des
Uit het Engelfch naar den Der^
den Druk vertaald,
Te HARLINGEN,
FOLKERT van der PLAATS, Boek^
verkooper aan de Voorftraat 1754»
m
VAN DEN
nr^
Vb O R Η Ε τ
Ν g^fwtge van mijpi belofte,
d^en in. mijne Voorreden voor hei
gierde en Vijf de Deel deezer Hißo-t
He, en om de gelijkheid jiij ieder
uitgave van twee Deelen derzelver
in agt te neemen, zal ik hier, voor
deeze.eene korte. V?rha,n^d^linge voegen over het
nut van dusdanige Schriften, vaaarin Vernuft en
Vindin^ehct meeße aandeel hebben^ waarin voor·-
naa,mhjk de Verheeldinge leevendig getroffen, en
op de Hartßogten flerk sewerkt wordt't f er bevor*
deringe van. züiven Deugdshetragtingè en ong^^
'Deinsde Godzaligheid* Hoe zeer Ciariß α daartoe^
aanleidenjk was^ had ik ter verdeediginge van
geweezen. Dog ik vond goed om in mijne twee*
de Voorreden te verklaaren^ dat men hierom^
irent nog eene bijzonderder en naaukeuriger over*
lis^egmgQ van mij te wagten had^ i^ewijl ik ze*
i ëeri
-ocr page 3-VOORREDEN vaii
derf over dat onderwerp eemge bedenkingen ver^
gaderd had^ welke ik dagt voor het gemeen^ en
bijzonderlijk voor'de liefhebbers van Clarijfa ^
niet onaangenaam te zullen zijn; en op dat ik ts-
vens dus zou kunnen beantwoorden aan eene aart'
merhinge, welke ik wel eens hebbe hoor en maa-
ken over mijne zo vuuriglijk'uitgeboezemde zugt
voor dusdanige Schrijden.·; Deeze was in mij een
voorwerp van verwonderinge bij zommigen^ na-
demaal ik bij verfcheidene gelegenheden mijne hoe·
ge agtinge voor de zuivere en gezonde Reden had
te kennen gegeven, en allezins beweerd dat dß',
zelve de eenige grondflag is van alle Deugd en
regtfchapen Godsdienfi^ welke met des menfchen
Redelijk verßand eigenlijk behooren geoefend en
werkflellig gemaakt te worden', ja zulke flerke.
waarfchuwingen gegeven tegen het nadeel van zig
aan zijne Verbeeldinge m Hartstogt'en in zaaken
van Godsdienß te veel over te geeven. Het is
vreemd, zeide men, dat die zelve man nu zo zeer
ijvert voor een werk , hetwelk zo hartßogtlijk isy
en waarin'de Verbeeldinge door het konßig fchil-
deren van allerleije gemoedsbeweegingen , geval-
len^ en ontmoetingen ^ voornaamlijk wordt aani
gedaèn.
Mijne, hooge agtinge voor zuivere en gezon-
de Reden is in het allerminß nog niet gedaald:
Ik erkenne ^an den anderen kant, dat de voornaa-
me kragt, waardoor dit werk de oefeninge van
Deugd en Godzaligheid zal bevorderen," der men·
fch en Verbeeldinge en Hartstogten tot haar voor^-
werp heeft,. Maar egt er ben ik van gedagten^
dat de lieden zelve leert y dat haar tmneemendß
(inde r de Beugdshetragünge ^ van den kant der
VerkeeUinge en Hartstagten ook inzonderheid gQ'^
lukkiglijk kanen moet bereikt txiorden; en dat der'·
halven dusdanige Schriften, waarin eene welge·
regelde Férbeèldinge den teugel voert, ten ge-
melden einde zser aanleïdelijk zijn te agten.
Nooit hebhe ik iets ten nadeele van Verheeldinge
en hartstogten gefield, hetwelk hiermede ßrijdig
is. En mijn tegenwoordig voorßel zal, zo ik mee-
ne, door de volgende bedenkingen genoegzaam ge^
hillijkt, en met mijne voormaals gedaene betuigin-
gen volkoomelijk kunnen avereengebragt worden.
De Deugdsbetragtinge en zuivere Godsdienß-
ceffeninge is van zo veel belang voor de menfch-
Ujke zamenleevinge ^ voor elk menjch in V bijzon·
der tot zijn tijdlijk en eeuixiig xvelwe&zen, dat de-
zelve ^an alle kanten behoort gevoed en hekrag-
tigd, en geen middelen verwaarloosd te worden,
welke ter bevorderinge en aankweekinge van de-
zelve dienen kunnen. Veele voor ft anders van de-
zelve , het is waar y houden zig alleen op met dee-
ze of geene bijzondere middelen daartoe aan te
wenden^ en alle de andere zelf als onnut en on-
waardig te verwaarloozen en te veragten , naar
dat hun fmaak op deeze of geene gevallen, en
van andere afkeerig is, of welke andere reden
hunne bijzondere verkiezinge mag veroorzaaken,
Deeze ^ de uitneemende voortreffelijkheid der ge-
zonde Reden alleen gadeflaende , bemoeijen zig
niet of weinig met de H. Schriftuure^ fijn en
hondig redeneeren is bij hen de zaak, en zij ag-
ten het te laag den zin van eenige fpreekwijzen
pa te vorfchen; en der menfchen verbeeldtnge en
* 5 ' barts-
\
-ocr page 5-VOORREDEN VAM
^pgten té roeren, laaten zij mor geeßdrijvers over,
0eene^ den Bibelte regte ah Gods Woord aan·
merkende, werken alléén met deszelfs onfeilbaar
gezag , en a'gten het gevaarlijk buiten deszelfs een'
voudigheid te gaen^ de Reden mpßrouwende^ zo
ze die al niét als bedorven uimaaken. Andere y.
fnerkende dat veele Vrijgèefien op fpitsvindig
redeneeren 'zig beroemen, en dat het meefle gros
dermènfchen voor naauwkeüfige en drooge rede-
kavelingen niet zeer vatbaar is, zijn, daarvoor ee-
nigzins bedugt, en drijven dat de eenige weg om den
Godsdienß den menfchen kragtdaadig in t^ boeze-
men, is hun h§t hart en gemoed te treffen; hetwelk het
zelve'is'als, hunne Verbeeldinge leevendig aan te-
doen , en hunne hartstogten gaénde té. mßaken.
Dog zulk éene bijzondere verkiezingè agte ik dat
meer het werk is van. eene eenzijdige en onbedag'
te Verbeeldinge, dan van eene bedaarde en gezon-
de redenkavelinge, aan welken kant detelve ook
mag overhellen. Reden en Schriftuure heide moe~
Un van om in waardij gehouden worden \ en
het verftand- door bondige bewijzen te verligtm
is geenzins onjbeßaenka/ir met eene kragtige en
aandoenlijke bewceginge des. katten, Éen vjijs
en verßandig minnaar van Deugd en Godsdienß
behoort zorg te draagen, dat hij niet vervalle in
de zwakheid van zulke bekrompene geeßen^ die
zig ßegts in eene enkele zo ort van weetenfchap geoef"
fend hehhende^'deèze als het een noodige verhef-
fen , terwijl zij alle andere, van welke zij niets
weet en, en die onder hun heßek nip vallen , ah
'kunner aandagt en betragtinge onwaardig,
''^asifivljßljk veragten. 'De Reden is zekerlijk
' ■ V da
-
-ocr page 6-Sf
^e grondflag van allen Godsdienß ^ van alle Ver»
pligtingCy en zo wij deeze verwaarloozen^ ziji$
alle middelen om den Godsdienfi voort te planten
zeer onwis en wankeh Voor dezelve hebbe ik biß
meer dan eene gelegenheid gepleittegen de:^ulke
welke derzeher waardij in twijfel trekken'^ en
diezelve ßelUngen daaromtrent voormaals gelegd^''
houde iknogomvrikbaar ßaende, fchoon ik nu me$
andere te doen hebbende het regtmaatig gebruik
van Verbseldinge en,hartstogten inzonderheid zal
voorßaen. Door redeneeringe en bewijzen moet
ons verßand overtuigd worden, en de grondflag
gelegd voor eenßandvaßig geloof in onze zielen. Het
gebruik der H. Schriftuure· te verwaarloozen ^
zig niet te bemoeijen met derzelver zin en mee^
riinge naauwkeurig na tß fpooren, met derzelver
ernflige en kragtige vermaaningen en beßraffin'
gen bij alle gepaße gelegenheden aßn te dringen;
kan niet worden goedgemaakt van ons, die dezel-
ve als de egte gedenkßukken van eene Godlijks.
Openbaaringe omhelzen, Derzelver kragt is
fcherpfnijdender dan eenig tweefnijdende zwaard,
en gaec door tot de verdeelinge der ziele ^n des
geerts, en der zamenvoegzelen en des mergs.
Waarvan men ook in deezh Deelen zelf van Cla-
iilïa de aanmerkelijke pro&pen vinden zal. En
fchoön der menfchen Verheel dinge en hartstogten
de toets-ßeßn van Waarheiden Valsheid niet zijn
kunnen y en ten deezen aanzien voor Reden moeten
wijken; is het egt er wel wijs. en verßandig, 'die ge*
heel onaangeroerd te laaten? Kunnen dezelvß
dan niet zo wel met .het goede, als met hei;
kwadde worden ingenomen ? Kunnen wij met de*,
zelve de Deugd zo wel niet behartigen, d^t· de oft-
'^eugd ? Of moeten wij deeze aan de bewefkmge över^·
la at en van dk^geenen^ welke door eene ij dele fpot'
fern ij en geile vertellingen de der felheid en welluß ~
fragten aan te kweeken? Bit zou naar mijne ge-
ißagten even onvoorzigtig zijn , als fijne ξη v^el
mneengefchakelde redeneeringen af te ßaen aan
{Ue vermeten, welke onder fchijn van diepzin'
mge Wijsgeeren den Godsdienß en Deugd on'
derneemen te bevegten. Fan geen kant moet men
bet den ongeloovigen en ongebondenen gewonnen
geeven j en gelijk wij door de bondigßeredeneerln-.
ge de Waarheid Maar maaken , zo ook door
fraaije verbeeldingen, en zielroerende gefprekken
4e Deugd lieflijk en aanminnig doen voorkoomen,
ξη onze Verheeldinge en hartßogten daaraan ver-
Ipinden, Welfpreekendheid, geeßigheid ^ vernuft,
hoert, kunnen ruim zo wel ten voordeele van góe-
4e , ah van kwaade zeden gebezigd worden: Ja
in het eerß geval zijn ze alleen van de regte
waarde, daar zij in het laatß een valfchen ßenu
fel draagen, en naauwer ten toets gebragt, ijdel^
laf, en ongezouten bevonden worden, JVaaroM
zouden dan deeze wapens der Ondeugd niet uit de
hand geivrongen ^ en daarmede voor Deugd ge·*
ftreeden ivorden ? .
Dit bekenne ik, waareniet noodig, indien
4e menfchen enkel redelijke weezens waar en, die
met Verbeeldinge en hartstogten mets te doen-
hadden. Dog zodanig zijn wij niet uit de hand
des wijzen Scheppèrs voortgekoomen; tot zulk een
volmaakt geeßUjken ßaat kunnen wij althans in
deeze wereld nooit bevorderd worden, hoe het
ook met den regtvaardigen gaen moge in hunne
^rheerlijkinge hiernamaals. Ja zij Zßlf^ die
ï"
getraut hebben om zig in dit keven te nntdoe^
van alle aandaenvnge en hartstogten, hebben eet
in de verhevelingen eener hoogvliegende Verheet^ s ί:
dinge zigzelven verkoren, dan dat zijde paden-
der zuivere Bieden zouden bewandeld hebben, Ώ9
Menfch moet als een Menfch alleztm behandeld
worden^ en door menfchlijke koorden ter Deug^
en Godivrugt ook getrokken; dal is, door alle zo-^
danige middelen daartoe bewoogen, welke met
zijne menfchlijke natuure^ mei zijne verfcheidenè
eigenfchappm en hoedanigheden overeenkoomen,
het zij die νμη ten edeler of min verbeven aart
zijn. Onder deeze nu^heefthet den Almagtigen
ook behaagd,ons met Verbeeldinge en Hartßogten
te hefchenken , die wij in haare oorfprongUjke na-· -
tmre geenzins als den menfch onwaardig, maar
in tegendeel voor volmaaktheden hebben aan te
zien in zijnen laagen en broofchen flaat, voor hoe-*
danigheden regt gefchikt om hem zoveel geluk te
doen gemeten als daarin vallen kan. Door Ver-
beeldinge, of zo men w//Verbeeld ings-kragt, ver^
ßae ik die eigenfcbap van onze Ziele ^ waardoor
wij niet na voorafgaende redeneringe iets goed of
kwaad, regt of onregt keuren; (want dit is het
werk van onze Reden) maar waardoor ons op het
eer β gezigt of gewaarwordinge iets behaagt of
mishaagt j aangenaam of onaangenaam is. Zij
Ontvangt haare denkbeelden niet alleen van uit'
wendige voorwerpen, maar maaktze ook op uit
woordlijke befchrijvingsn, ja vormt ze van din-
gen die haar nooit voorgekoomen of opgegeven
zijn: De ontvangen denkbeelden hewaartze iti
het Geheugen^ en weetze op eehe oneindig ver*^:
- 5
.y·'!
-ocr page 9-VOORREDEN vaii
fcheidenemjze te verwijjelen, te fcheiden ^en zo- )
men te voegen, voaarin de Geeßigheid van eett
Vindingrijk Vernuft gelegen is. Zij is de Moeder
4er Hartstogten^ om zo. te fpreeken^ of liever
. 7 daarmede ten allernaauwße^vef^knogti zij voedt
• éezelte, en Qntvangt weder van dezelve haare,
V diepe indrukzels. In haar huisveß de Verwonde*
ringe; en aewtjl zij bet behaagelijke en mishaa-
j gelijke y het aangenaame en onaangenaame ^ in
een opßag onderfcbeidt ^.verwekt zij ook aanßonds.
) in onze ziele genegenheid voor het eenden afkeer voor
het ander. Ik zal dit niet verder uitbreiden, om
■ * geen Philofophifche Verhandelinge temaaketi van,
deeze Voorreden ^ die hier bij QhnïÏix niet te pas,
zou koomen. Het weinige , dat 'hier voorgaet ^
. tnoeß ik zeggen, om den Leczer mijne denkbeel-
■'/ den wel te doen hezeffèn, en zien dat ik niet zon-
der reden Verheeldinge en Hartßogten geßadig
\i hij elk ander en voege ; welke uit mijne volgende
L aanmerkingen mijjchien ook nog wel nader zal
η kunnen blijken. Dog hetgeen ik hier niet onge.'
I j meld moet laaten voorbijgaen , is, dat deeze onze
; Verheeldingey wanneer zij haare^oorfpronglijke
', en aangeborene kragt bezit, niet alleen bekwaam
f is, om bet aangenaame en onaangenaame te on-
" der fcheiden in de uiterlijke voorwerpen,^ maar
ook in het zedelijke ten aanzien van der men-
fchen daaden\ woorden^ overleggingen Jen ge·
; ßeltenisfen. Deeze is die inwendige Zede-
'' Ujke fmaak, om het zo uit te drukken, die ons
het betaamelijke van het onbetaamelijke doet
onderkennen, die ons op de eerße geivaarwoi'·
dinge terßond de fchoonheid der Deugd, de le*
■ Ujkbeid der Zonde dóet bezefen; waarin zom-
7mg2
η
BEN VERTAALER;
^ige verßandige Zede-fchrijvers (a) zelf dien
vaornaamen grondßag van Beugd en zedelijks·
' Ferpligtinge geßdd bäben. En ten deezen aart*
zien heeft zij ook onze bartflogten van natuurè
tot haaren wil en dienß: Ztjj doet-ons op het
betaamelijke en eerelijkè terßo^d verliepen, en tan-
gen het ßr ij dige een onmiddelijken afkeer opvatten;
zij doet Qiis^ ais wij iemand in nood befchouwen ^
zonder omzien., zonder over onzen pligi^ te ßaen
redekaveleny ter zijner hulpe vliegen', en als wij
ons iets onwaar^gs bewuß zijn, verwekt zij die.
beroerdijke. fqkaamte in onzen geeß ^ welke het
bloed in het aangezigt rijzen doet. Hieruit blijUt
nu duidelijk^ dat de Alwijze Schepper ons met
deeze begaafdheid niet alleen befchonken heeft tot
gebruik en\ voordeel van ons dierlijk leeven^
maar ook om met onze Reden mede te werken^ ter
voorthrenginge en beveßtginge van eene regt Zede^
lijke en Deugdzaame Gjemoeds-geßeldheid; pm on-
ze Reden daor haare denkbeelden behulpzaam te
zijn in al wat eerelijk, rein, lieflijk en wellui-
dende is, te bedenken en te beminnen. En bijge-
volge neemen wij het oogmerk van het Opperwee-
zen zelve waardiglijk in agt, wanneer wij door
middelen^ die voornaamlijk op Verbeddinge en
Hartßogten werken s de Deugd^hetragtinge en
waaren Godsdienß fragten te bevorderen* Al
hoe ßerke voorßanders van Reden wij ook zijn mO'
gen^ fchoon wij de Reden nooit te veel gebruiken
kunnen ; onredelijk zoude het egter zijn, de hoog-t
ffe JVijsheid daarin te willen voorbijhopen ^ en
•andere beweegmiddelen^ voQr welke dezelve om
(«) Hatvhefon» ioidycc.
'f
χ
vathäar gemaakt heeft, i?;? voorgemeUen
einde met nut gebezigd kunnen worden, met vet-
agtinge te verwaarloozen. Het is waar, ons
redelijk Ver β and heeft ook zijn invloed op onze
Verheeldinge en Hartßogten en wanneer wij der^
halven hetzelve verligten en ver perken^ zal dit
cok ßrekken om deeze in orde te houden of te regt
te brengen. Ik erkenne zelf, dat dit de voor-
Tiaame zorg en vlijt moet zijn van eenen ver-
ßändigen Deugd-minnaar ^ zonder welke hij dik-
luijls voor begochelingen bloot ßaet. Maar 'wiei
kan mij ook betwißen^ dat door andere wegen ^
huitenßrikte redeneeringe, door zonderlinge geval-
len ^ door merkwaardige voorbeelden^ door na·
tuurelijke vertooningen, door fraaije gelijkeniffen,
door ■ gepaße weljpreekendheid en indrukbaar»
taal, door gezouten hoert, en wat dies meer is,
onze Verheeldinge leevendige en wel ruim zolee·
vendig getroffen , en onze Hartstogten bêroerd
kunnen worden? Het is'ook waar^, dat men zorg
te draagen heeft, dat het gebruik van dusdanig
ge middelen en derzelver werkinge het fpoor der
Reden niet te buiten kopen. Dog daarvan ho-
pen de bedagtzaame Leezers van eene Clarifla
geen gevaar, gelijk ik reeds voormaals hebbe'
aangeweezen: Voor het gebruik van zodanige ge-
fchriftetf^pleite ik thans alleen, en dit wil ik in
alle deeze mijne aanmerkingen onderßeld heb-
ben, zonder dat ik het meer behoeve te her haa-
ien, ■
Oe Godlijke Openbaaringe zelve, maakt ook
een heilzaam gebruik van dusdanige middelen»
Qods Propheet en en Apoßelen, ja onze gezegen^
^
u ih
J
■ < ■
11
■ 1-
den VERT ÄALER.
de Heiland zelve, hehhen het zig niet onwaardig
geagtyom zig te fchikken naar den natuurelijken
ßaat der menfchen, om te vjerken op onze Ver^
keeldinge en Härtstogten ^ ter hereikinge van hei
groot en nooit volpreezen oogmerk waartoe zij ge~
zonden wier den de verbeteringe van der men-
fchen hart en zeden, en om hen langs dien weg
een eindeloQS geluk te doen beërven. Treft ons
dat puikfiaal van verhevene Welfpreekendheid^
hetwelk devérwonderinge en roem van eenen Hei*
denfchen Longiniis zelf kon wegdraagen,--God
zeide. Daar 2ij Ligt, —— En daar was Ligt!
■— niet veel leev endiger, dan of ^ er {eenvoudig ge- ^
fchreeven ßond, „ Godfchiep het ligt in een oogen"
„ blik ? „ Hoe aandoenlijk en zielroerend hebben
vè'ele oude Heiligen in Gedigt hunne innerlijke ga^
moedsbeweegiègenuitgeboezemd ^bekwaam om ons
nog in liefde tot Goden godsvrugtteverrukken\ m
eene onverzoenbaarethaat tegen zonde en godloos·
heid in te boezemen? Hiertoe kan men ook bren*
gen, die'meergalooze kragt van taaly die boog*
draavende uitdrukkingen, die ßerke trekken,
lijkenifen en zinnebeelden •t met welke de Pro~
pheeten hunne boodfchappen verrigteden^ tegek
de ongeregtigheid des volks uitdonderden, en bet'*
zelve ter betragtinge van Godsdienß lokten ^ weU
ke allezins der deftigheid en Majeßeit bet α amen·
van den Geefi die hen bezielde^ Be onredelijk-
heid van onze vijanden niet te willen vergeeven,
daar wij alle de vergiffenis van God zo noodig
hebben^ is volßrektUjk betoogbaar ι maar hoé
veel gere.eder zal iemand^ daartoe ongenegen ^
die onredelijkheid hzeffen^ hoeveel leevendiget
indruk daarvan krijgen^ als hem dezelve doof
; , het voorbeeld van eenen dienßknegt, die dóór,zifi
nen Heere van eene fchuld van tien duizend
' ialenten ontheft zijnde, zijnen mededienft-
kfiegt geen honderd penningen wilde kwijtfchel·^
den^ onder het öOg gebragt W9rdt? De eeuwige
Gelukzaligheid ^ waartoe wij geroepen zijn^
wórdt ö«i äfgebeeld als een määltijd en bruiloft^
äls eene heerlijke en onverderflijke krèon^ als
[chatten die niet vergacn nog door mot of roeß
' bedorven worden ^ ten dien einde dat onze luß töt
geneugte ên vermaak, onze zugt tot eere, en be^
geer te tot ν óórdeel^ van al het aard]che en ver^
ganglijke afgetrokken, en tot waardiger goederen
'y, ^ ' avergèhragt zoudefi worden. Dit zoude ik met
meer bijzonderheden kunnen ópBeMeren, in toelke
/I - ^ tnen dit gemeenlijk niet genoeg in aanmerkingê gt-
nomen heeft ^ en aan welke het egter eenig ligt
zou kunnen bijzetten, vreesde ik niet dus in eene
j , poffe te zullen vervallen te veel onderfcheiden van
bet öögWièrk^ hetwelk ik thans bedoele. Alken zal
j ik hier nog bijvoegen^ dat de uiterlijke Flegtighe'·
V ' ^en door de hoogße Wijsheid in den Godsdienß in·-
geßeld voornaamlijk op ónze Verbeèldinge wer-
ken^ en daarvan haare bijzondere kragt ontlee-
fien ter bevorderinge van onze Déugdsbetragtinge»
Is de Doop niet een af beeldzei van onze verplig"
iinge om ons te zuiveren van de hebbelijkheden der
Zonde , eh van de verzekeringe die wij kunnen,
hebben dat God ons dan van der zeiver fchuld zat
oreinigen? En vereifcht het tL Avondmaal niét
in ons eene leevendige verbeeldinge van het lijden
^nm Heilands^ om in ons geloof beveßigd, ett
^ ^ ' i aan^
m
t'i'
i/
V
(' I
aangefpoord te 'morden om zelve alzo te
len^, gelijk hij gevoandeld heeft? En wie kan
twijfelen of het is onze Verheeldinge ^ die inzonder-
heid werkzaam is, wanneer wij door heilig maat-
gezang en geeßUjke liederen Gods naam verheer^
lijken , en onze gemoederen vervrolijken en ver-
beffen?
PFijders, om den menfch fegt Deugdzaamjèh
godvrugtig te doen worden, is het noodig dat αίΐ&
zijne vermogens en hoe lanigheden in de regte or-
de gehragt worden, en dat dezelve ten dien elndo·
gelijkerhand te zamen jpannen; zo als men ligt'
jijk van zelve moet bekennen. En de Openbaarin^
ge geeft ons duidelijk aan de hand^ dat ^ zal dé
Tuenjch geheelenal geheiligd zijn^ dan niet dlleett
zijn volkoomen geeft, maar ook zijne ziel en ]ig-
haam onberispelijk hehooren bewaard te wordéri,·
Het is niet genoeg dat ons Ver β and de gronden ert
verpligtingen van den Redelijken Godsdienß
klaar bevroede en ten ßerkßen daarvan overtuigd
zij ^ als onze Verbeeldinge en Hartstogten onge*
regeld en onbedwongen eenen anderen kant heen·
draaven: dewijl ons Wil niet alleen van ons Re^
de lijk f^erßand beheerfcht wordt ^ maar ook de
laatßgemelde daarop wel degelijk haaren invloed
hebben y en met denzelven wegkopen. En in"
dien men dit meent mét de ßellinge, dat onze.
Godsdienß ^ niet flegts in ons hoofd ^Hoet puts-^
veßen^ maar ook ons hart bezielendan heeft
men inderdaad gelijk» Ja, fchoon onze Redete
op onzen Wil zo veel ver moge, dat onze. uiter-^
Ujks daaden en gejprekken naar derzelver voor-
fchrift
(I
jL'
VOORkEÖENvÄ^
fchrift wel geregeld zijn j Men kan egter m eë·*
mn zedelijken en Godsdienßigen zin niet hehoore^
Ujik'heilig en deugdzaam gerekend worden ^ zo
lang men inwendig zwanger gaet met de over-
legginge van /mode denkbeelden , dezelve met
vjelgevallen koeflert^ en door ondeugende begeer-
lijkheden verhit of geknaagd wordt. Het is der·
halven dan ook noodzaakelijk dat wij werken
Op onze Verheeldinge \ dat wij die natuurelijhé-
Deugd-[maak y waarvan ik gemeld bebhe^ in de-
zelve zuiver en leevendig bewaareh; dat wij op
allerhande wijze haar de Deugd aangenaam
en beminnelijk, de Ondeugd haatelijk en verfoei-
jelijk doen voorkoomen; m haar vervullen met
zodanige denkbeelden» die tot gefladige drang-
middelen tiunnen ßrekken^ om ons de Reden te
doen opvolgen: Op dat dus ook de loop onzer
Hartstogten zelve derwaards ßrekkende, de Re-
den met een onbelemmerd gebied alle onze gedag-
ien en overleggingen^ woorden^ en werken he-
fliere. Zo wij diP verwaarloozen ^ loopt onzt
Reden het grootß gevaar om het te kwaad te krij'
geh tegen onze lußen, en wel eens uit den zadel
geligs te worden; en het zal tkn tegen een zijn ,
zo "zij den teugel van onze uiterlijke handelingen
altijd kan ν aß houden: tfij zullen dan, {hoe kan
het anders weezen?) dubbelhartige menfchen zijn^
en cÄigeftadig jin alle 0/22^ wegen. Wij zullen
dati ge duur iglijk dien ßrijd moeten bezuur en
tujjchen vleefch en geeft, waarvan de Schriftuu-
T-e[preekt-, dikwijls doen, hetgeen wij, haaten,
en niet doen hetgeen wij willen; en in onze le-
den eene wet vinden, welke ftrijdc tegen de wee
yaq
Ίί
Ιν
i ■
iM
Γ f'ii
ϋ
mmmmmmmm
mii
- ;
-ocr page 16-■
5 faü ons Gemoed, ffam onze Verheeldinge nie^
I goede dankheelden ingenomen en·
mede gedmrig bezig zijnde^ aaß natuu^elijk op'
kwaade, dewijl zij vau eenen werkzaam^n aart
, ; is en niet ledig blijven kan^ en de uiterlijke voor'
vjerpen m het algemeen haar daartoe veel meer
I iianleidinge gee^n, en eene m^Ugte van verlok-
zelen haar hêkooren : Hetgeen de ondervinding^
leert dat zo verre gaen k^n, dat (fe hartstogten-
cok in felle driften e^ begeerlijkheden
tveranderd zijnde y die natuurelijke Deugd-Jmaak
zelf geheellijk als, verloorm:,, en de ßille ßem der
^eden niet meeifjgehoord wordt. Dog hiervoMZ^
amßonds nog wat nader*.
Blijkt n(Utmelijk door de, reeds., bijgehragts- re^
ienen in het, algemeen genoegzaam ^^ dat wij οιψ
de liefde, der Deugd den menfhen in te· boezemen ,
ender aridere middelen , niet verzuimen moeten,
van hunne Verbesldiftge en Hartstogtcn t^ hulpc^
te neemeni Het zal wel· der moeite waardig zijn^
bier nog eenige bedènklngen bij te voegenxy welkei
ons overtuigen kunnen, dat wij daarop-, bijzonder-
lijk ten. voorgemelden einde te werken., hebben.
Ij: hebhe elders at eens te kernen^ gegeven
dat- ik de Ferbeeldinge en Hartstogten hield voor χ
deneigenlijken.oorfprongvan derMeßfchen-Dwaa-
lingen en Zonden , waardoor wij van. de vopr^
fchriften der zuivere Reden worden afgeßeept, en.,
tot onredelijke begrippen en handelingen overßaen^^
Hoewel naamelijk de geheele menfeh van zijne^
geboorte geen fchoon papier is, zo als men zegt,^,
waarin allerlei je begrippen en beginzels onver-
fchillig geprent kunnen worden, gelijk de Twijf-.
V. DeeL ■ ' ' " "
mm
^ßiaars en Vrijgeeßen het gaarn zouden hehbeni
want de beginzels der Reden zijn geheel onb'uigl
haar en onveranderlijk ^ Jchoon de opvoedinge den
%nenfch ongelijk bekwaam maakt of onbekwaam^ om
'dezelve duidelijk gewaar ie worden:^ Wanneer
4at egt er alleen van onze Verheeldinge in het bij-
zonder gezegd wordt moet men de Waarheid
daarvan eeni^ermaate erkennen. Deéze Jchoon
van natuure 'niet ongeregeld^ en zelf met eenè
fmaak van ^zedelijke Deugd voorzien-, kan egt er
door de gewoonte dtß fmaak geheel bijna verUe-
VLen^ en zig vermäxtken met regt β rijdt ge voor
terpen. De Gewoonte ts hier inderdaad de twee-
de Natuure \ 'inzonderheid indien zij van jongs op
(tan geplant en geworteld is. Dan is onze ï'er-
^eeldinge zeer teder en indrukbaar ^ en zij kan
nllefleije denkbeelden ligtUik iß zig ontvangen^
(terwijl· de Reden nog te zwak is om dezelve bë'
hoorelijk te toetzen') ên wel zo "diep, dat dezelve
naderhand bezwaarelijk geheel Zijn uit te wis ·
Jihen, Hoe dus het beginzel der DwaaUnge fchuïh
in onze Verbeeldinge , ^'is thans mijn ivefk niet oni
■fiader aante toonen : Dog hoe de Zcnde en On-
deugd daaruit voortfpruiten ^ zal hier nog wel te
pas koovien ^i dat ik door eenige bijzonderheden gaé
ophelderen en beveßigen. < Dat onze Hartstogien ^
lußen^ en begeerlijkheden., de werktuigen zijn
der Zonde en Ongeregtigheid ^ wordt van iedereen
erkende en de voornaame oeffeninge van een deugd-'
zaam menfch beßaet buiten tegenfpraak in het
ivel beßieren en bedzmngen van dezelve. - Zo wij
^an derzelver werkinge tot in haare beginzels na-
gmn-, zullen wij klaar befpeuren^ dat dezelve-
IlipBMPPllilpw^«^^ 11 IUI VI ι II ii ji
ψαη ie Verheeldinge haare kragt ontkenen^0
door dezelve geßadig gevoed en aangeztt worden,
Js de grond van onzen Hoogmoed niet gelegen m
eene al te groote verheeldinge ^ welke wij maaken
υ an onszelven^ qf ineen verkeerd denkbeeld aan*
gaende den aart van onze waardigheid en groot-
htid'i Bëfc houwt een Leer aar zig op zijnen ßoel·
verheven hoven de Gemeente, daaf: hij alleen hei
woord voert ^ en alle andere met graage oor en
naar hem luißeren;eene verheeldinge. ν an tiitßee'·
kendheid bekruipt hem ligtUjk , een waan van^
Qods dienaar bijzonderlijk te zijn, en de overig&
flegts voor zijn volk te agten, tot welke hij in
Gods naam , en de woorden van God ζβίναφ
[preekt: Dit maakt^ dat hem de begroetingen ν am
ïiahbi^'van Domine, zo aangenaam in de oor en
klinken: En dit boezemt hem eindelijk eene hiß
in Om heerfchappij te voeren, over des Heeren erf^
deel. De uiterlijke luißervan een Vor β of Staats*
perfoon, de peßige vleijerijen van flaafjbhe hover-
velingen, de bevindinge van zijne magt die zeU
den weerßand vindt, ja de verhevene eertitels,
zelf waarmede, hij wordt opgepronkt, doen zijne.
Verbeeldinge eerfl duizelen, en hetn vergeeten dap
hij weezenlijk een Dienaar van 't Gemeen is ·> zo,
hij dit ooit bedagt heefthij koomt allehgskens in
het denkbeeld dat hij een verhevener fchepzel is.,
dan zijne onderdaanen^ en dat dezelve ßegts om
zijnentwille zijn gejchapen^ even als de kudde.
om den herder; hij maatigt zig uit dien hoofde.,
een onwederfpreekelijk gezag aan^ kan geen her
dwang van JVetten ve 'elen^ en ßelt zijne groot-
éeid in te heerfchen naar enkel welgevallen ^ weh
f
ViOORREDEN va«
ϋ
^^ dan de oorfprmg ψοτάϊ\ναη 'alierkijk ond^rf.
Wukkinge^ dwingelandij en ongeregtigheid;, Eh
n,vaaridtkoomi de flerh luß tot aardfcbe groot',
keid m aß-nzUn in de vjereld, hij diegßenen .'wel'.
^cvan. laager rang zijn,y md&ri voortdan om^
'éai deezß met eenen diergelijken'aan zijn in ge ^
iimnen, en aan uiterlijken zwier, pragt, en praal
^tg^dellijkv^rgaapen?' Onze verbeeldinge is het
aangenaam, dat wij mzen zin en begeerte krij·^
fm< hßefi men'qm:^daarin altijd ingemlgd^' of
ekben wij ^ z& men om al kgenfprak·^ bet meik
tene feller··: drifl- gewonnen; geen .wonder·y dat
dm onvßtd^'^aagzaam worden ^ en ~ aan .toorni-
^^ qploopendh^id'y'Wvohy en vjrevel onderhevig.
/yW ζβψ de wieg , moet wel balddadig
l;QiUt worden \ manneer bet ondervindt dat het
W^f· ^let Imdkeéb fchreeuwen, dan met vriend-
lijk^ lachjes; op zijm"Moeder, winnen kan. De
l/wheeïdlng^ U het inzoMäerheid\ die ons In de
woedende ^ifpm van Toorn en Wraakzugt doet
mtfpatten ^ mzen geeß^ door kankert 'met- fnoode
Maat en hoosheid ^ 'Zij doet ons aanzien voor he^
leedigknge-n hetgem niets te heduid.en.· heeft ^ en,
fchildert de wtezenlijke heleedigingen. gemeenlijk
'ZWßrter· dan ze zijn, en dus van haare eigene,
herjenfchimmen veel dieper getr of en dan het ke\
boorde^ kan-ze zig daarvmi niet ontjlaen. maar-
draagt die ßeeds leevendig bij zig om. De dier-
lijke geneugten maßken. nat uur e lijk eene ßerke
i^andoeninge op onze Verbeel-dingc j eh deeze daar'^
μαη blijvende hangen , en dezelve , koeßerevde,
ßookt onze begeerte totdezehe hoe langer hoe meet:
en .mqakf, .dm menlek m eenen flaaf vm
m
bEii VÉRtiALÈk:
klèefcÉiijké wellußeh en hegeeHljkhedenl hak
idc verleidingQn iot detelm haarê hoWnaame kragt,
krijgen uit onie Veir^eeldinge ^ kÈti men doöf d&
onderOindingè duideUjk gewaaf jjibrdeny dewiji
het daadUjk genot van alle deeie v'erma^elijk'
heden en v^eèUen óns op ver ré na to geneuglijk'
fiiet voorkoomi,. dan het denkbeeld vöaaf mede wij^
diesaangdende morheen waare^i. ingenomen.' h
bet niet de Verbeelding , dié weidende in dß ó·
verleggiftgèn van onreine bedrijven en dierlijka
'genietingen y en dezelve op allerléijé^wijzen
nigmaal én gedtïuriglijk .vóór den geeji vermühen-^
de^ den Ligt mis doet branden ihëèh viiur ν ait
'geile hegeerlijkhedett? Dat ook Jièg geflookt wordi
door het befcbouwen^ hooreti, en leezen van vuilé
Afbeeldingen^ vertellingen^ en jcbriften.. Ώ&
Luijaart heeft zijn hoofd vól zwaarighedën.1^
muifeneßen\ die hem dóen fcbrikken tóór af^heid
én vermoeijinge, éif bèm in zijtié rüß en ijdeU
heid geketend hotideri. Hij te^'ty daai is een
leeuw buicen; ik iTiojTt op het^ middßri der ftraatë
gedood wotden. BeJchouw}n''wïj verder deti
aart der gierigheid^ hier. zull'èn wij het net öp
dezelve wijze gefleld èindeii. De aardfche, goe-.,
deren zijn ons weezenlijh van dienß; de lüß otii
iets eigent te hebben befpeurt men Hl in jófige kin"· ■
deren \ die met dk goederen vo 'orüen ii^ heefé
doorgaens meer te zeggen^ kan meet uitroeren^
hn ruimer genot hebben, ßit alles maakt önzè,
verbeeldinge gaende; men zoekt zijne goedelzen té
vermeerderen ^ met inzigt om dezelve te gehrui*
"kenj; maar onze v^rb'èeldinge op de vermeerde^
fmge ßaarsndß% ierließ dat inzigt allehgskeni
* Ϋ
-ocr page 21-^U het 'oog: De algemeene waan vän geluk eê
voorfpoed kittelt haar m^t de behaalde winßen^
ên daardoor wint ook de begeerte van tijd tot tijd
aan, Is het niet de Verheeldinge, die den zufen-
den vrek opbeurt, en pleizier doet fcheppen in het
hoor en klappen van zijne fchijv en ^ in het hefchou·'
wen van zijne duizenden en honderd duizenden op
'papier getekende en op hoogen woeker aan ande-
ren uitgezet ^ die daarvan onbekrompen hun ge*
hruik maaken, terwijl hij ^er zelve naauwlijks
het noodige van neemen durft? Of 'raapt en
fchraapt hij^ bm figuur te maaken in de wereld,
een grooten zwier te houden, en daardoor in uiter-
lijk aanzien uit te munten: O ijdelheid der ijdel-
heden I waarmede zijne ledige Ziel zig voedt; een
wind en waan die geen verzadiginge kan geeven !
Het is net diezelve Verheeldinge, waarmede de
hinders, als zij in hunmn pronk tijn, zig ver^^
maaken y welke dezulken rußloos woelen doet.
Daar dit is voorafgegaen, behoeve ik niet aan te
wijzen^ waaraan onregtvaardigheid^ en onder*
drukkingé^ bedrog en Jchelmerij , ook onder hei
gemeen, haaren oorfprong zijn vérfchuldigd, als
die ßegts uitwerkzels zijn van de voorheen gemel*
' de lußen en begeerlijkheden: En worden de laat·'
fle ook nog bevorderden gevoed^ doordien men zi^
terheeldt^ en kittelt met dat denkbeeld^ dat de-
zelve voor blijken van ongemeene fchranderheid ^
gaau'Vüe herfenen , en ßimme vindingen zijn té
agten» En hoe veel ver-waarloozingen van onzen
piigt^hoe veel daadlijke wanbedrijven zelf ^brengt
sene valfche fchaamte uoort^ dtQ Zßksrlijk ook in
^ ^ · i»
i .
,ί ■ . < ·
fn menfchm Verbeeldinge voornaamlijk hmi^
vep en werkzaam hl
Dh nu, denke ik, ii^j^ genoeg zal zijn om iedeil·
van de billijkheid mijner aanmerkinge te over-
tuigingen^ dat de Zonde haare voornaame kragt
mtleent uit onze Verbeeldinge^ dat deeze ons in-^
zonderheid voor verzoekinge en Oerleidinge bloot-
fielt , de hartflogten, aät^ookt, en met behulp
derzelver ons vervoert ^>in 'weeruoH van onze Re-,
den. Moet dan elk verflandig voorfiander vaii
Deugden Godsvrugt het niet goed en dier/ßigi
bet niet nut en noodig ägten, dat men ook bijzon·'
der lijk zij mwerk maake om de Verbeeldinge ze}-'
ve^ te onderhouden met waardige^ met gezonde'y
fnet edele , denkbeelden ; om dus haar voor het
indringen van de andere te beveiligen,, of zo ze
reeds ingedrongen zijn ^ dezelve daaruit' te ver^
drijven \ om dus de Ondeugd op haaren eigeneti
gronde in haar eigen zetel aan te taflen? Haar
inmnen immers^ zo ze niet ten eenenmaal bedor-
ven is, ' zo wel goede als kwaade^ denkbeeldeti
worden ingepr'ent:· Ja in het eerße zal men haa*
re natuurlijke Deugd-J'maak te baate hebben
waarmede d& Ondeugd doorgaens nog meer of
min te worßelen .heeft, Hoe veel voordeel moet
het geeven in onze Liefde tüt Deugd en derzel-
ver hetragtinge, dat men zig niet vergaape aan
^ereldfehe grootheid, aan uiterUjkeH ^ zwier
pragt en praal; maar vervuld zij met denkbeel-
den van de edele waardigheid van een redelijk ge-
drag^ van de uitneemende voortreffelijkheid van
een deugdzaam menjchen van de onfchatba^rè
i^aardij der Oodlijke eere en goedkmringe \ ßat
^^ é
-ocr page 23-VOÖRREDÉNvAn
ikhn met de grootfcbe zup om anderen dienß é§
mor deel toe te brengen zij ingenomen, in plaatzé
van "zig te kittelen met ove^ hem te heerfchen? ïh
plaatze van zig te verringeren aan aardfche wel"
Süßen ^ houde men zig bezig met de verheeldinge
der lieflijkheden van een geruft geweeten, van
eene iveldaadige en onbekrompene ziel, en van eet*
regt dankhaar hart; die ons in dUsdaMge fchrif'
ten op eeße zielroerende 'wijze worden aangeboo'
den. Waarom kunnen, wij de voorbeelden van
Kuisheid en- uitmuntende eerbaarheid in eenen Jö-
feph, in eenen P, Scipio, en andere tiiet zo wel
befpiegelen^ als de onkuifche hunne lußen voedenf
door te ft aar en op dertele en welluftigt, waar"
door hunne Verbeeldinge verrukt wordt ^ Kam
het voQp· 'ons niet alzo verrukkelijk zijn ten goede ^
eene Pamela , eène Clarifla, eenen Charles Gran-
difon te befchouwen, en öns eene zuivere en ziel-
iterkwikkelijke geneugte inboezemen j als het voor
den geilen en ontugtigen is, te aazen op fchande-
Ujke en fchaamtelooze vertellingen, waardig dat
zij in eenen eeuwigen nagt bedolven wier den? Höe
kan èènige luft tot zulke ongeregeldheden in ons
duur en ^ als onze Verbeeldinge leevendig is aan*
gedaen van de ijzelijke geweldenaarij ^ waar me-
de een Ligimis zijn eigëfi Geweeten verkragt ^
van zijn elendig zelfbedrog, van de zelf-veroor*
deelingen en naare wroegingm^ die zijn hart
van een rijten ι welker denkbeelden ons hier zo
natuurelijk naar het keven gefchilderd worden
De afkeer voor armoede en eenen laagen ftaat^
die den wereldlingzo affchuwelijk voorkomt^ kajt
«ns ni^t drijven tot geldzugt ah Q.nzs Verheeldiii^-
• «·
ge kig gefladig hèzig houiï in 4e .befchouwtngè^
ban het genoegen van eenen vergenoegden geeft ^
iie de befte voordeelen met dén .allerrijkften ge^.
meen heeft ^ zig verheugt met zijn befcheiden
deel\ en over de gtringft'é gaaven Qod blijmoe-
dig dankt, die niets άάη hem veffcBuldigd was*
Is deeze befchouwinge niet ai Zo aangenaam eil·
geneugUjk voor eene regtgeäarte ziel^ als voor ee-
nen aardsgezinden te ftaen gaapen naar het kla-
Mrgoud van zwier^ praal^ en weelde? Waa¥
koomt het dan van L·an, dat de Herders'Zaii<
gen^ de hefchrijvingen van een gering eii een^
mudig landl'eevefi.y dborgaens zo veel bekoorelijkhe·*.
.den voor önZen Geeft uitleveren ? Scbrikketi wi)
matuurelijk mor den Dood ^ en voor de ongemak^
ken deezes le'evèns; wanneer wij ons ver beeidet^
kunnen^ hoe een Chriften dézélvè bedaardlijk oti'i
der de oogen ziet ^ zijne ziele bezit in lijdzaam*·
keid, en op zijn ft erf bed zelf kan betrouwen^
en in zijne welgegronde hoope blijmoedig zig ver^
heugen'^ dan zal die fchrik haar groot ft e kragib^
verliezen, zo niet ten eenenmaal verdwijnen^
En ftellen zommige^ dat men de eene hartstogt
beft kan overwinnen Mor eene andere : Schoon ih
dit niét geheel wilaßeuren ^ ügtèjk hetegter mg
alzo raadzaam, om de kwaaie in den grond te.
geneezen, dat men, welke hartstogt ook, z^lve hac^
ren natuurelijken loop doe neemen^ door zijnOi
Verbèeldinge den regten kant heen te wenden^
Om kort te gaen; Indien wij dus onze Verheel-^
dinge, en Hartstogten zelve in de Hlangen der
Deugd en Godsvrugt kunnen overhaalen ^ zuU
kn wij zekerlijk zeer veel gewarnten hebben ι wiß
ί ^ 5 ztii*
t"
zullen dan ^ om zo te fpreekm der, Zonde dè
hart'ader affteeken , en ons het kragtdaadigß,
heveiligen tegen alle verzoekingen en vertokzelen
^an buiten, tan de wereld^ en ons eigen meefch ^
die om anders zo ligt lijk bekruipen^ en waaraan
«nze verbeeldinge ons dikwijls zo jammerlijk ver*,
raadt ^ niettegenflaende ons verßand nog zo klaa«
sre bezeffinge hεφ van onzen pligt, ,
, Hiertoe moeten wij immers ook nog bijzon-
éérlijk worden aangefpoord door deèze bedenkin-
ge^ dat in ons zwakke menfchen^ Zo niet alky
èen minßen verre weg het grootfle getal ^ de Ver-
beeldinge meer kragt heeft dan het Redelijk, ver-r
fland^ en doorgaens haare indrukzels veel dieper
4?» leevendiger in onzen geeß inprentdan de he^
ginzels der gezonde: Reden , enkel op zigzelvé
aangemerkt, daarin zïg vertoonen. Bit mag
men denken, dat de menjchlijke η at uure dus me-
de brengt zo wel, als dat het door opvoedinge en ge-
woonte veel bevorderd wordt. De Verheeldingé
oefent alreeds haar vermogen in den menjch, wan-
neer de Reden zig nog in V geheel niet, of niet
dan flaauwlijk vertoont', en een donker gezigt
^an Vader of Meeßer zat meer winnen op eed
kind, dan de allerklaarße en bondigße redenen,
%elf dan nog als hij reeds in ßaat wordt om de"
zelve te begrijpen. Dog men moet ook bekennen
dat deeze veelal in de opvoedinge veel meer ver'
'ΰο aarloos d worden, wanneer der zeiver gebruik
Viel te pas koomt, en met vrugt kan aangewend
•worden, en dat de meeße Ouders veelliever alles
met hun gezagkort afdoen, en hunne kinders door,
^is mooijs of zoets hkooren, of voor de. roedè-
fmm
/
-ocr page 26-öenVÈRT AALER.
dugten doen; dan dat zij dezelve tevens door hè^
daarderedeneefingevan de regtmaatigheid hun^
ner bevelen zotiden fragten te overtuigen, ^n aU
redelijke fchepzels te behandelen. Hierdoor , en-
door oneindig veel uiterlijke voorwerpen, wordt
van jongs öp onze Verbeeldinge opgewekt^ gevoed^
ên verßerkt^ *en onze Hartstogten in geßadige be-
weeginge gehouden^ die dus bij alle gelegenheid
vaardig aan' den gang koomen en onbelemmerd
werken; terwijl de beginzels der Reden weinig
aangekweekt^ zo niet gefmoord onder onredelijks
'begrippen^ veeltijds flaauw en zwak^ en op ver-
re na zo gereed niet bij der hand zijn om ν aft
ons gebezigd te worden, Deeze is ook onder an-
dere de oorzaak ^ waardoor het koomty dat wij
door Voorbeelden zpfierk getrokken worden^ meet
dan wij door lejjen en vermaaningen worden aan"
gefpoord: Deeze werken tiaamlijk inzonderheid
D/> onze Verbeeldinge ^ die daarin [maak vinder^
de onze zugt ter navolginge gaende maakt* Hlet^*
9m befpeurt men ook derzelver werkinge. mof'
naamlijk in kinderen en^ jonge luiden, in welke
de Verbeeldinge nog meer kragt heeft ^ dan in
hooger jaar en: En dewijl deeze wankel is, zg
nis wij gezien hebben^ en aan den kwaaden kant
kan worden overgehaald ^ hierdoor is het dat
de gewoonte ons zo wel kwaade als goede voor"
heelden doet navolgen. Door deeze grootere kragS
van Verbeeldinge en Hartßogten ii het ook dat de
Geeßdrijverij gemeenlijk zo veel meer veld
wint^ en gelukkiger ßaagt onder het gros der
tnenjchen, dan eene bezadigde en zobere, j'choo^
•pog- z» handige m fcherp^ redernmnge. Moet dm
d@
I
t^ÖÓlliiÉbES vim
^,)^tßoetdenV0orzigtigheid om Met^raadek ^ oÉ
in derzelver navolginge ook alles onder het geleU
der gezonde Reden aan te wenden 'ter 'hßwer\
kinge van VerbeelMnge en bartßogten, en oni·
dus enze poogingen tel· bevorderinge van Deugd
en redelijken Godsditnß de regte kragt en voor-
fpóed: te verkenen ? DdardoW ïmrners zullen wij
te we ge brengen, dat onze ρ ligt en hiet älleen aU
redelijk van ons erkend^ inaar Ook M's hehaage-
lijk^ fch'óon^ en lieflijk van ons bemind 'worden^
tn de Zonde 'daarentegen niet flegts als onrèdé-
lijk afgekéurd, maar ook als fchandelijk en af^
fchwüóelijk ^ehaat^en verfoeid. Die hulpmidde-
len zullén on^ de beginzels der Reden zelve veel
hlaarder doen geivaat' werdeH, en veel leevendi·
ger in onzen geeft ^ 'en veel diepér ^ inprenten. Al
hoe wel tnen overtiügd is 'door- Redéh en Godk
Woord ^ dat het OpperWeezeh altijd en óvèrM Mj
ms tegenwoordig is om kragtdaadig bewoogen te
*üJo-rden egter-i datmenmetvreeze en ingetogen-
heid' ύϋοΐ' zijne alziende oogen wandele, is het
modig dat ^iten met zulk een denkbeeld fteeds be-
zwangerd gahy en zig verbeelde dat dezelve in-
■ëerdaad op elk oogenblik en élke ßaatze bij cns
is 9 en ziet en hoort i^at wij ^ of daaf, óf dan, be·
drijven: Ja eene zodanige verbeeldlnge met ÏiL·
druk ingeprent^ met fterke trekken afgemaald^
'zal ons meer en gevoeliger tref en, dän de onbe^
twiftbaarfte hetooginge diesaangaende in koe-
ten moede overwoogen. Die natuurelijke Deugd'
fmaak dus in ons opgewekt en regt kevendig zijn·
de, en geftadig ver ft er kt door eérelijke^ reine ^
iijks denkbeelden, zal ohs de bé%ëffingè* vaH.
»n*
I
Ν
^nzcn pUgt in allen gevalle aanßonds bij der h^nê^
'doen zijn, zonder dat wij daartoe veel overlegs
noodig hebben, en ons dus veel gereeder, vaardi-r
ger, en onbelemmerder denzelven doen betrag'
ten. Onze f^erbeeldinge zelve zal dan vrugtbaar
worden in vindinge^ om allerkije redenen uit te
denken,, die in deeze ofgeene getallen te pas koor^.
men , dié^ tan deeze ofgeene omßani^igbeJen ontf
leend welke ons de billijkheid van die bcr
tragtinge ßieds klaarder blijken doen^ en on$
daartoe ßerker aändrang geeven. Of waant mén
dat onze Verheeldinge en h^rtstogten van zo veel
kragt niet zijn^ als zij ten goede ^ dan wanneer
zij ten kwaade gebezigd worden ? Ik bekenne ^
hier mag derzelver werkinge niet hooger kopen
dan de Reden vordert. Maar kan men ook een
te verheven denkbeeld hebben van Gbd en zijnen
dienß.? Kan onze Liefde tot Hem en de Deugd
ook te vuur ig zijn? Kan de Ondeugd ook te fnood
en gruwelijk worden afgejchilderd? Zal 'de lee*
vendige erinnerhige, „ ïkßae in de gedugte tegen'
5, woordigheidvan het Allerheiligß Opperweezen,
„ voor Wien mijne ziel bkot lègt.', hoe zal die over
mijne daaden en gedagtenoórdeelenf ,,--min^
der aandoeninge op ons hebben ., dan ---------- „ iVat
,, ζαΓετ de wereldvan zeggen? „ —-minder
ons met fchaamte en ontzag vervullen, dan de
hefchouwinge van een gezelfchap^ welker, voor-
beelden ons noopen om met hen mede te loopen tot,
dezelve uitgietinge der boosheid? Zullen wij nimf
der vreugde fcheppen in ons brood edelmoediglijk
den armen uit te deelen , dan in het fmaaken van·
de kkkarnijm vßn eenen koß^jken en. overdaadi'
giß
-ocr page 29-VOORREDEN vam 'den VERTAALER.
gen'tafel? Hkraante twijfelen kan niet valle^^
dan in hen , die ongelukkig genoeg zijn om 'er
mooit de proef van genomen te hebben. En daar
in de Jeugd de Verbeeldinge gemeenlijk het lee·
vendigß is , en de Hartstogten vaardigfl en-
fierkft 'y van hoe veel voordeel moet het dan gere-
kend worden, dezelve dusdanige" Gefchrtften im
4e hand te geeven^ waarin Deugd en goede Ze-
den voor de eerfle ten keurelijkflen en fchoonßen.
^morden afgemaald^ en de laatße met gruwel voor
de zonde en ongeregtigheid beroerd worden?
Bij dit alles voege ik nu^ nog eindelijk, dat
'wij in onze Deugdsbetragtinge en godzaligheid^
het behulp van Verbeeldinge en Hartstogten noo'
' dig hebben om ons dezelve met den regten Ijver,
ie doen behartigen, en ons de zwaarigheden, wel·
ie ons daarin ontmoeten, met kloekmoedigheid ts
boven te doen koomen, en met lufl dien arbeid te
ver r igt en. Dit blijkt uit het reeds aangemerkte^
dat' deeze veelal zo veel kragtiger en werkzaa-
mer zijn in den menfch, dan de beginzels van zui"
vère _ en gezonde Keden op zigzelve genomen^
De Keden moet wel in allen opzigte, den teugel,
van onzen Ijver houden, zal die niet buiten het
fpoor hollen: Zij is inzonderheid noodig en van.^
kragt om ons ßandvaßig te maaken in het goede,
als die ons alles wat wij denken en verrigten leert
houwen op onwankelbaare gronden: Maar eg^
ter werkt zij meeßal langzaam^ koel^ en be-
daard : De Verbeeldinge daar bijkoomende is
het, welke ons vuur ig van geeß maakt, die ons
hrandeti doet van luß naar ^^eregtigheiden waar^
heid·, die onze hartßogten moet gaende maaken
Γ mn
'fiiiÉtrfr--·
-ocr page 30-f® Qod boven alte beminnen^ en onzen naaßen
nis ons zeken , en de zonde met geheel óns har$
te haaten; welke hartflogten dan van haarefi
kant door haare werkingè\ van die denkbeelden ^
door welke zij bewoogenwordeH\ derzielèßeeds eeft
teevendiger indruk geeven,^ Deezë mag men denken
dat eene reden is \ waarom .'men doorgaens meer^
Ijver befpeurt bij Geeß drijverij en Bijgeloof^ dan
bij de aanhangers van eenen gezuiverden en her-
vormden Godsdienß; dat men zig onvermoeide^
arbeid getrQoß om de voordeelen van dit keven te
behaalen, en om dQszelfi nadeelen te mijden^ dan
om zijn eeuwig belangte versickeren. In het eerß
'geval wordt aan den emsn kant ßerkfi gewerkt
op de ^erbeeldinge en hartßogten; en in het
laat β 4 treffen de denkbeelden van aardfche voor^
fpoed en iegenfpoed veel ßerker gemeenlijk, dm%
die van een toekoomend geluk en rampzaligheid.
Zullen wij dan regt ijveren in het goede, en daar*
toe met luß en vlijt oi2ze kragten inj pannen, dan
moeten wij niet alken ons ver β and verligt en ,
maar ook, met kragtige en indrukbaare middelen
onze Verbeeldinge zo bewerken, en onze hartßog"
ten zo roeren en ontßeeken, dat zij in haare wer^
hinge daarheen medeloopen werwaards ons de Re-
den leidt. De Ziel vereenigd met het logge lig-
haam is veelal bezet met eene vadzigheid^ waar-
tilt de Reden op zigzelvc te zwak is om haar op ts
wekken; eene grootere kragt wordt V véreifcht
om haar met eene nijvere wakkerheid te doen wer^ ■ ·
hen. Eene leevendige Verbeeldinge is daartoe van
tiatuurè zelf zeer gefchikt ^ en die daarmede meeft
begaafd zijn^ ziei men alknthalven in bühne he-·
m
τΓ,ΓττΡΓτ:·:^
dnjven met 4e grootße vlugheid en Ijver wer^'
ken: En hoe kragtiger men derhalven werke om
haar ten goede te verleevendigen, om haar diepe
indrukzels van Deugd en godsvrugt te verfchaf-^
fen; hoe meer vuur en wakkerheid onze geeft i;^
zig zal voelen ontvonken ter betragtinge van de-
zelve. En men verheelde zig niet dat de Re-
den in ziilken gevalle aam onze Verheeldinge xn
hartftogten haars ßerkße, kragt ontßeek. Kon-
den de voorheelden va^i eenen Miltiades, en Ale-'
gander op eenen Themißocles en Ccef'ar zo veel te^
wege hrengen, d^t de traanen hun vm fpijt uit'
her ft eden ^ en zij niet ftaapen mg ηφβη konden ^^
op het hefchouwen van derzelver gedenktekens ^
en het herdenken van hunne daaden,, Koe moe-
ten dan ook uitmuntende Voorbeelden van Deugd,
cn Godsvrugt, als wij ons behoorelijk gewennen,
cm dezelve met onze Verheeldinge te hefpiegelen .,
een heiligen gloed in onze boezems doen ontbran-
den , om dezelve na te ftreeven, om te ftaen naar^^
de uiterfte volmaaktheid waarvaor onze natuu-
re vatbaar is, en om met onvermoeide poogingen
te arbeiden» te waaken, en ons af te flooven in.
het heil en waare voordeel van onze medemen-
fchen te bevorderen? Zal de lui ft er van eene,
aardfche kroon den menj'ch zo veel hekooren^ dat
hij zig daarom allerleije moeite en ongemak ge-
troofte\ men zal zig ook wel^ zo men wil^ he-
weegen laaten om zijn lighaam te bedwingen en.
tot dienftbaarheid te brengen, als/men het denk-
beeld van eene oneindig heerelijker. Kroon gefta-
iig in het oog heeft. Hoe noodig nu, is deeze Ijver
ms om hier in deeze wereld een regt vroom en,
mm
deugd'
iÊÊÊÊÊÊiÊiiÊIÊÊiiÊÊÈ^mi^ÊimÊmÊUéiiéL
-ocr page 32-öÄN VERTAALË'R.
deugdzaam heven te leiden 9 Hoe on^waHrdig
onzer roepinge y indien wij denzehen mijjen? Hoe
nut dan, door dusdanige Géjchriften de fchoon-
heid der Deugde de affchuwelijkheid der Ondeugd
op het leevendigfl a^ te maaien'^. Men zal dog
met beweer en willen ^ dat dusdanige opwekkin^
gen thans niet noodig zijn^ en dat het beden"
daagfcheCbrißendom, waaronder wij leemn, ϋαη
Ijver geen gebrek heeft. De ondervindinge. he^
laas! leert ieder duidelijk hoe flaatm de Deugd
en Godsdienfi veelal wordt behandeld van dïe·
geenen ^ 'welke daarvan mg al eerdg. werk maa-
ken. Dog hierover te- klaagen is tegenwoordig
mijn werk niet. Het is mij genoeg , mijne on^^
derneeminge dus kortlijk in deezen opzigte verdee-
digd te hebben.
Ik kan deeze Voorreden niet fluiten ^ zondef·
den Leezer te kennen te geeven, dat de Hiftorie
van Charles Grandifon, van welke ik in het voor^
bijgaen gewag gemaakt hebbe^ een nieuw werk is
van den Hr. Richardfon onlangs in het ligt gege-
ven , waarin hij volgens zijne eigene taal in des-
zelfs Voorreden^ „ het Gemeen een Voorbeeld aan-
„ biedt van eenen Man^ diezig eenpaariglijkwet
ii gedraagt in veele verfcheidene Gevallen, waar^
j, in zijne Deugd op de proef gebragt wordt ^ de^
„ wijl hij alle zijne Daaden regelt nadr een
5, ßandvaßig Beginzel: Een Man van Godsdienß
}, en Deugd; van eenen Leevendigen en Moedigen
Geeßy welleevende en aangenaam In de verkeé-
ringe'y gelukkig in tigzelven^ en een Zegen
Ψ, voor anderen, „ Ëene bekoorelijke fcbilderij
waarlijk, die elk eerelijk hart moet naar zig
m
-ocr page 33-VOORREDEN vam 'den VERTAALER.
trekken! Tot derzelver lof zal ik, km ik niets
meer zeggen, dan dat zij in allen deele het keu-
relijk pinceel vertoont van den Uitgeever der Cla-
riila. Diff Heer heeft mij de eere gedaen^ en het
betrouwen in mij gefield^ mn de zorg van eene
Nederduiifc'Jye Fertaalinge en Uitgaave dier Hi-
jiorie mij aan te heveelen, en aan mij gelaaten
cm dezelve op te draagen aan zodanige, ipelke
ik daartoe verkiezen zoude. Schoon mijne uit'
fleekende hoogagtinge voor den Hr. Richardfon,
gevoegd hij de voortr^felijkheid d&s werks, waar-
in géefligheid^ oorèeel^ en deugdlievendheid met
elk ander en β rijden^ mij ligt lijk zouden kunnen be-
%veegen , om ' mijzelve weder den arbeid van
vertaaien te getrooßen;.\hebbe ik egt er om an-
dere gewigtige rtdenen mij verpligt gevonden
fnijzelven hiervan te verfchoonen: Dog zal alle
mogelijke zorg en naaukeurigheid aanwenden om
mijnen landgenooten eene Fertaalinge te leveren
van eene bekwaäme hand,, welke met de waardij
des werks overeenkoome ^ en het betrouwen, het-
welk deszelfs hoogloflijke Schrijver Hn mij Z9
gunßigUjk geßeld heeft, behoorelijk moge beant-
woorden : Èn heeft de Boekverkoop^ F. v. d.
Plaats de^ Uitgaave reeds voor zijne rekeninge ger'
nomen.
^adz. J
Ö Β
historie:
De Hr. Lovelace, ααή Jan Belförd^
Sehildkn^
benderdäg-ogtend^ fe Agt üureéi
lAaré kamerdeur is nog niep geopende
jik moet niet verwagten, dat zij met mij
")ntbijten zal. Nog ook met mij het
' middagmaal houéen, vermoede iki Dac
onnozel Hartje , wat moeijelijkheden verwekt zi|
zig^elve dog ai door tiaare ai te groote kiesheid 1
-- Alles wat ik haar gedaen hebbe, zoudea
wel Negen onder de Tien van dö Sexe flegts voot
tfene Kkigt ^ voor eene Stoeijerij hebben aange-
zien^ en diesvolgens daarmede gelachen hebben.
Hoe meer zij daarin ftclt, hoe fmertelyker heE .
voor haar zelve is ^ ^o wel als voor mij*
Wel hoe, Jan, waare het niet beter Volgend
torê eigene denkbeelden, dat zij niet %o zeef
V. Deeh' Α feheeü
έέ.
rne^wmm
fcheen te merken wat 'er in ilak, dan zij'toonen
zal, indien zij vergramd is?
Maar miflchien vreeze ik meer dan het noo~
dig is. Dat geloove ik waarlijk. Uic haare al ts
groote Kiesheid oncilaet mijne Vreeze; meer d^n
dat zij ongemeene reden zou hebben om gebelgd
te zijn. De ^^olgende reize mag zij zig wel zeer
gélukkig rekenen, indien zij 'er niet erger af koo-
me.
Het lief fchepzel was te nagt zo verfchrikt en
zo vermoeid, dat het geen wonder is dat zij dee-
zen ogtend wat lang bhjfc leggen.
Ik hoope dat zij meer ruft gehad heeft dan ik.
^gt en veitkwildcelijk , boope ik, dat haar flaap
zal geweeil zijn , op dat zij in taamelijk bedaar-
den geefl: moge bij mij koomen. Over en over
lieilijk bloozende en geheel beteuterd --- Ik
wëeie wel hoe zij. zien zal! -—- Maar waar-
om moet zij, die het ongelijkheeft, be-
fchaamd zijn , daar ik, die het gepleegd hebbe,
het niet ben ?
Maar de gewoonte is een wonderbaar ding.
De vrouwen vertelt men , hoe zeer haar bloozen
haare bevalligheden vermeerdert; Zij leggen zig
derhalven daarop uit: Het bloozen koomt al zo
gereedlijk als zij het willen hebben , als haare
Traanen: Waarlijk, zo is het ! Terwijl wij man-
nen, het bloozen voor een teken van fchuld of
bloheid neemende , even zeer poogen om het-
zelve tß onderdrukken.
¥ ^
-ocr page 36-JorrER CLARISSA HARLOWE.
■i
* *
Op mijne eere. Jan , ik ben wel half zo veel
befcliaamd om de vrouwluij beneden te zien, als
mijne Schoone kan zijn om mij te zien. Ik hebbe
mijne deur nog niet geopend, op dat zij niet tot
mij koomen indringen.
Welke duivels kan men, evenwel, niet maa-'
ken van de Sexe! Tot welk eene hoogte van--
Hoe zal ik het noemen ? -- moeten die gee-
ne gefteigerd zijn , welke voormaals eenen man
zo onderfcheidenlijk beminden , als Marijtjè en
Saartje beide mij bemind hebben ; en egter de
kwellingen der minnenijd zo zeer kunnen zijn le
boven gekoomen, en de verdrietlijke bedenkingen
overwonnen hebben , welke ontftaen uit het dee-
len mer nieuwe voorwerpen aan de verdeelde ge-
negenheden van hem dien zij boven alle andere
waardeeren, dat zij wenfchen, en daartoe mede-
werken dat hij het genot mag hebben van eene-
Mede-niianaares, en haar hoogile vermaak fteilett
in andere met haar op gelijken voet te brengen!
■- Want gij kunt u niet verbeelden , hoe
y-elf Saartje Marcin gifteren-avond zig vermaakte
mee de gedagte dat de tijd der Lady vaft naderde».
I
Nooit van mijn loeven verlangde ik naar ee-^
nige zaak met zo veel ongeduld, dan om mijne
ïiekooriler te zien. Zij is dee/e twee uuren, naar
het fchijncj iu beweeginge gewcöih
mm.
Dorcas tikte nu zo even aan haare deur, oiu
haare ogtend-bevelen te omvangen.
ZIJ had haar mets te zeggen^ was het ant-
woord.
Zij verzogt te weécen, Of zij niet zoude ont-
bijten ?
Een nors en binnen *s monds neen kreeg Doï-
cas ten antwoord.
Ik 2al zejve eens heen gaen.
Drie verfcheidene maaien klopte ik aan de
deur; maar kreeg geen antwoord.
Laat mij toe, atierliefll fchepzel, om te ver-
neemen nanr uwe gezondheid. Alzo men u he-
den niet gezien heeft, ben ik ongeduldig om re
weetcn hoe gij vaart.
Geen woord daarop ten antwoord; maar ee-
ne diepe zugc, zelf tot fnikkens toe.
Mag ik u bidden. Madam, om met mij eene
verdiepinge hooger le gaen —■— en gij zult u
verblijden te zien, hoe gelukkig wij alle het ont-
koomen zijn.
Gelukkig inderdaad ontkoomen. Jan! --
AVant de vlam had den venfter-bank al gefchroeid,
het behangzel gezengd , en het dun gefneeden
bcfchot van de ilijlen des venilers doorgebrand.
Geen antwoord , Madam! -- Ben ik
niet een woord waardig ? -Houdt gij dus
uwe belofte jegens mij ? -Mag ik de gunil
niet genieten van uw gezelfchap voor twee minuu-
tefi
1 I
-ocr page 38-Juffer CLARISSA HARLOWE. ' f
ten [Maar alleen voor twee mhmucen] in de Eec-
ml?
1 iem ! — En eene diepe zugc!--was
-al het antwoord.
Ancwcord iTiij maar, hoe gij vaart! Antvvoor<i
mij maar dat gij wel z-ijc} Is die de vergiffenis, wel-
ke de voorwaarde was van mijne gehoorzaaminge ?
Daarop met eeneflaaiiwe, dog toornige ileni^
Ga weg van mijne deur ! - Deugniet! ont-
menfchte, barbaar, en al wat fimod en fchelmfch
is! - ga weg van mijne deur! En plaag, düs
niet een arm Schepzel, hetwelk met regt uwe be-
icherminge, en geen mishandelinge verdiend had.
Ik zie, Madam» hoe gij uw woord omtrent
mij houdt!--Indien eene fehielijke drift, de
uitwerkinge van een onvoorbedngt toeval, nicc
kan vergeven worden-
O verfchrikkelijk getcigt van eens Vade#s
vloek, dus naar den Letter deszelfs --- ,
En daarop haare ftem in een" onverilaenbaap
gemompel bezwijkende, keek ik door het ilot-gar,
en zag haar op haare knieën leggen , met haar
aangezigc, fchoon niet naai mijopgeheven ^
midsgaders haare handen , en deeze te zamen ge-
vouwen, om den vloek van dien norfen dwinge^
land , zd ik onderilelle, af te bidden. '
Ik kon mij niee weerhoud^ van aangedaeii
te zijn. _ Λ
Mijn waardfte Leeven ! laat mij, maar voqC'
tvveQ rainuuten toe tot uwe tegenwoordigheid,
en beveilig uwe beloofde vergiffenis; en de
fem mag mij op de plaatze doodflaen, zo ik iets,
dan b.oecvaaïdigheid, voor een zo geheiligd Güter ^
i
6 De HISTORIE vait
m
opdraage !, —-Ik zal u naderhand den ge-
heelen dag alleen laaten ; en tot morgen-ogcend;
en dan bij u koomen met Gekhrifcen , geheel ge-
reed om te tekenen, met een Verlof^brief dien ik
dan zal gekreegen hebben, of met een Kerkelijk
leen zonder een, zo ik dien niet kan krijgen. Ge-
loof mij deeze eene reize nog I Wanneer gij ziet
hoe weezenlijk het gevaar geweeil zij, hetwelk
gelegenheid gaf tot dit uw ongelukkig misnoegen,
zult gij minder ilegte gedagten van mij hebben.
En mag ik u bidden om eene belofte na te koo-
men , op welke ik mij niec ten eenemaale onedel-
moedig verlaaten hebbc.
Ik kan u niet zien! Behaagde het den Hemel
φί ik u nooit gezien had! Indien ik fehrijve, dat
is alles wat ik kan doen.
Laat dan uw fcbrijven, mijn waardile Lee-
ven , uwe belofte beveiligen. En ik zal in ver-
Wagtinge hierop heen gaen,"
Na Elf Huren.
Zij fchelde om DorcQS , en met de deur,
flegts half geopend, in haare hand, gaf zij haar
een briefje aan mij.
Hoe zag het lief fchepzei 'er uit, Dorcss?
Zij was gekleed. Zij draaide haar aangezigt
geheel van mij af; en zugtede, als of haar hart
^ou berilen. -
Zoere lief! ---—- Ik kuile her nar ouweltje,
ien trok het met mijnen adem van liet papier.
Deeze is de inhoud. --- Geen mijn Heer
t$Ï bpymi gef^hreeven! Geen Hr. Lovèlace 1 -
■ . ' . ■■ . \
-ocr page 40-!k kan u niet zien : Nog wiUik, zo ik het
fielpen kan. Woorden zijn niec in ilaac om de
angften mijner ziele over uwe fuoodheid en on-
dankbaarheid uit te drukken.
Indien de oaiftandigheden der zaaken zoda-
nig zijn, dat ik geen anderen weg ter Verzoenin-
ge met dengeenen , welke mijne natuurelijke be-
iehermers moeiten ge-vveeil zijn voor zodanige mis-
handelingen , dan door u, [De eenige beweeg-
reden, die ik kan hebben, om een oogenblik lan-
ger te blijven daar gij vvreet dat ik benj, zo moet
pen en inkt, voor tegenwoordig, het eenig mid-
del zijn, vvaardoor wij gemeenfchap houden.,
Snoodile aller mannen! en alTchuwelijklle be-
drieger ! hoe hebbe ik van u verdiend die ergerlij-
ke onwaardigheden -Maar niet meer hiervan
-- Om uwentwille alleen zelf, moet gij niet
wenfchen om, ten minilcn voor eene week in toe-
koomende, te zien
De onverdiend verongelijkte en gehoond^-
Clarissa Harlow»,
Dus ziet gij. dat niets anders mij zou hebben;
kunnen baaten, dan dit bedrog van Tomlinibn en
haaren Oom ! In welke mooije omilandigheden-
hebbe ik mijzelven, niettemin, gebragt! --
Waare Ciefar zulk een zot. gewe^fl', hij zou nooit
de Rubicon zijn overgetrokken. Maar waare hij,
na dat hij die was overgetrokken , re infc&a te
rug gevveeken, zig door een Senatoriaal Edicl heb-
bende laiueö affchrikken , eene aartige figupr zm^
4 é. .
-ocr page 41-de hij in de hiftorie gemaakt hebb.en ! -—
jton immers wel weetendat eene ilruikrooverij ce
pnderneemen, en een perfoon voor fijf en leeven
te doen vree^en, even ftrafb^ar is, als of de ftruife-
tooverij itietcerdaad gepleegd waare.
Maar baar in eene week niet te ^lenl ——
Lieve fchoone ziel! hoe loopt zij mij in alles voor
tiic! De Advocaat zal de Gefchriften heden of
inorgen, ten langden, hebben afgedaen: De Ver
lof-brief met den Paftoor , pf de Pailoor zonder
den Verlof'brief, moet ook gereed zijn binnen de
paaftvolgende vierentwintig uuren; Pritchard is zo
öoed üls vaardig met de Èonatie- en Acceptam-
brief: Tomlinfpn ftaet zo te koom^n , met een
gunftig antwoord van haaren Oom-— Nog-
thans mij in eene week niet te zienl- Lieve
zoete zieJ ! -Haar goede engel is van huis:
ten miïiften loopt hij te ipcelen. Dog niettemin,
in uwen tijd van eene week cf veel minder, mijne
Bekooriler, twijJpfele ik niet mijne zege te voi-
tooijeti I
D.og hetgeen mij het mceil van allen finert,,
is* dac zulk een. uitmuntend Schep?:el haar woord
gae breeken: —r—=— Foe'j^ fpeij haar! —r—-—
Jk'laar niemand is ten eenenmaale volmaakt! Het
menßblijk te dwaalen, inaar niet te vqlhardexi
-ik hoope dat mijne Bekooriler niet on,-
^■^ufclilijk kan ^ijn ί
IL
-ocr page 42-J)6 Hr. Lovelace, ύαη Jan Belforöj
Schildkn.
Ί '
In 's KonlngS'fFapen ^ aan de 'Palmägh' ,
haan, Donderdag Twee uur en.
Verfcheidene-briefjes wierden mffchen ons
gewifleld, voor dat ik uitging, door de Internun-
cïature van Dorcas: Om welke reden het opfchrift
der mijne was in haaren behuw-naara. —-
Zij wilde haare denr niet openen om dezelve te
ontvangen; uit vreeze dat ik'er digt bij mögt zijn,
onderilelle ik ; Dtis was Dorcas genoodzaakt die
onder de deur te fteeken (na dezelve voor u te
hebben afgefchreeven) ; -en de antwoorden dasf-
vandaan te krijgen. Lees dezelve', zo gij wilt3
ter deezer plaatze. , . ^
4an Mem'. L 0 ν ε l δ c e. , - · , '
Inderdaad , mijn waardfte Lee ven , gij trekt
deeze zaak te verre. Wat zullen de luiden bene-
den, die onderftellen dat wij een zijn ten aanzien,
van de Plegtigheid, denken van eene zo groote
Kiesheid ? Zulke onnozele Vrijheden ! de Gelegen-
heid daartoe zo toevallig! —^—- Gij zult iizel-
ve zo wel als mij ten toon (lellen. -— Toe
wog loe w€eten pij niets van hetgeen gebeurd is.
Α ^ ï^
-ocr page 43-En wat is 'er inderdaad gebeurd om al dit misnoe-
gen te veroorzaakcn ? -Ik ben verzekerd, dat
^ij, door uw woord van eere te breeken , mij
geen reden zult geeven om te beflulten, dat, had-
, de ik u niet gehoorzaamd, het niet erger met mij
kon zijn afgeioopen.
Ik hebbe het opregtft berouw van de erger-
nis , welke ik uwer kiesheid gegeven hebbe --
Maar moet ik om eene zo1:oeva]lige gebeurtenis
met zulke aanftootelijke naamen gebrandmerkt^
worden? —- Snoodße aller mannen^ en ap
fchuwelljkße bedrieger, zijn waarlijk harde woor-
<3en! -En dat wel uit de pen van zulk eene
Zo gij eene verdiepinge hooger klimt, zult
gij overtuigd worden , dat, hoe affchmvelijk ik
voor u ook zijn mag, ik in dit iluk geen bedrie·
^er ben.
Ik moet aanhouden om u te zien , op dat ik
uwe bevelen imag ontvangen omtrent eenige der
onderwerpen , waarover wij giileren-avond fpra-
AI dat meer dan noodlg is, is te veel. Ik
cifche uwe beloofde vergiffenis, én wenfche mij-
nen eifch te bepleiten op mijne knieën. ,
Ik fmeeke, om uwe tegenwoordigheid in de
Eetzaal vooï een quartier uurs , en dan zal ik α
den geheelen dag alleen laaien. Ik ben,
Mijn uoaardße Leeven,
XJvi altoos·aanbiddende ^ en waarlijk he-^
' roinv hebbende y . _
. ^ jl o vela ce.
' ' ....... ' Aam
m
ί
(
mmm
\' ■ƒ
^an den Hr. hosTELhcv:,
ïk wil u niet zier. Ik kan u niet zien. Ik
hebbe u geen «bevelen te geeven. De Voorzie>·
nigheid beiluice over mij vs^at haar behaagt.
Hoe meer ik mijne gedagten gaen laate over
uwe fnoodheid, uwe ondankbaare, uwe barbaar-
fche fnoodheid, hoe meer ik tegen u verbitterd
worde. -
Gij zijt de laatße perfoon ^ wiens oordeel ik
wil inneemen over hetgeen in ftukken van betaa-
melijkheid te verre getrokken wordt of niet.
Het vak mij ihiertelijk. te fchrijven., of zelf
tegenwoordig aan u te denken.. Dring mij dan
niet meer. Nog eens , ik wil u niet zien. Nog
bekreune ik mij , nu gij mij veragtplFjk gemaakt
hebt voor mijzelve, vvat andere kiden van mij
denken.
. 1
Jan Mevr, L ο ν ε l α c e.
Wederom, Madam , koome ik u uwe beioi-
te erinneren: En fmeeke u verlof om te zeggen,
dat ik ilae op derzelver volbrenginge.
Gedenk, allerliefil fchepzel, dat de faut van
cenen fchuldigen niet eene fout kan wettigen van
iemand die volmaakter is. yll te groote kiesheid
kan wel al te weinig kiesheid worden!
Ik kan mijzelven ,niec befchuldigen met iets,
hetwelk deeze groote verftoordheid verdient.
Ik bekenne dat de gewddigheid mijner harts-
tpgt voor u , mij wel buiten de paaien van betas-
melijkheid kon vervoerd hebben
uwe bevelen en bezweeringen in zulk een tijdilip.
eenig vérmogen op mij hadden > durve ik nederig
zeggen , dat eenige aanmerkinge verdient.
Gij belail mij om u in eene wfeek niet te zien.
Zo ik geen vergiifénis van u krijge voor dat Capi-
tein Tomlinfon in de Stad koomc, wat zal ik aan
kern z^en?
Ik irneeke nogmaal om uwe tegenwoordig-
.heid in de Eetzaal. Bij mijne ziel, Madam^, ik
moef u zien.
Het is noodig dat ik u raadpleege omtren:
den Verlof-brief, en andere bijzonderheden van
groot belang. De luiden beneden denken dat
wij getrouwd zijn; en ik kan tot u niet fpreeken
over zulke onderwerpen met de detir tuiTchen
beide.
Om 's Hemels wil, begunftig mij met uwe
tegenwoordigheid voor. eenige minuuten.^ En ik
zal u den geheelen dag alleen laaten.
Indien ik vergiffenis ^ volgens uwe bclofce,
ièae te erlangen, zal de vroegile vergiiFems de ver-
piigtendfte zijn , en veel moeijelijkheid béfpaaren
voor qzeive zo wel, als voor ♦
.!
"üii>en waarlijk mismoedigen en hedruheip
* ' , t
Lo,velac3;.
V,
'^an den Hr. L ο ν ε l α c e. ^
Hoe meer gij mij plaagt mét uw taImei!i ,^hoe
erger het voor u. iJijn zal*
Om
Maar dat
ff'
•τ HF
^^ Daar wordt Tijd vereifcht om te overleggen,
t of ik ooic wel in 't geheel om u behoore te den^
ken.
Tegemvoordig is het mijn opregte wenfch,
dat ik uw aangezigc nooit weder zien mag.
; Alies wat u de minile fchaduw van gunft van
•Λϊ] kan aanbrengen, koomt voort uit de gehoop-
te Verzoeninge met mijne weezenlijke vrienden^
niet met mijnen ^«^^i-befchermer.
Ik bekrcune mij thans der gevolgen niet. Ik
j liaate mij zelve: En wie is het> op welken ik re-
i den hebbe om eenige agt te flaen? --- Niet op
den man zeker, die een bedrog kon fmeeden om
zijne eigene hoope te Tchande te maaken, 2:0 wel
als een arm vriendloos fchepzel (^dmr hemzelmn
vriendlöos gewOrdeii) door baldaadigen 'hoon^
waaraan met geen geduld te denken is. /
■
■f.
V
Aan Mevr. Lo vel ace.
Madam,
Ik zal naar de Commons gaen, en met alle
ikikken voorcvaaren , als of ik het ongelek niet
had van Onder uvv misnoegen te leggen.
Ik moet 'er op itaen , dat hoe fchuldig mijne
hai-tilogt, bij een zo onverwagt toeval, mij ook
deed fchijnen voor eène Lady van uwe kiesheid,
mijne inwiliiginge egter van uwe verzoeken in
zulk een tijdftip [Gelijk die u eene blijk gaf van
uw vermogen over mij, welke weinige mannen
konden getoond hebben] wei aangemerkt zijnde,
snij geregtigd behoort te maaken tot de uiiwerk-
zels
t
' >
T-OR»»-"—
ψ
■Λ
zeis van die plegtige belofte, welke de voorwaar-
de^ was van mijne gehoorzaaminge.
Ik hoope dat ik u in eene milder, en raag ik ^
zeggen, regfüaardiger gelteldheid zal vinden bij
sTiijne wederkoomtt. Het zij ik den Verlof-brief
Jirijge, of niec , mag ik u bidden, Iaat het Wel
haafl , waarop het u behaagde om mij te doen ^
hpopen, morgen-ogcend zijn. Dit zal alles weder
te regt brengen, en mij tot den gelukkigilen man
maaken,
Do Huwelijks-voorwaarden zijn ter tekenin-
ge gereed, of zullen het zijn regen den avond.
Om 's Hemels wil, Madam, laat uwe gram-
fchap niet loopen tot een misnoegen, hetwelk on-
gelijkmaatig is met de misdaad. Want dat zoude
ons beide ten toon ilellen voor de luiden bene-
den; en hetgeen van oneindig meer gevolg voor
ons is, voor Capitein Tomlinfon. Laaten wij
dog inftaat zijn, fmeeke ik u. Madam, om hem
bij zijn naaijvolgend bezoek te verzekeren, dat wij
een zijn.
Alzo ik geen hoope hebbe van toegelaaten te
wordeiï om te middag met u le eeten, zal ik niet
voor t'avond te rugkeeren: En dan, vermeete ik
mij te zeggen, verwagte ik [uwe belofte geeft mij
regt om ώί woord te gebruiken] u in zulk eene
gelleldheid te vinden, dat gij, door uwe toeftem-
tninge toe morgen, wilt zegenen
Lovelace.
/
ι
« , .1
' . j · Welk.
-ocr page 48-JuFFïR CLARISSA HARLOWE. ;
Welk een vermaak ftelde ik mij voor te nee-
[«lên, hoe mij te verheugen in de lieve bedrera- ·
[melinge , waarin ik haar verwagcede te vinden,
[terwijl alles nog zo verfch was! - Dog zij
hnoet ^ 7Λ]ζαΙ mij zien bij mijne wederkoomlb
[Hec waare beter voor baar zelve ^ zowel als voor
dat zij zo veel heven niet gemaakt had over
een niet met al Ik moet mijn Toorn leevendig
houden , op dat die niet tot Medelijden daale.
Liefde, en Medelijden, al is de terginge nog zo
groot, zijn bezwaarelijk vaneen ce fcheiden: Ter-
wijl Toorn datgeen , hetwelk zonder denzeive»
Beer nis zijn zoude , in Verbolgenheid verandert.
Niets kan in iemands oog beminnelijk zijn , op,
[ hetwelk hij door en door misnoegd is.
I Ik beval Dorcas, 'wanneer zij het laatfte brief-
I je onder de deur ftak, en merkte dat het opge^
i t.i eegen wierd om aan haar te zeggen, dat ik op
1 een antwoord daarop hoopte, voor dat ik uit--,
I Zij gaf met woorden daarop te houden,
i hem, dat ik mij niet bekreune waar hij gae$^
I fiog wat hij doet, -- En dit^ van Dor-
i cas weder aangeihen, mas alles wat zij mij ts
I zeggen had.
Ik keek door het ileuielgat, toen ik haare
deur voorbij ging, en zag haar op haare knieëtt
leggen, aan het voeten-einde van haar bed, mee
haar hoofd en boezem op het bed, haare armea
mr.^Q^vi±iiLief Schepzd, hoe aanhidde ikhaari\,
en in eene doodlijke benaauwdheid fcheen zij te
zijn, fnikkende, gelijk ik hoorde op dien afiland,
als of haar hart 2ou berften. _ Bij mijne
Γ
\ . . VC
( ,·
•Λ
t >4
t ύ
zfel, Jan, ik ben een deernis-'vaardige vent ! Ö-
verdenkinge is mijne vijandin! Godlijke Voorrref^
feiijkheid ! ----- Zo veele dagen aan een met'
häar gelukkig ! Nu zo ongelukkig! - Eil
waarom ? ——^ Dog zij is de Kuisheid zelve.
- Edog waarom zoude ik haar dus pijnigen
Maar ik moet mij aan mijzélven niec betrou-
*
Λ
«K ' 1
wen in den luim j waarin ik thans ben.
* >
Terwijl ik hier wagtedé naar MoWbray en
Mallory, met welker behulp ik den Verlof-brief ibö
,te krijgen, haalde ik, tot tijdverdrijf, eenige pa-
pieren uit mijn zak; en uw laatile fchoot mij met
voorbaarige gedieniligheid eeril in handen. Ik gaf
het de eeré 'van het eens weder door te leezen; en
dit maakte het onderwerp weder bij mij leevendig ^
waaraan ik beilooten had mijzelveïi niet te be-
trouwen.
Mij heugt, dat het lief fchepzel in haar ge-
fdheurd antwoord op mijne voorilagén, zegt, dat
Toegeevendhéid geen Laagheid Is. Zij weet beter
hoe dit betoond kan worden, dan eenig llerveling
die 'er leeft. Toegeevendheid heeft inderdaad
deftigheid in zig : En deftigheid was 'er altoos
in haare toegeevendheid. Nogthans zulk ecne def-
tigheid , welke der toegeevendheid bevalligheid
bijzettede; want geen hoogmoed, geen hoon, geen
blijkbaare Verhevenheid wierd daardoot te kennen
gegeven. —· Dit beveiligt Juffer Howè dat een
gedeelte is van haar algemeen charafter (a}.
Ik kan haar wel zeggen , door hoedanigen
ge-·
ii] Zie D. IV, bl.
Γ'
ϊ .1
gedrag zij mij voof altoös haar eigen zóu kunnen
maaken. Zij weet, dat zij mij niet ontvlugten
kan. ^ij weet, dat zij mij vroeger of laacer ziért
moet; hoe eer hoe aangenaamer en gevalliger;
-- iij wil haar wel toeilaen dat zij gebelgd zij
"Niet om dat de vrijheden ^ welke ik omtrent haar
gebruikte , zulks vorderen, waare ή] niet eene
GLARISSA; maar Vooi zo Verre hét haare bij-
zondere kiesheid betaamt gebelgd te zijn]: Maaii
■wilde zij meer Liefde dan Afgrijzen toonen je-
gens mij in haare verftoordheid; wilde zij fdhijneni
lü waare het maar fchijnen, te gelooven dat dö
brand geeh verzonne ΠίΙ^ en alles hetgeen'er volg*
de enkel toevallig was; en daarop afkbomen tot
tedere klagten, befchuldigingen, en vefwijtingert
dat ik dus mijn voordeel had willen doen met haa-
re oncfteltenis ι en wilde zij, eindelijk, wel ver-s
genoegd zijn (gelijk zij zeker wel mag) dat V
geen verdèré gevolgen van kwamen; en eenig e-
delmoédig vertrouwen ilellen op mijne eeré [Magé
mil gdarti betrowjjen hébben^ J^fi]^ zo denkei
ik dat ik een einde zoude maaken van alle haard
beproevingen, en mijne geloften aan haar opdraa-
gen voor het Altaar^
Nogthans daar ik zulke iloiite ftai>peri gé-
daen hebbe i als met Tomlinfön, en haarert
Oom -^— Daar ik zo verre gekoomen bert
^ O Belford, Belford, in wélke belemmerin-
gen liébbe ik mij:4elven gebragt, zo wel als haar!
-Die vervloekte afkeer tegen den Egt ^ in
Welke itrikken heeft die mij Verward! —χ—^ Aart
welke,legenftrijdigheden heeft dez-elve mij fohuldig
gemdaki:!
m
Hoe geneuglijk is het voor mijzelven, te mg
te zien op de gelukkige dagen welke ik haar ver-
leend hebbe; ichoon de mijne buiten twijfFel zui-
verder geluk gehad zouden hebben, hadde ik kun-
nen befluiten om mijne vonden aan een kant te
leggen , en den geheelen tijd zo opregc te zijn,
ais zij verdiende dat ik waare! ^
Indien ik vinde, dat deeze luim mij maar tot
morgen-ogtend bijblijft [En die heeft nu twee vol-
le uuren geduurd, en ik Ichijne vermaak te hebben,
dunkt mij, jn denzelven aan te kvveeken] zal ik u
een bezoek geeven , denke ik, of u bij mij doen
koomen; en dan zai ik - u daarover raad-
pleegen.
Maar zij wil mij niet betrouwen. Zij wil
geen vertrouwen flellen in mijne eere^ Twijffeien
is, in dit gevaJ, zo veel als Tarten. Zij bemint
mij liiet genoeg om het mij edelrnoediglijk te ver-
geeven. Zij is zo verre hoven mij verheven!
Hoe kan ik haar eene' verdienile vergeeven, die
niijn hoogmoed zo zeer pijnigt en vernedert! Zij
denkt ^ zij weet\ zij h^cSt mï] gezegd^ dat zij bo-
ven mij verheven is. Deeze woorden zijn nog wel
lil mijne oorcn ^ Ga weg, Lovelace -
,, Mijne ziel is boven u verheven, man ί --
,, Gij hebt een hoogmoedig hart om mede te
,, kampen !--Mijne ziel is boven u verheven
,, man (a). „ Juffer Howe denkt ook dat zij mij
overtreft. Gij,'gij zelf, mijn vriend, mijn boe-
zem-vriend en metgezel, zijt van hetzelve gevoe-
len. Daarbij vreeze ik haar zo veel, als ik haar
beminne.---Hoe zal mijn hoogmoed deeze
, (aj. Zie D, IV, Br. xxxr, ,
tS
i'h
«1
Juffer CLARISSA HARLOWE. ' f
, bedenkingen verdraagen ? Mijn Wijf (gelijk ik zo
' dikwijls gezegd heBbCj- om dac het mij zo dikwijls
weder in dc gedagten koomt) zo veel boven mij
uit ce ileeken!---- Ik zelve flegts ce wordea
aangemerkt als de tweede perfoon in mijne eigene
janiiiie !---I^int gij mij leeren zulk eene be-
dcnkinge als deeze te verdraagen! -—- Mij voor
te praacen van de vi^inil, welke ik in haar zal be-
haalen, en dat zij, met alle haare voortreffelijkhe-
den , in volkoomen eigendom de mijne zijn zal, is
een mifflag -— Dat kan niet weezen--Want
zul ik niet de haare zijn , en niet mijn eigen? —
Zal niet elke daad van haaren pligt (alzo ik dezel-
ve niet verdienen kan} eene toegeevendheid, en
eene zegepraal zijn over mij?--En moet ik hec
dac
>
. Λ
r
I
enkel aan haare goedheid 'te danken hebben
zij mij niet veragt ?--Dat zij zig wel wil Oef'
nederen om mijne zotheden te verdraagen ! -
Dat zij mij kwetze met een Oog van Ontfermin·*
ge!--Dat eene Dogter der Harlowes dus uit-
munte boven den laatilen, en gelijk ik al te voo-
ren gezegd hebbe, met den laagften der Lovelaces
(a}--Dat zij verre! —
Nogtbans, dat zij niet verre-Want zie ik
haar nu zie ik haar ieder oogenblik niet v,oor
mij geheel overfpreid met bekoorelijkheden , en net-
heid en fchoonheid, gelijk in de wgrilelingen van
den voorgaenden middernagt ? En in die worftelin-
gen, hitar hart, ilemoogen, handen,en gedagten,
zo volkoomelijk , zo heerlijk overeenftemmende
met het charader, hetwelk zij van haare wieg af.
tot op het tegenwoordig uur heeft opgehouden,
Β a Ma^
(a) Zie D. m. bl. iij. ' ' ^
-ocr page 53-%ο De HISTORIE vah
Maar welke voordeelen geeve ik u tegen iflij?
---NogcHans hebbe ik haar niec altoos regt ge-
daen? Waartoe dan tiw talmend onbefcheid?
Evenwel, vergeeve ik het u, Jan — Nade-
maal (cor zulk eene edelmoedige Liefde ben ik
bekwaam) ik liever had dat de geheele wereld mij
'veroordeeide , dan dat haar cliarafter de allermin-
fte betigtinge ondergaen zoude.
Het lief fchepzel zelve gaf mij eens te kennen,
da: er eene vreemde inengclinge in mijnen geeil
was. (a)
ik hebbe den naam van Duivel ^ en Beelze-
huh gedragen tuiTchen de twee trotfe Schoonhe-
den : Ik moefl: inderdaad een Beelzebub zijn, in-
dien ik niet eenige taamelijk goede hoedanigheden
had.
Dog gelijk JuiFer Howe zegt, de tijd van-
tijden is voor dit voortreffelijk fchepzel de tijd
waarin zij uitblinkt (b). Tot hieraan toe heefc
zij niets gedaen dan uitblinken.
Zij noemde mij jchurk , Belford , voor
deeze weinige uuren nog. En welk is het befluit
der tegenwoordige redeneeringe; dan dat, waare
ili geen fchurk geweeil, in den zin waarin zij het
woord neemt, zij niet zo zeer eene Engel zou ge-
weeil zijn?
O Jan , Jan ί Deeze middernagtfche ondér-
neeminge heefc mij gek gemaakt; heeft mij tent
eenenmaale over hoop gellagen! Hoe kan her lief
fchepzel zeggen, dat ik haar verfoeijelijk gemaakt
hebbe in haare eigene oogen, daar haar gedrag
onder zulk eene overrompelinge , en haare ver-
(a) D. ΙΠ. Br. xxix. (b) Zie D. IV. bl. 96.
««Η»«:
Juffer CLARISSA HARLOWE. ' f
ftoordheid onder zulke oinihndigheden>,' haar zo
groodijks heeft verheven in de w/V/e? η
Waarvandaan, evenv/el, koorac dit wonder-
baar mengehnoes ? -- Is het, om dat ik hier ben i'
Niet ten huize van Sinclair? Dog indien dat huis
befmettelijk is, hoe is mijne Beminde de befinet-
tinge dan ontkoomén i
Dog niet meer van deezen trant ! — Ik wil
eens zien, weik haar gedrag zal zijn hij mijne te
rug koomil, — Nogthans beginne ik reeds te
vreezen voor eenige kleine verflaauwingen, voor
eenige kleine aarzelingen : Want nu zo even kwam
'er een twijiFel in mij oprijzen, of ik om haarent-
wille zelf, behoore te wenfchen, dat zij 'er ligt-
lijk , of hezwaarelijk toe kopmi; om het mij te
vergeevQn ?
Jfr *
* *
Ik ben nu op het fpoor om. aan den gewen feh-
len Verlofbrief te koomen.
Ik hebbe nii alles tuifcben mijne Beminde en
mij ten vollen overwoogen ; en mijne bedrem-
raelinge is over, Hetwelk mij rot een fpoediger
befluit gebragc heeft , is dat ik denke te heb.bcn
uitgevonden, wat zij meent met mij eene ^eek
lang van zig af te houden , gelijk zij voorheeft.
Het is, op dat zij tijd mag hebben van aan Juffer
Howe te fchrijven , om dat haar vervloekt ont-
werp in 'c werk te ftellen, en daarop maatregels te
neemen, waardoor zij in Haat zal zijn om mij voor
^Itoos te verlaaten en den fchop te geeven. Nu,
Jan, indkn ik hij mijne te rug koomß geen toe-
U 3 Ιαφτ^
-ocr page 55-II
laatinge verwerte tot haare tegenwoordigheid;
maar met trotsheid worde afgeilagen; indien zij
ftaen blijft op haare 'uoeek (met zulke uitzigten in
haar oog),· Dan zal ik in mijne giiiinge beveib'gd
■worden; en het zal duidelijk voor mij zijn, dat hec
op zijn befl: eene flaauwe Liefde was, welke voor
pointiliß wijken konde op eenen tijd, dat de al-^
verzoenende Plegtigheid, zo als zij denken moet,
naar haar bevel maar wagt; ---- Dan zal ik
alle haare bitsheden mij weder in geheugen bren-f
gen; dan zal ik JuiFer Howes Brieven, en de af-
icbrifcen uit andere derzelver weder overleezen;
mijn afkeer tegen het Gekluifterd Leeven den rui-
tnen teugel vieren: En dan zal zij de mijne zijn,
zo als ik haar hebben wil.
Dog niettemin hoope ik nog al, dat zij alles
tegen den avond beter zal overdagt hebben ; dac
haare bedreiginge van eene week van haar te moe-
ten afblijven, in de hitte der d^ift wierd uitgeila-
gen \ en dat zij zal toeilaen, dat ik al zo veel re-
den hebbe om op haar'tQ kijven over het breeken
van haar woord, als zij op mij over het verilooren
van de ruil. ^
Deeze regels van Rowe zijn mij c'e binneri
gefchooten; en ik zal dezelve zeer devoj)tlijk den
gantfchen weg langs opzeggen , terwijl de draä-
gers mij zo (Iraks in hunnen iloel naur haar toe»
ÈQtfen.
ift
Leert mij^ ο Godn, de kimß om^wel t&
fpreeken^
i^ijn oogwit in Ί gewaad van lieve woordeti
' " ^ ....... ....... '
m
κ
■J
' -J
}
Juffer CLARISSA HARLOWE. ' f
Die haare ziel met zagt vermogen fchaa-
ken, ,
En nooit het fel gedrulfcb der driften dom
ontwaaken.
De Hr. Lovelace, aan Jan Belford^
Schildkn. \
Bedorven ί
— Seldre-
—- Wel
Donderdag-avond, den 8 Junij.
O ivat doodlijke vloek!
Veriooren! Verfchalkt! Bedrogen ! —
ment, karei, de Lady is voort! —
ter deege voortgegaen ! Ontvlugt [ --— ^
Gij weet niet, gij kunt niet begrijpen, welke
doodlijke angilen mijn hartf nijpen en wringen!:
■- Wat kan ik doen ! —^— O Heere, O
Heere, O Heere ί
En gij ook, die getragt hel:)t mij den moed te
beneemen, zult op deeze tijdinge nog wel klappieii
met uwe draaken-vleugels.
Nogthans moet ik fcbrijven, of ik zal uitzin-
nig worden. Weinig minder dan dat ben ik dee-
ze twee uuren geweeft; booden afzendende naar
ieder Pofthuis, naar ieder Herberg , naar ieder
Wagen of Koets, het zij die vloog of kroop, en
naar ieder huis, daar maar, een kamer te huur hing,
vijf mijlen in het rond.
Die kleine geveinsde, die geen leevendige
in deeze _ Stad kent [Ä' dagt dat ik tm allen.
mm
ffjWe van haar verzekerd was'l zulk eene onbe-
dreevene verraaderes; mij ook nog hoqpe geeven*
in haar eerfte briei'je, dat baare verwagtinge op
de fainilie-verzoeninge haar weerhouden zoude van
het doen van zulken ibp als deezen :-Ver-
vloekte vonden van haar ί- Ik dage dat het
aan ha^re befchaamdheid, aan haare zedigheid was
toe' te fchrijven, dat zij ^ na eenige onnozele vrij-
heden , mij niet onder de oogen konde zien; ter-
wijl zij den geheelen rijd onbefchaamdlijk [Ja, ik
zegge, onbefchaamdlijk^ fchoon ze Clariiïa Har-
lowe zij] een toeleg fmeedde om mij te berooven
van den dierbaarilen eigendom, dien ik opit ver-
kreegen had -Verkreegep door eene moeije-
lijke dienilbaarheid van veeïe maanden; om haar
vegtende en flaende door de Wilde beeilen haarer
familie, en kampende met eenen Windmolen va|i
Deugd, welken te beij)ringen alleen ml] millioc-
nen van valfche eeden gekoil heeft; en die ïh"! niet
jjijne verdoemde Lugt-waaijers, mij wel anderhalf
mijl buiten hoope geflagen heeft! -^n d^t,
juill: als ik in het gezigt kwam Vi^n de vervullinge
van alle mijne wenfchen!
O Duivel der Liefde; God der Liefde zijt gij
niet meer! Hoe hehbe ik dit/dog van u
verdiend 1 --- Nóóit te vooren wa^rt gij im-
mers een vriend van bevroorene Deugd! ——Γ-
Magtlooze geeft, want magtloos moet gij zijn^ zo
gij niet bedoeldet mijne hoope te verijdelen; wie
zal voortaan vpor uwe outers knielen! - Dat
pik onvertzaagd hart u verfo^ije, y^ragte, vervlo?-
jte , verzaak©, gelijk ik doe -r- Maar O Bel-
fort» |3iïif0}rd, wac kan nu vloeken baacenl
Η
Juffer CLARISSA HARLOWE. ' t^
*
Hoe zij deeze haare ondeugende vliigt kon
werkfteliig maaken , daar ftae ik verbaasd over;
(daar der geheele Zuilerfchap was aanbevoien, op
haar te paflen : -Wanc toe nog toe bebbe ik
geen geduld genoeg gehad, om naar de bijzonder-
heden te verneemen , nog om cene leevpnde ml
derzelver tot mij te iaacen naderen.
Hiervan ben ik wel verzekerd, anders zoude
ik haar hier niet gehragt hebben; dat 'er geen
Schepzel is, die tot dit huis belioort, weike of
door Deugd of door Wroeginge kon worden om-
gezet: De hoogde vreugde , welke ieder helfche
Nymph van deeze meer dan helfche wooningc,
kon gevoeld hebben , zou geweeil zijn deeze
trotfe Schoonheid met haar op gelijken voet ψ
brengen. --- En wat mijn Schurk belangt,
aan welken ik haar ook had aanbevolen, die is een
zo inde wol geverfde Schobbejak, dat hij in kwaad
doen vermaak heeft enkel om, dat het kwqad is:
Goen omkoopinge kon hem verleiden qm hem
ontrouw in zijnen dienft te maaken, indien daar-
in maar ondeugendheid ftak! — Het was, evenwel,
goed dat hij van mij afwas toen het vervloekte
nieuws mij wierd medegedeeld! Op den loop, de
fchurk! om naar haar te zoeken: Omniet te rug te
keeren, nog mijn aangezigt te zien [zo fchijnt het
dat hij verklaarde] voor dat hij eenige kundfchap van
haar gekreegenheeft; en alle de buiten-huur-zijnde
knegts van zijne talrijke kennilTe heeft hij pp den
iicen gebragt, en tot datzelve werk uitgezonden.
Waartoe bragc ik deeze engel (engel n^Qec
ßs ik
h
i"
li
%s De HISTORIE va»
ik haar nog noemen) in dit helfche huis ? ~ En
was ik niet in overleg om haar de verdiende eere te
doen ? Bij mijne ziel , ßejford, ik had beflooten
•— Dog gij weet wel, wat ik onder voorwaarde
beflooten had —En nu , wie kan zeggen ia
welke handen zij mag gevallen zijn !
Ik worde dol , puur dol, bij Jupiter, als ik
hierom denke !--Onvoorzien , hulpeloos,
zonder kennis -- deeze of geene fchurk, nog
erger dan ik zelve , die haar niet aanbidt gelijk ik
haar aanbidde, mag haar opgevangen hebben, en
met haare verlegenheid zijn voordeel gedaen! ----
Ik mag verboren gaen, Belford, indien eene ge-
httX^ hecatombe V2Xi onnozele^ gelijk deeze.kleine
peftiienties genoemd worden, de gebrokene belof-
te en ondeugende konilenaarijen van dit wreed-^
aartig fchepzel boeten zal!
J
5V·
Λ
***
Daar ik met een gunftig befluit omtrent haar
naar huis ging , gelijk ik deed , oordeel gij eens
hoe ik mijne zinnen moeit verliezen, wanneer haa-
re vlugt mij eerfl: wierd te kennen gegeven, ichoon
maar met half afgebroken redenen. Ik wiil niet
wat ik zefde, nog wat ik deed. Ik zou wel gaarn
iemand den hals'gebroken hebben. Ik vloog uit
het een vertrek in het ander, terwijl zij mij alle
uk den weg liepen, behalven de uitgediende oude
Lijs Carberry, die mij de eerfte openinge van de
zaak gaf.. Ik betigtede haar alle, in mijne eerlle
woede; van trouwloosheid en omkoopinge ; en
dreigde oud en jong van kant te brengen i die mij
maar zouden voor d$ handen koonien,
Do^
-ocr page 60-Juffer CLARISSA HARLOWE; ^y
Dorcas houdt zig nog voor mi] opgeßooteni
Sara en Mary hebben nog niet durven te voor-
ichijn koomen: De fnoode ^nclair ...
Maar daar koomt de haatelijke duivel aan.
Zij klopt aan de deur, fchoon die maar alleen aan
ilaet, iiiot eti kwijl huilende, om te zien, onder-
ftelle ik, of ze mij niet doqr liflaiFen tot bedaaïeo
brengen kan.
γ:
\
Welk een hulpelooze ilaat, waarin iemand
flegts zigzelven en anderen kan verwenfchen; ter-
wijl de oorzaak zijner woede blijft duuren ; hec
kwaad door overdenking^ fteeds aanwaft; de tijd
zelve zamenfpant om hec verdiepen! —^ O hoe
vloekte ik op haar!
Ik hebbe haar nu voor mijne oogen, dunkt
mij, te huilebalken — Hoe haatelijk maakt droef-
heid eene lelijke tronij ί —^ De uwe , Jan, en
die van deeze oude totebel, de treurliederen zin-
gende , moet altoos, in plaatze van medelijden te
verwekken, haat beveiligen; terwijl fchoonheid in
traanen, fchooner Schoonheid is, en in welke te
befchouwen mijn hart ukoos vermaak fchepte,
„ Wat excuus! -Bruij aan de galg·, gij
5, en uwe vervloekte Dogters, wat excuus kunt
„ gij maaken? - Is zij,niet weg! --
- Maar voor dat ik
„ Is ze niet'omvlugt!
j, geheel krankzinnig worde, voor dat ik'een
j) half-honderd moorden begae, laat mij hoorèn
„ hpQ liQE gegaen ,,
iWfP
De historie van
. #
Ik hebbe, haare vertellinge gehoord !
Lift, verdoemde, verbruide, ondeugende, onver-
geevelijke Lift , in eene vrouw van haar characfter
—- Maar toon mij eene vrouw, en ik zal u
een bedriegeh'jken geeft toonen! -Deeze
peftige Sexe is Liß zeive ; Eik derzelver is van
natuure op looze ftreeken afgeregt.
Die is hec zaakelijke van het berigt der oude
iieks.
Zij vertelde mij , „ Dat ik niet zo dra uit
9, het fnood huis gegaen wa^, of Dorcas gaf daar^
j» van aan de Syreene „ [Laat mij haar jhhel·
den^ Jan^ — Laat mij toe, hidde ik u, Jan^
dat ik haar fcheldnaamen geeve ! „ of Dor-
cas gaf daarvan aan haijre Lady] kennis; en dat
jk gezegd had, dat ik naar de Doi^tors-Coin-
raons gegaen was , en daar eenige uuren te
fpreeken zou zijn in den Hoorn , indien 'er
door den Advocaat, of iemand anders naar
mij gevraagd wierd: Dat ik naderhand zou zijn
of in de Cacaq-boom, of in 's Konings-Wapen,
en niet dan laat vi?eder ftond t'huis te koomen.
Waarop zij bij haar aanhield om eenige verkwik-
kinge te gebruiken. i
,, Zij was in traanen toen Dorcas bij haar
,, kwam; haare ftoute oogen van weenen gezwollen
s, zijnde : Zij weigerde te eeten of te drinken;
zugtede als· of haar \hart ^ou berften.j ^, ^^--
Valfche , duivelfche droefheid ί piet de démoedi'
^e, ßUle droefheid, -welke alleen oiiifennhgs
z'er*
J
91
?»
3>
3>
9>
5>
ί
ί
—F—r^
Juffer CLARISSA HARLOWE; ï^
WdientI-Toeleggende, in het middea
derzelver, om mij te bederven, om mij te beroo·»
ven vaii al wai ik te v^raardeeren agtede.
„ Niettemin, beflooten hebbende om mij in
eene week ten minften niet te zien, gebood zi|
haar om haar drie of vier Franfche brooden bo-»
ven te brengen, met een weinig boter, en eene
vies water; haar zeggende, dat zij geen gebruik
zou maaken van haaren dienft; en dat zou alles
zijn , hetwelk zij in dien tüflchentijd nuttigen
zoude. Dus voorgeevende, loos fchepzel! zig
van voorraad te voorzien tegen een beleg van
„ eene week. j, Want wat vafte fpijze belangt,
die heeft zij niet meer dan andere engels -———
Engels, zeide ik! -—-—- De duivel haal mij, zo
^-Wanc
zij langer nog een engel zijn zal!
zij is haatelijk in mijne oogen; en ik haate haar
doodlijk! -
Maar och! Lovelace', gij liegt!--Zij it
al wat beminnelijk is! Al wat voortreifelijk is! ^
Maar is zij, kan zij wel zijn voortgegaen!
-O hoe zal JuiFer Howe zegepraalen! -
Maar zo die kleine Furie haar in huis neemt, zat
het Noodlot mij rijklijk vergoedinge geeven; wanc
dan zal ik het zo beileeken, dat ik haar beide
krijge.
Ik ging te rug zien naar den zamenhang —
maar de duivel haal den zamenHang; Ik hebbe
daarmede niet te maaken! Het tegendeel paft beft
bij krankzhinigheid, en deeze zal wel haaft mijn
lot zijn! . ·
„ Dorcas raadpleegde de oude heks of zij
haar moeft gehoorzaamen: O ja, buiten allen
» twijf-
i
masm
twijffel', want de Hr. Lovelace zou ten allen tij*,
de wei weeten bij haar te kooraen; en gaf haar
bevel om er eene bouceille Spaanfche Sek bij
te doen»
„ Deeze bereidwillige gedieniiigheid gaf haaf
„ zo veel genoegen , dat zij zig liet beweegen
„ om naar boven te gaen , en de fchaade doof
,, den brand gedaen te bezigcigen ; en fcheen
daarvan niet alleen aangedaen te zijn, maar^ zo
„ als zij dagren, ook ten vollen overtuigd dat het
„ geen bedrog was; gelijk zij bekende dat zij
in ^t eerO: gevreesd had. Dit alles ilelde haar
lieden geruil; en zij lachten in haare vuiften,
als zij dagten, welk eene kinderagtige wijze van
haare verftoordheid te toonen zij verzonnen
had ; Saartje haare fpotternijen uitflaende, dat
Mevr. Lovelace het wel begreepen had ^ even-
wel , om niet over hoop te leggen met haat
hrood en hot er, ^^
Deeze kinderagtigheid Zelve nu, zo als
het zig verbeeldden, in zuJk een uitmuntend ver-
lland , zou mij .agterdogt hebben doen opvatten
of op haare .heriens , wegens hetgeen *er nagtg
gebeurd was; of op haar voorneemen, daar het hu-'
welijk (voor zo veel zij will) binnen die week
ftond voltrokken te worden, waarin zij beflooten
had zig voor mij in hetzelve huis te verbergen.
„ Zij zond Willem met een. Brief naar Wil-
5, fon's, gerlgt aan JuiFer Howe, hem beveelen-
„ de om te magen of daar niet een voor haar
,, waare. „
5, Hij hield zig alleen of hij daar naar toe
1 » ging r
J»
»»
Φ
«
9)
i
Juffer CLARISSA HARLOWE. ^
ging, en boodfchapte weerom dac 'er geen was^
en ftak haaren Briefin zijn zak voor mij.
, Zij bevai hem toen eenen anderen fdien
zij hem gaf) aan mij te brengen in het Wijnhuis
den, Hoorn - Dit alles doende zonder ee-
nige fchijnbaare ontileitenis; nogthans fcheeii
zij zeer droefgeeilig te zijn ; en hield haaren
neusdoek menigmaal aan haare oogen.
„ Willem hielci zig of hij naar mij toe zou
gaen, mee deezen Brief! Maar ihoon die hond
flim genoeg'was om eenig mifrrouwen te hebben,
om dar zij hem ten tweeden maale uitzond feu
dat aan mij, welken zij geweigerd had te zien);
hetwelk hem zeldzaam voorkwam ; en hij zijti
mirtrouwcn re kennen gaf aan Saartje, Marijt-
je, en Dorcas; nogthans iloegen zij zijne ver-
denkingen in den wind ; terwijl Dorcas haar
alle verzekerde , dat haare Lady door haare
droefheid eer ftomp en dofgeeftig, dan werk-
zaam fcheen te zijn; en dat zij ^weezenlijk ge-
loofde, dat het haar een weinig in het hoofd
leuterde, en zij dus niet wiil wat ze deed Dog
,,'alle verlieten zij zig op haare onbedrevenheid»
„ op haare openhartigheid, en hierop dat zij niec
„ den minden toeilel maakte om uit tegaen, of
,, om eene koets of draagiloel te laaten koomen,
» gelijk zij zomtijds gedaen had, en nog meer op
„ de toebereidzels die ze gemaakt had om het be-
5ï leg van eerje week uit te ilaen , gelijk ik het
i, noemen mag.
Willem ging uit, zig verftoutende om mij
den Brief te brengen : maar hij kwam fchielijk
» weer te rug; alzo zijn hare hem nog al ongeruft
>j
ï)
>J
J>
9>
J)
J1
JJ
5ï
J>
>ï
3>
55
i:
-ocr page 65-ι, maakte, als hij zig mijne veelvuldige waarfcim^
j, wingen te binnen bragc, dat hij zijn eigen oor-
„ deel niet moeft volgen , wanneer hij hepaaldé
ordres had; raaaf zo 'er iets twijffelagtigs voor-
kwam , wegens omftandigheden die ik niec
voorzien konde , dezelve lettèrlijk gehoörzaa-
meh , als dè eenige weg orïi befchuldiginge te
ontgaen.
„ Dog in deezen korkten tüiTchentijd moet
het geweefl: zijn , dat zij óntfnapte; want kort
,, na zijne wederkoomit iloöten zij de deur en het
„ hek aan de ftraat, terwijl Mama, en de twee
„ nymphen eene kleine wandelinge ίη den tuin
5, deedeii; Dorcas naar boven ging , en Willem
„ (op dat hij Van zijne Lady niet gezien, nog zij-
j, ne ftem gehooi'd mögt worden) naar beneden
in de keuken.
Omtrent een half uur daarna had Dorcas,
die zig geplaiic had daar zij de deür van haare
„ Lady kon zien opengaen , de nieuwsgierigheid
om eens te gaen kijken door het ileüteJgat, zig
oiigêruft nlaakende, zo als zij zeidé , dat haare
Lady zig op de eene of andere wijze mögt te
, kort doen in 'dien luim, waarin zij den geheelen
5) ^iig geweeft was % en den ileutel in de deur vin-
dende , welk niet zéér gewoon Was, klopte
zij drie of viermaälen aan dezelve, en geen
antwoord krijgende, opende ze die , mét Ma-
dam, nept gij. Madam? — Onderftellende
dat zij in haar kabinetje was^
„ Geen antwoord krijgende trad zij voort,
ilond verbaasd dat zij haar daar niet vond. Zij
„ liep fchièlijk naar de £etzaal i toen naar mijne
3) ka^
9»
-»>
9>
a»
Λ
5>
lil
i'
5J
Λ.
5)
j, ïcamets, ieder kabinetje doorzoekende,· terwijl
zij den geheelen tijd vreesde eenigen droevigen
,, uitgang te zullen befchouwen. '
„ Haar nergens vindende, liep zij < beneden
naar het oüd fchepzel, en haare nympheh, mes
,, Hebt gij mijne Lady ook gezien ? —■— Dan is
„ ze weg ! ---- Boven is ze nergens!
„ Zij Waaren wel verzekerd, dat zij niet kon
„ zijn uitgekoomen.
„ Het geheel huis was in eert oogenblik in
oproer; zommige de trappen op , zonimige af-
,, loopende, uit de hooger vertrekken naar de laa>
j, „ger ί en alle fchreeuwende, Hoe Zouden zij on-·
der 'mijn gezigt durven koomen!
5, Willem riep uit i hij was een man des
j, doods · befchuldigde haar ; Zij hem; en
elk een was een hefbhuldiger, en omfehuldiger
j, tevens. '
9>
iJ
,, Wanneer zij het gèhed huiä j én elk kaïiler·«
^ tje in liec2elve , wel tienmaaleh , te vergeefs $
hadden doorgezogt, kréegen zij het in haai
hoofd om, te zenden aan alle laftdraagers
„ draagftoel-luiden , en huuikoetfiers, welke in
de twee voorl^edene Uuren omtrent het huis ge-»
Weeft waaren, en te vemeémen of iemand van
dezelve Zulk éene jonge Lady ook gezien had §
haar befchrijvende.
,, Dit bragt haar eenig ligt aan i De eenige
,, aanblik ter hoope, die ik hebben kan , en die
j, mij bewaart voor volftrekte wanhoop. Een
der draagiloelluideii gaf haar dit berigti Dat hij
9}
if
5>
»5
5i
Ρ Die in tondon bet ντςίΠ ^an Kmjers ons, doen*
-ocr page 67-j4 ; De HISTORIE van
«ι
„ zulk eene uk het huis zag koomen een weinigje
,, voor Vieren (mee eene^ groote haafl: en ontftel-
,, tenis, als of zij verfchrikt was) mee een kieiii
,, pakje in haaren neusdoek opgeknoopt, in haä-
j, re hand: Dat hij tegen zijn maat, die haar zijn
„ dienil bood zonder dat zij antwoorddezeide',
j, dat zij eene mooije jonge Lady was : Dat hij
rt wel wedden wilde , dat zij of, een kwaad man'
53 had , of norfe ouders; want dat haare oogen
5, fcheenen gezwollen te zijn van fchceijen, Waar-
,, op een derde, vent te houden gaf, dat het mo-
3, gelijk eene Hinde was , die uit de diergaarde
11 ,, van Mama Verdoemde-heeß ontvlooden was.
I ί ' 5, Dit vertelde JufFr. Sinclair mij met een vloek 'er
j, bij , en een wenfch dat zij den onbéfchoften
, ,, fchurk kende : -- Zij dagt waarlijk, dat zij
j j, een beter naam had; daar zij zo fatzoenliß
„ leefde^ en ledereen naaukeurig betaalde voor
5, hetgeen zij kogt; daar haar huis bezogt wierd
„ van de bepe eti ordentlijk(ie beeren ^ en men
in .hetzelve van gerngt of gekijf nooit wi/? ,
„ nag hoorde,
„ Wegens deeze waarfchijnelijkheid, had de
5, knaap, welke deeze onderrigcinge gaf, dè
,, nieuwsgierigheid van haar te volgen, zonder dat
? j, zij het merkte. . Zij keek dikwijls ^m. leder-
ί ,, een die haar voorbij ging , keerde zig om, om
„' haar na te zien ; hun vonnis fpreékende over
I ,, haare traanen, haare haafl en haare bekoorelij-
I ke perfoon ; tot dat zij aan eene ftand-plaatze
? ^ 'van koetfen gekoomen zijnde, een koetiier haar ν
I I, zijn dienil bood; 't wélk zij aannam; wa^Op
^ hij afkwam \ de koetsdeur met alle haafl: open-
i ' ■
-ocr page 68-Juffer CLARÏSSA HARLOWË.
de, ziende haare haaft; en in het intreedert
j, ftruikelde zij door fchielijkheid; en bezeerde,
„ zo als de vent geloofde , haare fcheenen door
„ het ftruikelen.,,
De duivel haal mij, Belford, indien mijn edel-
moedig hart niet met haar bewoogeais, niettegen-
ftaende haar ondeugend bedrog, als ik overweege
welke_haare bedenkingen en vreeze op dien tijd
moeiten zijn: ·—— Een zo kiefch gemoed, geen
berispingen in agt te neemen ; nogthans, waar-
fchijnelijk bedugt te worden aangepakt vän eenen
Lovelace in ieder dien zij zng ! Te gelijk, niec
weetende aan welke gevaaren zij zigzelve ging
blootftellen; nog bij welken zij eene fchuilplaat-
ze kon verwerven ; eene vreemdling in de Stad,
en derzelver leevensv/ijze in 't geheel; de .namid-
dag reeds verre verftreeken zijnde ^ maar weinig
geld bij zig hebbende; en geen kleederen dan die
ze aanhad!
Het is onmogelijk, in zulken korten tuflbhen-
tijd zedert den voorgaenden nagt, dat Juffer Ho»
we's Townfend 'er de hand in kon hebben.
Maar welk een afgrijzen moet zij hebben Vätt
mij, om alle deeze gevaaren te loöpen; hoe moeë
ze mij van harten verfoeijen, wegens mijne vrijhe*
den van voorleeden nagt! O dat ik haar meer re-
den tot zulk eene geweldige verbolgenheid gege-
ven had ! Wat haare Deugd aangaet, ik ben te
veel verwoed om haar den lof te geeven, welken
die verdient. Aan Deugd kan het niet zijn toe rö
fchrijven , dat zij wegloope van de bekoorelijke
uitzigten, die zij voor zig had; maar aan Kwaad-
aartigheid, Haat^ Veragtinge, Harlowe-Trotsheid
36 De HISTORIE vam "
(de ergile Trotshïïid) en aan alié dedoödlijkeharts-
togten ^ wei'ke ooit den baas fpeelden in een vrou- ·
wen-boezem. ---En indien ik haar maar kan
weder krijgen — Maar zijc ftil, zijc bezadigd, gaec
leggen mijne ilormende driften; want is het nien
ClariiTa [_HarloiOe moet ik zeggen ?] tegen welke
ik dus raaskalle
„ De vent hoorde haar zeggen, Jaag hard!
Zeer hard voort! Waarnaartoe, Madam? Naar
j, den Holborn1- Sluitboom ^ antwoordde 2ij;
5, herhnalende, Jaag zeer hard! -En zij trok
„ de beide glazen op: En hij verloor binnen een
5, minuut de koets uit zijn gezigt.
„ Willem, zo dra hij. deeze kündichap liad,
„ rpoedde zig voort op hoope van haar op te
fpooren; verklaarelidé, dat hij nooit weder zou
„ denken om mij te zien, voor dat hij eenige tij-
„ dinge van zijne Lady gehoord had. „
En ήα', Belford , is alle mijne hoope, dac
deeze knaap (die ons vergezelde op onze Uitreed
naar Hamilead, naar Highgate, naar Muswell-hill,
naar Kentifh-town) van haar iets zal te hooren"
koomen op de eene of andere van die plaatzen.
En hier bouwe ik dies te meer op , om dat ik'
mij erinnere dat zij eens, na dat wij te rug ge-
koomen waaren , zeer naaukéurig vraagde naar
de Pofthuizen, en de prijzen, die men bij elk be-'
taaien moeft ; prijzende de gerijflUjkheid voor de
paiTagiers om alle liuren te kunnen weg koomen ;
en dit dat Willem her hoorde , welke ons toen
bediende. < Wee den Schobbejak , 20 hij Zig die'
niet te binnen brengt!
* *
; . liL
1 .Eeue dct Yoorfteden yan· London,
-ocr page 70-Ik hebbe over haare kamer heen en weer ge-
loopen, peinzende, of elk iluk opneeniende het'·
welk zij maar aangeraakt of gebezigd heeft: Den
fpiegel, waarvoor zij zig kleedde , zoude ik bijna
in ftukken gegooid hebben , om, dat hij mij de
perfoonlijke beeldtenis , welke hij gewoon was
weerom te kaatzen , niet vertoonde van haar,
welker denkbeeld altoos bij mij tegenwoordig is..
Ik roep haar, nu met de tederile , dan met de
fmaadlijkile bewoordingen , als of zij het hooren
kon: Haar miiïende, mifle ik mijne eigene ziel,
ten minilen alles wat dezelve dierbaar is. Welk
een ijdel in mijn hart! Welke eene verkoudinge
in mijn bloed , als of deszelfs omloop geftremd
waare ί Uit haare kamer loope ik naar mijne ei,'-
gene; in de Eetzaal; ea in en· uit elke plaatze
haaile ik, daar ik mijne Harts-Beminde gezien heb-
be; in geen derzei ver. kan ik vertoeven; haar be-
minnelijk beel4 in ieder vertrek , in de eene of
andere beminnelijke gedaante , naar dat ik ver-
fcheidene verkeeringen herdenke , wreedJijk op
mij indringende. '
Maar toen ik in mijne eerile w^edc, bij mij >
ne t'huiskoomft, naar de tweede verdieplngc liep,
met befluic om de opgeflootene Dorcas te gsea
zoeken, en be(chouwde den te vergeefs, gebranden
venfterbank, en mijne mislukte vonden,mij te bin-
nen bragt, mislukt door mijne eigene zotte dwaas-
heid , dage ik dat mijne uitzinnigheid volkoomen.
•wierd; en ik liep naar beneden als iemund, die
C 5 van
-ocr page 71-......""•·ί·''ίί··ί..>.ίΐ|Ι^,ίΜΐ1.ίΐ
van een fpook verfchrikt is, bijna huilende van
verdriet; mee fchietingen in mijn hoofd en flaapen
zo geweldig, als ik nooit voorheen gevoeld had;
niet eene pijn in mijn rug als of de wervelbeenen
uit hun gewrigt gerukt wierden , en in ftukkeij
vielen.,
Maar nu ik het verhaal van Mama gehoord
hebbe , en de aanbreekende hoope befchouwd,
•welke de onderrigtinge van den draagftoelman ver-
leent, ben ik vrij wat gerufter, en in ftaat tot be-
daarder overdenkingen. Uit den grond mijns har-
ten bidde ik, elke vier of vijf minuuren, dat Wil-
lem wel mag flaagen. Indien ik haar verlleze, zal
alle mijne razernij met verdubbelde woede weer-
om koom'en. De fchande van dus bedot te iijii
van eene nieuweling, een kind in liften en ftree-
ken , gevoegd bij de ^geweldigheid van mijne
hai tftogt voor haar, zal of mijn hart doen berften,
of (hetgeen menig hart behoudt onder ondraage-
lijke onheilen) mijn hoofd doen draaijen. Wat
had ik uit te gaen op de^jagt van een .Verlof-brief,
tén minften voor dat ik haar gezien had, en de
^aak met haar had bijgelegd ? En inderdaad, waare
het niet het voorregt van een heerfchap alle zijne
eigene fouten op zijne onderhoorigen te fchüiven,
ik zou wel ligt beginnen te bedenken, dat ik meer
fchuld hebbe dan iemand. " En daar de angel dee-
zer bedenkinge mij- fteeds fcherper fteeken zal,
zo ik haar niet weder krijge , hoe zal ik magtig
zijn om zulks te draagen ?
Indien ik ooit ---
Hier hindi de Hr, Loveïace ztgzelven met
een
-ocr page 72-Ν JüFFBR CLARISSA HAllLOWE. ^
een vloek ^ te ijzelijk om hier gemeld
'Worden, zo hij zig niet wreeke op de La·'
dy, indien hij haar nog eens weder'tn
zijne handen krijge, '
* % % *
* *
Ik hebbe nu zo even de fnotterende karonje
Dorcas van mij la'acen gaen, welke van de krijten-
de Mama om pardon te verwerven bij mij gebragc
wierd. Ik gaf haar eene zoort van weigerende en
onwillige vergiffenis. Nogthans zal ik, zo daad-
lijk , al zo geweldig gaen vloeken op de twee
nymphen^ wegens de gevolgen van mijne eigene
zotheid : En dit zal ook nog een goed middel ·
zijn , om te beletten dat ik van haar worde uitge-
lachen , over het verwaarloozen van eene zo heer-
lijke gelegenheid als ik voorleeden nagt, of liever
deezen morgen had. '
Ik hebbe, uit hetgeen men door vraagen kon
gewaar worden van'den draager, en uit Dor.cas
waarneemingen voor dat het wreed fchepzel ont-
vlugtede, eene befchrijvinge opgemaakt van haare
kleedinge ,· en hebbe beilooten, zo ik anders niets
van haar kan te weeten koomen, om haar in de
Courant te laaten zetten, als eene weggeloopene
vrouw, met haaren maagdlijken en aangenomen
naam beide; want haar wegloopen Z£il wel haail
bij eiken Vijand bekend zijn : Waarom zouden
mijne Vrienden dan daarvan ook niet verwittigd
worden, uit welker \^erneemlngen en onderrigtin-
gen ik ver wagten mag een ige tijdinge van haar te
krijgen
C4 . „Zij
m
' De HISTORIE vam
„ Zi] Had aan eene bruine glanfige japón, die
weinig gedragen is, ^n'er uitziet als nieuw,
^;'gèlijk ieder ftuk doet dat zij draagt, het zij
* nieuw of niet, wegens eene haar natuurelijke
yi netheid. Een bever hoed, een zwart lint om
5, haaren hals , en blaauwe ftrikken voor haare
borft. Een geilikte rok van incarnaat-gekleur-
de fatijn; een ring niet een diamant-roos, zo
men onderdek, aan haaren vinger; en in
haare geheele perfoon en voorkoomen , gelijk
9) ik het zal uitdrukken, eene deftigheid zo wel
Pi als fchoonheid, die de herhaalde opraerkinge
vordert van ieder die haar ziet, „
Aan de befchrijvinge van haare perfoon zal ik
éen weinig meer moeite befteeden. Mijn geeft
imoet meer in ruft zijn, voor dat ik dit kan onder-
jieemen. En ik zal dreigen, „ dat zo men, na
5, etnen zekeren tijd gefteld tot haare vrijwillige
5, wederkeeringe, niets van haar verneemt, ik al·
,, len en een iegelijk die beftaet haar te onderhou-
den, te herbergen , bij te ftaen, of op te ftoo-
5, ken, zal vei-volgen met alle de wraak, vyelke
'„ een verongelijkt heere en man, volgens de Wet,
of anders, regt moge hebben om te neemen. „
Nieuwe oorzaak al weer van verzwanringe!
Had ik deezen fchrijfluft niet, ik zou nog wel
dol worden.
Weder in haare kamer gaende, om dat ze de
haare was, en zugtende over het bed, en elk
Auk huisraads dat daarin i§, wierp ik mijn oog op
de
mm
-ocr page 74-Juffer CLARISSA HARLOWE. ' f
de laaden onder den fpiegel, èn zag in eene van
de half toegefchoovene Jaaden, een hoek van een
brief, als 't waare eventjes uitkijken. Ik greep
dien daaruit, en vond het opfchrifc, van haar,
Aan den Hr, Levelace. Het gezigt daarvan deed
mijn hart ipringen, en ik beefde zo, dat ik het ze-
gel naauwlijks iion openen.
Hoe 'ontmant mij deeze verdoemde Liefde!
-Dog niemand minde ooit zo als ik beminde!
---Dezelve vermeerdert zelf doof haare onbe-
taamelijke vlugt, en mijne te loor ftellinge* On-
dankbaar fciepfel, dus te vlieden van eene haits-
togt zo vuuriglijk brandende! welke, gelijk de
palmboom, rijft hoe meer ze onderdrukt en ver-
fmaad wordt.
Ik wil u geen Copij geeven van deezen Brief.
Ik ben niet fchuldig haar zo veel dienft^ te doen.
Maar zoudt gij wei denken, dat deeze hoog'
moedige- helofte-hreekßer befluiten konde,, gelijk
zij doet, om mij volftrektiijk en voor altoos te
verilooten, om hetgeen laaftleeden nagt gebeurd
is ? Dat zij befluiten konde om alle haare opdagen-
de uitzigten van Verzoeninge te laaten vaaren; van
die Verzoeninge mee eene nietw-aardige familie,
waarop zij haar gantfche hart gefteld had ? Ja dog,
dat doet zij! - Zij ontflaet mij van alle ver-
pligtinge aan haar, en zigzelve van alle verwag-
tingen op mij --- En waarom ? --O.
dat ik haar inderdaad daartoe weezenlijke reden
gegeven had! Verdoemde, verbruide Viesheid, Fij-
nigheid. Gemaaktheid, of vrij groote Onkunde,
zo al geen Gemaaktheid! -— Bij mijne ziel ^
Belford, ik hebbe het u alles verteld —τ- ïk
-ocr page 75-. De historie van ^ '
was meer verfchuldigd aan haare woiilelingen,
dan aan mijne eigene vrijpoftigheid. Ik kan 't niet
verdraagen als ik bedenke eene zedigheid, die mij
7:0 flegt vergolden wordt.-Zij kon zig niet ,
zij zou dg niet zo zeer eene Harlowe betoond
hebben in haare gramfchap, hadde ik haare gram-
fchap verdiend, gelijk ik behoorde gedaen te heb-
ben. Alles wat zij vreesde, waare dan voorbij
ge weeft; en haar eigen goed verftand, en zedig-
heid zelfj zou haar geleerd hebben, om het op
de befte wijze, zo ais zij konde, te fteilen.
Dog indien ik haar ooïc weder in mijne han- -
den irijge, zal zij 'Liß en nog al meer Ltß, en
ook Dwang ^ zo zij dien noodzaakelijk maake \en
het is duidelijk dat niets anders baaten ζαΐ\ on-
dervinden van den man, wiens vreeze voor haar
zelf zijne hartftogt jegens haar te boven ging; en
over wiens zagczinnigheid en toegeevendheid zij
dus trowwlooflijk heeft gezegepraald. Met regt
zegt de Digcer,
V Is eedier met een Leeuwenmoed
Ten leger uit te [patten,
Wanneer de graage honger woedt,
En mijnen roof te vatten:
Dan als een hond^ die beedlend wagt.
En hunkert, met verlangen,
Qm Uefderesjes, uitgehragt
Van V loom verlof^ te ontvangen.
Gij weet, wat ik zo kortlings gezwooren heb-
be-En nogthans, kan ik zomtijds [Wreed
fchepzel, en niet min ondankbaar dan wreed
maar
/
f
Juffer CLARISSA HARLOWE.
maar met al te veel waarheid die regels van e^eö
anderen Digter onderichrijven: ' I
Nooit hadize in mijne ziel volflrekter bm^^
fchappij; ^ .
Haar vefling is mijn hart. Zij wapent
gen mij
Al mijn gevoelens zelfs en weifelende zht"
nen,
Met duizend gaaven, duizend fchoonheên^
waard te minnen,
Tien duizend cierlijkheên; geduurig niemü
gezien, ' '
Verhonden en verßerkt, die mij het VOW'
hoofd biên»
De Hr, Lovelace, aan-^hJA Belford,
Schildkn,
Een Brief is mij door WiiiTon zeiven ter hand
gefteld —— Zulk een Brief!
Een Brief van Juffer Howe aan haare wreede
vriendin! -
Ik maakte geen zwaarigheid om dien te ope-
nen.
Het is een mirakel, dat ik niet in flaauwte
viel op het leezen van denzelven; en op de gedag-
te welkhec gevoig moge zijn geweeil, waare die
in handen gekoomen van deeze Clariffä Harlowe,
-φ
Laat
■UiMiiiiÉÉiiHil
-ocr page 77-/ Dê HISTORIE van
/
JLaat mijne billijk .ontftekene woede mijne oneeB·
biedigheid verfchoonen.
Collins , fchóon het zijn dag niet waare,
bragt denzelven dèezen namiddag aan het huis van
Wilfon, mee een bijzonder verzoek, dat die met
.allen fpoed gezonden mögt worden aan het loge-
ment van Juffer Beaumont, en zo het mogelijk
-waare, haar zelve in handen gegeven. Hij was te
vooren hier geweefl: (ten huize van JuiFr. Sinclair)
met oogmerk om dien met zijne eigene hand der
Lady over te leveren; maar hem wierd gezegd
f maar al te waar gezegd ! ] dat ze niet 't huis was,
dog dat zij, zo hij daar iets voor haar laaten wilde,
het haar geeven zouden op bet oogenblik, dat zij
weer t' huis kwam. Dog hij had geen zin om
haar zijn laft te betrouwen, en ging heen naar Wil-
fons ("zo als ik merke uit de befchrijvinge van hem
rer beider plaatzen) en liet daar den Brief; maar
niet voor dat hij ten tweedenmaale hier had aan-
gevraagd en haar nog niet in vond.
