OF DE
HISTORIÉ
VAN EENE
JONGE JUFFER.
Waarin dp
ÜEWIGTIGSTE BELANGËN
des
GEMEENEN LEEVENS
♦s
Vervat zijn.
Üic het Engelfch naar den Der^
den Drük vertaald.
VII. DEEL.
té MAaLiNGENi
Η . t.
Bij FOLKERT van der PLAATS, Boèfe
verkooper aan dè Voörftraat, 175
"■^iiiïi
-ocr page 2-VAisr DEJi
VOOR HET
Üs hüpt dan nii de Btßorre ^an Cis«»
riila ten einde; met drüemge^ naa^^
re^ en akelige tooneelen wordt zij
heßooten^ die in flaat zijn cm een
hart ^ dm niet ten eenenmaale onge*
voeltg ts ten flerkßen te heroereh, met eene aan-
doenlijke treürigheid^ of met fchrik en beevingé
te hervullenen de traanèn van mededogen teji
oogen te doen üiï'Dloeijen, Ijzelijk is de veft.oo^^
ningé van den wellußigen Belton op zijn ßerfbek'^
de^ in eène verßagene moedloosheid^ in eene tröO^
ßeloQze wanhoope de gevolgen van tijne zondek
bezuur ende : Schrikkelijk is dé woede en raazer*·
fiij ^ met welkë de godlooze Sinclair tiert eii brüli
in het midden van pijne eh onheil^ door haare el·
gene ongebondenheid zigzelve op den hal ze gé'
haalde en haaren rampzaligen dood verhaaßi
Ëlendïg is de ßaat van Lovelace^ die *fchoon hij
m en dan in- eene lofe én onbeteugelde dartel-
' ■ ' ^ i ' ■ Mi
-ocr page 3-VOORREDEN VAii
hè]d voofthoUe ^ daardoor zijn leed pooge te her^
zetten^ en dies'üjegens hier mg eene genoegzaa'
me verfcbeidenbeid van tooneelen voor den Lee-
zer ui lievere, egter meeßal van zijn wroegend
ge weet en ten felßen geheten^ g^jnigd^ en gè·
teifterd wordt, en door zijne drift en toomelooze
trotsheid eindelijk zig eensklaps in het verderf
ßort. Clarißd ßerft ontijdig, in den bloeij van
haare jaaren; zij ßerft onnotel en onfchuldig,
verlauten van haare naaße vrienden, door nijd
en haaatzugt van zommtgen vervolgd, door deug-
nieten bijna tot haar einde toe mishandeld en ge-
folterd -Jchoon zij weezenlijk gelukkig β erve, haar
dood is een voorwerp van droevig medelijden: En
fchoon haare edele Voorhereidinge ^ gepaard met.
de ßeeds aanwinnende hervorminge van Belford
een regt Chrißelijk gemoed behaage, dat hehaa·
gen i5 droef en Jomber, en hangt te zamen uit
eene reeks van treurige denkbeelden.
Deeze droevige voorwerpen zijn niet naar
den fmaak van veelen, zo wel hier te lande , als
in het vaderland van Clarijfa, en heeft de Schrij'
ver zo in de Hißorie zelve hier en daar ^ als in-
zonderheid in de Nareden zijne verkietinge
daarin verdeedigd ^ en de aanmerkingen zijner
landgenooten te gemoet gegaen. Mij zijn ook tier*
fcheidene tegenwerpingen ten aanzien van dit be-
loop, en het droevig uiteinde der Hißorie voor ge-
koomen^ uit welke ik hier bijzonderlijk twee thari$
zal te berde brengen en beantwoorden, in de ge^
dagte dat mijne aanmerkingen op dezelve hij dëe-
Z€ twee laatße Deelen eene wehoegelijke floffh
i^t eene Voorreden zullen uitleveren*
Si
I. Hei Menfchlijk leeven^zeide mij iemaml^
4ls reeds door den dood de rampen deezer wereld
is onttrokken i is bezet met zo veel zorgen ^ met zo
veel fmerte en verdriet, de weezenlijke ongemak"
ken en kwellingen befpringen den menfcb zo \van,
alle. kanten; dat men hem door droevige verbeeld .
dingen dien laß niet behoeve grooter te maaken ,
en zijnen geefi nog meer ter neder te ßacn, maar-
veel eer door vrolijke voorwerpen op te beuren en
te verlußigen.
Die bedenkinge zweemt wel naar de fpotag-
t'ige reden , welke Lovelace ergens * geeji; van
zijnen tegenzin in Treunjpelen; do^ zij kwam uit
een geheel ander inborß voort, en uit een ernßig
denkbeeld van de wijjelvalligheld en menigvuldi'
ge rampen deezes leevens : En dewijl die ook bij
anderen zou kunnen opkoomen uit hetzelve begin-
zei, zal ik ook ernßig vaordraagen , wat ik . et},
op deeze tegenwerpinge.^ en op dat heginzel heb^
he aan te merken,
Is naamelijk dat denkbeeld van h^t menfch'
lijk leeven regtmaatig^ en overeenkoomßig met
onzen flaat hier op aarde; dan kan ik niet b&·
zefen^ hoe die bedenkinge als eene billijke tegen'
werpinge tegen dit werk kan worden t-ngebragP »
hetwelk dan immers het menfchlijk leex)e:n met zij!-
tie eigenaartige verwen afmaalt; daar integen^
deel eene onnattiurelijke. verbeeldinge. daarvan
als de grootße wangeßalte in een werk van deeé
zen aart moeß worden aangemerkt. Bat denk",
heeld onderßeld zijnde, kan die tegenwerping^ ■
van geen gewigt geagt worden, of men moet niet
I
he^.
-ocr page 5-hedenken dat dit werk niet 'enkel tot verltißiging^
en tijdverdrijf^ maar ook, en wel inzonderheid
tot nut en heilzaame leeringe is ingerigt, Leeven
wij immers hier in eenen ßaat, met zo veel ram'
pen^ onheilen^ en fmerten overlaaden; wat is 'er_
dan nuttiger voor ons, welk onderwijs en leerin-
ge kan dan van meer gewigt geagt worden, dari,
ifoe wij ons onder dezelve hebben te gedraagen ,·
hoe wij deeze ontgaen, geene verligten kunnen;
en welke hoedanigheden ons in ßaat kunnen β el-
len om de zwaarfte manmoedig te tor jen? Een
leevendig tafereel ^ waarin .ons dit wordt afge-
beeld, moet dan voor ieder menfch van den groot-
β en dien β geagt worden ; dat zal, in plaatze
van onzen geeß neerßagtig en moedloos te maa-_
ken^ integendeel, zo het wel gebruikt worde ^den-^
zeiven merkelijk verßerken. Omringen ons hier
üp deeze wereld zo vee Ie wederwaardigheden λ en
voorwerpen van droevenis, wij kunnen inderdaad
fiiet gelukkiger worden, nog onzen ßaat verbete-
ren , met daarom niet te denhen, met onze oq-
gen daarvan af te trekken ; maar kopen dus ze-·
kerlijk zelf meer gevaar om onverhoeds in dezel-
ve te vervallen, en daarvan dies te fmertelijker
gevoel te krijgen. Ook is het eene dwaaze blijd-
fchap, dunkt mij \ in het midden van ramp en on-
heil zig met gezogte, met gedvoongene pletzieren
en vermaaken te ν er luβ igen* Het hare moet ook-
in Jachen fmerte hebben ; ten minßen zal het
laacfte van die bJijdfchap droefheid zijn. *
Maar is wel de ßaat van der menfchen lee·-
ven in het algemeep- genomen^ zo naar en'^ake-
, Spr. xiy. 13.
'1
α-
m
m
ah men dien verbeeldt? Is deeze ijoereid ΖΦ
ψΐ van droefheid en elende, dat het voor onherm^^
hartig of onvoorzigtig moet gerekend worden ,
onzen geeft nog daarenboven met treurige verheel'
dingen te benevelend Dit kan ik, mijne oogen
over het menfchdom laatende gaen, zo verre mij-^
me kundigheid zig uitftreL· ., niet vinden : De mee·
fle menfchen, zfe ik, dat zig den grootßen tij φ
huns leevenSi. in hetzelve verheugen en verblijden,
het zij met weezenUjke of iiigebeelde voordeß"
len: Foor veelen^ dunkt mij ^ die in onmaatigs
hlijdfchap·. zig vervoeren laaten, is het nief on^
dienßig , dat hun geeß door het befpiegelen vam
treurige denkbeelden in evenwigt gehouden .wor*
de, op dat zij hunner af bangelijkheid en broos-
heid niet vergeet en en voor groot er onheilen be^·
hoed worden.
Ik flae toe ^ dat ''er geen menfch op deeze we·
reld leeft, die niet den een of anderen tijd zijn.
druk ^ fmerte en tvedervjaardigheid ondergaet,
dat ''er geen huis zonder kruis is. Maar ik den-
ke^ dat men zig te ßerk uitdrukt, als men 'dee-
ze wereld in het algemeen als een traanendal be'
fchrijft, ten zij men in vergelijkinge fpreekè en
met opzigt op den· toekoomenden ßaat der waars
vroomen^ waarin alle traanen van de oogen ztiU
len worden afgewifcht. Ook kan ik zelf dier
Philolophen rekeninge met de ondervindinge niet
overeenbrengen, die ons op een- wiskundigen trant
poogen te beduiden ^ dat 'er grooter maate van on-
geluk dan van geluk den menfch hier op aarde is
ten deel gevallen. Het is>hier de plaatze niet^oin
' ]
ßellmge naaukeurig te onderzosken t
ken zal ik dit weinige daarop aanmerken.
De meefte y verre weg de i'neeße menfche^
gemeten van het zuiver en weezenäjk geluk ^ he%r
welk de waare deugdyfirfchaft, en h geen hiex-
c^ aarde zelf kan genooten wqrden, een zeer ge^
r.ing deel^ om dat zij de oefeninge daarvan ver^
waarloozen ^ en zelf door ongeregeld^ hartmgtet^
en wanbedrijven hunne ruß verßooren. 'Ten.deS':
zen aanzien mag men met waarheid zeggen ^ dat
de maate van^geluk in deeze wereld zeer klein
isy en niet te vergelijken met het ongeluk. Dog
dit is niet de eigenaartige natuure van onzen lee*
<^ens-ßaat^ maar der menfohen eigene j'chuld te
wijten. En in deezen opzïgte zal Ll^rijfa ons.
veeleer den weg i^anwijzet^ om, ons geluk te i^er··
meerderen, dan dat wij door de hefpiegèlinge
haare gevallen uit onze deugdlijke geneugten iets
verliezen zouden.
Maar wat het uiterlijk.gßluk betreft^ en ha^
tegenwoordig genoegen van des menfchen geeßy
tßn dien op^igte is het wel zeker^ dat hßt^ m^nfckr,
lijk leeven m&t veele rampen en wederwaardig·
heden bezet is. Iemand zou geheel een vreemd-;,
ling in de wereld moeten zijn, die hieraan twijf-.
fojde. Dog, om nu niet aan te merken, dat wij
door onze dwaasheid veele van die onszelven op
den halze haaien; niet minder zeker is het ook ,
dat dit leeven veele geneugten ^ vaordeelen, en ver-
waaken, zelf ter tegenwoordige genietin ge uitle*
vert. De wereld is niet enkel naar en akelig,
maar heeft ook hgare fchoone en hßldere toonee'^
Goed en kwaad^ blijdfchap en droefheid
daar^
,.s> ,
■ l
r ί
< b
3
Säiuariäi
ι
s.
-m
'daarin vermengd.^ en op verfcheidene 'mijzen doot
malkanderén geweeven,' Niet alleen zijn zommi'
ge menfchen vrolijk'en gelukkig, termijl anderen
ongelukkig en vol druk 'zijn·^ maar 'ook dezelve
tnenfchen uoedervaart hei vef^Jcheidenlijk öp^ on-
derjcheidene tijden ; blijäfchap en droef heid vol'
gen de eene op de andere, Zommigen^ hm /V.
waar, worden van gefladtg op elkand^ren vol.*
gende rampen en ongemakken hefprongen, en lei*
den doorgaens een verdrietig leéven\ dog detzeU
ver getal is niet groot invergelijkinge van dengee-
nen, die beiderIcij lot heurtUngs ondervinden; En
ik geloove niet ^ dat dézelvè het getal te hovetk
gaen van zulken , dien de wind van vQÓrfpoed ge^
duurig in het zeil waait, die men, ht^nne dagen,
in eene ongeßoorde ruß, gezond en onbékominerd
ziet doorbrengen, "En b^chouwt men den gemei-
nen hoop der menfchen, bij groot en en kleenen
bij rijken en armen, bij deugdzaamen en ondeugen-
den zelf, befpeure ik, volgens inijne andervindin-
ge, mee¥ genoegen en luß in dit leeven, dan 'verdriet
en fmerte. Dit hier naaukeurig ν an teder è^ort te
willen uitbreiden, zou het beflek deezer f^oorreden
verre te bulten kopen. Ik 'bekenne dat men hierom-
trent geen juiß^en ναβ beßuit kan fi^aaketiί dewijl
onze ervarenis te bepaaldis, en wij aller menfchen
geßel en toeßand onmógèlijk naaukeurig kunnen
kennen: Hetwelk egter geen reden is om ons meer
Pot den ongunßigen kant ie doen ov'erheilen, h
''er veel verdriet en fmerte, die gefmoord wordt,
en zig zo openlijk niet vertoont dan eenê uitgelaa-
iene vrolijkheid; veele geneugten zijn ''er ook , en
wel de beßendigßsi en zoetße , dh. g^Cft, gerup
If:.:
R
È-
if.5,
J
Λ
maa·^
mssüi
-ocr page 9-, maar ongemerkt in ßiUe genooten wor^
den. Dit is zeker, dat de natuure den menfchen
in het algemeen veel meer voordeelen dan nadee*
len levert; veele gewoone en dagelijkfche geneug-
ten verfchaft, welke nxjel van het gemeene gros
der flervelingen verwaarloosd^ onagtzaam over
het hoofd gezien^ ofzigzelven te onbruik gemaakt
worden; dog die egter ons beletten moeten, dunkt
mij om den fiaat des menfchlijken Ie evens in zijn,
gewoon beloop als een ftaat van onheil en elends
aan te merken.
Maar welke is dan de reden^ dat en gods-
dienßige en ongodsdienßige menfchen van dit lee*
ven veeltijds eene zo naare vertooninge maaken ?
De laatße yfchoon zij al hun luß in dit keven zoe«.
hen, en dezelve egter meermaalen moeten miffen,
/vervallen uit gemelijkheid ligtUjk in dit denkbeeld^
en morren over de beßiering& van het Opperwee·^
zen, voor welk zij' weinig eerbied hebben ; of poo-
gen wel eens door dit voorgeeven de gronden des.
geloofs in eene goo der tier ene. en. wijze. Voorzie^
fiigheid los te maaken. Bij anderen· heeft een·,
droefgeeßig en zwaarmoedig geßel op dit denk-
beeld zeer veel invloedhetwelk ongevoelig is voor.
vermaaken^ die anderen verheugen^ hetwelk he^.
ever ieder ßroo doet tillen als over een balkten on-
der de minße tegenßribbelinge die hen op hun·"
nen weg ontmoet^ flaauwhartig zugten^ en be-
zwijken. Dog derzulker denkbeeld geldt in de.
regte waardeeringe der zaake niet meer., dan
dat van die vrolijke en lugtige zielen, d'^e altoos
met zigzelven wel in hun fchik zijn, geen zwaa·^
righeden kennen^ over alles los heen loopeny ner'
lip
i ^
κ i ■
r i
u
i
il
ί
V .
Ί
tfl
(Κ»-«·
imP'
Η
Äll
gens gevaar zien, en Go de wel den hemel zmdeti
laaten^ zo hij hun de aarde liet, Bßider Oordeel
fieum meer op. verbeeldinge ddn op gerêgèld en ge-
zond Ό er β and. Verjchil van jaar en' en< ander s-
omßandigheden kan hier ook 'eene groote verfcheh
denheid van gedagten te 'üjege brengen.' Jongs-
lieden , welker vermogens vlug- en kevendig e wel-
ker geßel en kragten, ßerk gezond, en fris zijn,
en die de wißelOalligheid der wereld nog niet bij;
onderv'mdinge hebben leer en kennen,^ deelen hun-
ne eigene vrolijkheid aan de gantfche natuure me-
de, dié hun van alle kanten-als toelacht ; en op
hunne tegenwoordige βapelen zij met eene onbe-
fcbroomde hoópe eene menigte van toekoomende ge-
neugten. Oude ' lieden daarentegen, ■ hun geluk.,
door zo veele tegenfpoeden 'hebbende geßoord'g'e-
zisn, door verval van kragten natuurelijk dojfer
en vre6.sagtiger geworden, en de ongemakken van,
den ouderdom metterdaad gevoelende ^ maaken.
van dit leeven een regt ßrijdig- denkbeeld. Dog
dewijl het getal der la at β en zekerlijk veel klei"
ner is dan. dat der eerßen, blijkt hieruit zelf
ook in het voorbijgaen, dat ten deezen aanzien
op het ongeluk des menfchdoms In het algemeen,
een merkelijke afßag koomt. ' higtlijk kan men be^
grijpen , dat iemand in verdriet' gedompeld, met
pijne en fmert belaaden, van rampen, verdruk-
kinge en vervolginge beßormden dus.des4eevens
moede, van zijn eigen bijzonder gevoel meer ge^
trof en worde, dan dat hij de algemeene geßeld-
heid der wereld buiten zigraadpleege; en dus beßui-
te, dat de menfch tot moeite gebooren wor4t(, ge-
lijk de rpranken der vauwge koqlen zig verheffen
' tot
1
^ i
-ocr page 11-i
VOORREDEN va^
<öt vliegen 1. Hei is ook nkt te verwonderen y
4at een JVijsgeer (^zo men dk heden ten dage
memt^ van jiudeeren afgemat en reizen, of wel
4oor al te ßerhe verlußigingen eens. ontbonden y
waardoor hij ν an geld berooid niet hebbe om zijnß
bedienden te betaalen, die hem laßig vallen, in
fien knorrigen luim, de wederwaardigheden en e·
lenden van het lesven ten hreedflen uitmeete. En
anderen praaten deeze taal maar na, zonder dat
zijzelve de zaak naaukeurig in hedenkmge nee^
men, en ßrekken deeze en geene betuigingen der
H, Schriftuure, in bijzondere omßandighede^·
voort gebragt, zonder grond uit tot den ßaat de^
tnenfchdoms over het geheel. Dit is het beße dat
men denken kan van zulken, die van alles volop
hebben-, vety en glad^ en welgedaen ^er uitzieny
en egter dit leeven af heelden ah eenen naar en y
akeligen^ en rampzaligen ßaat; boedanige mei%
nu en dan wel eens ontmoet. In derzulker mond
paß deeze taal al zo weinig y als de belofte van
goud te maaken in die van eenen armen land":
koper.
Dog hoe het hiermede ook mag weezen ^ dit
is zeker dat ons leeven hier op aarde wiJfelvaUig.
is, dat wij aan rampen en wederwaardigheden^
genoeg zijn blootgeßeldi om ons te doen erkennen y
dat het voor ons van veel dienß zij ^ daarvoor ge-
waarfchuwd te wo^den^ dezelve zo veel mogelijk
ic
Ui
ι'
• r
f;
' i
ίί·
■ i ■
! 4
li \
'f
' ''iï·,-
\ :
/
ψ'
1 Job V. 7. Waarom die vroordcn beter in den mond
van Job, dan van Eliphaz zouden paiicn. Dog ik gcloove,
dat men den zin van het corfpronglijke daar niet we! be-
grccpcR heeij: hetwelk hier de plaatzc niet is om bicedcr
Uli IC taaien.
is teleeren ontgaen, en middel te 'voeeten Öm dé
onvermijdelijke voor ons nogthans draagelijk^ ja·
zelf }hmig en heilzaam te maaken. De dood is
zekerlijk het lot van alle flervelingen; deszelfs ge-
dagte uit zijn hoofd te flellen om zijne vreugde,
niet te ßooren, is dwaas voor zulk een, die niet
waant dat alles met den dood voor hem gedaett
zal zijn. Oneindig heter is het ^ de vreeze daar^
voor uit ons te Vierbannen door de befchouwings.
van een heerelijk tafereel y waarin eene zaliger
hoope ten eenénmaale over dezelve zegepraalt^
Ten uiterften heilzaam en voor deelig is de fchrik^
waarmedt bet rampzalig uiteinde van deugHieteti
efi goüloozen onzen geeß vervaart, als die ons na·^^
tuurelijk moet beweegen om de paden der ongereg-
tigheid ts vlieden, eti, ons dus voor veele onheileti
behoeden^ die dezulke tig op den balze haaien,.
En befpiegelen wij de onlußen en kwellingen^
naare wroegingen en trooßelooze droefheden
welke eene invreet ende nijd^ eene vuile kwaad-
aartigheidy eene onverzettelijke koppigheid ^ een&
willekeur ge heerfchzugt, blinde drift, of laff&
weekheid^ na zigßeepen; wat moet daarvan het'
tiatuurelijk gevolg zijn j anders dan dat wij ons
voor deeze heillooze oorzaaken leeren wagten, em
dus metterdaad de rampzaligheden des menfchlij·^^
ken leevem Verminderen ? En zijn de treurge-i
vnlkn van Ciarißά het droevigße, hetwelk ons iti
d^eze gantfche Hißorie voorkoomt; indien dezel-
ve zo naar en akelige en zo onverdiend niet waa-
ren afgebeeld, zou haar gedrag onder dezelve ζύ
icragtige denkbeelden niet verfcha fen, om in een
^€Ugdzaam gemoed de angßen voor de onheilen
deê^
J
Ά
deezes leevens te ónthmden, en hetzelve onder deé
laß daarvan op te beuren en te tröoßen,
2. Dog dit brengt mij tot de tweede Tegen·'
werp'mge, welke ik kortlijk in overwee^inge nee-
wen zoude. Niet alleen het denkbeeld van Pöe-
tiiche Regtvaardigheid, waarover in de Naredeé
Ό an dit werk gehandeld wordt ^ maar ook ande*
re denkbeelden kanten zig tegen de treurige uit'
koomß van dit werk aan, en men meent dat het-
%ehe niet regt gefchikt is om de jeugd ter deugds'
hetragtinge aan te moedigen, en haar de godza-
ligheid als beminnelijk aan te prijzen; dewijl dié
in de perfoon van Clarijfa daar zo wreedlijk ver^
volgd wordt, aan geßadlge kwellingen en dé
fnoodße mishandelingen is blootgeßeld<i welke mei
een ontijdigem dood beßooten worden. De mee*
flen^ mag men denken^ zouden dus eer van de
Deugd worden afgeßchrikt, dan dat zij daarop
verlieven z^ouden.
Dog ik merke eerßUjk aan^ dat de Dood
van Clariffa te onregt mede in deeze tegenwerpin*
ge begreepen wordt. fV^mt wen zou immers niet
willen hebben y dat een deugdzaam en godzalig
Tnenjch als van dit gemeen lot der ßer'üeUngett
èevrijd wkrd afgebeelde En zo een menfch ge^
hikkig β erven kan^ moet het β erven van Cla-
rijf α als zodanigworden aangemerkt. Gelukkig
zo als het hier wordt afgemaald^ en zo als zij
het zelve aanmerkt., is voor haar het einde ναύ
haare treurige toevallen, die maar zeven maan-
dm uitmaaken van haar voor het overige ßeeds
geneugUjk leeDen. Alle de wiffelvalllgheden vari
deezm brcojchen ßaßt wordt zij daardoor onttrok^
kén^ '
I· '
t ·'
ii
Ί
ir^
-ocr page 14-hen^ in de onwankelhaare hoope^van tot eeneft
fiaat van zuiver heil en zaligheid over te gaen,
oneindig dierbaar der dan alle de geneugten, weU
ke het langfte keven hier op aarde haar had kun"
mn leveren, Hoe naarder en akeliger ons d&
rampen en wederwaardigheden van dit puikftuk
der Deugd worden afgemaald, met hoe affcbu^
welijker trekken de tegengeßelde godloosheid^ dt
ondeugden van haat ^ nijd^ haatzugt^ enhaldaa-
dige ligtmijjerij ^zig aan ons vertoonen^ die haar
zo fel en onbermhartig· behandelden; en hoe krag^
tiger afgrijzen elk redelijk gemoed^ V welk niet
ten eenenmaal verßokt is ^ voor dezelve daaruit
moet ontvangen. Het medelijden zelf^ waarme^
de zulk een gemoed omtrent de geplaagde en ver^
drukte moet bewoogen worden ^ zal natuurelijk
hoogagtinge en liefde voor haare deugd en gods^
vrugt inboezemen. Met hoe grooter onheilen haa·
re onbezweekene fiandvaßigheid heeft te kampen,
hoe zwaarder mishandelinge haare edelmoedige,
lijdzaamheid en Chrißelijke Fergeeflijkheid kan
te boven koomen; hoe verhevener ^ hoe heerelij·^,
ker, en beminnelijker dezelve zig vertoonen moe^
ten aan eene regt edelaartige ziele.
Ik erkenne gaarn, dat het tijdlijk geluk zeer
veel invloed heeft op de menfchlijke natuure^ en
de meeße kragtigß kan heweegen om die wegen
in te flaen, tot welke men hen zoekt aan te fpoo^
ren: En ik hebbe 'er niets tegen, dat men dee-
ze beweegreden ten voord ele van de Deugd
€n Godzaligheid aanwendt, als daarvan een voor-
zigtig gebruik gemaakt ivordt. Dog de Deugd
^ffoQs als voQrfpoedig cn gezegend op deeze we-
■ Μ
" reld
-m
-ocr page 15-Pi
reldaf re beelden^ vinde Ik niet overeenhooftijtt^
met den -waaren ßaat der onder maanjchs din-
gen ; en daarom niet voorzigtig, dewijl eek
menfch 'öp dien grond ter Deugd zig overgeeveti"
de , in zijne poogingen naiuurèlijk bezwijken
moet ^ ah hij zijne meeninge niet, beantwoord
vindt, maar nevens zijne muitende driften oók
h'afi uiterlijke rampen en ongevallen het hoofd
tnoet bieden : Hetwelk ik niet :CêÏdcn denke te ge-
beuren. De Deugd en Godzaligheid wordt wel
van veele Zedekundigèn zo voordeelig in dit leC'
'ven afgefchilderd ^ da't zij buiten tijden van ver·
volginge, den menfch hier op aarde zelf gewiffe-
lijk gelukkig maake, een geruß en vrolijk keven,
rijkdom en eere^ zegelt en voorfpoed aanbrenge.
Dog ik zou denhen, dat dit zo algemeen en ν aß
geßeld zijnde^ te ruim genomen wordt ^ en dai
men daarop al meer uitzonderingen dan die eenè
te maaken heeft Het zuiver β ^ het edelß geluk ^
eene geruße Confcientie, de waare vreede en
vergenoeginge des geeßs, en de beieffinge van dè
enwaardeerhaare gunß des Allkrhoogßen, is on^
affchsidhaar van eene opregtè eh verßandi^e
deugdsbetragtinge ^ en zo detëlve door de ixjelge*
gronde hoope dés eeuwigen léevens onderßeund
wordt , kan zij al veele ^ ja de felße orihellett
deezes leeveris hunne fmertelijkße fcherpt^ doen
verliezen: Eh däar Zijn voor elk vrooM Chtißefi
genoegzaäme redenen om zig ten alkh tijde ^
fchoon niet altoos even zeer^ te verblijden; do^
meer over het geluk dat zij hierna verwagten ^
Han hetgeen zij hier altijd genieten. En dit ge"·-
luk vsrmm zlg^ ί» de gemoedsgeßeldheid der
ramp^.
i1
'ίί
1 i
I
Mmpfpóedige Ciariß α met Ben glansrijkfien luU
ßen
Maar het uiterlijk eh Ughaamlijk-geluk der
wereld kan ik niet merken^ dat zo vafi, zelf in
het gewoon beloop der zaaken, aan de Deugd
verkmgt is, en dat derzelver beminnaars over··,
*vloed van goederen eere en agtinge onder hun*
fte medemenfchen , rufi en genoegen, ßerkie et^
gezondheid doorgaem tot hun deel krijgen in dit
. ieevem Ik wêete zeer wel^ dat een eerelijk ge-;
moed in gemeene omstandigheden, ongezien en
Onbekend^ veel weczenlijker genoegen kan genie-
ten*, dan de grootße Monarch der wereld, dié
door zijne driften wordt geflingerd. Dog dit ver^
flaet men gemeenlijk niet door het gelük der we-
reld; en zulk een deugdzaam menfch^ wanneet'
hij met een zwaarmoedig geßel bezet, met een
zwakf zukkelend, en pijnelijk Ughaam helaaden
is, wanneer hij verdriet heeft van het gedrag zij'
fier naheßaenden, en van anderen met kwellin·^
gen en verongelijkingen besprongen wordt, kaft
naar mijne gedagten ten aanzien van zijnen te-
genwöordigen ßaat niet gelukkig gerekend wor-i
den. En dat dóeze omßandtgheden met een ee-
relijk hart en godvrugtig gemoed bier op aardé
wel heßaenbaat zijn, leert niet alleen de H*
Schriftuure door haare voorbeelden en getuigenis'
fen, maar ook de menß:hlijke natuure telve, eH
de gemeene ervarenisi
ik wil niet zeggen, dat de Üeugd en Oodta-
ligheid uit eigen aart minder kans heeft m de
uiterlijke voordeelen deetes leevens te beköomen eti
te genieten^ dan d€ %onde en ondeugd. Uit elgm
>- y«, Deeh , -
'Μ
Φίαη is ze daartoe veel beter gefchikt; en Zelf iü
den tegenwoordigen ßaat van het menfchdom, di&
haaren inOÏoed verzivakt en dikwijls te loor ßelt^
heeft zij in zommige opzigten nog 7nerkelijk voor"
uit boven de ondeugd iien maatig en ingetogen
keven is veel heilzaamer voor de gezondheid van
ons lighaam, dan onmaatigheid^ ongebondenheid^
en onbeteugelde driften. Naarßigheid en vlijt
daarmede gepaard ßrekken natuurelijk om ons
eerelijk te doen beßaen, onzen flaat te verbete-
ren , en onze middelen te vermeerderen; daar
luijheid ^ losheid^ en zorgeloosheid, deeze ver^
fpillen^ dien vervallen doen^ en met den tijd ge^
irek en armoede voortbrengen. Een vroom en·
eerelijk menfch zal ook eere en agtinge hehaalen
hij zijne medemenjchen ^ die maar eenige zugt
voor Deugd bezitten , en genoeg verßands om zij»^
ne goede boedanigheden in haare natuure en
waardij wel te kennen. Dog in andere opzigten
ßelleik^dat de ondeugd enongeregtigheid in dete·-^
gen woordige geßeldheid der wereld nog ruim z9
"veel voordeel heeft ter bejaaginge van uiterlijk g^,
luk, gemakt vermaak^ en overvloed·, Eene on-^
deugd, meene ik y niet die tot de uiterße buiten-r
fpoorigheden voortholt, maar die met verßand
betoomd, zig niet eigenlijk bekreunt aan de rege*
len nan eerelijkheid en godzaligheid^ maar enkel
tijdlijk geluk in agt neemt. Die zijn gemak en
vermaak zoekt in dit leeven, zal ruim zo wel ee^
ne lugtige en frijfe gezondheid bewaar en, dan bij
die zig verpligt vindt in moeite en arbeid ten nut"
[te van anderen zig af te flooven. Schijndeugd
meet menfchen^ van ^een diep dmzigt, (i« zijn
dê
ku
I' i
1,
' f/
> Η .
ff'
\ \
! -h- Λ
■ ^ri
Ή
'•ι
-ocr page 18-'^e ii'teeße niet zodanig?^ dikwijls meer te pdaif*
en en in te memen^ en derzelver hlaakende-gunß
voor zig te verwerven ^ terwijl éene ßrikte eere-
Ujkheid en ongeveinsde opregtheid naloopt^ 'eh
Ύηαατ 'koel en flaauw behandeld wordt. Met dis-
regels der Regtvaardigheid eens op zijn tijd te o-
vertreedeti kan de Eigenbaat menigmaal ßagei^
'doen, waarbij men met de uiterße naarßigheiä·
en zuinigheid op verre na niet koomen kan. Wie
weet niet, dat de waarheid regt uit te fpreeken
doorgaens haat verwekt ^terwijl ßimme vletj er ij \
en vriendlijke en gedienßige geveinsdheid den weg
'haam aan den eerzugtigen om groot en aanzien-
lijk te 'Worden in de wereld^ e7i daardoor van al-
les volop te krijgen? Een deugdzaam menfch^
een godvreezend Chriften inzonderheid, die zijn
Hoogße Goed verwagt in een ander 'leeven, heeft-
niet zö ßerke trek tot de goederen en voordeelen
van deezen tegenwoordigen ßaat, en ziiet dus ligt-
lijk de gelegenheden over het hoofd om zig rijklijk
van 'dezelve te voorzien \ terwijl een wereld-ge-
zind menfcb zijn hart hier hij zijn fcbat 'houden-
de , niets voorbij laat flippen, waardoor hij ee'
mg merkelijk voordeel kan bsh-aalen. En hoe me-
nigvuldige gelegenheden om zijn fortuin te maa-
ken in de wereld vertonnen zig, '^Jiaarvan eene
naauwe conjcientie genoodzaakt is af te zien\ ont
dat zij zig van dezelvü niet bedienen kan zonder
het-regt ^ de waarheid^ of de liefde eenigermaate\
al is het nog zo weinig·^ te krenken; over welke
zwaarigheden 'ar, deren ♦ die het zig zo naauw niet
ueemen, gerußlijk heen flappen ? Om mi niet in
'aanmerkiv^e t^ tieemen ., hvx: veel taterlijke tioor'-^
ζ
! Γ
-If
i'l
I
L·
! . ΐ
VOORREDEN vaü
iecleneene onhekrompene Mildheid^ eene regtfcha*
pene Edelmoedigheid ^ en kleingevoelejidelSederig-
heidt dikwijls afßaet en voor anderen overlaat;
daar zij die ßoutmoediger zijn^ en alles gretig tot
zigzelve trekken, niets verkoren laaten gaen van
hetgeen zij onder hm net bevangen kunnen.
1 f:' ·· ·ΐ
υ
li
Ziet min op de zamenleevinge; in eene ive^
reld, daar de deugdzaams en godvrugtige het
kleinße getal uitmaaken, en daar diegeenen wel'
ke het nog al wel ineenen, door bekrompenheid
van doorzigt^ en onbezonnen hartstogten^ veels
misßagen begaen; is het ten uiterßen waarfchij-
nelijk dat voor de 'Deugd en Godzaligheid meer
nadeels dan voordeels lUt dezelve is te wagten,
Ongebondenen en onregtvaardigen , fchoon zij
hunne zoortgelijken niet [paaren^ als zij eenen
goeden kans op dezelve hebben; koelen egter nog
al eer β hunne lußen en begeerlijkheden op dengee-
nen^ voor welken zij minder bedugt zijn^ dat
is, zulk^en, welke zij zig verzekerd hou^n^ dat
niets kwaads tegen hen in den zin hebben. De zO'
danige veelal naar de geßeldheid van hun eigen
eerelijk hart niet ligt iets kwaadf van anderen
vermoedende ^ zijn dieswegens meer blootgeßeld
om van fchelmen en bedriegers verßrikt en opge-
Ugt te worden. En fchoon de menfchen mg al
veel ontzag en agtinge behouden voor de waaret
en verftandige Deu^d, die egter zelve weinig
werk maaken van dezelve te betragt en; dat heeft
alleen plaatze bij zulken^die in ten minder graad
ondeugend zijn^ en die geen bijzonder belang
hebben Ί welk hen ter onderdrukkinge van den
m-Qomen aandrilft. Die in hn hetfi gsval ge-
peld
ii
.'Vf
»ί
Ρ ^
Μ
ffi
W
J-'ï
Ki
-ocr page 20-Mi
field zijn ^ werken veel ßerker ^ woeligery en êft' ^
vermoeidtr ^ dan eene fiaauwe goedkeuringe van^
de Deugd anderen ter befcherminge en voorßand
van dezelve kan haweegen. De zodanige Jchep-
^en zelf niet zelden vermaak om eene uitfleekende
godsvrugt, die hun te ßerk in de oogen fchittert ^
te laßeren en te bekladden^ en dus dezelve van
een groot deel des voordeels te berooven, V welk zij
anders nog zou hebben bij diegeenen, vjelke niet
ten eenenmaale verßokt zijn, Hoe dikwijls is de-
zelve ook het voorwerp van fmaad en fpöttermj
bij lojje en overgegevene zielen! Ja bet ontbreekt
zelf niet aan zulke helfche booswigten^ bij welke
de Deugd om haare reinheid zeifin baat is, en
die, om dat zij hunner godloosheid tot een geßa-
dig verwijt verßrekty of hunne fchendige poogin-
gen in den weg ßaet, dezelve tot het morwerp
ßellen van hunne kwaadaartigße mishandelinge»
In zulk eene wereld zijn regtaartige Chrißenen
waarlijk vreemdlingen ^ en moet het ^ hun niet
vreemd voorkoomen dat zij meer ofmin verdruk'
hinge hebben. Schoon zij om hunne belijdenis
niet vervolgd worden, het gewoon beloop der we*
reld maakt hen niet zelden aan diergelijke onge^
makken onderhevig zo zij niet dq^r ongemeen
mordeelige omßandigheden en haedanigheden
daarvoor beveiligd worden.
Dies te minder kan men ook nog denken y dat
tijdlijk geluk en voorfpoed het vafle lot en deel
der Deugd is, dies te minder heeft men zig te
mrwGnderen, dat zij integendeel dikwijls in dit
leeven met felle rampen en langduurige weder-
waardigheden heeft te kampen ι als men aan-
ë-
■m
merkt t
cd&ÏulBn.--
-ocr page 21-merkf,^ dat dit Leeven geen βaat is van beïoomnr^
ge voor dezelve, maar van Beproevinge en Voor^
T?ereidinge tot een ander Leeven^ waarin, de vroQ-
men het eigenlijk loon van htm 'weldoen ontvanr·
gen zullen,, En dat wij hetzelve zo behhen aan
ie merken^ wordt ons niet alleen uitdrukkelijk
geleerd in de Chrißelijke Öpenhaaringe , en door
alle de deelen der zeiver eenpaarigUjk beveßigd ι
maar de befchouwinge ook van onzen tegenwoor.-
digen leevens-ßaat ^ en de menfchlijke nat uure,
•zelve kan ons daarvan vrij duidelijk onderrigten.
r—- ÏVij kunnen^ het is waar^ niet polkoa-
men en onfeilbaar oordeelen over de maate van
Deugd of ondeugd in onze medemenfchen ^ en dus
met net bepaalen^ welke maate van geluk ieder
moeß worden toegedeeld:^ zo elk hier zijn hiUijk
loon zou krijgen : PFij kennen ook niet naaukeu'
•ïi'ig alle geneugten en ongeneugt en.^ die ieder hij-
zonder menfch ten deele vallen^ om aan te.wij-
■zen hoe veel de vroomen in de eer β e,. hoe veel de
kwaaden in de laatße ie kort koomen. Dog wij
kunnen nogthans genoegzaam gewiffa vergelijkirk-
ge en onderfcheidinge maaken tujfchen uitmunten--
äe en ßandvaßige deugdshetragters ^ en anderen
die ep wetten van geregtigheid en godzaligheid
geheel niet.paffen-^ en tuffchen een leeven^· het-
welk in eene aaneengefchakelde reeks van voor"
fpoed^ gejjeugten^ en wellußen wordt . doorge-
iragt., en zulk een waarin; men doprgaens zugt
onder den laß van droefheid^ pijn en verdrukkin-
ge; om te befluiten^ Dat den menfohen in dit.lee'
ψη geen evenredig lot van geluk of ongeluk naar
ipaate V an. hunne .deugd of ongeregtigheid te .keurt
..........." valt:
f .
ί ' '
'vf
'5 ί
i
i
I
i'
π 'I
I f '
ί !
1' -
m
■ . . · ■ ν
ραΐί: Hoedanig eene evenredige ver geldinge nog\
$hans redelijke, fcbepzek, uit de betrekkinge waar-
in zij βaen tot hunnen Schepper en Opperhcere
en uit een regtmaatig denkbeeld van de Godlijke
KegtvaardJgheid ^ met grond vervjagten. mogen,
Menigmaalen ziet men dat zij^ dk,^door hunne
'Uüerken toonen, dat ''er geen deugd nog 'gsdsvrugt
in hunne harten huisveft, ongejioord in:
genoegen^ en m;o.lijkheid keven^ Anderen daarr.
entegen, Me 'van geen grove ondeugden zijn te hc-,
jchuläigen^ loapt alks tegen ^ hunne. 4ederhartig^..
beid viordt met geduurig verdriet g£pijßlgd.. de
baat en ongunß der dwaazen en. magtlgen .ßasn
zij ten doel ^ of huisveßeη in. een ongemaklijk ^ ge -
breklljk, em fmertelijk lighaam : En hoe zwakken,
verligtinge onder deeze elende zou een geruß ge-
weeten verfchaff'ên kunnen, indien zij bulten dee·^
zen tegenwoordigen ßaat geen heil te^ 'vo.agten.
had? Schoon zij de zuiverße en. eielße geneugte
Uitlevere; de ziel zou voor derzelver ßnaak door,
de vinnigheid der andere ongeneugtèn ongevoelig
'voorden,--τ·. Uoe kan dog dieze onze tegen-.
ixoordige ßaat^ ah een keven worden aans,e.r
merkt, -maarin der J^eugd het goede vergolden
p^.ordi, en^ een evenredig Geluk aan dezelve- onap-
fcheidelijk verknagtjs? Daar van deii^en.en kant
eene ßrikte Deugdsbeträgtinge , eene verhevene
en edelmoedige regtvaardigheid, den mcnfch. mc*
nigmaal de grootße onheilen op aenjjalze haalt ^
en men door zom-mige onregtv aar diglijk ver druk-
ten uit eene zuivere en νolvaardige JJefde te hel·
pen , ^ de ongunß, haat, en i^raakzugt huniur
magtiger verdrukliiren moet, heziMrin; eu: on-
' * * 4 danJ^
! -
VOORREDEN ταμ
Wnhhaarheid voor heweezenQ 'weldaadm hét gé^,
fHeen bekend en eerloos hon der wereld is : Daap
- van den anderen kanp^ eene hooge maate van uu
eerlijk Geluk en Voorfpoed de Deugd der meeflen^
'Welke die genieten, in gevaar brengt, en natuu·'
relijk veele verlokzelen in zig heeft om hunne zie-
len door hoogmoed en trotsheid te doen zwellen ,
€n door lo^eid^ wulpsheid^ en wellufl te verßap-
fen; daar dat Geluk niet alleen van uiterlijke
'Verzoekingen in menigte omringd isy maar ook
veele verleiders en geveinsde vrienden tot zig,
ifrekt^ die ''er fnoodlijk op toeleggen^ om derzulker
Deugd en geluk tevens te β oor en en te bederven ?
--- Het menfchlijk verftand is niet evenredig
met de gevaaren waaraan wij in dit leeven on-
derhevig zijn ; het is niet uitgeßrekt, niet jchran^
der^ niet doorztgtig genoegd om alles wat ons
met nadeel dreigt naaukeurig te kennen, en dus
zorgvuldig te mijden, Eene groote zorgvuldig-·,
held omtrent eenig gevreesd onheil^ eene inge-
[pannen pooginge naar eenig bedoeld Geluk, ver-
mindert onze omzigtigheid omtrent andere gevaa-
ren, welke ons onverhoeds ontmoeten. Het is uit
geen beftrafelijke onkunde z.elf "^oor den ^ller-
deugdzaamßen ^ dat hij zig vergrijpe (tan eene
vergiftige plant ^ en dezelve voor een heilzaam
voedzel nuftige» Al waare de gebeeh wereld
deugdzaam en godvrugpig^ wie zou dog in ßaat
zijn om te voorzien, wanneer hij zig voor ßorm
en onweer had te hoeden y om niet zelve in de
woeße golven te verdrinken, en geen bedrukte
rjjeduwen en weezen na te laaten ? En wie kan
'Ml den vermengden hoop der menfcheti van goeden
en
fl
it:
J . ;J
i
ïtüfc
^ssm
I
'li? .
-ocr page 24-t
ii^ VERTAALElSä
'in kwaden onder malkander en ^ €p een ge^ï^Jii i,
voet de eene zaort van de andere anderfcheiden ,, L
'en in het hart van flimme fielten genoegzaam t
doorzien y om zig altijd te wagten voor de fink-^
ken die zij fpannenf Schelmen zijn daartoe dik-
wij Is niet in flaat; ik zwijge van eerelijke en 'opi
regte menfchen ? En fchoon men al door opmer»
hinge ^ en ondervindinge alle dee^e gevaar en mer~
kelijk meer kan leeren kennen, fchoon men al dè
bekwaamheid kon verkrijgen om daardoor einde-
lijk die alle te vermijden ; hoe veélo derzelver moet
men egter erkennen dat ons kunnen treffen, eer
onze geefl tot die rijpheid zou te Wengen zijn ?
-—-- Eene geringe onvoorztgtigheid, vjelke ί .
een feilhaar menfch naauwlijks tot fchuld kan
warden toegerekend^ ziet men niet zelden dat in ^
dit leev&n eene lange reeks van onheilen na zig Γ F
fleepty veel fmerte en verdriet te wege brengt ^ ! f
welke miffchien niet voor den dood een einde vin' f "
den; en welke men egter geenzins kan denken^
dat door zulk eene germge onvoorztgtigheid ver- |
diend wier den, indien het hier ieder menfch naar !
maate van zijne Deugd wel of kwaalijk gaen ,
moeß. Een deugdzaam en godvrugtig menfch kan
wel^ hij voorbeeld^ op den raad van ouderen en
vrienden, en door het uiterlijk voorkoomen inge^
nomen ^ een angelukkig Huwelijk aan gaen; en
fchogn zij daarin zelve niet volkoomeUjk van drif-
$ige^ onbedagtzaamheid of onßandvafligbeid zij
vrij te fpreeken, wie zou egter durven ßelle 'n, h
dat ztj niet meer dan haar billijk loon krijgt, ^
Vtet voor haar keven het verdriet van eenen on- '
4eugenden egtgenoot, van eene liefddooze en wree-
r·
■-"Η.
i
t ■
5
^ «
t,. Α
Ii ^
' <
ι
-ocr page 25-m
° '1
^ behmdelinge.:^ V,an de armoede en verwildermê
ge van haare kinderen te moeten, verduwen ;
welk alles, van dien eenen ßap nogthans het na-
tuur elijk gevolg is ? —---- Feele hnders f 'die
met frife en gezonde kden van den Schepper waa-
ren voortgehragt y en dus van natuurc tot een be.'
ter ßaat gefcbikt op deeze wereld, worden buiten
hunne eigene fchuldy door de drift, losheid^ of
onweetendheid hunner ouderen^ of welker zorge
men hen toebetrouwde, in hun\geßel za gekrenkt
en bedorven, dat zij veele jaaren een zukkelend
en pijnelijk lighaam moeten omdraagen.
Deeze aanmerkingenbrenge ik geenzins bij^
in het denkbeeld dat het lot der vroomen in het al-
gemeen , en alle de inwendige en uitwendige voor-
en nadeelen hij malkanderen genomen, erger is
6p deeze wereld^ dan dat der godloozen : Ik ben
van een regt ßrijdig gevoelen y inzonderheid zo de
eerße het geluk hebben van onder het ligt,'d§r
Chrißelijke Openbaaringe te Ie even. Maar dit
hefluity dunkt mij ^ dat daaruit klaar is op 'ïè
maaken^ dat de Deugd hier niet ^ altoos eene e-
venredige belooninge ontvangt^ en dat de natuur6;
van onzen tegenwoordigen leevens-ßaat zelve uit-
drukt , dat wij hier op aarde ter Beproevlnge ge-
ßeld zijn. Daar nu dit het oogmerk van onzen
ïVijzen Schepper is, blijkt het ook dat ztj, die
hem aankleeven^ niet altoos vaßen ßaat kunnen
viaaken op zijne tijdlljke zegeningen; en dat dit
de kragt der bewijsreden voor het tegenwoordig
voordeel der Deugd en godsvrugt^^ uit Gods on-
iniddelijke ^ voorzorg^ en befchèrmingcont:
leendy merkelijk moet v^rzwakkenV Het Geju^
η;
ff
Ongeluk deezer wereld is immers heide gefcWkt
f>m den. mpnfch ^ die zig onder heide jbehoordijk
'gedraagt^ deugäzaamer te maaken^ en dus meer
en meer in de edelßß. volmaaktheid te doen vordei^
waarvoor de redelijke natuurt' vatbaar is ^
r .
^ i-
»t
" t
Ηψ
i .
S' W
• ί ft
■ I
I ji^i
De ong^e-
IH
fvr
I -
i f
ren,
en te bereiden ter geniètinge van dat Hoogße Goed^
waartoe de Goedertieren God .ons eigenlijk ge'
fchikt heeft: En zijne Alwijze Voorzienigheid y
j'choon niemand zondßn reden, bedroevende, ver-
deelt mgthans dat ongelijk lot in ongelijke maats
onder goede zo wel als kwaade y naar dat hij on-
feilbaar weet, welke ontmóetingen., volgens ieders
bijzonder en ßaat, aart ^ en hoedanigheden, beß
hunnen dieneti om dat groot oogmerk j^ e'hereikef},
Zommigen^ die veilig de voordeelen-.deezes lecverks
genieten kunnen.^'zonder te ver flappen in hunne
deugdsbetragtinge,^ die'door weldaaden eer flerk
.. getrokken worden y fch'enkt hij dezelve jn eene, o-
^ereenkopmßige maate. Dog.·-ander en.^^'poelkefi
' een aanhoudende voorfpoed^ zorgelóOsi-^eiir Ofiagt-
zaatn maakeniZoude:^\ en wier beenen niet ßerk
.genoeg zijn om^ dè, v^eelde te draagen^ berooft hij
wij slijk en goeder tier enlijk van dezelve, om hen
voor derzeherMrleidinge te beveiligen.
Hukkefi en:, rai^pembrengen, deugden in den vroo.
men voo.r\den dag : .tϋtΛvelker "^oefeninge eene ge-
duurige welvaart geen gelegenheid kan geeten ;
en. de bewußheid: van in allerhande opzigten zig
wek gekweeten te hebben van zijnen pligt, en in
allen gevalle zonder bezwijken de proef te hebben
doorgeßaen, moet, het redelijk en geeßlijk -geluk
van een geruß geweeten msrkelijk doen toenee-
metuen voor. hetzelve Je verzeker in ge hekragü-
gen
-ocr page 27-gen van de Maakende gunß d&s Mkrboogßen'^
Mm zou hier vael kunnen inhrengen ^ dat zo diu
leeven gefchikt is om ons te bereiden tot em heter
flaat^ dat oogmerk door rampen en wederwaar"
dighedeji niet zo hekwaamlijk fcMjne bereikt t&
kunnen WOrden, dewijl die bijzondere deugden ^
tot welker oefeninge zij aanleidinge geeven^ als
Ujdzaamheid, onderwerpingen en diergelijke^ ze-
Merlijk niet te pas zullen hoornen in eenen ßaat
van onafgehrokene en eeuwigduurende zalighsden.
Dog deeze twijffeltnge is van geen belang, ak
men bedenkt^ dat het boogß geluk des toekoomen-
den leevens ontflaen zal uit eene volmaakt ndvera
hetragtinge van deugd en geregtigheid y waarin
de verheerlijkte regtvaardigen onwankelbaar
zullen zijn beveßigd; en dat derhalven een ge'
moed met Deugd in V algemeen voorzien ^ ter ge*
nietinge van dezelve meefl bekwaam ts : En wie
dog moet men grooter maate van Deugd toeken^
nen, die allerleije beproevingen ongekreukt heeft
doorgeßaen, of hem die ßegts zijne ßandvapig-
heid in eene zoort van dezelve bevonden en betoond
èeeft ? Ter genietinge van de zuiver redelijke en
geeßUjke vermaaken der Deugd niet alleen^
maar ook van alle de uitwerdige zaligheden ^
welke de ßaat des Hemels aan 'deszelfs gelukki-
ge bewoonderen zal uitleveren ; en welke ^ hoeda*
mg zij ook mogen weezen, zekerlijk in aart en
hoedanigheid ten uiterßen verfchillen zullen van
de uitwendige voordeden der tegenwoordige we'
reld; is het zeer heilzaam , dat onze fmaak
voor dezelve in dit leeven al worde aangekweekt
m dat wij ons van de geneugten deezer aard« lee^
ij
fr«
ren fpeenm; waartoe zekerlijk de rampen en ver*
drukkingen ons natuureli\k zeer behulpzaam moe*
ten zijn. Van uitwendige voordeelen verfleeken,
maaken wij van zelve ^ zo 'er zaaden van deugd
in om zijn, meer werk van inwendige geneugten ,
die uit eene zuivere godsvrugt voortjpruiten ; ons
verlangen naar een heter keven wordt dies ta
fierker, en verdubbelt onzen ijver om de midden
len in het werk te flellen^ die ter verkrijging^,
daarvan aanlcidelijk zijn. Een deugdzaam ge·
moed wordt ßerker en vaßer in de wederwaar-,
digheden^en klimt door dezelve telkens te overwin*
nen, geßaAtg in zedelijke volmaaktheid. IVan^^
mer alles voor den windgaet^let de alkrheßeniet
zo naaukeurig op zijne wegen en gedagten, en ziet
dikwijls eenige verholene gebreken over bet hoofd^
welke de tegenfpoed^ onze aandagt opwekkende^
aan ons gezigt ontdekt gn ons leert verbeteren·
Schoon lijdzaamheid niet eigenlijk te pas koome^
daar men niets te lijden heeft ^ zij boezemt onz&
Ziele hoedanigheden in, van ver genoegzaamheid^
van blijmoedig vertrouwen op God., die tot den.
ftaat van vümaakt geluk voor redelijke en afban-
gelijke fcbepzelen^hoedanige wij altoos zullenhlij*
'ven^ metterdaad en weezenlijk behoor en. Hoa
meer druk en leed men ondergaen heeft, hoe wen*
fchelijker 4e veranderingt in verlos finge uit de-
zelve zijn zal, en hoe leevendiger gevoel het vol*
gend genot des beils ons natuurelijk moet aanbren*
gen. En wie weet in hoe veel andere opzigten d&
onheilen deezes leevens de godzaligen bekwaam
maaken en bereiden tot dien Staat van v Hoogßa
faijd, %velks natuure wij thans niet anders dan
ia
ü Β
ffl
ψ
in eene flaauwe f€hemerifig&, befchoimén 'küifi
mnl
ιΐ!
ί !
m
ρ
Met deeze los~geßrooide bedenkingen o-i^er deh
ioeßand des Menfcblijken leevens eindige ik mij'
nen arbeid aan de uitmuntende Yiï^onQ van CJa-
riiTa, denkende dat dezelve bij deeze twee laatße
Deelen derzelver niet kwaalijk pajjen. Ieder
merkt ligilijk, dat dezelve veel verder konden
worden uitgebreid: Dog ik hehbe ze moeten be*
korten om ait Boekdeel met geen al tegroote Voor-
reden te bezwaaren. Het bij gebragte verbeelde
ik mij dat genoeg is, om ons te doen zien, dat een
regt godsdienflig menjch zijn nmar geluk niet
heeft te zoi?hen in dit keven; om hem in alle des-
zelfs wijfelvallige omßandigbeden vcelgemoed en
getrooji te doen zijn; om ons te weerhouden van
den dwaazen wereldling zijne ij dele en kortßon-
dige geneugten te misgunnen \ om de Godlijke-
Voorzienigheid in het blootßellen van zijne gunfi-
•ρ
i'l »
■ l·
■■h
Ungeii mor
iïS
tisji
ί fi
de onheilen en verdrukkingen volkoo'··
nu lijk te billijken; om eene kloekmoedige en man-^
lijke gödsvrugt in weerwil van 'alle deeze zwaa-
righedêti in te boezemen; en om het ontwerp dee-
zes werks, van eene door boosheid en godloosheid
gefolterde, en door verdriet eindelijk ter dood ge^
fleepte Clarijfa, van alle 'opjpraak ten deezen
aanzien te zuiveren. Gave de goedertieren God,
dat alle de Leezers van hetzelve ^ door de befchou-
winge van dit beminnelijk beeld in het felß 'van
haare rampen en verdrukkingen, bewoogen mog-
ten worden om zig insgelijks naar maate van >
hunne omßandigheden tot β erven te bereiden, èn
I in ßmt te ftellm om dat onvermijdelijk noodl£t
I met eene gerufle ziel en welgegronL· hope te m-
»=1 dergaen·,' ^ -r
fk
"S
ί 4
r
i) R Ü Κ F O Ü τ:
ρ· ¥0. bl^548. γ.22. uitgekipe. keg, uifgeglißtl
Μ
s-l·-.
' IC
r "
χ
■ ■ ..
van Juffer
fjt
üe Hr\ Lovélace, aan Jan BelfordJ
κ i f
tiÉ^
jk hebbe drie Brieven van,u, waarop ik
iets moet .zeggen Dog mijn geeft
is verdeeld in twijffeiinge,,of ik tnct li
moec kijven over uwé ongenadige aan-
merkingen , of u bedanken voor uw, mij zo aange-
naam, pmftandig en naarftig fchrijven. Dog ver-
fcheidene van mijne lieve Hartjes hebbe ik wel in
mijnen tijd doen fchreijen en laclien in eenen a-
dem; ja den eenen kanc van- haare mooije aange-
zigten doen lachen , voor dac bec fchreijen koii
wijken van den anderen : Waarom mag ik derhal-
ven u niet -vervloeken en prijzen op hetzelve oo-
genblik? Dus, ontvang het dari beide te gelijk:
VU. Deel:. ^ α , ... , ; W
(a) Dc BricYCö icti, xcvii, xcvin. vaa hc: YI. Deel.
-ocr page 32-i De HISTORIE van
En hetgeen volgt, zo als het uit mijne pen zal ról-
len.
Hoe dikwijls hebbe ik openhartig mijne zon-
den beleeden tegen dit voortreffelijkfchepzel?--
Nügthans fpaart gij mij nooit^ fchoon zelve al zo
ilegt een knaap als ik. Nademaal ik dan zo wei-
nig met mijhe belijdeniiTen winne, was ik wel vari
zin, om te. beproeven , of ik mijzelven niet kan
verdeedigen; en dat niet alleen Uit de oude en he-
dendaagichê hiftorie, maar ook uit het gemeen be-
drijf der menfchen ; zonder egter iets te herhaa-
len, hetgeen ik voorheen tèn mijnen eigenen voor-
deele hebbe ingebragt.
Ik ben nu in een regten luim oni mijne peii
tot gekkernijen te gebruiken: Zie daar dan kort-
lijk, uit de oude hiftorie eerft: ---— Denkt
gij^ dat ik niet al zo wel tot, vergiffenis geregtigd
ben wegens hetgeen ik aan Juffer Harlowe, als de
held van Virgilius wegens hetgeen hij aan Koningin
Dido bedreeven had ^ Want welk eeii ondankbaare
fchoft was die zwerver jegens de gaßvrije princes,
die gewilliglijk hem de uiterile gunft beweezen
hadi - Zig ftillerjes wegpakkende (wlaarvan,
cnderilelie ik, die fchertfende fpreekwijs van Trou-
wen Trojaan nog heden ten dage) als een dief
-- Op bevel der goden wel, zo als hij voorgaf;
maar kon dat zo weezen, daar het oogmerk van
zijn vertrek was andere vorftèn te berooven, niet
alleen van hunne heerfchappijen, maar ook van
hun leeven ? -- Nogchans is deeze knaap,
bij ieder woord, de plus iEneas bij den onfterflij-
ken digter, die zijnen lof zingt.
Al raakte Juffer Harlowe door hartzeer in het
graf
V.;
-ocr page 33-gkf (hetwelk ,de Hemel verhoede!) wegéils de
behandelinge, welke zij ontvangen heèfc (onltiieE
te fpreeken. van haaren gedwersboomden hpogr
moed , waaraan haar dood meer zou zijn toe té
fchrijven,, dan aan redend) ,in welke vergelijking©
dög iioodioc koomen mee dat van Üo*
pingin. Dido ? Ën hebbe ik aan ha,ar \vei dé helfe
ion de verplig^inge, welke i®neas had aan Car-
thago's Koningin Daar de laatfte haar betrouwen ^
dè eerlle geen , ter wereld^ ftelde op haaren galt t
f·—--Daarbenevens, wien anäers hebbe ik be-
loofd Wién anders hebbe ik vergngelijkt? Haar
ren Broeder fchonk ik zijn onwaardig leeven, in
plaatze van iemand het ^ijnê te beneemen; tèrwijl
de Ïrojaanfche vagabond zijne duizenden van kanc
bragt. Waarom mag het dah niet zo wel ziin de
plus Lpvelüce, als de pius Mmasl Want denke
gij, zo ik in een feilen brand mij bevonden hadi
en het mijn^. magt gejiveeft waare, dat ik mijnen
ouden Anchifes niet zou behoüdéh hebben
hij den zijnen ü|r de ligte; vlam van IJiüm) zelf teri
korte van mijne Creufa, hadde ik een wijf van dieö
naam gehad? ., , i. ... ι,, „ .,, .? .·
Dog,tot een lileerhedendaags. Voorbeeld teii
mijnen voordeele, —-Hebbe ik Juffer Harlo-
we zo .behandeld j ..als onze wijdberugte Maagd^
Koninginu.zo als,zij genoemd wierdj eene vaq.
haar eigen bloed, eene Zufter-Koningin, behandeld
heeft; die tot haare befcherminge toevlügt nam te-
gen haare weerfpannige ondèrdaanen ·, en die zij
Agt-tien jaaren gevangen hield , en, eindeliiji, hé^
feoofd atïloegf Verklaarep egtei: de eerelijke PrdtÊ-
A ζ
-ocr page 34-ψ
ftanten /^aar ook ' al.niec voor godvmgtig ? —i—
Eti noemen haaribijzonderlijk hunne Koningin ?
Wat aangaet het gemeen bedrijf ά^ΐ menfchen
- Wie, mag ik vraagen, die het in zijne magc
heeft, om eene overheerfchende hartstogt te vol^
doen, zij isag weezen welke zij wil j weigert zig-
zei ven die voidoeninge ? - Het aan een koeler
beraad (en zo hij een groot man zij, het'aan zijne
vleijers) overlaatende, om naderhand eene reden
daarvoor te vinden?
Wijders, wat belangt het ergil gedeelte van
mijne behandelinge omtrent^deeze Lady-Hoe
veel mannen zijn 'er, die zo wel als ik gezogc heb-
ben om door bedwelmende vogten eerft dronken
te maaken, en dan tot hunnen wil te krijgen? Wal
fteekt 'er in, van welken aart de dranketi waaren
daar men heizeive einde op het oog had ?
Ik moet u zeggen, om kort te gaen, dat nog
de Koningin van Carthago, nOg de Koningin der
Schotten, zou gedagt hebben dat zij eenige reden
hadden om te klaagen over wreedheid y waaren zij
niet erger behandeld, dan ik de Koningin van mijn
hart behandeld hebbe : En daarbij, tragtelik niet
van gantfeher ziele vergoedinge te doen, door het
huwelijk? Zou de pius iE-neas, denkt gaj, wel
zulk een ftuk. van regt vaardigheid bij Dido'gedaen
hebben, zo zij in leeven gebleeven was ?
Koom, koom, Belford, laaten de luiden met
hunne denkbeelden zo verre loopen als zij willen,
ik ben invergelijkinge gefproken een zeer onfchul-·
dig man. En indien ik door deeze , en landere
diergelijke redeneeringen mijne eigene conicientie
hebbe geruft gefield , dan ben ik al verre ge-
koomen. Wat hebbe ik te maaken met de wereld ?
En
S !
i :
'jf;
-
rt
I
'fl'.
I
Π«,
l! :
I i·
14 ic
\K
JUFFER CLARISSA HARLOWE. J
En nu zette ik mii dan in vreede ter neder, om
uwe Brieven in overweeginge te neemen, ^
Ik lioope , dat uwe dingredenen ten raijnen
behoeve (a), wanneer zij u mijne Brieven gaf (zo
edelmoediglijk gaf) om ze mij te behandigen, met
eenen eerelijken ernft en nadruk wierden aange-
drongen. Maar ik hebbe een ilerk vermoeden te-
gen u, dat gij al te gereed zijt om de zaak op te
geeven, voor virelke gij pleir. Daarbij hebt gij zulk
een ongunilig voorkoomen; een voorkoomen, het-
v^elk eer verwerpinge aanhaalt, dan dat het over-
reedinge medebrengt; en zijt zulk een ftootende,
zulk een dreunende en hortende fchobbejakj daf
ik mijne te loorftellinge, zo ik te Joor geileld wor-
de, eer zal toefcHrijven aan mijns voorfpraaks on-
bekwaamheid en lelijk gezigt, dan aan mijne zaak>
Wijders, zijt gij ook beroofd van de kragt, welke
mannen van onzen trant hunne dringredenen bij-
zetten; want zij wilu niet laaten zweeren! -
Zijt daarenboven een zeer logge traage vent, zeer
onbekwaam om iets te bedenken; alleen nog taa-
melijk in ftaat om iets bij weeromftuijt, maar een
ijzelijke lompert om iets voor de miß te doen,
Deeze, daar gij met zulk eene Lady te doen hebt,
zijn groote nadeelen. ---— En een nog grooter .
is het, dat gij (zo als gij tegenwoordig doet) hangt
weiffielen tuffcheri oude Schelmerij en nieuwe Her-
vorminge: Nademaal dit u in dezelve omilandig-
heden bij haar brengt, als waarin zij mij te Leip-
fick vertelden dat Maarten Luther was, bij het'
eerft openbaar redengeding, hetwelk hij., ter ver-
deediginge van zijne onderftelde nieuwe leeringen,
hield met Eckius, Want Maarten was toen nog
Α 3 maar.
(a) Zie Br. xcvii, van het VI. Dcc!.
.......-
-ocr page 36-ïnaar een half bakken hervormen Hij had nog ee^
liige leeringeh behouden^ welke, bij natuurelijken
gevolge, andere, weike hij dreef, óm verre< wier-
pen» dat Eckius io eenige ftiikken de ov^er-
iian(^ van'hem had. Bdaar vnn dien rijd af, zettedè
hij het werk door, alles verwèrpende wat hem in
den wegftond: En tóén draafden zijne leeringen
régt op haare kdoten. Nooit was hij naderhand
hieer in verlegenheid; en^ kon ftoutlijk verklaären,
dat hij dezelve verdeedigen wilde in het gezigt van
engelen en menfchen; en artn zijne vrienden, die
hem gaarn zouden hebben afgeraaden van zig té
■waagen om voor den Keizer Karei dén Vijfden- te
Spiers te verfchijijen, Dai^ al waar en ''erzüvteel
duivels te Spïèrs^ als tegels op de huizen ^ Mj <
evénwel naar toe zou gaen. Een antwoord, waar^
äari elk Proteilant in Saxen nog heden ten dage met
verwonderinge gedenkt/ ^ ' ' ' '
^ ' ' Nademaal dan uwe ongelukkige onhebbelijk-
heid de kragt vanuwedringrédenen verijdelt, dünfö.
mij dat gij beter deedt mét (voor tegenwoordig'e-
venwel maar) na re laaten van haar te dri^gén op?
hét onderwerp aangaende het aanneeraen 4-er yer-
góédinge , welke ik haar aanbiede; op dat het ge-,
iladig talmen bij haar om het mij tevergeev^n, haar
liiaar niet moge beveiligen in' haare weigeringen
van vergiifenis; tot dat zij, óm niet whpeltuurig-
té' fchijnen, genoodzaakt zij te bjijvén bij een beflüit
hetwelk zij zo dikwijls betuigd heeft —— Daar,·
zo zij aan zigzelve gelaaten wierd, een weinig tijds,
en beter ftaat van gezondheid V welke beter lee-
vènsgeeflen zal niédebrengen, haar leevendiger ge-
voeligheid verfchaffen zal; die leevendiger gevoe-
ί η
fr·
1
·:ί··. ϊ:
ri
3
11
-ocr page 37-η
JVFFER CLARISSA HARLOWE. ^
ligheid zal haar brengen tpt heftigheid; die heftig-
heid zal bedaaren, en feranderen in beklag; ge-
fprek en onderhandelinge : Mijne vrienden zullea
dan tuflchen beide koomen, en als borgen Voor
mij inftaen i^ En alle onze moeijelijkheid zal dan^
van weerkanten over zijn. --— Zodanig is de'
natuurelijke loop der dingen, ^ '
Ik kan niet in u iverdraagen, dat gij de herftel-
linge der Ll^dy hoopeloos ftelt (a); en dat'nog
vlak tegen het gevoelen van den Doftor^en Apo-
theeker aan. ;
De zegt gij, met de woorden van Con-
greve, zal haarm druk doen wajjen. . Maar waar-
om dat? Weet gij niet, dat die woorden (zo;ftrij-
dig met de ei;varenis} gebezigd wierden in herge-
val van een perfoon, terwijl de hartstogt in haare
volle kragt was?;;-- Op zulk een tijd, dénkt ie-
dereen, die in zwaare droefhèid is, net gelijk:
Maar gelijk de Geeildrijvers met de Schriftuure, zo
leeft gij met de Digters, die gij gelezen hebt; Al-
les wat in een van beide maar de minile, fchodn nog
zo flaauwe, woordenfpeelinge kan uitleveren op hec
geval waarvan gefproken wordt, wordt als euange*
lij van beide ter neergefteld, hoewel het niet de min-
fte overeenkoomft hebbet met het glgemeen oog-
merk van die beide, en met dm gevdL Dus hoor-
de ik eens een der eerfte, op den predikitoel, van zig-
zelven met veel geweld betuigen,, dat Qm^do^e
hond was; terwijl iedereen ,^man, vrouw, en kind,
van het tegendeel overtuigd wierden door zijn huilen.
Ik kan u zeggen, dat, indien het anders;niet
wil lukken, ik beilooten hebbe, in weerwil van uw
■■■■■SS
,ΐ
'(a) Zie Er. xcviï. bet Vl.Deel.
y-
-ocr page 38-t De HISTORIE vam
hoogdraavend fnoeven en van uw woord voor tn^;
tói het tegendeel gegeven, om zelve haar te koo-
men zien. "
Menig een krakeel hebbe ik van aangezigt tot
aangezigt zien bijleggen, hetwelk zb'men van mal-
Itanderen gebleeven waare, ft,and gehouden en
meer verwijderinge zou veroorzaakt hebben. Gij,
zult een maller Jan zijn, dan die in het Vertelzel
van de Ton wordt ingevoerd, indien gij u ^aa^-'
Ujk wilt gaen verzetten tegen deeze bijeenkoomft.
Om kort te gaen, ik kan de gedagte niet ver-
draagen, dateene vrouw, welke ik eens met de
zijden koorden der Liefde aan mij. geilrengeld had,
mij door de vingers glippe, en bekwaam zij , om
terwijl mijn hart in eene geweldige drift voor haar>
blaakt, mij te veragteh, en delyiefde en mij beide
te trotfeeren. Gij kunt u niet verbeelden, hoe
zeer ik u, en haaren DÄr , en haaren Apothee-
^ßf' l en iedereen benijde, welkeik hooredatcotbaa- '
l'6 tegenwoordigheid en zamenfpreekinge worden
toegelaaren, en wenfche nu om den een^ dan om
den i^WisI'^r bij beurten te zijn. > t,
Wêshalven, zo het njec anders lukken kan,
wil ik haar zelve zien. Ik zal u een wonderbaar,
goed middel te, kennen geeven, hetwelk^mij zo^
even in de herfens gekoomen is , pm «Wi? belofte,
én mijne eigene ongefchonden te bewaaren. ■
' JuiFr. Lovick, zegt gij, is eene vroome^
vrouw: Indien de Lady erger worde, zal zij haar
r'aaden een Palloor te laaten haaien om bij haar te
bidden; Zonder dat zij, zonder dat de Lady, zon-
der dat gij 'er iecs van v^eet (want zo kan het wel,
doorgaen} zal ik maaken dien man te zijn, gekleed
■ . ■ in
i -t
.
I !ί4
Γ ίί'
m
'f t
■tf'
tli'
iv. . n
■h'
ii" "i
1 ,,
ι h
·1"Λ
"VN. f.
iO Ictnge rokken, getabberd en gejurkt. Ik heb;·^
be voormaals eens, ten zekeren einde, de Choor-'
kleederen aangenomen; en men dage van mij dat-
ik eene.mooije gladde vercooninge maakte; mijne"
breede onopgetoomde bever met de roos ftond mij
lijonder wel; en ik trok kortom de verwonderinge
naar mij van alle, die mij zagen. .
Mij dunkt het moeft keurlijk wel paffen; mij te '
zien nederknielen aan de zijde van haar bed (Ik ben
wel verzekerd, dat ik hartlijk zal bidden) uit^het
Gemeen Gebedenboek beginnende met den Dienil
voor de Zieken ter herllellinge van de kwijnende
Lady., en befluitende met eene vermaaninge tot-
liefde en vergiffenis jegens Mij zei ven. ""
Ik zal dit iluk eens over weegen. Dog, in^"
welke gedaante ik, ook verkiezen zal te verfchijnen,
hiervan moogt gij u verzekeren, dat ik u vooraf^
van mijn bezoek verwittigen zal, op dat gij moogt;
maaken uit den weg te kooraen, eri-dus niets van
de zaak te weeten. Dus zult gij uw woord onge- '
fchonden houden; en wat mi] belangt, kan zij
wel erger gedagten van mij hebben ,^ dan ze tegen·'
woordig heeft? .
Onhebbelijkheid of lompheid is, naar uw
wijs gevoelen (a} , een· onvermijdelijk vereifchte
in waare Liefde en diepen Eerbied. L-—r Het) i
is wonderlijk, dat gij ook een moet zijn van. die.
eenzijdige ftervelingen, dje. hunne maatregels van
goed en kwaad ontleenen uit hetgeen zij /«2/^ zeU
ven bevinden, en hetgeen zij niet verhelpen kun-
nenl,— Dus is lompheid eene volmaaktheid bij'
den lompen—— Op deezen voet kan niemand;
ongelijk hebben. Dog ik h9ude ftaende, dat een.
' Ä 5 " lom-
ia) Zie i3r. icvi. van het Yl, Deel.
•V·
•Η'
Hf
/
lÄi
ïompe vent alles op eene lompe wijze verrigten:
En als hij u gelijk is, zal hij, als hij iets zotlijk
heeft uitgevoerd, ζψ geeftloos brein pijnigen om
verfchoomngen te vinden, al zo lomp als zijn eer-
fte mifllag. Eerbiedige liefde boezemt bedrijven
in, die haarzelver waardig zijn; en. hij die dezelve
niet kan toonen, daar hij zulks meeft bedoelt,
doet openbaarlijk zien, dat hij een onbehouwen
ruw fchepzel is, een regte Belford, en dezelve
niet bezit.
Dog hier zult gij mij die fchrandere fchimp-
fclieut toeduwen, dat mijn uitwendige het beft van
wlj\ het uwe het ergft van uïs; en dat, indien ik
mij bevlijtige om mijn gemoed te verbeteren, gij
uw voorkoomen verbeteren zult.
Maar, eijlieve, Jan, wagt daar dog niet na;
maar leg 'er u op toe om uwe kieedinge te verbe-
teren, wanneer gij den rouw aflegt; want waarom
zoudt gij alle diegeenen ten uwen nadeele voor-
inneemen, welke u nooir voorheen gezien heb-
ben ? -^- Het valt moeijelijk vroeg-opgevatte
vooroordeelen uit den weg te ruimen, het zij van
behaagen of mishaagen: De luiden zullen
ίεη, om zo te ipreeken, naar redenen om de eer-
fte indrukzels te beveftigen, en dus hunne eigene
fchranderheid te vleijen: Eti elk geeft bezit op
verre; na de eerelijkheid niet van zijn mifllag te be-
■kennen, als hij vindt dat hij ongelijk heeft, ' Gij zel-
ve zijt in de verborgenheden ingedrongen van de
gewaande weetenfchap van de menfchen aan hunne
neus te kennen;- en als gij het boekje kwijt zijt,
zult gij u bevlijtigen.om eenige redenen te vinden,
waarom het waarfchijnelijker waare dat gij rege
zoudt
(.' ■ 1
f . ί
ί f
h I'
κ'
üp
■sp
ρ
aoudc geoordeeld hebben ; eri gij zi^t élke bewee-
ginge en handelirige.; elk wöord en gedagte,!
iiaaukeurig waarneemen iri den perfoo'n, toE wiens
nadeel fgij eens gèfprokén Kebt, om proeven. té-
krijgen, die u dienen kunnen om uw éerft gevoe-,
len te doen herleeven eii flaende te houden. En.
inderdaad, alzo gij zeiden afdwaalt aan' den gum
fligen kant, de tnetifchlijke natuure is zo fnoodi
een ding, idat het waarfchijnelijk is, dat gij het on-
der de zes wel vijfmaiilen wel zult treiFen, äan den
anderen kant: en het is miiTchien maar doordieti·
gij gift over anderen, uit hetgeen gij vindt in uw
eigen hart,>dat gij reden hebt om u zeiven té vlei-
jen met uw doorzigt. '^
Daar hebt gij preeken voor uw preeken weer-
om: Enikhbope, dat zo gij behaagen hebt in
uw eigen,, gij tnij bedanken zult voor'het mijne;
tê meeri, daar gij het ten uwen nutte moogt ge-
bruiken, zo gij wilt: Nademaal het géfqhikt is naar.
uw eigen'polus-hoogte. ■
'· Wel, maar de Lady wijft, ten aanzien van
mijn noodlot, op den Brief, dien zij gefchreeven,
reeds metterdaad gefchreeven^, heeft aan Juffer
Howè; aan welke het fchijnt dat zij haare redenen
gegeven heeft, waarom zij mij niet hebben wil. Ik
verlange om den inhoud van deezen Brief te wee-
ten «.Dog ben in grootë boope, dat zij haare wei-^
geringe zo heeft uitgedrukt, dat 'er gelegenheid
zij om te denken, dat zij flegts tot het tegendeel .
behoeft overreed te worden, om haar zelve met .
zigzelve te doen overe'enftemmen. ί
Ik' konde wel eenige aartige aanmerkingenI
maaken op eene óf twee plaatzen van dp Ziele-zugt ί
ft r
^er Lady: Maar al hoe ondeugend men mij ook
geagc heeft ce zijn, nooit was ik zo godloos, dac
ik den fpot dreef, of op eene loife wijze omfprong
met Heilige dingen. Ik agce het voor den hoog-
ilen trap van onbefchoftheid, te fchimpen op die
onderwerpen, welke de wereld in het algemeen
met eerbiedigheid befchouwt, en Godlijk noemt.
Ik zou zelf de Fabels der Heidenen niet gaarn bij
eenen Heiden willen behandelen met de fpocternij,
welke zij miiTchien met regt verdienen zouden van
wegens de ongerijmdheden, welke ieder befchou^
^ver van gemeen verftand in het oog loopen.
Nog to«n ik te Rome, en in andere Roomfche landen
was, gedroeg ik mij ooit onbetaamelijk bij die
Plegtigheden, welke mij ten uiierften vreemd
voorkwamen: Want ik zag dat zommige menfchen
door dezelve aangedaen, en naar het fcheen ge-
fügt wierden; en ik vergenoegde mij met te den-
ken , fchood zij mijn begrip te boven gingen, dat
indien zij eenig nut te wege bragten onder her ge^
mieen^ daarin genoeg Godsdienil, often minften
Burgerlijke ilaatkunde was, om dezelve te bevrijden
van de fpotternij zelf van een ongodsdienftig man,
die verftand had en welleevend was. t .
Om eene diergelijke reden, hebbe, ik nooit
door geraas en beroerte mijn f mishaagen té kennen
gegeven bij een Nieuw Tooneelfpel, al dagt, ik
dat het nog zo flegt was: Want ik befloot, voor
eerft, dac iedereen regt had om datgeen in ftilte
te zien, waarvoor hij betaalde : En vervolgens,
daar de vSchouwburg (het Kortb&grip der Wereld)
beftaet uic Bak, Logies, en Galierijen, was het
bezwaarelijk, dagtmij, dat 'er zulk een ftuk verr
toond
'f . [
coónd kon worden, het welk niet deezen óf gee-
ren onder die vermengde menigte behaagen zou-
de: En dat zo zijnde,|hadden die menfchen zo
veel regt om een ongeilobrd genot te«hebben van
hun eigen oordeel ,r als ik van het mijne. ' ^
Op deeze wijze was ik gewoon mijne afkeu-
ringe te toonen; Ik kwam 'er nooit weer. En de-
wijl iemand het in zijne eigene,keur heeft, of hij
naar een Spel wil gaen of niet^ heeft hij idezeive
réden van verfchooninge niet om zijn mishaagen
met gefehreeuw te^ kennen te geeven, dan 'of hij
gedwongen wierd om hetzelve te zien.
Ik hebbe mij altoos verklaard, gelijk gij weet,
tegen die herfenlooze'LigtmiiTen, die hunne be-
geerte om voor geeftig door te gaen niet andér?
voldoen kunnen, dan over twee onderwerpen, aan
welke elk menfch, die regt geeftig geagt mag wor-
den , zig fchaamen zoude iets verfchuldigd te zijn :
ONHEILIGE en ONKUISCHE taal, mee-
ne ik; welke de ooren van ieder man of vrouw
van verftand moet kwetzen, zonder iets uit te wer-
ken , dan eene zeer laage en flordige natuure te
vertoonen. En voor dat ik bekend wierd met den
onbefchoften Mowbray [Geen groote lof voor mij,
dat ik zulk een leermeefter gehad hebbe] was ik
op verre na zo los niet, dan ik- nu ben, metee-
den en vloeken; want toen wierd ik genoodzaakt
hem zomtijds te overzweeren, om hem in bedwang
en Onderdaanigheid te houden aan mij alizijnen
Generaal: Ja, dikwijls beftraiFe ik mij bij mijzel-
ven, wegens deeze ijdele en onnutte ongebonden-
heid van fpreeken; in welke de kinders van eene
ilraat hoer ons de loef aflleeken.
I
De historie van
Vrotiwen is mijne eenige ondeugd , en Luil
tot fch^Imerij en minneranken j en ik kan niet na-
laaten mij te verwonderen, hoe ife dog tot die aan-
ilooteiijke ongebondenheid van fpreeken,vervallen
ben; nadêniaal,. in 't algemeen gefproken, het'er
verre af is, dat zij mijn voornaam einde zoude
helpen bevorderen : Alleen, nu en dan, trouwens,
toornt ons wel een nieuwlingtje voor den boeg,
die ichijnc te denken, dät opfchik, eeden, en vloe-
ken de merktekens zijn van den Guitagtigen geeil,
welken zij gezind is te begunftigen r En zij zijn in-
derdaad de eenige hoedanigheden, waarop zommi7
ge, die men (Suiten en Aartige fnaakeh noemt, te
roemen hebben. Dog welke moeten de vrouwen
zijn, die door zulke hreinkoze deugnieten verlokt
kunnen worden? —-—— Nademaal ondeugend-
heid met geeil:gepaard naauwlijks draagelijk is; dog
zonder denzelven, is ze even aanftootelijk als ver-
agcelijk. , ^ , , , ,,, ,, ^
Daar hebt gij weder preeken voor ÜW pree-
Ven; en gij zult wel ligt denken, dat ik mij ooi?
hervorme : Maar dat is zo niet, indien dit een
Nieuw Ligt waare dat mij befcheen, gelijk uwe
Zedelijke kundigheid voor u fchijnt te zijn , zou
men iets van dienert kunnen in gedagcenmeemen?
Maar dit is altoos mijne manier van, deiiken ge-
weeft; en ik tane u, of iemand van ,uwe broede-
ren, om een tijd te noemen, waarin ik of met den
Godsdienft geipot, of vuile taal hebbe uirgeflagen.
Integendeel weet gij, hoé dikwijls ik,dien Bofch^
Beer in Minnaarijen Mowbray beftraft hebbe, en.
den pronker Tourville, en u zeiven ook , oye?
4
fl Vi -
ïiji
.1
ii ί
f. r
. ί'
ίί
'Ίί·
li '
ii
httgeèn hQiDóuhle'emendre bij ö genOÊtiid wierd.
!n de Min, gelijk in Hukken die eene manlijke ge-
voeligheid vereifchten, is het altoos mijn Eetregel
géweèft, om eQxiedaad te düetiyWèVQÏ dan te praa-
ien ; en wat de eerde aangaet, ik ver^ekere u, dat
de Vrouwen zelve het een rafler iullen verfchoo-
hen dan het ander.
Wat aangaet de verWondetingè en hoogag-
tinge die gij betuigt voor dè Boeken dèr Schriftuu-
re, daar hebt gij zekeilijk gelijk in. ' Dog het
koomt mij vrèemd voordat gij van derzelver
Fraaijheid, en edele Eenvoudigheid, tot nog toe
onkundig gèweéil zij't. Derzelver Oudheid .maakte
dat ik altoos eerbied daarvoor had: En hbë was het
Imogelijk , dat gij kondt vèrzuimen, om dieredeo,
zo ai om geen andere, dezelvefeehs door te lee-
zen? ^ ^
ïk zal u eene korte Vertellinge doen, welk^
ik kreeg van mijnen Leermeeßen die mij vermaan-
de om mij niet dóór onixieetende ter'WOnderinge>
bloot te geeven, als ik de Academie verhaten zou-
de, om naar de Stad te gaen, of te'reizen,
„ De eerftemaal dat Drydens Feeft van Ale-
xander hem in handen viel, zeide hij mij, was
„ hij wonderbaarlijk daarmede ingenomen ί En,
„ nooit voorheen iemand daarvan hebbende hoo-
j, ren fpreèken, dagt hij, gelijk gij omtrent den
,, Bibel, "dat hij eene nieuwe ontdekkinge gedaeii
„ had.
„ Hl] haailede zig naar eeiie bijeenkoomft,
„ welke hij had met verfcheidene geeftige vernuf-
„ ten (want hij was toen in de Stad) een van
5, welke een bekende Crltlm was, die, volgens
?» zijs
■sa
1Ï
zijn zeggen, meer verdiende dan geluk had;
want alle de kleine knibbelaars in geeftigheid, wel-
ker Schriften de toets der Oordeelkunde niet konr
den veelen,, maakten. 'er éene gemeene zaak
van, zèide hij, om hem te vervolgen, gelijk de
menfchen een dollen hond doen.
„ De jonge heer (want hij was toen jong)
weidde met veel defrigheid uit in den lof van dac
5, onnavolgelijk iluk; en ftelde zig aan als of hem
5, in de tweede plaatze eene verdienfte toekwam,
,, wegens het ontdekken van d'eszelfs fchoonhe-
h . . ........ /
„ De oude Digter hoorde hem uit mee een
glimlach, welken de ftudent voor goedkeuring^
opnam, tot dat hij fprak, en toen was het mee
deeze moedbreekende woorden : Wel de hagel,
mijn Heer, waar hebt gij tot nog.toe uw verblijf
gehad, of met, welk zoorc van gezelfchap hebt
,, gij verkeerd, al hoe jong gij zijt, dat gij nooit
,, voorheen gehoord hebt > van het fraaifte ftuk
„ dat 'er is in de Engelfche taaie ? „
De Vertellinge had zulk eene uitwerkinge op
mIj, die altoos een grootfch hart had, ^en gaarn
voor een gaauwen vent geagt wilde worden, dat
ik, om eene diergelijke fchaamte te vermijden, mij
zei ven twee Regels voorfchreef. De eéj'fte was ,
zo dikwijls ik in gezelfchap kwam daar vreemdiin:
gen waaren, iedereen van dezelve eeril te hooren
fpreeken, voor dat ik mij zeiven vrijheid gunde ora
te praaten: De andere, indien ik-eenige derzel-
ver voor mij te magtig vond, van allen.eifch op
pieuwe ontdekkingen af te zien, mijzelvèn verge;
noegende met te prijzen hetgeen zij preezen, als
3)
»
9>
5S
5»
3i
t
39
t 1
f
5>
5>
5)
5ï
Γ i
!l!
f i!
Joffer CLARISSA HARLOWE. 'iß
fraaijheden mij zeer wel bekend, fclipon, ik nooic
te vooren van dezelve gehoord had. En dus kreeg
ik , allengskens , zelvé den naain van een fijnen
Geeft ce zijn: En wanneer ik alléh bedwang afwierp^
en de boekfen ; en vetk'eennge mee geleerd'èn den
j^ak gaf, ëh in kennis raakte mee eenige van onze
broederen, die hü Zwerven in de Erebiis, ^en mee
andere zodanige als Belton, Mowbrayi iTourville^
en Gijzelve, toen zettede ikvper eigme rekeningé
èen winkel op·, en zo als men ons verteld heeft van
Sir Richard, in zijne laatfte dagen» was. ik prat en
inoedig dat ik de Baas was van het gëzëlichap; 'wtint
de diepte van hen allen gepeild hebbende, ën voor
geen mededinger rchroomënde dan u, welden ik ook
een weinig onder de knie gekrëegen had (door mij-
he lugcigheid én vaardigheid ten minften) fchepteilé
èen grootfch vermaak, gelijk Addifon's Cato, iii
Wetten te geeven aan mijnen kleinen Raad.
Zo aatiftonds weder iiïét ü voortVaarèni
: De Hr. LóveLace, aan Jan ΒεΪ,ροΊιο^
' 'Schildk'n,
Dog nü ik mijzeiveq dus gezüiverd hebbe van
ten Ligtvaar^'g oogmerk te hebben, têr gelegen-
" heid van de Zieie-zugc mijner Ï3eminde, welke, zo
, als gij aanmerkt, zeer wel gepaft is op haar geval Cda,c
, is te zeggen, zo ais zij en gij haar geval hebt afge-
maald) kan ik niët nalaaten miin genoeeeh te faè·*
, Vll;DeéI; Β
\
h
-iä
]
ί
-ocr page 48-tuigen, dat ik door een of twee verfen van dezelve
De pijl t Ji>n , en dat baar was overgekoomen
hetgeen zij fchroomdel'] worde aangemoedigd om
te hoopen hetgeen mij zeer vreemd zal doen zo het
niet gebeure: Dat is, om regt uit te fpreeken, dat
het Hef fchepzel in een ilaat is, dat zij eene Mama
kan v/orden.
Dat vervloekt Arreft heeft mij, van wegen de
kwaade uitwerkzels welke de fchrik op haar gehad
mögt hebben, in zulk eene gewenfchte omftandig-
fieid , meer bekommeringe veroorzaakt, dan om
eenige andere reden; Het zou de roem mijns lee-
vens zijn, in dit bekoorelijk Stuk Ijs de Zegepraal
te betoonen van de Natuure boven de Reden, en
een jongen Lovelace te krijgen bij zulk eene engel:
En dan vertrouwe ik vaitlijk, dat zij om deszelfs wil,
wel zal willen leeven , en hetzelve wettigen door
den egt· En welk een verdienilelijk Cherubje zou
het zijn, hetwelk eene verpligtinge zou leggen op
beide zijne ouders voor dat het noggeboren wierd,
welke geen van hen heiden ooit in ftaat zou zijn te
vergelden! - Konde ik verzekerd zijn dat het
zo waare, ik zoude buiten allen angil zijn omtrent
haareherilellinge: j^ngß, zegge ik; nademaal, zo
zij kwam te ßerven
\
' 'li
I tó;
'Sterven I kfgrijzelijk
woord! hoe haate ik het!] ik waarlijk denke, dat
ik de elendigfte man ter wereld zijn zoude.
Wat haar ernilig betuigd verlangen aangaet
naar den dood, zij heeft de woorden daartoe bij den
eerzaamen Job voor haar gereed bij der hand ge-
vonden ; andiers zou zij zig met zo veel kragt en
heftigheid niet hebben uitgedrukt.
Haare ingeborene godsvrugt Cg^Iijk ik meer
ril
i
■ii
iS
sJ
• h
'it
(s
J '
1
Hl
iii
I ^'
V ) i··'
'i
-ocr page 49-dan eens hebbe aangemerkt) zal haar niet toelaaten
haar eigen leeven , hët zij door geweldige midde-
len , of door verzuim, te verkorten. Zij heeft daar-
toe een al te edelen geeft ; eii zij zou dat al voor
deezen tijd gedaen hebben, hadde zij iets zodanigs
voorgenomen : Want hetzelve te dbën, gelijk dé
Roomfche Matrone, wanneer het feit gepleegd is,
en het nergens toe kan helpen; en wanneer de man ^
fchoon een Tarquijn, gelijk zommige mij in dit be-
drijf mogen agten, in magt egter geen Tarquijn is ^
zo dat 'er geen zaak van het geheele volk van ge-
maakt kan worden; dat, heeft zij te veel verftand
öm in gedagten te neem en.
Daarbij, zo als ik in een diergelijk geval, eeri
weinig tijds geleeden, aanmerkte, drukte de ramp.
Wanneer dit gefchreeven is , haar fel; en zij zag'
daaraan geen einde : Maar alles was vol duifternis
en angfl: νοοί haare oogen. Daarenboven, heefc
zij het niet in haare magt om ié hor te ßellen^ alzo
veel als zij te loór geßeld is ? Wraakzugt, Jan,
heefc menig eene vrouw bewoogen om een lèeven
öp te kweeken , waarvan droefheid en wanhoope
andérzins een einde gemaakt zouden hebben.
En , als men 't v/el beziet, is de dood zulk
een begeerelijk ding niet, dan Jo,b in zijne weder-
'vjaardigheden daarvan maakt. En dat men den
dood enkel begeert om dat men het in de wereld
niet naar zijn genoegen heeft, toont geen rege
welgefteld gemoed , moet.ik deeze Lady zeggen,·
wac zij daarvan ook denken moge (a). Gij en ik,
Β 2 Jan ,>
fa^ De Fk. tovtlacc koi^ niet wcctcn, dat de Lady zulk ttn
volkoüincnc bsxcffinge lud van de gègrondhcid dcezct lecre,'
als
-ocr page 50-'3727 De HISTORIE van
Jan^ fchoon wij niet fchroomen, in de hicte vaii
drift of gramfchap, die gevaaren in den mond Ee
loopen, welke van eenen fchielijken en geweldi-
gen dood zouden kunnen gevoJgd wordep, zouden
in koelen en bedaarden moede fiddecen op de over-
koominge van eene kwijnende ziekte , die onze
geeilen verzwakt had.
Dus leezen wij van eenen befaamden Fran-
fchen veldoverften [Ik hebbe.zo wel vergeten on-
der welks konings regeeringe het was, als hoe de
naam was van den karei] die met onverfaagden
moede bij wel honderd gelegenheden den affchuwe-
lijken fcherminkel onder de oogen gezien hebben-
de, de verftagenfte bloed was, wanneer hij zijn ke-
ven wegens verraad verbeurd hebbende, onder al-
Jen den wreeden toeftel van voorbereidinge , en
ftoet van wagten, naar het fchavot geleid wierd*
Te regte zegt de digter:
Jl heeft men Zeno s les al diep in V hoofd
geprent,
De wilde woordenpraal en zwetfende vertoo'
gen
Biên^ in het uur van fchrik^ een hulpeloos
vermogen:
als i\] had : Want in Iviarcn Brief aan Juffr. Norton (No,
3tciv. van het VI. Deel) ztgc zij,---,, En men verbeelde
j, zig niet, dac mijne tegenwoordige "cmoedsgci^elcenisvoorc-
„ koomt uit gemelijkheid of drocfireeffi^heid: Want ichooli
,, ik daarin gebrajit ben door het mislukken mijnet verwag-
,, tingeialzo de wereld mij al vroeg, zeli bij mijnenccrften
,, loop in dezelve , haat egt cn lelijk gelaat vertoend heeft;)
„ hoope ik egret dat dezelve een beier wortel heeft gekreegen,
,, cn dit dagelijks meer en meer, door haarc vrugtcn, zal
'dosii blijken aan uüj, en aan alle mijue vtierideo »
Juf^erCLARISSA HARLOWE;
Di hloodaart keß een boek^ enfnaptvan
heldenmoed^
Maar eifcht de nood een proef, danflremtds
fchrik zijn bloed.
Dat is wel waar: Want dan is het als met den
ouden man in de Fabel met zijn bos hout.
De Lady is wel belezen in Shakespear , den
roem en glorij der Engelfche digteren ; en moee
zoinrijds wel eens bijzigzelve redeneeren met zijne
woorden , die zo groots zijn uitgedrukt, dat het
onderwerp , al hoe aandoenlijk het is , niet iets
grootfer voort kan brengen.
Te β erven , heen te gaan, onkundig waar
naar toe ;■
Gekerkerd in het graf te rotten, te verzmin-
den;
Dit warm leeven tot een dooden klomp te ont-
hinden;
Onzeker , of de geeß moet zwemmen in een
gloed',
Oftrillen in het ijs van een geßremdenvloed ^
Of in d' onzichthren wind verfmolten^ ζύη^
derrußen^
Moet ßormen met geweld langs, alle wae*
reldkußen^
Of, erger dan het ergß ^ met naar geloeij^
gehuil^
Γ Vervullen^ ongetroofl, des afgronds dtepßen
kuil:
( V Is te ijslijk / Ja het matte en drukkend
aardfche keven,
Β 3 Op
<
"'s
Mfiiai.
Op zivakke fchouderen van ons natuur gehe-
ven t
Verzwaard door ouderdom, gevangenis, of
pijn, ^
Moet hij den fchrik des Doods een paradijs^
ßaat zijn.
Ik merke uic eenen van uwe drie Brieven, dat
inijne Beminde eenig berigt van Hickrnan heeft ge-
kreegen aangaende mijn mondgefprek met Juffer
Howe, aan hec huis van denColonelAmbrofe. Ik
bragt mijn tijd daar zeer aangenaam door ; fchoon
ik de geftrenge jokkernijen van verfcheidenederAs-
femblée moeft uitftaen. Hec mii evenwel niec
weinig , dat ik vinde , dat ons geval 7,0 algemeen
bekend is onder dtRabhelanti van beide de Sexen.
Pat is volkoomen haare eigene fchuld. Nooic
was'er, zekerlijk, zulk een wonderlijk zieltje als
ciir. - Haar eigen Geheim niet te bewaaren,
daar het openbaaren van hetzelve onmogelijk eenig
nut kon te wege^ brengen ; en daar ze zig (zo als
men anders denken mögt) geen medelijden of vrien-
den , nog mij vijanden, zoekt te verwekken; door
die verkondigingel -- Wel, Jan, moét alle
haare eigene Sexe niet in haare vuift lachen over
biliare zwakheid? Wat zou 'ervan deru,ftder\VereId
worden , indien alle vrouwen het in haar hoofd
Js reegen om haar voorföeld na te volgen ? v, Hoe
fchoon werk zouden de hoofden der familien heb-
ben? Daar hunne Huisvrouwen geiladig hunne 00-
ren vulden met haare belijdeniiTen; en hunne Dog-
ters met de haare; Zufters haare Broeders allen dag
tot mooid en dpodflag zouden aanhit'fen, indien de
Broe-
mr
-----
if -
JUFFER CLÄRISSA HARLOWE. 25
Broeders de eere hunner Familien ter haften na-
men, zo als men het noemt; en dus, de geheele
wereld of een tooneel van verwarringe zou worden;
de hoorndraagerij zo zeer in de mode geraaken als
in Lithauwen (a).
Ik ben blijde, evenwel, dat JuiFer Howe fal
hoe zeer ze inl] haat) haar woord gehouden heeft
aan mijne Nigcen, bij derzclver bezoek aan haar,
gegeven , en aan mij ten huize van den Colonel,
dat zij haare vriendin zou tragten te overreeden om
alles te beilegten door her Huwelijk; hetwelk bui-
ten twijffel de befte, ja de eenige weg is, dien zij
kan inflaen, tot haare eigene eere, en die van haa-
re familie.
Ik nam voorn^aals in gedagren om mij van die
Helleveeg te wreeken, en bijzonderlijk, zo als u
nog wel heugen zal (b), had ik een aanilag ont-
worpen ten deezen eindeiop de reize, welke zij
gaet doen, w aarvan al voor eenigen tijd gefproken
wierd. Maar, ik denke- Laate ik eens zien
—— Ja, ik denke, dat ik haar aan deezen Hick-
man geruft en ongefchonden zal overlaaten, alzo
gij gelooft dat de ven teen redelijk goedflag van een
menfchis, en dat ik hem op het ongimfHgß had
uitgebeeld: En ik ben blijde, om zijnentwille,
dat hij niet al te bitter bij u tegen mij heeft uitge-
varen.
Dog gij ziet wel. Jan, uit ha?re weigeringe,
om geld van hem, of van JuiFer Howe te neemen Cc)
Β 4 dat
(a) Tn tithauwen, zegt men, dat dc vrouwen zo vrij cn o-
penlijk hzzti galants hebbc» , diezc om noemen , dat de mau*
nenbijkansuooiizig opeen plcizierpariiicjelaaien vinden zonder
dezelve, (b) Zie D. IV. hl, 394, cnv. {c) Zie Bc. xcvm..
van D. Vi.
'|4 'de historie va:^
dat de lieve Buitenfpoorige vermaak fchept in
wonderlijke kuuren, verkiezende zig te ontdoen
yan haare kleederen, fchoon voor een wisjewasje.
Dunkt u niet, dat het zbmtijds bij haar een weinig-
je leutert? Ik vreezq dat het zo is. Een klein
ftreepje van die uitzinnigheid, vermoede ik, loopt
^er zomtijds door, welke haar met grooter geweld
bezat, in de eerfte week na mijne werkingen.
Haare verfmaadinge des leevens; haare openbare
verkondigingen; haare weigeringe om te trouv^en;
en nu om geld te neemen van haare heile boezem-
vrienden; zijn fpatten van dien aart, en op geen
andere wijze, naar mijne gedagten uit: te leggen.
Haar Apotheeker is een goede eerelijke vent.
Ik hebbe veel met hem op. Maar het geiladig
dreunen van het onnozel lief op denzelven fnaar
van ilerven, derven, ilerven, dat kan ik met geen
geduld aanhooren. Ik hoope dat alle deeze zwaar-
moedige beuzeltaal enkel te wijten'is aan den ftaat ,
waarin ik gaarn zien zop dat zij waare. En daar
die zo vreemd voor haar is, als de fraaijheden van
den Bibel voor u Ca) ^ is het geen wonder, dat
zij niet weet wat zij van zig zelve''3enken %oet';
én zig dus verbeeldt, 'dat zij' met den dood be-
zwangerd is, daar het regt anders zal uitval-
len. ' ^ " ■ /
Gij zijt een droevige vlegel met uwe aanmer-
kingen op de opvoedinge en toeruftinge van de
Jonkers en Gaauwerts van der Guiten orde; indien
gij met uw fFi/s, en Om^ u zeiven of mij meent
(b): Want ik vermeete mij te zeggen, dat de
fchil-
(a) ZieBr. xcvt.van het YI. Deel. (b) Ibid.cn Br. xevin.
I
I
Juffer CLARISSA HARLOWE.
fchilderij geen gelijkenis heeft naar Ons, die zo
veel gelezen en zulk eene verkeeringe gehouden
hebben. Het mag wel gelijken, én zo geloove ik
dat het doet, naar het gemeene gros derfnoeshaa-
nen en Salet-jonkertjes van de ftad. Dog Daar
mogen zij op paffen; Want, indien het mij niet
raakt, waartoe :dan dus in het wild gefchermd ?
--- indien gij trouwens vindt, door hét nieuw
ligt, datu belche^enen heeft, zedertgij deéere ge-
had hebt van m'et dit verwonderertswaardig fcliep-
zel te verkeeren, dat de kap voor uW eigen kruin
I paft , wel, volgens den regel van Qui caph^ neem
die dan en zet zè op : En ik zal 'er wél eene reeks
bellen aannaaijen , om uw opfchik te vokooijen
tot voor-paard in het gekken-gefpan.
Schoon ik nu zo even een of tv/ee gezeggen
had ten voordeele van dien vent Hickman; kan ik
u egter wel betuigen, dat ik (om èene vnn de de-
moedige fpreekwijzen van mijnen edelen Pair te ge-
I bruiken) hem -wel met huid én halr zou kunnen
opvreetm^ als ik denke om zijne onbefchaamdheid
van mijne bekoorfter bij het affcheiden tot twee-
maal toe te kuflen Ca): En ik bén nog-minder te
vreeden op d^ Lady zeU'e, die beilaen heeft haare
wang of lip [welk van beiden zegt ^ij niet] hem
aan te bieden, en zijnen plompen vuiit te drukken
tuiïchen haare bekoorelijke handen. Eene eere.
die eene Konings kroon waardig is; en wat zoudè
ik wel willen geeven --- Wat zoude ik niet
willen geeviln.'' om die te mogen hebben! -
En hij dan nog, van zijnen kant, zo afs gij zegt
dat hij deed, haar te drukken aan zijti log hart;
Vi) 7Ä<t Br, xeviii. \an D. Vi.
ittUik
-ocr page 56-hetwelk op dien tijd, ongetwijiFeld, meer gevoelig
was, dan ooit te vooren !
Uit uwe befchrijvinge van hun fcheiden, zie
ik , dat gij met ten tijd eene tedere en kiefche
knaap zult worden. Mijne vernederinge onder hec
misnoegen van deze Lady, zal uwe verheffinge zijn
wegens uwen omgang met haar. Ik benijde u zo
wel uwe gelegenheden daartoe, als uwe vorderin-
gen daaruit: En zulk een indruk heeft uw flot zin
(a) op mij gemaakt, dat ik wenfche dat ik ook
maar niet de grillen van Hervorminge op mijn lijf
krijge, zo wel als gij: En welk een koppel van
deerlijke^ bloedbeulingen zullen wij dan maaken,
elkanders wanilemmig mußjk met huilende treur-
zangen beantwoordende! .
Laate ik deeze gedagte eens wat verder uithaa-
Jen, en verbeelden, dat wij Kluizenaars gewor-
den , de twee oude Holen te Hornfey opgegraven,
of nieuwe uitgehouwen hebben, en elk in onze
Cellen een doods hoofd met een zandlooper ten
toon gezet, tot voorwerpen van befpiegelinge —
Zulk eene fchilderij hebbe ik wel jgezien: Maar
had dan, Jan, de oude boetvaardige hoerenjaager
niet een almagtiglangen grijzen baard? Welk eene
vertooninge zou dog een koppel in goud laken,
gegalonneerde toupets-knaapen maaken met hunne
naare, ingeijDannene, en half-opgezette tronijen,
en meer dan half-geilootene oogen , op hunne
knieën leggende, en elk eene opcellinge doende
van zijne ichelmerijen? Dit ontvverp, indien wij
'er flegrs de proef van namen, en naderhand tot on-
ze oude paden wederkei;rden, zoude verre weg
van
26
m
m^^ÊÊÊ
-ocr page 57-JÜFFES^ CLARISSA HARLOWE. 27
van meer dienft zijn, dan dat van Horner in zijne
Boerin, om de mooije meisjes tot ons te trek-
ken.
Laate ik eens ?ien: De Schrijver van Hudi-
bras heeft ergens eene befchrijvinge, die wel op
ons zou paflen, wanneer wij in een van onze Ho-
len bijeen gekoomen , eikanderen onze zonden
biegteden. Dusdanig is het. Qnderftel dat Vaq
mij geiproken wordt-
Hij zat ^ gelijk een Kluizenaar^
Op 't puntje v.an zijn'' magren ßuhy
En keek met oogen hol en fiaar,
En gaf zomHjds een hang geluld:
Terwijl zijn hoofd voorover hing,
En ieder hand een wang heßoot;
Daar elke knie. dien laß verving,
F.n de armen, ruß en ßeunzel hoodt,
Naaßhemzat^ in een ander grot ^
De plompe BeJford, als Piet Snot.
Ik weetewel, dat gij denken zulr, dat ik al
te veel fpotte. Zo denke ik zelve* Het is waar-
lijk, om voor de vuifi: te fpreeken, maar gemaakt
werk: Want mijne hartilogten zijn zodanig g<?rpan·
nen, dat ik genoodzaakt ben om te lachen of te
fchreijen. Gelijk de eerzaame dronken Jan Da-
ventry [Arme ziel!
einde kreeg hij! ]
Welk een ongelukkig
Gij weet, dat mijne
aanrnerkinge plegt te zijn, dat wanneer hij uit een
vrolijk gezelfchap opftond, hetwelk hij nooit nug-
ïeren deed, het zijne gewoonte was, om zo dra
hij aan de deur kwam, in het rond te kijken, ge-
iijk
■i
1 L
5 <i
K-
μ De historie van
lijk een pagadec-duif eerft in de lugt gegooid, om
té zien welk cours hij neemen moeit; en dan hie-
leii opneemende, zo veel hij kon te loopen den
gantfchen weg naar huis, fchoon het eene mijl of
twee verre waare, terwijl hij naauwlijks ftaen kon,
en op zijn neus moeft zijn gevallen, indien hij on-
dernomen had om zagc te gaen. Laat dit dan mij-
ne verfchooninge zijn , in deezen mijnen onbekeer-
den ftaat, tot een flot zo onwaardig aan het Öok
Tan uwen derden Brief,
Welk eene lengte heb ik gefchreeven ί -
Gij moet bekennen, dat ik u, zo niet in hoedanigheid,
in de grootte mijner Brieven wel betaale: En nog-
thans gae ik eene menigte yan zaaken onaange-
roerd voorbij. Inderdaad, ik weete tegenwoordig
naauwlijks wat ik met mijzelven doen zal, dan zo
wat papier bekladden. Lord M. moede zijnde, die
met zijne herftellinge mij gefopt heeft, als in de
Fabel van de Min, het krijtend Kind, en den
Wolf-- Mijner Nigten Montague moede,
fchoonze bekoorelijke meisjes zijn, waaren zij niet
zo na aan mij vermaagfchap.t - Moede van
Mowbray en Tourvilie, die eeuwig en altoos het
zelve zijn -Het land moede zijnde
Mijzelve moede
geen ik ontbeere
Dog ik
zal
Reikhalzende naar het-
ïk moet naar ftad gaen;
en daar een mondgefprek houden met de Bekoor-
fter mijner ziele: Want hoopelooze ziekten ver-
eifchen wanhoopige geneesmiddelen ; en ik wagte
alleen om d^ beiïiffinge van mijn lot van Juffer
Howe te verneemen; en dan, zd'het verwerpinge
zij, zal ik nog een kans waagen, en mijn vonnis
ontvangen aan haare voeten.
.■g: V
-ocr page 59-Joffer CLARISSA HARLOWE. 'iß
zal u daarvan vooraf verwittigen, zo als ik u gé"
zegd hebbe, op dat 'gij üw woord moogt hoii-
den omtreiit de Lady, zo goéd als gij kunt.
Iii. BRIEF.
Jufer Howe, aan Jufer Clarissa Har-]
ITen Antwoord op de haare van den 17 Jultj
N^. C. Cl. in bet FL DeeV]
Vrij dag'avond, den 28 υ an Jtdij,
ik zal nu, mijne waardfte vriendin, alle mijne
gedagten zonder de minfte agterhoudingé, aan u
Ichrijven, ten aanzien van uw befluit om deezen
fnoodften karei niet te neemen. Gij gafc, in den
uwen van Zondag den mij redenen ter on-
derfteuninge van dit uw befluit , welke der ieine
ziel van mijne ClariflTa zo waardig zijn, dat nietf
dan Eigenliefde, op dat ik mijne altoos-beminne-
lijke vriendin niet verliezen mögt, mij konde heb-
ben overgehaald om te wenfchen, dat gij hetzelfe
veranderdet. ' '
Inderdaad, ik agtede het onmogelijk j dat 'er
zulk een edel voorbeeld (hoe wenfchelijk ook) gé-
geven kon worden dooreenige van onze Sexe, van
het overwinnen eèner hartftogt; wanneer 'er 20
veel aanlokzels viraaren om dezelve in te volgen.
En 4erbalyen wa« ik gezind om u nogmaal een^
" te
Ή
ι Η
De historie vaö
ie dringen, om uwe regtmaatige gramfchap ouder den
voet te treeden, en u te Jaacen overreeden dooi
de aanhoudende verzoeken van zijne vrienden,
voor dat gij uwe gevoeligheid zo veel bot vierdet
dat het moeijelijker voor u wierd, en minder tot
uwe eere ftrekken zoude, daarin te bewilligen,
dan of gij ten eerilén daarin bewilligd hadr.
Maar nu ik zie, mijne waarde, dat gij vaft
ftaet in uw edel befluit; en dat het voor uwe rei-
ne ziel onmogelijk is, zig te paaren met die van
zulk een meineedigen booswigt; geeve ik daaraan
van gancfcher harte mijne toejuichinge en geluk-
wenfchinge; en fmeeke u om vergiffenis, dat ik
flegts gefcheenen hebbe te twijffelen, of Befpie-
gelinge en Betragtinge niet dezelve zaak waaren
bij mijne Beminde ClariiFa.
Een ding is 'er alleen, hetwelk mijn hart ter
deezer gelegenheid bedroeft; en dat^is de ilegre
ilaat van gezondheid , waarin de Hr. Hickman
(onwillig) bekent dät gij u bevindt. Tot nog toe
hebt gij dié leere wel in agt genomen, welke gij
mij altoos hebt voorgehouden-, Dat iemand die on-
der befchuldiginge valt, eerfl: moeft,zoeken zig bij
zigzelve te regtvaardigen , en maar in de tvjee·
de plaatze op het gevoelen der vizereld omtrent
haar agttegeeven; en in alle gevallen, daar die
beide niet konden overeengebragt, worden, het
eerßehoven hQilaatße te verkiezen ,· en zijt der-
halven, alzo wel geregtvaardigd en onbefiraffelijk
in uw eigen hart, als bij uwe Anna Howe. L-ia-
te ik u derhalven bidden, dat gij dog u Beft doet
om, door alle mogelijke middelen, uwe gezond-
heid en friiTe leevenskragt te herilellen: En dat
Joffer CLARISSA HARLOWE. 'iß
wei te meer, alzo dit, indien het te wege gebragt
kan worden, het werk bekroonen zal, en aan de
wereld toonen, dat -gij Inderdaad deezen ondeu-
genden fnoodaarc over bet hoofd ziet; en fchoon
voor een weinig tijds van uwen weg afgcbragc, den-
zelven weder kondt aanvaarden, en voorrgaen met
allen, die onder het bereik van uwe kennis vallen ^
te zegenen, door uw voorbeeld zo wel als door
iiwe leiTen.
Om's Hemels wüle, dan, 'om den wille der
wereld, omdeeerevanonze Sexe, en om mijnent'
wille, bidde iku nogmaals, poog dog deezen jlooc
te boven te koomen: En indien gij dien kunt te
boven koomen, dan zal ik zo gelukkig zijn als ik
wenfche; want ik kan, inderdaad ik kan niet den-
ken , om nog in veele toekoomende jaaren van u
gefcheiden te worden!
De redenen, welke gij geeft, waarom gij mij-
nen wenfch tegenhoudt van u in onze nabuur-
fchap te hebben, zijn zo overtuigende, dat ik voor
tegenwoordig in dezelve behoore te beruften: Maar,
mijne waarde, als uw gemoed volkoomen geves-
ftigd is, gelijk ik hoope (nu gij zulk een voAftrekc
vaft befluit genomen hebt, ten aanzien van deezen
deugniet) dat het wel haaft zijn zal, zal ik u aan
ons huis, of nabij ons verwagten: En dan zult gij
mij eiken pad aftekenen, waarop ik mijn v,oet zal
zetten; en ik zal daarvan niet wijken nog ter reg-
ier nog ter flinker z^'de.
Gij wenfcht, dat ik mijne bemiddelinge voor
u bij uwe vrienden niet had aangewend. Dat wen-
fche ik ook; om dat mijne bemiddelinge vrugtloos
geweeijt is; om dat het der kwaadaartigheid vari
zom-
(Ί
f
.u
32 De HISTORIE van
zommige derzelver op nieuw grond kan geeven
örri op te werken; en orti dat gij hec mij kwaalijk
öeémt dac ik zulks gedäeh hèbbe. Maar hoe kon:
dèik, zo als ik zeide in mijn voorgaenden, ftil
zicten, daar ik wirt ho'e veel moeijelijkhèid gij hadc
van hunne onverzoenbaarheid? —- Dog ik
moet mij vin dat onderwerp afmaaken : want ik
merke, dat ik wedei ijverig zal Worden. --
en u ongenoegen gefeven-- En daar is geen
ding ter wereld, hetwelk ik, hoe aangenaam ook
voor mij zelve, zou willen doen, indien ik dagt
dat ik ju daarmede ondienft doen ^oude; nog iets
dat ik zou verzuimen, indien ik wift dat het ü ge-
noegen zoude geeven. En inderdaad, liiijhe waar-
de half-geftrenge vriendin, ik zal mij bevlijtigen of
ik niet alzo gewillig de fout vermijden kan , als
ik de beßraff^nge ontgaen zou willen.
Om deeze reden zal ik mij onthouden van ieté
te zeggen over een zo teder onderwerp, als uwen
Brief aan uwe Zuiler: Dezelve moet goed zijn,
dewijl gij'er zo overdenkt —- En indien hij
zo wordt opgenomen als het behoort, zal het
blijken dat hij zo is. Maar indien hij u hoon ea
fmaadheden op den halze haale, gelijk maai· al té
waarfchijnelijk is --- Zo zie ik, dat gij niet
voorneemens zijt om mij zulks te doen weeten.
Gij waart altijd zo gehed qw!'u zelve te be-
fchuldigen over de mißl'dgen van andere men-
fchen, en uw eigen ge^'ag eer verdagt te houden,
dan hec oordeel van uwe nabeilaenden, dat ik u
dikwijls betuigd hebbe, dat ik u hierin niet kan
navolgen. Het is bij mij geen noodzaakelijk ge-
Joöfs-punt, dat alle luiden s^njaaren juiß ίΜίΤ-
JüFFEft CLARISSA HARLOWE. 'jJ
eiij.wijs 2ijn; of dac alle jonge luiden 'daarom·
roekeloos en ftijfhoofdig zijn : In het älgmeen
kan het 'er zo wel mede gelegen zijn, zo, verre
mijn begrip gaec: En mogelijl; kan het zo^zijri in
het geval van mijne Moeder en haare Kleuter;
IVlaar ik durve zeggen, dat het nog niet gebleeken
is dusdanig te beilaen tuflchen de voornaamfte
perfoon'en op Harlowe-Plaatze ^ én hüiinè tweede
dogter. ■ ,. .,. . 1 · ..
Gij zijt vooraf al in de weer om hen tè ver^
fchoonen wegens hunne verwagte wreedheid, ali
die niet weeten wat gij geleeden hebt» en hoe on-
gefteld gij zijt:. Zij hebben van het eerße wel ge-
hoord, en zijn 'er niét droevig óm ; Van het laat-
fte is hUn ook herip gedaen, en ik,.hebbe deu
meeiten grond om te weetÊn hbe zij het hebben
opgenomen ——- Dbg ik zal verre .zijn v?n d^
fout te mijden,, en al zo gewis mij de beßraffingh
op deri halze haaien, indien ik iets meer.over die
onderwerp zegge. Ik zal 'erderhalveii tegenwoorf
dig alleen maar bijyoegen, Dat uwe redeneeringeti
ten hunnen voordéislëï todnen dat 'er niets dan
voortreffelijks in, μ is ; hunne beantwoordingeii
daarvan han u, dai:,*èr in hen hiets is dan, ■. —r
Laat mij dog toe, mijn lief, dat ik met éeh kleiig
beetje regtmaadge, fpijtigheid eindige -.Dog
gij wik niet, weete iïc wel — . Dus hebb^
ik gedaen, geheel ,gedaen, hoëwel met weerzinj
Nogthans, indien ϋ een woord in gedagten koomf:
dat ik gözegd zoude heb'pen, twijffel nipt aan de
regtmaatigheid daarvan, en vul de leedige plaatze
daarmede aan.
Gij geeft mij te verftaen , dac waaré ik itiei
Vil Deel, C der-
54 De historie van
derdaad getrouwd, en de Hr. Hickman het hegeer^-
de ^ gij deniicn zoudt om rriij met een bezoek ter
dier gelegenheid te verpligten, en dat het iris-
ichien, ais gij bij mij waart, bezwaarelijk voor u
zijn zoude om verre van mij af te trekken.
Heer, mijne waarde, welk een belang fchijnt
gij ce ilellen in des Hren. Hickmans begeerte dies
aangaende! - Voor zeker, begeert hij, en
zou boven alle dingen begeeren, dat wij u nabij
ons, en ten omen huize hadden, indien ons die
gunil gebeuren mögt - Staatkunde, zowel
als eerbied voor u, zou den man, zo hij geen gek
waare, dit ongecwijfFeld doen hegeeren. Maar ik
moer u zeggen, dat indien de Hr. Hickman, na
her Trouwen, onderneemen mögt, om mij mijne
vriendfchappen te betwiilen, zo waar als ik hoope
dat ik geen volflagen' zottin ben, ik zou hem doen
gewaar worden, hoe zeer zijne eigene ruil afhing
van zulk eene onbefcheidenheid; inzonderheid in-
dien het zulke vriendfchappen waaren , welke ik
had aangegaen voor dat ik hem kende.
Ik weete wel, dat ik altoos,van u verfchilde
over dit onderwerp; want gij hebt hooger gedag-
ten van het voorregt van een Man, dan de meeile
luiden van dat eens Komngs. Deeze denkbeelden,
mijne waarde, in eene perfoon van uw verftand en
oordeel, zijn ons gantfch niet voordeelig; voor zo
verre zij die zo veel zig aanmaatigende Sexe billij-
ken in hunne trotsheid; terwijl naauwlijks een van
de tien uit hen, als men aanmerkt hoe veel meer
gelegenheid zij hebben, eenig voorregt in 't geheel
verdient. Zie eens alle familien door, die wij ken-
jienj en wij zullen niet vinden dat een derde pare
m^iÊÈamsÊÊIÊSÊmÊÊÊÊM
/
-ocr page 65-η
van dezelve de helft hebben van het veriland van
hunne vrouwen. En nogthans moeten deeze met
voorregten voorzien zijn! En eene vrouw van twree-
raaal zo veel yerrtand als zij, heefc niet te doen ^
dan.hooren, beeven, en gehoorzaamen ;
En, dac ook nog wel om der confcieniïe wille,
verzekere ik ü!
Dog de Hr. Hickman en ik mögen miiTchieii
\yel een klein gefprek houden óver deeze zoorc vari
onderwerpen, voor dac ik hem toelaate van deil
Trouwdag te fpreeken : En dan zal ik hem te ken^
nen geeven, waarop hi] (laat te maaken heeft; ge^
lijk hij mij^ indien hij een opregc man is, wat hij
met rege meent van mij te liiogen ver\^agten. Dog
ik kan u zeggen, mijne waarde, dac hec meer iti
uwe magc is , dan gij miflchien denke, öm deni.
Dag te verhaaften op welken mijne Moeder zd
ilerk aandringt, zo wel, als gij om denzelveri
wenfchc —— Want ten dien Dage als gij mij
verzekeren kunt, dat gij in een i-edelijken ftaat vaii
gezondheid zljc, en om die reden uwen Doóior eti
Apotheeker, op hun eigen voörftei, hun affcheid
gegeven hebt - de een of ander Dag bin-
nen eene maand van dac wénfchelijk nieuws, zal
hec zijn. Dus, mijnè waarde, fpocd u om wel te
worden ; en dan zal deeze zaak voor uwe Anna
Howe op eene aangenaamer wijze ter uitvoer ge-
bragt worden^ dan hec anders ooic gefchieden kan.
Ik zende heden ^ door eene bijzondere hand^
dah de Juffers Montague uwen Brief van billijke
vérwerpinge van den grootften boos^A^igc ίη het gan--
fche Koningrijk; en hoope dat ik niet kwaalijk ge-
daen zal hëbben, met een ige gedeelten van uweti
1 a
f ii
11
1 4
Hr
-ocr page 66-f
3(ί De HISTORIE vam
Brief van den 23^^11 uic ce fchrijvénj etl dezelvê
daarbenevens te zenden , gelijk in hec eeril u'vV
oogmerk was dac gefchieden zoude.
Gij zijc fterk bezig, zo het fchijnc fen wel al
te ilerk voor uwe gezondheid) mee fchrijven. Ik
hoope dat het is oni de bijzonderheden van uwe
Treurige Gefchiedenis op papier te ftel'en. En
mijne Moeder heeft mij in gedagten gebrugc om u
daartoe aan te dringen, mee oogmerk, dac dezelve
ten geenen dage, onder Verzierde naamen in het
ligt gegeven, niet minder tot nut dan tot eerevoor
de Sexe moge ftrekken. Mijne Moeder zegt, dat
zij niet kan nalaaten mét verwonderinge aan u te
denken, vi^egens het becaameliike van Uwe gevoe-
ligheid in het verv^erpen van den deugniet^ en zij
zou met de uiterile bjjjdrchap zien, dat haar raad
om uwe droevige Gefchiedenis te befchrijven wierd
ingevolgd. En dan, zegt zij, zal uw edel gedrag
onder alle uwe beproevingen en rampen, niet al-
léén een Juillerrijk Voorbeeld verfchaffen aan uwe
Sexe; maar ook tevens fdaar die rampen zulk
eene perfoon zijn overgckoomen) eene vreezelijke
Waarichuwinge voor de onbedagte jonge fchepze-
len onder dezelve.
Maandag zullen wij van huis gaen op onze
reize; en ik hoope in een veertien dagen weerom
te zijn, en bij mijne t^ huis koomfl: moet ik nog
eens een iluijt met mijne Moeder hebben over een
reisje naar London : En indien het koopen van
kleederen het voorvjendzel zijn möet, de voornää-
me beweegreden zal zijn om nog eens mijne waar-
de vriendin te zien , tervjijl ik zeggen kan, dat ik
nog mijne volkoomene toellemminge niet gegeven
i
Juffer CLARISSA HARLOWE.
hebbe tot de verand^ringe van een en Bezoeker in
in eenen Nabeftaenden, en dus mijzelve no^ kan
noem.eii zo wel mijne j^igene , als
uwe
Jußr Howe, aan de twee Juffers Mom-
Ik ben niet in gebreke gebleeven van 'al· mijn
vermogen bij mijne beminde vriendin aan te wen-
den , om haar te^ beweegen tot vergiffenis en ver-
zoeninge jegens uwen bloedverwant (fchoon hij
het zo ilegt verdiend heeft); en hebbe zelf mijnen
ernftigen raad aan haar ten deezen aanzien her^
haald. Deeze herhaalinge, en het wagten naar
haar Antwoord, eenigen tijd weggenomen hebben-
de, zijn de oorzaak geweeift, dat ik niet eer mij-
zelve de eere geeven konde van over dit onder-
werp aan u te fchrijven.
Gij zult, uit den ingeilootenen, haar onbe-
weegelijk befiuit zien, gegrond op deftige en e-
delmoedige beweegredenen, die ik niet kan nalaa-
l·'
3745 De HISTORIE van
ien te prijzen^ terwijl ze mij tevens fmerts baa-
ien: Prijzen moet ik ze, wegens de regimaatig-
heid van haar befluit, welke uw geheel gëeerd ftuté
zal beveiligen in het gevoelen , hetwelk gij van
haare weergalooze verdienße hadt opgevat; en zij
büaren m\]fmerte^ dewijl ik maar al te veel reden
hebbe om te dugten, zo wel daaruit, als uit het
yerilag ran eenen heer 20 even van haar afgekoo-
men, dat zij ten aanzien van haare gezondheid zeer
afneemt en verzwakt, en omtrent geheel iets an-
ders met haare gedagten bezig is, dan om hier
iang te blijven.
Den ingeilooten Bdef vond zij goed om onge-
regeld aan mij te zenden, op dat ik , na dien ge-
lezen te hebben , hem voort aan u beftellen mögt:
"En dit is de reden waarom het opfchiift van mijr.e
hand, en dat dezelve met mijn zegel gezegeld is.
Dezelve fpreekt ronduit en doet de zaak ten vollen
af; dog dewijl het haar behaagd heeft, in een Brief
aan mij, van d^n deezer (zo dra zij eene
pen kon houden) mij breedvoeriger redenen te
geevcn, waarom zij uwe dringende verzoeken, zo
wel als de mijne, niet kon inwiiiigen, zo zül ik
eenige paiiagies van dien Brief overfchrijven , wel-
ke eenen der ondeugendiie menichen ter wereld
(zo hij dezelve te zien koomt) reden zullen gce-
ven oni zigzelven eenen der ongelukkigften te ag-
ten, in het verlies van eene zo onvergelijkelijke
vrouw als in welke hij zijn roem gsileld mögt heb-
ben , waare hij niet zo hven alle macite ondeu-
gend geweeil;. Dceze zijn de paillvgies:
Zk
mäiä
-ocr page 69-Juffer CLAEISSA HARLOWE, 3746
\Zle^ wegens deeze pafagies^ Juf er Har-
lowe's Brief No.xci. van het VI, Deel^
gedagtekend den 25 van Julij daar dc'
zcive met omgekeerde comma's dus ge*
merkt zijn.']
Nu dan, Ladys, hebt gij de redeïïen van mij^
ne beminde vriendin voor uwe oogen, wegens haa-
re vérwerpinge van eenen man, die der verwant-
fchap onwaardig is waarin hij ftaec mee zo veele
uitmuntende perfoonen: En ik moet 'er bijvoe-
gen (want ik kan het niet nalaaten) dat, a]s raen
de verdiente en den rang der perfoon in aanmer-
kinge neemt, en de fnoode wijze van zijne hande-
lingen , *er nooit eene grooter fchurkerij gepleegd
is: En nademaal zij denkt, dat haar eeriïe en eem-
ge mifllag niet dan door den dood geboet kan wor-
den , zo bidde ik God dagelijks, en zal het atle
uuren doen van het oogenblik af dat ik die droevi-
ge uitkoomft zal verneemen, dat het Hem behaa-
gen moge denzelven tot het voorwerp te ilellen
van zijne wraake, op de eene of andere zodanige
wijze, dat alle, die van zijne trouwlooze wandaad
kennis hebben, de hand des Hemels in het ftraf-
fen van dezelve bekennen mogen!
Gij zult het mij wel willen vergeeven, Ladys:
Ik beminne mijne eigene Ziel niet meer, dan ik'
Juffer ClariiTa Harlowe beminne. En de weder-
waardigheden , die ze heeft uitgeilaen; de vervol-
gingen , die ze geleeden heefc, van alle haare
vrienden; de Vloek, onder welken zij, om zijnent-
wille, legt, van haaren onverzoenbaaren Vader;
C 4 haa-
n
40 De HISTORIE vaï»
baare ongefteldheid en bekrompene omilandighe:
tien , waarin zij geilort is uit eene friiTe gezond-
heid en overvloed; en dat affchuwelijk Arreft en
Gevangenneemen, hetwelk haar alle haare rampen
^og dieper heeft ingedrukt (en waarvan hem ook
de fchuld moet geweeten worden, alzo het het be-
drijf was van zijne fnoode werktuigen, dat, het zij
hec onmiddelijk op zijn b.evej gelchiedde of niet,
ïiatuurelijk voortvloeide uit zijne voorgaende on-
deugendheid}; de Sexe voor het qpg der wereld
onteerd , in de perfoon van eene van derzelvQr
grootile cieraaden ; de onmensqhlijk^ middelen ,
welke die ook mogen geweeii zijn (v/ant ik wee,te
ïiog alles niet) door welke hij haar bederf heeft te
wege gebragt- Alle deeze bedenkingen loo-
pen te zaraen am mijnen ijver te billijken, en mijn^
vervloekingen van een karei, welke ikagtedat dopj^
zijne misdaaden is uitgeilooten van het voordeel
zelf van eene chriilelijke vergiffenis --- En
gij alles kwamt te zien hetgeen zij fchrijft, en
l^ennis hadt van de yerwonderenswaardige talen-
ten , welke zij bezie, gijzelve zoudt met mij te za-
menfpannen in de uiterile hoogagtinge voor haar,
^n vervloekingie van hem.
Geloof dat ik ben, in een^.hooge erkQnienis
van uwe verdienileu,
Waarde Lad^Sy
Uwe- onderdaanige gehoorzaamße Dienaares ,
Anna Howe.
ί!
i fi
|uFFEi^ ^LARISSA HARLOWE.
Norton, aanjufer Clarissa Har^
lowe,
Ik hebbe de vertrooftinge van u te kunnen
melden, dat 'er voor mijn Zoon nog eens wéder
hoope is van in gezondheid lierfteld te worden,
liij verzoeke zijne dienftbiedenis aan u. Hij is zeer
ilaauw en zwak. En zo ben ik ook. Dog dit is
de eerftemaal, dat ik in verfcheidene dagen voor-
leeden, in ftaai ben geweeft om op te zitten, en
te fchrijven; anders zoude ik zo lang niet hebben
ftilgezweegen.
Uw Brief aan uwe Zufter is ontvangen en be-
antwoord. Gij zult op deezen tijd het Antwoord
al hebben, onderftelle ik. Ik wenfche dat he^
naar uw genoegen mag zijn: Dog ik vreeze, dac
het zo niet zijn zal : Want uit Lijsje Barnes be-
fpeure ik, dat 'er op het ontvangen van den uwen
eene groote giftinge, en veel verdeeldheid geweeft
is, of dezelve beantwoord zou worden of niÉt.
Zij willen nog niet gelooven, dat gij zo ongefteld
zijt, als ik (tot mijn oneindig leedweezen) b^emer-
ke. dat gij zijt. Hetgeen tuiichcn Juffer Harlowe
C y
-ocr page 72-4i De HISTORIE van
en JuiFer Howe is voorgevallen, heeft, zo als ik
vreesde dat het doen zoude, de zaak verzwaard.
Ik toonde Lijsje twee of drie (lukken van
uwen Brief aan mij; en zij fcheen bev/oogen, en
zeide, dat zij dezelve gunftiglijk zou overbrengen ,
en maaken dat ik een bezoek kreeg van Juffer Har-
iowe, indien ik belooven wilde dezelve aan haar
ook te toonen. Dog ik hebbe zedert daarvan niets
vernomen.
Mij dunkt, het is moeijelijk dat gij den on-
deugenden man afilaet: Dog ik twijfele even-
wel niet, of uwe beweegredenen daartoe zijn lof-
lijker, dan mijn wenfch, dat gij anders deedr.
Dog dewijl gij, om zo te fpreeken , van zin zoudt
zijn om nog langer te leeven, indien gij zulk een
gedagte involgdet, en daar ik zo veel belang heb-
be in uwe herilellinge; kan ik nier naiaaten deeze
zugt voor mijzelve te betoonen; en u te vraagen.
Of gij uwe regtmaatige gevoeligheid niet kunt on-
der den voet treeden ? - Dog ik durve niet
meer zeggen over dit. onderwerp.
\¥e!k een vreezelijk ding was het inderdaad
voor mijne waardfle tedere jonge Lady, zo op de
ilraatcn van London gevat te worden! -
Hoe gevoelt mijn hart in uwe plaatze weder het
geen het uwe op dien tijd moet geleeden heb-
ben! ----- Nogthans moet dit, voor zulk een
gemoed als het uwe, ligt zijn, in vergelijkinge van
hetgeen gij voorheen geleeden hadt.!
f ■ f.
Λ
O mijne waardile Jufier Klaartje, hoe zullen
wij weeten, als wij bidden, wat wij moeten bid-
den , dan dat Gods ivU gejchïeden moge, en dat
iwij ons daaraan gelaat en mogen onderiverpen!
Wanneer gij Negen jaaren oud zijnde'y
^n naderhand E^If, eene gevaarlijke k'oorrs hadc,
hoe onophoudelijk waaren wij bekommerd, en ba-
den j en droegen wij onze geloften vcior rJèii
Thrdon der Genade, om uwe herftëllinge ί Want?
hec leeven van ons allen was; als aan uw leeven veri-
knogc - Nunogthan^, mijne waarde, zo
als de uickoomil leerc (inzonderheid indien wii 'u
i'^^ilaen te verliezen)hoe veel wenfchelijkér zoude
het, beide voor u, en voor ons, geweeit zijn, zo
v;ij u toen verlooren hadden.
Het is droevig dit te zeggen! Dög alzo het
uit zuivere liefde voor u is dat ik het zegge, en in
eene volkomene overtuiginge, dat wij altijd niet
'gefchikt zijn om ons eigen lot ce kiezen, hoope ik
dat het verfchooneüjk mag zijn^ en te meer, alzo
dezelve bedenkinge beide u en mij ook natuurelijk
zal opleiden om te beruften onder de tegerfwoordi-
ge befchikkinge; nademaal wij verzekerd zijn dat
niets bij geval gebeurt; en dat wij -niet weeten
kunnen, of niet het grootile goed uit'de zwaarile
onheilen moge geboren worden.
Ik ben blijd^e, dat gij bij zulke eerelijke men-
fchen zijc; en dat alle uwe goederen u weder zijn
ter hand geileld. Hoe vreezelijk zijt gij behan-
deld, dat men zig moet verheugen wegens zulk
een zober Huk van regtvaardighdd als dat ?
Uw talent om de hartflagten te beweegèit
wordt altijd aangehaald; en deeze uwé ZuilersLijs-
je koomt nooit bij mij, of zij is daarvan vól. Dog,
gelijk gij zegt, wien heefc hetzelve bewoogen
■welkengij wenfchtette bewecgen? Nogthans,deed
'die ongelukkig denkbeeld het niet, ik· houde mi|
μ De historie van
verzekerd dat uwe Moeder zou toegeeven. Ver^
geef het mij, mijne waarde Juffer Kiaartje; ik
moec op eenigerhande wijze eene proef neemen
om overtuigd te worden of mijn gevoelen niet regt
is. Dog ik wil u niet melden welke die zij, ten
zij dezelve wel flaage. Ik zal het beproeven, uit
zuivere Piigtm^atigheid en Uefde jegens hen zo-
wel als jegens u.
Dat de Hemel u onderfteune in alle uwe beproe-
vingen , is de geftadige bede, mijne waardile jon-
ge Lady, van
V'we altoos'toegenegene Vriendin
en Dienaares:
Judith Norton.
Jujfr, Norton, aan Jufr, Η α r l ο we.
É
I
Vrijdagy den iZvanJulij,
Feel-geeerde Madam ,
Dewijl het mij verbooden is, om (zonder
Verlof) iets aan υ te zenden, hetwelk zou kun-
nen gebeuren dat ik ontving van mijne bemmde
Juffer Kiaartje, en ik zo ziek ben, dat ik mij niet
tot u vervoegen kan om u verlof te ^raagen, gee-
ve ik u deeze moeite, om u te laaten weeten, dat
ik eenen Brief van haar ontvangen hebbe; agten-
dej
r. f
JÜFFES^ CLARISSA HARLOWE. 45
Öè, dat het naderhand, zo als dé zaaken loopen
mogen , onverfchoonelijlc in mij zou gehouden
>vorden, indien ik geen vrijheid verzegt om den-
Xélven aan u mede te deel'en, eh dat wel zo ras als
mogeiijk is. ^
Van wegens Lord M. van 'wregéns de iweé
Ladys zijne Züilel-s, en van wegens zijne beidé
J>iigten, en van wegens den ondeügenden man zei-
ven, is 'er aanzoek gedaen aan de waarde jongé
Lady, om het hem te vergeeven en hem te trou-
wen. Dit heefc zij, uit edele verontwaardiginge
over de behandelinge welke zij van hem ontvan-
gen hfeeft, volftrektlijk afgeilagen. En miflchien^
Madam, indien gij en de veelgëeerde familie van
gevoelen mogten zijn, dat het inwilligen van dér-
zelver wenfch «« de gevoegelijkfte maatregel is
dien men rieemen kan , hiogeh bmftandigheden
van zaaken wel uw gezag of raad vereiichen, om
haar te beweegen dat zij verandere van gedagten.
Ik hebbe reden om te gelooven, dat eene be-
weegreden tot haare weigeringe voortkoomt uit
haare volkoomene overtuiginge, dat zij niet lang
iemand meer tot laiT: zal zijn; en dus zou zij eenen
Man geen regt willen geeven, om met haare fami-
lie te twiilen , ten opzigt van het Capitaal haar ge-
maakt van haaren Grootvader. Dog hiervan heefc
zij evenwel aan mij niet het allerminit laaten blij-
ken. Nog zoude zij, durve ik zeggen, dit willen
melden als eene reden, als die nog kragtiger redè-
nen heeft, wegens zijne fnoode behandelinge väti
haar, om hem ce verwerpen·
De Brief, dien ik ontvangeh hebhe, kan too-
een hoe regt boètvaardig het lief fchepzel zij; eri
indien gij mij hec vergunc, zal ik dien gezegeld aait
u zenden, mee een affchrifc van den mijnen, waar-
op dezelve ten Antwoord dient. Dog voor zo ver-
re ik tot deezen ilap beiluite buiten haar weeten
[en zo doe ik inderdaad] zal ik haar daarvaii geen
kennis geeven, ten zij dezelve van wenfchelijké
uitwerkzels gevolgd worde : Οίπ dat het anders,
behaiven dat het haar misnoegen op mij laaden
20ude, haar reeds diep-doorwond hart geheel wel
den dooditeek zou mogen geeven. Ik ben i
Veelgëeerde Madam,
Uwé mderdaanige en altoos verpligm
Dienaares
jitfr. Harlowe , aan Jufr. Juöith No^^
Zondag, deü lo.JuUß
Wij zijn alle bewuil van uwe deugdzaame
voorzigtigheid, braave vrouw: Alle zijn wij daar-
van bewuft. Dog uwe eenzijdigheid voor deeze
uwe roekelooze Gunftlingis insgelijks tekend. En
wij zijn niet minder kundig van het vermogen der
ongelukkige om haare wederwaardigheden 2ö af
■ i
Μ'
'■•—rr^·'
r-nim-
-ocr page 77-Juffer CLAEISSA HARLOWE, 47
te fchilderen, dat het een ileen dooifnijden zou-
de.
