zig maar ftemmig mogen hou-r?
den, terwijl hun patiënt een Libel van Befchuldi-,^
ginge tegen zigzelven opmaakt; - en als zij
dat gehoord hebben, treeden zij aan het ßrafin:
--- Het regte woord voor voorfchrijven.y.
Waarom zouden zij niet ., daar de misdaadige /Jjne
fchu'd bekend heeft ? -- En zij ßrafen ge-
meenlijk wel ter degen.
iNogthans wat fle^^te uilskuikens zijn het ook,
nu ik 'er om denke. Want waarom, als zij wee-
ten, dat'zij geen goed kunnen doen, mogen zij
niet zo wei tragten des padents fniaak te ftreelen,
als hem te doen walgen ?
Waare ik een doäor, ik zou alle neerlnge
toe
t. t
tr
ij
\
\
JuFFËïi CLARISSA HARLOWE.
tot mij trekken. Want Malvezij Cyprusfche'wijn»
en hei: edel gewas van de Kaap, niet een weinig
- veranderinge om niet gekend te worden, zouden
mijne voornaame dofes zijn: Alzo deeze nieuwe
Jeevensgëefteri verwekken zouden , hoe begeeng
20U de patiënt naar den geneesdrank verlangen',
en hoe hoog den doélor agten'! ^
Geef alle de prat-aarts van de facuheit, wel-
ke gij kent, deeze leuze. --- Daar konde
maar een ongemak uit voortkoomen. De APO-
THEKERS zouden vinden dac hunne medicij-
nen hun wat moeiten koften: Dog dit zou weer
te goede koomen, dat 'er zo veel zoude van noo-
den zijn: Nademaal de OPPASTER de voor-
proeiïler van den patiënt zou zijn, en geduurig-
lijk eifchen dat de laatfte hartfterkende julep her-
haald wierd.
Wel, maar om tot den Brief re koomen —"
Nogthans wat behoeve ik het u verder te ontvou-
wen , na hetgeen ik u daarvan reeds in mijn voo-
rigen hebbe re kennen gegeven ? Dc Weduw kan
niet verhuizen, en dat is genoeg: En Menncli
heeft zijn werk gedaen; en zijne ConCcientie mag
hem plaagen over zijne eigene zonden , en niec
over eens anderen: En het kan zeer wel zijn, dat
dezelve hem plaage genoeg over die verfchaffen
zal.
Deeze Briefis gerigt, ^an Robert Lovelace ^
Schildkn, of bij zijn afweezen. Aan zijne Lady.*
Zij heeft geweigerd met »i//middagmaal te houden,
Ζ 5 of
• Hocdau'ge in Engelanel gemeenlijk bij de zieken βεΛε!!!*^
"woidea, cn die daarvan haar-werk en kcftwinniogc maa-.
ken.
\
t
$$8 De HISTORIE vanr |
pf mij te zien; en ik was uit toen die kwam. Zij
opende denzelven: Dus is zij mijne Lady, al ho^
trots en fier zij is, met haare dgené toeftera-
Pinge. ' : α
Ik ben van harten blijde , dat die kwam,
voor dat wij volkpomelijk onze twift -bijleggen.
Anders zou zij miiTchien beflooten hebben, dat
het ee/^ befloken vond was, om uitßd te zoeken.
En nu kunnen wij onze oude en nieuwe krakeé-
ien te gelijk vereffenen; en dat is eerft zijn ftuk
tvel te beiïeeken, gelijk gij weet. Maar hoe i$
flog haar lief hoogmoedig hart vernederd, bij het»·
geen het was toen ik eerft kennis aan haar kreeg ,
^at zij nu voor eenig uitilel van mijnen kant kan
bedugt zijn ; en niets anders doen , dan daaro-
ver verdriet te hebben!
Ik kwam in op het middngmaal. Zij zond
mij den Brief beneden , mij om verfchooninge
H^erzoekende dat ze dien geopend had, —— Zij
ïiad het gedaen voor dat zij 'er om dagt. Lady-
grootsheid , Belford ! --- Zig nader te be-
penfeen, dan te rug te treeden!
Ik verzogt haar op dat oogenblik daarover te
fpreeken ^ —.—. ~ Dog zij begeert onze Bijeenr
koomft tot morgen te verfchuiven. Ik zal haar
tot bekentenis brengen, voor dat ik met haar ge-
daen hebbe, dat zij mij niet te dikwijls zien kan.
Mijn ongeduld was zo groot, bij eene zo
pnver'wagte gelegenheid , dat ik niet kon nalaa-
ten aan haar te fchrijven , te kenren geevende,
ρ Hoe zeer mij dat toeval fpeer: Dog dat het den
j, Dag van mijn geluk niet behoefde te vertraa-
55 gen, alzo Die van het huis niet afhing [Dat
„ wiß
i i.
14 :i
t?
i'i
i
■ui
ψ
ΊΙ
v- ■
1;
%
dkawi
Juffer CLARISSA mRLOWE. 359
wiß Zij te kioorm wél^ 'zal ύ denken \ eh ik
„ ook wel']: En alzo Mevr.'^Fretchville , dóór
„ den Hr. Merinell'; zo beieefdlijk 'haar leedwee-
„ zen daarover uitdrukte, en haaren wenfch, dat" \\
5, het ons mögt voegen ons naa'r, het onvermijde- φ
„ lijk uicilei te fchikken, hoopte ik, dar wij, door"
5, naar buiten te gaen op het Jägtveliä voor twee
,, of drie Zomer-maanden, als ik de gelukkigile
„ man geworden was, aan alle kanten dienit zoU-^
„ den doen. „ J
Het lief Schepzel neönit dit toeval ter harten,
geloove ik: Zij heeft rn'ij laaten boddfchapp'ert, op^
mijn herhaald verzoek om haar niettegendiieride
haare weigeringe te zien, da:tizij niet kan yoot
morgen: Dan zal ze al is het te Zes uure'n, zo héc
mij gelieft.
Zekerlijk gelieft mij dat | ^
Ik kan haar nu maar eens 's dag's zien
Jan!
Hebbe ik u verteld, dat ik een Brieffchreef
aan mijne Nigt Montague, mij vervsTondcrende dat
ik niets vernam van Lord M. daar her onderwerp
van zo veel belang was ? Daavin gaf ik haar ken-
nis van het huis, hetwelk ik ftond te huuren; en'
van Mevr. Fretchville's melancholijke vertraagiti-'
gen.
Zeer ongaarn was het dat ik mijne eigene fa-
milie, het zij man of vrouw, in deeze zaak be-
trok; maar ik moet mijne maatregels" gewis nee-
men. En zij kunnen niet wel erger gedagten van
mij krijgen, dan zij reeds alle hebben. Uit Mi-^
lord M.'s Brief aan u zei ven iiet gij wel', dat dé,
welgemanierde Pair beduidt is^ dat ik dit ver^vbti-^
Ζ 4 de-
-ocr page 361-160. De historie van
<Jerenswaardig Schepzei eene van . mijne gevioont
honden-poetzen fpeelen zoude.
Ik hebbe nu zo even een antwoord van Char-
lotte ontvangen,
Charlotte is niet al te wel, Eene ongeileld-
heid in de Maag 1
Geen wonder dat een Meisje met de Maag
gekweld is, Eene ongetrouwde vrouwsperfoon;
dat is de zaak. Als zij een man heeft om te kwel-
len , zal ze iets behalven zigzelve hebben om op
te aazen en te knaagen. Weet gij daarenboven
ïiiet, dat de MmvdeZon der Vrouwe is; de Vrouw
^es Mans Aarde? ——^— Hoe akelig, hoe naar,
is de Aarde weike van de Zon niet wordt be-
fcheenen!
Arme Charlotte! Dog ik had wel gehoorä,
dat zij niet wel was: Dat moedigde mij aan om
ïian haar te fchrijven; en mij een weinig raoeije-
lijk te toonen, dat zij niet uit eigene beweeginge
gedagt had, om mijne Bekoorfter in ftad te koo-
inen bezoeken.
Hier volgt een affchrift van haaren Brief. Gij
zult daaruit zien, dat eik aapekind mij wil cate-
chifeeren. Zij verlaaten zig alle op mijne goed-
hartigheid.
Ir f
hi
Wij zijn al langen tijd, gelijk ik het noemen
moet, van dag tot dag in hoope geweefl:, van te
gullen hooien dat de gelukkige knoop gelegd was.
Mi-
Λ
«Λ
- ί f
i4l
ϊϋ
t\
ri
{f
^ i
ÉÊÊÊÈ
't
5 HT
-ocr page 362-JüFFER CLARISSA HARLOWE. jöi
Milord is heel zeer ongdleld geweeft: En nog-
thans kon niets hem vergenoegen, of hij moeft
zelve een Antwoord fchrijven op uwen Brief.
Het was miiTchien de eenige gelegenheid welke
hij ooit zou hebben, om u een weinig goeden
raad mede te deelen, met de hoope dat dezelve
iets te beduiden zoude hebben; en verfcheid ne
uuren van den dag, naar dat zijne podagra het ge-
hengen wilde, is hij daaraan bezig geweeft. Daar
ontbreekt nu alleen aan, dat hij het nog voor het
laatit eens overzie. Hij hoopt dat het van te groo-
ter gewigt l)ij u zal zijn, zo het blijke dat het ge-
heel met zijne eigene hand gefchreeven is,
Inderdaad, mijn Hr. Lovelace, zijn waardig
hart is geheel met u ingenomen. Ik wenfchte
wel, dat gij uzelven maar half zo veel bemindet.
Dog ik geloove ook, dat zo de geheele familie u
minder lief had, gij uzelven meer zoudt lief heb-
ben.
Zijne Lordfchap is zeer bezig geweeft, op
die tijden , als hij niet fchrijven konde, om met
Pritchard te raadpleegen over die Goederen, wel-
ke hij voorheeft bij de gelukkige gelegenheid op
u over r.e draagen , op dat hij uwen Brief op de
aangenaamfte wijze mag beantwoorden ; en met
daaden toonen, hoe genegen hij uwe noodiginge
aanneemt. Ik verzekere u , hij is daar bijfter
grootfch op.
Wat mijzelve belangt ik ben geheel niet wel,
en ben al eenige weeken zo geweeft, aan mijne
oude ongefteldheid in de maag. Anders had ik
zekerlijk ai voor deezen tijd mijzelve de eere ge-
geven , welke gij u verwondert, dat ik mij niet
ί
V'.
■ ι
V-
De<HISTORIE van
gegeVèü hebbe/ - Lady Eliiarbèc, die mij vergezel i
iou hebben (wraïit wij hadden allés al beilemd}
iieeft het'bij uitftek drok gehad mèt haiir Proces;
•haai· tegènparcij, cïié hier metterdaad is, haar
voorflagen gedaén hebbende om de zaak bij te leg-
gen, Dog gij moogt u verzekeren , dat wanneer
onze dierbaare uitverkoorene Nigt in de nieuwe
wooninge zal gekoomen zijn, waarvan gij mij he-
rige , wij ons de eere zullen geeven van haar te
bezoeken ; en zo 'er eenige vertraaginge voorc-
Ifoome uit gebrek van moed ia de lieve Lady (het-
welk aangemerkt haaren man, moet ik u zeggen,
heel wel zijn kan) zullen wij ons heit doen om
haar denzelvcn in te boezemen, en uwe Birgen
71]η; - want, Neef, ik geloove dat gij wel
van nooden hebt om weer op nieuw gedoopt te
worden ; voor dat gij regt krijgt tot zo grooten
zegen. Wat dunkt u ?
Zo aanllonds, geeft Milord mij te kennen,
dat hij morgen opzetlijk een man met zijnen Brief
zal afvaardigen: Dus behoefde ik niet gefchreeven
te hebben. Maar nu ik het gedaen hebbe , raag
het zijn gang gaen ; en wel door Empfon, die
terftond afgaet om weer naar ftad te keeren.
Met mijn allergedienftigft compliment, en
dat van mijne Zurter, aan de verdienilelijkfte La-
dy ter wereld [Gij zult geen andere aanwijzinge
behoeven , welke perfoon wij meenen] fluite ik
die ben
Uive tocgenegene Nigt en Dienaares,
ClIARL. MOKTAGUE.
Gij
-ocr page 364-Gij ziet, hoe regttijdig deeze Brief koomt.
Ik hoope dat Milord niecs zal fchrijven, dan \ welk
ik mijne Beminde coonen kan. ,., Ik hebbe haar 4e€-
zen Brief van Charïocte al daadiijk boven gezoa-
den j en hoope op gelukkige uitwerkzek daar-
van. ' · S ' - · ■.■•1
R. L.
ί ■
De Lady geeft, in haaren volgenden Brieft
aan Juf er Howe een herigt van hetgeen
tujfchen den Hr. Lovelace en haar was
voorgevallen. Zij toont zig gevoelig over
zijn gedrag, met haare gewoone deftig-
heid: Dog wanneer zij gewag koomt te
maaken van des Hren, MenneWs Brieft
dringt zij Juffer Hovoe weder aan^ om-
baar ontwerp ter haarer verloßinge
te volvoeren ; als heßooten hebbende om
hem te verlaaten. Maar , weder eene
nieuwe dagtekeninge maakende, toen hij
haar den Brief van Juffer Montague had
hoven gezonden , verandert zij van ge-
sagten , en verzoekt haar voor tegen-
woordig haar aanzoek van Juffr-, Têwn-
fend op te fchorten.
Ik had alles begonnen verdagc te houden,
zegt zij, wat hij van Mevr. Fretchville en haar
huis gezegd had; en ook Mennell-zelven, fchoon
een man die zo wel voorkoomt. Maar nu ik vin-
de , dat de Hr. Lovelace zijne nabèftaenden ver-
wittigd heeft van zijn voorneemen om hetzelve te ;
htu-
aiü
-ocr page 365-j34 De HISTORIE van
huuren, en eenige der Ladys heeft bewoogen om
• mij daar te bezoeken; konde ik naauwlijks nalaaten
mijzelve te befchuldigen, dat ik hem tot zulk een
fnt>od bedrog bekwaam geoordeeld had. Maar
mag hij het zigzeiven niet danken, dewijl hij zo
heel wonderlijk te werk gaet, dat 'er geen begrip
van te maaken is, en buiten nood zulke averegcfe
'flappen doet, als hij gedaen heeft; zijne eigene
bedoelingen , gelijk ik hem te kennen gaf, ver-
warrende ^n beleipmerende, zo die goed waa-
ren?
De Hr. Lovelace, aan Jan Belford,
Schildkn.
IVoensdag^ den 24 Όαη Μ α ij.
Hij geeft zijn vriend een herigt van haar
Mondgefprek dien ogtend; en van de ge-
lukkige ultwerkinge van den Brief zijner
Nigt Montague ten zijnen voordeele,
Haare afkeerlgheid, evenwel^ ^^gt hij
hem, is nog niet voljirektlijk verbannen.
Dog dit meent hij dat 'welfiaenshalven
gejchiedt.
Het is met in de magt van eene vrouw,
zegt hij ^ bij dufdarige gelegenheden volkoome-
■ ' lijk
Juffer CLARISSΑ HARLOWE. '3
lijk opregt te zijn. Maar waafom ξ ----- Ag-
ten zij het voor zo.groote fchande, datgeen wee-
zenlijk bevonden te worden hetwelk zij zijni'
Ik beklaagde mij over de ziekte van Mevr.-
Fretchvllle; alzo het oogmerk dat ik had om haar
waarde perfoon het huis met de woon te doen be-
trekken, voor dat de gelukkige band gelegd was,
haar zo wel in den uiterlijken fchijn, als inder·^
daad^ in die onaf bangelijkheid zou gefield heb-,
ben, welke 'er vereifcht wierd om aan alle de we-
reld te toonen, dat haare keuze vrij was; en alzo
de Ladys van mijne familie 'er eere in: geileld zou-^
den hebben om daar haar hof bij haar te maaken;»
terwijl ondertuiTchen de Huwelijkè-voorwaarden
en onze huidijke Toeftel en Trein , bereid wierden.
Maar in eenig ander opzigt was 'er niet veel aatt'
gelegen; nademaal als de dag van mijn geluk nu
voorbij was , wij met al zo veel gevoegelijkheid
naar het Jagtveld, naar Lord M. 'sy en naar La-
dy Sara's of LadyElifabets, beurtlings k<?nden trek«
ken; hetwelk ons volkoomen tijd zou verleenen
om ons te voorzien van dienftb'oóden , en andere
noodwendigheden. "-c'--^
Hoe zoet luifterde de Bekoorfter!
' Ik vraagde haar , Of zij de jKinderziekté al·
gehad had? rr^} ; / ί
,.Tien duizend »pond is ze mij minder waardig,
dagt ik , zo ze die nog niet. gehad heeft; want
niet eene van haare bekoorelijke bevalligheden kan
ik derven. , ·
Het was altoos eene twiiiFelagtige zaak ge-*
weeft bij haare Moeder en Juifr. Norton, bekende
zij. Do^ fchoon zij daarvoor niet angftig wasy
... / ' ver-
j34 De HISTORIE van
verkoos zij niet zonder noodzaakelijkheid op zuU
ke piaatzen te loopen, daar de pokjes waaren.
Kegt^dagt ik-Anders, zeide ik, zoude
bet niec kwaad geweeil zijn, dat zij het huis eens
zag, voor dat zij naar het land giiig; want zo het
haar niet behaagde, vy^as ik niet verpligt het te
neemen.
Zij vraagde , Of zij copij mögt hebben vari
JuiFer Montague's Brief?
Ik zeide. Zij mögt den Brief zeiven wel hou-
den , en dien aan JuiFer Howe zenden, zo het
haar geliefde; want dat^ onderilelde ik, was haar
oogmerk.
ί Zij boog haar hoofd tegen mij.
Zie daar, Jan ! ^— Wel haaft zal ik ee-
iié nijginge van haar krijgen , twijifele ik nier^
Wat,duivel had ik te doen, met het lief Schepzel·
te verichrikken» door mijne baliluurige ontwerpen!
; Nogthans was het niet kwaad, geloove ik,
dat ik haar voor mij bevreesd maakte. Zij zegt,
ik ben een Ofibefchaafd man —— En elk ftaakjé
viin.berchaafdhéid in zulk eenen, wordt voor ee-
ne gunft opgenomen.
Van dé Huwelijks-voorwaarden fpreekende y
zeide Ik haar, dat ik lievef gehad had dat Pnt-
chard (van mijne Nigt Charlotte gemeld) bij dee-
ze gelegenheid niet geraadpleegd waare. Pritchard
was wel, inderdaad, een zeer eerlijk man; en was
wel dertig , veertig jaaren in de Familie geweeft^·
jen kende de Goederen, en derzelver ftaar, be-
ter dan of Milord of ik zelve: Maar Pritchard was,
gelijk andere oude mannen, zwaarhoofdig en traag,
en· liet zig veel voorftaen op zijne bekwaamheisi'
van
mä
-ocr page 368-Juffer - CLARISSA. I:JARLOWE.
van fehrifcuureh op te ftellen; en om dien; lompen
roem ilond hij 'er op, dat alle zijne formaliteiten
net in agt genomen wierden, al zcuie 'er een,
keizefs-kruon aan zijne vervaardiginge hangeni |
Ik kuiie haare niet afweerende hand, gqduu-
rende dit gefprek, niet ipinder dan vijf maaien,
Heere, Jan» hoe Jiep mijn edelmoedig ,|iart·, oyer!
^ Zij was geheel vrien4!ijk,^bij het fehei^en»
-τ Verzogt mij e€oigzips;z;(?r/ö^
gaen ; om Charlotte's J^rij^f ngg eens te l^,ezen.
Ikmeene, da£,^j, |i.aare knjie^n voor mij
i.i
boog; dog daar wil ik·niet al te. zeker.,op
-- Hoe gelukkig hadden wij bei^j^iejt.al
overlang kunnen zijn.j^waare. het lief , Sch^p^laï''
coos zo minzaam jegens mij geweeft I jWant ik
boude 'er van dat men mij eerbied bewijft^- en i^ec
zij ik die verdiende of niet, ontyingze j altóós i
voor dat ik deeze trotfe Schoonheid kende> ./ ^^
En nu, Beiford, zijnjwij op den regtenjWeg^
of de droes fpeelt 'er mede.. Élke veilipge heefc
zijne fterke en zwakke plaatzen. Ik had ftoriii ge·
loopen op die gedeelten, daar ik niet kon door-
koomen. Ik twijfFele nu niet of-ik zal haar haaren
mantel wel affchijnen of af [mokkelen, nademaal
zij en Juffer Howe hebben vporgehad een imokk^r;
laar tegen mij te gebruiken, -Alles waar-
naar wij nu wagten is Milords Brieft
Dog ik zou bijkans vergeeten hebben u te ver^
tellen, dat wij niet weinig oncileld zijn gewor-
den, door. een ige navraagingen', welke j^a^p mij
en mijne Beminde ,gedaen zijn, door eenef>/;man^.
van een goed voorkoomen j ^welke^ gifterep t^^we-,
ge bragt, dat een winkelier^ in, tle buüwTDor'c^^^^
önt-·'
-ocr page 369-De HISTORIE vÄri
ontbood i' Welke hij veifeheidene vraagen deed
ons aangaende^ en wel bijzonderlijk (alzo wij in
één huis on^en tafel en verblijf hielden) of wij ge-
trouwd waaren ?
Dit heeft mijne Beminde grootlijks ongeruft
gemaakt. En ik kon niet nalaaten ter dier gele*
genheid bij haar aan te merken, hoe wel het ge-
daenwaare^ dat wij beneden hadden voorgege-
ven , da f wij getrouwd waaren. Het onderzoek,
zeide ikjkwam zeer waarfehijnelijk van haars Broe-
ders kant; en nu miiTchlen dat men 'er voor uit
kv/am, dat wij Getrouwd waaren, zouden wij van
zijne aanilagen niet meer hooren. De perfoon^
l^hijnt het, was nieusgierig om den dag te wee-»
ten , Wnarop de plegtigheid verrigt was. Dog
Dorcas' wéigerde hem' eenige andere bijzonderhe-
den te melden, dan^datiwij getrouwd waaren f
en zij was te meer agterhoudende, dewijl hij zig
ongenegen toonde om haar de beweegredenen
van zijn« navorfchinge te kennen te geeveri.
λ
xxxix. brief. ' '
Be Hr, Lovelaceïv Jan Belford,
.. .Ί Schildkn. ', ·
■■'il- '■-•ί i; r. '5 - ii
■·'; '," f, ' ; ■■ ■■ 'V ij< '■. . Of '^i , j
, ',, i,: Den z^'van maij,^^
Dé <3uivel haal deé:?èn mijnen Oorri !^,Hij heéfc^
mij eindelijk een Brief gezonden, w^Mti 'ik niet ^
toorien kan, zonder het hööfd onzer farrfiiie als een^
gek ten tó^on te ftellen/'Eene verbruide partij van ï
■ zijne
Juffer CLARISSA HARLOWE.
Kijne fpatten heeft hij op mij katen af gaen. Ik was
in hoope dat hij zijnen geheelen voorraad van deeze
zoort, in zijn^ti Brief aan u verfchooten had. —^
Het te rug te houden, het zenden daarvan uit té
(lellen tot dat hij deeze farrago * van beuzeltaal
weer had bijeengezameld-^-De hagel ilae
zijne Wijsheid 'def natiën, indien daarvan zo veel
moet worden bijeen geraapt, tot haare eigene
fchande, om een uitileekenden zotskap te maaken !
i—- Dog ik ben blijde, evenwel, dat ik mee
dit ftukje van uitfpoorige gekheid gevyapend ben>
nademaal in alle menfchlijke zaaken, het gevoege-
lijke en het ongevoegelijke, het goed en hec
kixiaad zo vermengd is, dat men het een niet kara
hebben ?onder het ander. ,, - · · .
Ik hebbe het Bankbriefje daarin geflooien' mij^
ne Beminde reeds aangebooden; en haar een ge-
deelte van den Brief voorgelezen. Dog zij wei-
gerde het^ Bankbriefje : En alzo ik zelve wel bij
kas ben, zal ik het weerom eenden. Zij fcheea
zeer begeerig om den geheelen Brief te niogèri lee-
zen. En als ik haar te kennen gaf^ dat wierd dé
fchrijver daardoor niet ten toon gefteld, ik haat
daarmede wel believen wilde, zeide zij, datikzijri
Lordfehap niet zou ten toon ftellen met diéri aaii
haar te toonen^ en dat zij altoos het Hart waar-
deerde boven de Herfens* Ik wifl: haare meeniri-
ge welj maar bedankte haar daar niet voor.'.
Alles wat daarin^tot mijn voordeel dient, zai
ik voor haar ulcfchrijven --^— iSiogthans üi
moefl: hij hangen, zal ze den Brief hebben, em
IV. Deel. Aa mij-
* Mengcltnoes,
É-ï»*· ■ffniTrTi·'-
-ocr page 371-BTBS
miine Ziel daai' benevens, voor eene gewillige
kus.
* *
*
4 ★
*
Zij heeft den Brief van mij gekreegen, zon-
öer de Belöohinge. De droes haal mij, zo ik de
èöuragie had oili haar de voorwaarde voor te ilel-
len. Dtc is een nieuw charafter van Befchaamd-
iieid in uwen vh'ènd. Ik zie, dat eene waarlijk
zedige vrouw eenen zelf drießen man in ontzag
kan houden. Bij mijne ziel, Belford, ik geloove,
dat wel Negen vrouwen van de Tien, welke val-
len, vallen of door haare eigene Grootsheid^ of
Ugtvaardigheid, of bij gebrek van Omzigtig-
heid^ en behoorelijke Ingetogenheid,
*
% *
*
ik bad vöor om mijne belooninge te nee-
meW, wanneer zij mij den Brief voor ons beide zo
gijnllig weerom bragt. Dog zij zond dien verze-
geld aan mij door Dorcas. Ik kon wel gedagt
hebben, dat daarin twee of drie uitflagen waaren,
"Op welker leezinge zij te kiefch zou zijn om on-
middelijk bij mij te verfchijnen. ïk zende u den-
zelven; en ik zal hier ophouden, om u rijd te gee-
ven van dién te leezen. Zend hem weerom [zo
dra gij 'er mede gedaen hebt.
XL
-ocr page 372-■I
Lord M. aan RobertLovelacej
Schildkn.
Bings dag ^ den 23 Maij* -
Het is eene lange Laan , die geen bogt heeß
-'Veragc mij niet om mijne fpreekwoorden
Gij weec, dat ik altoos veel van dezelve
hield; en zo gij dat ook gedaen hadt ^ zoudt gij
,er beter aan geweeft zijn, m^et ik u zeggen. Ik
zou wel durven zweeren, dat de fraaije Lady^ met
welke gij zo waarfchijnelijk wel haail Gelukkig
ftaet te worden, wel verre zal zijn van die te ver-
agten; want men vertelt mij, dat zij wel fchrijfc,
en dat alle haare Brieven vol van Sententies zijn.
God bekeere u! want niemand dan Hij en deeze
Lady kunnen het doen.
Ik twijffele nu geenzins meer, of gij ^ulü
trouwen gelijk uw Vader, en alle uwe voorou^
ders voor u gedaen hebben: Anders zoudt gij geen
regt gehad hebben om mijn erfgenaam te worden j
nog kunnen uwe descendenten eenig regt hebben,
om de uwe te worden , ten zij ze Wettig zijn^
dat is wel waardig dat gij het in gedagten houdt'.
Heer! -- Niemand is altijd gek , iedey-een
zomtijds. - Maar uwe gekkcrnijen^ hoö"
pe ik, zijn nu ten einde.
Ik weet wel, dat gij tegen de familié vm
. , Α a ζ ' deé-«
j34 De HISTORIE van
deeze fraaije Lady wraak gezwooren hebt: Maar
daarvan moet nu niet meer weezen. Gij moet
hen alle als uwe nabeftaenden aanmerken; en ver«
geeven, en vergeecen. En als zij zien dat gij u
hoiidc als een goed man en goed vader [Hetwelk
God geeve , om onzer aller wil!] zullen zij vèr-
woiiderd zijn over haare onverilandige partijdig-
heid , en u om pardon verzoeken: Maar terwijl
zij denken, dat gij een flegte knaap en een Guit
hoe kunnen zij dan van u houden , of haar
Dogtcr verfchoonen?
En mij dunkt, ik zou wel de Lady eeii
woordje van vertrooiling kunnen geeven ^ die on-
getwijffeld in grooten Fchroom moer zijn, hóe zij
in llaac zal weezen oiri zulk een wild fchepzel in
toom te houden, als gij tot nog toe geweeil: zijt.
Ik zou haar te kennen geeven, dat zij door krag-
tige argumenten, en zagte woorden, alles met u
kan uitregten; want fchoon gij al te ligt vuur vat,
zngce woorden kunnen u bedaaren , èn in zulk
eene geileldheid brengen als noodzaakelijk is tot
uw geneezing.
Had het God behaagd, dat mijne arme La-
dy, uwe Moeij, die dood en weg is, een gefchikt
patiënt voor hetzelve remedie waare geweeiV! God
geeve haare ziele ruile! Niet fmaalen op haare ge-
dagtenis! Pilaar dij kent men beß bij gebrek! Ik
ken nu de haare; en zo ik eeril waar heen ge-
gaen, zou zij bij deezen tijd de mijne wel gekend
hebben,
Groote wijsheid legt 'er in dat zeggen, God
fcheiike mij een vriend^ op dat hij mij mijne fou-
ten verteile',.Zo niet-, een vijand; die zaVt '■ωel
doen.
■J ■
r'
/r
Juffer CLARÏSSA'HARLOWE. 375
doen. Niec dat ik uw vijand ben ; en dat weet
gij wel. Hoe edeler iemand Is^ hoe nederiger:.
Dus verdraag mij, zo gij voor edel wik geagc j
worden, - Ben ik niec uw Oom ? En hebbe
ik niet voor om het beter met u te raaaken., als
uw Vader kon doen i' Ja, ik zal ook uw Vader \
zijn, als de gelukkige Dag koomt; iiademaal gij "
?ulks verzoekt: En ik bid u maak mijn compliment ^
aan mijn lieve Nigt; en zeg haar, dat ik zeer ver- ξ
wonderd hen, dat zij uw geluk zo lang uitllak.
Ik bid doe haar te weeten , dat ik Η AAR
(niet uy zal befchenken met mijne Hofllede en
Landgoed in Lancashire, of het Jagivdd in Hert- [J
fordshire; en hnar eene jaarlijkfehe rente van dui-
zend pond tot haar kiein-geld toeleggen; om haar
te toonen , dat wij geen flimilie zijn om op een
ilordige wijze ons voordeel te trekken : En gij
moogt fchriftuuren opftellen , en voorwaarden
m aak en zo als gij wik. - De eerzaame Prit-
chard heeft de lijft van de inkoomilen deezer bei-
de Goederen ; en alzo hij een goede oude be-
diende geweefl: is, rekommandeer ik hem in de
gunft van uwe Lady, Ik heb hem alreeds geraad- . ' i
pleegd : Hij zal u wel zeggen wat beft voor u is,
en mij meeft behaagt.
ik heb het nog heel kwaad met mijn po:lc- '
gra , dog ik zal in een rosbaar koomen , zo dra
de Dag is vaftgefteld: Het zou mijn hart regt ver- j
heugen , uwe handen zamen te voegen. En ik
moet u zeggen, dat zo gij u niet houdt als een beft i
man jegens zulk eene goede jonge Lady, en die γ
om uwentwil zo veel couragie gehad heeft, ik u '
verftooten zal; eri alles wat ik kan maaken op
i
<Λ
haar en haare kinderen bij u verwekt, en 'er u ge^
heel buiten laacen.
Zo 'er iets ontbreekt tot uw verdere Securi-
teit, .ik ben gereed oni het te geeven; fchoon gij
weet, dat mijn woord altoos zo goed wierd aan-
gemerkt als mijn handtekening. En als de Harlo-
wes dit alles te weeten koomen, Iaat ons dan eens
zien of zij ook bekwaam zijn om rood te worden,
en zig te fchaamen
Lady Sara en Lady Elifabet behoeven alleen
maar den Dag te wee ten, om het geheele graaf-
fchap rondom zig te doen vreugde vieren , en alle
haare boeren gek te maaken. En zo een van de
mijne bij die gelegenheid nugteren is , zal Prit-
chard hem wegjaagen. En Wj de geboorte van
het eerite kind, zo het een Zoon is, zal ik nog
wat meer voor u doen , en alle onze vreugdebe-
drijven herhaalen.
Ik behoorde inderdaad al eer gefchreeven te
hebben. Dog ik wift, dat zo gij dagt dat ik te
langzaam was, en gij haaft maakte met uw trou'
wen, gij wel zoud fchrijven en het mij te keimen
geeven. Maar mijn podegra was mijizeer lailig.
En ik ben gelijk gij weet, op zijn beil:, maar een
traage Schrijver: Wan t Componeeren is een ding^ dat
fchoon ik 'er voorheen zeer vaardig mede was (ge-
lijk Milord Lexington plegt te zeggen); nogtbans
het een langen tijd nagelaaten hebbende ila ik 'er
nu zo niet mede. En ik verkieze, bij deeze ge-
leegenheid, alles uit mijn eigen hoofd en geheu-
gen te fchrijven; en u zo goeden raad te geeven
als ik kan; want mogelijk zal ik nooit weder zulk
een geleegenheid hebben. Gij hebt [God beter!]
ee-
Υ)
Juffer CLARI^SA HAl^LOWE. 375
eene wonderlijke gewoonte gehad van alies watik
zeide den nek coe tc keeren: Deeze eene reize^
hoop ik, zult gij opmerkzaam er zijn op den raad,
dien ik u geef lot uw eigen nuc.
Ik had nog een ander einde j ja twee andere
einden.
Het een was, Dat nu gij op den kant van den
Egt ilaat, gelijk ik zeggen mag\ en uwwi^d^haïr
zult laat en affcheeren, ik u wel eenige leiF^n wilde
geeven, ten aanzien van uw gedrag zo ιύ het pti-
blijk als in het privaate leeven; naar "welke gij, daar
ik het zo goed|met u voor heb . behoort te hooren;
en naar welke gij mifTchien nooit zoudt geluiilerd
hebben, bij eene min extraordinare gelegenheid.
Hot tweede is. Dat uv^e waarde uitverkoore
Lady (die zelve, fchijnc het, zulk een fraaije enpic-
tige fchrijffler is) hieruit zien moge, dat het onze
fchuld niet is, nog bij gebrek van goede raad', dac
gij geen berer man waart, als gij tot hier aan toe
gev/eeft zijt.
En nu, met weinig woorden , aangaende
het gedrag, hetwelk ik wel wenfchce dai: gij Hield ,
in het publijk zo wel als privaiit, indien gij mij
waardig genoeg agt om u te raaden. - Het
zal maar kort zijn; dus wees niet ongemalikelijk.
Wat het privaate leeven aangaat: Heb uwe
Lady zo lief, als ze verdient. Laat en uwe daa-
den u prijzen. Wees haar een'goed man; en
ftop dus alle uw vijanden den mond; en maak
.haar befchaamd over haare lafteringén: En laac
'er ons eer in ilellen dat 'er gezegt wordt, dat
Juffer Harlowe nog haarzelve nog de familie eeni-
ge fchande heeft aangedaan met onder ons te koo-
A a 4 men.
"" ■ ·-- - — m
-ocr page 377-^en. Doe dit; en ik, en Lady Sara en Lady E-
. jifabet zullen u altoos liefhebben.
Wat belangt uw puhlijk gedrag- Danr-
omtrent zoud ik het navolgende wel wenfclien:
Dog ik reken, dat de wijsheid van uw Lady ons
beide wel zal te regt helpen ——— Dat 's niet
Tot uw kleinagtinge, Heer; nademaal gij met al
\iw Vernuft, gelijk gij wel weet, niet veel Wijs-
heid getoond hebt.
Maak dat gij, zo gaauw als gij kunt, in het
Parlement koomt; Want gij hebt taai-enten om
daar een groote figuur te maaken. Wie is zo be-
kwaam om nieuwe kragtige wetten te helpen maa-
ken , dan die voor welken geen. Wet die 'er is,
van kragt was?
Daarbenevens, zo lang gij de zittingen in St.
Stevens kapel bijwoont -Dat het de naam
van een kapel heeft, hoop ik, zal u niet floot en:
Ik ben wel verzekerd te weeten, dat het daar dik-
wijls in den hobbel heeft gegaen: -Een
Spreeker heeft het daar hard te verantwoorden!
Maar wij Pair$, bewaareu het decorum meer.
- Maar wat wilde ik dog; zeggeel?-Ik
.moet eens te rug ga£n.
Zo lang als gij de vergadering, van. het Parle-
.ment bijwoonen zult, zo lang zult gij van fchelm-
ilukken af blijven; van privaate^ fchelmilukken
ten rainile.n;, En St. Stevens lot zij het uwe zo
gij moedwillig publijke fchelmftukken ple^t!
, Als 'er een nieuwe Eleftie koomt, zult gij
twee, of drie Burgteii, gelijk gij. weet, tot uwe
-keuze hebbe.n;. Dog indieji gij. zo lang
wagt
• Te Weftmunfter, daar he: Laagcihuis vergadert.
37^
m
mm
mmm
JL
......
na* litr_JUu
Juffer CLARISSA HARtOWE. . 33 t
Wiigt \ had ik liever dat gij voor het graafTchap
kwaamt.
Gij zult invloed genoeg hebben, ben ik ver-
zekerd; en daar gij zulk een mooij man zijt, zul-
len de vrouwen haare mannen wel voor u äoen
ftemmen.
Tk zal verlangen om uwe Redevoeringen te
leezen. Ik verwagt dat gij fpreeken zult , zo de
geleegenheid zig aanbied, zelf op den eerften
dag. Het ontbreekt u niet aan couragie, en gij
hebt hooge gedagten genoeg van u zei ven en laa-
ge genoeg van alle andere, om u bij alle gelegen-
heden te laaten hooren.
Aangaande de maatregels van het Huis, gij
hebt moeds genoeg vrees ik, om u daar al te wei-
nig aan te Onderwerpen : Draag daar zorg voor.
- Ik vrees niet zo zeer, dat het u aan welge-
manierdheid ontbreeken zal. Omtrent mannen ^
ontbreekt het u niet aan zedigheid, zo zij u niet
tergen: Wat dat aangaec, ik wenfchte wel dat gij
leeren wilde, de|tegenfpraak van anderen lo ge-
duldig op te neemen, als gij hebben wilt dat an-
dere luiden de uwe doen.
Schoon' ik niet zou willen dat gij een Hove-
ling wierd; zoude ik ook niet willen hebben , dat
gij een Malcontent waart. Mij heugt nog (^want
ik heb hei opgefchreeven) wat mijn oude vriend
Archibald Hucchefon zeide; en het was een zeer
goed zeggen - (tegen den Hr. Secretaris
Craggs, dunkt mij was het)- „ Ik merk het
,, Miniilerij aan, als regt hebbende op elke fi:em,
„ die wij het zelve met een goede confcientie
„ geeven kunnen; want een Huis der Gemeen-
A a 5 ,» ten
{
ί'
.f
I
5 1
I
fv φ
378 De HISTORIE van
ten behoort niet noodloos Haaken te leggen in
de Raderen van het Gouvernement: Jbn als
ik het zelve mijne ilem niet gegeven heb, was
het mee leedweezen; En om mijns Vaderlands
wille, wenfchte ik wel met al mijn hart, das de
maatregel zodanig waare, dat ik die had kun-
nen goedkeuren. „
En hij had nog een ander Zeggen, het welk
35 dus wasj Nog een Oppofide, nog het Minifte-
5, rij,kan altijd ongelijk hebben. Weshalven een
j, vail man te zijn bij een van beide partijen, een
onfeilbaar teken is, dat die man iets meer en er-
ger moet bedoelen, dan]hij wil bekennen dat
hij bedoelt.
Zijn deeze Gezcgdens zo kwaad , Heer?
Zijn dezelve wel te vcragcen"?--Wel dan,
waarom zoude ik veragt worden, om dat ik de-
zelve in gedagtenis houd, en ze aanhaal, gelijk
ik gaarn doe ? Ik moet u zeggen, dat zo gij meer
hield van mijn gezelfchap als gij doet, gij 'er niet
te erger om zijn zoudt. Dit mag ik wel zonder
grootsheid zeggen ; nademaal het de wijsheid is
van andere menfchen, en niet mijn eigen, waar-
mede ik zo veel op hebbe.
Dog om 'er nog een woord of twee bij te
Yoegen, bij deeze gelegenheid; en mogelijk zal ik
nooit zulk een weder krijgen; want gij moet dee-
zen geheel doorleezen - Houd veel van
eerlijke menfchen ^ en voeg u bij dezelve in het
huis en huiten het huls ; door welke naamen of
waardigheden zij ook mogen onderfcheiden wor-
den : Houd gezelfchap wet braave luiden , en
gij zult van dcrzelver getal zijn. Maar heb ik
5>
-ί»
9>
35
55
3)
die
Si
-r" —
i .
-ocr page 380-die al van te vooren gefchreeven, of niet ?-—
Als men dus op verfcheidene tijden, en zo veel
fchrijft, kan men het ligt vergeeten.
Gij kunt mij mogelijk in den lite;! opvolgen
als ik dood en weg ben -God help mij! ——
Dus wilde ik wel, dat gij u in evenwigt tuflchen
beiden hield. Indien gij eens den naam krijgt
van een fraaij redenaar te zijn, dan kunt gij alles
verkrijgen: En gij hebt, voorzeker, natuprelijk
heel veel Welfpreekendheid; een tong die een en^·
gel zou bekooren, gelijk de vrouwen zeggen--
Zoramige van dezelve, tot haar leedweezen,
arme Schepzels! ----Een man die een ilreng
kan raaaken in het huis der Gemeenten is een
zeer important charafter; dewijl dat Huis het geld
verfehlet; En Geld doet de molen gaen; ja, ook
wel Koninginnen en Koningen, zomtijds, op een
geheel verfchillende wijze gaen , dan ze anders
zouden verkoozen hebben te gaen , moet ik u
zeggen.
Evenwel, dunkt mij, zou ik niet willen heb-
Het zal u
indien
ben , dat gij een Officie naamt
dubbelde agting , en vermogen geeven
i Μ
men gelooft, dat gij zulks niet doen wilt: Want,
alzo gij dan niemand in den weg zult ftaen , zult
gij ook niet benijd worden ; maar zuiver klink-
klaar refpeil hebben; en beide zijden zullen haar
hof bij u raaaken.
Wat u aangaet, gij zult geen Officie noodig
hebben, gelijk zomn\ige andere, om haare ontred-
derde boedels weer op te lappen. Indien gij nu
fatzoenlijk van Twee duizend pond 's jaars leeven
kont, zou het droevig zijn zo gij naderhand nie^
konc
Μ
u
j34 De HISTORIE van
Ront leeven van Zeven of Agr
gij niet hebben, zo gij mij genoegen geeft; gelijk
gij nu zeer grootlijks doen zult, met eene zo
fraaije Lady te trouwen--En dit alles, boven
en bebalven de gunilbewijzen van Lady Elitabet
€13 Lady Sara! —— Waarmede dog, in Goeds naam
was het dog mogelijk dut de trotfeHarlowes konden
bezeten zijn ί--Die Zoon, die Zoon van haar!
-- Düg , om den wil van zijne vvaarde Zus-
ter , zal ik niet meer van hem zeggen.
Mijzelf wierd nooic een Officie aangebooden:
En het eenigfte dat ik zou hebben willen aannee-
men, zo het mij waar aangebooden, was Jäger-
Meefiir ; want ik hield veel van jaagen, toen ik
jong was; en het luidt heel wel voor ons die op
het land leeven. Dikwijls heb ik gedagt om dat
uitfteekend oud fpreekwoord ; Die des Konings
gans eet, zal ßikken dan zijn veeren. Ik
Wenfchte wel van onze lieven fieer, dat dit ter
deegen bedagc wierd van de Officie-bejaagers!
Dat zou goed voor haar zijn, en voor haar arme
tamilien.
Ik kon nog heel veel meer zeggen, en alles
even zeer ten prppoofte. Dog ik ben weezenlijk
al moe ; en dat zijt gij, geloof ik, ook al. En
daai-enboven , wilde ik ook wel iets fpaaren om
bij monde te zeggen.
Mijne Nigten Montague, en I.ady Sara en
Lady Elifabet, doen alle te zamen haar compli-
ment maaken aan mijne toekoomende Nigt. Zo
zij verkiezen mögt dat de knoop hier onder ons
gelegd wierd, ik bid zeg haar, dat wij zullen toe-
zien , dat het zeker en gewis gedaen wordt: En
wij
Minder zult
. rt
."mF-;'
wij zullen de klokken luiden, en vendels waaijen
laaten door het geheele graaffchap een gantfehe
week lang. Dog dit geloof ik dat ik te vooren
al gezeid heb.
Zo 'er iets verder noodig moge zijn om u we-
derzijds geluk te bevorderen, laat het mij weeten;
en hoe gij het ftelt omtrent den Dag; en wat dies
meer is. Het ingeflooten Bank-briefje is zeer tot
uwen dienft. Het is te betaalen op zigt, gelijk
alles zal zijn, wat gij meer mögt van nooden heb-
ben.
1
ΛΤ"
U
Zo dan God zegene u; en maak de dingen
zo gemaklijk voor mijn podegra als giji kunt;
fchoon het mag zijn wanneer het wil ^ ik zal na u
toe hompelen; want ik verlang u tè zienj en nog
meer öm mijne IN igt te zien; en ben (in verwag-
ting van die gelukkige gelegenheid)
vj
Uwe zeer toegenegèïïè Oom
M.
De Hvi Lovelace, aan Jan Belforü,
Schildkn,
Donderdags den 25 van Md
" f
Gij ziet, Belford, dat wij nu voor den wind
heen drijven. Het lief fchepzel koomt nu ge-
noeg-
' f
k I
4 -
}
^ti DE HISTORIE VAN
noegzaam op het eerfte woord, zo dikwijls ik ver-
zoeke de eere te mogen hebben van haar gezel·
fchap. Ik gaf haar gifteren avond te kennen, dat
ik,bedugc voor iiitftel wegensPritchards traagheid,
beflooten had Milord zijne eerbewijzen zo te laa-
ien maaken als hij hetzelve goed vond ; en
reeds metterdaad dien namiddag mijne Schriftmi-
ren aan eenen uitfteekenden Regtsgeleerden, den
Advocaat Williams, had ter hand gefield, met or-
dre aan hem om Huwelijks-voorwaarden op te
Hellen uit mijn eigen Capitaal, en overeenkoomen-
'de mét die van mijtie Moeder; welke'ik hem te
«gelijk ter hand ftelde. Het was , verzekerde ik
'haar, geen gering gedeelte ge weeft van mijn
.leedweezen, dat haar menigvuldig ongenoegen,
'en onze onderlinge misverftanden, mij verhinderd
hadden van met haar over dit onderwerp te raad-
pleege^i. Inderdaad, inderdaad, mijn waardlle
leeven , zeide ik, gij hebt het pad van mijne vrij-
,erij tot hieraantoe maar zeer vol met doornen be-
zet.
Zij zweeg ftil. Goedertierenlljk ftil. Want
ik wift wel, dat zij de befchuldiginge wel dubbel
tegen mij had kunnen omkeeren. Dog ik was
gezind om eens te zien, of zij nu niet ongenegen
^ waare om mij misnoegen te geeven. Ik troofte-
de mijzelven, zeide ik, met de hoope, dat alle
mijne zwaarigheden nu over waaren; en dat alle
voorgaende onvriendlijkheden in vcrgeetenis zou-
' den begraaven zijn.
Nu , Belford , hebbe ik deeze Schriftuuren
metterdaad overgeleverd aan den Advocaat Willi-
ams ;
f -
Juffer CLARISSA HARtOWE. . 33 t
ams 1, en ik verwagte de opftellen binnen eene
week ten langften. Dus zal ik dubbbel gewapend
zijn. Want zo ik eene onderneeminge doe , en
die mifiukt ^ zullen deeze gereed zijn om tuiïchen
beide te koomen, om haar langmoedigheid jegens
mij te doen hebben tot dat ik haar weder op de
proef kan brengen.
Ik hebbe nog al meer onvoldragen vonden
en aanflagen. Ik konde'er u wel een honderd
van vertellen, en nog een ander honderd
to houden , om die al gaende weg te doen voor
den dag ipringen , ter opwekkinge van uwe ver-
wonderinge, en om uwe aandagt leevendig te hou-
den, En fcheld gij niet mij; maar , zo gij mijn
vriend zijt, zo denk om Juffer Howe''s Brieven ^
en om haar Smokkelaars-Ontwerp, Alles te wij-
ten aan de berigren en aanfpooringen van mijne
fchoone 'gevangene. Ben ik niet alreeds bij haar
een Schurk ^ een Zot^ een Beelzebubl --—
Zonder dat 'er egcer eenig leed van mij gedaen,
zelf niet eens ondernomen is 2
Alles van deeze natuure, antwoordde het lief
fchepzel (met neergeflagen oogen» en bloozende
kaaken) liet zij aan mij over. ,
Ik floeg Milords Kapel voor tot de pïegtig-
heid, daar wij de tegenwoordigheid konden heb-
ben van Lady Elifabet, Lady Sara, en mijne twee'
Nigten Montague. ; ,
Zij fcheen niet voor eene openbaare plegtig-
heid te zijn; en fchoof dit'onderwerp voor tegen-
woordig van de hand. Ik twijffelde niet , of zij
zou al zo ongenegen zijn als ik , om^eene open-
i!
I Μ
i,«
Ί-Ι
ή ^
baaré trouw-verbintenis te ontwijken; dleä drong
ik dat ftuk thans jliift niet verder aan.
Dog ftaalen bragt ik daadlijk te worfchljn ;
én een Juweeliei- ilond heden verfcheidene Stellen
van juweelen te brengeh ter haarer keuze. Maar
de Staalen wilde zij niet ojienen. Zij zugtede^
toen ik daarvan gewag maakte; De tweede ftaa-
len, zeide zij, die haar wierden aangebooden (a):
En zeer uitdrukkelijk verbood zij, dat de Juweelier
zou koomen; zo wel als dat ze mijne aanbiedinge
van de hand #ees , om die van mijne Moeder
nieuw té laatfen inzetten; ten minften voor tegen-
woordig».
Ik verzekere u, Belford, dit alles was mij
erilft. Mijn geheel "Capicaal is niets voor mij, in
vergelijkinge gérteld zijnde met haare gunft waai-
op ik hoope.
Zij gaf m!j toen te kennen, dat zij haar ge-
voelen over mijne algemeené vöorflagen in ge-
fchrift |eileld had; en daarin haare meeninge, ten
aanzien van kleederen en juweelen, had uitge-
drukt : IVlaar op mijn wonderlijk gedrag jegens
haar (ow geen reden welke haar bekend was')
van Zondag-avond, had zij het papier in tweeën
geFcheurd.
Ik drong ernftig bij haar aan om mij de
gunft te laaten geworden van dit papier te mo-
gen zien, zo gefcheurd als het was. En na eeni-
ge tegenftribbelinge, ging zij heen, en zond het
mij door Dorcas.
Ik las het weder door. Het was eenigzins
niéüw voor mij, fehoon ik hec zo oiilangs nog ge-
le-
(a) Zie D. I. bi. 443.
ÊÊÊM
-ocr page 386-Juffer CLARISSA HARLOWE.
ïezen had: En, bij mijne zielik was'er naauw*
Jijks beftand tegen^ Honderd maaien noemde ik
haar verwonderenswaardig Schepzel bij mij zeiven»
Dog ik belafte li, fchrijf niet een woord aan mq
ten haaren voordeele , zo gij het wel met haar
meent; ^want zo ik haar fpaare, moet het geheel
en al zijn ex mero motu , > i
Ligtlijk kunt gij onderftellen, dat toen ik
weer tot haare tegenwoordigheid wicrd toegelaa-
ten, ik overvloeide in haaren lof en in geloften
van Dankbaarheid, en eeuwigduurende Liefde*
Maar dit is de drommel; alles wat ik zegge, ont-
vangt zij nog met koelheid ;iof· zo het niet met
koelheid zij, zij ontvangt het zo zeer als> aan
haar uerjchuldigd^ dat zij zig daarop in *t geheel
niet verheft. «Zommige vrouwen v/orden doöf
lof, door vleiierij te ondergebragt. Ik zelve, een
man, ben op lof hovaardig. Mifichien zült gij
zeggen, dat diegeene daarop, hovaardigft zijn,
die denzelven minil: verdienen; gelijk dezulke het
zijn op rijkdom en aanzien, die geen van beide
door geboorte bezitten. Ik bekenne, dat 'er, om
deeze zwakheden te boven te koomen^' eene Ziel
vereifchc wordt. Hebbe ik dan geee Ziel \ »-—-
Zekerlijk, hebbe ik 'er eene —--Laate ik dan
als eene Üitzonderinge op den Regel worden aan-
gemerkt. ^ .'jlii JU ■ i - iv/
Nu hebbe ik een grondilag om in mijne voor-
waarden op voort te gaen. < Milord maakt, in den
overvloed van zijne edelmoedigheid, gewag van
duizend ponden 's jaars kleingeld. Dit weete ik,
dat zo ik deeze Lady ftond tettrouwen, hij alles^
IV. Deel. Bb . ^ wac-
' * fif fwbl hezveeginge.
-ocr page 387-wat hij vati zhis;|s te maaken.,'liever aan haar zoü
maaken, dan aan iliij. Hij heeft zejf gedreigd,
dat zo iki geeii goed man jegens haar bevonden
worde, hij alles wat hiji kan.hij;zijnen dood mij
beneemen , en haar zal nalaaten. > Nogthans be^
denkt hij niet, dat; eene zo, volmaakte vrouw nooit
misnoegd kan zijn op haaren.man, dan tot zijne
ichande; want,, wie! zal haar befchuldigen ? — Nog
eene. reden, waaromi een L O V Ε L A G Ε hiec
zou wenfchen? öm eene CLARIS SA te trou-
wen.
Maar welk een aartige knaap, van een Oom ia
deeze zotte Pair, dac hij een wijf onaf bangelijk
denkt<te maaken van-haaren Opper-Voril, en ge*
volglijk eene Weerfpannige; daar 'hij egter zelve
zo deerlijk gevoel /gehad heeft van eenen miillag
van deezen aart! hn . , t
Mijne Beminde meldt,, in haar gefcheurd pa«
pier, maar van(llweehonderd ponden's jaars, rot
haar bijzonder.·gebruilc. Ik hield bij haar aan, dat
zij eene grootej^^Som zou noemen. 7λ] zeide. Het
inogt dan Brip,zijn;' en;ikuit vreeze dat zij heel
grooto aanbiedingen .verdénken., mögt, noemde
llegts Vrjf, ra-ior voegde;'er bij de volkoomene be-
ftellinge van aik Agcerilalligen, welke haar Vader ,
inJianden had ;t,tenivoordeele van. Juffr.. Norton of
wien het haar beliefde.
Zij zeide., ,dat,nde.Lgoede vrouwenier .wel in
haar.i ichik zou^ zijiü^^o haar iets meer wierd toe^j
gevoegd dan eearlbiefcheiden. deel. .Zij was 'er.
vpor oni alle haareibe^eèlingen van! dèezen aart te·,
fchikkèh,, zeide^ziji^j fiiaar de .geivoone leevensv'
wijze ^dQr perfQomih Daarboven le gaen ,, wüs
. maar
JU
.....
-ocr page 388-iiiaar diegeenén, welken men weldeed, tot ont-
werpen aan te voeren, of zig ongefchiktlijk in ee-
nen nieuwen ftaat te doen gedraagen; terwijl zij
in dien, waaraan zij gewend waaren, hadden
kunnen uitblinken; En hét in de magt te ftellèil
van zulk eene goede Moedei· ^ om haaren Zoon tef
zijner tijè een aanvang: te· verkenen in zijne koit'^
winninge; en egrer iets voofi zigzelve over te laa-
ten, om'haar te behoeden voor gebrek, en vooi?
de noodzaakelijkheid om van haar kind te rüg té
neemen, hetwelk zij' in ftaat gefteld was om aan
hem te beileeden ^ dit zoude het toppunt Zijn^
waartoe de eergierigheid van zulk eene braavö
moeder zig zoU uitftrekken.
Hier is voorzigtigheid! Hier is oordeels, in
zuik een: jong menfch I Hoe· haate ik de Harlo-"
wes, dac zij. zulk eene engelin hebben voortgc-
bragt! —^^—— O waarom , waarom weigerde zij
mijn opregt aanzoek om den knoop te binden ^
voor dat wij hier in huis kwamen ί
Dog egcer, hetgeen mijn hoogmoed pijnigt ί
is, dat dit verheven Schepzel, indien ik haar ßond
te trouwen^ in haar gedrag jegens mij niet zou ge-
regeerd worden door Liefde, maar enkel door E-
delnloedigheid, of door blinde Pligtmaatighcidj
en liever ongehuwd had willen leeven , dan dö
mijne Wörden. . ï
Dit kan ik niet verdraageni Ik éöu willecl
hebbea, dat de vrouw, !welke ik met mijnepï
naam vereere, indien ik ooit eenige deeze éer^
gnnne', zelf haare- verhevener pUgten \οβτ mif
wijken doe. ί Ik zou .willen hebben, dat »ziji mif
a^ter na kijke, als ik uitgae, zo verre zij mij' zi^p
Bb a kaft"
-ocr page 389-^88 DE HISTORIE VAN
kan, gelijk mijne Roozeknop haar Jantje; en mij
mee uitgelaatene blijdfchap, als ik weerom koo-
me, te gemoet loope. Ik zou het onderwerp wil-
len zijn van haare droomen, zo wel als van haare
waakende gedagten. Ik zou willen hebben, dat
zij elk oogenblik verboren agte, hetwelk niet met
mij wordt doorgebragt: Dat ze voor mij zinge,
voor mij leeze, voor mij fpeele, als het mij be-
lieft ; geen geneugte zo groot hebbe dan in mij te
gehoorzaamen. Wanneer ik tot de Min mögt ge-
negen zijn, mij met dezelve overgiete; wanneer
geneigd omernftig en alleen te zijn, zo ik bedugt
ben voor geftoord te worden, op een wenk heen
gae; mij alleen naderende, als ik haar aanmoedig
ge door een glimlachje: Stilletjes zonder ipreeken
in mijne-tegenwoordigheid koome; en zo ik op
haar geen agt flae, op de toonen weder weg gae.
Eene Lady Wel te Vreeden zij omtrent alle mijne
pleizieren, en diegeene het hoogft waardeere wel-
ke mij de raeeile verfchaffen; alleen heimelijk zug-
tende, dat z^j zelve het juift niet zij, op dien tijd.
Dus deeden eertijds de om ftrijd gedienftige vrou-
wen der eerzaarae patriarchen; elk haare dienft-
maagd aan haaren Heere aanprijzende, als zij/dagt
hem daarmede dien ft te zullen doen·, en de lulli-
ge vrugc als haare eigene aapmerkende.
De zagte Wal] er zegt. De Fr ouwen zijn ge·
horen om beheerfcht te worden. Al hoe zagt hij
Was, dat will hij wel. Een tyrannig' man niaakt
een gehoorzaam wijf. En waarom bemint de
Sexe de Guiten, dan om dat zij weeten hoe zij
haaren onzekeren wil moeten regelen, cn dezelve
beftieren I
Jt
-ocr page 390-JüFFER CLARISSA HARLOWE. 389
* %
Weder eene aangenaame zamenipraak. De
Dag der dagen was hec onderwerp. Wat belangt
het bepaalen yan eenen bijzonderen, dat behoeft
niet te gefchieden, zegt mijne Bekoorfter, voor
dat de Huwelijks-voorwaard en voltooid zijn. Wat
het trouwen aangaet in de Kapel van Milord, in
tegenwoordigheid van de Ladys mijner familie,
dat zou zo veel zijn als daarvan eene openbaare
zaak te maaken; en het lief Schepzel merkte met
leedweezen aan, dat dit Milords oogmerk fcheen
te zijn.
Men kon zig niet anders verbeelden, zeide
ik, dan dat het vertrek van zijn Lordfchap van
huis, en zijne koomfl: in de Stad met een Rosbaar^
zo wel als zijn fmaak voor praal, en de blijdfchap
die jnij zou neemen in mij eindlijk eens getrouwd
te zien, en wel aan haare waarde perfoon, het zo
zeer de gedaante van eene openbaare trouw-verbin-
tenis zou geeven, als of de plegtigheié in zijne
eigene Kapel, onder het bijzijn van alle de Ladys
verrigt wierd.
Ik kan de gedagte niet verdraagen, zeide zij, ■
van een openbaaren trouwdag. Dat zal een fchija
hebben , als of ik mijne geheele familie wildö tar-
ten. En wat mij belangt, indien Milord het niet
kwaalijk neemen wilde [En dat zal hij miflchien
niet, alzo het voorilel niet van hem zeiven, maar
van u kwam, mijn Hr. Lovelace] zoude ik zeer
gewillig afftaen van zjjns Lordfchaps tegenwoor-
digheid 5 te meer, dewijl kleedinge en opichik dan
Β b 3 niet
¥
414 De HISTORIE vali
piet noodig zijn zal; want ik kan niet veelen dat
zou denken om mijn lighaam op te tooijen, ter-
wijl mijne ouders in traanen zijn.
Hoe voor,treffelijk is dit! Nogchans verdie-
nen haare ouders niet rijklijk om in itraanen te
zijn?
Zie 5 Belford, met zulk eene bekoorelijke
kiesheid, hadden v^'ij al overlang aan den drempel
van den Egten-ftaat kpnnen zijn , en nogthans
heel veel te doen gevonden hebben, eer wij daar-
in traden.
Geheel gehoorzaam, geheel uitwillijj; -
Geen wil hebbende dan den haaren. Ik ging van
haar, en fchreef terftond aan Milord; en zij dien
niet afkeurende, zond ik denzelven weg. De in-
houd kwam hierop uit; want ik hield 'er geen co-
pie van.