De Brief [welken ik hier zal influiren; want
hij is te lang om uit te fchrijven] zal u de reden
toonen;, waarom Collins hier kwam.
O die duivelfche Juffer Howe! - Daar
moet het een of ander befluit genomen en uitge-
voerd worden tegen die kleine Furie i
% Me · * *
Gij zult den kant van deezen vervloekten
Brief zien opgepropt met aanwijzingen Ik
ftelde 'er die om de plaatzen te merken, welke
mij tot wraake noopen tegen de fcheldende fchrijf-
iter,
/
/
ftef, öf die mijne aanmerkinge vereifchen. Zend'
gij hem mij te rug, zo dra gij dien hebt doorgele-
zen·. ^
Lees hem hier; en onthoud 0 van^ beeved
voor mij, zo gij kunt.
Ja^ Juffer L.^TITIA BËAÜMONT.
' Woensdags "den η mn Junij, ï
Mijne waar äße Vriendin^
.t . u
' Gij zuk miiTchien denken i dat ik al te
lang hebbe ilil gezweegen. Dog ik had', ze-
dert mijnen läätften, twee Brieven begonnen
op. verfchillende tijdén , en t'elkeiimaale al
vrij veel gefchreeven; en fcherp genoeg, ver-
^ zekere ik u, zo ontfteken zijnde tegen den
verfoeijelijken deugniet, bij welken «gij^ zijt
inzonderheid op het leezen van den uwen van
den 11 ße" der voorleedene maand (a).
Den eerfien had ik voor open te hou··
den, tot dat ik u eenig berigt kon geeven van
mijne handelingen met JuiFr. Townfend, Het
hield eenige dagen aan voor dat ik haar'zag:
En deeze tuiTchenkoomende dagen mij tijd
geevende , om hetgeen ik geichrceven had
weder over te leezen, dagt ik het gevoegelijk
dien aan een kant te leggen, en te fchrijvenin
eenftijl, die een weinig minder vuurig·was;
want gij zoudtmij befchuldigd hebben, weete
ik, over de vrijheid van eenige mijner uirdruk-
i
83
(a) Zie D, ίυ. Bi. xxxiY.
■V
-ocr page 79-kingen \yervloekingen ^ zo gij wilt]. Ën
ί . wanneer ik al vrij verre met ά^η tweeden
I was gevorderd, cn de veranderinge van uwe.
1 . - uitzigten, toen hij u Juffer Montague's Brief
mededeelde, en zig beter aanftelde, eene ver-
anderinge in uw voomeeïnen te wege bragt,
i ' _ leide ik dien ook aan een kant. En in deeze
onzekerheid, dagt ik dat ik zoude wagten,
^ om de uitkoomft der zaaken tuifchen u te zien,
j * - voor dat ik weder fchreef, geloovende dat
alles wel haaft aan den eenen of anderen kant
befliil zoude worden.
{ e ïk zou nog al, mifichien, bij dit befluit
gebleeven zijn [Alzo'er fteeds, volgens uwe
Brieven, verfchijnzels kwamen, die meer en
I; meer beloofden] hadden de twee voorgaende
dagen mij niet eene kundfchap geleverdwel-
ke 'er u ten hoogften aan gelegen is te wee-
ten. ^
Dog ik moet hier eens uitfcheiden, en
eene kleine wandelinge doen, op dat ik die
regtmaatige verontwaardiginge tragte t'onder
le houden, welke in mijne pen oprijil:, als ik
gereed ftae om u te verhaalen hetgeen ik u
moet mededeelen.
* ή: ?fi *
I ^ ' Ik ben niet genoeg mijne eigene meefle-
res --Daarbij mijne Moeder-Gefta-
' , dig naar boven en beneden- En oppas-
fende als of ik aan èen Vent fchreef ——
• , ' " Dog
i:
i
/
% j
Μ
-ocr page 80-Juffer CLARISSA HARLOWE. 47
Dog ik zal mijn beft doen of ik mij niet bin-
nen taamelijke paaien bedwingen kan-
De vrouvvluij van het huis daar gij zljt
O mijne waarde - De vrouwluij
van dat huis- Dog gij hadt nooit hooge <
gedagten van haar - Dus kan het u niec
zeer ontzetten - Nog zoudt gij zo
lang hij haar gebleeven zijn^ had niet het
denkbeeld van te vertrekken naar een eigen
huis^ u minder ongeruft gemaakt, en min
nieuwsgierig naar de charaélers, en bet ge-
^ drag derzelver. Nogthans zoude ik nu wel
wenfchen, dat gij u zo weinig met haar nfet
bemoeid hadt-Dog ik plaage uw géduld
—. Kortom, mijne waarde, gij zijt zeker-
lijk in een duivelfch huis! - Wees ver-
zekerd , dat het vrouwmenfch eene der aller-
fnoodfte is —-— Nog gaec zij bij u ónder
haaren regten naam - Het is zeker
waar! - Haar naam is met Sinclair
——^— Nog de ftraat, waarin zij woont,
de Doverftraat - Gingt gij nooit al-
leen uit, zo dat gij uwe koets of draagftoel
heen zondt, en met een andere koets of
jU» draagftoel weder t'huis kvvamt % Zo gij dat
gedaen hadt [Egter heugt mij niet, dat; gij mij
ooit fchreefc, zulks gedaen te hebben] zoude
gij nooit het iiiood huis hebben kunnen we-
dervinden, nog bij den naam der Vrouw Sin-
clair^ nog bij den naam dér ftraat, zo als die
gemeld wierd van dien Doleman in zijnen
Briefiiangaende de logementen (a).
ja) D. lU, Br. xxxiy, xxxy.
-ocr page 81-f ' 48 De HISTORIE vam
^ . " De deugniet konde u inderdaad een wei·*
I ! nig verfchoonelijker mee deeze vaJfche ligten
om den tuin geleid hebben, waare hec huis
i een eerelijk huis geweeft; en waare zijn oog-
merk alleen geweeil om düs ongelukken voor
ce koomen van den kant uws Broeders, ——
Maar deeze vond ftelde hij Teeds in \ werk,
naar ik denke, voor hec ontwerp van uwea
Broeder: Zo dat'er geen verfchooninge kan
gemaakt worden voor zijne voorneemens óp
men tijd —^—De man, wat hij ook nu
mag voor hebben,, was toen zekerlijk, zelf
/ ioisn, een fchurk in zijn hart!
, I
■ Het is mij bij uicftek leed, dat ik miji
wegens uwe al te groote kiesheid van den ee-
nen kant, en de onverzettelijkheid mijnei'
Moeder van den anderen, hebbe laaten be-
weegen om mij te vreede te houden zonder
te weeten , hoe ik u regtftreeks moeft be-
fchrijveh aan uw logement. Ik denke ook dac
de voorflag, dat ik met eene kundigheid over
êe derde hand zou worden afgezouten , of
liever met eene onkunde van de eerße hanÜ
geblinddoekt, eerft van hem kwam-
en dat gij daarin alleen beruftedet, gelijk ik
^^ ook deed (a), om noodloozê redenen en
be-
fa) Zie O. lir. Ür. Lii b! 417. en Br. liv. bl.
< _ 47 8 Alwaar de Leezét zal bemerken dat dc «toorflag
' ' . van haac zelve kwaro } hetwelk men, alzo dic ook ζε-
ι meld wicrd vau den Hr. jLovelacc (tegen het eiiide vaa
^ den
Juffer CLARISSA HARLOWE.
bedenkingen die weinig om het Üjf hadden —:
Op dat ik, zeket, zou kunnen te zeggen maa-
ken, bijaldien het mij Wierd vooi de fcheeneii
geworpen, dat ik niet wiß , waar ik een
Brief aan ύ moefl zenden ! -Ik fchaame
mij over mijzelve! -Waare dit al in het
eerß verfchobhelijk geweeft, het kon geen
goede reden zijn om jn die zotheid voort tè
gaen, wannéér gij geen zin hadt in het huis j
(P" wanneer hij pöe^ifen begon te fpieelen, en het
werk met u op de lange baan te fchuiven. —
Wat! ik moeft mijzelve miftrouwenj moeit
ik niet ? -Moeft ik töeftaen dat men
^van mij dagt, als of ik mijn eigen geheim niet
^ bewaaren kon ?-- Dog het huis dat nu op
j. deezen , dan op geenen tijd zou betrokketi
uüorden, leidde ons beide voort —-als
gekken , als mäkkfe gekken, bij de netos.
--—— Zo waar als ik leeve ^ mijne Waarde,
deeze karei is een fnoode, een veragtelijkè
' fchurk —— Ik moet ronduit fpreeken!--
Hoe heeft hij in zijne vuift gelachen over ons
beide, weddè ik, ik kan niet zeggen hoe lang
wel!
En wie kon egter gfcdägt hebben, dat eèii
man van middelen, en eenige agtinge [Died
Doleman , meerie ik ; niet uwen deugniet ,·
V. Deel. D voor-
3en LIX. Brief de* lil. Deels) incn ondcrftéüen mag Jat
zi] verj»ectcn heeft. Zo dac ClariiTa ctiie dubbele be-
weegreden had om te beruften in het vootgcflaoen mid-
• ilel van de Briefi^iffJinne voort te ïciteu luflchcn JuiFcc
Howe en haar zclvè door bcftdhnjTC van Wiiibn, etf
bildet dcu naim vu» taiüiia Bcaumout*
;
s;
> 50 " De HISTORIE van
voorzefer !] r- hoewel voormaals een Guit
■—^— [Ik hebbe naar hem-vernomen ^-al
, over lang j en dus liec ik mij te ligter geruft
ft ellen] --, maar getrouwd aan eene vrouw
van .goeden huizeeen overval van beroerte
gehad — en gelijk men na denken mögt, be-
f^rouw hebbende --^""zulk een huis zou
aanprijzen [Hij konde 'er immers ,, niet naar
verneem^n ^ mijne waalde, of hij moeft vin-
den Hat het flegt was] aan zodanigen man als
ί Lovelace^ Om daar zijHé Bruid, oitoen reeds,
zo hij onderftelde, jonge „Vrouw te brengen?
> / * *
Ik fchrijve , mifichien, met al te veel
heftigheid, om klaar te zijn. Dog ik kan'c
niet helpen. Nogthans legge ik^ mijne pen
■ neer, en neeme die weder op, wel ieder tien
minimten, op dat ik eenigzins bezadigd moge
f » , ichrijven —-—■„.Mijne Moeder daarbij in
j · en uidoopende - Waartoe (vraagt ze
'inij) behoeve ik mijzelve op te fluiten,,.indien
•f. ik de voorheen;gewiiTelde brieven flegts door-
leeze ? ^-— want dat is mijn voorwend-
zei, als zij hier koomt fnuiFelen imet een
' " fcherp-aangezet aangezigt, gelijk ik wel zeg-
gen mag, uit eene nieuwsgierigheid .waarvan
^^ zij meer laft dan vermaak heeft —- On·
ze lieven iHeere vergeef het mij ; dog ik ge-
loovedat ik haar , ais zij weder binnen koomt,
' in de ,baard zal vlijen. ·{
Φ ψ
\
ï-
t · .
-ocr page 84-Juffer CLARISSA HARLOWE, 5Ï
* *
Vergeef gij het mij ook, mijne waarde^
Mijne Moeder moet wel; om dat zij 2egt,
dät ik mijns Vaders dogter ben; en om dat ik
wel verzekerd ben de haare te zijn. Ik wee-
te niet hoe ik het maaken —— Ik weete niet
wat ik vervolgens fchrijven moet -- Ik
hebbe zo veel te fchrijven, en hebbe egter zo
weinig geduld, en zo weinig gelegenheid.
Dog ik zal u vertellen, hoe ik aan mijne
kundfchap kwam.
Dewijl dat eene gebeurde zaak is , en
dus te minder aandagt vereifcht; zal ik u
daarvan poogen berigt te geeven.
Dus kwam het dan toe -- „ Juffer
,, Lardner (welke gij gezien hebt ten huize
3, van haare Nigt Bidd^alph) zag u Zoi^dag
5, voor veertien dagen in St. James Kerk. Zij
5, hield u den geheelen tijd in haar oog;
,, maar kon niet maaken dat gij haar in het
„ gezigt kreegt, fchoon ze tweemaalen voor
5, u nijgde. Zij dagt u haar compliment te
5, maaken wanneer de Godsdienft over was;
3, want zij twijffelde liiet of gij waart ge-
„ trouwd - en wel om eene miiTejijke
,, reden - Dewijl gij alleen te kerk
,, waart. Aller oogen (gelijk gemeenlijk o-
5, veral, waar gij zijt, zeide zij) waarcn op
5, u; en alzo gij dies wegens fcheent haafl: te
„ maaken, en nader bij de deur waart dan zij,
jj floopt gij uit, voor dat zij bij u konde koo-
D z. 3, men.
„ men. Dog zij gebood haaren knegt om ii
„ te volgen cot de deur daar gij in huis
,3 zoude gaen. Deeze knegc zag u in een'
,, draagrtoël treeden , Weike op u wagtede;
» SM geboodt de kareis om u te brengen
„ ter piaatze daar ze u'ingenomen hadden.
- " Des volgenden dags zond Juffer Lard-
, j ,, ner, uit enkele nieuwsgierigheid, denzel^
,1 „ „. ven knegt, om eens ftil te verneemen , of
( ,, de Hr. Lovelace daar bij u waare^ of niet.
fj",, En dit onderzoek, bij verfcheidene luiden
„ gefchied zijnde , bragt aan den dag, dat
„ het huis onder verdenkinge lag van een
„ dier fchikkelijke ondeugende huizen te zijn, .
ii i .jï. waarin luiden van fatzoen van beide Seiten
„ ontvangen en gereeven worden.
. Juffer Lardner , onthutil van deeze
,y zeldzaarae kundfchap, deed 'er vetder on-
„ derzoeknaar; denknegr, welken zij gezon-
; . ,, den had, belaftende het geheim te houden,
„ zo vvel als den heer dien zij daartoe ge-
,) bruikte ; Aan welken het beveiligd wierd
„ van eenen vriend, die mede wat guitagtig
„ zijnde het huis kende; en hem verijlde,
5, dat 'er twee huizen waaren ; het een i^aar-
„ in alle tekens van ordentltjkheid wier dm -
5, in agt genomen en zelden gaften toege-
„ laaten ; het ander,' de verbiijfplaatze vap
„ zulke die vaile neermge deeden en aan
ί· „ het llioode juk volflrektlijk verflaafd waa-
■ ren, ^
Zeg — mijn waard fchepzel — zeg —■
Zal ik dcu deugniet niet vervloeken f
i-
■ 'i
-ocr page 86-Juffer CLARISSA HARLOWE. ' f
IMaar woord<?n zijn kragtloos —- Wat kan
ik zeggen^, het welk mijn afgrijzen van zulk
^en fchurk behooyclijk uicdrukke, ais hij ge-
weeft moet zijn, toen bij in overleg nam ona^
eene-ClariiTa naar ^ulk eqne plaacze te voe-
ren!
JuiFer Lardner hield dit eepige dagen bij
5, zig, niet weetende wat zij doen zou; want
. „ zij heeft υ lief, en de grootfte agtinge voor
„ u onder alle vrouwen. Eindelijk open-
„ baarde zij het, dog in vertrouwen , aan
„ JuiFer Biddulph , door een Brief. Juffer
„ Biddulph deelde het, insgelijks in vertrou-
„ wen , mede aan Juffer Lloyd , vreezen de
5, dat her mij zinneloos zou niaaken als ik het
„ te wee ten kwam; en dus ging het, gelijk
„ een voortgeluifterdc lailcr , door verfghei-
„ dene canaalen; en toen kwnra het tot mij,
5, Hetwelk niet was voor I^acfdeeden Maan-
dag'. „
Ik dagt dat ik op het mcdedeclen van het
verbaazend nieuv/s van raijzelve zqu gevallen
Z'jn. Maar de Gramfchap plaacze grijpende,
blies de ongefteldheid weg. Ik versogt Juffer
Lloyd, dat zij aan elk weder-belaikn zou om
het geheim re houden. Ik zcide haar, dat
ik om de geheele wereld niet wilde, dat mij-
§3" ne Moeder, of iemand van uwe familie h t
wift. En ik bezorgde yan Honden aan, dac
^ een vertrouwd vriend ftijar Tomlinfon ging
yerneemen zo veel hij konde.
^ Ik had al gcdagten gehad om zulks rc lau-
ten doen, voor dac ik deeze kundichap kreeg:
D 3 Μλίΐ
-ocr page 87-Maar mij niet verbeeldende dat het noodig
was, en weinig denkende dat gij in zulk een
huis kondt zijn, en alzo gij toen met uwe uit-
zigten wel vergenoegd waart, liet ik het na.
En ik liet het te meer na, dewijl de zaak zo
belegd is, dat JuiFr. Hodges onderfteld wordt
van de ontworpene vreedehandelinge niets te
weeten; maar dat men het, integendeel, be-
doelde voor haar geheim te houden, en voor
iedereen, dan die 'er onmiddelijk de hand in
hebben; en het was JuiFr. Hodges, welke ik
voorhad door eene tweede· hand te onderftaen.
Nu, mijne waarde, is het zeker, zonder
dat die al te veel beguniligde huishoudiler ge-
moeid is, dat'er binnen de tien mijlen rondom
het huis van uweo Oom zulk een man niet te
vinden is. Het is waaragtig zo! Een Tom-
kim is 'er omtrent vier mijlen daarvandaan;
dog die is een gemeen arbeidsman: En een
Thompfon, omtrent vijf mijlen den anderen
kam uit; dog deeze is een boere-fchoolmee-
iler, arm, en bijna zeventig jaaren oud.
Een man, fchoon maar 800 /. 's jaars in-
koomften hebbende, kan zig niet uit het een
^graaffchap in het ander ter neder zetten, of
. elkeen in beide moet zulks weeten, en daar-
' van praaten.
rr
Ju ffr. Hodges kan nog van verre wel
eens onderftaen worden , zo gij het hebben
wilt. Uw Oom is een oud man. Oude man-
nen verbeelden zig verpligtinge te Jiebben aan
hunne gelieven, indien die jonger zijn dan zij
lx 2elve,''en onthouden zelden iets aap haar me-
. I de^
7
ί
-
-ocr page 88-Juffer CLARISSA HARLOWE. 55
deweeten. Dog indien wij al onderftellen,
dac hij een geheim maakt van de voorgenorae-
ne onderhandeiingé , zo is het dog onmoge-
lijk , of voor dat om die onderhandelinge ge-
dagt wierd , moet zij hem wel gezien héb-
ben , ten minften uwen Oom met lof hooren
ipreeken van eenen man, met welken men
zegt dat hij zo gemeenzaam omgaet , al is
zijn verl^lijf in dien ftreek nog zo kort ge-
weeft.
r?· Nogthans , dunkt mij, is het Vertelzel
zo waarfchijnelijk : Tomlinfon , zo gij hem
befchrijfc, is een zo braaf man, en zulk een
fatzoenlijk heer; het einde, hetwelk, zo hij
een bedrieger waare, daarmede te bereiken
^was, zo veel meer dan noodig zijnde, indien
Lovelace fchurkerij in 't hoofd had; en daar
gij in zulk een huis zijt- Het gedrag van
^uwen deugniet jegens hem was zo bars en on·
gefchikt; en Tomlinfons antwoord zo vol
moed en zo omftandig; en daarbij hetgeen hij
u mededeelde van des Hren. Hickmans aan-
^zoek bij uwén Oom , en van JurFr. Nortons
bij uwe Moeder [zommige van welke bijzon-
derheden , ik wel verzekerd ben , dat zijn
fnoode dienaar Jofeph Leman , aan deszelfs
nog fnooder gebruiker niet kon openbaaren];
zijn drijven op den trouw-dag, in den naam
van uwen Oom , met het doen van welk hij
niet eenig ondeugend oogmerk van hem kon
begunftigen; en hetgeen hij fchrijft van uws
OomsvoorOag, om anderen te doen denken
dat gij getrouwd w^art, van den tijd af dat
D
öi-
-ocr page 89-2476 De HISTORIE vam "
,, - gij te zamen in een huis gewoond hebt; en
dat men dien zou doen overeenkoomen mee
, den tijd van des Hren. Hickmans bezoek bij
uwen Oom : Het vorderen dat 'er een ver-
W trouwd perfoon bij de Plegdgheid tegenwoor-
, dig zij, welken uw Oom daartoe zou benoe-
men - Deeze dingen maaken , 4at
ik nog al gaarn alles in eene taamelijk goe-
de plooij fragte te duiden; fchoon ik zo zeer
bedremmeld ben met hetgeen mij voorkoomt,
de zaak van beide kanten befchouwd zijnde,
|3-dat ik niet kan nalaacen een afgrijzen te heb-
ben van den duivelfchen deugniet, wiens von-
den en Men een doorzoekend brein gelijk het
mijne, eeuwig vj^erk geeven, zonder middelen
te verfchaiFeö om hem volkoomelijk te ont-
dekken.
Dog dit zoude ik egter zpnder draalen
giffen, dat Tomlinfon, al hoe mooij hij voor-
doet, een werktuig is van Lovelace, en dat
15" hij gebruikt wordt tot het een of ander einde,
't welk nog niet bereikt is. Dit is zeker, dat
niet alleen Tomlinfon , maar ook Mennell,
welke, zo als mij dunkt, u meer dan eens in'
dit fnood huis kwam zien, wel weeien'moe-^
ten dat het een itiood huis /i. ' ' ·
Wat kunt gij dan denken van Tomlinfons
verklaaringe ten voordeele van hetzelve, na
dat hij 'er onderzoek op gedaen had ?
Lovelace moefl: wel weeten , dat het zo-
danig is; zp al niet voordat hij u daar bragt,
wel haaft daariia. :\
'I ' MiiTchien zou b^t Gezelfchap^ Ί vjelk
-ocr page 90-Juffer CLARISSA HARLOWE. 57
hij daar vond, de waarfchijnelijkfte re.den
gunnen geeven van zijne verdraagzaamheid
pmtrenc het huis, en van zijne vreemde ver-
iraagingen omtrent het trouwen, daar het in
zijne magt was om zalk eene engel van eene
vrouw de zijne te maaken. --
fj- O mijne waarde, de karei is een fchurk I
de grootfte aller fchurken , in wat ligt men
hem befchouwt! - Ik ben overtuigd dat
hy het is. En die Doleman moet ook cea
van zijne werktuigen zijn !
Daar zijn zo veeie deugnieten, Welke
dai voor geen zonde agten, hetwelk eene van
de grootße en ondankbaarile zonden is, jon-
ge fchepzels van onze Sexe te bederven, wel-
ke haar vertrouwen in hen ileljen; dat het
minder te verwonderen dan fchandelijk zij,
dat 'er luiden van fatzoen, len minllen die zo
fchijnen , gevonden worden, w^^ike de ijze-
lijke oogmerken hpipen bevorderen van ighel-
men die magt en geld hebben.
Maar kan ik denken [zult gij vraagen
met eene verontwaardigende verbaasdheid] dat
Lovelace een toeleg kan hebben tegen uwe
eere ?
Dat hij zulk een toeleg gehad heefi^ zo
hij dien nog niet heeft, daaraan kan ik niet
twijiFelen, nu ik weete, dat het huis,, waar-
in hij u gebragt heeft, een fnood huis is.
Dit is een draad , welke mij het geheel klu-
Wfin van zijn gedrag jegens u ontwindc, den
gancfchen tijd zederc dat gij in zijue handen
gev/eeft zijt.
*
5S De HISTORIE van
Gun mij dac ik op dat alles mijne oogen
ter loops eens te rug flae.
Wij weeten beide , dat Hoogmoed,
Wraakzugt, en lufl: om onbetreeden paden te
bewandelen, de voornaame inmengzels zijn in
het charaétervandeeien doorwrogten Ligtmis.
Hij haat uwe geheele familie, uitgeno-
men uzelve; en ik hebbe verfcheidene maa-
ien gedagt, hem pijnelijk en verdrietig gezien
te hebben, dat de Liefde hem genoodzaakt
heeft voor uwen voetbank te knielen, om dat
gij .eene Hark-ive zijt -Nogchans is dee-
ze deugniet een wreed aart in zijne Liefde ~ ■
De Liefde, welke de fellle geeilén beremt en"
lenigt, is niet in ilaat geweeil: om den zijnen
te onder te brengen. Zijn Uoognioed^ en de
agtinge welke, eenige v;einige 'iofiijhe hoeda^
^ nigheden , onder zijne . haatelijke verfpreid,
hem hebben bijgezet, hebben Iicm verzekerd
van maar al te goeden ingang 'bij onze naar
het oog oordeelende , onze niet onderfchei-
dende, onze zigzelve altijd vleijende, en al
te veel betrouwende Sexe , dan ^ dat hij zig
der gedieniligheid en onderdaanigneid, en op
het overmeeileren van zijne ongeregelde drif-
ten , eenigzins bevh'jtigen zoude.
Hij heefiy eenige reden voor zijnen wre-
^ vel tegen alle de mannen , en tegen eene
vrouw utt uwe familie. Hij heeft u, en zijne
eigene familie ook , altoos getoond, dat hij
g^» zijn Hoogmoed fielt boven zijn Belang. Hij
is een openbaar Huwelijks-haater Een be-
kend'Minne-handelaar: Vol viin zijne vindin-
" . ^en,
rr
ι
Juffer CLARISSA HARLOWE. 5p
gen, en zig daarop beroemende. -- Hij
tonde u nooit krijgen tot Liefdes-verklaarin-
gen : Nog, voor dat uwe wijze bloedver-
wanten u vervolgden , gelijk zij deeden, be-
weegen om zijn aanzoek als van een en Min-
naar te ontvangen. - Hij wift , dat
gij 'er voor uit kwamt geen behaagen in hem
te hebben van wegens zijne zedeloosheid;
hij konde u derhalven niet met regt befchul-
digen over de koelheid en onverfchilligheid
van uwe behandelinge jegens hem.
IJ- Het voorkoomen van ongelukken , was
uwe eerile voornaame bedoelinge met de
briefwiiièlinge, waartoe hij u ileepte. Hij
moefl: zig derhalven niet verwonderd hebben,
dat gij verklaardet het Ongehuwd leeven te
ftellcn boven alle huwelijks-verbintenis. Hij
wiil dat dit altoos υ ,e keuze geweeft was;
en dat voor dat hij u zo liiliglijk wiil weg te
troonen. Welk was naderhand zijn ged^rag
jegens u, dat gij dezelve zo heel fchielijk ver-
anderen zoudt?
Dus was uw geheel gedrag regelmaatig,
met zig zelf beilaenbaar, en onderdaanig je-
gens diegeenen, welken gij door geboorte on-
derdaanigheidfchuldig waart; en nog preutfch,
nog grillig, nog dwingelandfch jegens hem.
Hij was met u overeengekoomcn om op
dusdanigen voet door uzelve voorgefchreeven
omtrent u te verkeeren, en geen verder ftaat ·
te maaken op uwe gunft dan zljm eigene
verdienflen , en aaiiflaende hervorminge
zouden medebrengen.
Het'
-ocr page 93-(ίο De HISTORIE van
^ Het was, trouwens, voor mi] 'duidelijk,
?ian welke gij alles hadc medegedeeld wac gij
van uw eigen hart, hoewel niet alles
wat ik daarin ontdekt dat de Liefde ai
vrij vroeg daarin had poft gevi^t. dit
zoude gijzelve wel eer bemerkt hebben, dan
gij deedt, hadde zijn ontroerend, zijn onbe-
63" ichaafd, zijn ruw gedrag dezelve niet te on-
der gehouden. '
Ik will, bij ondervindinge, dat de Lief- >
de een vuur is waarmede men niet kan fpee-
len, zonder zijne vingers te branden; Ik will
dat het een gevaarlijk ding was voor twee on-
gehuwde peribonen van verfchillende Sexcn,
in gemeenzaamheid en briefwiiTelinge met el-
kanderen tc treeden; nademaal, wat belangt
de laatfte, moet niet een perfoon tot opzet-
lijke Lift bekwaam zijn, die kan ^aen zitten
fchrijven, en niet fchrijven uit 's harten gron-
de ? --En dat eene Vrouw uit 's harten
gronde fchrijft aan een man op bedrog afge-
regt, of zelf aan een man van eenig cha-
raéter, wat voordeel ge^fthem zylks niqt op
haar? /
Alzo de Trotsheid van deezen map hem
in verbeeldinge gebragt had, dat geen vrouw
der Liefde wcerftand bieden konde , als zijn
aanzoek eerelijk was ; geen wonder dan dat
hij, als een Leeuw in netten gevangen, wor-
fteltie tegen eene hartftogt, welke hij niet
wel beantwoord agtede ? Ën hoe kondt gij,
in het eerfi ^ Wederliefde be|toonen iegens
eenen zo lellen geeft , en die ύ door fnoode
liüen
fi ^·
Γ-·
-s ' i O
1 'k .·,.:::
V
-ocr page 94-Juffer GLARISSA HARLOWE. (JI
liften verleid en weggevoerd had, zonder die
liften eenigzins goed te keuren ?
^ Hiervandaan , mifFchien , is. het niet
Imoeijelijk te gelooven , dat het voor zulken
deugniet als deezen mogelijk wierd, zijne ou-
de vooroordeelen tegen het Huwelijk weder
in te volgen; benevens die Wraakzugt, wel-
ke altoos eene eerfte hartftogt bij hem ge-
weeft is.
Dil is de eenige weg> denke ik, om een
begrip te raaaken van zijne gruwelijke oog-
merken met u in eén fnood huis te bren-
gen.
En kan men nu van al het overige niec
natuurelijk reden geeven? —— Zijn uitftel-
len —— Zijne kwellende handelingen --
Dat hij u zp verre gebragt heeft om te verdraa-
gen dat hij in het zelve h.uis zijn verblijf had
- Dat hij u bij het volk deszelfs deed
doorgaen voor zijne Vrouw; fchoon onder bc'
pmlinge zodanige mee hoope egrer, buiten
^ twijffel (die fnoodfte fchurk die hij is!) om
zijnen flag met ii waar te neemen - Dat
hij u in het gezelfchap gebragc heeft van 'zijne
O" LoiTe Metgezellen: De onderneerainge om u
die Juffer Pardngton tot ecnc bedgenoot op te
dringen, zeer viaarfchijnclijk eene uitvindinge
van hem zeiven ter uitvoeringe vaii het on-
deugendft voorDcemen; Dat hij u op veele ver-
fcheidene tijden fchrik heeft aangejaagd; Dac
hij zig in uv/ bijzijn drong, wanneer gij uic
gingt ter kerke; buiten twijffel om te beletten
dat gij zoudt gewaar ^worden hoedanig hec
t volk
6z
De historié van
volk des huizes waare: het voordeel'c welk
hij deed met uws Broeders zot ontwerp met
Singlecon.
Zie, mijne waarde, hoe natuurelijk dit al-
les volgt uit de ontdekkinge door Juffer Lard-
ner gedaen. Zie hoe het moniler , welken
ik voor een zot hield, en zo dikwijls noemde,
blijkt den geheelen tijd door een van de groot-
KF"il:e fchurken ter wereld geweeil te zijn!
t Dog indien dit zo zij, wat [Dus zou
» een perfoon vraagen die van de zaak niet
weei] heeft u dan tot hieraantoe behouden?
Roemwaardig.fchepzel! -- Wat anders
zedelijker wijze gefproken , dan uwe Waak-
zaamheid! Wat anders dog dan die , en de
Majeileit van uwe Deugd; de Aangehoorem
Oeftigheid^ weikeu, in zo zeer moeijelijke
omftandigheden (vrieiidloos, geldloos, voor
eene getrouwde Vrouw gaende, vervallen on-
der het gezelfchap van fchepzelen gewend om
onnozele harten te verilrikken en te bederven)
tot nog toe heeft in ilaat gefteld om zulk ee-
nen gevaarlijken Ligtmis, als deezen, te ver-
bluffen , in ontzag te houden, en bedeeft te
maaken', eenen die door de gewoonte van
kwaad doen alle wroeginge zoverloorenhad,
als gij van hem hebt aangemerkt; eenen zo
zeer wispeltuurig van aart; zo vindingrijk; zo
onderfteund , zo geholpen , zo aangezet,
als hij maar al te waarfchijnelijk geworden is!
-- O\q Aangehmrene Deftigheid^ die*
Heldhaftigheid zal ik het noemen, welke zig
bi] alle gepafte gelegenheden in haaren vollen
glans
-ocr page 96-Juffer GLARISSA HARLOWE. (JI
glans vertoond heefc, zonder vermengd te zijn
met die bekooreiijke vriendlijkheid en in-
fchikkelijke liefcaligheid, welke altoos de ver^
zapßer is van die deftigheid, wanneer uw
geeft vrij en zonder fchroom is!
Laate ik hier ftil ilaen om mij te ver-
wonderen over mijne beminde vriendin, en
haar te zegenen, die tot haar eigen ongeluk,
in zo tedere jaaren, zo weinig kennis hebben-
de van de wereld, en van de fnoode konfte-
naarijen der Ligtmiiren, tot haar lot gekree-
gen hebbende om de hardile en ergerlijk^fte be-
proevingen uit te ftaèn , van vervolgende
Bloedverwanten aan den eenen, en aan den
anderen kant van een en fchurkagtigen Min-
naar, inilaat geweeil is om zulk een doorlug-
tig voorbeeld te geeven van kloekmoedigheid
en voofzigtigheid, als geen vrouw voor haar
ooit gaf; én die, gelijk ik te voorenhebbe aan-
gemerkt (a), veel heerlijkèr heeft uitgeblon-
ken in tegenfpoed dan het mogelijk was dat
zij had kunnen doen , al hadden alle haare
luifterrijke· hoedanigheden ?iig vertoond in haa-
^ re volle kragt en klaarheid, bij dien aanhou-
denden loop van geluk en voorfpoed, welke
liaar gedaurende Agttien jaaren van deNegen'-
tien haars leevens was bijgebleeven.
Maar nu, mijne waarde, vreezeik, dat
(a) Zie D. ΙΥ, bl. 96.
gij in groocer gevaar zijt; dan gij nög ooit
zijc ge weeft; indien gij binnen eenë weelc
..niet trouwe ·, en nog blijft in dit afichuwelijk
huis. Wanc waart gij daar uit van daan, ik
bekenne, dan zoude ik niet veel over u be-
dugtzijn.
Deeze zijn mijne gedagteii, na het ftuk
fT'ten rijpilen overwoogen te hebben; „ Dat
j, ;hij nu overtuigd is, niet in iiaat geweeft te
,, zijn om u van uwe naaüwe wagt af te trek-
5j ken. Dat hij derhalven, indièn hij vervol-
„ gens geen nieuw voordeel op ü behaalen
kan, Beflooten heeft om u aldat regp
te doen, het welk zulk een deugniet als hij
in zijne magt heeft u te doëri. Hij wordt
te eer hiertoe bewoogen, doordien hij ziet
dat zijne eigene geheele familie ijverig za-
menfpant ten uwen voordeele ; en dat het
zijn hoogß belang is, jegens u regtvaardig.
te zijn. Daarbij bemint u,de affcliuwelijke
deugniet Cgelijk hij reden heeft) boven alle
vrouwen. Hieraan twijifele ik hiet; met
zulk eene Liefde als in zodanigen deugniet
vallen kan: zutk'QQnQ Liefde als waarme-
de Herodes zijne Mariamne beminde. Wes·»
halven het hem nu , zeer waarfchijnelijk >
ten laatften eens érnil is.
Ik nam tijd tot het doen van verfcheidcr-
leij onderzoek, alzo ik uit de geileltenis waar-
in gij thans zijt wel kon weeten, dat welke
zijne raadflagen pok zijn mogen, dezelve niet
kunnen rijpen ten goede of tert kwaade, vódr
Li dat 'er iets zal gebooren worden uic deeze zij-
ne'
5>
iï
•Ji
5>
5»
5»
»
9t
9i
5>
l··' . ' /
•IT·
tie nieuwe vond mee Tómlinfon én uwen
Oom. . ' ^ . . , .· .
Dat hér eene rpnd is,' twijiFele ik niet,
wat zijn duiilerê, ?;ijn óndoorpeilbaare geeft
daarmede ook mag voorhebben. ,,
En nogthans vinde ik dat het waar is, dat de
Advocaat Williams (welke de Hr, Hickman
weet een uitfteekend man te zijn in zijne zaa-
ken) de Huwelijksvoorwaarden, metterdaad zo
goed als afgedaen hééft: Dat 'er twee gelijk-
luidende Opftéllen, y^n dezelve gemaakt zijn;
het eén met yoordagt om gezonden,te wprden
aaneenenCapiteinTomlinfon, zo als de Klerk
' zegt: —^ En ik.vinde ook^ dat hij metter-
daad meer dan eens een Verlóf-brief heeft ge-,
tragt te krijgen; en dat 'er tot nog toe zwaa-
^ righeden tegen gemaakt zijn, zo wel tot mis-
noegen als te joorft'ellinge van Lovelace. De
Procureur van mijne Moeder, .die zeer g^·;,
meenzaam is met den Procureur, welken de
deugniet gébruikt, is in vertrouwen, aan dee-
ze kundfchap gekoomén; en geeft te kennen,
dat dewijl de Hr. Lovelace een man yan groo-·
te middelen is,, deeze, zwaarigheden waar-
fchijnéJijk wel zullen té boven gekojoraen wor-
den. ^, 1 .
Dog hier. volgen de rédenen van mijne
, .vreeze voor uw gevaar; van welke ik,geen
gedagte zou geha^ hebben (nademaal 'er, nog'
niefs heel fnoods oadernomen is) waare ik'
niet gewaar geworden in welk een huis gij
iijt, en haddéik'; op'diè'omdekklhgé, de"
V. Deel. Κ töhi-
ύό ΌΕ HISTORIE vai*
voorgaende gebeurteniiTen niet metelkanderefi
vergeleeken en hefkaauwd*
Gij zijc verpligt, van Wegens de tégen-
,, woordige gunftige Jverfchijnzelen, om hém
βΤ* j, uw gezeJfchap te gunnen, zo dikwijls hij het
„ verzoekt. - Gij zijc genoodzaakt de
„ voorgaende ergerniflen te vergeeten , of te
„ fchijnen die re vergeeten; en hem met li te
„ laacen omgaen als een ondertrouwd Min-
„ naari —-— Gij zult de befchuldiginge
„ van viesheid en gemaaktheid ondergaen $
5, miiTchien zelf naar uw eigen begrip, indien
„ gij hem met die afweerigheid behandelt^
„ welke tot nog toe uwe veiligheid geweeft
„ is.-Zijne fchielijke (en al zo fchtelijk
5, herftelde) onpaireIi|kheid heefc hem gele-
„ genheid gegeven om te ontdekken, dat gij
„ hem lief hebt. \Helaas, mijne liiaarde,
§;T' 5? ^^ ^^^ ëh' ^^^ lief hadt!'] Hij
„ dringt, gelijk gij verhaalt, zig daarop v^il
„ uur tot uur al verder in. Hij fcihijnt zijne
„ natULire veranderd te hebben, en is geheel-
„ enal liefde en zagtzinnigheid. De Wolf
„ heefc de fchaapen-vagt aangetrokken j eq
„ nogilians heefc hij meer dan eens 2ijne tanden
,, getoond en zijne bezwaarelijk ingetrokken
„ klaüüwen. Het ftaaltje, 'twelk gij opgeeft ^
van zijne vrijpoiligheid omtrent uwe per-
„ foon (a) j waarover gij niet anders dan ge-
- „ belgd.
«
(a) Zij meent de vrijppfligheid, welke de Hr Lovc-
Jace omitetit haar gcbiutkic voor het Ïïrand-verraad.
ZieD, IV. Br. Liv. Toen Jufiir Howe deczcö Uricf
iclucei) koude zij hiervan nog niet wec(cn,
ι·
juffer clarissa harlowe; lo^
belgd kondt zijn ; en het welk gij egter^
zo als de zaäken nu tuiTcheu ü ftäen, wel
moert óver het'hoofd zien, wanneer Tom-
Hnfons Brief fvereifchte dat gij weder bij
héni kwamt (a) , toont genoeg wat voor-^
deel hij nu op u heeft; als medé dat, zó
hij nog grooter krijgen kan, hij het wejt
„ doen zal. - En om deeze reden zelf
„ (zo als ik dagte) is het, dat Tomlinfon in
„ hét ipel gebragt is, dat is te zeggen, pni
„tu in dies te gróoter geruiiheld te wiegen |
„ en om voorzoensman te dienen, indien li
doodlijke ergernis gegeven worde; door
tr
5?
5>
3>
5>
9Ï
9>
5, eenige fchurkagtige onderneeminge.
De trouwdag fchijnt nü niet έ:ο zeer äan ti-
we keur te ftaen dis het wel behooirt, na·
demaal Die nü ten déele afhiingt van üweti
Oom, wiens tegenwoordigheid hij, bp uw
voorft^rter dier gelegenheid verzogt heeß
—wEene begeerte, denke ik, alwaa-
re alles weezenlijk waar, welke het :fceef
,, ónwaarfchijnelijk is dat zal worden inge-
„ willigd. „
Ij» En daar de ömftandighedén diis ftaen i
moét gij, zo hij al grooter vrijheden beftona
te neemén, het hém niét vergeeven?
ik vreeze niets (g^ïp iJ^ wel wéete wie
dit gezegd heeft) dat gevlèefcbte οί* ohgè-
vleefchte ditivel vöör de vüift kan doeri Végeiï
. eene zo wel beveiligde Deugd (bj. —^-^
Iß- Maar vooi Verrafllngen, mijnë Waafdéi Vree·
Ε
(a) Zie D. IV. Br. Lv.
»»
5>
JJ
»
ȕ
(b; 2;ic Jufic. Nortons Bcicf, Ö; ly. H!. .lofi
Èït
-Γ-·ι··ί^ ■'■na
-ocr page 101-öe historie va»
ze ik grootlijks in^zulk een huis als waarin gif
zijc, en in zuike omllandigheden als ik gemeld
hebbe! - De karei zuik een zijnde, wel-
ke alreeds over andere perfoonen heeft geze-
^ gepraald , die zijner verbinteniiTe waardig waa-
>ren.
Wat hebt gij dan te doen, dan te vlieden
uit dit huls, dit helfehc huis! -O dat uw
hai't u toeliet om ook den karei te vlieden!
indien gij gezind mögt zijn om dit te
doen, zal Juifr. Townfend op uw bevel ge-j
reed il:aen. —— Dog indien u geen belet-
zéls , geen nieuwe redenen van vermoeden
ontmoeten,denke ik dat uwe Agtinge in het oog
der wereld, fchoon niet uw Geluk, verèifchc
dat gij de zijne wordt. --Én nogthanskan
ik niet verdrängen, dat deeze Ligtmiflen voor
IiuilrtO' fchurkerij beloond worden met de
beilè der Svxe, daar de fleg^e d'erzelve te
goed voor hen Zijn, κ
Dog ihdre.n gij den miniren grond van
verdenkinge ontmoet; indien hij u zou willen
houden in het haatelijk huis , of wenfchen
daar te blijven, nu gij weet wat volk het is^
^ vlied dan, welke ook uwe uitzigten zijif
mogen, zo wel als /jaar.
Als gij de volgende reize eens weder uit
rijden gäet, zo 'er geen ander weg voor u o-
pen is, weiger dim om met hem weerom te
keeren. Noem mij maar als die u verwittigd
hebbe, dat gij in een flegt huis zijt; en indiett;
gij nu niet geheel van hem kunt icheiden, zo
geef eer den fchijii van te gelooven, dat hij
lïlQ·
-ocr page 102-JMlIWii
mogelijk niet weec dat het zodanig is; en dat
ik niet geioove dat hij het weec: En egtöf
moet dit geloof in ons beide al heel plomp
fchijnen.
Dog onderftel, dat gij eens begeert uit.
de ftad te gaen, om verfch'e lugc te icheppen
in deeze heete dagen, en daarop (het ^ Gij.
Jiunt inbrengen, dat uwe gezondheid dat ver-
eifcht te doen. Hij durft immers tegen' zulk
eene reden zig niet aankanten, üws Broeders
zot ontwerp, vertelt men mij, is zekerlijk aan
een kant; dus behoeft gij uit dien hoofde niet
bevreesd te zijn.
Indien gij op het leezen van deezeti het
huis niet vliedt, of oj3 de eene of andere wij^
ze daaruit tragt te geraaken , zal ik zijn ver-
mogen, dat hij over u heeft, afmeeten naar
de weinige magt, welke gi over hem of β
zelve hebt.
^ Een van mijne berigters heeft eenige
geringe moeite gedaen om te verneemen naar
Mevr. Fretchville. Noemde hij u qoit de
ftraat of het Plein daar zij woonde ? --
Mij heugt niet, dat gij in eenige der uwe mij
melde van de plaatze hasrer woonïnge.
Vreemd, zeer vreemd is Dit , dunki; mij!
Geen zodanige perfoon nog huis is 'er te vin -
den, nabij eenige der nieuwe ftraaten of Plei·
nen, alwaar het ligt, dat ik uit uwe Brieven
trekken kon, mij aanicidinge gaf om mij te
verbeelden dat haar huis ftaen mögt.-
^ Vraag hem , in welke ftraat het huis„ i?, zo
hij het u niet gezegd heeft? En laat hét mi}
mm
DE HSTORIE vAif
dan weeten. Indien hij aarzelt omtrent di^
»l» omftandigheid, dat zal zo veel zijn als eene
' ontdekkinge. -——- En egter denke ik,
dat gy zonder 4it reeds genoeg hebt.
ïk zaldeezen langen Brief door Collins
zenden, die den dag van zijne reize verandert
om mij te believen; en op dat hij zijn beft
mag doen (nu ik weete waar gij zijt) om den
zei ven in uwe eigene handen te krijgen. In-
dien hij dat niet doen kan , zal hij dien ten
huize van Wilfon laaten. Alzo geen van on-
ze Brieven langs dien weg befteld zijn weg
geraakt, wanneer gij voor het uiterßße in
ongevalliger omftandigheden waart, dan gij
tegenwoordig zijt, hoope ik dat deeze οοίς
veilig zal pverkopmen, zo Collins al moge ge-
noodzaakt zijn dien daar te laaten.
In mijne eerfte ontroeringen fchreef'
ik een korten Brief aan u. Dezelve behels-
de niet boven twintig regels, alle vol van
fchrik, ontileltenis, en vervloekinge. Maat
vreezehde, dat gij van mijne, heftigheid zoudt
zijn aangedaen, dagt ik het beter een weinig
te wagten, zo wel om de reeds aangeroerde
Teden, als op dat ik in ftaat mögt zijn om u
20 veele bijzonderheden mede te, deelen als
ik konde; en mijne gedagten over alles. En
nu denke ik, dat gij andere omftandigheden,
naar dat die zig hebben aangebooden, of nog
mogen aanbieden te hulpe neemende, genoeg
gewaapend zijn zult om alle zijne aanflagen te
wederftaen, zij mogen zijn welke zij wil-
den.. " ' ■■ ■ ' . '
Mi:
jüffeii clarissa harlowe,
Ip- Nog een woord meer. Spreek maar om
bij u te koomen , indien ik u [den minften
dienft of pleizier kan doen. ik rekene het ge-
^u^t niet; ik rekene de Berifpinge niet; nog
het Leeven zelf, denke ik waarlijk „ zo waai-
dig, als ik uwe Eere, en nwe Vriendfchap
fchatte -- Want is niet uwe Eere nii]^
pe Eert ? En is niet uwe Vriendfchap de Glo-
rij van mijn Leeven.
Dat de Hemel u bewaare, mijn aller·
' dierbaarft Schepzel, in Eere en Veiligheid,
is de bede, de ter aller uure herhaalde bede^
van
Uwe altoos getrouwe en toegenegens -
pqnderJag morgen 5 uuren. Ik
h^bbe ^en gantfchen nagt gefchreeven.
Aan Juf er Howe,
Mijn älkrdierhaarfl ^chep-s^l^
Welk een fchok, beroering^ , qntMtenis en
verbaasdheid hebt gij mij toegebragt, door uwe
vreezelijke bekendmaakinge—— Mijn hart
iß te zwak, om het tegen zulken flag' als deezen
te kunnen uithouden I —r- Daar alle hoope
mij omringde! Daar mijne uitzigten zo véel beter
waaren! -- Dog kan 'er zulk eene fchurke-
rij in menfchen huisveften, als in deezen fnooden
werkbaas, en even fnooden dienaar!
Ε 4 Ik
•fiaia
-ocr page 105-Ik ben weezenlijk ziek -ZeerYiek —-i
Droefheid eii Ontroeringe, en , mag ik m wel
zeggen, Wanhoop, hebben mij overmeeilerd! —'
/Alles , allés, wat gij flegts als giiÏÏnge ter neer
^fteJt, blijkf mij m »/g^r dan giffin ge te zijn !
Ρ dat uwe Móeder de goedheid wilde heb-
ben , van mij het bijzijn te gunnen van de eenige
trooilerfe, door welke mijn verfli^igen, cn half-lee-
venloos hart zou kunnen opgebeurd worden! Dog
ik belaile μ niet te denken oni herwaards te koo-
hien zonder haare gunftige toelaatinge. Ik ben te-
genwoordig al te ongefteld , mijne waarde, dan
dat ik zou denken om met deezen vreezeiijkeh man-
te ftrijden ; en om uit dit gruwelijk huis te vlie-
den ! —-- Blijn ßegt fchrijven zal u dit wel
toone'n. ^ -—- Dog mijne ongeileldheid zal vooj:
tegenwoordig mijne veiligheid zijn, zo'hij'inder-
daad IchurkèHj in den zin niogé- gehad hebben;
-- Vergeef mij, O vergeef mij, mijne aller-
waardige vriendin , de moeijelijkheid wélke ik u
hebbe aangedaeh! - Alles moet wel haaft —
Maar waarom nog fmerte bij fmerte gedaen, en
moeijelijkheid bij moeijelijkheid? -- Öog ik
l,ielaile u , mijn bemind fchepzel , dat gij. niec
denkt om zonder uws Moeders verlof herwaards
te koomen, tot de waarlijk ïaadelooze en miihOö-
ijigè ' ' ' ........ ■ ^ ..........
<[^larissa harlowe.
\y,e\ nu , Jan | -- ^Vat dunkt u van dee-
zen laariten Brief ? Juftbr Howe rekent nog Ge-'
r^^( uog 'Berisj)inge ) eu denkt'gij ^ daf deèkë
ι·
' f >
JuFTER GLARISSA HARLOWE. 7I
Brief de kleine Furie niec herwaards voeren zal,
ïchoon ze al zig van geen ander rijtuig wift té
Voorzien, dan de korven van haaren opkooper, dé
ëene voor haar zelve , en de anderé voor haaré
r . . i -· · u
meid? ^ij weet nu waar zij kooinen moer. Me-
nig een fchelnitje h§bbe ik geftrafc, ora dat zi|
niéer wift dan ik |iaar wilde hebben té weèten; en
dat wei door liet vermeerderen van haare weeten-
fchap èn ondervindinge.' tVat dunkt u, Belford,
indien ik door deeze heldin hier tè doen kóomeni
en oorzaak te geeven tot éenen beklaagelijkeri
Briei van haar aan'de fchoone Vlugteling, in ftaac
waare , om dezelve weder re krijgen ? Zou zij
die vriendin in wederwaardigheid niet be-
zoeken , 'dunkt u, welker oogmerk bm" haar in de
haare te bezoeken dezelve bragt in den toeftand,
waaruit zij klve zo trouwlóoflijk ontvlügt is.
Laace ik mij eens met die gedagtè vèrmati-
ken! ' ' ' .
Zal ik deezen Brief zenden? —-- Gij ziet
dat ik zorg gedragen hebbe, zo ik mögt feilen in
de naaukeurige nabootzinge van eene zo bekooré-
lijke hand, dat -€r gelegenheid waare om eene al
te ftrikte toetze te'ontgaen. Verdienen zij het
beide wel hiét van mij ? Ziet gij niét, hoe de raa-
zende kleuter haare Moeder dreigt ? Behoort zi}
niet geftraft te worden ? En kan ik wel een erger
duivel, pf fchürk, of mónfter zijn, dan zij mi|
noemt in denlangen Brief, welken ik hier ihfmi-
tè (en ze niij in "haare voorige Brieven genoemd
heefc) al "gae ik haar 'beide ftrafFen zo als mijne
Wraakzugt mij dringt om haar te ftraifen? En vvan-
neer ik deeze mijiK; wraak hebbe uitgevoerd, hoe
.,3
I'·
, I
\
i
m
74 De HISTORIE vaji
bekoorelijk wel voldaen mogen zij dan naar het
land gaen , daar te zamen huishouden, en eene
veel beter reden hebben, dan haar Hoogmoed h^ar
kon verleenen, om Ongehuwd te leeven, waarop
zij beide zo zeer gefteld fcheencn ί
Ik zal zo aanftonds gaen aan het uitfchrijven
van denzelven, denke ik. Naderhand kan ik wel
een befluit neemen. Wat heeft egter de arme
Hickman gedaen om dit van mij te verdienen ? —
Dog heerlijk zou het de Moeder (zo wel als de
Dogter) ftraifen voor alle haare vuige gierigheid
en voor haare onpligtmaatigheid jegens den eere-
lijken Hr. Howe , welken zij inderdaad heeft in 'c
graf gebragt. Ik ßae zo op den fprong , Jan»
om in dit ontwerp te treeden. Is het een land niet
zo goed voor ^ij als het ander, indien ik daarop
al mögt genoodzaaltt zijn om nog eens weder te
reizen?
* *
, Dog ik wil het niet waagen. Hickman i;S
een vroom man, zeggen zij mij. Ik houde veel
van een vroom man. Ik hoope ten eenigen dage
nog zelve een vrox)m man te worden. Daaren-
boven hebbe ik, in deeze week, iets van deezen
eerelijken gezel gehoord , hetwelk ^ toont dat hij
eene Ziel heeft ^ dair ik dagt, dat, zo hij eene^
had, dezelve al een weinigje'heel diep zat om
kenbaar voor den dag te koomen, ten zij bij zeer
ongemeene gelegenheden ; en dat zij dan van
ftonden aan- weder zonk in haare Cellula adipoja,
■- De karei is een dikke vette vent* —
Hebt gij hem ooit wel gezien, j^n 'i
Oog
\
\
Dog de vooraaame reden , die mij weder;
houdt [Want het is doggen aanlokkelijk ontwerp!]
is, uit yreeze dat ik ten eenenmaale in de lugt
?ou vliegen, indien ik niet fchielijk genoeg w£wi-
re met mijnen Brief, of indien Juffer Howe haare
reize in overleg mögt neemen , of eerft haars
Moeders toeftemminge poogen te krijgen; in wel-
ken tijd een Brief van mijne vervaarde Schoon-
heid tot haar zóu kunnen koomen; want ik twijf-
feleniet, werwaards zij ook mag gevlooden zijn,
of haar eerile werk zal zijn te fchrijven as^n haare
bitze vriendin. Ik zal derhalven met geduld
voortgaen; en mijne wraak op mijn gemak gaen
neemen van deeze kleine Furie.
Dog in weerwil van mijn medelijden met
llickman , wiens beter charaéïer ik zomtijds wel
benijde, en die een van die ftervelingen is, welke
lompheid in agtinge brengen bij dtlVkeders^ tot
wanagtinge van ons rappe gaden, en rot het mis-
lukken dikwijls van onze ondemeemingen, bij de
jüogpers; en die zig ook heel veel bemoeid heeft
met deezé dubbel-gewapende Schoonheden bij te
ftaen tegen mij; Zweere ik bij alle de Dü Majo"
res, zowel als Minores^ dat ik Juffer Howe zal " |
hebijen, indien ik haare verhevener vriendin niet χ
" lijk vindt, dat zeer veele van mijne zwaarighe- . Ki
-ocr page 109-m
flen met haare Zufter-Schoonheid aan dee^e op*
vliegende kleuter ce wijten zijn? -——-- Het'is
waar, dac hier van natuure eene verbruid fcherpe
winterfche lugt was; en indien 'er maar een vi^ei-
«ig koud water op het pad gefineeten wierd, was
iiet geen wonder dat het aanftonds bevroor: en
dat een arme eerelijke reiziger het ten naarten bij
onmogelijk vond om het op de beenen te houden,
de/eene voet agteruit glijdende zo dra hij den an-
deren vooruit zettede, met gevaar van zijne leden
of den hals te breeken. Dog egter agte ik het
onmogelijk, dat zij mij verbluft kon nebben gelijk
ze gedaen heeft (daar zij zulk eene nieuweling,
en nooit te vooren van onder haarer .Oudcreri
vleugels weg geweefl: was) waare zij niet gewa-
pend geweefl: van eene heldin, die voormaals ^er
izeer na bij geweeit was om te toonen, dat zij be-
ter raad kon geeven dan werkftellig maaken. Dog
dit, geloove ik , hebbe ik voorheen al meer dan
eens gezegd.
Ik beichuldige mijzeken niet gaarn, nu het
Wieed fchepzel mij oncvlugt is; want wat zou dat
lielpen, dan om mijne pijniginge te verzwaaren?
tïademaal het kwaad , dat wij zelve veroorzaakt,
en vermijd konden hebben', geen vcrfchooninge
nog vertrooftinge dulden kan. En nogthans , zo
gij mij te verftaén geeft, dac alle haara kragt ont-
ftond mi'mijne zwakheid., en dat ik in deeze ge-
heele zaak een vervloekte bloodaart geweeil beii;
wel. Jan, dan «nag ik bloozen, en verdrietig zijn;
maar bij mijne Ziel, ik kan u niet tegenfpree-
ken, ,
Dog dit hoope ik, Belford dat indien
■ ' iS
Γ
Η
S
ik het vergif van den ingeflooten Brief in heilzaam
voedzel lian veranderen; dat is te zeggen, indien
ik daarvan gebruik kan maaken ten mijnen voor-
deele; ik uwe gulhartige toeitem minge zal hebbei*
ohi zulks te doen.
Ik ben akoos bedagt ofti de Göuverts zorgvul^
dig te openen , en de Zegels geheel te houden,
ik wil uit deezen vervloekten. Brief een alphabec
gaen trekken. En nooit was KlaaSiRowe zo vlij^
tig in zijn Spaanfch te leeren, op de Don<Juichot-
fche aanprijzinge van een zekeren Pair, dan ik
' zal zijn om de hand van deeze helleveeg meeilet
te worden.
Jufer Cl α riss α Hareowe , aan Juffen
howe.
v:
i
Donder dag'avond ^ den S tan Juni}*
Na dat mijn laatile zo vol was van ardere
hoope , zal de inhoud van deezen u ontzetten.
O mijne wa.ardile vriendin, deeze man heeft ten
laatften betoond, dar hij een fchurk is!'
Met de uiterfte bezwaarelijkheid was het , dat
ik mij den voorleeden nogt behoedde voor de
fnoodfte onteeringc. Hij perile mij eene beloftè
van vergiffenis af; en da[ ik hem den volgenden
da^zou zien, als of'er niets gebeurd waare: Dog
,1
■■.ι
De HISTORiE vän
indien het mogelijk waare eenen deugniet tê oht-
koomen, die, gelijk ik maai al ce veel reden heb-
h-2 om te geloöven, een aanflag fraeedde van het
huis in brand te fteeken ^ om mij door fchrik, ge-
noegzaam naakt in zijne armen te jaageti, hoé
ioüde ik hem dan des volgenden dags kunnen
i iien ?
Ik bén ontvlugt- De heriiel zij geloofd
^at ik het ben ! -En ik hebbe nu geen an^
dere bekommeringen dan dat ik vliedé van de ee-
nige hoopé , welke zulk een egtgenoot als deezeii
draagélijk voor mij had kunnen maäken; De Ver-
zoenhige met mijne vriendeh , zo welbehaagelijk
Van mijnen Oom ondernomen.
Alle mijne tegenwoordige höope iä Eenige
fatzoeniijke familie, of perfoon van mijne eigene
, Sexe te vinden , dié verpligt is om over zee te
gaen ^ of buiten 's lands woont; Het fcheelt mij
tïiet waar 5 dog zo ik kiezen mögt, in de éene of
andere van onze Aniericaanfehe colonien —.
j ^ Op dat mijne nabeftaenden , welke ik zo jammer-
^ lijk vertoornd hébbe j nooit iets ineer van mij mó-
gen hooren.
! En laat tiw edelmoedig hart niet ontroerd
worden door hetgeen ik fchrijve. Indien ik het
yerfchrikkelijkil gedeelte van mijns Vaders ver-
. 4 vloekinge maar ontgaen kan Cwant het tijdlijk ge-
deelte is teeds eénigerwijze vervuld , hetwelk mij
V , vit vreeze ypor het apder beeven doet) zal ikag-
cen, dat ik *er met de Schipbreuk van mijne fortuirt
in deeze wereld gelukkig af koome;
En het is ook niet noodig dat gij uwe to dik-
/ Wijls aangeboödene goedheid jegens mij vernieüwt:
Want
-ocr page 112-Juffer CLARISSA HARLOWE.
Want ik hebbe Ringen en andere koftbaare dingen
bij mij, welke mij met mijne kleederen gezonden
wierden , die ten gelde gemaakt zijnde mij alles
wel verlêenen kunnen wat ik kan behoeven, tot
dat het de Voorzienigheid behaagen zal tnij de ee-
ne of andete gelegenheid te geeven om mijzelve te
helpen, indien tot mijne verdere ftraffe, mijn lee^
ven langer zal duuren dan ik wenfche.
Schrijf dit ontwerp, mijne beminde vriendin ^
niet toe, nog aan mismoedigheid van den eenen
kant ^ nog aan dien romanesken aart van den anderen,
welken wij gemeenlijk onderfteld hebben dat bij
onze Sexe plaatze heeft, van de Vijftien tot dö
ïwee-en-twintig jaaren: Want, gelief mijn onge·
lukkigen toeftand te bedenken in het ligt, waarin
dezelve weeienlijk moet voorkoomen aan elk bé-
dagtzaam perfoon ^ die denzelven kent, In dé
eerfte plaatze ^ zal de män, die de vrijpoftigheid
gehad heeft om mij ails zijn eigendom te agten, en
mij zodanig getragt te maaken, mij jaagen van de
eene plaatze naar de andere, en mij nafpooren alä
eene Weggeloopene: En hij weet, dat hij zulks^
ongeftraft kan doen ; want wien hebbe ik om mij
voor hem te befchermen?
Wat daarbij mijn Goed belangt, het benijd
Goed, het welk de oorfpronglijke oorzaak van al-
le mijne ongelukken geweeft is, dat zal nooit hei
mijne worden door middel van proces. Wat fteekt
'er dog in dat ik zou kunnen roemen , meer te
bezitten dan ik kan gebruiken^ oiwetißheaege'
h'uiken ? En- indien mijn vermogen binnen enge
paaien beÜoocen is, zal ik dat 'geen niet hebben té
verantwoorden j *t welk ik hebben zoude ^ indien
ik
-ocr page 113-ik het niet gebruikte zo.als ik behoorde: HetwelÊ'
zeer weinige doen. Ik zal geen man hebben,·
wiens behng ik zodanig behoore in agt te neemen,
dat ik belec worde meer dan regtvaardigheid vor-
dert te doen aan anderen,.op dat ik lièm niet té
kon moge doen. Indien het derhal ven mijn Va-
der believen zal (gelijk ik dé vrijheid iol neemen
van , ter zijner tijd , aan ,hem.voor te ftellen}
twee Lijfrenten daaruit te betaalen dê eenè aan
mijne waarde Juffr. Norton, welke haar het ove-
rige van haar leeven onbekommerd mag doen ilijr
tén, als die niï op haare jaaren begint té worden;
de andere v.an 5 0. /. 's jaars, aan dezelve braave
vrouw ten, gebruike van Mijne Armen ^ gelijk ik"
de grootsheid gehad hébbé van een zeker getal
luiden te noemen, omtrent welke zij mijn wil en
meeninge volkoomten v^'eet; op dat Zo weinige als
mogelijk is door de gevolgen van mijnen mifllag·
mogen benadepld worden ; God zegene hen dan,
^n geeve hun J^arts-vreede en vergenoegingé, niet
het overige!
De andere redenen, waaroïn ik den iïap zpii
doen, van welken ik gewag maakte, zijn dee-
ze:
Deeze booze man Weet, dat ik geen vriend
in de wereld hebbe buiten u: In uwe nabüurfchap
zoude het d^rhalven eerft zijn dat hij mij zou zoe-
ken, zo gij moge denken dat het mogelijk voor
mij waare mij daarin te verbergen: En in deezen"
gevalle mögt Gij aan , grooter ongemakkp nog
^elf onderworpen worden , dkn gij reeds mijnent-'
halven hebt uit geftaen.
Van mijnen Neef Morden, to hij al overkpp·
liiev
(
. /
ν
Juffer CLARISSA HARLOWE.
ine, kan ik geen befcherminge hoopen; nademaal
het uic zijnen Brief aan mij baarblijkelijk is, dan
mijn Broeder hem in zijne partij heeft overgehaaldt
En ook zoude ik, op geenerieije wijze , een zo
braaven man aan gevaar willen bloot ftellén; ge^
lijk het zou kunnen gebeuren, wegens de geweld^
daadigheid van deezen onbetembaaren geert.
Deeze dingen in aanmerkinge genomen'zijn^
de, weiken weg kan ik dan beter inflaen, dan
buiten 's lands te gaen naar de eene of andere van
de Engelfche Colonien; daar niemand iets van mij
zal weeten buiten u-, nog Gij ook aanftonds, moec
ik u zeggen, en voor dat ik een vaft verblijf heb-
be', en (indien het God belieft) op den weg ben
om taamelijk tot mijn genoegen te kunnen leeven ?
Want het is geen gering gedeelte van mijn leed-
weezen , dat mijne onvoorzigtigheden zo zwaaren
lail: op ü, mijne waarde vriendin, gelegd hebben,
aan welke ik voormaals hoopte meer vermaak dan
fmerte toe m brengen»
Ik ben tegenwoordig ten huize van éene Juifr^
Moore te Hamdead. Mijn hart- voorfpelde mij
niets goeds toen ik in dit vlek kwam , dewijl· ik
hier meer dan eens met hem geweeilwas: Dog het
was zo gereed en gerijflijk met de koets hiernaar-
toe te gaen , dat ik niets beters wift te doerh,
Daarbij zal ik hier niet langer vertoeven, dan tot
ik uw antwoord op deezen kan ontvangen: In
welk het u believ^e mij te laten weeten , of ik
mij nie: kan verfchuilen, volgens uwen voorigén
aanilag [gelukkig waare ik, hadde ik toén denzel-
ven ingevolgd!] met behulp van JufFr. Townfend,
Ept dat het heedl van ziine naipooringe over is.
V Ded. F Oê
mSÈÊÊ
-ocr page 115-, . α,ιρΝ,,. 1 ......1.....1 »II,.«»··.—
De reede van Deptford, verbeelde ik mij, zal de ps:
regte gelegenheid geeven om te hooren van eene
overtogc, en om veilig aan boord te koomen.
O waarom vvierd de grootfte duivel van allen
ontketend, en toegelaaten zulk eene fchoonfchij-
nende gedaante aan te neemen, en hem egter ge-
gund zijne voeten en zijne klaauwen te verbergen,
tot dat hij met de eene gereed ftond mijne eere te
vertrappen, en de andere in mijn hart te fiaen ί
--En wat had ik gedaen, dat hij dus bijzon-
derlijk tegen mij wierd los gelaaten!
Vergeef mij deeze murmureerende vraag, hec
uitwerkzel van mijn ongeduld, mijn zondig onge-
duld, vermoede ik: Want daar ik het ontkoomen
ben met mijne Eere, en niets dan mijne wereld-
fche uitzigten, mijn hoogmoed, eerzugt, en
grootsheid, bij deeze Schipbreuk van mijne meer
beloovende hoope en fortuin iets geleeden hebben,
kan ik nog wel niet gelukkiger worden dan ik ver-
diene te zijn ? En ilaet het nog niet door de God-
lijke gunil, in mijne eigene magc, om het grootft
belang van allen te beveiligen ? En wie weet, of
dit pad zelf, waarop mijne onbedagtzaamheid mij
geftooten heefc, al hoe'bezaaid het is met diilelen
en doornen, welke mijne weidfcher cieraaden in
ilukken fcheuren, mogelijk het j-egte pad niet zij
om mij te leiden op den weg tot mijne toekoo-
mende gelukzaligheid ; welke door kwaade ver-
keeringe in gevaar had kunnen geraaken.
En mij wel bedenkende , Zijn 'er wel niet
perfoonen van nog meer verdiente dan ik, welke
z!g nooit in eenig voornaam iluk van hunnen pligc
vergi-eepcn hebben, die m?er vernederd zijn dan
ik
'fi
Juffer CLARISSA HARLOWE.
ik zelve; en zommige ook wel, door de mifflageii
van Ouderen en Nabeftaenden, door de bedriege-
rijen en fnoodheid van Opzienderen en Voogden
zonder dat hunne eigene roekeloosheid of dwaas-
heid daaraan eenig deel had?
Ik zal dan tragten het zo goed te ftellen als
ik kan met· mijn tegenwoordig lot. En voeg gij^
mijne befte, mijne eenige vriendin , uwe gebeden
bij de mijne, Dat mijne ilraiFe hier mag eindigen 5
en dat mijne tegenwoordige verdrukkingen voor
mij geheiligd mogen zijn<
Deeze Brief zal u de reden kunnen doen be-
zeflfen van een regel of twee , welke ik aan hei
huis van Wilfon zond, om aan u teileld te wor-
den, alleen tot een loopje, om zijn knegt uit deii
weg te krijgen^ Hij fcheen t' huis gelaaten te zijn y
naar mij dagt ^ tot een Verfpieder tegen mij; Maar
dewijl hij te fchielijk weerom kwam, was ik ge-
drongen een weinig regels voor hem te fchrijveni
om aan zijnen Heer te brengen, in een Wijnhuis
digt bij Doftors-Commons, met dezelve bedoelin-
ge: En hiermede bereikte ik gelukkiglijk mijri
oogmerk.
Ik fchreef vroeg in den morgen-ilond een bit- j
teren Brief aan den deugniet, welken ik daar ge-
laaten hebbe zo dat hij dien gemaklijk kan aan-
treffen ; en ik onderileile dat hij denzelven nu al
heeft. Ik hield 'er geeri eopij van. Ik zal mij deri
inhoud wel erinneren , en u de bijzonderheden;
van alles opgeeven, als ik meer tijd hebbe.
Ik ben verzekerd , dat gij mijne Vlugt zülé
goedkeuren Te meer, alzo het volk de^
buizes zeer ondeugend moet zijn ; Wane zij j en
F i die'
-ocr page 117-iié dE historie VAN
die Dorcas ook , hoorden mij (Ik weete wel dat
zij mij hoorden) om huipe roepen : Indien de
brand iets anders dan eene opgellemde fchurkerij
geweell: was (fchoon ik deezen morgen, om haar
te blinddoeken , voorgaf van andere gedagten te
zijn) zouden zij alzo zeer ontfteld zijn geweeft als
ik;· en mij iioorende fchreeuwen, hebben koomen
inloop en , om mij te fiillen , zo ze onderilelden
dat mijn fchrik van den brand kwam; of om mij
te ontzetten, op de onderfteilinge dat het iets an-
ders 'vvaare. Dog de fnoodeDorcas ging weg, zo
dra zij zag dat de deugniet zijne armen om mij
heen floeg ! —-- :Xegen mij, mijne waarde,
ik had flegts mijne muilen en een ondeitokje aan»
De fclirik joeg mij ren bedde uit, door haar ge-
fchreeuw van brand! en dat ik in een oogenblik
tot afch verbranden zoude--- En zij dan
weg tje gaen , en niet weder bij mij te koomen,
η iemand anders ! En egter hoorde ik vrou*
wen ilemmen in het naait vertrek ; dat hoorde ik
zeker. -Baarblijkelijk een aanflag met haar al-
le opgeilemd -God zij geloofd, dat ik uit
haar huis ben!
Mijn fchrik is nog niet over: Ik kan naauw-
lijks denken dat ik veilig ben : Elk welgekleed
mansperfoon , welken ik uit mijne venfters zie,
het zij te paard of te voet, denke ik dat hij is.
Ik weete, dat gij wel haafl: een antwoord zult
vervaardigen. Een man te paard zal men mij mor-
gen vroeg bezorgen , om deezen te heitellen.
Gevviflijk kunt gij met dien zelven man geen ant-
woord weerom zenden , dewijl gij eerit JuiFr.
Townfend fpreeken moet: Niettemin zal ik met
jüffbr clarissa imrlowe. ;
ongeduld wagten, tot dat gij kunt als hebbendo
geen vriend, tot welken ik mijne toevlugt neemen
kan, buiten u; en zulk eene vreemdling zijnde in
dit gedeelte der wereld, dat ik niet weete, naar
welken kant ik mij te wenden, werwaards te gaen,
of wat ik te doen hebbe - Hoe vreeze-
lijk hebbe ik mij zelve in 't parket- gebragt!
JuiFr. Moore, bij welke ik \ huis legge, is ee-
ne weduw , en van een goed charafter; En hier-
van wierd ik onderrigt door eene van haare buu-
ren, van welke ik een neusdoek kogt, met voor-
dagt om daarnaar te verneemen voor dat ik hec
waagen wilde.
Ik zal mijne voeten niet buiten deur zetten,
voor dac ik uw raad en berigt hebbe: En ik ben
dies te gerufter, om dat ik mij bij het volk des
huizes, alwaar de koets mij afzettede hebbe lauten
verluiden, als of ik verwagtede dat mij een koers
zou te gemoet koomen op den weg naar Headon;
een dorp een weinig hiervandaan gelegen. En
toen ik hun huis verliet, wandelde ik heen en weer
op den heuvel; in 't eerfl:, niet weetende wat mj
te doen ftond ; en naderhand, om verzekerd te
zijn, dat 'er niet op mij gepaft wierd, voor dat ik
het waagde om naar een logemeiit te verneemen,
Gij zult het opfchrift van uwen Brief aan mij
gelieven te maaken , mijne waarde, onder den
naam van Henriette Lucas.
Hadde ik mijne ontvlugtinge toen niet werk-
ftellig kunnen maaken , zo had ik beiloo^^n het
al weder en weder te onderleggen. Hij was naar
de Commons gegaen ora een Verlof-brief, zo e's
hij mij fchreef; want ik weigerde hem te zien^
F 5 niet-
-ocr page 119-U De historie van
öiettegenftaende de belofte, welke hij mij had
afgeperil.
Hoe bezwaarelijk , hoe naaft-aan-het-onmo-
gelijke is het, mijne waarde, veele kleiner over^
treedingen te vermijden, wanneer wij coc eene
^roote verieid zijn!
üic vreeze dat ik met mijne eerfte pooginge
niet zou weggeraaken, had ik hem te verftaen ge-
geven , dat ik binnen eene week mijn oog niet op
hem ilaen wilde, op dat ik dus tijd voor mij mögt
winnen om het op verfcheidene wijzen te beproe-
ven - En waare 'er zo naauw op mij ge-
paft dat het noodzaakelijk geweeft'was, zoude ik,
na zulk eene blijk van oogluikinge in de vrouwen
des huizes, maar op ftraat zijn uitgeloopen, en mij
geworpen hebben in het naafte huis daar ik kon
inkoomen , of de befcherminge verzogt van den
eerden perfoon dien ik ontmoet had —^— Frou"
'wen, een arm Schepzel van haare eigefïe Sexg
in zulk eene omßandigheid hulpeloos te laaten,
boedanige moeten die zijn ! -- Daarenbo-
ven maakten zij zulk eene armhartige en fchuldi-
ge vertooninge van den ogtend , na dat hij was
pitgegaen - waaren zo begeeilig om mij bo-
ven te krijgen, en om mij, door de gefchroei-
de venilerbanken , en de gebrande gordijnen en
valletjes , te overtuigen dat 'er weezenlijk brand
geweeil: was — dat ik (fchoon ik alles fcheen
te gelooven, wat zij mij wilden doen gelooven)
meer en meer in mijn beiluit beveiligd wierd, om
het ging zo het wilde uit haar huis te koomen.
Toen ik begon, dagt ik maar een weinig re'
jgels te fchrijven. Dog, mijn onderwerp mag zijn
wat
-ocr page 120-Juffer GLARISSA HARLOWE. (JI
wat het wil, als ik aan u fchrijve, weete ik van
geen einde te maaken. Zo was het altoos: Het is
derhalven niet bijzonderlijk toe te fchrijven aan
dien zorglijken en ongelukkigen Toeftand , mee
welken, evenwel, gij wel zult dulden, dat tegen-
woordig de geheele geeft is ingenomen van
Uwe ofigelukUge dog altoos-toegenegene
Clarissa Harloweu
De Hr. Lovelace, aan Jan Belford,
Vrijdag-morgen, na Twee uur en»
lo Triumph! Ιο ClarifTa, zing nu!-—
Welk een gelukkig man is, nog eens weer,.uw
vriend - Eene onnozele lieve nieuwling,
te laaten hooren dat zij den koetfier zegt, waar hij
haar brengen moet ! - En nog te gaen naar.
Hamßead, onder alle de vlekken omtrent Lon-
don ! --De plaatze, daar wij meer dan eens te
zamen geweeft waaren!
Mij dunkt het is mij leed, dat zij het niet be^
ter belegd heeft! --- Ik zal het weerom krij-
gen van haar eene al te ligte taak voor mij vinden,
vreeze ik ! Hadde zij maar geweeien , hoe zeer
tnoeijelijkheid de waardij van eenige zaak bij mij
F 4 doet
-ocr page 121-doet rijzen , en hadde zij maar het minile denk-
beeld gehad om mij daardoor te verpligten , zij
zoude nooit, gewislijk, zo digt bij als te Nam^
ftead hebben ftil gehouden.
Wel, maar na alle deeze uitgelatene blijd-
fchap, zult gij vraagen, „ Of ik mijne Bekoorfter
5, reeds weer te rug gekreegen hebbe? „ --
Dat hebbe ik nog niet: Maar te .weeten waar ze
is, is genoegzaam hetzelve als baar in mijne magt
te hebben. En het vermaakt mi] als ik bedenke»
hoe zij zal ichrikken en beeven, als ik haar eeril
overrompele ! Hoe zij zal kijken met bewuftheid
van haare eigene fchuld, welke mijne fchuld van
Woensdag nagt meer dan afwiiTchen zal, wanneer
zij hasren verongelijkten Minnaar, en erkenden
Egtgenoot ziet, welken zij , de groorfte hoofd-
misdaad , zigzelve had willen 'ontfteelen.
Dog gij zult met ongeduld verlangen om te
■weeten, hoe ik aan mijne hindfchap kv/am. Lees
hier dan den ingeiloorenen, en gedenk der beve'ea
en onderrigtingen welke ik van lijd tot tijd, gelijk
ik u berigt hebbe,. aan mijnen knaap, uit vreeze
voor zulk eene wegloopinge, hebbe gegeven; en
dat zal u alles berigten, en wat ik met reden mag
verwagten van des fchobbejaks vlijt en beleid ,
indien hij ooit weder wenfcht onder mijn gezigt te
koomen.
Ik ontving denzelven omtrent een half uur
geleeden , juift zo als ik wat zou gaen leggen Jn
mijne kleederen : En dit heeft mij zo leevendig
gemaakt, dat niettegenilaende het middernagt is,
ik om een caros coupé van Blunt\ gezonden heb-
be, om hier met het aanbre^ken van den dng bij
mij
-ocr page 122-S I
Juffer CLARÏSSA HARLOWE. g^
mij te zijn, met mijnen gewoonen koetßer, indien ,
het mogelijli is; en niet weetende wat ik anders
met mijzelven doen zou, ging ik zitten, en heb-
be , in mijns harten blijdichap , niet alleen dus
Tcrre gefchreeven , maar ook een befluit gemaakt
over de maatregels, welke ik neemen zal, ais> ik
tot haare tegenwoordigheid worde tocgelaaten':
Want ik bevroede heel wel de zwaarigheden, met
welke ik van wegens haare ilijf hoofdigheid zal heb-
ben te ftrijden,
IVeleedle Heer^
)
Deuze dint om je Weleedle bekent te make,
as dat ik hier ben te Hemfted , dar ik Mileddy
gefonde heb hur loosjement te hebbe bij ien Joffr.
Moor dichte bij de Hemftedfeheij. Én ik heb " ^
fukken order op de Taken geilek , dat har Leddy- i
je Weleedle niet in je geficht dorlt ziene, foo ick ί .
Mileddy niet gefonden had, hoewelfein ien kartier ■
uur uitten huis foort was gegaan, geleik men fou '
meuge fegge ; foo wiil ik oock wel dat je in je
hert blij ibu feine as je wiil dat ik har gefonden X
-hadt: Én darom fend ick deus Piter Partrick die
5 Scheilegen hebbe fal , dar het nouw ontrent iz I
uur in de nacht is; want hij wouwer niet op uit
fonder oock noch en hartigen dronk dar te bove: I'
En ick had oock garen dat alles eeril in het loos-
jement te kooij was foor dat ik hem fond.
Ick heb noch wel geldt van je Weleedle; , 'i '
mar ick dogt dat as de man geldt van mij op de . j,
f
k
im
-ocr page 123-iié dE historie VAN
hant kreeg , hij nie en poeil mocht ipeule ; dus
liet ik die foor je Weleedle oover.
Mileddy weetcei' niemendal van dat ick hier-
omtrent ben. Mar ik docht het beft de plaats niet
te verlate, om datfe het loosjement mar foor wij-
nig daage befprooke heeft.
Soo je Weleedle komt in de bovenfte Kor-
flcs, fal ick ijie den heelen dach in het geficht
houde ontrent het Bierhuis of op de Hei]. Ick heb
en ander rock geleend, in plaats van je Weleedle
Liefueij, en ien fwarte pruijk; dus ken ick van
Mileddy niet gekent worde, al vi^as het datfe mij
mocht fiene: En ik heb me gehouwe as of ik tant-
pein had; dus met mein neusdoek an mein mont,
ken men niet fiene dat ik het ben, an mein tand
die het je Weleedle beliefde met je Weleedle fuijft
uit te flane en an men verdomde weide bek, ge-
leik je Weleedle mein onderricht datfe is.
De twee binnenfte Brieven had ik van Miled-
dy , foor datfe uitien huis ging. De iene moft ick
laten bij mijn Hr. Wilfon foor Joffer How. De
folgende fou foor je Weleedle fein. Doch ick
wift wel dat je niet was op de plaas die 'er op
flaat; en freefende fopr dat gebeurt is, foo hild
ick fe foor je Weleedle , en foo koft ickfe je niet
geve, foor dat ick je fag. Joffer Hows maakt ick
har Leddyfchap mar weis dat ick dar gebrocht had,
en feij datter niemendal foor har lach, geleick fe
begerde te wete: Dus heb je fe hier beide
Ik hen, met je Weleedles premißte,
'^e Weleedles onderdanigfie ^
en^ nouw weer geluckige Dlnaar^
WM, Summerü.
De
-ocr page 124-De twee binnenfle Brieven , gelijk Willem
die noemc, blijkt duidelijk, dat ten geenen ande-
ren einde gefchreeven wierden, dan om hem mee
dezelve uit den weg te zenden, en een derzei ver
om mij een rad voor de oogen te draaijen. Die
gerigt is aan Juffer Howe, is flegts dusdanig:
Donderdag den 8 Junij.
Ik fchrijve- deezen, mijne waarde Juffer Ho-
we, flegts tot een loopje , en om te zien of het
gaen wil. Ik zal wel haafl: in 't brcede..fchrijven,
zo ik niet elendiglijk belet worde ! ! !
Nu, Jan, zullen haare loopjes de mijne niet
billijken? Dringt zij zig niet in mijn poft, dunkt
u? En is het nu niet ronduit zo verre gekoomen.
Wie van ons den ander meeß zal bedriegen en
begocheUn ? Dus, ik danke mijne ilerren, ftaen
wij in dit iluk eindelijk met elkaer gelijk-
Hetwelk eene groote verligtinge is voor mijne
Confcientie, moogt gij wel gelooven. En indien
het waar is dat Hudibras ons vertelt, ftaet de lie-
ve Vlugteling mede overvloedig vermaak te wag-
ten,
Is zeker, die hedroogen wordt
Is alzo blijde ah die bedriegt:
De domße kijker, aangeport
Tot kijken, als een gauwert liegt
Bij V futflen met zijn handgebaar,
Ziet
J 7
!i
\
Ν
öe historie vam
Ziet met zijn ziel en oogen ßijf
Naar Gocheltas en Gochelaar.
Wie V minß bevroedt van dit bedrijft
Vermaakt zich Ί meeß, is V meeß verzet ^^
Terwijl hij op den handgreep let,
Deeze is de Brief van mijne lieve GocheIi!er
aan mij; de andere hinnenfle Brief door Wiliem
gezonden.
Hr. Loveïace^
den δ Juni].
Donderdag ^
Geef mij geen oorzaak om te vreezen voor u-
we te rug koomil. Indien gij niet wilt dat ik u voor
altoos haate, zo zend mij een' halven regel met
den brenger deezes, om mij te verzekeren , dat
gij niet poogen zult om mij binnen e.ene week in
toekoomende te zien. Ik kan u niet in het aan-
gezigt zien, zonder even groote befchaamdheid
als verontwaardiginge. Mij hierin te wille t€ zijn,
zal maar eene geringe vergoedinge zijn voor uw
fnood bedrijf van den voorleeden nagt.
Gij niogt uwen tijd onderwijlen befteeden
aan eene reize naar Lord M. 's;, en ik kan niet
twijftelen , indien de Ladys uwer Familie mij zo
gunilig zijn als gij mij verzekerd hebt, of gij zult
genoeg vermogen hebben om eene derzelver te
beweegen om mij met haar gezelfchap te verplig-
ten. Na uwe ondeugendheid van voorleeden nagt,
zult gij u niet verwonderen, dat ik ilae op deeze
proef van uwe eere in toekoomende.
Indien Capitein Tomlinfon^ ondertulTchen
koomt,
-ocr page 126-juffer clarissa harlowe; lo^
]{oomt, kan ik hooren wac hij te zeggen heeft,
en u daarvan betigc zenden.
Dog indien gij mij in min dan eene week
tijds koomt te zien, zal het aan eene veriche daad
van geweldenaarij moeten te wijten zijo , waar-
van gij niet weet welk het gevolg moge zijn.
Zend mij den verzogten regel, indien gij
ooit verwagt de vergiiFenis beveiligd te krijgen,
v/elker belofte gij afperile van
De ongelukkige
'ä
>
Nu, Belford , wat kunt gij nu zeggen ten
voordeele van dit lief fchelmtje van eene Lady?
Wat kunt gij dog voor haar zeggen? Het is blijk-
baar , dat zij een volkoomen vail befluit genomen
had om weg te loopen, toen zij deezen fchreef:
En dus wilde ze mij doen medewerken tegen mij-
zelven , door mij liitig over te haalèn om haar tot
het volvoeren daarvan eene week tijds te geeved:
En, nog boozer, mij als een gek weg te zenden
om eene van mijne Nigten te gaen haaien: --
Om als wij hier kwamen, het genoegen te heb-
ben van te vinden dat zij voortgegaen was, en
mij voor eeuwig had ten toon gefteld! --
Welke ftraife kan zwaar genoeg ^ijn voor zulk
een fchurkje van eene Lady!
Maar Iet eens, daarenboven , welke aan-
neeraèlijke reden -zij geeft door dit briefje (on-
derfteld zijnde, dat zij geen gelegenheid zou vin-
den om weg te loopen , voor dat ^ ik weerom
kwam)
-ocr page 127-fchuldigd te zijn, dan waarop hij zig tot nog toé
beroemen kan.
Zij praat van haars Vaders vloek--
Maar hebbe ik hem wel niet honderd-vouwig
met dezelve munt betaald ? Dog waarom moet ik
de fouten van andere luiden op mijn kap krijgen ?
Hebbe ik niet genoeg van mij zeiven 1
Dog de graauwgeoogde dageraad begint even
. voor den dag te kijken ———- Laac ik alles in
een trekken.
Kortom, dan, de Brief van het lief fchépzel
is eene verzamelinge van verwijtingen, die voor
mij niet heel nieuw zijn, fchoon de gelegenheid
toe dezelve, ongetwijfFeld , nieuw is voor haar^
Een weinig van het romaneske en tegenzeggelij-
ke looopt 'er doorfprenkeld* Zij mint, en zij
haat: Zij moedigt mij aan om haarte agtervolgen
door mij te zeggen, dat ik het veilig doen kan;
en egter fmeektze mij om het niet te doen: Zij
vreeil voor armoede en gebrek, en heeft egter
voor om haar Goed weg tegeeven: Ter begun-
lliginge van welken?- Wel, om kortte
gaen, van" diegeenen , welke de oorzaak van haa-
y' re rampen geweell zijn. En eindelijk, fchoon zij
beflooten heeft om nooit de mijne te zijn, fmerc
''' het haar eenigzins dat ze mij verlaaten moet, van
■' wegens de aanblikkende uitzigten op eene Verzoe-
ninge met haare vrienden.
;/ Ma§r nooic brak eenige dageraad zo traaglijk
I. , aan , dan deeze ! ■■ En de caros is ook nog
Φ ♦
»
niet gekoomen.
/
-ocr page 128-juffer clarissa harlowe; lo^
* 1
Een Heer om mij te fpreekèn , Dotcas?
*
*
Waardè Capitein , ik vérheüge my , ü tè
iien - Juill op het regte tijdpunt '-^
Se! Ziel
Daar komt Am óór r^et f bozen vingers,
En jchudt de traantjes van hc^ar kleedi
De Zon^ ter dagreis toegereed^
V, D^el. G
•
-ocr page 129-9(5 de historie van
fchuldigd te zijn, dan waarop hij zig cot nog toè
beroemen kan.
Zij praat van haars Vaders vloek ---
Maar hebbe ik hem wel nïec honderd-vouwig
met dezelve munt betaald ? Dog waarom moet ik
de fouten van andere luiden op mijn kap krijgen ?
Hebbe ik niet genoeg van mij zeiven ?
Dog de graauwgeoogde dageraad begint even
. voor den dag te kijken -— Laat ik alles in
een trekken.
Kortom, dan ^ de Brief van het lief fchepzel
is eene verzamelinge van vervvijtingen, die voor
mij niet heel nieuw zijn, fchoon de gelegenheid
tot dezelve, ongetwijfFeld , nieuw is voor haar,.
Een weinig van het romaneske en tegenzeggelij-
ke looopt 'er doorfprenkeldi Zi| mint, en zij
haat; Zij moedigt mij aan om haar te agtervolgen
door mij te zeggen^ dat ik het veilig doen kan;
en egcer fmeektze mij om het niet te doen: Zij
' vreeil voor armoede en gebrek, en heeft egter
voor om haar Goed weg tegeeven: Ter begun-
ftiginge van welken? —- Wel, om kort te
gaen, van" diegeenen , welke de oorzaak van haa·*
y' re rampen geweeil zijn. En eindelijk, fchoon zij
i ' beilooten heeft om nooit de mijne te zijn, fmerc
het haar eenigzlns dat ze mij verlaaten moet, van
wegens de aanblikkende uitzigcen op eene Verzoe-
ninge met haare vrienden.
.'/ Ma^r nooic brak eenige dageraad zo traaglijk
ij . aan, dan deeze ί - En de caros is ook nog
niet gekoomen.
>
t *
-ocr page 130-Juffer CLARISSA HARLOWE. ^^
hi * iii %
Een Heer om mij te fpreekèn , Dot-cas ?
Wie kan dog zo vroeg iets met mij tè
doen hebben ?
Capicein Tomlinfon , zegt gij ? Gewiflijk
moet hij den geheelen nagt gereisd hebben! —-
Alhoewel ik gewoon ben vroeg op te ftaen, hoé
kon hij dog denken mij dus vroeg op te zullen
vinden ?
Laat de caros maar koomen, en hij zal mij
vergezellen tot aan den voet Van den heuvel
(fchoon hij weder te voet naar de ftad moet kee-
ren; want de Capitéin is gantfch verpligtend goed)
op dat ik moge hcoren al wat hij te zéggen heefc>
en hem mijne geheele meeninge zeggen, zonder
tijd te verliezen.
Wel nu ben ik ten vollen geruft ^ dat deezè
weerfpannige vlugt tot mijn voordeel zal uit-
draaijen , gelijk alle onderdrukte Weerfpannige
heid tot voordeel van een Souverain die in 't
2it is.
^ % % *
Waardè Capit'ein , ik verbeuge mij , ύ tè
^ien - Juiil op het regte tijdpunt -^
Zie! Ziel
Daar komt Auróör viet foozen vingers.
En jchudt de traantjes van haar kleedt
De Zon^ ter dagreis toegereed^
y, D^eU G r^r^
wmm
Ferrijß^ en wekt de-blijde zlngers;
Zij fcblé ïh V inei^Jphlijk hart em
' Vreugd^
' Dié. met b'aa^ komß uit de-oogeM hliUkert:
- De damp verdwijntde hemel· flikkerty
En j'pelt een dag ,die V al verheugt^
Excufeer roij, mijn Heer, dat ik ubegroete men
de woorden van niifn geliefden Digter» Diemei dev
Leeuwrik opftaet, zal/zingen! met de Leeuwrik«·.
Vreemd nieuws zedert ik u zag, Capitein!»·
Èene verkeerde opvattin ge van de arme Lady Γ
-- Dog gij bezit te veeli goediieid, w#eta'
ik wel , orn de mifflagen van deeze eigensinnige}
Schoonheid aan. haaren Oom Harlowß te openbaa*.
ren. Het zal zig alles wel ten befte wenden^ Gij)
moec mij, een gedeelte van den weg. vergezellen, ^
Ik weete hoe veel vermaak gij fchept in gefchiilèn.,
bij te leggen. Dog het is het werk der Voorzig-
tigen ^e breuken te heelen , welke door de roe--·
fceioosheid' en dwaasheid der Onvoorzigtigen ge>
maakt zijn. > . !
■ ^^ ^ ^ ψ
ι
En nu fterwiji alles rondom mij in ruft en
ftilte is) kan' ik het geratel van de caros-vjrielen
wel eene geheelcilraat verre hopren!. .........: ..... Eti.
daarmede vliege ik naar deeze engelin vai?^ een^
vrouw!
Beloon, O God der Min pHet is immers uwe
ejgene zaak]-, beloon gij , naar verdienfte, mijne
lijdende volftandigheid! —Maak mijne poo-
r. j
ί
Juffer GLARISSA HARLOWE. (JI
gingen voorφoedig ^ om deeze bekoorelijke Vlug-
ti^ling onder uwe gehoorzaamheid te rug te bren-
Doe haar haare onbedagcheid er-
kennen ; berouw hebben van haare fmaadheden;
mij om vergiffenis fmeeken; en bidden om in mij-
ne gunfl: herfteid te worden, en dat ik de geheu-
genis Van haare gruwelijke misdaad tegen u, en
tegen mij, uwen getrouwen dienaar, in vergetel-
heid begraayen wii>
" Be" caros is aan de deür!'
koome -—
Bi zal· u volgenv Braave Capitein' --— ^
É'eker niet, mijn Heer-—
Ik biddfe Ui mijn Heet Belfeefdheid i»
geen' Ceremonie*
En nu , gekleed gelijk eeti Bruidegom , mij«'
hart rijzende böven dät van den tiegeerlijkften
(een knegt bij'mij hebbende, weiken mijne Be^
minde nooit gezien heefty, ben ik reeds te Ham^
ileadf
Ifc koome! Iii.
^'^•CÏBW-----·-
jföo DE HISTORIE van
De Hr, LovEtACE, aan Jan Belförd^
Schildkn.
In de Bovenße Korf'fles te Hamßeady Vriji^
morg. 7 uur en {den Junij.^
Hier ben ik nu, en Werben ik nu al ander-
half uur geweefl:. Welken nijveren geelt hebbe
^ik! —Niemand kan van mij zeggen , dat ik
'het Brood der luijheid eete. Ik doe waarlijk al
heel veel moeite voor ai het pleizier, dat ik genie-
te. Ik kan niet nalaiten mij bijfter te verwonde-
ren over mijzelven; want, zekerlijk zoude ik meC
deeze werkzaame ziel eene zeer groote vertoonin-
g-e gemaakt hebben, welke ftandplaat^e ik ook be-
kleed hadde. Dbg waare ik een Vorfl: geweefl:!
Gewislijk zoude ik ,een alleredelß Vorii geweeil
zijn. Ik zoude eeue wapenreij ten dans geleid
hebben , welke die van den grooten Macedonier
wel kon evenaa^en. Ik zou koningrijk bij koning-
rijk gewonnen, en alle mijne nabuurige Souv^erai-
nen uitgeplonderd hebben , op dat ik den naam
hadde mogen verkrijgen van Robert den Grooten,,
En ik zou ten oorlog getogen zijn tegen den Groo-
ten Turk, en den Perfiaan', en den Mogol, om
hunne Serrails; want niet een van die Oollerrehe
I\lof;archcn zoude een mooi] vrouwmenfch tot
zijn
-ocr page 134-Juffer GLARISSA HARLOWE. (JI
■ ΛΪΒ^-·
zl]n pleizier gehad hebben, voor dat ik met haar
gedaan had.
En nu hebbe ik zo veel ledigen tijd, dat ik,
na mij van alle noodige bijzonderheden te hebben
laaten onderrigten, aan het fchrijven gegaen ben
met verkortingen, om den tijd zo wel te beftee-
den als ik kan: Want nu is het onderwerp mijns
waardig geworden; en het is nog te vroeg, geloo-
ve ik, oin mijn Compliment bij mijne Bekoorfter
af te leggen, na alle haare afmattende moeijelijli-
heden van de twee of drie voorleedene dagen: En
daarenboven hebbe ik een overvloed van ilofTe
ter voorbereidinge van mijne aanftaende handelin^
gen te vertellen, om alles te zamen te hegten en
verftaenbaar te maken.
Ik fcheidde van den 'Capitein aan den voet
des heuvels, na dat ik hem drie-dubbele onderrig-
tinge gegeven had ; dat is te zeggen ten aanzien
van het Gebeurde, van het PFaarjchijneUjke, en
van het Mogelijke. Indien mijne beminde en ik
kunnen bij een koomen en het eens worden zon-
der de bemiddelinge van deezen braaven heer, zal
het zo veel te beter zijn. Zo weinig vreemde
hulp als mogelijk is in mijne minnekrijgen, is al-
toos een regel bij mij geweeft; fchoon ik hicF
genoodzaakt geweeft ben om zo veel in te haa-
ien. En wie weet of het voor de Lady niet wel
te beter moge zijn, hoe minder zij dip noodzaake-
lijk maakt? Ik kan het niet verdraagen, dat zij zo
onverfchilljg omtrent mij zitce , dat zij met ernil
zou begeeren om voor altoos van mij te fcheiden
om eene zo geringe, of zelf om eenige oorzaak.
jfndien ik bevinde dat zij het doet -^— Maar
G 5 geen
-ocr page 135-geen meer dreigementen, voor dat zij in mijnö
niagc is - Gij weet wel, wat ik gezworen
hebbe.
AI het verhaal van Willem , van de vlugc der
Lady, tot dat hij haar wedervond,, allettle verhaa-
len van het volk des huizes, des koetfiers berigt
aan Willem, en zo voort, bijeen gezameld zijadej
Ivooraen hierop uit.
De Hamileader Koets had i toen de .lieve
j, Vlugteling daarbij kwam , nog maar twee paifa-
3, giers in. Dog zij deed den knaap aanilonds af-
„ rijden , met voor de opeue plaaczen te betaa^
„ len. ,,
„ De twee pafliigiers den koetfier belailende
om hen uit te zetten aan de Boven fte Korf fles,
beval zij hem om haar daar ook 'er maar uic te
„ zetten. „
„ Dezelve namen hun affcheid van haar [On-
5, getwijiFeld zeer eerbiediglijk]; en zij ging daar
„ in huis, en vraagde, of zij niet een kopje Thee
„ kon krijgen, en een vertrek voor zig alleen voer
^ ,, een half uur.
„ Zij weezen haar naar boven op, hetzelve
5, vertrek, daar ik nu ben. Zij zat aan denzelven
5, tafel, waarop ik nu fchrijve; en de lioel, ge-
,, loove ik, waarop ik zitce, was ook de haare.
OBelford, indien ^ij weet wat Liefde is. ^ zult gij
wel reden kunnen |Vinden voor deeze mlnutlcc.
„ Zij fcheen gecftloos en vermoeid. De
„ juffrouw verkoos zelve eene zo fraaije en bemin-
,, nel ijk e gaft op te pailen. Zij vraagde haar of
„ zij ook brood en botej;· bij haare thee beliefde te
„ hebben?
Juffer GLARISSA HARLOWE. (JI
,, Neen! Zij kon niet eeten
5j Zij hadden 2eer gpede bifcuiten.
5, Als het haai: beliefde.
„ De juffrouw fging heen om eenige; en
„ fchielijk wederkoomende ïiierkce zij, dat de lie-
„ ve Vlugteling eene hefdge baij van droefheid
„ poogde te bedwingen , welke zij in dien kor-
j, ten tuflchentijd had laacen uitberften.
j, Evenwel, toen de Thee gcbragt wierd ,
„ deed zij de hospita bij zig gaen zicten , en
j, vraagde haar een menigte van vraagen , aan-
„ gaende de dorpen en wegen in die nabuur-
5, fchap.
„ De juffrouw maakte eene aanmerkinge toe
haar, ^af zij ontßeLd van gemoed fcheen te.
„ zijn.
„ Tedere-gemoederen, antwoordde zi], kon-
„ den niet zonder aandoeninge i?an "m aar de vrien-
den fcheiden. „
Zij meende mij ongetwijffcld.
„ Zij vernam niet naar een logement, fchoon
j) gij uit het gevolg zult merken, tlat zij niet voor-
5, neemens fcheen te zijn om dien avond verder
)j te gaen dan Hamftead. Maar na dat zij twee
kopjes gedronken , en een Biscuit had in haar
„ zak gefcoken - [Lieve ziel! om miiTchien
„ tot haar avondmaal te dienen] leide i^j een hal-
5, ve-kroon ter neer; en die niet willende laaten
,, wiiTelen, nam zij zugtende haar aflcheid, zeg-
5, gende dat zij naar Hendon zou wandelen; heb-
„ beende zij onder anderen ook gevraagd, hoe ver-
re dat hiervandaan was.
Zij booden aan om eens te laaten hooren ,
G 4 „ οΓ
SJ
Ï)E HISTORIE VAM
of 'er dien avond ook nog eene Koets van Hara^
„ ilead naar Hendon ftond te gaen.
„ Dat kwam 'er niet op aan, zeide zij
5>
3>
5)
5»
55
31
Jï
3 5,
5>
3>
5Ï
33
>J,
5?
J>
i»
,, MiiTchien zoude zij wei een caros-coupè ont-
5, moeten.
Dit is al mede een loopje van haar, onderftelf
Ie ik ; want hoe, of met wien kon iets van dee-
zen aart zijn opgefremd zedert gilleren ogtend ?
„ Zij had, gelijk de luiden tegen niaikande-
5, ren aanmerkten, iets. zo ongemeen'edels in
„ haar weezen, en in haare perfoon, en gedrag,
5, dat zij zig verzekerd'hielden dat zij van aanzien^
lijken rang moeil: zijn. En alzo zij geen bedien-
de van^de eene.neg andere Sexe bij zig had,
en haare oogen [tiaare Schoone oogen, noem^
de de juiFrouw dezelve , fchoon ze bij haar on-
bekend , en eene vrouw was !] rood en ge-
zwollen waaren, hielden zij zig verzekerd , dat
'er eene Wegloopinge agter lag , het zij van
ouderen of opzienderen ; want zij zagen haar
te jong en te maagdlijk aan om eene getrouw-
de i^ady te zijn; En waare zij getrouv/d, geen
man zou zulk een fchoon jong menfch alleen en
zonder bedienden laaten; nog haar oorzaak gee-
ven tot zo groote droefheid, als in haar gelaat
fcheen ingedrukt te zijn. Daarbij fcheen zij
zomdjds zo verbijilerd van gedagten te zijn, zei-
den ze j dat zij vreesden , of zij wel niet in
haar hoofd mögt hebben om zigzelve van kant
„ te brengen.
,, Alie deeze dingen bijeen gevoegd zijnde,
,, wekten hunne nieuwsgierigheid op ; en zij be.-.
„ woogen een dienaar van een, Pair , zo als zij
ee-
i>
-ocr page 138-juffer glarïssa harlowe/ ï©;
eenen knegt noemden , die met ScoiFel den
„ waard in de bierkroeg zat te drinken, om op al-
5, Ie haare beweegingen te paiTen. Deeze knaap
„ bragt de volgende bijzonderheden over, zo als
,, die weder-overgebragt wierden aan mij.
„ Zij ging inderdääd op naar Hendon, voor-
„ bij de Herberg het Kafteèl op de Heide; daar- φ
5, op ftilftaende keek zij rondom zjg, en naar. be-
5, neden in de valleij die voor haar was. Daarna.
haar aangezigc naar London keerende, fcheen
5, het uit het houden van haaren zakdoek aan haa-
„ re oogen , dat ze weende; berouw hebbende
,, [Wie weec het?] van den onbedagten ftap dien
„ zij gedaen had, en wenfchende dat zij 'er weer
5, was. „
Dies te beter voor haar, Jan, zo zij dit doer^
zegge ik nogmaal I - Wee der kleuter, die
kon denken om mij,te trouwen, en egter in ftaat
zijn om van mij af te loopen, en mij voor altoos
t€ verilooten ? ^ c
„ Daarop eenige weinige treden voorfgaen-
5, de, bleef zij weder ftaen; en, als of haar weg
„ haar niet behaagde, weder fchijnende te wee-
„ nen, rigtede zij haaren gang te rug naar Ham-
„ ftead. „
Ik ben blijde, dat zij zo veel weende, dewijl
geen hart berft (de oorzaak der droefheid zij dan
welke zij wil) hetgeen deeze behulpzaame Werjig-
tinge krijgt. Hierom worde ik naauwlijks ooit be-
woogen op het gezigt van deeze doorfchijnende
uitbreekelingen in eene Schoone vrouw. Hoe
dikwijls hebbe ik in de voorleedene twaalf uuren^
2526 De HISTORIE vaji
wel gewenfcht -dat ik eens zeer verbruid kon fchreij-
en!
„ Zij zag toen eencKoecs met vier paarden le-
,, .dig naar zig toe koomen rijden. Zij ftak dwers
j, af van het pad, waarop zij was, als om dezelve
t\ ,, te gemoet te gaen; en icheen een voorneeraen
^ ' „ te hebben iom den koetfier aan te fpreeken, had-
5, de hij ftil gehouden of eerft gefproken. Hij keek
3, baar al zo'fterk aan. Zo deed iedereen, die
haar voorbij ging (dus was de karei die haar
„ agter na ging te minder verdagt) „ -Ge-
lukkige fchurk van een koetfier, jhadt gij geweeten
welker oog gij naar u trokt, en welke gij hadc
kunnen dienfl: doen ! -^ Het was de godlijke
ClariiTa Harlowe, op welke gij ftaardet! --
Mijne eigeneClariflaHarlowe!-- Dog hen was
heel goed voor mij , dat gij even onvernufdg
waart als de beeilen die gij dreeft; anders, wat een
^wild zoeken zou het voor mij geweeil zijn ?
„ De Lady zo wel als .den koetfier, kortom,
ς, fcheen het aan moed te ontbreeken; de paar-
den liepen voort [Da knaap zijn hoofd en oo-
„ gen, ongetwijiFeld, nog al naar agceren wen-,
5, dende]; en hij raakte wel haaft te. verre af om *
5, te rug te roepen. Zij keek hem nog äl iterk
„ agter,na; zugcedeen weende Weder; zo als de
„ Knegt, die haar toen ftilletjes voorbij ging,
„ merkre.
„ Ter deezer tijd was zij aan de huizen ge-
koomen. Zij keek bij ieder op, dat zij voorbij
9» ging; ny en dan ademende op haare blooce
„ hand, en dezelve houdende aan haare gezwol·^
5, lene oogen, qm deraeiver roodheid ce vermin-
„ do-
Λ >
■ V
. ·' 'v
y
3»
Juffer CLARISSA ÄRLOWE. 107
,, deren en de traanen-op te droog^ïB. iEiiïdüiijl:
„ een billec van een logement te huur ziende haö-
„ gen, wandelde zij wel een douzijn rmaalen jheea
5, en weer, als niet kunnende beflaitén wat >haar
j, xe ,doen ftond. En toen ging zij verder in iiet .
,, vlek op; en daar verloor.de knaap, van eenen
5, zijner bekenden zijnde aangefproken , haar
„ voor eenige minuuten: Dog hij ßag haar wel
jy haait weer uit eenen linnen-winkel koonien ,
„ vergezeld van eene dienftniaagd, hebbende, zo
5, hij geloofde, daar-eenige kleinighedengekogt,
j, en zo als het bleek, die dienilmaagd medegenö-
„ men om haar te brengen aan het huis daar ze
,, nu is, (a).
„ Na een uur gewagt te hebben, en haar
„ daar niet ziende uitkoomen, kwam de knaap
„ weder te rug, en befloot dat zij daar haar loge·
„ ment genomen had. „ '
En hier, onderftellende dat mijn verhaal een
zoort van Tooneelftuk is, eindigt het eerft ^drijt
En nu begint het
Λ
II. BEDRIJF.
//a TO ONEE Ly mg al op 4e Hamfleader-
Heide,
Waar ap mijn Schobbejak nu verfcbijm,' ~
Willem, agter alle deeze bijzonderheden ge-
koomen zijnde, door andere al zo gulhartig tegen
de-
/
-ocr page 141-mi
dezelve te verwiiTelen, met welke ik hem al voor-
heen, TO door woorden als in gefchrifc , had toe-
bereid; zo vond ik de luiden reeds op >Tiijne zijde,
en vol góe 'wenfchen dat ik wel mögt flaagen, bij
mij alles herhaalende wat zij hem verteld hadden.
= Dog hij had mij van te vooien verwittigd,
) welke berigten hij hun van zijne Lady en mij gege-
',/ ven had. Het is noodig, dat ik u de bijzonderhe-
den van zijne vertellinge opgeëve -- En ik
hebbe een weinig tijd over; want de meid des hui-
zes , die om eene boodfchap geweeil was, zegt ons
dat zij JuiFr. Moore [met welke ik ecrft mijn werk
beginnen moet] zag ingaen bij een jong heer, ee-
nige deuren van haar huis af ^ die eene ongetrouw-
de Zuiter heeft , met naame Juffer Rawlins , zo
befaamd wegens voorzigtigheid, dat geen van haa-
re .kenniiTen iers van belang onderneemen, zondes
haar te raadpleegcn.
OndertuiFchen wandelt mijn eerzaame koet-
' lier omtrent de deur van Juffer Rawlins, om mij
kundfchap te brengen, wanneer Juifr. Moore weer
naar haar eigen huis gaet. Ik hoope dat haar ge-
klappeij zo ras zal uirg<?praat zijn als het mijne.
! Hetwelk dan luidt ais volgt.
Wülem vertelde hun , voor dat ik kwam»
Dat zijne Lady maar onlangs getrouwd was aan
een van de mooijile hoeren van de wereld. ,
Dog dat hij zeer leevendig en vrolijk zijnde,
zij doodlijk jaloers over hem was; en in zulk ee-
ne buij, van hem was weggelqopen. Want
fchoon zij hem dier beminde, en hij op haar ver-,
zot was (gelijk hij wel mögt zijn, nadcmaal zij,
zoals zegezien hadden, het i^hooqile menfch
5?
5»
»
5J
5J
»
Jï
„ was
-ocr page 142-juffer clarissa harlowe; lo^
was, hetwelk de zon ooit hefcheen); nogthans
„ wierd zij al ligt eens zeer ftijfhoofdig en ge-
„ melijk, indien hij de vrijheid mögt neemen van
„ dat te zeggen --maar waarheid was waar-
5, heid; -- en indien zij in alles haar zin niet
„ kon krijgeti,, was zij gereed om hem te verlaa-
„ ten. Dat zij zijnen heer zulke poetfen twee
5, of driemaalen 'gefpeeld had; dog in alle deugd
j, en onnozelheid , die 'er ter wereld zijn kan ;
,, wegloopende naar eene boezem-vriendin van
„ haar, welke fchoon eene jonge Lady van eere ^
,, haar in deeze haare eenige fout maar al te veel
j, toegaf; om welke reden zijn heer haar in een
„ logement te London gebragt had; hun gewoon
„ verblijf anders op het land zijnde: En dat als
j, hij ongenegen was haar voldoeninge te geeven
jj aangaende eene Lady met welke hij in St. Ja-
„ mes Park gezien was, zij zijnen meefter, voor
5, de eerftemaal zedert dat zij in ftad kwam, dee-
„ ze kool gebakken had : Welken hij dies we-
„ gcns half zinneloos had gelaaten» »,
En dat mögt hij waarlijk welzijn, arme heer!
riepen de eerzaame iuidjes uit; al deernis met mij
hebbende eer zij mij zagen.
„ Hij vertelde hun , hoe hij kundfchap van
„ haar kwam te krijgen; en haalde hen zo verre
„ in zijne belangen over, dat zij hem hielpen
„ aan eene verwiiTelinge van kleedinge voor hem
}, zeiven; en de hofpesging, op zijn verzoek, ftil·
5, letjcs verneemen, of de Lady metterdaad ten
), huize van JuiFr. Moore gebleeven was; en voor
„ hoe lang zij het logement gehuurd had: Het-
welk bij bevond ßegts φ zijn VQpr ^ene week
ïj ze-
-ocr page 143-Dog zij had gezegd, dat zij naauWÜjk^
geloofde zo lang te zullen blijven* En daar^>p
„ was het dat hij zijnen Brief fchreef, en dieni
ZOnd'met den eerzaamen Pieter Partrick, zo als·
>r gij gehoopdi heb& „
Wanneer ifc nu- kwam, mijn· peribon en ge-
W-aad aan Willems beichrijvinge wel beantwoorden^
de, zouden de' luiden mij' wel haafl: aangebeden·
feebben. Ik zugtede nu en dan,- nu en dön nam;
ilt een lugtiger weezen aan 5 waarin , evenwel^
mijn-oogmerk was, dat zig meer een kWaälijk-
ontveinsd verdriet dan weezenlijke blijmoedigheid;
vértoonen'zoud^: en zij zeiden aan'Willem', IDai?
het düiiènd· jammers was, dat zulk eene mooije
Lady zulke grillige kuur en had'; 'er bij voegende
dat ziji zig door dezelve aan groote gevaaren» 20«
kunnen! bloot· ftellen, want dat'er overal Guiteni;
waaren [Lovelacé's aan alle^ hoeken·^ Jan ! ]' en-
wel veele omtrenc die vlek-, welke niets onbezoge
zouden^laateniorti'in haar gezelfchap te Itoomeni
' En fchoonf zij' haar niet tot hun zin konden krijs*
gen-, egter zouden zij niet te min haaren goeden
naam kunnen fchenden; en met den tijd', de ge-
'f negenheden van eenen zo'fraaijen heer vati 'haar
vervreemden i
Dat is goed' verilandig volk, dit^ volk. ■■
Mee, Jan! '
Hbor eetis hier, Hbfpes; een woordje. ■ -
Mijn knegt, vinde iki, heeft u·de redfen van mijne
koomilherwaardsue kennen gegeven* Het iS eert
^ ongelukkig geval, Höfpesf Een zeer ongeluk^
, , kig geval ! Dog nooit was 'er deugdzaamst
^ / Vrouwi . ' .
Ί
|;ί 't ■
. Η
h .
■ϊί ■
Α
jüffer clariss α harlowe. nt
Zo fehijnt z& te zijn·, mijn Heer. Het is dui-. "ν
zend jammer dat de Lady zo te werk gaet —-
En dat tegen zulken goedaartigen Heer, als gij
fehijnt te zijn,,.mijn Heer,
Van haare moeder bedorven, Hospes! ■ . i. >
Van haare^ moeder bedojrven ί dat is de zaak l' ---
Maar, zugtende, ik moet hejt zo goed ftellen ais
ik kan» Het geen ik gaarn wilde dac. gij voor mij
do,et, is mij eenen groot^n rok* tQ leeneni Hec
kan mij niet fcheelen wat het is. Indien mijne
^cgenoor mij. van veyre zien mögt ,, zoude zij het
mij zeer^ moeijji?iijk maaken ont baar· te ippeekea
te koomen. Een groo.te rok met eene^bef, in<Öen
gijj 'er een h^bt. ik.moet haai onverhoeds over
mat koomen.
Ik vreeze, mijn Hl^er., dat ik'er geen hebbé
die bekwaam is voor zulken heer als, Ué.
O, als gij maar een' hebt, dat zal wel-gaealf
-- Hoe ilegter hoe beter»/
De- has'pes hlnnen. KoomP voor dm
4ag met twee groote f okken.
j ■
Zo, Hofjes, Deeze zal beft zijni·; Wanc ik
l^an de· bef over het benedenil gedeelte van mijn
aangezigt toelinoopenj Zk ik 'et niet diiiveifch
naar en bekommerd uit , Hofpes?
Ik zag nooit een heer met een góedaartiger
gßzigt; Hetis: jammer dat gij zulke beproevingea
hebt , mijn Hjeer; . ^ '
Ik moet- wel' zeer ongelukkig zijn, da^ is
geen twijffel aan ,. Hofpes. En egter moec gij
wel denken dat het.mij.^nig. vermaak; gedt^, dat
ik haar hebbe ppgefpoord voor dat haar eenig
groot ongemak is overgekoomen. Evenwel, in-
dien ik haar deeze grillen niet kan afleeren, zal ze
mij in 't graf brengen van hartzeer; want ik be-
minne haar met alle haare gebreken.
De goede vrouw, welke dit alles hooren kon-
de , had veel medelijden met mij.
Ei] lieve, je Weledelheid, zeide zij, indien
ik zo ilout raag vraagen; was Madam ooit wel ee-
ne mama ?
Neen! —-en ik zugtede —^- Wij
zijn maar een korten tijd getrouwd ge weeft; en
gelijk ik wel tegen u mag zeggen , het is haare
eigene fchuld dat zij niet in zulken ftaat is [Niet
een woord hierin geloogen. Jan]. Maar om u
de waarheid te zeggen , Madam , ^ij mag wel
vergeleeken worden met de hond in de krib-·
be
Ik verftae u wel, mijn Heer [glimlachende]
Zij is nog jong, mijn Heer. Ik hebbe van
«r υ ' »f
' eene of twee zulke ' grillige jonge Ladys in mijnen
tijd gehooid, mijn Heer —— Maar als Madam
in dien ftaat is, durve ik zeggen, voor zo verre
^ zij u bemint (en het zou vreemd zijn, zo ze het
niet deed ?) dat dit alles wel zal overgaen ^
en dat ze mogelijk eene üllerbefte vrouw zal wor*
den.
. · Dat is alle mijne hoope·.
' :;. . Zij is eene zo fchoone Lady als ik ooit aan-
fchouwde; Ik hoope, mijn Heer dat gij niet al
' te geftreng zult zijn. Zij 2al alle deeze kuuren te
Λ ;; boven koomen, zo ze maar eens eene mama wor*
i de, daar durve ik voor inftaen. >
' ' . - ik
-ocr page 146-Jufper CLARISSA HARLOWÊ. Ï^
Ik kan niet geftreng tegen haar zijn ; dac
Weet zij wel. Zo dra ik haar zie, is älie jgram-
fchap bij mij over, indien zij mij maar eert fend-
lijk gezigc geeve.
Ik was deezen geheelen tijd ttóéig met mijn
rüitefs-rok te paffen en te vlijφ , en Willem ftak
de knoopen van mijn peruik (a) 'er onder, eö
knoopte de bef over mijne kin toe.
Ik vraagde de juffrouw om een vereinig poejeh
Zij bragt mij eene poejerdoos, en ik fchudde de
kwaft ligcjes over mijn hoed uit, en floeg dén ee^
nen kant daarvan neer, fchoon de boord 'er eea
weinig te weidfch uitzag voor mijn överrok; en
denzelven over mijne oogen neertrekkende, Zal ïk
wel te kennen zijn, MadamJ
Je Weledelheid is zo afgerégt, myn Heer !
—— ïk wenfche, indien ik hét zo iïout ma^
zeggen, dat uwe Lady niet eenigè reden heeft
om jaloers te zijn. Dog het zul onniogelijk zijn ,
indien gij uwe gegalonneerde kleèderen bedekè
houdt, dat iemand u in dit gewaad zal kennet
voor denzelven heer -- Ten iij ze u ont»
dekken aan de gouden klinken Vitn üwe koü^
fen.
Wel aangemerkt —— Kunt gij mij niét een
paar koufen leenen of verkoopen, Hofpes ,· die ik
over deeze heen kan Vrekken ? Ik kan Vr de voet-
lingen wel afknippen, zo ze niet in m^ne fchoe-
nen kunnen.
Hij kon mij een paar grove, dog fchoone j
ftromp-koufen bijzetten, zo het mij beliefde.
De befte van de wereld tot n)ijn oogmerk. '
V. Deeh Η Hij
(a) Öc pcculkcn van dè mode ia dien tijd«
-ocr page 147-h4 D® HISTORIE vam
Hij haalde ze. Willem trok ze mij aan; m
toen maakten mijne beenen eeue goede poda-
greufe vertooninge.
De goede vrouw, lachende, wenfchte dat ik
wel mögt flaagen; en zo deed ook de Hofpesi
En gelijk gij weet dat ik geen kwaad nabootfer
ben, nam ik een rotting, welken ik van den hos-
pes leende, en kromde mijne fchouders ten quar-
tier voets laager, en ging zo heen ilompvoetea
dwers naar de Klosbaan, om mij in den hompelen-
den gang van eeij podagreus man een weinig te
oeifenen. De hospita luifterde haaren man in "c
oor, zo als Willem mij zegt. Hij is *ergoed voor,
verzekere ik hem- Ik durve wel zeggen,
dat de fchuld niet geheel aan een kant legt. Ter-
wijl mijn waard antwoordde, dat ik zulk een lee-
Vendig en goedaarrig heer was, dat hij niet vdflr
wie dog toornig op mij zijn kon, ik mögt doen
wat ik wilde. Een verftandige vent! -
Ik wenfchte wel dat mijne Bekooriler van het zel-
ve gevoelen waare.
En nu gae ik eens de proef neemen, of ik
met moedertje Moore niet kan accordeeren over
een logement en andere gerijflijkheden voor mijne
zieke vrouw.
„ Vrouw, Lovelace! „ dunkt mij dat gij
vraagt.
Ja, Vrouw·^ want wie weet, welke voorbe-
iioedz iamheid de lieve Vlugteling uit fchroom voor
mij mag gebruikt hebben ?
„ Maar heefc moedertje Moore nog wel meer
5, logementen te huur?
Ja^ ja, daar hebbe ik al voor gezorgd; en
vinr
-ocr page 148-Juffer CLAIUSSA HARLöWE. ?t|
Juinde dat zij juift zulke gemakken heeft, als ik vati
nooden hebbe. En ik weete dat die mijne vrouw
wel zullen aanftaen. Wanc fchoon ik getrouwd
ben, ik kati allés doen wat mij belieft; en dat is
al ilout gefprokéïi, weet gij wel. Dog al had ze
maar flegts een vliering-zolder te huur, zo zou
die mij wel äanftaen; en ik zou een arm boekjes-
fchrijver geweeft zijn, welke vreesde in gijzeling
gezet te worden ^ eh die tot mijne fdhuilplaatze ge-
nomen hebben; ik zou egter kans gezien hebber!
om geld op de hand te geeven voor hetgeen ik
nam. Ik kan mij naar alle ftaaten en omftandighei^
den fchikken, daar troofte ik mij mede,
* *
De Wedüw Mooré weer t' huis geikoomèn!
«egt gij - Terneer, ter neer, onruft! -
Dit onbefcheiden hart valt mij laftiger dan mijne
Gonfcientie, dunkt mij. -ïk zal genoodzaakt
zijn eehe heefehe ftem, en een plomper charaitei
aan te neemen, zal ik het met deszelfs zotte ipron-
gen kunnen goed manken.
Maar la'ate ik eens zieii ^ Zal ik toornig oF
goeds moeds zijn, als ik tot de tégenwoordigheid
mijner Beminde worde coegelaaten?
Toornig , voorzeker; -- Heeft zij haaf
woord jegens mij niet gebroken ! — En dat wel
in een tijd, dat ik in overweeginge nam om haar
dankbaarlijk regt te doen ? - Én is het bree-
ken van een gegeven woord niet eene fchrikkelij'
ke misdaad bij de vroome lüidjes ? Ik ben 'er al-
toos voor geweert om mijn oordeel over de natuu·
- Hl rif
iié dE historie VAN
re van zäaken en daaden te vormen, niet zo zeef
naar hetgeen zij in zigzelve zijn , als wel naar
het charadter van de daaders. Dus zoude het in
zodanigen als wij zijn , al zo miflelijk ftaen ons
woord omtrent eene vrouw te houden^ als het on-
deugend in haar zou zijn, haar woord jegens ons
te hreeken.
Ziet gij niet ^ dat ik deezen ontijdigen èt-nil
bot viere, om de kloppingen van dit onhandelbaar
hart te onderdrukken i Maar het wil nog al voort-
gaen met zijne ilootingen. Ik zal hetzelve order
het rijden in mijne caros tragten ter neer te Let-
ten.
,, Rijden, Bob! zo korten weg? „
Ja, rijden, Jan; want ben ik niet kreupel?
En zal het geen goed aanzien hebben eenen in *c
logement te krijgen, die zijne caros houdt? Wel-
kt weduw, weike dienftboode, zal een märi met
rijd-tuig en paarden eenige verdenkelijke vraagen
beilaen te doen?
Mijn koetfier, zo wel als mijn andére kriegt,
ftaen onder de voogdij van Willem.
Nooit was 'er zulk een aflchuwelijke Schob-
bejak, dan hij zigzelven gemaakt heefc. De dui-
vel en zijn andere meeiler kunnen hem alleen ken-
nen. Die beide hebben hun merk op hem gezet.
Wat mijn Weledelheids merk belangt, dat zal nooic
uit zijnen vervloekten wijden bek geraaken, zo ais
hij dien noemt. Want de hond zal wel opgehan-
gen zijn, voor dat hij de reit van zijne tanden door
ouderdom verliezen kan.
Daar gae ik heen,
vut
-ocr page 150-|üffer clärissa haw-owe. χψ^
. 1
pe Hr, Lovelace, aan Jan belforpi
Schildkn,
Hamßead^ Vrijdagravonds den p Junij,
ι
Nu i Belford, tot het Verhaal der Verhaalen.
Ik zal daarmede voortgaen, naar dat ik gelegen-
heid hebbe ; en dat wel zo behendiglijk , dac al
breeke. ik twindgmualen af, gijniet zult/kunnen
onderfcheiden , waar ik mijn draad te zani^n
knoope.
Schoon bijiler met de podagra gekweld, trad
ik uit mijne caros (zeer ftijf met de eene hand leu-
nende op mijn rotting ; en met de andere op de
f^houder van mijnen nieuwen knegt) genoegzaani
op hetzelve oogenblik dat hij aan de deur klop-
te , op dat ik mögt verzekerd zijn van in huis te
koomen.
Ik droeg zorg om mijn gropten rok rondom
■ m,ij toe te knoopen, en daarmede zelf den knop van
mijn degen te bedekken ; alzo die wat te koilelijk
was voor mijne jaarep. Ik wift niet of ik mijn de-
gen wel niet zou kunnen van nooden hebben. Ik
kromde mij voor over; hield mijne oogen half tpe,
om derzelver glans te verbergen [In dit, zeggQii
'fteekt geen grootsheid, Jan!]ί mijne kin wegens
tandpijn diep in de bef zittende; mijn neerhap-
H 3 ^ gen-
-ocr page 151-de historie va»
gende, gegalonneerde hoed, en zo veel van m^^
ne peruik als zigtbaar was, mij alle te zarnen de
vercooninge doende maaken van eenen verouder-
den Saletjonker.
Mijne vrouw, had ik vooraf beflooten, zoude
eene zamenknoopinge van ongefteldheden heb^
^n.
De nieid kwam aan de deur. Ik vraagde
naar haare juffrouw. Zij wees mij in eene van
' de kamers; en ik ging zitten met een podagrei^s
Ochl —
Moedertje Moore verfchljnt.
Uw dienaar, Madam —- Gij moet mij
excufeercn; ik kan niet wel ftaen. - Ik zie
uit het briefje aan de deur, dat gij kamers te huur
hebt [Mijne woorden mompelende als of ik, ge-
lijk mijn knegt Willem, eenige van mijne vooi-fte
tanden verlooren had] : Gelief mij te onderrigten
hoedanig die zijn ; want de gelegenheid van uw
huis llaec mij wel aan —— En ik zalu mijne fami-
lie opgeeven ---Ik hebbe eene vrouw , eene
goede oude vrouw-Al vrij wat ouder, om
die in 't voorbijgaen te zeggen, dan ik zelve. Zij
is in een flegten ftaat van gezondheid, en is geraa-
den aan de ïugtvan Hamilead. Zij zal twee dienil-
maagden en een ktiegc bij zig hebben. De koets
of caros coupé (beide zal ik ze te zamen hier niet
brengen) kunnen wij wel ergens anders plaatzen,
en de koetfier zal bij zijne paarden Mjn.
Wanneer, mijn Heer, begeert gij het loge-
ment ce betrekken ?
' ik
-ocr page 152-jüffer clariss α harlowe. nt
rk zal het van deezen dag af zelf neemen; en
in den namiddag, zo het gevoegelijk koomen kan,
mijne vrouw hier brengen.
MiiTchien, mijn Heer, zoudt gij hier zo wel
willen in de koil zijn, alslogeeren?
Zo als u dat belieft» Het zal mij de moeite
befpaaren van mijn kok mede te brengen, zo wij
dac doen. En ik onderilelle dat gij wel bedien*
den hebt, die weeten hoe ze een paar geregten
moeten klaar mauken. Mijne vrouw moet een-
voudige fpijze gebruiken , en ik houde ook niei;
van die Franfche kiekis-kakis.
Wij hebben eene ongehuwde Lady, welke in
twee of drie dagen wel zal heen gaen. Zij heeft:
een van de befte vertrekken: Dat zal dan vrij zijn.
Gij hebt ondertuflichen wel een of twee goe-
de, denke ik. Madam, om maar mijne vrouw op
te ontvangen ; want het is ons hooge tijd -
Die vervloekte doctoren -Excufeer mij, Ma·
dam, ik ben niet gewoon te vloeken; doghetkoomc
uit liefde, die ik voor mijne vrouw hebbe --
Zij hebben haar aan het lijntje gehouden, tot dan
zij zig fchaamen om meer vifite-geld te neemen,
en nu raiiden zij haar aan de veranderinge van lugc.
Ik wenfchte wel, dat wij haar hier ten eerften ge-
zonden hadden. Dog wij moeten het nu zo goed
ftellen als wij kunnen.
Excufeer mij, Madam [want zij keek mij fterk;
aan] dat ik in dit warm weer dus digt gedckc
ben. Ik bemerke maar al te wel, dat ik mijne ka-^
mer eer verlaaten hebbe dan ik behoorde, en mis·*
fchien*zai ik daardoor wel eene herhaaiinge van
mijne podagra krijgen. Ik kwam dus toegedekt
Η 4 vooi'
-ocr page 153-. ............. " ...........................■ .^.'...u·^'·
voor den dag, met eene vreezelijke pijn in mijne
kaaken; ik geloove dac 'er de koorts in zit. ' Maar
ipijn arm hartje wil zig niet met iemands voorzorg
geruft ftelien buiten de mijne. En gelijk ik u zei-
de, het is hoog tijd voor ons.
Gij kunt eens zien met welke kamers ik u ge-
rij ven kan , zo het u belieft, mijn Heer. Dog ik
verinbede, dat gij te zwak ter been zijt om den
trap op te gaen.
Ik zal ilog wel kans zien om naar boven te
hompelen , nu ik een weinigje geruft hebbe. IK
zal maar even eens kijken op het vertrek, dat mij-
ne vrouw ftaet te krijgen. Voor de bedienden
zal het haaft goed genoeg zijn : En alzo gij een
goed flag van eene juffrouw ichijnt te zijn, zal ik
op den prijs niec ftaen, en zal u daarenboven wel
bétaalen voor de moeite die ik u zal aandoen.
Zij ging mij yoor^ en ik, mij ophaalende bij
de traliën van de leuning, maakte nog met min-
der vermoeijinge boven te kooméndan ik verwag-
tede van zulke zv/akke enkelen. Maar och! Jan',
Wat V/as Sixtus de Vdei liftige onderdrukkinge van
zijne natuurelijke kragten bij de mijne , wanneer
hij, als' de halfdoode Montalto, gaapte naar het
in fchijn niet gezogte Pausfchap, en op het oo-
genblik dat hij 'ér toe verkooren was op het hup-
pelend beeft fprong, hetwelk het verbaasd conclavè
Sagt dat hij niet in ftaat zou geweeft zijn, om zon-
der behulp van ftoelen en menfchen te beklimmen?
Nooit was 'er' biijder 'hart en ligter hielen, dan dë
mijne, bijeen gepaard; egter weigerden zij'beide
hun werk te doen ; het een heimelijk kloppende,
gereed om zijne banden te brpeken, en tot zijne
• ver-
liMlirifimni -■,-.■. ί ■—■ ■■■■ „ r'- 'tl'r··
-ocr page 154-SSSF"
verligEinge voor den dag te koomen; de andere ge-
noodzaakt wordende tot eene hompllonipende bè-
weeginge·, daar zo zij onbedwongen ge weeft waa-
ien , zij , naar huns meeilers verbeeldinge, hem
wel den kring der 'maane zouden hebben doen be-
klimmen zonder behulp van eene ladder.
Daar waaren drie kamers op eene verdiepin-
ge; twee van dezelve fraaij; en de derde, zeide
zij, nogfraaijer; dog daarop was de Lady.
Ik zag, ik zag» dat zij 'er viras! Want terwijl
ik naar bo\<cn hompelde, krijcéndë over mijne
zwakke enkelen, met de fchorre mompelende ftem
die ik had aangenomen, beichouwde ik een klein
gedeelte van haar, juift zo als zij 'eens uitkeek (mee
de dèür effentjes op het kiei,zó als zij zeggen) om
te zien wie 'er boven kwam; en merkende dat het
zuik-een oude lompe vent was, in zulk warm weer
in een grooten rok berold , met dén hoed in de
oogen en het aangezigt half bedekt, ging zij te
rug, haare deur zonder eenige onthiufinge toellui-
tende. Dog zo was het' riiet bij mij; want gij
kunt li niet verbeelden, hoe mijn harr iprong tegen
mijne keel, op het minfte fchijnzel van haar zelf^;
zo dat ik vreesde , dat de büns, bons, bonfende
fchurk, welke nog onlangs zo vëel te vergeefs ge-
bonsd had, mij zou hebben doen fmoorcn.
Het logement ilondmij wei aan; en Le meer^.
dewijl, 2ij zeide, dat-de derde kamer nog fraaijer
was. Ik moet wat gaen'zitten, Maddm [en koos
het donkerfie gedeelte van de kamer}: Wilt gij ,QÓk
geen plaacze neemen ? —-'Wij zullen om den
prijs niet van maJkaer loopen - Dog ik zal
de voorwaarden aan u en aan mijne vrouw over-
Λ· V
De HISTORIE va»
Jaaten, indien het u belieft: Als mede of wij bi] 13
in de kofl: zullen zijn of niet. Gelief alleen Die
tot een pand te neenien, haar eene guinie in de
hand ileekende. —- En een ding zal ik u zeg-
gen ; Mijne arme vrouw houdt veel van 't geld;
dog is van geen kwaad inborft. Zij bragc mij
groote goederen ten huwelijk: Dog, dewijl het
weezenlijk Capitaal bij haar dood aan anderen
moet keeren , zo wilde ik haar gaarn behouden,
om die reden zo wel als uit liefde, welke ik haar
als een eerelijk man toedraage. Dog indien zij u
te naauw bedingt, zeg het mij; en buiten haar
weeten, zal ik het goed maaken. Op deeze wij-
ze gae ik altijd te werk: Zij heeft giiarn alles op
den naaften prijs; en ik wil niet dat zij om eenige
reden eenige kwellinge of onruil hebbe.
Zij zeide. Ik was een zeer bedagtzaam heer;
en op de voorwaarde, die ik gemeld had, was zij
te vreeden om alles aan mijne Lady over te laaten^
Maar , Madam , kan men niet eens even in
het ander vertrek inkijken, op dat ik mijne vrouw
wat omftandiger berigt kan geeven van deszelfs
meubelen ?
De Lady begeert alleen te zijn, mijn Heer —
Maar — En zij ftond heen te gaen om haar verlof
te vraagen.
Ik greep haare hand - Blijf evenwel,
Madam, blijf: Het zou mogelijk niet wel paffen,
indien de Lady gaarn alleen wil zijn. Laate ik
de Lady geen iloorenis toebrengen —-—
Het zal haar juiic niet ftooren , mijn Heer,
durve ik zeggen : De Lady is goedaartig. Zij zal
wei zo goed willen zijn om beneden in eene van
, ΐ
ϋΐί
Juffer CLARISSA HAIU.OWE. 14^
ele kamers te gaen , durve ik zeggen, Déwijl 'ze
maar zo weinig tijd hier blijft, ben ik verzekerd
dac zij niet begeeren zal om mij in den weg te
zip.
Neen, Madam, dac 's waar, indien ze goèd-
aarcig is, gelijk gij zegt--Is ze lang bij u in
huis geweeft. Madam?
Zij kwam gifteren eerfl: hier, mijn Heer —^
Ik geJoove dat ik nu zo even een blik van
haar zag. ^ij fchijnt al eene oudagtige L'ady te
zijn. ^
Neen, mijn Heer; gij hebt mis. Zij is eene
jonge Lady; en eene van de Schoonfte die ik ooit
zag.
Is het waar ? ik verzoeke haar pardon! Hoe-
wel ik meer gevallen in haar gehad zou hebben,
ftond ze hier langer re blijven, indien zij wat oud-
agtig waare. Ik hebbe een vi-eemden fmaak, Ma-
dam, zult gij zeggen; maar» ik beminne weezen-
lijk, om den wil van mijne vrouw , alle oudagti-
ge vrouwen, Ik was trouwens altijd van gedag-
te, dat de Ouderdom te eerbieden was, hetwelk
maakte dat ik (de middelen daarbij in aanmerkin-
ge neemende, dai bekenne ik) om mijn tegen-
woordig lief ging vrijen.
Het is zeer goed in u, mijn Heer , den Ou-
derdom te eerbieden: Wij hoopen alle zo lang te
leeven dat wij oud worden.
Regt, Madam. --Dog gij zegt, dat de
Lady fchoon is. Nu moet gij weeten, dac fchoon
ik met de oudagtiger liefll verkeere, ik egter wel
gaarn eene fchoone jonge vrouw mag zien, even
gelijk ik gaarn mooijs blpemen in een tuin zie.
Men
-ocr page 157-ifi4 ÖE HISTORIE vAr#.
Men kan haar niet te zien krijgen, kan men wel
Zonder dat zij het merke ? Want in dit gewaad,
en dus tot de ooren toe in mijn rok fteekende,
zoude ik al zo weinig 'er opgeileld zijn om ge-
zien te worden als zij , zij mag de eenzaamheid
zo ?eer beminnen als zij wil.
Ik zal eens gaen vraagen, mijn Heer ; of ik
het vertrek wel aan een heer mag toonen; en al-
zo gij een getrouwd heer zijc, en niet öwr-jong,
zal zij 'er miflchien dies ce minder zwaarigbeid in
maaken.
Dan houdt ze miflchien, gejijk ik, ook meeil
van oudagtige luiden. Dog het kan mogelijk zijij,
dat zij nadeel heeft geleeden van jonge ?