Iedereen is van gevoelen , ' dat het lief oh'jk
ichepzel 'er op toelegt om vergiffenis te krijgen en
weder aangenomen te worden; en ora deeze reden
is het, dat Lijsje een verbod heeftgekreegen [Niec
van mij > raoogt gij wel verzekerd zijn! ] om ee-
ïiig gewag meer te maaken van haare Brieven 3
want zij had aan mijne Bella gefproken van eenige
beweegelijke ftukken, welke gij haar hadt voorge-
lezen, V
Dit zal u overtuigen, dat men niets zal wil-
len hooren ten haaren voordeele. ^ Ten welken ein-
de zoude ik dan iets omtrent haar melden? —
Dog gij moogt verzekerd zijn dat ik het doen zal ^
als ik maar een tot mijne hulp kan krijgen, Hoewd
dat in het geheel niet waarfchijnelijk is, voor dat
wij zien welke de gevolgen van haare misdaad zijn
zullen: En wie kan dat zeggen ^-- Moge-
lijk is zij - Hoe kan ik daarvan ipreeken, ter-
wijl mijne voormaals zo teergeliefde dogter onge-
trouwd is?---Mogelijk is zij zwanger! —
Dit zou haare vlek onuitwifchbaar maaken, Haa-
ren Broeder zou eenig ongeluk kunnen overkoo-
men; hetwelk God verhoede! - Het bederf
van het een kind, hoope ik, zal niet gevolgd
worden van her vermoorden des anderen.
Wat haare droevenis, en haare tegenwoordi-
ge elende aangaet, welke die ook zijn mag, zij
moet dezelve draagen; en dezelve moet weL min-
der zijn dan hetgeen wij elk uur haarentwegen draa-
gen I Inderdaad, ik vreeze dac niets, dan dat zij
toe op den uiterften oever des doods gekoomen
«ij?
-ocr page 78-De HISTORIE vAm
zij, haaren Vader, haare Oomen, en haare ancJêi
re vrienden beweegen zal oftt het haar te vergee»
ven.
De ligtvergunde vergiffenis, welke ongehoord
aaame kinders verkrijgen, als zij het roekeloosile
en weerfpannigfte iluk bedreeven hebben, dat zij
kannen, is de reden (^gelijk ons dagelijks wordt
voorgehouden^ dat zo veele der^^élver voorbeeld
volgen. Z\] ileünen op de toegeevende zwakheid
van hunner Ouderen inborft, en in dat vertrou-
wen verharden zij haare eigene harten: En een
weinig verootmoediginge ^ als zij zig in de voor-
belde elende gelaragt hebbetj, móet dan eene ge-
jioegzaame boete zijn voor de grootfte ongehoor-
zaamheid.
Maar dat zulk een kind als dit [/^ melde wat
andere alle uuren \eggen^ dog hetgeen ik met
droefheid onderfchr'^en moet] liften en laagen in
het werk ftelt om haare Ouders zowel als zigzelve
te bedriegen; en met een Ligtmis wegloopt; Katl
daar wel eenige boete zijn voor haarè misdaad ? En
heeft zij niet voor God, voor Ons, voor U, voor
de geheele wereld, die haar gekend heeft, het
misbruik te verantwoorden van zodanige talenten,
als zij misbruikt heeft ?
Gij zegt, dat haar hart reeds diep doorwond
is: Is dat wel te verwonderen? Beging zij haare
zonde niet even zeer tegen alle waarfchüwinge
aan, als tegen het ligt van haare eigene kundig-
heid?
Dat hij haar nu zou willen trouwen, of dit
zij hem zou afflaen, in zulke oralbodigheaen als
zij zig gebragt heeft, indien zij geloofde dat het
·■ f
1? i
■ a
mÊÊm
-ocr page 79-Juffer CLARISSA HÄRLOWE. 4P
hém ernft waare,' is in het gehèel niéé tvflar-
fchijnelijk; en waare ik al gezind öm het te ge-
Jooven, niemand 'anders zou dat hier Jgelooven.
Hij rekent zijne nabeftaenden niet; en zou die al
zo ligt hèdriegen alä eenige anderen: Zijn afkeer
van het Huwelijk heèfchij altoos openlijk verklaard ;
en verklaart het nog, als de gelegenheid het zo me-
debrengt. Maar zo hec hem nu al ernft zij; het-
welk iedereen, die hem kent, moet in twijiFél treK^'
ken; Wat, denkt gij, zou mén (daar hij ons ook zo
haat, als hij betuigt ons allen te haaten en te ver-
agten) hier liever verkiezen, De tijdinge van haa» -
ren Dood te krijgen, of van haar Huwelijk niet za
fnood een karei?
Van ons aliefi, égter, kan ik dit niet heggen I
Want Och I mijne goede JuiFr. Nortön, gij weet
wat de tederheid van eene Moedér voor het kind
van haar hart, niettégenftaende alle de fouten vari
dat kind, haar liever zou doen verkiezen, dan haar
voor altoos te verliezen!
Dog ik moet met dén ftrobm héllen ; daaf
ook mijn eigen oordeéi zig voegt bij de algemeene
verftoordheid ; of ik zoude het ongeluk der meef
waardigen pog gi^ooïeif maaken [dat va:n mijnen lie-
ven Hr. Harlowe in 't bijzonder] hetwelk reeds
meer dan genoeg is om hen ongelukkig te maakén
voor het overige van hunne dagen. Dit weéte ik;''
Indien ik mij tegen 4e reft aankantedey onze Zoon '
zou uicfpatten om 4ien Ligcmis op té zóekenén·
wie zou kunnen zeggen; hoe daf inogt EftooperV'
nkt zulk een man des bloeds en gewelds,voor hoe'·
danig Lovelace bekend ftaec?
Al hetgeen ik verwagten kan- om voor Haar'
VH. DeeJ. D ce
• '»»^■■■■-«.T-i-
-ocr page 80-te verwerven", is, dat ée Hr. Brand, binnen een©
week, of daaromtrent,naar de ftad gezonden wor-
de, om in ftilte te verneemen naar haaren tegen-
woordigen ftaat, en leevenswijze, en te zien of
zij ook ten eenenmaale nooddruftig zij: Want op
al wat zij zelve fchrijft, zal niet de minile agt ge-
flagen worden.
Haar Vader heeft, trouwens, op haarernftig
verzoek, den Vloek ingetrokken, welken hij, in
drift, haar had opgelegd, ftraks na haare ondeu-
gende vlugt van ons. Dog Juffer Howe IHei is
een droevig ding, Juffr. Norton , van zo veeh
hamen tevens te moeten lijden ï\ iiad de zaak zo
raoeijelijk gemaakt door haare onbehoorelijke Vrij-
heden tegen ons allen, zo wel bij Monde in alle
gezelfchappen, als door Brieven gefchreeven aan
mijne Bella; dat wij hem naauwlijks konden over-
reeden om haaren Brief te hooren leezen.
Deeze Vrijheden van Juffer Howe omtrent
ons; de algemeene Roep tegen ons buiten deur ,
alwaar maar van ons gefproken wordt;· de zigt-
haare^ en niet zelden hoorbaare kleinagtinge, met
welke Hoogen en Laagen ons voor onze aangezig-
ten behandelen, als wij naar Kerk gaen, en daar-
uit koomen, en zelf in de Kerk (want nergens an-
ders hebben wij het hart om te gaen) als of op nie-
Biand van ons eenige agt gegeven waare dan om
haarentwille; en als of zij onnozel, wij alle fchul-
dig waaren; zijn geiladige verzwaaringen , moet
gij noodwendig denken, bij de geheele familie.
Zij heeft mijn Lot zwaar gemaakt, ben ik wel
verzekerd, hetwelk voorheen verre was van ligt te
zijn! -- Om u de waarheid te zeggen, men
t'ii
r«5
ρ
■4 ί
I''
m
•heeft
äMt
-ocr page 81-i I
iieeft mij bevolen om niets van haar,, door welk^
hand ook, te ontvangen, zonder verlof. Indien
ik derhalven mijne ontFermingen over haar ?o ver-
re itivolgdej dac ik heimelijk den Brief ontving ^
van welken gij gewag maakt, wat zou daarvaii
worden, dan dac'ik mijzelve pijnigde, zonder in
ftaat te zijn van haar goed te doen ? ^—r— Ën wierd
het bekend — De Hr. Harlowe is 20 driftig--En
mögt hetzelve hem de Podagra in zijne, ingewanr
den jaagen , gelijk haarè iigtvaardige Viugt deed.
——— inderdaad^ inderdaad , ik ben zeer onge-
lukkig! ——; Want,; Och niijhe goede vroiiw, zij
is immers nog rnijn Kind! -- Dog ten zij het
meer in mijn verriÜogen waare- Nogthans vei*?
lange ik om den Brief te zien ■ Gij zegt, dat
dezelve een berigc geefc van Haaren tegenvi^oordi-»
gen ftaat en omftandighéden. \. ■ Het arm
kind, die in het bezit behoorde te zijn van duizen-
den I —ί— Ën ook zäl koomen. -Want haar
Vader zal een getrouwe Rentmeefter voor haar
zijn. -^ Dog zij moet afwagten op welki^^
wijze i en op welken tijd het hem belieft.
. Èn is zij weezenlijk ongefteld?—^IL·!^ zq
if^f ongefteld? ,- Dog z\] behoort ook iouW
en fmerce te hebben.
Zij heeft die wel iii
èene dubbele maate aan ons toegebragt.,
, , ,Maar gelooft zij weezenlijk y dat zij ons niec
ïang tot een laft zal zijn? —r. Maar, ,0 mij-
ne Noirton ! --—— ^ij moet, zij zal., ohs lang
tot laft en fmerte zijn .—-- Want kan zij denken,
dat haar Dood, indien zij ons ontrukt wierd, van
onzen druk een einde maaken zal? —^ Kan met^
®ok dénken, dat de val van zulk een Kind niet van
b 7. ifiV
Vii
Η· ,
ji De historie van
ons befchreid zal worden tot op het laatile uur Van
ons leéven ?
Maar geeft zij in den Brief, welkeii gij hebt^^
haar berouw, zonder eenige bewimpelingé ^ ce ken-
nen ? Heeft zij daarin geen fmaadeiijke aanmerkin-
gen ? Tragt zij zig niet te verfcKoonen ? -
Zo ik denzeJven te zien kwam, zal het mij wel
niet zo zeer ontroeren, dat njijne blijkbaare droef-
heid mij mogelijk aan hardigheden blootftelle?
Kan men het ook zo beleggen -
-Zend dien
— Ik durve den-
Maar, helaas!
il:
O vergeef dit eene bijkans raadlooze Moe-
der! Dat kunt gij wel. - Gij weet dit al-
les wel in te fchikken, -- Dus zal ik het zo
jiwar blijven laaten. -Ik zal dit gedeelte van
mijnen Brief niet weder overfchrijven.
Dog ik verkieze niet meer van haar te wee-
ten , dan aan ons allen wordt medegedeeld --
^ίlet meer, dan ik bekennen durve gezien te heb-
ben - En hetwelk zommige van hen eer aan
mij mededeelen, dan mij ontvangen : En die
wel om den wil van mijne uitwendige ruil:: Al-
hoewei mijn inwendige vreede meer en meer na-
deel lijdt door de gedwongene intoomingie.
w
'i'
mäsmsissa
iMIBÊ
Ik was genoodzaakt om af te breeken. Dog
Ik zal nu mijnen langen Brief tragten te fluiten.
Maar ren welken einde ?
niet -Ik belafte het u
zei ven niet zien -
Nogthans
?
Juffer CLARISSA HARLOWE. ^ f
Het is mij leed dat gij ziek zijr. Dog indien
gij al wei waart, konde ik om uwentwille niet wen-
fchen, dat gij'naar de ftad gingt, zo als Lijsje ons
vertelt dat gij verlangt te doen. Zo gij 'er heen
gingt ^ zou men niet de minfte agt geeven op iets
ddt van u kwam. Dewijl zij u reeds gl te eenzij-
dig agten ten haaren voordeele, zp 2;ou uw ver-
p-ek derwaards hen daarin beveiligen, en ten u-
wen nadeele inneemen , zonder haar eenig goed te
doen. Ε alzo iedereen hier agtinge voor u heeft,
zoude ik u raaden ora u niet met al ^te veel ijver
vo<>r 'haar in de weer te fteilen') inzonderheid in
het bijzijn van mijne Beila's Lijsje, voor dat ik u
kan laaten weeten dat het *er een bekwaame tijd
toe is. Nogthans u te verbieden om het liet' olijk
fchepzel te beminnen, wie kan dat doen { O mij-
ne Norton! gij moei haar ienypnen ! -ΈηΙ^ο
naoet ik ook!
Ikzendeuvijfguinies,om ute onderileunenin
uwe tegenwoordige ziekte, en die van uwen Zoon;
want dezelve moet u zwaar gevallen zijn. Welk
een droevig , droevig ding is het, mijne waarde
goede vrouw, dat alle uwe- moeiten, en alle mij'
ne moeiten, geduurende Agttien of Negentien jaa-
ren aangewend, in zo weinige maanden, dus be-
klaagelijk verijdeld zijn ! Nogthans moet ik altoos
uwe vriendin zijn, en medelijden met u hebben,
^ om deeze reden zelf dac ik zelve het medelijden van
iedereen verdiene.
Mjflchien kan ik wel eens gelegenheid vinden
om u, als in uwe ziekte, een bezoek te geeven;
en dnn zal ik met u kunnen weenen over den Brief,
yaa welken gij gewag maakt. Maar fchrijf, in eoè-
D 3 kao^.
-ocr page 84-'54 De HISTORIE van
" iioomende, niets aan mij omtrent het arm meisje,
hetwelk gij denkt dat niet aan ons allen mag wor-
den medegedeeld.
En ik belaftè u , zo ?eer als gij mijne vriend-
fchap waardeert, als gij om mijn vreede wenfcht,
om niets te melden van eenen Brief dien gij van
mij hebt, nog aan de olijkaart zelve, nog aan ie-
mand anders. Het was mij eenige vérligdnge (nq
*er gelegenheid toe gegeven wierd) aan u te fchrij-
ven , die op eene zo bijzondere wijze in mijnen
1 druk moet deelen, Eene Moeder, Juffr. Norcon 9
ikan haar Kind niet vergeeten, fchoon dat Kind
I haare Moeder verlaacen konde; en met dat te doen,
met al den troofl: van haare Moeder heen gaen !
-- Zo als ik waarlijk zeggen kan, dat het gele*
U-we ongelukkige Vriendin,
Charlotte Ηarlowe?
i
VUL BRIEF.
f ' jfufèr Cl. Harlowê, aan Jufr. Judttii
Norton.
i'!
ί '
^ ' Saterd.deni^.JuUj,
'41 Ik wenfche u, met al mijn hart, geluk, mijne
waarde Juffr, Norton, met de becerfchap van u-
Wén ^oonj, weHi^n ik God bidde, dat hij, te ge-
P' \t
-ocr page 85-i
Juffer CLARISSA HARLOWE.
lijk met uwe gezondheid, volkoomen wil herftel-·
len.
Ik maake eenige haaft mee fchrijven, alzo ik
fchroome voor hec gevolg van de uicflagen die gij
doet aangaepde eenig middel, dat gij voorhebc ten
mijnen voordeele te beproeven [Bij mijne nabe-
ftaenden , vermoede ik, dat gij meent] : Dog gij
wilt mij niet melden wat, zegt gij, zo het kwaa-
lijk uitvalle.
Nu moet ik u fmeeken, dat gij dog niet ee·^
nigen ftap ten mijnen voordeele neemen wilt, van
welken gij mij niet eerft verwittigt.
Ik hebbe hen maar een verzoek te doen, bui-
ten hetgeen begreepen is in mijnen Brief aan mqr
ne Zufter; en ik zou niet gaarn hébben, dunkt
mij, om den vreede van hun eigen gemoed
in toekoomende, dat zij zo geplaagd wierden,
door uwe' welmeenende goedheid , en die van
Juffer Howe, dat zij wierden aangezet om mij
dat te weigeren. En waarom zou 'er meer voor
mij gevraagd worden, dan ik kan deelagtig zijn ?
Meer dan volftcekt noodzaakelijk is tot mijn eigen
vreede ?
Gij onderilelt., d^t ik het Antwoord van mij-
ne Zufter reeds zou. hebben op den tijd als de uwe
mij ter hand kwam. Ik hebbe het : Het is een
ilraf, een zeer ftraf antwoord. Nogthans als men
bedenkt boe zij mijne fout befchouwen, en de tep-
gingen, welke ik onderftellen mag dat zij zo on-
langs nog van Juffer Howe ontvangen hebben, moet
ik het als eene gunft aanmerken, dat ik een Antwoord:
in *t geheel daarop gekreegen hebbe. Ik zal u,
met den eerften een affchrift daarvan zenden; ge-
D 4 lijk
j
'i f 3
J ■
MiiBÉMËli«
©Ε HISTORIE VAN
Mjk ook van den mijnen, waarop het ten Antwoord
dient.
Ik hebbe reden om zeer dankbaar te zijn, dat
; mijn Vader die tievige Vervloekinge heeft ingetrok-
ken , van welke ik zo veel aandoeninge had-
Eens Ouders Vloek, mijne waarde JuiFr. Norton !
Welk Kind zou geruft kunnen fterven onder eens
Oudera Vloek daar dezelve nog ook zo letterlijk
vervuld wierd als deeze, wat dit leeven aangaet!
Het hart is mij te vol om de bijzonderheden
. ^an te roeren van mijns Zuftcrs Brief. Ik kan maar
eene boete doen voor mijne fout. Mögt die wor-
den aangenomen ! En moge het ras vergeten wor-
den, bij alle mijne waarde nabeftaenden, dat 'er
2ulk eene ongelukkige Dogter, Zuller, of Nigt,
geweeft is, als ClariiTa Harlowe!
Mijn Neef Morden was een van diegeenen,
Welke zo ernilig baden om mijne hefftellinge, toen
ïk Negen en Elf jaaren oud was, zo als gij meldt.
JVlijne Zufter denkt, dat hij een van diegeenen zijn
zal, welke wenfchen zullen dat ik nooit in Wee-
sen geweeft waare. Dog ik bidde u, laat mij, als
hij overkoomt, dat dog ten eerften vveeten.
Gij denkt, dat waare het niet van wegens dat
ongelukkig denkbeeld van mijn beweegelijk talent,
mijne Moeder wel ζομ toegeeven. Wat zou ik
wel niet willen geeven om haar nog eens te zien,
en fchoon buiten haar weeten den zoom van haar
kleed te kuiTen 1
Konde ik gedagt hebben, dat de laatftemaal
dat ik haar zag, de laatßemaal geweeß zou zijn,
hoe bezwaarelijk zoude ik mij hebben laaten afruk-
ken viui omhelsde voeten 1 --- En toen
1]
ik, mij verbergende agter de taxus-haag op den
5 den van April laatilleeden (a), mijn Vader »zag,
en mijn Oom Antonij, en mijn Broeder en^Zufter,
hoe weinig dage ik toen, dat Dat de laatfté reize
zijn zonde dat ik hen ooit zou zien; en dat, in zo
korten tijd, zo veel vreezelijke onheilen mij zou-
den ο verkooraen!
üogik kan niets fchrijven, dan het geen'u
ontroeringe moet geeven. Ik zal derhal ν en, na
mijn verzeek herhaald te hebben, dat gij uwe
voorfpraak voor mij niet gebruilien wilt dan met
mijne voorafgaande toeilemrninge, fluicen.mèt de
verzekennge, dat ik ben, en altoos zijn zal, w
IJive aUergenegenße en ondcrdaanige
ClarissA Harlqwe,
■I ^
' · 'ÏX. BRIEF/·
Juf er Ar. Harlowe, aan Juffer C l. H α r-
lowe.'' · ' '
•li
'Ten Antwoord op den ha-aren van Vrijdags
den 21 Juiij^ Br. χ cv. van het FL Deel.']
:: {
. . I li
• > Donderdags den ij Julij»
O mijn ongelukkige verkoren Zußer^ λ :;
• ' f ^
Hoe elendig ilegt zijt gij van uwe romaneske
(a). Zie D. II. bl.
II
'Ί
11
1t Ï.
ί ·ί
1'
) i j
-ocr page 88-De historie van
en ligtvaardige onderneeminge afgekoomen! ——·
Ik hebbe in mijn hare deernis met u.
ter dege mag hec u fmercen en berou-
wen !-Lovelace heeft u verhaten! - In
welken ftaac of omftandigheden, weet gij zelve
beft,
Ikwenfchte wel, dat uw gedrag gemaakt had,
dat men meer deernis met uw geval kon hebben.
Dog het is uw eigen zoeken geweeft.
God helpe u j- Want gij hebt niet een
vriendt die u zal willen aanzien! - Arm,
ondeugend, bedorven fchepzel! - Zo ge-
vallen, als gij zijt, tegen alle waarfchuwinge, te-
gen vermaaninge, tegen pligt!
Dog het kan niet baaten, of ik u al verwijtia»
gen doe. Ik weene over u.
Mijne arme Moeder! -— Uwe roeke-
loosheid en dwaasheid hebben haar elendiger ge-
maakt, dan gi/kunt zijn. -- Nogthans heeft-
ze mijnen Vader gebeden om uw verzoek in te willi'
gen.
Miine Oomen voegden zig bij haar; want zij
dagten, dat 'er een weinig meer zedigheid in uwen
Brief was, dan in de brieven van uwe bitze voor^
fpraak: En het heeft mijn Vader behaagd mij ver-
lof te geeven om te fchrijven ; dog alleen voor
^em deeze woorden, en niet meer: „ Dat hij
den Vloek intrekt,welken hij op ugelegd heeft,
toen hij eerfl: uwe ondeugende vlugt te hooren
kwam, zo verre als het in zijn vermoogen is om
zulks te doen; en hoopt dat uwe tegenwoordige
ftraife alles mag zijn, dat u zal overkoomen.
Voor het overige, wil hij u nooit voor de
'i
9)
>»
V
»
I>
ί\
l' i
j> zij'
»■»τ .,Λ»-!·"·»- Ρ."*
im
-ocr page 89-Juffer CLARISl^A HARIIO^. ry^j
zijne erkennen, nog het u vergeéven; en het
fmert hem, dat hij zulk eene Oogcer in 'de we-
>, reld heefc. „ ' , · ■
' Dit alles , en nog meerhebt gi} wêl ver-
diend van hem , en van Ons alleri: Maar wac Ifaebc
gij gedaan aan' dien overgegeven Lichtmis, om ce
verdienen hetgeen u van zijne handen bejegent is?.
Ik vreeze, ik vreeze, 'Zufter!:
Dog mee meer!
£
\ '
li
Een gezegend duk werks
hebe gij in deeze vier maanden uirgerigc.
Mijn Broeder is nu te Edenburgvan mijnen
Vader daar na toe gezonden [fchoon hij niet weet
dat dit de beweegreden is] op dat hij uwen zeege-
praalenden verleider niet mag ontmoeten»
. Ons wordt vertelt, dat hij u gaarn zou willen
trouwen: Maar waarom heeft hij u dan verhaten ?
Hij heeft u gehouden , tot zo tlang hij, u moe-
de was, buiten twijifel; en het is niet waarfchijne-
lijk, dat hij u zou willen hebben, dan.,'op zodani-
ge wijze ais gij reeds zondereenigen twijfel de zij-
ne geweelt zijt.
Gij behoort uwe vriendin Juffer How^e te raa-
den , om zig minder te moeijen met uwe zaaken,
dan zij doet, ten zij ze het doen kon met meer or-
dentlijkheid. Zij heeft drie Brieven aan mij ge-
fchreeven: Zeer onbefchofce Brieven. Uwe i^e-
gunftigfter, de arme Juifr. Norton, denkt dat gij
niets weet van het fchrijven van het vinnig fchep-
zel. Ik· hoope dat het ? zo is. Dog dan is de
fchrijffter dies teonbefcheidener. Dog, gelooven-
de hetgeen de al te genilige vrouyv zegt, ging ik
dies te bereidwilliger zitten om uwen Brief te be-
aöEwoordeü; en ik ichrijf met mipder geftrengheid,
tfö PR .HIilTORIE VAM
kan ik i? wel zeggen, dan ik anders zou gedaan
.hebben, zo ik dien al in 'c geheel beantwoordt
had.
Laaftleden Maandag was uw Geboortedag.
Denk eens, jarm ondankbaar fchepzel die gij zijt!
hoe wij alle dien plegten te vieren; en gij zult u
niet verwonderen als men u berigt, dat wij op
dien dag van malkanderen ifliepen. Maar God
geeye u een waaragtige boetvaardigheid, zo gij
die alreeds niet hebt! En zij zal wel waaragtig zijn,
indien zij evenredig is met de fchande en droef-
heid die gij ons slien fiebt aangedaan.
Uwir bedrukte Zufler y
Arabella Harlowe.
üw Neef Morden wordt alle dagen in Enge-
land verwagc. Hij zal zo wel als andere
van de familie, als hij te hooren koomt wat
een gezeegend Huk werks gij hebt uitge-
voerd, wenichen dat gij nooit in weeseii
waart geweeft.
γ/;·!
Ή
tff.
i
Juffer CLARÏSSA HARLOWE.
X.BRIEF.
^ufer Clarissa Harlowe, aan jufef·
Howe.
f f
"Ί.
Gij hebt mij groot vermaak aangebragt, mq-
ne waardfte vriendin, met uwe goedkeuringe vati
mijne redenkavelingen, en van mijn befluit daarop
gegrond , om den Hr. Lovelace nooit tot mijn man
te neemen. Deeze goedkeuringe, met uw verlof
dat ik het zegge, is eene zo billijke zaak, van we-
gens de natuure van het geval, en van Wegens de
ilrikte eerbaarheid en waare deftigheid van geeft,
over welke ik mij altoos verwonderd hebbe in mij-
ne Anna Howe, dat ik naauwlijks bevroeden kon
waaraan, behalven aan mijn ongelukkig noodlot,
hwwelk mij in eenigen tijd niemands welgevallen
wilde gunnen, deraad waare toe te ichrij ven, wel-
ken gij mij gaft tot tiet tegendeel.
Dog laat de flegtellaat van mijne gezondheid,
en hetgeen daaruit nacuurelijk zou kunnen volgen,
u niet bedroeven. Ik hebbe u betuigd, dat ik hec
leeven niet ontloopen zal, nog de middelen ont-
gaen die hetzelve zouden kunnen rekken, zo het,
Godegoeddunke: En zo het hem nkt goeddunke,'
Wie zal morren over zijnen wil ?
Indien hec bevonden zal worden, dat ik
mij
t Λ
\y
-ocr page 92-De HISTORIE vAm
jmßm
mij niet onwaardig uwer Liefde, ën mijns eigenen
Charaólers gedragen hebbe, in mijne grootfte bè-
proevingen, dat zal een geluk zijn voor ons bei-
de bij de hèrdenkinge daarvan.
Dc ftoot, welken gij mij zo ernftig raadt dat
ik pooge tè boven te koomen, was de grootfte
iiloot, dien ik krijgen konde. Dog, mijne .waar-
de, alzo dezelve niet is te wege gebragt doör mij-
ne fchuld^ hoope ik, dat ik dien reeds ben te bo-
ven gekoomen. Dat hoope ik waarüjk.
Ik hebbe meer droefheid (zomdjds trouwens)
over anderen^ dan over ηί'ή zélve. En dat he"
hoore ik. Want wat mijzelve aangaet, ik kan niet
anders denken, dan dac ik eer eenongeluk ontkoo-
men ben, dan een verliesgeleedèn hebbe, met den
Hr. Lovelace niet tot mijn man te krijgen ---
Al had hij zelf de fnoodfte -äller misHandeÜngeii
niet bedreeven.
Laat elk eén, die mijne Gebeurtenis weet, zijti
charaóler opmaaken uit zijn gedrag jegens mij:,
voor die mishandelinge; en dan oordeelen, of het
in het allerminft wel waarfchijnelijk waare, dat
zulk een man mij gelukkig maaken zou. Als men
maar zijn charafter opmaakt uit zijne beginzelen
ten aanzien van de Sèxe in V algemeen, en uit 2ij-
ne onderneemingen tegen veele van dezelve, en
daarbij in overweeginge neemt de Wreedheid väh
zijnen Jart^ en d^e Brooddronkenheid van zijné
Vindinge, te gelijk met het hoog gevoelen dat hij
van zigzelven beeft ^ dan zal men niet twijiïelen,
of eene Vrouw moeft bij hem elendig geweeit zijn
en meer elendig, indien zij hem beminde j dan
zij
-ocr page 93-jurfer CLARISSA HARLOWE.
sij kon worden, waare zij onverfchillig jegens
hem.
Een jaar cijdä zou zeer waarfchijnelijk wel
mijn leeven beperkt hebben; in zulke omftandig-
heden als ik was mee mijne vrienden ; zo vervolg
en gefard als ik geweeft was van mijnen Broeder'
«n Zufter; en mijn hart zelf van een gereecen zijn-
de door de moedmlUge, en (zo ds hec nu blijkt)
voorbedagte ophoudingen van dien man, welken
ik wenfchte eene verpligtinge van dankbaarheid op
te leggen, en wiens beicherminge ik met te meer
regt verwagcen moge, alzo hij mij van alle andere be-
roofd had, en gebragt tot eene volftrekte afhangt
lijkheid van hemzelven, ïk dagt inderdaad voor-
maals, dat het zijn eenig oogmerk was om mij
hiertoe te brengen (alzo hij mijne familie haate^
de); en miftrooftelijk genoeg was het waarlijk
voor mij, zo dat het eenig al geweeft waare.
Kan men wel anders denken, mijne waarde,
dan dat mijne gezondheid meer dan half geknakt
was (daar ik zo gelukkig was voor dat ik den Hr,
Lovelace kende) door zulk eene droevige omwen-
telinge' in mijne omftandigheden ? - Zo
was dezelve inderdaad. Nog was de ondeu*
gende geweldenaarij noodtg geweeft, om een lee-
ven af te fnijden, fchoon mogelijk niet zo heel
fchielijk af te fnijden, waarvan hij zijn ipeeltuig ge-
jnaakt heeft, '
Waare ik maar eene maand lang de zijne gé-
weeft , hij zou dan in bezie geweeft zijn van het
Capitaal, waarop mijne nabeftaenden hun hart ge-
ter hebben s hetwelk hen te meer , zou fmer-
■. ι
1
' I
r«
ί
; ·ϊ.
/'fil
fi
t ν;
ΓιιΒ-ilÜ'i
-ocr page 94-DÄ H\STORIE VAN
alzo zij hem niet minder haateden dan hi]
Hebbe ik, deeze dingen in aanmèrkinge ge-
nomen zijnde, geen reden, pm mijzeive gelukki-'
ger te agten, zonder den Hn Loveiace, dan ik
met hem kon geweeft zijn ? - Mijn wil
daarbij ongefchonden aijnde; en daar ik mijzelve
maar zeer weinig, ja, niets ten zijnen aanzien, heb-
be te ver wij een ξ
Dog met mijne Nabeßaenden is het anders
gelegen. Zij .verdienen inderdaad dat men deernis
mee hen hebbe. Zij zijn, en zullen buiten twijf-
fel lang ongelukkig zijn.
Om wel over hunne veriloordheid, en over
hun gedrag te oordeelen, moeten wij ons in hun-
nen toeftand ftellen: -En terwijl zij den-
ken dat ik meer fchuld hebbe dan zij zelve (^het
zij mijne begunftigers van hun gevoelen zijn, of niet) -
en regt hebben om voor zigzelven te oordeelen,
zo behoort 'ergroote infchikkelijkheid omtrent hen
gebruikt te worden; omtrent ^mijne Ouders inzon-
derheid. Zij kunnen ten minilen zigzeke vrijfpree-
ken ('t welk ik niet kan doen); en te meer,' daar
zij, tot hunne fmerte gedenken kimnen aan alle
hunne voorgaande Toegeevendheid, en onbetwiil-
baare Liefde jegens mij.
Uwe eenzijdigheid voor de vriendin, die gij
zo hoog waardeert, zal u niet ligt dit fpoor van,
denken laaten volgen. Dog gelief alleen, mijne
waarde, de zaak in het navolgende ligt eens te be-
fchouwen.
'„Daar was mijne Moeder, eene van de
5, voorzigtigile perfooncn van haare Sexe, ge-
64
ten,
heii.
trouwd
— -
-ocr page 95-Juffer CLARISSA HÄRLÖWE.
trouv/d aan eene familie, welke raiiïchien niec
van zulk een gelukkig geitel waaren dan zij zelve;
dog welke alle zij de bekwaamheid had, voor
een langen tijd, voHlrekdijk te regeeren, zo als
het haar beliefde , door haare beftierende wijs-
heid , terwijl dezelve niet beter wiften, of hun-
ne bevelen waaren de voorfchriften van hunne
eigene harten; zulk eene zoete Behendigheid
hadze van te overwinnen door den fchijn van
zig te onderwerpen. Denk eens, mijne waarde ,
welke de roem en het «ermaak moeft zijn van
zulk eene Moeder, dar zij in mijnen Broeder ee^
nen '^oon kon geeven aan de familie vereerd
met haare Liefde, welke hünnér wenfchen niet;
onwaardig was; eene Oogter^ in Ïn\]ntZufler^
welker zij geen reden had van zig te fchaamen;
5, en in mij^ eene tweede Dogter,, wélke ieder-
,, een den lof gaf (zodanig was hiinné eenzijdig
3» gegunft te mij waards) als nog naderen naauwer
„ gelijkenis draagende met haar zelve ί Hoe wel ver*
„ genoegd in zigzelve, konde zij met^een vrolijk
,, weezen rond zien op eene familie, welke zij zo
,, gezegend had ! Welke lofcuitmgen wierden haar
opgedragen wegens het voorbeeld, dat zij ons
i> gegeven had, en hetwelk gevolgd wierd van zo
5, veel beloovende uitwerkzelen! Met welk eene
edele vrijmoedigheid kon zij haaren dierbaaren
3, Hr. Harlowe befchouwen, als een perfoon die
„ door haar gelukkig gemaakt was; en zig ver-f
a, heugen in de gedagte, dat, niets dan reinheid·
ji uit een zo reinen bron kon vloeijea I
„ iSu, mijne waarde, keer dit bekoorelijk ge·^
zigt, zo als ik dagelijks dos , eens om. Zie
Slïl Deel, É mij-
ft
>i
3?
5ï
9)
5i
"
9»
?>
"
3>
39
"ï la
1'Μ
ί Ί
. 1'
ί II
Μ
1.1
i
• 'I
i ;
' 'Μ
,·^. Ί
Γ
ï»
Ifl
^^....................— ["fin r il III ijftüüüaiai
1 ·
-ocr page 96-ψ De HISTORIE van
4:6
5, Moeder ^ treurende in haar Kabiöet-
„ je; haare droefheid poogende te onderdrukken
,, aan haaren Tafel, en in die vertrekken, daar de
5, droefheid voorheen niet bekend was: Haar
„ peinzend hoofd laatende hangen: Haar goeder-
,, tieren gelaat niet meer beftraald met lachjes:
j, Haare deugd moetende lijden wegens fouten,
5, waaraan zij zig niet kon fchuldig maaken: Haa-
9, re lijdzaamheid geftadig op de proef geileld fom
„ dat ze dezelve in grootere maate bezit, dan ie-
j, mand anders) met het weder ophaalen van fou-
„ ten, door welke zij al zo zeer gewond is, als
„ die geenen kunnen zijn, van wien zij dezelve zo
„ dikwijls hoort: Zigze/v'e, als den fpring-bron,
5, eene imet aantrekkende, welke ilegcs eene der
„ uitwateringen bezoedeld had: Vreezende haa-
,, re lippen (zo ze 'er al toe genegei·!. waare) ten
5, mijnen voordeeie te openen, op dat zij niet ge-
„ agt moge worden in haar eigen gemoed eenig-
3, zins te neigen naar feilen, van welke men haar
,, nooit had kunnen verdenken: Beroofd van die
j, behaagelijke verdienfte, op welke eene Moeder
5, van wel opgevoede en veel goeds beloovende
5, kinderen haaren roem mag draagen : Terwijl ie-
„ dereen, die haar bezoekt, óf van haar bezöge
wordt, door een ftilzwijgend gedrag, en een ge-
,, zigt, dat meer beduidt dan woorden kunnen uit-
„ drukken, haar beklaagen, daar zij zig met haar
5, plegten te verblijden : Het ontroerd ftilzwijgen
haar kwetzende: Hec medelijdend gezigt haar
„ leed herinnerende: De half gefmoorde zugt in
5, hen, haar fteeds dieper zugten doende loozen;
en hunne afgewende oogen, terwijl zij de op-
•firtliftfii
Juffer CLARISSA HARLOWE.
Ifoomende traan in dezelve poogen te bed win-
„ gen, de traanen üic de haare- perfende, die zig
,, niet bedwingen laaten.
„ Als ik deéze dingen overweegé, én daar-
5, bij voege de feile pijnen, die het ftefker hart van
j) mijnen Vader in Hukken fcheuren, dewijl liet-
„ zelve zig niet kan verligcen door die traanen ,
„ welke de pijnigende droefheid afleiden naar de
„ oogen van zagter geeilen : De overziedende be-
roeringen van mijnen ongeduldigen en onbe-
„ toombaaren Broeder, die tot in het hart vart
j, zijne eere getroffen is, door den val van eené
j, Zufter, op welke Hij zig voot-maals beroemden
Den hoogmoed van eene Oudere ztisteri
j, die haars ondanks lijden moeft, dat de eere,wel-
5, ke haai· voorbijging, beweezen wierd aan eené
die na haar was geboren : En eindelijk de on-
eere, wélke ik Twee Oom en hebbe toegé-
bragt, dié als om ftrijd elk voor ander haare toert
gelukkige Nigc poogden te beguniligen : --
η
V :il
3»
Als ik mijne gedagten, zegge ik, gaeh laatë
3»
over mijne fout in dit fterk, en égtei* regtmaatig
„ ligt, welké plaatze kan 'er dan overblijven om
„ iemand te befchuldigen buiten mij zelve ongekik-
3, kige? En hoe veel reden hebbe ik om te zeg-
„ gen, Zo ik mij regfüaardïgé, mijn eigen hart
5, zal mij "cerdoemen; zo ik zegge^ Ik ben vol-
5, maakt, hetzelve zal mij dog verkeerd· verklaa-
jj ren? ,
Laat mij toe, dat ik bier riiljné pen voor een
Weinig oogenblikken ter neder léggen
Es
# ^
-ocr page 98-fS De HISTORIE vai^
Gij zijt zeer vriendlijk jegens mij, in Uw oogi
TMrk althans, weece ik, als gij mij betuigt, Dac
hec in mijDe magt is om den dag van des Hren.
liickmans geiuk te verhaaften. Dog gun mij eg-
ter verlof van te zeggen, dat ik minder gevallen
hebbe in deeze minzaame verzekeringe, dan in ee-
nig ander gedeelte van uwen Brief.
In de eerße plaatze weet gij immers, dat hec
niet in mijne magt is te zeggen, wanneer ik mij-
nen doäor zijn aflcheid geeven kan; en gij be-
hoort eene Huwelijks-verbintenis , welke gij zelve
voorhebt om aan te gaen, en naar welke uwe Moe-
der zo zeer verlangt^ niet te doen afhangen van
eene zo wiiTeivallige gebeurtenis. En ik wil ook
geen eerbewijs ontvangen,hetwelk tot haare klein-
agtinge ilrekken moet.
Indien 'er iets mij nog fmaak kon doen
vinden in het leeven, na hetgeen ik geleeden heb-
be, zoude het zijn de hoope op de aanhoudinge
van die meer dan 2uilerlijke Liefde, welke jaaren
lanj^ onafgebroken, ons als eene ziel te zamen heeft
geilrengeld. - En waarom zoudt gij uitftel-
ien , mijne waarde, om (door een nog ilerker
band) nog een anderen vriend te verkenen aan
eene, die zo weinige heeft?
Ik ben blijde, dat gij mijnen Brief aan Juffer
Montague hebt gezonden. ïk hoope dat ik van
deezen ongelukkigen man niets meer zal te hoo-
ren koomen.
ilk had een begin gemaakt mee de bijzonder-
he-
„ - ^ ^ .....Ι-ΓιΤΙ-ηΐΤΓΙΙίιΙ' Ti-ni.l li
I
, ψ
Juffer GLARÏSSA HARLOWE. ^^
beden van mijne Treurige Geichiedenis: Dog het
is eene zo fmertelijke taak, en ik hebbe zo veel j
meer gewigtige dingen te doen, en gelijk ik fchroo- , i
me, zo weinig tijds toe hen verrigcen van dezelve,' t
dat, kondaik mi] daarvan oncfiaen, ik niet verder
daarin zou willen voortgaen.
Daarbij weete ik ter deezer upre nog niet, door ''.
welke middelen verfcheidene van zijne fchelmerijen ;if
om mij te bederven zijn ter uitvoer gebragt; zo 1
dat eenige weezenlijke ilukken van mijne droevige ' -
Gefchiedenis gebreklijk moecen zijn, zo ik dezelve ;
ging zitten befchrijven. Dog ik hebbe een middel v|
bedagt, hetwelk het oogmerk en den wenfch vatt I
uwe iVIoeder en Ualzo wei, en mliFchien beter, . }
De Hr. Lovelace, fchijtit bet, heeft aan zi]*
nen vriend, den Hr. Beiford, alles medegedeeld, ' Η
wat tuiTchen hemzelven en mij , van tijd tót tijd , |
is voorgevallen. De Hr. Beiford heeic hetzelve t
niet kunnen ontkennen. Zo d?t (gelijk wi| ,, I
hier in het voorbijgaen mogen aanmerken) een
arm jong fchepzel, welker onbedagcheid eeneiï
Ligtmis eenige magt over haar verieehd beeft, ^e·^^
ne reden hebbe, waarom zij uneinig denkt^ oiu
zig haarer dwaasheid te beklaagen j nademaal dee- (
ze deugnieten , die geen meer eere bezitten in hec ■
een Huk dan in het ander, geen zwaarigheid maa» ι
ken van over haare zwakheid onder andere- te ze-
gepraalen bij hunne Broeders Ugtmifferl·. /λ*n ^
Ik hebbe niet bedugt te zijn voor iets van dee-
zen aart, indien mij in zijne Brieven zo veel regt
gedaen wordt, als de Hr. Belford mjj verzeiert- dat
'er mij gefchiedt: En derhalven zullen de bijzon- ^
Ε 5 der.· ji f
Α
---JBS^--,.^... ...... - ---IIMll
-ocr page 100-derheden van mijne Gefchiedenis, en de fnoode
ïConftenaarijen van dsezen ondeugenden man, dunkt
mij, bell kunnen opgemaakt worden uit die eigene
jßrieven van hem (indien men den Hr. Belford kan
beweegen om dezelve mede te deelen); op welke
ik mij durve beroepen met dezelve opregtheid eti
ijver, als hij deed, die zegt, —— Och of ik
eenen hadde die mij hoorde I -- en dat mijn·
tegenpartij een boek fchreef! Zoude ik het niet op
mijne fchouder draagen ? Ik zoude het op mij hin'
4efi als eene kroonel - Want ik hehbe^ge»
lijk Adam,
bedekt
mijne overtreedingen niet
door eigene liefde mijne misdaad verbergende.
Daar is een middel, hetwelk men kan aanwen-
den om den Hr. Belford te beweegen, dat hij dee-
ze Brieven mededeele \ nademaal hij een opregt af-
grijzen fchijnt te hebben (en verklaart altijd gehad
te hebben} van zijns vriends ondeugende behande-
linge jegens mij. Dog dat, zult gij zeggen , als
gij het hoort, dat een zeldzaam middel is. Niette-
min ben ik daarop tegenwoordig zeer ernitig ge-
ileld.
Ik denke den Hr. Belford tot Executeur te
maaken van mijnen üiterften Wil [Dit ontzette u
Sliet] : En met dit oogmerk laate ik zijne bezoeken
met te minder zwaarigheid toe : En elke reize als
ik hem zie, worde ik, van wegens zijne ontfer-
minge over mij, meer en meer gezind om zulks te
doen. Indien ik hetzelve voorneemen behoude ,
en hij dien Lait op zig neemt, en de ftukken die
i^ij in zijne raagt heeft wil mededeeien, 20 zullen
die,
fO
Juffer CLARISSA HARLOWE, JJ.
6ie, gevoegd bij hetgeen gij kunt leveren, het oog··
merk geheel en al beantwoorden.
Ik weete wel, dac gij zuk verzet ftaen over
mijn denkbeeld van zulk een Executeur: Maar ik
bidde u, mijne waarde, bedenk eens, in mijne te-
genwoordige omilandigheden, wat ik beter doen
kan , daar ik de magt hebbe om een Teftamenc te
maaken, en aanzienlijke goederen hebbe eer mijner
eigene beilellinge.
Uwe Moeder, ben ik wel verzekerd, zou niet
toeftaen,dat Gij deezen poitop u namt» Den//n
Hickman zou het kunnen bloocftellen,om van dien
gewelddaadigen karei befprongen te worden. Juffr.
Norton: kan het niet doen, wegens verfcheidene
redenen, die haarzelve betreiFen. Mijn Broeder
merkt hetgeen ik behoore te bezitten, aan als zijn
regt: Mijn Oom Harlowe is reeds een van mijne
Voogden (gelijk mijn Neef Morden de andere is)
over het Capitaal,'t welk mijn Grootvader mij heeft
nagelaaten: Dog gij ziet, dat ik van mijne eige-
ne familie de weinige guinies niet kon krijgen,wel-
ke ik op Harlowe-Plaatze agterliec; en mijn Oom
Antonij dreigde mij voormaals, dat mijns Groot-
vaders Teftament betwift zou worden. Mijn Va^
^er I -- Voorzeker, mijne waarde, ik zou niet
verwagtendat mijn Vader alles doen zoude, het-
geen ik wenfchen zoude dac gefchiede : En dac
een Wil worde uitgevoerd van een Vader voor ee-
ne Dogter (welke ten deele, miiTchien, volftreltt"
aanloopt tegen zijn eigen oordeel)' dat luidt', in^
het woord zelf, eenigzins ftout en beveelende.
Indien trouwens mijn Neef Morden in tijds
mögt oveikoonaen , en^ deezen Poft wilde op zig
Ε nee
• '
t ;
•^hit
ψ De HISTORIE van
neemen —— Dog ook hem zelf mögt het aan
gbvaaren onderwerpen; en temeer, alzo hij een
man van grooten moed is; en alzo de andere man
("van geen minder moed) mij (die zo lang van al-
Je befcherminge veriloken geweeft ben) aanziet
als zijn eigendom.
De Hr. Belford nu, zo als ik reeds gemeld heb-
be, vi^eet alles wat 'er gebeurd is. Hij is een man
van moed, en, naar hetfchijnt, al zo onverfaagd
qls de andere, met meer menfchlijke en goedertie-
rene hoedanigheden. Gïj weetniet, mijne waar»
de , welke blijken van opregce goedertierenheid
deeze Hr. Belford getoond heeft, niet alleen ter
gelegenheid van het wreed Arreft, maar ook zev
dert bij verfcheidene gelegenheden. En Juffr. Lo·
vlek heeft de moeite genomen van te verneemen
naar 2;ijn algemeen charaiter; en hoort een zeer
goed getuigenis van hem, ten aanzien van regt-
vaardigheid en edelmoedigheid in aile zijne hande-
lingen, Meum Qn Tmm aangaen, zo als
rnen het noemt: Hij heeft kennis van Regtzaaken;
en heeft ter deezer tijd twee Execureuifchappen
tot zijn lail, in welker bereddinge zijne eerelijk-
heid buiten alle opfpraak is.
Alle deeze redenen hebben mij eenigermaate
reeds doen vaßßelkn^ om deeze gunil van hem te
verzoekeni fchoon het wonderlijk zal luiden, dat
ik een boezemvriend van den Hr. Lovelace tot mij-
nen Executeur maake.
Dit is zeker: Mijn Broeder zal in zulk een ge-
val veel eer beruften in de Artikelen van mijn Tes-
fament, alzo hij dan zal zien, dat het vrugdoos
zal zijn, eenige van dezelve te betwiilen 3 welke
hij anders, durve ik zeggen, betwiften' zoude, of
mijne andere vrienden overreeden om zulks te doen.'
Èn wie zou een Executeur in een Regts-geding
willen inwikkelen, indien men het konde voorkdo-.
men? -- Hoedanig hetgaen zoude, indieit
'er iemand wierd aangefteld, welken mijn Broeder
door ontzag of dwang kon Hoopen te'overheef-
fchen; nademaal mijn Vader in het bezit van alles
is, en volftrekclijk van hem geregeerd wordt.
Ongeftuimè geeften, mijne waarde, zo als ik dik-
wijls gezien hebbe, zullen zig door nog ongeilui·
mer laacen overwinnen zo wel, als zomtijds zig
ontwapenen dpor de zagtmoedigen.] - Nog
zou ik wenfchen, moogc gij wel gelooven, dac de'
goederen mijt?en Vader uit de handen gewrongen·^
wierden: Terwijl de Hr. Belford, die een man van
middelen is (en een goed beftier heeft, over zijne
eigene zaaken) geen ander belang zou hebben ,
dan om regtje do^n. ·
Daar bij dringt tjij t)ij uitftek i|;erk, dat ik
hem eenige gelegenheid verleene om zijne dienft-
vvilligheid jegens mij.te betoonen; en hij zou be-
kwaam zijn om zijnen gewelddaadigen vriend in tooni,
te houden en te leiden, op welken hij meer invloed-
heeft, dan eenig ander menfch. r
Dog alles wel ingezien zijnde, weete ik niet,
of het niet verre weg wenfchelijker waare, dat mijne
Gefchiedenis, en Ik zelve ook^ zo ras ^Is moge-,
lijk is vergeten wierden. Hieraan zal .ik in het aller-,
mjnft niet twijifelen , indien het charafter van mij-
ne Ouderen [Gij zult mij dit wel vergeeven, mijne,
waarde] niet gedekt kan worden tegen de onge-
E 5 tems
4'
©Ε HISTORIE VAN
temperde bitterheid, Avelke van wegens uwen hart-
lijken ijver voor rnij, zig zomtijds met uwe inks
vennengd heeft. -Een ftuk, hetwelk wel
heboort en moet (ik ben daarop gezet) in agt ge-
nomen worden, indien 'er iets gedaen worde het
welk uwe Moeder en gij hegeeren dat gefchiede.
Het gemeen gros der wereld is maar al te gereed
om zig tegen eenen pJigt aan te kanten --
En aJgemeene pligten, mijne waarde, behooren
niet verzwakt te worden door de regtvaardigingé
▼an eene enkele perfoon, hoe ongelukkig haare
omftandigheden ook mogen geweeft zijn.
Mijn Vader is zo goed geweell om mij te ont-
heffen van de hevige Vervloekinge, welke hij op
mij gelegd had. Ik moet nu ernftig aanhouden om
eenen Laatilen Zegen ; en dat is alles wat ik
beftaen zal te eifchen. De Brief van mijne Zus-
ter, welke mijdeezegenade mededeelt, is een zeer
geilrenge: Dog alzo zij aan mij fchrijft als van we-
gen iedereen, hoe kan ik verwagten, dat die an-
ders zijn zoude ^
Indien gij morgen op reize gset, kan deeze
Brief u niet bereiken voor dat gij koomt ten huize
van uwe Moeij Harman. Ik zal dien derhalven
derwaards zenden, zo als de Hr. Hickman mij on-
derrigt heeft.
Ik hoope , dat u geen ongemakken zullen
ontmoet zijn op uwe kleine reize en overtogt;
en dat gif alle die geene in goedd gezondheid
zult gevonden hebben, welke gij wenicht wel te
zien.
Indien iwe Rabeftaende* op het Eilandje hun-
ne
Juffer CLARISSA HARLOWE. yj
ïie verzoeken voegen bij de bevelen van uwe Moe-
der, om uwe Trouw verbintenis voltrokken te ziea
voor dac gij hen verlaat, zobiddeik u, mijne waar-
de , om hen dog te believen. Hoe aangenaam
zal de bekendmaakinge, dat gij zo gedaen hebts
zijn voor
XJ^we altoo^-getrouwe en toegenegene
Cl. Ha rl owe I
f'.i
Juffer ClarissaHarlov/e, aan Jufer Ar.
Η α r l o v7 e.
α
ί
Η
η
Saterdag^ den ip van JuUji_
ïk klaage niet, mijne waarde Zufl:er, over
de Geilrengheid, welke het ubehaagJ heeft te be-
toenen in den Brief, waarmede gij mij begunlligd
hebt; dewijl de geftrengheid vergezeld ging met
de genade, om welke ik verzogt had; en om dac
de befchuldigingon van mijn eigen hart Herker zijn,
dan de verwijtingen van iemand anders zijn kun-
nen: En egterhebbeik niet half zo veel fchuld,
dan men zig verbeeldt dat ik hebbe: Gelijk men
zou toeftaen, indien a'Ie de omftandigheden van
mijne ongelukkige Gefchiedenis bekend waaren;
en welke ik bereid zal zijn om aan JufFr. Norton
mede t© deelen, indien zij l^ft ontvange om naar
de-
-ocr page 106-fS De HISTORIE vai^
dezelve te veroeemsn; of aan u, mij'ne Zufter^
indien gij dezelve mee geduld leunt hooren.
Mee een doordroevig hare gedagc ik, welk
een dag de van Julij was. Ik begon daar-
mede 's avonds te voeren ; en den dag zelven
bragc ik door --— zo als het betaamde dat
ik dien doorhragt. Nog hebbe ik eenigen trooil
te verleenen aan mijne pieve en altoos-gëeerde Va-
der en Moeder, en aan u, mijne Bella, dan Dee-
len --— Dat, gelijk het de eerfte ongelukH"
ge Verjaardag was van mijne Geboorte , het,
naar alle waarfchijnelijkheid, de laatfte zijn zal.
Geloof mij, mijne viraarde Zufter, ik zegge
dit niet, enkel om medelijden te verwekken; maar
op de bepe gronden. En alzo ik het, om die re·^
den, voor het hoogfl: belang agte voorden vree-
de van mijn gemoed, om nog eene gunft meer
ie verwerven; zo zoude ik gaarn aan uwe tus-
fchenfpraak, als mijne Zufler, het verlof te dan-
ken hebben, waarom ik fmeeke, om een half dou-
zijn regels (met de hoope van dezelve beancwoord
te krijgen zo als ik wenfche) te rigcen aan een
van beide of aan beide mijne gëeerde Ouderen,
niet eene bede om hunnen Laatften Zegen.
Deeze Zegen is nu alle de gunft, die ik te ver-
doeken hebbe: Het is alles wat ik diirve verzoe-
ken: Nogthans fchroome ik eensklaps, fchoon
door een Brief, in te druifchen in de tegenwoordig-
heid van een van beide. En zo ik denzelven niec
verzogt, zoude het kunnen fchijnen voorc te koo·
men uit ilijf hoofdigheid of gebrek van pligtmaatig-
Iieid, daar mijn hart geheel nederig en boetvaar-
dig is. Wees alleen zo goed om mij aan te moe»
di-
-ocr page 107-<rigen tot het onderneemen van deeze taak --
Schrijf maar eenen regel, „ Klaartje Harlowe, gij
5, hebt vrijheid om te fchrijven zo als gij be-
„ geert. „ Dit zal genoeg zijn -— en, zal,
tot op mijn laatfte uur, als de grootfte gunfl: er-^
kend worden van
Uwe waarlijk boetvaardige Ztißer^
Clarissa Harlowe.
17
XIL BRIEF.
Juffr, Norton, aan Juffer Clarissa Har^
lowe.
Maandags den 31 van JuUj^
Mijne waard(ie jonge Lady,
Ik moet inderdaad bekennen, dat ik de vrij-
heid nam van aan uwe Moeder te fchrijven, mee
aanbiedinge om, indien zij mij verlof gaf, den
uwen van den 24ftcn ingeilooten aan haar te zen-
den: Waaruit ik dagt dat zij zou zien, welke de
gefteldheid was van uw gemoed; welke de natuur
was van uwe laatile ontroeringen door het ondeu-
gend Arreft; hoedanig de luiden waaren, bij wel-
ken gij t^ huis legt; welke voorflagen van wegen
de familie van Lord M. aan u gedaen wierden;
als mede uwe opregte boetvaardigheid j en hoe
zeer
mm
78 De HISTORIE van
zeer het fchrijven van Juffer Howe aan hen ] op
zodanigen voet als zij gelchreeven heeft, u ontrus-
tede -^- Dog, alzo gij de zaak in uwe eige-·
ne handen hebt genomen, en in uwen laatften
mij verbooden, om in dit teder (luk iets te döéa
buiten uwe kennis, zo ben ik blijde dat de Brief
niei van mij gévorderd wierd -En moge-
lijk is het inderdaad beter, dat de zaak geheelenal
tuiTchen'* u en hen worde behandeld ; nademaal
mijne genegenheid voor u geagt wordt uit eenzij-
digheid voort te koomen.
Zij zouden buiten twijffel ook liefil hebben
dat gij aan hunzehen, en niet aan mijne nederige
bemiddelinge, de gunft te danken hadt, naar wel-
ke gij zo ernftig trage, en aan welke ik niet wil dat
gij wanhoopt: Want ik neeme de vrijmoedigheid
van u te verzekeren, dat uwe Moeder gereed is
om de eerde gelegenheid aan te grijpen van haare
moederlijke tederheid te betoonen: En dit maa-
ke ik op uit verfcheidene blijken , over welke
ik geen vrijheid hebbe van mij nader te verklaa»
ren.
Ik verlange om bij u te zijn, nu ik betei* ben ^
en mijn Zoon fraaij aan het winnen is. Dog is
het niet hard, dat men mij te kennen geeft, dat
het tegenwoordig niet wel zal genomen worden,
indien ik naar u toe gae? - Ik onderftelle,
terwijl over de Verzoeninge, welke ik hoope dat
ftand zal grijpen, gehandeld wordt door middel van
de briefwiiTelinge zo onlangs geopend tuffchen U ert
uwe Zulier. Dog indien gij gaarn zien zoudt dac
ik koome, zal ik mij verlaaten op mijne goede oog-
mm
V /
-ocr page 109-Juffer CLARISSA HARLOWE.
merken, en het misnoegen van alle anderen daar*
aan waagen.
De Hr. Brand heeft iets te doen in de ftad; te
foliciteeren om een Beroep , hetwelk men ver-
wagt dat de bezitter gehouden zal zijn op te gee-
ven voor eene beter bevorderinge: En als hij daar
is, ftaethij in ililte eens te verneeraen naar uwe
wijze van leeven, en naar uwe gezondheid.
Hij is een zeer bemoeijzugtig jong man; en
waare het niet, dat uw Oom Harlowe (die herti
lot deeze boodfchap heeft uitgekoozen) hem voor
een orakel aanziet, uwe Moeder zou liever gehad
hebben dat 'er iemand anders gezonden wierd.
Hij is een van die harrewarrende, lailige bee-
ren, die denken dat zij de zaaken 'verder door-
zien dan iemand anders, en 'er op uit zijn om
verborgenheden te ontdekken daar 'er geen zijn*
om dus voor fchrandere mannen geagt te wor-
den. "
Ik kan niet zeggen dst hij mij zeer behaagt V
nog op ftoel, nog in de verkeeringe : Daar
ik een Vader hebbe gehad, die een van de ver-
ftandigfte en geoeiFcndile godgeleerden was in her.
gantfche koningrijk; die nooit eene ijdele vertoo-
ninge maakte van zijne weetenfchap; maar liefde
en eerbied had voor het Euangelij hetwelk hij pre-
dikte , hetzelve (lellende boven alle andere geleerd-
heid ; n» genoodzaakt te zijn een jongman te höo-
ren afweiden van zijnen Text, zo dra hij dien maar
genoemd heeft (zo ilrijdig ook nog met het voor·»
beeld hem van zijnen geleerden en deftigen Predi-
kant (a) gegeven, als deszelfs gezondheid hem
toe:
(a) Dr, Lcwcr,
-ocr page 110-fS De HISTORIE vai^
toelaat om te {Prediken); en in eene vergaderiti-'
ge van Chriilenen, en dat op het Land,' veele brok-
ken van Latijn en Griekfch uit oude Heidenfche
fchrijvers uit te gooijen; en die ook nog niet al-
tijd heel net te pas gebragt, (indien ik mag oordee-
len op den eenigen grond, waarop het mij gege-
ven is om over dezelve te oordeelen, uit het En-
gelfch waarin hij dezelve overzet); dit is eene blijk
dat 'er iet» niet welgefteld is, het zij in zijne her-
fens, of in zijn hare, of in beide; want anders
moeil zijne Opvoedinge aan de Hooge fchool hem
beter geleerd hebben. Gij weet, mijne waarde
Juffer Klaartje, welken eerbied ik hebbe voor de
Orde: Daaruit koomt het voort, hetgeen ik
zegge.
Ik weete den dag niet, wanneer hij zal afrei-
zen ; en alzo hij in het geheim zijn onderzoek ilaec
te doen, zo gelief niets te laaten blijken van deeze
kundfchap. Ik hebbe geen twljffel, of uw leeveri
en verkeeringe zijn zodanig, dat zij de navorfchin-
gen van den bemoeijzügtigileh ondervraager küri-
nen trotfen.
Mij wordt nu zo even berigt, dat gij eenen
tweeden Brief aan uwe Zufter gefchreeven hebt:
Dog ik vreeze, dat zij naar het verilag van den Hr.
Brand zullen wagten, voor dat men eene verdere
gunft van hen verwerven kan ; v/ant zij willen
nog niet gelooven, dat gij zo ilegt in ftaat zijt, als
ik vreeze dat gij zijt.
Doggijzoudt wel haaft vinden, dat gij ee-
ne toegeevende Moeder hebt, hadde zij vrijheid
om te handelen volgens haare eigene neiginge. En
dit geeft mij groote hoope, dat alles eindelijk nog
wel zal afloopen: Want ik denke waarlij, dat gij
hec regte pad voorhebt tot eene Verzoeninge.
God geeve daarop zijnen zegen en herftelle u in
gezondheid, en aan alle uwe vrienden! Vólgens
dé bede van
Uvje ahoos-toegenegene
Judith Norton»
'f'
Vu'
F
Üwe goede Moeder heefc mij ftilletjes vijf
guinies gezonden : 2ij belieft te zeggen,
dat het is, om ons te onderileunen in de
ziekte, waarmede wij gedrukt zijn; niaar
waarfchijneiijker, op dat ik die gan u mögt
zenden, als van wegen mijzelve. Ik hoo-
pe derhal ven, dat ik die wel mag, zenden
met nog tien andere die ik hebbe overge*
houden.
ïk u tijdinge zenden van de aankoomft des'
Hren. Morden , op het oogenblik dat ί\ί
die te weeten koonie.5
indien het u welgevalle , zoude ik zeer gaam^
alles weeten v/at tuiichen uwe nabeilaenderi'
€n ü voorvale.
jp2 De historie van
Juf er Clarissa Harlowe, aan Ju§t. N ο r-
msk
IVlensdag, den ζ van Augufim»
Gij verleent mij, mijne waarde Juffr. Norcon',
groot vermaak, met de tijdinge van uwe en uws
^oons herilellinge. Och of gij veele, veele jaa-
renlang, een zegen voor eikanderen zijn moügt ï
Gij berigt mij, dat gij metterdaad aan mijne
Moeder hadt gefchreeven , met aanbiedinge onft
haar den mijnen van den voorJeeden inge-
flooten te zenden : En gij zegt, dat dezelve niet
van u gevorderd wierd. Dat is te zeggen, fchoon
gij het zo zagtlijk bewimpelt als gij kunt, dat uwe
aanbiedinge wierd verworpen ; hetwelk klaarlijk
blijken doet, dat men naar geen voorfpraak voor
mij zal luiileren. Nogthans gebiedt gij mij te hoo-
pen, dat de genade, naar welke ik tragte, mij met
dm tijd vergund zal worden.
De genade, om welke ik toen verzogt, wierd
mij inderdaad vergund: Dog gij vreeil, zegt gij,
dat zij naar het verilag van deu Hr. Brand zullen
wagten, voor dat de gunil verworven worde van
een antwoord op den tweeden Brief, welken ik
aan mijne Zuiler gefchreeven hebbe : En gij voegt
'er bij, Dat ik eene coegeevende Moeder hebbe ,
hftdde zij maar vrijheid om te handelen volgens haa-
re
re eigene neiginge; en ,^dac alles eindelijk wel zal
aflooperi.
Dog wat, mijne waarde JuiFr Norton, wac
is de genade om welke ik verzoeke in mijnen twee-
den Brief? -— Het is niet, dat zij mij weder
in gunil willen aanneemen -— Indien zij van
die gedagten zijn , hebben zij mis. Ik verwagce
dat niet, ik kan dat niet verwagten: Nog zoude
ik, gelijk ik dikwijls gezegd hebbe, indien zij mij
ül ivilden aanneemen, verdraagen kunnen om te
leeven onder het oog van die dierbaare vrienden ,
welke ik zo zwaarlijk vertoornd hebbe. Het is al·
leen, eenvoudig, een Zegen om welken ik vraa-
ge : Een Zegen om mede te ßeroen; niet om me-
de te leeOen. —-— Bezeifen zij dat wel? En be-
zeffen zij wel, dat hunne onbermhartigheid mijn
tijdperk miiTchien verkorten zal? Zo dat hunne
gunll, zo zij die ooit gezind zijn te verleenen j mo-
gelijk wel te laat kan koomen ?
Nog eens, Ik verzoeke dat gij geen gedagten
maakt om bij mij te koomen. Ik hebbe nu geen
óngeruilheid, dan die voortkoomt uit den fchroom
voor eenen man, welken ik om de geheele v/ereld
niet zou willen zien, zo ik het keeren kan; en uic
de Geilrenghcid van mijne naarte en waardile bloed-
verwanten : Eene Gcllrengheid, vermoede ik, die
gèbedenal voor hunne eigéné rekeninge koomt ;
want G;ij berigt mij, dat mijn Broeder te Edinburg;
is! Gij zoude hunr,c Cellrengheid derhalven aan-
zetten, en uzelve daarbenevens vijanden maaken,
indien gij bij mijkwamt -Ziet gij niet, dat gij
dit doen zoudt ?
De Hr. Brand mag koomen, zo Hj^ wi'; Hj
F 3, is
I
«ίΊ
^ De HISTORIE van
is cell Kerkelijke, eii moef het wel meenen; of ik
moet zo denken, hij rang van mij zeggen vvac hij
wil. Alle raijne vreeze is, dad, voor zo verre hij
weec, dat ik in orgunfi: ben bij eeneiamilie, v/el·
ker agringe jegens hem hij zoekt aan te kweeken ;
en alzo hij verpligtingen heeft aan mijnen Oom
Harlowe, en aan mijnen Vader,· hij maar eene flaau-
vve vrijfpraak zal overbrengen —— Nier dar ik
bevreesd ben voor iets hetvi^eik hij, of iemand ter
wereld, omtrent mijn gedrag kan te hooren koo-
men. Gij moogt, mijne eerwaardige en dierbaare
vriendin, inderdasd gij moogt volkoomelijk u ge-
ruft ftellen, dat iietzelve zodanig is, dat ik met
goeden grond de navorrchirigeii van de grootfte be-
moeij-allen moge tarten.
Ik zal u afichriften zenden van hetgeen 'er om-
gaet, zo ais gij begeert, als ik een Antwoord zal
hebben op mijiien tweeden Brief. Ik beginne nu
te v/erifchen, dat ik het hare gehad had van aan
mijnen Vader zei ven te fchrijven; of aan mijne
Moeder, ten minllen; in plaatze van aan mijne
Zufter; en egter vermoede ik , dat mijne arme
Moeder uit zigzehe niets voor mij doen kan. Ee-
ne magtige zamenzweeringe, mijne waarde Juifr.
Norton (eene magtige zamenzweeringe inder-
daad ]) tegen een arm meisje, hunne Dogter, Zus-
ter , Nigc! -—- Mijn Broeder heeft miffchien
zorg gedragen, dat die vernieuwd wierd, voor dat
hij heu verliet. Hij behoefde dat niet gedaen te
hebben -- Hij heeft zijn oogmerk bereikt;
en meer dan bereikt.
Doe uzelve geen ongemak aan omtrent geld-
-ocr page 115--,J.„L.JH.,IJIUII||,U
Juffer CLARISSA HARLOWE.
Baaken om mijnentwille. Ik hebbe geen geld van
nooden. Ik ben blijde , dat mijne Moeder zo
zorgvuldige agt op u gaf. Ik had al eenige be-
ke^mmeringe over u, uic dienzelven hoofde. Dog
de lieiTjel zal eene zo braaue vrouw geen gebrek
laaten hebben aan de geringe zegeningen, met
welke zij altoos vergenoegd was. Ik wenfchce wel
dat elk een van onze familie maar zo rijk waare
als gij! -—— O mijne Mama Norron, gij zijc
rijk! Gij zijc inderdaad rijk! - De waare
rijkdom is zulk eene Vergenoegzaamheid, als
waarmede gij gezegend zijt. - En mijne
hoope is op God, dat ik ook op het regte fpoor
ben om rijk te worden.
Vaarwel, mijne alioos-toegeevende vriendin.
Gij zegt, alles zal eindelijk nog eens gelukkig
worden - En ik iveeie dat - Ik
vertrouwe dat het zo zal worden, met al zo veel
geruitheid, als gij moogt vertrouwen, dat ik toe
ïsijn laatfte uur zal zijn
UwG altoos-dankhaare en toegenegene
CL. Harlow^,
F 3
XIV.
-ocr page 116-De Hr, Lovelace, aan Jan Belford,
Schildkn,
Olngsdag^ den \ van Jugupnu
ïk ben verbruid knorrig en verdrietig over het
verijdelen mijner hoope t Want daar kwam hier
Saterdag een boode van Julfer Howe, met een
Brief aan mijne Nigten (a); waarvan ik niets wift
voor girteren; wanneer men bezorgde dat Lady Sa-
ra en Lady Elifabet hier kwamen, om de vier-
fchaar te fpannen over denzclven, met den ouden
Pair, en mijne twee Nigten. En geen Beer wierd
ooit zo eiendigljk in 't naauw gezet én befprongen ,
dan uw arme Vriend!-En waarom dog? ----
Wel, om de wreedheid van Juffer Hariowe : Want
hebbe ik wel eenige nieinve misdaad bedreeven ?
En zoude ik mij<ielve, zo'ik konde, wel met in
haare gunfl herllellen willen op zulke voorwaar-
den, als zij zelve zou goed vinden? En is het wel
billijk mij re ftraffen over hetgeen mijn ongeluk, en
niet mijne fchuld is? Zulke gekke naar-de-ult·
hoorn fl-oor deel aars van bloedverwanten als ik heb-
be f Ik fchaame mij over hen allen.
in dien van Juffer llov/e was een van Juffer
Ilarlowe aan haar (b) ingcÜooten; om aan mijne
(a) Zie Br. iv. van dit Deel.
(b) Ik. Cl. van D.Vl.
Juffer CLARISSA HARLOWE. S7
Nigten overgezonden te worden, die eene volfla-
geneVe»werpingc van mij behelsde; en dat in zeer
hefbre e ilcrke bewoordingen; en egter beweert
2ij, αύί. zij in deeze Verwerpinge meer ^^eregeerd
w..! · ;;; door reden ^ dan door drift ---- [Ver-
doemde Jogeii, zo groot a!s 'er ooit gefproken
wipf^Ü] E l ten blijke dat liet zo is, zegt zij, dat
z\\ her uiij vergeeven kan^ en vergeeft , op deeze
eéi c voorwaarde, Dat ik haar nooit meer zal laflig
vallen ~~—:-De geheele Brief zodanig gefchree-
ven zijnde, dat die baar fteeds meer geagt, en
wij meer vervloekt maake.
Hetgeen men ons verteld heeft van de beroe-
ringen en beweegingen, van het zugten en fnik-
ken, van de Franfche Proplieeten voormials onder
ons, was niec >net a 1 bij de Vercoonifige welke dee-
ze Half-zalige Zielen maakten, op het leezen van
deeze Brieven; en van eenige zielroerende ihikken
getrokken uit ecnen anderen van mijne fchoone
Onverzoenbaare aan Juffer Howe --- Zulk een
treurbeklag over het miiTen van eene zo bekoorelij-
ke nabeilaende! Zulke loftuitingen v.'egens haare
deugd, wegens haare verhevenheid van ziel en den-
ken ! Zulke dreigeraenren van ontervingen! Ik,,
hunne verwijtingen niet behoevende om tot in mijn
hart doorgriefd te worden van mijne eigene over-
denkingen , en van de woede der verijdelde hoope;
en haar eene al zo opregte hoogagtinge toedraa-
gendeals een van hen - ,, Waar duivel ,
5, riep ik, dient dit alles toe? Is het niet genoeg,
5, dat ik verimaad en verworpen worde ? Kan ik
„ bet helpen , dat zij zulk een onverzoenbaaren
„ geeft heeft^ —_ Zoude ik nietgaarn het kwaad
p8 De HISTORIE van
5, willen vergoeden , 'c welk ik haar hebbe doen
lijden? „ -- Toen ftond ik gereed om hek
allen te vervloeken, en ook haarzelve en Juffer
Howe op den hoop toe : En hartlijk zwoer ik, dat
zij nog de mijne zijn zoude.
Ik zweere het nu nog eens weder over bij u
---- ,, Al ilond haar dood te volgen binnen eene
„ week na dat de kroop gelegd is, bi] den Heere
„ de:· Hemels, die zal gelegd worden, en zij zal
eene Lovelace ilervcn! „ Vércei haar
ciit, zo gij wilt: Dog betuig haar re gelijk, dat ik
geen oogmerk hcbhe op haar Goed; en dat ik pleg-
tiglijk daarvan, en van allen eifch daarop, wil af-
llaen, ten wiens voordeele het haar belieir, indien
zij zonder krooil het leeven aflegge. —-- Ik
ben zulk eene laage ziel van een vent niet, dat ik
2.o\ï fchtildig zijn aan eenige ilordige oogmerken op
haar goed, --- Laat haar dan voor zigzelve
oordeelen, oi' het haar niet meer tot eere zij deeze
wereld te verlaaten als eene Lovelace, dan a|s ee-
jie Harlowe. . .
Dog denk niet dat ik in eene zaak, die mij
go na ter harten gaei-,her geheelenal zal laaten aan-
ïfoonien op een voorfpraak, die zo veel hooger ag-
tinge heeft voor de tegenpartij van zijnen laftiger,
dan voor zijnen lailiger zeiven. Ik zal binnen wei-
nige dagen naar de ftad gaen , om. mij te werpen
aan haare voeten : En ik zal een drieften-, ivel be-
rc'iden Paltoor medeneemen, of bij der hand heb·*
ben; en de Plegtigheid zal voltrokken worden,
daar mag van koomen wat 'er wü.
Dog indien zij mij wil toelaaten |om haar ten
deezen einde op te wagten in ^ene van beide de
mmmm
Juffer CLARISSA HARLOWE. S7
^ierken gemeld in den Verlof-bdef (welken zi|
bog bij zig heeft, en, de Hemel zij gedankt! niet
mee mijne Brieven heeft te rug gezonden); dan zal ik
haar niet ontruften; maar oncmoecen voor het Al-
taar in eene van beide Kerken, en wil mij veibia-
den om mijne twee Nigten tot hgar gevolg mede
te brengen , en zelf Lady Sara en Lady Elifabet^qn
Lord M. zal in perloon haiir aan mij ten huwelijk
geeven.
Of indien dit haar nog'aangenaamer moge zijn,
wil ik op mij neemen, dat of Lady Sara of Lady,
Èiifabet, of beide, naar ilad zuilen koomen, en
haar vergezellen naar buiten; en dat de Trouwver-
bintenis zal voltrokken worden in haare tegenwoor-
digheid , en in die van Lord M. het zij hier of el-
ders naar haare eigene verkieginge.
Speel mij geen verraaderlijken trek, Belford;
maar gebruik opregclijk en ijverig alle de welfpree-
kendheid, welk-r gij magcig zijc, om haar te ο ver-
reeden tot het kiezen van een dcezer drie voorfla-
gen. Een van dezelve jnoei zij kiezen --
Bij mijne Ziel, dat moet ze!
Daar koomt Charlotte tikken aan de deur van
mijn kabinetje om toegelaaten te worden. Wat
dpi vel wil Charlotte hebben ? -—- Ik wil niec
meer verwijtingen hooien! -- Koom binnen,
meid!
* V ^
Mijne Nigt Charlotte mij mee te veel ernft
vindende voortfchrijven om op beleefdheid jegens
h^iar eenige agt te geeven, en giiTende wac mijn
WÊmm
on-
-ocr page 120-pt, de historie vapj
onderwerp was, verzogt mij haar te Jaaten zien het
geen ik gefchreeven had.
Ik was haar te wil. En zij had zo groot ge-
noegen in te vinden dat het mij zo zeer ernil was,
dat zij aanbood, en iknara haare aanbiedinge aan,
om een Brief te fchrijven aan Juffer Harlowe;
waarin het haar zou vrijilaen mij zo te behandelen
sis het haar goed dagt.
Ik zal hier eene copij van haaren Brief in-
iluiten.
Toen zij dien gefchreeven had, bragt ze mij-
denzelven, met verontfchuldigingen over de vrij-
heid, welke zij daarin omtrent mij genomen had:
Dog ik verfchoonde dezelve; en zij zou mij wel
haail eene kus gegeven hebben van vreugde over
mijne goedkeuringe: En ik gaf haar twee voor
het fchrijven van denzei ven; haar zeggende, dat
ik hoopte op een goeden uitflag van denzelven;
en dat ik dagt, dat zij het gelukkiglijk getroffen
had.
Iedereen keurt het goed zo wel als ik, en is
wel te vreeden op mij, dat ik mij zo geduldig on-
derwerpe om kwaalijk van mij te laaten fpreeken,
en eene andere mijne zaak in de handen te geeven,
—— Indien dit niet wel gelukt, zd alle de
fchuld gefchooven} worden op de eigenzinnigheid
van het lief fchepzeJ: Haare liefderijke of vergee-
velijke gefleldheid, van welke zij zo veel ophef
inaakt, zal dan met regt in twijifel getrokken wor-
den ; en de ontferminge, welke zij nu volkoo-
men in bezit heeft, zal op mij worden overge-
dragen.
Weshalven al mijn vertrouwen op deezsn
iiSk
Ufa
-ocr page 121-Brief ftellende, fchorte ik alle mijne andere voor-
flagen op, als mede mijne koomfl: in de ftad, tot
dac mijne Koningin een Antwoord zende aan mij-
ne Nigt Montague.
Dog indien zij onverzettelijk blijft en niet be-
looven wil om tijd tot het overweegen van de
zaak te neemen, dan moogt gij aan haar het bo-
venrtaende wel mededeelen, dat ik had gefchfee-
ven , voor dat mijne Nigt binnen kwam; en,
indien zij dan nog onverzettelijk blijve, haar ver-
zekeren , dat ik haar moet en wil zien. ---
Dog dit met allen eerbied, met alle ootmoedig-
heid; En, indien ik haar niet ka;i beweegen ter
mijner begu-nftiginge, dan zal ik buiten 's lands
gaen, en miirchien nooit wederkoomen in Enge-
land.
Het is mij leed dat gij, in deezen hachelljkm
tijdy zo drok bezet zijt, als gij mij laat weeten,
met uwe VVacfordfcbe zaaken, en met uwe toebe-
reidzels om Belton regt de doen erlangen. Indien
gij mijn bijftand in het laatfte noodig hebt, gebied
mij maar. Schoon ik zo geheel ingenomen ben
met deeze ftijfzinnige Schoonheid, en zo geplaagd
ais ik worde, zal ik uw eeril opontbod gehoorzaa-
mén.
Ik verlaate mij grootlijks op uwen ijver en
uwe vriendfchap: Haafl: u derhalven naar baar te
rug, en hervat eene taak die van zo veel belang
voor mij is, dat ze zo wel het onderwerp is
van mijne droomen, als van mijne waakende ge-
dagten.
Ό& HISTORIE vAi^
^ufcr Montague, mm Jufer Claïiissa
Harlowe»
Bings dag ^ den i van A^gußus,
Γ IVaardße Madam ^
Onze geheele familie hcefc het diepft gevoel
Yan de verongelijkingen, die gij hebt ontvangen
van de handen van eenen uit dezelve, welken Gij
alleen eenigermaate der verwanticbap kunt waar-
dig maaken, waarin hij ftaet met ons allen : En in-
dien het u, als eene daad vän liefde en bermhartig-
heid, de grootile die uw godvrugtig hart bewij-
zen kan , behaagen moge zijne voorgaende ondeu»
gendheid en ondankbaarfieidover het hoofd te zien,
en u in onze Maagfchap te laaten inlijven , zuk
gij ons tot de gelukkigfte familie ter wereld maa-
ken: En ik kan 'er voor inftaen, dat Lord M.
en Lady Sara Sadleir, en Lady Eliiabet Lawrance,
en mijne Zufter, die alle verwonderaars zijn van
uwe deugden, en van uwe edelheid van geeft, u
akoos zullen liefhebben en eerbieden , en alles
aanwenden wat in al hun vermogen is, om u ver-
goedinge te doen van hergeen gij van den Hr. Lo-
velaee geloeden hebt. Dit, Madam, zouden wij
evenwel niet van u verzoeken durven, waaren wij
niet verzekerd, dat de Hr. Lovelace het opregtft
berouw heeft van zijne voorgaehde fnöodheid je-
gens u; en dat hij op zijne knieën u om vergiffenis
zal fmeeken, en aan u gelofte doen van eeuwige
Liefde en Eere.
Weshalveri, mijne wadrdße Nlgt [Hoe zult
gij ons allen verheugen, indien wij deezen »ange-
naamen ftijl gebruiken mogen!] om den wil van
©ns allen, om den wil van zijne Ziel [Gij moet,
ben ik verzekerd , eenè zo goede Lady zijn, dat
gij wel wenfchen zult eene ziel te behouden ! ] en
gun raij te zeggen, om den wille van uw eigen
goeden naam, bewillig dog in ons eenpaarig ver-
zoek: En indien gij, als eenige hoope geevende,
maar wilt zeggen, dat het u lief zal zijn Charlotte
Montague eens te zien, en even bekend bij haar
te worden van perfoon, als gij zijt van naam, zo
zal ik binnen twee dagen tijds na het ontvangen
van het verlof, mijne'opwagtinge bij u maaken,
9net of zonder mijnê Zufter > en uwe verdere beve-
len dan ontvangen. ^
Mag ik u, onze waardße Nigt [Wij kunnen
onszeiven het vermaak niet onthouden van u zo te
noemen·, mag ik u] bidden, geef mij uw verlof
om mijne reize naar London aan te neemen; en
ftel het in de magt van Lord M, en van de Ladys
der familie, om u zo veel vergoedinge te doen als
7λ] kunnen., voorde verongelijk ingen, welke eene
perfoon van de grootfte verdien.fte ter wereld ont-
vangen heeft van eenen der onveriaagdfte mannen
in dezelve; en gij zult ons alle oneindiglijk ver-
plig'
■■■
-ocr page 124-jp3801 De historie van
pligten; en wel bijzonderlijk haar, die bij herhaa^^
linge zig vermeet te noemen,
Uws toegenegene Nigt, en verpligt 'e
Dienaares
Charlotte Möntague,
De Hr, Belford, aan Robert Lovela-
CE, Schildkn,
Donderdag-Ogtend^ den % Aug,
• ; ^ te Zes uuren,
, . Ik hebbe zo veel bezigheid gehad mee mijne
éigene zaaken en die van Bekon, dac ik niet voor
gilleren avond in de Had kon koomen; hebbende
mij vergenoegd met te zenden aan JuiFr. Lovick,
om van tijd tot tijd kennis te krijgen, hoe de La-
dy voer en gefteld was ν vi^aarvan ik maar heei
flegte berigren ontving, hetwelk ten grooten dee-
le was te wijten aan Brieven of Tijdingen , welke
haar gebragt wierden van haare onverzoenbaare fa-
milie.
Ik hebbe nu mijne eigene zaaken afgedaeri; en
de volgende week zal ik gaen naar Eprom,^op dac
ik Belton's Zuller voor hem tragté in het bezit te
ftelien van zijn eigen huis Waarna ik mij geheel·
Juffer CL'ARISSA HARI:Ö\TO. pj
enal zal overgeeven ten uwen dienfte, en dien
van de Lady.
ik wierd gifteren-avond tot haare tegenwoor-
digheid toegelaaten; en vond haar oogenCchijneliJk
verergerd. Toen ik naar huis ging.^' wierd mij
uw Brief van laatftleeden Dingsdag ter hand ge-
fteld. Ik moet ü zeggen, Lovelace, dat ik het
volbrengen vordere van uwe belofte aan mij, dac
gij haar in perfoon niet zult laftig vallen.
De Hr, Belford tekent 'weder op Donderdag-
ogtend te Tien uur en; 'en geeft een verhaal
van eene zamenfpraak y welke Uj zoeven
gehouden had met de Lady over het onder-
werp van Juffer Montague^s Brief aan
lp aar , die hier voorgaet, en pver des
Hren, Lovelace's verfcheidene voorflagen,^
zo als die gemeld worden in dén xiv,Briejf.y
welke de Hr, Belford met den uiterftên
ernfl aandrong, 'Dog dewijl de uitßag
van deeze zamenfpraak ih de volgend&
Brieven zal gevonden worden, zo zijn des
Hren. Belford's dringredenen ten voordee*
Ie van zijnen vriend ingehragty en de ant^*
woorden der Lady, bier uitgelaaten.
Κ ^
yf
■ ^
.-.iJt
'■Η
- niis
4t.''· ' ■
.j ηϊ
-ocr page 126-w
De HISTORIE va
juffer Clarissa Harlowe,' aan Jufet
Montague.
bonder dag ^ den 3 han AügiipuL·
Waarde Madam ^
ïk ben u oneindig verpligt voor uwen'min-
Ïaamen en toegeevenden Brief. Een Brief even-
wei, wellce mijne fmerten vermeerdert,, als die
mij eene nieuwe blijk geeft hoe gelukkig een
fchepzel ik hadde mogen zijn in eene verbintenis,
die zo zeer de goedkeuringe heeft van zulke waar-
dige Ladys; en welke ten haaren aanzien , en
van LordjlVl. mij zo zeer tot eere geftrekt zou heb-
ben, en voormaais iö wenfchelijk was.
Maar inderdaad, inderdaad , Madam, mijn
hart verfoeit opregtlijk den man, die uit zulk eene
familie gefprooten , zig eerß kon fchuldig maaken
aan eene zo voorbedagte geweldenaaiij; als waar»
aan hij fchuldig geweeil is;en gelijk hij wq\ weet,
nog verder met mij voorhad,*des avonds voor dien
dag dat hij vertrok.naar Berkfhire; en, mrvol-
gens^ willende voor moedig gaen, zo laag kon
zijn, dat hij wenfchte eene perfoon op te heffen
in diè familie, welke hij bekwaam was té vernedé-
lÉi
-ocr page 127-Jüffer.CLARISSA HARLOWE.
ren tot de genoocfchap van de allerondeugendile
van haaré Sexe.
Gun mij dan, waarde Madam j met ijver té
verkiaaren, dat ik denke dat ik nooit zou kunnen
verdienen, om in den,rang gefteld te worden van
de Ladys eener zo luifterrijke en edele familie, in-
dien ik, door mijne geloften van Liefde en Éere
voor het Altaar te doen aan zulk een fchender, zij-
ne onvoorbeeldlijke en uitgewrogte godloosheid
feonde heiligen ^ om zo te' ij3reeken.
Laat mij evenwel toe, dat ik een verzoek doé
aan den goeden Lord Mi en aan Lady Elifabet en
Lady {Sara ^ eii aan uzelve , mij zo genegen , en
uwe Zufter ■ ' ' — Hét is dit, DaÈ het η gelieve
uw gezag en vermogen bij een te voegen om den
Hr. Lovelace te overreeden, dac hij mij niet ver-
dei; laftig valle.
Gelief aan hèiti te betüigéft. Dat, indien mij
nog langer Leeven is toegelegd, het zeer wreed in
Hem zal zijn, zo hij mij hetzelve pooge teontjaagen;
want ik hebbe vaU beilooten om hem nooic meer
te zien, indien ik het helpen kan. Dies te wree-
der nog,· om dat hij weet, dat ik niémand hebbe
die mij tegen hèm kan befcftermeh : Nog wenfché
ik, dat iemand zig voor mij in de weer iièlle ter
zijner befchaadiginge, of hunner eigenen
Indien, van den anderen kam, de Dóód mijn
lot is, zal het niet minder wreed ^ijn, zo hij mij
niei' wil toelaateri in^\^'eedé te ftèrven —-Na-
demaal ik Kem een geruft en gelukkig einde toe°
wenfche. Dac doe ik inderdaad.
Dat alle wereldfch heil u, waarde Madam, eré
filken tak der veelgeeerde familie fteeds bijblijve, is
Vil DeeL G de
de wenfcb van eene, welker ongeluk het is, dat
zij verpligt zij zigvan allen anderen eernaam te ont-
houden , dan Dien van,
Waarde. Madam]
Uwe en Haare verpUgte en oprègit
Dienaar es ^
Clarissa Harlowe,
De Hr, Belford, aan Robert Lovela;
ce, Schildkn,
Donderdag Namiddags, den 3 van Augußus»
ë
Ik worde nu zo even op eene aangenaame
wijze verraft door den volgenden Brief, die mij
door een boode van de Lady is ter hand gefteld-
Den Brief, van welken zij meldt, als daarin gefloo-
ten (a), hebbe ik weerom gezonden, zonder daar-
van een aflchrifc te neemen. De inhoud van den-
zelven, vermoede ik, zal u wel ras worden mede-
gedeeld van eenen anderen kant. Het is eene vol-
ilrekte Vervverpinge van u, ^, Armen Lo-
velace I
'4afi·
μ) Zie JuiFcr Hatlowe's Biicf No» xvii^
-ocr page 129-"V-··'·'·""·/·"
Juffer CLARÏSSA HARLOWE.
Mijn Heer,
Gij hebt mij dikwijls aangebooden om mij ee-
iiigen dienft te doen , die in uw Vermogen zijn
^oude : En ik hèbbe zulk een gevoelen van u, dac
ik genegen ben om te hoopen, dat gij pp die tij-
dén als gij deeze aanbiedingen deedt, meer meéij-
det dan mij enke! een compliment te maaken«
Ik hebbè u derhalven twee verzoeken te doen s
Het eerfte zal ik nu melden; het tweede, indieii
dit zal worden ingewilligd, anders niet,'
Het ,betaamt mij zulk eéfi berigt na te. laaten ^
hetwelk mijn gedrag kan zuiverèn bij verfcheidené
van mijne vrienden, welke zig tegenwoordig met
mij niét bemoeijen wülen : Εώ Juffer Howe eri haa-
re Moeder ftaen mij fterk aan , dat ik zulks wil
döén. ^
Ik ben bedügt dat Jk geen iijd gènocg zal
hebben öm dit te verrigcen; en gij zult u niet ver-
wonderen , dat ik hoe langer hoe minder genegen-
heid hebbe om aan eene zo fmertelijke taak tegaen;
inzonderheid daar ik mijzelve niet in ftaat bevinde ont
me| geduld te rug te zien op hetgeen ik geléedeti
hebbe; en ik door de naaükéurige herdenkinge,
indien ik yerpligt waare die te doen, mijzelve te
veel ontilellen zoude, óm met de vereifchte be-
daardheid voort te gaen met ee^e taak van mg
srooter hdzm^ die mij te verrigten ftaet«
^ Ga Hec,
t.
ι
i
t
De historie van
' Het is zeer blijkbaar voor mij, dat uw ondeu"
gende Vriend ü, van tijd tot tijd, eeft oraftandig
berigc gegeven heeft, van zijn geheel gedrag om-
trent mij , en zijne aanflagen iegen mij; en gij
hebt mij meer dan eens verzekerd, dat hij mijn
charader alle regt gedaen heeft, 't welk ik kende
wenfchen, zo in zijn fchrijven als fpreeken.
Nu, mijn Heer, indien ik een opregt, een
getrouw Staal mag hebben van zijne Brieven of
Berigten aan u, gefchreeven bij eenige gelegenhe-
den die van het meeil belang zijn, zal ik in ftaat
zijn om te oordeelen, of het, tot mijne Eere, voor
mij noodzaakelijk zal zijn of niet, de gevergde taak
bij der hand te neemen.
Gij kunt verzekerd zijn, uit mijn ingeßooten
Antwoord op den Brief, met welken Juffér Mon-
tague mij vereerd heeft (en hetwelk gij mij zulc
gelieven te rug te zenden zo dra gij het gekzen
hebt} dat het voor mij onmogelijk is ooit om u-
wen vriend re denken op zodanigen voet, als men
mij zoekt te dringén om hem te denken : Hem kan
derhalven niet eenige fchaade gedaen worden met
het verzogte Staal: En ik ftelle u mijne eere te
pande, dat daarvan geen gebruik gemaakt zal wor-
den tot zijn nadeel, in Regten , of anders. En
op dat zulks niet moge gefchieden^ na dat ik weg
ben, zo verzekere ik u, dat het een voornaam ge'
deelte van mijn oogmerk is dat de ftukken, met
welke gij mij zult Senen , altoos in uwe eigene
magt zullen zijn, en niet in die van eenig ander
liienfch.
Indien gij goedvindt, mijn Heer, om dit mijn
verzoek in te willigen, zo zijn de paiTagies, welke
lOO
l'
Jüffeh .CLARISSA HARLOWE. iè?
iï-i
ik zou wenfchen dat voor mij wierden uitgefchree-
ven (zonder de zaak beter of erger te maaken) die
welke hij aan u gefchreeven heeft op of omtrent
den of van Junij,toen ik verfchriktwierd
door het Ondeugend voorwendzel van Brand ;' ea
hetgeen hij gefchreeven heeft van Zondag den ii^cn,
tot den ιρΊ'^" Junij, En dit doende zult gij zeer
verpligten '.
U-we onderdaam^e Dienaares,
Cl. Harlowe.
!
r
Nu, Lovelace, Nademaal *er geen hoope voor
u is om haare gunft weder ce krijgen ^—--Na-
demaal 'er eenige lof in mag fteeken v oor uwe op-
regtheid, als die nooit hebe ondernomen [^gelijk
bekrompener zielen ν an LigimlJJen wel zouden' φ'
daen hebben~\ om uwe misdaaden te bewimpelen.,
door de Lady, of haare Sexe te belcladden --1---
Nademaal zij daardoor meer geruft gefteld kan wor-
den -Nademaal gij beter moet behandeld
v/orden van uwe eigene pen, dan van de haare
En, eindelijk, nademaal uwe daaden heb-
. ben doen blijken, dat uwe Brieven niet het zÖis-
digfte deel zijn van hetgeen zij van u weet
Zo zie ik niet waarom ik haar niet mag te wille
zijn, op haar woord van eere, en onder die be-
dingen , en om die redenen, welke zij opgeeft; en
dit zonder het vertrouwen te fchenden, hetwelk
men omtrent vriendlijke openhartigheidt Vèrfchul-
digd is; inzonderheid, zo als ik-er mögt hebben
bijgevoegd, Nademaal gij roem draagt uwe
G 5 - 'm^
-ocr page 132-pefty en op uwe ondeugendheid^ en geen fchaamte
op uw hegten kan.
Dog het mag hiermede zijn zo hec wil, haar
zin zal gefchieden, voor dat uwe vercoogen of ge-
fchreeijw daartegen tot mij kunnen koomen : Dus,
verzoeke ik nu, dat gij het ftelt zo goed gij kunt,
en niet fcheldt en tiert; ten zij gij zoekt naar een,
voorwendzei tegen mij, en om uwe bekwaamheid
van vloeken eens te oeffenen : En indien gij om
deeze redenen luft hebt om zo te doen, fcheid dan
maar aan, en het zal mij welkoom zijn.
Ik verlange om te weeien, wat het tweede
verzoek zij: Dog dit \yeete ik, dat zo het iets min-
der zij dan u den hals te breeken, of ψ}]η eigen
hals in gevaar te ftellen, ik het zekerlijk zal inwil-
ligen ι en mij verhoogmoedigen, dat ik het in mij-
ne magt hebbe haar dienft te doen.
E'i nu gae ik metterdaad aan het werk om df,
üittrek^iels te maaken.
fi ■
ft
De Hr, Belford, aan Jufer Clarissa
Γ I
Η α rl o we.
Den 5, en ^ van Augußus.
Madam y
Gij hebt mij verzogt, om aan u eerelijk mede
tc deeleii (zonder de 2aak beter of erger te maa-
ken}
ken) hetgeen de Hr. Lovelace aan mij gefchree-
ven heeft,· ten aapzien van uzelve, in den tijd die
uw vertrek naarHamftead voorging, en indien tus-
fchen den ii^e" en ip^icn van Junij: en gij verze-
kert mij, dat gij geen oogmerk hebt in dit ver-
zoek, dan om te zien, of het voor uzelve , van
wegens het berigt hetwelk hij geeft, noodig zij ,
pm den wil van uw eigen ςhaFafter, aan het fmer-
telijk onderwerp de hand te flaen.
Uwe bevelen. Madam, zijn van eene zeer
tedere natuure, als die mogen f<;hijnen de Gehet·
men van bijzondere vrkndjchap te betreffen : Dog
dewijl ik weete, dat gij niet bekwaam zijt om een
oogmerk te hebben, waarvan gij de beweegrede-
nen niet bekennen zoudt; En dewijl ik denke, dat
de mededeelinge hec charaéter van mijnen ongeluk-
kigen vriend eenigzins kan ophouden, als dat van
een opregt man; fchoon zijne bedrijven jegens de
uitmuntendfte vrouw ter wereld hem alle regt heb-
ben doen verbeuren op dat van een eerelijk man ;
zo gehoor2aame ik u met te grooter bereidwillig-
heido
Hij geeft dan vervolgens zijne UitirekzeU I
en bejluït dezelve met eene aanfpraak aan
haarten voordeele van zijnen vriend^ in
de volgende nvoorden;
cc
lê
" En nu, Madam ,hebbe ik uwe bevelen vol-
bragtj en zo ik hoope, mijnen vriend geen on-
dienft bij u gedaen ; nademaal gij hieruit zult
zien, hoe veel regt hij uwer deugd doet in ieder
regel, dien hij fchrijft. Hij doet hetzelve in alle,
/ .
1
zijne Brieven, fchoon toe zijne eigene veroor-
deelin ge: En gun mij verlof om 'er bij te voe-
" gen, dat indien deeze alcoos-beminnelijke Lij-
deres het eenigerniaate beftaenbaar kan agten
met haare eere, zijne Geloften voor het Altaar
te ontvangen , op zijne waarlijk boetvaardige
omkeeringe van gemoed, Ik niet den minften
twijfFel hebbe, of hij zal zig als de befte en te-
derite Egrgenoot jegens haar gedraagen. Welk
^^ eene verpligtinge zal de verwonderenswaardige
Laay hierdoor niet leggen op zijne geheele ede-
Ie familie, die haar zo houge agcinge toedraa-
^^ gen! en, en ik zal de vrijheid neemen van te
" zeggen, ook op haare eigene, wanneer de on-
" gelukkige afkeer der familie (welke zekerlijk toe
eene onredelijke hoogte tegen hem geloopen is)
zal zijn te boven gekoomen , en eene algemeene
" Verzoeninge plaatze grijpt I Want wie is 'er, die
deeze twee verwonderenswaardige perfooneii
niec aan elkanderen zou willen paaren, indien
** zijne zeden hem niet in den weg (Ionden ? "
Wat hiervan zijn itoge, ik wil 11 wel nederig
in bedenkinge geeven, Madam, of gij, daar gij
dus zeer tedere bijzonderheden van ηύ]ζψΛ^π vriend
zult magcig worden, u eere'shalven niec zoude ge-
houden agten om van dezelve ftil te zwijgen, als
of gij dezelve nooit gezien hadt; en niet eenig ge-
bruik te maaken van deeze mededeelinge, zelf niet
bij manier van redengeevinge , gelijk gij daarvan
tniiTchien wel zoudt kunnen maaken , ten aanzien
van het voorhedagt opzet, hetwelk hij fchijnc ge-
had re hebben, niet tegen U, ah U; maar als te*
gen de Sex^; ovpr welke (hec is mij leed, dat ik
zei-
et
cc
Ci
cc
(f
((
<c
ct
mm
JüFFER CLARISSA HARLOWE. mf
Zielve daarvan getuigenis kan draagen) de fcheim-
agüge bedoelinge van alle LigcmiiTen is om te ze-
gepraalen : E^n ik zou hem, indien 'er eenig mis-
verftand tuflchen hem en mij ontftaen mögt, niec
gaarn gelegenheid willen geevén om mij te verwij-
ten , dat zijn verliezen van u, en (door zijne be-
handelinge van u} van zijne eigene vrienden, te
wijten waare aan hetgeen hij milTchien eene Schen-
(dinge van Trouwe noemen zoude, zo hij meer
oordeelde volgens de uitkoomft dan volgens mijn
oogmerk.
Ik ben, Madam, met de dlepfte eerbiedigheid,.
Uw op regte en onder daanigpe
Dienaar y
Jtifer Clarissa Harlowe^, Jan Bel-
„ FORD, Schildkn, . ..
ί
Vrijdag, den ^van Augußus,
Mijn Heer,
c- I ■
r\
I
. Ik agte mijzelve ten uiterften aan u verpligt
voor uwe mededeelingen. Ik zal van dezelve
geen gebruik maaken, dat gij reden zult hebben
om of u zeiven of mij te befchuldigen. Ik behoef-
de geen nieuwe kundigheden om de voorbedagte
Gj
fnood-
-ocr page 136-jp6 De historie van
fnoodheid des ongelukbigen mans bij mij buiten
allen twijiFel re ftellen, zo alg mijn Antwoord op
Juffer Montague's Brief u kan overtuigen (a).
Ik moeiten zijnen voordeele bekennen, dat
hij eenige betaamelijkheid heeft in agt genomen in
zijne beiigten aan u van de onbetaamelijkfte en af-
ichuweiijkile bedrijven. En indien alle zijne won-
derbaarlijk openhartige vertellingen even gefchikt
zijn, dan zal door dezelve niets doodiijk haatelijk
gemaakt worden, dan hec fnood hart, hetwelk zul-
ke hften kon verzinnen, welke Herker blijken waa-
ien van zijne onmenfchlijkheid, dan van zijn Vei^
nuft: Nademaal menfchen van zeer veragtelijke
vermogens en verftand wel kunnen flaagen in de
fnoodile onderneemingen» indien zij zig eens zo
Verre kunnen brengen, dat ζ ij de Geheiligde Füg-
ten met voeten treeden, die de menfchen aart el-
kanderen verbinden; en nog eer tegen eene on-
fchuidige dan tegen eene andere; dewijl zodanig
eene doorgaens oordeelt over de opregtheid van
eens anders hart, naar haare eigene.
Ik vinde dat ik groote reden gehad hebbe,
om mijzelve verpligt te agten aaïi uwen goeden
wil geduurende den geheelen loop van mijn lijden.
Het is evenwel onmogelijk, mijn Heer, om hec
natuurelijk gevolg ter deezer gelegenheid voorbij
te zien, hetwelk daaruit vloeijt tegen zijne voorbe-
dagte ondeugendheid. Dog ik zegge hierover te
minder, op dat ^ij niet zoude denken, dat ik uit
hetgeen gij mij hebt medegedeeld, verzwaaringen
lontleene, welke ik niet behoeve.
En nu, mijn Heer, op dat ik u de moeite be-
fpaa-
(a)< Zie Sr. xvn.
-ocr page 137-(paaren moge van in toekoomende eenige dringre-'
denen ter zijner beguni^iginge voor re (lellen, zal
ik u zeggen, Dat ik alles volkoomelijk overwoo-
gen hebbe - Alles wat menfcblijke groots-
fieid kon inboezemen -Alles waarop eene
wenfchelijke Verzoeninge met mijne vrienden, en
de toegenegene agringe van zijne eigene, mij ge-
bieden kon te Hoopen- Het genot van Juf-
fer Howe^s vriendfqhap, van de dierbaarfte waar-
dy, nu, voor mij, onder alle de wereldfche ge-
neugten --Alle deeüe dingen hebbe ik ovef-
Woogen: en hetilutis, en was voor dat gij mij
met deeze mededeel!ngen beguniligdet, dat ik
meer genoegen hebbe in de hoope, dat 'er binnen,
eene maand een einde van alles niet mij zijn zal,
dan in de geneugelijkfte, dingen, welke uit eene
vorhin renis met den Hr, Lovelace konden voort-
küoaien, fchoon ik ilond verzekerd te zijn, dat hij
zig ais de befte en cederile Egtgenoot gedraagen
zoude. Dog voor het overige ; indien hi} zig ver-
genoegende met de onheilen, welke hij mij heeft toe-
gebragt, alle verdere vervolgingen van mij wil.ftaa-
ken,7.al ik, tot op mijn laatfte uur, hem alles'goeds
wenfchen; Al fchoon ^/j de vaderlooze verdrtiki
heeit, en een put gegraven voor zijne vriendin.
Vaderloos immers mag zij wel genoemd wor-
den, en ook Moederloos, welke alle vaderlijke
befcherminge, en moederlijke vergiffenis gewei-
gerd worde.
En
* *
nu, mijn Heer» uwe gunft in hec leveren,
vaa
m
J
van de Uittrekzels dankbaarlijk erkennende, koo-
me ik tot het tweede verzoek, hetwelk ik α te
doen had; welk te melden al heel veel kloekmoe-
digheid vereifcht: En welke kloekmoedigheid niets
dan heel veel verlegenheid, en een zeer hulpeloo-
ze toeftand, kan verleenen. Dog zo het onbe-
hoorelijk zij, kan het maar worden geweigerd; en
ik durve zeggen, dat het ten minften verfchoond
zal worden. Met deeze voorreden koome ik dan
tot hetzelve.
Bt.
ν
< Gij ziet, mijn Heer, dat ik volftrektlijk in
« de handen van vreemden ben gevallen, die fchoon
« zo minzaam en medelijdende als men van vreem-
* den wenfchen kan, niettemin luiden zijn, van
< welke ik niets meer dan Gnifermtnge en genege-
< ne wenfchen kan verwagten; nog kan mijne Ge-
' dagtenis, niet meer dan mijne Perfoon, eenige
* beftherminge van dezelve ontvangen, indien een
* van beide die mögt noodig hebben»
' indien ik het dan verzoeke van den eené'
* gen perfoon die de ftukken bezit, welke hem
* zuilen in Haat ftellen om mijn charafter regt te
' doen;
* En die kloekmoedig, onafhangelijk, en b^-
* kwaam is om mij te believen;
' Om de befchermer te zijn van mijne gedag-
f tenis, om zo te fpreeken;
' En om mijn Executeur te zijn; en toe te
' zien, dat eenige van mijne begeerten bij mijn
* fterven worden nagekoomen ;
' En indien ik het aan hem overlaate om alles
. · te verrigten naar zijn eigen goedvinden, ten aan-
^ zien
-ocr page 139-JüFFER CLARISSA HARLOWE. lo^
* 2ien Van tijd, en wijze; in gevallen daar het ver-
^ eifcht wordt, nogthans, raadpleegende met raij-
' ne waarde Juffer Howe;
* Vermêete ik mij te Hoopen, dat dit mijn'
* tweede verzoek mag worden ingewilligd. *
En zo dit mag gefchieden, zal ik het genoe-
gen hebben, dat deeze voordeelen uit de gunft aan
mij beweezeó, en den aangenomen poft voor mij
hervoortkoomen:
' Het zal eene Eere voor mijne Gedagtenis
< zijn, bij alle die geenen welke zullen te weeten
* koomen, dat ik zo ten vollen geruft was op mij-
* ne Onnozelheid, dat ik geen tijd hebbende om
< mijne Gefchiedenis zelve te befchrijven , het
* durfde laaten aankoomen op het verhaal , het-
* welk de vernieler van mijne eere en voorfpoed
> daarvan gegeven had.
* Ik zal niet bedugt zijn van iemand door dee-
* ze taak in onluften of gevaaren in te wikkelen,
* het zij met mijne eigene nabeftaenden, of met
* uwen vriend; als hebbende eenige beftellingen
* te maaken, waarin miiTchien mijne eigene vrien-
« den niet zo veel hehaagen 'zullen hebben, dan
* wel te wenfchen waare dat zij hadden;* alzo ik
niets onredelijks bedoeIe: dog gij weet,mijn Heer,
dzzr Ε igen-zelf ïGgter is, zullen de zaaken, zelf
bij goede luiden^ niet altijd regtmaatig beoordeeld
worden.
« Ik zal dus ook bevrijd zijn van het fmerte-
< lijk herdenken van zaaken, door welke mijne
' ziel gepijnigd wordt; en dat in eenen tijd, wan-
® neer derzelver beroerten geftild behooren te
Jfi
' ti
II© De HISTORIE vam
' worden, om piaatze te verleenen aan de allerge-
wigcigile voorbereidinge.
En wie weet , of niet de Hr. ßelford, die
reeds, uiteen beginzel van goedertierenheid, ge-
raakt is van mijne ongelukken, wanneer hij zijne
gedagcen weder laat gaen over de geheele Gefchie-
denis, in een kragtig ligt hem voor de oogen ge-
fteld; en wanneer hij het Uiteinde insgelijks zaf
voor zig hebben; en daarin eenigermaate belang
zal moeten neemen; Wie weet, of hij dan niet,
uit een nog waardiger beginzel ^ zijne toekoomen-
de daaden zo moge regelen, dat hijzelve zijne Be-
looninge vinde in het Eeuwigduurend Geluk, het·^
welk hem wordt toegewenfcht van zijne
VerpUgte Dienaar es,
Clarissa Harlowe»
Oq Hr» Belford, aan Jufer Clarissa"
Harlowe,
Γ .
Vrijdag, den 4 van Augußus,
- I· II m'iimiig^l
Madam,
Ik ben zo gevoelig aangedaen van de eere^
die gij mij doet in den uwen van heden, dat ik
geen een oogenblik wilde uitftellen om denzelven
te
-ocr page 141-te beantwoorden. Ik hoope, dat gij nog veele ge-
lukkige jaaren beleeven zulc; en uwe eigene
€umx zijn in die (lukken, waarop uw hart het
meeft gezet is. Dog ingevalle ik u overleeve, nee·
me ik met älle bereidwilligheid de Geheiligde Be-
dkninge aan, welke het u behaagd heeft mij op te.
draagen; en gij moogt u volftrektlijk verlaaten op
mijne Getrouwheid, en zo het mogelijk is, op de
letterlijke uicvoeringe van ieder ftuk, hetwelk gij mi|
zult aanbeveelen.
De vrugc van den genegenen wenfch, waar-
mede gij fluit, hebbe ik den gantfchen tijd ter har-
te genomen, zedert ik ben toegelaaten tot de eére
van met u te verkeeren. Ik zal alle mijne poo-
ginge infpannen, dat dezelve niet ijdel moge zijn.
Het geluk van tot u te mogen naderen, waartoe
deeze Aanftellinge, zo ik mij vermeete, mij menig-
maal gelegenheid zal geeven, moet dat gewenfcht
einde noodzaakelijk bevor^ieren; nademaal het on-
mogelijk zal zijn , getuige te weezen van uwé
Gpdsvrugt, Gelijkmoedigheid, en andere deug-
den , en door geen zugt gedreeven te worden om
ü na te volgen. Alleen bidde ik u, Dat gij mij
door geen Mededinger, nog door eenig Geval, in
toekoomende van deezen poft wilt laaten ontzet-
ten; ten zij eenige nieuwe blijken van onwaardig-
heid zig vertoonen, het zij in de zeden of in het ge-
drag van, ^
Uvien zeer verpligten en opregten
Dienaar^
J. Belfor0.
f
Sit De HISTORIE vaïi .
jDß//r. Belford , aan Robert Lovela^
ce, Schildkn.
Vrijdag-Avond, den 4 van Augußu^,
ïk hebbe reeds metterdaad de Uittrekzels ge-.
leverd aan de Lady, welke zij mij verzogt heéfc
haar te geeven uit uwe Brieven. Ik verzekere u,
dat ik de zaak zo gunftig voor u behandeld liebbe
als, fiie^ mijne confcientie, maar vriendfchap mij
verpligten konde die te behandelen. Ik hebbe eeni-
ge ongebondene woorden veranderd of overgefla-
gen. De verrukkelijke befchrijvinge van baare
Perlbon in het Brand-toneel, gelijk ik het noe-
men mag , hebbe ik 'er uitgelaaten. ik hebbe haar
betuigd, dat ik u regt gedaen hebbe, ten opzigc
van het regt dat gij gedaen hebt aan haare onvoor-
beeldiijke deugd. Dog zie hier de eigene woor-'
den t welke ik aan haar fchréef, onmiddelijk volgen-
de op de Uittrekzels:
' En nu, Madam,' - Zie de zinfneé-
de met omgekeerde com ma's dus] bl. 105,104»
De Lady is zeer ongerufl: wegens de gedag-
ten, dat gij onderneemen zoudt om haar een be-
zoek te geeven. Om 's Hemels wille (daar. gij uw
woord gegeven hebt) zo 'er eenige ontferminge
bij u is (want zij is weezenlijk in een zeer zwak-
ken
ItËÉ^
-ocr page 143--
Ikèn en kwijnenden ftaac) mag;, ik u bidden , neem
zülks dog niet in uwe gedagten.
Gifteren namiddag ontving zij een wreeden
Ërief (zo als juiFr. Lovick onderilelc dacldie ïs, we-
gens de uitwe'rkinge die dezelve op haar had) van
haare Zufter, ten antwoord op eenen van. haar
voorleeden Saterdag gefchreeven, waarin zij om
eeneh Zegen en Vergiffenis bad van Haare Oude-
ren. . . ., , , ·· ■
Zij bekent , dat indien dezelve gefchiktheid ei^
regtmaatigheid in alle uwe Brieyen worden in agc
genomen, als in de Uittrekzels, met welke ik haar
gediend hebbe (gelijk ik haar verzekerd hebbe dat
ze wièrden) zij zig dan bevrijd zal agten van de
noodzaakelijkheid van haarcf eigene "pefchiedeiiiß
te befchrijyen : En dit is een voordeel voor u, hec
welk gij aan mij te danken hebr. . , . , .
' ^ Maar wat denkt gij dat hét, tvi^eede yerzoelf
isj hetwelk zij mij 'te doen had^ Geen ander, dan
'dat ik haar Executeur wilde zijn ! -— Haare
beweegredenen daartoe zullen u ter zijner tijd wel
blijken; en daii, dürvé ikihftaen*, dat zij u voldoen
zullen. .... V
'' J.Ï . · , . ■ I ' 'ti ^*·· > ' .f- *
. Gij kunt u^niet verbeelden, hoe zeer ik mij
^eezèn Poft tot èere rekene._, Ik vreeze dat ik
maar al te ras denzelven zal moeten waarneemen.
Daar zij altijd bezig if met fchrijvep , wiplk. een
'zwaahnoedig vermaak zal het doorleèz^n en.in 0Γ7
de Breriged van liaare 'pgpigren , mij v^rfchaffen ί
Zulk 'eene minzaamheid van aart, zó veel gedülq
en gelatenheid, als zij fchijnt in haare magt te heb-
ben; égter fchrijvende in het midden van eene te^
genwoordige verlegenheid ί Hoe leevèn'dip;er
VII. Dëei: Η erï
t'
"■'jp-tiu:
Π4 DE HISTORIE vam
en zielroerender moet, om die reden^haarftijlzijn|
terwijl tiaar gemoed door de angilen der onzeker-
heid gepijnigd wordt (de uitkoomil dan nog in deh
boezem des Noodlots verborgen zijnde) dan de droo-
ge, vertellende, en leevenloöze ßijl dergeenen, wel-
JiC zwaarigheden en gevaaren verhaalen , die ze
reeds zijn te boven gekoomen; wanneer de ver-
haaler volkoomen geruft is; en zo hij zelve niet
bewoogen zij van zijne eigene gebeurtenis, waar-
rchijnelijk geen groote aandoeiiinge zal raaaken op
den Leezer 1
Sateräag'Ogiend, den ζ van A'ugufius,
Ik ben zo even weerom geköomen van een
bezoek aan de Lady gegeven, waarin ik haar in
periöon bedankt hebbe voor de eere, die ze mij
gedaen heeft; en haar verzekerd, indien het waar-
neemen van den Geheilfgden Poft van mij gevor-
derd wordt, van de uiterfte getrouwheid en naau-
keurigheid.
Ik vond haar zeer onpaÖelijk. Ik gaf haar
zulks te kennen. Zijzeide, Dat zij eenen twee-
den onbermhartigen Brief ontvangen had van haare
Zufter; en zij was bezig geweeft met het Jchrijven
van een Brief (en dat wel op haare knieën) regt-
flreeks gerigt aan haare Moeder; hetwelk zij, voor-
heen^ geen moeds genoeg gehad had om te doen.
Het was om eenen Laatilen Zegenen Vergiffe-
nis, Geen w^onder, zeide zij, dat ik haar aange=
daen zag. Nu ik den laatften liefde-pligt voor
haar had aangenomen (waarvoor zij mij, zo wel
als voor het inwilligen van haar ander verzoek be-
dank-
-ocr page 145-batikte) zoude ik ten geenen dage alle deeze Bric·'
ven onder mijne oogen krijgen : Ën moge zij ee-
nen, 'minzaameé tè rug krijgen op hetgeen zij nu
gefchreevcn had, tot een 'tegenwtgt van den pp·:
vriendlijken dien zij had van haare Zuiger, dan zoii
zij mogélijk ^ liunnen, beWoogen worden, om ze
beide te zamén' mij, té toonen ——; anders waare
het om haarsZufters halven , hoe minder den Brief
Van de arme Bella zagèn hoé beter.
Ik wiit wei dat het haar ongenoegen geeven
loude, indien ik de wreedheid van haare nabe-
ilaenden beftraft had : Ik zeide derhalven alleen »
pat zij zekerlijk vijanden moeft hèbbén , die 'er
hoopten hunne rekéninge bij te vindén ^ dat zij de
verftoordheid van haare vrienden tegen haar gaen»=
de hielden. . , . .
Dat kan wel zo zijn, mijn Hr. Belford, zeide'
zij : Den Ongelukkigen ontbreekt het nooit aau
vijanden. Eenè foüt, moédwilliglijk bédreevèn I
geeft voet ter optijginge van veel andere^' Daar
het oor open ihet voor befchuldigingen » zullen^
geen befchuldigers ontbreeken ; en iéderéen zal
gedieniiigiijk Vertelzèls koomén aandraagen te-
gen een kind die in ongunft is, terwijl men niets'
durft zeggen tên haaren voordeele. Ik moeft in
tijds wijs geweéfi: zijn, en niet noodig gehad heb-
ben, om dooi-mijne éigene ongelukken overtuigd
te worden van de waarheid, ^^wélke de gemeene
ervarenis dagèlijks aanwijil. De fn.oode behandel'
linge van den iir, Lovelace, mijns Vaders onbuig-
zaamheid, de verwijtingen van mijne Zutter,' zijn
de natuu'relijke gevolgen van mijne eigené onbe-
dagtzaamheid i dus moet ik hèc in mijn hard lot
Η ζ. jèb
lil
\
Zo goed rtellen als ik kan. Dog daar deezé gevol-
gen zo digc op eikanderen koomen, terwijl ze nog
'nhuw zijn, hoe kan men beletten daarvan op hieuw
te worden aangédaen ?
Ik vraagde, Of het haar ook aangenaam zou
zijn , dat een Brief van mijzelven, of van haaren
Doótor of Apotheker gefchreeven wierd aan iemand
van haare vrienden, waarin hun haar zwakke lig-
haams-ftaat, en diepe verootmoediginge wierd
voorjrehouden ? Of indien een reisje naar iemand
van dezelve van dienfl: mögt zijn, wilde ik hetzel-
ve gaarn in perfoon aanneemeri, en mij ftriktlijk
naar haare ordres gedraagen, tot welken zij ook
beveelen mögt mij te begeeven.
Zij verzogt ernftig, dat 'er niets van deezen
aart ondernomen mögt worden, inzonderheid bui-
ten haare kennis en toeilemminge. Juffer Howe,
zeide zij, had kwaad gedaan met haaren genegen
en welmeenenden ijver j en indien 'er reden waare
om gunft te verwagten door bemiddelinge, zo had
zij eene genegene vriendin, Juffr. Norton, daartoe
gereed bij der hand, welke in godsvrugt en voor-
zigtigheïd weinige haars gelijken had; en die geen
gelegenheid zou laaten voorbij flippen van te trag-
ten om haar dienil te doen.
Ik gaf haar te kennen, dat ik uit de ftad ftond
te gaen tot Maandag: Zij wenfchte mij veel ge-
noegen; en zeide, dat het haar lief zOii zijn bij
myne weeromkoomii mij te zien.
I V ■, f
St. _
Jußr hvih^, Harl© we, aanjufer Cl» Har·.
Μ
lowe.
\Ten Antwoord op haaren ν art den 29 Jui
Uj. ZieNo,xi.'] ,
Donderdag-Ochtend, den 3 Jugußl,
Zufier KlAARTJE,
Ik wenfchte wel, dat gij mij niet meer woudt
laftig vallen met uwe Brieven. Gij waart 'altoos
gaauw met uw fchrijveni en verliet 'er u op, dat
gij van iedereen kond maaken wat gij wilde door··
uw fchrijven. Dog uw Vernuft en uw Dwaasheid-
hebben u ten val gebragt. En nu, gelijk aile olij-
ke fchepzels doen, als zij zichzelven niet weecen
te redden, koomt gij bidden en fmeeken, en ver-
wekt anderen al zo veel ongemak als u zei ven.
Toen ik de laatftemaal aan u fchreef, verwag-
te ik wel, dat ik niet in ruft zou gelaaten worden'.,
En dus zoudt gij wel allengskens bij kleintjes
willen inkruipen, tot dat gij begeerde om weder
aangenomen te worden. *
Dog gij hoopt alleen op vergijfenis, en een
zegen, zegt gij. Een Zegen waarvoor, Zufter Klaart-
j€? Bedenk eens waarvoor! --—= Evenwel j'
-ocr page 148-II© De HISTORIE vam
hebbe ik uwen Brief mijn Vader en Moeder yoor°
gelezen. ^ .. ^
Ik zal lï niet melden, wat ralin Vader zeid^
--— Eeh die de regte bezeffing heeft, zo als
gij u beroemt te hebben van uw misdaaden, kan
wel giiTen, zonder dac ik het u melde, wat een
billijk vertoornden Vader zou zeggen bij zulk een
gelegenheid.
Mijne arme IVIoeder - O ontaardte !
Wat heeft uw ondankbaare dwaasheid raijne arme
JVIoeder wel niet gekoft ί Waart gij minder een troe-
telkind gevveeft, gij zoudt miiTchien zo ondeugend
niet zijn geworden : Dog ik zag nooit van mijn lee-
ven iets goeds worden van een gunilling die te
^ mal was opgebragt, ' '
Mijn hart is vol, en ik kan 'c niet keeren dat
ik mijne gedagten fchrijve; want uwe misdaaden
hebben ons alle te fchande gemaakt; en ik vreeze
én fchaame mij om te gaan naar eenige openbaars
of bijEondere AiTemblée of Divertiilëment: En
waarom ?- Ik hehoef niet te zeggen waar-
om, daar uw bedrijven het onderwerp zijn of van
het openbaar gefprek, of van het fmaadelijk gelui-
iler van beide Sexen op alle zodanige piaatzen.
Om kort te gaen,het is mij leed dat ik u geen
meer vertrooiling heb te zenden : Dx>g ik vinde
dat niemand genegen is om het u te vergeeven.
Ik weet niet wat de Hjd voor u mag uitwer-
ken; en als men ziet, dat uw boetvaardigheid niec,
meer voortkoomt om dat gij in uw meening be-
droogen zijt, als uit een waare overtuiging : Want
het is maar al te waarfchijnlijk, JuiFer Klaartje, dac
had alles voor de wind gegaan, gelijk als gij ver-
wag-
-ocr page 149-JüFFEft CURISSA HARLOWE. 119
wagte, en had üw gevederbofte fchelm u niet ver-
haten ,wij niets ^/èrnonien zouden hebben van dee·
ze beweegelijke llneekingen; nog van iets, als tar-
ringen vm'-hem, en beroeminge in wanbedrijf van
En dit 13 het gevoelen van iedereen zo wel als
dat van .
Uw bedroefde Zufler, ^
-r . Arabella HarloweU;
Ik zende deezen door een bijzondere hand,die
aanneemt denzei ven u te geeven of aan uw
logement te beftellen tegen morgenavond.
r't
^ufer Clarissa Harlowe, aaa haarf^
\ Motder,
Saterd. den 5 Aug^
Gëeerde Madam ^
Geen bi] zigzelve overtuigde misdaadige ge-
naakte ooit haaren vergramden en regtvaardigen
regter met grooter fchroom, nog met een waar-
agtiger berouw, dan ik u doe door deeze regels.
Inderdaad ik moet zeggen, dat indien het on-
derwerp van mijne nederige bede niet opzigtlijk
geweeii waare op mijn toekoomend welweezen, ik
< l.
U» De HISTORIE van .
; r , ί·· ■ - '
deeze vrijheid niet zou hebben durven neemen
Dog mijn hart is daarop gefteld, als op eene zaak
die naail dè vergiffenis van God Almagtig voor mij
ïioodzaakeiijk is. '
Hadde mijne gelukkige Zufter mijne droei^
beid én verlegenheid gekend, zij zou mijn hart
niet gewrongen hebben, zo als zij gedaen heeft,
door eene Geftrengheid, welke ik niet anders dan
onvriendlijk en onzufterlijk kan agcen.
Dog het paft mij niet te klaageh over eenige
onvriendiijkheid van haar: Nogthans, gelijk hec
baar belieft te fchrijven, dat men zien moet^ dat
jnijne boetvaardigheid minder daaruit voortkoomt
dat ik in mijne meeningë bedroogen ben, dan uit
ee,ne waare overtuiginge, gun mij, Madam, om
te bev/eeren, dat, indien ik mij daarop mag beroe-
pen , ik metterdaad regt hebbe tot den Zegen, om
welken ik verzoeke; nademaal mijne ootmoedige
bede gegrond is op een waar en ongeveinsd be-
rouw: En die zult gij te gereeder gelobv^en, in-
dien het fchepzel, die nooit, zo veel zij zig kan
in geheugen brengen, haare Mama nioedwiliig ee-
ne onwaarheid verteld heeft, eenig geloof verdie-
nen magals zij verklaart, gelijk 7>e doet, op de
piegtigile wijze, dat zij bij den Verleidei kwam,
mét een vaft beiluit om niet met hem voort te gaen :
Dat die onbezonnen ilap meer aan dwang dan aan
begochelinge te wijten was: En dat dezelve zo
weinig met haaren zin gefchiedde, dat zij daarvan
berouw en fmerte had, van het oogenblik af dat
2ij zig in zijne magt'vond; en alle oogenblikken'
naderhand , geduurende verfcheidene weèken ,
voor dat zij eenige reden had om voor die behan-
■■ - · ■ ^ '"de-
ν
JüFFE!^ CLARISSA^ HARLOTO^ Μ
gelinge van hem te vreezen, welke haar bejegend^
Weshalven ik op mijne knieën, mijne altooSi·:
geëerde Mama, (want op mijne knieën leggende
fc.hrijve ik deezen Brief) op het nederigil fmeeke.
om uwen Zegen : Zeg maar, met deeze weinige
woorden (ik verge u niet, Madam, om mij uwe. ·
Dogter te noemen) --- Verlooren^ opgeluh
kig fchepzel^ Ik vergeeve hst u! en God zègene
5J
9>
})
55
»»
55
ui
Dit is het al! Laat mij, op een ge-
zegend ftukje papier, flegts een gezeg befchouwea-
van deezen inhoud, met uwe dierbaare hand gete-
kend, op dat ik' hetzelve aan mijn hart mag druk-
ken in mijn hevigften ftrijd en beproevingen; en ik
zal hetzelve voor een paspoort naar den Hemel ag-
ten. En indien ik mij niet te veel vermeete, eft
bet WIJ in plaatze van ik mögt zijn, en uwer bei-
der gëeerde naamen daaronder'gefteld , dan zoude
ik niets meer te wenfchen hebben. Dan zoude ik
zeggen, „ Groote en genadige God ! gij ziet hier
in dit papier uw arm onwaardig fchepzel vrijge-
fproken van haare met regt, misnoegde Ouderen :
O voeg 'er, om mijns VerlolFers wil, uw aller-,
genadigft Fiat bij, en ontvang eene boetvaar-
dige zondaares in de armen uwer bermhartig-
heid! ,,
Ik kan u, Madam, bij geen ftuk van moeder-
lijke tederheid bezweeren, hetwelk niet, , in het
gevoelen van mijne geftrenge befchuldigers (onder'
■wier oogen dit demoedig fmeekfchrift koomen"»
moet) mijne blaam vermeerderen zal: Laat mij
derhaiven, om Godswil, u dog overreeden om ze-
H j gen
-ocr page 152-- DE^HISTORiE VAN
gen en vergiiFems over mij uit te fpreekén, liaäe-
hiaal gij daardoor met crooft in haare laatfte uurca
iiet hare befproeijen zult van'
■ ■ *' ■ ' ^ï^ . ■
U^Q Clarissa Harlowe^
Jiifer Montaoue , aan Jiijfer Cl. Har^
lowe.
Ten Jntimord op den haaren Dan den 3 Augl
Zie No. ui]
Mamdag, dsn 7 van Auguflm.^
Waarde Madam,
Wij waaren alle, voor dat uw Brief kwam,
al van gevoelen, dat de Hr. Lovelace uwer ten
eenenmaale onwaardig was , en eer eene regtmaa-
tige ftraffè verdiende, dan om met zulk eene Vrouw
gezegend te worden : En hadden veel meer hoope
op uwe genegene agcinge voor ons, dan op eeni-
ge die wij onderilejden dat gij kondt hebben voor
eenen zo fnooden vér ongelijker. Want wij had-
den alle vaft beflooten om u liefde en hoogagtin-
ge toe te draagen, hoe ook zijn gedrag jegens u
raogt zijn.
■s?
Χ
> JufPE^ CLARISSA HARLOWE. τϊ j
Maar wat kan 'er, na uwen ßrief, meèr ge-
zegd worden? ' " ' ' ' ^
Ik hebbe evenwel bevel gekreegen om in den
haam van alle ondergetekenden te fchrijvèn, oni
u te kennen te geeven hoe grootlijkè wij zijn aan-
gedaenvan uw lijden: om u te berigteri, dat Mi-
lord M. hem verbooden heeft, om öoic meer bin-
nen de deur te koomen van het vertrek waarin hij
zijn zal; En dewijl gij zugt onder de ongelukkige
uicwerkzels van het misnoegen uwer vrienden, het- ,
welk u aan ongemakken zou kunnen onderwerpen,
zo fraeeken zijne Lordfcliap, en Lady Sara, en
Lady Elifabet, u dat gij een hondert guinies alle
vierendeel jaars geliefc aan te neemen, voor uw
Leeven, of ten rainilen, tos dat gij wordt toege-
laaten tot het genot van uw eigen Capitaal, welke
υ op geregelde tijden gebragt zullen worden doos
éene bijzondere hand, en het ingeflooten Bank-
briefje tot een begin ontvangen. En denk niet,
waardile Madam, bidden wij u alle, denk niet dat
gij dus eenige verpligcinge krijgt (voor die teken
van Lord M's. en Lady Sara's en Lady EÜlabets
Liefde te uwaards) aan de vrienden van deezen
fnooden karei; want hij heeft geen een vriend on-
der ons behouden.
Wij verzoeken alle, en elk in 't bijzonder,
om met eene plaatze in uwe agtinge begunftigd
te worden; en op denzelven voet van verwant-
fchap te worden aangemerkt, als of hetgeen wij
voormaals met zo veel vermaak hoopten dat ge·
fchieden zoude, gefchied ivaare, En het zal onze,
vereenigde bede zijn, dat gij uwe gezondheid en
leevenskragt moogt wederkrijgen, en veele geluk-
kig
Μ
De HISTORIE vaï^
Idge jaaren nog beleeven : En nademaal voor deé-
zen deugniet niet meer gefproken kan worden, dac
als hij buiten *s latids gegaen is, gelijk hij nu zig
bereidt om te doen, wij omogen toegelaaten wor-
den tot de eere van in perfoon kennis te maaken
met eene Lady , die haare wedergae niet heeft.
Deeze ziin de ernftige verzoeken, waarde jonge
Lady, van
Uwen toegenegen Vriend en Vriendinnen,
m uwen opregtflen Dienaar en Dienaarejjen ^
Sara Sadleir.
Elis. Lawrance.
Charl. Montagüe.
Marth. Montague;
Gij zult de drie eeril-genoemcle bijzonderlijk
zeer groot hartzeer aandoen, indien gij
hunne aanbiedinge weigert aar? te neemen.
Waardfte jonge Lady , ftraf hen niet om
zijne misdaaden. Wij zenden deezen door
eene bijzondere hand, die ons, hoopen
wij, de gunit van uwe aanneeminge zal
weerom brengen.
De Hr. Lovelace fchrijft met denzelven boode;
dog hij weet niets van onzen Brief, nog
wij van den zijnen : Want wij fchuwen el-
kanderen ; en in het een gedeelte van het
huis
1
-ocr page 155-mr
huis hebben wij ons verblijf, en hij in het
anders welke verft van eikanderen zijn af-,
gefcheideni
? ■
-M
ße Hr, Lovelace, aan Jan Belforó^
Schildkn,
Saterd. den j Aug.
' Ik ben zo overmaatig ohtfteld over den inhoud·^
Van Juffer Harlowe's Antwoord op den Brief van
mijne Nigc Charlotte van voorleeden Dingsdag
(^welke haar gebragtwierdvan denzelven karei,die
mij den uwen bragt) dat ik naauwlijks geduld of
oplettendheid genoeg hebbe om te overweegen wat
gij fchrijft.
Zij mögt inderdaad wel kermen om genade
voor haar van haare vrienden, die zelve geen ge-
nade weet te betoonen! Zij is eene regte Dogter
van de Harlowes! -— Bij mijne ziel, Jan,
zij is eene regte Dogter van de Harlowes! Nog-
thans heeft zij zo veel voortreffelijkhedenf 'dat ik
haar moet beminnen, en zot die ik ben,ιhaar te
meer beminnen, om dat zij mij veragt. <
Gij gaet al voort met uwe vervloekte beuzel
taal en hervor , van fterven, fterven,
fterven! en eens het. woord bij het oor gekreegen
hebbende, kunt gij u niet weerhouden van het iii
ieder redèn in te lappen! De,duivel haal mij, id
ik niet denke, d?it gij haar eer met uwe eigene han-
den vergif 2oudt geeven,dan dat zij töc herftellinge
zou koomen, en u berooven van den lof van een
tovenaar te zijn!
Dog niec meer van uw vervloekt doodkloks'
gebrom ; uwe toonverwilTelingen op den omgè-
Eeerden lijkbiaaker : Zij zal nog wel leeven, als
ik al begraaven ben ^ Dat zie ik klaar; Wam bij mij-
ne Ziel, ik kan nog eecen, nog drinken, nog ilaa-
pen, en hetgeen nog erger is, geen andere vrouw
ter wereld buiten haar beminnen. Nog hebbe ik
iuft om eene vrouw nu aan te zien: In tegendeel,
ik draaije mijn hoofd af van alle die^ mij ontmoeten,
ten zij bij geval een oog, een weezen, een trek,
naar de haare gelijkende, mij treft in eènig vqor-
bijgaend gelaat, en dan kan ik niet nalaaten eéns
weder te zien; fchpon het tweede gezigt mij be-
ter onderrigt; want geen menfch kan naar haar
gelijken.
Dog zekerlijk, Belford, de Duivel zit in .die
Vrouwmenfch! Hoe meer ik denke om haare zin-
neloosheid en hardnekkigheid, hoe minder lang.-
moedigheid ik hebbe omtrent haar. < Is het moge-
lijk dat zij zigzelve, haare familie, haare vrienden ;
zo veel regt kan doen op eenige andere wijze,'
dan door mij te trouwen ? Al waare zij verzekerd
dat zij maarjcen dag zou leeven, behoort ze eene
getrouwde yrouw te fterven. fndien haare Chrißc.-
lijke Wraakzugt haar niet toelaate dit te wen-
fchen om haars zelfs wille, behoort zij het,niet te
doen ora1 den wil van haare Familie, en van haare
Sexe, welker eere zij zomtijds voorgeeft zo zeer
' ter
-ocr page 157-ter .harte te neemen ?· En indien ζαφ dier-
baar genoeg is om liaaren Harlowe-geeft ter mij-
ner l^eguniliginge te beweegen, kan zij dan wel
met eenig regt de deernis verdienen,- welke gij
zo deerlijk allenchalven voor haar vordert ?
Wat aangaetfde oneenigheid , welke haar Brief
tuffchen mij en de halfgekke i'amiUe alhier veroorzaakt
heefc [En ik mo,et u zeggen;,dat hecgeheelimet ons
in ^^ftukken is] dat rekene ik niet een paarde-vijg.
Zij zijn zot met mij te yerwenfchen en te vervloe-
ken, die hun tien * vloeken tegen,; een kan geeven,
_al wiklep zij het een, dag aan een uithouden. :
Ik hebbende eene helfe van het huis voor,mij;
en dat wel de befte: want de Groote luiden heb-
^ ' . ^ ^ , . .j
ben het minft genot van hetgeen hun meeil koil:
Prdgt en Gebruik zijn twee onderfcheidene din-
gen : Het gemeen, gedeelte is voor hen; het Sta^-
tig gedeelte is voor mij : En hier ipeele ik den baas
en wil ik den baas fpeelen ,zo lang Het mij belieft?
terwijl de twee zwaarlijvige Zufters, de oude po-
dagreufe Broeder, en de twee muffige Nigten, op-
gepakt zijn in de andere helft, en zig niet bewee-
gen durven uit vreeze van mij te zullen ontmoeten:
Welken zij (dat is 'er het grappigft van) verhoe-
den hebben om in hunne vertrekken te koomen,
gelijk ik hen om te koomen in de mijne. En dus
houde ik hen allen gevangen, terwijl-?ik rondom
loope waar het mij lufi:. Aartige honden en hóft'·
dinnen, die tegen mij knorren en keffen, en egter
als ik voor den dag koome, haar fnuit buiten haa·
re hokken vreezen te fteeken; of indien ze %
eens uit zijn, voor dat ze mij zien, op het gezigt
van mij 'er weder grommelende binnen loopen,
met
f^·^' · --i-rU·
„· ■ I
ïlit De HISTORIE Van
mee hünne ooren bij den kop langs hangende;
niiet den buik op den grond fleepende, en dèii
trillenden ftaarc binnenwaards bmgekruld.
En terwijl ik hier dus heldhaftig krijg voeriê
tegen bremfen; horfels, wespen, en hómmels, eh
geheel in brand ilae van de woede eener verfmaad-
de Liefde, vermaakt gij u met uwen laiFen en
'fmaakeloofen ernft, en gaet voort met uw Her-
vörniings-ontwerp , en met uwe verheugingen
over mijne ongevallen!
De duivel haale u, ongevoelige half-gaarge-
bakken fchobbejak dié gij zijr! Ik hèbbe geen gé-
duld meer omtrent u, dan omtrent de Lady; want
gij weet niets nog van Liefde nog van Vriènd-
fchap, en zijt der eene alzo onwaardig, als on-
bekwaam tot de andere; andiers zoudt gij ü
niet verblijden, gelijk gij doet onder de grijns
υαη deernis^, over het miflukken van mijne ver-
wagtingen.
En gij zijt al eèn aartige vent, zijt'gij niet^
met te belooven om haar affchriften te geeveii
Van èenige gedeelten mijner Brieven, die in ver-
trouwen aan u gefchreeven zijn ? Zulke Brieven;
dat gij eer üwe vervloekte tong moeit hébben
afgebeeten, dan té bekennen , dat gij dezelvé
ooit ontvangen hadt: Nogthans ' ftaén dèeze nu
aan haar te worden medegedeeld! Dog ik bé-
lafte u, en wee u zo het te laat zij! dat gij haar
iiiec beguniligt met een regel van mij. ^ '
Indien gij het reeds gedaen, is de min-
fte wraak^die ik neemeti zal, dat,ik mijn 'Woord
Van eeré'breekey hetwelk ik aan u gegeven'heb'-
be, om haar niet te bezoeken, gelijk gij i^itie-èé-
re
-ocr page 159-re jegens mij zult gefchondeq hebben, in haar Brie··
ven mede té deelen, welke onder hec Zegel der
Vriendrehap gefchréeven waaren.
ïk ben nu,maar φ. te droevig voor mijne hóof-
pe, pvertuigd doof haaren Brief aan mijne Nigc
Charlotte, dat zij wel vail befloocén heeft om riiij
nooit te neemen. · ' " . . · · ,
Öhvoorbeeldlijke godloosheid, noemt zij de
mijne jegens haar. Maar hoe weet zij wat de Min,
in haaren felften brand, de rnannen wel niet aan-
hitfe om te bedr^'ven? Hoe weet zij zo net hec
véreifchce onderfchéid der .woorden·, «ïie ze m die
geval gebruikt? ——, Het ergß te.denken ï en
bekwaam te zijn oro, vergelijkingen te maaken ia
deeze zeèr kiefche oraftandigheden, racet, zij daar-,
toé niet minder kiefch zijn, dan-ik mij verbeeld had
dat zij waare ?. ■ ■. ^ Dog^ zij heeft wel gehoord ^
dat de duivel zwart üsy en- gezind zijnde, óm zulle
een van mij' te maaken, ftampt zij, in den mortier
van haare WiJde verbeeldingè, twintig fchoorfteen-
yeegers pnder een , ora een meer dan. gemeea
roecigen vent uit dén vuïlen hoop te voorichtjn te
doen koomen. - ; . ,,
Dog welk een dwerl-wind verwekt zij in mij-,
ne Ziel, dóór haare trotfe ve/agtlnge- van mijί
Nimmernimmer,' vvierd eeryig fteiflijk menfch;
zijn hoogmoed zo vernederd! Hoe doet ze mij;'
daalen, zelf in mijne eigene oogen! -- ^^Haaf.
„ hart verfoeit mij opregtlijkzegt zij, wegéns'
,V mijnpLAAGHEID —-τ Nogthans is haar
oogmerk om het voordeel te geniecen van het geen
haar dus belieft te noemen! --Vervlcikc Zi)
iiaare trotsheid^ én haare laagheid te geliys ί —^
VIL Deel; ΐ Haa-
tl^ De HISTORIE van
Haare trótsheid jegens mij, en haare laagheid je-
gens die haafer maag"
ichap meer onwaardig zijn, dan ik kan weezen 9
of ik ben inderdaad wel laag,
Nogthans, wie moec haar niet hoogagtenj
wie moec haar niet aanbidden ? O dat vervloekt,
vervloekt hüis ί Hadden de vrouwluij daarin hec
niet gedaen! - Daarbij haare verdoemde dran-
ken ! Waaren die niet gebruikt, haar onhenevelä
veriland, en de majefteit van haare deugd zou-
den haar wel behouden hebben, gelijk zij eens dee-
den door haare nederige welfpreekendheid (a) ,
en andermaal door haare verfchrikkelijke bedreigin-
gen regen haar eigen leeven (b)^
Nogthans in beide deeze gevallen haar ver-
mogen over mij, en mijne Liefde voor haar te be-
vinden ί en mij te haaten , te veragten , en te ver-
ftooten ! - Zij mögt dit met eenigen fchijn
van regt gedaen hebben, waare de laatil-voorgeno"
mene fchendinge ter uitvoer gebragt: —— Maar
in allen opzigce als overwinnaares en zegepraalen-
de heen te gaen ! -- Wel mag zij mij vei*·
agten» dat ik haar dit hebbe toegelaaten te doen.