„ Dat ik zijn Lordfchap zeer verpligt was
3, voor zijne toegedagte goedheid jegens mij, bij
5, eene de allerplegtigfte gelegenheid van mijn lee-
5, ven. Dat de verwonderenswaardigeLady, wel-
3, ke hij met zo veel regt prees, dagt dat zijns
5, Lordfchaps voorflagen al te ..veire gingen. Dat
g, zij niet verkoos in het openbaar te verfehijnen,
„ indien zij dit, zonder ongenoegen van mijne
vrienden, vermijden konde, voor dat 'er eene
Vcrzoeniiüge met haare eigene kon worden uit-
5, gewerkt. Dat fchoon zij haare dankbaare'er-
5, kentenis betuigde voor zijns Lordfchaps inwilli-
„ ginge om haar met zijne eigene hand aan mij te
„ geeven; egter vermoedende, dat de beweeg-
3,. reden tot ^t goedgunflig .voorreemen meer
was om haar eereaante doen,dan dat het anders
5, 2ijne
Μ
5J
35
η
I f
jï zijne eigene verkiezinge isöu geWèeil zijn (bij-
)) zonderlijk^daar liec reizen hem ter deezer tijd'
j, zo lailig zoude vallen) dage zij het taadzaam
,, zijn Lordfchap de hioeice bij deèze gelegenheid
5, te beipaaren; en hoopte dat dezelve haare ver-
9, fchooninge van dit giïnft-beWijS zè zou opnee-
j, men als zij het meende. ' ·· *
„ Dat het ons ^beiden afïngefiaamft zijn zal,
j, op het Jagtveldotis verblijf'te mogfen neemen;
,, en wel te meer om dat het -zó is voor zijn
5, Lordfchap,
„ Dog, zo het hem belieft^ kan het We-
„ du w-goed wel uit mijn Capitaal gemaakt wor-'
, den; de keuze aan zijns Lordfchaps goedheid
j, overlaatende. ,, -
Ik fluite met h?m te bcrigten, „ Dat ik de-
)) vrijheid had genomen van zijns Lordfchaps'
5, Bankbriefje der Lady aan te bieden ·, maar op'
haare weigeringe om het aan te neemen''(ter-
„ wijl ik zelve het tegenwoordig niet van noodeii*
5, hebbe) zende ik het ingeflooteii weerom, met:
,, mijne dankzegginge, enz. ^^ -
Zijn wij nu al niet vergiftig verre gcvordei-d?
Welke , vertooninge zoude ik maaken in der Gui-
ten Jaarboeken, indien ik eindelijk eens in mijn«
eigen ftrik gevangen wierd \
De Sexe mag zeggen wat zij wil, het is wel
noodig dat een arme onnozele knaap ter deege
op zig zelven paiTe, wanneer hij danfl: op het
kantje van de huwelijks-lleilte. Menig een flaauw-
hartig man, wanneer hij uit de klugt begon, of
flegts minnaarij zogt na te aapen, is wel gedron-
gen om het in ernil te meenen, door overrompeld,
Bb 4 en
-ocr page 393-en op zijn woord gevat te worden, niet durvende
bekennen dat hij zo veel niet gemeend had, dan
de Lady onderftelde dat hij meende. Ik ben te
beter in ftaat om te oordeelen, dat dit het geval
van meenig een gluipende kwant moet geweefl:
zijn; dewijl ik, die de vrouwelijke wereld zo wel
kenne als iemand van mijne tijdgenooten in dezel-
ve, zo menigmaalen zelve in twijiFel hange, en
niet weete wat ik van de zaak moet maaken.
Daarbij deeze ilimme fchelmtjes, hoe leg-
gen zij op haare luimen, gereed om ons weere-
Jooze knaapen op het lijf te fpringen, zo dra wij
onder haar bereik zijn! ---- A!s het ijs eens
voor haar gebroken is, hoe fchielijk weeren zij dan
in de haven te koomen! - Ondertuflchen,,
het onderwerp daar zij minft van kunnen fpreeketiy
danken zij het meeft om. Nog kunt gij praaten
van de plegtigheid, voor dat zij alles al in haare
gedagten overlegd hebben hoe het weezen zal.
---- Looze vrijpoilige feeksjes ! hoe bren-
gen zij zig zelve eerft in 't net, en daarna óns]
Dog laaten alle deeze dingen zijn zo als
zij willen. Lord M. ontving nooit van zijn lee^
ven zulk een mooijen Brief als deezen van zij-
nen Neef
. , Lqvelace.
Ui
W
1
in
^
-ocr page 394-De Lady^ na dat ze aan Juf er Howe de,
bijzonderheden bad te kennen gegeven
. welke m des Hren. Lovelaces laatßen
Brief vervat zijn^ drukt zig dus uit:·
Een voorn aame trooft, welken ik uit deeze
gunftige verfchijnzelen trekke, is, dat ik, die nu
maar eene eenige vriendin hebbe, zeer waarfchij-
nelijk, en indien het niet mijne eigene fchuld zij,
zo veel nieuwe zal krijgen , als 'er perfoonen in
des Hren. Lovelaces familie zijn; en dat, het zij de
Hr. Lovelace mij minzaam behandele of niet. En
wie weet, of niet allengskens die nieuwe vrienden,
door hun rang en vermogen, geen gewigt genoeg
mogen hebben om mij in de gunft mijner nabe-
ftaenden herileld te krijgen? Voor dat dit kan wor-
den uitgewerkt, zal ik zelf geen taamelijk genoe-
gen hebben. Gelukkig verwagte ik nooit te
worden. Des Hren. Lovelaces geeil en de mijne
zijn te bijfter verfchillende; verfchillende zelf in
het weezenlijke.
Dog zo als de zaaken tegenwoordig ftaen,
bidde ik u, mijne waarde vriendin, om alles bij u
te houdenhetwelk hem , indien het openbaar
wierd , tot wanagtinge zou kunnen ftrekken. —
Beter is het dat een man door wien ook op een
kwaad gerügt gebragt worde , dan door eene
vrouw, zo ik de zijne ftae te worden; en hetgeen
van u gezegd wordt, zal men denken van mij te
koomen.
Het zal mijne geftadige bede zijn, dat alle
gelukzaligheden , welke deeze wereld verleenen
Bb s kan^
-ocr page 395-594 de historie van
kan, u ten deel mogen vallen: En dat d&· Alniag-
tige nooit wil gehengen dat u of den uwen, tot
in delaatfte nakoomeilngfchap, zulk eene vrien»
din onteeke , als nnjne Anna ijowe geweeil is
voor V ,
Haare Claris sa Harlowe.
.i.
tl
Γ
f?'
JDe Hr. Lovelace, aan Jan Belford,
Schildkn,
En ru, dat mijne Beminde geruft en gewis in
mijn net fchijnt te zijn, eens van mijn aanflag op
die feeks Juifer Howe , en op haare Moeder;
Waarin de al tegedienllige telganger Hickman me-
de eene veeguit de 'pan moet hebben.
Maar waarom ook op haare Moeder, dunkt
mij dat gij vraagt; die, buiten haar eigen weeten,
alleen gewerkt heeft, door uwe aaniluwinge op de
zotheid van den ouden Teunis haaren Oom, door
middel van uw werktuig Jofeph Leman ?
Dat kan niet fcheelen : Zij gelooft, dat ze
naar haar eigen oordeel te werk gaet; en verdient
geftraft te worden, om dat zij zig oordeel aanmaa-
tigt, daar zij 'er geen heeft.--Elke lee-
vendige ziel, buiten mijzelven, kan ik u zeggen,
zal geilrafc worden , die zulk eene aangebedene
Lady of wreed of oneerbiedig behandelt. ---
Wat
r' ■
«•■-Ι
iP
■snA^i-- : ''ièsrC.rfTV'' ■1 ffiffT^titi
- -iilnfl'iifirtiT«TltÏll-l
Wat hagel! is het niet genoeg, dat zij van mij in | \
, perfoon gekweld en gepijnigd wordt? ^
Ik hebbe reeds openinge van de zaak gegeven
aan· onze drie Spitsbroederen, als een geval trou-
wens dat ik eens onderftelde^ dog niet ναβ befloo-
. ten had. En egter weeten zij wel, dat in een
"ftuk van baldaadigheid, bij mij de .uitvoeringe,
met haire fnelile voeten , zelden drie fchreeden
agter het Ontwerp is, hetwelk ook bijkans nooit
mank gaet.
MOWBRAY is'er niet tegen, Het is een
ontwerp, zegt hij, dat onzer waardig is. En wij
hebben in langen tijd niet iets gedaen, dat gerügt
gemaakt heefc.
BELTON maakt inderdaad een weinig zwaa- :
righeid, ora dat de zaaken flegt gaen tuflTchen hem
en zijne Thomafine; en de arme gezel heefc geen
moeds genoeg om zijn zeer tot in den grond te
laaten doortaiien.
TOURVILLE heeft een verfch wild opgejaagd,
en trekt zijtie fchouders op, en zou niet verkiezen
om tegenwoordig buicen's lands te gaen, indien
V met mijn believen zij. Want ik ben bedugt,
dat er (uit de natuure van het ontwerp) eene
zoprc van noodzaakelijkheid zal zijn om te reizen,
tot dac alles is overgewaaid.
Voor MIJ is het een land zo goed als het
anderj -en ik zal .wel haaft verkiezen, onderileüe
ik, om dit lompig Eiland te verlaaten;. ten zij de
meefteres van mijn noodlot wil inwilligen om
t\ huis ongetrouwd met mij te leeven; en mij dus
niet onder de noodzaakelijkheid brengen van haar . ' '
onverhoeds naar vreemde gevjeßen te voeren,
59Ö De HISTORIE van
Het REIZEN, weet gij , geeft de Sesen be-
kooreiijke gelegenheden om gemeenzaam met el-
Wanderen om te gaen. Een tijd van zeer weinig
dagen en nagten moet nu alles beiliflen tuflchen
mij en mijne ichoone Onnavolgelijke.
DOLE Μ AN, welke in deeze gevallen al-
leen voor Raadgeever kan fpeelen, zal ons door
pen en inkt berigt geeven [zijne regte hand en
regte zijde nog niet aangetaft zijnde, en de andere
zijde weder wat gevoel beginnende te krijgen] van
alles dat in ons afweezen zal voorvallen.
Wat U aangaet, wij hadden u liever bij ons
dan niet; want ichoon gij een elendige kwant zijt
om iets uit te denken, zijt gij egter onvertzaagd in
het uitvoeren. Maar dewijl uwe tegenwoordige
Verhinderinge het onzeker maakt of gij wel zoude
kunnen medegaen , ben ik 'er niet voor om uw
aandeel en rol in ons ontwerp noodzaakelijk re
maaken; maar u t'huis te lüaten om ons agterna te
l oomen als wij buiten 's lands zijn. Ik weete wel,
dat gij het niet lang zonder ons kunt Hellen.
Het ontwerp, kortom, is dit: —— JulTr.
Howe heeft eene ouder Zuiler op het Eiland
Wight, die voor eenigen tijd Weduw is gewor-
den ; en ik ben wel onderrigt, dat de Moeder en
de Dogter haar woord gegeven hebben om, voor
dat de laatile trouwt, een bezoek bij deeze Lady
af te leggen', die rijk is, en voorheeft de JuiFer
erfgenaam te maaken; en ondertuiTchen haar eeni-
ge gefchenken van groote waardij zal doen bij
haar aanftaenden Trouwdag; welke, gelijk Jiiffr.
Howe, die het geld meer bemint dan iets biiten
haar-
Iii
in':
f«
émm
-ocr page 398-Juffer CLARISSA HARtOWE. . 33 t
Λ
haarzelve, aan een van mijne kennis vertelde, wel ^ ' η
waardig zouden zijn om te haaien.
Nu, Jan ^ behoeft 'er niets meer te gefchie-
den , dan dat men een Idein ilijf-bezeild vaartuig '
hüure , hetwelk, om pleizierreisjes heen en weer
zal zeilen naar Portsmouth, Spithead, en het Ei-
land Wight, voor ecne week of veertien dagen,
eer wij aanvangen onze rol in het fchelm-ftuk te
fpeelen. En alzo JuiFr. Howe 'er voor zal zijn
om zo goed koop over te vaaren als zij kan , mag
de Schipper van het vaartuig ordre hebben om
maar (als een buitenkansje hem van zijne reeders
toegeftaen) te neemen hetgeen zij geeven wil: En
des Schippers naam, die dan zijnimag zo hij wil,
zal bij die gelegenheid Ganmgre zijn; want ik ken-
pe een fchurk van dien naam, dien het niet kan
fcheelen in wat land hij is, al zo min als ons.
Wel dan, wij willen eens onderftellen dat zij
aan boord zijn. Ik zal daar vermomd zijn. Zij ken-
nen geen van u vier - onderfteld zijnde (daar
het ontwerp zo aanlokkelijk is} dat gij 'er een van
Zijn kunt.
Het zou vergiftig êig zijn, zo wij niec een
dorm kunnen , oï verwekken,
MiiTchien zullen zij zee-ziek zijn: Dog het zij
ze dat zijn of niet, buiten cwijffel zullen zij zig in
de Kajuit houden.
Daar zal zijn Juffr. Howe, JulFèr Howe, de
Hr. Hickman, eene Meid, en een Knegt, .onder-
ftelleik; en dusj zullen wij het ftuk beleggen, j
Ik weete dat het hard weer zal zijn : Dac
weete ik, wel: En voor dat 'er het minfte kwaad
vermoeden van de ζί]η·,,«μ11$ΐ) wij. al in
het
-ocr page 399-De historie van
é
tiec gezigt zijn van Guernfey,-Jerfey, Dieppe^
Cherbourg , of ergens anders aan de Franfche
kuft, waar het ons zal behaagen met de winden o-
vereen.te iioomen om ons heen te blaazen: Etl
dan, ons van den knegt verzekerd, en de vrou-
wen van eikanderen geicheiden hebbende, zal een
van ons·, volgens hec loc dat wij 'er over mogen
gooijeni, of door overreedinge. of met geweld, de
dienilmaagd te onderbrengen : Dat zal geen'rrioei-
jelijke poft zijn ; en zij is een meid dre 'er wel
uitziet [Ik hebbe haar dikwijls gezien]: Een an^
der, Juffr. Howe; en daarin kan ook niet veel
zwaarigheid gevonden worden j want zij is volkoo^
men gezond , fris , en· leevendig , en is ai lang
Weduwgeweeiï:·. Een ander [Dai, zegt de vorftr
lijke Leeuw, moec/>^rzijn!] de Stoute Dogterj
die te veel van» fchrik zal bevangen zijnom groot-
ten weerftand te bieden [Hefugé geeHeh zijn, on-
derzie- Sexe, zelden regs moedige geeften
Hec is maar d'aar zij kunnen
Wij düe of' vier dagen Jangs de kuft hebben heen
en weer gevaaren om ons te verluftigen·, en het
#erte''göwis· te neemeti, ën rot dat wij zien dót on-
2e treurige vogels -beginnen te eeten en te drin^
ken , z^ullen wij haafxalle aan land-zetrert., laar her.
beft zal voegenhet vaavcuig .verkoopen [Aan
JuiFr. Towniend's bedienden ^ met al mijn hiart, of
aan, eenige andere Smokkelaars] [of'het aan Gan-
more fchenken; en ;dan onze reize vervolgen, en
buiten 's lands blijven tot dat alles iti ftilte gö-
v . V Kü weete ib wel-^dat gij zwcarfgheden zu't
iiia»ke% gelijk-hef-ure gewocnce is 5 rerwijl het dè
: ;ri · , mij-
l'
f·».
; (
i»!
-En ni dat
miÏlfïïÏi·^^
mijne is die te boven te kooraen. Mijne andere
vaiïaafen maakten ook de hunne; en ik had de
goedheid van ze op te loflen: En zo zal ik ook de
Uwe doen, die eeril voor u ontwerpende volgens
de ikennis die ik hebbe van uw loom en dof ge-
ftel. V
Wat, zult gij in de eerile'plaatze vraagen^
zal men doen met Hickman ? die in vollen zwiei
van kleedinge en opfchik netjes zal zijn uitgedoft ;
om aan de oude Moeij tei toonen,, wat een dui^
velfchem bärfen knaap van ;een Neef zij ilaec te
krijgen.
Wat!; —— Ik zal 't 11 zeggen . ■
Hickman zal, volgens alle goede manieren, de
vrouwen in baare liajuit· laateni, en om blijken van
zijn moed tevens-en. opvoedinge te geeven, bo-
ven op zijn--[ f; . ^
Wel, onderfteld zijnde dat hij daar is?
Onderileld dat;hij-daar is!^-W^el dan
hoope ik zal het. gemaklijk zijn voor Ganmore, οΫ
iemand anders^,^ onderilel eens mijzelven: in mijn
Buffeltje en-grooten bolke-vanger (zo iemand· an^
ders zwaarigheid maakt om. het te doen) terwijl
hij in den weg ilaet, gaapen en-ftaaren als nef^·
geus vaii wee tende j tegen hemi aan te ftruikelenV
en hem over; boord te ftooten! -Eene
koilelijke gedtigte ! —Is het.niet., Belford?
--- Hij. bemoeit zig zekerlijk, vergiftig vesl·
met de briefwiffelirige.' der Lady's ik- ben^ on^
derrigt,^dat, hijj ónrein'fpeolt. tuflchen de Moedei?
en de Dogtei·.,. yitrVreeza voorrbeide ^^Ziec
gij hem niei^f Jan? - Ik - .^letrdÄ
baaren op gaend^.,) ^ijn.peiuik eii. hoed-
Ij!
Ic
v;
A'
( -
bij hem drijvende; en kletfende, polfende, fpat-
tende, gelijk een beangfte boeren-hond ---
Ik vreeze dat hij nooit gewaagd heeft om zwem-
men te leeren.
Maar gij wilt den armen knaap niet laaten
verzuipen, wilt gij wel?
Neen, neen! —-- Dat is niet noodzaa-
kelijk rot den aanflag <- Ik haate overtollig
misdrijf te pleegen. De boot zal gereed zijn om
hem te heipen, terwijl het Schip zijn koers houdt:
Hij zal, met verlies alleen van peruik en hoed, en
half zijn klein verftand, aan land gezet worden,
ter plaatze daar hij te fcheep ging, of ergens an-
ders.
Wel, maar zullen wij niet in gevaar zijn vaa
opgehangen te worden om drie zulke godlooze
Schaakingen , fchoon Hickman alleen met een
buik vol zee-water het ontkoomen moge?
Ja, zekerlijk , · wanneer wij gekreegen wor-
'den ——- Maar'is daartoe wel eenige waar-
ichijnelijkheid? -- Daarenboven, zijn wij
voorheen ook wel niet in gevaar geweeft , om
nog erger bedrijven ? --En wat is het of men
flegts in gevaar zij ?--Indien wij al metter-
daad bij openbaaren dage in Engeland verfchee^
nen, voor dat de zaaken waaren bijgelegd, zal·
*er grooter waarfchijnelijkheid zijn , dat deeze
vrouwen ons nk^ met proces vervolgen zullen,
dan al. —— Wat mijzelven belangt, ik zou wel
wenfchen, dat zij het deeden. Zou niet een braa-
ve knaap gaarn op zjilk eene befchuldiginge voor
den regtbank verfcHijnen willen, om verhoord te
jevorden tegen vrouwen, welke toonen zouden dac
zijn
4QO
ju^FER CLÄRISSA IEÏA^OWE. 40Ï
zijn beftaén niet laag eti onedel geweefl: was? OhS
vaderland is genadigë'r'in deezè gevallen, dan irt
eenige andere: Ik zoü het derhalven niet kwaad^
vinden, het maar op mijn Vadeiland te laaten aan\
kóoinen. * ' ',
Laat ik eens den teugel vieren aan èeti wei-
nig bedenkingen 0Ver het geen gij hetergß moogg*
agten, dat 'er kan gebeuren. Ik zal onderftéllen«
dat gij een van ons zijt^ en dat Wij alle vijf téir dfee^
zer gelegenheid te regt gefteld Woi"dén : Hgö
kloekmoedig züllen wij ter regtzaal binnen tree-
den, ik aan uliedér hoofd, alle opgekleedj als bf
wij te trouwen gingen! - Gij moOgÉ ver*
2ekerd zijn vän aile de vröuwên, oüd en jong^'
Op Uwe zijde te zullen hebben^ -— Waê
braüve knaapen! —Wat iraaije beeren!
Daar gaet een bekoorelijk ftiooij karei! - ■
mij meenende, ongetwijifeld! -— Wie ^oii
het van zijn hart verkrijgen kunnen^ oili zulk eeit
heer als dien té laaten ophangen! lüiilert eene La*
dy, mifichien aan de fegte hand zittende van detl
Recorder * [tk onderitelle, dat het toneel in Lon-
don is]: Terwijl een ander niet gelooft^ dat eeni·'
ge vrouw ter goeder trouw tegen mij kan zweé^
ren. Alle zullen ze agter mij te zamen rotten i
Het zal U aller gelük zijn (indien het gebeuren
mögt dat gij beichaamd waart) te Worden ovei
het hoofd gezien; Ik zal de groocile misdaadigè
bevonden worden; en mijne veiligheid, voör wel-
ke de algenieene ftemmen zullen zatnenioopen»
zal de uwe zijn.
Dog dan kóomt de zegepraal der zegepi'aä-
ÏV. Deel. C c ' ieh ^
^ E:a Medcrcg!« vaa den Lord MajöÉ»
rf-YiSir
414 De HISTORIE vali
len, die de befqhuldigde het hoofd én gezigt vrij-
moedig zal doen opheffen, terwijl de b^efchuidig-
iiers met befchaiimdheid overdekt zijn. ''
Maak plaatze daar!-— Sta ruim! ——
Te rug
ip
_ .. t i
fh η
De een eene klap krijgende, dé
ander éene duw met de elboog,^en, half vijf en
twiptig een voor een eene ftoot*
Daar koomen dé Beklaagfters binnen treeden
niet een loomen gangV de hoeden in de oogen ge-
trokken, en die naar den grond geflagén. ——
En wel eerft df .Weduw^ met een droevig
weezen , fchoon half bedekt, meer deernis heb-
bende met liaare Dogter dan met zig zelve. Het
volk , de vrouwen inzonderheid , welke ter dier
gelegenheid wel vijf zesde van de toekijkers zijn
zullen, haar verwijtende —-- Zou het dan o-
ver uwe confeientie mogen , zou het zeker ^ om
vijf zulke braave beeren als deeze om gij weet niet
wat te doen ophangen ?
Daaraan volgt de arme meid --die mis-
fchien twintigmaalen van te vooren gefchaakt is;
en nu hier niet verfcheenen zijn zou, waare het
niet tot gezeifchap i prevelende, meesmuilende,
fchreijende , bij beurten ; niet weetende of zij
droevig of blijde zijn moet.
Maar aller oogen zijn geveiligd op de Juffer!
' ■ Zie, zie, de ü-aaije heer buigt zig voor
haar!
Tjot den grond toe , voorzeker, zal ik mij
buigen; en mijne hand zoenen.
Zie eens haare befchaamdheid ! Kijk I Zij
keert zig van hem af! -Eij I dat is om dat
het openlijk in de vierfchaar is, roept een olijke
kne-
-ocr page 404-Juffer CLARISSA HARLOWE. 40 5
icnevel!-— Terwijl andere óver haar zig ver-
wonderen —3-Eij J dat is één meisje vi^aaroin
men zijn hals zou waagen!
• Dan zullen wij lof behaalen - Zelf
de Regters eh dé gantfche opgepropte Vier-
fchaar, zuilen ons in hunne harten vrijfpreeken;
en élk ongehuwd man wenfchen dat hij in mijne
|)laatze geweeft Waare -De vrouwen, dea
gantfchen tijd , betuigende geen proces gemaakt
te zullen hebben , zo zij èelve in het geval'ge-
wéeft waaren. Buiten twijfFel, Belford, de be-
reëdigde kunnen over het iluk niet half zo vdel
vrijmoedigheid hebben dan wij.
Daarenboven, welk een gèi-Ugt zal deeze zaak
maaken !--Is het niet genoeg, ondcrfteld zijn-
de dat wijjuit de Gevangenis haar het Geregts-hof'
gaen (^a), om een edel hart zulks op het groot-
moedigfl: te doen verzetten, als zulk elen zig naai
zijné te regtftellinge oniiluwd vindt met een iloeÉ
van lijf-wagten en officieren, met krijgsmaB3, en
geen-krijgsmans weezens en gezigcen; terwijl hij
alleen alle hunne zorg , en hunne vlijt is! --
met wapens in de handen, zommige glad , zom-
mige verroeft, alle'even agtbaar wegens hunnö
oudheid en onbefchaadigende natuure ! andere 4
van ontzaglijker hoiidinge, vooruit (lappende m.ec
liiooij gefchilderde ilaven! geheele troepen van
volk agterna volgende, met Wie is het dien dè
C c 2 jöH'
Γ
fa) Voor weinige jaarcn is 'cr een doorgang gemaakt uir de
GcvaniTcms naar het Gcrcgts-bof,, waardóór de kwaaddoeners
Voof 'de vierldiaar ge'oragt worden , zondei langs ftraar te
caen Lovelaces zegepraal over hunne ondcirteldc aiais tuout
boe wijflijÄ dic veiaudcringe gcmaakc zij.
k·
/
-ocr page 405-4
4fn DE HISTORIE VAN
jonge Lady befchuldigt ? ---- Dan
mogeö
m
Μ
m
wij onze oogen ilaen naar beneden , naar boven
rondom ons naar welken kant wij willen , wij zul-
len alle deuren, winkels, venfters, uithangbord-^"
ijzers en balcons (vlieringzolders, geuten en
fchoorileenen zelF niet uitgezonderd} alle wit-gê-
mutil, zwart gehoed , en geperuikt, of zb digt
als het veld van airen in den oogfl: zien opgepropt
van het Inmohile Vulgus Terwijl de ftrooni
van Straat'zwermers ^ die ons op de eene plaat*
ze hebben zien voorbijgaen , langs eenen omweg
loopt met uirgerekten halze en uitpuilende oog-
appels , en zig met eiboogen en fchouders digt in
een zet op zulke plaatzen, daar wij nog niet zijn'
voorbij gekoomen, om ons nogmaal in het gezigt
te krijgen; elke ilraat nog al geduurig haare
zwermen van laat-koomers uitgietende , om den
aangroeijenden Sneeuwbal te vermeerderen ; die
zig vergenoegen met de befchrijvingen van onze
perfoonen, gedrag, en weezens te verneemen van
dengeenen , welke het geluk hadden van 'er in
tijds geweefl: te zijn om ons zelve te zien.
Ik moet u zeggen, Jan, dat ik niet zie (als wi}
naar onze beginzels en leevenswijze zullen oor-
deelen) waarom wij niet to wel trots zouden
zyn op deezen onzen mars , als andere mogen
zijn bij eenige andere der meeß-gepeupel-zämen'
haaiende gelegenheden- Neem eens een'
Lord Major op zijn jaarlijks Fee(t; neem eens een
zegepraalend Veldheer,' of Ambaffhdeur, bij zijne
openbaare Intreede —— Neem eens (alzo ik met
de laagße grootße ftaetfie en praal die
• Onkvjeegelyk Graamu ; ·
fiJI
ä;
nf
Λ
m
-ocr page 406-men onderftellen' kan , eené 'Konings-kroonin^
--- Want maaken in alle deeze , de koninglij-
ke guarde , de heldhaftige Schucterij , de over
elkaer heen hangende, in een gedrongene droni-
men der toekijkeren , met hunne beweegende
hoofden heen en weer golvende van de toppeii
der huizen tot beneden toe en op de ftraat, gelijk
ik het boven befchreeven -hebbe , niet het voor-
iiaamfl: gedeelte uit van de Raare-bekijk ?
En ik moet u eens vraagen y Of u niet dunkr,
dat of de Lord Major, of de AmbaiTadeur/ of de
Generaal, eene heel zobere vertooninge zouden
maaken bij huiirie Gala s, vi^ierd het Canaille niet
door trommels en trompetten bij een geroepen;
om naar hen te kijken? -En miflchien zou-
den wij ook de misdaadigfte Helden niet zijn:
Want wie weet hoe de Overheid aan zijn gouden
keeten gekoomen is ? Terwijl de Veldheer waar-
fchijnelijk weerom koomt van -bloedvergiecen, en
van moorden , wèike alleen door de gewooiitó
gewettigd zijn. -Ciefar > vertelt men ons
(a^,"had in zijn ouderdom^ van zes en vijftig jaa-
ren , wannéér hij van kant gebragt wierd, vijfri««
reguliere batailles gewonnen^-meer dan duii'-cnd
Steden ftormender-hand ingenomen, en "bij dé
ï, zoo, 000. metifehen neergemaaki j Buiten'^'dte
geene nog, ondefftelle ikwelke van zijnen kanc
in het verfläen van dezelve fneuvselden. ^ Zijn gij
en-ik, Jany dati^geen onnozele bloeden, kinders
in de luijeren, vergeleeken bijCsefar, en zijn voor-
ganger in heldhaftigheid Alexander, dien' om
s C e 5 zijn
(a) Pliniu5 gccfc dit berigt, het getal der verflagcnen bo£»TootcnHc
op t, 191,000 Zie ook Li^üasdeConßantia, [Lib ïl.cap.ii.J
zijn moorden en rooven de eernaam van Magnum
wierd .gefchonken ? ,
, , Hjet voornaam onderfcheid, hetwelk mij bij-
zonder treft, in de vergelijkinge tuiTchen ons en
;<den Lord Major, den AmbaiTadeur , en den Qe-
ïieraaal tj bij hunffe Staatlie , is di^c, het gepeupel
grooter geraas, en luider huffa's, niaakc in het een
geval dan in het ander, hetwelk men uejuichin-
ge noemt, en hetgeen menigmaal eindigt met een
pleizier van hooger fmaak, door malkanderen met
doode dieren om de ooren te gooijen, voor dat
zij zig verfpreiden; waarin zij al zo veel vermaak
hebben , als in het eerft gedeelte .van de zege-
praal ; Terwijl zij qns zullen opwagten met een
bedeeft of ftil (ten minften ilegts luiiterend) ont-
zag; met hunne monden open, als of ze met fpal-
ken' zijn opgezet ,· en hunne ftem zig gemeenlijk
verliezende in oog-uitpuilende vervvonderinge.
Maar onderftel al eens, dat wij eindelijk o-
vertuigd en verweezen worden;^ wat ftaet ons dan
te doen j dan maar onze goederen in tijds op an-
deren over te draagen, op dat ά^ Sherifs * zig
met derzelver plonderinge niet ^ mogen mefteni
----Daar is geen vreeze van om zulk eene
pisdaad als deeze te zullen genangen. . worden, zo
l'^ngWi] geld oÏ vrienden^ho^^^ En onr
derftel al eens; het.ergfte, ·dat 5'er twee of drie
moeften ilerven»/hebb^n wij dan g^en.fe ieder
van ons, om te ontkoomen ? De dqivel zou^^hen
rijden, zo ze Vyf gingen ophangen om-het fchaa-,
ken van Drie! L· n:'
Ik weete wel dat ik een zal zijn van die vrij
„ raa-
* Schouten of Officiers van liet Gerest.
40(5
Ui
JüFFER CLARISSA HARLOWE.
waken , al waare het maar pm mijne fa-
lïiiiie; Én een mooije yemj zypde^t^al ik wel een
dowzijn of.tweejonge meiden kunpjen krijgen, die,
alle in hetj^wic gekleed, rten jHovCrgaen bidden
om mijn leeven ^— Èn,jWe)k jeene ,f|-aa
tooninge zullen zij mhaken, met haare witte hoe-
den, witte.japonnen 9 wiete roklm, witte Rijers,
witte handfchoenen,,voor,rmilknielende, me't haa-
re witte neusdoeken aan de jQpgpii , in. twee fraaije
rijen , terwijl zijne Majeftejiii;,..^óbr^ dezelve heen
wandelt, en mij om haarenthalv^n zijn wenk van
pardon geeft! -En ^'er epns paräon zijn-
de, is alles over Want over eene misdaad vau
deeze natuure, Jan, valt geen appèl, gelijk over
een doodüag.
Dus ziet gij het ergil dat *er gebeuren kan»
al gingen wij de Groote Tour niet doen bij deeze
gelegenheid, maar fchoon'wij hier bleeven en onze
te regcftellinge afwagteden. Dog het. is waarfchij-
nelijkil, dat zij ons in 't,geheel geen proces zullen
aandoen. Zo nier, züllein wij .van onzen kant
geen gevaar loopen; hebben flegts ons pleizicr te
neemen buiten 's lands, ^jprzijn ^ergft; onze vrien-
den, die ons al moede z|jn,, te.'verlaaten., ^oni na
eenigen tijd weerQi»te'keeren tot dezelve grien-
den, die door afweezigheid ons waarid, gelijk wij
hun, ^geworden zijn. . ü ui . i α
Dit is mijn oijtwerp, tjan, zo, als het mijsCérft
in 't hoofd gekoomen is. .Ik3vvße,£e fwel ,da,tihet kan
befchaafd en verbeterd'w^denr^^'-?- 3ii f.vopr-
beeld; -Ik kan deeze Lady'^ in Vrankrijkjaan land
zetten; fchielijk overwippen voor dat zij g^gen-
heid hebben om te rug te vaarden of voor dat
Hickman van z^'n fchrik'kan bekopmen zijn; eri
dus middel vinden om mijne Beminde door lift aan
boord;te krijgen-En dan zal alles wel zijn;
en ik,behoeve mij dan niet'te bekommeren, al
iiwamuk nooit weder in Engeland.
Pro memoria t Om nader te overweegen
Of ik om mijne wraak haar vollen
loop te géevè^if het zo niet kan beleggen,
dat ik of Ja'cob Harlowe wegvoere, of Sol-^
mes? of ook beide ? Iemand zou niet
gaarn om'niet in baliingfchap willen gaen,
Jan, ^
i)e flr, Lovelace/Jan Belford
Schlldkn.
%wl
\
Zo u m§n aanjflag tegen Juflfer Howe niet be-
haagt, Belfordh'ebi^ ik nog driö'of vier meer,
^ie naar mijn gevoelen' al zo goed zijn; en mis-
fchien beter zullen zijn naar het uwe. En dus hebt
gij u maar af te maak en van uwe tegenwoordige
verbintenis en oppaflinge, en gij zult 'er de keur
pit hebben. Maar wat uwe drie broeders belangt,
die moeten doen zo als ik het hebben wil. En zo
moet gij, trouwens, ook -- Waartoe anders
ben ik uw generaal Dog ik zal dit onderwerp
Verfchuiven tot zijn regten tijd. Gij weet dat ik
- ' nooit
> ■/
wl ^
i
'40S
'nooit volftrektlijk een befluit neeme^ over eèn ont-
werp , voor dat het tijd is om het uit te voe-
ren ; en dan treft de Blikfem niet fchielijker dan
ik. "
En nu, tot het onderwerp, 't welk nii} naad
aan 't hart legt.
Wilt gij mij wel gelooven,. als ik u zegge,
dat 'er zo veele vonden in mij opkoomen en om
I den voorrang op mij indringen, ten aanzien van
mijne Gloriana , dat ik naauwiijks weete wat ik te
kiezen hebbe ? --- Ik konde u wel niet min-
der dan zes vorftlijke melden, van welke de eene
of andere het fpel moet klaaren. Dog alzo het lief
Schepzel niet kaarig geweefl: is in mij moeite te
berokkenen, agte ik, dat ik , uit dankbaarheid,
ook geen brandftoffen. omtrent haar behoore te
fpaaren; maar integendeel haar moet doen ftaaren
en verbaasd ilaen, door drie of vier mijnen te ge-
lijk te laiiten fpringen,
U ftaet wel voor wat Shakefpeare , in zijn
Troïlus en Creifida, Heftor, die evenwel niet ge-
woon was te pochen, tegen Achilles doet zeggen,
in een mondgefprek tuilchen hen gehouden; en
hetwelk toegcpail op deeze waakzaame Lady, en
op de kwellinge die ze mij verfchaft heeft, en op
de zekerheid welke ik nu denke te hebben van haar
te onder te brengen, dus zou luiden; Onderftel'd
zijnde, dat ik de Bekooriler voor mij hebbe; en
haare lieve perfoon befchouwe van het hoofd tot
de voeten:
IVees voortaan op uvj hoede en waak^iQ
ichoone Maagd!
C c 5 Geen-
iH
^ié 'De HISTORIE van
^ GeenßnU wordt Gij door mij, <?ƒ Daar I <?ƒ
' Daar! belaagd:
Maar^ ^k zweere U hij è.m itiem van Ve-
nus, ^k zal u treffen^
Βφοηηβη everal eer 'gij 'het mli 'tezef'
ι fin.
Verjchoon deez' fmrkerij^ Θ Belford, dunkt
ze U laf;
Haar waakzaamheid alleen' ψerfl mij die
dwaasheid af:
*k Zal U eerlang doen zien dat. daan de
woorden volgen^
Of ik moet nimmermeer ——
' i ' - 1
Dan verbeelde ik mij, dat gij tuffchen beide
fpreekt, om mijn ongeduld te bezadigen, gelijk
Ajax tot Achilles:
--^— Verßoor V niet mijn
Neef:
Laat dreigementen na, wat kt^nt gij drei-
gend hoopen Ρ
Wagt tot gelegenheid σ/toe\?al U kom noo-
pen.
Alles wat mij, in het midden van mijne von-
den waarop ik roeme, kwelt, is dat 'er een droe-
vige kwant in de wereld is, die beilaeri heeftin
twijffel te trekken, of de buit, wanneer zij verkree-
gen is, wel der moeiten waardig zijn zal·,die ze mij
lioil: Daar hij egter weet, met wat geduld en vlijt
een vogelaar een akker-lands bezetten ^al met net-
ten en ilrikken; zijn fchild opregren , met zijne
·«· I
I
'! 'ί
-j, ■
U'
Γ ί
Γί
ilf
es'
ηκ^Ιί
ij]
m
-ocr page 412-kijk-glazen; zijne lok-vogels Hellen en den gevé-
'derden hoop mee zijn fluitje noodigen; terwijl al
zijn buit eindelijk (het loon van 's morgens vroeg
op, en den geheelen ogtend in de weer geweeii
te zijn) llegts eene enkele diftelvink is. , ' '
Om ernftig te fpreeken^» Belford, ik möie't be-
kennen, dat alle onze bejaagingen, van de kirids'^
heid af tot den manlijken ouderdom toe, llegts beur
zelingen zijn van verfchillende zoort en grootte,
evenredig naar onze jaaren en itizigten : Maar is
'dan eene fchoone vrouw niet de edelfte beuzeling ,
welke ooit van eenen man verkreegen wierd of'kon
worden ^ --— En waarom zouden wij zeggen
verkreegen ^ indien het niet waare op zulk eene
wijze als wij 'er om wenfchen? --— In-
dien een man eer haar buit zij, dan zij de
zijne ?
* * *
*
En nu, Belford, wat denkt gij wel ?
Dat gij een vervloekte vent zijn, indien
Indien —- Geen Indiens —— Dog
ik^zal morgen heel ziek zijn.' Dat zal ik, waar-
agtig.
2iek! -^^ Waarom kliek! - Wat dui-
vel, waartoe ?;oudt gij ziek zijn ?
Om meer dan eene goede reden , Jan.
Ik zou wél gaarn maar eene willen hooren.
—-- Ziek, zegt gij! Onder alle uwe
fchelmfche vindingen hebBe ik hierop niet ge-
dagt.
MiiTchien zult gij denken 'dat-mjjn oogmerk is,^
de
-ocr page 413-De HISTORIE van
ms
m I
de Lady tot mijne bedfponde te trekken: Dac is
een loopje van drie of vier duizend jaaren oud';
€n ik 2oude het tot mijn voorneemen veel dienfti-
ger vinden, indien ik voor haar bed kon koomen.
Hoe het zij, ik zal mij verleedigen om u zo wijs te
maaken als ik zelve ben.
Ik ben bij uitftek ongerufl: over dat fmokke-
laars-ontwerp van Juffer Howe. Ik twijflPeJe niet,
of mijne Schoone, zo ik iets iloucs beftond, en
het mij mislukte, zal van mij vlngten, indien zij
Jcan, Voormaals geloofde ik eens, dat zij mij be-
minde: Dog nu twijifele ik'er aan of het zo is dan
niet: Ten minilen, of hec wel is met zulk eene
vmirigheid, gelijk Juffer Howe het noemt, dat
het haar eene voorbedagte misdaad zou doen door
de vingeren zien, zo ik mij eener fchuldig maak-
te.
En wat zal het u dan baatcn ziek te zijn ?
Heb wat geduld. Ik hebbe niet voor om zo
heel erg te zijn, als Dorcas het zal aflreeven, Dog
ik weete egter dat ik verbruid zal brar.ken, en ee-
nig geronnen bloed opgeeven. Zekerlijk, zal 'er
een bloedvat geborilen zijn: Daar is geen twijffel
aan: En een vies van Eatons Bloedilempend mid-
del zal ik laaten haaien; maar geen doétor. Zo
zij Medelijd&n heeft, zal zij bekommerd zijn. Dog
zo zij Liefde heeft, die zul, al is ze nog zo 'verre
te rug gedreeven, bij deeze gelegenheid, voor den
dag koomen en zig vertoonen; niet alleen in haare
oogen maar in eiken trek van haar lief aan
zigc. ^ ^^ / ^ ^^
Ik zal zeer onverfchrokken zijn. Ik zal den
dood niet vreezen, nog iets anders. Ik zal mij ver-
ze-
i',
η
■ίί
W
fl
Λ>
ki
Juffer CLARISSA HARLOWE. 415
zekerd houden van binnen een uur of twee weer
wel te mllen zijn , voorheen bij dit zamentrek-
kend geneesmiddel eens veel baat gevonden heb-
bende , ter gelegenheid van eene inwendige kneu-
zinge door een val van mijn paard onder het jaa-
gen, waarvan miiTchien deeze ziekte wel een o·:
verblijfzel zou kunnen zijn. En dit zal haar too-
nen, dat fchoon die geene, welke omtrent mij
zijn, 'er veel zwaarigheid van maaken, ik zelve
dat niet doe; en dus 'er geen oogmerk bij kan
hebben.
Wel, mij dunkt dat gij zegt, Ik beginne
taamelijke gedagten van dèezen vond te krij-
gen.
Dat wiil ik wel dat gij zoudt, als ik mij na-
der verklaarde. Wees op een ander tijd maar
gereed tot verwondéringe ; verban alle twijffe-
linge.
Nu, Belford, zal ik verwagten, dat zij eeni-
ge bekommeringe zal toonen over het geborften
bloedvat, alzo het van doodlijke uitwerkzelen zou
kunnen gevolgd worden, bijzonderlijk voor eenen
van zo heftigen aart, als ik de reputatie hebbe
van geagt te worden: En te meer, alzo ik be-
daardlijk dit toeval zal toefchrijven aan de moeije-
lijkheden en twijffelingen, met welke ik zedert ee^
nigen tijd gewórfteld hebbe. En dit zal een ver-
der bewijs zijn van mijne Liefde, en zal eene dank-
baare beantwoordinge vorderen-
En wat dan, gij uitfteekende loos-aarc?
Wel dan zal ik te minder wroeginge hebben,
indien ik een weinig geweld moge gebruiken: ^
Wanc
-ocr page 415-414 De HISTORIE vali
Wanc kan zij medelijden verdienen, die géén itie^
delijden toont?
En wat, indien zij heel veel bekommeringe
toont 'i
Dan zal ik hoope hebben van op eenen goe-
den grondflag te bouwen. Liefde bedekt eene
menigte van fouten, en die ze niet bedekken kan>
Verkleint ze. Liefde, eens bekend zijnde, wet-
tigt vrijheid; vrijheid baart vrijheid i en ik zal dan
zien hoe verre ik gaen kan.
Dat is alles wel, Lovela'ce, maar hoe droes
zult gij, met zulk eene volkoomene gezondheid
en fris geftel, met zulk een bloozend gelaat, ie-
mand doen gelooven dat gij ziek i:ijt?
Hoe! - Wel, eenige greinen ïpe-
cacuanha inneemen; zo veel als genoeg is om mij
vei woed te doen braaken.
iGoed! ----Maar hoe zult gij het ftel-
len om bloed op te geeven, en uzelven niet te
kwetzen ?
Zotte kwant! Zijn 'er geen duiven tn kui-
kens in het hok van elk vogelkooper?
Genaade! moogt gij wel roepen.
Dog dan zal ik mij door Juifr. Sinclair laaten
overtuigen, dat ik mij eenigen tijd lang al le veel
in huis gehouden hebbe, en dus zal ik een draag-
ftoel laaten koomen; en mij naar het Park draa-
gen, daar ik onderneemen zal de halve lengte van
de Malie-baanj, of daaromtrent, te wandelen;
cn weerom koomende, mijnen tijd wat korten
in White's Koffijhuis, of in den Cacao-boom.
En waartoe zal dit dienen ?
ί,
■ :■ fl
m:
•m:
tri'
f.:
m
IC,
li'i·
li
.äfiSiiiiAm^
iJS^
If
Al weder vraagen en twijffelen! -Ik
ben bedügt dat gij een Ongeloovige zijc, Belford
-- Wel, zal ik dan niet weeteii, of mijne Be-
minde ook in mijn afweezen poogt uic te gaen?
-- En zal ik niet zien ^ of zij mij met teder-
heid ontvangt bij mijne t'huis koomft? Dog dit is
het nog niet al: Mijn geeß voorfpelt mij\ 4at 'er
iets aandoenlijks zal geheuren terwijl ik uit beii.
Dog hiervan meer ter zijner plaarze.
En nu, Belford, wilt gij toeilaen, of niet,
dat het regt is, dat ik ziek worde ? -- Heer^,
Jan, ik fcheppezo veel vermaak in mijne vonden,
dat ik half'Ongelukkig zal zijn ^ als de gelegenheid
tot dezelve voorbij is; want nimmer, nimmer^
meer, zal ik weer zulk éene keurelijke oeifeninge
hebben voor mijne vindinge.
OndertuiTchën zijn deeze peftige vroüwluij
zo onbefcheiden , zo vol van verwijtingen, dat
ik niet anders weete te doen danhaartevervloekeni
En dan, waarlijk , zijn zij 'er eens op uit om mij
te helpen metverfleetene en gemeenekonft- ?')
jes. Saartje in 't bijzonder, diè zig laac voorftaeii
de dingen magtig flim te kunnen beleggen, héefc
mij nu zo even op eene baldaadige ^ijze, wan-
neer ik haare aangeboodene hulpe verwierp , te
gemoet gevoerd, dat ik niet van zins was on*
meefter te worden ; cn dat ik 'ondeugend genoeg
was om een voorneeinen te hebben van te trou-
wen , fchoon ik het aan haar niet bekennen wil-
de.
Om dat de^ze kleine duivelin haare eerile of-
ferande voor mijn buter gedaen heeft, denkt zij
dat alle vrijheid omcrenc mij neemen mag: En
y,
•i
rii .
Rbi
^ - 1'"i t
Μ
-ocr page 417-π
ÖE HISTORIE vAii
hietgeen haar zomtijds verwoed maakt, is dat ik
voorlangen tijd ai, me^ opzet zo zij zegt, haarë
al te gereedlijk aangeboodene günften vèrfmaad
hebbe: Dog is het fiiet onbefchaamd van haaf te
denken, dat ik de opvolger vati eeiiig rtienfch zou
Willen djti ? Daartoe is het immers nog niet ge-
koomen. Dit weet gij, was altoos mijn regel —
É'ens een's anderen mans geweeft zijnde y eh als
ik dit weete , dan nooit weer de mijm. Voor
2ulken als ü, en uwe broeders mag het zijn , zig
met hoeren te behelpen. Ik hebbe altoos ge-
ftaen naar de verdiende van den eerfteii otitdek-
ker. , ..'
"Te gfooter duivel ben ik , zult gij miflchien
zeggen, dat ik de onbedorvene tragte te beder-
ven.
Maar ik Xegge , IVeen ^ iiademaäl ik, hier-
om , maar zeer weinige misdaaden van overfpel
hebbe te verantwoorden.
Een Hukje, trouwens, te Parijs, met eene
getrouwde Lady [Ik gelooVé, dat ik het u nooit
P ' verteld hebbe] trof mijne confcientie een weinig ï
ü i
Hoewel meer te wege gebragt en aangezet door
luft 'tot minne-ftreeken , dan door püufe ondeu-
gendheid. Ik zal het u kortlijk verhaalen:
Een Franfch Marquis, al taamelijk op zijn
,, jaaren, van zijn Hof gebruikt Wordende in ee-
„'ne publijke bedieninge aan dat van Madrid,
] 5, had zijne bekoöfelijke nieuw-götrouwde vrouw
„ onder het opzigt en de voogdij, gelijk ik -zeg*
j . „ gen mag, gefteld van zijne trotfe Zufter, eene
I ,, oude Wijsneus.
„ ik zag de Lady in de Opera» ïk kreeg be*
i, haa-
Ni
' i
-ocr page 418-Juffer CLARISSA HARtOWE. . 33 t
Waagen in haar cp het eerft gezigt, en nog meer.
,, op het tweede, wanneer, ik wifl in welke oni-
ftandigheden zij was^ Dus, onder voorwend·*
zei van, mijn hof te maaken bij de Wijsneus ,
kreeg ik toegang tot beide^ ·
„ tiet eeril xlat ik te doen h^, mijnè
,, Wijsneus eene Xchuwheid aanzie praaten doot
,, klaagende^icjom^limenten oy?f b^r^ fchuwhejd ί
j. Vervolgens, mijn voordeéf te Hoen mee de opi-
„ ftandigheden .der Marquifmne,, tuiTchen ,haar§
„ Mans jaloersheid , en het.^ftout gezag-voerent
,, van zijne Zuiïef; 'en oin Ihaar gevoeligheid daar*
5, over in te boezemen,; en, gelijk ik hoopte ,eene
„ agtinge voor mijn perfoon. De Franfchê -La-
,, dys 2ijn niet afkeerig van •minneranken.
„ De Èufter begon mij te verdenken; D'e La^'
^ dy had geen zin om zig teoiltdoen van het,ge*-
„ zelfchap des eenigen mans, vviens bezoek'mert'
3, daar had toegelaaten ; en· gaf mij de vefmoe·
,, dens van haare Zufter Ie kennen. Ik nooptë
,, haar aan om de Wijsneus, als buiten mijn Wee-
„ ten , te verbergen in een kabinetje van eene
„ haarer eigene kameren , zo dat ze haar daapn
„ befluiten moeft, en den ileutel in haar eigen ^afe
„ fteekeri: En dan'had zij mij te ondervraageri·o-
„ ver de opregtheid jnijner betuigingen , jegens"
„ haare Zuiier » zo dat haare Zufter het h^pfeii
„ konde. ... ·..
„ Zij gaf. haare toeftemminge. Mijne Ma-·
„ ires wierd opgeilooten. 0e Lady en ik, gingen'
,, bij elkandereq zitten*. Ik bekende, eene brandert-
„ de Liefde· ^e hebben,· en dee'd hboge betuigin-
. gen : Want de Marquifia ondervraagde mii
JV. Deel.· D cl^
m
ÖÉ'HtfeTÓRÏÈ VA^
fcher^lijk. IDe'Wijsneus was wél in Kaar fchik
met hètgéen ii] bóorde* ;''
' '„ En höe denkt gij d^t het eindigde ?
,Vlk tianl mijn voordel van de Lady zelve, die
om den dood niet durfde rdirfeeuwen; en trok
3J, iiaar^üg'ter mij haai* het naafl: 'viertrelc, onder
,, Vbotwendzel van haare Zufter te gaen zoeken ^
„ die den ^heelen tijd in het kabihètjè ^t opge-
'J
; flbotém
Geen OróuiV 'gttM& inij ooit'om niet eéne af*
iöHderlijke hij'étf^Oomp ; uitgezdrtdietd mijne lief-
ile JuÖfer HarloWè; '' . i-
loos Vehiiift verworf mij vergifFenisi
5, De Lady niet in ftäat irjnde om ürg geduurende
,, het gantfche bedrijf van lachen te onthouden^
„ dat zij haar beide zo ongemeen bedot vond;
haaré bewaarfter nu haare gevangene, wel vait-
,, öpgèiïooten, eh al zo zeer in haar fchik zijnde
,, als een van ons beide.
Be Etrgelfchen, Jan > verfchaïken de
FraUfchèn niet dikwijls. ' '
>» «Wij pleegden naderhand liiet min vernui^
j, tigè vonden, waattn^de Lady, het ijs nu eens·
,',' gebiOken zijnde [Èens f oHdergehra^i y voor
ρ
"ί i
mede werkte
m
Ir
iLxILil^ ^T ι ι li ll^rjIiiM
ciltoo's t onder^ehrαgi
jiy tii-iwuä t ^etv j lucuc vvciälc --
„ Matir' een tederder Verklikker bfirgt'het geheim
„ 'ilän Heil dag ~ Brhgt het uit , voor dat -de Mar^-
„ ,q.uis kon koomen om de fchande te bedékken,
De'^-Zulier was' verbittelrd boos; 'de'Man on-
vërzoerieiijks ih fallen opzigte ongefchikt ora-
„'èén getrouwd'Mail tè zijn ^ alfcli'ans voor een?
j, iP^mp^mä^ milfchien op deeze ftuk-
^^'Äeft Mefchei gewX>ïdeó door de g^oonten van
-ocr page 420-een volk, wparotider hij toen gijn Vjerblijf had;,·
zo ftrijdig roet vm zijne eigene landsluiden,
j, Zij ,was génoodzaiikt zig on(kr aiijne befcher-
minge jte begeevenj'■ ' Nog agtede m% da^ry,
„ ondel: ongelukkig j tot dat^ï# baarehs-weeëii^
^ haar aangreep^:, ïoen overy^ Ber0uw, ea-
Dopd haar ter ielwr, uüre! 1, j? tnn . „j}
." ,, Vei-fchoon ee«e tman j ^Üordl fM. ' .Zi|
verdipnde een beter lot,! Wat b&^t zulk een iiiood
onverbiddelijk INfen niec te .verantwoorden] •-v'-n
De ^fter kreeg haare ftrafie ter i^ege -^^-^ JÖaï
genoegt mij wel », als ik 'er orn-denke P(ö,
Zilte kreeg ter4eege haare ilraffe ! — iVl^^
mißchien bebbe ikiUdecze Hiftorie te .vooreti wj^
verteWk
·■.; :it f
■ -ikUldkni
Olijifi" ■'· iarnr
■.·.. \ . svr
1)« iir* LovÊfcAcÈ^ JAS .jBÄLFoRöji
itÖt
g-abond^
Dd a
lOW-
Ïk beü to ie^en wëeroiti gekoomen van eene
Verlügtiginge jnet mijne Bekoorfter ^ waartoe zij
ra lang en ernflig aanftaen béiWiiligd had^
wierd vergezelfchapt van de tWee Nymphen» Die
fpeelden beide ultneemend haare rol j hielden haa-
re oogen in bedwang § maakten nUeö dan zedelij-
ke aanmerkingené O Jan ! welke duivels zijn de
i ΐΧέ Ift^TÖRj® v^M' ii ■
vrouwlui], Watiiltet nlle 'proeven adn haar gedaeß^
zijti, en wif haar volkoöiMliifei^bedorven hébben ί:
^ De 'kóéES 'bragü ons· liüarjHümikäd, naar High-c
gäte'i 'rü^/iiaiar ΉέιηιίΙέαάί
töFde bövëïifté Rörf-fles|*:^ I>äaf gaf mijne Bemin^^
de^, tér''bélieviiï^^^Van de-lNIymphen ^ haaré toe?·:
ftemminge om te pleiileren een; Weinig te èe?
ten. Toen vmëlg""naar'huis óver-Kentifh-Town*
- Zij' was'gen'euglijk welué vreeden: En iÉ'^o''
cérbiêdig èn 'gedienflig, den 'gantfehen weg langs I
én^'terwijl wij qp-de^Weide eens uitwanderdeii
om de verféheidenHëid van gezigtén te befchoa-.!
wëiï, welke'diè'^aangenaamé 'iiöogte üitlêvéVtï
dar zij beloofde-ttö' ën dän een klein pleizief-tógtjei
met mij te willen neemen. Ik denke , Juffet· Höw
we, ik denke^ zeide ik bij niijzelven verfcheidene
maaien onder het wandelen , dat uwe booze aan-
flagcn ngtcr den bank geiteld zijn.
Dog laüre'^k|ü éenige weinige bijzonderhe-
den melden van ons gefprek geduiirende de omrol-
tinge, die wij öe'elen ,-ï terWijl wij 'in' dö' köëts
fen-Zij had giiiercn;^.^ Brief gekreegen van
jufter Howe, vermoedde ik?
Zij gafgpen antwoord. Hoe gelukkig zoude
ik' mij ügt^ta'V^ii^'^gf'ik tot haare briefwiiTelinge
v/ordcn toegelaaten ! Ik zou met blijdfchap haar
iaarentegéii'^'deilipe'^W
Das, fchoön ik niet hoopte te zullen flaageïi'
ftt^t haare roWfetónfr^'ten-weinig dagt zijv-l dat
ik ten deele'^y-^- g'élukkiglijk zonder dezelve' ige^
fl.aagd hadj^dagt- ik het niet kwa?#-daarop te^dria-:
gen, om \^efreheidene redeii0iiii:v Onder anderen'^
• ; · ■■ ö^lv·/ --l ii ' >■ ' ^^ -..Vi. op
'Ee»e Herberg dus genoemd.
-ocr page 422-jfeer/ciarissa; mabowe.
[op id'at ik Mar'^eeMei reden tßfigt aan ,dé. hahd^ee-
ven, waarom ik'zo geftadig bezig-was mee mijne
-pen; om diis ,haarè. agterdogtl v^i?^,te/iieemen, als
of zil. het 3 onderwerp' waarèitVao^r mijne eni üWé
briefwiiTelinge : Én op dat-rik. geheimhóu^
dingé r en 'j ■dnmè^dedeèlziiamhet'd.i 4oor/.ide., haare
moge wettigen,O · f «[Iü iijx^n-^i -»iml·^
Ik ging derhalven' voortl -i/^'i ( >Pat ik · meet
op had met .Gemeénzaame-Brieyen-Seiirijven, :ger
lijk ik haar meer dan eens gezegd had^ dan met
■eenige zoort van fchrifcen: Dit· wièrdluitr's harten
gronde geichreeven (zonder taan d&lvoorfchrifteö
■van geregelde Schikkinge m iStudie' gebonden
te zijn) gelijk hex\Moord'rCof:re/po/2derj^iiijzelf
medehragt. Niet alleen heD'hait^: riiiaar ookide
zk/ was daarin begreepen. ?mNieisbvan héti-jligi
haam, als de' een vriend fchrijft aan den anderen^?
de geeft dan oppermagtiglijk d'e oriderhoorige; vin-
gers drijvende. „Het was i iikortomv-'vriendfchap
in [gefchrift gebragt; vriendfchap ; vertekend iieö
verzegeld;' bewijzende dat'er geenrfchroonifwaä
bij de partijen van door tijd oftoevaHte zuilen'ver·^^
anderen, daar zij zo rondborftiglijk gecujgeniÖent
gaven, welke men altoos gereediijk,f bij. feiler df
ontrouwe, hun zou kunneitóvoor,de neus'löggea.
--- Wat mij belangde ,· 'hetewasr hfet vooraaam-:
fte vermaak dat, ik in haar afweez$n;èad: (Waare
het niet door deeze onnozele tijdkbrt-inge, >zq zuu.
de afïland , waarin ze mij zo-menigniaal hield?
ondraagelijk geweefl: zijn. ^
Saartje wiil waar'ik heen wilde,; en' zeide v;
Zij had de eere^ehad van cwee-qf drie van lijijnr
Brieven te zien, en v.in des Hren. Bclfords, en
D d 5 zij
•vJ.--,'A. li»'
«Β
-ocr page 423-zij hield dezelve voor de'geneuglijkftewelke zij
:ooit gelezen had. f -
' . Mijn vriend Belford,' zeide ik, heeft een ge-
lukkig talent van Brieven-Sghrijven; en dat over
^lerleije onderwerpen. 3 /
'' Ik verwagtede dat mijne Beminde nieuws-
gierig zou geweeft zijn naar onze onderwerpen :
Maar zij (wel op haare hoede zijnde, gelijk ik
zag), rprak niet een woord. Dus moeft ik zelve
met dit ftuk te werk. '
Onze ftoffen waaren verfcheiden en wijd uitge-
ftrekt: Zomtijds over ftukken van letter-oeiFeninge
[Hierop wierd zij zeer aandagtig]; zomtijds over
de openbaare vermaakelijkheden; zomtijds eikan-
deren bezig houdende met de vrugten van de ver-
fcheidene briefwiffelingen, welke wij hielden met
perfoonen buiten 'slands, met welke wij vriend-
schap gemaakt hadden; zomtijds over de zwakhe-
den en volmaaktheden van onze bijzondere vrien-
den ; zomtijds over onze tegenwoordige en toe*
koomende hoope; zomtijds tragtende om met el-
kanderen te boercen en te gekfeheeren. --—·
Het mögt inderdaad naar grootsheid fchijnen te
finaaken, zo^ ik onderftelde dat mijne Brieven aan
eene Lady van hare kiesheid en oordeel eenig ge^
noegen konden geeveh: Dog egter konde ik niet
ïialaaten te zeggen , dat zij miSchien wel verre
zou zijn van zulke nadeelige gedagten van mij te
maaken, als zij zomtijds had gefcheenen te doen,
bijaldien zij de Brieven te zien kwam, welke ge-
meenlijk tuiTchen den Hr. Belford en mij gewiiTeld
Wierden [Ik hoope, Jan, dat gij beter gemanierd
zijt.
w
' fk
-i'jfiÄL.
iimimiiÊÈÊÊÊÊÊÊ^ÊÊÊÊk
i
JUFFE»: ipLARISSA ^AÏVLOWE.