Dat verbeelde ik mij , mijn Heer, of dat ze
daarvoor vreeft. Zij begeerde dat haar verblijf
zeer geheim zou gehouden worden; en als'er naar
haar vernomen , en haare perfoon befchreeven
wierd, dat men haar zou verzaaken.
Gij zijt eene regte vrouw, moedertje Moore,
dagt ik!
Wel heden ί ----- W?1 heden ί. ---
Wat mag dog haare hiftorie dan zij,η , bidde ik?
Zij is zeer agterhoudende met haare hiftorie;
dog om u mijne gedagten te zeggen, ik geloove
dat 'er Minne-handel agter lege : Zij is geftadig
in traanen , en is niet zeer gefteld op gezel-,
fchap.
Zeker, Madam, het betaamt mij niet de ge·
heimen van Ladys na te vorfchen; Ik begeere ook
anderer luiden zaaken niet te doorfnuffelen. Mapr
eijlieve, waarmede houdt zij zig bezig? ---
Nog-
■ 4
JüFFEk CLARISSA HARLOWE.
NogtÜäns is zij gifteren maar gekomen j dus kunt '
gij dat niet zeggen. ,
Geftadig aan het fchrijven, mijn Heer. ' '
Deeze Vrouwlüij, Jan, als gij haar vraagen'
doet bij manier van kennis-neeminge, 'willen niet
gaam van eenig ding onkundig zijn.
Zeker, excufeer mij, Madam, ïk ben wel
Verre van een nieuwsgierig man te zijn. Dog in-
dien haar geval moeijelijk is, en niet enkel Minnc'
handel, voor zo verre zij eene Vriendin van u"
is ^ zoude ik haai' mijnen raad wel willen gee-
ven.
Dan zijt gij een Regtsgeleerde, mijn
Heer, -
Ja dog, Madam, ik hebbe eenigen t^d ge-
pleit ; dog ik hebbe nu de praktijk al läng laaten·
vaaren; egter worde ik veel geraadpleegd van mij-
ne vrienden in moeijelijke ftukken. In een paH'
jbir-geval ik menigmaal geld; maar
nooit iets van de rijkften. ■
Gij zijt een zeer goed heer, dan , mijn
Heer.
Eij, Madam, wij kunnen hier immers altijd ^
wel een gelukkige dag voor haar zyn, zo ik haare , |
zaak regtmaatig vinde; want gij moet weeten, dat , t
toen ik mijn werk van pleiten maake j ik nooit
Zulk een flordige vent was, dat ik, om een zober
Sa*
fv^
Μ
Salaris, ondernam wit zwart, en zwart wit te itiaa'^
ken; want wat zou dat anders geweeft zijn, dati
mijn beft te doen om de ongeregtigheid te ftaa/
ven door fllnkiche ftreeken, terwijl ik de onnoze-
len beroofde ?
Gij zijt een uitmuntend heer, mijn Heer: Ik
Wenichte wei [en zij zugtede toen] dat ik het gé-
luk hadde gehad van te weeten, dat 'er zulk een
Regtsgeleerde in de wereld was; en met hem be-
kend geweeft waare.
Koora, koom, JuiFr. Moore, zö dunkt mij dac
uw naam is, mogelijk is het nog niet te laat —-
Als gij en ik beter met malkaer bekend zijn, zo zal
ik u miiTchien wel kunnen helpen» - Maar
meld hiervan niets aan de Lady; want, gelijk ik
zelde, ik haate .den fchijn te hebben van mij mee
eens anders zaaken te bemoeijen.
Dit verbod wift ik wel, indieö moedertje
Moore het ftaakje, *t welk zij van haaren Vrouw-
lijken aart gegeven had, maar wel beantwoordde^
dat haar de eerfte gelegenheid zou doen waarnee-
men om het te vertellen, zo het tot mijn oogmerk
ïioodig mögt zijn dat zulks gefchiedde.
Ik fcheen, over het geheel, zo onverfchillig
omtrent het zien van de Kamer, of van de Lady,
dat de goede vrouw dies te begeeriger wiei-d dat
ik beide zien moeft. En temeer, dewijl ik, om
haar aan te ftooken , verklaarde , dat 'er in mijn
oog meer vereifcht wierd om den naam van eene
fchoone vrouw te verdienen, dan de mecfte luiden
poodig dagten; en dat ik nooit van mijn leeven
zes regt beminnelijke vrouwen gezien had.
Om kort te gaen > zij trad naar binnen; en
'na
ILlé
Ί
Juffer CLARISSA HAIU.OWE. 14^
Hü eene korte wijl kwam zij weder uit. De Lady,
mijn Heer, heeft zig in haar fchrijfkamerqe be-
geven* Dus moge gij binnen gaen en het vef·
trek be^igtigeHi
Hoe begon toen mijn hart weder zijne aape»
fratfen te fpeelen 1
Ik hompelde naar binnen , en ftompvoetede
in 't rond, en had 'er zeer veel behaagen in ; en
was verzekerd, dat mijne vrouw het ook zou heb-
ben. Ik verzogt excuus dat ik zitten ging, en
vraagde. Wie de Predikant van de plaatze was? Of
bij een goed prediker was? Wie 'er preekte in de
Kapel? En of hij v/é. predikte,-en ook een goed
keven leidde , Madam - Daar moefl: ik
vooral naar vraagen: Want ik houde 'er van, moec
ik zeggen, dat de Kerkdijken zelve betragten het-
geen zij prediken.
Dat is wel zeer regt, mijn Heer; niaar het is
*er dus dikwijls zo niet mede gelegen, als het wel
te wenfchen waare.
Te meer jammer is het, Madam. Dog ik
hebbe een grooten eerbied voor de Kerkelijken in
k algemeen. Het is meer eene fchimpfcheut tegen
de Menfchlijke Natuure, dan tegen de Geeftlijke
Orde, indien wij onderftellen dat diegeenenwel-
ke de heße gelegenheid hebben om vroom te wor-
den , minder volmaakt zijn dan andere luiden.
Voor mijn part, ik houde al zo weinig van te
fmaalen op geheele ordem als op geheele natiën.
-- Dog ik houde de Lady ook in haar
fchrijfkamerqe. Mijne podagra maakt mij on-
heufch.
Toen ftonde ik ilijP en ftram van mijnen ftoel
op
-ocr page 161-m
ΐιδ öe HISTORIE vaör
op-Hoe noÊmc gij deeze glas-gordijneK^
Madam ?
Wollen-damafl: ^ mijn Heer.
jj Het (laet bijzonder wei, waarlijk. Het be-
haagt mij béter dan zijde. Het is zekerlijk war-
mer, en vee! gevoegelijker voor een logement op
het land ; inzonderheid, vöor luiden van jaaren.
Hec bed is in een aartigen fmaak.
Het is net en zuiver, mijn Heer: Dat is 't al
^V^aarop wij ons toeleggen.
Ja dog, bijzonder wel --Zeer wei —
Een Zijden grein j dunkt mij- Zeer wel,
waarlijk —-- Ik ben verzekerd dat het hiiine
vrouw behaagen zal. Dog wij zouden de Lady
om geen ding ter wereld uit haar logement ^n^illen
drijven. De andere twee vertrekken zullen het ons
voor tegenwoordig wel doen.
Daarop naar hec fchrijfkamertje ftompende,
boven welks deur een fchilderijtje hing-Wat
fchilderij is dat ~— Och! Ik zie het wel: Eene
St. Cascilia!
Een gemeene prent,"mijn Heer! --
Het is vrij wel, vrij wel ! Het is naar dé
fchilderij van een Italiaanfch meefter. -
Ik zou om geen ding ter wereld de Lady uit haar
vertrek willen drijven. Wij kunnen 't ondertus-
fchen met de andere wel Idaaren, herhaalde ik nog
luiden Maar nogthans fchor en mompelende:
Want ik gaf zo wel agt op eenpaarigheid van
toon, ials op mijne woorden.
O Belford ! zo nabij mijne engelin te zijn,
denk eens onder welk een pijnelijk bedwang ik ge-
houden wierdi ·
Κ
t
ffi' ■ I
-ocr page 162-Juffer CLARISSA HARLOWÉ. izp^
Ik had befiooten haar voor den dag te krijgeö ^
indien hèc mogelijk waare: Ën 'mij houdende als
of ik heen ging — Gij kunt geen vaften 'tijd
beloovèn, Jaffr. Moore , wannéér wij déezè dèi-
de kamer kunnen krijgen, kunt gij wel - '
ï^iet dat ik [luifterde ik, luid genoeg om in hefc
naaft vertrek gehoord te worden ; Niet dat ik] dtt
Lady eénig 'ongemak Wilde aandoen: Maar het
was alleen óth mijtie Vrouw te künriéii zeggert j
"vranneer omtrent ——— Èn dè vrouwen, Weet
gij wel, Juffr. Moore, hebben gaain dat ailes
van deeze natuure voor haar opengelegd wórdt.
Jüffr. Moofe, zeide mijne Bekoorfter [Efi
nooit klonk haarë ftem my zo welluidende ih dö
oórcn: O hoe ftüitte mijn hairt weder op en neer'^
Het iprak zelf eenigzins tot mij; want mij dagt
ik hoorde zo wel deszelfs ongeregelde ftootingen^
als ik ze gevoelde; en elk ader aan niijn lijf fcheeii
eèn pols tè zijn: JuiFr.Moore] gij iiioogt dèn Heer
wel te kennen gëeven, dat ik flegts 'twee of drié
dagen ten langften blijvett zal , tot dat ik een Ant-
viOord kan krijgen op eenen ßrief, welken ik naaï"
het land gefchrcéven hebbe ; en lievér dan dat ik
u :^ou hinderen , wil ik mij belièlpen mét eenig
vertrek, \ welk eené verdièpinge hooger is.
Om de gantfche wereld niet! -^ Orii dè
gantfcrie wereld niet, jonge Lady, fiep ik! -
Mijne vrouw, hoe lief ik haar hebbe, zou ieer óp
eéné vliering ilaapen, dan zulk eène befcheidö-
ne Lady , als gij fchijnt te zijii, het niiinft ohge*
mak aandoen.
Zij opende nog al de deur hièt; "feft ik Zeidé»
Dog nademaal gij zo veel góedheid gehad hebt^
V. Deel. 1 . Ma^
Ï4S De HISTORIE van s
Madam, indien ik maar even eens, zo als ik hier
ilae, in hec fchrijfkamercje mögt kijken, dan kon-
de ik mijne Vrouw zeggen, of het ruim genoeg is
om een kabinetje te bergen, waarvoor zij veel ag-
tinge heeft, en hetwelk ze bij zig wil hebben over
ai waar zij is.
Daarop opende mijne Bekoorfter de deur, en
beiiheen mij als met een flroom van ligt, gelijk men
zig verbeelden mag, dat een menfch zou treffen,
die blind gebooren zijnde, door eenig gunftrijk ver-
mogen eensklaps met zijn gezigt gezegend wierd,
onder het fchijnen van eene heldere middag-Zon,
Bij mijne ziel, ik was nooit te vooren zo
wonderlijk aangedaen. ïk had veel werk om na
te laaten van mijzelven op dat oogenblik te ont-
dekken: Maar ftamelende, en met groote ont-
ffeltenis, zeide ik, in het kamercjein, en rond
kijkende, Daar is ruimte genoeg , zie ik , voor
hec kabinetje van mijne Vrouw; en hec bevat vee-
Ie juweelen van hoogen prijs; maar bij mijne ziel
'wanc ik kon mij niec van zweeren onthouden,
als een zotskap: - Gewoonte is een ver-
vloekt ding, Jan--] Niets van zo hooge
waarde, als de Lady die ik befchouwe, kan daar-
in gebragc worden.
Zij fprong op, en keek mij adn met fchrik.
De opregtheid van hec compliment, zo veel ik mij
kan erinneren , had mijn toon de gemaakte ont-
veinzinge benomen.
Ik zag dat het onmogelijk was mij zeiven lan-
ger voor haar te verbergen, niet meer mogelijk
{wegens de heftige aanporringen van mijne harts-
togc) dan dat ik naliet mijzelven te ypeubaaren.
-π»"· . .' ■ ·ί^·
ik ontknoopte derhalven mijne bef, ik wi'erp mijn
neerhangenden flordigen hoed af; ik haalde mijn
groocen rok voor open , en gelijk de duivel bij
Milton [eene malle vergelijkinge dog! ]
Ontdekte ik onverhoeds mijn eigen 'lijfsge*
β alt;
Getroffen door de ßraal van haare hemel'
[che oogen,
Die meer dan Ithuriels fcherpe [peer ver*
moogenl
Nu Belford , eene gelijkenis
— m
eénebeeldtenis ter ophelderinge van deeze verbaa-
zende vertooniijge , en van de uitwerkinge die-
dezelve had op mijne bekooriler , en op de juf-
frouw ! -Dog niets dat daarnaar geleek, of
het zelve evenaarde. De eenvoudige gebeurtenis
kan het alleen befchrijven, en afmaaien ------
Ontvang het dan in deezer voege.
Zij zag niet zo dra wie het was, of zij gaf
drie geweldige gillen ..; en voor dat ik haar in
mijne armen kon vangen (gelijk ik gereed ilond te
doen, op het oogenbTik dat ik mij ontdekte) zonk
zij aan mijne voeten neder in eene bezw ijminge;'
hetwelk mij mijne onbedagczaamheid deed ver^-
wenichen, dat ik mij zo fchieiijk, en met ^0 veel'
verbaasdheid, geopenbaard had.
De juffrouw zulk eene wonderbaare verande-^
ringe ziende in mijn perfoon, en trekken, enilem ,
en kleedinge, fchreeuwde, Moord, help! Moord,
lielp! bij beurten, wel een half douzijn maaien aan
malkanderen. Dit bragt het huis io oproer, en twee ·
J 1 ^isnil^^
-ocr page 165-<lienrtmeiden kwamen boven loopen, en mijn
linegt haar ageer na. Ik riep om water en harcs-
hooru, en elk vloog eenen vörfchillenden weg
heen, eene der meiden al zo fchielijk naar bene-
den als zij boven kwam; terwijl de juffrouw van
de eene kamer in de andere liep , en beurtlings
het vertrek op en neer waarin wij waaren, zondet
meeninge of oogmerk, haare zotte handen wrin-
gende , en niet weetende wat zij deed.
Daarop kwam een heer met zijne zuiler boven
loopen,· gehaald zijnde, en ingebragt van de meid,
welke naar beneden was gelopen; en een ver-
vloekten knorrigen ouden vent hebbende ingelaa-
ten, die horapte aan zijne podagra, met eene
fchorre en door afgebroken tanden mompelende
Hem ^ nu eensklaps was herfchapen in een leeven-
digen vrolijken jongen knaap, met een helderen
toon^ en zijn mond vol tanden, zo ilelde zij vaft,
dat ik meer nog min was dan de duivel zelve, en
Ion haare oogen niet van mijne voeten afhou-
den; verwagtende ongetwijifeld elk oogenblik, dat
ze die zig gekloofd zou zien vertoonen.
Wat mij belangt, ik was zo ingenomen met
de herfl:elling';e van mijne engelin , dat ik op nie-
mand anders eenige agt gaf* En ten laatften, als
zij langzaainerhand weder begon zig te beweegen,
met bittere zugten en fnikken (het wit van haare
oogen evcnvvcl zig alleen voor eenige oogenblik-
ken vertoon ende} fprak ik haar aan met den teder-
ilcn toon, terwijl ik bij haar knielde, en haar hoofd
met mijnen arm onderileunde; Mijne Engelin!
Mijne Bekoorilerl Mijne Clariffa! zie mij eens aan,
mijn waardfte Leeven! --- Ik ben niet toornig
JurnR CLARISSA HARLOWE. 155
op u !· - Ik wil het u wel vergeeven, ipijnë
Allerlieffte!-
De Heer en zijne Zufter wiilen niet, wat
gij van dit alles maak'en zouden : En te minder,
wanneer mijne Schoone , haar gezigt weder krij-
gende, eene blik op mij· liet vallen; en daarop
Weder fnorkte; en bezwijmde.
Ik fchoof de raam op van het kamertje; en
liet haar toen over aan de zorge van de jon^e juf-
frouw, die zelve fchrandere Juffer Rawlins, van
welke ik in de Korf-fles gehoord had; en aan die
van Juffr.^ Moore ; welke ter deezer tijd weer tot
bedaaren gekoomen was; en daarop wijkende naar
eenen hoek van de kamer, liet ik mijn knegt mi]
mijne podagra's-koufen uit trekken, mijn hoed ai-
borftelen, en optoomen in zijpen gewoonen bar«
fen vorm.
Daarop flapte ik naar het kamertje toü den
Hr. Rawlins, op welken ik, in de algemeene ver-
warringe , van te voeren weinig agt geflagen had.
- Mijn Heer, zeide ik, gij ziet eene zeld-
zaame vertooninge voor u. De Lady is mijne
Vrouw, en het is niet noodig, dat hier eenig heer
tegenwoordig zij buiten mijzelven.
Ik verzoeke vergiffenis, mijn Heer; Indien
de Lady uwe vrouw is, dan hebbe ik hier niets te
maaken. Maar^ mijn Heer , haare aandoeninge.,
op het gezigt van u -
Eijlieve, mijn Heer, ipaar hier uwe Indien''
en maar's, verzoeke ik u :' Als ook wJJe aandoe-
ninge over de aandoeninge der Lady. Gij zijt,ee;i
zeer onbevoegd regter in deeze zaak , en i{i ver-
soeke u, mijn Heer, om ten mijnen gevalle hier-
.1 5 van-.
-ocr page 167-134 ^ DE historie VAJ^
vandaan te gaen. De JuiFrouwen zijn alleen ge^
fchikc om ter deezer gelegenheid hier tegenwoor-
dig te zijn, voegde ik 'er bij; en ik agte mij aan
haar verpligt, voor haare zorg en genegenen bij-
iland.
Het was wel, dat hij 'er geen woord meer
tegen iprak : Want ik voelde mijn bloed rijzen.
Ik kon niet verdraagen, dat de fchoonfte hals, en
armen, en voeten, die 'er ter wereld zijn , voor
de oogen van eenig leevend man waaren blootge-
ileld, behalven de mijne.
Ik week nóg eens weder uit het kamertje,
ïnerkende dat zij begon bij te koomen, op dat ze
door mij te fchielijk te zien, niet weder agteruit
gezet mögt worden.
De eerfte woorden, die zij fprak, met groo-
ts ontroeringe rondom zig ziende, waaren, O ver-
berg mij, verberg mij I Is hij weggegaen! --O
verberg mij dog! --- Is hij weg!
Mijn Heer, zelde JuiFer Rawlins , met een
bemoeijzugtig zo wel als vrijmoedig weezen naar
mij toekoomende , Dit is dog een wonderlijk ge-
val. De Lady kan het gezigt van u niet verdraa-
gen. Wat gij gedaen hebt, is uzelven beft bekend.
Dog zo zij zulk eene vlaag meer krijgt, zal het
waarfchijnelijk haare laatfte zijn. Het zou derhal-
ven niet meer dan goedertieren voor u zijn, dat
gij weggingt.
Het pafte mij beft, eene zo fchrandere per-
foon in mijne partij te krijgen; en te meer, alzo
Ik haar onbefcheidenen Broeder misnoegd gemaakt
liad.
✓ Het lief Schepzel, zeide ik, mag^ wel aange-
duen
-ocr page 168-Juffer CLARISSA HAIU.OWE. 14^
-TSTeïBS1
daen zijn van inij te zien. Indieng/)', Madam,
een Man hadt, die u zo beminde ais ik haar be*
minne, gij zoudt niet, vertrouwe ik vaftlijk , van
hem wegvlieden , en u zelve aan gevaaren blooc
ftellen, gelijk zij doet, zo dikwijls zij in alles haar
zin niet heeft-En nogchans met een gemoed,
*t welk voorbedagtlijk tot geen kwaad oogmerk be-
kwaam is - Maar van haare Moeder bedor-
ven ! Dit is haar gebrek , en haar Eenig gebrek:
En te onverfchoonelijker is het, alzo ik de man
van haare eigene verkiezinge ben, en reden heb-
be om te denken , dat zij mij bemint boven alle
mannen ter wereld.
Dat was eene Vertellinge, Jan, die ik bij de
Lady moeft ftaende houden; van aangezigt tot aan-
gezigt [a]!
I 4 Gij
[a] En hier, BelforiJ, moet ik u, op dat gij wegens op-
Icctendhcid niet verzet moogt ftaen over mijne vrijpoftigheid,
erinneren (en dat wel dus bij wijze vau aanmerkinge op
den kant , op dat ik geen inbreuk moge maaken op mijn
Verhaal) dat deeze mijne Onvertzaagdheid maar een gevolg
was van de maatregelen, welke ik vooraf beraamd had
als ik u van tijd tot tijd verwittigd hebbe) uit fchroom voor
zulk eene gebeurtenis als 'cr nu gekoomen is. Want had
het lief Schepzel niet reeds voor mijne Vrouw gegiaen, in 't
bijzijn van niet min dan vier braave heereii van geboorte cii
middelen ♦ ? en in 't bijzijn van Juifr. Sinclair, en haar huis^
gezin, en Juffer Partingcon ? - - - En had zij haarc toe-
iicmminge niet gegeven aan haars Ooms uitvindinge en voors-
ilag, dat zij voor zodanig gaen zon van den tijd af van des
Hren. Hickmans aanzoek bij dien-Oom f; en dat de braa-
ve Capitein Tomlinfon vrijheid zou hebben, om de luiden
in dat geloof le brengen» gelijk hij het reeds mettcxdaad v?r-
1 Zie n. TIT. Br. Lxti. tegen het chide.
t Zie D. lY. Br.. Lv.
-ocr page 169-Ï4S De HISTORIE van s
mm
Gij [preekt gelijk een fatzoenlijk heer ; gij
ziet 'er uit als een fatzoenlijk heer, zeide JuiFer
J^awlins ^^^___^ Maar ^ mijn Heer, dit is dog een
zeld-
liaald had aan twee familicn [en dw mogelijk aan meer); met
■v'oordagtop dat hetJakobHarlowcmbgc tet oorènkoomei?5 eu
aan Oom Joannes toe een grondilag dienen, om zijne ontwor-
pene Verzoeninge op le bouwen · En kunt gij denken, dae
'er niets met allen deczen toeitel en overleg bedoeld wierd \ En
dat ik met noq al verdtn- toebereid beu, om nujiie Yertellm-
jje ftaendc te houden ?
Ik had , inderdaad, weinig gedagten, toen ik deeze Ont-
werpen van voorzorge fmeedde, dat zij ooit in fbat zou ge-
■weeftiijn, zo zij Aljvllde·^ om uic mijne handen te onckoomcn.
Alles waartoe ik hoopte van nooden te zullen hebben , om tot
clezelfc mijne toevlugc tc neemen, was alleen» in geval ik mocds
genoeg mögt hebben tot het beftaen van de groote oiidernce-
anioge, en daarin flaagen mögt, oui het lief Ichepzel za verre
te brengen [en dit wel uit tederheid jegens haar-, want wat agt
iloeg ik nog ooit op de droefheid, de vervloekingen, de tiaa-
ïien van eene vrouw, welke ik had overwonnen?^ dat ze mij
onder haat gezigt verdroeg; mij beichuldigde 5 zig liet te vree-
de rtcilcn, dobr mijne veronifchuldigingen, endoor haare ei-
gene hoope UI toekoomeode, gegrond bp het, Verzoenings-
ontwerp, op mijne herhaalde geloften, en op des Cinpiteins
■verzekeringen ——— Nademaal in dat geval·, mij te vergec-
ven, en op' dien voet met mij aan te houdcii, noor ecie week
langt to veel zou geweeft zijn als -voor altoa hec mij te ver-
geeven, en met mij aan te houden. En dan zou mijn wen-
fcbelijk Lteven van Hoüueuc hebben ftand gegreepen alle
haarc bcpróevingen zouden dan over geweeft zijn , cn zij zou .
niets ondervonden hebben dan dankbaarheid, liefde, en vreug-
de, tot aan het einde van een van ons beider leeven. Want
nooit zoude ik, nooit konde ik zulk een verwondcrenswaab-
dig Schcpzel als dit den zak gegeven hebben. Gij weet, dat
ik ra ij riooit als een gierige ichurk gedroeg omtrent eene eeni·
ge van haare mindereo ——..J. Haare minderen, mag ik wel
xc'ggcn ——· WaoE wie kan bij haat haaien ί
.·» ibid.
PF
I'S
Juffer CLARISSA HARLOWE. 137
zeldzaam geval; de Lady fchijnt uw gezigt te
vreezen,
Geen wonder, Madam; haar een weinig aan
^en kant en nader tot JuiFr. Moore trekkende. Ik
hebbe het lief Schepzel reeds al driemaalen hec
vergeven — Maar die jalouzij ï -Daarvan
loopt 'er èen ftreep onder--en van ijlhoofdig-
heid ook [luifterde ik, op dat het den ichijn van
een geheim mögt hebben, en gevolglijk te meer
haare aandagt tot mij trekken] --- Maar onze
Hiitorie is te lang-
Ik maakte toen heweeginge om naar mijne
Beminde te treeden. Maar zij verzogten dat ik in
het naall vertrek wilde gaen; en zij zouden haar
beft doen om haar te overreeden , dat zij een
weinig leggen ging.
Ik bad, dat zij haar dog niet veel zouden
praaten laaten, want dat zij wel meer aan Viaa-
gen gewend was, en als zij in dien ftaat zig be-
vond , gaarn praatede van alles wat haar maar in
den mond kwam: hoe meer men haar daarin
den teugel vierde, hoe erger zij wierd; en zo zij
niet in ruft gehouden wierd, ligt tot revelen ver-
viel ; het welk haar mogelijk wel eene week zou
liunnen bijblijven.
Zij beloofden haar ftil te houden; en ik week
naar het naaft vertrek; gebiedende iedereen naar
beneden te gaen, behalven JuiFr. Moore 'en Juf-
fer Rawlins.
Zij was vol van uitroepingen. Ongelukkig
fghepzel! elendig! bedorven! en verlooren! noem-
de zij zigzeive; wrong in haare handen, en bad
haar dac zij haar wilden bijftaen om de fchrikUelijk-
1 5 fte
i
5
Ï4S De HISTORIE van s
fte onheilen te ontvlieden, welke zij anders zou
moeten lijden.
Zij preekten haar geduld en ililte voor; en
wilden hebben dat ze wat leggen ging': Dog dit
weigerde zij; op eenen gemaklijken ioel, even-
wel, nederzijgende; want zij beefde zo, dat ze
niet ftaen konde.
Ter deezer tijd, hoopte ik, dat zij genoeg
herüeld zou zijn, otp een bijzijn te verdraagen, het
welk mij pafte haar te doen verdraagen; en vree-
zende dat zij in haare uitroepingen iets zou uit-
ilaen, het welk mijne fpillen nog meer in de war
mögt gooijen, kwam ik weder in de kamer.
O daar is hij ί zeide zij, en wierp haar voor-
fchoot over haar aangezigt —-- Ik kan hem
jiiet zien! -- Ik kan mijn gezigt niet op
hemflaen! -Ga weg, ga weg.' roer mij
niet aanJ —-
Want ik vattede haare tegenftreevende hand,,
fraeekende haar om zig dog geruft te houden, en
^aar verzekerende, dat ik alles met haar wilde bij-
leggen'op zulke voorwaarden , als zij zelve' maar
begeerde en wenfchte.
Snood karei! zeide de heftige Lady, ik wen-
fche niets, dan dat ik u nooit meer mag aanfchou-
wen ί Waarom fmoet pk dus agtervolgd en beftookc
worden? Hebt gij mij reeds al niet elendig genoeg
gemaakt? - Beroofd van alle toevlugt en
liulpe, en van alle vrienden, ben ik te vreede om
arm, laag en elendig te v/orden, zo ik van uwe
vervolgingen maar bevrijd mag zijn.
Juffer Rawiins keek mij ilcrk aap [eene vrij-
poftige flons is deeze JuiTer Rawiins j dagt i'i1;
Zo
■'li
ν
Juffer CLARISSA HAIU.OWE. 14^
Zo deed ook JufFr. Moore. ïk hebbe hec υ al ge- '
zegd! zeide ik ftiJletjes , mij tot die juiFrouweti
wendende; mijn hoofd fchuddende met een fciiijn
van groote bekommeringe en medelijden; en toen
tot mijne Bekoórfter, Mijn waard fchepzel, hoe "
raaskalt gij! Gij zult niet ligt weer te regt koo- ,
men van de uitwerkzelen deezer heftigheid. -Heb
geduld, mijne Liefde. Scelu geruft; en wij zullen
bedaardlijk deeze zaak verpraaten: Want gij ftelt u
zelve ten toon, zo wel als mij: Deeze Ladys zul-
len zekerlijk denken , dat gij onder roovers ver-
vallen geweeft zijc, en dat ik het hoofd derzei-
ver ben. . ^
Dat zijt gij ! dat zijt gij ! Stampvoetende, ί
met haar aangezigt nog al bedekt dagv aan
Woensdag-nagt ^ buiten t wij ffer\\ en zugtende'
als of haar hart ging berilen, hield zij haare hand
aan haar voorhooiU- Ik zal geheel zinneloos ^ |
worden!
Ik wil, mijne waardfte Liefde, uw aangezigc
niet ontdekken. Gij zult mij niet aanzien, nade- "
maal ik zo haatelijk voor u ben. Dog die is eene ï,;
hefcigheid , waartoe ik u nooit bekwaam geagt .
had.
En ik wilde haare hand , die ik vailhield,
met mijne lippen gedrukt hebben, maar zij onttrok
mij die met verontwaardiginge.
Laat los mijne hand, mijn heer, zeide zij. I
Ik wil van u niet aangeraakt zijn. Laat mij aan s
mijn noodlot over. Wat regt, wat grond hebe !
gij om mij dus te vervolgen ? ^
Wat regt ^ wat gronde mijn lief! ---f
Dog het is thans de tijd niet - Ik hebbe
ϊίιίΜΜίϋΜϋϋ·
-ocr page 173-«40 de historie vam
eeiij Brief van Capitein Tomlinfon —r—. Hier is
^ij ---- haar denzelven aanbiedende- -
Ik wil niets van uwe iianden ontvangen
•-- Spreek mij niet van Capitein Tomliufon
Spreek mij niet van eenig menfch
/
-J
-Gij hebt geen regi om mij dus te befpringen--
Nog eens, laat mij aan mijn noodlot over -
H^t gij mij niet al elendig genoeg gemaakt ?
Ik roerde eene tedere fnaar, met voordagt om
haar in't bijzijn van de vrouwen tot zulk eene drift
op te voeren, dat mijn voorgeeven van eene ijl-
hoofdige ongefteldheid daardoor mögt beveiligd
worden,
Hqe zijn de zaaken hier verkeerd! -
Zo onlangs nog zo gelukkig! —— 'Er niets
ontbreekende dan eene Verzoeninge tuiFclien u
en uwe vrienden! -- Daar die Verzoenin-
ge op zulken goeden voet [ilaet- Zal men
eeae zo geringe^ zo toevallige oorzaak al ons ge-
luk lasten over hoop werpen?
Zij fprong op met een Ueevend ongeduld ,'
haare voorichoot van haar verontwaardigend aan-
gezigt afvallende - Nu, zeide zij, dat gij d^
oorzaak gering en toevallig noemen durft, en nu
ikgelukkiglijk uit uwe fnoode handen ben ontkoo-
men, en uit een huis, hetwelk ik met reden geloo-
ve al zo fnood te zijn, veiTaader en deugniet die
gij zijt, zal ik belken mijn oog op u te ilaen
■- En O dat het in mijne magt waare, ter be-
hoedinge van mijne Sexe, u door mijn gezigt eeril
fchaarate, en wroeginge, en dan den dood aan te
jaagen!
Deeze hefcige Tragcdie-rol, en dc geweldige
' wij-
h
-ocr page 174-Juffer CLARISSA HAIU.OWE. 14^
wijze, op welke zij die uitfpnk , had haare ge-
wen fchte uicvverkinge. Ik keek de Vrouwen, en
haar, bij beurten aan met een mededogend oog;
en zij fchuddeden haare wijze bollen, en verzogren
mij om weg te gaen, en haar dac ze wat ging leg-
gen om zig te bedaaren.
Deeze ilorm , gelijk andere ftormen, buijde
terftond af met een regen. Zij viel weder neer
op haar leuning-ltoel, en verzogt de vrouwen om
vergiffenis van haare driftige uitipoorigheid; maar
mij niet: Hoewel ik hoopte, dat toen de compli-
menten op den been kwamen, ik 'er mede mijn
deel van zou gekreegen hebben.
Inderdaad, Ladys, zeide ik [onbefchaamd
genoeg, zult gij zeggen] deeze heftigheid is niet
natuurelijk aan den inborft mijner Beminde ——~
Misverftand--
Misverftand, deugniet ! ~ En moet ik nog .
verfchooningen aan u verfchuldigd zijn!
Met welk eene verfmaadi'nge wierd elk min- 1;
nelijke trek geroerd!
Daarop haar aangezigt van mij afdraaijende;
Ik hebbe geen geduld, O gij valfche bedrieger, i
om u aan te zien! — Ga weg! Ga weg! Met een j1
gelaat dat van geen bloozen weet, hoe durft gij >
in mijne tegenwoordigheid koomenl . !■
Ik dagt toen dat het charaéier van Man mij
verpligtede om toornig te worden.
Giy zoudt u mogelijk, Madam, ten eenigen f.
dage deezer behandelinge wel beklaagen kunnen;
Bij mijne ziel, dat zoude gij. Gij weet wel, dat
ik dit niet van u verdiend hebbe ^—- Dat W€et gij
wel. ' ' '1
^ ' Wee- Λ
^—--■m^ÊÊÊÊÊ
-ocr page 175-.^isq de historie van
Weete ik, dat gij dit niet verdiend hebt--
Deugniet! Wecte ik — —
Dat weet gij, Madam -- En nooit be-
jegende eenen man van mijn fatzoen en aanzien
[Mij dagt het vlijde wel, 'er dit tuffciien in te gooi-
jen] zuik eene ontmoetinge --
Zij iloeg haare handen om hoog: Verontwaar-
diginge deed haar ftilzwijgem
Dog alles is gelijkzoortig met de befchuldi-
ginge, welke gij tegen mij inbrengt, van u te he-
rooven van alk toevlugt en hulpe^ van u arm en
M^g te ma aken , en met uwe andere taaie die
waarlijk geen voorbeeld heeft. Ik zal, in 't bijzijn
vandeeze t wee juffrouwen, alleen zeggen, dat nade-
maal uwe voorige agtinge voor mij in zulk een in-
gf'nagelden afkeer verkeerd is, ik u fpoedig, zeer
ipoedig, wel geheel gei uil zal ftellen. Ik zat
ύ
heen gaen:
Ik zal u aan uw eigen noodlot
overlaacen , zo als gij het noemt;. en Dat moge
gelukkig zijn! >—— Alleenop dat ik inderdaad
niet mag fchijnen een roover, of dief te zijn, geef
mij maar re kennen waar ik uwe kleederen zal zen-
den, en alles wat u toebehoort, en ik zal hetzelve
zenden.
Zend het hier ter plaatze; en verzeker mij,
dat gij mij nooit meer zult laiiig vallen ; nooit
meer tot mij naderen; en dat is alles wat ik van u
verge.
Ik zal zo doen, Madam, zeide ik, met een
rieerflagtig weezen. .Maar dagte ik ooit, dat ik u
zo onverfchillig zijn zoude? - Evenwel moet
gij mij toelaaten u te dringen om deezen Brief te
ieezen, en om Capicein Tomliiifon te zien, en te
hoo·
. i
JüFFER CLARISSA HARLOWE. 14^
ho oren wat hij u van wegens uwen Oom te zeg-
gen heeft. Hij zal hiér-binnen korten zijn.
Gij moet geen wisje-wasjes met mij hebben,
zeide zij, met eenen gebiedenden toon -:
Doe maar hetgeen gij aanbiedt. Ik wil geen Brief
van uwe handen ontvangen. Indien ik Capitein
Tomlinfon zie , zal het ora zijnent\\ü\Q\\'zd^m
zijn; niet om uwenthalven. Gij zegt mij, dat gij
mij mijne kleederen wilt zenden : Indien gij heb-
ben wilt, dat ik iets van 't geen gij zegt geloove,
zo laat dit de Proef van uwe Opregtheid zijn —
Verlaat mij nu^ èn 'zend mij mijn goed.
De vrouwen ftonden te kijken. Zij deeden
anders niets dan kijken; en fcheenen hoe langer
hoe meer verlegen te zijn, wat zij van de zaak
tuiïchen ons zouden maaken. ,
Ik hield mij als of ik in drift van haar wilde
wegloopen. Maar toen ik aan de deur kwam,
keerde ik te rug; en als of ik mij bedagt had,,
Nog een woord, mijn allerliefil Schepzel! ---
Bekoorelijk zeifin uwe giamfchap! -- O mijne
verliefde ziel! zeide ik, mij half omkeerende, en
mijn zakdoek uithaalende.
Ik geloove , Jan, dat mijne oogen een wei-
nig wateragtig ftonden. Ik twijffele daar niet aan.,
De Vrouwen hadden deernis met mij. Vroome
zielen ! Zij toonden, dat zij elk zo wel een zak-
doek hadden als ik. Hebt gij dus wel niet gemerkt
(om het met een gemeenzaam voorbeeld op te
helderen) dat ieder man in een gezelichap van een
douzijn, of meer, gedienftiglijk zijn horologie uit-
haalt , als 'er een van allen vraagt, Hoe laat is 't?
^ Gelijk ook iedereen onder zulk eejie me-
nigi
-ocr page 177-f44 De historie vapï
nigte, indien 'er een praat van zijn Baard, zal val-
len aan zijne kin mét zijne vier vingeren en duitri
te ftrijken.
Nog eén woord, ilegts » Madam, herhaalde
ik (zo dra als mijne ftem zijn tooA had wederge-
kreegen): Ik hebbe aan Capitein Tonilinfon de
oorzaak Van ons tegenv^roordig misverftand in het
gunftigft ligt voorgefteld. Gij weet \)yaaróp uw
Oom gefteld is; en waärin gij hebt toegeftemd.
De Brief, dien ik in handen hebbe [en ik bood
haar denzelven weder aan] Μ u te kennén gee-
ven, wat gij van uws Broedeirs rüftiooze kwaad-
aartigheid te vreezen hebt»
Zij ftond géréed om in eien hoogen toon te
fpreeken, den Brief, met eene opehe hand, vatl
zig afweerende — Ja dog, hoor mij uit, Ma-
dam ---De Capitein, weet gij, heeft ons hu-
welijk verhaald aan twee verfchillende perfoonen.
Het is uwen Broeder tér ooren gekoomen» Mijnë
eigene nabeftaenden hebben ook daarvan gehoord.
Daar zijn mij deezen ogtend Brieven uit dè Stad
gebragt, van Lady EÜfabet Lawrance en juffer
Montague. Hier zijn ze [Ik haallie die üit mijn
zak, en bood ze haar aan met Dien van den Capi-
tein; maar zij hield haare nog al geopende hand
te rug, op dat zij ze niet ontvangen mögt]. Be-
denk , Madam, ik bidde u, bedenk de heilloozè
gevolgen, welke uit deeze üwe hooggaende gram-
fchap mogen voortkoomen.
Den geheelen tijd, zedert ik ύ gekend heb-
be , ben ik in eene wildernis van twijffel en doo-
linge geweeft. Ik danke God, dat ik uit uwe han-
den ben. Ik zal zelve wel bereddenlhetgéen mij-
■ i' zeit
i
.· 1
ï4·
■iJ
h
f
"Wüi
JüFFEiR ,LARISSA HARLOWÈ.
selye aangaat. Ik onrflae u van alle uwe bekom-
m'éringe voor mij» BeÄ ik niet mijne eigenè fneeji-
tëres! ——Hebt gij wél éenigregt -
bé vrouwen keekeh [Vóór den drommèl tóét
jeluij kijkén, dage ik! Kunt gij niéts anders ^oléh
dan kijken l] tiet was hoog tijd' naai hier den moiid
te ftoppén. ^ ; ^ . ■ .
Ik verhefeé liiijne ftem oip de Èaaiè èe fmoo-
ren —- Gij plegt; mijn allerliefll fèhépzel, eeh
teder en fclirodmagtig hah te hebben^Ndoii
hadt p daaitoé zó véel Fedie^n dan'iiü.'
Laat mijzelvé vóór mij ooideeièn, öVef fc^^^
igeén ik zien zal, niet ^oVèr hétgëeh'ik zal' hoor én
——-γ- Dénkt éy ik óóit zal"""'"'"
Ik vréésde dat zij zou voortgaeii " ÖJ
'moei liiij hoofeh, Madaiü, mijne ftetri iiog hoógéf
veraeiFende. , wöe^ mij eené ΐτ^^η p? tiSreè vak
deezen Brief ü iaateri vdörleézen;'zo. dién zèl-
ve met wilt leezen—^ „ r
Ga weg yati^hiij; Rarel ! ^" ëa WègVai
niij met uwe Éfievènl Wat rede» hebt gij btó itii}
dus té pijnigen -r— Wat régt —"Wat g^Órid
AUerliem , ScHepzei ; wélké yi-Wgeh doetT'gi]
riog! Vi-aagén.diét'gijzelvè alzö tó kant Béant^
woorden'' ■ , ' '
,, pat ^ηΙΧ^^^& ζάΙ ifi^f^Étóanti
wÓorde^ik z^ ■ ^· ■
;'y^k yérh^emijne tó
gèwóiinen. ' Lieve ',ziel ] Het ^bii^jiimniei: zijn';
dägt^ik [en^ egcer was ik al tieèl é^örnig op hiiär^i
dat meri nipt ^öü: .J^untièn^ ώ d^ zülk éert
i^öèd'als de üwe'yópf deii mijnièti blikte.
V ι Ik liet iriijné ftem Weer .dstalétf tóén zij ftÏÏ-
% Dm ^ - ■ ^ -"Awe^
i ;
-ocr page 179-'φ ' " DÉ'HtSTÓÏlïE väSt
"ζwceff."" Geheel Wfft ', ^ΰ-ehQeÏ .('mèekende , was·
- νή'/ί·· ιί· •Π.'·'·? 'ί, ' tl' -t-t
mijn toon : Mijn hoofd geboogen ; de eene hand
,uitgjeftrèktiTd;9 fan'd^^^^ 'éèrelijk hart hou-
, ichepzel, beil% dqg öni "^Capitêm. Tomliriio^ met
begaafdheid"të'*zien;" - Hij zöü "hler' te'gelijk met
mij ffekoomen zijn : Maar ik wilde liéiïl uw ffe-
m^^ed eem ppppn^te^ verzagten, ter gelegenheid
diriheiiloos/i^^^ ; en dit wei. Ä.aan'ii-
weeigerie wemgneh^fe Vóldoéni^ Want'waVfctóit
he!6 anders mij, ,of uwe" yrieliqen'rQer verzoend
worden, oï mdti 'ÏiMe'ik eem^ ^^ünß'v'ä'n hen
^&ig FJliii^^WesSalveW^ Väif^
dgen geriToêd de'handelirige vanXapi-
ftein Tomlmföi^: liieè, verijdëlèn,:'' Die' biaave Heer
zal hief" in déiï nlimiddag Kpöhieh^^^-^' Lady É-
Juffer <1.ARISSA HARLOWE. 14^
Gij weet dac ik de heftige fcheldnaämen
niet verdiend hebbe, welke gij mij hebt gegeven
iiutke fchandelijke woorden, van een zo zagtaar-
tig getüoed ! ί ^—— Dog deeze behandelinge ge-
fcniedt mij van « , Madam! —— Van u, welke ik
meer berainiie dan mijne eigene Ziel —- Bij die
2iel» zwcere ik dat het zo is-- [De vrouwen
iieeken eikanderen» aan» Zij fcheenen behaagea
te hebbeen in. xniine Vuudgheid. Vrouwen > het zi]
Getrouwde, Maagden, of Weduwen s ' houden
veel van yuurigheden., "Zelf JuiFer Howe , weet
gij, verklaart zig ronduit voor Vuurigheden· (a)]·
Niettemin moet ik zeggen, dat gij deeze zaak bui··
ten reden te verre gedreeven hebt. rik zie gi|
haat mij ----t ' : 1
Zij ftond zogereed om te'ipreeken '"■ , ■■
indien wij föör ^//oöi)ilaen ttfcheiden^ .vervolgd
de ik, met eene'fterke eaemftige ftem, zal di&
Eiland niet lang ovei:iaft van mi| hebben.- Onder-
tuffchen, gelieve het udeeze■ Brieven alleen eens
door te leezen , en te overweegen wat aan uws;
Ooms vriend gezegd moet worden, en wat bij aan
uwen Oom te zeggen heeft. ^ ^ Ik zal mij toe
alles, iaaten vinden (verftoot mij zo gij wilt) het*
weik zal dienen tot.«wö ruft, en tot de Verzoe*
η in ge, lÄjaarop uw harizo onlangs ■ nog geßelä
. Dog lik ben nederig van begrip , dat het:
noodig is ,ι dat gij bezadigder jegens mij wordt,
al waare het maar om een gunftiger yoorkoomen
te geeven aan gefchied is ^ m gewigt tö
verlegnen aan eênig. toekooimnd aanzoek bi} uwe
Kx .y^im
2ic D, lY. bl. 119. 173·
-ocr page 181-Ï4S De HISTORIE van s
Vrienden , op boedanige wijze gij ook möo^
goedvinden zulks te doen.
Ik leide toen de Brieven op haaren fchoot,
en ging weg naar het naafte vertrek met eene laa-
ge buiginge, en een zeer ernftig weezen,
ik wierd wel haaft gevolgd van de twee vrou-
wen. Jufir. Moore ging heen om aan de ftgfhoof-
dige Schoone tijd te geeven om dezelve te lee-
zen: JuiFer Rawlins, om dezelve reden; en om
dat ze t'huis ontbooden wierd.
De Weduw verzogt, dat zij fpoedig zou
weerom koomen. Ik deed nevens haar hetzelve
verzoek; en zij was gereed genoeg, om het ten
onzen gevalle-te belooven·'
Ik verfchoonde mij bij JuiFr. Moore wegens
het vermomd toeilel, waarmede ik in het eerft was
ΤΟΟΓ den dag gekoomen, en wegens de Vertel-
linge die ik verzierd had. Ik zeide haar, dat ik mij
rerpligt hield om baar te voldoen voor de geheel©
verdicpinge, waarop wij waaren;' en voor eene
knegts-kamer eene verdiepinge hooger, en dat wel
voor eene maand vaft.
Zij maakte veel zwaarigheden, en verzogt
dat ik haar op dit ftuk niet wilde dringen, voor
dat zij met Juffer Rawlins geraadpleegd had*
Dat ftond ik toe; maar zeide haar, dat zij
mijn pand had aangenomen; en ik hoopte, dac
'«r geen gelegenheid tot gefchil koomen zoude.
Juift toen kwam JuiFer Rawlins weder, met
een weezen van gretige nieuwsgierigheid; en als
kaar gezegd was, wat tuiTchen JaiFr. Moore en
mij gefproken was, nam zij terftond eene allie-
fchikkende deftigheid aan: Welke' ik troetelde.
Juffer CLARÏSSA HÄRLOWE. -
'als duidelijk begreep, dat indien ik haar op
mijne zijde Hadde, ilc de andere ook had.
Zij wenfchte wel, indien de tijd het toeliet,
en het niet geheel onbefcheiden voor haar was
dit te begeeren, dat ik aan Juffr. Moore en haar
eene korte Hiilorie wilde opgeevenvan eene zaak,
welke, gelijk zij zeide, iets Vreemds, iets Ver-
borgens, iets Wonderlijks vertoonde: Want zoni-
tijds kwam het haar voor als of wij getrouwd waa-
ren; op andere tijden fcheen dat ftuk twijiFelagtig;
en egter ontkende de Lady het niet volftrektlijk;
maar, in 't algemeen, agtede zij ziggrootlijks ver-
ongelijkt.
Ik zeide. Dat het onze een zeer bijzonder
geval was: Dat zo ik baar daarvan onderrigtede,
een gedeelte deszelfs naauwlijks geloofbaar fchij-
nen zoude. Maar evenwel, voor zo verre zij per-
foonen van bedagczaamheid fcheenen te zijn, wilde
ik haar wel een kort berigt van alles geeven, en
dit op eene zo duidelijke en rondborftige wijze,
dat het alles tot haar genoegen zoude opklaaren,
wat 'er tuiTchen ons was voorgevallen, of nog na-
derhand mögt voorvallen.
Zij gingen bij mij zitten , en plooiden eiken
trek van haar gelaat tot aandagt. Ik had beöoo·
ten om zo nabij de waarheid t^ blijven als moge-
lijk was, op dat mijne Beminde niet iets mögt ont-
vallen, hetwelk mijne ppregcheid kon verdagt maa-
ken; en egter in het oog te houden, hetwelk in
de Korf-fles was omgegaen.
Het is noodig f^hoon gij mijne geheele Hi-
ftorie, en mijne oogmerken ten grootendeele weet,
Κ 3 φί
-ocr page 183-gij-kennis hebt-van het zaakelijke van't'geeu,
'ik haar vertelde,
^ ^ Ik gaf haar , op eene zo ibeknopte wijze
.nis mij öoenlijk was, een verhaal van onze-fa-
M milien, goederen, nabeftaenden , partijfchap-
pen,· die van haar Broeder en mij bijzonderlijk,
„ Ik kwam voor de waarheid uit van ons hei me-
,, lijk Trouwen, „ Des Capiteins Brief, welken ik
hier in zal fluiten, zal u mijne redenen, daartoe aan
•de hand geeven. En daarenboven mogten de
vrouwen hebben voorgeflagen, bij wijze van ver-
drag, om een Padoor te haaien. vertelde
5, haar de voorwaarde , welke mijne Bruid mij
j, had doen bezweeren; en aan welke zij hield,
,, zeide ik, om mij te eer te brengen, dat ik mij
f,^met haare Nabeftaenden liet verzoenen.
„Ik bekende, dat deeze naauwe band mij
,, zomtijds bijna deed uitberften. „ En JuiFr.
JVloore was zo goed om te verklaaren, dat zij s^ig
daarover niet zeer verwonderde^
Gij zijt een heel goed flag van een vrouw,
Jufir. Moore, dagtik.
Dewijl Juffer Howe onze mama reeds met-ter-
daad ontdekt had; en mogelijk nog weieenig mid-
del zou kunnen vinden , om haare vriendin yaa
haare ontdekkingen te verwittigen:; dagt ik het
oorbaar, haar voorin ce neemen ten voordeele vaa
JufFr. Sinclair en haare twee Nigten.
Ik zeide, ,, Zij waaren van geboorte fat*
,, zoenlijke JuiFrouwen; dat zij geen kwaaden in-
j, borfl: hudden: dat mijne jonge Vrojiw inderdaad
5, nier van haar hield; alzo zij eens te zamen "de
vrijheid genomen hadden v^n ha^r over haare
η
-ocr page 184-jüfferfelarïssa HAl^OWE. ijL
•ψ^Γ·-
alte-nauwgezetheid· ten mijneOOpzigte^ tö tiiiis-
„ prijzen.^ '^Luiden;,; zeide /k , zelF luiden ^.
„ welke zig,äaa^eene fouc fchuldig'kenden, «ίί^
„ zij niet gezind,waaren te, yèrbèté-ën;·,,' ^©»'ffJ^j
„ maar al te^kwjjïs'het miniHeélen,» dat Ijüh daaf;^,
„ van gefprókeh wierd i.;als die mjiidèr 'dan and!e-/.
„ re verdraagen konden', dat'mén'geringe g^
„. ten van l^nhad. ,, , " .'Π i rmb
Zo was het maar al te .vaak eeiegeri, beken-
^ ^ . r
„ Het huis van Juffr. Sin'clair was een zeer*^
„ fraaij buis, en gefchikt om luiden^van'hêt eéril'
j, fatzoen te "oncvangen (Dat is" w^^
»> J^"· ]· Juffr. Sinclair wW eene, Wouw
5, heel wel befhen kon: Eene iaczoeniljke wèduw··
5, vrouw- gelijk gij zijtJuiFr^ Mporeif
9, Verhuurt kamers- g^^ij^ gy doet, Jiiifr^
5, Mpore. Was voormaals^in ^beter oniilandighe
„ den - gelijk gij, juffr. IViopré, mpgelijlc
„ geweeil zijt: Efe weduw. van Colonel Siftdairi
„ Mogelijk, Juffr. Moore, Bebt gij tó^
„ clair wel cekend—— Hy had een. logemèm
TT Λ * 1 * * ί » , , .J,
„ Haniftead. „ ^^
Zij had den naam wel gehoord·
,,, O hij was vermaagfchapt met de befte fè-
„ milien in Schotland ; En op zijne Weduw be^
„ hoort niet, gefmaald te 'wofaën',, om dïit zFj lo-
n gementèn verhuurt, gelijk gij wéét, Juifr.Mp(^
„ re"; — Gelijk gij weet, JitiFèr Rawlins.
Dat is zeker, en,^Dat is zeker : En zij moe^
ften zeggen, dat het zo heel mooi] riist ftond vo<]^
zulk^eene Lady. als Mjne jonge VroïiVi,. zo bedil-
agtig te zijn, ' '' / >
Κ 4 · ^ Hllt
-ocr page 185-w................
Hier hebbe ik een grpndflag , dagt ik , pni'
tnij de hulp deezer vmuwen te bezorgen om mijne'
Vlugteiing te rpg te krijgen,"of h^are óogluikinge
ten minften om zulks te doen,zo wel als om voor
tekoomen, dat vervolgens fenige kundfphap van
Juffer Howe tot haar geraake.
Ik befchreef haar het charafter van die Hel-
din: En gaf te kennen „ dat zij in bekwaamheid
„ van kwaad te rokkenen, en moed om het uit te
voeren, naauwjijks haare weergae had onder de
» Sexe,^,,
Aan ^eze Juffer Howe was het, zeide JuiFr.
Móore, onderftelde zij, dat mijne Egtgenpót zo
begeerig was om een man te p^ard, met den da-
geraad, af te vaardigen met een Brief, welken zij
^iii:ei:en avond nog fchreef voor dat zij te bed
ging; voprneemens zijnde om niet langer te hlij-
Yeh , dan tot dat zij daarop egn Antwoord zou
gekreegen hebben.
piezelv« juift, zeide ik. Ik wift wel, datzi}
^nmiddelijk haare toevlugt tot dezelve neemen zou-
4e. ïk zou maar al te gelukkig geweeft zijn, kpn-
de ik het afgaen van zulk een Brief verhinderd heb-
f)en , of het ^o beftoken, dat dezelve Juffr. Ho-
we in handen waare gegeven, in plaatze van haare
Dogter. Vrouwen, die eenigen tijd in de wereld
geleefd hadden, giften beter, dan dat zij jongge-
trouwde in zulke grillige kuuren zouden ilijven.
Laate ik hier even ftil houden om" u te zeg-
gen, terwijl ik het in mijne (redagten hebbe, d^t
jik zedert Willem belaft hebbe, om op te ipoor^n,
waar de karei woont, welke met den Brief der
:SiiïO©ne Vlμgteling is op weg gegaen ; en indien
hei
-ocr page 186-Juffer CLARISSA HAIU.OWE. 14^
let mogelijk is, hem bij zijne weeromkpomft te
zien, voor dat hij haar ziet. ' ν
Ik zeide aan dg vrouwen, i, pat ik' wanhoop-
„ te, dat het oöit beter met ons worden zoudej f
„ terwijl Juffer Howe ziilk' een wonderlijken in- W-
„ vloed had pp mijne Egtgenpot, en zelve onge*. 1
5, trouwά bleef; en voor dat de Verzoeninge Ιχ
5, met haare vrienden konde worden te wege ge- ρ
5, bragt; of eene «o^ gelukkiger geheurcenis----ν
,, gelijk ik die agteh zoude, die het laatfte man- '?
5, lijk p|r van mijne familie ben; en welke mijne
5, dwaa?e gelpfcé , en haare onverzettelijkheid,
,, tot nog toe had .. .. „ ' ί '
Hier hield ikftU, en keek zedjg , niijn dia- ' 1
mant-ring om mijnen vinger rond draaijende: Ter- 1
tede, en haaren mQ]^d te zamen reeg, om te too- [1
nen, dat mijn zeggen geen verder uitlegginge
uoodig had. ^
„ Ik vertelde haar, wat gelegenheid tot ons
5, tegenwoordig gefchil gegeven had ; ik hield f
5, ftaende, dat'er weezenlijk Brand ge weeft was: >
5, Dog bekende, dat ik geen zwaarigheid gemaakt *
,5 zoii hebben van den onnatuurelijken eed te ver- r
5> breeken, waaraan zij mij verbonden had (daar V
5, ik het regt van een getrouwd man aan mijne zij-
„ de had) wanneer zij zo toevallig door fchriit in
5, mijne armen gejaagd wierd: En ik befchuldigde
5, mijzelven geweldig, dat ik het niet gedaen had;
5, nademaal zij kon goedvinden haare gramfchap
„ zo hoog te doen fteigeren , en de onbillijkheid < " {
i
i
„ had van te onderftellen ι dat de Brand maar een^
„ opgeftemd werk van mij was. ' ; " ^ ^
Ja , wat dat belangt, zeicJè. Juffr, Moore ~
als wij getrouwd w^tivtn^.QnMadam zo misfelijk
was —- Jßlk Heer zou nkt.r-^^ En daar zweeg
Juifr. Moore. ^ "
„Te onderftellen dat ik töt zulk eene arm-
„ hartige yond mijne toevkigc zoude neemen,
5, zeide ik , daar ik het lief Schepzel ter aller
,, uure zag -„ Was dit niet eene Stouce
zet, Jan?
Een zeer buitengewoon geval, waarlijk I riep
de Deern; al waaijende, en egter'er tuiTchen in-
vallende, met haare JVelmaar's^ en haare uitvor-
fchende Eij lieve mijn Heers! en haare beteuge-
lende Genoeg mijn Heer''si-van de eene
vraag op de andere fpringende; en nu en dan on-
gemaklijk op haar ftoel zittende, uit vreeze dat
mijn gebrek van kiesheid haare overvloedige Zi?-
digheid zou kwetfen.; en egter was het bezwaa^
rclijk, haare oz/^r-overvloedige nieuwsgierigheid
le voldoen.
,, De jaloersheid mijner Beminde [en jaloers-
heid kan van zelve , voor vrouwlijke Zielen,
duizend dingen doen begrijpen, waarvan geen
begrip te maaken is] en de nageevinge van
half-uitzinnig te zijn geworden door haars Va-
ders ondeugenden vloek , en door. de vooraf-
gegaene vervolgingen, welke Z\] van haare ge-
heele familie had uitgeftaen; deeze v/aaren het
5, waarop ik inzonderheid ftaen bleef, om dus
„ voorzorg te gebruiken tegen hetgeen zou kun-
„ nen .gebeuren, j, j ,
Kort-
»
9»
Jï
i»
9»
9»
5>
, Kortom, „ ik deed tegen ra!jzt|lven hekentf-
5, niffen van det meefte misdaaden ^,φιεί wëHce^4k
niet twijiFelde dat zij mij Jn haar, .b;ij7,ijn zou be-
tigcen; En gelijk ieder zaak een ZjWarEén en wjif-
„ ,ten kant heeft, gaf ik aan .de ergfte deelen οψ
„ zer Hiftorie ien zagtilen d'raaij. En' toen ge-
9, daen had , deelde ik haar eenigermrate den i^-
,, houd mede van dien Brief van Capitem Tom-
linfon, welken ik bij de Lady gelaaten had. &
„ beöoot met haar fe waarfchuwen om op baare
„ hoede te zijn tegen de nafpooringen \yan Jakob
„ Harlowe ; en van Capitein Singleton , of van
„ eenrg volk welke 'er als boots gezellen uitza-
3, gen.
Dit zult gij uit den Brief zeiven zien dat nood-
zaakelijk gefchieden moeft. Hier moogt gij dien
derhalven wel leezen. En een keurlijken Brief zult
.gij denzei ven vinden te zijn tot mijn^ oqgmerk^
indien gij maar de minile aandagt verleent aan des-
^elis inhoud., . : j .
η : . - . V '^-ί
Μ
'li
Aan Robert L ο vel ace, SchiläL·.'
Geagte Heer^
PFoemd. den j Junij^.
Schoon ik verpligt ben om'mórgen zelve ia
Stad te ziju j, of overmorgen ten langften, no^-
thans "konde ijk' hi-et nalaacen aan;u te fchrijveti»
met e,enen van mijne kne^ten fwelken ik vooruit
zende tot eene bijzondere "bbodfchap) om ü te
'verwittigen, dat gij waarjchtjnelijk iets zult ver-
Poemen van uwe'eigene fiabefiaenden wegens u-
wmm
tue [gewaande 1] trouwverbintenh, Eon der
perfoonen [Mr. Lilburnemet naam] aan welken ik
iad te kennen gegeven hoe ik geloofde dat gij ge-
trouwd waart, is bij geval bekend met Mr. Spur-
rier, den ^lentmeefter van Lady Elifabec Lawran-
ce; en' (aJzo hij niet tot zwijgen verbonden was)
maakte daarvan meldinge aan Mr. Spurrier j en
die aan Lady Elifabet, als van eene zekere zaak:
En dit (ichoon ik de eere niet hebbe van in per-
joon bij haare Ladyfchap bekend te zijn) bragt
te wege, dat dezelve door haaren dienaar bij mij
'er naar verneemen liet; welke te zamen met Mr.
Lllburne bij mij koomende, konde ik niet anders
doen dan het verhaal beveiligen. En ik verftae,
"dat Lady Elifabet het kwaalijk neemt, dat een zo
wenichelijk nieuws haar van uzelven niet wierd
bekend gemaakt.
t Haare Ladyfchap , fchijnt het, heeft eenige
zaaken waarom zij in de Stad moet zijn [en gij
zult dan mogelijk verkiezen haar het regt denk-
beeld van de zaak te geeven. Zo gij dat doet, zal
het in vertrouwen zijn, onderilelle ik; op dat 'er
niets uit uwe eigene familie mag uitlekken., ter
wederfpreekinge van hetgeen ik hebbe uitge-
ftrooid.]
[Ik ben altoos van gevoelen geweeft. Dat
men de waarheid in alle gelegenhedep ßriktUjk
h^oort aan te kleeven: En ik ben 'er niet wel
over in mijn fchik, dat ik (fchoon met zo goed
een oogmerk} van mijn ouden zetregel ben afge-
gaen.
/
1 Hetgeen tuflchen iwcc haakjes [ ] ftaer, moet cij
(lellcD, JaO) <lac ik bij de vrouwen'er uitliet, in ncc bcrigc
*cwclk ik haar gaf vaa dtn inhoud dcezes Bncfs.
Juffer CLARISSA HARl^OWE. tff
gaêni Maar mijn waarde vriend Joannes Harlowe
wilde het zo hebben. Egcer Zfig ik nooit, dat
eene overttteedinge van deezen aart bij eene en-
kek overtreedinge bleef. Maar om het nu, za
goed te maaken als wij kunnen, gun mij nogmaal
de vrijheid, mijn Heer, van de Lady te fmeeken»
om hetuitgeftrooid gerügt, zo dra als mogelijk
is, zijne egtheid bij te zettenè.,] Wanneer gij en
uwe Lady beide te zamenftemmen in de erkentenis
van uwihuwelijk, zal het onbefcheiden zijn, voor
Wien het ook weezen mag, om onderzoek naar
dennetten dag of week tQ doen: [En indien de
verbintenis zo heimelijk verrigt, worde , ais uw.
oogmerk is (terwijl de juiFrouwen, bij welke gij
huisveil ^ behoorelijke onderrigtinge ontvangen ,
gelijk gij zegt dat ze hebben , en die metterdaad
gelooven dat gij al overlang getrouwd, waart) wie
zal dan in ftaat zijn om mijn verhaal te weder^ree*
ken? ] ,
En egteris het zeer waarfchijneiijk, dat ^t
naaukeurig onderzoek op ^al gedaen worden; ea
dit maakt het noqdig, dat *er omzigcigheid ge-
bruikt wordeb Wjint de Hr. Jakob Harlowe wU
niet gelooven, datigy getrouwdzijt; en hij,is ver-
zekerd» zegt hij,fdat gij beide al te zamen ia
een huis woondet ^ toen des Hren, Hickmans 'aan-
zoek bij den Hr. Jpannes Harlowe .gedaen wierd'r
En indien gij eenogen tijd ongetrouwd te,zamen
leefdet, befluit hijl uit uw charaéter, mijn Hr. Lo^
veiace, dat het n|et waarfchijneiijk is, dat gij οοίε
zoudt willen trouwen. En hij laat het aan zijne
twee Oomen over te befliflen , indien gij al ge"
trouwd moogê isijn, of V ge^n redeti is om te^
, ■ ■ \ ge«?·
'Λ
li
Wi
V
-ocr page 191-gebovén dai zijné Zuiler eerfl onteerd isj en (!at
2i>.zijnde, te oortlleelen wat regt zij kan'hebbed"
' op hunne gunft, tof op de vergiiFenis van eenige
haarer famiiie, > Ikl geloove, mijn Heer, dat hec
beil zou zijn, dit gledeelte van mijnen Brief voor
de Lady te fcliuil töl houden.
De jonge t Hr.i Harlowe heeft heflooten dtf
iiit te.mrfcien^ en hm ook idjne Zujhr te- fpree^
kéfvte koomen'^tn u|n dien einde treitt<hij morgËtt^
Op weg, zo-als ik \\vel ondèrrigt ben, met een
groot gevolg'gevjapenhl; en Solmes ^aeV
üok van dê'partij te zi 'n. Hecgeèn 'he-m te ijve-^
figer maakt-om'dit' uic 'te vorfchenyi is diti^ Öer
Hr. Joannes'Harlowé hea de geheei> familie ge^
zcgd, dat hij zijn teilamek wil veranderen, c
cèn nieuw rnaakert. - De 1 hv 'Anconij Harlowe
heeft" beflobtfeii Iietzelve te ^ ioen met het zijnë;;
v^nt bfj'héerenü-i^iehijnt het » alle gedagren Op-
gegeven vp zijnen ilaat te vera\nderen; zedert da^
hhn onlangs een oogmerk van .l^kn aart 'miflukt
fv; V welk hij^had op Ju ffr. Μ ' > Deeze twee
^Toeders gäeri gemeenlijk met^ι q^emeen overleg t&
werk i^'en de 'Hr. 'Jakob, Harlo we vreeft- (entik
inpet u'zeggen, dat hij daartoe wel reden heeft,·
ten aanzien yari rnijnen Hr. Η ariowe) dat
jongfte Zufter,'ten'^niinflen me er zal begunibgd
worden, danihij Wel wenfcht,' bij^de voorgeno·
mene veranderinge. Hij heeft alreeds zijn beft
gedaen om zijnen Oom Harlowe over dit onder-
7 werp te polfen; en wilde gaarnwi ^eten, of'er ook
éenig nietav 'aanzoek bij hem vai i den kant zijner
; Zufter gefchied waar-vi. De Hr, Harlowe mijdde
daarop regtftrcck^ ce antwoorden,. dog' gaf uitdruk-
-ocr page 192-joffer ojwiissä t0
tóijk zijnen vvenfc¥ té kennen tot eenë dg^^^
verzoeninge, en zijneίHoopey dac-zijne Nigt'ge-
trouwd^ waarel - Dit^ verftoorde ' den verwoeden
jorigtnanen hij' érinnerde zijnen Oom de Verbin-
teniiTen; welke zif alle bij het-wegloopen.van zijf.
ne-Zuftêr hadden'Mngegaen/ " ow i// ge^» Xif--
zoeninge te treéden aan meu algemeene toeftem^
minge, ,
^ Τ WHr.^Joannes Harlowe '
'over de balftüurighéid van'zijnén-Neef, ■en J-zegt
dat de jongman, nu dat 'er niemand; is voor, wel-
'Icèr uitilèekender verftand hij ontzag heé^^^^^
fcheidehheid in' 'zijtt 'gedrag jegens geehe van heni
in .agt.rieemti En^dit^ maakt riiijnen 'Hr, Harlowè
nog meer bégeërig dan ooit V'i'om · zijne jdrtgfte
'Nigt weder ;n guttft te brengen * ' Ik wil "alles niet
zéggen; wat ik wel konde, vän' dö^'ongemeene
fchraapïugt deezes jöngnians: ''' Mäarrtiefi zou
haail dénken, dai deeie gierige menjcbén^'ver»
w'agien 'bier éeuwig te zidlen ieevènli
O Ik nam , maar twee uuren-geleeden, de vrij··
,, heid van.voor te flaen óm eerie briéfwiirdinge
5,' (waartoe iji mijn couvert aanbood·} aan dén gang
,, té helpen 'tuirchen w/y«i?«t?rit'?;^^ en zijne dog"
'yy^r-éigt, gelijk'bij haar^zomtijds uit gulle'gene-
p^^enhéid ,· nog' ndemii 'Zij bézat è^ö veel·voor-
ii": zigtigheidy zeide ik i dat ik mij''vei*zëkèrd hield ,
'dk zij -afleF· bètéF tot'zijn' ge wénfcht^einSe zou-
Ji'^e kunnen'ftierert'Ï^
hij zeide, dat hij gèen- vblkobmehé yrijheid dage
,ΐ ^ te" hebben, ohvzuiken 'ftap voor tègenwoordig
,,-' nogte doèni en dat'het beft watire-V dat hij
ii^y geiegenheid kunnen· zeggen^, dat W}
Hêé DE HISTÖRIÉiVAN
I »» niet eenige briefwiiTelinge mee haar hield,
j ßrief van haar ontvangen had;
i Uit die alles zuïc gij zien, mijn Heer,; hoe
,, noödzaakelijk het zij onze handelinge polßrekt
„ G^^i//« te houden; en indien dë Lady'daarvan
,, gewag gemaakt heeft aan haare waardige vrien^
Juiïer Howe, hoope ik dat het in vertrou-
„ wen is.
; ;[En;nu nog een weinig .regels, mijn Heer,
! ten antwootd op den uwen van voorleeden Maan-
dag·] - ii . · V ' ■ . >
-t [De Hr* Harlowe is wér wel genoegd over
uwe gereedheid van in zijnen voorflag te bewilligen.
Dog »aangaende uwer beider begeerie, dat hij bij
de Plegtigheid moge tegenwoordig zijn, zeidèhij^
dat zijnNeQf zo naauw agt gaf b'p alle zijné'treden ^
dat hij het ondoenlijk agtede (zo hij 'er ai toé ge-
negen waarej om u daarmede te believen: Dog
dat hij van gantfeher harte zijne toeftemminge gaf,
' dat ik de perfoon zou zijn , welke hij bedongen
had dat van zijnen kant heimelijk bij de plegtig-
heid zou tegenwoordig zijn.-]
[Evenwel, dunkt mij, weete ik hier eea
i middel op te vinden, indien uwe Lady zo zeer bé-
^ geerig blijft, dat haar Oom 'er bij tegenwoordig
zij (ten zij hij een vafter befluit hieromtrent heb-
^ j be, dan zijn antwooH aan mij fcheen· te kennén te
geéven); waarvan ik u zal' onderrigten, en mis-
Ichien van hetgeen hij daarop zegt, wannéér ik
het pieizier.hebbe mn u indeßad te, zien. Dog
inderdaad, ik denke dat gij geen tijd te verzui-
• men hebt. De Hr. Harlowe yerlangt'mee onge-
duld te hooren, dat gij i metterdaad een zijt; en ik
^hotT
-ocr page 194-JüffÈR CLARISSA HARLOWE. 161
hoope, dat als ik de volgende reize van u gae,
ik hem de tijdinge zal mogen brengen, dac ik de
Piegtigheid voltrekken zag. ]
[Zo 'er van den kant der Lady eentge verhin-
deringen koomen (van^C/ kan het niet weezen)
zul ik bijkans een wemig ongunßig beginnen tè
«wdeden hver haare naauwgezetheid,^ '
De Hr* Harlovve hoopt, mijn'-Heer, dat gi}
u eer zult bevlijtigen om deezen heftigen jongman
te mijden, dan te ontmoeten. Hji heeft te beter
gevoelen van u , möet ik u zeggen, mijn Heer ^
Uit het berigt 't Wélk ik hem gaf van uwe ge-
maatigdheiden befchaafdheid; welke beide hoeda-
nigheden bij zijnen Neef niet te vinden zijn. Dog
geen van ons is 'er, of hij heeft wel iets ie ver-',
heterep.
Gij kunt u niet verbeeldenhoe tède^ tfiijn
vriend depze zijne voortreftelijke Nigt nog beniinc
- Ik zal u daarvan een ftaaltje geeven,
welk mij niet weinig aandeed--„ Indien ik,
„ zeide hlj^ (op eene na de laatfte maal dät wij
5, bij malkandéren waaren) nog maar eens weet
, het liefkind mag zien het boven einde van mi|-
3, nen tafel verderen, als de meefteres van mijn
„ huis, in mijne ten deel gevallene maand; ter*
„ wijl alle de oveiige van de familie 'er flegcs als
,, haate gaften tegcinwoordig zijn; want zo wilde
„ ik het Vbormaaïs hebben; en had 'ïiaartoe^d^
„ toeflemminge van haare Moeder ---
Daar zweeg hij ftil; want hij was genoodzaakt zijn
eerwaardig aangezigt van mij af te keeren. De.
traanen liepen over zijne wangen. Hij wilde de-
;?eive gaarn verborgen hebben : Maar hij konde
V. Deelr h r:iet
litj Dä historie van
niet — „ Mtitir — maar, zeide hij — hoe^ — hoé
,, — [Arme heer, hij fnikte volkoomelijk] —
„ hoe zal ik in itaac zijn om de eerile ontmoecin-
5;.· ge te verdraagefi! „
Ik danke God, dac ik niet hard van harten
ben, mijn Hr. Lovelace : Mijne oogen toonden
mijnen waardigen Vriend, dat hij geen reden had
óm over zijne tederheid, voor mij befchaamd te
zijn, )
Ik' zal een einde maaken aan deezen langen
brief. Gelief mijn minzaamft compliment te maa-
ken aan de voortreffelijkfte aller vrouwen; en te
geiooven dat ik ben,
, , , Geagte Heer^
Uiv opregte Vriend, en onderdaanlge Blenaar^
Antonij Tomlinson.
Gcduurende het gefprek tuiTchen mij en de
vrouwen, had ik mij geplant aan het verile einde
van het vertrek , waarin wij waaren, tegen over
de deur, die open was; en vlak overftond tegen
de kamerdeur der Lady , die geilooten was. Ik
fprak zo zagt, dat het haar, op dien afftandj, on-
mogelijk was om te hooren wat ik zeide; en dus
gep]aaiijt kon ik zien of haare deur ook open-
Ik zeide aan de vrouwen, dat hetgeen ik aan
mijne E-rtgenoot gemeld had van de koomft van
Lady Elifabet in de Stad met haare Nigt Monta-
gue, en van derzdver voorneemen om mijne.Be-
min'
-ocr page 196-m^smmmgaam^
minde te bezoeken , welke zij nooic gezien had-
den , nog deeze haar, weezenlijk waar was; en
dat ik de tijdinge van haare aankoomfl: elk uur
verwagtede. Ik tponde daarop „aan dezelve co-
pijen van de twee andere Brieven , welke ik bij
haar gelaaten hadj den eenen van Lady Elifa-
bet, den anderen van mijne Nigt Montague. —^
En hier moogt gij dezelve pok leezen, zo gij
wilt. ,
Eeuwige befchuldigingen eeuwige verwijtie-
gen, krijge ik van mijne onbefcheidene bloedver-
wanten. Dog zij Zijn zelf blijde njec gelegenhe-
den om mij. te berispen,; Haare Liefde, ^haare
Liefde, Jan, en dat zij zig verhaten op mijne be-
kende goedaartigheid j zijn haare beweegredenen.
^an robert Lovelace, Schlldkn.·
fVoensd. morgen, den j Jumj^
Waarde Neef^ ^
Ik verneemei, dat alle onze wenfchen einden-
lijk beantwoord zijn met uwe gelukkige Trouw-
verbintenis. Maar mij dunkt, dat wij dit al zo wel
regcftreeks van uzelven hadden mogen hooren, als
door dien omweg, door welken wij daarvan ken-
nis gekreegen hebben. Mij dunkt, mijn Heer, dac
het vermogen en de wil, die wij hebben om u
4ienft te doen , ^ons niet te meer bèhoore bloot
te ftellen voor uwe kleinagtinge en verwaarloo-
zinge. Mijn Broeder had ^er zijn hart op geßeld
•m u de vrouw te geeven j welke wij alle zo lang
L Z' ·
-ocr page 197-m
DE HISTORIE VAN
gewenfcht hebben dat gij krijgen lüogt. Dog ih1'
dien gij reeds metterdaad getrouwd waart op dien-
tijd, toen gij hem dat verzoek deedt (^onderßel-
knde^ ηιψώΐεη^ dat zijne podagra hem niet zou
toelaaten om tot tt te hoornen) zo zijt gij daarin
uzelven maar gelijk geweeft \ ·ί· — Indien
uwe Lady baare redenen had om te begeeren, dat
het geheim gehouden wierd, terwijl de gefchillert
tuiTchen haar en haare familie blijven duuren, hadc
gij het nogthans ons onder die bepaalinge kunnen
inededeelen; en wij zouden de openbaare blijken
van onze vreugde wel ter zijde gefteld hebben j
fchoon over eene gebëurtenis, naar welke wij zo
lang verlangd hebben.
De weg, waardoor wij het van vérre zijrt te
weeten gekoomen, is door mijn Rentmeefter; die
bekend is met eenen vriend van Capicein Tomlin-
fon , aan welken die heer het geopenbaard had:
En hij, fchijnt het, had het van uzelven en de
Lady , met zulke omftandigheden welke daarom-
trent geen twijiFel overlaaten.
Ik ben inderdaad zeer misnoegd op u: Zo is
ook Lady Sara. Dog ik zal heel ras gelegenheid
hebben, om u dat in perfoon te zeggen; alzo ik
verpligt ben om v/egens fnijn oud proces voor de
Kanfelaarij in de Stad te koomen. Mijne Nigt
Lcefon, die , zo het fchijnt, verhuisd is naai de'
Aibemarle^llraat, heeft daar kennis van. Ik zal
ten haaren huize v/eezen, alwaar ik begèere dat
gij Zondag avond bij mij koorat. Ik hebbe aan
mij·
1 Ik gaf JufFr. Kioore cn Juffer Rawlins rc^ om tc den-'
keu, Jan, dit dit stvn'vfi reimaaüg Was;. ι
- jbffer CLARISSA HARLOWE.
jpiijne Nigt Charlotte gefchreeven dat of zij, of haa»
re Zufter , mij zal ontmoeten te Reading, en mi]
naar Stad vergezellen. Ik zal 'er maar weinige
dagen blijven ; alzo het maar eene formaliteit is,
die ik 'er te verrigten hebbe,. Op mijne weerom-
yeize zal ik eens even aankijken bij Lor4 M. op
M. Burg, om te zien in walken ft^at 3ijn laatile
Toeval hem gelaaten heefc. ,
Ondertuflchen, nu ik u mijne meeninge over
uwe verwaarloozinge gezegd hebbe , kan ik niet
tialaaten van u b^ide ter deezer gelegenheid geluk
ie wenfchen - Uwe Schoone Lady bijzon-
derlijk , met haare intreede in eene familie, -die
bereid is om haar de hoogfte agtinge en liefde toe
te draagen.
Mijn voornaam oogmerk waarom ik aan u
fchrijve (zonder de noodwendige pointille in agc
te neemen) is , op dat gij mijne lieve nieuwe
^igt moogt te weeten doen, dat ik niet zal dul-
den, dat mij de eere geweigerd worde van haar
gezelfchap te mogen genieten te rug naarOxfords-
hire. Ik verneeme , dat uw huis en equipagies,
welke gij' voorhebt te gebruiken, niet fpoedig ge-
reed kunnen zijn. Zo lang zal ze dan bij mij blij-
ven. Daar ftae ik op. Dit zal alles weder goe<i
Isaaken, Mijn huis zal als haac eigen zijn. Mij-
ne knegten en equipagies als baare eigene.
Lady Sara, die in geen vier maanden, buiten
haar eigen huiß geweeft is, zal mij.eene week lang
met haar gezelichap verpligten, ter eere van eene
zo dier beminde Nigt als ik verzekerd ben dat zij
ons allen zijn zal, ,
Dewijl gij maar' in een logement in de Stad
L ι zijt,
Ü
aiälä
mÈÈÊÊÊÊÊÊÊM
jö^ De historie vam '
2ijt, kunt nog Gij nog uwe Lady veel voorbereid
dinge noodig hebben.
Maandag op den een of anderen tijd hoopè
ik zelve te koomen bij de waarde jonge LadyV
om haar mijn compliment te maaken ; en om
haare verontfchuldiginge voor uwe verwaarloo-
zinge te ontvangen: Welke , nevens, dat zij met
mij naar buiten gae, gelijk ik zeide, eene volkoo-
TTiene vdldoeninge zijn zullen. OndercuiTchen,
God zegene haar wegens haare kloekmoedigheid
[Zeg haar dat ik dus fpreeke]; En zegene u beide-
met eikanderen , en dat zal een geluk zijn voor
ons allenV- bijzondérlijk, voor
Utve waarlijk toegenegens Bloeij ^
Ε lis. Law rak cl,
Aan Robert Lovel ace, Schildkn,
Waarde Neef^ *
Eindelijk, zo als wij verilaen, is'er eenige
boope van u. Nu, zegt> de goede Milord zijn
pater-nofter van fpreekwoorden van vooren tot ag-
teren op; van Snuitflagen^ Wilde hairen^ Lau'
ge Laanen ^ en zo voorts.
' ' Nu , Neefje , zegge ik, is uw tijd gekoo-
men , en gij zult nu niet langer, hoope ik, een
ongeloovige zijn , ten aanzien van het vermogen
cn de uitmuntendheid der Sexe, welke gij tot nog
toe beftaen hebt zo zeer te veragten ; nog een
belacher of befpotter van eene Inileliinge , voor
wel-
-ocr page 200-Juffer CLARISSA ΗΑΒΙ.0\\Έ, üj,
welke alle Zedige luiden eerbied hebben, en toe
welker eerbiedinge alie Guiten nog vroeger of laa-^
ter gebrast worden, of> wenfchen dat zij die daar-
voor gehad hadden^ . ;
Ik verlange om eens te zien hoe uwe zijden
koorden u ftaen: Of hec bekooreiijk juk uwe
f^houderen ligt valt, Indien het, met zulk^eene
lieve Juk-genoot, zo niet doet, zijn Milord J en'
mijne Zufter, zo wel als ik» van^edagten, dat gij·
verdient een naauwer band om uw hals te heb-
ben.
Zijn Lordfchap is zeer misnoegd, dat gij hera
geen woord geichreeven hebt van den Dag . het
Uur, de Wijze, nog iets. Dog ik vraage hem,
Hoe hij alreeds eenige blijk van eerbiedigheid of
beleefdheid van u verwagten kan ? Hij moet ver-
beiden , zegge ik hem , tot dat dit teken van Her-
vorminge , onder andere , voor den dag koome
door den invloed en het voorbeeld van uwe I^ady:-
Maar dat, zo gij ooit ergens toe zult deugen,
men het wel haail zien zal. En-, O Neef, welk
eene groote , bijiler groote reize hebt gij niet te
doen uit de akelige Wildernis der UgtmiiTerije'^i
door den fraaijen Landilreek der Hervorminge, toe
het lieflijk Koningrijk der Gelukzaligheid ί -
Gij moeil noodwendig geen tijd verzuimen. Gij
hebt menig een moeden flap te treeden , voor
dat gij die reizigers kunt inhaalèn, die^zo verre
niet van daan koomen. Dog gij hebt eene keu-
relijke Noord-ftar om u te leiden; dat is in uw
voordeel, Ik wenfche u daar geluk méde: En al-
zo ik nooit nog iets bij uitftek' beleefds en vrien-
delijks vaa uw ver wagt hebbe', zo maake ik geen^
L 4 » zivaa'
-ocr page 201-tdS Ds HISTORIE vam
»
zwaarighsid van eerß te beginnen; dog het is
iinkél, inoec ik u zeggen, uit agtinge voor mijne
nieuwe Nigt; welke wij met de hartlijkfte heil-
wenfchingen en blijdfchap in onze familie ontvan-
gen. . ^
Ik heb be een Brief gekreegen van Lady Eli-
faber. Zij begeert dat ik of mijne Zufter bij haar
koome te Reading, om met haar verder naar ftad
te gaen, ten huize van Nigt Leefon, Zij brengt
Lord M. in de hoope, dat zij zekerlijk onze be-
minnelijke nieuwe Nabsilaende met zig te rug zal
brengen i want zij zege, zij zal geen weigeringe
Jijden. Zijne Lordfchap is dies te gewilliger oni
mij hiértoe te fchikk'en, om dat ik eenigzins dol
ben om haar te zien ; én mijne Zuller twee jaar
geJeeden die eere gehad heeft aan het huis van den
Heer Robert Biddulph. Dus maak u gereed om
ons op onze weeromtogt te vergezellen; een zij u-
\ve Lady tegenwerpingen heefc , die kragcig ge-
noeg zijn om ons alle ce voldoen. Lady Sara ver*
lange haar te zien; en zegt. Dat deeze vermeer-
dennge van de familie het verlies van haare bemin-
de Dogter aan dezelve vergoeden zal.
Ik zal wel haaft , hoope ik mijn compliment
aan de waarde Lady in perToon afleggen: Dus heb-
be ik 'er niets meer bij te doen, dan dat ik bea
ÏJwe oude gekke Speelmeid. en Nigt,
Charlotte Montague.
De juffrouwen de copijen van deeze tweet
Brieven gelezen hebbende , dagt ik dat. ik toeri
wel
-ocr page 202-Juffer CLARISSA HARLOWE. t60 γ
mögt dreigen enblaazen --:— „ Maar zeer .\l
„ weinig moeds hebbe ik, zeide ik , om zulk
„ een bezoek van Lady Elifabec en Juffer Monta- ;;
„ gue bij mijne Egtgenooc ,aan te moedigen.
5, Want om kort te gaen, ik ben haarer wonder-
„ lijke handelingen al moede.' Zij is niet hetgeen
„ zij plegc te zijn, en (gelijk ik haar zeide in uw
,, bijzijn, Ladys) ik zal dit hagelfch eiland verlaa-
„ ten, fchoon de pla.atze van mijne geboorte, en
„ fchoon het belang dat ik daarin hebbe zeer aan-
5, zienlijk is ; en mijn verblijf gaen neemen i% !;
„ Vrankrijk of Icalie, en nooit meer denken dat ik
„ een getrouwd man ben, nog als. ζμΙΗ een lee^ ' ,
Dat zou droevig zijn! zeide de andere.
Ja, Madam £mij keerende tot Juifr. Moore] )
Inderdaad , Madam [tot Juffer Rawlins]
■-Ik ben geheel mismoedig, ik kan zulk eeKe
behandelinge niet langer verdraagen. Ik hebb^
het geluk gehad van beguniligd ce zijn met de lon-
ken van zeer fchoone Ladys, hoewel ik het z.elve;
zegge [en ik keek zedig], zo wel buiten als binnen
's lands —-- [(?/ƒ weet ivel dat dit waar is,
is , Jan] : Ten aanzien van deeze mijne Egtge-
noot, had ik nog maar eene boope, overig (want
wat de Verzoeninge met haare vrienden aangaet ^
ik veragte die alle te veel om daarin eenige waar-
dij te llellen , waare het niet om haarenthalven);
en dat was, dat indien het God beliefde ons met
Ifinderen te zegen en, zij volkoomelijk haare ge-
woone I^Üjgeeiligheid mögt wederkrijgen; en wij
dan mogcen gelukkig zijn. Maar de Verzoeninge
17(1 De HISTORIE van
waarop haar hart zo zeer gefteld was, is nu, ge-
lijk ik voorheen aanroerde, geheel en al hoope-
Joos — Zo geworden door deezen haaren on-
bedagtzaamert ftap, en den nog onbedagtzaamer
luim waarin ze thans is; nademaal [gelijk gij ligt
gelooven zulc) haar Broeder en Zuiler, als zij hec
te weeten koomen, wel fijntjes haar gebruik daar-
van zullen maaken tegen ons beide;- zig
houdende, gelijk zij tegenwoordig al doen, als
of zij niet gelooven dat wij getrouwd zijn-—
0n het lief fchepzel zelve maar al te gereed zijnde
om zulk een ongeloof te ilijven ---- alzo
'er niets meër dan de Plegtigheid-alzo
''er niets meer - hem! -- alzo ^er nieU
Hier, gelijk gij wel merken zult, was ik be-
fchaamd ; want Julièr Rawlins bragt mij, mee
tor voorbereidend neus-optrekken , in gedag-'
fÊf!, dat het wekoegelijk ivas zodanig te,
zijn —---
Ik keerde mij half om; en daarop de Waai-
jer-wenkfter, en de Bejaarde? Vrouw in het aangc-
zigt ziende --— Gij zelve Ladys wifl: niet wat
gij 'er van gelooven moeil:, tot Nu toe dat ik u.
onze Hiftorie verteld hebbe: En ik verzekere u,
dat ik mij die zelve moeite niet zal geeven om een
volk te overtuigen dat ik haate : Een volk, van het
welk ik nieteenige gunft verwagte nog begeerej
en die vaftgefteld hebben om zig niet te laaten
overtuigen. En welke, bidde ik u, moet de uit-
flag zijn, als haars Ooms vriend koomt; fchoon
hij een waarlijk braaf man fchijne te zijn ? Is
het niet natuurelijk voor hem te zeggen, ,, Tot
wat
-ocr page 204-Juffer'CLARISSA HARLOWE. tft
wat einde , 'mijn Hr. Lovelace, zoude ik eene
„ Verzoeninge poogen te wege te brengen, tu^
3, fchen Mevr. Lovelace en haare vrienden, dooi*
3, middel van haaren oudften Oom,-daar het goed
„ verftand ontbreekt tuiTchen u zelve?'· . ■■
Een regtmaatig befluit, Juffr. Moore! --—— Eén
regtmaatig befluit, Juffer Rawlins! —^'En diciS
het ongelukkigfl:--Tot dat/ij met Kèn verzoend
is, is die vpvloekte eed, volgens haar denkbeeld,
van eene verbindende kragt.
De' vrouwen fcheenen bewoogen te zijn;^
want ik fprak met grooten ernft , fchoon zagt
.....'-En daarenboven, hebben zij gaarn, dat
haare Sexe, en derzelver gunften, ons van belang
toefchijnen, Zij fchuddeden haare diepzinnige
hoofden tegen malkanderen, en keeken bedrukt:
En dit bewoog mijn teder hart ook.^ '
Het is een'ohgëhoord geval, Ladys -r
Had zij haare keuze niet op mij gefield boven al-
le mannen -- Daar zweeg ik ftil-— En
dat, hervattede Ik, naar mijn.neusdoek voelende,
is het dat den Capitein Tomlinfon·· verfteld deed
fi:aen, toen hij haare vlugt te hooren kwam; wel--
ke, de laacfte maal dat hij ons te zamen zag, het
liefhebbendile paar op aarde befchouwde! -^
Hei Uefhebbendße paar op aar del-herhaal*
de ik, in den treur-tbon. *
Daarop haalde ik mijn neusdoek uit, en ^eii
aan mijne oogen houdende , ilond ik op, en ging
naar hét venfter- Het maakt mij weeker dan
eene vrouw ! ——-Beminde ik haar niet meeri
dan ooit man zi^ne vrouw beminde [Ik twijffde
»iet, of dat doe ik, Jan] -- '
Daar
-ocr page 205-17» De HISTORIE ?a»
Daar zweeg ik weder ftil; en weer begiit^
:^ende -1- Hoe bekoorelijk een fchepzel,
gelijk gij ziet dat ze is, ik wenfchte wei dac ik
baar aangezigt nooit gezien had! -- Excu-
ièer mij, X-adys; de kamer over wandelende. En
mijne oogen hebbende gewreeven tot dat ik on,-
derftelde dat zij rood waaren, keerde ik mij w^der
tot de Vrouwen, en mijn Brieven-tas uithaalende,
Ik zal u een Brief toonen--Hier is hij
-- Lees dien, Juffer Rawlins, zo het u belieft
-r—-Het zal u beveiligen, hoe zeer mijne ge-
heele familie bereid is om de hoogde agdnge voor
l)aar te hebben. Ik worde op eersen vrijen tranc
daarin behandeld; .......... zo worde ik ook in
de twee andere. Maar na het vooi:gaende verteld
te hebben, behoeve ik niets voor u twee geheim
te houden.
Zij. nam den zei ven aan, met een weezen vol
\'an gretige nieuwsgierigheid , en keek naar heï
zegel, hetwelk zwierig met een kroontje pronkte χ
en op het opfchrift overluid leezende, ^μη Rp '
ben Lovelace, Scbildkn, --Ja Mjidam --
Ja, Juffer---dat is mijn naam [mij, bars hou-
dende , fchoon ik haar· dat voorheen al gezegjd
had] Ik fchaame mij den zei ven niet^ De naam van
mijne Vrouw toen ze nog maagd ~r--toqq
ze nog ongetrouwd was, moeft ik liever zeggen
■ gek die ik ben! -en ik wreef mijne
kaaken van misnoegen [Gek genoeg op mijne con-
fcientie , Jan! ] was Harlowe —-Clariifa
Hnrlowe-Gij hoorde mij haar Mijne Cla-
rijf α noemen
Dat is zo —— maar ik dagt dat het eene
ver-
-ocr page 206-JuFFÉR CLARISSA HARLOWE. i^j
Vergierde of Minne-naam was, zeide Juffer Rair*
lins.
Ik zou wel gaarn weeten, welke Juffer Raw-
lifis Minne-naam js , Jan. öe meefte van de
fchoone Roman-fpeelfters hebben in haare vroege
jeugd zig Minne-naamen verkoozen. Geen pas-
toor gaf ooit meer, weezenlijke naamen , dan ik
vérdigte gegeven hebbe. En dat wel tót eea
heel goed einde: Menig» eene zoete lief hèeft mi|
o^) een Briéf geantwoord om zig een naam toe té
eigenen, weiken haare geitioeder haar nooit gege*
Ven had. ^ ' ' /
Neen "' ·' Het was weezenlijk haar naami
telde ik.
Ik Verjft)gt haar den geheelen Brief uit te leeV
zen. Indien de fpellinge niet naaukeurig zij, Juf-
fer Rawlins, zeide ik, dat zult gij wel verichoonen;
de fchrijver is ^en Lord. Maar, milTchien, too-
ne ik dien mogelijk niet aan mijne Egtgenootj
want zo die, welke ik haar hebbe laaten houden,
van geen uicwerkinge op haar zijn, zal deeze het
ook niet zijn: En het luft mij niet, Miloi'd M;
aan haare verfmaadinge bloot te ftellen. Ik be-
ginne inderdaad mij der gevolgen geheel niet
bekreunen.
Juffèr Rawlins, die niet anders dan wel in
haar fchik kon zijn mét deeze blijk van mijn
vertrouwen , keek als of. zij deernis met mij
had.
·■ I
En lees gij hier dsti ook den Brief, No. III.
-ocr page 207-Ï4S De HISTORIE van s
,^αη Robert Lovelace, Schtldkn. -
Μ Burgy Woensd,'den ^ Junij,
ί
Cüußjn Lovelace ^
Ik denke dat gij wel tijdt kont gevonden heb-
ten om ons te laaten weeten dat de folemnitijt
van uw trouwen voltrokken is. Ik mögt deeze
beleefdheid wel van u verwagt hebben* Maar
miiTchién was de Ceremonij al verrigt op den tijde
dap gij mij verzogt om uws Ladys Vader te zijn
— Dog ik zal toornig worden, zo ik met mijn
giifingen verdei ga - En hoe minder gezegd
poe minder de mondt mis gepraat.
. ' Dog ik kan u wel zeggen, dat Lady Elifabet
Lawrance, wat ook Lady Sara doen mag , het u
niet zo ras zal vergeeven, als ik gedaan heb.
'Vrouwen hllpen langer geßoord over kleinagtin-
'ge dan mannen. Gij die de Sex zo wel kent (ik
zeg dit evenwel niet tot u Ιοζ) had dat wel kun-
nen weeten. Maar nooit te vooren had gij ken-
nis aan een Lady van zo een beminnelijk charaélef.
Ik hoop dat gij te zaam maar een Ziel zult hebben.
Ik heb voordeezen al gezeid, dat ik u wil Onter-
ven , en alles maken aan haar, indien gij niet een
goed Man voor haar bevonden wordt.
Dat dit Huwelijk bekroond moge worden met
^eene groot meenigte van fchoone Jonges (Meijsjes
begeer ik niet) om een zo ouwe familij weer op
te bouwen! Op de eerile Jonge zal mijn naam
wor-
-ocr page 208-juffee clarissa hari.owe. '175
worden overgedrsagen bij Akte van het Parlament,
•Dat ilaat in mijn Teilament. .
Lady Eliïabet en Nigt. Charlotte zullen in
de ftad zijn om affeeres eer een hondt zijn oor
fchudi. Zij verlangen om haar compliment af te
'leggen bij uw fchoone Bruidt. Ik onderftel dat gij
bezwaarlijk op het Jachtveldt zult kunnen zijn, als
zij in rtad koomen, om dat Greme mij weeten laafc
tiat gij daar geen orders gezonden hebt om üw.
Lady te ontfangen.
Pritchard heeft alles in gereedheid om teteke-'
nen. Ik zal geen gebruik maaken van uw Verag-
telijke behandelinge. Ik ben 'er inderdaad ai te
veel aangewendt - Meer tot lof van mijn
paden tie, als van uw beleeftheid, evenwel.
Een reden waarom Lady Elifabet na ftad gaet,^
zo als ik uw onder de roos kan vertellen., κ om
een ige behoorelijke Prefenten te koopen voor La-
dy Sara en vóór ons alle om te fchenken bij deze
angename gelegen theid. _ .
Wij zouden opentlijk vreugd bedreeven heb-
ben, hadden wij tijdig kennis kunnen hebben, en
gedagt dat bet voor allen in het'algemeen aange-
naam zijn zoude. Diergelijke geleegentheden val'
len niet alle dagen voor,
Met mijn minzaamft Compliment en congra-
■telatie aan mijn nieuwe Nicht, lluit ik tegenwoor^
dig, met heftige pijn, welk u met al uw Öapper^
beid dol zou maaken, ^ '
Uvi ivaarlijk toegenesgen Oom ,
. . _ Dee-
r
176 Dé HISTORIE vai«
Deeze Brief deed de deur toe. Niettêgèn-
ftaende dat, zeide JuiFer Rawlins; zij wel zag ddt
ik een wild Heer ge weeft was; en dat dagt 2ij\
•trouwens j wel zo dra zij mij befchouwde.
Zij begonnen haare voorfpraak aan te wenden
voor mijne Egtgenoot (zö behendiglijk had ik de
hekken verhangen); en dat ik dog niet bliiten 's
lands wilde gaen, en eené Verzoeninge doen mis-
lukken naar welke van den eenen kant io zeer
verlangd wierd , en zulke wenfchelijke verwag-
tingen van den anderen kant in mijne eigene fa-
milie.
Wie weet, dagt ik bij mijzelven, of 'ervan
deezen aanflag zelf liiet meer mag koom^n, dan
ik mijzelven beloofd had ? Wat een gelukkig man
zal ik zijn, indien deeze vrouwen "er toe gebragt
kunnen worden, om mij de hand te leenen in mijn
Huwelijk zijn vol beflag te geeven!
Ladys, gij zijt uirfteekend goed jegens ons bei-
de. Ik zou eenige hoop hebben, indien mijne zo
ongelukkiglijk kiefche Egtgenoot kon bewoogen
worden om mij te ontheffen van den onnatuurelij-
ken eed, waaraan zij mij verbonden heeft. Gij
ziet hoedanig mijn geval is. Dunkt u niet, dat
ik haar wel niet mag aanftaen om mij te ontflaen
van deezen verfoeijelijken eed? Wilt ^ij wel zo
goed zijn, om uw advijs te geeven, dat ééne ka-
mer wel gefchikt is voor een Man en zijne Vrouw ^
wanneer zij zig ter ruft begeeven f'--- Ee-
^iglijk voorgefteld, Beiford! - En ik mag
hic' wel aanmerken dat weinige Guiten eene zo
cr^icntlijke taal ZQuden vinden, dat zij zedige vrou-
Ί i
r
Juffer CLARISSA HAIU.OWE. 14^
ii^en *er toe krijgen konden om in dezelve mee
hen te praaten over zodanige onderwerpen.
Zij meesmuilden beide , en keeken eikande-
ren aan. ^
Deeze onderwerpen doen de vrouwen altoos
meesmuilen, ten minden. Men behoeft niet meei
dan de. fijnfte beduidenilTen bij haar, Éen man
die plomp is in het gezelfchap van eene Vrouw ^
verdient dat hem met eene knods de kop ingefla-
gen worde I Want, even als zo veel muficale in-
llrumenten, roer maar eene enkele fnaar , en de
lieve Zielen zijn over en over aan alle kanten ge-
voelig.
Voorzeker, zeide juffer RawHns geleerdlijk,
met haaren waaijer fpeeiende, zoude een Cafuift
vonniiTen, dat de huwelijks-gelofte alle andere ver-
bintenis behoorde te doen ophouden.
Juffr. Moore was, voor haar part, van gevoe-
len, dat indien de Lady bekende, dat zij eene ge-
trouwde Vrouw was, zij zig Ook als zodanig be*
hoorde te gedraagcn.
Wat geluk ik ook mag hebben, (iagt ik, rtiet
deeze vol-oogige Schoone, alle andere vrouw tei
wereld, van de vijfden, tot de vijf en twintig jaa-
ren, zoude voor morgen-ogtend de mijne zijn haar
mijn eigen welgevallen.
En nu, op dat ik in allen gevalle bij der hand
mag zijn ^ zal ik tragcen, zeide ik bij mijzelven,
om mij van goede quartieren te verzekeren.
ik liebbe mijn Logement bij u, Juffr. Mooré
uit kragte van het Handgeld, dat ik u voor deeze
kamers gegeven hebbe, en voor eene die gij bo-
ven miilen kunt voor mijne bedienden; Trou-
' V. Deel. Μ ; wens
17S De HISTORIE van
wens voor alle die gij milTen kunt —-wan|
wie weet, wat mijns Vrouws Broeder ondernee-
men mag? "Ik zal Vr u voor betaalön wat gij zelve
eifcht; en dat wel voor eene maand of twee vaft
(de Koft 'er onder begreepen) naar dat gij meer
ofmin oyerlaft van mij zult hebben. Neem dat
tot een pand; of als een gedeelte van uwe betaa-
linge-j Haar een Bankbriefje van dertig pond
aanbiedende.
Zij wees het zelve van de hand; verzoekende
dat zij de Lady eerit mögt raadpleegen; met bij-
voeginge, dat zij aan mijne Eere niet twijffelde;
en dat zij haare kamers aan geen ander perfoon
verhuuren zoude, aan ivelken zij niet eenige ken-
nis had, terwijl ik en de Lady hier waaren.
De Lady! De Lady! al geftadig uit dem
mond van beide Vrouwen [hetwelk te kennen
gaf dat 'er nog eenige twijifel in haar hart
ichool]: En niet Uwe Vrouw , en uwe Lady ,
hnljn Heer^
Nooit ontmoette ik zulke vrouwen, dagt iki
---^— Voor een oogenblik nog zo door en
door overtuigd , nogthans alreeds weer wankelèn·»
de —^ ïi vreeze, dat ik met een koppel Twijf-
fel-geeften te doen hebbe. ■ ' [
Ik wift geen redenf, zeide ik, waarom mijne
Vrouw 'er iers kon tegen hebben, dat ik hier met
haar in het zelve huis logeerde, meer dan in de
Itad, ten huize, van Juifr. Sinelair. Maar zo zij'éi
al iets mögt tegen hebben , zou ik van mijn regt
van bezitcinge niet willen afllaen, nademaar het
niet onwaarfchijnelijk was, dat die zelve grillige
beroeringe, welke haar te Haniilead ^ebragt had',
Juffer CLARISSA HARLÖWE; ï^J
haar zou kunnen vervoeren daar ik haar volftrekt-
]ijk niet wift-te vinden. . '
Zij fcheenen beide met de' zaak belemmerd te
zijn; en keeken raalkanderen aan; met zulk een
weezen egter, als of zij dagten dat mijn zeggen
niet buiten reden was. En ik vei^klaarde, dat ik
bij haar dè Koft zo wel, als mijn Logement zou
neemen; èn de tijd des middagmaals op handen
zijnde, Ärdhet eèrïl mij niet geweigerd.
IX. BRIEF.
Hr, Lovelace, aan Jan Belforö^
Schildkn,
Ik dagt^ dat het nu' hoog- tijd was , om alIè
mijne zinnen te wénden tot mijne Beminde j die
nu ^volkobmen rtiime gelegenheid gehad had om
den inhoud derBriéven te ovèrweegen, welke ik
bij haar had laaten blijven.
Ik verzogt derhalvën JuiFr. Moore om binnen
te treeden, en haar te verzoeken oni te mogen
weeten ^ of hét haar believen waaré mij toe te laa-
tèn dat ik haar in haare kamer kwam fpreekeii
over de Brieven"j welke ik bij haar gelaateh had ;
dan of zij mij met haiaf bijzijn wilde beguniligen
in de Eetzaal ? '
JufFr. Moore'verzogt Juffer Rawliris om mee
haar binnen te gaen'naar de Lady. Zij klopteu
.^isq de historie van
aan haare deur, en wierden beide binnen ge·
Jaaten.
. Ik kan niet nalaaten hier^ voor een minuut
ftil teftaen, om fchoon tot mijn eigen nadeel,
mijne aanmerkinge te laaten gaen over die Ge-
ruftheid, welke de Onnozelheid verleent, die niet-
.temin ruim zo wel een grooter inmengzel van de
Slang bij de Duif mögt hebben. Want zij, on-
bezorgd voor alles wat ik agter haaren rug kon zeg-
gen , om dat zij ten vollen bewult was van haare
eigene waardigheid, liet mij hier zo ongeftoord
mijne eigene Vertellinge voortpraacen bij perioo-
nen, welke haar zo vreemd waaren als mij, en die
geen van heide kenneiide , onderfteld mogten
worden aan den meeil verongelijkten kant'over té
liellen: En dat, zo als ik ^et iluk beleide, was
ar.n mijnen kant. 'Eene lieve onnozele Ziel,
dagtik, op dat pas, die fteunt op de vroomheid
van haar eigen hart» daar her hart niet kan be-
fchouvvd worden dan uit deszelfs werken \ en zij
naar den uicerlijken fchijn, eene Manverlaatiler,
eene Wegloopiler is van eenen tederen, van den
toegeevendilen Egtgenoot I — Die verwaar-
loost het goed gevoelen van bijzondere per-
foonen jegens zig aan te kweeken, daar de ge-
heele wereld door fchijn geregeerd wordt/
ι Nogthans, wat kan *er verwagr worden van
eene engel onder de Twintig jaaren? —— Zij
jbezit eene wereld^vol kennis;, befpiegelende ken-
nis, om zo te fpreeken; maar geen Ondervindin-
■ ge\ Hoe kon zij deeze hebben! - Kennis bij
befpiegelinge is flegrs een onzeker zwervend ligt:
^ Een Wilde Lantaarn ^ die het twijffelend gemoed
JüFFEk CLARISSA HARLOWE.
al zo dikwijls raifleidc als op den regten weg'
brengc.
Duar zijn veele zaaken in de wereld, konde
een zedelijk redeneerder zeggen , die aan eenen
denkenden geeft een onuitfpreekelijk »vermaak ver-
fchaffen zouden , waare het niet wegens dë ver- ^
menginge waarmede zij ons bejegenen. Om nog"
ernftigcr re zijn; Ik hebbe wel Ouders genoeg ge-
zien [MiiTchien deeden mijne eigene zo wel] wel-
ke zig verheugden in die zelve iioedanigheden van
hunne kinderen, terwijl zij nog jong waaren,
welker natuurelijke gevolgen (te veel ingevolgd
en aangemoedigd zijnde) dezelve, als zij groot'
wierden , hun tot kwellinge en hartzeer deeden
ilrekken--Om dit op mijn tegenwoordig
oogmerk t' huis te brengen, ik moet u zeggen,
dat ik dit ^bekoorelijk fchepzel aanbidde wegens
haare waakzaame voorzigcigheid; maar egter zou-
de ik , dunkt mij j niet gaarn wenfchen, dat zij
uit kragt vi^n die voorzigtigheid , Welke evenwel
noodig ïs om haar de Ußen van alle de overige
wereld te boven te doen koomen, te wijs waare
voor de mijne.
Mijne Wraak, mijne gezwoorene Wraak, heeft
niettemin (ik raag haar aanbidden zo ik wil)^ in
mijn hart de overhand. - Juffer Howe zegt,
dat mijne Liefde eene Herodiaanfche Liefde is(a):
Bij mijne Ziel, de Meid is qenè Toverheks t -r-
Het is mij half-leed te moeten zeggen, dat ik plei-
zier vinde in den Dwingeland t& fpeekn oi^r
hetgeen ik Hef hebbe. Noem het een onedelmoe-
M 3 dig
-ocr page 215-mrnmmm
dig pleizier , zo gij wik: Tederder harten dan het
^ijiie kennen dat wel. De vrouwen kennen he:
jegens eene vrouw, en ioo/ien het ook, wanneer
haar maar de magt in handen wordt gegeven. En
waarom'zou men het vreemd vinden, dat ik, die
haar zo djer beminne en mij zo veel op haar uit-
Js^gge, debefmettinge vanhaarinzuige?
Jan Belford
pe Hr Lovelace, aan
Scblldkn.
Ik ζά u nu het zaakelijke geeven van de za-
menfpraak, v/elke tuflcheu de twee vrouwen en de
Lady gehouden wierd.
Verwpnd,er u niet, dat een ftijfhoofdig Wijf
een luifterenden man maakt. De uitkoomil:, e-
venwel, zo als gij het zult vinden, billijkte de ou--
de aanmerkingé , Bat de luifteraars zelden ieU
goeds hooren %an zigzehen. Hunner eigener
wanverdienften bewufl:, indien ik de giffinge
naar mijzelven ma^ opmaaken [Dat is nog opregt-'
heid , Jan !] en voor befchuldiginge vreezende,
worden zij zelden in hunne meeninge bedroogen.,
Daar is dog evenwel eenig verftand 'in deeze
Spreuken, in deeze Spreekwoorden , in deèze
Wijsheid der natten.
JufFr. Moore moeil de boodfchap doen; maar
Juffer Rawlins begon de zamenipraak.
Uw
-ocr page 216-Juffer CLARISSA HAIU.OWE. 14^
.. ' Uw Egt genoot, Madam —^- [Die
Duivel!-Enkel om 'er eene ontkennende of
beveiligende verklaaringe uit té krijgen]. ';
CÏ. Mijn Egt genoot. Madam :—' -
. Juf er il. Dé Hr. Lovelace, Madam, be-
tuigt dat gij met hem getrouwd zijt; en verzoekt
bij u toegelaaten te worden , of uw gezelfchap te.
mogen hebben in de Eetzaal, om te Tpreeken, over
het onderwerp der Brieven, welke hij bij u gelaa-
ten heeft,
CL Hij is een elendige booze deugniet, Mag
ik u fmeeken , Madam, om mij met uw gezel-
fchap zo dikwijls als mogelijk is te beguniligen,
terwijl hij hieromtrent is, en ik hier blijve?
Juffer R. Ik zal u met pleizier gezelfchap
houden. Madam, Maar, mij dunkt, ik zou wel
wenfchen, dat gij den heer belieft te en te
hooren wat hij te zeggen heeft over het .ónder^
werp der Brieven.
CL Mijn geval is hard, een zeer hard.gevaL
——Ik ben geheel verward! -- Ik weece nieé·
Wat ik doen moet! --Ik hebbe geen vriend
in de wereld , die mij kan of wil helpen! --
Nogthans had ik geen andere dan vrienden voor
dat ik dien man kend^ ί . .
Juf er R. De Heer ziet 'er niet uit, nog
praat hij ook als een kwaad man;- Njet als
een heel kw^ad man; zo als de mannen doorgaens
zijn. ' :
Zo als de mannen doorgaens zijn! -—·
Arme Juffer Rawlins, dagt ik ! - Weet
gij ook al, hoe de mannen doorgaens zijn ?
Cl. O Madam, gij kent hem niet! —— Hij
Μ ^ k-a n
iäi^iiMMife
-ocr page 217-De HISTORIE van
Ijian wel de gedaante van een engel des ligts aan-
neemen; maar heeft een Inood, een zeer fnood
hart! -
Ik arme ziel!
Jufer R. Dat kondeik niet gedagt hebben,
waarlijk! -Maar de mannen zijn hedendaags
zeer bedriegelijk!
Hedendaags I —^- Eene zottin! ---
Hebben haare hiftorie-boeken haar niet geleerd,
dat zij altijd zo waaren ?
Juffr. Moore j zitgtende. Dat hebbe ik, ge-
Wislijk, wel tot mijne fchaade bevonden ! —^—
Wie weet, of arme moedertje Moore ook ,
in haaren tijd, niet een Lovelace, of een· Belford,
of een diergelijken ilegten vent mag. ontmoet heb-
ben ?--Mijne baloorige-fchrikkige Schoon-
heid weet niet welke wonderlijke hiftorien elke
vrouw, die'er leeft en maar het minft onaf bange-
lijk in haaren wil geweefl: is, haar. zou kunnen ver^
tellen , waaren dezelve zo mededeelzaam als zij
fs. -r--Maar dit is de zaak; - Ik hebbe
haar reden genoeg tot ftooienis gegeven ; maar
niet genoeg om haar den mond te doen houden.
Cl, Wat de Brieven belangt, welke hij bij mij
gelaaten heeft, ik weere niet wat ik op dezelve
zeggen moet: - Maar ik bebbe beflooten ora
aan hem nooit meer iets te zeggen te hebben.
Juff^er R. Indien ik , Madam , de vrijheid
mag neemen van dit te zeggen, ik denke dat gij
de zaak te verre trekt.
Cl. Heeft hij van eene kwaade zaak o.ak al
eene goede gemaakt bij u, Madam ? -—--^ Dat
kan hij' wei doen hij diegeen(?n, welke hem niet
ken-
-ocr page 218-juffer CLARISSA HARLOWE.' 185
kennen. Ik hoorde hem inderdaad wel praaten,
fchoon niet wat hij zeide, en ik ben daaromtrent
©nverfchillig. Dog wat berigt geeft hij van zig-
2eiven?
Ik was verheugd dit te hooren. Haare drift
te ilüijten, te bedwingen, dagt ik, in het feltt van
haaren loop, is een keurüjk goed voorteken. ·
Daarop ging de nieuwsgierige,®Juffer Rawlins
aan het viiïchen, om of eene bevefiiginge of /0· ^ |
ehenlnge van mijn Vertelzel uit haar te krijgen^
Was Lord M. mijn Oom? Vrijde ik haar in het
eerft met de toeftemminge van haare vrienden,'
uitgenomen haaren Broeder? Had ik eene rencon-
tre met dien Broeder? Wierd zij zo vervolgd ter
begunftiginge van eenen zeer mishaageÜjken man,
eenen Solmes, dat zij bewoogen wierd om zig on'r i
der mijne befcherminge te begeeven?
Niet een van deeze dingen wierd ontkend, ïj
Alles wat zij 'er tegen konde inbrengen; wierd ge- .
imoord of binnen gehouden, uit aanmerkinge (ge- 1
lijk zij te kennen gaf) dat zij hier maar eene kor- ί
te wijl ftond te vertoeven; en dat haare Gefchie- [
denis te lang was. Maar Juffer Rawlins liet zig
dus gemaklijk niet beantwoorden.
Juf er R. Hij zegt, Madam , dat ihij u rot
Trouwen niet kon overreeden, voor dat hij zijne ;
toeftemminge gegeven had, onder eenen p'egtigen i
eed, om afgezonderde Bedden te houden, ter- Α
wijl uwe familie onverzoend bleef.
CL O die deugniet! - Wat kan hij
nog in zijne herfens hebben, om deeze vertelzels
bij vreemden re doen doorgaen ?
Zo, dat is geen regtftreeks ontkennen, dagt
Μ 5 ik!
De HISTORIE vai·
m
ik! Admirabel!
wel gaen!
Jufer. R. Hij heeft bekend dat een toeval
van Brand u voorleeden Woensdag-nagt zeer ver-
fchrikt had -En dat--En dat
En dat--een toeval van Brand u verfchrikt
tad-— u zeer verfchrikt had —— voorlee-
4en Woensdag-nagt!-
- Daarop, na eene kleine tulTchenpoos--
Kortom , Hij bekende, Dat hij eenige onnozele
vrijheden gebruikt had, welke wel aanleidinge
hadden kunnen gecven rot het breeken van den
eed, waaraan gij hem verbonden hadc; En dat
dit de oorzaak was van uw misnoegen.
Ik had wel zeer gaarn eens willen zien, hoe
mijne Bekooriler toen keek.- GewiOijk
was zij bedremmeld in haare eigene gedagten,
om zig te regtvaardigen wegens het zo bijiler
kwaalijk jneemen van eene zo beuzelagtige mis-
daad. --Zij haperde —— Zij fprak niet terilord
--Toen zij iprak, wenfchte zij, dat zij, Juffer
Rawlins, nooit eenigen man ontmoeten mögt,
die zulke onnozele vrijheden omtrent haar gebrui-
ken zoude.
JuiFer Rawlins drong verder aan.
Uw geval, Madam, is voorzeker zeer zon-
derling. Dog indien de hoope op eene verzoe-
ninge met uwe eigene vrienden veragterd wordt, als
gij hem verlaat, gun mij dan verlof van te zeggen,
Dat bet jammer is, het is jammer---[Ik on-
derilelle dat de maagd· toen prat keek, zig bewaaij-
de, en bloosde ; —het is jammer] dat de
eed niet kan aan een kant geileld woito; inzon-
cfer-
Alles zal ftrais
Juffer CLARISSA HARLOWE.
(derheid daar hij bekent, juiil niet zo ftrikt van lee-
ven geweeft te zijn. ——
ik kon wel binnen geloopen, en de meid eeu
zoen gegeven hebben.
C/. Gij hebt zy^V Vertellinge gehoord.
De mijne, gelijk ik u te yooren te kennen gaf, is
te lang» en te droevig"; mijne ontfteltenis op het
zien van den, deugniet is te groots en mijn tijd is
hier te kort, dan dat ik dezelve zoude aanvangen.
En 'zo hij eenig oogmerk te bereiken heeft met zij-
ne eigene verdeediginge, waarbij ik'm per Joon geeii
nadeel zal lijden , Iaat hem zigzelven zo wit als
een engel doen fchijnen; met al mijn hart.
Mijne Liefde voor haar , en het uitmuntend
charaéler, hetwelk ik van haar gegeven had, wier-
den toen aangedrongen.
CL Schoonfchijnende verleider !---- Zeg
mij flegts , of ik hem niec door eenigen weg agr
teruit ontkoomen kan ?
Hoe iloeg mijn-hart toen als een vogel! om
met de vrouwlijke taal te fpreeken. ■
"Ik hoorde de
fti
CL Laate ik eens uitzien
raam toen opfchuiven] Waar leidt dat pad naar
toe? Is 'er geen mogelijkheid om eene koets te
krijgen? ·;— Zekerlijk moet hij met e'enigen boo-
zen geefl: te doen hebben , hoe konde hij anders
mij hebben opgeipoord ?--I^an. ik niet heime-
lijk in'het een of ander nabuurig huis koomen,
daar ik mij moge verbergen zo lang ik geheel kan
weg geraaken ? — (Gij zijt goede menfchen ! --
Ik ben niet altijd onder zodanige, geweeft ! -- O
helpt mij , helpt mij, Lady's [met eene pngedul·*
dige ftem] of ik ben bedorven i
Daar-
iV^
!
De historie van
Daarop een weinig IHl houdende. Is dat de
weg η aar Hendon? [mee den vinger wijzende, on-
derllelle ik]--Is Hendon eene afgefclieidene
plaatze?--De Hamfteader koets , heeft men
mij gezegd, brengt wel paiTagiers dervvaards.
Juffr^ Moore. Ik hebbe een eerelijken vriend
te Mill-hiJi, [DeDuivel haale haar, dagt ik ! ]daar
gij, indien uw^befluic zo is. Madam , en indien
gij u in gevaar agt, veilig zijn kant, geloove ik.
CL Werwaards het ook zij, indien ik deezen
man maar ontkoomen kan !---Waar leidt dat
pad naar toe, daar ginder? — Hoe lieec dat vlek
daar aan de regterhand ?
.Jufr. Bi. Highgace, Madam.
Juf er R. Aan den kant der Heide is een
klein dorpje genaamd Norch-end. Daar woonc
eene Nigt van mij. Maar haar huis is klein. Ik
weete niet zeker of zij zulk eene Lady wel zou
kunnen genoegen geeven.
Dc drommel haale haar ook, dagt ik! -—
Ik verbeeldde mij, dat ik deeze vrouwluij al be-
ter in mijne belangen gebragt had. Maar de ge-
lieele Sexe houdt veel van bedrog fmeeden-—
En ook van bedrog-fmeeders, Jan.
Cl. Eene fchuur, een ftal, eene vliering, zal
een paleis voor mij zijn , indien het mij eene
fchuilplaatze zal verieenen voor deezen man! —
Haare gevoelige aandoeninge , dagt ik , is
veel leevendiger dan de mijne. Wat duivel hebbe
ik gedaen, dnt zij zo zeer onverzoenbaar moet
zijn ! — Ik hebbe u Alles verteld, Belford , wat
ik deed : Was daarin iets'''t vveiti zo zeer buittn
den haak was ? - Daar zulke uiczigcen van
Fa-
iSS
JüFFER, CLARISSA HARLOWE. 189
Familie-verzoeningen zig ook nog aan haar ver-
toonen! - Voorzeker zij is eene zeer ^(Jüö^-
Uge Lady! -
Zij iireeg daarop mijnen nieuwen knegt in \
oog, die onder het venfter wandelde, en vraag-
de of hij niec een van de mijne waare ? -t—
Willem was op den uitkijk naar den ouden
Crimes [Dac is de naam van den ouden vent,
welken mijne Beminde aan JuiFer Howe heeft af-
gevaardigd]. En als men haar zeide, dac de maa
die zij zag, mijn knegt wa^ ; Ik zie j zeidezij,
dac 'er geen ontkoomen aan is, ten zij ik u^ Ma-
dam, [toe Juffer Rawliüs, onderilelle ik] te vriend
kan hebben, toi dat ik verder koomen kan. Ik
twijffeie niet, of die knaap is omtrent het huis op
de vage gefield om te pailen op a^le mijne treden.
Dog de booze deugniet zijn meefter heeft geen
regi om mij te dwingen. Hij zal mij niet belet-
ten van te gaen waar het mij gelieft. Ik zal het
geheel vlek tegen hem op den been brengen, zo
hij mij raoeijelijkheid aandoet. Waarde Ladys, is
'er geen agterdeur om uit te geraaken , terwijl
gij hem aan de praat houdt?
Juffer R. Met uw verlof dat ik vraage^ Ma-
dam, is 'er geen gelegenheid meer om te hoopeu
dat de zaak worde bijgelegd ? Waare het niet be-
ter, dat gij hem zag't ? Hij bemint u zekerlijk te-
der : Hij is een fraaij Heer naar de wereld : Gij
moogt hem verbitteren, en de zaaken erger maa-
ken voor u ze ve. -
CL O juffr. Moore, O Juffer Rawlins! gij
kent den man niet! -—— Ik wenfche zijn aan-
. . gc-
^ ί
τρο De HISTORIE vam
gezigt niet te zien, nog een woord meer met hei»
te wiiTelen zo lang ik leeve.
Jufft·. Moore. Ik vinde niet, JufferRawlins^
dat de Heer iets verkeerdlijk heeft opgegeven.
Gij ziet, Madam [tegen mijne Clarifla] hoe eerbie-
dig hij is, met niet binnen te koomen voor dat het
hem wordt toegelaaten. Hij bemint u zekerlijk
teder. Eijlieve, Madam, Iaat hem metju ipree-
ken, gelijk hij wenfcht te doen, over het onder-
werp der Brieven.
Dat is zeer goed voor JufFr. Moore ! Juffr.
Moore, dagt ik, iseenezeer goede Vrouw. Toea
vervloekte ik haar niet.
Juffer Rawlinszeide iets; maar zo zagt, dat
ik niet kon hooren wat het was. Dus wierde 'ét
op geantwoord.
Ik ben in groote verlegenheid ! Ik weete
niet wat mij te doen ilaet! -— Dog, Juffr.
Moore, wees zo goed en geef hem zijne Brieven
. Däar zijn ze---Gelief hem te zeggen,
' dat ik wenfcbe dat hij en Lady Elifabet en Juffer
Montague elkanderèn gelukkiglijk ontmoeten moo-
gen. Het kar hem niet ontbreeken aali verfchoo-
ningen bij dezelve over het geen gebeurd is, alzo
weinig als aan voprwendzelen bij die geene, wel-
ke hij zoekt té mifleiden. Zeg hem, dat ik dooi
zijn toedoen, het goed gevoelen van mijne eige-
ne vrienden jegens mij geheel verlooren hèbbe.
' Om die reden bekommere ik mij te minder,'in
welke gedaante ik aan de zijne voorkoome.
I ~ Juffr. Mobre kwam daarop naar mij toe; en
ik vreezende dat 'er onderwijlen tufTchen de tweè
andere iets mögt omgaen, dat mij niet^paflTen zou-
'l
ii
ia
'Ί
%
Juffer CLARISSA HARLOWE. jpi
de, nam de Brieven , en trad ter kamer in , en
vond haar gevveeken in het fchrijfkamertje; mijne
Beminde met een ernftig weezen luifterende te-
gen Juffer Rawlins ; die geheel _ aandagcig
was. r · " ■ ■ .! , J . ^· , !·
Haare rug was naar mij toegekeerd, en Juf-
fer Rawlins, door aan haare mouw te trekken,
haar te kennen geevende dat ik 'er was. Kan'ik
dan geen vertrek hebben daar ik van uw overlaft
bevrijd ben, mijn Heer ? zeide zij met eene ver-
ftoordheid, als of ik haar kwam ftooren in eenig
gefprek, 't welk haar ter harten ging. -;—«
Wat hebt gij hier, of met mij te doen ? ---Gij
hebt uwe BrievenV'hebt gij niet? -
Lovel. Ik hebbe die mijn lief; en mag ik u
bidden', overweeg-dog wat gij gaet doen. Ik ver^
wagte ieder oogenblik hier den Capitein Tomlin*
fon. Bij mijne ziel, dat is zo. Hij heeft beloofd
om hetgeen gebeurd is , voor uwen Oom te ver-
zwijgen : Maar wat zal hij denken, zo hij vindc
dat gij deezen wonderlijken luim nog:,al blijft be^
houden? -
CL Ik zal eens mijn beft doen, mijn Heer,
om voor een oogenblik of twee mijn geduld tegen
u te behouden, terwijl ik u eenige weinige vraa^
gen^doe in het bijzijn van deeze Lady, en van
Juifr. Moore [welke toen juift binnen kwam] wel-
• ke beide gij door uwe fchoonfchynende vertellin^
• gen met vooroordeel ten uweii voordeele hebt in*·
genomen: —--Kunt gij zeggen mijn Heer,r
dat ^wij te zamen getrouwd zijn ? Leg uwe hand
op uw hart, en antwoord mij^ Ben ik. uwe ge-
trouwde Vrouw $ .
te
-ocr page 225-ipi DE HISTORIE VAM
Ik ben te verte gegaen ^ dage ik ^ om voöf
ifülk een ftoot als deezen te gaen omleggen , al
hoe regt die op den man aan is^
Mijne allerliefïle ziel ί hoe kunt gij zulk eene
vraag doen ? Is het of tot uwe eere, of tot de
mijne ^ dat daaraan getwijffeld worde? ~ Zeker-
lijk, zekerlijk , Madam, gij kunt niet gelet heb-
ben op den inhoud van Capitein Tomlinfon $
Brief.
7λ\ klaagde dikwijls over flaauw-moedigheid
geduurende on^én gantfchen woordenilrijd, en o-·
ver zwakheid van lighaam en geeft, van wegens
de Vlaagen, waarin zij vervallen was: Dog weinig
reden had zij loi deeze klagte , dagt mij, die itt
ilaat was om mij zo beet te houden, als zij deed.
Ik békennË, dat ik verfcheidene maaien bijlier'méC
haar verlegen was. . , .
Gij en Ik! jhoodß karei
Mijn naam is Lovelace, Madam ——"
Daarom is het dat ik u den fnoodßen kärel
Boeme [Was dit te vergeeven, Jan ?] — Gij en ik
weeten de waarheid, de geheele waarheid -- Ik
behoeve mijne agtinge bij deeze juffrouwen niet
te zuiveren: ~ Die hebbe ik reeds verlooren bij
ieder een, op welker agtinge ik reden had om ge-
field te zijn. Dog laate ik dit nieuv: ftaaltje eens
zien , van hetgeen waartoe gij bekwaam zijt.
Zeg , deugniet (zeg, Lovelace, indien gij het zd
liever hebt) Zijt gij weezenlijk en waarlijk mijn
getrouwde Man? —— Zeg! antwoord zonder ha-
peringe.
Zij beefde van ongeduldige verontwaardigingej
maar zij had eene, verwilderde houdinge en wee-
• ^ea
Sv
i'i
Λ
Juffer CLARISSA HARLOWE. ipf
zen, waarrtiède ik eenigzins mijn voordeel deed,
om déezen Vervloekten floot af te weeren. En
een vervloekte ftoot was het zeker; nademaal, zo
ik het volftrektlijk had ftaende gehouden, zij nooijc
iets geloofd zou hebben van het geen ik zeide: En
hadde ik bekend, dat ik niet getrouwd was, dati
had ik mijn eigen aanïlag in duigen gegooid,
zo omtrent de vrouwen als omtrent haar; en ik
kon dan geen voorwehdzel hebben om haar te ver-
volden, of haar te beletten van te gaen waarheen
het haar geliefde. Niet dat ik mij fchaamde, om
zulks ilaende te houden, waare het met polieij be-
llaenbaar geweeil. Voor ziilk 6en jakhals wildé
ik ook niet gaarn bij u geagt worden.
LoveL· Mijne waardfte Liefde, hoe praat gif
in het wild! Waarop wilt gij hebben dat ik anc-
wodrde? is het wel noodig dat iic antwoorde?
Mag ik mij hieromrtent wel niet vveder beroepen
op uw eigen Boezem, zo wel als op de onderhan-
delinge en Brief van Capitein Tomlinfon 'i Gij weec
zelve wel hoe de zaaken tulTchea ons flaen. —^
Ên Capicein Tomlinfon —
Cl, O deugniet! Is dit een antwoord op
mijne vraag? Ζοξζ^ zijn wij getrouwd, of niet?
Lovel. Wat Getrouivd te zijn in zig behelß-^^'^ 'y
wee ten wij alle. Indien het gelegen zij in de Ver-
eeniginge van twee harten [Dat was een draaif,
Jan 1] moet ik tor mijne uiterile droefheid zeggen,
dat wij het niet zijn; nademaal ik nu iXe dat gij
mij haaté Zo men ziet op de Voltrekkinge des
Huwelijks, moet ik tot mijne fchaamte en leed-
weezen bekennen ^ dat wij het niffi zijn» Maar,
V. Deei. Ν ïpijil
in DE HISTORIE 7aw
mijn lief, gelief dog te bedenken, wat antwoord
een half douzijn raenfchen, onder welke gij van
daan gekoomen zijc, op uwe vraag zouden kunnen
geeven. En maak nu, in de ongeßeldheid van u-
wen geeft, en de oploopendheid uwer drift , een
iluk niet twijffelagtig in het bijzijn deezer juffrou-
wen , hetwelk gij i)ekend hebt bij die geene, wel-
ke ons beter kennen*
Ik wilde haar iets hebben in 't oor geluifterd
omtrent de Onderhandelinge met haaren Oom, eii
den-inhoud van des Capiteins Brief; maar , agter-
ult wijkende, en met eene afweerende hand, Blijf
van niij af, karei, riep de lieve baldaadige —
Óp uw eigen hart beroepe ik mij^ nademaal gi}
eene zo jaaimerlijke uitviugt maakt op mijne vraag!
— Ik doe geen bekentenis van een Huwelijk met
u! — Zijt getuigen j Ladys, dat ik zulks niet^doe.
En houd op met mij te pijnigen, houd op mét mij
te volgen. — Voorwaar , voorwaar, hoe veel-
Ichuid ik ook mag hebben, ik hebbe niet verdiend
om dus vervolgd te worden! — Ik hervatte der-^
hal ven mijne vóorige taai: Gij hebt geen regt om
mij te agtervolgcn ; Gij weet wel dat gij dat niet
hebt: Vertrek dan ; en laat mij mijn hard lot zo
goed draagen als ik kan. O mijn waarde wreede
Vader! zeide zij, in eene geweldige buij van droef-
heid [op haare knieën vallende , en haare opge-
hevene handen te zamen vouwende] uw zwaars,
wigtige vloek is vervuld over uwe verwenfchte
Dogter I Ik worde geßraft , verfchrikkelijk ge-
ilrait, door dien deugniet zelf, in welken'ik zo
ondeuiTcnd mijn vertrouwen gellöld had!
liij mijue Ziel, Belford,'de kleine toveres be-
woog
TTwiSJP.;"-^":" — —
woog mij met haare woorden, dog nog meer meé
haare wijze van uitfpraak. . Verwonder ü dan niec^.
dat haare houdinge , haare droef hèid , haare traa-
ren, de vrouwen tot diergelijke blijken van mede-
lijden bragcen.
Had ik daar niet vervloekt veèl te fteUen ?
De twee vrouwen weeken naar het afgele-
genft einde van de kamer, en luifterden , Eent
vreemd geval! Dit is geen ijlhoofdigheid hooi-
de ik haar even zeggen.
Het bekoorelijk fchepzel wierp haai-en neü^
doek over haar hoofd en hals, terwijl zij bleef leg-
gen op haare knieën, met haar rug naar mij toe,
en haar aangezigt verbergende op een ftöel, eri
bij herhaalinge fteeds fnikie en zwoegde van droef-
heid en drift.
Ik nam deeze gelegenheid waar om naaf de
vrouwen te treeden , en haar ftandvaftig te hou·*
den.
Gij ziet, Ladys [luifterende] wat een ongeliik-;
kig man ik ben! Gij ziet, welken geeft dit lief
fchepzel heelt — Alles, alles is te wijten aan haa·^
re onverzoenbaare Bloedverwanten, en aan haarä
Vaders Vloek. — Vervloekt mógen zij alle zijn!
Zij hebben de herfens öntfteld van de bekoorelijk-ν
lle vrouw ter wereld!
Ach! Mijn Heer, mijn heer, antwoorde Juf-
fer Rawlins, welke fchuld haare Bloedverwanten
Qok mogen hebben, alles is tuiTchen u en haar zo
niet als het behoort té zijn. Het is duidelijk daé
zij zigzelve niet agt getrouwd te zijn: Dat is dui'
deiijk: En indien gij eenige agtinge hebt voor de
arme Lady , en haar niet geheel en. al van haare,
Ν a
-ocr page 229-De HISTORIE vai·
zinnen berooven wik, zoudt gij beter (ïoeh meti
weg te gaen , en aan den rijd en bezadigder o-
vcrvveeginge de uitkoomil ten uwen voordeele o-
ver te laaten.
Zij zal mij hiertoe ten laatften dwingen, vree-
ze ik, Juffer Rawlins; Dat Oreeze ik waarlijk; en
dan zijn wij beide verleoren: Want ik kan zonder
liaar niet leeven 5 dat weet zij maar al te wel: En
zij heeft geen een vriend , die naar haar wil om-
zien : Dit weet zij ook wel* Ons Huwelijk zal,
als haars Ooms vriend hier koomt, onbetwiftbaar
beweezen zijn* Dog ik fehaame mij, als ik beden*
ke gelegenheid gegeven te hebben om te gelooven
dat het geen Huwelijk is: Dat is het, daar zij
heen wil!
Wel het is dog een zeer vreemd geval, zei^
de JuiFer Rawlins; en Zou meer gezegd hebben,
wanneer de toornige Schoonheid , naar deur
Zoomende, zeide, JuiFr. Moore, ik verzoeke u een
woordje. En zij traden beide in de Eetzaal.
Ik zag haar , even te vooren , een pakje in
haar zak fteeken; en volgde haar ter kamer uit,
«t vreeze dat zij mij ontilippen mögt; en naar de
rrap treedende , op dat ze mij niet mögt voor-
hij geraaken^ Willem, riep ik met een luide ftem
[fchoon ik wel wifl: dat hij niet nabij was] —^
Eij lieve, kind, tegen eene meid, die ant-
woord gaf^, roep een van beide mijne knegten toe
mij.
Zij kwam daarop naar mij toe, met een grim-
mig weezen : Roept gij uwen knegc, mijn Heer,"
om mij met u beiden te beletten van ce gaen waar >
het mij belieft ^
JüFFEil CLARIS$A HARLOWEr %
Vat dog alies wat ik doe, mijn waardfte lee-
ven, niet op in een verkeerden zin. Kunt gij mij
^o laag en zo onwaardig agcen, dat ik een knegc
gebruiken zou om u vafl: te houden? - Ik roe-
pe iiera om hem te zenden naar de openbaare hui-
zen , of herbergen van dif vlek, om te vernee-
men naar Capicein Tomlinfon, die mogelijk aan
iJe eene of andere van dezelve is afgefteegen, eu
nu railTchien zig ophoudt met noodlooze opfchtk-i,
kinge van zijne kleederen; en ik wilde wei dat hij
maar kwam , al waare hij zonder kleederen, God
vergeeve het mij! want tot in mijn hart worde ik
doorftoken van u.we wreedheid.
Daar wierd mij ^en antwoord gebragt, dat
geen van beide mijne knegten bij der hand was.
Niet bij der hand, zeide ik ? -Waar
kunnen die honden heen geloopen zijn ? '
O mijn Heer! met een fmaadÜjk weezen j
Niet verre , durve ik wel verzekeren. Een der-
zei ver was nog zo even onder het venftér; vol-
gens uw ordre, onderftelle ik, om op mijne gan-
gen te palTen-Dog ik zal doen wat mij be^
lieft, en gaen waar het piij belieft; en dat onder
uw gezigt. '
God verhoede, dat ik u ergens in verbinde·«!
ren zoude, hetwelk gij behoudens uwe eigene vei-
ligheid doen moogr.
Nu geloove ik waarlijk, dat haar oogmerk
was, om uic te fluipen in gevolge van het geen
zi] met Juffer Rawlins in het Schrijfkamertje ge-
luifterd had; miiTchien naar Juffer Rawlins h,uis.
Zij trad daarop te ryg naar Juifr, Moore, en
gaf haar iets, hetwelk daarna bleek een diamant-
N 3 ring
-ocr page 231-De HISTORIE vai·
fing te zijn, en verzogt haar [niet luiilerende, maa|
piet een w eèzen als of ze mij tartede] Dat tot pand
voor haar te neen^en, zo lang tot dat zij haare re-
keninge voldoen zou; waartoe zij wel haaft mid-
del zou vinden; alzo zij geen meer geld bij zig
had , dan zij mogelijk zou van nooden hebben,
voor dat zij bij eene-van haare bekenden kwam» '
1 JuiFr, Moore wilde hetzelve wel van de hand
ge weezen hebben ,· dog' zij wildé van geen wei ge-
ien hooren; en daarop, haare oogen afdróogen-
de, deed zij haare hahdfchoenen aän — Niemand
heeft regt om mij tegen te houden, zeide zij! —
Ik wi/gaen!--Voor Vi^ien zoude ik vreezen?