Zij verliet mij inderdaad in een laagen en ver·
agtelijkenioQiimA\ —— En die indruk blijft
haar bij. - Ik kon mijn eigen vleefch wel
verfcheuren, dat ik haar geen reden gegeven heb-
be - dat ik haar inderdaad niet hebbe ver-
nederd; -- Of dat ik niet in ftad gebleeven
ben, om op haaren uitgang te paiTen, in plaatze
van
(aj Tn liet p;cval van den Biand, D. IV. bi $78, env.
(b) D. Vi. bl. 97, env. In het geval met het Pcnacmcs.
f
ί ·-.
yan bp dieh yan Lord , tot dat ik mijzelven kpa
verhoogd hebben, met mij.eenè, Vrouw te geeyen»
die boven alle beproevinge, boven alle verzoekiri'
ge verheven Is. , , , , ,
;, Ik zal, evenwel, het waagen, om. nog eene^
Ërief aan haai-, te zenden ; en ^indien die het.iiie«
kan klaaren, of mij 'een Antwoord -bezorgen, idan
zal ik tragten fiaar tè zien, daar mag van koomei|
wat 'er w//. ïn^en zij mij ontwijke, zal ik eèni^
edel fchelmiiujk bedrijven aan de booze kleuter i
welke zij meeft bemint, eri dan vóór altijd het kor
Bingrijk verlääten. . , \ ^ . , , ...
Én mi. Jan, nademaai gij/er dog aiart bezig
zijt oiii den,inhoud van geheime Brièyen mèdè t^
deêlen, |o .vertel haar dit, indien gij wilrl ^ Ëri
Voeg'er hij, Dat indien zij mij veriioot, GOD mij
Μ verilootèn: En wèlk zal dan het lot zijn van
ΗαάΜ LoyuLAckl
XXVII BRIEF.
De Hi\ Lovelace, aan Jan Belforö^
SchiUkn,
[Ten 'Anïvioord op den zijnen van den ' '
4 ^i/gufi. Zie No,-kxii.2
Maandag, den 7-^i^güß-
Èn dus hebt gij dan ,reeds raetderdaäd aan de
li " -
/
-ocr page 162-Tctioone Onverzoenbaare de Uiccrekzels' gelever<j
van Brieven, dié'in Veitrouwen van Vriendfchap
gefchreeven zijn! Driag zorg —— Draag zorg,-
Beiford .... Ik houde inderdaad' meer van u ,
dan van eenigttian ter wereld : Doghèt-is een zeer
teder pünt. De^aak is zeer ernilig bij mij gewor-
den.·. Mijn hart is *er op geileld om haar te heb»·
ben. En ik wri haar hebben, fchoon ik haar nioee
trouwen in de angften van defi éood.
Zij is zeer bekommerd, zegt gif, dat ik on^
derneemen zal om haar overlafl te doen. Dat^'
moei: ik haar zeggen, zal voiftrektiijk van haarxel-
ve afhangen, en van het Antwoord dat zij geeft,
het zij met pen eh inkt, of mét een veragtelijk ftil-
zwijgen, hetwelk zij op mijne laaiile vier aan haar ge-
briiikt heeft: En ik zal denzéivéh fchrijven irt zuk
ke nederige, en in zulke redelijke bewoordingeny
dat zij, indien zij niet eene regte HarloWe zij, het
mij wel vergeeven zal. Dog wat het Execmeur*
fchap aangaet, hetwelk zij genegen is om u op te draa-
gen - Gij zult haar Executeur niet zijn : Ik
mag verlooren gvien, zo gij dat zijn zult. - En
zij zal ook niet ilerven. Niemand zal iets bij haac
zijn, niemand zal het hart hehhen om iers bij haar
te zijn, dan ik'- Uw geluk is reeds al te
groot, daar gij dagelijks tot haare tegenwoordig-
heid wordt toegelaaten; daar gij haar aanfchouwt,
tot haar fpreekt, haar hoort fpreeken , terwijl het
mij verbooden is onder het [gezigt van haar venfter
te koomen -;— Welk eene verwerpinge is die
van eenen man, die haar voormaals waarder was,
dan alle de mannen ter wereld!-- En nu be-
kwaam te zijn om, terwijl haar hoofd verheven on-
der
der de Sterren voor mij onzigtbaaris, op mij neer te
zien, zomcijds met verfmaadinge, en op andere tij-
den met ontferminge; dat kan ik niet verdraagen.
Die zegge ik u, dat indien mijne pooginge
met den Brief mij niet gelukke, ik die lafhartige
dwiasheid zal overwinnen, die in mija hai't is in-
gekroopen, of ik zal hetzelve uit mijnen boezem
rukken, en het haare toegooijen, op dat zij zien
moge, hoe veel tederder dan haar eigen dat werk-
tuig is, hetwelk zij, en gij, en iedereen anders,
de vrijheid genomen hebben van vereelt te noe-
men.
Geef kennis aan de luiden , welke voor en
agrer en aan beide kanten wponen van de ver^
vloekte Mama, om hunne befte^goederen uitjden
huize te brengen , indien ik verworpen worde:
Want de eerfte wraak, die ik neemen zaj , zal
zijn dat nefl: van Serpenten in den brand te ftee-
ïien. En daar zal geen fchroom zijn van haar te
zullen overvallen, terwijl zij bezig zijn met jeene
daad te pleegen, die naar de zaligheid f maakt,
20 als Shakespear zege -— Zo dat mijne
Wraak, indien zij vergaen in de vlammen , die
^k zal aanfteeken , ten aanzien van haar volkop-
men zijn zal.
mi
I 3
De HISTORIE vam'
( .; ■ . · ■
ψβ //r. Lovelace , aan Juffer CLARis.si
harlowe, ·
Al hoe weinig reden ik hebbe om pf een ge-
duldig oor, of een vergeevend hart van 'u te ver-
wagïen, nogthans kan Ik niec nalaaten ilog eens
weder aan u te fchrijven (^als zijnde dir-een vèr-
ichoonelijker overlaft, miiTchien,' dan "ëen bezoek
20U zijn) om u te fmeeken, dat gij hèt in mijne
magt ftek om vergoedinge te doen, zooverre als
het mogelijk is vérgoedingé te doen, voor de on-
gelijken die ik u hebbe aangedaen. ' '
Uwe engelagtige Reinheid , en mijne ont-
waakte Corifcientie , zijn onwankelbaare getuige-
niflen van uwe verhevene verdienile,' eh van mij-
iie 'verfoeijelijke fnoodheid : Maar uwe VergiiFenis
zal mij onder eene eeuwige verpligcinge aan ü bren-
gen - Vergeef het mij dan, mijn waardfte Lee-
ven, mijn aardfche Heil, het zigtbaar Anker van mij-
.Te toekoomende hoope ! Gelijk gij (die gelooft dat
gij in eenigen deele genade behoeft) zelve hoopt
op VergiiFenis, vergeef het mij, en geef uwe toe-
ftemminge om op zulke voorwaarden als gijzelve
goedvindt, en in wier gezelfchap het u gelieft, mij
ontmoeten voor het heilig Altaar, en uzelve den
eigendom te verkrijgen van het boetvaardigft 'en
genegenft hart, dat ooit floeg in eenen menfchlijken
boezem.
Maar miiTchien mag *fer wel een tijd van be-
proevinge vereifcht worden. Het zou voor u on-
mogelijk kunnen zijn, zo wel wegens ongepeld»
heid als wantrouwen, om mij zo fchielijk weder
volrtrekc in gunft aan te neemen , als mijn hart
wenfcht aangenomen te worden. In zulken geval-
le zal ik mij onderwerpen aan uw welbehaagen; en
daar zal geen boete zijn, die gij mij kunt opleg-
gen, welke ik niet blijmoedig ondergaen zal, in-
dien het u behaagen zal mij Hoope te geeven, dat
na het doen van eene boete, bij voorbeeld, van
eenige maanden, waarin de geregeldheid van mijn
toekoomend leeven en bedrijven u zal overtuigen
van mijne Hervorminge, gij eindelijk de mijne
woeden zult. ^ '
Laate ik u dan fmeeken om de gunft van een
weinig regels, die mij aanmoediginge geeven toe
deeze voorwaardelijke hoope, indien het niet ee-
ne nog nader hoope, en edelmoediger aanmoedi-
ginge zijn mag.
Indien gij mij Dit weigert, zult gij mij wan-
hoopig maaken. Maar dan zelf moet ik, hoe het
ook gaen mag, mij aan uwe voeten werpen, op
dat ik mijzelven niet befchuldigen moge met hec
verzuim van eenige ernftige, eenige nederige poo-
ginge om u ter mijner begunftigin^e te bewee-
gen : Want in U, Madam, en in UWE Ver^gip
fenls bopt alle mijne hoope te zamen ren aanzien
van deeze en van de toekoomende wereld: Node*
maai ik volflagen van U verworpen zijnde, buitea
I ^ ai-
-ocr page 166-Ρε HISTORIE van
al,Ie verwagtinge zijn zal op eenige genade van Be/-
^enl - Want ik b^n nu genoeg coc mijzëi-
ye gekoomen om te denken, dac vergeevinge te
jerlangen van verongelijkte Onnozelen noodzdake''·
lijk is toe de Godlijke vergiffenis 5 voor zo verr^
de Almagcige den deugniet (zo als men mee reden
gelooven mag) in de magt ftelt van de zodanige],
welke hij zonder oorzaak en zwaarlijk beleedigd
heeft. En kan tot deeze magt geregcigd zijn ί
indien Gij het niet zijt?
Uwe zaak, Madam, met een woord, merke
ik aan de zaak Dßugd, en als zodanig, οοίς
de zaak i^an God te zijn. En mag ik niet wel
verwagten,'dat Hij dezelve zal handhaayen met hef
verderf van een man , die bij eene perfoon van de
fmetteloofte reinheid zo gehandeld heeft, als ik'
gedaen heb^e, jndien gij , door mij te verwer-
pen, toont dat ik boven mogelijkheid vap vergiii^-
pis misdaen hebbe ?
' Ik verzekere u ten plegtig-ften,, dat geen tij4-
lijke of wereldfche inzigten mij beweegen tot dit
errtftig aanzoek : Ik verdiene geen vergiffenis van
u. Nog Milord M. en zijne Zuilers verdienen het
van mij! Ik veragte hen in mijn hart, om dat zij
zig verbeelden durven, dat ik mij zal laaten regee-
ren door het uitzigt op eenige voordeèlen, welke
het in hunne magt ilaet mij toe te brengen. Daar
is geen leevendig menfch, buiten u, van wien ik
eenige voorfchrifcen wil ontvangen. , Ljw geheel
gedrag, Madam, is voortgekoomen uit zulke edele
beginzels, en uwe veriloordheid is zo verwonder-
lijk rcgcmaatig, dat ik u zelf als in een godlij k ligt
befchouwe, en tevens in een oneindig beminnelij-
ker,
i'
( !
II ii
-ocr page 167-JijFFER CLAj^ISSA HAIU.OWE. Vf^x
lier, dan ik u befchpuwd kon hebben', hadp gij de
barbaarfche verongelijkingen ^ niet geleeden;, die
nu mijnen geeft,met angft ep afgrijzen vervqUen,
als ik mij mijne eigene fchurkerij te binnen brenge
jegens de voortreffelijkile der vrouwen. ^
Ik herhaale^ dat alles, waarom ik tegenwoor-
dig fmeeke, is een weinig regels, ^ter beilieringe
van piijne onwiflTe treden; en (indien het voor u
mogelijk zij u zo verre te vernederen) ter aanmoe-
diginge van mijne hoope, dat , indien ik mijne te-
genwoordige geloften door mijn toekootnend ge-;
drag kan billijken, ik de eere zal mogen geniete^
van mijzelyen te noemen ' ;· . ,
" Tot in eeuwigheid JJwén
I
rr ■" Γ
Juffer Clarissa Harlowe, aan llord M.
en aan de Ladys -oan zijn Huis.
\Ten Antwoord op dien van Juffer Montague van
den 7 Auguft» Zie No,, χ χ v.] : r,
Dings dag ^ den 8 van Augußus,
Verfchoont mij, mijne geagte Lord, en mijne
gëeerde Ladys, van het aanneemen van uwe edele
vierendeel-jaarfche weldaadigheid ^ en gunt mij,
I 5
li:
I
Μ
met alle dankbaare erkentenis,'en waare nederig-
heid, het ingefloqtèn pnderpand te rug te zenden
•van uwe goedheid jegens mij. Ik hebbe inderdaad
het een niet van nooden, en het is niet mogelijk
dat ik de andere kan behoeven. Dog ik hebbe
niettemin zulk eene diepe bezeßinge van uwe edel;
moedige gunft, dat ik tot mijn iaatfte uur toe ver^
maak zal vinden in dezelve te overdenken, en roem
draagen op de plaatze welke ik bezitte in de agtin-
ge van zulke eerwaardige perfoonen , op welker
verwancfchap ik voormaals de eerzugt had van ta
hoopen.
Dog gunt mij verlof om mijne bekommeringe
te betuigen, dat gij uwen Bloedverwant uit uwe
tegenwoordigheid en gunll verbannen hebt: Na-
demaal hij nu miilchien onder minder bedwang 'zal
zijn dan ooit; en nademaal ik in 't bijzonder, die
gehoopt had door uwen invloed in het overfchot
van mijne dagen ongemoeid te blijven, wederom
l^or zijne vervolgingen^ mag worden blooigeileld.
Hij heeft, mijne geagte Lord, en mijne waar-
de Ladys, tegen u zo niet misd'aen, dan hij tegen
mij misdaen heeft; en gij kondt ook nog alle zeer
edelmoediglijk uwe voorfpraak aan hem bij w//ver-
kenen : En zal het wel heel ongevoegelijk in mij
zijn, indien ik verzoeke, om mijns eigenen vree-
des wille; om den wille van andere arme fchepze-
len^, die nog van hem mogen worden veronge-
lijkt, indien hij wanhoopig gemaakt worde; en om
den wil van. uwe geheele deftige familie; dat gij
die vergiffenis tot hem wilt uitftrekken, op welke
gij vzu mij hooptet? en dit vï^el dies te meer, de-
-wijl ik mij vermeece te denken, dat zijn driefte en
r
Μ1
heftige geeft niet door geweldige middelen 'zal w'or^
den te onder gebragt^ nademaal ik geen twijffel
hebbe, dat het involgen van éene' tegenwooWigé
hartstogc altoos meer bij hem vetmbgén zal, daiir
eenige toekoomende inzigten , hoe onredelijk Μ
eene en hoe voordeelig de andere ook'zijn mo-
__gen. ' ■ ■■ ' ■ " ■ ' '
Uwe vepjOroordhéid mijnentwegen is ten uitef-
ften grootmoedig,' gelijk'uwe goedheid jegens mij
regt edel is: Dog ik ben niet buiten hoope,' dac
hij eene behoorelijke aandoeninge zal krijgen van
de-onheilen, welke hij mij heeft doen lijden,·, én
dat, als ik iri het graf gelegd en "Vergeten ben, ü*
wègeheele gëeerde familie gelegenheid zal vinden ^
óm u te verheugen in zijne Hervdrminge en
veele van die gelukkige jaaren te beleeven, wëli
ke gij, mijn geagte Lord, en mijne waarde La-
dys, met zo Veel genegenheid toewefifcht aan '
Uwe altoos-dankbaare en verpligte
Μ
7/r. Belford, aan Robert LovelÜ
■ I! '
c Ε, Schïldkn. ?
Bonder dag-Avond^ den i® van Aug^
U is van Tourville bekend gemaakt, hoe drók-
¥
li'
; j
bezigheid de ziekte en de zaaken van Belton mij
verfchafc hebben , gelijk ook Mowbray en hem,
zederc mijnen voorigen. Ik ging Maandag eens
aan ten huize van Saiith, toen ik vercrok naar Ep-
ibm·
De Lady was naar ds kapel gegien : Dog ik
had het genoegen van te hooren , dat zij niet erger
was; en ik beval mijn compliment aan- haar te mai-
ken, en haar kennis te geeven, dat ik drie of vier
dagen uit de flad zou blijven.
Ik gedraage mij aan het verhaal van Tourvil-
le, die u zal te weeten doen hoe veel zwaarigheid
wij hadden om deeze goedaartige matres, en tmI»
nige huishoudfter» met haare jongen te verjaagen,
en de Zufter van den armen knaap voor hera in het
bezit te Hellen van zijn eigen hqis; terwijl hij on-
dertuiTchen zig verfchool in eene Herberg te Croy-
don, te flaauwmoedig om in zijne eigene zaak te
voorfchijn te koomen.
Dog ik moet aanmerken, dat wij waarfchij-
nelijk maar juift van pas kwamen, om de verftrooi-
de overblijizels van zijne goederen te bewaaren uit
de handen van dit roofziek vrouwmenfch, en haare
medepligtigen : Want dewijl hij niet lang kan lee-
ven, en zij ook van die gedagten is, vonden wij
dat zij zekerlijk maatregels genomen had, om be-
wijzen van een Huwelijk voor den dag te brengen,
cn dus alles in bezit te houden voor haarzeive en
baare zoonen,
Tourville zal u vertellen, hoe ik genoodzaakt
wierd den ouden ilalknegt in haar gezigt te ka-
ftijden, voor dat ik hem ten huize uit kon jaagen,
Hj had de baldaadigheid van de handen aan mij te
ilaen :
ι ί
'i .
. /1
-ocr page 171-JüFFBR GLARISSA HARLOWE. Ï4S
■ft]
ί'ί
flaer»: En ik deed hem maar een ftap fleeinen van
boven van den trap töt beneden. Ik dagt dat hi|
zijn hals en alle zijne beenen zou gebroken hebben·'
Ènals hij toen bij hethooid en de voeten 'er uit ge*
dragen wierd, vond Thomafine goed om hem ag·
ter na te wandelen. - ^
Bekoorelijke gevolgen Van het Matres-bm·
den'r deti ftaaf, met- welken wij zo veel hebben
opgehad! ——^— Welke gedagten men daarvan
ook mag maaken in frisfe gezondheid, Ziekte en
afneemende UeDenskragten in den Onderhouder^
zullen hem het onderfcbeid wel doen gewaar wor-
den, ' f , >
2i} zou hem, gaf zij aan eene vertrouweling
te kénnen, wel haait krijgen in eene plaatze van
zes voet lang en vijf voet breed; meenende zijn
bed: en dan zou zij niemand bij hem laaten koo-
ttien, dan dien het haar beliefde. Die vent van
een ftalknegt zou dan, onderftelle ik, zijn doftor
geweefl: zijn; zijn Teilament voor hem gereed ge-
maakt; het Weduwen-gewaad waarfchijnelijk ia
voorraad gekogt; wie weet , of zij in hetzelve
niet voor zijne eigene oogen verfcheenen waare?
gelijk ik eens éen voorbeeld gezien hebbe van eer
ne booze vrouw, die haaren man, welken zij haa--
tede, dus tergde , als zij dagt dat 'er geen kans
was tot zijne herilellinge: Schoon hetzelve de i
leevensgeeften van den man in zulk eene bewee- ί
ginge bragc, en de ziekte zulk een keer deed neef- ,
men, dat hij dezelve te boven kwam, en lang ge»
tioeg leefde om haar in haare kift te zien leggen,
bekleed in hetzelve rouwgewaad, waarmede zij
hem getergd had.
I
Dus veel; ' voor tegenwöordig , aangaëndfe
Belton, en zijne Thomafine»
Ik beginne van harten deernis met ü te krij-
^n , nu ik ^ie dat het u ernft is met de Vrügt-
!öoze Liefde , welke gij jegens deeze Engel vati
éene vro«w laat blijken, en te meer dewijl hèc,
gij möogt zeggen wat gij wilt, onmogelijk is, dat
^ij haare ziekte te boven koome, en de onverzóen»
baarheid van haare vrienden; van welke 2ij veribhe
blijken heeft gekreegen.
Ik hoope, dat gij inderdaad niet misnoegd
zijt over de Uittrekzels, welke ik uit uwe Brieven
voor haar gemaakt hebbe. Dat ik haair hebbe
doen zien, hoe veel regt gij in dezelve doet aan
haare deugd, is zo zeer ten voordeele van uwe
ópregtheid (eene hoedanigheid, moet ik nogmaal
ieggen, die u verheft boven het gemeene gros der
Ligtmiilèn) dat ik in mijn hart denke welgedaen
te hebben; fchoon hèt bij eene andere vrouw, en
bij eene die het ergft van ü niet geweeten had; dat
zij koh te weeten koomen, mogelijk kwaalijk zou
gedaenj zijn. .
Indien het einde de middelen kan règtvaafdi-
gen-, is het duidelijk, dat ik ten aanzien van u
beide wel gedaen hebbe; nademaal ik baar meer
hebbe geruft gefteld, en u aan haar in een beter
■ligt doen voorkoomen, dan gij anders zoudt ge-
daen hebben.
Dog indien gij niettemin misnoegd zijt, dat
ik haar beliefd hebbe in een iluk, hetwelk ik er-
ken«
■ i ■•I
-----------τ "ίΊ - --int^·'-·--^^ ■
r
Juffer CLÄRISSA HARLOWE. m
\Qnneteäef te zijn, zo laac ons deeze zaak eens
isitpluizen bij onze eerfte zarnenkoomft : En dani
zal ik u toonen, welke de Uitttrekzels waar én,
Ên hoe ik dezelve ten uwen voordeele hebbe zaë
mengehegti ^ « y
Dog gij mäatigc u zekerlijk niet aan om te zeg*
gen wat ik doen, of niét ifoen zal, ten aanzien
Van het Executeurfehap. . .·
Ik ben mijn eigen riialn, Hoope ik. Mij
dunkt, gij behoort blijde te zijn, dat de verdeedi-
ginge van haarei gedagtenis worde overgelaatÊn
aan eenen, van .welken gij te gelijk raoogt verze-
kerd zijn, dat hij u en uwe bedrijven met all^
mildheid zal behandelen, die het geval kan vee-
len.
ïk kan niet nalaaten mijne verwonderinge uit
te drukken over een ftaaltje van uwe eigenzijdig-
heid; en dat is daar gij zegt, Zi] mögt inderdaad-
•wel kermén om genade voor haar van baars
vrienden, die zelve geen genade weet te bötooJ
nen.
Zekerlijk kunt gij immers de gevallen niet ge«
h'jk agten --— Want zij, zo als ik verftae,
verzoekt maar om eenen Laatften Zegen, en eene
Laatfte Vergiffenis voor eene fout, welke eenig-
zins hdien haar wi'/gefchied is, zo dezelve in *c
geheel al eene fout zij; en hoopt zelf niet eens om,
'weder aangenomen te worden; Gij begeert ver-
giffenis van voorhedagte verongelijkingen (welke.
2;ij u niettemin vergeeft, op voorwaarde dat gi|
haar geen moeijelijkheid meer aandoet); en hoopt
*meder in gunfl te worden aangenomen^ en itt
ge».
-ocr page 174-$7-2, De HISTORIE van
gevölgö van die VergiiFenis het fchoonil juwêe!
tér wereld volftrektlijk in eigendom te krijgen.
Ik zal fiü vefdéF kortlijk vérhaalen, wat 'er,
zederc mijnen laatftén, ten äanzien van de voortref·^
felijke Lady is voorgevallen, Üit het berigt, dag
ik u geevên zalzult gij zien; dat zij döor ge-
noeg moeijélijkheden gedrukt wordt; die allé oor-
fprongiijk van u herkoomilig zijn, zonder dat 'gij
dezelve met nieuwe kwellingen behoeft te ver-
meerderen. En zo lang als gij zo heel ruiterlijfe
üw geweid kunt oeffenen op^ M. Burg, daar ieder-
een uw gevangen is, zie ik niet, of gij moogt dè
ónbezuisdheid van uwen moed zó wel voldoen
met daar den baas te fpeelen over een halfdouzijri
perfoonen van rang en aanzien, als over eene hul-
pelooze Wees, gelijk ik deezé Lady noemen mag,
nademaal zij geen een enkel vriend heeft om haai
bij te ftaen, indien ik het niet doe; en die zigzel-
ve gelukkig agcen zal, indien zij u, en de gehee-
le wereld kan ontvlugten in de armen ^van den
dood.
Mijn laatfte was van voorléeden Satei'dag.
Zondag nam zij, op den raad van hiaren
doftor, eene kleine verlugtigingé. Juffr. Lovick,
en Mr Smith en zijne vrouw vergezelden haar. Na
dat zij in de Kapel van Highgate den Godsdienft
hadden bijgewoond , Onthaalde zij; hen op een
kleinen maaltijd; en des namiddags waaren zij, op
haare te rug reize, in de Kerk van Iflington;· en
kwamen taamelijk blijmoedig weder t'huis.
Zij had in mijn afweezen verfcheidene Brie-
ven gekreegen, zo alsjuifr. Loviqk mij barigtede',^
ttehaiven den uwen. De uwe, fchijnt het, bragc
haar
Li
€
haar in groote verlegenheid; dog zij beval den boon
^e, die om een Antwoord aanhield, te zeggen,
dat dezelve^ geen qnmiddelijk antwoord vereifchte·
Woensdag ontving zij een Brief van haaren
Oom Harlowe (a), ten antwoord op eenen, wel-
lien zij Saterdag op haare knieën gefchreevet^ had
aan haare Moeder,. Het , moet een zeer wreeds
Brief zijn, zègr JuiFr. Lovick, wegens de uitwer-
kinge die dezelve op haar had: Want toen zij dien
ontving, was zij voorneemens om des namiddags
eene Verlugtiginge te neemen in eene koets; dog
viel daarop iri éene zo geweldige vlaag van opilij-
gingen , dat zij genoodzaakt was om te gaen leg-
gen ; en (daarvan geen beterfchap krijgende) om-
xrent agr uuren te bed te gaen.
Doriderdag-ogcénd was zij zeer vroeg op; en
nam haare toevlugt tot de H. Schriften, om haar ge·
moed te bezadigen, zo als zij aan JuiFr. Lovick be*
tuigde : En al hoe zwak zij was, wilde zij in een
^aagftoél gaen naar de Kapel van Lincoln Vinn ^
omtrent Eif uuren. Zij wierd in een weinig beter
ftaat weder t' huis gebragt; en ging toen zitten om
aan haaren Oom te lchrijven.' Dog zij was genood-
zaakt om verfcheidene maa'en op te houden ---
Om haare pooginge in te (pannen, zo dis zij aan
Juffr. Lovick te kennen.gaf, tot eene nederige ge-
moedsgerteldheid. „ Mijn hart, zeide zij tot de
braave vrouw, is een trofs hart, en zp als ik
yinde, nog niet genoeg vernederd naar mijnen
toeftand; maar wil mijne pen, ik mag doen wat ik
kan, blijken van gevoeligheid doen uitdrukken.
Ik kwam deezen Donderdag avond van Belton
VIL Deel. Κ We-
Μ
m
■ ü
. ύ
\ !
ί
ίύ
3)
5>
JJ
η
Dä HISTORIE van
weder in de ftad; en ging terftond naar het hüls
van SmiLla. Zij was te ongefteld om niijn bezoek
te ontvangen. Dog als ik haar mijn eomplimenc
boven' zond, liet zij mij weder beneden zeggen ,
dat het haar aangenaam zou zijn mij des volgenden
ogrends te zien.
JuiFr. Lovick begünftigde mij met een afTchrift
van eene Ziele-zugt door de Lady verzameld uit de
Sehriftuure. Zij heeft daaraan deezen titel gege-
ven , De arme ßervelingen de oorzaak van hun-
ne eigcite elende; dus ingefteld, vermoede ik, om
de fcherpte te verftompen van haare verdrietlijke
aandoeningen over wederwaardigheden, welke ge-
heel geen evenredigheid hebben met haare fout,
al waare haare fout ze'f zo groot als zij gezind is
die te agten. Hieruit kunnen wij zien, welken
weg zij inflaet om haaren geefl: te vermerken , en
waaraan zij, ten voornaamilendeele, de grootmoe-
digheid verfchuldigi is, waarmede zij haare onver-
diende vervolgingen verdraagt.
De arme Stervelingen de oorzaak van hunne eige^
ne elende.
Zeg niet, De Heere is oorzaak dat ik afge-
vallen ben 5 want hetgeen hij haat, moet gij niei
doen.
Zeg niet, Hij heeft mij doen dwaaien, want
hij heeft den zondaar niet van doen.
tlij heeft van den beginne den 7nenfcb ge-
maakt
maakt ^ en bem gelaat en in de hand zijns raads.
Indien gij wilt ^ gij zult de geboden houden^
en hetgeen wèlhehaagelijk is getroinvlijk vol-
brengen.
Hij heeftumur en water voorgefleld: Strek
uwe hand waarheen gij wilt.
Hij beeft niemand gehooden godloos te zijn ;
en heeft niemand verlof gegeven om te Zondigen.
En nü^ wat verwägte ik^ Ö Heere? Mijna
yoope is alleen op ü
Fèrlos mij van alle mijne overtreedingen; en
fiel mij niet tot eenen fmaad des dwaazen.
Kaßijdt gij iemand met ßraffingen om de
ongeregtigheid ^zo doet gij zijne bevalligheid fmel-
ten als ëene motte : Immers is een ieder menfch
ijdelheid.
Wend u tot mij^ en wees mij genadig'^ ixsant
ik bén eenzaam en elendig.
De henaaudheden mijns harten hebben zig .
wijd uitgefirèkt. O voer gij mij uit^ uit r.njne
iiooden !
*
Juffr. Smith deelde mij de volgende bijzonder-
heden mede van een geiprek» hetwelk, Dingsdag'
namiddag tuiTchen haar en een jongen Kerkelijken
was gehouden, die, naar het fchijnt, van de vrien-
den der Lady gebruikc wierdom naar haar te ver-
neemen. . .
Hij kwam in een rijd-gewaad in den winkel, en
vraagde haar wat Spaahfe fnuif; en Julfr. Smith daar
alleen vindende, verzogt hij een weinig met haar
£e mogen praaten in den agter-winkei;
Κ a ' ^ " Hii
-ocr page 178-Hij zogt haar eeril uit den hoek te krijgea
door verfcheidene van verre gedaene vraagen, en
begon eindelijk nleer regEuic te fpreeken over Juffer'
Had O we.
Hit had haar gekend, zeide hij, voor haaren
val [D-u was zijn onbefchaamd woord]; en gaf zaa-
kelijk het volgende berigt van haar, zo veel ik uic
de verte] i in ge van Juffr. Smith hebbe opgemaakr.
„ Zij was toen, zeide hij, de verwonderinge
en i-iCt vermaak van iedereen : Hij beklaagde,
5, met groote defcigheid, haare af keer ingaeene
anders van zijne fpreekwijzen. JufFr. Snnth zei-
de , hij was een doorgeleerd ΛΊαη; want hij fprak
verfcheidene dingen, die zij nkt vsrflond; en
of het in't Latijn of Griekfch waare, konde zij
niet zeggen; maar hij was zo goed om haar den
2in daarvan te geeven in het Éngelfch, zonder
dat zij 'er om vraagde. Het is fraaij, zeide zij,
35 voor een Geleerd man zo toegeevende te zijnf „
Hij zeide, „ Haarvoortgaen met een zo fnoo·
9, den Guit, had groote aanfloot en ergernis gege-
3, ven aan alle de nabuurige Ladys zo wel, als aan
3, haare vrienden. „
Hij vertelde Juffr. Smith, ,, hoe zij van aller
oogen plegt gevolgd ce worden , wanneer zij
j, buiten huis, of naar kerk ging; en hoe zeer zij
5, van alle tong gepreezen en gezegend wierd, on-
der het voorbijgaen; inzonderheid van de ar-
men : Dat zij de mode ilelde onder degeenen
die aan de mode gehegt waaren, zonder dat zij-
zelve dat fcheen te bedoelen, of te weeten dat
zij het deed: Dat het niettemin aartig was re
zien, hoe Ladys haar in gewaad en houdingena-
„ boo(^
3»
W
5»
5>
1)
9»
Juffer CLARÏSSA HARLOWE. 149
3, bootften, "die niet bekwaam zijnde om haar in
„ ongedwoTigen zwier en bevalligheid te evenaa-
„ ren, haire eigene gemaaktheid en wanfchaapen-
„ heid maar ten toon ftelden, terwijl zij dagten
5, zig van eene algemeene goedkeuringe te mogen^
,, verzekeren, om dat zij dezelve dingen droegen,·
5, en op dezeive wijze aandeeden, als zij, die elks
5, verwonderinge naar zig trok; weinig bezinnen-
,, de,dat waare haare gelklte zo als die van haar-
,, lieden^ of indien zij haarlieder gebreken had,
), zij eene gehee! verfchiiJende mode zou hebben
ingevoerd ; want dat zij de Natuure in alles^
volgde, en zig toeleide op Ongemaakte beval-·
5, ligheid, welke, gepaard met deftigheid en min-
zaamheid in haar weezen en houdinge ondereen
gemengd, het zij ze een compliment ontving of
,, afleide, haar verhefce boven haare geheele Séxe.
„ Hij meldde niet alleen, zeide hij, zijne ei-
,, gene gedagten diesaangaende , maar die van iè-
5, dereen: Want dat de loftuitingen van Juffer
}, ClariiTa Harlowe zulk een geliefd onderwerp
9» waaren; dat iemand die over eenig ander ftuk
j, niet wel kon fpreeken , verzekerd was dat hij
yi wel fprakoverDat; dewijl hij niets kon zeggen,
5, dan hetgeen hij wel twintigmaalen had hooren
„ herhaalen en prijzen.
^ Hieruit was het, miflTchien j dat deeze Groe-
ne nieuwling reden gaf van de befte dingen, die
hijzelve zeide; fchoon ik moet bekennen, dat het
mij van wegens de perfooniijke kennis van de La-
dy, waarmede ik begunftigd worde, gemaklijk viel
om in orde te brengen hetgeen de goede vrouw mij
overbragt, als het charaöer aan dezelve door den
I ί·1
li
il
lJL
^mm
jongen Levijt gegeven : Wanr wie ziet, zelf ημ ia
haaren kwijnenden ftaat, niet dat alle deeze hoeda-
nigheden haar toebehooren?
Ik onderitelle dat hij niet lang geleeden eeril
van de Academie gekoomen is, en nu denkt dat hij
niets te doen heeft dan den Juiiler van zijne Ge-
leerdheid te yertoonen onder de onkundigen; voor
hoedanige zulke jonge knaapen doorgaens diegee-
x)en agten, die geen verferi tegen hen kunnen op-
fnijden, eil ons bengten, hoe de een of ander oud
fcbrijver zig over eenig onderwerp in het Latijn
heefc uitgedrukt, over hetwelk zij nogthans moge-
lijk al zo wel als die fchrijver, weeten hoe zij zig
in't Engelfch hebben uit te drukken»
Juifr. Sinith was zó met hem ingenomen, dat
3ij hem gaarn bij de Lady wilde hebben ingeleid ,
hlzo zij niet twijifelde of bet zou zeer aangenaam
voor haar zijn, iemand te zien, die haar en haare
vrienden zo wei kende. Dog dit wees hij van de
liand, om vericheidene redenen ^ zo hij die noem-
de; welke bij gaf. Bene was, dat perfoonen van
iijne Orde zeer omzigtig behoorden te zijn omtrent
het Gezelfchap waarm zij kwamen^ inzonderheid
daar het becrekkinge had toe de Sexe^ en daar ee-
ne vrouw haare agtinge bezoedeld had---
[ik wenfchté wel dat ik 'er bij geweeft waare,
toen hij dus uit der hoogte fprak]. Eene andere ,
dat men hem verzogt had om te verneemen naar
haare tegenwoordige leevenswijze, en-welk bezoek
8Λ] kreeg; want wat den lof aanging, dien Juifr.
Smith der Lady gaf, hij gaf te kennen, dat zij ee-
ne ^oedaartige vrouw fcheen re zijn, en mogelijk
(^fchoon hij dit om den wil der Lady niet hoopte)
jpü·.., , . ^mmmm
wel te eenzijcjig en niet doorzigtig genoeg zou
kunnen zijn, om zig volilrektlijk op haar te verlaa-
ten in een ftuk van zo hoog een belang, als hij te
verftaen gaf dat de taak was, welke hij had op zig
genomen; woorden van twijfFelagrige beduidenis
al knikkende uitflaende, en zig als een man van
zeer veel gewigc aanilellende (zo als ik kon op-
maaken} geduurende het geheel gefprek. En als
JufFr. Smith hem berigtede, dat de Lady in een
zeer flegten ftaat van gezondheid was, trok hij agt-
loos de fchouders op - Zij mag wel zeer
ongefteld zijn, zeide hij : Het mislukken van haa-
re verwagtinge moet haar tot in het leeven getrof-
fen hebben : Maar zij is nog niet flegt genoeg ge-
field , durve ik zeggen, om te boeten voor haaren
zeer grooten val, en vergiffenis te verwagten van
diegeenen, welken zij zo veel fchande heeft aan-
gedaen.
Een ftijve waanwijze geks-kap! Wat zou ik
wel willen geeven, dat ik hem had aangetroffen ?
Hij vertrok,ten uiterilen vergenoegd overzig-
zelven, buiten twijffel, en verzekerd van Juffr,
Smith's hoog gevoelen van zijne Schranderheid en
Geleerdheid ; Dog beval haar om niets aan de La-
dy te zeggen noopens hem en zijn onderzoek. En
ik belaftede haar, om zeer verfchillende redenen^
hetzelve. ^ '
Ν
Ik ben 'evenwel blijde, om de geruftheid van
haar gemoed, dat zij beginnen te denken dat be\
hun betaamt om eens naar haar te verneemen,
Ka XXXL
-ocr page 182-$7-2, De HISTORIE van
Χίί /i>·. Belford , aan Robert Lo vela-
ce, Schildkn.
Vrijdags den ιτ van Auguftus*
DeHr, Belford verwittigt zijnen vriend van
de edelmoedigheid van Loi'clM, en van de
Ladys zijner familie; en van de dankliaa^
re erkentenis der Lady bij die' gelegen-
heid.
Hij zegt ^ dat zij in hoope van het verdriet
te mijden van hem \den Hr. Lovelace'] te
zien^ voorheeft om zijnen Brief van den
ηάα% te beantwoorden ^ fchoon zeer tegen
; haare genegenheid.
Zij nnm , zegt de Hr. Belford^ dje pafla-
fi gie van den uwen zeer in aanmerkinge, waarin
gij de vergiffenis van eene perfoon, die buiten re-
,, den is verongelijlit, noodzaakelijk ftelc ter ver-
y, krijgir ge van de Godlijke vrijfpiaak,
„ Haar grootvader , vind'e ik , heeft haar
„ magt gegeven om haar Teftament te maaken als
5, zij Agttién jaaren oud zou zijn, en een 'groot
„ gedeelte van zijn Capitaal te maaken aan diegee-
„ nen van de familie, vi'eiken het haar beliefde,
,, en hec overige buiten dii2elve (zo zij ongetrouwd
„koo:
' -- ·1ΐ»··ι -.ιΓΓ- --^^-^-'γμι.
-ocr page 183-JuFFEk CLAR^ÏSSA HARLGWE. j^f
- Jl!., ..mit.-,'
koome te fterven) volgens haar goe^dunkeni
„ en die wel om te maaken dat men haar'agcioge
toedroeg; alzo hij fchroomde,. dat zij benijd
zoude worden: En nu heeft zij beilooien om zig
van ftonden aan tot het maaken van haar Tefta-
35
5, ment te begeeven. „
De Hr, Belford dringt op het houden van ie
belofte, melke hij hem gedaen hady van
de Lady geen overlaß te doen : En deelt
hem den inhoud mede van haar Antwoord,
aan Lord M, en de Ladp van zijn Lord-
fchaps familie, waarin zij derzelver edel-
'moedige aanbiedingen van de hand ivijß.
Zie Brief xxix. .
Λ
Jufer Clarissa Harlowe, aan Rober^
Lovelace, Scbildkn, ' ·.
Vyijdag, den 11 van Juguß'.
"Het is eene wreede noodiisakelijkheid te moe*
ten kiezen, of om u te zien, of aan u te fchrijven.
Dog mijn eigen vjije wil is mij reeds lang betwift;
en orn een grooter kwaad, ja, zo als ik nu mag
zeggen, het grootfte te vermijden, fchrijve iL
Waare ik bekwaam'om mijne weezenlijke ge»·
dagten ^.e ontvemzen of te verbergen, ik zou vei-
K 5 lig^
mäi.
-ocr page 184-Jiglijk, durve ik zeggen, u de nog verre heen
zijnde hoope kunnen geeven, om welke gij ver^
2oekt, en egter n^ijn befluit geheelenal vafthouden.
t)og ik moet u betuigen, mijn Heer (het betaarac
mijn Charaéler u te betuigen) dat, al ftond ik meer
jaaren te leeven, dan ik miiïchien weeken leeven
kan, en 'er geen ander man in de wereld waa-
re, ik de uwe niet konde, niet wilde worden.
Daar ileekt geen verdienße in het betragten
van een en pUgt,
De Godsdienfl: gebiedt mij, de ongelijken
niet alleen te vergeeven, maar goed voor kwaad te
vergelden. Het is mijn eenigeTrooft, en ik dan-
ke God voor het verleenen van denzelven, dat ik
ten uwen aanzien nu in zulk eene gemoedsgefteld-
heid ben, dat ik deszelfs voorfchriften bereidwil-
lig kan gehoorzaamen. En diesvolgens betuige
iku, dat waar gij ook gaen moogt, ik wenfche
dat gij moogt gelukkig zijn. En in deezen is
mijn oogmerk allen goeden wenfch op te flui-
ten.
En nu, met grooten 'tegenzin, bekenne ik,
een van uwe dwingende eifchen, die gij mij ten
keuze gafc|, hebbende] opgevolgd, verwagte ik de
Vrugcen daarvan.
Clarissa Harlowe*
s ■>
Juffer CLARISSA H^LOWE. ^
jpe Hr. Jo. Harlowe, aan Jufer Qu Η^ε^·
lowe.
{Ten Antwoord op den haaren aan baare ΜΦ
der, Zk No, xxiv.]
Alzo uwe Moeder geen luft, nog ook ver^
had om te fchrijven, ben ik ver?ogt de pen op
papier te zetten, fchoon ik een befluic daartegen
genomen had.
En dus moet ik zeggen, dat uwie Brieven,
gevoegd bij de gelegenheid van het fchrijven der-
zelve , ons met een bijna doodlijk hartzeer ver-
vuld hebben.
Waaren wij verzekerd, dat gij uwe dwaas-
heid gezien hadt, en Wi^^r///^ boetvaardig waart,
en te gelijk, dat gij in een zo ilegten ilaat van ge-
zondheid waart als gij voorgeeft, weete ik niet wat
'er mogelijk voor u gedaen zou kunnen worden.
Maar ons allen is wel bekend, hoe beweegelijke
dingen gij kunt zeggen, als gij uw ziii zoj^kt te
krijgen.
Ongelukkig meisje ί Hoe elendig hebt gij
ons allen gemaakt! Wij, die malkanderen mee
zo veel vermaak plegten te bezoeken, kunneni
nu het gezigt van eikanderen niet verdraaget»
iii i'
-ocr page 186-Indien gij niec bij wel honderd gelegenheden
gezien hadc, hoe dierbaar gij ons voormaals waarc,
zo zoudt gij daarover nu kunnen:oordeeJen; indien
gij zagt hoe zeer uwe dwaasheid ons allen onthuc
i^d'heeft.' ' ν '
plijke flegce meid! Gii ziet nu de vrugten van
een Guit en Ligtmis te (lellen boven een man,
<lie maatig en van goede zeden is^ Tegen duide-
lijke waarfchuwinge, , tegen heter weecen aan.
En dat ook nog zulk een zedig inenfch, als
gij waart! Hoe kpndt gij het in uwe gedagtea
neemen om zulk eene onwaardige keuze te
doen ?
Uwe Moeder kan V met vraa!'!;en, en uwe
Zuder weet niet hoe zij behoudens zedigheid moet
vraagen; cn dus vraage ik u, 0Γ gij ook eenige
reden hebt om te denken, dat gij zwanger zijr bij
deezen fchurk? ——^ Hierop moet gij antwoorden,
en naar waarheid antwoorden, voor dat men om-
trent u iets heiluiten kan.
Gij moogt wel getroifen zijn met eene diepe
wroeginge over uwe misdaaden. Konde ik ooit
gedagc hebben, dat mijn troetelkind, zo als ieder
een u noemde, dus zou gedaen hebben ? Voor-
zeker ik beminde u al te veel. Dog dat is nu
over. Nogthans, fchoon ik mij niet vermeeten wil
om voor iemand buiten mijzelven in te ilaen, voor
mijn part zegge ik, Godvergeeve het u ! ün dit is
het al van
U'jjen bedrukten Oom,
Johannes Harlowe,
nc.
Mr
BSF^
De volgende ZIE LE ZUG Τ was onder aan den
voor^aenden Brief met zw'art e zijde ν aft gehegt.
%
...
Och of gij mij in V graf verßakt 1 Dat gij
•mij verbergdet^ tot dat uvj toorn zig afkeerde! ^
Mijn aangezigt is gantfch vuil van weenen ;
en over mijne oogenleden is des doods fchadum.^ -z
Mijne vrienden verfmaaden mij; dog mijti
oog druipt tot God.
Het geluid der verfchrikkingen is in mijns
voren; in den vreede zeiven kwam de verwoefler^
mij over!
Hebhe ik gezondigd ^ wat zal ik ti doeri^i
O Menfcbenhoeder! Waarom hebt. gij mij tot-
een toeloop geßeldj dat ik mijzelve tot een laß
hen?
Wanneer ik zegge. Mijn'hedfi ede v^al m^
vcrtrooßen; mijn leger zal mijne, klagt doeti af·
fjeeinen;
Dan ontzet gij mij met droomen, en door gC'
zigten verfchrikt gij mij
Zo dat mijne Ziel de verworginge kieß; den
4ood meer dan het keven.
Ik verfmaade het! Ik zal dog in der eeuwig-
heid niet leeven! —^— Houd op van mijwant
mijne dagen zijn ij delheid!
Htj heeft mij tot een fpre&kwoord der volken
gefteld; zo dat ik een trommelflag ben vovr ieders'
aangezigt,
- - Mij^
-ocr page 188-Mijne dagen zijn voorhijgegaen i uitgerukt
zijn mijne voorneemens, de gedagten mijns har-
ten.
fotn ik het goede verwagtede^ zo kwam het
hwaade; toen ik hoopte op het ligt, zo kwam de
donkerheid,
IVaar zoude dan nu mijnevtrwagtinge wee-
zen? --
Nogthans zal ik atte de dagen mijns ßrijds
verbeiden, tot dat mijne heranbringe koome.
Jufer Clarissa Harlowe , aan jokktsi,
nes Harlowe, Schildkn.
r
■ißsa
Donderdag, den 10 t>an Jügtiß,
üëeerde Heer.
Het was een werk van liefde, om welk ik
fmeekte: Alleen om eenen Laatften Zegen, op dat
ik in vreede fterven mögt. Ik vraage niet om we-
der aangenomen te worden, gelijk mijne geilren-
ge Zufter [O! dat ik aan haar niet gefchreeven
had ! ] gelieft te zeggen dat mijn oogmerk is-
Laat die gunft mij geweigerd worden, als ik ze
verzoeke-
Ik kon op de laatfte Rol mijns leevens niet
vooruitzien met vcrtrooftinge, zonder ten minften
Juffer CLARISSA HARLOWE. 155^
té zoeken om den Zegen te verwerven, welken ik
begeerde; en dac mee een zo diep verbrijzeld hare,
dat ik niec verdiende, indien men hetzelve kende,
om der tedere natuure van eene Moedei ontno-
men , en overgeleverd te worden aan de verwijten-
de pen van eenén Oom! en gewond te wordett
door eene wreede vraag, op eene aanilootlijke w^-
ze van hem voorgefteld; en welke een weinig,
zeer weinig tijds, beter zal beantwoorden dan ik
kan doen: Want ik ben nog een verhard, nog een
fchaamceloos fchepzel: Indien ik dat waare, ik
zou mij zo veel niet bekommerd hebben om dé
gunft te verwerven, om welke ik fmeekte.
En geef mij verlof te zeggen, dat ik dezelve
zo wei verzogt om den wil van mijnen Vader en
Moeder, als om mijnentwille; Want ik ben ver-
zekerd , dat Zij ten minften ongeruft zullen zijn ,
als ik weg ben, dat zij mij dezelve geweigerd heb-
ben.
Ik zou nog blijde zijn, mijn Heer, zo ik hun-
ne, en uwe, en uwer aller Zegeningen, en uwe
Gebeden mögt erlangen: Dog op zulk eene wijze
afgezet, zal ik niet weder beilaen om dezelve te
verzoeken : Volkoomelijk fteunende op den Ze-
gen des Almagcigen; welke nooit geweigerd worde
als men om denzelven bidt met zulk eene waare
boetvaardigheid, als ik hoope dat de mijne is.
God bewaare mijnen dierbaaren Oom, en al-
Üe mijne gëeerde vrienden! naar de bede van
Uzve ongelukkige
C^rARISSA HARLOWE^
BPB
Juffëï' HöwÈ, aan Juf er Clarissa Bar-
lo we.
Tarmouth, op het Eiland Wlght y
Maandags den 7 Aug,
Ik kan nu maar even een weinig regels fchrij-
ven. Ik kan niet zeggen hoe wondètiljk en on-
verdraagelijk hec mij in de ooren klinkt, dat die Hr.'
Belft)rd uw Executeur zou zijn; al hoe dringende
redenen gij ook geeft tot het neemen van dien
maatregel: En egter ben ik vaftlijk van gevoelen,
dat niemand van uwe nabeftaenden tot die Bedie-
ninge behoore benoemd te worden, Dog ik ftaè
te minder op dit onderwerp ftil, alzo ik hoópe
(ik kan geen fchroom voor het tegendeel ver-
draagen^ dat gij nog veele, veelé jaarèn leeveii
zult.
De Hr. Hickman fpreekt inderdaad wel zeer
Icilijk van den Hr. Belfo^rd. Maar hij, arme man !
heeft niet veel doorzigt. --- Indien hij dat
had, zou hij bezwaarelijk zulke goede gedagten
van mij hebben als hij heeft.
Ik hebbó eene bijzondere gelegenheid omdee-
zen te zenden door een vriend van mijne moeif
Harman ó die gereed ilaet om naar London te ver-
trekken (en dit is de reden van mijne haail) en Van
ilonden aanweerüöizal koomen. Ik verwagte der-
hal-
-ocr page 191-Mven door hem een grooten bondel van υ; en
hoope en verlange naar tijdinge van de beterfchap
uwer gezondheid: Welke de Hemel gunne aan de
gebedqn van
Uwe alioos'fOegenegen&
Anna Howe^
4
Jufer Clarissa Harlo we , - Jufé
' . ^ ■ Howe. " '
J'1
. V ·
.3
. ; ' ' Vrijdags den lYvan Auguflml
\ " ïk zal ü een gfooren bondel zenden^ zo ab
^ij begeert en vèrwagc; nademaal ik dien nu zo
Veilig kan doën beitellen : Dog niet alles wac mij
is eer hand gekoomen --— Want ik moet be-
kennen , dat-mijne Vrienden zeer géftreng zijn;
al te gelUerig, dan dat iemand, die hen iiiet bè-
mint,hunne Brieven zien zoude. Gij,mijne waar-'
de, wildet hen mijne Vrienden pkt noemen,'
zeidt gij, al' lang geleeden; maar mijne Nahé-'
ßaendeni Inderdaad, ik kan hen mijne Nabeßden··
den niet noemen, dunkt mijl---—" Dog ik-
ben ongefteld^ en daarom miflchien gemelijkèfi^
dan ik behoore te zijn^ Het is moeijelijk ons te
ontdoen van onszei ven ora ee» oordeel tegen-
Vli. Deel, L ons-
ifiz
onszelven te geeven; hetwelk wij egter dikwijls
behooren te doen, om een regtmaatig oordeel
te velien.
!k dagte wel, dat ik u zou ftooren met de
keuze van mijnen Executeur. Dog de droevige
noodzaakeiijkhéid, waarin ik gebragt ben, moec
mij verfchoonen.
Ik zal hier niets herhaalen van hetgeen ik
voorheen over dit onderwerp gezegd hebbe : Dog
ihdien uwe tegenwerpingen niet tot uwe voldoe-
ninge kunnen beantwoord worden door de Papie-
ren en Brieven , welke ik hierin zal fluiten , ge-
merkt I, 2, 4, tot 9 ί dan moec ik mij in een op-
zigt meer nog ongelukkig agten^ nademaai ik te
verre gegaen ben (en dat ook volgens mijn eigen
oordeel) om te rug te treeden.
Dewijl de Hr. Belford, in vertrouwen, voor
mii uit de Brieven van zijnen vriend die palfagieg
heeft uitgefchreeven, welke hier nevens gaen, moec
ik vorderen, dat gij dezelve aan geen menfch bui-
ten u Iaat leezen; en dat gij die bij de eerfte gele-
genheid weeiom zendt; op dat dus van dezelve
geen gebruik gemaakt mag worden, hetwelk tot
nadeel zou kunnen ftrekken of van den eerilen
fchrijver, of van den mededeeler. Gelief in agc te
«leemen, dat ik door belofte verbonden ben tot
deeze zorgvuldigheid. Indien door mijn toedoen
eenig onheil onftaen mögt tuflchcn deezen menfch-
lijken^ en dien onmenfchlljken Ligtmis, zo zoude
ik mijzelve ten uiteiften onverfchoonelijk agten.
Ik voege hieronder een lyft van de Papieren
®f Brieven, welke ik hier zal inlluiten. Als zij ge-
ig".
JüFFÊR CLARISSA HARLOWE. iip
lezen zijn, moet gij ze alle weerom zenden (a)«
Ik ben zeer moede en afgemat-- van
^——— ik weete niet wat -- van fchrijven
äenke ik.- Dog meed mijzelven moede ^
en eens ilaats, uit welken ik niet kan nalaaten te
verlangen dat ik moge verloft en opgeheven wor-
den!
O mijne waarde, de wereld, waarin wij la-
ven, is eene droevige, eene zeer droevige wereld !
-Terwijl wij onder de befchermende vleu-
2..
lil
den 4 Aug,
den 4 Augi
den 7 Aug.
den 7 Aug.
i:
ψ
(ai) I. Een Bticf van Juffer Monuguc, gedag- ,
, lekend - - - - den i Aug.'
Écn Affchrifc van mijn Antvvoord - den 3 Augji
Des Hrcn. Bclfords Brief aan n:iij> wel-
ke u toonen zal, hoedanig tniji) verzoek
aan hem was, eu zijne iDwillieinge van
hetzelve } en dc vcrzogte Uittrekzelj van , .
de Brieven zijns vriends . - - den Aug,
Een affchrifc van mijn Antwoord, met
dankzeg^inge; en het verzoek aan hem
om het Executeurfchap op zig te nee-
men.
Des Hrcn, Belfords aanneemingc van dien
pwft.
JuiFcr Montague's Brief, met een edel»,
moidige aanbiedinge van Lord M. eu dc
Ladys dier familie.
Des Hrcn. Loveiace's aan mij.
Affchriit vsn dcu mijnen aanjuifer Mon-
tagiie, teai antwoord op den haaren van
's daes. te vooreo. - , - . - deo 5 Aug.
9 Affchrifc van miju Aatwoord aan den Hr.
Loycldce. - - · - den 11 Aug 0
'' ■ i -■ ■, ■ ■. ' .
Uit deeze verfchcidcne Brieven, biHoen zo korten tijd ge-
fchteeven en oattangcn (om uiet tc fpteekca van hetgeen ik
ontvaogen en ^efchreeven hebbe, "t welk ik u niet kan roo-
ncn) zulc gij zien , hoe weinig gelegenheid of ledigen tijd ik kan
Rebben om mijne eigene Gcfchicclenis te befclïrijvcn.
gels onzer Ouderen zijn, kennen wij dezelve in *c
geheel niec. UiC boeken onderweezen , en met
mijne pen veel bezig zijnde, en de menfchen aan-
merkende zo ais ik die zag, welke ons of welken
wij bezogcen, dage ik dac ik al heel veel kennis van
dezelve had. Jammerlijke onkunde! - He-
laas I Ik wifl: daarvan niets met al i
Met vuurige wenfchen om uw geluk, en'het
geluk van iedereen die u lief is, ben ik, en zal ik
altoos blijven,
Uwe äanhhaare en toegenegent
Clarissa Harlowe,
De Hr. Antonij Harlowe, aan Jufer C
Harlowe.
Tm ylntivoord op den haaren aan haaren Oom
HARLOiVE ^van Donderdag den lo Aug.']
den 11 Auguflï,
Ongelukkig meisje !
AIzoo uw Oom Harlowe niet verkiefl te ant-
woorden op uw bitfe Brief aan hem; en alzoo de
mijne voorheen aan u gefchreeven (a), als het waare
mer
^a) Zie D.I. bl. 341, CUV.
-ocr page 195-met eenen propheetifchen geeftgefchreeven wierd,
200 als gij tot uw droefheidc hebt bevonden, en
alzoo gij u nu erger houdt als gij zijt in uw li-
chaamsgeileltheidt, en beter als gii zijt in uw boet-
vaerdigheidt, zoo ah mj alle 'lvel verzekert zijn^
om medelijden te verwekken ^ hetwelk gij niet ver-
dient, daar gij zo veel gewaaifchuwt zijt: Om al-
le deeze reedenen neem ik nogh eens weer de pen
Of); fchooïi ik aan uw Broeder gezegt bad, ioen
hij na Edinhurg ging, dat ik niet aan je zou fchrlj-
ven, al fchreef je zelf aan mij, zonder het hem te
Jaaten weeten. Zoo hadden wij trouwens alle ge-
daeji; want hij prognoftiTeerde al wat 'er gebeurea
zou, wat belangt uw aanzoek bij ons, als je jezel-
ven niet langer meer wift te helpen.
Broeder Johannes hecfcuw kiesheide gequetil,
fchijnt her, door u een d.uidelijke vraag te doen,
welk uw Moeder u niet vraagen konde, om daß
haar hart te vol droefheidt is; en de zeedigheidc
liet het uw Zufter niet toe om ce vraagen, fchooa
het maar het gevolg is van uw bedrijven - Eu
nochtans moet het beantwoordt worden, voor da·;
gil van uw Vader en Moeder, en ons, zult ver-
werven , dat wij zoo veel agt op u geeven als gij
hoopt, dat kan ik je wel zeggen.
Gij hebt al verfcheidene zondigeweekendoor-
gebragt met eenen der fnoodile venten, die 'er ooit
leefden, in gemeenfchap van bed zo wel als tafel,
buiten twijlFel (want is zijn karakter niet wel be^
kendr?) en eijlieve fchaam u dan niet, dat men u
vraagt na hetgeen natuureiijk mag koonien van zulk
een ongebonden leeven. Deeze Zeedigheidc zou
u inderdaad wel gepall hebben geduurende Agttien,
ϊ
ί i
ά
Η
Dat zult gij wel ge·?
Maar zij maakt geen
goed figuur, als men ze vergelijkt mee uw gedrag
zedert het begin van voorleeden ApriL Dus bid
ik u neem dit niet zo hefdg, en houd 'er u zoo
vreemd niet van, als of'er niets gebeurd waare.
Maar mogelijk, ben ik ook al te aaniiootelijk
voor uw kiesheidt ί--- O meisje, meisje! 't
was beeter geweefl: dat gij uw zeedigheidt getoonc
had ter rechter tijdt en plaatzei --iedereen
buiten u geloofde wat voor een Guit het was: Maar
gij wilde niet quaads van hem gtlooven -
Wat denkt gij nu ?
Uw dwaasheid heeft ons aller vreede vervvoeft.
En wie weet wat noch het einde mag zijn ? --
pw arme Vader toonde mij gifleren noch deezen
text: Met hittere droefheidc toonde hij mij die,
arme mon ! Eii leg gij hem ook maar op uw hart :
„ Een Dochter is haren Vader een heymelick
3, waken; ende fijn forge voor haer beneemt den
5, ilaep -- In hare jeught vreefl: hij , dat fij
niet miilchien en veroude \en gij weet waf voor-
»»
SJ
33 ^^ g<^daen zijn op verjcheickne rij-
4en~\ : Eïide is iij getrouwe,dat fij niet miiTchien
3, gehaet én worde : Is fij maeght, dat fij niet mis-
„ fehlen ontreijnight, ende in hnres vaders huijs.
5, fwanger en worde [Dit zijn mijn v^ooräen niety
3, daar moet je wel op lettefi] : Ende hebbende
„ Èenen man, dat fij niet miifehienenovertrede.
En wat volgt Vr? „ Over een wrevelige Doch-
,, ter houdt fcherpe wacht [Gij waart echter met
5, geen wacht te houden!'] dat fe niet mifich'ien en
55 niake dat uwe vijanden over u vrolick zijn [ge-
3, lijk
jaaren van u leeven —
lieven aan te merken
Juffer CLARÏSSA HARLOWE. 3874
lijk gij gemaakt bebt, dat deeze vervloekte Lo-
5, velace is over ons'] dat men in der ftadc van u
5, fpreke, ende het volck u naroepe, ende fij u be-
fchame in de menighte van vele lietien. „ Ec-
clus. xlii. 11, 12, enz. τ ^
Nu zult gij wel wenfcheH dat gij niet bits ge-
fchreeveo had. Uws Zijfters Geftrengheeden! ----
ZQg nooit, kleuter, dat her geßreng is, hetwelk
wel verdient is. Gij weet de beceekenis van de
woorden wel Niemandc beeter. Had hec ons iie-
wij met in ons meening bedroogen g(
en zoo veel fmarte hebben, als v^ij alle hebben ;
En niemandt meer als hij, die geweefi: is
U-w lief hebbende Oom,
Antonij Harlowe,
Deeze zal morgen tot u koomen. MiiTchien
zal men u een ig gedeelte van uw Kapitaal
toeftaan, als gij 'er noch vyat meer gevoel
van gehadt hebt. Uw bics-beantwoorde
Oom Johannes, die uw Voogd daarvan is,
wil niet hebben dat gij nooddruftig ιψ.
Doch wij hoopen niet dat alles waar h^ivat
wij van u hooren, --Draag alleen
'^org, raad ik u, dat al hoe flecht gij hee
gemaakt hebt, gij het noch niet erger maakt,
zoo het moogelijk is om het erger te maa-
jken. Let wel op dit mijn gezeg.
"tf
I<4
XXXVIII.
-ocr page 198-$7-2, De HISTORIE van
Jitffer Qh. Harlowe, aan Ant. Harj^o^
WE Schlläkn,^
Zondags den- 15 van Angußus>
Céeerde Heer ^
Het is mij zeer leed, dar ik een bitfen Brief'
«an miinen Oom Harlowe gefchreeven hebbe» Nog-
th^is had Ik geen oognierk om bits re zijn. Lui-
den die aan ongelukken nm gewend zijn, kunnen
ligtlijk tot or geduid vervoerd worden.
De val van een welgeregeld nieufch is, onge-
twijffek!, weezeiijk en onverfchootielijk. Hij is
gelijk aan de zonde van Afval. Moge het egter den
Hemel behaagd hebben , dat men naar de omilan-
digheden van den mijnen had vernomen \
Indien ik mij erger houde, mijn Heer, dan ik
ben in mijne lighaamsgeileldheid ^ en berer, dan ik
ben in mijne boetvaardigheid, dan is het biilijk dat
jk geilraft worde over mijne dubbel veinzerij: En
gij hebt hec pleizier van een van mijne ftraiFers te
zijn. Mijne opregtheid, evenwel, in beide opzig·
ten, zal bij de uitkoomil beil geregcvaardigd wor-
den. Op die beroepe ik mij. -— De Hemel
geeve, dat gij altoos zo veel trooil: moogt vinden
in het herdenken van de verwerpinge die mij is
aangedaen, als gij pleizier fchijnt te hebben in het
vernederen van een arm fchepzel, die ten uiterfim
vernederd is; en dac wei uit eene/"egiw^^i/^e be-
zeffinge, zo als zij zig vermeet te hoopen, van haa-
re ibut!
Wat gij van mij gehoord hebt, kan ik niet
zeggen. Wanneer de naaite en vmrdfte bloed-
verwanten een ongelukkig fchepzel laaten drijven,
is hec niet te verwonderen,dat die, welkebe-
trekkinge tot haar hebbec, gereed zijn om kwaade
gerügten tegen haar op te neemen en te verfprei-
den. Nogthans denke ik, dat ik den lader zelven
tarten mag , en (uitgenomen den noodlottigen,
ichüon onvvilligen ilap van den lo Aprij) mij in
mijneeigepe onnoj^elheid bewinden, en geruft zijn.
Ik danke u niettemin, mijn Heer, voor wvq waar-
fchuv/inge, welke daaryan ook de meeninge zijn
raag.
Wat belangt de vraag, waarop men vordert
dat ik anrwoorde, en welke; men toeftaet dat te
nanftootelijk is om of van eene Moeder nan eene
JDjgter, of van eene Zuller aan eene Zuiler ge-
daen te worden; en weike gij evenwel zegt, dat
ik moet beantwoorden: - O mijn Heer!
--Moet ik antwoorden?-— Dit zij dan
mijn atitwoord:
Een weinig tijds, veel
,, minder tijds dan men zig verbeeldt, zal een
5, meer voldoend antwoord verleenen aan mijne ^e-
„ heeie familie, en zelf aan mijn Broeder en Zu'
„ ßer, dan ik met woorden geeven kan, „
Niettemin, zo hen u gelieft, houde men in
gedagten, dat ik niet verzogt hebbe om eene her-
ßeilinge in de gunft. ïk kon daarop nietjhooDcn.
—
ir^'-r ·'—^rj
-ocr page 200-t^og ook om in bezit gefield te worden ' van eenig
gedeelte van mijn eigen Capicaal. Nog zelf op de
middelen van een nood zaakelij k beftaen uit de op-
iooniilen van dat Capicaal -- Maar alleen-
lijk om een Zegen; om eenen Laatßen Zégen ?
En dit zal ik 'er nog verder bijdce - , dewijl
liet waar is, dat ik mijzdve niet hebbe te befchul-
digen van eenige moedwiilige misdaad: Geen on-
gebonden leeven in gemeenfchap van bed en tafel,
zo als gij het uitdrukt!
Waarom, waarom, mijn Heer, wierden 'er
geen andere vraagen aan mij gedaen, zo wel ais
die aav fiootelijke? - Vraagen, welke de ze-
di^;heid eene Moeder of eene Zufter zoude hebben
toegelaaten te doen; en welke, indien het in mij
verfchoond kan worden dit te ^■"g^en, nog met
mifider ongevoegelijkheid , en meer bermhartig-
heid , zouden gedaen zijn van Oomen (zo het der
Moeder ύ verbooden ^ of de Ζηί\<ίν met genegen
waare dit te doen} dan welken zij gadaen heb-
ben.
Schoon ik mij door mijn ootmoedig aanzoek
20 veel geflrenge verwijtingen hebbe op den hals
gehaald, het berouwt mij niet dat ik aan mijne
Moeder gefchreevcn hebbe (fchoonik niet kan na-
laaten te wenfchen, dat ik niet gefchreeven had
aan mijne Zufter); nademaal ik daardoor eene wel-
"bewuile pligtmaatigheid voldaen hebbe, hoe wei-
nig het ook beantwoord zij met den gewenfchten
uitflag. JSiettemin kan ik niet voorbij te zeggen,
dat mijn lot inderdaad wel hard is, dat ik niet om
vergiffenis kan Imeeken van mijnen hoofd-miillag,
ΖΟί!"
Üi^
ίϋβι
ponder het te doen in zulke bewoordingen, welk^
het misnoegen verzwaaren.
Dog hec zal beft zijn dat ik ophoude, op dat
terwijl mijn vol gemoed, zo als ik merke, in mijne
pen overloopt, naar maate van het vermenigvuldi-
gen mijner regelen, ik niet nog om meer rergiiFe-
niiTen te fmeeken hebbe, daar men geen in 't ge-
heel verleenen wil.
God Almagtig zegene, bewaare, en vertfoo-
fte mijne dierbaare, bedroefde, en zwaarlijk gëer-
gerde Vader en Moeder! ---- En doe mijne
gelukkige Zufter in eene beftendige eere, gunft,
en verdienfte blijven! —- God vergeeve hec
mijnen Broeder, en behoede hem voor het ge-
weld van zijn eigen geilól, zowel als voor den
verderver van de eere zijner Zufter! ^ Ea
geeve dat gij, mijn dierbaare Oom, en uw nu
Jiiec minder dan ooit dierbaare Broeder, mijn twee-
de Papa, gelijk hij mij plegt te beveelen hem te
noemen, in hen, en in malkanderen gezegend en
gelukkig zijn moogt! -- En dat gij alle, ten dien
jéinde, uit uwe geheugenis ras voor altoos moogtr
verbannen *
/;. I
'v I|
i'. Μ
De Ongelukkige
^larissa Harlowét/
txxan
\
-ocr page 202-$7-2, De HISTORIE van
XXXiX, BRIEF.
^uffr, Norton, aan Clarïssα Har-
lowe.
Alle uwe vrienden, mijne waarde jotige La-
dy, fcbijnen hier nu 'er op gezet om u voor te
ftellen, dat gij naar eene van ce Piantagies gaer.
Dit, geloove ik, is te wijten aan eenige averegt-
fche overbrengingen van den Hr. Brand; van wei-
ken zij een brief ontvangen hebben.
Ik wenfchte wel mee al mijn hare, dac gij u ,
behoudens uwe eigene denkbeelden van eere ,
kondc laaten overhaalen door de dringende vtrzoe-
ken van de geheele famiiie des Hren. Lovelace tea
xijnen voordeele. Dit, denke ik, zou iedereen
n:iet u verzoenen. Want uwe eigene vrieisden
willen niec gelooven, dat het hem ernft is om ü te
irouwen; en de hoac tuïïchen de fainilien is zoda-
nig, dat zij zig niet willen vernederen cm buter
ondeirigtinge ce zoeken; nog zenden zij kcm ge-
looven willen, al bekende hij nog zo piegtigiijk,
dat het hem ernft is.
Ik zou zeer gaarn, bij gelegenheid, eenige
li05l:e bijzonderheden in gereedheid hebben van uwe
droevige gebeurtenis, van uwe eigene hand. Dog
ik rnoec u tevens zeggen, dac geen averegtiche
overbrengzels , nog zelf uwe eigene belijdenis»
mjn. gevoelen zuilen verminderen, het zij van uwe
god^ vragt, óf van;uwe voorzigngheid in weezen-
iijke ftukken, devvijlik. weete, dac het altoos uwe
nederige wijze van doen was, om ligte fouten
zwaar te maaken tegen u zelve: En;>vel mögt gij,
mijne waardfte jonge Lady, uwe»eigene feilen ver-
zwaaren , die altoos zo weinige;gehad hebt; en
die weinige zo gering, dat uwe opregtheid de
meefte derzeiver in voortreiFelijkheden heeft ver^
anderd.
Niettemin mag ik u wel raaden, mijne waar-
de Juffer Klaartje, om alle bezoeken af te fnijden ,
welRe uw charafler, bii de bedilzugdgen, zouden
krenken kunnen« Voor zo verre hetzelve tot
Jio^r toe door uw moedwillig verzuim geen nadeel
geleeden heefr, hoope ik niet dat gij, uit mismoe-
dige onagrzaaraheid (u z»Ivé vergenoegende met
de bewuftheid van uwe eigene onnozelheid} hét-
zelve eenig nadeef zult laaten"lijden. ' IVIoeijelijke
omftandigheden, weet gij , mijne Waarde jonge La-
dy, zijn niet alleen de proevensvan voorzigtigheid,
maar ook van deugd, ■
Ik denke, aan π te moeten bekennen, dat ifc;'
sedert dat men den Brief van den 'Hr.^ Brand ont-
vangen heeft, op nieuw verbod gekfeegen·bebbe
om mij bij u te vervoegen. Evenwelindien gij mij,
verlof wiltgeeven, zal dat mij niet van u afhouden*
Nog zoude ik wagten op dat verlof, hadde ik geen
hoope, dat ik in deezén hachelijkeh Toeftand/'in
ftaat moge zijn om u hier dienfl: te doen. "
Ik'hebbe dikwijls boodfchappen gehad van
den waarlijk eerwaai-digen Dr. Lewen om te ver*
ili
ÜM
m
-ocr page 204-ïieemen naar uwe gezondheid, die altoos betuigd
heeft, en nog betuigt, zig uwe zaak ten ukerften
aan te trekken. Hij keurt de maatregels der familie
ten uwen opzigce geheellijk af. Hij is al te onge-
fteld om buiten 's hiiis te koomen. Dog al waare
liij in goede gezondheid, verftae ik, zoude hij
Harlowe-Plaatze niet bezoeken; alzo hij eenigen
tijd geleeden onhèufchlijk is behandeld van uwen
Broeder, wanneer hij eens ondernam ora voor ü te
ipreeken bij uwe familie.
* >i:
Zo even krijge ik berigc dat uw Neef Morr
den in Engeland is aangekoomen. Hij is te Can-
terbury, fchijnthet, om orde te (lellen op eenige
belangen , welke hij daar heeften wordt wel
haail in deeze ftreeken ver wagt. Wie weet, wat
uit zijne aankoomft mag geboren worden? ^
God zij met u, mijne waardfte Juffer Klaartje, en
zij uw Troofter en Opbeurder! en vrees in geenen
deele, of dat zal hij zijn; want ikhoude mij verze-
Ikerd, zeer verzekerd, dat gij al uw vertrouwen op
Hem fielt.
En Wat is," alles wel ingezien, dog deèze
wereld, op welke wij, arme ilervelingen die wij
zijn, zo' veel verwagtinge ftellen van duurzaam
goed ! —-Daar alle de geneugten derzelver,
en (hetgeen een evenredige trooft is) alle derzel-
ver onrußen^ maar voor een oogenblik zijn , en
verdwijnen als een droom des morgens i
En houd dit in gedagten, mijne waardfte jon-
ge Lady, dat de wereldfche geneugte niet gelijke
tartig is met de geneugten, naar welke ons ge<»'
booden wordt te trageer». Tot deeze laatfte moe-
ten wij bekwaam gemaakt worden door verdruk-
kingen en wederwaardigheden. Gij zijc defhal-
ven op den regten weg ter heerlijkheid, mee hoe
veel doornen het pad ook mag bezet zijn, waarop
gij u bevindt. En ik durve bijkans zeggen, dat
het van u zelve afhangt, om door uwe lijdzaam-
heid, en door uwe gelaatene onderwerplnge aan
de voorzienigheid (terwijl God u daartoe kragten
geeft, die eene waare boetvaardige , welke hem
daarom opregtlijk aanroept, nimmer te loor ftelt^
€cne erfgetiaam te worden van eene gelukzalige on-
fterflijkheid.
' Dog tot deeze heerlijkheid, bidde ik demcre-^
diglijk, dat gij niet moogt worden toegelaaten,
al hoe rijp gij daartoe waarfchijnelijk zo fpoedig
zijn moogt, voor dat gij met uwe tedere hand (een
genoegen, hetwelk gij weet dat ik mijzelve zo
dikwijls beloofd hebbe) de oogen hebt geflootecj
van
; i7%ve moederlijk-lief hebbende.
V
■χ.·»·
Judith NORTQNJ
%
Mi
-ocr page 206-Jufer ChêiRissA Harlowe, aan Juffr,]\ji
dith Norton.
Donderdag, den 17 υαη AugußuSi
Wat de Hr. Brand, of iemand anders, ten
trijf en nadeeJe kan gefchreeven of gezegd hebben
ian ik mij niet verheel den; en egter zi'in 'er eeni-
ge kwaade gerügten tegen mi] uitgeilrooit; zo als
ik merke tiic eenige blijken, in een zeer geftrengen
Boef van mijnen Ootn Antoni] aan mijgefchreeven.
Zulk een Brief, hoedanig ik gelooye dat 'er nooic
gcicbreeven wierd aan eerig arm fchi:p/,el, welke ,
van wegens ongerteldheid van .Hghaam^zo wei al$
g.eil, voorheen al ilond ce waggelen op den kant
des grafs. Dog mogelijk kunnen mijne vriendeii
beter geregrvaardigd worden, dan de overbren-
gers --- Want wie weet wat zij mogen gehoord
nebben ?
Gij geefc mij eene vriendlijke waarfclTUwin-
ge, waaragter meer fchijnt te leggen dan gij uit-
drukt, als gij mij raadt geen voet te geeven aan
bezoeken, welke mij niet tot lof kunnen (trekken.
Gij behoordet, mijne waarde JuiFr. Norton, in een
zo teder punt volkoomen ronduit gefproken te
hebben. Ik hebbe immers genoeg verdrukkin-
gen gehad , om mijn gemued te verilerken,
ψιΐ bekwaam te miaken tot het draagen van het
ergll
-ocr page 207-Juffer tLARISSA HARLOWE. 1^7
%rgfl: dat nü gebeuren kan. Dog ik zal mij niec
bekommeren over bij gißmge fiegts gedugce on^,
heilen^ gelijk ik miflchien doen moge, indien ik
ïiiec genoeg iiad, die weezenlijk zijn. Ik zal al-
les wel ie weeten koomen, als men gevoegelijk
oordeelt dat ik het weete. OndertuiTchen kan ik
ter z/zuirgeruftilellinge zeggen, dat ik mijns wee-
tens niets hetgeen zondig is, of mijne eere bevlek-
ken kan hebbe te verantwoorden, het zij in woor-
den of daaden, zedert den noodiottigeii yani
April laatilleeden»
Gij verzoekt een berigt van hetgeen tuiTchen
mij en mijne vrienden voorvalt ^ als mede de bij-
zonderheden ofkorte hoofdilukken van m'ijne droe-
vige Gebeurtenis, met oogmeik om mij diènft té
doen, naar dat de gelegenheid zig zal aanbieden:
Mijne waarde goede Juffr. Norton, gij zult een
geheel pakje papieren krijgen, welke ik gezonden
hebbe aan Juffer Howe, als zij dezelve te rug
zendt; en gij zult insgelijks nog een ander pakje
krijgen (en dat met deezen Brief) hetwelk ik te-
genwoordig niet kan denken om te zenden aan die
waarde vriendin, oni den wil van mijne eigcHè na''·
hcjiaenden'^ welke zij, zonder het zien van dac
piÏKje, maar al te gereed .is om zwaarlijk te be-
fchuldigen. Uit deeze zult gij ia ftaat zijn om mij-
ne Gefchiedeni'i ten grooten deele re verzamelen.
Dog hetgeen deeze papieren voorafgaet, en meer
biizonderlijk berrefr hetgeen ik van den Hr. Love-
lace gsleedea hebbe , daaroimrent moet gij ge-
duld hebben ; want tegenwoordig is nog inïjti
hoofd nog hart gefchikr tot zulke ónderwer-
Vli. Dc^el. Μ pen:
l.
Ï78 DE historie vA^!r
pen: De papieren, welke ik u mee deezenzendett
zai, zijn die weikeikop den kanc hebbe aange-
tekend (a). Gij moet mij dezelve weder ter hand
y ftellen, zo dra gij ze gelezen hebt; en onder uw
woord van eere geen gebruik maaken van dezelve^
of van eenige kundfchap die gij van mij krijgt,
zonder daartoe vooraf mijne toeilemminge te heb-
ben*
Deeze mededeelingen ^ mijne goede Juffr,
Norton, moet gij niet aanmerken, als of ik mij
op u beriep tegen mijne nabeftaenden. In tegen-
deel is het mij van harren leed, dat zij het onge-
noegen van een zo voortreiFelijken Godgeleerder!
ais Dr. Lewen op zig gelaaden hebben. Dog gij
begeert van alles kundichap te hebben; en ik den-
ke, dat gij die behoort te hebben,· want wie weet,
gelijk gij zegt, of gij niet eindelijk moogt worden
aangeiproken om trooil reverleenen van hunne toe-
geevende harten aan eene, die naar denzélven ver-
langt j en die zomtijds, oordeelende naar da ken-
nis
(aj I. Ben Affchrifc van mijnen Brief aan mij-
ne Zuftet, mijns Vaders \loek aibid-
dende - - - - aan tien ii Jnlij.
z. Hot Antwoord van raijnc 7.u(l:er - van den 17 Julij.
3, Een affchrifr van mi:n tweeden Brief
aan mijne Zuftcr - - - van dcH Z9 Jujij.
4, Hst Antvvoofci van mijne Zuftcr. - van den
5, Een affchrift van mijn Bcief aan mij-
ne Moeder, _ - . van den y
Een Brief van mijn Oom Harlowe. van den 7
7. Een afrchrifr. van mijn Antwoord
daarop. , _ - - van den 10
8. Brief van mijn Oom Antouij. - vanden ix
9. En eindelijk, het affchrift van mijn
Antvvoerd daarop. - Ρ yandcni3J
F
Juffer CLARÏSSA HARLOWE. 3886
siis van baar eigen hart , denkt dac zij daartoe ge-
iregcigd is ?
Ik weete dat ik eene zeer toegeevende en
zoetaartige Moeder hebbe; !dog die met heftige
geeften te doen hebbende, maar al te dikwijls,
dien vreede des gemoeds, waarop zij boven al ge-
fteld is, verlc'Oren heeft, door haare overgrooie
zorgvuldigheid om denzelven te bev/aaren.
Ik ben verzekerd, dat zij mij, in het beant-
woorden van eenen Brief met zulk een verflagen
cn vuurigen geeft gefchreeveny als de mijne was
'aan haar, niet aan eenen manlijken geeft zoii
hebben overgeleverd, hadde het aan haarzelve ge-
ïlaen.
Do-i;, mijne wnarde Juifii Norton, denkt gij",
dat de cerv'iigrdïge Lady mij niet wel had mogen
in ftiite begu; iligen met een regel? ——- Zo
ni^r, haat gij dan op haare orde, of met haare oog-
luikinge, wel niet eenen verzagtenden, eenen moe-
derlijken regel kunnen fchrijven, als zij zag dat
haar arm meisje, weike zij voormaals dier beminde,
zo hard gevallen wierd?
O neen, dat konde zij niei I - Om
dat haar hart, voorzeker, hunne maatregels goed-
keurde? -En indien zij dezelve regtmantig
£!gt, moeten zij misfchien wel regtmaatig zijnl
-— Ten minften, daar zij flegcs vyeeten het-
geen zij weeten! - En nogthans konden
zij alles weeten, zo zij wilden- —- En mo-
gelijk denken zij, op zulken tijd als zij goedvinden,
daarnaar behoorelijk onderzoek te doen. --
IVlijn aanzoek gefchiedde bij hen maar voor korten
ftid, - Nogthans, hoe diep zal hèt hen druk-
M ζ ken
-ocr page 210-•mm
ken, als *er op dien tijd, welken zij goedvinden^
geen tijd daartoe meer zijn zal!
Ais gij de ßrieven in handen zult hebben,
Wellie ik aan Juffer Howe hebbe gezonden, zult
gij zien, dat Lord M. en de Ladys zijner farailie,
al hoe jaloers zij zijn op de eere van bun huis (om
mij met hunne taal uit te drukken) beter gedagtea
van mij hebben, dan mijne eigene nabeftaenden.
Gij zult eene proef zien van hunne edelmoedigheid
jegens mij, van welke ik, ten tijde als ze gegeven
wierd , ten uiterilen was aangedaen, en inderdaad
nog ben aangedaen. Ongelukkig man! los, on-
bezonnen, en wreed! Wat'heetc hij dog gewon-
nen mee het ongelukkig maaken van een fchep-
zel, welke hem hoopte gelukkig te maakeu! Ea
die beflooten had de Liefde te verdienen van alle,
die aan hem vermaagfchapt waaren!- Ar-
me man! - Dog gij zuk te onregt een en
mededoffenden en verzoenbaaren aart voor Liefde
opneemen! - Hij droeg wel zorg, groote
zorg, dat ik in tijds alle hartstogt intoomde, wel-
ke ik mogelijk voor hem gehad kon hebben, liad-
de hij maar gevt/ceten hoe hij zig gemeen dankbaar
en edelmoedig 'te gedraagen had! - Dog
de Almagtige weet wat bert is voor zijne armefchep-
zelen.
Uit eenige der Brieven in hetzelve pakje zult
gij ook kennis krijgen von eenen vreemden ilap,
welken ik gedaen hebbe (vreemd zult gij denzel-
ven agten) , en.te gelijk mijne redenen tot- hec
doen van denzelven gewaar worden (a).
(a) Zij ircent dien van den Hr. Bclfotd tot haaren Excc»?
teur te ftcJlcn,
w
iti^^ii
-ocr page 211-Men kan niec anders verwagten, of onge-
meen moeijeJijke Omftandigheden moeten eenige
buitengewooïïeftappen noodzaakelïjk maaken,wel-
ke, waare het niet'van wegens die Omftandighe-
den, naauwiijks verfchoonelijk zijn zouden. Het
30U inderdaad zeer gelHkkig, en iets wonders zijn,
indien aüe de maatregels, tot het neemen vnn wel-
ke ik gedreeven ben, regtmaatig waaren. Een
2uiver oogmerk, vrij van alle onpligtmaatige ge·
voeligheid, is en moet mijne vertrooilinge zijn ,
wat andere ook mogen denken van die maatregels,
wanneer ^ij dezeh^e ie weeten koomen: Hetwelk e-
vènwel bezwaarelijk zal gefchieden, voor dat het bui-
ten mijne raagt is dezelve te billijken ^ of mijzelve te
verantwoorden,
Het is mij lief te verneemen, dat mijn Neef
Morden behouden is overgekoomen. Ik zou wel
wenfchen, dunkt mij, om hem te zien : Dog ik
Vreeze dat hij met den ilroom zal zeilen; alzo men
moet verwagten , dat hij eeril zal hooren wac
?ij te zeggen hebben. -- Dog hetgeen ik meeil
vreeze, is, dat hij zal onderneemen om mij te wree-
ken - Eer dan dat hij dit ging doen, wilde
ik wel, dat hij mij ainmerkte als een fchepzel zij-
ner bekommeringe ten uiterilen onwaardig; ten
minilen zijner wraäMugtige bekonimeringe.
Welk een zagte balzem voor het gewond hare
van uwe Clariiïa, zijn de verzekeringen van uwe
aanhoudende Liefde en Gunftl - Bemin mij,
mijne lieve mama Norton, blijf mij berninnen, tejii
einde toe! -:- I.k denke nu , dat ik zonder
vermetelheid belooyen mag, dat ik uwe Liefde ten
einde toe verdienen^ zal,, En wanneer ik weg ben,
Μ 3 koe·
■lÏ"
lioeiler dan mijne gedagcenis in uw waardig hare;
want dac doende zuic gij de gedagtenis koefteren
van eene, die u meer bemint en eert, dan zij Isan
uitdrukken.
Dog als ik 'er niet meer ben, overwin dan,
belaile ik u,zo ras als gij kunt, de grievende filier-
ten der droefheid,welke met een verfch verlies ge-
paard gaen; en laat alles fpoedig verkeeren in die
lieflijk zwaarmoedige befchüüwinge der Gedag-
TENissE, welke ons noopende om ai'e fouten te
vergeeien , en niets te beraenken dan hetgeen be-
minnelijk geagt wierd , meer vermaak dar-i ftnerte
«i^erleent aan de overblijvende - Inzonderheid
'indien zij ,zig trooften kunnen met de nederige
hoopC j dat de Godlijke genade de waarde afge·
ilorvene tot zig heeft genomen.
• En wat is her verloop des tijds, als men daar-
op te rug ziet, tulTchen een vroeg afilorven en het
langil overblijven ? ----En welke de vertrooilin-
ge die legt in de zoete ho^pe van weder bijeen te
zullen koomen, om nooit meer gefcheiden, nooic
meer gekweld, bedroeid, of beklad te worden Γ
J—— Maar om eikanderen onderling te zegenen,
en gezegend te voorden tot in aile Eeuvs^igheid!
In de befpiegelinge van deezen 'gelukkigen
Staat, in welken ik, ten tijde als God het zal goed-
vinden, mij hoope te verblijden met u,' mijne be-
iiiinde Juffi·. Norton, aJs mede met mijne dierbaare
nabellaenden; alle dan verzoend, en hunne zege-
ningen uitilortende over het kind, tegen welke zij
nu zo zeer ontftoken zijn; fluite ik
Uwe aUoos-onderdaatnge en toegenegene
Clarissa Harlowe,
-ocr page 213-JyfFER CLARISSA I-IARLOW·
m
De Hr. Lovelace, a^n Jan Belforb,
^ςΜΙάΐΊ},.
rf.
Ik weete nier wat duivel dac mij fchort; dog
ik ben nooit van mijn leeven zo bijiler ongefteid
geweeft. In het eeril dagt ik, dat eenige van mij-
ne zalige nabeilaenden hier bezorgd hadden dat mij
een poedertje waare ingegeven, om dus het geheel-
huis voor zig alleen te krijgen :· Maar voor zo ver-
re ik de hoope der familie ben, geloove ik niet dat
zij zo godloos kunneia zijn.
Ik moet mijne pen neerleggen. Ik kan in 'c
geheel niet ichrijven met eenigen aart. Wat pla^g
kan mij dog fcheelen!
i
ί .i
ÜH
-.Wi
Lord M. kwam mij zo even een vervloekt ern^-^
ilig-kijkend bezoek geeven, om te vraagen hoe ik-
vaare na het aderlaaten. Zijne Zufters reeden gifte-
ren beide weg, God dank, Djög zij vraagden mij
niet eens om verlof; en wenfchten mij naauwlijks
het welvaaren. Milord was tederder en pHgtmaa-
tiger, dan ik verwagtede, De mannen zijn min-
der onvergeevelijk dan de vrouwen. Ik hebbe wel
•itil·'·
'1H4 DE HISTORIE VAM
WP
reden om die te zeggen, voorzeker. Want» behal-
ven de onverzoenbaare JuiFer Harlowe, en de ou-
de Ladys, zijn de twee Montague Aapjes nog ni^c
eens bij mij geweeft. ' '
Nog eeten, nog drinken, nog flaapen!
Een jammerlijke ftaat. Jan! Indien ik nu als een
gek ging leggen fterven, zouden de luiden zeg-
gen , dar ik door hartzeer over JuiFer Harlowe was
van kanc geraakt, — Dat zij mij met liartzeer
pijnigt^ is zeker.
Verbruid kwaalijk! Ik zoude het wel gaarn
willen weg ïchrijven. Maar ik rboec mijne pen ai
weder neerleggen. Met wil niet gaen. Arme Lo*
velace! -—-— Wat duivel fdiort u?
***
Wel j Iaat het ons nu eens weder beproeven
Hoij -- Iloij --- Hoij! Verbruid gaa-
pende nugteren kalf dat ik ben, hoe geeuwe ik !
—-Waar zal ik beginnen.^ Met uw Execu-
teurrchap ? ——- Gij zult daarvan een dubbelen
poil krijgen: Want ik dènke weezenlijk, dat gij
mij wel eene kill en doodkleed zenden moogt. Ik
zal tot dezelve wel gereed zijn, tegen den tijd dat
zij hier kunnen koomen.
Welk een zottinnetje is deeze Juffer Harlo-
we! Ik wedde, dat het haar nu wei berouwt» dat
zij mij heeft afgeflagen. Zulk eene beminnelijke
jonge vveduw Welk eene bekoorelijke we-
duw
-ocr page 215-duw zou zij geweeft zijn! Wellt een cieraad voojf
het rouwgewaad! Binnen de eerfte twaalf maanden
weduw te worden is eene van de grootile gelukza-
iigheden, die eeae fchoone vrouw kunnen ten deel
vailen. Zulk eene fraaije bezigheid mQi nietm.Q
treurgeimadcn, wanneer zij alle haare blijde pronk~
cieraaden naauwlijks nog eens rond gedragen heb-
ben ! Zulk eenligc, en zulk eene fchaduw! hoe
zouden die bij eikanderen affteeken, 'en luite ont-
vangen van de draagfter! --
Loop naar den duivel! —— Ik wil fchrij-]
ven! - Kan ik wel iets anders doen?
Zij wilden niet hebben dat ik fchrijve, Bel-
ford. - Ik moet inderdaad wel krank zijn, als
ik niet fchrijven kan.
V"
(
litr
s.' i,
. ή
* *
*
Dog gij fchijnt knorrig, Jan! Is het omdat
ik geraakt was? Het ραίΐ geen twee vrienden, al-
zo min als man en wijf, op eerien tijd hun geduld
kwijt te zijn.- Wat moet het gevolg zijn, in-,
dien dat gebeure? - Ik ben juiil nu niet in ee.-i
nen vegtagcigen luim : Maar zo geduldig en lijd-
zaam als de kuikens die mij in mijne foupe gebragc
worden- Want hiertoe is hec al met mij ge-,
koomen.
Dog ik kan u, dit allés niettegenflaende, wel
zeggen, wees uw eigen man, zo gij wilt, ten aan-
zie« van het Execuceurfchap, ik zal nooic toeftaen
dat gij mijne Brieven aan den dag legt. Zij zija
wel de helft te openhartig ora gezien te worden.
■ ii;
( L
De HISTORIE VAN
^ · ι
En ik ftae 'er volftrekdijk op, dar gij, bij het ont*
•vangen van deezen, die alle verbrande.
Ik zal u nooit dien onbefchaaniden en on-
vriendlijken ftreek vergeeven, dat ik hier zo ruiter-
lijk den baas fpeele over een half douzijn perfoo-
nen van aanzien : Gedenk ook aan uwe woorden
van eene arme hulpelooze Wees —- Deeze ilree-
ken zijn te ernftig, en gij zijt ook mede te ernfligi
dan dat ik deeze dingen dus voor jokkemij zou iaa-
ten doorgaen; niettegenflaende gij d^n Romein-
fchen ilijl (a) daarin gehouden hebt; en trouwens
ook maar even hebt gehouden Bij mijne Ziel ,
Jan, indien ik het zd bijiler niet voor mijne maag
had, ik zoude voor deezen tijd al bij u, en ook bij
de Lady geweefl: zijn.
Dog houd evenwel aan met fchrijven : En
zend mij copijen, zo gij kunt, van alles wat tus-
fchen onze Charlotte en Juffer ilnrlowe omgaec.
ïk zal niets laaten blijken van hetgeen gij mij van
die zoort mededeelt. Ik hebbe geen minder wel-
gevallen in hec mik hier^ wegens hunne edelmoe-
dige aanbiedinge aan de Lady, Dog zij is al zo
trots als onverzoenbaar. Daar is geen middel om
liaw aan zig te verpligten. Zij zo^ liever haare
lileederen verkoopeii, dan aan eenig menfch ver-
pligtinge hebben, fchoon zij door die verpligtinge
coe te laaten zelve verpligtinge zou opleggen.
Och Heer! Och Heer!--Doodlijk krank
if. V
*
(a) Wat (ifeze Heeren m^encn met den Romeinfchcn ilijl >
kan men zicii D. I. bi 306, 307. in dc aaniek.
Ik was genoodzaakt, zo heel ^ek was ik,^
om ter deezer plaatze uit te fcheiden. En wat
denkt gij wei ? Wel, Lord M. bragt 'de Piiftooi
van de Parochie bij mij om een gebed te'doen;
want zijn Capellaan was te Oxford, Ik lag in
mijn nagt-rok over mijn kamifool, èn iluimerde;
en toen ik mijne oogen opende, wie zag ik daar,
dan den Pailoor knielende aan de eene zijde van
het bed, Lord M. aan de andere; JuiFr. Greme,
die gehaald was om op mij te pajjen^' zo als ze
het noemen, ten voeten-einde! God zij gedankt,
Mijord, zeide ik, in verrukkinge ! -- Waar is
de Juffer ί --— Want ik onderitelde, dat zij mij
gingen trouwen.
Zij dagten in het eerft, dat ik ijlhoofdig was;
en baden al luider en luider.
Dit deed mij geheel ontwaaken: Ik fprong
ten bedde uit j deed mijne muilen aan mijne voeten;
ilak mijne hand in mijn kamifools-zak, en haalde u-
wen Brief uit met de Zielezugt mijner Beminde daar-
in Milord, Dr. Wright, Juffr. Greme, gij hebt
mij voor een' zeer ondeugenden vent gehouden:
Maar zie eens hier! ik kan al zo wei iets goeds aan
u voorleezen , als gij aan mij.
Zij keeken malkanderen in verwonderinge aan.
Ik gaapte, en las, De arme ile—erve—lingen de,
00—oor—zaak van hunne eigene ■ ■ ' hunne ei-
gene e-len—de.
Het is alzo toepalTelijk op mijn geval, als op
dat v;in de Lady, zo als gij mÄn zulc, als gij
κ ,
\ !
t i,
l:·
-ocr page 218-i^r i
i :i
het eens weer overleeft (a). Bij de paflagie, daar
gezegd wordt, Dat als iemand om zijne ongereg-^
ügheid gekaßijd wordt , zijne bevalligheid dan
fmeh als eene mot y trad ik naar den fpiegel: Bij
ί > Jupiter, eene zobere vertooninge, riep ik!--?
En zij preezen mij alle, en waaren met verwonde-
ringe ingenomen; hunne handen en oogen om-
hoog heffende; ende Doelor zeide. Hij had al-
toos wel gedagt, dat het onmogelijk was, dat een
man van mijn veriland zo woeit kon zijn, als do
wereld van mij fprak. Milord fchaterde van blijd-
fchap; wenfchte mij geluk; en, dank hebbe mijne
lieve Juffer Harlowe, ik verkreeg eene hooge ag-
tinge bij goeden, flegten, en gemeenen. Kortom,
ik hebbe mij hier bij allen voor altoos in de gunit
beveftigd. - Maar, O Beiford, het wil hier-
mede nog al niet lukken! Ik moet 'er al v/e-
der uitfcheiden»
^Tf 'Tv 'Tv'
^ *
Een bezoek van de Zufters Montague, inge·?
leid van den homp-ilompenden Pair, om mij ge-
luk te wenfchen met mijne beterfchip en hervor-
minge beide te gelijk. Wat een gelukkig voorval
is deeze ziekte, met die zielezugt in mijn zak;
want voorheen was het met ons allen geheel in
ftukken! Dus hebbe ik, toen ik een Jonge was, mij
wel gevoegd bij een troep die uit de Kerk kwam,
V waardoor men dagt dat ik zelve daar ook geweell
Ik ben vergramd over de onbefcheidenheid
van
(a) Zie bJ.146, 147.
-ocr page 219-JUFFEÄ CLARISSA HARLÖWE. kSß
Van den jongen Levyc. Gij zuk mij jgrootlijks
verpligten , indien gij hem wilt opzoeken, ert
mij zijne Ooren zenden in uwen volgenden
Brief.
Mijne Beminde \iet mijne meeninge kwaalijk j
zo zij denkt dat ik haar voorftèlde om aan mij te
fchrijven, als eene voorwaarde waaronder ik iPou
afzien van bij haar te koomen. Dat zal zo niet
gaen, nog was dit mijn oogmerk, ten zij ze mij
befer genoegen had gegeven met den inhoud van
haaren Brief, dan zij gedaen heeft. Zeg haar dat-
ze het eens weder leeft. Ik hebbe daartoe geen
hoope gegeven. Ik zou al bij haar geweeft zijn in
weerwil van u beiden, tegen morgen ten langften
lag ik hier niet dus-deerlijk op den rug^ als een
hulpeloos zondaar.
Ik worde van uur tot uur al beter en beter
zegge ik : De DoSior zege van niet: Maar ik
beu wel verzekerd dat ik het beft weéte. En ik
zal wel haaft in London zijn, maak daar ftaat op.
Maar zeg hier niets van aan mijne lieve, wreede^
en onverzoenbaare Juffer Harlowe.
A^dieu—u, Ja—aan-- Welk een gaapen-
de loeris (alGeeu—wen! Geeu—wen! geeu^wen
j
Ι-Ηό L ο vel ace ι
η
-.1
I
' i
£
ÖEHISTORÏE VAM
. 1
i)e Hr, Belford, aan Robert LóvelA-
Ce, Schildkn',
Ik ben ten uiterilen bekommerd ©ver uwe
giekté. Het eou mij zeer fmerten, zo ik u verlie-
zen moert. Nogrhans indien gij zo haaft ilaet te
fterven, zoude ik wel uit den grond mijner ziele
kunnen wenfchen , dat het voor het begin vaii
April laailleeden gebeurd waare: En dit zo wel om
uwentwille, als om den vi?il van de uitmuntendilé
vrouw ter wereld. Want dan zoude gij de krijtend-
He zonde om uw gantfche leeven niet gehad heb-
ben te verantwoorden.
Mij wierd Saterdag berigc, dat gij zeer onge-
ileld waart; en dit was oorzaak, dat ik naliet aan
u te fchrijven , tot dat ik nader "berigt kreeg.
Toen Henrik van u te rug kwam, bragc hij mij
de beveftiginge van den fiey;ten ilaar. waarin gij zijr«
Dogikhoope, dat Lord M. uit zijne onverdiende
tederheid voor u, het ergfte van u denkt. Wat
kan het dog weezen, Bob ? Eene heftige koorts,
zeggen zij; dog vergezeld met wonderlijke en ge-
ftrenge toevallen^
Ik zal u niet ontruften-in den (laat, waarin
gij zijt, met hetgeen hier voorvalt omtrent Juifer
Har·^
-ocr page 221-Harlowe. Ik wenfche dat uwe bekeeringe zo fchie-
lijk mag koomen als uwe ziekte,* en van even vee!
kragc zijn, zo gij fterfc; want anders ilaet iiec te
vreezen, dat Zij en Gij nimmer in eeneplaatzezul^
len te zamen koomen.
Ik vertelde haar hoe ziek gij zijt. Arme man {
zeide zij. Gevaarlijk ziek, zegt gij ?
Gevaarlijk mderdaad ^ Madam! - Zo
heeft Lord M. mij laaten weeten!
God zij hem genadig, zo hij iler?e! —^
zeide het vervvOnderenswaardig fchepzel
Daarop na eene korte tufichenpoos, Arm onge-;
lukkig menfch! - Dat hem de genade ge-
beuren moge, welke hij niet beweezen heeft!
Ik zende deezen door een bijzondereii
boode : Want ik verlange mee ongeduld om te
hooren hoe het met u gaet. -- Indien ik
uwen laatßen Brief ontvangen hebbe, welke
zwaarmoedige nagedagcen zal die laatfle^ zo
vol van ergerlijke ligtvaardigheid , dan verleenen
aan
Uwen oprekten Vriend^
. Jan Belford.I
ΐ.ίίϊ
um
f/
..ί
f
ν
Γ
l)e Hr, Lovelace, aan- Jan Belfordj
Schiläkn^
Dingsdag\ den 15 vUn Augußusö
Ik danke u, Jan; van harten zeer danke ik
u, voor hen vroom beiluic van uwen laatilen!--
ik ben bijna bereidwillig, Om u, dieswegens, te
vergeeven uwe tot nog toe volftrektlijk onvergee-
velijke Uittrekzels.
Maar denkt gij, 'dat ik zulk eene engel wil
verliezen, zulk eene vergeevendé engel, als dee-
ze? -- Bij mijne ziel, dat wil ik niet! -
Om genade te bidden voor zulken ondankbaaren
"booswigt! - Hoe wondt zij mij, hoe fnijdt
zij mij door de Ziel, met haare verhevene edel·
moedigheid! - DogZijmoet mij eerftgena-
deftoonen!-— Dan zal zij mij leeren een ver-
trouwen te hebben , om welks wille haar gebed
voor mij zal verhoord worden.
Dog haafl: u, haaft u met bijzonderheden aan
mij te zenden van haare geileldheid, van haare be-
zigheden , van haare gefprekken.
Ik ben ziek alleen van Liefde! —- O
•dat ik haar de mijne kon genoemd hebben ! --
Dan zoude het der moeite waardig geweefl: zijn
gm ziek te zijn / -- Om haar uit de ilad tot mij
-ocr page 223-JuFFfiU CLÄRiSSA HARLöWE. ifj^
Kaar buiten te ontbieden; om haar te zien ter mij·
"er vertrooftinge koonien toevliegen, met genee-
zinge in haare duifagcige vleugelen ; terwijl het
haar pligc en haare verkiezinge ^oü zijn voor mij
te bidden, en mij aan te moedigen om haarent-
Wïllë te leéven!'^-— O Jan! welk eene Engel
hebbeik——
Dog ik hehhe haar niet verloören!---Ik
wïl haar nut verliezen! Ik ben bijkans weer wèl;
zou geheel al wel zijn, deeden ordonneereu"
de fchobbejakken het niet, die om hunne be-
kwaamheid in agtióge te brengen, de ziekte van
veel belang maakeni ----- Ên ik zal haat de mij-
ne maakenl En dan weder ziek worden, en
mijzei ven dus regt geeven tot h^v^xQ pligtmaatlgè
t^l^thoxd y Qh^godvrtigtige zo ml als Uefhehbe^dè
zorge! ·
God zegené Haaf eeuwiglijki —— Haaftu,
haafl u met bijzbndèrheden van haar!--Ik bert
ziek van Liefde!--Zulk ééne edelmoedige goed-
heid! —^—Bij al wat Groot èh Goed is, ik
^umI haar niet- verliezen! —~ Zeg haar dat!--
Zij becuigc, dat zij geen medelijden met mij heb»
ben konde, indien zij gedagcen maakte om de mij-
ne te worden! Dit hebbe ik uit de affchriften van
Juffer Howe aan GHarlottè, —-—^ Dog gebied
haar mij te haaten, en mij maar tè-neemeni Eti
mijn gédiag jegens haar zal die Haat wel ras ini
Liefde doen veranderen!--Want met lighaani
en ziel zal ik geheelenal de haare zijn.
XLIV.
Ν
U VII. DeeL
■Ij
194 ^^ HISTORIE vA!f
dii///". Belford , aan Robert Lovel4-·
CE, Schildkn,
Donderdags dm 17 van Aug,
Ik ben opregtlijk verblijd te hooren , dat gij
reeds zo veel gebeterd zijt, als uw knegt mij van
11 berigr. Uic uwen Brief fchijnt het als of uwe ze-
den te geiijk niet uwe gezondheid aan het beteren
zijn. Deeze was een Brief, welken ik ^de La-
dy , gelijk ik deed^^ kon toonen.
Zij is zeer ongefteld (Vervloekte Brieven
ontvangen hebbende van haare onverzoenbaare fa-
milie!): Zo dat ik niet veel fgefprek met haar,
ten uwen voofdeele, over denzelven houden kon-
de. —~ Dog hetgeen daarbij voorviel, zal u nog
meer en meer haar doen aanbidden.
Zij luillerde zeer aandagtig naar mij, terwijl
ik dien las; en toen ik gedaen had, Arme man !
zeide zijj welk een Briefis dit! Al tijdig heeft hij
proeven gehad , dat mijn aart niet onedelmoedig
was, indien hij door edelmoedigheid te winnen
geweeil: waare ! Dog zijne wroeginge, en dat wel
om zijnentwille zeken ^ is alle de ilraife, welke
jk hem toewenfche. - Nogthans moet ik
mij meer inbinden, indien gij alles aan hem fchrijfc
wat ik zegge I
. , . %
j
Ik verhefte haare onbepaalde goedheid in top
~— Hoe konde ik dat nalaaten, fchoon in haar
bijzijn!
Daar fteekt geen goedheid in! zeide zij -
Het was eene gemoedsgeileldheid, welke zij haac
om haarzèlver wille getragc had eigen te maaken.
Zij had te veel nadeel geleeden uit gebrek van
bermhartigheid , om dezelve niet aan een boet-
vaardig hart toe te w^enfchen.--Hij fchijnt boet-
vaardig te zijn, zeide zij; en het koomt mij niet
toe verder te oordeelen dan naar de uiterlijke blij-
ken. --- Zo hij het niet zij, bedriegt hij zig-
zei ven meer dan iemand anders.
Zij was zo ongefteld, dac dit alles waare wac
ter dier gelegenheid voorviel.
Welk een fehoon Onderwerp voor een Treur-
rpel zouden de verongelijkingen van deeze Lady,
en haar gedrag onder dezelve, zo wel ten aanzien
van haare onverzoenbaare vrienden, als van haaren
vervolger, uitleveren! Eene groote tegenwerpinge
zou 'er niettemin zijn tegen het Zedelijk nut daarin
begreepen (a); want hier v/ordt de Deugd geilraft!
Ν 2 teni
fa) Dc tf^enwerpingc van den Hr. Felforil, Dar tle Dfuoi
in ccn Ttcurfpcl niet behoort in het laag te peraaken, is niet
wel bcdagt : Monimia in het Weeskind, Bclviikra in Vene-
tie behouden, Athenai« iti Theodofius, CordcUa in Shakcs-
peai's Koning Lear, Desdemona in Othellc, Hamlet, (oni
j;e&i. meer te noemen) zijn proeveH, dat een Tremfpel met
rcqt tiaaawlijks een Treurfpe! genoeitid zóu kannen worden,
indien de Deugd geea tijdÜik lijden dtoeg» en dc Ondeugii
niet voor ccne wij! zegepraalde. Do» hij bedenkt zig beter ih
dezelve zinCnedc; en geefc ons aanleidingv urn ons gfztgt op te
ilacn op he: TofKOOMENDE naar <Ic Belooninge der Deugd,
en
-ocr page 226-Ten zi] wij trouwens vooruic zien op de Beloonin-
gen Η τ Ε R Ν Λ Μ Α Α L s, van wcikc zij, zo iemand
kan, zedelijker wijze moec verzekerd zijn. Nog-
thans, als men 't wel bedenkt, weete ik niet, zo
flegt een vent zijt gij, en zo fnood een Egcgenooc
moge gij geworden zijn, of haare Deugd niec be-
loond is roet u te miiTen. Want dingen, die voor
de menfchlijke natuure fmertelijkfl: zijn , als zij ge-
beuren, gelijk dit bekoorelijk fchepzel eens aan-
merkte, zijn dikwijls bij de uitkoomfl: voor ons de
gelukkigile.
Ik bebbe dikwijls gedagt, in mijne opwagtin-
ge bij deeze Lady, dat indien Belton's hooggeag-
teDigter, Nie. Rowe, zulk een charader voor zig
gehad had, hij eene andere zoort van eene Boet-
vaardige zou gefchetil hebben, dan hij gedaen ,
of aan zijn Spel, hetwelk hij De Schoone Boetvaar-
dige noemt, een gepafter Titel gegeven. Juffer
Harlowe is inderdaad eene Boetvaardige! Naar mij-
ne gedagren, zo ik mij niet aan eene baarblijkelij-
ke teger.zeggeijjkheid fchuldig maake, eene Boet-
vaardige zonder fout; het gedrag haarer Ouderen
jegens haar van den beginne zijnde aangemerkt.
De geheele liiilorie van de andere is een par-
tij verdoemd ruige en vuilnis. Lothario , hec is
waar, fchijnt een diergelijke onedelmoedige fchelm
te zijn als gij v/cet wel wie : De Schrijver will:,
hoe hij een Guit moeil fehetfen; maar niet eene
Boetvaardige te fchilderen. Caliila is eene luftige
196
dar-
cn naar de Straifc der Zonde : E» merkt nicc kwaalijk aan ,
als hij zc^t, Nicc te wecicn , of de Dcu|;d van zulk eene vrouw
als Clarifii niet beloond zij race het raiiFen van xulk ccn mau
ais Lovcbcc.
m
-ocr page 227-Juffer CLARÏSSA HARLOWE. 3904
dartele meid, en haare boetvaardigheid is niet an-
ders dan woede , baldaadigeid , en fmaadheid. '
Haare hartstogten zijn geheelenal ftorm en oproer;
niets is 'er in van die fijner hartstogten der Sexe,
welke, indien zij natuurelijk gefchetil worden, zig
van de manlijke hartstogten onderfcheiden zullen
door eene zagcheid, welke zelf door woede en wan-?
hoope zal heen blinken. Haar charaéter is zamen-
gefteld uiE bedrog en veinzerij. Zij bezit geen
deugd; het is alles hoogmoed; en haar duivel is
al zo wel hinnen haar, als huiten haar.
Hoe kan dan de val van zulk eene, eene be-
hoorelijke droefgeeft'gheid verwekken, als men alle
de omiïandigheden van denzelven in aanmerkinge
neemt? Want volhardt zijniet onbefchaamd in haa-
re zonde, zelf na datze ontdekt was? Haarer eige-
ne fchuld bewuft, vordert zij Altamont's wraak te-
gen zijnen beften vriend, als of hij haar had tefchan-
de gemaakt; bewilligt om Altamont te trouwen·,
fchoon met den anderen in zondige gemeenfchap
geleefd hebbende \ en gaet metterdaad te bed met-
dien laflfen bloedbeuling, daar zij zig met lighaam
en ziel aan Lothario had overgegeven; die niette-
min haar weigerde te trouwen.
Haare boetvaardigheid, toen die begon, noemt,
zij te regt. De uitzinnigheid "van haare zïel; en
gelijk ik zeide, na zo lang als zij konde, met eene
dfieileonbefchaamdheid in haare zonde te zijn vnort-
gegaen, ea alle kwaad gedaen te hebben 't· welk
zij konde (met den dood van Lothario, van haaren
Vader-, en anderes te veroorzaaken) doorllpot· zi^
iiigzelve,
Η 5 - F.U
-ocr page 228-En kan dk eene daad van boeïvaardigheid
zijn ?
Dog onze Digters wecten, inderdaad, bij-
Iians niet hoe zij droefgeeftigheid verwekken moe-
ten, zonder fchrik, doodflag, en zelfmoordj en
moeten uwe ziel doen ijzen, om traanen uic uwe
oogen te haaien.
Akamont, die een minzieke loeris !s, een ligt-
geloovige hoorndraager, en (fchoon a!s een dap-
pere gaft, en krijgsman afgemaald} een regte Qui-
bus Quibario, en die krakeel zoekt tegen zijnen
Μ ! bellen vriend, ilerft wel als een gek (zo als ons
I in het floc des Speis aanleidinge wordt gegeven
1 om te denken) zonder degen ofpiilool, van enkel
Η droefheid en onverihnd, over eene van de inood-
'I ile haarer Sexe: Maar de Scboone Boetvaardige,
zo als zij genoemd wordt, vak door haare eigene
iiand; en door haar voorbedreeven misdaaden niet
geregtigd zijnde tot een prijzeUjk medelijden, ver·
beurt ze ook dus allen grond van waare boetvaar-
•4igheid, en, naar alle waarfchijnelijkheid, van toe-
kooiTiende genade.
Dog hier is Juffer CLARTSSA HARLOWE,
eene deugdzaame, edele, wijze, en godvrugtige
jonge Lady; die van haare vrienden kwaalijk be-
handeld , en ongelukkiglijk verilrikt zijnde van ee-
nen fnooden Ligtmis, welken zij gelooft een man
van eere te zijn, eenigzins gedwongen wordt, om
zig onder zijne befchemiinge te werpen. En hij,
om haar vertrouwen te verkrijgen , maakt geen
zwaarigheid ooit van de onderdaanigile en plegtig-
ile betuigingen van zijne eere.
Na eene reeks van liften en looze aanflagen ,
diö
|ί·
Juffer CLARISSA HARLOWE.
die alle door haare deugd en waakzaamheid verijl
deld wierden, neemt hij fnoodlijk zijne toevlugt
tot de ondeugendfte konftenaarijen, en is, om haar
van haare eere te berooven, gedrongen haar eeril
te berooven van haare zinnen.
Des niectegenftaende, niet in ftaat zijnde oM
haar te brengen tot zijne onedelmoedige oogmer-
ken om in onegt met hem te Iceven, verbluft zij
hem met ontzag in den aanvang zelf van eene ver-
iche daad van voorbedagte ondeugendheid, in het
bijzijn van de ontugtigite vrouwluij, bijeengekoo-
men om hem bij te ihen in zijn duivelfch voor-
neemen; zegepraalt over hen alle, door kragt al-
leen van haare onnozelheid; en ontkoomt de Iboo-
de handen, aan welke hij haar had overgeleverd.
Zij toont eene edele, geen yerilandiooze, ^ge-
voeligheid : Weigert den deugniet te zien, of hem
te trouwen ; die berouw hebbende over zijne be-
handelinge van zulk een godlijk fchepzel, haar wei
gaarn zou willen beweegen om hem zijne fnood-
iieid te vergeeven, en hem tot haaren man te maa-
ken : En dit, fchoon vervolgd van alle haare vrien-
den, en vervallen in de diepfte verlegenheid, zo
dat zij, van ruime middelen zijnde, verpligt zij zig
van haar gewaad te ontdoen om te beftaeni zig
ook bevindende midden onder vreemden, en ge-
drongen (bij gebrek van anderen) om zig een
vriend te maaken van den vriend haars verleiders.
Schoon reikhal/.ende naar den dood, en alle
behoorelijke voorbereidinge tot denzeiven maaken-
de, als overtuigd dat hartzeer en mishandelinge
haar edel geitel geiloopt hebben, heeft zij een af-
grijzen van de godiooze gedagte van haar toege-
legd
Ν 4
^rwr·:
" äuiii.!
-ocr page 230-DE HISTORIE vam
legd tijdperk te verkorten; en a! zo vreemd van
Wraak als Wanhoope, is zij bekwaam toe vergiffe-
nis aan den'werkbaas van haar bederf; weftfchc
om zijne bekeeringe, en dat zij hec laattte ilagtof-
fer zijn mag van zijne barbaarfche trouwloosheid :
En is mee geen zorg zo veel belaaden in die leeven,
dan om wraakzugtige beleedigingen voor te koo-
men aan en van den man, die haar zo fnoodlijk
behandeld heeir.
Dit is boetvaardigheid! Die is godsvrugt! En
hieruit, koomc iiacuurelijk eene droefgeeftigheid
voort, welke elk hart op eene waardige wijze
moet beroeren,.
Welke ook de kwaade b^andelinge zijn mag
deezer voortreffelijke vrouwe van haare nabelben-
den aangedaen, zij fpat niet uit tot buitenfpoorig-
heden. Zij poogt integendeel reden te vinden om
hen te regtvaardigen ten haaren eigenen kolle; en
fchijnt meer verdriet te hebben van hunne wreed-
heid jegens haar om hunnentwille hierna, als zij'cir
niet meer zijn zal, dan om haarzelver wille : Want
wat haarzelve belangt, zij is verzekerd, zege zij ,
dat God haar vergiffenis zal fchenken, ichoon nie-
mand op aarde dit doen wil.
Bij elke ongemeene terginge neemc zij hanre
toevlugc tot de H. Schriften, en trage haare hcffig-
heid te bezadigen naar heilige voorheeld^n. ,, ße-
ter luiden, zegt zij^ zijn ineer verdrukt gewceft
dan zij, al hoe zwaar zij haare verdrukkingen
55 zomtijds ook agte : En zal zij niet verdrängen
hetgeen min fchuldige perfoonen verdragen heb-
5, ben ? „ Bij die zelve gelegenheid , welke ik
gemeld hebbe (van eenige nieuwe blijken van haa-
rer
IJ
é
li
m·'
. k
%
Juffer CLARÏSSA HARLOWE. 3908
rer vrienden onverzoenbaarheid) zal de ingefloo-
tene Ziele-zugc coonen, hoe zagcmoedige, en eg-
ter hoe nadruklijke klagten zij uitboezemt. Zie
eens of gij die ook, in de ondeugende wulpsheid
van uw hart, op uw eigen geval kunt toepaflen ,
gelijk gij de andere deedt. Zo gi] dat niet kunt
doen, zo geef uwe Confcientie plaatze, en Die
zal daarvan dan wel 4e regtmaatigfte toepaifinge
maaken.
I Ε L Ε - Ζ U G T.
Hoelang zult gijlieden mijne ziel bedroeven^,
en mij met vj oor den verbrijzelen ?
Het zij ook al ivaarlijk dat ik gedwaald heb'
he; mijne dwaalinge zal bij mijzelve vernagicn.
Aan haar dk verfmolten is, behoorde i^an
haare vrienden weldaadigheid te gefchieden.
Maar zij , die gereed is met haaren voet te
ßmikelen , is een veragte fakkel naar de mee '
ninge dergeenen, die geruft zijn.
Daar is eene hefchaamdheid die zonde aan"
brengt, en daar is eene befchaamdheid die eere en
gunft krengt.
Ontfermt u mijner, ontfermt u mijner^ O
gij mijne vrienden I want de hand van God heeft
mij aangeraakt^
Zoude ik ook als gijlieden fpreeken^ indien
tiwe ziele waare in mijner zielen plaatze Ρ Zou·
de ik woorden tegen u te zamen hoopen ? --
Ik zoude 11 verfterken met mijnen mondy en
Ν 5 ' ■
ίς^ΐ De HISTORIE van
de beweeginge vüjner lippen zoude uwe fmerts
v&rzagten.
Waarom wik gij een gedneven Mad verhrij'
zelen'^. Waarom wilt gij eenen droogen ßoppel ver-
'Dolgen'^. Waarom wilt gij hittere dingen tegen mij
fchrijven, en mij doen erven de misdaaden mij-
ner jongheid?
Hoe tijdig is de bermhartigheid in den tijd
der verdrukkingc 1 Zij is gelijk de wolken in den
tijd der droogte.
Zijn mijne dagen niet. weinig ? Houdt dan
op ^ en laat van mij af, dat ik mij een weinig
verkimkhe --Eer ik heenen gae van waar
ik niet zal wederkoomen, in een land der duijler-
rdife 5 en der fchaduwe des doods!
Ik zal hier nog bijvoegen, dat de voortreiFd-
iijke Lady onderrigc is, door eenen Brief van Juffr.
Norton, dut de Coloncl Morden even in Enge-
land is aangckoomen. Hij is nu de eenige perfoon j
welken zij wenfchc te zien.
Ik gaf daarop eenige agterdogt te kennen, dat
hij niet boven mij mögt worden voorgetrokken in
het Executeurfchap. Zijjzeide, dat zij geen ge-
dagcen hüd om dit nu te doen; nademaal zulk een
Poll, indien hij denzei ven aannam (waaraan zij
tvvijiïelde) van wegens de namure van eenige der
papieren, weike in zuikcn gevalle noodzaakelijk
fJoor zijne handen moeflen gaen, eenige onheilen
zou kunnen veroorzaaken tullchen mijnen vriend
en hem waaraan te denken erger dan de dood voot
haar zijn zou.
De arme Belton, hoore ik, is op den oever
Μ
des
•--»'iSssasai
-ocr page 233-Juffer CLARÏSSA HARLOWE. 3908
des doods. Een boode is *er zo even van hem ge-
koomen , die mij zegt, Dat hij niet kan fterven
voor dat hij mij ziet. Ik hoope, dat de arme knaap
nog niet heen zal gaen; nademaal zijné zaaken, nog
in deeze wereld nog voor de andere, nog gantfch
niet in eene taamelijke orde zijn. Ik kan niet na*·
laacen van tot den armen man te gaen, Nogthans
kan ik niet gewillig vertrekken, voor dat ik van u
verzekeringe hebbe, dat gij de Lady niet ontruilen
zult r Want ik v/eete dat hij zeer bezwaarelijk
mij zal laacen gaen, als hij mij bij zig jgeki^egen
heeft.
Tourville berigt mij ^ hoe ilerk gij aan het be-
teren zijc: Ik moet u bezwecren, dat gij dog niet
denkt om deeze onvergelijkelijke vrouw eenigeti
overlail te doen. Om uws zelfs wille verzoeke
ik dit, zó wel als om haarentwille, en uit hoofde
van uwe gegevene belofte : Want zo zij kwam
te fterven binnen weinige weeken, gelijk ik vreeze
dac gebeuren zal, zo zal 'er, en miiïchien mee
rnaaral te veel regt gezegd worden, dat uw be-
zoek haar einde verhaaft heeft.
In hoope dat gij het niet doen zult, wenfche
ik u eene volkoomene herilellinge : Anders, dac
gij weder moogt inftorten, en aan uw bed geklui-
iierd blijven.
XLV,
-ocr page 234-De HISTORIE
m
Er. Belford, aan Juffer Clarissa
Harlowe.
Saierä, Ogtendy den ïp van Aug.
Madam,
ik agtö raijzelven als een eerelijk man verpligt
om II kennis te geeven, dac ik vreeze dat de Hr.
Lovelace zijn lot door een mondgefprek mee u zal
willen ter proeve brengen.
. ik wenfchte wel van harten, dat gij van u
zelve verkrijgen kondt om zijn bezoek ce ontvan-
gen. Al wat onderdaanig is, zelf tot eerbied toe ,
en al wat boetvaardig is, zult gij in zijn gedrag
befchouwen, indien gij hetzelve kunt toelaaten.
Dog dewijl ik verpligt ben om terilond de reize
aanieneemen naar Epfom (om daar, zo als ik be-
dugt ben, de laatfte pligten van vriendfchap te ver-
rigten aan den armen Hr. Belton, welken gij eens
gezien hebt) en dewijl ik het waarichijnelijkeragce
dat de Hr. Lovelace zig i2Ïei , dan dat hij zig al
zal laaten weerhouden, dagt ik het oirbaar u dee-
2C kundichap te geeven, op dat gij, zo hij on-
voorziens kwam, u niette veel ontzetten mogr.
Hij vleit zig, dac gij zo ongeileld niet zijc,
4an ik u afbeelde. Als hij u ziet, zal hij daarvan
20
-ocr page 235-Juffer CLARÏSSA HARLOWE. 3908
zo overtuigd worden, dat de verpligtendfce dingen
die hij doen kan, alzo zeer vereifchc zullen wor-
den tot de ruft van zijn eigen gemoed in toekoo-
mende, als tot bevorderinge van uwen weiftand;
en ik durve zeggen, dat hij, uit vreeze van den
Jaatften te benadeelen^ de gedagten van allen ver-
deren overlaft zal aan een kant ftellen; ten min-
ilen terwijl uwe ongefteldheid zo groot is: Zo
dat de fchok van een half uur^ indien het een
fcf]ok zal zijn den ongelukkigen man te zien (die
zelve maar even uit een gevaarlijke koorts is op-
gekoomen) het al zal zijn, wat gij zult behoeven
«ic te ftaen.
Ik bidde u, dat gij u zelve niet te 'veel wilt
jaagen en ontftellen. Het is onmogelijk, dat hij
in de ftad kan zijn ,voor Maandag, op het ipoe-
digft. En indien hij befluit om te koomen,
hoope ik voor hem ten huize van Mr^ Smith te
Zijn.
Ik ben, Madam, met den diepiten eerbied,
C/w zeer getrouwe en zeer gehoor*
zaamc Dienaar y
Ii
De Hr. Lovelace, aan Jan BÉLfoR
Schlldkn.
\Ten Antwoord op den zijnen υ an den ij Aug*
Zie jSr/V/XLiv.]
Zondags den 20 van Aug*
Welk een*onbernihartige vent zijt gij! Een
menfch heeft geen confcientie van nooden, die
ix\V& een onbefcheiden vermaaner heeft. Dog al
fchreef Nie. Roive een Spel dac aan zijnen titel niet
beanrwoordt, moet ik daarom worden doorgertree-
Icen ? - Ik hebbe gezondigd; Ik hebbe 'er
berouw van ; Ik zou gaarn vergoedinge doen
- Z\] vergeeft mijne zonde; Zij neemt mijn
berouw aan: Maar zij wil mij geen vergoedinge
doen laaten «—Wat wilt gij hebben dat ik meer
doe?
Dog pak u maar voort naar Beiron, zo fcbie-
lijk als gij kunt. Nogthans, het z\\ gij 'erheengact
of niet, ik met in Ihd koomen, en zien wat ik
met het lief wonderlijk ίΐυΐφ zelve doen kan. Zo
dra als deeze ordonneerende fchobbejakken mij wil-
len laaten gaen, maak daar ilaat op, zo koome ik.
Ja, Lord M. denkt datze mij één mondgefprek
behoort te gunnen. Zijn gevoelen is van groot
'20(f
gc:
'^'"^rtfaiiir
-ocr page 237-Juffer CLARÏSSA HARLOWE. 3908
gewigt bij mij —--- als hec overeenkoomt mee
mijn eigen: En ik hebbehem , en mijne tweeNig-
ten verzekerd, dat ik mij met alle zedigheid en eer-
bied gedraagen zal, waarmede een menfch zig kan
gedraagen jegens eene perfüon, welke hij de hoog-
fte agtinge toedraagt. En zo zal ik. Hiervan
zult gij, zo gij niec verkieft om ondertuiTchen naar
Belton te gaen, getuige zijn.
Colonel Morden , hebt gij mij wel hooren
zeggen , is een man van eere en dapperheid :
---Dog CoJoiiei Morden heeft al mede zijne
meisjes gehad, zo wel als gij en ik* En wie heeft
die trouwens niet, het zij openlijk of heimelijk? De
duivel gebruikt altoos eene mooije meid tot zijn
lokaas, als hij hengelt naar een man, van wac
ouderdom, rangof orde dezelve ook zijn
mag.
Ik hebbe mijne Beminde dikwijls van den Co-
lonel hooren fpreeken mee groote agtinge en uit-
iieeraendheid. Ik wenfchte wel, om den wil van
haar gemoed , dat hij jde zaaken wat gemaklijker
kon maaken tuflchen haar en de refl: der Onver-
zoenbaare.
Mij dunkt ik ben bekommerd voor den eerzaa-
men Belton. Dog iemand kan niet eens ongelield
of naargeeftig zijn, of gij heft uwen gillenden Ui-
len-toon op, en brengt hem terilond van kant.
Niemand, dan een vent die bekwaam is om voor
crommelflager te dienen in des doods verlooren
buitenpoften, kon zo veel vermaak fcheppen, als
gij neemt, in den lijk-mars te ilaen met uwe gan-
fe-fchaften.
Daar gij, "zo gij maar uwe eigene talenten
ken-
-ocr page 238-koS De HISTORIE van
kendet, rege gemaakt zijt om gelach te verwekkéd
zelf door uw voorkoomen, en wel de helft beter
vertooninge zoudt maaken, als gij uwe broeders-
beeren. tè Hockley in the Hole ten danze leidec
op het muiijk van een Schotfchen zakpijp. Mij
dunkt ik zie (uwé vette zijden fchudden Qeri de zij-
den van alle de aanfchoüweren doen fchudden) in
deeze poiluuren; terwijl uw dikke kop grappiglijk ^
nu regts dan flinks, de maat flaet op uwe breede
fchouders, zo als ik u eens hebbe zien doen voor
de fchalmeij te Preiion. Gij kunt u dat pleiziertje
nog wel erinnerèn, gelijk ik wel honderd maaien
gedaen hêbbe; want nooit voorheen zag ik ü zo
wel in uw charaéler u vertoonen.
Maar Ik weete wel wat ik hiermede winnen
zal —- Alleen het herhaakn Van die fchran-
dere aanmerkinge, Dat uw buitenkant het ergft
vanu, en de mijne het beft van liiij is. En laat
dat zo zijn. Niets hetgeen gij van denen aan
fehrijft, kan ikkwaalijk neemen.
Dbg ik zal ernftig rekeninge met u houden ,
üls ik u koome te zien , wegens de Uittrekzels,
welke gij aan de Lady gegeven hebt uit^ mijne
Brieven , niettegenftaende hetgeen ik in mijnen
laatften gezegd hebbe; inzonderheid indien zij vol-
hardt met mij af te flaen. En wel honderd maaien
hebbe ik zelve eene vrouw een weigerend ant-
woord zien geeven, die eindelijk egter 'bewillig-
de: Dog door deeze Uittrekzels, vermoede ik,
hebt gij haar de deur van haar hart tegen mij doen
vaftgrendelen, gelijk zij de deur van haafe kamer
plegt te doen. ——— Dit is deriialven eene on-
getrouwheid , welke geen vriendfchap verdraa-
ƒ
%
gen 5
■ifcr· III
-ocr page 239-Juffer CLÄRISSA HARLÖWE. tb^
gèri, nog de cere mij kan toelaaten té Vërgee-
I.
^e Br, Lovelace, aan Jan Belfórö,
S'chiidkni
< ' : London^ Maandags den zimnläu^üßuk
_r> ' ■
Ik geloövédat ik verpügt bèn om ü tè vèrvloé-
ken, Jan. Nieitèmin wil ik mijzelvén niet vooruit-
loopen , maar ü eén länger Brief giien fchrij-
ven, dan gij in eènigén tijd vöüMeéden vin mij ύηί;-
.vaiigen hebri' Dus beginne ik dari.
Op. dat gij zo weinig kündfchajD moge hébben,
ais mogelijk was, van den tijd waarop ik beilooten
liad in de ftid te.'zijn, toO'g ik gifteten in ï^ilords
Karos men zes paarden op weg, zo dra ik mijiiea
Brief aan u had afgevaardigd, én k\vam gifieren
avond inde ilad: Want ik wift^ wel dat ik geeti
•ftaat kon riiaaken op tiwe vriendfehap, daar de
zinlijkheid van Juffer- Hariowe in aänmerkinge
kwanr; . ;
Geen andere plaatze was zo gereed voor mij,
èn dus was ik gedrongen om in mijn oud logement
-tegaeri, daar ook mijne kleederen ^ijn; en daar
ftortede ik miliioénen van vloeken uit over de ge«·'
.lieele bende,- en wilde nog Saartje nog M:-rij èens
zien ,,en .die niet alleen oin dat zij de Lady
iaa-
O
Vil. Deel.
-ocr page 240-I
s
2IO De historie vam
Jaaten onckoomen, maar ook wegens her fchdmfeh
Arreft, en wegens haare verfoeijelijke baldaadig-
heid tegen haar ten huize van den Ónderfchout.
Ik kleedde mij in een nieuw pak, 't welk ik
nog nooit gedragen, en gefchikt had tot een van
mijne bruidegoms-pakken, en ik behaagde mij zei*
ven daarin zo wel, dat ik mee u begon te denken,
dat mijn buitenkant het befte van mij was.
Ik nam een draagftoel naar het buis van
Smith, terwijl mijn hart met bijkans hoorbaars
bonzen tegen mijne keel fprong, in de verzeker-
de verwagtinge van mijne Beminde te zullen zien.
Ik floeg mijne vingers te zamen, terwijl ik voort
danile: Ik beval mijne oogen nu eens te kwijnen,
dan weder te fchitteren: Ik fprak tegen mijne
knieën, die beduidende hoe zij zig moeiten buigen $
en in de taal van eenen keurelijken befchrijver,
fpeelde ik mijne rol in verbeeldinge, zowel als ik
dit tot mijzelve fprak:
Terwijl· ik teder kniel, wH ik dus klaagend
, fmeeken:
Dus vrijen om haar gmiß; dus van mijn
fmerten fpreeken:
Duiizugten, als haar toorn mijn-moed ter
nederßaat;
En dus mijn zo&-n weer zien op haar ver-
zagt gelaat.
Op deeze wijze onderhield ik mijzelve, tor
dat ik kwam aan het huis van Smith; en daar zet-
leden de kareis hunnen vrolijken laft neder.
Daarmede de hoeden afgenomen; Willem vaardig
Η 't,
b y
tl'
fc
ί ^
i
-if
\
•J
Juffer CLARISSA HARLOWE. 2ji
(5ij der hand in een nieuw livereij; de kap opge-
ila-gen ; mijne WeJ-edelheid fprong *er uic; de
vrouw ägter den toonbank ftond geheel verzec
--ontzag en vrèeze eené behoorelijke def-
tigheid aan haare trekken verleenende·, en haare
knieën, twijiFele ik niet, ftootende tegen den binnen·
kant van haafe houten' befchuttinge.
Uw dienaar, Madam -—^ Willem Iaat
de kareis hier een weinig van daan gaen, en wag-
ten. ,
Gij hebt hier eene jonge Lady bij u in loge-
ment; Juffer Harlowe, Madam; Is zij boven^ ,
Mijn Heer, Mijn Heer, met Uw Weledele's
believen [De vrouw is ontzet van mijne gedaan-
te , dagt ik] : JuiFer Harlowe , mijn Heer! Daar is
inderdaad wei zulk eene jonge Lady, die hier lo-
geert -— Maar, maar —--^
Maar wat,· Madam? -—- tk moet haaf
fpreeken. ——-- Op de eerfte verdiepinge, is
het niet?
Doe u geen moeite aan
ik zal haare kamer wel vinden. En ik nam mijn
weg naar den trap'.
Mijn Heer, mijn Heer, de Lady, de Lady is
niet t' huis - Zij is buiten de rtad ---
Ónmoge-
Zij is op het land
Op het laiid ! Niet t' huis!
lijk! Gij zuit mij dat Tellecje niet op de mouw
fpellen, góe vrouwtje. Ik moa haar fpreeken. Ik
hebbe iets bij liaar te doen waaraan leeven én dood'
ïiangt. ' , . *
Inderdaadmijn Héér, de Lady is niet t' huisi
Inderdaad, mijii Heer , zij is buiteni
Zij trok daarop aan^éene fchel: Jan, riep zij,,
Ρ eij·
i
mm
eiijievÊ köom eens af! - Indeidaad^ mijii
ïleer, de Lady is niet t' huis.
Jan kwam beneden, die de vroome fflan van
het huis was, terwijl ik een van zijne knegcen ver-
wagcede, van wegens haare vrijpoftige gemeen·
zaamheid.
Mijn Jief. zeide zij, deeze heer wil niet ge-
looven, dat JuiFer Harlowe buiten de ftad is.
Jan boog zig voor mijne mooije kleederen ;
Uw dienaar, mijn Heer —— Inderdaad de Lady
is buiten de ftad. Zij ging deezen ogtend om Zes
uurcn uit- naar het land —op den
raad van den Doftor.
Nog al wilde ik nog Jan nog zijn wijf geloo-
ven. Ik ben verzekerd, zeide ik, dat zij niet bui-
ten de flad kan zijn. Ik hebbe gehoord dat zij zeer
ongeileld was ·—— Zij is niet in ilaat om in eene
koets uit ce gaen. Kent gij den Hr.Belford, vriend.
ja, mijn Heer; ik hebbe de eere van Jonker
Belfcrd te kennen. Hij is naar het land gegaen
om een zieken vriend te bezoeken. Hij ging Sa-
terdiiir op reize, mijn Heer.
Dit was ook aan uw logement berigc aan Wil-
lem, weiken ik daar gezonden had met verzoek
om u te fprceken, zo dra ik in de ftad kwam.
Wel nu , de Hr. Beiford liet mij weeten, dat
zij boven maate ongefteJd v/as. Hoe kan zij dan
zijn uitgegaen ?
U mijn Heer, zij is zeer ongefteld, inderdaad
zeer ongefteld--Zij kon naauwlijks naar
de koets toe gaen.
iielford, dagt ik, wift zelve niets van den tijd
van mijne koomft; nog kan hij mijnen Brief van
gifte-
-ocr page 243-Joffer CLARISSA HARLQWE, 2ï3
gifteren ontvangen hebben : En zo ongeiteld; hec,
is onmogelijk dat zij zou uitgaen. ^
Waar is haate dienftraaagd ? Roep haare dienft-'
maagd tot mij,
Haare dienilmaagd, mijn Heer, is haare Waak-
iler ; Zij heeft geen andere. En dieA^ met haar
gegaen.
Wel, vriend, ik moet u niet gelooven. Gij
zult mij gelieven te excufeereni ik moet zelve den
trap eens opgaen, En ik zou naar boven ilappen._
Jan zettede hierop een ernfiig, en min eerbie-
dig gezigt —^ Mijn Heer, dit is mijn huis \
en —---
En wat, vriend? toen niet twijffelende of zij
was boven. - Ik moet en wil haar zien. Ik
hebbe gezag daartoe. Ik ben een Yreede-Regeer.
Ikhebbe eene Volmagt om huiszoekinge te doen.
En ik ging naar boven; terwijl zij volgden, al
preutelende, en vergiftig onthutil. ,
De eerfte deur, daar ik aan kwam, was^ op
het ilot. Ik klopte daar eens aan.
De Lady, mijn Heer, heeft den Üeutel van
haare eigene kamer, r
Aan den binnenkant, twijffele ik niet, mjjit
eerzaame vriend; weder kloppende. En verzekerd
zijnde, dat, indien zij mijne ftem hoorde, haar
vreesagtige en zagte aart haar zigzelve , door eenig
gedruis, aan mijn luifterend oor zou doen ver-
raaden , zeide ik overluid, Ik vertrouwe vailUjk,
dat JuiFer Harlowe hier is : AUerlieffte Madam,
open dog de deur : Laat mij- maar voor een 00-
genblik toe tot uwe tegenwoordigheid.,
Maar nog antwoord nog gedruis kwam mijn
O 5
oor begroeten; en de luiden zeer gerufi; zijnde \
ging ik hen ;voor tót hec naafte vertrek; en den
fleutel aan den buitenkant ileekende, opende ik
hetzelve, keek het geheel in 'c rond, en in het ka-
binetje.
De man zeide, Hij had nooit van zijn leeven
zulk een onbeleefd heer gezien.
Hoor eens hier, vriend, zeide ik; Laate ik u
raaden om u wat zedig te gedraagen; of anders
zal ik u eene les leeren, die gij nooit van ai u lee·^
ven geleerd hebt.
Mijn Heer, zeide hij, het betaamt geen fat-
zoenlijk heer, een man in zijn eigen huis te aifron-
teeren.
Dan verzoeke ik u, man, zeide ik, dat gij
niet kraait op uw eigen mefthoop.
Ik trad te iug naar de geflootene deur : Mij-
ne waarde Juffer Harlowe, ik bidde u, open dog
de deur, of ik zal die open breeken; —— daar
hard tegen aan ilootende, dat het kraakte.
De man wierd bleek van gelaat; en beeven-
de van fchrik, zettede hij eene vergiftig lange tro-
nij; en riep aan een van zijne rijglijf-maakers boven,
Jofeph^ hoorn fchielijk eens beneden,
Jofeph kwam neder: Een vent met een grijn-
zenden leeuwen-tronij; dik, en kort, mee een rui-
den kop, gelijk een oude afgekapte eiken-ftam.
Toen zettede meefler Jan een barfer gezigt. Dog
ik neuriede flegts een deuntje, doorkruide alle de
andere vertrekken, bevoelde de doorgangen met
mijne kneukels, om te zien of 'er ook heimelijke
deuren waaren, en trad den volgen trap op, den
ge!
IL«
I
i
■χ
ifl
r^'^r^iWfiii·
JüFFEft CLARISSA HÄRLOWE. ^ ^f
geheeleü djd al zingende; terwijl Jan, en Jofeph,
en JüfFr. Smith mij al beevende volgden.