ïijc, dan id^t gij ipq zult Jieg^n heeten^ al Wm^
het mqar in uw. faarc]. . ; j ' i
Toen fprak zij; Na niiin €pm|>ltniei?t yatjvdfi *
hand geweezen te'hebben , op zodanige
als alleen iemand doen kon, bdie hetzelve v^rdiea
de, zeidé wat haar aanging,τι zij had mij dr
tOQs gehouden voor een inahj van . goed verftan4
[Een man van goed verihndi »/Jian i ν Welk ^ea
kaarige lof!
En ZOU derhalvep. hi^pGn,
dac als ik fchreef, hetzelve mijn gefprek zou oyer-·
treffen: Want het was onmogelijk, de Brieven
mogten in zulken onbedwongen en igemeenzaa^
men ftijl gefchreeven zijn als zij wilden , of ^jj
moeiten dat voordeel hebben iuic het beiadigd
gaen zitten om dezelve te i.fc3ia?ijven^ hetwellcj^
het vpor de vuift fpreeken niet altoos kon pioatZf
hebben. Het zou haar derhalven I zeer vreemd
voorkoomen, indien mijne Brieven yaa goede ^ct
dagten ontbloot waaren; vreeiïid,;!Midiei
ik met voorbedagtbeid mij in» -vrijheden ^toegaf),
welke in *t geheel geen verfchooninge konden
vinden, dan uit eene agtloosheid, welke zelv^
verfchooninge van nobden had, Dog indiea
des Hren. Belfords Brieven en de mijne ovêr zul-
4te algemeene onderwerpen liepen , en zommigie
dérzei ver (vermoedde zij) even leerzaam als ge-
neuglijk waaren, moefl: zij zeggen, dat zij ga^m
eenige derzèlver zoude willen zien; en bijzon-
derlijk die , welke Juffer Martin gezien had m ge-
preezen. » ^ ïj-ï
Dit was regt op den man aan. ' ί
Ik keek haar aan, om le zien of ik ook ^eenig
' zw«emzel van jaloersheid in dit gezeg iontdekken
Del HIS TO RiE v ait«^^^^^
Γ' '.
kondê,' -waarin Mg.opgeflooten ^' dät Juffer 'Mar*-
tin iets gezien had , 't welk haar niet getoond-
' Was:' Maai haar gezigc ftond 'er niet naar: Dus
zeide.-ik alleen, Ik zoude'er veelreere in ftellen
om'haar niet alleen' die? te toonen, maaralle ook
die tuflchen dentHr. Belford en mij gewifleld wier-
den? dog ik moeft haar ce binnen'brengen, fdac
zij de voorwaarde wift. · tci;
ί Neen, zekeri met een Hef lipjeV alzo iier
jils aartig uirgeftokeni eene beminnelijke verfmaa-
dinge in zig behelzende, die egter alleen bemin-
nelijk kan zijn in eene zo bioeijende jeugd, en.ee·'
ne zo godlijk uitfteekende fchoonhèid.
''H^ ik om zulk eene beweeginge
eens weder te.zien! iHaan mond kan die alleen
maaken. c ' ' '' ^
Dog ik ben gek van Verliefdheid-- Nog'
thans zal ik eeuwig van haar afblijven, indien ik
op den tegenwoordigen voet voortgaè: Nu vuur,
dan ijs', mijn e ziel· fifl geiladig, om' zo te fprce-
ken. Te vergeefs evenwelvpooge ik uit te
bluffchen ί—^—-— hetgeen, Jhoe het ook gae,
onuitblufchbaar is. · -
Ik bidde u,''Belford, vergeef mij mijnenorab-
beltaal, en mijne Vuicaan-agcige leenfpreuken
-/ieideik u niet,' dat ik niet ziek ben .van Verliefd-
heid, ι maar dat'ik'er ge k van ben ? jWaarom bragt
ik^zulk eene engelin in zulk een huis'? oiider zulk
^ezelfchap? - En waarom ftoppe ik mijne
ooren niet voor de Sireenen, welke mijn afkeer
van den egtenilaac kennende, dien. fnaar onop-
:|ioudelijk roeren? . . u; '
ί -Ik was niet gezind mij zo gemaklijk te laaten
■ " be-
g 's
il
beantwoorden: Ik was verzekerd, dat alles, *wac
tuiTchen tweé 'zulke jonge Lady's (zulke diérbaare
vriendinnen) gewiiTeld wierd', van iedereen ge-
zien mögt-'worden : Ik had meer reden dan eenig
^menfch om te wenfchen, de Brieven te mogen
Éien , welke tuffchen haaKèn JuiFer Howe gewis-
zeld wierdenj om dat ik verzekerd was, dat zij
vol-van wonderbaare leeringe zijn moeften, en
eene der waarde correfpondenten de goedheid ge-
glad had om naar mijne voikoomene hervorminge
te wenfchen.
Zij keek mij aan, als of zij mij door en door
wilde zien: Mij dage ik gevoelde de eene ooge-
ilraal na de andere, door 'mijne trillende nieren
fchieten. - Dog zij zweeg ftil. Nog had-
den haare oogen den bijibnd der fpraake van noo-
den. "
Niettemin, mijzelven een weinig herftcllen-
de. Ik hoopte niet, dat of Juffer Howe of haare
•Moedor eenig ongeluk waare ovcrgekoonien.
Dat de Brief van gifteren door eene bijzondere
'hand gezonden wierJ ; dat zij dien met groote
ontroeringe opende - dien eer fcheen ver-
wagt te hebben- waaren de redenen voor
■mijnen fcliroom. i ^ '
Wij waaren toen te Muswell hill: Een fraai]
'Imidjchap vertoont zig-biermaan ons gezigt^ was
ihaarx; aanmerkinge , tegen Marijtje, in plaatze
^van mij te antwoorden. . ■ ^
Dog ik'liét mij met zulk een antwoord niet
• afzetten -^- Ik zou eenige keurlijke onder-
■'werpen en charaiters vcrwagien van twee zoda-
nige pennen: Ik hoopte dat alles weiilondtuffchen
D d 5 dea
-ocr page 427-416 DR HISTORIE VAU
4βη Hr. Hickm^n en Juffer Howe» Haars Moe-
ders hart, ?ßide ik, was op die partij gefield; De
Hr» Hickman was niet ponder ?ijne verdienden :
Hij was hetgeen zij Lady's fen^EDlQ man
noemden: Dog ik moeft egcer zeggen, dat ik va|i
gedagten was, dat Jnfer Howe een man van een
geheel anderen trant verdiende !
Pit, onderftelde ik, Zou haar in een onder-
werp hebben ingewikkeld, waaruit ik iets had
kunnen voor den dag trekken: ■ — Wans
Hickman is een van haare gunftelingen —--
Waarom, kan ik niec bevroeden, of hec moeft zijn
om dat hij van een tegengefteld charaéter i^ met
dat van uwen eerzaaHxpn vriend.
Maar zij fnoerde mij den mond met een blik
van afkeuringe, en met eene andere koele aan»
merkinge over een wijd ofgeleegen p;ezigc; en,
Hoe verre^ zoudt gij denken^ Jufffr Horton,
dat dat bosje boomen van ons af zijl 'er uit de
koets naar wijzende --- Dus had ik gedäeη.
Hier eindigt al wat ik te fchrijven hebbe aan-
gaende ons gefprek op deeze onze aangenaame
verlu^tigjnge.
Wij zijn beide den gantfchen tijd met fchrij-
ven bezig gevveeil, zedert onze c'huiskoomil.
Ik ftae voor een uur met haar gezelfchap begun-
ftigd te worden, voor dat zij zig ter ruft begeeft.
Naar alles wac eene onderdaanige Liefde kan
inboezemen , om haare tederiie gevoelens tegen
de ziekte van morgen jegens mij te verwekken ,
zal ik fragten als wij bij malkanderen koomen.
Maar bij het fcheiden zal ik klaagcn over eene on-
gefteldheid in mijne maag.
ïw-
» *
-ocr page 428-* *
*
Wij zijn.bij malkanderen geweeft. Niets dan
Liefde en onberispelijke Eerbied van mijnen kant.
Genoegen en Vriendlijkheid van den haaren. Mij-
ne Ongefteldheid was haar leed. Zo fchielijk! —
Juift zo als wij fcheidden! Dog het was niemen-
dal, Ik zou morgen wel geheel weer beter zijn.
Begut, Jan , mij dunkt dat ik alreeds ziek
ben. Is het ook mogelijk voor zulken lugtigen
knaap, als ik ben, mijzelven wijs te maaken dac
ik kwaalijk te pas zijn zou ? Op deezen voet zou-
de ik mijne rol beter fpeelen dan ik wenfchte.
Maar elk mijner zenuwen en vezelen is altoos ge-
reed om haare hulpe te verleenen , het zij door
gezondheid of ongelleldheid, om eene beflootene
fchelmerij ter uitvoer te brengen.
Jf: *
d
Dorcas heeft den geheelen Brief van Juffer
Howe , gedagtekend Zondag den 14 Maij (a),
voor mij uitgefchreeven , waarvan ik te vooren
ilegts uictrekzeJs had. Zij vond geen anderen
Brief bij dat bundeltje gedaen: Dog deeze en die
welken ik voorleeden Zondag in charaders af-
fchreef, terwijl zij ter Kerk was, betreifende het
fmokkelaars-ontwerp (b), zijn voor mij genoeg.
ΐ ί
^;
i 1
1
J
* *
*
Dorcas vertelt mij, dat haare Lady haare
papieren uit de mahogany-kas heeft overgelegd in
een
(a) Zie bl. 117. env.
(bj Zic bl. 135, euv.
3. '
mmm.
- ^ De HISTORIE van "
een Kiftje, waarin zij haar linnen had, en het-
wèlk zij in haar donker kabinetje gezet heeft.
Hiervan hebben wij vpor tegenwoordig, geen
' iieutel. . OngetwijiFé]d;;'zijn alle haaré ' Brieven,
welke vroeger zijn van djd dan die wij in handen
gekrÉegen hebben, in dat kiftje. Dorcas is daar
ongeruft over: Egter hoopt zij, dat haare Lady
haar niet verdagt houdt \ want zij is wel verze-
kerd, dat zij alles zo weer gelegd heeft, ais zij
het vond.
De Ilr. Lovelace, aan Jan Belfor©
Schildkn.
In den Cacao boom, Saterdag,
den ι.η van Maij,
4 .
-. Λ
'i.
Die Ipecacuanha is een zeer onaangeraarne
'medicijn. Dat dat vervloekt doéloraal janhagel
lüets kan vinden , dat ons goed kan doen, d?.n
waarmede men den duivel vergeeven zou! In de
andere wereld, als ze maar alleen medicijnen
moeilen inneemen, zoude dat van zelf ftraiFe ge-
noeg zijn voor een kwaaüjk-aangelegd leeven:
Een Doélor aan de eene elboog, en een Apo-
theker aan de andere, terwijl de arme ziel zugt
en zwoegt onder hunne voor^cfchreevene opera-
tkn, erger pijnigers bt-hccfL· hij nictr
Dog
-ocr page 430-.1
Juffer^ clapvissa harlowe.
Dog die moeil: .nu dienen om mijn weezen te
doen ontvallen. Dat heeic het wei gedaen: Want,
door geweldige kooringen , genoeg ingenomen
hebbende om mij ziek te maaken, en niet genoeg
water -orri het fchielijk té ioozen v zag-ik'ter-
ftond uit als of ik een veertien dagen mijn bed ge-
houden had;· Met fcherp tuig^ gelijk ikl dagt iti,
het midden van dat bedrijf, is kwaad gekfcbee-
ren, en nog erger met medicinaal
Twee uuren was ik,'er aan vail.x Ife hadj
Dorcas verbooden haaie Lady van de zaak iets
te kennen te geeven; uit tederheid jegens tiaar;
gezind zijr^dèiom haar, als zij mijn verbod te, wee-
ten kwam;-i·.'te laaten merken dat ik verwagtede'y
dat zij raver mij bekommerd zijn zoude^l .
Wel, ·iiiaar Dorcas was'niettemin een vrguw-
menfchy:'ev\ ή] kan haare Lady het wel luifleren^
hetwelk, haar bevolen; is geheim te houden !
Koom hier, Karonje [zo ziek als dei.duivel,
op dat;!00genblik]; Laat eens zien^ welk' een
mengzel van droefheid en verbaasdheid, in ν uw
dik bakkes kan te zamen geflanft wprdeix. j
Dat deugt niet. ^ Die-néergevallen kaak, en
die opgezette mond in een langwerpig eij-rond,
heeft meer van hec Ijzelijke , djan yan het fDroe-
Nogfook zo te pinken en te wenken,met
uwe haatelijke oogen ^ gelijk mijne Bekoorite}:
die eens noemde. j^jr r; V
Dat is een weinig' beter; egter niec.^yolkoo-
men zo als het behoort: Maar houd uw^ mond
meer geflooten. Gij hebe een fpier of twee , wel-
ie gij nlec in bedwang hebt, tulTchen uw kaake-
T,- -
-ocr page 431-45® De HISTORIE van
been en uwe lippen, welke den eenen hoek van
uw moiid opwaards moeften brengen naar uw
Katrol, en die benedenwaards denzelven te ge-
moet.
Zó! Weg all Maak vergiftig veel haaft met
den trap op en af te ioopen, om iets te haaien
uit de Eetzaal, dat gij èoven brengt'om het *er
weer van daan te haaien ^ tot dat de ongemeene
beweeginge u buiten adem brenge; en u een na-
tuurelijk zugten bijzette^
Wat is 'er te doen, Dorcas t
Niets i Madam. ί
Mijne Beminde is, ongetwijfFeld^ véfwon-
derd dat ze mij deezen ogtend niet gezienvheeft;
maar zij is te ^huw bm haare verwotideringe -tö
melden. Met te herhaalen Wat is 'er te'doen,
evenwel) terwijl Dorcas den trap op en afloopt
voorbij haare deur, krijgt zij 'er uit. Och! Ma-
dam , wijn Heer! mijn arme heer!
Wat! Hoe! Nu! — En alle eèn-fyllaa-
bige woordjes van verbaasdheid. ' ! = ,
[ƒ« Parenthefis moet ik u zeggen, dikivijls
gedagt te hebben, dat de kleine woordjes 4n de
Republijk der Letteren, gelijk de kleine gemeen-
te onder een volk, van de kragtigfte bèduidènis
2ijn. De drie-fyUaahigc ^ en de brommers "vm
meer dan drie fyilaaben, dienen maar voor 'kleine
magnates^
Ik moet het u niet zeggen, Madam ■ ■ ■ >
Mijn heer heeft mij bevolen het u niet ce zeggen
-- Dog hij is 'er erger aan dan hij wel denkt!
...... ■— Dog hij w41de niet hebben, dat men u
verfchrikken zou.
Diepe
I
Juffer GLARISSA HARLOWE. 451 ■
ί
,1
Diepe bekomiTieringe nam bezit van alle haare
lieve trekken* Zij. had deernis mee mij! ........
Bij mijne ziel, zij had deernis mee mij!
Waar is hij ?
Al te veel haaft en ontileltenis hebbende om
welgemanierdheid in agt te neemen [Eene mdé-
H parentheßs^ Jan! Welgemanierdheid iis ons
ÄO wdfiig hatüurelijk, dat wij bedaard moetea
zijn om die in agt te neemen: Befchaafdheid kaïl
niet leevên in een ftorto] Het kan mij niet wagten
bm vraagen te beantwoorden ^ roept de ÜOns ^
fchoon begeerig om te antwoorden [Eeniè derdè
p^äYentheps —' Öelijk het volkje dat ttiet
Nieuws-papiereft fchreeüwt, wegloopende van'de
kalanten» aan welke zij gaarn verkoopen willenj.
DeeÈfe haaft noopt de Lady om met haaft te vraa*
gen \Eene vierde^ bij manier van opcieringe vooi
de derde!] gelijk de andere hec volk om met haaft
te koopen. En nu hebbe ik in röijn oog eène ge·
heele ftraafc op den been gebragt, etl een fchreeup·
wef met platGaaten of nieuwe tijdingen agtei nsi
loopehde» als of de eerife een dief Wüé , eiü di^
andere zijne verVolgeïs. -
Eindelijk, O Heer! geef het Mevr, Lovela-
ce dog te kennen! —— Daar is gevaar, zeker-
lijk! van de eene Nymph der andere toegeluifterd;
dog ääti de deur, en zo luid, dat mijne tüiilercn-
de Sdioone hec hooren konde. · : (I
'Zij fchiet tet deuren uit —Hoe dan 1 hoe
dan^ Dorcas! ' r
O Madam --- Eene bloed*fpuwingei
Eene ader geborften, zekerlijk! :.
Zij haaft zi^ naar beneden; Yindt iedereèa
aan
(
F
belang!
beter zijn f
inderdaad vergiftig ziek, fchoon 'er geen meer
bloed kwam. , .%v .
Kortom ^j Belforc?, ik hebbe mijn einde ber
reikt* Ik zie, dat de lieve ziel inij bemint. Ik
zie, dat ze mij alles vergeeft wat 'er gebeurd is.
Ik zie, dat ik credit hebbe voor een nieuwen
Kerfftok.
Juffer Howe, ik tarte u, mijn lief -——^
Juifr. Townfend! Wie duivel zijt gij I — Pak
u voort met uwe contrabanden. Geen Smokken
len! Geen Smokkelaar hier, buiten mij ! ;·,Nog
zullen de keurelijkile gunften mijner fchoone lang
verbooden goederen voor mij zijn
-^'i'iüiSii
1
Lf (
i-}
* ή:
^^ Iedereen is nu^ verzekerd , dat zij mij bemint.,
De traanen iionden.hanr mijnenthalven meer dan»
eens in de oogen. Zij liet toe dat ik haare hand
nam, en die zo dikwijls kuile als het mij geliefde,
Wanneer. Juifr. "Sinclair gewag maakte , van dat
ik mij te veel in huis hield, drong zij om eenSiter
mijner Verlugtiginge uit te gaen ; maar vejrzogc
vriend-
454 DE HISTORIE vANt ^
aan den ingang zo zorgvuldig over mijn bloed
ftaen kijken, als of het dat van den Napelfchen
Heilig waare. ■ « μ,ι
Mijne Bekoorller treedt binnen met een ge-
laat vol van lieve bekomrHeringe.
Hoe vaart gij ^ Mijn Hr. Lovelace? . /
f^^ O mijne zoedle Liefdel —— Vrij^weU
— Vrij virell ——- 't is Niet met al ! Niecs/van
Ik zal met een oogenblik. wel weer
— Weder koorende ! want ik was
tiaii^
-ocr page 434-JüFFEil CLÄRISSA HARI.ÖWE. 455
Viiendlijk dat ik mijzelven zorgvuldig wilde in agc
heemen. Wenfchte wel, dac #k met ccn doftof
wilde raadpleegen. Goä fchiep de medicijn-tneés·
ters^ zeide ti], .. , ■
Dat dagt ik-niet^ Jan. God fchieï) inder^
daad ons al te maal. Dog ik verbeelde mij, dat
zij de medicijnen pieende in plaatze van de 'médi-
cijn-meeflers ; en dan zou de fpreekwijze het zei- -
ve kunnen te kennen geeven, "hetvvelk de meenin:
'ge is van die gemeene fpreekwijze"; —— God
zendp de jf ijze^ maar de Duivel de koks. ■ ,,
Ik was reeds weer wel , toen ik het bloed-
ftempend middel uit baare waarde handen ont- j
Wanneer zij mij vèrzogt om' een lügtje tè ^
;gaen fcheppen , vraagde ik haar , Ofik de eeré ^
mögt hebben van haar gezeifchap in eene koets', I
Indien zij niet dngt; dat eén draagftoel ίιΐ
imijn geval gevoegelijkèr waare·, wilde ^e Wel met V
til haar hart !
Dat
'dat ik 'die beter verdiende , zeidé ik I —— Do^;
Tiiet dati gulden^'dagen ftorjden ons voor handen i
- Haare tegenwoordigheid en edelmoedige
zorgvuldigheid had alles uitgewerkt; Ik was wel"!
INiets 'fcheelde mij. Maar nademtial hiijne Bomin-
'de het zo wil hebben^ zal ik eene kleine Vering'-
tiginge neemen 1 —— Laat een draagftoel gb^
.,;iVê.Deeh Ëe
ί
454 Όν^ HISTORIE van
haald worden ! -^^ O mijne Bekoorfiier ! al
ivaare ik deeze ongeßeldheid verfcbuldigd aan
de moeijelijkheden , die ik in eenigen tijd gelee-
den hebbe, en de cngerußheid ^ die ik had van u
ongenoegen tê geeven ; alles is oneindig vergol-
den door uwe goedheid--De gantfche Konft
der Artzenije lege'in uwe lachjes! —— üwkorc-
voorleeden misnoegen was de eenige ziekte 1
Terwijl Juffr. Sinclair, en Dorcas, en Ma-
rijtje , en zelf de arme floor Mabell [want Saartje
ging weg , zo als mijne engelin binnen kwam]
met opgeheven handen en oogen , den Hemel
ilonden te danken , dat ik weer beter was, met
éene zagte dog hoorbaare ftemme: Zie de kragt
der Liefde, riep de eene! - Welk een be-
kooreiijk man, eene andere I --- Gelukkig
paar, alle te zamen !
O hoe bloosden de k~aaken van het lief fchep-
zel!--Hoe fchitterden haare oogen 1--Hoe
lieflijk aangenaam is lof voor eene welbewufte ver-
dienile, terwijl het maar verwijten is, wanneer die
onverdiend beileed wordt ! Welk eeno nieuwe,
welk eene vrolijke wereld fchepc die eensklaps in
een wankelmoedig of moedloos hart!
En nu, Bèlford, was het wel niet der moei-
te waardig van eens ziek te zijn? En egfer moet
ik u zeggen , dat 'er zig al te veel geneuglijker
middels aan de hand gceven, dan dat ik nog eens
weer de proef zou willen neemen van deeze ver-
bruide Ipecacuanha.
■Α
' '1 ■
h
JüFFÈk CLARISSÄ 'HARLÓWË. 45 5
Jufir CiLAkissA HARLOWE| aM'^afei^
Howe»
· ■ -- ·· - üu
' Saterdag t den 27 mn Blaij>i
De^Hri-Lovelace, mijne waardé, is zeei' Om
paiTelijk geweeft. ^ Schielijk kwam het hem oveiv
Met ovefgeeven van bloed in gfooce irtenigte. De
eene of andere ader moet > geborften zijn. Hij=
klaagde gifteren avotid ovér eene ongefteldheid ia
zijne maag. i'ilk was daarvan te meer aangedaen^
alzó ik vreeze dat het doör 'de heftige onlu^e^
tuffchen ons veroorzaakt wi^ri/. —— «Maar hajii
ik daar de fchuld van ? '
Hoe onlangs dage ik nog,, dat ik hem haate·-
de! —--Dog haat en toorn, zie ik, zijn harts*?
togten die bij mij maar van korten duur zijri. Me^
kan geen lüiden haatcn, mijne" waarde, die in ge*j
vaar des doods, of die in vèrlegenheid of verdruk*.»
kinge zijiii Mijn hart, vinde ik, kan het niet uit;·/
houden te^en'genegenheid, enierkentenis van ,be->
gaene miiÖagen.
Hij droeg groote zorg om zijne onpalTdijk-
heid, zo lang als hij konde, voor mij verborgen
te houdenL Zo'tedïtf^ in het geweldigft van zijnen
ongeileldheid!--Zo begeerig om het op hect
ligtft te zetten! -— Ik wenfchte wel, dar hij on-
der mijne oogen niet onpaiTelyk geweeft -waarel
„ Eez Ik
.ïi
/ , Pr HltSTORr& VAN j
Ik was te veel aangedaen--Iedereen mij mee
zijn gevaar ontitellende--De arme man, uic
eeiie zo friiTe gezondheid, za fclpieUjk aangecail!
-— En zo onbereid I ^—'' ^"
Λ js^eens uitgegaen jn een ^draagftoel.-. Ik
raaddèhèra'^daf te 'iäoen. Ik vieezé', "ä'dt mijn raad
verkeerd was; nademaal Ruft in zulk eene onge-
lleHheid noodwendig beft moet zijn. Wij zijn
gem&nlijk zo gereedv in fdhielijk opkoomende
gevallen, met onzen raad re geeven , zonder oor-
deel^ of zonder zo lang te wagten, dat? wij' kun-
nen oordeelen! - Ik floeg wel trouwens ëeiï
doftor voor; maar hij ι wilde van geen^hooreni γ Ik
draage der faculteit groote eere toe ;3 en te meer^)
dewijl ik altoos bemerkt hebbe, dat die geene^
welke de oeffenaars der Geneeskonft veragtelijk
behandelen, maar al te gemeenlijk op gelijke wij-
ze handelen omtrent die van-^hooger beroepinge?
Ik ben weezenlijk zeer onvergenoegd. Want
ik hebbe mijzelvè , vermoede ik j voor hem, en
voor de vrouvyen beneden te veel bloot gegeven!,
Zij killen mij wel verfchooneni,»alzoc.zij denken,
dat wij getrouwd zijn;- Dog zo hij niet edelmoe-
dig zij , zal ik reden.hebben om mij over deeze-
verraflinge te beklaagen; welke (daar ik reden had
om mij op eeiie onredelijke wijzej.van· hem behan-
deld te ngcen) mij meer geleerd heeft ^ j dan ik wift.
van miizelvc. ' ^ cio'·.·"' · r
ιζ '-i^· ..·· .
^ Het is waar, ik hebbe meer,danj^ns bekend^
dat de Hi·. Lovelace mij bóven alle manhen «had
kunnen behaagen. 'ilk herdenke de tredentwiften,
welke gij en ik over dit onderwerp plegten te Ueb-
blni , wanneer ik uwe gelukkigCff gaft was* Gi>
.i ' . , ■ plegc
M^mÊÊÉÊÊ^iÊmiÊÊÊÊÊÊÈÊk
-ocr page 438-JüFFÈH CEARISSÄ-Hä'RLOWE. Γ457
?plegt te zeggeiri en eens ichreeft gij (a),' dat:de
-mannen vanizijn'maakzel· diegeene zijn , welke
:onze Sexe natuurelijk niet mishangen: Terwijl ik
-beweerde, dat de zulke daarmede ook
.zijn mögt) de mannen niet waaren, welke ons
'behoorden te behaagen.Dog daar ik van mijne
.Nabeftaenden zo wierd voortgedreeven, aan den
«enen kant, en daar ik van'den anderen, zijn
ongelukkig chara<5ler had, en zijne verbijfterende
ien ingewikkelde handelwijze/ had ik al zo weinig
.'gelegenheid als geneigdheid om mijn hart omtrent
dit bijzonder iluk te onderzoeken. En dit brengt
!mij eene paffiigie te binnen uit eenen van uwe
voorgaende Brieven, die ik, fchoon ze in boer·!:
Van u gefchreeven wierd , hier zal uiEfchrijven.
•Zou het niet wel kunnen zijn ^ zege gij
gij met zulke per (honen te dr^en gehad hebt, die
niet hebben toegelaat en om op de kloppingen te
letten; of, zo gij nu en dan dezelve een τυeinig-
je gehad hebt ^ of gij die, daar gij ze op tivee-
derleije rekeninge kondt'plaatzen ^ niet bij miS'
vattinge op de verkeerde geßeld hebt ? Eene
paflTagie, welke ik, fchoon ze mij wel eens in de
gedagten kwam, als de Hr. Lovelace het mlnil be-
rispelijk was, egter van geen kragt gehouden hcb-
be, als hij mij plaagde en tergde', en mij rcdea
gaf tot verdenkinge. Want,'hoe het ook zij,
mijne waarde , de Hr. Lovelace is"niet wijs in al-
le zijne handelingen. En behooren wij niet, zo
veel mogelijk is, te tragcen'om (daar njcn door
geen natuurelijke banden verknogt is) behaagen
Ε e 3 · -en
(a) Zie bl. 175.
(b) Zic D. l. 103, 104, . - v . yO
/J
' X
m
en mishaagen te hebben, naar dat de reden ons
gebiedt, en volgens de verdienfte of wanverdien-
fte van het voorwerp? Indien men toeftaet, dat
de Liefde, zo als men ze noemt!, eene verfchoo-
ninge zij voor onze onredelijkfte dwaasheden, en
fllle de borilweerlngen ter neer werpe^, met welke
eene zorgvuldige opvoedinge ons omringd heeft,
wat beduidt dan dog de leere van onze driften te
onder te brengen ? - Maar ^ iO mijne waard-
fte vriendin, maake ik mij niet aan eeneiftrafbaare
fout fchuldig , zo ik deezen man van gebreken
beminde? E^n heefc^mijn eigen hart mij niet be-
droogen, wanneer ik dagt dat ik zulks niet deed ?
En hoedanig moet die Liefde zijn, welke niet ee^·
nige maate van kuisheid tot haar voorwerp heeft?
Ik fchroome mij eenige paiTagies te binnen te
brengen uit den Brief van mijnen Neef Morden
(^a). -— En egter waarom vliede ik van on^
derwerpen , die behoorelijk overwoogen zijnde,
ter Verbeteringe en zuiveringe van mijn eigen hart
mogen ilrekken ? Ik ben met mijne denkbeelden
over dit ftuk , vermoede ik , te hoog .geloopen,
niet voor de betragtinge , mixzx yoov mijne
tragtinge. Denk egter ook niet ,,dat ik aan vieze
Neuswijsheid fehuldig was; want hadde dk van
mijzelve voorheen zo veel bevindinge gehad, of
liever, hadde hij mijn hart genoeg ruft verleend
om het te bevinden, gij zoudt mijne bekentenis
al eer gehad hebben.
Niettemin moet ik u zeggen, (hetwelk ik hoo-
pe u met regt te kunnen zeggen) dat indien hij mij
weder reden geeft, om mij op nieuws van hem af,
en
(aj Zie bl. 4i> eav. van die DccL
ϋϋί
/
-ocr page 440-Juffer CL,ARISSA HARLOWE.
1;
en afkeerig jegens hem te houden , ik hoope,
dat mijne reden kragt genoeg zal bijeen krijgen
wegens zijne onvolmaakiheden, om mij in ftaat te
Hellen van mijne hartstogten te onder te houden.
—^- Wat ki^nnen wij meer dpen, dan ons te
beftieren naar liet ligt , hetwelk ons voor dien
tijd, waarin wij zijn, verleend wordt?
Gij zult u niet verwonderen dat ik ernftig ben
pp deeze ontdekkinge - Ontdekkinge, moet
ik het zo noemen ? Wat naam kan ik daaraan gee-
ven?--
Onvergenoegd over mijzelve , fchroome ik
weder na te zien hetgeen ik gefchreeyen hebbe:
En egcer wepte ik niet hoe ik hebbe gefchreeven.
Ik was nooit in zulk eene wonderlijke gemoeds-
gefleldheid. ■ - Ik weece niet hoe ik ze moet
befchrijven. - Waart gij ooit wel zo ? —
Bevreesd voor de berispinge dérgeener, welke gi)
bemint -- Zonder egter bewuil te zijn van
dezelve te verdienen?
Hoe het zij, hiervan ben ik overtuigd, dac
ik inderdaad berispinge verdienen 'zoude, zo ik
eenig geheim van mijn hart voor u te rug hield.
Dog ik; zal hier geen woord meer bijdoen,
na dat ik u verzekerd hebbe, dat ik mijzelve nog
naauwer zal doorzoeken; En dat ik- ben
C/wfii MÏet min opregte dan toegenegens
m
\:É
τ.
-Ee
XLVII.
JllMIÉ^-
-ocr page 441-%
Hr. Lovelace , aan Jan Belfqrd,
Schildkn,
Ik had eene lieflijke Verlugtiginge. Geei?
üieuwen aanval van mijne ziekte. Mijn hare vol-
maaktlijk in rufl: zijnde, hoe kon mijne maag dan
^nders zijn?
'' Dog toen ik t' Huis kwam,, vond ik, dat mij-
ne lieve ziel ontruft was door een nieuw toeval
—- Het vraagen naar ons beide, op eene zeer
vermoedelijke wijze, en dat wei do9r d,e befchrij-
yinge van onze perfoonen, en, niet mee naamen,
door een knegt in blaauw livereij met geele pp-
llagen en boorden.
' Dorca§ wierd bij hem geroepen, als de eerile,
bediende ; en als zij weigerde op eenige vraagen
van den knaap te. antwoorden, ten zij hij te ken-
nen gaf waartoe, en van wien hij kwam, zeide de,
inaap (alzo kort af als zij) Dat zo zij hem niet wil-
de antwoorden, 'er miiTchien wel een ander kon
Jkoomen, dien zë moeft antwoorden; en ging daar-
op te onvreeden heen.
' ' Dorcas haairede zig naar boven tof haare La-
dy, en oncruftede haar niet alleen met het voor-
p;eva!lene , maar ook met haare eigene gillingen;
'cr bijvoègende , dut het ^en knaap was die 'er
r
flcgt
y
-ocr page 442-Juffer CLARISSA HARLOW)^.
fiegt uit zag , en zij was wel verzekerd dat hij me'c I
geen goed oogmerk kwam. / , . . I
Naar de livereij en hec weezên van' dén knegc ^
wierd naaukeuriglijk gevraagd , en dezelve alzó
naaukeurigiijk befchreeven-- Heere"zegeff
haar ! daar was geeji einde aan haare onfußen^
dagt zij! En daarop liep zij. met haare vreeze
vooruit tot alles kwaads , 'wat 'er gebeuren konde.
Zij wenfchte wel, dat de Hr. Loyelace mpgt
inkoomen.
De Hr. Lovelace kwam ftraks daarna in \ ge-
heel leevendig, dankbaafr, vol van hoope , van
onderdaanigheid, van liefde, om zijne Bekoorilei;
te bedanken, en haar geluk te wenfchen met de
geneezinge , welke zij verrigt had. En daarop
vertelde zij de Hiftorie, met alle derzelver omrtan-
^igheden; en Dorcas , om de vreeze van haare
Lady den weg te wijzen, berigtede ons, dat de
knegt een vent was van de zon verbrand, en die
-er uitzag als of hij ter Zee gevaaren had. i
Dan was hij , ongetwijiFeld , Capitein Sin-
gletons knegt, en het naaftvolgende nieuws dat ^
wij zouden hooren, was dat het huis omcingeld
waare van een geheel Scheeps-volk; hét vaartuig, I
naar zij verilaen had, niet verder af leggende dan \
te Rotherhith.
. . Onmogelijk, zeide ik. Zulk eene ondernee-
minge zou zulk eene vjijze van navraaginge niet
tot ha'are inleidinge hebben. En waarom kan het
niet eer een knegt zijn van uwen Neef Morden,
om kennis te geeven van zijne overkoomft, en yoor-
necmen om u te bezoeken ?
Deeze giifinge gaf haar vermaak. Haarè ang-
Ëe 5 ften
ί ■
r)
-ocr page 443-442 Όν^ HISTORIE van
ψ
ften verdweenen, en zij kreeg nu gelegenheid om
mij geluk te wenfchen over ipijne ipoedige her-
ftellinge j hetwelk zij deed op de vriejidlijkfte wij-
ze.
Do^wij hadden niet lang te zamen gezeten,
wanneer Dorcas weder verbaasd boven kwam om
ons te berigten, dat de knegt, die zelv^ knegt,
weder aan de deur was, en vraagde of de Hr. Lo-
velace en zijne Lady, met naame, hun logement
niet hadden in dit huis ^ Hij vraagde het, zo als
hij aan Dorcas zeide, mee geen kwaad oogmerk:
Maar zijne betuiginge van geen kwaad te bedoelen,
was een bewijs bij mijne vreesagtige Schoone, dat
men kwaad in den zin had. En alzo de knaap geen
antwoord van Dorcas ontvangen had , ilelde ik
voor om zelve naar beneden té gaen in de Zij-ka-
mer , en te hooren wat hij te zeggen had.
Ik zie uwen ongegronden fchrik, mijn
waardfle leeven, zeide ik, en uw ongeduld ---
Belieft het u om mede naar beneden te gaen-
En zonder dat men u gewaar wordt (want jk zal
hem niet verder laaten koomen, dan tot de ka-
merdeur) kunt gij alles hooren wat 'er omgaet ?
Zij nam het aan. Wij gingen naar beneden.
Dorcas gebood den karei om binnen te koomen.
Wel, vriend, wat hebt gij te doen met den Hr.
of Mevr. Lovelace. '
Buigende, ftrijkvoetende, Ongetwijffeld zijt
gij die Heer, mijn Heer. Wel, mijn Heer, mijn
boodfchap is alleen om te weeten of uw Edelheid
hier is, en t^ fpreeken is; en of gij hier eenigen
tijd zult blijven?
Van wien koomt gij.^
^■.■remgei-·:
ι --
,ψ
ϋϋβ
-ocr page 444-Juffer CLARISSA HAIO^OWE. ^ S I
■ΐτ""" γ
Van een heer, die my geordonneerd heefc
om te zeggen, indien ik 'er toe gedrongen wierd,
maar anders niet, dac het was van een yriend van
den Hr. Joannes Harlov»^e, Mevr. Lovelace's ovwi-
ft€n Oom.
Hen lief fchepzel zou hier Qplbijkans ter nfier
gezeeg^n hebben. Het was mmr kortJAngs 40
zij zig van Salvolade voorzien had, Diu: haalde
zij uit.
Weet gij ook iets van den CoIonel lVIordea,
vriend ? zeide ik.
Neen, 'ik hebbe nooit zijn naam gehoord. · i Ji
Ook van Capitein Singlecon ?
Neen , mijn Heer. Maar de heer, dien ik
diene, is ook een Capitein.
Hoe is zijn naam?
Ik weete niet of ik dien wel moet melden.
Daar kan geen kwaad van koomen dac gij den
naam van dep heer meldt, indiengij mee een goed
oogmerk koomt.
Dat doe ik; want zo heeft mijn heer mij ge-
zegd ; en geen eerelijker heer kan 'er op twee bie" ι
nen gaen, - Zijn naam is Capitein Tom- ^
bezo0k des al niettemin u niet onaangenaam zon \ 1
Kent gij zulk een man als Capitein Tomlin- I
fon , mijn waardile leeven \Ter zijden af^ als. 1
-ocr page 445-■HHi
' DE HISTORIE VAN
γΐ - Neen; maar mijn Oom kan wel kenniilen
' hebben ongetwijfFeld , die ik niec kenne. —
^'Dog ik höope [beevende] dat die geen bedrog
'is. ■ i'--·^-..· ■
Wel, vriend, indien uw heer iets te zeggen
'heeft"aan den Hr. Lovelace zo 'moogt gij hem
' berigten, dat de Hr. Lovelace , hier is ; en hem
' zal zien wanneer het hem belieft.
Het lief fchepzel keek als of zij bevreesd
• was, dat ik mijn woord te vaardig gegeven had
voor mijne eigene veiligheid ; en de knaap ging
toen weg ——- Terwijl ik v-erivonderd was ^ dat
zij zig niet 'verwonderde , dat deeze Capitein
" Tomlinfon, wie hij ook zijn moge, voorde tweede
maal, zelve niet kwam, of niet een Brief zond,
daar hij reden had om te onderilellen dat ik hier
waare.
OndertuiTchen, uit vreeze of dit een beftoken
werk mögt zijn van Jakob Harlovve , die veel
hield, zeide ik, van aanfiagen te fmeeden ,
fchoon hij geen hoofd had dat daartoe gefatzoe-
neerd was , gaf ik uit voorzorg eenige bevelen
'aan de dienilbooden, en aan de vrouwiuij, welke
' 1 ik , om te grooter ophef te maaien, in onze te^
genwoordigheid bij een deed koonien: En mijne
•Beminde nam een vaft befluit, om geen voet hui'
!' ten deur te zetten, voor dat zij de uitkoomß zag
I Όαη deeze wonderlijke zaak,
νψ ' En hÏQÏ moetik i[üken,fcboon in zulk eene
1 groote bedremmelinge.
Alleen zal ik 'er nog bijvoegen, dat de.arme
Belton u van nooden heeft want ik durve mij
' om «len dood niec van huis begeeven.
, - Mow-
-ocr page 446-' ' Mowbray en Tourville zwerven van den ee-
nen fehuilhoek naar den anderen als vagabonden ^
Eonder hoofd, zonder handen , zonder ziel; ter-,
wiji zij U nog; Mij tot hunne Leidslieden hebben»
Zij iaaten mij weeten , zodanig re zullen verroe-
ften j dat geen kragt van olij of werkin ge hen we-
der zal kunnen glad niaaken , of in beweeginge
brengen. .5
l· Hoe.gaet het al meruwen Oom? ;
f' »
/1
Èe tir* Lovelage, aan Jan Belforö^
Schildkfii
Deeze Hiilorie van Capitein Tomlinfon hield
ons niet alleen den gantfchen tijd bezig, welken
wij giiieren-avond bij malkanderen waaren, maar
ook deezen ogtend terwijl wij aan het oiitbijt za-]
ten. Zij wilde nog al hebben, dat het een voor- . \.
fpel zou zijn tot eenigen kwaaden aanflag van Sin- \
gleton. ik "beweerde (volgens mijne voorgaand© I
leuze) dat her veel waarfchijiielijker een middel
kon zijn j van'den Colone! Morden aangewend oni
haar eens o'ngerufl: te maakenvoor dat hij haar ia
perfoon een bezoek kwam geeven. Heér0, wel-
ke van de reize kwamen, maakten wel eenä hufti
werk van iemarid op deeze wijze te verräifen.
De historie van
Waarom»· allerlièfil: Schepzel, zeide ik, moet alles
dat 'er gebeurt, waarvan wij aanilonds géén be-
grip kunnen maaken , jtiift datgeen zijn hetwelk
Wij het mihfte wenfchen ?
Zo veel onaangenaame dingen waaren haar
ίή eenigen tijd overgekoomen, dat haare vréeze
iüäär al te dikwijls ilerker was dan häare höo-
pe.
En dit maakt mij bedugt. Madam, dat gij
tot zulk een flaauw-geeftig geftel zult vervallen,
dar gij niet bekwaam zult zijn om het regt genot
te trekken van het geluk, hetwelk ons {fchijnt voor
dedeure te ftaen.
^Haar pligt en haare erkentenis , zeide zij
^Vnftïg , jegens den üitdeeler van alles'goeds ,
zouden haar beveiligen, hoopte zij, tegen ondank-
baarheid. En een dankbaar genioed was hetzelve
als een vrolijk.
Dus", Belförd, verlaat zij zig ten aanzien van
alle haare toekoomende geneugten gantfchlijk op
Öë Önzigtbaare Goedheid. Zij heeft zèkèrlijk ge-
lijk; iiademaal diegeene , welke minft ifeunen
qp Tweede Oorzaakén, waarfcHijnelijk minft zul-
lën miflÖOpen -- En is dit niet ernft voÖr haar
wnïT:?.,. ■ ''
7 Zij had naauwlijks gedaen met Tpreeken',
wanneer Dorcas ih ëene haailige öntdeltenis
kwam bbven loepen - Zij bragt zelf mijn
Tik, tik, tik, gelijk'
hart aan 't kloppen
éen fnel-flaënde Sliilger' in een uurwerk -
Jaag,· jaag , jaä'g,, ging dat van mijne Bekoor-
lier, zÖ ials ik uit hei oprijzen van haaren lie-
ven bbèzëm tot aan haare kin bemerkte.
Dit
ÈiÉ^
Jm
j'mkix.-il.'^i
-ocr page 448-JuFFÈR CLARISSA HARLOWE. 447 V
Dit laager zoorc vän volk , merkte mijne
Beminde zelve aan , zijn altoos gefteld pp hec
domme Wonderbaate i en öni zélf vän gêmee-
ne toevallen Hoffe van verbaasdheid te maa-
ken.
Wat duivel, zeide ik tegèn de Slons, waar-
toe deeze otitft ellen de beroerte ? ·'" Eiï
met uwe uitgefpreide vihgers en uwe O Miidam's j
en O mijn Heer's! ^—fetj ik zou u wel ver-
vloeken ! Zoude het wel eetie Seconde in den tijd
gefcheeld hebben, zo gij langzaam waart boven
gekoomen? J"
Capitein Tomlinfon,'mijn Heer! v/y
Al waare hèt Capitein< Duivelfon, wat kan
mij dat fcheelen! —^ Ziet gij?niet, hoe gij uwe
Lady ontileld hebt ? ,
Mijn goede Hr. Lovelace, zeide mijne Be-
koorfter , al beevende [Zie, Jan, wanneer ze
mij van nooden heeft, beh ik haat goede Hï, Lo-
velace] Indien ^--— indien mijn Broeder,
--- indien Capitein Singletbn mögt te voor?.
Tchijn koomen - Ik bidde - Ik
fmeeke u --^^ Mag ik u \^erzoeken ^" ■
om dog uwe drift te beteugelen ----— Mijn
Broeder is mijh Broeder / Capitein Sitigleton
is maar een werktuig.
Mijn waardite leeven, haar omhelzende
[Wanneer zij gunil verzoekt, dagt ik , zou 'er
de drorartiel liiê fpeelen, indien ze zulke onnoze^
Ie vrijheden als deeze niet wil toelaatéö, en dar
wel van ά^χί goeden H^*. Lovelace] gij zult getui- ,
gé zijn van alles wat tuflTchen ons vporvalc. --
'm
4S De HISTORIE van
Dorcas, verzoek den heer om boven te koo-
nien.
Laat ik mij eéril: naar mijne kamer begeeven!
ί. ' Laat dog niet blijken, dat ik hier in huis
Gij ziet wel i
;1|
'ben!
'Bekoorelijke lief!
Beiford, zij vréeft mij te verlaacen! --O
die kleine toverkoniljes! Waare het niet bij ver-
raffinge nu en dan ^ boe zou een eerelijk man wee-
ten waar hij haar möeft vatten?
Zij ging weg om té luifteren ——Ea
fchoon dit toeval niet zo afgeloopen is, dat het
aUes wat ik 'daarvan wenfchie heeft beantwoord,
nogthan's is hèt tioódig , indien ik u kundfchap zal
doen hebben van mijnen geheelen omloop, dat ik
zeernaauwkeurig ben omtrent alles wat'er tulFchen
Cipitein Tomlinfon en mij 'voorviel.
'Capitein Tomlinfon koomt te voorfchijn in
een rijd-gewaad ^ met eene zweep in de
•' 'hand.
Mijn Hr. Lovelär
Uw diénaar, Heef'
te, onderrtelle ik?
Mijn naäm IS Lovelace, mijn Heer;
Verfchoon mij dat ik op deezen Dag koome^
tnijn Heer"—.Gelief mijne kleedinge te ver-
fchoonen. Ik bén verpligt om terftond uit de Stad
te gaen , op dat ik t'avond weerom kv^n koomen; »
iDe Dag is een goede dag. Uwe Kleedinge
behoeft geen vérontfchuldiglnge. 1
Wanneer ik mijnen knegt zond, "Mß ik niet
dat 'ik tijd zou kwmen vinden om mijzelven dee-
zé
-ocr page 450-Juffer CLARISSA HARLOWE. 44'^
^g eere te geeven. Alles Avaarmede ik dagt ^ das
ik mijneïi vriend zou kunneh dienen óp deeze rei-
ze, was alleen mij van uvr verblijf te verzekeren;
en of 'er waarfchljnelijkheid waare van coegeiäateti
te worden om met u of uwe Lady in, gefprek té
koomen, , λ , -
Mijn heer, gij weet zelve befl uwe eigenè
beweegredenen. Wat uw tijd u zal joelaateri té
'doen , weet gij ook zelve beft; En iktben hierv;
üm te hooïen wat uW believen is, j/ , ? ζ
Mijne Bekoorjier bekende naderhand haart ·
bekommeringè Düiegens mijne kortbbndigä
täal, Alles wat ik hier van haare ge^l
moeds'beweegingen zal onder mengen ^
■zult g^ ligtlijkgijfen'^xdatik naderhand
gewaar Wierde „ ^ ι
Mijn Heer, ik hoopè ü geèn^ergérms té gèé-
Vfen. Dat bedoele ίϊζ althans niet. ^ ''
Neen -In 't geheel niét, mijn Heêfo
Mijn heer, ik hebbe geen belang in dé zaak,
Waarom ik koome., Ik kan wel al , té bemoeijzug- '
tig fchijneh; én indièn ik dat dagt ,'1sóüdè ik mij
onthouden van mij daarmèdè verder'eeriigiirts tè
bemóeyèn; "ha dat ik maat evèii zal hebben te kei-
nen gegeven waarin die beftaeti ^ " ' ·-
En eijlieve, mijn Heer·, wélke is die t
.Mag ik u wel vraagen, mijn Heer, zonae^
aanftóot té géevé'n, of gij ook Wènfclit verzoend
'te worden, en daartoe mede te werken 0{i éere-
lijke, voorwaarden, met eenèh Heer ,-diè den naatii
Van Harlowe draagt; om dusdeu weg te baanert^
IV. Deei. tï ge»
■
■ » Λ- , ! ,,, „ ι; ■■
gelijk men hoopen mag, tot eene algemeenè Vei-'·
Äinge? " ■ ^ : ^
O hoé^floe^ mij li hart! riep' de Bekoorfter'
uit. ^ ■■
''Dat kan ik juiil: niet zeggen, mijn Heer —
[En toen floeg het nog meer^ buiten twijfel'] l·
De-geheele familie heeft mijtten, uiterften kwaaiijk
behandeld. Zij hebben grooter vrijheden gebruikt'
tegen mijn charaéler ^ dan die gebillijkt kunnen?
worden; en ook tégen mijne familie; welke ik nog;
minder vergeeven kan. - ' ;;
' Mijn heer, mijn heer, ik hebbe dan gedaen.
Ik verzoeke vergifenis, ik .u.dus ben koo-
«en itooren. "
Mijne Beminde ^as toen op het punt van
te bezwijken, en had zeer flegte gedag-
fenvanjnij^'
Maar eijlieve, mijn Heer, om regelregt tot-
het oogmeyk te koomen van uwe tegenwoordige'
cbmmilfie; nademaal het eene cömmiffie fchijnt te
, Hetis eene cqmmiffie,,mijn Heer; en zulk
eene, welke^^ik dagt dat voör alle partijen aange-
naam zou zijnanders zoude ik rmij daarmede jiiec.
bemoeid hebMn" ' "
Miilchien kan dat zo zijn, mijn Heer, als
men het weer. Maar mag ik u vooraf ίwel éene
'vbag doen ? Kent ^j ook den Colonel Morden,
niijn Heer?^ ^ e
'' Neen, mijnTOer. Zo-^ meent van per^
fóon, dari kenne-ik hem. niet. Maar ik hebbe mij- -
nen goedén vliiëttd den Hï.i^ Joannes'^Harlowë Van '
' ^ · hém
■J-i
hemmet grootCiagtingé hooren fpreekerl; en alê
een Mede-Voogd met hem in zekere Voogdij 7
fchap., ' _ V ; ,
Lovek ik dagt hét waatfchijnèlijk, mijn Heer^
dat de Colonel wel mögt zijn overgekoomen \ dal
gij 'een heer mögt zijn van zijne kennis; en^ dat
talen de..;eene of andere aangenaamë verraflingé
hiermede mögt bedoelen. ' r , .
C^/^-' -Ko de Colonel Morden in Engeland gé-^ '
weeft waare^ ^oüde de „Hr. Joannes HarloVi^ê dat
Wel geweeten hebben ; en dan zoude ik 'er nie^,
onkundig van geweéft zijn. '1 'Ir· ; ' >
LoveL Wel , Mijn heer,, hebt gij dan .eehigé
tommiffie aan ni^ van déh Hr. ^Joannes' Harlo-
η Λ
1
Virer
1Ί
Aii'xm 'jt.
Cap. Mijn heiér·, ik zal ü ^ i zo kort als ik kän j
alles te kennen geeven wat»ik te zeggen hebbed
dog gij zult wel vetfchoonen, dat ik ook vóór-
af eene vraag doe, tot welké nieüwsgiérigheid mij-
ne beweegreden niet is; maar zij is noodig^,óni
beantwoord tê worden^'Voor dat ik kän vérdef
gaen ; ..gelijk gij zult oordeelen wanneer zé
hoort. ' ' ' 1 r;. 'Jt-r ·:
Lovek Welke is dog üwé vfäägii mijd
Heer? ^ , · ^·
<2dp: Kortlijk , Ófgij ilietterc^aaé , tfeh Jö^t
ha fide * getrouwd zijt mei: Juffer Glarifia Harlö·»,
We? Λ^ ,
%
i
Ikfpron^ op^ en* met een barteh-t'obii.ii^fa
dit eene.vraagj mijn Heer, dié beantwoQrd.^^öei
■I
■} iir/
Ter goeder frouwet.
-ocr page 453-452: De HIS'TORIE van
worden, vooi däc gij verder gaen kunt in de zaak,
welke gij op u genomen hebe? .....
Ik zoehe u geen aanftoot te geeven, mijn Hh
Lovelacev De Hr. Harlowe verzogt mij om dee-
zen dienft op mij te neemen^ Ik hebbe zelve dog-
ters en nigten. Ik dage dat het eene goede dienft-
pleeginge was, anders zoude ik, die veel gewigti-
ge zaaken om handen heobe, dezelve niet aan^
vaard hebben. Ik kenne de wereld wel; en zal
de vrijheid neemen van te zeggen. Dat zo die jon*
ge Lady —
Capiteiii Tomlinfon^ heet gij j zo mij dunkt
Mijn naam is Tomlinfon,
Wel dan , Capitein Tomlinfon ^ geein vrij'
deid^ zo als g'j die noemt, zal hier wel genomen
worden, die niet ten uiterftén kiefch is, wanneer
'er van die Lady gefproken wordt^
' Als gij mij hadt uitgehoord, mijn Hr. Love*
lace, en dan gevonden dat ik mij zo gedragen
had, dat die waarfchuwinge noodig waare, zou
het billijk geweeil zijn die gegeven te hebben.--
Gun mij te zeggen, Dat ik wel weete wat men
verfchuldigd is aan het eharaéler van eene deugd-
zaame juffrouw, zo wel 'als eenig man ter wereldi
Wel, mijn Heer! Wel, Capitein Tomlin-
fon,jgij fchijnt driftig. Zo gij hiermede iets bij-
zondefó meent [O hoe beefde ik ! zeide de Lady^
tvanneer zij naderhand Jprak van dit gedeelte
onzer'zamenjpf'aak} Ik zal alleen zeggen, dat
dit eene bevoorregte . plaatze is. Het is voor te-
genwoordig mijn t'huis, en eene vrijplaatze voor
elk heer, die zig de moeite wil geeven om pnder-
I 1
-----.
-ocr page 454-Juffer CLARISSA HARLOWE. 44'^
zoek naar mij te doen, de wijze of het oogmerk
yan zijn onderzoek zij dan welk het wil. '
Ik weete niec, mijn Heer, dat ik hier toe re-
den gegeven hebbe. Ik raaake geen· zwaarig-
heid om u elders op te wagten, zo ik u hier laftig
valle. Mij wierd al gezegd, dat ik met een drif-
tig jong heer te doen had: ^ Maar voor zo verre ik
mijn oogmerk will,en dat ik eene vriendlijke com-
miflie had, bekreunde ik mij die;>wegens te minder.
Ik ben tweemaal zo oud, durve ik zeggen., als
gij, mijn Hr, Lovelace: Maar ik verzekere u, dac
indien of mijne boodfchap, of mijne manieren, u
ergeren, ik de eene of de andere wel kan opfchor-
ten VQor een dag, of' voor altoos, naar daf het u
gevalt. En dan moogt gij, mijn Heer, als hec
maar voor morgen ogtend te Agt uuren is, mij u-
we verdere bevelen laaten weecen - En hij
ftond gereed oni mij te berigten, waar men hem
kon vinden.
Capitein Tomlinfon, zelde ik, gij antwoordt
wel. Ik houde veel van een man van moed. Zijt
gij niec in de armee ge weeft?
Zo ben ik, mijn Heer; maar ik hcbbe mijn
zwaard, tot eene fpade geßagen, gelijk de Schrif-
tuure zegt [Dat was een jlimme vent, Jan!-
Hij was h\j eene zekere perjaon een-vroom, man ^
verzekere ik ui O welk een mooijen rok en man-
tel kan een wel te pas gebragte Schriftuurtext voor
een huichelaar ten ^llen tijde verftrekken in de 00-
gen der godvrugtigen! Hoe ligt laaten de'vroonic
luidjes zig bij de neus neemen!]--En al
mijn vermaak, voegde hij 'er bij , heeft, eenige
jaaren geleeden, beftaen in mijn vaderlijk Erfgoed
F f 5 te
-ocr page 455-ti
454 de historie van
te bebouwen. Ik houde veel van een dapper man^
inijn'Hr. Lpvelace, zo,veel als ik Qoic.deed van
mijn Jeeven. Maar laate ik u zeggen, mijn Heer,
. dat als gij koornt tot mijne leevensjaaren, gij van
gevoelen zijn zulc, dat 'er niet zo veel waare dap-
perheid fteekt in eene jeugdige oplóopendheid ,dan
gij nu mogelijk wel denkt. . y
Al weer een ilimme vent, Belford! -—-—-
Oor en hart nam hij, beide te gelijk, in van mij-
Tie Bekooriler! ——lie^ is nog goed, zegt zij,
(iat 'er eenige mannenl zijn, die wijsheid bezit-
ten in hunne gramjchap.
Wel, Capitein, dat is beftraffinge voor be-
ftraffinge. Dus zijn wij dan effen. Én gun mij
nu het pleizier van den inhoud uwer co^^nmiflie te
mogen hooren.
Mijn Heer, gij moet mij eerft.toeftaen, dat
ik mijne vraag herhaale: Zijt gij weezenlijk, en
hona fide getrouwd met Juffer Clariffa Harlowe ?
Of zijt gij nog niet getrouwd? ' ) j .
Dat is plomp gevraagd, Capitein. Dog in-
dien ik antwoorde dat ik getrouwd ^é·« ^ wac
dan ? '
Wel dan, mijn Heer, zal ik zeggen, dat gij
een man van eere zijt. .
Dat hoope ik te zijn, het zij-g^y dat zegt of
ïiiet, Capitein Tomlinfon.' ' . ' /
Mijn Heer, ik zal zeer openhartig zijn meC
alles wat ik over dit onderwerp te zeggen hebbe'
—----De Hr. Joannes Harlowe heeft onlangs.
vernomen , dat gij beide in hetzelve huis uw ver-
blijf hebt; dat gij'het zo'al lang gehad hebt; en
iac de Lady gilleren over agc dagen met u in de
• i Schouw-
f
ψ\
β ί·
ί 1
k
f
l' V
k.;
Juffer CLARISSA HARLOWE. 44'^
^Schouwburg ^hqppt dus
terdaad getrouwd zijt. Ηΐχ heëfc^ wel· gehoprä^^
dao gij ZO'zijt i^ -mä^ devwji. hij uwen ondernëé-'
menden inborft "kenc,-en weef ^dat; gij verklaard
hebe eene verwantfchap met hunn^^ familie te verr^
fmaaden , was hij wel|genegen ,om,door mij be-^
veftiginge van uw Huwelijk te krijgen uit uw pi·^
gen mond , voor dat' hij koqmtvtpc die ftappen ^
welke hij ten voordeeje van zijne-Ni^t^
te doen. Gij zulc mij wel toelaaten te zeggen,
mijn Hr. Lovelace, dat hij zig met geen antwoord'
zal laaten voldoen ,";waarover :de minfte twijiFel
vallen kan. ' . /
Tk moet u zeggen , Capitein Tomlinfon , dac
het eene hooggaende fnoodheid is in" éenig man
te onderftellen —— y
Mijn heer -^ mijn Hr. Lovelace--
maak uzelven niet driftig. De nabëftaénden der
Lady zijn jaloers op de eere van ■hunriè familie. 'Zi|
hebben zo wel vooroordeelen te boven te koomen
als gij -'Gij moogt u voordeèl'gedaen heb-
ben - en de Lady, orHftandighedem^
niet te befchuldigen zijn.
Deeze Lady, mijn Heer, kon zulke voordes-
len niet geeven. En /ndien zij..hetngedaei]J'ö'i^,
welke moeft de man geweeil zijn, Capitein Ton?-
Hnfon, die zig daarvan bediend zou,hebben? -^j-
Kent gij de Lady , mijn Heer?
ik had nooit de eere van haar te zien, dan
maar eens; en dat was in de KerkV en ik pu4e
haar nu niet weder kennen. .
Haar niet weder kennen, niijn Heer !
Ik dagt niet dat 'er eenig leevend menfch was,
.....'Ff 4 " ' ■ '-'-siêr
-ocr page 457-De HISTORIE VAtf
welk? haar'eens gezien hebbende, haar niet 20iiiL \
kennen onder duizend.
Ik erinnere mij, mijn Ffeer, φϋ ik van ge-
dagten waj5 nooit fchooiier vrouw van mijn lee-
vén gezien te hebben. Maar mijn Hr. Lovela-
^e, ik geloove, dat gij mij zult toeftaen, dat hec
^eter is dat haare nabeiïaenden u verongelijkt heb-
ben , dan gij de Lady. Ik hoope , mijn Heer,
dat gij mij zult toelaaten mijne vraag te herhaa-
Jen. ·
Borcas^ met veel baafl, m de kamer koo-,
mende.
Daar is een heer., die u op dit oogenblil?
yerzoekt te fpreeken , mijn Heer- \_Μ'ή-
ne Lady ^ mijn Heer ! - Ter zij de.1
Kon het lief fchepzel D ore as beveel en dus
te jokken , en m'tj van jokken willen te rug hou-
den? --
Verzoek den heer om in eene van de kamers
ie treederi. I^ zal terftond bij hem koomen.
[Dorcas hinnen.
Ik twijffelde niet, of het lief fchepzel wilde
piij gaarn pnderrigten, hoe ik de regelregte
vraag van den Capitein had te beantwoortleni Ik
^ift wel, hoe ik die voorhad te beantwoorden--,
Regtuit , moogt gij wel verzekerd zijn --
Maar Dorcas boodfchap deed mij weifelen. En
nogthans was ik bezig aan een van mijne meefter-
ilukjes - Het welk was. Om met des Capi-
telns onderzoek jnijn voordeel te doen, en hüar
' in
ρ.