ΐ-— Daar deeze haare yraag zeJf, bekoorelijk
Schepzel I van haare vreeze getuigenis gaf^·
ilk verzoeke· vergiffenis; Madam [zig keeren-
de tot Jufii. Moore, en nijgende] van de moeije-
Kjkheid' die ik' u« hebbe aangedaeii; - Ik ver-
zoeke vergiiFenii , Madam, tot Juffer'Rawfins,
[insgelijks tegen haar nijgende] ~ Beide mogelijk
zult gij wel iets van mij hooren in een gelukkigen
uur, zo mij zulk een ten deeie valt — Én Opd
zegene u beide ! - tegen haare traanen wór-
ftelende tot fnikkens toe -en zou voort ge-
trippeld hebben. " - ^
Ik trad naar de deur: Ikieed die toe; en mijn-
rug daartegen zettende, greep ■ ik haare wecrilree-
vende hand ' ' ■—- Mijn waardile leeven Mij-
ne engelin l·'zeide ik, waaróm wilt gij mij dus
raadloos maaken ? — Is dit de vergiffenis·, welke-
gij zo plegtighjk beloofdet ?—
I-^at nlijne hand los, mijn Heer! — Gij bebt
piet5
-ocr page 232-Juffer CLARISSA HARLOWE. jpi
niets mee mij te doen! Gij hebt geen regt over
mij! Gij weet wel dac gij dac niet hebt.
Maar waarheen, waarheen dog, mijne waard-
ile Liefde, wildt gij gaenj" --- Denkt gij niet,
dat ik u zal volgen, al waare het tot san het ein-
4e der wereld? —^^ Waarheen dog vvildt gij
gaen?
Wel niioogt gij vraagen wWrheen ik g'aen
wil , die de oorzaak gevveeft zijt (^at mij geen
vriend meer is overgebleevèn ! - Maar God ,
die mijne onnozelheid en mijne opi^egte oogmer-
ken kent, zal mij niet geheel verlaaten, wanneer
ik buiten uwe raagt ben .. -, . .,... ■ Maar in dezel-
ve zijnde, kan ik niet verwagten dat èen ftraal van
de Godlijke genade of gunft tot mij kan reiken.
Hoe gellreng is die! -- Hoe ijzelijk ge-^
ilreng ! —-- Buiten uwe tegenwoordigheid,
mijne toornige Schoone ! kan ik nog op het een
nog op het ander hoopen. Gelijk mijne Nigt
Montague aanmerkt in den Brief, dién gij gele-
zen hebt, Gij zijt,mijne Noord-ftar, én niijnegids;
en zo ik ooit gelukkig ftae te worden, het zij hier
pf hiernamaals, moet het in en door u iijn.
Zij wilde daarop de. deur hebben openge-
daen. Maar als ik mij eerbiediglijk tegen hasr
aankantede, Ga weg, Karei! Ga weg, Lovdaccï
zeide zij: Verhinder mij niet in mijn gang. Za
gij niet wilt dat ik tot het veniler mijne tpevlngc
neeme, zo laat mij ter deure uitgaen; want , nog
eens zegge ik, gij hé^i geen regt om mij ν aß ts^
houden. . . i.'
Uwe gramfchap , mijn waardfte lecven ^'wil
ik wel bekennen dat Wel gegroiid'is. Ik wil wel
Ν 4 ' ' b«
-ocr page 233-bekennen , dat ik geheel fchuldig geweeil ben.'
Op mijnè knie [en ik knielde]mage ik u om ver-
giffenis. En kunt gij weigeren uwe eigene belofte
te beveiligen? --Zie vooruit op de gelukkige
uitzigten, die zig voor ons opdoen. Ziet gij niet
hoe Mjlord M. en Lady Sara verlangen om u te ze-
genen, om dat gij mij, en hunne geheele familie
ten zegen zult ftrekken ? Kunt gij geen vermaak
fcheppen in het beloofd bezoek van Lady Elifabet
en mijne Nigt Montague? En in de befcherminge
die zij u aanbieden, zo gij over de mijne niet wel
voldaen zijt ? Wenfcht gij niet om uws Ooms
vriend te zien ? Toef ilegts tot dat Capiccin Tom-
linfon ioomt. Ontvang van hem bet nieuws, dat
uw Oom bewilligt in beider wenfchen.
Zij fcheen ten eenenmaale verlegen; viel bij-
na van zigzelve, en was gedrongen tegen Iiec be-
fchot te leunen, terwijl ik voor haare voeten kniel-
de. Een vloed van traanen borft eindelijk uit haa-
re minder gramme oogen - Goede God!
2eide zij, haar beminnelijk aangezigt, en zamen-
gevouwene handen opheffende, wat zal nog ein-
delijk eens mijn lot xijn! —- Verlos mij van
deezen gevaarlijken man; en geleid mij I Ik weere
niet wat ik doe; wat ik kan doen ; nog wat ik;
behoore te doen!
De vrouwen, als voor welke ik beleeden had
dat ons Huwelijk maar half voltrokken was, hoor-
den in dit geheel toneel niets dat ter wederfpree-«
kinge [ter vierkante wederfpreekinge] diende van
hetgeen ik betuigd hsd: Zij geloofden dat zij in de
bedaaringe van haare drift, en haar wankelend be-
fluit, eene Liefde vpor mij zagen, welke haare gram-
iehap
-ocr page 234-Juffer CLARISSA HARLQWE. imi
ichap te vooren onderdrukt had; en zij poogden
haar te zaraen fe overreeden om tot des Capiteins
Icoomft te vertoeven, en zijne voorflagen tehooren;
haar de gevaaren voor oogen houdende, waaraan
zij zou zijn blootgeileld; de moeijelijkheden die zè
zou mogen uitftaen; eene Lady van haare gedaan- 1
ie, zonder geleide , zonder befcherminge. Van J
den anderen kant, fpraken zij lang en breed van; '
mijn betuigd berouw, en van mijne beloften; voor ^
welker voibrenginge zij aanbooden zig te ver^
Ijinden. Zo veel aaridoeninge had mijne knielen- ) '
de nederigheid op ha^r te wege gebragt. ?
De vr^wen, Jan, erkennen ililzwijgende de
minderheid van haare Sexe, met de hovaardij die \
zij ftellen in eenen knielenden Minnaar aan haare ;
Zij keerde zig van inij af, en viel neder op j
een iloel
Ik ftond op, en naderde haar met eerbied.
Mijn allerliefil: fphepzel, zeide ik — en zou voort- ί
gefproken hebben — Maar met een gelaat gloei-
jende van eene welbewufte waardigheid , viel zij j
mij in de reden — Onedelmoedige, oradankbaare
Lovelace ! --Gij kent de waardij niet van
het hart, welk gij gehoond hebt! Nog kunt gij
begrijpen hoe zeer mijne ziel uwe laagheid veragt.
Maar laagheid moet altoos het deel zijn des mans,'
die fnoodlijk kan te werk gaen! —-
De vrouwen geloovende dat wij waarfchij-
nelijk nader tot malkanderen zouden koomen,
gingen heen. De heve ilijfhoofdige ftelde zig
daar wel tegen. Dog zij zagen wel, dat ik be- |
geerig was naar haar afweezen. En wanneer zij . f
Ν 5 weg i
1
Öt'MlStÖRIE vm
Waaren , wiërp ik mij nogmaal'aai^
liaaré Voétën; è'rt eïkéridé mijtié misdaadea; fmeek-
haar nóg Voor dëe^fe eeriè leize om vergiiFenis „
èb beloofde de tiaaukeurigfte pmzigtigheid in toe-
J;öomende.
Het was voor haarjOnmógelijk, zeidezij, haar
Gebeugèh té bèhoudén, en het mij te vergeeven.
Wat hadc gij gezien in het gedrag van ClariiTa
Harle we, 'twelk u kon aanmoedigen om haar dus
ie hoonen, als gij hebt durven doen f Hoe laage
gedagten moefl: gij van ^^^f hebben, dat gij kondc
beftaen u zo fchuldig te maaken , en yatf haar.
yerwagten dat zij zo zwak zou zijn om het u te
ver^eeven ?
Ik verzegt haar , dat J'ij mij den Brief van.
Capitein Tomlinfon voor haar wilde laaten over·?
leezen. Ik was verzekerd dac het onmogelijk was,
dat zij daaraan de vereifclite aandagc kon verleend'
hebben.
Ik hehbe daaraan de vereifchte aandagt Ver-
leend, zeide zij; en ook aan de andere Brieven.
to dat hetgeen ik zegge, wel beraaden is. En
wat hebbe ik te vreezen van mijn Broeder én, Zus-
ter? - Zij kunnen maar het bederf van mijn
Fortuin bij mijn Vader en Oomen vervullen. Dat
mogen zij doen, met al mijn hart. U, mijn Heer,
mag ik danken, dat gij mijn Forcum in de laagte,
gebragt hebt: Maar ik danke God, dat mijn Ge-
moed niet met mijn Fortuin gedaald is. Het is ,
integendeel, opgeheven boven Fortuin, en boven
U ; en voor een half woord fchenké ik hun hee
Goed, waarom zij mij benijd hebben , en fchel-
ée hun alles kwijt wat ik van mijne familie te ver-
wag-
-ocr page 236-Wagten hebbe , waarover zij' origeraii^ i^og^?
Ik iloeg mijne handen en oogeü om hoog iïi
ftilzwijgende verwonderinge over haar.
Mijn Broeder, mijn Heer, mag wel detlfeeÉ ■
jdat ik bedorven ben. Tot roem van uw chara- j
veel hunne heyigfte befchuldigingen gebillijkÉ door \
alle deeleh van uw gedrag. Maar nu ik u ontVloo-
den ben, en buiten het bereik van uwe-onnaipbó-
l'elijke argliftigheden, wil ik mijzelve bewinden in
mijne eigene onnozelheid [en toen iloeg de drifd- ('
ge Schoonheid haaie armen om zig heen] en aati ' ï
cien tijd , en aan mijne eigene omzigtigheid de her- ( .
ilellinge van mijn charaéler overlaaten. Verlaat
mij dan, mijn Heer —— Agtervolg mij niet!--
Goede'God! haar in de reden vallende ——
En waarom dog dit alles! -Waare ik niet gë-
weeken voor uwe fineekingen (Vergeef het mij,
Madam) gij kondt uwe gramfchdp niet meer den η
teugel gevierd hebben--—'
Deugniet! -Was het geen misdaad ge-
noeg, gelegenheid te geeven zot die fmeekingen ?
Wilde'gij eene vérdienfte bij mij inleggen, dat gij
haar niét ten uicerilen bederve bragt, die gij hadt
behOoren te befchermen ? — Ga vjeg, karei! zig
v~an mij aficeerende, haar gelaat over en over zo
rood als karmozijn van drift — Zie mij niet meer t
— Ik kan u onder mijn gezigt niet verdraagen! —
'Allerliem, allerliefil fchepzel! --1 i
Indien ik het u vergeeve, Lovelace -^ - '
\
Vi.
en daar hield zij ftil. Te fragten', -voer zij voort,
1
} '
' j
-ocr page 237-ie tragteti, mtt voorbedagten raade ^ άοοΐ fnpod^
en laage ßreeken, door gefchreeuw van Èrmd
' een arm ichepzel te verfchrikken, die
fcewilligd had eenen elendigen kans met u aan te
gaen voor haar leeven!
Om Gods wil -poogende haaxe aP-
weerende hand te vatten', zo als zi| van mij vlood
Baar het fchrijfkamertje-
Wat hebt gij Gods zaak tep uwen vooxdeel^
bij te brengen, O aflchuwelijkile der menfqhiijke
iuelen!
Daarop zig van mij afkeeren^e^ terwijl zij
liaare oogen afdroogde, en zig weder naar mil
toe keerende, dog baar lief aangezigc half ter zijde
gewend, In welke zwaarigheden hebt gij mij inge-
■wikkeld! -— Gij die een effen pad voor
badt^ na dat gij mij in uwe magt getroond hadt
—-Mijn geeft heeft nu in eenen opflag alle
uwe kromme wegen voor zig; en indien gij zuike.
gedagten hebt van ClariiTa Harlowe , als haar
hoogmoedig hart haar fpelt dat gij van haar be-
hoort te hebben, zo zult gij uw fortuin elders
zoeken. Hoe dikwijls hebt gij mij getergd om
u te zeggen, dat mijne Ziel boven u verheven
is?
Om Gods wil. Madam, om den wil van ee-
ne Ziel, welke het in uw vermogen is voor ver-
derf te bewaaren, vergeef mij de vooigaende mis-,
daad. Ik ben de grootfte fchurk op aarde, zo
voorbedagtlijk was opgeftemd. Nogthans onder-
winde ik mij niet mij zeiven re verichoonen. Tot
uwe genade neeme ik mijne toevlugc. Ik zal niets
enderueemea voor mij in te brengen, dan boet-
vear-
x
-ocr page 238-Juffer CLARISSA HARLOWE. 215
Vaardigheid, ^ie maar Capitein ΤοιχιΙίηΓοπ. Zie
maar Lady Elifabec en mijne Nigt; laat die voor
mij pleiten; laac ï/ie borgen zijn voor mijne
eere.
indien Capitein Tomlinfon koomt, terwijl ik
hier blijve, zie ik hem mogelijk. Dog wat u be-
langt mijn Heer —
Allerliefil fchepzel! mag ik u bidden om mij-
re misdaad bij den Capitein, als hij koomc, dog
ftifet te verzwaaren. Mag ik u bidden-
is het niet dac
'ί ·
L
\
t·
J I
Wat verzoekt gij?
ik uw ftreng zal trekken tegen mij zelve I ......... ■«
Dat ik het zal bewimpelen-
Betigt mij niet, Madam, viel ik 'er tuiïchen
in, met Opzetlijke fchurkerij ί- Geef zulk eeti
draaij niet aan mijne misdaad, welke uws Ooms
gevoelen zou mogen verzwakken —^— dat van
uwen Broeder verilerken --
Zij vloog van mij af naar het verfte einde
van de kamer ; [Zij kon niet verder iOQpen\
■-— En toen kwam juift JuiFr. Moore boven ,
en gaf haar te kennen, dat het middagmaal gereed
was ; en dat zij Juffer Rawlins bewoogen hadonj
haar haar gezelfchap te verleenen.
Gij moet mij excufeeren, Juffr. Moore, zei-
de zij. Juffer Rawlins zal ook wel zo goed zijn,
hoope ik-Ik kan niet eeten — Ik kan
niet beneden gaen. Wat u belangt, mijn Heer,
ik onderftelle dat gij het billijk zult agten om hier
van daan te gaen ; ten minften tot dat de heef
koorat, dien gij verwagt.
Ik ging etrbiediglijk weg naar de naafte ka-
mer, op dat juffr. Moore haar berigten mögt [het
wel-
-ocr page 239-2€,(ί De HISTORIE vau
^ welk ik zelve niet durfde doen] dat ik bij haaf
mijn logement en tafel genomen had, gelijk ik
[luifterende] verzogt dat zij doen zoude: En Juf-
fer Ra wlins in den doorgang ontmoetende, Lief-
fte Juffer Ra wlins, 2eide ik, wees dog mijne vrien-
din : Span met Juffr. Moore te zamen ora mijne
Egtgcnoot te bevreedigen, indien zij eenige nieu-
we buitenfpoorigheden moge uitilaen, om dat ik
f hier mijn logement genomen hebbe , 'en voomee-
mens ben om hier te eeten. Ik hoope, dat zij
meer edelmoedigheid zal hebben, dan dat zij eene
juffrouw denke te beletten van haare kamers te ver-
huuren.
^ Ik onderilélle, dat Juffr. Moore (welke ik bij
mijne Schoone liet) hnar hiervan al berigt gedaen
had, voor dat Juffer Ra wlins binnen kwam; want
/ ik hoorde haar zeggen, terwijl ik Juffer RawJins
ophield-„ Neen, zeker : Hij heeft groot-
„ lijks mis — Zekerlijk denkt hij niet, dat ik dit
„ doen zal. „
Zij redèntwifteden beide met haar, zo als ik
kon opmaaken uit ftukken en brokken van hetgeen
zij zeiden; want zij fpraken zo zagt, dat ik geen
onderfcheidene reden hooren konde, dan van de
Schoone Stijfhoofdige, welker toorn haar luider
Ipreeken deed. En in deezen zin hoorde ik haai*
zig uiten , ten anrwoord op verfcheidene deelen
van haare praat tot haar:-- „ Mijne goed«
„, Juffr. Moore, mijne lieve Juffer Rawlins, dring
Γ jj mij dog niet verder: - Ik kan met heiri
, „ niet aan tafel gaen zitten! ,,
Zij zeiden iets, zo ik onderilelle ten mijnen
voordeele-„ O die inneemende deugniet!
3i —^
-ocr page 240-Juffer CLARISSA HARLOWE.
-- Welke verdeediginge kan ik hebben
tegen eenen man, die, ik mag gaen waar ik wil,
iedereen, zelf der deiigdzaame uit mijne Sexe,
ten zijnen voordeele kan ompraaten ?
Na dat 'er iers anders gezegd wierd , hetwelk
ik niet ondericheideniijk hoorde ^^^—^— „ Di? is af-
„ grijzelijk, argliilig!-Mpgt gij ?.ijn ondeu-
„ gend hart kennen, hij is niet buiten hoppe van
j, u twee braave menfchen te beweeg^n, om herin
j, in de fnoodfte zijner aanflagen te onderfteu-
nen. ,,
Hoe kwani zij C^agc ik op dat oogenbUk}. aan
al dit doorzigt ? Mijn duivel fpeelt mij immers
hier geen poets. Zo ik dat dagt, ik zou trou-
wen , en eerelijk leeven, om het hem bet.aald te
zetten.
Ik onderilelle, dat zij daarop inbragt^n en aan-
drongen hetgeen ik JuiFer Rawlins in het oor ge-
knoopt had , toen ^ij binnen ging, dat zij Juffr.
Moore niet tot hindernis zou willen zijn ν want
dus drukte zij zig uit --- „ Hij zal u ongetwijf-
„ feld betaalen wat gij eiicht. Gij behoeft niet te
„ twijifelen aan zijne mildheid. Maar een huis
„ kan ons beide niet bevatten. Waarom , zo dat
5, weezen konde , zoude ik van hem gevloo^
„ den zijn, om toevlugt te zoeken onder vreem-
51 de.? „
β f
Daarna, ten antwoord op iets anders dat zij
inbragten -„ Het is een mifflag. Madam; Ik
ben nldt met hem verzoend. Ik wil niets ge-
,, looven van hetgeen hij zegt. Heeft hij u niec
„ een doorflaend, ihaltje gegeven hoedanig een-
)} man hij is, en waartoe hij bekwaam is, met de
„ ver-
-ocr page 241-2€,(ί De HISTORIE vau
„ vermömitiinge en veinzerij waarin gij hetïi gé2
5, zien hebt ? Mijne hiilorie is te lang, en mijti
j, verblijf zal hier maar kort zijn; andets konde ik
j, u wel overtuigen, dat mijne verftoordheid tegeri
,, hem maar al te wel gegrond is* „
Ik onderftelle, dat zij toen haar verlof be-
geerden dat ik met haar het middagmaal mögt hou-
den : Want zij zeide; „ Daaromtrent hebbe ik
„ nieis te zeggen - Het is uw eigen huis,
„ Juffr. Moore- Het is üw eigen tafel ---
,, Gij moogt tot denzei ven toelaaten wien het u
,, belieft- Laat mij alleen mijne vrijheid van
„ mijn gezelfchap te kiezen. „ /
Daarop, ten antwoord, zo als ik onderiieïiè,
©p haare aanbiedinge öm haar een geregt boven
te zenden -,, Een ftuk brood, zo het u be-
lieft, èn een glas water; dat is alles wat ik te-
genwoordig kan doorkrijgen. Ik ben weezen-
lijk zeer ongefteld. Zag't gij niet hoe erg het
met mij was ? -Niets dan verontwaardi-
ginge hadde mijne leevensgeeilen kunnen gaendé
houden! -
,, Ik hebbe 'er niet tegen dat hij het rniddag-
,, maal met u houde. Madam; „ voegde zij'er
bij, ten antwoord, onderftelle ik, op eene ver-
dere vraag van dezelve nacüure -„ Dog ik
5, wil geen nagt verblijven in het huis, daar hij lo-
j» geert. „
Ik vermoede, dat Juffer Rawlins haar te ken-
nen had gegeven, dat zij dan ook niet wilde blij-i
veneeten - want zij zeide, „ Laat ik Juflh
5, Moore niet berooven van uw gezelfchap, Jüf-
51 fer Rawlins. Gij zult geen onpleizier" hebben
iiR
ii
s>
?ï
5>
9»
3>
in zijne prdac. Hij kan op'u gefeh toeleg heb-
^ ben.
Daarop, onderilelle ik, hielden·zij haar voorV
wat ik ageer haar rug kon zeggen ^ om mijne eige-
ne Vertellinge goed te maaken; . „ Hec
„ fcheek mij niet wat hij zegt, of wat hij denkt
,j van mij. ^ Berouw eri Verbeteringe zijn al het na-
,, deel welk ik hem toewenfche j wat ook van mij
„ moge worden! „ ,
Uit haaren toon,: weende zij toen zij deeze.
laatile woorden fprak., ys.
' / Zij droogden beide haare oogen af toen ze uit-
kwamen; en zouden mij wel hebben willen oyer-
ieeden, om het .logement op te geeven en te ver-
trekken j tot dat baars Ooms vriend kwam. Maar
ik wiil wel beter» Ik had geen zin om het dén
düivel te betrouwen, hoe gemeenzame, kennis zij
en Juffer Howe ook mogen ondeirftellen dat ik
iiiet hem hebbe, dm haar weder te'vinden ^ itidien
Eij mijJnog.ieens ontvlugtede» . r
' ί Daar ik raeeft voor vreeze, is dat zij zig zal
werpen in de armen i van haare eigene Bloeaver-
wanren; en indien zij dat doet^ vertfouwe ik vail-i
lijk dat zij niet in ftaat zullen zijn om haare ziel-
roerende welipreekendheid te wederftaen^ Dog
egter, gelijk gij zien zult, is des Capiteins Brief
aan mij wonderlijk wel geichikt om mijne vreeze
ten deezen opzigte te gemoet te koomen bijzon-.,
derlijk jn die plaatze, daar gezegd wordt, dat haar
Oom'geen vrijheid denkt te hebben onl regtftfeeks.
met haar briefwiflelinge te houden, of eenig aan-
koek van haar te ontviingen —s·»^, Darti^oor
y. Deel, " Q, C^
Capitein Tomlinfon , gelijk 'er duidelijk in
opgeibocen (a);
ik mpec bekennen (niettegenilaemJe de Wraak,'
^elke ik zo plegtiglijk gezwooren hebbe) dat ik
xeer gaiini haar eene verdienfte bij mij had willen
doen inleggen niet het wederkrtjgen van haare
gunß^ en 20' weinig als mogelijk is verfchuldigd
zijn aan de feemiddelinge van Capitein Tomlinfon.
Mijne grootshei4 bad hierin belang : En dit wa;s
eene van de redenen, waarom ik hem niet had me-
degebragt. Eene andere was; Dat, indien ik ver-
pligt waare'om mijne toevlugt te neemen tot zij-
nen bijftand ,' ik beter in ftaarmogt zijn (door haar
eerft zonder hem een bezoek te geeven) om hem
te onderrigten wat hij zeggen of doen moeft, naar
den luim en gefteltenis waarin ik haar zou vin-
den. > ' , ,
' ' Hoe het zij, ik was van harten blijde, dac
JuiFr. Moore zo regttijdig boven kwam met het
berigt, dat 'het middagmaal -gereed was. Dfe
Schoone Vlugteiing had 'den Boven-toon gegree-
pen. Zij had het Spebin haare eigene magt; en
door mij zulk een goed voorwendzel te verleeneii
om weg te gaen, kre^eg ik tijd om mijzei ven te ver-
ilerken; de Capitein had dus tijd om te koomen»
en de Lady om te bedaaren.^ Shakespeare geeft te
regt deezen raady
. ί
PVSerßa de Woede niet, terwijl haar kragt
nog duurt;
Ontwijkze een oo^enblik , - datze moo^
bedaar en:
Ceeit
-ocr page 244-m
Oeen Schotdeur fluit den loop der opgezwoH
len haaren, , ,
Zij duikt voor V wajjend naïy ''i geen veldefi
vrucht verdrinkt. \ .
Maar zo de forfchè flroom', als hem de me·»
de ontzinkt^. ..
Wordt ^ met herßand ^ heßlerdy eti^ door
_ de kunft verdreeveny.
Geleid, en afgetapt, èenvetVger wed gêgc-
^ ven,
ï)e toedrift afgejneên, en Ί overfchot 'de^
i vloeds · : „ ..
Met ßuis ófdani gefluit, dan mag elkeen^
„ droogvoets, .. .
Het korts verdronken veld wéér onverlet hé^,
treeden.
Ik ging met de vroüwei^ naaf beneden om het.
middagmaal te neemen. Juffr, Moore zond haarë,
Schoone Gaft een fchoteitje fpijze boven ; maai
zij nuttigde ilëgts een klein ftukje brood, en dronk
een glas watér. , Ik tvi^ijiFelde niet of zij zou haat
woord wel houden, als het eens ten monde wat
iiitgegaen,.. is ze niet eene Harlowe? —---2ij
fchijnt zigzeive'aan ongemakken te willen gewen*
nen, welke zij, als het al op het ergft aftoope^*
nooit kan ondervinden ί nademaal, fchoon zij tot
het uiterfl: weigere verpligtinge aati mij te hebben ,ΐ
of (om mij meer overeenkoomftjg,met mijn eigen
hart uit te drukken) om 7mj verpligtinge ap te leg*
gen, iedereen , die haar ziet, haar vriendfchaj^
inoet bewijzen. , ,
MaäTr ik ftloét ü eVns vraägen j Beifortii ^ijt.
"Τ"
gij niet voor mij bezorgd uic hoofde van den in*
houd des Briefs, wellten de vertoornde Schooti-
lieid gefchr^even en met eenen man te paard heeft
afgevaardigd; ^en wegens hetgeen Juffer Howe
daarop mag antwoorden ? Zijt gij niet gereed om
te vraagen, Of het niet waarfGhijnelijk zij dat Juifer
Howe , wanneer zij de vlugt van haare ftoute
vriendin te weeten koomt, bekommerd zijn zal o«·
ver haaren Brief, welke zij wel weeten moet dat
Biet dan ria die ontvlugtinge ten huize van Wilfon
zijn konde.; en dus, waarfciiijnelijk, mij in han-
den vallen zoude ?-
Voor alle deeze dingen, gelijk gij uit het ge-
volg zien zult, is reeds zorg gedragen met zo veel
overleg, als menfchlijke voorzienigheid kan toe-
laaten.
Ik hebbe u reeds verteld, dat Willem' op den
uitkijk is naar den ouden Grimes — Oude Grimes
is, zo het fchijnt, een babbelaar, een zot van een
vent; en indien Willem hem maar onder'fchoots
kan krijgen, durve ik voor het gevolg wel inftaen:
Want is Willem niet al Zeven jaaren reeds mijn
^negt geweell ?
XI. BRIEF.
De Hr. Lovelace, Ten Vervolge»
Wij hadden» behalven Juffer Rawlins, aan ta-
fel eene jonge Weduw, eene Nigt van Juffr. Moo-
re , welke gekpomen was om eene maand bij
iiaare Moeij te blijven —— Haar naam is Bevh ;
zeer vrijportig, zeer Jeevendig, en zeer met in-
genomen , verzekere ik u; -- mee eèn lachend
weezen alles opeetende wat ik zei ie; en bereid om
alle woorden goed te keuren voer dat ik'die fprak:
En die, tegen den tijd dat de maaltijd halfgedaen
was (met behulp van hetgeen zij te voorea al had
opgezameld) zo kundig was van onze Hiftorie, als
eene der twee andere.
Dewijl het mij wel paile, om haar ten mijnen
voordeele te bereiden tegen al wat 'er van JufFer
Howe koomen mögt, bouwde ik verder op het
gezeg, in hetwelk ik boven tegen die kwaadrok-
kenende Lady mij had ukgelaaten. ïk verbeeldde
haar een laatdunkend Schepzel te zijn , wraak-
zugtig, loos, onderneemende, en als eene die,
waare zij een man geweeil, gezwooren en ge-
vloekt, en vrouwenfcliendinge bedreeven, en een
fpel van den duivel zou hebben aaugeregt, naar
mij dagt [Z^ twijjfele daar niet aßn, Jan^: Dog
die niettemin , wegens het voordeel van eene
Vrouwlijke Opvoedinge , en door Hooa^m.ied en
Trotsheid , geloofde ik, van per joon deugdzaam
was,
Jtiiii\ Cevis ftond toe, dat 'er zeer veel gele-
gen was in de Opvoedinge - en in Heogmeed
ook, zeide zij.' Terwijl Juffei Rawlins voor den
dag kwam met een preutfch God verhoede, dat
de Deugd alleen aan Opvoedinge zou verfchulditd
zijn ! Hoe het waare, ik verklaarde , dat JulFef
Howe eene flimme brouwfter van kwaad'was; ee-
ne die altoos mijne Vijandin was geweefl:: Haare
beweegredenen wiit ik niet: Maar alzo zij den man
15È HiSTORIE va»
veragtede, welken Jiaare Moeder begeerde dat zij
neemen zoude, eenên Hickman; fchopn ik 'er nie;
regtftreeks' voor uit kwäm „ dat zij mij liever zou ge-
had hebben; zo verbeeldden' zij zig egter alle on-
middelijk, dat de grond was van haare partij-
digheid tegen mij, en vaii haare Nijd tegen mijne
Beminde: ^n het was jammer, zeiden zij, dat zulk
iene fraaije jonge Lady door zuik eenè gewaande
Vriendin niet heen zag.
En egter heeft niemand [voegde ik 'er bij]
?neer redgn dan zij, om bij ondervindinge de krag?
(te kennen van eene haat gegrond op Wangunil^
gelijk ik voorheen te kennen gaf aan JuiFet
Eawlins, in het geval van haare Züiter Arabellal
Ik kreeg toen veel complimenten over mijn
J)erfoon en talenten, ter deezer gelegenheid; het-
welk mij eene zonderling goede gelegenheid gaf
om mijne zedigheid aan den dag te brengen, door
(den lof derzelver van mij af te fchuiven, met een
Neen, zeker ! —— Ik zou zeer trots zijn, La-
^ys, indien ik die gedagten had. Terwijl ik du^
mijzelven verkleinende, en Juffer Howe verheffen-
de, haar goed gevoelen won ten aanzien van mij-
ne zedigheid en edelmoedigheid beide ; en mij'
daarenboven alle de gaaven, welke ik van mij af-
weerde , wierden opgedrongen.
Kortom zij overftelpten zelf die zedigheid^
welke (om zediglijk te fpreeken van mijzelven)
haare loftuitingen verwekten^ door niets te geloo-
Ten van al hetgeen ik tegen mijzelven; zeide.
En waarlijk, ik moet zeggen, dat zij zelf bijr
kans mijzelven overtuigd hebben, dat Juffer Ho--
we metterdaad op mij verliefd is. Ik ben dikwijls
ge.
r"'
t·.
Juffer CLARISSA HARLOWE. 215
genegen geweerf om dit te-hoopen. Én wie wéei
of het zo niet is? De Capicein en ik zijn overeen-
gekoomen, dat het bif gelegenheid zo geduid Zäh
worden- En wat is uw gevoelen, Jan ? Zij
hatt'^ekerlijk Hickman En meisjes, die meP voor·!
ingenomen zijn , haaien zeiden, fchoon zij niet·
mógen minnen , En indien zij iieveï een ander
^ou gehad hebben , waarom ben IK die ander
niet ? Want ben ik niet een fikfe Vent, en een
Guit? En houden die leevendige Ladys niet veel
van deeze fikfe Venten, en deezeGuiten? En wai
Wonder is het, dat de man, die de genegenheid vaiï
Juffer Harlowe kon tot zig trekken, zo veel ver-
mögt op die van eene Lady, met haare Helaafen
(a), welke men eere doen zou met haar naaft de-
zelve den Tweeden rang te geeven?
Nog befchuldig'^gij mij van Zonderlin-
ge grootsheid in deezen waan , Belford. Ken>^
det gij eens de heimelijke grootsheid, welke 'er
fchuilt in het hart van dengeenen ^ die dezelve beß
vermommen of bemantelen., gij zoude groote ré-
den vinden om mij vrij te ipreeken, of ten min-
llen W/at door de vingeren te zien: Nademaal hec
gemeenlijk de zelfbewuße over-volheid is van·
laatdunkendheid^ die de fchijnheilige het naauwil
doet oppaffen om dezelve te verbergen, —---
Nogthans koomt zij bij deeze knaapen, hoe trots-
lijk-ootmoedig zij ook zijn , zomtijds in weerwil
van hunne mantels uit de mouw kijken, al waare
'het maar merzelf-verlochenende, compliment-be-
delende Zelf'Vernederingen.
O 4 Dog
" (a) Zie bl. 66. daar JrfFci Howe 7cgl , Belaas! myne
'ivaarde ,ik wiji wel dat gij htm lief hadt!
Dog nu ik raijzelven dus verlaagd hebbe*
met mij bij u tei· deezer gelegenheid te ontfchulr
digen , zo laat mij nog een ander bewijs-iluk ge^
bruiken ten voordeele van mijne aanmerkinge, dat-
de Ladys gemeenlijk een Guit boven een zedig
man kiezen/en van mijn vermoeden hierop, dat
Jufter Howe op mij verliefd is: Het is die; Het
gemeen gerügt zegt. Dat Hickm5in een zepr
deugdzaame, en zeer onnozele knaap is ----—
een manlijke-maagd, verzekere ik u! --Voox
een miflèlijken hond hebbe ik hem altijd gehouden,
-r—T-Nu de vrouvirluij, Jan, hebben rit;t op
met Nieuvi^lingen. jdls T'Vüee zuiver maagd te
zamm paaren in den Egt, tiioet hst eerße kin^
een ful zijn, is haar gemeene regel. Zij hebben
■veel behaagen in de Liefde tot de Sexe, welke op
de kundigheid daarvan gegrond is. Eene goQ-
de reden; Nieuwlingen verwagten meer dan het
mogelijk is, dat zij in de gemeenfchap met haar
kunnen yinden. De man die haar kent, en nog-
thans Vuurigheid en vlammen (a) voor haar
heeft, om de woorden van JuiFi^r Howe te ont-
leenen, fchoon dat Vuur gemeenlijk meer verfchul-
digd is aan den duivel di^ in hen^, dan aan de to-
veres die Jbuiten hem is, is de man die haar de
hoogde en aangenaamile eere doet. Hij weet wat
hij te verwagten heeft, en; waarme4e hij zig
heejt te vergenoegen.
Daarbij moet de verdienfte van eene vrouw,
ïn zommige gevallen , beftaen in Onkunde^ hec
2:13 weezenlijhe of voorgewende. De Man moet,
in deezc gevallen, der geheimen doorbedreeven
{a) D. IV. bJ, 119. 17J.
--
-ocr page 250-JüFFER CLARISSA HARLOWE. uf
2\]n. Is het dan wel te verwonderen ; 'dat ' eene' ^
vrouw eenen Ligcniis boven een Nieüwlit1g*kiêti^?'
- Terwijl zij in den eenen de iloutrnoedig-
heid verwagc, welke haar ontbreekt, merkt zij dca
anderen en zig zelve aan als cwe^e gelijkwijdige lij-
nen , welke fclloon zij bij malka'ndèren langs Hoo-
pen , nooit kunnen te zamen kootnen.·*
Nogthans heeft de Sexe hierin over het alge-
meei) ook mis; wantdeeze vroqme onnozele knap-
pen zijn fchalk. Ik zelve wts voormaals zedig;
én dit, gelijk ik elders hebbe te kennen gegevenr
(a) , heeft mij dies te beter in ftaat gefteld om
over beide Sexen te oordeelen.
Dog om met mijn verhaal voort te gaen:
Dus iedereen bereid hebbende tegen, eenigen
Brief, die van Juffer Howe koomen mögt, en te»
gen dat de bbode van mijne Beminde zal te rug kee-
ren, dagt ik het gevoegelijk dat onderwerp te be^
fluiten met'te kennen te'geeven, dat mijne Egtge-
noot niet verdraagen kon dat 'er iets gezep;d wierd^
't welk tot nadeel ßrekte van Jujfer Howe; en
niet eene diepe zugt voegde ik 'er bij, dat ik meer
dan eens zeer ongelukkig was geworden door de
kwaadwilligheid van Ladys, welke ik nQoic iets
misdaen had.
De weduw Bevis geloo^e, dat dit heel ligt ;
wel zo weeze» konde.
Deeze beduidingen binnen deur, gevoegd ·
bij andere aan Willem, beide buiten en binnen
deur [Want het is mijn oogmerk, dat hij verliefd f
zal worden op de meid van weduw Moore , en . ' ^
i^ep honderd pond ten minden , ih mijnen dienft
•I
(^) D^ Ιίΐι bi. U6, 16·^,
-ocr page 251-» ' ^ *
pvergegaerd hebben] zullen groote hulpmiddel^
zijn, naar dat de zaaken ftaen te loopen.
De Hr Lo vel ace, Γ<?» Vervolge,
Wij hadden den maaltijd naauwlijks gedaen,
wanneer mijn koetfier, die op de wagt ftond naar
Capitein Tomlinfon, gelijk Willem op den ouden
Grimes pafte, dien braaven heer herwaards geleid-
de, vergezeld van eenen knegt, heide te paard.
Hij fteeg af. Ik ging uit om hém aan de deur te
ontmoeten.
Gij kent zijn ftaatig voorkporaen , en nooit-
bloozende vrijmoedigheid; en nogthans kunt gij u
niet verbeelden welk eene deftigheid de Schobbe-
jak aannam , nog hoe eerbiedig ik jegens hem
was. - ·
Ik geleidde hem in de kamer, en bood hem
der vrouwen , en dezelve hem aan. Ikdagt dac
'er mij grootlijks aan gelegen was (alzo zij nog
mogelijk eenig wantrouwen mogten hebben om-
trent ons Huwelijk ) *v'an wegens de plomp aange-
drongen vraagen mijner Schoone ten dien . opzig-
te) haar volkoomelijk te overtuigen van de waarr
-heid van al wat ik beweerd had. En hoe konde
ik dit beter doen , dan door een weinig redenwis-
ielinge met hem te houden in haar bijzijn ?
Waarde Capitein, mij dagt,, gij bleeft lang;
-ocr page 252-Juffer CLARISSA. HARLOWE.
want |k hebbe een vreezelijken ftrijd gehad m^
mijne Egtgenoot.
Capit, Hetisinij leed dat ik laater.koome,
dan mijn %orneemen ' was -- Het vereffe-
nen van mijne rekeninge met mijn Bankier ---
[Dat is een hondi Jan I ] hield mij [langer op dan'
ik voorzien had [den geheelen tijd· zijne lobben
neertrekkende en uitilrijkende]: Want daar was
een klein verfchilletje tuflchen ons —----twin-
tig ponden alleen, trouwens, welke ik niet in ^^
keninge gebragt had.
De fchobbejak heeft in deeze tien jaarea geen
tJvintig ponden van zijn eigen gezien.
Daarop fprdken wij onder malkanderen over
de characters van de familie der Harlowes ; Ik
fchimpte met hen allen; de Capitein nam het op
voor zijnen waarden vriend den Hr. Joannes Har-
iowe i met een Niet zo fchielijk! --^Niet zo
JchieUjk ^ jonge Heer I —7- en diergelijke vrijhe-
den neemeride.
Hij gaf reden van hunne partijdigheid
ne tartingen : Geen goede familie , welke ';2ulk
eene bekoorelijke Dogter had, zou het lullen'
tart^ in plaatze van gevrijd te worden: Hij moeß
zijn gevoelen regt uit zeggen: Nooit was hij
dubbelhai'tig man. .- Hij beriep zig op de^
Ladys of bij niet gelijk had ?
Hij kreeg haar op zijne zijde. ^
De kaftijdinge, die ik den Broeder gegeven
had, zeide hij mij, moeft dé zaaken verergerd
hebben.
Hoe dapper deed mij dit der vrouwen toe-
-ocr page 253-2€,(ί De HISTORIE vau
De Sexe bemint dog ons vuu;^
rige gaden in haare harten.
Dat mögt zijn zo het wilde, ik zou nooit ie-
mand van de familie beminnen, dan mijne Egtge-
noot; en alzo ik niets van hen noodig had, zoude
ik, waare het niet om haarenfmÏÏQ^ niet zo verre
gekoomen zijn , als ik ix^as tot eene Verzoenin^
Hge.
Dit was zeer goed van mij; zeide Juffr» Mop-
fe·
- Zeer goed inderdaad; Juffer Rawlins.
Goed ! -- Het is meer dan goed; hQt
Is zeer edelmoedig; zeide de Weduw.
Capit, Welja , zo is het, moet ik zeggen;
Want ik merke wel, dat de Hr. Lovelace ruwlijk
van hen allen behandeld is ---Ruwer, dan ik
mij verbeeld kon hebben dat een man van zijn
aanzien en moei^ had kunnen verkroppen. Maar
" dan denke ik egter, mijn Heer [zig tot mij wen-
dende] dat gij rijklijk beloond zijt met zulk eene
Lady; en dat gij het den Vader behoort te vergee-
ven om den wille der Dogcer.
Jufr, Moore. Zo denke ik ook, zeker.
Juf er R. Zo moet iedereen denken, die de
iiady gezien heeft.
IVeduw B. Eene fraaije Lady , zekerlijk !
Dog zij is van eenen heftigen geeft; en heeft ee-
iiige zeer miiTelijke eigehzinnigheden, uit het geen
ik gehoord hebbe. l^e waardij van goede manr
nen kent men niet, dan na dat men ze verloo-
ren heeft.
Haare confcientie perile haar eene' zugt
C
Zo-
Ychijnen!
■,Ί,
Γ
\
Lovel. Niemand moet fmaalen op mijne en-
^elin-Eene engelin is ze waarlijk. —
Eenige kleine fmetten heeft zij wel, ten aanzienr
van haaren al te h'aaftigen geeft, en onvergeeve-
lijken aart. Dog dit heeft zij van de riarjowes;.
daarbij nog aangeilookt van die JuiFer Howe. <—·.
Dog zij heeft van zig zelve ontelbaare voqrtreiFe-'
lijkheden.
Cap. Ja dog, praat eens van moed, Dat
'èr ee'ril eene moedige heldin, die JuiFer Howe,
die gij daar zo genoemd hebt! [En dus gaf ik hem
aanleidinge om alles te beveftigen, wat ik .van die
feeks gezegd had.] Nogthans was ze ook te be-'
klaagen; rnij met een oog van beduidenis aaii-.
ziende.
Gelijk ik alreeds hebbe aangeroerd, ik had te
vooren. met hem afgefproken om hij gelegenhélé
JuiFer Howe van heimelijke Liefde te becigten, al»
het befte middel om alles kragcloos te maaken,
wat van haar ten mijnen nadeele koomen mögt.
Cap. Mijn Hr. Lóvelace, wg^re het niet d^
ik uwe zedigheid kende, gij zoud'i: wel eene reden
kunnen Éleven --- ■
LoOeil'-hi] mij neder ziende, en zeer zedig^ —;
Dat kan ik niet denken, Capitéfe;^^—Maar laa^ '
ons van iets anders,,fpreeken.
Elke vrouw, die 'er bij was, kon mi} wel ii|
de tronij zien , zo befchaamd was ik. ..
Cap. Wel dan, wat aangaet onze tegehwmr^,
omftandigjlsden —— Dog het is mogelijk.
niet wélvoegeliji^ -- mij aanziende , en in 't
rond op de vrouwen, , i
LqvsU O Capitein, gij niQogt injhet.bijzijfl
4 ί
ί Η
ν-»
"Van dit gezdfcbap wel alles zeggen —— Alleen ^
Amlries £tegen mijn'nieuwen knegc, die ons be-
kende aan cafel] ga gij weg: Dit goede 'meisje
•pe dienftmaagd aanziende] zal ons wel alles lan-
gen, wat wij nöodig hebben. , , ; .
Weg ging Andries: Hij wift wcl wat hij doeti
thoeil; en de meid fcbeen wél in haar fchik, dat
tnijne. Wei-Edelheid haar de voorkeuze gaf.
Cap, Wat aangaet onze tegenwoordige om-i
ftandigheden, zegge ik, mijn Hr* Lovelace —
Voorzeker, mijn Heer, wij zijn alle uii malkaü-
'déren geflagen, moet ik u zeggen, indien mijn
vriend de Hr. Joannes Harlowe te weeten kwam
Tiéedanig y/zV zijn. 'Hij zou de waarheid van uw
trouwen al zo zeer in twijiFel trekken , als de o-
,Verigé, familie doét. , *
kier ftaken de vrouwen de oofen op; en za-
ten geheel aanda^tig ilil. , .
'ί Cap. Ik vraagde ü te è oor en naat bijzonder-
heden , mijn Hr. Lovelace: Dog gij ontweekt vaH
äezeke te melden. -----r- Hét mag trouwens
•mtt weléoegelijk zijn, dat ik van dezelve onder-
ligt worde. Dog ik moet bekeiinendat het mijii
"be^p is te boven gegaén, dat e^ne vrouw over
'iets hetwelk haar man kan doen (zo hij geen ge-
welddaadige handen aan h^r ilae) zo zeer ge-
ftoord kan zijn, dat zij zig geregtlgd agte om van
hem weg te loopen,
• Lovel, Capitein Toinlinfon — Mijn heer —
ïk verzekere u dat ik 'er mij aan zal ergeren ——
Ik zal''er ten uiterften moeijelijk over worden -—
indien ik dat woord weglooßn weder hobre ge-
bruiken —---
Juffer CLARISSA HARLOWE.
tap. Uwe Kiesheid , en uwe Liefdé, mijn
keer, mogen u da&raan zig doen ergeren --
Dog het is mijne gewoonte alles bij zijn regten
naam te noemen, men mag zig daaraan ergeren
zo men wU ——
Gij kunt u niet verbeelden ,· Béiford, hoe dap··
per, en hoe onaf bangelijk de fchelm keek.
Cap. Als gij het zult goedvinden , jongt
Heer^ oni ons de bijzonderheden te melden, zul-
len wij een woord zien te vinden pt deeze onbe- -
zonne daad in eene zo verwonderlijke Lady, 'c
welk u beter behaagen zal-^- Gij ziet^ mijn
Heer, dat ik den perfoon verbeeldende van mijnen
waarden Vriend dén Hr, Joannes Harlowe, zo
vrij ipreeke als ik onderftelle dat hijzelve doen
zoude, indien hij hier tegenwoordig waare. Dog
gij blooil, mijn Heer, —— Ik verzoeke u om
vergiffenis, Hr. Lovelace: Het betaamt een zedig
man niét te fnuffelen naar die Geheimen, welke
een zedig ihan niet openbaaren kan. ^
Ik bloosde niet. Jan, maar floeg het compli-
ment niet af, en keek bij de neus neer: De vrou-
wen fcheehen behaagen te hebben in mijne zedig-
heid : Dog de Weduw Bevis neigde meer over om
mij uit te lachen, dan om mij dieswegens te
prijzen. . ' '
Cap» Welke ook de oorzaak i^g zij'n van
deezen ftap (ik zal het niet we^ér Wé^^ppen noe-
men , mijn Heer, nademaal dat hard^woorS uwe te-
derheid kwetil) ik kan niet nalaateiï mijne verwóii-
deringè daarover uit te drukken, als ik mij erin-
nere uw teder gedrag jegens clkanderen, waarvan
ik getuige was, de laatfte maai dat ifebij D^geweeft
. ben* '
- ' ■ ■ :
-ocr page 257-Λ t)E HISTORIE VA«
ben. ^Van Qvermaatigs Liefde^ dunkt mij^ hoof-
.de ik u eens gewaagen - maar Ovèrmaatign
■Liefde [glimlachend^e] met iiw verlof dat ik' liet
_zegge, mijn Heer, is al eene klugdgë oorzaak vai\
kraküèi-VVeinige Ladys-
Loveli Mijn lieve Capicein! En ik deed mijrl
bell om te bloozeni , .
Dé Vrouwen deeden'r ook; èndaaraan méei
gewend zijnde, ilaagden zij beten —;-Juf-
jr.^ .Bevis trouwens heeft eene gloeijend-róodé
kleur, en,biooil altijd. .
i·' r Het beduidt niets of men de zaalieri
,al verglimpe: De Lady boven heeft haar Huwe-
Jijk zo goed als on'tkend. 'Gij weet, mijn Heei·,
dat'zij zulks deed i zig naar mij wendende'
', < Haar Huwelijk ontkennen ! " Mijn He-
mel! Hoe hebbe ik dan mijnen waarden vriend
den/Hr. Joannes Hplowe bedrogen!
i. Lovel. Arme lief! ———^ Dog 'Iaat haaré
waarheid niet in twijiFel getrokken worden. Zij
2!ou zig .om de geheele wereld aan géén' moed-
,>v'ijijgc onwaarheid fchuldig maakén^j .
Toen ontving ik weer aller Ibfcüitingen.
r , ^Lovet. Lief fchepzel ? Zij'denkt dat^
zijéden heeft voor haare ontkenninge. 'Oij Weet
jiiifr. Moore; gij' weet, Juffer Ravvlins; v^at ik
boven aan u bekend hebbe,. ten aanzien vafi mijne
gelofte-—
ik keek voor mij néér, en draaijde, gelijk
eens te vooren, mijn diamant-ring in het^rond^
Juffr. Moore keek fcheef; en gluurde yart
ter zijde naar Juifer Rawlins, als haare' medege-
noot van de aangeroerde bewuitheid.
41
JuiFer Rawlins keek zo wel bij de neus neer
Iiis ik ; mee haare oogeh-leden half geflooten, als
of ze een Pater-nofter prevelde, terwijl zij haare
fnuif doos befpiegelde, de tuflchen-wijdte tuiTchen
haare neus en kin met een digtgeflooten mond ver-
lengende. '
Zij brogt mij de godvrugtige Juffr. Fether-
ftone te Oxford in gedagten, welke ik u eens ge-
vreezen hebbe, onder andere drollige bjaeldteniflen
in de Sc. Marije-Kerk, daar wij gegaen waaretl
om haare twee Zuilcrs te bezien i Haare oogeri
geilooten houdende, dewijl ze mee dezelt^e ;open,
haar hart niet betrouwde; en «de leden maa^^êffen-
tjes half opiigtende, om te zien wie 'er van tijd toe
tijd in kwam; ;en ze weer laatende vallen ^ al^aare
nieuwsgierigheid voidaen was» '
De weduw Bevis gaapte, als of ze een gehèim
op het fpoor had.
De Capitein keek olijk, als of hij het half
beet h;id.
Juffr. Moore brak eindelijk het fcbaamagtig
ilil//-v ij gen af; Men kon anders, zeide' zij, zo
wel geen reden geeven van Mevn Lovela^es ge-i
drag ^ dan door de kvvaade parten van diè^Juffer
Howe; endoor de geftrengheid van haare ^ioed-
verwani:en; welke maar al te waarfchijnelijk
tijds haar het hoofd een weinig mogteti doen
draaijen : 'Er bijvoegende, dat het zeer edelmoe-
dig in ^ mij was^ voor den ftorm te wijken als
die woedde, liever dan op zulkeri tijd^lmr re ver-;
bitteren. '
Maar laace ik ü zeggen, Heeren," zèide dé
Ρ
- ■ . ^ τ·»·*.
-ocr page 259--weduw Bevis, dat dit iets is,
zend geen een man doen zou, ·
. ik verzogt, dat 'er van geen gedeelte van dee*
ze onze redetiwiffelinge bij mijne Egtgenoot ge-
rept mögt 'voorden ; en keek nog al meer be-
fchaamd. Haare groote fouc, moeft ik bekennen,
)vas overmaat van Kiesheid.
De Capitein gluurde rondom zig; en zeide.
Hij geloofde dat hij wel kon giffen uit hetgeen ik
hem in Scad van ter zijde had te kennen gegeven
(van mijne overmaatige Liefde') en uit hergeen
*er nu was voorgevallen , dat wij ons Huwelijk
niet geheel voltrokken hadden.
O Jan! hoe onnozel keek toen, of poogde
toen uw vriend re kijken! hoe vies JuiFr. Moore!
hoe gemaakt Jufler Rawlins! --terwijl de eer-
zaame weduw Bevis onbefchroomd in 't rond keek;
en fchoon flegts meesmuilende met haaren rnond,
niet haare oogen voluit lachte, en alle de oogen
in het gezelfchap tot lachen fcheen te tergen.
^ Hij merkte aan, dat ik een phoenix van een
man was, indien het zo waare; en hij kon niet
anders hoepen, of de zaaken zouden in een dag
of twee gelukkig worden bijgelegd; en datibij dan
het pleizier zou hebben van aan haaren Oom te
betuigen, dat hij, om zo te fpreeken, op haaren
trouwdag tegenwoordig geweeil was.
De Vrouwen fcheenen zig alle te vereenigen
tot dezelve hoope.
Ach Capitein ! Ach, Ladys! - Hoe
gelukkig zoude ik zijn, indien ik mijne lieve Egäe
|ot hetzelve gevoelen brengen konde!
Het zou een zeer gelukkig beüuit zijn van ee-
oe
Ï2Ö
/
r
π
Juffer CLARISSA HARLOWE. ^ iif
ne zeer netelige affaire , zeide Weduw Bevis; en
ik zie niec, waarom wij deezen nagc zelf niec mo-
gen bruiloft houden.
De Capitein glimlachte mij trotilijk toe. Hij
2ag duidelijk genoeg, zeide hij, dat het tot nog
toe maar kinder-fpel met ons geweeil was. Een
man van mijn charaéler, die zulk eene grilligheid
kon involgen , moeft eene wonderbaare agtinge
hebben voor zijne Lady. Dog een ding moeft hij
de vrijheid neemen van mij te zeggen; en dat was
Dit - Dat hoe begeerig jonge baloorige La-
dys ook zijn mogten om in dit bijzonder ftuk haar
zin te hebben, het een heel flegte aanvang was
voor den man; alzo het zijne Bruid eené zeer
hooggaende proef verfchafce van het vermogen,
dat zij op hem had: En hij durfde wel inftaen, dat
geen vrouw, dus ingevolgd in haare grillen, den
man daarom ooit te meer zou agten ; maar heel
veel het tegendeel-En daar waarin wel redS"^
nen te geeven^ waarom zij het met'dèed.
Wel, wel, Capitein, niet meer van dit onder-
werp in het bijzijn der Ladys. ■ — Men ge-
voelt [mijne fchouders optrekkende, op eene
fchaamagtige te bloozen-poogende wijze] dat men
zo befpottelijk is-Ik ben genoeg geftrafc,
voor mijne tedere dwaasheid.
Juffer Rawlins had haaren vvaaijer gekraegei^
en wilde gaarn haar aangezigt agter denzelven ver-
bergen - Om dat haare blos niec volkoo·
men gereed was, onderftelle ik.
Juffr. Moore bremde , en keek bij^Bg neer;
€.n ftapre daarmede van de haare af.
ïerwijl de iugtige Weduw, uidachende, den
ρ a cv
II ,
Capitein prees als eenen van de metaphyfiken iijf
Hudibras, daaruit opzeggende,
Hij weet wel wat, en deeze kennis ßijgt
zo hoog
Als V metaßßfch brein ooit vloog*
Dit deed Juffer Rawlins ter deege bloozen;
^^-Foeij, foei], JuiFr. Bevis! riep zij; niet ge-
zind zijnde , onderileile ik, om voor voiiirekt on-
weetende geÜouden te worden.
Oin kort te gaeri, ik begon te denken, dat
ik geen kwaade ruilinge gedaen iiad van onze
winkeldoende Mama, tegen de niet winkeldoen-
de JuiFr. Moore. En inderdaad de Vrouwen en
ik, en mijne Beminde ook, bedoelen alle dezelve
zaak: Wij verfchiilen alleen omtrent de wijze van
tot het voorgeilelde einde te koomen.
Xin. BRIEF.
De Hr. Lovelace. Ten VervoÏge.
Het was nu hoog tijd om mijne Egtgenoot te
berigren, dat Capitein Tomlinfon gekoomen was.
En te meer, alzo de meid ons zeide, dat de La-
dy haar gevrnagd-had, Of zulk een heer [als zij
hem befchreef] niet in de kamer was?
JuiFr. Moore ging boven, en verzogt in mij-
fien naam, dat zij ons gehoor verleenep wiide.
: . . Dog.
ïlS
■fü"
SÄ
*
Juffer CLARISSA HARLOWE. zi^
Dog zij kwam weerom, hec verzoek van mij-
ne Beminde boodfchappen, dac Capirein Tornlin-
fon haar voor tegenwoordig geliefde te verfchoo- ,
nen. Zij was zeer onpaiTeüjk. Haare geeilen
waaren te flaauw en zwak om met hem in gefprek
te treeden; en zij moert wat leggen.
Ik was moeijelijk, en in h eerfl: geheel mijn
raad ten einde. De Capitein was ook moeijejijk.
3En mijne gemelijkheid , moogc gij wel gclooven,
was te grooter om zijnenthahen.
Zij had zig zeer veel vermoeid j bekenne ik.
Haare Vlaageri in den ogtend moeren haar zeer on-
geileld gemaakt hebben ; En zij had haare ver-
ftoordheid zo fterk aangezet, dat het te minder
wonder was, dat zij zig zeer flaauw bevond, waa-
neer haare opgedreevene geeften gezakt waaren.
Zeer flaauw, rnag ik wel zeggen; indien het daa-
len en rijzen met elkander evenredig is; want zij
was opgevoerd geweeil boven de peil van een ge-
meen Sterveling,
De Capitein , evenwel , zond in zijn eigen
naam eene boodfchap boven , diit indien hem i:^.
mögt toegelaaten worden om een kopje Thee mee ^
haar te drinken , hij zulks voor eene Gunfl: .zou
neemen : en dan naar Stad wilde gaen, en eeni-
ge ncodige zaaken afdoen, om , zo hec mogelijk
waare , den morgen vrij voo^^zig te houden otn
bij hanr te koomen.
Dog zij bragt eene heftig^^hoofdpijn tot haa-
re verfchooninge in; en Juffr;^Möore beveiligde,
dat de verfchooninge billijk was.^{Τ^
Ik wilde gehad hebbe%, d^cÄ^Capltein daaf
di§n nagt zou logeeren , Ä om hem eere te
De HISTORIE van
doen, als ter aanleidinge tot mijn voorneemen oni
zelve mijne nieuwgehuurde kamer te betrekken;
Dog zijne uuren v^raaren voor hem te koftelijk om
den avond te blijven.
Hec vvras inderdaad zeer ongevoegelijk voor
hem, zeide hij, om des morgens weerom te koo-
men; dog hij was genegen alles te doen, wat in
zijn vermogen was, om deeze breuk te heelen;
en dat zo wel om een wil van mij en mijne Lady,
als om dien van zijnen waarden vriend, den Hr.
Joannes Harlowe; die niet moeil te wee ten koo-
msn, hoe verre dir misverftand gegaen wnare. Hij
zou derhalven flegts een kopje Thee drinken mee
de Ladys en mij.
En diesVolgens , na dat hij dit gedaen, en ik
een klein afzonderlijk gefprek met hem gehad had,
Ipoedde hij zig weg.
Zijn gezel had ondertuiTchen een hoog cha^r
ra(51:er van hem opgegeven aan de bedienden van
Juffr. Moore: En dit overgedragen van de We-
duw Bevis (die geen grootfehe vrouw zijnde, mee
aile bediende van haare Moeij, zo men zegt, Al-
le maats, gêe maats is) zo was hij een heer ναπ
fatzoen ^ een hefcheiden heer, een man van ver-
fiand en opvoedtnge bij haar alle: En het was jam-
mer, dat, "Haar hij zulke drokke bezigheden had^
hij verpligt waare om weerom te kbomen.
Ik verzette 'er mijn leeven onder, luiilerde
de Weduw Bevis met eene hoorbaare ftemme,
Daar is al zo veel ßijfhoofdigheid üs hoofdpijn in
het weigeren van eene Zekere dame om deezen
ïraaven heer te zien. — Ach) Heere f· hoe
iL
ί
gelukkig konden zommige luiden zijn, indien ziy
wilden I
Daar is geen volmaakt: geluk in deeze wereld,
zeide ik, zeer ernftig, en met eene zugt; want de
Weduw moeft weeten, dat ik haar hoorde: Zo wij
geen weezenlijk ongeluk hebben, kunnen wij hec
miiaken, zelf uic de overvjoeijende volheid van ons s
goed fortuin. '
Dat 's wel waar, en, Dat 's wel waar, van de
twee Weduwen. Eene keurlijke aanmerkinge !
van Juifr. Bevis. Juffer Rawlins gaf daaraan haar^
toeftemminge mee een gliralachjc; en ik dagt dat
zij mij in haar hart noemde, Een bekoorelijk man f
Want zij betuigt eene groote boogagdnge te heb-
ben voor zedelijke aanmerkingen.
Ik had naauwlijks affcheid genomen van den
Capitein, en was weder bij de vrouwen gaen zit-
ten , wajineer Willem kwam; en mij uitroepende ΐ
„ Mijnheer, mijnheer, „ zeide hij, zo gemeen-
jsaam met zijne tronij grijnzende, als of hetgeen hij
te zeggen had hem regt gaf tot vrijpoiligheid;'
„ Ik hebbe den vent onder gekreegen! -
„ Ik hebbe den ouden Grimes gekreegen ——'
„ Hah, hah, hah, hah! - Hij is in de be-
„ nedenfte Korf-iles — Genoegzaam zo dronken
5, als een Verken , met je Wei-Edelheids per-
„ miflie-[De hond was zelve niet veel beter]
„ Hier is zijn Brief — van — van Jufter ïiówe —^
„ Ha, ha, ha, ha, „ lachte de Schobbejak; dien
vafthoudende, als of hij voorwaarden met mij wil-
de maaken , en zo wel myne loffpraak, als mijn
•ngeduld a^ den gang helpen. ' \ ,
Ik kon hem wel voor zijn kop -geflagen heb*
Ρ 4
i }
ben ; dog hij wilde zijne monäsmaat υiφraat^
—-- ,, Oude Grimes weet niet d^c ik den
Ik moec weer bij hem
5?
Brief hebbe
5, maaken te koomen voor dat hij dien miil:
,» Ik maakte maar een voorwendzel om voor wei-
nig minuuten reisjes uit te gaen --^— Maa^
maar „ - en toen lachte de hons-
9»
Vot weder — Hij moei; 'er. blijven -r— Oude
Grimes moet 'er blijven ---tot dat ik weeron;^,
„ koome öm de rekeninge te betaalen, „
Verd—mde Babbelaar! ——- órijnzende
fchurk !--Den Brief! — tien Brief! —
Hij trok zijn 'Wij4m ^Φ ? zo als hij dien
noemt, tezamen, en gaf mij den Brief; dog eer,
prat de borß Όοονψί ßeekencle, dan zig huigendei
en wraggelde toen daar heen als een van de
duwe Sorlings haanen op den meft hoop, zig ver-
hovaardigende na een groot ftuk te hebben uitge-
voerd. Én den geheelen tijd, terwijl ik het briefje
om hoog hield naar het ligt, om te beproeven of
ik niet agter deszelfs inhoud kon koomen, zonder
het zegel te breeken [want m^t haafl: afgevaardigd
zijnde, wa? het zonder omflag] ftond hij daar te
lachen, zijne fchouders pp te trekken, zijne bee-
nen uit te fmijten; nu :?ijne gladde kir^ wrijvende,
dan zijn hoed op zijn duim drau'jende; dan we-
qer mij in h^ aangezigt gluurende, met zijn hoofd
wenkende —— Q Chriilus! riep nu en dan dé
iphobbejak.
Welk eene geneugte heeft deeze hond in
liwaad doen ! -— Meer dan ik kan hebben'in de
vervyllinge vw mijne g^liefdile voorneemens!
η
Deeze knaapen zijn altoos gelukkiger dan hunn&
meerters.
Eens was ik van gedagten om die briefje'te \
verkreukelen, tot dat ik het zegel gebroken had. ; .
Nieuwe familien [die van Juffer Howe is niet oud]
houden veel van zwierige Zegels: En men zou
kunnen onderfteld hebben, dat het in ftukken ge-
pletterd was in den broeks-zak van den ouden
Grimes. Dog ik was blijde, dat ik mij de fchuld
zo wel, als het vermoeden kon befpaaren van in
eene zo vuile trek de hand gehad te hebben, want
dus veel (genoeg tor mijn oogmerk) was' ik ia
ftaat van deszelfs inhoud, zonder dat, in charaéters
na te krabbelen, de vouwen mij alleen berooven- ïl
de van weinige woorden, die den zamenhang '
uitmaakten ·, welke ik tuITchen haakjes hebbp aan- ^ ^^
Mijne Juffer Harlowe, weet gij, had voor-,
heen haaren naam veranderd in Juffer Lastitia Beau-
niont. Nu is 'er nog een ander alias bij dien, W
Jan; want het opfchrift van dit briefje aan haar
was onder den naam van Juff¥. Henriette Lucas. - ^
Ik hebbe haar geleerd wel voor een halv« Guit
te fpeelen, gelijk gij ziet. ' ^
„ Ik^wenfghe u geluk, mijne waarde, t^Ü: al
mijn hart en ziel ^ dat gij [den fchurk] ontitoomeii
„ zijt. [Ik verlange] naar de bijzonderheden-vaa .. j
„ alles. [Mijne] moeder is uit: maar dewijl ik eik f
,, oogenblik haar weder't huis yerwagte, vaardi-
ik [uwen] boode aanftonds weder af. [Ik zal 1
,, mijn beft doen] om zonder tijdverzuim bij Juffr. , |
Tovynfend te koomen; en aal u wijdloopig "' Γ 1
\
\
99
9»
't
9f
«>
99
9»
·»
5J
V
Oen 9 Junijn altoos en eeuwige
O Jan, hoe zeer fteh deeze onderfcheppings
imijn hart geruft!- Ik zond den fchobbejak
met den Brief te rug naar den ouden Grimes,
en belaftede hem niet meer te zuipen. Hij beken-
de, dat hij de laadinge balfin had, gelijk hij hec
uitdrukte.
Hondsvot, zeide ik , zulc gij van avond
niet gaen vrijen bij een van Juifh Moores mei-
den.?
Dat je de hagel niet wil, mijn Heer! ---
Ik zal nugteren zijn. —-- Ik had dat al ver-
geten -Maar de oude Grimes is vergiftig
taaij —-' Ik dagt al^ ik aou hem nooit on-
der gekreegen hebben.
Voort,
jti^ DE historie VAN
fchrijven in een dag of twee, indien ik haat
binnen dien tijd kan te zien koomen. [Onder-
tulTchen] ben ik bijfter ongeruft over een Brief,
dien ik u gifteren door Collins zond, [die den?
zeiven moet] gelaacen hebben ten huize van
Wilfon, na dat gij weggeraakt waart. [De-
zelve is] van zeer groot belang. [Ik hoope^
dat de fchurk dien niet heeft. Om de gantfche
wereld zoude ik niet willen [dat hij dien hadj.
Zend 'er onmiddelijk om, indien met dat te
doen, de plaatze daar gij zijn [niet zal] oncdekt;
worden. Zo hij dien heeft, laat het mij van
[ilonden] aan weeten op de eene of andere
wijze. Zo niet, dan behoeft gij niet te zen-
mm
Voort, Schurk! ■ ■ Laat den ouden Gri-
mes koomen; en wel op «ijn paard, hier aan de
deur —-
Zo zal hij, als het je Wei-Edelheid belieft,
indien ik hem op de zadel krijgen kan, en zo hij
kan zitten -?
En belaft hem , dat hij niet van "t paard
geweeil is, nog eemg menfch gefproken heeft —.
Genoeg, mijn Heer! Gemeenzaam met zijn
hoofd knikkende, om te toonen dat hij mij be->
greep, En voort ging de fchurk —- Ik in de
Binnen een kwartier-uurs kwam de Oude \
Grimes te paard, ilingerende naar zijn zadel-boom , ί
ΓΛί aan deezen, dan aan geenen kant; en dan eéns
weder zijn hoofd voegende bij dat van zijn meer f
nugteren beeft.
Het gaf bij de vrouwen een zeer goeden
fchijn, dat ik geen pooginge deed om den Ouden
Grimes te ipreeken (fchoon ik in ha,ar. bijzijn· ψ-
wenfchte, dat ik den inhoud wift van 't geen hij
bragt); maar integendeel verzogt, dat zij mijne
Egcgenoot aanftqnds wilden te weeten doen, dac
haar boode was weerom gekoomen,
Zij vloog naar beneden, al hoe heftige hoofd-
pijn zij had.
O hoe bad ik om eene gelegenheid om mij
op haar te mogen wreeken over de onheufche.
moeijelijkheid, welke zij haars Ooms vriend ha4,
aangedaen!
I
)
Zij ontving den Brief van den ouden Grimca
met haare eigene handen, en begaf zig io eene
binnenkamer om dien t« leezeu.
f .d
' Ji
-ocr page 269-^ ' ' Zij liwam terftond weder uit tot den knaap ^
die veel werks had om op zijn paard te blijven
fitten -Daar is uw geld, vriend. Mij dagr,
gij bleefc lang. Maar wac moet ik doen om ie-
mand te krijgen, die onmiddelijk voor mij naar
Siadgaet? G/)" kunt niet, zie ik wel.
Oude Grimes ontving zijn geld; liet zijn hoed
vallen in het afligten; die wierd hem wedergege-
ven ; en hij reed heen ; zijne oogen als die van
doode fcheivifch , ilijfin zijn voorhoofd ilaende,
zo als ik door het venfter zag ; eenigermaate
Γρι-aakloos; en zijne taal enkel in hikken en kuchen
beilaende. Mijn hondsvot behoefde zo diep niet
te zijn ingezeild met deezen taaïjeji ouden Gri-
mes. Dog de Schobbejak was met hem in zijn e-
lement.
De Lady vervoegde zig tot Juffr. Moore. Zij
bekreunde zig niet wat het kollen moeil. Was 'er
niet een man te paard voor haar te krijgen ? Alleen
om een Brief te gaen haaien, die voor haar gebragt
was bij eenen Hr. Wilfon aan de Palmagie-baan.
Een arme buurman wierd 'er toe gehuurd.
Hem wierd een paard bezorgd. Hij kreeg zijn lail
en onderrigtinge.
Te verge'efs tragtede ik met mijne Beminde
in gefprek te koomen , toen zij beneden was.
Haare hoofdpijn, onderilelle ik , kwam haar we-
der aan. Zij kan, gelijk de reil haarer Sexe, on-
paiTelijk of wel te pas zijn wanneer het haar be-
lieft.
'V - Ik merke den ilreek dien ze voorhoudt, dägt
ik. Het is om van Juffer Howe alle mogelijk ligt
en raad te ontvangen, VQor dat zij tot een befluit
. fe- koomti
-ocr page 270-Juffer CLAtllSSA HARLOWE. 137
löomt; en diesvolgens haare maatregels te nee-
men.
Zij ging naar boven , haar ongeduldig ver-,
langen re kennen geevende naar den Brief, waar-
om zij gezonden had; en verzogt JuiFr. Moore om
het haar te laaten weeten ^ indien ik ondernam ee-
nen van mijne knegten naar Stad te zenden--
Om den Brief te bekoomen, ondeifteJle ik, was
haare vreeze : Dog zij mögt ten dien aanzien wel
volkoonien geruft geweeft zijn; en zou het egter
miiïchien niet zijn geweeft, hadde zij gewêeten,
dat de braave Capitein Tomlinfon (die voor haa-
ren boode in Stad zal zijn) dien Brief van zo veel
belang daar zal brengen: Hetwelk ik hoope dat zal
helpen om haar geruft te ftellen, en om haar mee
mij te verzoenen^
O Jan! Jan ! denkt gij, dat ik alle deeze
fcbelmfche moeite wil neemen , en zo dikwijls
een fchurk genoemd worden, om niet?
Dog egter , is het geen moeite neemen ortt
het Schoonfte Schepzel ter wereld te bekoomen,
niet ilegis voor een ras voorbijgaend oogenhiiky
maar zo lang een van ons beider leeven duurt ^ De
ftrijd alleen zijnde , Of ik haar naar mijn eigem^]
zin, dan naar den haaren hebben zal i
Maar nu'^^weete ik vire^* zult gij'van fchrik^;:
uw verftand verliezen mijnenthalven ---W^f,«
Lovelacel Wilt gij haé^en Brief doen krijgeü^^
die u onvermijdelijk zal^ de lugt doen vliege^^;
en de Mama in de lugt^ vliegen , en alle haare,.
Nymphen ! —rió^thans geen voorneemeaf
te hebben om u te hervorraeö'j geen voorDeeme|f
om te trouwen? , · J
imw·
■ ï
-ocr page 271-!
Dis HISTORIE van
riob geduld, beuling ! Kunt gij uwen baaä
niet betrouwen?
Dc Hr. L O VEL ACE. Ten Vervolge,
Ik ging naar boven op mijn nieuwgehuürd ver-
trek , en viel aan 'c fchrijven in characters, naar
gewoonte. I!ï dage dan ik mij van een goed kwar-
tier vuil voorzien bad. Maar hec wreed Scbepzel,
verneeinende dac ik voorhad daar mijn logement
te neemen, verklaarde zig met zo veel heftigheid
daartegen, dar ik genoodzaakt was het gewonnen
,tè geeven, en een ander logement aan te neemen,
omtrent twaalf huizen daarvandaan, 't welk Juffr.
Moore mij aanprees. En al het voordeel dat ik
verwerven konde, was dat Willem , buiten wee-
ten van mijne Egtgenoot, en uit vreeze of zij ee-
ne grilin in haar hoofd kreeg, daarin huis zou
ilaapen.
Jaifr.Moore was, trouwens^ niet genegen om
■ten van ons heide misnoegen t^ geeven. Maar
Juffer Rawlins was van gevoelen , dat mij niets
meer behoorde vergund te worden: En egter be-
kende Juffr. Moore, dac de weigeringe een vreemd
ftuk van dwingelandij was tegen eenen Man, in-
dien ik haar getrouwde Man waare.
Ik had veel zin om Juffer Rawlins hiervoor
te kaftijden, Koom en bezie Juffer Rawlins eens,
Jaïl
ijS
Juffer CLARISSA HARLOWE. ^ iif
Jan -- Indien ze u behaagt, zal ik haar voot
u wel krijgen, zonder mi^ne hand Vr om te ver^,
draaijen, gelijk men zegt!
De Weduw Bevis was, trouwens, zeer fterfc
voor mij in de weer [Een onnozel of verongelijkt
man zal overal vrienden vinden]. Zij zeide, Dac
vee/ te verdraagen van zommige vrouwen, zo
veel was als verpligt te zijn om meer te verdraa-
gen : En ik merkte aan , met eene zugt, dat
zagtzinnige geeßen altoos moeflen over heerfcht |
•worden. En toen vernieuwde ik , in myn hart, 1
mijne geloften van Wraak tegen deeze trotfe en^ ί
ftijfzinnige Schoonheid. , ! , - I
De tweede knaap kwam omtrent negen uu-%\ . ^
ren uit de Stad te rug , met Juffer Howe's Brief \ γί: ki
van voorieeden Woensdag. „ Collins, f t
„ het ^ had, toen hij dien daar liet, verzogt, daC |
j, dezelve veilig en fpoedig aan Juffer Lèritia Bè- %
„ aumont, in eigene handen mögt geleverd wor- - J
3, den. Maar Wüfon verftaende, dat nog zij nog; , Κ i
„ ik in ftad waaren [Htj kon van ons gefchil niet
„ 'weeten^ moet gij denken'] befloot dien te be-·
waarc,n toe onze we'derkoomft , om denzelven
}, aan een van ons in eigene handen te geeven';^
„ en leverde dien nu over aan haaren boode. ,
Die wierd haar berigt. Wilfon, twijffele ik ^ .
niet, ilaet dies wegens bij haar in gunih ^^
Zij ontving den Brief met groote gretigheid
opende dien met eene ichieiijke haait [Daar ben li
blijde om: Nogthans geloqve, ik, dat alles wel
was.] in het bijzijn van Juffr. "Moore en Juffr. Be-i
VIS [Juffer Rawlins was naar huis gegaen]; en;'zen
de, Dat zij om de geheele wereld-aiet wilde, dac
i4<5 De historie van
Ik dien Brief gekreegeil had, om den wil van haiJ
'' re waarde vriendin de itlirijfiter; die met veel on-
"geruftheid daaromtrent aan haar gefchreeveti
had.
- ' WixViïQ waarde vriendlnl herhaalde JufFr. Be-
' visj wanneer ze mij dit vertelde ί ^- Zülke
kwaadftookfters worden altijd voor "gaarde vrien^
* dinnen geagt, tot dat zij ontdekt worden.
De wedüw zegt, dat ik de fraäijftß Heer ben ,'
^dien zij ooit befchouwde,
' Ik hebbé gevonden, dat eene vuurige kUs
tiu en dan zeer vriendlijk wordt opgefiomen.
ί ' ■ Ik zou wel een zeét ondeugende vent kunnen
zijn, Jan, indien ik al het kWaad ging doen, het
wélk ik in mijne magt hebbe. Dog ik ben 'er al-
toos voor om eenen al te ligten buit voor de wör-
men^Guiten over te laaten. Wat anders dan moeij-
lijkheid (fchoon de Lady ecne Engelin is) hegt
mij hier zo volftandig valt? En hier ftaet het nu
vafl: bij mij, Te Overwinnen of te Sterven I
.n
* *
Ik ben nu zo even van deeze eerzaame we-
duw gefcheiden. Zij kwam mij eens zien in mijn
nieuw logement. Ik gaf haar te kennen, dat ik wel
zag, dat ik nog verder verpligtinge aan haar zou
moeten hebben in den -loop van deeze moeijelijke
zaak* Zij moeft mij gunnen, dat ik haar een fraaij
gefchenk gaf, als alles gelukkiglijk over was. Dog
ikiverzogt, dat zij niet het minfte blijken liet van
het geen tuflchen ons voorviel, zelf niet aan haare
Moeiji want dat die, zo als ik zag, zig regeeren
Juffer CLARISSA HARLOWE. '241
liet van Juffer Rawlins: En Juffer Rawlins nog ,
jonge juffer zijnde , vejrftond niet wat hillijk en
hetaamelijk was in huvvelijks-zaakeil% gelijk zij,
mijne waarde weduw) het verilond. #
Dat 's welwaar: Hoe zöz^ zij dat verftaen ?
zeide jufff. Bevis, hovaardig op het weeten --
van niemendal! Maai-Voor haar part, zij begeeide
geen gefchenk. Hét wäs genoeg, zo zij iets kon
toebrengen ter verzoeninge van Man en Vrouw ^
en ter loorftellinge van t\Vill-zaaijers. 2ij twijffelde
niet, of zulk een nijdig fchepzel als Juifer Howe
was blijde ,' dat Mevr. Lovelace was weggeloopeti
-—- Jaloersheid en Verliefdheid was Haanije-pik!
2ie, Belford, hoe keurlijk de dingen zig fchiki
ken tuïTchen mij en mijne nieuwe -kennis de Wë- ^^
duw ! -—--- Vi^ie weet, of zijniet, na dat wij F
nog wat gertiéènzaamer zijn geworden, het moge-
lijk voor mij (icho9,n ik bij bagt üit deti' iiuize ge-
bannen ben) zo l^eileeke, dat ik mijtie Egtge-
noot 's middernagts een bezoek kan geev^n, wan-
neer alles ftil en vail in flaap is.
Waar kan eene vrouw veilig zijn , die zig
èens in de fchuit begeven heeft niet ëenen loo*
zen en onvertzaagden Mbnaar^ .
Maar eens van dien Bi;ièf^ dunkt mij daE
^ij zegt, van Juffer Howe.
Ik wifl: wel dat gij ongeruil over mij zijn ^
20udt: Dog hebbe ik u niet gezegd, dat ik in al-
les voorzien hebbe ? Dat ik altijd zorg droeg om . ^
de Zegels geheel te houden , en de Om'flagen te
bewaaren (a) ? Was het dan niet gemakh'jk, dunkt,
V, Deel ' Q ' u,
« ■ - .
-ocr page 275-ü , om een korter Brief toe te ftellen uit een lan-
ger; en de woorden zelve uit te fcnrijven?
Ik kan u berigten, dat het zo wel belegd was,
dat 'er geen vermoeden zijnde^ dat dezelve in mij-
ne handen geweefl: was , het niet gemaklijk viel
mij te ontdekken. Waare het de hand van mijne
Beminde geweeft, daaraan zou,.in zulk eene leng-
te , geen nabootzen geweeft zijn. Haar kiefch en
bezadigd gemoed is zelf te zien in het fatzoen van
haare letteren. Jufièr Howe fchrijft geen flegte
hand; maar dezelve is niet zo regelmaatig en zig-
zelve gelijk. De natuurelijke ongeduldigheid van
deeze kleine duivelin, haare vingers voortzweépen-
de, gaf, onderftelle ik , van den beginne aan
haare hand in \ ichrijven, zo wel als aan het ove-
rige van haar, haare horten en ilooten en die bij-
zonderheden , welke , gelijk ilerke trekken der
Ipieren in een weezen, van pen, en van penceel
wel moeten getroffen worden..
Hebt gij luft om eens te zien, wat bet was
dat ik Juffer Howe ioeliei^ om aan haare beminne-
lijke vriendin te fchrijven? Wel, lees het dan hier,
zo als het getrokken is uit den haaren van voor-
leeden Woensdag, met een weinig van mijn eigen
Vr bij gevoegd. De bijvoegzels zijn onderilreept«
mijne iv aar äße Vriendin,
Gij zult miffchien denken, dat ik al te lang
hebbe ftil gezweegen. Dog ik had zedert mijnen
laatilen twee Brieven begonnen op verfchillende
tijden, en t'elken maale- al vrij veel gefchreeven;
en fcherp genoeg, verzekere ik u , zo omfteken
Juffer CLARISSA HARLÖWË. ifl
tijndö tegen den verfoeijelijken deugniet, bij wel*
ken gij zijc; inzonderheid op het leëzen van detl
iiwen van den ιφη der voofleedene maande
Den Eersten had ilc voor, open te Hou«^
den , tot dat ik u eeh weinig berigt kon geevert
van mijne handelingen met Jufir. Townfend, Hoé
hield een ige dagen aan voor dtt ik haar zag: En
deeze tuiTchenkoomende dageri tilij tijd geevende /
om hetgeen ik géfchrëeven had weder oveÏ te lee-,
zen ^ dagt ik het gevoegelijk dien aan een kant té
leggen, én te fchrijven in een ftijl, die een wei-
nig minder vuurig was; Want gij zoudt mij bé·»
fchuldigd hebben, weéte ik^ over de vrijheid vail
eenige mijner uitdrukkingen [Vervloekingen , zö
gij wilt.] En wanneer ik al vrij verre mét den
Tweeden was gevorderd , en de véranderingé
van uwe uitzigten , toen hij u Juffer Montague'ä
Brief mededeelde, en ^ig beter aanileldè, eenö
veranderinge ifi uw Voorneémen té wege bragt^
leide ik dien ook aan een kant. En in deeze on-
zekerheid dag! ik dat ik zoiide wa^ten^ om de tiiN
koomft der zaaken tuiTchefi u te zien , voor da^
ik weder fchreef, geloovet& 'dat ^es we] haait
äan den eenen of anderen ka^^^iliil zoüc^ wöi*
éen;
i.·
Hier wïerd ik ^enbodzsaL· êm?af te hrëi*
hen. Ik ben al te weinig mijne eigene%eeftef'
res. Mijne Moeder (a) is^geftadig naar boven ert
beneden ; en oppaffende al|, of ik aan een Vené
Q a \ fchreci-
U) Zie bl. Ä ■ Is ':·
Λ .
'V·
-ocr page 277-HISTORIE VAN
fchreef. Waartoe [vraagtze mij] behoeve ik rnijV
zeive op te fluiten (a), indien ik de voorheen ge*
wiiTdde Brieven flegts doorleeze? Want dat is mijn
voorwendzel, als zij hier koomt fnuiTelen-met een
fcherp-aangezet aangezigt, gelijk ik wel zeggen
mag , uit eene nieuwsgierigheid waarvan zij meer
laft dan vermaak heeft -- Onze lieve Heer
vergeef het mij; dog ik geloove dat ik haar, als
zij weder binnen koomc , in den baard zal vlie-
gen.
Vergeef gij het mij ook, mijne waarde. Mij-
ne Moeder moet wel; ora dat zij zegt, dat ik
mijns Vaders dogter ben; en ora dat ik wel verze-
kerd ben de haare te zijn.
Zo tv aar 'ύ lesvs, mijne waarde, zomtijds
< hen Ik υάη gevoelen , dat deeze [mode karei be-
kwaam geiveeß is om uzve oneera te bedoelen*
Ah ik op zijn voorgaende gedrag te rug zie ^ kan
ik bet niet helpen , dat ik zo denke: Welk een
Schurky indien het zo is!- Maar nu boope^
en geloove ik waarlijk, dat hij zulke gedagten
aan een kant gelegd heeft. Ik zal u mijne rede·
nen voor beide gevoelens opgeeven.
IVat het eer (Ie aangaet; te iveeten, dat hij
het voormaals in zijn hoofd gehad heeft, om zij-
nen jlag met 41 waar te neemen^ zo hij konde^
daartoe neeme ik in hedenkinge, dat (b) Hoog-
moed, wraakzugt, en luft om onbetreden paden
Juffer CLARISSA HARLOWE.
te bewandelen, de vaornaarae inraengzels zijn ia
het charaäer van deezen doorwrogten Ligimis.
Hij haac uwe geheele familie, uitgèhomeo u zel-
ve --- Nogthansi is hij een wreedaart in zij-
ne Liefde. Zijn Hoogmoed, en de agtinge,·wel-
ke eenige weinige lofiijke: hoedanigheden, ónder
gijne haatelijke veripreid, hem hebben bijg^zei:·,
fiebben hem verzekerd van. maar al te -igoeden in-
gang bij pnze naar het oog oordeelende , onze
niet onderfcheidende, onze zigzelve altijd vleijen-
de , en al te veel betrouwende Sexe, dan dat bij
zig der gedienftigheid en onderdaanigheid, en op
het overmeefteren van zijne ongeregelde driften,
eenigzins bevlijtigen zoude.
Hij heeft eenige reden voor zijiien wrevel
tegen alle de mannen, en tegen eené vrouw uit
uwe familie. Hij heeft u,i en zijne eigene familie
ook, altoos getoond, dat hij zijn Hoogmoed ftck
boven zijn belang, Hjj is een openbaar Huwe-
lijks-haater; een bekend Minne i handelaar; vol
van zijné vindingen, en zig daarop beroemende.
Alzo (a) zijne Trotsheid hem in verbeeldinge ge-
bragt had, dat geen vrouw zijner Liefde weefiland
bieden konde, geen wonder dat hij als een Leeuw
in netten gevangen worftelde tegen eene harrilogt ,
Vs'elke hij niet wel beantwoord agtede. Hiervan-
daan (b) , miiTcnien, is het niet moeijelijk te ge-
looven, dat het voor zulkcn deugniet ^ als deezen
mogelijk wieird, zijne oude vooroordeelen tegen
het huwelijk weder in te volgen; benevens die
Wraakzugt, welké altoos eene eerile hartilogt bij
hem geweeil is. .. . ^
Q 3
ta) Zie bl. 60, (b) BI 6i. i
-ocr page 279-En hier utp kunnen Oiij reden geeven van
(a) zijne uitftellen; zijne kwellende handelingen;
dat hij UiZo v^rre gebragt heeft om te verdraagen,
dat hij in<het zelve huis zijn verblijf had; dat hij i|
^ij het vplk deszelfs deed doorgaen voor zijne
Vrouw 'y dat hij u in het gpzelfchap gebragt heefc
zijne LoiTe metgezellen ; de ondérneeminge
pm u die Juffer Partington tot eene bedgenoot op
f^ dringen,
'Mijne redenen voor bet tegenflrijdig gevoeg
leni te weeten ^ dat hij nu beflooten heeft om u
0lle regt te doen, wat in zijn vermogen is u te
^pen ; zijn deeze: (b) Dat hij ziet dat zijne ei^
^ene 'iamilie ijverig zamenfpant ten uwen voor"
peele} Pat de aflchuwelijke deugniet u bemint;
niet zulk eene lΛtïάQ^. epenwel^ als waarmede
Herodes zijne Mariamne beminde; Dat ik bij qn?
jderzoek {c) vinde dat het waar is, dat de Ad-
vocaat Williams (welken de Hr. Hickman weet
iiitfteekerid man te zijn ih zijne zaaken) de
/elijks-vporwaarden metterdaad zo goed als af-r
gedaen heeft: Dat 'er twee gelijkluidende Opftel-
fen van dezelve gemadit zijn; het een met voor-
dagt om ζΆη Jeszen zehen Capitein iTómlinibn
gezonden' te worden: En ik. vinde ook dat'hij
letterdaad ipeer dan eens een Verlofbrief heeft
getragt te krijgen, en dat 'er tot nog toe zwaafig-
heden tegen gemaiikt ?ijn ^ zo wel tot misnoegen
als te loorftellinge van Lovelace. De Procureur
van mijne Mosder, die zeer gemeenzaam is'^ mee
den Procureur ,. welken de deugniet gebruikt,
Is in vertrouwen aan deeze kundfchap gekooP^en;
(s^) llc ul. 6u (b) BJ. 64. (c) Bj. * ^
mm
Juffer CLARISSA HARLOWE.
en geeft te kennen , dac, dewijl de Hr. Lovelace
een man van groote middelen is ,. deeze zwaarig-
iieden waarfchijnelijk wel zullen te .boven gekoo·
men worden.
Voormaak had ik al eens heßaoten nam*
heurig onderzoek te doen naar Tomlinfon ; en
nog ^ zo gij wïli j kan uix^s Ooms begunfligdé
Huishoudfler wel, van verre, eens 'onderßaen
worden. /f
Ik weete v^el dat de zaak zo belegd is CO »
dat Juffr. Hodges onderfteld wordt niets te wee-
ten van de vreedehandelinge,^door middel van Ca-
pitein Tomlinfon ondernomen. Dog (b) uw Oom
is een oud manen oude mannen verbeelden zig
verpligtinge te he^en aan hunne gelieven, indiea
die jonger zijn daS^zijzeive,'en onthouden zeldea
iets aan haar medmeeten, ——Hogthans^
dunkt mij, kan dit niet noodig zijn; nademaal ζς)
Tomlinfon , zo als gij hem befchrijft, zulk een
|3raafipan, en zülk een fatzoenlijk heer is ; het ein-
de, hetwelk zo hij een bedrieger waare, ditoe-
άβ te bereiken was, zo veel meer dan noodig zijn-
de , indièp Lovelace fchurkerij in het hoofd had.
- En 4us ook hetgeen hij u ,mededeelde
van des Hren. Hicl5mans aanzoek bij uwen Oom,
en van Juffr. Nortons bij uwé Moeder (zommige
.van welke bijzonderheden ik welVerzekerd ben,
dat zijn fnoode dienaar Jofeph Lemah\ aan deszelfs
nog fnooder gebruiker niet kon oiüenbaaren); zijn ^
drijven op 'den trouw-dag, in den naam van uwen
Oom; met her doen v^n welk hij niet eenig on-
deugend oogmerk van hem' kon begunftigen ^ én
Q 4 - laet-
(a) Zie bl. 54. (b) Ibid. (c) Bi 55.
/
hetgeen hij fchrijft van uws Ooms voorilag, om
anderen te doen denken dat gij getrouwd waart,
van den tijd af dat gij te zamen in een liuis ge-
woond hebt; ςη dat men dien zou doen overeen-
jkoomen met den tijd van des Hren. Hickmans be-
zoek bij uwen Oom; het vorderen dat 'er een ver-
trouwd perfoon bij de Plegtigheid tegenwoordig
^ij, weiken uw Oom daartoe zou benoemen —
Deeze dingen maaken, 4at ik mij verzekere dat
hij het nu eindelijk eerelijk met u meent. '
Dog indien ''er eenige onverwagte uitflellen
van zijnen kant mogen voorkoomen , zo geef mij
' hennis ^ mijne -waarde ^^ van de Straat daar
yuffr. Sinclair woont; en waar het-huis van
Mevr. Fretchville flaet {waarvan ik niet vinden
kan, dat gij ooit eenige meldinge gemaakt bebt
in uwe voorgäeride Brieven--hetwelk een
weinig vreemd is); en ik zal naaukeurig onder-
zoek doen naar dezelve, en ook naar Tomlinjon ;
en ik zal u {indien uw hart tp toelaat mijnen
raad te volgen) wel haaß eene toevlugt en Ihbuil·
plaatze voor hem bezorgen hij Jufr. Toivnjend.
Maar waarom moet ik nu, daar het zo
goed met u Jchijnt te gaen , u met mijne te rug
ziende bedenkingen bekommerd en verlegen maa-
ken ? En egter kunnen zij nog van gebruik voor
li zijn, zo 'er een\g uitßel van zijnen kant voor-
koome^ ' '
Dóg dat dunkt mij kan niet wel zijn. Het-
geen gij derhahen nu te doen hebt, is ^ u zo te
gedraagen jegens deezen gr ooishar tigen deugniet^
■ékt het Hit zijner} ^eeß alle geheugenis verbannen
ma^
i
-ocr page 282-Juffer CLARISSA HARLOWE. z^-
mag van voorgaende ergemiiTen (a) en hem mee
u ce laacen omgaen als een ondertrouwd Minnaar.
Gi] zult de befchuldiginge van Viesheid·'en Ge-
maaktheid ondergaen, indien gij hem mee die af-
weerigheid behandelt, met welke gij hem tot nog
toe behandeld hebt. /Zijne fchielijke C^n al zo
fchielijk herftelde) onpaiTelijkheid he^c hem gele-
genheid gegeven , 'om te ontdekken dat gij^hem
lief hebt [Helaas! mijne waarde, ik wift wei dat
gij hem liefhadt!] Hij fchijnt zijne-natuure^ ver-,
anderd te hebben, en is geheel en ali liefde en
zagtzinnigheid. En nu niet meer te krakeelen ^
verzoeke ik u. ^ ^ ^
Ik ben niettemin , zeer hoos op hem wigens
de vrijheden, welke hij omtrent uwe per joon ge»
hrnikte (b),· en ik denke dat het'noodig is eeni*
germaate op uws hoede te zijn ^ dewijl hij zéker-
lijk een indringer is. Dog zo zijn trouwens^ alle
mannen ; en gij zijt zulk een bekoorelijk Jchep-
zcl^ en hebt hem zo koel en afweerig hebandefdl
--' Dog niet meer van dit onderwerp, bil-
leen , mijne waarde^ wees niet al te kiejcb\ nu
gij zo nabij den Egten ßaat zijt.-^^ Gij ziet in
'welke zwaarigheden gij é zelve gebragt hadt ^
wanneer Tomlinfons* Brief vereifchte dac gij we-
der bij den deugniet kwamc. -
Indien (c) u-geen beJetzels, geen nieuwe re-,
denéïi van vermoeden ontmoeten , vereifcht uwe
Agtinge in het bog'der wereld , dat gij de zijne
wordt, én gelijk liw^ Oom te regt oordeelt, ge-
agt wordt y al voor deezenHijd ^ de zijne geweefi
u zijn, 'En nogthans, moet ik u zeggen
Q 5 ik
(a) iie b!;> ίδ, (b) D. lY. Br. Liv. (c) Zie bl. 68.
-ocr page 283-ik mauwUjh verdrüagen te denken, dat dee2@
Ligcmiflen voor hunne Xchurkerij beloond worden
met de befte der Sexe, daar de flegtile derzelve
te goed voorr hen zijn,
ïk (a) zal deezen langen Brief door Collins
zenden, jdie den dag van zjjne reize verändere
om mij te believen, Alzo geen van onze Brie-
ven door middel van Wilfon befteld, zijn wegge-
raakt, viranneer gij voor het uiterlijke in pngevalli-
ger omftandigheden waart, dan gij tegenwoordig
ïijttwijffèh ik niet efdoQ^e zal ook veilig over-
Hoomen, ' ,
Juffer Lardner (b) (welke gij gezien hebt
ten huize, van haare" Nigt Biddulph) zag u Zondag
Yoor v(?ertien dagen in Sr. James Kerk. Zij hield
u den geheelen tijd in haar oog ; maar kon niet
maaken dat gij haar in het gezigt kreegc, fehoon
zij tweemaalen ■ voor u nijgde. Zij dagt u haar
compliment te maaken, wanneer de Godsdienft o.»
ver was; ;jWant zij twijiielde niet of gij,Vaart ge-
trouwd -— en wel om eene mi (lelijke reden -—
Dewijl gij alleen te kerk waart,-. _--- Aller
Φ
oogen, gelijk gemeenlijk overal waar gij ziji, zei-
de zij , waaren op u. En alzo gij dieswegens>
fcheent haaft te maaken , en nader bij'de deur ?
waart dan zij , floopc gij uit, voor dat zij bij u
konde koomen. Dog zij gebood haaren knegc
om u te volgen tot de .deur, daar gij in huis zoud^.
gaen. Deeze knegt zag u in e?n draagiloel tree*?':
den, welke op u wagtede; en gij geboodt de ka-"
reis om u te brengen ter plaatze diiar zij u inge-
iRomen hadden. Zij hefchrijft bet hms als een
.fi .J.
zeer
(a) BI 70, (b) BI SI.
-ocr page 284-Juffer CLARISSA HARLOWE. z^-
ordent lijk huis , m wel gefchikf om luiden
van fatzoen te ontvangen: En beigeen mij bier^
van gewag doet maaken , iV, dat gij miffchien
een bezoek van haar zult krijgen ; of ten min'
jhn eene boodjchapf
Zo dat gij het getuigenis hebt van dm Ur.
Dokinan voor de agtlnge van bet huis en de lui- -
den , hij welke gij zijt; - en hij is eeh man van
middelen (a), en eenige^ agtinge; hoewel voor-
^maals een Guic; maar getrouwd aan eene vrouw
van goeden huize ; een overval van beroerte ge-
had , 'en nu gelijk men denken mag, berouw heb-
bende. Gij hebt insgelijks het ten minflen ßil-
zwijgend getuigenis van den lir. Mennell; 'dat
van den Hr. Tomlinfon; en nu eindelijk , dat
van Juffer Lardner; zo dat het 4e minder ηϋο-
dig zäl zijn om daarnaar tèverneemen: Dog
gij kent mijnen moeijzieken en' navorfchenden
aart ^^p wel als mijne genegenheid voor u, en
mijne%skommeringe voor uwe eere. Dog alle
twijfel zal wel haaß in zekerheid verdvJijneij,
Niettemin moet ik 'Vr bijvoegen, dat ik he·
geere dat gij maar fpreekt oni bij u te koomen
(b) indien ik u den minilen dienil of pleizier kan
doen. Ik rekene het Gerügt niet; ik rekene de
Berispinge niet; nog het Leeven zelf, denke ik
waarlijk , zo waardig , als ik uwe Eere en uwe
Vriendfphap fchatte- Want is niet uwe Eere
mijne Eere? Én is niet uwe Vriendfchap de Glo-
rij van ^mijn'Leeven ?
Dat de Hemel ü bewaare, mijn alferdierbaarft
(a)Zicbl. 4,. (b) BI. 7»· "' "V
-ocr page 285-be historie van
Schepzel, in E^re en Veiligheid, is de bede, de
tc aller uure herhaalde bede van ' · '
Uwe alioos geirQuwe en toegcnegem
Anna Howe.
Wonder dag-morgen 5 uur en.
Ik hebbe den gebeelen nagt gefcbreeven.
» . . Verfchoonmijn fiegt fchrijven. Mijne ra-
ven'fchaften Zijn geheel af gebezigd^ en ik
moet een mewwen voorraad; opdoen.
. I
Deeze L^dys fςhrijven altijd met raven-fchaf-
len, Jan.
■ r·'·,
Indien gij bekwaam zijc om allé mijne voor-
* zinnigheden in deezen Brief te bevatten, zult gij α
genoegzaam alzo veel verwonderen over mijne
ichranderheid als ik zelve. Gi| ^iet d^Jufièr
I^ardner, JuiFr. Sinclair, Tomlinfon, Me\^^retch,-
ville, Mennell, alle daarin gemeld worden. Oo^
mijne eerile vrijheden, omtrent haare peiToon geno-
men [Zedigheid, zedigheid,Belford, geloove ik,
meer bepaald aan Tijd, Plaatze,- en Gelegenheid,
zelf bij menfchen van de grootile kiesheid , dan
deeze kicfche gemoederen gaarn hebben dat men
geloove]. En waarom wordt van alle deeze door
mij gewag gemaakt naar den egten Brief, dan uk
fcbroom dat in toekoomende eenige Brief van de
Feeks mijne handen mögt ontfnappen , in welken
zij deeze naamen zoü kunnen aanhaal^n? En in-
, dien 'er geen derzei ver in deezen , die voor den
haaren itaet door te gaen , gevonden wierden,
1 ' ' zóu-
β μ
Juffer CLARISSA HARLOWE. z^-
^ ί,ΊΛ! W!. -V^'JJkJ.·
ioude ik mei da kous op het hoofd i' huis koomen^
gelijk Lord M. hec in zalken geval zou uitdrukken.
Duivelfch hard is hec (en egtcr mag ik hec
mijielven danken) tot alle deeze kwellinge, moei-
te , en onrufl: gedwongen te worden! - En
'waarom^ vraagt gij? --—^"OJan, om eene
zege voorshands van meer waardij voor mij daa
eens Konings Kroon!--Vraag mij niet naar
de waardij derzelver eene maand hierna. Dog
wat is trouwens een Konings Kroon zelf, wan-
neer iemand daaraan gewend is? '
Juffer Howe mögt wel bearigil zijn over den
Brief, welken zij gefchreeven had. Haare zoete
vriendin heeft:, uit hetgeen ik haar uit denze^lveii
hebbe laaten toekoomen, reden om zig t^ verheu-
gen in de gedagte, dat dezelve niet in mijne han-
den viel.
En nu moeten alle mijne vonden in het werk
geftel^ordenf, om den verwagten Brief van Juffer
Howe^ Onderfcheppen ; welke haar , zo als ik
onderfteUe, eene veilige plaatze iïaet aan te wij-
zen , en daar ze zig voor mij verbergen kan. Juffr.
Townfend ftaet, ongetwijffeld, in dit geval, haar
weg te fmokkelen. Ik hoope dat de Schurk^ ge-
lijk ik zo menigmaal tuffchen deeze twee kleuters
genoemd ben, wel in ilaat zal zijn om dit üuk haar
te ontdraaijen.
Maar wat dog, vraagt gij miiTchien, indien
de Lady het in haar hoofd mögt krijgen, om mee
-oogluikinge van Jufier Rawlins, dit huis heime-
lijk in den^nagc te verlaaten?
Hier hebbe ik d ona gedagt, Jan. Slaapt
-ocr page 287-Willem niet in het huis? En is de Weduw Bevig
mijne getrouwe vriendin niet ?
De Hr, Lovelace , /sf^?/; Jan Belförd^
Scbildkn.
Saterdag^ 6' uur en y 4en lo van ^uniji
De Lady gaf gifteren-avond aan Willems Vrip
fter een Brief, om deezen ogtend gebragt te wor·
den aan het Poft-huis , gerigt aün Juifer Howe ^
onder couvert aan Hickman. Ik durve zeggen ï
dat men niet zien zal dat of Couvert of Brief geo-
pend geweeft zijn. Pe inhoud beftond maar iii
agt regels - Om te kennen te geevi^—^
„ Dat zij haaren Brief met de dubbele dagtekenin-
„ ge veilig ontvangen had ^ en haar wijzende op^
„ een langer Brief, welken zij voorheeft te fchrij-
,, ven, als zij een geruiler hart, en minder bee-
5, vende vingers hebben zal. Maar meldt dat 'er
„ iets gebeurd is, [Mijne ontdekldnge van haar ^
„ meent zij] het welk haar zeer groote ontftel-
„ tenis, beroeringe, en fchroom verwekt he^fe
„ Dog waarvan zij den uitilag zal afwagt^n [Hiel^
„ in legt eenige hoope voor mij, Jan I ] voor dat.
zij haar nieuwe ontroeringe of ongeruftheid
Zij betuigt baar
w
■■.r» 'V
haarentwege verfchaft.
mee
-ocr page 288-Juffer CLAKISSA HARLOWE. ^55
met hoe veel ongeduld zij zal verlangen naar
„ haaren naailvolgenden, enz.'
Nü, Belford , dagt ik dat hen niet meer dan
vriendlijk in mij zijn zoude, aan Juffer Howe de
bekommeringe ce befpaaren, welke deeze ontroe-
rende uitdagen in haar verwekken inogten; nade-
maal de nieuwsgierigheid van zulk een geeft door
dezelve bijfter raoeil: worden gaende gemaakt*
Weshalven zulk een goed voorfchrift hebbende
om na te volgen , fchreef ik j en dat van mijne
Beminde 'er uit neemende ν ftak ik het - volgende
kort briefje in hetzelve couvert;· W4iarvati het op-
fchrift en het Hot in haare eigene woorden is bei·
^reepen,
! .
Hamßead^ Bingsdag-amnä^
Mijne altobs-v: aarde Juf er Howe ^
Een weinig regels flegts, tot dat mij beza-
digder geèil en i|iller vingers gegund worden > en '
tot dat ik de oritfteltenis kan te boven koomen ,
welke uwe kundfchap mij heeft aangebragt--
Om u te berigten —— dat juw minzaame lang«
Brief, van Woensdag, en, gelijk ik zeggen mag,
van Donderdag-morgen , veilig ter handen
gekoomen is. Op het ontvangen van den uwen
met mijnen boode aan u, zond ik daarom ten hui-
ze van Wilfon. Daar, de Hemel zij gedankt I lag
hij nog. Die^emel beloone u voor alle uwe vopr"
gaende, en voor. alle uwe ioegedagte
jegens
, Uvis 99or altQQs verpUgte
Cl. Harlowe,
Ik
ί
é-
250 DE historie VAN
Ik wendde zeer veel naaukeurigheid aan om
die te fchHjven. Het kan niet onder verdenkinge
vallen , hoope ik. Haare hand is zo bijzonder
net. Nogthans was het haare minder fraaij ge-
fchreeven, dan zij gemeenlijk fchrijft. En ik hoo-
pe , dat Juffer Howe iets zal over het hoofd zien,
wegens beroerdheid van geefl^ en ongefladige
vingers.
Mijne Bedagtzaamheid voor de gerußheid
van Juffer Howe s gemoed flrekte zig nog al ver-
der uit, dan tot het reeds gemelde Haaltje.
Op dat dit briefje zo fpoedig als mogelijk toe
haar koomen mögt (en voor dat het met den poft
tot Hickman kon gebragt zijn) vaardigde ik het af
met een van Mowbray's knegten. Juffer Howe,
20 'er iets mögt aari gehaperd hebben» of eenige
vertraaginge gé weeft «zijn, mogt', gelijk gij wel
denken zult, haare bezorgdheid aan haarö gevlug-
te vriendin hebben medegedeeld '·, en deeze aan
mij, miiTchien op eene wijze, die mij niet wel bé·'
haagd zou hebben.
Gij zult al weer met verwonderinge vraagen
'-Alle deeze moeite om een enkel meisje?
Ja, Jan! -- Maar is dit meisje niet ee-
ne Clarissa? - En wie weet, of niet
het gunftig Fortuin, ter belooninge van mijne vol-
ftandigheid, mij haare bekoorelijke vriendin 'er brj
moge toegooijen ? Daar zijn wel minder waarichij-
nelijke dirtgen gebeurd, Belford. En zekerlijk
-zal ik haar hebben , indien ik daartoe beiluite.
Et- <
XVI.
-ocr page 290-Pisa. vaiP' "HL'ji
juFÄR (XARÊSA ilAÄ Jïp^
u.i. a:. V........
Hr, Loveläce ,
■ ' ■. ir- ' -'i
^, Ik ben zo te rug ^ekbomen van hèc huis'^vali
Jtiffr^^Mooré, waarheen ik gégaèn was, om té
BÏén öf mijne Bemindë ook iéts té béveeren had«
Maar niét tóëgehacên ' ^Een'^er"flej^ert
hagt gehad. ' ■■ ''' ; ^" ;; ■
· Ongetwijfeld niöet'zij al zó'móéijeliik zijn^
flat zij haar^ ^mfchap zö heel \/erré Hpcfc laaten
gaen, ak ik réden faébbë om ie zijnj 'dät 'ik ,vati
<lë goedé gélegénheid, 'die ik Woënsdag«nagc had #
2ulk een onnozél gebruikt gemaakt Hebbc. ^ V ,
' . Maar nti ééns d'en toélland berchoüwd, j^an §
Waarin ik tegenwobrdig ben; en eerie οί tWcä
van mijne gënömené voöriorgen ter loops aangé·»
itc hebbè deèzëri ogtend dé Vróüii^eri gézich ^
én vinde ze hali-wëlgéfteld, half-twijffeieiide.
Juffer Rawlins Bröeder zegt häär j. dat zé bij
Juffr. Moore woont, , - ··
JufFr. Moöië kaft niéts doéh® liuuén |ufei|
Rawlins.
Luiden die logënient hoüdén óp di^ehyafé
plaatzen, vérWagrén iéts té winnen van iédereéri ^
^le maar onder haar bereiK koam:, Sehoon miji
V. Defej» Κ · m
'^tj^wmrn
, Yp^HlSTQRm^ ν
^ ·,■ _ . .Ji. . f s,-· ■ / . ·■■ - ■■ ' ·
zelven niet wierd toegelaaten om daar te huisves-
een, hebbe ik alle de kamers gehuurd, die zij
ledig heefc, tot de vliering-zolders toe; en dät
wel, gelijk ik u voorheen gezegd hebbe, voor
eene maand vail^voor zulken prijs als zij zal goed
«Viridèti ^ de kofl; 'er ónder Oègreepen; die van mij-
ne Egtgenoot en alles: Mäar dit moet zij tegen-
woordig nog niet weeten. Dus hoope ik, hebbe
jk JuiFr. Moore va(l am baar,klang.
• " Dk is: 'op zijn duivdfchV verzoekingen
f
te fchikken naar de neigingen.
'' ®' Ik hebbe ältöps aangemerkt, eiï 'voorhèen
'geloove ik, io Veel eens te kennen gegeven, (aj^ï
dat allé Handelaiars; fchobn maar inkleinighetói
door kalnriÏeö'in kleinigheden zig eer zullen laaten
overhaalen , dan regelregt door :een ftèekpenning,
ώ1 is hij tiériniaai zo veel w,aardig ; inzonderheid
20 zij voorgeeven naar Hunrie confcientie te jiao'^l
delen : Want'het aanbieden van'een fteekpen^
ning zou niet iUIeen gelegenheid geeven tot kwaad
vermoeden, inaar zou ook hunne naauwgezetheid'
ftooten en öntrufteii i terwijl'gij eèn hoogeniprij^.
betaal^dé voor hetgeen gij koopt!, u. maar on*
V derwerpt orn betrokken te worden op die \vijze
waardoor zulk een. menfch zijne kpftwinninge'
heefr. * Flebbe ik niet gezegd, dat de 'menfchl^ke
natuure-èen fchelm is (b)i —- En weete ik
niet wel, dät ze het is? " - / ' ;^
Om hiervan een hooger' Haaltje te .geevéri,
Hoe veele grootfche Raadsheeren wierden in den
janre 1710. door,gefchenken Qf intekeningen van
^uid-zee-Actieü béwoogen, om de hand te leenen
j aan
(a) D. Hl. bl. (b) Ibid, bl. 167, cn D. lY. bl. 8j.
Γ
-ocr page 292-Jvmk CLARISSA HARLOWÊ- tf^
ätin een ontwerp c welk den ondergcing des volkä
moeft na zig flemen; welke egterdett' man van
fcig weggefchopr'zouden hebben ^ die l^eftaen had
hun eene zelf twéémaal zo groóte foni vail aaa
te bieden j als welke zij iiü kans hadden ^oiii mé€
de Aótien ^te winnen? ---Maar om wedei
te keeren tot mijne'^i/ti&öawf^gff , en eot niijni
toorzorgen. 'J' '' - - . - · "
Juffer Rawlins weiffek heen eti wèêf» tiaaf
dat zij de vertellingen ran mijne Lady hoort, of
tl·! dat ze de iriijhe hoort, Eenigermaatei zou ik
wel haaft twijffelen, is déeze Jufe'tlawlins eene
Óngeloovigéi " ik'hebbe mijne gedagfen riog niec
laaten gaeri over haar zwak. De volgende reizti
dat ik haaf ^ie ^ zal ik bijzonderlijk'agt gèeven op
alle de maaien én groeten van haaren geefÈ; ea
dan zal ik het béflüit ópmaaken ^ en mijne midde*
kn gebruikefiï ' -
De WeduW Bevis, gelijk ik ü berigt heijfeè f
is geheel in'mijn belang.
" Mijn knegt Willem rtaapt in bet huis. Mijfi
. andere nieuwe Itnaaii paft mij dpYen kan derhaU
ven, niet volkoomen dom zijn.
Willem'ik i^ds over hoofd ên ootèH vcrllefii
öp'eene Van Jafr. feöre*s meiden» Hij wiérÜ'
Van haar getroffen / zo dra hij zijne oogeti op haaf
iioeg» Het is dog maar eene plompe boeren-meidi
Maar alle Vrouwluijvan de Graavin tot de iCok*
meid toe , 'zijn wel met zigzelve ,ία, haaf fchik,
Xyanneer èen"nïan op het eerft^gezigt met haäif
wordt ingenomen* Al zijn ze nog zo ^emeeU^
fGeeft Vroüwmetifcli kan klïjk zijn, Jan ί] zij ζαί^
twintig goede redenen,vinden j behaiven dê
■n
mrnmm
•mm
wrnfn
rm-
eene voc>rnaiime (om des ffils viillé^ met behulp
Van den fpißgel van buiten (en miflchien in weei^
wil van denzelven) en eigen waan van binnen, om
Aq mneeminge van den eerzaamen knaap te bÜT
lijkea. φ · .
„ De Schelpi heeft 150 /. in mijnen Dienft
i'^ 'oVei'gegaerd „--* Wel 50 meer dan ik hem
' gebooden iiad' over te gaderen. OngetwijiFeld
denkt hij, dat hij zulks wel gedaen ken hebben;
fdibon ik geloove dat hij geen paar dubbeltjes rijk
is. Ik ben eert beft Heer-Wel driftig,
maar ras weer te vreeden. ,, °
De'meid is reeds tén üiterfteri' vnendlijkje-.
gens hem. De andere meid is ook omtrent hem,
zeer heiifch. Hij heeft voor haar ook al een man.
óp het oog. Zij moet zeggen, dat Mr. Andries ,.
mijn andet'e'knQ^t [Het meisje is voor het bepaa-
icrj van den peffoon'] een zeer wel befpraakt be-»,
leefd jongman is. , · ,
'"" „ Wij gemeene luiden hebben pok al onz&^
„ klugten ,. met Uw Wel Edelh. believen, zegt
„' de eer'zaamè Jofeph Leman, gelijk onze meerde-j
ren zb hebbun'Ca^. „ ^ En te .regt zegt zo de!
eerzaame Joieph. ' ■ Scelde ik gem?ik bo-
ven moeijejijkheid, ik zou aan deeze Zondaareiiv
vanlaagcr geboorte zommige van, hunne klugten,
wel benijden. * ''
Dog al had'Willem de meiden niet van'ver-
liefdheid Voorgepraat, wij weeten alle, dacDienfl-.,
booden in e^ne zaak mn gemeen overleg v^xéé-^
nigd , aanftonds gemeenzaam worden,zo .dra zij^
maikanderen maar zien ..........·ί· ■ Öqk zijn ze groo-^
iSP
JüFFEft CLARISSA HARLOWE. . 'j^V
té geflagtrèkenaars; zij weeten onmiddelijk^ hec ge-^
heel geflagc en geflagts-geflagc van elkacdereq
pver alle de drie koningrijken verφre^d, zo wel
als de geflagcrekèningen en de geHagts-geilagteit
van diegeènen, welken zij dienen. r ]
- Dog mijne voorzorgen ?ijti hier nog niet te«
einde. ' ,
O Jan, waartoe was hec voor mij, met zulk'
een vindingrijk vernuft, noodig om mijne Bemin-
de ten huize van JuiFr» Sinclair te brengen?
Mijne Egtgenoot zal mogelijk de booden,'
welke zij afvaardigde den een aan JuiFei Hovve, ν .
den anderen naar het huis van Wilfon, wel ver·^
der van nooden hebben. Met een van deeze
Willem reeds wel bekend, zo als gij gehoord hebt
Een beker met elkaer te ftorten is bij deezë
gaften zq goed als hunne Zielen in malkaer te ftor-
ten --Met den anderen boode 7aI hij ook wer
haaft bekend zijn, zo hij het alreeds niet is.
Des Capiteins knegc is ook zijn lafl: gegeven..
en zijn poft aangeweezen. Ik hebbe daarvan reeds^
al iets aangeroerd (a). Hij dient ook .den goe-'
dertierenften en bedagtzaamften meefter. Ik bou-
de 'er van om iedereen in agtin^e te brengen ze
veel ik kan.
Op 4en poft, zo wel den algemeenen, als
den ^tuiverspoft ♦ zal insgelijks ftrikt gepaft wor-
den- ' .
Men- zal in gedagten houden om Juffer Ho-
we's Collins te befchrijven. ,Als mede de Live- ^
i:eijen van JuiFer Howe en Hiekmar, . "
R5 \ Mea^
' (ji) zif W, 150. ·· " ^ - ■ >
Pic dfo: London tn tien tniVcn in bet tend r j !r.
-ocr page 295-de historie va»
Men zal een iegelijk waarfchuwen tegen Ja^
üob Harlowe en Singlecon. Men zal mij kennis
gceven van alle navraaginge, welke 'er zal mogen
gedaen worden naar mijne E^gtgenoot , het zij bij
Haaren naam als getrouwd of ongetrouwd , voor
dat zij daarvan berigt zal krijgen ——^^—En di^
óp dar ik het in mijtte magt moge hebben om onf
geMiken mor te hoornen, · ' . , /
Ik bebbe 'Mowbray en Tourville (cn Belton,
20 zijne gezondheid het loelaac) bevolen om hun
kwartier voor eene week té Hamftead te koomen
fieenen , met hünne^knegten bm henjop te pas-
fen. U fpaare ik tegenwoordig , wegens uwe
bijzondere belangen. Maar houd uzelven even-
wel bereid-willig in gereedheid, ten blijke van u*
^^ onderdaanigheid, j
Wat mijne JÈgtgenoot zelve betreft, heeft zij
geen reden óm wägenoegd te zjjn op mij, dat ik
haarden Brief van Jufter Howe hebbe laatcn ont*
vangen uit het huis van Wilfon?'Een duidelijk be-
wijs , of dat ik geen diepzinnig bedrieger ten, of
dat ik geen Verdere'óógmérken hebbe, dan'om mij
weder met haar te bevfeedigen wegens eene zq
Ijeringe en'zo misdaad. ' „
Juffer Howe zegt, fchopn met eenel inleiding,
ge van Helaas ! dat haare bekoorelijke^ vriendiii
ßiljJief heeft; Zij moet dérhalv^Knaar deeze Ver^
zoeriinge janken Daar de' uitzigten zo fraaij
Iben ■ j-i:·- Iiidien zij,mij^raet mindp.ilrqfheid ,
en meerder befchaafdheid behandelde; indien zij,
mij eénig medelijden toonde; genegen fcheen om
mij te verfv'hoonen, en hetm dë güniligile plooij te
0aen; moet ik zeggen , dat het onmogelijk zijn
Juffer CLARISiSA HARLdWE. 2<f|
j^èude haar met eemg te ' beiÄ
hoond 'en getart te woriJen van 'èéne Weer^aöne-^^
ling, welke men ui irfjiie magt heefc, welÏs: yprß ^
kan dat verdraagen? f ; ;; ^ t , ! ^
Maar om weder te keereh torliTt tooiieel tf^
jbedrijfs. Ik moet de vro'uwén'ftai^dvsaïbg hoüdenr
Ik had geen gelegenheid om met mijne ^^^^^
Jufir^ Bevis afzonderlijk te fpreeken,. ^^^ ' ^^
' Tomliafon die hond, nor met gekócm^^^^
......,
pe Hr, Lovelace, äöt» Jan'βκι,ρ^ιίΐΐ^
'; Schildkn^ iß'i v^t
nn ^ .j .. VS/ ■-v 1
Vit mijne Kamer, ten huize vim fuffr^ Móote^
■ } Π"'' «IUj. ■ - i Γ- ^i'ilj
JuiFet Rawlins is bijjhaiar Broeder in huis;'^
Juffr. Moore bezig met huiilijke zaakéni;' de Wé-^
duw Bevis met zig te kleeden;'' Ik hébbe-niéts té
doen dan fchrijven. _ Deeze vervloekte· Tomlinfon
is nog niet gekoomen'! , Niets kaft 'er
buiten hem gedaen worden; ' '' '' '
Ik denke dat hij met eene vrij b^e taal 2al'
klaagen over de behandelinge ,>,welke hem gifteren
bejegend is^ ,, Wat Is hem aan onze^ iaakeïi gele*'
„ gen? Hij kan geen ander-oogmerk htbbetiMïih
j, om ons dieinilté doen: Wreedis het j'%eft iöiin'
,, van zijne waardigheid , en die het zo drok heeft ,'
zonder hm eens gehüor te geeven^ zonder hem
„ eens te zien , weer naar Stad tc zeilden. Hij
'^H·
,, yerze|: nooit zijne voeten, of daar hangt iets v^aji ^
5, belang aan zijne beweegingen. Een verbruid!.
ding is het, dus eigenzinnig te beuzelen met de ^
„''oogenbliltken van zulken heer! -t—^— Deez^:
5, yroyweq danken ^ dat all? bezigheid der wereld
,, moet '.ftjl ftaen voor haare (Eeti ^
5, goed viouwlijk woord. Jan!]: Dat de grobtil^^
py beuzelfters onder alle Schepzels, zig verbeelde^*
,, pnder dezelve .de weezens van hpt gro.otft be-"*
9, lang te zijn......* ^ " waf zeg je 'er me van,
„ ketjeren / gelijk ik Moedertje Sorlings wel eens
ly hebbe hooren zeggen tot haare dienftbooden,
„ als zij ze bekeeVeh had, met toorn en verfmaa-
5, dinge ondereen gemengd. „
• ^^Dif niettegetiftaende , dunkt mij, zou ik wef^
willen dat dit hajjehafen [Gij· ziet hoe mijn geeft
met vrouwen , en vrouwenwoorden is opgevuld]
over,; gelukkigUjL·.Q^sτ was, dat ik geruftlijk mqg
gaen nederzittfen en de gevaaren nadenken die ik
dporgegijen |ben , ^n d^- moeijelijkhedeij die ik
hebbe uitgeßaen. , .^Ik . hebbe een nadenkenden"!
geeft, gelijk gij weet; dog het woord nadenken
ïimt ïxi άζι alle^ Qv^rh, ',
- Onder welke diftels en dooien rent de on-
gelukkige (een bekrabd aangezigt en geffhcurde
klederen moeten daarvan het onvertnijdelijk ge-
vo|g zijn} die met·geweld een nieuw pad wil in-·
ilaen door ^en, ^oogopgefchpoten Kreupelbofch j
v^rJaatende, hetwelk voor hem gebaand was
van dengeenen, die denzelven weg vqot hem. be-
hadden! . , »>· \ _ , , , /
V
-ocr page 298-JuFFEi^ CLARISSA HÄRLOWE. ^^
7 ■■ . ■ i . -- il -i": ^^ i·^
, Een bezoek gehad van. de, Weduw Bevis,!
in mijne eigene kamer. Zij vectelthmij j dat mij4
ne Egcgegenopt gifteren-avond, na dat ik naar mijm
logement gegaen was, gedagten had óm uit,4hec>
huis van Juffr. Moore te venvekken, ,
. - Ik wenfche bijn?i dat dit. ondernomen hgd?
te doen.\ / .. :. j
Juffer Rawlins, naar het Tchijrit, die daaro-^
O
ver gefproken -y^ierd , raadde,'haar^hetzelve af,
Juffr. Moore ook , fchoon zij niet bekendp·
cat Willem in haar huis fliep (of liever waakte en;«
opzat, te vrijen) Helde haar de zwaarigheden voor)
O ogen , welke zij, naar'haar geyoelen,, ^iioude^
hebben te boven te koomen, zonder mijne kennii;
haar ver^pkerende, dat zij nergens veiliger kon j
zijn dan bij haar, tot dat zij had vailgoileld wer- ß
waards zij gaen wilde. En de Lad^ zelve bedagt
zig, dat jo ?ij weg ging, zij den verwagren Brief-j
van haare waarde vriendin , Juffer Howe , niet,
rnogt krijgen; welke zo als zij bekende, haare,
gangen voor het toekoomende zoude rigten, j. ι
^ij moet ook zekerlijk eenige nieuwsgierig-1 -,'i
heid hebben om te, weeren, wat baars Ooms vriend, ^ λ
haar van w egen haaren Oom te zeggen heeft, .hoe ,1
en mij geheel en al in het gezigt van hen alle den |γ
f
i.'
t^^, . De Mist^äm vam i
fchop te geeven. ---^ Wijders , werwaai'de
kon zij dog gegaen zijn ? —.. Daarenboven , al-
zo Juffer Howe's Brief (na haare wegloopinge)
feaw zo vdlig is ter banden gekooinen, moec dit
haar immers in^^ien 'vsenrouwender luim brengen
omtrent mij, eh omtrent alle^andere , fchoon ze
tnsiks niet onmiddelijk mögt willen bekenneti.
Maar deeze vroome luidjes'hebben, zo wel·
liefde! —— Zijn zülke geßrenge befchuldi-
gers! —;-Nogihans wie is voljirektlijk vol·
mmkt? -— "Hóe'het zij, het Waare té wenfchen^
dat zij zo zedig wilden zijn van zomüjds eenigen
twijffel te hebben ornrrenc zigzelven: Dan zouden
zij iets overzien άη anderen, gelijk'andere in hen
(al hoe voortreffelijk zij zigzelve pok verbeelden
zijnjiets moeten overzien.' - '· ' ' -
Sateräag, Eenmti
Tomlinfon is eindelijk gekoomen. Genood-
zaakt om een omweg van vijf mijlen te rijden
(fchoon ik zijne traagheid zal wijten aan veel en
giewigtige bezigheden) om het gezigt te ontwij-
ken van twee of drie onbefcheidehe Schobbejalc- i
ken, die v/einig denkende , irf wiens zaaken hi}
gebruikt wierd, 'er op uit waareö pm hem. op hei;
lijf te loopen. Ik denke dat ik deezen knaap bui·^
len bekommeringe zal ftellen, zo hij in deeze zaak
naar mijn genoegen zig gedraagt. ^ ' ■
Ik zond naar boven zo dra hij kwam.'
Zij verzogt verfchoond te zijn van bezoek te
jentvangen tot Vier uuren van deezen namiddag.
Onverdraagelijk ! ——Nergens ^ geeft
dce^
ssP
Juffer CLARISSA HARLOWE.
deeze Sexe agt op Neimens in Vgeh^
als het tegen haare vervloekte zinlijkheid aanloopii
—-: De Reken-dag, het rekenaar-,'liever
zal wel koomen ! ■ ^ . O dat het hecnaaftvd^
gendewaare. 'Hssiii >
De Capitdn is ;boos.-;dWie kaïiihém befchn!-»-
digen ? ]Ze\£ de vrouwen denken dat een man vaii
zijn belang, en die edelmoediglijk koomt om ons
dienft te doen , hard behandeld wordt. Had dè
hemel gewild ^ dat zij gifteren-avond ondernomen
had om weg te geraaken! Daar de vrouwen mijne
vijandinnen niet zijn , wie yreecióf'de oefieninge
van her- Manlijk 'gezag zo veel öogiüikinge niec
ontmoet mögt hebben ,' dat het 'waare uitgekoo-
men of op haar weder, naar haar .voorig logement
te rdig te voeren, of op de voltrekkinge van den·
egt ten huize van Juffr. Moore, in weerwil van
fchreeuwingen, flaauwten, en de reftdervrouw-
lijke verbiddingen ?
Mijne Beminde heeft; zig heden nog aan nie-
mand vertoond, uitgezonderd aan JufFr. Moore.
is, fchijnt het^, t^n uiterften flaamv: 'Onbe·^
kwaam tot het gefprek van zo veel aangelegen-
heid , 't welk namiddag ftaet gehouden te worden.
Verlangt iets te verneemen van hacre waarde
vriendin JuiFer Howe -τ-^ Nogthans kan zij in
een dag of twee geen Brief verwagten. Heeft
flegce gedagten van .alle mannen, w.—~ Geen
wónder! —— Voortreffelijk ichepzel als zeMs,»
onder zulk een Vader ^ zulke eetf
Broeder, ύ5 2Λ] \ϊψϊύ , · ' " -
Hoe ziet zij'er uit ?
Beter dan men i kon verwagten wegens haare
ï/-
·■ tr·.
X
-ocr page 301-m van "
ΙΚΓίίΙ'ι,ι^·!
iontilehehis van-gifteren, en de^flegce ruft ,' dié zt
te nag gehad heefr," - i; r
Deeze tedere duifjes weeten niet, voor dac
éi] op.de proef gezet worden, wat zij wel verdraa-
-gen kunnen; inzonderheid als zij in Minnehandel
^jn ingèwikkeldj eri'haare opmerkinge geheelis
ingenomen. Dog de Sexe houdt veel van drokke'
bedrijven. > Van een ftil leeven hebben zij een af-
keer. Eene vrouw zal liever eenen ftorin verwek'
ken ^ dan dat zij buiten een zijn zoude.' Als'zij
maar de eerfte plaatze kunnen hebben in den draai}»
wind, en dien beftieren;, dan zijn ze gelukkig,
^TTTT—Mair het ongeluk mijner Beminde is,
dat zij in onruft leeven mocE; en egter die zelve
niet verwekke, no^ in ftaaczlj omze in bedwang
w houden,· .....-^· - ·:» Ui . . '
.Λ
jPi ^/r. Lo vei^ace , aau Jan Belfor%
Schiidkm
Sater ά. avond ^ den \oJumf^
Welke de uitflag'zijn zal van alle mijne von-
den en aanflagen,' de duivel haale mij, zo ik in/
Ikat ben om dat te raaden. Dog ik wil, gelijk'
Lord M. zou zegden mijne eigem merkt door-
vooropkoopen niet bederven, ''
f^ Te vier. uureii ^ het beftemd uur, zond ik in
" ' ' des
juffer, cmrissarhärlöwe.
des Capiceins en .rnijrt; naam naar bóven ,,met ver-'
^oek om toegelaaten te worden, λί 1
2λ],ζό)ι den Capitein terftond pp wagten [Mif
niet!] jen wel in de ipreek-kamer·, indien die niec;
Èezetwaare,, , i - >; , ..t·:■··»'
t Alzo de eetzaalvde mijne was,4Z0 was dib
miiTchien de reden waaróm zij dè ipreek^-kameiB
noemde bijfter keurig -weder , indien het^zoiis-
■-Geen goed teken, voor mij» dagt ik, is deez©
ftijve naauwgezecheid. ^ i:., .rri^ "I^mïövL
• ïn de ipreek-kamer waarei3>,;;D,evens mij «è
den Capitein, Juffr. Moore, Juffer Rawlins, \ea^
Juffh Bevis.· . r, e-v-vr jï'··'^
. De vrouwen.zeiden, dat zij Wél zouden weg*l
gaen, ^Is de Lady beneden kwam, / : , ï . m
^ behoeft niet, ten?zij ze het ver*'
kieil, Xadys — Luiden die zo verre boven ^watet^
zijn als ik ben, behoeven geen geheimCte maaken,
van eenige'huKner .zaaken. - Behalven dat gij,dri®
Ladys van alle onze belangen nu kundig zijt.^'^»
^ Cap, Ik hebbe eenige dingen aan Uwe Lady■
te zeggen , welke zij miiïehien zelve niet verkiezen
moge dat iémand hoore; jgtj zelf niet, mijn Hr^«
Lovelace , alzo gij en haare familie niet in ζιιΐΐς^
een goed veriland zijt met {eikanderen, als wel te
wnlchen waare.: -
Wel,.wei, Capitein, ik moet-tnij daar-s^
aan, onderwerpen. Geef:ons maar een wken on^c
wegte gaenj - eniwij.ziïUeiï weg gaen* 1 · /
- , j ,.Het was; beten, dat de uitiluidnge van .del
wouwen van hem kwam dan van mij. - £ - r
Ik.zalJ5ij bui^en^, eOimynf .^apd b^rl
■ dus als ik ήϊβζ jU.dy wetifche al-
leen
ken te zijn. Haar Oom heeft izeeri veel met h£ίa^
op» Ik hoope niet, mijn Hr. Lovelace,' dat-gij
eéne> verzoeninge te moeijelijker maaken zult we-
gens den.ij-vör , welkén mijn waarde vriend toont ν
om dezelve te doen doorgaen: Dog ik moet u in^
derdaad zeggen , gelijkiik U'te voor en mer dan
gezegd hehhe ^ dat ik vreezedat gij de oorzaak
van dit misverftand ligter aan mij hebt opgegeven,
dan het behoort gerekend te worden. -----
LoveL Ik hoope niet» Capitein Tomlihfón,
dat "gij de waarheid van mijn zeggen in twijiFeJ
Q-ektt r'ïiUi^ ν ''
Cap, Ik vraage u vergiffenis, mijn Hr. Love-
lace Dog'die dingen , welke wij mannen ligc
mogen ftellen, zijn mogelijk 20 ligt niet bij vrou^
wen van eene kiefehe eerbaarheid ——^ Én
daarbij, indien gij uzelven m'et^eene gelofte ver*
bonden-zo behoort gij -—^^-
- Juffer Rawlins, het hoofd over einde<houden-
de, met haare lippen geiiooteh (maar hadrèn mönd
uitbreidende tot een glimlachje van goedkeurihge^
te wijder om dat zij dien niet trensde) gaf ftilzwij-
gende haar genoegen te kennen över de kiesheid^
van den Capitein» ' '^ ·
ν . Juffr."Moore Dat^sméV
waar η was evenwel alles wat zij ^eide, meteene
beweeginge van haar hoofd , 'Welke de goedkeu-
rende buiginge bfduidde. * ^ , '
Voor mijn part, Zeide de lugtige weduw',
ßaarende ntec oogén zo groot als'eijeren. Ik weet
wel wat ik 'weQt—-- Maar Man eli Wijf xy^
i !
. ί
V
JdL·
Man en Wijfje'öf zij zijn geen Man en Wijf. ·
ik
-ocr page 304-jüffe|i..CLA^iSSÄ HARLOWE.
Ik hebbe geea denkbeeld vaii f te^ fti^en o^ zulke
Vieze grille«. ^ , . ,, ■ .
0Qg d aaf
Wef-deür liOOrendé openen ^ koooit
ze! eene andere, die ageer haar hoorendeliluiten
"«III—- EJii to.en,daalde de engelonldgr w óè-
deJV ■■ . . 4
Wij, ftonde.tt all^. op,, buigende, en nijgejidej;
cn kondén niet anders. WanCt zij tra^ binneti wïïöc
zulk eeu, weezen, en bopdinge, 'weüie onzer aller
eerbied vorieriie;! Nógtbans keefc,4«^Gapiïeiffi vel>
.giftig : : ,
CL' Eijlieve houdt uwe plaatzen, Ladys Λώ*^
Eijlieve gaet^niet weg (Want zij maakten bewee-
ginge om eetvertrekken ; hoewel Juffer Rawiins
moeft geborilen hebben, hadde meo haap l^ea
heen gaen.) 3 Gij hebt voorlezen tijd raijnei ge*
^ heele Hiftorie al gehoord, twijiFele ik niet--rr^
Eijlieve houdt uwe plaatzen Tea -minftea
die van den^ t^, Lovelace. . ' > y .
EenzeW bics en mal begin, d^ Ik» ^ ^ im
CapiteinTomlinfon ,jUwe φ?^
fj)reekende met eene onnavolgeïijke deftigheids
hoope dat gij mij niet kwaalijk neemt, dap ik gis^
teren uw bezdek van de hand wees. ïk W33 weö«
zenlijk onbekwa^^om over eenig Oöderwerp
fpreeken, 'c welk aaiidagt vereiichte. i
Cap, Itben blqde dat ik» na beier i^evlMii-;
t
dam. , Althans, dat hoope ikv '
CL Ik ben inderdaad nfët wel. Ikzci^ii^i
niet verfchoond hebben van u voor eenige aure<%
op te wagten ,/^ waa^ het iiie(t>g^weeft io hcwapft
ik' beter'«όμ geworden mpj ft
m
^272, ir-fCDfi HlStOfllÊ VÄÄ» ' ι
'Vergiffenis j mijn Heer , Wegens de moéité, dife
ik u verichafi: hebbe; en ik zal die dies te eer. vèé-
' wagten i dewijl deeze ^ag^ zo i^hoöjpe, éan allej
een einde zal maakenl· ■ ' ;■· '
i ^ Dus gezet! dus vaft bepaald! dage ik ' ^^
■Na tzig egter èsiss^y^ heßaaptn te hebben ! -—r-
Dog alzo het geen zij zeide, zo wel een goedeft
ifSils een liwaaderi zin Ιίοη lijden^ zö wilde ik daar-
aan geen riiuie^ligen hegten; ^^ ■ ' . ;
y LovéL liet 'Was^ deh 'Capitein léed, mijn liei^,
•dat hij-u zijnen dienft iiiet bood, 'öp het oogenblik
dat hij gifteren hier. kwam., Hij vreesde, "dat gij
-het kwöialijk' namt ;-dat Mi zulks niet deed. '
Cl. MiiTchien mogr ik wefl'dönkenV dat mijn§
Coms vriend zoii wènfclVen om mij té zieh^zó dra
hij kwam [Hoé'kieeken wij!] Maaf, mijn
Heepj £tot mij] toor ti vlijde het magelijk.^^y? hem
ep te houden. . · ^ ! '
f, ..,.De döive{7 dägt ik! - —1 Dus iè' 'er dun we-
zenlijk zo wel geftoordheid , als hoofdpijnV' gelijlt'
mijne goede vriendin"^JufFr;'' Beyis aanmerkte, ge-
legen' geweeft in haare weigeririgè om' dèn Braaven
^ Capi Het w&s tiW;WiI mij'öpite houdèni'
mijn Hr. ° Lovelace' —- Ik waa 'er voor om'
der 'Lady mijnen dienft te bieden op hèc oögenblik
dat ik kwam i-rHij^n 1 r '
Wer ,femijnihêéf i [hem in dei reden'val-
lende] om dit aan een kxirit te ilellèn,'' waiic ik.wtF
niet geagÉ worden ligtgeraakt te zijn Indien
gij. "geen ongeifnak' gdeeden hebt,^tnet genoocV''
jsaakt te zijn om weeroiii te koomen / zal ik wel te'
vreedèn i* - --
- ^ Cap,
rA'
Ά > f
.ΛΛί
. i
-ocr page 306-Juf fer CLARISSA ttARtóWE. i7|
Cap, [half bediemmeld] Een weinig onge-
ftiak, moet ik zeggen, dat ik geleeden hebbe. Ik
hebbe, voorwaar, al te veel bezigheden om han-
den. Dog de begeerte die ik hebbe, öm u en
den Hr. Lovelace dienft te doen , zo wel als om
mijnen waarden Vriend .uwen Óom Haïlowe ge-^
noegen te geeven; maaisc dat ik grpote ongemak·^
ken maar voor kleine agte. i - .