Ik keek daar in \ rond, en ging in twee o-
penftaende flaapkamers; doorzogc de kabinetjes ,
de doorgangen, en keek door het fleutel-gat van
eene sndere : Geen JuiFer Harlowe, bij Jupiter !
Wat zal ik doen! - Wat zal ik doen! gelijk
de meisjes zeggen, --- |>iu zal het haar wei
rouwen, d;ït ik haar ben misgeloopen.
Ik zeide dit met voordagt om te ontdekken,
of deeze hiiden kennis hadden van de Gefchiede-
i)is der Lsdyi en kreeg het antwoord, 'c welk ik
verA'agrede, van Juffr. Sraith -- Dat geloove ik
piet, mijn Heer.
Hoe zo, Juffr. Smith? Weet gij wie ik ben ?
Dat kan ik wel giflen, mijn Heer.
Wie giil gij dan dat ik ben ?
Uw naam is Lovelace, mijn Heer, zo als ik
niet twijffele,
Juifl: zo. Maar hoe kwamt gij zo wel te gis-
fen, vrouw Smith ? Gij hebt mij nooit voorheen
gezien, - hebt gij wel?"
Hier, Jan, haakte ik naar een compliment,
en het miile mij.
Dat is ligt te giiTen, mijn Heer; want daar
kunnen geen twee zulke heeren zijn als gij.
Wel gezegd, vrouw Smith - Maar hoe
meent gij het, zo goed^ of zo kn^aad·^--WeU
gemaakt het minft, 't welk ik dagt dat zij zou
gezegd hebben.
Daar laate ik u naar giflen , mijn Heer.
Bij mijzei ven veroordeeld , dagt ik , -als het
dus aan mij gegeven wordt.
O 4 Wel,
i
(
<
tv
-
. i
-ocr page 246-XVel, vader Smith, uw wijf is geeftig, man !
^— Hadc gij dat ooit te voeren wel ontdekt? —
Maar waar is db weduw Loylcky vrouw Smitb \
IVÏijn Neef Jan Belfoird zegt, dat zij eene heel vroo-
me vrouw is, Is ze in huis? Of is zij ook al mee
Juffer Hariowe gegaen ?
Zij zal llraks wel t' huis zijn , mijn Heer. Zy
is niet bij de Lady.
Wel, maar, mijne goede lieve Juffr, Smith «
waar is de Lady naar toe gegaen? En wanneer zal
ZQ vvetTom kqomen ?
Ik kan 't niet zeggen, mijn Heer.
Jok 'er niet om, vrouw Smirh; jok 'er niet
om; haar onder de kin ftrijiiende : Hetwelk Jans
bovqn lip, met verkortinge van zijne kin, deed rij-
zen to: aan zijne neus. - Ik ben wel verze-
kerd , dat gij het weet! -^ Maar hier is nog
een trap : Laat eens zien; Wie woont daar boven Γ
—-— Maar zagt, hier is nog eene andere kamer it^
't flot, op de deur ilaende --Is hier iemand t
huis? riep ik.
Dar is Jufr.Lovick's kamer. Zij is uitgegaen,
en ^eeit den fleutel bij zig.
Weduw Lovick! weder kloppende, Ik geloo-
yc dar gij c' huis zijt : Eijlieye open de deur.
"" Jan en Jofeph preutelden en luifterden te ?a-
men. ,
Niet te luiileren, eerzaame vrienden : Het is
geen faUben te luiileren. Jofeph, wat zeide Jan
tegen u?
JAN, mijn Heer! herhaalde de goede vrouw,
n;iet verontwaardiginge.
Ik verzoeke om vergiffenis, J^uffr. Smith ; Dog
r
ll.
fVk
gij ziet hieraan de kragc van een voorbeeld. Hadc
gij uwen eerzaamen raan meer eere beweezen, Ik
zou hec ook gedaen hebben. Laate ik u eens een
raad geeven -r^ .Vrouwen, die haare mannen
oneerbiedig behandelen; leeren vreemden pm hen
met veragtinge te bejegenen» Dat is voor u, eer-
zaame meeiler Jan; waarom neemt gij uw hoed niet
voor mij af? - O, zo zoude gij doen, zo gij
dien op hadt: Dog gij draagt nooit uw hoed in de
tegenwoordigheid van uwe vrouw, geloove ik
doet gij wel ?
Gij behoeft hier niet te fchimpen nog te fmaa-
len, mijn Heer, riep Jan. Ik wenfche, dac elk
geirouwii paar zo gelukkig leefde als wij doen.
Dat vvenfcha ik ook, eerzaame vriend. Maar
ik mij laaten hangen, zo gij eenige kihderen
hebt. ί
Hoe zo, mijn Heer?
Hebt gij ze? - Antwoord mij, man :
Hebt gij 'er ook, of niet?
IVIiiTchien niet, mijn Heer. Maar waartoe
dient dat?
Waartoe dat dient ? --Wel ik zal het u
zeggen : De man, die geen kinderen bij zijn wijf
heeft, moet zig met flegts énkel Jan te vreeden
houden. Hadt gij een kind of twee, dan zoude
gij Mr.Smich genoemd worden, met eenenijginge,
of lachje ten minilen, bij ieder woordi ·
Gij zijt zeer lugtig, mijn Heer, antwoorde d^
vrouw. Ik verbeelde mij, dat indien of mijn man
of ik zo veel te verantwoorden hadden als ik wee-
wel wie, wij niet zo vrolijk zouden zijn.
Wei, vrouw Sraith, dat 20u dan zo Veel te
O 5 Ci?.
r
V
α
erger zijn vooi diegeenen, die verpligc waaren om
u gezelichap te houden. Maar ik ben niec vrolijk
-- Ik ben bedroefd I -O jeraenijl ----
Waar zal ik mijne lieve JuiFer Harlowe vinden ?
Mijne beminde JuiFer Harlowe ί [roepende
aan den voet van den derden trap] zo gij boven
zijt, om v's Hemels wii antwoord mij dog. Ik
koome boven.
Mijn Heer, zeide de goede man, ik wenfch-
te wel dat gij naar beneden wildet gaen. De ka^^
mers der knegten, en de werk-kamers, zijn op die
verdiepinge, en nog eene hooger; en daar is nie-
mand die gij hebt te fpreeken.
Zal ik boven gaen, en zien of Juffer Harlo-
we daar is, Juffr. Smith?
Dat kunt gij doen, mijn Heer, zo her u gelieft.
Dan wil ik niet; want zo zij'er waare, zoude
gij zo infchikkelijk niet zijn.
Ik ben befchaamd, dat ik u alle deeze moeite
verge: Gij zijt de beleefdfte koopluiden , die ik
ooit kende. Eerzaame Jofeph, hem onverhoeds
op de fchouders flaende, hetwelk hem deed op-
fpringen, hebt gij ooit wel om beft een bek ge-
trokken, karei -- Want de vent fcheen
niet kwaalijk met mij in zijn fchik; en zijn plat bak-
kes van het een oor tot het ander fplijcende, met
een opgefperden mond, toonde hij zijne tanden ,
die zo breed en zo zwart waaren, als de nagels
van zijne duimen.- Maar belet ik u niet.^
Wat kunt gij 's dags verdienen, karei ?
Een halven kroon kan ik 's dags verdienen;
met een trots en knorrig weezen, om dat ik hera
bad doen opfpringen.
ι·
.'Ί \
' ί
1
i
ίι 5·
t;
jüFFER CLARISSA HARLOWE. Up
Daar is dan een dagloon voor u.'^ Dog gij
behoeft u niet verder bij mij op te houden.
Koora, JuiFr. Smith, koom, Jan (Mr. Smith
moeil ik zeggen) laaten wij beneden gaen, en geef
mij een berigt waar de Lady is heen gereeden, en
wanneer zij zal weerom koomen.
Dus ging ik voor den trap af^ Jan, en Jo-
feph (fchoon ik den laatften zijn afTcheid gegeven
had) en mejuffrouw, mij volgende, om hunne in-
fcbikkelijke gedienftigheid te betoonen aan een
vreemdling.
Ik trad weder in eene der kamers van de eer-
ile verdiepinge. Ik hebbe veel zin om bij u te io-
geeren: Want ik hebbe nooit van mijn leeven
zulk gedienllig volk gezien. Welke kamers hebt
gij te huur?
Geen in 't geheel, mijn Heer.
Dac is mij leed. Maar wiens is dit ?
De mijne, mijn Heer, zeide Jari op een on-
behouwen trant.
De uwe, man I Wel, dan wil ik zö van ü
huuren. Metdeeze, en eene fiaapkamer, eu ee-
ne vliering voor een knegt, zal ik mij te vreede
ftellen. Ik zal u voor deeze gemakken geeven wat
gij eifchc, en nog eene halve gulnie 's dags daar-
boven.
Voor tien guinies 's dags ^ mijn Heer --^
Houd, Jan ! (IVlr. Smith itióéfl: ik zeggen)
Bedenk u wel, eer gij fpreekt --
t-
s/
Ik wil niet geaffronteerd worden, man.
Mijn Heer, ik wenfchte wel dat gij Woudc
beneden gaen, zeide de goede vrouw. Weezen-
lijk, mija Heer, gij neemt -
Gto^ï
i ί
' I]
t'
I »=
l·- \
Groote vrijheden, hoope ik niet dat gij zeg-
gen wildt, JuiFr. Smith ?
Inderdaad, mijn Heer, ik zon iets diergelijks
gezegd hebben.
Wel , dan ben ik t>Iij, dat ik u ben voorge-
koomeü ; want zulke woorden paffen beter in
mijn mond dan in den uwen, Dog ik moet bij u
logeereö , tot dat de Lady weerom koomt. Ik
geloove, dat ik dat moet doen. Dog mogelijk is
het noodig, dat gij in uw winkel zijti dus kunnen
wij daar wel hierover pruaten.
Ik ging dan naar beneden, terwijl zij vlijtig-
jijk mijne treden opvolgden.
Toen ik in den winkel kwam, geen ftoel nog
zitbank ziende, liep ik agter den toonbank, en
ging zitten onder een zoort van gewelfd verhemel-
te van uitgehouwen werk, hoedanige deeze trotfe
Koopluiden, de KoningUjke nis-vulkrs, na-aapen-
de, zigzelven dikwijls verkenen, terwijl die gee-
nen zig miilchien behelpen met een fchabellecje,,
van welken zij hun brood winnen : Zo hoog is de
waardigheid der Koopmanfchap onder dit handel-
drijvend volk!
Ik keek in het rond, en naar boven; en be-
tuigde bun, dat ik zeer grootfch was op mijn zetel;
vraagende, Of het Jan ooit wel vergund wierd dee-
ze trotfe nis te vullen?
Dat gebeurde raiffchien wel, zeide hij, zeer
nors.
Daar koomt het dan van daan, dat gij 'er zq
uitziet als een ilandbeeld, man.
Jan keek mij vergiftig iluurfch aan. Maar
2ijn knegt Joi^ph, en mijn knegt Willem keer-
den
'il
'S
den 2ig om met den rug naar ons toe, om ;huti
grinniken te verbergen, elk met zijne vingers in
zijn mondi
Ik vraagde, virat zij verkogten?
Poeder, en v/afch-ballen, en fnuif, zeiden zij;
en handfchoenen, en koufen.
O koom aan, ik wil uw kalanc wórden-
Willem, hebbe ik ook wafch-ballen van noo-
den?
Ja, als 'c je Weledele belieft, je hebt nog
wel een ftuk of twee van doen mogelijk.
Geef hem een halfdouzijn, vrouw Smith.
Zij zeide, dat zij dan moeil weezen daar ilc
zat, om mij daarvan te bedienen. Eij, mijn Heer,
ga dog agter den toonbank weg.
Dat wil ik zeker niet. Het zal· mijn winkel
zijn. Waar zijnze, indien 'er een kalant mögt in-'
koomen ?
Zij wees boven mijn hoofd, met een zamen-
gereegen mond, als of zij niet had willen lachen,
zo ze het had kunnen] keeren. Ik kreeg het glas
van boven, en gaf Willem zes. Daar ■ ■ fteefc
ze bij u, fchobbejak.
Dat deed hij, grijnzende dat men zien kon dat
hij zijne "voorile tanden mifte;' waardoor mijne
confcientie geraakt zijnde, alzo het verlies der-
zei ver aan mij te wijten was, Jofeph, zeide ik,
koom eens hier. Koom eens hier, karei, als ik
het u gebiede.
Hij ftapte naar mij toe, met zijne handen op
.den rug, half met, half tegen dank.
Ik floeg Schielijk mijaarm gm zijn hals. Wil-
' lern.
ί, ■ : t
ί V
lern, UW pennemes, cerftond. Verd—itide vene,
waar is uw pennemes ?
O Heer! zeide dekroes-kopte hond, worile-
lende om zijH kop van onder mijn arm los te krij-
gen , terwijl ik met mijne andere hand zijn ver-
vloekt bakkes bezettede, als of ik hem de tanden
wilde uitbreeken.
Ik zal 'er u voor betaalén, karei: Worftel
dus niet! Het pennemes, Willem!
O Heer ! riep Jofeph , nog al meer eri
meer worftelendei En toen kwam Willems fnoeij-
mes voor den dag; want de fchurk is op het land
liovenier. Ik hebbe niet anders dan dit, mijn
Heer.
Hetbeil ter wereld, om hét tandvleefch op
le fnijden. Verd—mde Vent, waarom woritek gij
dus?
Mr. en JufFr. SmiA, bevreesd zijnde, onder-
ftelle ik, dat ik een toeleg had op Jofephs keel,
dewijl hij hun voorvegter was (en dit maakte, in-
derdaad, dat ik mij meer met hem bemoeide) met
half-bange-half-Iachende weezens naar mij töekoo-
mende, liet ik hem los.
Mijn oogmerk was alleen, zeide ik, om twee
of drie van de breede tanden deezes fchobbejaks
te hebben uitgenomen, en geplant in de kaake-
beenen van mijn knegt --— En ik zou 'er hem
wel voor betaald hébben. - Dat zoude ik, bij
mijne ziel, Jofeph.
Jofeph fchuddede zijne ooren; en ftrook met bei-
de zijne handen zijn borftelig hair zo flegt, als het zit-
ten wifde.; en keek mij aan, a!e ofhij nietwiilofhij
ïachen dan boos moeft zijn^ Maar, na een dom-
men
l·· ί
Juffer CLARTSSA HARLOWE. 225
men opflag of twee, trok hij af naar hec ander ein-
de van den winkel, onder het gaen mij mee zijn
hoofd toeknikkende , en zijn hair nog ai neder-
ftrijkende; en daar ging hij ftaen bij zijnen mee-
fter ^ hem van ter zijden aankijkende, en "preute-
lende, dat ik vergifcig fterk in de armen was, en
dat hij dagt dat ik hem gewurgd zoude hebben*
Daarop zijne armen over malkanderen leggende,
en zijn ruigen kop fchuddende,' voegde hij 'er bij.
Het was goed dat ik een heer van aanzien was, an-
ders zoude hij zulk een affront niet wel hebben op-
genomen. ' '
Ik vraagde, Waar hunne rapé was? De goe-
de vrouw wees liaar de plaatze; en ik nam daar
een fchelp vol uit, zonder dat ik het haar wilde
laaten weegen, en vulde mijne doos. En nu,
Juffr. Smith, zeide ik, waar zijn uwe handfchoe-
nen?
Zij toonde mij die, en ik koos vier paar uit
dezelve, en ftelde Joibph , die keek als of hij?
gaarn weer wilde aangefproken worden, te werk
om de vingers te openen.
Eene koopvrouw , .die voor de deur had
ftaen gaapen, kv/am binnen om wat Schotfche
fnuif; en ik wilde haar bedienen. De meid zag'er
vergifliglomp uit; en dat zeide ik haar;^ anders
zeide ik, zoude ik haar getraceerd hebben. Zij
boos wordende [Geen vrouwmenfch is lomp in
haar eigen gevoelen] gooide haar duiver daar neer;
•n ik ftak dien in mijn zak.
Juift toen mijn oog naar de deyr wendende,
zag ik eene aartige hupiche Lady , met een knegc
agter zig, ter deur inkijken, met een Wat is hier tef
doen
i- .
i
i'
,Λ
If
"doen, goede luideni' tot de gaapftokken; en iic
liep van agter den toonbank naar haar toe, en zo
als zij voorrging, kreeg ik haar bij de hand, en
trok haar in den winkel, biddende dat zij mijne ka-
lant wilde zijnj want dat ik maar even de koop-
manfchap begonnen had»
Wat verkoopt gij mijn Heer? zeide zij, la-
cliende; dog een weinig ontzet. ·
Linnen, en zijden linten, zijden boordzels,
"fpelden, en naalden ; want ik ben een kraaraer:
Poejer, moesjes, wafch-ballen , koufen, kou-
febanden, frjuif, en fpeidekuiTens --- Doen wij
niet, moedertje Smith?
Dus trok ik haar Vagelijk naar den toonbank,
cn liep daar zelve agter, met eene houdinge van
groote vlijt en gedienftigheid. Ik hebbe uitnee'·
anende handfchoenen en wafch ballen, Madam;
Rapé, Schotfche, Spaanfche^ enallerleijezoorten
van Ihuif.
Wel, zeide zij, in een heel goeden luim",
ik wil voor eene wel eenen jongen beginner be-
gunftigen. Hier, Andries [tot haaren knegc] gij
hebt wel een paar handfchoenen van nooden,
hebt gij niet? ,
Ik kreeg een pakje handfchoenen uit den win-
,kel, hetwelk JuiFr. Smith mij aanwees, en kwam
om den toonbank heen bij den knaap om zelve hera
die te paflen.
, Zij behoeven niet geopend te worden, zeidé
ik : Uwe vingers, vriend, zijn zo ilijf als trom-
niel-ftokken. Steek in! - Gij zijc een on-
hebbelijke hond! Jtk verwondere mij, dac eene zn)
γγ;
■4
\
I
1 ■
-ocr page 255-JüFFEkCUilSSA tïARLÖWE; /^tf
ïartige Lady wil gevolgd wórden Van zulk'èea
lobbes van een venx.
De karei was flap van lachen : En jofeph was
ma^dg iti zijn fchik, hoopende," onderftelle ik 5
dat ik eenige van Andries tanden leenen zoude,
bm hém''een mergezei coc zijn trooil te geeveni
En Vaderen Moeder Smith, gelijk dé geheele wé^
'reldj als de jokkernij van henzelven was afgekeerd,'
fcheenen in de klugt geen onvermaak te hebben»
Ds knaap zeidè, dat de handlcMoenen te kleiri
Waareii; ,-' „^^ · .. . , , . ,
Duw in, voor den.blikiem, zeide ik : WèlJ
karei ^ gij hebt zo veel kragc; niet als een kacv,
j _ Mijn'Heer, mijn Heer, zeide hij, lachendeJ
ik zal uwWêledele's ,zijde befchaadigen,
. yerd—iftd,'iduw in, zeidé ikJ , .
Hij deed· z5 j en deed de zijden vaii ide hand-
ichoen béïilèn·. , . ^ _ . , V
'Wiltó', zeide ik , waai* is uw ïhoeij-me? ?
Bij nlijne ziel,'^ ik zou wel iuil hebbenont
uwe vervloèkte pooten wat té bepoetfen Maar
koora hiei', daar fs een grooter paar : Pas.die,'als
gij t' huis koomt; en Idai: uwe zoete lief, zo gij 'er
eefie hèbtj de andere herfteilen; en Hoüdze dus
De Lady lachte om de grap; gelijk ook mijn
vent, én JuiFr. Smich, en Jofeph : Jan zelf lachte^
fchooa hij door het geweld, hetwelk hij zijn v/ee-
zen aandeed, ^ maar half zijn genoegen over mij
fcheen tl'hebben,
" Madani, zeide ik, en tfad agter den toon*
bank, over denzei ven buigende,, nu hoope ik drit
gijzélvé 'οοίζ iets van mij zult koopen. Niémand
^-Vn. Deel. Ρ zal
zal u beter behandelen, nog de waaren beter koop
geeven,
Koom, zeide zij, geef mij voor een halven
fchelling Spaanfe fnuif.
Zij weezen mij, waar die was, en ik bedien-
de haar, en zeide, toen zij mij betaalen wilde, dzt
ik geen geld nam bij mijne intreede.
Zo ik haar knegc wilde traéleeren, gaf zij te
houden, ik zou haar niet tra(5leeren.
Wel, rcec al mijn hart, zeide ik : Het paft
ons koopluij niet iiijfhoofdig te zijn Doet
het wel, Juffr. Smith?
ik ilak haar hal ven fchelling in mijn zak; en
haare hand vattende, deed ik haar zien welk een
hoop volks om de deur verzameld was, en verzogt
haar om met mij in den agterwinkel te treeden.
Zij rukte haare hand uit de mijne, en wilde
niet langer blijven.
Dus boog ik mij, en betuigde vriendlijk daÊ
zij mij welkoom geweeftwas, bedankte haar, en
hoopte op een anderen tijd op haarè begunftigin-
ge.
Zij ging lachende heen ; en Andries agter
liaar, die eene fraaije buJginge voor mij maakte.
Ik begon wat verlegen te worden met den
hoop volks, die geiladig aanwies; en gebood Wil-
lem om den draagiloel aan de deur te doen koo-"
men.
Wel, JuiFr. Smith. met een ernilig weeZen,
het is mij van harten leed dat Juffer Harlowe uit de
ftad is. Gij geeft mij dan niet te kennen waar zij
is.
Dat kan ik inderdaad niet doen, mijn Heer.
-ocr page 257-JüFFEÄ CLARISSÄ HÄilLOWE. ' tif
Gl] wilt niet, meent gij.
denkbeeld hebben van mijne koomft.
teren-avond eeril in de ftad. Ik ben zeer ziek ge-
weeft. Zij heeft mij Bijkans doen fterven van hart-!
Eeer door haare wreedheid. Ik twijffele niet, óf
gij weet mijne Hiftorie. Zeg haar, dat ik, mor-
gen-ogtend weder uit de ftad moet gaen. Dog ik
zal mijn knegt zenden, om te weèten of zij mijmet
èene zamenfpraak van een half-uurwilbegunftigeni
want zo ras als ik buiten koome , zal ik de reizé
naar Doiivres aanneemen y om over te fteekeii
naar Vrankrijk , indien ik geen tegenbevel krijgé
wm baar, die mijn noodlot alleen in haare hand
heeft. ,,
En dus, een Spaanfe dubbele Piftool 'er neer-
gooijende, kreeg ik Mr. Smith bij de hand, hem
betuigende, dat het mij leed was, dat wij geen
meer tijd hadden om beter kennis te masken ί en
den eerzaamen Jofcph (die zijn mond te zaraeri
trok, zo als ik hem voorbij ging, als of hij dagt dat
zijne"tanden nog in gevaar waaren) vaarwel, eii
Juflr. Smith adieu zeggende, met verzoek om mij
in de gunü ts bevcekn vari haare fchoone inwoon-
fter, neuriede ik een airtje, en als de draagftoel
gekoomen wasg wipte ik daarin; terv/ijl het volk
om de deürwel met mij ia him fchik fcheenen te
zijn; 'ereen roepende, Een pieizicrig heer,' ver-
zekere ik jel En dus wierd ik weggedragen naar
White's Choeolade-huis, zo als ik bevolen had;
Zo dra als ik daar kwam, gebood ik Willem
heen te gaen en van kleederen te verwiffelen; eni
zig te vermommen door zijne zwarte peruik op te'
zetten, en zijn mond geflooteu té houdenen dari
Ê ζ it
Zij kon geen
Ik kwam gis-
te ^aen waaren om het huis van Smith om tö Yfir^
neeinen naar de beweegiügen der Lady»
Ik g«eve u dit óiibefchaamd verhaal van mij-'
üelven^ op dat g;ij tegen mij moogt fchelden, en
mij verhard noemen, en rJ wat gij W'k. Wanc
in de eerfte plaatze, was ik, die zo onlangs ziek
geweeft was, blijde dat ik nog leefde j en daarbij
wierd ik zo gepierd door het onverwagc afweezen
mijner Bekooriler, en was daarover zo gemelijk ,
en over de norle behandelinge van vader Jan, dat
ik op geen andere wijze vermijden koöde van knor-
rig te z.ijn tegen alle die ik ontmoetedei Daaren-
boven verheugde ik mij te bevinden, door het af-
weezen der Lady, en dat zij al 's ogtends te Zes
uuren was uitgegaen, dat zij onmogelijk zo onge-
IkM kon zijn, als gij haar verbeeldt; en dit gaf
niij rog een vrolijker luim. Daarbij weete ikj dat
de Sexe altoos veel houdt van bJijgeeftige en grap-
pige friaaken. Het lief fchepzel zelve pilegt zig te
vermaaken met mijnen lugrigen aart en leevendigen
tranr; en had men haar verteld, dat ik in den ag-
terwinkel fnot en kwijl over haar had zitten hui-
len, zij zou mij nog meer veragt hebben, dan ze
nu doet.
Wijders, kon ik wel bezeflx^n, dat het volk
des huizes noodwendig een verfchrikkelijk denk-
beeld van mij raoeilen hebben, als van eenen woe-
ften, bloeddoriligen, gevoelloo^.en vent; een vol-
koomen vrouwen-eeter; en ongetwijiFeld verv/ag-
teden mij te zien met de klaauwen van een leeuw,
en
r«
-ocr page 259-cn de tandea van een tijger; en hec was maar ftaat-;
kunda hen te toonen, welk een fchaadelooze, pleir
zierige knaap ik ben, om dus met de Jannen en
de Jofcphs in gemeenzaame kennis te geraaken.
Want ftec v/as baarblijkelijk voor mij, door dien
de goede vrouw hen ben-den riep, dat zij mij voor jm!»
een gevaarlijk man hield. Daar, nu Jan en ik mal-
kanderen bij de hand gehad hebben,^ en 'vrouw
Smich gezien heeft, dut ik het aangezigt, en de
handen, en hec weezen van een menleh hebbe, eti
regt op gaOj en praate, en lache, en gekfcheere^
geiijk andere luiden; en Jofeph, dat ik fpreeken
kan van zijne tanden uit zijn mond te neemen ,
zonder hem het minite leed te doen; zij nu alie,
bij mijn volgende bezoek, veel gemaklijker en in-
fchikkelijker jegens mij zullen zijn, dan Andries
handichoenen voor hem waaren; en wij zullen al-
le zuike goede kenniil^n worden, als. of wij elkan-
deren een jaar lang gekend hadden.
Wanneer ik ten huize van onze Man^a re rug |
kwam, vervloekte ik haar weder en alle haare nym'-
phen te zamen^ en wilde nog Saartje nog Marijtje
niet zien. Ik voer uit tegen het ijzelijk Arreft; en
verweet de oude draak, dat het haar en der haare
te wijten was, dat de fchoonile deugd ter wereld
was gefchonden; dat mijn goede i)aam voor al-
toos, verboren was; en dat ik niet getrouwd, en
gelukkig was in de Liefde van de uicmuntendile
van haare Sexe.
Zij zeide, om mij te bevreedigen, dat zij mij
eene Nieuwe Tronij wilde toonen, die mij behaa,-
gen zoude; nademaal ik mijne Saartje niec wilde
z,ien 3 die ftierf van rouw.
\· - i
V Λ .
I:· I
ï ■
' Ρ ι Waar
iij
-ocr page 260-V· ' Jijg De historie van
Waar is deeze Nieuwe Tronij ? riep ik : Laat
niij haar eens zien, fchoon ik nooit meer eenig
gelaat met behaagen zien zal, dan dat van JuiFer
Jhlarlowe, - ' .
Zij wil niet beneden koomen , antwoordde
zij. Zij wil nog niet gehoorzaamen op het woord.
Zij is maar even in de manege gekoomen; en men
moet zijne opwagtinge bij haar maaken, yerzekere
ik u; en haar dan nog al veel vrijen.
Eij! zeideik, dat gelijkt al wel. Breng mi|
yan Honden aan bij haar.
Ik volgde haar naar boven : En wie was daar,
binders dan die kleine karonje Saartje!
O vervloekt, zeide ik , voor den duivel! Zijc
gij het ^ Zijt gij die Nieuwe Tronij I '
p inijn lieve, lieve Hr, Lovelace ! riep zij,
ak ben blijde dat gij maar op eenigerhande wijze
tot mij te brengen zijt! ·—— En dus wierp zig
dat kleine beeft mij om den hals, en hing 'er aan
als eene kat. Koom, zeide zij, wat wilt gij mij
geeven» en ik zal voor een quartier-uurs eerbaar
zijn, en uwe ClariiTa naar het leeven nabootfen ?
ik wierd een Belford. van top tot teen. Ik
kpn zulk een hoon tegen het lief fchepzel niet ver-
drängen (want ik hebbe dog in den grond eene
^agre en edelmoedige'natuure , wat gij ook van
mij moogt denken); en ik vervloekte haar zeer
ilemmigiijk, om dat zij den naam mijner Beminde
op zodanige wijze in haaren mond nam. ' Dog die
kleine duivelin W'as niet te verbluffen; "maar ging
aan 'c fchreijen, fnikken , bidden, fmceken, uit-
roepen, bezwijmen, cat ik nimmer mijne bemin-
nelijke meid zo wel zag na-aapen. Inderdaad ik
zou
-ocr page 261-20u bijkatis wel hebben kunnen betrokken wor-
den; wanc ik kon mij verbeelden, dat ik haar nog
eens weer voor mij had»
O deeze Sexe! deeze liftige Sexe! Zij zijn
niet te doorgronden, ' In het eeril kan het wel
zijn, dat haare droefheid en angft weezenlijk is:
Maar vier den ftorni hot, en hij zal wel haait be-
daaren tot zagt geruifch, herivelk op uwe ooren
zal dreunen als de roonen van een welgeftelde vi-
ool, En aan Saartje «iet men, dac de Konil ge-
meenlijk zo wel de plaatze der Natuure vervult,
dat gij het onderfcheid niet gemaklijk zult bemer-
Icen. JuiFir ClariiTa Harlowe inderdaad is de eeni-
ge vrouw ter wereld, die ik geloove dat kan zeg-
gen, met de woorden van haaren geliefden Job
(^want ik kan zo wel een texc aanhaalen als zij).
Maar zodanig hen ik niet hij mij»
Zij vraagden zeer naaukeurig naar mijne Schoo-
ne. Zij vertelden naj dat gij zelden bij haar
kwamt; dat, zo het al eens gebeurde, gij u ver-
giftig ernftig hieldti naauwlijks. vijf minuucen wil-
det blijven; en niets anders deedt, dan Juffer Har-
lowe te prijzen, en haar hard lot ce beklaagen..
Kortom, dat gij baar veragtedet; ilegts beknopte
gezeggen voor den dag bragten zij twijfFelden
niet, of gij zoudt binnen korten een veïlooren man
zijn , en trouwen gaen.
Een aArtig charaéler van u, is hec niet? Gi}
zljt op een gezegenden weg; en hebt egter niet
anders te doen, dan maar denz£lven voort te^
gaen; en wat al werk hebt gij dan nog af te doen !
Indien gij te rug keert, dan zuilen deeze hekfen
*zi]n als de Cofakken van den 'Czaar [te Puitowa
Ρ 4 « mee-
f.
i
-ocr page 262-De historie van
ïiieene ik dar het was] die met gelaaden geweer eq
de liaan overgehaald agter de Reguliere troepen
geplant waaren, om dezelve dood te fchieten, in-
dien zij niet doordrongen en de overwinninge be-
baaiden; en dan zult gij ten iammerlijkiten veragi
worden van elke hoer, die gij gemaakt hebt --
Ën, O Jan, hoe vreezehjk zal in zulk een geval
Let getal van uwe vijanden zijn 1
Ik hebbe voor om mijne beweegingen te fchik»
ken naar de kunafchap van Willem; want die lief
fchepzel moet en wil ik zien. Nogthans hebbe ik
llord M. beloofd om binnen twee of drie dagen,
ten langden , weder buiten te zijn ; v;ant hij is
vergiftig mal om mij geworden, zedert ik ben ziek
ge weeft. ' .' . ■
■ Ik hebbe hoope, dat het berigt, \ v/elk ik
daar gemeld hebbe , van morgen-ogtend uit de
iiad te zullen gaen, de Lady wel haail weer te rug
zal brengen. >
OridertuiTchen, dagt ik, dat ik aan u vvilde
fghrijven óm u wat te verlugtigen, terwijl'gij zo
veel werks maakt van de ilcrvenden; en dewijl uw
knegc, naar het fchijnt, alle dagen heen en weer
gaet, zal ik u miiTchien morgen eenen anderen
BriefkuHDen zenden, met de bijzonderheden van
het mecdgefprek tuiTchen het lief fchepzel en mij j'
εar welk mijne ziel dorito
■
Juffer CLARISSA HARLOWE. I35'
Hr. LoVelace, êan Jan Belforuï
3>
J)
5>
9)
3J
5«
5>
3ï
35
5>
9i
J)mgsdag^ den 11 mn ^uguß\
ik moet voortfchrijven , om mijzelven wat
tjidkortinge te geeven: Watic 4aar kan geen riifi;
in niij kooraen; geen verfriffende ruft. Ife ont-
waakte nu zo even in eene vervloekte verbaasd-
I)eid. Hoe kan een menfch door drooroep ont-
roerd worden!
,, Mij dagt ik hield een mondgefprek met
mijne Beminde. Ik vond baar, voi goedheid,
toegeevendheid, en vergiffenis. Zij liet zigzel-
ve ter mijner gunfte overbaalen door de za-
mengevoegde voorbeden van Lord. M. Lady Sa-
ra, Lady, Elifabet, en mijne twee Nigten Mon-
tague, die in den diepen rouw haare opwag-
tinge bij haar maakten; de Laiiys met lange
fleepen agter haar den grond vaagcnde; Lord M.
met een langen zwarten mantel hem agter na
fleepende. Zij betuigden haar, flat ^ij in dit ge-
waad kwamen om haare droefheid uit te druk-
ken wegens mijne zonden tegen haar, en om
haar om vergiffenis voor mij te iineeken. ^
,, Ik zelve, dagt mij, lag op mijne knieèn,
met een degen in mijne hand, mbiedende den-
P 5. zei-'
-ocr page 264-zei ven of in de fcheede te fteeken, of in mijn hare
„ te ftooten, naar dat zij mij het een of ander be-
yeelen zoude,
„ Op dat oogenblik kwam haar Neef Morden,
dagt mij, fchielijk en onve^oeds, door een ven-
iler infchieten , met zrjn uitgetogen degen
-- Sierf, Lovelace, zeide hij! ilerf aan-
5, ftonds , en ga ter verdoemeniffe, zo gij niet in
9, ernft vergoedinge doet, door een Huwelijk,
'j, van Äe verongeJijkingeii mijner Nigte aange-
3, daen!
„ Ik ftond op om mijne gevoeligheid ovci^
deezen hoon te toonen, dagt mij, wanneer
Lord M. tuffchen beide liep met zijnen grooten
zwarten mantel, en dien over mijn aangezigt
fmeet: En teriiond floeg mijne Bekoorller,
raer die lieflijke ftem, welke zo menigmaal op
mijne verrukte ooren gefpeeld heeft, haare ar-
men rondom mij zo als ik bewonden was in Mi-
lords mantel : O fpaar, fpaar dog mijnen Lo-
velace! En fpaar, O Lovelace, mijnen bemin-
den Neef Morden ! Laaten mijne rampen en
benaaudheden niet verzwaard worden door den
val van een of beide deeze, die mij zo waard
f
55
5»
5>
5>
91
5Ï
5J
5»
5Ï
9»
Ém
MÊÊÊÊ
»5 ZIJ»
,, Hierop, bekoord van haare lieve bemidde-
3, linge, dage mij, wilde ik haar in mijne armen,
gedrukt hebben; Wanneer onmiddelijk de en-
gelagcigfte gadaante, welke ik ooit aanfchouwd
hebbe, geheel bekleed met doorfchijnend wit,
in eene wolk nederdaalde, die zig openende een
hemelhoven zig ontdekte, vervuld met gouden
j, Cherubs en fchitterende Seraphs, haar alle be-
5, je·»
5>
3>
55
a»
Juffer CLARISSA HARLOWE.
jegenende met, Welkoom, welkoom^ welkoom?
en die mijne bekoorfter omringende', mee haar
5, opklommen naar het gewefl: der Seraphims; eri
„ van ilonden aan» de geopende wolk zig fluiten-
5,' de, verlovor ik haar, en de blinkende gedaante,
5, tezamen uk hecgezigc, en vond haar hemels-
5, blaauwen tabberd (geheel digt bezet met zil-
5, ver geborduurde ilerferj) in mijne armen b,e-
„ vangen, welken ik gegreepen had in hoope van
„ haar vail te houden;' dog die nu alles vvns,
5, wat mij van mijne beminde ClariiTa was overge-
5, b'eeven. En daarop (ijxelijk is het om te ver-
haaien!) den grond onder mij weg zinkende,
gelijk de hemel zig voor haar geopend had,
viel ik neder in een hol, verichrikkelijker dan
dat van Eiden; en daarin hals over hoofd om
en om nedertuimelendej zonder grond te zien,
ontwaakre ik in fchrik; en was inderdaad voor
een half uur alzo ontfteld, als of mijn droom
cene weezenlijke gebeurtenis geweeil waa-
„ re. „
Wilt gij het mij wel vergeeven, dat ik u mét
zulk ruigt van vifioenen lailig valle ? Gij zult
daaruit alleen kunnen zien , dat het zij ik fläa-
pe ofwaake, mijne ClariiTa altoos bij mij tegen-
V/oordis; is.
Dog hier koomt op dit oogenblik Willem her-
waards loopen, om mij te berigren, dat zijne La-
dy gifteren-avond tuflchen Elf en Twaalf uuren
metderdaad ia haar logement is te rug gekoomen;
en daar nu is, hoewel zeer ongeileld.
J9
J?
t .
Ik haaile mij tot haar. Dog op dat ik haare
pngeileldheid niet door eenig ruw en oniluimig
/
-ocr page 266-V· ' Jijg De historie van
gedrag moge vermeerderen, zal ik zo zagt en teder
zijn als ^de duif zelve in mijne bejegeningen van
haar.
, pat ik haar min, getuig O heir van hemel·
^ magten!
Getuig, dat zij mij nooit meer dierbaar is
geweeß!
Die de wgen derven moety han V licht niet
hooger achten;
iSliet meer is V leeven '•jjaard aan hem, die
V ßerven vreefl I
De draagiloei is gekoomen. ik vliege m^x
mijne Beminde,
Ï)e Hr, Lo vel ace 5 aan Jan BelforDj
Schildkn.
Vervloekt zij mijn Gefternte! — Al weder-
om te loor gcileld!
Het was omtrent Agt uuren, toen ik ten
huize van Sraith kwam. -—-- De Vrouw was iri
den winkel.
Zo, ouwe kennis, hoe vaart gij nu al? Ik
weete, dat mijne liefde boven is. Laat
haar kennis gegeven worden dat ik hier ben, en
wagte op de toelaadnge ton haare tegenwoordig-
heid.
^ÏÊlSm
-ocr page 267-JüFFÈR CLARISSA HARLOWE. iff
heid, en dat ik het mij niet kan laaten weigeren.
Zeg haar» dat ik haar met de eerbiedigftè onder-
daanigbeid zal naderen > en in welker bijzijn het
haar belieft; en ik zal den zoorii van haar kleed
niet aanraaken zonder haar verlof. !
Ifiderdaad, mijn Heer, gij hebt mis. De La!-
dy is niet in dit huis, nog ömtrent betzelve.
Dit zal ik bezien.' -- Willem ί hem
iiaar mij toe wenkende, en lüifterende, 2ie of gi|
niet op eénigerhande wijze ontdekken kunt (zon-
der de deur uit het oog te verliezen, ofze ook
miiTchien beneden waare) ofze ook ergens in de na-
buurfchap zij, zo ze niet in is.:
Willem boog zig, en ging heen. ïk ging-
naar boven, zonder verdere ceremonien; nu alleeri
vergezeld van de goede vrouw.
Ik ging in elk vertrek, uitgenomen dat het-
welk te voeren geflooten, en nu ook in het flot was:
En ik riep aan mijne ClariiTa mét dé ftem der Lief-
de; dog wierd door de diepe flilte Overtuigd, dat zi|
'er niet was. Nogthans , uit kragt van mijne
kundfchap, twijiFelde ik niet of zij was in huis.
Ik ging toen een trap hooger, en keek dé
eerfte kamer in het rond: Maar geen Juffer Har-f
lowe.
En wie, eijüeve, isindeeze kamer? voorde
deur van eene andere ilaen blijvende.
Eene iiUzoenlijke Weduw-vrouw, inijii Heer.)
i·^- Juffr. Lovick.
O mijne waarde Ju®·. Lovick! zeide ik.· Ik
ben ten naaukeurigften onderrigt vati het charafter
van Juffr.Lovick, door mijnen Neef Jan Belford, Ik
moe^
-ocr page 268-V· ' Jijg De historie van
jnoec zonder twijfFel juiFr. Lovick zien; Goede
Juiir. Lovick, open dog de deur.
Zij deed het.
Uw dienaar, Madam; Gelief zo goed te zijn
■óm mij te excufeeren - Gij hebt mijne
Hiitorie gehoord. Gij zijtmet hoogagtinge ingeno-
men voor de voörcreiFelijkite vrouvv ter wereld,
tv aarde Juffr. Lovick, geef mij dog te kennen
waar zij gebleeven is ?
De arme Lady, mijn Heer, ging gilleren
uit, met oogmerk om u te ontwijken.
Hoe zo ? Zij wiil immers niet, dat ik hier
zoukoomen.
Zij vreesde dat gij koomen zoudt, toen zij
hoorde dat gij van uwe ziekte heriïeld waart»
Ach! mijn Heer, wat jammer is het, dat zo fchoon
een heer Gods goédheid jegens hem zo flegt be-
antwoorde ί
Gij zijt eene üitmuntènde vrouw, Juffr. Lo-
vick : Dat weete ik uit het berigt van mijnen Neef
Jan Belford omtrent ü: en Juffer ClariflTa Harlowe
is eene engel.
Juffer Harlówé iä inderdaad eene engel, ant-
woordde zij; en zal wel haail eene gezellin der en-
gelen worden.
Met zulk eeaë vróuw als deeze is niet te gek-
fcheeren, Jan.
Zeg mij eens de waarheid,goede Juffr. Lovick,
waar ik deeze waarde Lady kan te zien koomen.
Bij mijne ziel, ik zal haa^iog vervaaren nog erger-
nis geeven. Ik zal haar alleen bidden om mij maar
wor een half-quartier«uurs te hooren fpreeken; eri
m
in-
- - - li •'"Ilüi
-ocr page 269-indien zij het dan Wü hebben, haar öooit meer
laftig valletté '
Mijn Heer, zeide de weduw, het zoü baar
den dood aanjaagen zo zij u zag. Zij is deezeit
nagt t'huis geweeil; ik zal u de waarheid zeggen :
Dog het zou haar beter gevoegd hebben > den ge-
heelen dag te bed te leggen. Zij kwam t'huis,
zeide zij, orti te ilerVen; en zo zij uw bezoek ηίεύ
kon afweeren, zij was niet in ftaar óm u tè ontvJier.
den; en geloofde dan dat zij in «we tegenwoordig-
heid zou ftervem
En nogthans heden mofgeii vroeg weder üic
te gaen? Hoe kan dat weezen, Weduw?
Wel, mijn Heer, zij heeft geen twéé üuren
geruft, uit vreeze voor u,; Haare vreeze zettede
haar groote kragt bij, hetwelk zij naderhand zal
moeten bezuuren, als die vreeze over is. En zig-i
zelve, hoe meer ze óm uw bezoek dagt, dies te
onbekwaamef. vindende om hetzelve af te wagten ,
iiamzijieen draagftoelj en ging uit^ zonder dac
iemand weet waarnaartoe. Dog ik geloove, dac
2ij voorhad om zig naar den water-kant te laateni
brengen, om daar in een boot te gaen; want zij
kan het rijden in eene koets niet verdraagen. Zij
^ad daar van gifteren ten uiterften veel ongemak.
Dog voor dat wij iets verder praaten, zeide ik »
indien zij uitgegaen is, kunt gij 'er niets tegen heb·»
hen, dat ik alle vertrekken boven en beneden door*
2ie; dewij ik onderrigt ben, dac zij metterdaad iti
iiuis is.
Zij is 'er Inderdaad nief, mijn Heer. ^ Gij[
kunt u zeiven daaromtrent voldoen, zo het u be-'
Jllift; Juffr< Smith en ik hebben haar aan
haa'
-ocr page 270-haaren draagftoel geleid; Wij Waarén genood-
zaakt haar te onderileunen, zo zwak was zij. Zij
2eide, Waar kan ik gaen, Juffr. Lovick ? Wäar kan
ik gaen, JuiFr. Smith ? — Wreede , wreedé
ijian ! —— Zeg dät ik hem zo noemde, indien
God guntie hem die ruil,
vi^elke hij mi] misgunt!
Lief fcbepzel! riep ik, en floeg mijn gezigt
neder, en haaide mijn zakdoek uic.
De weduw weende. Ik wenfchte wel, zeidé
zij, dat ik nimmer zulk eene uitmuntende Lady,
en die zo veel moefl: lijden, gekend had! Ik be-
iTiiime haar als mijn eigen kind! . "
Juffr. Smich weende. " . - ■ "
Ik gaf toen de hoope op . van haar voor deezé
reize te zien. Ik was ten üiterften gemelijk ovei'
mijne te loorftellinge, en over het berigt't welk
zij gaven van haaren flegten ftaac van lighaam.
Behaagde het den Hemel, zèide ik, dat zij
het in mijne magt wildé ftellén om vergóedinge të
doen van haare ongelijken! Ik ben een ondank-
baare deugniet jegens haar geweeil. Ik behoeve
υ nier te vertellen, Juffr. Lovick, hoe zeer ik haar
hebbe verongelijkt,nog hoé veel zij lijdt van de on-
verzoenbaarheid haarer nabêilaenden. Die is'het,
Juffr Lovick, Die onverzoenbaarheid is het,'JaflV.
Smith, die haar het hart doörvvqndr.' Haare-'fiimi^
lie is de onverzoenbaarfte familie op aarde; en Heic
lief fcbepzel toont; door haare weigeringe om mij
.te zien, en met mij verzoend te worden, J^^ir^
'inaagfchap met dezelve een weinigje al te duidelijk:.
O mijn Heer , zeide de weduw, niet ëenè
fyllabe van hetgeen gij zegt, 'is'toepafleJijk dp" de
'-Ι!
Μ Ο
hij wederkoÓme!
JüFFEk CLARISSA HARi OWE. 241
i !
Lady; Nimmer zag ik zuIIj een zoetaartig fche]^-
zeil zulk.eene ftigrelijke jgodsvrügE ! en éene van
zulk een vergeèveJijken aart! Zij befchüldigt altijd
zigzelve, en ontfchuldigc haare nabeftaenden., En
wat^u belangt, mijn Heer, zij vergeeft het u : , Zij
wenichc ii allés goeäsj en meer geluk, dan gij haar
wik laaten genieten. Waarop wilt gij, mijn Heer,
waarom wilt gij haar niet laaten fterven in vreede?
-Dit is alles waarom zij wenfcht. Gij zi^t 'er niet
uit als een onbermhartig heer! —^ Hoe kunc
gij eette arme Lady dus jaagenen vervolgen, naar
welke nlÊmand van haare nabeftaenden wil om-
zien? Het doet mijn hart in deernis Tmelten haa-
renthalven» „ ^ ^, , , . - ^ . . ,
. En toen weende zij Weder. Juffr. Smith ween-
de ook. Mijn ftoel wierd mij ongernaklijk. ΪΙζ
verwilTelde yérfeheidene maaien van zitpl^iarze; en
hetgeen JufFr. Lovick verder zèide, en mij toonde,'
maakte mij nog ongeniaklijker.' , « : ,
Al hoe erg de Lady gifteren-avond gefteld was
zeide zij, Ichreef zij in haar boek eene Ziele-zugt
over wegens deeze uwe vervolginge van öaar. Ik
hebbe daarvan een affchrift. Indien ik dagt dat het
eenige uitwerkingè zoude hebben, wiide ik het u
wel voorleezen. , . ■ :
Laat hét inijzelvén eens leezen , Juffr. Lo-
vick. , , ■ , τ ,
Zij gaf het mij. Dezelve heeft een titel in
den Harlüwe-geeil gefchreeven : en van ecnen vct-
geevelijkcn geeft,, o'nverdraagelijk. Ik verzogt iiet-
zelvé re mogen medeneemen. Zij ftond het toe',
onder voorwaarde d3t ik het toonde aan Jonker
; VÏI. Deel. Q Bel-
242 de historie van
. j
Belford. Das, Jonker Belford^ moogt gij het liiej
leezen, zo gij wik.
: Vü
Wanneer ik gejaagd wierd van den Vijand
mijner Ziele.
ïled mij ^ O Heere , Dan den kwaadem
menfch. Behoed mij i^oor den man alles ge·^
vjelds.
Die veel kwaads in het härt bedenkt.
Hij jcherpt zijne tong als eene (lang. Bet
iidder-vergift is onder zijne Uppen.
Bewaar mij Heere^ van de handefi desgod^,
hozen, -- Behoed mij van den man alles
gewelds; van dien, die mij onder den voet denkt
te flooten.
Hij heeft mij eenen ft rik verhorgeH. Hij
heeft een net ttitgefpreid aan de zijde des wegs»
Valßrikken heeft hi] mij gezet^ daar ik ging.
Bewaar mij voor het geweld des ßriks, dien
hij mij gelegd heeft ^ en voor de valßrikken van
deezen werker der ongeregtigheid.
De vijand vervolgt mijne ziel. Hij vertreedt
mijn lecven ter aarde. Hij legt mij in duißer-
nijjen, ah de geene die over lang dood zijn.
Daarom wordt mijn geefi overßelpt in mij.
Mijn hart is verbaasd in het midden van mij.
Verberg nw aangezigt niet voor mij ten dcL\
ge mijner henaaudheid.
Want mijne dagen zijn vergaen als rook :
&
V
- ί
SU'
mm
-ocr page 273-pntR CLARÏSSA HARLÖWE; T45
'en mijne gebeenten zijn uitgebrand ah een haarde
Mijn hart is verflagen, en verdord ah gras,
zo dat ik vergeten behbe mijn hrood te eeten.
Mijn gebeente kleeft aan mijn vleefch, vai
wegens de ßemme mijns zugtens.
Ik ben een roerdomp der woeßijne gelijk ge^
npjorden. Ik ben geworden ah eek fleen-uil aer
'wildernijfen. > .... .
Ik "jjäake; en hen geworden ah een eenzaä«
me mußh op het dak,
ïk eete afch als hrood; en vermenge mijnen
drank met traanen : . ' ,
Fan wegen uwe verßoordheid}, en uwen groó':
ten toorn: want gij 'hebt mij verheven^ en mij
neder geworpen.
Mijne dagen zijn ah eens afgaendefchadaw ^
en ik verdorre ats gras.
Geef, Heere, de begeerten des godïoozen
niet: bevorder zijne voorneemens niet^ op dat hij
%ig niet ver heffe,
Wel nu, JuffK Lovick, zeide ikj toenik dee-
ze Ziele-ziigc, zo als zij die noemde, had doorge»
Jezen, - mij dunkt ik v/orde zeer geftrenglijk be-
handeld van de Lady, indien zij mij ιπεε die alles
meent. Want hoe kan ik de (Vijand ha ar er zielè
zijn, daar ik haar naar Ziel en I^ghaam beide be-
minne ?
Zij zegt, dat ik een man alles geweld's, e^.
een godloos menfch ben. -- Dac ik zo geweeil
ben, bekenne ik : Dog ik hebbe 'er berouw van,
enwenfchè ilegcs dac ik het in mijne magc itiag heb-
Q 2 , ben 5
KI
·,ί
Vi
beti, de verongelijkingen te vergoeden, welke ilf
haar liebbe aangedaen.
Met den Sirik, de Valßrikken^ en het Net ^
Tiieent zij bec huwelijk, onderftelle ik —-— Dog
is feec eene misdaad in mij, dat ik haar wenfche te
trouwen? Zou eenige andere vrouw zo vtrel den^
ken? en liever verkiezen een Roerdomp der woe^
pijncj of cevi eenzaam mufchjc op het dak te zijn,
dan een egade te Üebben, die den gantichen dag
en gantfclien nagt rondom haar zoude tjilpen?
Zij zegE, dat ze afch eet ah brood
Een droevige mifllag zekerlijk! en haaren drank
vermengt met traanen- Zoete halfvroede
Ziei! zoude ik zeggen van elk eene die dat beleed ^
behalven JuiFer Harlowe.
Zij beilüit mec te bidden, é^Lidi^iegeerteft des-
godloozen (mij armen bloed meenende, geloove
ik} nkt gegeven mogen worden'^ dat mijne uoor-
neemens niet bevorderd mogen worden, op dat ik
mij nief verhejfe. Ik zoude mij ongetwijfeld ver-
heifen , en met reden, konde ik de eere en den ze-
gen genieten van zuik eene Vrouw. . En indien
mijne begeerten tot zulk een eerelijk einde ftrek-
lien, weete ik niet, waarom ik godloos behoore ge-
noemd te worden , en waarom het mij niet zou
vrijftaen te hoopen , dat mijne eerelijke voornee-
mem mogen bevorderd worden, op dat ik mijzel-
ven verheiFen μ ο g ε.
Maar, JuiFr.Lovick, hier moet ik u eens vraa-
gen, dewijl 'er ongetwijiFeld iets gemeend wordt
rneide eenzaame mufch op het dak, Zit het lief fchep-
zel ter deezer ftonde (zeg mij de waarheid) niec
verborgen in JuiFr. Smiths Haanebalken ? *
War
Ι· i
Juffer CLARISSA HARLOWE. I35'
Wat zegt gij, Juffn-Lovick? Wat zegt gij hierop,
JuiFr. Saiith?
Zij verzekerden mij van het tegendeel; en dat
zij metterdatid buiten was, zonder dat zij wiften
waar.
Gij ziet. Jan, dat ik wel gaarn het verdriet
verzetten wilde, hetwelk mij niet alleen door het
gefprek der vrouwen wierd aangebragt, maar ook
3oor deeze yerzamelinge van Schriftuur-texten, die
«Is in flagprde tegen mij wierden aangevoerd. Ver-
fcheidene andere koddige en loiTe dingen zeide ik
[Al wat ik 'er voor doen kon !] met hetzelve oog-
merk : Dog de Weduw wilde mij dus niet laaten
ontGippen, Zij hield mij vaft beet; en verfchafte
mij, zo als ik u gemeld hebbe, al heel veel moei-
jelijkheid door haare verilandige en ernftige ding-
redenen, Juffr. Smith voegde 'er nu en dan een
woord in; en de twee Hans-w®rikn, Jan en Jo-
feph, 'er niet bij zijnde, kreeg ik geen aanleidinge
óm het gefprek tot eene kiugt te draaijen; en ein-
delijk fpanden zij belde te zamen in eene ijverige
pooginge om mij te overreeden, dat ik alle gcdag-
ten van de Lady te zien aan een kant (telde. Dog
hier had ik geen oorea toa. Integendeel verzogt
ik Juffr. Smith, dat zij mij eene van haare kamers
maar zo lang verleenen wilde, tot dat ik haar kon
te zien koomen; en al waare het maar voor eep,
twee, of drie dagen , ik wilde 'er haar een vol
jaar huur voor betaalen j en 'er uitgaen zo dra het
Mondgefprek over was. Dog zij verzogten ver-
schoond te worden; en waaren wel verzekerd, dut
de Lady niet in huis zou koomen voor dat ik weg
.was^ al dqiurde het eene maand,
Q 3 Pic
-ocr page 276-De historie van
Dit behaagde mij wel; wanc ik merkte, dac
zij haar niec zo heel ongeihïld dagten te zijn, ale
zij mij wilden doen gelooven dat zij wus; dog ik
liet dien misilag ongemerkt doorgaen, om dac ik
haar niet wilde waarfchuwea tegen meer andere
diergelijke.
Kortom , ik betuigde haarluij, dat ik haar
moeß en tvllde zien : Dog dac het zijn zou met al-
le ontzag en eerbied, welke eenig hart bewijzen
ïionde aan eene zo uitmuntende voortreffelijkheid
als de haare : En dat ik alle de Kerken in London
cn Weftmunfter zou rond gaen, daar maar Gebe-
den of Dienil gedaen wierd, van Zonnen-opgang
tot Zonnen-ondergang, en om haar huis waaren
als een geeil, tot dac ik de gelegenheid verkreeg ,
naar welke mijne ziel zo fnakte.
Dit gebood ik haarluij om aan haar te zeggen.
En dus eindigde onze ernilige zamenfpraak.
Ik nam mijn affcheid van haarluij; en ging
naar beneden; en in mijn draagftoel getreden zijn,
liet ik mij brengen naar Lincoln Vinn ι en wandel-
de daar in de tuinen, tot dat de Kapel geopend
V wierd; en toen ging ik in dezelve, en bleef'er ge-
duureride de gebeden, in hoope va» het lief fchep-
zel daar te zien inkoomen ; Maar te vergeefs; en
egter bad ik op het ernftigil·, dat zij derwaaids ge-
leid mögt woiden, of door mijnen goeden engel,
of door haar eigen. En inderdaad ik brande meer
dan ooit van ongeduld, om nog eens wedtr ver-
lof te hebben van te knielen voor de voeten van
deeze aanbiddelijke vrouw. En hadde ik haar in
de Kapel ontmoet, of in hetooggekreegen , ik ge-
loove vaillijk, dat ik niec m ihat zou .geweeit zijn
(fchooß
-ocr page 277-(fclioon het midden onder den Heiligen Dienft ge-r
weeft waare, en in de tegenwoordigheid van dui-
zenden) om mij te onthouden van haar te voec te
vallen, en zelf met luider ftemme haar om vergif-
fenis te bidden : Een Chriftelijk werk; welks ver-
rigtinge derhaiven der plaatze waardig was.
Na dat de Dienft gedaen was, trad ik weder
in mijn draagftoel; en wierd nogrnaal gebragc naar
het huis van Smith, in hoope dat ik haar daar ver*
raiTen mögt : Dog dit geluk viel uwen vriend niet
ten deel. Ik vertoefde anderhalf-iiur, op mijn ho-
rologie, in den agterwinkel ; en moeft al weder
heel veel preeken van de vrouwen hoeren. Jan
was nu taamelijk beleefd jegens mij; een weinigje
gewonnen door mijne er^nftige praat, en de eere
die ik betuigde te hebben voor de Lady. Zij
wenfchten alle drie, dac de zaak tufichen Ons kon-
de worden bijgelegd : Dog; hielden nog ai ilaen-
de, dat zij haare ongefteldheid nimmer kon te bo-
ven koomen en dat haare leevenskragc geknakt
was. Eene les, onderftelle ik, die ze van u ge-
leerd hadden.
Terwijl ik daar was, wierd 'er door eene bij-
zondere hand een Brief gebragt. Zi] fcheenen zeer
zorgvuldig om denzelven voor mij te verbergen ;
hetwelk mij deed vermoeden, dat die äan hnar ge-
ligt was. Ik verzogt, dat men mij wilde toellaen
mijn oog te flaen op het Zegel en het Opfchrifc
beloovende dat ik dien ongeopend aan hun zou te
rug geeven.
Daarop ziende, zeide ik hun, dat ik de Hand
en het Zegel wel kende. Hij kwam van haare
Q 4 Zusp
-ocr page 278-Zuiler (a). En ik hoopte dat die haar eenig ftieuw^
zou brengen, hetwelk haaif ipogc welgevailen.
' voegden zig alle in dezelve hoope zeet:
hartlijk te zamen : En hun den Brief wedergeeven-
de ^ nam ik beleefd)ijk mijn aficheid en heen.
f
' Dog ik zal daar terftond weder zijn; want ik
verbeelde mij, dat mijn heufch gedrag jegers de
vrouwetl mij, op derxelver verhaal diesaangaende,
de gunrt bezorgen zal, naar welke ik zo einiüg
haake; En dus zal ik mijnen Brief ongezegeld laa-
ten, om u den iiitilag te melden van mijn volgend
bezoek ten huize van Smith.
*
ê^zo uw knegt hier ζα even aan huis koomt,
■^ende ik deezen maar af: En zal 'er wel haafl; een
ander op laaten volgen. Ondertufichen verlange
ik naar tijdinge hoe de arme Belton vaart: Wellien.
ik het befte wenfche.
(3) Zie Br. LX» m
u
-ocr page 279-* >
De Hr^ ΒΕΪ,ροβο,^Λ« Robert LovEL/i?
c Ε, Schildkn,
Dingsdag^ den 21 van Augufl,
ben met zo veel mededogen aangedaen
geweell over den armen man, wiens uitgang ik
bijkans elk uur verwagte , en wegens de ijzeiijke
vertooningen , welke zijne ziekte en "zijne doods-
angften uitleveren, dat ik alleen in ftaat geweeil:
ben om korte aantekeningen te maaken van de naa-
re voorvallen, om daaruit, ter'onzer aller lee·
ringe, een volkoomener verhaal op te maaken,
wanneer 4e luil: tot fchrijven zal wederkoo-
men,
^ %
Dezelve is wedergekoomen! Verontwaardi-
finge heeft dezelve weder leevendig gemaakt, op
het ontvangen van uwe Brieven van Zondag en
Gifteren ; welke mij reden geeven om u op de
ernlligile wijze te verwijten , dat gij uw woord
van eere jegens mij niet gehouden hebt: En in-
dien uwe fchendinge van hetzelve van zulke uit-
werkzels gevolgd worde als ik vreeze, zal ik u
mijn gevoelen ten deezen aanzien nog nader doen
/
•
m
Indien gij wilde dat men van u denke, dat gij
ernftig weiifcht om de Lady ter uwer beganiligin-
ge te beweegen, zal uw Jigtvaardig gedrag ten
huize van S,mith, als hetzelve aan haar wordt
voorgedragen, zeer heßaenbaar daarmede voor»
koomen ; ' zal het niet? -- Het zal haar
inderdaad beveiligen in haar gevoelen , dat het
Craf^ voor eene van haar eiuilig en godvrugtig
geftel, wenfchelijker is, dan een Man die niec
vatbaar is voor nadenkinge cf wreegioge; Ichoon
maar even opgekoomen, zo als gij zijt, uit eene
gevaarlijke, ten rninften eene felle ziekte.
Ik hebbe de uiterilecieernismet de arme, van
alle befcherminge verftokene Lady. Zij v¥as Saier-
dagzo boven maate ilaauw en zwak, dat ik niet
kon v^^orden toegelaaten om met haar te ipreeken:
En dan uit haar logement gedreeven te worden j
wanneer het haar beter gepaft zou hebben ora te,
bed te leggen, is zulk een ftuk van wreedheid,
dat hij alleen zig daaraan kon fchuidig roiiken, die
Ä0 als gij gedaen hebt, kon handelen bij zulk eene,
engel.
Kunijgij zelve wel zeggen, als gij u bedenkt,"
dat het niet gelijkt naar eene godiooze en verharde
baldaadigheid, datlgij enkel ter voldoeninge van
eene brooddronkene grilligheid (nademaal het niet
kan dienen tot eenig einde dat gij u voorilelt, maar
regt het tegendeel} eene arme Lady jaagt van de eene
plaatze naar de andere , die ais eene weerelooze
hinde, welke reeds de gevlerkte fchigt in haare
borft heeft, ualleen zoekt te ontvlugten in defcha-
duwen des doods i
Dog ik zal dit ftuk aan uwe eigene confcien-
tie
-ocr page 281-Juffer CLARISSA HARLOWE. I35'
tie overlaaten, om u zulk een Tooiieel te fchilde^
yen uit mijne aantekeningen", als waardoor gij mis»
fchien kragcdaadiger zult bewoogen worden, dan
door eenig ander ; Dewijl het zulk een is,, als
waarin gij ten eenigen dage de voornaamfte rol
moet fpeelen, en hetwelk, zo als ik dagt, heel
kort geleeden u te dugten Hond: ' Ea hetzelve het
laatfte tooneel is van eenen uwer grooifte boezem-
vrienden , die de vier voorJeeden dagen met de
angilen des doods geworileldheeft. Want, Love-
lace, laat dog deeze waarheid, deeze ontwijfFelbaare
waarheid in uw geheugen zijn ingeichreeven, on-
der alle uwe dartelheden, Dat het Leeven, waar-
op wij zo zeer verzot zijn, naauwlijks een Leeven is;
een enkel Ademhaalens-tijd alleen; en dat ten ein-
de van deszelfs langften duur
Gij moet sterven, zo wei> als Belton.
Uit Tourville weet gij, wat wij gedaen heb-
ben ten aanzien van de wereldfche zaaken deezes
armen mans; en dat wij bezorgd hebben, dat zijne
ongelukkige Zufter bij hem is koonien woonen
(weinig dagcen wij, dat zijn einde zo heel nabij
was): En dus zal ik u vervolgens melden, dac
toen ik Saterdag-avond ten zijnen huize aankwam ,
ik hem boven niaate krank vond: Maar even op-
gekoomen, en in zijnen leuning-iloel, onderfteund
van zijne waakiler en Mowbray (het ruwfte en on-
gevoelig^e Ichepzel, dat ooit voeten zettede in
de kamer van een zieken); terwijl de dienilmeiden
dat bed voor hem gemaklijker poogden te maaken,
- ïH^ai:*
\
De HISTORIE van^
r.
vr^arm hij weder ftond te gaen; daar zijn gemoed
tienmaal ongeiiiaklijker was dan Dat kon zijn, en
w^are oorzaak dat de Dons niet zagtervoor hem
was.
Hij had zo zeer verlangd om mij te zien ,
20 als mij ^jetuigd '*vierd van zijne Zufter (welke
ik beneden ontbood om te veroeemen hoe hij
voer)dat ^ij alle zig verblijdden toen ik inkwam:
Daar, zeide Mawbray, Daar, Tommetje, is de eer-
2aame Jan Belford!
Waar, waar? zeide de arme man.
Ik hoore zijne ilem , riep Mowbray ; Hij
koomt den trap op.
In eene pverijlinge van blijdfchap, wilde hij
^ijn opgeftaen, toen ik binnen kwam, maar zou
^bijkans uit lijnen ftoel gevallen zijn : En toen hi|
wat bekwam, noemde hij mij zijnen beften vriend!
fijnen niin%aamßen vriend ! dog berftede uit iti
cenen vloed van traanen : O Jantje ! O Belford!
zeide hij, zie eens in welken ftaat ik ben ! Zie hoe
zwak! Zo ?s.eer, en zo fchielijk vervallen! Kent
gij mij wel? Kent gij uwen armen vriend ßeltorj
we]
Gij zijt zo veel niet veranderd, mijn waarde
Belton, dan gij denkt. Maar ik zie dat gij zwak
zijt; zeer zwak
En het is mij leed.
Zwak, wel zwak, inderdaad, mijn waardfte
Belford, zeide hij, en zwakker van Geeft, zo het
mogelijk is, dan van lighaam; en weende bitterlijk
•- of ik zou mij dus onmanlijk niet aan-
fiellen. Ik, die nooit eenig ding vreesde^ gedron-
gen te zijn om mij dusdanig een Kraamkind te toq^
aen ί - Ik ben gantfch befchaamd over mijzel-
ven I
-ocr page 283-Juffer CLARISSA HARLOWE. I35'
yen! - Dog veragt mij niet; waarde Bel-
ford, veragc mij niet, bidde ife vt. -
Ik eerde altoos een man , die weeren kori
over de wederwaardigbeden van anderen; en dat
zal ik altoos doen, zeide ik; en zulk een kan niet
ongevoelig zijn van zijne eigene, ,
Hoe het zij, ik kon nietnalaatenvan :dgtbaar'
lijk bewoogen te zijn over de ontroeringts van den
armen knaap»' .....
Nu, zeide de onbefchofte Mowbray, agte
ik u onverdraagelijk , Jan. Ons arme vriend is
reeds al eene peil re laag; en hier laat gij hem nog
al laager en laager zakken. Dit vleijen van hem
in zijne neerflagtige oogenblikken, en uwe wij-
ven-traanen te mengen met de zijne, is de weg
niet; Daar ben ik wel van verzekerd. Indien ons
Lovelace hier waare ^ hij zou u dat wel bedui-
den.
Gij zijt een fchepzel, antwoordde ik, waarin
geen gevoel te krijgen is; ongefchikt om tegen-
woord'ig.te zijn bij een tooneel, welks fchrik gij
niet eer in ftaat zult zijn om te gevoelen, voor dat
gij dien gevoek in u zeiven; en dan, indien gij
tijd hebt om te gevoelen, verzette ik mijn leeven
tegen het uwe, dat gij u al zo jammerlijk gedraa-
gen ;5ult, als die welke gij de jammerlijkß&
agt.
Daaróp mij keerende tot den armen zieken
man, Traanen, mijn v/aarde Belton , zijn gee»
tekens van een onmanUjkßn^ maar integendeel,'
van een menfchlijken aart;zij verligten het overlaa-
den hart j hetwelk berften moefl:, kreeg hec niet
lite zagte en naiuurelijke ontlaftinge,. ^ : ^ ,
1
ψ.
Men laat de droefheid ipreeken (^zegt
kespear)
Frrzzmjgt ze haare [mart,
Dan luißert zij het overkropte hart
Zijn nood en dood in V oor, waardoor zijn
kragten breeken»
Ik weete, mijn waarde Belton, dat gij ver-
inaak plegr te neemen in het aanhaaien van verferi
tiit de digters; maar derzelver fraaijheden moeten
nu fmaakloos voor u zijn: Luat u egter niet ver-
bluiTen van deezen onbefcheidenen en onbedagten
Mowbray, want gelijk Juvenaal zege. De traa-
ften zijn het voorregt der menfchlijke natuu-
re.
Het is, tén minften, wel van pas gezegd, mijn
waarde Belford. Hec is vriendlijk mij voor te ipree«
ken omtrent deeze verwijfde zwakheid, gelijk
Mowbray het verwijtende genoemd heeft, zo
lang hij hier bij mij gevveeft is: En dus doende
(wat ik ook zoü mogen gedagt hebben in zulk
eene frilTe gezondheid als hij geniet) mij overtuigd
heeft, dat Vies-vrienden geen gevoel hebben van
iets, dan 't welk in dien naauwen kring om-
gaet.
Wel, wel, doe gij zo het u lufi:, Jan. Ik
houde zo veel van mijnen vriend Belton, als gij
kunt doen; nogthans kan ik om de hagel niet an-
ders denken, of iemands zwakheid te beklaagen is
zo veel als die te vermeerderen.
Indien het eene zwakheid zij, geraakt te wor-
van gebeurtenUTen van veel gewigt en belang,
waar-
f''
ϋι
jüffer clarïssa harlowe. aj^
•^ψρ·
waarin onze goedertierenheid moet deel neemen ,
zeide ik, dan kant gij wel gelijk hebben.
Ik hebbe menig een karei , zeide het ruw;
fchepzel, den heuvel van Holborn zien optreeden ,
die zig meer als een karei gedroeg dan een vaa
41 beiden.
|a, rtiaar, Mowbray,' antwooi-dde de ar-
me man, de geeft dier ongelukkiger! wierdniec onc-
Eenuwd door zulke zwakheden des hghaams, als
waaronder ik lang gezugt hebbe. Gij zijc een aan-
ftootlijke vent, en waart het altijd -- Maar
in deeze oogenblikken niet in ftaat te zijn om mij
iets te herinneren, dan hetwelk mij wroegt, en
te weeten dat ik het. niet lang kan houden, en
welk äaii tnijn lot mag zijn i indien -
Dog zijne eigene reden afbreekende, en zig tot-
mij wendende, Verleen mij uwe ontferminge ,
Jan; zij is balfem voor mijne doorwondde ziel; en.
iaat Mowbray de angften van eenen ftervenden
vriend onverfchillig genoeg befchouwen, om ons
beiden uit te lachen.
De verharde vent ging toen heenmet hedf.
weezen van een Lovelace; behalven dar hij 'er
dommer uitzag; geeuwende en rekkende, in plaac^
ze van een deuntje te neurien, zo als gij ten hui-
ze van Smith deedt.
Ik hielp den armen man te bed. Hij was zo
zwak en'flaauw, dat hij de vermoeijinge niet kon-
de uitilaen, en in bezwijminge viel; en ik dage
waarlijk dat hij geheel weg was. Dog als hi|
weder tot zigzelven was gekoomen, en zijn do.
έΙοΓ kwam, en raadde om hem ftil ι te houdenjj
ging ik uit de kamer, en voegde mij bij Mowbray
m
-ocr page 286-in den tuin; die meer vermaak fchepté in te praä·
ten van den leevendigen Lopélace en zijne L\gt-
tnifierijen , dan van den ftervenden Belton ên zijn
Berouw.
Ik zag hem Saterdag avond nog éeös even wé-
der » voor dat ik naar bed ging; hetwelk ik
vroeg deed; want ik had eene waig vanMowbray's
verftandlooze ongevoeligheid i en kónde hem niet
verdraagen^
Het is zulk eén ijzelijk ding, als men het be-
denkt, daceen man die in zulk een naauw verbond
van ~—Hoe zal ik het noemen? met eenen
tanderen geleefd had 5 de proef koomt zo niet uit,
dat men Vrkndfchap zeggen kan; die voorgege-
ven had hem zo zeer te beminnen; het buiten zijn
gezelfchap niet kon (lellen; en honderd mijlen zou
ten einde gereeden hebben, om hetzelve te genié-
ten;.en die ^oor hem zou gevogten hebben, héc
zij zijne zaak billijk of onbillijk waare ί, Nogthans
31U zo weinig kon bewoogen worden van hem in
zulk eene elende te zien, naar lighaam èn geeft,
•dat hij in ilaat waarö om hem te bekijven, en eer
te befpotten dan zig over hem te oiiifermen, om
<iac hij meer was aangedaen van hetgeen hij gevoel-
de, dan hij wel een kwaaddoener gezien had (die
miffchien verhard was door drank, en niet verilapt
<loor voorafgaende ziekte) als hij ter ilraSe geleid
wierd.
Dit bragt mij leevendig in gehéugen hetgeen
de godiijke Juiïer HA RL O WE eens aan mij zei-
de, fpreekende van vriendfchap , en wat mijné
vriendfchap jegens u van mij vorderde: „ Weei
5, verzekerd, mijn Hr. ΒεΙίοώ, zeide zij^ dat gif
»> te»
-ocr page 287-257
dac
35 ten éenigen duge overtuigd zült worden >
' Ά
5, hetgeen gij vriendlchap noemt, maar kaf en ftop-
31, peis is; en duc niets dien gehêüigden naam waar-
3, digisj
55 Dat de Deugd niet tot zijn Gronü^
5, slag heeft.
Zondag-ogtend wierd ik te Zes iiüreh opge-
roepen , op dé êrnftige begeèrte van dén armeti
man, en vond hem in eené verichirilikeiijke be*
naaudheidl O Jan! Jan! mdè hij, zijn geèigt wild
fl-aende; als of hij een fpook gezien had -
Koöm nader bij mij! zijne béide armen mij toerei-
Jiende Kooni nader bij mij! —^— VVaarde,'
Waarde Belford, bewaar mij! Daarop mijn arm met
beide zijne handen aangrijpende , én zijn hoofd
naar mij optillende, terwijl zijne oogen wonderlijk
draaiden, Bewaar mij! Waarde Belford, bèwaar
mij! herhaalde hij.
Ik iloeg mijn anderen arm om hem beeti -;
Ubewaaren, waarvoor, mijn waarde Belton, zei-
dé ik! Waarvoor moet ik u béwaaren ? Niets zal ti
befchaadigen. Waarvoor moet ik u bewaaren ?
Van zijn fchrik tot zigzels^en gekoomen, zonk
hij weer neder, O bewaar mij voor mijzelven ! zöi-
dè hij; Bewaar mij voor mijne eigéne bedenkingenc
O waarde Jantje! welk een ding is het té moeten
fterven; en zig niet eené trooitelijké gédagte vooi;
den geert te kunnen brengen ! Wat zoiide ik wel
willen geeven voor een jaar van mijn verftreekeni
leeven! - een jaar llegts- én daii de
R
zél"
VIL Deel.
-ocr page 288-25δ ' de historie van
zelve bezeffinge van zaaken te hebben, die ik öis
hebbe 1
Ik poogde hem te vertrooften, zo goed als ik
konde : Dog vrijJeevers zijn flegte troollers voor
vrijleevers op hun doodbed. En hij viel mij in de
reden : O mijn waarde Belford» zeide hij, mij is
herige (en ik hebbe dieswegens met u hooren φοι-
len) dat de voortreffelijke Juffer Harlowe u tot be-
keeringe gebragc heeft. Ik v/enfche dat het zo
zijn mag! Gij zijt een man van verftand : O dat het
zo mögt weezen ! Het is nu uw tijd! Nu, terwijl
uw geeft en lighaam in hunne volle kragt zijn!
--Maar uw arme Belton, helaas ί uw arme
Belton kleefde zijne ondeugden aan, totdat zij hem
begaven - En zie de elendige uiLwerkzels
van verzwakkinge van geeft en mismoedigheid! Al
waare Mowbray hier, en al ging hij mij uitlachen^
ik zou bekennen, dat dit de oorzaak mijner wan-
hoope is —- Dac Gods regtvaardigheid zij"
iie genade niet kan iaaten werken ter mijner ver-
trüoftinge : Want Och! ik ben zeer, zeer godloos
geweeft, en hebbe de aanbiedingen zijner genade
veragt, tot dac hij mij dezelve voor eeuwig ont-
trokken heeft.
ik gebruikte alle de redenen, die ik bedenken
konde , om hem troeft te geeven : En hetgeen
ik zeide, was van die uitwerkinge op hem, dat hec
zijnen geeft voor het grootft gedeelte van den dag
geruft ftelde; en als hij eens wat helderder was,
Itond zijn geheugen hem zo verre bij, dat hij, mij-
ne hand vattende, en mij fterk aanziende, die re-
gels van Dry den op zeide ?
Qchl
-ocr page 289-/I
Juffer CLARÏSSA HARLOWE. ï^
Och! dm de Orees des doods dit Ughaam min-
der kwelde I
Dat als een fmeuwhai , dien mijn Uoode
hand beknelde,
'Gedrukt te meer verfmelt , en fmekende
gaat.
Zondag ni den middag vraagde hij naauVeii-
ng naar u, en üw tegenwoordig gedrag omtrené
JuiFer Harlowe. Ik vertèldè hem in welken ftaac
gij geweeil waai:c, en hoe weinig gij u dies be-
kreund had. Mowbray verheugde zig over dé on-
doordringbaare hardheid van üw hare, en zeide.
Bob Lovelace was een goed fcherp fnijd tnig, en
tot den riig toe ftaal: En gaf u zulk een ruwen
dog hartUjken lof, als een overgegeven menfch zou
kunnen geeveti^ en alleen een overgegeven menfch
kon wenfchen te verdienen.
Maar hadt gij gehoord, wät de arme iïerven-
de Belton ter deezer gelegenheid zeide, miflchien,
zou dat u ernftig gemaakt hebben, voor een uur of
nvee ten mindeni
„ Als de arme Lovelace,zeide hij,in hec ziek-
„ bed gelégd is, gelijk ik lui, en zijn geert heni
,, voorfpék, dat het onmogelijk voor hem is om
3, daarvan op te koomen (hetv/elk zo niet mee
„ hem kon zijn in zijne laatfle ziekte : Indien dac
5, zo waare geweeft, konde hij zig. daarin zo los
niet gedragen hebben); als hij zijne gedagten
gaen laat ovèr 2ijti voorgaendé kwaaÜjk doorge-
,, bragc leeven, zijne beleedigende bedrijven tegen
j5 hulpelooze onnozelen; in het geval van Juffer
R i « llar^
5?
-ocr page 290-m
2^0 De iiiSTORÏÉ va^
„ Harlowe inzonderheid; Wae zal hij dan denkéri
„ van zigzelven, of van zijne voörleedene daaden I
„ Wanneer zijn geefl: zufc; zijne fterkte in zwak-
„ {leid verkeerd is; onbekwaam om op te iiaen ,
„ of zig te beweegen zonder hulpe; niet een ftraal
„ vän hoope fchiecende in zijne iiik-donkere ziel;
„ zijne confciencie dienende voor duizend getui-
5, gen; van zijne pijnen geceiilerd; hec arm over-
„ fchot moede van een leeven,'t welk op het laat-
,, fte loopt, en egter vreezende, dat binnen wei-
,, nige ineile uiiren zijn erg nog in erger, ja in het
,, ergil van allen zal verwiffeld- worden; en dac
,, crgil van allen duuren , langer dan de tijd en
tot in alle eeuwigheid; O Jan! Wat zal hij
„ dan denken van de zobere rasvoorbijgaende ge-
„ neugren der zinnen, welke nu alle zijne aandagc
jj toe zig trekken? Betuig hem, waarde Belford,
„ betuig hem, hoe geiukldg hij is, ind'.en hij zijn
,, eigen geluk kent; hoe gelukkig, vergeleeken
3, iT)et zijn armen ilervenden vriend, dat hij van
zijne ziekte herileldis, en hem nog eene gele-
5, genheid verleend worde, voor welke ik wel dui-
3, zend werelden zou willen geeven, zo ik ze te
geeven had! ,,
ik keurde zijne bedenkingen bij uitilek goed,
als wel gefehikt naar zijne tegenwoordige omftan-
digheden; en trok troonredenen voor hem uit een
gemoed zo behoorelijk getroffen.
Hij ging voort op gelijken boetvaardigen trant.·
Ik hebbe een zeer ondeugend leeven geleid; dac
hebben wij alle gedaen. Wij hebben nooit con-
ièientie-werk gemaakt van alle fchelmllukken te
bedrijven, waartoe aeweld of bedrog ons in ftaac
ftel-
-ocr page 291-Juffer CLARISSA HARLOWE. I35'
ftelden. Wi] hebben ftrikken gefpannen voor on-
nozele harten; en geen zwaarigheid gemaakt van
door den al te vaardigen degen, als de gelegen·»
heid zig daartoe voordeed, de beleedigingen voore
te zetten, die wi] begingen aan de perfoonen, wel-
ke wij voorheen in hunne waardfte nabeftaenden
hadden verongelijkt. Dog egter vleije ik inijzalven
zomtijds, dat ik minderte verantwoorden bebbe ,
dan of Loveiace of Mowbray; want ik» door die
vervloekte bedriegfter tot mij in huis te neemen,
van welke gij mij verioft hebt (en die voor jaaren,
hoe lang weete ik niet, in eenigen deele het kwaad
op mijnen kop vergoldenh^Qk^ hetwelk ik anderen,
had toegebragc) en ilil met haar als eene vrouw
leevende, had geen deel aan de helft der fchelni*
Hukken, welke ik geloove dat zij, en Tourvilk,
en Gij zelf, Belford, bedreevcn hebben. Wat de
ondankbaare Thomafine aangaet, ik hoope dat ik
in haar mijne ftraffe ondergaen hebbe. Dog die
niet tegenftaende, denkt gij, Dat eene daad
-- en zulk eene daad -en zulk eene daad
^en toen telde hij verfcheidene gruweiftukken op,
in welker bedrijf wij alle (genoopt door valfche
dapperheid, en verhit van de jeugd en den wijn)
hebben deel gehad]; denkt gij dat deeze fchurke-
rijen (Laat mij dezelve nu met haaren regten naam
benoemen) gevoegd bij de njoedwillige verwaar-
loozinge, waarop wij zelf·roemden, van alle plig-
ïen, welke ons beter verftand en opvoedinge ons
deeden weeten, dat van oas als Menfchen en Ghri-
ilenen gevorderd wierden, niet genoeg, zijn om
mijne Ziel te doen zinken in mismoedigheid?-1
Inderdaad, inderdaad-, zij zijn daartoe genoeg! En
R 3 KU,
Η
Kl
ι·»
γ
nu te Hoopen op Genade-, en te fteunen op de
tragt van die gunilrijke eigenfchap , terwijl die
niet min heldere van Regtvaardigheid mij verbiedc
te Hoopen \ Hoe kan ik zulks doen! - Ik,
die alle waarfchuwingen in den wind geflagen, en
geen gebruik gemaakt hebbe van het voordeel, het-
welk ik had kunnen trekken uit de kwijnende tee-
ringäiekte, waarmede ik belaaden was, maar alles
op het laatfte uur liet aankoomen; hoopende op
herftellinge tegen Hoope, en de Bekeeringe afwee-
rende, tot dar die genade mij ontzegd is; want,
och! mijn waarde BeJford, ik kan mij nu nog be-
ikeeren, nog bidden, zo als het behoort; mijn hart
is verhard, en ik kan niets doen, dan wanhoe-
pen! -
Hij wilde meer gezegd hebben ; maai* van
droevenis en zwakheid overftelpt, boog hij zijn
hoofd op zijnen benaauden boezem , poogcnde
voor het gezigt van Mowbray, die toen juiit in de
Itamer trad , die traanen te verbergen, welke hij
niet kon binnen houden.
Aanvang neemende met een agtloozen brem;
Het is droevig , zeer droevig, waapgtig! riep
Mowbray; die aan den eenen kant van het bed
ging zirten, gelijk ik zat aan den anderen : Met
zijne oogen half geflooten; zijne lippen uitileeken-
,<ie, tot aan zijne opgetrokken' neus, en zijne kin
omgekromd [om eene van uwe befchrijvingen te
gebruiken]; zo dat een menfch mögt twijifelen, of
hij meer met eene domme vadzigheid of met eene
ingefpannen' befpiegelinge bevangen waare.
Eene voortreffelijke, hoewei fmertelijke les,
Mowbray, zeide ikl ^ Dat is het waarlijk, op
Juffer CLARISSA HARLOWE. I35'
mijne eere! Ten geenen dage, wie weet hoe ras?
iian dit onszelven overkoomcn!
IV dagt oin uwe gaapens-vlaag, zo als gij die
befchrijii in uwen Brief van den 13 Aug. Want
Mowbray iprong op, zig draaijende ea fchudden'·
de of hij dii koorts had; zijne handen boven zijn
hoofd rei'kende- met uw hoij! hoij! hoiji
geeuw ende -En daarop niet eene andere rek-
kii-gfi Ichuddinge, Hoe laac is 't? riep hij, 2ijn
horologie uithaalende - En met lange fchree-
den op de counen langs de kamer treedende, ging
hij den tn^p af; en de meid in den gang ontmoe-
tende, hoorde ik hem zeggen - Lijs, breng
mij een glas voi roode wijn; uw arme meefter, en
die verdoemde Eelford, zijn wqI in i^aat om een
Hercules melancholijk te maaken,
Mowbray zig nsderhand den tijd kortende in
de Boekerij van onzen vriend, die, gelijk gij weer,
voornaamlijk beftaet uit oude fchrijvers en toneel-
fpeldigrers, vond eene paiTagie in den Oedipus van
Lee, welke hij niet anders kon denken of kwam
ten uicerften wel te pas; en opgevuld met he^
denkbeeld van den moed, welken die den rterixin-
den man zou bijzetten, kwam hij binnen, en las
hem de2;elve voor. Zij is pöeetifch eniraaij, De^-
ze is het.
Gelijk het daalend licht de fcbadwvoen ver-
lengt^
Die eer β äe middag-zon verkleend hadi en
verengt:
Zo vormt het veege brein ^ dat meent de dood
U wagten ,
R 4. Reeds.
-ocr page 294-De HISTORIE van
Reeds waarenäe om het bed, ivanßßltige
ge dagten.
De Raven^ Uikn en de Krekels^ [nood ge-
dier t.
Zijn voorboon van de dood; elk kraß en huik
en giert:
Het efgß gewormte ''co aar aan Natuur ooit
gaf het keven,
Verjchrikken dan haar Zoons, door V Cod'
lijk beeld verheven:
Zelfde echoo''s roepenons^ vol vreezenaar en
hang^
Ten gr ave, als fpooken, met hun babbelen-
den klank:
Ja, ieder molshoop rljß , in ons ontßelde
zinnen ,
Zo hoog als een Olymp met hcmelhooge tin-
nen :
Terwijl wij droomers , door die grilkfi
zwaar beßreen,
Staag zwoegen, klam van 7jujeet door alle
onze leên.
, /
I /
η
Hij verwagtede dat hij zou gepreezen worden
over deeze zijne ontdekkinge. Maar Belton, zijn
hoofd van hem afwendende, Ach, Rijk! [zeide
hij] deeze zijn geen bedenkingen van een flervend
menfch! - Hetgeen gij zelve ten eenigen
dage gevoelen zult, indien hec overeenkoorae met
hetgeen ik nu gevoele, zal u wel overtuigen, dac
de onheilen, die gij voor u ziet, en in u onder-
vindt, meer dan de uitwerkzels van verbeeldinge
zijn«
Ik wierd Zondag nagc tweemaal tot hem ge-
roepen ; Want de arme knaap, als zijne bedenkin-
gen over zijn voorgaende leeven, hem het meeft
kwellen, i? bevreesd om met de vrouwen alleen
gelaaten te worden; en zijne oogen, berigten ze
mij , zoeken en draaijen in het rond naar mij.
Waar is de Hr. Belford ?--Dog ik zal
hem vermoeijen, roept hij —r-—- f^neek hem eg-
ter om 'bij mij te koomen
liiet
- neen ^ doe het·
of doe het egter al; waaren eens de
twijiFelügtige en veranderlijke bevelen, die hij gaf:
En zij riepen mij dïesvolgens.
Maar helaas! Wat kon Belford voor hem
doen 'i IBelford, die maar al te dikwijls zijn medege-
noot geweeO: was in zijne zondige uuren; die al
zo veel genade noodig heeic als hij; en die niet
in ilaat h om zigzelven die te belooveji, fchoon
die het al is, waarop hij zijnen armen vriend kan ver-
inaanen om zig te v^rlaatsn !
Welke rampzaligen zijn wij! Welke vertoo-
ijinge zullen wij maaken in deeze uuren der ver-
fchrikkinge!
Indien het doorlugtig Voorbeeld van Juffer
HARLOWE, aan deneenen kant, en de fchrik
van het laatße Tooneel Deezes armen mans, aan
den anderen, geen indruk op mij maaken , dan
moet ik ten verderve zijn overgegeven; gelijk ik
vreeze dat het met u zal zijn, indien gij met beide
niet uw voordeel doet.
Onder de trooilelijke dingen, wejke ik aan-
drong, toen ik Zoedag-nagt de laacile maal wierd
opgeroepen, zeide ik hem, Dat hij zig niet vol-
flrektiijk aan wanhoope moeit overgeeven: Dat
2ÓIS DE HISTORIE van '
veele der bekommeringen, welke hem kwelden,
zodanig waaren, dac zij de belle menfchen be-
kruipen moeften, op de vreezelijke onzekerheid
vaft hetgeen op dit leeven ftaetjte volgen. Het is
eene goede aanmerkinge, zeide ik, vaneenen god-;
geleercien digcer, die een uitmuntend Chriften
was (a), daar hij zegt,
De ßoet der dood is naar , geen trein di^
droever is;
ί Foor af gaet ziekte en pijn ; haar volgt dt
Duipernis,
Een naare en donkere nagi\
Omtrent Agt uuren jzifferen (Maandag) og-
iend vond ik hem een weinig bedaarder. Hij vraag-
de mi], wie de maaker was van de twee regels,
welke ik voor hem had opgezegd; en deed rnij
dezelve eens weder herhaalen. Een droeve ßoei^
inderdaad! zeide de arme man. En daarop betui-
gende hoe hoopeloos hij was ten aanzien van zijn
leeven, en hoe verfchrikkelijk voor hem de gedag-
ten van te fterven; en daaruit verfchrikkelijke gevol-
gen trekkende, ten aanzien van zijnen roekooraen-
den ilaat; Daar is, zeide ik, in de menfchlijke
natuure zulk een natuurelijke afkeer van den dood y
dat gij u ni^ct hebt te verbeelden, mijn waarde Bel-
ton , dat het iets bijzonders in u is denzelven te
vreezen, en uwen peinsagtigen geeft met fchroom
vervuld te vinden op deszeifs aannaderinge; dog
gij behoort, zo veel mogelijk is, die natuureUjke
vreeze, welke alle menfchen bij eene zo gedugte
gelegenheid moet aangrijpen, te onderfcheiden van
die
(a) Be Ecriv, Hr. Notris Véin Bcmcrton^
-ocr page 297-die bijzondere , met welke uwe gefchroomde on-
bekwaamheid u vervulr. De Hr. Pomfret zegt té
regt in zijn Voorutizlgt op dm Dood^ welk ik
onder eene verzamelinge in uw kabinetje giftereni
avond eens inkeek, en welk ik in mijn zak gefto^
»ken hebbe, [de plaats opüaende]
Geen menfch^ die wijs is, vreeß het enkel
β erven ; ^^
JVant die gehören was,
j Keert dog tot aarde en afch;
V Is V uiterjl tijdßip van véel zukkelende
jaar en:
Dan waar wij heenen ν aar en,
IVaarheen, wifl ieder graag; maar V men'
fchelijk vernuft
Is in dit ßuk onweetend, dut en fiift*
En deeze onzekerheid verhaaß ONS -i-
De Hr. Pomfret had derbalven, vervolgde ik,
godanigen fchroom voor dien daifteren ftaat als gij
hebt: En de voortreffelijke godgeleerde, vanv;el«
ken ik gifteren avond gewag maakte, die zig van
heel weinig anders dan menfchlijke zwakheden had
te befchuldigen, en wiens Mengeldigten mij in de
hand vielen onder de boeken van mijnen Ocm,
wanneer ik hem in zijne laatfte uuren oppafte, zege
ook,
Mijn Ziel, het moet zo zijn: maar, achl''t
is vraemd en gruwlijk;
'j Is een verandering verborgen en affchü-
welijk,
t.
Als gij dit floflijk huis, een huis van kiel,
verlaat,
Te (nellen tot een. iet - een onbekenden
i ßaat!
^ Wanneer de vlugge Tijd eene Eeuwigheid
zal weezen,
i Ό an zult ge zijn--maar wat? —--
Uw leeven zal na deezen
£,en leeven zijn -- maar hoe ? —~— hoe-
danig weet gij niet I
Verwonderlijke ßaat! Verhaazend ^ duißer^
'iet!
Is V vreemd^ dat wij een lijk met fchroom
[ en angß befchomven,
En dat het denkbeeld van de dood ons hart
doet grouwen ?
Zij is voor ons gezigt met wolk op wolk he-
\ dekt^
j Als oft verßand befchroomd dier kennis zig
onttrekt
Met afkeer, ennietgaarn of zonder zig te
krenken,
Aan deez^e Jcheidinge van lijf en ziel kan
denken.
Daarop volgt, 't welk ik hebbe aangehaald,
Be ßoet der dood is naar, geen trein die
droever is.
Vooraf gaet ziekteen pijn ι haar volgt de.
Duißernis,
Een naare en donkere nagt»
He-:
li
jüFFER CLARISSA HARLOWE. ^^
Heiaas ! mijn waarde Beiford [dit gevolg
fcrok de ongelukkige diepdenker] hoe worde ite
hierdoor overtuigd, welke arme fchepzels wij fter-
velingen zijn op ons beft genomen! -Maarfwel-
ke moec dan de toeftand zijn van zulk een booswigc
als ik, die door een voorgsend godloos leeven
dien naruurelijken fclirik nog zö veel groocer kragt
hehbe bijgezet ? Indien de dood eene zaak van zo veel
afkeer is voor de menfchlijke natuur, -dat vrooma
men^ciien daarvan ontzetten, wat moet die dan
zijn voor eenen, die een vleefchlijk en welluftig
leeven geleid heeft; nog ooit gedagt op het einde
dat ik nu voor mij zie?
Wat konde ik zeggen op een gevolg, dat za
bondig getrokken wierd? Genade, Genade, o«-
eindige Genade, pleitede ik nog al, fchoon zijne
herhaalde regenftellinge van regtvaardigheid^ mij
daarin eenigzins den mond ftopce: En wat zoude
ik wel gegeven hebben, dat mij èene goedé, ee-
ne uitfteekend goede daad waare in de gedagten
gekoomen , welke ik hem had kunnen erinne-
ren , om zijne vreeze daarmede te keer te gaen ί
Ik geloove, Lovelace , dat ik u moede zal
maaken, en dat wel meer met het onderwerp vait
mijnen Brief, dan zelf met de lengte daarvan.
Maar, weezenlijk, ik ben van gedagten, dat uwe
leevendigheid zedert uwe herftellinge zo baldaadig-
lijk in top gefteigerd is, dat ik , naar mi] de zwaar-
moedige onderwerpen voorkoomen, mijn beft be-
hoore te doen om u tot de peil der menfchlijkheid
ter neder te brengen, door over dezelve uit te
weiden. En daarbij kunt gij ook niet anders däa
begeerig zijn 5 om alles te weeten wat öen armen >
ma«
-ocr page 300-man betrefc, voor welken gij altoos groote gene-
genheid betuigd hebt. 11$ zalderhalven voortgaen
zo a!s ik begonnen hebbe. Indien het u niet be-
haagt om het nu te leezen, leg het heen, zo gij
tvilt, tot dac u diergelijke omiiandigheden overkoo-
men, tot dat gij niet diergelijke bedenkingen uit die
omftandigheden overvallen wordt; en neem het
dan op, en vergelijk de gevallen met elkandèren.
* 4c Jji
Op zijn ernrtig verzoek, zat ik den voorlee-
den nagt bij hem op; en, arme man ! het is onmoge-
lijk u te zeggen, hoe geruil en veilig hij zig agte-
de in mijn hijweezen; voor het eedl gedeelte van
den nagt: Een menfch die ver drinkt ^grijpt naar
ten ßroo^ zegt het fpreekwoord te regt: En een
itroo was ik ten aanzien van eenige weezenlijke
hulp die ik hem kon toebi-engen. Hij ontwaakte
dikwijls in fchrik j en eens om mij roepende.
Waarde Belford, zeide hij, Waar zijt gij ? ---
Och! Daar zijt gij! -—^- Geef mij uwe vriend-
lijkehand! —- Die toen grijpende, en zijne
i klamme en halfkoude lippen daaraan drukkende
• I --Hoe minzaam! Ik vreeze alles als gij van
mij afzijt. Maar de tegenwoordigheid van een
vriend, een medelijdend vriend -— OchS
hoe trooftelijk is die! ---
Dog omtrent vier uuren des morgens deed
hij mij zeer fchrikken« Hij ontwaakte met drie ver-
,j vaarelijke fnorken; en tragtede te fpreeken, maar
kóode cerilond niet \- en als hij konde
m ■ Jan, Jan, Jan, vijf of zes maaien her-
haald i
9
Juffer CLARISSA HAÏILOWE. ijü
iiaald, zo fchielijk als men kan denken , nu 9
nu, nu, bewaar mij, bewaar mij, bewaar mif
-——^ Ik moet voort - Ik moet voort in-
derdaad ! ,
ik floeg mijne armen om hem heen, en tilde
hem hooger op zijne peuluw, alzo hij (als om zjg
te verbergen) in zijne dekens -s^cgzakte ■
En wild ftaarende, Waar ben ik? zeide hij, een
weinig tot zigzelven koomende. Zagt gij hem
mee! Zijn hoofdherwaards enderwaards wendende,
met vervaardheid opzijn weezen; Zagt gij hem
niet?
Wie zoude ik zien, wat zoude ik zien, mijti
waarde Belton ?
O leg mij weder op het bed, riep hij! ——
Laat mij op de vloer niet ftervert! - Leg
mij zagt neder; en blijf bij mij ilaen ! ■
Verlaat mij niet! --- Alles zal wel haail
over zijn!
Gij zijt al op het bed, mijn waarde Belton·
Gij zijt niet op de vloer geweeft. Dit is eene
fterke ijlhoofdigheid; gij zijt flaauw bij gebrek van
verkwikkinge [want hij had verfcheidene maalea
geweigerd iets te neemen] : Laat u van mij over-
reeden om iets te neemen van deeze hartfterkende
julep. Ik zal van u afgaen, indien gij mij niet wilc
te wille zijn.
Hij nam het toen gereedlijk; maar zeide, dat
hij 'er wel op had kunnen zweeren, dat Tom Met-
calfe in de kamer was geweefi:, en hem bi] den
hals ten bedde had uitgehaald, hem de verongelij·
kingen verwijtende, welke hij eerft zijne Zufter,
en naderhand Hem had aangedaen, in het duel waar-
uit
t'
'^Yi De HISTORIE van
uit hij de koorts gekreegen had , Welke hem zijii
ieeven koftede.
De Gebeürtenis is U al te wel bekend, Lo-
velace?, dan dat ik die behoeve op te haaien: Dog
God zij ons j;enadig, indien in deeze verfchrikke-
lijke oogenblikken al het kwaad, dat wij bedrijven ^
oprijft in onze vefvaai-de Verbeeldingë! —^^——
Indien dit zo zij, welke ijzelijke tooneelen hebbe
ik, welke nog ijzelijker hebt gij dah te ondergaen^
indien, gelijk de édele digter zegt,
Indien dat akelig uur V Ferßand ons luat
behouden !
De doilor ordonneerde Hem, deezen morgeri
vroeg,een flaapdrank, welke van zo goede uitwer°
iinge was, dat hij verfcheidene uuren ilüimerde
en geruiler fiiep, dan hij in de twee voorgaende
dagen en nagten gedaen had,^ fchoon hem voor·^
heen ook al middelen om te flaapen waaren inge-
geven. Dog het blijkt ieder uur meer en meer^
äat de natuure genoegzaam in hem vervallen is»
^
Mowbray, dit huis vati treurigheid geheel
moede, heeft voor, morgen ogtend te vertrekken
óm u op te zoeken. Hij was niet weinig verheugd;
toen hij hoorde dat gij in de itad waart; ik geloo»
ve, om dat hij dus een voorwendzel kreeg om ons
ie verhaten.
■1 i
è
• · ■ - r · ·. ■ ·«····,, .
Hij lieéfc zo even affcbeid genotnen van zip
nen arirsen vriend, met voorneemen om vroeg weg
te trekken : Een affcheid voor eeuwig, mag ik
mij wei veriloLicen te zeggen; want ik denke, dat
hij bezwaarelijk tót morgen avond ζύ kunnen leè-
ven. . . ' . , ■.,
Ik ge]oove, 'dat de arme man niet droevig zou
feweeft zijn, ai iiud hij hem verlaaten zo dra hij
wam; wanc liet is een aanilootelijk fchepzel , en
geniet èene al te ftefke gezondheid dan dat hij zig
over den zieken zou weeten te ontfermen. Daar-
bij (om eenë aanmerkinge van ü te ontleénen)
heeft hij van Natuure fterke Lighaamlijke werktui^.
gen, welke door die van zijne Ziel niet ligt ver-
ileeten zullèn worden; en hij zowel als de ondeu^
gende vriend, naar welken hij toe gaet, kunneni
het nog al eene lange wijl uithouden, ichoon zij
20 grootlijks verfchillen in hunne bekwaamheden ;
indien de Degen of de Strop het nier verhindere.
Ik moet nogmaal zeggen , Dat ik niet kan
nalaaten zeer ongeruil en te onvreeden te zijn we-
gens de arme Lady, welke gij zo wreedlijk ver-
volgt; eh dat ik van gedagten ben, dat gij m^,
woord van èere jegens mij niet gehouden hebt. Ik
was trouwehs wèl bedugt ,. dat gij haar zoudt pop-
gen te zien, zo dra gij wél genoeg wierdc om naar
de ftad te koomen; en ik gaf haar dat ook te ken··
nen, hetzelve als eene reden gebruikende om haar
te bereiden tot uw bezoek, en haar te beweegen
om hetzelve af te wagieu. Dog zij koti, zo ais
Vn. Deel. S dut-
Μ
■ i
r
!1
j
Ui
V
/
v
-ocr page 304-duidelijk blijkt i den fchok daarvan tiiet Vërdraagen s
En zij betuigde mij inderdaad, dat zij u om de ge-
heele wereld niet zou willen zien, al waare hec
maar voor een half uur*
Kon zij het van zigzeïve verkreegen hebben,
ik ben wel bewuil, dat het gezigt van haar al zo
aandoenlijk voor u zou geweeft zijn , als uw be-
zoek voor haar had kunnen zijn; als gij gezienhadc
tot welk een beminnelijk geraamt (want zij is wee-
zenlijk nog beminnelijk, nog kan zij, met zulk
eene gedaante en trekken, anders worden) gij in
weinige vveeken i eene van de bekoorelijkfte vrou-
wen ter wereld hebt doen uitteeren; en dat in den
Vollen biceij van haaie jeugd en fchoonheidé
Mowbrsy neemt aan oni deezen te beftellen,
op dat hij d'es te weikoomer bij u zijn mag, 2egt
hij. Al zond ik hem ongezegeid heen, de chara-
fters waarin wij fchrijven , zonden zo goed als He-
breeuwich voor den locris zijc. Ik verzoeke, dat
gij mij denzelven te rug zendt; en ik wii 'er u wel
een aiTchrift van geeven, als gij het begeert; want
ik hebbe voor om denzelven bij mij te houden, als
een behoedmiddel regea de befmettinge van Ulie-
der gezeifchap, welke anders miiTchien^ na verloop
van eenigen tijd, wel ligt de indrukzels zou kun-
nen verzwakken, welke ik altoos weniche re be-
houden van het akelig Toneel dat ik berchouwe«
God bekeere ons beiden ï
LI
-ocr page 305-ύβ Hr, Belford, aan Robert Lovela^
CEi Scbiiäknl
Niemand, geloove ik . Heeft zulke twiee kneg?
ten als ik hebbe. Qni 4at ik hén met minzaamheid
behandele, en niet trots den baas /jpieele over mij-
ne min<ieren,;ën hen niet verdoème en yloeke mee
mijn gezigt en woorden, gelijk een Mowbray; nog
de tanden^ uit den mond flae, gelijk een Lovelacii;
maari;oepei Eij, Henrik,,doe die eens, en, Èij,
Jonathan, doe dat eens; zo volgen dé kareis hua
eigen goeddunken, en heemen niets,in agt van 'c
geen ik zegge, dan welk daarmede overeen-
koonit. ; ' . ·
Daar kwam die,ondeugende Henrik, dié mij
uwen Brief yan gifteren wel goedtijds, ha4 kunnen
brengen , niet yoor gilleren avond na Kif uuren
hier in huis,^(dronkenj OnderileJIe ik).; en beflui-
tende dat ik al te bed was, zo hij voorgeeft (om
dat hiem berigt wierd, dat ik de^ roorgaenden nagt
had opgezeten) bragt hij mij dien niet; en zig nu
verilapen hebbende koomt de fchufk , juiil zo als
ik mijnen Brief verzegeld had, binnen met dien ,
welken hi] verzuimd had mij te.geeven, zijn hoofd
fchuddende, en kijkende ^Is of hij zelve ^een ge-
S ζ
Η
. ι I
Λ
■i
ΐ
,ί'
1 ρ
f.»-™
ι
j
■Λ
loof floeg aan de verfchooningen, welke hij ging
inaaken. Ik ondervraagde hem daaromtrent, en
hoorde zijne armhartige voorwendzels; en fchoon
ik denke dat het een' ordentlijfc man nooit betaainc
de luiden onheufchlijk te behandelen, die door
hunne ilandplaatze onder zijne voeten vernederd
zijn, nogthans konde ik mij niet weerhouden van
eens zeer hartlijk den Lovelace en Mowbray tegen
hem te ipeeleil.
En dewijl Mowbray (die al voorheen gereed
was om naar,u te vertrekken) hierdoor opgehou-
den wordt, terwijl ik eenige regels op denzelven
te rug fchrijve, zo heeft die dolleman , die mee
ongeduld haakt om het gezelfchap van een fterven-
den Belton, tegen dat van eenen al te leevendigert
Lovelace te verwiiTeleri, een Supplement van vloe-
ken tegen den Haarenden knaap'er aan gehegt, het-
welk grooter U dan mijn boek--- 'En ik onder-
nam niet om den Beer van de tanden van zulk een
lompen Hortd te verlofTen, nademaal hij ter deezer
gelegenheid de befcherminge niet van mij vei dien-
de, welke ied^r meeiler aan een goeden knegt ver-
fchuldigd is.
Hij heefc nog met vloeken tegen hem niet ge-
daen; want terwijl hij op het Voorplein-omwan-
delt met zijne tlevels aan (de arme vent zijn paard
gereed maakende, en dus niet in ftaat om van hem
af te geraaRen) valt hij hem zonder genade op hec
lijf; en ik zal zijn ongeduld vermeerderen (nade-
maal hij juift onder het venfter zijnde daar ik fchrij-
ve, maakt dat ik mijne aandagt niet kan houden
bij mijne pen) door u te melden, hoe hij mijne
ooren, zo wel als die van den karei, vervult mee
mm
-ocr page 307-Juffer CLARISSÄ HäRLOWE. 277
Hee, Seigneur! En G-d doem je, Seig-
ziin —.
neur! En waorc g{j mijn knegc , jij hond jij ! En
moet ik hier wagten tot dat de middag-zon mij toe
parkeraent verfchrokt, om het verzuim^ van zulk
een dronken fchurfden hond? - Gij liege
het, hondsvot! ---Gij^liegt het,, zegge ik
u - [Ik hoore de ftera van^den karei in ee-
nen nederigen verfchoonerjden -toon, i<;hóon nier;
onderfcheidenlijk] Gij liegt h£t, gij hond! --
Ik zou wel luft hebben om u mijn zweep door uw
dronken hals te ftoQten ; Verdoemd mag ik zijn,
zo ik zulk een fchobbejak niet het v^l van zijn rug
zou ilroopen, zo gij de mijne vvaarc, en daarvan
honds-leeren handfchoenen laaten maakcö .vqor u^·
we broeders fchobberts,,, om të draagen ter gedag-i
teniiTe van pwQ mishandelingen jegens zulk eea
heer, ■ / - <
Het arm paard moet Ijierpm lijden, t^.ijfltele
ik niet; want, Wat nu! en,*fta ftil,. verdoemd,
iroept de karei, met een fchop, onderftelle ifc,
.welkes hijzelve beter verdient; want ,deeze vle-
gels zijn, daar zij kunnen , Mowbrays en Lo-
velaces tegen menfch of beeft; en hem^nicL dyj-
vende antwoorden, moet het arm paard het ont-
gelden.
Zo ik hoore, is de karei hetjuift ontkoomen^
alzo het paard (beter geroskamd dan gewoonlijk,
onderftelle ik, en in de helft van den gewonnen
tijd) door zijne klinkende hoef-ijzers., en Mow-
bray's ftilzwijgen, mij te kennen geeft, dat ik nu.
mag voortfchrijven ; En dus zal ik u betuigen,
dat ik in de eerfte plaatze (al hoe weinig agt ik
geeve, al zo wel als ^ij, op drooinen^ wel gaarn,
S 3 ' mxk
\
h
■t
}
2ien zou, dat gij den uwen ter harten namt; want
jk kon u wel zulk eene uitlegginge van denzelven
geeven, dat gij daarvan miiTchien z;oudt ijzen: En
dat wii ik wei doen, indien gij mij om dezelve
vraagr.
Mowbray roept van het Voorplein aan mij,
Dat het .een vervloekt heete dag is, en dat hij
zal verbraaden door op den middag te rijden : En
dat de^ armé Belton verlangt Öm mij te zien. Dus
zal ik 'er alieen mijn ernftig verzoek bijdoen, dat
gij dog alle gedagten wilt aan een kant ftellen van
de Lady té zien, indien gij haar, als deeze u ter
hand koomt, niet gezien hebt: En dat het vriend-
lijk zijn zou, zo ^j kwamt om , voor de laatile-
maal dat gij uwen armen vriend ooit zien zult, de
zorg voor hem met mij te déelen; en in hem te be-
ichoüwen, welk, in weinig tijds, uw lot en het
mijne zijn zal, en dat van Mowbray, Tourville, en
de reit van ons — Want wat zijn Tien, Vijftien,
Twintig, of Dertig jaaren, als men daarop te rug
ziet; in het langit van welke tijdperken wij hierna
alle miiTchien ai met het ftof vermengd zullen zijn
waaruit wij zijn voortgekoomen.
v\
i '
Juffer C^AIIISSA HARLOWp. ^79
LIL BRIEF.
J)e Hr, Lovelace, aan Jan belforis^
Schïldkti,
J
<
Woemdag-ogund\ den van ^ug-^.,
Geheel vol leeven, waarde Jantje, en in vei:-
ïukkinge ί - Waarrchijnelijk is. het^ dat ik
nog eecs. weer een gelukkig, man zal worden!
Want ik heb.be een Brief (»ntvnngen vaa mijne be-
minde Juffer HARLOWE; in gevolge van dien „
onderftelle ik, welke ik in mijnen laacilen meldde
dat van iiaare Ziifter koomende voor haar gebragt
Wierde En ik gae terllord op reize naar Birkfhi-
re, om den inhoud te toonen aan Lord M. en de
gelükwenichlngcn van alle mijne bloedverwanten,
(dieswegens te ontvangen.
Ik ging.gifteren-avond,nog» zo als mijn voor-
neemen was, aaa het huis. van Smith : Dog hee
lief fchepzel \vas bij Tienen nog niet weerom ge-
koomen. En, bij Tourville aangaende, nam iit
hem mede naar huis,en deed hem mijne Muifenes-
ten mij uit het hoofd zingen. I;k ging taainelijk
wel te vreeden te Twee uuren naar bed; had hel-
dere en geneuglijke droomen (niet., eenen zo ver-
fcbrikkelijken , als waarvan ik u berigi gegeven
hebbe); en deezen ogtend te Agt uureji, zq als.
ik mij kleedde, om in gereedheid te zijn tegen de
m
wederkoomil van mijnen vent, welken ik had uit-
gezonden om naar de Lady te verneemen, wierd
mij deeze Brief gebragc door een draagiloei-
Robert Lovelace, SchUdkn,
Din^sdag-nagt ^ te u tmre?i (den 22. Aug^
Mijn Heer,
Ik hebbe u goed nieuwste berigten. Ik gae,
iv.et allen fpoed vertrekken naar mijns Vaders Huis.
Mij worde hoope gegeven, dat hij zijn arm boet-
vaardig kind -lal ontvangen met eene goedheid,
die hem bijzonderlijk eigen is; want ik ben dóór
en door verbH.jd'mec de verzekeringe van eene vol-
koomene Ver-iioenlnge, door de bemiddeiinge van
eenen dierbaaren gezegenden vriend, welken ik al-
toos beminde en eerde. Ik ben zo bezet met mij-
ne voorbereidinge tot die gelukkige en lang-ge-
wenfchte reize, dat ik geen een oogenblik kan raiiien
tot eéP!ge andere bezigheid, alzo ik verfcheidene
zaakcn van de uiterile aangelegenheid eeril hebbe
te beichikken. Dus, bidde ik, mijn Heer, ont-
ruil uf iloor mij daarin niet -- Dit fmeeke
ik u dat gij niet doet. Mogelijk zuk gij mij ter
zijner tijd kunnen zien ten huize van mijnen
Vader, ten minilen, zo het uwe eigene fchuld
niet zij.
/
-ocr page 311-ïk zal een Brief fchrijven, welke u zal gezon-
den worden, als jk daar gekoomen en ontvangen
ben: Tot welken tijd toe, ik blijve, &c.
Clarissa Harlowe.
»
Ik vaardigde van ftonden aan een Brief af aan
het lief fchepzél, haar met de dankbaarite blijd-
ichap verzekerende, „ Dat ik terftond zou ver-
5, trekken naar Berkfhire , en den uitflag af-
5, wagten van de gelukkige Verzoeninge, en de
5, bekoórelijke hoope , waarmede zij mij vervuld
5, heeft. Ik ftortede duizend zegeningen over haar
„ uit. Ik verklaarde,'dat het de betragtinge zoii
zijn van mijn gantfche leeven , om zulk eene
,, alies overtreffende goedheid te verdienen : En
dat; 'er niets was, het welk haar Vader of vrieri-
„ den van mij zouden eifchen , waarin ik niet
,, Qvahdarenthalven zou bewilligen, om eene zó
,, wenfchelijke Verzoeninge te bevorderen en te §
3, volbrengen. „
Ik zönd dien met alle haart voort, zonder
daarvan eene copij te néemen; en ik hebbe bevo-
len de karos mét zes paarden gereed te maaken ;
en dan voort naar M. Burg! Geef mij maar eens
feennis, hoé Belton vaarr. Ik hoope dat 'èr een
Brief van u op weg is. En indien de arme knaap u >
iniiTen kan, haafl: u dan, gebiede ik u, om te koo-
nien bij deeze regt godlijke Lady, en 'haar ten
diend:. te ftaen. MiiTchien zou het anders wel kun- λ
nenzijn, dat gij haar in geen maanden zagt; ten
minden niet, terwijl zij Juffer HARLOWE is. En
begunilig mij, zo het'mogelijk is, met een Brief
S 5 voor.
-ocr page 312-DE HISTORIE vaiï
voor dat zij vertrekt; waarin gij deeze edel-
moedige veranderinge aan mij beveiligt en daarvan
reden geefc.
Dog wat is het noodig de redenen daarvan te
geeven ? Het lief ichepzei kan geen v^rtroollinge
zelve ontvangen, of zij moet dezelve aan anderen
mededeelen. lloe edel is dit.' In l;iaaren tegen-
fpoed wilde ze mij niet zien; dog zo dra begint de
Zon van voorfpoed haar niet te befchijnen, of ai]
yergeefc het raij.
Ik weete wel, aan wiens bemiddelinge dit al-
les te danken is. Aan die van Co). Morden. Zil
beminde en eerde hem altoos, gelijk zij zegt: ün
hij beminde haar boven aile zijne nabeilaenden.
Ik zal nu overtuigd worden, dat 'er iets in,
droomen ileckr. De woHc, die zig opent, is de,
ïièbijzijndeVerzoeninge. De blinkende Gedaante,
welke mijne Bekoorfter door dezelve opHeft in een
heinel rondom vol bezet met gouden Cberubims,^
en Seraphims, geeft d« bekoorelijke Jongetjes en
Meisjes te kennen, welke de vrugten zuüen zijn
van deeze gelukkige Vörzoeninge. De driemaal
herhaalde verwelkoomingen, zijn die van haare fa-
milie , die nu niet meer voor onverzoenbaar te
houden zijn. Nogthans zijn ze evenwel ook
eene familie, met welke mijne zißl niet mengen
kan.
Maar war is dan mijn hals over hoofd neder
tuimelen door den grond in een vervaarelijk hol,
ik daaletiäe tQxwï]\ zij opvaart^. Ho! dit is 'ε
{legts;het zinfpeelt op.mijn afkeer tegen het huwe-
lijk: Hetwelk een grondlooze put, een afgrond,
en ik weete niet wat is. En ik ondexftelle, dat
Μ ■ ί ^
mÊÊÊÊÊÊÊÊÊimÊ'
-ocr page 313-waare ik niet ontwaakt in zulk een ^vergiftigen
ïchrik, ik in eenigen rivier op den grond des hols
zou zijn ter neer gedompeld, en dan (van mijne
voorgaendé ongeregtigheden gewaflchen of gerei-
nigd) door die zelve blinkende Gedaante (aan des-
zelfs grazigen o'èver opi mij wagtende) gevoerd
ïiaar mijne beminde Meid; en dan zouden wij met
cherubijnen en gejuich en vreugdezangen hebben
aangehouden' tot aan het einde der hiibrie.
Maar wat zijn de ^warte fleepènde mantels
en I tabberds van Lord M, over mijn aangezigt
geworpen? en wat'zijn die van de Ladys? Och,
jan 1 die hebbe ik ook al : Zij geeven niets tec
wereld te kennen, dan dat Lord 'M. zo goed zal
zijn om te gaen legge« fterven, en mij alles na te,
laacen wat hij heefc^ moge uwe goedaartige
ziel dan ruiten, eerzaame Lord M!
Lady Sara Sadleir en Lady Ëlifabet Lawrance
zullen ook gaén fterven,en mijiuiligeiegaaten na-
iaaten.
Juffer Charlotte en haare Zuilers - Wat
zal van haar worden f - O! zij zullen gevolg-
lijk in den rouw zijn over haaren Oom en Moeijen
—Dat is billijk!
Wat belangt het infchieten van Morden door
hetvenfter, en zijn roepen. Sterf, Lovelace, en
wees verdoemd, indien gij de verongelijkinge van
mijne Nigt niet wik vergoeden! Dat is alleen,
dat,hij mijeene uitdaaginge zou gezonden hebben,
waare ik niet gezind geweeft om de Lady regt te
doen.
Al wat mij mishaagt, is dit gedeelte ?an den
droom. Wam zelf in een droom zoude ik niet
gaars.
Λ·
) \
fijaarn geagt willen worden mij door bedreigingen
ioc een zekeren maatregel te laacen brengen, al
fchoon die mij nog zo wei behaagde.
En dus veel wat aargaec mijn propheecifchen
droom.
Lief bekoorelijk fchepzel! Welk eene ontmoe-
dnge zal dat zijn tuflchen baar en haaren Vader en
Β ioeder en Oomen ί Welke verrukkingen, welk
€en vermaak, zaldeeze gelukkige, iang-gewenrch-
te Verzoeninge aan haar pligtmaatig hart verlee-
r»en.' En inderdaad,mij dunkt ik magnu^blijde zijn,
dat zij zo pligtmaatig jegens hen is j want haare
pligcmaatigheid jegens ouders is een overtuigend
bewijs voor mij, dat zij alzo piigtmaatig jegens
haaren man zal zijn; Nademaal eene beredeneer-
de pligtmaatigheid in allen cpzigte zigzelve ge-
lijk is.
Welnu, Jan, eijlieve, ik ben zo zeer niee*
te befchuldigengeweefl:, dan gij wel denkt: Waiic
hadde ik het niet gedaen, die haar in zo veel w&·
derwaardigheden gebragt hebbe, zij kon de vreug-
de nog genootm nog verleend hebben, waarmede
zij nu alle overilroomd zullen worden. Dus koomc
hier groot en duurzaam goed voort uit een korttij-
dig kwaad.
Ik wiil: wel, dat zij haar (den roem en glorij
van hunne familie) te veel beminden, om het lang
uit te houden ί
ik wenfchre wel, dot ik Arabella's Briefeens
kon gezien hebben. Zij is altoos zo zeer ge-e-
cÜpfeerd van haare Zufter, dat ik durve zeggen,
dat zij deeze Verzoeninge aan haar zal hebben
bekend gemaakt met een inmengzei va» fraaakloos
vqgE
m
V
k
ν ■ ■
JüFFER CLARISSA HARLpWE. ït^
vogt en alfem ; en haare noodiginge moet ze-
kerlijk vloeijen iii den.laffen köud-water-ftijl.'
- Ik zal. ook verlangen naar het zien van deh be-
loofden Brjef, als zij ten huize vaïi^Haaren Vader
geküomenis, weike^ ik-hoope dat, een Berigt zal
geeven van de wijze , óp weike^,.zij zal óncvangeii
worden, ,, , . ........ .
, Daar is evenwel eene fomberheid, dunkt mij^
in den jlijl van. haaren Brief, welke mij te' gelijk
behaagt en aandoe^^ Dog^dewijl het blijkbaar is,
dat ze mij nog^beminc, en mij ,haafl: hoopt te^zien
ten huize .van,-haaren,; Vader, kóride zij métNvel
vermijden van - eei? weinig fomber^ s^^en haff-be-
fchaamd te zijn [lief bloozend mooij fchelmtje! j
om haar liefde te bekennen, na dat ik haaf zo be":
handeld hebbe. · . ■
En dan haare ondertelteninge : Tót "joelkm
tijdioe, ik blijveCLAKlSSA HARLOWE;
Zo veel zeggende als. Daarna, indien het uws
eigene fchuld niet is,?izal ik zijn CLARISSA
LOVELACE!
O mijne waardile Liefde! Mijn 'skoos edel·^
moedig en aanbiddelijk fchepzel! Hoe' ze'er ver-,
hoogt deeze uwe vergeevelijke goedheid 9/is beidé',
■■ Mij, doordien ik u daartoe.gelegenheid ge-
geven hebbeU , doordien gij äezelve zo heerlijk
hebt aangewend .ten uwen ^voordeele, en ter eeré
van ons beide! „ '
En indienίgij, mijn bemindfcjiepzel, de oa-
volmaaktheden ivan uwen aanbidder maar'wilt door
de vingeren'zien, en nieti^de Huisvrouw tegert
mij fpeeleu ·. Indien, terwijl de bekooringen vm
'Nieuwigheid nog haare krage bij mij hebBen, hec
ge-
-ocr page 316-De historie van
gebeuren moge dat ik wierd afgetrokken door dé
juft tot minneranken, eu boeveitukken, in welker
ontweipinge ën voortzettingè mijne Ziel vermaak
fchept, en indien gij uwe oogen niet wilt openzet-
ten op de dv/aasheden mijner jeugd [eens ftaacs,
die haaft vborbijgaet!] zal ieder buiteniprong die°
nen om u maar te dierbaarder voor mij le niaaken,
tot dien tijd foe, en die tijd zal zeer korc zijn, dat
ik het Zinnelijke zal tê boven Jcoomen; en dan be-
koord op uwen ziei-aantrekkelijken omgang; en
zo verre gebragc, dat ik mijnen voorgaènden wan»
del veragte; zal dät geen, 't wèlk ik nu van verre
als een moeijelijken pligc aanmerke, mijne blij-
moedige ver kiezi η ge 2ijn, en gij zult het middéf»
punt zijn van alie mijne gèneügte!
V
Mowbray is zo even met uwe Brievert aangi-
Icoomen. Ik befluite derhalven mijn aangenaam"
onderwerp, om mijne aandagt te wenden tot een
ander, hetwelk ik vermoede dat zeer ijzelijk zijn
zal.
Ik hebbe den ruwen vent bewoogèn om mij
morgen te vergezellen naar Berkfhire, alwaar ik
hem de roeftzal afvijlen, waarmede hij in zijne op-
paflinge van den armen knaap bezet is.
Hij betuigt.mij, dat hij door toedoen van dcfn
ftervenden Belton, én preekenden Belford te za-
men, in deeze drie dagen zigzelyen niet zijn zal :
En zegt, dat gij de zwakheid van den ongeluk-
kigen knaap nog erger maakt, in plaatze van
vi j
JüFFER CLARISSA HARLOVm· Ï2f
hem moed te geeven, om hem zijn loc te helpen
draagen.
Hec is mij leed, dat hij zö zwaar tik over zijn
onvermijdelijk loc. Dog hij is lang ongèfteld ge-
weeft; en ziekte ontbindt den geeft zo v/el als hec
lighaam; gelijk hijzelve zeer nadruklijk bij u aan-
merk te*
De Hr, I40VElace, aan Jan Bélford^
Schildkttm
J'·
Woemd, Avond,
Ik hebbe uwen ijzelijken Brief gelezen
Armé Belton! vi'elk eene menigte van vrolijke uu-
ten hebben wij te zamen doofgebragt I Hij was
een fchroorblooze, blijgeeftige vent: Wie zou
gedagt hebben , dat alles eindelijk op zulk een
fteerflagtig gejammer en fchrik zou uitdraaijen?
Maar Waarom vertrooftedt gij den armen ka-
rel niet omtrent het Gevegt tuflTchen hem en dien
Laf-aart Metcalfe ? Hij handelde in dat ftuk als een
man van regtfchapene eere, en gelijk ik in dezelve
omftandigheden zou gehandeld hebben. Betuig
hem dat ik dit zegge; en dat hij niet kon helpen nog
voorzien, hetgeen 'er gebeurd is.
Zommige luiden hebben zo veel aandoeninge
van de fchrap van het punt eenerfpelde, als ande-
re
2§8
re van den ftoot van een Degen: En wie kati
lefs zeggen wegens de gevoeligheid van zuike
kwanten? Meicalfe vy;ilde zig vergramd tooneri
wegens zijne Zuilér, wanneer zijne Zufter zig niet
vergramd toonde voor haarzejve. Had zij haareii
ï3roeder verzogt om zijne beichermihge en vergel«
diDge, dat zou een andermans zaak geweeil zijn,
om Lord M.'s Ipreekwijze te gebruiken: Maar zij
dagt zelve, dat haar Broeder een fnoeshaan was,
Öm dat hij zig onverzogt met haare zaaken bemoei-
de, en wenfchte nergens om dan om maar ordent-
lijk en ftilletjes verzorgd re worden in haar Kraam-
bed 5 en was gereed pm het hierop te laaten aan*
koomen, of zijniet zijne cor feiende ter haarer gun-
fte zou kunnen Be-Maintenon-en (a) en hem
daartoe krijgen dat hij haar trouwde, als de kleine
vreemdling voor den dag kwam; want zij wifl; weilé
éen gemaklijke goedaartige knaap hij was En in-
derdaad, indien zij hem daartoe had overgehaald^
zoude het wel gelukkig voor beide kunnen geweeil
zijn; nademaal hij dan niet zou geraakt zijn aan zij-
ne vervloekte Thomafine. Maar deeze haare ge-
dienftige Broeder voorwaar moeft 'er zig ih ilee-
ken. Dit maakte, dat van eene beuzeling eenè ge«.,
wigtige zaak wierd : En wat kwam 'er toen van?
Metcalfe daagde hem voor den degen ; Belton
ontraoetede hem; ontwapende hem; fchonk heni
zijn
(a) Men verhaalt, dat Madame de Maititenon Lodewljk dctï
XIV. Koninj; van Vraiukrijk, in zijnen ouderdom (dcor zij-
ue icgenfpoedcn in het veld neerflagtig zijnde) ovcrh'aaldc oiii?
haar te troiiwcn, om dns als zijne conicientic geruit té ücl-
len over de vootgacnde ongebondenheden van zijn keven^
•waaraia zij dc verlicicn van zijnen ftaat toefehreeS.
Juffer CLARISSA HARLOWE. 28^
iijn ]ee<fen : Maar de vent, tederder gevoel heb"
bende in 7.\]\-\Huid^ dan in zijn Hoofd^ een fchamp-
ftoot hebbende gekreegen, zettede den fchrik :
Hieruit kwam eerit een klein gezwel, daarna eene
koorts, en toen ftieifhij. Dat was bet al. En
hoe kon Belton dat helpen ? —^- Dog ziekte ^
eene langduurige verdrietige ziekte, doet alles als
een bullebak voorkoomen aan een kwijnend hart»
dat zie ik wel. En zo verre kwam Mowbray wel
ύ propos mee zijné verfen uit Nat, Lee^ die gij
hebt uitgefchreeven.
Geen man, die vjijs is, vreefl het enkel (ier-^
ven; is een mifflag , gij moügc zeggen, of uv^r
fchrijver mag zeggen, wat gij wilr. En uwe zwie^
rige omhaalen omtrent de natuurelijke tegenilrij-
digheid tuiTchen leeven en dood, is een bewijs
hiervan.
Ik moet ü zeggen, Jan, dat ik, over het ge^
heel, zo veel bebaagen hebbe in deeze wereld;
fchoon de wereld (om daarvaii eene perfoon te
iriaaken) zig in zommige ftukken als een fchelm
tegen mij gedragen heeft; zo veel vermaak vinde
in de geneugten dér jeugd; in mijne wereldfche
vooruiizigten tèn aanzien van goederen; en nu,
koftlings, in de bekoorelijke hoope mij gegeven
van mijne dierbaare, driewerf dierbaare, en eeu-
wig dierbaare CLARISSA; dat ai waare ik zeif
verzekerd, dat na dit leeven niets kwaads te koo-
men ftond, ik zéér ongenegen (heel zeer bevreesd^
indien gij het zo hebèen wilt} zou zijn om mijn
leeven en dezelve te zaaien af tc leggen; en èg-
ler, als het op het verdeedigen van het Punt vari
yil. Deel. Τ Ee^
Eere aankoomt,vreeil geen menfch den dood mini
der dan ik.
Doj^ ik hebbe nog lufl: nog ledigen tijd om u-
we looden redenen te weegen; ten zij bij het blok 5
of zo ais gij zoudt zeggen, bij den klomp.
Als ik uwe Brieven te rug zende, zo laat mij
dezelve eenigen tijd hierna weder toekoomen, dat
is te zeggen, wanneer ik getrouwd ben, en wan-
neei de arme Belton half-vergeten is; of wanneer
de tijd den eerzaamen knaap onder het getal der-
geenen gcbragc heefc, welker verlies zo lang ge-
jceden is, dac wij met meer vermaak dan fmerte
aan hun gedenken kunnen; en dan zal ik ze moge-
lijk eens ernftig doorleezen, en zo diep als gij wilc
het onderwerp met u doorgronden.
JVanneer ik getrouwd hen^ zeide ik? *
Hoe vreemd klinkt dat!
Ik moet met geduld wagten naar hec gezigt
van dit bekoorelijk fchepzel, tot dac ze in haars
Vaders huis is. En egcer, daar de maar bloeijende
Schoonheid, zo als gij mij berigt, tot eene fcha-
duw verteerd is, zoude ik bij uitftek veel 1 uil ge-
had hebben om haar nu te zien, en eiken dag toe
aan den dag van mijn geluk; op dat ik het vermaak
niogr hebben van te befchouwen hoe lieflijk zij „
van uur tot uur, zal oprijzen tot haaren voorigen
Juiiler, door middel van dien ftaat van ruft en ver-
genoeginge, welke de plaatze van de voorgaende-
ilormen zal inneemen, op haare Verzoeninge mee
haare vrienden, en onze gelukkige Trouwverbin-
tenis.
Lm
iaMiiiSi
-ocr page 321-Juffer CLARISSA HARLOWE.
r
Be Hr, Lovelace, aan Jan Belford',
Wel nu dog, nu mijn hare een weinig meer
in ruft is, zal ik mij verwaardigen om korclijk iers
te zeggen op eenige andere paiTagies in üwe Brie-
ven.
Ik vinde, dat ik het u te danken hebbe, dat
liet lief fchepzel mijn bezoek ontwecken is. Dö
zaaken ftaen nu op zo goeden voet, dat ik het u
v^el moet Vergeeven; anders zoudt gij vernomen
hebben van dit nieuw ftaaitje van weeripannigheid
tegen uwen Generaal;
Geftadig gaet gij üzelven hoogen lof toemee-
ten, bij wijze van tegcnßellinge^ gelijk ik zeggeii
mag, tegen andere; uzelven zagtlijk en konftiglijk
laakende wegens hoedanigheden , welke gij ter
zeiver tijd voor lofwaardig wilt geagt hebben, eri
die gemeenlijk daarvoor geagt worden.
Dus ioudt gij in de houdinge, die gij aanneemt
omtrent uwe knegten, wel gaarn voor een magtig
goedertieren menfch willen doorgaen 5 en dat wel
ten kefte van Mowbray en mij, welke gij af beeide
als Koningen en Vorften jegens onze dienftboo-
'den. Nogihans flaagt gij altijd ongelukkig met u-
we onderneemingen van deezen aart, en kunt ons,
die u wel kennen, nooit gelooven doen, dat Dac
Τ 7. e^
-ocr page 322-eene deugd in u is, 't welk raaar het uitwerkze!
is van een iaf gellei en onveriland.
Weet gij niet, dat zommige menfchen in hutl
gedrag eene aangeborene Deftigheid hebben, wel-
ke hun meer ontzag verwekt door een Opilag des
g^zigrs; dan gij verkregen kunt door uwen flaau-
wen, of Mowbray door zijn Herken ftijl ?
Ik ben wel bekv/aam om een Vorft te zijn ,
kan ik u zeggen; want ik beloone wel, en ik draf-
je op 2ijn tijd en behoorelijk; en ik worde in 'c al-
gemeen zo goed gediend als eenig menfch.
De konil om deeze iaage fchobbejakken te
regeeren, is meer gelegen in de deftigheid van Ge-
inige, dan in Woorden; en gij zijt een droevige
kwant, die denkt dat goedertierenheid beilaet in zo
te handelen omtrent uwe knegten, als menfchen
moeten, die hen hun loon niet betaalen kunnen ;
of geheimen in hunne magtgefteld hebben, hetwelk,
zo ze geopenbaard wierden , hen van de gena-
de van zodanige fielten zou doen afhangen.
Wat nu mij belangt, die nooit iets deed, het-
welk ik mij fßhaamde te bekennen, en die meer
openhaitigheid bezitte, dan ooit eenig menfch be-
zat ; die eene fchurkerij bij haaren regten naam
kan noemen, fchoon van mijzelven bedreeven, en
(door mijne eigene gereedheid om mijzelven te be-
fchuldigeu) alle befchuldigingen van anderen voor-
koomen; die zulk een fchijnheilige niet ben, dat
ik wenfche, dat de wereld andere en betere ge-
dagten van mij hebbe dan ik ben -Mijn
werk is het, een knegt met mijn gezigi bij zijnen
pligt te houden, zo ik kan. Nog wil ik een hou-
den, die mijne meeninge niet weet te vatten uic
een
-ocr page 323-een knik, ©f een wenk; en die, als ik lache, niet
g<2heel van büjdfcliap verrukt worde; als ik mijn
voorhoofd fronfe, niec geheel vol fchrik zij. In-
dien ik trouwens een weinig hec fpoor bijfter ben,
draage ik alroos zorg om de fchobbejakken te be-
loonen voor het geduldig draagen van mijn mis-
noeg!.n. Dog dit ben ik bijkans nooit, dan wan-
neer een karei overmaatig dom is omrrent eenig
duidelijk iluk van zijnen pligt, of wijzer wil wee-
zen dan zijn meefter; en wanneer hij mij zal koo-
inen vertellen, dat, naar zijne gedagten, ihijdig te
bandelen met mijne ordres, de beÜe weg was om
mij dienft te doen.
Den eenen of anderen tijd zal ik eens een
kansje met u waagen over uw gedragen 't mijne je-
gens onze knegcen : En ik zal u overtuigen, dat
hetgeen gij wel voor goedertierenheid zoudt willen
doen doorgaen, indien het zonder ondericheid ge-
pleegd worde omtrent allerleije geilellen, u gefta-
dig zal ondeΓweφen aan de ongemakken waarover
gij klaagt; en wel me/· regi; en dat bij alleen be-
kwaam is om een meefter te zijn van knegten, die
hunne opmerkinge al 20 veel onder zijn bevel heelt
door een kmk^ als of hij een karei tot zijn pligt
eyliefde van den eenen kant, of van villen, eii
zvjeep'ftagen Ï^ïOik ^ gelijk MoVi/bray, van den an-
deren : Want deknegt, geivend uwen krui·^
penden ftijl te verwagten^ zal altoos meeiler van
zijn meeiler zijn j en hij die zo verdient behandeld
te worden als de ander, is niet gefchikt om de
knegt van eenig menfch te zijn, nog zoude ik zulk
een vent willen houden om de hielen van mijn paar^
te wrijven.
Τ 3 ÏK
wêM
Ik zal dies te gereeder zijn om over dit ftuk
met u in redenftrijd ce treeden, dewijl ik lloutheid
genoeg hebbe om te denken, dat wij bij geen een
van onze tooneeJfpel-digters , dat ik mij tegen-
woordig kan erinneren, een charader hebben van
een bediende van eene van beide Sexen, hetwelk
regt en goed getroffen is. Zo buitenfpoorig wijs
zim zommige ^QXi zotlijk gek weer andere^ en hei'
m zomtijcis in denzehen perfoon. Schaduwen ge-
trokken uit de heiFe en het fchuim van 't graauw
om de charaélers van hunne meefters en meefleres·:
fen te doen aiïleeken; ja zomtijds, hetwelk no§
ongerijmder is, met meer geeft ten tooneel ge-
voerd , dan de digter aan hunne meerderen beilee-
den konde. —— Enkel ßeen en ßaal om vuur
mede te ilaen —Of, om van leenfpreuk tp
veranderen, om tot wetileenen des vernufrs te die-
nen, hetwelk men anders niet kan te voorfchijn
brengen -- Of toe werktuigen , om te ge-
bruiken als de vliegwerken der oude digteren (of
de nog onnatuureiijker Alleenfpraaken} om eene
Onnozele lift aan den gang te helpen, of eene
noodige ophelderinge te verleenen, welke den dig-
ter de moeite befpaare van diep te denken om op
eene beter wijze zijn kluwen op te winden.
Hiervan ben ik wel overtuigd, dat (hoedanig
ik ook in de hetragtinge mag zijn tegen mijne ei-
gene knegten) gij nut zult trekken uit mijne he-
fpïegelinge, wanneer wij het ftuk koomen te be-
twiften. Want dan zal ik u overtuigen, dat, in
een tooneelfpel zo wel als in de natuur^-, de hoe-
danigheden van een goeden dienrtboode behooren
se zijn geirouwheid, goed verftand, bereidwillige
ge:
J4
Juffer CLARISSA HARLOWE. 28^
gehoorzaamheid, en ftilzwijgend ontzag: Datgee"
iligiieid in zijn ftand uitgenomen tegen ^ijne met"
gezellen, vrijpoibgheid zijn zou : Dat hij nooit be-
noore te onderneemen om zijn raad-te ,geeven :
Pat indien hij eens beftaen durve om Jn redenwisj
feünge te treeden over eenig onredelijk gebod , of
zulk een hetwelk hem zo voorkoome te zijn, hij
^at behoore te doen met onderdaanigheid en ont-
zag, en een welgevoegelijken tijd daartoe te nee^
jnen. Dog zodanige leflèn geeven de; meefte toor
neelilukken, welke ik hebbe zien vertoonen , waarr
in dienftbooden als weezenlijke iharafters in he|
fpel worden ingevoerd, of om eene zqer gewigtige
en lange rol daarin te fpeelen (hetwelk in zigzelf,
naar mijne gedagten , eene fouc is) zul-
kQ leiTen, z^gge ik, geeven zij, aan der Lijf-kneg-^
ten gallerij, dat ik niet verwonderd geweeft ben,
dat wij zo weinig zedige of vroome knegten vin-
den onder diegeenen, welke hunne beeren of vi^oU'·
wen dikwijls naar den Schouwburg vergezellen.
Paarbij hoe^elendig baarblijkelijk moet het welbe-
wuft gebrek van vernuft zijn in dien Digter, die
laag genoeg kan zijn om zig eene toejuichinge te
verwekken, of kragt by te zetten, door het wild ge-»
fchreeuw van de gelivereijde gallerij!
Dog dit onderwerp zal ik verfchuiven tot eene
betere gelegenheid; dat is te zeggen tot die gfluki-
kige, wanneer mijne Trouwverbintenis mee mijne
ClariiTa mij yerpligten zal, om het getal van mijné
dienftbooden te vermeerderen , en gevolglijk oi^
naaukeuriger onderzoek ie doen op hunne hoeda«^
ïiighedeii.