3·
tif*»
■ V
-ocr page 458-^ zijne tegenwoordigheid h^ar huiaelijk te doen
bekennen , gelijk zij voor het volk beneden ge-
daen had; en indien zij daartoe 'gebragt waare',
haar verder te beweegen, om ter voldoeninge van
haaren Oom een Brief van dankbaarheid aan hem
te fchrijven; welke gevolglijk moeft ondertekend
worden , Ciarijfa Lovelace. Ik was' derhalveti
niet heel genegen , moogt gij wel gelooven, om
op haar fchieiijk bevel bij haar te koomen : En
egter , vreezende de zaak zo door te zetten, dat
'er geen herftellen met haar aari was, dagt ik het
gevoegelijk hem van de vraag af te leiden, met
hem reden te doen geeven hoe hij, en de Hr.
Harlowe te weeten gekpomen waaren, waar wij
ons ophielden ; en wegens andere bijzonderhe-
den, welke ik will dat haare aandagt zouden tot
zig trekken; en welke haar mogelijk konden over-
tuigen van de noodzaakelijkheid, die 'er voor
haar was, om te beruften in het ftelligantwoord,
't welk ik gezind was te geeven. En dit wel om
haarencwille; want wat, gelijk ik haar naderhand
vraagde , kan het mij fcheelen, of ik ooit met
haare familie verzoend worde? —τ—^— Eene far·
milie, Jan , die ik eeuwig moet veragten.
Gij denkt, Capitein, dat ik twijïFelagdg ge-
antwoord hebbe op de vraag door u gedaen. Zo
moogt gij wel denken. En gij moet weéten, dat
ik al vrij wat hoogmoed bezitte: En waare het
niet, dat gij een fatzoenlijk heer zijt, en in deeze
zaak door edelmoedige beweegredenen fchijnt ge-
dreeven te worden , ik zou kwaalijk verduwen
kunnen, dus ondervraagd te worden aangaende
mijne eere omtrent eene Lady mij zo diei-Uaar. —
Ff 5 Dog
-li
.Λ
46S De HISTORIE van
Dog eer \ik.;meer regtftreeks ancwoorde op hej^
ftuk ,j.,verzoeke ik dac,.gij mij voldoet op eene
▼raag of twee, welke ik u doen zal.
Met al mijn hare, mijn Heer. Vraag mij
wat u belieft, ik zal uwe vraagen mee opregtheid
cn ,openhartigheid beantwoorden.
Gij zegt, dat de Hr, Harlowe ontdekt heeft,
dat wij te zamen in den Schouwburg waaren:
En dat wij beide in'hetzelve huis logeerden --
Eijlieve, hoe kwam hij dit te weeten \ -
Want ik moet u zeggen, dat ik om zekere rede-
nen (die mij zeiven niet aangaen, wil ik u wel
verzekeren) hebbe bewilligd, dat ons verblijf zou
worden geheim gehouden. En dit is zo ftrikt in
agt genomen, dat zelf Juffer Howe, ichoon zij
en mijne Beminde briefwifielinge houden, niet
weet werwaards zij haare brieven regdtreeks aan
ons moet zenden.
Wel, mijn Heer, deperfoon, die u in den
Schouwburg zag, was een die land in buur heeft
van den Hr. Joannes Harlowe. Hij gsf agt op
alle uwe beweegingen. Wanneer de Schouw-
burg uitging volgde hij uwe koets tot aan uw lo-
gement. En des volgenden ogtends vroeg, des
Zondags, ging hij te paard zitten, en gaf zijnen
iandheer kennis van hetgeen hij vernomen had.
Lo^el. Hoe miiTelijk koomen de dingen om!
--Maar weet ook iemand anders van de Har-
lowes waar wij zijn ?
Cap. Het is een volilrekt geheim voor alle
de andere perfoonen van de familie; en zo heeft
men ook voor om het te houden: Als ook, dat
dc Ηr. Joannes H.mowe genegen is om, door
ίΎ ^^
ι f S
Juffer CLARISSA HAIO^OWE. , 459
mij, met u in otiderhandelinge te treeden,· indien
zijne Nigt metterdaad getrouwd /V,ν want hij be-
grijpt miiTchien wel, dat hij genoeg zwaarigheid
bij zoramige zal hebben om de wenfchelijke Ver-
zoeninge te wege te brengen; 'al fchoop hij hun
deeze verzekeringe geeven kon.
Daar twijiFele ik niet aan, Capitein —--
Aan Jakob tiarlowe heeft de geheele familie haa-
re dwaasheid te danken. - Fraaije dwaazen ί
[heldhaftig over de kamer flappende^ die zig re-
geeren laacen van eenen, weiken, geen Vernuft,
maar kwaadaarcigheid die woelige leevendigheid
bijzet, welke hem van een Gek menfch onder-
fcheidt! -- Maar hoe lang dog, mijn Heer,
is de Hr. Joannes Harlowe in deeze vreedzaams
gefteldheid geweeil: ? '
Ik zal het u te kennen geeven, mijn Hr. Lo
velace , als mede de gelegenheid; en /eer om-
ftandig en duidelijk daarover zijn , en over alles
waaraan u iets gelegen is om te weeten van mij,
en van de commiilie welke ik op mij genomen
hebbe om uit te voeren ; en dit wel te meer, al-
zo gij, na mij uitgehoord te hebben, volkoomen
overtuigd zult zijn , dat ik geen al te bemoeijziL»;-
tig man ben met u over deeze tegenwoordige
zaak te koomen fpreekén.
, Ik zal geheel .aandagtig luifteren , Capitein
Tomlinfcn.
E.n ik twijfele· niet, of zo deed ook mijne
Beminde,
Cap. „ Gij moet dan weeten , mijn Heer,
„ dat ik niet veel maanden in de nabuurfchap vim
„ den Hr. Joannes Harlowe gewoond hebbe; Ik
.. ver-
i
ί
1ί
4βο De historie van
I
verhuisde ük Northamptonshire, eensdeels om
eene van'twee Executeurfchappen te becer te
mogen uitvoeren, vi^aartoe ik niet vermijden
kon van mij in te laaten (en welker aangelegen-
heden vereifchen dat ik dikwijls in ftad moet
3, koomenen een gedeelte zijn van mijne tegen-
woordige verrigtingen); en anderdeels om een
landgoed re gaen bewoonen, hetwelk verwaar-
loosd , en onlangs in mijne handen gevallen
was. D.og fchoon onze kennis van geen langer
duur is , en wel begonnen in de Klos-baan
'Oom Jan h een groot liefhebber van klojjen,
Belford^ (ter gelegenheid dat ik een fluk tot
genoegen van iedereen belliile , waarover alle
de heeren zig op mij beroepen hadden; en hec
welk anders van kwaade gevolgen had kunnen
zijn) geen twee Broeders hebben eene hartlijker
agtinge voor eikanderen. Gij weet, mijn Hr.
Lovelace , dat 'er eene overeenßemminge is,
gelijk ik hec noemen mag , tulFchen zommige
geeilen , die dezelve kragtiger zal vereenigen
in weinige uuren, dan jaaren kunnen doen met
anderen , welke wij egter met ge^n tegenzin
juiil zien.
Lovel. Dat is wel waar, Capitein.
Cap. „ Hec was op den voet van deeze aan
beide kanten betuigde vriendfchap dat de Hr.
Harlowe op Maandag den ijden , gelijk mij
heel wel in 1c geheugen legt, zigzelven noodig-
de om mede naar mijn huis te gaen. En daar
zijnde, gafhijniijeen berigc van allés wat die
ongelukkige zaak berrof, welke hun allen m
vee) onruiï verwekt had. Voor dien tijd wiil
99)
r>
3>
5»
3J
5>
»
i>
5)
5i
J»
5'
5·.
>>
i)
m
fe' ·
ïï
5>
3J
J>
5>
5»
7>
hf"
ik
»
>
jfuFFER CLARISSA HARLOWE. 4^1
f
5, ik het alfeen bij gerügt I want, hoe gemeen-
ji zäam wij ook waaren ^ ik mijdde om te fpree-
ken van hecgeën hem zo na aan het hart lag^
tot dat hij 'er eerïl: van begon. En toen ver-
telde hij mij ^ dat hem, twee of drie dagen té
vo'orén, een aanzoek gedaen was van een heer
welken hij noemde (a), om hem t€ beweegeii
dat hijzplvé niet alleen zig met zijne Ν igt ver-
zoenen liet, maar ook eene algemeene Verzoe-,
nitige voor haar hielp bevorderen,
Een diergelijk aanzoek, vertelde hij mij, was
i, 'er gedaen bij zijne Zuiler Harlowe^ van eene
braave vrouw, voor welke iedereen agtingehad,
„ welke te kennen gegeven had, dat zijne Nigt,
5, indien zij daartoe eenige aanmoediginge ontving,
zig wel weder onder d^e befcherminge van haar
vrienden wilde Hellen, en u verlaaten* Dog zo
„ niet, dat zij dan onvermijdelijk de uwe moeß
worden» „
Ik hoope , mijn Hr. Lovelace', dat ik mij
niet yergrijpe. —^ Gij ziet droevig -- Gij.
zugt^ mijn Heer.
Ga maar voort, Capitein Tomlinibn. Èijlie^
ve ga voort. —^ En ik zugtede nog dieper.
Qap*. „ Zij dagten alle, dat het ten uiterften
„ zonderling was, dat eeae Lady geen zin had om
„ te trouwen met een nÄn, piet welken zij npg
„ zo onlangs was weg getrokken. „
Eij, Capitein —-Ik hidde^ mijn Hr,
Tomlinfon - Niet, meer dog van dit onder-
werp. Mijne Beminde, is een engel. .In alles on*
berispelijk. Welke fouten 'er ook begaen zijn^
3>
dé'
(a) Zis Jeficc Howe's BrifYca bl, 119, ii».
v
-ocr page 463-4(5Z BE historie VA»
die zijn dé en de mJJfie gewéefti Hetgeéis
gij verder zeggen wilde, is, dac de onvergeevelijké
familie haar aanzoeli verwierp.' Dat deeden zij;
Zij en ik hadden eenig misverftand gehad. Dè
ónluflenvan Gelieven^ -—- weet gij weU Ca-
pitein. -— Wij zijn zedert den geheelen tijd ger
lukkiger geweeft..
^^ ' Cap. Wel daii, itiijh Heer; de Hr. Joan-
nes Hürlowe kon egter niet nalaaten zig nader-
5, hand beter over de zaak te bedenken. En ver-
zögt mijn raad hoe hij daarin moefl: te werk
gaen.' Hij·betuigde mij, dat g'een Vader ooiE-
eene Dogter zo beminde als hij deeze zijne Nigrv
welke hij, voorwaarj zijné Dogter-Nigt
,, te noemen. Hij zeide , dat zij weezeniijk on-
vriendlijk was behandeld van haaren Broeder en
Zufter: En voor ZO verre uwe vei-wantfchap^ mijii
Heer j verre was van béneden het fatzoen van
hunne familie te zijn, ^vilde hij zijn'beft wel
doen om alle partijen te verzoenen', indien hij
51, kon verzekerd worden dat gij metterdaad nian
en vrouw waart: „ -
LoveL En welke was dog uw raad , Capi-
tein? ,
5>
5>
5?
?5
* \ Cap. „Ik gaf hem als itiijn gevoelenV t^aè
indien zijne Nigt onwaardiglijk behandeld wierd^
en in verlegenheid waare (gelijk hij bedugt ^as
wegens het aanzoek aan hem gedäen) hij wel
5, haaft Weder van haar zou hooren: Dog dat hét
waarfchijnelijk was - dat dit aanzoek géfchied'
was zonder vet^wagtingé dat het wel zou gelük»^
ken;· en flegts tot eene reden van billijking^i
om te trouwen zonder hiinné
■ »toe-
55
J?
voor haar zelve,
. ili
mm
i
-ocr page 464-Juffer CLARISSA HARLOWE. 44'^
„ <toell:emminge. En dit dagt ik te meer,' alzo hij
mij Verteld had, dat het gekoomen was van ee-
i» ne jonge Lady haare vriendm ^ en 1 niet regt-
^ ilreeks van haar zelvewelke jonge Lady bij
,, de familie niet in de g-unft ilond; en derhalvea
„ hiertoe niet ligt zou gebruikt zijn, had men Ver^.
,, wagt wel' te ^zullen llaagem ' . ''
LovcL· Zeer wel^ .Capi£ein'Tomlinion >-i~
Eïj lieve ga voort* '> );'' ■ ) Λ^; .
Cap. „ Hier bleef het. bij tot voorleeden Zont
„ dag-avond, wanneer de Hn Joannes Ηarlowe
bij mij kwam met den man die u en uwe Lady
(zoals ik vermoede dat zij is) gezien, had ia
den Schouwburg, eti'die hem verzekerde, dac
gij beide u logement hadt in het'zelve huis, -7
En daar toen het aankoek maar zo kortlings ge*
fchied was, hetwelk onderftelde^ dat gij toea
„ nog niet getrouwd waart ^ was hij zo ongerui^
voorde eere van zijne Nigt, dat ik hem raadde*
om den een of anderen ^ op welken hij betrou-
wen konde^ naar ilad af te vaardigendie be-
hoorelijk onderzoek vxin. zaaken deed, -li
Lövel. Zeer wel, Capitein----'Eniwierd
zodanig een perfoon ten dien einde gebruikt vaa
häarenOomi' ' - .ι.^Λ^ίΙ
Cap. „ Een vertrouwd en befcheiden per-,
5, foon wierd diesvolgens gezonden, en voorlee-
„ den Dingsdag, dunkt mij dat het. was'(want
,, Woensdap· kwam hij%edeir bij ons te rug)! ging
5, hij eérft aanihet navorfcheh bij de buuren. [Z>/?i
„ ζβίνξ onderzoek ^ ^ welk ons alkzo oti'
5> maakte (a)lii Maar Vindende dat geen
■ ' ^ifiy^f ^iil ^jijm der-
mis) Zie bl, 368.
Ι
5>
η
A7jr De HISTORIE van
,, deïzeiver hiem een ig voldoend berigt kon ^é?
ven i, had hij gemaakt de kamenier der Lady té^
ipreeken te koomen, die verklaarde dat gij met-
terdaad getrouwd waart. Dog de fNavorfcher
agterhoudende zijnde met niet te willen mel-
den ^ wie hem uitgezonden had ^ weigerde het
meisje den dag te noemen, of hem andere bij-
zonderheden te melden. ,,
LoveL Gij geeift een zeer klaar berigt van al^
les, Capitein Tomlinfom Eij lieve ga voort.
51
iï
»J
?>
5>
Cap, „ Die heer kwam te rug; en na zijn
verflag verzogt de Hr. Harlowe , die nog al
twijffelingen had , en genegen was om in een
ftuk van zo veel belang, op eenige vafte gron-
den te werk re gaen, mij (alzo mijne zaaken
mij dikwijls naar ftad riepen) om dit ftuk op mij,
te neemen. ^^^ Gijj mijn Hr. Tomlinfon, ge^
liefde het hem re zeggen, hebt zelve kinderen;.
Gij kent de wereld: Gij weet waartoe mtjné
begeerte ftrekt; Gij zult, des ben ik veirzekerd,
hierin handelen met verftand en kloekzinnig-
heid : En alles, waarmede gij voldaeri zijt^ zal
5!>
J»
>ï
5>
5>
«»
51»
9«
95?
9Ï»
mij voldoen;
Dorcas köomt weder zeer haaßtg in de ka-
mer, :
. ... : ί
Mijn Heer, dè heer jä ongeduldig. , ,
Ik zal terftond bij hem koomen. ]
De Gapitein gaf toén rekfenfchap waarom hij
niet in perfoon gekoonien was, wanneer hij reden
had om te dehkén dat wij hieir waaren;
Hij zeide, dat hij eenige weinige mijlen bui-
ten
-'ίί .
X ■
' τ -i*"·
fén ^e Stad eené zaak van aangelegenheid te ver-
rigten had, verwaards hij dagt gifteren te moeten
gegaen hebben; en alzo hij genoodzaakt was zijil
reisje tot heden te verfchuiven , en verftaèn had
dat wij t' huis waaren, zo had hij, niet wéetende
of hij zulk leene gelegènheid w^eer zoü krijgen ^
eens willen beproeven wat geluk hij mögt hebben
Voói* dat hij vertrok j en die was oorzaak dat hij
dus gelaarsd en gefpoord kwam > gelijk ik hem
zag. '
Hij liet 'er een klein gezeg tuiTchen loöpeil
ten lof van het volk des huizes; dog het was op
zodanige wijze, dat hij geen reden gaf ter verden-
kinge, als of hij het Wöo^/^ agcede te verneemen naar
het charafter van perfoonen, welke zo fraalj voort-
kwamen., als hij aanmerkte dat zij deedcn.
En hier raag ik aanmerken, dat mijne Bemin-
de eene andere omftandigheid ten voordeele van
het volk beneden had kunnen waarneemen, indien
ίΛ] aan derzelver charaders getwijfièld had, uit hec
ftilzwijgen diesaangaende van haars Ooms Navor-
fcher onder de buuren op voorleeden Dingsdag.
Cap. En nu , mijn Heer, dewijl ik geloove u
voldaen te hebben omtrent alles Wat mijne com«
miffie betreft, hoope ik dat gij mij zult toelaatert
mijne vraag te herhaalen —-— welke is ----
Dorcas koomt al i^'eäer, hult en adenu
Mijn heer, de heer wil bij u boVen kootwn
.— [Mijne Lady is on?^eduldig. Zij vervjonderi
zig, dat uive Kdellmdhaar zo lang laat -ivagten.
2 er idjde.^
iV. Ded. G g Bs-
-ocr page 467-De HISTORIE van
Excufeer mij , Capitein, voor een oogem
blik.
Ik hebbe hier äl getoefd zo lang mijn tijd toe-
laat, mijn Hr. Lovelace. Hetgeen uit mijne
vraag en uw antwoord mogelijk kan voortkoomen,
wat het ook zijn zal, kan ons nog wel eenigen
tijd bezig houden. -En gij hebt eenige ver-
hinderinge. Wilt gij mij toelaaten, dat ik mor-
gen-ogtend mijne opwagtinge bij u maajie, voor
dat ik weer naar huis vertrekke?
Gij zult dan met mij ontbijten, Capitein ?
Zo ik dat doe, moet het wat vroeg zijn. Ik
moet morgen-avond mijn eigen huis bereiken, of
ik zal de befte vrouw ongelukkig maaken. En ik
moet op twee of drie plaatzen onderweg aan zijn.
Het zal te Zeven uuren zijn, zo het u gelieft,
Capitein. Wij llaen vroeg op. En dit wil ik u
wel zeggen, dat zo ik ooit verzoend worde met
eene familie zo onverzoenbaar, als ik de Harlo-
wes altoos gevonden hebbe, het moet gefchieden
door de bemiddelinge van een zo koelen en zo be^
zadigden heer als gij zijt.
π
En dus fcheidden wij, met de hoogile be-
leefdheden van weerkanten. Dog ter bijzondere
voldoeninge van zo braaf een man, benam ik hem
alle twijffelinge, dat wij man en vrouw waaren,
fchoon ik het niet regtuit beleed.
; f
.1
v?
De Hf. lovelaice, aan Ja« Belfordj
Schildkn.
Éondag-Nagh
Deeze Capitein Tomlinron is een van de ge-
iükkigfte zo wel als een van de befte mannen tef
wereld. Wat wilde ik wel niet geeven ^ om zo
hoog als hij bij. mijne Beminde te boek te ftaen!
Nogthans ben ik zo vroom een man als hij, indien
ik maar mijne eigene hiftorie had te vertellen, eti
daaraan geloof geilagen wierd. Dog de duivel
zou hem gehaald hebben , voor dat ik hém ge^
êien had met de boodfchap waartoe hij kwam^
had ik gedagt dat ik mijn voornaam einde daar-
mede niet bereikt zoude hebben. Ik gaf in mij-
nen laatften u ter loops te kennen Wat dat was*
Dog tot de bijzonderheden van het gefprek
tliiTchen mijne ^choone en mij gehouden, ter gele-
genheid van haare haaftige boodfchappen aan mij
gezonden; Waarop ik ongenegen was te koomen«
om dat ze daarin half eene zegepiaal oveï mij be-
haald heeft.
Na dat ik den Capitein tot op de iiraat had
uitgeleid, keerde ik weder in de Eetzaal, en nani
een vrolijk gelaat aali wanneer mijne Beminde daaf
binnen trad--— O mijn allerlieift Sche^zel,
zeide ik, mag ik u geluk wenfchen met een ^oor-*
' G g Λ wiÊ
46S De HISTORIE van
uitzigc, 't welk uwen wenfch zo welbehaagelijk
zijn moet ! En ik greep haare hand, en verilikte
die met kuiTenr-
Ik zou voortgaen; waftfleer zij, mij in de re-
den vallende, zeide, Gij ziet, mijn Hr Lovelacö,
hoe gij u zeiven hebt belemmerd met uwe ave-
regife wegen. Gij ziet, dat gij niet zijt jn ilaat
ge weeft, om een regelr^gt antwoord te geeven op
eéne duidelijke en eerelijke vraag , fchoon daar
al het geluk van af hange, met welks vooruitzigc
gij mij zegen wen fcht.
Gij weet, mijne zoetile Liefde, welke mijne
voor.-ïigtige, en raag ik zeggen, toegeevende be-
weegredenen waaren , om voor le geeven, dat
dat wij getrouwd waaren. Gij ziet, dat ik daar-
mede in het minil mijn voordeel nier gedaen heb-
be; en dat geen ongemak daaruit gevolgd is. Gij
ziet, dat uw Oom flegts van onszelven verzekerin-
ge begeert te hebben, dat het zo is.
Geen woord meer over dit onderwerp, mijn
Hr. Lovelace. Ik wil niet alleen liever alle hoope
in gevaar flellen , maar zelf verbeuren, op eene
Verzoeninge die mij zo ter harten gaet, dan dan
i'- zou voortgaen met eene zo onwaaragcige vertei-
lt .ge te ftaayen.
Mijne allerlieflle ziel-Zoudt gij mij
willen doen fchijnen ---
Ik wil u zo doen fchijnen, mijn Heer, als
gij ZÏji, Ik hebbe vaii: beHooten dat ik zodanig
mij vertoonen zal aan niijns Ooms vriend, en aan
mijnen Oom, ab ik ben.
Vüor eene week, mijn waardile leeven! Kunt
gij
} y
Ι f
i 'i
hi 7
J· ί
>
\
1 "
ii'
gij niet nog voor eene we^k --- alleen tot dat
de Huwelijks-voorwaarden --
Voor een uur niet, met mijne eigene bewil-
liginge. Gij \aeet niet, mijn Heer, hoe veel ver-
driet het mij geweeil zij , dat ik voor de luideo
beneden diegeene gefcheenen hebbe , welke ik
niet ben. Dog mijn Oom, mijn Heer, zal hcc
mij nooit hebben te verwij een, nog wil ik h^t mij
zelve kunnen verwijten, dat ik mij willens in een
valfch ligt aan hem vertoond hebbe.
Wat zoudt gij willen hebben, mijne waarde,
dat ik morgen ogcend aan den Capitein zegge? ik
hebbe hem reden gegeven om te denken ---
Onderrigt hem dan beter, mijn Hr. Lovelace. .
Zeg de waarheid. Zeg hem wat u belieft aan-
gaende de gunft uwer nabeflaenden jegens mij:
Zeg hem wat gij wilt van de Huwelijks-voorv/aar-
den: En als die opgeileld zijn, wilt gij ze dan aan
hem ter overzieninge en goedkeuringe oycrgce-
ven, dat zal hem toonen hoe zeer de zaak u ernil
Mijn waardfte leeven
zij.
Denkt gfj, dac
hij de voorvt^aarden , die ik aangebooden hobbe;
zou afkeuren?
Neen.
Dan mag ik wel vervloekt zijn, indien ik mij
gewillig onderwerpe om van mijne vijanden nn;t
voeten getrapt worden ■
En ik, mijn Hr. Lovelace , mag nooit geluk
hebben in dit leeven, indien ik mij onderwerpe
om eene moedwillige en voorbedagte valsheid mij-
ren Oom Harlowe voor wfiarheid op de mouw te
gelden! Ik hebbe al le lang gezugt onder den
Gg 3 druk
-ocr page 471-druk, welken de verwerpinge van alle mijne vrien-
den mij heeft aangebragc, dan dat ik mijne Ver^
zoèninge met dezelve nu zou koopen op zo dierea
prijs als dien van mijne opregtheid.
De vrouwen beneden, mijne waarde -
Wat is mij aan de vrouwen beneden gelegen?
Ik zoeke haare gemeenzaame vriendfchap en agtin-
ge niet. Behoeven zij alles te weeten wat tuiTcheii
mijne nabeftaenden en u en mij omgaet?
Mij legt ook niets aan haar. Madam. Alleen,
daar ik, om de heillooze ongelukken voor te koo-
men, welke uit uws Broeders ontwerpen mogten
gevolgd zijn, haar hebbe doen denken dat wij ge-
trouwd waaren, zou ik niet gaarn van haar be-
fchouwd willen worden in een ligt, hetwelk gij zel-
ve zo afichuwelijk agt. Bij mijne ziel, Madam,
ik zou eer willen fterven, dan mij zeiven zo open-
baarlijk tegenfpreeken, na dat ik haar zo veele oni-
ilandigheden van ons trouwen verhaald hebbe.
Wel, mijn Heer, de vrouwen mogen geloo-
ven wat haar belieft. Dat ik geloof hebbe büge-
let aan hetgeen gij haar verteld hebt, is mijn
miiiliig. De menigvuldige omftandigheden , tot
welker verhaal gij fckent dat eene onwaarheid u
geileept heeft, wettigen mijne weigeringen in het
tegenwoordig geval. 4
Ziet gij niet, Madam, dat uw Oom wenfcht
te vinden dat wij getrouwd zijn ? Kan wel de pleg-
tigheid al niet heimelijk verrigt zijn, voor dat zij-
ne bemiddelinge kan worden in het werk gefteld ?
Dring niet verder op dit ituk , mijn Hr. Lo-
velace. Indien gij de waarheid niet wilt zeggen,
zal Ik morgen-ogtend (zo ik den Capiccin Tom-
lin-
-ocr page 472-Juffer CLARISSA HARLOWE. 44'^
iinfon zie) die zelve zeggen. Dat zal ik inder-
daad.
Wilt gij wel toeftaen, Madam , dat wij ons
omtrent het volk beneden houden als voorheen?
Deeze bemiddelinge van Toralinfon kan wel te
niet loopen. Uws Broeders ontwerpen kunnen
agtervolgd worden; re meer, zo hij nu zal te wee-
ten koomen (miiTchien van uwen Oom) dat gij on-
der geen wettige befcherminge zijt.--Gij
zult ten minden wel toeftaen, dat de dingen hier
blijven op dien voet als te vooren ?
Dit toe te laacen, is in eenen mifllag voort te
gaen, mijn Hr. Lovelace, Dog dewijl de gelegen-
heid om dus te doen (indien 'er naar uw gevoe-
len eene gelegenheid kan zijn, die eene onwaar-
heid billijke) gelijk ik vermoede, wel haaft zal o-
ver zijn , zo zal ik over dit iluk te minder met u
twiilen. Maar aan een nieuwen mifllag wil ik mij
riet fchuldig maaken , zo ik het kan vermijden.
Kan ik, dunkt u, Madam, ook eenig onee-
relijk oogmerk hebben in den ftap, welken ik on-
derftelde, dat gij geen zwaarigheid zoudt maaken
van te doen tot eene Verzoeninge met uwe eigetie
familie ? Om mijnenthahen, weet gij wel,
wenfchte ik niet dat gij dien doet; want wac
fcheelt het mij, of ik ooit met uwe familie ver-
zoend worde? Ik begeere geen gunft van hen.
Ik hoope , mijn Hr. Lovelace, dat 'er geen
reden is, in onze tegenwoordige niet ongevallige
omllandigheden , om zulk eene vraag te beant-
woordén. En ik zal u zeggen, dat ik mijne uit-
zigten nog gevailiger zal agren, indien gij morgen
ogtend niet alleen de waarheid wilt bekennen,
G g maar
-ocr page 473-47^ DE HISTORIE yaw
maar mijns Ooms vriend zulk een verhaal doen van
de. maatregels die gij genotnen hebt, en nog
iieemt, hetwelk mijns Ooms gunftige voorneemens
mijwaards mag doen ftaiid houden. Dit kunt
gij doen onder zulke bepaalingen van geheimhou-
dinge,, als het u belieft. Capitem Tomlinfon is
een voorzigtig man ; en bevorderaar van familie-
vreede, gelijk gij vindt; en zou, durve ik zeggen,
ons ten vriend kunnen worden.
Ik zag, dat ^er geen helpen aan was. Ik zag,
4at de onbuigbaare geert der Havlowes geheel in
haat gaende was. --Eene kleine heks! -
Eene kleine-Vergeef het mij. Liefde,, dat
ik haar fcheldnaamen geeve. En dus zeide ik,
piet eenen deftigen zwier. Wij hebben te veel
misv^rilanden gehad, Madam, dan dat ik om nieu-
we wenfghen zoude: Ik zal u volrtrekc in alles gc-
hoorzaamen., Hadd^ ik niet gedagc, dat ik u dienrt
gedaen zou hebben met die andere handelvvijze
(inzonderheid daar de Plegtigheid al over kon ge-
weeft zijn, eer dat 'er iets kon zijn te werk geileld
vat) uws Ooms voorneemens, en men gevolglijk
met geen onwaarheid zou volhard hebben) ik zou-
^e die niet hebben voorgeflagen. Maar denk niet,
mijn bemind fchepzel, dat gij deeze zegepraal o-
ver mijn oordeel zult genieten, zonder voorwaar-
de. \
En toen, mijne armen om haar heen flaende jj
ffaf ik haare afgekeerde wang (op haare bekoore-
lijke Lip was het gemunt), eene vuurige kus.--
iln uwe vergiiFenis van deeze zoete vrijheid (mij
buigende) is die voorgeaarde.
Zij was niet doodlijk gëergerd. En nu moet
ik
Λ
-ocr page 474-JuïTER CLARÏSSA HARLOWE. 475
'ik de reft zo goed zoeken te beleggen als ik kan.
Dog dit wil ik u wel zeggen, dat fchoon haar ze-
gepraal mijne Liefde voor haar niet verminderd
heeft; dezelve mij egter meer dan ooit heeft aan-
gefpoord tot wraak, gelijk gij het wei heel ligt
zoudt noemen. Maar Overwinninge of Overmee·
ßeringe is een gepafter woord.
Dajir fteekt, het is waar, vermaak in het t*
onderbrengen van eene deezer waakzaame Schoon-
heden. Maar, bij mijne ziel, BeJford, mannen
van onze zoort neemen twintigmaal zo veel moei-
te om ichurken te zijn , dan het hun zou koften
om zig eerelijk te gedraagen; en op een dieren
prijs, in het zweet onzes aanfchijns, en met veel
hoofdbreekens en verbijfteringe onzer herfenen
(om niet te fpreeken van de gevaaren, die wij loo-
pen) behaalen wij onzen buit; en het behoort ons
derhalven niet misgund te worden , zo het ons
gebeuren mag wel te flaagen --- Inzonder-
heid daar, wanneer wij ons einde bereikt hebben,
wij daarvan wel haafl: verzadigd worden; en het
ons weinig of niets overlaat om op te ftofFen.
Dog dit kan men, trouwens, zeggen van alle we-
reldfche geneugten. -En is dit niet eene
ernftige bedenkinge van mij ?
Ik fchreef gaarn tot zo verre als wij nu ge*
koomen zijn. Schoon ik mijne voornaame bedoe-
linge niet hebbe doorgedreeven, zal ik uit de
boodichap van den Capitein Tomlinfon iets ten
mijnen voordeele doen draai jen. Dog deeze waar-
fchuwinge moet ik u geeven; dat gij niet over mij-
Tie aanflagen beftaei te oordeelen itit eenige^^//^^/-
lm derzelver; maar heb.geduld, tot dat gij het
m
-ocr page 475-A7jr De HISTORIE van
geheßl befchouwt. Dog ik zweere nogmaal, dat
ik mij niet wil laaten be Nürrifen van een paar
nit'uwcJingen. En nogthans ben ik zpmtijds zeer
bedugt voor de gevolgen van Juffer Howes fmok-
kelaarsrontwerp.
Mijne coiifcientie, zoude ik denken, behoort
mij niet te befchuldigen over eene lift, die gewet-
tigd wordt door de uilen van twee zulke meisjes
als deeze: Welker eene (de voortreffelijk fte van
beide) ik mij altoos, met haare eigene goedkeu-
ringe naar ik mij verbeelde, ter navojginge hebbe
voorgeileld.
Dog hier legt het, Jan, dat mijn befluit vail-
ileltv en mijn hart als dianiant verhardt: Ik vinde
uit Juffer Howe's Brieven, dut het haar te wijten
is, dat ik geen grooter voortgang met mijne prille
Schoone gemaakt hebbe. ^ij bemint mij. De Ipe-
cacuanha-lill overtuigt mij, dat ze mij bemint.
Daar Liefde is, moet vertrouwen zijn, of eene be-
geerte om reden tot vertrouwen te mogen hebben.
Edelmoedigheid, gegrond op mijne onderftelde e-
delmoedigheid, heeft haar hart ingenomen. Zal
ik daji nu niet eens zien (nademaal ik voor altoos
ongelukkig moet zijn, indien ik haar trouwe, en
eenige toetze onbeproefd laate) wat ik van haare
Liefde , en van haar nieuw-verwekt vertrouwen
maaien kan ?---Zal het niet tot mijne glo-
rie zijn te flaagen.·^ En tot de haare, en tot eere '
van haare Sexe , indien ik 'er niet kan doorkoo-
nien i -—--Welke fchaade zal dan een van
beide lijden, dat 'er eens de proef van genomen
worde? En kan ik, gelijk ik dikwijls gezegd heb-
be,
)
-ocr page 476-be, haar niet alles vergelden, als ik wil, met haar
te trouwen ?
Het is al laat, of liever vroeg; want de dag
begint mij aan te broeken, Ik ben vergiftig flaape-
rig. MiiTchien behoefHe ik u dat niet vertdd te
hebben. Dog ik zal flegts voor een uur een uiltje
vangen in mijn ftoel; dan mij eens uitfcbudden,
mij wafTchen en verfriiTen. In mijne leevensjaaren,
met zulk een geftel als waarmede ik gezegend ben^
is dir. alles wat 'er vereifcht wordt.
Góe nagt dan, Robert! - Het kan
geen hooge dag zijn voor dat ik ontwaake.-
Aaw—w—w—w—haaaw ■ Wat dekfels
gaapen!
Is uw Oom nog niet dood.
Wat fchort den mijnen, dat hij op mimen
laatften niet antwoordt ? -Nog al meer wijs*
held der natiën bij een te haaien, onderftelle ik!
--- Gaa—aa—aa—aaapen, al weeri -- Leg
daar, pen.
L. BRIEF.
De Hr, Lovelace , ö/sr« Jan bülfokr^,
Schildkn, , x;
Maandag y den 29 van Matj,
Nu hebbe ik mij voor altoos gevertigd in het
hart van mijne Bekoorfter. ^ .
IÉ
-ocr page 477-47Ö ^ De HISTORIE van
Dè Capicein kwam te Zeven uuren, gelijk hij
beloofd had, geheel vaardig en tocgeruil tot zijne
reize. Mijne Beminde verkoos niet ora ons haar
■ gezelfchap te verleenen, voor dat ons eerfte ge-
iprek over was —- Zig fchaamende, onderftelle
ik, cm bij dat gedeelte deszelfs tegenwoordig te
zijn, hetwelk haar door mijne bekentenis in haaren
Maagdlijken ßaat herftellen zoude, na dat haar
Getrouwde-Frouwfchap aan haaren Oom was o-
vergedragen. Dog zij nam niettemin haaren poft
wel te wage,en luifierde naar alles wat 'er omging.
De zedigile vrouwen. Jan, moeten wel den-
ken^ en zomdjds diep denken. Ik zou 'er wel
eens verwonderinge aan hebben, of zij over die
dingen bii zigzelve ook ooit bloozen, ov;er welke
zij de zo bekoorelijke greep bezitten van in gezel-
fchap te bloozen. Zo niet, en indien bloozen
een teken zij van fchaamte of zedigheid; heeft dan
de Sexe haare Bloozingen niet zo zeer in haare
magt, als men zegt dat zij haare Traan^ hebben?
Deeze bedenkinge zou mij al verre kutwen oplei-
den in de vrouwiijke gemoederen , waare ik ge-
zind dezelve te agtervolgen.
Ik gaf den Capitein te kennen, dat ik zijne
vraag zou voorkoomen; en diesvolgens (^na dat ik
de ftriktile geheimhoudinge had aanbevolen, op dat
aan Jakob Harlowe geen voordeel gegeven moge
worden; en waarvoor hij inftond zo wel ten aan-
zien van den Hr. Harlowe als van zigzelven) be-
• kende ik naakt en klaar de geheele waarheid —
Te weeten, „ Dat v/ij nog niet getrouwd waaren.
„'De'öorzaaken der verwijiinge gaf ik hem van
5, ter zijde te verihen. Eenige derzelver waaren
te
ι 'i
!
JüFfEÊ CLARiSSA HARLOWE. 477
te wijteil aan ongelukkig misverftand : Dog
5, voOfnaarnlijk nan de begeerte der Lady tot eene
5, voorafgaende Verzoeninge met haare vrienden;
„ en aan eene kiesheid die g'een weergae had. „
Min naauwgezette Ladys dan deeze. Jan,
hebben gaarn dat men haar in deeze gevallen ver-
traaginge, moedwilh'ge en gezope vertraaginge,
ten lail legt --Zijn egter niet heel kiefch mee
deeze haare kiesheid; want belijden zij hierdoor
niet ililzwijgende,dat zij verwagen zelve het raeeil
bij den egt te zullen winnen; en dat 'er eene
verlocheninge'^t^Yi in de hovaardij, die zij draagen
op het uitftellen ?
„ Ik gaf hem de reden re kennen, waarom
„ wij bij de luiden beneden voor getrouwd door-
„ gingen -- Nogthans als oiider eene ge-
„ lofte van weerhoudende bepaalinge, ten aan-
5, zien van de Voltrekkinge, welke ons beide in
,, den hoogilen graad verpligthad, den eenen tot
„ onthoudingen de andere tot eene waakzaams
„ naauwg^zetheid; zelf zo verre dat wij onszei ven
5, die onnozele vrijheden weigerden, welke aan
„ eikanderen verloofde Gelieven nooit zwaarigheid
„ maakön van tc gunnen en te neemen. „
„ Daarop deelde ik hem een aiTchrift mede
,, van mijne voorgeilagene Huwelijks^·voorwaar·
,, den; het zaakelijke van haar gefchreeven ant-
„ woord; den inhoud van mijnen Brief van noo-
„ diginge aan Lord M. om haaren Trouw-vader
„ re zijn; en van Milord's edelmoedig antwoord.
„ Dog zeide, dat alzo ik bedugt was voor uitftel
i, van wegens zijne zwakheid, en mijne Beminde
,, alleziqs tene heipielijke Inzegeninge verkoos (en
dat wel uit beginzelen van eene omergotdené
pligtmaatigheid^ Ik daarom gefchreeven had ^
om zijne Lordfchap te verfchoonen van zijne
tegenwoordigheid j en ik verwagtede alle uuren
antwoord. „
„ De Huwelijks voorwaarden ^ zeide ik hem ^
wierden metterdaad opgefteld van den Advocaat
Williams ^ van welks uitfteekende bekwaamheid
hij wel moeft gehoord hebben- ,,
Zo had hij.
En omtrent de waarheid hiervan^ konde
5»
5>
95
3>
3>
9>
hij zigzelven verzekeren, voor dat hij uit de
Stad ging. „
„ Wanneer deeze zouden opgefteld, goedge-
keurd , en in 't net gefchreeven zijn, zoude 'er
niets aan ontbreeken, zeide ik, dan de onder-
tckeninge,en de benoeminge van den dag mijns
geluks. Ik ftelde 'er eere in, verklaarde ik, om
zulk een bemind Schepzel naar waardij ten hoog-
ften regt te doen, uit mijne eigene vrijwillige
,, beweeginge, en zonder de tuilchenkoonift vart
eene familie, van welke ik den grootften hoon
ontvangen had. En daar nu de zaaken dus tus-
fchen ons ftonden, was ik te vreeden dat de Hr^
,, JoannesHarlowe zijne voorgenomene poogingen
„ ter verzoeninge opichortede, tot dat\ons huwe-
5, lijk metterdaad waare ingezegend. ,,
De Capirein was zeer in zijn fchik met alles
wat ik zeide: Bekende egcer, dat dewijl zijn waar-
de vriend de Hr. Harlowe betuigd had, dat het
hem groot vermaak was te hooren dat wij metter-
daad getrouwd waaren, hij wel gewenfcht zoü
heb-
5»
S»
SJ
5»
9)
ÏJ
35
y
,S· '
■ i
hebben» dat het zo mögt geweeil zijn. Dog niet-
temin , twijftelde hij niet of alles zou wel gaen.
Hij bemerkte mijne redenen , zeide hij, en
keurde ze goed, waarom ik de juffrouwen bene-
den [welke hij weder verflaen had dat goed zoort
van luiden waarcn\ in het geloof gebragt had,
dat de Plegtigheid reeds gefchied was; waaruit hij
ook de reden kon bezeffen van het zeggen van de
meid der Lady aan des Hren. Harlowe's vriend.
De Hr. Jakob Harlowe, zeide hij, had zekerlijk zijne
oogmerken met de breuke open te houden; en had
al zo zekerlijk een aanßag gefmeed om zijne Zus-
ter uit mijne handen te krijgen. Weshalven 'er
zijnen waardigen vriend zo veel aangelegep was,
als mij, om deeze onderhandelinge geheim te hou-
den; ten minden tot dat hij zijne partij gemaakt,
en zijne maatregels genomen had. Wangunft en
drift konden de gedaante van zaaken vreezelijk ver·
anderen. Het was verbaazende voor hem, dat de
partijdigheid zo verre kon gedreeven worden tegen
eenen man, die tot zulke vreedzaame en zulke eere-
lijke oogmerken bekwaam was, en die getoond
had zijne hartstogten zo in de magt te hebben,
als ik gedaen had in die geheel bedrijf. Edelmoe-
digheid , zeker, moeft in allen gevalle, daar zugc
tot liften en minne-ftreeken (ik moeft het hem te
goede houden) niet in aanmerkinge kwam, een
deel zijn van mijn charaéter--—
Hij zou voortgaen , wanneer het ontbijt ge-
reed zijnde, de Koningin van mijn hart binnen
kwam, alles wat rondom haar was, als met eenen
helderen glans beftraalende - Met eene min-
zaamheid en lieflijkheid in haar gelaat, welke
fchopn
-ocr page 481-DE HISTORIE VAm
fchoon daaraan natuurelijk , daarvan lang gebän*
nen geweeft was.
Tot den grond toe laag boog zig de Capitein.
O met welk een zoeten Jach gaf het lief fchepzel
haare goedkeuringe van hem te kennen I Eerbied
bij den een , baart eerbied bij den anderen. De
menfchen hebben meer van de aapen in het navol-
gen , dan zij zelve wel denken-Buiten mijn
wil, eenigzins, boog ik mijne knie-Mijn
waardfte leeven —·—— en deed een heel fraaije
ianfpraak, toen ik den Capitein aan haar aanbood.
Ik zelve geen tipje roerende van haare lip of wang^
was het wel dat hij geen van beide beilond. Hij
was inderdaad op het ptint van haar te aanbidden;
—-- kende alleen haare bekoorelijke handäan-
raaken.
Ik hebbe den Capitein verteld, mijn Waarde
lief- En toen herhaalde ik kortlijk (als of
ik onderftelde dat zij het niet gehoord had) alles
wat ik hem re kennen had gegeven.
Hij ftond verbaasd, dat eenig menfch een oo-
genblik op zulk eene engel misnoegd kon zijn. Hij
nam haare zaak op zig, als een werk van de hoog-
fte verdienfte voor zigzelven.
Nooit, moet ik waarlijk zeggen, zag de en-
gelin 'er zo engelagtig uit. Geheel vriendlijk, blij-
moedig , lachende , en in zigzelve geruit: Eene
leevendiger blos dan naar gewoonte haare natuu-
felijke bevalligheden verfraaijende, en nieuwe be-
koorelijkheden, zelf tot fchitterens toe, aan haare
bekoorelijke kleur bijzettende.
Na dal wij gezeten waaren, wierd van het
aiingenaam onderwerp op nieuws gehandeld, ter-
wijl
""Ιϋίΐ
■lifo , ^„-^ - -
Juffer CLARISSA HARLOWE. 44'^
Hvijl wij onze chokolade dronken. Hoe gelukkig
zou zij zijn met in de gunft van haaren Oom her-
fteld te worden !
De Capicein ilond'daarvoor in -Geètt'
meer uitftel, lioopte hij, dat van haaren kanÊ
zou koomen! Als de gelukkige dag maar eens
voorbij was, zöu aües wel te regt koomen. Dog
zou men het ook onbefcheiden vinden, dat hij eene
copij vefZogt van mijne voorflagen, en van haai
antwoord; om dezelve aan zijnen waarden vriend
haaren Oom te mógen toonen ?
Als het den Hr. Lovelacè helleft ——
Ö dat het lief Schepzel altoos zo wilde zeggen!
Dan moet het in ftrikt verrrouwen zijn, zeidè
ik. Maar zou het niet beter zijn, haaren Oom hec
opftel van de Huwelijks-voorwaarden te τΟοηόΊί,
als het zelve vervaardigd Wüs \
Ën wilt gij zo goed zijn, mijn tïr. Lovèla*-'
ce, om dit toe te ftaen?
Zie daar, Belford J Voormaals wäaren wij
ί)β Krakeelende , maar nü zijn wij ï)e Êeleefde
Gelieven.
Dat wil ik wel, mijn lieftie fchepzel, indien
gij het begeert; en indien Capitein Tomlin'fon 'er
voor in ftaet, dat de Hr» Harlowe die volftrektlijk
Geheim zal houdenop dat ik niet moge onder-
worpen Worden 'aan de virtenje en tegenfpraak vati
eenige anderen eener familie » welke mij zo heel
kwaalijk behandeld hebben.
Nu zijt gij inderdaad tèef '•üêfpïigtend^
fhijti Heer,
Denkt gij, 'jan > dat mijn gelaat nu ook niec
blonk?
pE HISTORIE vAPt
■χ t
Ik hield mijne hand uit (die eerft wijdetide
mee eene kus) voor de haare. Zij had de goed-
heid van mij die te geeven^ Ik drukte ze aan mij-
ne lippen : Gij weec niet, Capitein Tomlinfon,
(met eenen deftigen zwier) nu aile ftormen over-
gewaaid zijn, welk een gelukkig man--
Bekoorelijk paar ! [Zijne handen om hoog
heffende] Hoe zal mijn goede vriend zig verblij-
den ! O dat hij hier tegenwoordig waare ! Gij
weet nier. Madam, hoe waard gij nog zijt bij u-
wen Oom Harlowe! --
Het is mijn ongeluk , dat ik hem ooit mis-
noegen gegeven hebbe I
Hiervan evenwel ook niet al te veel. Schoon^
ße, dagt ik.
De Capitein betuigde nogmaal zijn vaft be-
iluit om ons dienft te willen doen, en dat op ee-
ne zo aangenaame wijze, dat het lief fchepzel
wenfchte, dat,nog hem, nog iemand der zijnen
ooit een vriend van evengeiijke goedgunftighei^
ontbreeken mögt.
. Nog iemand der zijnen, zeide, zij; want de
Capitein'bragt in zijne reden te pas, dat hij vijf
kinderen in leeven had, bij eene van de befte vrour'
wen en moederen, welker uitneemend huisbeftier
hem zo gelukkig maakte, als of zijne Agthonderd'
ponden 's jaars (hetwelk alles was, waarop hij te'
pochen hxid) zo veel waare als Tweeduizend.
Zonder Zuinigheid, zeide de orakel-fpree-·
kende Lady,' was Capitaal groor genoeg.
Met dezelve, was het geringße niet te klein.
Leg ilil , plaagende Schurk! leg ftil! ---
ik iprak maar eens tegen tiiijne Confcienye, Jan.
m
üäh·
-ocr page 484-Juffer CURISSA; HARLOWE.
• En mag ik u vfaagen, mijn Hr. Lovelace,
zeide de Capitein; hoewel niet zo zeer om dat ilï
daaraan twijffele, dan op dat ik op vaile gronden
moge bouwen C · ■ Zijt giywpl.genegen om mei
mijnen waarden vriend mede,je werken tot eenè
algemeene Ver-zoeöinge? ^ ,,
Ik zai li, zeggen , mijn Hr. ::TomUnibn, dat in-^
dien het onderfcheidenlijk to dat mijné,
bereidwilligheid om de twift liij te leggen met ee-.
he familie ,-van welker edelmpjedigneid ik geeHj
reden gehad hebbe, om gedagten te m^ia^
ken^ geheel ent al voortkooint^uit^^de hoog^ynge
welke ik hebbe voor deeze êngelin van eehe"
vrouw, ik niet alleen wil medewerkeh met den.
Hr. Joannes Harlowé, io i^is gij vraagt; maar ik.
wil den. ouden Hr. Jakpb, iriariovve, en zijne La-,
dy , wel geheel te gemosi koomen En verdeir
nog, om den Zoon J^kob en zijne Zuiler Ambel-'
la volkoömen geruft te aftellen, zal ik volftrektlijk
afïlaen van alle verder regt en aandeel, het zij bij
leeven of fterven , op eenige νμη de^ Goederen
der drie Broederen; mijzelven yergenoégende mee
hetgeen de .Grootvader mijner Beminde haat ge-
maakt'heeft:; Want ik hebbe reden om overvloei
dig voldaen te zijn met mijne eigene omftandig-
heden en verwagtingen —-τ—- Genoeg beloond,
al zou zij geen fchelling aan Goed medebrengen ,
met eene vrouw ^· welker-verdiente alle de goe.<
deren der fortuin-overtreft» ■. ., Dat is zo waar-
agtig als het EuangelijBeford! -- WaaiOtit
iad dit Tooneel geen we^zenlijken gbndflag!
Het lief fchepzel gaf, door haare oogen ^ ha^-
re dankbaarheid'te kennen,, voor dat haare lippen
Η h i die.
I
WIM
f De Tfl^TÖklÊ van
die kondeti Uiten, ι O mijn Hr.'Lovelaee , zeide
zij --- Gij hebt Oiieindiglijii En daar
bleef zij fteeken. ^
" Db Capitein vloeide over van mijnen lof.
Hij was weezenlijk äangedaen.
O dat ik zulk een mengzel van tVraakzugt
eü Hoogmoed niet had ^ in mijne Liefde, dagt ik I
^ Maar (mijn Oude tel) kan ik het haar niet
altijd vergoeden ? En is haare deugd nu niet op
het hoogfte van haare beproevitige? — Wilde
zij dog, gelijk dé Vrienden van mijne weerelooze
Roozeknop , alle gedagten van tegenftand aan
een kant leggen -- Wilde zij zig dog aan
mijne genade overgeeven, en het niaar voor een
veertiendagen in het Leeven van Honneur met
mij beproeven-—■ Wat dan?--- Ik kan
niet Zeggen wat dan, ----/ ,
Veragt mij niet,^Jan, om mijne onbeftendig-
Ijeit^ --- In geen twee Brieven miflchien met
niijzelven overeenkoomende —>—- Wie verwagt
beftendig'heid in mannen van ons charafter? —^
Dog ik ben gek van Verliefdhéid —— Bran-
dende van Wraak -——— Verward in mijne ei-
gene liften ·—-—- Mijne Vindinge iS mijn vloek
-——— Mijn Hoogmoed mijne ftrafFe ———.
Daar ik naar vijf of zes kanten te gelijk getrokken
worde, is hetnogelijk dat zij zo ongelukkig kan
2ijn als /^? -- O waarom, waarom was deeze
vrouw' van zulk eene godlijke voortrefFelijkheid!
--- Nogihans, hoe weete ik dat ze zo is? Wel-
ke zijn haare beproevingen geweeft ? Hebbe ik
wel moeds genoeg gehad om eene eenige te doen
op haare fchoon wel duizend op haare
' ί! ■ lang-
■ '; j
Η
-ocr page 486-Juffer CLARISSA HARLOWE. ,
.lüngmoefigheid?^- Genoeg, hoope ik, om
haar bevreesd te maaken .,van ,aiij 'ooit weder o.n- \
, genoegen-te geeven! ^. '
Ik moet Overdenkinge.van wiy bannen, of ik
ben een verlooreh man. Geduurende deeiè twee
voorleedene uuren hebbe ik mijzèlven gehaat ;We-
gens mijne eigene, raadflagen^ r En die niet alleeu
uit hoofde van hetgeen ik ü verhaald hebbe; maar
ook van hetgeen ik, nog verder hobhe te verhaalen.
Dog ik hebbe" nu mijn hart eens weer verilaald.
Mijne Wraak heeft de bovenhand; want Ik b^h'
he eenige van Juff'er Howes vergipige 'Puhjês
weder Qvergele,zen.. ^De Veragtinge , waarin zij
beide mij gehouden hebben V kan ik niet Wr-
draagen—— , , , ·.
Het gelukkigil ontbijt, bekende mijne Bemin-
de, hetwelk zij nog had bijgewoond den ganifchen
ύ]ά zedert zij hai^r^ Fadens WiS verlaaten had
[Dü mögt zpj 'er^ ix^el afgelaaten hebben]. De
Capitein vernieuwde alle 7Jjne betuigingen van
dienftwilligheid. Hij ζομ mij door, een Brief
ten weeten, hoe zijn waarde vrie^cl het berigt op-
nam, hetwelk hij hem zou g^eyeti^yan den gc%k- '
kigen toeiland on^er zaaken ,, en wat hem dagt viii-^
de Huwelijks-voorwc^ardcn ,^^ρ dra ik hem^^het
Opftel zenden zoude, hetwelk ik zo guniliglijk
ipeloofde. En wij fcheidderi'mét groote betuigin-
gen van wedcrzijdfche agcinge; mijne Beminde
haare wenfchen uitrtorceude om het we] gelukken
zijner edelravedige bemiddelinfféi^ '
\
-ocr page 487-Dé MiSTORiÉ VAM
r> γ
Wanti'eeÏ'ik den Cäpiteih haar beneden uit-ί
' gélèide geda'éh hebbende, hetwelk ik deed tot aan
de voordeur, te rug keerde,' oiitmoetëde mij mij-
ïie Beminde zo aJs ik in de Eetzaal trad, met ee-
ne vriendlijkheid die heerfchte in alle haare minne-
lijke trekken.
„ Gij ziet mij reeds, zeUe zij^ een geheel
3, ander menfch. Gij weet niet, rhijii Hr. Love-
5, lace, hoe na deeze gehoopte Verzoeninge mij
3, aan het hart légt. Ik ben nu genegen om
3, alle onaangenaame herdenkinge te verbannen,
"g, Gij weet niet, mijn " Heerhoe zeer gij mij
5, verpligt hebt.' En Och , mijn Hr. Lovelace,
3, hoe gelukkig zal ik zijn, wanneer mijn hart
3, ontheft is van dat al-verdrukkend gewigt van
3, eens Vaders Vloek! Wanneer mijne liisve Ma-
3, ma [Gij keht iiiet half, mijn Heer, de voortref-
3, felijkheden van mijne waarde Mama ! en welk
5, een minzaam hart zij heeft, als men hetzelve
zijne eigene beweegingén laat opvolgen -
j. Wanneer deeze 'gezegende Mama] mij een^
,, wéder zal drukken aan haaren' toegeeflijken boe-
5, zem 1 Wanneer ik eens weder Oomen en Moei-
„ jen , en een'Broeder en Zufter hebben zal^ elk
3, om ftrijd de meefte vriendlijkheid en gunfl: trag^
tende te betbóneïi'aan de arme verwerp el ing,
dan geen verwerpeiih^ meer! —— En daar gij,
mijn Hr. Lovelace/dit alles bëfchouwt, en ont-
vangen wordt in efene familie mij zo dierbaar,
met verwelkoominge ^—Wat is het of het al
5, een weinig koel^zijin het eerft? wanneer zij u
3, beter-koomen te kennen, en u meermaaien te
„ zien, zonder 'dat 'er eenige nieuwe oorzaaken
' ' ' „fan
9»
5ï
3»
JJ
Γ' \
Juffer CURISSA HARLOWE. 487
91 van onluft voorkoomen, en gij, gelijk ik Hoope,
51 eene nieuwe leevenswijze hebe aangevangen,
η zal de Liefde aan beide kanten fteeds warmer
j, en warmer worden, tot dat iedereen miiTchiea
zig zal verwonderen , hoe -zijt 'er ^toe kwamen
j, om zig tegen, u aan te kanten. ,, - j
Daarop haare traanen afdroogende met haa-
ren neusdoek, na ^eene tuflchenpoos van weinig
oogenWikken, week zij fehielijk, als pf zij zig be?
dage dat zij door haare blijdfchap 5,verleid was toe
eene uitdrukkinge van dezelve,_ welke haar oog-
merk niet ge weeft was dat ik zien^ zoude, met eej
nen verhaaften loop naar haare kamer; mij verhär-
tende , die bijkans alzo min bekwaam was om
zulks te wederftaen, als zij zelve. >
Kortom, ik was — My ontbreeken woor-
den om te zeggen hoe ik was —Mijne neus
was al te voorden aan het tintelCTJ gebragc; mijne
oogen zijn wel eens van te vooren waterig ger
maakt van deeze zielroerende Schoonheid; maar
zo zeer aangedaen was ik nooit i-—- wan^c
mijne' gevoeligheid-tragtende tehbedwingen, was
zij mij te kragtig,.en ik fnikte zeïf --Ja, bij
mijne ziel, ik fnikce / dat men het hoorm kondê,,
en was gedwongen mij van.haar af te wenden
voor dat zij haare aandoenlijke aanipraak ter.dee-
gen geëindigd had, . rjo
Ik zou wel gaarn , dunkt miij, nu ik beken-
tenis gedaen hebbe van het miflelijk gevoel, u het-
zelve willen befchrijven - Het ding was bij
mij zo vreemd —^ Als of 'er mij iets in de keel
bleef fteeken -j, Ik weete niet hoe--Nog-
thans moet ik zeggen, fchoon ik mij daarover bij
t,
iDpaiiwwiiiiiB
Hb^ de
is-^;;
-ocr page 489-De HISTORIE van
ée herdenkinge fchaame, dat'er iecs heel aartigs
in was; en ik wenfchte wel dat ik het eens wede^^
kon ondervinden, op dat ik daarvan een volkoo-
mener denkbeeld mögt krijgen, en beter in' ftaat
jwjn om het u te befchrijven,
. Dog deeze uitwerkinge van haare blijdfchap
bij zulk eene gelegenheid, geeft mij een verheven
denkbeeld van de kragt dier Deugd [Met welken
anderen naam kan ik het benoemen i] welke met
eene ziel zo vatbaar voor tedere verrukkinge, in
ftaat zij om een zo bekoorelijk fchepzel, in haare
bloeijende jeugd geheel ijs en fneeuw te maaken
voor alle aanvegtinge der Liefde van den man^
welken zij niet haat. Dit moet alles dog uit de
Opvoedinge koomen--Moet het niet,Bel-
ford ? Kan Opvoedinge fterker kragt hebben op
het hart eener vrouwe dan de Natuure? —r—
Zekerlijk niet. Dog zo zij het kan hebben, hoe
volkoomen hebben de Ouders dan gelijk, met de
Geeften van hunne Dogteren op te kweeken en te
oeiFenen, en haar denkbeelden van Behoedzaam->
heid en Koelheid jegens onze -Sexe in te boeze-
men ; en wel om haar hooge gedagten te doen
vormen van haare eigene! Want Hoogmoed, qioet
ik u zeggen i' is een'uitmuntend pehulp, daar de
Deugd zelve nietfchijnt, gelijk'de Zon, met haa-.
renfeigenen ongeleenden Luiiter.
ι
Li.
-ocr page 490-JüFFEH CLARISSA HARLOWË. 485
Dc Hr. Lovelace, aan Jan B^lforb^
Schildkn,
En nu is het tijd pm te belijden (hoewel ik
wel weete, dat uwe Giifingen mijne Verkiaaringe
al vooruit geloopen zijn) dat deeze Capitein
Tomlinfon, die zo groot een gunftling is bij mijne
Bekoorfter, en die zo veel vermaak fchept in breu-
ken te heelen, en verfchillen te verzoenen, geen
grooter nog kleiner man is ,^dan de eerzaame Pa-
trick Mc Donald, gevolgd van' eenen weggejaag-
den knegt, welken hij zelve heeft opgeloopen.
Gij kent den fchelm , welk een ongeftadig
leev^n hij geleid heeft; en hoe hij tot beter hoope
Avas gebooren en opgevoed. Dog die vernuftige
konftgreep van eene Valfche hand te fchrijven j om
welke hij van de Dubliniche Hooge-fchoole wierd
afgejaagd, en dat hij zedert op een Valfch Getui-
genis betrapt is, zijn zijn bederf geweefl:. Want
hierdoor heefc hij van het een Land in het ander
-gezworven; en is eindelijk vervallen tot die koil-
; winninge, welke hem tot een gepail'Man zoü
im'aaken voor Juffer Howe's Townfend met haare
contrabäjfdeh. Hij is, gelijk gij weet, wonder-
'baarlijk W;el gefchifct tot eene onderneeminge,
waarin behendigheid en deftigheid vereifcht wordt.