CL Gij zijt zeer verpligtendeV thijn Heei^i
Daar is hier eene groote veranderinge, ze*
dertdat gij laatft van ons fcheiddet.
Cap, Êéné zeer groote vvaarlijk j Madam t
Ik ftond daar zeer"verbaasd over. Donderdag'·«
avond, wanneer de iïr. Lovelace mij naar Uv^;
logement geleidde, daar wij hoopten]« te vin»,
"^'Cii Ëebt gij ook iets aan mij te ^eggetl^
mijn Heer, van wegens mijnen Öom «elven,
welk vereifeh: dat het,van imj afzohdêrlijk geboord
worde I Gaet niet heen, liadys [wpt de vrouwen
ftóndeifi opi en maakten 'beweeginge öm weg te
gaên] —— Indien dê ΗγΓ Lovelace blijii, ben ik,
verzekerd^ dat gij ook moogt blijven. ; ·
ik fronfte mijn voorhoofd. ïk bêei öp-.
mijoe lip. Ik keek de vrouwen aan; en fe^dde
mijjn hoof(3i ^ ^ · j,
Cap. ïk hebbe niets vóór tè draaget^daft
Nvaaraan tie Hr. Lovelaee ook deei hééft, en heC
welk hij. hooren mag, uitgezonderd een heimelijk ν
woord of twee j· *t welk tot het laail wel kan woi»
den uitgefteid. ^
Cl, Eijlieve ^Ladys houdt ijwe piaatzen .
Dè zaaken zijn venudeid, mijn lieer, iédèrt ik u
Vj DeeL ' S - gn-
mm&Kse
gezien hebfcè.' Gij kiirit riü riié'ts mélden hetgeen
iTiij betreft i waafaan'^/é hVér eenig deel kan hebbétii
' " Cap. Gij doét mij herzet ftaén, Madatnl
Het' is niij iëèd dat ik dit hóore! —-—- Lëëè
6m uws Obrris wille i —J— Leed om uwent-wil-
Iel —~ Eeéd oni dén Van den Hr. Lové*
lace ƒ Hdewel ik mij verzekerd houdej
dat hij grooter reden moet gegevth hebben j daiï
Hij mij geméld héëft ,' anders ,
• i^oÄ'IMerdaad,^^ La-
dys, Jk hebbe^üi^ijrie Hiitöiie ten grooten deele
vénéld^! Eri hetgeen ik u vertèldè van
wat L wciÄ itt. ucuu^L wap, uau, i^w »^WL uwa^^UV»
witrd , dit lief fchepzel meer bedilzugtig dan lieP
denjk'zo'u'd'oèri^^édgt ^ / ..
^ "C/. Wél;, \Vel V mijn heer, zeg wat u belleft*'
Maak mij zo 'zWrt als h'èt ii belieft. Mäak ü zei-'
ven zo blank ajè gij kunt. Ik, ben nu 'iiièt in uWq
rnägt: Dié bedènkinge 'zal mijn troöft, zijn omixént
ditalle^. ^ ^
Cap^ God be^aaré^'mij j dat ik mijiie vöor-
fpraak zou Verleerien voor etó'misdaad, welke
eène ViOuvir'van dfeii^d én eerbaarheid niet Vergee-'
ven kan! Maar zekerlijk, zekerlijk, Madarii','iffit"
gäet te vèfrér ", /
Cl. Beithutóig mij niet; Capitdn TomHn-"
fan. ik hebbïe 'èeh ^goed gevoejen van " u V /alö ^
mijns Óoms Vriend. Dog indien gij des Hren.
velaces vriend zijt , dat is eene andere zaak "
myne belangen én die vlih dén Hr. Lovelle ihoe-
tén nu voor ältoos géfcheidén zijn. ' \
- - l\ pam
-ocr page 308-Juffer CLARISSA HARLOWE. i2f
■ίΗΐ;;.''.^«
•' Cap, Een woord met u, Madam ^ als hèc
U belieft —■ ' ■■ beweeginge maakende om uic
te gaen.
Cl. Gij moogt alles zegden, wat u beliéfc te
zeggen , in het bijzijn van deeze juffrouwen. , De
Hr. Lovelace mag Geheimen hebben. ïk hebbe
'er geene. Gij fèhijnt te denken, dat ifc fchuld·
hebbe: ik ^ou raij verheugen dat alle de' wereld ^
mijn hart kendea Laaten mijne vijanden als reg-^^*
ters zitten over tiiijnë daaden; Als ze onpartijdig
door^ogt worden', vreeze ik'niet voor den uitfliig.
Laaten'zij mij -zeli" vraagen naar tnijne. geheimlle'
gedagcên, en, het "zij dezelve voor of tegeri mij
dienen, ik zal ze·hun openbaarën*
'Cap. Edelaartige Lady ί wie kan zo fpree·
ken als gij fpreekt ?
De vrouwen fioégen haafé handen en oogea
om hoog; als of elk gezégd Had ^ Ik niet.
VHierin is geen ontfteltenis van'zinnen! zei*
de juifér Rawlins: Maar (naar haar eigen hart
öordeelende) verbruid veel onwaarichijnelijkhefd,
geloove ik dat zij dagt. ·' Γ '''
Mooi] gëzegd^ vootwaaf, ^eide"de'^dtiW
Bevis , haare fchouders optrekkendCè" ' ^^
jaffi·. Moore zugrede. · _ ^ '
Jantje Belford, dagt ik,'" weet alle'de mijnen
En hierin ben ik openhartiger dan^eene van dee-
ze drie, en een gefchikt partuur vooi dit puikju-
weel.
Cl. Hoe de Hr. Lovelace'mij hier heeft opge-
fpoord, kan ik niet zeggen* Maar zulke laage
vonden, zülke Uiligej zulke erger dan Waltham-
fche vermommingen en veinzerijen, gebruikt om
zig in mijn bijzijn in te dringen ; zulke onbe-
fchaamde, zulke plompe^ onwaarheden--
Cap, Gun mij maar een woord, Madam, in
t heimelijk -
C/. Ter onderfteuninge van een regt, het-
welk hij niet op mij heeft!- O mijn Heer,
O, Capitein Tomlinfon! - Ik denke reden te
hebben om te zeggen , dat de man (Daar ftaet
hij!) bekwaam is tot allerleije fnoodheid! -
De vrouwen keeken op malkanderen, en op
mij, bij beurten, om te zien hoe ik dit opnam.
Ik had zulke fchietingen ter dier ftonde in mijn
hoofd, dat ik dagt, ik zou uitzinnig zijn geworden.
Mijn brein fcheen in brand te ftaen. Wat hadde
ik wel niet willen geeven, dat ik haar bij mij alleen
gehad mögt hebben 1 - Ik liep dè kamer
over; mee mijn geilooten vuift aan mijn voor-
hoofd. O dat ik hier iemand had, dage ik, wel-„
ken ik, ais Hercules, toen hij in de felle pijnigin-
gen van Deianira's vergiftigd hembd verbrandde,
in Hukken fcbeuren konde !
Cap. Waarde Lady ! ziet gij niet hoe de .
arme heer - Heere , hoe hebbe ik-uwen
Oommifleid, als het zo gaet! Hoeigelukkig, ver-
telde ik hem, zag ik u! Hoe gelukkig, was ik ver-
zekerd, dat gij met elk^ideren zijn zoudt!
Cl. O mijn Heer, gij weet niet hoe veel "
voorbedagte ergerniffen ik hem al vergeven haä,
toen ik u laatiï zag, voor dat ik zo bij u verfchij-'/
nen kon, hoedanig ik toen hoopte dat ik in toe-
koomende zijn mbgt! — Maar nu moogt gij mij-
nen Oom wel zeggen, zo het u belieft, dat ik
niet kan hoopen op zijne bemlddelinge. Zeg hem, ?
dat
ΙΛ
Juffer CLARISSA IMRLOWE. ' 277
mijne fchuld , in deezen man gelegenheid te
geeven om mij weg te voeren van mijne beproef-
de^ mijne ondervondene ^ mijne natuurelijke vrien-
den (Ïoe hard zij mij ook behandelden) mij van
dag toe dag meer en meer in het gezigc ilaarc; en
nog dies te meer, alzo mijn noodlot tot eene
fcheidinge fehijnt te hellen , volgens de vervloe-
kinge van mijnen beleedigden en misnoeg;den Va-
der!
^ En toen berftede zij uit in traanen, waarvan
zelf die hond was aangedaen, die hier gebra.^ om
mij te helpen, zelve over en over geheel Ge-BeU
ford vvierd.
De vrouwen , alzo gewend om te Ichreijèn
zonder droefheid als ze zijn om te lachen zonder
reden, door de enkele kragt des voorbeelds [Die
hageliche bereidvaardigheid van haar ί] moéften
ook noodwendig haare neusdoeken uithaalen. Die
was evenwel te minder te verwonderen, alzo ik
zelve , tuiTchen befchaamdheid , ontfteltenis , en
moeijelijkheid, het naauwlijks Icon uitftaen.
Waartoe is dog een teder hart goed! -
Wie kan gelukkig zijn , die een gevoelig hare
heefc? —---En egterzult gij zeggen, dat die
hetzelve niet heefc, een tijger, en geen menfch,
ipoet zijn. . '
Cap, Mag ik u verzoeken, Madam, om mij
gunnen een woord met u in geheim te fpree-
ken ? en dat wel om mijns zelfs wil.
De vrouwen maakten zig hierop gereed om
heen te gaen. Zij ftond 'er op, dat indien deeze
gingen, ik niei blijven zoude, ^
Cap. Mijn Heer, zig tegen mij buigendei
mag ik u verzoeken ---—
Ik Hoope , dage ik, dat ik dèezen ernftigen
hond v/el betrouwen mag , daar hij zulke leiTen
heeft ontvangen. Zij heeft geeft vermoeden op
hem, Ik zal niet langer buiten Inlijven , dan dac
ik haar tijd geeve om haar eerfte vuur te verfehle^
ten.
Ik ging daarop lijdzaam heen, met de vrou-
wen --Dog met zulk eene buiginge voor
mijne godin , dat ik daardoor elk hart woti, bui-
ten hetgeen ik meeß gefteld was om re winnen;
want de trotfe meid boog haare knie niet eens
weerom.
Het gefprek tuiTchen den Capitein en de La?
dy, wanneer wij weggegaen waaren, was van den
volgenden inhoud: Zij fpraken beide luid genoeg
.voor mij om ze te hooren : De Lady uit toorn,
de Capitein met voordagt; en gij moogt wel ver-
zekerd zijn , dat 'er niemand luifterde buiten mij.
Hergeen ik niet volkoomen had , wierd naderhand
vervuld; want ik had mijn memorie-boek met par-
kementen bladen om alles op te tekenen. Indien
2ij dit geweeten had, zou zij miiichien wel fpaar-
zaamer geweeil: zijn met haare fmaadredenen ——
en wiJfcJnen ook wel niet.
Hij gaf haar te verftaen , dat dewijl haar
Broeder volftrektlijk beflooten had om haar te zien;
en dewijl hijzeive, ter opvolginge van baars Ooms
voorgeilagen middel, verhaald had dat wij ge-
trouwd waaren; en alzo dat gerügt ter oorcn ge-
koomen was van Lord M, Lady Elifabet, en de o^
verige mijner nabeilaendeh ; en alzo hij genood-
zaakt
Juffer CLARJS^A HAB^CWS.
$aakt geweefl; was,-in gevolge v^n zijn eerß ver-
iiaal", dac te beveiligen 5 en alzo haar Brpjedef
tnogt gewaar vyprden waar zij was, en de vrou-
yv^n, die hier zijn aanzoeken, om het Huwelijk
of te beveiligen^, of te wederleggen; zo.had hij
zigzelven verpligt geagc om het verhaalde in hff
bpijn der vrouwen ^ftaende te houden : Dat dit
hem niet weinig in .y,erlegeuhei4 gebragt had, al^
zo hij om ^e geheele wereld pjet wilde dat zij re-
den zou hebben pm te denken, dar hij tot vein;·
2erij , bedrog , of valfchen JiaM^l .bekwaam was,:
EndatiJithem begeerig gemaakt had ^ora eens-al-
leen met haar te fpreek'en, . f
Het was waar, zeide zij, zij ^^^ haarp toe-
ftemminge ,tot zulk een voorflag gegeven, gelo.o-
yende dat die yan haaren Oö/m kwam^j en weinig
denkende, dat dezeive a.ai?leijdi.nge zoxi. geeven |tQt
zo veele dwaalingen. Nogthans had zij ^el^ kun-
nen weeten, dat eene dwgalinge 9?ewgmaal äe
wortel is' van yeele, De Hr. Lovelace rhad
de waarheid van .die aanmerkinge doen bemerken,
bij meer .dan eene gelegenheid; e,n,het was'^eene
aanmerkinge, welke hij, de Capitpm, zeJve ge-
maakt had in eenen. der Brieven, die haar gifter^e)!
vertoond waaren (a). r ■ r' ■j '^ -
Hij hoopte, dat zij geen .wantrouwen op bem
had: Dat^zij niet twijffèlde aan z^'ne eerlijkbeU,
Indien gij mij verdenkt, Ma^m .ί, i·»^;· rlndien
gij mij bekwaam verilijt —^^^- Voor welk ,ee,ti
man -- Mijn genadige-jGod l r—TrVoor wel-
ken man moet gij mij .dan agten!
,84 .'.Λ·
-ocr page 313-Dï HISTORIE Vam '
^' -
"' , Ikhoope, mijn Heer , dat 'er geen man tei?
wereld'zijn kan, die zoü kunnen verdienen om in
pik een geval als dit vei-dagt gehouden te worden.
Jk verdenke u niet. Indien het mogelijk waare,
dat 'er zulk een man kon zijn, ik boude mij verze-
kerd, dat Capitein Tomlinfon , een Vader van kin-t
lieren, een Man van Jaaren, van Verftand en Er-
varenheid, die man niet zijn kan.
Hij betuigde mij, dat hij juiil toen , eene
fchielijke fchiïteringe van haar oog , een Oogen-
'praal ^ zo als hij het noemde, voelde fchiecen door
^ijne trillende nieren; en hij kon zig niet v^reerhou-
den van te beeven.
Pes honds Confcientie, Jan! Anders nietl
w— Ik hebbe wel een half douzijn zulke fchitte-
ringen, zulke oogen-ftraalen gevoeld, in zo veelc
verfcheidene gefprekken met deeze ziel'doordrin^
gende Schoonheid.
Haor Oom moeft zij bekennen, was niet ge-
wend zulke middels en vóorilagen uit te denken:
Pbg dit had'zij dus bij zigzeive overeen gebragc,
»Izo het geval zo ongelukkiglijk buitengemeen
was; en wegens de zorg die hij droeg voor haare
pere. '
Dit ftelde het hart van den bloed geruft, ©n
gaf hem meer moed.
• ^^ 2ij vraagde hem, Of hij dagt dat Lady Eliik-
bet en Juffer Montague voorhadden haar te bezoe-
Jten ?
Hij twijflPelde daar niet aan.
En verbeeldt hij zig, zeide zij, dat ik ^er toe
i;ebragt zou kunnen -gorden om aan haar het ver-
haal
Juffer CLARÏSSA HARLOWE·
Äa&l te beveiligen, 't welk gij van-u'hèbt laaten
gaen? - .-^-bi, ,
[Ik bad gehoopt haar hiertoe^te brengenI
Jan, anders zou zij haare Brieven nkt gezim
iiebben. Maar ik had den Gapitein. al gezegd·^
dat ik geloofde deeze verw^gtinge te moeten op-
geeven,] . . ·
Neen, Hij geloofde, dat ik zulk een© ge-
dagte niet had* Hij was taameiijk verzekerd, dat
ik voorhad om, als ik haar zag,.haar (in vertrou»
wen) de naakte waarheid te vertellen. - - -
Hij gaf haar toen te kennen, dat haar ;Ooni
reeds eenige flappen gedaen had tot eene algemee- ι
ne Verzoeninge, Op het oogenblik , Madam ,
dat hij weet dat gij weezenlijk getrouwd zijt, zal
hij daarover met uwen Fader in onderhandelinge
treeden; hebbende al metterdaad aan uwe Moeder
gijne begeerte te kennen gegeven om met u ver^
zoend te worden. '
E^n wat zeide mijne moeder, mijn Heer? wat ' >
Met groote ontroeringe deed zij deeze vraag; . |
haar lief aangezigt vooruitfteekende , zo als de \
ken zijne woorden tot haar hart hadden af te leg- f
Uwe Moeder ', Madam, berftede daarop in
tranen uit 5 En uw Oom wierd zo doorgïiefd van |
haare tederheid, dat hij met het onderwerp niet \
kon voorcgaen. Dog hij heeft voor om ter deege
hetzelve met haar weder aan te vangen, zo dra 'nij
hoort dat de Plegtigheid over is.
ßi ■ Vit ■
-ocr page 315-^VBc HISTOEIEvam. it
haare ileiïitefeooreni ween4
iele zij. Het lief fchepzel, dagt ik , begint'te ver-
fla^.wen? '^'Γλ-γ £n ik benijdde den hond zij-
tie" welfpreekendhéid. Ik .kpn naauwlijks de gë^
dagte v^rdraagen j datJ eenig leevend inenfch het
V^iiiogenriiou h^fïbe^,- 'tweik ik verJoorj^n had,
van deeze hoogmoedige vrouw te. overreeden,
ièiioonten'^mijnen eigeaen.vooij^eiele. En zoudtgij
het wel denk^ ? deeze overle^nge gaf mij op dat
öogenblik ^qieer óngenoegén, dan ik gevoelde van
haare ver wijtingen, al'hoé fël die wsarcn; of ook
dan het g^iaoegen dat ik had in haare onderftelde
veiflaauwinge. 'Want daai· is Sqhoonheid in alles
fWat zij zegt en doet: Schoonheid ,in haare drift:
Schoonheid in haare traaneni ,-7——— Waare de
Capitein een jonge vent geweefl: 5 en van aanzien
en middelen, zr/w hals zou in gevaar ge weeft zijn,
en ik zou zeer nadeelige gedagien van i;aar gehad
hebben.
O Capitein Tomlinibn, zeide zij, gij weet
niet wat ik van de wonderlijke handelingen dee-
zes mans 9,1 geleèden -h^bê. ilij ihad , gelijk ik
mij gifteien -niet fchaamde aan hem te ^zeggen,
een ejfen pad'voor zig. /Door lift ikreeg "hij mij
eerft in zijne magt: ]\(Iaar toen - ik in dezèlve .was.
--^ Daar hield zij ftil. 'Toen weer'begin-
nende -O mijn He^F, gij. weet niet welk
een wonderlijk man^ hij gév^eft isV-^— Hoe on-
befchofc, en ruw Van Zeden! ■, ■..i'. Ter fchande
-van zijne Geboorte, en Opvoedinge, en Kennis,
een onbefchaafd man! ί ■ t'Én zo te werk gaen-
Lde, als of zijne-wéreldfehe en lighaanilijke voor-
deden hem verlioogden bovenjiiê bevallige hoe
ί 'é da-
-ocr page 316-JürFER CLARISSA HAIlLOm
'danigheden', waardoor een fatsoenlijk heèr önder-
fcheiden wordt, i. . i "«^s·:;;
De eerfte vrouw die ooit zo van my Iprak, Kïf
ooit zo van mij dagt, daar trddft ik mij med©',
dagtik! -- Dog dit (tot iiaars Ooms vriend
gefproken ageer mijn rug) helpt mede ter ophoa-
pinge van' uwe alreeds te vplle maate, lieffte!
-- Het ftaet al in mijn .membrie^boek.
C/. Wanneer ik te rug zie op zijn geheel
gedrag tegen een arm jong fchepzel (want ik be^i
maar een zeer jong fchepzel ί ) kan ik hem niet
vrijfpreeken of van groote, dwaasheid, of van diep»
zinnige argliftigheid, -En voorleeden Woens-
dag -—Daar hield zij ftil; en keerde,!zo ik οη-
derftelle, hj^ar gelaat van hem af,'" · '
Ik ver wondere mij, dat zij zig niet fchaamde
om dat geen aan te roeren, het welk'zij,zo fchan-
delijk agtede; en dat tegen eenen maii al-
leen bij hem zijnde, ί ,
Ci?^, Het zij verre van mij,'Madam, dat ik
beftaen zou al te diep ι te treedén in een zo teder
onderwerp. De Hr, Loveiace bekentdat gij re-
den hebt om op hem misnoegd te zijn. Maar -hij j
zuivert:zig zo plegtiglijk bij mij', van o^ze/Ziyir /
misdrijf --— ^ < ^ ' i
Cl. Hij kan zig niet zuiveren, mijn 'Hr. Tom-
Hnfon. >Het volk.des huizes.moet zeer fnood zijn,
zo wel als hij. Ik ben overtuigd, dat het eene
ondeugende zamenzweerii^e wié ■ t.'Maar niet
meer over zulk een onderwerp. - 6
Cap, NogfÊcn woord ilegts, iMadam --
Hij zegt mij,, dat gij hetihem beloofdet te vergeer* '
ven. Hij .z<^t mij -·■ .i·':· ir. i -^^ί
Hij /
\ '
Hij.Wift wel, viel zij 'er tuiTchen in, dat hij
igeen vergiffenis verdiende , anders Z6ude hij mij
:die belofte niet hebben afgeperft. Nog zou ik hem
,die gegeven hebben, waare het niecfgeweeft om
rmijzelve te behoeden voor de grootfte raishande-
Jinge —— ί . , ^
Cap, lic zou wel wenfchen, Madam, al hoe
onverfchoonelijk zijn gedrag ook mag geweeft zijn,
nademaal hij iets voor zig heefc in te brengen We-
ngens zijn betrouwen op uwe belofte ; dat gij, om
'het uiterlijk aanzien bij de wereld , en om onge-
lukken voor te koomen, welke 'er volgen mogen ,
zo gij hem volftrektlijk veriloot, van uw nacuure"
lijk edelmoedig hart verkrijgen kondt, om. hem
door uwe vergiffenis eene verpligtinge op te leggen.
Zij zïveegftil ?
Cap. Uwe Vader en Moeder, Madam, be-
klaagen het .verlies van eene Dogter, welke uwe
edelmoedigheid jegens den Hr. Lovelace hun kaa
herftellen ι Maak het dog tot geen mogelijk geval,
dat zij reden kunnen hebben om een dubbel verlies
te befchreijen ; het verliezen van een ^oon^ zo
^ wel als van eene Dogter , welke door zijne eige^
i ne heftigheid, die gij miiTehien kunt voorkoomen,
I hun en der geheele familie kan benomen worden.
* i^ij zweeg eene poos. Zij weende. Zij be-
kende, dat ze de kragt van deeze drangreden ge-
voelde. i (.
Ik 2al mijn fortuin aan deezen vent verfchul-
digd zijn , dagt ik!
Cap. Met uw verlof^ Madam, dat ik zegge,
dat ik niet denke dat het heel moeijelijk zijn zoude
liwen Oom over te haaien, indien, gij daarop ge-
field
Juffer CLARISSA HARLOWE. i2f
ileld zijc, om heimelijk in de Scad'tè kobmen, en»
u met zijne eigené'hand te geeven- aan äen Hr.'
Lovelace — Ten zij , trouwens , ^uw tegen^
woordig misverftand hem moge ter oörèti koomen/
-- Daarbij, Madam, is het waarfchijnelijk
dat uw Broeder ter deezer tijd wel in de Stad mag'
zijn ; en hij heeft beilooten om UcOp te fpoo-
ren .. ) \ ^
CL Waarom, mijn Heer, zou ik 20 zeer
fchroomen voor mijnen Broeder ? Mijn Broeder
heeft mij verongelijkt, ik hem niet. - 'Zahmija
Broeder tegen mij ^beftaen, hetgeen de Hr. Love^^;
lace beilaen heeft! ——- Ondeugend, ondank«·
baar karei! dus fmaadheid te doen aan een menfch
zonder vrienden, zonder befchermingedoor.hemt
zeiven van haare vrienden beroofd ! -- Iki
kan niet om hem denken in zodanigen ligt , als ik
voormaals om hem ^edagt hebbe. Wat, 'mijn.
Heer, mijzeive;te ftellen in^de magt^ivin eenen
deugniet, die met zulk eene voorbedagte Snood-
heid tegen mij gehandeld-heeft! Wie zal mij be^
klaagen; wie zal mij verfchoonen,riZo'ik het dbèy
al ftond ik nog zö veel van hém te lijden ?^
Neen , mijn Heer. -- Laat de; Hr. Lovelace
mij verlaaten -Laat mijn Broeder mij vin-
den. Ik ben zulk een'armhartig Schepzel niet,
dat ik vreéze eenen Broeder onder deuoogentte
zien, die mij heeft verongelijkt. . ov
Cap. Stonden uw Broeder en gij alleen elkan,-
deren te ontmoeten om in onderhandelilige te tree-
den , om de zaak te betwiften, en de 'zwaarighe-
dcn uit den weg te ruimen, dat waare eene ande-r^
re zaak. Maar wac kunt gij denken ^ Madam,
..i dat
■f
MÜM
JlWDjS HISTORIEIv^M
4at de uitilag zijil zal van eene bijeenkoomil (daar
bij den Hr. Solmes bij zig heeft) wanneer hij ü on^
gßirofiwd vindt ί en van beiluic om den Hr. Lo-
veiaee nooit t€ neemen; al onderfteld zijnde dat
de Hïi Lovelaee 'er zig niet mede zou berooeijen;
hetwelk men zig niet verbeelden kan ?
CL Wel, mijn· Heer, ik kan dit alleen-zeg-
gen » dat ik een zeer ongelukkig fchepzel ben!
■ιτ,-'Λ- Ik liioet het den wille der Voorzienigheid
opdraagen , en geduldig zijn onder onheilen, wel-
y^ldie ïA^ niet wil toelaacen te ontwijken. Dog
ik hebbé mijne maatregels genomen. De Hr. Lo-
vélacé kan mij nooit gelukkig. maaken , nog ik
kè^é. Ik wagte hier alleen naar eenen Brief van
Juffer Howci Naar denzei ven moet ik mij bepaaf
len--f'
U bepaalen téti aanzien van den Hr. Lovela-
ee, Madam ? vid 'er de Capitèin tulTchen in. -
Ten aandien van hem hebbe ik mij-reeds
bepaald. ■ ■ . ^'lu: lam
- < Cap, Zo het niet is ten zijnen voordeele, dan
bebbe ik gedaen. Ik kan geen fterker drangredé-
H€» gebmiken dan ik gebruikt hebbe , · eft: het zou-
de ftergetis toe dienen die te herhaalem Indien
gij zijne misdaad niet vergeven kunt ^ boude 'ik
inij verzekerd, dat dezelve- giOoter moet geweeil
zijn dan hij 'aan mi] bekend heeft. Indien gij een
volftrektlijk vaft befluit genomen hebt, gelief mij
daTi te kennen te geeven, wat ik aan uwen Oom
zal zeggen ? Het behaagde u aan mij te betuigen ^
dai deeze dag een einde zou maaken Oan^ hetgeen
gij mijne moeite noemdet : Ik zoude het' in 't ge-
heel Voor geen moeite geagt hebben, konde ikne-
de-
-ocr page 320-JüFFßR-CljAR^iSS^ HARLOWE.
dèrig een middel ge Weeft ζ^ώ ^ om bï^^ve^ en ee^
relijke perfooneh' nietf élkandefen tö . vetz^qenené ^^.r
· Hierop trad ik^ bimien meteen ernftig. w§^
zeri. ■- ' . ./ïsfbi-^'.ïT«v-i;. ./W
Mijn JrinTomlinfon'y ii]? hel>feé het ge^
fprek ten- groóten deelé gehoord i jjt. welk gelioui-i
dén is tuffehen u en déèze opv,ergee<?selijJie (hoe^
Wel andferzins voortreffelijke} 'L^dy.-,; Het fnijdfe
mij door het hart, dat ik het tó fchepzel zo on-,
vërzettelijk vindè. Ik-'konde niet gelooiä tóbenf
dat het mogelijk waareV niet zulké
ik zo Weinig deëi haid aan haare agtingc. Niette·!!'
mih moet ik mij>zelven regt doen ten aandien-, vant
de' ergerniswelke ik zo ongelukkiglijk gegeve«
h'eBbe"; nademtil ik merke.,dit jigt zoude
denkeri,' dat dfezelve.veel grooter.is j, dan ze wee^
zenlijk waö* ■■ > . . ^,ί:;.
' CL Ik zalOwé optelliiïgen niet hooren, mija
Heer, van het .voorgevallene."^ Het oordeél ftaet,^
en behoorti alleen aan mijnté flaéit oVer de;.ikaad^
lieid, welke aan .mgriè ^effoon .is aangedaen. Ik
zal meca niét in redengéding treeden ,i'iiog Uihoo<
ren over hèc aanftootelijk onderwérp. En zij zoil;:
heen gaen. i , ,' .
Ik ftelde mij tuffehen haar en de deur .
Gij moögi welïilies 'hoorén, wat ik te zeggen heb-'
be^ Madami 'j Mijne/ö«/; is van zulkeh aart liiöe,
of'gij moogp Het wel hooien. .i^Ik zal'een oniiafpi-^
dig befchuldiger van mijzèlven zijni; en uwe ooj
ren zal ik liiec kwetzem , f
Ik betuigde toen j dat de Brand een weezen-^
lijke Braiid gèweeft was ^[Zo was die ook], i.
ciitkehde [met minder waarheid trouwens] dat hec
I
'De HISTORIE VAiSf /
voorbedagtlijk was aangelegd. Ik erkende, dat ife
vervoerd was door de geweldigheid van eene jeug-
dige haitftogc, en door eene Ichièlijke drift,, wel-
ke weinige nienfchen, in diergelijke omftandighe-^
dén, in ftaat zouden geweeïl zijn te bedwingen:
Dat ik» toen ή] het gebood en fmeekte, weg ging
op de belofte van vergiffenis , zonder haar d&
minrte onbetaamelijkheid te hebben aangedaen, of
eenige vrijheid gebruikt, welke van peribonen van
kiesheid niet zoude vergeven worden j dié in zulk
eene bekoorelijke gefteltenis verraft wierden. —
Daar haar fchrik, wegens de noodkreet van brand,
iv éen ftreelend gedrag vereifchte en eene perfoonlij-ί;
. ke tederheid, terwijl zij op hec punt ftond van iti)
f , ' flaauwte te vallen ί Daar de gehoopte dag van mijn
geluk to nabij was, dat men wel onderftellen
mögt dat ik voor een ondertrouwd Minnaar moeit
worden aangezien — En dat deeze' verfchoonin-
f ^Q 'Z^lf voor de vrouwen des huizes' kon worderl
itïgebragt, dat zij ^ denkende dat wij. metterdaad
getrouwd waaren , ! onderftellen mogten dat het
haar te minder aanging i zig met- oüs bij eene zo
i tiedëre gelegenheid te bemoeijen ---Dit was een
, ftout voorwendzel, Jan , ten voordeele van de
^ vrpuwluij i · r - *
''Sterke verontwaardiginge svervulde haar ftnaa-i.
delijk oog, den eenen Oogenftraal na den ander mij
toebiikfemendé. Elk trek van hanr lief aangezigc^
was bezieldi ;Nogthans fprak zij niet. MiflTchien
Jan, kreeg zij in gedagte, dat Aqqzqjverfchoonipr
ge voor de Vrowwen haar reden gaf van mijne
Vond, om haar bij^dezelve voor getrouwd,te doeiï^,
... , : ..ia:;j^rr-j dpoF<
"GOV
u
ri
Juffer CLARISSA HARLOWE;, . 29J
..<3oorgaen^ wanneer ik haar eer β der·^ aards
hragt.
\ Cap, inderdaad, mijn Héér, ik moet zéggeii
dat gij niet weldeedc met de angften eener Lhdy ,re
vermeerderen» die voorheen al zo verfchrikt was·
Het lief Schepzel poogde bij mi| door té gaén^
Ik zettede mijn rug tegen dé deur , én verzogt
haar nog een weiiiig oogenblikken tö toeven. Ilc
zoude dus veel niét gezegd hebben, mijn allerliefil
Schepzel, waare het niet ora ui^enPviille zo wet
'^s om mijnentwille^ op dat Capitein Tomlinfort
niet mögt denken , dat ik mij friooder gedragen
fead dan ik hebbe.^ En ik zal^ geen woord meer
ipreeken over het' onderwerp , ti.a 'dat ik riiij be-
roepen hebbe op,uw eigen hart, of het niet noö-
dig was j dat ik zö heel zeide; en op denCapitein^
bf hij aiiders niet met een veel erger gevqelmi van
mij zou zijn heen gegaen , indien hij over mijn^
misdaad geoordeeld had 'uit dé felheid uwer gram-^
^chap?
' €αΡ» Όύ zoude V& inderdaad. Dat hekennä
ïk. En Ik ben blijde, mijn Hr. Lovelace, dat gi|
in ftaat zijt om iizelven dus verre fs verdeedigen.-
Cl. Die zaak moet wel beoordeeld worden ^
daar de misdaadige zig plaatd op den ^elveiï regt-
bank met den regter.--ik onderwerpe de mij-
ne niet aan het oordeel van mannen---Οοίί
niet, met uw verlof dat ik het zégge , van Ü^
Capitein Tomlinfon , fchoon ik gezind heü eert
een goed gevoelen van u te hébben, Waare dö
karei niet verzekerd geweeft, dat hij u ter ziinef
begunftigingehad overgehaald, hij zoude u hier tef
ilamftead niet gebragt hebben.
y. Deek Τ - C^/,
-ocr page 323-Cap. Dat ik bén bvergehaald ^ gelijk gij he^
noemt, Madnrn,^ is pm den wil van uwen Ooiii',
om uwentwille,· .meer'(dit zegge ik in het bij-
zijn van,dpn Hr. Lovelace) dan οηί'zijnentwillé*
Wat kan ik", dog In het oog hebban,, dan Vieede
en Verzöeninge ? Ik bebbe den Hr. Lovelace van
den 'Z'^g-iwii af befciiuldigd, en ik befchuldige hem
nu lyeder^i dat hij angft met angft, en fchrik met
fchrik vermeerderd heeft; daar de Lady, gelijk gij
bekent, 'mijn Heer [bars kijkende] te moren al
op het punt was van in flaauwte te vallen.
'LoveL· Ik wil wel voor u bekennen , Cfipl-
tein Tomlinfon , dat ik mij zeer fchuldig gemaakt;,
en als een ?eer dwaas man geHandeld hebbe; en
ook als een zeer 'ondankbaar ^ indien dit dierbaar
fchepzel mi] ooit vereerde met haare Lieiide. Do^
ik hebbe maar al te veel reden'gehad om daaraan
te twijffclen.' En dit is nu een'do'orflaend bewijs
dar ze nooit die agtinge voor mij had, vyaarom
mijn hoogmoedig hart.wenfchtedat zij,, daar wij
zulke uitzigten vopr óns hebben; de Trouwdag zq
nabij is; de Huwelijks-voorwaarden goed gekeurd^
en opgefteld zijn j haar Oom bedagt is op eene al-
gemeene Verzoeninge, tot welke Ik j óm haarent'
wille, niet om mijnentwille , gezind was mij iri
te laaien; dat zij, zegge ik, om eene zo weezen-
lijk geringe misdaad , bij eene zo tvaarlijk toe-
vallige gelegenheid , mij voor akoos verilooten
kan ; en met mij, alle hoope laaten vaaren van
die Verzoeninge, op pdanigen voet als haar Oont
die had ingclleld, en waarin zij beruft had; en ak
Ie gevolgen zig gerrooften , hoe doodlijk dezelve
öpk.mogelijk zijn kunnen. Bij mijne Ziel,
t'
Juffer GLARJSSA HARLOWE.
%piteiti Tomlinfon , het lief SchepzcFmoet mif
den geheelen tijd door gehaat hebhen', terwijl zij
voorneemens was mij met haare hand re vereereii.
En nu moet zij beiluiten om mij te verzaaken, zo
veel ik bevroeden kan, dewijl zij in haar hart d&
voorkeuze geeft aan den haatelijkilen karei ——
dien Solmes ^ die, gelijk gij'mij berigt, haare«
Broeder vergezelt: En met welke hoope, met
welk een inzigt, vergezelt hij hem! -— Hoe ka«
ik de gedagte hiervan verdraagen ? —--
CL Het is redelijk, nijn Heer, dat gij over
anijne agcinge voor u oordeelt i, naar uwe eigene
bewuftheid van »uwe wanverdienfte* Egter weet
gij wel, gij zoudt u anders zo niet jegens mij heb'·
ien durven gedraagen , als gij zomtijds gedaes
hebt, dat gij daarvan meer hadt dan gij verdien^
det. ,
Zij trad van pris af; en weer naar ons toekoo^
mende , Capitein Tomlinfon, zeide zij , ik zaJ
voor u bekennen, dat ik niet bekwaam was oro
tot een befluit te koomen van mijne hand te
ven, en — niets meer dan mijne hand. Heb-
be ik hiervan niet een doprilaend bewijs gcgcveti
omtrent de voorraaals toegeevendile ouderen ?
hetwelk mij in eene verlegenheid gels-agt heeft,
die door deezen man verzwaard is, daar dank-
baarheid en eereiijkheid hem verpligteden zijn bed
te doen , om dezelve draagelijk te maaken. ik
was zelf geneigd, mijn Heer, om hem te begun-
iligen; ik maake geen- zwaarigheid van dit te be-
kennen. Lang (veei te langt) verdroeg ik zijne
onbezeifelijke handelingen , zijne miillagen toe-
fclvrijvende ^xïèQnQ onbedaste losheid^ en aan
brek van kundigheid wat waar β kiesheid ^ tn'wad^
re edelmoedigheid vereifchten van een hart, 'c
welk vatbaar was voor dankbaare indrukzelen je»·
gens eene, die door zijn toedoen in ongelukkige
ornilandigheden gewikkeld was. Het is nu ondeu-
gendheid in hem (eene ondeugendheid, welke al-
le zijne betuigingen haar geloof beneemt) ce zeg-
gen, dat zijn laatiie wreede en ondankbaare hoon
niet voorhedagt geweeft is. - Maar wat
behoeve ik van deezen hoon meer te zeggen, daar
dezelve van zulk een aart was, dat zij die neigin-
ge ter zijner gunfte geheel veranderd heeft, en
mij doen verkiezen ora alle de aanlokkende voor-
witzigten, waarvan hij fpreekt ^ te laaten vaaren \
an alle gevaar te loopen, om mij van zijné magt
. te bevrijden?
O mijn allcrliefil Schepzel! hoe gelukkig zou
bet voor ons beide geweeil zijn, waare ik in llaac
geweell ora die neiginge, gelijk gij de goedheid
hebt van ze te noemen, te ontdekken door zodani-
ge koele agterhoudingen als geen man ooit beje-
genden ! ----
i Hij heeft die wd ontdekt, Capitein Tomlirr-
fon. Ilij bra^ii; mij meer dan eens ^ tot hekente'
nis van dezelve ; waartoe mij te brengen voor
hem dies te minder noodig wns, alzo ik zeggen
durve, dat zijne eigene Grootsheid hera geen re*
den ίζ.ιΓ om daaraan te twijfelen; en alzo ik oo-
genichijne'ijk geen andere beweegoorzaak had om
met het bekennen daarvan niet heel voorhaarig te
zijn , dan miin maar al re wel gegronde fchroom
voor zijn gebrek van edelmoedigheid. Met een
woord, CapiLein ïomlinfo.n,(en m ik een vaft be-
fluic
-ocr page 326-Juffer CLARISSA HARLOWE.
fluit genomen hebbe omirenc mijne maatregels,
inaake ik te minder zwaarigheid om dit te zeggen)
ik zoude mijzelve veragt liebben, had ik mij be-
kwaam gevonden tot Preursheid. of Dwingelandij
over den man, dien ik voorhad te trouwen. Ik
hebbe altoos de vvaardile vriendin, die ik ter we-
reld hebbe , befchuldigd over eene fout van deeze
natuure. Met een woord-,— . j
Lovel, En had mijne engelin weezenlijlc en
inderdaad die gunft voor mij, welke het haar be-
haagt te bekennen ?--Ailerlijfll Schcpzel, ver-
geef het mij. lierftel mij in uw goed gevoelen.
Immers hebbe ik niec meer gezondigd, dan ver/
geven kan worden. Gij zegt, dat ik u de belofte
afperfte , welke gij mij deedc. Dog ik kon mij
niet vermeten hebben , om die belofte tot eene
voorwaarde te Hellen van mijne gehoorzaaminge,
hadde ik niet gedagt dat 'er plaatze overbleef ο-,τι
vergiffenis re verwagten. Laat dog toe , bidde
ik u, dat die uitzigten Hand grijpen, welke zig zo
aangenaam voor ons opdeeden. - Ik zal naar ihul
gaen , en den Verlof brief haaien: Alle zwaarig-
heden om denzei ven te krijgen, zijn te boven ge-
koomen. Capitein Tomlinfon zal getuige zijn
van het fluiten des Contraéts. Hij zal van wegen
uwen Oom tegenwoordig zijn bij de Plegtigheid.
Hij gaf mij trouwens hoope , dat uw Oom zel-
ve ---
Cap, Zo deed ik mijn Hr. Lovelace : En ik
zal u mijne redenen wel zeggen voor de hoope,
die ik gaf. Ik ftelde auu mijnen wanrden vriend
voor (aan uwen Oom, Madam) dat hij zou voor-
geeven , als of hij een reisje met mij wilde doea
Τ 5 naar
-ocr page 327-De HISTORIE van
.naar mijne kleine Pagt-hoeve, zo als ik het noe-
nie, nabij Northampcon, voor eene week of zo.
-- Arme heer ! hij is zedert eenigen tijd
weinig uit den huis geweA! Maar al te zigtbaar
inderdaad afneemende! --Veranderinge van
lugt, zou men kunnen voorgeeven , dat goed
voor hem was. -- Dog ik zie, Madam,
dat dit een al te teder onderwerp is--
I let lief fchepzel weende. Zij wift wei^ waar
cp zij des Capiteins even aangeroerde meening^
moeit t' huis brengen, aangaende de gelegen-
heid van haars Ooms afneemenden itaac vaa ge-
zondheid.
Cap, Wij konden wel, zeide ik hem , dien
weg inflaen, maar van denzelven ons met mijne
karos haaftlijk iledewaards wenden; en dan kon-
de hij de Plegtigheid met zijne eigene oogen zien
verrigcen, en den gewenfchcen Vader zijn zo wel
als den beminden Oom.
Zij keerde zig om van ons, en· droogde haa-
re oogen af.
Cap, En weezenlijk , fchijnen hiertegen nu
maar twee tegenwerpingen te zijn; voor zo verre
de Hr. Harlowe den voorflag niet tegenging -—
De eene het ongelukkig misveriland tuiFchen u
lieden; hetwelk ik om geen ding zou willen dat
hij te weeten kwam; nademaal h^j dan ligclijk des
Hren. Jakob Harlowes onregcmaatige verdenkin-
gen bij zig zou Ibaten gelden. —- De andere ,
dat het noodwendig eenig uitilelzou te vvege bren-
gen van de Piegtigheid; welke zekerlijk in een
dag of twee kan voltrokken worden---In*·
dien —
-ocr page 328-Juffer CLARISSA HARLOWE;, . 29J
En to€n boog hij zig eerbiediglijk voor mijne
godin. -— Hüpfche vent I- Maar dik-
wijls vervloekte ik mijn gefterrite ,, dat het "mij'
zo zeer verpiigt maakte aan zijné behendigheid.
Zij zóu gefproken Webben j maar ik, in êè
gefteldhéid van haar weézeh g£ênfzin| hebbende
(fchoon deszelfs geftrengheid en verontwaardiging
ge een weinig verminderd fcheéri) zéide , en zou
daardoor bijkans mijne zaak geheel verknoeid heb- ·
ben,--Zo even viel mij een Expedient in
gedagten ;-^
Cl. Geen van uwe Erpe'dtenién hier, mijn
Hr. Lovelace ί--Ik hebbe eert afgrijzen van u-
we Expedienten, van uwe Uitvindingen -— Ik
hebbe daarvan reeds al te veel gehad.
Lovei.^ Zie eens , Capitéin Tomlinfon ί —τ.
Zie eens mijn Heer — O hoe (lellen vifij ons zelve
bij u ten toon! — Weinig gedagten hadc gij, dur-^
ve ik zeggen , dat wij in zulk een aanhoudend
misverftand te zamen geleefd hebben ! —■ Öog gij'
zult alles wel teri beften willen fchikken. Wij
kunnen nog wel gelukkig wórden. O dat ik haa
kunnen verzekerd zijn , dat dit dierbaar fchepzel
beminde mee hethonderdfte gedeelte der Lief-
de, welke ik haar toedraage!-Wij hebben
wederzijds wantrouwen gehad op malkanderen.
Ik moet de vrijheid neemen van te zeggen, dat zij
te veel naauwgezetheidgehad heeft: Ik vreezeV dac
ik te weinig gehad hebbe. Hieruit zijn onze;
moeijelijkheden oniftaeri. Dog ik hebbe een Hart,
Capitein Tomlinfon, een hartdat mij gebiedt te
hoopen op haare Liefde , om dat het beilooten
f4 · heefc
-ocr page 329-hèefc dezelve zo zeer te verdienen, als een menfck
die kan verdienen.
Cap. Ik ftae inderdaad verzet over hetgeen ik
gezien en gehoord hebbe. Ik verdeedige den Hr.
Lovelace iiiet, Madam , in de ergernis die hij u
gegeven heeft — Als Zielve een Vader van Dogte-
ren zynde , kan ik hem niet verdeedigen ; fchoon
zijne IchuJd ligter fchijne te zijn, dan ik gevreesd
had--Dog op mijne confdentie,' Macam, gij
iaat uwe gramfchap te hoog loopen.
CV. Te hoog, mijn Heer! — Te hoog, te-
gen den man die gelukkig had kunnen zijn, indien
hij gewild had ! — Te hoog tegen den man, die
wel honderd maaien mijne ziel in twijfelmoedig-
heid gehouden heeft, zedert dat hij (door bedrog
€n lift) magt over mij gekreegen had !--Zeg,
Lovelace, fpreek zelve, Zijt gij niet die Lovelace,
die door mij te hoonen, uwe eigene hoope bedor-
ven hebt ? — De deugniet die in ftioode vermdm-
jninge verft:heen, fpeelende voor een oud kreupel
Ichepzel, die een logement zogt voor uwe zieke
vrouw? — De juffrouwen hier Hiftorien vertellen-
de, welke gij alle zelve verzonnen hebt; en u bij
haar het regt van een getrouwd man over mij aan-
iTiaatigende , hetwelk gij niet hebt? - En is
het [iiig tot den Capitein keerendej te verwagcen,
dat ik geloof zouilaen aan de betuigingen van zulk
em karei?
Lovel. Behandel mij, allerlieift fchepzel, zo
bet u behaagt, ik zal het vërdraagen: Hoewel u-
we verimaadinge en vinnigheid mij pooken in het
hart geduwd hebben --— Dog was het wel
„nio^eiijk, Züüder die vermommin^ci], u ic fpree-
kcQ
-ocr page 330-Juffer CLARISSA HARLOWE. 2cj5>
ken te koomen \--En kon ik'dulden u te veΓ·^
liezen , indien vlijt, indien yindinge, her in mijti
vermogen kon ftellen om uwen toorn te ftilien, en
mij hoope verleenen van u te béweegen om de
beloofde vergifenis aan mij te beveftigen I De ^
wijze, waarop ik in het bijzijn'der vrouwen totu
Iprak, als of de lluwelijks-piegtigheid reeds ge-
fchied was, was in gevolge van hetgeen uw Oom
geraaden had^ ^Ïi waarin gij zelve beruß hadt;
en gefchiedde dies te eer , alzo uw Broeder en
SIngleton , en Solmes, beiloocen hebben om na
te vorfchen of hetgeen van uw Trouwen verhaald
vvierd, waar zij of niet , op dat zij diesvolgens
hunne maarregels niogten neemen; en m hoope
van dat onheil voor te koomen, welk ik mij maar
al te veel bevlijtigd hebbe om voor te koomen,
nademaal deeze gedweeheid uwen Broeder en zij-
ne IVledeftaiiders maar tot vermetelheid heeft aan- ·
gemoedigd.
CL O gij wonderbanre deugniet, hoe klapt
gij ! - Maar, Capitein Tomlinfon , met uw"
verlof dat ik zegge, dat waare ik genegen om ver-
der in dit onderwerp te treeden, ik mij wel beroe-,
pen wilde op het oordeel van Juffer Rawlins (wie
hebbe ik anders om mij op te beroepen ?) Zij
fchijn't eene perfoon van voorzigtigheid en eere te
zijn; maar niet op het oordeel van eenig Man, ot'
ik mijne gramfchap buiten de behoorelijke paaien
uitilrekke, wanneer ik beiluite --
Cap. Vergeef mij , Madam, dat ik u in de
reden valle --Dog mij dunkt dat hiertoe geen
reden zijn kan. Gij behoort, gelijk gij zeidet al-
leen te oordcelen over de onwaardigheden u aan-
gedaen. De juffrouwen hier zijn u vreemd. Gij
2ulc mi5fchien maar eenen korten tijd onder haar
verblijven. in4ien ^ij den itaat van uw geval voor
eenige,van haar openlegt, en uwBroedei bij haar
onderzoek koomt doen, zal uws Óoms voorgeno-
raene beiiiiddelinge ontdekt worden,ι en in,duigen
rallen! —— Ik zal dan voor den dag kopmen
in een Jigc, waarin ik nog nooit geilaen hebbe
van mijn leevén- want deeze vrouwen kun-
nen ligt zig niet verpligc agten om het geheim te
bewaai en.
Hupiche vent!
CL· O in welke zwaarigheden heefc een nood-
lottige ftap mij ingewikkeld! —— Dog; het is
niet noodig mij hieromtrent op eenig menfch te'
beroepen. Ik hebbe reeds mijn befluit omtrent
mijne maatregel?.
Cap, Èen volßrekt ναβ befluit, Madam?
Cl. Ja dog.
. Cap. Wat zal ik zeggen aan uwen Oom Ilar-
lowe, Ma.dam·?-- Arme heer! hoe verbaasd
zal hij ftaen! -- Gij ziet mijn llr. Lovelace
—-- Gij ziet, mijn heer — zig tot mij keerende
met eene zwaaijende hand--Maar gij moogc
het u zeiven danken--En wonderbaarlijk bars
Ibpte hij van ons af.
Het is, bij mijne ziel, waaragiig, dagt ik.
ïk liep de kamer over, en beet op mijne onoverree-
dende lippen, nu.op de bovenfte, dan op de on-
derfte,vanfpijc.
Hij maakte eene diepe eerbiedenis vóórhaar
—- En ging naar hec venlter, daar zijn Hoed
en Zwjeep lag; «ya^die opnetmende, opende hij
de
'2S>S
y-
Juffer CLARISSA HARLOWE. 2cj5>
de deur. Kind, zeide hij tegen iemand, die hij
zag, eijlieve, beveel mijnen knegt eens dat hij
mijn paard aan de deur brengt ———
Lovel, Gij wik niec gaen, mijn Heer.—
Dat hoope ik immers niet--.Ik ben de on·
gelukkigfte man ter wereld! ■ Gij wilc niet .
gaen -- Hoewel, helaas 1 --- Dog gij
züIdimmers niet gaen-, mijn Heer! -— Daar
is mogelijk nog hoope, dat Lady EliTabet eeniged
invloed mag hebben--
Cap, Mijn waarde Hr. Lovelace ! en mögt
mijn braave vriend, een toegenegen Oom, niet
hoopen eenigen invloed te zullen hebben op zij-
r.e Dogter-Nigtl -- Dog ik verzoeke ver-
giffenis — Een Brief zal my altoos bereid vin*
den om de Lady ten dienll te ftaen, en dat zo
wel om haarentwiile als om den wil van mijnen
waarden vriend.
Zij was op een' ftoel neer gevallen; met de
oogen naar den grond gefiagen: Zij zat onbewee-
gelijk, als in een diep gepeins.
De Capitein boog.zlg weder voor haar:
Maar zijne buiginge wierd niet beantwoord.
Mijn Hr. Lovelace^ zeide hij (met een weezen
als of hij mijns gelijk en onafhargelijk was) ik ben
uvj Dienaar, ^ -
Nog zat het wonderlijk lief fchepzcl zo onbe-
weegelijk als een beeld; nog hand, nog voet, nog
hoofd, nog oog verroerende-- Ik zag nooit
voorheen iemand in eene zo diepe mijuieringe , in
zulk een waakenden droom. . 4
Hij trad haar voorbij om.uit te gaen door de ]
deur daar ?e naail bij zat, fchoon -door de andero
Uli
-ocr page 333-deur te gaen regtftreeks zijn weg was; en boog
jLig weder. Zij bewoog zig niet. Ik zal de Laay
iiiec ilooren in haare gepeinzen, mijn Heer. -
Adieu , mijn Hr, Loveiace - Niei verder^
verzoeke ik u.
Zijfprongop, zugtende ■—_Zuli: gij gaen,
mijn Heer ?
Cap. Ja dog, Madam. Ik zoude u gaara
hebben dienil gedaen: Dog ik zie, dat liec niec in
mijne magt is.
Zij liond op, de eene hand uithoudende ,
met eene onnavQjgelijke deftigheid en minzaam-
heid -Het is mij leed dat gij gaet, mijn Heer
---Ik kan 't niet helpen —----Ik hebbe geen
vriend , dien ik kan raadpleegen---- De Hr.
Loveiace bezie de konil; (of het geluk , moet ik
het mifibhien noemen) om zig veele te maaken,
■- Wel mijn Heer - indien gij wilt-
gaen» ik kan 't niet helpen.
Cap. Ik wil niet gaen, Madam; zijne oogen
pinkende. [Weer van eene viaag van goedertie-
renheid aangetail! ] Ik wil niet gaen , indien ik
met langer te blijven u of dienil of pleizier kan
doen. Wat. mijn Heer [zig tot mij keerendej
wat mijn Hr. Loveiace, was u Expedient ?
-Miflchien mag hij iets voordraagen. Ma-
dam -
Zij zugtede; en zweeg iHl.
PVKAAK^ deeze aanroepinge deed ik bij
Viijzehen^ houd uw throon in in mijn hart. ---
Ί·
Indien de ge'joeldenaares de Liefde u nog eens,
weer daaruit drijft .y zult gij nooit n-eder in 'i
Jfezit geraaken I
Lo"
-ocr page 334-JuFFEÄ CLARISSA HARLÖ\TO,
LoveL Hergeen waarop ik gedügt had, hec
geen ik bedoeld had voor te ilellen [en ik zugrede")
was dit, dat het lief fchepzel, indien zij het mij
niet vergeeVen wiU zo ais zij beloofde, haar mis-
noegen, het welk zij regen mij heeft opgevat,
wil opfGhorten , tot dat Lady Eliiabet koomr.
-- Die Lady mag middelaares tuflcben ons
zijn. Dit lief fchepzel kan zig dan onèitshaareh^^
fcherminge bcgeeven, en haar vergezellen narr
haar Land-huis in Oxfordshire. Het is een van
de oogmerken van haare Ladyfchaphaare onder*
ftelde nieuwe Nigt re beweegen om jt?et haar naar
het land te gaen* Men kan iedereen buiten Lady
Elifabet, en u, Capitein Tomlinfon, en uwen
vriend den Hr. Harlowe Cg^lijk hij.) begeert) in
den waan laaten, dat wij al eenigen tijd zijn ge-
trouwd, geweeft: En dat zij bij mijne Bloedver-
wanten is , zal tot een bewijs verftrekken^ voor
Jakob Harlowe, dat het zo is\ en.ons Huwelijk
kan dan in 't gtheim , en naar hec welbehaagen
van dit bemird fchepzel worden ingezegend; en
uw verhaal, Capitcin', dus geftaafd.
Cap, Op mijne eereï Madam, met zijne
hand op zijne .borit flaende , een fchoon Exp^
dient!-Hierdoor kunnen alle oogmerken
bereikt worden.
Zij peinsde --- Zij was grootlijks verlege!^
--- Eindelijk, God geleide mij! zei de zij;
Ik weete niet wat ik düen moet -—— Een jong
vriendloos fchepzel I Wien hebbe ik om mede te
raadpleegen? ——— Laat mij weg gaenV indien
ik kan weggaent ^ .
tLr
Zij ging heen met traage en beevende voe-
ten, en begaf zig naar boven naar haare kamer. ^
Om Gods wille, zeide de geraakte fchurk
[zijne hand en opheffende] ; Om Gods wille heb
dog medelijden met deeze verwonderlijke Vrouw!
--- Ik kan niet verder gaen--Ik kan
niec verder gaen —--- Zij verdient alles--
Zagt! --— verdoemde vent! De
Vrouwen komen'daar.
Hij zwolg zijne wémoedigheid op — keerde
zig om —' bremde zijne ftem in een manlijker
toon--Droog uwe vervloekte oogen af —r^·^*
Dat deed hij. De Zonne-fchijn greep plaatze opr
de eene kaak, en verfpreidde zig langzaam over
de andere, en de knaap kreeg zijne geheele ge^^
daante weerom. >
De vrouwen kwamen alle drie binnen, geleid
van die doornieuwsgierige Juffer Rawlins. Ik
zeide^ Haar dat de Lady boven gegaen was om al-
les te overweegen: Dat wij nog hoope op haar
iiadden. En wij (telden alles, wat 'er voorgeval
len was, op zulk eene wijze voor, dat het dar
fctioone Stijfzinnige of ftilzwijgende of openlijk be-
tuigde befchuldiginge aanbragt van een hard hart
cn overmaat van kiesheid te bezitten.
De weduw Bevis, in 't bijzonder , ßak de
eene lip uit, fmeet hsfar hoofd agter over, fponfte
haar voorhoofd , en maakte zulke beweegingen
jnet haare,nu opgeheven, nu neergeflagen oogen ^
welke toonden, dat zij dagt dat 'er heel veel ftijf-
hoofdigheid e^i 'gemaaktheid bij |de Lady wasz
Nu en dan veranderde zij haare -berifpende ge^
gigcen in gezigten van medelijden jegens mij
Juffer CLARISSA HARLOWE. 2cj5>
Maar (gelijk zij zeide) zij h!eld niet van de
zaaken te verzwaaren'-! -- Eenè' armhartige
afaire , God beter ! haare fchouders optrekken-
de , om zo veel geweld'oVer te maaken! Én dan
lachten haare oogen hartlijk -^ Toegèevend-
heid was goéd ! 'Lieide was goed .' " Miar tc ve0l
was dog te veel! j u
JuiFer RawHns, evenwel, verklaarde, na d^c
zij de Weduw Bjvis , met eene preutrche'glim-
lach, eene /«/roi^ïu / genoemdhadj Dit
'er iets in onze Hiilorie zijn raoeft, hetwelk zï)
niet kon peilen ; en ging van ons af^ in een hóek
nederzitten , daarover oogenfchijnelijk verdrietig
zynde, ' "
■ i-i i
De Ht\ L o vela: ce. Ten Vet^jolge*'
De Lady bleef langer boven dan wij· wenfch-
len; en ik hoopende dat zij (als eene regte Lady^
alleen wagtede op noodiglnge om weder ^^
ons te 4óOmen ^ verzogt"de'Weduwé'Bevis, dac
zij in des Capiteins naam (die naar de Stad möeil
vertrekken) haar ging vraagen om ons mee haajr
bijzijn te begunftigen.
Ik had 'er geen zin in om öf JuiFér Rawllni
of Juifr. Moore raet de boodfchap boven te zenden,
uit vreeze of mijne Beminde in eene mededeel-zie-
ke gefteldheid zijö rapgci iiüWBdeTbtid'daaijiij aaH"»'
ge»
im
WW
, geroerd had van zig. op JufFer Rawlins te beroepen;
welke buiten dat zulk eene onbepaalde nieuwsgier
^ righeid heeft.
,, ^ Juffr. Bevis kwam, terftond weerom met een
'antwoord (^wenkende en pinkende tegen mij) dat
de Lady haar zou volgen naar beneden. Juffer
Rawlins kon niet nalaaten van aan te bieden oni
been le gaen , gelijk de andere deeden. Hoewel
..haare oogen wei te kennen gaven , dat zij liever
,zou willen blijven. Dog die niet beantwoord zijn-
de , zo als zij fcheen te wenfchen, ging zij nevens
de andere weg , dog^met traager voeten ; en zij
was naauwlijksiut^de kamer, wanneer de Lady door
^de* andere deur binnen kwam;^ eene droefgeeftige
deftigheid in haare perfoon en weezen zig vertoo·'
nende.
Zij ging zitten. Eijlieve, mijn Hr. Tomlin-
fon, neem plaatze.| !
Hij plaatfte zig op een floel regt tegen haar
over. Ik ilond.agter den haaren,· op dat ik hem
de beßemde Seinen geeven mögt, wanneer de ge-
legenheid het zo medebragc.
, ' Dusdanig - Een wenk van het linker
oog was om te betekenen, Dring dat ßuk aan #
Capïteln.
Een wenk van het regrer , en een knik,
was om de Goedkeurmge te kennen te geeven van
hetgeen hij zeide.
Mijn voorilen vinger op te houden , en op
mijne lip te h\]mT\. Maak daarvan, af te koomen^
ras ah mogelijk is.
Regt vooruit te knikken, en te frpnfen ■—^
Ζτυϋβζ daarop^, Cafndn^ ^ ; j
Juffer CLARISSA HARLÖWE; jèf
. Mijne vlakke handuitgeipreid, .Zorg te drad·^
^en 'om ' niet al Ίβ veel over 'dat bijzónder onder
werp te zeggen* ^ ' ., „
Eene zamengétrokkene wmkbraaüw, eti eert
ernilige knik , was zö veel als Kern té gebieden om
in toorn op te ßüivem ' / . .
En' dèèze bewéegingen zelf icjie mét mijnd,
hand, kondé; ik' niaaken , zondef mijïn' afm^üit té
iteeken ,. oi mijne Hand ófü tè draaijen ,' indien dë
vrouwen 'erbij geweè[il: waa'ren; gelijk^ik niét will ^
wanneer w.y dèèze bewéegingen afKpflIen i lóf zij
'êr niet zijn mogten. . '
^ij brenide V- ik- zou ge%roketi jjebbèh, oM
haar ih haare öhderftelde bèfchaamdlieid te gémoet -
te koomen: Dog hét ón.tbïëekt deeèé^Lady hooit'
üaq,vrijmoedigheid, wflpneer*er^'mÓ|dighéid Ver-
eifcht, wordt, of-tot haare" εεΓβ ,,. οίΤ ώ wél-"
he wufte defcigheid, .v^ellié, haar ^' ÜndÄ vaiiT
alle vrouwen , dïe'ik" böit'kérilèV . ^ ^
ik hebbe alles óverwogen, èeiaé "zij ['lo'^gbéd
als ik kondé, hetgeéti is vöorgevalléri ; en alles
wat gezegd is; èn mijnéii ongelukkigöh tpeilandi
Ik heb'be geen kwaade nieenibge; Ik wenfö^g^
leèvend fche^él e'enig kWaad, mijh Hri'Tottilin'
ion. ik hébbe altóós, luft gehad öra guhilige'rtiééi?
dgn 'ongunftige beiluiten omtrént ieftiand t^'lrek-,
kßn, zomtijds wel, gelijk gébleekert fs j ömtrehli
«eer óndeugéndé harten. Bedilzugc, Welke fou-
ten ik ook niöge hebbeii, W^è nöölt ΐώ eigé'fê
n/ituurè mijn gebrék; —— Maar in iulke om-
ftandlgheden als ik ben; zo Behandeld dis ik beh.j
onwaai-diglijk behandeld , van eeneti man die νόί
iß van liften, en daarin zijne eeré Mi
' Y. Dcek · V - - Èê^
5GÖ DE HISTORIE VAN
Lov'd. Mijn waardile Lee\^en! ——."Dog ik
zai'u liiet^iloorén/' "
Cl. Dus behandeld zijnde , betaamt het mij'
te tw^g^lert , Het is liet béiang' mijner eeie^
tè twijfl^lén , vreezen , te fchroomen -
Uwe tuiTch^koomft, mijn Heer, is zo regt tijdige
zö gunilig vop'r w^f«'— Mijns Ooms Vond^,
de eerile van die zoort, gelóöve ik, waarom hi| ·
oöit gedagt 'h'eefc — epn eenvoudig, eerelijk'f
goedhartig man, gelijk hij ),.zig niet toeléggende
op zulke Vónden — Uw verha^ in övereenkoom'il'
daarmede—^De gevolgen van dit-verhaal'; Mijti
Broedér fdöof ^het,gerügt onthutft;.Zijn roekeloos ^
beiluit" daarop Het gerügt;insgelijks onvér^
wagt ter odren gekoqmen ende
eyerige vati idès Hrén. Lovelaces bloedverwanten "
—' Het ichiéjy^ fclirijven van Brieven daarop aan'
hem , welke tóf,''"mét deii üwfenV mij getoond he^efr
— Aile ceremoBié , onder perfootien die door ge-
boorte nxjäarneemers zijn van 'het, ceremonieel^
en die met'regt op'haar aanzien mogen boogen
a^n een kant gefteld wordende ·--— Alle deezei'
djngen zijn Äö ras op malkanderèn gekoomen , en!
zommige dérzelver zo regt van pas"--
Loveh Lady Elifabec» ziet gij, Ma'dam, in
haarei;.Brieft zet pointUle ter zijde, zo alk ze;^
ofjenlijk betuigt., 'uit eerbewijs voor,u. Charlotte'
betuigt in'äen haaren, hetzelve te dö^n om dézfel··^
ve reden., , Goede,God dat hetgeen als eerte blijk
van agtinge jegens u bedoeld wordt van mijn©,
nabeftaenden , welke jn alle andere > gevallen ^
weezenlijk op her punt van,eere flaen , dus ge-'
^uid moet worden ! Zi] waareii blijde, Madam
mee
-ocr page 340-JuFFEk CLARISSA HARLOl^Ë. Η
finet gelegenheid te hebben van u te eeien ten
mijnen kófte. Iedereen van mijne familie heeft
vfermaak in met mij te fchercfeni Maar haarc(
vreugde bij het onderfteld geVal —-
CL Twijffelé ik , mijn Heer , of gij wel iets
hebt in te brengen voor alles, wat gij goed yindc
om te doen? Ik fpreeke tegen dén Capitein Tom^'
linfon ^ mijn Heer. Ik wenfchce wel, dat het li
beliefde hiervandaan te gaen ■■ ■■ Ten riïinftéa
van agter mijnen ftoel weg te koomen.
En zij keèk den Capitein aan, bemerkende I
bngetwijifeld , dat zijne oogen lèiTen fchéenèn té
ontvangen van de mijne.
Een reine kamp, én gelijk op, bij Jupiter (
De Capitein was beteuterd. De hond hadi'
in geen tién jaareii Voorheen zulk éene blos op zijrt
aangezigt géhadi ïk beet mijne lippen van geme-i
lijkheid: Wandelde óvef de kamer; dog nam niec-^
tetnin mijnen poft weeriri; en pinkoogde den Ca-^
pitein toe, ais eene waarfchuwingé Voor hem on|
meer te letten op zijné oogen i En daarop mijnö
winkbraauwen te zamert trekkende· j en met den
crnftigen knik , ^eide ik als hét waare, Belg U
daar over^ Capitein.
Cap. Ik hoope , Madam, dac gij geeu v&ii
moeden hebt, dat ik bekwaam ben --
Cl Word niet misnoegd op mij , daplteiii
Tomlinfon. ïk hebbe li gezegd, dat ik niet erg-
denkende Van aart ben. Verfchoon mij om mijnei
opregtlieid willé. Daar is geen opregter hart iii
de wereld, durve ik mij vermeeten te zegg^en^ dati
^at van haar , die gij vOOr u ziec»
j0& De HISTORIE va»
Zij haalde haaren doek uk, en hield dien aaiï
liaare oogeii.
ik. was op^ dat oogenblik ook gereed om 4 op
haar voorbeeld , betuiginge te doen van de eere-
iijkheid van mijn hart; maar,mijne confeiende
Mätinellde mij ; en wilde niet gehengen dat de
voorgenomen eed ten mijnen lippen uitging. --
Een duivelfch ding, dagt ik, dat een menfch zo
y/cinig zigzelven bezit, als hij zigzelven meeft van
Hooden'heeft ί _ ,
De Schurk TomJinfon keek mij aan met een
bedroeiü gelaat, als of hij verlof verzogt om mede
te huilen voor gezelfchap. Het zou mogelijk al
ao goed geweell zijn , dat hij gehuild had. Een
gevoeh'g hart , qf de tekens daarvan door een te-
der oog gegeven, zijn zeer agtbaare dingen, als"
ze door de gelegenheid gebillijkt worden.
En hier m'oete ik u voor de vuifl: bekennen,
dat ik . wel twintigmaalen in dit beproevend gefprek
tot mij zelve zeide, dat konde ik gcdagt hebben,
dat ik alle deeze moeite zou hebben gehad, en al-
le deeze fchuld op mi] gelaaden, ik-ten eerften
liever eerlijk liad wiilen zijn. Manr waarom, Jan^
is dit lief fchepzel zo beminnelijk ; nogthans zo
onwinbaar? —=- Hoordet gij ooit wel te
vooren, dat de lieflijkheden van Maij bloeiden in
December i' . , ·
. Cap. ' Als het u belief: - als het ü
belieft,'Madam - Indien gij aan; mijne eere-
lijkheid twijifelt ----
Een klaagende fchobbejak! Hij mocft ter dee-
ge toornig geworden zijn --— Waartoe gaf
•ik hem den ernüigen kiiik ? Hij moeft weder naar
hen
-ocr page 342-Juffer CLARISSA HARLOWE.
het veniler geftapc hebben, als om zijn Zweep en
Hoed te krijgen. ■
CL Ik maake alken zodanige aanmerkingen L
als mijne jeugd, mijne onervarenheid, en mijne te-
genwoordige ongelukkige omilandigheden in mij
doen opkoomen- Een eerelijk hart (hoedanig
ik hoope dat van Capitein Tomlinfon te zijn) be -
hoeft voor geen onderzoek te vreezen —;— be-
hoeft niet vreezen om doorgezien te worden -
Welke twijfFelingen die man, die de Oorzaak i$
geweeft ï/i?» mijne èvjaalingen^ èn, gelijk mijn
geftrenge Vader bad en wenfchce,Vi? firaff'er van
de dwaalingen die hij veroorzaah heeft, vatt
mij, of van mijne eere ook gehad mögt hebben»
ik zoude hem dezelve hebben vergeven, indien
hij mij dezelve voor de vuiil had· voorgefteld:
Want eenige twijifelingen mögt miiTchien zulk een
man w^/hebben over het^jtoekoomend gedrag van
een Schepzel, welke hijbeweeg^n konxie om brief-
wiiTelinge met hem te houden tegen het verbod
van ouderen^ en tegen het ligt't welk haar eigcti
»ordeel op haar deed indringen :■ En indien hij.
mij dezelve als een regtfchapen man en fatzoenlijk
heer had voorgefteld, ik zou blijde geweeil zijn |
dat mij gelegenheid gegeven wierd om mijne oog:
merken te zuiveren , en getoond hebben dat ik
tot zijn goed gevoelen geregtigd waare - En
ik hoope dac gij, mijn Heer —,—^—
Cap, Ik ben bereid om alle uwe twijffelin-
gen te hooren, Madam, en ze te doen opklaar
CL Ik zal het alleen geeven, mijn, Heer,
op uwe Confcientie en Eere --------
ÊÉm
-ocr page 343-De hond kon niet ilil zitten op zijn ftoel: Hij
floeg zijne beenen over en weer over nialkande-
ren: Haar oog was op hem geveftigd:' Hij vreesde
derhalven, pa den fnuitflag, dien hij ontvangen
Jiad, mij aan te zien om op mijne bevveegingen te
letten; en draaide nu zijne oogen naar mij toe,
dan van mij af, als of hij zijne eigene gezigten
door tegengezigun herroepen wilde.
CL -' Of alles waaragtig is, dat gij ge^
fchreeven, en dat gij mij verteld hebt.
Ik gaf hem een knik regt vooruit, en fronfte
tr- *t welk 20 veel te zeggen was , als Zuteer
éaarop , Capitein. Dog de Schobbejak kwam
niet zo ronduit en ftout voor den dag, dan ik het
wilde gehad hebben. Evenwel , hij betuigde dat
het waar was.
Hij had gehoopt, zeide hij, dat de onaftan*
digheden met welke zijne boodlchap vergezeld
ging, en die hij aan haar had medegedeeld, ixel'
he hij niet kon ie weet en hoornen dan van zijnen
^vaarden vriend haaren Ootn, hem zelf voor de
jchüduw van vermoeden zouden belchut hebben —
Pog ik ben te vreeden , zeide hij , ihmerende,
dat gij zulke — zulke gedagren van mij hebr., als
r- als u zal believen , tot dat tot dat gij vol·
Jtoomen voldaenzijt --
Die Hoerendop!
Cl. De omftandigheden vraarvan gij fpreekt,
moet ik bekennen, mijn Heer, behoor dm u voor
verdenkinge te beichutten Dog de man
die voor u ftaet, is een mr.n die een engel ver-v
dagt zou maaken , zo die cn^;c'l voor hem iprak.
Ik kwam vodrvvaards. Ging ov'er de kamer
Juffer CLäRISSA HARLQWE, JU
— Mijn bloed was inderdaad aan *t zieden
Ik kan het nier verdräagen, Madam |
En ik beet weder óp mijne zo weinig pverreedeii·
4e lip--. - ^ ' ;
• C/. Geen menfch behoort ongeduldigste zija
over befchuldigingen , welke hij zig niet ^haam?
te verdienen. E^n onfchuldige ζαί niet oploo?
pende worden over zulke befchuldigingen. Eea
fchuldige behoort het niet te worden. [Zeer
uitneemend zou dit bekoorelijii'fchepzel om ftrijd
tegen Lord Spreuken kunnen kappen IJ
Pog ik doe nu geen onderzoek'op u , mijn Heer ,
[tot mij] over de maat van uwe verdknflen. Het
is mij alleen leed, dat ik gedrongen ben deezëa
v^aardiger Heer [W^aardiger Heer, Jan!] zulke
vraagen te φβη, welke ik miiTchien niet bèhoore
te doen , zo verre als die bemzèlven betreffen.
-En ik hoope Capitein Tomlinfon, d^
gij , die den Hr, Lovelace zo wel niet kent, da«
ik, tot mijn ongeluk, hem kenne, en die zelve ook
Jiinderen hebt, een arm jong ^chepzel wel ,ver-
fchoonen zult, die beroofd is van talie eerelijke
befcheiminge , en die onwaardiglijk behandeld en
in gevaar gebragt is van den arglifligßen man
ter wereld^ en miiTchien door eene zamen^wee^
fmgs 13an zijne creatuuren,, ; ·
Daar hie|d zij ftil; en ftond φ, en keek mij
aan; Vreeze, niettemin, blijkbaar gemengd zijnde
met haaren Toorn. En zo behoorde , het. Hoe
hec zij, ik was blijde met dit armhartig teken van
Liefde --—- Niemand vreeil diegeene, welk«
zij niet rekenen.
fVijven tongen Wadden ^rij praaten^ zoude
V 4 ilt
μϊ DE HISTORIE VAN
ik haaft'gezegd hebben —— Maar mijne cön·!,
fciéntie liet mij niet toe baar een fVijfiQ noemen;
nog zulk eenè gemeene uitdrukkinge tegen haaf
te gebruiken. Ik kon alleen uitfpatten met mijne
teweegingen; piijne oogen opheffen,, mijne han-
den uitipreiden, mijn aangezigt wrijven, a^n mij-
ne peruik trekken, en kijken als een gek. ' IndeN
^aad , ik was fterk in verzoeliinge om eene ver-
woede ba^l te liaen. Waare ik,alleen bij haar ge-
weeft,^ ik zou het vaft gedaen hebben; en ?ij moge
voor 4e gevolgen hebben ingeitaen. , . '
' , De Capitein kwam ten mijnen behoeve tus-
'fch'en beide; zagtlijk, evénwel, en als iemand die
niet geheel verzekerd was, dat hijzQive wierd vrij-
^ekend. Éenigeder redenen, welke wij beide haii-
deil ingebragt, drong hij weder aan --- En
zagtjesrpréekende-Arme heer! 'zeide hij, wie
moet geen medelijden met hem hebben! ■—— In-
derdaad, Madam, met alle'zijne gebreken, is het
gemaklijk te belpeuren , wat vermogen gij over
hem hèbt! ' . ' ' , ' < '· ■ - ^ ■
Cl, Ik hebbe geen pleizter , mijn Heer,' i»
iemand te kwellen — Zè\ï hem niet,' welke
mij zo zeer gekweld heefr. —--Maar, mijn
Heer, als ik mij BEDENKE, en als ik hetn
voor mij zie , kap ik mijne drift niet bedwingen ·!
--Inderdaad, inderdaad, Capitein Tomlinibn,
de Hr. Lovelace heeft bij "mij niet gehandeld^ nog
als een dankbaar,· nog als' een edelmoedig man;
ja zelf niet als een voorzigtig ! - Hij kent
'de waardij niet, gelijk ik hem gifteren zeide, van
^c hart hetwelk hij gehoogd heeft! . ' ' >
.......·· .....J ^^ I)aas
I ^
ifSr"i II iir-itiMiTiii tr " .I.ir -------.Γ^ί..»-·-----.
-ocr page 346-Juffer CLARISSA HARLOWE. ^if
" Daar hield de engelin ftil; haaren doek aan
-fiaare oogén houdende. > ' . *
O Belford, Belford ! dat zij Vo zeer rooec uit^
munten , dac ze mij in mijne eigene oogen zom-.
djds als een fchurk'doec voorkoomen/i -ί aii
ik fmeekte haar om' vergiffenis. Jk beloof·
de, dat 'ik mij mijn gantfche leeven zbu bevlijtigen j
om dezelve te verdienen. Mijne misdaaden, zei-
de ik, pelke die ook mogten geweeft zijn, waarcn V)
eer van %aar ßevree^de, iJan metterdaad hsdreev^ _ \
me misdaaderi. Ik 'verzegt haar hec voorgeflagen 1
middel te laaten doorgaen, -c welk ik had uitge- 1
dagt —— Ik herhaalde hetzelve. De Capitein ' ·
drong hec aan , om haars Ooms halven. Ik nog 1
al wéder , om den wil der algemeene Verzoenin- *
ge; om' den wil van mijne geheele familie; om ' 1
verdere ongelukken voor te koomen ' , r
' Zij weende, r Zij fcheen in haar befluit te ^^
wankelen -- Zij keerde zig van mij a£ Ik
maakte'"gewag van den Brief van Lord M. Ik
fmeekte« haar om aan de bemiddelinge van Lady
Elifabet alle onze gefchillen te ftellen , indien zij
't mij niet vergeeven wilde voor dat zij haar zag.
'· ^ 2a) keerde zig naar mij toe --—— Zij zou ge-
fproken hebben ; maar haar gemoed was vol -r-
En zij wendde, haar aangezigc weder van mij af — _ )
-Daarop half naar mij toegekeerd, met haaren doek i
san haare oogen — Ver wagt gij dan weezßnlijk .
en inderdaad Lady Elifabet en 'Juffer Montague.? ' j'
En denkt gij ~ zij hield weder ilil — ;
V
ï
\ ■
i
(
Ν
. \
Ί
denken. Maar met eenen drifdgen toon zig we-
der naar mij toekeerende [O hoe. bezwaarelijk fe
liet vergeevenv;Jäii i voor eenen geert der Harlo-
ivesi] —^jLaac/haare Ladyichap koomen , in-
dien het haar ibeliefc, zeide zij -, Ik kan,
ik kan niet .verlangen om haar'te zien —— En
;io Ik haar al zagy en .zij uwe voorfpraak op zig
jiam, kan ik niet verlangen haar tQhoqren! —
Hoe meer ik 'er om denke, hoe minder ik den
aanflag kan vergeeven , welke ik overtuigd ben
dat wierd aangelegd om mij xq verdelgen. £Een
vergiftig ilerk woord voor de zaak, onderfteld zijn-
de dat ze. gelijk had! ] Hoecjanjg is mijn gedrag
^eweeft, dat een hoon van zulk eene natuure mij
.moert worden-iaangedaen, welke het eene ^ zwak-
heid in mij zijn zoude te vergeeven ? «Ik ben diep
gevallen in mijne eigene oogen! —---- En hoe
kan ik een bezoek ontvangenhetwelk mij nog
meer moet!ter neder drukken?
De Capitein hield bij haar aan ten mijnen
voordeele met nog giOoter ernrt dan voorheen.
Wij beide fcbreeuwden zelf, gelijk ik wel zeggen
mag, om genade en vergilFeniSi [Hebt gij de
vroome luiden nooit hooren praaten van den He-
mel ftormender-hand in te neemen?] >- Met her-
haalde betuigingen van diep berouw- Met.
beloften van volilagene Hervorminge —^--. Met
het gelukkig ingevallen Expedient weder,aan te
dringen----
CL Ik hebbe reeds mijne maatregels genoment
Ik ben te verre gegaen om te rug te treeden, of
te wenfchen om te rug te treeden. Mijn gemoed
fs bereid tot Tegenfpoed, Het is mijn trpoft, dat
! ik
-ocr page 348-Juffer CLARISSA HARLOWE. ^if
Ik het kwaad, 'c welk. mij bejegend heeft , niet
ψβτάίβηά/ Kebbe! --- Ik hebbe aan Juffef Ho-
we gefchreeven , welke mijne voorneemens zijn·
Mijn hare is niet voor u, -——- hec is tegen
u, Hr. Lovelace. Ik zou zo niet ααη u gefehree"
ven hebben , als' ik gedaen hebbe in den Brief,
jdien ik ageer liec, hadde ik niet vafl: beilooten om
wat ^er ook van mij moge worden , voor altoos
vart u af te zien.
Nu was ik vol hoope. Al hoe geftrcng haa^
re uitdrukkingen waaren, ik zag dat zij vreesde,
dat ik zou gedenken aan hetgeen zij had gefqhree-
ven. En inderdaad, haar Brief is de vinnigheid
zelve, Toornige luiden, Jan, behooren nooit te
Jbbrijven, terwijlbume^drift nog gaende is.
Lovd. De geftrengheid , welke gij mij ge-
toond hebt. Madam, het zij bij monde of bij ge-
fchrift zal nooit in mijne gedagtenis verblijf heb-
ben, dan tot uwe eere. In het ligt, waarin gij de
dingen hebt opgenomen , is alles verdiend, en
maar het natuurdijk gevolg van eene deugdzaame
gevoeligheid; en ik aanbldde u zelf ora de nee-
pen, die gij mij gegeven hebt.
Zij zweeg itil. Zij had werks genoeg met
haaren doek aan haare oogen.
Lovek Gij beklaagt u zomtijds, dat gij geen
vrienden hebt van uwe eigene Sexe om mede te
raadpleegen. Juffer Rawlins, moet ik bekennen,
is te nieuwsgierig om betrouwen in haar te ilcllen
[Ik had geen behaagen, moogt gij wel denken, in
haar vooißag van zig te beioepen op JuiFer Rnw-
lins]. Het kan zijn dat zij het wel meent. Dog
iiQoit van mijn leeven kende ik iemand, die gene-
gen
%i6 De HISTORIWvan ^
gen was om de geheimen van anderen te doorfnuf-
felen , welke; gefchikc^was om betrouwd te wor-
den. De nieuwsgierigheid dèr^zodanigen wordt
geregeerd door hoogmoed , welke niec voldaen
kan worden, dan door een geheim voort te luifte-
ren tótdat het openbaar worde, ora dus te too-
nen welke luiden-van gewigt of ichranderheid
zij zijn. Het is in allen gevalle dus gelegen. Welk
man of vrouw, die gierig haakt naar magi^ of
naar rijkdom^ haakt dog gieriglijk naar een van
4Üe beide, met-oogmerk om daarvan een goed g^
bruik te maaken ? ——— Maar op de Ladys van
mijne familie kunt gij betrouwen. Zij Hellen ha-
re eere in u als eene van haar zelve aan te merken·
Vernieuw maar uwe toefteraminge om bij de we^:
reld^ uit hoofde van uws Ooms ukgedagt middel,
en ter verhoedinge van ongelukken, door te gaen
als eere voor eenigen tijd reeds getrouwde Lady.
Lady Elifabet kan men van. de naakte waarheid on-
derrigten; en gij moogt haar {gelijk ze hoopt dat
gij doen zult^ vergezellen naar haar Land-huis;
en, indien het zo weezen moet, mij aanmerken
als in eenen ftaat van Boetdoeninge of Beproeviu-
ge , om aangenomen of verworpen te worden^
naar dat ik blijken zal te verdienen. $
De Capitein floeg wederom zijne hand op zij-
ne boril, en verklaarde op zijné eere, dat dit een
voorflag was, dat indien het geval zijne eigene
Dogcer betrof, en zij niet beiluiten kon om onmid^
deUjk te trouwen ('t welk hem egter verre weg
de befte keuze dagt te zijn) het hem zeer leed zijn
zoude, zo ze<iien ging verwerpen*
CL Waare ik bij de tiabeftaenden van den
lïr. Lovelace, en ftond ik bij de wereld door te
gaen voot zijne vrouw, dan konde ik geen keuze
meer hebben. ^ En hoe kOnde hij dan in een ftaat^
van Beproevinge zijn ? - O mijn Hr. Tom-
linfon , gij zijc té zeer zijn vriend oui te bemer-
ken waarbij heen wü. - ' V
'Cap. Ik ben zipi Vriend ^ Madam, -zo als ik
voorheen al zeide ν gelijk ik' ie' uwè'en uws
Ooms ben, ter bévorderinge van eene'algeirièeiie'
Verzoeninge 'die rbéginnen moet van een ^eter
verftand ïuffchen u lieden zelve. -
.Lovel. Beiluit flegtsj, mijn waardfte-Leevén,
om de aankoomft en het bezoek van Lady Elifabec
af te wagten: En gun dat zij de zaak tuflchen ons
beilegte.'
• \ Cap, Baar kan geen fchaade yatt koomenj
Madam^ OaarvanXyxxii gij geen nadéel nogon·^)
gemak lijden.·^ Indien des Hreh*' Lovelaces mis-
daad zodanig zij, dat eene vrouw van het chara·?'
éler van Lady >^EIifabet die onyergèeyelijk' oor*
deelt, wel dan " 7- '. ^
Cl ['er tuiTchen in fpreekende^ eit tot'mijj
Indien ik van u niet ontruil worde ν liiijn Heet·
■-Indien-ik (gelijk ik behooÏë tè zijn) mijne
eigenemeefteres ben, denkè ik hier te blijven, in
dit eerelijk huis [Én toen wierd mij'een Oogen-^
ßraal, gelijk de Capitein»-het noemt / toegeblik-
femd] tot dat ik een Brief van Juffer Howe ont^
vange. Dat, hooide ik > zal in een dag of twee
gefchieden. Indien de Ladys,' welke gij verwagt,
binnen dien tijd kobmen , en indien zij begeerig
»jn om het fqtjepzel te fpreeken\ Welk gij onge-
luk«
■) ■
V
•I
m
lukkig gemiiakt hebe, zal ik moeten zicii of ik haaf
bezoek kan ontvangen of nier.
Zij wendde zig fchlelijk naar de deur, en
daaruk gegaen zijnde, ging zij den trap op naaf*
haare kamer.
O mijn Heet, zeide de Gapitéiii, to dra. zij
\vas wegjegaen, welk eene Engel van eene vrouw
is deeze! Tk ben een zeer ondeugend tnan ge-
weeß, en hen het nog. Dog indien deezefverwon^
derenswaardige Lady, door mijn toedoen, ietó
ongelukkigs mpgt overkoomen, zal ik meer redeft
hebben om mijzelven te befchuldigen, dan ovef
alle de booze bedrijven van mijn leèven te za*
tüeii. j i
Èn zijne oogen ilondeii waterig;
Niets ongelukkigs kan haar overlcoomen, gij
lijdelijke hond! ——. Wat ongeluks ka?i haar
overkoonien? ---- Hebben wij onze gevoe-
lens van zaaken op te liiaaken uit romaneske
denkbeelden van een meisje, welke onderftek dai
het grootfl: te zijn hetwelk het geringfi: is van alle
kwaad? Hebbe ik u onze geheele^Hiilorie niet
verteld'? Heeft zij haare belofte niet gebroken^
Hebbe ik haar niet edelmoedig gefpaard, toen zé
in mijne magi was? Ik was zedig, fchoon ik met-
haar kon doen wat ik wilde: ïk hebbe wel grootor
vrijheden gebruikt omtrent meisjes van eere en fat-
zoen bij een gemeen ftoeij-partijtjéi daar alles mét
hartig lachen over was, en Neusdoek en Muts weer
in orde gebragt, en de Rokken te regt gefchod
Wierden, in mijne tegenwoordigheid. Nooit wa^^
eenig man^ in diergelijke omftandigheden, met
zo vaft een opzet als ik had, zo aangeprikkeld als^
ik
-ocr page 352-Juffer CLARiSSA'HARLOWE.
jk wierd, van häare'eigene Sexe zo wel, als door
de aandrijvingen eener geweldige hartstogt, immer'
20 zedig. Nögthüns wac genade betoont ze raij ?
Nü, Jan, deezp deerlijke hond was een dier-*
gelijke ongelukkige kwant als gij zelve -- Al-
Zo zijne beweegredenen ikgts dienden ora mij te
beveftigèn in dat voorneemen, toe welks afilanU
hij mij door het bijbrengen derzg}ver zogt te over-
teeden. Had hij mij aan mijzelven overgelaaten
en aan de tederheid van mijne eigene natuure, z()
hèwoogen als ik was toen de Ladj heen ging ; en
Was hij itil gaen zitten, en had hij eene haatelijke
tronij gezet, en niöts gefproken; het vvaare zeec.
wel mogelijk gew^eil, dat ik den iloel tegen hem
over genomeni had j vaii welken zij was opgeilaen \
en dat ik met hem te zamen gekreeten en gehuild
had,-Wel een half*'uur lang, JVÏaar dat de venc
met mij ^mg redeneeren 1 Dat hij beftond!
een man χ& oiseriuigen^ die in zijn .hart wei weec
dat hij €en kwaad ftyk pleegt! ' —- Hij moefl
immers wel denken, dat dit mij zou aanzetten om
te beproeven,! wat ^ ik voor mijzei yen zeggen kon-
de ; en wanneer de verwekte wroeginge uic he^
hart tot^m 'L· Uppen kan gebragc worden, moec
ze wel in woorden uitwaafemen.
Gij zoudt niiiTchien, tel deezer plaatze, de»^.
zelve redenen hebben aangedrorigen, die hij aan-ί
drong, τ Hcti geen ik hem derhalvenr antwoordde ^
kan ook voor u dienen,'en «ide moeite be%aa^
ren van eenlgoede reft brabbeltaal te fchrijven* e¥
i?;/y' van ze te leezen* I ,
Cap. Gij geliefdet mij te zeggen, mijn Heer,^
ülat Uw- voorne^iien.aileett was., haare deugd isj
^gt
-ocr page 353-hepros-cen) eti dat gij gdoofdet haar ttietterdaad^
te zuilen trouwen. ' - >
Lovel. Zo zal ik, en ik kan 't hiet helpen*
Ik twijfteie 'eï' niét aan of ik zal her doeni En wac
het hèproeOsn van haar belangt, is zij nu niet op',
het hoogde van haare beproevinge ? Hebbe ik geen
rédeii om te denken, datze aan de hand koorat?
Begint zij tiüniet haare verftoOrdheid te laatën vaa- ·
ren over een beilaen j hetwelk zij naar haare ge-
dagten niet behoort te vergeeven! . · - ■'— ßn
indien zij dit doet, zal te daii mogelijk het uiUrß'
ΰββαεη met vergeeven?^ ·> Kan zij^ lilet'een
woord, ^//sr^röü^r meer gebelgd zijndan zeis over^i
dii ? — De Vrouwen zullen dikwijls, om haar -
zeiver wille, het' uiterß 'geheim 'geheim houden ;
maar met veel boha dé oofen Värt góden eii men-^
ichen doen tüijcen van haar gefchreeüw over eeiie;
mislukte ondemeeminge. Het'vvas gekheid ^ hetw
was zwakheid in mij ^ dat ik, haar geen meer reden ■
gaf rot déeze onmêdogende vinnigheid.
Cap. O mijn S Heer, gij zult nooit in ilaar
zijn om deeze Lady zonder geweld te onder te :
brengen. ' ^^ wv ; j
Lovel. Wel, beüliilg, moet ik dan mijn beft,
niet doen, om gelegenen tijd en plaatze te vin-
den —-- ·■■ -v ' -Σ
Cap. Vergeef het mij ^ mijn Heer! Kunt gij
<Jan Geweld in uwe gedagten neemen jegens zulk-
een fchoon Schepzel? " > , .4 . r . .'
'' 'Lovel, Inderdaad .ikihebbe een afkeer van dé
gedagte om geweld te gebruiken;! en waartoes
denkt gij, hebbe^ik- allé de:moeite genomen, die
ik genomen hebbe, en zo veele :peifoonen
ne
I
ι
'i
Ά
v\
-ocr page 354-Juffer CLARISSA HARLOWE. ^z j
tie zaak te hulp geroei5en, dan orrt de noodzaake-
Jijkheid van eenen geweldigen dwang te vermij-
den ? Maar egter, verbeeldt gij u dat ik eene rè"
gèlregte inwilligtngé verwagte van iemand, diö
zo veel op heeft met goedé Manieren, voor hoe-
danig deeze Lady bekend is? Ik moet u zeggen4
M'^ Donald dat uw baas Belford alles van deezen
kant des gefehils al heeft aangedrongen, wat gij
kunt aandringen. Moet ik de confcientie van el-
ken droevigen kwant geruft ftellen, zo wel als mij*
ne eigene? ·-- Bij mijne ziel, Patrik, zij heeft
hier een vriend [op mijne borft flaende] die vooi
haar pleit mee groorer en onweerftaenbaafder wel-
fpreekendheid, dan alle menfchen ter Wereld voor
haar kunnen pleiten^ En is zij mij niet mtvlugt?
-- En egter hoe hebbe ik mijn eerft oogmerk
beantwoord om haar te beproeven (a), en in
haar de Deugd van de allerdeugdzaamfte deii
Scxe ? - Volftandigheid, man! Volftandig-
heid — Wat! zoudt gij willen hebben dat ik mij
onthield van eene beproevinge, welke zo zeer toe
eere kan ftrekken van eene Sexe, die wij alle zo
dier beminnen ?
Dan hebt gij geen gedagten — geen gedag-»
ten , mijn Heer, [nog jammerlijker ziende] van
deeze wonderbaare Lady te trouwen?
Ja, ja, Patrick, die hebbe ik al. Maar laac
mij eerft mijnen hoogmoed voldoen, om den baa*
ren te vernederen. Laat mij zien, dat ze mij ge*
noeg bemint, om het mij te vergeeven ora mij-
nen thal ven zeiven. Heeft zij zig van te vooren
niet beklaagd, dat zij niet in haars Vaders huis ge*
V. Deel X bleè^
[e] Zie O. UI. bU 1x3, cuy.
-ocr page 355-^50 DE HISTORIE VAN
bleeven was, fchoon het gevolg, indien zij dat
gedaen had^ geweeft moeft zijn, dat zij de Vrouw
van den haatelijken Solmes zou zijn geworden?
Indien men nu haare toeftemminge kan verwerven
oin de mijne te worden, ziet gij niet, dat de Vet"
zoeninge met haare vervloekte nabeßaenden de
hevoeegreden is, gelijk ze die altoos was, en niet
Liefde te w/;waards? -Nog haare Deugd,
nog haare Liefde kan vaftgefteld worden, dan op
eene volkoomene beproevinge; de uiterßehQ^tOQ-
' vinge — Dog indien haar weerftand en gevoe-
ligheid zodanig zij, als ik tot hieraantoe redeiti
hebbe om te verwagten dat ze zijn zuilen, en in-
dien ik vinde dat in die gevoeligheid minder haat
fteekt tegen Mij y dan tegen het Bedrijft dan zal
ze de mijne zijn op zulk eene wijze als zij zelve
verkiert. Dan zal ik, al hoe gehaat het Gekluißerd-
Leeven bij mij is, haar trouwen.
Wel, mijn Heer , ik kan dit alleen zeggen ^
dat ik deeg ben in uwe handen, om in zulk een
vorm gekneed' te worden als het u belieft. Maar
indien, gelijk ik te vooren zeide-
Geen dog van uwe Tè vooren gezeiden^ Pa-
trik. Ik gedenk wel aan alles wat gij zeidet — En
weet wel alles wat gij verder zeggen kunt — Gij zijt
ilegts als Pontius Pilatus, die uwe eigene handen
wafcht (kenne ik u [immers niet O op dat gij iets
moogt hebben om uwe eigene Conicientie mede
te (lillen, door't mij op den hals te fchuiven. Dog
wij zijn te verre gegaen om te xug te treeden. Zijn
alle onze werktuigen niet in gereedheid ? -
Droog uwe bedroefde oogen af. Laat onbekom-
merdheid en blijmoedigheid weder be;5ic neemen
van
-ocr page 356-van iiw€ ernftigè; trekken» Gij hpbt toe hieraantoé
uw ftiik ten uiterftep w^I uitgevoerd.. Maak uv^
voorgaettde. gedrag door u,w tOekoomende niet te
fchai^c; en.ee^e rijke belpoijinge ftaet u té wag-
ten. indien, gij deeg ζί^ί, zq 'uiees deeg; en il?
floeg hém op de fehouder — Neem uwe voorigé
gedaante maar weder aan — En ik 2al voör dè
uitkoomfl: verantwoorden.
Hij bóög zig ten téken vän toeftemmingé ert
onderwerpinge: Ging naar den ipiegel; en begon
?ijnp trekken te oncpJooijen en te pjntangften;
l^rok zijne peruik té regt, als of die, zo wel als
zijn hoofd eri hart ^ buiten orde geraakt was doof
zijne wroeginge; en wierd weder de eigendoni
Van den ouden Lucifer en mij;
Maar dagt gij wel, Jafa j dat W^zo véél ^
Hoe-zal-ik-het rioemen ? — in deezen Ïomlinfort
\sjas ? Verbeeldet gij u wel, dat zulk een vient alé
hij gevoel had? Dat dé natUure^ Èo lang al in heni
dood en begraayen» t^n äanzien van aUe menfch-
lijke uitwei-kzeis, dus herleeven en haare krage
vertoonen konde ? tr ISTogthans waarom idoeikil
deeze vraagë, die tot mijne evengroote verwonde-
tinge, bij dezelve gelegenheid, diergelijke gevoer
ligheden van medelijden getoond hebt ?
Wat Tomlinfon aaiigaet, het fchijnt als öf Ar-
moede hetn tot dien ondeugenden vent gemaakt
heeft die Mj is; geÜjk Qvervlóeil en Dertelheid
ons gemaakt heeft hetgeen jvlj zijn. Behóeftlgr
heid is dog de Proef van eerelijke Begirizelem
Maar wat fteekt *er dog in dit loii;ip woor^ > of
ding, 't welk men ÉerlijicHEID noemt, dat iU
8élf, die daarvan in mijne tegenwoordige oogtpér-
X L ' kert
-ocr page 357-5h DÄ HISTORIE VAN
ken geen dienit kan hebben , niet kan nalaaten
zelf de toevallige Uitvloeijzels daarvan beminne-
lijk te agten in Tomiitifon , fchoon betoond^ irt
een Vrouwen-geval; en heter gedagten van hem
te hebben om dut hij daartoe bekwaam is^
De Hr. LovelaCe, aatt Jan Belford^
Schildkn.
mm
Deeze redenflrijd tulTchen den Capitein, en
mij was naauwlijks over, wanneer de drie vrou-
wen, geleid van JuiFer Rawlins, binnen kwamen,
hoüpende Ons nier te ftooren -- Dog zeer be
geerig zijnde, zeide de Maagd, om te weeten of
het waarfchijnelijk waare, dat wij het eens zouden
worden.
O ja, zo hoope ik. Gij weet, Ladys, dat
uwe Sexe, in deeze gevallen, haare Voorregten
niet ligt laat glippen. Zij moeten gevrijd worden,
om haar eigen geluk niet ts wederilreeven. Ee-
«e gelukkige vond en middel hebben wij uitgedagr.
De Oom twijifelt aan ons Huwelijk. Hij kan niet
gelooven , nog eenig menfch wil het gelooven ^
dat het mogeiijic zij, dat een man zo zeer Verliefd,
daar de Lady zo begeerelijk is -
Zij vacceden alle de kneep - Het was een
zeer ongemeen geval, ftemden de twee weduwen
toe. Vrouwen , Jan , (geJjk ik geioove dat ik
Juffer CLARISSA HARLOWE. ^z j
elders (a) al hebbe aangemerkt] hebben een hoog
gevoelen van hergeen zij voor ons doen kunnen.
-Juffer Rawlins Verzöge, zo het mij belieiHe,
haar kennis te geeveti van het uitge^agt middel;
en keek als of het niet noodig waare met het ove-
rige van mijne reden voort te- gaéh.g^* -
Ik verzogt dat zij der Lady , niet zouden te ken-
nen geeven , dat ιέ' haar verteld had , iweik dit
Middel waare; en dan zoijde ik hec haar .doen
hooren. j'i· ί , Ijioi-M;"^ ΐ3;τι
Dat beloofden .zij. ' Λ ,^Ι?./- =
Het was dit'z.i'Dat. om den Hrlj.Harlowè te
wille te zijn en genoegen te geeven de^PlegtJg-
heid weder verrigt zou word en .4, Hij. zelye_ilond
'er heimelijk te zijne Nigt
met zijne eigene Ëanden aan mij te geeven ^ ..,1
En zij was van ons en alleen gegaen om zig daai-
op^^e bedenken. ^ J ^ ι.
Gij zier, Jan, dat ik mij^ van^een voorwcfid-
,zel voorzien hebbe, óm zorg te draagen dat. mijne
waarheidfpreekinge'geen kreuk,leed bij de vrou-
wen, ingevalle i^ inogt nêïgfin'''om,""fé Trouwen,
en zij verkiezen*mogt", dat Juffer "Rawlins bij^ de
Plegtigheid,tegenwoordig waare.u Eaik twijifelde
niet of ik zou^Vrmijne Schoone wel^toebrengea,
orn mijne gèloofwaardiglieid.QngerQhdnden Jie sbe-
,waaren , als^ik haire toeftem^nge^maar-kon,krij-
gen om de mijne te worden,.
Eene keurlijke.Vond! riep ^de Weduw. Zij
zouden alle drie bykans ^van: vrjeugdef^daarp/er in
'de handen geklapt Ïebbem ^ De^- Vrouwen,wijlen
|iét DE historie VAN
päm twéémaal ten minften trotiwQti, Jan; fchoon
wél'tiiec aah denzélv'èn man, 'Eti zij loofden alle
iKét Vei-zoehihgs-^ncwerp, én Hén Vdoriléller
id'öatVan; ^ §0aèrilell0ride den Capi-
■fèin -=^agèn ïï\ hem inet ^Wélgevallen aan,
terwijl zijn aangézigl·blonk Van dè toejuichinge,
%éiké düann lag c^^eflOötén. Hij zou zigzelvee
%eér gelukkig agtén , ihdien 'hij 'eene algemeerie
'Vérzoeni-nge konte wége brengen , en hij zwaaide
met zijn hoofd, gelijk mijn knegt Willem bij zijite
2ege over den ouden Grim^s; "'bij beurten het ook
■regt bp houdende , gelijk JufFer Rawlins op. het
'hoogft van eenè'Preutfche btiij.
Maar nii was "hét tijd voor den Capitein van
te denken om tiaar Stad'te keeren, tls heel Veel
bezigheden voor 'morgen nog Hebbende af tö
"doen: Ook was hij niet zeker, óf'hij wel in ftaac
^oü zijn om weder te Hamftead Wj ons te koofflén,
voor dat hij naar'huis'ging. ' ' ■ r' \ ,
En egter de Wijl alles zig 'tót èëii* uitflag Vkn
de ^zaak begon te fchikken , was iiiijn oogmerk
-niét 'dat hij déézeh'avond Hatriftèiad verlaatén zöii-
^ : ^^ ' - ■ ■rv
_____ , . ... t ,rr
Eëne' bbodfchap vaii 'VÖötfphréeVèn!'Móud
wierd',^ op mijn ^tóbèk dboFjiifFr.'j Moore toveh
"gebragt; Aerhe'c'fcótH^liraéri^
"ien 'om'^te wteëten''öf^zlj ook'èenige Tievelèii häd
voor hemman haare^Öómi^'l ^ f !: " ''
' Dog;ik 0Ï ïe'kennen qan 'de Vrouwen., dat
'het gevoegelijk haai· é;on weg te gaetï,
indien de· Lady behèderiltwattiv'dewijl zij mogelijk
'geen zin zou hebben { ^om zo vrij in ^aar bijzijn
ie fpreeken over eenen zp bijzonderen voorflag,
·· ' ^als
-ocr page 360-Juffer CLARISSA HARLOWE. ^z j
ais tegen ottSj die haar denzeiven in bedenkinge
gegeven hadden.
JuiFr, Moore bragt befcheid beneden, dat dê
Lady haar kwam volgen, ^ij vertrokken alle drie;
en de Lady kwam de cene deur in , als zij de an-
dere uitgingen.
De Capitein fprak haar aan» den inhoud .van
de bovengebragte boodfchap herhaalende; en ver-
zogt, dat zij hem haare bevelen wilde geeven ten
aanzien van het verflag, 't welk hij aan haaren Oom
Harlowe te doen had.
Ik weete'niet wat ik zeggen moet, mijn Heer,
nog wat ik wenfchen zou dat gij zegt aan mijnen
Oom -MilTchien moogt gij wel bezigheid
in de Stad hebben ---- MilTchien behoeft gij
mijnen Oom niet te zien, voor dat ik iets van Juf-
fer Howe vernomen hebbe; dan na dat Lady E^
jifabet —- Ik weete niet .wat ik zegge»
moet.
Ik bad om de herftellinge van die agtinge,
welke zij zo edelmoediglijk erkend had voormaals
voor mij gehad te hebben. Ik durfde mijzelve»
vleijen , zeide ik, dat Lady Elifabet, in eigene
perfoon, en in den naam van mijne geheele fami-
lie wel in ftaat zou zijn om, op mijne beloofdji
Hervorminge en Boetvaardigheid, haar ter mijner
begunftiginge over te haaien ; bijzonderlijk' daar
onze uitzigtenin andere opzlgten, ten aanzien van
de gewenfchte algemeene Verzoeninge, zo geluk-
kig ftonden, Maar, mijn allerlieffl; fchepzel, zei-
de ik , laate ik de vergiffenis , waarom ik nede-
rig fmeeke, liever verfchuldigd zijn aan uwe eige*
m cdslmoedigbeidy dan aan de bemiddelinge vaB
X 4 ' ee^
"fWP
328 DE historie VAN
menfch op aarde. Hoe veel aangenaamép
voor u zelve^ O tederft beminde van mijne ziele,;
zo wel als verpUgtender voor mij moec hec zijn,
dat gij met mijne nabeftaenden, en zij mee u iri
perfoon de eerftc kennis i7iaakende(wanc zij zullen
zig niet laaten weerhouden van bij u te koomen)
dezelve niet begonnen worde met wederzijdfche
befchuldigingen en beroepingen. Dewijl Lady E-
lifabet hier zo fpoedig zijn zal, zal het miiTchien
niet mogelijk voor u zijn, haar bezoek met een
volilrekt vrolijk gelaat te ontvangen. Maar, lieffl-,
üllerliefil: fchepzel, ik bidde u, laat het misver-
ftand maar voor een gering doorgaen - Als
een misverftand reeds uit den weg gebragr. Zig
op iemand te beroepen zet diegeenen, op welke
men zig beroept. Hoogmoed en Verhevenheid bij,
en is gerigt om de beroepfter te verkleinen, niei
alleen in derzelver oogen, maar ook in haare ei-
gene. Verhef die niet tot regcers, welke bereid zijn
om leiièn en onderwijzingen van u te ontvangen.
De bijzondere perfoonen van mijne familie zijn al
zo hovaardig als ik gezegd worde te zijn. Dog
zij zullen gewilligUjk zig buigen ,voor uwe Voor-
trefFelijkheid - Gij zult in elks oogen de
eerde vrouw der familie zijn.
Hiermede zou ik het geklaard hebben bij eir
ke andere vrouw ter wereld, behalven deez^ ; en
egter is zij de eenige vrouw ter wereld, van wel-
ke het met waarheid gezegd mag worden. Maar
dus, toorniglijk, verwierp zij het eompliment.
Ja, voorwaar! —r- [en daar hield zij een
GOgenblik ftil, haaren lieven boezem tillende van
idele verontwaardiginge] -- Mijzelve oiicfutEeJd
. ' ' . van
mm
Juffer GLARISSA HARLOWE. 329 ^ \lv
van den beginne af! — Weggelopen uic mijne eir
gene familie ! Verftooten van .mijne nabeftaenden I
Van u baldaadiglijk gehoond! — Nederig mijne
toevlugt neemende tot de befcherminge van de u-
we ! — Is die.niet het ligt, waarin ik moet voor-
koomen niet alleen aan de Ladys« uwer familie,
maar ook aan de geiieele wereld ? -r-! Denkt gij.
Heer, dat ik in deeze omftandigheden, of al waa»-
re ik zelf in de ge lukkigße ge weeft, door dit voor-
wendzel van onverdiende Voortreifelijkheid-kon'·
de worden aangedaen ? —^Gij zijt onkundig van
het gemoed van ClariiTa Harlowe, indien gij haar
bekwaam agt tot eene zo armhartige en onh'ehoo'
hovaardij! ' .
Zij ging van ons af naar het verfte einde van
het vertrek, , j ^ . ;
De Copitein was weder aangedaen — Uit-
muntend Schepzel 1 noemde ik haarj en eerlïie··
diglijk toi haar naderende, drong ik verder aan . ,
hergeen ik laatH: had voorgefteld.
'Het is maar kort geleeden^ zeideik , dat het
mij meer dan onverfchilJig) was of de gevoelens
mijner nabeilaenderi jegens mij; goed of kivnad
waaren; en het-JSj meer om u'^entwille dan om
mijnentwille zelve,, dat ik in een goed blaa wen-
fche te ftaen bij mijne geheele familie*^ De voor- - f,
naame beweegr-ed^n waarom Lady Elifabet in de
Stad koomt, is om gefchenken te koopen voor
de geheele lamilie, wtlke zij bij deeze gelukkige '
gelegenheid mcenen te doen, rfc ^ k
Deeze bedenkinge,mij tot den Capitein wen-/ !
dende, weete ik wel, dat bij een zo edelmoedig J\
|ief Schepzel van geen gewigt kan zijn | dan al- jf
X 5 ■ ' leen ;
\i[· ■ 1
V
ί
! ' "
!
I
Jt
-ocr page 363-^50 DE HISTORIE VAN
...... .
leen voor zo verre zij daarmede - haare agtinge 'ea
eerbied betoonen, Maar welk eene niiil zou haa*
te waardige harcen overtrekken, ftondenzij te vinr-
den dat haare hooggeagte nieuwe Nigt, voor hoe^
<3anig zij haar nu houden, ^iet alleen niet baare
ï^igt, maar ook bekwaam is om mij voor altoos te
«verftooten! Zij hebben mij lief. ^ile hebben ze
mij lief. Ik hebbe mij/wel aan agtloosheid en ligt-
yaardigheid jegens haar fchuldig gemaakt; dog
ook alleen maar aan agtloosheid en ligtvaardigheid i
<pn die wel te wijten aan een Hoogmoed, welke
mij verheven heeft boven laagheid, fchoon dezeU
ve niet alles voor mij verrigt heefc.
Mijne geheele familie zullen borgen zijn voor
mijn goöd gedrag jegens dit waard Schepzel^ haa-
re Nigt, haare Dogter, haare Coufine, haare
Vriendin, haare uitgelezene Gezellin en Wegwij-
fter, alles te zamen. ----— Bij mijne Ziel, Ca*
pitein, wij ktinnen, ^ v/ï] moeien wel gelukkig
^worden!
Maar liefft, allerliefïl:'Schepzel, laate ik op
mijne knieën [en ik viel daarop neder, terwijl zij
den geheelen rijd, aan het venfter ftaende, half
van mij was afgekeerd yen haiaren neusdoek menig-
maal aan haare oogen'hieldQ-laate ik op mijne
knieën aanhouden bm deMlooße vergiiFenis; eri
laat het aan haar, bij haar bezoek, niet blijkendat
wij zo ongelukkig zijn met elkandéren.' Lady E-
lifabet zal het naartvolgende uur, dat ziju ziet,
haar gevoelen van u,'en van de waarfchijnelijkheid
onzes toekoomenden geluks fchrijven aan Lady Sa-
ra haare Zufter, eene flaauwgeeftige vrouw, die
zig nu het verlies van eene'Dogter, o\'er .welke zij
' ' nog
\ ί
nog rouwt, met mijne Bruid hoopt te vergóeden!
De Capitexn voegde zig toen bij ^mij, en
drong haars Ooms boope en verwagtingen ,weder
aan, en zijn beftuit om kragtdaad^fijk te arbeiden
aan eêne algèmeene Verzpéninge ; de "ongelukken
die konden yoorgekóönien worden; en dezekèr-
heid die 'er. was i dat haar Oom zoude kunnen o-
yergehaald worden om haar met ^ijne eigene hand
aan mij te geeven, indien het haare verkiezinge
liiogc zijn te wagten tot dat hij in dp Stad kwam.
Maar wat hem belangde , hij raadde haar nederig ,
^en drong haar heftiglijk, om den nadilvolgend^h
'dag, Of Maandag ten laiigilein,1den dag van mijn
geluk te maaken. - '
Laat mij toe, waardile L,ady, ?eide hij, en ik
kon 'zelve wel voor u knielen [zijne'knie buigen-
de] fchoon ik geen belang h^be in mijnen ernft,
behalveri'het vermaak dal ik fcheppen zoude in ba-
'kwaam te djn om u allen diënft te doen, om'u
te fmééken dat gij mij gelegenheid geeft van uwen
bom te verzekeren, dat ik zëlve met mijne eige-
ne, oogen den gelukkigen knoop zag, leggen! ——
Alle misverftand, alle twijiFelinge, alle 'miftrou-
wen, zal dan een einde hebben.
En wat, Madam, voegde ik 'er weder bij,
nog al knielende, kan 'er dog zijn in uwe nieuwe
maatregels, zij mogen weez'en hoedanig zij willen,
hetwelk zo gelukkiglijk i zo agtbaariijk^ zal ik ,X;
de vrijheid neemen van te zeggen , voor allen in
't algemeen , de' tegenwoordige moeijelijkheden
uit den weg zal ruimen?^
JuiFèr Howe zelve , indien zij u 'bemint, en
indien zij-uwen goeden naam lièf heeft, Madam,
drong Ij
-ocr page 365-^iz [de historie^van., ,
drong de CapUeitijaan, zijne knie nog al geboci-
gen houdende, moet zig verheugen mee u in een
zo, gelukkig teQuit der zaake.^
' Toen haar aangezigt omwendende , zag zij
den Capitein halfrknielende —— O mijn,Heërl
p Capifein TomlinfonJ ---- Waartoe deeze on-
.behoorelijke vernederinge^? haare hand aap zijne
elböog üaende-ora hem op te heffen.,. Dit tkan ik
niet verdraagen J - Daarna haar oog op mij
ilaende. Sta op, Hr,.Loyelaqe —Kniel niet
"voor het nrm, fch'epzel ,, hetwelk gij baldaadiglijk
'gehoond hebt Hoe wreed in de gelegen-
heid'daartóe".geg€ven —^—^— En hoe laag inde
önderwèrpingé!" V ■ f-Ί
^ Niet kag. voor zulk «ene engel !Nog
kan ik ofjilaén,, dan om yetgjffenis te erlan-
•De CapKem dreng nog al weder aan op deti
Trouwdag— Hij ilond verbaasd, zeide hij^
indien ze ooit'^agtinge voor mij had —^—
O Capitein.Ïomlinfon , viel zij Jer tuiTchea
in , hoe zeeF zijt gij de vriend Van .dèezen mani
---- Indien ik, nooit agünge voor hem'geh aß
hadde , zoüdê hij' het nooit in zijnejnagt hebben
gehad om mij te hoomn\ nog kondë ik,jgindien ik
mijne gedagten, . nooit rop hern geftêid'had ^ dien
Hoon (ui'hoe verfbéijelijk die \si%Y'zo*zeer ie'r
harten gemraen hehhen als ik doe^ w^iké ïnij.ZQ
onverdiend , zo ondankbaar lijk wierd aang-edaen
-- Maar laat'hêm" eens weg gaen —r Laae
hem voor een 'oogenbliK eens weg gaen^
,, , Ik was meer dan half bevreesd om den Capi-
tein alleen bij haarite.,betrouwen. „ Hij'gaf mij eei>
' - .te-
JüFFEr CLARISSA ^ HARLOWE. 5V5
teken > dat ik mij op hem verlaaten moge.'' Erï
daarop kieeg ik zijnen Brief aan mij uit mijnen
zak, nevens de Brieven yan Lady Elifabec, en Juf- ,
fer Montague , en Lord M. (Welken laatilen zij
toen nog niec gezien had)en die aan hem gee-
vende , Bezorg voor mij, in de eerfte plaatze ^
mijn Hr. Tomlinfon, dat d^eze drie Brieven we-
der gelezen worden; en oók Deeze, van Lord M.
En ik bidde u, mijn waardfte Léeven, verleen,
daaraan de behoorelijke overweeginge: En laac
mij bij mijne te rug koomfl; de gelukkige uitwerk-
zels dier overweeginge gewaar worden, ^ -
' Ik ging toen heen; hoewel met traage voe-
ten , en een ongeruft hart.
De Capitein hield aan, dat zij voor hetgeen
ze hem te zeggen had, vooraf nog eens weder aan
het leezen zoude gaen, zo als hij mij berigt. Zij
willigde het in, dog met eenige zwaarigheid; als
of zij vreesde ten mijnen voordeele vermurß te
zullen worden.
Zij beklaagde haaren ongelukkigen toeftand;
van vrienden verlaaten; en niet weetende waar zij
gaen, of wat zij doen zoude. Zij deed veelevraa-
gen, doorziftende vraagen, omtrent haaren Oom ,
omtrent haare Familie, en omtrent hergeen hij'
"wiil van des Hren. Hickmans vrugtloos aanzoek ten
haaren voordeele. -
Hij was in dit bijzonder ftuk wel voorbereid;
want ik had hem de Brieven getoond, en de Uit-
trekzels der Brieven van JuiFerHowe, aan welke
ik zo geiukkiglijk gekoomen was (a). Mögt zij
wel
' 'li' 3 = ________
(a) Zie D. lY. bl. zéSj cnv.
•I
WlWW^^jiiiP.lIJI1II...1....J.1.L. L..iWWluwiM^jipi
wel verzekerd zijn ,. vraagde zij hem, dat Haai
Broeder, met Singleton , eb Solmes, metterdaad
naar haar zogten ?
'Hij betuigde, dat zij het dèeden.
Zij vraagde, OF hij dage dat ik hoope had van,
haar over te haaien j om naar Stad te rüg te kee-
ren i
Hij was verzekerd dat ik die niet had*
Was hij weezenlijk van gevoelen, dat Lad]^
Èlifabet haar een bezoek zoii geeven?
Daar twijffelde hij niet aan.
Maar, mijn Heer; maar Capitein Tomlinfoil
[zig ongeduldiglijk van hem af, en weder
ïiaar hem toe keerende] Ik weete niet wat ii^
doen moet -- Maar waare ik tiwe Dogter^
mijn Heer - Waarr gij mijn eigen Vader ^
Helaäs ! mijn Heer i ik hebbe nog Vader nog
Moeder!-
Hij keerde zig van haar, én droogde zijne
oogen af.
O mijn Heer! gij bezit goedertierenheid! [Zij
wefende ook] Daar zijn nog eenige mannen, God
zij gedankt, in de weteld, die bewoogen kunnen
worden. O mijn Heer , ik hebbe onbermhartige
mannen aangetroffen-zelf ook in mijne eigené
familie j anders konde ik zo ongelukkig niet gewor·?
den zijn ^ als ik ben--Dog ik maake iederees
ongelukkig!
Zijne oogfen liepen ovét, oiigetwijffeld.
Waardfte Madam! Hemelfche Lady! —-
Wie kan — wie kan — ftamerde en huilebalkte
de hond , zo als hij bekende. En ik hoorde
trouwens een gedeelte van hetgeen 'er voorviel ^
fchoon
Iv.
M.
Juffer CLARISSÄ HARLOW&. 555
fcbooti zij beide zagter fpraken dan ik wenfehte ;
want uit dè nacuure van hun geiprek, was 'ergeen
gelegenheid om een hoogen toon te vatten.
Hun, en-Bei de, en Zij ! — Hoe is
het mij tegen de borft, deeze engelin van een
menfch, met eenig man op aarde buiten mijzelven,
in een woord te bevatten.
Cap. Wie kan zig weerhouden van aangedaeii
te zljß ? - Maar, Madam, gij kunt geen's
anderen mans worden.
CU Dat wilde ik ook niet. Hij is io bij mij
gezonken ! —— Het huis in brand te fteeken I —
Eene zo fnoode konftenaarij! -aangelegd tot
een allerergft oogmerk! ui. Zoudt gij wel
willens dat eene van uwe Dogters-Maar wat
wilde ik dog zeggen ? — Egter ziet gij wel, dac
ik niemand hebbe waarop ik kan vertrouwen! -
De Hr. Lovelace is een wraakgierig man J — Hij
kon geen liefde hebben voor het fchepzel, 'C welk
hij kon hoonen zo als hij mij gehoond heeft!
Zij maakte eene tulTchenpoos. En toen we·
der'c woord vattende —-- Kortom, nimmer,
nimmer kan ik het hem vergeeven, nog hij mij.
-Denkt gij, mijn Heer, dat ik zo verre zo»
gegaen zijn als ik ben, indien ik een oogmerk ge-
had had om ooit in een juk met hem te trekken?
—-- Ik liet zulk een brief daar leggen-»·'
Gij weet, Madam, dat hij de regtmaatigheid
erkend heeft van uwe gramfchap -
O mijn Heer, hij kan erkennen , en zijn
woord te rug haaien, wel vijftig maaien op een
dag -—-Dog denk niet, dat ik hier beu7.e!e
met mijzelve ee ilegts door vpd nanftaeti
êver."
*
-ocr page 369-DE HISTORIE van
ot^efreed wil Worden ötn het hem te vérgeeveri ^
en de zijne te worden. Daar is geen menfch van
mijne Sexe, die duidelijker en openhartiger zovi
geweeii: zijn dan ik, van het oogenbliic at'dat ik
voornain de zijne te worden, haddeiknieteen hart
gelijk mijn eigen te doen gehad. Ik'Was altoos
vreemd van Agterhoudendheid^ durve ik zeg-
gen , mijn Heer, daar ik geen reden tot Twijife-
linge had. Des ilren. Lovelaces gedrag heeft mij
miiTchien, ais al te kiejcb doen fchijnen , wan-
neer mijn hart aanmoediginge en verzekeringe van
nooden had; en wanneer^ als het die gehad had^
niijn geheel gedrag daardoor zou zijn beilierd ge-
worden
Zij hield ilil; met haafen doek aan haaré
oogcn.
Ik vraagde naar het geringd: gedeelte van haar
gedrag zo wel, als naar haare woorden. Ik hou-
rte veel, gelijk gij weet, van de menfchlijke na-
tuure, en meer bijzonderlijk de vrouwlijke natuu-
re, na te gaen tot door derzelver geheimile fchuil-
hoeken.
De jammerlijke vent verloor zig zeiven ftl
eene ililzwijgende verwonderinge over haar. En
dus ging het: edel fcbepzel voort.
Het is bet lot van Ongelijke Vereenigingen 4
dat taamelijk goede menfchen door dezelve menig-
maal Beriij-iinge ondergaen ^ daar zij gelukkiger
gepaaid zijnde, tot Lctf hadden knnften geregtigd
zijn. En zal ik niet eene vereeniginge fchuwen
met eencn man, welke een mjenfch op den doolweg'
zou kunnen brengen, die zig vleit dat zij gezegend
is met eene neiginge om goed te zijn; en die ie-
der-
Juffer CLARÏSSA HARLOWE. , 357
Öereen wenfchc gelukkig te liiaaken met wel-
lte zij eenigzins^verknogt is, zelf toe haare be-
dienden toe? ' ; ^ ^^ - j
Zij maakte eene tuiTchenpoos, .eens over dé
kamer treedende — de vent, de duivel haale
Êem , den geheelen tijd zig dppdftii houdende:
Daarna ging zij voort: . ^ i ^
. Voorheen, Jt is vvaar,hooptej ik .nederig een
middel te zijn ter zijner Hervorminge. Maar niij
ik zu/k eene heope niet hebbe, is het wel behooré-
lijk [Gij zijt-een ernibg man,· mijn Heerj eeneiig
kans te vvaagen, welke mijne eigene.zeden ih ge-i
Vaar zal brengen ? /
Nog zweeg de fchobbejak al itil. indied
niijn Vuorfpraik niets voor mij te'zeggen hadde^j
wat hóope was 'er dan dat ik mijn pleic zou win-
nen? · _ ' ^ ,,r
En nu, mijn'heer, wat is het beilu^t van al-
les? -^-r— Het is die — Öat gij uw beft'wili^
doen, indien gij, dien invloed op hem hebt, w.et,
ken een man van uw verftand en ervarenis behoort
te hebben i oiti hem te overreeclen en (iat zo wel
om zijnentwille als om mijnentwilie ^ om mij vrij ,
én onverhinderd mijn eigen noodlot té laaten vpl-.^
gen. En hiervan moogc gij Hem _verzekeren^.,
dat ik nooit eens anderen mans zal worden.
Dat 's onmogelijk , Madam flk weete wel,
dat de Hr, Lovelace mij met'geduld niet zou wil-
len hooren over zulk een onderwerp.' Èn ik ver- ^
zekere u,dat ik ook al eénigen moed h^hhQ^ eit"
het zou mij niet luften eenige finaadheid van hem ^.
of van eenig man die 'er leeft, voor goed op tg
neemeh.
,V. Deel. Y
-ocr page 371-^ De HISTORIEN»
Zij maakte eene tüirchenpoos ' ' ^' Daar-
op dé reden hervattende -—En-denkt gij,
mijn Heer, dat mijn Oom zal weigerèn een Brief
van mij te ontvangen ? {Hoe 'afkeerig, Jaff. om
een tut telt je ten tnijnen voordeele toe te ge even!]
Ik weeCe^ R^daöi, dat zé als de zaaken nu
ftaen, h'j daarop niet zoude antwoorden. Zo het
u" belieft , wri ik ivèl eenen van u aan hem mede
rieemen. ' '
En wil hij zijne voorneemenstér/»/;«ir bègun-
ftiginge niet agtervolgen, nog zelve" met mij ver-
zoend worden-, ten zij ik getrouwd·ben ?
Van wegens hetgeen uw Broeder van zig laac
gaen, en voorgeeft te gelooven , om dat de Hr.
ilovelace' met u'zijn'verblijf^heeft in hetzelve —
Niet meer Hiervan, mijn ^Heër— Ik ben-
een ongelukkig fchepzel!
Hij drong coen weder aan ,'dat het aanftonds,
of op morgen in haar& magt ilond', om een einde'
té maaken van 'alle haare moeijelijkhedén.
Hoe kat) ^ dat vjeezen ? zèide zij ί Daar de
Verlof-brief nüg niet is verkreegeh? De Huwelijks-
voorwaarden mg niet getekend zijn '? Juffer Hd-'
we'é Antwoord öp mijnen laatften mg niet ont-^
vangen is? —" En zal ik zo groote Haast;
maaken, mijn Heer, als of ik dagt dat nnjne Eere
in gevaar was, indien ik het ui'tßelde ? En eg-
ter den man trou-wen^ van welken die alleen in'
gevaar gebragt kan'worden f -- Ongelukkige
driiwerf ongelukkige ClarifTa Harlowe! -^
In hoe veele zwaarigheden heeft een rbekelooze
itap u ingewikkeld r —^^^— Έΐπ 'zij-keerde zig van
liera af, en weende»
. · De fchobbejak , als om haar "te trooften^
weendp ook: Egter waaren haare traanen, zo ali
hij \yel had kunnen, merken, traanen y die eer ee-
ne h^igzaame dan ßijfzinnige gefteltenis te ken-
nen gaven. - ι · ^ 1
Daar is eenë zoort van fteen^ weet gij wel'4'
die in de-GroeiVézo zagc is , dat'zij om zo te fpfee-
ken met e^n ;kan geftieeden worden^ maar
indien die gelegenheid niet worde waargenomen ^
en dezelve eenjgen agn de lugt ύ] blootgeileld ^
zal hij zo hard worden als Marmer, en.'er bezwaa-
relijk dan met den iBeitel zijn doof te koomen (a)^
Zo greep,ook deeze Lady, op dat oogenblik niél
gevat zijnde,, na eene keer of twee over de kamer
gewandeld te hebben, meer moed; èn toen ver-
klaarde zij, gelijk ze nog eens te vooren gedaeri
had, dat zij den uitflag zou afwagten van Juto
Howe's Antwp.ord op den iBrief, .welken ^ijhaai'
hiervandaan gezonden had, en diesvolgens iaarci
maatregels neémen· -^-- het ondertiSTchen äari
hem Overiaatende,^ hoedanig eénrverflag hij gped
vond te doen4aaji'haaren'Oom ■■■■ ■ 't welk zij
iiiet twijffelde van'Caipitein Tomlinfon, of Zoti zd
gunftig zijn als de maarhid veeleh konde: Én zij
zou gaarnf een weinig regels vaii hem'hebben5 oni
te verneemen Koe dät waare^ ';ί··' " o'f -
•Zij ^wenfchte hem ·€έηε gQÉder:^fei^êi Èlj
klaagde over haar hoofd5 en ftond'héén te gaeni
Maar ik liep om „naar de deur, wélke naaft hij dê
irap wasj als of ik jüift uit den' tuin kwam (weir
■ Γ ■ Y Ζ · > :' -keü
»
(a) Dusiiattig is Jn bijzobdct de natsurc v?ri den Stcéiii
iic omiiciK Baih gegraven wotdr.
^4® ' DE HISTORIE VAM
ken ik, binnen trèedende ^ zeide héel mooij te zijn)
cn vattede haare weerftreevende hand, zo ais'zij
zou uicgaen: Mijn waardlle Leeven, gif gaet im-
-mers.niét heen?'-^^—- Wae hoöpe is 'er, Capi-
tein ?--Kunt gij mij niet eenige hoope geevea
^van Vergilfenis en Verzoeningé?
Zij zeide, Zij wilde niet vaftgehouden worden.
Dog ik wilde haar niet gaen laaten, voor dat zij
beloofd had weerom te koomeiiwanneer de Ca-
.pitein mij verilag gedaen had van hetgeen haar
befluir was. ..
En toen hij dit gedaen had, 'zond ik naar
boven, met .verzoek om het houden van haare
belofte; en zij kwam weder'beneden, en her-
haalde, (als hetgeen zij vaft beflooten had) dat
zij zou wagten naar het Antwoord Van Juffer Ho·
we op den Brief, dien zij haar gezonden had,
en volgens deszelfs inhoud haare maatregels nee-
men. , - '
r: Ik trad daarover met haar-in redengeding,
op de ootmoedigfte en ernftigfte wijze. Zij maak-
^ te het voor mij noodzaakelijk', dat Ik veele van de
redenen moeit herhaalendié ikal vobrheen hadaan-
gedrongen. De' Capitein onderiléunde mij met
gelijken ernil.,...Eindelijk vielen wij beide op on2e
knieën voor haar neder.
r; Zij was'in verlegenheid. Eens vreesde ik,
dat zij in flaauwte zou gevallen zijn. Geen van
ons beide egter wilde opftaen , zonder dat ons
iets waare ingewilligd. ïk ipleitede Voor mijne ei-
gene zaak; de Capitein voor die van zijnen waar-
den vriend haaren Oom ; en l^e^^e drongen ^A^ij
weder aan het voorkoomen van onheil in toekoo-
men-
-ocr page 374-m^nde; en denj Vreede en het geluk der twee fa-
milien.
Zij bekende 1 dat zij niet beftand was tegen
dien llrijd. Zij zugtede. Zij fnikte Zij weende.
Zij wrong haare handen.
Ik was volmaakt welfpreekende in mijne ge-
loften en betuigingen. Haare oogen vol traanen
iloeg zij op mij neder; eene glqeijende blos ver-
toonde zig op elke bekooreiijke wang; eene zigt-
baare benaaudheid in eiken minnelijken trek ..
Eindelijk, haare beevende knieën haar fchijnende
te begeeven, viel zij op den naaften ftoel neder;
haar bekoorelijk aangezigt, als of het eene fchuil-
plaatze zogte (welke eens Moeders boezem al Ier-
beft verleend zoude hebben) op haare eigene
fchouder nederzijgende.
Ik vergat op dat oogenblik alle mijne Wraak-
zugtige eeden. Ik wierp mijzelven, daar zij zat',
aan haare voeren; en haare hand grijpende, druk-
te ik die met mijne lippen. Ik fmeekte dén He-
mel, mij zo mijne voorgaende misdaaden te ver?
geeven , en mijne toekoomende hoope te- zege*
nen , als mijne voorneemens eerelijk en'regtmaa·
tig waaren omrrent de Bekoorfter van mijn hart,
indien zij mij nog eens weder in haare gunft her-
ftellen wilde. En mij dagt ik voelde druppels
heet water [Konden het wel traanen zijn ?] op
mijne kaaken nederbiggelen ; terwijl mijne kaa-
ken g:oeijende als vuur, de onwelkoome vieemde-
lingen fqheenen op te fchrokken.
Ik ftond toen op, niet twijff^Iende, of deeze
ililz>vijgende verlegenheid hebelsds eene vergifTvi-
nis in zig. Ik deed den Capicein opftaen. Ik
Y 5 lui^.
-ocr page 375-DE HISTORIE VÄN
luiilerde hem in 'toor-- Bij raijné Ziel, ka^
rel, het is mij ernil. -Spreek nu maar van
Verzoeninge, van haaren Oom, van den Verlof-
brief, van Huwelijks-voorwaarden -rr— En mijnë
ftem verheffende, Indien eindelijk mijne engelirt
mij verlof wil geeven , Capitein Tomlinfon, om
groot een zegen den mijnen te noemen , zal
het onmogelijk zijn dat gij bij haaren Oom te veel
zoudt-zeggen ten lof van mijne dankbaarheid,
mijne genegenheid, en getrouwheid jegens zijne
bekoorelijke Nigt; en hij mag wel, zo ras als h
hem belieft'^ beginnen met zijne Gunftige 'ontwer-
pen ter uitwérkinge van de wenlchelijke Verzöè-
ninge !·-— Nog zal hij njiij eenige voorwaar-
den voorfchrijven, waaraan ik mij niet zal onder-
werpen. ^ ,
De Capitein zegende mij met zijne oogen en
handen - God zij gedankt, luifterde hij mij
toe. Wij naderden te zamen de Lady.
Cap. Wat belet, waardfte Madam^ wiit be^
let nu, dat Lady EJifabet Lawrance, als ze koomt,
van de waarheid van alles onderrigt mag worden ?
En dat zij dan heimelijk bij uwe Trouw-verbinte-
nis mag tegenwoordig zijn ? -- Ik zal blijien ^
tot dat dezelve is ingezegend; «n dari zal ik raët
die gelukkige tijdinge verreizen naar -mijnen waar-
den Hr. Harlowe. En alles zal, alles'moet, wel
haaft gelukkig worden.
Ik moet een antwoord hebben van Juffer Ho-
we , antwoordde de nog beevende Schoone. Ik
kan mijne nieuw-genomene maarregels niét veran-
deren , buiten haaren raad. Ik wiPiiever alle mijne
hoope van geluk in deeze wereld 'verbeuren, daii
ί dat
!···\
Juffer GLARtSSA HARLOWE.
dat ik haar goed gevoelen verbeuren zoud$, en
dat zij mij los, onbeftendig, en roekeloos zojidie
agten. Alles wat ik verder ovi;r het tegenwoordig
onderwerp zal zeggen, is dit, Dat als ik haar ant-
woord hebbe op hét geen ik he:hbe gefchreeven ,
ik aan haar den geheelen toeiland der zaake fchrij-
ven zal, zo verre als ik daartoe dan in ftaat zal
zijn.
Λ LoveL Dan moet ik eeuwig wanhoepen
•-O Capitein Tomlinfon , JuiFer Howe haat
mij! -JuiFer Howe
Cap. Dat is, miflchien, zo niet
Als JuiFer Howe uw leedweezen verftaet over de
begaene misdaad, zal zij nooit raaden , dat met
zulke uitzigten van eene algemeene Verzoeninge j,
de hoope van zo veele aanzienlijke perfoonen i^
beide Familien verijdeld worde. Daar moet nood-
zaakelijk, zo als deeze uitmuntende Lady voor^
zien en te kennen gegeven heeFtj-eenige gerin-
ge tijd heen loopen , met daadlijk den Verlof-
BrieF te bezorgen, en met de Huwelijks-voorwar-
den na te leezen en te tekenen. ïn dien tijd kan
het antwoord van JuiFer Howe ontvangen worden;
en Lady EUfabet kan koomen; en zij zal, ong^-
twijffeld, wel invloed hebben om de twijiFelmoe-
digheid der Lady te verdrijven, en den Trouw-dag
te verhaaften. Het zal, ondertufichen, mijn poll
zijn, den Hr. Harlowe geruft te Hellen. Alles
waarvoor ik wegens uitftel vreeze, is van den kant
van den Hr Jakob Harlowe; en derhal ven moet
alles met voorzigtigheid en geheimhoudinge behan-
deld worden; --- gelijk uw Oom^ Madam ,
heeFt voorgeileld.
Y 4 Zij
-ocr page 377-|"44 : De HISTORIE van ■
ί Zij zweeg Uil. Ik verheugde mij over haap'
ftilzwijgen. Het iief fchepzel, digt ik, iieefc hen
mij reeds meccerdaad in haar hart vergeven! ——
j^taar waarom wil zij mij geen veφiigtingeaan haar
op'eggen, door de edelmoedigheid van eene dui-
delijke verklaaringe? - En nogthans, alzo
dat ook niet iets verhaaften zoude, terwijl ik den
Verlofbrief nf>g niet in handen hebbe, zo is zij
te minder te befchuidigen (indien ik haar regt zal
duen) dat zij meer tijd neemt om re zakken.
Ik ilelde voor, om, bij voorbeeld morgen-ar
vond , naar Stad te gaen; en ik iwijffelde niet of
ik zoude Maandag ogtend den Verlof brief mede-
brengen. Zou zij mij gelieven te verzekeren, dat
zij niet uit het huis van Juffr. Moore zou vertrekr
ken?
Zij zou ten huize van JufFr, Moore blijven,
tot dat zij een antwoord kreeg van JuiFer Howe.
Ik ζ ide haar, dat ik ten minden hoopte haa-
re ßilzwijgende toeftemminge te mogen hebben,
tot het verKrijgen van den Verlofbrief.
Ik zag wel uit de gefteltenis van haar wee-
zen, dat ik deeze vraag niet behoorde gedaen te
ïiebben. Zij was 'er zo verre van daan, van het
ßilzwijgcnde roe te Hemmen, dat zij zig openlijk
duanegen verklaarde.