Τ
4
#
DE HISTORIE vaiï
ïs»^
Ψ
Schoon'ik het hoogft gevoelen hebbe, dat
een menfck kan hebben, van de edelmoedigheid
van mijne lieve Juffer ί larlowe, kan ik egcer om
de hagel geen reden vinden voor deeze aangenaam
me Vmnderinge in haare gefteldheid, dan op ee-
ne onderilelJinge. Op mijne eere en trouw. Bei-
ford, ik geioove waaragdg, als ik alle omilandig?
heden bij malkanderen vergelijke, dat het lief fchep-
zel zigzelve onverwagt vinde in den ilaat, waarin
ik zo viiuriglijk gewenfcht hebbe dat zij zijn mögt;
«η dat dit haar eindelijk doet overhellen om mij te
begiinftigen, op dat zij, ten huize van haaren Var
der gekoomen, haare zwangerheid met meer fat-
zoen mag draagen.
Indien het dus met de zaak gelegen zij, kan
men bekoorelijjc reden vinden van al haar verval
van gedaante, en haare bezwijmingen^ En het is
niet te verwonderen, dat zulk eene lieve nieuwe-
ling in deeze zaaken, in eenigen tijd, niet wift
waaraan zij haare menigvuldige ongeileldheden
had toe te fchrijven. Indien het dus gelegen zij,
hoe zal ik u uitlachen ! en (als ik van haar verze-r
kerd ben) de lieve nieuweling zelve ook, dat al-
le haare fmertelijke benaaudheden op een kleine
Jonge zullen uitloopen; welken ik meer zal be-
minnen, dan alle de Cherubims en Seraphims wel-
ke 'er naderhand mogen koomen; fchoon zulk ee?
ne menigte daarvan ilond te volgen als ik in mij-
nen droom befchouwde; waarin een overgroot
Γ_·
mmm
Joffer CLARISSA HARLOWE. Τφ
υίιφαηζεί des Hemels zo vol gepropt was' vän de*
zelve, als het bevatten konde! ; '
Ik zal uwen naaftvolgenden vreezen te ope-
jien, of die mij het berigt itibgc brengen van den
dood des armen Beltons. Nogthans, voor zo ver-
re 'er geen hoope van herftellinge voor hem 'is
--Dog wac zoude ik zeggen, ten zij de arme
man beter bereid waare — Dog uw zwaarraoe^
dig precken zal evenwel ook niet al te ve?I aandoe-
ninge op mij hebben.
Ik iluite uwe papieren hieiin: fchrijf gij de-
zehe voor .mij uit, of zendze mij weerom; want
daar zijn zommige dingen in dezelve, welke een
fierßijk mex]fch^''ter goevoegelijke' tijd^ niet be-
hóórt te ontwijken van in agt te fneemen : En
gij fchijnt diep in het akelig onderwerp te zijn
doorgedrongen - Dog ik zal hiervan af«»
ftappen, op d^t ik niet te ernilig worde.
***
***
Uw knegt kwam hier omtrent een uur gelee-
den aanvraagen ', of ook iets te beveelen had : |k
hoope derhaiven, dat gij deezen vroeg in den og-
tend krijgen zult. En indien gij mij eenig befcheid-
van u kunt laaten toekoomen, doe dat. In ver-
wagtinge daarvan zal ik het hier een uur of twee
rekken. Nogthans moetik morgen-avond, zo
het mogelijk is, ten huize van Lord M. zijn, al is
het nog zo laat.
Uw knaap berigt mij, dat de arme man bij-
kans in denzelven ftaatis, als toen Mowbray van
hem ging.
[È | |
tv |
ï |
' i |
■ |
f. 1 | |
f Γ | |
i |
■. SS |
ti
γ
Ί
Τ 5 2ouär
ι
? ί
J'i' I
-"Λ
-ocr page 328-, De HISTORIE van
Zoudt gij wel denken, dat deeze loeris Mow-'
bray bedroelH is, dat mijn geluk mee Juffer tlarlo-»
we zo na voor de deur ftaet? En, beguc, Jan,
ik weete niec wat ik 'er van zeggen moet, nu d^
vrugt binnen mijn bereik fchijnt te zijn -
Dog daar mag van koomen wat 'er wil, ik zal
voet bij het ftuk houden: Wanc ik vindCj djic :(Ιξ
wnder haiur niec ieeven kan»
LV. BRIER
Ds Hr^ Bei^ford, aan Rober-^ Lο vela-!
Ik zal mijn verhaal vervolgen, waarbij ik hei
Tiet in mijnen laatften.
Zo dra ik Mowbray had te paard zien ftijgen,
ging ik mij vervoegen bij den armen Belton; wel-
ken ik vond in vreezelijke doods-benaaudheden,
in welke hij ontwaakte, za als hij gemeenlijk
doet. -
De dodor kwam terftond daarna binnen; en
ik was verlegen met hetgeen tuiTchen hen voor-
viel.
De ftervende opende het tooneel met hem te
vraagen, met eenen zwaarmoedigen ernil:. Of 'er
niets , of'er in 't geheel niets voor hem aan te doea
waare ?
Zoudt
-ocr page 329-Juffer CLARÏSSA HARLOWE.' ap^
-1
De doélor fchuddede zijn hoofden zeïde" hem #
dat hij gelooide van neen? e- . i b
Jk kan niet, fterven, zeide de arme maii; ife'
kan xii^t 4snken om te fterven. Ik ben zeer be»
geerig om nog een vveinig langer te keven indien iï^·
maar bevrijd kon zijn' van deeze verfchrikkelijlce!
pijnen in mijne maag en hoofd. Kunt gif «mij nieo?*
geeven om mij nog eene week, maar ß^ene week^
taamelijk gemaklijk te doen doorbrengen op dat.
ik als een man raag fterven? ----- indien %
fterven ^^oet! ι ' *
Maar, doctor, ik ben een jong marl; itt'
den bloeij van mijne jaaren ' De jongheid'
is een goed onderwerp vooreen geneesheer om op
te werken: Kunt gij niets, in Η geheel niets, voor,
mij doen, doctor? ^ t «
'Helaas! mijn Heer, antwoordde zijn genees^
heer, gij zijt lang in een flegcen ftaat jgeweeft. ^ Ιίς
vreeze, ik vreeze, dat geen geneesmiddelen q hel-:
pen liunnen. - ^
• Daarop verloor hij alle gedqld ; Wat is dat\
uwe Konft mijn Heer ? -—-- Ik ben een ge-
heel jaarlang een iijdelijk werktuig gevveeft, waar-f
op van u lieden van de faculteit nasr uw welgeval-
len gewerkt is. Ik geloove waarlijk, dat hadde
ik ζυ veel do fes van tuig en vuilnis niet ingenomen ,
ik nu wel een gezond menfch zou geweeft zijn
■;;— Maar wie blikfem zou« eenige agtinge voor
Arcfen hebben, wier Kónft het is ons met hoo,*
pe teTullen, terwijl zij ons heipen floopen? En
daar gij niets, weet, geen e^n van u, dan bij gis-
finge?
Mijn Heer, vervolgde hij heftiglijk (en met.,
ί
/i'
"ï-
1«
-
-ocr page 330-|oö ÖE HISTORIE VAN
meer kragt van ftem, en zamenhang van reden ^
dan hij in verfchcidene uuren voorheen getoond
had} indien gij mij opgeeft, geeve ik ook u op
Het eenigfl; eerelijk en zeker deel van de
Geneeskunde is de Chirurgie. Een goed Chirur^
gijn is zo waard a!s duizend van u lieden. Ik ben
tlikwijls onder Chirurgijns handen geweeft, en heb^
ije altoos reden gevonden om mij te verlaaten op
hunne bekwaamheid: Maar tme Konil mijn Heer,
wat is die d»g? -- dan maar fmeeren, fmee·?
ren, fmeeren, laaden, laaden, laaden, bepleifte-
ren. bepleiileren, bepleifteren» toe dac gij eeril de
eetluft ten eenenmaal vernielt, en daarna het geftel,
om 't welk te helpen men u geroepen had. Ik
hebbe eens een metgezel gehad - Mijn
waarde Belford , gi} hebt den eerelijken Blomer
wel gekend -hij zou alzo fraaij een doélor
geweeft zijn, als 'er een is in Engeland, hadde hij
zig onthouden van overdaad in wijn en vrouwen;
en hij plegt altoos te zeggen, dat de Genees-konit
in *t geheel niets anders was dan eene beurfe-fnij-
ders vertooninge; en dat die beft kon gilTen, de
befte dodor was. En ik plegt hem ook wel te ge-
looven: En egter, zeer haakende te leeven, en
voor fterven vreezende, wat doen wij, als onge- '
fteldheid ons overvalt, dan 'er u bij te roepen? En
wat doet gij, als gij geroepen zijt, dan onze ziek-
ten te voeden, tot dat gij uit dwergjes reuzen van
dezelve gemaakt hebt? —^- En dan koomt
gij fleemen met geplooijde tronijen , wanneer gij
u fchaamt iets voor te fchrijven, of wanneer de
maag haar natuurelijk voedzel niet verdrängen kan,
Uit oorzaak van uwe vergiftige dranken, H&laas!
JüFFER GLARISSA HARLOWE. m
ikvréeze^ dat artfénij niet meer aan htm doen
kanl----Eh dat behoeft'ook niet, νναηηε^βΓ
dezelve den armen bloed op den kant des gtafs ge-
bragc heeft, die'al zijn vertrouwen Helde op uw^
vervlóekte olipodrigo's, en de vleijende hoop'e",
die gij hem gaft*
De doftor was het boekje kwijt ; ^ maar zei-
de, Indien wij ileiflijke menfchen,i?»y?ir/iy/& kon-
den maaken, en ^w/Z^^êt? , daa zoude^dit faU^^
met regt kunnen gezegd worden. . .
1 «UW"·*'-"·■·"■.-"■«" III»
< Ik misprees den armen man; nogthans ver-
fchoonde ik hem bij den geneesheer. Te ftervea^
■waarde doftor, wanneer wij, gelijk mijnl aröiè
vriend, zo begeerig zijn om te leéveri^jis eene
zaak die hard valt.- Wij hoopen ligtlijfc te veel^
niet bedenkende dat de Zaaden des Doods in ons
geplant worden wanneer wij beginnen te Jee ven,
«n epgroeijen, totdat zij, als voortloppend'On-
iruid, den tederen bloera des leevens verftikkejn/^;
welke in ons afneemt, naar maate dat Onkruid we-
lig groeit. Wij behooren derhalyen. al .vroeg te
beginnen met vlytiglijk in agt te neemen ^ wat on-
ze geitellen verdraagen kunnen, om düs, ^doo^
Maatigheid, het Onkruid uit te roeijen,- he§welk
^e grond meeft gefchikt is om voort te brengén ; of
ten minften, hetzelve klein te houden als het oji'
koomtj en niet verwagten, als de bloem.of plant
in den wortel verdord is, en het onkruid'in zijne
volle kragt, dat de geneeskonft de eene zal her-
ftellen, en het ander uitdelgen; wanneer dat an-
der, zo als ik te kennen gaf, van den tijd on-
zer geboorte in de gefteitenis zelve®is ingewor-
i-
•Étaurittl
-ocr page 332-/
feï De historié VA»
Deézé reden, Bob, 2ült gij eene Aartlg^
htid noemen; dog de Zinfpeelinge is welgepail;
en gij hebt mij nog niet geheel genezen van hec
Leenfpreukige;
Dat is'wel waar, zeide de doélor; 'gij hebt
eene goede leenfpreuk bijgebragc om de zaak op
te helderen. Hec is mij leed dac ik aan den
heer niets doen kan; en ik kan hem alleen ge-
duld ί en eene beter gemoedsgefteldheid aanprij-
zen» -
Wel, itiijn Heer, zeide de arme vertoornde
'itim, gemelijk op den doélor, dog nog meer op
den dood; gij zult mij ook mifTchien den naaften
in rang aan den arts aanprijzen , wanneer die niet
meer verrigten kan; en, zo ik onderftelle, aweii
Broeder zenden, dat hij voor mij bidde om die
'deugden, welke gij mij toewenfchti " ^
Des doi5lors Broeder, fchijnt het^ is een Ker^
kelijke in de nabuurfchap. " ■
Het was mij zeer leed, dat ik · dén Heer düs
2ag behandelen; én dat betuigde ik ook den armen
Belton, toen hij was heen gegaen: Dog hij bleef
ongeduldig, en wilde zig, zeide hij, de vrijheid niéÏ
'beneemen laaten van tegen een man te fpreeken,
die zo veel guinies van hem getrokken had voor
aiiets te doen, of erger dan niers, en nooit eene
liad van de hand geweezen, fchoon hij den ge-
■licelen tijd door wel wift dhr hij hem geen 'goed
kon dtoen.
Het fchijnt dac de heer, 'fchoon rijk, te boek
ftaet voor'grdtig naar Vifite-geld^ en de arme Bel-
ton voer voort met te fcheldéh op het buitepipoo-
rig Vifite-geld der Epgelfghe Doctoren, vergelee-
lÉl
ftn» ii'i
leen met dat van de voortreiFelijkile buiten *s Lands^
Maar ^ arme man ί hij Zou, gelijk de Turken, die
over een Generaal oordeelen naar het geluk dat
hij heeft (ongeduldig om dat hij denkt te moeten
fterven) den dcftor wel aangebeden hebben, en
hem driemaal zo veel niet misgund , hadde hij
hem maar hoope kunnen geêven van herftellin·»
ge. ^^
Dog niettemin moetik zeggenj daCjde'he^·«
ren van de faculteit maatiger behoorden te zijn met
hun Vifice.^eld, of meer moeite te doen,
om hetzelve te verdienen; want gemeenlijk koo-
ir.en zij flegts in eene kamer , voelen de pols van
den zieken, doen de waakftereenige vraagen, be-
kijken des lijders tong, en miflchien zijn* water;
gaen daarop zitten, kijken vergiftig prat en wijs;
en fchrijven. Het gouden falaris vindt de hand ge-
reed, en zij fpoeden zig weg, als of des ziekétt
kamer befmettelijk waare. Dus flenteren zij naar
een ander, en dan weder naar een ander, zo zij
luiden van groote praktijk zijn; zig beroemende
op het getal van viiiten , welke zij^ in een pg-
tend doen, en in hoe weinig< tijds zij dezelve 5·
leggen. Zij gaen ter maaltijd, en.ontlaaden hunne
zakken; en gaen weer op de jagt om dezelve te
vullen. En dus vergaderen zij, in weinig
tijds, overgroote fchatten; want, gelijk RatcliiFe
zeide, wanneer hem het eerfl: berigt gebragt wierd
van een groot verlies dat hem was overgekoomen,
Het was flegts met het op en afloopen van een
honderd trappen, te doen, om, het weder goed. te
inaaken. , ^ r j;^··
Juffr, Sambie (Bclton's Zuiler) had hem- ver.
fchei-
1.' t
ft
ï.
3 ©4 De historié van
fcheidetie maaien voorgefteld, een Predikant té
haaien om bij hem te bidden; maar de arme man
kon de gedagten daarvan ^ 2èide hij, niet verdraa·^
gen; want dat hij zekerlijk binnen een uur of
iwee daarna zou fterven : En hij was nog ai ge-
zind om te hoopen, tegen alle waarichijnelijkheid ^
dat hij tot herftellinge moge koomen 5 en vraagde
dikwijls ^ijne Zufter, of zij wel geen luiden zo
erg als hij was, gezien had, die genoegzaam als
^oor een wonderwerk, wanneer iedereen hen over
^af, weder waaren opgekoömen?
Zij, haar hoofd fchuddende ^ zeide hem,
vzulks wel èens gezien te hebben : Maar als zij
eens te kennen gaf, dat derzelvër ohgefteldheden
Tan eene heece natuure vl^aaren, en in welke eene
5cheidinge viel, noemde hij haar Zwäarhoofd^ en
"^obs frooßer; en beval haar niets te zeggen , in-
dienze niet iets gepafter zeggen konde, en hetgeen
voor eén ziek menfch gevoegelijker was té hoo-
'ren. En egter heeft hij, arme knaap'! zelve geen
hoope, zo als duidelijk blijkt uit zijne mismoedige
verbaasdheden ; in hoedanig eene, en wel eene
zeer vreezelijke, hij verviel ftraks nadat de doétor
' was weggegaeHé
iVoemdag, 9 iiüren, V' 'avonds,
1/
De arme man heeft, geduurende een uur gé-
leeden, in ftuipen gelegen, verfchrikkelijke ftai-
pen! O Heere! Lovelace, de dood is· eene ij^é- {·
lijke zaak! Op mijne eere, dat is hij! ---
Ik wenfchte welj dat gij ter deezer gelegen heid
'er
iM
-ocr page 335-JüFfER CLÄRISSA tmRLÖWÈ".
*èr Wäart tegenwoordig geweeft. Het is niet enkel·
hëc medelijden, 't welk iemand heeft met zijnen
vriend; maar daar de dood het gemeen lot van al-
len is, zien wij, in zijfjs doods·benaaudheden^
hoe het ten geénen dage met onszelven zijn zaL
Ik ben over en over als of 'er koud water bij mijn
rug waarëneergegooten,of even ais of ik eenè kou-
de koorts op het lijf had^ Ik was genoodzaakt om
'ermij van daan tebegeeven. En ikrchrijve,naauw-
lijks weetende wat ik fchrijve. —^ Ik wenfch^
te wel dat gij hier waart.
é
Schoon ik van hem ging, om dat ik 'er niet
langer blijven konde, kan ik alleen ook niet geruft
zijn, maar moet weder naar hem toe gaen.
Elf uurerii
~ Het einde nadert fterk!
Nogthans was hij bij zijn verftand, toen ik binnen
kwam - Maar al te wel bij ^ijn vcrilacd
arme man! Hij heeft iets óp zijn gemoed, zegt
hij, otn té openbaaren, 't welk de ergfie daad is
van zijn leeven ; ergef dan gij of ik ooit van hem
geweeten hebben, zegt hij. Het moet dan al zeer
inood zijn ί
Hij gebood dat iedereen uit de kamer, zoüdef
gaen; maar wierd van eene andere vlaag van .ftui-
|Ten overvallen, voor dat hij hetzelve openbaareß
VII. V kon-
Arme Belton!
En daarin lege hij nu te worilelen tufTcheïi
Dog ik zal weder binnen gaeo.
-T;
Een uur, V morgens.
Alles moet nu wel haafl: met hem gedaen zijn ï
Arme, arme knaap.' Hij heeft mij eenige ftukken
en brokken gemeld, van hetgeen hij begeerde te
zeggen dog alles zonder zamenhang , en afge-
broken door ilerveiide hikflagen en iluipirekkin-
gen.
Het moet ondeugend genoeg zijn, de hemel
weet het, zo veel ik 'er uit kan opmaaken! --
Helaas! Lovelace, ik vreeze, ik vreeze, dat hij
al te fpoedig aan het Capitaal van zijnen Oom ge-
koomen is.
Indien een menfch hier altoos ilond te Iee-
ven , dan mögt hem nog eenige verzoekinge be-
vangen om fnoode ftukken te pleegen, op dat hij
zig, zo als bet dan zou weezen, een altoosduu-
rend gemak, volop, en overvloed bezorgen mögt;
Maar, om den wil van tien, twintig, dertig jaa-
ren van een zober ieeven, een fehurk te worden
-— Kan dat dien prijs waardig zijn < daar zij-
ne confeientie hem ook dien geheelen tijd fteekt
en pijnigt! En als hij alles koomt te befluiten, mee
zulke doodlijk benaaude bedenkingen bezet is over
zijn voorgaende wangedrag! Alles zig dan als niets
vercoonende 1 Hergeen hij het meeli waardeerde ,
het walgelijkft voorkoomende! terwijl 'er niet ee-,
ne zaak in zijne gedagten koomen kan, gelijk de
arme knaap twintig en twintigmaalen zegt en we-
der:
lo6
konde
ieeven en llerven
dér zegt 3 dan die liiet angft en wroegingé verge-
zéid gaec 1 "......■ > , ,
Den armen man te hooren wenfchen, dat hij
nooit: mögt geboren zijn ί Hem te hooren bidden
dat hij naden dood mögt vernietigd worden! Gue·
de God! hoeijzelijk is datl
Uit deeze afgebrokene gezeggen, vreeze ik,
dat het zeer erg met hem is. r Óeen vergiffenis j
geen geaade, zegt hij meermaaien, kan 'er Voor
ftem te vinden zijn! ,
ik hoope, dat ik een behoorelijk gebruik yari.
deeze les zal maaken. Gij moogt mij uiciachen zo
Vêèl gij Wilt; dog ik nimmer, nimmermeer^ dé
vrijheden neemen, die ik wel genomen hebbe;
Kiaar zo dikwijls ik in ver^oekinge koome j zal ik
dénken aan de doods-benaaüdhedeQ vanBelton,en
wdke mijne eigene zijn mogen.
Donderdags Drie uur en ^s morgèmi
Hei is nu met hem tot den laatftén ftiik gekoo-
men - Het ratelt hem in de keel -—r- Hij
heeft genoegzaam elk minuut eene nieuwe ftuip-
trekkinge! Hoe ijzelijk is hec met hem geileld! Zij-
ne oogen zien 'er uit ais bewaafemd glas! Zij
draaijen zo vervaareJijk nier meer; ftaen volilrekc
ftljf: Zijn aangezigt mismaakt^· en uitgerekt, door
zijn nedervallende kaak , en wijd opengetrokken
©ogbraauwen, met zijn verlengd gerimpeld voor-
hoofd, tweemaal zo lang als gewoonjifk, naar het
fchijnt. Het is, het kan het aangezigt niet zijn
van Belton, van «wen, en mijnen Belton,· weiken ν
wi|
V
-ocr page 338-De HISTORIE va^
wij mêt ÉO veel geneugte wel befehouwd li^beiï
onder eene gezellige vies, onze ftukjes elkandereiï
vertellende, die ten geenen dage ons mogelijk voor
de fcheenen zullen fpringen, en om doen jamme-
ren , gelijk ze hem zeer kort geleeden deeden —
dat is te zeggen, terwijl bij kragt had om te jam-
meren; wanc nu is zijne ilem niec meer hoorbaar;
geheel binnenwaards, weg; zelf fpreekt hij niet
meer met zijne oogen : Nogthans, wonderlijk 1
hoe kan hec weezen? fchudc het bed onderhen®
als eene wieg.
Vier mretté
Helaas! hij V been! Die zügt, die fchrik-
keiijke zugt,
ÏFas V laatji •uaar'wel der ziel, ^eßaakt in
vrijer lugt:
'De worfleknde Ziel, voor haar vertrek be«
dußt,^
'i \ Zei "i lijf vaarwel- f^loog <weg '
f·. ach! ach! waarheen gevlugt'^
' j , _
• Nu is alles over inderdaad! ---- Arme,
arme Bekon! Ter deezer tijd weet gij, of uwe mis^
daadeii de maat van Gods bermhartigheden te bo-
j ven gingen i Nu hebben elks zorgen en oppaffin*
' ge een eindeNu weeten wij, uwe vrienden, ——■
Arme Belton f - het ergfl: van u, ten aan-
zien van dit leeven ί Gij zijc ontflagen uic onver-
y draagelijke pijnigingen van lighaam en geeft beide t
ι !
Μ
! O mogten die pijnigingen, en uw berouw, eene,
.......- - ■ ' -^giglligigjll^
-ocr page 339-genoegzaame boete zijn voor uwe misdaaden, cb
moge gij gelukkig zijn tot in alle eeuwigheid!
Men betuigt ons, dat God den dood , den·
geeßlijken dood van eenen Zondaar niet begeert:
Eu het is zeker, dat gij diep berouw gehad hebt!
Ik hoope derhaiven, voor zo verre gij niet zijl af-
gefoeeden in het midden uwer zonden door het
zwaard eener verongelijkte vriendfchap , hetwelk
gij meer dan eens gebraveerd hadt, [den vreeze-
lijkften dood van allen, naaft den Zelf-moord, na-
demaal die geen gelegenheid geeft ter bekeeringej
dat dit eene genaderijke blijk is, dat uwe boetvaar-
digheid is aangenomen \ en dat uwe langduurige
ziekte, en vreezelijke doods-benaaudheden in der-
zei ver laacfte perken , uwe eenige ftrafFe geweift
Ik wenfchte trouwens wel, van harten
wenfchte ik wel, dat wij een ftraal van trooil; had-
den mogen, zien daalen op zijnen ftikdonkeren
geeft, voor zijne verfcheidinge. Maar alles was,
helaas ! tot den laatilen.fnik toe,r niet anders dan
fchrik en verbaasdheids En mijne eenige vreeze
ontftaet hieruit, Dat men hem, voor de vierlaatile
dagen zijn leevens,"niet kon brengen in de gedag-
ten dat hij fterven zoude , fchoon hij voor maanden
al oogenfchijnelijk afnam; en dat Wj in_dien waan,
maar al te weinig geneigd was om zig te begeevên
nan eene ernftige voorbereidinge tot eene reize, wel-
Ise hij hoopte dat hij niet zou genoodzaakt zijn om aan
te neemen; en als hij begon te dugten, dat hij de-
zelve niet zou kunnen uitftellen, zijn ongeduld, en
fehrik, en fchroom, maar al te weinig toonde van
die toev^rlagt engelaatenheid,^ welke detr^oftlijk-
V ^ · fte
4. ff IM
fte bedenkingen verfchaffen aan de vrlenden'y%n
den ilervenden, zo wel als aan den ftervenden zei-
ven. ·'
Dog wij moeten den armen Belton overlaatea
■aar) die Genade, welke wij alle zoo zeer noodig
liebbe-n^ en wacmijzelven belangt (doe gij> Lovelti-
ce, en de refl: der broederichap, zo als gij wilt) ik
'hebbe beilooren, om met allen ernil te beginnen mee
"mij te bekeeren van mijne dwaasheden , terwijl ik
' éene friiTe gezondheid, een onbelemmerd veritand
hebbe, en terwijl het in mijn vermogen is oraeeni-
ge vergeldinge te doen, zo na bij de herilellinge of
vergoedinge, als mogelijk is, aan diegeenen, wel-
ke ik verongelijkt of verleid hebbe. En fpoCgij vrij
voor het uiterlijke , en uit een punt van valfcbs-
kloeknwedigheid^, zo veel met dit mijn befluir als
gij wilt, voor zo verre niemand van u behoort tot
dte zoort van overgegevene en ongevoelige zotten,
die hun beft doen om niet te gelooven in een ^toe-
koomend beilaen , waarvoor gij vreeft; ben-ik ver-
zekerd, dat gij mij in uwe harten zult regtvaardi-
gen, zo al niet door uwe beSrij.ven'\ en ten gêe-
nen dage zult gij wel wenfchen-,' dat gij möt mij iti
hetzelve befluit hadt aangefpannen , en zult belij-
den dat daarin meèr gezorid versland· fteektj dan'gij
Tau miflchien bekennen wilt. - <
Zeven uur en, honderdag-ogtenä.
Gij toont u zeer begeerig, in uv.ren laatilen
Brief (mij zo even gebragt) om nog eens weer be-
fch^dvan mij te hebben y voor 4at gij vertrekt naar
i» ,
{ .
1
-ocr page 341--iJLj "iiyu.'i,««!.
Berkfhire. Ik zai derhaiven met weinige woorden
fluiten , over iiec eenig onderwerp in uwen Brief,
hetweik ik thans kan aanroeren · ..Én dit is de Brief
vm de Lady, van welken gij mij een afTehriftgege-
ven hebe. ■
Gebrek van ruft, en de^droevigevertooninge\
welke ik voor mijrie oogen hebbe, hebben mij ten
eenenmaaie onbekwaam gemaakt om van deszelfs
inhoud op eenigerhande manier de reden te.kunnen
bezeffen» Gij zijt daarover in blijdfchap opgeroo-
gen. Gij.hebt reden om ?odanig te zijn , indien
het is zo als gij denkr. En ik zou-u niet gadrnvan
uwe vreugde willen bèrooven" Dog ik moet zeg·»
gen, dar ik daarover verzet ftae,^ en het niet be-
grijpen kan, ' /
Deeiie vreemde Brief,'Lovelace, kan immers
geen verdigtzel zijti van uÉelven'·^, "qm'ëeriïg oog^
merk te bereiken, en mij te niisleïdetiT'^Nqgchans
kan dat van wegen den ftijl deszelfs'hiet wéezen;
iïoewel gij ook een volmaakte Proteus zijt, -
Hoe het zij, ik zal hiér^èeh 'woord meer bij-
voegen , na dat ik u verzogt hebbe deezen weerom
^e zenden, en u betuigd, dat ik ben '
.'i .,...
Uw.Qpregte en heil'wsnfchendß Vriend',.
\
3·
Λΐ
{f
Γ -rs
P.e Hr. Lovelace, aan Jan belforqy
Den 24 Aug, '0· Bonderd, Ogtemds,
ïk ontving uwen Brief zo goed tijds, door de
vaardigheid van uwen knegc, dac die mij gelegen-
heid geeft om een weinig volzinnen over denzel-
ven op papier te werpen. · Ik Jas Mowbray eene
paiTagie of twee daarvan voor ; en wij koomen
beide hierin overeen , dat gij den Treurtooq vol-
ilrektlijk nieefter zijt. i
Arrae Belton ! welk een verfchrikkelijke ilrijd
is uw laatile ftrijd geweeft! - Ik hoope,
evenwel, dat hij gelukkig is: En ik hebbe te
meer hoope daartoe, om dit'de hardheid van zijn
dood waarfchijnelijk zulke eene waarfchuwinge
ilaec de zijn voor u. Indien het die uicwerkinge
hebbe, welke gij verklaart dat het zal {hebben,
welk eene menigte van fchelmilukken «al het dan
voorkoomen! Hoe veel goeds zal het te wege
brengen! Hoe veel arme zielen zollen zig ver-
heugen over de gelegenheid (zo ze die te weeten
koomen) hoe naar die in zigzelve ook zijn mag,
welke haar eene vergoedinge zal aanbrengen van
verongelijkingen, onder welke zij gedrongen ge-
weeft waaren zig te vreede te ilellen ' Maar,
Jan,
-ocr page 343-Jan,;fchoon gij door den Dood van uw Oom een
rijke knaap geworden zijc, zijc gij wel verzekerd,
, dat het volbrengen van zulk eene gelofte u i^iep ge:
, lieel bankroet zal raaaken ^ . "
Gij zegt , Ik mag u uitlachen , zo ik ^wilj
ik niet, Jan: Ik houde het niet voor een .onder-
werp om te lachen : En ik ben van harten be-
droefd over het verlies, hetwelk wij alle lijden in
den armen Belton: En als ik een weinig in ftil-
te koome , en tijd overhebbe om de ijdelheid van
a^e ondermaanfche dingen 'te befchouwen, (een
onderwerp 't welk nu en dan, in mijne vrolijkfte
uuren, wel eens op mij indringt) is het zeer waar-
-fchijnelijk, dat ik wel eens ernilig met u over dee-
ze ftukken mag pr^aten; en indien gij mij niet te
veel vooruit geraakt zijt in de Bekeeringe-, welke
gij aanvangt , hand aan haed daarin met u zal
voortgaen. Indien al, dan zult,gijmij u wel even-
tjes in het oog laateu houden; want de weg legt
bij den berg op; en ik zal u, als ik op weg gae,
.cp een grooten. afftand van mij zienmaar dewijl
een veel logger, en plomper vent,zijt dan ik,
hoope [k dat ik zonder veel poeilen en zweeten,
alleen door een goeden en vallen honden-draf
.ie houden j wel in ilaac zal zijn om u 'te agter-
haaien. ' . ; , ,
Onderwijlen, ontvang uwen Brief tejug, zo
gij begeert. Ik zou dién tegenwoordig 'in gee-
nen deele in mijn zak willen hebben; nog denzel-
ven eens weder overleezen.
Ik gae naar buiten zonder mijne Beminde te
zien. Ik was een haaftige gek met haar een Brief
te fchnjven, waarin ik beloofde niet tot haar te
... ■■ 'V.j mt
MT*··
zullen naderen, voor dat ik hasr zag aan het hüis
van haaren Vader, Want daar zij nu metterdaad
ten liuize van Smich is, en ik zo nabij haar, kon
een kofc bezoek immers geen fchade gedaen heW
Ijen.
Ik zond Willem voor twee uuren met mijne
dankbaare pligtpleegingen , en om te hooren hoe
zij vaart, - '
Hoe moet ik dit hekoorelijk fchepzel aanbidden I'
Want ik zou v/el haafl: mijn knegt voor gelukkiger
kareJ agten dan mijzelven, om dat hij tot de
wijdce van maar een trap en vertrek tot haar gena-
derd is,
Mowbray en ik zullen elk, op weg onder het
rijden, eene traan ftorten ter gedagteniiTe van den
armen Belton: -- Op weg onder bet rijden ^
zegge ik : Want wij zullen zo veel blijdfchap heb-
ben, als wij ten huize van Lord M. aankoomen,
en als ik hem en mijne Nigtén den Brief van hec
lief fchepzel mededeele, dat wij al wat fmerteliji^
is vergeeten zullen : Nadenïaal nu hunne familie-
hoope op' mijne Hervorminge (het Huk dat hun
naaft aan 't hart legt) weder geheel zal leevendig
worden; als zijnde het een geloofs-artikel bij hen,
dat indien ik trouwe, Bekeeringe én Vernederin·?
ge nacuurelijk zullen volgen.
Nog Mowbray nog ik zullen uwe mondlijke
noodiginge ter BegraüveniiTe aanneamen. Wij
hebben geen behaagen in die akelige uitwendighé^
den. En wat belangt de eere, welke men önder-
ftelt met zulk eene bijwooninge te bewijzen aan
de gedagtenis vanjeenenverftorvenen vriend, waar-
om zouden wij iets doen om te fmaalen op dié gee-
ί nen
m
Ir
I
j
iS-L.
/
-ocr page 345-Juffer CLARISSA HARLOWE.
aen, welkè het tot eene mode gemaakt hebben om
deeze ftijacfie over te laaten voor yolk/'t zij
Un dien einäß huureni " " - '
Vaarwel, en wees vrelijk. Gij liunt nu Biets
meer doen voorden armen Belton, gingt gi|
over h^m zitten huilen tot ^ws leevens ande
Hr, Belford, aan Robert LoVEtA*
CE, Schlldkn. ■ '
m
' : ' - Saterd. den
Donderdag namiddag was ik tegenwoordig'bij
'^het openen van des armen Beltons Teftament,
waarin hij· mij tot zijn eenigen Executeur heeft in-
^geileld, en mij een Legaat 'gemäakt'^ tan honderd
■ guinies^ die ik ichenken zal -aan zijne' ongelukkige
Zuiler, welke hij zo veel goedheid niet beweezêil
'heeft, alsyk denke dat hij behoordegedaen té héb-
ben. Hij heeft'ook aan Mbwbray, Tourvillé, ü
zei ven, eti Mij, elk twintig ponden befproken,
tot een ring om ter zijner gedagtemlTe· te draa»
i gen. - ■ ' ' ■ - .....'
Na dat ik eenige bijzondere bevelen gegeven
had omtrent de toebereidzels, die tot zijne begraä-
venis'gemaakt moeften wordenging ik naar ftad;
^dog dewijl het Donderdag-avond ia;it wierd voor
άφ
-ocr page 346-dat ik in dezelve kwam, en ik vermoeid was bi|
gebrek van ruft in verfcheidene nagten te vooren >
en naar en dof van geeft (ik konde het niet hei-
pen, Lovelace) vergenoegde ik mij met mijne pligt-
pleeginge te jenden aan de onfchuldige I^ijderes,
cn om te yerneemen naar haaren toeiland.
Mijn knegt fprak Juff*. Smith, die hem be-
tuigde, zeer blijde te zijn dat ik in de ftad gekoomen
was; want dat de Lady erger was, dan ze nog
was geweeil.
Het is onmogelijk eenig begrip te maaken
van den inhoud van haaren Brief aan u; of om
dien inhoud overeen te brengen met het gebeur-
de , hetwelk ik u hebbe mede te deelen.
Ik was gifteren (Vrijdag) ;ogtend te Zeven
uuren al aan het huis van Smith; en vond dat de
Lady even was uitgegaen in een draagftoel naar de
gebeden in de Kerk van Sc. Dunilan : Zij was te
ongeileld om regen Zes uuren uit te geraaken naar
de Kerk van Covent Garden; en was genoodzaakt
om zig naar haaren draagftoel te laaten leiden, on-
derfteund van Julir. Lovick. Zij zogten haar wel
te overreeden om niet uit te gaen; dog zij zeide
niet te weeten of dit wel niet de laatfte gelegen^
heid mögt zijn , dieze hebben zoude. Juffr,
Lovick, vreezende dat zij in de Kerk erger wor-
den mögt, ging haar vooruit derwaards.
Jaffr. Smith vertelde mij, Dat zij Woensdag-
avond zo flegf in (laat was, dat zij begeerd had
het Bondteken te ontvangen·,'en dat hetzelve haar
diesvolgens was toegediend door den Predikant
van de Parochie : Welken zij verzogt p.ile gele-
1/,
■l·
iivw'^ié'·'
•V·· · .
i
-ocr page 347-getlhedeö Waai te neemen, om haar bij te flaen ijt
haare ernftige Voorbereidinge. i
Dit beloofde de heer te zullen doen : Èn des
ogtends kwam hij eens aan om te verneemen naar
haaren toeftand; en wierd op de eerile aandienin-
ge toegelaaten! Hij bleef omtrent een half uur
bij haar5 en toen hij beneden kwam, zeide hij,
met zijn aangezigc ter zijde gewend , en eene
ftootende ftem, „ Juffr. Smich, gij hebt eene En~
gel in uw huis. —-- Ik zal t'avond we-
„ der bij haar koomen» op haare begeerte, en
g, zo dikwijls, als ik denke dat het haar aange^;
3, naam zijn zaL „ *
Haare toegenomene zwakheid, fchreef zij toe
aan de onruil, die zij door uW toedoen had uitge-
ftaen; en aan eenen Brief, dien zij ontvangen had
van haare Zufter, welken zij dienzelven dag beant-
woordde.
Juffr. Smith vertelde mij, d!ti^j||ar twee on-
derfcheidene perfoonen aan huis gé^eft waaren,
de een Donderdag ogtend, de andere tegen deit
avond, om te verneemen naar den ftaat van haare
gezondheid; en het fcheen als of zij laft hadden
ten dien einde van haare nabeftaenden; maar zij^
verzogten niet om haar te fpreeken, alleen vraag-
den zij zeer naaukeürig naar de geenen die haar
bezogten (bijzonderlijk, fchijnt het, naar mij ζ
Wat konden zij daarmede dog meen en?) naar haa-
ie leevenswijze, en de koften die ze maakte; en
een derzei ver vraagde?, op welke wijze zij dezelve
goed maakte; op welk laatfte, Juffr. Smith zeide^
dat zij had geantwoord, zo /als de waarheid was,
φς genoodzaakt was giïweeft ora eenige van
haa^
m
DE HISTORIE VAN
haare kleedereii Ée verköopeiij en daadlijk in bé^
fprek was om zig van nog tiieer te ontdoen 5 waar-
op de vraager (een zedig oud man, als een boer
'er uitziende) zijne handen om hoog iloeg, en
zeide, Goede God! —-—■— dit zal eene droevige,
droevige tijdinge zijn voor iemand! Ik geloove dac
ik het niet moet melden. Dog JuiFr. Smith zeide.
Zij verzogt dat hij het al deed, hij mögt koomen
van wien hij wilde. Hij fchuddede zijn hoofd,
en 2eide, Indien zij ftierf, zou de bloem dei· we-
reld uicgaen, en de familie, tot welke zij behoor-
ée ^ zou niet meer dan eene gemeene familie
üijn (a)i Ik vond behaagen in des mans uitdrük-
kinge.
Mogelijk zijt gij nieuwsgiefig om te weetein j
hoe zij haaren tijd doorbragt, wanneer zij gedron-
geri was haar logement te verlaaten om u te
ontwijken.
Juffr. Smkh berigt mij, IJat 2ij zeer onge-
ileld was, toen zij 's Maandags-morgens uit-
ging, en zugtede als of haar hart zou breekenj
wanneer zij beneden kwam, eft terwijl zij door
den winkel naar de koets ging , met haare
Waakfter bij haar, Zo als gij mij voorheen verwit-
tigd hadt : Dat zij den koedier (welken zij
voor den geheelen dag gehuurd had_) gebood ί
maar ergens heen te rijden, waar kon nietfchee-»
len, als het maar in de ruime Lugt was: Hij
reed diesvolgens met" haar naar Hamftead ^ en
van daar naar Highgate : Daar pleifterde zij in
het Klos-baan-huis , ten "
5»
5Ï
3i
3?
?)
3Ï
5>
3»
5Ï
3>
ιΜϋΕ
üiterften ilegt in itaac
„ zijn-
(a) Deeze man kvi^am vatllwarcriNcef Morden; zo als mcn
zal zien, in de l-xxxvi. cn xc, Brieven vau du Dcd.
f'
J.
\
-ocr page 349-Juffer, CLARISSA HARLOWE; 51^
zijnde, en na datze hec ©ntbijc genomen hadj.
gebood zij den koecfier zagtlijk ce rijden > waar-
heeö het ook moge weezen. Hij kroop den weg
. langs naar Musweli-hill, en leide daar.op in ee-
ne herberg, alwaar zij zig twee uurenmet fchrij-
ven bezig hield, fchoon boven raaate zwak en
flaauw; toe dat het middagmaal, hetwelk zij ge-
ordonneerd had, wierd binnen gebri^t: Zij
tragtede iets te nuttigen ; maar konde niet:"
Haar eetluft was weg, geheel weg, zeide zij.
Ea toen fchreef,zij nog drie uuren aan een :
Waarna zij, vadzig zijnde, een weinigfluimerde
in een leuningftoel. Toen zij ontwaakte, ge-
bood zij den koetfier zeer langzaam naar de ftad
te rijden, en haar te brengen aan het huis van
. eene vriendin van Juffr, Lovick j welke zij,
, volgens afipraak, daar vond: Dog zig ten ui-
terllen ilegt in bevindende, wilde zij hec
waagen om iaat naar huis te keeren, fchoon zif
van de Weduw hoorde, dat gij daar geweeil
„ waart; en reden had om een affchrik te hebben
van uw gedrag. Zij zeide, Te bemerken, dat
'er geen kans was om u te mijden: Zij was be-
dugt, dat zij niet veel uuren leeven zoude , en
„ het was niet onmogelijk dat de fchok, welken
„ het zien van u haar zou toebrengen, haar loc
jy bepaalde in uwe tegenwoordigheid.
„ Zij ging diesvolgens naar huis- Zij hoor-
„ de het verhaal van uwe verbaazende buitenfpoo-
3, righeden , met handen en oogen dikwijls om
„ hoog geflagen; en deeze woorden 'er tuflchon'
„ inmengende. Ergerlijk fchepzel.' Onverbeterlij-
ie deugniet! en, Zal nietshj?m ei;nftig mjaaken? "
5>
9Ï
5)
31
«Eb
Ü
-ocr page 350-|20 De historie van
En niet in ftaat zijnde órti dé gedagten ie verdiaa-
gen van eene 2amenkoomft met eënen man, dié
zo verhard was , nam zij vroeg des morgens
haaren gewoonen dtaaglloel, en liet zig bren-'
gen naar den Temple-aap, eerwaards zij haare
waakfter vooruit gezonden had, om te raaaken
dat 'er eene roeij-fchuit in gereedheid was (want
haare vermoeidheid van 's diigs te vooren maak-
te haar onbekwaam om eene koets té verdraa-
gen); en toeri wiérd zij geroeid nasi· Chelfea,
daarze het ontbijt nam j en na eens omgeroeid
re zijn , nam zij haar intrek in de Zwaan te
Brentford-Aight, daar zij het middagmaal hield;
en zij wilde daar gefchreeven hebben, maar kon-
de niet géréeven worden met redelijk goede
peniien, of inkt, of een afgezonderd vertrek?
en toen verder naar Richmond vaarende, roei-
den zij haar te rug naar Mortlake^ daar zij aan·
land ging, en Thee dronk in een hujs, 't welk
haar fchuicevoerder haar aanprees. Zij fchreef
daar een uur lang: en keerde toen te rug
naar de Temple; en daai aaiigeland zijnde,·
maakte zij door een Van de SchuitevoerdeTs een
draagftoel te krijgen, eh wierd dus gebragt naar
^^ de vriendin der Weduwe, gelijk 's avonds te
vooren; daar zij de weduw weder vond, die
haar berigtede, dut gij dien dag 'er tweemaal on*
haar geweefl; waart.
„ JuiFr. Lovick gaf haar den Brief van haare
Zufler (a); en zij was zo zeer aangedaen van
deszelfs Inhoud, dat zij; tweemaal zeer nabij aati
het bezwijmen toe was; en zij weende bitter-
st iijkj
(aJ^Zic Brici Lx. van dit gceJs
5>
9»
»>
5J
5»
JSy
39
5>
99
31
3»
99
>9
5J
97
99
9>
99
59
il
■f
f
99
9>
9ï
»
J9
11'
-ocr page 351-iijk, zo als JufFr. Lovick aan Juffr. Smith ver-
telde ί zig eenige ilerker uitdrukkingen laaiende
ontvallen, dan zij ooit van haare lippen ge-
hoord hadden, ten aanzien van haare vrienden?
dezelve wreed noemende , en klaagende over
flegte ondieijften die men haar deed, en otideu-;
„ gende gerügten die tegen haar verwekt waaren.
,, Terwijl zij dus ontfteld was, kwam JufFri
Smith tot haar, met berigt, dat gij daar ten der-
denmaale geweeil en even weg gegaen waarc
(een half uur na Negen) haar betuigd hebben-
de, hoe befcheiden en eerbiedig gij u hoüden
zoudt; dog dat gij vaft beflooten hadt om haar
te zien, hec moge gaen hóe het wilde.
Zij zeide^ het was hard, dat men haarfniec
kor» toeiaaten in vreede te ilerven : Dat haar lot
„ zeer geilreng was : Dat zij begon te vrc-ezen ^
dat ze zig niet zou kunnen onthouden van te
morren, en haare OroiFe grooter te agten dan
haare misdaad : Dog zig onmiddelijk hertellen-
de, trooftede zij zig daarmede, dat haar leeven
maar kort zou zijn ^ en met de verzekeringe van
een beter.,,,
Uit hetgeen ik gemeld hebbe, zult gij met mij
befluicen, dat de Brief haar gebragt door JuiFr- Lo-,
vick (welks opfchrift gij zagt dat met de hand van
haare Zufter gefchreeven was) die Brief niet zijn
konde, op welks inhoud datgeen gegrond was ƒ
't welk zij aan u Ichrecf, bij uaare t' huis koomih
En egcer weeten nog juffr. Lovick , nog Juffr,·
Smi£h, nog de dienilmaagd def laatlie, van eeni-
gen anderen die haar gebragc 2ij, Dog alzo de"
vrouwen mij verzekerden, dat zij meiderdatid aatni
VII. Deel. X ni
j)
ï?
i»
35
Jl
3J
»
35
IJ
J>
3>
s>
3»
J>
3)
u gefchreeven hüd^ vvierd ik verligc van eene
terdogc, weJke ik had begonnen ce voeden, dat
gij (cor eenig oogmerk, 'c welk ik niet giiTen kon-
de) deo Brief van haar verdigc hadc, waarvan gij
mij een affchrifc zondr.
Woensdag-ogtand , toen zij uwen Brief ten
antwooid op den haaren ontving, zeide zij. De
Nood mag wel te rege de Moeder der Vindinge
genoemd worden - Maar Tegenfpoed is de
Proef der Opregtheid - Ik hoope niet dat ik
een onverichooneiijken ilap gedaen hebbe
En daar hield zij ilii voor een minuut of twee; en
zeide toen, Na zal het mij miiTchien vergund wor-
den O in in vreede te ilerven.
Ik b'eef tot dat zij infewam^ Zij was blijde
dat ze mij zag; dog zeer zwak zijnde, zeide zij ,
dar ze moefl: gaen ziiten, voor dat zij den trap kon-
de opgaen : En dus trad zij in den agrer winkel 5
leunende op Jtiifr. Lovick : En toen zij was gaen
zitren, ,, Ik ben blijde dat ik u zie, mijn Hr»
Belf )rd, zeide zij ^ Dat moet ik zeggen --
„ de kwaadfpreekers mogen zeggen wat zij wil-
len. „
Ik verwonderde mij over deeze uitdrukkin-»'
ge (a); dog konde haar niet in de reden vallen.
Och! mijn Heer, zeide zij, ik ben jammerlijk
gefold. Uw vriend , die mij niet met eere wilde
Jaaren leeven, wil mij niet gunnen om in vreede te
rterven. Gij ziet in welken itaatik ben. Hebbe ik
iiiet eene groote veranderinge ondergaen in deeze
week ? Dog hetis alles ten befte. Dog zo ikonilan-
ger
fa^ Dcczc wordt verklaard in den ixii. Brief
du Deel.
JüPFER CLARISSA HARLOWE. 32 J
gêrleeven wen fchce, moeilik zeggen, dacuwvriend^
liw barbaarfche vriend^ mij grooclijks benadeeld heefa
Zij was zo heel zwal^, zo kort van adem, en
haare woorden en gebaaren waaren zo beweege-
lijk, dac ik gedrongen was om van haar af te tree-
den; de twee vrouwen en haare Waakiler ook haa-
re aangezigten ter zijde wendende, en weenende.
Ik hebbe. Madam, zeide ik, eenige dageri
aan een,een zeer ijzelijk tooneel voor mijne oogen ge-
heid. Mijn arme vriend Belton is 'er niet meer.
Kij verliet giÜeien ogcend de wereld in zulke vree-
zelijke döods-angften, dat de indruk, mij daarvan
bijgebleeven, tnijn geeft zo verzwakt heefc ■
ik wilde haar niet gaarn doen denken, daC
mijne droefheid voortkwam uit den zwakken ftaat j
waarin ik haar befchouwde , uit vreeze van haar
moedloos te zullen maaken.
Dat ftrekt alleen, mijn Hr. Belford, fprak zij
tuiTchen beiden, om denzelven re , in-
dien een behoorelijk gebruik van dien indruk ge-
maakt worde. Dog ik zou wel gaarn gezien heb-
ben , nademaal gij eene zo menfchlijke aandoenin-
ge hebt van die naare omitandigheid, dat gij daar-
van een verhaal hadt kunnen ichrijven aan uweii
ligtvaardigen vriend, in den ftijl en fchrijfrrant j·
welken gij magtig zijt. Wie weet welk eene aan-
doeninge hetzelve, als koomende ^an een Mede-
genoot en aangaende een Medegenoot, op hem
mögt gemaakt hebben;
Dat had ik gedaen, gaf ik haar te kennen
op zodanige wijze, dat ik geloofde dat het eenige
Uitwerkinge op u gehad had.
Zijn gedrag voor korten nog gehouden in
. X Ä dee-
(ieeze eerelijke familie , zeide zij, en zijne wreedé
vcrvolginge van mij, geeven maar weinig hoope,
dac hij vat> iecs erniligs of fombers eenige aandoe-
ninge kan krijgen.
Wij hadden eenig gefprek omtrent Belton's
gedrag op zijn fterf bed, en ik meldde haar ver-
Icheidene bijzonderheden van des amen mans on-
geduld en wanhoope; naar welke zij zeer aandag-
tig luiiierdc; en zij maakte fraaije aanmerkingen o-
ver het onderwerp van het üitilellen der Bekee-
ringe.
Een Brief en Pakje wierden haar door eftn
nian te paard gebragt van JuiFer Howe, terwijl wij
te zamen fpraken. Zij ging van ons af naar boven
om denzelven te leezen ; en terwijl ik in gefprek
was met Juifr. Smith en JuiFr. Lovick , kwamen
'er de Dodor en Apotheeker te zaamen in. Zij be-
kragtigden mijne vreeze , ten aanzien van den
gevaarlijken ftaat waarin zij is. Zij waaren beide
onderrigt van de nieuwe blijken van onverzoenbaar-
heid in haare vrienden, en van uwe vervolgmgen:
En de Doftor zeide. Hij zoude om de geheele we-
reld nog de onvergeevelijke Vader willen zijn van
die Lady , nog de man die haar in deeze weder*
V/aardigheid gebragt had. Haare kragten zijn ten
einde: Zij moet ilervcn, zeide hij: Daar is geen
kans om haar te behouden. Maar hoe ik mijzelven ^
waare ik de een of de ander der menfchen die ik
noemde, naderhand zou kunnen trooilen, dat kaïi
ïk niet zeggen.
Wanneer haar te kennen wierd gegeven, dat
wij alle drie te zamen waareö, verzogt zij ons om
hoven te koomen. Zij ftond op om ons te ontvan-
gen,
Juffer CLARISSÄ HARLOWE. fif
gen, en na dat zij twee of drie algemeene vraagen
ten aanzien van haare gefteldheid beantwoord had,
rigtede zij zig tot ons, op de volgende wijze.
Voor zo verre het zou kunnen gebeuren, zei-
de zij, dat ik u drie beeren te zamen niet wede
zag , zo Iaat mij deeze gelegenheid) waarneemen
om mijne verpligdngen jegens u alle te erkennen. Ik
ben onuitfpreekdijk verpligt, mijn Heer, aan U, en
aan U, mijn Heer [nijgende jegens den Doftor en
jegens Mr Goddard] voor uwe meer dan vriendlij-
ke , uwe vaderlijke zorg en bekomraeringe voor
mij. Goedertierenheid is in uw beroep, durve ik
zeggen , wel verre van eene zeldzaame hoedanig-
heid te zijn, nademaal gij door uw beroep zelf Hee-
ren van fatzoen zijt: Maar zo veel minzaamheid,
20 veel goedertierenheid, gebeuide nooit een ver-
legen fchepzel, als mi] van u heeft mogen gebeu-
ren. Dog ik hebfae trouwens altoos aangemerkt
dat daar iemand zig verlaat op de Voorzienigheid,
dezelve nooit feilt een nieuwen vriend te verwek-
ken voor elk ouden, die hem afvalt.
Deeze heer [zig jegens mij buigende] diezom-
mige luiden denken, dat een van de laacfte moeft
ge weeft zij n,welkeE ik in gedagten zouneemenomi
totjmijn Executeur te ftellen —— is niettemin (zo
vreemd is de keer, welken de zaaken genomen heb-
ben de eenige welken ik daartoe kiezen kan; en
derhalven hebbe ik hem gekoozen tot dat lief de
werk , en hij is zo goed geweeft om hetzelve aan
te neemen: Want al hoe rijk ik mijzelv^ ook mag
beroemen te zijn, ik ben eer zodanig regtswegen,
tegenwoordig, dan metier daad. ik herhaale der-
jbiilven mijne nederige dankbetuigingen aan u
\
alle drie , en fmeeke God dat hij Ü en den Uwen
[teder van ons aai'Ziende] honderdvoiiwige vergelf
dinge doe van de vriendlijkheid en gunft , welke
gij mij be oond hebr; en dat het in de magt van U
ende Üjven, toe aan bet einde der tijden zijn mag,
oni eer weldaaden te bewijzen^ dan gedrongen te
zijn oin dezelve te onfüangen. Dit is eene godlij-
ic magt, beeren: Ik verheugde mij daarin eertijds
cenigennaate; en veel meer nogin het vooruitzigt,
't welk ik had , dat dezelve aan mij vergroot zou
worden ; fchoon ik het verdriet gehad hebbe van
Jiet tegendeel re ondervinden, en genoegzaam aan
ieder een verpligringe te moeten hebben , welken
ik gezien of ontmoet hebbe: ---Dog alles oor?
fprongüjk, door mijne eigene ichuld; dus behoo-
re ik de ilraife te draagen zonder morren; En ik
hoope dat ik zulks due.- Vergeef mij deeze
onbehoorelijke redenen: Een dankbaar hart, welk
het vermogen ontbreekt waarom het wenfcht, om
zig overeenkoomiiig met zijne eigene beweegingen
uit te drukken, zal dikwijls niet weeten wat behoo-
ïelijk zij der tonge te beveelen; en nogthans onbe-
]{v/aara om zijne overvloeijende erkentenis in tetoo-
men, zal het de tong dringen om dwaaze en laffe
dingen te zeggen , liever dan dat het zou fchijnen
zig aan ondankbaar ftilzwijgen fchuldig te maaken.
.Nog eens dan, ik dankeualledrie voor uwe vriend-
lijkheid jegens mij: En God Almagtig doe u die
vergoedinge , welke ik u tegenwoordig niet kan
doen!
Zij ging van ons af naar haar kabinetje met
overloopende oogen ; en zij liet ons^ ftaen zien
op nialkanderen.
i)
:■ li !
. Λ\ -
,1 .
ü
Juffer CLARISSA HARLOWE.
Wij waaren tiaauwlijks tot onszelven gekoomen 9
wanneer zij geheel vergenoegd , blijmoedig, en
giimlachende tot ons wederkeerde. Doélor, zeide
zij, (ziende dat uij bewoogen geweeft waaren)
gij wik mij wel verfchoonen wegens het medelijden
dat ik in u verwekke; en dat wilt gij ook wel;
Mf, Goddard, en gij, mijnHr. Belford; want het
is een medeiijden, dat alleen van edelmoedige na-
tuuren li.an betoond worden; en voor zulke natuu-
rt η is de fmerce aangcnmm^ indien ik zo niDg
fpreeken, welke zulii een medelijden vergezelt*
Dog dewijl ik nog eenige weinige voorbereidingen
te maaken hebbe, en niet gaarn (fchoon ter ver-
ligtinge van des Hren. Belfords toekoomende zor-
gen , hetwelk een gedeelce is, en behoort te zijn
van mijne behartiginge) meer zou willen onder-
ïieemeri, dan het wraarfchijnelijk is, dat mij tijd
verleend zal worden om te volbrengen, zoude ik
wei van u verzoeken om mij uw ge voelen, ^te raei^
den [Gij ziec mijne manier vanleevQn ; en gy moogc
verzekerd zijn, dat ik niets moedwillig doen zal
ter jverkortinge van hetzelve] hoe lang het mo-
gelijk zou kunnen duuren , voor dat ik mag
hoopen verlort te wordQn van alle mijne onlus-
ten.
Zij Honden beide beteuterd, en keeken mal·
kanderen aan. Schroom niet om mij te antwoor-
den, zei4ö zij, met elke lieve hand den arm druk-
kende, van ieder heer; met die vermengde vrijheid
en ingetogenheid, welke de mangdÜjke zedigheid,
gepaard mee welbevvuftedefiigheid, alleen vertoo-
nen kan, en met; een helder ernilig gezigt, 2iegt
snij, hoe lang gij denkt dat ikhct mag ukhouder?
)' Γ
• .
liS De HISTORIE van ^
En gelooft mij, beeren, hoe korter gij mij betuigt
dat mijn tijd waarfchijnelijk zijn zal, hoe grooter
crooft .a;ii mij verleenen zult. '
Met welk eene aangenaanie droefheid, zeide
de Dodi:ar, vervult gij de zfelen der geenen, die
het geluk hebben van met u 'te verkeeren , en de
gelukkige gemoedsgeileldheid te befchouwen,
waarin gij zijt I Hetgeen gij binnen weinige dagen
voorleeden ondergaén hebt, heeft u veel gekrenkt:
En zo gij nieuwe onluften van dien aart mögt krij-
gen, zoude ik 'er niet voor willen inilaen of gij
het wel zoudt kunnen uithouden ——■ En daar
iiieid hij op.
Hoe lang, Döftor? —-— Ik geloove dat
ik nog wel een weinig moeijelijkheid raeer zal krij-
gen - Daar vreeze ik voor--Dog daar
Em flegts een ding gebeuren, hetwelk ik niet taa-
meliik geniaklijk zal kunnen draägen - Hoe
ïang dan, mijn Heer ? -
Hij ftiL
Een veertien dagen, mijn HeerI
Tien dagen? - Eene Week? -- Hoe
lang, mijn Heer? met eenenglimlachenden emft.
Indien ik moet fprceken , Madam, Indien
gij geen beter behandelinge krijgt, dan u kort-
lings bejegend is, vreeze ik ——- Daar hield hij
weder flil.
Waarvoor vreeil gij, Dodor? Vrees niet —
mijn Heeri'
Dafeen veertien dagen of drie weeken de
wereld mogelijk van den fchoonßen bloem derzel-
^ vT zai berooven.
Een
i:
Hoe lang.
Juffer CLARISSÄ HARLOWE. fif
Een veertien dagen of drie weeken nog. Do'.
-Dog Gods wil gefchiedel Ik zal
evenwel op deeze wijze volkoomen tijó genoeg
hebben, indien mijne kragc en verftand mij maar
bijblijft, om alles te verrigten wat ik nu voornee-
mens ben te doen. En dus, mijne Heeren, zal ik
u maar nogmaa! dankzeggen [zig tot elk van ons
wendende] voor alle uwe goedheid jegens mij; en
dewijl ik Brieven te fchrijven hebbe, zal ik u niet
langer ophouden ——— Alleen, Doitor, ge-
lief mij nog eenige van die druppels te ordonnee-
ren: Zij helderen mij een weinig op, als ik flaauw
ben; en het vifiregeid in zijne onwillige hand Itee-
kende —— Gij weet de voorwaarde, mijn Heer!
Lsf'
if
i'.l
ïi
it
- Daarop zig wendende tor Mr. Goddard ,
Gij zult wel zo goed zijn , mijn Heer, om 'c
avond of morgen eens bij mij aan-te kijken, naar
dat gij gelegenheid hebt: En gij, mijn Hr. Bel-
ford, zult begeeren te vertrekken om toebereid-
zcls te maaken tot den laatilen pligt voor uwen
overleeden vriend : Dus wenfche ik u eene goe-
de reize, en hoope u te zien als dat verrigt is.
Zij ging daarop van ons, met een blijmoe-
dig en helder weezen. De twee beeren gingen
te zamen weg. ik ging beneden tot de vrouwen,
en wierd van dezelve, haar daarnaar gevraagd heb-
bende, gewaar, dat Juiir. Lovick haar deezen
dag nog twintig guinies ilond te brengen, voor
eenige andere van haare vercierzelen.
De Weduw vertelde mij, dat zij de vrijheid
genomen had van haar te vraagen, wat reden zij
dog had ora, tot zo groot nadeel, geid daarvan te
X 5 raaa-
-ocr page 360-maaken; en dit bragc het volgende kort en aan-
doenlijk gefprek' rufehen baar voort. ,
Niemand van mijne vrienden zal iets van het
mijne willen draagen, zeide zij. Ik zal eene groo-
te menigte iraaij goed nalaaten. -En wat be-
langt, waartoe ik het geld van nooden hebbe --
Ontzet u nier. - Maar onderftel eens dat ik
het behoefde om een huis te koopen f
Gij fpreekt eene verborgenheid, Madam. Ik
begrijpe u in 't gehee] niet.
Wel, Juffr. Lovick, dan zal ik mijzelve ver-
Iclaaren. --- Ik hebbe een man, niet eene
vrouw, tot mijn Executeur: En denkt gij, dat ik
aan zijne bezorginge iets wil overlaaten, dat mijn
eigen lighaam betreft!--Nu, Juffr, Lovickj
glimlachende, begrijpt gij mij wel?
Juffr. Lovik weende.
O foeij! vervolgde de Lady, derzelver traa-
nen opdroogende met haaren eigen neusdoek, en
haar eene kus geevende, waarom deeze genege-
nezwakheid voor eene, met welke gij maar zo
korte wijl bekend geweeft zijt? Waarde, goede
Juffr. Lovickl, bedroef u niet wegens mij over een
vooruitzigt, waarmede ik reden hebbe om wel in
mijn fchik te zijn ; dog ga morgen naar uwe vrien-
den , en breng mij het geld, hetwelk zij overeen-
gekoomen zijn om u te geeven.
Dus blijkt het duidelijk, Lovelace, dat zij
van meeninge is om haar laatße huis te beftellen!
Dat is regt bedaardheid van gemoed; dat is beza-
digheid van hart, bij de aandoenlijkile gelegenheid ί
• Dit is inderdaad grootmoedigheidl ---
Zoudt gij, of zoude ik, met alle onze ongeilui-
me
jii
rne vermetelheid, en befchadigende valfche dap-
perheid, dus wel kunnen te werk gaen? -Ar-
me Belton! hoe ongelijk was uw gedrag!
Juffi·. Lovick bcrigc mij i dat de Lady ge-
fprokcn "heeft van eenen Brief, dienze ontvan-
gen had van haaren geliefden godgeleerden Dr«
Lewen, inden tifd van mijn afweezen; en vari
een antwoord, 't welk zij daarop had weerom ge-
zonden. Dog JuiFr. Lovick is van beider inhoud
onkundig.
A's gij den Brief ontvangt, welken ik nu
fchrijve, zuit gij zien , welk wel haalt het dnde
zijn zal van alle uw verongehjkingen van deezo
godlijke Lady. ik zegge, als gij dien ontvangt %
want ik zal denzelren eerigen tijd ophouden, op
dat gij het niet in uwe herfens moge krijgen (on-
der voorwendzel van gevoelig te zijn , om dat gij
door haaren Brief misleid zijt) om haar weder las-
tig te vallen.
Dewijl deeze Brief mij door zijne lengte heefc
opgehouden, zal ik nu niet voor morgen naar Ep-
fom vertrekken J
Ik moed gemeld hebben, dat de Lady aan
mij verklaarde, welke dat een ding was, hetwelk
zij vreesde dat gebeurende baar moeijelijkheid mögt
veroorzaaken. liet was eenfchroom voor hetgeen
de uitflag zou kunnen zijn van een bezoek , het^
welk, zo als zij onderrigt was, de .Colone! Mor-'
der voorhad te geeven. '
.· 1
r
mw
fe;
4<>j
Λ
De Eem, Lewen, aan Juffer Clarissa
Η α rlows,
■v' -l
Κ Vrijdags den i8 van Aug*.
Steunende, waardile en akoos-gëeerde jonge
Lady, op uwe voorgaende guiiil;, en op uvv goed
gevoelen van mijn oordeel en oprcgtheid, kan ik
niec nalaaten van een weinig regels tot u te rig-
ten, over uwen tegenwoordigen ongelulikigen toe-
ftand.
Ik zal niet te rug zien op de maatregels, tot
welke gij of geleid of gedreeven zijt: Dog zal ten
aanzien van dezelve alleen zeggen, dat ik van ge-
dagten ben, dat gij het minft te befchuldigen zijt
van alle jonge Ladys, welke ooit uit gelukkige tot
ongelukkige omftandigheden zijn vervallen; en ik
ben niet in gebreke jgebleeven van dit zelve te
zeggen, daar ik hoopte dat mijne vrijmoedigheid
beter zou zijn opgenomen, dan ik het verdriet ge-
had hebbe van te bevinden.
Waarom ik nu voornaamlijk fchryve, is, om
u aan te zetten ter uitvoeringe van een iluk van
regtvaardigheid jegens u zelve , en jegens uwe
Sexe, met voor den Regter bij pleidooij het leeven
te eifchen (ik ben verzekerd , dat zijn leeven in
nwe magt is) van den ondeugendilen en godloo-
ileu
-ocr page 363-JüFFER- CLARISSA HARLOWE. 3Jf
ften menfch j gelijk hij zijn moet, die zo fnoodlijk
kon handelen, als ik vfiritae dac de Hr. Lovelace
bij u gehandeld heefc.
Ik ben zeer ziek; en ben nu genoodzaakt op
mijn hoofdkuflen te fchrijven; mijne gedagten zijn
verward; ik ben niet in ilaat om die in orde te
fchikken : Ik zal mij derhalven op geen orde toe-
léggen : Maar flegcs omuin't algemeen mijn ge-
voelen op te geeven. -—— En dat is. Dat uW
Godsdienft , uwe Pligtmaatigheid jegens uwe Fa-
milie , de Pligt welken gij aan uwe Eere verfchul-;
digd zijc, en zelf Liefde tot uwe Sexe, u verbin-·
den om Openbaar Getuigenis te draagen tegen dee-
zen zeer ondcugenden karei.
En laate ik 'er nog eene anderé bedénkinge
bijvoegen: Dat gij, door dit middel, de ongeluk-;"
ken zult voorkoomen, welke 'er anders gebeuren mo-
gen tuflcben uwen Broeder en denHr. Lovelace, of
tuffchen den iaatften en uwen Neef Morden, die,'
zo als ikhoore, is overgekoomen, en van befluic
dat u regt moet gedaen worden.
Eene bedenkinge, welke uwe Conicientie be-·
hoort te raaken [Vergeef het mij, mijne waardfté
jonge Lady, ik denke nu bezig te zijn, met mijnen
pligt te betragten]; en van meer belang bij u te
zijn , dan de harddrukkende krenkinge van uwé
Zedigheid , welke ik wel bewufl: ben dat het ver-
fchijnen tegen hem in een openbaar Geregts-hof
zulk eene Lady als u moet aanbrengen; en welke,
ik vermoede , dat uwe voornaame zwaarigheidzijti
zal. Dog ik weete , Madam, dat gij deftigheid
genoeg bezit om op eene hetaameUjke wijze dei
bloozingen der naaktfte waarheid te draagen, wan-
neer
! -
{ -i
;
/
■w
f
-ocr page 364-neer noodzaakelijkheid, tegcvaardigheid enéëieiicÊ
van u vorderen. Boeven en Vrouwenfchenders
zouden inderdaad worden aangemoedigd i, eti
ineert van oiegeenen , weJke het gr >oti^ afgrijzen
hadden van hunne daaden, indien de gefchondene
Zedigheid ηοοΐε aanklagte had te doen over de ver-
ongelijkinge, welke zij van haate fchelmfche beveg=
ters had ontvangen.
Met een v/oord , de Herilellinge van de on-
eere uwer familie aangedaan , hangt nu van Uwé
eigene willekeur afi En welke een van deezetweé
middelen alleen kan hefftellen 5 te weeten, of den
beleediger te trouwen , of hem in Regten te ver-
volgen. Bittere keuze voor eene ziel zo kiefch als
de uwe !
Hij, en alle zijne vrienden, verftae ik, hoüden
bij u aan om het eerfte: En het is zekerlijk r u al-
le vergoedinge, welke hij in zijne magt heefr om te
doen. Dog mij is verzekerd , dac gij hunne aan-
houdende verzoeken, en de zijnz, hebt aigeilagen
met de verontwaardiginge en veragtinge , weike
zijne vuile bedrijven verdiend hebben: Dog eg-
ter, dat gij niet weigert uwe Chrillelijke vergifFe-
iiis tot hem uit te ilrekken, welke hij met zo wei-
nig reden verwagten kan, mids dat hij u niet ver-
der ontrufte*
Maar, Madam, de geregth'jke vervolgingen
welke ik u aanraade, zal uwe tegenwoordige en toe-
Zoomende bevrijdinge van op nieuw door zulken
fnooden aanvaller ontruil te worden, niet laaten af-
hangen van zijne beleefdheid: Ik zou denken, dat
een zo edele én zo regt-opgeleide geeft, als de u-
we,
v
-ocr page 365-Jüffer,CLARISSA HARLOWE.
we, niec zou willen toelaaten, dat dezelvedaarvaii
afhing, indien gij het helpen kondr.
Én kunnen beleedigingen vaneenigezoortwel
eigenlijk en regt vergeven worden, voor dat wij
het in onze magt hebben om dezelve te ßraff'en'^
Te betuigen dat men die vergeeft, terwijl wij on-
der de fmerte of oneere van dezelve zugten, zal bij
zommige maar vnor eene fnorkende genade geagc
worden van eene b.óhartige ziel, die beeft om zig
over dezelve gevoe ig te toonen. Het hulpmiddel y
\ welk ik voorilelle, is geilreng; maar welke fmer-
te kan geilrenger zijn dan de verongelijkinge? of
hoe zal men gelooven, dat de verongelijkingen
ons drukken, over welke wij nooit op eene eere·
lijke wijze onze klagten inbrengen ?
Ik ben verzekerd, dat Juffer Clarifia Harlowö
hoe zeer ook verongelijkt en onderdrukt, onwan-·
keibaar blijfc hij haare beginzels van eere en deugd i
En fchoon zij eer zou willen fterven, dan verdie·^
7ien dat haare eerbaarheid in twijffel wierd ge-
trokken; nogchansjzal zij geen waarheid voor on-
eerbaar agten, die re voorfchijn gebragt moet wor-
den ter verdeediginge van de zaak der onnozelhei d
en kuisheid. Weinig, zeer weinig onderfcheid is
'er, mijne waardilejonge Lady, tuflchen een^tf-
fmoord getuigenis, en een valfch.
Het is eene vreezelijke omilandigheid^ beken-
re ik nogmaal, voor eene jonge Lady van uwe
kiesheid, verpiigt te zijn om eene zo aanftootlijke
Gebeurtenis te vermelden in een openbaar Geregts-
hc?f: Dog het is eene nog erger blaam, dat ze
eene zo doodlijke beleediginge zou laatendoorgaea
zonder daarover gevoelig te ziju.
ί
V
■ ί
De HISTORIE VAtt
Confcievitie, Eere, Rege, zijn aan üwètl'
kant: En Zedigheid zou, bij zoramigen, flegts
éên ijdeie naam geagt worden, indien gij de voor-
fchriften der eei(^gemelde weigerdet te gehoorzaA-
men.
Ik ben geraadpleegd, bekenne ik, over dit
onderwerp. Ik hebbe het als mijn gevoelen ge-
meld , dat gij den overgegeven karei in regten be-
hoordet te vervolgen -^- Dog zonder mijne
redenen daarvoor. Deeze hield ik agter, met
voórneemen om dezelve, zonder dat iemand 'er
van weete, aan u voor te draagen, op dat hetbe-
fluit, indien het zo zij als ik wenfche, geheel vati
ti zelve koomen mag.
Ik zal 'er alleen bijvoegen, dat, waaren de
tampen dié u zijn overgekoomen, het lor geweeil
van eene vati mijne eigene kinderen , dezelve mij
niet 7mer hadden kunnen aandoen, dan de uwe
mij aangedaen hebben. Mijn eigen kind beminue
ik : Dog u beminne ik en eere ik beide : Nadé-
maal u te beminnen, zo veel is als deugd, veriland,
voorzigtigheid, en alles te beminnen, wat in eene
vrouw goed en edel is.
Daar ik alle deeze zo zeer gefchonden agté
door de verongelijkingen, die gij geleeden hebt,
zult gij wel gelooven , dat de kennis van uwè
wederv/aardigheden meer druk veroorzaakt ^heeft,
dan ik in Haat ben om uit te drukken, aan
Uwen opregten Hoog agter, en
neder igen Dienaar ^
Arthur Léwen,·
Na
ι
Nit zo even verftae ik, dat uwe Zuiler , op
regtmaatig gezag, u dit gebruiii van regts-
middelen zal voorflaen. Ik ben nederig
van gedagten ^ dat de reden waarom gij
van den beginne af niet tot deezen ftap
befluiten kondt, was, dat gij niet will, of
dezelve wel gefchieden zou met Goedvin'.
den en onäerßeminge van uive Nabs-^
ftaenden»
juffer Clarissa Harlowe, aan den Éef^l
Dr. Lewen.
ïi
) ι.
Saterdag, den 19 van Aug\
Èervjaardige en Dierbaar β Heere ^
Voor dat ik uwen toegenegen en welkoomen
Brief ontving j dagt ik, dat ik nog Vader, nog
Oom , nog Broeder meer had; nog naauwlijks
eenigen vriend onder mijne voorgaende begunfti-
gers uit uwe Sexe. Nogthans j daar ik u zo wel
kende, en geen reden had ora mijzeive te betig-
ten met eenen zondigen wil, was ik te misprij-
zen (fchoon ik zeif had getwijffeld aan de aanhou-
dinge van uw goed gevoelen) dat ik verwaarloos-
de do proef te neemen, of ik hetzelve verbeurd
VII. D^eh Y had
is
•"τ.,·!|ρ·;-?·
had, dan iiiec; en itidien ik het verbeurd had, cf
ik mij niet, op eene eerelijke wijze, in hetzelve
herilellen kondc.
Dog het was aan verfcheidene oorzaaken té
wijten, mijn Heer, dac ik dit niet deedj ten deele
aan fchaamte, als ik dagt hoe hoog ik, in mijne
gelukkiger dagen, bij u in agtinge plegt te ftaen,
en hoe zeer ik in dezelve moeft gedaald zijn^ na-
demaal die geenen, welke zo veel nader betrek»
kinge tor mij hadden, van mij afzagen; ten deele
aan äiepe verlegenheid ^ welke het vernederd hare
doet wantrouwen; en het mijne rchroomen deed
om het gelijkaartig gemoed in het uwe aan te φree·
ken, welke eenigermaate voor mij de plaatze van
iille de evengenoemde waarde nabeftaenden, die
ik verlooren had, vervuld zoude hebben.
Daarbij, Zo ongenegen, als ik zomtijds was j
dat men van mij mögt denken, als of ik gezind
was een ßreng te maaken tegen diegeenen, wel-
Ice mijn pligt en neiginge beide mij bevalen te
eerbieden : Zo lang vooftgefleept tuifchen hoope
en twijß^l: Zo 'weinig mijne eigene meefteres
op den eenen tijd; zo bevreesd op den anderen
van ongelukken te zullen veroorzaaken of ie wege
hrengen'y en geen aanmoediginge hebbende om
te hoopen, door ttwe gunßige aanleidmge^ dat
her aangenaam ^ou zijn dac ik mij tot u vervoeg-
de ; --— fchroomende , dat mijne nabe-
ftaenden u bewoogen hadden tot ftilzwijgen ten
minilen (a) —-
(a) Het flijf tezock, Ktfweik deczc gccdc Godgeleerde zig
had Jaatcn beweegen oai aan l)3ar te/^eevcn, zo a/s D. IL
bL »«7. 168. gemeld wotdr, (hetwelk zij cgtcr tc cdclmoer
dig
ίί
η
"!1· J" ■■'■τ-;·:-^ Π
Deeze-0og waarom diis te rug te
2i6n óp het voorleedène zonder.idat het eenig nuc
Ican doen ? —-- . Ik wö^y? ongelukkig zijn
—— Öm gelukkig te éiorden, dat ismijné hoo«
Op die hoope riïij derhälven verlaa-
^ Ί
η
• y
pe! -
ténde, zaJ ik 20Dider een ige verder vóoraffpraak,'
èen weinig regels fchrijvèn (indien ik aan u fchrij-
vendé madr v/eimg fchrijvèn kan) ten am woord
op het onderwerp vau uwen minzaamen Brief,
Gun mij dan verlof van te zeggen i Dat ife
geloove dat uwe dringredenen in genoègzaam al-]
Ie andere gevallen van Deezen aart onbeantwoor·
delijk Zöuäen geweeil zijn, behalven in dat van
^è ongelukkige ClariJJa HaHovie,
Het is zeker, dat fchepzels, welke dén, aan-
^oox^vtxiopenhaare fchaämtemtx. kunnen uitftaen
dubbèl zorgvuldig behooren té zijn . om zig niet
bloot te ftellen aan het gevaar van in hhimelijké
fcBuld zig te verlöopen, w^lke haar mogelijk
daartoe zou kunnen brengen. Dog wat mïjzelvehQ·^,
langt, onderiteld zijnde, dat 'er niets tegen in te bren-
gen waare van wegens mijn verzwakkendèn lighaains·
ftaat; en onderlleld zijnde, dat ik van mijzelve had
kunnen verkrijgen om tegen Deezen man inreden te
Verfcbijnen; waare 'er geen redien om te dugten, dati
men het einde, waarnaar mijne vrienden zo, zeer wen*
fchen (te weeten, zijne welverdiende ftraiFe} niet be-
reikt zoude hebben, als men had koomen te zién,
dat ik mijne^ toertemrainge gegéven had om hei-
melijk bij hem te koomen, en in gevolge'daarvan
mij dwaaslijk zelve bad iaaten wegtroönetij 'en
dig was om hem tc erinnere«) had <3c Lacïy wel grond kun-
sien jTccvcH ons rc denken, dat bi; ccr had overgeheld tot bua>
rx i'aicij, als dca kßnt der ondersiij daii t®i de Üaarc.
wmm·
nog verder, dac ik niet in ftaat ge weeft was om
te vermijden van verfcheidene weeken lang on-
der een dal? mee hem te leeven; 'c welk ik
deed Qmt alleen zonder klagten ^ maar ook)
-Konder eenige reden tot klngten te hebben?
Weinig zouden in een Geregts-hef eenige
van die redenen (miflchien over en weer gekaatft,
. en met eene losbandige rpotternij béhandeld) ten
mijnen voordeele gebaat hebben, welke huiten
_een Geregts hof^ en voor eene afgezonderde en
^rnßige vergaderinge, het zwaarft tegen hem zou-
den gewoogen hebben- Zulke, inzonder·,
heid, als de fchandelijke middelen waartoe hij zij-
ne toevlugc genomen heefc.-
Mij zou, ODgecwijffeld, gereedlijk van eiken
mond zijn te gemoet gevoerd, dat ik mijzelvenietin
de magt van zulk een man behoorde geworpen
te hebben, en dat ik het tot mijn loon en voor
lief moeil neemen hetgeen mij was overgekoo-
men.
Dog al waare het Pleidooij met kragt doorge-
zet, en al waare hij zelf ter dood gevonnisdy kan
men onderftellen, dat zijne familie geen invloed
genoeg gehad zoude hebben, om zijn pardon te
verwerven wegens eene misdaad, van welke'men
alte geringe gedagten gemeenlijk heeft, fchoon
eene der grootile , welke bedreeven kunnen wor-
den tegen een fchepzel, die haare eere waardeert
bovenhaar leeven^ - Terwijl ik befchul-
digd zou zijn van met bloeddorilige oogmerken
eenen man te vervolgen, welke mij al vroeg alle
vergoedinge aanbood, die het in zijn vermogen is
te doen?
540
■ I .
JüFrsR CliÄRISSA HARLOWE.
■· En hadde hij pardon gekreegen, zoude het
hem dan niet hebben vrijgeftaen om zo veel kwaad
te doen. als ooit ? ' ^
Ik durve zeggen, mijn Heer, zodanig is de
ftoutmoedï^heid van den man, welken ik doo
mijn ongelukkig noodlot ben toegeworpen \ en zo-
danig zijn wrok tegen mijne familie (welke dan
ztiu geicheenen hebben gebillijkt te worden door
hurmen kenbaaren wrok tegen bem^ en door hun-i
ne ernrtige poogingen om hem zijn leeven ee be-
neemen); dat het hera niet gerouwd zoude heb-
ben gelegenheid ce vinden, van Mij, en mijnen
Vader, Oomen, en Broeder, onder de oogen te
koomen, voor de vierfchaar van een Geregts-hof,
bij zulk eene gelegenheid. En zoude in dusda-
nigen geval (het zij hij vrijgefproken waare, of
pardon ontvangen hadde) de gramfchap niet van
beide kanten hooger zijn geloopen? En zoudea
dan mijn Broeder , of mijn Neef Morden, wel
veiÜger zijn dan nu 2
Hoe verzwaaren deeze bedenkingen mijne
fout! Mijne beweegredenen waaren in het eerft
wel niet te misprijzen : Dog ik hadde die uit-
muntende waarichuwinge vergetén, van welke ik
egter niet onkundig was, Dat wij geen kwaaé
hehoorm te doen ', op dat Vr goed uit voortkoo'
me. . . : ■ , : .
Ten vollen overtuigd van de reinheid vatl
mijn hart, ien van deilandvaftfgheid mijner begin-
zelen [Waarom raag ik, dus genoopt zijnde, niet
zeggen hetgeen waarvan ik mij bewuit ben, en
egterizonder de blaam van zondige trotsheid; na*
demaal alles ilegts mijn pligt is, en ik ten vker^
Y 3 ften.
-if
i·
ί1
'If.
■ften onverfchoonelijk zijn zoude , konde ik niee
met rege zeggen hetgeen ik zegge! - Hier-
van ten vollen overtuigd] heefc hij aangebooden
mij te Trouwen. Hij heefc zijn berouw beleeden :
|k hebbe reden om te denken dat het een gpregp
berouvvis, fchoon miiTchien niet t^n Chrißelijk^ '
En zijne edele nabeftaenden (vriendelijker jegens
de arme Lijderes dan haare eigene) hebben, op
dezelve overtuiginge, en zijne eigene niet onedel-
moedige bekenteniflen, zaniengeïpannen om hun-
ne voorfpraak bij mij aan te wenden ter zijner
'pergifenijj'e en aameeminge^ Schoon ik in het
iaatfte gedeelte van hunne voorfpraak niet bewil-
ligen kan, hebt gij, mijn Heer, uit de belle Re-
gels, en hot godlijkß Voorbeeld, mij niet geleerd
de verongelijkingen te vergeeven?
De verongelijkinge, welke ik van hem ont-
vangen hebbe , is inderdaad van de hoogfte zoort,
en zij ging gepaard met omilandigheden van on-
menfchlijkè en voorbedagte fnoodheid;. nogthans.
God zij gedankt, heefc zij mijn gemoed niet be-
zoedeld; üij heefc mijne zeden geen nadeel toege- .
brag^ Dat dit zo is, daarvoor hebbe ik trouwens
den ondeugenden man niet te danken. Geen flegt
gedrag is daarop gevolgd. Mijn wil is ongefchon·
den. Het kwaad (^ren aanzien von ψηζβίνβ^ en
niet van mijne vrienderf) is enkel lighaamlijk.
Geen ligtgelocvigheid, geen zwakheid, geen ge-
brek van waakzaamheid, hebbe ik mijzelve te ver-
wijten. Ik hebbe, door Gods Ge,pade, gezege-
praald over de flimfte aanflagen. Ik ben hem ont-
viugc. Ik hebbe hem verworpen. Den man,
•weiken ik voormaals had kunnen beminnen, ben
ι
1
/
Juffer CLARISSA HARLOWE 34f
ik in ftaat gefteld om te kunnen veragten : Ea
zai de Liefde mijne zegepraal niec volkoomen maar
ken ? En zal ik daarin mij niet verheugen! ---
En waarin zou mijne zegepraal-beilaen, indien hij
mijne vergiffenis verdiende? —Arme man!
Hij heeft wei wat verloeren met ^mij te verliezen!
Ik hebbe den hoogmoed van dus te denken, om
dat ik denke mijn eigen hart te kennen. Dog ik
niets met hem te verliezen. ^
Dog ik hebbe nog eene andere reden in te
brengen, welke alleen genoeg zou geweeft zijn
(zo als ik mij verbeelde) om den inhoud van uwen
zeer minzaamen en vriendlijken Brief te beant-
woorden.
Ik weete, mijn dierbaare en eerwaardige
vriend, de geeillijke leidsman en beftierder van mij-
ne gelukkiger dagen! Ik weete, dat gij mij wel zult
toeftaen, mijn beft te doen om mijzei ve in deeze lief-
derijke gefteldheid te brengen, als ik u melde hoe
nabij ik mijzelve agte te zijn aan dat groot en ge·
dugt oogenblik,in welk, en in de vuurigevoorlDe^
ffeidiüge tot welk zelf,'alle gevoel van beleedigin^
ge of verongelijkinge, welke de onfterflsjke ziej
ni^t aangaet, behoort verflonden te worden in hoo-
ger en gewigtiger befpiegelingen.
Dus veel wat inijzeke belangd
En ter voldoeninge van mijne vrienden en
hegufißigers y is Juffer Howe'er op gefteld om al-
le die Brieven en ftukken bewaard te hebben , wel-
ke mijne geheele geichiedenis in een waaragtig
ligi^ zullen ftellen. De goede Dr. Lewen is
een van de voornaamfte dier vrienden en begudr
ftigers.
' Α
/
-ocr page 374-ÜW
De waarfchuwinge, welke door middel van
die papieren kan gegeven worden aan alle zodanige
jonge ichepzelen, die mij gekend of van mij ge-
hoord mogen hebben , zal mogelijk van meer
kragc zijn tot het gewenichte einde, zo als ik mij
nederig vermeete te denken, dan mijne verfchijninge
voor eenGeregcs-bof kon geweefl zijn, om te plei-
ten op eenen twijffelagtigen uitilag, onder de na-
deelige omftandigheden, welke ik gemeld hebbe.
En indien gij nu, mijn waarde en braave Heer, na
alles wel overwoogen te hebben, van elk gevoelen
zijt, en ik dit kon te weeten koomen, zoude ik
het als een bijzonder geluk aanmerken ; als die alzo
zeer als ooit begeerig ben om geregcvaardigd te
zijn, zo veel ik kan ^ in uwe oogen.
Het is mij leed, mijn Heer, dat uwe onge-
ileldheid u gebragt heeft tot de noodzaakelijk-
heid van op uw hoofdkuiTen te moeten fchrijven.
Maar hoe zeerbenik verpligc aan die genegene en
edelmoedige bekommerlnge voor mij', die u heeft
aangedreeven^ zo als ik zeggen mag, om eenen
Brief, zo veel vaderlijke regels behelzende, te
fchrijven , met zo veel ongemak voor u zei-
ven ί
De Almagcige zegene u, dierbaare en eer-
waardige Heer, voor alle uvve goedheid jegens mij,
zo wel van langen tijd voorleeden, als voor die
welke mijne tegenwoordige dankbaarheid vordert!.
Gan mij bij aanhoudinge uwe agtinge tot den ein-
de toe , gelijk gij mijn eerbied hebt, en zult
hebben ! En laat mij u verzoeken om uwe gebe-
den; de aanhoudinge^ moett ik zeggen, van
uwe gebeden·, want ik twijifele niet, of ik heb-r^
-ή
■iïtf^^^üi
Juffer CLARISSA HARLOWE.
-y^BBBÜ
-ι
be dezelve altoos gehad: En aan dezelve is hec,
miiTchien, ten deele verfchuldigd (zo wel als aati
uwe godvrugtige leflfen, door mijtte vroeger jeugd
mij ingeprent) dat ik in ftaat geweeft ben om dea
Weeriland te bieden:, dien ik gebpo^en-.heb-i^
be j fchooh alles, ^^ waarom gij gebeden hebt,
mij niet vergund is van die Godlijke Wijsheid ,
die weet wat beft is voor zijne arme fchepze-
len. · ' V '
Mijne gebeden voor .u zijn, Dat^Jiet Gode
behangen moge li weder te herrteilen aan uwe
liefhebbende kudde, en na zo veel leevens-jaaren
alsgeièhikt zullen zijn tot zijnen dienil, en tot «w
eigen genoegen, ons eene gelukkige zamcnkqomft
te verleenen in die gezegende geweilen» naar
welke gij mij, ?o wel door P^oorhcdL·:^ docr
Lef en, geleerd hebt te. haaken! - ° :
y rf
Cl arissa'Harlo we,
.. fl ■ · ' : .
. ' , ' ^
- . . ■ ' ' >·■!
i·· ^ ■ ·■-■' f . f^t )(' l·'- }
,-^Λ :: :" ψ) \ k.' ^ t,'" 'Vj-
• ι ί ii j, > "
' ' ■ · r ■ * · ■ ·ν; ' ....
. -ryi^-'f]··-.
LX.
Ys
• - > Ίί
-ocr page 376-LX. BRIEF.
^ufer Arab. Hajilowe, aart Jufer Cl^
T^n antwoord op den haaren aan haaren Ooffi
Antonij van den II, Jug (a).
Maandag, den zu^ Aug,
Zufler Klaartje,
Ik fmerk uit uw' Brieven aan mijne Oomen ^
^E zij zo wel als ik, in ongunft bij u ilaen, ora
dat zij hun gedagten regt uit aan u hebben ge^bre-
ven.
Wij kunnen 'c niet helpen, 2uiler Klaartje.
Gij denkt het der moeite niet waard, merk
ik, om voor de tweedemaal aan te houden om den
Zeegen, welke gij voorgeeft dat gij zo ernftig be-
geert. Gij denkt, buiten twijffel, dat gij uw pligt
gedaan hebt met daarom te verzoeken : Dus zult
gij u Daarmede geruft ftellen, onderilel ik, en hec
aan uw beleedigde ouders overlaaten om nader-
hand berouw te hebben, dat zij den Hunnen niet
gedaan hebben, met dien» op het eerfle woord ,
aan u te geeven; en niet zulk een onderzoek om-
trent u te doen , als gij denkt dat behoorde ge-
fchied te zijn. Een fchoone aanmoediging om te
(aj Zie Brjcf, χχίγιιΐά
■W
rr
•A
JüFFfR CUVRISSA HARLOWE.
|if,erneemen na een weggeloopen Qogcer ί die itie^
haaren vent aanhouc, zoö lang als hij met haar wil-
de aanhouden! Het berouwt u pok (in uw vol ge^
moed ^ zo als gij het zeediglijk noemt) dat gij aai^
mij gefchreeven hebp.
Dus is het niet waarfchijnelijk, merk ik, dac
wij meer zullen worden aaflgezogt op deeze wij-
ze.
Wel dan, nademaal het *er dus mede geleegen
is, Zuiler Klaartje, zo laat ik mij, met alle nee-
ärigheidt, 'tot u vervoegen met een voorflag of
twee; waarop gij gunßigUjk zult gelieven te ant-
woorden.
Gij moet dan weeten, dat ons van verfchei·
dene kanten is te kennen gegeven, dat gij op zulk
een wijze behandelt zijt van den fchurk, met wieni
gij zijt weggeloopen, dat hij zijn leeven zou moe-
ten verbeuren voor izijn misdaad, indien die be-
hoorlijk kon beweez:=ïn worden. En uit uw eigen
gezeggen fchijnt ons toe ieis te blijken, dat daarna
wel gelijkt, >-
indien 'er, Klaartje, iets meer dan enkel klan-
ken en gemaakce taal zij in hetgeen uit uw vol gë*
moed^ en uw welbewuße pU'gtmaatigheld voort-
küooit; en indien he»· waarheid zij, waarvan JuiFr.
iNorton en Juffr. Howè ons verwittigt hebben; zoo
kunt gij noch uw character bij ons, en bij de we-
reld rechtvaardigen in alles ^ behalvèn in uw fcha-n·
daleus Wegioopen; en het Gerecht zal dan dea
fchurk wel kunnen vinden ; En konden wij hem
maar aan den galg brengen, wat een verdienftelij·
ke wraak zou dat zijn voor onze geheele veronge-
lijkte femilie, en voor de onnoozelen die hij ver-
leide
/
-ocr page 378-De HISTORIE van
wmm
ieidc heeft, zo wel als de behoudenis van veele an3
dere voor het bederf. . ^
Laat mij derhal ven weeten (zoo het u.belieft')
pf gij geneegen zijt voor den Rechtbank te verfchij-
nen, om Uzelve , en Ons ^ en uwe Sesce , die
recht te doen ? Zoo niet, Zufter Klaartje , dan
weeten wij wat wij van u hebben te denken;'want
nog gij nog wij kunnen meer nadeel lijden, als
wij geleeden hebben van de fchande van uw val:
En zo gij hec wilt doen, zulien de Hr. Ackland
en de Advocaat Derhanj beide bij u koomen om
hehooreiijk u te ondervraagen-, cn een Opilel te
maaken van uwe Hiitorie, om daarop een pleidooi]
aan te vangen, indien 'er genoeg grond toe is om
dat te doen, met zoo groote waarfchijnlijkheidt van
wel te zullen flaagen als waarmede men ons berigt,
dat het bepleit kan worden.
Dog uit hergeen JuiFr. Howe te kennen geeft,
is het niet waarfchijnelijk, dat dit zal ingewilligd
worden; v;ant het is datgeen dat zij u eens aan de
handjaf, fchijnt het, door haar leevendigeDog·»
ter, dog te vergeefs (a); en daarbij moogt gij u
wijders, wel moogeiijk niet zoo voorzigtig gedraa-
gen in zommige zeekere punten, als dat de weg
van het openbaar Recht voor u zou openftaan ;
welk zoo het waar is, dan zij ons heven Heer u
genadig! ^
- Nog een woord flegs ten aanzien van den bo-
vengeraeiden voorilag : - Uw hoogagter ,
Dr.Lewen,is vaft van gevoelen,dat gij den fchurk'
proces behoort aan te doen. i
Dog indien gij hiertoe niet wilt verftaen, heb
ik.
(a) Zie Br. x^ix, van het VI. Deel.
φ
I Γ
lil
li
'1
ΜϋΜΗΙ'*
Juffer CLÄRISSA HARLOWE.
- Ik u een anderen voorilag te doen, en dat wel m
den naam van iedereen van'de familie; hetvyelk is,
daj; gij wik denken om na Penfylvanie te gaan, om
daar eenige jaafen uw'verblijf cehoüdènj tof dac
-alles is overgewaaid En indien hec God belieft α
'te fpaaren, en uwe ongelukkige ouders, tbc dac
zij kunnen geruft tip ^ ddt gij u als een waare ea
volkooraen boetvaardige gedraagt; ten minftert',!
tot dat gij Een en twintig jaar zijt; dan raoogc
gij te rug koomen op uw eigen Goed, of men kan
de opkoomilen daarvan aan u derwaards zenden,
zo als gij het verkiezen zuir. Dit Tijdperk ftelc
mijn Vader, om dat'de Coflidm het zo medebrengt;
®n om dat hij denkt, dat uw Grootvader hetzelve
behoorde geileld te hebben; en, mag ik 'er wel
bijvoegen , om dat gij door uw fraaij gedrag ten
vollen beweezen hebt, dat gij Agttien jaar oud
zijnde noch niet in ftaat waart om uzelve te regee-J
ren. Arme zuffende, ichoon goede oudé manJ
--— Uw Grootvader, hij dage-i Dog
ik wil ook niet al te geftreng zijn.
De Hr. Hartley heeft eene Zufter, die weduw
is, te Penfylvanie, bij'|Welke hij wil aanneemen,
dat gij in de koll kunt leggen, en^die een zeedige,'
verftandige, en beleezene vrouw iSi En indien gi|
daar eens wel en behouden waart, zoude het ιΐ^ίιτ.
Vader en Moeder .ontlaften van een weereid van
2orgen,'en yreeze, en fchande^'én is iets,' naar
mij dunkt, waarom gij vöor alle'dingen behoprde,
te wenichen. ' ' '' ' ^
De Hr. Hartley wil aanneemen , dat gi) alle
gemak en genoegen op uw overtogt zult hébben,
idié mef uw rang en middelen overeenkoomeni eri
m
W'
é'
Ψ
hij heefc belang in een fchip ,' dat binnen èeti'
maand te zeil gaet; en gij ffloögc uwe geheimbe-
waariler Hanna medeneèmen, öf wie gij wilt vari
uwe nieuwer kenniiTen. Men onderilélt, dat gijf
niet vergezelt zult worden als vaö uw éigene
Sexe. ,
I>lt is het dat ik u bad èède te dèelen; etf
indien gij mij met een Antwoord wilt begunili-
gen (hetwelk dè man, dié deezen brengt^
woensdag morgen zal koomen afhaalen) zal heé
2eer toegeevend zijn.
Aräkellä Harlowä;
lil:
^ifer Cl. Härlowe, aan Arab. Haä·^
lowec
" !
I
Schrijf aan mij, mijne onbermhartige Züiler,
ö^ zodanige wijze als het u belieft, ik zal u al-
toos dankbaar zijn, dat gij nó^ eenigé agf op mif
geeft. Maar (denk van mij wat gij wilt) ik kan
Mr. Ackland en den Advocaat niet fpréekén
over zulk eene zaak , als waarvan gij gewag
maakt.
Onze Ueve Heen zij mij inderdaad wel
I i
-ocr page 381-Juffer CLÄRISSÄ HARLOWÉJ fyS
gBnadigi Watic niemand anders wil mij genade'
bewijzen.
Zekerlijk gelooft men, dat ik een ichep-
«el ben, die alle fchaamte verlooren hebbe, an-
ders kon men niec in gedagten neémeh oni
twee Heéren met zulk eene boodfchap aan mij
te zenden.
Hadde mijne Moeder (of kon' de Zedigheid
hebben toegelaacen dat Gij het onderzoek deedt)
de bijzonderheden van mijne droevige gebeurce-
Dis van mij vereifchc, of waare Jufr, Norton
lail gegeven om dezelve van mij te ontvangen ^
mij dunkt het zou veel gevoegelijker gèweeft zijn:
En ik vermeete mij te denken, dat het ook meer'
met her charaéler van iedereeh zóu hebben over-
eengekoomen, indien men dezelve van mij ver-
eifcht had, voor dat 'er zulk eeii zwaar oor-'
deel over mij geftreeken wiei'd , als 'er geftreekeii
is.
Ik vjeete wel, dat dit het gevoelen is van
Dr. Lewen. Hij is zo goed geweeft dm hetzelve
door eenen vriendlijken Brief bij mij aan te dringen.
Ik hebbe op zijnen Brief geantwoord; en zulke re-
denen gegeven, welke ik hoope dat hem voldoen
zullen. Ik zou wel wenfchen, dat men het der
moeite waardig agtede, hem te verzoeken om fljijo
Aiitwoord eens te zien (a).
(a) Om liaarco Brief, behelzende de redenen waarop
xigbetoept, wicrd niet gevraagd-, en Dr. L^web's dpod»
4ic ras iia dat hij denzclven ontvangeti had voortiel» was de
icden, dat dezelve niet aan de familie wicrd medegedeeld»
voor dat het te laat wa« om den dicon; te docD j vrelken niclti
φίϊΥΛίι had niegcD terwagtcn;
V.
Op uw ander voorftei j om naai* Pen/JIvanie
te gaen , is dit mijn antwoord- indien 'er
l)innen eene maand niets gebeure, hetwelk mijne
ouders en vrienden al zo kragtdaadiglijk kan onc-
iaften van,die wereld van zorgen, en vreeze, en
Ichande,( waarvan gij gewag inaakc, en ik dan in
ftaac ben om aan boord van een fchip gebragt te
-worden, zal ik bereidwillig mijn Vader en Moeder
gehporzaamen, al waare ik verzekerd dat ik op de
ïeize fterven zoade. En indien het mij kan ver-
geven worden dat ik dit zegge (Want het koomt
inderdaad niet voort uit eenen geeft van betaald-
Äettinge) gij zult dan, in ftede van mijne arme ge-
dienftige, dog weezenlijk onbeilraiFelijke Hanna^
uwe Lijs Barnes over mij Hellen; aan welke ik
mijn geheel gedrag zal hebben te verantwoorden.
En ik zal zorg draagen , dat zij zig het vergezellen
yan mij niet hebbe te beklaagen.
Ik ilae niet min verzet dan ik moeijelijk ben
over de uitflagen ^ welke gij en mijn Oom Anto«
nij beide doet > van nieuwe ftukken van wange-
drag in mij! - Wat kan dog met dezelve be-
doeld worden? . ,
Ik zal u niet te kennen geeven, Juffer Har-
lowe, hoe veel druk ik hebbe van uwe geftreng-
heid, en hoe veel nadeel ik daardoor lijde ,
en door uwe onbermhartige Ligtvaardigheid van
ilijl, om dat men hetgeen ik zeggen zoude,
>vel als enkel klank en gemaakte taal zou
kunnen opneemen, en om dat ik weete dat
men daarmede bedoek^ mogelijk wel uit een gene*
.gm oogmerk, om mij te vernederen. Alles wat
iii
l·' ·
η
if
I- y
'Λ
i
-ocr page 383-jiTFFER CLARISSA HARLOWÈ.
ik derhalveii zeggen zal, is dir ^ Dat men zijn oog*
merk niet mift, indien het dat is. ,
Dog niettemin (mijzelve, zo veel mogelijk is^
ontdoende van alle gevoeligheid) zal ik alleen
bidden, dat de Hemel om u zeker wille, een
minzaamer hart verleene, dan gij tegenwoordig
ïchijnt te hebben; nademaal ik overtuigd ben, dat
een minzaam hart een grooter zegen is voor zijnen
bezitter , dan bet voor eenig ander menfch kan
zijn. In deeze overiuigirige ondertekece ik mij^
^ijnie waarde BeHa,
Uwe altoos'toe^enegene Zufler y
Cl. Harlowe^
LXiL BRIEF.
^uffr, Norton, aan Jufer Cj^ARisSh^hKl
lowe.
Ten antwoord op den haaren van Donderdag den
lyJug.i^y.
' ' Bmgsdagy demz Όαη Aug^
Mijne waardße jonge Lad^,
' De Brieven, die gij mij gezonden hebt, ilie^
rie ik u nu te rug met de hand, die u dèezén bren-
gen zal.
Het is mij sónmogelijk om uit tfe drukken,
Hóe zeer ik van dezelve ben aangcdaen geweeft,
VII. Deel. Ζ ti
(zj Zie Br. XL.
-ocr page 384-éh vati uwen laatften van den xy «Jen, Indetdaad,^
mijne waarde Juffer Klaartje, gij zijt zeer hard
behandeld; dat zijc gij inderdaad! En indien gij
ons oncrukc wierd, welk eene fmerte en welk ee-
ne ftraiFe leggen zij op tegen zigzelve ^ in de druk-
kende nagedagten, welke hunne ligtvaardige oor-
deelen en onvergeevelijkheid hun zullen veroorzaa-
ken i
Dog ik merke wel, waaraan de wreede Brief
van uwen Oom Απ ton ij te wijten is, als mede een $
van weiken gij nog meer gedrukt zult worden [God
helpe Ujmijn arm liefkind!] als dezelve u ter hand
koomt, gefchreeven van uwe Zufter, mee voorfla-
gen aan u (a).
Hij wierd gilleren voltrokken om aan u te
zenden, v/eete ik; en ik geeve u daarvan kennis||
op dat gij uw hart moogt ^erilerken tegen den in-
houd van denzelven.
De beweegredenen, welke hen alle tot deeze
geilrengiieid doen overhellen, indien dezelve wel
gegrond waaren, zouden alle geftrengheid wetti-
gèn, welke zij betoonen konden; en terwijl zij ge-
looven, dat ze zodanig zijn, zijn Zij en Gij beide
even zeer te bekiaagen.
Zij zijn te wijten aan her berigt van dien be-
moeijzugtigen Hr. Brand , die hun kundfchap ge-
bragt heeft (uic den een of anderen, die uw vijand
moet zijn in de buurc omtrent u) dat gij bezoeken
ontvangt,die ten hoogften berispelijk zijn, van een
man van een ongebonden characler, en een Boe-
zem-vriend van den Hr. Lovelacei die dikwijls bij
(a) Zie Dr, L:?,
»
ikï·
ms.
1
y alleen is; zomtijds wel twee of drie iöaalèn op
een dag.
Lijsje viert haarè tóng ten deezen aanzien veel
bot, en alle uwe vrienden zijn maar al te gereed
om te gêloöven, dat de zaakén niet zijn zo als ze
behoorén; hetwelk mij doet wenfchen, dat al zijtt
de oogmerken van dien heer nog zo eerelijk, gij
alle verkeeringe met hem geheel eil al kondt laate»
vaaren.
Iets vdn deezëil aart wierd vöörheen van Lijs-
je aan mij te kennen gegeven, dog zo donkerlijk ^
dat ik niet koii zeggen wat ik daarvan maäketi
rrioeft; en dit deed mij diafviin zulk eene algemee^
ne meldingé inaaken, als gij vöndt in mijnen laat-
ften......
. Uw Neei" Morden is bij hert geWeeft. Hij
trekt zig uwe ongelükken boven maaté aan; en al-;
zo zij niet gelooven willen, dat de Hr. Lovelace li
zou willen trouwén , heeft hij vailgefteld öm té
gaen naar her hiiis van Lord M. op dat hij uit des,
Hren. Lovelace's eigen mond vetneèmen moge; of
zijn oogmerk is om u Dat règt te.doen of niet.
Hij wierd ten uicetilén geftreeld van ièderèeii
bij zijne eerfté aanköoirift ; maar mij wordt ver··
teld, dat 'er tegenwoordig eenige kleine verkoeling'
gé is tuflchén hem en hunlieden;
Ik had géhoöpt, dat ik deezen Brief vari dett
Hr. ßrand (een onbezonnen bemoeij-ziek man Q
eens te 2ien zoude krijgen ί Dog hét fcbijnt daè
dezelve gifteren aan den Hr, Morden gegeven is
om te leezen, en hij heeft dien mede genomen.
God zij uw trooft, mijne waarde Juffer ! Dog
4k ben inderdaad boven maate ontroerd van de ge·
Zf ζ dag-ï
i';
Jt'
Γ
De historie van
dagten, welke nóg wel de uitilag moge zijn vaa
alle deeze dingen. Ik ben, mijne beminde jonge
Lady,
Uwe zeer toegenegens en getrouwe
Judith Norton.
k
.Norton, aan Jufer Clarissa Har]^
lowe.
; " Dings dag ^ den ïi υ an Aug*
Na dat ik den ingeflooten gezegeld had, ont-
ving ik de eere van een ftil bezoek van uwe Moeij
Hervey ; die in een zeer zukkeligen ftaat geweeft
is, en verfcheidene weeken voorleeden haare kamer
heeft gehouden; en maar even is begonnen uit te
gaen.
Zij verlangde, zeidezij, om mij te zien, en
met mij te weenen ^ over het hard lot, dat haare
beminde Nigt was overgekoomen.
Ik zal u een getrouw verflag geeven van het-
geen tuflchen ons voorviel; alzo ik verwagte, dat
het u j over het algemeen, eenige hoope en trooft
verleenen zal.
„ Zij had zeer veel deernis met uwe goede
3', Moeder, welke zij mij verzekerde dat verpligt is
9 een gedrag te houden, vlak Itrijdig met haare ei-
« ge-;
-ocr page 387-,, gene neigingen; gelijk zij zeJve, bekende ze,
}, ten grooten deele had. moeten doen. ^ ·
„ Zij zeide , dat de arme Lady met groote moei-
3>
5>
3>
99
5, minder, dat het den Hr. Lovelace ernft is mgt
5, zijne Aanbiedinge om u te Trouwen.
2 ί
I, te te weerhouden was van uwen Brief aan haar tQ
35 beantwoorden; welke (dus was de uitdrukkinge
», van uwe Moei]) bijkans het haft van iedereen
j, had doen berften : Dat zij reden had om te
5, denken, dat zij nog haare toeftemminge gege-
5, ven had tot het fchrijven van uwe Oomen j nog
5, haare goedkeuringe aan hetgeen die gefchreever^
5, hadden.
„ Zij is verzekerd dat zij u alle dier bemin^
„ nen; maar dat zij zo verre gegaen zijnde, niec
)) weeten hoe zij weder te rug zuilen wijken.
„ Dat,hadde het affchuwelijk eedgenootfchap.
het niet verhinderd, waarin uiv Broeder ieder-
een betrokken had (alzo hij weigerde naarSchot-:
5, land te vertrekken, voor dat hetzelve vernieuwd
5, was, en voor dat zij alle beloofd hadden in zijn
5, afweezen geen ftap ter Verzoeninge te zullen,
doen, dan met zijne toeftemminge; en waarbij
de verftoordheid van uwe Zufter hen vaft deed
blijven); alles zou voor deezen tijd al gelukkig-
lijk bedaard zijn.
„ Dat niemand wift welke fmerten hun on-
j, buigzaam gedrag hun fteeds toebragt, zedert gij
5, begonnen hadicin eenen zo zielroerenden en ne-
5, derigen ftijl aan hen te fchrijven.
9) Dat zij evenwel niet gezind waaren ona ta
91 gelooven dat gij en zo ongefteld, en zo boet-
vaardig waart, als gij weezenlijk zijt; en nog
J
,, Zij is egter verzekerd, zegt zij, dat alle^
^ wel liaait te regt zal koomen. En wel te raflèr
5, wegens de aankoomfi: van den Hr. Morden: Die
,, zeer ijverig op uwe zijde is.
„ Zij wen ich te wel om 's Hemels wil, dat gij
„ den Hf. Lpvelace wildt aantieemen, al hoe on-
5, deugend hij geweefl: is, indien het hem nu ernft
5, waare.
„ Het was altijd, zeide zij, een ftuk van de
j, uiterfte verwonderinge voor haar geweeil, dat
,, een zo dwaaze hoogmoed in haaren Neefjakpb,
3, om van zigzelven de geheele familie ce maaken,
hen allen beweegen konde om eene verwan t-
fchap af te flaen met zulk eene familie, als die
van den Hr. Lovelace was.
„ Zij beweerde, dat uw weggaen met den Hr.
ï^ovelace de ongelukkigile ftap was voor uwe
eere, en uw belang, welken gij hadt kunnen
doen; want fchoon gij den volgenden dag eene
geftrenge beproevinge zoudt gehad hebben, dat
het egter waarfchijnelijk de laatfle zou geweeil
zijn; en uwe zielroerende vermogens moeften
u wel eenige van de partij tot vrienden ge-
maakt hebben -— fiaende op uwe Moe-
i>
3»
3»
IJ
3»
ΐ- !
1
9>
der, op uw Oom Harlowe, op uw Oom Her-
vey.. en haar zelve. „
Dog hier (op dat het berouw, dat gij het niet
pp den uitflag van die bijeenkoomfl: liet aankoo-
men, u, in uwen tegenwoordigen moedloozen
(laat, niette veel moge drukken) moet ik aan-
merken , dat het een weinig maar al te klaar fchijnt
te blijken zelf uit dit gevoelen van uwe Moeij,
dat men niet 20. voiftrektlijk vait beflooten had toe
het
; ί.:
Juffer CLARISSA HARLOWE. 35J
liet voorneemen omvallen dwang te mijden, nade-
nmal uwe bevrijdinge van denzelven moeft afhan-
gen van eene partij, welke gij u onder hen te maa-
jien hadc door uwe overreedelijke w^lfpreeke^-
heid en piigtmaatige vertoogen.
,, Zij bekende, dat zommige van hen al zo
5, zeer vreesden om onder uwe oogen te koomen,
„ als gij kondt vreezen om onder de hunne te koo-
„ men: ,» - maar waarom jdat, indiea
hun voorneemen was om op de laatfte proeve
uwe genegenheid in te volgen ?
Uwe moeij vertelde Dat JuiFr. Willi-
ams (a) bij haar geweefl: was, fen haarfgevoe-
len gevraagd had of men het ook kwaalijk nee-
men zou, indien zfj verlof verzogt om naar de
„ ftad re gaen, en haare waardße jonge Lady
„ in haaren tegenfpoed te vergezellen. Uwe
,, Moeij wees haar naar uwe Moeder ; Dog had
„ daarvan niet meer gehoord,
„ Haare Dogter (Juffer Doortje) zeide zij,
5, had menigmaal ernftig ten dien zeiven einde
5, bij haar aangehouden; en met de grootfte vuu-
,, righeid haar verzoek vernieuwd, wanneer uw
,, eerfte Brief hun ter hand kwam.
Uwe Moeij zegt, „ Dat zij toen zeer on-
„ paflijk zijnde , daarover aan uwe Moeder ge-
5, fchreeven had, hoöpende dat het t?iet kwaalijk
„ zou genomen worden, indien zij Juffer Door-
5, tje toeliet om naar u te gaen; dog dat uwe Zus-
5, ter, als van wegen uwe Moeder, haar antwoord-
„ de, Dat nu gij fcheent aan de hand te koomen ,
5, en eene behoorelijke bezeiïïnge te krijgen van
Ζ 4 uwe
(a) Dc voorgacndc Hmshoudftcr op Hailowc-Plaatzc.
ji
9)
sj
uwe misUnad, gij gcheelenal aan hunne eige«
5, ne behandelinge moell worden overgelaa-
j> ten.
„ Juffer Doorqe, zeide zij, had geduurig
li getreurd zeden zij de ondeugendheid van den
5, Hr Lovelace gehoord had · daarvan een dubbel
35 verdriet hebbei.de : Voor eeril uic hoofde van
5, uw lijden; en vervolgens, om dat zij eene der
5, geenen geweeft was, die zig verheugden over
uwe ontliooininge, er. ,u ten üien opzigte ver-
,, deedigden: En zij had dieswegens eenige be-
„ iiraffiiige , en kv/aadv/HJigheki ondergaen ; in-
zonderheid van uwen Broeder en Zufter; zo
j, datze zelden kwam op Hariowe-Plaatze.,, .
Maak hec beft gebruik vao deeze berigten,
jtiijne waardile j^rnge Lady, tot uwe venrooitin-
Tk zal 'er alleen lüjvoegen, dat ik, met de
yuur'glle Gebeden om uwe tierilellinge in Gezond-
fieid en Gunit, ben
Uwe alt OOS-getrouwe
Judith Norton«
Üfr^-iiit"^
Jufer Cl. Harlowe, aan ^ufr, Judith
Ν O r τ o n,
Donderdag, den 24 van
Het verhaal van zulk een gefprek, als tuiTchen
mijne Moeij en u voorviel, zou roij vermaak ge-
geven hebben, hadde ik bet voor eenigen tijd
geleeden ontvangen, dewijl het dan een geeil zou
ontmoet hebben, die zig meer bevlijtigde dan de
mijne nu doet, om verre af zijnde trooft aan te
grijpen in de hoope op een gunftigen keer, die ten
eenigen dage mijne geduldige pligcmaatigheid mögt
beloond hebben. ^
Ik twijiFelde niet aan de goedwilh'gheid van·
mijne Moeij jegens mij. Haare" genegenheid trok
ik niet in twijffel. Dog zullen wij ons verwon-
deren » dat Koningen en Vorften zo weinig tegen
ihnd ontmoeten in hunne driften, al zijn die nog
zo heftig, daar in eene bijzondere familie, eene
Moeij, ja zelf eene Moeder in die familie, verkie-
zen kan om een voormaals begunftigd kind tegen
haare neiginge liever te laaten vaaren, dan zigaante
kanten tegen een heerfchzugtigen jongman,die zig
gewapend had met het.gezag van eenen Vader,
welke zig eens bepaald hebbende, nooiteenige te-
genfpraak kon dulden ?
En zult gij mij wel berispen, zo ik zegge ;
Ζ 5 dac
-ocr page 392-De historie vam
dat goed Veriland, en inaagfchaplijke toegeevend-
lieid, een weinig moet gëergerd zijn over de be-
iiandelinge , w^elke mij bejegend is; en zo ik be-
kenne, van gedagten te zijn, dat mengroote ilraf-
heid tegen mij geoeifend heeft ? En egter ben ik
nu geregiigd om het ßrafbeid te noemen door het
oordeel van twee voortreiFelijke Zufters, mijne
Moeder en mijne Moeij, die (zo ais gij mij uit
^en mond van mijne Moeij berigt) erkennen, dat
zij genoodzaakt geweeft zijn om tegen mij aan te
fpannen, ftrijdig met haare neigingen; en dat zelfs
inS een iluk, hetwelk zou kunnen fchijnen mijn
eeuwig welzijn te betreifen.
Dog ik moet op deezen voet niet voortgaen.
Want kan de neiginge, van welke mijne Moeder
heeft afgeilaen, wei niet het uitwerkzel zijn van
eene al te malle toegeevendheid, eer dan dat ik de
toegeevendheid verdiene? En egter ben ik zo ge-
melijk knorrig,^dat ik mij van het onderwerp
moet afrukken.
Alles dan, wat ik terdeezer tijd daarover ver-
der zeggen zal, is, dat al Hond de bedoelde goed-
heid maar eene week na deezen aan mij vergund
te worden, het mogelijk wel te laat zou kunnen.
zijn-— Te laat, meene ik, om de vertroo-
ftinge aan mij te verleenen, welke ik daaruit zou
wenfchen te trekken : Want welk eene kragtloo-
ze Voorbereidinge moeil ik gemaakt hebben, in-
dien dezelve, tegen deezen tijd, mij niet verhe·
ven had boven - Maar boven wat?-
Arm dwaalend fchepzel! Ongelukkige zelfbedrieg-
fter! Die zig «boven niets vei heven vindt! Nog be-
kwaam
ϋί
ssm
m
Juffer CLARISSA HARLOWE. 'jts^
ii.waam om haar eigen zondig ongeduld te onder
te brengen !
Dog om i inderdaad mij af te maaken van
een onderwerp, waaraan ik mijzelve niet berrou-
wen durve; indien het zo te pas koome, geef niijr
, ije Moeij Hervey 5 geef mijne waarde Nigc Door-
tje, geef de braave Juifr. Williams te kennen,
hoe uitneerqend aangenaam haare vriendlijke oog-
merken en zorg te mijwaards voor mij zijn : En,
als zijnde dit de befte wettiginge of oillijkinge van
haar gevoelen fnademaal ik vveete, dat haare gunil
te mijwaards gegrond is op het geloof, dat ik de
deugd beminde) geef haar te verilaen, dat ik de
deugd bleef beminnen tot op mijn laatite uur,
gelijk ik durve hoopen dat 'er gezegd mag worden;
en verzeker hnar, dat ik nooit de minile moedwil-
lige afwijkinge begaen hebbe, hoe ongelukkig ik
ook geworden hen door eenen onbehoorelijken
ftap; welke egter niet aan onwaardige of verkeer-/
de beweegredenen te wijten vi^as.
Ik ben zeer bedroefd, dat mijn Neef Morden
een befluit genomen heeft om den Hr. Lovelace te
fpreeken.
Mijn fchroom over deeze kundfchap is eene
groote venninderinge voor het vermaak, 't v/elk
mij verfchaft wordt door te weeten, dat hij mij.
nog bemint.
De Brief van mijne Zufter aan mij is een zeer
harddrukkende -- Zo modloos ^ zo fpotag^
tig tergende! -— Dog wegens het gedeelte
daarvan , dat zo is, behoore ik eer medelijden met
haar te hebben, daji mij daaraan zo veel te bekreu-
nen, als ik doe.
η
"f'S!*)^«»-·-
mÈèÊÉ
-ocr page 394-De HISTORIE vaüi
ik verwondere mij, wat ik dog den HK
Brand mag gedaeii hebben - Ik bidde
God, dat die het hem en zijnen berigceren'beide
vergeeve, welke die ook zijn mogen. Dog in-
dien de ergernis alleen ontftae uic de bezoeken
varfden Hr. Belford, dan zal dezelve in zeer wei-,
nig cijds verijdeld worden. OndertuiTchen zal het
pakje, 't welk ik u zal zenden, voorheen gezon-
den aan Juffer Howe, u hoope ik voldoen, mij-
ne waarde JuiFr. Norton, aangaende mijne rede-
nen voor hec toelaaten van zijne bezoeken.
De tergende Brief van mijne Zuiler, en de
Onbuigzaamheid van mijne dierbaarder vrienden
--- Dog hoe worden wij, fchoon met ver-
der af zijnde onderwerpen beginnende, geleid toe
Let ftuk, 'c welk naaft aan het hart legt -
Gelijk korts-gevatte ongemakken des lighaams
alle te zamen loopen tot een gebroken of on-
geileld deel.
Ik zal afbreeken, met te verzoeken om uwe
gebeden, dat ik raag gezegend worden met ge-
duld en behoorelijke gelacenheid; en met u te ver-
zekeren , dat ik ben, en tot het laatfte uur mijns
leevens zijn zal
Uwe even dankhaare als toegenegens.
Cl. Harlowe,
-ocr page 395-Juffer GLARISSA HARLOWE. '3(^5
Jufet' Howe, aan Jufer Clarissa Har.
lowe.
Ten apfwoofd op den haaren van Vrijdags
den ii. Aug, (a).
Tarmoiith^ op het Eiland fVight ^
den Z5. Aug,
Mijne waardße Vriendin,
Ik hebbe de Brieven, en de Copijendei Brie-
ven gelezen, met welke gij mij begunftigd hebe:
En ik zende dezelve met eene bijzondere hand te
«•ug.
ïk ben ten uiterften bekommerd over uwen
flesten ftaac van gezondheid ; Dog ik keure alle
uwe handdingen en voorzorgen goed, betreffen-
de het aanftellen van den Hr. Belford toe eene be-
dieninge, welke ik Hoope dat nog hij,* nog iejnand
anders zal behoeven waar te neemen, in veele,
zeer veele jaaren.
Ik verwondere mij, en zo doen wij alle, over
die grootheid van gemoed, welke u 20 ilandvas-
tlglijk (in weerwil van zo veele aanlokzelen, wel-
ke geen andere vrouw zou kunnen wederihen , en
in zuïke hulpelooze omftandigljeden als waartoe gij
(a) Zie Br. xxxsif
-ocr page 396-gebragt zijt) den deugniet kan doen veragteh,
welke zo van harten veragt en verfoeid behoort të
worden.
Welke moet <vel de inhöüd zijn van dië
Brieven van uv.e nabeilaenden, we'ke gij rdöt aan
mij wilc mede deelen! —^ Foeij hun! Hoé
zwelt mijn hart! Dog ik dürvé niet meer zeggen
- Schoon gij nu zelve begint té denken, dat
zij u met groote geilrenghéid behandelen.
Iedereen is hier zo ingenomen mee dén Hn
Hicknian (en te meer wegens den gruwel, die hen
bevangt tegen het fcharaélef van. den affchuwelij-
ken Lovelace) dat ik genoegzaam ter dood toe ge°
plaagd ben om een dag te noemen. Dit heefc hem
moed gegeven; en hield ik hem-^niet in den band^
hi] zou zig zo zorgloos ongefchikt gedraagen ^
als of hij van mij verzekerd waares Ik ben ge-
drongen geweeil; om hem niet minder dan vier-
maalen te vernederen, zederc wij hier geweeit
ziji7i
Ik deed hem nóg kortJings eene geftrengé
boetdoeninge ondergaen wegens eenigeonagrzaam-
heden, welke niet waaren over het hoofd te zien :
Geen voorbedagté, zeide hij i Dog dat was eene
armhartige verfchooniiige , betuigde ik hem ι
Want waaren zij voorbedägi gefchied j hij zoude
nooit meer in mijne tegenwoordigheid j^ekoomen
zijn : Dat ze zo niet waaren ^ toonde zijn gebrek
van aandagt en opmerkinge; en dat \Vas ónver-
fchoonelijk in eenen man, die ilegts in den ilaat
zijner beproevinge was.
Hij hoopte, dat hij verder dan in een ilaat
Van beproevinge gekoomen was, zeide hij.
m
iJ··· -■ï':
-ocr page 397-JüFFEu CLARISSA HARLOWE.
En daarom, mijn Heer, raogt gij dan zoYgloo-
zer zijn! —— Dus voege gij ondankbaarheid bij
onagtzaamheid^ en maakc hergeen gij verdeedigc
als een toeval^ hecweik zelf verichooninge noo-
dig heeft, toe een opzet, \ welkj geen ver-
dient.
Ik wilde hem in twee dagen niet zien, en
hij was zo boetvaardig, en zo ootmoedige dat ik
bijkans mijzelve zou verwaarloosd hebben, om
hem vergoedinge te doen ; Want gelijk gij gezegd
hebt, eene veriloordheid, die te hoog gefteigerd
is, loopt dikwijls uit op eene al te nederige vergoe-
dinge.
Ik verlange om nader bij u te zijn : Dog
dat moet nog niet weezen, fchijnt het* EijHeve,
mijne waarde, laatimij befcheid van u toekoomen^
zo dikwijls als gij kunt.
Dat de Hemei uwen trooft vermeerdete, ea
ώ herftelie tot gezondheid, iZijn de gebeden van
Uive altoos getrouwe en toegenegens
Anna Howe,
Ρ. S. Verfchoon mij, dat ik niet eer gefchree-
ven hebbe: Hec is gekoomen door een klein
reisje langs de kuilen , waartoe ik vcrpligt
was oijj te laaten vinden.
De HISTORIE vaia
^ufer Clarissa HAHLowEj aan Jufer
Howe.
Vri'ßag-i van Aiigi
Öij zijt zeer verpligtende, mijne waarde Juffer
Howe, met mij rekenfchap tegeeven van uftilzwij-
gen. Ik was daarin geruft, als die niet twijffelde
of gij Wierde, ondeir zulke nabeftaendé eh waarde
vrienden, bij Welke gij zijc, van fchrijven afgetrok-
ken door eene of andere zo aangenaame uitvlugt,
hoedanig gij gemeld hebt.
Ik had gehoopt, dat gij ter deezef" tijd, van
die zeer rappe kuuren hadt afgeftaen, over welke
ik de vrijheid genomen hebbe van u te befchuldi-
gen, zo dikwijls als gij mij daartoe gelegenheid
gegeven hebt; en dat is al zeer dikwijls ge-
weeil.
Ik was altoos zéér ernftig jegens u over dit
onderwerp : En dewijl het hier aankoomc op uw
eigen toekoomend geluk en dat van eenenbraaven
man, moet ik hetzelve aanvatten, zo dikwijls gij
u zelve te buiten gaet, al hadde ik geen dag
meer te leeven; En ik ben inderdaad zeet on-
gefteld.
Ik ben wel verzekerd, dat het uw oogmerk
niet was, uwen toekoomenden Man mede te nee-
men
HBi
-ocr page 399-Juffer CLARiSSA HARLO\¥E. ^ép
iïïem mar het klein eiland, om, hem als een onno-
zekn bloed en tul te doen voorkoonien bij die gee-
nen van uwe nabeftaendcn, welke hen? nooit voor-
lieen gezien hadden : Nogthans, denkt gij, dat
liec voor hen wel mogelijk is (al hoe wel bereid
€n vail van yoorneemen zij zijn om b.ehaagen in
hem te vinden) om zig te weerhouden van over
Iiem re lachen, als zij hem uwé grillige, beftrnffin-
gen zien lijden ? Een zedig man behoort al zo min
in zijne eigene oo^en verkleind te worden, als in
de oogen van anderen. Indien dat gefchiede, zal
hij eèn miftrouwen krijgen van zigzelven, hetwelk
èene vvangeilake zal geeven aan alles wat hij zeg
of doet : En dit zal alzo weinig ilrekken om uwe
eigene keuze., als om de goedkeuringe te billijken,
welke hem bij uwe vrienden verleend wordt,
of dat het toe zijne eigene sgtinge kan Urek-
ken. . . , ·.
Ik houde veel van een gedienflig, en zelf een
nederig gedrag in eenen man jegens de vrouw,
welke hij ten huwelijk verzoekt. |tet is,eene blijk
van zijne beleefdheid, en ilrekt om. haar dat ge-
voelen van zigzelve te geeven , hetwelk men onr·
derilellen mag dat eener fchaamagtige verdiende
nocdig is te worden ingeboezemd. ..Dog indien
de vrouw hetzelve met geweld vordert,, toont zij
nog haare eigene beleeidheid nog dankbaarheid:
;fchoon ik moet bekennen,, dat zij haare kloek-
moedigheid toont. , ik gaf u al reden om te ver-
wagten ^ dat ik zeer ernilig tegen u zijn zoude. ,
_ O mijne waarde, dat het mijn lot had mogen ziji?,
(voor zo verre het mij niet vrijdond ongehuwd te,
leeven) eenen man te hebben aangetroKFen, jegpiis
VIL Deel. A'a vi^éï-
Τ-ν"·
570 De HISTORIE vam
welken ik edelmoedig en onbedwongen hadde kun-
nen hanrieJep !
De Hr. Lovelace, zo als nu duidelijk blijkt J
om een voorwendsel tegen mij te hebben, betigte-
de mijn gedrag jegens hem van ftijflieid en afkee-
righeid. Gij dagt, op eenen tijd, dat ik mij ee-
nigermaate aan Preutsheid fchuldig maakte. Men
behoort iets toe te geeven in moeijelijke Omilan-
digheden, welke dikwijls den fchijn van gelegen-
heid tegeeveil ter berispinge onvermijdelijk maa^
hen. Ik verdiende geen befchuldiginge van hem,
die de mijne moeijelijk maakte. En gij , mijne
waarde, indien ik met eenigen anderen man had-
de te doen gehad, of hadde hij maar de helft ge-
had van de verdienflen, welke de Hr. Hickmaa
heeft, zoudt bevonden hebben, dat mijne betrag-
tinge door mijne leere over dit onderwerp zou be-
ilierd zijn.
Dog om mijzelve buiten de zaak te laaten
-- Ik zal u te kennen geeven wat ik den-
ken zoude, waare ik een onverichillig aanfchou-
wer van deeze uwe trotfe bejegeninge van des
Hren. Hickmans nederig gedrag. „ De Lady denke
den heer te neemen, dat zie ik duidelijk, zoude
,, ik zeggen. Dog ik zie al zo duidelijk, dat zij
zeer weinig geregenheid voor hem heeft. En
5, waaruit kan dit gebrek van genegenheid dog
5, voortkoomen? Uit eene van deeze, ofalledee-
„ ze aanmerkingen, buiten twijifel: Dat zij zijn
5, aanzoek eer toelaat uit beweegredenen van ge-
„ voegelijkheid , dan eigene verkiezinge : Dat
5, zij laage gedagten heefc van zijn verftand en
„ bekwaamlieden j ten minften hooger van haa-
j» re.
wm
-ocr page 401-Ji f-A eigenk i Of, zij heeft de edelmoedigheid -
niet van die magt met gemaadgdheid te gebmi··.
,, ken , wellce zijne;^ groocë genegenheid jegens
haar, haar in handen geeft. . ^
; Hoe zoude hec u behaagen, mijne waarde, dac
'er het een of ander van deeze dingen gezegd
wierd? _ ,
Daarbij maar flegts de fchadüw van eene re-
Óen te geeven aan vrij-leevers en vrijfpreekers om
te zeggen, of zig te verbeelden, dat Jufier Howe
haare härid geeft aan eenen man ï die geen „reden
heeft om eenig aandeel te verwagten in haar harr;
ik ben verzekerd dat gij niet zoudt wenfchen, dat
zodanig iets zélf eens oiiderfteld zou kunnen wor-
den. Daarbénèvens, dat alie agtinge bij u vooc
hem naderhand eerlt zou koomen; geen mor af
betoond worden; moeft, zou ik denken, w^/kun-
nen geduid worden ^ als een lof aan den Man ge-
geven, ten koile van de kiesheid van de Vroumy
en zelf van Jiaaj e Sexe. , . ■ J
Daar is geen fcbroom, dat'er eenige aanflag
zou Vünnen gefmeed worden van de allervermetel-
fte [Twee Lovelaces kunnen 'er niet zijn!] tegen
een charafter zo agtbaar wegens deugd,' en zo be·
koorelijk moedig, als dat yan Juffer Howe« Nog-
thans, dat eenig man zou aangèmqedigd worden
om eenen Egtgenoot tè veragteni door het voor-
beeld van haar , die hét meeft belang heeft om hem '
te' eeren 5 wat, mijne waarde, zoudt' gij daarvan,
denken ? Het is maar al: te natüureiijk, dat nijdige
mannen (en wie^ die Juffer Howe kent,' zal den
Hr. Hickman niet benijdèn ?) die geenen befpoc-
ten, en befchimpen, welke onwaardiglijk vari eene'
Äa ζ vrouw ·
-ocr page 402-fji De HISTORIE Vam
^rouw behandeld worden, of dat verdraügen w!^
ieni
Indien een man dus behandeld, eene opregts'
en vuurige Liefde hebbe voor de vrouw, om wel-
ke hij vrijde, zal hij ligtlijk door haar misnoegen
verflagen worden : En dit zal hem brengen tot
werken van onderwerpinge, welke men Laagheid
noemen zal. En welke vrouw van eenen regt
moedigen geert zou behaagen hebben, dat 'er ge-
zegd wierd, dat zij den man, van welken zij eer-
lang beicherminge en verdeediginge verwagt, ietS
zou opleggen, hetwelk geduid zou kunnen worden
als eene laagheid, of onmanlijke lafheid in zijn ge-
drag, al waare het jegens hgarzelvei -Ja,
ik ben niet verzekerd, en ik vraage u, mijne waar-
de, om eene oploiïinge^ of het naar uw eigen ge-
voelen, niet waarfchijnelijk zij, dat eene vrouw
van moed den man eer zal "ueragten^ dan hooger
'waardeeren, die geduldiglijk een hoon van haar
Iran opneemen; inzonderheid in V hij zij η van ge-^
zelfchap?
Ik hebbe altijd aangemerkt, dat vooroordees
len ten nadeeïe van iemand bij zijn eerft voorkoo-
inen, zig dieper veftigen, en als ze geveftigd zijn^
veel bezwaarelijker zijn uit den weg te ruimen, dan
gunflige vooroordeelen : Of dit voortkoome uit nijp
digheid, of uit dat kwaadaarcig beginzel zo uitftee-
kend kenbaar in bekrompene Zielen, hetwelk hen
dóet haaken om de waardiger charaders tot hunne
eigene' laage peil te brengen, durve ik niet bepaa-
len. Wanneer derhalven eene vrouw van uw ver-'
fland der wereld eens reden geeft om te denken ,
dat zij geen hoog gevoelen heeft van den Mimaar^
...................................IJ .11 ........«... - n . ι ,.,,., ι» ^.1?· ί·»0«··.Ι|^!||Η|Γ|ΗΙ|1ι ΙΙΙΗ> Aiu^mjw
welken zij nogthans aanhoudt, zal het naderhand
zeer btzwaurelijk voor haar zijn, om die wercI4
zulke goede gedagten te doen hebben, als zij wel
gaarn zcu willen, van den EgtgenoQt djen zij ge-
koozen heeft. . - ,
Gun mij de vrijheid om aan te merken, dat,
coegeevende te zijn met deftigheid^ en. het gebied»
te v(t<iren met zulk eene minzaamheid^ en liefta'.
Ughsid van zeden ^ welke de toegeevendheid, ter-
"wiji zij nog ongetrouwd is,doet zien en erkennen,
zaaken ζφι, naar welke eene,wijze vrouw, haa^
ren man wel kennende^ behoore te tragten : En
eene wijze vrouw, zou ik denkeuj.^dat liever ver-?
kiezen zou al haar Iceven ongehuwd te blijven, dant
zig te geeven aan een man, welken zij eener zq
edele behandelinge onwaardig agt.
Dog als eene vrouw haaren Minnaar zien laat,
dat zij de edelmoedigheid heeft van eenen welmee-
renden dienft goed te keuren en te beloonen; dat
ze eenen gèeft bezit, die haar verheft boven,det
grillige zotternijen, w:elke zomraige (d te ligtvaar-
dig, hoope ik) der Sexe in het algemeen toefchrij-
ven : Dat zij zig niet vergrämt (indien ze ooit re-
den denkt te hebben om misnoegd te zijn) met kor-
zelheid, of uit trotsheid: Nog het noodig agt te
ilaen op kleinigheden, om grootere'.zaaken te be-
koomen of zig daarvan te verzekeren, naar welke
het miflchien niet behoorelijk is te tragten : Nog
gelegenheid laat om te onderftellen, dat,zij zo veel
reden heeft om te twijifelen aan haare eigene ver-
dienile, dat zij de Liefde van den man, welken zij
voorheeft te begunftigen, op onaangenaame of
laatdunkende proeven ilelle : Maar. de Rejä^n de
Aa 5 voo^'.
-ocr page 404-voornaame leidsvrouw laat zijn van haare hande-
lingen ---- Dan zal zi] nooic die waare agtin-
ge , dien opregten eerbied milTen, welken zij
wenfchc te verkrijgen; en welke zal veroorzaaken,
dat haar oordeel na het Trouwen geraadpleegd wor-
de, zoratijds ^öi'i?« des mans eigen, en op andere
tijden, ais eene geneugiijke hevefiiglnge van het
zijne. '
En dus veel, mijne beminde JaiFer Howe, o-
vér Öit onderwérp, voor deeze reize, en, durve ik
zeggen, voor altoos, ·
Ik zal terftond eenen anderen Brief beginnen,
én ze beide te zamen zenden. OndertuiTchen > ben
ik, enz.
Ji/^r r Clarissa Harlowe, jujjer
Howe." -
t-
In deezen Brief geeft de Lady aan Juffer
Howe kennis van het herigp.van den Hr.
Brandl als mede van de f^oorßagen van
. haare Zußer , dat zij of buiten 's lands
' trekke, of den Hr, Level ace in regten ver-
volge. Zij klaagt over de geßrenge Brie-
ven van haaren Oom Antonij en haare
Zußer ; dog met milder bewoordingen ^
dan dezelve verdienden.
Zij zendt baar Dr» Lewen's Brieft en het
-ocr page 405-Juffer CLARISSA HARLOWE.
affcbrïft van haar Antwoord op denzci-
ven,
; Zij vertelt haar de. moeijelijkheden ^ die ze
ondergaen heeft om het "den van den Hr,
Lovelace te vermijden. Zij geeft haar
den inhoud op ^υαη den Brieft vjelkenzij
aanhemfchreef^omzijnegsdagtenaftè
wenden van zijn voorgenomen hezoek: Zij
is htdiigt^ zegt z^ ^ dat dit een ßap is,
diQ niet flrïkt eerelijk is, indien Verhloe'
min ge oj Leenjp^euk niet door den hengel
kan voor eene > die in haare omflandighe-
den is
Zij verwittigt haar van de aankoomß van
haaren Neef Morden, en zijne gereedheid
^ om haare zaak op te neemen bij haare na*
\ heßaenden; van zijn voorgenomen mond-
ge fprek met den Hr. Lovelace; en geeft
haar te kennen, welk haar fchroom daar·
omtrent waare.
Zij geeft haar den inhoud op van de zamen»
fpraak tuffchen- haare Moeij Hervey en
Jtiffr. Norton, En voegt Vr dan bij:
Dog al waaren zij nu nog zo guniliglijk ge-
neigd te raijwaards, wat kunnen zij voor mij doen ?
Ik wenfchce wel, en dac wel meer om hunnentwil-
le, dan om mijzeive, dat zij nog wilden toegeev
ven -j- Dog ik ben zeer ongefteld —^
Eene fchie-
- Verfchoon
mijne waar·
Drk
Ik moet mijne pen neerleggen
lijke Flaauwte bevangt mijn hart —-
mijne kromme regels! -- Adieu,
-ocr page 406-De HISTORIE vaüi
J'^ .'-π*
Drk Uuretif 's Vrijdags»
» ■ ■
ïk neeme mijne pen nog eens weder op.' Ik
dagt dat ik mijn laatil vaarwel van u zou genóineii
fiebben. Ik hebbe nooic eene zo heel miilelijkè-
aandoeninge gehad : Als of 'er iets mijne vermo-
gens geheel en al overftelpte ——^—Ik weete
niet hoe ik het befchrijven moet --- ïk ge-
loove, dac ik kwaalijk doe mét 20 veel te fchrij-
ven, én te veel te onderneemen : Dog een werk-
zaame geeft, fchoon beneveld door lighaanilijke ori-
geiteldheid, kan niet ledig zijn.
Ik zal eens zien, of' de open' lugt, en eene
afgebrokene infpanninge mij v»rij helpen. Dog in-
dien het niet wil, bekommer u niet wegens mij,
mijne waarde. ïk zal geiukkig zijn. Ja ik ben
reeds meer zodanig, dan ik voor korten tijd gedagc
had, dan ik ooit kon worden in dit leeven. ---
Nogchans hoe kleeft mij dit llghamn aan ! >
Hoe belemmert mij hetzelve! ■
Zeven miren.