En kan 'er, alles wel ingezien zijnde, wel iets
regcmaatiger zijn, dan den eenen Sluiker in ge-
H h 5 reeii-
τ
A7jr De HISTORIE van
reedheid te houden om tegen den anderen op te
ipeelen F
„ Maar hoe kwamt gij dog, Lovelace (dunkt
mij dat gij vraagt) het met zulk eene vond als
deeze te waagen, daar de Lady, gelijk.gij mij
verteld hebt, ivel eene maand aän een plegt te
zijn aan het huis Van deezen Oom; en derhal-
ven, naar alle waarfchijnelijkheid, moeil wee-
ten ♦ dat 'er in de gehe^le nabmirfchap geen
Capitein Tomlinfon was; ten minilen geen van
dien naam, welke zo naauwe vriendfchap met
hem hield, als deeze fnan voorgeeft? - „
Deeze tegenwerpinge, Jan, is zo natuure-
]ijk, dat ik niet kon nalaaten bij mijne Bekoorfter
aan te merken, dat zi] zekerlijk haaren Oom moéft
hebben hooren fpreeken van deezen Heer, Neen,
zeide zij, dat had zij nooit. Daarenboven was het
al bij de tien maanden geleeden, dat zij ten huize
van haaren Oom Harlowe geweeil was [^Dii had
ik kßar al te voor en hooren zeggen~\: En daar
waaren veifcheidene Heeren , die dezelve Klos-
baan gebruikten^ Wélke zij niet kende.
Wij Zijn alle zeer gereed, .weet gij, om te
gelooven het geen wij gaarn zien.
En welke was de reden, denkt gij wel, dat
zij in zo langen tijd niet aan liet huis van deezen
Oom geweeil was ?-Wel deeze oude zon-
daar, die zig verbeeldt geregtigd te zijn om mij
rekenfchap af te vorderen van mijne Vrijheden om-
trent de Sexe, is onlangs vervallen toe gemeen-
zaamheden, gelijk men hem verdagt houdt , met
zijne Huishoudfter; die daarop trots woirdt. --
Eene vervloekte begochelende Sexel·^—- In
..... ' ' "
55
J>
5)
J
.ν
-■P'H·
Α
Juffer CLARISSA HARLOWE.
de Jeugd , in de Middelbaare jaaren, in den Zuf-
fenden Ouderdom , krijgen zij ons alle bij de
neus.
Merkt gij, evenwel, niet, dat deeze Huis-
houdfter niet weet, nog iets ilaet te weeten, van
het Verdrag van Verzoeninge, waarover men voor-
heeft te handelen,· en dat daarom de Oom altoos
. koomt bij den Capitein, de Capitein niet g^et bij
den Oom ? En deeze bedenkinge gaf ik de Lady
aan de hand. En daarbij was de inval nacuurelijk,
dat de Capitein hiertoe te eer was aangezogt, voor
zo verre hij onbekend was bij de reft der familie
-Behoeve ik u de meeninge van dit alles
wel te kennen te geeven ?
Dog deeze minnehandel van den Ouden is
een geheim ftukje, waarvan mijne Beminde geen
zin heeftom de waarheid te bekennen,en zij houdt
zig inderdaad als of zij het niet gelooft: Gelijk zij
ook doet omtrent eenige vuige galanterijen van
haaren zotten Broeder; welke ik, bij manier van
tegenbefchuldiginge , eens hebbe aangeroerd ,
zonder mijnen berigter in hunne familie te noe-
men.
Maar, dunkt mij, vraagt gij al weder, Is het
niet waarfchijneiijk , dat JuiFer Howe onderzoek
zal doen naar zulk een man als'Tomlinfon ? ■ ■ „^
En als zij dien niet kan
Dog
Ik weet wel wat gij zeggen wilt
ik twijifele niet, of Wilfon zal wel zo goed zijn.
indien ik het verzoeke, om mij voor eene week
lang in toekoomende alle Brieven in mijne eigene
handen te geeven, welke door Collins ten zijnen
hui-
. ί
De HISTORIE van
huize gebragt mogen worden. En nu hoope ik,
' dat gij voldaen zijr.
Ik zal met eene korte Vertellinge fluiten»
), Twee nabuurige Souvereinen waaren te
n zamen in oorlog, over het een of ander be-
droefd wisjewasje; wat,kan niet fcheelen; 'mant
de minfle beuzelingen kunnen vorflen en kinde-
ren malkanderen doen bij de ooren krijgen.
3, Hunne legers hadden eenige dagen in flag-orde
„ tegen eikanderen geftaen, en elk uur verwagte-
de men aan beide hoven het nieuws van eene
decißve bataille te zullen krijgen. Eindelijk,
raakte men handgemeen ; een bloedig gevegt
wierd 'er gevogten; en een knaap, die aan-
fchouwer daarvan gcweeft was, met het nieuws
van eene volflagene overwinninge in de hoofd-
ftad van een derVorilen aankoomende, eenigen
tijd voor de couriers daartoe geileld, ging men
aan het luiden van de klokken, bet branden
van Vreugde-vuuren en illuminatien, en het
„ volk ging van blijdfchap en goeden drank be-
,, dwelmd naar bed. Maar des anderen dags was
„ alles omgekeerd: De zegepraalende vijand, zijn
voordeel agter volgen de, wierd elk uur verwagc
voor de poorten der genoegzaam weerelooze
hoofd-ftad. De eerile verhaaler wierd hierop
5, gezogt, en gevonden; en ondervraagd zijnde,
j, beweerde hij heel veel goed gedaen te hebben,
,, doordien hij in zulken bedroefden toeiland, zo
5, langen tijd van de benaauwdheid zijner mede-
burgeren hitd afgekort, en der blijdfchap toe-
gfevocgd , als 'ör uuren cuiTchen de valfche goe-
' '' de
3>
»
9»
39
5ï
5J
5»
55
5»
»
f9
99
S9
9>
99
é
'Γ/
de, en de weezenlijke kwaade tijdinge verloo-
, pen waaren. ,,
Maak gij de toepaffinge ^ Bélford* Dit wee-
te^ ik, dat ik mijne Beminde grooter blijdfchap
hebbe aangebragr, dan zij gedagt had dat haar^zo
ras zou ten deele vallen. En dewijl het menfchlijk
leevehmet regt gezegd wordt ruit-werk te zijn, zo
is 'er geen twijffel aan of eene perfoon van haa-
re voorzigtigheid zal het op het voordeeligft' nee-
men, en zo veel goeds tegen zo veel kwaads 0-
verllellen, om de balans zo juift als mogelijk is
op te maaken»
Γ.'
De Lady geeft, ïn drie verfcheidene Brie'
mn, haare vriendin berigt van de zaa'
kelijkße voorvallen èn gefprekken ^ tmlke.
in de movgUende van den Hr, Lovelace
begreepen zijn. Oteze zijn haare woor^
den. Vi anneer zij verbaalt welke de com'
miffie van den gewaanden Tomlinfon was^
na den Jchroom^ welken zijne agterhou-
dende navraaginge bij haar verwekt
had:
Eindelijk, mijne waarde , zijn alle deeze
twijffelingen en angilen opgeklaard , en verban-
nen; en in derzelver plaaize', heeft zig een ge-
neuglijk vooruitzigt aan mij geopenbaard. Want
het kooint geiukkiglijk uit (dog tegenwoordig
moet het een volftrekt Geheim zijn, om redenen,
welke ik in het gevolg zal melden) dat (?ie heer
gezonden was van nnjnen Oom Warlowe [ik da^c
wel, dat hij niec gkijd toornig op mij kon blij-
ven"
r Λ'
\ ·
■ÉiMi^iHLjMSCM
iiKiiÉM^
■i
-ocr page 495-494. De historie vam
ven]; ailes voortkoomende uit hét geφrek, héc
welk tuÖchen uwen braaven Hr. Hickman en hem
gehouden was. Wanc fehoon des Hren. Hickmans
aanzoek op dien tijd te ruw verworpen wierd^
konde mijn Oom egter niet nalaaten de zaak na-
derhand beter te bëdenken j en de redenen welke
die waardige heer ten mijnen voordeele gebruikt
had.
Wie zou, in diift verilooten, Wanhóopen
van inwilliginge op een redelijk verzoek te krij-
gen? -- Wie zou niet, door zagtheid en
toegeevendheid, gunftige indrukzels poogen te
laaten op een toornig gemoed; welke, als het tot
bedaarde overdenkinge koomt, hetzelve mogelijk
beweegen züllen om zig eene toegeevender ge-
fteldheid eigen te maaken ? Eene gunft te verzoe-
ken ^ gelijk ik dikwijls gezegd hebbe, is een ge-
heel ander ding, dan iets als aan ons verfchuldigd
te eifchen. En wat regt heeft een verzoeker om
toornig te worden over e^e weigeringe.^ indien
hij géén regt heeft om hetgeen hij verzoekt ais ee-
ne fchuld te eifchen.
Zij hefchrijft Capttein Tomlinfon, ter gek-
genheid van zijn bezoek op het ontbijt ^
als zijnde een deftig goed flag van een
man. En op eene andere plaatte , als
een weJIeevend man , van groote deftig-
heid , en een goed voorkoomen; naar zij
gelooft, boven de vijftig jaaren. „ Ik had
„ behaagen in hem, zegt zij, zo dra ik
„ hem zag. „
De-
w
t··
■er ^
Dewijl haare uitzigten nu^ gdijk zij zegt^
gunfiigèr zijn dan te vooren , wenj'cbt
zij ^ dat haare Hoope op des Hrcn. Love-
lace's zo dikwijls beloofde liervorminge b&^
ter gegrond waare , dan zij vreeft dat die
kan zijn*
Wij zijn beide, mijne waarde, wel ten uitei;^
iien verlegen geweeft, zegi zij^ om eenige ge^
deeken van des Hren, Lovelaces charaéler met an-
dere gedeelten deszelfs overeen te brengen: Zij?
ne goede met zijne kwaade hoedanigheden; zoda^
nige bijzonderlijk van de eeifte, als. Zijne edel-»
moedigheid jegens zijne huurders; Zijne goedheid
jegens des Herbergiers Dogter; Zijne gereedheid
om mij te noopen tot het bewijzen van weidaaden
aan mijne goede Norton, en anderen.
Eene wonderlijke vermenginge is 'er in zijne
ziel, gelijk ik hem gezegd hebbe Γ Want hij is ze*
kerlijk (gelijk ik met reden zeggen kan, als ik rè
rug zie op zijn voorgaende gedrag jegens mij» in
wel twintig gevallen) ee» man die hard van hari
ten is.- Inderdaad, mijne waarde, ik hehbs
meer dan eens gedagty dat hij 7nij liever zag
traanen ßorten, dan dat hij mij reden gaf ofn
wel met hem in mijn fchik te zijn.
Mijn Neef Morden zegt, dat vrijleevers zon-
der wroegingc zijn (a). En zo moeten üij zijn in
de natuure der zaaken ^elye.
D^
(a) Zie l^I. 48. 2.ic ook des Hreu. Lovdaccs eigene be-
lijdenis van het vermaak, dat hij fchcpt in de traanen eencP
vrouwe> in veifcheideni: gcdeelrai zijnc£ I^'ricTen.
s i
/
-ocr page 497-De historie van
De Hr. Lovelace is een trots man. Wij heb-
ben beide ai overlang aangemerkt, dat hij zoda*
nig is. En ik vreeze waarlijk ^ dat zijne Edelmoe-
digheid zelf meer verfchuldigd is aan zijne Trots^
heid en Ijdele Eerzugt^ dan aan die Menfchlie-
vendheid (mag ik het zo noemen ?) die het egte
kenmerk is van een weldaadig gemoed.
Geld waardeert hij niet, dan als een middel
om zijne Trotsheid en Onafliangelijkheid te onder-
fchraagen. En het valt ligt, gelijk ik dikwijls ge=·
dagt hebbe, voor iemand eene mindere begeer-
lijkheid te verzaaken, wanneer hij, met zo te doen,
eene bovendrijvende beguniligen , of voldoen
kan.
Ik vreeze, mijne waarde > dat *er eenig ge-
brek in zijne Opvoedinge moet geweeft zijn. Men
heeft, verbeelde ik mij, niet genoeg gelet op zij-
ne natuurelijke neiginge. Hem wierd miflchien
geleerd (dewijl zijn vermogen waarfchijnelijk
groot zou zijn) om goede en weldaad ige werken
te pleegen; maar niet, vermoede ik, uit de reg-
te beweegredenen.
Zo dit gefchied waare, zou zijne Edelmoe-
digheid niet bij Grootsheid fteeken gebleeven zijn,
maar tot Menfchlievendheid zijn doorgedrongen;
en hij zou zig dan niet vergenoegd hebben met
lofwaardige dingen bij Buijen en Vlaagen te ver-
rigten, en als of hij op de leere der Verdienften
{leunende door eene goede daad hoopte te boeten
voor eene kwaade (a); maar hij zou eenpaarig edel
ge-
(a) Dat de lady hier rer plaatzc regtmaatig over hem oor-
deelt, zie D. 1. bl, 370. daar hij ledci) gcevcude van xijnc
E-
-ocr page 498-JUFFER CLARISSA HARLOWÈ. 49^
zijn,' en het goede om zijns zelfs willé
gedaen hebben.
O mijne waarde ! welk een lot hebbé ik ge-
trokken ! 'Gfootshäd enkel de deugd deezes
mans; en Wraakzugt zijne andere heerïchendé
hoedanigheid! -Deeze eene trooil, even-
wei, blijft 'ér nog over: Hij is geen Öngeloovige^
geeh Godsdienrt-lochetiaar: Waare hij een On'gè^
loovige ge weeft, daar zou in ^t geheel geen plaat-
ze voor eenige hoope op heni geweeft zijn j tliaar
(zig , gelijk hij doet, verhovaardigende op zijné
vrugtbaare vindinge) zoude hij ten uicerften over-
gegeven , onherftelbaar, en godloos geweeft zijiis
IV. Deel. I i ίΤαή-
V-
ü
^ÊSÊ
Édelmoïiiighciii jegens zijne RooTcknop , 2e;;i —~ ,, Al-
,, io ik het mi) tor een regrl maakc, om dikwijls ik eei\
„ flegt ftukje van veel belang gepleegd hcbbc, bij wege vaii
„ vergoedtuge dautvoor weer wat goeds te doen ; en alzd
i, ik gëloovc, datjik op die lekeninge il taamelijk veel teii
,, agteren ben ; Zo hcbbe ik voor , om hóndierd 'pobd ré
»> ieggen bij de honderd pond van Jantjes Moeij en een ontió-
%i zei paar gekikkig re maaken. ,, ■ Behalvefl welke
beweegreden , h\i nog een ander oogmerk 7ogc cc bercikeii
in dat voorbeeld zijner edelmoedigheid ■, gelijk rtiert iÈien kart
D. II Br, XXV. XXVL XKVU. XXVilI. Zie ook dé
Aanrekenitige D. II, bl. 244, ι^ξ.
Om re roonen boe beftaeubaar zijne daadeii zijn , 70 als
die nu blijken , mer zijne oogmerken en be<j;inielcnzo als
Ivj dezelve in èijue eerße Br:even tér neer ftelt|, kan l\ct niet
ongevöcgelijic zijn. den Leeier te wijzen tot zijnt Brieven Dï
I. No. XXXIV. XXXV
Zie D. I. bl. joi- en bl. 419 -433. aangacnde het gc^
■voelen, 't welk Clarifla al vroeg had van dein Hr, i:ovdj'cc
•---------- Waaruit men bezeffea kan, dat de Köelheid en Ou-
verfchillighcid jegens hein, ov,et,welke hij ,haar zo tnéiii^i
maal befchuldigt, meer tot haare glorie ilrektj dan i'öt
cere.
DE HISTORIE VAm
Wanneer zij b er igt koomt geéven van dit
gelegenheden, van -melke de Hr. Lovelace
zelve in zijn verhaal erkent te zijn aan-
gedaen geweefi, drukt zij zig dus uit:
Hij tragtede, gelijk nog eens te vooren, zij-
ne ontroeringe te verbergen. Maar waarom, mij-
ne waarde, behooren deeze mannen (want de Hr.
Lovelace is hierin niet bijzonder) het beneden zig
te agren om deeze bevallige blijken van een ge-
voelig hart te toonen? Wierde het mij eens weder
in mijne magt gegeven om te kiezen, of te weige-
ren , ik zou den man met verfmaadinge verwer-
pen, welke het vermogen zogt te onderdrukken,
of beftond te verlochenen, van aangedaen te zijn
bij gevoegelijke gelegenheden , als zijnde of een
fchepzel van een wreed hart, of als eenen zo on-
kundig van de voornaamile glorie der menfchlijke
natuure, dat hij zijne eere ftelle in eene barbaar-
fche ongevoeligheid.
Ik hebbe dikwijls mij vermaakt met deeze re-
gels door den Hr. Täte overgezet uit Juvenalis:
De menfch alleen vertoont met fchreijenda
oogen,
Het eel gevoel van hulprijk mededoogen;
Dit tuigt Natuur^ wenze ONS de traa-^
nen leent:
\ V Is voor den MENSCH een voor regt dat
hij weent;
Zoo neemt hij deel in zijner vrienden fmar*
te;
Hij
i
.la
Hij [ehreit met hun uit een meêlijdend har-
te:
ÏVie V naaßens leed hefpiègelt zonder fijHi
Is, op zijn beß, een dier in menjchen Jchijth
Het kan mij nie^t dan eenig genoegen geéveri j
hoe flegte gedagten ik ook zomtijds van hec Volk
des huizes gehad hebbe, dat zulk een braaf man
ais Capitein Tomlinfon, na onderzoek, Wei vaA
haar gefproken heefti
Én hier houde ik een minuut ftil ^ om j in tiiij*
ne verbeeldinge, uwe genegene gelukwenfchingö
te ontvangen.
Mijne volgende, hoope ik ^ zal mijnen tegen=
woordigen beveiligen^ en nog aangenaamer uit-
zigten openleggen. Wees ondertuiTchen verzè»
kerd, dat mij onmogelijk eenig goed geluk kan tö
beurt vallen, hetwelk ik met even groote geneUgtö
zal befchöuwen j als die ik hebbe in uwe vriend-
fchap»
Met mijne dankbaare pligtbettliglnge ääü tl·
Wen braaven Hr. Hickman , aan wiens genegenö
tuifchenfpraak ik bij deeze gelegenheid zo zeei
verpligt ben ^ fluité ik ^ mijne waatdfte Juffei
Howe,
Üwe akoos'toegénegènè èn dankhaaró
'W
Cl. Harlowès
u%
tiL
-ocr page 501-5Po De historie vam
De Hr, Lovelace, aan Jan BelforD}
Schildkn,
9}
9J
3>
Ik hebbe een Brief van Lord M. Zulk ee-
nen als ik wenfchen zoude, indien ik bedoelde te
trouwen. Maar zo als de zaaken nu ftaen, kan ik
niet in gedagten neenlen om dien aan mijne Be-
minde te toonen.
Milord beklaagt zig, „ dat hij de Trouw-
,, Vader der Lady niet ilaet te weezen. Hij
,, fchijnt bedugt te zijn , dat ik nog al, hoe
5, fchoonen fchijn ook mijne redenen vertoonen,
,, eenig fchelmftuk in mijn hoofd hebbe. ,,
Hij bewilligt guniliglijk , „ dat ik trouwen
mag wanneer het mij maar belieft; en biedt ee-
ne of beide mijne Nigten aan om mijne Bruid
bij te ftaen , en haar moed te doen houden bij
die gelegenheid; nademaal zij , zo als hij ver-
„ ilaet, zo bevreesd is om het met mij te waa-
ge."· I
„ Pritchard, zegt hij mij, heeft zijne volftrek-
„ te ordres om eene aSie van overdragt op mij op
,, te ftellen , van eene altoosduurende rente van
„ IOC O. /. 's jaars ; welke hij ter zeiver uure in
„ kragt zal ftellen , als de Lady in perfoon bc-
kent getrouwd te zijn. „
..JPIlJJlLi
Juffer CLARISSA HARLÓWE. 501
Hij ftaet tóe , „ dat het Weduw-goed uit mijti
eigen Capitaal woriie uirgeweezen. „
Hij wenfchte wel, dac de Lady zijn wiffel
wilde hebben aangenomen; en prijft mij dat ik
„ haar die aangebooden hebbe. Maar verwijc
„ mij niijne grootsheid, dat ik die zelve niet ge-
'5, houden hebbe. Hetgeen de regter zijde af-
5, ßaet, zegt hij, dßar kan de flinker-zijde wel
„ van 'vaaren. „
De meiden , de flinker-zljdfche meiden,
'meent hij.
Met al mijn hart. Indien ik mijne ClariiTa
kan krijgen, dan mag al het ander wel voor den
duivel vliegen.
Een grooten hoop van ander mengelmoes
fchrijft deeze domme Pair; op verfcheidene plaatzen
vel een half douzijn regels bij een krabbelende,
pm geen andere reden baarblijkelijk, dan om even
veel vermufce woorden van een Oud Spreekwoord
te pas te brengen.
Indien gij vraagt, „ Hoe ik het Hellen kan,
nademaal mijne Beminde zig vei wonderen zal,
„ dat ik van Milord geen antwoord krijge, op zul-
j, ken Brief, als ik hem gefchreeven hebbe; en
„ indien ik bekenne 'er een te hebben , dat zij
„ verwagten zal dat ik het haar zou toonen, ge-
s, lijk ik mijnen Brief deed? - Geeve ik
dit ten antwoord --- Dat ik do0r Pritehard
wel kan onderrigt zijn, dat Milord de podagra ia
zijne regterhand heeft; en aan hem bevolen heeft
om plegtiglijk zijne opwagtinge bij mij te maaken,
en mijne bijzondere ordres omtrent de overdragc
te ontvangen! En ik kan Pritehard wel fpreeken,
Iii g^-
ÏJ
De HISTORIE van
felijk gij weec, in 's Konings Wapen , of waar
et mij belieft, en op flaenden met als het mij ge*
Itiß ; Schoon hij op M. Burg zij , en ik in Stad
ben; en hij kan mij bij monde kennis geeven van
alles, wat Milords Briefin zig behelft, dat noodig
is voor mijne Bekoorßer^ om te weet en.
Wanneer het mij maar weder geluil, kan ik
4en ouden Pair zijne regterhand herßellen^ en
dan kan ik hem een veel verftandiger Brief doen
fchrijven, dan dien hij mij nu gezonden heeft,
Gij weet, dat eene behenäge Konilgreep van
iemands Hand na te bootzen , eene van mijne
vroegfte bekwaamheden was. Men heeft ten lèe-
?en aanzien wel eens gezegd, dat zo ik Qcn on-
deugend karei ge weeft waare omtrent de zaaken
van mijn en dijn, het niet goed zou geweeft zijn
dat ik leeve. Wat de meisjes belangt, die te be-
driegen rekenen wij voor geen zonde. En wordt
ons niet verteld, dat het gantfche menfchlijk geluk
^eftaet in wel bedroegen te worden I
Woensdag den 31 van Maij.
Alles wordt nog al meer en meer gelukkig.
Eene zeer groote eere hebbe ik genooten. Een
Cbarrec, in plaatze van eene Koets, is mij ver-
gund , met oogmerk om mij toe te laaten om van
het Onderwerp der onderwerpen te fpreeken.
Ons geiprek in deeze lieflijke Verlugtiginge
liep over onze toekoomende wijze van leeven.
De Dag wierd mij befchaamdlijk toegezegd. Wel
haaß, was het antwoord op mijnen herhaalden
aandrang. Onze Equipagie , onze Bedienden,
on-
-ocr page 504-Juffer CLARISSA HARLOWE. 505
onze Livereij, maakten een gedeelte van het ge-
neuglijk onderwerp, Haare begeerte, dat de
deugniet, die mij kundfchap gegeven had van 'c
geen in de familie omging fde eerzaame Jofeph
Leman) niet een van onze huisknegten zijn mögt;
en haar beiluit om haare getrouwe Hanna bij zig
te hebben, hetzij die herileld waare of niet; wier-
den te kennen gegeven; en beide alzo gereediijk
toegefternd.
Haar wenfch wegens mijn aandagtig gedrag,
toen ik met haar in St. Paulus Kerk was (a), dat
ik haar dikwijls bij den openbaaren Gods-Dienft
wilde vergezellen , wierd zoetlijk te kennen gege-
ven , en al zo gereediijk aangenomen. Ik verze-
kerde haar, dat ik altoos eerbied gehad had voor
de Geeillijkheid in het algemeen; en voor zom-
mige bijzondere perfoonen onder dezelve (haarea
Dr. Lewen bij voorbeeld) eenenhoogen eerbied:
En dat al waare het kerkgaen geen werk van
Godsdienft, ik het voor een zeer behaagelijk ge-
zigt agiede , gelijk ik u eens te kennen gói (b)
Rijken en armen, alle in een gezeljchap, gelijk
ik zeggen mögt, eens ter weke te zien bij een ver-
gaderd in eene plaatze, en elk in zijn of haar beft
gewaad gekleed, om den God te aanbidden die
hen gemaakt heeft. Nog kan het laftig zijn voor
eenen man van orden tl ijke Opvoedinge, zig bij
eene zo plegtige gelegenheid te laaten vinden, en
de redenvoeringe te aanhooren van eenen man van
Geleerdheid (fchoon dit wel verre was van hec
voornaamile deel van den dienft te zijn, gelijk hec
I i ^ Hiaar
(a) Zie D. III. bl. 519, 510.
(h) Ό, Ui. bl. 517.
m
-ocr page 505-mmm^
riaar al te gemeenlijk wierd aangemerkt) die, de-
wijl hij met zijne ftudien een gantfch anderen weg
was ingeflagen dan hijzelve, hem altoos iets nieuws
zou kunnen zeggen.
Zij fchuddede haar hoofd, en herhaalde het
woord Nieuws: Dog zag als of zij genegen was
zig voor tegenwoordig met dit antwoord te laaten
vergenoegen. Voorzeker , jan, zij meent zijne
Satanfche Majeiteit groote fpijt te doen met haa-
re hoope van mij te hervormen. Geen wonder
derhalven, ^at hij zijne pooginge infpant om haaf
voor te koomen, en zig te wreeken-Maar
hóe kwam mij die hier dog uit de pen? --
Altoos ben ik tegen mijzelven aangekant.
Ten geenen dage , verbeeide ik mij, zal ik mijzel-
yen haaten, als ik mij erinnere hetgeen waarmede
ik thans bezig ben. Dog zo lang moet ik wagten.
Wij moeten alle dog iets doen , waarvan wij be-
rouw moeten hebben.
Over het vooruitzigt van Verzoenrnge wierd
breed gehandeld. Indien haar Oom Harlowe daar-
toe maar den weg wil baanen, en indien dezelve
ian te wege gebragt worden , zal zij gelukkig zijn
- Zo gelukkig , met eene zugt, als hei Nu-
^oor haar mogelijk is te voorden! -7- '
Zij wil het niet vermijden, jan ί
ïk zeide haar , dat ik kundfchap had gekree-
gen van Pritchard , even voor dat wij op onze
Verlugtiginge uitgingen, en hem morgen van we-
gens Lord M. in de ihd verwagtede om mijne be-
velen te ontvangen. Ik fprak met dankbaarheid
van Milords goedheid jpgens mij; en met vermaak
van Lady Sarahs, Lady Èlifabers, en mijn^W twee
■ ■ ' ■ ■ ■ : "Nig.
Nigten Montague's hoogagtinge voor haar :. Alg
mede hoe leed het zijn Lordfchap waare, dat zijne
podagra hem belettede om op mijnen laatften een
antwoord met zijne eigene hand te fchrijven.
Zij bekiaagde Mlord. Zij beklaagde ook d.e \ '
arme Mevr. Frecchviile; want zij had de goedheid
om naar haar te vraagen. Het lief fchepzel had ^
deernis met iedereen, welke deernis fcheen te ver- 1
eifchen. Gelukkig in haare eigene uitzigten, vond
zij gelegenheid om haar gezigt buitenwaards te
wenden, en wenfcht iedereen even gelukkig.
Mevr. Fretchville zal het waarfchijnelijk zwaar
hebben. Haar Aangezigt, waarop zij veel moed ^
gedraagen had, zal ten eenenmaale gefchonden \\
worden, „ Dit goed, evenwel, konde ik niet
„ nalaaten aan te merken, zou zij uit zo groot een
„ ongeluk trekken kunnen'-- Gelijk eene
„ zwaarder ziekte gemeenlijk eene ligter ver-
,, zwelgt, zo zou zij bij deeze gelegenheid eene
„ droefheid kunnen krijgen , welke die andere
„ droefheid kan verminderen , en dezelve draa*
„ gelijk maaken. „
Ik kreeg eene zagte beftraffinge over deeze
ligcvaardige draaij omtrent zulk een zwaarwigtig
ongeluk —-— „ Want wat was het verlies van
,, Schoonheid bij het verlies van een goed Man „
--VoorcreiTelijk Schepzel l
Van haare hoope (en haar genoegen op dié I
hoope gebouwd) dat Juffer Howes Moeder zig μ,
met haar zou laaten verzoenen, wierd ook gewag |
gemaakt. De goede Juffr. Howe, was haare uif
drukkinge, omtrent een vrouwmenfch zo gierig ^
en zo ongevoelig in haare gierigheid, dat niemand
DE HISTORIE VAm
anders haar goed zal noemen. Dog dit waard
fchepzel breide haare Liefde zo verre uit, dac zij
bekwaam zij om het nietwaardigfte dier te waar-
deéren, hetwelk maar eenige betrekkinge heeft
tot dengeenen welken zij hoogagtinge toedraagt.
Houdt gij van mij, zo houd ook van mijn bond^
hebbe ik Lord M. wel hooren zeggen. -Wie
weet, of ik haar met den tijd niet zo verre kan
brengen, dat zij, ter believinge van mij, ook nog
goede gedagten van u krijge. Jan?
Maar wat gae ik hier dog verrigten? -^
Breng ik dus den gantfchen tijd geen befchuldigin-
gen id tegen mijn eigen hart? — Ik weete dat
ik ztilks doe, door de wroeginge welke ik daarin
gevoele, terwijl mijne pen haarer voortreffelijkheid
getuigenis geeft. Maar evenwel moet ik 'er nog
bijdoen, (want geen zelfzoekend overleg zal mij
beletten van dit verwonderenswaardig fchepzel
regt te doen) dat zij in dit gefprek zo veel voor-
zigtige kundigheid deed blijken van alles, wat dat
gedeelte des huishoudelijken beftiers aangaet, 't
welk onder de bezorginge van eene Meefteres des
Huisgezins valt, dat ik geloove dat zij jcer wereld
geen weergae heeft van haare jaaren.
Dog ik weete, trouwens, geen onderwerp,
waarover zij niet praat op eene verwonderlijk uit-
muntende wijze; in zo verre, dat konde ik maar
mijne vooroordeelen tegen het Huwelijk te boven
koomen, en befluiten om het plat betreeden pad
van mijne voorouderen te bewandelen, ik de ge-
lukkigfte man zijn zoude - En indien ik dat
niet kan doen, mag ik miiTchien tienmaal meer te
beklaagen zijn dan zij.
ï
I
■· f.
h'
c r·
Mijn
iÈaiiis^SSaï
-ocr page 508-1
Mijn hart, mijn hare, Belford, is niet te
Vetrouwen - Ik breeke af, om weder ee-
nige van Juffer Howes vergiftige bitterheden over
te leezen.
* ïf:
* *
Dat zijn vervloekte Brieven , die van Juffer
Howe, Jan! —- Sla uw gezigt te rug op die
van mij, waarin ik u verilag geeve van dezelve.
Ik gae voort
Om kort te gaen, mijne Beminde was geheel
mild, geheel vergenoegd, geheel vrolijk, geduu-
rende deeze lieflijke uitvlugt. Nog had zij reden
om anders te zijn : Want alzo het de eerfte maal
was dat ik de eere had van haar gezelfchap alleen
te genieten , had ik beflooten haar, door mijn©
eerbiedigheid, aan te moedigen om mij die gunfi
eens weder te bewijzen.
' Bij onze te rug koomil:, vond ik des Advo-
caats Klerk naar mij wagten, met een opftel van
de Huwelijks-Voorwaarden.
Zij zijn , alleen met de noodige veranderin-
gen , opgefteld naar die welke voor mijne Moeder
gemaakt zijn. Waarvan ik het origineel fnu van
den Advocaat te rug gezonden) zo wel als het
nieuw opilel, mijner Beminde ter hand geftdd
hebbe.
Deeze Huwelijks-voorwaarden van mijne
Moeder maakten het werk voor den Regtsgeleer-
den gemaklijk ; nog kan zij ook een beter voor-
fchrift vinden; daar de groote Lord S. dezelve ge-
maakt heeft, ten verzoeke van mijns Moeders na-
■ be-
-ocr page 509-beftaenden; zijnde dit het eenig verfchil, dat die
van mijne Bekooriler loo. /. 's jaars meer zijn dan
die van mijne Moeder,
Ik bood aan om haar het oud handichrift vóór
te leezen, terwijl zij hec opilel overzag; want zij
bad geweigerd bij het nazien met den Klerk te-
genwoordig te zijn. Dog dit wees zij ook van
■ de hand.
Jk onderMIe dar. zij geen zin had om te hoo-
ren van zo veel kinderen, den eerften, tweeden,
derden , vierden , vijfden, zesden , en zevenden,
Zoonen , en zo veele Dogteren , die verwekt
paen te worden uit den lijve van gedagte Qla-
rijja Harlovje.
Bekoorelijke huwelijks-Recitativo's! — Schoon
'er ook altoos bij gezegd wordt wettigUjk ver-
*wekt-Als of een man onwettiglijk kinderen
kon verwekken uit den lijve van zijn eigen Wijf.
--Maar denkt gij niet, dat deeze aarts-fchel-
men de Regtsgeleerden hiermede willen te kennen
geeven , dat een man kinderen bij zijne vrouw
kan hebben voor het trouwen ? -Dit moet
het zijn dat zij meenen. Waarom willen deeze o-
lijke gaften een eerelijk man zulke guiterijen in ge-
dagten brengen ? -r- Dog hieruit zien wij,
gelijk in ontelbaare andere gevallen, dat JVet en
Euangelij twee zeer verfchillende dingen zijn.
Dorcas poogde, in ons afweezen, om te koo-
men bij het kiftje in het donker kabinetje. Dog
dit kan niet gefchieden zonder geweld te gebrui-
ken. En nu , uit enkele nieuwsgierigheid , een
gevaar van belang te loopen, zoude onverfchoo-
nelijk zijn.
ν
i?
ï V
JuFFEtt^CLARISSA HARLOWE. Jö^
JuiFr. Sinclair en de Nymphen zijn alle van ge-
Voelen , dat ik nu zo zeer in de gunft ilae, en
baarblijkelijk zo veel deel hebbe in haar vertrou-
wen, en zelf iii haare gënegenheid, dat ik doen
mag wat ik wil, en mijne geweldige hartßogt
verfchooninge inbrengen; welke zij beweerèn,
dat eene geweldige daad bij haare Sexe vergeeve-
lijk maakt, als mede eene algemeen aangenomens,
verfchooninge is bij die geenen van heide Sexen j
welke 'er geen belang in neemen; en zij bieden
alle mij haare behulpzaame hand aan. Waarom
niet ? zeggen zij: Heeft zij niet Vóór mijne VrouW;
gegaen in haar aller bijzijn ? ■ ■ ■ ■ En itaen de
zaaken niet heel fchoon voor haar om met haare
vrienden verzoend te worden ? En was her ont-i
breeken van die verzoeninge, niet het voorwend·'
zei waarom de Volcrekkinge wierd uitgefteld ?
- . V
Ί l-
Zij dringen mij weder, nademaal het zo bq-
zwaarelijk is mijn voordeel met den JVagi te doen,'
om het bij Dag te onderneemen. Zij houden mij
voor, dat de gelegenheid van haar huis zodanig is,
dat'er geen gerügt buiten hetzelve gehoord kan
worden; en lachen mij uit, dat ik het noodig ftel-
le dat eene Lady juifl: ongekleed moet zijn.
was het altijd niet hij mij gelegen^ arme oude
man ! zeide Saartjemij; haaren neusdoek mij 'b^s
daadig in de troonij gooijende.
? Λ
LI«
-ocr page 511-5ié
De Hr*, Lovelace , äan Jan Belford,
Vrijdags den 2 van Juniji
Niettegeniiaende ik mij voor eenige dagen
zo zeer op befchaafdheid en minzaamheid hebbe
toegelegd; en fchoon het mij aan moed ontbroken
heeft om het masker geheellijk af te ligten; nog-
■thans hebbe ik het lief fchepzel meer dan eens
omzigtig gemaakt', door mijne harrilogt op eene
■vuurige, hoewel bemamelijke wijze uit te drukken*
Ik hebbe haar zo verre gebragt dat zij beleeden
heeft, dat ik meer dan onverfchiJIig bij haar beni
Maar wat LIEFDE aangaet, welke ik haar drong
te erkennen, tfat behoeven zodanige hekentenis-
fen, wanneer eene vrouw sper joon bewilligt om
te trouwen ? -- En mij eens met misnoe-
gen van zig weerende. De proef van waare lief-
de 5 welke ik haar zwoer, was Ε Ε R B IE D,
geen FRIJHEID. En als ik mij ondernam
te verdeedigen, zeide zij mij, dat zo veel begrip als
zij in ftaat geweeft was om van eene zondige harts-
togt te maaken, dezelve zig zo moeft vertoonen
als de mijne zogt te doen»
'Ik poogde mijne hartftogt te billijken, door
iiaar ai te groote viesheid te laft te leggen. Λ1
te
( t
m
-ocr page 512-Juffer CLARISSA HAïlLOWE. 5Ï1
te groote Viesheid, zeide zij, was mijn- gebrek
niet althans, zo het het haare was. Zij moeft mij
ronduit zeggen, dat ik haar onbekwaam toefcheen
om te onderfcheiden, welke de vereirchtenwaareti
van een kuifch gemoed. MiiTchien had de Ugtmis
de vermetelheid van zig te verbeelden j dat fer geen
onderfcheid was in h^iHart^ nog eenig ander dan
het welk uit onderfcheid van Opvoedinge en Ge-
ijüoonte voortkwam , tuiTchen de Kuifche en On*
kuifche --— En egter zou de gewoonte alleen ^
geiijk zij aanmerkte, indien ik van die geda^ten
waare^ eene Tweede Natuure maaken, zo wei m
goede als in kwaade hebbelijkheden. -
if: * * *
* ^ '
Ik hebbe nu zo even mij moeten verantwoor-
den over eenige onnozele vrijheden, welke ik
meende regt te hebben om te gebruiken in het
bijzijn der vrouwluij, alzo zij onderilellen dat wij
getrouwd zijn, en de Voltrekkinge nu kort aan-
ftaende is.
Ik nam de vermaaninge zeer ongemaklijk op,
en met ongeduld wenfchte ik om den gelukkigen
dag, en het uur wanneer ik haar geheel mijne ei-
gene mogi noemen, en geen tegenftand ontmoe-
ten van eene kiesheid, die zonder voorbeeld was.
Zij keek mij aan met eene fchaamagtige zoort
van veragtinge. Ik hield het althans voor verag-
tinge^ en vraagde naar de reden daarvan 5 als mij
geener aanftoot bewufl: zijnde , gelijk ik haar te
Jennen gaf.
Dit is de eerfte maal niet, mijn Hr. Lovela-
Λ
mmmm.
cè, zeide zij, dat ik reden gehad hebbe om op ύ
misnoegd te zijn, terwijl ^2y,'miirchien, uzelven
niet bèrispelijk geagt hebt. —EV)g ik moet
u zeggen, mijn Heer, dat de Huwelijks-Staat, in
itiijneo'ogen, een Staat van Kuisheid is, en [zo als
ik denke dat zij zeide] niet van iVellußigheid;
ten minden, zo verftond ik haar.
Huwelijks-Kuisheidy Jan!-Dat is zeer
grappig, waaiagtig- Nogthans, zijn de zoie-
te lieven , de helft van het vrouwlijk geflagt wel,
gereed om met een Guit weg te loopen, om dat
hij een Guit isj en om geen andere reden \ ja ter-
wijl 'er alle andere redenen zijn tegen haare keü^
ze van zodanig eenen.
Dog hebben gij en ik , Belford, wel geen
jonge vrouwtjes, die voor zedig wilden geagt wor-
den s en die nog maagden zijnde , kwêzelagtig
fdiuw waaren; in het openbaar vrijheden aan haa-
re wijf-gekke mannen zien toelaaten, welke toon-
den, dat zij beide vergeten hadden wat de voor-
zigtigheid of beraamelijkheid vorderde ? Terwijl
elk zedig oog zig neerfloeg onder de fchaamteloo-
ze onbefcheidenheid, en elk eerbaar gelaat met
bloozen overdekt Wierd wegens die geenen, wel-
ke zelve van geen bloozen willen.
Ik ftelde eens, bij zulk eene gelegenheid,
voor aan een gezelfchap van een dou?ijn, die dus
gëergerd wierden, om uit het vertrek te gaen; na-
d^emaal zij noodwendig zien moeiten, dat zo wel
de Lady, als de Heer , gaarn alleen wilden zijn;
Deeze voorflag had zijne uitwerkinge op het min-
ziek paar; en ik wierd geroemd, dat ik hunne oh*
gebondenheid dus beteugeld had^
Maar
hh'
. i '
t ^ ■ »
Juffer CLARISSA HAïlLOWE. 5Ï1
Maar, bij eene andere dusdanige gelegen*
heid, fpeelde ik een weinig meer de rol van mijn
charaiter. Want ik beftond een kansje te waa-
gen op de jonge Vrouw , hetwelk ik .anders de
couragie niet gehad zou hebben om te doen,
had haare lijdzaamheid , met welke zij, openbaare
dartelingen van haaren mallen man ontving (ter-
wijl zij niet eens bloosde,, maar rondom keek
eer met zegepraal, dan met fchaamte, op elke
Lady die 'er tegenwoordig was) mijne nieuwsgie-
righeid niet gaende gemaakt om te weeten, of ze
die zelve infchikkelijkheid aan eenen bijzonderen
vriend wel niet mögt toonen. Het is waar , ik
wierd op mijne eere verpligt om het geheim te
houden. Dog ik zag den tortelduif naderhand
nooit trekkebekken, of ik dagt om Nommer Twee
bij hetzelve wijfje; en bedankte in mijn hart den
mallen man voor de les, die hij zijn vrouwtje»lief
geleerd had.
Uit hetgeen ik gezegd hebbe, zult gij bemer-
ken , dat ik de berispinge mijner Beminde tegen
epenbaaren Minnehandel goedkeure. Dat hoope
ik, is alles wat het bekoorelijk Ijs-ftukje meent met
Huwelijks-Kuisheid, Maar om weer ter zaakê te
koomen.
Uit alles, wat ik gemeld hebbe dat tufTcheii
mijne Beminde en mij is voorgevallen, zult gij wel
kunnen opmaaken, dat ik niet een enkel dreute-
laar, een Hickman, geweeft ben in de yoorgaen-
de dagen, fchoon niet volilrektlijk fnel-werkzaara j
en een Lovelace.
Het lief Schepzel merkt zig zelve nu aan als
mijne Uitverkorene Bruid. Het mtloken hart, niec
JV.'DeeU Kk · ' iw-
im
langöi· viös,'zälnli'i höope1k ,'ülle aanzoek V4n den
man ^ 'dien zij nföC'haat ^"'niec· dwatS opneemetli
En nogthans moec zij zig· zó ingetogen houden ^
dac hec haare vöörgïiende Ohbüigelijkheden-toti
billijken. „ Menig en ménig éene lieve ziel'zöü
„ bukkeni vreesde zij niec,'dat de man, welken
„ zij beguniligde, daarom te erger'gedagten van
haar zoude hebben. „ Dit is ook een artikel
van der Guiten Credo. Dog al naili zij het nu nög
20 euvel öp ^ zij kan nu niet geheel en al met mij
breeken; nademaal i zo zij dat doet ^ de Familie^
Verzoeninge zal te niet loopen ; en dat op eene
wijze^ welke voor haar zelve gantfch niét tot'lof
zou ftrekken* · '
i i
iJ
: I',,
, r, , t \ ; Saterda^^ 4ên I vanjunij»
■ Zo'even' te hig'^gekoomén vanMe Do&ors'
Cö-mmons Ik hebbe ^etragt een Verlof-brief te
kriige" Hp»· i« wnnrairrïaïpri';!' TnnJ'^'Thr 'miih ver-
driet
dewijl de Lady van rang
geen toeiiemminge' is''van een Vader QÏ' naafien
Artend ^ om dit aMeugelend m^YumQXit te verkry'>·
gen» ji-MwiH'
ïk deèd'Haar verflag van' deeze zwaarigheidé
Het is zeer billijkiïiivWe zij, dat 'erzulke zwaa-
,, righeden gemaakc worden. "Maar nier^
zekerlijk , Jan| tegen een man van mijne bekende
^· ^ · mid-
■ ■
* Een Collegii.^van'-Rcrttigflcerclen in (ïc BurweiJijke cn
Kerkelijke VVecicn, zo. genoemd i alwaar .ρο]ς de Kanfelaanj
is /aii dcirAartsb/ifchop vaii Cmterhiry\ tu dsu Diilchop ya,n
ι
JüFFER CLAPvISSA HARLÖWE; 515 (
middelen, fchoon de vrouw eene Dogcer vah een
Hekog'waarei
Ik jVräaye ^aar , Of zij dé Huwelijks-Voor- f
Waarden gOedkèürde ? Zij zeide, dat Zij dezelvé ^
met dié van mijne Moedei had vergeleeken, en 'er
iiiiets te^en had^iti 'te brengen. Zij had aan Juffei
Mówe over hes'onderwerp gefchreeven, bekendé
zij ; én öm haar kennis te geeven van onze'tég^^
Wöördigë-dmjÏaiW^ j , ,
>fi * ïjb * · ' = i.j}
I *
Nu Zó eveti heeft mijne Bethinde; in èëil
zeer goeden luiiü., mij het opftel van de Huwelijks-
voorwaarden wèéröm gegeven; waarvan ik eené
copijjgezondep^ had a^ö^ C^ipiEfiin; Tomlinfon, Zij
maakte mij eén compliment,^ dat zij ih gevallet!
,, van deeze'natuüre'li'Ööit'äah mijne eere eehigèii
twijffel geflagen had. „
Nien?and t^ok4^^ in twijffël ih zaa·
leen miithéri man en mangelijk gij weer.
. . Ik moefl: ook,,z.uIt.gij^zeggen, eenigè goëdé
hoedanigheden hebben^ ; y . ί
. !. ,Gro6'te gebreken/en groöie_ dedgdeh Wör(3éti
dikwijls in denzelven perróon,gevondeni,; Nergens
in i'i^i/ondeugend , dan ten aanzien van de vroü^
,\ven:, En is niet eene derjzelver eelfil: té^ëh ttiij béf
^onnenlCbJi , ' ' ί; t,, · . ή; ij
j,, j Wij hebbën yvel eëns bétó^
i, (a) Alzo ^decze/Pnef der Lady aan. J^fer ttotve^gefeo hieii^
VC zaakcn'bchclft , dan welke uit die van den Hr. tóvclató
"lïUnncir vetiamcld'Wordcn^i is deicifc'bicE ägtSt
V IdArw
(b) Zie D. I. bL jap, ^td, . ^ u- t-^ *
ν ^
• 'ïi·'
I :
/
-ocr page 517-•5.8 De HISTORIE van
wen geen Zielen hebben. Ik ben volftrekt een
Turk in dit rtuk, en geloove graag dac zij 'er geen
hebben. En dac zo zijnde , bij wien zal ik dan
aanfpraaklijk zijn over hetgeen ik aan haar doe ?
Ja , indien zij al Zielen hebben , dewijl 'er geen
Sexe is onder de Hemellingén, nog eenige be-
hoeft te zijn, wat regt kan dan eene Lady b^ehou-
den wegens verongelijkingen haar aangedaen in
haaren Lady-iS*^^^^ , wanneer haare Lzdy-Jchap
ten einde is ?
De Hr. Lovelace, aan Jan Belfor®;
Schildkn.
Maandag, den 5 υαη Junij*
Ik wanhoope nu genoegzaam van met dit be-
koorelijk il;uk Ijs doof Liefde of Minzaamheid te
zullen flaagen. -Eene copij van het opftel,
gelijk ik u te kennen gaf, is gezonden aan Capi-
rein Tomlinfon; en dat wel door een bijzonderen
boode daartoe afgevaardigd. Men gaet voort met
die in het net te ftellen. Ik ben weder aan de
Commons * geweeft. - Zoude waarfchij-
ïielijk door middel van Mallory een Verlof-brief be-
zorgd gekreegen hebben , waare Mallory's vriend
de procureur niet fchielijk na^ Cheshunt onboo-
den.
Λ
boven bl. J14.
.Γί
ff^·
.) !
» }
■ i .. ,■
^J t
tiiÉBSÈ&
Juffer CLARISSA HARLOWE. 517
den , om het Tcftament van eene oude Lady te
fchrijven. Pritchard heeft mij bij monde , fchoon
mijne Bßkoorßer hem niet gezien heeft ^ alles ver-
teld wat noodig was voor haar te weeten uit den
Brief, dien Milord gefchreeven heeft, welkeb ik
haar niet konde toonen ^ en mijne bevelen ontvati-
gen omtrent de goederen, welke op mijnen
Trouwdag aan mij ilaen te worden overgedragen.
—-— Nogthans, met alle deeze gunilige ver-,
fchijnzelen , is 'er geen toegeeflijk oogenblik, te
vinden, geen aanftookbaare tederheid te verwek-
ken. ^ ' ^
Dog nooit, geloove ik,, was 'er eene zo eg-
te , zo kiefche zedigheid in eens menfchen ge-
moed , dan in dat van deeze Lady. En daarop
ben. ik den geheelen tijd door geruft geweeft ^ eti
zal, in ipijt van Juffer t^owe's raad aanhaar, daar-
op nog zo zijn : nademaal, indien^ haare Kiesheid
een gebrek is, zij hetzelve niet meer kan over-
winnen, dan ik mijn afkeer/tegen het Huwelijk.
Hebbelijkheid , hebbelijkheid , Jan , ziet gij het
niet? maaktions beide mogelijk aan zwakheden on-
derhevig. En zou zij zo veel niet in mij willen o-
ver het hoofd zien, dan ik in haar ?
Tweemaal inderdaad kufte ik haar met eene
vervoerde drift , welke zij eens plomp noem.-^e;
ent' eiker reize ging zij,over de vrijheid gebelgd
van mij weg; l^hoon zij, om haar regt doen , mij
weder begunftigde mee haare tegenwoordigheid,
zo dra ik het verzogt, en geen verder gewag
maakte van de oorzaak die haar deed weggaen.
Is het wei fchrandcr belegd, zig zo openlijk
gebelgd te toonca over onnozele vrijheden, wei-
li k 3 ke
. J
i
, · Λ
jii'·.
•5.8 De HISTORIE van
π «
zij,' in haare omilandighedén l zo ras ; yergee-
moeci ' .„W.-ΓΓ .
'O.e Frouix^mgtbans, die zig over^ aanvan^^
Ujk£'vfij heden niet gehelgd foont\ rrwei^erloören
■ Want de Min is een inkruiper, ^' De Min
gaèt'nöoic agteruit. De Min jankt a]tij4 om meer.
Moet .altoos janken. Niets dan het hoQgft bedrijf
der Minne kan eene toegegevene Min vóldpen.
fin wat voordeel heeft niet yeen Minnaar, "die zig
aan het ftooren van ruft en vreede niet bekreunt,
over zijne Matras > die dezelve zorgvuldig zoekt
te behouden! ^
Ik' hebbe nu ter deezer ilónde mijzelven,
voor de tien-twaalfde maal al, rot eep h'alf-vaft
befluit, aangeftuwd, ' Duizend Jieflljke dingen heb-
be ik haar te zeggen. Zij is in' de EetzaaL' Zo
even daar ,gekopiïien. -Zij ver.wagt ajtaos,
als ze daar is. ■. _ , Γ
*
11
r;i:i·· niv:?
hïnrhitHi·:,
Hevig misnoegen! gevölgd'vaii' f^
lijk wegloopen. " ^ '
Ik ging bij haar zitten. Ik nam' liaare ^beide
handen in de mijne. Zo wilde \\ \\ét 'hebberu
Mijne ftem geheel minzaam! Haar Vader'niet ag-
tinge genoemd. Haare Moeder niet 'eerbied.
Zelf van haaren Broeder vriendlijk^ geiproken,
Kooit dagt ik, dat ik zo vuuriglijk had'kunnen
wenfchen , als ik haar zeide dat ik wenfchte, naar
cene Yerzoeninge met haare familie."
Eene lieve en dankbaare blos verfpreidde zig
Ν ■ igen
I/V
1··
kt .;
i
mm
V
t
■ SF ■
Μ
-ocr page 520-J
JüFrER- CLARISSA HARLQWE.
tóen over-'haar' fqhoon gelaat zwoQrd
ginge tilde nu en dan haaren neusdoek op, j
Ik had^regc verlangen omit^fcheid te krijgen
van Capiceih Tomlinfon.! HeCi was onmogelijk, ^
dat haaryOom 'ietsOp.hec,.opiiel van de Huwer· <
lijks-voorwaarden kon; 1 tegen i. hebben.; JBoe -heü'
waare vMk wilde-niet'dat men mijne.,meeninge,=
mee dezelve te izenden,/.^0 zou.irrkkei|,.»,dat iik '
b:et in- de magc van haaren Oora ilelde om don;
Dag van mijn geluk opue houden.·«Wanneer,, '
wanneer ftond die te zijn ^ ? ΐ ■ · -
' ' Ik zou mij weder fpoeden naar .de Comraons,
en'zou zonder den Verloftbrief niet weerom koa·^
men. . ί
'Naar het Jagt veld ftelde ik t voor ons t^ begee.-
ven, zo dra de gekikkige Plegtigheid voorbij was.
Peezen en geenen dag floeg ik voor.
Het was tijds -genoeg den Dag .te noemep,»
wanneer de Huwelijks-voorwaarden volkoomcn
waaren afgedaen, en men den Verlofbriefgckrcc-
gen had. Gelukkig ^zoude zij zijn, konde tle
Triendlijke Capicein Tomlinfon. van haaren.
verwerven om 'er . heimelijk, itegemvoordig .tc
zijn»· - . ^ .'u;· · )■' ■ -ί^ΑΧ
Een goede inval! —. MiiTchien kan daiir
wat goeds van koomen ■■.·.' Het.zij,tot uitßel
töt ■hevreeäigmge, üv-ia;.! -'i/i^i· >
■ Om 's Hemels wil dog.-geen nieuwe uitftel-
Oen, verzogt dk haar; en befchuldigde haar zagt-
hjk over de voorgaende. Noem maar den Dag
-— (een vroego dag, hoopte ik dat het zijn
zou, van de volgendj w'eck)--op dat ik zij-
·■ ■' Κ k 4,.,v.; ■ iiv , ....ne
-ocr page 521-m
ne aannaderinge met vreugde mögt te gemoet zien
en de langzaame uuren tellen,
i -: Mijne wang leide ik op haare fchouder neder
--- haare handen beurtlings kuiTende. Eer
fchaamagtig dan toornig worllelende, zogt zij mij
haare handen te onttrekken; met haare fchouder
mijne ruftende wang te ontwijken- Baarblij-
kelijk ongenegen, en fteeds minder genegen, om
met mij te krakeelen; met haar neergeilagen oog
meer bekennende dan haare lippen konden uiten.
IVu zekerlijk, dagt ik, is het mijn tijd om eens te
beproeven , of zij ook eene nog ftouter vrijheid
kan vergeeven , dan ik nog ooit genomen hebbe.
Ik liet toen haare ontwringende handen los.
Ik iloeg mijn eenen arm om haaren middel: Ik
prentede eene kus op haare lieve lippen , met
een Houd u ßil alleen, en een afgekeerd gelaat,
als of zij voor eene tweede vreesde.
Door eene zo zagte afweeringe aangemoe'
digd, zeide ik haar de tederfte dingen ; en toen
fchoof ik, met mijne anderehand den neusdoek ter
zijde, welke de Schoonheid der Schoonheden ver-
bergde, en drukte met mijne brandende lippen de
bekoorelijkfte borfl:, welke mijne verrukte oogea
ooit befchouwden.
Eene geheel ftrijdige hartilogt tegen die gee-
ne , welke haaren boezem zo geneuglijk zwellen
deed, greep onmiddelijk plaatze. Zij ontworftel-
de mi ne omvattende armen met verontwaardigin-
ge. Ik hield haare tegenftreevende hand vaft.
Laat mij gaen , zeide zij. Ik zie dat Vr met u
geen doen te hebben is.---Snoode inkrui-
j3er! Is dit het oogmerk van uwe vieijende rede-
nen?
η
• ■ ■ ^
■h
ί
i.
-ocr page 522-nen? ...... Hoe verrede zaaken ook gekoomen
zijn , ik zal u voor altoos verftoóten. Gif hebt
een haacelljk hart. Laat mij gaen, zegge ik u, —
Ik was genoodzaakt te gehoorzaamen, en zij
fnelde van mij af, herhaalende Smode^ en 'er bjj
doende vleijende^ inkruiper., ,
* *
* *
*
Te vergeefs hebbe ik door Dorcas aangehou-
den om de beloofde gunft van deezen middag met
haar te fpijzigen. Zij wilde ïn V geheel niet ee-
ten. Zij konde niet* ·■ ..
Dog waarom maakt zij elk duimbreed aan
haar perfoon dus heilig?-- En dat zo nabij
den tijd, dat zij onderftellen moet, dat alles mijn
eigen zijn zal door fchrifclijk verdrag van koop, en
voorwaarden ?
Zij heeft ongetwijfeld gelezen van de Koniie-
naarij der Oofteriche Monarchen, die zig voor de
oogen hunner onderdaanen opiluicen, om derzel-
ver aanbiddinge tot zig te trekken , als zij het,
bij eenige plegtige gelegenheden, goed vinden in
het openbaar te verfchijnen.
Maar laate ik u eens vraagen, Belford, of
(bij deeze plegtige gelegenheden) de voorafrijden-
de cavalcade; hier een groot officier, en daar een
groot minifter, met hunne Trawanten, en blin-
kende uitruftingen de qogen der verwonderende
aanfchouweren niet allengskens bereiden, om dèn
glans te verdraagen der Overhemelde Majeileit
. (wat kan \ fcheelen of hijzeive milTchien een le-
lijk oud man zij { nogthans) fchitterende in de bij-
K k 5 een-
"βίΓϋβ:
-ocr page 523-Α ^èrijg^h^aldé rijkdommen van zijg ' wijd· uitgeftrékt
r' ■ Ciébied? -^^yy^ii·-^^ -..o;./. . .'..v n r/iri
j 'Έώ ijéhoofde niijne Beminde niet, om baars
'I ^èlfswille·^· allengskens - äf te daal en van haare
'1 ^^nHe-fbhap 'άΦMenfè^^^ Indien 'het
i Jfiovaardij is, die haarrvte^rug houdtbehoort'de
i^', hovaardij niet geilr|ifc te WQrden ? Indien het, gelijk
11 ^ bij dc OollerfcheKeiiers, za wel Konft&naarij. als
Hovßardij is, J^onfienaarij is iets hetwelk^zij on-
dèr alk idc vrouwen niet- behoéfc te 'gebruiken,
indien óV^^^iwr;? ,'· welke fchaamte is het- dog be-
'fdiaamd te'zijn ohi aan·^ hut oog van haaren aan-
bidder de yerwonderJijkile haarer iighaamlijke be-
valligheden mede te decién^" " ν'u:. .>
Ik itïag verlooren^gaen , Pèlford, indien'ik
iiët de luiilerrijkftc kroon ter wereld zou laaten
vaalten; voor het pleiijicr van aan'elke bekooreli]-
kc borit een Tweeling Lovclaceye' te' zien zijn
jeerile vócdzel daaruit nifgcn; 'terwijl dat tecrhar-
Vig'werk'v om natuurelijke redenen- (a) , yöor eehe
'^aarid Wordt aangehouden en niét laiig^ri. ' ·'-.
'Ik befchómve huV dunkc'iliij'V^-dëeze bekoo-
i-elfjk'ilë ^dei·''vrouwen'Iii ■ Heepen liev'én poft: Haar
zelf-bewutl oog nu oji den een, dah Öji den an-
der'lattende vallen, met eeile 7.ugt van·moederlij·
fë tcderhèid en hét' dan 'ophefende naar mijn
vervrolijlit oog, vpl'vah vvenfchingen, om den
wil der aartige SchelmtjesV en om haar zelfs wille,
dat ik dog zo goed vvaarö om ze te 'i^ettigen; dat
■ ' ■ ik
-'^fäy'irt Pamela D. IV. Br. VI. worden"iJeczc teJenen ^e-
TOcici', ea ziju der overdenkinge van ailc Ouderen waardig,
.peJ jk die geheele Brief is , vvilke iiu ieucagcd\ng bchelft tus-
fckiiP den Hc. b en zijne Pamela, over het gevvigiig ondcr-
wtfp, of de Moeders zelve haafc ktndvts Ulioofen te zoogen·.
λ·
i.
II r.