Λ1,:ο ik nooit voorhad, zeide ik , haar te vraa-
gen, om weder in een huis te gaen, op het volk
van welk zij zo zeer misnoegd was, geliefde zij
dan mair ordre te geeven , dat haare kleederen
herwaards gebragt wierden ? Of zoude Dorcas bij
haar koomen, om haare bevelen ten dien aanzien
te ontvani^en?
im .
m
Zij begeerde;nooit iemand meer_te zien, wel-
ke tot dat huis belioorde. Miflch:iep;Zo:u zij JuiFr.
Moore of JuiFr, Bevis wel kunnen-bew,eegenfOm_
voor haar derwaards te gaen, en h^re fleiitelSjniet:
zig te noemen.-t -»jij· Isvar
Ik twyfFelde niet ,-.zeide ik,, of I^ady Eli^bet '
en mijne Nigt Montagne met my h^i^waards [
bragt? . t · '
'-JZij zweeg ftil, , . ' · . .
Voorzeker, mijn Hr. Lovelacé, zeide de Ca-
pitein , de Lady kan hier niets tegen hebben. <
Zij zweeg nog al ftil. Dus was ililzwijgen
in dit geval toeftemmen.
Geliefde zij niet te fchrijven aan Juffer Ho-
we? -
Mijn heer! mijn heer! 'er bits tufTchen in- ''
vallende -— Mij niet meer te vraagen; My
niets voor te fchrijven, -^ Qij zult doen zo »Is u
goed dunkt. Zo zal'ik ook, als het mij geliefc. !
Ik hebbe geen verpligtinge aan u. Capitein Tom-
jinfon , uwe dienaares. Beveel mij in de gunfl: '
van mijnen Oom Harlowe. En zij ging been.
Ik vattede haare, weeritreevende hand, en l'
fmeekte haar alleen, dat zij mij belooven>wilde om
morgen-ogtend vroeg bij niij te koomen,
Waartoe zoude ik bij u kopmen ?; Hebt gij ^
morgen-ogtend bij q koomen I · · ,
Ik herhaalde mijn verzoek, en dat wel op de ;!
Y j ' " ' vuh' '!
-ocr page 379-54Ö - Öi&'ttlSTORIE ^N
viiurigffé wijzé; Ses uuren morgens noemende.
„ Gij W€et dat ik in dit jaai-faifoen al-
toos voor dac iiür opftae „ was de haif-uitgedruk·?
iè toeftemiHihgë." - '
' ^Zij beval zig toen weder in de gunft vaa
iiaaren Oom i en ging heen. '
En dus, BeHord, heeft zij haare merkt doen
rijzen, gelijk Dord M. zon zeggen, en ik de mij-
ne neergefmeeten.- Juffer Wowe's volgende Brief
is nu de fpil, waarop her noodlot van beide draai-^
jen moet. Ik zal volftrektlijk bedorven en verloo^
ren zijn, indien ik denzei ven niet kan onderfchep^
pen, ' '
De /fr. Lqvelace, aan Jan BELFORDi
- " Schlldkn,
',·Λ f.
V
Saterä. Middernagt^
De godlooze^ zegt een text, over welken ik
eens hebbe hooren prediken, hehken geen ruß —
En ik kan ook mijne oogen niet fluiten (hoewel
ik mij wilde te vreède houden met een half uur
flegts in een leuningftoel} — Dus moet ik
al voort krabbelen.
'Ik fdieiddé'van den Capicein, na weder een
Herken redenftrijd met hem gehad te hebben, ten
aanzien van hetgeen het Noodlot ftaet te zijn van
^ ^ dee-
-ocr page 380-Juffer CLARÏSSA HARLOWE. , 357
dèeze Lady, Dewijl de vent «en voortrefFelijkeii
kop heeft, en in welken Jeevens-ftarid ook eenef
uitmuntende vertöoninge 2ou'gemaakt hebben,
waare zijn vroege' leeftijd niet' béviëkt.-mee eene'
diepe misdaad , eti hij daarop-betrap; en dewijl
hij eene regtmaatige zaak' voothad ;' zo had ik'^'ai
heel veél zwaarighèid mee hem; en liet mij einde-
lijk beweegen om te belooven, dat indien ik haar
kon overreeden om het niiij edélmoediglijk te vèN
geeven , en om mij in haare gunft ce berilellen i
ik dan mijn uiterfte beft zou doen om' mij van mij-
ne liften af ce maaken, zo gelukkigfijk als ik kon-
de (alleen Lady Èlifabec en Char'otte moeßen
hoornen'^ % en dan , hem als haars Ooms Gelaftigde
in zijne plaatze neemende, mij der fchande onder-
werpen , en trouwen.
Maar indien ik dat doe, Jan (met den ftèrk·^
ften tegenzin tegen denEgten-ftaat, dieneenig man
ooit had) welk eene Vertooninge zal ik dan maa-
ken in der Guiten Jaarboeken ! En kan ik alle dee-
ze moeite voor nietmetal'gedaen hebben? Of orii
eene Vrouw llegcs, welke, hoe voortreffelijk ook
\ßvi ieder vrouw, denke ik, dat ik goed zou kun-
nen maaken, dewijl ik ieder vrouw zo wel mij zou
kunnen doen vreezen als hemiiinenl van mij kon
verkreegen zijn zonder dé pijniginge die ik hebbe
uitgeftaen, en op veél eerelijker wijze dan met de^-
zelve ? En hebt gij niet gezien \ dat dit trot^
vrouwmenfch [Vergeef het mij dat ik haar troi^
noéme! en een vrouwmenfch f 'Egm is zij niet
trots f] niet weet hoe zij op eene bevailii^e wijzê
moet vergiffenis geeven ? Ja inderdaad mij in 't ge-
heel niet heeft vergeven I Maar zij houdt mijne
ziel
-ocr page 381-^348. - De HISTORIE van
ziel \k\ onzekerheid ^ 't welk ; voor de haare ζα
ÜTiertlijk geweeil is. - ,
\ In dit 'ftil oogenblik, denke ik , dat indien ik
mijn voorgaende ontwerp ging voortzetten, en be-
floot om, eens te' beproeven , of ik eene grooter
1 misdaad niét 'kan doen dienen voor eene fpongie
\ om eene kleiner uit te wiiTchen; en dan vergiffe-
nis daarvoor verkrijgen; Ik mij dan wel bij mijTfiU
ven kan regtvaardigen; en dat, gelijk de Schoone
Onverwinneiijke zou zeggen , is alles in alles,
Dewijl het mijn oogmerk is, in alle mijne be-
denkingen , de hcrhaaiinge te mijden, ten mirften
het lang ftil ftaen op hetgeen ik van te vooren al
aan u gefchreeven hebbe, fchoon de ftaat des Ge-
vals nit-'t moge veranderd zijn; zo wilde ik wel,
dat gij de oude redeneeringen (bijzonderlijk die in
mijn antwoord op uwe laatfte (a) betwiilende
brabbeltaal begreepen zijn} eens weder gingt over-^
weegen ; en 'er de nieuive bijvoegdet, zo als die
uit mijne pen vallen; en dan zal ik mijzelven on-
verwinnelijk agten; -ten minften als Guit te^
gen Guit geredeneerd.
Ik merke het overmeeileren van deeze Lady
aan als een weezenlijk ftuk van mijn geluk: En is
het niet natuurelijk aan alle. menjchen eigen , dat
zij tragten te verkrijgen al wat zij denken dat hen
gelukkig maaken zal, het voorwctp moge van
meer of minder belang zijn in de oogen van an»
deren ? :
Wat aangaet de wijze, waarop ik haar tragte
te verkrijgen, door het,doen van valfche eeden,
ge-
ia) Xm θ/ΐνΓϊ3Γ'ΐνΐι.
-ocr page 382-Juffer CLARÏSSA HARLOWE. '54^
JJ *
gelofcen, en aiefgelijke ~ Vertellen ons niet de
digters van twee duizend jaaren her en ouder,, dät
Jupiter lacht met de meineedigheid dèr Mitinaaren?
En laate ik, bij hetgeen ik te vooren over "dit ftuk
gemeld hebbe, nog eene vraag of twee voegen,
Preeken de Moeders, dé Moèijen, deGrooc-
moedèrs, de Gouvernantes der,Moóije Ormoz^I^,
haar niet altoos vdqr^ Van liaaie wieg ze!f af tpt
haare rijpere jaaren,"' van de be^riegelijkiicid;^^^
mannen f Dat zij'geen a:gc moéÏen ïlaen^pp
derzelver êeden, 'géipften, en bèloften? ^VeHi:
cene partij leiigenfters zóuderi alle:' dëézè eerwäür-
^dige matroonen zijn,, indien Jer nict^nu en dan
"ëen mooij ligtgeioovig fchelmtje bedot wierd ter
tegtvaardiginge van haar voorpreeke^ eti om als
eene vuurbaak te diénen opgéilökéil tëii v^ordeele
van de overige ?
is het niet wdarfchijnelijk dat^'het Vóorbéelci jaia
dies te meei uitwerliinge zijn zal ' '
Indien déeze poßnlata 1
geftaen, wiéi* bidde ilc u, kan mijn^" B'äcÖ^i'ft^
in dit alles'evenaaren? Wle'is'dertólve^
fchikt tot eén^voo^eeld Vóór de'pvéji^
- Opzijn 'ergft
"geheel en al aan de ftellinge vari^mijnen^ waardige^
Vriend Mandevllle, Dat de Ondeugdar-vän'bip
5 50 De mSTORIE, vajjj
zondere pèrfqonen ten Voor deek β rekken van''έ
'Gemeeni ' ' ' ^
'ft·. ■ ^ . ' ' : t ' ■ * - ■ · .·
Wel dan, mdien dit lief fchepzel vallen^ moet,
zo, als men 'c^npemt, ten voordeele van alle de
ttóbije zottinnetjes pnder de ^ S 'dan moet zt
"vallen; e» daarmede is het uit: en een einde van
"de zaak. En wat^ongemee.ns of raars zou daar-
Ift dog geftoken hebben, indieö ik daarmede zo
ïang niet waare bezig géweeft? ' En dus
ft'appe ik van "alle'redenkaveJin en gefchil over
ïlt' ftuk afrÈn. legge u|, alsjgij aan niij ichrijfc^
teil' deezen aanzien een eedwig ililzwijgen op, ,
Hieraan vitß'g^ qU elée Haderhctn^
' j- ^gefchf^evene. wlelding^ tot de 'volgende
y. ' ßuikßny vielke mßt"ommekeer de comma\^
[dus ^gemerkt zijn, y ,. , ^ .
•iDiJUf-tt V .ïlnitiO^ '. ff —- »f ■
^^- ^ Heere, Jaij, yi^at zal ik nu dpßn!Hoe
JpieÖgt het^^en k]V9a4 het andei Y,öort! — Vreeze-
jijk,nieuws yerteilenj ,·^.,, Terwijl
ijtjdagt' ik hiei"
ttóewel tot''qgené^ ^'v^ji^^ginge^^ mij -aaii
jdqodilag fcïiWdig .gemaak;t ! Een bJpedigcn doo4-
^ag ! ". ·. ^p.g^e.Ioove zal uiikoo-
_men -Zij Icgf cp^zieltoogèn j' —Arme
lonbefcheidene · ^^ Eeuwig.'weerftand
biedende I Eét(wi|;'t^geufp^ legt
β wentelen miiaar blqed j!,'Jiag}ïin"4j?pdfleek heb^^^^
be*lk haar'gegevQ^dl^ -----T Pp eene dief-
cgge , eene Èedriegft^r j, ρ Ä^el, als '.eene pijnig-
^er. Zij had mijne pen —- Ter-
wijl ik gemelijk zat te pèinxen, in twijfFel han-
-ocr page 384-Juffer CLARISSA HARLOWE. ^z j
gcnde omtrent raijpe toekooraende, maatregels^^
ftal zij die ; en diis fchreef ze met dezelve, mee
eene hand net gelijk aan mijtië^éigenè ; ,en zoii mij
wel in mijne tronij 'hébben ftaénde gehouden"," d^t
het weezenlijk mijn eigen handrchnft was.' ' ,
" Dog laate ik^niij bedenken voor ^at het te
*'Jaatis. Laate ik de menigvuldige'vpJmaAlithe-
" den van dit ichep^
zei in bedenkinge .lieëmen. De' hand Is ^ nog
** maar alleen opgeheven. De. fl^g js nog niec
V geveld. Juffer Howe's volgende Brief kan wej
** alle uwe fpillen jn'de afcfi góoijen.; Uit ftaac-
** kunde behoordet gij^nü ten miniïen eerélijk te
*'-zijn. Gij kunt zonder· haar niet Ie,even. Gij
zoudt haar liever willen trouwen ? dan Haar vol-
ftrektlijk verliezen. Gij zult haäf ongetwijifeld,
hoe onbuigbaar zij ook fchijne rte zijn^-kiinne^X
overhaalen tot, het HuwelQk.l^Pqg^indien zij u
nu bevindt .een fehurk tp .^'li ,^^zürt ,gij nooii;
** meer haare la^nmerkmge kunnen tÖr^
** en zij zal miffchien verwerpeh én een afgrii-j
" zen van u h^tï. ; ' . , ,
** Ben ik egter rcMs al,niet te.yé'rrè^gépén|
Gelijk een berouwhebbende dief bédügt.is Voor
zijne bende,f en genoodzaakt om niede 'voort ε.ς
" gaen, uit vreeze voor de galg, tot dat.hij nan'ife
" galg geraaktV zo ben ik ook bedugt vo^or de ben-
" de van mijne vervloekte liften. ^^ . ^ / 7
" Zo waaragtig als ik hoope'tejiééveji, het rs
" mij leed (teryvijl ik. thans fchrijye)· ^da.t ik
** een dwaas verraader gew,eeft"h|en , dat ik hec
" buiten mijne eigene magt hebbe gebragt, ge-
" iijk ik Yïe^ie dat ik^edaen hebbe-i èereiijk
• ~ > ^ «i të
-ocr page 385-te zijn. ' Öwaftg haacè ik in allerleije gedaante ^
en kan niét verdräagen , dat ik gedwongen
worde dien' deugniet té zijn'wélken mijne keu-
ze mij gemaakt hééft i -—-^ Dus Belford ;
ben ik hu éindelijk'^ gelijk gij'gezegd hebt', èén
werktuig, eh.geen Vrij wérker.
'' Bij mijne ^iel, Jan5,'bét Is'één zéér zot
diftg, dait, een;man van'geeft en moéd zig-tot
zulk een toppünt van ongeregtigheiU 'gebiagc
heeft,'dat hij moet voortgaeri, én 'erzig'Mven
" niet uit kaö rédden ί eti égter tén'haaften bij Ver-
zekerd zijh kan j dat zijne overwinninge zijn ön-'
" dergang weezén zal. ^
** Waarom moéft mij zulk èéne vrotiw als dee*'
ze ontmoeteh^ welkér val 'zelf haare glorij, en'
« miiTchicn mijnefchande'niet alleen^ maar bok';[
«« mijn bederf zal kyn? ' ' ; '- ^
Wélk een .geluk moet ^ulF^een man'ge-
" waai· tvqrdénÓiè regelmaatig vbortgaét tot eénig^
Idflijk éiridêi' én in zijnen yóortgang· tot hec'
" zelvé dg'niets heeft té verwij'teiv!-'Wannéér hij,
door eerelijke middelen, dat'einde" bèreikt, hoe'
groot en onvermengd moetéii dan zijne geneug-
tén zijn!' Welk'èen zoude ik,
in dit bijzonder'ge val , géwéèft zijn ,· waare het
** mij gegeven om flegts te ttijH hetgeen ik wenfch-
<< iQieJchijnen l"' : ' " ^^ . -
Dus verre had'mijne Corfc-ièntie géfchreéven
met'mijne pen^ en zie eens, wélk eene laifé ziel
zij van^mij gemaakt'had! greep haar bij'
de kée\ aari ^^'Daarl zeide ik, gij
fnoodé onbéfchofte';! ' -^^cHoud daar eri'
4aar\ « Hoe'dikwijls hebbe^ïk w wel gewaar-'
fchuwd i
-ocr page 386-ιιιι,ι^ p iiii Jι■^-JJ.ιι^■4J^ιu^J|Jl|lwwp^plWWgllMWί. JOJia'-'.-W^UJiM
-fchuwd!--En nu, hoope ik, gij ruft-veriloo·«
rende prij, dac ik u de reft gegeven hebbe!
Al piepende, mee een zagt ftemmetje,
vervloekt hoofd nog eens optillende , fmeeict gij
mij te vergeefs om genade, die mij, op wmen tijd,
zo weinig betoond hebt!---Houd daar^ eéh
flag die uw bloed doet güdzen!---En nii
2al uwe pijn, en mijne pijn door u mij aangedaen^
wel haaft over zijn --Leg daar! —Wen-
tel voort! —-- Hadde ik u den doodrteek niet
gegeven, gij zouJt mij beroofd hebben van alle
mijne geneugten. Het is klaar, dat gij mij niet
kondt verbeterd hebben. Gij kondt mii alleen m
wanhoope hebben ter neergeftort» ?iag't gij niet
dat ik alte verre gegaen was om terUg te treeden?
--Wentel voort, zegge ik u nogmüal!----
Gaap naar uwen adem! —— Dat is Uw laatite
Ihik, zekerlijk!--Hoe harden dood hebt gij!
Vaarwel! -—Ongelukkig Man! Vaar*
wel !
Het is nog aï goed, evénwel, in ü, iiiij nog
vaarvjel te zeggen ! —
Vaarwel, vaarwel, vaarwel, gij ook, O gij
onbuigbaare, en tot hieraantoe, onverwinneiijkö
boezem-beilookfter — Vaarwel ook gij voor eeU'
wig. ^
V. Deel. ^ Ζ '
-ocr page 387-he Hr, Lovelace,^^» Jan Bèlïord,
Scbiläkn,
Zondag-morg, (jien ii. JuniJ) ie ΰ^ Uurén^
Een weinig woorden nog op het mondlijk he-
rige , 't welk gij mij gilleren avond gezonden hebe
aangaende uwen armen ouden man; en dan iläe
ik op van mijnen ftoel, fchudde mij eens uit, ver-
friiTe mij, verkleedde mij, en zo naar mijne Bé-
kooriler, die ik, niettegenilaende haare aflteerig-
heid, hoope te ovèrrëeden cm eene wandelinge
met mij te doen op de lieide, iö deezen warmen
en fchoonen morgenitond.
De vogels moeten haar voor deezen tijd al
hebben wakker gemaakt. Zij zijn nu in vollen
zang. Zij roemde akijd, dat ze zig gewende om
het opgaen der Zonne te befchouwen; een van
Gods wonderen in de natuure; gelijk zij; het eens
^emde.
Haar venfter ziet op het Ooilen uit. De val-
leijen moeten van derzelver ilraalen verguld zijn,
tegen den tijd dat ik bij haai' koome; want alreeds
hebben zij de bergen doen laehen, der geheele na-
tuure eene blijde gedaante bijgezet.
Hoe kwaalijk paiTende zult gij deeze vrolijke
voorreden vinden op eeJi zo treusrig onderwerp,
als waartoe ik mij m teerèi
Ilj
5r4
Juffer CLARISSA HARLOWE. ^jf
Ik ben blijde te hooretï, dat uwe langwijlige
verwagtingen eindelijk beantwoord zijn.
Uw knegt vereelt mij, dat gij vergiftig droe-
vig zijt over het veifcheiden van den ouden
kwanti
Ik moet zeggen ^ dat gij *er wel künt uitzien ^
als of gij het fwaart; daar gij u hebt afgefloofd, ge-
duurende een groot getal van dagen en van nng-»
ten, met een ftervend menfeh geftadig op te paiien^
iens annaderend uur gij befchouwdet --
Terwijl gij u, welftaenshaiven, hieldt als of gij zijn
afmartelende pijnen en iluipen beklaagdet ----
Daar gij bloot ftondt om te moeten antwoorden
op duizend onbefcheidene vraagen naar den ftaaÈ
van een man, die gij maar wenfchtet dat dood waä
— Bij hem moeft bidden — want dit hebt gij mij
eens gefchreeven ί - Voor hem leezen----
Daar gij gedrongen wierdt om in confukade tö
treeden met een hoop prat-kijkende en boha-maa-
kende Doiloren , en hunne gedienilige jan-Potta-
gies de Apothekers, nevens het Slagers-gild deif
Kerveren en Branderen; alle te zamen vereenigd ^
om de doiflorale klugt te fpeelen , en riemen te
fnijden Uit zijn vleefch en uit zijne goederen bei-
de -Daarbij nog met den fchroom bezet te
zijn van uw belang te moeten deelen, in hetgeen hij
zal nalaaten, met een hoop gierig-hoopende^ nooit·*
te-vreeden-zijnde nabeftaenden legatariilen ^ en
de duivel mögt weeten wie al, die heimelijk zijné
loflijke , en niet-loflijke hartftogten ingevolgd etl
geftreeld hebben. —-In deeze omllandighe^
den, verwondere ik mij niet, dat gij 'er uitziet lö
de oogen der bedienden (die in hun hart zo wei-
Z 3.
-ocr page 389-nig droevig zijn als gijzelve, en die gaapen naar
legaaccn, gelijk gij naar de ervenis') als of gij in-
derdaad droevig waart; en als of het grootft bek-
fcheef-trekkend vir^e u waare overgekoomen.
Daarbij, zo als ik dikwijls gedagt hebbe, kan
de bedenkinge, die natuurelijk ontilaen moet uit
zulke naare Voorwerpen, als de dood van iemand,
met welken wij gemeenzaam geweefl: zijn , moet
uitleveren, wanneer wij verpligt zijn om denzel-
ven bij te woonen en te verbeiden in zijne lang-
zaame aannaderingen , en in zijne aangezigt-ver-
draaijende benaaudheden, dat het ten eenigen da-
ge ook onze eigene beurt zal worden, al heel
veel helpen om den fchijn der droefheid geloof
bij te ze teen.
En Dit is hot dat , emilig overdagt zijnde,
wel voor eenen tijd een fraaij voorkoomen van
opregtheid kan verleenen aan de rouwklagten van'
icevendige Weduwen, van in*hun hart verheugde
Erfgenaamen en Overblijvende LegatarilTeo van
allerieije zoort; nadeinaal door de inwendige
vreugde te onder te houden, die aandoenlijke be-
denkingen het aangezigt moeten bedroeven , en
een fchijn van weezenlijk leed voegen bij het aan-
genomen Rouw-gewaad.
Maar nu gij aan de Belooninge gekoomen zijt
van al uw waaken, uwe angden, en geftadig op-
priien, zeg mij eens wat het is; zeg mij eens of
het uwe moeite vergoedt, en uwe hoope beant-
woordt ^
Wat mij zeiven aangaet, gij ziet wel uit den
èrnil van mijnen ftijl, hoe het onderwerp ter mij-
ner vernederinge mede gehoJpvin heeft. Dog de
nood-
-ocr page 390-Juffer CLARISSA HARLOWE. 157
V
noocïzaakelijkheid, waarin ik ben van of fpoedig re
Trouwen, of eene Schaakinge te bedrijven, heeft
mijne vrolijker uitzigcen overneveJd, en meer dan
het geval zelf, toegebragt om mij mede aangedaeh
te maaken van uwe tegenwoordige blijde-droef-
heid. '
Vaarwel, Jan, Ik moet wel haailuit mijne
pijn zijn; en mijne ClariiTa zal ook wel haaft yijn
ujc ds haare --Want dit vereifchc de hachelijk-
heid van het geval.
De Hr, Lovelace, aan Jan Belfor»,
Schïldkn^ , '
Ik hebbe de eere gehad van het gezelfchap
mijner Bekooriler twee voJflagen uuren lang. Wij
kwamen voor feffen bij malkanderen in den tuin
van JufFr. Mdore. Eene wandelinge op de Heide
wierd mij geweigerd.
De bezadigdheid van haar gelaat , en haare
gunftige inwilliginge van deeze bijeenkoomft, gtf
mij eenige hoope. En alles, wat of de Capitein
of ik gilleren had aangedrongen, om eene volkoo-
mene en vrijwillige vergiffenis te verwerven, dat
drong ik weder aan en ik berigtede haar daaren-
boven , dat de Capitein Tomlinfon naar huis ge-
Z 5 Mük»
-ocr page 391-trokken was, in hoope van haaren Oom Harlowe
te overreeden, dat hij zelve in perfoon opkwame,
om mij met den grootilen zegen te befchenken,
dien eenig menfch ooit ontving.
Dog het uicerfte dat ik verwerven konde was ,
Dat zij geen befluit ten mijnen voordeele neemen
wilde , voor dat zij Juffer Howe's naaftvolgenden
Brief ontvangen had.
Ik zal de drangredenen niet herhaalen, welke
ik gebruikte. Maar ik zal u het zaakelijke meL·
den, van hetgeen zij ten antwoord daarop zeide.
Zij had alles in overweeginge genomen, gaf-
ze mij te kennen. Mijn geheel gedrag had zij
voor zig. Het huis, daar ik haar gebragt had,
snoeft een fnood huis zijn. Het volk deszelfs toon-
de al vroeg, waartoe zij bekwaam waaren, met
de fterke pooginge welke zij gedaen hadden om
haar Juffer Parrington op te dringen ; zo als zij
niet twijffelde, met mijne goedkeuringe- [Zij
heeft immers, dagt ik, geen dubbeld gekreegen
van Juffer Howes ontdekkenden Brief!] Zij hoor-
den haar geroep. Mijne mishandelinge was onge-
twijffeld met opzet gefchied. Als zij zig mijn ge-
heel voorafgaende gedrag jegens haar te binnen
bragt, moeft het zo zijn. Ik had, buiten tegen-
fpraak, het fnoodfte oogmerk gehad. En de be-
handelinge zelve, die ik haar aandeed, ftelde dat
buiicn allen twijffel.
Over en over geheel Ziel, Belford! zij fchijnt
gevoelig te zijn van vrijheden, welke mijne harts-
togc mij niet heeft laaten bemerken dat ik geno-
men hebbe; anders konde haare verftoordheid zo
diep niet zijn ingeworteld,
2ij
»SP
Juffer CLARISSA HARLOWE. ^jf
•'■SJJJI'.JSSH'·»'·'
Zij verzpgc van mij, om alle gedagten van ha^
aan een kant te ftellen. Zpnitijds, 2eide zij, dagt
ze dat zij wreedlfjk behandeld was van haare naafte
en waardfte bioedverwanten: Op zulke tijdèii
kwam een geeft van moeijelijkbeid , eri zelf van
verilpordheid ^ in haar op ; en de Verzpeninge,
weike op andere tijden ha^ zo'wenfchelijli voor-
kwam , was dan niet zo zeer de troetel-wenfch van
haar hart, dan wel het ontwe^, 't welk zij voor-
heen gemaakt had — om haaré goedé Norton tot
haaie beftierfter en leidsvrouw te neem'en, en op
haar eigen Goed te gaen leevpn ' op zodanige wij-
ze , als haars Grootvaders oogmerk geweeft w^
dat zij doen zoude. " " ^
Dit Ontwerp, twijiFelde zij niet, of haar Ne#f
Morden, die een van haare ^Voogden óver dat
Goed was , zou haar wel in ijaat ilejl^i? (en èat
wel, zo als zij hoopte, zonder pleiten) qm wer^-
ftellig te maaken. En indien hij dit kan dpjen, en
doet, wat, mijn Heer, moet ik u dan vraagen, zei-
de zij , hebbe ik in uw gedrag beipeürd, dat ik
boven dat Ontwe^ zou kiezen eene Vereenigin-
ge van Belangen, daar W zulk eene Oneenigheid
van Gemoederen is?
Dus ziet gij, Jap , dat 'er zo wel reäeff, als
^erßoordheid is in de keuze,'welke kij tegen mij
doet! --— Gij ziet, dat zij"durft denken,
dat zij zonder mij gelukkig zijn kan ; en dat 2K\met
mij ongelukkig zijn moet ! ' ^ '
Ik verzogt haar, ten befluite van mijne weder-
aangedrongene drangredenenom te fchrijven aan
Juffer Howe, voor dat Juffer Howe's anivs^oord
ioomen konde, op dat zij den tegenwoordigen
Ζ 4 ftaat
-ocr page 393-De HISTORIE
m
3(SQ
ftaat der zaaken voor haar mögt openleggen; ea
indien zij aan haar oordeel zig gedraagen wilde,
haar gelegenheid verleenen om hetzelve te gee-
■yen, op eene volkoomene kundigheid van hec gen-
val —^-
Zo zoude ik doen, Hr.LoveKice, was het ant-
woord , indien ik zelve in tvvijlFel ftond, wat ik
kiezen zoude; het Huwelijk , of het Ontwerp 'c
welk ik gemeld hebbe. Gij kunt niet anders den-
ken , mijn Heer, of het laatfte moec mijne keuze
zijn. Ik wenfghe vfin u af te fcheiden met beza-
digdheid - Dring mij niet tot het herhaa-
]en -
Γffuj af te fcheiden, Madam, viel ik 'er tus^
fchen in! - Ik kan die woorden niet ver-
draagen ! —^—■ Dog laate ik u bidden, evenwel,
om te fchrijven aan JuiFer Howe. Ik hoope, ίη^
dien JuiFer Howe mijne vijandin niet is
is geen vijandin van uw perfoon , mijn
Heer ; - ii^hjk gij overtuigd zoudt worden,
zo gij haaren laatßen Brief aan mij za^t (a).
Maar waare zij geen vijandin van uwe bedrijven,
dan zoude zij nog mijne vriendin, nogleene vrien-
din der deugd zijn. Waarom wilt gjj mij tergen},
Hr. Lovelace, om zulke harde uitdrukkingen te
gebruiken , waartoe ik, hoe zeer gij ook dezelve
verdiend hebt, th^ns niet genegen ben ; als die
in de twee voorgaende dagen al genoeg gelee-
den hebbe van mijne eigene heftigheid \
Ik beet mijne lip van gemelijkheid. Ik zweeg ftil,
Juf-
(al De La4y meent fenvoudij>!ijk den nagemaaktcn van
den Hf, LoYclace. Zie bl, 141, env.
f
Juffer CLARISSA HARLOWE.
JuiFer Howe, ging zij voort'; is van den ftaac
der zaaken reeds volkoomen kundig, mijn Heer.
Het antwoord 5 dat ik van haar verwagce, heeft
zijn opzigt op mij zelve , niet op Haar hare
blaakt te veel van ijver in de zaak der vrrendfchap,
dan dat ze mij, een oogenblik langer dan nood-
zaakelijk is, in onzekerheid'zou laaten omtrent
hetgeen ik behoeve te weecen. Ook hangt haar
antwoord niet volftrektlijk van haar zelve af. Zij
moet eeril iemand fpreeken; en die moet miflTchien
nog andere fpreeken, . ι
Dat vervloekt fmokkelwijf, Jan ! .
JuiFer Howe's Townfend, buiten twijffel! -
Verraderij, vonden, lillen, ilreeken! -- Qn-
deraardfche Mollen zijn deeze vrouwlui] ' <
Maar de aarde mag mij ook bedekken! ik mag ook
een Mol worden, dagt ik, indien zij haar oog-
merk bereiken!--En indien deeze Lady mij
nu ontkoomt!
Zij bekende regtuit, dat zij al van gedagten
was geweeft om , zonder dat iemand van ons
ixiiß 'inaar zijgeßooven was, te fcheep te gaen naar
de eene of andere van onze Americaanfche Colo^
nien. Maar nu zij gedwongen geweeft was om
mij te zien ('i welk haar grootile fchrik was ge-
weeft, en om welk te vermijden zij haar Iceven
wel had willen geeven) dagt zij dat zij gelukkigft
zou kunnen worden, met haar voorgaende gekoe-
fterd ontwerp weder aan te vatten, indien Juifer
Howe eene eerelijke en heimelijke fchuilplaatze
voor haar konde vinden, tot dat haar Neef Mor-
den kon overkoomen. Dog indien hij niet fchie-
lijk kwam , en indien zij eenige zwaarigheid had
Ζ 5 om
-ocr page 395-iSz DErfilSTQRIE XAN
om eene viïilige ra^vlygc te krijgen, het zij voor de
vervolgingen vas hgarien Broeder, of vqn iemand
mders [mij Hieeijepie, on^erÖeil§ ik] dan moge
zij. nog miiTcfeien we] bujten § I^nds gaen: Want
pm de waarbeid te zeggeijv, zy kon piet in gedag-
ten neetnen oin .weder naar haars Vaders huis te
keeren ; na4eni8al baars Broeders woede , baars
Zufters verwijtingen, baars Vaders toorn, en haaj-s
JVIoeders nog aandoeniijker droeveniiT^n, en onder
die alle haare eigene zeifbewiiftheid, voor baar
ondraagelijk zijn zouden.
O Jan! Ik ben dood krank, jk kwijne, ik
zieltooge, naar Juffer Howe's volgenden Brief! Ik
•zou wel willen binden , een bal in den rnond flop-
pen, ultfchudden, rooven, en alles doen behal-
ven moorden , om denzelven te onderfcheppen.
Dog aUhoe onverzettelijk zij ook fchijnt te
zijn, het was nieitemin voor mi baarblijkelijk, dat
zij nog eenige tederheid voor mij had.
Zij weende aienigmaal onder het praaten,
cn zugtede nog meermaalen» Zij keek mij twee-
maaien aan met een oog van ontwijfdbi^ßre goed-
heid , en drijemaalen met een oog heUefide naar
medelijden en zagtmoediglieid: l^og .desz^lfs goe-
dertieren ftraalen wierden, om zo te fpreeken, e-
ven'dikwijls en fchielijk terug getrokken, en haar
gelaat van mij afgekeerd, als of haar minzaam oog
niet te betrouwen waare, en mijne gretige oogen
riiet wederftaen kon; welke in de haare als zogten
naar een verlooren hart, en tot in haare ziel zelf
poogden door te dringen.
Meer dan eens vattede ik ;haare hand. Z\]
Helde zig niet jueel in de weer tegen die vrijh.eid.
Ik
-ocr page 396-Joffer CLARÏSSA HARLOWE. ^èf
Jk drukte die eens mee mijne lippen. Zij wierd
niet zeer toornig. Zij fronfte wel; maar haar
fronzen vertoonde meer verlegenheid dan veronc-
waardiginge.
Hoe kwam de lieve ziel, (die met zulk een
zijden kleed omhangen is) aan alle haare Stand-
vaftigheid (a)? - Was het noodig, dat de
werkzaame ftrafheid van zulk een dwingeland van
een Vader ^ gemengd wierd met zulk eene lijdzaa-
me goedaartigheid van eene wil-looze Moeder, om
eene Standvaftigheid, eene Gelijkmoedigheid, een^
Behendigheid voort te brengen in de Dogter, op
welke noöit eenige vrouw te vooren zig beroemen
konde ? - Indien dat zo is, dan is zij aan dien
overheerfchenden Vader meer verpligc, dan ik mij
had kunnen verbeelden, dat een menfch zijn kon,
welke iedereen die met haar verknogt was aanzien
bijzettede, meer dan de Kroon zelve kon verlee-
nen.
Ik hoopte, zeide ik , dat zij het voorgeno-
men bezoek zou toelaaien, 't welk ik zo dikwijls ~ .
gemeld had, van de twee Ladys. |
Zij was hier. Zij had mij al gezien. Zij kon
zigzelve tegenwoordig niet helpen. Zij had altoos J
de heK^gile agtinge voor de Ladys mijner familie, . [i
van wegens haare eerwaardige charaiters. Waar- ^
op zij haar lief gelaat van mij afkeerde, en eene \
half-opgekoomene zugt overmeefterde. -
Ik knielde toen voor haar. riet was op een ^
groen
(a) Zie D. I. bl. 79.'τ.341 ï97. ï^S· over heri^ren ·
zij ,'zcivc zegt aangaende die Scandvalliigheid, over welke de
Hr. Lovclacej Cchoovlwelverdiojd mdcd ij^arbij lijdende, niet κ
kan Ha'aaccu zig te verwou^crcn, ·
-ocr page 397-' De HISTORIE vaV ,
groen Imflen ; want wij wandelden in het gras*
perk. Ik greep haare hand. Ik fineekte haar met
eenen ernft, die mijn hart, zo als ik voelen kon-
de, in mijne oogen opvoerde, om door haare Ver-
giiFenis en Voorbeeld, mij derzelver, en huarer
eigene goedertierene en edelmoedige wenfchep
meer wïiardig te maaken. Bij mijne ziel, Madam,
zeide ik, gij doorwondt mij met uwe goedheid,
uwe ohverSende goedheid ! en iic kan het niet
verdraagen!
Waarom , waarom , dagt ik , geh'jk ik ver-
fcheidene maaien dagt geduurende dit gefprek, wil
zij het mij niet edelmoediglijk vergeeven! Waar-
om wil zij het voor mij noodzaakelijk maaken, om
Lady Eliihbet en mijne Nigc te baaien tot mijn bij-
iland ? Kan eene veilinge, welke op de eerfte op-
eifchinge zig niet overgeeft aan eenen onweerftaen-
baaren overwinnaar, dezelve voordeelige capitula-
tie verwagten, als of ze hem de moeite niet ver-
fchafte van zijne zwaare artillerij tegen dezelve
aan te voeren en te planten?
Welke Gevoeli^edcn , zeide het godlijk
fchepzel, haare hand mij ontrukkende , moet gij
onderdrukt hebben ! —^— Welk "eene verfchrikke-
]ijke verhardinge moet als een oordeel van Güd
uw hart bevangen hebben j die bekwaam zijt tot
zodanige roeringen als gij zomtijds getoond hebt;
en tot zodanige gevoelens als zomtijds van uwe
'V lippen gevloeid zijn; en nogthans die alle zo verre
liunt zijn te boven gekoomen, dat gij in ilaat zijc
^ om ce handelen zo als gij gehandeld hebt, en dat
met een vaft opzet en voorbedagtlijk; en wel, zo
als
-ocr page 398-Juffer CLARISSA HARLOWE.
^Is men Zegi, uw geheel leeven lang, van uwe
kindsheid ai toe op deezen rijd!
Ik zeide haar , dat ik gehoopt had, van we-
gens de edeliTioedige bekommeringe, die zij voor
mij had laaten blijken, wanneer ik eene zo fchielij-
ke en gevaarlijke onpaiTelijkheid kreeg -- [De
Ipecacuanha-proef, Jan!]
Zij viel mij in de reden. -Gij hebt mij
wel betoond voor de bekommeringe, waarvan gij
fpreekr I-- Evenwel wil ik wel ronduit be-
kennen , nu ik vaft beflooten hebbe niet aieer om
u te denken, dac gij (hoe onvergenoegd ik niette-
min met u was) wel hadt kunnen deel krijgen —
Zij maakte eene tuflchenpoos. Ik verzogt
haar om voort te gaen.
Onderdek gij, mijn Heer, en zij keerde haaf
lief aangezigt van mij af, terwijl wij wandelden;
onderftelt gij, dat ik niet gedagt had om mij een
plan te ontwerpen, naar welk ik mij zelve moge
beftieren, wanneer ik mij zo ongelukkiglijk bedro-
gen , en mijzeive, om zo te ij^reekcn, ontftolen
vond? - Wanneer ik vond , dat ik niet
kon zijn en doen, hetgeen ik wenfchte te zijn en
te doen; kunt gij u verbeelden, dat ik mijne ge-
dagten niet had laaten gaen, welke weg naaß
daaraan gevoegelijk waare in te flaen ? - En
gelooft gij, dui het mij al niet eenige moeite ge-
koil heeft, om volgens deezen, «i?^/? daaraan koo*
menden weg, verpligt te Zijn -—·
Daar hield zij weder ilil.
Dog laac ons het gefpfèk afbreeken, hervac-
tede zij Het onderwerp wordt al te — Zij zugte-
ëe — Laac oijs bet gefprek s^fbreeHen Ik zal
bin·
-ocr page 399-DE HISTORIE vai«
binnen gaen — Ik zal mij gereed maaken om ter
kerk te gaen — [De duivel ! dagt ik]. Zo goed
als ik kan te voorfchijn koomen in deeze allen-dag-
gedragen kleederen — zigzelve befchouwende —<
zal ik ter kerke gaen.
Zij keerde zig toen van mij af om in huis te
gaen.
Zegen mij^ mijn bemind Schepzel, zegen mij
met de aanhoudinge van deeze zielroerende ver-
keeringe — Wroeginge heeft mijn hart bevangen!
— Ik hebbe ten uiterften kwaad gedaen — Geef
mij verder reden, om mijne roekelooze dwaasheid
te vervloeken, door de aanhoudinge van dit beza-
digd, dit zieldoordringend gefpreL
Neen, neen, mijn Hr. LoveIace< Ik hebbe
al te veel gezegd. Ongeduld begint op mij in te
dringen. Indien gij mij bij de Ladys kunt ver-
fchoonen, zal het beter zijn voor de geruftheid
van mijn Gemoed, en voor uwe Agtinge, dar ik
haar niet zie. Noem mij bij baar al te vies, ei-
genzinnig, femelagtig; al wat u belieft, moogt gij
mij bij haar noemen. Niemand buiten Juffer Ho-
we, van welke, naail den Almagtigen, en mijne
eigene Moeder, ik wenfche te worden vrijgefpro-
ken van moedwilligen miiHag, zal alles weeten
wat 'er gebeurd is. Wees gij zo gelukkig, als gij
kunt worden! -- Verdien om gelukkig te
worden, en gij zult hét zijn, ten minften in uwe
eigene overdenkinge, al waart gij nog zo onge-
lukkig in andere opzigten. Wat mijzelve aangaet,
indien ik in ilaat zal zijn om bij eene behoorelijke
overdenkinge op mijn eigen gedrag te rug re zien,
zonder mijzelve dat groot verwijt te moeten doen»,
1
I---------... JU.,AJ ,^,ΙϊΡΙ
Juffer GLARISSA HARLOWE.
^imf
moedwillig, en tegen het ligt van tfiijn eigen
oordeel gedoold te hebben; xal ik gelukkiger zijn
dan of ik alles had» wat de wereld voor begeerer
lijk rekent.
Het edel fchepzel ging voort; want ik kon
niet fpreeken.
Deeze vrijfpreekinge van inijzelve, hoope ik^
dat, als mij kragten genoeg verleend worden om
de duifternis te verdiijven, welke mijn geeil te-
genwoordig maar al te dikwijls overfchaduwt, mij
zal verheffen boven alle de rampen, die mij, kiin·
nen overkoomen-
Haare geheele perfoon wierd van haare ge-
voelens bezield en bewrogt. Zij fcheen rijziger
dan voorheen. Hoe verhefce de Godheid die iii
haar Was haar, niet alleen boven mij, maar ook
boven haar zelve !
Godlijk Scfaepzel! Cg^lijk ik haar agtedé^
noemde ik haar. Ik erkende de verhevenheid van
haaren geeft; en zo» voortgaen -- Maar zij
viel mij in de reden ·—'— Alle menfchlijke voor-
treifelijkheid, zeide zij, geldt alleen in vergelij-
kinge. Mijn Geeft, geloove ik, is inderdaad ver-
heven boven den uwen, daar de uwe door kwaa-
de hebbelijkheden zo zeer verlaagd is; Dog dk
zou ik niet geweeten hebben, indien gij goen
moeite gemmen hadt, om mij van de minderheid
van den uwen te overtuigen.
Hoe groot, hoe verheven grooc, is dit fchep-
zel ] — Bij liiijïie ziel, ik kan haar haare Deugden
niet vei'geeveü ! ·— Het is niet re verdraagens, ^zelf-
bewuft te zijn van dë oneindige minderheid, wel-
ke zy mq toeichrijft." Maar waarom wü zij
^ De HISTORIE van
van mij afloopen , als goede voorneemens plaatzé
grijpen ? — Het gloeijend ijzer wil zij niet gaen
fmeeden — O waarom wil zij het buigzaam Wafch
iaaten hard worden?
Wij hadden maar een weinig treden naar het
huis gedaen, wanneer de onbeicheidene vrouwen
ons te gemoet kwamen , met de aantondiginge
dat het ontbijt gereed was. Ik konde ilegts met
opgeheven handen, haar ftneeken om mij hoope
te geeven van onze zamenfpraak na het ontbijt te
hervatten.
Neen; zij wilde naar kerk gaen»
En zij ging in huis, en regelregt de trap op.
Nog wilde zij mij verpligten met haar gezelfchap
aan den Thee-tafel.
Ik bood door JuiFr. Moore aan, om liever
en den tafel en de kamer te verlaaten, dan dat zij
zigzelve daarvan zou uitfluiten, of de twee wedu-
wen berooven van de gunft van haar gezelfchap.
Dat was de zaak alleen niet, gaf zij JuiFr.
Moore te kennen. Zij had haare uiterile poogin-
ge gedaen om haare gramfchap te bedwingen. Dit
had haar al eenige moeite gekoft. Zij was nu bc-
geerig om zigzelve te bedaaren, op hoope dat zij
I cenig nut mögt trekken uit den Godsdienil, wel-
ken zij Hond bij te woonen.
, Ju ffr. Moore hoopte dat zij aan het middag-
maal zou tegenwoordig zijn.
' ' 7.1] had liev^er daarvan willen verfchoond zijn.
Nogtlians, indien zij die gemoedsgefteldheid, wel
> ke zij hoopte, verkrijgen konde, zou zij mogelijk
niet ongenegen zijn van te toonen , dat zij die Ge-
voeligheden was te boven gekoomen, welke den
I mail
man eenen fchijn van gewigt bijzetteden, die bij
haar niet meer verdiende te zijn hetgeen hij geweeft
was.
Dit wierdongetwijfFeld gezegd om JuiFr.Moo*
re te verilaen te geeven, dat wij door ons gefprelc
in den tuin niet verzoend waaren»
Juffr. Moore fciieen zig te verwonderen, daC
wij, na eene zo lange onderhandelinge, malkander
ren niet beter verftonden; en te meer, alzo zij ge-
loofde , dat de Lady zig den voorflag had laateii
welgevallen aangaende de herhaalinge van de Pleg-
righeid, op welke ik haar verteld had dat van haa·
ren Oom Harlowe geilaen wierd^ Dog hiervaft
gaf ik reden, door beide de weduwen te vertellen,
dat zij beilooten had zig te binnen te houden, toe
dat zij van Capitein Tomlinfon vernam , of haar
Oom in perfoon bij de Plegtigheid' wilde tegen-
woordig ^ijn , of dien braaven heer daartoe als
zijn gelailigden benoemen wilde.
Ten aanzien van deeze bijzonderheid, beval
ik haar weder eene ftrikte geheimhoudinge; het-
welk van do weduwen beloofd wierd, zo voor zig-
zelve , als voor Juffer Rawlins ; van welker ilil-
zwijgendheid zij mij zulk een berigt gaven, waar-
door bleek , dat zij de Geheimbewaarßer-gene'
raai was van alle vrouwen van fatzoen te Ham-
ftead.
' Heere, Jan! Welk eene wereld vol kwaade
ftukjes moet Juffer Rawlins, op deezen voet, wee-
ten! - Welk eene Pandora's doos moet haaf
boezem zijn ! - Nogthanshadde ik niets
't welk mijner oplettendheid waardiger was om m
agt te neemen , zoude ik wel willen aanneemen
.V, Deel. Aa oni
^70 DÄ HISTORIE VAN
om dezelve te openen, en mijn gebruik te maakeii
van de ontdekkinge.
En nu, Belford, merkt gij wel, dat al mijn
fteun is op de bemiddelinge van Lady Elifabet en
JuiFer Montague; en op de hoope van Juffer Ho·,
we's naaftvolgenden Brief te onderfcheppen.
3e Hr. Lo velace , Jan Belford^
Schildkn.
De fchoone Onverbiddelijke is metterdaad nu
naar kerk gegaen, met Juffr. Moore en JufFr. Be-
vis. Dog Willem paft naaukeuriglijk op haare be-
weegingen ; en ik houde mij bij de werken om ter
aller gelegenheid kundfchap van hem te ontvan-
gen.
Zij verkoos niet [Een magtig woord bij de
Sexe; als of zij altijd haaren eigenen wil moeften
hebben ij dat ik haar zou oppaffen. Ik drong daar
niet fterif op, op dat zi) niet in het begrip moge
koomen, dat ik reden dagt te hebben om aan haa-
re vrijwillige weeromkoomft te twijffelen.
Eens kreeg ik het in mijn hoofd om voor
Juffr. Bevis andere bezigheid te vinden. En ik
geloove, dat zij al zo veel pleizier zou gehad heb-
ben in mijn gezelfchap, als om ter kerk te gaen;
want zij fcheen in haar befluit te wankelen, toen
ik haar zeide , dat het genoeg was dat 'er twee
uic
-ocr page 404-^ uic een huisgezin op eenen dag ter kerke gingen.
Dog dewijl zij haar Goed (gelijk de vrouwen alles
noemen) aan had, en haare Moeij Moore verwag-
tede dat ze haar zou vergezellen, dagt zij hec
beft om mede te gaen - Op dat het geen
milJelijken fchljn mögt hebben, zo als je "coel
weet, luiilerde zij aan eenen, dien hec wdnig
fcheelen kon welken fchijn hec moge hebben*
Dus ben ik hier in mijne Eetzaal; en hebbe
niets te doen dan fchrijven, toe dac zij weerom
koomen.
En wat zal mijn onderwerp zijn, denkt gij?
— Wel, het oud verfleecen onderwerp, voor-
zeker; Zelf-ilrijd -door wroeginge, die mij
voor een tijd beipringt: Want alzo de flag nog niec
geveld is, zo verdubbelt haar befcherm-engel zij-
ne poogingen om haar te behouden.
Indien hQt\dat niet zij, [En egter, welke inagt
kan haar befcherm-engel dog hebben over fnij?^
weete ik niet wat hec is, hetwelk mijne wraakzuge
ftuijt, zo dikwijls ik op verraad toelegge tegen ee-
ne zo oppermagtige deugd. De Confcientie iis
dood en uit den weg, zo als ik u verteld hebbe;
dus kan het die niet zijn. Eene jonge Confcien-
tie , die gelijk de phcenix , uic de alch der oudö
oprijil, kan het zekerlijk niet zijn. Dog indien
hec die waare, zoude hec jammer zijn, dac ik eene,
jonge Confcientie niet zou kunnen dood leggeii
en ibooren.
Wei dan moet het Liefdé zijn, verbeelde ik
mij. De Liefde zelve, eene van boven aange-
blaazene Liefde jegens zulk een aanbiddelijk voor-
werp . ..... Ook mogelijk dac ik eenigzins meer
Α a Ä ge-
-ocr page 405-.571 DE HISTORIE VAN
gelet bebbe op uwe ileemende beweegredenen ten
haaren voordeele.
Laaten wij dnn toeilaen , dac Liefde bet
beweegend begin ze] is; en re meer, alzo de Lief-
de natuLireiijk den Minnaar ongenegen maakt om
misnoegen te geeven aan het voorwerp zijner
vlammen; en daar hij weerende dat eene erger-
nis met voorbedagt overleg bedreeven eene dood-
lij ke ergernis voor haar zijn zoude, niet verdraa-
gen kan dat ik denke om haar dezelve aan te
[ doen.
I ' Laaten de Liefde en ik een weinig te za-
men praaten over dit onderwerp---Het zij
! dan eene jonge Cnnfcieiitie , of Liefde, of Gij-
i' zehe. Jan, gy ziet dat ik'er voor ben om eiken
bloedbeuling gehoor te geeven. Dog deeze moet
i de laatlle redenftrijd zijn over dit onderwerp;
want ftaet haar noodlot nu niet eenigxins op het
i punt van befliil te worden ? En moet mijn naafte
hap niet onherroepelijk zijn, naar welken kant die
' ook gerigt zij ?
% * * »i
* *
En nu is de redenilrijd over.
Duizend mooije dingen (want de Liefde is
minzaamer dan de Conscientie) heeft decze
kleine kabouter ten haaren voordeele ingebragr.
Hij hield itaende dat hij onzer beider harten
wel kende: En beweerde, dat Ichoon mijne Lief-
de eene bijfter fterke en magtige Liefde waare; en
fchoon ze zig de verdienfte kon toe-eigenen van
den getrouwen dienil van veele maanden, en met
ΟΠ'
?■. 'ï
-ocr page 406-Juffer CLARISSA HARLOWE.' jg.
oneindig zwaarigiie:ien hadde te worftelen gehad;
dat zij nogchans De Regte Zoorï van
Liefde niet is. . .
De regte zoort van Liefde--Wat eenr
llegchoüfd ! - Maar, met behporelijlie eer-
bifd voor uwe godheid, zeide ik, wat heeft zij
dog bij U verdiend , ,dat gij op haare zijde nioec
zijn ? Is de haare, bidde ik M^QQmregte zoort
van Liefde ? Ls het wel Liefde in 't geheel? Zij
geeft niet voor dat ze het is? Zij erkent uwe op-
permagt niet. Wat d—i beweegt u om zo ern-
ftig te pleiten voor eene weerfpanneling, die uwe
magt in den wind ilaet?
En toen kwam hij met zijne Indien^s en En-
de" s voor den dag-— En het zou Liefde, en
wel eene Liefde van de verhevcnile zoort geweefl
zijn^ en nog zijn, geloofde hij, indien ik dezelve
wilde aanmoedigen door de regte zoort van Lief-
de , waarvan hij fprak : En ter verdeediginge van
zijn gevoelen, bragt hij haare eigene bekenteniiTen
in, zo wel die van gifteren, als die van heden og-
tend: En ging zelf zo verre te rug als toe mijne I-
pecLicuanha-ziekte.
Ik praatte nooit te vooren zo gemeenzaam
met zijne godheid: Gij moogt derhalven wel den-
ken , dat zijne fpraak mij miflelijk in de ooren
klonk. En daarop gaf hij mij te kennen, hoe dik-
wijls ik koud water gegooid had op de bekoore-
lijkile vlam, welke den boezem eener Lady ooit
deed gloeijen, terwijl die nog maar jong en eerft -
gebooren was.
Ik vraagde hem naar eene befchrijvinge van
deeze regte zoon van Liefde. Hij poogde die
te geeven: Maar ilaagde daarin heel droevig: Nog'
kende ik, al moeft 'er mijn leeven aan hangen ,
overtuigd worden, dat hetgeen hij meende te roe-
men, Liefde was.
Kortom, wij hadden een aanmerkelijk gefchil
over dit onderwerp, waarin hij aandrong op de
"weergadelooze verdienße van de Lady. "Niette-
min kreeg ik de overhand over hem ; want hij
wierd volilrektlijk ftom gepraat, wanneer ik (haa-
re tegenwoordige ilijfzinnigheid al daar laatende,
welke egter een genoegzaam antwoord was op al-
les wat hij inbragt) beweerde en aanbood om,
door duizend voorbeelden voor de vuiß, te bewij-
zen , dat Liefde niet beftierd wierd door verdien-
ße ^ nog onder de heerfchappij kon ftaen van voor-
zlgtigheid ^ of van eenig. ander redelijk vermo^
gen : En dat, indien de Lady voor Liefde vat-
baar waare , het zulk eene zoort van Liefde was,
Tjjet welke hij niets te maaken had, en hoedani-
ge nooit te vooren geheerfcht had in een vrouwe-
lijk hart.
Ik vraagde hem , Wat hij dagt van haare
vlugt van mij, in eenen tijd dat ik wel meer dan
half overwonnen was van die regte zoort van
Liefde, van vi^elke hij fprak ? - En toen toon-
de ik hem den Brief, dien zij fchreef, en voor mij
Jeggen liet, met oogmerk ongetwijifeld om mij
van hartzeer te doen ierven, of mij aan Ie voeren
om mijzei ven te verhangen , te verzuipen , of
voor den kop te fchieten; om niets te zeggen vati
eene menigte van verklaaringen door haar gedaen,
waarmede zij zijn vermogen tartede, en alles wat
naar Liefde zweemde in haar gedrag jegens mij,
weet
-ocr page 408-Juffer CLARISSA HARLOWE.' jg.
weet aan de vervolginge en verftootinge van haa-
re vrienden; 'cwelk haar om mij deed denken ilegts
als haare laatile toevlugt.
Liefde gaf haar toen op. De Brief, zeide
hij, verdiende nog vergiffenis nog verlchoonin-
ge. Hij dage niet, dat hij voor zulk eene ope/i-,,
haare weerfpanneiing gepleit had. En voor het
overige zoude hij een verraader zijn van de regte»
zijner eigene opperheerfchappije , indien hetgeen
ik had bijgebragt waar was, en hij nog zou voort-
gaen met voor haar te pleiten.
Ik zwoer dat alles waaragtig was. En ik,
zwoer naar waarheid: Hetwelk ik miflchien juift
altijd niet doe.
En wat denkt gij nu dat van de Lady wordea
moet, die de Liefde zelve opgeeft, en voor
welke de Consciëntie niet kan pleiten?
De Hr, Lovelace , aan Jan Belforr,
Scbildkn,
Zondag-namiddag,
O Belford I hoe na op eene hairs-breedte ben
sk aan mijn bederf geweeft , en hoe gelukkig het
ontkoomen ! -^— Zodanig, dat ik beeve tus^
ichen fchrik en blijdfchap, als ik bedenke wat 'ej
had kunnen gebeuren, en niet gebeurd is.
Welk eene ftijfzinnige meid is deeze, 4us te
. Aa 4 kam-
Isampen met haar Noodlot, daar ze egter reden'
heeft om te denken , dat haare Sterren zelf tegen
haar vegcen! Ik ben de gelukkiglle aller menfchen!.
-- Maar mijn adem begeeft mij genoegzaam,
als ik overweege aan welken dunnen draad mijn
Noodlot gehangen heeft.
Maar om u niet langer in "t onzekere te hou-
den ; Ik hebbe, nog geen half uur geleeden, den
verwagten Brief vaü Juffer Howe in mijne magt
gekreegen - En door zulk een toeval ! Dog
ik zal hier deezen, met den voorgaenden afvaar-
digen; alzo uw boode wagt,
J)e Hr. Lovelace, Ten Vervolge,
Mijne Bekooriler
Mij-
Dus ging het roe
vergezelde Juffr. Moore deezen namiddag wedei-
om ter kerke. Ik had, in de eerße plaacze, zeer
ernilig aangehouden, om haar gezelfchap aan het
middagmaal ce verwerven: Dog te vergeefs. Vol-
gens hetgeen zij aan Juifr. Moore gezegd had (a),
was ik van al te veel gewigt bij haar, dan dat
mij die gunft zou worden oegelhen. In de f^ee-
4e plaatze, fmeekte ik haar om mij, na het mid-
dagmaal , nog met eene wandelinge in den tuin te
begunftigen. Maar zij wilde weder ter kerk gaen.
En welke reden hebbe ik om daarover verblijd tc
2ijn:
-ocr page 410-JüFFER CLARISSA HARLOWE. 377,
Mijne waardige vriendin Juifr. Bevis dage,
dat eene Preek op een dag, wel in agt genomen?
zijnde, genoeg was; dus bleef zij t' huis om mij
gezelfchap te houden. ·! ,
De Lady en JufFr. Moore waaren geen quar--
tier-uurs uitgeweeft, wanneer 'er een jonge Boe-r
ren-knaap te paard aan de deur kwam, en vraagde ,, ,
naar Juffr. Henriette Lucas. De weduw en-ik υ
(geen befluit hebbende genomen waarmede wij
eikanderen den tijd zouden korten) waaren in de'
kamer, naaft aan de deur; en als ik den knaap-
hoorde vraagen, O mijne waarde Juffer Bevis, zei-
de ik, ik ben verlooren, voor altoos verboren,
indien gij 'er mij niet uit helpt! -Nademaal.
daar, naar alle waarfchijneiijkheid, een boode is
van die onverzoenbaare Juifer Howe met een,
Brief; welke, indien hij aan Mevr. Lovelace wor-
de ter hand gefteld, mogelijk alles zal om verre
gooijen wat wij gebouwd hebben.
Wat wildt gij hebben, zeide zij, dat ik doe?
Roep van ftonden aan de meid, op dat ik die
haare les mag geeven; en indien het zo zij als ik
mij verbeelde, zal ik u zeggen wat gij doen zult.
Wed, Margriet ! — Margriet! koom eens
aanilonds hier.
Lovel. Wat antwoord, Margrietje, gaft gij
den man , als hij vraagde naar Juffr. Henriette
Lucas ?
Grietje. Ik vraagde alleen. Wat.zijne bood-
fchap was, en van wie hij kwam.^ (Want, mijn
Heer, je Weledelheids knegt had mij verteld hoe
de zaaken ilonden) : En op u roepen kwam ik bin-
ïien, Madam , voor dat hij mij antwoordde.
Α a 5 Lo'
ÉHÜ
-ocr page 411-De HISTORIE va«
Lovel. Wel, kind, indien gij ooit zelve
wenfcht in uw huwelijk gelukkig· te worden, en
gaarn zien zoudt dac diegeene te ioor gefteld wier-
den , die *er op uit zijn om kwaad tuffchen u en u-
wenMan te ftooken,zo zie dat gij zijne boodfchap
uit hem krijgt, of den Brief, zo hij eenen heeft,
eti breng dezelve aan mij, en zeg 'er niets van aan
Mevr. Lovelace als zij inkoomt; en daar is een
guinie voor u.
Grietje. Ik wil alles gaarn doen wat ik kan
ten dienil van je Weledelheid voor niet [Niettemin
met eene bereidvaardige hand de guinie aannee-
mende]: Want Mr. Willem heeft mij verteld wac
een goed heer gij zijt.
Weg ging Grietje naar den knaap aan de
deur.
Grietje. Wat is uwe boodfchap, vriend, bij
Juffr» Henriette Lucas ?
Knegt, Ik moet haar zelve fpreeken.
LoveL Mijn Uefße weeuwtje, verbeeld gij
de perfoon van Mevr. Lovelace - Om Gods
wil fpeel gij eens voor Mevr. Lovelace.
ÏVed. Ik de perfoon verbeelden van Mevr-
Lovelace, mijn Heer ! Hoe kan ik dat doen?--
Zij is blank; Ik ben bruin. Zij is teder: ik ben
vet --
LoveU Dat kan niet fcheelen, dat komt 'er
niet op aan - De vent kan wel een knegt
zijn die eeril: gekoomen is: Hij is niet in livereij,
zie ik. Mogelijk kent hij haar niet van perfoon.
Gij kunt wel van de zon verbrand, en wat water-
zugtig zijn.
IVed*
-ocr page 412-Juffer CLARISSA HARLOWE.' jg.
Wed. ' Warerzugdge luiden zien 'er niet zo
fris en rood uit als ik -
Lovel. Dat 's waar —--Maar mogelijk
weet de kinkel dat niet. Het is maar om hem voor
tegenwoordig te pieren.
Grietje, Grietje, riep ik, met eene vrouwen-'
item, zagtjes aan de deur. Madam, antwoordde
Grietje; en kwam bij mij aan de kamer-deur.
LoveL Zeg hem dat de Lady ziek is; en wat
is gaen leggen op een ruftbank. En maak, zo
veel gij kunt, zijne boodfchap uit hem te krij-
gen.
Weg ging Grietje. ' '
Lovel. Nu, mijne lieve weduw, ga op den
Bank regt uit leggen, en leg uwen neusdoek over
uw aangezigt, op dat, indien hij u zelve fpreeken
wil, hij uwe oogen en uw hair niet zien moge. —
Zo -Dat 's goed. Ik zal hier bij u in het
fchrijfkamertje gaen.
Zo deed ik.
Grietje [weeromkoomende]. Hij wil mij
zijne boodfchap niet overleveren. Hij wil Hen-
rietce Lucas zeive fpreeken.
Lovel. £de deur in de hand houdende] Zeg
hem, dat Dit Henriette Lucas is; en Iaat hem
maar binnen koomen. Luifter hem in 'c oor (zo
hij 'er aan twijifelt) dat zij verbrand, warerzugtig,
en dezelve juffrouw niet is die ze plegt te zijn.
Weg ging Margriet.
Lovel. En nu , mijne waarde weduw, lant
mij eens zien, hoe fraaij gii u als Mevr. Lovelace
kunt houden! --- Vraag, of hij van juffer
Howe koorat. Vraag , of hij bij haar woonr.^
Vraag,
0
Η
Γ
ι
59(5 D« HISTORIE van
Vraag, hoe ze vaart. Noem haar, bij ieder
woord, uwe waarde JuiFer Howe. Bied hem geld
san -- Daar hebt gij een halve Guinie voor
hem —- Klaag over uw hoofd, om een voor-
wendzel te hebben van te blijven Jeggen; en be-
dek uw voorhoofd en uwe oogen met uwe hand,
daar uw neusdoek uw aangezigt niet verbergt. —
Dat 's goed - En geef den vent zijn affcheid
---[Daar koomt hij]---zo ras als gij
maar kunt.
De knaap kwam binnen , buigende en ilrijk-
voetende , en zijn hoed met beide zijne handen
vooruit houdende.
Knegi. Het is me leed, Madam, met je per-
niiiïie, dat ik je niet wel vinde.
JVeduw, Wat is uwe boodfchap aan mij,,
vriend ?
Knegt. Gij zilt Juffr. Henriette Lucas, on-\
dcrilcilc ik. Madam?
l'Vedww. Ja. Koomr gij van JuiFer Howe ?
Knegt. Van die koome ik , Madam.
IVcduiv, Weet gij mijn regten naam ,
vriend?
Knegt. Ik zou erg genoeg zijn om die te raa-
den. Maur dat is mijne boodfchap niet.
ïVed. Wat is dan uwe boodfehap? Ik hoope
dat Juffer Howe wel is ?
Knegt, Ja dog, Madam; heel wel, God
dank. Ik wenfchte wel dut gij ook zo waart.
IFed. Ik hebbe al te veel droefheid om wel
te zijn.
Knegt, Zo dunkt mij hebbe ik ook al hoors
zetrscn.
fTed,
ίψ'^
»iS*. " 1'
ÄI
■Üliïi
JUFFER CLARISSA HARLOWE, 5§ί
IFed. Mijn hoofd doet zo vreezelijk zeer,
dat ik het niet kan ophouden, ik moet u verzoe-
ken om mij uwe boodfchap te kennen te geeven.
Jinegt. Ik zal, en daarmede gedaen, mijne
boodfchap is haaft bekend gemaakt. Het is maar
om u deuze Brief in je eige partekUere handen te
•geeven--Daar is hij.
IVed. [Dien aanneemende] Van mijne
waarde vriendin JuiFer Howe ? - Och mijn
hoofd!
Knegt, Ja, Madam : Maar het is me leed
dat je zo flegt gefteld bent.
Pf^ed. Wooni gij bij JuiFer Howe?
Knegt. Neen, Madam: Ik bin ien van heur
boere-zoonen. Heur Lady moeder mot niet wee- f
te, dat ik op deuze boodfchap uit bin. Dog de t
Brief onderilelle ik zal u alles wel berigten.
Wed. Waarmede zal ik u voldoen voor dee- \
ze vriendlijke moeite?
Knegt, Wel nieuwers mêe , wat te praat!
Dat ik doe is ter Liefde van JuiFer Howe. Zij zei
me meer dan genoeg voldoene. Maar mogelijk
kan je heur gien antwoord zende, zo ziek ben je?
Wed. Was u geordonneerd om naar een ant-
woord te wagten ?
Knegt. Neen: Dat kan ik juifl: niet zegcre.
Maar mij wierd bevolen om te zien hoe je 'er uit-
zag , en hoe je voer j en zo je ien regel of zo
fchreef, daar wel zorg veur te draage, en ze al-
lien in 't fecreet aan onze jonge Landvrouw te
geeve.
Wed. Gij ziet dat ik 'er wonderlijk uitzie.
Niet zo wel als ik plegt te doen. r
Knegt,
iÊtm
-ocr page 415-382 DE HISTORIE van
Knegt. Neen ; dog ik weete niec dat ik je
' ooir meer zag als icns voorheen en dac was bij een
Hek, daar ik u en mijne jonge Landvrouw ont-
moette ; maar ik wift wel beter als dat il^ien fat-
foerilijke Juffrouw in de tronij zqvl kijke; inzonder-
heid bii ien Hek.
Wed. Wilt gij ook iets eeten of drinken,
vriend ?
Knegt. Een kroes dun Bier, dat kan me
niet fcheelcn. ^
IVed. Margriet, neem den jongman mede,
en onthaal hem met hetgeen hier in huis is.
Knegt. Uw dienaar , Madam. Dog zo als
ik hier naar toe kwam, bleef ik eeten , daar gin-
der op de tieij, anders om je de waarheid te zeg-
gen , zou ik hier al eer geweeil: zijn. \Dank zij
mijne Sterren, dagt ik, dat gij dat deedt"] Een
ibak gezouten Offevleefch ilond 'er op tafel, in de
' herberg het Kaiteel, daar ik ilil hield om naar djc
huis te verneeme: En dus, hoewel ik maar voor-
had raijn keelgat reisjes te fmeeren , kond ik ook
niet nalaate te eeten. Dus zal ik jö dun bier maar
lensjes proeve ; want het oiTevleefch was dapper
gezouten.
Babbelende hond! Dat je de pokken ! diigtiL
Hij ging, buigende en (Irijkvoetende, heen.
Margariet, zeide ik zagtjes, met eene vrou-
wen ilem [uit het fchrijfkamertje wippende, en de
kamer-deur in mijne band houdende] Maak dat gij
hem, zo ras als gij kunt, uit den huize krijgt, op
dac zij niet uit de kerk koomen , en hem iier be-
trappen !
Grietje, Heb daar geen vreeze voor, mijn
Heer. De
Juffer CLARISSA HARLOWE.' jg.
> De knaap ging naar beneden, en dronk naar
het fchijnc , eene goede teug Ale; en Margriec
merkende dat hij zeer praatziek was, zeidehem. Zij
verzogt hem pardon; zij had een Vrijer die zo even
uit zee geköomen was, welkend zij gedrongen was
geweeft in de fpijskamer te verbergen; Dus hieid
zij zig verzekerd, dat hij haar wel verichoonen zou
van langer bij hem |:jB blijven*
Ja, ja, zeker, zeide de kinkel: Want fchoow
hij zelve geen wild kon opdoen , milde hij eeiis
itnders jagt niet verknoei jen. Dog hij luifterde
haar in 'c oor, dat een zeker Jonker Lovelace een
vermaledijde fchurk was, indien men de waarheid
mögt zeggen.
Waarom dat, zeide Margriet? En zij zoude,
zo als ze aan de weduw zeide (die mij dit alles
weer vertelde) wel eene goede konkel om zijne
ooren gegeven hebben.
Om dat hij alle vrouwen zoende , daar hij
maar bijkwam.
Ter zeiver tijd, vattede de hond Margariec
in zijne armen, en zoende haar dat het klapte, ver-
telde zij naderhand aan JuiFr. Bevis, zo dat zij het
wel in de voorkamer had kunnen hooren.
Zodanig beftaet de menfchlijke natuure, Jan:
Dus werktze in perfoonen van allen ibat; en du5
bedrijft de kinkel, zo wel als zijne meerderen,
het geen hijzelve berispt j en berispt hetgeen hij
bedrijft 1 Nogthans wift deeze boefagtige hond
niec anders of de meid had een vrijer in de fpijska-
mer opgeilooten I Indien de waarheid bekend waare,
zouden miflchiea eenige yan de rood-gebaikesde
melk-
'rllifln
DE HISTORIE VAN
melkmeiden, hem men al zo veel regt, als haare
meerdere van dezelve Sexe Jonker Lovelace, ee-
nen vermaledijden fchurk mogen noemen.
De knaap gaf aan de meid te kennen, dat
zo veel hij van het gelaat der jonge Lady had kun-
nen befchouwen, het 'er heel rooclvallig uitzag, bij
hetgeen hij meende dat het was; en hij dagt dat
zij vrij wat vetter was , zo als ze lag, en niet zo
'lang.
Alle vrouwluij zijn tot liften en ftreeken ge-
booren. Jan; en pleegen die meer of min, zo
als haare Vaders, Voogden, Gouvernantes, bij
diere ondervindinge getuigen kunnen ; en in Min-
ne-handel zijn zij van natuure bedreeven, en wel
'de helft vlugger van vernuft dan de mannen. Dee-
ze vaardige, fchoon plompe meid; gaf hiervan
een ilaaltje, en werkte de leuze van waterzugt nog
verder uit, die ik haar gegeven had. Dat de Lady
zo dik fcheen, kwam voort uit eene waterzugtige
ongeileldheid, en uit het rond poiluur waarin ze
lag — Zeer waarfchijnelijk, zeker. Dat zij hem
liorter voorkwam, konde hij wel gemerkt hebben
dat hiervandaan kwam, dat zij haare voeten had
opgetrokken, wegens pijn, en om dat de ruft-
bank wat te kort was, onderilelde zij - Ze-
per waar-t daar had hij niet om edogt. Haare
roodvallfge kleur kwam voort uit haare droefheid
en hoofdpijn - Ja, dat zou wel kunnen wee-
^Qn- Dog hij was zeer wel in zijn fchik ,
dat hij den Brief aan Juffer Henriette zelve ter
hand geileld had, gelijk hij aan Juffer Howe zou
berigten.
Hij begeerde de Lady nog eens weer te zien,
I toen
ψ.
. . I I illl QHpWpfH
t»en hij wegging, en wilde zig daarvan iiiet Jaa-
ten afbrengen. Dè Weduw zatderhalven op, met
haar neusdoek over haar aangezigc, en met haai
hoofd tegen bet befchot leunende*
Hij vraagde j of zij ook eenige pariikliere
boodfchap had ?
Neen: zij,was zo ziek dat ze niet kon fchrij-
ven ι waarover zij zeer bedroefd was.
Zou hij 's volgenden dags nog eenè wedei
aan vraagen? want hij zou eens naar London gaen,
nu hij 'er zo nabij was; en hij zou dien nagt blij-^
ven bij een heef, die woonde in een ftraat ge-
noemd de Veter-laan,
Neen: zij zou fchrijven zo dra zij in ftaat was j
ön het zenden met den poft.
Wei dan, indien ^ij niet mét hem te zenden
had, zou het mogelijk wel kunnen gebeuren dac
hij een dag of twee in de ilad bleef; want hij had
nog nooit de Leeuwen in den Tour gezien, tiog
Bedlam, nog ds K^oninglijke Graflieden^ én hij
wilde een heiligen dag of twee maakén, gelijk hi|
daartoe verlof had , zo zij niets te beft'ellen o^
te boodichappen had, welk vereifcbte dac hij
volgenden dags wederom voo'ttfpoedde*
Dat had zij nier.
Zij bood hem de halve gmnie aart , die ik
haar vóór hem gegeven had; maar hij wei^;erdé
die, met groote betuigingen vaa belargloos-
heid, en Liefde, zo als hij het noemde, tot Juf-
fer Howe; om welke dienft te doen, hij wel zou
willen rijden tot aan het einde der wereld ^ of ze/f
«aar Jericho.
Én dus ging de malle vent zijts Weg: En ik
V. Deel. É b Was
was verblijd m mijn hart dat hij maar voort waii;
wrsiu ik vreesde niefs zo zeer, dan dat* hij zou ge-
bleeven zijn tot dat ze uit de kerk kwamen.
Dus, jan, kreeg ik, tot mijns harten geruß-
péllinge, den Brief van Juffer Howe; en dat wei
door zuik een loop van toevalligheden, welke mij
doet zeggen , dat de Sterren der Lady tegen haar
vegren. Maar egter moet ik ook al heel veel toe-
•fchrijven aan mijne eigene voorzorge in het nee-
nien van goede maatregelen: Want hadde ik mij
niet verzekerd van de Weduw door mijne vertel-
lingen, en van^de meid doormijnen knegt, dan
zoude alles niets te beduiden gehad hebben. En
ik had mij zo wel verzekerd van haare harten zelf,
van de eene door eene enkele guinie, van de an-
dere door een half-douzijn vuurige kusjes, en
door den afkeer dien zij beide hadden van zulks
ondeugende fchepzelen, die vermaak fchepten in
kwaad te rokkenen tuiTchen Man en Vrouw, dat
zij beloofden, dat nog Juffr. Moore, Juffer Raw-
liiis, Mevr^ Lovelace, nog eenig leevend menfch
'er iets van weecen zoude, voor dat het ten
minden eene week geleeden was, en ik 'er ver-
lof toe gegeven had.
De Weduwe verblijdde zig, dat ik den Brief
van de kwaadilookfter gekreegeii had. ik maakte
mijn excuus bij haar , en ging met denzelvea
aanilonds alleen; en na dat ik dien gelezen had,
viel ik aan mijn charaéter-fchrift, om u van
mijn goed geluk kenuis te geeven : En dewiji
zij niet zo ras weerom kwamen als de Kerk uit
was (zijnde, zo als naderhand bleek, bij Juffer
Rawlins in huis getreden, en daar eene wijl ver-
toefd
-ocr page 420-ai^t-M. .1, .....
toefd hebbende, op dat zij die bemoeijal mogceri
mede brengen om met haar thee te drinken) zd
fchreef ik dus verre aan u, op dat gij, dus
verre gékcomen zijnde, u ter deezer gelegeri"
Heid met mij mögt verheugen.
2ij zijn alle drie zo even ingekoomèn.
Ik fpoede mij naar haar toe.
De Hr, Lovelace , Jan Belford^
Ik ben met een anderen Brief aan ü begon-
tien, waarin ik mijn verhaal vervolge: Dog [ik
geloove dat ik u dee:^en zenden zal, voor dat ik
dien ten einde brenge. Uit den ingeflooten zuk
igij zien-^ dat geen van beide de briefwiiTelfters'
eenigè genade van mij verdient: En ik hebbe
beflooten om , als ik met de eene hébbe Afge-
daen, met dé andere te begjinnen.
Indien gij ^egt , Dat de tergirigeii ö welke ik
eene van haar h'ebbe aahgedaen , de vrijheden
van deete billijken zullen; Ik antwdorde, Zo tuU
len ze bij iedereen buiièn mijzelvèn. Maar bij die
bekwaam is om die rergingen aan tfi doeneii de
ttiagt heeft om diegéöne re ilraffön, welke dieswe-^
gens kwaalijk van hem fpreeken, zal verftoordheitl
daarover toorien^ en met te minder wroegingeitii^-
ichien, hoe meer hij die vrijheden verdiend heefcj
Β b Ä fe
-ocr page 421-388 DE HISTORIE van
Indien gij zegt, Het is evenwel onregtmaacig
zo te handelen ; Antwoorde ik weder, dat de
menichlijke natuure het niettemin medebrengt. —
En zoudt gij willen hebben dat ik geen menfch
waare. Jan?
'Lees hier dan den Brief, zo gij wilt. Dog
gij zijt mijn vriend niet, indien gij onderneemt om
voor eene van beide deeze iloute fchepzels te
pleiten, na dat gij dien gelezen hebt.
Aan Jufpr. Η ε ν r i ε τ τ ε L υ c α s, huize van
Jufr. Moore te Hamilead.
Na dat ik die ontdekkingen gedaen had van de
ichuriiagtige faadilagen van den üvergegevenßen
karei, van welke ik omilandig in mijnen langen
Brief van voorleeden Woensdag (a) gemeld hebbe,
kunt gij ligt gelooven , mijne waardfte vriendin,
dat mijne verwonderinge, toen ik uwen van Don-
derdag avond uit Hamilead (b) gelezen had, niet
zo groot was dan mijne verontwaardiginge. Al
had ά^fcbm'khφάt\^ eene ilad in brand te lleeken
in plaatze van een huis, het zou mij niet vreemd
zijn voorgekoomen. Het eenige waarover ik ver-
baasd ilae, is dat hij (wiens roem het is, zo als mij
verteld wordt, ^iSi^g^i/i vrouw hem uit haare flaap'
kamer houden zal ^wanneer hij heßooten heeftom
daarin te zijn') niet al van te vooren zijn hoef ont-
dekte. En het is verwonderlijk voor mij, daar hij zul-
ken voordeeiigen kans, waarvan men ijzen moet, eti
iö
(a) Zie bl, 45- 71. (b) Zie b!. 77-87.
-ocr page 422-?n zulk een affchuweiijk huis, op u had, dap gij
op dien tijd de onteeringe kondc omkoomeny en
naderhand van zulk een troep van helfche booswig-
ten afgeraaken.
ik gaf u , in mijnen langen Brief van laatft-
leeden Woensdag en Donderdag, redenen waarom
gij dien fchoonfchijnenden Tomlinfon behoordet te
miftrouwen. Die karei, mijne waarde, moet een
ftaatige fchurk zijn. De hlikfem. van den Hemel
treffe den deugniet, die hem en de overige van
zijne GEwEETENLoozE nY-nn-R te tverk ge'
ßeld heeft, om hunne poogingen aan te menden
ι en bederve van de volmaaktße deugd! -
De Hemel zij geloofd! gij zijt alle hunne ftrikken
ontvlooden , en nu huiten gevaar^ —^— Dus
zal ik u tegenwoordig niet ontruilen met de bij-
zonderheden , welke ik verder aangaende dit af-
fchuweiijk bedrog verzameld hebbe.
Om dezelve reden gae ik eenige nieuwe Iii-
ßorien met; ftilzwijgen voorbij, van den afgrijze-
lijken deugniet zeiven , welke mij zijn ter oorea
gekoomen! Eeue in 'c bijzonder , van eene zo ij-
zelijke natuure ί — Inderdaad , mijne waarde,
de karei is een duivel.
De geheele Hiftorie van Mevr. Fretchville,
en haar huis, twijffele ik insgelijks niet voor een
volftrekt verdigtzel te boek te ftellen. - Die
Vent! '■·- eene verfmaadinge en af-
grijzen heeft mijne ziel voor den fchurk !
Uwe gedagte om buiten 's lands te gaen, en '
uwe redenen om 2ulks te doen , doen mij zeer
gevoelig aan. Dog wees-getrooil, mijne waarde;
Ik hoope dat het niet noodzaakelijk voor u zijn
Β b 5 zal
zal uw eigen vaderland te verlasten. Waare ik
verzekerd , dat het zo jammerlijk zou loopen, ik
20U alle mijne eigene betere uirzigten vaarwel zeg-
gen, en w^l haait bij u zijn. En ik zoude u ver-
gezellen werwaards gij ook gin^c, en in uw lot met
ü deelen: Want het is onmogelijk dat ik gelukkig
zijn zoude, indien ik \yift , dat gij niét alleen aan
de gevaaren der zee waart blootgeileld, maar ook
voor de aanvegtingen van andere fnoode mannen;
alzo de bevalligheden -van uwe perfoon alle oo-
gen naar zig trekken, en u ter aller uure aan die
gevaaren blootftellen, welke andere, door de gaa-
lleen der Natuure min bevoordeeld, zouden kunnen
mijden. - Zijnde dit alles dat ik weete, waar-
toe de Schoonheid (die zo grootlijks begeerd, zo
hoog geagt wordt) van dienft is.
O mijne waardeilond ik ooit te trouv/en,
en de moeder te woeden van eene CLarissa
[Clarijfa moet de naam zijn , zo zij iets minné-
lijks beloove] hoe dikwijls zou mijn hart ij^^en over
het lief fchepzel, onder haar opwailOn, als ik be-
dagt, dat eene voorzigtigbeid 'en oordeel, welker
in geene vrouw ooit voorbeeld wicrd gevonden,
in u geen genoegzaame befchuttinge gevveeil waa-
jen voor die Schoonheid, welke zo veel verwon-
cleraars als aaiifchouwers naar zig getrokken had!
Hoe weinig fmerte zoude ik hebben wegens
den aanval van die wreede Ziekte, gelijk ze ge-
noemd wordt, welke menigmaal de grootile ver-
woeilingen maakt in de fchoonlte aangezigten!
Saterd. namiddag.
Zo even fcheide ik van JuiFr. Townfend (a).
ïk meende , dat gij haar eens bij mij gezien hadr,
Maar zij zege, dat zij nooic de eere had van in
perfoon bij u bekend te zijn. Zij heeft een man-
agtigen geeß. Zij leent de wereld. En dewijl
haare twee Broeders in de ihd zijn, is ze verze-'
kerd dat zij dezelve wel beweegen kan, om in ee-"
ne zo goede zaak, (indien het van nooden waare)'
met hun heider Scheeps-Folk ^ ten uwen dienil te
zijn. '
Geef 'er uwe toeilemminge aan , mijne waar-"^'
de; en de gru-welijke fchurk zal voor ai Ie zijne on-
deugendheid met gebroken heenen , ten minpen,
betaald worden!
Het ongelukkigft is, dat Juifr. Townfend t^iec
bij ukan koomen voor aanßaenden Donderdags
of Woensdag op het fpoedigß. Ζψ gij geruft,
dat gij tot dien tijd toe wel veilig zijn kunt daar
gij zijt? Ik denke, dat gij te nabij London zijt;
en miiTchien zou het beter zijn dat gij in London
waart. Zo gij vertrekt, zo laat mij van ilonden
aan weeten, waarnaartoe,
Hoe wordt mijn hart van een gereeten, als ik
denke om de noodzaakelijkheid waartoe zulk een
v^aard fchepzel gedreevenis, om zigzelve te ver-
bergen ! Die duivdfche vent! Hij moet daitel en
brooddronken zijn in zijne uitvindingen — Nogthans
heeft die wreede, die woede dartelheid u· bewaard
(λ) Wegens Juffr, Towi)fciid cr,z. Zie D. IV. 11. 135-
-ocr page 425-De historie van
▼oor de fchielijke geweldenaarij, waartoe hij zijne
toevlugt heeft genomen in de fchendinge van an-
deren , welker naamen en familien ook niet verag-
telijk waaren. Voor de zodanige, beroemde zig de
fcburk altoos,dat hij zijne netten fpreidde.
De ondeugendheid van dit fchoonfchijnend
moiißer heeft meer toegebragt, dan eenige andere
bedenkinge kon doen, om den Hr. Hickman bij
mij in agtinge te doen koomen. De Hr. Hickman
alleen heeft (van mij) kennis van uwe vlugt, en
de reden daarvan! Hadde ik hem de reden niet ge-
meld , dan mögt hij van het fnood beftaen nog er-
ger gedagten gehad hebben. Ik deelde hem het-
zelve mede door hem uven Brief uit Hamilead te
toonen. Toen hij dien gelezen had [en hij beefde
in wierd rood, onder het leezen] wierp hij zig
aan mijne voeten , en verzogt mij om verlof van
zijne opwagtinge bij u te maaken , en u de be-
fcherminge van zijn huis te verleenen. Den goedr
»artigen man ftonden de iraanen in de oogen, en
met herhaalden ernft drong' hij op dit onderwerp ^
voorflaende om zijne karos met vier paarden, of
een Vol Gefpan te neemen, en in perfoon, voor
het oog van alle de wereld, zig de glorij te gee-
ven van eene zo onderdrukte onnozelheid te be-
fchermen.
Ik kon niet anders dan welgenoegd op hera
zijn. Ik gaf hem te kennen dat ik zo was. Ik ver-
wagtede naauwlijks zo veel moed van hem. Dog
eens mans lijdzaamheid omtrent een bemind voor-
werp van onze Sexe, kan miflchien rot geen be-
wijs verftrekken van gebrek van moed bij gepafte
eeleeenheden.
Xlc
-ocr page 426-Ik dagt dat ik ook, weerkeerig , eenige agt
behoorde te geeven op zijne veiligheid, alzo zulk
een openbaare ftap hem de wraak zou op den hal-
ze haaien van den ondermetnendßen fcburk ter
wereld, die altoos eene bende van zulke venten, . i
gis hij zelve een is, op zijnen wenk gereed heeft,
om eikanderen in de fnoodile wanbedrijven te on- ,
derfteunen. Dog egter, voor zo verre de Hr. \1|
Hickman zig van den bijftand des Geregts had kun-
nen voorzien, zoude ik daarop niet geftaen heb- (
ben, hadde ik uwe kiesheid niet gekend [nademaal
zulfk een ftap een groot gerügt moeft gemaakt heb- i
ben, en gelegenheid gegeven tot opipraak, als of s
'er eenig voordeel op u behaald waare] en waare 1
'er niet de grootfte waarfchijnelijkheid , dat alles J
veel ftiller en kragtdaadi^er kon behandeld wor-
den door middel van Juflr. Townfend.
JuiFr. Townfend zal in perfoon bij u koomen
- Zij hoopt, Woensdag — ilaare Broe-'
ders, en eenige van derzei ver volk, zullen hier ·
en daar verfpreid, en als of zij van u niets willen
'Zo hebben wij het beitemd] u niet alleen veilig
in London zien koomen, maar ook aan haar huis
te Deptford.
Zij heeft eene nigt, welke daar ten uwen
dienft zal zijn, indien zij zelve genoodzaakt zij om
u te verlaaten. En gij 'kunt daar blijven , tot dat
des deugniets woede oVer het verliezen van u, en
zijne naijDOoringe, over zijn.
Hij zal wel haaft, waarfchijnelijk, eenige
mcuwe fchurkerij aanvangen , welke hem mo-
geiijk geheel inneeme: En men kan wel uit-
Ärooijen, dat gij vertrokken zijt om de befcher-
B b 5 min-
■V. .
59(5 D« HISTORIE van
minge tc vorderen van uwen Neef Morden te Flo··
i'ßnce.
Mogelijk, indien men hem dit kan doen ge-
looven , zal hij wel overfteeken op hoope van u
daar te vinden, i
Na eenigen rijd , kan ik u een logement be-
zorgen in een van onze nabuurige dorpen; daar ik
liec geluk moge hebben van u dagelijks te bezoe-
ken. En indien deeze Hickman geen zotte kuu-
ren heeft, en indien mijne Moeder geen onrede-
lijke dingen doet, mag ik wel te eer denken om te
trouwen, op dat ik, zonder tegen Ipr aak, de gunil-
iing van mijn hart ontvangen en onthaalen moge.
Veele , zeer veele , gelukkige dagen hoope
ik, dat wij nog te zamen beleeven zullen: En ge-
lijk dit mijne hoope is, zo verwagte ik, dat het
uw troofl: zal zijn.
Wat uw Goed belangt, nademaal gij beiloo-
ten hebt daarover niet te pleiten, zuilen wij ge-
duld hebben, zo lang tot dat of Colonel Morden
overkoome, of fchaamte eenige luiden dwinge
om regtvaardigheid te oeifenen.
Over het geheel genomen, kan ik niet anders
denken, of uwe uit^igten zijn nu veel gelukkiger,
dan zij hadd&n kunnen zijn, waart gij metterdaad
getrouwd aan zulk een man als deezen. Ik moet
u derhalven geluk wenfchen met uwe ontkoomin-
ge, niet alleen van eenen grwvuelijken Ligtmls,
niaar ook van eenen zo Jhooden Egt genoot., als hij
voor eene iegelijke vrouw moeß geweejlzijn; maar
inzonderheid nog voor eeneperfoon van uwe deugd
en kiesheid.
Gij haat hem, gij haat hem van harten, hoo-
pe
i
jüffer clarïssa harlowe. f^j .
pe ik , mijne waarde - Ik houde mij daarvan
verzekerd Het zou vreemd zijn, indien eene zo ]
groote reinheid van ieeven en zeden geen afgrijzen ·
had van hetgeen zo ilrijdig is tegen haar'zelve.
ren^ dat hij mijnen langen van den insgelijks · Γ
niet heeft gekreegen. De hemel zij geloofd, dat' „ )
hij dien niet heeft; en dat dezelve u veilig is ter \
Ik zende deezen met een jongen knaap, wiens
Vader een van onze boeren is, met bevel om dien
in geene andere dan uwe eigene handen over te Ie- |
veren. Hij zal terftond weerom koomen, indien 1
zeer eerelijk. Dus moogt gij wel alles aan hem " j
zeggen. Zo gij aan hem geen Brief mede geeft,
verzoeke ik een regel of twee , zo ras als moge-
lijk is. /|
Mijne Moeder weet 'er niets van, dat hij " \
naar u toe gaet: Nog ook, dat gij den vent
verlaacen hebt! Vergeef het mij! Dog hij ver- 1
dient geen welgemanierdheid. '
Ik zal verlangen om te hooren, hoe gij en
Juffr. Townfend de zaaken fchikken. Ik wenfch-
te wel, dat zij eer had kunnen bij u koomen,
Dog ik hebbe geen tijd verzuimd om haar hier-
59(5 D« HISTORIE van
mfmmuf
toe te beweegen, gelijk gij wel zuk onderftellen.
Ik gedraage mij aan baar omtrent het geen ik u
. verder te zeggen en te raaden hebbe. Dus zal
ik fluiten met mijne gebeden, dat de Hemel mijn
allerwaardil Schepzel wil geleiden en befcher-
men, en alle uwe toekoomende dagen gelukkig
Isaaken]
Anna Howe.
En nu onderilelle ik. Jan, dat gij deezen
vervloekten Brief gelezen hebt. Gun mij, dat ik
over eenige (lukken van deszelfs inhoud eenige
weinige aanmerkingen maake.
Hef is verwonderlijk voor Juff'er Ηατυβ ^ dat
êaar ik zulk een voordeeligen kans had op haa-*
re vriendin, enz. En het is voor mij ook verwon-
derlijk. Indien mij ooit weder zulk eene gelegen-
Jieid verleend worde, zal de oorzaak van onzer
beider verwonderinge, geloove ik, wel ophouden.
Gij ziet dus dat Tomlimfon verder ontdekt
is. Daar is zulk eene perfoon niet als Mevr.
Fretchville. De hlikfem van den hemel trefa
-O Heere, O Heere, O Heere! ——
Welk eene ijzelijke Heks is dit! — Mijne bende^
mijne geweetenlooze bende wordt 'er ook inge-
ileept -En gij zult nog weder voor deeze
kleuters pleiten; zult gij — De Hemel zij ge^
loojdy zegt zij, dat haare vriendin buiten gevaar
is -- Daar mögt JuiFer Howe wel beter
van verzekerd zijn: - En dat zij zelve jveilig
js. -j3og hadde deeze helle/ceg het niet
ge-
-ocr page 430-juffer clärissa harlöwe. 5^7
geciaen Cg^^'l'i dikwijls gezegd hebbe) ik mceli
zekerlijk beter geflaagd hebben
Nieuwe biflorien van mij, Jan!
Welke kunnen die dog zijn? -- Ik heb-
be niet gevonden, dat mijne edelmoedigheid je-
gens mijne Roozeknop mij ooit het verfchuldigde
credit aanbragt bij dit paar vriendinneD^ Hec is
zeer hard, Beiford, dat het Credit tegen het De-
bet niet gefteld, en een balans kan opgemaakt
worden ten voordeele van een guit, zo wel als
dit gefchiedt in het geval van ieder gemeen man!
—-- Dog dengéenen, [van welken men geen
■goed vérwagt, wordt de lof niet gegund van het
goed, hetwelk hij doer^
Ik behoorde een weinig meer op mijn cba-
ra&gr en goeden naam gelet te hebben, dan ik
gedaen hebbe. Want niettegenftaende dat men
beweert, dat de regels van Rege en Onregt zo o-
penbaar zijn, moet ik u zeggen, dat naam en
Charakter alle menfchen zwaait en wegneemt.
Laat een man of vrouw zig eens in het goed ge-
voelen der wereld geveftigd hebben , en alles
wat een van beide doet zal geheiligd zijn. Ja doet
zelf voor de Geregts-Hoven , [het chara&er 'er
dikwijls niet al zo veel toe, als de bedrijven, oni
iemand vrij te fpreeken of te veroordeeien , en
zomtijds zelf in weerwil der bedrijven i ----
Nogthans, '[onbedagte, die ik geweeft ben, en
nog ben !] zo agtloos te zijn omtrent het mijne!
— En nu, geloove ik, is het onheriielbaar — Dog
om vanjdeeüe zedelijke bedenkingen af te ilappen*
Gij, Jan, weet genoegzaam alle mijne on-
derneemiDgen ^ dk gedftolimwaiir^i^ zijn. Kan
de
-ocr page 431-39S De HISTORIE
de bijzóndere Hiftorie, welke deeze kleuter äaii-
roerc, ook die van Ludjtje Viilars zijn? ---
Of kan zij iets géhoord hebben van mijnen minne-
handel mee het mooij Heidinnetje, 't welk mfj
ontmoetede in Norvvood, en van de val waarin
ik haaren wreeden man [Èen vent, die al zo
wrevelig en dwinglands was als de oude Harloweï
beknipte^ wanneer hij een wijf vervolgde ^ welke
l^em niet kwaal ijk zou behandeld hebben, zo hg
baar wel behandeld Irad? -Dog hij ver-
zoop niet geheel. De man is heden ten dage nog
in leeven: En Juffer Howe meldt van de Hiftorie
als eene zeer ijzelijke. Daarenboven , zijn dee-
ze beide wel een jaar oud, of meer.
Dbg een kwaad gerügt en lafteringe is altoos
meuw. Wanneer ^de kwaaddoener een fnood be-
drijf al heeft vergeten , wordt het dikwijls aan den
een en den ander verteld, die 'er nooit voorheen
iets van gehoord hebbende, het als een nieuwtje
aan anderen uittrompetten. Dog te regte zeide
de eerelij Ue corregidor re Madrid [Een gezeg ,
waarmede ik de verzameling van Lord M. ver-
rijkt hebbe] -- Goede daaden 'gorden maar
een dag lang In geheugen gehouden : Maar
kwaade veeU jaar en, zelf na- den dood van den
misdaadigen. — Zo groot is de fmaak, dien de
wereld heeft in kwaadipreekendheid. Met andere
woorden , zo begeerig is iedereen om zigzelven
te ontfchuldigen , door zijnen naaften te beklad-
den. Gij en ik, Belford , hebben der wereld
grooten dienft gedaen, mot haar gelegenheden te
verfchaifen om de luft van haaren duivel te vol-
doen. , ,.
M'
-ocr page 432-Juffer CLARISSA HARLOWE.' jg.
Jufer Howe 'mil haare eigene hetere uit-
z'igten vaarwel zeggen^ en in haar lot met
ham- deelen^ zo zij huiten ''s lands gingi — Bekoo-
reiijke Roman-fpeeifter ! -- Ik moet het met
deeze meid eens aanpaiTen, Jan. Ik hebbe alroos
wel goede hoope g^ehad op eene vrouw, welker
harcstogcen haar toe zulke hoogvliegende gedag-
ten opvoeren! -Hadde ik Juffer Howe eeril
aangetait, haare driften (zo ontvonkt en geleid,
gelijk ik dezelve had kunnen bewerken) zouden
haar binnen een veertien dagen in mijne knip ge-
bragt hebben, „i
Maar denkt gij [en ik wèete trduwens dat
gij zo denkt] dat 'er iets fteekt in , deeze hoogvlie- ·
gende gevoelens onder de Sexe ? Waarlijk, Jan,
deexe heftige vriendfchap is niets dan kaf en llop-
pels, die ügclijk,· worden weggeblazen van den
wind zelf, die ze verwekt. Aapen! enkel aapen
van ons! zij denken dat het woord vrtendfcbap
eenen fraaijen klank heeft 5 en daar wordt veél
van gepraat; het is een woord dat in de mode
is: En dus, zeker, wil eene ongehuwde vrouw,
die denkt dat zij eene Ziel heeft, en weet dat haar
iets ontbreekt, geagt worden eene gezellin-ziel
daartoe gevonden te hebben onder haare eigene
Sexe. Dog ik.zegge nogmaal, dat het woord eeii
enkel woord, de zaak een enkele naam bij haar is ν
een kurk-gebodemde pallet-bal, welken zij gaarn
heen en Vv'eer kaatzen, om eikanderen in het voor-
lig weder van een angehuwden ilaat te doen gloei-
jen; dog welke ^ als een man mflchen beide' de
gewaande onaffcbeidbaare in koomt, aan een
kant gelegd wordt, gelijk haar Mufijk,· en andere
inaag-
-ocr page 433-4öo de historie vas
maagdlijke tijdkortingen; welke niettefflin, moge-
lijk noodig zijn om de lieve fchelmtjes van het
daadlijk pleegen van kwaade ftukjes af te houden.
Kortom, ais zij dus den vifch gevangen hebben,
gooijen zij het net agter den bank (a).
Gij zijt miflchien gezind, om eene uitzonde
ringe te, maaken voor deeze twee Ladys. Met al
mijn hart. Mijne Clariila heeft eene ziel, zo ee^
nige vrouw le heeft, die tot vriendfchap bekwaam
is. Haare vlam is helder en beftendig. Maar die
van Juffer Howe, wierdze niet gevoed door haars
Moeders tegenkantinge, is te hefdg om lang te
duuren. Hoe dikwijls hebbe ik gezien, dat tegenkan-
tinge niet alleen Vriendfchap beveiligde, maar zdf
Verliefdheid voortbragt. Ik twijffele niet of den
ürmen Hickman zou het te beter gaen bij deeze
Feeks, indien haare moeder zo ijverig tegen hem
waare als zij voor hem is. '
Dus veel, trouwens, wat aangaet deeze twee
Ladys, wil ik u wel toeftaen; dat de werkdaadige
geert der eene, en de zagtmoedige gefteldheid der
andere, haare vriendfchap duurzaamerkan maaken,
dan zij anders zijn zoude; want dit is zeker, dat
in alle vriendfchap, het zij tuflchen mannen of
vrouwen , een manlijke en een vrouwlijke geeft
(dat is te zeggen, een derzelve van eenen verdraag-
zaa'
(^) Hij zitifpccli hiet op «ie Hiflotie vati fcn Paus, die
(voormaals een arme tifcher) gcduurende dkeo trap van aan-
zien welken hij beklom, ïciitot het Catdiaaalfchap toe, zijn
Net voor hei oog van alle zijne gaftcu ophing, als een teken
vart ncderij^heid. Dog als hij tot dc Pauslijke waardigheid
kwam, nam hij het weg, zeggende. Dat hij het ncc niet
meer noodig had ι nu hij den viich had gevangen,
RS9P·
........I IIIIIIIJIIIIII.......ULM·
kaamen aart) moet zijn ^ om dezelve beftendig té
doen duuren. ,
Dög dit ftelle ik ter neer, aU eene waarheid,
welke alle ondervindinge beveiligt; datvriendfchap
tuiTchen vrouwen nooit zo verre gaet, dat het vol-
doen van voórnaarae begeerten daaraan opgeofferd ƒ
of leeven, leden, of góederen in gevaar gefteld
worden, gelijk ze dikwijls gaet onder onze e-
deler Sexe.
Wel, daaraan volgt nu eene beichuldigingd
iegende arme Schoonheidl-Wat heeft do^
de Schoonheid gedaen, dat Jufer Howe op de-
zelve séftoord zij? -Juffer Howe, Jan, is ee-
ne bekoorelijke meid Zij hééft geen redénora mee
de Schoonheid over hoop tè léggen ! —r-—^
Hebt gij haar ooit wel gezien? «■' Daar is
wel te veel vuur en moed in haafè Öogen, voor
een meisjë ——- Dog dat is geen gebrek bij
een man, dié dat vuur en dien moed kan vernede-
ren nädr welgèvallen i én ik weété ^ dat ik de man
ben die dat doen kan.
Eene lieve brunette Schoonheid is Juffer iiowe^
Eene eerile Schoonheid onder de Schoonheden, alö
haaré nóg lieflijker vriendin [mét zulk eene verza-
melinge yaii belderfchijnende bevalligheid, vari
natuurelijke nedieid, van aangeborene minzaam-
heid, en egtei· zelftéwuile, hoewel géenzins laat-
dunkende, defdgheid, eiken trek gloeijende vani
iinrijké meeninge] 'er niet bij is.
ik hebbe ^mtijds mijn vermaak gefcÉèptiri
hét Verfchil tulfchen deezé twee, als zij té zamerf
vuaarea , te leezen uit de aanipraak vaa eecéfi^
Vreemdling , welke in beider tegenwoordigheid
V. Deel. 'Ce kw^m^
^oi De HISTORIE ya»
kwani, als zij zijde aan zijde ilondeo.' Nooit was
'er bij zulk eene gelegen heideen voorbeeld, waar-
in de vreenidling zijn eerbewijs niec eetil afleide
bij mijne Ciarifia.
Een eerbiedig ftemmig ontzag bezat eiken
trek van des fpreekers gelaat. Zijn oog fcheen
verlof te verzoeken om haar te naderen; en laa-
ger dan gemeen, het zij van man, of vrouw, was
de büiglnge of nijginge. En fchoon dit ontzag
térftond verminderd wierd door haare minzaame
liefcaligheid, verdween hetegter niet zo geheel en
al, of gij kondt wel zien dat *er de eerbiedigheid
overbleef, als of de perfoon meer van eene go-
din dm van eene vrouw in haar befchouwde.
Maar op het oogenblik dat dezelve vreemd-
iing zig wendt naar Juffer Howe (Schoon zij hoog-
moedig en prat, in een deftig poiluur zig vertoo-
ne) zult gij uit het weezen van zijn gelaat, en de
hüudinge in zijn aanipraak, merken, dat hij een
zoort van evengelijkheid aanneemt. Hij fchijnc
de vrouw in haar ontdekt re hebben, al hoe be-
koorelijk die vrouw zij. Hij lacht. Hij fchijnt
fnelle en bitze antwoorden te verwagten, en wordt
nooit in zijne raeeninge bedrogen. Dog dan bereidt
hij zig oogenfchijnelijk om zo wel Hagen te geevers
als te ontvangen. Hij durft, na dat hij eenigen
tijd inhaargezelfchapgeweeil is, een ftuk met haar
betwiften - Terwijl hij der andere alle»
gewonaen geeft, fchoon hij 'er door geen laat·
dunkende ftoutipreekeqdheid toe gedrongen wor·
de.
Om kort te gaen, met Juffer Howe ziet een
vrijpoilig man £Ongetwijffèld zag het de heeir
■ Qm
-ocr page 436-rn^^^rnrnrnisÊemmmmmmm^
JüFFEfe CLARISSA liARLOWÉ.
George Colmar wel] dat of hij en zij wel zeef raö
gemeenzaam kunnen worden [met eerbaarheid'^
ineene ik] of dat hij zo verre haar ongénoegén kan
op zig laaden^ dat hem voor altoos haare tegen-«
woordigheid verbooden worde.
Wat mijzei ven belangt, wanneer ifc èerft {)i|
deeze Lady wierd ingeleid, hetwelk gefchieddé
tan mijne godin, die toen zelve eene gail was tert
huize van Juffer Howe; Ik was geen half uur bij
haar ge weeft, of ik hongerde en dorftcide zelf naa^
een ftoeij-partijcje met het leevendig fchelmtje ^ ert
in het tweede én derde bezoek, wierd ik daa^väii
meer afgefchrikt door de kiesheid Van haare vtieh-a
din , dim door mijnen fchroom voor haare eigënéj
De tegenwoordigheid van dit bekoörelijk fchepzeï ^
dagtik, houdt ons beide in ontzag. En ik wenfch-
te dat ή] eens af\Äreezig, fchoon eenigê anderë
vrou w 'er bij waare, op dat ik eens dé proef mogE'
fieemen vao het verfchil in Juffer Howe's ge(!rag
onder de oogen vaii haare vrieödin ^ en agter der^
rüg deizelvef.
Kiefche vrouwen maakën kieithé vrbüWeri ^
zo wel als zedige mannen. Met al het vuur erf
den moed van Juffer Howe ^ was het ligt te zien ^
üit haar oog zelf, dat zij op lefifen wagtedè ^ eü
voor beftrafïïnge vreesde, van het docrdringenci
oog van haafe zagt zinniger vriendin ("a): £n nog-?
thans was het al zo ligt te bemerken, Sit de ö|Jéö°
. Cc» hm
I
fa) inffVr ViovHc iegt Ό. ΪΙί. bl. ί?^. Dat älioös mef-
fchroom had voor Clanila, dan vanr haare Moeder-, en D. lU,
l^ïi 3;o Da: zij haar ^enotgzaam al z.o ueel 'vrcefl^.aU la/
huur bcm\nt\ cn op veelc andere plaatTCD , in haaie iJiisïsra >
l^sTciligc Zij decie aavmieikinge van Lo^fclas^»
L·
-ocr page 437-©£ HISTORIE f ah
hartigheid en de mmzaame zeden der anderedat
de vreeze, met welke Juffer Howe jegens haar was
aangedaen ^ meei· voonkwam uit haare eigene
edelmoedige bez€ffïnp;e, dat zij te kort fchoot
bij derzelver voortreiFelijkheden, dan aan de be-
wuiiheid, die Juffer Harlowe had van haare eige-
ne uitmuntendheid boven haar. Dikwijls hebbé
ik, zedert dat ik aan Juffer Howe's Brieven kwam,
mijne gedagcen laaten gaen over deeze regtmaatige
en fraaije loffpraak in eenen derzelver begreepen
(a): „ Iedereen zag, dat de voorrang, welken zij
3, u boven zlgzelvß gaven, u niet tot eenige zigt-
„ baare zegepraal over hen verhefte ; want al-
„ toos hadt gij over ieder ftuk, hetwelk gij wont,
„ iets te zeggen ^ het geen het bukkend hart op-
,, beurde, en iedereen welvergenoegd en meczig-
5, zelve voldaen liet, fchoon zij de overwinnin-
„ ge niet behaalden. „
Alzo ik voorneemens ben, in mijne hoogere
jaaren te fragten , om voor de vrijheden mijner
jeugd omtrent bijzondere perfoonen van de Sexe
boete te doen, door waarfchuwingen en onderrig-
tingen te geeven aan de geheele Sexe; zo hebbe ik
het mijner geheugenis aanbevoolen, om mij over
deeze leere uit te breiden; --te weeten, Dat
het ruim zo noodig is, de dogters te onderrigten
omtrent het verkiezen van haar gezelfchap onder
de vrouwen, als het is haar te waarfchuwen tegeft
aanflagen der mannen.
Ik zegge dit evenwel niet tot kleinagtinge
van Juffer Howe. heeft uit hoogmoed, het
- welk
-ocr page 438-welk haare vriendin uit een van reden heefr.
[Onze lieve Heere helpe de Sexe, indien zij geen
hoogmoed hadden!] —r-Dog' egter venrou-,
we ik vaillijk, dat Juffer Howe haare hoogfte vol-,
maaktheden aan de verkeeringe en briefwilfelinge
met Juffer Harlowe verfchuloigd is.Dog deeze
beide Ladys er buiten gelaaten zijnde, raaake ik
geen zwaarigheid van te ftellen [en ik behoorde
immers al iets van de zaak fe weeien, Jmi] dat 'er
meer meisjes bedorven zijn, t^n rainften ten^ be-
derve ï; oor bereid, door baare eigene Sexe (de^
dienilbooden zo wel, als haare gezeilinnen daar-
onder begreepen zijnde) dan regtßreeks door dei,
aanflagen en bedriegerijen der mannen.
Dog het is tijds[genoeg, als ik^büd en koud
worde , om over dit ftuk breedcr te handelen.
Wat aangaet de vergelijkinge tuiTchen de twee
Ladys, over dat onderwerp (want daar hebbe ik
zin in) zal ik ruimer uitweiden, als ik ze beide
gehad hebbe ——- Waartoe ik hoope dat gij
mij zult toeftaen, dat deeze Brief der fchelden-
de kleuter mij goed regt geeft om mijn beft t^
doen. ^
Ik keere nu weder om nog iets meer van des-
zelfs inhoud in bedenkinge te neemen, en om
daardoor mijne wraakte billijken, die ik nu zo
nabij onder het gezigt hebbe»
Wat Juffr. Townfend aangaet; haaren manag-
tigen geeft , haare twee Broeders; en derzelver
Scheeps-volk --—- Ik zegge niets dan dit op
deeze baldaadige bedreiginge -—- Laaten zij
maar aankoomen! —-—— Dog wat aangaet haar
onbefchoft dreigement - Van den gruwelij-
C c 3 ' k^n
-ocr page 439-40Ö DE HISTORIE VA»
hen fchurk^ zo als zij mij noemt, voor alh mijm.
pndeugendheid^ mee GeBRooKENBEENEwte
jtfetaskn! -- Gebroken beenen , Belford!
Wie kan dit kraijers-dreigement verdraagen!
—— Gebroken beenen, Jan! — Die ver-
irloekte kleine ftraat- — Leen mij eenen naam
VOO?· haar- Dog ik verbanne alle woedends
jgramfchap. Indien ik deeze twee kleuters in rnijne'
inagt krijge, de Hemel verhoede het dat ik een
tweedé Phaiaris zou verorden , die zijn ilier tegen
den uitvinder zeiven bezigde! Geen van haare
beenen zal ik breeken! —— Zij zullen 'er veel be-
ier koop bij mij af koomen!
Dog deeze venten zijn fmokkelaars, fcbijnt
het. En ben ik ook niet een imokkelaar ? --
Dat ben ik; en ik hebbe den minilen ίwijffel niet,
of ik zal mijne goederen voor Donderdag, of
Woensdag zelf in behouden haven hebben.
Dog ontbrak het mij aan eene Uil, welk ee-
|ie keurlijke nieuwe konde ik uit deezen Brief van
Juifer Howe voor mij fnieeden ? Het is mij bijkans
leed, dat ik mij tót eene andere bepaald hebbe'
----Want hoe gemaidijk zoude hec nu voor
"mij geweeft zijn, een troep Zwabbers bij een te
verzamelen, en eene JuiFr. Townfend te verwek-
ken (welke, gelijk gij ziet, in perfoon bij mijne
Beminde niet bekend is) die hier Dingsdag, op
het herhaald 'aanzoek van JuiFer Howe, koomen
mögt, om mijne Beminde te vervoeren naar een
pakhuis, hetwelk ik haar zelve bezorgd had.
Deeze is evenwel mijne zegepraalendehoope,
dat op dien tijd, dat deeze "fchavuiten te Hamilead
ÄjJlen zijn (om op ons te puilen)mijne lieve'
Juf'
-ocr page 440-jüffeä CLAIUSSA HARLOWE. 407
JuiFer Harlowe en ik [Dus verbeeide ik mij, dat '
het Noodlot het befchiktj heeft] in elkanderens
armen vaft zullen leggen flaapen in de itad»-
Leg ftil, fchurk, tot dat de tijd gekoomen ïs, ——
Mijn hart, Jan, mijn hart!- Hec bonil: al-
tijd op de verile uitzigten zelfvan deezen aart.
Dog het fchijnc, dat de ondeugendheid van
dit fchoonfchijnend monfler [daar zij mij mede
meent. Jan! ] Hickman bij haar in agtinge ge-
bragt heeft. Dus hebbe ik nog al eenig goed
gedaen! —^—— Maar aan wien , kan ik niee
zeggen: Want deeze arme knaap, indien ik
hem al toeliet deeze helleveeg te krijgen, zal
door de genietinge van zijne eigene wenfchen, ge-
lijk het veelmaalen met ons allen gaet, geftrafc
worden.--Nog kan zij ook, zo het mij voor-'
koomt, gelukkig zijn met hem, al beitierde hij zig
naar haaren wil, en al hadde hij zelve geen wil
in 't geheel; nademaal 'er nimmer een bewindheb-
bend wijf was, die wiil waar zemoeil uitfcheiden:
Magt maakt zulk eene brooddronken-Zij
veragt den man, dien zij regeert. Gelijk Alexan-
der , die weende, om dat 'er geen meer werelden
voor hem te overwinnen waaren, zal zij fteeds
uitzien naar nieuwe gelegenheid om haare mag
te oeifenen, tot dat zij ongemakkelijk worde voor
zigzelve, eene blaam voor haaren man,, en eene
plaag voor alle, die omtrent haar zijn.
Dog deeze eerzaame knaap , fchijnt het ,
fmeekte met traanen in zijne oogen, en met ee-
nen nederigen voetval^ de Feeks om verlof ^ dat hij
met zijne caros met vier paarden mögt op reize
gaen, om zig^ voor het oog van alle de vjereld^
C c 4 d&
-ocr page 441-0B HISTORIE f Α»
^β gïorij te geeven van eem zo onderdrukte Qm
mzelheid te hefcbermen. Ja, hij 'wierd rood ,
fchijnchec; en beefde ook! als hij den Brief las
van de fchoone Waagfter.-- Hoe heldhaftig
is dit alles ! — Pe vrouwen liouden veel van
dappere mannen; en geen wonder, dat zijne traa^
nen^ zijn heeven , en zijn voetval-, hem hooge ag-
tinge bijzettpden bij de zagttnoedige Juffer Ho-
Maar denkt gij, Jan, dat ik in diergelijken
^eval ( en even zeer met de v^^ederwaardigheid
aangedaen) dus zou gehandeld hebben?-
Denkt gij niet, dat ik eerft de Lady zou verloft
liebben, en d^, zo het noodig waare, veifchoo^
liinge daarvoor verzogt, met de Lady aan mijne
hand?-- 2oudt gij dus niet gedaén heb-
ben, zo wel als ik ?
Dog het is al beft zo als het is. De eerzaamé
Hickman kan nu met zijne heele huid flaapen
gaen. Enegter is dat meer, dan hij milTchien zou
jkunnen gedaen hebben (al hadde hij de verloifin-
ge der Lady niet ondernomen) waare ik agtér
dit zijn verzoek om verlof eenigen anderen
weg gëkoomcn dan door eenen Brief, welken
ïnen niet moei w^etfn dat ik puderf^ihept heb-
be.
Juffer Howe denkt, dgc ik mogelijk van het
agtervolgen mijner Bekooriter zal worden afge-
trokken , door eenige nieuwe fchurkerij op te
jaagen. Schurkerij is een woord, waar mede
zij bijiler veel op heeft. Dog ik kan haar wel zeg-
gen , dat dit voor mij onmogelijk is, voor dat ik
Set einde van deeze fchurkertj bereikt hebbe,
Moeij'
-ocr page 442-Moeijelijkheid is een prikkel voor zulk een geeft
als den mijnen. Ik dage, dat JuiFer Howe mij al
beter kende. Al kwam zij zigzelve, in den roma-
nesken ijver haarer vriendfchap, aanbieden, lijf
om lijf, om haare vriendin te behouden, het zou,
niet helpen, zo lang het lief fchepzel aan deeze·
zijde van de maan is.
ifij dankt den Hemel, dat haare vriendin
haaren Brief van den ydco ontvangen heeft. Wij
zijn daarover alle blij. Zij behoort 'er mij ook
voor te danken. Dog ik zal thans haaren dank
niet vorderen.
Dog als zij zig verblijdt, dat de Brief veilig
h overgekoomen, noopt zij mij dan, inderdaad,
niet tot wraak, en verwagt ze die niet? --
Alles op zijn regten tijd, Jufter Howe. Wanneer
^aßt gij op räze n^ar he$ EilaniWtgbt^ Lief-
de,
Ik zal tegenwoordig fluiten met'van u te ver-
zoeken, om een Lijft te maaken van de bittere
uitdrukkingen, van welke de ingefloten Brief over-
vloeit: En dan, indien gij onderftelt dat ik een
diergelijken gemaakt hebbe, en daarbij gevoegd
alle de Bloemen van denzelven Bloeij uit de voor-
gaende Brieven van hetzelve vinnig fchepzel, eö
die van den Brief van Juffer Harlowe, welken zij bij
haar wegloopen voor mij agterliet; zult gij zeker-
lijk van gedagte zijn, dat ik genoegzaame tergin-
gen ontvangen hebbe om'mij te regtvaardigen in
alles, wat ik aan een van beide doen zal.
Zend den ingeflopten weerom, zo dra gij dien
hebt doorgelezen»
Cc 5
XXVllU
-ocr page 443-mm
Hr. Lovelace , aan Jan Belford,
Schildkn,
Zondag-nagt -Maandag-morgen^
Ik ging naar beneden met Wraak in mXphart^
«lijn geeft genoegzaam geheel ingenomen zijnde met
iden inhoud Van Juffer Howe's Brief, op hec oogen·
ilik dat JuiFer Harlowe en Juftr. Moore (vergezeld
ίζμη Juffer RawKns) inkwamen: Maar in mijn wee-
zen vertoonde ik alle zagcnioedigheid, allebedaard-
-heid, alle vreedzaamheid, die de fpiegel mij kon
leeren; en in mijn gedrag alle de belchaafdheid,
die zulk een onbefchaafd fchepzel, hoedanig zij
mij dikwijls gezegd heeft dat ik ben, kon aanneemen.
Juifer Rawlins wierd, bijkans zo ras als zij
inkwamen, t'huis ontbooden, om iemand op te
wagten die haar onverwi^t kwam bezoeken;
grootlijks tot haar leedweezen zo wel, als ter loor
ftcllinge van mijne Schoone, zo als ik uit beider
gezigt kon merken: Want zij waaren overeenge-
kooraen, Ichijnt het, indien ik naar ftad ging, ge-
lijk ik gezegd had van voorneemen te zijn, oni
eene wandelinge op de Heide te doen; ten min-
ften in den tuin van JuflV. Moore; en wie weet,
wat daarvan de uiiflag mögt geweeft zijn, waa-
ren de geeit van nieuwsgierigheid in de eene en
d©
-ocr page 444-Juffer CLARISSA HARLOWE.' jg.
de geeft van raededeelzaamheid in de andere bij
malkanderen gekoomen?
Juffer Rawlins beloofde om weer te koo-
men, indien het mogelijk waare: Maar zond ce-
ne boodfchap ;om zig te verfchoonen; alzo die
haar kwam bezoeken, voorhadden geheelen avond
bij haar te blijven.
Ik was over haare boodfchap in mijn hare
verheugd; enn^ lang fmeekens, verwierf ik van
roijne Beminde de gunft van nog eens weder in
haar gezelfcbap eene wandelinge te doen ia den
tuin, hebbende, gelijkik haarte kennen gaf, ee-
ne menigte van dingen te zeggen, aan haar #vaor
te itellen, en xüt haar te verneemen, om mijzelven
en mijne gangen in toekoomendedaarnaar, eindelijk
te bellieren. 1
Zij had 7Jg verwaardigd , moeil ik u gezegd
hebben, om metoogen van mij afgekeerd, en ccue
half'ZijdeUngjh houdinge, twee kopjes tlaee in
mijn bijweezen te dorpen — Lieve ziel! Hoe
onbefchaafd maakt toorn de befchaafdfte! want
nooit zag ik Juffer Harlowe zig zo onhebbelijk ge-
drasgen. Ik verbeeldde mij, dat zij niet will: hoe
2ij onhebbelijk moert zijn.
Wanneer wij in den tuin waaren, ftoi tede ik ^
mijne geheele ziel uit in haare aandagcige oorfin; /
en fmeekte om haare weerkeerende gunil.
Zij gaf mij te verftaen, dat zij haar ontwerp
gemaakt had yoor haar leeven in toekoomende:
Dat al hoe fnood debehandelinge ook waare, wel-
ke zij yan mij omvangen had, die egter alisen de
reden niet was, waarom zij mijn aanzoek verwierp: ■
Maar dat zij alles ten rijpile.n overwopgen heb- ^
bende >
-ocr page 445-.ΙΙϋΙ......i. mmv ι··)]- JJUmii ^Mmuwii^.^^^ .............-,........ι.·. ..miin·
tende, overtuigd was, dat zij nog door mij geluk-
Mg kon worden, nog mij gelukkig maaken; en
Zij belaftede mij, om onzer beider wille, om niec
meer aan haar ce denken.
De Capicein, vertelde ik haar, was om zo te
-Ipreeken te poft naar huis gereeden , om mijnen
venfch bij haaren Oom te bevorderen. ----
Lady Elifabet en Juffer Montague waaren onge-
twijfeld ter deezer tijd al in de ftad gekoomen,
Ik zou 's morgens vroeg heen reizen om mijne op-
wagtinge bij haar te maak en, Deztlve aanbaden
liaar. Zij verlangden haar te zien. Zij imlden
haar zien. -- Zij wilden niet toelaacen dat haar
gezelfchap naar O^xfords-hire haar ontzegd wierd,
Waar kon zij beter gien, om voor de aanvallen
van haaren Broeder bevrijd te zijn ? ——- Waar,
om voUbekdijk buiten vrecze gefteld te worden
voor iemand anders? — Mögt ik eenige hoope
hebben van haare gunft weder te krijgen, indien
Juffer Howe bcwoogen kon worden om mijne
voorfpr^ak te zijn?
Jufj^er Howe hewoogen zrjorden om uwe voor"
jpraak te zijn! herhaalde zij, met eene fmaade-
lijke, dog heel mooije houdinge. --En dam'
hield zij IHl.
Ik herhaalde hoe leed het mij zou zijn, dac
ik in de noodzaakelijkheid gebragt wierd, om van
het misveriland bij tady Elifabet en mijne Nigt ge-
wag te maaken , als van een misveriland dat nog
mocft worden bijgelegd; en als of ik van zeer wei-
nig aanbelang waare bij een lief fchepzel, die bij
mij van zo veel belaiig was; dringende, dat
deeze omftandigheden mij len uiterften zouden"
ver-
-ocr page 446-Juffer CLARISSA HARLOWE. 4x3
veriäagcn\ niet alléén in mijn eigen gevoelen,
maar ook in dat van mijne nabeilaenden.
Dog zij wees mij nog al op Juffer HoWe'g vol-
genden Brief; en alle inwiiliginge, waartoe ik haar
in deeze geheele onderhandelinge kon brengen,
ivas dat zij de aankoomft en het bezoek der twee
Ladys zoude afwagten, indien zij in een dag of
twee kwamen, of voor dac zij den verwagten Brief
ontving van Juffer Howe.
De Hémel zij hiervoor dank! dage ik. En
nu mag ik naar ftad gaen, lieflle, met hoope van
bij mijne te rug kooirid u te vinden daaf ik u ge-
laaten hebbe.
Dog egter, dewijl zij redenen Zou kuilnen
vinden om in mijn afweezen van voorneemen te
veranderen , zal ik hierop niei volkoomelijk be-
trouwen. Mijn knaap , derhali^n, die hier in
huis is, en die door de goedgunftige kundfthap
van Juffr. Bevis, kennis zal hebben van eiken ftaji
dien zij doen kan , zal Andries met een paard in
gereedheid houden, om mij onmiddelijk bèrigt te
geeven van haare beweegingen; en daarenboven,
zij moge gaen waar ze wil, hij zal een van haar
gevolg zijn, fchoon zij 'er zelve niet? v^n weete,
indien het mogelijk is,
Dit was alles, wat ik op de fchoone Onver-
biddelijke kon uitwerken. Moet ik daarom blijde,
of moet ik 'er droevig over zijn ? ----
Blijde, geloove ik» En egtej: is mijn hoog-
moed verbruid vernederd met te denken, dat ik
zo weinig vailheid had in de genegenheden vaft
deeze dogter der Harlowes,
Praat mij niet yopr, dat pQUgd en Reden
haare
-ocr page 447-haare leidslieden zijn bij deeze gelegenheid! - ■ .u
Het is Hoogmoed ^ een grooter hoogmoed dan
jnjjn eigen, die haar regeert. Liefde hedc zij ge-
heel iiiet, ziet gij; nog had zij die ooit; ten rniii-
ilen niet in eenigen verhevener trap. Liefde,
welke dien naam verdient, ftond nooit onder de
heerfcbappij van Voorzlgtigheid ^ of van eenig re-
delijk vermogen. Zij kan niet veelen dat zij voor
èene otoww geagt worde, verzekere ik u! En in-
dien ik, bij de uiterfte ondemeeminge , haai
geen vrouw vinde, wat nadeel zal zij dan hebben
van de beproevinge ? ^-Niemand is te befchul-
digen wegens het lijden van eenig kwaad, hetwelk
hij niet kan fchuwen nog vermijden.
Indien een Generaal van een ftraatfchender
overweldigd en geplonderd wierd, zoude hij uit
dien hoofde minder bekwaam zijn om het bevel or
ver een leger te voeren? — Indien egter de Gene-
raal, zig groote dapperheid aanmaatigende, en ge-
zwetft hebbende, dat hij ^ig nooit zou laten pion-
deren ; wanneer het 'er op aankwam, maar
cenen flaauwen weeriland bood, en zijne beursf
overgaf als hij nog meeiler van zijn degen was y
dan zal inderdaad de ibaatichender, die hera plon-
dert, voor den dapperften man geagt worden.
Dog deeze laacfte onderhandelingen hebberi
mij eene reden verfchaft ter verdeeiglnge van
mijn geliefd voorneemen, welke ik nog nooh heb-
te ingebragt*
O Jan ί hoe veel zwaarigheid möet men er-
kennen dat *er in is voor een raenfch, om eene
overheerfchende drift^ welke die ook zijn mag, té
overmeeileren > wanneer het involgen van dezelve
Φ
Juffer CLARISSA HARLOWE;
?h zijne magt is, hoe onregtmaatig hij ook weetev
dat het zij, tot het mvolgenvan dezelve te befluitenj^
Denk hier eens om; en dan znlt gij in ftaat zijii
om wel reden, zo niet verfchooninge, ce geeven
van eene voorgenomenemisdaad, voor welke beb^
helijkheié )smvfotésti ingebragc, in een boezen^
die niet minder ftormt dan onbetembaar is.
Hetgeen volgt, is mijne nieuwe reden ——J
Zo zij bezwijke in de beproevinge; zo ik ilaa-
ge; en zo zy weigere om met mij aan te houden ^
en zelf belluite om mij niet te trouwen (waarvan ik
geen denkbeeld kan maaken); en zo zij verfinaade
aan mij verpligtinge te hebben wegens de fcboo-
ne gefchenken, met welke ik mij verhovaardigen
zou haar te voorzien , zelf tot de helft ναη mljr^
Capitaul toe^ nogthans kan zij niet volftrekt^on·»
gelukkig worden — Heeft zij geen regt op eeti
onafhangelijk goed ? Zal Colonel Morden, als
een van haare Voogden , haar niet in het bezie
daarvan ftellen? Enfchetile zij in onze voorgaende
onderhandelinge de leevenswijze niet af, welke
zij altoos boven den gehuwden flaai verkoos —
te weeten, „ Haare goede Norton tot haare be-
„ ftierfter en leidsvrouw te neemen, en op haar
j, eigen Goed te gaen leeven op zodanige wijze,
)) als haars Grootvaders oogmerk geweeft was dac
„ zij doen zoude ?(a.) „
Men heeft daarenboven ^an te merken, dac
zij, volgens haar eigene denkbeelden, niet boven
^Q cenc heiß van haaren goeden naam kan weder-
krijgen, allloöd«n wij nu te zamer^ te trpuweti;
zo veel nadeel denkt zij geleeden te hebben door
met mij voort te gaep. En «al zij niet alcopsklaa-
gea
-ocr page 449-'gea en treüfen over het vèrlies vän dè ün'äef»
helft? ^- En indien zij om de helft zulk
een ongeneuglijk en verdrietig leeven leiden moer,
mag zij dan niet al zo wel kiaagen en treuren over
het geheeld
En ook, moet ik ü zeggen , zal haar eigen
οηί\ν6φ van boetvaardigheid, in dit géval, uiet
half zo volmaakt zijn, indien zij niet valle, dan
viranneer zij valt: want welk éene zotte boetvaar-
dige zal zij fpeclen, die zig niets te verwijten
heeft? - Zij maakt zig moeijelijk, weet gij,
en brengt het als een ftük van befcholdiginge té-
gen mij in , dat zij niet met haare éigene toeftem-
ininge met mij voortging; maar zigzelve ontfut-
zeld wierd.
Nog breng gij ten mijnen verwijte In, het
verbreeken van zo menigmaal herhaalde geloftenj
Zij wil mij niét toelaaten^ ziet gij immers, om
dezelve te volbrengen. En zo zij al wilde ^ heb-
be ik dit nog té zeggen, dat ik op dien tijd, dat
ik de plegtigfte derzei ver deed, volkoónien vaftbe-
llooten had dezelvé te houden. Dog wélk Vorft
agt zigzelven eenigdns langer verpligt om de ar-
tikels van verbonden, welke hij ten älerheüigilen
bezwooren heeft, in agt te neemen, dan met zijn
belang of neiginge overeenkoomt; fchoon hij wee·»
te, dat de verbreekinge daarvan gevolgd moet
worden Van eéne Vériiielinge van duizenden ?
Koomt dan alles niét hierop uit, dat Juffer
Clarifla Harlowe, indietï het haare eigene fchuld
niet zij, alzo deugdzaam moge zijn, na dat zij haa-
re eere verboren heeft, zo als men het noemti
als van te voor en 9 Zij kan een uitfteekender voor-
beeld
Vi«
^tt«««
I,
-ocr page 450-jüFFER CLARISSA HARLOWË. 41^
beeld worden voor haare Sexe; en indien zij bui*
ge feen weimgje buige) onder de beproevingej
kan zij eene volkoomener boetvaardige 'worden^
Nog kan zij ooit tot eenen bekrompenen ßaat
geraaken, dan door haare eigene moedwilligheid*
En dus kunnen dan haare oude minne en zij \
een ö«^ koetfier; en een paaro«^^ koetspaarden;
en twee of drie oude dienilmaagden; en miiTchien
een zeer oude knegc of twee (want alles wat om-
trent haar is, zal oud, en boetvaardiglijk zijn) zeetf
welgemoed te zamen leeven ; oude pree^η, en
oude gebede-boeken leezende; oude mannen, en
oude vrouwen onderfteunende; en öw^fe leflen gee·
vende, en oude waarfchuwingen, over nieuwe on-
derwerpen zo wei, als oude,^ aan de jonge Ladys
in haare nabuurfchap; en dus tot een goeden hoo'
gen ouderdom leeven ^ en voortgaen met heel veel
goed te doen ^ door vermaaninge en voorbeeld
beide ^ in haar geflagte.
En moet eene vrouW^ die dus aartiglijk zon-
der tegenfpraak kan leeven; die altoos het Onge-^
huwd leeven boven het Gehuwde ftelde, en no^
ftelt; en die in ftaat zal zijn om alles te doen,
waartoe het ontwerp, 't welk zij zig gemaakt
heeft , haar zal opleiden ; gezegd worden bedor·^
ven, verboren te zijn ^ en diergelijke malle klap ?
-- Ik kan mijn geduld niet bewaaren jegené
de mooije zottinnetjes, welke die fterke Woordeti
gebruiken, om een ras voorbijgaend kwaad te be·^
fchrijven; een kwaad, welk door een enkel kerk^
gebruik tot niet met al gemaakt wordt.
Als men dus romanesk zal ipreeken ^ hoë veö*
Ie ßeurige Bederven zijn dan u, zo wel als mij
V, Deel* JL) d b9-
59(5 D« HISTORIE van
bekend? Laat ons maar rondom ons zien, en wIJ
jguilen zommige befchouwen van de trotfte en he-
dUiigtigpe geeften van onze kennis onder de Sexe,
weike nu doorgaen voor eerbaare vrouwen, dog
van weike men vreemde hiftorien zou kunnen ver-
tellen ; en andere, welker mannen in hunne har-
ten veel pijne hebben uitgeftaen wegens haare dar-
telheden , zo wel voor als na hec trouwen; en die
egier niet half zo veel van haar weeten, als eeni-
ge van ons eerzaame gaften hun zouden vertellen
kunnen.
Dog mijzelven dus voldaen hebbende ten aan-
zien van het ergft, dat dit bekooreïijk fchepzel
kan overkoomen; en dat het haare eigene fchuld
zal zijn , indien zij ongelukkig worde» hebbe ik
in 't geheel niet in overweeginge genomen, welk
waarichijneiijk nüjn^eigen lot ftaet te zijn.
Dit i& altoos mijn denkbeeld geweeil, fchooti
JaSer Hüwe ons Guiten de beile der Sexe misgun-
ne, en zegge, dac de ilegtfte voor ons te goed is
(a); Dat de vrouw van een Ligtmis rein, vlek-
loos, onbefinet behoort te zijn. Ten welken ein-
de heeft zulk een dog een vrij leeven geleid, daTi
om de wereld te leeren kennen, en daarmede zijn
voordeel re doen ? —— En, om eens zeer ern-
ftig te zijn, het zou voor het gemeen zeer onge-
lukkig weezen, dat twee perfoonen , de hoofden
eener familie, beide ondeugend waaren ; nade-
maal, door twee zodanige, een geflagtvan fielten
(Loveiaees en Belfords, zo gij wilt) mögt worden
voortgezet, welke groot kwaad zouden bedrijven
kunnen in de wereld.
Juffer CLARISSA HARLOWE.' jg.
Gij ziet dog in den grond, dat ik geen over-
gegeven vent ben; en dac 'er nog al een mengzel
Van ilemraigheid in liiij is. Dit kan wel toenee-
men , als ik ouder worde; en wanneer mijne werk-
daadige bekwaamheid begint te verminderen, mag
ikookgaeri zitten met den Predikei, en befluiten
dat mijn geheel voorgaende leeven flegts ijdelheid
is ge weeft en kwellinge des geefts.
Dit iä zeker, dat ik nooit eene vrouw zal vin-
den, die zo wel naar mijnen fmaak is, al^ JuiFei
Clarifla Harlowe. Ik wenfehe alleen maar, dat ik
zulk eene Lady als haar mag hebben, om mij bi|
het Ondergaeh van mijne Zon tot trooft en cieraad
te verftrekken. Ik hebbe dikwijls gedagt, dat het
voor ons beide zeer ongelukkig is, dat zulk een
uitmuntend fchepzel een weinig te laat te voor-
fchijn kwam voor mijne uitreize, en een weinig
te vroeg in mijnen voortgang , voor dat ik kaïi
denken om weerom te keeren. En evenwel, na-
demaal ik de lieve reizigfter op mijnen weg heb-
be opgeraapt ^ kan ik niet nalaaten te wenfchen ^
dat zij mij het overige van mijnen weg gezelfchapi
Wilde houden <, fchoon ze om mij te believen een
weinig van haar eigen pad moeft afgaen. En daii
konden wij, miiTchien, des ävönds in dezelve Her^
herg opleggen ; en in de verkeeringe met eikan-
deren zeer gelukkig zijn; onder he^verhaalen vari
de moeijelijkhéden ^ en gévaaren , welke wij oji
onzen weg daamaartoe hadden dooigeftaen.
Ik verbeelde mij, dat gij ligtlijk vermoeden
zult, dat eenige deelen van deezen Brief in de ftad
gefchreeven zijn. Wel , Jan, ik kan niet andcM'
aeg^cn, of de Lugt van Weftmuniler is een weinig
D d a
-ocr page 453-dikker dan die teHamftead; en de verkeeringe mee
JuiFr. Sinclair, en de Nymphen minder eerelijk,
dan met JuiFr. Moore en JuiFer RawUns, En ik
ben in mijn hare van gedagte, dat ik die dingen
op de eene plaatze kan zeggen en fchrijven, wei-
ke ik niet kan op de andere; nog inderdaad op
eenige andere plaatze.
Ik kwam omtrent Zeven uuren deezen 'ogtend
in de ftad-- Ik moet wel in gedagten houden
om alle noodige bevelen en waarfchuwingen' te
geeven.
Ik verzogt met een gehoor begunftigd te wor-
den , voor dat ik afreed. Ik was begeerig om eens
te zien, welk van haare beminnelijke weezens hec
haar behaagde aan teneemen, na dat 'er nog een
nagt meer voorbij was. Dog zij had beflooten,
vond ik, om de breuk open te laaten. Zij wilde
mij zeif niet eens gelegenheid geeven van haar we-
der te fmeeken om die te heelen, voor de aan-
koomll van Lady Eiifabet en mijne Nigr.
Ik kreeg kennis van mijnen Procureur, door
een weinig regels met een man te paard, juift voor
dat ik afreed, dat men voor twee dagen alle zwaa-
'righeden was te boven gekoomen, en dat ik den
Verlof-brief voor het haaien krijgen konde.
Ik zond den Brief aan mijne Beminde boven,
door JuiFr. Bevis, met een herhaald verzoek, om
daarover tot haare tegenwoordigheid te worden
toegelaaten: Dog dit mögt ook al niet baaten. Ik
onderftelle, dat zij dagt, dat het zo veel zou zijn
als de gevolgen toe te ftemmen, welke men natuu-
relijk verwagten moeft dat uit het verkrijgen van
dit Gefchrifc zouden voortkoomen, indien zij toe-
ge-
-ocr page 454-geiliaen had om mij over den inhoud deezes Briefs
te fpreeken, daar zij mij die eere geweigerd had,
voor dac ik denzei ven aan haar boven zond.-
Zij is niet te verraflen ■ Daar is geen voor-
deel te doen mee haare onoplettendheid omtrent
<ie kleinfte omilandigheden.