Ik kon deezen Brief niet wegzenden met zulk
een zwaarmoedig flot, voor hoedanig gij hetzelve
zoudt geagt hebben. Dus ilelde ik uit om dien
ce fluiten, tot dat ik zag hoe ik mij bevinden zou-
de, als ik van mijne Verlugtigingé weder t' huis
kwam : En nu moet ik zeggen, dat ik een 'geheel
ander menfch ben : Zo vlug! -— dac ik mer
al
--iÄt-
MÉUeJÉÉ
-ocr page 407-al zo veei moedigheid zou kunnen yoortgaen als ik;
begon,en met preeken aanhouden over uw leeven-
dig onderwerp , indien ilc niet'meer dan genoeg
daarover reeds geichreeven had.
Ik wénfchte wel, dat gij mi] u en dei\ Hrj
Hickman Wildec'iaacen geluk Wjenfcben. Doe heé
dog, mijne waaide- Ik zou daajrvan iets voor mij-
zelve rieemen, zo gij wilder. ~ " ',
Mijne onderdaanige eerbetuigingen aan alle
uwe vrienden, beide die ik de eere. hebbe van te
kennen 5 en die ik niet kenne, .
* ^
ïk ben nu zo even verraft door eenen Brief
van iemand, van welken ik al overlang alle gedag-
ten had opgegeven van ooit iets meer te zullen
verneemen. Van den Hr. Wyerley. Ik zal dien hier.
inflüiten. Gij zult daarvan verzet ftäen, al zo wel
als ik. Deeze fchijnt/een man te zijn, welken ik
zou hebben kunnen te regt brengen. Dog ik kon-
de hem niet beminnen. Nogthans 'hoope ik, dat
ik hem nooit met trotsheid behandeld hebbe. In-
derdaad, mijne waarde, indien ik niet al te een-
zijdig voor mijzelve ben , ik denke dat ik heiii
met meer zagtheid hebbe afgeweezen, dan gij ee-
Tiêii anderen ^aanhoudt. En deeze herdenkinge
geefc mij minder fmerte, dan ik in het ander ge^
val zou gehad hebben, op het ontvangen van dee-
ze proef eener edelmoedigheid, van welke ik ben
aangedaan, ik zal 'er ook inflüiten hec ruw ont-
werp van mijn Antwoord, zo dra ik hec hebbe af-
gefchreeven, " '
de historie vam
Indien ik met een ander vel beginne, zal iS
toe het einde daarvan fchrijven: Weshaiven ik
hier alleen maar zal bijdoen mijne gebeden om
uwe eere en voorfpoed, en om een lang, lang,
gelukkig leeven; enals het ten einde loopt, dat
gij dan zo bezadigd en zo geruft moogt zijn in heß
verlaaten van hetzelve, als ik op God hoope dat
ik zijn zal. Ik beft, en zal tot het laatfte oogea-
l»lik blijven
Uwe opregtUjk toegenegens en ver^
fligte Dienaar es y
Be Hr, Wyerley, aan Juffer Clariss^
Harlowb.
Woensdags den 25 van ^uguß^
Waardpe Madam,
Gij zult verwonderd zijn, na dit verloop van
tijd, een aanzoek vernieuwd te vinden, hetwelk
zo duidelijk, fchoon zo beleefdlijk, wierd afgèwee-
zen : Dog, hoe het ook ontvangen worde, ik
moet het vernieuwen. Iedereen heeft gehoord,
dat gij Ihooalijk behandeld zijt van eenen man, die
om u kwaaiijk te behandelen, de fnoodfte aller
mcwr
iA
wiièÊêi
-ocr page 409-inenfchen zijn moet. Iedereen weet uwe regtniaat
tige gevoeligheid over zijne ondeugende behande-
linge : Pac gij vaft befloocen hebt om u nooit
mee hem te laaten verzoenen; Εη^φί gij vol^
hardt iii deeze gedagten in weerwil van de aanzoe-
ken van zijne edele nabeftaenden, iti weerwil van
alle de gebeden en het berouw van den onedelen
liarel zeiven. En aße de wereld, die de eer heb-
ben van u te kennen, of van hem gehoord heb-
ben, prijzen u befluit, als uwer waardig, waardig
uwer deugd, en dier ilrikte eere, welke altoos u
Wierd toegefchreeven van elk een die van u iprak.
Dog, Madam, al waare de geheele wereld
van een ? verichillend gevoelen geweeft , dat kon
nimmer j het mijne veranderd hebben. Ik beminde
u altops. Ik 7noet u altoos beminnen. Nog-
thans hebbe ik mijn beft gedaea om mij te on-
derwerpen aan mijn hard noodlot. Wanneer ik
zo veele middelen,' te vergeefs, beproefd had om
u ter mijner gunfte te beweegen, hield ik mij ftil,
en ftelde mij, zb het fcheen, te vreeden. Ik fchreef
zelf aan u,dat ik mij ftil en te vreeden houden zou-
de, En ik deed mijn beft om alle mijne vrienden
en gezellen te doen denken, dat ik zodanig was.
Dog geen menfch weet, welke angft.en deeze zelf-
verlocheninge mij gekoft heeft. Te vergeefs bood
de Jagt, te vergeef bood het Reizen, te vergeefs
bood een leevendig gezelfchap zig aan, en wier-
den elk op haare beurt van mij omhelsd ; Mee
verdubbelde kragt vernieuwde telkens mijne harts-
togt voor u mijne rampzaligheid, als ik mijn ge-
zigt wendde tot raijzelven in mijn eigen hart;
wanc daar zat uw bekoorelijk beeld op dea
ρ
570 De HISTORIE vam
throon ; en ik was geheellijk van u ingend®
men.
Ik beklaage opregtlijk die ongelukken, en dat
lijden, om uwentwillehetwelk ^i^^y niettemin aan-
moedigc om mijne iloiite hoope te hervatten. Ik
iveete geen bijzonderheden. Ik durve niet naar
dezelve vraagen; nademaal mijn Jijden zou toenee-
inen met de kennis van hetgeen gl| geleeden hebt.
Ik verlange derhaiven niet meer te weeten, dan
waarmede het gemeen gerügt mijne ooren kwetll;
en hetgeen mij verleend wordt te weeten, door
uwe afweezigheid van uwe wreede familie, en van
de geheiligde Plaatze, daar ik , onder eene me-
nigte van afgev/eezene verwonderaars, tweemaal
ter week zeker plegtte koomen, om u dien Dienil
eere te zien bijzetten, van welken uw Voorbeeld
mij de hoogfte denkbeelden gegeven heefc. Dog
welke ook die ongelukken, van welken aart dat
lijden zijn moge, ik zal de gelegenheid derzelver
zegenen om mijmntwilk (fthoon ik om uwem·
tville den werkbaas daarvan vloeke) indien ze mij
het geluk mogen aanbrengen van te verneemenj
dat dit mijn vernieuwd aanzoek niet volflrektlijk
verworpen moge worden. ■ Geef-mij al-
leen hüüpe, dat ik ten eenigen dage aanmoedi-
ginge mag ontmoeten, indien 'er ondertuiTchen
niets voorkoome, het zij in mijne zeden of ge-
drag , hetwelk u nieuwe ergernis kan geeven.
Geef mij maar deeze hoope -- Mij niet
volftrektlijk te veriverpen, is alle de hoope, om
welke ik vraage ; en ik 'zal u, zo het mogelijk .is,
nog meer beminnen, dan ik u nooit bemind heb-
be - En dat wegens u lijden; Want wel
ve·-
-ocr page 411-Juffer GLARISSA HARLOWE. '3(^5
mm
mm
verdient gij immers bemind te worden, ^zelf tot,
aanbiddens toe, die, om den wil van Eeriê én van
Deugd, eene hartftogt ^ overmeefteren kiint, wel·
Jee gemeene geeiien (ik fpfeeke bij wreede onder-
vindinge) onverwinnelijk vinden; en dit op eene'n
tijd dat de affchuwelijke beleediger knielt en bidt,'
gelijk ik wel verzekerd ben dat hij doet (terwijl
alle-zijne vrienden insgelijks voor hem Bidden} om
vergiffenis.
Dat gij het hem niet vergeeyen kunt , zo niét
vergeeven dat gij heni weder in gunft ioüdi aati-
jneemen, is geen wonder. Zijne beleediginge is
tegen de Deugd: Die is eén deel van uw wee-
zen zelf. Welk eene grootmoedigheid is dit! Hoe
regt betaamèlijk voor ü zelve, en voor uw vlek-
loos charate ί Steekt 'er wel eenige verdiende iri
Êene Lady hooger dan ooit te agten,'die de zaa-
ken op eene zo verhevene wijze weet te .fchei-
den? Daar lleekt niets in. Ik kan zulks niet bé-
weeren. ,
Welke hoope is mij overgèbleeven, mag meti
neggen , daar. mijn aanzoek voorheen verworpen
;wierd, nu, dat uw lijden, zo edel gedragen^
bij alle regtfchaapene oor deelaars, uvv charaéter
ïiog meer verhoogd heeft ? Nogthans > Madam',
liebbe ik mij hierop te yeroeni'en, Dat terwijl uwe
vrienden (u niet befchouwende in het regcmaatig
ligt, waarin ik u befchouwe) u vervolgen en
Verbannen; terwijl men u uw Goed onthoudt, eii
toigt (gelijk ik vjeete^ te zullen onthouden, zo
lang het hairkloovend Regt, of liever de vitterijeti
'^m des;s§lfe beffenaars u hetzelve onthouden kun-
nen ï
ip
mum
De HISTORIE vam
nèn : Terwijl gij krfteken zijc van befchermitigei'
iedereen van u ai'houdende; het zij uicvreezevoor
den beleediger in de eenè fami|ie, of voor de on°
bermhartigen iii de andere ^ Zo ileilè ik mijne èere,
zegge ik, in voor;deri dag té creeden , en mijne
IWiddelen, è'n mijn Leeven, tenuwendienftaan te
bieden. Mee esné hoope op eigen voordeel inder-
daad 2 ik zoude een al te groote huichelaar jZijn ,
zo ik dit niet bekende! En ik weete, wèlk een
afgrijzen gij hebt vän onopregtheid^
Dog het zij gij die iioope aanmoedigt of niet;
ontvang mijnen dienft, bidde ik u. Madam, dien
ik in ftaat ben u te bewijzen : En gelief mij tè'
verfchoonen wegens een eerelijk Loopje , mee
welk de natuure des gevals (alzo ik twijffele, of ik
anders wel de eere van een antwoord van u zoii
krijgen) mij doet verkiezen óm te befliïlten ■—
Het is die s ,
Indien ik nog al de oiigelakkigße der men-
fchen blijven moet. Iaat dan uwe pen meveen re-
gel mij dat te kennen geeven. Indien het mij toe-
gelaaten worde om eenige hoope, hoe verre af-r
zijnde ook, te voeden; zal üw ßilzwijgen bij mij
geagc worden voor de gelukkigfte blijk daarvan,
welke gij geeven kunt -—^-- Üitgenomen die
mg gelukkiger —-- (de gelukkigfte die mij
tan ten deêl vallen) eene bekendmaakinge dat gij
de aanbiedinge ontvangen virik van dat Leeven en
Goed, welke het mijn roem en mijne glorij'zijn
zoude in uwen dienft op te offeren, de beloonin-
ge daarvoor aan ü zelve laatende.
Uw befluit zij zo als het wil, ik moet u eeu-
wig hoogagten en beminnen. Nog zal ik ooit van
ilaae
}1
i:
Juffer CLARISSA HARLOWE.
ftaat veranderen terwijl gij leefc, het zij gij veran-
dert of niet: Want eens de ftotJtheid gehad heb-,
bende van mijn aanzoek bij U te doen , kan ik mij
niet laag genoeg vernederen dat ik om eene andere
vrouw zou denken : En dit verkiaare ikyplegtig-
üjkin de tegenwoordigheid van dien God, welken
ik dagelijks bidde dat hij u zegene en befcherme,
welk ook uw befluit moge zija ten aanzien van^^
waarde Madam,
Uwen onderwerpelijkflen en altoos toe·
gemgenen en getrouwen Dienaar,
Alexander Wyerlet,
'Jufer Clarïssa Harlowe^ (tan Alex·
W y ε r l ε γ, $Mdkn,
V· i,
f
" η
Saierd. den z6 van /iugi
Mijn Heer,
De edelmoedigheid van uw voorftel zou niec
alleen een antwoord van mij gevorderd hebben,
maar ook mijne dankbetuiginge, al fchoon gij mij
niet tot de keuze van die twee dingen gedrongen
hadt, hetwelk u behaagt een loopje te noemen.
En ik geeve u derhalven mijne dank^egginge voor
uwen vriendlijken Brief.
j
Ten tijde als gij mij vereerdec met uw gunftig
gevóélen» betuigde ik u, iftijn Heer, dat het On-
irehuwd Leeven mijne verkiezingé was. En mét
de uiterile waarheid betüigde ik u dar.
Wanneer mij dat niet vergund v^ierd, en ik
in bet rond zag op üe verfche^ene beeren, die
mij wierden voorgelleld, en reden had om te ge-
looven, dat 'er niet een van dezèlvè was, op wiens
zeden of beginzëls niet het een of aifhr te zeggen
viel, moeil het niet veel te verwondeién zijn, dac'
der Verbeeldinge de keuze gelaateh wieid,
daar bet Oordeel geenbepaalinge wiil te maa-
Verre z'j het vin mij dit te zeggen met oog-
ftierk om u eenig verwijt te doen, mijn Heer, of
om op u te fmaalen. Ik wenfchte u altoos het beft.
Gij hadt reden om dit van mij te der.ken. Gij
hadt de edelmoedigheid van behaagen te fcheppen
in de openhartigheid van mijn gedrag jegens u^
gelijk ik had in dat van u jegens mij: En het- is
inij leed, zeer leed; hetgeen gij mij nu betiiigt,
dat de beruilinge in mijn wil, met welke gij
mij beliefdet, ü zo veel fmèrtè veroorzaak-
te; ■., - ^ . . . ; ,
Waare de verkiezingè , van welke ik gemeld
tiebbe, mij naderhand toegeilaeh (gelijk ik niet
alleen wenfchte, maar ook voorRelde} dan zou-
den die zaaken niet zijn gebeurd die gebeurd zijn.
Dog daar was eene zoort van noodlottigheid,
door welkè onze geheele familie gedreeven wierd ;
om zo te fpreeken; en welke het niemand van
ons gegund wierd te ontwijken. Dog dit is een
^onderwerp, waarop ik niet kan ftilfta^n.
'l
u
imiÉ
-ocr page 415-m
JürFEi^, .^LARISSA HARLQWE. |B j
Zo als de zaaken ni} ilaen, hebbe ik alleea
te wenfchen om uwentwille, dat gij die goede be-
weegingen in uw gemoed wilt voortzetten en aan-
kweeken, waaraan veele (lukken in uwen vriend-
lijken en edelmoedigen Brief, dien ik thans voor
jnij,.hebb^, moeten verfchuldigd zijn. Maak 'er
vaften ilaat op, mijn Heer, dat zulke beweegin-
gen toe eene hebbelijkheid gebragc, u vermaak
verleenen zullen ten tijde als niets anders u kan
Vermaaken. En tegett'Wpordïgi in.uwe daaden en
omgang uitblinkende, zullen ze u aanprijzen bij
de waardigile onzer Sexe.? Want de man,,'mijn
Heer, die bij eigene verkiezinge zo wel als door-
opvoedinge goed is, heeft die hoedanigheid in zig,
welke het menfchlijk geflagt veradelt, en zonder
welke de aanzi^plpile van geboorte en rang, on-
edel zijn. - ,
Wat aangaet het, beiluit, 'c w^lk gij. zo pleg-
tiglijk maakt, om niet te trouwen terwijl ik in lee-
ven ben·, ik zou daarvan leedweezen hebben, waa-
ie ik niet zedelijker wijze verzekerd , dat.gij daar-
bij wel kunt blijven, zonder egter daardoor bena-
deeld te worden : Nademaal een weinig, zeer wei-
nig dagen,u overtuigen zullen, dat ik alle menfch-
lijke toeverlaat ben te boven gekoomen; en dat ik
die befchermuige en gunft niet behoeve, welke gij
zo edelmoedigUjk aanbiedt, mijn Heer, aap
Uive verpligie, heilwenfchende^ en
nederige Dienaar es,
GL. HA RL O WE.
Bb
LXX.
VIL Deel.
De Hr. Lovelace, aan Jan BelforöJ
Schildkn,
Maanäag-mlddag^ den i% vanJiu^
Gifteren-avond omtrent den tijd van des ar-
men Beitons begraavenis, zo na als wij kónden gis-
fen, ilorteden ï^ord Μ. Mowbray en ik een glaas-
je , Ter Gedagtemße van den eereUjken Tom BeU
ton; en fchielijk overgaende tot de leevende, Ώ&
Gezondheid van Juffer Harlowe; hetwelk Lord
M. gedienftiglijk inftelde , en , Op dt gelukkige
Verzoeninge ·, en toen lieten wij 'er nog tulTchen
beide loopen eene gedagtenis Voor den eereUjken
Jan Belford ^ die wij alle overeenftemden, dat
zedert eecigen tijd een nuttig en goedertieren man
geworden is ; en een die den dienft van zijnen
vriend boven zijn eigen (lek.
Maar wat meent het, dat ik geheel geen tij-
dinge van u krijge Ca) ? En waarom geeft gij mij
geen openinge van de gronden der fpoedige Ver-
zoeninge tuiTchen mijne Beminde en haare vrien-
den, ende oorzaak der edelmoedige noodiginge,'
welke zij mij doet, om na eenigen tijd bij haar te
koomen ten huize van haaren Vader ?
,86
(a) Dc Kr. Belford had hem fijnen laatftgefchreevcn Brief
nog «iet gezonden. Waarvan men de reden zien kan bl. 3 j ij
isl''
-ocr page 417-Juffer CLARISSA' HARLOWÊ
> Gij moet zekerlijk ül ter deezer tijd in hec ge-
heim zijn; toegelaaten; eri ik kan u wel zeggen , dat
ik vergiftig jaloers zal zijn, indien 'er iets om gae
tuflcheii mijne Engel en u, dat voor mij verborgen
ftaet gehouden te worden. Want ik ben of eeü
voornaamftè perfoon iri dit geval, of ik bén niets
^ec al. ., . _
Ik hebbe Willem afgevaardigd^' oni de redea
van uw verzuini te weeten.
Dog laate ik u een woord of twee in 't oor
knoopen. Ik beginne, regteyoort, te vreezen, dat
deeze Brief niaar^ éen loopje was om mij uit de
itad tè krijgen, en neigeiis anders toé diende:
Want, in dè eerfte plaatze berigt Tourville \mij in
èenen Brief, welken ik deezen ogcend ontving, dac
de Lady inderdaad zeer ongeileld is [tk ben daar-
over bedroefd met alle mijne ziel !] ,Dit; zult gij
zeggen, mag ik denken dat eene reden is, waar·;·
om Éé fjdg niet op reize km gaen ι pog daarbi|
hebbe ik gifteren-avond van den anderen kant ge-
hoord, dat de familie zo onverzoenbaar is als ooit;
en Milord en ik verwagten deejjen namiddag nog
èen bezoek van den Colonel Morden i, die onder-
neemt naar het fchijnt, em mij te ondervraagei^
belangende mijn oogmerk ten aanzien van zijne
Nigt.
Dit overtuigt mij, dat zo zij haare vrienden
van mijne aanbiedingen aanhaar verwittigd heeft ^
zij niet willen gelooven dat het mij ernft is,' voor
dat zij daarvan uit mijn eigen mond verzekerd zijn»
Dog daarentegen verilae ik ook, dat het voorge-
nomen beaoek iets is, dat Morden enkèl Uit eigene'
B'bi
ÜÜ
-ocr page 418-beweeginge doec, buiten de begeerte van eenige
yan haare vrienden. ?
^ Nu, Jan, wat kan dog een menfch van die
alles maaken? Aan rpijne kundfchap, betreffende
de aanhoudende onverzoenbaarheid van haare fa-
niihe, is niet te twijiFelen; en egter als ik haaren
Brief leeze, wat kan men daarvan zéggen ! --
Immers ;zal. het lief fehejmtje niet liegen I
Nooit hebbe ik bevonden, dat zij zig aan haar
wpqrd niet hield, dan eens: En dat was, toen
zi] tiet mij beloofde te vergeeven na den vreezelij-
iien Brand, die 'er bijkans ten huize van onze Ma-
ima ontftaen zonde zijn, en egter des volgenden
dags mij niet zien wilde, en naderhand de vlugt
3iam naar Hamilead, om te mijden van het mij te
vergeeven : En alzo zij geilrenglijk dit afgaen van
haar gegeven woord van eere heeft moeten bezuu"
ren (want het is een flegt ding dat vroome luiden
hun woord breeken, als het in hun vermogen is
om dat te houden) zou men niet verwagten, dat
2ij weder aan het bedriegen gaen zoude; en wel
inzonderheid met voorheiagtheid in gefchrift. Gij
zult miffchien vraagen , Welk eereiijk menfch is
verpligt zijne belofte te houden aan een Struik-
roover? want ik kenne uwe onbefchofte wijze wel
van vergelijkingen te maaken : Dog ik zégge, ie-
der eerelijk meitfch is dat vdrpligt —-,τ— En ik
zal 'er u eene ophelderinge van geeven.'
•^f·! - Jb -
Daar is een roofzieke fchobbejaj^ ·, die u, met
de Pillool op de borft, uw geld afeifcht. Gij hebt
nog geid nog eenigö goederen van waarde bij u;
en belooft plegtiglijk, dat zo hij uw leeven fpaa-
ren wil, gij hem eene fom, waaromtrent gij over-
een-
ttiUMi
-ocr page 419-Juffer CLARI!?SA HARLOWE.
eénkoomt i zulc zenden, op zulk een dag,' asfrt
zulk eeneplaacze. . ..... .. , , .j ; ,.
De vraag is, Of de vent uw leeven niet iii
zijne magc heeft ? ^ ■ ■ ir ■ , ■ . ,
Hoe hij aati die magc kwam, is èene andere
vraag; welke hij met 2//»!leeven heeft te verant·
woorden, als hij gegreepen worde i; ^ ^ Dus
loopt hij gevaar voor gevaar gelijk op. j. ■: > n'
. Na indien hij ύ ww lehven fchenkc^ ichenkt
hij u dan, dunkt u, al niet eene zaak van grdote
waarde voor het έ geld , hetwelk gij; hem op uw
woord van'eere belooft te zenden? Zó niec^y dan
moet de fom>buitenfpoorig hoog zijn,Qf uw leeven
is maar een olijk ding, naar uw eigen gevóélen?
ielf, ί .i ' , ■ . -. 1 ί ·, ^.....n'
Ik behoeve de toepaiïïnge niec te maakén; en"
ik ben verzekerd;^ dat gij zelf, die mij nooit fpaart,^
en denkt dat gij mij ft hart kent aan uw ont
mogelijk het geval in een Herker Jigt tegen mij kunt
ftellen. ^ - ■ . »ν i. ■ , · ι , ...
Daarenboven , waarom maatigen lyroomé luin
den zjg aan·, gelijk ze doenom perfoonen, dië
minder naauwgezet; zijn dan zijzelve, te berispen
Is het niet om dat de Jaatik zig toegeeven in .eem-
ge vrijheid, op dat- zij hua'oogmerken bereikeii
mogen? En om^dat ik mijn pligt niet:doé,' katï'
dat een ander regt geeven om ^den zijnefi niec tif
doen ? —r—^. Dat zult gij nieti zeggen, ü . ^ j r,
^n I?oe zoude het luide^n ^ om het. geval oogt
eens kragtig voor te^ftellén^:zo kragtig als.mij:a
gfootfte vijand het zou kunnen ftelien j ten aan·»
aenvan de zaak en,van
Daar heeft die ondeugende booswigt Lovelaee ^ijti
Bb 3 é cif
-^--^iÊÊÊÊÊÊÊimÉiÈmaÊÊÈÊUsmm^-^ -ιιτπιιι r utttfti·■■■■<■ "r ·ίΜ»·|ΐ.<.).- "
-ocr page 420-I '
DE HISTORIE va^ ^
ced verbroken jegens Juflfer ClariS Harlowe, eq,.
haar bedroegen...... Een fnoode vent! zou-
de een vijand zeggen: Dog hec is volgens zijne
gewoonte. Maar als 'er gezegd wordt , dat de
godvreezende ClariiTa haar woord verbroken heeft
1« jegens Lovelace ï en hem bedroogen; Lieven Hee-
re ! zoude iedereen zeggen! Dat kan immers niet
weezen!
I Bij mijne ziel, Jan, zodanig is de eerbied ,
welken ik hebbe voor deeze verwonderenswaardige
vrouw, dat het geval dus enkel te ftellen mij re-
gen de borft ftoot —- En zo zal het η ook»
doen, als gij haar zo hoqge agtinge toedraagt als
gij behoort: Want gij weet, dat mannen en yrou-
wen, de'geheeJe wereld door, hunne gevoelens
van elkanderen vormen naar elks beginzelen en be-
kende handelingen. In deeze Lady zoude liet der^
hal ven al zo onverfchoonelijk zijn eene. moedwilli-
ge onwaarheid voor den dag te brengen , als hec
vreemd zou zijn, indien ik mijn woord hield. —■
In Liefdes-gevallen, 'meene ik; wanr voor het o-
verige ben ik een eerelijk gefchikt man;, gelijk al-
le, die mij kennen, getuigen kunnen.
En wat, kortom, zou deeze Lady wel ver-
dienen , zo ze mij in dit geval bedroogen had?
Want heeft zij mij niet aangevoerd, om op Lord
M's. befte rijdpaard voort re galoppen naar hec
huis van Lady "Sara, en van Lady Elifabet, mee
cene opgeregte en zegepraalende houdinge , om
dezelve haaren Brief aan mij te toonen? s
Ik kan u zeggen, dac ik haare gelukwenfchin-
^en daarover ontvangen hebbe : Wel nu,(Neef
'Lovelace, roept de eenej Wel nu ν Neef L^vela-
^,^Λ-Γ^"· "••ee,
ί
fH
-ocr page 421-Jüffer CLARISSA HARLOWE.
key roept de andere; Ik hoope, dat gij u, als de
befte Egtgenoot gedraagen zult jegens eene zo «it^
muntende eil zo vergsevelijke Lady! ·—-- En
nu muilen wij haaft het vermaak hebben van u te
befchouwen als een hervormd 'man, voegde -er de
eene bij ! En nu zullen wij u haaft zien in den
ftaat, waarin wij zo lang gewenfcht · hebben dat
gij zijn mögt, riep de andere uitr
' Mijne Nigcen Montague hebben zig den ge·^
heelen tijd zedert ook verblijd met haare nieuwe
maagfchap. Haare bekoorelijke Nigt, en haare
bemiimeiijke Nigt, bij ieder woord i En hoe dier
zullen zij haar beminnen! Welke leflèn zullen zij
van haar ontvangen. En egter was Charlotte, die
voorgeeft een arends-oog te bezittengezind om
eenige verborgenheid te ontdekken in den ftijl en
Ichrijfwijze, tot dat ik haar overkraaide, en het
haar uit het hoofd lachte.
Wat Lord M.'belangt, hij heeft-van uur tot
uur verwagt, dat iemand van de Harlowes aan hem
gezonden zou worden met voorflagen van deeze
of geene zoort: En hij wil nog al hebben , dat
zulke voorflagen gedaen zullen worden van den
Colonel Morden, als hij koomt; en dat de Harlo-
wes flegts zig onverzoenbaar houden, tot 'dat zij
•den uidag te weeten koomen van Mordens be-
zoek , om van ons dies te beter voorwaarden te
bedingen.
Trouwens, indien ik geen ontwijiFelbaare re-
den had, gelijk ik zeide, om te gelooven, dat hun-
ne partijdigheid tegen mij, cn onverzoenbaarheid
tegen haar^ nog duurt, ik zou ligtlijk denken dat
'er eenige grond kon zijn voor Milords giilinge ;
Bb 4 want
JÊÊ^
-ocr page 422-want daar is vervloekt veel laage Argliftigheid Bij"
die geheele familie, uitgenomen bij derzei ver En-
gel ; die zo groote edelmoedigheid van Ziel be·»
zit, dat zij Argliftigheid, in naam en daad beide ^
verfmaade.
Hetgeen ik met dit alles bedoele, is öm u té
doen zien ,welk eene zotte vercooninge ik zalmaa-
ken bij mijne eigene geheele familie, indien mijné
ClarilTa bekwaam ge weeft is, zo als Gulliver het
in zijn affchuwelijk Yahoos-Vertelzel uitdrukt, oni
€6ίΐ ding te zeggen, daf zo niet is.
Bij mijne Ziel, Jan, al waare het alleen maar
om dat ik verfchalkt |zou zijn van zulk eéne nieu-
weling in vonden, en dat het mij hier gek zou doen
llaen kijken bij mijne Nigten, die weetèn dat ik
roem draage öp mijne lillen, het zou mij tot in
mijn hart toe fpijten; en ik zou van ftonden aan
een Pluim-bed in eene koets met zes paarden göoi-
jen, en haar weghaalen, zij mögt ziek of gezond
zijn, en haar op mijn gemak gaen trouwen.
'f
Dog Colonel Morden is gekooraen, en i^
moet afbreeken.
m
■ r··.
De Hr, BelforD, aan Rodert Lovela-
Maandag Avond y den 28 van Au^,
Ik vermoede, dat gij vol ongeduld zult zijn, onj
'dat gij geen befqheid van mijgekreègen hebt zedert
den mijnen van laatftleeden Donderdag. Gij zoudr
nog meer zo zijn , indien gij wift datjk een Brief
bij mij had, die in gereedheid was gefchreeven.
Ik ging gifteren ogtend vroeg naar Epfom;
en vond alles in orde gefchikt volgens de bevelen,
"welke ik daar.Vrijdag gelaaten had; en des ανοηφ
wierd de plegtige lijkdienft verrigt. Tourville was
'erj en gedroeg zig zeer betaamelijk, en met groo-
ter aandoeninge , dan ik gedagt had dat nij over
eenig menfch had kunnen toonen., , - .. ^
Thomaiine was, vertelden zij.^mij, eenigÊr-
maate vermomd, in een donkergeftoelte; uit nieuws-
gierigheid (want het fcheen wel· verre van haar te
ίζ,Ι'ρ , dat ze eenige tekens van droefheid toonen
zoude) om den laatften pligt te zien waarneemèn
omtrent een man , welken zij zo rijklijk bet haaie
3iad toegebragt om in het graf te helpen. ^ ^
Ik was verpligt tot deezen namiddag te blij-
ven , om verfcheidene noodig« zaaken te beilellen,
en te béveelen dat |er inventaris gemaakt wiei^
Bb 5 van
■ ·—«-wi-;·.^.
van de goederen, om dezelve te laaten waardee-
ren; want alles moec, volgens zijn Teftament, te
gelde gemaakt: worden, ik fchonk aan zijne huiler
de honderd guinies, welke de arme man mij als
zijnen Executeur gemaakt heeft, en verzogt haar
om in het huis te blijven, en het beftier van alles
op zig te neemen, tot dat ik befcheid kon krijgea
van zijnen Neef op Antigoa, die naar deJ^et Erf-
genaam is. Hij had haar maar Vijftig pond ge«
maakt, ichoon hij kundig was van haare behoefte;
en dat het aan een flegten Man, en niet aan haar-
zelve was te wijten, dat zij behoeftig was..
De arme man heeft omtrent twee honderd
ponden in geld nageiaaten, en twee honderd pon-
den in Ooft-indifche Obligatien; en ik zal bewer-
ken , zo ik kan, dat ik de vijftig pond van de arme
vrouw, en mijne honderd guinies, vóórhaar op
twee honderd ponden brenge; en daarbij zal zij
nog eenige kleinigheden krijgen, die zekerlijk van
ter zijde zullen inkoomen» welke ik haar verplig-
ten zal om uit de handen van eenen Zoon te hou-
den , door Wien die ondergang voltooid is, welken
zijn Vader zeer nabij had uitgewerkt»
Ik gaf Tourville zijne twintig pond, en zal u
en Mowbray de uwe zenden op de eerfte ordre.
En dus veel belangende de zaaken van^den ar-
men Beltontot dat ik u te zien koome.
Ik kwam met den avond in de ftad, en ging
terftond naar het huis van Smitb.' Ik vond Juffr.
Lovick en Juffr. Smith in den agterwinkel, .en
zag dat zij beide in traanen geweeft waaren. Zij
verheugden zig ëvenwel, met mij te zien ; en ga-
ven mij te kennen, dat de Doftor en Mr. God-
dard
L·
<äard zo even waren weggegaen ; als^^mede dq
braavè Pref?ikanc, die diliwijls bij haar een gebed
koomcdoeii^ en zij waaren alle'drie van gevoe-
len, dat zij ti^-zwaarelijk den aanvang vaii eene vol-
gende week É^Jeeven zoude. Dit kwam mij niet
zo vreemd voói;, dan het mij fmercelijk was; want ''
ik had zo veelal gevreesd, toen ik Saterdag van
haar ging., ^ ' ; , . j
Jk zond mijne pligtl)etuiginge boven ; 'en zij |
liet weerom zeggen, dat zij het voor eene gunft
zou neemen zo ik den ogtend / tegen Agt uu- ^
ren' eens bij baar .wilde aankopmen^ Juffr. Lo- j
vickVertelde mij, Dap ^ij Saterdag éérie bezv;ij- ;;
minge kreeg , ouder l'^pi fQhrijvep,^.ge1ijkze di^ 1
insgelijks 's dags te »voorieii gehad had ; en TGuii I
voordeel gehad hebbend^ van^ ee'ne, kleine wah-
delinge in een draagilqeiV Iiet'zij zig" weder uit-
brengen.' Zij kwam eenigziins beter in ftaat't'
huis 5 eri fchreef tot 's avonds k'at: nogtHans^ had
zij een taamelijk goeden nagt; en ging dés ógtendsi
naar de Kerk in Covent-gardèrï Maar 'zij kwani ^
zo ongefteld t'huis, dat zij genoodzaakt was oni I
Toen zij opftond, ziende hoe-bv'ïdroefd JuiFr, |
zij haarlieden toebragc -^ pij waart ge· ^
lukkig, zeidezFj, yoor. da^tik hi^r^kw:^!. Hec
was iets wreeds in mij ^ dus të kopmen bij ' eerelijke -
nienfchen , die mij vreemd vifaaren , èn ziek tè
worden, en te fterven bij u. ,·) Γ . *
; jWanneer zij'de onverzoenbaarheid yan haarS
vrienden aanroerden. Daar zijn mij'flegte dïeh-'
.........' ft^
-
59« DE HISTORIE vAPi
ftengedaen bij dezelve, zeicle zij, erf zij weetëif
niet hoe óngelïeJd ik bennog zullen zij iets ge^-
looven van 't geen ik ichrijven mogu Dog egcer
kan ik zomtijaè iiiec nalaaten van het een weinig
hard te agten, dat ondW zo veel ;nabeftaende en
dierbaare vrienden als ik in leeven hebbe, niet een
van dezelve" zig wil verwaardigen, om naar mij oni
ce zien. Dat her geen oude bediende, geen oude
vriendin, vervolgde zij, vrijil^e om bij mij te koo-
men, zonder verzekerd te zijn van misnoegen o]p
iig te laaden ! En zelve stilleen zulk een grooc
werk re moeten afdoen , daar ik zulk een jong
menich bén, en alles té moeten bedenken ten
aanzien vao mijne tijdlijke; zaakerr, en te beftellen,
tot mijne oegraavenis zelfcoe! Geen waarde Moe-
der bij mij te hebben, zeide de lieflijke Lijderes,
om bij mij te bidden I en mij te zegenen ί --
Geen vriendlijke Zuiler om mij te trooften en op
te beuren!-—- Maar koom^ zig bedenkende,
hoe weete ik of alles niet tot mijn, beft is ·;-—.
Indien ik maar eén rege;gebruik kan maaken van
^ijne miftrooftigheden? -Bid voor mij,
Juffr. Lovick -- Bid voor mij, Juffr. Smith^
dat ik dat raag doen - Ik hebbe uwe ge-
beden grootlijks van noodenl -— Deeze
Mrreedè m^n heeft mij zeer vah'mijn ilel gebragr.
Zijne vervolgingen hebben mij juifl: flaar [haare
hand op, haar hart leggende} eene pijn veroorzaakt*
Welk een ftap heeit hij mij doen begaen om hem
te mijden! —- Wie kan'met jjek omgaen,
en daarvan niet befmec worden ? Hij heeft eeii
lïwaaden geeft mij in bezit doen neemen, denke ik
— Mij eene inbreuk doen maaken op alle mijnè
..iffl MiU....... «
•^fr» f^. ir— --- .. ■
-ocr page 427-Juffer CLARISSA HÄRLOWE. . jpy
pligten. En hi} zal mij nog niet, vermoede ik, in
ruit laaten. Inderdaad hi] is zeer wreed --Dog
dit is cene van mijne beproevingen, geloovë ik.
Door Gods genade', zal ik morgen wel wat ge-
raaklijker zijn, en inzonderheid «zo ik ßiet meer
van zijne pijnigingen hebbé uit te ftaen, ep
zo ik een taamdijk goeden nagt kan ' li rij-
gen. En ik zal tot Elf uuren opzitten, ten dien
einde.
Zjj^ zeide, Dat fchoon dit een zo zwaare dag
voor haar ge weeft was, zij op andere tijden, in-
zonderheid in deeze weinige dagen voorieeden ,
wel met heldere uuren was gezegend ge weeft; en
wel bijzonderlijk, dat zij. nu en dan zuike vrolij-
ke verzekeringen bad (welke zij hoopte dat niet
vermetel waaren] dat God haar in zijne genade
zou. aanneemen, dat zij zigzelve naaiiwlijks be-
dwingen kon, en zig bijkans, terwijJze ;nog op
aarde was, boven dezelve dagt verheven te zijn :
En welke, dit gevolg trok zij daaruit tot JuiFr.
Lovick, moet de ftaat zelve zijn, daar zelfde
verlangens naar denzelven dikwijls een ftraal van
ligt gefchooten hebben door de dikfte duiilernis,
en wanneer ik tot de laagfte peil gezonken was,
de zwarte wolken van mismoedigheid verdreeven
hebben ? - Gelijk ik hoope, d^t zjj
ook wel haaft deezen klaagzieken geeft zulleji
doen. ' " '
Zij had een redelijk goeden nagt, fqliijnt het;
en heden ogtend ging zij in een draagftoér naar de
Kerk van Sc. Dunftan.
De draagftöelluiden vertelden JuiFr. Smith,
dat zij na het eindigen der gebeden (waiif zij
kwam
Ί
i
s .
s
I
ρ
ν \
!
t)E HIvSTOklÉ VAM
kwam niet weder t'hüis voor tuflchen Negen eii
Xienén) haar gebragc hadden aan een huis inde
Fieet-ilraat, daarze nooic voorheen mee haar ge-r
weeLl waaren. En waar denkt gij dat dit vvas?
-— Wel, bi] een Lijk-bezorger ί Goede He-
rne] 1 welk eene vrouw is dëèze! Zij ging in dea
agterwinkel; én fprak met den meefter daai-van.
omtrent een haff utir, en kwam van hem af zeer
v/e]gemoedp' terwijl hij haai aan haaren draagftoel
üitgeleide deed met een eerbiedig weezen, dog vol
van nieuwsgierigheid én ernft^ .
Het is baarblijkelijk, dat zij toen haar hui^
ging bèftelleri; waarvan zij gefprooken had (ajj
--— Zo fp'oedig als gij kunt, Sir, waareii
haare woorden tot hem, zo als ze in den draagftoel
iwamc Juiïr. Smith vertelde mij dit mee even
groote verwonderinge en droefheid, ali ik hetzel-f
^ ve hoordé. ., ,
Zij was in den namiddag zeef ongeileld, ee=
ne verkoudheid gekreegen hebbende in de Kerk
van Sr. Dunftan, of in de Kapel, en liet den Pre-
dikant haaien om bij haar te bidden : En de
vrouwen zonden, buiten haar .weeten, om Dr»
H. en Mr. Goddard beide v , Jt)ie even waaren
Sieen gegaeri, zo als ik li berigtede, wanneer
ik deezen avond haar mijn dienft kwam bie-
gen. , , , .
En dus hebbe ik' liit den mond der^ goede
vroüwén verhaald hetgeen zedert mijn afweezen
tot deezen avond toe is voorgevallen.
Ik verlange naar morgen, dat ik haar mag
^ien; En egter is het zulk èen droefgeeftig ver-
kil
y
Juffer CLARISSA HARLOWE.
längen, dat ik nooic zodanig een ondervon-
den hebbe, en niet weete hoe , ik hec i befchrij-
ven moet.
Bings dag ^ don van Augl
tk w'as al te half-Agt aan het huis van Smith;
Êij bérigteden mij, dat de Lady in^en draagiloel
gegaen was' naiaf de Kerk van Sr. Ounilan; dog
betei in ßaat was, dan ze in een van de twee
vootgaende dagen was geweeft^ en dat zij aan
juiFr* Lovick, en aan Juffr, Smith zeide, zo als-
ze in den draagiloel ging. Ik hebbe al heel veel
bij u te verantwoorden ^ mijne goede vriendinnen ,
wegens mijn zwaarmoedig gelprek van gifteren
avond. ^ , . ί > .,
Indien ik, Juffr. Lovick^ zèidè zij glimlachen^
'de,, geen nieuwe zaaken krijge die mij ontftelien
geloove ik dat mijn geeft het nu #elgemoed zal
üidiouden.
Zij kwam onmiddelijk na de' gèbeden weder
Auis.
" Mijn Ηή Belford, zèide zij% io alsze in de»
agterwlnkel trad, daar ik was (en zo als ik tot
tiaar naderde) ïk ben zeer blijde dat ik u zie. Gif
hebt een vriendlijken laatften pligt Verrigt aan
uwen armen vrieud. Het is nog niet läng gelee-
den, dat gij denzelven vetrigtedet, aan eénen na;·
beftaendèn. Drukt het ü niet een weinig hardy
dat deeze moeiten zo^i digt op eikanderen lï tef
beurt vallen? Dog het zijn liefderijke pligteri : Eri
liet ^seU tQC lof van uwe goederttereäeid, dat
arme ftervende menfchen niet weetgn wien zij be-J
ter kiezen zuilen.
Ik betuigde haar dat het mij leed was te hoor
ren, dat zij zo flegt gefteld was geweeil, zedert
ik de eere gehad had van bij haar te zijn; dog mij
verheugde te bevinden, dat zij nu veel beter
fcheen te weezen.
Het is' zomtijds beter, en zomtijd,s erger,
antwoordde zij, met arme fchepzeien, die in. hec
onzekere hangen tuflchen leeven en dood, D^g
hiervan nu niet meer. Ik hoope, mijn Heer, dac
gij bij mij zult ontbijten. Ik was gilleren geheel
naargeeftig. Ik was meteenen zeer kwaaden geeft
bevangen. Wasiik niet, Juffr. Smith ? Dog ik
hoope dat het niet meer zo zijn zaL· Dog he-
den 'ben ik volmaakt welgemoed. Deeze dag
neemt een begin bij mij als of hec een zeer helde·
re zijn zal.
Zij verzogt mij om boven te. gaen, en no(>
digde Mr. Smith en zijne vrouw, en Juffr. Lovick
ook, om bij haar te ontbijten. Ik had meer genoeg
gen in haare leevendigheid dan in haar weezen.
Wanneer de goede luiden na het ontbijt waa-
ien heen gegaen, viel 'er het volgende gefprek
tniTéhen ons voor.
Eijlieve, mijn Heer, mag ik u vraagen, zef-
de zij, of gij denkt, dat ik mijzelve belooveri mag
van uwen vriend niet meer ontruft te zullen wer-
den?
Ik ftondjin twijffel : Want hoe konde ik voor
zulk een man verantwoorden? , -
Wat zal ik doen , indien hij weder koome?
----Gij ziet, hoe ik geiteld bei? -Ik
i^oo
kan
m
-ocr page 431-JüFFEit CLARiSSA <n]
WW
kan hen' nu niet öncvliedèn» ; Indiéti,
nog eenige bermhartigheid qveiheefc voor hét äim
fchepzel , hetwelk hij in deezen iiaat gébragt heefC j
iaat hèm dan dog niet kooinen. —ri·^,^
gij binnen korten ook eenigé tijdin^e vaii hém ^ê·^
kreegen ? Ën zal hij koomen ? ' . .
- Dat hoope ik^nièts^ M Ik fiebbè féëii
tiijdinge van hem ^ laatftleedên Donderdag 0
viranneer hij uit dé ftad ging , verblijdende in
de hoópe, welké ilw Brief hem giJ, vari èèn# Ver^
zoéninge tuffchen ύ én^uwe vrienden, ,eti dat hi|
ter goeder uure li zou mögen zfen aan üws Vaders
huis; en hij is naar hét land *gegaeri'*om alle zi
Grienden met dit nieuws te ver blijden, en is däsii^
htede mtneemend in zijn fchik» ^ . < - · >1
. Helaas !rhoe zat ili het maakeni Hij zaï ^am
zökèilijk w^dér opkoomen om mij op nieuw te vef^
volgen ! Zo,dra hij ontdekt,' dat Dat
vond was 0111 hem van mij af te houden, ,2äl ftij
opkoomen ^ en wie weet of hij éu zelf al niet dj^J
weg is? Ik dagt έο flegt in ilaat të zijn, datJl^'
voor deezen tijd al uit den Weg zou ge Weeft zijti'
van hem en iedereen; want ik vèrvvagtede έιίέέ^
dat dit lor>^)je mij boven twee of drie dagen ioU ië
ilade koomen; en tégen deezen tijd .röoec hij al gef
Waat geworcien zijn, dat ik zó geltikkig niét ben,
om eenige hobpe të hebben op eene VerzoeGingö'
met mijne familie; en dan έαΐ hij koorden,' ül Waa^
re het alleen uit wraak over hetgeen hij Voot ëé^
bedrog zal agteti, dog hetvvélk ik hoopé άύί gêeii
ondeugend bedrog is» . , , , ,,
, ^ Ik geloové dat ik mët VerWon^eringe keek"
Ver haar φ hooren belijden, dat de Èrief ileg'tleert'
VÏI. DeeL Cd; loop^'
'ïSi
Li,
4ϊο De HISTORIE vam '
loopje was; want zij zeide, Gij verwondert u,
mijn'Hr, Beiford, merke ik, dac ik mij aan zulk
eene konßenaarije kon fchuldig maaken. Ik twijf'
fele of hei wel is zo het behoort. Het gefchiedde
in eene ontfteltenis van geeft en haaft. Hoe kon^
de ik eenen man zien, die mij 20 doodlijk had ver-
ongelijkt 5 en nog, voorgeevende dat zijne misdaa-
den hem berouwden (en mij begeerende te zien)
zig met zulk eene ergerlijke ligtvaardigheid gedraa-
gen konde, als hij omtrent de eerelijke luiden van
dit huisgedaen heeft ^ Nogthans is het ook vreemd,
dat nog gij nog hij mijne meeninge op het leezen
van den Brief ontdektet.^ Gij hebt ongetwijiFeld ge-
zien wat ik gefchreeven hebbe?
Ja, Madam. En toen begon ik daarvoor ee^
nige reden te geeven, als een onnozel loopje.
Dus verre, mijn Heer, is het inderdaad onno-
zel^ dat ik niet bedoelde om hem eenige fchaade
toe te brengen, en regt had töt de uitwerkinge ,
welke ik daarvan hoopte te kiijgen; en hij had
geen regt om mij te ontruilen. Dog hebt gij dien
Brief van hem, mijn Heer, waarin hij u (zo als ik
onderilelie dat hij doc-c) de Copij geeft van den
mijnen ?
Ja, Madam. En ik haalde mijne Brieven-tas
uk : Maar als ik wat aarzelde -- Neen, mijn
Heer, zeide zij, gelief maar mijnen Brief bij uzel-
ven te leezen ■ Ik begeere den zijnen niet
te zien-- en zie eens of eene zo duidelijke
meeninge voor u wel langer verholen kan blijven.
Ik las dien bij mijzelven - Inderdaad ,
Madam, Ik kan 'er niets in vinden, dan dat gij
gaec vertrekken naar Harlowe^Plaatze om verzoend
tè worden met uwen Vader en andere Vrienden s
En de Hr. Lovelace vermoedde, dat een Brief vah
üwe Zufter, dien Hij hier ten huize van Mr. Smith
zag brengen, terwijl hij 'er was, u het welkoöm
nieuws'daarvan had nied^gedeeid* ^ ,
Zij leide daarop alles aan mij uit, èn dat, gé^
lijk ik zeggen mag,' met Zes woorden ——^
Ëene gödsdienßige raeeninge legt daaronder opge'?
floocen, en dit is dé reden dat nog gij nog ik dé*
keive ontdekken konden. ·< , .
„ Lees maar, voor mijns Vadéhluïs '^ Üéii
j-j Hemeln ZQiêiQ iij; eh ftel iri de plaatze vandd
„ tuiTchenfpraak van mijn waarden gezegende^
vriend, de Bemiddellnge van mijnen ZaUgmaa··
kè'r (op welke ik mij nederig verlaate); en al
3, het overige van den Brief zal wel te begrijpéii
„'zijn; ,, Ik hooiie^ (herhaalde zij}-dat het eené
vergee^elijkë konfteriaarij is; Maar ik vreeze daE
het niet ftrikt is zo als het behoort», ^
Ik las het op die wijze, en ik ftÖnd voof ëëïi
minuut verbaasd over haare Vindinge, h'aare Gods|
vrugt, haare Liefderijke gefteldheid, en over,uwé
èn mijne eigene ^Domheid, die öns dus hébbèd
laaten betrekken; .
En nu, gij fnoode Lovelace, wat ftaét ü nti
te doen , (terwijl de Lady geheel beftaenbasir k
met zigzelve, en'er♦geen hoope voor u over is]^
dan u te verhangen, te verzuipen, of* voor dënir
kop te fchieten, als een verfchaikte Kwetzei op Ü«
■we liften! ' <
Mijne vèrwondenngè een weinig over zijnde ^'
vervolgde zij: W»t belangt den Brief, die van rnij-
tie 2uller kwam 3 terwijl uw vriend hier was, gij,
Cc a a«lc
-ocr page 434-zult mei haaß sien, mijn Heer, dat het de wreed-
fte Briefis, welken zij mij ooit gefchreeven heeft.
En daarop gaf 2ij haare diepe bekommeringe
te kénnen ovef hetgeen het gevolg mögt zijn van
des Colonel Mordens bezoek bij u; en bad mij i
dat indien'ik nu, of ten eenigen tijde hierna, ge-
legenheid had om eenige verdere onheilen voor te
koomen, zondernadeeï of gevaar voor niijzelvenj
ik zulks doen wilde.
Ik verzekerde haar van de bijzonderfte oplet-
tendheid op deeze en alle haare andere bevelen j en
dar op eene wijze die haar zo aangenaam was, dat
zfj eenen zegen over mij aflmeekte wegens mijne
goedheid, zo als ze het noemde, jegens een verlaa-
ten fchepzel, die zugtede onder den ergßen fFee-
Zen-β aai; deeze waaren haare woorden.
Zij kwam toen weder te rug op haar eerfl: on-
derwerp , haare ongeruftheid uit vreeze dat gij haar
weder overlafl: zeudt doen; en zeide. Indien gij
eenigen invloed op hem hebt, mijn Hr. Belford,
feeweeg hem dog, dat hij mij de verzekeringe wil
geeven, dat ik het overfchot van mijnen tijd geheel
voor mijzeJve hebben zal. Ik hebbe hetzelve wel
van nooden. Dat hebbe ik inderdaad. Waarom
zou hij bégeeren mij te iïooren in mijnen pligc ?
Heeft hij mij nog niet genoeg geftrafc voor dat ik
hem de voorkeuze gegeven hebbe boven alle die
van zijne Sexe zijn.^ Heeft hij niet mijn goeden
naam en mijne welvaart vernield ? En zal zijne re-
denlooze wraak tegen mij niet voltooid zijn , ten
ten zij hij ook mijne Ziel ten bederve brenge ? ——
Verfchoon mij, mijn Heer, wegens deeze heftig·
lieid I Dog het is voor mij iaderdaad van gróote
aans
i'
''"'Τ
JuFFlER CLÄRISSA HARLO\^nE. ^oj
aangelegenheid, te mogen weeten dat ik niet meer
t^an hem ontruft zal worden. En egter, niette-
genihende allen deezen afkeer, zoude ik liever
zijn bezoek willen toeilaen, al waare ik verzekerd
dat ik op het oogenblik, als ik hem zag; den geeft
nou geeven, dan dat ik oorzaak zou zijn van eenig
heilloos misverftand tufTchen u en hem.
Ik verzekerde haar, dat ik de zaak op zulk eei
ne wijze aan u zou voordraagen, nevens haaren
zwakken lighaams ilaat, dat ik op mij neemen durf-
de om mor u in -te ftaen, dat gij niet onderoe^
,men zoudt om tot haar te naderen. '
En om deeze reden, Lovelace, l^gge ik de
geheele zaak voor u bloot en i verzoeke dat gij
mij iail geeft, zo. dra deeze en mijne van voorlee-
den Saterdag u ter hand koomen, om haare vree-
ze weg te neemen.
Dit ftelde haar een weinig geruft; en toen
zeide zij, dat hadde ik haar niet betuigd dit voorii
te kumen belooven, zij vaft had voorgenomen, al
hoe flegt gefteld zij was, om zig ergens anders heen
te begeeven, zo dat ik al zo weinig ais gij wifte
waar zij waare. En egter, dat ik zou genoodzaakt
geweeft zijn om menfehen te verlaaten, met welke
ik maar even in kennis geraakt ben , zeide de arme
Lady, en onder volkoomen onbekenden geftorven'
te zijn, dat zou mijne moeijelijkhedeh voltooijd
hebben.
Dit gefprek, vond ik, dat haar, zo van we-
gens deszelfs lengte, als den aart:daarvan, ver-
moeid had; en haar- eens of tweemaal van koleur
ziende veranderen, maakte ik dieswegens, mijne
yerfchooninge, «n nam mijn affcheid van haai:
^ Cc^j Haat
Haar evenwel om verlof verzoekende , ora in de®
avond weder bij haar te mogen koomen; en zo
dikwijls als mogelijk was; wancik kon niet nalaa-
ten haar te betuigen, dat ik iedermaal als ik haar
zag, haar raeer en meer aanmerkte als een ver-
heerlijkten geeilt en als eene uit den Hemel gezon-
den» om mij agter zig te trekken uit den vuilen
modderpoel, waarin ik zo lang was gedompeld
geweeft.
En gij moogt om mij lachen zo gij wilt; dog
het is waaragtig, dat ik eiken maale ais ik tot haar
nadere, haar niet anders kan befdiouwen, dan als
eene die gereed ftaet om in gezelichap te treeden
met Heiligen en Engelen. Van deeze gedagte
■yvierd ik zo geheellijk ingenomen, dat ik, bij het
weggaen , mij niet weerhouden konde van te
lïneeken om haare gebeden en haaren zegen; met
den eerbied , welken men aan eenen Engel is ver-
fchuldigd,
In den avond was zij zo flaauw èn zwak, dat
ik in minder dan een quartier uurs mijn affcheid
v^n haar nam. Ik ging regtilreeks naar huis. Daar
ik nu, tot vermaak en verwonderinge van mijne
Nigt en haare familie, veele eerelijke avonden door-
brenge : Hetwelk zij daaraan toefchrijven, dat gij
niet in de ftad zijt.
Ik zal mijn pakje morgen ogtend vroeg afvaar-
digen met mijn eigen knegc, om u vergoedinge te
doen voor de onzekerheid waarmede ik u gepijnigd
moet hebben : Hiervoor zult gij mij bedanken,
hoope ik; maar zult het niet doen, daarvan ben
ik wel verzekerd, voor dat ik uwen knegt zonder
€·η Brief hebbe te rug gezonden,
ft
m
i
mm
-ocr page 437-Ik verlange naar de bijzonderheden van- hec
gefprek mlTchen u en den Hr. Morden : Οε '^'αΰγ,
zo als ik hebbe aangeroerd, is voi van bekóilime-
ringen daaroniiréntr Zend mij dit pakje weder te
rug als gij hec gelezen hebt ^ w-anc ik hebbe- nog
tijd nog geduld gehad om daarvan een af-
fchrift te neemeh.-- En ik tfnièeke «., dat
gij mij in ftaat ftelt om mijne beloften goed te maa-
ken bij de arme Lady, dat gij haar'niet weder zuk
overvallen, ' ''
f6',
t
Λ 4
J)e Hr, Belford, Robert Lovela-
ν' -'' CE^ Schildkn.
Α-
Woensdags den 30 mn
Ik hebbe u een gefprek mede te deelen, ge-
houden tuiTchen deeze verwonderehswaardige La-
dy , en Dr. H. hetwelk u eene nieuwe blijk ver-
fchaiFen zal van de bedaardheid en helderheid van
•geeft, met welke zij kan ipreeken van den dood ,
en zig daartoe bereiden , als of die zulk een ge-
meenzaam voorval voor haar waare, als kléeden
en ontkleeden.
Zo dra ik mijnen knegt aan u had afgevaar-
digd met mijne Brieven , van den ιφη, zSßent
en giiteren, den z^ßent ging ik heen om haar mij'
een dienft te bieden, en had het genoegen van
Cc 4 haar
-ocr page 438-ρε hrsxorie van
'l^aar, na een taamelijk goeden nagc, vrij leevendig
'en blijmoedig te vinden. Zij was zo even weerom
jgekoonjen van haare gewoone godsdienftpleegin-
pe. pn Doftor H. kwam met zijne koets aan de
deur, zo als zij inkwam.
'' Na dat hij gevraagd had hoe ze voer, en haar
hoorde klaagen over kortheid van adem (hetwelk
2ij toefchreef aan inwendig verval van kragten ,
verhaafl: door de moeijelijkheden onlangs geleeden,
zo wél van haare vrienden 'ais vap u) was hij 'er
vóot om haar te raaden zig in de r^ine Lugc te be-
^eeven, ' ' .■ - - ■ ■
r' "Wat nut zal mij dat doen? zeide zij: Zeg
mij de waarheid,' goöde Heer, met een blijmoedig
gelaat, (gij weecj dat gij mij daarmede niet kunt
©ntruften) of gij'nu niet de rol van een regie/j do-
Star aanneemt;en wanhoopende dat eenig Genees-
irJddel niij zal kunnen helpen, mij aan dè ruime
Lügt'raadt, als het laatfte plegtankerf -—--
Kunt gij denken, dat de Lugt iets zal baaien in
2Ülk eene ziekte als de mijne ξ ·
■ Hij zweeg ftil. ·
Ik vraage 'er naar, zeide zij, op dat mijne
vrienden (die mogelijk eenigen tijd hierna zullen
vernecmen naar de niiddelen , die ik hebbe aange-
wend ter mijner herftellihge) zig geruft mogen ftel-
ien, dat ik niets verzuimd hebbe, betwelk zulk
een voortreffelijk eri ervaren geneesheer mij voorr
fchrecf. ' ' ■ '· ^· ■· i\
De ruime Lugt, Madam, zal u moge^jk hulp
toebrengen in de moeijelijkheid van ademhaalinge j
weikë u zo kortlings bevangen heefr.
INjaar, mijniieer, gij ziet hoe zwak ik ben,
' Gij
-ocr page 439-Juffer GLARTSSA HARLOWE. 4qs?
pij moet zien dat ik vän dag toe dag vervallen ben;
en nu, indien ik kan oordeelen uic hetgeen ik in
mijzelve gevoele, haare hand op haar hare leggen-
de , kan het niet lang met mij duuren. Indien de
ruime Lugc zeer vvaarfchijnelijk mijne dagen ver*
meerderen zoude , fchoon het twelVerre is dat ik
hegeer ig zou zijn oni dezelve verlengd te hebben,
zoude ik mij in dezelve begeeven; en 'te meer, de-
wijl ik' bewuft ben, dat Juffr. Loviqk mijguniliglijk '
zou willen vergezellen. Dog indien ik-de moeije-
lijkheid moeft öndergaen van naar een'nieuw loge-
ment te verhuizen (êene moeijelijkheid , welke ik
denke dat mij nu al te laftig zijn zoude}? en dit al-
leen om op het land te llerven, zoude ik liever heb-
ben dat het Toneel hier wierd toegefchoovenw Wanc
hier. hebbe" ik mijne gedagten laaten gaën over de
plaatze, en de wijze, en alles,'zó wel van het ge-
tingfl: als van het hoogfl: belang, hetwelk bijdiege-
dugte oogenbiikken kan plaatze hebben. Dus,
Doéior , zeg mij de waarheid, Mag ik hier blij-
ven V en zuiver zijn vän alle betigtinge van door
moedwil of ongeduld, ofdoor gevoeligheden, wel-
ke ik hoope dat ik ben te boven gekoomen , een
jeeven te verkorten, hetwelk anders had kunnen
verlengd worden ? —-- Zeg het mij , mijn
Heer! gij (preekt niet tegen eene bloodaart in dit
cpzigt; dat doet gij zeker niet! ——^ Meteea
ongemaakten glimlach.
De Doótor zig tot mij keerende, was verlegen
wat hij zeggen zoude , zijne oogen alleen in ver-
won der in ge over haar opheffende. '
Nooit had eenig lijder, zeide zij, een minzaa-
mer en goedertigjfener geneesheer --- vDogde-
C c 5 wi|l
■i
De historie van
wiji gij niet gaarn 'er aan wilt om regtftreeks op mij-
ne vraag te antwoorden, zo zal ik dezelve met an-
depe woorden voorftellen —- Gij beveelt mij
niet om mij in deruimeLugttebegeeven, Dodor,
doet gij wel?
Neen<i Madam. Nog bezoeke ik u nu als een
geneesmeefter; maar als eenc perfoon, welker ver-
keeringe ik hoogagte, en over welker lijden ik mij
bedroeve. En om mij meer regtuit te verklaarcn,
ten aanzien van de reden van mijn bezoek ten dee-
2en dage in het«bijzonder , ik moet u betuigen'.
Madam , dat ik verftaende hoe veel gij te lijden
hebt van het misnoegen uwer vrienden ; en niet
twijiFeJende of, indien zij willen in welken ftaat gij
zijt, zij zouden hun gedrag jegens u wél verande-
ren ; en geloovende dac het hen het hart doórfnij-,
den moet, als zij alles, te Iaat, zullen gewaar wor-
den; Zohebbe ik beflooten om hen door een Btief
kennis te geven (al hoe onbekend ik bij hen ben>
hoe noodig het zij, dat eenige van hen zeer fpoe-
dig bij u koomen. Om hunnentwille , Madam
moet ik u aanftaen om uwe goedkeuringe van dee-
zen maatregel.
Zij hield wat ftil; en zeide eindelijk, Het is
vriendhjk, zeer vriendelijk, van la, mijn Heer. Dog
ik hoope dat gij mij niet zo verkeerd , of zo hard-
nekkig agt, dat ik tot nu toe alJe middelen onbe-
proefd zou gelaaten hebben, welke ik dagt, dat waar-
fchijnelijk mijne vrienden ter mijner beguniliginge
beweegen konden* Maar nu, Doftor, zeide zij,
zoude ik te veel ontroerd zijn van hunne droefheid,
indien eenige van dezelve bij mij kwamen of ie-
mand tot mij zonden: En miiTchien, indien ik be-
vond -
'vond, dat zij mij nog beminden , wenfchen om in
leeven te blijven j en dus zoude ik onwillig dat lee-
ven verlaatea,, hetwelk ik nu weezenlijk genegea
hen om te verlaatcn, en zo hoope te verlaaten, als^
iemand betaamt die zulk een tijd gehad heeft om
zig daarvan te fpeenen, als waarmede ik begunftigd
ben. j.
, Ik hoope. Madam, zeide ik, dat wij nog zo
nabij niet zijn, als gij vermoedt, aandiebeklaagelij-
ke veranderinge, op welke gij ziet met zulk eene
verbaazende bedaardheid van geeft. En derhalvqn
verftoute ik mij om des Doftors voorilel te onder-
fteunen, al waare het alleen om den wil van üwea
Vader en Moeder , dat zij het genoegen mogen
hebben, zo zij u verliezen moeten^ van te denken,
dat zij eerft met u verzoend geweeft zijn.
De bedenkinge is zeer vriendlijk, zeer goe-
dertieren, zeide zij. Dog, indien gij denkt, dat
ik niet zo nahij aan mijn laatile uur ben; zo zou^
de ik wel verzoeken, dat dit wie'rd uitgefteld, tot
dat ik z|e welke uitwerkinge de- bemiddelinge vaa
mijnen Neef Morden hebben moge. Miflchien
zal hij zig verwaardigen om mij nog een bezoek te
geeven, na dat zijn voorgenomen mondgefprek met
den Hr. Lovelace gehouden is; en wie weet, mija
Hr. Belford, of uwe naaftvolgende Brieven u daar-
van geen berigt mogen geeven ? Ik hoope niet dat
het ongelukkig voor iemand zal afloopen.^ Wilt
gij mij wel belooven, Doilor, dat gij flegts twee
^gen het fchrijven zult uitftellen, en ik zal u alles
mede deelen wat in dien tijd voorvak; en dan zulc
gij naar uw eigen goedvinden handelen? Ondenus-
ichen herhaale ik, mijne dankzegginge voor uwe
goed^
J
'412 DE HISTORIE'VAU
Neenwaiirde Dp-
ftor, haaft u niec zö fnellijk van mij af [want hij
ging heen uit vreeze voor eene aanbiedinge van vi-
fite-geld]: Ik zal u niet meer ergeren met aanbie-
dingen, welke al vooreenigen tijd geleeden u iaftig-
geweeft zijn: En nademaal ik u nu , van wegens
deeze gulhartiglijk aangeboödene gunft alleen als
eenen vriend moet aanmerken, wil ik u verzekeren,
dat ik u van nu voortaan ten deezen aanzien geen
ongeneugte meer zal aandoen: En nu, mijn Heer,
weete ik, dat ik het genoegen zal hebben van u
meermaalen te zien dan voorheen.
De braave heer was verheugd met dee?e ver-
zekeringe, haar betuigende, dat hij altoos haar was
koomen zien met groot genoegen, maar wegens de
reden, welke zij aanroerde, met alzo veel onge-
neugte van haar gegaen ; en dat hij niet zou heb-
ben nagelaaten zijne bezoeken te verdubbelen, kon-
de hij deeze vriendiijke verzekeringe zo vroeg ge-
kreegen hebben, als hij wel om dezelve gewenfcht
had.
Daar zijn weinig voorbeelden van eene dier-
gelijke belangloosheid, geloove ik , onder deeze
orde. Tot no^ toe hield ik het altijd voor euange-
lij. Dat vrtendfchap en doBor twee onbeftaenbaa-
re hoedanigheden vvaaren; en weinig verbeeldde ik
mij , dat een man van de geneeskonft, als hij zijn
lijder aan den dood had overgegeven , om eenige
andere bezoeken zou denken dan die van ceremonie ,
om wel te ftaen bij de familie , tegen dat het ook
hunne beurt wierd om zijn tolhek door te gaen.
Na dat de Doctor was weggegaen , viel zij
in een zeer ernüig gefprek over de ijdelheid des lee-
vensj
-ocr page 443-"'s?
Juffer CLARISSAï HARLOWEé ^ij
vens, en de wijsheid van zig tot den dood te be*
reiden, terwijl men nog gezondheid en iierkte bé-
zit, en voor dat de zwakheden des h'ghaarhs de ver-
mogens van den geeft verflappen, en dezelve on-
bekwaam maaken om met de noodige kragt en hél-
derheid te werken : Geheel gefchikt voor den ftaat
van iedereen, dog bijzonderlijk, zo als ligt te mer-
ken was, voor Uwen en Mijnen toeftand.
Zij was zeer begeerig om Verdere bijzonder-
heden te weeten van het gedrag van dén armen
Belton in zijne laatfte oogenblikken. Gij moet u.
over mijne vraagen niet verwonderen, mijn Hr. Β el-
ford, zeidezij; want wie iè'èr^* die eene reize
ftaet te onderneemen naar een land, daar hij voor-
heen nóit gereisd heeft ^ welke niet verneemt naar
de moeljelijkheden van den weg , en welke gerijf-
lijkheden hij op de reize heeft te verwagten?
Ik gaf haar éen kort verhaal van des armeii
mans fchrik en angften, en zijne onwilligheid om
te fterven: En toen ik gedaen had; Dus moet hec
altoos zijn, mijn Hr. Beiford, zeide zij, met ar-
me Zielen , welke nooit gedagt hebben om hunne
lange reize, tot op het oogenblik dat zij op dezel-
ve ftaen uit te gj^n.
Zij maakte zodanige andere aanmerkingen o-
ver dit onderwerp, dat ik dezelve^ koomende uii
den mond van eene perfoon, die zo ipoedig eene
gezellin der engelen zal worden, nooit vergeeten
2al. En inderdaad, op dat ik dezelve te beter iil
mijn geheugen mögt inprenten , ging ik , toen ik
t'huis gekoomen was, dezelve in gefchrifc ftellen;
Dog ik zal u dezelve niet laaten zien, voor dat gij ^
in eene geileldheid zijt die meer gefchikt is om nut '
m't
η ■
4t4 ' de historie ψαμ
ült deze/ve te trekken, dan gij waarfchijnelijk nog
in eënigen tijd zult zijn.
Dus verre had ik gefchreeven, wanneer de on-
verv/agte fpoedige wederkoomft van mijnen knegt
met uw pakje (dewijl de uwe en hij eikanderen te
Slough ontmoetende, hunne Brieven tegen eikande-
ren uitwiiTelden) mij verpligtede om af te breekeii
en den inhoud deszelfs te leezen. —- Hier
ïluite ik derhalven deezen Brief;
i)e Lovelace , aan Jan BelfórBJ
Schil dkn.
ÏH
Oingsdag-Ogtendy den 29 mn Augi
Nu, Jan, zal ik u een verhaal doen van het
geen is voorgevallen ter gelegenheid van het be-
zoek ons door Col. Morden gegeven.
Hij kwam te paard, vergezeld van één knégt;
cn Lord M. ontving hem als een nabeftaenden van
Juffer Harlowé, met de hoogilè tekenen van be-
leefdheid en agtinge^
Na eenige algemeene praat ovef de tijden,
en over het weer, en diergelijke beuzeltaal, hoe-
danige de Engelfchen gemeenlijk gebruiken tot eeiie
inleidinge in de verkeeringe, fprak de Colonel
Lord M. en mij aan, als volgt.
Ik behoeve, Milord, en mijn Hr. Lovelace^
voor zo verre gij kundig zijt van mijne verwant-
fchap
-ocr page 445-Jüffer CLARISSA HARLOWE.
fchap met de familie der HarloWes, niet eenigé
verontfchuldiginge in te brengenwegens het aan-
vangen van een onderwerp, hetwelk gij, uithoof-
devan die verwantfchap, moet denken dat^devooii^
naame reden is, waarom ik mij de eere van dit be-
zoek gegeven hebbe. ■
Juffer Harlowe, Juffer Clarifia Harlowe's
zaak, zeide Lord M. met zijnegewoonevoorbaari-
geftompheid. Dat is het, öiijn Heer, hetgeen gij
meent. Zij is, in alle manieren, de voortreffelijkfte
vrouw ter wereld.
Het is mij lief te hooren, dat uw Lordfchap
dat gevoelen van haar heefti Iedereen heeft het-
zelve.
Het is niet alleen mijn gevoelen, Col. ΜοΓ'
den (vervolgde de praatzieke Pair) maar het is het
gevoelen van mijne geheele familie. Van mijne
Zufters, van mijne Nigten, en van den Hr. Lo-
velace zeiven. / ^
QoU Had het den Hemel behaagd, dat dit altijd
des Hren* Lovelaces'gevoelen van haar geweeffi
waare! ^^
LoveL Gij zijt veele jaaren , Colonel ^
buiten Engeland geweeft. MiiTchien zijt gij nied
volkoomen onderrigt van alle de bijzonderhedea,
deezes gevals* ,
CöT. Ik ben, mijn Heer omtrent zeven jaa*
ren buiten Engeland geweeft. Mijne Nigt Klaar-
tje was toen omtrent Twaalf, jaaren oud : Doig
nimmer was 'er in den ouderdom van Twintig zulk
een verftandig, zulk een voorzigtig, zulk een uit^
muntend fchepzel. Alle die haar kenden, of haaf
aagen , verwonderden zig over haar. Ten aan-
zien
4ϊο De HISTORIE vam '
zien van Geeft en Lighaam beide, zag ik nimmeï^
èenige jonge Lady, die zo veel volmaaktiieid be-
ÏOüfde : En^men berigc mij ^ nog is het zelve te
verwonderen,'· dat naar mate zij tot rijper jaaren
vorderde, zij die beloften meer dan billijkte, en
goed maakt€. - Daarbij, wat haare Mid-
delen belangt -—^—- wat haar Vader ^ wathgare
Öomen, wat ik zelve, hadden voorgenomen voor
haar te doen, behalven hetgeen haar Grootva-
der gedaen had --. Daar is geen JuiFer
van fcliooner Capitaal in het geheele Graaf-
fchap. /■ I,
Lovel. Dit alles, Colonel, en meer dan dit
is waar van Juffer Clariiia Harle we; en waare hec,
niet toegekoomen door de onverzoenbaarheid en
geweldige driften van haare familie ("die alle vaft
geileld hadden om haar te .drijven tot eene partij,,
die haarer even onwaardig ^ als haatelijk voor
haar was) zij zou nog gelukkig gevyeeft zijn*
Col. Ik erkenne de waarheid, mijn Hn Lo-
velace, van hergeen gij nu zo even aanmerktet^
dat ik geen volkoomene kundigheid hebbe van al-
les wat tuflchen u en mijne Nigt is voórgevallèn.
Dog gun mij vrijheid om te zeggen, dat toen ik
éerft vernam dat gij uw aanzoek bij haar maaktet,
ik maar eene tegenwerpinge will: » die^ tegen u
konde worden ingebragr. Dat was trouwens eene
van groot gewigt: Èn op eenen Brief aan mi}
gezonden, deelde ik haar vrijmoedig mijn gevoe-
len over dat onderwérp mede (a). Dog waare die
'èr niet geweeft , ik bekenne , dat 'er naar mijne
bijzondere gedagten, geen welvoegelijker partij zou
liUn^'
(ä) Zie D. IV, bi 41, env.
-ocr page 447-kunnen gevonden zijn: Want gij zijc eèri hüpicfi
edelman, bevallig van petfoon, behaagelijk en wel-
ieevend in üwén omgang, en in uwe familie, mid-^
delen, en verwagtiDgen,. zo gelukkig als iéma'ncf
kan wenfchen, te zijn. Daarbij de kennis, die ik
aan u had in Italië ^alhoewel, m'et uw verlof dat
ik het zegge, uw gedrag aldaar niet gèheel önbe-,
rispelijk was) overtuigt mij, dat gij dappèr zijtf
En weinige edelluideh künnén bij u haaien in ver-
nuft en leevendigheid. Ü\Ve opvoedinge heeft d
groot voordeel aangebragt; uwe zeden ^ijtt innée-
mende, en gij hebt gereisd; en ik weete, zo gij
inij gelieft te veifchoonen, dat gij beter aanmerkin-
gen maakt, dan dat gij u dooi dézèlvè iaat regeé-
ren. Allé deeze hoedanighedên maakén , dat he'c
in het geheèl niet te verwönderen zij,dat eene jon-
ge Lady u beminde : En dat deeze Min ^ gepaaiii
met dien onbefchéiden ij vei, waarmede de yrieri-
den mijner Nigt haaré génégènheden wildeii dwifi-^
gen ter bégunftiginge van mannen; Welke in de
hoedanigheden, dié ik genoemd hebbe,' verre bij
u te kort fchiecen, haar tot uwe bercherminge haa'r
fe toevlugt neemen deed. Maar dari, indien zij
deeze twee fterke beweegredenen hadde eenè ora!
haar te lokken, de andere om haar te dringen,'
moet ik u vraagen, mijn Heer, Of zij geen dubböl
rege had om eene edelmoedige behandelinge re
verwagcen van eenén man, dien zij tot haären be-
fchermer verkoözen had; en welken zij, mag ik de
vrijheid neemén o'm fe zeggen, zo rijklijk beloq-
nen konde voor de befcherminge welke hij· haäi
ftond te verleenen i .
Lovel. JulLrClaiiiTa Harlowe hadrégf,' mijn'
VII. Deel. Dd Heery
Heer, om de befte behandelinge te verwagten, dk
een ig menfch haar geeven konde. Ik maake geeii
zwaarigheid om die te bekennen. Ik doe haar al-
toos hec regc, hetwelk zij zo wel verdient. Ik wee-
te wel wat gevolg gij hieruit zult trekken; en hebbe
alleen te zeggen*, Dat de tijd, die voorbij is, niec
herroepen kan worden. MiflTchien zou ik wel wen·
ichen dat het gefchieden konde.
De Colonel fchilderde toen op een zeer
manlijken trant de ondeugendheid af van eene
vrouw van deugd en fatzoen te verleiden. Hij zei-
de dat de mannen in 't algemeen te veel voordeel
hadden van wegens de zwakheid, ligtgeloovig-
heid, en onbedreevenheid der fchoone Siexe : Dac
haare eerfte Lees-oeiFeninge, welke voornaaralijk
beftond in verhittende Vertellingen ^ en ijdele en
onwaarfchijnelijke Romans, haare gemoederen
hielp ontzenuwen en verzwakken : Dat zijne Nigt,
evenwel, was hij wel verzekerd, boven het bereik
was der gemeene verleidinge, en niet over te haa-
ien tot de f oekeloosheid , waarvan haare ouders
haar befcholdigden , door zwakker beweegrede-
nen , dan /jufifse heftigheid, en de plegtigfte be-
loften van mijnen kant: Dog niettemin, daar ze
die beweegredenen had, en haare voorzigtigheid
(al hoe uitmuntend die waare} eer het uitwerkzel
was van geßel dan ondervwdinge (een fchoon voor-
deel, evenwel, zeide hij, om daarop een onbe-
ilraiFelijk leeven in toekoomende te gronden) was
het heel wel mogelijk,dat zij niet bedugt was voor
flegte oogmerken in eenen man, dien zij beminde ;
Het was derhalven eene zeer verfoeijelijke zaak ,
het
41?
.......
-ocr page 449-Jüffer CLARISSA HARLOWE.
het veraOUv;eii van zulk eene vrouw te misbrui?
ken.
Mij ging op deezen genieenen trant vojort
wanneer ik hem in de reden vallende zeide j Deeze
gemeene aanmerkingen, Colone!, paffen miilchien
niet op dit bijzonder geval.., Maar gij zelve zijc
een man die de wrercld gezien hebt; en mogelijk ^
Wierde gij eens op den pijnbank gelegd, zoude gi|
niet in ilaat zijn om ieder bedrijf van uw leeven ce
verdeedigen, al zo weinig als ik," .. „ . ..
CoL (jij zijt mij welkoom, mijn Heer,' mei;
mij zodanige vraagen ce doen als het u belieft. Ei^
ik danke God, ik kan mijne dwaalingen niet alleen
bekennen, maar mij ook over dezelve fchaamen»
Lord M. keek,my aan; dog dewijl de Colo^"
nel door zijne wijze van zeggen geen iteek daarme-
de fcheen te bedoelen» zo had ik geen reden om -
het als zodanig op teneemen; inzonderheid, daac
ïk al zo gereedlijk mijne dwaalingen kan bekennen i
als hij, of eenig menfch, de zijne, ik mag mij oves'
fcbaamen oi vA^z,
Hij vervo)p;de. Alzo gij het van mij fchijnt te
vergen, mijn Hr. Level ace, zal ik u betuigen (zon-
der mij daarop te beroemen} dat hoedanig ook mijn^
gedrag in 'c algemeen mag geweeft zijn, tot voor
korcen tijd, ik hoope dac ik hetzelve heel veel ver-
beterd hebbe. - ·. .
Ik hebbe vrijheden genomen, welke de Wec-^
ten der Zedelijke Deugd geenzins kunnen biiiijken^;
en voormaaLs zou ik v/el gedagt hebben , dat ik
goed regt h::d om eenigen jongen kvvant den hals,
te breeken, die zo vrij zou leeven met eene Zufter
van mij, üIs ik gedaen hebbe met de Zuilers en
D'd lÖog-
-ocr page 450-4ϊο De HISTORIE vam '
Dogters van anderen* Dog ik droeg toen zorg^
dat ik nooit iets beloofde, hetwelk ik niet voorhad
te volbrengen. Een zedig oor zou al z© eer vol-
ürekt Ontugdge taal uit mijnen mond gehoord heb-
ben , dan van Trouwen fpreeken, indien ik daar-
toe niet gezind waare. Jonge Ladys zijn in 't al-
gemeen gereed genoeg om te gelooven, dat wij
het eereiijk met haar meenen, zo zij ons bemin-
nen; en het zou als eene wonderlijke verongelij-
kinge fchijnen van haare deugd en bekoorelijkhe-
den, te onderftellen dat het modig waare te on-
dervraagen, of gij in uw aanzoek ook bedoeldet
haar tot uwe vrouw te maaken^ Dog als een man
eens eene belofte gedaen heeft ^ denke ik dat de-
zelve behoort volbragt te worden; en eene vrouw
heeft goed regt om iedereen te hulp te roepen te-
gen de trouwloosheid van eenen bedrieger;en mag
altijd verzekerd zijn, dac zij de wereld op haare zij-
de hebben zal.
Nu, mijn Heer, ging hij voort, ik geloove,
dat gij zo veel eere bezit om te bekennen, dat gij
geen toegang kondt gevonden hebben tot eene zo
uitmuntende deugd , zonder trouw-beloften j en
die wel zeer duidelijk en plegtiglijk --
Ik weete zeer wel, Colonel, viel ik 'er tus-
fchen in, alles wat gij zeggen wik. Gij zult mij
verfchoonen, ben ik wel verzekerd, dac ik u dus
in de reden vaile, als gij vindt dat het is ter berei-
kioge van het einde, daar gij heen wilt.
Ik bekenne dan aan u, dat ik zeer onwaardig-
iijk gehandeld hebbe bij Juffer Clarifla Harlowe; en
ik zal u verder betuigen, dat ik van harten berouw
heb-
-"Élk
-ocr page 451-hebbe over mijne ondankbaarheid en fnoodheid je-
gens haar. Ja, ik zal nog verder zeggen, dat ik
zo groflijk ten haaren aanzien mij vergreepen
«hebbe, dat zelf te beweeren, dat de verongelijkin-
gen en fmaadheden, welke ik dagelijlis ontving
van haare onverzoenbaare bloedverwanten, eeni-
gertnaate eene terginge voor mij waaren om fnood-
lijk bij |haar te hande en, eene vuige en Jaage poo-
ginge zou zijn om mijzelven te verfchoonen -
Zo laag en zo vuig, dat ik daardoor dubbel ver-
oordeeld zou worden. En indien gij iets erger
kunt zeggen , zo fpreek m^iar.
Hij leek nu Lord M, dan mij aan, twee of
driemaalen. En Milord zeide, Mijn Neef fpreekt
zo als hij denkt, ik wil daaromtrent voor hem in-
ftaen.
Lovel. Dat doe ik, mijn Heer; en wat kan
ik meer zeggen? En wat kan 'er verder, naar uw
gevoelen, gedaen worden ?
Cal. Gedaen ! mijn Heer ? Wel, mijn Heer
'hij fprak met een trotfen toon] Ik behoeve u
niet te zeggen, dat Vergoedinge volgt op het Be-
rouw. Ik hoope niet, dat gij zwaarigheid maakt
om uwe opregtheid in het een te bewijzen door de
andere.
Ik ftond ilil (want ik vond geen fmaak in de
manier yan zijn zeggen, en zijnen trotfen toon)
als in twijiFel of ik daarop de vereifchte aanmerkin·
ge moeft maaken of nier.
Col. Laate ik u eens deeze vraag doen, mijn
Hr. Lovelace : ïs het waar, zo als ik gehoord heb^
be, Dat gij mijne Nigt zoudt willen trouwen, in-
Dd 3 dien
-ocr page 452-dien zij u hebben wilde ? -Wat zege gij,
hiijn Heer ?
Dit zettede mij nog een graad hoogcr op.
'Lövel Zommïge vraagen, naar dar zij mo-
gen gedaen worden, behelzen zo veel als Bevelen
in zig, Colonel. Ik zou wel gaam willen weeten,
hoe ik de uwe hebbe op te neemen? En \x/elk hec
€inde ftaet te zijn van uwe ondervraagingen?
CoL Mijne vraagen worden van mij niet tot
u gerigt als bevelen, mijn Hr. Lovelacc. Het ein-
de derzelveris, om een edelman te bewcegen^ dat
hij ah een edelman, en een mart van eere han-
dele.
LoveL ifnelUjV) En door welke dringre-
(denen, mijn Heer, hebt gij voor om mij daartoe
tebeweegen?
Col. Door welke dringredenen, mijn Heer,
een edelman te beweegen om als een edelman te
ïiandelen! ---Ik ftae verzet over zulk eene
iraag van den Hr. Lovelace,
LoveL Hoezo, mijn Heer?
CoL Hoe zo , mijn Heer! (toornig) -
ïk moet-—
LoveL (hem in de reden vallende) Ik heb-
1he geen zin, Colonel, dat mijne woorden dus her-
haald worden, met dien toon.
LordM. Koorat, koorar, beeren, ik bidde
u z'ijt 'dog genegen om eikanderen wel te verilaen.
Gij jonge beeren zijt zo heet ■———
CoL Ik niet, Müord —---Ik ben niet
heel jong, nog onbehoorelijk heer. Uw Neef,
Müord, kan mij alles doen worden, wat hij ge-
2ind is mij te maaken.
JurMR CLARISSA HARLOWE. 425
Lovel, En dat zal alles zijn, wat hec u belieft
te weezen, Colonel. #
Col, (yinniglijk) De keuze zij aan u, mijti
Hr. Lovel ace. Vriend of Vijand! naar dac gij rege
doet, of genegen zijt te doen, aan de edeifte vrouw
ter wereld.
Lord M. Ik giile wel uit uwer beider chara^
eters, hoe hec gaen zou als gij bij raalkanderen
kwamt. Laate ik tuifchen beiden koomen, bee-
ren, en υ fmeeken om eikanderen maar wel te ver-
llaen. Gij doelt beide op een wit; en indien gij
maar geduld hebt, zult gij het beide treffen. Laa-
te ik u verzoeken, Colonel, om geen uitdaagin-
gen te doen -
Col, Uiüdaagingen , Milord ί - Dat
zijn dingen, die ik altoos gereeder geweefl: ben
om aan te neemen dan te doen. Dog is uw.Lord-
fchap van gedagten, dat een man zo na vermaag-
fchapt, als ik de eere hebbe van te zijn, aan de
uitileekendfte vrouw op aarde--
Lord M. Qjem in de reden vallende') Wij alle
erkennen de voortreffelijkheden der Lady -—-
En wij zullen eeiie verbintenis met haar als de groot-
fte eere opneemen, die ons kan worden aangedaen.
Col. Zo behoort gij ook, Milord ! -—
Een volmaakte Chamont! dagt ik (a).
Lord M. Zo behooren wij, Colonel! En
zo doen wij ook! - En eijüeve, laat ledereen
doen zo als hij behoort! - en niet meer dan
hij behoort\ en dan zult gij, Colonel, moet ik u
zeggen, niet zo haaftig zijn.
Lovel. (bedaardlijk^ Koom, koom, Colo-
Dd4 n«l
(a) Zie Oiiiwj'i "VVïeskind.
Vï'
De HISTORIE vate
nel Morden, hat deeze twifl:, wat gij daarmede
ook moogt voorhebben, niet verder loopen, dan
tuiTchen u en mij. Gij drukt u met zeer fterke
bewoordingen uit. Srerker dan waarmede nog ooit
in mijn leeven tot mij geiproken wierd. Dog
hier onder dit dak, zoude liet onverfchoonelijk
voor mij zijn, hetzelve zo in aanmerkinge te nee-
men , als het mij mifFchien elders wel betaamen zou
te doen,
CoL Dit is gefproken, zo als ik den man
zou wenichen te fpreeken, welken ik met genoe-
gen mijn vriend zou kunnen noemen, indien alle
zijne daaden daarmede overeenilemden; en zo als
ik zou willen hebben , dat de man fprak, welken
ik het der raoeite waardig zou agten mijnen Vij-
and te noemen. Ik beminne een man van Moed,
gelijk mijne eigene Ziel. Dog, mijn Hr. Love-
lace, voor zo verre Milord denkt dat v/ij een wa
bedoelen, moet ik zeggen , dat ftond het ons
vrij om zes minuuten alleen te zijn, ik zeggen dur-
ye, dat wij malkanderen ras volmaaktlijk wel ver-
ilaen zouden. - En hij trad naar de
deur,
Lovel. Ik ben volkoomelijk van uw gevoe-
len , mijn Heer ; en zal u volgen.
Milord trok aan de fchel, en trad tuiTchen
ons belden : Colonel, keer te rug, ik bidde u
keer te rug, zeide hij : Want hij was uit de ka-
mer getreden, terwiji Milord mij vafl: hield-
Neef, gij zult niet uirgaen.
De fchel en het verheffen van Milords ilem
bragt Mowbray, -en Clements, Milords kamer-
dienaar, binnen i de eerile in zijne agtelooze hou-
din-
-ocr page 455-dinge , met zijne handen op den rug, Wat
*er te doeti, Bobbetje ? Wat 's er te doen , M^'
lord?
Niet anders', niet anders, niet anders, fta-
meide de ontroerde Pair, dan dat deeze jonge
beeren zijn, zijn, zijn - '^ijn jonge bee-
ren ,Mdat is 't ai.- Eijlieve, Colonel Mor-
den (die de kamer weder binnen trad met een be -
daarder weezen) laat deeze zaak onpartijdig onder-
zogt worden, bid de ik u.
Col, Met al mijn hart, Milord.
Mowbray luifterde mij in , Wat is de oor-
zaak , Bobbetje! -Zal ik den Heer eens voor
u onder banden ncemen, mijn jongetje?
Om de geheele wereld niet, luift^rde ik
hem toe. De Colonel is een fatzoenlijk heer,
en ik verzoeke dat gij 'er geen woord in
ipreekt.
Wel, wel, 'wel, Bobbetje, dan hebbe ik ge-
daen. Ik kan u wel waagen tegen den beften ka-
rei, die 'er op twee bienen gaet; dat'5 't al. Bob-
bede, naar het ander einde van het vertrek Hap-
pende.
Col, Het is mij leed, Milord, dat ik uw
Lordichap in het allerminll: ontruile. Ik ben hier
met zulk een oogmerk niet gekooraen.
Lord M, Inderdaad, Colonel, ik dagt dat
gij dat oogmerk al hadt, om dat gij zo fchielijk
vuur vatteder. Ik ben blijde met te hooren, dat
gij zegt zulks niet gehad te hebben. Hoe ras kan
een klein vonkje tot eene vlam onthranden ^ in-
zonderheid indien het valt in zo ligt opvliegende
geeften I
in
V
■ t
42ö De HISTORIE van
CoL Indien ik de minfte gedagten gehad
had van toe uiterilen te koomen, ik ben verzekerd
dat de Hr. Lovelace mij wel de eere gedaen zou
hebben, van mij te ontmoeten op eene plaatze,
daar ik minder ftoornis zou verwekt hebben: Dog
ik kwam met een vriendlijk oogmerk; -—--
Om oneenigheden te verzoenen , eer dan ze te
verwijden.
LovcL Wel dan , Colonel Morden, last
ons naar uw eigen goeddunken het onderwerp
aanvangen, ik kenne geen man, met welken ik
liever verkiezen zou in goed verftand te leeven,
dan eenen voor welken Juiler Clariiïa Harlowe
zo veel agtinge heeft. Dog ik kan niet verdraa-
gen ,dat ik op eene dreigende wijze,het zij in toon
of woorden, behandeld worde.
Lord M. Wel, wel, wel, wel, heeren,
die begint 'er wat naar te gelijken. Toornige lui-
den rr.aaküu zigzelven bedden van doornen^ en
als zij op dezelve gaen leggen , zijn ze misnoegd
tegen iedereen. Dog ik hoope dat gij vrienden
zijr. Laat mij u hooren zeggen, dat gij het zijt.
Ik hen overtuigd, Colonel, dat gij deeze onge-
lukkige Gebeurtenis niet voikoomen weer. Gij
weet niet hoe begeerig mijn Neef is, zo wel als
wij alle, dat deeze zaak eens een gelukkig einde
moge neemen. Gij weet niet, doet gij wel,
Colonel, dat de Hr. Lovelace , op verzoek
van ons allen, gezind is om de Lady te trou-
Gil ?
Col. Op verzoek van u allen ^ Milord?
--- Ik £oa gehoopt hebben, dat de Hr. Love-
la-
mWrn
'iltr 1 f ιιιιιιϋΐί·
JüFFER CLARISSA BARLOWE. 427
lace gezind was om regt te doen, om dac hec zo
behoort; en_ daar hij tevens met rege te doen
zigzelven de hoogfte eere kon toebrengen.
MowI:)ray iloeg zijne voorheen half geflooten
oogen op naar den Colonel, en keek mij van ter
aan.
Zove/. Dit is een zeer fterke taal gefpro-
ken, Colonel.
Moivbr. Bij mijne Ziel, dat dage ik ook.
Col. Sterke taal, mijn Hr. Loveiace? Is hec
geen regtmaaüge taal ?
LoveL· Dat is het, Colonel: En ik denke,
dat de man, die Juffer ΟαηίΓα Harlowe eere doet,
mij eere doet. Dog niettemin is Vr eene wijze
van zeggen, op welke men iets kan tegen hebben ,
wranneer op de wooiden, zonder die wijze, niec
te zegelen vair.
Cot. Uwe aanmerkinge fs in het algemeen
ongetvvijfFeld regtmaatig : Dóg indien gij die
hoogagtinge hebt voor mijne Nigt, welKe gij zege
voor haar te hebben, moet gij noodv/endig den-
ken -
Lo'-jel, Gij moet mij verlof gunnen, niijn.
Heer, om u in de reden te vallen ---Indien
ik die hoogagtinge hebbe, welke ik zsgge iQ heb-
ben - Ik hoope, mijn Heer, ais ik zegge
die hoogagtinge te hebben, dat 'er dan geen reden
k voor dat indien., zo met nadruk uitgefproken.
als gi) het uicfprakr.
'CoL Gij zijt mij tweemaal in de reden -
vnllen, mijn Hr. Loveiace. Ik ben alzo weinig
ge a-end, dat men mij in de reden valle, ais gij
du men uwe woorden herhaak, ■
J.iüvd
i ; 1
O ίίί
fe:^
4i8 DE historie VAN
Lord M, Twee vaten buskruid, op mijne
confciende I Wae duivel kan praaten beduiden, zo
gij dus op elk verkeerd woord eikanderen wik
doen opvliegen?
Lovel. Geen man van eere, Milord, kan
het wel neemen dat zijne waarheid in twijfFel ge-
trokken worde, fchoon het maar donkerlijk worde
te kennen gegeven.
Col. Hadc gij mij uitgehoord, mijn Hr. Lo-
velace, gij i^oudc bevonden hebben, dat mijn in-
dien , eer een indien van gevolgtrekkin ge, dan
van twijfFelinge was. Dog het is weezenlijk eene
wonderlijke vrijheid, welke heeren van vrije be-
ginzelen neemen .· die terwijl zij zig ter dood toe
zouden wreeken over eene befchuldiginge van in
ftaat te zijn om eene onwaarheid te betuigen aan
eenen Man , geen zwaarigheid maaken om de
plegtigfte eeden en beloften jegens eene vrouw
te verbreeken. Ik moet u verzekeren, mijn Hr.
Lovelace, dat ik altoos confcientie-werk maakte
van mijne eeden en beloften.
Lovel. Gij hebt wel gedaen, Colone!.
Dog ik moet u betuigen, mijn Heer, dat gij den
man niet kent, tot welken gij fpreekc, indien
gij u verbeeldt, dat hij niet bekwaam is om
de vereifchte gevoeligheid te toonen , als hij
ziet, dat zijne edelmoedige belijdeniiTen voor
een teken van een laagen geeft genomen wor-
den.
Col. (ijverig, en met een grimlach^ Het
zij verre van mij, mijn Hr. Lovelace, om u te be-
tigten van de laagheid van geeft, van welke gij
fpreekt j want wat zou dat anders zijn, dan mij te
k
verbeelden, dat een man, die eere zeer ergerlijke
fchenddaad begaen heeft, niec gereed zou zijn om
zijne manhaftigheid te toonen in het verdeedigeu
van dezelve -
Mowhr. Dit is vervloekt gefireng, Colo-
ne]. Dat is het, bij Jupijn. Ik zou zo veel niet
willen verftaen van eenig menfch die 'er leeft,
als de Hr. Lovelace al voor dit van u heeft moe-
ten hooren.
Qol, Wie zijt gij j mijn Heer ? Welk voor-
wendzel hebt gij om u te fteeken in eene zaak,
daar Van den eenen kant eene bekende misdaad is,
en de eere van eene aanzienlijke familie, in haar
tederft deel door die misdaad gekwetft, van den
anderen ?
Mowhr. QDen Colonel toeluißerende) Mijn
lieve kind, gij zult mij grootlijks verpligcen, in-
dien gij mij gelegenheid wilt geeven om uwe
vraag te beantwoorden. En hij ging naar bui-
ten^
De Colonel wierd door Milord te rug gehou-
den, En ik bragt Mowbray weder binnen.
Co/, Eijlieve , mijn goede Lord, Iaat mi]
eens met deezen bemoeijzugtigen heer gaen, ik
bidde Vr u om. Ik zal in drie minuuten weder
bij uw Lordfchap koomen, daar kunt gij Haat op
maaken.
Love/. Mowbray, is dit als een vriend bii
mij te handelen , dat gij mij onbekwaam onderftelt
te zijn om mijzelven te verantwoorden? g^l
een man'van eere en dapperheid, voor hoedani
ik den Colonel Morden kenne Cal hoe driftig
zig mifichien in dit bezoek getoond heeft) gelegen ^
heid
■; ïA
ir
κ
i i'
Dn HISTORIE van
fceid hebben om te zeggen, dat hij eenigzins οηε-
blooc van gezelichap en vrienden ten hil-je van
Milord M. gekoomen is, en zal hij om die re-
den niet eer verdragen, dan befprongen ν ^rden ?
Op die cogenblik, mijn waarde Mowbray , moet
gij ons verlaaten. Gij hebt weezenlijk immers
geen belang in deeze zaak; en indien gij mijn
vriend zijt, verzoeke ik dat gij den Colonel om
vergiffenis vraagt, dat gij u met dezelve bemoeid
hebe op zodanige wijze, als gij gedaen hebt.
Movjhr. Wel, wel. Bob; gij zulc fcheids-
man in dit iluk zijn. Ik weete wei, dat ik daar-
inede niet te maaken hebbe - En , Colonel
(zijiie hand uithoudende) ik laate u over aan ee-
nen, die zo wel weet zijne eigene jiaak te verdee-
digen als eenig man in Engeland.
Col. QHowhray hij dt hand neemende, op
"ccrzoek t^an Lord M.) Dat behoeft gij mij niet
ie zeggen, mijn Hr. Mowbray. Ik hebbe geen
twijffel omtrent des Hren. Lovelace's bekwaamheid
van zijne eigene jzaak te verdeedigen, waare bet
eene zaak, die verdeedigd kon worden. En ik
moet u betuigen, mijn Hr. Lovelace, dat ik ver-
wonderd ftae te denken diit een dapper man, en
een edelmoedig man, zo als 'gij u betoond hebe
in twee of drie gevallen en blijken , die gij hebt
gegeven in de weinige kennis die ik aan u hebbe,
bekwaam zij om zo te handelen, als gij gedaen
hebt, bij de uitmuntendlle van haare Sexe.
Lord M. Wel, maar, beeren, nu de Hr..
Mowbray is weggegaen, en gij beide blijken van
dapperheid en edelmoedigheid ten overvloede ge-
toond hebt, zo laate ik u verzoeken om vriend-
iijk
iL"* τ»—
|· ' iii·"·-
-ocr page 461-Jüffer CLARISSA HARLOWE.
^jk de zaak met nialkandercn te overleggen, cn
iQ denken, of 'er niec iets gedaen kan worden om
alles toe een gelukkig einde te brengen voor ds
Lady?
Lovel. Maar zagt, Milord , laate ik een
ding zeggen nu Mowbray is weggegaen , en dat
is, dat ik van gedagten ben, dat de Colonel
een of twee geftrenge dingen gezegd heeft, welke
een edelman niet met gedweeheid behoort te ver-
kroppen.
Lord M. Wat duivel kunt gij meenen ! Ik
dagt dat alles over was. Wat, gij hebt niet anders
te doen dan maar aan den Colonel te beveiligen,
dat gij genegen zijt om Juffer HarJoWete trouwen,
indien zij u wil hebben.
CoL De Hr. Lovelace zal geen zwaarigheid
maaken om Dat te zeggen, onderilelle ik, niette-
genftaende al het geen is voorgevallen : Dog in-
dien gij denkt, mijn Hr. Lovelace, dat ik iets ge-
zegd hebbe hetwelk ik niet behoorde gezegd te
hebben, onderftelle ik dat het dit is, Dat een man,
die zo weinig Eerelijkheid in de zaak zelve ge-
toond heeft jegens eene weerelooze vrouw, die
van befcherminge ontbloot was, niet 20 ίΐίρε be-
hoort te ftaen op den hlooten Naam daarvan bij
een man, die daarover met hem in redengeding is.
Het is mij leed, dat ik reden hebóe om die te zeg-
gen, mijn Hr. Lovelace; dog ik zou het bij eene
diergelijke gelegenheid weer zeggen tegtn een Ko-
ning op zijn throoïi, en omringd van alle zijne lijf-
v.'agi:en.
Lord M. Maar wat is dit alles, dan maar
meer zakhn op ds mokn ? meer kookn op loet
vuur?
-ocr page 462-432 DE HISTORIE vAïi
vuur 2 Gij hebt zin aan krakeelèn, jeluij alle beij^
dat zie ilf. Zijc gij niec gezind, Neef, zijc gij hiec
ten üiterßen gezind, om dee^éLady ce trouwen,
indien zij kan overreed worden om u te neemen?
LovèL· Ik mag verdoemd zijn, Milord, in-
dien ik mijce Koningin zou willen trouwen op zulk
éene behandelinge als deeze.
Lord Μ, Hoe nu, Bob, gij zijc oploopen-
der dau de Colone!. Hec was nu even zijne beurt.
En nu gij ziet dat hij bedaard is , vliegt gij op als
buspoeder.
Lovel Ik erkenne, dat de Colone] veel voor-
deel op mij heeft; dog millehien is 'er een Voor-
deel , hetwelk hij niét hèeft, als het eens ter proe-
ve kwam.
CoL Ik ben hier niet gekoomen, gelijk ik
voorheen zeide, om de gelegenheid te zoeken :
Dog indien dezelve mij gegeven wordt, zal ikze
niet van de hand wijzen - En nademaal wij
vinden, dat wij den goeden Lord M. ontruften,
zal ik mijn affcheid néemen , en over St. Albans
naar huis gaen.
Lovel, Ik zal u een gedeelte van dert
weg vergezellen , met al mijn hart, Colonel.
CoL· Ik neeme uwe beleefdheid zeer bereid-
willig aan, mijn Hr. Lovelace.
Lord M. {Zig weer tujfchen heide ßeUende^
zo als wij heide flonden uit te gaen) En wat zal
hiervan dog worden , beeren? Onderilelt dat gij
de een den anderen doodileekt, zal dat de zaak
beter of erger maaken ? Zal de Lady gelukkiger of
ongelukkiger vvorden, denkt gij, door den dood
't
JüFFER CLARISSA HARLÖWÈ: 45I
van een van u beiden of beiden ? Uwe charates
zijn al te wel bekend, dan dat 'er nieuwe blijkert
van dapperheid vau een van beiden vereifclit wor-
den. lin ik denlie, indien dè eere der Lady uW
oogmerk is, Colone!, dat dezelve iangs geen an-
deren weg .zo kragtdaadiglijk kan bevorderd wor-»
den, dan door hec Huwelijk. Bn, mijn Heef, iri°
dien gij uwen invloed bij haar gebruiken wildet, Ü
het ζ{;ίτ vvaarichijnelijk, dat gij wel moogt flaä^
gen, ichoon het van niemand anders kan gefcbiê-
den. , .. . . .
LoveL Ik denke, Milord, dat ik allés gëj
zegd het>be, wat een man kan zeggen (nademaal
hetgeen voorbij is niet kan herroepen worden); eti
gij ziet , dat de Col. Morden opftuift naar maaié
van mijne bezadigdheid, tot dat het noodig voor,
mij worde om ook eens te toonen wie ik ben ^ of
aaders zou hij zelf mij veragten.
Lord M. Laate ik ü eens vraagen, Colone! §
Hebt gij ook eenigen weg , eenige handelwijze
voor te ftellen, die gij redelijk en eerelijk agt, onl
eene Verzoeninge met de Lady te wege te .bren-'
gen? Dat is alles waarom, wij wenfchen. En ik
kan u wel zeggen, mijn Heer, dat het niet wei^'
nig aan hanre lauiilie, en derzelver onverzocnbaa-
re behandelinge jegens haar, te wijten is, dat haa-
re gramfchap tegen mijnen Neef zo hoog gewei-
gerd is, die haar, evenwel, fnoodiijk behandeld
heeft; dog hij is genegen om haare ongelijkea té
vergoeden. ---—
Lovel. Niet, Milord, om den wil van haa-
re familie j nog om hec bars .gedrag van dee^erx
heer; maar om baarzelvcr vollk^ en uit eène vol-
VIL Deel. Ee
4ϊο De HISTORIE vam '
Jioomene bezeiFinge van de ongelijken, welke ik
haar hebbe aangedaen.
Col. Wae belangt mijn bars gedrag, zo als
gij het noemt, mijn lieer, ik bedriege mij, indien
gij daarmede niet verder zoudt gegaen zijn in een
diergelijk geval , van eene nabeftaende van zo
veel verdienfte, en die zo onwaardiglijk veronge-
lijkt vvaare. En, mijn Heer, ik moet u zeggen,
dat indien uwe beweegredenen niet zijn Liefde,
Eere, en Regcvaardigheid, en indien zij het min-
fte zweemzel in zig hebben van onwaardig Mede-
lijden jegens haar ^ of van eene onbereidwillige
toeftemminge van uwen kant ^ ik verzekerd ben
dat het nog begeerd, nog aangenomen zal worden
van eene perfoon van zo veel verdienfte en ver-
ftand als mijne Nigt; nog zou ik vvenfchen dat zij
zulks deed.
Lovel. Denk niet, Colonel, dat ik uit laag-
heid een gefchil zoeke bij te leggen, hetwelk ik
alzo gaarn met u zou willen beflegten als gaen ee-
ten of drinken, indien mij daartoe gelegenheid en
reden gegeven worde : Dog dus veel wil ik u wel
zeggen, Dat Milord, dat Lady Sara Sadleir, La-
dy Elifabet Lawrance, mijne twee Nigten Monta-
gue, en ik zelve, aan haar gefchreeven hebben,
op de ernftigfte en opregtrte wijze, om haar zoda-
nige voorwaarden aan te bieden, welke geene
buiten haar zou weigeren, en dit al lang genoeg
voor dat men van de overkoomft van Colonel Mor-
den gedroomd had.
Col. Welke reden, mijn Heer, mag ik vraa-
gen, geeft zij dog, om niet te luifleren naar eene
ft-.
. (
.....'gasaas^
Juffer CLARISSA ilARLO^. 435
zo kragtige bemiddelinge, en naar zulke aanbied
dingen ?
LoveL Het heeft te veel fehijn Van tapitt^·*,
leeren, anders ——-—
Col, Zodanig een fehijn heeft het bij mij iti
het geheel niet, mijn Heer Lovelace, die zo goed
een gevoelen hebbe van uwen moed, als eenig
iTienfch kan hebben. En welk, bidde ik^ is het
gedrag dat ik höude , en mijne beweegredénèq
daartoe? Zijn die niet, dat ik, met te begeeieii
dat mijne Nigt ClariiFa Harlowe regt gefchi^deü
moge, de eere van Mevr, Lovelace zoeke të bè-
veifigen, indien de zaak eens zo verre gebtagt ka4
;worden?
LoveL· Indieii zij mij vereere inët Dieii haam
aan te neemen, mijn Hr. Morden, zoude ik nog
u nog eenig menfch behoeven, öm de eere van
Mevr. Lovelace te handhaaven;
Col, Dat geloove Ik. Dog zd lang aiè zij
u niet vereerd heeft met dien aan te neemen ^ iö z4
mij nader dan ü, mijn Hr. Lovelace*. En ik zeg-
ge dit alleen om u te toonen, dat ik met het ge·*
drag, hetwelk ik houde, eei: bedoele üwéri dank
dan uw misnoegen te verdienen, fchoon tegen
zeiven, indien de gelegenheid hët zö inedëbrèngéj
Nog behoort gij dit kwaalijk te neèmèn^ indien
gij de zaak wel overweegt: Want, mijn Heef i te-
gen welken heefc eiene Lady befcherminge hoö·
dig; dan tegen haare verongelijkerö ? En Wie ié
haar grooiflé verongelijker geweeft? —— Vooi
dat zij derhalveri geregtigd wordt tot Üwe befcher-
minge, als tiwé Vrouw ^ künt gij mij niet eenigé
verdienfte betwiilen in te wenfchen^ dat mijné
Èe Ä I^ip
i
-ocr page 466-45<ί De HISTORIE vän
Nigt regt gefchiede. Dog, mi}n Heer, gij begotiE
te zeggen, dat indien her niet den fchijn van capi-
tukeren had, gij de redenen wildr aanwijzen , wel-
ke mijne Nigt ^ecfc tegen het aanueemen van zulk
eene eerelijke bemiddelinge ?
Ik gaf hern toen berigt van mijne opregte aan··
biedinge des Huwehjks: „ Ik maakte geen zwaa-
5, righeid van te bekennen, zeide ik, hoe zeer ik
„ vreesde dat mijn ongelukkig gedrag jegens haar
„ haar geloield had : Dog dat het de onverzoen-
5, baarheid van haare vrienden was, die haar in
„ wanhoüpe geftorc had, en haar eene veriliiaa-
„ dinge van het leevea ingeboezemd. „ ik gaf
hem te kennnen, „ Dat zij zo goed geweeft was
om mij eenen Brief te zenden, om mij af te lei-
3, den van een bezoek aan haar te geeven, waar-
op mijn hart geileld was; Een Brief, op wel-
ken ik groote hoope gebouwd had, om dat zij
mij daarin verzekerde , dat zij naar haars Va-
ders huis ftond te gaen ; en dat ik haar daar
mogelijk zou kunnen zien, als zij 'er ontvan-
gen was, zo ik het door mijne eigene fchuld
niet Oerhinderde,
Col, Is het mogelijk? En ftondt gij haar zo
ernftig aan, mijn Heer: En zond zij u zulk een
Brief?
. Lord M. beveiligde het beide; a/s mede dat
ik haare begeerte gehoorzaamende, en op het ont-
vangen van die kennis, naar buiten was ge^oo-
men, zonder het genoegen gehad te hebben j het·
welk ik mij had voQrgefteld, van haar te zien.
Het is volkoomen waaragtig, Colonel, zeide
ik : En ik zou u Die te vooren al betuigd hebben :
Dog
m
liSriiilrr
-ocr page 467-Juffer CLARÏSSA HARLOWE. ''φ
Dog uwe vuurigheid deed mij daarvan afzien;
want, gelijii ik zeide, het had den fchijn als of ik
op eene laage wijze met u zo^t te capitukeren.
Eene lat hartigheid - tot wefke zo ik bekwaam ge-
weeft waare, ik mijzelven al zo zeer veragt zoude
hebben, ais ik mögt verwagt hebben dat gij mij
veragten zoudt.
Lord M. rtcide voor om ten bewijze van dit
alles te treeden : Hij xcide op zijne fpreekwoord-
lijke wijze, Dat de eene Kam gelijk bad·, zo lang
als men den anderen niet gehoord had t- Dat de
familie der Hovlowes en ik, hec v/as waar, ons als
zo veel Ourfons tegen eikanderen hadden aunge-
fteld; en dat zij daarenboven ook heel veel viij-
faeid omtrent onze gehctle familie gebruikt had-
den : Dat hij niettemin, om den wil der Lady,
meer dan om hunnentwille, of zelf om mijnent'
wille (konde hij mij wel zeggen) grooter dingen
voor mij zou willen doen, dan zij zouden kunnen
begeeren, indien zij 'er toe gebragt kon worden
om mij te neemen : En dat hij gezind was geweeft
om dit te verklaaren, en al eer verklaard zou heb-
ben, indien hij 'er ons eer toe had kannen bren-
gen om geduld te hebben, en eikanderen wel te
veritaen.
De Colonel bragt verfchooningen in voor zij-
nen ijver, uic hoofde van zijne hartlijke genege'n.
beid voor zijne Nigc.
Mijne agtinge voor haar deed mij dezelve ge-
reedlijk aanneemen : En dus een friiïe vies Bour-
gonje, en nog een Champagne wijn op tafel ge-
bragt zijnde, gingen wij in een goeden luim, na
ai die oproer, bij elkanderen zitten, om naauw- -
42ö De HISTORIE van
keuriger te treeden tot de bijzonderheden van het
geval: WeJke ik op mij nam, op hunner beidèt
begeerte, open te leggen.
Dog deeze dingen moeten het onderwerp van
eenen anderen Brief zijn, welke onmiddelijk op
deezen volgen zal, zo hij denzelven niet niet ver-
gezelle.
OndertuiTchen zult gij wel aanmerken, Dat
eenekwaade zaak iemand groot nadeel geeft: Want
ik ben zelve van gedagten, dat de ondervraagin-
gen van den Colonel, met zo veel heftigheid aan mij
gedaen, mij vervloekt laag deeden kijken; ter-
wijl hetzelve hem een meefterichap boven mij gaf,
welk ik niet weete hoe ik aan den beften man in
Europa zoude kunnen toeftaen. Zo dat, letterlijk
gefproken, gelijk een vroom menfch dit gevolg
zou trekken, de fchuld haare eigene ftraffe mede-
brengt ; daarin dat ze een verheven geeft doet kij-
ken als een deugniet, zo als hij is- Een
vroom menfch, zegge ik : Dus, Jan, voege ik
'er m de voorbaat bij, hebt Gij geen regt om de
sanmerkinge te maaken.
— ..... . ■.-.-■^^ΐ:::·—.7-
-ocr page 469-Juffer CLARISSA HARLOWE.'
LXXIV. BRIEF,
Oe Hr. Lovelace, Ten F^ruolge.
t ■■
vi ■
Γ
Éü^
IWMf<ffittl
O'ïngsdag'iiamiddag^ den 29 van ^ug.
Ik ging in dit gedeelte van ons gefprek te rug
tot den dag , op welken ik verpligt was naar bui-
ten bij mijn Oom te koomen^ in de gevaarlijke
krankte, welke zommige vreesden dat zijne laatfte
zoude geweeil zijn.
Ik vertelde den Colonel, „ Welke ernftige
,> Brieven ik aan eenen bijzonderen Vriend ge-
,, fchreeven had, om hem te beweegen, dat hij
„ de Lady overreedde om niet eenen dag, die tot
„ de heimelijke inzegeninge van ons huwelijk ge-
,, fteld was, te laacen viwrbij loepen ; en van
„ mijne Brieven aan l-aar zelve (a) over dat on-
„ derwerp gefchreeven; „ want ik was naar mijn
kabinetje gegaen, en had alle de Brieven, en Ont-
werpen , en Copijen van Brieven, deeze zaak be-
treffende gehaald.
Ik las hem verfcheidene gedeelten uit de Co-
pijen van die Brieven voor, welke het u nog wel zal
heugen dat niet weinig tot mijne eere ftrekken, Ea
ik betuigde hem, „ Dat ik wel wenichte Copijen
„ gehouden te hebben van die , welke ik aan
„ nen vriend ter dier dier gelegenheid gefchree-
5, ven had; waaruit hij gezien zou hebben, hoe
Ee 4 „ zeer
(a) Zie Br. iiv. ïv. xvi. xx, tan het YI. DccI.
-ocr page 470-ρ, zeer het mij ernft was met mijne betuigingen j e'
„ gens haar, alhoewel zij op niet een van dezeive.
3, had willen antwoorden. „ En gij kunt u nog
wel erinneren, dat een van die vier Brieven aim
haar zelve reden gaf, wqarom ik begeerig was dat
zij blijven zoude daar ik naar geïaatep. had (a).
Ik ging toen verder hem een herige gecven
gj van het bezotk door Lady 5ara en Lady Elifa-
3, bet aan Lord M. en mij gegeven, om mij te
beweegen dat ik haar regt deed : Van mijne be-
3, reidwiiiigheid om haare begeerten op te volgen;
5, en van derzelver hoog gevoelen van haare ver-
dienilen : Van het bezoek aan Juffer Howe ge-
geven door mijne Nigten Montagxie, in den
3, ngani van ons allen, om haar te beweegen tot
3, het verkenen van haare voorfpraak bij haa!;e
3, vriendin ten rnijnen voordeele: Van mijne za-
3, menij^raak met Juffer Howe, op eene bijzonde-
5, re AiTemblée, aan welke ik dezelve verzekerio-
3, gen gaf, en verzogt haar vermogen bij haare
jj, vriendin aan te wsnden. „
jk las daarop de Copij van den Brief (fchoon
zo zeer ten mijnen nadeele) welke ann haar ge-
fchreeven wierd door Juffer Charlotte Montague,
den I Aug. (b) om haare verwantfchap fmeeken-
^e in den naam van onze geheele familie.
Dit deed hem bijkans denken, dat zijne fchqo-
neNigt haare gramfchnp tegen mij al te verre ge-
trokken had. Hij bad zig niet verbeeld, zcidc hij,
dat het en mijzelven en onze familie zo zeer ernil
geweeit was.
Dus
fa) Zie D. VL hl. 109.
ζο) Zlc Br. ïv. van du Deel.
Dus ziet , Belford, dat men maar het een.
gedeelte van eene Hiilorie wat heeft te verniiTen,
en het ander 'er uit te laaten, om ten alle» tijde
van eene kwaade zaak eene goede te maaken. Welk
een uitfteekende Advocaat zou ik ge weeft zijn ! En
hoe bedroefd liegt zoude het dit bekoorelijk fchep-
zei, met alle haare onfchuld, vergaen zijn voor
een Geregtshof tegen een en man, die zo veel
voor zigzeiven te zeggen en te toonen had!
Ik roerde toen de edelmoedige jaarlijkfche
aanbiedinge aan, Wellie Lord M." en deszelfs Zus-
ters aan zijne fchoone Nigt gedaen hadden, uit
fchroom dat zij nadeel rnogt lijden door de onver-
zoenbaarheid van haare vrienden.
En hieraan gaf de Colonel ook ten hoogften
zijne toejuichinge, en het behaagde hem het
ongelukkig misverftand tuiFchen de twee familien
te beklaagen, hetwelk de Harlowes minder gene-
gen gemaakt had tot eene verbintenis met eene fa-
milie van zo veel eere, als deeze blijk de onze be-
wees te zijn.
Ik ging hem daarop vertellen, Dat ik door
mijnen vriend [u meenende] die tot haare t:e-
„ genwoordigheid wierd toegelaacen (en die al-
,, toos een verwonderaar geweell was van haare
,, deugden; en die mij van tijd tot tijd ten haaren
3, aanzien zodanigen raad gegeven had, als ik wel
„ vvenfchte gevolgd te hebben) verzekerd zijnde ,
„ dat een bezoek van mij baar zeer onaangenaam
zijn zoude, befloocen had om nog eens te be-
proeven wat een Brief kon uitwerken; en dat ik
diesvolgens den 7 van Augußus een aan haar
gefchreeven had.
3>
ï>
T·
R
Ki
44t
„ Dk is daarvan de Copij, Colonel. Ik
was toen te onvreeden op Milord, en de Ladys
„ van mijne familie. Gij zult derhal ven dien wel
„ ilil bij u zeiven willen leezen. (a).
Deeze Brief gaf hem groot genoegen. Gij
fchrijft hier, mijn Hr. Lovelace, uit uws harten
grond. Het is een Brief vol van berouw en erken-
tenis. Uw verzoek is redelijk -- Om ver-
giiFenis alleen, naar dat het haar zal blijken dat gij
dezelve verdient na eenen tijd van beproevinge,
welks bepaalinge gij aan haar laat. Eijlieve, mijn
Heer, zond ze ook een Antwoord op deezen Brief
te mg ?
Ja, maar met weerzin^ bekenne ik, en niet'
voor dat ik door mijnen vriend verklaard had, dat
indien ik niet een verwerven konde, ik zelve in
de ftad zou koomen, en mij aan haare voeten
werpen.
Ik wenfchte wel, dat het mij geoorlofd watire
hetzelve te zien, mijn Heer, of zodanige ftukken
daarvan te|hooren leezen, als het u gevoegelijk
zal dunken.
Mijne papieren doorziende, Daar is het, mijn
Heer (b). Ik zal geen zwaarigheid maaken van het u
in handen te geeven.
Dit is zeer verpligtende, mijn Hr. Lovela-
ce.
Hij las hetzelve. Mijne bekoorelijke Nigt!
- Hoe fterk is haare gevoeligheid!-Nog-
thans hoe liefderijk haare wenfchen! Goede He-
mel ! dat zulk een voortreffelijk fchepzel -
Maar
(a) Zie Br. xxviii,
(bj Zie Br. xxxii.
f#··
liiÉi
Maar, mijn Hr. Lovelace, gij hebt daarvan al zo
veel fmerte als ik, twijffele ik niet —
Hem in de reden vallende, zwoer ik dat het
zo was.
Zo behoort het ook te zijn, zeide hij. En
ik verwondere mij niet, dat het zo is. Ik zal u
zo ftraks te kennen geeven, vervolgde hij, hoe
veel nadeel zij lijdt bij haare vrienden, door val-
fche en ondeugende aanbrenjgingen. Dog, niiju
Heer, wilt gij mij wel toelaaten om deeze twee
Brieven mede te neemen ? Ik zal van dezelve
gebruik maaken ten voordeele van u beiden.
Ik zeide hem, dat ik hem met al mijn hare
daarin wilde te wille zijn. Ditnara hij zeer vriend-
lijk Cg^lijk hij reden had); en ftak dezelve in
zijn memorie-boek, beloovende die binnen weini-
ge dagen weerom te zenden.
Toen vertelde ik hem, „ Dat ik dus afge-
„ ilagen zijnde, beftond om naar de ftad te gaen,
„ in hoope van haar ter mijner gunfte te bewee-
,, gen; en dat, fchoon ik heen ging zonder haar
,, kennis te geeven van mijn voorneemen, zij eg«
„ ter eenige kundigheid van mijne koomil gekree-
„ gen had, en dus middel gevonden om mij te
5, ontwijken : En eindelijk, toen zij bevond,
„ dat ik volilrektlijk vail beilooten had, het moge
j, gaen hoe het wilde, om haar te zien, voor dat
,) ik buiten 'slands trok (hetwelk ik doen zal^ zei-
)> de ik, als ik op haar niets kan verwinnen) zond
„ zij mij den Brief, van welken ik reeds aan u ge-
5, meld hebbe, met verzoek om mijn voorgeno-
„ men bezoek uit te ftellen: En dat om eene
5, reden, welke mij verfteld en verbijfterd doet
ftaén;
I
V
-ocr page 474-De historie van
om dat ik vinde, dat 'er niets aan de
zaak is : En egter hebbe ik haar nimmer van haar
woord zien afgaen; want zij ftelde het altoos
tot een zetregel, dat het niet geoorlofd was
kwaad te doen, op dat ''er goed uit mögt voort-
kmmen: En egter met deezen Brief, om
geen andere reden ter wereld dan om mij niet
te zien (om ilegrs eene zinlijkheid in te vol-
3, gen) heeft ze mij ter ftad uit gezonden, fteu·
5, nende op de verzekeringe, welke zij mij gege-
„ ven had.
Coh Dit is inderdaad vreemd. Dog ik kan
niet gelooven, dat mijne Nigt, tot zulk een ein-
de alleen^ of trouwens tot eenig einde, volgens
het charailer 't welk ik van haar hoore, *er toe
zou kunnen kooinen, om van zulk eene lift ge-
bruik te maakeii.
Lovel. Dit is de zaak, Coionel, die mij doet
verzet ftaen; en egter, zie hier!---Dit is de
Brief dienze mij fchreef-Ja dog, mijn Heer ^
het is haare eigene band.
CoL· Dat zie ik, en het is eene keurlijke
hand.
Lovel, Gij merkt wel, Coionel, dat alle
haare hoope van verzoeninge met haare ouders
ruft op u. Gij zijc haat dierbaare gezegende
vrißndl Zij fprak altoos met vermaak van u,
CoL Hadde het dog den Hemel behaagd,
dat ik in Engeland gekoomen waare, voor dat zij
Harlowe-Plaatze verliet! - IMiets van deeze
dingen zou dan gebeurd zijn. Niet een van die
mannen , welke ik gehoord hebbe , dat haare
vrienden aan haar voorftelden, zou haar gehad
444
„ ilaen;
5'
Jï
5ï
3>
s»
5?
^äüüi
i . '
-ocr page 475-Juffer CLARISSA HARLOW^. 44J
hebben. Nog gij, mijn Ur. Lovelace, ten zij
ik u dien man bevonden had, weiken iedereen
die u ziet, u moet wenfchen te zijn : En indien
gij die man geweeft waart, geea van allen leeven-
digen zoude ik voor zulk een voortreffelijk juweel
boven u gekoozen hebben.
Milörd en ik ftemden te zamen in deezen
wenfch : En, op mijne trouw, ik wenfchte het
ten allerhartlijkften. ·
De Colonel las den Brief tweemaal over, en
gaf dien mij toen te rug. Het is geheelenal ee-
ne verborgenheid, zeide hij. Ik kan 'er niets
van maaken. Want, helaas ! haare vrienden
zijn al zo afkeerig van eene Verzoeninge als
ooit. '
Lord M. Dat konde ik niet gedagt hebben.'
Dog dunkt u niet, dat 'er iets zeer gunftigs voor
mijnen Neef is in deezen Brief- Iets het-
welk te kennen fchijnt te geeven, als of de Lady
eindelijk nog zou bewilligen?
CoL Ik mag fterven, zo ik weetè wat ik 'er
van maaken moet. Deeze Brief is zeer verfchil-
lende van haaren voorgaenden! Gij hebt daarop
een Antwoord aan haar gezonden, mijn Hr. Lo-
velace ?
LoveL Een Antwoord , Colonel! Buiten
allen twijfiFel. En wel een Antwoord vol van «it-
gelaaten blijdfchap. Ik gaf haar te kennen,
,, Dat ik, om haaren wil te gehoorzaamen, ter-
,, ilond vertrekken zou naar het huis van Lord M.
„ Ik betuigde haar, dat ik tot alles mijne toeilf^m-
„ minge wilde geeven, wat zij gebieden zoude,
ter bevoideringe van deeze gelukkige verzoe-
' nin-'
i
ÜÊM^
ι
44«? De HISTORIE van
5, ninge. Ik betuigde haar, dat ik mij ter allef
,, uure bevlijtigen zoude toe aan mijns leevens ein-
„ de toe , om eene zo overtreffende goedheid te
j, verdienen. „ Dog ik kan niet nalaaten te zeg-
gen , dat het mij niet weinig ftoot en verwon-
dert , indien daarmede niets meer bedoeld zij,
dan om mij naar het land te krijgen zonder haar
te zien.
CoL Dat kan de zaak niet zijn, myn Heer,
daar moogt gij vafl: op gaen. Daar moet meer
agter Jeggen dan dat. Want waare dat het al,
dan moeft zij immers denken , dat gij wel haail
beter onderrigt zoudt worden; en dat gij dan
naar alle waarlcuijnelijkheid uw voorneemen zoude
hervatten - Ten zij ze, trouwens, had
ilaat gemaakt om mij onderwijlen te zien, alzo
ze will dat ik was overgekoomen. Dog ik be-
kenne niet te weeten, wat ik 'er van maaken
moer. Alleen kan ik zeggen, dac zij mij zeer
veel eere doet, indien ik het ben, welken zij
haaren gezegenden vriend noemt, dien zij aU
toos beminde en eerde. Inderdaad, ik hebbe haar
altoos bemind: En indien ik ongetrouwd, en zon-
der kinderen koome te fterven, zal ik haar al zo
gunftig zijn, als haar grootvader haar geweeil is:
En te meer, dewijl ik vreeze, dat 'er maar al
te veel nijd en eigenbaat fchuilt onder de poo-
gingen van haaren Broeder en Zufter, om de
verbolgenheid van haaren Vader en Moeder tegen
haar gaende te houden. Dog hierover zal ik beter
weeten te oordeelen, als mijn Neef Jakob van
Edinburg koomt 9 en hij wordt van uur tot uur
verwagt.
Ma^'
iSi
li·
Juffer CLARISSA HARLOWE. 4^7
Maar mag ik u vraagen, mijn Hr. Lovelace,
Hoe is de naam van uwen vriend, dien de toegang
zo gereedlijk openftaet toe de tegenwoordigheid
van mijne Nigt ? Eijlieve, is het niet Belford ?
LoosL Ja, mijn Heer, en Belford is een man
van eere; en die de grootfte hoogagtinge heeft
voor uwe fchoone Nigt.
Had ik gelijk, ten aanzien van bet eerße,
Jan? Van het laatße hebbe ik zulke fterkeblijken,
dat het mij al wat doet twijiFelen aan het eerße;
nademaal zij mijn voorgenomen bezoek niet ont-
koomen zou zijn, hadt gij het niet gedaen.
Col. Zijt gij verzekerd, mijn Heer, dat de
Hr, Belford eeti man van eere is ?
LoveL· Ik kan mijn eed daarop voor hem
doen, Colonel. Welke reden hebt gij om dit te
vraagen ?
CoL Deeze alleen: Dat een voorbaarig
bemoeijal van een jong Kefkelijken is naar ftad ge-
zonden , om te verneemen naar het leeven en den
wandel van mijne Nigt: En zoudt gij het wel
gelooven ? de menigvuldige bezoeken van deezen
heer zijn fnoodlijk tot haar oneere geduid. -^
Lees dien Briefeens, mijn Hr. Lovelace; en gij
zult u moeten ergeren aan ieder gedeelte van. den-
zeiven.
Deeze vervloekte Brief is ongetwijfFeld van
dien jongen Levijt, welken gij hebt befchreeven,
Jan, die bij JuiFr. Smith onderzoek deed omtrent
het charaäer en de bezoekers van Juffr. Harlo-
we (a).
Ik geloove, dat ik een quartier-uurs werk
kad
(a) Zie W. X47, cnv.
m
Mii
-ocr page 478-4ϊο De HISTORIE vam '
had mee denzelveh te leezen : Want ik maakte
dien 3 fchoon' niet kort van zeiven, wel zesmaaJen
zo lang als iiij is, mee de bijvoegzels van eeden en
vloeken bij elk pedantfchen regel. Lord M. hielp
dien ook rekken door diergelijke vervloekiDgen.
hn gij , janj Êük wel zo veel réden hebben om
daarop te vloeken, als wij.
Gij kunt niet voorbij te merken, zeide dë
Colonel, tf -en ik hec leezen van denzelven gedaeli
had, dat deeze kwant voorhaarig is geweeft in
zijne kwaadaartigheid; want betgeen hij meldt is
enkel hooren-aei^gen, en dat booren-zeggen be-
kladdende giffingen zoiider grond ^ of den fchijn van
eenigen grond, om dezelve té onderileunen; zo
dat een onbevooroordeeld oog, op het zien van
den Brief, den fchrijver daarvan moet veroordee-
len, zo als ik deed, en mijne Nigt vrijfpreeken.
Maar egrer, door zodanigen geeft worden de reft
van mijne riabeftaenden geregeerd, dat zij voort-
hollen met het [geloof van het ergft, hetwelk dezel-
ve inboezemt, en het waard fchepzel heeft daarop
gruwelijke Brieven gekreegen; men heeft de Dit-
ilügen van den pedant gevolgd; en haar is voor-
gefteld naar eene van de Colonien re reizen, als
de eenige weg om den Hr. Beiforden u te mijden.
Ik hebbe deeze Brieven niet gezien, trouwens;
dog zij ftelden eere in eenige deelen van derzelver
inhoud op te zeggen, welke het arm menfch door
het hart moeten gefneeden hebben; en deeze, ge-
voegd bij haar voorgaende lijden- Wat hebt
'gij, mijn Hr. Lovelace , al niet te verantwoor-
den?
Love}, Wie duivel kon zulke gevolgen als
dee-
/
msi
deeze verwagc hebben ? Wie kon geloofd hebben,
dat 'er zaike oaverzoenbaare Ouders konden zijn?
Een Broeder en Zuller zo nijdig? En, gun mij
verlof van ce zeggen, eene Lady zo onbeweege-
lijk aangekant tegen het eenige middel, hetgeen
aangewend kon worden om alles met iedereen te
legc te brengen I -— En wat kan 'er nu ge-
daen worden?
Lo!'d M. ïk hebbe groote hoope, dat de
Coionel Morden eindelijk zijne Nigt nog zal kun-
nen overhaalen. En uit haaren laatilen Brief, maule
mij dog in het hoofd, dat zij eenige gedagten
heeft om al dat voorbij is te vergeevea. Dunkt u,
Coionel, dat indien 'er niets zodanigs als het wer-
ken aan eene Verzaeninge tegenwoordig in til zij „
dat in haar Brief niet zou kunnen opgeiboten leg-
gen, dat indien wij zodanig eene zaak bij haare
vrienden konden doen doorgaen, zij zig met den
ïir. Lovelace zou iaacen verzoenen?
CoL Zulk een ilreek zou beter de Italiaan-
fche fpitsvindigheid dan de Engelfche eenvoudig-
heid paiTcTf. Uw Lordfcbap is io Italië geweeft,
vermoede ik ?
Lovel. Milord heeft miffchien Boccacio ge-
lezen j en dat is al zo goed, ten aanzien van de
giffiiige welke hij maakt, en die hij mogelijk uit
eene der vertellingen van dien fchrijver ontleend
heeft. Dog Juffer Clariffa Harlowe is boven alle
ftieeken verheven. Zij moet daaxbij eene meeoin-',
ge hebben, welke ik niet kan peilen.
Col, Wel, Milord, Ik kan alleen dit zeg-
gen , Dat ik eenig gebruik zal maaken van de Brie-
ven , welke de Br. Lovelace aan mij vergund heeft,
VIL'Deel. Ff En
eiifiilHiiiä
-ocr page 480-45o De HISTORIE van
En na dat ik met mijn Neef Jakob zal gefproken heb-
ben, die alle uuren verwagc wordt, en als ik twee
of drie zaaken zal hebben afgedaen, met welke ik
gedrongen worde; zal ik mijn dienft gaen bieden
aan mijne waarde Nigc; en dan zal ik in ftaat zijn
om een berer oordeel over de zaaken te vormen.
OndercLiiTchen zal ik aan haar fchrijven; want ik
hebbe iemand gezonden om naar haar te vernee-
men , en bevinde dat ze vertrooftinge noodig
heeft.
Lovel. Indien gij mij gelieft te beguniligen,
Colone), met den verdoemden Brief vati dien venc
Brand, voor een dag of twee, zult gij mij ver-
pligten.
Col Dat wil ik gaarn. Maar gedenk, dat
de karei een Pailoor is, mijn Hr.Lovelacei en ook
v,?el een onnozele, zo ze zeggen. Anders zoude
ik voor deezen tijd hem al op het lijf zijn gekoo-
men. En deeze Academie-Groentjes, die denken
in hunne Collegies alles te vireeten, en dat alle Ge-
leerdheid in Boeken gelegen is, maaken eene wan-
fchikkelijke vertooninge als zij in de wereld koo-
men onder Mannen en Vrouwen.
Lord BI. Brandl Brand! Het moefl: Stoo·
he-hrand zijn, denke ik op mijne confcientie!
Dus eindigde deeze gedugte onderhandelin-
ge.
Ik kan niet anders zeggen, Jan, of ik ben
grootlijks met den Colonel Morden ingenomen.
Hij is dapper en edelmoedig, en kent de wereld;
en daarbij zijne veragtinge voor de Paftooren is
een gewis teken dat hij een van Onze luiden is.
Wij fcheidden met groote beleefdheid van el-
kan-
mÊÊmm^ÊÊÊÊiÊimÊmÊÊiÊÊÊmmÊmiÊmmim
-ocr page 481-füFFER CLARISSA HARLOWE. ^^
kanderen : Lord M. (niet weinig verheugd dat
wij zo deeden, en al zo zeer mee den Coionel in·^
genomen) herhaalde zijnen wenfch, na dat de Co·^'
lonel was weggegaen, dat hij in cijds moge zijn o-
vergekoonsen om de Lady te behouden, indien diti
daardoor fon 2ijO uitgewerkt. - f
Ik wenfche dat ook. ,Want bij tijijne ziei^".
Jon j ik worde'van dag tot dag meer ongeruft ove^
haar. Dog ikjhoope niet dat zij zo flegt gefteid
is als mij berigt wordt.
Ik hebbe Charlotte den Brief van deezéii
Stookebrand^ 7.0 alsMiiord hem noemt, doen tiit-
fcbrijvenen zal haare Copij van denzelven hief
influiten. .'A'le uwe dofgeeftigheid zal tot WfäaM
verwekt worden , weete ik, als gij denzelvéii
leeft.
ïk weete niet wat ik u raaden moec ^ aaïl«
gaende het toonen van denzelven aan de Lady^
Nogthans zal ze miiTchien in ilaat zijn om daafuid
meer genoegen , dan leed te fcheppen, als bewüit
van haai-e eigene onnozelheid, voor zo verre hec
haar aanjeidiiige zal geeven om re hoOpen, dac
haarer vrienden behandelinge jegens haar al zo zeer
te wijten is aan verkeerde aanbrengingen, als aan
hunne eigene naruurelijkeonverzoenbaaiheid. ZulH
een gemoed als het haare, weete ik, zal blijde zijn
zo ze maar de fchaduw van eene reden vinden kaïx
voor de gruwelijke Brieven , welige de Colone!
zegt dar zij haar gezonden hebben, en voor hurt
voorftei aan haar om nsur de eene of andere vart
de Coionien te gaen [Dat hUn alle de biikfem
--- Oog indien ik beginne te vloeken., zal
ik nooit gedaen krijgen] —- Daarbij zou hec
Ff 2 haai
c
I'
i,
i
i J
I I
f.
DE HISTORIE VÄii
haar dati kunnen aanzetten tot zulk eene verdee-
diginge van zigxelve, tot welke zij mogelijk gaarn
gelegenheid zou willen vinden , en om hen tot
befchaaminge te brengen over hunne gedrogtiijke
ligcgeloovigheid - Dog dit [laate ik over
aan uwe eigene dikhoofdige voorzigtigheid -
Het pijnigt mij flegts tot in mijn hart, dat zelf Las-
teringe en Agterklap de blootc mogelijkheid durft
onderftellen, dat eenig man zou deelen in de gun-
ften van eene vrouw, welke ik nu, dunkt mij,
aou kunnen aanbidden met eenen eerbied, aan ee-
ne Godheid alleen verfchuldigd.
Charlotte en haare Zufter konden niet nalaa·
ten te vi^eenen over de fnoode bekladdinge : Wan-
neer, wanneer, zeide Martje, haare handen op-
heffende, zal hec Lijden van deeze lieve Lady
nog een einde neemen ? ---- O Coufijn Lo-
velace! ---
En dus worde ik befchuldlgd over de fouten
van iedereen. Wanneer haar ontmenfchte Vader
haar vervloekt, ben ik her. Ik doe haar vei-wijtin-
gen door haave geilrenge Moeder. De onverzoen-
baarheid van haare domme Oomen is geheel de mij-
ne. De bittere haat van haaren Broeder, en de
fpijt en nijd van haare Zuiler, zijn geheel en al aan
mij te wijten. De Brief van deezen halfzaligen
Brand is door mij gefchreeven —O Jan,
welk een deugniet is uw Lovelace!
Zonder een Brief weerom gekoomen ! i-—;
Die verdoemde vent Willem is zonder een Brief
<
weer-
.......im ■■ n
-ocr page 483-Juffer CLARISSA HARLOWE.
weerom gekoomen! -Nogchans berigt de
fchobbejak mij gehoord te hebben, dat gij al voor
twee dagen aan mij gefchreeven hebt. .. ,
De hagel flae u, die bewuil zijt van mijn on^.
geduld, en van de reden daarvoor!
Een man ce paard daartoe bijzonderlijk te zen-
den , zo als ik gedaen hebbel Mee mijne verheel-
dinge aan het lijf van het beeil vailgeketend, om
hem in zijn voortgang bij te bh'jven! —^— Nu is
hij tot deeze plaatze gekoomen j Nu tot die; Nu
te London; Nu bij u !
Nu [een Brief ontvangen hebbende] zweep-
en fpoor-flags weerom. Die vlek even ingereeden,
zig nier ophoudende om te pleiileren : Dac dorp
al voorbij : Rijdt fneller dan de wind ; en beide
man en paard met fchuimend zweet bedekt.
En op deeze wijze kwam hij metterdaad Lord
M.'s Voorplein inrijden.
De weerflag der fteenen brast mij naar bene-,
aen-De Brief, Willem! Ut
i'
4,'
n.
De Brief, Willem! DeBiief, Hond
De Brief, Schobbejak!
Ik hebbe geen Brief, mijn Heer ί
Daarop wild ftaarende 'rondom mij, met gedooten
vuiften, en grijnzende als een Dolleman, Voor
den blikfem gij hond,en hij die u zonder een heeft
weggezonden ! Op dit oogenbiik uit mijn
gezigt, of ik zal uwe zotte herfens door de logt.
doen fpatten. Ik trok fchielijk een pittool uit j-
ne hoillers, terwijl de fchobbejak zig van het fchui-
fnend beeft afwierp, en weg liep om het noodlot
te onckoomen, hetwelk ik uit alle mijne ziel wenfch-
te dat gij onder mijn bereik geweeft waart om u te
doen ondergaen.
Ff 3
-ocr page 484-de historie vam
Dog om zo zagtraoedig als een lam te zijn te-
gen eenen , van vviens genade ik moet afhangen,
cn die mijne ziel kan wringen en pijnigen, zo a!s
het hem belieft, IVat kunt gij dog meemn mee
ynijnen vent zonder eeneu Brief ce rug te zenden ?