-ocr page 524-Juffer CLARISSii^HÄRLÖWE. fsi$
ik mij wilde inlaaten om d^ huwelijks-boeijèitó aan
•te'doen. ·■ - χ-.;:-^-::: i^^o
niwnn :. . L'V.· ΒΚΙΨΛ^·^'
De < Hr, L,ovelace,- aan. J ani B ex» f oä a ,
Έεη Brief van den waardigen Capicein Töm-
ΰπΓοή ontvangen^,' heefc mij èér in de tegenwóÓr.:-
digheid van mijne Bekooriler gebragt,, dan ik mis-
fchién anders"wel zóu zijn'toegelaaten.^ ί_______
" Donkerftdridhaarë winkbraauw, toen ze eerft
in *de'Eetzaal trad.' Dog ik hield'mij als^^p^
niéts p;ebeurd was, en dus Bedaarde haax toorn··van
zelv^m'" ■■■
''i, pk Capitéin na dat hij n^ hää te'iennen
5, gegeven, dat'hij;niet vefliops'tè fchry^n, vöor
ïiij/hêt Iseldofd^ Ofirtel vari^ de Hinveliji/s-
Vo'drivaarderi gekreegën 'had, laaV mij vvectc\il';^
dat'^ijri vrie\id dè Hr. Jhanhes Hariowe', iiï'hüri-
,, ne eerile b!je.enHoomft, (welke gehoüdcn wieM
iöi"drd· hij wHè'-^t^ liüis gèkoHmeny ten uirerilen
'vefz^i: ftond-i^ën-zeir bedrodfd, wë^elij^'^g
„ wel. vreesde dai-'defzijïï '"zottj'^^Wiié 'Hopl-eii';'
dat^ wij'"niet %^trbüwd 'WäÄiS''.. 'iïereld
zddë hij^dfe
teel'ilegt van fpreëken'^^ wierd liét^bëkend ,, dat'
,; 'wif 20 lang ongetrouwd ïé'zmé^ in het'zèlv'e lö-
—^ ___-____
-ocr page 525-m / De HISTORIE van
j,, gement ons verblijf gehad hadden ; alfchoon
*„ onze trouwdag nu nog zo openbaarlijk mögt
,, gevierd worden.
η Zijn Neef Jacob , was hij wel verzekerd,
0 zou daarvan grootlijks zijn gebruik maaken om
5, «enig voorftel tot Verzoeninge, 't welk gedaen
mögt worden, te dwersboomen; en zou dit dies
te meer ingang vinden, alzo er geen familie in
„ het koningrijk meer jaloers was op haare eere
,, dan de hunne.
Dit is waarlijk zo van de Harlowes, Jan: Zij
hebben den naam gekreegen van de tj'otfe Harlo-
wes: En ikhebbe altoos gevonden, dat nieuw ge-
hakken Aanzien het hoogmoedigit en kitteloorigft
is.
Dog ziet gij nu niet, hoe zeer ik gelijk had
met mijne pooginge om mijne Schoone te overree-
den, dat zij bewilligde, om haars Ooms vriend in
de gedagten te brengen dat wij getrouwd waaren;
bijzonderlijk daar hij welbereid kwam om dit te
gelooven; en daar haar Oom hoopte, dat het zo
was ? - Maar niets op aarde is zo ilijfzinnig
dan eene vrouw , wanneer zij 'er op gezet is om
eenig iluk door te drijven , en als zij met een
'zagtzinnig man , en die zijne rtiß bemint , te
doen heeft. \
Mijne Beminde was moeijelijk. Zij haalde
haaren zakdoek uit: Dog was meer geneigd om
mij te befchuldigen, dan zigzelve. i
Hadt gij uw woord gehouden , mijn Hr. Lo-
velace, en mij verlaaten toen wij in Stad kwamen'
-- En daar hield zij ftll; want zij wift wel, dat
het haare eigene fchuld was, dat wij niet ge-
trouwd
w
W
Ί .
Juffer CLARISSA HAïlLOWE. 5Ï1
tiOuwd waaren voor dat wij van het land kwamen;
en hoe konde ik haar naderhand verlaaten, ter*
wijl haar Broeder een toeleg fmeedde om haar
met geweld weg te voeren ?
En heeft deeze Broeder zijne aanflagen nog
niet opgegeven.
Want, gelijk de Capitein vervolgt, „ De
5, Hr. Joannes Harlowe bekende aan hem (dog
„ in vertrouwen) dat zijn Neef ter deezer tijd be-
5, zig was met poogingen om gewaar te worden
„ waar wij zijn > zig verzekerende (alzo men niets
,, van mij verneemt bij eenige van mijne nabe-
„ ftaenden, of daar ik wel eens plegt te logeeren)
„ dat wij bij malkanderen zijn. En dat wij nieih
„ getrouwd zijn ^ is duidelijk , zo als hij beweert,
5j uit des Hren» Hickmans aanzoek nog zo on-
5, langs gedaen hij haaren Oom ; en hetwelk
5, onderßeund wierd door dat van Juffr, Nor^
„ ton hij haare Moeder. En haar Broeder kan
„ niet verdraagen, dat ik zulk eene zegepraal on-
„ gemoeid genieten 2oude. ,,
Eene diepe zugt, en de neusdoek weder aan
haare oogen gebragt. Dog verdiende de lieve
ziel deezen ilreek niet tegen haar , dewijl * zij
fchelmagtig befluiten konde om mij te berooven
van haarzelve , waare .het aanzoek , dat de Hr.
Hickman gedaen heeft, wel gelukt?
Ik las voort als volgt:
„ Waaroni (vraagde de Hr. Harlowe) wieiid
„ aan zijnen anderen vriend, die 'er onderzoek
,, naar deed, gezegd, dat wij getrouwd waaren";
5, en dat wel van de'kamermeid van zijne Nigt,
,, die het immers behoorde te weeten? Die 'er
Xi6 de historie .vam ,
/ ■ V^.v»'·^' ν ......
„ 'overtuigende redenen van^kon geeven , 'ónge-
ii twijflfeld ——^
^j·/ Hier ,weende zij wéder; ging de kamer
eens over;"fewam toen wederom -—— Lees voorc^
zeidezij ----,
' ^ Wilt gij , mijil waardile' lèéven V hét zelvé
leezen ? ^ ,y
.^Ik zal iiraks den Brief mede neemëri —
ik kan' nu niet zien denzelven te leezen, haare oo-
gen afdroogende.;^-^^- Lees voorc · Laat
mij alles hoeren;^ op dat ik Uwe gèdagteii
over äeezen'Brief mäff'verilaen zo weh als^u .dö
me'dem
.' " be C'a^^^^ aan Oom" Joannes
fedefiien , te^ kétlnen , welke mij bewoogeii
'./liaH&W om van mij' te laaten £iaen,vdat wij ae-
^,^trouwd waaren;^en qe voor waarden ^ op wqlké
iüideti
dat gelopf j të ßerken; waafdóoKwij de'èef-
■',i"baariie nókiiwffèéeth'eid'" had(dèn waargend-
5, men , - r.
.yMaar de Hr.' Haflowé'maakte noff al te^
getiwerpimgen wegens.mijn charaaei·, Ln ging
,, önvoldaen Én de Capitein was oók zp yer-
» lëeen'met'dé zaak,?dat!'hij gèenJülV'had'óiTi
, te, fchriiven, welKe de mcilafr van'zijne eerltö
onderhandelinge gewcélt waare. „ ... f
" n/T ..-HlS-J··" •Ji··· ,.J-JI· n-wX·»!· , 'vi 'iii
„ Maar in de volgende,,welke op^het ont^i
vansen van ^het opilel gehouden wi^d,. ten hui-
„ ze vän den Capicein (gdiik ook de voóriffe^
om het dies te geheimer te houden}, wanneer
de oude Heer, dezelve gelezén en/' des Capi-
„ teins gevoelen' daarover gehoord had,.? was Hij
II
Ί
J
Π
ί·.. ■■ toär^jg,;
ί
juffer^ci^ssa h^pwe. ^tj
veel bete.r,ip.,yreedeD.p| En nogtham verklaarde
(hij, ridat.ihel/njéc-^geraal^^^^^ zou ^iemand
. vjvn zijne Jp^mpie ;i;e ov^rrecüén om een
,, zo'gunftig geloof van "të zaali te hebben ^ ""als Mj
,nu genegen.] jwasv^tje ^elooven bijaldien zij 'te
,,/iweeten Hwamen dat^.wij zo,lang ongetrouwd te
Én '^f'iV'^^i^' ^yn^^^f-
,, de vriend^een voorilag:-Hec wasldêezè
hV -7'mijpcin, ßonden,,aan^zmldeh *
„ troimen^ Jpg zo èeim^ijk uls. jnoge^^^
gelijk hip.trm'weni^wnä
<hiji|kpn [tcgen^het opfteï niets
hebben} injrc; hr^n^enj), jn,; dog
j, wagtedexhlj^idaiAi f^f ^j^rujf^
^^ . fleUlnge n'jieen-vpßrtrou^d νύεη^ραΐ^. hem·'
zehen\d4arh'^ zouj-.tegeti^mrßlg [iljn
■ Hief. hield ik ftüi niecfpogmerkj pitt, too^ni^
te worden·/ ■ Maar; ,-zij,verzpekendp )θήι
^^vocrt teileezen jvgehoorzanrnde^^^ oonooli Γ
——- Μ'dat meuj alkj anderßj ψ^ΐψ^ίί^
j j uitgenomén·^ dien .ρονίτοΗφ^^,ψ^Ρ
r,^ laaien i, daiy^wij vaniïM^fi th'^H'^f^&^itW^^'^
„ vjaarcii dat wij te zamen in een huis ge^pnd -
"hadden ; en dal. men duzen. üjd zou·, dom over- ^
-„ eenkoomen met dißn:Van,,des:tireni Ηίφ^ψαιη ']'
aanzoek rhij - hem^ J/^r^j/^ |
.i, W. ,-v nuTli-!? loirr L
- ν. Di t, mijn .waard fte -Ιςί^yen, zeide^ ifc, ^is, eéh
zeer welbezonnen .voorflag* Wij hebben niets Te I
doen, dan- hec· volk beneden-behoorelijlfe waaf-
4chuwiiigea:cev gqiivea mii deez^iv Aanzign.^ |k j;.
Λ.
f
UI
ë
1f
l.
j-
t
-ocr page 529-dagt niet, dat uw Oom Harlowe bekwaam was om
zulk een keurlijk middel als dit te verzinnen. Dog
gij ziet, hoe zeer zijn iiart op de Verzoeninge ge-
Iteid is.
Deeze was de draaij, welke ik daarover kreeg
'.I ■ Gij hebt mij altoos, ten blijke van uwe
befchaafdheid, te verftaen gegeven, hoe geringe
gedagten gij hebt van elkeen uit mijne fami-
lie.
Nogthans zult gij wel denken, Belford,
dat ik haar dit verwijt ligt vergeeven konde.
„De Capitein weet niet, zegt hij, hoe dee-
ze voorflag ons zal fmaaken. Maar, wat hem
„ belangt, hij agt het vooreen middel het welk
„ veele zwaarigneden uit den weg kan ruimen,
j „ en mogelijk een einde kan maaken van de ver-
J 5, dere aanflagen des Hren. Jakob Harlowe; En
5, om deeze reden heeft hij, op raad van den
,, Oom ^ reeds verklaard aan twee verfcheidene
,, perfoonen, door middel van welke het den jon-
„ gen Heer kan ter ooren koomen, dat hij [Capi-
5, tein Tomlinfon] zeer groote reden heeft om
5, te gelooven, dat wij getrouwd zijn ftraks na
dat des Hren. Hickmans aanzoek vei worpen
„ was.
„ En dit, mijn Hr. Lovelace (zegt de Ga-
pitein} zal u in ftaat Hellen om het der fami-
„ lie als eene beleefdheid toe te rekenen, ίwelke
„ niet kwaalijk zal ^palTen bij de edelmoedigheid
van zommige verklaaringen welke het u be-
i „ liefde in mijn bijzijn te doen aan de Lady (en
„ waarvan de Hr. Joannes Harlowe eenig ge-
bruik kan maaken ter bevorderinge van eene
Ver··
!
m
•f
Juffer CLARiSSA HARLÓWE. fi^
Vcrzoeninge); dat gij het goed'vnn uwe Lady
,, riiet geeifcht bebt, zo dra gij regt kree^ onS
„ dien eiicb té dóen. „ Voor een tnan van uidleè^
kend overleg moet zij zekerlijk 'deezen waardigen
Hr. Tomlinfon agten. ^ ^ ^
Dog de Capicein voegt *er bij, „ dat ^o oi
i, de Lady of ik èijn Verhaal van ons Trouwen af·*
5, keure, hij het zal hèrioepén; Niettemin móet-
,, hij mij zeggen , dat de Hr.-Joannes Harlowé
heel ^ecr gefteld is op dee^e hatidelwijzei als
5, de eenige . naar zijn gevoelen, die bekwaairt·
5» is om tot eene algemeene-Verzoeninge te wor*
5, den voongezcr·. Dog indien wij daarin beru.·»«'
„ ten, fmeekt hij mijne Schoonè omhnijneti
jj 'niec iiit^te ftcllen, op^^dat hij gewettigd moge
èiijn in hetgeen hij zegt, ten aanzien van aé
\Vaarheid der voofnaamö zaak. [^I-foe naauvó Όύή
,, confdeiitie is dtete' vroome mani^ Nog moet
jj.men verwagten, zegt hij,''dat haar Oom êeneh
j, iiap tot de gewenlcnte Verzöeninge doen zaU
,, voor dat de Pkgtlgheid metterdaad ver'rigt
i) ' ' ' ^ :
tiij voegt'er nög bij, ,, dat hij metterhaafi; om
„ andere zaaken in de ftad moet zijn; ^en dan heefe
„ hij voor » ons zijnen diehit te koomen bieden ζ
en ons een omilandiger berigc te geeVesi van al·^
„ les, wat W tuifchen den lir.-Hatlowe en ht^in
j, is voorgevallen , of nog zal vborvaüen* „
Wél^ mijn waardile ieeven, wat zegt gij vatl
uws Ooms voorgeflagen middel ? Zal ik aan den'
Capitcin fchrijven , en hem te weeten doen, dac
wij daar niets tegen hebben ?
Zij zweeg eenige weinige öiinuuten ilil. Ein·
IV. Deei. Li ds*
im
it
ülü
delijk, met eene zugc, Zie,'mijn Hr. Lovelace,
zeide zij , waartoe gij mij gebragt hebt, door u
op zulke kromme ipaden agter na te treeden! —r
Zie, welke ppeere ik mij behaald hebbe!-In-
derdaad gij hebt niet alseen wijs man gehandeld.
^ jVIjja bemind Schepzel , heugt u niet, hoe
crnftig ik u fmeekte om de eere van mij uwe hand
te geeven, voor dat wij in Stad kwamen ?-—·
Waare ik ioen daarmede begunftigd geweefl: ——
Wel, wel, mijn Heer -Het heèfE
hem ergens zeer veel gehaperd; dat is alles wat ilc
thans zal zeggen. 'En nademaal hetgeen voorbij
is niet herroepen kan worden, zo moet mijn Oom
gehoorzaamd worden, denke ik.
uw
I
η
'5'
■i
I
Beminnelijk onderdaanig! ■—— Ik had toen
niets te doen, op dat ik niet mögt ten agteren blij-
ven bij den braayen Capitein en haaren Oom, dan
te dringen op den Dag. Dit deed ik vuuriglijk.
Maar (gelijk ik wel iVerwagt kon hebben) zij her-
haalde haar voorig antwoord; te weeten , Dat als
de Huwelijks-voorwaarden haar vol beflag hadden;
als men den Verlof-brief metterdaad gekreegen
had; het dan tijds genoeg zou zijn ora den dag te
noemenI En, O mijn Hr. Lovelace, zeide zij, zig
van mij afkeerende, met cene onnavolgelijk tede-
re bevalligheid, en haaren neusdoek aan haare oo-
gen , wat een gehik zou het zijn , indien mijn
waorde Oom kon bewoogen worden ^ om in per-
foon , ter deezer gelegenheid, tot een Vader te
verilrekken aan äe arme vaderlooze dogter ï ,
Wat fcheek mij dog! -— Waarvandaan
!i I
ï, I
i. :
Eene traan 1
; I
ύ
i; M'
i f)
\
koomt deeze daauwdruppel!
Zq waaragtig als ik hoope zalig te wor-
den,
Juffer GLARISSA ÖARLOWE.
den i hec is eene traan, Jan ! --Al hed gé-
reed^ dunkt mij! -- Alleen bij hec verhaar
len! - Dog häar minnelijk beeld had ik voof
mij , en wel in denzelven zwier en houdinge^
waarmede zij de woorden fpfak. Trouwens op
dien tijd als zij ze Iprak, kwamen mij deeze ie·»
gels van Shakespear te binnen: ' ^
Uw krop is vol. Ga om etn hoek·^ eH uoêtnï ^
Ik zie uw hart geraakt door tederheên.
Ja^ mijn gezieht laat zilte traanen rollen^ -
Ziende in haar oog dat vocht tot paarleü .
pollen,
>
Ik ging van haar, en fdhreei äah dén Capi'
cein een Brief van dén volgenden iahoud--
5, Ik verzogt ^ dat hij zo goed wilde zijn om zij-
,, η en waarden vriend bekend ce maaken ^ dat wij
5, volkooraelijk beruiteden in hetgeen vän heni
j, Was voorgeilagen ; eä reeds behoorelijke Waar-
,, fchuwingen en önderrigtingen gegeven hadderl
j, aan de juiFrouwen van het huis, en aart haaté
dienilbo©den zo wel, als aan onze eigéné: Êrt
j, om hem te kennen te geeven. Dat zo hij in per·»
foon mij den zegeu wilde géeven van de haiid
jj zijner lieve Nigt, zulks onzer böideir wenfchen
,, bekroonen zoude. In deezen gevalle , gaf ik
,, mijne toeilemminge ^ dat Wij ons dca Oig, dien
j, hij kiezen zoude ^ alzo ik onderßtlde dat dié
„ kort bij zou zijn , zouden iaaten welgevallen ï
„ Dat dus doende het geheim otider minder per-
„ foon en zou beilooten zijn: Dat ik Zi'lve ^ zowel
ai als hij j van gedagten was,, 4at de .Picgtigheid
vL 1 £ ^
-ocr page 533-5, niet te ftil verrigt kon worden, en dit niet al~
„ leen om reden van hec wijs einde , hetwelk hij
„ zig daarmede voorilelde te bereiken, maar ook
,, om dat ik nret wilde hebben, dat Lord M» zou
,, denken als'of hem kieinagtinge gefchiedde; na-
„ demaal die edelman, gelijk ik hem [den Capir
,, tein] verteld had, te vooren een oogmerk had
„ om ons Trouw vader te zijn; en dat metterdaad
5, had aangebooden; maar dat wij het aanneemen
,, daarvan hadden van de hand geweezen ^ en dat
,, om geen andere reden, dan om een openbaar
,, trouwieeil: re vermijden, waartoe zijne beminde
Nigt zig niet wilde inlaaten, terwijl zij onder
de ongunit Jag van haare vrienden- -Dog
5)
1
,, indien hij niet verkoos ons deeze eere te doen
„ dat ik dan wenfchte , dat Capitein Tomlinfon
,, de vertrouwde perfoon mögt zijn, welke hij
„ wilde hebben dar bij die gelukkige gelegenheid
„ tegenwoordig waare. ,,
Ik toonde deezen Brief aan mijne Schoone,
Dezelve mishaagde haar nier. Dus, Jan, kunnen
wij nu niet te fnel voortvaaren met de Huwelijks-,
voorwaarden en den Verlof-brief: O^Dag hangt af
van haaren Oom<i cf van Capitein Tomlinfon mis-
fchien, naar dat het beil in de gelegenheid zal te
pas koomen. Tegen Jufier Howe's Smokkelaars-r
Ontwerp is nu in allen gevalle wel zekerlijk voorzien,
Düg ik wil u niet bij voorbaat laaten oordee-
Jen over alle de nuttigheden , welke uit deezen
mijnen uifge\yrogten raadflag mogen voortvloeijen.
Waarom willen deeze kleuters mij drijven tpt mij7
ViQ meeßer-ßtikken? .Χ .
En nu toE eene kleine Mijn , welke ik ver-
vaar-
joffèr CLARISSA HARLOWE. /555
•^vaardige om te'JaaÈen fpringeni De ik
hebbe Jaaten ipringen , en zo- ik op -dién voet
voortgae ais tot nog toe (nu een beßuit'\ én dan
eene wroeginge') milTchien dè ik zal
ondemeemen om xe laaten 'fpfibgen.^ ' '
• - Eene kkine Mjii, nóeme ik het. · Dog zij
. kan wel van groote uitwerkzel^ gevolgd wprdèn.
Ik zal mij, evenwel, niet vblftrekUijk verlaaten op
^het wel gelukken van dezelve daar ik no.g veél
kragtdaadiger ageer de hand' hebbéP En nogthans
worden groote werktuigen dikvyijlsbewoogén door
geringe veeren. Een klein'vohkjë bi] toeval ίή
een buskruid-magazijn^ vallende', heeft in eene be^
legeringe wel eens meer uitgevoerd*, dan hóndèr4
ftukken canon. .n:^·^" ^
Valt het op'her ergft uit, de huwelijks-ioortiy
en i een wit hemd, op zijn Franfch^ moeten 'daa
myne Amende'Honorahk ^ '
' ' ' i , ' - ■ ' 'i'
z^^ w jbelfo.rd, robei^^ Lqvje.la·:
ce, Schildkn^ . ,>i ^ u^ . j
iï-^· (' ' - . ■ uiy.' ί/ί. 5
Οώ'·■ ' ··' ·■' .6 vfln JuniJ,
i. AI hoe weinig ingang "tot nog toe mijn aan-
zoek bij u gehad heeft, kan ik van mijn hart nieÏ
verkrijgen, dat ik nog niet eens weder ten voor-
deele. van deeze^^verwónderens-waardige juffer
fchrijven zoude :- En egceriben ik niet-in ilaat om
•i. . El 5 . re-
rnÊrnsmm
-ocr page 535-■WHIBfl^
554 DE HISTORIE VAN
reden te geeven van den ijver, welke mij dringt,
pm haare zaak mee eenen zo opregcen ernil op te
jieemen.
Dog alle haare verdienfte erkent gij; alle
»we eigene fnpodheid belijdt gil, en roemt daar
S^elf op : Wae hoope is 'er dan öra een zo ver-
iiar4, jnenfeh te beweegen? —— Nogthans ,
,4ewijl het nog niet te laat is, en h^ 'er niettemin
nu met u op aan. komt wat *er van ζς^Ι worden ,
iieblDe ik beflopten om te beproeven wat ik nog
met een Brief kan uitwerken. Ik zal maar te ver-
geefs gefchreeven hebben, zo het geen goed doet;
en zo gij u door mij wilt laaten overreeden,
weete ik dat gij mij hierna rijklijk tót uwen dank
2ult geregtigd agten.
Met u te redeneeren ^ zou maar gekheid zijn.
Het geval kan dat niet vereifchen. Ik zal u der-
halven alleen fmeeken , dat gij dog zulk eene
Uitmuntende perfooii den loon van haare waak-
zaame deugd niet wilt laaten niiiïen.
Ik geloove niet, dat 'er ooit Ligtmiflen zo
fnood 'waarenof zij ftelden zig voor, om in ee*
nigen toekoomenden tijd huns leevens, zig ter
hervorminge te bevlijtigen ι en laace ik u bidden;
dat gij dog, in dit voornaam ftuk, uwe toekoomen-
de Bekeeringe zo gemaklijk wilt maaken, als gij
na verloop, van isenigen tijd zult wenfchen, dat gij
2e gemaakt hadi.
, Zo gij voort.gaet, twijlFele ik 'er niet aan,
of deeze zaak zal,j!over den eenen of andéren
boeg, ι een rampzalig einde neemen. Dat kan
niet anders. Zulk eene vrouw moet goden en
menfchen beidj^ in haare zaak belang doen neei
men.
:.■· ifJ·
É
te
it
Juffer CLARISSA HAïlLOWE. 5Ï1
men. Dog. da^ ik meeil ivpqr.bedugt ben,.is
dat zij, iri vertólgeaen moede ovet de gepleegde
mishandelingen mee haare eigene hand (als eene
tweede Lücrétia) de kuisheid .van haar hart zal
handhaaven: Of, indien haare godkugt haar be-
waart voor deeze gewelddaadigheid,. dat yertee-
rende droefheid wel baaft\ een émde zal' maakea
van haare dagen. Eri zal in een. van beide gevalj
len, de ' herdenkinge van uwe^ altoos·duurenäe>
fchuld, en ras-vootrbijgaeMäe iQgt^vu.?!^ nieceene
allerpijnelijkile pijniginge voor u. iijn ?
Hoe het'zij-, het is een droevig ding w^aariijk ,
dat een zo keurlijk fchepzel in zulke fnoode eii
van alle gevoel' ontblooté handen^ zij gevallen;
Want van uwe wieg af, gelijk ik.u hebbe hoöreii
bekennen, hadt gij altoos pleizierOtn het diW, hej
zij vogel of beeft, het vvellc gif lief, en in uwe
magthadt, te farren en te ^pijnigen. \ ξ
Hoe verfchillend is het geval van~ deez;e
fchoone vrou v van alle andere , welke gij ooit j
verleid hebt! - Ik behoeve het u^niet te mel-
den , nog op het oogenichijnelijk onderfcheid itil;
te ftaen: Daar regtvaardigheid, dankbaarheid, u\v
belang , uwe eeden, alles u aan haar verpHgren;
daar gij haar zekerlijk lief hebt, voor zo veri e Lief-
de in u vallen kan, boven alle andere van haare - >
Sexe. Daar zij niet door liil: van het regc'e fpoor
is afgetrokken, nog in lijden geraakt door i-igtg'e^J
loovigheid, of bij gebrek van Vernuft en ^Do^rzigc
(dat zal ook nog eene grievende bedenkitige ziji^
voor een zo edel gemoed nis het haare}: Maar de
kamp tuflchen u alleen ongelijk Is, als het waaré
tuifchen blootc onnozelheid en gewapende on-
, t
I
t
. "1
i
53é DE HISTORIE VAN
deugd. Terwijl iiï alle andere opzigcen ? 'gelijk' gij
bekent ," haare talenten verre boven 'dè uwe zijti
yerheven f - Welk éeti noodlot moet
haar^'freiFen , indien,'gij eindelijk ^hiet door
tïwe' herhaalde wroegingen overwonnen wordt I
"In het eerft,' indef4aad, wann'eer ik tot haare
tègenwoordigheid wierd ^.toegeiaaten (a) (en .voor
dat ik de veelBedi^dende meenirrgè vaii, haar wee-
'zen^bemerkte , en haar hoorde iprêekén) onder-
ftelde ik, dat zij op ^een heel ongemeen Oör^^^/
zou te pochen'hebbep i' Want het was hilUjk^ zo
äIs iF'dagt, dat ik veel'op! rekeninge'ilclde van
haare bloeijende jeugd ^ en van die beminnelijkheid
vanperfoon, eri van'dien ongedwongen en fraaijen
2wier in haare kleedin^e, weUief .be^orginge ik
mij verbeeldde dat, wel de helfe' van haaren tijd en
vlijt moeft hebben, weggenomen; en egterwas ik
van u al voorbereid om een zeer hoog gevoelen
te voeden van haar veritand en beleezehhèid. Haa-
re verkiezinge van'deezen lofTen knaap, op zulken
gevaarlijken voer, (dage ik^ ftreki'tcTbeverginge;'
dac haaren Geeß die rijpheid ontbreekt, welke al-
leen ^'/iï^mi en ermrenheid den'zelven Mcunnen
geeven, Haare weeiehfcbap (lédeneerde ik bij mij
zelven) moet geheel rnaar in BefpiègeUnge bellaen
én de infchikkelijkhcid, die zig altoos paart mee
ZLilken groenen en luftigen leeftijd, zal jten niin·^
ftjn eene zo onervarene Lady weerhouden van te
toonen, dac ze een walg hebbe van ioiife en vrije'
taal, waarin die van haare eigene Sexe, die 'erte-
genwoordig zijn, en eenige van de btize (zo ge-
, leerd,
' (a) Z'ie D. lil. b!. 55 5-. .
^
!'
Μ' L
-
-ocr page 538-ί ■ ■ , I ■■■ ■ .....--Ι
leerd , zo wel belezen, zo bereisd}
■geeven. ' _
'<' in deezèn waan geruft , floeg ik voort;' en
'h'et géheel gezelfchap buiten u , gelijk ik niij liet
-voori&en; de loef af fteekélndeén begeérig zien-
de otn in haare'oogen een bijfter'gaauwe knäap ,te
fchijnen, dagt ik wonder moöij te zijn en té prij-
ken^ als ik eenige zotte dirigeh 'zeide, welke meer
klank dan veriland in zig hadden ; en wanneer ife
'eenige laiFe boerterijen uitfloeg, die de glimlachen
van uwe Sinclair,'en de fchoonfchijnende Parririg-
*ton naar zig' trokken ; En dat Juffer Harlowé
pok niet glimlachtè , dagt ik dat' voortkwam uit
haare jongheid of gemaaktlieid , ^of uit beide te
'zamen, of wel miiTchien dat^zij haabe trekketï be-
ter in'bedwang had. -- Weinig droomde ik',
dat ik den geheelen tijd haare Veragtinge op raij
laadde.
■ Maar toen ik , gelijk ik zeidë, haar hoorde
fpreeken; hetwelk zij niet deed, voor dat zij ons
aile gepeild had ; wanneer' ik Haare gedagten
hoorde over twee of drie onderwérpen , en agt
gaf op dat doorzoekend oog , met zijne teaalen
dringende tot in de binnenfte celletjes van onze
winderige herfenen; op mijné eere, dat deed niij
"op de neus kijken; en ik begon mij te erinneren,
en befchaai^d te zijd 'over alles wat ik ^voorheen
gezegd had; om kórt te gaen,:ik ßefloot^bm ftil
te zitten, tot dat ieder in liet rond gepraat^had^,
om mijne gekkernijen niet re veel te doen^ atÏÏeé-
kéni En toen* begon ik te fpreekên van zodanige
onderwerpen, tot welke zij zig mede kon inladtenf
èn' waarover zij'zig ook metterdaad hoorèn liet,
·' LI5 . en
5VS ι DÏ HISTORIE VAN. r
en wel zo zeer tot befchaaminge en verbaas<3heid
Van ons all^'.----— Want gij zelf, Love-
lace , zo beroemd wegens fnelle geeftigheid, vlug-
ge antwoorden , eil jovervloeijende, fchertferijen,
waarmede gij alle vermaakt die bij u koomen, zat
baarblijkelijk in het donker, en op de neus te kij-
Jken, zp wei als wij. ,
É'en voorbeeld Hiérvan alleen zal ik u in ge-
sagten brengen.
Wij praatten van Geeßig, en van Geefligheid^
'en leiden ons daarop toe, het raalkanderen als een
bal over en weer toekaatfende, en het voornaam-
lijk vertjlijvende aan u , als die altijd hoogmoe-
dig genoeg eri eerzugtig genoeg waart op die ei-
genfchap ; en tóen nog meer in het bijzonder,
dewijl gij ons hadt doen bijcenkoomen·, zo veel
mij bewuil is, om voornaamlijk de Lady uwe uit-
tteekendheid boven ons, en ons uwe zegepraal o-
yer haar te toonen. En toen fneed Tourviile (die
altoos te vreeden is met Geeftigheid over de twee-
de hand ; mett Geeftigheid in het geheugen leg-
gende ; met anderer luiden Geeftigheid) eenige
verfen op, als op het onderwerp toepaflelijk; wel-
ke van twee van ons gepreezen wierden, fchoon
vol van het douhle entendre. Gij, het ernftig
weezen van de Lady bij eene van d.ie opgefnee-
den'ftukjes merkende, wendedt u tot haar, ver-
zoekende haare denkbeelden van Geeftigheid te
mogen hooren : Eene hoedanigheid,, zeidet gij,
welke iedereen waardeerde, het zij die van hem
zeiven vloeide , hetzij ze in een ander gevonden
wierd.
I 1
Toen was het
dat zij alle onze aandagt in-
' * ' nam.
Ifj^' ' 1
^ :· i
Ir vi
■-ύΜ
"l.i
-ocr page 540-nam. Het was eene hoedanigheid , van welke
Veel gepraat wierd, zeide zij, dog, zo als ge-
loofde, zeer weinig wierd begreepen. Ten min-
ften, indien zij de vrijheid moge neemen van haar
oordeel daarover te geevén, uic hetgeen in het te-
genwoordig gefprek was voorgekoomen, moell: zij
zeggen, dat Geeftigheid bij de mannen iets anders
was, dan bij de vrouwen.
Dit deed ons alle verzet ftaen: — Hoe kee-
ken de vrouwluij! — Hoe reégen zij haare mon-
den in·, in elk van haar te vooren door een vol-
k|)omen glimlach ontbonden , wegens de verfen
die zij hadden hooren opfnijden j en zo;wel ver-
ftonden , gelijk wij aan haar gezigt konden mer-
ken ! ■ Terwijl ik haar verzogt om ons ter
onzer onderrigtinge te kennen te geeven wift
Geeftigheid waare bij de Ff ouwen: Want ik was
verzekerd , dat zij ook. eveneens behoorde te'zijTi
bij de Mannen, s <
• Cowley, zeide zij, had die aartiglijk befchree-
ven, door te zeggen waarin ze niet beftond.
Gij verzogt haar zijne befchrijvinge voor ons
op re fnijden.
Dat deed zij; en wel met zulk eene loiTe be-
valligheid,, en fraaijen zwier, en welgepaftheid
van toon ,1. dat-het eeni flegt digtiluk aangenaam
gemaakt zou hebben;·
.y
Gèeftigheid-y^ri/g/ duizend wer ν e»
Duizend Wezens, -alle .verwen\ ,
V/y geen fprookje, grap noch'kXxigZf
Dat bij V fchaatrend difchgerugt r \
Alle gaßen grijpt bij 4e m'en»
O$k
-ocr page 541-m / De HISTORIE van
'Ook geen opgefmukte kout.
Walgend laf ^ ontbloot van zoui;
Dat de dvjaazen kan bekooren.
jNeen! de proef van V waar Fernufp
'Blijft heßendig ^ holt mch zuft.
Minder vindt men 't in een reden ^
JMe een maagd de kaaken verft; j .
Zidk een fmet dient uitgefneeden,
Eer zij 't gaave vlees bederft,
^t Paß een Schrijver daar te hloozen.
Waar zijn leézer hloozen moet, »
Schaamt uzelf^ Verniifteloozenl
Want tm zwier is roeß en roeh
' "' Hier hield zij ftil op ons allen in het rond kij-
kende als baarer eigener voorcreiFeliJkheid , naar
mij dagt , bewuft. Heer, hoe ftaarden wij! Gij
ondernamc om ons -uwe bepaalinge vaii Geeftig-
heid te geeven, op dat gij ook iets mögt hebben
in te brengen, endoor verwonderinge niet fchij-
nen tot eene ftilzwijgende zedigheid gebragt te
gijn. '
Maar, als of zij u het onderwerp niet betrou-
wen durfde , fprak zij , denzelven Schrijver aan-
haalende ten aanzien van zijne fteliiger beiliffinge,
ïBet dezelve welluidendheid van ftem en toon, dus
aadruklijk daarover haar oordeel uit. .
Zo Geeftighéid 7Üèt^ even als een wijngerd.
Wordt vaßgehegt aan d' olmhoom-ßam
r der Deugd ^ ·
En hemelwaarts zijn blaên en koten fin'
gert - .
r
1
Μ
i
^.V.?;"» rvS:· -rffst
-ocr page 542-Juffer CLARISSA HARLOWE. 54p
'Zijη nijpen tobnt^ wkr kragt het hart
verheugt; - '
Maar kruipt en groeit ^ ontmaakfeU'^'eti
verwilderd ' ; '
In ßof^en jUjk^ vergeet en of hejpot ^
Dan, jchoon het waas der higt zijn vrucht
befchiidert,
Orosn loof het ßer, dan rijpt het niet,
maar rot» - · ·
Indien gij u dit gedeelte dér verkeeringe té
binnen brengt, en hoe wij als gekken op elkahde-
ren keekén; hoe' zeer het ons te onvreeden maak-
te op onszelven , en ons voor haar deed viee^en,
terwijl wij onze gefprekken dus vonden uitgefloo-
ten van dat charafter Zelf , 't welk onze ijdele
waan ons ontwijffelbaar had doen denken dat'ons
toebehoorde ; en indien gij u die herdenkinge' be-
hooreliijk ten nutte maakt; zult gij met mij van
gevoelen zijn, dat 'er niet zo veel Geeft fteekt in
Ondeugd, dan wij onszei ven wel gevleid hadden.
En alles wel bedagt zijnde, ben ik zediert dat
gefprek altoos van gedagten geweeft, dat de Gee^
iligheid van alle de Guiten en LigtmiiTen, men
welke ik ooit verkeerd hebbe^ van fneedigen Bob
Lovelace tot den kleinen Jantje Hartop den woorv
dcnfpeeler, meeilendeelbeilaetin ftoute enaatiftoo-/
telijke dingen te zeggen^ met zulk eene onbe-
fchroomdheid, welke de Zedigen doet bloozen, de
Onbefchaamden lachen , en de Weetniecet? ftaea
gaapen.
En wnarom denkt gij, dat ik deeze dingen
iDeldczQ kwaalijk ter ineede, gelijk het zou kunnen
fchij-
r \
r
r
II
541
fchijnen?
een ftaaltje (onder veeie andere, welke uit de ver-
jkeeringe van den zeiven avond konden worden
bijgebragt) van de uitmuntendheid deezer edele
Vrouwe in die talenten, welke de Natuure verade-
len, en haare Sexe verheffen --- Welker blij-
ken zig niet alleen toonden aan ieder een van ons ^
jiaar dat wij aanftoOt gaven, maar ook aan de fnap-
agdge Partington , en de plomper, dog uitnee-
inend geveinsde Sinclair, in het berispend oog, i»
de afkeurende blos , waarin zo veel -misnoegen
als zedigheid gemengd was , en zomtijds, als dè
gelegenheid het vereifchte (want zommige waaren
,te veel verhard^ om van eene zo U^eré beftraffin-
ge gevoel te hebben) door de diepfte verfmaadin-
ge , vermengd mét ,eene zooi't van verontwaardig
gend medelijden., welke tevens de zelfbeWuftheid
van haare eigene waardigheid, en onze veragtelij-
ke onwaardigheid ten toon ftelde*
o Lovelace! welke was toen in mijn oog
zelf, en welke is nog bij herdenkinge, de zege-
praal van egre zedigheid, van eg^e geeifigheid,
en egte befchaafdheid , over winderig fchertfen,
onbefcheiden gelach, en eene vuile taal, waar-
over de fchuldige zig zelf zo fchaamefl moeten,
dat zij ze niet dan onder eene dubbelzinnige mee-
ninge durven aanroeren! )
Daarenboven, gelijk gij ergens hebt aange-
merkt (a) worden alle häare bellraffingen met haaf
Gezigt bekragtigd. Niet armhartig , gelijk het
gemeene gros van haare Sexe, zig onkundig hou-
dende van de meeningê, welke te bloot legt om
V ver*
Dé historie van
Alleen, moet ik u «eggen, als
-J'!
I<i I
m
« <
-ocr page 544-JuFFEïi CLARISSA'iHARLOWE, Jf^
verholen .te zijn ; maar zig des zodanig bälgende^
dat zij aantelken onbefchaamden lacher de erger- ;
nis toone, die gegeven is, en genomen wordt van
eene Kuisheid, welke van haaren weg was afgeraakii i
wanneer zij verviel ;pnder zulk gezelfchap. ^ .
Zodanig is,de vrouw, zodanig is de^ngel,
welke gij door lift in Rwe raagt gekjreegen hebt, 1
en die gij wilt bedriegein en fen bederve brengen. i
--- Lief Schej^zel! wiil,zij maar hoe zij .rondom
bezet is (gelijk ik zo wel toen degt., als ik het nu
denke) en wat men met haar voorheeft , hoe veel
eer zou zij den dood verkiezen , dan zulken vfeC'
zelijken toeftand! —^—^ „ En hoe kragt;daadig*
5, lijk zou haare Gebeurtenis, wletd die algemeen
„ bekend, de geheele Sexe waarfchüwen om zig
,, nooit inde magc van de ónze te itellenjfoiwe
„ geloften, eeden, en betuigingen mogen zijn
„ welke zij willen! „ j , /
Maar mag iku, nogmaal, bidden > tnyne
waarde Lovelace, zo gij eenige agtinge hebt voot
uwe eigene eere, voor de eere uwer 6raiUe, yoor
uwe ruil in toekoomende, of voor mijn gevoelen
van u (die egter niet zo zeej voorgeeve door be"
ginzels van deugd bewoogen te worden, dan doox
die uitfchitterende verdienfte, welke u nog meer
behoort in te neemen) dat gij u laatï overreèden
-- om -om u menfcblljk te ge^raa·
gen, dat is het alles —— Alleen, dat gij οπ2Φ
gemeene nienfchlijkheid niet wilt te fchande maar
keni , , . . ^iO·
Hoe verhard gij ook zijc, ik weete dat het ón?
deugend volk in dat huis die geene zijn welke
u doen blijmi Hj ui?/Wöii iegen baiW". ? Q d^c
544 DE.HISTORIE 'vAri
de fcbrätjdere Schoone (die zo onnozel in haar ei-
gen han van anderen"gaarn het befte denke) niet
zo vaftlijk beflooten had om deeze vrouwluij van
zig äf te houden ? --Dat zij ^ als daar in
den koß zijnde, meermaalen met haar aan tafel
gegaen waare! Hoe fchoonfchijnende zij ook zijn,
in eene wreek tijds zoude zij door haar hebben heen
gezien; zij konden niet altoos zo op haare hoe-
de geweeil zijn, dan nu zij haar maar zelden za-
gen , en zig bereidden om haar te zien; en zou
dan'uit haar huis gevlooden zijn, als van eene met
de peil befniette plaatze. Hoewel , miiTehien, bij
zulk een onverzettelijken en otiderneemenden boos»-
wigt, deeze ontdekkinge haar bederf wel verhaalt
mögt hebben^
ïkiweete Wel, dat gij vies 2:ijt in uwe Min-
naarijen. Maar zijn 'er geen honderden van vrou-
wen, die fchoon niet ten uiterften ongebonden ,
zig Van u zouden laaten inneemen enkel uit hoofde
van uwe moelgemaaktheid'^. Maak een fpeeltuig, zo
gij'wilt, van de Deugd ten aanzien van zodanige
onder de Sexe, welke die als een Speeltuig aan-
merken ; maar. beroof eene engel niet van die
Reinheid, welke, naar haar eigen gevoelen, het
onderfcheid uitmaakt tuffchen engelagtige en bejes-
tagtige hoedanigheden. ^ >■!'
Ten aanzien van de drift zelve, hoe minder
Ziel'Vïzij in man of vrouw, hoe Welluiliger zij
zijnr Gij, Lovelace, hebt eene Ziel, fchoon ee-
ne bedorvene ; en zijt meer gefteld (gelijk gij u
zelf ^beroemt)" op" de " voorafgaende krijgsliften,
dan op het einde der overwinninge.
Zien wij niet de natuurelijke neiginge-van gek-
!ken
1'HS
Juffer. CLARISSA HARLOWÊ,
ken eii krankzinnigen ? De begeerlijkheid zelve
Lighaum ; ^en^ wanneer wij zelve meeft gek en
krankzinng zijn ^ bejaagen wij deeze dingen met de
grootfte gretigheid. Zie eens welke zotten deeze
drift maakt van. de wijile menfchenl Welke inof-
felaars, welke, hunkeraars y als zij zig door dezel-
ve vervoeren laaten j ^-Eene onheftendigé
drift / ■ - Nademaal, jndien wij (ons fchaa-
mende om.^het een naam te .geeven} hec.
Li&fde vaoexQn noemen, de^Ließe-^te koelen Z9
ml is ^ ah de Liefde te verzadigen —— En dé
Liefde i>erzddigd 'zijnde, begint de onverfcbillig'
heid. ' En dus is^ het 'er mede gelegen, daar in-
"mlUginge van den ^ eenen kant de verpligtinge
van den anderen yermeerderc. Wat kan dan an^
ders dan wroeginge volgen op eëne. gewelddaadigö
onderneerainge ? . .j .. / ;
Verkiezen zelf kuifche Minnaars niet alleen te
zijn in hunne, voorbereidende^^ Vrijerijen èn minne-
handelingen , zig fchaamende om een kind zelf
tot getuige te hebben van hunne dwaaze bedrij-
ven, en nog dwaazer uitdrukkingen ? Is dit eené
vergode hartilogt, tén hoogden top geileegcn, die
gefchikt is om het dagligt te veidraagen ? Ver-
fchuilen de Gelieven, wanneer wederzijdfché toe*
rtemminge hunnen wil verbeidt zig niet ageer be-
dekzelen en in de duiilernis, om Imnne wemfcheii
te volvoeren? Én zal men toeiaaten dat zulk eene^
gluipende drift als deeze, welke zo gemakiij.k dooi
ilegter voorwerpen kan gekoeld worden, de edel-
üe onteere?
Waare het. uitftel van liwe inoodß voornee^'
mens niet raeer te danken aan het ontzag, ^t welk'
IV.· Mm V hn-
Ίί Μ
54Ö DE HISTORIE VAM '
haare rnajeilueufe ^deugd t heeft ^ingebbézem'd, dan
dan gebrek van uwe bèhendigheid ih rchelmerije
[tk moet mijne gedagten in dit geval ronduit fchrij-
Ven; want hebbe ik de engel niet gèzièn Ik zou
gereed zijn om eenige van uwe vonden en voor-
wendzelen tot het verfchuiven van den vèrwagten
dag, door te ftrijken als oud^ verfleeten^ en (voor
mij,· die uw oogmerk weete) 'armhartige en te
dikwijls te hulp genomen, terwijl 'er niets van
koomt, om op te roemen; bijzonderlijk dat van
MerinelJ, de zwaariiióedige Lady, en het gemeu-
bileerd Huis.
Zij moet ook zo, zomtijds, gedagt hebben,
cn u dieswegens in haar hart veragt, of ü (ondatik-
baaren, die gij zijt) beminnen tot haar ongeluk;
zo wel als tegen - waarfchijnelijkheid nog hoope
voeden. Dog dit zou de Sexe nog eeiie andere
waarfchuwinge uitleveren , zo zij haare Gebeurte-
nis te weeten kwamen; „ alzo-het haar zou too-
„ nen, met welke armhartige voorwendzelen zij
3, moeten fchijnen zig te laaten vergenoegen, in-
„ dien zij zig eens in de magt van een argliftig
5, man gefield hebben. „
Indien Beproevinge alleen uw oogmerk waa-
re, gelijk die eens uw voorgeeven was(a), genoeg
hebt gij zekerlijk dit puik-juweel van deugd len
waakzaamheid beproefd. Maar ik keride u te wel,
om op dien tijd zelf', te verwagten, dat gij u daar-
mede zoudt te vreede houden. „ Mannen van on-
„ zen trant ftellen hunne oogmerken op eenige
j, van de Sexe geen ander perk, dan hetwelk ge--
„ brek van vermogen hen daaraan dwingt te ftel-
(a) Zie D. UI. Br. ΧΙΥ.
-ocr page 548-„ ien,- „ Ik will wel, dat gif een voordeel be-
haald hebbiendé, al voort zoude gaen om te trag-
ten naarieen ander. Uwen inge wortelden af keel?,
tegen/den egten ftaat kende ik ook wel ; en gij be-»
leedt trouwens .uwe Hoope van haar te beweegeii
om ongetr'miiid met u ie keven, in dien zelVeii
Brief, waarin gij voorgaft dat Beproëvinge uW
Vooornaam oogmerk was (a). ^
Manr wordt gij izeif door uwe eigene menig-
vuldige en uws ondanks u beftookehde wroegin-
gen , daar gij tijd jnplaatzefgezelfchaii,> en allö
andere om Handigheden tor »Uw wil hebt omiü té
begunftigen in uw ondeugend vöornecmeri, nieê
overtuigd , dat 'er geen plaatze zijn kan Voof eenö
zo vermetéle hoope ? ■ - ■ Waarom, dan, liade-
maal gij liever verkiezen zoudt haar te trouw etl
dan haar te moeten miiTen, wHt gij haar voor ecu-
Wig u doen haaten ?
Dog indien gij éenë pêrfoonlijké beiJiOëvingè
durft in gedagten neemen, en opregc zijt in uw-
voorneemen om haar te beloonen, naar dat zij zig
daarin gedraagt, laate iku dan dog bidden om haai"
uit dit ftlood huis weg te brengéni Öatitdoof
zult gij haar en uwe confcientie een rëlnfen cn efe-
relijken kans vérleenen* Het lief begoeheld jüweel
verlaat zig nü zo volkoomelijk op haare gewaande?
gelukkiger üitzigtenj dat gij niet behoeft te vreQ-
£en dat zij u ontvlugten zal ^ of dat zij haare toe-
vlugt zal wenfchen te neemen tot dat ontwerp vart
Juffer Howe, hetwelk u tot uwe meeßerpukhn^
20 gij het noemt j heeft aangedreevem . „ i
Mm av;.·
(a) Zie D. III; bl. xjö. Zie ook Br; XÜi ^lllj ii^
dat DecL
548 . [De FIISTORIE- van '
Maar welk befluit gij ten deezen aanzien ook
mqogt neeraen; en indien ik niet in tijds fchrijve,
maar dat gij het masker reeds metterdaad hebt af-
geligt; kat hen dog niet in uwe gedagten koo-·
men, indien gi] de vervloekingen van elk hart en
van uw eigen ook hierna ontgaen wilt ^ om haar
niet, ^zelf niet voor een uur (al is haare gramfchap
nog zo groot) over te geeven in de magt van dat
godloos vrouv/menich, hetwelk^ zo het mogelijk
is, nog minder wroeginge heeft dan gij zelve; en'
wier hanteeringe het is den wederftreevenden
moed te kneuzen , en het hart in 't kwaade onbe-
dreeven ten uiterften bederf te brengen. —-
O Lovelace , Lovelace , hoe veel Schrikkelijke hi-
llorien zou dit afgrijzelijk vrouwmenfch de Sexe
kunnen vertellen! En zal die van eene ClarilTa de
verdoemelijke Lijft vergrooten?
Dog dit konde ik wel befpaard hebben. Hier·
roe, hoe groot een duivel gij ook zijt, kunt gij
niet bekwaam zijn. .Gij kunt u niet vermaaken mee
eene zegepraal zo fchandelijk voor uwe ondeugen-
de Trotsheid zo wel, als voor de Menfchlijkheid.
Zo gij denken mögt, dat het akelig Schouw-
fpel, hetwelk ik alle uuren voor mijne oogen heb^
be, mij erniliger gemaakt heeft dan naar gewoon-
te, zult gij miffchien niet hebben misgedagt. Dog
hieruit is niets meer te befluiten (zo ik zelf al tot
mijne-voorige gangen wederkeerde) dan dit, dat zo
wanneer ook de tijd mag koomen van bezadigde
overdenkinge, het zij die ons door onze eigene on-
gelukken , of door die van anderen worde aange-
"bragt, wij dan ongetwijffeld, zo wij in ftaat zijn om
■ , . :a λ te
t
" ...................................................
-ocr page 550-Juffer CMRISSA HÄRLOWE.
ite denken;^: en:*daarcoe tijd abebben, op dezelve
wijze denken zullen. ! ^
' Geen van ons beiden zijn wij zulke dwaazen,
• dat wij geen" geloof flaen aan eenen Toekoomen-
den Staat,Λ of denken, hoe ook ons gedrag mag
zijn, dat wij hier bij geval gekoomen zijn, en toe
geen ander einde dan om alle fchelmftukken te
pleegen , die wij'maar in bnZe raagt hebben om te
pleegen. ,Επ ik fchaame mij niet te bekennen,
dat ik in de gebeden, welke mijn arme Oom mij
voor hem doet leezen , bij afweezigheid van een
zeer braaf Kerkelijk die hem van tijd tot tijd be-
zoekt , niet vergeete een woojd pf «twee voor mij-
?elven te laaten invloeijen.
indien gij^oni; mij lacht ,^LoyeIace,;Za^
befpottinge meer' overeenkoomen met uwe daa-
den, dan met uw geloof — JJe Duivels ge-
looven en pdderen. Kunt gij nog meer overgege-
ven boos zijn dan die?"^
En hier moet ik nog bij voegen, ten opzigt
Van mijn ai-men ouden man,'{dat ik dikwijl&iwen-
fche dat gij maar voor een halfuur op een dag hier
tegenwoordig waart, om den droeflèm van een los
Ie even te zien afloopen in^^^ iiwr^edile pijnigiii-
gen, welke hetColijk, de Steen, en des Chiiiir.i
gijns, mes' te zamen-kuiinenf .fandpen j en hem de
ongebondenheid .^viin^ zijn^^yoprgaende leeyen ih
hooren beweenen, in den bitterilen angil van.zlj'^'
nen'geeft, Äe alle uur,vorwagt toe zijne iaati1;e re-
ken fchap gedagvaard te worden.--Nogthans, .
uit alle beiijdeniiTert die hij doét heeft hij zig, in
Zeven en zeftig jaaren lecvens J niet van half zo
veel fcoode .wandaaden zelf te fehuldigfin.'l dan
Μ UI 3 wel-
-ocr page 551-' DE HISTÖRIE VAN
.welke gij en ik in de Zeven laatfte jaaren alleeB
tiedreeven hebben.
, , Ik flmce met nogmaal alles wat ik gefchree-
ven hebbe, uwer ernftige overweeginge aan te be-
Veelen , ük voortkoom^nde uit het hart, en de
van
,! ■ , · - V - 1' .
Uwen gewijfen Vriend t
janbelforp.
Jie /fn Lovel^ace', aan Jan Belford,
Schildkn,
Xiingsdagrnamidiag^ den 6 van Juntj,
Nog hebbe ik'al meer zwaarigheden te boven
te koomen mij deezen hagelfchen Verlof-brief
te bezorgen?' Ik haatede altoos deeze geeftlijké
Wetgeleerdenen hun Gerigts-hof, en zal ze al^
toos haaten. ' - ? ; -
En nu. Jan , zo ik niet verzekerd ben^van
de overwinninge , hebbe ik ten miniten een ont-
wijk. 1 ' ;
'Maar hola Uwknegt met een Brief
* *
*
* *
*
il.;.
i Een^^verbruiden /ί^/ί^^/?, fchoon gee» ver*
i ,f /baal
isÊSa
^ÉÉiiii f-ll
-ocr page 552-JüFFERiCLARISSA HARLpWE.
haal behelzento '' Al weer nog cenrvoor-'
deele van de Lady ! —r- Houd μ dood ftil^ gij
malle vent I Wat kunc gij fchrijven , dat op mij
van kragt kan zijn in dit albeAiiT^nd Tijdftip? ^^——.
En hebbe ik u niet, naar gelang'ili yprderde , al-j
les doen zeggen, wat^ voor u nopdig was ^Qm. te
zeggen ? ' „ ^ 4·- ir.·^, -l-:;
* * * *
Evenwel; zal ik u np^ eens, onder handen nee-
men. .
Zijn zommige van, mijne vonden C^egc gij)
óud^ verfleeten, armhartig? - O'it van de Weduw
in *t bijzonder i Ik kgn mijn geduld jegeiis
niet benoWen, j H^d die vpm. toen ter tijd^h^are
uicwerkinge i^iet, om eene verwijlinge te wege^t|
brengen? , . / En had.ik toen geen red^ om
te vreezen , dat de Lady genoeg zou ontdekkeq,,
pm haar een tegenzin in die huisde doen krijgen?
En was het niet goed (volgens mijn bedgeld og^r
merk) haar vat^ tijd tot tijd voort je leiden,iiü^i
denkbeeld, dat^'er w^el haaft een eigeri^ huis voor
haar gereed j,zou, zijn, op dat ik haar b^eweegen
mögt om hier te biijvenr, ,tor<iat het gere^^^
^ ί V . . f rAci
Oud ^ verfleeten , Q^armhartig !.
Gij zijt een'ZQtte kwant., en hebt ^'eenOorHéel,
als gij ^at zegt,,,. Hadde ik^'^s een dom-oor, 'haar
^-t* Α 1rt* vir Λ Λ ΛΛΛ. ^ .. Λ^ JFhVk
-ocr page 553-heblyen durven tarten'dat gij, niet meer dan de
ïlady zoiidt in ftaat geweert zijn om te giiTen
wat haar ftond over- te koomeri, vobr dat liet
metterdaad gebeurd waare. En ik twijfFele niet,
of gij zoudt in zulken gevalle, in plaatze van op
haar* te'durven fmaalen wegens ligtgeloovigheid,
als of zij mij tot haar ongeluk beminde^ en tegm
V)aarjchijnelijkheid nog hoop^ had, veel geree-
der geweeft zijn om haar van Viesheid en al- te-
Naauwgezet;heid te befchuldigen, En ik zal u zeg-
gen , dat indien zij mij zo bemind'^ had als ik
wenfchte dat zij mij beminde, zij onmogelijk zo
^er befchroomd kpn zijn gevveeft' voor mijne oog-
merken, nog zo gereeden invloed "gegeven heb-
ben aan Juffer Howe's waarfchi|U'in^en', ^an zij
altoos gedaen heeft, fchoon mijn algemeen cha-
railer mij bij haar niet voordeeli'g wiaréi-
Dog volgens' UW" gevoelen is; die Eenvou-
dlgiieid in mijne vonden tot mijn nadeel, welke
derzelvér voornaame Voortreffelijkheid^^rs. Geen
Vlieg-werken maake ik noodzaakelijkl Met' geen
iDnnatuurelijke Lugt-fprongen houde ik 'mij op
!Alles is loutejfe Natuure, met Me Natuure mijn
voordeel doende ' naar de Natuure' loopt; en
mijne loopjes zijn'zo eenvoudig/ dat wanneer die
bekend zijn, gij, g^Jzelf, u verbeeldt, dat gij de-
Wvé wel hadt kunnen uitdenken. En gij fchijnt
'trouwens zelve té^ bekennen, dat de kleinagtinge,
die gij voor dezelve hebt, daaruit voortkoomt
"dat ik u van te voóreh tot derzelver kennis hebbé
'toègelaaten. . ''^'öndoorzigcige zo wel, als on-
j ^arikbaare die gij zijt!.
^Nögthans 'wil'lk evenwél ook-niet hebben
ïi ^^ - . dat
.j
■'■yi.
-ocr page 554-Juffer GLARISSA HARLOWE. 555
dat gij denkt, of als ik onkundig ben vaii 'mijne
zwakke plaatzen. Ik hebbe u voorheen 'al te ken'-
nen gegeven, dat'het voor den bekwaamfteri yeld-
overften bezwaarelijk is te zeggenwat hij zal doen
bf wat hij kan doen-; wanneer hij verph'gt' is zijne
beweegingen te regelen naar die -Van eenen wak-
keren vijand (a). Indien gij deeze bédenkinge van
behoorelijk gewigt bij u laat zijn ,ν zult gij ^U/niet
verwonderen, dat ik veelé marien "en contramarfen
doe, weikef-zommige voor eentonkundig aan-
fchouwer wel'noodloos kunnen fchijnen. fV
Dog laate ik eens ter loops met u over'dit
onderwerp in redengeding treeden, nu ik het.ein-
de mijner reize voor'mij zie.' v' ; ï :'f
Eene menigte van dingen die niets ter zaa-
k'e· doen,'vertelt gij mij in''deezen Brief; welker
«ommige gij hadc van mijzelven; en andere die
ik ook van ^te vooren wel wift. nl'Ui .
Alles wat gij tot lof zegt» v,an' dit bekoorelijk
Schepzel, koomt te kort bij het geen ik· geaegd en
gefchreeven hebbe, over het] onuitputtelijk onder-
werp. ■" ' ' r e ί
Haare deugd, haar^ weeriland^^ welke haare
verdienßen zijn , ^ zijn mijne aanprikkelingm.
Hebbe ik ü dat wel geen twintigmaalen reeds ge-
zegd? ■ ' - · '·■
Schoon een Duivel^ gelijk deeze kleuters tuf-
fchèn haar mij noemen, waai in ben ik een duivel
émmxm]r\Q Liftige'FQndm'^' Ik ben niet^meér
een duivel, dan anderen, in het \Einde 't welk
ik bedoele; want als ik mijn zin gekreegen hebbe
is het nog maar eene verleidinge.ccEn miiTchiea
(ä) Zie D. III. bl. Z94.
m
554 Dïi HiSTORIE van
ben ik jn dien tij^ypGr 4e fchuld van veele verlei-
dingen bewaard ÏH, V iJ ' "
7 Wat Gngeijïp^s zoude 'er in die geval dog
fteeto» w^are het niet van wegens liaare waak-
zaamheid ? —^—— Al hoe yeei ik op hebbe met
minneranken en krijgsiiften , denkt gij , dat ik
mijn oogmerk niet liever met minder moeite en
minder ichuld verkrijgen wilde ?
i. De man .moet ik u zeggen ^ die zo ondeu··
gendis, als hij,kan zijn, is een erger man dan ik
ben. Vraag elk Guit in Engeland, of hij, vaft
beflooten hebbende om zijne begeerte te voldoen ,
daarmede tzig zo lang zou hebben opgehouden^
of zo veel wroeginge · gehad , als- ik gehad heb/
be? -- „
Bijaldien ieder Guit;, ja ieder man, ging
zitten, gelijk ik doe, en alles fchrijven wat hem
in zijn hoofd of in zijn hart koomt, ^n zig zeiven
mee even veel vrijheid en opregtheid hefchuldigde,
welk een heirleger van deugniefen zou ik bij mij
hebben om niet alleen en befghaamd .te ftaen?
Het is bij zommigen een zetregel, dat indien
zij bij eene Vrouw alleen gejaaten worden', en
geen kans op haar waagen, zij zig gehoond zal
ügten- Zijn zulke mannen als deeze niet
erger dan ik ben ? Welk een gevoelen moeten zij
dog hebben van de geheele Sexe?