En nu, Belford, gae ik uit om mijnt zaaken
<e verrigten.
Dc Hr. Lovelace, aan Jan Belford,
Schildkn.
Maandags den iz Jumj\
Zag'c gij ooit wel een Verlof-brief, Jan ?
Edmund, hij der gratie Godes ^ Lord
Bifchop van London, aan onzen welgeliefden in
Chriflus, Robert Lovelace [Uw dienaar, mijn
goede Lord J Wat hebbe ik dog gedaen om zo
veel goedheid te verdienen, die uw Lordfchap
nimmer van mijn leeven gezien hebbed] onder de
parochie van St, Martin in the Fieldt 1, Frijer,
en ClariJJa Harlowe ^ van dezelve parochie^ Vrij-
ßer^ Salut* - Dewijl gij^ zo als mij
herigt wordty heßooten heht om in den heiligen
Staat des Huwelijks te treeden [Dit wordt hem
..IJl, ι —ilUJIipWWjJIII
'^ii DE HISTORIE vam
alleen berigt, dat merkt gij wel aan] met goed·
mnden en toeßemminge van ξ^ο. ^c. en
%eer hegeer ig ztjt, dat deeze uwe Troui^verbin-
ienis pkgtiglijk verrigt worde ten aanj'chouwen
van Gods Kerke; Zo zijn wij wel genegen ^ dat
deeze uwe eerelijke begeerten [Eerelijke begeer-
ten , Jan !] j'poedig haaré hehoorelijke Oervullin-
f ge mogen krijgen: En derhalven op dai gij in
jiaat moogt zijn om te wege te brengen , dat
dusdanig eene Huwelijks-plegtigheid onverhin·
derd en wettig voltrokken worde in de Parochie-
kerk van St. Martin in the Fields^ of 6V. Giles
the Fields, in het graaffcbap van BTiddlefex^
^oor den Prießer , Vicaris, of Prediker , op.
welken tijd van ^t jaar ook [Op Welken tijd
van'c jaar ook. Jan!] huiten proclamatie van ge-
Iboden: Mids dat ''er, om reden van eenige voor*
gaende verbintenis [Ik denke waarlijk, dat ik in
mijnen tijd drie of vier voorgaende verbinteniflen
gehad hebbe; maar de goede meisjes hebben mij
in lange wijle daarover niet aangefproken] bloed-
verwant fchap ^ namaagjchap^ of eenige andere
wettige oorzaak welke ook, ''er geen regtmaatige
verhinderinge ten deezen aanzien gevonden wor-
de 3 en Vr ter deezer tijd niet eenige aSfie, pro-
ces , aanklagte, of gefchil, of etj'ch gemoveerd
worde of bange voor eenigen kerkelijken of we^
reldlijken regter , wegens of aangaende eenig
Trouwverbond ^ door of met eenen van u beiden
aangegaen ; en dat voorengezegde Huwelijks"
plegtigheid openlijk verrigt worde in ds boven-
gemelde Kerke ^ tujfchen agt en twaalf uur en des
mordemiddags; en zonder prejudicie van den
Pre-
-ocr page 456-Juffer CLARÏSSA HARLOWE. 425
Predikant def Parochie en plaaize waaronder
genoemde juffer behoort: Zo geeven en gunnen
•wij , om goede redenen [Het koil mij
Laat eens zien, Jan- Wat koft liet mij wel?J
gelijk wij doen door deezen , ons Verlof ^ of de
Magt, zo wel aan u die in verbond β aet te tree*
den^ als aan den Priefler^ Vicaris^ of Prediker
der gedagte Kerke , daar gij voor hebt de ige dag-
te Huwelijks-plegtigheid te voltrekken , om het'
zelve te voltrekken, in zodanige wijze en manie'
ren als hoven gejpeclficeerd is ^ volgens de gewoon-
ten en Kerk'gebruiken in het Gemeen-Gebede^
Boek voorgejchreeven , V welk ten dien opzigte
met het gezag des Parlements gepubliceerd is*
Voorbehoudens altoos, Dat zo "er naderhand ee-
nïg bedrog zal blijken gepleegd te zijn, ten tijde
van het vergunnen deezes Verlofs, het zij door
valfche voorgeevingen, of verbergen van de
v:aarheid \ϊϊιΐΐί\χ^ Belford, is een weinigje hard
voor ons: Want ik kan niet zeggen, dat alle onze
voorgeevingen letterlijk waar zijn : -Zo dat
ik, in goede'confcientie, op deezen Verlof-brief
riet behoore te trouwen] het Verlof in allen op'
zigte kragtloos en te niet zal zijn, als of het zelr
ve niet gegeven waare. En in zulken gevalle ^
verbieden wij alle Predikanten^ welke ook,· zo
''er iets van het voorengedagte tot hunne kennis
mögt koomen , om tot de inzegeninge te treeden
van voorgefchreeven Huwelijk, zonder eer β OnSy
of onzen Vicaris-Generaal te raadpleegen, Gtf-
geven enz. _ '
Daaronder volgt des GriiTiers naam, en eea
groot zegei daaraan hangende, met deeze woor-
De HISTORIE van
ι den rondom hetzelve - ZEGEL van den
VICARIS GENERAAL en EERSTEN
REGÏER van hetSTIGT van LON-
DON/
Een goed koddig gefchrifc; alles bij malkan-
deren genomen zijnde I Maar welk, denkt gij, is
het vi^apen van deezen Huwelijks Voorlooper'?
Wel, in de eerfte plaatze , Tt^ee Degens kruis-
lings over malkanderen ; om te toonen, dat hec
Huwelijk een Staat is, waarin zo wel aanvallende
als verweerende geftreeden wordt: Drie Leeuwen;
om te kennen te geeven, dat diegeene, welke ia
deezen Staat treeden, eene driedubbele maate van
kloekmoedigheid behooren te hebben. En [Kondt
gij u wel verbeeld hebben dat deeze prieilerlijkq
gaften, in een zo ernftig geval, zouden fpotten,
en gekfcheeren met de arme zielen, welke koo-
men vraagen dat hun de weg gebaand worde ter
involginge van hunne eerelijke begeerten f] dan
zijn 'er nog drie kromme hoorns , netjes aan de
einden te zamen geknoopt met linten; welke der
vrouwen dragt zijnde, fchijnen te beduiden dat zij
zeer waarfchijnelijk des Buis plumaadje zo wel kun·^
ïien vercieren, als opzetten.
Om het volgens de Wapenkonft te befchrij·
ven, zo ik niet mis hebbe- Een rood veld,
waarop Twee Degens, als een kruis van St. An-
dries over malkanderen , van Goud; het tweede
fchild, een zwarte keper tuiTchen drie jagthoorns,
van GOUD \Zo. moeß het weezen^: Aan het
hoofd van bet tweede drie Tpringende Leeuwen
van de eerfte -Maar de duivel haale hen
jnet hunne beeldipraak, zoude ik wel zeggen, in-
dien
dien ik in goeden ernft beflooten had te trou-
wen !
En ik zou wel vafl: beflooten hebben om te
trouwen, waare het niet om deeze reden. Dat ik
eens getrouwd zijnde, mijn geheele leeven ge-
trouwd moet blijven.
Dat is 'er de plaag van ί —. Konde een
menfch 'er mede leeven » gelijk de Vogels doen,
^Iken Valentijn-dag * te verwiffelen [Eene zeer
natmrelijke fchikkinge I want de Vogels hebben
geen verßand^ voorwaar , om zigzelve te kluifte-
ren , gelijk wij flegthoofden van menfchen men
groote en ftaatige moeiten gewoon zijn te doen]
dan zoude 'er niet met al in ileeken. En welken
heerelijken tijd zouden dan de Regt sgeleer den
hebben aan den eenen kant, met hunne Noverim
XJnherß's, t en met pleijdooijen aan te vangen
over de wedergeevingef van goederen en have;
en de Paßooren » aan den anderen kant, met hun-
ne inwilligingen (die dan jaarlijks, moeften ver-
nieuwd worden, gelijk andere Vrijbrieven) van de
(^erelijke begeerten hunner onderhoorigen ?
Wierd daarbij dan eene vaftgeftelde boete,
volgens Rang of Middelen, bij elke Veranderinge
betaald, ten behoeve van den Staat [Dog geene bij
eene Vernieuwde Paaringe met Qude Gelieven,
ter aanmoediginge van ftandvaftigheid, bijzonder-
lijk onder het laager zoort van volkje], zo zoude
de Veranderinge genoegzaam moeijelijk gemaakt
worden, en het geheel Gemeene-beft 'er wel van
D d 5 vaa-
• DCD14, Tan Sprokkclmaaod; zijnde ilit het gemeen zeg-
gen in Eo^claud.
t Ptoclamatien.
ί
Di HISTORIE VAN' "
vaaren; terwijl die Kicderen, over welker cnder-
houd de Ouders het niet eens konden worden, als
Kinderen 'van het Gemsen konden wórden' aange-
merkt, en bezorgd gelijk de Kinderen der oude
Spartaanen; welke (en zo zouden ook in dit ge-
val de onze zijn) een volk van helden waaren. Hoe
konde ik de inileliingen van Lycurgus verbeterd
hebben , Jan , waare ik een Wetgeever geweeft!
Toonde ik u nooit een Befték, 't welk ik op
zulk een denkbeeld als dit ontworpen hebbe?---
Waarin ik de voordeden aantoonde, en de onge-
makken tegenging, van de tegenwoordige mode
in deeze te veranderen ? Ik geloove, dat ik het
nooit gedaen hebbe.
Mij heugt, dat ik, betoogelijk klaar, bewees
dat zulk eene Veranderinge een middel zijn zou
ter vernietinge , ter volftrekte vernietiginge, van
vier of vijf gruwelijke hoofdzonden. - Schaa-
kingen , gemeenlijk zo genoemd; Overfpel en
Hoererij; nog zou dan naar Feelwijverij gehaakt
worden. Menigmaal zou het Dooäßag en Duel-
len voorkoomen: Naauwlijks zou men van zulk
iets als Jalouße (de oorzaak van ijzelijke gewelde-
naarijen) eens hooren: En Geveinsdheid tuiTchen
man en vrouw zoude uit elks boezem verbannen
zijn. Nog zou, waarfchijnelijk, de befchuldigin-
ge van Onvrugthaarbeid dan vallen, gelijk zij nu
maar al te dikwijls doec, daar zij het niinft ver-
diend wordt. - En mogelijk zoude
geen onvrugtbaare vrouw in 't geheel gevonden
worden.
, Daarenboven, welk eene menigte van huis-
krakeeicn zoude men vermijden , wierd zulk een
Ont-
-ocr page 460-Ontwerp ter uitvoer gebragt ? Nademaal beide
Sexen eikanderen ligt zouden verdraagen, aange-
zien zij binnen weinige maanden zigzelve zouden
kunnen helpen.
En welk een keurlijk onderwerp voor de ver-
keeringe zoude dan het laatft galant en edelmoe-
dig affcheid zijn tuiTchen man en vrouw! Elk rais-
fchien, een nieuwe egae in het oog hebbende, en
heimelijk over de vrijlaatinge zig verblijdende, zou
zig kunnen toeleggen om in fchijn zig heufchlijk-
droevig te houden. Hij befchonk baar met dit ju-
„ weel, zal de verteller zeggen, tot een Voorbeeld-,
„ Zij hemmet dat: Hoe weende hip. Hoe fnikte
i, zij! Hoe keeken zij elkanderen agter na! „ Het
geen nogthans *er de fclugt van is, geen van bei-
de wenfchende, om nog een jaar de proef uit te
houden.
En indien onbeftendige knaapen, of onbe-
ftendige kleuters zig kwaalijk gedraagen in een
eerft Huwelijk ,het zij om datze nieuwelingen zijn
en meer verv/agt hebben in de zaak te vinden,
dan 'er kan gevonden worden; of wegens eigen-
zinnigheid van haaren, of meeßeragtigheid van
fijnen kant-, het anders uitvallende dan zij van
malkanderen gedagt hadden [want het is een mag-
cig verfchil, Jan, of dezelve perfoon bij ons woont,
óf ons koomc bezoeken]; welk eene fchoone gele-
genheid zal dan elk, door dit Ontwerp, hebben,
om een goeden naam, dien zij^verlooren hadden,
te herwinnen, en door den volgenden kans alles
weer te regt te brengen ?
En, O Jan, niet welk eene blijdfchap, met
welk eene verrukkelijke blijdfchap , zouden de
ver"
■ r
τ
Veränderungen (of veranderlijken , zo u dit
woord beter behaagt) de weeken, de dagen, de
uuren cellen, naar maate de jaarlijkfche verbinte-
nis cot haar" wenfchelijk tijdperk naderde!
Wae Mildzugt ofOpftijgingen belangt, van
Jsulk eene ziekte zou men dan niet weeten nog
hooren. Het Doftorale gild zoude *er, inderdaad,
nadeel, en alleen nadeel bij lijden, nadomaal friffe
gezondheid en verfche leeven?geeilen, de gevol-
gen van zuiver bloed en zuivere zappen (wanneer
geeft en lighaam bij aanhoudinge wel met eikan-
deren in hun fchik zijn) geduuriglijk zouden toe-
vloeijen; en de geneugten der Verwagtinge, de
hoogfte van alle onze geneugten, alles in volle
kragt enjeevendig zouden houden.
Dog op dat geen maatfchappij van menfchen
nadeel lijden mögt, zouden de Doctoren^ dage
mij, Ρ aß oren kunnen worden, alzo 'er groot ge-
brek aan paftoren zijn zoude. Behalven dat, daar
zij aan het algemeen nut deelen zouden, zijin der^
daad flordige knevels moeften zijn, indien zij hun
Eigen belang boven het Gemeen ftelden.
Elk een zoude dan wel twaalf maaien trou-
wen, op zijn minft. Beide mannen en vrouwen
zouden dan zorgvuldig {zijn omtrent hun goeden
naam, en befchaafd in hun gedrag, zo wel als
zinnelijk over hun lighaam^ en nee in hunne klec'
dinge\En dit ftuk doet 'er ai heel veel toe, moet
ik u zeggen , om de hartftogt leevendig te hou-,
den] om of eene Vernieu'<j:lnge te wege te bren-^
gen met een oud Llef^ of om zig aan te prijzen
aan een nieuw. Terwijl de Nieuws-papieren zou-
den opgepropt zijn mee (jekendmaakingen j en de
ge-
-ocr page 462-Juffer CLARISSA HARLOWE.
gebecle wereld dezelve zoude leezen, alzo 'er de
geheele wereld aan gelegen zijn zoude om te zien
'ïvie en i^ie te zamen z^ijn-
„ Gilleren, bij voorbeeld, traden in den Hei-
„ ligen Egt „ [Wij zouden dan alle met eerbied
van het huwelijk fpreeken] „ de Hoog Edele Ro-
j, bert Graaf Lovelace „ [Ik zal tegen dien tijd
wel Graaf zijn] „ met haare Genade de Hertogin
5, Douairiere van Vijfrig-Huizen; zijns Lordfchaps
„ eene en dertigfte vrouw „-Ik zal dan
te vreede zijn , miiïchien , om mij met eene we'-
duw te behelpen, zo men het noemt. Dog zij
moet dan ook niet meer dan eenen man gehad heb-
ben. Gij weet, dat ik kiefch valle in deeze bij-
zonderheden.
Ik weete, Jan, dat gij, voor uw part, mij ft
Ontwerp zult goed keuren.
Dewijl Lord M. en ik, met ons beiden, drié
of vier Burgten tot onzen dienft hebben , denke
ik dat ik zal maaken in het Parlement te koomcn,
om tot dit heilzaam einde een Bill in te brengen.
Nog zullen de Huizen van het Parlement,
nog de Huizen der Convocatie met reden iets
daartegen hebben. En alle de Geregts-hoven, hét
zij geeßlijk of vleefchlijk , het zij burgerlijk of
onburgerlijk, zullen daarbij hunne rekeninge vin-
den, als het tot eene Wet gemaakt is.
Bij mijne Ziel, Jan, ik zou bedugt zijn vóór
een algemeenen opiland, en dat de Vrouwen dis
verwekken zouden , indien zulk een Bill verwpr-
pen wierd. -——Want hierin bëftaet dé voor-
treffelijkheid des Ontwerps : De Vrouwen zullen
♦ Dc Vergaderiiigc der Kcrkclijkeu in EogcIaiiJ.
-ocr page 463-éven veel reden hebben om daarin genoegen té
neemen als de Mannen.
Zoudt gij denken, dat de oude voorregudrij^
mnde Harlowe, bij voorbeeld, indien 'er zulii ee-
ne Wet gevonden wierd , zijne hoorns niet zou
hebben ingetrokken ? -Zulk eene uitmun-
tende vrouw als hij heeft, zou anders nooit eene
vernieuwinge met zulken norfen dwingeland heb-
ben aangegaen: Die zo wel als alle andere ge-
trouwde dwingelanden , zig van jaar tot jaar op
éen goed gedrag hadde moeten uitleggen.
Eene helleveeg van een wijf zou, indien zulk
eene Wet doorging, eene phoenix zijn.
De Kerken zouden de eenige markt-plaat-
zen zijn voor de Schoone Sexe ; en Huißijke
Voortreffelijkheid haare voornaamile aanprijzingen
Nog zou 'er in geheel Groot Britannie, en
alle deszelfs landen en onderhoorige geweilen , ee-
ne Oude Meid gevonden worden. Want welk
eene miflelijke ziel moeft zij zijn, die haare beproe·
iinge van een jaar niet zou krijgen?
Kortom, eene geheele veranderinge , ren
goede , in de zeden en leevenswijze Van beide
Sexen, moeft in weinige jaaren j het gevolg zijn
van eene zo heilzaame Wet.
Wie zou zulk eene vah mij verwagt hebben ?
tk wenfche maar dat de duivel mij daarvoor geen
poets fchuldig is.
Zou het daarbij niet eene zeer aartige ondef-
fcheidinge zijn, Jan? gelijk in de Bloemen ; Zulk
een Heer, of zulk eene Lady is eene Eenjaar
(JE-Zulk eene, eeneVEELjAARiGE,
Eenezwaarigheid, evenwel, heugt roijj da£
jnÏj
-ocr page 464-Juffer CLAPvISSΑ HARLOWE. 4 ^ i
mij voor den boeg kwam, wegens de waarfchij-
neiijkheid dat eene vrouw prxgnans zou kunnen
zijn» zo als de Regtsgeleerden het noemen. Dog
dus hebbe ik daartegen voorzien.
Dat geen man zou worden toegeilaen eene an-
dere vrouw te trouwen, zonder toeftetnminge van
zijne huisvrouw in der tijd ^ voor dat zij de kraam
gelegd hebbe, en hij alle de kollen betaald die
daarop loepen; en voor dat zij te zamen zijn over-
eengekoomen , of het Kind hem ^ haar of het
gemeen zal ^ worden toegeweezen. Zullende de
vrouwen, in dit geval, hebben hetgeen ik de be-.
dwingende' keuze noeme: Want ik zou het ook
niet in des mans magt willen ftellen om een honds-
vot te zijn. " ^ .
En inderdaad , ik deed in ieder gedeelte van
mijn ontwerp de fchaal ten voordeele van de vrou-
wen overflaen; Want van harten zeer berainne ik
de lieve fchelmtjes.
Hoe oneindig beter is dit mijn ontwerp te
agten boven-dat der Veelwijverije van de oude
Patriarchen , die wijven en bijwijven zonder ge-
tal hadden ! -= Ik geloove dat David en Sa-
lom on hunne honderden,hadden op een tijd te ge-
lijk, Hadden zij niet, Jan?
Laate »ik-er bijvoegen, ά^ν Eenjmrige Par-
lementen^ en Eenjaarige Huwelijken ^ de ont-
werpen zijn. welke mij naaft aan 't hart leggen.
Hoe konde ik uitweiden over de nuttigheden, die
vit beide zouden voortkoomen!
XXX.
-ocr page 465-43α De HISTORIE vak
De Hr, Lovelace , isfä» Jan Belforö,
Scbildkn.
Wel, nu beginnen mijne liften te zwellen; en
mijne bezigheid van over die onderwerp aan u te
fchrijven zal wel haaft ten einde loopeni Want
daar ik nu den Verlof-brief gekreegen hebbe; en
JufFr. Townfend met haare Pek-broeken aanftaen-
den Woensdag of Donderdag te Hamftead ilaet te
koomen; en mogelijk nog eön ander Brief of bood-
fchap van Juffer Howe, om eens te verneemen
hoe Juffer Harlowe vaart, op des Kinkels verflag
van den ilegten (laat haarer gezondheid, en om
haare verwonderinge te kennen te geeven, dat zij
niets van haar vernomen heeft; ten antwoorde op
den haaren omtrent haare ontvlugtinge; --—-
Zo moet ik wel ras de Lady doen fpringen , of
zelve in de lugt vliegen. En dus maake ik mij nu
gereed, met Lady Elifabet en mijne Nigt Monta-
gue, om mijne Beminde te bezoeken met eene
koets met vier paarden , of een vol gefpan; want
om de geheele wereld zou Lady Elifabet niet met
twee willen rijden ; al waare het maar voor twee
of drie mijlen. En dit is een welbekend ftuk van
haar charaéler.
Maar hoe is het met de wapens en den helm
op de koets en de paardetuigen ?
Weet
-ocr page 466-JüFFER CLARISSA HARLOWE.
Wèec gij niet, dat zij zig met eene van Blunc
pioet behelpen , 'terwijl haare eigene nieuw-be^
kleed en herfteld wordt? Waartoe zij de gelegen^
heid liefïl: wilde waarneemen nu zij in de fiad is.
Niets van déeze zóort kan op hec Land naar haar
zin gedaan worden. De Livereijen kooraen ten
naaften bij overeen met die van Lady EUfabet.
Gij hebt Lady Eliiabet Lawrance verfcheide-
ne maaien gezien--Hebt gij niec Belford ?
Neen, nooit van mijn leeven.
Gij hebt wel ν en ook wel bij haar geflapen;
of het gerUgt geeft u meer lof, dan gij verdiend
-— Wel hoe, Jan; weet gij dan den anderen naam
niet van Lady EUfabet?. «
Den arideren naamf - Heeft zij
twee. , . . .
liie heeft zej En wat denkt gij van Lad^
Beb. Wallis.? .
O de duivel!: . „ ^
Nu vat gij de kneep. Lady Barbara, weei
gij, door haare omftandigheden, en doorhovaar-
clij opgevijzeld, verfchijnt. of vertoont zig nooit,'
dan bij bijzondere gelegenheden -— Om bij
mannen van aanzien,; of die braaf niet geld fpee-
len, voor eene Hertogin , of Graa^^in^ tèn min·'
ften , dooü· te gaen^ , Men heeft zig (altoos over
haar verwonderd wegens eene grootsheid in haar
weezen , welke weinige vrouwen ^^ van Aanzien
kunnen evenaaren: En nooit hield men haar voor
eene andere, dan voor welke zij ging; ichoon me-
ßig en menigmaalen de vrijfter van Lords.
En wie, denkt gij, is mijne Nigc Mohtagué f
Wel, hoe zoude ik dat weeteni
Vi Deel ^
Dat is ook waar! Wel, mijne kléine Jannetje
Goiding, een kevendig, dog zedig-kijkend meis-
je, isToijneNigt Moctagiie.
Daar hebe gij, Belfor^, eene Moeij ! —-—-
Daar hebt gij eene Nigtl Beide hebben zij vernuft
tot haar wil. Beide zijn ze gewend luiden van Aan'
zien na te bootzen. Beide zijn zij van fatzoenlijke
afkoomft. Haare eigene meefteréiTen; en wel op-
gevoed -- Nogthans alle medelijden te boven
gekoomen. --Regte Spartaanfeht datnes;
zig niets ichaamende dan ontdekt te worden--
Altoos, derhalven, daartegen op haare hoede. E»
.in haar eigen waan, wanneer zij de aangenomene
rol wel fpeelen, van dat Aanzien , \*t welk zij na-
bootzen.
En hoe denkt gij dat ik haar in kleedinge toe-
ruile ? -Ik zal het u vercellen.
Ludy Elifabet in eene koilelijke met goud ge-^
weevene zijde iloffe, vercierd met Juweelen van
hoogen prijs.
Mijne Nigt Montague in een bleek geel
kleed, over einde ilaende van zilveren bloemen
van haar eigen werk. Charlotte munt, zo wel
als mijne Beminde , verwonderlijk uit met haare
naald. Niet volkoomen zo koftelijk met Juweelen
behangen dan Lady Elifabet; maar met Pendanten
en eene Solitaire van groote waardij; en die haaf
oneindig wel ftaen.
Jannetje, weet gij, heeft eene goede kleur,
een fchoonen hals, en ooren van eene aanmerken
Jijke fraaijheid - Zodanige heeft Charlocte
.©ok. Zij mede omtrent van Chariotte'ii''hoogte.
Bei^
-ocr page 468-JiiFFER CLAkiSSA HARioWE; ï^l
Beide mee Tanten opgépronkÉ j de koftelijkfte
äie men krijgen konde.
Gij kunt u niet verbeelden, welk eèné Som
de Leeninge der Juweèlèn mij koftede; fchooii
maar voor drie dagen. , ,
Deeze lieve rae;d Μ mij half in ^en grona
brengen. Dog ziet gij, nu ter deezer tijd al niet j;
dat haar rijk van korten duur is? —— to moet
het zijn. En JuiFr. Sinclair heeft reeds alle tpe-
bereidinge gemaakt om' haar nog eens wedef
üiitvafigen.
% * * *
* *
Daar koómen dé Ladys —-Cevolgd vaiii
Sufanna Mprrifon, eene boeren-dogter, van eene
haarer landhoeven , ais de katnenier van Lady
lifabet; met haare handen voor haar ; eti Wel teé
deegen onderweézen.
Wat voordeel geeft de kleedinge aan dé vrou^
wen! inzonderheid aan die geene, die van natuu-
re een vsrelgemanierd weezén en houdingé hebben,'
en die opvoedinge gehad hebben ί
Hadt gij eens gezien, welk een iwief zi/
daarmede maakten--Coufijn, en
Neef, bij ieder woord j Lady Elifabet het hoofd
régt óp en de borft vooruit fteekende, éti hoög·''
moeäiglijk-rnifjzäam kijkende: Charioèe met haa-
ren waaijer fpeelende, en over den tlbef zWeéven-
zonder dien te raakcii. . , *
Hoe verlange ik mijne Bruidje-Nigt té zien ί
roept de eene >—^ Want haar is nu berigt, däf
wij niet getrouwd zijn ; en zij zijn Wél in haar'
E e Ä tot,'
-ocr page 469-mm
fchik, dat ik haar die kleinagdnge niet hebbe aan-
gedaan , welke zij vati mij gevreesd hadden.
Hoe verlange ik om mijne waarde toekoö-
mende Nigtje te 2ien, de andere!
-Je Ladyfchap^ en je Ladyfchap, en eene mis-
felijke nijginge hij ieder aanfpraak, van die houte-
ne Sufanna Morrifon.
Speek uwe rollen wél, gij deugnieten! —-
Gij wéec hoe lijn ik onderfcheide. Daar zal in
dii geval geen hartstogt plaatze hebben om het
oordeel te verblinden, en het aangelegd bedrog te
heipen , gelijk als wanneer gij re doen hebt met
Hoog-getitelde zondaaren. Mijne Bekoorfter is
al zo bezadigd en al zo net onderrcheidende%
fchoon niet volkoomen zo bedreeven in haare ei-
gene Sexe, als ik ben. Uwe gemeenlijk vertoon-
de aardigheid kan het nu voor mij niet klaaren.
Een weezen van vtrheven rang, als of u die aan-
gehooren waare. -—--- Maar ook niet over
het paard heen ! ——- Niets twijfFelagtigs. Uw
gelaat moet uw hart niet beklappen.
Onbedwongen en ongemaakt! -—Uwe
kleedinge zelf zal u trots genoeg deen voor den
dag koomen.
Een wéinigLady Elifabet. Meer
waai'digheid, minder pratheid in uwe deftigheid»
Dat 's het regte weezen ! Keurlijk getroffeii
- Nog eens -Gij hebt het beet.
De duivel haale u ! —- Minder trots-
heid. Gij zijt gevallen in het weezen van nkum"
gebakken aanzien. Gij moet minder bezef heb-
ben van uwen nieuwen ftaat. I^yiden die m
wam:-'
-ocr page 470-Juffer CLARISSA HARLOWE.
Vaardigheid gebooren zijn volgc de eerbied als hun
rege, zonder dat zij hec vorderen.
INu eens uwe rol, Nigt ChfirJotte! ---^
Al heel wel. Maar een weinig te dartel is
dat weez^n — Hoewel ik mijne Beminde al voor-
bereid hebbe om in u beide veel leevendighcid en
de vrijmoedigheid van groot Aanzien te verwagten.
Vervloekte oogen hebt gijluij! - Met
dat lonken zal het nimmer gaen. Een neergefla-
gen fchaamagtig gezigt, indien gij u dat kunt ei-
gen maaken -- Kijk mij eens aan. Onder-
lid nu eens, dat Ik mijne Beminde ben.
De duivel haal dat Gluuren. AI te beduiden- "
de leep ! -- Voormaals kende ik u zodanig een
meisje, als ik u nu wildé hebben.
Vrolijk, maar niet vrijpoftig, Nigt Charlotte!
— Pas wel op niet te vergeeten om uw ge-·
zigt naar beneden, of ter zijden af te wenden, als
gij wordt aangezien. Wanneer dé oogen der an-
dere uwe oogen ontmoeten, laaten de uwe dan
wijken. Uw gelaat kan wel befchouwen veelen.
O Heere! O Heere! dat zulk een jong fcbep-
zei zo ras het onnozel voorkoomen kan vergeeten,
waarmede zij eerfl: bekoorde; en welk ik dagt dat
u alle was aangeboren! ---In Vijf jaaren te
vernielen wat in Twintig was opgebouwd! Hoe na-
tuurelijk de laatile les! Hoe moeijelijk om de eer-
ile weer te leeren!
Onbedreeven, zo waaragtig als ik hoope za-
lig te worden , in de voornaamfte Konilen van
uwe Sexe! -Nog eens zegge ik, wat duivel
hgefc uw hart in uwe oogen te doen \
Hebbe ik u niet verteld, dat mijne Beminde
Ε e 3 - zeei?
-'■V.-7Ï· ..............·
De historie van
zeer naaukeurig let op de oogen ? Zij haalde een^
een texc bij mij aan (a), welke mij toonde, hoe
ze aan haare kundigheid kwam. —--E)orcas
Merd hoog-fchuldig gevonden op het eeril oogen?
blik dat zij haar zag.
Nog eens, onderilel dat ik mijne Bekoorfter
ben. --- ISu hebt gij te verfchijnen voor mijn
doorzoekend oog^ en mijn twijfelend \i2i.n -----
Daar hebt gij 'r, mijn lief!
Studeer op dat Weezen in den fpiegel! —^
Bekoorelijk! --Volmaakt goed!
Nu eens uwe eerbewijzen, duivels! ■ *
Heel wel, Nigt Charlotte, voor eene jonge
Lady van hèt land !---Tot dat complimenten
voor gemeenzaamheid wijken , m&ogt gij wel laag
»ijgen. Gij moet onderiteld worden uwe hovidin-
ge van de franfche §chool lïog niet vergeten te
hebben.
Maar dat is te laag, al te laag. Lady Elifa-
bet, voor uwe jaaren , en uw aanzien. Het ge-
meen gebrek van uwe Sexe zal u in gevaar bren-
gen : Dat gij te lang jong tragt te zijn I - De
duivel Tpeelt met u al te maal, als gij over U2elv^
oordeelt naar uwe wenfchen, en na^r uwe groots-
heid ! Vijftig is, iii d^c gev^l, nooit me;er dan
Vijden.
Onbedwongene bevalligheid, zelf- bewuile
vaardigheid gelijk die van mijneBekooriler, Oho^
bezwaarelijk is die te treffen!
(a) Siracb, xxvi. De Hoererij eem Wijfs wordt bekendt ann
de vsrhejßngen der oo^en, en aan haare oogb'rao-nven »
t>ieemt agi of> haar orfbcjchaawd oog-^ en verwonder « uiet-i 'tn-
4ien x.ij tegen u stands mlihmidekn.
Juffer CLARISSA HARLOWE.
Nu eens beide te gelijk -r--
Keurelijk ! -Dat 's de regte Air, Lady
Elifabet--Dat is de regte Greep, Nigt Char-
lotte , gefchikt naar clks charailer i --- Maar
nog eens, draag zorg om wel op uvi^e oogen te
pafe.
Vrees daar niet voor, NeefI
Vrees daar niet voor; Coufijn#
Elk een zoopje Barbados —
En nu gaen wij voort —
ï
De Hr, Lovelace, aaii Jan Belford,
Schildkn.
Tm Huize van Jufr. Sinclaky
Maandag namiddag.
Het is alles wel, zo goed als eenig hart kaa
wenfchen! - In weerwil van alle tegen^
fpraak -- In weerwil van eene tegenkantina;e
tot bezwijmens toe --— In weerwil van alle
voorzigtigheid , waakzaamheid, agterdogt-
is de Bekoorfter mijner ziele nog weer in haar
oud logement!
Nu ilaec elke pols heftig door? Nu bons,
bons, bonfl: mijn kloppend hart met reden!
Dog ik hebbe geen tijd om de bijzondcr-
E e 4 he-
440 " De HISTORIE vaif
heden te melden, hoe wij het werk beftokeif
f Rebben.
Mijne Beminde is nu bezig met ordres te gee-
^n om eenige van haare kleederen op te pakken
——- Om nooit weder in dit huis haare voeten te
zetten ! En dat zal ze nooit, durve ik zeggen ,
wanneer ze 'er eens weder uit is.
Nogthans kan ik ze!f nog niet eens vergiffe-
nis bedingen! --De Schoone Harlowe^geeft
wil mijne genade niet verdienen! - Zij ιύ
wagten naar Juffer Howe's volgenden Brief; en
dan , indien zij in haare nieuwe Ontwerpen ee-
nige Z'-jjaarigheid vinde [Niets hebt gij haar voor
te danken]-^ zal zij ^ .. .'Wat? - Wd
dan zelf zal zij tijd neemen om te ovcrweegen,
of het mij vergeven, dan of ik voor altoos flae
verilooten te worden. Eene onverfchilligheid,
welke in mijn hart de geheugenis van v;ei duizend
van diergelijken aart verleevendigt. - En eg-
icer verklaaren Lady Elifabet en Juffer Montague
[Iemand zou wel haaß in de gedagten gebragt,
worden , Jan, als of zij wenfchen dat mijm
vjraak "jan haar getergd worde~] dat ik met zulk
eene hoogmoedige opfchorcinge behoore te vreede
te zijn!
Zij zijn geheel en al aan haar verknogt. Al-
les wat zij zegt, is, moet euangelij zijn! Zij zijn
borgen, dat zij deezen avond nog naar Hamikad
zal te rug keeren. Zij zullen met haar wetler
derwaards gaen. Het avondmaal is van Lady Eli-
fabet befproken ten huize van Juffr, Moorc.
Alle de ledige vertrekken aldaar, met mijne coelaa-
tinge (want iü had dezelve voor eene maand vail
ge-
-ocr page 474-5
iiii.j.11. i,f»»iiiiM
gehuurd) om met haar en haare reisgenooten ver-
vuld te worden, voor eene week ten minften, of
tot dat zij de lieve Stijfhoofdige overreeden kun- ;
nen , gelijk zij hoopen te zullen doen , om mij in !
haare gunfl: te herftellen, en Lady Elifabet te ver-
gezelljen naar Oxfordshire.
Hec lief fchepzel heeft zo veel ingewilligd !
---Dat zij zal fchrijven aan Juffer Howe, en
haar kennis geeven van den tegenwoordigen toe- !
Indien zij fchrijft, zal ik zien wat zij fchrijft»
Dog ik geloove, dat zij wei haait andere bezigheid i
zai kdjgen.
Lady Elifabet houdt zig verzekerd , zegt zij
haar, dat zij haar zal overreeden om het mij te I
vcrgceven .j fchoon zij zeggen durft, dat ik geen j
vergiffenis verdiene. Lady Elifabet is te kiefch, :
om naaukeurig onderzoek te doen naar den aarc
van mijne misdaad. Dog het moet eene misdaad
zijn tegen haar zelve , tegen Juff'er Montagm, " , |
tegen alle Deugdzaame uit de Sexe^ andei-s kon- ,
de die zo ten hoogilen euvel niet genomen wor- |
den. Nogthans wil zij haar niet verlaacen voor
dat zij het mij vergeeve, en voor dat zij onze. Hu- I
welijks-plegtigheid heimelijk voltrokken zie, On-
derruifchen , dewijl zij de uitvindinge van haa-
ren Oom goedkeurt, zal zij haar inhet bijzijß ν(ΐη· |
vreemden zo bejegenen , als of zij reeds mijne j
vrou'iv waare.
Stedman haar Solliciteur kan haare bevelen,
ten aanzien van haare zaak voor de Kanfelaari]
hangende, wel teHamilead koomen haaien. Njec ,
een uur, waarmede zij kunnen beguniligd worden,
Ε e 5 wil·
\
-ocr page 475-441 HISTORIE VAM
•willen zij miffen van het gezelfchap en de verkee-
ringe mee eene zo wasrde, zo-bekoorelijke nieuwe
nabeftaende.
Hardzeuhetderhalven geweeft zijn, indien
?ij haar niet verpligc hadde met haar gezelfchap, in
haare koets met vier paarden, naar en van het huis
van haare Nigt Leefon, die verlangde Cg®^^^ ^ij
zelve gedaen hadden} om eene met regt zo ge-
roemde Lady te zien.
,, In welke verrukkinge zal Lord M. zijn,
,, als hij haar ziet, en haar als zijne Nigt kan kus-
„ fenl
,, Hoe zal Lady Sara zigzelve zegenen!--
3, Zij zal nu het verlies van haare lieve dogter, o-
,, ver welke zij rouwt, gelukkiglijk vergoed ag-
„ ten! „
Juffer Montague blijft hangen aan ieder
woord, hetwelk van haare lippen valt. Zij aan-
bidt volilrekdijk haare nieuwe Nigt: „ Want haa-
,, re Nigt moei ze zijn. En haare Nigt wil zij
3, haar inoemen ! Zij ftaet 'er voor in, dat haare
3, Zuiler Martha haar niet minder hoogagtinge zal
5, toedraagen.
„ Ja wel, krijte ik uit (luiilerende luid genoeg
„ dat zij het hooren kan) hoe zullen mijne Nigt
5j Martha's duiven-oogen glinlieren en overloo-
„ pen, indeeerfte bijeenkoomftί -—· Zulk een
„ bevallig , zulk een edel , zulk een ongemaakt
„ lief fchep zei!
„ Welk eene gelukkige familie,, onze ileni-
men alle te zamen paarende, ,, zal de onze
I
1>
3>
Zijn
Decze, en diergelijke gclukipreekende ver-
won-
wonderingen ter eiker uure herhaald: Haare Zedig-
heid gekvvetil wordende door in verrukkinge uit-
geboezemde lofbecuigingen: --Haare
Γ
t
„ bevalligheden zijn haar al tenatuurelijk, dan dac
5, zij daarop hovaardig zijn zoude: —^ Dog zij
„ inoec veelen, dac zij boete wegens voortreiFeÜjk-
„ heden, die de^/Zer-vooru-eileiijkile overfchadu-
„ wen! „
Kortom, wij zijn hier, gelijk te Hamftead,
geheel vol vreugde en uicgelatene blijdfchap: Wij
alle, uitgezonderd mijne Beminde; in welker lief
gelaat [Hiiare bijkans bezwijmende wcderilreevin-
gc om weer binnen deeze deur tetrecden nog Vfiet
zijnde te boven gekoomen] eciie zoorc van angili-
ge welgenoegdheid heerrcut! - Maar hoe zal
yyclï' dac binnen weinige uuren veranderd wor-
den !
Mij dunkt, ik beginne deernis te krijgen mee
de haif-bevreesde Schoonheid! ——Maar, weg
van hier, gij ontijdig indringende deernis ! Gij
hebt mij meer dan eens reeds zeer nabij uit het
veidgeflagen! ----En, vaarwel, Bedenkinge!
Vertrek, Óvèrvyceginge! en Ontierminge! Ikgee-
ve 11 alle den zak, voor eeae week in toekoomen-
de teu miailen! -— Gedenk aan hec vcrbreeken
van haar woord! Aan haare vlugt, wamie^r mijne
verlieide ziel op genade jegens haar bedagt was!
;--- Gedenk aan haare behandeiinge van mij
in lv;iiirca Bn'ef bij haar ontloopeninaar Ham-
lleud i - Haare bitterheid te Haraftead zelve!
- Wat is 'er, dac ze niet van eeneu ontketen-
den Beelzebub, en verraaderlijkeu fchurk behoort
te vcrwagten?
Luuc
-ocr page 477-Laat daarbij ook gedagt worden aan haare
keuze van het ongehuwd leevcn boven mij! —
Dat ze mij veragc 1 —-— Dat zij zelf weigert
mijne Vrouw te worden! - Zal het ee-
nen hoogmoedigen Lovelace worden afgeilagen
met hem te Trouiven! ---— Zal hij nog hoog-
moediger verftooten worden van eene Dogter der
tlarloives! - Daar de Ladys van mijne eige-
ne familie [zij denkt dat ze de Ladys van mijne
familie zijn] te vergeefs Imeeken om de wederkee-
ringe van haare gunfl: jegens haaren verfmaadden
bloedverwant, en Wetten ontvangen van haare
nog hoogmoediger kiesheid f
Laat 'er insgelijks gedagt worden aan de ver-
vloekingen van haare fchcklcnde vriendin, op mij
uicgellort wegens baare gej^evevie berigten , en
daardoor baare eigene vcrvkiokingcn gewordend
Laat nog meer bijzonderlijk gedagc worden
£ian hec TownièndVverraad, 't welk tuifchen haar
beiloke» is, en nu , met een dag of twee, gereed
ilaet om uit te berden; en de jan-hagelfche drei-
gementen van die kleine furie tegen mij uitgefla-
gcn.
Is dit het albefliilend tijdllip niet, waarnaar
ik zo lang gewagt liebbe? Zal Tomünlbn , zullen
deeze vrouwluij gehuurd zijn ; zullen zo veele
werktuigen, tot onnoemelijke kollen, en met on-
eindig overleg, zijn aan den gang gebragt; zon-
der dat 'er met dit alles iets worde uiLgevoerd?
Is dit het uur niet'van haare beproevinge --
En in haar ^ van de bcproevinge der deugd van
de geheele iicxe, de zo lang voorbcdagte, zo lang
gedreigde beproevinge ? —— Üf haare deugd op
re'
\
-ocr page 478-JüFFER CLARISSA HARLOWE. 44^
reden fteunt? Of zij ^ eens te onder gebragt, nïei
altoos zal zijn té ondergehragt 9 En ze niet
de kroon zelf van haare glorij miifen, het Bewijs-
iluk van haare tot nu toe alles-overtrefFende voor-
treffelijkheid , indien ik mij te rug boude van de
uiterfte beproevinge?
Nu is het einde der zo lang door ontzng be-'
dwongencj der zo dikwijls opgefchorte voornèe-
iriens óp handen. En is het nog noodig de zon-
den van haare vervloekte familie in de maar al te
zwaar weegende fchaale te werpen ?
Verfoeid zij het geiveki / - Zij de
gedagte van geweld I Daar is in geweld geen ze-
gepraal over den Will Die weece ik dat ik gezegd
hebbe (a); Dog zoude ik hetzelve niet vermijd
hebben, indien ik had kunnen ? — Hebbe ik niec
de proef genomen van alle andere middelen \ En
IS mij wel eenige andere weg open gebleeven ?
Kan zij wel meer vergramd zijn over de tdterßs
mishandelinge, dan zij geweeftiis overeene jlaa-a^
mer pooginge? — Eri al laopt haare gramfchap
nog zo hoog, kan ik niet alles vergoeden mee te
Trouwen? — Zij zal mij niet verftooten. Jan, dac
weete ik 5 de trocfe Schoonheid zal mij niet ver-
ftooten , wanneer haar hoogmoed van lighaamlijk
ongefchonden te zijn vernederd is; wanneer zij
geen hiitorijrjes kan vertellen, of (haar weerftand
mag zo grooc zijn als die wil) haare eigene Sexe ^
zelf zal haar verdenken van Toegeevinge in den 4
Weerftond; en wanneer die Zedigheid , welke
haaren boexera met euvelmoed veryuUeö raag, haa- !
: reo mond zal geftoQcea houden.
N,-
db historie van
Maaf hoe weece ik, dat ik mij zelvèn mijne
zwaarigheden niet verwekt hebbe? --Is zij
niet eetie Vrouw ? "' Wat veranderen is 'er
aan een bcdreeven kwaad ? Moet zij niet ke-
ven ?--Haare godvrügt zal haar leeven beveili-
gen. —- En zal de tijd mijn vriend niet zijn \ ~
Hoedanig, met een viroord , zal naderhand haar
gedrag zijn? — ^-ij kan mij niet ontvlieden! — Zij
moet mij 't wel vergceven — En, gelijk ik dik-
wijls gezegd hebbe, eens vergeven y zal voor al-
toos vergeven zijn.
Waarom «ou dan deeze verfla^pende deernis
mijn zot hare ontftaalen?
Dat zal ze niet. Ik aan alle deeze dingen
gedenken; en om niets anders denken, om een
beiluit te doen ftand houden , waarbij de vrouw-
luij, die omtrent mij zijn, nog al willen hébben dac
ik niet iri ilaat zal zijn te blijven.
Ik zal het lief bekoorelijk fchepzel leeren met
mij om ftrijd bedrog te fmeeden! - Ik zal
haar leeren netten en ilrikken te fpannen tegen
haaren veroveraar ! —- Ik zal haar toonen, dat
zij in haare fmokkelendé ontwerpen ilegts eene fpin
is in vergelijkinge van mij, en dat ze deezen ge-
heelen tijd niet anders gedaen hééft dan een Spirif
Ï\6wéb te weeven.
^ *
Hoe zullen wij hét nu maaken! Wij zijn jrf
de diepte van zorg en angft gedompeld! Hoe
kwaalijk kunnen vrouwen verdraagen te loor ge-
fteld te worden! — 'Er op gezet zijnde om naar
Haaf)-
-ocr page 480-Juffer CLARISSA HARLOWE. 447
ίianifteud te vercrekken, en om voor akóos eea
huis te vêrlaaten, daar zij met oneindige tegen-
kantinge weder binnen kwam; de dingen, die zij
voorhad Gfm medé te neemen, gereed zijnde om
opgepakt te worden; zij zelve op den fprong om
heen te giien; en ik bereid om haar derwaards te
vergezellen; begint zij te vreezen, dat zij deézen
avond niet vertrekken zal j en heeft zig vol zorg
en wanhoöpe geworpen in haar oud vertrek; zig
daarin opgeflooten ; eri door het fleutelgat ziec
Dorcas haar op haafe knieën —biddende, on-
derftelle ik, om eene veilige verloffinge.
En waarvan ? ^ En waarom deeze dood-
lijkeangftenï
Wel, daar is deezefonvriendlijkè Lady Eljfa^'
bét, met kennis van het lief fchepzel, fchoo^ tot
haar leedweezen , en decze holbollige Nigt Mon-
tiigue zonder dezelve, terwijl zij bezig was met
ordres te geven omtrent het pakken, in de kpetS
wcggefneld naar haar eigen iogement [AUeeii.,
trouwens, om eenig nagtgewaad, en zo voort,
bij zig te fteeken, met oogmerk om hacire lieva
Nigt naar Hamftead te vergezellen]; en zij zijn,
tot verwonderinge van mij niet minder dan van
haar, nog niet weerom gekoomen.
ik hebbe geaonden om te weeten wat dit be-
duidt.
Tn eene groote ontftelceniÄ van geeft vVilde»
zij wei gehad hebben, dac ik 'er zelve naar toe
ging. Zij was naauwlijks te vreede te (lellen!
-- Hec meisje., Ood zegene haar! is. wild
door haare eigene ijdek aiigileili Wm
v:
448 De historie van
WB^-W·
Ik vervloéke ha«r beidé wegens haar lang
wegblijven —- Mijn traäge fchurk, hoe zam-
melE die! - De duivel haale hem I Laaten zij
haare koets zenden , en wij zullen zonder haar
heen gaen. Dat zij het hoofde, gebood ik den
knaap dit aan h'aarliedén te zeggen. ' ■ Mis-
fchien draak hij om de koets mede te brengen, in-
dien 'er iets gcbeufd zij dat de Ladys belette om
deezen avond mijne Beminde te vergezellen;
* % *
* é
■ - ί '
De duivel haale haar, zegge ik nogmaal!
Zij beloofden nog ook dat zij niet lang zouden
blijven , 'om dat het maar twee nagten geleeden
■was, dat'er eene karos aan den voet van den
Hamfteader heuvel was geplonderd ? hetwelk mij·
ne Schoone ontiielde , toen het haar verteld
wierd!
Och! daar is Lady Elifabets knegt; met ees
briefje.
^an Robert Lovelace, Schtldkn,
Macmdag' avonê.
Maak ons excuus , verzoeke ik u , waarde
Neef, bij onze allerliefile Nigt. Een nagt kan
den koop n'et breeken. Want daar heeft Juffer
Montague eene geweMige onpaflelijkheid gekree-
gen, met drie vJaagen van bezwijminge , de eene
op de andere. De ontlleltenis, geloove ik, van
haare blijdfchap, dat ze uwe Lady bevond alle
"ίΛ
Juffer CLARISSA HARLOWE. 4(53
Jii Jii..iii..piiiiiimni. .....I.UIIIH1I...,....III.IJ,..ÜH
verwagcinge zo zeer te boven te gaen , [Nooic
héerfchte Familie-iiefde, gelijk gij weet, zo fterk,
dan onder ons] en de ai te gretige begeerte om in
haar gezelfchap te zijn, zijn hiervan de oorzaak:
Want zij is maar zwak van geilel, arm meisje! al
hoe wel zij 'er ook uitziet.
Indien zij beter zij, zullen wij zekerlijk morgen
ogtend met u gaén, na dat wij met haar, aan uw
logement, ontbeetén hebben. Dog het zij ze be-
ter worde of niet, ik zal mijzelve het pleizier
doen van uwe Lady naar liamftead te vergezellen^
en zal morgen omtrent negen uuren ten dien ein-
de bij u koomen. Na mijn verichüldigd conipli^
Hient aan uwe waardigfte ßeminde, blijve ik
De Uwe van harten ^
ElIS, LAWRANCiËi
Mijne eere en ?ieugd. Jan, nu weete ik niet
hoe ik het met mijzelven maaken zal: Want daar
zo even, als ik het bovenftaende briefje door Dor-
cas had binnen gezonden, kwam mijne Beminde
uit met hetzelve in haare hand : In eene' vlaag
van uitzinnigheid! —- Waaragtig, bij mij^,
ne ziel!
Zij had trouwens den geheelén avond óver
haar hoofd geklaagd.
Doreas liep buiten adem, om mij te berigteri
dat haare Lady naar mij toe kwam op eene won-
derlijke wijze: dog zij volgde haar zo fchielijk, dai
de verfchrikte meid geen tijd had om te zeggen Oji
hoedanige wijze,
V. Deel. F f Un
450 De HISTORIE va«
Het fchijnt, toen zij het briefje gelezen
had —- Nu ben ik inderdaad , zeide zij,
een verboren fchepzel! O mij arme Clariiïk Mar-
li lowe!
Zij fcheurde haare muts gf; vraagde vi^aar ik
w^as: En zij kwam binnen, met haare blinkende
lokken langs haaren hais golvende; haare lobben
gefcheurd, en in flarden hangende om haare
ineeuw-witte handen; met haare armen uitgefpreid;
haare oogen wild draaijende, als of ze uit haare
holen zouden uitfpringen —-- Zij zeeg neder
aan mijne voeten, zo dra zij tot mij naderde; haa-
ren bekoorelijken boezem tillende tot aan haar op-
geheven aangezigt; en haare armen om mijne
knieën flaende , Waarde Lovelace, zeide zij, zo
ik ooit — zo ik ooit — zo ik ooit — En buiten
ilaat om een woord meer te fpreeken , en haaren
omarmden iteün los laatende , zeeg zij plat op
den vloer ter nedêr, nog in Bezwijminge nog bui-
ten dezelve.
Ik itond geheel verbaasd. --Alle mijne
voorneemens voor een weinig oogenblikken ilil
flaende, wifr ik niet wat ik zeggen nog wat ik
doen moeil. Maar mijzelven bedenkende, Ben ik
al vjedei\ dagt ik, op het φοοΓ om overwonnen
en tot een gek gemaakt te worden ! —— Indien
ik nu bezv.'ijke, hebbe ik het voor eeuwig weg.
Ik hefte haaf öp : Maar zij zeeg neder, als
of alle haare gewrigten flap vaaren; haare lede-
mariEcn haar begeevende — egter nog ook nier in
eene Bezwijminge, ik hoorde nooit van zulk ee-
ne, ik zag nooit zulk eene lieve wonderlijk-aange-
daene meid: Genoegzaam leevenloos, en fpraak-
loos
-ocr page 484-loos ook voor weinig oogenblikken --Wel-
ke moeten iiaare angilen ter dier ftonde geweeil
zijn! En waarvoor dog ? ^- Eene hoog-denk-
beeldige lieve ziel! -Zoete onbedreven«·
beid! dagtik.
Nooit zulk eene opregte, zulk eene ontwijjpt
felbaare tegenkantinge ontmoet hebbende^ raakte
ik aan 't wankelen — wierd ik bedremmeld —
Nogthans hoe konde ik weeten, dat die zodanig
zijn zoude tor dat ik ze op de proef bragt ? --
En hoe, daar ik dus verre gegaen was, konde ik
ophouden, al hadde ik de vrouwluij niet gehad orrt
mij aan te prikkelen, en zulke omilundigheden in
den wind te ilaen, ox^er welke zij zig vermaten be-
ter te kunnen oordeeien dan ik? :
Ik tilde haar, hoe het waare, op een doelJ
en met woorden van eene ontftelde hartftogt, gaf
ik haar te kennen , Alle haare vreeze was nood-
loos: Verwonderde mij over dezelve: Bad haar
om dog geruft te zijn: Smeekte dat zij zig verlaar
ten wilde op mijne eere en trouw: En herhaaldi?
alle mijne oude geloften , en ftortede 'er nieuwe
nog bij uit.
Eindelijk, met eene hartbreekende zwoegin-
ge, Ik zie, ik zie, Hr.Lovelace, fprak zij rae|
afgebroken redenen — Ik zie , ik zie — dat ilc
eindelijk — eindelijk — b.^dorven ben I — Bedor-
ven, indien uw medelijden — Mag ik u biddeii
om uw medelijden! — En neder zeeg haar hoofd ^
gelijk eene Lelij op een half gebroken ileelj top*
zwaar van den overlaadenden morgen-daauw, o^
haaren boezem, met eene zugt die mij door mya
hart ging.
Ff i
i
.1
-ocr page 485-Alles "mt ik kon bedenken om haar weder
geruft te flellen , toen zij een weinig tot zigzelve
was gekoomen, zeide ik.
Wara'oin zond ik niet om haaflieder koets, ge-
lijk ik had t€ verflaen gegeven ? Die kon 's moi^
geus weerom koonien om de Lndys.
Zo had ik metterdaad gedaen, zeide ik haar,
wanneer ik haare wonderbaare ongeruftheid zag.
Dog dezelve was toen uit om een doélor te haa-
ien voor Joffer Montague, of al te met zijne koets
niet zo gereed mögt zijn.
Ach! Lovelace ! zeide zij, met een twijiFe-'
lend weezen; en angil in haar fmeekend oog.
Lady Elifabet zoude het vreemd dunken , gaf
ik haar te kennen, als zij te weeten kwam, dat het
haar zo mishaagelijk was, een nagt naar haar ge-
zelf.hap te verbeiden in een huis daar zij .zo veels
had do'jrgebragr.
Zi gaf mij hierop fclieldiiaameni Zij had
mij te voorcn al icheldnaamen gegeven.--Ik
was ge "uidig.
Ik zou haar dan laaten gaen naar het loge-
mrnt van Lady EJiiaber; van ftoudsn aanh^tev.
gsen; indien de perfoon, welke ik Lady Elifabet
noemde, weezenJijk Lady Eiifaber waare.
Indien, mijn jiefi Goede God! Welk een
fchurk, toont dac Ik dien, dat gij mij gelooft te
ziyn I
Ik kan het niet helpen Ik bidde u nog-
maal, Iaat mij gaen naar Mevr, Leefon's , indien
dat Indien niet behoort gezegd te worden.
Daarop ftouter moed grijpende — Ik wil 'er
naar toe gacn ! Ik zal den weg wel opyraagen!
Juïfer CLARISSA HARLOWE. ^fj
^ Ik wil aJJeen gaen! ~ En zij zou bi] mij zijn
doorgedrongen. . i
"Ik floeg mijne armen om haar heen om haar
vaft te houden; bragt den (legten ftaac in, waaria
ik hoorde dat de arme Charlotte was; en hoe veel
meer ontroeringe haare ongeduldigheid, indien zij
daar heen ging, der arme Charlotte geeven zou-^
de.
Zij wilde van hetgeen ik zeide niets geloo-»
ven, ten zij ik op ilaenden voet bevel gaf om ee^
ne koets te haaien (nadeuiaal zij die van Lady Eli-
fabec niet krijgen konde , nog haar toegelaaten
wierd om te gaen naar Mevr. Leefon's) en haar
naar Hamilead liet vertrekken, fchoon het nog zo
laat was; en geheel ialleen ; zo veel te beteri
Want in het huis van zuik vo/^, waarvan Lady E-
lifabet, 'ernaar vernomen hebbende, "gehoord
had dat zij vaii een flegt charaéler" waaren [Mijne
praatzugtige niewwe naheßaende zig dit zoilijk'
hebbende laaten ontvallen, op dat zij ztgzeke
in agtinge mögt brengen, door kwaad van an^
dcre te Jpreeken'\; daar elke zaak, daar elk v/ee»
zen, 'er uitzag met zo veel fnoode bëduideris, zo
wel als mijn eigen [Gij hebt nog al· U veel hek
zcffinge., dagt ik , mijne Bekoorfler /] had zij
vail beflooten geen een nagt meer te blijven.
Vreezende voor eenig toeval aan haar ver-
ftand, en zeer bedugt zijnde, dat zij mogelijk voor
den morgen nog al heel veel zou hebben uit te'
ftaen (fchoon zij niet wel heftiger zijn kon onder'
het ergil hetwelk zij vreesde) gaf ik haaï haaren
2in, en gebood Willem zijn beft te doen om aar-
ilonds eene koets te krijgen, die ons naar Ham-
ftead bragc: Ik zou op den prijs niet zien.
Roovers,:met weike ik haar zogt te verfchrik-
ken, vreesde zij niet — Ik was alle haare vreezej
Vond ik; en dit huis haar fchrik: Want ik zag dui»"
deüjk, dat zij nu geloofde, dat Lady Elifabet eh
Juffer Montanue beide bedriegfters waaren.
Maar haar miilroiiwen koomt een weinig te
laat om haar van dieoil te zijn.
En O Jan, de Woede der Min, de Woede
der Wraak, berijdt mij nu! Beurtlings verfcheuren
2e mij! -r——— e voortgang reeds zo verre ge-
maakt —---Der vrouwluiden aanftookingeil
Μ--Het vermogen, dat ik zal hebben, oni
haar tot het uiierlle te beproeven, en dan nog haat
te trouwen, indien zij 'er niet roe gebragt kan
worden om zonder trouwen met mij te leeven —'
ïk mag verlooren ^gaen, Belford% zo zij mij m
omtkoome.' '
f,
Willem is nog < niet te rug gekoomen, Hec
is nabij Eif uuren. -—-
I ■■ . 1 . φ
-ocr page 488-Juïfer CLARISSA HARLOWE. ^fj
fon's ί Wae is JuiFer Montaguc's onpaiTolijkheid.
bij mijn fchrik? - Om den wÜ van God Al-
inagtig , mijn Hr. Lovelace f - mee haare'
handen zamen gevouwen-
O mijne engelini Welk eene wildheid,is dicl
^ Weet gij wel, ziet gij wei, mijn w'aardfte Lee-
ven, welk eene vercooninge uwe ongegronde vree^
ze u heefc doen maaken ? -- V/eet gij wel ,
dat het al over Elf uuren is,? ■ ,
Laat het Twaalf, Een, Twee, Drie, Vier^
- wat uur ook zijn -Het kan mij niet
fcheelen — Indien gij het eerelijk met mij meent,
zo laat mij dog gaen uit dit gehaatc huis I
Gij zuk gelieven aan te merken, Belford, dat,
fchoon dit naderhand gefchreeven wierd, ik hec
egter Cg^lijk bij andere gelegenheden) fchrijve zo
als het gefproken en gebeurd is, als of ik alleen
gegaen waare om elke reden op papier te ftellen
zo dra die, gefproken wierd. Ik weete dat gij be-
haagen hebt in deeze leevendige iegefiwoordig^H'^
tijds- fchrljfwijze , als zijnde eene van mijne bij-
zonderheden.
Juïil zo als zij de laatfte woorden herhaald'
had, Indien gij het eerelijk met mij meent, zq^
laat mij gaen uit dit gehaats buis, kwam Juffr
Süidair, met een ftaend zeil, binnen ftuiven. —
En , eijlieve Madam , wat heeft dit huis uw ge-s^
daen? -— Mijn Hr. Lovelaee, gij hebt mij ee-
nigen tijd gekend ; en zo ik ia 1 niet de viesheid
bezitte van deeze Lady, hoope ik daf ik niet ver-
diene om dus behandeld te worden!
Zij zectede haare dikke armen in de zijden:
Jth! Madam , ik moet u zeggen; dat ik verbaasd-
F f 4 ftae
-ocr page 489-4.9ö De HISTORIE vaw
ftae over uwe vrijheden cegen mijn charafter! En,
mijn Hr, Lovelace, [haar hoofd opileekende, en
geweidig fchuddende] indien gij een edehnan, en
man van eere zijt ^——
Zij nooit te vooren iets anders dan onderdaa-
nigheid in dit vrouwmenfch gezien hebbende, al
hoe weinig behaagen zij in haar had, wierd ver-
fchrikt van haar manlijk w^ezen , ep fel gezigt
--- God help mij! riep ze —— Wat zal 'er
nu van mij worden! Daarop haar hoofd herwaards
en derwaards wendende, in eene wilde zoort van
verbaasdheid , Wien hebbe ik tot eenen befcher-
mer! Wat zal 'er nu van mij worden!
Ik zal uw befchermer zijn , mijne waardiïe
Liefde! -^- Dog inderdaad gij oordeelt met
eene liefdelooze geftrengheid over de arme Juifr.
Sinclair! Dat doet gij waarlijk! - Zij is van
geboorte eene fatzoenlijke vrouw, en de Weduw
van een man van eere; en fchoon zij in zulke om-
ftandigheden gelaaten zij, dat zij genoodzaakt is
om logementen te verhuuren , zou zij zig egter
fchaamen moedwillig zig aan eenige ondeugend-
heid fchuldig te maaken.
Zo hoope ik-Het kan wel zo zijn —
Ik kan mis hebben ---Maar-- Maar daar
ileekt geen misdaad in, denke ik, geen hoofd-mis-
daad, dat ik zegge in haar huis geen behaagen te
hebben.
De oude draak kwam naar haar toe wragge-
len, met haare armen weder in de zijden --—
Haare oogbraauwen , opfteekende gelijJc de bor-
ftels op een verlcens-rug , en over haare verkorte
neus te 2amen getrokken, verbergden meer ςΐ^η
haif
-ocr page 490-half haare fret-oogen. Haar mond Hond fchecf ge-
draaid, Haare kwijl blibben ftak zij uit, als om
wind en fpog op te blaazen in haare paarde-neus-
gaten i en haare kin was bezeverd, en meer dan
gewoonlijk vooruitfteekende van drift.
Met t^QQ Ho-Madams kwam zij de verfchrik-
te Schoone aan boord; die, vervaard, mij bij de
mouw greep.
ik vreesde , dat zij in flaauwte vallen zoude;
en met een verftoord gezigt zeide ik aan Juffr. Sin-
clair , dat deeze vertrekken de mijne waarea; en ili
kon mij niet verbeelden wat het meende , dat zi)
luiilerde naar hetgeen tuflchen mij en mijne egt-
genoot omging, of binnenkwam, zonder geroe-
pen te worden; en nog meer verwooderde ik mij,
dat zij zig deeze zeldzaame vrijheden aanmaatigdé.
Ik mag te befchuldigen zijn , Jan, dat ik dit
ondeugend fchepzei deeze iloutheid liet gebrui-
ken dog dat zij binnen kwam, was zonder mijne
ordres.
De oude Totebel, op een ftoe) neervallende,
viel aan het huilen en fchreeuwen. En mef haar
te vroede te ftellen, en te fragten om de Lady met
haar te ver/:oenen , liep de tijd heen tot digt bij
Een uur.
En dus wierd zij, en door fchrik, en door-
dien het zo laat in den nagt was, en door hetgeen
volgde, afgetrokken van de gedagten, om uit den
huize te geraaken naar Mevr, L^^fons, of ergens
anders heen·
Ef J
Λ
XXXÏT. BRIEF.
t)c Hr* Lovelace, aan Jan Belpord,
Schildkn,
Ding$dagOgtend ^ den i $ Jmij*
En nu , Belford, kan ik niet verder gaen.
J)e zaak is gedaen. ClarilTa leefc. En ik ben
ζΑϋ ootmoedige Dienaar
R. Lovelace,
Dit geheel godloos bedrijf wordt van de mis·'
handelde Lady verhaald aan Juffer Hö-
we , in haare volgende Brieven^ g^^^ê'
tekend Donderdag den 6 Julii. Zie D,
VI. Br. xliv. xlv. xlvi.
De Hr. Belford, aan Robert Lovela-
ce,
Watford^ IFoensd. den 14 Junii.
O Gij wreedaariig moniler! Welk ftuk hebe
gij in éétt zondig uur bedreeven, waarvan gij uw
geheel keven l-ang berouw moet hebben I
45 S
Ik ben met onuitfpreekelijk leedweezen en be-
ïiommeringe aangedaen over het noodlot van dêé-
ze veergadelooze Lady! Geen liienfch'ademtoogc
'er, in wiens handen zij zou kunnen gevallen zijn,
en zo veel geleeden hebben, als zij van u gelèe-
den heeft.
Ik had al een groot deel van ^enen anderen
langen Brief gefc'ireeven, waarin ik mijn beft deed
öm uw keijfteenen hart te vermurven ten haaren
voordeele; want het was naar mijne gedagten maar
al te waarfchijnelijk, dat het u gelukken zou haar
weder te krijgen in het huis van dat vervloekt
vrouwmenfch. Dog ik vinde, dat het te laat zou
geweeft zijn, al hadde ik dien voltrokken, en af-
gezonden. Nogthans kan ik niet nalaaten te fchrij-
ven, om u te dringen, dat gij haar de eenige ver-
goedinge doet, welke gij haar nu kunt doen, door
een behöofelijk gebruik te maaken van den Ver-
lof-brief, welken gij gekreegen hebt.
Arme, arme Lady !. Het geeft mij fmert dat
ik haar" ooit gezien hebbé. ' Dat zulk eene aanbid-
fter van de deugd wierd opgeofferd aan de fnoodile
van hanre Sexe ; en Gij derzei ver werktuig in de
handen des 'duivels, tot een oogmerk zo onedel-
moedig , zo ondeugend, zo onmèrsfchlijk ! ——
Stel uwen roem, O wreedfte aller menfchen, in
deeze bedenkinge; en dat uwe zegepraal over ee-
ne vrouw , die om uwentwil verlaaten wierd van
alle vrienden welke zij ter wereld had, wierd uit-
gewrogt, niei door uw voordeel te doen met haa-
re zwakheid en ligtgeloovigheid ; maar door de
godlooite konilenaarij; na dat'er eene lange reeks
* Ta*
[οε historie vam
■ψ; /"
j van doorwrogte bedriegerijen ce vergeefs beproefd
J was.
Ik kan u wel zeggen, dac het goed is voor u
of voor mij, dät ik de Broeder niet ben van de La-
dy, Waare ik haar Broeder geweeil, haare fghen-
dinge moeil van de bloedvergiecinge van een van
ons beiden gevolgd zijn.
Verfchoon mij, Lovelace ; en Iaat de Lady
niet te erger vaaren» om dat ik mij haare zaak dus
aantrekke. En egter hebbe ik nog maar eene an
dere beweegreden om u verfchooniüge te vraa-
gen; en dit is , om dat ik aan ywe eigene mer
dédeelzaarae pen de kundigheid verfchuldigd ben,
die ik hebbe van uwe barbaarfche fielterij, Kade-
maal gij dezelve, indien gij gewild hadr, mij voor
eene gemeene verieidinge hadt \ kunnen opdigten.
Claris sa Leeft, zegt gij. Dat zij leefc,
geeft mij wonder; en deeze woorden toonen, dat
gij zelve [fchoon gij, niettemin, kondt voorrgaen]
naauvvlijks verwagtedt, dat zij de mishandelinge
overleeven zoude. Welke moet de benaiudheid
der arme Lady geweeil zijn (die zo Vv^aakzaam was
ge weeft voor haare eere} wanneer de fchrikkelijke
Zekerheid de piaatze innam der wreede Vreeze! —
En cgter kan men gillen, welke die geweeil; moet
zijn, uit de afbecldinge die gij"van haar maalt,
wanneer zij agterdogc kreeg, dat zij bedroogen ,,
verlaaten , en verraaden was van de gewaande
L'idys.
Dat gij haare uirzinnigheid ter deezer gelegen-
heid berchoüwen kondt, en haar halffpraakloos,
half'bexwijmende zien leggen aan uwe voeten, en
egter uwe booze voorneemens behouden , zal
naauw-
-ocr page 494-Juffer CLARÏSSA HARLOWE.
rïQauwlijks geloofbanr geagc worden, zelf bij die-
gcencn die u kennen , zo zij baar gezien liebben.
Arme, arme Lady! Mee zulke edele hoeda-
nighedeii, weike den verhevenilen liuweiijken-ftaaE
tor cieraad verilrekt zouden heben, te vallen in de
handen van den eènlgften maii ter wereld, die haar
zo had kunnen behandelen üls gij haar behandeld
hebt! -En de oude draak, gelijk gij haar met
regt noemt, los te Jaaten op de voorheen al ver-
fchrikte onnozele , welk eene barbaarsheid was
dat! Ψoik tQXï armhartig Qxiky^n barbaarsheid!
om dacgeen door Schrik te verkrijgen, hetwelk gij
A^'anhoopte te behaalen door Liefde, fchoön oti-
derfteund door de argliftigfle laagen eii ilreeken ί
O Lovelace! Lovelace ! hadde ik
voorbeen ^er aan getwijß^eld , nu zoude ik over-
tuigd moeten worden , dat *er eene Wereld
NA Deeze koonien moet^ om de verongelijkte
verdienße regt te doen, en de harhaarfche
trouwloosheid te ßrajfen ! Konden de godlijke
vsocrates, en de godlijke Clarissa anders
dus geleeden hebben ?
Dog laate ik, zo het mogelijk zij, voor een
oogenblik, deeze fchurkagtige niishandelinge van,
iie uicmuntendile der vrouwen tragten uii; mijn zin
te zetten.
Ik hebbe hier bezigheid, welke mij nog ee-
nige weinige dagen zal ophouden; en dan zal ik
dit huis miiTchien voor altoos verlaaien,
ik hebbe hier eenen zwaarmoedigen en verdrle-
tigen tijd gehad. Ik zou nooit gewceten hebben,
dat ik haif de agtinge had gehad, die ik vinde ge-
had e hebben5 vooc den ouden heer, waare ik
hem,
^i· )
Η
ί .'
ί
ι
4.9ö De HISTORIE vaw
hem, op zijne ernilige begeerte, niet zo geiladig
bijgebieeven, et) getuige geweeil van de pijnigin-
gen, welke hij ondefging.
Deeze naare gelegenheid kan mogelijk 'ei?
iets toegedaen hebben om mij menfchlijker te maa-
ken: Maar zekerlijk konde ik nooit zulk eene ge-
weetenlooze fchelm geweefl; zijn, als gij geweeil
zijt, jegens eene vrouw die de helft der voortreffe-
lijkheid had van deeze Lady.
Dög ik bidde u, waarde Lovelace, zo gij
èen menfch en geen duivel zijt, befluit dog, op
ftaenden voet, om uwe zonde van ondankbaar-
heid te boecen, door u zeiven de hoogde eere aan
te doen, die gij kunt ontvangen, met haar wet-
tiglijk de uwe te maaken.
Dog indien gij van u zei ven niet verwerven
kunt om haar dit regt te doen, denke ik dat ik
geen zwaarigbeid zou maaken van eene fchermut^
zelinge met u [Eene verbreekinge van vriend-
fchap voor altoos moet 'er ien mlnflen op vol-
gen] indien gij haar opoifert aan de vervloekte
vrouwluij.
Gij zijC begeerig om te weeten, wat voordeel
ik behaale bij het verderven van mijn Oom. Dat
weete ik niet zeker; want ik hebbe zulk eene gre-
tige nieuwsgierigheid niet gehad, dan zommige
van demaagfchap, welke meer ordentlijkheid be-
hoorden getoond te hebben, gelijk ik hiïn hebbe
te kennen gegeven, en het lijk eerft hebben laa·
ten koud worden voor dat zij met hun hongerig
onderzoek begonnen. Dog zo veel ik uit des ar-
men mans geiprek tegen mij kon opmaaken, die
meermaalen , dan ik wenfehce , het ondei'werp
aaji^
-ocr page 496-Juffer CLARISSA HARLOWE. 4(53
aanroerde , oordeeie ik dat het boven de 5000
/. in kas, en in de fondfen zal bedraagen, nu
dat alle legaaten betaald zijn, behaiven de vafte
goederen» welke zuiver 1000 /. 's jaars opbren-
gen.
Ik wenfchte wel uit den grond mijns harten ♦
dat gij een Liefiiebber van geld waart! Al bedroeg
het Capitaal de dubbele waardy, gij zoudt'het tot
een duijt toe hebben ; onder eene voorwaarde
alleen [want mijne omftandigheden waaren voor-
heen al zo ruim, als ik die wenfche te zijn terwijl
ik ongetrouwd ben]-Dat gij mi| wilt toe-
ftaenom, zo als men het noemt, de Vader te zijti
van deeze vaderboze Lady voor het altaar.
Denk hierom! mijne waarde Lovelace: Wees
eerelijk: en laate ik u befchenken met het fchit-
terendil juweel, 't welk ooit man bezat; en dan
zult gij, met lighaam en ziel, voor eeuwig aan u
verbinden uwen
ht Hr. Lovelace , Jan Belford^
SchiÜkn,
Donderdags den 15 van Junij,
Laat mij gaen, gij grooten hond, gij! ——
j Laat mij gaen! ^—■ hebbe ik een kleiner
i jon-
■ WBÖBII
jonge Wel Ilooren zeggen ^ terwijl hij blohardg zij-
nd ai-men over zijn hoofd en aangezigc hield, te-
gén een gfooter, die hem braaf vuiiilook gaf, om
dat hij met zijn appel, zijn china's-appel, of zijn
banket was wcggeloopen.
Zo zegge ik tot u, ter gelegenheid van uwe
geflrengheid tegen uwen armen vriend, die, gelijk
gij bekent, u (ondankbaare die gij zijt! ) de wa-
pens verfchafc heeft, met welke gij zo vreezelijk
tegen hem ichermt.-- En ten welken einde
en nutte dog, daar het kwaad bedreeven is ? daar
gevolglijk, de zaak onherilelbaar is? en daar eene
CL Α Ris s Α mij niet beweegen konde!
Maar, evenwel, desniettegenilaende, moet
ik bekennen, dat 'er iets zeer zonderlings is in het
geval van deeze Lady: En zomtijds kan ik niet na-
iaaten berouw te hebben, dat ik ooit mijn toeleg
op haar maakte; naderaäal riiet een vermogen^ kog
van Lighaam nog van Ziel^ ter mijner begunfti-
ginge kon bewoogen worden; en nademaal, om
de uitdrukkinge van den wijsgeer , bij eene veel
ernftiger gelegenheid, te gebruiken, 'er geen on-
derfcheid te vinden is tuffchen het bekkeneel van
koning Philippus, en dat van een ander menfch.
Maar der luiden uicfpoorige denkbeelden van
dé dingen veranderen geen gebeurde Jiaaken, Bal-
ford: En alles gefchied zijnde, heeft Juffer Cia·
riiTa Harlowe maar hec noodlot ondergaen van
duizend andere van haare Sexe ---Alleen
fielden deeze zulk eenen ronlanesken prijs niet
op hetgeen zij haare Eere noemen; dat is 't al.
En egter wil ik u dit wel toeftaen —!--
Dat indien iemand lees hoog fchat, al is het nóg
zul^
4^4
Juffer GLäRISSA HARLOWE^
ïiilkeene beuieUng ih zigzelvè i of in de óogeii
van anderen, dien perzoon daarvän te berooyen^
géén beuzeling voor hem i^,, Befchouw de zaak iii
die ligc, en ik bekenne ongelijk , gróöc ongelijk:
gedaen te hebben aan dit verWonderenswaatdig
ichepzel. , , . . _ , , , . -
Maar hebbe ik wel geen twintig en öog twin-
tig van deSöie gekend, welke met haare denk·?
beelden van deugd hoog fcheenen te loopen; eni
egter, als zij op de proef fgebragt wierden , int
haare geftrengheid verflaauwden ? En hoe zou-
den wij overtuigd worden , dat eemge derzelvec
de to^ts kuiinen üitftaenj voor dat ^j beproefi
zijn?-' . V .., .. - ^
Duizend maaien heblie ik wel gezegd, daé
ik nog nooit zulk eene vrouw als -déeze ontraoe-
tede. Indien ik eene ontmoet had, ik zou bezwaa-
relijk ooit een toeleg gemaakt hebben op Juffer
ClariiTa Harlowe* T^ot hiéraantoe is zij eene engeï
'in allen deele: En was dit. het.ftuk niet, waarvai^
ik in den aanvang mij voorftelde de proef te nee-
men (a) Ρ En was eené Ongetrouwda Zamehlee^
Hinge niét mijn geliefd oogmerk t En ben ik nu^
eindelijk, niet op den regten weg-daarnaarcoe?
--- Het is waar, ik hebbe mij nergens Ofi;
te beroemen ten aanzien van haaren wiJ. Vlak
het tegendeel zelfi Maar nu. zijn wij tot de Toet^ ·
gekoomën., 6f zij.'er niet toe gebiagt kan vïorden
om een onherftelbaar kwaad in de befte plooij te
ichikken. Zo zij uitroepingen doe [Zij heefd
wel reden .om die te doen, en ik zal met gedul^
gQcn zitten om voor éen uur agcereea haare uitroeT
V. Deel. G.g
4.9ö De HISTORIE vaw
pingen te aanhoörcu, tot dat zij derzei ver moé-
4e is] dan zal zij miflchien verder afkoomen om
z\g over niij te beklaagen Beklag zal mij hoope
geeveii; Beklag zalcoonen, dan zij mij niet haat.
En indien zij mij niet haat, zal ze het mij vergee-
ven: En indien zij 't mij «« vergeeft; dan zal al-
les over zijn; en zij zal de mijne zijn naar mijn ei-
gen goeddunken: En dan zal het de betragtinge
zijn van mijn geheel leeven in toekoomende om
haar gelukkig te maaken.
Dus ziet gy, Belford, dat ik tot op deeze
pieiilerplaatze ben voortgereisd [door oneindige
omvïregen, trouwens, en met niet min oneindige
wroegingen] met een vail bepaald doelpunt in het
oog, van den begUBie af. Laate ik dan op uv^e
dringende bede ^ dat ik hafiar dankbaarlijk regt xal
doen met haar fe troiiwfen, antwoorden met de twee
regels van Matth. Prior aangaende zijn gehoopt
Rekenmeefters-amt; die hij legt in den mond van
zijnen Sc. John en Harley;
'i Geen Teewis zegt, maak dat gefchledt.
Ja, zegt de Graaf —-——· Maar He e> ε μ
Niet.
Gij 2iet, Jan, dat ik geen vaft befluit neeme
evenwel om haar niet, op den eenen of anderen
tijd, het gewenfcht regt te doen, al ftond ikzelf
wel te ilaap;en in mijn gewenfclit ooginerk, de
Ongetrouvjde Zamenleevinge» En hiervan^verjie·
kere ik u, dat indien ik ooit trouwe, het moet,
het. zal zijn met Juffer ClailiTa Harlowe. --—
Nog is haare eere ia *t geheel bij mij iets vermin-
derd 9
JüFFfeR CLÄRiSSA HARLOWË. . '^èj
^erd, door het geèn zij dus verre geleeden heeft?
Maar regt het tegendèel. Zij riioet alleen zorg
draagen, dat ίπώβη zij 'er ten Isiatften toe gebragc
WoYde om het mij te vergeeven, zij toone, dac
haar Lovelace dë eenigé mail op aarde is, welken
7a] het bij eene zodanige gelègenheid kon vergee-
Ven.
Maar ach. Jan! hoe zalik het ond^rtuifche^
ftiaaken met dit verwonderènswaardig fchepzeil
Tegenwoordig —7-- [Noode is het, dat ik heê
xegge -- Dog tègenvsroordig] is ilj geheel
bedwelmd.
Ik had liever, dunkt mij, dat zij alle hdaré
Werkzäame veiöiogens behouden had, fehobh ifè
gevoel mögt gèftad hébben van haare nagels eii
Van haare tanden, dan dat zij geüonkèin waarè iii
iiulk een ftaat van volftrekte--- gevoelloosheid
(zal ik het zo noemen ?) als waarin zij deii gant- '
fcheri tijd zedert Dingsdag-ogtend gèweëft is»
Nogthans , dewijl zij wedef een weinig beginc
leevendig te worden, en nu en dan fcheldnaamen^
én uitroepingen tè gebrüiken, vreeze ik genoeg-
zaam mij in te laaten met de benaauwdheid vairi
eenen geeft, welker ongemëéne beioeringén ont-
ftaen uic eenè kièsheid, diö geen voorbeeld heeft,
iiog in de oude nog in de hcdendaagfché Gefchie-^
denis. . Wantj, despiettegenftaende, wat is 'er
dog in haar geval f Vwelk zulk "eene gloeijende ,"
zulk eene bloeijendè bèkoorfter gehéel bèdwelmeti
moefi:·? -- Overniaat van dro'efheid^· overmaat
Van fchrik, heeft vvel iemands hair doen te berge
rijzen, en zelf (zo als wij gelezen hébben) de
klear daarvan veranderd, Maar dat iemiiïé
fö g s të
-ocr page 501-zo volftrekt bedwelmen, dat zij dezelve ^ zqmtijds,
ongevoelig tiiääken omtrent άβ ingebeelde mis-
haDdelingen , welké anderen uit bedwelmingé
zouden opwekken , is zeer verbaazende!
Dog ik zal dit onderwérp daar laaten, op
^at hét mij niet al té erniiig maake.
Ik was giftëren te Hamilead, en deed daai
alle fchulden af, met geen-geringe toejuichinge.
ik vertelde haar, dat de Lady nu al zo gelukkig
Was, als ik zélve. En daarin fteekü niet veel on-
waarheid; wantik ben geheel en al niet geluk-
kig , als ik mijzelven gelegenheid gunne om te
denken. -
JuiFr. Towniènd met haare Pekbroeken, was
'er nog iiiet geweeit. Ik gaf haarlieden op, waE
ik wilde dat zij aan haar zeggen zouden, als zij
kwam.
Evenwel, desniettegenilaende [Hoe veele^^i-
filettegenfiaendé's hebbe ik al ? ] konde ik wel in
een zeer ernftigen luim vallen, indien ik dien in-
volgdé, - De Duivel haale mij gekskap die
ik ben! Tk verwondere mij, wat mij dog fchorc!
• Ik moet voor eenige dagen wel eene frißer
ïugt eens ademen.
Maar hoe zal ik het onderwijlen maakén met
dit verwonderènswaardig fchepzel ? - Hang»
mij op, zo ik het weete! - Want zo ik hief
Van daan gae, zal de vergiftige Spinnekop van dee-
2e wooninge zeer gretig zijn om aan té vallen op
de bekopreiijke Vlieg, welker zijden vleugels reeds
to verward zijn in mijne affchuweiijke web, dat
i\] hand nog voet kan reppen: Want zo zeer heeft
4e droefheid baar bedwelmd > dac zij tegenwoor-
dig
Juffer CLÄRISSA HARLOWE.
jäigal zo zeer ontbloot is'van wiiv^als zij altóós
van begeerte fcheen te zijn. Ik moer derhalvén
Biet in gedagteh heemen om haar nog in twee, dir
gen aan een te Verlaaten. ■ ' ' '
xxxiv. br^f: :,
Pß Hr, Lovelace , JA^N ^BELFq^jpi^"
ScMldhtj^ .; v.
Ik hebbe nu zo even eene proef gehad, hoe«
danig de verftoordheid van dit lief fchepzel zijn
zal, als zij volkoomelijk herfteld is; Eene zielroe-·
rende waarlijk! - Want, als ik agter DorcaaÏ
in haare karaec kwam; en haar oncfteldi gemoed
poogde te ftreelen en te bevredigen; hield zij
ih het midden vaa mijne Vleijérijen, ia eene
ipraaklooze doods-benaaudheid, den onfchuldigen
Verlof-brief (welken zij in haare eigene magt I^ad)
om hoog naar den Hemel; gelijk de arme verlege-
ne Cataloniers Het verbond met .delEngelfchen'
opi^aken bij eene gelegenheid, >waarmede ik de
ergfte mijner daaden.zou kunnen goed maaken. \
Zij fcheen in den zin te hebben'^^ om wraak'
over mij te roepen ; wanneer gelukkiglijk, de
Looden God, uit deernis met haarên^beevenden
Lovelace, zijne vaak-aanbrengende roede zwaait
4e over haare half gelokene oogen, en de fchoone
Uicroepfter in Üaap. leid^, voor dat zij haare voor-^
Gg5. ge-
-ocr page 503-ÖE HISTORIE VAN
τ
genomene Verwenfchinge half voltrekken kbn«
pij zult, uit hetgeen ik gefchreeven hebbe,
wel giiTen, dat 'er eenige kleine Konftenaarij ge-
bruikt is: Dog het was met een edelmoedig oog-
perk (indien gij mij wilt toeftaen dit woord bij
?ulk eene gelegenheid te bezigen) om het al t^
jeevendig gevoel wat tf verminderen, hetwelk zij
waarfchijnelijk zou gehad hebben'van hetgeen zij
itond te lijden. . Éen middel 't welk ik nooit voor^
heen had behoeven te gebruiken, en waarom ik
nu niet gedagt zou hébben, indien Juiïr. Sinclair
|nij hetzelve niet had voorgeilagen: Aan^ welke ik
de {jehandelinge daarvan overliet: En ik hebbe ze·
dert den geheelen tijd niets gedaen dan op haar te
vloeken, uit vreeze, dat de al te^groote dofis
haar bekooyelijk verftand voor altoos zal bedwelmd
|iebben,
Hierover ben ik bekommerd' ·ί m ^ Want ik
ben van gedagten, dat de arme Lady zo niet be-
hoorde te zijn behandeld. JrmeLad<j^ zeide ik?
~ Wat hebbe:Ik.te doen met uwen kruipènden^
ftijl ? — Dog ben ik 'er niet ergfl: aan ; nademaal
haare gevoeiloosheïd mij tot een dief gemaakt heeft
yan mijne eigene geneugten ? ■
Ik had niet voor om u dit kltm onnozel loopje,
(want als zodanig dagt ik het flegts te gebruiken) te
vertellen; waare .het niet dat ik eene haat hebbe
tegen onopregtheid: Bij u , inzonderheid: En de-
wijl ik niet kan nalaaten op eenen ernftiger trant te
fchrijven dan naar gewoonte , zoude gij mifFchien ,
20 ik de waare oorzaak niet had aangevveezen,
U verbeelden dat ïk rouwig was over de daad zel^
vc:
-ocr page 504-Juffer CLARISSA HARLOWE. 4(53
ves En dit zou u heel veel moeke prfchafc heb-
ben met een partij lompe beweegredenen op pa-
pier te kladden, om vergoedinge re doen 4oor
Trouwen; en mij·, met uwe ongezouten* brabfeeW
taal te leezen. Behalven dat gij, hadde ifr hec
niet beleeden, hetzelve den eenen dag of den an-
deren hadt kunnen gewaar worden met verzwaa-
rende omftandigheden ; en ik weete dat gij zulj«:
een hoog gevoelen hebt van <de Deugd deezer La-,
dy, dat het u ontfchieten zoude, indien gij redeni
hadt om te denken, dat zij waare re ondergebragt
met haars eigene toeftemminge, of met eenige
de minfle buiginge in haaren Wil, En dus is
zij aan mij , eenigermaate, v^rpligt, dat zij ten
kofte van mijne eere, zulk eene regtmaatige ver- '
deediginge voor.zig kan inbrengen·ter volkoo-
mene behoudenifle van de haare, .
En nu is het geheel geheim 'er uit.
Gij zult zeggen, dat ik een afrchuwelijke'
vent ben! - Gelijk de Lady, dat ik ^e ontke-,
tende- Beelzebub ben, en een* verraaderlijkê
En alzo dit al voorheen van u gezegd is ^
en 'er niets ergers gezegd kart worden, zo ver-
zoeke ik, indien gij niet wilt hebben dat ik geheel
ernftig op u worde, en dat ik in· gedagten raake
dat gij meer meent mee uw ScheriTBiltfelings-Zegs-
woord, dan ik genegen ben om te geloöven dat
gij meent, dat gij uwe bekijvingen en fmaadrede-
nen wilt agter wege lauten: Want.is de zaak nie.C
gefchied? —^— Kan het nu geholpen worden?
-—- En moet ik nu niet tragcen het in de beftè
plooij te fchikken ? --- En te meer beveele
ik u dit, en eene onfchenbaare geheiaihoudinge,^
Gg4 de-
-ocr page 505-φ ί)Ε HISTORIE VAM
'dewijl ik beginne te denken , dat mijne ftraflfe
^rooter zal'worden dan de misdaad, al waare het
alleen maai van wegens mijne eigene nagedag.,
|en. -' ' · V ■ '
i
Hr, Lovelacê , aan Jan Belfori^,^
' . ' ' - " ' ' ^cUldkn,
•J
» ' . Ifrißag^ d^n 16'gan Juiuj.
w ■ · · ,
Het is mij leed·, uw ongeluk te verneemen;
idog ik hoope dat gij daaraan niet iang zult leg
gen. Uw knegt vertelt mij; hoe na het u geftaen
iieèft om den hals te breeken. Ik wenfche maar
/dat het geen kwaade voorbeduidenis mag hebbent
Maar naar mijne- gedagten fchijnt gij u niet met
zulke driefte Ondemeemingen op te. houden dan
te vooren; Ên egter het zij violijk of droevig, gif
ziet dat eens Guiten hals iiltpos in gevaar is, zo
niet van den beul ,· van zijn' eigen paard. Dog
•het is een oiideugend kreng, naar het fchijnt 5 en
ik zou van gedagten zijn, dat gij u nooir weer op
zijn rug behoordet te waagen; want hec is vergif:
tig flegt als ruiter en paard beide niet deugen.
' Uw knaap geeft mij uwe begeerte te' kennen,
dat ik voortgae met u te fehrijven ter uwer ^r-
wolijkinge, onder het verdriet van tegen wii en
^nkin huis te moeten zitten: Maar hoe kan ik
denken dat het in mijne magf is om iemand te ver-
vrolijken , daar mijn onderwerp niet geneuglijk
voor mijzelven? . :
C^far wiil nooit wat het was hypochonder te
zijn, £0 als ik het noemen zal, voor dat hij wietd'
hetgeen Pojnpeius was; dat is te zeggen, voor dat.
lal] tot het toppunt kwam van zijne eerzugt: Dus.
wiil ook uwLovelace niet wat naargeeiligheid was,,
voor dat hij zijn wenfch met ν het bekoorelijkfl:
fchepzel ter wereld veryuld had. > η τ
En hoe kan ik egter zeggen, vervuld? daar
de 'Wil.^ de toeßemminge 'er ontbreekt-En
ik nog uitzigten voor mij hebbe om die te verkrij-
gen?
Nögthans konde ik mijnen wenfch bijkans
met den uwen paaren, welken i gij mijt door uwen·
knegc hebt laaten overbrengen, al hoe onvrieild-
lijk die is, dat ik uw ongeluk mögt gekreegen heb-
ben yqor laatftleeden Maandag-avo^d: „Want, ?ie,
hier is de arme Lady vervallen tot; het tegenftrijdig
uiterile van hetgeen ik u in mijnen laatften berig-
rede: Want nu is zij al zo veel te leevendig , als
zij te vooren te gevoelloos was; en behalvpn dat
ze taamelijk menigvuldige tuiTchenkoomende zon-
nebiinkeii heeft, zoude me^ haar jaazend dol
óordeekn , en ik zou genoodzaakt zy.n qm haar
op -te iluiten. ■ ,
Ik ben dies wegens verb.ruid zeer ontroerd;
Want ik beginne te vreezen, dat haar verftanid on-
herilelbaar gekrenkt is*
Wie duivel kon zulke yreenid^ tiicwerkzels,
verwagt hebben van eene zo gemeene , en zo ge-
ringe oorzaak ?
''"im '
Α
ί'ί'.
^74 . De HISTORIE vam
Maar deeze meisjes van zo hooge en reder^
gevoelige Ziel, die voor fchijneqde ligcen en voor-
beelden der overige Sexe wilden te fcheep koo'
jnen, worden zo bezwaarelijk tot de gemeene
peil ter neder gebragt, dat een wijs man, die de
,ruft van zijn gemoed ftelc boven zijne glorij in ee-
ne van dien verhevenen rang te onder te brengen,
niets met haar zou willen j te maaken hebben.
Ik doe alles wat in mijn vermogen is om haa^
ren geeft te doen bedaaren, als ik mij in haare te-^
genwoordigbeid dringe.
Ik gae voort, met haar om vergiffenis te fmee-
ken in het een oogenbiik; en met trouw ^n eere
le zweeren in het ander.
In het eerft wilde ik haar hebben diets ger
maakt, en ik ondernam om mij op getuigen van
de waarheid daarvan te beroepen, dat wij daadlijk
getrouwd waaren. Schoon de Verlof-brief in haa-
re handen was, dagt ik dat deeze betuiginge ge-
loof zou vinden in haare ongeftelde herfenen; en
bekoorelijke gevolgen hoopte ik dan dat daaruit
zouden voortkoomen. Dog die wilde niet door
den beugel. -i
Ik gaf derhalven die hoope op : En nu ver-
klaare ik haar, dat het mijn befluit is haar te trou-
wen, op het oogenbiik dat haar Oom Harlowe mij
verwittigt, dat hij de Plegtigheid met zijne tegen-
woordigheid vereèren wil. '
Dog zij gelooft niets van *t geen ik zegge; nog
kan mij (het zij ze bij haare zinnen is, of niet)
met geduid onder haar ge^igt verdraagen.
Ik ontferme mij over haar van gantfcher zie-
le; en ik vervloeke mijzelven, als^ zij haare jam-
* me-
-ocr page 508-jüffer gi.arissa harlowe. '47^,
aiereride buijen |ieeft , en als ik bedugc ben, dac
een veriland, zo bekoörelijk, voor altijd bedwelmd
zijn zal. Dog meer vervJóeke' ik. nog deeze
vrouwlui], welke mij dit middel hébben aangeraa-
den! -^ Heere!'Heere! welk een;ftük werks
hebbe ik uitgeregtl ■ . —· En uo aar toe do g^ dit
(iUes ? Λΐ'^:: yi · : r'fp :'
Giileren-avond ging zij weder,: voor de eer-
He maal zedert voorleeden Maandag V'^ah haarè
pen en inkt: Dog zij ipoedt zig in^haar fchrijven
metizo veel drift en haiaft , dat het<maarί ai te baar-
Imare ontilelteijis toone,
' Ik Iioope, evenwel, dac deeze bezigheid zal
jjelpen pm haaren geeft tot bedaaren te brengen, ^
■ · t . - - ' l·
• Nu zo eveni berigt Dorcas mij,'dat zij.het·^
geen ze fchrijfc verfcheurc, en het papier in ftuk»
ken onder den tafel >gooit, als of niet weetende
wat zij doet, of daarin geen genoegen hebbende:
Dan ftaet zij op, wringt in haare banden, weent
en gaet van den ,eencn ftoel op den pderen zitten
dp geheele kamer rond: Dan keert.zij tot haar ta-
fQl, en gaet weder zitten fchrijven.
Een wonderlijken'Brief , gelijk ik het wel
noemen mag, 'heeft Dorcas mij pp dit oogenhlik
gegeven van haarenrwegen —^- Breng dee- j
zen^ zeide^. zi|, ami^ ßenjfindeßg^ndßejt^ Ic^ieL i
Dorcas, dietoonje.ilbragt; hem ^ zonder eenig^j |
i
-ocr page 509-i'!
verdere aanwijzingen aan mij:" Ik ging zitten ^
met voorneemen Cfchoon iiij taamelijk lang is) om^
ii liaarvan een aflchrifc te geeven: iVïaar dat kan ik·
niet doen, al hing 'er mijn leeven aan ; zo hijftep
iiaet zij daarin ajl^ fpoor te buiten. En het ori-
gineel is al te veel een origineel iluk om het iiit
anijne handen te laaten gaen.
Dog eenige v&n de (tukken en flarden, zo als
die of vericheurd , of aan een kant gegooid zijn ί
zal ik affchrijven , om de niéuwigheid ^er zaake,
cn om u te toonen hoe haar geeft v/erkt, nu zij
in deeze grillige en wonderlijke geßeldheid is. E^·
^er weete ik wel, dat ik u dus nog al - meer wa-
pens verfchaffe tegen mijzelven. Dog fpaar maac.
fiwe aanmerkingen. Mijne efgene bedenkingen
maaken die noodloos. Doi-cas denkt dat haare,
Lady naar dezelve vraagen zal: Dus wenfcht zij.
dezelve t£ hebben om ze weder onder"deti" tafel
te leggen.
Uit het eerfli zult gij kunnen giflèn, dat ik
haar verteld hebbe, dat JuiFer Howe zeer ziek is,
en niet fchrijven kan ; op dat zij te beter reden'
zou kunnen vinden , waarom zij den Brief niet.
ontvangen heeft, die voor haar gefchikt was»-
-1 ;
-I. Papier.
(wee β ukken gefcheurd,),
^lijneuoaardfie Juf^r Howe [
O welke vreezelijke , welke vreezehjke din-
gen Jiebbe ik u te vertellen l- Dog-Ik kan ze u eg-
ter
-ocr page 510-JüFFER CLARISSA HARLOWE. 44^
ter ook niec vercellen. Maar zeg^ zijc gij weezen-
lijk ziek, zo als een fnood , ondeugend fchepzél
mij onderrigc dat gij äjt?
Dog hij zeide mij nog nooit de waarheid; en
ik hoope ook hierin niec: En egcer, indien het
waar was, zoude ik zekerlijk voOr.deezen cijd al
tijdingevan u gehad hebben! —Maar wac
hebbe ik te doen met befchuldigen ? «—— Gij
moogt mijner wel moede zijn! -- En zo gij 'c
zijc, kan ik het uwél vergee.ven; ivant ik ben mij-^
zei ver moede; En alle mijne nabeftaende waaren;
mijner al lang i;e, .,vooren moede eer dat gij hec
wierd.
Hoe goed zljt gij altoos jegens mij geweed,
mijne eigene waarde Anna Howe- Maar hoe
zwerve ik met mijne gedagten ί
Ik ging zitten otn u heel veel te zeggen '
Mijn hart was vol-;— Ik wift niec wat ik eerit
tou zëggein-Èn gφems, en droefheid,
en befchaamdheid, en (O mijn arm hoofd?) ilc
kan niet zeggen wat al ——^— En gepeins, eti
droefheid, en befchaamdheid, kwariieft zo digc óji
mij indringenί wilde deeerftezijn; wil-
de de eerib, alle wilden' Zij welde eerfte zijn', zo
dat ik in 't geheel niets kan fchrijven, -
Alleen, wat zij mij gedaen hebben, dat kan ik niec
zeggen j dog ik ben nergens meer in' hetgeen |ik
plegt te zijn» — Nergens in, zeide ik ? Ja, ik
ben als waiu ik ben nog, en zal altoos zijn.
Uw 0pregÏ& m
-ocr page 511-4.9ö De HISTORIE vaw
Het moge de peil! Ik kan xelve niet meèi·
féhHjven van deeze welfpreekénde wartaal; welke
eer eene opgereezene, dan verdoofde verbeeldings-
kragt aanwijft: Maar Dorcas zal de ^andere op on-
derfcbeidene papieren uitfchrijven y zo als die vari
de verwilderde Bekooriler gefchreeven zijn : Etï
eenigen tijd hierna, wanneer alles voorbij is ν eri »
ik beter verdraagen kan om dezelve te leézen, ζύ
ik mogelijk u vraageh om ze eens le zien. Be-
waar ze derhal ven; want dikwijls ^ien wij met ver-
maak te rug zelf op de zwaarfte droeveniiTen, dg
derzelver oorzaak is weggenómem
IL Papier. ' . :
{Doorgefchrapt, en onder den ïafelgéworptn!)
■--— En künt gij , mijn lieve gëeerdé
Papa, beilüi[en om uw arm kind vooi altoos te vei-
ftooten? --Dog ik ben verzekerd, dat gij heé
niet doen zoüdt , indien gij wift wat zij geleeden
heeft zedert haare ongelukkige -- En wil geen
menfch ijireeken voor uwe arme verdrukte dogtér?
— Geen een goed menfch ? ■■■ Wel dan ί
waardile Heer, laat hejc eené daad van uwe eige-
ne Bangeboofene goédheid zijn, Welke ik zo véel
ondervonden,' en zo zeer misbruikt hebbe. ïfe
durve niet denken, dat gij mij zoudt in huis nee-
men -Neen zeker -- Mijn naam is--
Ik weete niet welk mijn naam is! -- Ik duf-
ve niet wenfchen om ooit weder in uwe familie
tekoomen! —^ Dog uw zwaafwigtige vloek,
2fijc
-ocr page 512-Juffer CLARISSA HARLOWE; 475^.
mijn Papa--Ja, ik wil u mijn Papa noemen,
en gij moogt het beletten zo gij kunt-wanc gij
zijt mijn eigen lieve Papa, het zij gij wilt of niet
— En fchoon ik een onwaardig kind beu — nog-
ihans hen ik uw kind —
f
III. Papier.
Eene Lady kreeg zeer veel zin in een jonge
Leeuw, of een Beer, 't is mij vergeten wat —
Maar een Beer, of een Tijger, gelooveik, was.
hec. Het wierd haar prefent gedaen, toen het een
jong was. Zij voedde het met haare eigene hand:
Zij bragt het ondeugend dier op met groote teder-
heid; en ipeelde 'er gaam mede, zonder vreeze
of fchroom voor gevaar: En het gehoorzaam-
de aan alle haare bevelen: En zijne tamheid, zo
als zij gewoon was te roemen, nam toe naarmaate
van deszelfs wasdom; zo dat het, als een fchoot-
hondje, haar het geheel huis door zou naloopen.
Maar Iet eens wat 'er op volgde i Ten laatften dus
of zo verzuimd hebbende deszelfs hongerigen muil
te verzadigen, of het anderzins bij deeze ,of geene
gelegenheid boos gemaakt hebbende, nam het
Zijnen aart weder aan; viel fchielijk op haar aan ,
en verfcheurde haar- En wie was meeil te
befchuldigcn , bidde ik? Het Beeft, of de Lady^
De Lady, zekerlijk I--Want hetgeen zij deed,
buiten haare natuure, buiten haar charaiter,·
ten minden: Dog dat het beefl deed, was volgens
zijne eigene natuure.
Hoe
\
-ocr page 513-IV. pApiEk·
Hoe zijc gij tot het ftof toe vèrnederd ^ gij^
irotfe ClariiTa Harlowe! Gij trade nooit uit uws'
Vaders huis, dan om eere, en verwonderinge te
behaalen. Die gewénd waart iiwe oogen, fchitte-
rende van gezonde leevendigheid, en zelfvertrou-
wendheid, rondom te ilaeh dp verichillènde voor'
werpen tevens welKe gij voorbij ginge | als om u
te verhokardigeü (want zo plegt uvö^ê ^oórzigtige
Zuiler te zeggen) op de vérwiJgte toejuichingen
van alle, die u befchouwden ! Gij plegt te ruft te
gaen wél vergenoegd over de vleijerijen, welke u
den verilreeken dag beweezen waaren, en kondi
aHes afleggen behalven uWe Grootsheid ί
m
> ■.
f
//'
i (
V» Papier.
i
, Λ.
Verheug u mi niet, mijne Bella, mijne lus-
ter , mijne Vriendin ; maar ontferm u over het ver-
nederd fchepzel, welker dwa^as hart gij plegt té
zeggen, dan gij wel beichoüwdet door het duri
dekkleèd^, waarmede het ovérrogen was.
Het moet zo' wel geweeft zijn! Anders waaré'
mijn val niet toégelaateh geweeft -- ,
Grij doorgronddét mijn trots haft mét de ja-
loersheid van het doorzoekend oog eener oüderef
Züfter.
Gij kendec mij beter ^ da» ik mij zélve kende.'
Hier-
14
f' f · <' · ■»«,
tSi^l'
ι-'ιΓτΐ.ΑΜΛιΐ;
Hieruic kwamen uwe befchuldigingcq, en u-
we bekijvingen» toen ik begon ce waggelen.
Dog vergeef mij nu die ijdele zegepraalingen
mijns harten.
Ik dage, rampzalige trotfiiart die ik was, dat
^ hetgeen gij zeidet uit uwe nijdigheid voorrkvs/amo'
Mij dage, ik konde mijne oogmerken vaii
alle zodanige Grootsheid zuiveren.
Ik fteunde al te geruft op de kundigheid, die
ik meende te hebben van mijn eigen hart.
Mijne onderftelde voordeelen wierden ee^
ilrik voor mij.
En welk is nu het einde van alles?
Wdt is nu geworden van de uitzigren van eeti
gelukkig leeven, welke ik voormaals dagt dat zig
voor mij opdeeden -- Wie zal mij nu bij»
ihen in de plegtige voorbereidingen ? Wie zal mi-
de bezorginge hebben van de bruids-cieraaden 4
welke de angftvalligheden der fchroomagtigö
Maagd verzagten en verftrooijen ? Men zal mij nu
niet ftreelen om mijne lachjes! Geen aanmoedigen-
de eerbetuigingen nu, om u de hoope in ie bof-
2enien van vefpligtinge te leggen op een gemoed ^
't welk uwer niet onwaardig is ! Geen verheffin·^
ge nu wegens welbevvuile vefdienfte , en mee
toejuichingen geroemde reinheid, haar heërgefla-
geri oog van den voor haare voaen leggenderi
aanbidder, en van eene met hooaagdiige Gerehdd
. V. Ded* Η h
4.9ö De HISTORIE vaw
481
wereli, opflaende naar haare welgenoegde en zig
verblijdende ouders en nabeilaenden!
O gij verderflijke Rups, die aail op het fchoon
blad der Maagdlijke Faara , en die bladen ver-
giftigt , welke gij niet kunt opvreeten!
Gij felle Koorn-braud, gij verzengende Oo-
fle-wind , gij alles overfpreidende Honigdaauw,
die de vroege beloften van een helfchijnend jaar
bederft! die fpot met den moeijelijken arbeid, en
de vrolijke hoope verijdelt, van den zugtenden
Landman^
Gij knaagendeMot, die het fraaijfie kleed be-
derft !
Gij in-eetende Kanker worm, die aail op den
opengaenden knop, en de damafte Roos in een
fa luw geel verandert!
Indien God, zo als ons de Godsdienft leert,
ons , ook in eene groote maate, zal oordeelen
naar onze goedgunftige of booze bedrijven tegen
eikanderen-O deugniet ί bedenk u dan, be-
denk u in tijds, hoe groot dan uwe verdoeme·»
nis moet zijn!
VUL Papier,
In het eeril zag ik iets in uw Weezen en Per-
füon, hetwelk mij uiet mishaagde. Uwe geboor-
te
Juïfer CLARISSA HARLOWE. ^fj
ce en Middelen waaren voor u geen geringe voor-
deelen. ——■ Gij handeldet niet onedel omtrent
mijnen drifcigen Broeder. Eik een zeide, dat gij
dapper waart: bik een zeide dat gij edelmoedig
waart. Een dapper man, dage ik, kan geen maa
van laagen geeft zijn: Een edelmoedig man, ge-
loofde ik, dat nier ojjsdehnoedi^ zijn konde, daar
hij erkende verpligtlnge te hebben. Dus voorin-
genomen, hoopte ik a! het overige, waarnaar mij-
ne ziel wenfchce en verlangde in uwe Hervormin-
ge ί -- Ik wiii niet, dan bij gerügt, van ee-
nige doorilaende voorbeelden uwer fnoodheid.
Gij fcheent openhartig zo wel, als edehnoedigs
Openhartigheid en Edelmoedigheid namen mij al-
toos in: Al wie belkndig de blijken daarvan ver-
toonen konden, over derzelver harten oordeelde
ik naar mijn eigen, en alle hoedanigheden, wel-
ke ik wenfchte dat in hen gevonden wierden, was
ik bereid IQ vinden; en als ik ze vond, geloofde
ik dat ze de eigenaartige vrugten vanj den grond
waaren.
Mijne Middelen, mijn Rang, mijn Chara-
iler, dagt ik eene verdere beveiliginge voor mij te
zijn. In geen dier opzigten was ik onwaardig
om de Nigt te zijn van Lord M. en van zijne
twee edele Zuilers* - Uwe eeden, uwe ver-
wenfchingen---Maar, Och! gij hebt eene
barbaarfche en ondeugende zamenZweeringe ge-
maakt tegen die eere , welke gij behoordet be*
fchermd te hebben: En nu hebt gij mij gemaakc
•— Wat fnoods is 'er, dat gij mij niet gemaake
hebt ?
'Hha Nog<
Üh
-ocr page 517-Nogthans, God kent mijn hart, had ik geen
zondige neigingen!-Ik eerde de deugd! —.
ïk haatede de ondeugd! — Dog ik wift niet, dat
gij de Ondeugd zelve waart!
ÏX. Papier»
iiadde het geluk van eenig aller-armft Uic-
Vaagzel ter wereld, welke ik nooit gezien, nooit
gekend, nog ooit van gehoord had, zo zeer in
mijne magt geilaen, als mijn geluk ilond in de
mvß , mijn goedertieren hart zou mij hebben doen
vliegen óm zulk een arm verlegen menfch te hulp
te koomen-Met hoe veel vermaak zoude
ik het neerhangend hoofd opgebeurd, het verfla-
gen hart getroofl: hebben ! - Maar wie zal
zig nu ontfermen over dé arme rampzalige, .die
in plaatze van het getal der elendigen tö vermin-
deren, hetzelve vermeerderd heeft!
X. Fapier;
Bretw niii 5aar rtii)"n p;cp?in5 zdf verlicze op 't Tcft'
Wair, 'c geen inij overfcUicc van 't Iceyen > voorts
zwindc,
'k Mi) zelf yprj^eer, cn de onc^aad van dien dagl'
O wreed herdenken I —, hoe bevrecdige ik u beftj
JüFFÈR CLARISSA HARLOWE; 4S1 ^
Kebasi gij hebt een iluk vcrrigt,
Die 't aangciigt bidadt, dc zedigheid befchaamt;
De roos ontrukt
Aan 't fchoori gelaat der fcliuldclooze Liefde,
En plaatft 'cr weer een blaar I '
Toen Jeidc ik 'c hoofd ter ncêr.
Ter ncêr in 'c koude zand, eu leefde een poos niet tnecrj
"Voons vloojj mijn vrije Ziel naar eeo onkenbaar icii
Achl zcide ik, dwaaze Ziel,
Toen ik ae wepr re rqg naar heure kooij xagfpoeijeu.
Zoekt ge uw verbroken kluiilcrs op, zottin I
Om bier, gelijk voorbteti, op dc galcjj te rocijenl
Keert gij te rug naar 't lijf, onwaardig uwe min.
Daar gij gefcbikt zijt en vcïoordecld om te trenrco ?
Mijn dierbaare Anua! zeg, zijt gij nog mijn »ricndin?
Dan help me, en fprcekeeu woord van^ieede 19c mijn ziele
ZOgO
D D fti
S ^ ^ O'
ö pr" ρ
Die binnen in mij oorloj^ voert.
Mij geen gedagte geeit dan die mijn hart ontroett,
'k Stae wag{;'lende op den kant des Vreedesi
Waar ik alleen aan ü mij boude, aan anders niet;
Achl ondcrfteun mij dan in % wèeu ran mijn verdriet^ '
AU de Eet verloorcn is, dan vindt men ttooil in 't fteryenï
Di: Dood verbergt ons beft, wauacet men de Eet moet dervca.
i
ϋ
Vaar\vel dan, Vtcugd,
Gcneugt, vermaak cn fpelj
Gezellen onzer Jeugd',
• Gij Lecvta zelf, vaarwel \
Α
Q.
o </· ft ί
Η
c
?r
if·
W i
H
ξ Want nooit kan Leevcn hier een iniv'ren tegen focdca
• ^c J^ciael ftrait dc JknaadiU cu bcj roeit dc Gotdau
Even-
Uh
5
Evenwel, Belford, hebbe ik eiFentjes deeze
affchrifcen van Dorcas overgekeeken ; en ik zie
dat in zommige derzelver orde en gezond verftand
ïs , al hoe wild ook andere derzelyer zijn; en dat
haar geheugen, 'c welk haar zo wej ten dienft ftaet
in deeze vlugtige rijm-ilukjes, wel verre is van ge-
krenkt ce zijn. En dit geeft mij hoope, dat zij wel
haaft haar bekoorelijk veriland zal weder krijgen
—- Schoon ik niet twijffele, of ik zal de ge-
volgen van deszclfs herftellinge bezuuren moeten.
Dog in den Brief, dien zij mij fchreef, zijn
nog grooter buitenfpoorigheden; en fchoon ik zei-,
de, dat dezelve te aandoenlijk was om u daarvan
eene copij re geeven, nogthans, na dat ik u de in^
geilooten lofle papieren hebbe laaten zien, denke
ik dat ik 'er wei een afichrift daarvan mag bijdoen.
Dorcas zal dien derhalven aiïchrijven. Ik kan
niet. Het leezen van denzelven deed mij tienmaa-
len meer aan, dan de geftrengfte beilraiÜugen vaa
een geregeld veriland konden doen.
^an den Hr. L ο vel ace.
Ik had niet voor om ooit meer een regel aan
xi te fchrijven. Ik zou u niet willen zien , zo ik
het helpen konde. - O dat ik u nooit had
gezien!
Maar zeg mij eens de waarheid, Is JuiFerHo-
we weezeniijken waarlijk ziek? - Zeer ziekf
■—--En koomt haare ziekte niet uit vergif? En
weet gij niet, wie het haar gegeven heeft f
Wat gij, of Juffr. Sinclair, of iemand anders
kan niet zeggen wie} aan mijne arme herfens
gedaeii hebt, weet gij beft: Dog ik zal nooit mee'*
zijn die ik geweeil ben. Mijn verftand is weg·
Ik hebbe al mijn brein weg geweend, geloove ik;
want ik kan niet meer weenen. Ik hebbe 'er trou-
wens ook wel ten vollen mijn deel van gehad;
dus kan het niet fcheelen.
Maar, eijlieve, Lovelace^ hits JufFr. Sinclair
rJet weder op mij aan. Ik hebbe haar nooit eenig
leed geduen. Zij verfchrikt mij zo,^ als ik haar
zie ! —— Den geheelen tijd zedert ·— Wanneer
was het? Ik kan 't niet zeggen. Gij wel, onder-
itelle ik. Het kan zijn dat zij eene goede vrouw
is, zo veel mij bekend is. Zij was de vrouw van een
man van eere — Zeer waarfchijnelijk — Schoon ge-
drongen om logementen te verhuuren tot haar be-
ftaen. Arme juffrouw ! Doe haar te weeten dut
ik deernis met haar hebbe: Maar laat ze niet we-
der bij mij koomen - Dat bidde ik u!
Nogthans kan zij wel eene heel goede vrouw
Ik hebbe
zijn ---
Wat wüde ik dog zeggen? —
vergeten wat ik zou gaen zeggen.
O Lovelace , gij zijt de Satan zelve; of hij
helpt 'er u door in alles; en dat is aj zo erg!
Maar hebt gij uzelven waarlijk en weezenlijk
aan hem verkogt? en voor hoe lang.^ Welken duur
ftaet uw rijk te hebben ?
Arme man ! Het verdrag zal eens ten einde
loepen: En wat zal dan uw noodlot zijn!
O Lovelace! indien gij bedroefd kondt zijn o^
ver uzelven, zo zoude ik ook bedroefd zijn--
Maar wanneer alle mijne deuren vaftgeilooten zijn,
en niets dan het fleutelgut open, en de ileutel daar
voor korten ingeiloken, dan te koomen daar
^ijc zonder eeiiige derzelver, om zo ce zeggen, te
openen--O mij rampzalige , rampzalige Cla-
rifla Harlowe!
Want nooit zal ik Lo vel ace worden
ïïiijn Oom m$g het opneemen zo het hem belieft S
Wel, nu koomt mij dog te binnen wat ik zou
gezegd hebben --- Het is ten t^iven voordeele
— niet ten mijnen--Want niets kan mij nu
voordeel geeven 1 -- O gij fchurkagtig karei!
gij gebaute Lovelace!
Dog Juifr. ' Sinclair kan wel eene goede
vrouw zijn -——— Indien gij mij bemint
Dog laat haar niet
Maar dat doet gij niet
weer op mij komen aaniluiven met haar meer dan
manlijk gelaat enhoudinge! O zij is eene verfchrik-
kelijke vrouw! Zo ze eene vrouw is! Zij behoef-
de dat vreezelijk mom αanzigi niet aan te doen,
öm mij mijn verftand door ichrik te ontjaagen.
Dog verrel haar niet wat ik zegge- Ik hebbe
geen haat op haar-Het is alleen vervaardheid
en dwaaze vreeze, dat is 't al. --— Het kan
wel dat zij geen kwaade vrouw h —^— Dog al-
le mannen^ alzo weinig als alle vrouwen , zij α
bok niet gelijk —— God verhoede dat zij u gelijk
zijn zouden!,
Helaas! gij hebt mijn verftand vermoord onder
u allen- Ik zegge'niet wie het gedaen heeft!
-- God vérgeeve het u allen!--Maar
waare het niet beter geweeil:, dat gij mij geheel
van kant gebragt had eens voor al ? Dat hadt gij
•veilig kunnen doen! Want niemand zou mij van
we handen gceifcht hebl^en —— Neen, niet
' ■/ - . ee-
écne leevendige ziel-Ten zij, trouwens,
JuiFer Howe gezegd moge hebben, als zij u zag,
Wat hebt gij gedaen, Lovelace, met Clarifla
Hariowe ? - En dan kondt gij wel het een
of ander los lugtig antwoord gegeven hebben
Haar over zee weggezonden; of, Zij is van mij
weggeloopen, gelijk zij van haare Ouderen gedaen
heeft. En dit zou ligtlijk geloof hebben gevon-
den; want gij weet, Lovelace, dat zij, die van
dezelve wegloopen konde , zeer wel van u mögt
wegloopen.
Dog dit raakt niet aan het geen ik wilde zeg-
gen.
Nu hebbe ik het!
Ik ben het het weder kwijt -^— Dee-
ze zotte meid koomt mij plaagen-Waar-
toe zoude ik eeten I Ten welken einde zoude ik
wenfchen om te ieeven ? ■ Ik zegge u ,
Dorcas, dat ik nog eeten .nog drinken wil. Het
kan met mij niet erger worden dan het is.
Ik wil doen, zo als gij het hebben wilt --
Goede Dorcas, kijk mij niet zo vinnip; aan --
Dog gij kunt nog zo kwaad niet kijken, dan ik
eene zekere hebbe zien kijken.
Mijn Hr. Lovelace, nu mij weder te binnen
koorat, om hetgeen te zeggen de pen van mij in
d 2 hand genomen wierd, zo laate ik fpoedig mijne
gedagten op papier ftellen, op dat ik ze niet we-
der verlieze --- Hier ben ik nu bij mijne zin-
nen - En egter ben ik naauwlijks ook nog
bij mijne zinnen - Dog ik weete, dat mijn
veriland niet is zo als het behoort te zijn, desniet-
temin —--- Laat mij derhalven een ding aan u
I
Η
!
j
ί
μ"
de historie van
voorilaen: Het is ten uwen voordeele --- niet
ten mijnen: En dit is het:
Gij moet noodwendig en veel moeijelijkheid
en veel koften van mij hebben. En mijn Oom
Harlowe, als hij weet in wat ftaac ik ben, zal niet
wenfchen dat ik immer eenigen man krijge: Neen,
u zelf niet, die de oorzaak daarvan geweeft zijt
— Barbaar en ondankbaare! — Een minder zamen-
geWogten fchelmiluk koilede eenen Tai'quijn —^
Dog ik vergeete weder wat ik zeggen wilde--
Dit is her dan — Ik zal nooic weer tot mij-
zelve koomen: ïk ben een zeer ondeugend fchep-
zel geweeft - een gmotfch, hovaardig, arm
fchepzei ~ vol van heimelijken hoogmoed — wel-
jke ik ongemerkt deed doorgaen onder eene mom
van nederigheid , en ieder een wift te bedriegen
— Zo 2€gt mijne Zufter — En nu worde ik ge-
ftraft — Dus laat mij uit dit huis, en buiten uw
gezigt gebragt worden; en laat mij heimelijk gezet
worden in dat Bedlam, 't welk ik eens gezien heb-
be: Dog het was toen een naar gezigt voor mij!
Al hoe weinig ik dagt, dät ik daar zelve in zou
lioomen! —- Dat is alles wat ik zeggen wil-
de : Dit is alles wat ïk hebbe te wenfchen ——
Dan zal ik u geheel uit den weg zijn ; en daar zal
zorg voor mij gedragen worden ; en Brood en
Water, als ik maar niet van u gepijnigd worde,
zullen lekkernijen zijn; en mijn Bed van Stroo het
gemaklijkft , waarop ik gelegd hebbe — zedert —
ik kan niet zeggen hoe lang wel 1
Mijne kieederen, als ze verkogt worden, zul-
len genoeg opbrengen om rnij daar te onderhou-
den, miiichien, zo lang als ik zal leeven. Maar,
Lo-
-ocr page 524-Loveiace, zaliku'noemen; want
gij hebt mij genoeg gekort, gewislijk ! — laat rai]
niec van iedereen bekijken, om den wil van mijne
familie; ja om uwentwille zeiven, laar dat niet ge-
fchieden — Want als ik alles te weeten koome wat
ik geleeden hebbe, 't welk ik nog niet weete, en
het kan niet fcheelen of ik het ooit te weeten koo-
me —■ ^-oude ik mogelijk wel ligt op u met naame
kunnen fchelden, en alie uwe godloosheid vertellen
omtrent een arm vernederd fchepzel, die vo.ormaals
zo hoogmoedig was alseenig menfdi ....... Dog
waarop kan ik niet zeggen « Ten zij op
mijne eigene dwaasheid en grootsheid — Dog
dit tot hieraan toe - want ik ben daarvoor
genoeg geftraft -
Dus , onderftel eens, in plaatze van Bedlam,
dat ik naar een afgezonderd dolhuis gebragt wierd,
daar niemand koomt ! -- Dat-zal heel veel
beter zijn.
Maar, nog iets anders, Lovelace : Laaten
zij mij niet wfeedlijk behandelen, als ik daar ben 'i
— Gij hebt mij wreed genoeg behandeld, weet !·
gij welj — Laaten ze mij niet wreed behandelen;
want ik zal zeer gezeggelijk zijn ; en doen zo als j
iemand het maar hebben wil — Uitgenomen her- 1
geen gij wilt hebben dat ik doe — want dot wil iic -a)
nooit. — Nog iets anders, Lovelace: Laat dog j
deeze goede vrouw ; Ik zou haart gezegd hebben
fnoode vrouw ; dog zeg haar dat niet Dewijl
zij u niet zou laaten mij naar die gelukkige fchuil-
plaatze zenden, indien zij het te weeten kwam — j
Nog iets, Lovelace: En laat ik viij gebruik
hebben van pen , en inkt, en papier - Dat
zal
-ocr page 525-zal alle mijne tijdkortinge zijn — Dog zij behoed
ven niet aan eenig raenfch, waaraun ik Iclirijven
2al, te zenden iietgeen ik fchrijve , nademaal hec
Iiun maar moeijelijkheid zal verwekken : En daar
door zou iemand u kwaad kunnen doen, mogelijk
— Ik wenfche niet dac eenig menfch aan iemand
kwaad doe mijnenchalven.
Gij verrek mij dat Lady Elifabet Lawrance^
en uwe Nigt Montague hier geweeii: zijn om af-
fjhcid van mij, te neemen, dog dat ik iliep, en
riet wakker gemaakt kon worden. Dus vertelde
j',!] mij eerft ook, dat ik getrouwd was, weet gij
weli en dat gij mijn egte man waart —— Ach!
Lovelace! zie dog toe wat gij zegt -- Dog
Iaat haar niet (want zij zullen den ^ot drijven met
tnijne elende} laat dis Lady Elilabet , laat d'u
JuiFer Montague niet koomen, wat ook de wee-^
zenlijke mogen doen, nog ook JuiFr. Sinclair,
nog ecnige die bij haar t' huis leggen, nog haare
Nigcen, koomen om mij in mijne verblijfplaatze
te zien - Oq weezenlijke^ zegge ik; want,
Lovelace, ik zal alle uwe fchelmerijen wel op zij-
nen tijd ontdekken — Dat zal ik inderdaad —
Das zet mij daar maar zo fpoedig als gij kunt —
liet is ten uwen voordeele — Dan zal alles voor
raaskallen doorgaen, wat ik zeggen kan: gelijk
ik niet twijiFele of de uitroepingen van veele ar-
me fchepzeien gaen daarvoor, fchoon 'er in de-
zelve desniettemin mogelijk maar) al te veel waar-
heid ikeke -— En gij weet dat ik al dol be-
gon te 'Worden Je liamßead - Zo zeidet
gij, -- Ach) jfchurkagtig karei! wat hebt
gij niet te verantwoorden! ^ .
-ocr page 526-Juffer CLARISSA HARLOWE.
*
Ëene kleine tuffchenpoos fdiijnt mij verleend
te worden, ik had begonnen over te zien het-
geen ik gefchreeven hebbe. Het is iiiet gefchilu:
om van iemand gezien te worden, zo verre als ik
in ftaat ge weeft ben oin het weder door te leezen:
Dog'zal het niet uithouden, geloove ik, ora het
geheel en al door te zien. Indien ik derhalven
niet alreeds mijne ernilige begeerte aan u gemeld
hebbe, moet ik uzeggen, dat het deeze is: £)at
ik zonder uicilel uit dit aflchuwelijk huis worde
weggezonden, en opgeflooten in een afgezonderd
Dolhuis omtrent deeze ilad; want zodanige fcbij-
nen ^er te zijn; om nooit meer gezien, of vertoond
te worden aan eènig menfch, ten waare tot uwe
eigene verdeediginge, indien gij mogr befehuldigd
worden met het vermoorden van mijne perfoon ;
eene veel ligter misdaad, dan dat van mijne eere,
welke de grooiile fchurk op aarde mij ontroofd
heeft. En weiger mij dit mijn laatft verzoek niet,
bidde ik u; en dan nog een ander, en dat is, ü^t
ik u nooit meer mag zien! Dit mag zekerlijk vvel
ingewilligd worden aan
De eiendigUjk misbandeUle
Glarissa Harlowe,
ik wil nw hevig preeken niet hooien, Bel»
ford, over deezên zielroerenden Brief. Dus niet
een woord van dien aarr. Het papier, ζ uit gij
2ien j dai zelf jb^vogtigd is met de traanen van de
ver-
-ocr page 527-■wp·
494 t)e historie van
verharde cfrchrijiller; 'c v/elk haare inkt hier en
daar heeft doen vioeijen.
JuiFr. Sinclair is eene regte heldin , en be-
fchaamt ons alle, denke ik. En zij is eene vrow^
ook nog! Gij zult zeggen, dat de bette zaaken, als
zij bedorven zijn , de ergfte worden. Dog dit is
zeker, dat waarop ook de Sexe haare harten Hel-
len mogen, zij daarin ter deegen doorwerken. En
hiervandaan koomt het, dat een fchelmftuk, 't
-weHi onder fielten van mannen in enkele rooverij
zoude eindigen, moord wordt, als'er eene vrouw
mede de hand in heeft.
Ik weete wel dat gij mij befchuldigen zult, dat
ik tot Konflenaarij mijne toevlugt genomen heb-
be. Maar fchrijven de artfen geen opiata voor in
zwaare gevallen , daar de heftigheid der ziekte
den lijder ligtlijk in eene koorts of raazernij zou
ftorten? Ik houde ftaende , datt genade mijne be-
weegoorzaak was tot dit middel te gebruiken;
nog konde het iets anders zijn. Want Vrouwen-
fchennis, weet gij, is voor ons Guiten wel verre
van geen wenfchelijke zaak te zijn. Niets dan de
Wet is, ten dien aanzien, in den weg; en de ge-
dagte van hetgeen eene zedige vrouw eer zou lij*
den , dan viva voce iemand gaen belchuldigen,
vermindert veel den fchroom, welken een eerelijke
knaap uit dien hoofde zou mogen hebben. Wij-
ders , zo deeze ßuimervalUgheden [ik haate het
woord opiata en ßaapdranken bij deeze gelegen-
heid] haar veritand op hol gebragt hebben, dat is
een uitwerkzel 't welk zij menigmaal hebben op
zommige geitellen; en was in dit geval eer de
fchuld
ρ
Γ"
Juffer CLARISSA HARLOWE. 49^
fcbuld van de äoßs, dan het oogmerk van den in-
geevei'.
Maar is Wijn zelf geen flaapdrank eenigcr-
maate ? Op hoe veele heeft men met Wijn
zijn voordeel gedaen, en met andere nog meer
bedwelmende fpijzen?-Ik moet u zeggen.
Jan, dat de ondervindlnge van veele der lijdelij-
ke Sexe, en de confckniien van veel meer der
werkelijke^ als men zig daarop beriep, getuigen
zullen dat uw Lovehce de ergfte fchurk niet is.
En ik zou niet gaarn hebben, dat gij mij noop-
tet om mijzeiven door vergelijkingen te zuiveren.
Indien zij eene aanhoudende uitzinnigheid
ontkoome , wanneer mijne bedriegerijen zig ont-
winden , dit denke ik dat alles is, waaromtrent ik
behoore bekommerd te zijn. Hetwelk ik derhal-
ven van u begeere, is , Dat als mijne daaden op
tweederleije wijze kunnen worden opgenomen,
gij daaraan de guniligfte uitlegginge verleent.
Want dit vereifcht niet alleen onze vriendfchap van
u, maar ook mijne eigene openhartigheid, welke
ude kennis verfchaft heeft van de bedrijven, tegen
welke gij zo gereed zijt om uit te vaaren.
Willem is zo even weerom gekoomen vaa
€ene boodfchap naar Hamftead; en berigt mij, dac
JuiFr. Townfend gifteren aan het huis van JuiFr·
Moore was, vergezeld van drie of vier raauwe gas-
ten; een grooter getal (zo men onderftelde) op
eenigen ailtand daarvandaan zijnde. Zij ftond
vreemd te kijken over het nieuws, dac mijne egtge-
noot
......V.
-ocr page 529-4.9ö De HISTORIE vaw
noot en ik volkoomen verzoend waareti; eft dÄ
twee fiaaije Ladys, inijne nabeftaenden, haar waa-
rcn kooraen bezoeken, en met haar naar ftad ge-
gaen; Daar zij zeer vergenoegd met mij was. Élj
Was wei verzekerd, dat wij niet getroawd waa-
ien, zeide zij, of het moeft gefchfed zijn, terwijl
wij te Hamftead waaren: En z/J waaren wei verze-
kerd, dat de plegtigheid daar niet verrigt was.
Dog dat de Lady gelukkig en wel vergenoegd is,
daaraan is geen twijffel te flaen: En eene fcheut
wierd van JufFr. Moo,te en Juffir. Bevis uitge-
ilagen tegen pwiß-ßookers ^ alzo zij wisten dat
Juffr. Townfend met Jnifer Howe bekend was.
Nademaal nu mijne Schoone nog Brieven
ontvangen kan, nog wegzenden, zo ben ik taa^
melijk geruft ten aanzien van deeze JufFr. Town-
fend en derzei ver uitzendfter. En ik verbeelde mij,
dat JuiFer Howe zal bedremmeld zijn, niet weeten-
de wat zij van de zaak denken moet, en fchroo-
men om meer Brieven door VVilfon te laaten be.
ilellen ; en miffchien mecnen, dat haare vriendin
haar weinig rekent; of van gedagten veranderd is
ten mijnen voordeele, endatfchaamt te bekennèn;
alzo zij geen antwoord heeft gekreegen op het
geen zij fchreef; en gelooven zal, dat de Boeren-
knegt haaren laatften Brief haar in eigene handen
heeft overgegeven.
OndercuiTchen is mij een klein ontwerpje in
mijn hoofd gekoomen, van eene nieuwe zoo/t;
enkel voor tijdkortinge, dat is 't al: Verfcheiden-
heid heeft onweerilaenbaare bekoorelijkheden. Ik
kan niet leeven buiten minne-ftreeken. Mijne Be-
Jkoorfter heeft geen driften $ dat is te peggen, gea*
ΠΙ
-ocr page 530-Juffer CLARISSA HARLOWE. 515'
iie van die driften, die ik wel wenfchte dat zij had.
Zij trekt allen mijnen eerbied tot zig. Ik helle te-
genwoordig meer over om berouw te hebben van
hetgeen ik bedreeven hebbe, dan om voort te
gaen tot nieuwe toisdaaden: Eu ik zal 'er berouw
van hebben , tot dat ik zie hoe zij het opaeemt,
als zij herfteld zal zijn.
Zal ik u mijn ontwerp mede deeien?Hetisgeeii
hoogvliegend. — Het is dit — Om JuiFr.Moore,
Juifer Kawlins, en mijn Weeuvsrtje Bevis hier té
krijgen; want zij zijn begeerig om mijneegtgenooc
een bezoek te geeven, nu de zaaken zo gelukkig^
tuiTchen ons llaen. En Indien ik bet wel bêleggen
kan , zullen Belton, Mowbray, TourviHe, en^ik,
haar een weinig meer toonen van de leevenswijze
deezer booze ftad, dan zij tegenwoordig daarvan
weeten. Waarom zouden zij bekend zijn met een
man van mijn charac^er, en daardoor niet te heter
mwijzer worden? — Ik wilde hebben dat elkeen
tegen de Guiten zou fchimpen met oordeel en kun-
digheid^ zo zij dog fchimpen willen. Twee van
deeze vrouwluij gaven mij al heel veel moeite: En
de derde, vercrouwe ik vaftlijk» zal wei een vro-
lijken avond door de vingeren zien.
Gij zult nieuwsgierig zijn om te weaten, hoe-
tranig de perfoonen van deeze vrouwen zijn, wel-
ke ik bedoele zo veel eere aan te doen. Mij dunkt
dat ik u tot nog toe niets gemeld hebbe, hetwelk
u de charafters van haare perfoonen aanwijft^
Juffr. Moore is eene Weduw van omtrent de'
Agtendercig; door wederwaardigheden een weinig
bedrukt; dog zulke zijn dikwijls hecvrólijkil.vcïk,
als zij in de wannte koomeo, Zii heeft nog al
V.Deel, 'li '
45)8
éene goede gedaente; en heeft veel van eene juf-
frouw zo als men hec noemt, en is zeer net over
haar lighaam en kleedinge. Zij heeft, geloove ik,
slle gedagten van onze Sexe opgegeven: Maar als
de uitdoovende vonken omtrent het half-verteerd
brandhout worden opgereekt, zal 'er brandftoiFe
genoeg over zijn, durve ik zeggen, om te ontvlam-
n2en, en eene geneuglijke warmte ceverleenen aan
een halfverkleumden bijltaender.
Juffr. Bevis ziet 'er welgedaen uit; dat is
ie zeggen, is dik en vet; is eene lief hebiler vanvro*
lijkheid ^ en eene bij welke geen droefheid ooit eene
week aan een huisveftede, durve ik zeggen; ora-
rrcnc Vijf en tv/intigjaaren oud: Mowbray zal 2eer
weinig moeite met haar hebben, geloove ik; want
men kan alles zelve niet doen. En egter gebeurt
liet zomtijds, dat vrouwen van deeze onbedv/ongen
trant, als het op het ituk aankoomt, de verwag-
tinge niet beantwoorden, welke haare lugtige uit-
gelatenheid belooii aan iemand die een toeleg op
hliar maakt. " j
JuiFer RawUns is eene jonge Lady, welge-
vallig genoeg; maar niet fchoon. Zij heeft ver-
ihnd, en wil göagt worden de wereld te hen·
mn , zo als men het noemt; maar haare kundig-
heid is zij meer verfchuldigd aan dc Bcjpiegelinge^
dan aan Ondervindlnge. Eene enkel ipei-letter-
greep-kundigheid is dit, Jan, die altoos iemand,
die daarop betrouwt, te loorilelt, als zij moeft gel-
dén om haar van dienft te zijn. Want zulke jon-
ge Ladys iteunen zo veel op haar eigen verftand
en omzigtigheid, en zijn zo veel verheven boven
dè waarfctiuwingen, van welke ands.re die min-
Juffer CLARISSA HARLQ^ ■ 45,^
•üfüPH
der gevoelen van zigzelve hebben kunnen bevoor-
deeld worden, dat Jaare waanwijsheid gemeenlijk
haar in 't laag brengt , wanneer zij worden aange·^
taft van eenen man van ervarenis, di^ weec hoe hij
haare grootsheid yleijen moeti jen liaa're,wijsheid
in top verheiFen, op (Jat hij zijn voordeel moge
doen mee Haare dwaasheid. jMs^ i wat Juffer
Rawlins aarigaec, indien il;. OnJervißdin^e kan
voegen bij haare Éefpiegelmge^ welk eèpe vol-
maakte perfoon zal^ zij d^n zijn 1 \ ... En hoe
veel verpligdngê zai zij dan,^,mij'feebbÊn; βϊι>
niet alleen zij\ maar ook aile.iege^ue-^ .welke
voordeel kunnen trekken uic dQ .leJen ί die , zij
reeds zig zo wel bevoegd agc om te geevcQ! Min-
nelijk, gaam, Jati » hébbe ik te dpeo mee deezf
ks-uitdeeljiers ^ en voorbeeld-geefßers, > ■ .
Nu, Beiford, hoewel niets merkwaardige
is in eenige van deeze charaders ; kümien \vij eg-
ter wel, bij nood, eenen góeden vrolijken halveti
dag met haar doorbrengen, indien wij,haar wafch
door aanzettende ipijzen aan tafel hebbende week
gemaakt, onze vrouwluij en haar aan het daöfeii
kunnen krijgen : Hec danfen ^ zegge ik ,'waarvan
alle vrouwen veel houden, en hetwelk alle man-
Hen derhalWli, óm heider wille j behooren aan tö
Rioedigen.