•- Ik zal met den dageraad een anderen vent
zenden met een ander paard om hergeen gij ge-
fchreeven hebt te haaien; en ik belaile u op uwe
gezwooren' trouw, dat gij hem niet met ledige
handen wegzenct,
Charlotte, in eene gril van viesheid, is mis-
floegd, dor ik den ingeflooten Brief aan ii zende
--- Dat haare hand, als je belieft I 'koome
ΪΠ de handen van een ongecrouwd man!
Dat is aanmoediginge voor u, Belford! Dit is
t^en zeker teken, dat gij haar kunt krijgen, aJs gij
wilt. En egter, voor dat ze mij dit onfeilbaar be-
wijs gegeven had van haare uitkijk op u, konde ik
dat niet gedagt hebben. Ik hebbe haar inderdaad
dikwijls boercende gezegd, dat ik zulk eene zaak
zou tragten re bewerken. Dog dat v»/as nooit mijn
oogmerk; om dat zij weezenÜjk een lekker meisje
is. En gij zijr zulk een plompe vent in uwlighaams-
geftalte, dat ik haar al zo eer een Ilhinoceros tot
een man zou hebben toegewenfcht, als u. Maar,
arme lieve hartjes.' zij moeten verbeiden, tot dat
haar tijd gekoomen is!, Z\] willen deezen man niet
hebben, en zij willen dien mnn niet hebben, van
de Zeventien tot de Vijf en twintig jaaren : Maar
sian, vreezende, zo als het zeggen is,dat onze
lie-
gj
Bltii
-ocr page 485-—«ρ
lieve Heer haar vergeten heeft, en vindende dat hun
bloefem begint af te vallen, zijn zij maar blijde mee
dien weiken zij krijgen kunnen, en beveiligen de
Fabel van den Paftoor en de P^ei'en.'
De Hr. Brand, aan Johannes Harlo-^
Vi Ε, Schiläkn,
[Ingepooten in den voorgaenäen^
Weledele Heer, mVjn zeer goede Vriend
en Patroon,
Ik kwam giileren in de ftad, na eene redelijk
^ermaakelijke reize (aangemerkt het beere weder,
en de ftofiige wegen). Ik nam mijn in de
Bui en Poort onder Holborn, en haailede mij naar
'Covent-garden. Ik vond ras het huis daar de on-
gelukkige Lady logeert. En in den ogterwinkel
had ik een vrij lang gefprek (a) met JufFr. Smiih
(haare Hofpita) welke ik vond z.« grootlijks ten
haaren voordeek te zijn vooringenomen, dat ik wel
zag dat ik uwe begeerten niet beantwoorden zoude,
met mijne berigten geheelenal van haar te ontlee-
nen : En verpligt zijnde om eens bij mijn patroon
te gaen (die ik, tot mijn leedweezen,
Ff4
(a) Zie bi. 147.
-ocr page 486-Da HISTORIE va^ -
■»
(ßiiferum eß allena mvere quadrä)
bevinde dat veel opwagtinge vereifchc» en een an-
der zoort van een man is dan hij aan de Academie
was: Want, mijn Heer, onder ons^ honores mu-
tant mores. Om de voorgemelde redenen'^ dagt ik
dat het beft alle de einden van den kil, met wel-
ken gij mij vereerd hebt, zou beantwoorden, zo
ik tot het verzogt onderzoek de vrouw gebruikte
van eenen bijzonderen vriend, die bijkans vlak o-
ver her huis woont, daar zij logeert, en die eene
juffrouw Is van fatzoen en vroomheid^ eene müe-
der van kinderen , €Ώ eene die de wereld wel
kent.
Ik, vervoegde raïj derhal ven tot haar, en gaf
haar een kort verhaal van het geval, en verzogtdac
zij zeer oniftandiglijk veraeemen wilde naar het ge-
drag van de ongelukkige jonge Lady 3 hasre te^
genwoordige wijze van keven en bejiaen; welke
haar kwamen bezoeken^ haare bezighedendier-
gelijke; want deeze, mijn Heer, weet gij, zijode
diïigen , ivaarvan gij wenfchtet onderrigtte worden.
Dies volgens inijnHeer, begaf ik mij heden we-
der tot de voorichreeven* juffrouw, en tot mijne zeer
grootefmerte (om dat ik weete dachet zodanig voor
u zal zijn, en insgelijks voor uwe geheele gëeerde
familie) moet ik zeggen, dat de dingen een wei-
nig donkerder zig laaten inzien, dan ik gehoopt
had dat ze doen zouden. Want, helaas! mijn
Heer, het verilag van de juffrouw koomt zo gun-
β ig niet uit voor de eere van de Juffer, als ik wei
wenfchce, gij weiifchtet, en als iedereen van
haa-
ife.-.
baare vrienden, wenfchten. Dog zo gaet het de
geheele wereld door, dat de eene valfche flap ge-
meenlijk den anderen voortbrengt; en milTchien
t€n erger, en dan nog een erger\ tot dat de arme
Mijmde ziel (een zeer gepaft epitheton van den
godlijken Quarles!) geheel in V net geraakt, en'
(buiten eene oneindige genade) geheel verloörcn
gaec. , _
Het fchijnt, mijn Heêr, dat zij, dcsniettcr.
genilaende, in een zeer ßegten ßaat van gezond-
heid is. Hierin koomen heiäe juiFrouwen (da: is^
te zeggen, JuiFr- Smich, haare hospita, en mijns
vriends vrouw) overeen. Nogthans gaet zij dik-
wijls uit in een draagftoel, naar de gebeden (zo
als men zegt). Dog mijns vriends vrouvr berigte-
de mij, dat 'er niets gemeener is in London, dan
dat het ter Kerk gaen in de ogtend-gebeden tot
een voorwendzel en dekmantel gebruikt worde toe
heßemmen van beimelijk^ zamenkoomften. Welk
een droevig ding is dit! dtc hetgeen gefchikt v/as
tot een heilzaam voedzel voor dö arme Ziel ^ in
louter vergif vtrk^Qïd vi^ofde! Dog gelijk Daniel
de Foe (een vernuftig man, fchoon een dijjenter)
a^nmerkc (Dog het is trouwens een oud fpreek-
woord: Alleen denke ik dat hij de eerfte was, die
het in rijm bragt)
yil viaar God beeft een Bedehuis,
Baar fiigt de Satan ook een Kluis, „
Nogtlians om der Lady regt te doen, 'niemand
koomt met haar uit de kerk t*fauis : En dat kan
trouwens niet gefchieden, omdat zij heen en weer-
i
i.
lu
·■'' ik
t,
^Tv Γ
■ Λ,
riViiim ΓΛιι^
Jl-
om gaet in een draagßoel of rosbaar (zo als zij
het noemen). Dog dan is 'er een heer van geen
goed chara^er (een intimado van den Hr. Love-
lace) die haar geßadlg koomt bezoeken, als me-
de het volk van het huis, welke hij regaleert en
trakteert ^ en van v\?elke hij (gevolglijk) hoog-ge-^
preezen wordr.
Ik hebbe daarop de moeite 'genomen (want
ik houde veel van Jiaaukenrig te zijn in bet uit-
voeren van allen laß, welken ik op mij neerae)
van omßandigUjk te verneemen naar deezen edel-
man^ zo als hij genoemd wordt (alhoewel ik nie-
mand voor zodanig houde dan van wegens zijne daa-
den: Want, gelijk Juvenalis zegt,
Nohilitas fola eß, atque unica vir-
tus'y
En die deed ik, voor dat ik vdlde gaen zitten om
aan u te fchrijven.
Zijn naam is Belford. Hij heeft aan vader-
lijk goed boven de duizend ponden 'sjaars;
en is nu in den rouw over een Oom, welke hem
zeer aanzienlijke fommen buiten dat heeft nage-
laaren. Hem gaet een zeer ondeugende naam
na ten aanzien van de vrouwen (want Daarnaar
hebbe ik bijzonderlijk vernomen) en hij is des
Hren, Lovelaces bijzondere privado, met welken
hij eene regu/iere eorrefpondentie houdt; en men
heefc hem dikwijls met de Juffer (tête ä tcce) ge-
zien aan het veniler-Op geen onbehoore'
Ujks wijze ^ trouwens : Dog mijns vriends vrouw
is van gevoelen, dat alles niet is, zo als het be-
hoort
Juffer CLARISSA HARLOWE. 477
hoort te zijn. En inderdaad, het koomt mij bij'
fter vreemd voor, indien de JuiFer zulk eene uit·'
ßeekende boetvaardige is (zo als ze wordt afge-
beeld) en indien zij zulk een afkeer heefc van den
Hr. Lovelace, dat zij zijnen prlvado tot haar&
geheime verkeeringe wil toelaaten, en geen an"
ckr gezel]chap ziec.
Ik verilae, uit Juffr. Smith, dat de Hr. Hick-
man eenigen tijd geieedeii gekoomen v/as om haar
te zien en fpreeken, van wegen Joffer Howe; en
inij is verteld, van een anderen kant (Gij ziet,
mijn Heer, hoe vlijtig ik geweeft ben om den laß
uit te voeren, dien u;ij mij gegeven hebt) dat hij
in het eeril geen bovengemeen gevoelen had van
deezen Belford ; fchoon zij re zarnen Λ>ρ een mor-
gen van de tegenover-woonende buurvrouw op het
ontbijt bij haar gezien wierden: En op een ander
tijd merkte men, dat deeze Befford den Hr. Hick-
man opwagtede, zo als hij van haar afkv/am;- zo
dat hij, zo als het zou moogenfchijnen ,bijn:er ijver-
de om zig bij den Hr. Hickman in de gratie te
brengen; ongecwijfFeld, om hem te beweegen dac
hij een gunfiig raport deed aan Jnjfer Howe
van gemeenzaamheid, tot welke hij bij haare
ongelukkige vriendin wierd toegelaaten; die (^αΐζσ
zij zeer ongeßeld L·) mogelijk niets kwaads in
den zin heeft mèt het toeftaen van zijne bezoeken
(want hij heefc, naar het fchijntj den Doftor en
Apotheeker bij haar gebrsgt, of ten minilen gere-'
commandeerd, welke over haar gaen): Dog ik
denke (evenwel over het geheel) dat bet geen
goed voorkoomen heeft.
Het is mij leed, dac ik u geen beter berigt kan
gee.
-ocr page 490-Df HISTORIE VAN
geeven van de voorzigtigheid der jonge Ladyi
Maar, wat zal men zeggen?
Uvaque confpe&d livorem diicit ab uvä,
gelijk Juvenalis aanmerkt.
Voor een ding vreeze ik, hetwelk is, Dat de
Juffer mogelijk behoef te is; en dat deeze Bel-
ford (welke, zo als Juffr. Smith bekent, haar
geld heeft aangebooden , hetwelk zij, op dien
ftjd^ weigerde) gelegenheid mag vinden om zijn
voordeel te doen met die hehoejte: En het is te
regt aangemerkt van den pöeet, dat
Mgre formofam poteris fervare puellam :
Nunc prece^ nunc pretio^ forma petita
ruit.
deeze Belford (die een ßout man is, en
10 ais zij zeggen 'er ook zo uitziet) kan moge-
lijk het zeggen van Horatius (in wiens fchriften
gij ^o wel bedreeven zijt; niemand beter) beveili-
gen ί
Audax omnia perpeti, ^
Gens humana ruit per vet\tum nefas.
Vergeef mij, mijn Heer, hetgeen ik nu gae
fthrijven : Dog indien gij de reft van uwe familie
beweegen kondt om mede te ftemmen in het ont-
werp, waarvan gij, en haare deugdzaame Ztißer
Juffer Arabella, ende Aarts-deeken, en ik, eens
ge/proken hebben (hetwelk is om de ongelukkige
jon-
-ocr page 491-Juffer CLARISSA HARLOWE.
jonge Lady. te overreeden, ora op de eene of air
dere eerelijke wijze naar de eene of andere van de
buiteniandfche Colonien te gaen) dat zoude niet
alleen haar eigen goeden naam en ègtïnge bewaa-
ren kunnen, maar ook de agtinge en goeden naam
van haare geheeJe familie, en daarenboven dezel-
ve heel veel verdriet befpaaren. Want ik ben ne-
derig van gevoelen, dat gij bezwaarelijk (iemand
van u) eenig genot zult hebben van u zei ven, zo
lang 'er gelegenheid is, dat gij zo'dikwijls van dee-
ze {voormaals onnozele) jonge Lady koomt te
hooren: En dit zoude ook deezen Belford^ en
dien Lovelace beide de gelegenheid affnijden om
bij haar te koomen ; en zou raiflchien wel al
zo veel kwaad als ergernis kunnen voorkoo-
men.
Gij zult mij deeze mijne openhartigheid
wel vergeeven, mijn Heer» Ovidius pleit voor
mij,
i/··
f
ij
Adulator nullus amicus erit*
En ik hebbe geen oogmerk, dan om mijzel-
ven te betoonen als een ijverigen êeil'wenfcher
jegens uwe geheek gëeerde familie (aan. welke ik
een groot getal verpligtingen fchuldig ben) en
zeer bijzonderlijk, mijn Heer, als " '
Uwen verpligten en neder igen Dienaar,
■V
Elias Brand.
Woensd, den Aug,
Ρ. S. Ik zal uverdsrc leuzen geeven^ als ik
büi- '
Λ
liffliiimt 1'
-
-ocr page 492-Da HISTORIE va^ -
buiten koome (hetwelk binnen weinige
gen zal gefchieden}; en wie m'ijne onder'
rigters waareja; dog uit deezen zukgij wel
zien, dac ik zeer naanlig geweeft ben (als
gij dep tijd aanmerkt) in de taak die gij mij
hebt opgelegd.
De lengte van mijnen Brief zult gij wel ex-
cuièeren; want ik behoeve u iiiet te zeg-
gen, mijn Heer» wat tot Brieven van ver-
haaien, uit verfcheidene zaskeo zamenge-,
'üoegdy en vericiieidene gefprekken melden-
de (eo 2ulk een is de mijne) vereifcht wordt.-
Iedereen naar zijne bekwaamheid. Brie-
ven· fchrljven h do. mijne, vermeete ik mij
te zeggen; en dat de hriefwljjelinge met
mij aan de Academie, uit dien hoofde,
zeer begeerd was , bij de Tyrones^ en
zelf bij de Sophl, wanneer ik zelve naauw-
lijks nog een Sophus was. Dog hiervan
zoude ik niet beilaen hebben eenige mel-
dinge te maaken, ten zij alleen ter verdee-
diginge van de lengte van mijnen Brief;
want niemand fchrijft/föriér, o'ipittiger ^
als het onderwerp ilegcs een gemeenen
trant vereifcht - Dog terwijl ik
mij dus verontfchuldige over mijne la7ig'\
wijligheid^ vergroote ik mijne fout (zo het
eenefoutis, hetwelk ik evenwel niet kan
denken, als men het onderwerp in aanmer-
kinge neemt: Dog dit hebbe ik voorheen
al gezegd met andere woorden) : Dus ,
mijn Heer, indien gij mijn Poßfcrlptum
ex-
-ocr page 493-JuFFEÄ CLARISSA HARLOWE.
excufeeren wilt, zult gij over mijnen Brief
niet te onvreeden zijn.
Nog een woord, over een iluk van geleerd-
heid^ hoedanige gij mij gaarn hoort op het
tapijt brengen , en daarover uitweiden,
Dr. Lewen ondernam eens, in uwe tegen-
woordigheid" (hetgeen u,' mijn goede Fa-
troon^ nog niet kan vergeten zijn) in een
heflig zoort van dispuut fuifchen hem en
mij, om dmparenthetifchen zo als
ik bet noeme te beriipen. Hij was een
man van zeer veel geleerdheid en oordeel ,
voorzeker, en een ciéraad voor onze he^
dieninge\ Dog egter moet ik zeggen,
dat het een ftijl is, waar'in ik groot be-
haagen hebbe; en de goede Doaor was
toen over zijne en dien leevenstijd,
bij gevolg, wanneer eene vrugtbaare ima-
ginatie^ en rijke verbeeldinge n, de denk-
beelden zo fnellijk eenen fchrijver inftor-
ten 5 dat de parenthefes dikwijls noodlg zijn
(en dat ter betragtinge van de kortheid^ zo
wel als klaarheid) om den leezer de moei-
te te befpaaren van eene pafiagie meer dan
eens te leezen. Elk naar zijne bekwaam-
heid (zo als ik te vooren zeide). Wij zijn
alle zo genegen om onze natuürelijke nei-
gingen tot algemeene maatregels te (lellen,
dac ik mij te minder verwonderde over des.
Dpftors flijfheid bij deeze gelegenheid.
Hij lachte om mij, dac zal u nog wel heu-
gen» mijn Heer —het zij ik ge-
Hjk had of niet, ik ben wel> verzekerd dat
ik
, tl
li
ί
J-È:
mm
De HISTORIE vaw
ik ook öm hem lacke! En gij, mijn gé-
eerde Patroon (zo als ik het genoegen
had van te merken) fcheent aan mijnen
kant te zijn. Maar was het niet vreemd,
dat de oude Heer en tk zo wijd van ei-
kanderen verfchilden , daar het einde bij
beide (dat is te zeggen·, duidelijkheid of
hlaarheid) het zelve was? --- Maar
wat zullen wij zeggen?
Errare efl hominis^ fed non perfiße^
re ---.
ïk denke dat ik *er niets meer hebbe bij te
voegen, voor dat ik de eere hebbe van in
perjoon bij u te koomeni dan dat ik ben
(als boven) &:c. &c.
E. B.
Be Hr, Belford, aan Robert Lovela-
ce, Schildkn,
Woensdag-Avondy denvan Aug,
Het was gelukkig genoeg dat onze twee kneg-
tcen clkanderen ontraoeteden taj Harma s (a), het-
welk hun 20 goede gelegenheid, gaf orn hunne
Brie»
(s) Da "Wiadmokn nabij Sloogl?»
i
-ocr page 495-Brieven in tijds genoeg tegen élkanderen uit te wis^
feien, zö dat ieder nog vroeg bij dag tot zijn mee-«
fter kon te rug koomem , ι
Gij 4öet zeer mét té poclieii Op uwë bei
kwèamheid om Diénftbqoden te regeeren j en meè
u aan te maatigen om onze Digters te verbeteren
in hujiue cBai'aéters van dit zporc van volit (a)^
Wi'Wiji gij 5 ^als een dolleman, faun de tanden kunt
uitflaerij .en ónderneemen om hen door den kopf
te fchieteri^ öm datze u niet brengén hetwelk zij
niet in hüiiriè ma|È hadden öm te krijgeni
Gij merkt te régt äan (b) Öat gij éëti door-
trapt Advocaat zoudt geweeft zijn. Het geheel
ftuk des gefprcks tuiTchen u en den Colonel, Ver*·
fchaft eén overtuigend bewijs dat 'ot aan elke zaak
een zwarte en witte kant is: Maar wat inoet dé
Conicientie van een eenzijdige wit-maaker van zij-
iie eigiifië zääkjof dén zwart-mkaker van eens a^dé-
m;, hem betuigen» terwijl hij zand gooit in dé
oogen zijnei· regteren, en den gèheelen tijd doöf
zij her eigene fchuld bewuil is ? .....
De Colonel, zIq ik, is verre van èen fchuld-
loos man te zijn : Dog dewijl hij zijn oogmerk niet
zogt re bereiken door, zijne trouw te verbreeken ^
heeft hij eene verfchóoningei voor zig, welke gij
liiet hebt. Dog ten aanzien van hem, en van ons
allen, kan ik nu, met verfoeijinge Van ciénige van
mijhé eigene bedHjvèn ^ zien, dat zijn voordeel të
doen niet het goed gevoelen van eene andere per··
foon jegens ons, bm die andere te verongelijkenf
'VII. Deel; ' ^ Gg en
(ä) Zié bl. 191-19/. "
(bj zie bl. 441.
Μ
-T.·
V·
id
De HISTORIE VAM
en miffchien te bederven,de onedelmoedigile boos^
heid is, die 'er kan bedreeven worden.
Als mafi dus regen ma/i handelde , zoudes wij
niet in twijffel ilaen welken naam wij aan zulke han-
delingen geeven moeften: Maar worde dit niet
dubbel en driewerf verzwaard, als men op zulk ee-
ne wijze zijn voordeel doet bij een onbedreeven en
onnozel jong fchepzel, welke wij voorgeeven- bo-
ven alle de vrouwen ter wereld te beminnen; en
als wij onze voorwendzels ilaaven met de piegdg-
ile geloften en betuigingen van onichenbaare eere,
die wij kunnen uitdenken ?
Ik zie,dat deeze heer de befte partij is, dien gij
ooit kondt gekreegen hebben, in allen opzigte. Zijn
geeil even zo driftig als de uwe; fchielijk vuur vat-
tende; wraakzugtig; en alleen Hier in verfchillen^
de, dat de 2aak welke hij opneemt regtvaardig is.
Maar mijn dienftaan den eerzaamen onverlaat Mow-
bray, die voor dat bij van de zaak iets 'u?^y?,'zijn
degen voor u aanbiedt tegen eenen man, die voor
den beleedigden kant opkwam, en welken hij nooit
voorheen gezien had.
Zo dra ik uwe Brieven had doorgeloopen, en
de Cöpij van dien des brandftookenden Brand's
(uit welken laatften ik zie, aan welke oorzaak een·
groot deel is te wijten van deeze laatfte onverzoen-
baarheid der Harlowe-familie} ging ik met eene
koets naar het huis van Smith, fchoon ik maar een
uur geleeden daarvan daan gekoomen was, en voor'
deezen dag van .de Lady mijn aficheid liad geno-
men.
Ik liet Juffr. Lovick beneden koomen > en ver-r
zogt haar, om voor eerft, der Lady bekend te maa-
i
. *
1«
-ocr page 497-JCTFER CLARISSA HARLÖWË,
ken (die in haar kabinetje bezig was) dat ik Brië«
ven uit Berkfhirè gekreegen had : Waarin mïj /b^,
rigc wierd, dat de zaiiienkóomif tuffchen Col. Mor^
den en den Hr. LovelaCé zonder kwaade geyölgeri
was afgeloopen; dat de Golonel voohieémens. waé
om zeer ras aan haar te fchrijvéii i én ondertiiifebeä
zijn beft deed ten haaren ^^oordeele bij Haaré riabe-'
ilaenden; dat ik hoopte 5 dat deezé aangenaamê
tijdinge een middel iriogt zijn om haar èené §oedë
nagtruft te ^rleenen; en ik zou in den ogtènd mij^
ne opwagtiugé bij haar koomen maaken mëi allé
de bijzonderheden y tegen den tijd dat ή] tvedér tri«
kwam uit dé'gebeden; ^ ? . ' ,
Zij liet mij weerotii zéggen, dat liet iiaar lief
zou zijn mij in den ogtend te zien; en dat ze rai|
hooglijk verpligt'Was voor het goed nieuws j het·»
welk ik haar had laatén boven brengen; vü
Ik las toen, in den agterwinkel, dé c'ojjij väti'
Brands Brief voor aanjuffn Lóvick en aan Jufiis
Smith, en'vraagde haar, Of zij ook konden giflöni
wie die berigten aan dén man gegeven had ? Zij twijfe^
felden daarover niet; alzo Juffr. Smith denzeiirèa
knaap Brand, die met haar geiproken had, zößi
ik in een voörigen gemeld hebbe (a), had
koomen uit een Galanterij-winkel regt tegen över
haare deur; welke VVinkelieriè, z^ide zij, zedèri
eenigen tijd ook zeer naaukeurig niar de Lady ver·*
nomen had;
Ik behoefde geen verder blijk ; maaf liaaf
beveelende om de Liady niets te kennen te gee-
ten van het geen ik gelezen had, ftapie ik de
ilragg
ϋί
{a) Zie bi. 1475
rv-
(1
-ocr page 498-ftraat dwers over, en naar de vrouw van het huis
'vraagende, kwam zij bij mij.
Met haar alleen gaende, op haare noodigin-
ge, in haare kamer, vefzogt ik té weeten, of zij
ook bekend waare met een joftgen Kerkdijken op
het land met naame Brand. Aarzelende, om dat
1EQ mij eenigzins ontfteld zag, bekende zij, dat zij
eenige geringe kennis aan den heer had. Juift toen
kwam haar man binnen, die naar het fchijnt een
kleine bedieninge heeft aan den Accijs (en geen
ongemanierd man) welke bekende volkoomeuer
kennis aan hem te hebben.
Ik hebbe de Copij van eenen Brief, zeide ik,
van deezenBrand, waarin hij groote vrijheden heeft
genomen omtrent mijn charaéter, en omtrent Dat
van de onberispelijkfte Lady ter wereld, welke hij
grondt op berigten, die gij, Madam, hem gege-
ven hebt. En toen las ik hun verfcheidene palla-
gies in zijnen Brief voor; en vraagde haar welken
grond zij had om dien knaap zulke indiukzels van
een van ons beide te geeven ?
Zij willen -niet wat zij zouden antwoorden :
Dog zeiden eindelijk, dat hij hun verteld had, hoe
ondeugend de jonge Lady van haare oaderen was
weggeloopen: Welke braave en rijke luiden dezel-
ve waaren ; Hoe hoog hij bij dezelve in gunil
ftond; en dat zij hem hadden aangefteld om te ver-
neemen naar haar gedrag, wie haar bezogten, enz.
Zij zeiden, „ Dat zij inderdaad zeer weinig
wiften van de jonge Lady; maar dat het (ver-
„ vloekte bedilzugt van hen!) maar al te natuure-
„ lijk was te denken, dat daar eene Lady eener
„ verieidinge voet gegeven had, en zo averegcs
„ een
-ocr page 499-JüFFER CLA^ISSA HARLOWE. "^(ζφ
een ftap gedaen, zij daarbij niec zou ophóuden t
„ Dat de Geheiligdfte Plaatzen en Zaaken maar al
„ te dikwijls tot een dekmantel gebruikt wierden
5, van ondeugende bedrijven : Dac de Hn Brand
5, onderrigt was (miflchien door den een of andei·
„ ren vijand van nïij) dat ik een man yan Idle b'e-
„ ginzelen was, en een intimada, zo als hij :het
„ noemt, van den man die haar in 't verderf ge-
„ bragt had. En dat haare nigt Barker, eene-Tabl
„ berd-naaifter, die op eene bovenkamer bij haar
„ woonde „ (en die op haar verzoek beneden
kwam, en beveiligde hergeen zijuzeiden)(. „dikf*
,, wijls uit haar venikr mij bij de La'dy op haare
5, kamer gezien had, en dat wij beide zeer einftig
„ te zanien praateden : Eri dat de Hr.Brand, geen
3, reden kunnende vinden waarom zij mijne be-
3, zoeken toeliet, en weetende dat ik maar nieuw?
j, lings in haare kennis gekoomen was, en een ou·
3, de bekendervan den Hr. Lovelace, zig verpligc
3, agtede om deeze zaaken voor haare vrienden o?
3, pen te leggen« ' .
Dit was 'de hoofdfom^en' het zaakelijke van
hunne klap, O hoe vervloekte ik de Lafterzugt van
dit ρ eilig Driemanfchap ί Een Pailooi', eene Ga-
lan terij^verkoopfter, en eene Tabberdnaaiiler! De
twee laatfte, door haare hafiteerlnge niet meer aan-r
leidinge hebbende om de perfoonen op te deren,
dan om άοοϊ 'agterklap de" eere en agünge te
feilenden van die geenen, op welke zij gezind zijn
haare talenten te oefFenen!
De twee vrouwen namen zeer veel moeite om
mij te beduiden, dat zij zelve luiden van Confcieni-,
tie waarin : - Gevolglijk, betuigde ik haar ,
Gg 5 t^
-ocr page 500-mm
te veel gewen4, vreesde ik, om andere luiden te
bedillen die op haare ftriktheid niet gezec waaren j
want dat ik altoos gevonden had, dat Bedil-zugt,
bekrompenheid van ziel, en Liefdeloosheid, te
veel heerfchten bij diegeenen, die zig 'er op toe-
leiden' om godvrugtiger geagt te worden dan hun-?
pe naaften.
^ Zij antwoordden, Dat het zo niet met haar ge?
legèti was; en dat zij zedert naar het charate en
^ê leevenswijze der Lady vernomen padden, en
^at het haar wel zeer fmerteliijk was te denken, dat
van iets 'twelk zij gezegd hadden, tegen haar ge-
bruik gemaakt zou worden : En alzo. zij van Juffr.
Smith hoorden, dat zij waarfchijnelijk niet lang
zou leeven, zoude het haar bedroeven, zo zij door
haarluij toedoen benadeeld uit de wereld ;fcheidde,
pf met een kwaad gevoelen van haarluij;, fchoon
zij vreemd bij haar waaren. De man bood aan om
aan den Hr. Brand, zo het mij beliefde, te fchrij-
ven, ter zuiveringe van de Lady; ende twee vrou-
wen zeiden , dcit zij gaarn haare opwagtinge in
perfoon bij haar wilden maaken, en haar om ver-
giffenis verzoeken over alles, 't welk zij reden had
om haarluij. kwaalijk af te neemen; dewijl izij nu
overtuigd waaren, dat 'er zulk eene jonge Lady niec
ineer in de wereld was. - '
Ik zeide haar, Dat hoe minder 'er van de zaak
aan de Lady gemeld wi,erd, in haare tegenwoordi-
ge'Omilandigheden, hoe. het,beter.was. "Dat zij
een hernelfch fchepzel was ^ en genegen 'om alle
gelegenheden waar te neemen van verfchooningen
te vinden voor haare nabeilaenden ..wei^en.s.''derzel-
yer onverzoenbaarheid jegens haar : Dat.ik derhal-
mi
. , veö
äS ï
(/1
-ocr page 501-ven eenige kennis aan haar zou geeven van de lief-
delooze en ongegronde verdenkingen, welke eene
zo fnoode lafteringe. voorcb'ragten^MMaar dat ik
wilde, dat hiij, Mr. Walton (wanc dat is des mans
naam) zo dra als mogelijk was, fcbreef aan zijne
kennis Brand, gelijk hij had aangeboodén---
En zo ging ik van hen af.
Wat belangt hetgeen gij zegt van uwe bekoo-
relijke Ν igt, geef mij eens te kennen, of gij daar-
van ook iets meent. Ik ben niet groorfch genoeg
om te denken van raijzelven, dat ik zulk eene La-
dy als Juffer Montague verdienen zoude : En zou
derhaiven geen luft hebben om mij bloot te ftellen
aan haare verfmaadinge, en om van ^u te worden
uirgelachen. Dog waare ik verzekerd dat ik deeze
beide dingen ontgaen konde.,' ik|tZouiu wel haaft
laaten weeten,dat ik geenmoeite;nog.vlijt te groot
zou agten om deel te verwerven in de goede gunil
van zulk eene Lady. r r r '
Dog ik kenne u te wel om ftaat te-maaken op
iets, hetwelk gij over dit onderwerp zegt. · Gij
houdt 'er veel van om uwe vrienden tot een voor-
werp van befpottinge te maaken bij de Ladys; en
verbeeldt u, van wegens de grootsheid (en in dit
opzigt, zal ik zeggen» laagheid) van uweigen
hart, dat gij door die fchaduw te helderder uit-
blinkt. . V J v'
j .j.4 Dus hebt gij eens den onbehouwen Mowbray
gefopt met-Juffer Hatton, tot dat de arme kwanct
riiet wift hoe hij voor of agteiuit zou gaen. ·
Gg4
aiiAlhi
Da HISTORIE va^ -
Be Hr, Bedford, aan Ingbert Lovela.
* ce, Schildkn.
I\
Donderdagy iiuuren^ denyi. Aug>
Zo even ben ik van de Lady afgekoomen,
welke ik bJijmoedig en wel te vreeden gelaacen
bebbe.
Zij bedankte mij voor het medegedeeld be-
rigt van gifteren avond. Ik las haar zulke gedeel-
ten van uwe Brieven voor als ik haar konde. voor-
leezen; en ik dagt dat het eene goede proeve wa5
om de fchuim en beuzeltaal van den room in de-
zelve te onderfcheiden,in hetgeen ik kond-e Qn niet
konde vocrleezen aan eene vrouw van zulk een
fraaijen geeft; nademaal wel vier deelen van de zes
uit uwe Brieven, welke ik pléizierig dagt- te zijn
toen ik ze bij mijzelven las, mij, wanneer ik ze
haar wilde hebben voorgelezen, toefcheenen een
zeer verfoeijelijk vuilnis te zijn , en mij een zeer
veragtelijk denkbeeld gaven van uvve bekwaamhe-
den , en van mijn eigen oordeel.
Zij was verre van zig te verblijden, zo als ik
gedaen had, over de ipijt en gemelijkheid wegensf
het miflukken uwer meeninge van haaren Brief,
wanneer die u verklaard wierd. '
Zij zeide. Zij had flegts eene onnozele Zin-
fpeelinge bedoeld, welke u zo wel tot Leeringe
en waaifcbuwinge mögt ftrekken, als de meeninge
' be·
ί;-
begreepen wierd, als haare" eigene boope voor
dien cijd beantwoorden. Dezelve was io alle haail
vervaardigd. Zij vreesdedat hét voor haar nief
volkooi^en zo vi^as ^ls het behoorde/ Dog hoop·;
te, dat het einde de middelen (20 ze^die niec kon
regtyaardigenj verfchoonen zoud«. En toen gaf
zij nog weder zeer veel fchroom te kennen, of
gij het nog wel .niet in uw hoofd'mógt krijgen pni
haar teontruften, terwijl haar tijd, zeide zij, zo
kort was, dat zij eik qogenblik van den2?elve'n noo-
dig had; herhaalf nde hergeen zij eens voorheen ge-
zegd had; Dar zij, toen zij fchreef,'zo ongs4
fteid was, dat zij geloofde tot nu toe niet geleefd
te zullen hebben ' Indien zij dat' gedagt had^
moeil zij naar een middel omgezien hébben, Êet-,
welk haare inzigten beter zou hebben beantwoord,"
poelende op eene verhuizinge naar eene plaatze
ons béiden onbekend.
Dog het behaagde haar zeer , dat de onde'r-
handelinge tufFchen u en den Colonèl Morden,;
na twee of drie zullte geweldige iiuijtenj, als ik'
Baar verwittigde dat 'er tuilbhen u gevireeft \yaaren j
20 vriendlijk was afgeloopen, en zeide'dat zij νοΙτ,
ftrektlijk vaft 'nioeft gaen op de belofte, die ^k haar
gegeven hadik mijne üitcerfte poogingen zóu
aanwenden om verdere dngefükkën ter zaakc vaa
haar vobr te koomfen. oj xi·-
. ^ij nam genoegen in het regt', hetwell^ gi|
haar charadér iBeed bij haaren Neef." ^
'--' ^Zij verblijdde zig te hoóren f dat hij zul| éeii.
gunftig gevoelen van haar had , en^d^t hij aan haar
Ifchrijven zoude;', ' " ^ '
Ik was buiten nood bekommerd, hoe ik bé-"
Gg 5 gin-
I
y
474 j^® historie van^ .
ginnen zoude haar te melden^ dat ik de copij had
van Brand's fnooden '^ήύχ Euiten mod^ zeide
ik; want zij nam hec juift 'zo, als gij dage dat ze
doen zou, als^eene verfchooninge welke zij wenfch-
té te hebben voor de onverzoenbaarheid haarer
vrienden; en verzogt dat ik haar zelve dien zoii
laaten leezén; want, zeide zij, deszelfs inhoud
kan mij niet ontruften , hoedanig die ook zijn
raag. .. '
ik gaf haar denzelven; en zij las dien ilit,bij
zigzelve,· eene traan nu en dan bijkans ontfprin-
gende, en eene zugt zomcijds tulTchen beide koo-
inende.
Zij gaf mij den Brief te rug mee groote en
wonderbaare bezadigdheid, het onderwerp in aan-
inerkinge genomen zijnde. .
Daar is een tijdt geweeft, zeide zij, en dat
nog niet lang geleeden , wanneer zulk een Bfief
als deeze mij groote fmerte zou hebben aangebragt.
Dog ik hoope dat ik^ nu alle deeze dingen ben te
boven gekopmen ; En ik kan het op uwen vriend-
lijken dienfl: ,, en dien Van Juffer Howe laatea aan-
koomeri , om 'niijner gedagteniiTe regt te doen on-
der mijne vrienden. Daar is een goed .en een kwaad
ligt, waarin ieder zaak, die ons oyerkoomt, be^
fchouwd kan worden. Indien des menfchen geefl;^
zig 'er op wil toeleggen om elk onaangenaam voor-"
val ten ergften, te trekken, zal hem^nooit,elende
on tbr ecken. Deeze Brief, al hoe kwetzende hec
onderwerp is voor mijne agtingej geeft mij meer
vermaak d^n fraerte, nademaal ik daaruit kan pp-
maaken, dat waaren mijne vrienden niet vooringe-,
nomen geweeil; van kwaalijk-onderrigte of onbe-
Juffer CLARISSA HARLOJVE. 47^
■»ίΡ
jonnen en beraoeijzugtige perfoonen-^die akoos bif
der hand zijn om de Rijken te yleijln of. hunne
Driften te ftreeleii , 2ij. niet zo oobeweegelijk vaft
tegen mij konden aangekant ge^eeft zijn. Maar
nu zijn 2ij genoegzaam, van alle bedgtinge van on-
vergeevelijkheid gezuiverd,; want f terwijl ik hun
voorkwam ίη eeni flegt charaiter als- eene iboode
huichelaares, die voorgaf waarlijk boetvaardig te
zijn, en egter mij aan eenen ondeugenden wandel
overgaf, hoe konderik dan hunne vergiffenis of
hqnnen zegen dog verwagten? . -
Maar, Madam, zeide ik, uit de dagtekenin»
ge van deezen Brief, van den ^ όan lAugufitts ^
zult gijfziert, dat hunneigeftrengheid, welke üröe-
is dan dezelve ^ daardoor niet* kan vfrdeedigd
worden,.. „j ■'/-■wnmi ■
Daar legt mij veel aangelegen, antwoordezijj
uit hoofde van mijnen tegeHwoordigen wenfch, ten
aanzien van de bedieninge, welke gij zofgunihg?
lijk hebt gelieven ορ· α te neemen, dat gij geen on^
guailige gedagten hebt 'van, mijne vrienden. . Ik
moet u bekennen V i dat ik zomtijds zelvè^wel ligt
hebbe-kunnen koomen in de gedagten.^.dat :zij niec
alleen gefl:re.ng;maarivreed-^vaaren.i i Menfjhen die
in jijden zijn , zijn doorgaens eenzijdig voor hunne
zaak'.^^n iVerdieniten,J> iHiiniieu eigene, harten ken^
nende, indien zij opregt zijn,, beginnen: zij'ligt te
morrenals zij hardlijk ,behandeld wordend Dog
indien,zij niet'voor·;,onfchuldig gehouden; worden
bij perroonen,>die:;regtnhebben om over hun ge-
drag.ie vonniiTen naar^hun eigen ooidee% hoe kan
menjdat helpen? ^Daarenboven, raijó Heer, Hoe
weet gij, of 'er ^omtrent 'mijne vrienden niet wel
meef-
Λ !-·>
i f
• t
-■-iswia«
meer zulke welmeenende'kwaadfpreekers zijn, ais
de Hr. Brand weezenlijk efen fchijnc te zijn? Doig
dit zij zo ,het , daar is geen .twijiFel aan dat 'er
menigten van perfoonen, al za'önfchuldig als ik
zelve, zijn en ge weeft zijn, die; "nadeel geleeden
hebben op vermoedens, al zo weinig waarfchijne-
lijk als die, op welke de Hr. Brand zijn oordeel
grondt. Uwe naauwe vriendfchap, mijn Heer,
met den Hr. Lovelace, en (mag ik het zeggen?)
een charafter, met welks zuiveringe, gij u voor-
heen minder,naar het fchijnt bekommerd hebt,dan
gij miiTchien in toekooraende doen zult, en uwe
menigvuldige bezoeken bij mij, kunnen wel ligt-
lijk voor twijiFelagtige omftandigheden in mijn'ge-
drag geagt worden. ' "i '
Ik kon alleen ftilzwijgende mij over haar ver-
Wonderen. ' ' ' ' " p ; ,
Dog gij zietmijn Heer, vervolgde zij, hoe
noodig het is voor jonge perfoonen van onze Sexe
omzigtig te zijn omtrent ons gezelfchaf ; En' hoe
zeer het, tevens, jonge lieden van de uwe paft,
om zorgvuldig te zijn voor hunne eigene agtinge ,
al waare het alleenlijk om den wil van zodanige
uit de onze, omtrent wjdije zij een eerelijk oog-
merk hebben; en die anders nadeel mogen lijden
in haaren goeden naam, om dat zij in hun gezel-
fchap gezien worden. \ ' >
Wat den Hr. Brand aangaet, ging zij voort;
hij is tebeklaagen; en gun mij vrijheid', mijn Hr,
Belford, dat ik u aanbeveele om geenlverftoord-
heid tegen hem op te vatten;*welke 'eenige fchaa-
de moge toebrengen of aan zijn perfoon, of aan
zijn fortuin.: Γ Laat zijne bedieninge en zijne goede
mee-
I
f
Juffer CLARISSA HARLOWE. 477
meeninge voor hém pleiten. Hij zal genoeg leed-
weezen hebben, als hij bevindt dat iedereen, on-
der welker misnoegen ik nu zugte,-mijne gedag-
tenis vrijkent van ftijfhoofdige fchuld, en in eene
algeroeene ontferminge over mij te zamenij^anr.
Deeze is de vrouw, Lovelace, welker lee-
ven gij in deszelfs bloefem hebt afgefneeden I-
Hoe veele gelegenheden moet gij wel gehad heb-
ben van u over haare onfchatbaare waardij te ver-
wondéren, daar gij egter uwe zinnen zo kondt laa-
ten verilinden door de VROUW in haare bekoo-
relijke perfoon, dat gij blind waart ;voor de EN-
GEL , die in zulken vollen luifter uitblinkt in haa-
ren geeft? Inderdaad', ik hebbe altoos gedagt,wan-
neer ik het geluk mögt hebben van met haar te
verkeeren', dat ik in het gezelfchap van eene wee-
zenlijke Engel was: En ik ben verzekerd, dat hec
onmogelijk voor mij zijn zou , al waare zij nog 20
fchoon, en met het karmofijn der gezondheid over-
trokken , gelijk ik haar gezien hebbe, om de min"
fte gedagte van -Sexe te hebben, als ik haar hoor-
de Ipreeken.
Donderdags Drk Vuren^ den
Wanneer ik mijn bezoek herhaalde bij de La-
dy , vond ik haar genoegzaam al veel ontfteld
van vreugde, als 2ij zomtijds van droefheid ge:-
weeft was: Want zij had zo even een zeer min-
zaaraen Brief ontvangen van haaren Neef Morden;
welken zij zo goed was om mij mede te deelen.
Voor 20 verre xij reeds begonnen had met denzel-
ven
-ocr page 508-478 . De HISTORIE vai4
'ven'te beantwoorden, verzogt ik verlof öni tegÈij
den avond bij haar te mogen^Isoomen, op· dat ik
haar daarin niet mögt ftooren. ν ·.
De Briefis zeer teder * * * * , f ί ,
■H' ■ " ■ ■.....■ t·.
Hier geeft de Hr.Belford het zaakelijke vaji
denzelvm uit zijn'geheugen op ; dog dat
wordt bier uitgelaaten; voor zoo verre de
Brief in zijn geheel gegeven wordt \Zie
den naaßvolgenden Brief], En dan 'Uoegt
hijger op': · ^
Maar, helaas! alles zal nu te laat zijn. Want
het vonnis is zekerlijk uitgefproken -- De
wereld is haarer niet waardig.
■ ■ ■ V ■'■
■ >
Cohnel Morden, aan Juf er CLar'isSa
Harlowe.
Dingsdag, den 29 vaH Aug,
/
'Ik zou, löijne waardfte I^igt, geen Veertien
dagen in Engeland ge weeft zijn, zonder mijzei ven
de eere te geeven van of in perfoon mijne opwag-
tlnge bij u te maaken, of aan u te fchiijven; in-
dien ik mijzei ven genoegzaam den geheelen tijd
aiet had bezig gehouden ten uwen dienftp op hoo-
i ' pe
■ ν
ΐ
■ll/ll^M»· "
-ocr page 509-Juffer CLARISSA HARLOWE. 47^
pe dat ik mijn Bezoek of Brtef. nog aangenaaroer
voor u maaken mögt--— allioe aangenaam,
ik reden hebbe om te vermoeden dat een van beide
zijn zal, van wegens de óntwijiFelbaare Liefde die
ik u altoos toedroeg^ en van wegens de Agtinge
met welke gij mij altijd vereerdet.
Weinig dagt ik, dat 'er zo veele dagen zou-
den noodig geweefl: zijn om mijn welmeenend voor-
neeraen uit te voeren, daar van den eenen kant
eene zo vuurige Liefde plegt te zijn, en daar nog,
zo als ik ten vollen overtuigd ben; de verhevenfte
Verdienfte is van den anderen!
jk was gifteren bij den Hr. Lovelace en Lord
M. Ik behoeve u niet te melden, fchijnt het, hoe
zêer begeerig de geheele familie en alle 'de Nabe-
ftaêndeia van dien Edelman zijn naar de eere van
jsnet u vermaagfchapt te worden, nog hoe over-,
maadg de ondankbaare man haakt om u alle ver-
goedlnge te doen, die in zijn vermogen is.
Ik denke , mijne waarde Nigt, dat gij nu niet
beter doen kunt, dan hem de eere van uwe hand
te geeven. Hij betuigt zulke regtmaatige en groo-
te zaaken van uwe deugd, en veroordeelt zigzel-
ven zo van harten, dat mij dunkt, dat 'er eerelij-
ke reden voor u is om het hem te vergeeven ί Εα
temeer reden, alzo het fchijnt, dat gij beflootea
hebt om hem niet in regten te vervolgen.
Uvve daadlijke vergiffenis van den Hr. Love·
lece, dit is voor mij baarblijkelijk, zal eene alge-
meene Verzoeninge verhaaften: Want tegenwoor-ï
dig kunnen mijne andere Neeven en Nigten zig
Biet wijs makken, dat bet hem ernft is om u rege
te
-ocr page 510-f* ί
io
De HISTORIE va« ^
te doen; of dat gij hem zoude afilaen indien gij dat
'geloofdet.
; Maar, mijne waarde Nigt, daar kan'mogelijk
in deeze zaak wel iéts zijn, waarvan ik onkundig
moge zijn. 'Indien 'dat Vt zij en gij mij daarvaii
wiit verwittigen, al vvat eert naiuureUjk^\]VQv\i^
hart kan doen ten üwen vooideéiè , zal gedaen
wordöni ^
Ik hoope dat ik in ftaat zal zijn, οήι in mijne
volgende bezoeken bij mijne verfcheidene blded-
verwantën, alles bij hen té regt te brengén.
Hoogmoedige geeften, wanneer zij overtuigd zijn
dat zij hunne gramfchap te hdog hebben doen loo-
pén, behoeven mhar eerie goéde vferfchoöninge om
toe te geeven : En oudei's moetei? het kind, het-
welk zij ^tfw beminden, altoos beminnen.
Dög indien ik hen onbuigelijk vinde, zal ik
vertrekken, en zonder uitftel bij u koomen,· want
ik verlange om u te zien, fta'èene afwéezigheid
van zo veel jaaren. ' ^^
OndertuiTchen verzoeke ik om de gunfl: van
eéti weinig regels, om te weeten of gij ook'redeii
hebt van aan des Hren, L'ovëlaces Opregtheid te
twijffelen. Wat mij belangt ^ ik ïcan geen hebben, als
ik moet oordeelen uit het gefprek, hetgeen giftér
ren tuflchen ons gehouden is in tegenwoordig-
heid van Lord IVl. ,
Gij zult uwen Brief aan mij gelieven té rigteii
ten huize van uwen Opni Antonij.
Gun mij, mijne waardfté Nigt, dat ik, tot zo
lang ik eene "gélukkige Verzoeninge kan te wege
brengen tulTchen u en uwen Vader, en^Broeder,^
■ ΐπί
e'
/
.4 ι
ên öomén, de plaatze vervulle bij u van aJIe dia^
nabeftaende bloedverwanten zo wel, als die van
Uwe/i teder genegen Neef, en nedè-
rigm Dienaar y
V i WM» Morden;
juffer Cl. harlbwé/^^/i Wm. Möö.*
den, Scbildkn^
«-fs
Ψ:
mk
hónderdag^ dèn Aïïgy,
ψ
ik wenfche ü uit den grond ttiijiis harren ge-
ïük, mijn Heer, met uwe wederkoomft in UW va»
derland.
Ik hooïdê miet veel gehoégèh dat gij gèlcöó*
men waart"; dog vreeze en fchaamte beide Weef-
hielden mij, 20 lang ik niet eerft door ü Wierd aän-
gemoedigd» van mij 'tot ü te vervoegen.
Hoe trgóftèlijk is het voor mijn doofgriefiä
hart te vinden, dat gij niet üijt weggevoerd door
dat getij van grämfchap én misnoegen, Waardooi*
ik zo ongelukkig oveïftrbomd ben ——^ Maai
dat, teirwijl mijne nog nader bloedverwanten ïiiet
hebben goedgevonden om onderzoek te doeii op
de waarheid van Γηoode gerügten tegen mij Ver-
wekt , gij uzelv^ hebt laaten onderrigten vän rtiijnè
yn. Deel» Hh 4>u*
^Bz De HISTORIE van
onnozelheid, en edelmoediglijk geloof geßagen asa
die onderrigtiiige. ;
- Ik hebbe niet de minfte reden om te twijfFer
len aan des Hren. Lovelaces Opregcheid in zijne
aanbiedinge otn mij te Trouwen: Nog ook, dat
alle zijne nabeftaenden van harren begeerig zijn om
mij onder hunne maagfchap te rekenen. Ik hebbe
edele proeven van hunne agtinge voor mij gehad ^
alzo zij fchroomden dat mijns Vaders misnoegen
mij aan nooddruftigheden moge onderworpen heb-
ben : En die wel na dat ik hunne dringende ver-
zoeken ten voordeele van hunnen Neef, zo wei
als zi^ne eigene volftrektlijk had afgeflagen*
En denk niet, mijn waarde Coufija , dat ik
wegens deeze weigeringe ben te befchuldigen. Ik
had den Hr. Lovelace geen reden gegeven om te
denken, dat ïk een zwak fchepzel was. Zo ik dat
'gedaen had^ zou een man van zijn charailer mo-
gelijk gedagt hebben, dat hij met regt mögt trag-
ten om onedelmoedig zijn voordeel te doen met de
zwakheid, die hij in llaat geweeft was om mij in
te boezemen. De bewuftheid van mijne eigene
zwakheid (in dat geval) zou mij mogelijk tot een
verdrag gebragt hebben met zijne ondeugendheid.
ik kan hem dezelve trouwens vergeeven.
Dog dat is, om dat ik denke, dat zijne misdaadea
mij boven hem verheven hebben. Kan ik boven
den man verheven zijn, mijn Heer, aan welken
ik mijne hand en mijne geloften geeven zal; en
met dezelve eene Wettiginge aan de voorbedpgcile
fnoodheid ? Neen, mijn Heer! Ik moet zeggen ,
dat uwe Nigt ClariiTa, al itond za waarfchijneiijk
nog veele jaaren te ieeven, en dat wel (indien zij
dee-
■ ■ \ ...
deezen itian niet trouwde) in armoede öf gebfekf
veragt en verlauten van alle haare vrieniaen, zó
hoog eene waardij met ilelt op de gerijflijkhëdeü
des leevens j nog op het leeven zelf, dac zij dë
eene zou zoeken weder te krijgen^ of het änder te
behouden, door het verkenen van zulk eene Wqt-,
uginge: Eene Wettiginge, welke zij haareé
^Ugt betragtede) den fchender zou beloonen;
Nog is het 20 zeer Uit Hoogmoed, dan uit êëii
Beginzel van Deugd, dat ik dit zegge. Wat ^ mijii
Heer! daar de Deugd, daar de Kuisheid, de krbort
ieener vrouwe h, èh inzonderheid eenèr Getroüw-
de vrouwe» zal uwe Nigt zig vernederen óm ^den
man te trouwen, die meteen aanflag tegen deküd'
re fmeeden konde, dan oj> een vermoeden^ dai
zij bekwaam wasdom zijne aangebodene hand té
ontvangen, wanneer hij ^ig bedroogen vond in heè
ilegt gevoelen, hetwelk hi] van haai: had opgevat?
Toe nog toe heeft hij geen reden gehad om mij
zwak te agten; Nog zal ik hem eene zo opènbaa·
re blijk geeven, dat ik zw^k ben, in een ftuk §
waarin het zondig iijn zou zwak bevojjden te wof'-»
den.
Ten eenigen dage, 'mijn Heei^i zult gij inis«
fchien rhijne geheele Gebeurtenis te weeten, koo-
men. Dog wanneer dezelve ook bekend worde ^
fmeeke ik, dat de Werkbaas mijner rampen hiel
wraakzügtiglijk tervolgd Worde. Hij kon derzel-
ver werkbaas niet geweeft zijn, waare 'er niet eë-
he zeldzaame zamenloop geweefl: van ongelOkkigë
oorzaakeni Voor zo verre het Geregt geert vat
op hem zal hebben als ik weg ben, zo doet dë
ichroom voor e;enige andere zoort van wraak-iiee-'
Hh ζ min-
aMk.
-ocr page 514-Da HISTORIE va^ -
mioge mij fchrikken : -Nadeniaal, al waaren mijn»
vrienden , in zulk een geval , welke eere zoude
zijn dood mijner gedagceniiTe toebrengen ? In·
dien een derzelver moge óngelukkig worden, hoe
zoude daL mijne fouc verzwaaren!
God bewaare u lang, mijn waardfte Couiijn ,
en zegene u flegts naajr evenredigheid van den
trooft, dien gij mij verleend hebt, met mij^ te laa-
ten"weeten dat gij mij nog bemint; en dat ikEenen
nabeilaenden en dierbaaren bloedverwant hebbe,
die zig over mij kan ontfermen en mij vergiffenis
gunaen (en dan zult gij grootlijks gezegend zijn^
^-); is de bede van
Uwe altoos-dankhaare en toe gene gene .
Cl, Harlowe.
Lovelace , aan Jan BelfordJ
Schildkn.
I .
u. J
t '
■4 η
lAfr tel
Ten antwoord op zijne Brieven i,\ii* lxxï.
JDonderdag^ den 51 van-Aug,
Ik moet bekennen , dat ik tot in mijn hart '
doorfneeden worde van deeze Juffer Harlowe's uit--
legginge van haaren Brief. Nooit behoort dat haar'
vergeven te warden. Haar j eene zagcmoedige»'
en
I' S
m
j t
I
JuFFEÄ CLARISSA HARLOWE.
en boetvaardige, en onfchuldige, en gödvrugtige
perfoon, en ik weete niec wacal, die al rnec dea
eenen voet in het graf zijnde nog bedrog kan plee-
gen ! --
Het is baarblijkelij'k» dat- zij deezen Brief ging
zitten fchrijven met een oogmerk ora te misleiden
en te bedriegen. En indien zij Daartoe bekwaam
zij, in zulk een gevaarlijk tijdftip, heeft zij al zo
zeer des Hemels vergiffenis , als ik de haare noo-
dig hebbe : En met al haar kallen van Liefde en
Liefde, indien zij van dezelve niet meer verzekerd
is, dan ik ben van haare weezenlißs. vergiffenis
en indien zij de zaak befchouwe ia het ligt, waar-
in ze die behoort te befchouwen, zuilen haar nog
wel eenige weinige donkerder oogenblikken te
beurt vallen, dan ze fchijnt te verwagten.
Lord M. zelve, welke niet een is van diegee-
nen (om zijne eigene ipreekwijze te gebruiken)
die door een molenßeen kunnen heen zien, ziet het
bedrog , en agt het haarer onwaardig; fchoon mij-
ne Nigten Montague haar verdeedigen. En geen
wonder : Deeze vervloekte partijdige Sexe [Ik
haate haar alle- bij mijne Ziel, ik haate haar
alle!] zullen nooit iets toeilaen ten nadeele van ee-
ne uit haar, daar het de onze betreft. En waar-
om? Om dat, indien zij het bedrog berispen in
eene andere, zij haare eigene harten moeten ver-
oordeelen,
Zij zal mij een Brief zenden na dat zij in den
Hemel gekoomen is, ook? De duivel haale zulke
verzierzels ; en.de duivel haale u ook, die deeze
brabbeltaal een loopje noemt!
Ikhoude ihende, dat indien in eene vrouw
Η h 5 vaia,
'f
hf
yan haar charailer, in zulk een gevaarlijken tijd?
zodanig eene bedriegerij kan geregtvaardigd wor-
den, een man die in volle gezondheid èn friffe
kragt van lighaam en geeft is, zo als ik ben, dan
we| verfchoond mag worden wegens alle zijne lis-
ten en aanflagen tegen haar. En , dank hebbe
raijn Oefterntë, ik kan nu gaen nederzicten mee
^ene gerufte Confcientie ten dien aanzien. Bij mij-
ne ziel, dat kan ik, Jan. En niemand, die baar
kan yrijfpreeken, heefc regt ora mij te befchuldi-
gen. Dog bij zon^migen, inderdaad, moet alle^
watzijdoQt, goed, alleswac ik doe, kwaad zijn
--- En waarom ? Om dat zij altoos zorg ge-
dragen heeft om de domme verkeerd lijk oordeelen-
de wereld te flikflooijen, als eene Vrouw: Ter-
■wijl ik haare berispingen beftendig getart en ver-
agt hebbe, als een Man,
Dog, niettegenftaende dit alles, moogt gij
haar wel van mijnentwegen te kennen geeven, dat
ik haar niet zal ontruften, nademaal mijne bezoe-
ken zo gruwelijk voor haar zijn zonden: En ik
hoope dat zij dit in haare aanmerkinge zal neemen,
als een iluk van edelmoedigheid, het welk zij naauw-
iijks verwagten kon na de bedriegerij, welke ze
mij heefc op de mouw gefpeld. En geef haar ver-
der te kennen, dat indien 'er eenige zaak in mijn'
vermogen i$, welke iets kan toebrengen tot haare
geruftheid of eere, ik haar, op de eerfte aankondi-
ginge, zal gehoorzaamen, höe zeer het ook tot
mijne eigene fchande of nadeel ftrekke. Dit alles,
om haar buiten fchroom te ftellen, en op dat zij
niers moge hebben om haar agteruit te doen gaen.'
indien haare vervloekte nabeftaenden 'er toe-
ι
rK.' .
ν
Λ :
t-
i
-ocr page 517-Juffer CLARISSA HARLOWE. 477
gebragt konden worden, om zo bereidwillig hun'
nm pligt te betragten, ik zou leeven'tegen ieeven-
durven zetten , dat zij ter herftelÜrige zou koo-
men.
Maar wfe, in welks geeft zo veele kodtiige
verbeeldingen opkoomen door uwe miflblijke boet-^
vaardigheid, kan zig onthouden van lachen uver
u? Spaar dog, bidde ik u, waarde Belford, in
toekoomende, alle uwe eigene verzugtingen, in-
dien gij die van eene Engel inderdaad niet wilt onc-,
eeren.
Wanneer ik tot die plaatze kwam, daar gij
zegt, dat gij haar aanmerkt (a) als eene gezonden
'uit den Hemel, om u agter haar te trekken -
konde ik, al wat ik deed, u in een uur niec uit
mijn hoofd zetten, in de houdinge van vrouw EH-
fabet Carceret, op haare Graf-ftede in de Abdij van
Wellmunfter. Indien gij 'er nooit op geler hebt,
zo ga 'er eens met voordagt heen; en daar zult gij
deezeDame zien uitgebeeld, met opgeheven hooM
en hand, de laatfte gevat van een Cupido, vol-
ftrekt fteen over zijn geheele lijf, den eenen plom-
pen voet ook optillende, in voorneemen, jjo als
de Beeldhouwer het meende, van om hoog te
klimmen; dog zq uitgevoerd, dat het eer ieuiand
in den waan zou brengen, dat het Beeld (zonder
fchoen of koufen, zo als het is, fchoon het overi-
ge des lighaams gekleed zij) zijn lijkdoorn bekijkt:
Het ander vaft zittende aan zijne eigene aarde, in
de ilijk'gezonken, gelijk gij {gedompeld noemt gij
het) zo dat het haar niet m®gelijk zij zig daaruit te
trekken. Beide Beelden , zult gij vinden, ichij-
Hh 4 nen
, (fi) Zie bl. 400.
' '1
1
nen om ftrijd te arbeiden , hec grootile of het nïè
het kJeinile van boven neer kan haaien -—·
het kleinile ("een dik vet fchelratje, de vierdepart
van de grootte des anderen, met vleugels niet veel
grooter dan die van een kapelletje) of het 't groot-
fte niet kan opvoeren naar den Hemel, tot welken
het virijTt, die naauwlijks ruim genoeg is om de
grpote tooncn van een van beide te bevatten.
Gij zult miiTehien zeggen, dat de Beeldtenis,
d.cjr Dame van ßeen^ in vergelijkingen aan de uwe
eere doet, in ilof en gedaante beide, daar gij hou-
ten zijt over uw geheele Jijf: Maar dat de Lady
die^ behalven in de trek die ze mij zo lïorciing&
gefpeeld heeft, waarlijk eene Engel is, maar heel,
flegt verbeeld wordt door den dikgebilden Cupido»,
pit Itae ik u toe. Dog egter is 'er genoeg in uwe
verzugiingen, om mijnen geeft te treffen met eene
gelijkenis van u en de Lady naar de Beelden op de
elendige graf-tombei want gij moet u te binnen
brengen, dat al hoe bereid zij mag zijn om tiaar
haare regte woonplaatze de wolken op te irïjgen,
het onmogelijk voor haar is omeencn zwaaren vent
nazigopte trekken, met zo veel zonden als gij
belaaden.
Maar nu, om nog eens weer ernftig te zijn ,
ik moet u zeggen, Belford, dat indien de Lady
weezenlijk zo erg in ftaat is als gij fchrijfc, het u
betaamen zal [^Het is, bief; nu geen gekfcbeeren /]
in een zo zeer aandoenlijk geval, een weinig min-
der fcherp en bijtende te zijn in uwe aanmerkingen.
Want, bij mijne Ziel, de zaak begint mij verbruid
gevoelig te Ktjaagen. *
Ik verlange nu zo ongeduldig ooi meermaa-
' len
mitéÈ,
Juffer CLARISSA HARLOWE.
len van haar befcheid te krijgen, dat Jk het middel
aangrijpe, mij bij toeval door het ontmoeten van
cnze twee kareis te Slough aan de hand gegeven ,
en befluite om te gaen ten huize van onzen vrierid
Doleman te Uxbridge; welks Vrom en ZuÜer,
zo wel als hij zelve, mij zo menigmaal hebben aan-
geftaen, om hun mijn gezelfchap voor eene week
of twee te verleenen. Daar zal ik binnen twee uur
tijdens van haar af zijn, indien 'er iets gebeuren
mögt, hetwelk haar bewoog om mij te zien : Want?
het zal haare godsvrugt, en betuigde liefde, vvei
betaamen, indien het ergft gebeurde [De Heere
des Hemels en der Aarde , egter, verhoede dacj
ergft!] om mij die vergiffenis uit haare Uppen te
verieenen, welke zij mij mee pen en inkt niet ge-
weigerd heeft. En voor zo verre zij wenfcht om
ipijne Hervorminge^ weet zij niet wfcike goede uic^
werkzels zulk een mondgeiprek op mij.zou. mogen
hebben, \ . f
Ik zal diesvolgens morgen-ogtend ten huize:
van Doleman zijn, ten langften tegen,Elf.uuren.
Mijn vent zal mij daar vinden, als hij van ΰ te rug
koomt C"^et een Brief, hoope ik). Ik zal Joel
insgelijks bij mij hebben, op dat ik te menigvuldi-
ger iemand zenden kan , naar dat de zaaken zig
toedraagen. Waareik haar nog nader ^ of in de
ftad, het zou onmogelijk zijn mijzelven te weer-
houden van haar te zien.
Dog indien het ergft gebeure! - ge-
lijk ik, door uw geftadig dood-geluij, niet weete
wat ik 'er van denken moet! -[De Hemel
egter, nogmaal, verhoede dar ergft! - Hoe
aatuurelijk is het te bidden, wanneer men zigzelve
-ocr page 520-49® Dä HISTORIE van
iiiet kan helpen?] tneld DAN niet, met die vree-
zelijke woorden ronduit, welke de uickooraft zij
■ Maar alleen, dat gij mij raadt om eeq
reisje naar Parijs te doen —-- En dat zal mij
***
ü«ve edelmoedigheid jegens des armen Bel-;
£on*s Zufter heeft zo zeer mijne goedkeuringe,
dat ik Mowbray van zijn Legaat hebbe doen af·^
ftaen, gelijk ik doe van het mijne ^ om gevoegd
te worden bij haare Ooft-lndifche Obligatien. Als
ik in de ftad koome, zal Tourville gelijk doen;
en wij zullen elk van ons eigen geld een Ring
koopen, om ter gedagtenilTe van den armen knaap
te draagen, op dat wij zo zijnen wil, als
ons eigen ^ mogen uitvoeren.
Mijn vent rijdt het overige van den nagt.
Ik belafte u, Jan, indien gij zijnleeven wiltfpaa-
ren, dat gij hem niet met ledige handen te rug
zendt.
\
I-XXSÏ.
-ocr page 521-iPFFEil CLARISSA HARLOWE. 45 t
Hr^ Belfqrd, aan Robert Lovela
CE, Schildkn,
Donderdag'Amndy den 31 van Aug.
Toen ik mijnen laatften floothoopte ik, dac
mijn volgende bezoek bij deeze wonderhaare Lady
mij eenige bijzonderheden zou uitleveren, zo aan-
genaam ais men nu kon hoopen, wegens den kran-
ken ftaat waarin-zij thans is, uit hoofde van den
welkoonien Brief, dien zij van haaren Neef Mor-
den ontvangen had. Dog het viel geheel anders'^
mz voor mij ^ fchoon niet voor haarzelve; wanc'
ik denke dat ik nooit van mijn leeven meer ont-'
roerd geweeft ben , dan bij de gelegenheid, welke
ik zo aanftonds melden zal. - >
Wanneer ik omtrent Zeven uuren *s avonds
bij haar kwam, betuigde ze mij, dat zij zig in een
zeer kribbigen luim bevonden had, na dat ik van
haar was gegaen. Vreemd is het, zeide zij, dat·
het vermaak, hetwelk ik uit den Brief van mijnen
Neef ontving, zulk eene uitwerkinge'op mij had!
Dog ik kon niet nalaaten een trek tot vergelijking^
in te volgen, zo als ik het noemen mag, en het
zeer hard te agten, dat mijne nadere bloedverwaur
ten dien weg niet hadden ingeflagén, welken raijti
Neef Morden gunftiglijk infloeg, door te vernee-
nex
%
De HISTORIE.vam
men naar mijne verdiende of wanverdienile, en
inijne zaak een onpartijdig geboor te vcrleenen ,
voor dat zij ter veroordeelinge träden.
Zij had dit naauwlijks gefproken, of zij fcbrik-
te, en eene blos overfpreidde haar minzaam ge-
laat, üls zij, gelijk ik ook, een zoort van ftomme-
lend geraas hoorde op den trap, als of'er een groo-
te koffer van twee menfchen wierd boven gebragt:
En mij met een oog van leedweezen aanziende,
Lompe menfchen ! zeide ze, zij hebben iets ü huis
gebragt, twee uuren voor den tijd. -- Ont-
zet u niet, mijn Heer--—? Het gefcliiedt alles
om u moeite te beij^aaren.
Voor dat ik fpreeken kon., kwam Jnifr. Smith
binnen : O Madam, zeide zij. Wat hebt gij ge-
daen? ——- JuiFr. Lovick binnen treedende
deed de zelve uitroepinge. Heere wees mij gena-
dig, Madam, riep ik, wat hebt gij gedaen! —r-
Want, zij op dat oogenblik naar de deur treeden-
de , gaven de vrouwen mij te kennen, dat het ee-
ne Dood Ktil was. — O Lovelace ! dat gij daar
op dat oogenblik geweeft waartl --- Gij ^ de.
veroorzaaker van alle deeze beroerelijke Toonee-
len! Zekerlijk kondt gij niet minder aangedaen ge-
weefl zijn dan ik, die ten haaren aanzien geen
fchuld te verantwoorden hebbe. I
Met eene onbedeeilheid overeenkoomende met
de voorbereid!nge, na dat ze hen bevolen had de-
zelve in haare ilaapkamer te brengen, keerde zij
weder tot ons : Zij zouden die niet t' huis gebragt
hebben voor dat het donker was, zeide zij —^—·
Ik bidde u, verfchoon m ij, mijn Heer Bel ford : En
tr^k gij, JuiTf. Lovick, het u zooniet aan : Nog
V οοίς
JüFFÊR CLARföA HARtOWE.
^ok gij, JuiFr. Stnich. -- Waarom zoudt gij dat
doen? Daar fteekc niets in, dan de ongewoonheid
van de zaak. Waarom mogen wij niet met al zo
veel reden ontroerd zijii als wij ter Kerke gaen, daar
de graffteden zijn onzer voorouderen , mer welker
ftüf wij zelf hoopen dat ons ftof ten eenigen dage
vermengd zal worden, ais bewoogen te zijn op
zulk een gezigt als dit?
i Wij alle ftilzwijgende, en de vrouwen haare
voorfchooten aan de oogen houdende , Waartoe
deeze droefheid over her geen niet met al is ? zei-
de zij: indien ik ergens over te befchuldigen ben>
is het, dat ik al te veel bekorameringe toone, zó
als men zou mogen denken , voor dit aardfche
deel. Ik houde 'er van om alles voor mijzelve te
doen, dat ik doe^ kan. Zo deed ik altijd. Alle
andere weezenlijke ftukken zijn zo verre afgedaen
en bezorgd, dar ik tijd gehad hebbe tot zaaken
van minder aaegelegenheid. Kleinigheden mag
men wel inagtneémen, als men dieswegens geen
zaaken van grooter belang verwaarlooft. Ik zou
mogelijk hiertoe mijne bevelen moeten gegeven
hebben, wanneer ik daartoe minder bekwaam was.
Ik hebbe geen Moeder, geen Zuiler, geen JuiFr.
Norton, geen Juffer Howe, bij m.ij. Zommige
van u moeiten dit binnen weinige dagen gezien
hebben, zo gij het nu niet gezien hadt; miiTchieni
de vriendlijke moeite gehad hebben van hetzelve
te beftellen. En wat is het ondericheid van een
weinig dagen voor uUeden , daar ik hierdoor eer
voldaen, dan ontfteld worde? Ik zal niét eer fter^
ven wegens zulk eene voorbereidinge. Behoort
niet iedereen,-die iets te bettellen heeft, zijn Te-
De HISTORIE vam
flament te maaken ? En wie , die een Teftämenf
maakc, zou voor eenDoodkifl: bevreesd zijn?-
Mijne waarde vriendinnen [toe de vrouwen] ik
hebbe deeze zaaken wel overwoogen; geeft gijlie-
den, daar gij zulk een voorwerp als mij eenige
weeken voor oogen gehad hebt, geen reden om
te denken dat gij 'er niet om gedagt hebt,
Hoe redelijk was dit alles!- Het toonde
inderdaad, dat zij zelve de zaak wel bedagt had^
Dog egter konden wij niet nalaaten ontroerd te
zijn van de gedagten, dat de Kift dus in huis ge-
bragt wierd; daar de beminnelijke perfoon voor
onze oogen was, die naar alle waarfehijnelijkheid
dezelve zo ras ftaet te vullen.
Wij zweegen alle nog ftil, de vrouwen fchrei-
jende en ik eenigzins bedwelmd. Zij wilde mij
riet vraagen, zeide zij; dog het zou haar lief zijn,
nu dezelve dus vroeger was ingebragt, dan zij ije-
doeld had, dat haare twee goede vriendinnen wil-
den binnen treiden en dezelve bekijken; Zij zou-
den daarvan minder ontroeringe hebben, als haar
oog daaraan meer gewend was : Leidt gij een
fchigtig Paard, zeide zij, niet te rug tot het voor-
werp, waarvoor hetzel /e ligt fchrikt, om het daar-
aan te gewennen, en van zijne fchigtigheid te hel-
pen? Dezelve reden geldt ook in dit gevah
Koomt, mijne goede vriendinnen, ik zal u binnen
leiden.
Ik nam mijn afTcheid; haar betuigende, dat
zij kwaalijk, zeer kwaalijk gedaen had; en in gee-
jien deele zulk een voorwerp voor haare oogen be-
hoorde te hebben. ^
De vrouwen volgden haar naar binnen. —^
ν
" ι
i
v.%-·
-ocr page 525-Juffer CLARISSA HARLOJVE. 47^
Het is eene wonderJijke SexeNiets is te ijzeJijk
voor haar oiïi te befchouwen, of te zien bedrijven,
hetwelk maar eenigzins Vreemd en een voorwerp
van Nieuws- gierigheid is.
Ik fneide naar beneden; liet een draagiloel
koomen; en mij naar huis brengen j ten uiterilen
beroerd en ontfteld: Nogthans, als ik de rede-
nen der Lady overweege , weete ik niet, waar-
om ik zo was aangedaen —-- ten zij, zo als
zij zeide van ce Ongewoonheid der zaake.
Terwijl ik naar een draagftoel wagtede, kwam
Juffr. Smith beneden, en vertelde mij, dat 'er zin-
nebeelden en opfchrifteh op het Dekzel waaren.
JHeere zegen mij I Is eene Doodkift een gepaft on-
derwerp om onze verbeeldinge op te oeiFenen ?
-- Dog deeze groote geeften kunnen niet
nalaaten ongemeene dingen te verrigcen!
De Hr, BelfoRd, aan Robert Lovela^
CE, Schildkn,
'"'v""·" ... , ■■
Vrijdag'Ogtend ^ den i. •aan Septemè,
Het is vreemd, dst ik, em Man^ zo zeer
waare aangedaen, als ik was, van zulk een voor-
werp, als het onderwerp was van mijnen voor-
gaenden Brief; die ook nog, in het geval van mij-
nen overleeden Oom, en den armen Belton, een
dier-
jgaynte
-ocr page 526-49ó: De historie van ^
diergelijk voor mi], en de beftellinge daarvan gê«
had had : Daar zij, eene Vrouw^ van een zo zwak
en ceder geftel, die dezelve ilond te vullen (zo ras
miiTchien te vullen!) daaromtrent haare bevelen
geeven konde, de zinnebeelden daarop uitteke-
nen, en dezelve met zo weinig aandoeninge Uit-
leggen, als de vrouwen mij berigten dat zij giile-
ïen· avond aan haar lieden deed, na dat ik was weg-
gegaen.
Ik was weezenlijk ongeileld, én ruïlloos den
geheelen nagt. Gij waart het voorwerp van mijne
vervloekinge, gelijk zij van mijne verwónderinge,
den geheelen tijd dat ik volkoomen wakker was:
En als ik iluimerde, droomde ik niet dan van vlie-
gende Zandloopers, Doodshoofden, Spaden,Hou-
\veelen, en de Eeuwigheid; het berigt van haare
zinnebeelden (door Juffr. Smith mij opgegeven)
mij in het hoofd maaiende.
Evenwel, mij niet kunnende onthouden van
het huis van Smith, ging ik om Zeven uuren der-
waards. De Lady was even uitgegaen : Zij had
beter geflaapen dan ik, bevond ik, fchoon haare
fombere lijk-kas nevens haar venfter niet vérre van
haar bed ftond.
Ik liet mij van JnfFr. Smith en haare Wäak-
fter Shelburne (JuiFr. Lovick met haar uit zijnde)
beWeegen om boven te gaen, en de zinnebeelden
en fpreuken te bekijken. JuiFr. Lovick heeft mij
zedert eene copij getoond van de tekeninge, naar
welke alles geregeld is. En ik zal'u eene fchets
van de afbeeldingen geeven.
Het voornaamfte zinnebeeld, fraaij gëetft op
oene plaat van wit metaal, Is een gekroonde Slang,
met
-ocr page 527-JuFFEÄ CLARISSA HARLOWE.
ïiteEzijnifaartin den mond, een ring matkèndei.
ais het afbeeldzel der Eeuwigheid: En in de®,
Ikring daardoor geflooteη is dit opfchrifc t
tL j R IS S Α Η Α R LbW
x. April.
£Dan het jaar]
"i/^TAT. xi ti
Tot vèrcierzèls': 'Aan het boven-eindej eci
gevleugelde Zandlooper. Eh berieden, een Lijk^
"hUs.
.. Onder den Zandlodpef, öp eene'andefe plaatj
'dit opfchrift:
~HIER houden ie boote op van heroerim
^ge ': En ΗIΕ R rußen ik ver·
'móeldé. Job, i i'i. tj.
Boven de Lijkbus, 'naar het beneden éinde t
'Mijne Zièl, hèer 'kveder m uwe ruß; want
'de Heere hééft 'aan u wel gedaenl Want
'gy, Heère hebt mijne 'Ziel gered υαη'
den dood; mijne oogenv^n traanen';
mijnen Voet van aanfloót. Ff.
cxvi. 7,
. Boven dëezen text is net hoofd van èene wit-
te Lelii,
afaebrokèh ; 'én uiÜ heiervallèndè yaji
Vit Deel; li aeii
'ÉSÊÊm
m
De HISTORIE f/is .
den fteel; met dit opfchrift daarboven, tufTchendè
foornaame plaat en de Lelij:
^e dagep des menfcben zijn als het gras;
Ujk een bloem des velds, aho bloeit hij s '
Als de wind daarover gegaen is,
zo is ze niet meer, en haare·
plaatze kentze niet meer, ??
,, Z\] verichoonde zig bij de vrouwen , uit hoof-
ée van haare jongheid, en dat zij gewend was om
tekeningen te maaken voor haar naaide-werk,, dat
zij meer verbeeldinge hierin getoond had , dan men
miflchien mögt denken overeen te'koomen' mu ee-
ne zo fombere gelegenheid. , ^r^
Van de dagcekeninge, op den lo van April,
gaf zij voorreden, dat zij niet in .ftaat was om te
melden welke haar ßerf-dag zijn zoude ; en dat
Die de heillooze dag was, waarop zij haars Vaders
huis verlaaten had.
^ Zij voldeed des Lijkbezorgers Rekeninge-, na
dat ik was weggegaen, met zo^ veel blijmoedig-
heid , als zij ooit de kieederen beeft kunnen betaa-
ïen, welke zij verkogt heeft om dit h1^ï paleis te
koopen: Want zo noemt zij het; met eene.aan- ,
nierkinge op zigzelve over de koftbaarheid daar-
van, zeggende, Dat zij in haaf laemerÊen kon-
den , dat de hovaardij de armei itefvelingen tot op
het laatfte bijbleef : Dog zij wifl: trouwens niet,
of haar Vader wel niet mögt toeilaen da^eczelve,
als het geßofeerd ivas, naar buiten geÜfä^t wierd,
'om bij haars Voorouders tè worden bijgeiie.cj^eß
ïh zulkeh gevalle behoorde ze die Voorouders geen
oneere aan te doen mee haare verfchijninge Onder^
idezélve. ' ' .
Dezelve is iïekleed met fijn zwart läken, eii
afgezet met wit Satijn; wel haail bemorfl: zullende
Wórden , zeide zij, met vuiler aarde, dan waarmee,
de ze zou kunnen bedekt wordeni
Het lijk-geWaad wiérd niet dezelve t^ huis ge«
bragt, Oe vrouwen hadden nieuwsgierigheid ge^
noeg, onderfteile ik, om haar hetzelve ,të zien loö
maaken,zo ze het losmaakte ~ En miflchien häde
gij ook wel gaard willen tègênwoordig zijn^ οπ5
u daarover mede te vérwonderen! -;—■
Juffr. Lofick zeide, dat zij de vrijheid iiärii
van haar te bëfchuldigen 5 en wenfchte dat zutk eeii
Voorwerp wierd uit den weg gebragt -lïiÊ
haare ßaapkamer ten minften : J^n zij was zo aan-
geÄaen van het édel antwoord, \ welk zij daarop
gaf, dat zij het van ftónden aan opfchreef, zo drä
zij van haar ging.
,, Voor perfoonen die gezond zijn, zeidé ^ij^'
ji mag dit gezigt ontroeringe geeven; en de vooi«
„ bereidinge, en mijne gelijkmoedigheid in dézel-
„ ve, mogen gemaakt fchijnen : Maar voor mij^
„ die dus van tijd rot tijd gelegenheid gehad heb-»
0 be óm mij te fpeenen van de wereld, en id
5, veel reden om dezelve niet te beminnen^ ilc
moet zeggen, ik hoiide mij op, ik geevè (tiij
„ toe (en ftrikt gefproken , ik verliiilige mij) iij
„ de gedagten des ^ doods.· W^nt gelooft mij „
[ftijf ftaarende op de akelige lijkkas]; „ Gelooft,
,, hetwelk ik op dit oogenblik gevoele ten uitter-
ften vvaaragtig te zijn, Dat 'er zalk een over-
iï a „ gröoé
■WT"
'titL·^
^ëe De HISTORIE VA#
3, groot uitilek is van gewigc en aangelegenheid ir?
,, de bedenkinge des doods, en deszelfs gehoopci
s, gelukkige gevolgen, dat het eenigzins alle ande-
5, re'bedenkingen en belangen vernietigt. Ge^'
3, loofc mij, mijne goede vriendinnen, het vsrerkt
„ datgeen uit hetwelk niets anders kan uitwerken :
5, Het leert mij, door de kragt van het Godlijkil
j, Voorbeeld in mij te verfterken, de verongelij-
kingen te vergeeven, welke ik ontvangen heb;
be; en fluit de herdenkinge van voorleeden on^
5, heilen buiten mijne ziele. „
En nu moet ik u eens vraagen, Lovelace ,
Denkt gij, dat, als de tijd zal kooraen , dat gij
zult genoodzaakt zijn om uit te loopen in den eind-
loozen Oceaan der Eeuwigheid, gij in ftaat zult
zijn (wel meer dan de arme Belton) om uwe rol
te fpeelen met zulk een regten Helden-moed, als
als deeze lieflijke en tedere^ bloem van eene vrouw
heeft doen blijken, en bij aanhoudmge doet blij-
ken !
O neen ! dat kan niet weezen! --- En
waarom kan het niet weezen ? - De reden
is baarblijkelijk: Zij heeft geen moedwillige fei-
len , waarop zij met zelf befchuldiginge te rug
moet zien- en haar geeft wordt verfterkt
door de vertrooftingen, welke voortvloeijen uit die
godsdienfiige regtheid^vidke de leid-fterre geweeft
is van alle haare daaden; en die haar geleerd heeft
liever te verkiezen om te Lijden, dan te Belee-
digen!
Deeze was de fteun van den godlijken Socra-
tes, zo als gij wel gelezen hebt-» A!s hij ter dood
geleid, zijne vrouw hoorde klaagen, dat hij on-
ichul-
-ocr page 531-i;huldig lijden zoude ^ Gij zottin, zeide hij, zoude
gij wenichen dac ik fchuldig waare?
De Hr. Belford, aan Robert Lovela^
CE, Schildkn,
Vrijdags den i. van Septemh.
Hoe verbaazend, in hec midden van zulke
aandoenlijke gevallen, is uwe boert over hetgeen
gij mijne eigene verzugüngen noemt! —
Nooit, zekerlijk, was 'er zulk een nienfch meer
op deeze wereld, uwe bekwaamheden en uwe los-
heid te zamen genomen zijnde !--- Zeker-
lijk zult gij zijn aangedaen van hetgeen ik u nevens
deezen zenden zal. Zo niet, dan is alles vrugt-
loos, tot dat uw eigen uur zal koomen : -
En zwaar zullen uwe bedenkingen u dan druk-
ken !
Hoe het zij, ik ben blijde, dat gij mij in ftaat
ftelt om de Lady te verzekeren, dat gij häar niec
meer ontruilen zult; dat is te zeggen, met andere
woorden, Dat gij, na dat gij haar fortuin-, en alle
haare tijdlijke uitzigten vernield hebt, zo genadig
zijn zult, dat gij haar toelaat om in vreede te gaen
leggen fterven.
Het afftaen van uw klein legaat aan de Zus-
ter van· den armen Belton, en uwe aanneeminge
rssr
li 3 onv
i Λ.
}l '
- Ίι lÉrtTi
-ocr page 532-om Mowbray en Tourville uw voorbeeld te dpeti
volgen, zijn van eene zoon, moet ik zeggen tot
uwe eere, met uwe edelmoedigheid aan uwe Roo-
zeknop en haar Jantje; en met eene menigte van
andere goede daaden, in geldzaaken; alhoewel het
geval van uwe Roozeknop, geloove ik, het ee-
nigfl voorbeeld is, waarin eene mooije vrouw ge-
mengd was, van zulk eejie belanglooze weldaadig-
l?eid.
Waaragtig, Lovelace, ik ben genegen om u
te prijzen; en menig en menigmaalen, gelijk gij
weet, hebbe ik 'er^ mij op uitgelegd om gelegen-
heden daartoe te vinden : in zo verre dat, als ik,
»1 hing 'er mijn Jeeven aan, niet iets door uv/ ge-
pleegd bedenken konde dat lof verdiende, ik de
moeite genomen hebbe van u te prijzen over de
piet onbevallige wijze, met welke gij daaden ver-
rigt hadt, die de galg verdienden.
Nu gij zo nabij zijt, zal ik mijnen knegt wel
aan u afvaardigen , als de gelegenheid het ver^
eifchc. Dog ik vreeze, dat ik u wel haafl: de tij-
dinge zal mededeelen, voor welke gij bedugt zijc»
Want ik worde nu zo even ontbooden van jaitr.
Smith,die den boode bevolen heeft aan mij te zeg-
gen , dat zij niet wift of de Lady wei meer leeven
2al als ik daar koome.
Vrijdags' den i. Sept. Twee Uur en,
ten huize van Smith^
tv
Ik kon mijn Brief niet fluiten in zulk eene on-
zekerheid , welke uw ongeduld vergroot moeft
hsb-
c- ίΛ
1:
14
-ocr page 533-hebben.v. Want gij hebt mij, bij veifcheidene gele-
genheden, overtuigd, dat al hoe veel lufl: gij hebt
om andere in het onzekere te houdenyh.Qt. de groot-
He pijniginge voor u is zelve daarin gehouaen tet
'worden. Hetwelk zo gemeenlijk gaet met aanveg-
tende en geweldige geeften, geloove ik. Ik zal dan
maar even melden (alzoo uw knegt hier wagt, ter-
wijl ik fchrijve) dat de Lady twee zeer 'zwaare
flaauwten gehad heeft: En als zij in de laatfle der-
zeiver lag, zonden zij naar den Doóter en Mr. God-
dard, welke beide raadden , dat 'er een boode om
mij, haareia Executeur, zou worden afgevaardigd;
alzo zij twijiFelden of eene derde, zo ze die kreeg,
haar niet zou wegileepen.
Zij was tegen den tijd dat ik kwam , wedet
taameüjk tot zigüelve gekoomen ; en de Doftor
deed haar , in mijn bijweezen belooven, dat ze ,
terwijl lij zo zwak was, niet meer zou ondernee-
men om uit te gaen; want, volgens debefchrijvin-
ge van JuiFr. Lovick, welke haar vergezeld had,
waaren de koitheid van haaren adem, haare uiter-
fte zwakheid, en devuurigheidvanhaaregodsdienil-
oeiFeninge in de Kerk, tegenftrijdigheden, dienaar
verfchillende kanten trekkeiide (alzo de Ziel zig ver-
heft , en het Lighaara vervalt) haar teder geftel van
een fcheurden,
, Dus veel voor tegenwoordig. Ik zal Willem»
niet langer ophouden, dan dat ik u maar even ver-
zoeke, dat gij mij dit pakje en het laatft voorgaen-
de te rug wilt zenden. Uw gebeug#n is zo goed,
dat eens leezen alles is, wat gij ooit aan iets be«
fteedt, of behoeft te befteeden. ξΐη wie dan wij-
zelve kan uit onze charafters koomen, indien gij ^
al
lU
-ocr page 534-ai gezind waart om aan iemand te laaten zien tie|2
geen tuflchert ons oragaet? ' Indien ik hierin mijnè
begeerte niet voidaen kan krijgen,zal ik in verzoe^
kinge koomen om hetgeen ik fchrijve op te hou-
den , tot dat ik tijd hebbe om daarvari eene copij
te neemen (a). ' ' ~
^ Zo even is 'er nu een Brief gebragt van Juf-
fer Howe door een bijzohdeïen boodé, die zégt
dat hij een weinig regels ten antwoord te rug
moet brengen. Dog,'dewijl de Lady even in haar
vertrek gebragt is óm wat Ée gaen leggen, ftaet de
lïian hier binnen korten weder aan te kooraen.
Hr* Lovelace, aan Jan Belford^
Schildkn»
XJxhridge, den τ van Sept.
Twaalf Vuren V Éagis,
ïk zende nevens deezen uwe papieren te rug.
Qij moet mij éerèlijk én vóór de vuiiï: de reden
melden, als ik u te.fpreeken koome, Waarom gij'
riiet zo veél eniil om dezelve fchrijft. En dan zul-
len wij ook fpreeken over den inhoud van hetgeen
..... ■ v ■ ■ ........s'i·
(a) Het zaljniet kwaadjZijn hier aan tc merken, dat des
Hrea. Bélford» ïorgvüldigHeid oni xijnfc'Brieven ie iüg tfe'krij-'
gen voortkwam uic zijne begecric onj aan den wcnich der Lady
te voldoen, dat ΗΓ| aan Juffer Howe de ftuk'ken wilde Weren,
Λ» «r Ycrdccdiginge van hiarc gcdagcenis dienen koedcn.
il.HI'.lMW
Juffer CLARISSA HARLO^:
gij laatfl: hebt afgevaardigd, en oWr ednige van.
uwe fcherpe en onvriendlijke aanmerkingen.
Óndertuflchen, wat gij ook doet of maakt,,
laat dog het verwonderlijk menfch ons niet verlaa-
ten! Stel haar de zonde^n haare voorbereidinge^
voor oogen, als of zij dagt, dat zij verscheiden kon
wanneer het haar beliefde. Zij zal zig, op dpezen
voet, wijs iiiaaketajdat zij, als alles gereed is, niets
anders 'te doen heeft, dan maar te gaen leggen
flaapen : En zulk èene Jeevepdige verbeeldinge als
de haare zóü wel ten allen tijde, van eene klugt ee-
ne weezenlijke zaak kunnen raaaken.
Eene klugt noeniè ik alles, wat tuflchen haar
en roij is voorgevallen j enkel eene kiugc, om'daar-
öni te ^gaen fterven - Want is haare Zege-
praal over mij, van het eerfte tot het laatfte, niet
oneindig grooter 'geweeft, dan haar Lijden van mij
haar aangedaen?
' Wilde dè geheiligde eerbied, welken ik heb-
be voor haare reinheid, zelf vóór haare Ughaam-
Ujke^ zo wel als geeßlijke reinheid, het toelaaten,
ik konde dit zo klaar als de zon bewijzen. Beturg
derhalven aan het lief fehepzel, dat zij niet boos
moet zijn in haare gpdsvrugt. Daar kan zo wel
άΐ te veel, als al te wewig zijn, zelf in het ftuk
van regtvaardigheid. Miflchien is ze daarop liiet
bedagr, —— O dat zij mij zo gereedlijk tot
zig'had willen toelaaten , als ze u doet! —— De
lieve Ziel plegt wel te houden van Jókkernij. De
rijd heügt mij, dat zij wel kon laehen om wel te
pas gebragte Kwinkflagen. En ik kan u zeggen,
dat een lachje dp de Lippen, of eene flikkeringe in
het Oog, ^ijhe ovèreenilemmende blijmoedigheid
■ 4 li 5 ' δ®^
■ f
.: I
5o5 De historie ν am
gehad moet hebben in een Hare, 'c welk zo opregt
is als het haare.
Betuig den Doétpr, dat ik alle mijne Goede-
ien, die ik bezitte, en die ik nog fe wagten heb-
be, op hem wil overdraagen, indien hij haar iee-
ven maar een ja^r verder zal verlengen. Maar
voor een jaar, Jan! ——— Hij zal alle zijne ag-
ringe bij mij verliezen, en ik zal hem behandelen,
zo als Belton zijn doélor deed, indien hij dit niet
voor mij kan te wege brengen op een voorwerp,
'c welk zo jong is. Maar Negentien jaaren, Bel-
ford! - Eene yan Negentien kan niet zo ras
van hartzeer il;erven, indien de Doftor deezen
naam verdient; en daar ze maar drie of vier maan-
den geleeden eene 'zo bloeijende en zo fchoone ge-
fteldheid had!
Maar wat behoefde de Doélor haar om verlof
te vraagen om te fchrijven aan haare vrienden ?
Konde hij dat niet gedaen hebben, zonder dat hij
haar eenige kennis van de zaak gegeven had? Dac
was een van de waarfchijnelijkfte middelen , die
bedagt konden worden, om eenige van dezelve bij
haar te doen koomen, nademaal zij zo begeerig is
om die te zien. Ten minilen zoude het l^enbe-
woogen hebben, om haare geliefde Norton tot haar
te zenden. Maar deeze vergiftig ftaatige kpeevels
koomen altijd met veel zwier en omhaal voor den
dag. Zij zullen u hunne vergiftige kruiderijen bij
de buik vol door de keel proppen, zonder u eens
te vraagen; en de ftoutheid hebben van 'te beken-
nen ^ dat herzelve ordonneeren is: Maar wanneer
het 'er op aan koomc om u goed te doen, vejei-
fchen ze eerft uwe toefteraming^
■1
/
v·
Hoe klimt het charaéter van het lief fchepzel
3.1 hooger en hooger in eiken regel van uwe Brie-
ven ! Dog het is te danken aan de ongeraeene ge-
legenheden , welke haar ontmoet zijn, dat zij ons
als de zon op den middag beilraalt met zulk een
hejfchijnenden luifter, Waaren die gelegenhedeq^
'er niet ge weeft j hoe konden haare edele gedag-
ten, haare voorzigtige bedagtzaamheid, haare ver-
geevelijke geeft, haare verhevene goedgunftigheid,
en haare gelijkmoedigheid in het gezigt van de ij-
zelijkfte uitzigten (welke haar in een ligt ftelt zo
verheven boven alle haare Sexe, en zelf boven de
, wijsgeeren der oudheid) zig zo openbaar vertoond
hebben.
Ik weete wel, dat gij denken zult, dat ik mij-'
zeiven hier eenige verdienfte wil gaen aanmaati^
gen, om dat ik haar zulke gelegenhedeh verleend
hebbe om ha^re deugden te doen uitblinken. Maar
dat wil ik niet, want zo ik dat deed, moeft ik die
verdienfte deelen met haare onverzoenbare nabe-
ftaenden, die tot twee derde van dezelve, ten min-
ften» wettig re-gt zpuden hebben : En mijne ziel
zou zig fchaamen, dm in eenige zaak deelgenoot-
- fchap te hebben met zulk eene familie.
Dog dit melde ik als een antvs^oord op uwe
verwijtingen, dat ik zo weinig mij kon laaten ftig-
ten door die volmaaktheden, w?elker ooggetuige»
■ gij onderftelt, dat ik zo lang aan een bij dag en
nagt geweeft ben -Daar, al hoe verwon-
derenswaardig zij ook waare, in alles wat zij zeide
4 en in alles wat zij deed , de gelegenheid op dien
tijd nog niet rijp geworden was, en die verwon-
) Μ
4«:
'ié
-ocr page 538-De historie vam
derlijke volmaaktheden had voor den dag gebragt,
welke mij nu verbaazen en verbijfteren.
Hierdoor is hec, dat ik haar hooger agtinge
eoedraage dan ooit; en dat mijne Liefde voor haar
minder Ughaamlijk^ gelijk ik zeggen mag, meer
geeßlijk is, dan ik ooit gedagt had dat dezelve zijn
kon jegens eene vrouw.
Hierdoor is hec ook, dat ik vaH: vertrouwe
(mogr hec hec Noodlot behaagen haar te fpaaren ,
en de mijne te maaken) dat ik haar zou kunnen
beminnen met eene reinheid , die mijn eigen ï ο ε-
κ oomend geluk zou na zig trekken zowel, als
haar Tijdlijk verzekeren. -- En hierom zal
ik, bij noodzaakeiijken gevolge, de eiendigile al-
ler menfchen zijn, indien ik van haar beroofd
worde.
O
GeitrengÜjk haalt gi] mij door over mijne los-
heid : doelende op het ftaaltje van de Abdij onder-
ftelle ik. En ik zal openhartig genoeg zijn om te
bekennen, dat voor zoverre gij mijn hart niet ziet,
'er wel paffagies kunnen zijn in alle mijne Brieven ,
welke (als men de naare gelegenheid 'm aanmer-^
kinge neemt) uwe fcherpfte beftraffingen verdie-
nen. Maar, waaragtig, Jan, gij zijt zulk een kod-
dig-treurig fchepzel, met uwe looden ver^tin-
gen op den eenen tijd, en uwe vliegende zandloo-
pcrs en verfchrikkelijke droomgezigten op den an-
deren , dat gij zo als Prior zegt, Geen ernßig
is, verandert in een klugt. En het is onmogelijk
zig binnen de paaien van hec decorum of deftig-'
heid te h®uden, a!s men leeil hetgeen gij fchrijft.
Dog om mijzei ven te betoomen (want mijne
Hatmirelijke vrolijkheid ilond op den ipnong om
we-
ΙΊ-
-Jr-
Ίΐι ι·1ΙΙ
iU
V
weder mee mij voort te draaven) zal ik nogmaal
betuigen, en moet het altoos betuigen , dat ik bij
uitftek ben aangedaen van de oniftandigheden des
gevals : En ftond dit Puikjuweel met derdaad 'de
wereld te verlaaten, nooit zoude ik meer een uur
aan een genoegen hebben, al beleefde ik den ou-
derdom van Methufalem.
Het is inderdaad aan deeze diepe Bekomme
ringe, dat mijne Losheid, is te wijten: Want ik
worftele al geftadig, en pooge mijne wreedè be-
denkingen ter neer te kloppen , als zij in mij op-
koomen ; en wanneer ik dat niet doen kan, ben ik
gedrongen, gelijk ik dikwijls gezegd hebbe, mija
beft té doen om mijzelven aan het lachen te bren-
gen, op dat ik niet moge fchreijen; want hét een
of het ander moet ik doen : En fteigert de wijsbe-
geerte niet tot haar hoogfte toppunt, als een
menfch zulke beroerten der ziele kan te onder-
brengen, door hoedanige' ik gefchokt ben, en, ia
het hevigft van den ftorm zelf, in ftaat is om een
paarde-lach uit te fchateren ?
Uwe Seneca's, uwe EpiéletuiTen, en de reft
van den Stöifchen hoop, konden, met al hun ijdel
geklap van Ongevoeligheid , dit toppunt niet be-
reiken. Zij konden zig onthouden van feheeve tro-
nijen te zetten : Lighaamlijke fmerten fcheemn zij
wel genoeg te kunnen draagen ; en dat was 't al:
Maar de angften van hunne eigene neergeflagene
Zielen konden zij niet weglacheii^ fchoon zij la-
chen konden pver de dwaasheden van anderen.
Zij deelden forobere leflen uit; dog zij ivaaren
fomber. Dit verbeven proefftuk der wijsbegeerte,
om in het midden van de ziel-vericheurendile fmer-
ten
5 i
51® De HISTORIE vam
ten te laicheii en Vrolijk te zijn, wanneer het liaH
fchier moet berilen van benaaudheid, wierd ge-
fpaard voor uwen Lovelace.
Iets hiervan ben ik aan mijn Geftel verfchul-
digd, bekenne ik; en dat dit de lach-djd van mijn
leeven is. Want welk eene fmerte moefl; dat' zijn,
welke een uur aan een eenen maft zou kunnen
kwellen van Zes of Zeven en twintig jaaren, vol
en fris van bloed en leevensgeeften, van eene na-
tuurelijk vrolijke gefteldheid, die zingen, danfen,
€n papier-bekladden kan, en in dit alles geneugte
fcheppen en verleenen ? - Dog tevens is mijne
droefheid, gelijk mijne vreugde, fcherpfnijdender
dan die van de meefte andere menfchen ; en zo als
DoortjeWelby mij eens betuigde, als zij de baa-
rens-weeën befchreef, indien 'er geen zonneblink-
jes tuflchen beide waaren, indien ze niet aankwa-
men en weder overgingen, zouden ze niet te ver-
draagen zijn.
ä
'Evenwel, daar ik op zo kleinen afftand befi
van het lief fchepzel, en daar ze in een zo flegten
flaat is, dunkt mij dat ik het in mijzelven niet ver-
fchoonen kan, dat ik haar niet een bezoek zoü gee^
ven. Niettemin, indien ik dagt dat ze zo nabij
haar--[Wat woord zal ik gebruiken, waar-
van mijne Ziel niet ijfl:!] was, en dat ze al te veel
ontflcld zou worden van een bezoek; zo wilde ik
daarom niet denken.- Nogthans, hoe kan
ik de herdenkinge verdraagen, dat, toen zij de
laatilemaal van mij fcheidde (wanneer haare on-
fchuld
-ocr page 541-Juffer CLARISSA HARLÓWE. jri
fchuld over mijne voorbedagce fchuld zo zeer ze·
gepraalde, dat het genoeg waare om haar met het
leeven te bevrienden, en haar te verheffen boven
het gevoel van verongelijkingen zo edel doorge-
llaen, dat) zij toen viregging met eene ongeneeze-
lijke wonde in haar hart; en dat die de laatftemaal
zou zijn, dat ik haar ooit zou zien! — Hoe,
hoe dog, kan ik deeze overdenkinge verdraagen !
O Jan ! hoe verfcheurt mij mijne Confcien-
tie, die zelf uwe ftompe aanmerkingen fcherpte
bijzet! - Op dit oogenblik zelf zoude ik de
geheele wereld wel willen geeven, om de wree-
de befchuldigfter weg te drijven door een ilraal van
mijne gewoone vrolijkheid! — Een ,walg heb-
bende van Mijzelven! —— Een walg hebbende
van de herdenkinge mijner fnoode verraaderijen;en
van mxyciQ Ugtvaardige ^ mijne oogenblikkige ver-
rukkinge [Schelmfche dief, roover, moordenaar,
die ik was!] welke mij zulk eene duuriaamet en
2ulk eene hevige wroeginge hééft aangebragt! wac
zou ik wel willen geeven, dat ik mij nooit fchul·-
dig gemaakt had aan zulk eene barbaarfche en on-
dankbaare trouwloosheid jegens de voortieffelijkile
van Gods fchepzelen!
Ik zou wel willen eindigen, dunkt mij, mee
een lugtiger regel! - Dog het wij niet lukken *
·—— Laat mij u dan betuigen, en verblijd u daac*
over, zo gij wilt, dat ik ben
Onmtfpreekslijk eknMg '
\
ilt De HISTORIE VAÉ
Dtf //r. Belford, aak Robert LovelA^
CE, Schildkn,
■i'
^Saterd^ Ogt, den 2. SepL·
ik fchep^ éeii weinig genoegen uit den u-
Wen, die mij zó even gebragt is, ïk zie nu, dat
gij nog een wéinig menfctilijkheid behouden hebt.
Mögt het den Hemel behaagd hebben, om den
wille der Lady zo wel als om u zelfs wille, dat gij
dezelve een weinig eer uit alle de afgelegene fchüil-
hoeken uwer ziele hadt opgeichommèld!
De Lady leeft nog, en is wel te vreede, en
bezadigd, en bezit haar edel vêriland in volle kragt
en helderheid : Maar 'Negentien jaar zal haar e-
venwel niet behouden. Zij zegt, dat zij zig nü
zal vergenoegen met haaren Gqdsdienil: in haar Ka-
binetje te verrigten, en met de bezoeken van den
Predikant der Parochie j en niet zal onderneemen
om uit te gaen. Nog zal zij ooit, vreeze ik in-
(d'erdaad, weder den trap op of af koomen.
tk ben tot in mijne Ziel bedroefd, dat ïk dit
liioet zeggen: Dog het zoii dwaasheid zijn ü tè
vleijen.
Wat belangt, dat gij haar zoudt koomen zien,
ik geloove, dat de minfte meldinge daarvan ,
thans, eenige uuren van haar leeven zou afkor-
ten«
Hèt;
-ocr page 543-Juffer CLARISSA HARLÓWE. jri
"" Hergeén veel heefc toegebragc tot haare her
daardheid, naar het fchijnt, is, Dat 2ij door haarö
flaauwcdn gewaarfchuwd zijnde, haaren Uicerfteri
wil geheel ten,einde gebragc, getekend en verze-
geld heefc: Hecweik zij al ha4 uitgefteld te doèni
toe deezen tijd, in hoope, zo als zij zeide, op.e©-
nige goede tijdinge van Harlowe-Plaatze; die haar
bewoogèn mögt hebben om eeiiige itukken in den-'
zeiven te veranderen.
JulFer Höwei's Brief wierd haar niet gegeveii
voor gilleren namiddag te Vier uuren; wanneer dë
boode weder kwam om een Antwoord. Zij liee
denzei ven tot haare tegenwoordigheid toe in dö
Eetzaal, al hoe flegt zi| in ftaat was; en zij zoU
gaurn een weinig regels willen gefchreeven heb-'
ben, zo als Juffer Howe haar verzogt hadj maaï
iiiet in ftaat zijnde om eene pen te houden, bèvat
zi] den boode haar tei. zeggen, dat zij wel genoeg
in iiaat hoopte te zijn om haar met den poft des
volgenden dags een langen Brief ie fchrijven i' eii
dat zij hem nu niet wilde ophouden;
' 1
Saterdag·, Zes Uur en ''s Namiddagk
ïk ging 'er nii zo even eens. aan huis, eii
vond dat de Lady fchreef aan Juffer Howe. Zij .
maakte raij eene fombere eerbetuiginge, dat ze mij
den Brief van juffer Howe niet toonde, dewijl ik
dien en alle haare papieren wel ras onder mijne
oogen krijgen zoude. Dog zij vertelde mij, daé
Juffer Howe zeer bedagtzaarh den Colonel Mor-
gen was tegen gegaen in yerfcheidenè dingen
VIL Deel. Kk M«
De historie vam
welke anders mogelijk misverftand tuflchen hem en
mij hadden kunnen veroorzaaken; en insgelijks aan
feenige van uwe bedrijven , vreedeshalven , eene
iigcer kleur gegeven dan zij verdienden.
Zij voegde 'er bij, Dat haar Neef Morden
mêt veel ijver de zaak ten haaren voordeele had
opgenomen bij haare vrienden; en eene goede tij-
dingé behelsde juiFer Howe's Brief; dat haar Va-
der eenige dingen zon overgeeven , welke (haar
regcswegen toekoomende) mijn Executeurfchap
dies te gemaklijker zouden maaken in eenige bij-;
Wonderheden, waaromtrent zij een weinig ongeruil
geweeft was.
Zij bekende, dit zij genoodzaakt geweeft was
om uit te fcheiden (met den Brief dien zij fchreef)
wegens zwakheid,
Willem zegt, hij zal maaken om van avond
'nog tot u te koomen. Ik zal morgen ogtend
laaten vraagen; en indien ik vinde dat ze niet er-
ger is, eens naar Edgware rijden, en in den na-
middag weerom koomen.
Hl
viL·^
JüFFÈR CLARÏSSA HARLOWE»
LXXXVI. BRIEF.
Jufer Howe, aan Jufer Clarissa HaÉ.»
lowe.
i>ingsdäg^ den van Αύ^ΐ
Mijne waardße vriendin ^
Wij zijn eindelijk weder in ons eigén huis gè·
koomerii Ik was voorneemens ge weeft om mijné
opwagtinge bij ü te maaken in London :, Maar
mijne Moeder is zeer ziek --^Helaas! raijné
waarde, zij is inderdaad zeer ziek. —— En gij
zijt insgelijks zeer flegc in ftaat —— Ik zie daï
wel uit uwen van den z^fl^»· —-Hoe Ζύ ik het
maaken, indien ik twee ziilke nabeftaende, en dier-
baare, en tedere vriendinnen verlieze? Zij wierd
giftei:en van de .ziekte aangetaft op onze laatfte plei-
fter-plaatze van onze te rug reize naar huis--
En zij heeft eene geweldige braakiüge en koorts,
En de Dodoren zijn zwaarhoofdig over haar.
Zo zij mögt koomen te fterven, hoe zullen al-
le mijne ichamperhedfen mij dan in het aangezigc
vliegen! - Waarom, waarom hebbe ik haai?
ooit kwellinge veroorzaakt: Zij zegt ,ik Ben haar in
alles onderdaanig en gehoorzaam geweeft ! —— Zij
vergeet goedertierenlijk alle mijne fouten, en ge-
^enktaan allés waarin ik zo gelukkig geweeft ben onl
Kk 2. haai
-ocr page 546-De HISTORIE vam
haar te believen. En dit fnijdc mij door het hart;
Ik zie, ik zie wel, mijne waarde, dat het zeer
erg met u is ---- En ik kan dat niet verdraagen.
Word dog beter, mijne waarde Juffer Harlowe,
zo gij kunt^ word dog beter, om mijnentwille; en
geef mij kennis daarvan. Laat de brenger deezes
een regel aan mij mede te rug neemen. Zend mij
dog voor alle dingen een regel. Indien ik u ver-
lieze, die meer dan mijne Zufter zijt, en mijne
Moeder verliefe, zal ik mijzelve de beftieringe van
mijn gedrag mistrouwen j en niet in het huwelijk
treeden. En waarom zoude ik'? —In de
vrijerij kruipende, en zig in alle bogten draaijen·
de ί —— O mijne waarde, deeze mannen zijn een
vuig zoort van Kruipend Gedierte als wij meeßer
zijn, en volilagen Beeren als zij het zelve zijn.
Befchouw in Lovelace ai wat begeerelijk is ten aan-
zien van gedaante, van geboorte, en van midde-
len: Maar in zijn hart fchuik een duivel ί .....
Befchouw in Hickman -- Inderdaad , mijne
waarde, ik kan niet zeggen wat eenig menfch in
Hickman kan befchouwen, om altijd ten zijnen
voordeele te preeken. En is het wel te verwag-
ten, dat ik, die naauwlijks tegenfpraak kon veelen
van eene Moeder, dezelve van eenen Man zou
willen gedoogen? -- En dat wel van eenen ^
die nog meer geeft, nog meer verftand heeft, dan
ik zelve? Hem egter tot mijn onderwijzer te moe-
ten hebben!- Daar voor zou ik hem erken-
nen moeten, onderilelle ik; maar meer wegens de
trotsheid van zijn wil, dan wegens de verdienfte
van zijnen raad. Het is te vergeefs daaraan te
denken. Ik kan de Vrouw niet worden van eenig
i..
■^itiitiBh
-ocr page 547-man die 'er leeft, welken ik tegenwoordig kenne·
Dir melde ik nu dies re meer, om dat ik, ter ge-
legenheid van het gevaar van mijne Moeder, wel
weece, dat gij mij zult dringen om mij dies te eer
onder eene andere zoort van befcherminge te be-
geeven ^ indien ik van haar beroofd mögt vs/orden*
Dog niet meer over die onderwerp, nog ook trou-
%^ens over eenig ander; wanc ik ben verpligt am
nsijne Mama op te paffen, die niec veelen kan dac
ik buiten haar gezigt ben.
Woensdags den 30. -υαη Aug,
Mijne Moeder, de Hemel zij geloofd! hsefc
een raooijen nagt gehad, en is veel beter. Haare
koorts is voor de artfeni} gevpeeken! En nu
kan ik weder vrij en onbelemmerd aan u fchrijven,
in hoope dat gij ook beter zijt. indien die op mij-
ne gebeden vergund worde, zal ik weder gelukkig
zijn. Ik fchrijve met dies te meer vaardigheid nog,
dewijl mij eene gelegenheid gegeven, is om een
onderwerp aan te roeren, hetwelk u zeer na be-
treft.
Gij moet dan weeten, mijne waarde , dat uw
Neef Morden hier bij mij geweeil: is Hij gaf mij
berigt van een Mondgefprek, hetwelk hij Maan-
dag ten huize van Lord M. gehouden had met Lo^
velace ; en deed mij eene menigte van vraagen
omtrent u, en omtrent dien fchelm van een, ka-
rel.
Ik kopde een fchoon vuur tuiTchen hen ge-
ftookt hebben, zo ik gewild had : Maar merken-
Kk 3 dè
-ocr page 548-Dä historie vaw
de dat hij een man van zeer leevenelige hartstogten
is, en geloovende dat gij elendig worden zoude,
zo hem iets overkwam uit eene twift met een man,
die men weet dat zo veel voordeel heeft mer zijn
degen, ftelde ik de onderwerpen niet op het ergft
voor, waarvan wij fpraken. Dog dewijl ik geen
onwaarheeden vertellen konde ten zijnen voordee-
le, moet gij wel denken dat ik genoeg zeide, om
hem den deugniet te doen vervloeken.
Ik merke nier, al hoe veel agtinge zij alle
voor den Colonel Morden plegten te hebben, dat
hij invloed genoeg op hen heeft, om hen tot eeni-
ge ontwerpen van Verzoeninge te brengen.
Wat kunnen zij daarmede dog voorhebben !
— Dog uw Broeder is t* huis gekoomen, naar
het fchijnt: Dus is de Eere des Huizes, De Ag-
tinge der familie, al het gefchreeuw !
De Colonel is uitrermaate te onvreede op hen
allen. Nogthansheeft hij tot nog toe, fchijnt het,,
uwen onbefchoften Broeder niet gezien, ———
Ik vertelde hem , in hoeflegten ftaat gij waart, en
deelde hem eenige (tukken mede van den inhoud
uws Briefs. Hij verwonderde zig over u, ver-
vloekte Lovelace^ en voer uit tegen uwe geheele
familie. —— Hij verklaarde , dat zij alle uwer
onwaardig waaren.
Op zijn ernrtig verzoek, ftond ik hom toe om
eenige korte aantekeningen te maaken van zodani-
ge gedeelten van uwen Brief aan mij, welke ik
dagt hem te kunnen voorieezen ; en , bijzonder-
lijk, van UW zwaarmoedig flot (a}.
Hij zegt , Dat niemand van uwe vrienden
denkt,
(a) Zie Dil 374, en γ.
4:· ,
-ocr page 549-Juffer CLARISSA JIARLOWE.
denkt , dat gij zo flegt in ftaac zijt, als gij
zijtj liOg hetzeive gelooven zullen. Hij is ver-
zekerd, dat zij alle u beminnen, en wel dier be-
minnen.
indien dat zo zij, zal hunne tegenwoordige
onbermharngheid een onderv/erp van altoosduuren-
de wroegiage voor hen zijn , indien gij ons ont-
rukt wordt —- Maar nu fchijnt hec [Barbaar-
fchc fchepzels!]. dat gij hebt te lijden tot dan laat-
ftm duimbreed v-an u leeven.
Hij deed ?nij eenige vraagen omtrent den Hr.
ßelford : En als hij gehoord had hetgeen ik te zeg-,
gen had van dien heer, en deszeifs belangloozQ
dienden aan u, voer hij uit op eenige fchelmfche
verdenkingen tegen u uitgeflagen van dien bemoeij-
zugtigcn pedant, Brand : Die, wierd hij doorzijn
tabberd niet beveiligd, kan ik wel merken, van
een heel liegte reize koomen zoude tuiTchen uwen
Neef en Lovelace.
Hij was zelve zo ongeruil over u gewiiefl:, dan
hij Donderdag den χφη een eerelijk ernllig man
(a), eenen Alfton, een welgeilelden boer, naar
ftadzond, om te verneemen aiar uwen toeiland,
wie u bezogten, en diergelijke; welke hem be-
fcheid bragt, dat gij in een zeer flegten ftaat waart,
en in groote nooddruftigheid ten aanzien van uw
beftaen : Dog voor zo verre dit hem verteld was
van de juffrouw des huizes, daar gij logeert, wel-
ke'er eenige fcherpe, "fchoon welverdiende, aan-
merkingen, naar het fchijnt, ondermengde over
de wreedheid uwer nabellaenden , zo vond die
geen geloof bij hen: lin ik zelve hoope ook, dat
Kk 4 · het
(a) Zie bl. 317, 318.
«te»—-
520 DE HISTORIE VA?j
niet waar kan zijn; want immers behoordet gif
^^lonregt^ zal ik zeggen, onzer v-riendfchap niÊt
aan te doen, dat gij eenig ongemak zondt lijden
bij gebrek van geld. Mij dunkt, ik zoude het u
liiet vergeèven kunnen, indien dat zo waare.
De Colonel (als een van uwe Voogden) heefc
beflooten om te bezorgen, dat gij in de? bezictinge
van uw Goed gefteld wordt : En ondercuOchen ,
heeft hij hen reeds metterdaad doen belooven, om
hem voor u de opkoomilen van het zelve te over-
handigen, welke zedert den dood van uwen Groot-
vader zijn opgeloopen (eene zeer aanzienlijke
Som) ; én is van voorneemen om met dezelve
tot u te koomen. Dog uit een gezeg,': v/eik heui
ontviel, merke ik dat gij de laagheid van zommi-
ge luiden hebt te loor gefield, door nicc aan hen
ie fchrijven om geld en onderftand; nademaal zij
vailgeileld hadden om u in verlegenheid te laaten ,
en zig uwer niet te bekreunen.
Dit is gelijk aan al het overige! - Dcit
mag ik wei zeggen, hoopc ik, zonder ergernis tè
geeven.
Uw Neef vetbeeldt zig, dat eer 'cr eene Ver-
zoeninge ftand kan grijpen, zij 'er bp dringen zul-
len, dat gij zulk eenTeilament m-.iakt ten aanzien
van dat Goed , als zij zuilen goedkeuren : Dog
hij verklaart, niet uit Engeland te zullen gaen',
voor dat hij gezien heefc dat α van i^^/cr^e/i rege
gefchied is; en dat niemand u'de wet zal Hellen,
het zij Vriend of Vijand -^—' -
Nabeßaende of Vijand, mccft hij gezegd heb-
ben, moeh hij niet? Want V-rienden iteilen
vrienden de wet niet.
1
fii/iljiiVrtirSipïs-^jBjip- ■
Juffer CLARISSA HARLOWE. fii
Dus, mijne waarde, hebt gij uwen vreedt
te koopen, indien zoramige luiden hun zin ilaen te
krijgen!
Uw Neef, [Ilc niet, mijne waarde, fchoon ik
akoos van dat gevoelen was CO] ^^gi^ t ^^^^^ ^^ g®"
heele familie te rijk is om of nederige of bedingt·'
zaam, of vergenoegd te zijn. En wat hem zelven
belangt, hij heeft groore goederen, zegt hij, en
is van gedagcen om u dezelve geheellijk na te laa-
ten.
Waare deeze fchelm Lovelace met zijn we-
reldfch belang alken, maar te raade gegaen, welk
een capitaal zou hij met u gekreègen hebben,
fchoon gij door hem te trouwen beroofd waart van
uw vaderlijk erfdeel!
Ik ben genoodzaakt om hier af te breeken.
Maar nog al heel veel te fchrijven hebbende, en
mijne Moeder beter zijnde, zal ik het onderwerp
vervolgen in eenen anderen Brief, fchoon ik ze
beide tevens zende. Ik behoeve niet te zeggen ,
hoe zeer ik ben, en altoos zijn zal,
Uwe teegene gene enz,
■
Anna Howe.
(a) Zie D. I. bl. 87,.
ί ^
lik 5
51® De HISTORIE vam
Juffer Howe, aan Juffer Clarissa Har-
lowe,
Donderdag, den ιτ van Aug,.
De Colonel vond eens goed, tot lof van Lo-
velaces edelmoedigheid^ te zeggen , Dat hij (χα
ah een man van eere behoorde te doen'^ alle de
fchuld voor zijne rekeninge nam, en u ten eenen-
maale vrijfprak van de gevolgen van den haaftigen
(lap, dien gij gedaen hadt; nademaal, zeide hij,
voor zo verre gij hem bemindet, en in zijne magt
waart, hij voordeel op u gehad moefi hebben, het-
welk hij niet zou hebben gehad, waart gij in uws
Vaders huis, of in dat van een uwer Vrienden ge-
bleeven.
Β ij β er edelmoedig , zeide ik (zo het al zo
waare, als hij onderftelde) voor zulke baldaadige
fmaalers, fchoon de befte van diezoort; die zig
vermeecen eene agtinge te zuiveren^ welke nooit
bezoedeld geweeft zou zijn , waare men in hunne
vuile kennis niet vervallen ! Dog in dit geval, be-
tuigdp ik, dat men niets behoeße dan de ftriktfte
waarheid, om te bewijzen dat Lovelace de affchu-
welijkfte der fchelmen , Gij de blankfte onnozel-
heid waart.
Hierop vattede hij vonk; en zwoer, dat zo
het
-ocr page 553-mam
het kwam te blijken , dat 'er iets ongemeens of
barbaarfchs in de verleidinge had plaatze gehad,
gelijk inderdaad een der Brieven, die gij aan uwe
vrienden gefchreeven hadc^ zeer duidelijk fcheen
te kennen te geeven; dat is te zeggen, mijne waar·
de. Indien 'er iets erger dan meineedigheid , ver^
breeken van trouw , en misbruik van een edel-
moedig vertrouwen, te voorfchijn kwam!-
[Elendige venten!] hij zijne Nigt de uiterfte wraak
bezorgen zou.
Ik drong uwen fchroom ten deezen aanzien
hiertegen aan , uit uwen laatilen Brief aan mij:
Maar hij fcheen bekwaam te zijn om datgeen, het-
welk ik weete dat eene weezenlijke Grootheid van
Ziel is, in een onwaardigen zin te neemen : Want
hij meldde daarop terftond van de verwagtinge ,
welke uwe vriei.den hadden, dat gij (voor dat 'er
eenige Verzoeninge met hen kon plaatze hebben^
voor een Geregts-hcf zoudt verfchijnen tegen den
fchelni -- INDIEN gij dat met zo veel
voordeel voor uzeive doen kondt, als ik te kennen
gaf dat gefchieden konde.
En waarlijk, indien ik hem had willen hooren,
zoude zijne kiesheid niet te groot geweeil zijn,
om zig over de natuure van het bewijs der misdaad
ui: te breiden, waarmede zij begeerden dat Love-
Jace betigt zoude worden. Nogthans is dit een
Man, die befleepen is door Reizen en Geleerd^
heidl--Op mijn woord, mijne waarde, ik,
die gewepd ben aan de allerkiefchfte verkeeringe,
zedert ik de eere gehad hebbe van u te kennen ,
veragte deezeSexe van den edelman af tot den boer
toei
-k. »wf
4
Γ
ί .
f-V
Os
i ;::
-ocr page 554-514 öe HISTORIE vaw
Om kort te gaen, ik vinde, dat de Hr. Mot^
den maar een zeer gemeen denkbeeld heeft van
der vrouwen deugd, in bijzondere gevallen : Om
welke reden ik hem, fchoon uwen gunftiing, te
boek ftelle als eenen, die niet geregcigd is om den
eerßen fleen te werpen.
Ik hebbe nooit een man gekend, die verdien-
de dat men breede gedagten had van zijne eigene
Zeden, welke een liegt gevoelen had van de deugd
onzer Sexe in het algemeen. Want indien uit het
verfchil van Aart en Opvoedinge, niet meer Ze-
digheid, Kuisheid, en ook Godsvrugt, in onze
Sexe gevonden worde, dan in de andere; zoude
ik denken, dat het een teken was van eene veel
erger natuure in de onze.
Hij gaf zelf te kennen (als uit den mond u^
wer nabeftaenden trouwens) dat het onmogelijk is,
of daar veel Liefde is, daar moet eenige Gewilligd
heid zijn.
Deeze zoorc van aanmerkingen zijn genoeg
om eene vrouw, welke haare eigene eere, en de
eere van haare Sexe ter harten gaet, omzigtig tQ
doen zijn, en bedenken wat zij doet, als zij in ge-
meenzaamheid treedt met deeze fchepzels; nade-
maal het duidelijk blijkt, dat zo wanneer zij zig ir^
de magt werpt van een man , en om hem haa-
re Ouders of Voogden verlaat, iedereen gelooven
zal, dat het meer aan haar goed geluk, dan aan
haare wijsheid is te danken, zo haare deugd niet
een einde iieeme: En al betoont de karei zig nog
zulk een fchelm jegens haar, een gedeelte van de,
fchuld zijner ondeugendheid moet zij in haar ei-
een boezem neemen,
: !
η ■
Juffer CLARISSA HARLOWE.
Ik fchrij^re met opzigt op algemeene gevalïm.
Gij, mijne waarde, koorat hier niet in aanmerkin-
ge. Uwe Gefchiedenis, gelijk ik voorheen al ge-
zegd hebbe, zal zo wel eene Waarfchuwinge als
een Voorbeeld uicleveren (a): Want wie is 'er,
die daaruit niec dit befluic zal trekken , Dat indien
eene perfoon van uwe middelen, charaéter, en
veMienfte, het .bederf niet ontvlieden konde, na
dat zij zig in de magt van haaren h<^iena gefteld
had, wat kan een agtloos, minziek, en los fchep^
zei dan dog vsrwagten ?
Ieder man, zal men zeggen, is niet een LΟ-
Υ EL Α CE - Dat is waar : Maar ieder vrouw
is daarentegen ook niet eene CLARISSA. En
het verfchÜ van den een en de andere in aanmer-
kinge'genomen zijnde, moet het Voorbeeld vaa
een algemeen gebruik en nut zijn.
Ik bereidde den Hr. Morden om te verwag-
ten, dat gij deii Hr. Belford zoudt aanftellen in ee-
ne beJieninge, welke wij beide hoopen, dat hij
(nog iemand anders) geen gelegenheid zal heb-
ben om waar te neemen in veele, zeer veele jaa-
ren na deezen. Hij ontzettede daarvan in het
eeril: Dog als hij zodanige van uwe redenen
hoorde, welke mij voldaen hadden, zeide hij al-
leen, Dat zulk eene aanftellinge, indien dezelvé
plaacze greep, zijne andere Coufijns uittermaate
2oude aandoen. »
Hij berigcede mij, Dat hij eene copij had van
Lovelace's Brief aan u, waarin hij u om vergiffenis
fineekti en welke boetdoeninge ook aanbiedt tö
on-
L
(a) Zie D. IV. bl. f l]
-ocr page 556-De HISTORIE vaii
ondergaen, om dezelve te verwerven (a); als mé-
de van uw Antwoord daarop (b).
Ik vinde dat hij gaarn zou hoopen , dat 'er nog
een Huwelijk tuflchen ulieden van koomen kon^
hetwelk, zo hij zege, alle breuk zal heeien.
ik zou nog wel meer willen fchrijven —
Over de volgende itukken inzonderheid; te wee-
ten , Van het drijven van u uit uw logement door
den ondeugenden karei: Van uwer nabeftaenden
wonderbaare Onverzoenbaarheid [Ik haafte mij,
en kan nu juifi geen ander woord bedenken, dat
u beter behaagen zoude]: Van uwen laaiften Brief
aan Lovelace, om zijne gedagten van'het vervol-
gen van u af te leiden : Van het berouwtoonende
gefprek van uwe Μ )eij Hervey met Juffr. Norton :
Van het vemiéuwd aanzoek van den Hr. Wyerley :
Van uwe leflen aan mij ten voordeele van Hick-
man, zo volkoonren goed te keuren, indien maar
de man meer zodanig waare dan hij is. Dog ik
ben trouwens ter deezer ilonde op hem misnoegd
en ben het al deeze twee dagen geweeft : —-^
Van het ontwerp uwer Zufter om u naar de Colo-
nien over te voeren : - En van twintig eh
nog twintig andere dingen : -- Dog ik ben
verpligt om uit te fcheiden, en mij te vervoegen
bij mijne twee Nigcen Spilsworth, en mijne Nigé
Herbert, die ons zijn koomen bezoeken, uit hoof-
de van de ziekte mijner Moeder —-- Ik zal
deezèn derhalven afvaardigen met Rogers; en in-
dien mijne Moeder haait herfteld worde (gelijk ik
hoope) hebbe ik beflooten om u in de ilad te koo-
men
(a) Zie Br. xxviii. van dit Deel.
{h] Ibid. Br. xxxii*
üi
-ocr page 557-snen zien, en u bij monde te melden hetwelk ik
nu in gedagcen hebbe; en inzonderheid > mijne
Ziel met de uwe in een fmeltende, hoe zeer ik
ben, en altoos zijn zal, mijne dierbaare, dier-
baarile vriendin,
Uwe toegenegene
Anna Howk»
Laat Uogers een regel brengen, bidde ik u*
Ik had gedagt om hem deezen namiddag
nog af te zenden; dog hij kan niet vertrek-
ken voor morgen ogtend vroeg.
Ik kan niet uicfpreeken, hoe zeer uwe fcheef
^ loopende regels, en uw flot mij aandoen!
/fr. Belford,' aan Robert Lo vel ai
ce, Schildkn,
< h
-· χ-·«'
if ■
Zondag-Avond y den 3 van Sept*
Ik verwondere mij niet over het ongeduld ^
hetwelk uw knegt mij berigt, dat gij uitdrukt om
tijdinge van mij te krijgen. Ik had voor om u ee-
nen langen Brief te fchrijven, en was ten dien ein"
de even van het huis van Smith weerom gekoO·»
men; dog dewijl gij zo fterk dringt, moet gij a
mei een korten te vreede houden.
ft
-ocr page 558-y
DE HISTORIE va^
Ik ging' deezen ogtend nog eens bij de Lady,'
even voor dac ik vertrok naar Edgware. Zij was
gilleren avond 20 ongeiieJd , dac zij genoodzaakc
waare om haaren Brief aan JufFer Howe onvoltooijd
te iaaccn. Dog deezen ogtend vroeg , bragc zij
dien ten einde, en had denzelven zo even coege-
zegeld, toen ik kwani! Zij v^as zo vermoeid van
fchrijven, dac ze mij te kennen gaf wac ce zullen
gaen leggen, na dat ik zou zijn weggegaen, en
haaie leievensgeeften tragten te herilelien.
Zij hadden Mr. Goddard ontbooden, wanneer
zij gilleren avond zo ongeileld was; en alzo zij niec
in ilaan was om hem te fpreeken buiten haare ka-
mer, zag hij voor de eerfte maai haar Huis^ zo
als zij hec noemt;^ Hij was daarvan ten uiterilen
ontzet en aangedaen, en bekeef Juffr. Smith en
Juifr. Lovick, dat zij haar niec overreed hadden om
zulk een voorwerp uic haare ilaapkamer te laa-
ten wegbrengen : En ais zij zig verfchoonden met
her gering gezagt hetwelk men met reden onder-
fiellen rhogt dat zij hadden bij eene Lady, die j^o
verre boven'haar verhaven was, haalde hij diegee-
nen ijverig door, die meer gezag hadden, en die
haar lieten voortgaen in zulk eene affchuwelijke
en naare opvatcinge, zo als hij hec noemde.
Dezelve is bij hec veniler geplaatil, gelijk een
clavèdmbel, fchoon geheel bedekt tot op den
grond : En als zij zo ongeileld is, dac zij niet we!
gaen kan naar haar kabinetje, fchrijfc en leeft zij
op dezelve, gelijk andere op een leiTenaar of tafel
doen zouden. Maar zij verkieit niet (behalven dac
^ij giileren-avond zo ong^iteid was) om iemand in
dac vertrek ce zien^ - „
Ik
Η
-i-
j
Iii
'> *
Ik ging naar Edgware; en 's avonds weeroW
koomende, ging ik weder bij liäar aan. Daar was ,
haar een Brief van JuiFr. Norton Cg^er» lange, έο,
als hec fcheen uit zijne dikte) gebragc juift voor
dat ik kwam. Dog zij had dien niec geopend; eii "
zèide, Dat alzo zij nu vrij bezadigd en bedaard was ^
zij fchroorade den inhoud daaivan in te zien, ο{>
dat ze niet ontfteld mögt wordèn; mi niéts ver-f
wagtende, te zullen verneemen, hetgeen haar goed
kon doen, of haar vermaak geeven, van de waär*
de onbarmhartige nahmren dier goede vrou-
we, zo äls zij haare eigenè iiabéftaenden ftoém-
de. , . , . , , , ^ w.
Haar zo zwak 'èri ongefteld ziende, nam ik
mijn affcheid; en zij verzogt mij niet om langer te
blijven, gelijk zij zomtijds Vi^el doet,' alii ik bewéé-
ginge.maake prti heeh te gaen.
Toen ik wegging, gaf JuiFr, Smith mij van
ter zijde te kennen, dat zij dién avond gefchikt had
ter verrigtinge Van èehige pligten , Welke eenigö
moeite befpaaren zouden, zo als zij het noemde^
na haar verfcheiden ί eh zij had bevelen gegeven
aan .haare Waakfter, eri aan Juffr^. Lovick, eri JuiFr.'
Smith, omtrent hetgeen zij gedaen wildé hebbeii
als zij Vr uit was; en ik geloove dat zij vain eene
zeer kiefche èn aandoenlijke natuüré waaren ; dog
Jufft. Smith lieÉ zig niet in tót het melden vati bij-"
zonderbeden-. ^ . , .. , ■.
De poélor was bij haar geweèiï ^ als medé
Mr. Goddard j en zij tragteden beidé té zamen mee
grooten ernft haar te overreden, om haar
buiten haar gezigtie.laaten brengén : Dog zij ver;'
zekerde hen, dat het haar genoegen èü vfolijkh^ä
VII. Deel; L i ver.
■ÉtBB
530 De HISTORIE vam
verleende s en alzo het eene noodzaakelijke toebe^
reidinge was, verwonderde zij zig, dat zij daaro-
ver zo verzet ilonden, daar zij niet eene van haare
familie, iiog eenige oude kennis, omtrent zig had,
op welker zorge en naaukeurigheid in deeze
u//es, zo als zij ze noemde, zij zig verlaaten kon^
de:
De Doélor betuigde aan JufFr. Smith, Dat hij
geloofde, dat zij het lang genoeg zou goedraaa-
ken, dat eenige van haare vrienden kennis gege-
ven kon worden van haaren ftaat ^ en dat dezelve
haar nog eens kwamen zien, en bezwaarelijk lan-
ger ; en nademaal hij niet merken konde, dat zij
eenige zekerheid had, dat haar Neef Morden haar
zou koomen zien (waaruit duidelijk bleek, dat haa-
re nabeftaenden onbuigelijk bleeven) zoude hij
naar huis gaen , en een Brief fehrijven aan haaren
Vader, hoe zij hèt ook mo^t neemen.
Zi] had een groot gedeelte van den dag door-
gebragt in ingefpannen godsdienftoefFeningen; eii
morgen-ogtend ftaat zij denzelven kerkelijken bi]
zig te krijgen, die haar dikwijls bezogt heeft; uit
wiens handen zij weder het H. Avondmaal ont-
vangen zal.
1 t
„ t· !
t' i '
!l /
- J
Gij ziet, Lovelace, dat alles wordt toebe-
reid , dat alles in gereedheid zijn zal; en ik ilae
morgen namiddag bij haar te koomen, om eéhige
ónderrigtingen van haar te ontvangen , ten aan-
zien van mijn aandeel in den lijk-pligt die voor
haar moet .worden waargenomen. Ep dus, de
bijzonderheden voorbijgaende van eenMfraaij ge·
fprek tuflchea haar en Jufir. Lovick > welke de
ÉÉ^
-ocr page 561-jüFFER CLARiSSA HARLOWE. fji
laatile mij verteld heeft, als mede van een ande^
tuffchen haar èn den poétor en Apotheeker, virel-
icé ik voorneèmens was deezen avond aan u mè"^
de te deelèn, als zijnde van eenen zeer zielroé·
renden a£'t, hèbbè ik uw ongeduld opgevolgd.
/Ik zal Henrik morgen ogcend vroeg afvaaf|
digen met haaren ßrief aan JuiFer Howe ·
Êene aanbiedinge ^ welkè zij zeer vriend-
lijk aannam; alzo zij zeer zorgvuldig
om de bekommeringen dier jonge Lad|
^oor ha^r te verligten j dewijl dezelve mee
Sën poft van Satdrdag geen tijdingé vaii
haar gekreegen heefc: En nogthanSj' in.;
dien zij de waarheid fchrijve, gelijk zij buï^
ten twijiFel doen zal, hoe kunnen haare bè-
körameringen dan veriigt worden ?
i
■t.··
Jüfer Clarissa Harlowe, aan Jufet,
« Howe,
Saterdag^ den i υαπ Ssßl
Ik ichVijve, mijne bemjnHe JuiFer Howé, fchpoci,
nog zeer ongeiteld : Dog toen uw boode te rug
keerde, koude ikhec niet doen; want ik was toeß
niét in ihac oni eene pen te houden.
De ziekte vau uwe Moeder Czo als gij daar-
m Λ Van
van géWag maakc in het eerit: gedéelté Väti (iwen
Brief) maakte mij zeèr verlegen voor ü, tot dat
ik verder gelezen had» Gij beweendet dezelve ,
gelijk eene zo teerhartige üogter betaamde. Dé
hemel geevé, dat gij nog Veéle, zeer veelejaareri
in toekoomende een zegen voor malkanderen zijn
moogt! Ik twijiFele niec, of zelf deeze fchieKjke
en zwaare krankheid zal, door de gerrloedsgefteite-
nis waarin ze u gebragt heeft, en de bckomme-
ringe die ze u heeft aangejaagd van eene zo waar-
de Moeder te verliezen, het geluk bevoideren, 'c
welk ik u toewenfche : Want helaas! mijne waar-
de , wij weeten zelden hoe hopg wij de zegenin-
gen i die wij genieten , te waardeeren hebben,
voor dat wij in gevaar zijn van dezelve té verlie-
zen , of ze feeds metterdaad veiloorén hebben: Eti
wat zouden wij dan wel niet willen geeven, dac
'dezelve aan ons herileld wiefden!
Wae dog, ik ilae verwonderd, is 'er weder
voorgevallen tufi'chen U en den Hr. Hickman ? Al-
hoewel ik het niec weete, durve ik zeggen dat het
te wijten is aan eenige grillige eigenzinnigheid ^ aas
eenige half-onedelmoedige overheerfchinge van z^·
ne onderdaanige en vlijtige gedienftigheid. Zult
gij nooit, mijne waarde, dien prijs ileÜen, welken
Gij en onze geheele Sexe behoort te Hellen, op
de hoedanigheden van Maatigheid en een Gere-
geld Leeven en Zeden in die Sexe? Moeten ftou-
te fcbepzelSf en roekelooze geeften, aleoös , en
bij de beiie en wijfte van ons, zo wel als bij de
onbedagtzaamiie, op het viiendlijkil behandeld
worden ?
Mijne waarde vfieöden Weeten niet, dat ik
reeds
Ίί
I
η
• I
ί f
Μ
Η
> -
'-'iÊm^rrimr, „»iTiii
Ê
IÊÊÊÊL·
.......
Juffer CLARISSA HARLOWIS. 53 5
reeds tot minder dan den l^iatflen van
mijn keven metterdaad geleeden hehhe.
Arme Hr. Bi and! Hij meende het wel, ge-
loove ik. Ik vree^e dat alles zwaar op zijn kap zal
nederkoomen, di^ar hij zig waarfphijnelijk verbeeld-
de, dat hij den beiden weg infloeg om hen aan zig
te verpligten, Dog al waare hij niet zo ligt van
geloof geweeft, en van eene zo bemoeijzugtige
zwakheid, en al hadde hij een gunftiger, en het
zou *?reemd zijn zo ik niet kon zeggen, een regt-
maatiger- berigt gegeven, zouden, niettemin, de
zaaken net zo geilaen hebben, als zij thans ftaen.
Ik moet mijne pen neerleggen. Ik ben zeer .
pngefteld. ik geloove, dac ik (Iraks wel beter zijn
zal. Het flegt fchrijven zou mij verraaden , al
waare ik gezind on^ voor u te verbergen, hetwelk
de uitkoomi^ wel haart moet --
I^u neeme ik mijne beevende pen weder op.
Verfchoon mijne onbeilendige hand. Het wil niet
Ik hebbe geen gelds gebrek gehad : Düs, word
riet gram over zulk eene beuzeling als geld. Nog-
thans ben ik blijde over hetgeen gij mij doet over-
hellen om te hoop.en, dac mijne vrienden de op-
koomften zullen overgeeven van mijns Grootvaders
Goed, van dien tijd af dat het in hunne handen ge-
weeft is : Dewijl ik, weetende dat het mij regts-
wegen toekwam, en dat zij hetzelve niet konden
van nooden hebben, reeds beftellinge over eert
goed gedeelte daarvan gemaakt had j en ik alleen
0e HISTORIE vam
kon Hoopen, dat zij op mijn laatft verzoek gewil-
lig zouden zijn oiii hec over te geeven. En nii,
hoei rijk zal ik mijzelve in dit mijn laatile tijdperk
agten! —— En egter had ik voorheen ook geeii
gebrek -- Dat had ik inderdaad niet --
Want wie, die veel Overtollige dingen heeft, kan
gezegd worden gebrek te hebben!
Bedroef u niet, mijne waarde vriendin, dat
ik het mijn laafße tijdperk noeme; want wat is
zelf een Jang Jeeven, waarom wij in eene friiTe ge-
zondheid v/enfchen ? Wat anders» daii van tijd tot
tijd, een leeven vol fchroom, zomtijds voor onze
vrienderi, en méermaalen nog voor onszelven \
Jin eindelijk, wanneer wij den Hoogen Ouderdoni
bereikt hebben, nkr welken Wij zo bcgeerig zijn',
terwijl het een zwaar verlieis yan goederen of vrien-
iien op het ander gevolgd is, zien wij onszelven
ontbloot, om zo te fpreeken, yan iedereeri die wij
beminden; en vinden ons , ais ongezellige arme
fchepzels, bloot gefteld aan de veragtinge, aan
èe fmaadheden, van eene wülpfche jeugd, die ons
gaarn van het tooneel zou willeh ftooten, op hoo-
pe van hetgeen wij Irebben in bezittinge te krij-
gen: -- fin boven dat alles nog,'onze zwak-
heden van dag tot dag toeneemende \ Qie van
zelve genoeg zijn om het leeven, waarnaar wij zo
zeer wenfchteh, tot het grootile ongemak van al-
len te maaken! Kunt gij u de verfen yan Howard
niet erinneren, welke gij mij eens voorlaft in ijiijn
Klini-op Prieel (a)? ' " ' ' '
- . . In
Π
ifi] Dcezczijn de verfiu, waarop dc LaJy het öog beeft j
We
«f
h'
hé
ÊÊk
lilai
iij—ii
sm
Juffer CLÄRISSA HARLOWE.