Laate ik de Sexe verdeedigen, welke ik zo
dier beminne. Indien deeze onze Ouder broeders
denken, dat zij in het algemeen reden hebben tot
deeze ftellinge, moeten zij zeeriflegt gezelfchap
gehouden hebben , of over der vrouwen harten
c^ordeelen naar hunn? eigene. Zij moet eene ge-
Jieél
ii·
t»
%
r\ t ·
JUFFER CLARISSA HARLOWE. SSS
heel ongebondene vrouvvsperfoon zijn , die ^niet
als eene flek binnen haare fchuli) zal krimpen, als
, zij ruwlijk en fchielijk wordt aangevallen» Eene
zedige vrouw moet natuurelijic koel, ingetQgeUy
en fchuw zijn. Zij kan zo veel, ^n Jbhklijke
aandoeninge niet iirijgen, dan de LigtmiiTen zig
wel verbeelden. . Zij mpec, ten minßen ^ e^nig
vertrouwen ftellen op de e^re en de ßilzwijgend-
heid van eenen man, vóór dat het mogelijk is, dat
de begeerte in haar opkoome, om zijne vlam te
beguniligen en te gemoet te koomen. Wat mij-
zelven belangt, ik hebbe mij altoos zedig gehou-
den in het gezelfghap der vrouwen, tot dat ik van
haar verzekerd was. Nog hebbe ik ooit eene
groote misdaad ondernomen, voor dat ik bevond
dat de kleineMv^t^oxi over hef hoofd gezien; en
dcf zij mij niet mijdden, Wanneer zij mijn chara-
éter kenden.
Mijne godlijke Clarifla' heeft mij belemmerd,
en mijn fpel geheel in de war geilagen: Op den
eenen tijd hoopte ik het te winnen door haar
Schrik aan te jaagen; ;op,den anderen, AooviMin^
nekoozen ; Λοοΐ de amomeufe Siegezaag, gelijk
ik het genoemd hebbe (a). En ik hebbe nu nog
alleen Kerrxißnge bij de andere twee te voegen,
en eens te zien wat met alle ;drie kan worden uit-
geregt. ^ i-z^l!
En wiens eigendom^fbiddc ik u, zal ik over-
weldigen , indien ik mijne ontwerpen van Min en-
Wraak agtervoige ? Hebben diegeenen , welke
regt op haar hebben dat regt niet met den'-voet'
geilooten \ Hebben zij haar niet moedwillig aan
. . : - -i. -1 ge-
• '^vaaren bloot^ gefteJd ? Daar zij nogrhans wel
moefteil wéeten, dat zülk eene vrouw als een wet-
-tigé prijs zou iworden aangemerkt van zo veelen,
' als maar gelegenheid ^zouden hebben om haar aan
' boord tie Klarnpen ? — En al hadden zij haar
-daarvoor dus wreedlijk· niet bloot gefteld , is zij
niét eerie Ongehwwde Frouwsperfoon ? En behoe-
ve'ik u wel te zeggenV Jan, dat^iiannen van on-
'zen ftempeJ, de befte zelf daarvan [de ergße ftaen
nergens voorj het-voor eene groofe gunit en be-
leefdheid agten , welke den getrouwden mannen
beweezen wordt ; indien zij denzelven hunnen
Vrouwen voor- hen iilleen laateri; en zig te vreede
houden met hunne Zufters, Dogters,>Pupillen, en
Nigten? Hoe aanftootelijk deeze beginzels ook zijn
mogen voor een bedagtzaam gemoed ν nogthans
weet gij, dat zodanig de beginzels zijn van dui-
zenden (die zo edelmoedig niet zouden handelen ,
dan ik genoegzaam bij alle van de Sexe gehandeld
bebbe, welke ik in mijne magt kreeg)>ook zo
dikwijls worden in'het'werk gelleld, als hunne ge-
legenheid of moed hen toelaaten. --- Zul-
ke hebben derhalven geen regt om mij te be-
fchuldigen. ü ' ' t
r Geftadig '.brengt gij voor haar in,>wat zij al
van haare familie geleeden heeft.. Dog deeze re-
den hebbe ik al te dikwijls beantwoord , dan dat
ik 'er nu'iets meer van behoeve te zeggen', dan
alleen dat zij niet om mijnenfwille geleeden heeft.'
Want' is zij niet het; ilagtoffer ge weeft, van dé'
kwaadaartigheid van (.haaren roofgiérigen:..Broeder
cn nijdige Zufter,' die aljeen naar eene gelegen-,
heid wagceden om haar bederf te berokkenen bij
, ; j;. / haa-
U '
Juffer CLARiSSA^ HARLOWE. 557
haare andere bloedverwahtcti; ? en êiQ^ie ak de
aangreepen, otti haar puit den huize te drij-
ven; en , 20 als hec geval wilde, in mijne armen ?
•- Gij weec wel , hoe'zeer tegen haare ge-'
fieigdheid, ' - . : r
Wat haare eigene zonden aangaet, hoé-'vee-
Ie heeft het Jief fêhepzel niet'te'verantwoorden
voor de Liefde en voor mij! - Heeft zij
niet wel twintigmaalen, en twintigmaal twintigmaa-
len, mij te kennen gegeven dat zij den haatèlij-
ken Solmes niet verwierp uit gurift jegens r mij ?;
En heeft zij nier alzo dikwijls aangebooden, om
mij te verllooten voor .het Ongehuwd leeven·^ in?
dien de Onverzoenbaaren haar op.die voorwaarde
hadden willen aanneemen · —--- Aan Velke
herhaalingen maakt uw dwaas medelijden mijrfchul-
dig? . c^i
Om een weinig verder te rug te zieii: Kunt
gij vergeeten ^ wat ik al geleeden hebbe van deeze
trotfe Schoonheid , den geheelen tijd dat ik op
haare hoogmoedige beweegingen en bevelen wag-
tedeinde velden om Harlowe-Plaatze, en in het
klein Wit Hart te Neale, zo als wij het noemden ?
- Dreigde ik haar toen geeii wraak (en had
ik 'er geen reden toe O om dat zij mij in eene be-
loofde zamenkoomft te loor Uelde? -r "Q-
O Jan ! welk een nagt had ik in het i guur.
hak-bofch 't welk grenfl: aan. haars Vaders dier- |
gaarde! Mijn linnen en peruik.bevrooren; mijne^,
ledematen volürekt verkleumd; rriijne vingers, al-
leen zo veel warmte gevoelende, als mij in-ftaac
ftelde om eene pen te houden; en die nog ver-
kreegen door het vel 'er af ^^e wrijven, en-door
V : d£ mee
-ocr page 559-i
tnet mijne handen te Idoppen in mijne beevèndfe
zijden ! Knielende met de eene knie op de rijmige
mos ^ op de andere fchrijvende , indien de ftijve
haanepooten fehrifc konden heeten! Mijne voeten«
toen ik gedaen had, fchijnende wortels gefchooten
te hebben, en metterdaad onbekwaam om mij voor
eenige minuuten te onderfchraagen! — Liefde
en Woede hielden toen mijn hart in beweegingé
[en Liefde en Woede konden dat alleen doen] hoe
veel meer had ik anders moeten lijden, dan ik ge-
leeden hebbel
Ik vertelde u , bij mijne naargeeftige te rug
koomft, welke de inhoud was van den Brief dien
ik fchreef (a)^ En ik toonde u naderhand
haar dwingelandfch antwoord op den^elven (b)^
Toen'was het^ Jan, dar gij uwen vriend lief hadt;
en u ontfermdet over uwen armen lijdenden Love-
kce. '2elf de gehoonde God der Liefde keurde
toen mijne gedreigde wraak goed tegen de Schoo-
tie beloofller; fchoon hij nu , in den Dag van
mijn vermogen, den Nagt van mijn lijden verge-
ten hebbende , met u, een vooripraak voor haar
geworden is.
Ja, was hij zelve het niet, die mijne aanbid-
delijke Neme/is tot mij bragt en beide re zamen
noopten zij mij tot deezen eed, „ Dat ik nooit
zou ruften voor dat ik deeze godin-dogter der
5, Harlowes zo verre gebragt had·, om ongetrouwd
5', met ttiij te leeven; en dat wel onder de' oogen
vän">haare geheelé hoogmoedige familie? „
Nog kunt gij deezen eed vergeeten, ------^
Oy
(a) Zi^D, IL bl. iSi. . . - ·
(bj Ibid. bl. 190.
■■ 3
i
Vi
''f '
u
-ocr page 560-Juffer. CLARISSA HARLOFE. 55p
Op dit odgenblik i dunkt mij dat ik u nog zie, zo
droevig als gij» toen keekr* Uwe fterke trekken
gloeijende van medelijden over mij; uwe/lippen te
zanien gedraaid ; -u^ voorhoofd gefronft; uw ge-
heel aarjgezigt uit het dom rond gerekt tot het ijze*
lijk eijrond; elk φίεΓ zijne kragt te kofl: leggende,
om het jammerlijk gelaat' te voltooijen; en geen |
een woordt kondt gij uiten j dan Amen op raij? ï
En wat hebbe ik dog zedert dien tijd van haar !
genooten van eene ondeiTcheidende Liefde , of !
Gunft, of Vettrouwen, om mij deezen eed te doen [
Ik vernieuwde Aitn^ het is waar, naderhand j
niet; en voor eenen langen tijd, was ik metter* [
daad gezind om dien te vergeeten; tot dat de her- \
haalingen van dezelve misdaaden de geheugenis
der voorgaende verleevendigden. En daar n.u bij^
koomende de inhoud van eenige van Juffer Ho-
vi^es vergiftige Brieven, die ik nog zo onlangs in
handen gekreegen hebbe, wat kunt gij dog voor
de Weerfpanneling zeggen, dat met uwe fchuldi-
ge getrouwheid aan uwen Vriend beftaenbaar is?
Elk man naar zijn vernuft, inborft, en ge-
fteldheid. liannibal wierd genoemd De Vader
der krijgsUften in den oorlog. Waare Hannibal
een gemeen man geweeft, en hadde hij zijné Uili-
ge herfens gewend tegen de andere Seve ; of
waare ik een veldheer geweeft, en hadde ik de nyj-
ne gewend tegen de zodanige mijner medèfchep-
zelen van mijne eigene Sexe, welke ik dagt regt
te hebben om als mijne vijanden aan te merken,
om dat zij ia eenen verfchillenden lugtilreek 'ge-
boo-
1.
booren waaren en woonden ; Hannibal zoü min»-
der; Lovelace meer kwaad gedaen hebben,
Daczou maar het verfchii geweefl: zijn.
Geen Souverein op aarde, indien hij geen
vroom man zij, en indien hij van een oorlogzug^
tigen aart zij, of hij moet duizendmaal meer
kwaad gedaen hebben dan ik. En waaróm ? Om
dat. hij het in zijne magt heeft om meer te doen.
Een eerelijk man, zult gij miiTchien zeggen >
zal niet wenfchen het in zijhe magt te hebben om
leed te doen. Hij behoort het niet te wenfchen»
moet ik hem zeggen: Want indien hij dat heeft,
is het duizend tegen een dat het hem niet baldaadig
en ondeugend beide maake.
Waarin ben ik dan zo zonderling Snood ? -
In mijne Looze Vonden, zult gij zeggen (wanc
gij zijt mijne echo) zo al niet in het Einde^ 'c
welk ik mij daarmede voorftelle. ?
Hoe tnoeijelijk vindt ieder menfch het niet^
zo wel als ik, om eene overheerfchende hartftogt
af te leggen! Ik hebbe drie hartftogten, van wel-
ke ik beurtlings geregeerd worde, en dat wel heel
vorftlijke. Liefde, Wraak, Heerfchzugt, of eene
begeerte om te overmeefteren.
Wat deeze bijzondere vond aangaet van Tom^
linfon en den Oom, welke gij miiTchien voor een
heel fnood itukje zult houden; dat had ik wel ge-
ipaard, hadden deeze onnozele Ladys mij niet ge-
noopt om een man te zoeken voor haare Juifr»
Townfend: Die lift, derhal ven, dient maar om
andere voor te koamen. Denkt,gij, dat ik kon
verdraagen overfchalkt te worden ? En zou dee*,
ze vond zelf wel niet een kwaad woord beipaareti
kun-
ι
ι
Juffer CLARISSA HARLOWE.
kunnen ? want denkt gij, dat ik de Lady goeds-
moeds aan Townfend's Pekbroeken zou overgee-
ven'?
Wat meent gij, zo, gij niet uwe 'eigene ding-
reden zoekt over hoop te gooijen, als gij zegt,
^a^ mannen van onzen trant hunner ondeugend-
heid geen ander perk β ellen y dan gebrek van
magt; daar gij egter weet, dat deeze Lady in de
mijne is?
Genoeg, zegt gij , hebbe ik dit puikjuweel
der deugd beproefd. Dat is niet zo; want ik heb-
be haar in het geheel niet beproefd. -Al-
les wat ik gedaen hebbe, is maar voorhereidingt
tot eene hep^oevinge.
Dog gij zijt bekommerd over de middelen ^
tot welke ik mijne toevlugt moge neemen in
de beproevinge, en voor mijne op regt beid.
Onnozele Sul!-- Heeft ooit eenig man,
denkt gij, eene vrouw bedroogen, dan ten koile
van zijne opregtheid ^ lioe kan hij anders gezegji
worden, haar te bedriegen ?
Wat belangt de middelen^ gij verbeeldt u
immers niet, dat ik eene regelregte enonmiddelij-
ke inwilliginge verwagte. Mijne groote hoope is
maar op eene wijkende tegenkantinge; zonder
weike ik wel zweereii wil, welke fchecdingen ook
ooic ondernomen zijn , dat 'er nooit eene ge-
pleegd wierd, van een pèrioon aan eene perfoon.
En de vroome Koningin Lysje van Engeland, zo
ze geleefd had, en het op haar gegeven waare,
zou zig verklaard hebben met mij van eea verÜand
te zijn.
Het zou voor de Sexe, niet kwaad zijn, dat
IV. Deel. η .. zif
mm
IP
ƒ
De HISTORIE VAii
"zij wiften, welke onze gevoelens zijn over dit oiii-
derwerp. Ik wil haar gaarn waarfchuwen. Ik
wenfche niemand dat hij bij haar flaage buiten mij
delven. Ik zeide u eens, dat ik, fchom zelve een
Guit ^ geen Guitem Vriend hen (a).
Gij zeidet, dat ik den egt altoos haatedei
En gij fprakt een waar woord. En egter niet
minder waar, als gij mij te kennen gaft, dat ikdeh·
ze Lad^ liever zou willen trouwen , dan haar
te moeten mijfen. En zal zij een eeuwig af·
grijzen van mij belhen, denkt gij, indien ik haar
beproeVe, en niet flaage? —^ Pas op -—^
Pas op, Jan!-Ziet gij niet, dät gij mij waar-
fchuwt, om geen beproevinge te ondeméemeii
zondereen vafl: befluit om hét te winnen?
Ik moet 'er bijvoegen dat ik voor eenigeii
tijd overtuigd ben, dat ik kwaalijk gedaen hebbe^
rnet zo vrij aan u te fchrijven als ik gedaen hebbe
(en dies té meer, indien ik de Lady wettiglijk de
mijne niaake); want is niet elk Brief, dien ik aan
u gefchreeven hebbe, een'"Libel van Befchuldigin-
ge tegen mij zeiven geweeft ? Ik mag len 'deele
niijne ijdele grootsheid dieswegens vloeken; en ik
denke , dat ik mij in toekoornetide zal inbinden-
want gij/ijt weezenlijk zeer onbefcheiden.
, Èenvroöm man, bekenne ik, zoü veele vati
de dingen j die gij aandrifigt, mogen aandringen'^
maar, bij mijne ziel·, zij paifen in 't geheel tiiet van
u te koomen. En gij/moeft wel bevroeden, dat ik
elk tuttel van hetgeen gij fchrijfc wel kan beant-
woorden, op den voet der maatregelen,'welke
wij lang gehouden en gevolgd hebhen, -—^—- '
Dat
(a) Zie D. Iir. bl.
-ocr page 564-"...... ......."" 't^'"·^· > ' _ ... ^^ ;
pat ik dat doen kan, zult gij uit hét bovenilaendè
ftaaitje merken.
En eijlieve zeg mij eens, Jan, Wat anders
dog dan dit volgende zou het kortbegrip van mij-
he en mijner Beminde Hiftorie, fia tien jaar en in
Omgt geleefd h hebben, ge weeft zijn, hadde ik
niet over het onderwerp aan u gefchreeven, en
waare ik mijn eigen* befchiildiger niet ge weeft?
„ Robert Lovelace, eèn berugt vroiiwen-eë-
ter. Verzoekt op eene eerelijke wijze ten huwe-
ft lijk Juffer Clariffa Harlowe $ ééne jonge Lad^
5, van de hoogfte jverdiënfte - Zonder dé
a, middelen van beide zijdefi in aahmerkinge te
3, neemen; ,
„ Na dat hem Hoope gegeven was, woHt hij
gfehoondknhaarengewelddaadigènBroeder; die
het van zijn belang agt, om dien egt te doeri
i, mislukken ; en die hem eindelijk uitdaagende^
5, genoodzaakt is zijnj onwaardig lèeven van deö ^
anderen hand te ontvangen.
„ De familie , zo zeer verwoed , als of hij
,, hem het leeven henometi had, hetgeèn hij heni
fc'honk , HoOnen hem in perfoon , en fpoorert
,, een haatelijken Minnaar op voor de jonge La^
5, Om een gedwongra Huwelijk tè óntgaën^
^ laat zij zig beweegen om een ftap te doen, wel-
ke haar werpt onder de befchefmingt; van öeri
Hr. Lx)velace.
„' Nogthans, alle hartftogt voö'f hem verïo-
chenende, biedt zij bij herhaalinge aan om hem
voor altoos te verttootèn , indien haare nabe-
ftaenden , op die voorwaarde,^ haar wéder wif- ,
'·" ^ Nnz „M
3J
De HISTORIE van
len aanneemen , en haar bevrijden van het aan*
zoek des mans, dien zij haar. ,, ν
„ De Hr. Lovelace, een man van ilerke drif-
ten , en gelijk zommige zeggen van groote
trotsheid , agt zig dieswegens zeef weinig aan
haar verpiigt; en uit eigen aart niet heel veel
luft hebbende om te trouwen, en zo veel re-
den om haare nabeftaenden te haaten , tragt
haar over te haaien om het leeven van honneur^
zo als hij het noemt, met hem te leeven. En
haalt haar eindelijk , door liften, ftreeken, en
vonden, daartoe over. „
„ Hij beiluic om nooit eenige andere vrouw
„ te trouwen : Stelt 'er eere in om haar naar zij-
nen naam te laaten noemen: Eene Kerk-pleg-
tigheid is al het verfchil dat ze hebben: Behan-
delt haar met verdiende tederheid. Niemand
tvvijffelt of zij zijn getrouwd, behalven de trot-
fe naheitaenden van haar, welke hij wenfchc
dat daaraan twijiielen. Elk jaar een fchoone
Jonge. Middelen genoeg om de aanwaiTende
familie met luiiler te handhaaven. Een teder
Vader. Akoos een liefhebbende Vriend ^ een
edelmoedig Landheer, en een naaukeurig Be-
taaler. Nu en dan cvenwel,miflchien, wel eens
zijnen lud koelende met een nieuw .voorwerp,
om hem met grooccr geneugte te doen vveder-
,, kecren tot zijne Bekoorelijke ClariiTa —---
5Ö4
5>
55
5>
J>
5>
>ï
J>
3J
i»
3»
Jï
J'
3)
3>
J?
Jï
»»
5>
mß
,, Zijne eenige fout de Liefde voor de Sexe
ί5
}ï
Welke niettemin, zeggen de vrouwen,.van zel-
ve wei zal beteren —— J)us verre nog te
,, verdeedigen, dat hij door zijn wÜd loopen geen
verbond breekt. —-
J>
-ocr page 566-En wat zo heel groot kwaad, NAAR HET
GEMEEN BELOOP DER WERELD, ileekt
dog in dit alles?
Ik durve ftaende houden, dat 'er duizenden
èn tienduizenden zijn , die wel erger hiftorien té
vertellen hebben, dan deeze zou fchijnen te zijn ,
hadde ik u geen deelgenoot gemaakt van de we-
gen , langs welke ik tot mijn groot einde voort-
gae. En daarenboven weet gij, dat het charaéler,
hetwelk ik van mijzelven aan Jofeph Leman opgaf,
omtrent mijne behandelinge van mijne matrefien',
zeer nabij aan de waarheid koomt (a).
Indien het mij zo veel ernfl: waare mijzelven
te verdeedigen , als gij ijverig zijt in mij te be-
fchuldigen, konde ik u wel overtuigen, door/an-
dere redenen , aanmerkingen , en vergelijkingen
'Is al het goed en kivaad der menfchen niet bij
vergelijkinge groot ηf klein?'] dat ichoon ik van
wegens mijnen rondborfligen aart (alleen aan U
fchrijvende , welke van alle mijne hartsgeheimen
meefter zijt} zo gereed ben om mijzelven in mijnQ
verhaalen te befchuldigen; ik nogthans den gehee-
len tijd door wel iets üöor mijzelven te zeggen heb-
be bij mijzelven ; fchoon miiTchien niema.nd an-
ders, die geen Guit zij, daarin eenig gewigt zal
erkennen. - En deeze waarfchuwinge zoude
ik wel duizenden mogen geeven, die mogelijk zig
wel buigen zouden om een fteen op te raapen en'
op mij te gooijen : „ Ziet toe dat uwe eigene o-
„ verheerfcbende driften^ welke die ook zijn
„ mogen, u niet tot al zo veel ondeugendheid
j, vervoeren , als de mijne mij doen^ Ziet toe,
in-^
Ν η 5
(a) 2ie D. III. bl, 363, : 64.
indien gij bij geval in eenige opzigten beter zijt
dan ik, dat gij niet erger zijt in andere·, en wel
„ in ftukken, welker kwaade gevolgen zig verder
,, Hunnen uitftrekken^, dan die van een meisje te
5, verleiden (en naderhand voor haar zorg te dra^-
e, gen) welke van haare ifjieg af met 'waar-
in jchuwingen tegen de bedriegerijen der man-
,, nen gewapend is. „ En egter ben ik niet zo
(eenzijdig jegens mijne eigene dwaasheden, dat ik
Jigte gedagten hebbe van deeze fout, als ik het
mijzelven eens gunne om te denken.
Nog iets ernftigs zal ik 'er bijvoegen, nu ik 'er
(dog aan bezig ben: „ Zo dier berainne ik de Sexe,
dat hadde ik bevonden dat een deugdzaam
,5 charafter in het algemeen noodig gèweeft waare
om mij bij haar aan je prijzen, ik veel naauwer
5, agt zou geflagen hebben op mijne zeden, ten
5, aanzien van de Sexe, dan ik gedaen hebbe. „
Om alles in een te trekken - Ik ben
genoegzaam bewuft, dat mannen van een braaf en
eerelijk hart, die zig nooit in voorbedagt kwaad te
buiten gingen, en die de voortreffelijkheden van
dit edel fchepzel in aanmerkinge neemen , mij
niet alleen zullen en moeten veroordeeIen.> maar
zelf een afgrijzen van mij hebben, indien zij zo
Vieel van mij willen als gij weet. Maar mij dunkt,
ik zou gaarn vrij zijn van de befchuldiginge van
die mannen, en van ^e vrouwen ook, welke nooit
geweeten hebben watilerke beproevingen en ver-
zoekingen zijn; en van die , welke, geen ^veritand
hebben om iets flims te onderneenaen; van die
welken het meer aan moed dan wil, ontbreekt; en
wel inzonderheid van die, welke hun geheim ilegts
be-
'i.
-ocr page 568-. Juffer cumss\ harl^owe.
beter bewaard hebben, dan ik het mijne hebbe be^
waard, of begeerd te bewaaren. ^ndien deeze uit-
zonderingen doorgingen^ Jan, zoude ik »iflchiea
tien hebben die mij vriiφΓaken, tegen een die
mij veroordeelde. Hebbe ik niet dikwijls gezegd ^
pal de menfchlijke natuure cm Guit is ? ί
* 'ί' * *
* *
dreigde υ, boyen om mij te weer^oudea
van aan u te fchrijven. Maar neem het niet teF
harten, Jan —— Ik moet voort fchrijven, ea
kan 't niet helpen.
«
Hr, ^ovelace, aan Jan Belforö.,
, SMdkn,
Woensdag'-nagt y tß 11 uuretil
Waaragtig, Jan, gij hadt mij^halfferflageii
dpor uwe brabbeltaal , fchoon ik het in mijnqii
Brief van gifteren niet bekennen wilde: Mijne
Confcientie was van te yooren al op uwe zijde.
-- Maar nu, denke ik, ben ik weder.mijii
eigen man.
Waare mijn Aanflag niet zo nabij de uitvoe-
ringe geweeil ; mijne Mijn niet zo digt aan'tiprin-
gen toej en alles tuiTchen de vrouwluij en mq
Ν η 4 be-
- ---i-^-
-ocr page 569-wmi
568 DE HISTORIE VAN
beftemd; ik geloove, dat gij mij zoudt over hoop
geworpen hebben.
Ik hebbe nog tijd tot een Weinig regels ter
voorbereidinge van hetgeen binnen een uur of
twee ihet te gebeuren; en ik fehrijve gaarn tot oj>
het oogenblik toe.
Wij zijn ten uiterften gelukkig geweell.
Hoe yeele aangenaame dagen hebben wij te za-
men genooten! - Wat mogen de twee vol-
gende uuren wel niet voortbrengen! ί
Wanneer ik van mijne Bekoorfter fcheidde
(hetwelk ik, met-oneindigen weerzin, deed
voor een half uur) was het onder belofte van haa-
ren kant, dat zij niet zou blijven opzitten om te
fchrijven of te leezen. Want zo aantrekkelijk was
haare verkeeringe voor mij (en mijn gedrag trou-
wens was geduurende dezelve, zo als zij bekende,
qok aangenaam voor haar) dat ik 'er op itond, in-
Öien 'zij zig niet terftond ter rurt begaf, om nög
een gelukkig uur te-voegen bij de voorige.
mk
Hadde zij den halven nagc opgezeten te fchrij-
ven of te leezen, gelijk ze zomtijds doet, dat
zou mijn oogmerk verijdeld' hebben , gelijk gij
merken zult,. wanneer mijn aanfla^ zig^^ onc-
windt.
Ί \
Opftuitende fchurk ! wilt gij mij doen flik-
ken! ---
Ik fprak tegen mijn hart, Jan ! -
Het was toen aan mijne keel toe. ---
En
waar.i
-ocr page 570-JUFFER CLARISSA HARLOWE. jö^
WQ&rom is dit alles dog? — Deeze fchuwe
vrouwen, als een man denkt nabij zijn doelwit te
zijn, welkeßormen verwekken zij hem dan!
* *
Is alles gereed, Dorcas? Heeft mijne Bemin-
de haar woord wel jegens mij gehouden?
Koomt het verheffen deezer golven meer voort
uit Liefde of uitVreeze? Al hing'er mijne ziel aan,
ik kan niet zeggen, van welke ik het meeil heb-
be. Indien ik haar maar kan krijgen voor dat
haare fchroomagcige bezeffinge, voor dat haare
welipreekendheid, wakker is -^
Ledemaaten , waarom floot gij dus? -
Knieën, tot nog toe in zulk een vaft verband,
waarom dus verflapt ? Waarom flaec gij dus tegen
malkanderen? Zullen' deeze beevende virsgers, die
al tweemaal mij geweigerd hebben de pen te be-
llieren , mij in het hachelijk tijdilip niet begee·
Ven ? j
Nog eens, Waarom en waartoe alle deeze
flootingen. Dit ontwerp zal immers niet op TroU'
wen uitloópen!
Maar de gevolgen moeten dog grooter zijn,
dan ik gedagt had tot op dit oogenblik ——· Het
noodlot van mijne Beminde , of van mijzelveri
,zou wel kunnen afhangen van den uitOag der
twee volgende uuren!
Ik zal zwigten, denke ik! --
\
-ocr page 571-pE HISTORIE VAN
$71
i t
% %
*
*
■p 4'· /<5
Zagt, O heilige maagd, en zo veilig al^, zagt
«loet uwe flaap zijn I
Ik zal nu nog eens wederkeeren toe den Brief '
van mijn vriend Belford. Gij zult rein fpel hebben
rnijhe Bekoorfter. Ik zal eens weder overleezen
wat u voorfpraak voor u te zeggen heefcl Zwak-
ke redenen kunnen'c mij wel doen, in zulk een
geile] waarin ik thans ben !^-
Maar wat, wat fcheek mij dog?- Welk
een dubbel -^ Dog hét oproer zakt wat!
---- Welk een duhbd hlood^arX ben ik?
pr is het dat ik in een moedloos oogen-
blik gevat worde? Want helden hebben hunne
vreesagtige buijen; Bloodaarts hunne dappers.
oogenblikken; en Deugdzaarae Vrouwen , alle
buiten mijne Clariila, haar hachelijk lijdge-
wrigt!
Maar dus bcdaardlijk in een orkaan u met
bedenkingen bezig te houden! -r- De ont-
ileltenis koomt weer op nieuw!
r'
Wat! Waar! -- Hoe kwam heti --
ker!
Is mijne Beminde veilig? '
O maak mijne Beminde niet te hard wak-
LIX.
-ocr page 572-Juffer CLARISSA HARLOWE. 575
De Hr, Lovelace , aan Jan Belford,
jponderdag-mprgen ^ te Vijf uur en (den 8 Junij^
Nu is mijne Hervprrainge gewis; want ik
nooit eenige andere vrouw beminnen ! - O
zij is geheel verfcheidenheid ! Zij moet alroos
nieuw voor mij zijn. Verheeldinge kan zig niec
vormen ; veel min kan hec Penceel ichllderen;
.nog de Ziel der fchildennge, do DJgtkonß ^ kan
eene engel befchrijven zo uitgezogc, zo keurlijk
beminnelijk!-Dog ik zal bij voorbaai uw
ongeduld niet geruft ftellen. Alhoewel her onder-
werp te heilig is voor onheilige befchouwinge, zal
hec egter geheel voor u worden opengelegd zo
als het gebeurd is: En dit niet uit eenen gecit van
te dartelen in de^ befchrijvinge over een zo rijk
onderwerp ; maar met een oogmerk om paaien te
ftellen voor uwe zweevende gedagcen. Hot zal
eene fchennis zijn, die grooteir is dan vuiaraan
een Lovelace zig ooit fchuldig maakte , dezelve
verder te^ laaten loopen dan ik zal bekennen.
Dus zal ik u dan, mijnen laatllen met deezen
te zamen hegtende, daartoe opleiden.
Merktet gij niet, uit het flot van miji?en
voorgaenden, de ontilelteuis waarin ik was, juiftzo
als
-ocr page 573-•mm
ψιτ
%ηζ ÖE HISTORIE VAN '
als ik uwen Brief weder ftond over te leezen, met
oogmerk om niijzelven te overreeden dac ik af-
ftond van mijn voorneeinen öm mijne iliiimerende
ßekoorfter in fchrik te doen ontwaaken ? En wac
.denkt gij dat 'er te doen was? ^
Een weinig na Twee-en, wanneer het geheel
huis in ftilte was, of zo fcheen te zijn, en gelijk
'het bevonden wierd, mijne Clarifla t«bed, en vaft
in ilaap was; ik ook eenigermaare ontkleed fge-
iijk ik trouwens al een uur van re vooren was)
en in mijne japon en muilen, Ichoon om u te be-
lieven, nogal aan het ichrijven; ^-,Wierd ik
ontrull door een trappelend geraas boven mijn
hoofd , en een verward geluid van onder-een-ge-
mengde ftemmen, van welke zommige luider dan
andere, als kijvende, en weinig min dan fchreeu-
wende. Terwijl ik verwonderd was wat 'er ce doen
kon zijn , kwam Dorcas de trap af ioopen , en
aan mijne deur, met eenen eer heefchen en van'
fchrik benaauvvden , dan eenen fchelluidenden <
coon, te roepen Brand ! Brand! En dit ontilelde
mij te meer , alzo zij wel luider icheen te willen
ïoepen, maar niet te kunnen. ^
Mijne pen (welker laacile trekken een zegen-
wenfch Over mijne Beminde waaren) viel mij uit,
de vingers ; en ik fprong op ; en met maar drie'
itappen aan de deur zijnde, opende ik die, en'
riep, Waar! Waar! genoegzaam al zo verfchrikt
zijnde als de meid : Terwijl /ij , meer dan half^
ongekleed, met haare rokken in haare hand, niet
in üaat zijnde om ondericheidenlijk te fpreeken,"
den trap op wees.
Ik
,Ί
.Η
'f
Μ
u
-ocr page 574-Juffer CLARISSA HARLOWE. 575
"W
Ik'Was daarin een oogenblik, en vond dat
alles was toegekoomen door de zorgeloosheid van
'juiFr. Sindairs kok-meid, die opgezeten hebbende ;
om ce leezen in de eenvoudige Hiflorie van For-
fumtus met zijne Betirfe^ terwijl ze had behooren
te bed te zijn, oorzaak was dat een paar oude ca-
toenen glas-gordijneii in brand geraakt waaren. ' ^
Zij had, in haar fchrik, nog dat welbedagC
en vaardig overleg gehad , om de half-verbrande
valletjes zo wel als de gordijnen van boven neer
te haaien, en had dezelve, fchoon in volle vldm,
onder den fchoorileen gekreegen, tegen dat ik bo-
ven kwam ; zo dat ik het genoegen had van te
vinden, dat het gevaar gelukkigJijk over was,
Dorcas ondertuiTchen, na dat zij mij den trap-
op geweezen had, niec wetende dat het ergft over
was , en elk oogenblik verwagtende dat het huis
in vlam zou ilaen , liep uit iedere genegephéid
voor haare Lady {^Ik zal de meid daar altijd om
lief hebbefi] naar haare deur, en daar hard op
boniende , riep zy, haare ftem weder magtig ge-
worden , uit met eene doordringende fchelheid,
die haare Liefde evenaarde, Brand! Brandt r-
Het buis is in brand!-Sta dog op, Ma-
dam ! --— Sta aanßonds op '---'
gij niet in tiv: hedverbranden wilt!
Zo dra had zij deeze verfchrikkelijke nood-
kreet niet gedaen > of ik boorde de deur van haa-
re Lady, nier een haciitig geweld, van den boom,
van de grendels, van hetίΐοζ doen, en openen,
en het geluid van de (lern mijner Bekoorfter als van, i
cene die in ilaauwce vair, '
Gij ffioogc wel gdooyen, dat ik grootlijks
' . was
WB
was aangedaen. Ik beefde v^ti bekommeringe
ver haar, en haaitede mij fneller naar beneden,
dan het oproer van den brand mij had doen naar
boven loopen ; om haar geruft te ftellen, dat al
hec gevaar over was.
Wanneier ik mar heneden gevloögen was tot
aan haare kamer-deur, befchouwde ik daar het
bekoorelijkilfchepzel ter wereld, leunende öp deii
arm van de hijgende Dorcas, zügtendej beeven-
de, en aan \ bezwijmen toe, niets andei-s aan
hebbende dan eeh onderfok, met haaren bemin^
nelijken boezem half ontblooi:, én haare voeten
maar even in haare fchoenen geftoken. Zo dra
zij mij zag, zwoegde zij, en deed haar beft oni
te fpreeken; dog kon niets anders zeggen dan^
Och, mijn Hr, Lovelace! èn was bp het pünt van
ter neer te zijgen.
Ik drukte haar in mijne armen mèt eéne vim-
righeid , welke zij nooit voorheen gevoeld had:
Mijnwaardfte Leeven! vrees niets: Ifc ben boven
geweeft —— Het gevaar is over -- Men
heeft den brand in de niagt gekreegen - En
hoe kondt gij, zotte duivel! [tegen Dorcas] door
uV afgrijzelijk gegil, mijne engelin dus ontftellen
en verfchrikken!
O Jan ! hoe tilde én ^woegdè haar lieve
boezem, terwijl ik haar aan den mijnen drukte!
Ik kon zelf haar dierbaar hart onderfcheideniijk
voelen klop , klop, klop gaen tegen het mijne;
en voor eenige weinige minifuten vreesde ik, dac
zij in flaauwte vallen zoude.
Op dat de half-leevenlooze Bekoorfter dus on-
gekleed geen koude vatten mögt, droeg ik haar
574
«
ii
Λ
\
-ocr page 576-JüiFÈR GLARISSA HARLOWE. . 575
iiaar haar bed , en ging op den kant daarvan bij
haar zitten, met de uirerfte tederlieid, zo wel vafi
behandelinge als uitdrukkingen, Iiaaren ichrik poo-
gende te verdrijven.
Maar virat won ik met deeze mijne edelmoe-
dige zorg voor haar, en met mijne ivelgBlukkend'S
pooginge om haar weder tot zigzelve te brengen ?
- Niets (ondankbaare die zij was!) dan de
driftigfte uitroepingen: Want wij hadden beide
reeds de gelegenheid vergeten , hoe vreezelijk dié
ook waare, welke haar in mijne armen geworpen
had: Ik, van wegens blijdfchap ο Ver het omarmén
van het genoegzaam kleederloos lighaam der be-
minnelijkfte van haare Sexe; zij, van wegens den
nog grooter fchriki die in haar opkwam, door·»
dien zij zig bevond in mijne armen, en wij beide
zaten op het bed, daar zij zo even door fchrik was
uitgejaagd.
En <lenk nu eens, Belford, hoe zeer de
v\/aakzaame Bekooriler mij tot nog toe van haat had
afgehouden : Bedenk eens mijne Liefde, en mijn»
Lijden om haaren twille : Bedenk haare Waakzaam'^
heid, en boe lang ik op mijne luimen gelegd had
om dezelve een kans af te ^ien; het ontzag waar-
in ik gehouden v/as, van wegens haare bevroore-
ne deugd en overgroote Ifiiesheid; en dac ik nooic
voorheen in zulke gelukkige omftandigheden mer
haar was; en denk dan eens> hoe onbetoombaar
mijne vervoeringen moeten geweeft zijn in die ge^
lukkige oogenblikken ί ■ En no^thans was
ik , naar mijne eigene gedagten, zo wei zedig als
edelmoedig.
Maay yrel rerre rm aangedsen φ zijn, zo als
ik
-ocr page 577-57<S i^Ë HISTORIE VAN
'«: wenichte, van eene zo vuurige minnckoozinge
Ciioewel van eenen man, voor welken zij nog zo
korclings bekend had genegenheid te hebben ^ en
Van welken zij , maar een uur of twee te vooren,
:tiet zo veel genoegen gefcheiden was) ik zag
nooit bitterder, of beweegelijker hartzeer , dan
wanneer zij volkoomen tot, zigzelve was gekoo"
men.
Zij iiep den hemel aan tot regter tegen mijne
verraaderij^ gelijk zij het noemde; terwijl ik, mee
de plegtigfte eeden, betuigde, dat ik zelve even
zeer verfchrikt geweeft was, en dat het gevaar
weezenlijk was, 't welk ons beide zo ontfteld had.
Zij bezwoer mij, op de plegtigfte en aandoen-
lijkfte wijze, bij beurten dreigende en goede woor-
den geeVende , dat ik dog uit haare kamer ging,
en haar toeliet, om zig voor het ligt, en voor al-
le menfchlijk oog te verbergen.
Ik verzogt haar ohi vergiffenis; dog kon eg-
ter niet nalaaten haar deeze ergernis te geeven; en
zwoer meermaalen, dat de naaftvolgende ogtend-
Zon getuige van ons trouw-verbond zijn zoude:
Maaralle mijne betuigingen van deezen aart, on-
derftelle ik, opneemende als een bewijs dat ik
voorhad om tot het uiterile te koomen, wilde zij
niets hooren van hetgeen ik zeide ; maar haare
worftelingen verdubbelende om van mij los te ge-
raïken , betuigde zij, met gebroken toonen , en
de geweldiglle uitroepingen, da? zij eene behande-
linge, die zij zo fchandelijk en fchurkagtig noem-
de, niet overleeven wilde ; en met een gantfch
wild gezigt rondomziende, als naar eenig inftru-
menc om zig mede te befchaadigen, kreeg zij ee-
ne
Juffer CLARISSA HARLOWE.
ne punt'fchaar in het oog, die op een ftoel ter zij-
de van het bed la^, en tragtede dezelve op te vat^^
ten, met oogmerk otti »haare woorden op ilaendeit
voet të ftaavèn. / .
Haare wanhoop ziende, bdd ik haar om dog
bezadigd te zijn; dat zij mij dog maar èeri woord
wilde hobièn ïpreekeni verklaarende dat ik niec
voorhad haar onéere äan té doen.: En de ïchaar
gegreep^ hebbendé , gooide ik die in de fchoor-
ileen; en zij nog al heftig aanhoudende, dat ilè
ïnij van haar aFhiéld; liet ik haar toe om op dèrt
ftoel te gaen zitten.
Maar, O die lieve onthutfelinge! ■—^
Haare naakte ichouders en armen, zo weergäloo^
fraaij èn bèminnèlijk :. Haare^ uitgefpreide handea
krüiflings gefla^en. ovër haarén bekoorelijkèn hals ^
ivelks glansrijke ichoonheden zij egtèr niet half
bedektén: Het dtin i-okjei zd ails zij ï^an mij op-
ftond haaré gêhèele verwonderlijke gèftake i, èi^
cierelijk gevormde ledemaatén vertoötiehdè: Haaré
oogen overloppénde^ hoéwèl ze eene toèkoomen-
de wraak fcheerieii te^ dreigen: En haarè lippeti
éindelijk uitende ^ het wélk ieder verontwaardi·;·
gend gezigt en gloeijende trek. voorfpelde;' mtroe»
Jjende als of ik het ergft gëdaèn had ^ dat ik kon-
reeds te vèèl getergde ScHoonè ,weder ^nèafte
de? ^ ■ , . . . , . ^ v^
Dat deed ik, en drukte haar iiogmaal aaii
mijnen boezem: Öog haare kragt, aangemetké
de tederheid van haar geftel, was Mbaüzèiïde^
IV:Deei; O ó
«iM»-·,,
-ocr page 579-■ ·, -r ,
en toonde hoe zeer haare ve'rftoordheid haar emft
was; want hec was met de uitèrfte moeijeh'jkheid
dut ik in ftaat was oni haar te houden: En ik kon
Biet beletten ,· dat zij door mijne armen heen floo{i
om op hare knieën te vallen: Het welk zij deed
aan· mijne voeten: En toen > in de benaaudheid
van haare ziel,.haare overftroomende oogen ·ορ·
heiFende naar mijn aangezigt niet eene fmeekende
demoedigheidv^ gevouwen handen , en los-han·;
gendhair; want haare nagtrauts onder het wor*
ftelen zijnde afgeraakt, vielen haare bekoorelijke
lokken neder met natuurelijk 'blinkende krullèn ^
als of zij gedienilig haare, hulpe booden, om de
fchitterende fchoonheden van haaren hals en fchou-
deren te bedekken; haaren beminnelijken boezem'
daarbij tillende van zugten,en afgebroken fnikken,
als of het waare om haare trillende lippen bij te
ftaen j in voor haar te pleiten -- In deeze ge^
llalté, wanneer maar haare beangftheid haare fpraak
ruimte gaf,.was het dat zij met woorden, uitge-
fproken met eene welgepafte nadruklijkheid, wel-
ke dit vervvonderenswaardig fchepzel in haare uit-
fpraak onderfcheidt van alle vrouwen, die ik ooit
hoorde fpreeken, mij aanriep om mijn medelijden,
èiï mijne eere.
„ Aanichouw mij, wmrde Lovelace „
de was haar bekoorelijk woord !]♦, op mijne knie*
en bidde ik u om mij te aanfchouwen, als een
arm fchepzel, die geen befchermer heeft dan
U; die geen verweeringe heeft buiten uwe Ee-
re: Bij die Eere ! Bij uwe Menfchlijkjieid |
Bij alle uwe gedaene geloften! Bezweere ik Uj
-dat gij mij geen afgrijzen doet krijgen van mij
» zei:
>»
j>
iy
9)
Juffer GLARISSA HARLOWE. ^^
Dat gij mij niet fnood en verfoei*
jy^Xelve! —
5, jelijk maakt in mijne eigene oogen!
Ik meldde den dag van morgen, als den ge-
lükkigileh van mijn leeven.
Spreek mij niet van morgen. Indien gij hec
inderdaad eerelijkmet mij meent, Nu, op Dit oo-
genblikNU! moet gij het toonen, enweggaen!
Nooit van uw geheele leeven, fcliOon nog zo langj
kunt gij het kwaad vergoeden , hetweJk gij mij
NU moogt doen lijden.
Booze deugniet! — — Baldaadige fchurkl
Ja zij noemde mij baldundigen fcburk j fchooil
zij zo zeer in mijne magt was! En waarom? -......-
alleen om dat ik (hoewel met drijt) haaren weer-
gäloozen hals, haare lippen, haare wangen, haarè
llroomende oogen kulte, zo als deeze verzamelinr
ge van fchoonheden zig tevens aanbood aan mijii
verrukt gezigt; terwijl zij den geheelen tijd, daar
ik zat, aan mijne voecén knielde.
Indien ik een fchurk ben, Madam —^—·
En toen mijne grijpende , dOg beevende hand
---- Ik hoope dat ik de tederfte en beminnelijk*
fte van alle haare fchoonheden niet kwerlle--
Indien ik een fchurk ben, Madam —-
Zij fcheurde mijne lob. ontwrong mijne ge-
lukkige hand, met eeneverbaazende kragt en vaar-
digheid, terwijl ik met mijnen anderen arm haa-
ren middel wilde omvangen hebben.
Dat zijt gij inderdna-l! —-- ■■— De ergile al-
ler fchurken! - Help! goede aarde luiden ί
en zij fcbreeuwde
een arm fchepzel I
Ben ik dan een fchi^rk. Madam
Oo i
is 'er dan geen hulp voor
Be»
-ocr page 581-Ben ik-dan een fchurk, zegt gij'? --^ ëh ίΐζ
floeg mijne "beide armen οπί haaf heen , haar
poogende op te heiFen aan mijn kloppend hart.
Oneen! - En egter zijt gij het al!
j-En weder was ik haar marde Lovelace.
I—li— Haare handen weder geflagfen houdende d-'
ver haaren bekoorelijken boezem. -- Dood
mij! Dood itiij!- Indien ik haarelijk genoeg
ben in uwe oogen om deeze behandelingen te ver-
dienen ; en ik zal u dankbaar zijn! -Te-
lang, veel te lang, is reeds mijn leeven mij töt
éen liift geweeil! -- Of, haar wild-gezigc
rondom zig ilaende, geef mij itiaar een tnidUel, eti
ik zal u aanllonds overtuigen» dat mijne Eere mij
tvaarder is dan mijn Leeven J · · . ' ■
Daarop, mee nog al gevouwen handen, en
öp iiieüws'overilroomende oogen; was ik haar
zegende hovéS^QC ^ en zij zou mij met haaren laat-
ilen adem danken, indien ik haar die voorkeuze,
wilde laaren genieten, of haar bevrijdieri van ver-
dere onwaardigheden. <■ ;
. Ik zat voor een oogenblik in twijifel: Bij
mijne ziel, clagt ik^ gij zijt, op de volkoomen-
fteproef, eene engel en geen vrouw! Nog, evën^
wel, haaf eens digt aan mijntn boezem drukkende,
terwijl ik haar van haare knieën had opgeheven^
iloop zij weder door mijne arme^, en viel op de^
zelve neder: -^^ Zie i mijn Hr. Lovelace i
----Goede God f dat ik dit uur moeft be-
j, leeven, en deeze béhandelinge draagen! Zie'
„ iian uwe voeten een arm fchepzel, u om ont-
„ ferminge fmeekende, die, om uwentMle, vati
,, aile de wereld verftoocén is! Laat dog-mijns
„ Va-
^■'^«iatw- ir iiir rih
-ocr page 582-Juffer, CLAPvISSA HARLOWE.
5, Vadej-svlpekdüsfchrikke.iijk niet werken !· "Wees
gij de uitvoerder niec, die de oorzaak daarvan
„ ge weert zijc: Maar fpaar mij, ik bidde u , fpaar
,, mij dog!-, Want hö^ hébbé' ik deeze be-
5, handelinge van* μ verdiend? . . . Om uwent'
„ wille, zelveri>^ iom&z om mijnentwille^ en gé-
„ lijk gij w.enfchc dat God Almagcig, in uw laar-
ile uür, u. bermhartigheid, bewijze, ipaar mij
3>
n^ogl „
Wat hart moert niet geraakt zijn ?■
Ik wilde de waarde fitieekrter. weder, van haa^,
re knieën hebb.en opgeheven; maar zij wilde zig
pjêt laaten ophelFén, voor dat mijn vermurfd ges-
moed , zeide zij , haars b.ede had ingewilligd,
en haar beval op t^ rtaen om onbefmet te zijn.
Sta dan op, tnijne engelin ! fta op, en weee
wat gij zijt, ςιη, al wat gij wenfcht te zijn ! Spreek
ilegts uwe vergiffenis jegens mij uit over ai het
geen gebeurd is, en geef mij re kenften dat gij
«lij voortaan befchouwen zult mpt zul-k een gun-
ftig en blijmoedig oog, als w^^rmede ik nu eehi-
ge dagea lang gezegend ge wee ft ben en ik zai
mij aan mijne beminde- overweldigrter onderwer-
pen, wier Viermogen nooit bij mij tot zo hoog een
top gerteigeyd was, dan nu; en naar mijne kumer
mij begeeven. „ 5 * ,
Qod Almagrig, zeide zij, verhooïe. uwe ge-
beden in uwe benaaudrte OogenbükHen, gelijk gy
de mijne verhoord hebt! En verlaat mij nu , laai
mij Q|) dit oogenblik over aan mijne eigene ονςι:·
^ienkinge; Daarin zult gij mij aan genoeg, elende
overlaaten, en ine(ïr dan gij ^an \iwea bitteiftea
vijiind behoort te wenfchen.'
)t£ De HISTORIE van
Wijt niet alles, mijne Allerlieflle, nan voor-
bedagc beleid; want net was geea voorbedagt
beleid ——*
O mijn Hr. Lovelace!
Op mijne ziel, Madam, 'daar was weezen-
lijk brand —— [£» zo was V ook, Janl']
^- Het huis , mijn waardfte Leeven, kon
daardoor verteerd zijn geworden , gelijk men u
morgen zal kunnen overcuigen door het aan uwe
oogeu te vertoonen.
O mijn Hr. Lovelace! —
Laat mijne harcftogt voor u. Madam, efl de
onvervvagte ontmoetinge van u aan uwe kamer-
deur, in een roeftei zo bekooieiijk --
Verlaat mij, verlaat mij, op dit oogenblik !
Ik bidde u, verlaat mij; haar wild gezigt
met befchaamdheid rondom , en op zigzelve
ilaende,
Vcrfchoon in mij, allerliefft fchepzel , die
vrijheden, welke, hoe onnozel zij ook waaren, uwe
al tegroote kiesheid u kwaalijk mag hebben doen
iieemen -
Niet meer! Niet meer! - Verlaat
mij, bidde ik u, weder op zigzelve ziende, en
rondom hiiar, in eene zoete befchaamdheid--
Ga weg ! Gaweg!·----,
Daarop weenende, worileldè zij heftiglijk om
haare handen los^ te trekken, welke ik den gehee-
Jen tijd in de mijne hield. -^- Haare wor·*
ileiingen! ——i O welke bijkoomende bekoorelijk-
heden, nu ik mijne gedagten daarover gaen laate,
gaven haare worilelingen aan eiken trek aan ie-
der
0
Juffer CLARISSA HARLOWE. 585,
^der lid , van e^ne perfüon zo lieflijk nee en bemin-^
'nelijkl
Onmogelijk is dat, mijn waardfté Leeven,
'voor dat gij vergificnis over mij uiifpreekc!-
Zeg maar dat gij het mij vergeeft ί —— Zeg maar
dat gij het mij vergeeft!
I Ik bidde u, ga weg! Laat mij alleen, dat ik
moge overweegen wat ik kan doen 1 en wat ik
behoore te doen.
Dat is niet genoeg , mijn waardfte fchepzeï.
Gij moet mij zeggen, dat het mij vergeven wordt;
dat gij mij morgen zien zult, als of *er niets ge-
beurd waare.
En toen drukte ik haar weder in mijne armen»
hoopende dat zij het mij niet verg^eeven zoude —
Ik zal--Ik vergeeve het u--Deugniet,
die gij zijt!
Ja dog, mijne Clariffa! En zoude ik met
zulk eene onwillige vergiffenis, met een zo ver-
wijtend woord vermengd, mij laaten afzetten ,
daar gij dus (haar digt tegen mij aandrukkende^
i'n mijne magt zijt?
Ik vergeeve, ik vergeeve het ui
Van harten?
Ja, van harten!
En vrijwillig?
Vrijwillig!
En zult gij mij morgen zo aanzien, als of
niets gebeurd waare?
Ja, ja!
Ik kan dit bits ja zeggen zo niet aanneemen,
hetwelk 'er zo zeer naar gelijkt als of gij neen
κ
-„w.,.· f^-T—-- ^ . .. ....------...
-ocr page 585-DE HISTORIE VAN >
——· Zeg dat gij het doen zult op
' Pp mijne eere, dan--O ga nu weg dan,
ga dog weg! ^—^Έ· nooit — nooit —
' Wat, nooit, mijne engelinJ--Is dit ver-
^iifenis! . >, - :
Nooit, zeide zij, mag aan hetgeen gebeurd
is, weer gedagt worden!
vorderde eene kus tot verzegelinge van
mijne'vergiffenis —^ Ën ging heen gelijk een
gek, een vröijwen-gék , ^zo als ik' was !--Ik
ging iluipftaartende heen! —— Kondt gij dat wel
geloofd hebben ?
rjog ik Was niet zo dra in mijn eigen vertrek
gekommen óf, bedenkende de gelegeEheid, wel-
kè ik verlooren had, en dat ai wat ik gewonnen
}iad, maar eene vermeerderinge was van mijne éi-
gene zwaarigheden; als ook de béfpotdnge, wel-
ke mij pened'en zóu bejegenen, over eene zwak-
heid , die zo' zeer buiten mijn gewoon charaótèr
was'; zo had ik berouw, eri fpoMde mij te'rug,
in hoope dat zij door de benaauwdheid des gé-
inoeds ^ waai'in ik Haar gelaaten had, haare deur
niet zo fchielijk bewaard zou,hebben; en ik ftelde
volkoomelijk vaft om alle mijne voorneemens ter
iiicvoer te brengen^ daar mögt van koomen wat'er
Wilde; want, dagt ik, ik hgbb^ reeds meer ge-
zondigd dan mij van harten ikan yer^even wor-
den , vermoede ik ; en zo 'er al flaauwten en vvah-
hoope op volgen, kan ik haar eindelijk zagc trou-
wen," en daarmede zaï ik haaf alles vergoeden..
Dog ik kreeg mijn rekten loon;-- Want
^aare deur was wel vail geflooten: £n haar hoo-
'geendet!
^vye fere
. . jen.
■r^in'nfiiiiiin
-ocr page 586-rende zugten en fnikken , als of haar h^rt wilde
feerften. Mijn bemind Schèpzel, zeide ik,' zagges
kloppende [haar fnikken hield toen op] ik hèbbe
u nog maar drie \voorden te zeggen, welke de
aangenaamfte moeten zijn, die gij ooit van mij' ge-
hoord hebt. Gun mij maar u voor een oogenblik
te zien. ......
Mij dage, ik hoorde haar koomen om de deur
te openen, eri mijn hare fpfong op in die hoope;
maar het was alleen om 'er nog een ander gren-
del op te zetten , en ze dus nog vafter te Üuiten;
en zij kende of wilde mij liiet antwoorden, ixiaar
begaf zig naar den anderen kant van haar vertrek^
wäarfchijneiijk in haar kabinetje; en nog meer ge-
lijk een gek dan te vooren , droop ik weder
heen.
Dit was mijne Mijn, mijn argliftige Aanilag!
En dit was alles, wat ik '^r mede uit-
voerde !
' ' Ik beminne haar meer dan ooit! -En
dat mag ik zeker wel!-- Nooit zag ik ge-
pólijil ivoor zó fchoon, dan haare armèn en fchou-
dersi nooit voelde'ik fluweel zo zagt dan haar vei;
Haar maagdlijke boezem -O Belford, zij is
geheel volmaakt! - Daarbij zulk eene zinlijke
hethèid ί -- In haar worile^pn haare fchoen
verliezende (die «ij maar even aangedaen had, ge-
lijk ik u zeide) vertoonde zig haar fraaije voet e-
ven wit en teder als'de hand van eenige andei'e
vrouw , of zelf als haare eigene hand!
Maar ziet gij niét, d;it ik nu regt hebbe om
mijzelven eene verdiende en goede hoedanigheid
toe te eigenen, welke iedereen mij tot nog toe
O ο 5 onxr
-ocr page 587-mimf
DEiHISTCORIE vam
ontkend had toC) te koomen?. —^
En die
dat ik bekwaam ben om door gebeden eri traanen
.bewoogen te worden — Waar, waar was , bijdeeze
'gelegenheid, het Eelt, waar de Keijfteen, met
welke mijn hart gezegd wierd omzet te zijn ?
Dit is, trouwens, het eerfl: voorbeeld, dar ik
in diergelijken geval ooit wierd aangedaen. Maar
waarom ? Dewijl ik nooit voorheen eenen weer'
fland ontmoet hehbe^ die zo regt ernflig was:
Een weerftand, kortom zo onweerftaenbaar.
Welk eene zegepraal heeft haare Sexe in mij-
ne gedagten behaald door deeze jbeproevinge, en
deezen weerftand ξ
Dog indien zij *t mij nu vergeeven kan
Heeft zij het niet alreeds
Maar hoe zal het lief
Kan! — Zij moetvfé,.
gedaen op haare eere ? -
ithepzel dat gedeelte van haare belofte houden,
hetwelk haar verpligt om mij deezen ogtend te
zien als of'er niets gebeurd waare?
Zij zou de geheele wereld wel willen geeven,
verbeelde ik mij, dat de eerile bijeen koomft al o-
ver waare ! — Zij zal wel doen met mij niets te
verwijten — Nogchans hoe geen verwijtingen te
doen! —^ Welk eene bekoorelijke bedremmelin-
ge! —— Laat haar baar woord eens breeken je-
gens mij op haar perikel. Mij Ontvlugten kan ze
niet--Daar is geen appèl van mijnen regtbank.
Wat vriend heeft zij in de wereld , indien mijn
medelijden niet >verke .ten haaren voordeele? ——
En daarbij, zal de braave Capitein Tomlinfon,
en haar Oom Harlowe, wel in ftaac zijn om alles
voor mij goed te manken, mijne volgende mis-
daad moge dan zijn welke zij wil.
IS,
Wat
.r
1>
-ocr page 588-Juffer CLARISSA HARLOWE, ^Sy
Wat belangt uwe vreeze, dat zij eenige roe-
kelooze daad tegen zigzelve begaen moge ; wat
zij ook in haare drift gedaen mögt hebben ^ iüdien
zij haare fchaar had kunnen grijpen, of eenig an-
der fcherp tuig gevonden hud ; ik durvë zeggen,
dat men daarvoor niet te dugten heeft, als zij in
eene welkedagte gemoedsgefteldheid is. Een man
heeft waarlijk moeite en onruft genoeg met dee-
ze regt godvrugtige , en regt deugdzaame meis-
jes [Nu geloove ik dat Vr zulke zijn\; hij moeil
ook eenig voordeel hebben van, en eenige ge-
ruilheid kunnen itelïen op, de regtheid van haare
gemoederen.
In "het kort, ik vreeze nergens'voor in deeze
Lady dan voor droefheid : Nogchans werkt die
langzaam , gelijk gij weet; en geeft wel tijd dat
'er nu en dan eene kleine Blijdichap onder haare
Treurige Vlaagen tuiTchen beide koome blinken.
EINDE DES VIERDEN DEELS.
aatJT--··.-'-—
IN-
4
-ocr page 589-■ · ·
/f
' i
'vrt
Pricf, / .
1. Π. Lovelace aan Beiford. Vertelt hem hoe zeei; de Brcp-
deticbap aan de Lady mishaagt; Belford zo wel als dc
reft. Heeft eene ijverige redcntwift met haar gehad ten
hunnen voordcele. Merkt haaie weigerino'c > otn Jufec
Partiogton tot haare bedgenoot te neemen, aan als fcpc
verdctikinge en uittartinge van hem. Dreigt haar. ——
Verheugt zig wrèedlijk m haare droefheid, op het ont-
vangen van Juffer Howes brief en verbod: Betwelk Μ'φί
door zyne elgine o^ßookinse te z.ijn voongehragt,
lil. Belford aan Lovelace." Zijne c» zijner makkerep hoo-
ge verwonderinge over ciaiiilä.' Alle vijf fmeeken zij
hem eendragtiglijk om haar rept te doen.
IV. V. Loveliicej ten antwoord. Hij tragt zijne vooriieemens
een glimp te geevcii door gcnieeitzaamc voorbeelden van
wreedheid tef,en vo^ls, enz. -- Verdere naar ziju
charafter gekhikte redekavelingen lot vooiiland van zij-
iif booze oogmerken. De gcdwecge toeftand, waattos
hij dc Lady gaarn brengen zou..
VI. Bclfcrd ten Wederantwoord. Pleit nog ijverig ten voor-
deel van de Lady. Is ver ρ ligt eenen dood-kranken Oom
op re paiTeoi en fmeekc hem om vai,) tijd toe tijd een
verhaal yan alle zijne vcrrigiingen a^n hem te fchrij-
ven.
VIL CLirijJa , aan juffer Howe, tovelace, zegt zij,'klaagt
over agurhoudende koelheden^ xvaartoé Jj/jzelve gelegenheid
gteft. Ziju hoogmoed een' fioirdige laage hoogmoed ,
die zijne voorzigtighcid veriflonden hcefr. Hij is in
liaare agtinge gezonken. Een hartkneilende Brief haat
van haaren Neef Morden gezonden,
Zij fluit dien Biicf in. Tn welken haar Neef (door de voor-
ftelhngen van haaren Broeder ingenomen) fpreckt ten
■voordeele van Solmes, en van de iamilie-inzigrcn ; en
haar het charadcr van ceneu Ligtmis > lO ccii ftcrk en
cigenaanig ligt > voor oogen Γχ.ι,
Haa-
-ocr page 590-VIERDE ^DËEL.