En dus η als Tourville zingt. Belton op de vi-*
dolfpeelt, Mówbray opeeneruwe wijze iief-kooily
ik op eéne iireelende; en gij, Jan , tegea dien
lijd wel te pas genoeg zijt om de reij mede op t©
voé^ren; <i£in moeft 'er de drommel icêe fpeelenv
zo^ wij^ha^r niQt kneeden in zulk eene gedaante als
ónV belieft -- onze ©igene vrouwluij,
Iii
-ocr page 533-m
door haare fchaterende ongebondenheden , haar
aanmoedigende om alle haare gewoone ingetogen-
heid teoverfchrijden: Warn Vrouwen zetten Vrou-'
wen, weet gij· wel,-hart bij en ftöoken eikande-
ren kragtlg aan, terwijl geen van haar zig gaarn
van andere laat overtreiFen en verbluffen, wanneer
haare harten ter deegen doorwarm zijn.
Ik weete wel, dat in het eerft, de toevallige
lafweezigheid van mijne lieve Mevr. Lovelace
eene zwaarigheid zijn zal, als welke voomaara-
iijk haai' oogmerk zijn zal te bezoeken: Dog in-
dien wij haar in gloria krijgen kunnen, dan zullen
2ij 'niet wenfchen om haarte zien; en ik kan twin-
tig toevallen en voorwen dzels verzinnen, van uur
tot uur, voor haare afweezigheid, tot dat elk van
haar een onderWerp zal hebben, waarmede alle
Jiaare gedagten zijn ingenomen.
Ik verlange van harten om eens eene luftige
baal te flaen, en ik twijiFele niet of deeze zou ons
zeer wel gevallen. Deeze vrouwen denken reeds
van mij, dar ik een wilde gafl: ben ; en zij heh
pen daarom niet te minder bebaagen in mij, zo
veel ik kan bemerken; en ik zal zorg draagen, dat
xij voor de oogen van raalkanderen met zo veel
vrijheid behandeld worden, dat zij uit ftaatkunde
het geheim van eikanderen wel bewaaren moeten.
En zal ik dus doende niet eene goede zaak aan
haar doen? nademaal het den knoop zal leggen
van een onverbreekelijken band van eenigheid en
vriendfchap tuiTchen drie vrouwen, die nabuuren
zijn, en tegenwoordig flegts^ez/z^^weverpligtingen,
hebben aan eikanderen; Want ik behoeve u niet
ff verteilen, dat Gpheinien van Minnaarije, en
'itlllltllllll I ,- „„.g^jlHïi,
-ocr page 534-Geheimen van deeze natuure, gemeenlijk het
kragtigil cement zijn van viouwlijke Vriend-
fchap, ' '
Dog, evenwel > indien mijne Beminde gelukt'
liiglijk weder tot haai· vèrftand herfteld moge wor^
den, zullen 'er mogelijk wel voorvallen tuflchen
ons ontftaen, die genoegzaame drokte verfchaffen
zqllen om alle de bekwaamheden van uwen vriend
bezig te houden, zonder naar nieuwe gelegenhe·
den om te zien.^ Zij is reeds al> gelijk ik dikwijl»
hebbe aangemerkt, het middelgeweeft om menig-
ten van haare Sexe te behouden; hoewel buiten
haar eigen weeten. r r' q -
■ i,
- " ' " Sater dag'AvonL·
' ii-JO i' ' ·
m»
Volgens het berigt van Dorcas aangaende het
gedrag van haare Lady» fchijnt het lief ichepzel
aan het beteren-te4zijn»' Ik zal zo dra mogelijk
hiervan kennis geeven aan den braaven Capitein
Tomlinfon, op dat hij Oom Joannes daarvan mo-^
ge verwittigen..fi Ik mpetr, van dien kant, behoo-
relijk in ftaat gefteld''worden om haar te bevreedi*
gen, of ten minftep, = ^aare jeerfte heftigheid te
4oeu aiheemen. t' r ' a
ii
: , mc·
π 5
Λ ■
. „ . ί ..
ν
XXXVH.
-ocr page 535-<©i
-
ίί'ί
■■■ I t
0è Hr, L· ó,ve l α ce , aan Jan B ε l ƒ ο rd,
Scbildkn..
Λ J^S.
tf'Zmda^-namiddag^ te 6 uur en {deni% Junif^
} ■>. i.;«
« / Ik ging deezen morgen vroeg uit, en kwam
niet eer dart nu ev^n t' huis, wanneer mi] bérigt
■^ierd, dat Bii|nQ Beminde, in mijri' afweezen, hét
in haar hoofd gekreegen had te cnderneemen ö^m
,weg te geraaken.
trippelde fchielijk naar beneden , met
een pakje in een neusdoek beknoopt, haar hoed
op; en was.al metterdaad'in *t voorhuis , wanneer
Juffr. Sinclair haar zag. : '
Eij, Madam , tuiTchen haar en de voordeur
in fpringende, gelief mij te kennen te geeven waar
gy heen gaet?c - ' ^^ :
Wie heefc regt om mij tégen te<houden? wasj
liet woord, ■ ^ ' '
Da|.h8bbe ik , Madam-y op ordre van uw
Egtgenoot: En haare armen in de zijden zettendej-
zo als zij bekende. Ik verzoeke dat gij weder ge-
lieft naar boven te treeden.
Zij wilde gefproken hebben; maar konde
niet: En in traanen uitberftende, keerde zij zig
om, en ging boven naar haare kamer: En Dorcas
wierd over den hekel gehaald, dat zij haar in den
gang liet koomen, voor dat zij gezien wierd.
ΐ ' Dil
Juffer CLARISSA HARLOWE. 515'
Dk toont, gelijk wij giileren avond hoopten,
dat zij haar bekoorelijk verftand wederkrijgt.
Dor(ias zegt, dat zij, den geheelen dog» maar
eens te voören van haat gezien wierd; en dat, zij
toen zeer ilemmig en bedaard fcheen.
Ik zal tragten haar te zien. Het moet iji haa·;
re eigene kamer zijn, onderilelle ik; want zij zal
bezwaarelijk bij mij willen koomen in de Eetzadl.
Wat voordeel zal de iloutmoedigheid van onze
Sexe mij ver'eenen over dè zedigheid der haare,
indien zij herilcld zij! --— Ik, de ftoutmoedig-
ile aller mannen: Zij, de eerbaarile aller vrouwen.
Zoete ziel! mij dunkt ik zie haar voor mij: Haar
aangczigt van mij afgekeerd: Haare fpraak zig ver-
liezende in zugcen -Befchaamd -Bij zig
bewuil: -- Welk eene zegepraalende" vértöó-
ninge zal mij dit geeven, als ik ihare in haar neer-,
geflagen weezen I
***
Op dit oogenblik geeft Dorcas mij te ken·» ■
nen, dat zij gelooft dat ze mij kqomt opzoeken^
Zij vraagde haar naar mij: En als Dorcas van haar
ging , droogde zij haare rood-gezwollen oogeiï
voor haaren fpiegel [Niet voorneemens dus om mij
door haare traanen te béweegenl] al te aandoen-
lijk zugtende voor mijne onvertzaagdheid. Maar
ten welken einde ben, ik dus verre gegaen, indien
ik mijn voornaam oogmerk niet agtervolge ? Haa-
re Kiesheid moet wel een weinig verminderd zijn.
Zij u-eet het ergfl dat 'er op loopen kan. Dat zij
mij niet kan ontvlieden; dat ze mij zien moet; en
114 ' dat
-ocr page 537-^04 de historie van
dat ik haar door mijngezigc eene lieve befchaamd-
heid kan aanjaagen, zijn omilandigheden die mij
grootlijks begunftigen. Wat kan zij doen , dan
raazen eri uitroepen? Ik ben dat raazen en fchreeu-
wen wel gewend. - Dog indien zij her-
ileld zij, zal ik eens zien hoe zij zig gedraagen zaf
bijdeeze onze eerfte bijeenkoomil, waarin zij haar
verftand heeft, na hetgeen zij heeft geleeden.
Daar koomt zij!
De Hr, Lovelace , Jan Belford,
Schildkn.
Zondag'Nagt.
Befchuldig mij nooit meer dat ikj toegelaaten
hebbe, dat 'er konilenaarij gebruikt is omtrent dit
verwondeienswaardig Schepzel, A! hadden alle
de vorilen der lugt, of die beneden dezelve
zijn, met mij zamengefpannen, nooit hadden zij
haar kunnen te "onderbrengen terwijl zij bij haar
verftand was.
Ik wil. mijzelven niet vooruitloopen ■
Alleen zal ik u zeggen, dat ik van haar al te wak-
ker gemaakt ben, dan dat ik om flaap zou denken,
al ging ik te bed; en dus zal 'er voor mij niets an-
ders te doen zijn, dan een verhaal te fchrijven van
wonderlijke zamenipraak, terwijl die zo fterk
in
-ocr page 538-in mijnen geeft is ingedrukt, dat ik nergens anders
om kan denken. ' .
Zij was gekleed in eenen witten damaiten
nagc-rok, min onagtzaam dan in eè'nige dagen
voorleeden. Ik zat met mijne pen'tuiTchen mijne
vingers, en ftond optoen ik h^r eérft zag; m^
groote minnelijkheid, als of zij nog in 't, vol bezie
van haare majt was. Gelijk zé inderdaad zo is.
Zij trad binnen mee zulk eenè, d^cigheid in
haare houdinge, dat dezelve mij groot _qnt2ag aan-
jaagde , en mij toebereidde tot de armhartige ver-
tooninge , welke ik in de volgende verkeeringe
maakte. Ε ene armhartige vertooninge inderdaad ί
-Dog ik zal haar regt doen. j
Zij kwam met ralTe ichreeden héél digt tot
mij naderen ; met een witten neusdoek in haare'
hand , haare'oogen nog fel nog mild ftaende,'.maar
zeerernilig; en meteene beftendige bedaardheid^
in haar geheel gelaat, welke het uitwerkzel fcheen
te zijn van een diep gepeins; En dus kwam zij mij
aan boprd met een weezen, houdinge,_ en gebaa-
ren, welker weergäe ik nooit gezien hebbe.
Gij ziet hier voor u, mijn Heer, de rampza-
lige,'welker verkiezinge van u boven uwe geheele
Sexe gij beloond hebt - zo ais die inderdaad
verdiende beloond te worden. Mijns Vaders vree-
zelijke Vloek heeft alreeds naar den'letter zelf zij-
ne uitwerkinge op'mij gehad, ten aanzien van Dit
leeven; en het fchijnt mij maar al te baarblijkelijk,
dat het uwe fchuld niet zijn zal, dat dezelve niet
Volkoomelijk vervuld worde met het verlies van
mijtiè Ziel, zo wel als mijne Eeré ■ ' Van wel-
Jse gij, fchurkagtig karei! mij beroofd hebt, met
li 5 · e&-
ί
»
, k
V
V
V
Ί
^ene zp qnnatuurelijlce , zo onmenfchlijke god·*
loosheid , dat gij, zo 't fchijnt, zelf gij ^ hec hare
«iet hadt pm zijlks te otiderneemen , dan na dat
mijne zinnen vporaf daaraan waaren opgeoiFerd.
Hier deed ik eene ftamelende pooginge om
te fpreekén , mijne pen neer leggende: Maar zij
ging voort: --Hoor mij uit, misdaadige
deugniet.' ——— overgegeven menfch ! ,' ■
Menfch zegge ik? -- Nogthans welken liaara
kan ik anders? nademaal de doodlijke verfcheurin-
gen van het wildfte beeft natuureüjker zouden ge-
weeft zijn, en oneindig meer welkoom, 'dan Het-
geen gij aan mij misdreeven hebt; en dat met voor-
bedagt opzet en lift, welke,dat enkel hart alleen
waardig zijn , 't welk nu , laags zo wel als on-
dankbaare ziel die gij zijt, fchijnt binnen u te bee-,
ven --En wel moogt gij beeven; wel moogt
gij tfiddereh , en hakkelen , en ftameren.
gij doet, ais gij bedenkt wat ik om uwentwille ge^
leeden hebbe, en hoe gij mij hetzelve hebt ver-
golden ί
Bij mijne Ziel, Belford , mijn geheel 'geftel
fchuddede. Want niet alleen haar Gezigt , en
haare Gebaaren, maar ook haare Stem, zo deftig,
had eene onuitfpreekelijke aatidoeninge: En daar-
bij mijne verviptkte Ichuld, en haare onnozelheid,
en verdienfte, en rang, en verhevener talenten,
alles ftaarde mij op dat oogenblik zo vreezelijk In
mijn gezigt, dat mijne tegenwoordige rekenfchap,
welke zij zo onverwagt van mij vorderde, zo als ik
toen dagt, fcheen te gelijken naar die algemeene,
waartoe men ons leert dat wij zullen gedagyatird
wer-
-ocr page 540-n
Juffer CLAÏUSSA HAI^OWE. 507
worden, wanneer onzeConfcientie onze befchul-
digfter zal zijn. ■ ^ '' ' "
Dog zij had tijd gehad om'^e de ,vermog^s
haarer welfpreekendhéid bijeen te zamelen. Den
geheeien dag waarfchijnelijk iiagr, veriland ge-
weeft zijnde. ^ En daarbij was ik te meer "in'üu^^
meeninge bedrQogen, alzo ik ^edagt had,, dat'ik
het lief Tchepzel niet mijn g'ezrgt befchaamd zou
kunnen maaken -— Dog het is duidelijk, da^
de bezeilinge, die ze heefc v?ti 'haare vêrdngeiijT
kingendeeze weergälooze ντομνν· verheft bove^
alle geringer y alle zwakker/iyé^ë^km^Qn. ^ -J
Mijne waarde -Mijne liefde - Ik
— ik — ik hebbe nooit Neen, nooit —
Met trillende lippen, beeven.de ledemaaten, een,e
fiamelende, en * afgebrokenê ftem binnens rnppdij
-- Nooit zekerlijk , zag èen ^^ondaar 'er zo
«it gelijk een zondaar! Terwijl zij dus voortgin|;"|
haare fneeuw-witte hand zwaaijende , met allé
bevalligheden der beweegelijke'Redenkonft. ;
Ik draa^e geen moed of de beteutennge, wel-»
ke in uwen geheeien perfoon zigtbaar is. Ik heb'7
be den geheeien dag gebeden qra, eene bedaard-
heid, indien ik uit dit fnood huis'niet ontkoomea
konde, welke mij in ftaat raogt ftel)enom mijnen
verderver nog eens weder onder de pogen te zien ,
met de bewuibheid van eene die ijnnoz^I heeft ge-
leeden. ' Gij'VJet mij, nadem^al mijné veröngelij-
kingen de kragt äer woorden JQ bovengaen o?» ze
tat te drukken!^^ gij ziet mij, bezadigd genoeg om
te wenichen,'dot gij bij aanhoudinge moogt ,ge-?
teifterd worden door He werkingen van uwe eige^,
né Confcientietot dat eene^ kragtdaaφ'g.e boet-'
V
50δ De historie van
vaardigheid ύ inneeine, op dat 'gij niet alle hoope
verbeuren roqogt op genade,, welke gij niet be-
weezen hebt aan.jhet arm fchepzei j die thans voor
u ihet, die zo wel verdiend had eenen getrouwen
vriend te vinden, daar zij den ergften vijand ge-
vonden heeft.' , .
, IVIaar zeg mij Cwant ongetwijiFeld hebt gij êe-
kg ontwerp, 't wel gij zoekt uit te voerea) Zeg
inij eens, nademaal ik uwe gevangene ben, zo als
ik merke, in het aUerfnoodft huis, én geen vriend
^ebbeOHi inij te befchermen of te behouden, wat
gij voorhebt dat"^vari 't overTchot eens leevens wor-
den zal, 'twelk niet waardig is te behouden? Zeg
wij, of'ernog meer onheils voor mij ten agcerenis;
^n of gij in verdrag zijt getree'den met den groocen
yerleider, in de 'perfoon van zijne aftchuwelijke
iJienaaresin dit huis; en of het verderf'mijner Ziele,
^r vervuHinge van mijns Vaders vloek, de zege-
praal van eeue zo fnoode zamenzweeringe ftaec te.
'bekroonen? - Antwoord mij! - Zeg,
indien gijmoeds genoeg hebt om regt ,uit te fpree-
ken tegen haar, die gij bedorven hebt, berigt mij,
wat ik nog verder hebbe te lijden van uwe barbaars-
heid ?
Hier hield zij ftil; en zugtende,, keerde zij.
haar lief aangezigt ,yan mij af, met haaren neus-
doek die traanen opdroogende, welke zij poogde
te binnen te houden; en als dit niet .gefchie*i
den konde, voor mijn gezigt te verbergen.
Gelijk ik u te^kennen gaf, ik had mijzelven ^
bereid tot hoogloopende driften, tot raazen, vlie- '
gen» fcheureii, verwenfchen: Deeze rasvoorl^ij-j
gaende heftigheden, "de werkingen van fdiielijke
droef·
-ocr page 542-Juffer CLARISSA HARLOWE.
droefheid, en fchaamce, en wraakziigt, zowdeii
ons met eikanderen cp gelijken voet gebragc, ea
onze rekeninge vereffend hebben. Aandeeze was
ik wel gewend; en ako- niets heftigs lang van
duur is, had ik wel kunnen wenfchen met deeze
bejegend te worden. Maar zulk eene majeilueufft
bezadigdheid — Mij koomende opzoeken —
welken zij egter, zo als duidelijk blijkt uit haare,
ondemeeminge om weg tè geraaken, wel giiaru
zou gemijd hebben te zien —Niet als eene.
Lucretia in gedagten neemende om wraak op zig^,
zelve te oeiFenen--"Nogthans verzwolgen, haac,
geheele geeft verzwolgen zijnde, gelijk ik zeggeiV
mag, in eene zo hevige droefheid, dat ze, vol-
gens haare eigene woorden de kragt der fpraake
te boven gaet om uit te drukken —-- en be-,
kwaam te zijn, daar zij ontfteld was van herfenerv
zelf tot deezen morgen toe, om zulk eene knellen^
de vraag mij voor te leggen, als of zij m mijn toe-
koomend oogmerk waare doorgedrongen -
Hoe konde ik vermijden van te kijken als een gek,
en gelijk voorheen^ met afgebrokene gezeggen»
en ëeteuteringe te ant\voorden?
Hetgeen — Hetgeen — e -Hetgeen ge-
fchied is- Ik, ik, ik moet zeggen Moee
bekennen ·— Moet beljjdeii — Hem — Hem - ^
is niet goed —^ h niet zo als 't behoort —·
Maar — e —-- Maar ~ Maar -Ik heb-
be 'er waarlijk — waarlijk ■ ■ berouw van
—- Bij mijne Ziel hebbe ik h^t --r En
— En — wil al doen — alles doen — Al Vat mijn
I pligcis — al dat gij — dat gij — dat ^ί^'^μΐι; ^l·^
] fchen, οί» yergoe^ogf te doen 1 -r^
Γ;
ι........ m
O Belford! Belford! Wie zegepraalde nu!
Zij, of Ik?
Vergöedinge! O gij rege veragtelijke deug-
niet ! -- Daarop ♦ haare oogen opheiFende
—- Goede God! Wie zal deernis hebben mee
een fchèpzel, welke door eenè zo laage ziel een
Val gebragt kon worden! -Nogthans—
en toen k^ek zij mij met verontwaardiginge aan,
---- Nogchanis ik haate u (al hoe vuig en laag
van 2iel gij 'zljc! ) niet half zo veel dan iJ^mij zel-
ve haaté, dat ilc u niet eer befchouwde in uwe ei-
genaarrige koleuien! -Dat ik nog hoopte
op eenig Zedelijk goed, of op Dankbaarheid, of
op Mededogen van éenen Ligtmis , die om
een Ligtmis te 'wórden, alle zedelijke verplig-
tingen gewraakt eri met voeten moet getreden heb-
ben (a).
Zij häälde toén dén naam van haaren Neef
Morden aan, als of dié haar gewaarfchuwd had te-
gen een man van ongebondene beginzelen; . en
trad naar hét venfter met haaren neusdoek aan^
haare oogen: Maar, zig fchielijk tot roij keerende
met een weezen en houdinge, van verfmaadinge en
majeileit ondereen gemengd - [Wat zoude
ik, ter dier ftonde, wei niet willen gegeven heb-
ben , dat ik haar hooit had verohgelijkc I ] Welke
vergöedinge hebt^/; voor te ilclle^Q ! -—^ Welke
vèrgoedinge kan zulk een doen als gij, aan eenCj
perfoon van'eenig hart, of gezond verftand, voor
het kwaad dat gij mij zo onmenfchlijk hebt doen
lijden ?
·- . ^ ^ Zo
(λ] De woorden van haaren Neef Morden in z,hr,cn "Bilef
van FlortiMc, ^la i)· IY» bl. 48,
w
Juffer CLARISSA HARLOWE. 515'
Zo dra. Madam, -- Zo dra — als --
Zo dra als UvV Oom —-of ■ zonder
verbeiden —---^ ·'
Gij wildt mij zeggen, onderftelle ik ■
Ik weete wel, wat gij mij zeggen wiidt —^—^—
Maar denkt gij, dat Trouwen eene fchuld als de
uwe boeten kan ? Al hoe verftoken van jfvrienden
en van goederen gij mij gemaakt hebt, den deug-
niet, die zigzelven de eerbaarheid zijner vrou·^ ■
we ontrooven kon^ veragte ik te veel, dao dat ik ?
kan verdraagen aan u te denken in het ligt, waar« ;
in gij fchijnt te hoopen dat ik u ζύ aannee-
men ] . , f
Ik ftamelde om haar in de reden^te vallen":
Maar. hetgeen ik meende te zeggen verdierf op
mijne beevende lippen. Ik kon alleen uitfpreeken
het woord Huwelijk ——- En dus voer zij ι
Geef mij derhalven te kennen, of ik ftae
verhinderd te worden omtrent de vrije beftelUnge I
van inijzclve in coekoomende! Of ik in een Land '
van Vrijheid, als dif\ daar de Souver ein niet fchul- ,
dig moet zijü aan uwe boosheid , en daar gij ook
dezelve niet hadt durven οnderneemen, hadde ik \
een vriend of nabeftaende die naar mij omzag,
hier gevangen ftae gehouden te worden, om nieu·
We mishandelingen te ondergaen ? Of gij, met
een woord, voürhebt mij te bcletcen o,tn te gaen
werwaards mijn loc mij leiden ïal? /
Na eene tuifchenpoos; want ik zweeg nog al
ftil; ^
Kunt gij mij op deezeduidelijke vraag niet ant-
woordend ■ V·-·» ïk ilae af allwi eifcU V
vör-
Éi
-ocr page 545-verwagtinge op ü-— Wat regt hebt gij om mij
hier vaft te^ houden ?
Ik konde niet fpreeken. Wat konde ik dog
zeggen op zulk eene vraag?
O deugniet! in haare opgehevene handen
/ wringende, waare ik niec beroofd ge weeft van
\ mijne zinnen , en dat op de ondeugendße wijze
— Gij weet beft hoe — Waare ik in ftaat geweefl:
om bexeffinge je hebben van mijzelve, en uwe
handelingen, en hadde ik maar geweeten hoe de
dagen voorbijgingen ; daar zou niet eene geheele
week verilreeken zijn, gelijk ik vinde dat gefchied
is, voor dat ik u gezegd had, hetgeen ikunu
zegge-— Dat de man j' die zulk een fchurk
omtrent mij geweefl is, als gij geweefl zijt^ mij
nooit tot zijne Vrouw zal krijgen. -Ik zal
i aan mijnen Oom fchrijven, om zijne gunftige voor-
ƒ neemens ten mijnen opzigte aan een kant te leg-
gen —^—Alle mijne uirzigten zijn afgeflooten
- Ik geeve mijzelve op als een verlooren,
fchepzel ten aanzien van deeze wereld —-Ver-
hinder mij niet te treeden in een leeven van ge-,
ftrenge boetvaardigheid , wegens briefwiiTelinge,
tegen verbod, gehouden met eenen deugniet, die
alle hunne waarfchuv/ingen en verbitteiinge maar^
al te wel gebillijkt heeft j en om dat ik mijzelve in
de magt geftort hebbe van uwe fnoode konilenaa-
rijen. Laat mij mijn beft doen om mij te verze-
' keren van de eenige hoope ♦ die mij is overgeblee-'
ven. Dit is alle de vergoedinge, welke ik van u
vraage. Ik herhaale , derhalven , hebbe ik tiu
ι vrijheid om mee mijzelve te handelen zo het mij
behaagt?
j
-ocr page 546-Juffer CLARISSA HARLOWE. 515'
iSiu koomt de zot, de booswigt weder ftamer
len me? zijn afgebroken antwoord: Mijne waard-
ite Liefde, ik ben befchaamd, geheel befchaamd,
als ik bederike wat -—^ wac gefchied is; en als ik
bedenke-Aan wie. Ik zie, ik zie, dac het
niet is uit te houden tegen uwe welfpreekendheid I
—— Zulke onweerftaenbaare bewijzen van de
Liefde der Deugd om haar zeker wille
hoorde ik nooit van, nog hebbe ik ooit ontmoet,'
in al mijn leezen. En indien gij het e.enen boet-
vaardigen fchelm vergeeven kunt, die dus op zijne
knieën fmeekt om uwe _ vergiffenis [Toen viel ik
neder, alles wat ik zeide mij volilrektlijk ernil
zijnde] zo zweere ik bij ai wat Heilig en Regtvaar-
dig is (en de donder mag mij yoor uwe voeten
dood ilaen, indien ik niet Ppregt ben!), dat ik door,
bet Huwelijk, voor morgen-middag, zonder naai:
uwen Oom of eenig mepfch te wagten, u alle rege
wil doen welk ik u nu ,kan doen. En gij zult mi|
voorts altoos regeeren,en beilieren zo als het u zal
goeddunken, tot dat gij mij uwer engelagtige rein-j
heid meer waardig gemaakt hebt, d^n.ik nu ben:
En ik zal niet beilaen, om zelf uw kleed aan te^
raaken, voor dat ik de eere hebbè om eenen zo
grooten zegen wetciglijk de mijne te noemen. ,
O gij argliilige bedrieger.' Daai' is een,regt·,
vaardig God , dien gij aanroept: Nogthans de
donder daalt niet neder; en gij leeft nog al om u
te verzweeren en bedrog te pleegen! . / -
IVlijn waardile Leeven! opilaende; want ik
hoopte dat zij begon te buigen——;— .
Hadt gij nier gezondigd boven de wogeljjk^
hcid van verßifem·, viel zij er tuiTch^ in
V. DseL Κ k vvaa-
^5 de historie van
waare dit de eerfte maal geweeft, dat gij eene ζσ
plegtige belofte deedt, en de wraak afbadt, wel-
ke gij zo menigmaal getart hebt; mogelijk kon
mijn wanhoopige toeftand mij bewoogen hebben
tot de gedagte, om eenen elendigen kans met een
zo ondeugenden man te onderneemen. Maar,
na hetgeen ik van u geleeden hehbe , zoude het
zonde in mij zijn, dat ik mijne ziel wenfchte te
verbinden aan een man, die zo na verknogt aan
't verderf.
Goede God! -- hoe onmêdogend! --
Ik pooge niet te verdeedigen -- Waare het
in mijn vermogen het te herdoen - Zo na
verknogt aan het verderft Madam! Zo ondeugend
een man, Madam! -
O hoe verre koomt nog alle uitdrukkinge te
kort bij tLwe euveldaaden, en bij mijn lijden! —
Zulk een voorbedagt overleg in uwe godloosheid!
-De charafters van perfoonen van eere uit
uv/c eigene familie, fchandelijk te misbruiken —
En dat alies ora een arm fchepzel te begoehélen,
welke gij hadt behooren -Maar waarom praa-
te ik tegen u ? --- Dat uwe zonden op uw
hoofd zijn!- Nogmaal vraage ik u, Hebbe ifc
im mijne eigene vrijheid, of hebbe ik ze niet?
Ik ondernam iets te zeggen ter verdeedigtnge
van de vrouwluij, verklaarende dat zij weezenlijk
de perfoonen zelve v/anren -
Beila niet, viel zij 'er tuffchen in, al hoe
ihood gij zijt, om een woord te fpreeken ter u-
wer eigene verdeediginge in dit opzigt. Ik hebbe
mijne gedagten laaten gaen over haar gedr<ig, haar
geiprek, haare al ce gereede beruftinge in mijne
/UFPÉR CLARISSA HARLOWE.
verklaaringen ten uwen nadeele; haare vrije, eri
egcer gemaaktlijk-ingetogen wulpfche zeden : Eii
nu, dat de droevige uitkoomft mijne oogen geo-
pend heeft, en ik haarè bedrijven en betuigingeii
met eikanderen vergeleeken hebbe, verwondere ik
mij dat ik het gedrag van de naar geen deftige
vrouw gel t inde prij, welke gij bij mij bragt om
mij te bedriegen, niet konde onderfcheiden van de
Waardige Lady, welke gij de eere hebt van uwé
Moeij tö noemen ; en dat ik het oppervlakkig ver-
glimpt fchepzel niet ontdekken konde, welke gi|
bij mij deédt doorgaen voor de deugdsaame Juffer
Montagüe.
Verbaazende liefdeloosheid in eene Lady, dié
zélve io goed is! - IDat de hooggaende blijd-
fchap, welke de Ladys hadden in u te zien, haar
voor zulke geftrenge berispingen bloot Mie!
Ik zweére een plegtigften , Madam —^—
Dat dezelve, mij in de reden vallende,
Ujk en inderdaad Lady Eüfabe^ Lawrance en u-
we Nigt Montague waaren! — Ö deugniet ! Ik'
zie uit deeze plegtige betuiginge [//? bad het nog
niet hetiilgd~\ wat geloof men heeft te ilaen aan ai
het overige. Λ1 hadde ik geen andere blijk —.
Haar ίη de reden vallende, verzegt ik haat
öm mij met geduld te hooren. „ Ik vond , he-,
„ tuigde ik bdar , dat ik genoegzaam openltjli
„ van haar veiagt en gehaat wierd, . Ik had geeri
3, hoope om haare Liefde, of haar Vertrouwen té
9, winnen. De Brief, welken zij bij haar vertrek
5» haar Hamiiead had agtergelaaten , overtuigde·
,, mij genoegzaam , dat zij geheel en al ondef
„ den rnvlöed was van Juffer Höwe, én" maar
Κ k ζ ii wag"
-ocr page 549-De historie van
wagtede dat 'er een Brief van haar te rug kwam,
om te treedèn in maatregels welke mij voor al-
>, toos van haar berooven zouden : Juifer .Howe
was ahljä mijne vijandin ge weeft: Toén nog
5, dies te meer, buiten twijffel, wegens den in-
„ houd van den Brief dien zij aan baar gefchree^
,, ven had, toen zij eerft te Hamftead kwam: Dat
,5 ik den uitflag van zulk een Brief niet durfde af-
„ wagten; en blijde was met eene gelegenheid,
,, van door middel van Lady Elifabet en mijne
„ Nigt (fchoon die mijne beweegreden niet wls-
„ ten) haar naar de ftad te rug te krijgen ; op
I dien tijd, wel verre van voorneemens te zijn
otn haar die mishandelinge aan te doen, waartoe
,, mijiie wanhoope, en haar gebrek van vertrou-
» wen in mij, mij zo fnoodlijk had aangezet —
Ik wilde hebben voorrgegaen, en bijzonder-
/i;k zoude ik iets gezegd hebben van CapiceinTom-
linfon en haaren Oom ; dog zij wilde mij niet
verder hooren. En het was inderdaad metzigtbaa-
re verontwaardiginge, en niet zonder verfcheide-
iie toornige tuiTchenvallen , dat zij mij dus veel
hoorde zeggen.
Zoude ik durven onderneemen , vraagde ze
mij, om mijne godloosheid te verglimpen I De
twee vrouwluij, was zij overtuigd , dat bedrieg-
fters v/aaren. Zij wiil niet of Capitein ïomlin-
fon, en de Hr. Men η eil , ook wel zodanig niet
zijn mogten. Dog her zij die het waaren of niec.
Ik was zekerlijk een bedrieger. En zij vorderde
ilerk dat haar de vrije magt over zigzelve gelaa-
ten wierd , geduurende het kort overfchot van
feaar leeven Want. zij had inderdaad een af-
m-
-ocr page 550-Juffer CLARISSA HARLOWE. jr^
grijzen van mij, hoe ze mij ook befchouwde; en
nog meer bijzonderlijk in dac ligt, waai'in ik mij
éer haarer aanneeminge aanbood.
Én dit zeggende, fnelde zij van mij wegj mij
volftrektlijk beroerd en befchaamd laatende wegens,
haar aandeel in eene zamenfpraak, welke zij aanr
ving met zulk eene ongemeene, hoewel geftren-
ge bezadigdheid, en befloot met zo ved ppregte
en ongemaakte verontwaardiginge.
En nu, Jan, moetik nog eene ernftige zinï
fneede bijzonderlijk tot u rigten.
Ik hèbbe nog niet eens aangeroerd om te za-
men Ongetrouwd te leeven- Haars Ooms be-
middelinge heeft nog niet volftrektlijk alle geloof
bij haar verboren , gelijk ik het genoegen had
van uit een zegswoord in dit gefprek te merken —
Nogthans verdenkt zij mijne toekoomende oogmer-
ken , en twijiFelt omtrent Mennell en Tomlinfon.
Ik moet zeggen, indien zij aan haar Ugty aan
haar kluwens-einde , of hoe zal ik het noemen i
op eene wijze koorat, dan is haar door-
zigt wonderbaar.
Dog zo ze niet eerelijk daaraan koomt, dan
is de reden van haare ongeloovigheid, dan h de
reden van haare partijdigheid tegen mij, düideii|^·
na te gaen.
Ik zal rond uit fpreeken - Gij kondc
mij , immers , geen verraaderlijke poets φοείεη,
Janf- Gij kondt u immers door uwe dwaaj^e
deernis met baar niet verleiden laaten toe eene on-
vergeevelijke fchendinge van trouwe jegens uwep
vriend, die u alles zo onagterhoudende heeft me-
<Jegedeeld? *
Kk| m
-ocr page 551-Ik kan niet gelooven, dat gij tot zulk een on^
fieugend ftuK bekwaam zoudt zijn. Geef mij, e-
yenwel, voldoeninge ten deezen opzigte. Ik
moet een vervloekt flegte vertooninge maaken in
haare oogen, met mijne eeden en plegtige betui-
gingen, gelijk ik bij gelegenheid geen zwaarigheid
zal maaken van te zweeren en de plegtigfte betui-
gingen te doen, indien zij den geheelen tijd door
bntwijffelbaare berigten gekreegen heeft van mijne
trouwloosheid. Ik weete wel dat gij mij zo wei-
'»igvreeft, als ik u vreeze, in alles daar het op
manhaftigheid aankoomt; en u fchaamen zult, in-
dien gij het gedaen hebt, om het te ontkennen,
daar het u dus voor de fcheenen geworpen wordt.
En hier lufl: het mij bijkans ftil te houden, en
niet verder te fchrijven, yoor dat ik uw antwoord
hebbe.
En zo zal ik doen.
Maandag-morgen^ over drieën.
'pe Hr. Lovelace , aan Jan Belford,
Schildkn.
Maandag-morg. 5. uur en (Jen 19 Junij,')
Ik moet wel voort fchrijven. Niets anders
kan mijn tijd korten : En ik denke dat gij geen
'hondsvot kunt geweeft zijn jegens m j,
Juffer CLARISSA HARLOWE. jr^
Ik zou gaarn mijne oogen wat geilooten heb-
ben : Maar de Slaap vliedt van mij. Te regt zege
Horatius, volgens deeze vertauJinge;
De zagte Slaap fpreidt nooit haar bed
In V bart^ waar't ßormt en woedt
Ί Is niet genoeg dat zij V gemoed
Met Duillernis en Wolken vindt bezet:
De Duifternis alleen kan ons aan V bed niet
binden ;
Ze is niet genoegd ο neen! men moet ook Strlte
vinden.
Nu wenfchte ik inderdaad wel van harten, dat
ik deeze Lady nooit gekend had. Maar wie^ zou
gedagt hebben, dat 'er zulk eene vrouw in de we-
reld was ^ Onder alle de Sexe die ik ooit gekend,
van welke ik ooit gehoord of gelezen hebb^e, was
het eens te ondergebragt, altoos te onder gehragt.
De eerße flrijd was gemeenlijk de laatße; of ten
minften wierden de wederftreevingen vervolgens
zo veel flaauwer en flaauwer, dat iemand dezelve
liever zou willen ontmoeten, dan ontbeeren.
Maar weete ik nog wel --
* *
Het is nu nabij ZeiTen --De Zon > heeft
reeds twee uuren geleeden alles rondom mij ver-
ligt : Want haare onpartijdige ftraalen befchijnen
alzo wel het huis van Mama Sinclair, als eenig
ander: Maar niets binnen mij kan zij verligcen.
Met het aanbreeken van den dag keek ik eens
door hec lleutelgat van de deur mijner Beminde.
Κ k 4
-ocr page 553-'510 DE HISTORIE VAM
Zij had verklaard, dat zij haare kleederen In dit huis
niet meer zoude uittrekken. Daar befchouwde
ik haar in eene zoete flulmer, welke ik hoope dat
verkwikkelijk zal bevonden worden voor haare
ontroerde zinnen; zittende op haar leuning-ftoel,
ïnet haar voorfchoot over het hoofd; haar hoofd
onderfteund wordende van de eenè Iteve hand;
terwijl de andere door den ilaap als leevenloos,
fjij haare zijde neer hing; de helft van eenen haa-
rer fraaije voeten alleen zigtbaar zijnde.
- Zie eens het' verfchü van ons beider geval,
dagt ik ! Zij, de bekoorelijke verongelijkte , kan
Äoetlijk ilaapen , terwijl de fchelmfche verongelij-
^er zijne oogen niet kan fluiten; en den geheelen
ïiagt re vergeefs getragt heeft zijne naargeeiligheid
te verdrijven, en zigzelven te ontvlieden!
^ Gelijk elke ondeugd gemeenlijk haare eige-
ne ftraiFe medebrengt, zeijf in dit Jeeven; zd 'er
iets waare 't welk mij in verzoekinge kon brengen
öm aan eene toekocmenäe {iv^t&iQ twijffélen, zou-
de het dit zijn, dat'er bezwaarelijk eene grooter
èijn kan, dan welke ik ter deezer ftonde ondervin-
de in mijne eigene wroeginge. '
' Ik hoope dat het zal afneemen. -- Zo
niet, dan zal het lief fchepzel wel gewroken wor-
den ; want dan zal ik de elendigfte aller meiifchen
^ijn. ·' . ^ ■ - . . .
/· 1
^es uuren.
Zo even berigt mij Dorcas, dat haare Lady
openlijk, en zonder bewimpeh'nge, zig bereidt om
^êg te gaen. Zeer waaricbijnelijk. Di luim,
^· ., ■ ............waar-
waarin zij gifteren-avond van mij wegvloog, heeft
mij zulk eene onderneeminge wel doen verwag-
len.
Nu, Jan, dus gehaat, en veragt te worden!
——— Én indien ik zwaarder gezondigd hebbe
dan te vergeeven is --
^OÈÊÊm
■ *
Dog zij heeft mij eene boodfchap gezonden
door Dorcas, dat ze bi] mij wil koomeii in de
èet-zaal; en begeert [MiiTeJijk genoeg!] dat de
meid bij het geiprek mag tegenwoordig zijn, 't
welk tuffchen ons zal gehouden worden. Deeze
boodfchap geeft mij eenige hoope.
Negen mren,
Vfrbmide Lift, Schalkheid, Schelmerij!
Cij mijne ^iel, het ftond dus of zo dat ze mij waa-
re door de vingers gcfloopen. Zij bedoelde niet
anders met haare buodfcliap, dan om Dorcas uit
den weg, en mini baan te krijgen. Is een inge-
beelde nood genoeg, om deeze Lady in het verlaa-
ten van haare eereiij!<e beginzelen te regtvnardi-
gen? Toont ze mij niet, dat zij, al zo wel als ik,
moedwillig bedrog kan pleegen?
Waare zij in het voorhuis geweeft, en 'er
■geen gang voor haar door te gaen om aan de voor-
deur te koomen , zij zou zekerlijk voort geweeii
zijn. Maar haare haaft verraadde haar: Want
Saaitje Martin bij geval in de voorkamer zijnde,
en eene fchielijker beweeginge hoerende dan naar
Kkf ge-
V
-ocr page 555-521 De HISTORÏE vam
gewoonte, en een geruifch van zijde kleederen,
als van iemand die zig voonfpoedde, keek eens
uit; en ziende wie hec was, ftapce zij tuiTchen
haar en de deur in, en zettede haaren rug tegen
dezelve.
Gij moet niet weg gaen, Madam, Inderdaad
niet.
Met Wat regt? -En hoe durft gij —-
En diergelijke bars-fpreekende uitdrukkingen ge-
bruikte het lief fchepzel. -Terwijl Saar-
tje haare Moeij voor den dag riep; en een half
douzijn ftemmen zig paarden in her gefchreeuw
om mij, dat ik mij naar beneden moeil haaften,
naar beneden haaften, in een oogenblik.
Ik was met veel ernft bezig om Dorcas boven
te onderwijzen, en verwonderde mij wat dog het
onderwerp zou zijn van het gefprek, waarbij dè
meid als getuige ilond tegenwoordig te zijn, wan-
jieer dit gefchreeuw tot mijne ooren kwam. En
ik vloog naar beneden. —-En daar was
het bekoorelijk fchepzel, de lieve bedriegfter, hij-
gende naar den adem, met haaren rug tegen den
middelmuur , een pakje in haare hand hebbende
[Vrouwen gaen niet van huis zonder haare pakjes]
met Saartje, Marijcje (dog Marijtje vriendlijk voor
haar fpreekende) de Mama , Mabell, en Pieter
(de knegt van het huis) rondom haar; alle even-
wel een igen sflland van haar blijvende; de Mama
en Saartje tuiichen haar en de deur ftaende ---
Terwijl de lieve Ziel in haare milde woede her-
haalde , Ik gaen ! - Niemand heeft regt
Ik iu//gaen! - Al vermoordt grj mij.
Vrouwen, ik wil niet weder naar boven gaen!
2o
-ocr page 556-Juffer CLARISSA HARLOWE. 525
Zo dra zij mij zag, trad zij een ftap of twee
naar mij toe; Hr. Lovelace, Ik wil gaen! zeidfe
zij--Hebt gij deeze vrouwen iaft gegeven —
Wat regt hebben zij, of ook g//, otn mij tegen
te houden?
Is dit, mijne waarde, de voorbereidinge tot
een gefprek, waarop gij mij aanleidinge gaft om
te wagten, in de Eetzaal ? En denkt gij, dat ik
dus van u kan fcheidenf ——— Denkt gij, dat
ik het doen wil ?
En moet ik , mijn Heer, dus van alle kantet»
bezet worden ! ~ Dus omcingeld ? —- Wat
hebben deeze vrouwen met mij te doen ?
Ik verzogt haar alle ons te verhaten, behal-
venDorcas, die zo fchielijk beneden was als ik.
Mij dagt het toen goed eens een ftoutmoedig wee-
zen aan te neemen, alzo ik gevonden had dat 0-
ver mijne gedweeheid zo grootlijks wierd gezege-
praald. En nu, mijne waarde , zeide ik (haare
tegenftreevende voeten voortdringende) gelief zo
goed te zijn om in de voorkamer te treeden. Hier,
nademaal gij niet wik naar boven gaen, mogen
wij onze zamenfpraak houden; en Dorcas daar-
bij geiuige zijn. - En nu. Madam, haar
op een lloel doende zitten , en mijne handen in
mijne zijden zettende, wat is 'er van uw believen ?
Baldaadige fchurk! zeide de verwoede Lady.
En opftaende, liep zij naar het venfter, en fchoof
de Raam op [Zij wift niet, onderilelle ik, dat 'er
ijzeren roeden voor het venfter waaren]. En toen
zij vond, dat zij 'er niet kon uitkoomen op ftraat,
iloeg zij haare opgehevene handen t' zamen ; haar
palije hebbende laaten vaÜen Om God$ wil-
le.
Λ
1
L
-ocr page 557-^^ HISTORIE VAN
Ie, goede eerelijke Man!-- Om Gods wil-
le , juffrouw ----[tegen twee die voorbij
gingen] een arm, arm fchepzel, zeide zij, dat
bedorven is! -
Ik greep haar in mijne armen , alzo het volk
begon te verzamelen omtrent het venfter: En toen
fchreeuwde zij, Moord! Help! help! - En ik
^ droeg haar naar boven in de Eetzaal, in Tpijt van
haar bedriegelijk harqe (gelijk ik het nu wel raag
noemen) fchoon ze geweldig worftelde, hier en
daar zig vaft houdende aan de leuning van den
trap, zo veel zij konde. Ik wilde haar daar op een
ftoel gezet hebben; maar zij zonk ter neder half·
/ onbeweegelijk, en zo bleek als de dood. Dog een
geweldige vloed van traanen beriledc gelukkig uit
tot haare verligcinge,
Dorcas weende haarenthalven. De meid was
inderdaad met haar bewoogen I
Geweldige opftijgingen volgden daarop. Ik
liet haar aan de zorg van Mabell, Dorcas, en Ma*
rijtje; welke laacfte voor haar de verdraagelijkfte is
van de Zullerlchop.
Deeze zo ftoutmoedige onderneeminge, ont·
zettede mij niet weinig.
Juffr. Sinclair, en haare Nymphen zijn nog
veel meer bekommerd, van wegens de agtinge van
haar huis, zo als zij het noemen, alzo zij eenige
fchampere uitdrukkingen ontvangen hebben (met
het inüaen der glazen gedreigd zijn) om haar het
jong fchepzel, dat zo fchreeuwde, te voorfchijn te
doen ^breiigen.
Terwijl het onderzoek-doende gepeupel op
het heftigil daarmede bezig was, kwamen de vrouw-
Juffer CLARISSA HARLOW E. 5,5
luij bij mij boven loopsn, om te weeten wat zi]
doen zouden; zijnde 'er reeds een Wijkmeeiler
metterdaad gehaald.
Zie dat gij den Wijkmeeiler in de zij-kamer
krijgt, zeide ik, mee drie of vier van de voorbaarig-
ile van 't janhagel, en breng een der Nymphen
voor den dag, die gij aanilonds de oogert met uijeri
moet doen zwellen, en haar muts en halsdoek uic
orde fcheuren, weike bekenne dat zij de perfoon
zij. De oorzaak, een vrouwen-fchermutièlinge;
dog dat haar regt gefchied, en zij daarmede vol-
daen is. Geef dan aan eiken knaap een zoopje ojT
twee, en daarmede zal alles wel zijn.
Elf uur en, \
Alles IS gedaen, zo als ik geraaden hebbe^
en alles is nu wel.
JufFr. Sinclair wenfcht, dat zij nooit het aan-
gezigt van zulk eene eigenzinnige Lady gezien had;
en zij en Saartje dringen mij teji uiterften fterk,
dat ik de ftijf hoofdige Schoonheid, voor vier of vijf
dagen, aan haare hetemminge, zo als zij het noe-
i men, wil overlaaten. Dog met vloeken bragc ik
haar tot ftilzvjijgen; alleen bcveelende dat 'er in toe-
koomende dubbele voorzorg zou gebruikt worden.
Marijtje, fchoon zijde {ievö itijfhoofdige ver-s
trooilede, zo veel zij konde, als zij bij haar was,
i houdt bij mij^ ilaende , dat niets dan fchrik mij
, eene druagelijke behandeiinge zai bezorgen»
Dorcas wierd van de vrouw!uij bekeeven over
! I haare traanen.. Zij bekende dat die weezenlyk waa-
i ren, i^ide^ Zij w^s beichaiitiid over zigzelve; maar
kon-
-ocr page 559-54o De historie van
konde het niec helpen. Zulk een opregt, zulk
een onhuigzaam hartzeer , in eene zo zoete La-
dy! -
DevroHwluij lachten haar uit: Dog ik ge-
bood haar , geen verontfchuldiginge voor haare
traanen in te brengen, nog zig aan haar gelach te
ftooren. Ik was blijde, dat ik haar zo gereed zag
met dezelve. Van zidke vreemdlingen kon een
goed gebruik gemaakt worden. Kortom, ik wildé
dat zij dikwijls zig daarin toegaf, en zo het mo-
gelijk waare, het vertrouwen van tiaare Lady
poogde te winnen door haar medelijden met de-
zelve.
Zij zeide, dat haare Lady gunilig van dezelve
tegen haar gefproken had; en blijde was, dat zij
zulke blijken van goedertierenheid in haar zag.
Wel dan, zeide ik, moet het uwe rol zijn, het
zij 'er iets van koome of niet, teerhartig te wee-
zen. Zo het al geen goed doe, het kan niet
fchaaden. Dog draag zorg, dat gij niet al te
Ooorhaarigy oï al te gedienflig zijt met uw mede-
dogen.
Dus zalDorcas heel haail, geloove ik, bij haa-
re Lady een goed medelijdend ilag Jvan een menfch
zijn. En dewijl het de vrouwen betaamt zodanig
te zijn, en mijne Beminde gaarn hooge gedagten
heeft van haare eigene Sexe; zo zal het dies te ge-
jreeder ingang bij haar vinden.
Ik dagt dat ik nog eens eene proef zou geno·^
men hebben (nu ik dus verre gegaen was) hoe
verre ik hec kon brengen om Ongetrouwd te za-
men te keven. Maar wat hoope kan 'er zijn om
daarin te flaagen? —■——. Zij is onverwinnelijk ί
Juffer CLARISSA HARLOWE, 527.
Tegen alle mijne denkbeelden^ tegen alle
mijne begrippen (haar aanmerkende als eene
vrouw, en in den bloeij zelf haarer bekoorelijk-
heden) is zij volßrekt onverwinnelïjk. Mijn ge-
heel oogmerk is cegenwoordig, om haar wetdglijk
regt te doen , indien ik haar eens weder van har-
ren hoogen toon kan af krijgen.
De BewilUginge van zulk eene vrouw moet
haar altoos nieuw , altoos bekoorelijk maaken.
Maar , verbaazend is het! Kan hec öntbeeren van
eene Kerk-Plegtigheid zulk een onderfcheid maa·
ken!
Zij is mij nog haare bewilliginge fehuldig'^
want tot hieraantoe hebbe ik daarvan nog niets ge-
had om mij op te beroemen. Van mijnen kant is
'er niets geweeft, dan wroi^i/zge, henaaud- V
held van geefi ^ en eei aanwaJJ'ende^ dan afneem
mende Liefde,
Hoe doorgrieft mij haare hoogmoedige Ver^
werpinge! -En egter hoope ik nog haar
zo verre te krijgen, dat zij luiftere naar mijne Ver-
tellingen van de Familie-Verzoeninge, en van haa-
ren Oom en den Capitein Tomlinfon. --
En dewijl zij mij een voorwendzel gegeven hcefc
om haar tegen haaren wil vaft te houden ^ moet ze
mij zien , het zij goeds moeds of niet-Zij
kan het niet helpen. En indien het met Liefde
niet gaen wil, moet van Schrik, volgens den
raad der vrouwluij, eens de proef genomen wor-
den. Λ
Eene netelige rol heeft, evenwel, mijne Be·
minde te fpeelen. Indien zij het mij geinaklijk
vergeeft, hervatte ik mlifchien mijne ontwerpen:
%
L·
-ocr page 561-De HISTORIE van
-—- Indien haare verwerpinge raet hefcighèid
doorzet, zal die hieftigheid mij mogelijic wanhoo-
pig maaken, en nieuwe geweldenaarij veroorzaa-
ken -- Zij behoort, nademaal zij meerit d^
vrouwluij ontdekt te hebben , te bedenken waar
Ik ben verbruid misnoegd op mijzelven. In-
dien ik mijne looze raadilagen ^ mijne geneugte in
liften , en bedrog , en fchalke vindinge aflegge,
zal ik maar een gemeen karei zijn : Een diergelijk
lomp log fchepzel als gij zijt* Nogthans wac
brengt mij het gelukken van. mijne argliftige aan-
ilagen dog aan ^ dan verdriet, fchande, en be-
/ rouw? Dog ik ben niet opgewalTen, geheel niei;
opgewaiTen , tegen deeze vrouw. Hoe ik met
/' Kaar, of zonder haar ftellen zal, weetë ik niét,'
De Hr^ Lovelace , aan Jan BelfordJ
Schitäkn.
Ik krijge zo aanftonds tijdinge van Simon Par-
fons, eenen van Lord M/s rentmeefters, dat zij-
ne Lordfchap heel ziek is. Simon, die mijn on-
derdaanige dienaar is, uit kragt van mijne vermoe-
delijke opvolginge als erigenaam, geeft mij in zij-
nen Brief te kennen, dat het niet kwaad zou zijn
dat ik op M. Burg tegenwoordig waare. Dus
moet ik fpoed maaken, welken cours mij ook'
vrij-
ij
-ocr page 562-vrijftaen, of ik zal gedrongen worden te ^ nee-
men.
Hec zou geen kwaad vooruitzigc zijn voor
dit bekoorelijk fchepzel, indien de Oude Pair zo
goed wilde zijn om de chamade te flaen j en
dikwijls heeft zijnepodagra hem opgëeifcht. (Ruim
8000/. 's jaars, en miiïchien de Titel, of nog
hooger , Erflijk, zou mij wel bij haar voorthel-
pen.
Al hoe hoogmoedig deeze Lady voorgeeli:
boven allen hoogmoed verhaven te zijn, een hoog
iaanzien zal wel zijne aantrekkelijkheden bij haar
hebben·, want aanzien doet altoos eens mans ge-
laat blinken in dè oogert eener vrouwe.^ Ik hebbe
wel een mooij goed Capitaal, als zuiveFvan fehiiï-
den, gelijk het is: Maar welk eene edelvi ver-
fcheidenheid van kwaade ftukjes zal 8οοσ I 's
jaars iemand in ftaat ftellen om te pleegen?
MilTchien zult gij zeggen y dat ik reeds alles
doe wat mij in mijn kruin koomt: Maar. dat is een
miiilag ——De helft niet, wil ik u wel ver-
zekeren. En vroonie luiden zelf, zo als ik wel
gehoord hebbe, bezitten gaarn de magt van kwaad
te doen, hec zij ze daarvafi gebruik maaken of
fiiet. Koningin Anna ziilp. die eene zeer vroom®
vrouw was, was altoos zeer gefteld op haare voor*
regten. En haare Scaacs-dienaai-s maakten , ia
meer dan een géval, op hnafen" naam, een ßaatS"
dienaar lijk gebruik vau deeze- haare zwakheid.^
Λ ί
Dog '^nu eindelijk , ftae ik te worden töege-
V. Deel. L 1 h
«WW
lauten tot de tegenwoordigheid van mijne vertoorrt-
de Schooiie: Na drie weigeringen , niettemin; en
een volilrekten eifch van mij, door Dorcas, dat
Ik haar moet zien in haare kamer, zo ik haar niet
ian te zien koomen in de Eetzaal.
Dorcas evénwel, berigt mij, dat zij zegt. In-
dien zij haare eigene vrijheid had, dat zij mij nooie
meer zou willen zien; en dat zij gevraagd heeft
naar de charaélers en de omftandigheden der buu-
ren. Ik onderftelle , om nu ze de proef van haa-
re ftem genomen heeft, aan dezelve om hulp te
foepén, indien 'er iemand waare die haar hooren
konde.
Zi] ilelt nu vaii:, zo hetfchijnt, dat ik van 't
begin zelf af, de ondeugendheid gehad hebbe,
om ten haaren bederve een huis uit te zoeken, *t
welk zo gefchikt is tot vreezelijke iielte-ilukken.
Dorcas fmeekt haar om zig dog geruft te ftel-
ien - Bidt haar om mij dog met langmoe-
digheid te zien- Geeft haar te kennen, dat
ik een alleronverzettelijkft menfeh ben, zo als ze
heeft hooren zeggen - Dat men met zagtheid
iets op mij kan winnen; maar met niets anders,
gelooft zij. En wat is het, dewijl haare Ladyfchap
(zo als zij haar altijd noemt) getrouwd is, of ik
al eens mijn eed verbroken bad^ of voorhad dien
te breeken!-
Zij gaf duidelijk genoeg aan de eerelijke meid
te kennen, dat zij niet getrouwd was. --—
Maar Dorcas wilde haare meeninge niet verftaen.
Dit toont, dat zij beflooten heeft om nergens
i^oor te ftüijten, En nu zal hec dan op de proef
v»n
-ocr page 564-Juffer CLARISSA HARLOWE. 525
van fchranderheid aankoometi, of zij fttrijteü zal
of niet.
Dorcas heeft haar iets te kentten gegeven vm
Milords ziekte , als een ontvangen berïgü *t welk
ik mij onder het fpreeken had laaten ontvallen.
Dog hier houde ik op. Mijne Benlinde is^
ingevolge van mijne eifchende boodfehap, zo ei-
ven naar de eetmaal opgegaen.
0e Hr. LoVElack, aan Jan BeLforöi
Scbildkm
I^iaandan- namiddag
Heb medelijden met mij , Jan, uit enkelö'
bermhartigheid; nademaal,.indien gij het niet hebr<
iiiemand het hebben zat: Ën egter was 'er nooiC
man van mijne vlugheid en leevendigen aart , wel-
ke het meer van nooden had. Wij fchnjven ligt-
lijk alles aan den Duivel toé wa£ ons overkoonit^
het welk wij nietgaarn hebben dat gebeurt; Maaf'
hier, daar ik (gelijk gij miflchien zeggen zult) zei·
vede Duivel ben, koomen mijne pla^eii voort vart
eene Engel. Ik onderÜelle dat alle menfchert
geplaagd moeten worden vaii hwn Tegetifirijdl·
ge.
Zij begon met mij als ecne fegte vrouw [Zij
fchuld hebbende, en iVïij defchuld geevendej op
het oogenblik dat ik maar in de eetzaal trad: ^
Niet de minfte veronticbuldrginge, niet de min-
fte verfchooninge ^ wegens het oproer dat zij ge-
maakt had, ende moeite die zij mij had aange-
daen.
Ik koome,zeide zij, in uwe vervloekte tegen-
woordigheid , om dat ik het niet helpen kan.
Maar waarom worde ik hier gevangen gehour
den ?- Alhoewel te vergeefs, kan ik niet
nalaaten -
AUerliefïle Madam, viel ik haar in de reden,
geef u dog niet over aan zo veel heftigheid. Gij
moet weeten dat uwe vafthoudinge geheelenal ie
wijten is aan de begeerte , die ik hebbe, om u al-
le vergoedinge te doen, welke het in mijne magc
is u te geeven. En Dit zo wel om uwentwille,
als om mijzelven. -Immers, is 'er maar
een weg over, om het ongelijk te herftellen, \
welk gij gelceden hebt-
Kunt gij de voorleedene week uitwiiTchen ?
yerfcbeidene voorleedene weeken, moefl: ik zeg-
gen ; den geheelen tijd zedert dat ik bij u ge weeft
ben? Kunt gij den tijd te rug roepen? -Zo
gij dat kunt -
Immers, Madam, haar weder in de reden val-
lende, indien het mij mag worden toegelaaten u
wettigUjk de mijne te noemen, hebbe ik moge-
lijk maar te vroeg -
Deugniet, die gij zijt ! Spreek geen woord
meer over dit onderwerp. Wanneer gij zwoert,
wanneer gij beloften deedt te Hamftead , begon
ik in de gedagte te koomen dat ik de uwe moeil
■ gorden. Indien ik mijne toeftemminge had gege-
^ · ven.
i3l·
JüFFER CLARISSA HARLOWE. ^55 t'
ven, op het verzoek van die geene, welke ik u-
we nabeihenden dagt te zijn, zou die eene voor-
naame beweegreden bij mij zijn geweeft. Dat ik
dan, hetgeen mee/i vereifcht wierd , eene onbe-
zoedelde eere aan u , een deugniet van alle eere'
ontbloot, ten huwelijksgoed kon gebragt hebben;
en de gelukwenfchingen van eene familie, voor
welke uw leeven eene geduurige fchandvlek ge-
weeft is, ontmoet met eene bewuftheid van der-
zeiver gelukwenfchingen te verdienen, IViaar
denkt gij, dat ik als eene Hoer de nigt zou willen
worden van uwen hoogwelgeboren Oom, en van
uwe weezenlijke Moeijen; en onder uwe Nigten>
als haare Nigt mij begeeven uit een Bordeel? Want
zodanig is, naar mijn gevoelen, dit vervloekt huis ί
•- Daarop, haare handen om hoog heffen·'
de, „ Groote en goede God des Hemels , zeide
5, zij, verleen mij dog geduld om mijzelve ftaen-
,1 de te houden onder het gewigt van de verdruk-
5, kingen, welke Gij, tot wijze en goede einden,
„ fchoon tegenwoordig voor mij ondoorgronde-
j, lijk, hebt toegelaaten dat mij overkoomen !
Daarop zig wendende tot mij, die niet will'
wat ik aan haar, nog voor mijzelven zeggen ^
moeft, Ik verzaake u voor eeuwig Lovelace! —>
Van Wien mijne Ziel een afgrijzen heeft I voor eeu- ·
wig verzaake ik u I -Zoek uw fortuin waar
gij ook wilt! -;- Dog nu, dat gij mij reeds
bedorven hebt ---—
U bedorven , Madam ! -- De wereld be-
hoeft niet -'Ik wift niet wat ik zeggen
moeft.
Mij bedorven in mijne eigene oogen \ en dat
Lij is
ί}4 Ι^ε HISTORIE van
is bij ïïiij hetzelve als of alle de vjereld het wlft —
Belet tnij niet te gaen, wer waards mijn ingewik-
keld noodlot mij zal leiden.
Waartoe ftaet gij bedremmeld, mijn Heer?
Wat regt hebt gij om mij tegen te houden, zo als
gij voorkorten deedt; en mij met geweld weder
boven te brengen, waardoor gij mijne handen en
nrmen bont en blaauw geneepen hebt ? Wat regt
hebt gij om mij hier vaft te houden?
Mijn hart doorfnijdt gij, Madam, met uwe
zo felle iinaadredenen. Ik bezeffe maar al re wel
het ongelijk dat ik u hebbe aangedaen, anders kon^
êe ik uwe verwijtingen niet verdraagen. De man
die een fchelmftuk pleegt, en beilooten heeft om
-daarin voort te gaen , toont de wroeginge niet,
welke ik toone. Nogthans, indien gij uzelve
denkt in mijne magt te zijn, zoude ik u raaden,
Madam, om mij niet wanhoopig te maaken. Want
gij zult de mijne zijn , of ik zal 'er mijn leeven
bij opzetten ! En het leeven is ook niet hebbens-
waardig buiten u! —--
De uwe zijn ! — Ik de uwe zijn! -
zeide de driftige Schoonheid. O hoe beminnelijk
in haare heftigheid! -
Ja, Madam, de mijne zijn! -- Ik zegge
fjogmaal, Gij zult de mijne zijn!--Mijne mis-
eiaad zelf is uwe glorij. Mijne Liefde , mijne
ïioogagtinge voor u is vermeerderd door hetgeen
is voorgevallen : En zo behoort het. Ik ben ge-
regen , Madam, u te («neeken cm het wederkee-
ren van uwe gunit te mij waards: Maar ik moet u
zegi^en, al waare he huis bezet met duizend ge-
wapende mannen, die beilooten hadden om u aan
JüPFER CLARISSA HARLOWE.
mij te ontrukken , zij zouden hun voorneemeii
niet uitvoeren, zo lang ik leeven had.
Ik zal nimmer, nimmermeer de uwe worden,^
zeidê zij, haare handen in malkandereB, en haar&
oogen om hoog flaende I -Nooit zal ik d· -
uwe worden I
Wij kunnen nog veele gelukkige dagen aan;·
fchouw^en , Madam. Alle uwe vrienden zuilen ^
mogelijk met u verzoend te worden. De onder-s
handelinge ten dien einde is verder gevorderd, dan
gij u verbeelde. Gij weet wel beter, dan dat gij
erger gedagten van uzelve hebben zoudt wegens
het lijden van iets dat gij niet kondt belpm,.
Schrijf maar de voorwaarden voor, waarop ik mija
vreede met u kan maaken, en ik zal aanftonds,
daarin bewilligen.
Nooit, nooit, herhaalde zij, zal ik de u,we
worden!
Vergeef het mij alleen, mijn waardile leeven^,
nog deeze eene reize I - Eene zo onver-
winnelijke deugd I wat verder oogmerk kan ik te-
gen u hebben.^ ^—^— Hebbejk wel eenige ver·
deie mishandelinge ondernomen? - Zo gi{
de mijne wilt worden, zullende verongelijkingen
κ aangedaen, mijzelven zijn aangedaen. Gij hebe
maar al te regt gegiil omtrent de onnatuurelijke
Konilenaarijen die 'er gebruik zijn. -- Maar
kan'er wel grooter blijk gegeven worden van uwe
Deugd i' —- En nu hebbe ik alleen te hoo
pen, dat hoewel ik u geen volkoomsns vergoe-
dinge kan doen , gij mij egter zult toelaiten ora
u alle vergoedinge te doen, die voor mij moge-
lijk is.
L 14 Hoc^
-ocr page 569-55« De HISTORIE vam
Hoor mij uic, bidde ik u, Madam; want zij
ftond gereed om te fpreeken met eèn weezen van
©ngeftilden toom : De God, welken gij dient,
eifcht maar berouw en verbeteringe. Volg Hem
na, mijne waardile Liefde, en zegen mij met de
middelen cm eenen leevensloop te hervormen, wel-'
ke haatelijk voor niij be^^int te worden. Dat was
eertijds uw begunftigd doelwit. Hervat hetzelve,·
allerliefft fehepzel: Uit erbermenis over eene Ziel
en Lighaam beide, welke u voormaals, zo als ik'
mij zeiven vleide, meer dan onverfchiilig waaren,
hervat dog hetzelve. En laat de Zon van den
dag van morgen getuige zijn van ons egtver-
bond. ·
Ik kan-u nietoordeelen ,zeide zij, maar GOD,
op welken gij mij zo ftoutlijk wijO:, kan; en houd
'er u van verzekerd, Hij zal het doen. Dog in-
dien wroeginge u weezenlijk heeft aangegreepen,
indien gij inderdaad gexz^kt zijt wegens uwe on-
dankbaare fnoodheid, en iets meent met hec Hei-
lig Voorbeeld in te brengen, \ welk gij mij ter na-
voJginge aanprijft; zo laat mij u, in dit uw voor-
gewend oogenblikvan berouw, eens door en door
ziften ; en uit uw antwoord zal ik oordeelen
over de opregtheid uwer voorgegevene verklaa-
ringen.
Zeg mij, is 'er eenige weezenlijke onderhan-
delingeonder handen, zoals gij voorgeeft, tus-
fchen mijnen Oom, en Capitein Tomlinfon, en
uzelven?- Spreek zonder haperen, is 'er
eenige waarheid in dat vertelzel? - Maar
gedenk, dat zo het niet waar is, en gij betuigt dat
het al waar is, van welke verdere Verdoemenis
dee·
-ocr page 570-Juffer CLARISSA HARLOWE. 525
deeze uwe betuiginge gevolgd moet worden,' in-
dien ze zo plegiig zij als ik dezelve vereifche!
Dit was een vei vloekte zet. Wat konde ik
zeggen? - Zekerlijk, dagt ik, deeze'on-/
genadige Lady heeft beflooten mij ter verdoemenis
te brengen; en befchuldigt mij egter van een toe-
leg te iiebben tegen haare Ziel! -Dog was ik
niet genoodzaakt om voort te gaen zo als ik be-
gonnen had?
Kortom, Ik betuigde plegtiglijk dat het waar
was!---Hoe brengt de eene zonde , zo
ais de vroome luiden zeggen, de andere voort!
Ik voegde 'er bij, Dat de Capitein in ftad ge-
weeft was, en zijne opwagtinge bij haar gemaakt
zou hebben, zo zij niet buiten ilaat waare gewecil:
Dat hij zeer bedrukt naar huis getrokken was', zo
wel om haarentwille, als van wegen haarèn Oom;
Ichoon hij hem niet onderrigt had nog van de na-,
tuure der ongefteldheid, nog van derzelver altoos
beklaagelijke oorzaak; hem hebbende te verllaen
gegeven, dat het eene heftige koorts was: Dat hij
zedert tweemaaien , op de begeerte van haaren
Oom, iemand gezonden had om naar den Ihat
van haare gezondheid te verneemen: En dat ik :
zoekende, dat hij zijn aanzoek bij haaren Oom ver- ^ j
nieuwen wilde, om met zijne tegenwoordigheid |
te mogen beguniligd worden bij de heimelijke in- \
zegeninge van ons Huwelijk; en dat ik,zo niet van J
avond, althans morgen daarop antwoord verwag-
tede. ·· · ' f
De HISTORIE van
Laat mij u vervolgens vraagen, zeide zij (gij
weet wat gevoelen ik bebbe van de vrouwen, wel-
ke gij bij mij te Hamftcad bragt; en die mij her-
waards verleid hebben tot mijn bederf; Laat mij u
vraagen) Of die, weezenlijk en vjaarlijk^ Lady
Elifabet Lawrance en uwe Nigt Montague waa-
ren \ — Wat zege gij —- Draal niet
Wat zegt gij op deeze vraag?
Verbaazend is het, mijne waarde, dat gij de-
zelve verdigt houdt! —^- Dog daar ik uw
vreemd gevoelen van haar weete, wat kaö ik zeg·'
gen dat geloof zou vinden ?
En is dit het antwoord, dat gij mij hierop
geeft? Zoekt gij u dus van mijne vraag af te maa-
ien ? Maar geef mij te kennen, want ik brenge
uwe opregcheid nu ter toetze, en zal over uwe nieu-
we betuigingen oordeelen uit uw antwoord op
deeze vraag; geef mij te kennen, zegge ik nog-
maal, of die vrouwen weezenlijk Lady Elifabet
Lawranceen uwe Nigt Montague waaren?
Stel mij in ftaat, mijne waardileLiefde, om u
morgen wettiglijk de mijne te noemen , èn wij
zullen den volgenden dag, zo het u belieft, de rei-
ze aanneemen naar Berkfhire, naar het huis van
Milord M. daar zij beide ter deezer tijd zijn; en
gij zult uzelve kunnen overtuigen door uwe eige-
ne oogen, en door uwe eigene ooren , welke gij
eer gelooven zult, dan alles wat ik kan zeggen
of bezweeren.
Nu, Belford, was ik weezenlijk eenigzins be-
dugt voor verraaderij van μ; 't welk mij zo jam-
merlijk deed om den kant praaten ; want anders
kende ik S zo veilig de waarheid hiervan bezwoo-
jeji
-ocr page 572-ren hebben, als van het voorgaende: Dog als zij
mij nog al verder drong oro voor» de vuift te ant-
woorden, waagde ik het p'at uit; en zwoer daar-
op \JMinnaars Eedetiy Jan!~\ dat zij weezenlijk
en waarlijk Lady Elifabet Lawrance en mijne Nigt
Montague waaren.
Zij floep haare handen cn oogen om hoog —
Wat moet ik denken !-— Wat kan ik den-
ken ! —--
Gij denkt dat ik een duivel ben, Mada,m; een
weezenlijke duivel.' anders kondt giji na dat gij
mij deeze vraagen gedaen hebt, niet twijiFelen aan
de waarheid van zo plegtiglijkbezwooren antwoor-
den.
En indien ik dit al van u denke, hebbe ik
daar geen reden toe? Is'er wel eenig ander man
ter wereld (Ik hoope , om den wil der menfchlij-
ke natuure, dat 'er geen is) welke omtrent eenig
arm vriendloos fchepz.'l zo kon handelen als gij
gehandeld hebt bij mij ^ welke gij vriendloos ge- , .
maakt hebt--Ün die, voor dat ik u ken-
de, iedereen tot een vriend had die mij kende'?
Ik hebbe u voorheen al berigt, Madam, dat
Lady Elifabet en mijne Nigt hier metterdaad ge-
weeft zijn , om aÏÏcheid van a te neemen, voor
dat zij vertrokken naar Berkfhire: Maar de uit-
werkzels van mijn ondankbaar misdrijf (zodanig be-
kenne ik, mét fchaamte en wroeginge, dat het
is) waaren de reden dat gij haar niec zien kondr.
Ook konde ik 'er niet zeer op gefteld zijn, dat zij
u zogen : Nademaal zij het mij nooit zouden ver- v/ ;
geven hebben, hadden zij geweeten hergeen wss
voorgevallen -- En wat reden had ik om te
ver-
-ocr page 573-54o De historie van
vervvagten, dat gij over het onderwerp zoude ftil-
zvvijgenwaart gij al bij u zelve geweeft ?
Het kan nu niet fcheelen, nu het oogmerk
van hRare koomft met mijn bederfbeancwoord is,
•ivle of wat zij zijn : Dog indien gij dus plegtigiijk
twee valfche eeden hebt beveiligd, weiken deugniet
2ie ik dan voor mij ftaen!
Ik dagt, dat zij nu reden had omvoldaen te
2ijn; en verzogt haar dat ze mij wilde gunnen om
tot haar te fpreeken over morgen, als den-geluk-
kigften dag mijns Jeevens. Wij hebben den Ver-
lof-Brief, Madam —^— En gij moet het mij te
goede houden, dat ik u niet van hier kan laaten
gaen, voor dat ik alle middelen beproefd hebbe,
die ik kan beproeven, om uwe vergiiFénis te ver-
werven.
En ftae ik dan [met eene zoort van uitzinni-
ge verwilderinge] als eene gevangene te worden
vaftgehouden in dit affchuwejijk huis ? Zal het zo
gaen, mijn Heer?-- Draag zorg! draag zorg!
haare hand uithoudende, dreigender wijze, dat gij
mij niet wanhoopig maakt! Indien ik valle, fchoon
door mijne eigene hand, daar zal naar mijn bloed
onderzoek geichieden: En bedrieg uw zeiven in u-
we fchelmerij niet, Lovelace, indien het zo geheu'
ren mögt--INeem uw werk gewis, bevee-
le ik u: Graaf een gat, 't welk diep genoeg is om
dit ongelukkig Jighaam in te proppen en te ver-.,
bergen: Want maak daar ftaat op, dat zommige
van diegeenen , welke geen voet verzetten willen
om mij in mijn leeven te befchermen, Hemel en
Aarde beweegen zullen om mij te wreeken als ik
dood ben.
JüFFÄR CLARÏSSA HARLOWE. 54X
Een ljzelijk lief fchepzel! - Bij mijne
Ziel, zij deed mij tzidderen ί Zij mögt inderdaad
wel praa-en van haar ongeluk, dat zij gevallen
was in de handen van <len eenigen man ter we-
reld, die haar zo kon behandelen, als ik haar be-
handeld hebbe - Zij is de eenige vrowvj
ter wereld, die mij zo zou kannen doen ijzen en
ontroeren, als zij gedaen heeft. -- Dus
ftaen wij in dat opzigt met eikanderen geii)k. Eu
ik agte, dat ik veri'e weg het ergß *er aan ben:
Nademaal mijne geneugte zeer gering ; mijne on-
ruft zeer veel geweeft is: En huare ilraife , zo als.
zij het noemt, is over : Maar wanneer de mljm^
over; of hoedanig die zijn moge, wie kan dii;
zeggen?
Hier, het gebeurde mij ilegts erinnerende,
(denk dan eens , hoe ik op dien tijd zelven moec
zijn aangedaen geweeft) was ik genoodzaakt uit te
fcheiden , en een liedje 'bij mijzelven te zingen»
Ik poogde eene leevendige vois aan te heffen; dog
ik krafte eer dan ik zong. En ik verviel in den
ouden naaren Biddags-dreun van den dercigften van
Januari} ik bremde al eens om een lugtiger
toon te vatten ; maar het Wirde nfet gaen: En op
het laatft eindigde ik met de boet-pralm-melodij
eens misdaadigen die ter dood geleid wordt.
Heij-ho f - Ik gaape als eene kaale
wouwe op haar neft, een kuikeq willende inzwel-
gen, hetwelk haar van haaie roofgierige moeder
voor den bck geilingerd wordt I
Wae
* Wannrer in Eiigeland jantlijks de gcdagfenis oniierhoa^
icu worde vau «k outJjoofdiuge vaij Kowin» Carel deu t,
(
{
/
\
/
-ocr page 575-— Ik kan nog den-
Leg daar, pen, voor een oogenblik I
Dè Hr, Lovelace,^^» Jan Belford,
Scbildkn.
Daar is zekerlijk al heel veel aan de aaniiier-
kinge, Dat het een menfch tienmaal meer moei-
te koß om ondeugend^ dan het hem zou koßen om
vroom te zijn. Tot welk eene verbruide menigte
van liften hebbe ik mijne toevlugc genomen, om
tot mijn oogmerk te koonien met dit bekoorelijk
fchepzel; en hoe hebbe ik, eindelijk, mijzei ven
daarin verward j en hoe na ftaet het mij nu nog
egter te tuimelen in den put, welken te mijden
het einde was van alle mijne aanflagen! Welk
een gelukkig -man zoude ik geweefi: zijn met
zulk een puikjuweel , konde ik 'er mijn hart toe
gebragt hebben om haar te trouwen, wanneer ik
haar eeril bewoog om haars Vaders huis te verlaa-
ten ! Maar hoe, gelijk ik dikwijls hebbe aangemerkt,
zoude ik dan geineeten hebben, dat eene eerft-
bloeiiende Schoonheid, die eene heimelijke brief-
wifTelinge kon aanhouden» en hec op die wijze
waagen met een openbaaren, wilden knaap, niet
doorneiginge wierd aangezet, "welker bedenkinge
zulk een vrijleever als mij ten eenigen dage al zo
veel
541
Wat duivel ichört mij!
ken nog fchrijven!
JüPFER CLARISSA HARLOWE.
veel ongeneugte zou verfchafFen, als ze mij toea
ter tijd toe vermaak was ? Gij gedenkt wel aan de
Verceiiinge van den Waard bij Arioilo. ΈéXiUwe on-
dei-vindinge, zo wel als de mijnewehwintig
Fiatneita s uitleveren , een bewijze van de zwak'
beid der Sexe.
Dog om met mijn Verhaal voort te gaen.
Het lieffchepzcl vattede het iluk weder aan,»,
waarop haar hart zo fterk gefield was; dringendoL
om het haatelijk huis te mogen verlaaten ^ en dac
wel met zeer hooggaende woorden.
Ik drong haar om met mi] des volgenden dags
voor het altaar te verichijnen in een van de twee
kerken, welke in den Verlof-brief gemeld worden.
En ik bad haar, welk ook haar befluit moge zijn»
om mij ditlluk bezadigd met haar te laaten verhan-
delen.
Indien ik wilde hebben, zeide zij, dat mijoe,
begeerte bij haar het geringde oogenblik in over-
Weeginge kwam, zo moell ik baar niet beletten-
haare eigene meefteres te zijn. Ten welken einde,
vraagde ik haare toeßemminge, indien zij geeti
magt had nog over haare perfoon, nog over haare^
daaden ?
Wilt gij mij op uwe eere beloovea, Madam^^
zo ik u inwillige pm een huis te verlaaten dat u zo.
mishaagelijk is ? ——
Mijne eere, mijn heer! zeide het lief fchep·.
zei -- Heiaas! - En keerde zig weenende.
van mij af mee onnavolgelijke bevalligheid--A!s
of zij gezvïgd had--Helaas!--dij hebt mij
beroofd van mijne Eere j
Ik hoopte coey, dat ha^e yergremde driften
aan
P
aan 't bedaaren waaren; maar ik had misi Wanf
als ik haar vuuriglijk aanftond op den dag; en dat
uit aanmerkinge van onze wederzijdfche eere, en
deeere van onze beider familien; antwoordde zij
mij op deezeti hoogdraavenden en hoogmoedigeii
toon:
En kunt gij, Lovelace, zo laag van geeft zijn
-dat gij uwe vrouw zoude begeeren te maa·
ken van een fchepzel, 'c welk gij gehoond, ont-
eerd, en misbruikt hebt, zo als gij mij gedaen
hebt 2 Was het noodzaakelijk, dat gij mij tot de
laage peil van uwe fnoodheid onderdrukte, voor
dat ik eene vrouw voor u gefchikt kon worden?
Gij hadt een Vader, die een man van eere was:
Eene Moeder, weike een beter Zoon verdiende.
Gij hebt een Oom, die niet tot oneere ftrekt van
het Pairdoir» eens koningrijks, welks Pairs aanzien-
lijker en agtbaarder zijn dan de adel van eenig an-
der land. Gij hebt ook andere'Bloedverwanten,
op welke gij moogt roemen, fchoon zijjop u niet
kunnen roemen —- En kunt gij u niet ver-
beelden , dat gij dezelve u hoort toeroepen; de
Doode uit hunne begraaf plaarzen; de Leevende
uit hunne lofitjke grootmoedigheid ^ om uw oud
'en doorlugcig huis niet te onteeren, door in den
egt te treeden met een fchepzel, welke gij ge-
lijk gefteld hebt met het flijk der ftraaten, en
in den rang gebragt van de veragtelijklle haarer
Sexe?
Ik verhefce de Grootheid van haare Ziel, en
haare Deugd. Ik vervloekte mijzelven wegens
mijne fchuld : En betuigde haar, hoe aangenaam
voor de Manes mijner Voorouderen, zo wel als
voor
i ■
j
êmÊÊÊ
JuFFE» ÖLARISSA HARLOWE, 54 j
Voor den wenfeh der Leevenden, de eere zijn zou-,
de, om welke ik haar fmeekte.
Dog zij hield nog al aan, dat zij uit vrijen
wil moefl: werken; om zig eerft in een ander lo-
gement te zien, voor dat zij de minite overwee-
ginge verleenen wilde aan hetgeen waarop ik
drong. Nog wilde zij mij zelf dan haare gunft be-
looven, of mijn bezoek ce zullen toeftaen. Hoe,
vmagde ik haar, konde ik het dan inwilligen, of
ifc moeft befluiten om halr voor altoos ce verlfe-"
zen?
Zij hield raeermaalen haare hand aan haar
voorhoofd terwijl ze fprak; en eindelijk, inbren-
gende dat haare herfens ontfteld waaren, ging zij
heen; -geen van ons beide over de andere ce vree-
den zijnde. Dog zij tienmaal meer misnoegd over
mij , dan ik over haar»
Dorcas fchijnc bij haar in de gunil te koo-
men ——
Wat nu! — wat nu! —
Maandag-Avond,
Hoe onverzettelijk is deeze Lady!.-ΛΙ
weder zoude zij ons bijkans ontkoomen zijn ! —
Welk een vaftgenagelde verftoordheid! — Zij
had alleen, vinde ik, zig een -weinig bedaard ge-
houden , om de agterdogc in flaiip te wiegen. Z\]
was beneden gekooroen, en had al metterdaad de
voordeur, van de grendels , voor dat ik bij haar
konde koomen; op den been gejaagd zijnde van
JuiFr. Sincluirs kokmeid, die de eenige was, wei-
V. Deel. Mm ke
ke haar door den gang zag vliegen: Nogthanswas
de blikfem nooit fiieller dan ik.
Weder bragcik haar terug na de eetzaal, met
oneindig veel tegenkantinge van haare zijde. En
in haar bijzijn gaf ik bevel, dat 'er in toekoomen-
de gcftadig een der dienftboodeni beneden aan dea
trap gefteld zou worden.
Zij fcheen zelf te flikken van droefheid en leed
wegens dit mislukken.
Dorcas was bij uitftek vlijtig omtrent haar; en
zeide ilouclijk als haar eigen gevoelen, dat haare
Lady behoorde toegeiaaten te worden om naar een
ander logement te gaen, nademaal dit haar zo mis-
haagelijk was: Al zou dit zeggen haar het leeven
koften, zij moeil het zeggen^ En was daarom
goede Dorciis naderhand.
Dog geduurende eenigen tijd was het lief
fchepzel niet anders dan drift en woede ■
Ik zie, ik zie, zeide zij, toen ik haar boven
gcbragc had, wat ik van uwe nieuwe betuigingen
te vervvagten hebbe, O alierfnoodfte karei! -
Hebbe ik iets aan u gepleegd, mijn bemmd
fchepzel, 't welk deeze ongeduldigheid kan bil-
lijken , na eene bedaardheid die mij meer hoope
gaf?
Zij wrong haare handen. Zij trok haar muts
half af. Zij fcheurde haare lobben. Zij was in ee-
ne volkoomene raazernij.
Ik vreesde, dat haare ziekte haar weder aan-'
kwam: Maar fmeeken haar eer verbitterende, nam
ik een toornig weezen aan. -- Ik gebood
haar het ergft te verwagten, dat zij te vreezen had
' -»-.n.,.En ging met dreigen voort, op hoope
■ÜMPIPV
van haar vervaard te tnaaken, wanneer zij, aart-
mijne voeten neder vallende,
Hec zal een werk van bermhartigheid zijn,·
zeide zij, van dè hoogfte bermhartigheid die gij
bewijzen kunc, mij teriiond te dooden op deezé
plaatze --^— Deeze gelukkige plaatze^ gelijï^
ik ze, in mijne laatfte oogenblikken, noemen zal ί
— Daarop, met eene nog uitzinniger woede een
gedeelte van haaren betoverenden hals ontblooten-
de - Hier, hier, zeide de zieldoorfnijderi-
de Schoonheid, moogc gij het punt uwer genadé
doen ingaen ! En ik zal u danken, en u al het
voorgaende hoe verfchrikkelijk ook vergeeven;
--Mee mijne laatfte ademtogt zal ik het u ver-
géeven en u danken! -- Of help mi] aan de
middelen, en ik zal mijzelve voor u uit den weg-
brengen , zulk eene elendige verwerpeling! En li
zegenen voor de middelen!
Waarom alle deeze ukfpoorige drift? Waarom
alle deeze ifitroepingen ? Hebbe ik eenige nieuwe
verongelijkinge tegen u beilaen, mijn waardfte lee-
ven ? Welk eene uitzinnigheid is dit! Ben ik niec
gereed om u alle vergoedinge te doen, welke ilé
u kan doen ? Had ik geen reden om te hoopen —
Neen , neen , neen , neên — een half-dou-
zijn maaien, zo ras als zij maar fpreeken konde.
Had ik geen reden om te hoopen , dat gij
eer bedagt waart op de middelen om mij gelukkig 4
en u zelve niet elendig te maaken , dan om dcV
zonder reden en onverhoeds te vlugten? ---
Neen , neen» neen , neen , als te ^üorén 4
haar hoofd fchuddende mét een wildongedö'ld, alö.
M m j
/
-ocr page 581-zij beOooten had niet te luifteren naar hetgeen ik
zeide.
Mjne voorneeoiens zijn zo eerelijk , indiett
gij wilt toelaaten dat zij ter uitvoer gebragt wor-
den , dat ik niet bekommerd behoeve te zijn wer-
v^raards gij gaet, als gij maar wilt toeftaen dat ik u
bezoeke, en mijne geloften ontvangen. ——
En God is mijn getuige, dat ik u niet van de
deur te rug brenge met eenig inzigt ter uwer ont-
eeringe, maar regt het tegendeel: En op dit oo-
genblik wil ik een Predikant laaten haaien om
een einde te maaken van allen uwen fchroom ea
Ïvvijfielingen,
Zeg dit vrij, en zeg nog duizendmaal meer,
en bind ieder woord aan mee eene plegtige beroe-
pinge op dien God, welken gij gewend zijt aan te
roepen ter beveiiiginge van de fnoodfte valshe-
den ; en alles zal nog te kort fchieten, bij hetgeen
gij bezwooren en aan mij beloofd hebt. En had
mijn hare gee/i afgrijzen van u, en waare hec niec
tegen u verbolgen, wegens uwe meineedigheden,
gdijk het L·^ ik zou, zegge ik u nogmaal, ik zou
om geen daizend werelden, mijne ziel willen ver-
binden met zulk een man !
Hoe het zij, bedaar dog , Madam; om u-
ivennvllle zelf, bedaar-dog. Laat toe dat ik u
opheife; al hoe Cpfgrijzelijk ik ben voor uwe
Ziele! --
Dog zo ik u niet mag aanranken; want zij
iloeg mij verwilderd op de handen; maar met zulk
een iief driftig weezen, haaren boezem tillende en
zwoegende terwijl zij naar mij opzag, dat fchoon
ik wei ter deegeti ver\voed was ^ ik haar wel mee
ziels-
-ocr page 582-Juffer CLARISSÄ HARLOWE. 545^
ziels-verrukldnge aan den mijnen kon gedrukt heb-
ben.
Indien ik u niec mag aanr^aken, zal ik het
niet doen. — Maar maak 'er ftaat op [en ik
nam het wreveligft weezen aan, 't welk ik kende,
om eens te zien wat dat zoude uitwerken] maak
'er ftaat op, Madam, dat dit de weg niet is om het
kwaad, dat gij vreeft, te ontgaen. Ik moge doen
wat ik wil, ik kan niet erger behandeld worden!
-Dorcas, ga hier van daan !
Zij ftond op , terwijl Dorcas gereed was om
weg te gaen; en greep haar op eene verwilderde
•wijze bij den arm: O Dorcas! Zo gij van mijne
eigene Sexe zijc, verlaat mij niet, belafte ik u!
-Daarop Dorcas loslaatende, wierp zij zig op
haare knieën neder, iii den verilen hoek des ver-
treks, haare armen om een ftoel flaende, op welks
kuiTei^ zij haai' aangezigt neerleide! - O waar
kan ik dog veilig zijn? -Waar, waar kan ik
veilig zijn, voordeezen man des gewelds? --
Dit gaf Dorcas eene gelegenheid om zig in
het vertrouwen van haare Lady te beveftigen: De
meid wierp zig aan mijne voeten, terwijl ik in ge-
weldige gramichap fcheen te zijn; en mijne knieën
omarmende. Dood mij, mijn Heer, dood mij,
mijn Heer, zo het u belieft!--ik moet mij
tegen ü aanftellen, om mijne Lady te behouden.
Ik bidde u om vergiffenis, mijn Heer ---
Dog gij moet aangehitiï: worden ! -——· God ver-
geeve het de rwiil-ftookers!-- Dog uw eiircMi^
hart, zo het aan zig zelf gelasten v^ierd, zoude
deeze dingen niet toelaaten ! — — οραΓιΓ CVfn*
wel, mijn Heer! Spciar mijricLady, bidde ik^u!
——
-ocr page 583-55© DE HISTORIE vaä
■.......... op haare knieën om mij heen woelende, al«
of ik voorhad om tot haare Lady te naderen, wier-
de ik van haar niet tegen gehouden.
Dit, door mij ingevolgd met, Ot den weg
duivel! —— Waar fcmoeit jgij u mede, duivel?
Uit den weg, zegge ik!---- ontzectede het lief
fchepzel; die haar hoofd fchielijk van den ftoel
opheffende, en in fchrik het al zo fchielijk weder
neerflaende, haare neus ftiet, zo ik onderftelle,
tegen den kant des iloels; zo dat het bloed daaruit
fpringende, met een ilroom nederliep langs haaren
boezem; zij zelve te veel verbaasd zijnde om ^ig
daarvoor te hoeden.
Nooit was eenig fterveling in zulk een fchrik
en berocringe, dan ik; want ik beiloor aanftonds,
jdat zij zigzelve met eenig verborgen geweer door-
iloken had.
Ik liep in een verwilderden doods-angil naar
haar toe -- Want Dorcas liet uit fchrik
alle haare gemaakte verhinderinge vaaren --
Wat hebt gij gedaen! - O wat hebt gij
dog gedaen! --Sla uw gezigt eens op, mijn
waardile leeven! Lieve mishandelde onnozel-
heid , fia uw gezigt eens op! Wae hebt gij gedaen !
- Ik zal u niet lang overleeven!--En ik
ftond op het punt om mijn degen te trekken; en
mijzelven van kant te brengen, wanneer ik ont-
dekte - [Welk een laf hartigen bloedbeuling
maakt dit bekoorelijk fchepzel van mij naar haar
welgevallen! ] dat alles waarvoor ik vreesde maar
eene bloedige neus was, *t welk, voor zo verre
ik kan oordeelen (want het kon in een quartier
iiurs niet geileinpc worden) mogelijk tot behoud
ge-
-ocr page 584-geweefl: is van haare heriènen, en haar ver-
lland.
Dog ik zie uit dit voorval, dat het lief fchep*
zei in den grond maar eene regte bloodaart is; ed
dat ik haar door fchrik haare bitterheid tegen mij
kan afjaagen, wanneer ik mij maar wrevelmoedig
en toornig aanftelle ; Dog daarentegen, als ter
vergoelijkinge van het voordeel, *twelk dit mij ver-
leent over haar, vinde ik dat ik zelve ook een blood-
aart ben, waarvan ik mij te vooren niet verdagt
had, nademaal ik bekwaam was om mij zo ligt te
laaten verfchrikken door de vreeze, dat zij de
geweldige handen iian zigzelve ilaen mögt.
De Hr, Lovelace , aan Jam Bilford,
Dog niettegenftaende alle de verftoordheid
van dit lief fchepzel tegen mij, wil mijn hare mij
dog niet toelaaten anders te denken , of zij zal
nog alles overftappen, en haare toeilemminge
geeven om met mij in het Hek te treeden. Al
Hond zij morgen te fterven, en al wiil zij dat,
'20U eene vrouw van haar verft and , van haare
•naauwgezetheid, en in haare omftandigheden, en '
van eene zo hoogmoedige familie, niet liever ge-
trouwd willen fterven , dan anders? —— Daar
is geen twijöel aan; al haatede zij den man nog
Μ m 4 zo
-ocr page 585-lüflp
<554 oä historie van
zo van harten. Dk zo zijnde , zo is 'er nu maar
een man in de wereld dien zij hebben kan -
En die ben Ik,
Nu ik zo los 'er over heen praate \Gemeen-
zaam fchrijven^ is maar praaten. Jan] van in hec
Hek te treeden, zult gij gereed zijn, weete ik, om
mij te ondervraagen naar mijne voorneemens ten
deezen opzigte.
Zo veel als ik zelve van mijn hart weete, zal
ik 'er ü van te kennen geeven.--Als ik van
haar ö/ben, kan ik nog niet naalaaten van omtrent
hec Huwelijk in twijffel te hangen; en zelf neeme
ik menigmaal een befluit daartegen , en fteiie
vafi: om mijn geliefd ontwerp ter Öncgte Zamen-
leevinge voort te zetten. Dog als ik bij haar ben,
'ben ik gereed met alles te zeggen , te bezvveeren,
en te doen , wat ik denke dat haar aangenaamil
zal zijn : En waare 'er een Pailoor bij der hand,
ik zou mij eensklaps j daar is geen twijffel aan, in
den Egien-Staat ter neer ploffen.
Ik hebbe menigmaal, in gemeene gevallen ge-
dagt, dat het gelukkig is voor veele loiTe jongens
[daar zijn zo wel loffe jongens, als loffe rneisjes.
Jan; en niiflchien worden die al zo dikwijls bedot,
als äeeze'] dat 'er Zwier en Omhaal noodig is tot
de onherroepelijke Plegtigheid, en dat 'er gemeen-
lijK tijd is voor een man om zig te bedenken, lus-
fchen de hitte van den voorgaenden avond en de
koelte/van den volgenden morgen; anders weete ik
niet, wie de lieve heksjes ontvlieden zoude, wel-
lier betoverende vermogens zo zeer geholpen wor-
den door onze eigene aangezette verbeeldingen.
£e/i ivijfkan ik altijd το el krijgen^ plegt ik
te
-ocr page 586-Juffer CLARISSA HARLOWE. 525
te zeggen. Ik had altoos vertrouwendheid en
grootsheid genoeg , om te denken , dar geen
vrouv/, die 'er leeft, mij haare hand kon weigeren,
als ik de mijne uithield. Het is eene veirbruide
kweilinge voor mij, te vinden, dat deeze Lady in
Haat is mij nan het flecprouw te houden, en alle
mijne eerelijke geiofren van de hand te wij^^n.
Wat kragt [Gun mij dat ik eens eene ernilige
aanmerkinge maake , Jan : Ik moei ze op papier
Hellen! Wat kragt] hebben kwaade hebbelijkheden
op het menfchlijk ^hioed ! Wanneer wij eerien
doolweg inilaen, denken wij, dat' Wij het in ons
vermogen zullen hebben om, wanneer wij willen,
v/eder tot het regte pad re keercii. Dog dat is
zo niet , zie ik iiu duidelijk: Want Wie kan meer
naar regt en waarheid de verdienden van dit Hef
fchepzel, en zijne eigene wanbedrijven erkeancn,
dan ik? Wiens leedweezen kan, bij tijden, die-
per zijn, dan het mijne, oVer dé mishandelingen
die ik hsar hebbe nangedaeti ? Wiens voomee-
mens fterkerom die mishanduliiigcn te vergoeden.^
--- Nogthans hoe kort gaar mijne boetvaardig-
heid weer over! -Hoe worde ik vervoerd —·
Kunt
O duivel
waardoor ?
gij zeggen
der Jongheid , en duivel der Minneiiil, hoe ver-
bidt gij mij! Hoe dikwijls eindi-^^en wij me·· oorzaa»
ken totdediepile wroeginge, hetwelk wij aanvan-
gen uic wulpfche dartelheid! -
Bij mijn tegenwoordig fchrijven, ev^enwel,
fiaet de fchaal over aan den kant des Huwelijks
Want ik wanhoope om mijn geliefd oogmerk bij
haar door te drijven.
De Lady bcruigt aan Dorcas, dat zij van hart·
M m 5 zeer
554 D» HISTORIE ?αμ
zeer ilerven moec; en dat zij maar weinig djds zal
leeven. Daar hebbe ik geheel geen gedagten van,
indien wij trouwen. In de eerde plaatze , weet
zij niet, wat een geeft van allen fchroom ontlaft
voor haar zal te wege brengen in een Staat, op
welken alle de Sexe met het hoogfte genoegen
vooruit ziet. Hoe dikwijls is het geheel heilig
Conclave dus bedroogen in hunne verkiezinge van
een Paus j niet in aanmerkinge neemende, dat de
nieuwe waardigheid van zelve genoegzaam is om
een nieuw leeven bij te zetten! Eene onbekom-
merdheid van weinige maanden zal mijne Bekoor-
Iter een geheel verfchillend denkbeeld van zaaken
geeven: En ik durve zeggen, gelijlc ik voorheen
gezegd hebbe (a), Eens getrouwd, dan ben ik
getrouwd voor mijn geheel leeven.
Ik wil weltoeilaen, dat haar Hoogmoed, in
een opzigc, vernederinge' geleeden heefc: Maar
haare Zegepraal is in alle andere opzigten dies te
groocer. En terwijl ik denken kan , dat aile haare
beproevingen maar vermeerderingen zijn van haa -
re eere, en dat ik den grondilag van haare glorij
gelegd hebbe in mijne eigene ichande; kan ik dan
wel wreed genoemd worden, indien ik van haare
droefheid zo niet ben aangedaen, dan zommige
menfchen welzijn zouden?
En waarom zou zij dog van hartzeer fterven ?
Haar wil is ongefchonden: — Voor tegeniuoordig^
althans is haar wil nog ongefchonden. Het uit-
roei jen van goede Hebbelijkheden, en het invoe-
ren van kwaade, ter beder\inge van het geheel
hart, is de, fchendinge. Dac haar, wil niet te be-
der-
(a) Zie hl
-ocr page 588-Juffer CLARISSA HARLOWE. 555
iderven is, dat haar gemoed niet is te verergeren,
heeft zij tot nog toe onwederfpreekelijk beweezen.
En indien zij oorzaak geeft tot verdere beproevin-
gen, en haare eerelijkheid onfcheubaar aankleeft,
welke denkbeelden zal zij dan dog kunnen voeden,
die in ftaat zullen zijn om haare zeden te bederven i
Welke vejlïgia^ vi^elke nagedagten^ dan zodani-
ge die haar een afgrijzen zullen inboezemen van
den fchcnder^
Welk eene beuzeltaal is het dan te onderftel-
len, dat zulk eene enkel denkbeeldige fchefidinge
a!s zij geleeden heeft, bekwaam zou zijn om den
draad des leevens af te fnijden?
Haar Godsdienft, hetzij ze trouwe, of on-
getrouwd blijve, zal haar wel behoeden voor de
laagheid om zulk een nietwaardig toeval, iets dat
zij tegen wil en dank geleeden heeft, voor haar
doodlijk te maaken.
Zulke bedenkingen als deeze zijn het, die mij
ilaende houden tegen allen fchroom voor fpook-
gcvoigen: En ik wilde ook hebben dat ze bij u
van gev/igt waaren; die zulk een gedugt voor-
Ipraak voor haar zijc. Encgterftae ik u dit toe;
13at zij 'er weezenjijk te veel·werk van maakt:
Dat zij het te veel eer harten neemt. Zekerhjk . y
behoorde zij het ter deezer tijd al vergeten te heb-
ben , ten zij 'er dat keurelijk, dat keurelijk gevolg
van koomen mögt, 'c welk ik nog al hoope hebbe
dat koomen zal, al ftae ik niet verder voort te
gaen. En indien zijzelve hiervoor vreeft , dan
heefc de lieve over-eerbaare ziel eenige reden om
kec zo zeer ter harten te neemen: En egter, den-
kö
/
-ocr page 589-55(5 De HISTORIE van CLARISSA.
ke ik, zou zij dan niet weigeren om het egt tè
maaken.
O Jan ! al bezat ikeenKeizers-kroon,ik zwee-
reu, dat ik die wel zou willen overgeeven, zelf
aan mijnen vijand ^ ora een fchoonen Jonge te
mogen hebben bij deeze Lady» En zo zij mij om-
kwam^ en 'er zulk een uicwerkzel nier op volgde,
dan zoude mijne Wraak tegen haare familie, en in
zulk een geval, tegen haarzelve , onvolkoomen
zijn, en ik zoude het inijzelven ai mijn leeven lang
verwijten.
Waare ik verzekerd ^ dat de grondflag hiertoe
gelegd is [En waarom mag ik niet hoopen dat het
zo is ?J dan zoude ik nier twijffelert om haar nog
te krijgen (zo zij den dag der genade voor haar liet
voorbij loopen) zo als ik haar zelve hebben v/il:
Nog zoude ik, indien dit zo wa^re , in twijlFel
trekken of de genegenheid zou in baar ivel weder
worden opgewekt, 't vveik zelden mifl: in eene
vrouw voor den Vader van haar eerile kind, het
zij geteeld in egt, of daar buiten.
En ik bidde u, Jan, Iet eens, in deeze mijne
vuurige hoope, op het ondericheid ten mijnen
voordcele van andere Guiten ; die alle, genoeg-
zaam tot een toe, hunne luflen maar involgen,
zonder zig der gevolgen te bekreunen. In navol-
ginge , zo als men zou mogen denken, van den
trots-treed enden fchurk van een Vogel, die van ge-
vederde Lady tot gevederde Lady zijne hoogvov'i-
lijke welluften najaagt, het voor zijne gladde bij-
zitten overlaatende om het tierig krooll in holen en
hoeken uit te broeden , die zij zelve mueccn op-
zoeken.
IN-
-ocr page 590-Brief.
I. Lovelace > ad.n T^clforft. ïamenfpraak met hjar, rnet
de deur cuilchen bcidc. Haar brief aan hem. Zij wil
hem in eene week niet ïien.
II. Van denz^l-ve», Atichriricn van brieven , die tuflchen
hen gewpiiTeid woiden. Oact naar de Commcns om re
zien üi' hij eeii Vcrlof-bricf kan keinen. Zij zal hem
zien , verklaart hij, bij 'zijrie wedcrkoomfi:. Liefde f·»
medelijden bezwaareüjk van ccn tc fcheiden. Zijne heen
en weer drijveiule redenccringcli over hunnen tc^cnwoot-
digen toeftand. Is jaloers over haaie verhevener hoe-
danigheden. Doet haare otibevveegciijkc · Deugd behoo-
reüjk regr.
lïl. Van denz.clv€n. De Lady omv!u!7,t. Zijne woct5e.
Doet eene plcgti^e «clofte vati wraak , zo hij Ie eens
ooit weer in ziji'.e niaec krijoc. Zijn kncgt Willem is
gegaen om naar haar te zoeken Zijne hoope. Waar-
op gegrond. Jiii wil ccne bekcndniaakinge vau haac
laarcn doen, Bcfchrsift haar gewaad» Brief door haac
agtergelaateOj Beichuldii>t haar {dat is tc zi^gan , Lo-
V Ε L Α C Η befchuhllgt haar) van Viesheid , Neuswijs.·
Heid, et» Gemaaktheid.
IV. Van denzelvcn Eei) Biief van JiifFcr Howe aan'Cla-
rifla valt hem in handen ; welke , zo hij in de haare
gekoomen was , alle zijne oognnetken oprngclegd en
ontdekt zoude hebben. Daarin fpreekt zij ClariiTa vrij
van Neuswijsheid , Coijuettfrij j en enhcbconiijkè Kcdhitd.
Verwondert zig ovct haar, prijflf zegent haar wegens
het voorbeeld 't welk zij haate Sexe gegeven heeft , en
de agtinge di? zij dezelve beeft bijgcict, door haar ge-
drag jn de mocijylijkflc oinftapdighcdeq,
"Deeze Brief kajÏ als een zoort van Kortbigrip "worden aange-
merkt van Clarißas beproevingen ^ "vervoliin^sn en voor-
beeUUijk gedrag tot dus verrei en van Lovelaces doortrapte
lißen.
-ocr page 591-) Itfien j langen, m Inz'igten , z.o verre als Juffer Hozve on·
^ derßeid k^h xvordm die te weettn , of daarnaar le gijfeh.
■ Een Biicf van Lovelacc, welke verder de Vrugcbaarhcid tooiic
van itij»en arglifti^cn geeft.
V. CiariJJa, Juffer Howe^ Geeft haar kennis van Lo-
vciacc's fielten), cn haare oiufeoominge. Waarvoor 2,ij
'i aileen bezorgd is. Dc weg > dicu zij voorheeft iä te
j ilacni
VI. Lovelace , aan Belford, Üicgelaaten van vreugde als hij
I van zijnen knegt VVillcrïi hoort, dat de Lady de vlugt
naar Hamftcad genomea heeft: Aanmerkingen in ecncn
loden Itijl over cenige pajjagies in den Brici, dien zij
agtcrlict. Geeft té kennen , dat Tomhufon gckoomeri
is tot behulp van zijne Toorncemros. Hcc rijtuig is ge-
koomcHi cn nu, gelijk een Bruidegofn gekleed, vet-
zeld van een knegt, welken aij nóoic gezien had , is
hij reeds, zegt hij, te Hamilead.
"tn. VUL Van dinz^ehen, Bijftcr in zijn fchik met zijne
verzonnen aanil.igen. ----- Door welk middel hij 'n
tegenwoordigheid det Lady koomc ten huize van JufFr.
Moore. Haar ichrik, flaauwtén , uitroepingen. Zijné
glimpige vertellingen aan Juffr. Moorc cn JufFer Rawlins.
ij' Zijn oubcdceft gedrag jegens de Lady. Copijen van
Brieven van Tomlinfon, en van verdigte van zijne cigc-
ή nc Nabcftaehdcn, gefchikt om haat te vreedc te flclltn
en tc miflfiden.
IX. X. Van denwlven. Zijne verdere konilenaatijen , vin-
dingen , cn onbedeeftheid. Zij ftelt hem netelige
vraagen voor. ,, Onedelmoedig cn ondankbaar noenic
iy zij hem. Hij kent dc waardij van het hare niet, 'c
' „ welk hij gehoond heeft. Hy had een effengebaand f ad
^ voor z'igt nadat by haar uit haars Vaders huis getroond
y hf<d. Dog dat haare ziel i.u boven de fortuin en bo-
„ ven hem verheven was. Zijne liftiglijk beleide vocr-
„ zorgen.
XL XIL XIIL XIV. XV. XVI. Van denzelven, Chara<i^er
van de Weduw Bevis. Neemt de viouwen met voor-
oordeel tegen JufFer Howe in. Boezemt haar gedag^en'
in, dat zij op hem verlieft! is. Zelve niet vreemd vaiT
t 2ó tc denken: En waarom. Vrouwen hebben geen zin
in nieuwelingen. En waarom, ,■ ... Eenc ftreck op
I liaar gemeen fpreekwoord. -- Tomlinibn's aan-
H koomft, Liilig gcfprck tuifchen hen, Juffer Rawlins
neus-
'Ij
Beasv?ij<ilieid. —— Zijn nagcbcotile Brief na dicti
van JufFcr Howe, No. IV. Andere *o»dcn om de Lady
IC bedriegen, en om de vrouwen aan zijn fuDcr te heg-
ten.
XVIh XVIII. XIX. XX. Lovelace , aan Belferif, Bijzou-
dcrheden van verrcheiderc gcvpigtigc gcfprekken tuiTcbcn
bem7-elvcn> Tomlinion , eu de Lady. Argliftig beleid
daarin van de twee ecrfte gebruikt. Haar edel gemoed,
—■ ■"* Hij zegt in haar bijrijn aan Tomllniou, das
hij uooit'eeuiσι; bewijzen ran genegenheid van haar hads
Zfj bekent rsnduh de a^tinge , vjelke zy te vooren voer
hem had. i,~Hij had haar mesr dan esm, beruigt zij
,, voor ΤοίΏϋηίοη en hem zclven, tot bekentenis daar-
,, van gebragt. Nog zijtK· eigene trotsheid, was zij wel
verzekerd , Jiec heiïi toe daaraan te iwijjfelsi}. Hij
„ had haare ziel vrcl honderd maaien iu twijifelmocdj«»«
„ heid gehouden. „ .......— Beide mannen hij beurtch
aangcdaen door baar edel gcdras;, en gröotmoedigc jr^.
dagteo.--Hunne Tciontfchialdigin^en , gebeden,
te voetvallingeni om haar tot töegcevendhcid le bcwec-
gen. Haarc Terlegenheid,
XXI. XXII. Vari denzehen» Zijne onder voorwaarde ge-
daene belofte aan Tomlinfon ten voordcele der La4y,
Zijne voorwendzels cn ingebragte redenen over hunnen
tegenwoordigen toeiland, en over aijne geliefde co tas
nog toe mislukte oogmerken. Zijne malle twifli met zij-
ne Confcicntic. Zijn laat ft vaarwel aan dezelve, ■■ ■
Zijne wonderlijke ligtvaardigheid , welke bij ftemmig-
beid noemt, over den dood van Belfords Oom.
XXUI. XXlV. Van de?izehen. Zij gunt hem eeoe zamcn-
koomft in den tuin. Haarc bezadigdheid. Haar ge-
fprek OToots en edel. Maar wil uicts tei zijner gunftc
vaft ftcTlea. Het is nogthans baatblijkdijk, zegt bij, dat
zij mg eeni^i tedirheld moor hem heeft. Zijne rcJeoen.*
Echc zielroerende vcrtooninge tuiTchen hen. Haar op'
regtheld en opmhartWiKÏd. Zij befliiit em te kerk
te gaeii; maar wil niet lijden ι dat bij baar derwaards
vergczelle. Zijne gtilÜge rcdcmwift met den God der
LicÉic, welken Iiij invoert, als pleitende voor de Lady.
XXV. XXVI. XXVU. Yan denzAven, Hij beeft den Brief
van Juffer Howe, waarnaar hij wcnfcbte, iu banden ge-
kreegpn —« Ondefrjf;t hem v^u de wijze cp Wfl-
ke bij iaaraan gckoomcu is, nmrmmm Zijne aanmerkin-
gen
gén op dezelve. BedentingCD oter vrouwelijke vrieud-
iciiap, Vcrgelijkinge tulïchen Clariila eu Juffer Howe.
;ΧΧνΐίί. Lovelace , aan Bdford. Een ander gefprek mcc
Lady, Zijiie fchoonichijtiendc redeuen, om weder bij
haar in gun ft te gcraaken» van geen kragt. Zijn liöbg-
mocd geraakt. Zijne wraakzugt ontftoken» Nieuwe
fchijnredcucn ter begunOiglnge van zijne booze bedoe-
lingen. Krijgt tijdingc» dai 'ct metterdaad een Verlof-
brief verworven is.
XXIX. XXX Van denz.elven, Copij van den Vet lof brief,
met zijne aanmcrkiogen over denzelven. Zijn ontwerp
van Jaarlijkichc Huwelijken, Hij maakfzig gs-
iecd om met Lady Elifabec en Juffer Mosuague een be-
zoek ie géevcn aan ClanlTa. Wie deeze gewaande Ladys
zijn. Hoe opgekleed. Zij geeven zigzelvc airs, als of
ze van rang waaren. Ondcirigt haar op cencn koddigcn
trant , hoe zij haar rol overcenkoomftig mee haare aan-
gcnomene charaftcts moeften fpeelen.
XXXL ΧΧΧΠ. Van denzehen. Nu is de bekoorfter zijner
ziele , nogmaal weder in haar oud logement. Korr ver-
haal van het affchuwelijk bedrog. Vetftaalt zijn hare
door wraakrufftige herdenkingen. Haare doodlijk-be-
iiaaude angOcn. Voor een tijd ijlhoofdig. L·; op het
punt om in flaauwtcn te vallen. —.......... Dog alle haare
verlegenheid, alle haare gebeden > haare onnozelhtid,
haare deugd , kunnen haar niet bewaaren voor de on-
deugcndüe tnishandclinge.
XXXIH, Belford aan Loveldce. Vaart hefcigUjk tegen hem
uit. Is bedroefd over de Lady. Is au overtuigd , dat 'er
cene -wereld }}a deez.e moet z.iiny om der verongelijkte wV-
dienfle regt te doen. Bidt hem, zo hij een menfch, en
geen duivel isi dat hij haat alle legc doe, fchoon gering,
dat uu nog in zijne magt is.
XXXIV. Lovelace^ aan nsiford.· Het rouwt hem , dat hij
ooit op haar heeft roegelcgd. Zoekt naar verfchooninge.
Ziet hij dan niet, dat bij tot deezen poft toe is voott-
gereisd niet één vaftgefleld doelwit in z^n oog van den bc-
gifineafi Zij is tegenwoordig buiten zinnen. Zegt hij.
XXXV. Van denzehen. Zielberoerend gedrag der Lady in
haare uitzinnigheid- Hij bekent dat 'er Konftenaarij om-
trent haar gebruikt is Begirjt wroegingc re gevoelen.
XXKVI. Van denzelven. De Lady fchtijft op brokjes papier,
die zi) vcifchcurt, en oiider de tafel werpt. Affchriften
van
-ocr page 594-REGISTER
^ *
VAN '
of het Regt der Copien van F O L Κ Ε R Τ
VAN DER PLAATS, Böekverko- .
per te Harlißgen.
LATIJNSCHEBOEKEN. ^
Aurelius LeiT. de Cognominibus DewUm Gentl-
liura in
Arißophans Comosdia Plutus-cum Notis Hèm*
flerhuißi, in 8.
Bos iL) , Antiquitates Graecorura in 12, ^
-Obfervationes Miscellanese in 8.
Brais (S. de) , Opuscula , &in ad Romanos Cu-
rante H. V^nema in 4·
Catechismus Judieorum in 8,
Clauhergii Logica Contrada in 12.
Clerici Cf)·* Opera Philofophica 4 voll, in 12.
Grotii C/f), Epiftok in Folio.
Horrei (P), Obfervationes Criticae in 8.
—-Miscellanea Critica in 8.
- (G), Animadveriiones in 8.
Heinfii (N) , Adverfariorum Libri IV Curante
P, Burmanno in 4.
Idßnga (5. Κ ναή)^ Variorum Juris Civilis Liber
Singularis in 8.
Melchioris Fundaroenta Theologica in 8.
Scheltinga (Tb.) , de Faco Nadabi & Abihu in 8. y
Til van)^ Mechodus Concionandi in ii,
Ve-
'Λ Γ
liirnMg^ - -i ■ -ri'
-ocr page 595-REGISTER
Ymema (^IT) , DiiTenationes Sacrse ; Libri Tres.
——. ad Danielem in 4 Tora. i.
tmhorch^ in'Αφ Apoftolorum in Folio.
Vitringa (C.), in Canticum Mofis in 4.
f-^— (C. Opuscula. Accedunt Vßne-
' ma^ Disputadpnes Cridc^ Contra Artemo·
niuni in 8.
0^aaijen Qgan der^^ MethodusCondonandiiniz.
Xenophon j de Inilitut. Cyri gr. in
\
{ '
NEDERDUITSE BOEKEN.
I
\Aletöphilus^ Waare Volmaaktheid en Gelukzalig-
heid in de Wereld in 8.
Befwaarreden, over het Doopforniu^ier in 8.
Clarke (»S)» Predikatiën in 8. 11 Deelen Com-·
pleet.
^^-4de Deel apart.
- 5de Deel apart.
--öde Deel apart.
,-^de Deel apart,
-- 811e Deel apart.
--- 5jde Deel apart.
--lode Deel apart.
■--- 1 ide Deel hpart.
--— Over Gods Beftaen en Eigenfchappen,
Eerile Deel in 8.
-..........- Over den Natuuriijken en Geopenbaar-
den GodsdieniT:, Tweede Deel in 8.
Cmradi (P) , Intree-red en in 4.
C-ïerk (J), Parrhafiana pf Vrijmoedige Bedenkin-
gen in 8,
Dor-
-ocr page 596-van BOEKEN.α-
) ,
Dorhoud, over het Avondmaal in ί?..
Da Godsdienft der Mannen, in 8.
Denyfe, Waarheid van ae Chriftelijke Godsdienft
in 8, : ' : i ■ :
Foßer C.7), i6 Predikatiën in S. '
Hec Regt der Vrijheid van Geloove , Godsdienft
en Confcientie in 8. Derde Druk.
Clarijfa , of de Hiftorie van eene Jonge JuiFer,
waarin de gewigtigfte belangen des gemee-
nen Leevens vervat zijn, 6 Deelen Com-
pleet, de Tweekatfte onder de Pars.
Locke , Tweede Brief over de Verdraagfaamheid
in 8.
Oßervald^ Catechismus in 8. Derde Druk.
- Over de Onkuisheid in 8. Tweede Druk.
Sherlock (Γ), Over de Aloude Profeeten in 8.
Sraai van het Toekoomende Leeven, in ii.
Stinßra (^jj^Vijf Predikatien in 8. raet't BijVoeg-
zel.
--dito Tweede Druk.
— Gedagten over de Brief van J. van den Ho·
nerc in S. Drie Deelen,
— Tweede en Derde Stukje aparc.
--Leerreden over de Sluikerij in 4,
-— 24 Leerreden in 4. 2 Deelen.
--Remonftrantie aan de Ed. Mog. Heeren Staa· \
ten van Friesland, in 8. en 4.
Verhandeling over de Vereeniging der Chriilenen 1
Portier (ƒ/) , Waaragtig Berigt vi^egèns het Sus-
pendeeren in den Predikdienil, van Wijtfe
Jeens en Pieke Tjommes in 8. j
REGISTER VAN BOEKEN.
Venemü (//)» Verdediging van zijn Eer en Leer,
W ' in 8.
iVaaükeurig Onderfoek van welken Geeft liet Be-
rugc Beroerings-werk van Nieuwkerk is,
in 4.
Vraagboek van de Doopsgefinde Leeraaren te Har-
linden, in 8.
Wolzogen (J), over Johannis in 4.
Nootvvendige Voorzorg, der Edele Mogende Hee-
ren Staaten van Frieslandt in 4.
Verders Alderhande Soorten van Boeken in alder-
hande Faculteiten en Taaien te bekoomen,
alderhande Soorten van Papier zoo
Schrijf als andere , alderhande
Kerkboeken, &c. Schrijf-
Boeken, en verder
Kantoorgoec
i
tien deczer in 't wild Jóopende papicrénj en van èo·
iien zeer aandociilijkcn Brief, féhoon zonder zamenhangs'
aan hem gefchreevcn. Hij ónderneemt verder lijHC Gioö-
dc fielterij te verichoonert. Poogt zijne gewoone ligr-
vaarrfigbcid weder^ .aati te n^ciaen ; cn fmcedt een om-
werp om de luiden tcHamilcad te lokken in het huis vatV
het eereloos vrouwmeuich in dc Stad.«. De Lady Ichijnc
te beteren.
XXX VU. Lovelacet äan "Èelford,- Zij onderneemt otii iu zijtit
at weezen wcg'fe gefaakeör Wordr door de haatelijkc
Sinclair verhinderd. Hij vermaakt zig itiec de hoope van'
haar als zij onder zijne oogen koomr, door zijn gezigt'
te befehaamen. Dorcas boodlchapt hem y dat zij naai
de eetzaal koomt, om hem op te zoeken.
JiXXVlIi. Van denzelven. Eené grootrchc verröoninge van"
haar verhevener , cn van zÄjn verlaagd gedrag. Biedi:
aan, haar vergoedinge re doen doot het Huwelijk. Zif
bejegent zijne aanbiedinge mcc verüiiaadinge. Bcdugi;
dat Belford hem verraadt.
XXXIX. Van dènzxlven. Wenkht dat hij haar nooit gezien
had. Met allc vrouwen, welke hij tot liogtóc» gekend'
had, was het, Εαμ te ondergebragit altoos is onderqehragtï
Zijne elendige vetflagenheid. Zijne wroeguige. Zij trage
te ontvlugtcn. He: gemeen koomt op dén been. Zijtié
füceJige uitvindinge om hetzelve te bcvrcedigc«. Heeft
een weerzin van xigzelven , en zijliè raadilagcn.
XL, XLl. Van cknzelven. Lord M. zeer ziek. Zijiic tigen-
woordigheid op M. Burg nootlzaakeiijk. Maakt Dorcas
opomzigbij haare Lady ingunftin te wikkelen, —«
Dring: weder bij baar aan om te Trouwen. Zij ilaeC
hem volftrckiüjk af, oit de cdelfte beweegredenen
^LIL Vaft de?2zdven. Strijkt ζ igzelven door. Het keft meec
moeite, zegt: h'i), om Qndcugcud dan om vroom te zijn,
Eniftig rwiftgcding der Ljidy m,et hem. Verheft dc'
grootheid haatet ziele. Dorcas raakt bi) baar in gunll;.
Hij wordt ontZe: door eene andere poogiiige der Lady
om weg te geraak'en. Verhinderd zijade i.s zij in doods
benaauwdbeden. Hij tragt haar Schrik aan te jaagen.
Dorcas fprcekt voor haar, .Stact op het punt om zijn'
degen tegen zigzelvcn te ttckkéu. Éij welke gelegen'·'
heid.
)kLUl. Van dtnz^lvtn^ Ksn zig nog niec anders YcrbceldeiV.
V. Deel. Ν η ^
- of dc Lady zal dc zijne zijn. Redenen voor ïijnc mee-
ningc. Legt zijn hart voer Bclford open , ten aanzien
van zijne oogmerken met haar. Het knelt hem, dbt zij
zijne eerelijke geloften verwerrpt. Haarc Schendingc
maar denkbeeldig. Haarc zegepraal gcootec dan haac
lijden. Haar tti//ongefehonden. Hij is een beter man j
zegt bij, dan de meeftc Guiten: £a waarom.
.Γ
r"*
jasi.
-ocr page 600-Λ
• ·;
V'-
1' 1
On "iie péüt doniier a cette EAU tout 1'éloge ^u'elle mérite. Sa verta est au-dèasas de ce qtr'dii eri datäroö
dire, et Texperience constante qu'on a des effets surprenans qu'elle ne cease d'opéjer dans une »"nfinité de -
rtaladies , éur toufé'e le's personnea de quelque age et comiition qu'eSles soient, en est laoe preuv« si convain-
eante, que c'ést ä juste titrè qu'on lüi donne Ie nom d'ADMiRABLE. , , .
Cèt esprit voktiJ, extrait des simples les plus rares et les plus exquis, est un élexir, qai a la propnété ieretablir les
parties du corps attaquées de qnél ^le mal, ou y ayant tie la disposition ; de les Fortifier erde leur procüï'er Feu« fonc-
•ions naturelles,leur insinuant une chaleur raodérée et vivifiante,qui sympatisant avec la notre ranirae les esprits vitäux.
Ön peut s'en servir intérieurement et exterieuremerit. Si Γοη en use intérieurement : Ia dose en est de 5o
jusq-ü-l DO goutles, dans du vin, de l'eau de tontaine, du bouillon ou autre liqueur convenable , qu'on prend
une, ou plus,U„i-8 f^ig la semaine, avec cette pretatitioti, que si on la prend dans du bouillon, il ne doit pas
étre trop chaud, öe ^^ esaive ii'eri fasse évaporer les parties les plus spiritueuaes. SL
l'on s'en sert exlérieurement, on leji^teinpeSj les pouls, les jointures et enfin h pariie afflig'ée. ^
Si on vouloit faire Ie détail de tous les niaux auxquels ceit^-liqueur sans pareille est propre, il fa^wjroit faire ce-
lui de presque tolites les infirmités , auxqueües Ie atrj)s humaifi est sujet; car on pexnr presqoe l'appoer une mé-
deeJne universelle. II suffit d'en citer quelques uns qui pourront faire juger de ceux qu'on passe sous if-lence.
Cést un remède aóuverain contre Ie mal, caduc, ï'apopiexie , la paralysie, Ie trembleient, Ia roideu, de col,
les caiharres causés par les humeur^ froides et generaJement tontes les maladies mercurielles , ou pitu^^ses,
jiarticülièrement de cerveau, en prenarat trois fois la semaine la dose ci-dessas , et de ia naême manière, '^'est
un antidote merveillenx contre toutes sortes des venins , et nn préservatif excellent contre la peste.
Elle ouvre avec un heureux succès le3 abstructions du foie, de la rate, des reins, mésentères et autres pai,
ties, et guérit les mafadies qui en sont Ia suite, comme la jaunisse , les catharres, la puanteur d'halein« et
autres accidens sembables.
Elle guérit les palpitations du cceur et Ie réjouit si on e'en frotte la partie, ou qu'on en use intérieurement,
Elle soulage extérieurement la migraine, si Γοη en respire par les narines.
Elle fait passer Ia colique et appaise les douleurs d'estomac, en la prenant inte'rieurenrent comme il est dit
ci-dessus.
Elle di'ssipe les öoulenrs des cótéff et les faugses plerrresirs cauaées par des ventuosités ou ßuxions froidés, si
on. en frotte Ia parlie affectée et qu'on y mette un lingé chaud.
Êüe dissout
sa force
Elle est
dans deux
«3t possible du cóté de k cioulfur. Elle soulage infailliblement les femraes dans les accoucbemens diffirfles et
aide ä sortlr a l'arrièie-faix. On leur en donne a cette fin 5o a 60 gouttes dans une quantité süffisante d^eau fraiche.
Elle est d'une utilité sans égali aux graveleux , et rnéme a ceux qui ont Ie malheur d'avoir la pierre Fi-r-
iiiée , qu'elie dissout et fait sortir par petites gravières, en forme de aable, s'ils prennent tous les jours Öo ä 60
gouttes de cette eau dans de l'eau fraiche*
Sa vertu s'étend aussi aux douleurs de la goutte qu'elle appaise entièrement ; ä eet effet, il faut prendre
quatre cuillerées de cette eau et faire dissoudre une dernie once de sei coxnmun , on en frotte l'endroit de la
douleur, on y appüque en outre un linge trempé dans la niéme eau.
Ëlle dissipe teute viscosité et raréfie, par sa chaleur, les vents turbulens et les tintemens opportuns aux oreil-
les, ai on γ introduit quelques gouttes de cette eau sur du coton,
Elle fortifie Ia vue ct ορττοίβββ la dmijeur des yeux provenant d'humenrs grossières, si après avoir fermé Tceil, on
applique sur la paupière un linge humecté ne ccrrc Eatr, et qu'on i'y laisse jusqu'a ce qu'il soit sec.
Enfin, si eile rend la santé, eile procure aussi Ia beauté; car c'est un cosmétique qui enibellit Ie teint,
Ie rend uni, en dissipant toutes sortes de pustules , et généralement tout ce qui peut le rendre inégal, et
pour cela il n'y a qu'a mêler de cette eau avec autant d'eau de fontaine, qu'il en fant pour en faire une espète
de lait virginal et s'en frotier doucement Ie soir et matin le visage.
On ne finiroit pas, si l'on vouloit rapporter tous les maux que celie eau incomparable a k vertu ou de prévenir
öu de chasser. II suffit de dire qu'ii en est peü contre lesquels elle n'exerce son pouvoir, avec ceite admirable
qualité, qu'elle ne peut causcr Ie moindre préjudice ou accident, pas méme ä un enfant au berceau; II faut
eeulement avoir soin d® ne pas s'approcher de la chandelle, lorsqu'on se frotte de cette eau, qui est si subtile,
qu'elle s'enflammeroit et bruleroit; ce qui est arïivé ä quelques personnee qui n'ont pas eu la précaution ou'on
doit avoir ä eet égard.
AVIS, Pour prévenir taute m^prise daus la remise des lettres qui sont adressées ioiis Ia raison de FARlNA
avec leurs dif-Jérens préuoms et adresses, f ai Vhonneur de prier les personnts qui nihorioreront de leur confiance,
dudresserleurs lettres et denmndes h Mr, Je an Marie Θιζ^ητ h Cologne sur le Rhin, etant U seul chargé pour
tna maison de la correspondance, de Vexpédition et de la rentree des Jondx, en son propre et privé uom. Chaque
phiole qui sortir α de mon magasin sera enveloppée d'un imprimé indicatif de son usage, de ses qualités et ver-
tus, ei aura au frontispice la ville de Cologne. 3Ies occupations ne me pennet tan t pas de les signer ^ jai pris
le par tl dy suppléer par une griffe qui rapporte ma signature, dont Γ emprehue «u *i-dessGUS; je prie na^s sov'
^e^pondans de vQuloir bien ohseri;et eet avis, -
SMung uni> Sugenhn
ité btvü()mt(»
ob«r fo^etranntm
V
50?an fan» biifcm «ïöaifer md)t oflc bic ?obfpr{id)e bcplegen, ireidje cè ocrbifnt; fettie jicaft ub«rtn#t aCieö/ m^Ömati
'"fi. tonnic,unb bij beftanbtgc grfaftiunfl, fo-^man oon ben öurdjDnngenlien OBirfungcn rreicfee eö bei?
uniaèibawtonf()ettcn imb φ oon jcbem Slitcr un^ lempccamcnt Γό^Ιίφ giebt/ ifï ein uberseugenöer ^etreiè,
pap man ibttx mit {Reφt ben 3ïaracn oeylegen fann.
ÏJtcfcê ^aücc ifl^^, auê oen fffibartïen unö öuéertefcnfkn girineijfrautern gemalter ftiegenbcr ©djïi tè ift ein
wilM t>ιe^^tgenΓφαft bat, bie oon cm ia cm Ucbel angcariffencn bcé £cibeê berjuflettcn, ju ffórfen,
unb ibncn ibre naturltdjen SSirfungcn ju ϋ6Γίφαίί?η, inbcm eê Ipnfelben eine gemapiate uni> belebenbe Jbtfec eini
fept, »»ίίφβ mit bec nafurficbcn ubeieinflimrat unb bie ?cb€ng|eifïer «tfnfcfat
ξΚαη fann |?φ bfjTcn unD «uffetUct) bcbimcn. svßcnn man Γο{φ?0 ίnncdiφ gebroucfjt, fo nimmt man
bation emi ober mebrrtiol bιc 5ü5oφe 5o^bte6o Itopfeπm »cunnenmaiTcr; wavmtt ^ciibe ober anbern «ief.
fenben ^αφεη; m/r bet: Sorforge Jebocl), baf man eé πίφί ju tt^arm einnebmc, mii eine aü^u flarfé ^i^t btc Icb.
ψηη man |ιφ be)Tdben άι^ΤεΠίφ bebient, f^ reibt man ba mit bie
^uifC/ ©elenfe unb cnblid) ben Γφηι«Γ4!)αίί€η 2beil. -ν , τ ^ * \
foöt«/ wofir biefeê SBaffer unuerglei^lid) gut iff, fo börfte
mart fafl «üe 3franf ^ unb tjerjabltn, benen ber ιηεηΓφίίφβ Äorper unteinTorfen iftr la man rbnnte cfi
TOobl eme aagememe ?irjnep i>etjrcn. ^è irirb genug fepn, beren einige bier an^ufu^ren, rcorauö mat^ «on benjeni^
ßen tiDtrö unbetlcn fonneu , Die mit (δtt{ίfφn>elgen pnb ubergangen «soeben V'/ '
fs tfl cm frofvgcö spittel gegen bic ©φ1α9ί unb ©ΐφΐιΐυίΤίΛ Sitterni ètetfc öcö ^^aifeê, »»εΐφβδ bie «Betwcgung
Dijtelben uerbif^J"/ uon falten Se«ct)ti0feiten öeruff<Kt?te siuffe/ "nb mögeniein gegen aüt tonfijetlen, bie oon
»leien , befonbecé auß öcm Oeijitn ipfrcubten, noogegen mon eé brepmai bic SSBodje iropfcnircifc /
β^ίφίυιε ber^itebêtt irorben , einnimmt. ' -
tft^in «»unberbareöi tegengift gegen aaeriet) ©ift, unb ein ^)ortreffίiφeê ^iaferoatif n>ibec bie ^efï, mcnn
man O»«)«» η^Φ ber obeft bemerfren 2lrt einnimmt. *
(F^ bcilt baé ^erjficpf&B^ trnb cvqmcft eö, wmn man ftcb δυ(1ΓοΓΐίφ bαtlJtt'fφmiert, αυφ fann man cê ίηηβΓΪίφ
geK'αuφen. (^é (tnbert bie JïopfΓΦmerJcn, irenn man eê ΰιΐΓφ bie Slafe cintUnupfr.
eröffnet mit 0ίflcίί{φcm Wolge bic SJcrfioptung Der ?fL ir, ber gDïilj, beé ^armgefrófeê, unb anbcrer ïbeiic,
unb beiit bie ^ranfbetien, fo barauê cntfïeijen, nemlIφ Die ©eibfucbt, (Jattjarren, £>l)πmαφtcn, jlinfenben iltl^em
unb betöleiφeπ nicbrere, trenn man felbigeö roic oben ιηη?ιϋφ gebraucht.
Dcrtreibt bie lolif, unb (ïmet baê SDjaq^nircbe, n^cnn man iè ίηηεΓίϊφ; wie oben gemelbet, gebrαuφen.
^β jertljeüt baê @eιίfnfïeφen unD bie 55iujKranfi)eiten , fo üon auffleigenben SBinben unb falten ^lüjTen berru[;ren/
trenn man ben fcl)merjbafien Ort ï>amtt fφmιeι■r, unb em roarmeé ieineneê ïud) barauf tcgi.
ló^t bie @^fφn!?ui)ïc öuf, ωείφε »?on gaiien, Stopen ober eφtαgen perurfαφt noerben / npobet) eö baè gcron^^
ncne Slut jertljetit/ unb buret) feine Jïraft i>ie ga^intg uctf^in&crr.
bellt ben Sronb , lïenn man ein ooreln getunfteß leinencö Ίυφ aufïcgt.
(s-ö ifi Dortreflici) miber bie 3αί)nfφm«rjen , ivenn man bamtt bcbaftet ifï t f" miftfet man einen 2ójfei DOii biefeö
SBajTerê mit jroct £6ffel üoa S^runnenmaffet, nimmt folφe0 jufammen in be« ^tinb, unb ^iilt barin απ be»
fφmcribαftfn Ort, fo tan^ αΙδ móglid)
Gè trófïet unfehlbar bie SBctbcr in befcbtverU(!)en ^inbbeften, unb beforbert bie SRac^geburi·, ju bem (inbc giebt
man ibn-en 50 bié 60 'Iropfen mit frifφem SBaffer ein.
gé ifï unüergleiφ^ιφ ηύ^Ιίφ für bie, fo mit ©rief unb ^tein behaftet fin^ welche eè flein »le eanbfornieinvjet*
tl>dlt unb bcrauêtceibr, bafur nimmt mon ίά^Ιιφ 5o biß 60 2 ιό ρ f en mit frsfφerί Sajfer ein.
©eine ^raft erfirecft ίιφ fogar, Die @φmerJen beê ^oba^ra ju linDejrn, wenn man m oier Löffel öott biefeé
©affcrê eine balbe Unje gemeuieö @αί$ jergeben lapt, unb bamtt Den fφmersbαfίen Ort fφmιεrί/ αηφ ein mit bic^
fem 3Ba<fer αngefcuφteteè ϊιιφίπη barauf legt. , . , . ^ ^ >
dè oertreibt aOc burφ Die J^i^e'unruhiger ffiinbe er^Siteten ja^en ®φlelmtgfeιίen, wie αηφ baS ungetlumme
Obrenflingen , wenn man einige lauwarm gemαφte Xropfen baoon mit «BaumwoUe m Die^ Otjren flopft.
fïfirft oaè unD liiOet baè Siiigenwebe, wcld)eè \>on ftörfen ^eucbtigfeiten ^erruljrei, wenn man cm mit
tiefem ^Baffer bfne^teé Χύφ^ίη ouf baö «liugcnlieb ober ben ^edfel legt, unb mit gefφloίfenem iiuge barauf liefen
^^^''^cViL^^ie^lÄhbeit wieberbringt, fo oerfcfcnfft eè aucb btc ©φ6ηθ€ίΐ, ift eine «Φ^ίηίε, bie
bie"^aut unb beren garbe fφδn unb glatt mαφt, unb aUeö waß btefelbc nur ιινφιά, mαφ^n fann, »ertreibt. ξΟϊαη &at
nur; um biefen^weä ui erreidjen, biefeß ®ajTer mit fo oicl gemeinem SBrunnenwaffec ju *)ermtfφcn, ba^ eé einer
Sir ^rSSlS δί,ηίΓο) Wirb7 womit man (ϊφ bann ïlberbê unb Sïïorgen^ baé @efid)t ganj fanft^^
^r Vum biefeê ^larreö gefiattet U πίφί, aOe bie Ucbel bWablen, we φε bie Jrafi biefeè unoergleiÄ^en
vertreibt eé wirb genug f.,)n ju fagm, Da| wenige Uebet finb, gegen w^ldje
nid)t wirfr, unb ^war mit Diefer feirenen €lgenfφßft, ba^ eè αιιφ niemanben, jogar emem iimbe.m ber SBiege,
"larmflÄIÄ^: ob. 2iφt .. .et^en wenn .an fri. mit biefem ^a^r
geSe^bat, weüTö fo fubnl tV, m eè |ΪΦ teuUt entiunbet, unb
faS niSt ^ίαυφί, waö fφon S3erfφiebcnetl, fo biefeé oerfaiimt traben, wiberfa^ren ift.
%
g^acbricftt. Um altem il^crtbum bei ber Ucbcrgafee ber 55riete, bie unter bcr Sirma üon S^i*»"«
ß'»rfώicbencn SSornamen gcfφιcft werben, uorjubeugen, benad)r!ditige icb Öiejemge ^erfonen, wdje mιφ mu il)cen
»efteUunaen beebven woüen, tbre Sßriefe ön -ξ), ^ob· ^αηα ^ iliei in €oln α. μι aDrefftren, welφer bec
dimm «fi/ ben ιφ mit ber (Jorcefponbenj, ber (^A'pcbition unb bem (Empfang ber gelber, in teinem eigenen
Slamen, f6r mein J^au^ beauftragt babe. Sjebe Slαfφe auö meinem gjïaga^in ^»»«^ö jn einen ©«^»^«"Φ^"//^ Jf^
weSem über Dem Xiiel bie ©tabt fiebt, eingewicfelt fepn, unb weil meine ί8^fφαfίt9ιmg mir ,^ΦΗ" ^^ ^
fen Settel ju unter^c^φnm^_ibJifibeJ^ <inen ©tempel oerfertigen laffen, welφcr meiner Unrerf^iltt αί)η1ιφ,
^icr unten abgcbiucft ift/ wpoon memt^öcrefponbentfn gefaßige wolim-