Hiirc rwaarmoedigc bedenkingen ovèr den inhoud. Haate
edelmoedige b'edc.
Vin. Clarijfa·) aan Jufcr Hoivh Hij ftaet baär fterk aan
om mee hem uic te gaen ; maakt egrct geen meldingc
van de ÏinweUjks plegtlgheid y -wiitèoot net betaamelijk-
zou worden, waarom liij aahflaet. Kan hei Iccven, 'c
, welk xij Icejt, niet verdraaien. Wenfcht dat baar Oom
Harlowè döÖr den Hr. Hickman gepolft worde, onr-
trent eene Vctzoehinge. Mcnnell bij haar ingebragt.
Wil zig niet töt een flap verder met Lovelace inlaatch,
voor dat zij den uitflag wceic van het voorgenomen aan-
zoek bij haaren Oom.
Het ïaakelijke van twee Brieven van Lovelace aan Belfordi
ih welke hij hem vertelt, wie Mennell is, én hem ver-
flag geeft van zïinc veelvuldige niéuwe aanflagen en
voorzorgen- Vrouwen zakken ballaft-zakkcD. Juffrouw
Sinclairs Kleerkas. Gosdi orde m haar huis wahrgenomen.
De omzigtighcid dei Lady, zegt hij i wettigt zijne von-
den;
ix. Lovelace y Aan Belford. Wi! een toneel-fpel fchrijvcn.
Deszelfs titel, De Krakecleiide Gelieren. VolflaridigheÜ
ι zijne Glorie. Geduld zijné dienjtmaagdi Pooginge om
èen brief tii krijgen, dien de Lady, terwijl ze zac, Jiec
vallen. Haare hodggaende verftöördbeidldaarovcr. Ver-
der gefmeed bedrog, Pauwel Whcatly wiéj cn waar-
1 toe gebezigd. Sara Martins verwijcingèn. Hccfc zigzcl·
ven in iijne bedriegerijen vecwaid. Dc menfchlijkc na-
tdure «ene opeubaari guit.
X. Clarijfa, aan Juffer Howe Geeft haar kennis vän haa-
re tegenwoordige oiieènigheid. Vindt het ónvoorzigtig
Janger bij hem te blijven. Dringt nogmaal om bij haa-
ren Oom aanzoek te doen. Waarichuwt haare Seie
ten aanzien van het gevaar ora door haar èog verleid
te worden.
XI. Juffer Ho tuet ten Antwoord, Keütt goed » dat zij Lo»
vélacc veriaaie. Nieywe twftorien Van zijne OLudeugend-
hcid. Zal rrsaaken dat haar Oom gepfjilil worde, V^r-
trooft haar. Hoe 'veel haar geval vêrfchiU van dat van
andere v.:tigelo9fïm 'vröa-ui>$perioo«en. Z'.j zal zo wel een
Voorbeeld » als ceue Wa^rfchuwioge zijn. Eeuc ichit-
detij van eiarifläi's gel«k voor dat zij Lovelace kmdé.
Korte fthcricn vau haar verbeven Chaiaftsr. Tegenjpeed
ii lijd w^érin ύ\ f^i me^ß aiibltntkt^
Xll.
-ocr page 591-INHOUD van het
XII. Clarijfat ten Weder-antwoord. Heeft een geichil met Lov©<
licc over het kctkgacn. Hij noodzaakt haar weder hem
toe te ftaen t dat hii haat tiaai St. Paulus kerk Ycrge-
zelle. ^
XIII. juffer HovJe aan Jufrouw Norton. Begeerende «Jat
zij beproeve lof zij Juffr. Harlowe kau bcwcegen , om
cei>c Vetzoenirgc te begunftigcD.
XIV. Jujfr. Norton > ten Antwoord,
XV. ^ujfer Howey tot Wederantwoord.
XVi. Jujfr. Harlowe s Brief aanJufFt. Norton, vol van aan-
docninge., ,
XVII. Jȧer Howei aan Clarijfa. Vrugtlooze uitflag van 's
. t Heeren Hickmaos aanzoek bij haaren Oom. Geeft haat
raad, hoe zij met Lovelace verder te ,wrcrk te gaen, en
wat zij tegen hem te zeggen hebbe Tragt redenen uit
ie|vinden voor zijne kwellende handelwijze. Wie weer»
ze^t zij , of bet niet zij toegelaaten, dat haare waarde
vriendin van het pad afraakte, oro z-jne hervorminge te
wege te brengen. Onderrigt haar van de voorgenome-
tie vrijerij van haarsn Oom Antonij om haare Moeder;
xvhi. clarißa , aän Juffer Howe, Hard noodlot van ge-
worpen te zijn in de magt van een onedelmoedig en
wreed man. Redenen » waarom zij verder met Lovela-
ce zo niet kan te werk gaen, als zij raadt. i.ielrocrcn-
de aanfpraak als gewend tot Lovelace,
XIX. Van dezelve, Zamenfpraak van veel belang met Love-
lace Hij jaagt haar fchnk aan. Hij fpteekt van Huwe-
welijks-vooi waarden.. Haare zedige aannwediginge 'van
hem daarin Hij draait 'cr 7.ig uit Wat waare edel-
moedigheid zij Zij eifolit zijne Voorflagen van Huwe-
lijks-Voorwaarden in gefchnft. Onderzoekt x,igzelve ten
aanzien van haar gantfch %edrag omtrent Lovelace.
Maagdlijke uieshidd is haare beweegreden niet, waarom zij
hem zo verre tan zig gehouden heeft. Wat het zij. Ver-
zoekt liaare berispinge, zo zij zigzelve bedriege. /
XX. Van dezdve. Met de gcfchreeven Voorilagcu van den
Hr. LovelacCi Haatc aanoietkingcn ovet het koel flot
van dezelve. Hij wceciiiet, 'lwelk elk wijs man weet,
van de voorzigtigJ)eid en kiesheid, die 'er in eenc Huis-
vrouw vereiicht wordt,
XXI Van dezelve. De Hr. Lovelace dringt op het benoenien
van den dag·, doet cg-.er een voorflag, dir noodwendig
gelegenheid toe uuitcl gecveo mceil. Haar cnbewim^eld
en
(f
W ' J
tÏ, t. <
if
f .·¥
. I
fej I '
s;.:.. fi
Μ
' /
-ocr page 592-en zielroefetid antwoord daarop. Η») is daarvan aangcdacn.
Zij verheugt zig , dat hij kan geraakt worde». Hij
dringt , dat tij op ftacnden voet een bcfluit neeme} male
' boezemt baw te gelijk uitftel van ter zijden in. Haar
misnoegd z.iende, dringt bij aan op morgen: Maat voot
dai zij kan antwoorden» geeft hij andere dagen aan haa-
re-keuze. Evenwel zigzelven willende beloonen, als of
bij haar yerpligc had', ftóOc zij· hem van zig weg we-
gens eene vrijheid, die hij zou genomen hebben. Hij is
raazende. Haare zwaarmoedige bedcDfcingen over baare
tockooracnde uitzigten met zulk een rnao. Het zpdelijkè
't welk ld] uit haare gefchiedenis afleidt- \Eéne Aantekenin-
ge, waarin häar gedrag verdeedigd wordt tegen de heris·
finge, welke (C^ommige over haar als al ie wes gcflreeken
hebben 1
Uittrekzels van vier ïijner Brieven : Itï welke hij roemt ΐϊ|
zijne wreedheid. Hardheid des harten, bekent hij, dat
een weezenlijk ftuk is van her chara6:fr eens Ligtmis*
Schept vermaak in de befchaamdheid van eeoe fchoonc
Vrouw. Zijne aanfpraak aan de Deugd gerigt. JBe-
ftbaamd over zijne zigtbaare aandoenioge Uitzinnig
' onl dat zij hem van zig geftooten heeft. Wil zijn eigen
hart verftaalen, om door eene rotze van ij$ tot het haarc
door re booren. De vroiiwluij porten hem op oieuwaan»
om op haarc eerbaarheid toe te leggen.
XXII. Juffer Howe, aan Clariffa. ïs uitzinnig wegens zijne
uitftellen. Wil op eenig ontwerp bcdagt zijn, om haat
uit zijne handen te krijgen. Heeft geen denkbeeld» dat
hij haare onesre kan of durft op het oog hebben. De vrou-
wen haacen van natuurs zulke roacDcn iiiet als Lovc·
lacc.
XXÏII. Belford aan Lovelace. Neemt de zaak der Ladjr ijv&»
rig op. Nieis dan ijdelheid en dwaasheid in de wilde
paden der LigtmiiTep. Oro zijns zelfs wille, om det»
wille van zijne familie» om den wille van hunne gcmee-
ne menfchüjkheid, bidt hij hem de tady regt te doen.
XXIV Lord M. aan dm Hr, Belford. Een Brief vol fpreefc-
woorden ten voordeele van de Lady.
XXV. Lovelace t aan "Belford,. Hi) keert Belfords redenen op
eene fpotagtige. wijze tegen hem om, Weerftand ont-
vonkt hem. Waarom Je Galant boven den Man %efleld
werdt Geeft der getrouwde Vrouwen ecnen raad. Het
ziaakclijke ran zijnen Ërief aan Lord M. verzoekende da^
ty
I
......
-ocr page 593-INHOUD VAN HET
ihij in pêrfoon As luud, dct Lady aap hem gccvc. Zij'^
oogmerk met dcèzen Brief, Befpot Lord Μ. over zijnc
fpreekwoorden, Spotägtige raad aan Belfprd ten ppzi^t
van zijnen ftcrvcnden Oom Wat de Doéiorcn mocften
, doeo als een farietn is opgegeven,.
XXVl. "Belforäy aan Lovelace. Vertoont de dwaasheid-·, de
ot)gcmakkeli, de onvoorzigtigheid van cene MATRES
^ te HÓUDEN, êDdevportrcfielijkhei4 des HUWELIJKS,
' op den voet van hünne eigene beginWlcn als Ligtmiflên.
'^'K^ll. Lovelate^ aan'Belford. Houdt zig als of hij de mee-
j hinge van Belfordj iüicf kwaalijk begreepen. had,, en
dankt hem voor de goedkcuringe zijner legenwocfrdige
,;· ■ ömwérpcn. Het 'uoortxetten (Ier Verleidinge zcgi hij,
' vérichaft hem meer vermaak » dan ha werk 't welk die
bekroont. ν .
' XXVlIi, Vdn dentelven. Alle tfgenw,ooriig ren niterilcn gcr
Jufckigi Belegt cci>c zamenfpraak om van de Lady be-
i · luifterd'te worden. Platonijche L/e/i/«, hoe 4ie gpmeen-
lijk eindigt. Wil haar mede neqmcn naar een Tpncel-
I fpel heeft geen behaagen in Treijrrpelen. If al se ger
Μ ' n/oclig. Waarom luiden νzn zijne «(Jür/,-Blij-fpel boven
I . ] ' Treur-fpel kiezen. De Nymphen en .Jufr. Sinclair j en
f alle Haare kennt(fen t van hei zelve geyoelcn. .Anderp van
'"Z ■ zijne konftenaarijcn. Kónde hij z»/»ΛΛΓί »«riw ιΐΛ» ί/ίί-
|;· habilie en onhehoedtäambeid tot haar zijn toegelaatcn, hij
li -waare lang meefter van zijnen veenfch geweeft., Zijn
oogmerk in haar mede naar een. Toneel fpel te neemcn.
r· Een Toncelfpel, en. een Collation daarna ,, begunftigeii
i| grootlijks eens Minnaars doelwn*., En waarom. . Zij
geeft haarc tocftemmingc » om, met hem het Treurfpel
▼an Vcoetie Behouden, tc gacn zien
. XXIX. Clarijfa , aan Juffer Howe, Geeft de bijzonderheden
jï'' '^'i ' op van de beluitterde zamtnCpraak. Haare uitzigten
'pt . /. een weinig verbeterd. Is gewillig sjg^rnet dtaageltjk goe·
m Λ Λ ' den fchijn te vreede te houden , en te hoof en y als'er iig
ρ reden toi hö»fe opdoet. κ
Y '' XXX. Juffer Howe , aan Clariffa» Haar óntwerp van JufFr.
Townfend. Is'er niet voor, om handelaars in verboo-
den waaren te begunilie;en. En vi?aarom. Haare kor-
ïele bejegeninge.van' Hickmao, als zij hem raadpleegde
over de voorgeftclde Huwelijks-voor waarden van Lovc-
Ih
XXXL Vafi dezelvei Haar verhaal van Atiionij Harlowe's
■wrij-
V'j.
Ii
VIERDE ΌΧΈ,ΐ:
vrijerij oro haare Moeder, en wat 'er voorviel toen baarc
Mondei dezelve aan haar bekend maakte. Affchrift vaa "
Juffr. Howc's antwoord op zijnen Brief. « *
^XXIl, XXXÏII. Lovelace , aan meiford. Koomt agter ytt-
fehcidcne Brieven van Juffer Howe. Hij is nu meet ver-
zekcrd van ClariiTa, dan ooit. En waaro^t). Tintelen-
de oogen, wat die te kennen geeven. Zij houdt hem
van zig aÏF. Herhaalde aanfloottingen vm di irouwlui],
Berigt van de Brieven, agter welke tij gekoomen is.'
' Geheel woede en wraakzugt i over inhoud.
Dreigt Hiikman. Wenfcht dat Juffer Howe in de Stad
gekeomen was·, gelijk zij dreigde.·
XXXIV, Ciarijfay aah Jttfer Howe. Is door hem verfchrikt,
fraeekt Juffer Howe haar otitwetp te voltooijen, op dat
zij hem mag vetlaateu. Zij denkt dat haar aart en gc-
ftel veranderd is ten kwaade. Beeft als zij op zijne in-
ktuipingen te rug ziet. Vreeft , bij naaukeutlg onder-
zoek van zigzelve, waartoe haare rampen haar gclcgen-
iieid geeven, dat zij zelf in de befte daaden vaaj haat;
voorgaeiide leeven niet geheel vrij geweeft is van heime- J
lijken hoogmoed, enz. Scheurt het Antwoord, dat Zij
op zijne VoorftagCH gefchtecven had, genoegzaam ia
twee. Heeft voor den volgenden d^g «u te gaen, en nie«;
weder te koomen. Haare verdere vopcnccmcns.
XXXV. Lovelace y aanHelford, Koomt bij de Lady ontbijten;
Gooit het thee-kopje en fchoteltje over zijn hoofd. Bij
welke gelegenheid. Ontftelt en verfchrikt haar door zij-
ne vrij polUge behandelinge.' Simji», van wat nut vooc
<jen Minnaar. Wil beproeven ot zij niet voor uerraj/in-
pen bij nagt zal zwigten. De Lady heeft een leeuv^enr
hart , als het haare eete betreft. Moet zijne toevlugt nee·-
men tot zijne meeßerßukken. Fabel van de Zon en dep
Noorde-wind. Mevr. Fretchvilles huis ecne belemmerin-
fe. Hij geeft die voorgewende Lady dc klnder-pókjes.
leeft andere looze vpnden in lijn hoofd om Clarijfa Μ
rifg te krijgen, zo zt weg raake. Juffer Howes ontwerp
aangaende Juffr. Townfend is een zwaard, zegt hij, dac
over zijn hoofd hangt. Hij moet zijne maatregelt veran-
deren , om hetzelve te loon te ßellm. Hij is van t»et egt
Lady.maa.kzel, Wat dat is. , Eeoe andere vcrkecringv
luffchen hen. Haare reden gerigt tot haaren afweezendc^
Vader. Hij wordt voor eelien tijd bcwooge«. Dorcas
geeft hem kcHiüs van een papier, waaraetcr juj eekoo-
i.
tr^oT ■; ^ / ' ' ■ t
i.„, mea;.is, en 'c welk zij uufchrijft. ^ Oin..de Lady op te
houden, dringt hij op^^hcc noeineh, van een dag. Juf-
•ia7i?l\Howc!Vcrbceidt iuj zi^ op bcra, verliefd'fe zijn. En
.T»-.· waaroni, , · -i .■·,·'o|i , ■ .· >'Η·, rr;· '
Lovelace,aan\Beljord. Copij van het, uitgefcbreeven
^'. papier. Bevindt dat het haar gclcHciird^ Antwoord js op
. ^ zijne Voorflagcu, Zagtmoedighcid .de rocm.ecner vrou-
. Koddige af beeldinge van een .hoos, \vijf.' Het \(vaa-
beter gew.ecil , dat hij die papier'nooic gezienjha^.
Heeft zeer ftprke. wroegifigen. Schildert (dezelve, inec
leevendige verwen. ^ Siek de overncffehjkc deugd, en
y igröotmoedigh^ifi der tady ten toon. Tot· deeze redeka-
3 yeling'-n ten |)aarcn yoordecie onverhoeds verlokt door
zijne Confcieiuie. Jaiigi;,dezelve op de vWt.^
XX V 11. Van\,· dmsielvm.,· „.^Menncll m.iakt'. ζwaarig-
hcid om ,ϊιρφ verder, in ,zijne voqrnec^ieni, bij te (lacn.
Mdancholijk vxjikr^de melkkoeijen van het dodoraal
gild. Raad aan de ..Faculr^it.. Heeft met zijn ontvtcrp
aangaende Juffrouw . Frachvillc's l],ms ged^eii. Dc Lady
verdenkt hem. £en brief van zijne N'igt; Cliarlotte,
die voor hen\ tCF ,regier > tijd koorat. Zendt den brief
naar boven aan dc . Lady. Na liet ieezcn van ^en,
fchrijfc zij aan Juffer Howe , om haar aanroek bijjuffr.
Towiifend voor tegepwoordig op te fchonen.
^iXXyill^' Van äenz.elven., Eene bijeenkporon: geheel lieflijk
, aani>enaan;ir Hij is tiu op den weg. Alles, waar naar
. j'^^hijjiu wagt, is een brief ,van Lord Ond^tvraagingon
naar hun Huwpliik do^r een vr'cerndeling van goed
'voorkoproen.t De Lady daarover ouuuil.
,1
I
I
Van deniehen.^] .Vloekt op zii'tieii^ Oom wegens
'é?nen anderen brief· vol fprcckwoorden , dien, hij hein ge-
zonden hepir. Laat,de Lady roe^dien te Negen
.,j,.yrouwcn van de tien^ die vallen :> ïzegt hij ,!,jvallen door
' /' haare eigene fchuld. j- , , ; , ; -,■ ·.
%t. .J^a^Μ. Brief.' ' ' ·
^Ll.^oveUce f. La.dyl koamt nu tot h^tn zs
dra hl} 'fpreeit^ Z.egepraalt wegens goednartlghcldy
■ ifi
i:
L
ï r
r, f
r;:
■ h ■
.'V
■■-„■ « I ■
j:·
ï;,
-r
»Sf
om
iV \·
'J-
-ocr page 596-VIERDE DEEL.
Γ
9.m voor haare Norton te doen. IVqt zijne Vrouw moet
Doe» m Zyn, Zij keurc af om iu 't openbaar tc Ttou-
wen. Haare pligtmaarige redenen. Zij is bereid Lord
M. te ontilaeii van daarbij tegenwoordig tc zijn. Hij
ichrijft dicsvolgens aan ^.ord M.
XJlttrekz.el uit een Brief van Clnrijfa. Na dat zij JuiFcr Howe
verflag gedaen bal , boe gunftig dc zaaJcen tegenwoor-
dig fcbceuen tc ftaeo , verzoekt zij hair alle zodai>ige
bjjisonclcrbedeD bij zig te houden, welke tot wauagtinge
v^n d»-'« Hr, Lovelace konden ftrekken» en die zij aan
haar bad, niedegcdecld.
XLII. Lovelace , aan "B^elford Zijn. ontworpen aanflag om
zig op Juffer Howe te wreekcn.
XLill. Van denii^elve»^ Vcrfcbe vindingen kp.ona?n in menig-
te hem te vooreu. Hij za.l morgen zeer ziek ziju. En
waarom. Dc vrouwluij bci>cdcn berpringen bqm roeq
fmaaielijke ycrwijtiiigco,· Hij wil ^lemands opvolgec
7.iiu. Wi! zig met jiicr borreu ppboudcu. Zijn ver-
haal van de franftbe Marquifin,
Xl-iy, Yari-^denzalven. Ecne aangcnaame vcrlqgtigiiigc met
de Lq;iy uaar buiten. Zii geiicuglijk geruit, Hi] pndcr-
daanii;lijk eerbiedig, "J'-^r Howes miißag niet langer
een fchrik voor hem,
XLV. Vnn cknz^elven. Een verbaal yan zijne Ipepcu-,
^nha-lirt. Öudcrrigt Dorcas, bo^ zij de ¥etbaa.S(ic ca
veifcbiikte fpgeltii tiipet. Wpordjes van ëétit en van
dfie Syllaben waarbij vcroeleckcn, Bcfchaafdbeid lécfc
niet in een florm Placcaat. v?rkoopers. Nu ziet hij dat
de Lady hem bemint. Haa.rc cdcltiiocdigc tederheid voor
bem. Hij bcfft nu credit genoeg voor ecu nieuwen
Kerfftok. Trotß Jujfr, Townfend,
XL VI Clarißii·, aan^ juffer Howe·, Bekent hnare tederheid voor,
Lovelace LicfHe lot'een man vol gebleken beftraffeiiik."
XLVH Lovelace,aan Έ Iford. AR^^^dogug onderzoek naar
bem en de Lady; door e^u Ithegt in livereij van ecnai
Gapit^iu TomI iift'n Haare vrcczc bij die gf-lccenhcid.
^ijne onrruftend'' bebandcliDgc daar«iitn. Zij befluit i)icc
uit te gaen. Hij ytrblijdt zig, dat zij niet genegen is om
hem te verlaatcn
XLVin XLIX Van den zeiven Aaokoomft vaiiCapitcinToin-
liiifoM, met een vporsjeweiidcn laiV va» den Hr. Joannes
Harlövve, om eeiie algeraeenc Ver'Zocninge te bevorde-
ren, tnids dat bi kaa overtnigd werden, dat zij mctter-
P'p 1 daad
iÜ
-ocr page 597-ΙΝίΙΟϋΒ, vAïi mr
daad getrouwd zijn : Vcifchcidene gcfprckken bij dccïc
eclcgeuhcid. —— iDc 'Lady ftaet 'er op, dat de waar-
heid aan Tomlinfon gcïegd worde. Zij bcrcikc haat
oogmerk, ichoon ter vcnjdelinge van ecu zijner heimc·
lijke ipzigten. Hij heeft groote boope van tc zalleti
fl^agen wegens de uicwetkzels tau zijne Ipeca^uanha-
- lift.
t, Lovelate·, aan Belford, Hij, geeft Tomlinfon zulk een op-
regt Tcrflag van den toeftand van zaakcn tuilchen bem.
en dc Lady , gedraagt zig vmerlijk zo wel, en doet zulk
cene edelmoedige uicbiedinge, dat zij gantfch en aL min-
x/mm en onbedwongen jegens hem is, Haare zielroerende,
blijdfchap over haare verbeterde uUzJgten. Zijne onge-
woonc aandoeiiingc daarover. Aannietkinge over de
goede üiiwerkzels der Opyoedipge. Hoogmoed kan.
uitfteckcnd wel dc plaatze van Deugd bekleeden.
LI. Van den^lven» Wie Tomliniön is. Doet Beltord weder
' tegenwerpingen maaken , om door bet beantwoorden
van dezelve zijne voorneemens te ontvouwen. Joannes
Harlowe een ftille boef. Wreedaattige redenen om dec
Lady een ftraal van vreugde te gnnnen. Opgehelderd
door een vertelzel van cwee Souveteinen iu oorlog tegeo
malkandenen,
XJltmkzds van Clarißa s Brief, am J^φr Hozve^ Zij verheugt
zig in baate tegenwoordige aai>genaame vooruitzigten.
Schrijft veel toe aan dc" Hf. Hickraan. Befcbtijft Capi-
lein Tomhnfbn. Geeft een charafler van Lovclace
ItVaarop noodzaakelijk te letten is-, biitonderlljl! van den
geencn die te gunfiige gedagten van hem gehad hebben we*
ge7is eenige van zijne gulharfige handelingen-, en ßrenglijk 0,-
ver haar geoordeeld wegens den afßandy waa^r'm x^j hetn.
in den beginne hield,']
χπ. Lovelacs aan "Belford. \ Brief van Lord M. Zijne verde-
re konftenaarijcn cn vporbehoedzcls. Zijn gelukkige Jag
nvordt hem beloofd, dat haaft komen zaL Zijn gevoelen
' van de Kerkelijkcn, en van ter Ketke te gaen. Zij heeft
jr,eddijden wet elk , die medelijden noodig heeft. Bemint
iedereen Hij bekent dat hij de gclukkigfte man zij»
7onde, konde hij aijne vooroordeelen tegc'o he: Huwelijk
te hoven koomen. Opüc! van een Huwelijks-contiafl.
Geeft ccne fporagiigc tcion , waarom zij weigere dqt
voor haar te booten kezen. Wet en Euangdij twee
i )'
'li
vi
r,
ί
^ ν
ΨψΙ.
Λ '
' ί
>
ÉiM
vctfcliillcndc dingen. Saartje gooit baarcn ocusdoek in
xijnc tfOiiij.
Ι,ΙΙΙ. Lovèlace y aän Beiford. Hecft de Lady meet dao ccns
op haare hoedc doen zijn. Zij bekent, dat hij meer dan
onvèrfehilUg bij haar is, Beftraft hem goedaartiglijk over
Zijne inkruipeöde vrrjpoftighcden. Haare proeve va^
waare Liefde. Hij fpot iftct het denk^ieeld va» Huwe-
lijks-kuisheid. Maakt geftrenge aanmerkingen over de
openbaare vrijheden tuffchen Mannen en haarc Vrouwe».
Wae voordeel hij eens daarmede deed , bij zodanige gele-
^nhcid. Is om een Verlof-brief uitgeweeft> Moeije-
Jijkheid om iig van een te vooriien. Groote gebreken c»
groote deugden dikwijls in denzehen perfion. Hij zou wel
willen gelooven , dat de vrouwen geen sicl hebben.
Zijne miflTelijke redenen.
LlV. Van den sulven. Wanhoopt genoegzaartï om (gelijk hij
gehoopt had) door Liefde en Minzaamheid rc ilaagen.
Prijft haare zedigheid. Zijne inkruipende vrijpoftighe-
den kwaalijk van haar genomen. DE VROü W >
merkt hij aan, DIE ZIG OVER AANYANGE-
LIJKE VRIJHEDEN NIET GEBELGD tOONT,
MO^T VERLOOREN GAEN. Hij redeneert,
ύρ zijnen vtijieQ ttant» ovet haare kiesheid. Konftenaari|
der Oofterfche Monarchen.
LV. Van den sulven· Een Brief van Capiiein TomIin(bn
maakt alles goed. Voorgewende voorflag van haarea Ootn
Harlowe, vol van lift en fchoonichijnend bedrog. Zij
beiuil daarin. Hij fchrijft aan den gewaanden Tom-
Iinfon> met verzoek, 't welk zij met aandoeninge zie
bad laaten ontvallen) dat haar Oom in perfion dé hani
■»9« zijne Nigt aan hem wilde geeven j of toelaaten, dat
Tomlinion by die gelegenheid zyne plaatze bekleedde,
- ■ En nu nog eene kleine mijn, zegt hij, die hij
gereed heeft om te laaten fprin^eu.
LVi. Welfordt aanLovelace» Redentwiil wederom ernftigtegen
hem ten voordeele vao de Lady. Erinnert hem en prij(t
het aandeel 't welk zij had in bet gefprek op zijn coUatioh^
De Winderige Gecftieheid der Ligtmiileo hoe veragtelijk.
Hekelt de dwaasheid» laagheid» groven aart, en onbe-
ftendigheid der dierlijke Liefde. Noemt zommige zijnqr
liften, oud , verfleeren en armhartig. Bidt hem, dat
hij haar uit het fnood buis brenge. Hoe veele fchrikk^
iijki hißerim % afgrijxjelijk^ Sinclair ^ lex verteilen!
Ppj ' Etn-
f
h
MoÈiMmiÊÊÊÊÊÊ
■Tl'·' "■«'^I''
Srnftige bedenkinjjc over den ftaat van iijnen ftcrvenden
Oom.
LVII, Lovelace ·, aan Belford^' Kan iig nog niet van een Ver-,
lof-brief voorzien. Hccrt zig van een veHrg ontwijk ver-
zekerd zo hij niet kan ' overwinnen. Verdeedigt met
toorn de eenvóudiglieid' van zijne vindingrijkfe aaufljgen.
Koofnt toe zijne verdeedigit)ge in't algeméén , 'vergelee-
ken met de beginZelcfn en bedrijven van ündere Ligt'
mipn. Oorlogshelden en krijgizu^tige Koningen erger
incnichcb dan hïj. Kórt begrip der gefchiedeniiTe van
hem en de Lady na den jääreo zamenwooningei Waar-
' 'fchiiwinge voor den geeuen , die hem zonden vvillen be- "
ftrafien. Had de Sex de Oougd een middel doen zijn oyn
in haare gHTifi te geraaken, zegt hij, hij zou meer agt op
Zijne zeden gegeven hebben» dan hij gedaen heeft. ·
LVIIl. Van denzelvcn. Ter Vooi-bereidinge om zijne kleine
mijn te laatcn fpfingen» gelijk hij bet tioerat. Schrijft
gaatn 'tot oP het oogenUik, Het alarm begint. Door gc-
' fnaakten fcnrik ontfleld.
X.IX. Van denzèlven. De Lady van Tchrilc uit 1iaa:T bed ge-
' jaagd door een vréezèlijk gefchreeuw van Brand. Door
ontzag brengt zij hem tot een beiaamelijk gedrag. Na
cene afgeperfte belofte van VergifFenifle, verlaat hij haar.
Berouw hebbende, keert hij te rug; maar vindt de deur
vaft tóegeflofif^n. Welk cene Zegepraal heeft haare
" Sexe door haare Deugd behaald I Maar hoe zal zij hem
den volgenden morgen zien, gelijk hij haar heeft doen
' belooven ? Is verblijd over de beteuteringe waärin "hij haar
■gebragt hèefit
Ν
; }
-ocr page 600-ANTWOORD'
OP DEI«^
BRIEF
VAN EENEN
Zeer Eerwaardigen Heer , welke eene Te-
genwerpinge maakté tegen de Vuürig-
heid van de Befchrijvingé eens bij-
zonderen Gevals in de
ΐί I S Τ O R I Ε V Α Ν /C L Α R I S S Α ;
GEen vcröntfcliuUiginèè kan 'cr no'odig zijn, Eerwaard^
gc Heer , voor de Bct'ispinge die gij inbrengt tegen bel
lirand-yetraad, io den negtn en vijfiigiten Brief des Vicrd:.ij
Deels van de Hiftorie vau Clarijfa , bij ectieu die το wel
onderrigc is van uwe grdotc Oprcgtheid, en van uwe zuive-
re en ongeveinsde Aankleeringc 'aan dfe zaak. der Deugd eti
Goede Zeden. ,
Het behaagt u ganiliglijk dit het eenig Tooneel tt noe-
men , waaróp iers te zeggen valt in alle de Agc DeeJenä
Maar met uw verlof moet ik zegge» , dat zo Dit niet ver-
geevelijk is ; uit hoofde van het Charakter des Onderftcldcd
Schrijvers, Lovelace , die zijn hart uitfchudt voor zijn Broc-
der-Ligtmis, 'er veele andere palTagies in het Werk m'oetep
,aijn, die Verfchóoiiinge hoodig hebben: Ea nogthans durvé
ik zeggen ', dat.'et nooit eene BriefwiflTcIingc van dcezcii ge-
mecnzaameh aart gehouden wierd fiiiTcbtn Tit.-ee Vrij-kevers, y'
in welke de Verbeeldingen en de Taal minder beVispelijÉ
waaren. En gij ftaet Zelve toe, dat veele der bedendaagfcbc
Digteren over Onderwerpen, in welk« Ongebondenhtid ttjm te
pas kwatny óngebonHener taal gebruikt kebben j eo nog verderf
ten vpordeele van dit Werk, dat de opderßelde dcugdzaamê
GharaiÄcrs van verfcheidene onzer Twiccl-Schrijtcteft öïiiidc?
onaandootelijk zijn in Gedagten en Uifdrukkingcn i dan de
cndnHgendfie in Clarijfat Dit, bthaagt het u tc zeggen, niaakt
dat gij dies tc meer op die Toontel tegen hebc; bei welk tiaar
uw Gevoelen > in het Werk niet pafl en van al bet andere
vcifchilt.
Om mij niet nier de Feilen van anderen te verdccdigenj
Iaat oiis dir bcftraffelijk Tooncel ftrikdijk gaen overwccgcn.
CLARISSA, fchoon niet volftrekciijk volmaakt afge-
ma.ilcl, maat als zigvxlve in cenigen Opzigfe hebbende te bc-
ichuliiigen , hoewel niet ten aanzien van haar Oogmerk j,
wotdt 'tot een Voorbeeld der Sexe voorgeileld. En haarc Be-
proevingen wórden vermepigvuldigd, om haar zo veele Gele»
genheden ic verkenen van uic te èlinkcn dooi de verfcheidene
Tooneelen dier beproevingen.
Lovelace ftelr het zig, van den beginne af, voor als de
hoogfte Ecrc voor -hem als cenen Ligtmis , zo hi) eenc zo
waakzaarae , zo voorzigtigè , zo dcugdzaamc fiifFer kan te
oiKle/brengcn. ,, Gij weet, v^gt hij aan djnen Vriend (a), dat
,, ik meer dan eens, twee of dnemaalen, jon^c vrouwen
,, van Naam en Feré het vuur aan de roonen gelegd hebbes
,, en nooit oinmoetcde ik nog eene, die het eeive maand
' j, uithield i.nog zö lang inderdaad, dat het mijne vindin-
ge kon belcnmieren. Ik hebbe daarop een befluit tegen
,, de geheele Seïe opgemaakt. En indien ik nu geen Deugd
gevonden hebbe , die niet verleid katv worden , wii ik zwee-
j, ren, dat 'er geen eene zodanige onder de geheele ScXe is*
,, Is 'er dan der geheele Sexe niet aan gelegen, vervolgt hijt
j, dat deeze Beprocvinge g'Jchicdc ? In u ie is'er , èie deezé
„ Lady kent, welke op tiaar Hoofd de Eeré van alle nierzoii
,, willen ftcllen ? ----- Nog behoort eewe Pooginge, eene
,, Beprocvinge genoeg te zijn. Waarom? Om dat het hart
„ eener Vrouwe op den eenen tijd van diamant , op den an-
,, deren van Was kan ζί,η , gelijk ik dikwijls ondervonden
„ hebbe. ■ rA
fi ,, En nu, vraagt hlj^ wilt gij zelve mijjwel niet tocftaco,
,, dat ik eens beptoeve of ik het Viouwlijke in haar nier kaïi
„ verwekken? Dat ik beproeve of z.j met die gloeijendc
„ Welgemaaktheid van leden, en dien voilfη •blodj van prij-
,, Ie Schoonheden , door' wfclke zij elk oog naar zig trekt-,
,, ten aanzien van het groot artiKel weezenlijk onbuig-
„ baar zij 1 Laate ik dan beginnen, naar dat de Gelegenheid
zig
(a) D. Πί. hl. 133.
i-^^^-yWiiiÉrtMiiff
-ocr page 602->, lig voordoet. Ik zal. En haar gadcßacn in alle baare
», ticden, om cene uitglippende le vinden; en elk oogeubljk
t, op haar leeren , orti he» regttijdig oogcnbhk te vinden,
,, ------ Zo zij eenc Vrouw zij en m\-\beimnf}e ^ zal ik haac
,, zekerlijk wel eens op eenc ftruikelinge betrappen: Want
,, de Min was altoos gewopn degeene t& -verraaden > die haar
,, huisveß. En daar de Min van binnens ik van buiten ben',
,, zal zij meer dan cene Vrouw nioctcn zijn, gelijk dc Digrec
j, zegt, of ik rainder dan een Man, zo liet mij niet geluk-
,, ke. tn zij zal dan de Oiferande wel viE;rdienen, welke ik
,, haar van mijne Vrijheid zal opdraagen, en van haare Seafc
„ Eerbewijzingen naait aan de Godlijke j, indien zij in
,, ftaat zij een bewijs te vcrichaiFen, dat 'er eens eene Vrouw
,, was, welker Deugd geen Beprocvinge, gfcn Krijgsliften»
,, geen Verzoekingen , van den M^n zelf welken zij niet
,, haatede, konden ovcrsneefleren.
In gevolge van dit Befluit neemt hij zijne toevlugt tot tis-
wn. Verraad, en loos Bedrog; want door haare ücußd in
ontzag gehouden, en van haar afgekeerd wordende door haa-
re uoorbeeldlijke Waakzaamheid , vrecfï hij bet Masker af te
ligten; Het was een Zetregel bij heip , geeft hij zijnen Vriend
te kennen (a), zig in het gezelichap van eene Vrouw altoos
zedig te houden, loc dat hij van haar verzekerd.wzs : Nog on-
ckrnara hij ooit eene groote Misdaad > voor dat hij bevond
dat dc kleine wierden over het hoofd gezien.
En welke was de Uitflag van Ttijne beilckene Vonden,
voor het Brand-verraad I Hij geeft het ons dus te kennen.
„ Mijne godlijke Clnrijfa^ z.cgt hij, heeft mij belemmerd, cfli
,, mijn Spel geheel in de war geflagen : Op den eenen tijd
„ hoopte ik het te winnen door haar jchrik aan re jaagen: Op
5, den anderen door Minnekoo^en} door de amoureufe Sie^ê-
,, z-aagi gelijk ik het genoemd hebbe. En ik hebbe nu nog
,, alleen Verrajßnge bij de andere Twee te voegen, cn eens te
,, zien wat met alle Drie kan worden uirgercgt. -- Εα
,, nu tot eene kleine Mijn, welke ik vervaardige om re Jaa-
,, ten fpringen. Een klein vonkje, z,egt hij, bij toeval in een
„ buskruid-magazijn vallende, heefi; weleend meer uitgevoerd
,, dan honderd ilukken Canon ,, ^ ^ «
En hoe ßonden dc zaaken tulTchen heri pp, deezen tij.di,
....... ■■■ Dusdanig —Hij had zig zeiven door cene zeer
bijzondere Vond overtuigd (b), dat zij hern betninde^ De Hu-r
i ^ WS:
(a) D. IV. bl. ssS' O) D· IV. Br. 45.
Μ '
-ocr page 603-■weKjks-voorwaardenwaarcn bcftemd, ontwerpei), cn mette?-
éiid gegeven om in 't net te (lellen. Het was op het puiu
dac men een Verlof-brief ftond te krijgen. Capiieui Tomlin-
_/c»,.van wiens Eerlijkheid de Lady ech hoog gevoelen had,
'was bezig om op haars Ooms begeeite (gelijk hij haar in dit
geloof gebragt had) eene Verzoeningc met haarc Familie te
bewerken , waarop haar pligtmaatig Hart lang was gefteld
geweeft. Lovelace wierd van uur tot unr van de eerclooze
"Vrouwluij aangeprikkeld om de groote Onderneeminge te be-
ilacn. Na zo veel MisverftanJ cn Krakcelen > als zij met
hem gehad had (hetwelk alles zijn eigen zoekee was met lis-
ïige oogmerken) had zij geen zin om hem ongenoegen te gee-
ven, cn verdroeg hem in alle zijne fteeds inkruipende behan-
delingen , zo lang als Oeugd en ΖεάιφοΙά het uerdraagen van
hem in haar "verfchoonen konden, (a) Zij was geheel van hc?»
af bangelijk: Buiten alle Befcherminge j een (laat waartoe
Jbij baar voordagtlijk gcbragi had: ïn een Huis den Satan en
hem toeg'^wijd ; fchooa zij niet wift hoedanig de Vrouwluij
daarin waaren.
Dusdanig was haar Toefïand , wanneer hij beiloot om
xljnc kleine Mijn» zo als hij het noemc, re Jaatcn fpringen;
cn eens te beproeven , of hij niet door Schrik cn V'errajfinie
baare Waakzaamheid kon ontwapenen; van alle andere Mid-
delen-, gelijk ik te vooren hebbe aangeroerd, de proef geno-
men hebbende om haar aan zijn fnoer te krijgen.
Menig een jong menfch is 'er bedorven qp de onderfiellin-
ge van haaren qabij zijiiden Trouwdag t uit de veftinge haarec
Behoedzaamheid , van ftap'tot (ïap, gedreeven , en ongene-
gen zijnde om den indringer misnoegen te geevpn, op welks
Trouwe, Geloften, en Toezeggingen zij zig volfltckilijk ver-
laat. Zal men jónge juffrouwen hiervoor nier waaricbuwen ?
Zal men haar , indien het met Beraamelijkheid gcfchicdeii
Ican, de loozè, de 'argliftige treden niet toonen , waardoor men
ïoi eene zondige Ond'érneetninge nadert; en hoe 'zij , naar het
■Voorbeeld van eene C L Α R ï $ S Α, welkp met eenen L O-
"V Ε LAG Ε te doen heeft , zigzelve hebben ftaende te hou-
den , en in de hitte der Beproevinge te zegepraalen 3 Is 'er
geen BffchrijvJnge nood ig , om zo wel hei Gevaar als den
Weerßand voor' oogen re ftcllcn ? En zal een Lovclace, daar
hij hé: Voorwerp ziiner OndiTiieeminge liccft in Omftan lig-
heden voor haar zo ongunllig , het verwondeicnsAiaardig
"■· ■ ■ fchep-
(a) Zie D. IV. b!. 51e, jii, jio.
-4·
-ocr page 604-fchepzel niet verheffen , zo tvel ^tgtn^ Vighaamltjke (άιοορί-
heid , als jegens de z.o voorbeeldlijke Rcifthcicl baarer ziele ï
iijn zijne peichrijvingcn, het charader en dc Kiesheid dcc
Lady in aantperbinge genomen zijnde » itiew dan naai het
l-ceven ? Zijn zij met zulk eene ontvonkciidt grootipraak inge-
ïigt als die der Digteren, daar dezelve lighaamlijke Bcvqlli^ie=-
deii ondernecmen te befchrijven? Is hij Diec zedieerzelfln zijne
Vrijheden, dan miflchien ceiiig ander Guit of Man zou 'gc-
weeft zijn jegens eenige andtreVrouwhV] diergelijkeGelcgenhcidi
het zij hij daartoe mei Voordagt of door eene fchklyke Dfïft ge-
raakt waare? Naar zijne eigene gedagten, zegt bij, was hij zo
wel zedig als edelmoedig. ,, Alles wat ik h aar gedaen heb-
,, be, {iegt hij, D. V, Br. i.) zouden wel Negen onder de
Tien van de Scxe flegts voor eene Klugt, voor eene Stoei-
,, jerij hebben aangezien , en diesvolgens daarmede gelachen
,, hebben. ,, Hiermede, gelieft gü aan te merken, mija
Heer , wordt eene geftrcnge Bcftraffinge bedoeld tegen de
Vrijheden in het Stocijen, welke zommige der Scxe aarl dc
andere gunnen. Nog eens , n Uit haare al te groote Kies-
,, heid , ,, [Zo fcliijnt Lovelate het aan te merket): Zo zou
miilchien eené Tegen Fijne het aanmerken] ,, ontftae: mijne
Vreeze , meer dan dat zij ongemeer.e lieden zou hebben
,, om gebelgd te zijn ,, Hij meet CLarijfa af naar dc Mja
te, wcl,kc andere van de Scxe hem hadden gegund, va^l b^ar
te neemen.
Op eene andere plaatze zegt hij, 4ac hij de Blijken der
Schooßheia, om welke hij haar aanbidt, meer vexichuldigd was
aan haare Worfieiingen dan aan zijn eigen Befiacn. ,, Ikbe-
,, minne haar meer dan ooit, y, z,egt hij: ,, En dat mag ik
,, zeker wel. O Belfird, zij is geheel volmaakt ! Dit is het
„ eerfl: voorbeeld, dat ik, in diergelijken geval , ooit wicrd
,, aanocdaen. En waarom het ceril Voorbeeld? Dewijl iJc
,, nooit voorheen een weeriland onrmoer hebbe, die zo regt
,, crnilii^ wal : Een wectftai<d , kortom, zo onweerftacii-
,, baarί
Welke waarfchuwinge, welke teeringe fteekt 'er niet jn
het Zfdeliike , hetwelk op dit zijn Vcrh,iil volor 1 „ Welk
5, eene Zegepraal , z.ep hij·, heefc haare Scxe in mijne ge-
„ Aagten behaald door deezc Beprocvinge en dcczen \yccr-
,, ftaiidi ^ ' '.
Wederom: ,,Zij noemde mij een Schurk, Belfcrd: Dog
,, waare ik geen Schurk gewecft, in den zin w?.arin ü?; hec
i, woord neemt , zij zou niet zo zeer eene Epgel gewecfl
Q.<1 3 »; zijn
f
L·
-Λ'
ê/i
i
,, zijn, Dccze middernagtrche Ondcruewningc, voegt hij 'er
j, biji heeft mij gek gemaakt; hccfc njij ten ccncnmaal over.
,, hoop geflagen. Hoe ka» het lief fchepzcl zeggen, dat ik
y, haar vcrfoeijelijk gemaakt hcbbe 2w haar? eigme oogeut daar
» haar Gedrag oudei; z.ulk eene Overrempelinge en in zulke ot»'
)> fiandighedeny haat 20groodijks heefc verheven in de mijne? „
Wijders , „ Zie ik haat««. Zie ik haar ieder Oogcn-
,, blik niet voor mij geheel overfpreid met Bekoorclijkbeden ,
}, en Netheid , cii Schoonheid , gelijk in de Woiftelingen
j, van den voorgaenden Middernagt ? En in die Worftelm-
gen, haar Hattj Stem^ Oogen^ Handen y en Gedagteny zo
veikoomeUjky zo heerlijk overeenflemmende met het Cha-
„ rafter, hetwelk zij van haare Wieg af tot op het tegen-
3, woordig Uur heefc opgehouden ? ,,
Konden dcezc Getuigeniilën wel aan haare Eetbaarheid
gegeven zijn van eenen Lovelafe, die aan zijnen Vriend ook
een Ligtmis (aan welken hij geivend was iu het breed tc
fchtijven) reden gaf van zijn Wijken als van eciic Zwakheid^
ten zij hij aan dien Vriend eene befchrijvingc had gegeven,
ivelkc die Worrtclingen waaren , cn hoe zielroerende die
fmeekingen , welke zodanigen Invloed op hem gehad had-
den, dat hij dieswe^cns rejjt had, zo als hij denkt, pm op
Vergiffenis tc dringen, gcüjk hij doec in zijnen Brief aan haar
D V. Br. 2. ,, Ik bekenne, iegt hy dat de Gewel-
„ di|jheid mijner Hartftogt voor u mij wel buiten de paaien
j, der Eetaameüjhheid kon vervoerd heblaen - Maar dat
„ uwe Bevelen en Bezwceringen in zulk een 'Tijdfiip zo veel
,, vermogen op mij hadden, durvc ik nederig zeggen , dat
,, eenige Aanmerkinge verdient. ,, ——. Mögt een Leezer
tJiet verwagren , mijn Heer, om zo vvel yoldaen te worden
omtrent de Knigt, als omtrent de Uitwerklnge dier Bezweeringeni
Het zou zeer gemaklijk geweeft zijn alJeen gezegd te heb-
ben , dat 'er z'Ak eene Oudernceminge gedaen was·, dat z.oda-
nig de Weerfland, cn zodanig de üuflag geweift was. Dog
de Ontugtige zouden dan gereed geweeft zijn met Lovelace te
berispen, en re zweifen wat zij bij oene dietgeJijke Gelegen-
heid zouden gedaen hebben , waare hun niet getoond , dac hec
Lovclacr niet oiubrak nog ann floti'.niocdighcid nog aan een
OpTctlijk voorueemen ·, en i<ac zijn Hart inderdaad z'ereeU
moert zijn gewccrt: , waare hij niet bevvooain geworden van
zo zeer ernflige Gebeden, van zo plcgtige imeekingen , van
zo omveerflaenlaar^n Wecrßand, gelijk hij het noemt. En
toont daarenboven de berchtijvinge van dit geval niet aan een
-'ma^'
-ocr page 606-jong Scliepzel, hoe zij j in gelijke hitte van Beprocvin^e»
moge overwinncir, indien dcMan geen erger Man zij dan een
Livetace?
Gij vre«, mijn Heer, wat 'er vereifcht wordt van Schrij-
veteii, welke zig toeleggen om een bijzonder Charaéler, bet
zij' dan gotd of k^vaad (op dat zij het dies te natuurelijket
befchrijven mogen) perfoonïijk te verbeelden. Wat mi] be-
langt, ik nioet vetklaaren, dat toen ik dit Toneel befchreef
(hetwelk van zointtiigen zo aanfteckende geagt wordt) de
Hartftogt, welke ik in mij de fterkfte vond, wanneer ik mij
onderftelde flegts een Leezcr, en het Geval weezenlijk gebeurd
te zijn, Toorn of Verontwaardiginge was: Ik had al te groeten
Afkeer van hem , die voorhad de Eer van eene CLARISSA
te fchenden, dan dat ik kon gedoógeu dat iets dan beuttlings
Verwonderinge en Deernis over haar , en Gramfchap tegeti
hem, in mijnen Geeft ter dier Gelegenheid plaatzc greep.
Eh ik was in hoope, datde Nöodzaakelijkhcid Hie 'er was
em zulk een Topneel te fchildeten , hetwelk de Lady moge
verheifFen , en de. voorneemens van detï Schender verblufFen,
zelf naar het oordeel van Gülten en Ligfmiß'tny genoegiaani
blijkbaar was.
Gij zult verder gelieven te bedenken , mijn Heer, dac
fchoon een Lovelace detze Onderneerninge zo ligt ftelt» het
cgtet noodig was dezelve met zulke ftetke Verwen af re mai-
len, dat de Leezct overtuigd mögt worden , dat dezelve te,
fchendig was om -van eene CLARISSA 'vergeven U worden:
inzonderheid daar het haar duidelijk toefcheeh, dat dezelve
•verzwaard wierd met de Schuld van een Yoprbedagt Opzet,
cn gefchied was met Medeweeten van de Vrouwlui] des Hmz.es
(a). En terwijl zij het zo met regi kon aanmerken, is 'er gc-
^nöegzaame reden voor haat tot Die. Onrvlugtinge uit het [nood
Huis, en uit zijne handen, welker üitflag zulk eene aan-
merkelijke Gebeurtenis maakt in de Hifioric} cn dit in eenea
tijd, dat hij zig wreedaartiglijk vermaakte met de Gedagten
van eene befchaamdc Verichijninge, welke hij onderftelde dat
zij de volgende reize als hij haar zag zou maakenj wanneer
, dc Schuldige eene hoonende Ttótsheid zou vertooncn, gelijk
zijn oogmerk, was; en de Schuldlooze, zo als hij ouderftel-
de, niet in (laat zou zijn om haare oogen op te flaen en hij
^ zijne Maatregels in toekoomende met haar ftond te necmen,
naar dat zij hem den aangcdaenen Hoon of vergaf of daarover
i'ergratnd was. ,, Over cn over lieflijk bloezende en geheel
1 >» be-
(a) Zie haaren Brief aan Juffer Howe D. V; Dt.
i
t
,, bctemcrdl, iegt Κί], Ik wrcètc wel boe zij zien zal? ·—«
„' Maat waarom moet zij, die het ongelijk geleeden heeft,
η befchaamd zijn, daar ik, die het gepleegd hebbe, het niet
Μ ben"? ,,
En mag men wel niet onderftellen, mijn Heer, dat waa-
tt de Onderneeminge niet omftändig befchreèven, de Ontugii'
ge , uit dc Gevolgen derzelvcr, cn uit de Verbolgenheid en
Vlugt der Lady , aaiileidingc zouden gekrcegert liebben om
zig te vtrbeelUen , cn dc Oeugdz^a'äme om tc fchróomen, dat
de Beleedigingcn haar aangcdaen van hooggaender \ én grover
Natuure waaren , dan 'er hu gelegenheid is om te onderftellen
dat zij waaren ?
£n tlus waakt lovclace zelve tegen de Vetbceldiiigéó der
Ontugtigen in het begin van den Brfcf, waarin hij de Onder-
rtceminge bcichrijft. ,, Alhoewel het Onderwerp le heilig isi
,, zegt hijf voor onheilige Refchouwingie, zal het égter gé-
li heel voor ü worden opengelegd , zo als het gebeurd is: En
j, dit niet uit eeneh Geeft vao re dartelen in de Befchrijvingè
,, over een zo rijk Onderwerp; maar met een Oogmerk om
Paaien te ßellen voor uwe z.weevende Gedagt/^n. Het zal eenè
,, Verongelijkinge zijn die grootcr is, dan waaraan een Love-
lace, zig ooir (chuldig maakte, dezelve verder te laaten loopen
,, dnn Ih zal bekennen. ,, Gij zult geen gunrtiger Infchikke-
lijkheid gebruiken, jnijn Heer, jegens den Schrijver, dan hij
Verdieiu, zd gij deeze Vetfchooninge ook tot hem uitftrekt.
Een ander waardig Heer, tegen dit Toönecl zijne tcgcn-
Verpinge maakendc , cn wel uit dezelve loflijke Beweegrede-
nen, welke u noopten om hetzelve te berispen, gelieft te zeg-
gen , Djt er eenig alge7fieen Berigt van de Onderneeminge kon
gegeveh zijn dooi de Lady i jen dat Lovelace zig kon verfchoond
hebben van zig daarover in het breede aan zijnen Vriend uit t'&
laatcn, bm dat dezelve hem niet gelukt was-
Waare di zelvc hem gelakt y dart kohde'er t^ct Betaamt-
lljkhcid geen Vcrliaal van gegeven zijn. Van de laaifte fchurk-
agrige Niisbandelir.ge worden in 't geheel geen biizonderheden
gemeld. Die wordt nier j die kan liiet beicbreeven worden in
' de Hißorie van Clärißa, ï)eeze mögt te eer , alZb Lovelace
daarin geen réden' tbt Roem gegeven wierd 5 cn älzo de Lady
\ bij de Uirkooi-rtil dericlver Zegeptaalde: Temeer zegepraal-
de, dewijl haare pcrfoonlijke Volnniaakthcdcn overtrejfeïïjk
waaren: dewijl de onderncemer zo ondmgcnd'^i van wrne^ih-
. y "Si, ■ opii^/öoi was i en dewijl bij de Onderneerairige Voorhedagt-
''iijk'aangelegdi cu^Z'g daarop beroemd ha^.
: " ^ ·■ ■ ί .. j tld'
iiiitik
-ocr page 608-Clarljfa geeft aan haare Vnendiu Joffer Howe b« dlgetneik
Betigt, hetwelk die Heer töeftaet dat 'er gegeven mögt wor-
den i en dat wel op eene wijze , lirclke haat Charafter bé-
taamt (a); en nogthans duidelijk genoeg om zijn fchutkagiig
Oogmerk te toonen.
Een aandagtig Leeier van dit Werk xal wel bemerken i
'dat Lo^läce ën Betford beide Lof zoeken door hunne Be-
kwaamheden van iets te Befchtijven: ΟύΛ niet te zeggen , dät
jaiße en natmrelijke Bcichrijvtnge een groot Decbis van dc9
Schtijvers Bedoelinge door het ganrfche (luk. £n indien die
^eoorlofd is * moeten dan de verichillende ]?er(boncn niec.
fch rijven volgens hun CjiärdBer ί En «aar dat de GeU^eriheii
mtdehrmgt ? En indien dit Tooneel moeil befchreeven worderii
▼an Lovelace , veieifchten dan niet de Schoonheden van dë
prfoon zo wel als van den geeft der Lady, eo iijtie bekend®
Hartftogt voor haar » zijn Chardfier in danmerkinge genome^
xijndei dat het met Vuurigheid wietd vöorgeftëld?
Het is inij zeer leed , mijn Heer , dat gij täij deez'tf
Vraag doet. Of» indien andere de Vuurigheid van dit Toneel
berispt hebben, dezelve Mannen of Vrouwen waareb} .1. 1 1
Om dat gij niet wagt naar het Antwobrd, hetwelk gij fchjjnt
tc verwagten; en daarover uwe uicfpraaK; doet, zonder dié
Twijffelinge en Befchroomdheid {fchoon de geheele Sexe in dè
Traag belang beeft) welke eene Zo groote Verdienfte door-
j^aens vergezellen als de Zijne is , aati welken ik nu fchtijve^
en welke miflchien nooit gefeild had tc tooneo hoé zeer de-
zelve hem toebehoorde , door eene Befthroomdheid in ïiet
Oordcclen , welke niemand met meet regt mögt läaten τβ«"
Gi| zijt verzekerd, zegt gij gcftrenglijk, dat dit Tod-
nee! eet verichooninge zal tindeo bij de Vtouwen dan bij diè
Mannen i en dat zo eentge Vrouwen mij daatovec berispt
hebben , gij Vt voor wilt inftaen, dat het bp eene zo xAgtt
wijze geichied is, dat het bleek eer Wclftacnshalycn wegens
ZedRgheid gedaen te worden, welke zij zïg, als Vrouwert ρ
wilden toegeeigend hebben, dan uit een wreezehlijk ng/maatig.
en behooreliik mishaagen.
Ik ZÓU hoopen, mijn Heet ^ na Ketgëen ik boven ge-
jsegd hebbe, dat 'er geen reden is ter Uirdrukkinge van zoa^
Ibig eed Mishaagen, als gij lucc de Wooidcn Regtmaatig cil
Je.
Rr
(3] Zie haaien Brief Ne. 5. D. Υ.
-ocr page 609-%ef30Brcïljk ichijiït 'tc bèdloeicn.' Indien het der Scxe bij η ag-
«n'gc'kan bijzétccn i' wir ik wel bekennen , dat vcrfchcidener-
L'ädys van mijne Kennis mij gcwgd hebben,'dat het Tootieel.
'«iet te veel viiut gèfchilderd was. Dog gij maakt bij deezcj
Gelegenheid zülk eeoe Onderfcheidinge , op welke ik niet>
in ftaac ben iets te %e|ggen', tén zij ik'"dci parten konde zictt
van deezc 'xAgte Bcrisptters' ondcr de Séxe : Welke ik niet^.
tèmin niet twïfFélc df zij ftemde« overeen met. Ll^-
pn» ■ -•■'(g ·' ■■■·(■■
Evenwel moet ik bekennen, dat devBefttaffinge dec Lar
dys, welke ik daarvan hebbe'hooren melden , ali;oosgefchied-
dc met Góed-aarrigheid , en niet zonder cenp iiocr/'Beerte'ι
rif fpèt den Schrijver. Oog dat dezelve: zagt -was, dic had
ik de Groorsheid ^ati hieraan loe tc fchtijveii, dat iij g^n-/
ftiglijk van Gevoelen w'aaren , dat de Schrijver niet'gezind'
itas de gemoederen te bederven of tc ontvonken ·> of zelf de'
naaukeurigfle_Zedigheid ts ^icvjetzen: ilntegcndecl, datj-zijn. oog-
nicrk was^ jjeZ/bij deeze Gelegenheid·, om. in. her Charail?r van
Clarijfd de Séxe te veihéfFen. En wat het Ontvonken der lysV
ten aangaet, ten aanuen ^m de Sexe; welke ontvonkinge kani
'fcr zijn voor eene Vrouw, daar zij de Pcrfoön van eene Vrca-^i
(ook nog worftelende regen de met het grootile tegc gevreesde
Mishaudehnge) op eene voordeelige wi)z^, en gelijk men uit
het Charadler en de Schoofthcid der Lady ondetilellcti magi*
natmrèl'^k gèfchilderd ziet ï-Welk een Gemoed, moefl: dat
zijn, hetwelk het'voor eene Klugt , of zelf ligfbij zig zelve
konde agten, hetwelk de Dood, of croer dan de Dood was>
voor een ten boógften oitmuntend Mede-Sclicpzel! -- De
Man [waaraan immers geen Kraal-beddcii-VercicrfcIen vetfpild
zijn'. * De 'Man^ is scelkrlijk· haatelijk ^euoég afgefchetß. Uaac
is maar eene Blijk vaii Verdienftc in hem door het gantfcbc
Tooneel i dien Schender en Roover die hij was I Dat hij be-
kwaam was orn' beWóogen te worden door de zielroerende
Droefheid ςη Smeckingen'van eene Schoonheid, welke hij op
de ondankbaarfte wijze in Verlegenheid eehragt had: Schoon
iiij nog op hetïclye oogenblik,' dar bij haar verlier, berouw
krijgt, en wederkeert om zijne Schutkagtige voorf'teniene
Btt te voèreiV, 'bad zij baate'Dear niet, vaft tegen heip ge-
flóoten,· ■ ■ ' ' , ,. "
Wat is het 'Befluit van Alles; dan ά^χ Glarißa op^de
■' heet-
* Atalantis»
-ocr page 610-heerlijkile wijze béwees|, waarvan Lovekce gezind' wa^s ic
Proei te nccmen, cn welke hij niet gelooide dat 'er kon ge-
geven worden; „vDat 'er eene Vrouw was, welker Deugd
j, door geen Liften , geen Beproevingen, geen Verzoekin-
,} gen, zelf van den Man welken zij niet haatede, konde o-
,, verweldigd worden i ,, en dat zij tegen Schrik en Verrajfm-
ge even zeer beiland was ? £n wel verdiende zi) derhalvea
,, alle de ÖfFeranden, wdkc niet Hij, maar dc Befte Man
haar koude opdraaien j, en van haare Sexe F.erbcwijzingeti
„ naaft aan de Godlijke. „
Ik zal 'er niets meer bijdoenhoe overvloedige Stoffi;
het Onderwerp ook bcva,t, dan dat ik ben > braavc en Eer-
waardige Heet,
Ü.t7 Vcrpligte , Getrouwe
ca Nederige Dienaar.
london, den 8 Juni; 174
\
' li
i- Η
> .