In de beilellinge van hetgeen mij toebehoort,
hebbe ik alles getragc op de biilijkfte en befte wijze
te fchikken, welke ik bedenken konde; mijzelve
in de piaatze mijner nabeftaenden ftellende; en in,
ilukken van grooter belang mijne zaaken zo rigten-
de, alsof'er geen misverftand voorgevallen waa-
re.
Ik hoope niet, dat zij groote gedagten zul-
len maaken van eenige befprekken, daar ze noo-
dig, en wegens dankbaarheid van mij verfchuldigd
waaren. Oog indien zij dat al doen, hetgeen ge-
ichied is, is gefchied; en ik kan het nu niet ver·
LI 4 hel·»
Wc ontvangen 't Iccven uit dc dooi : bet is flegts
een ,
Dat wij (Joor 'c lecven wcêc ter dood onze oorfprong
treêr).
Wij zien met fchaamte, dat dc DRIFTEN oveihcc-'
reu,
baar Reden ^ Zekerheid·, en Deugd haar kragt ontbee-
ren.
Dat de EER, een ijdle naamί de flits der dood vec-
agt :
VERSMAADE MIN jn iiaat haar hulp en trooH-
vcrvvagt;
De ZORGEN zugteu naar dc dood met wenfchende
opgcn.
Dc HOOP zingt weer triurrvpf op haar gevreesd tce-
mogen i
tiet NOODLOT ftredt den dwaas ca vicidt dc tc-
^ciifpocd.
Wi) vrcczen vcoi 't verlies vap 't lighaam , door ceft
ftoet
Van kwaaien, digt omzet , die 't fchielijk doen vertie-
ren»
En eindelijk in ziekte hit lecven zelf verkceren.
Wie om lang leevcn bidt, bidt ilegts om meer m-
val; · ^
Hoe 't Icevcn langer duurt, bi) langer ßerven zäI.
-ocr page 566-helpen. Nogthans moet ik nogmaal betuigefl, dat
ik hoope, ik hoope, aan iedereen van hen genoe-
gen te iiebben gegeven. Wänc ik zou iiiet gaarn
hebbeii, dat men in eenig opzigt dage, dat ifi mij-
ne laatfte beftellinge iers, 'c welk eene dogcer, eé-
nè zurter, of eene nigt onbetkamelijk zij, zoü heb-
ben plaatze gehad in een gemoed , dat zo regt vrij
is (gelijk ik mij vermeéten durve te zeggen) van al-
len wrok, dat het nu overvlöeic vah dankbaarheid
^n zegeriingeh voor het goed, hetwelk ik ontvan-
gen hehbe , fchoon het nieC alles zij dat mijn hart
weijfchte te Ontvangen. Al waare het zelf eené
hardheid^ dat ik niet met meer begunfligd wierd,
wat is het dog dan maar eene hardheid van een
half jaar, tegen dé toegeevendjh goedheid' van Agt-
tien jaaren en een hiilf, wel^e ooit aan eene Dog-
ter betoond wierd ? ' "
Mijn Neef, berigt gij mij, is van gedagten ,
dat ik niet op mijne hoede was, en mij in het een
of' ander ongunftig oogenblik hebbe laaten verras-
fen. Inderdaad, mijne waarde, dat is zo niet. In-
derdaad, ik hebbe geen gelegenheid gegeven οίη
inij onverhoeds te vérrafle'n. Ik hoope dat dit ten
geenen dage blijken zal, indiën niij dat regt ge-
daen worde , waarvan de Hr. Belford mij verze-
ïierr. I
Ik zou hoopen, dat mijn Neef, die vrijheden
niet genomen heeft, van welke gij hem (volgens
eene aanmerkinge, die in het algemeen niet on-
regtmaacig is) fchijnt te befchuldigen. Wan^ het
is droevig te denken, dat het gemeene gros dier
Sexe zo weinig belang zou fteffen in misdaaden ,
welke zij met regt zo onvergeevclijk houden in hun-
1 !
Hi
■ ' fie
-I iiiHir«
Hill ι·
I
-ocr page 567-JüFFER CLARISSA HARLOWE. . 557
U{? eigene naailbeftaende van de onz-e — Daar
ze die nogchans niec bedrijven k,unnen , zonder
andere fainilien zodanige verongelijkingen aan te
4oen , weljte zij zig verpligc agten ter dood toe
te wrejeken, als ze hunne eigene worden aange«
daen.
Dog wij vrouwen zijn ten deezen aanzien maar
al te dikwijls te befchuldigen; nademaal de deugd-
zaamfte onder ons zelden de Deugd (tellen tot'den
toecs-fteen van haare goedkeuringe jegens de ande^
r^ Sexe : Zo verre dat een man op deeze zoorc
van ondeugendheid zig beroemen mag, zonder uic
dien hoofde verftooten te worden, zelf in het bij-
zijn van vrouwen van onbetwirtbaare eerbaarheid.
Hierdoor is het, dat een Ligtmis zeiden hec eens
van zijn belang'agte te zijn, om zig voor het uiter-
lijk zèif zedig ce hóuden : En wat nadeel lijdt on-
ze Sexe al niet in derzelver gevoelens uit deezen
hoofde ? En wat hebbe ik rtieer dan' veele andere,
ten deezen aanzien te veramwóorderi, in hét oog
der wereld?
Mögt mijne Gebeurtenis eene waarfchuwin-
ge voor alle zijn, óm ge^n Ligtmis te rtelléri bo-'
ven eeii man van Regtfchapene Eere; en om zig
niet te laatèn misleiden (daar zij het bcß op het
oog hebben} door de fchoonfchijnendé, hoewel
dwaaze hoope van ingewortelde hebbelijkheden té
onder te brengen , en de natuuren, om zo té fpree-
ken, te veranderen! ---- Dies te dwaazer,
alzo de beftendig€ ondervindinge otis kon overtui-
gen, dat'er naauwlijks onder de tien een/is, zélf
van tadmelijk gelukkige Huwelijken, waarin de
Vrouw de genegenheden van den Man zo zeer
538 De historie van
aan zig verbonden kan houden, als ze die van den
Minnaar aan zig verbonden had. Welken in·;
vloed kan zij dan hoopen te hebben op de zeden
van eenen openbaaren Ligtmia, die miffchien
trouwt om zijn fortuin te maaken, die den band
des huwelijks zei ven veragt, en welken, het maar
al te waarfchijnelijk is, dat niets dan een Hooge
Ouderdom, of Ziekte, of Ongemalj (het gevolg
van eene verderflijke ongebondenheid) kan te regte
brengen?
Ik ben zeer blijde dat gij mijn Neef Mor—
■f
Η
r
Zondag'Ogtenê (den 5 Sept^ te Zes uur en.
Tot hieraan toe gefchreeven hebbende, was
ik genoodzaakt mijne pen te laaten {'vallen. En ik
wierd zo veel erger en zwakker, dat hadde ik die
weder opgenomen, om hier den Brief te fluiten,
dit met zulk eene beevende onbeilendigheid zou
moeten gefchied zijn, dat zulks u meer bekomme-
ringe over mij zou gegeven hebben, dan het uit-
ftel, om dien niet mee den poft van gifteren avond
af te zenden, doen kan. Ik ftelde dat derhalven
uit, om te zien hoe het Gode behaagen zoude met
mij te handelen. En ik vinde mijzelve, na een be-
ter nagt, dan ik verwagtede, vrij leevendig en hel-
der; en hoópe u daarvan een bewijs te geeven, in
het vervolg van deezen Brief, met welken ik zo
onbedwfongen zal voortgaen als of ik 'er niet afge-
fcheiden waare, » ' iv
Ik ben blijde, dat gij zo bedagtzaamlijk mij-
nen Neef Mor4en gunftige indrukzels gafc van den
• ^
Jünm CLARISSA HARLOWE. 5551
Hr. Beiford; nademaal 'er anders wel eenig mis^
vefftahd tuflchen hen kon zijn voorgevallen : Want
hoewel ik hoope, 'dac deezè Hr. Belford een ander
man is dan voorheen, en mee dp tijd een hervormd
man zal worden; hij is egter een van die felle gee-
ften, die gewend is zig gevoelig te tóonen over
allen gewaanden hoon hem zeiven aangedaen, ter-
wijl hijV geioöve ik, zig niet zeer bevlijtigd heeft
om zig van weezenlijke heleedigmgen tegen ande*
re» te onthouden; daar mannen van deezen ftem-
pel handelen, als of zij dagtén dat de geheele we-
reld gemaakt was om aHes van hen re verdraagen ,
en zij van niemand in dezelve iets te verdraagen
hadden.
De Hr. Lovelace, bcrigt gij mij, dagt goed
pm aan mijnen Neef de copij te betrouwen va|i
zijnen Brief van boetvaardigheid aan miji en mijn
Antwoord op denzelven, waarin ik hem en zijn
aanzoek verwerpe : En de Hr. Belford verwittigti
iriij daarenboven, hoe veel berouw de Hr. Love-
lace heeft wegens zijne fnoodheid, en hoe vrijlijk
hij zigzelven bij mijnen Neef befchiildigde. Oft
toont, dat de waare grootsheid van geeft zig niet
kan vernederen tot het doen van eene fnoode daad;
èn dap niets het menfchlijk gemoed onderwerpt aaii
zo veel laagh^d, dan de bewuftheid van ónze me-
defchepzelen'möedwilliglijk te hebben veronge-
lijkt. Hoe laag, hoe vuidig, zijn de onderwer-
pingeri, )cót^welke eene uitgewrogte ondeugend^
heid den menfch dwingt! Dat die deugniet mij zo
kon behandelen als hij gedaen heeft, en dan zo
armhartig tot mij kon koomen kruipen orn vergif-
fenis van zo mpedwillige, zo gruwelijke, en zo
L.
- ^ voor
■d.
üÉta
-ocr page 570-520 DE HISTORIE VA?j
voorbedagtlijk gepleegde misdaaden! Hoe veragte-
de hem mijne Ziel, bij eene zekere gelegenheid,
wegens zijne laagheid, waarvan gij ten geenen da-
ge wel onderrigt zulc worden (a)i En hec 15 verre
van moeijelijk ce zijn om hem, wiens bedrijven ons
hart veragt, te verwerpen, al waare men voorheen
nog zo guniliglijk met hem vqoringenomen.
Nogchans ben ik blijde, dat deeze heftige geeft
dus kruipen ka/i; dat hij als een vergiftige flang,
zig dus kan te zamen kronkelen, en zijn kop ver-
bergen in zijne eigene naauwe kringen ; dewijl
deeze onderwerpinge , deeze vernederinge , mij
hoope geeft, dat 'ei geen verdere ongelukken zul-
len volgen.
Al mijn fchroom is vpor hetgeen gebeuren
rnoge, als ik weg ben; dat dan mijn Neef, of iemand
anders van mijne familie, mij niet poogen te wree-
ken, en hun eigen dierbaarder leeven uit dien hoof-
de in de waagfchaal ftellen.
Indien äai gedeelte van Cain's vloek den Hr.
Lovelace trof, Qij zult zwervende en dooiende
tljn op aarde; dat is te zeggen, indien daarin niet
iTieer onheil voor hem lag opgeflooten, dan dat hij
zou gedrongen zijn om te reizen, gelijk zijn voor-
neemen fchijnt te weezen (fchoon ik hem niets
kwaads op zijn reize toewenfche) ^ en ilj het zelve
weeten konde; dan zoude ik geruft zijn in de ge-
hoopte veiligheid van mijne vrienden voor zijne
aigerigte gewelddaadigheid --O dat ik hoo-
ren
(a) Zi) mfcnt zijne omworpene tweede gcwcidenaarij (Zie
D.-VI. J3r. xiii,) ch zijne daarop volgende Brieven aan haar,
waarin li ij haar om vergiffenis imtckc.
'1.-
ι f r
'Τ
fi
uA-ί-Η·. ί,1·Ά·
Ar ^ "ί"^ I ,,
Juffer GLAillSSÄ HARLOWE. 541
Ten mögt , dac hij duidend mijlen hier van daan
was! '
Toen ik deezen Brief begon , dagt ik niec,
dat ik dien tot zulk eene lengte had kunnen bren-
gen. Dog het is aan U, mijne waardfte vriendin
en gij hebt regt op de leevendigheid, welke gij in
mij verwekt en gaende houdt; want zij is de mijne
niet langer, en zal vervallen op het oogenblik, dat
ik ophoude van aan u te fchrijven.
Maar waarop gebiedt gij mij te hoopen, als
gij mij te kennen geeft, dat indien de gezondheid
van uwe Moeder het wil toelaaten, gij mij in Ihd
wilt koomen zien? Ik hoopë, dat de gezondheid
Van uwe Moeder volkoom en herfteld zal Worden,
zo als gij wenfcht; dog ik durve mijzelve eene zo
groote gunfl: niet belooven; of zo groot een ze-
gën, mag ik het wel noéöïen — En ik weete
inderdaad niet, of ik ηίί wel bekwaaiH zou zijn oiu
denzei ven te draagen! ---
Eenarooft egter is in uw vermogen om aaa
mij ce verkenen ^ en dat is, Dat gij mij te weeten
doet, Èn zeer fpoedig moet dit gefchieden, zo gij
mij wenfcht dienft te doen, dat alles tulTchen U eu
den Hr. Hickman vereffend is; aan welken, ik zie,
dat gij met alle uwe moedigheid van g-eeft, be-
flooten hebt, eene menigte van verpligtingen vef-
fchuldigd te blijven vóór zijn geduld omtrent iwe
grilligheid. Bedenk dit eens, mijne waarde hoog-
moedige vriendin J en bedenk insgelijks, hergeen '
ik u dikwijls betuigd hebbe^ Dat Hoogmoed',
in man of vrouw, een Uiterfte is, hetwelk bijkass
nooit milï van, vroeger of iaater, des^zelfs verdiie»
lig Τ Ε G Ε Ν s τ R ij^ö i Q-B voort t© brengen.
m-
Hr
■ -t
%
541 ÖÉ HISTORIE vaßi
Ik wenfche, mijne waarde Juffer Howef dac
gij geen oniüften moogt krijgen, dan die gij uzel-
ve verwekt. Voor zo verre iiet in uwe eigene magc
2al ftuen om dusdanige tè verminderen, zo behoo-
ren ze uwe ilraffe te zijn, zo gij dat niét doet.
Daar is hier geen volmaakt geluk te vertagten,
ncdemaal de woelige geeft zigzelven onheilèii zal
mrwekksn^ zo zij 'er al geen vond. Gij zulc der-
halven deezen bepaalden wenfch mij wel vergee-
iren,al hoe vreemd dezelve u mag toefchijnen voor
dat gij dien nader overdenkt : Want u geen onge-
lukken iö het geheel töe te wenfchen, nog van
buiten nog van binnen, zou iets te Wenfchen zijn,
hetwelk nooit in deeze wereld kan gebeuren; en
waarom men miiTchien niet Behoort te wenfchen,
al konde men door een wenjcbzïim vriendin daarvah
ontheffen; nademaal wij hier niet altijd ftaeh te leevèn.
Wij moeten, om kort te gaen, tiiet verwag-
ièn, dat onze Roozen zullen groeijen zonder
Doornen: Dog dezelve zijn ook nuttige en leer-
zaame Doornen; welke, door de vingers van den
al te haaftigen plukker te fteeken, hem in toekoo-
mende leeren op zijne hoede te zijn. En wie weer
niet, dat de zwaarigheden eene prikkelinge bijzet-
ten Jian onze geneugten; welke ligtlijk haare fmaa-
kelijkheid bij onS verliezen, als ^ij al te gemaklijk
verkreegen worden?
Ik iluitén—-—^^
God zegene ü altoos, en allé die gij bemint
èn eert , en beloone u hier en hiernamaals voor ü-
^Q goedertierenheid jegens
Uwe altooS'Verpligte en töegenegene
CüaRissa Harlowè,
XC
-Ι;
ι tl
Juffer CLARISSA HARLÓWE. jri
Jufr.NoRTOü, aan Jufer Clarissa Har-
lowe.
\Ten Anmoord op den haaren van Donder-
dags den van Aug, Zie hU jöi.]
Bonder dag, den 51 van Au^
Ik zou al eer gefchreeven hebben, mijne
Waardfte jonge Lady, badde ik den geheelen tijd,
zederc het ontvangen van uwen laatften Brief, niet
getragt eens heimelijk gehoor te krqgen bij owé
Moeder, in hoope op veilof van denzeiven aan
haar mede te deelen. Dog giüeren avohd wierd
ik verraft door eene noodiginge om op HarJowe-
Plaatze deezen ogtend te ontbijten ; En de charret
kwam al vroeg om mij te haaien : Eene eere,wel-
ke ik niet verwagcede.
Toen ik daar kwam, vond ik dat 'er eene bij-
eenkoomfl: ftond gehouden te worden van uwe ge-
heele familie met Colonel Morden op Harlowe-
Piaatze; en uwe Moeder had voofgefleld, en men
had daarin toegeilemd, dat ik 'er bij zou tegen-
woordig zijn.. Uw Neef, verftae ik, had bezwaa-
relijk deeze bijeenkoomfl: kunnen doordrijven ; wÉfti
uw Broeder had voorheen mee voordagt alle ge-
fprek mee hem ontweeken over het aandoenlijk on-
- . def-
-ocr page 574-544 HISTORIE van
derwerp; beweerende, Dac het niet noodig was
tot den Hr. Morden daarover te fpreeken, welken
niet zo na vermaagfchapt zijnde dan zij zelve, het
niet aanging, om zig tor regter te' ftelien over iiun
gedrag jegens hunne Dogter, hunne Nigt, en hun-
ne Zuiler; inzonderheid daar hij zig ten JiaWen
voordeele al verklaard had*er bijvoegende, Dac
hij naauwlijks geduLd zou hebben om zig van den
Hr. Morden over dat ftuk te laaren.ondefvraageli.
Ik had gehoopt, dat uwe Moeder mij gele-
genheid zöu gegeven hebben om eens met haar
allen te fpreeken, voor dat het gezelfchsp bijéen-
iwam; dog zij fcheen zulks opzettelijk te vermijd
den : Hoewei niet, durve ik zeggen, mee haaren
zin.
Ik wierd binnen geroèpen even νοΘΓ dac de
Hr. Morden kwam ; en men beval mij te gaen
uiteen - Zo als ik deed op den venfter-
bank.
De Colonel, toen die gekoomen was, begon
het gefprek, met het vernimwen, zo als hij het
noemde ^ van zijn aanzoek ten uwen voordeelr.
Hij hield hun uwe boetvaardigheid voor oogen; u-
'we flegte ftaat van gezondheid;uwe deugd,fchbort
eens bedrogen , en fncK)dlijk mishandeld: Hij las
hun toen des Hren^ Lovelace's Brief voor, vqI van
het diepft berouw inderdaad (a); en uw groothar'
tig antwoord (b)i v/ant zó was het dat hij hetzel^
ve met regt noemde ; en hij behandelde des Hren.'
Brands voorbaarig berigt, zö als het verdiende (σ-
ver welk ik voorheen al gehoord had dac zij door
. (a) Zie bl. 134J ' ;
(bj Zie bl. 15j.
i ν
Γ
ί I
ίι
JuFFER CLARÏSSA HARLOWE. ^^^
hem tot Tchaanite gebragc. waaren) dóof hun
zaaken voor te (lellen zo als hij die bevonden had
bij onderzoek gedaen door Mr. Alton (a), wèlljfe
hij bezorgd had dat ten dien einde naar ftad ging»
om heni te onderrigten· van uwe wijze van leeven^
en welk hec oogmerk was der bèzoéken van diéia
Hr.Beliard. . ,,„ ^ „ .
Hij berigtede hun, Dat hij 's dags te vooreii
^ijne opwü^ringe gemaakt had bij Juffer Howe, ^
welke hèm een Brief van u aan haar getoond had (bji
en toegelaacen om daaruit eenige Hukken oan.te te-
kenen, waaruit bleek, door uwe hand van fchrij^
yen zo wel, als uit den, inhouddat gij.zq heel
ilegt gefield waart, dat het hem twijffelagtig to^
fcheen, of het wel mogelijk voor u waarè om het^
zelve tjï boven te koomem En^waiineer hij huri
die paiïa'gie voorlas, daar gij, Juffer Ho^e vraag«;
„ Wat 'er nu v®of u gedaen kan .worden ; al waa-
„-ren uwe vrienden nog zo giinilig? en wenfcht^
5, om hunnentwille; Jiieér daö om u z^ëy^ d^t
„ ?ij inog wilden toegeeven^,; èn daarop zegt;
Dat gij zeer ongeileld zijt,-, Uwe pen moet
„ laaten vallen —En verfchooninge verzoekt
„ van uw krom fchrijven; éh üls het laatfte^af-
5, fcheid neemt van·Juffer Howe: <Adieu^ mijns'
ivaarde ^ adieut s^ zijn uwe woorden;,
Ö mijn kind! mijn kind! zeide^Uwe Moeder^
fchreijeflde*, en haare handen zamenvouwende, ^ .
, . ,Waarde Madam, zejdeuw Broeder, wees zo
goed om te bedenken, dat gij meer kindereü hebt
dan deeze. eene oudankbaare.
Oï
i)
Uwe Zufter fcheen egter aangedaen te zijnj
Uw Oom Harlowe zijne oogen afdroogende,
o Neef, zeide hij, indien men dage dac het arm
meisje weezenlijk zo flegt gefteld waare-
Oat.-tnoei ze zijn, zeide uw Oom AntonijJ
Dit is aan haare bijzondere vriendin gefchreeven.
God verhoede, dat wij ze geheel verliezen zou-
den !
Uw Oom Harlowe wenfchte, dat zij hunne
verftoordheid niet te verre dreeven.
Ik fmeekte om Gods wil, mijne handen wrin-
gende, en met eene gebogen* knie, dat ze mij
wilden toelaaten om naar u toe te trekken; hun
lïeloovende een getrouw berigt te zullen geeven,
van den ftaat, waarin gij zijt. Dog ik wierd be-
keeven van uwen Broeder; en dit gaf gelegen-
heid tot eenige gramme woorden tuflchen hem ea
den Hr. Morden.
Ik geloove, mijn Heer, ik geloove, Madam,
zeide uwe Zufter cot haaren Vader en Moeder, dat
wij mijnen Neef de moeite niet behoeven te ver-
gen om iets meer te leezen. Het bedroeft en ont-
ruft u maar. Mijne Zufter Klaartje fchijnt onge-
lleld te zijn : Naar mijne gedagten zou fhet niec
kwaad zijn, zo men JuiFr. Nofton toeliet om naar
haar toe te trekken. AI ho^ ondeugend zij ge-,
handeld heeft, indien ze waarlijk boetvaardig
zij -
Daar brak zij ^f; en iedereen ftilzwFjgende,
ftond ik nogmaal op, en verzogt hen om 'er mij
heen re laaten gaen: En ik bood toen aan om ee-
ne pafiagie of twee te leezen uit uwen Brief aan mij
"vati den Dog ik wierd weder gehekeld van
I
ΓΙ
'Μ
{
i I '
iatf
-ocr page 577-Juffer fcLÄRISSA HARLÖWS 'jßf
«wen Broeder j én dit bragt të wegé, dat de wooK
den tuflchen den Colohel en hem nog hooger iié-,
pen.,. „ „. , .
Uwe Moeder; hoopendë iets té winnen bj^
uwen onbuigelijken Broeder, en de gramrchap der
twee beeren tegen eikanderen te verzwinden; ilel-
de vobr dat de Colone! zou voörtgaen mét hetjeë-
zen der aantekeningen^ welkie hij uit uwen Briëf
getrokken hadi
Hij las diesvölgeni, ;i Van hei wederopnéér
Ij inen van uwe pen : bat gij dagt üw laatfte at
ji fcheid genomien te hebben; en het overige vaii
)) die zeèi· aandoenlijke pairagie,in welke gij meer|
j> dan eens genoodzaakt zijt om af te breeken, éii
j, naderhand eene Verlugtiginge të neëmen in eeE
draagftoel. Uw Broeder en huiler Waai-ea
hiervan aangedaen; en hij nam zijne toevliigt toe
zijne fnuifdóos; Ën daar gij Juffer Howe troofi^
^et te z^iggen, Dat gij zult gelukkig zijn;
bat is meeri zeide hij, dan zij wil günnen aan ie-
mand ändert. , !
Üwe Zuiiei· noërnde ü Lieve Ziel; dog niêE
eene zagte ilem : Waarna zij haar hart weder ver-
hardde j Hoewel zijzeide. Geen lüenfch kon na-
laaten aahgedaen te zijn van iiwe zielroerende drbëjP·
heid —— dog dat dit uw talent was: ^ _ =,
be ColÖnel ging daarop voort. tot de goede
ükwerkingé, welke üwe Verlugti^ihge Bij li gehad
had, tot uwé goedé wenfchen over Juffer Howe
èn den Hr. Hickmaii j én tot Uwen Ibt-zin; Dat
als het gelukkig leèven, *t welk gij haai töëwénfcHt;
ten éinde loopt èij to bezadigd én zo geruft mag
iiijn in heè tsilaaten van hetzèlvè| als gij,van
' ^^ Mm i
De historie vaïï
God hoopt dat gij zijn zplc. Dit kon uwe Moe^
der niet uitftaén; maar week naar een hoelc van de
kamer, en weende dat zij fnikce. Üw Vader koa
in eenige minuuten niet fpreeken, fchoon iiij ge-
2ind fcheen om iets te willen zeggen.
Uwe Oomen waaren ook beide aangedaen i
' Dog uw Broeder ging in *t rond bij ieder ^
en erinnerde uwe Moeder wederom, dat zij nog
andere kinderen had: Wat ftak dog, zeide hij,
in hetgeen gelezen was, dan hetgeen voortkv.amr
uit de bekwaamheid, die gij hadt, van de harts-
logten te beweegen? En hij befchuldigde heo, dat"
zij datgeen verkoozen te hooren ieezen, tegen "c
weik hunne misbruikte toegeevendheid «iet beftand
kon zijn.
Dit maakte den Mr. Morden weder boos s
Foeij u, Neef Harlowe! zeide hij --- Ik zie
duidelijk, aän Wien het te wijten is, dat alle na-
tuurelijkë liefde en banden van bioêdverwantfehap
ten opzigt van deeze lieve lijderès zijn aan een kant
geworpen. Zulke ilrafheden als deeze y maaken
het voor eehe uitgekipte deugd bezwaarelijk oiri
zig ooit weder te herftellen, -
y Uw Broeder wendde de eere voor van de fa-
milie; en verklaarde, dat geen kind vergiffenis be-
hoorde te erlangen, die de toegeevendile ouders
tegen alle waarfchuwinge, tegen het ligt van haa-
re kundigheid, verliet, zo als gij gedaen hadt. ,
Maar, mijn Heer en Ladys, zeide ik, van
mijne zitplaatze op den venfterbank opftaende, en
mij nederig tot ieder wendende. Indien het mij
mag vrijftaen om te ipreeken, mijne waarde Juffer
verzoekt alleen om een Zegen, Zij faieekt niet
Ί
φ
ft:·
r if'
b
>
•f
I |fi
'f;
li;
<
m
■'-fgÉi
-ocr page 579-Juffer CLARISSA HARLÓWE. jri
btn weder in gunft te worden aangenomen. Zij is
zeer krank, «n verzoekt alleen om eenen Laatften
Zegen.
iCoom, koom, moedert je Norton [Ik behoe^
ve u niet te melden wie die zeide] gij heft uwe
Klaagliederen weder op I -— CHit eene vroo-
me vrouw gelijk gij, zo gereediijk eene misdaa4
Vergecve, die al zo zeer tot oneere Ilrekc van uw
aandeel in haare opvoedinge, als van haare familie ,
is eene zwakheid, die wel aanleidinge zou gee-
ven om uwe deug4 te wantrouwen,, indien gij van
eene verzoektnge wierdt aangevallen; daar gij bet
zwakft zij(.
Door de eene of andere zodanige liefderijke ·
redenkavelinge, alsdeeze, zeide de Hr. Morden »
heeft mijne Nigt Arabella zig laaten vangen, twijf«*
»feie ik niet. indien men met liefdeloos en onver-
geeveli-ik te zijn, eene proef van deugd kan gee-
ven 5 dan zijt Gij, Hr. Jakob Harlowe, de deugd-
zaamfte jongman ter wereld.
Ik wifl: wei hoe het gaen zoude, antwoordde
uw Broeder in drift, 'indien ik met den Hr. Mor-
den over deeze zaak in gefprek kwam. Ik wilde
hetzelve wel vermijd hebben: Dog gij, mijn Heer,
tot^ijn Vaéer, wildet mij zulks, niet toelaaten.
Maar, mijn Heer, zig keerende tot den Ca-,
loneï, in geen ander gezelfchap -—
Dan is datgeen, Neef Jakob, viel de andere
hem in de reden, 't welk uwe beveiliginge is, naar
het fchijnt, ook de mijne. Ik ben niet gewend
om dusdanige tartingen te verdraagen —— Gij
zijc mijn Neef» mijn Heer r- eij de Zppn en
Mm j ^ Nfe<
-ocr page 580-DE HISTORIE VA»
lieef van perfoonen mij ?o waard aJs nabeftaendé
1— Daar hield hij ftil ν ■ . -
Moeten v^ij, zeide uw Vader, nog ongeluk-
kiger worden»onder onszeJven, terwijl de fchelm
leeft, die het voorwerp behoort te zijn van de
pamfchap van iedereen , welke éenige agtinge
leeft of voor de famiiie, of voor dit ondaakbaac
if Λ
Dat is de mati, zeide uw Neef, tot welken
ïk voorleeden Maandag, gelijk gij weet, geg^en
ben om hem t<.)L het voorwerp van de mijno te,
inaaken. Maar wat konde ik zeggen , laen ik
hein zo bereidwUlig vond onLzfjne iï-isdaad te 7er-
goeden ? -— Kn ik melde hec sis mijn gevoe-
len j en' hebbe diesvolgens ook aan raijoe anïie
l^igt gefchreeven, dat het voor >aile in het alge-
nieen beft is^ dat zijne aanbiedinge worde aange-
nomen ; En laate ik u zeggen -:
Zeg mij niets, zeide uw Vader^ geheel ver-
•^oed, van dien allferfnoodilen venc! Ik hebbe ee-
ne ingewortelde haat tegen hem. Ik ?ou,de weer-
^annige liever, zo het mogelijk waure,· honderd
dooden zien fterven, dan dat ze xuik een^ fche'm
als hem eene verwantfchap zou geeven aau mijue
familie.
Wel, maar, daar is geen reden om te den·
ken, zeide uwe Moeder> dat zij ons zulk een na-
beilaende zal geeven, mijn lief. Het arm meisje,
zal, vreezeik, het getal onzer nabeftne/^den ver-
jkleinen ; niet vergrooten. Indien zij zo krank is,
ons berigt wordt, zó laaten wij Juffr. Norton
iog naar haar toe ' zenden - Dat is hec
ψϊηβ^ dac wij doen kunnen -'i,·^.. ' Laaten wij
' ' .......
-ocr page 581-liaar, hoe het ook zij, de handen van dien Belford
ontneemen. ♦
Beide,uwe Oomen onderfteanden dien Toor-
flag; bijzonderiijk het laatfte gedeelte daarvan.
Uw Broeder merkte, op zijnen kwaad aar tigen
trant, aan, hoe fraaij beftaenbaar gij waart met u-
zelve in dit (luk, van den fnooden verongelijker,
en de vergoedinge'door hém. aangebooden af te
flaen ; en egter uzelve onder de befcherminge te
werpen van zijnen getrouwen vriend.
juffer Harlowe was bedugt J zeide zij, dat gij
alles wat gij kondt zoudt wegraaaken äan dat vin-
nig fchepzei Juffer Howe [zo noemde ze haar] ίπ»
dien gij kwamt te ilerven.
O onderikl, onderftel dat dog niet, mijne
Bella, zeide uwe arme Moeder. Ik kan 'er niet
om denken, dat ik mijne Klaartje zou moeten mis-
fen-Met alle haare fouten, is zij mijn Kind
» ■■ - Haare redenen voor baar gedrag heeft mea
niet gehoord. Zo ik haar verloor « zou ik van hart-
zeer fterven. -Ik denke,·mijn Jief, tot u-
wen Vader, dat niemand zo gefchikt is ocm naar
haartoe te gaen, dan ik , indien gij mij daartoe ver-
lof wiit geeven : En Juffr. Norton zal mij verge-
zellen.
Dit was een aanminnig voorftel; en uw Va-
der hield zig daarop eenigen tijd ftiL De Hr. Mor-
den bood zijnen dienft aan om haar tot geleide te
ftrekken. Uwe Oomen fcheenen hetzelve goed te
keuren. Maar uw Broeder gooide alles over hoop.
Ik hoope niet, mijn Heer, zeide hij, tot zijnen
Vader; Ik hoope niet, Madam, tot zijne Moeder;
dat gij eene fchuldige Dogter zult tragten weder t©
hiHr
ü
|crijgen,niet het verlies van een fchuldloozen Zoon:
Ik verklaare, dat indien mijne Zuiter Klaartje deé-
zen drempel ooit weer betreedt, ik het nooit meer
doen zal. Ik zal ter zei ver uure, Mad?jm, dat gij
iiaar London gaet (met zulk een oogmerk) ver-
trekken tiaar Edinburg ; en zal daar mijn verblijf
gaen houden; en ppogen te"vergeecen, dat ik
bloedverwanten in Engeland hebbe, mij zo 'nabe-
ilaende en zo waard, als gij alle mij zijr. '
Goede God! zeide de Colonel, Welk eene
yerklaaringe is dit! -- En onderftel eens, mijn
Heer, en onderilel eens, Madam [zig tot uwen
Vaderen Moeder'keerende] dat dit jïond,iQ ge-
beuren, Wat is beter, dunkt u, 'dat gij zulk eene
Üogter als mijne Nigt Klaartje voor altoos verlie-
zen zoudt, of dat uw Zoon zou gaeri tjat^r Edih-
burg, én zijn verblijf neemen op een Land-goed,
hetwelk oftder zijne oogén daardoor dies te meer
2al verbeterd worden? -—- -
üws Broeders driftig gedrag hierop is naauw-
ïijks te befchrijven. ^ Hij was daarover Verbolgen',
als ilrëkkénde om de genegenheid der familie van
hém te vervreemden. En tot zulk eene hoogte lie-
pen de verbolgenheden, terwijl iedereen zig aan
zijnen kant voegde, dat de Colonel, met opgehe-
ven handen en dogefi\iitriep. Aan welkè keij-
ileenen harten ben ik vermaagfchapt! - O
Couiljn Hariowe, tot uwen Vader, Hebt gij dan
bedooten om maar eene Dógter te heiiben? Hebt
gij. Madam, ü mi eenen Zóón , die van geen
oncfermert weec, te laaten Jeeren om te vergeèten
dat gij eene Moeder zijt?
'pi
De Colonel keerde zig van "hen af om zijn
(
111 ^ niii
ttHÉiil
^ifW m I
neusdoek uit te haaien, èn konde in een 'minuut
niet ipreeken. De oogen van iedereen, behalven
van den onbermhartigen Broeder, fchepten traa-
aen uit de zijne.
Dog daarop zig tot hen keerende (met te meer
verontwaardiginge, naar het fcheen» om dat hij
genoodzaakt gewceft.was eene tederheid te too-
iicn, welker, evenwel, geen moedig hart zig be"
hoorde te ichaamen) Ikyerlaate u allen, zeide hij ,
die geichikt gezeifchap voor eikanderen zijt. Ik.
zal nooit mijne lippen tegen iemand van u meer o-
penen over dit onderwerp. Ik zai van ftonden aan
mijn Teftament maaken, en in mij zal het waard
fchepzel een Vader, Oom, en Broeder hebben,
die zij verlooren heeft. Ik zal haar overreeden om
met mij eene Reize te doen door Vrank rijk en Ita-
lië; nog zal zij weerom koomen voor dat gij de
waardij kent van zulk eerïe Dogter.
. En dit gezegd hebbende, fnelde hij ter kamer
uit, ging naar het Voor-plein, en beval zijn Paard
geréed te maaken.
' De Hr. Antonij Harlowe ging daar naar hem
toe, juift zo als hij te paard fteeg; en zeide, Hij
hoopte dat hij h^ t' avond bezadigder zou vin-
den (want hij had tot dien tijd toe aan zijn huis ge-
logeerd); en dat zij dan bedaardlijk met elkande-
ren zouden fpreeken; e^i iedereen zou ondertus-
fchen alle zaaken wel overweegen -Dog
de toornige edelman zeide, Goufijn Harlowe, ik
zal de verpligtingen poogen te betaalen, welke ik
aan uwe beleefdheid'verfchuldigd ben, zedert
in Engeland ben geweefl:: Dog ik ben zo'behan·
'deld "van dien heethoofdigen jongman (die, zo veel
♦ ·. . r Λ
■4.·
520 DE HISTORIE VA?j
ik zien kan, meer tot het bederf van zijne Zufte?
heeft toegebragt dan Lovelace zelve, en 4ai me?
uwer aller goedkeuringe) dac ik niec meer binnen
tiwe deur, of de hunne koomen wii. Mijne kneg.
ten zal ik bevel geeyen, werwaards zij hetgeen van
mij ten uwen huize is, zullen brengen. Ik zal zo
fpoedig als ik kan mijne lieve NigtKlaartje gaen
Äien. En dus God zegene u alle te zamen! -
Alleen dit een woord moogt gij uwen Neef over»
brengen, zo het u belieft, dat het noodig voor
hem is het onderfcheid te leeren tuflchen iÜoek-
moedigheid en Snorkerij; en het is miflchien ge-
lukkig voor hem, dat ik zijn bloedverwant ben;
fchoon het mij leed doet, dat hij de mijne is.
ik verwonderde mij uwen Oom, toén hij te
rug kwam bij hen allen, die te ho(*en overbren-
gen, van wegen de gevolgen, welke daaruit mo-
gen voortkoomen, fchoon ik boope dat het geen
kwaade hebben' zal: Nogthans wierd het aange-
merkt als eene zoort van uitdaaginge, en dus hQ-
veftigde het iedereen in de partij voor uwen Broe·*
der j en Juffer Harlowe vergat niet om uit te vaa-
ren tegen dat misdrijf, ;t welk alle deeze onheilen
had voortgebragt. ^
Ik nam weder de vrijheid, dog met vreeze en
beeven, om verlof te verzoeken van naar vi toe te
gaen.
Voor dat eenig ander perfoon^ konde ant-
woorden, zeide uw. Broeder, Ik onderftelle, Juffr,
Norton, dat gij uzelve aanmerkt als uwe eigene
Meefteres. Eilieve hebt gij onze toeftemminge of
fmeekinge noodig pm naar ftad te gaen? --
Indien ik mijn hifrc'tegtuit mag ^reek^» gij en·
roij:
't
lilllMigTfTni'liiauf'·»».
iiiitiMftfi-i ftiftliii
JüFFER CLARISSA HARLOm γ^^
mijne Zuiler Klaarcje zijc èefi gefcbikt om bij ffial-
kaer te zijn. - Nogthans wenfchte ik wel, dac
gij uw hoofd niet brakc met onze faniilie-zaaken»
ΤΟΟΓ dat zulks van u vereifcht wierd.
Maar weet gij niet. Broeder, zeide Jiifiêi?
Harlowe, dat «het wangedrag van den een of ande-
yen tak van eene familie die familie in twee par-
tijen fplijt, en niet alleen ieder gemeen vriend ert
bekende, maar zelf ook de dknßhooden, tot reg-
ters over beide maakt? --- Dit is een van de
gezegende uitwerkzelen van de fout van mijne^Zus- -
ter Klaarcje!
Nooit vj^as'^r een fchepzel zomisdaadig,zeide
uw Vader, mij met misnoegen aanziende, die niet
eenige zwakke hoofden op haare zijde had» die'zig
over haar ontfermden.
ik weende^ Uwe Moeder was zo goed om
mij bij de hand te neemen : Koora, goede vrouw ,
zeide zij , koora raet mij. Gij hebt maar al te veel
reden om bedrukt te zijn over hetgeen Ons drukt,
dan dat gij v^rzwaaringen van uwe droefheid zoudt
behoeven.
Maar , mijne waardfte jonge Lady, ik wdS
meer getroffen uit aanmerkinge van u , d^n vart
niijzelve : Want ik ben al een groot getal van jaa-
ren in eenen laagen ftaat geweeft in de wereld; en
moet, bij gevolge, wel gewend zijn aan het graau-
wen en fnaauwen der rijken. Dog ik hoape, ^at
de lijdzaamheid alzo leesbaar gefchreeven ftaet op
mijn voorhoofd, als de trotsheid op die van eenige
mijner weldoeneren·
Uwe Moeder leidde mij naar Èaare' kamer ;
en daar zaten wij te ^am^a verfcheideiie minuutcn
............^ ...... ii
De historie vas
/
mrnm
te weenen, zonder dat e£ne van ons beiden in ftäat
was om een woord tegen de andere te ipreeken.
Eindelijk brak zij het ftilzwijgen af; mij vraagen*»
de» Of gij weezenlijk en inderdaad zo flegt in ilaat
waart, als men van u zeide ?
Ik antwoordde met Ja j en witde haar uwen
laatften Brief getoond hebben; dog zij wees liec
zien van detizelven van de hand.
Ik zou wel gaarn van haar de gunft venvorven
hebben van eenen regel aan u, met haaren Zegen,
Ik vraagde, Welk do^; het oogmerk was van uwen
Broeder en Zufter? Kon niecs hen voldoen dan u·
we volftrekteen onherilelbaare verwerpinge?-
Ik gaf te kennen, hoe gemaklijk het zou zijn, liee
gij u door uwe pïigtmaatigheid en nederigheid niet
regeeren, om uzelve onafhangelijk te maaken ten
aanzien van uwe tijdüjlce omftandigheden; dog dat
niets dan een Zegen, een ^aatße Zegm , van u
vermögt wierd. En veele andere dingen drong ik
aan ten «wen voordeele. De volgende korte hér-
haaiinge van hetgeen haar beliefde ten antwoorde
op mijne dingredenen te zeggen, zal u een denk-
beeld geeven van dat alles; en van de tegenwoor-
dige gefteldheid der zaaken.
* Zij zeide, „ Dat zij zeer ongelukkig was!
-- 2ij had het weinig gezag, hetwelk zij
voormaals over haare andere kinderen had, ver-
iooren, door het vergrijp van een kind; en al-
len invloed op den Hr. Harlowe en zijne Broeders,^
Uw Vader, zeide zij, had haar verzogt om aan
,, hem over tp ilaaten naar zijn eigen goedvinden"
5, raer u te ha^pdèlen, en (zo zij eenige agtinge
jj voor hern had) ge^a ftap ten uwen voordeele te
„ doeri
3)
3>
3>
5>
üi
JuFFER CLARÏSSA HARLOWE. ^^^
0 doen buiten weeten van hem en uwe Oomen :
• ,, Nogthans bekende zij, dat ze zig te veel fegee-
j, ren lieten van uwen Broeden Zij zouden* eveiï-
,, wel mettertijd, wift zij wel, bewilligen in eenè
5, Verzoeninge : Zij hadden geen ander óógmérk;
5,' want zij hadden u alle nog'lièf*
„ Üw Broeder en Zufter, bekende zij, waa-
„ ren zeer jaloers dat gij .weder in. de gunft zoudt
5, koomen ; Nogthans, hadde de Hr. Morden zig
„ gemaatigd kunnen houden, en de eerfte opftui-
„ vingéti van haaren Ζόοή verdraageh , die (al-
5, toos de grootheid en luifter der familie op hec
„ oog gehad hebbende) met zijne verftoo'rdheid
„ zo hoog gefteigérd was , dat hij niet wift hoe hij
„ weder zóu daalen, de^ onderhandelingen , nü
5, even zo eensklaps afgebroken j zouden gelukki-
3, ger zijn ten einde geloopen · want dat zij reden
,t had om te denken, dat een weinig inwilJigiri-
5, gen van uwen kant, ten aanzien van uws Groot-
5, vaders Goed, èn dat uw Neef'er voor had Inge-
„ ftaen dat gij u daaraan 'zoudt onderwerpen als
„ uit eigene beweeginge, hen alle vermurfd zoü-
5, den hebben.
„ Des Hren. Brands berigt van uwe naaww2
,ϊ gemeenfchap met den vriend,des ohdeugende*
j, mans, zeide iiy , had, op dien tijd, zeer. onge-
„ lukkige uitwerkzels; want voor hetzelve had ^ij
„ eenigen grond gewonnen : Dog naderhand had
u zij geen moed, nog ook genegenheid trouwend,
„ om haare lippen ten uwen voordeele te gpenen^
5, üwe aanhoudende gemeenzaamheid met dien
5, Hr. Belford was geheel onbegrijpelijk, en al^ö
3, onverfchoonelijk.
iy Het.
J
,, Hetgeen de gewenfchte Verzoeninge të
„ möeijelijker maakte, zeidezij, was, vooreerftj
„ dac gij zelve erkende onteerd te zijn (en hét
„ was maar al te wel bekend, dat het uwe eigene
,, fchuld was 5 dat gij ooit in de magt geraakt waart
„ van zo groot een booswigt); bij gevolge, dat
hilnne en uwe fchande niet grootet kon wordeti
dan ze was: Nogthans, dat gij weigerdet den
jj deugniet in regten te vervolgen. Widers, dat
de vérgiiFenis en zegen, waarop gij hoopt,waar-
„ fchijnelijk gevolgd moeft worden van uw Huwe-
5, lijk met den man dien zij haaten, en die hen al
zo zeer haat: Zeer mishaagelijke omilandighe-
j, deuj zeide zij, moét ik bekennenj om eene
Verzoeninge op té grondveften.
Wat haar zelve belangde, zij moeft ze^èn;
Dat indien 'er eenige hoope waare, dat de Hr;
„ Lovelace een beter man zou worden, de Brief
van hem aan u, welken haar Neef Morden hun
j, had voorgeleèzen, en de verdiende lof (zo als
3, zij hoopte dat het was) welken hij aan üw cha-
raéler gaf, fchoon tot zijne eigene reroordeelin-
5, ge (daarop zijne familie en middelen* niets ré
3, zeggen viel) en de ernftige begeerte van alle zij»
j, ne nabeftaenden om met u vermaagfchapt te wor-
jj den, dringredenen waaren die bij haar van ge-
ij wigt zouden zijn, indien zij zodanig zijn kon-
5, den bij uwen Vader en Oomen. „
Op mijn inbrengen van uwe ongefteldheid i
Zij kon niet nalaaten zigzelve te vleijen ,antwoord-
j, de zij, dat dezelve uit mismoedigheid, en neer-
flagtigheid van geeft op deezen tijd voortkwam^
^ Een jong fchepzel, zeide zij, zo heel bedagt-
p zaan!
. j
r'
Ijsijfi, ■ ·- ,
-ocr page 589-Ji^FÊR CLARÏSSA HÄRLOWE. .
zäam als gij van natuure waart, en zo laag gé^
vallen ^ raoeft daarmede genoeg bezet zijm Ston-
den zij u te verliezen, 'c welk God verhoede ί
dan zoude het tooneel inderdaad droevig veran-
deren; want dan zouden diegeenen, welke ni
het meeil verdoofd waaien, 3e grootfte droef-
heid hebben 5 alle uwe fraaije hoedanigheden
zouden dan in hun'geheugen opkoomen , eii
uw ongelukkige mifflag geheel vergeten wor^
den. ^
„ Zij wenfchte wel, dat gij üzelvè geheel eij
„ al onder de befchemaingé van uwen Neef wildec
(lellen, en met den Hr. Belford niets meer te
„ maaken hebben* „
En ik zou het uwer erniligfte bedenkinge wel
aanbeveelen , mijne lieve JuiFer Klaartje, of gij
nu, daar uw Neef (die uw Voogd is over uwe
Grootvaders Goed) gekoomen is, niet alle gedag-
,teii behoort ter zijde te ftellen van des Hren. Lo-
telaces gemeenzaamen vriend tot uwen Executeui
te kiezen; wel inzonderheid ^ daar zo die heer zig
bemoeide met de belangen uwer familie, ingeval!«
die droevige uitkoomft gebeurde (waaraan mi ja
hart ijft van te denken) daaruit die gevolgen zoii-
den ontftaen kunnen, welke gij in andere gevalt
len zo begeerig zijt om tegen te gaen^en voor te
koomen. -En onderilel eens, mijne waarde jonger
Lady, dat gij nog een Brief fchreeft aan ieder yaa
we Oomen, om hen te laaten weeten, hoe tfege
gefteld gij 2iijt ?- En om hen om raad te
vraagen, met aanbiedinge om u naar den;gelven te
^edraagen, ten aanzien van de beileUinge vafi uw
Ggetl
»J
ί»
ν
»
ÏJ
))
3Ϊ
5J
3>
3)
U
/
DE HISTORIE vam
Goed en Middelen? - Dit, dunkt mij, zoö
ik wenfchen dat gij deedt.
ïk merke, dat zij u een groot gedeelte zullen
'toezenden van hetgeen uit dat Goed ontvangen is:
zedert het [uw eigen is geweeii; benevens uw ge-
reed geld, hetwelk gij hebt "agter gelaaien : En
dat wei door uwen Neef Morden, uit vreeze dat
gij fchulden moge gemaakt hebben, die u aan on-
ruft en ongemak zouden bloot iielien.
Zij fchijnen te vèrwagten, dat uw wenfch zal
zijn, om in ililte te gaen woonen op het huis van
uwen Grootvader, indien uw Neef u niet bèwee-
gen kan, om een jaar of twee met hem buiten 's,
lands te gaen^
i
ς Vrijdäg'Ogtenä.
Lijsje is nu zo even bij mij geweeft. Zij ver-
telt mij, dat uw Neef Morden zo zeer misnoegd
is op hen alle, dat hij geweigerd heeft om een dag
langer ten huize van uwen Oom Antonij te logee-
ren; en zig zelf met een ongeriiaklijk logement be-
helpt, tot dat hij van een ander naar zijn zin voor-
zien is. Dit neemen zij zig zeer ter harten; en zij
hebben berouw van hunne heftige bebandelinge je-
gens hem : En wel temeer, dewijl hlj. beilooten
heeft, zegt hij, om u tot zijne. eenige Execu-
trice, en Erfgenaam te Hellen van alle zijne goe-
deren.
Welk een edel Capitaal, mijne waardile jon-
ge Lady, ftaet u nog te wagten! Ik ben ten vollen
Dvertuigd^ indien het Gode belieft uw'leeven eii
-^^ιΐΤ^^'ΊΐιΙΙίί-"'^
-ocr page 591-Juffer CLARISSA HARLÓWE. jri
uwe gezondheid te bewaaren, dac iedereen wel ra$
met ü verzoend worden, en dat gij nog veele
gelukkige dagejj zien zult.
De weafch van uwe Moeder was, dat ik 'mij
nog niet tot u vervoegen zoude, dewijl zij hoopt,
dat ik mij zelve wel haait dat genoegen zal kunnen
geeven raet goedvinden van iedereen, en zélf op *
hut.ne begeerte. De verzoeninge van uwen Neef
Morden met hen, waarnaar zij zeer begeerig zijn,
hcope ik niet zpnder grond, dat de hnnne raet u
zal infiyiren,
Dog indien dat gebeuren moge, hetwelk ik
zo zeer vreeze, en ik niet'bij u waare, ik zoude
hftt mi) zelve nooit vetgeeven kunnen. Mag ifc
ü d^rhalven verzoeken, mijne waardfte jonge La-
dy, om mij te 'gebieden bij u te koomen, i,ndien
gij 'er eenig gevaar in vindt, en mij een geruft ge-
moed toewenfcht; en ik zal mij door geen beden-
kinge laaten te rug houden.
Ik hoore, dat Juffer Howe van haare Moe-
der verlof gekreegen heeit om u te gaen bezoe-
ken; en voorheeft om in de volgende week ten
dien einde naar de flad te reizen j en (zo als meri
gelooft), kleederen te koopen tot haaren aanilaen^
den Trouwdag.
Des Hren. Hickmans Stief-moeder is onlangs
overleeden. Haar Weduw-goed van 6cq 1. 's jaars
is h^maanbeftorven; en zij heeft daarenboven, als
eeod ^rkenteni^ van zijn goed gedrag jegens haar,
hem alles gemaakt wat zij bezat, 't welk zeer aan-
zienlijk was, uitgezonderd een weinig legaaten aan
haate eigene bloedverwanten.
Deeze goede mannen zijn eenpaariglijk goed :
yii,Deei. ' Nn Ar-
51® De HISTORIE vam
Anders konden ze trouwens niet goed zijn; en hee
wedervaart hen nooit te erger om dat zi] zodanig
zijD. Alle de wereld koomt hierin overeen , dat
hij een uitmuntend Man zal zijn voor die fraaije
jonge Lady: En het is mij leed, dat zij alle niet zo
wel overeenkoonien , dat zij eene uitmuntende
* Vrouw voor hem zal zijn. Dog ik hoope, dat ee-
ne vrouw van häare beginzelen zijn aanzoek niet
zou willen begunrtigen, indien zij, het zij ze hem
tegenwoordig beminne of niet, dagt dat zij hem
fjtet beminnen konde; of indien zij eenig ander
man boven hem ftelde. '
Mr. Pocock neemt aan om u deezen te be-
handigen; maar vreeftdat het eeril Saterdag-avond
zal zijn, zo niet Zondag-morgen.
De Almagtige behoede en zegene u! -
Ik verlange om u te zien -- Mijne waardfte
jonge Lady, ik verlange om u te zien; en om u
nog eens weder aan mijn genegen hart te drukken.
Ik durve zeggen , dat 'er gelukkige dagen aan-
ftaende zijn. Wees maar blijmoedig. Geef de hoo-
pe piaatze.
Het zij in Deeze wereld, of in de Andere, gij
moei gelukkig worden. Wenfch, evenwel, om in
leeven te blijven, al waare het alleen om dat gij
zo wel gefchikt van geeft zijt om iedereen'gelukkig
te maaken, die de eere heeft van u te kennen. Wat
heeft deeze ras voorbijgegaene verduifteringe te be-
duiden? Gij zijt der volmaaktheid zo nagekoomen,
volgens alles wat ik gehoord hebbe, als eenig
fchepzel in deeze wereld.kan koomen : Want hier-
in beftaet uwe glorij- Gij blinkt uit en zijt
\
geheiligd, gelijk ik zeggen mag, door uw lijden 1
II -[ΐϋΒΪΙΙΜίήΊιί ;
-ocr page 593-Hoe verlange ik om uwe geheele droevi-
ge, fchoon ieerzaame Hiftorie, te hooren van uwe
eigene lippen!
Om den wil van Juffer Howe, die in haare
nieuwe verbintenis; u zo zeer zal noodig hebben;
om den wil van uwen Neef Morden y om den wil
van uwe Moeder, indien ik niet verder moet gaen
in uwe familie; en egter kan ik wel zeggen, om
den wil van hen allen; en om mijnentwil, mijne
liefïle Juffer Klaartje;laac u opbeuren van uwe her-
vatte en gewoone kloekmoedigheid. Gij hebt nog
veele dingen te doen, zonder dat ik den perfoon
kenne die dezelve zal doen , indien gij ons ver-
laat. ■
Voeg dan uwe gebeden bij de mijne» dat God
u wil fpaaren voor eene wereld, die U en Uw,
Voorbeeld van nooden heeft; en fchoon uwe da-
gen fchijnen geteld te zijn , wie weet , of gij
dezelve, met den vroomen Koning Hiskias, niec
verlengd moogt krijgen ? Hetwelk God gunne ,
indien het zijn gezegende wil zij, aan de gebeden
XCÏ.
v-an
l/we Judith NortoN^
Nu 2
-ocr page 594-De Hr. Belford, aan Robert Lovelaï
ς Schilden.
ίί
■f'
Maandags den 4 van Sepu
De Lady wilde den Brief, dien zij van Jüffr.
Norton gekreegen had, niet leezen, voor dat zij
het H. Avondmaal ontvangen had, uit vreeze dae
^zelve iets behelpen mögt hetwelk die gelukkige
kalmte zou kunnen ftooren, welke zij daartoe
gepoogd had te verkrijgen. En wanneer die pleg-
tige dienil verrigt was, was zij zo bedaard, zeide
zij, dat zij dagt alle tijdinge, hoe aandoenlijk ook
met bezadigdheid te kunnen ontvangen.
Niettemin was zij, in het leezen van denzel-
ven^ Verfcheidenemaalen genoodzaakt om uit te
fcheiden wegens zwakheid en duifterheid in haar
gezigt, waarover zij klaagde; indien ik mag zeg-,
gen dat zij klaagde^ want zo ligt en zagt waareii
haare klagten, dat zij naauwJijks zo genoemd kon-r
den worden.*
-iM
V Τ
Zij was zeer aangedaen over verfcheidene ge-
deelten van deesen Brief. Zij weende verfcheide-
ne maaien, en zugcede dikwijls. Juffr. Lovick be-
rigtede mij, dat deeze de zagtzinnige uitroepingen
waaren, waarin zij uitberftede onder het leezen ;
^ßß^ engunflige, haar vjreede Broe-
der!
iate
\
-ocr page 595-—r Hóe onzufterlijk! .—— ^rme waar»
1
'jder! —
de vrouw! van JuiFr. Norton fchijnende te fpreè-
ken. Haar goedertieren '^QQÏl -- O deezé
opvliegende geeßm ! -—- En dawop méér dan
eens zigzeive befchuldigendé -7-— tVelk een diep-
gaende qvertreedinge is .de mijne geweeßj —.
fVat al kwaads hebbe ik te wege gebragt ! '''. ■
Wanneer ik tot haaré tegenwoordigheid wierd
toegelaaten, Ik hebbe > zeidè zij ^ ëen langen én
niet zeer geneaglijken Brief ontvangen van mijné
waarde Juffr. Norton. Gij zuJt dien wei haaft iii
handen krijgeni Men raadt mij om u niet aan té
ftellen tot de bèdieninge, welkè gij zo vriendlijk
hebt aangenomen : l^g gij moet u niet gevoelig
toonen over eenige van dëeze dingen. Mijne keii-
ze zal een miffelijk voorkoomën bij hen hebben I
Do^ het is nü te laat om die té veränderen, zo ik
al wilde. ^ '
Ik zou gaarn een Änt:iyoord op denèélyeh wil-
len fchrijviM, vervolgde zij: Dog ik hebfee geen
onderfcheiden gezigt, mijn Hr. Belford, nog kragc
ën bellier in mijne vingeren, -^-i—^ Deeze (mis-
tigheid, evenwél, zal miflchien iVel haaft weder
pvergaen.. - Daarop zig keerende "toè Juffr.
Lovick, ik denke niet dat het nog fterven, met mij
is — dat ik metterdaad fterve , Juffr. Lo-
vick —-Want ik hebbe geen lighaamlijk'é
pijn -- Geen verdoovihgen, geen tekèns van
een onmiddelijken dóód, duükc mij ' Ëil
mijne ademhaalinge, die voor eeiiigeh'tijd zo korc
plegc ce zijn, is nu taamelijk ruim ■ Mijii
hoofd ié helder, mijn veriiand onbelemmerci ,-r;
Älij dunkt ik kan nog niet fterven ■-:■·"··"' ''■ ïk zai
-ocr page 596-520 DE HISTORIE VA?j
rrrmm·
eeril doodsbcnaaudheden krijgèn , vermoede ik
- Het leeven zal zo gez-egend gemaklijk niet
ophouden, vreeze ik - Nogchans hoe berm-
hartig is de Almagtige, welke zijn arm fchepzel
zulk eene lièflijke helderheid van geeft verleent 1
■——— Dit is iets waarom ik gebeden hebbe !
--Welk eene aanmoediginge, JuiFr. Lovick,
als men zo na aan zijne ontbindicge is, te mogen
hoopen dat onze gebeden verhoord zijn!
JuiFr. Smith, zo wel als JuiFr. Lovick, was
ook bij haar. De traanen vloeiden haar beiden o-
ver; nog had ik, alzo weimg als zij, het vermo-
gen óm een woord daarop ten antwootd re zeg-
gen : Nogthans fprak zij dit alles, zo wel als het
volgende, met eene verbaazende bedaardheid van
" gemoed en weezen.
Maar, Inijn Hr. Belford, zeide zij, een nog
leevendiger gelaat en toon aanneemende, laate ik
een weinig totu praaten, terwijl ik dus nog m ftaat
ben om te zeggen hetgeen ik te zeggen hebbe.
JuiFr. Lovick, verlaat ons niet [want de vrou-
wen Honden pp om heen te gaen] —-Eijlie-
ve ga zitten; en gij ook, JuiFr. Smith. --
Vrouw ÏSheibourne, neem deezen fleutel, en open
die bovenile laade. Ik zal daarbij koomen.
Zo deed zij, met knikkende knieën. Daar,
mijn Hr. Belford, is mijn Teftament. Het is on-
dertekend van drie perfoonen van Mr. Sniith's ken-
nis als getuigen.
Ik durve hoopen, dat mijn Neef Morden u
zijnen bijftand^zal verleenen, indien gij'het van
hem verzoekt. Mijn Neef Morden blijft zijne ge-
negenheid jegens mij behouden : Dog alzo ik hem
liä
u
f ■.<
é\
niec
Hb
-ocr page 597-Juffer CLARÏSSA HARLÖWF.
iilet gezien hebbe, kace ik alle moeite ten ü'üjeti
lafte, mijn Hr. Belford. Mogelijk is die Gefclirifc
wel gebreklijk in den vorm; en zo is het ongö"
twijffeld : Dog te minder, dewijl ik mijns Groot-
vaders Teftament genoegzaam geheel in mijn ge-
heugen hébbe , en hetzelve menigmaal genoeg
hebbe hooren bepraaten. Ik zal hetzielve alieeii
leggen in deezen hoek; hetzelve ileekende aan hec
verfte einde van de laade.
Zij nam toen een pakje Brieven op, beilod«
ten in een omflag, met drie zegels van zwart lai
verzegeld: Dit, zeide zij, verzegelde ik gifteren-
avond. Hetomilag, mijn Heer, zal u te kennen
geeven wat gij te doen hebt met hetgeen daariii
beflooten is. Dit is het opfchrifc [het digt aan haa-
re oogen houdende , en dezelve uitwrijvende] 5
Dit door den Hr, Β elf oré open te breeken^ zo drd
ik zekerlijk dood ben. -Hier, mijn Heer^
legge ik bet [hetzelve plaatzende bij het Tefta-
ment]. -Deeze gevouwen papieren zijn Brie-
ven en Copijen van Brieven, in orde leggende vol-
gens hunne dagtekeninge. Juffer Howe 2ai mee
dezelve doen zo als gij en ύ\ ziilt goedvinden. In-
dien ik nog eenige meer ontvange, of 'er meer
koomen wamieer ik die niet ontvangen kan, zo
kunnen zij ia deeze laade gelegd worden [de Spier
gel-laade üidbaalende en weder infchuivende] om
gegeven te worden aan den Hr. Belford, zij mo-
gen ook koomen van wie ze willen; Gij zult wel
zo goed zijn om Dat in agt te neemen, Jufir. Lo-
Tick, en vrouw Shelbourne.
Hier, mijn Heer, vervolgde zij, legge ik dé
ileutels van mijn gewaad [dezelve in de Jaaden leg-
iWn 4 genf
■ /
-ocr page 598-5(5g De historie van
mmm
gende bij haare papieren]. Alles lege in orde,
de Inventaris daarbij, en een lijft van hetgeen ife
verkogt hebbé: Zo dat niemand JuiFr. Smith daat-
omtrént eenige vraagen behoeft te doen.
Het zal aanitonds ^iet van nooden zijn om de
koffers te openen of door te zien, welke mijne
kleederen in zig bevacteo. Juifr. Nortori zal dezel-
ve wel openen, of iemand beveelen dat voor haar
te doen, in uwe tegenwoordigheid, juffr. Lovicik^
w^aiit zo hebbe ik het bevolen in mijn Teftament.
Zij mogen nu wel toegezegeld worden: Ik zal
nooit meer van nooden hebben om dezelve te ope-
nen.
Zij deed mij toen, fchoon ik tnijne redenen
daartegen inbragt, dezelve met mijn zegel verze^
gelen.
Daarna floot zij de laade toe., waarin haare
papieren lagen; eerft het boek van haare Ziele-
zupen^ zo als zij het noemde, daaruit neemende;
alzo zij zeide. Dat zij daarvan mUTchien gebrtrik
zou kunnen maaken; en toen verzogt ze mij den
fleutel te neemen van die laade; want zij zou den-
zei ven ook niet meer van nooden hebben.
Dit alles op eene zo bedaarde en blijmoedige
wijze, dat wij daarover even zeer verwonderd als
aangedaen waaren.
Gij kunt mijne getuige zijn, Juffr. Smith, en
gij ook, JuiFr. Lovick, vervolgde zij, indien ie-
mand vraagt naar mijn leeven en wandel, zedert
^ij mij gekend hebt, dat ik mij zeer ordentlijk ge-
dragen hebbe; altijd vroeg ben t* huis gekoomen ;
en nooit een nagt buiten uw huis gewecft ben, dan
li toen
Hi
toeft ik in de gévangenis was; en toen, Weet gij,
konde ik hec niet helpen.
O Liovélace, dat gij haar gehoord, of haar
gezien hadc, buicen haar weeten, ter deezer ge-i
legenheid! —ί—^ Niet een Van ons konde een
woord fpreékeni
Ik zal de wereld verlasten, vervolgde zij, iti
eenè volkooraen liefderijke gemoedsgeileldheid.
En zig keerende tot de vrouwen, Weeft zo be-
droefd niet over mij, mijne goede vriendinnen.
Die alles is maar eene noodige voorbereidinge; cn
ik zal zeer gelukkig zijn.
Daarop weder haare oogen wrijvende, dié
zezeidedat miftig waaren, en fcher^er op tódei
in het rond ziende, bijzonderlijk op mij "
God zegene u alle! zeide zij ; hoe vriendlijk zijt
gij alle met mij bewoogen! -Wie kän zeg-
gen,'dat ik vriendloos ben? - Wie kan zeg-
gen , dat ik verlaaten ben , en onder vreem-
den? Mijn goede Hr. Belford, toon niet eene zo
edelmoèdige ontferminge! -- Inderdaad [haa-
ren neusdoek aan haare bekoorelijke oogen hoü'
dende] gij zult mij minder gelukkig maaken, dan
ik verzekerd ben, dat gij mij wenfcfat te zijn.
Terwijl wij in die ernftig onderhoud waaren
gewikkeld, kwam 'er een knegt met een Brief van
haaren Neef Morden : - Dan, zeide zij, is
bijzelve niet gekoomen!
Zij brak dien open; maar ieder regel, zeide
zij, fcheen haar al9 twee toe ; Zo dat zij niet in
ftaat zijnde om dien zelve te leezen, verzogt dat
ik haar denzelven wilde voorleeaen. Ik deed zo.
en wei.fchte dat die trooftelijker voor haar mogj
Nn 5 ge.
■ V
,1
■'»
geweeft zijn : Dog, zij verleende daaraan aïlé ge-
duldige aandagc; de craanen evenwel dikwijls langs
haare kaaken nederbiggelende. Uit de dagceke-
ninge bieek, dat die gifteren was gefchreeven 5 en
die is daarvan de zaakelijke inhoud.
Hij herige haar, „ Dat hij 'bewerkt had, dat
j, 'er 's voorgaenden Donderdags eene algemeene
„ zamenkoomil gehouden wierd van haare voor-
j, naamile nabeftaenden ten huize van haaren Va-
„ der ; fchoon niet zonder moeijelijkheid, alzo
haar trotfe Broeder zig daar tegen ilelde, en
toen zij bij malkanderen waaren, alle zijne poo-
,, gingen, om hen met haar te verzoenen, vrugc·
„ loos deed afloopen. Hij befchuldigt hem, als
,j den wreveligften jongman, welken hij ooit ken-
de : Eenige zwaare ziekte, zegt hij, eenig groot
,, ongeluk, wordt 'er vereifchc om hem tot de ken-
nis van zigzelven te brengen , en van hetgeen
„ hij aan anderen is verfchuldigd; en hij wenfcht,
jj dat hij haar Broeder, en zijn Neef niet waare.
En hij fpaart ook haaren Vader en Oomen niet ^
,, dat zij zig zo blindling door hem laaten lei-
„ den. „
Hij berigt haar, ,, Dat bij in hoog misnoegen
van hen allen fcheidde,en nooit meer den drem-
pel van eenige van hen dagt te betreeden : Dat
3, hij dat zelve verklaard had aan^haare twee Oo-
5, men, welke Saterdag bij hem gekoomenwaaren,
,, om te zien of zij de zaak met hem konden bij-
„ leggen; en di^ hem vonden zig gereed maaken
5, tot zijne reize naar Londan om zig bij haar te
3» vervoegen; en dat hij, nietcegenftaende hunne
„ drin;
-ocr page 601-dringende verzoeken, had vaftgefteld {om zo te
doen, en niet met iien te gaen naar Harlowe-
Plaacze , of naar een van hun beider hutzen;
en dat hij hen diesvolgens met zulk een ant-
woord had weggezonden,
„ Maar haar edele Brief,zo als hij dien noemt,
van den u Aug. (a) hem omtrent een uur na
hun vertrek gebragt zijnde, dagt hij dat zij mo-
gelijk al zo veel van dezelve zouden kunnen
aangedaen worden als hij; en daaruit het verhe-
ven gevoelen van haare deugd krijgen, 't welk
dezelve zo wel verdiende; hij wendde derhal-
ven het hoofd van zijn paafd te rug naar het huis
van haaren Oom Antonij, in plaatze van voort
te rijden naar London.
5, Dat hij daar diesvolgens gekoomen zijnde,
en haare twee Oomen te zamen vindende, hun
den aandoenlijken Brief voorlas ί hetwelk geen
een van drieën drooge oogen liet: Dat den af-
weezigen, zo als het gemeenlijk gaet in zulke
gevallen, al den laft wordende toegefchooven,
zij haaren Broeder en Zufter befchuldigden; en
„ hem verzogten om zijne reize naar de ftad uit
„ te ftellen, tot dat hij den Zegen kon medebren-
„ gen, om welken zij voorheen te vergeefs had
,, aangehouden; en (zo zij hoopten) de gelukkige
tijdinge van eene algemeene 'Verzoeninge.
„ Dat hij niet twijffèlende of zijn bezoek zou
haar dies te welkoomer zijn, indien die goede
einden bereikt konden worden, dies te geree-
der zig naar hunne begeerten fchikte. iVIaar
„ dat hij niet genegen zijnde om zig bloot te ftel-
„ leii
(a) lie Br. Lxxix.
.y
9>
l>
1)
5»
5>
ij
l«n aan de mogelijkheid vaii nieuwe fnaaadh'ederi
van haaren Broeder te ontvangen, haaren Ooroen
eene Gopij van haaren Brief gegeven had, om
daarover de familie bij een te vergaderen ; en
verzogt om zo dra als mogeiijis was» den uit-
flag vari hunne beraadßaagingen te weeten.
„ H^ herige haarj dat hij haar de rekeningen
zal medebrengen betreffende de inkoomilen van
haars Grootvaders Gapitaal, en dezelve met haar
vereffenen 5 de agterftalligen daarvan aan haar
verfchuidigd reeds metterdaad in htnden heiD-
bende.
„ Hij prijft haar ten hoogden over de edele
wijze waarop zij zig gevoelig toont wegens uwe
behandelinge van haar. Het is onmogelijk , be-
kent hij, dat gij of haar verdienen kunt, of ver-
giffenis waardig zijn. Maar voor zo verre g;ij
haarer deugd regt doét,· en aaabiedc om haar
alle vergoeinge te doen , wellte nu in uwe raagt
isj en dewijl zij zo heel ernftig op hem begeert
om die behandelinge niet betaald te zetten ;
,, en verklaart, dat gij de bewerker haarér rampen
,, niet hadt kunnen zijn, waare het niet gekoonien
,, door eenen wonderbaaren zamenloop van on-
5, gelukkige oorzaakenen alzo het hem niet raoei-
jelijk is te weeten, aan welke oorzaak eigenlijk
die wonderbaare zamenloop te wijten zij; zo
verzoekt hij haar om niet befchroomdte'zijn voor
,, eenige wraakzugtige maatregels, welke hij zou
5, mogen neemen* „
Niettemin (zo als men wel verwagten mögt)
vaart hij tegen u uit; alzo hij vindt, dat zij u
geen voordeel op haar gaf, Oog hij onthoudt
Ή
3»
5>
5J
5>
s»
91
93
5»
9>
»
MuJU«-»-.- 'HWffiati^m iii»'-^"-
- .arr;.
J—f.T·'.·.
IMI i
Joffer CLARISSA HARLOWE. 573
g, zig van verder in dit onderwerp te treeden, zege
5, hij, tot dat hij de eere zal hebben van haar te zien ;
„ en te meer, dewiji zij zulk een vafl: beiluit tegen
„ u fchijnt genomen te hebben. Evenwel kan hij
„ nietnalaaten te zeggen, dat hij u agt voor eert
„ welleevend man, en een man van verftand; en
„ dat! gij de eere hebt van voor een edefmoedig
„ man geagt te worden in alle gevallen welke de.
„ Saxe niet betreffen, In zodanige^ bekent hij,
,, hebt gij wel onverfcho^onelijke vrijheden gerio-
j, men. En het is hem leed dat hij zeggen moet,
„ dat 'er zeer weinige jonge beeren yan midde-
„ len zijn , of zij gunnen zig dezelve vrijheden,
j, Beide Sexen, merkt hij aan, zijn 'er al te zeer
„ op geileld om elkanderen in hunne magt te heb-
3) ben: Nogchans kende hij naauwiijks ooit een
j, man of vrouw, dienaar magc zeer gretig zijnr
j, de, daarvan een regt gebruik maakte. (
„ Indien zij zo volftrektiijk vaft beflooten heb-
), be om u niet te trouwen,gelijk zij zig verklaart,
„ zegt hij, te hoop^n dat hij haar zal overreeden
» om (zo ras als haare gezondheid het zal toelaa-
„ ten) eene kleine Reize met hem buiten' *s Jands
„ te doen, als hetgeen waarlêhijnelijk dezelve wel
5, zal herrteilen; nademaal het reizen zekerlijk het
befte geneesmiddel is voor alle die ongefteldhe-
5) den^ welke haaren oorfprcng neemen uit droef-
j, heid én Wederwaardigheden. Eene afweezig-
,, heid van twee of drie jaaren zal, bij haare ré
rugkoomft, haar bij iedereen, en iedereen bij
)j haar, weder in gunft brengen.
„ Hij drukt zijn ongeduldig verlangen uit orti
ï, haar te zien. Hij zal de reize aanneetnen, zegt
»hij»
ί
i
-ocr page 604-4281 De HISTORIE van
"[iiüinj.!·
„ hij, op het oogenblik dat hij den uicflag te wee-
5, ten koomc van het befluit haarer familie j hetwelk
„ hij niet twijffeld of zal gunilig zijn. Nog zal
„ hij daar ook'lang naar wagten. „
Toen ik den Brief had uitgelezen' voor de
kwijnende Lady, Zo hebbeikeens gehoord, mij-
ne vrienden, zeide zij, van een zieken^ die met-
terdaad ftierf, terwijl vijf of zes voornaame genees-
heeren in overleg waaren, en niet overeenkwamen
wat naam men aan de ziekte geeven moeft. De
zieke was een Keizer: De Keizer Jofephus, piee-
ne ik. ,
Ik vraagde, Of ik aan haaren Neef zou fchrij-
ven, alzo hij niet wift in hoe flegten ilaat zij was,
om zig te verhaaften.
In geenen deele, zeide zij; nademaal indien
hij niet alreeds op weg was, zij zig verzekerd
hield ^ dat zij, tegen den tijd dat hij mijnen Brief
kon krijgen, en hier koomen, zo verre heen zou
zijn, dat zijne tegenwoordigheid haar maar
zou ontftellen en beroeren, en bem druk veroor-
zaaken.
Ik hoope evenwel, dat zij nog niet zo zeer
nabij haar einde is. En zonder iets meer aan haar
te zeggen, toen ik wegging, fchreef ik aan den
Colonel Morden ,^dat indien hij zijne beminde Nigt
nog leevendig verwagt te zien, hij geen tijd ver-
zuimen moet van op reize te gaen. Ik zond hem
deezen Brief met zijn eigen knegt.
Dr. H. zond deezen ogtend zijnen Brief af
aan haaren Vader, door eene bijzoiidere hand.
JufFr.Walton ,de Galanterij-verkoopfter,heeft
ook nu even aan JufFr. Smith bekend gemaakt dat
t
■^--tiiè:
trnmÊÊ
-ocr page 605-JüFTER CLARÏSSA HARLOWE. 57 j
haaren man, nog geen half-uur geleeden , door
een bijzonderlijk gezonden boode een Brief ge-
bragt was van domine Brand, waarin de copij was
ingefloocen van eeuen dien hij gefchreeven bad aan
den Hr. Joannes Harlowe , om zijnen voorbaari-
gen te herroepen.
En daar alle deeze, en de Copij van den Brief
der Lady aan den Col. Morden, genoegzaam op
eeneu tijd in hunne handen zullen koomen , zo
moec de duivel de familie regeeren, indien zij niet
met eene wroeginge bevangen worden , die de
dubbel-vaftgeboomde deuren hunner harten zal
doen openberften.
Willem neemt aan om deezen nog tot υ te
lioomen (al hoe laat het zijn zal} voor dat gij ter
ruft gaet. Hij bidt dat ik het uur en minuut voor
hem melde, waarop ik hem dien geeven zal. Het
is juift een half uur over Tien.
Ik houde ftaende, dat ik (nu door oeiFeninge)
de fnelfte fchrijver in charatoe Één in Engeland,
naaft uzelven. Dog al deed zig ieder uur nieuwe
ftoiFe op om over te fchrijven, en ik anders niets
te doen had, kan ik niet zo fneedig fchrijven als
gij verwagt. En houd in gedagten, dat uwe kneg-
ten geen Brieven of Boodfchappen kunnen bren-
gen , voor dat die gefchreeven of gezonden zijn.
* «
■ Jan Belford*
féi'.riiilit"-"'··«^
^ - i iM»iiir·......-..
KCIL
-ocr page 606-4283 De HISTORIE van
Or. H. aan Jacob Harlowe den Ouden^
Schildkn,
London, den 4. Sepu
Mijn Heer,
Indien ik over f de harten van andere ouderen
rnng oordeelen naar mijn eigen, kan ik niet twijf-
feien of het zal wel van u genomen worden dhc ik
u onderrigce, dat gij nog gelegenheid hebt om u-
zeiven cn uwe familie groot verdriet in toekoomen-
de te bcipaaren, door den een of ander van de-
zelve herwaards af te vaardigen , met uwen laac-
ften Zegen, en dien van uwe Lady, aan de voor-
treiFelijkfte van haare Sexe.
Ik hebbe eenige reden om te gelooven, mijn
Heer dat zij aan u is afgebeeld in een zeer verfchil-
lend ligt van hetgeen waaragtig is, En dit is het
dät mij beweegt om u te kennen 'te geven, dat
ik, op de befte gronden, haar volftrekc onberis·
IjplijH agte in al haar gedrag , hetwelk onder mij-
ne oogcn gehouden is, of tot mijne ooren gekeo-
men; ςη dat haare ongelukken zelf haar tot luifter
gedijd hebben, en tot eere van alle die tot haar
betrelikinge hebben, door het gebruik 't v/elk zij
van dezelve gemaakt heeft; en door de lijdzaam-
. heid
'i
Ψι
^Ίΐιιι III ■■-■liiiiiiriaiiafc·^^
JuFEgEi CLARISSA HARLOXVEo 5-77
iieid en gelaatenheid, met welke zij zig opbeurc
ondereen pijneiijk, zukkelend , en moedbenee-
inend verval; en door de grootheid van gemoed,
met weike zij haare aanna^erende .OKtbindinge te
gemoec ziet. Er? dit alles uit de regre beweegre-
denen; , uit beweegredenen , op welke een fter-
vende Heiligé zig beroemen moge.
Zij weet niet dat ik aan u fchrijve. ïk moec
trouwens erkennen, dar ik eenige dagen geleederï
fiebbe aangebooden zulks te doen , en dat zeer
Icragtfg dfiugendë : N^fg vireigerde zij het mij uic
hardnekkigheid -- Dat fchijnt zij niet iq weeten
wat het is ----- Maar verzogt mij oni het ilegts
voor twee dagen uit te ftellen, in hoope dat haar
onlangs - overgekoomen JSIeef, welke, zo zij hoor-?
de, voor haar fprak, in ftaat zoU zijh om wel te
llaagen ten haaren voprdeele. , - . .
ik hoope dat ik niet voor een bemoéijziek
man zal geagt worden bij deeze gelegenheid : Dog
zo dit zp zij, ik kan het niet helpen; ik worde toe
fchrijven apngedreeven, door eene zcort van oU-
derUjken, en onweerilaenbaaren draftg. ^.. .
" Maar, mijn Heer, wat gij ook moogt goed-^
vinden te doen, of toelaaten dat gefchiede^ dac
moet fpoedig gedäen worden; want zjj kan niet^,
denke ik waarlijk, eenè week langer leeven. En
hoe lang zij van .dien korten tijd genot, mag heb'
ben van haar, verwpnderenswaardig verftand, om
trooft te fcheppen uit de gqnft, welke' gij moogt
goedvinden aan haar ,te bewijzen, kan men niet
zeggen. I'k ben. Mijn Heer, -
Ow onderdaanigße Dienaar" \ ' ν
.R. · H:
Vir. DeeL Öo XCIiL
-ocr page 608-De Hr, Belford, aan Willem Mor dèNj
Schildkn.
London y dm 4 van Septemb,
Mijn Heer,
Hét dringend geval, en de voor handen zijnde
gelegenheid door uwen knegt, zal eene genoeg-
zaame verontfchuldiginge zijn, dat een onbekende
u dus koomt moeijen j die egter niet onkundig is
van uwe verdiende.
Ik hebbe verftaen, dat gij uwe goede dienften
aanwende bij de Ouders van Juffer ClarilTa Harlo-
we, en haare andere nabeftaenden, ora hen te ver-
zoenen met de verdienftelijkfte Dogcer en Nigt,op
welke ooit familie zig beroemen konde.
Λ1 hoe edelmoedig uw oogmerk hierin zij,
wij hebben hier maar al te veel reden om te den-
ken , dat alle uwe vlijt en bekommeringe ten dee-
zen aanzien onnoodig zijn zal : Wanc het is het
gevoelen van iedereen, die de eere heeft van tot
haare tegenwoordigheid te worden toegelaaten, dat
zij niet boven de drie dagen kün leeven : Zo dat
indien gij haar leevendig wenfcht te zien, gij geen
tijd verzuimen moet om herwaards te koomen*
Zij weet niet dat ik fchrijve. Ik zou het al
eer
57?
eer gedaen hebben, indien ik den minften twijiFel
gehad had, dat zij voor deezen tijd al niet eenigé
tijdinge van u zou ontvangen hebben van de geluk-
kige uitwerkzeis uwer genegene bemiddeling© tèïi
haaren voordeele. Ik ben, Μ ij ν Heer,
de Èt\ Lóvelace ^ aan Jan Βεϊ,ροΙιϊΙ
Scbildkn,
[Ten Antmord op Brief yi ^i^
Uxh'ridge, Dings dag-Morgen 'tusfchen
^ en ^ ü'urefü
En kan het weezen, dat dit vehvonderens?
waardig, fchepzel zo ras deeze vervloekte wereld
2al verlaateri ? Want vervloekt zal ik dezelve ag-
ten, en nog meer vervloekt mijzelven, als. zij we^
is. O 'Jan! gij die zo bezadigd kunt zitten, eri
gelijk Addifon's Engel den Storm draaijen, en li
daarin zelf verheugen^ welke mijn geluk niet wor-'
tel en täk uitroeit, befchuldig mij, niet over mijii
ongeduld, hde onredelijk ook ! indien gij wifl:;
dat ik alreeds de pijnigingen der verdoemden ge-
voele, in de wröeginge welke mijn hare wringt,
- " ■ ■ f.
■aaa
ipw
als ik öp mijne voorgaande bedrijven jegens tiaäf
te rug zie, dan zoude gij zulk een duivel niet zijn
als gij u gedraagt, mee eene verfchturende con-
fcientie aan te Hirzen, welke, buüerf uwe ongena^
dige ver^waaringen j ten eénenmaale bnverdraage·
lijk is.
Ik weete niet wat ik fchrijve, nog wat ik zou
willen fchrijven. Üaar hec ge2elfch?p , hetwelk
mij plegc te vermaaken , al zo ongeneuglijk voor
mij is, als mijne overdenkingen pijnelijk zijn, en
ik mijzeiven nog helpen nog vervrolijken kan,
moet dan niet ieder knegt,die omtrent mij is, dee·
len in eene zo opregte beroerte ?
Zal ik u eene flaauwe fchets geèven van dè'
ijzelijké ongeruilheid, met welke mijn gemoed wor-
fielt? En flaauw moet dezelve inderdaad zijn; want
niets dan woedende dolheid kan dezelve te' boven
gaen; en maar alleen in de bevattinge van an-
deren, nademaal, wat den lijder delven aangaet,
het zeker is, dat eene daadlijke uitzinnigheid (uit-
genomen derzelver bedaarde tuilchenpoozen) een
oneindig gelukkiger Haat moet ^ijn dan de ftaat
Van verewijiTelinge en benaaudhéid , die dezelve
menigmaal voortbrengt. '
Terwijl het mij verbooden is bij het lief fchép"
zei te koomen, en ik egter verlange om haar tß
zien, zou ik wel degeheeie wereld willen geeven
om nog|eens weder tot haare beminde tegenwoor-
digheid te worden toegelaateni Ik rijde drie of
Vier maaien op een dag naar London, nu 'er voor
dan tegen befluitende wel twintigmaalen in twee of
drie mijlen j en eindelijk rijde ik te rug; én in hec
gezigt van Uxbridge, z«lf een walg hebbende van
deii
iiiiMiiniiliririti
den genegen vrierd en hec gaftvrij huis, keere ik
bet hoofd van mijn paard weder naar de ftad, en
beiluite om mijne zinlijkheid in te volgeix, zij mag
^et neemen zo zij wil; dog bij mijne inkoomft in
dezelve, na oneindig veel overlegs, verandere i|c
nog weer van gedagten, ha,ai· vriezende te ftooren
en te ergeren, op dac ik, daardoor, een zo
baar leeven niet bekorten moge.
Gilleren, in het bijzonder, om u eqn denJξ".^
beeld te geeven van de kragt van. dat ongeduld,
hetwelk ik niet kan mijden van te laaten uitberften
tegen miine küiigten ^ had ik Willem niet zo dra
afgevaardigd , ofik (leeg te paard om hèm op zijne
te rug koomi^ te onn^ioeten.
Om hem tijd te geeven., reed ik onderwege'
zo wac lanterfantende om, nu ^eeze, Laan op naar
deneenen weg, dan die neer naar den anderen,
juiil zo ajb mijn paard liep; den geheelen tijd mijn
weezen zelf. vervloekende; en fchoon ik nog zo
kort geleedep op de geheele wereld v^n, boven «e-
^irzag, wenfchendevanftaatt^ yerwilTden met den
armften bedelaar, welke a^n mij om bermhartig-
heid riep terwijl ik hem voorbjj reed ——-— en
hem geld toegooijende, op hoope van door zijne
gebeden den zegen te verwerven , na,ar welken mijn
hart reikhalft.
Na dat ik een uur of twéé, (welke mij. wel drie
of vier verdrietige toefcheenen} had omgedormd^
vreezende datik den vent had laaten voorbij Qippen,
ging ik aan ieder tolhek vraagen, of'er niet een knegc
in zodanig een livereij van London terugkoomende,,
op een e volle galop was doorgereeden; want de faon.ä
had wel mogen vrèezen, zó ik hem op' eene traa,
3 ' ' ge
-ocr page 612-m
■
U De HISTORIE van
ge draf ontmoet had! En op dat ik hem niet zou
misloopen aan het een einde van Kenfington, in dien
hij den weg van Afton of Hamerfmith mögt in-
ilaen; of aan het ander, 'indien hij mögt koomen
door het Park, of anders; hoe veel twintigmaalen
reed ik wëi niet heen en weer van het Paleis naar
de Gore,de cogen van alle die op wegwaaren,het
zij te voet of te paard, tot mij trekkende j die onge-
twijffeid zig verwonderden, dat zij een welgekleed
en we) te paard zittend man, zomtijds pas gaende,
zomtijds ileigerende (alzo het beeil meer vuur bad
dan zijn meeiler) zagen heen en weer rijden in zo
kort eene tuffchenwijdte I
Deezen gantfchen tijd nogihans, fchoon ik
verlangde den karei in het oog re krijgen, vreesde
ik hem te ontmoeten, bedugt dat hij met eenige
doodlijke boodfchap mögt belaft zijn.
VVanneer ik van verre iemand op eene galop
naar mij toe zag koomen , maakte mijne gelij-
kenis-vormende verbeeldinge 'er ftraks hem van;
en dan (liet mijn hart in «.mijne keel op, als of het
mij wilde fmooren. IVJaan wanneer de digter aan-
naderinge van den perfoonmij uit den droom hielp,
hoe vloekte ik dan op het fammelen van den fchob-
bejak, en u bij beurten! En hoe gereed ilond ik
wel om mijn pillool te trekken tegen den onbeken-
den , cm dat hij de onbefchaamdh'eid had van op
eene galop te rijden; hetwelk niemand dan mijn boo-
de, naar rnij dagt, regt of reden had om φ doen!
Want alle bezigheid der wereld zoude ik mij wel
haafl: verbeelden dat behoorde ftil re ilaen, bij eene
gelegenheid zo naar en van zo veel belang voor
..·.,- . .. ...... ·
O
-ocr page 613-Joffer CLARISSA HARLOWE. 595?
mij. Ja, deeze voorleedene week, zou ik wel ie-
der man of vrouw den hals hebben kunnen bree^
ken ï welken ik zag lachen, terwijl ik in zulk eene
verilugenheid van geell ben.
Ik ben nu overtuigd dat de ongelukkige, wel-
ke eenig droevig rcbouwfpel ontvlieden , onder-
tuffchen met tienmaal raeer angft onder hunne on-
zekerheid en fchroom te worftelen hebben, da»
zij lijden konden, zo zij daarbij tegenwoordig waa^
ren, en het ergile zagen en wiilen : Zo bekv^aam
is de waan of verbeeldinge, de naafte telg der zie-
le, om de zaak zelve te 0verfchrijden, het zij hec
onderwerp vrolijk of droevig zij.
En hiervandaan koomthet, naar mijn begrip
dat alie vermaaken grooter zijn in de vet'wagtin-
ge^ of in de herdenkinge ^ dan in de genietinge
zelve; terwijl alle pijnen ,_ welke beide deelen dier
ongelijke vereeniginge hevig drukken, waarop de
wiilèlvallige ftaat der broofche ilerflijkheid gegrond
is» de fcherpfte kragt hebben ten tijde van het lij-
den : Want hoe ligt vallen de zwaarile ongeluk-
ken der herdenhinge^ als men dezelve is te boven
gekoomen! - Dog hec Ugtß, bekenne ik,
diegeene welke het, Lighaani meer betielfen dan de
Ziel. Dit, egter, is een ft uk van wijsbegeerte,
hetwelk ik nu juifl: geen tijd nog herfens hcbbe om^
behoorelijk te over weegen : Neem het dan zo als.,
het valt uit de pen van een krankzinnigen.
Wee een van beide de ongelukkigen, die mij
de heillooze boodfchap 'brengen zal, dat zij 'er,
nietme,eris? Want het is maar al te waarfchijne-,
lijk, dat een zo haatelijke Nagt-Uil nooit weder
zal gillen of fchreeuwen; tenzij defchok, weik.e
O O 4 waur-
ÜÜ
-ocr page 614-"waarfchijneiijk mijn geheel geM^bij zulk een^
droevige gelegenheid zal'oncilèllen (door mijne
hand te doen mij het wit van zijn kop',
hart, of ingewanden' zal dóen miiTen, zo niet de-
:?eive Wenden tegen mijne eigene.' * '
Dog zij zal, zij kan , zekerlijk , nog niec
ilerven! Zulk eene weérgadelooze voortreffelijk-
heid, · ^ . "
■t '
\
Wier ziel een waereïd zelf in zich hejluit,
En fcbijm voor alles regt gevormd "·' , ·''
ίωη ons niet verleend worden, om zo fchielijk ons
iveder te worden ontnomen!
Mair'kanhet wel niet weezen, dat het een
opgeftemd werk is tuiTchen u, Belförd, en het lief
fchepzel (die mij niet Wil laaten bij zig koomen ,
óm mijzelven te overtuigen) om mijne ziel tot de
diepile wroeginge té^ bewerken; en dat, als zij o-
vertuigd is van de opregtheid mijner boetvaardig-
heid, en als mijne ziel tot zulk was gemaakt is',
dat dezelve bekwaam zij om in zulk een vorm ge-
kneed te worden als het haar belieft; zij mij dan
zal opbeuren met de blijde tijdinge Van haare heii-
ilelde gezondheid én aanneemingé van mij ?
Dog laate ik denken, dat het zo zijn zal. Laa-
te ik mijne voorigé höope voeden, hóe 'onwaai-
fchijnelijk ook ——— Dac zal ik; en mij daärih
ook verheugen. En laate ik u betuigen, hoe ver-
rukkelijk mijné geneugte zijn zoude, als zulk eerfe
Jiil als deeze zig kwam te ontwinden ί
Laat hetf waarde Belford, hat het dog zo
^ijn!' i--^ En, O mijne alieriid'fte, en 'altoos ,
r : .. . · iie-
mm
I \
L* -
Mdife
-ocr page 615-m
I
WW
j ï\ ^t
lieve ClariiTa , houd mij niet langer in deeze wree-
de cwijiFeimoedigheid; in welfc ik duizendmaal
meerlijde, dan ik Ρ pojlc hebbe doen üjdèn. Ën
vrees niet, dat ik verftóord zal worden, of aarze-
len, bij eene zo wenfchelijke opklaaringe : Wanc
eeuwig zal ik u aanbidden . en zonder u te befchul-
digen over de argften 'vaarraede gij mij gepijnigd
hebt, belijden dat gij zo verre boven mij uicfteekc
in edele en hupiche vonden,^gijin deugd en eere
mij te boven gaet!
Maar , nóg eens - Indien hec ergft
gebeuren mögt --- zeg niet wat dat ergd is
--en ik gae voort uit'dit gehaat 'Ëiland
I
-- Voor altoos voort --^—— En ik mag
eeuwig
^—^—Dog ik ben reeds al krankzinnig
en zal derfaalven ten befluice zeggen dat ik
ben
Meer de uwe dan mijn eigen,
ijrloewel daarin ook niet veel eere ßeeh')^
Qo i
-ocr page 616-ί>Ε HISTORIE VAW
58«^
De Hr, BEtroRD, aan Robert Lovela-
CE, Schildkn,
Dings dag ^ den 5 van Sept,
te 5) Uur en 's morgens, ten huize van Smith.
Wanneer ik den uwen van heden ogcend las,
kon ik niet nalaaten rnij over u te ontfermen, we-
gens het berigc, hetwelk gij geeft, van de vreeze-
lijke benaaudheid en twijffehrtoedigheid, met wei-
te gij hebt te worilelen. Ik wenfchte wel van har-
ten , dat alles zulk een einde mögt neemen, als gij
zo gaarn zoudt hoopen : Dog dat zal niet lukken;
en uwe twijffelinge, indien deeze het ergft is van
uwe pijniginge, gelijk gij zegt, zal wel haaft over
zijn; maar helaas! niet op eene wijze, naar welke
gij wenfcht.
Ik ben nu zo even bij de Lady geweeil. Zij
is ten uitcrften flegt gefteld: Nogthans poogt zij
een Antwoord te fchrijven op den Brief van haare
Norton, waaraan zij gifteren begon in haare eige-
ne kamer, en een goed deel al gefchreeven heeft;
maar met eene hand niet naar haare eigene fraaije
gelijkende, zo als Juffr. Lovick mij berigt, maar
veel grooter, en met kromme regels.
Ik hebbe de aanbiedinge aangenomen van ee*
ne kamer naaft die van de weduwe Lovick, tot dat
ik
-ocr page 617-Joffer CLARISSA HARLOWE. 595?
ί ■
ik zie hoe de zaaken loopen; dog buiten weeten
van de Lady; en ik zal t'eiken nagt, voor eenige,
weinige uuren naar huis gaen. Ik zou niet gaafn
een gezeg willen verliezen, hetwelk ik van zo leer-
zaame lippen zou kunnen winnen ^ nog de gele-
genheid van eenig bevel van haar te ontvangen ,
al moeft ik 'er een Capitaal voor geeven.
In dit mijn nieuw vertrek fchrijve ik nu, en
zal ik bij aanhoudinge fchrijven, naar dat de gele-
genheid zig voordoet, op dar ik dies te omihndi-
ger zijn mag: Dog ik maake ftaat op het te rog-
zenden van mijne Brieven, of copijen van dezelve,
zo dra ik ze eifche, op dat ik alles bij malkaer mag
iiebben , hetwelk deeze aandoenlijke Gebeurtenis
betreft; welke ik leezen en herleejien zal mee een
zwaarmoedig vermaak tot aan het einde van mijn,
leeven. '
Ik ben van gedagten om u den Brief van Bnnd,
aan den Hr. Joannes Harlowe, te zenden j waarin
hij zijne fnoóde verdenkingen herroept. Het is
een v;ecrgaloos ftukje van pedanterij; en zal mis-
fchien uw diep verdriet een weinig kunnen verdrij-
ven :. Ten minften eenigen tijd hierna mogeliik ,
zo niet nu.
Γ'
{ ■
ί ■
Welke elendige fchepzels zijn 'er in de we-
reld! Welke wonderbaarlijk zamengemengde cha-
raélers!
ν ■■
?
mÊÊÊk
Zo vol bezeffinge en zo zot tevens
Welk een zi^zelven"ongelijk^ welk een dwaas^
fchepzelis de meufch! " "
;8S De HISTORIE van
Drie Uur en)
De Lady heeft zo even haaren Brief ten einde
gebragc, en heeft JufFr. Lovick, JuiFr. Sraith, en
mij onderhouden met een edel geiprek over de ij-
delheid en kortheid des leevens, welk ik met hec
herhaalen aan zijne waardij te kort zou doen : En
ik ben inderdaad zo bedroefd over haar, dat al
hoe krank zij is, mijn verftand niet half zo helder
zij dan hec haare.
Een weinig dingen, welke den fterkften in-
druk op mij maakten, zo wel wegens de gedagcen
zelve, als door haare manier van dezelve uit te
^•ukken, leggen in mijn geheugen. Zij bragt de^·
zelve dus op het tapijt:
Ik bedenke, zeide zij, welk een allengs na-
derenden en gelukkigen Dood God Aimagtig (Ge?
zegend zij zijn naani!^ mij verleent! Wie zou ge-
dagt hebben, dat ik zo veel geleeden hebbende als
ik hebbe moeten lijden, en zo verhaten als ik ge-
weeil ben, met zulk eene tedere opvoedinge als
ik gehad hebbe, zo langzaam zoude fterven! —:—-
Maar zie eens, hoe het al bij kleine trappen hier-
toe gekoomen is. Eerfl; wierd ik verfteken van het
vermogen van te wandelen : Toen nam ik eene
koets - Eene koets wierd eene al te heftige
beweeginge voor mij : Waarna ik een draagpoel
nam. --- Door de gevangen-zettinge naderde
mij de Do od met eene wijde Schreede --
Ik zou anders langer gekeden hebben!-Ver-
volgens was ik niet meer in ftaat om ter Kerk te
gaen;
\ ·
gaen; toen riiec om den trap op of is/re kóomen :
Nu kan ik naaüwlijks mij beweegen uit dé eere ka-
mer in <ië andere^ en een kleiner kamertje zal
trsy wel haaft befluiteh.--Miji^e oogtn be-
ginnen mij te begeeven , zo dat ik zomtjjds nie.c
onderfcheidelijk kan zien te leezen; en nu kan ik
bezwaarelijk fchrijven, of eene pen houden. ---
Hierop zal voigeo, vermoede ik ί dat ik niemand
meer kenne, nög in ftaat ben om iemand van u
te danken : En derhalven danke ik u nu nogmaai,
Juffr. Lóvick, en u, JuiFr. Smith, en ü, Hr. Bel-
ford, terwijl ik u kan dank zeggen, voor alle uwe
vriendlijkheid jegens mij. En dus doet God al bij
kleine trappen, met het gevoel van den. allengs-
kens naderenden dood, waarmede hij mij zegent,
alle menfchlijke genèugtèn in ons verßerven, ge-
lijk ik zeggen mag, om zijne arme fchepzels ge-
heel aan Hemzelven te onderwerpen.
Gij kunt ligt giiTen, hoe aangedaen wij allé
waaren over dit vporftel van haare fteeds toenee-
mende zwakheid. Wij hoorden het zelve met vog-
tige oogen; want daar ik het voorbeeld der vrou-
wen voór mij had , en haare beweegelijke Wel-
fpreekendheid aanhoorde , konde ik mij daarvan
niet meer weerhouden dan zij. Dog wij hielden
ons niettemin ftil; en zij ging voort, zig to^: mij
wendende.
O mijn Hr. Belford ! Dit is een zober ras
voorbijgaend leevèn in zijne allerbeile genietingen.
Wij vliegen her waards en der waards, bekleed met
alle onze ijdelheden, als bonte kapelletjes , ge-
duurende een vrolijk, dog zeer kort faifoen, rot
dat wij eindelijk gaen leggen in eenen' ruileoden
ilaar.
m-mê
De HISTORIE van
ftaac, en in flegte wormen veranderen ! En wie
weet in welke gedaante, of toc welken ftaar, wij
weder zullen opgewekt worden?
Ik wenfchte wel dat gij mij ^ een jong fchep-
&el, maar even den ouderdom van Negentien jaa-
ren bereikt hebbende, at hoe bloeijende en fris ik
was voOr weinige maanden, nu van de koude hand
des doods beneepen, eenigen invloed op ü wildec
gunnen, in deezc mijne laatße uur en ^ om u te
beweegen tot een geregeld leeven, en ter boet-
vaardigheid van al het voorgaende kwaad, v/aar-
ain gij u moogc fchuidig gemaakd hebben. Want
geiouf mij, mijn Heer, dat nu, in dit laatft be-
drijf, zeer weinige dingen de proef zullen kunneri
houden, of als loflijk, zo al vergeevelijk^ door-
gaen voor onze eigene Vierfchaar , veelmin nog
voor ecne veel gedugter, in al wat wij gedaen, eii
v/aarin wij onze geneugte gefteld hebben, geduu-
i-ende een leeven zelf ook niet zeer beftraffelijk, zo
als wij het mogen agten ! - Behooren wij
derhalven op onzen hoogen dag^ eer de uure der
donkerheid nadert, ons niet te bevlijtigen om zd
te leeven , dat wij daaruit bedenkingen fcheppen
kunnen, welke de doodsbenaaudheid der laatüë
oogenblikken, als die koomen, verzagten mogen,
en een ftraal der Godlijke Genade ter verfcheiden-
de Ziele binnen laaien , om haaren doorgang té
verligten tot eene fchroomelijke eeuwigheid?
2ij zou bijna bezwecken hebben; en'alzo zij
verkoos om wat té gaen leggen, ging ik van 'haar
af; Ik behoeve niet ce zeggen , met een zwaar-
tnoedig hart: En toen ik in mijn nieuw-betrokken
Vertrek gekoomen was, wierd mijn hart nog meer
aan-
ψ
I t
Juffer CLARISSA HARLOWE, 55,,-
aangedaen door het gezigt van den ernftigen Brief,
welken de hoogwaardige I-ady zo 'even voJeindigd
had. Dezelve wierd mij medegedeeid van JuiFr;
Lovick; die denzelven had voor mij üic ,te fchrij-
ven; dog dezelve zou mij niet behandigd worden j
dan na haar verfcheiden. Evenwel, overtrad ik
haare begeerte zo verre, dat ik de weduw over-
reedde , om mij daarvan eene copij te laaten nee^
men; gelijk ik terftond deed in charaélers,
Iki zende dezelve hier' ingeflooten. Indien
gij die kunt leezen, zonder dat de omroeringe van
uw hart de traanen u ten oogen uitperfe, kan uwe
wroeginge bezwaarelijk zo diep gaen, als gij mij
hebt döen overhellen om te denken.
Jufer Clarissa Harlowe, aan Juffri
Norton.
5 Ten Antwoord op Brief xc (a)i
1 ' " ■ ■ ■·
' I Mijne waardfte Jufr, Ν 0 r τ 0 ν j
i
I Ik vreeze, dat ik niet in ftaat zal zijn om alles
I te fchrijven, wat ik van zins ben om aan υ te zeg-
1 - gen
I (a) Begonnen op Maandag den 4 Scpt, cn bij ftukkca yol-
11 cindigd op Dingsdag; dog niet verzonden voot denjiol^ndcDf
Donderdag,
gen over het onderwerp vati uwen laatilen^ ïk zal
egter zien wac ik doen kan, , ,
Wae mijne vrienden aangaet, en het droevig
ontbijt, ik kan niet nalaacen ovqï hen bedrukt te
zijn. Wat heefc, helaas! mijne Moeder in 't bij'
zonder al niet geleeden door mijne roekeloosheid!
w—~ Nogthans lo veel in te willigen aan een
2oon!---zo weinig aan eene Dogter! ——-
Dog alles zal nu wel haalt over zijn , wat mij aan-
gaet. Ik hoopè dac zij alle hunne vériloordheden
in mijn graf begraaven zullen.
Wau uw raad belangt ten aanzien van den Hr.
BeJford,· zal ik alleen zeggen, dat d^ ongelukkige
verwerpinge die mij is o.vergekoom.en ,;en_dé kort-
heid van mijn tijd , nu mijne /erontfchuldiginge
zijn moet-Ik wenfchte wel dat ik aan mij-
ne Moeder en mijne Oomen kon gefchreeven heb-
ben, zo als gij mij raadt. Ën egter koomen de'
gunften zo traaglijk van hen! --
De vergunninge van een vérzoëk blijft nii nog
niaar overig, welke ik van hen zou wenfchen. Van
welke egter, als ze wordt ingewilligd , ik geen
weet meer hebben zal. Het is, 4at het hun be-
haagen zal om toe te laaien, dat mijne overblijf-
zels gebragr worden bij die van mijne voorouders
- Geplaatft aan de voeten van mijnen vvaarden
Grootvader, zo als ik in mijn Teftament gemeld
hebbe. Dit, evenwel, zo als Het hpn zal belie-
ven. Want, als men 'c wel bedenkt, dit fnó.ode
ïighaam behoort mijne zorgen niet zo veel tot zig
te trekken. Het is eene zwakheid--Dog
laat het ee^e natuurelijke zwakheid genoemd wor-
dérï j en zo zal men dezelve wei in mij verfchqo"
' · néti;
591
Mn; inzonderheid als men bewufl: zal zijn, daé
eeneicerbiedige dankbaarheid daarvan de grondfla^
isJ Gij weet wel, mijne waarde vrouw, hoe mijrt
Grootvader mij b'étninde. En gij weet hoe vee!
eere ik hein toedroeg, en dat wei van mijne kinds-
heid af tot öp.de uure Van zijn dood. Hoe raenig-i
maai hebbe ik^zedert gewénfcht^ dac hij mij nieé
zo fterk bemind had! ; · . , , /
Ik wenfche ^tt.niet·, bij het fchrijven van dee·^'
«en om zelf mijnen; Neef Morden te zien. O
mijne gezegende vroüwl , Mijne waarde moeder-
lijke vriendin! Ik ftae eerie- beter Reize aan té nee^
men, dan of naar Vrankrijk èf Italië I — O^
^elf dan .om mijne wooninge tè néeriien op mijii
eertijds bemind Ztiivel-huis! Alle deeze ultzigten
feii vermaaken, die bij zo aangenaam plegten te
zijn in mijne ^zondhèid, hoe armhartig koomèri
mij die nu voor ! —' ' - . » '
Inderdaad, inderdadd^ mijne, waarde Mama
Norton, ik zal gelukkig zijjil 'ils weeu dat ik zd
zijn zal! — Ik hebbè reeds eene bekoorelijkë
vóorfmaak van gelukzaligheid! —— Betuig alld
mijne waarde vrienden tot hunnen tfoort, dat ik
zo zijn zal! — Wie zou niet de ftrafFen yi^illeti
draagen, die ik gedragen hebbé, om zig te mo-
gen verblijden in deézè, vooruitzigten en verzeke'·
ringen! -Vefziükeringen, welke ik mogelijk
niet gehad zoude hebben, waare ik mijner éigene
wenithen deelagtig geworden! , ^
Nog ben ik ook zéifbegeerig om » te zien
ne waarde JüiFr. Norton.' Niettemin moet ik, orai
mijne eigene dankbaarheid regt te doen, yerklaa-·
ien, dat 'er eën tijd geweeß is, dat'k'ondt gij vrif·^
yil. Deei; Pp héiif
■■it
iTÏKfaa
^jyyiÄieiieea.
594 De HISTORIE van
beid gehad hebben om te koomen, Zonder het mis"!
noegen Van diegeenen op u te laaden, welker ag-
tinge het voor u noodig is te -behouden en aan te
kweeken ^ uwe tegenwoordigheid en vertrooftin-
gen een bal fem zouden ge weeft zijn in de wondeö
mijner ziele. Dog zo gij nu (kwamt, zelf met be-
wiiliginge, en met tijdinge van verzoeninge, zo
zou het uwe droefheid maar verzwaaren; en het
gezigt van eene, welke ik zo dier beminne, zo
gelukkiglijk belaft met eene goede boodfchap ^ zou
mij mogelijk maar te rug haaien tot die wenfehen,
welke ik groote moeite gehad hebbe om te boven
te koomen. En laate ik u tot uwe vertrooftinge
melden , dat ik niets onverrigt gelaaten hebbe,
hetwelk behoorde verrigt te worden, het zij opzigt-
lijk cp den geeß of op het Ughaam; neen, zelf
niet de geringfte voorbereidinge : Zo dat 'er niets
voor u overgelaaten is om voor mij te verrigten.
leder eene is haar werk aangeweezen ten aanzien
van delaatfte pligten. - En mijn leiTenaar waar-
op ik nu fchrijve —— O mijne waardfte JufFr. Nor-
ton, Alles is bezorgd! - Alles is gereed ! En
alles zal zo ordentlijk zijn, als het behoort te wee-
zen!
En ik bidde u, laat mijne Juffer Howe weeteti j
dat tegen den tijd dat gij deezen zult ontvangen ^
en zij uwe bekendmaakinge van deszelfs inhoud,
het, naar alle waarfchijnelijkheid , voor haar te
laat zal zijn om mij de onwaardeerbaare gun ft te
bewijzen, voor hoedanig ik dezelire voormaals ge-
agt zou hebben , van mij te zien. God wU geen
mededingers hebben 'tn de harten dergeenen , , die
hij heiligt. Door verfcheidene middelen doet hij
al-
-ocr page 625-alle andere aandoeningen verftervert, of liever
alle verflonden worden in de Liefdö te He'tn-j
waards. . ' . .,
Ik zal ύ niettemin liefhebben, mijne Manii
Norton, en mijne Juffer Howe , welker Liefde je-
gens mij 'de Liefde der vrouwen is te hoven gè·^^
gaen^ tot op mijn laatfte uurl - Dog eg*
ter ben ik nu de leevendige aandoeninge van die
vermaaken te bovÉh gekoomen, waarin ik mij voor-
maals meeft verheiigdei Eu ik zegge nog eens^
dat.ik'de voorwerpen mij zo dierbaar niet wenfche
ie zien, welke mij wederom tot de aarde zoudeii
kunnen te rug trekken, en mededingers worden
van mijne Opper ft e Liefde» [
ίΉ ïfe V ■ ■
Tweemaal ben ik genoodzaakt geweeft
uit te fcheiden." Ik wenfchte^ dat, mijn laatftè
fchrijven mögt zijn aan u,, of aan Juffer Howe»
indien het niet mögt zijn aan mijn allerliefilö
Ma— , ^ , ;
Mama^ wilde ik fchrijven Staet heè
Mijne oogen zijii
zo miftig!
ί,
woord wel duidelijk?
Indien ik tot u mijn'e reden
rigtende, met halve woorden afbreeke, zo vül gij,
dezelve aan -7·—- De minzaamile koomen » toßi
— Gewiilijk moet gij de minzaamil;e neemen ζ
om de-ledige plaatzen aan te vullen ^ zo W ledige
AI weder moeil ik afbreeken I
nieuwe dag fchijnc voor mij te i-ijzen met geneezin-
^e'in zijiïe vleugelen. Ik hebbe, dunkt mij, eenë
nieuwe voorraad van kragten gekreegen : Aan
moed, God zij gedankt, heeft het mij in eenigen
rijd niet ontbroken.
' Mijne waardile Juffer Howe koope haare brui-
jioftskleederen —- En dat alle tijdlijke zege-
ningen de bekoorelijke voorbereidinge mogen ve "
gezellen ί --Zegeningen zuilen daarop vo
gen, daaraan twijffelé ik géenzins, niéttêgenftaen-
de de kleine wolkjes, welke de Hr. Hickman nu
en dan ondergaen moet, welke voor hem flegts
^en gulden dag in toekoomende voorfpellen:^Want
ïiaar hart is goed, en haare herfens ^ijn niet kwaa-
Jijk gefteld -Dog eene groote verdienfte is
koel, én die koelheid heeft niet altoos haaren grond-
ilag in hoogmoed ί Dog, indien het hoogmoed
Zo\xvi\ogQï\ fehijneny ligt het dun bedekzel'er af,
én in haar is het een edel mistrouwen van zigzel-
ve, en eene Liefde die alleen verzekeringe noodig
beeft. ,
Geei den Hr. Hickman te kennen, dat ik die
fchrijve, en^ zo ik geloove, hec fchrljve met mij-
ne laatfte pen; en vermaan hem eerft een weinig
tQ'vèrdraagen^ en in t^fclnkken; en alles in toe?
koomende zal eene bekroonende dankbaarheicf ^ eri
beloonende Liefde zijn: Want Juffer Howie heeft
verftand, een fehoon oordeel, en verhevene
■ ■ . he-
Dog dé
ï
m
wm9
/
-ocr page 627-' JuFF|R CLARISSA HARLOWE.. w
edelmoedigheid; en kan zulk eene wel ondankbaar,,
^'oiiverichiiiig zijn Öiider die verpligtiTigen, mec^*
welke zijne vlijtige en believende gedienilighéiii
(vVunneer hij.zo i^eiukkig zal zijn o^ baar de zijne
te noemen) haar aan hem verbinden zal? *
Wae iTiij belapgt, geen Bruid was ooic zo bé-
reid als ik ben. Mijpe· bruiioftskleederen zijn al
gekogc -—^ En^Koewefniec fchoon nog weidfch
voor hec gezigt, fchoon niet vercierd met juwee-
len, nog bezet met goud en zilver (want geen oo-
gen van aunichouweren zijn 'er, voor welke ik
zou wenfchen te praaien); nogthans zuilen zij het
weivoegëiijkft , het gelukkigß ίΙ©1 zijn; welk^ ooit
eene maagd in haaren bruul.-ftaat heeft gedragen
- want zij zijn zodanig, dat ze eene bevei-
liginge medebrengen tegen alle die angilen, fmer-
ten , en beroerten welke zomtijds volgen op be-
' ginzels die het meeft geluk beloofden.
'En nu, mijne 'waarde Juifr. Norton , wen-
fche ik orn geen andere. ^ '
Verhaart, O goede God, indien het uw ge?
zegende wil zij, het gelukkig oogenblik, waarop
ik in dit zuiver-ruft-verleenend gewaad zal worden
uitgedoil ! En onderfteun, vercrooft, zegen, en
behoed met de/alles overfchaduwende vleugels u-
wer bermhartigheid, mijne waarde Ouders, mijne
Oomeni mijn Broeder, mijne Zufter, mijn Neef
Morden, mijne altoos-dierbaare en altoos*vriendlij·
ke juffer Howe, mijne goede Juffr. Norton, en al-
le waardige perfoonen die denzehen lief zijn! is
de vuurige bede, vroeg en laat, bij den aanvang;
van ieder uur , z® dikwijls de klok het mij be-
Pp S
-ocr page 628-HISTORIE van '
kend maakt (Üuren zija nq dagen, ja jaaren)
ym
Uwe nu niet droevige of bedruk^
te, maar gelukkige
CÏ^arissa HAR^OWÏ»
XCVIL BRIEF.
ifOts Hr, Lovslace , aan Jan Belfordf
Sehildjin·
jüB f. ^
Woensd, Ogu den 6 Sept.
omtrent half Vieren.
ik ben de Woeilling met\ voor welken ik
bij u en mijne ergile vijanden gehouden worde.
Mijne Ziel is te doorgriefd van den inhoud des
Biiefs, welken gij iri uwen laatften hebt ingefloo-
ten, om daarop een woord meer te zeggen, dan
dat mijn hart van ontferminge bijna heeft moeten
berften !- Ik wil dat onderwerp vlieden —■
Düg weik ander kan ik verkiezen, hetwelk nie? al-
zo fmertelijk zal zijn , en mij tot dat zelve lei-
den?
Ik zou wel krakeel kunnen zoeken met alle de
■wereld; met u zo wel als de reft; al hoe grooten
dienil gij onderilellen moogt mij te doen, met aan
mij van uur, tot uur te fchrijven. Hoe durft gij
(fchoofl
mrnM
- ,
igg
rillte
lir Irt
Joffer CLARISSA HARLOWE. 595?
Cfchoon buiten haar weeten) beftaen om een vér-
trek te neemen onder het zelve dak met haar?
-— Ik kan niet dulden te denken, dat men u
ter aller uure ziet heen en weer gaen naar en uic
haare kamers, terwijl Ik^ die zo veel reden hebbe
om haar de mijne te noemen, en voormaals bij haar
boven alle de wereld geileld wierd, genoodzaakt
ben om mij van haar af te houden, en naauwJijks
binnen de ßad durve koomen, waarin ze is!
Indien 'er iets is in den Brief van Brand, het-
welk mij kan vervrolijken, zend hem mij dan haaft-
lijk. Maar niets zal mij nu ooit meer vervrolijken,
mij ooit meer blijdfchap of vermaak verleenen ! Ik
kan nog eeten, nog drinken, nog flaapen. Ik ben
der geheele wereld moede.
Het 2al zekerlijk beter zijn, wanneer alles 0·
^er is-wanneer ik hQt^ergß weete, 1t welk
het noodlot tegen mij doen kan - Nogchans
hoe zal ik dat $rgß verdraagen ? - O Bel-
ford, Belford! fchrijf het niet aan mij; maar, in-
dien het moet gebeuren, maak dat iemand ande? s,
het fchrijve; want ik zal de pen, de hand, het
hoofd en het hart vervloeken, welke gebezigd zijn
om mij de doodlijke tijdinge mede te deelen. Dog
wat wil dit dog zeggen, daar ik alreeds de geheele
wereld vervloeke buiten haar-en Mijzelven
allermeeft I
Om kort te gaen, ik ben een allerelendigil:
weezen. Het leeven is mij een laft. Ik zoude het-
zelve geen week meer op deezen voet willen draa-
gen, welk dan ook mijn lot mögt zijn; want reeds
al is 'er eene hei ontdoken in mijn eigen gemoed..
Maak mij dog nooit meer meldinge, het zij hec
r
-ocr page 630-Όε HISTORIE vAti
yan haar of van wien hec ook gezegd mag wor-
den, van het gevangenzetten ■—-- Ik kan 'dac
piec verdraagen ——- De verdoemenis over-
yalie fchielijk het vervloekte vrouwmenfch, welk^
den dood met die wijde [ehreede tot haar kon doeii
naderen, zo als het lief fchepzel het noemt! —^—
Ik had daar de hand niet in! l^aar haare nabeftaen-
" den, haaré onyerZQenbaare nabeftaenden, hebbeft
het eigenlijk gedaen. Alles zou anders nog wel
μρ te boven gekoomen. Nooit móet gij mij o-
verreeden van het "tegendeel. Het vuur der jeugd^
en de geweldigheid der hartstogt ^ ' ζομ vöor mij
gepleit hebben ten goede bij eene perfoon van ee-
|ie Sexe, die gaarn ziet dat men haare gunft zoekt
met eene vuurige , en zelf bijna opvliegende harcs^
pgt; hadde die wrêedheid en onvergeevelijkheid
het niet gedaen, welke (als men het voorwerp en
de boetvaardigheid in aanmerkinge neemt) geen
voorbeeld hebben, en de gruwelijkhèid verzwaar^
hebben van mijne misdaaden.
Onbekv^aam om te rpften, fchoon ik niet voor
Twee uuren-t^ bed ging, vaardige ik deezen af
yoor bet· aanbreeken van den· dageraad ---
Wie weet wat dfeze nagt, deeze naar^ nagt, i|iag
. aargebragt hebben'! ' ^ - ,
Ik moet mijn boode agterna. Ik hebbèf den
karei gezegd, dat ik hem ontmoeten zal, miffchien
te Knighrsbridge, niiflchien in Piccadilly ; en ik
l^etrouwe mijzelven geen Piiloolen , niet alleen
pm zijnentwille, maar ook ora mijzelven: Wanc
ii,et PUlooIen kan men al te vaardig kwaad doen.
Ik hoope, dat gij een Brief voor hem gereed
hebti Hij gaet eerft aan uw logemetu ; \Yanc ze-
ker^
/
-ocr page 631-JüffercCLARISSA HARLOWE.' jg^M
kerlijk zult gij u niet onderwinden, om in een ve)[-
trek nabij het haare uwe nagtruft te neemen. Inr
dien hij u daar niet vindt, vliegt hij naar het hiiis
van Smith, en brengt mij befcheid of zij nog in
weezen i§, of niet.
Ik zal ónder'het rijden naar hem uitzien za
wel door de lugt ^ als laftgs eten weg te paard ;
want indien de Vorft derzelver mij zo wel ten
dienft ftaet, als ik hem gediend hebbe, zal hij den
hpnd bij zijne ooren, gelijk een ander Habakkuk,
vo'or tpijn zadel brengen, met de tijdinge naar wel-
ke mijn hart reikhal ft. ' ' ' ' '
Niets dan de verfcheurend^ fnierten, welke
de verdoemde ziel gevoelt, al,§ zij koomt in de eeu)»
wige pijnigingen,, welke men ons geleerd heeft te
vreezen, kan datgeen te boven g?en 't welk ik ««
gevoele, en bijkans deeze ;geheele voorleedene
week gevoeld hebbe; en ik wenfche dat^gij daar-
van eens een proefje moogt'krijgen, zo gij geen
IJrief in gereedheid gefchreeven hebt voor
mm
ψΜ
Uwen Lo VELACE^
iäfeigiitii.«!-^»^
éoi De HISTORIE vaéi
De Hr^ Belford, aan Robert Lovela^
ce, Schildkn,
h
Dingsdag^ den κ van Sepu
Zes Uuren,
De Lady blijft bij uitftek zwak en krank. Haar
verftand is, niettemin, bij aanhoudinge helder en
kragtig, en haare godzaligheid en lijdzaamheid zijn
zonder voorbeeld. Iedereen denkt dat deeze nagt
haar laatfte zijn zal. Welk eene ijzelijke zaak is
het, dat te zeggen van zulk een uitmuntend fchep-
zel ί Zij 'wil evenwel haaren Brief aan haare Nor-
ton nog niet afzenden. Te vergeefs poogde zij op
denzelven het opfchrift te maaken: Dus verzogt
ze mij ^*dat te doen. Haare vingers willen haa-
re pendlet houden met de vereifchte vaftheid.
Ik vreéze, dat zij haar laatft gefchreeven en gele-
zen heeft! ■ !
h
■i -l
Agt Uuren»
Zij is iets beter, dan ze geweeft is. De Do-
étor is hier geweeft, en meent dat zij het nog wel
een dag of twee zal uithouden. Hij heeft haar,
gelijk al voor eenigen tijd geleeden, flegts eenige
klei-.
-ocr page 633-Juffer CLARISSA HARLQ^. 603 ^ ^
kleine hartfterkingen geordonneerd, om te neemen
als zij aan'c bezwijmen toe is. Zij fcheeri te loor
gelleld, als hij haar betuigde, dat zij nog wel twee : ■ '
of drie dagen zou Isunren leeven; en zeide, Dat . ^
zij verlangde ngar haar affcheid ! -- Het lee- ,
ven wieri zo gemaklijk niet uirgeblufchr, zag zij . 1
wel, dan zommige zig verbeelden. -^ Te Sier-
ven van hartzeer^ was, geloofde zij, de lang- ,
zaa'nße dood van a'len. Dog Gods wil moéft ge-
fchieden!'—^- Haar eenig bidden was nu,
dat zij zig-daaraan mögt onderwerpen: Want zij .
twjjifelde niet, of zij zou door Godlijke goed-
heid een gelukkig fchepzel worden, zo dra zij zig
oniflaen kon van deeze lompen der ßerßjkheU, '
Ik zeide haar,dat; en uwe beweegredenen · ' ' '
waarom gij zo nabij waart; en hs haar een weinig |[
regels voor uit den uwen van deezen*ogtend^
waarin gij gewag maakt van uwen wenfch om haar
te zien ^ van uwe opregte bedroefdheid, en uw ι
befluit om tot haar niet te naderen zonder haafe
Ik wilde wel meer gelézen hebben; maar zij. ^ V
zeide, Genoeg, mijn Hr. B^elford, het is Genoeg!
-Arme man! Begint zijne confcientie Hem ;
te vinden! --- Dan behoeft ^:een menfch hem ' / \
eene grooter ftraffe toe te wenfchen ! —— O, - . =
dat dezelve eene nuttige uicwerkinge op hem heb- '
Ven mögt.
Ik nam de vryheid van te zeggen, dat daar zij,
i
-ocr page 634-in zulk eene gemoedsgeftaUe was, dac niets nu
inagdg fcheen om haar te ontfteiien, ik wel züu
wenfchen dat gij het voordeej mögt genieten van
haarè vermaaningen, welke ik durfde zeggen, dat,
terwijl gij zo ernftig waart aangedaen, eene groo-
ter kragt op u zouden hebben dan duizend predica-
tien; en hoe gelukkig gij uzelven zoudt agten , in-
dien gij maar vergiffenis op uwe knieën van haaj;
ontvangen kondt.
Hoe kunt gij om zulk eene zaak dog denken,
mijn Hr. Belford? zeide zij, mee eenige ontroe-
ringe: Mijne bezadigdheid is daaraan, naail aan
de Godlijke goedheid ^ die mijne gebeden om der
zelve zegent, te danken , dat ik hem niet zie.
Laat hem egter weeten, dat ik nu weder herhaule i
dat ik het hem vergeeve. -τ-En God Almagtig^
haare vingers zamenieggende, en haare oogen om
hoog flaende, vergeeve het hem ook; en volmaa-
ke zijne bekeeringe, en heilige dezelve voor hem !
■- Berigt hem, dat ik dit zegge! En berigt
fiem, dat indien ik dit niet van gantfcher harcén
konde zeggen, ik zeer ongerufl: zou zijn, en den-
ken dat mijne hoope op genade voor mijzelve maa?
een zwakket) grondflag had; en dat ik nog eenige
verftoordheid huisveftende, met eenige luft bevan^
gen was naar een leeven, van welks verkortingé .
hij de oorzaak geweeft is.
Het godlijk fchepzel toen haar hoofd ter zij-
de v;endende - Arme man! zeide zij; ik
konde hem voormaals wel bemind hebben. Dit
is meer gezegd, dan ik ooit kon zeggen van eeiiig
ander man buiten mijne eigene famiiie! Wilde hij _
ïiiij hebben toegdaaten een nederig werktuig tè
L
. r»
-ocr page 635-· ■;«."χ t
'zijn ΟΓΏ hem goed te maaken, ik ben van geda^
ten dat ik hem zou kunnen gelukkig gemaakt heb-
-ben! -- Oog meld hem hiervan niet, indien
hij weezenlijk boetvaardig is -- Het zou hem
niogeJijk tè Veel aandoen! Daar zweeg zij een
poosje;
Verwonderenswaardig fchepzell —— Hê-
mclfche vergeeffter! - Daarop het woord
hervattende —Dog geef hém te kénnen ,
bidde ik, dat indién ik weetèn konde, dat mijn
dood een middel mögt zijn om hem te regt te bren-
gen en' te behouden, dat een onüitipreekelijk ge-
noegen voor mij zijn zoüde 1 , '
Dog laat mij, hoe het zij, niet ontrufl: wor-
den van den fchroom van hem te zien.' Ik kan
het gezigt van hem niet ber 'draageh, ν
' Juift zo als zij dit gefproken had, liet de
predikant, die haar zo dikwijls bezogt hadj zig
aandienen, en wierd toegelaaien.
Schroomende, dat het zeer moeijelijk vcioi* u
zijn zoude dien driftigen geeft van u te bedwingen,
om haai: niet té ovér<rallen in de uuren van haar
fterven, en voor de doods-angften, waarin dusda-
riig eene overrompelinge haar ftorten zoude; dage
ik, dat het bezoek van deezen heer eehe bekwaa^
me gelegenheid verfchafte om het onderwerp op
nieuw te hervatten ; en (haar om verlof verzogt
hebbende) gaf ik hem kennis van het ftakV waar-
aan wij bezig waaren.
De braave man drong aan, Dat bij deêze erri-
%e gelegenheden, gewoonlijk eenige infchikke-
lijkheden verwagt wierden van godvragtige zielen,
gelijk de haare , fchoon no^ zo wel geruit bij zig-
• Η"-^
'-'Κ.
-ocr page 636-zelve, om aan de wereld te toonen, en om
Voorbeeld te geeven, dat alie veritoordheid tegeii
diegèenen, welke hen het meert hadden veronge-
lijkt, was onder den voet getreden : En indien zij
aan een hart zo waarlijk boetvaardig, ais ik dat van
den Hr, Lovelace had afgebeeld, perfoonlijh
vergiflfenis wilde gunnen, om welke ik had aange-
houden, zoude 'er geen gelegenheid zijn om te on-
derftellen, dat 'er de minfte verftoordheid heime-
lijk bieef fchuilen j en het zou mogelijk op dfen heer
zeer gelukkige uitwerkzels kunnen hebben.
Geen heimelijke verftoordheid^ fchuik 'er bij
mij, mijn'Heer, zeide zij ——- Dit is
geen tijd om verftoord te zijn : En gij zult dies re
ü
git
gereeder Zijn om mij te gelooven; daar ik u kan
verzekeren (mij aanziende) dat zelf datgeen waar-
in ik mij het;meeft verheugd hebbe, dë regt vriend-
lijke Liefde, die zo lang heeft ftand gehouden tus-
fchen mijne JuiFer Howe en haare ClariiTa, fchoon
ze mij tot op mijne laatfte adèmtogt' de dierbaarfte
zijn zal van al wat in dit leeven dierbaar is, reeds
in haare hitte is verminderd; reeds plaatze gemaakt
heeft voor verhevener «vlammen : En zal de ge-
dagtenis' van des Hreii. Lovelaces lighaamlijke
beleedigingen, welke. God zij gedankt, dien
geeß geenzins bedorven hebbep welken haa-
re vriendfchap 20' veel vcrniaitk gaf, in deeze
(lüren fterker bij mij zijn, dan'de gedagrenis van
eene zo zuivere Liefde als waarop des men-
ibhen hart zig ooit beroemen konde? Betuig der-
hal ven aan de wereld^ zo het u belieft, en (in"
dien gij, mijn Hr. Belford, hetgeen ik voorheen
gezegd hebbe; hiec fterk genoeg agt) betuig aan
ί ' dén
Juffer CLARISSA HARLOWE. toj
den armen man, dat ik het hem niet alleen vërgeé-
ve, maar zo ernftig wenfche om het'Heil van zijné
Ziele, en dat uit aanmerkinge van derzelver on-
llerflijkheid, dat kon mijne boetvaardigheid voojf
meer zonden Baaten dan voor mijne eigene, mij-
ne laatfte traan geftort zou virorden voor hem , dié
mij den dood doet!
Onze oogen en handen drukten voor ons
beiden uit, hetgeen onze lippen niet konden
uiten.
Zegt dan niet, vervolgde zij, nog laat iemand
anders zeggen, dat mijne verftoordheid niet is on-
der den voet getreden! -En egter zullen dee-
ze O.ogen, opgeflagen naar den Hemel, als getuir
ge van de waarheid van hetgeen ik gezegd hebbe,
hem, indien ik Het helpen kan^ nimmermeer zien!
~— Want bedenkt gij niet, mijne Heeren, hoe
kort mijn tijd is; aan hoe veel gewigtigeronder-
werpen ik denzelyen hebbe te befteeden; en hoe
onbekwaam ik zoude zijn (daar ik zo zwak ben)
om te kampen, zelf met de betuigde boetvaardig-
heid van eenen perfoon, die fris en gezond is, en
gèregeerd wordt van onbezweekene, en altoos ge-
weldige hartstogten ? - En nu hoope ik <
dat gij mij niet meer zult dringen over dit onder-
werp.
De predikant zeide, .her zou.jammer zijn·,
dit ftuk ooit weder aaii te dringen.
Gij ziet, Lovelace, dat ik den pligt.van een
vriend niet vergat, met mijn beft te doen om haar
'te overreeden, dat zij haare laatfte vergiffenis in
perfoon aan u verleende. En ik hoope, dewijl
haar einde zo nabij is, dat gij haar niet zuk ont-
rus-
■■■•vv
ii
I
i. i
-ocr page 638-ruften in haare läatfte 'uuren ^ nademaal zij zig tefi.
witerilen over zulk een bezoek ontftellen zoude; en
hei: haar mogelijk de wereld daarom te eerder zou
doen verlaaten.
Dit brengt mij éène uitdrukkinge in gedagten,
welke zij gebruikte wegens uwe barbaarfche ver-
volginge van haar ten huize van Smith , toen zij in
,haar logement wäs te rug gekoomén; en dat met
^ne onvoorbeeldiijke bédaardheid (zo. als JufFr.
Lovick mij betuigde, aangemerkt de gelegenheid,
^n de moeijelijkheid die haar daardoor wierd aan-
gedaen, en haare ongefteldheid op dien tijd) : Hij
wil mij niet ordentlijk laaten fterven · zeide de eri-
gelagtige Lijderes! —— Hij wil mij niet tot
de tegenwoordigheid van mijnen Maaker laaten in-
treeden met die bezadigdheid, welke 'er vereifche
wordt als 'men bij eenen aardfchfen vorft ten ho-
ve gaet!
Ik kan, evenwel, niet nalaaten te wenfchen ^
äat het hemelfch fchepzel van zigzelve hadde kun-
nen verkrijgen , om in deeze haare laatfte uuren
u te zien; en dat zo wel om mijnentmWe, als om
uwentmWe : Want fchoon ik va ft bèflooten hebbe
om mij nooit, meer fchuldig te maaken aan de miS''
iiaaden, welke mijn voorgaende leeven , tot op
deeze weinige weeken na voorleeden, bezoedeld
hebben; en 'om .welke ik tegenwoordig mijzejven
in den grond mijns harten haate; egrer zoude ik
minder ichroomen öm weder daartoe te verval-
len; indien gij (bewoogen van den érnft, meé
Welken zulk een mondgefprek moeft gepaardtge-
,^eeft zijn) eeii hèkormd man geworden waart ί
Wani
if- - '
λ:
' Want voor geen duivel vreeze ik, dan voor eenëri
onder üwe gedaante.
Met is nu Elf uuren 'snagts. De Lady, die
een uur geleeden zig ter ruft begaf, is, zo dié
juiFr. Lovick mij berigt, in een zoeteh fluimer.
Ik zal hier fluiten. Ik hoope, dat ik hadr
hiorgen dieswegens bèteir vinden zal. Nogthans ,
helaas! hoe broofch is dé höopé! Hoé biroofch is
het leeveri l daar wij gereed zijn om zo veel te bou-
wen op elke fchadiiw van verligtinge^ fchoon wij
in zulk een wanhoopig geval als dit, wanneer wij
óns gaen zitten bedenken, wel weèten mekn;
dat het^^i^r eene fchadüw is!
Ik zal de ijzelijke pedanterij van Brand hier-
in fluiten. En dus ben ik eenmaal uw gierig on-
geduld voorgekoomeni
l)e Hi\ Brand, aan den Hr. Walton«
Saturd, Avond y den i SeptciHhrlk
tVaarde Hr, W α l τ β tf ^
Ik ben u vj^él verpligt voor den zeer mi gé'^
fchreeOenëH (en fraaij opgeflelden) Brief, welket
ÉÊmn
-ocr page 640-■ gij mij gezonden hebt, ten einde om regt te doeii
aan liet charaüer van de jongße JuiFer Harlowe ï
Eti egter moet ik u zeggen, dat ik reden had, voor
dat dezelve kwam, om te denken (cn om te ivee*^
ten trouwens) da| wij alle ongelijk liadden : En
dus was ik het groetße gedeelte van deeze week be·
zig ge weeft, met een apologetifchn Brief op te ftel·
len aan mijnen waardigen Patroon den Hr. Johan-
nes Harlowe ♦ ten einde om alles in de regte plooij
te brengen tuiTchen mij en hen, cn (zo verre ah
ik'konde) tufichen hen en de Juf er, Duswierd
'er weinig meer dan de zamenknoopinge en het ö·
verfcbrljven toe vereifchc, wanneer ik den uwen
ontving; en hij zal morgen-ogtend tot den Hr. Har-
lowe voorfchreeven kobmen; en deeze, en de co-
pij van dien, zal Maandag-ogtend in uwe banden
zijn.
Gij kunt u niet verbeelden hoe leed het mij
2ij, dat gij^ en JuiFr. Walton, en JufFr. Barker, en
Ik zelv^^ de zaaken maar zo ligtvaardig hebben
aengenomen (oordeelende, och laasje! naar her
uiterlijke en bij giffinge) daar het op iemands cha-
vaBer en reputatie aankoomt. Horatius zegt te
regt,
w.
liü
'ilÉt · Ititrtri'ièi'ft
ILt femel emijjiim volat irrevocahite ver·
hum*
Dat is, Woorden eens gefproken kunnen niet
weder herroepen worden : Maar (mijn Hr. Wal-
ton) zij kunnen iegengefproken worden door
4ere woorden; en wij kunnen bekennen, dat wij
ons aan een mißag hebben fchwldig gemaakt; en
i ' οπι
-ocr page 641-JüFFER CLARISSA HARLO^wiS.
T»-
èns leddweezen uitdrukken, dat wij dien mijjläg
begaen hebben; en befluiten om dien mijjïag ons
tot eene waarfchuwinge te laaten llrekken in toc
koomende : En dit is alles wat 'er kan gedaék
wonden; en hetwelk ieder braaf gemoed wel zal
willen dóen, en hetwelk niemand gereeaer kati
zijn om te doehy dan wij vier niets-kwaads-mee'
nende beleedigers (zó als ik zie uit uwen Brieft
van uwen katit ; en zo als ^ij uit de
ingeßootßne copij zult zien, Wat mij belangt) ;
welke, indien dezelve zo ontvangen worde als ik
denke dat het behoort (en als ik gdoove dat het zat
géfchieden) mij eene fpoédige gelegenheid verke-
nen zal om u te zien, wanneer ik de Lad^ koomk
bezoeken^ aan welke ik (zo als gij in dezelve zie»
zult) verwagte met den olijf-tak te zullen gezon-
den worden.
De zaak waarin wij alle dwaalden, moet meè
bekennen dat zeer teder is; en (als men des Hren»
Belfords chara&er in aanmerkinge neemt') waa-
ren de uiterlijke verfehijnzels zeer nadeelig vóór
de Lad'^: Dog alles waartoe dit dienen kan om te
toonen, is. Dat de wijße luiden in twijff^elagti^
zaaken éen mljßag kunnen begaen ; want dus zege
d^Digter,
Fallitur in dubüs homlnum folertlä' rebus.
Indien gij gelegenheid hebt, moogt gij (als
tdt uzehehy eu buiten mijn weeten") den inge-
ilootenen wel toonen aan den Hr. Belford , die (zd
als gij mij berigt) zeer ijzelijk 'bos's is over de zaak ;
ïijaar hem -die woorden niet laaten zi^fi ï of iJécfif^'è·
iQq 2 'lee-
-ocr page 642-kezen ^ welke hem hetrefin , in den pnragraünN
mder aan de tweede pagina, beginnende {Dog
egter honde ik ßaende~\ cot aan het FAnde van üieti
paragraaph; want men heeic 'er niec aan, weet gij
wel, om zig vijanden te niaaken : En ik hebbe
reden om te denken j dac deeze Hj . Belford a! zo
fel en driftig een karei is ais de Hr. Laveiacc. Wat
jammer is het, dat de Lady geen waardiger Be^
fchermer kon vinden! Gij kunt die regels wel o-
verplakken met blaauw of zwart papier^ voor
dac hij het te zien krijgt; en indien hij 'er op ftaet
om eene copij van mijnen Brief te neemen (want
hij, of iemand anders, die denzelven ziet, of hoort
kezen, zal ongetwijiFeld wei gaafij eetjé copij vOor
2ig benouden willen van eenen Brief zo vol van de
gedagten der edelße fchrijvers van de oudheidy en
zo ivel gepaßt gelijk ik de vrijheid durve neemen
van te zeggen, op de zaak die ik behandele; ik
zegge, Indien hij''er op ilaetom eeiie copij te heb-
ben) zo laat hem aan u de ßerkße vertekeringen
geeven, dac hij dezelve in geener manierè zal laa-
ten drukken; en ik verzoeke ook hetzelve aan u,
dat gij dac niet wilt doen : Want indien 'er iets
koome van iemands vjerken^ wie anders, dan de
Autheur, behoort daarvan het voordeel te hebben ?
En indien de SpeBators, de Snappers, de Exa·
minators^ de Guardiaans ^ en andere van onze
befchaafde papieren, zo veel hoha maaken met een
enkel versje^ of 2o, bij manier van zinfpreuk^ aan
het voorhoofd van elks dags blad; en indien ande-
re aiitheureii zig verhovaardigen op het uitvinden
en verderen van de titeUhladen van hunne hoeken
mee een vers of fpreuk uit de oud^ fchrijvers;
welk
ψί
u
JüFFER CLARISSA HARLOWE. «17t
welk eere fi.'.imr zou dan zulk een Brief maaken
als de mgeflooten, zo vol gepropc mee voortreffe-
lijke ießen , en wel te pas gebragte aanhaalingen
van dt allerbeße authoritett?
Men heett i-nij wel vercelcl, dat een zeker edel
Lord^ die zelve eens was gat|n zirten aan bet fchrij-
vei van een boekje ten voordeele van een groop
ßaats-minifler ^ na dat bij oneindhg veel moeite te
vej'gcefs giinoraen had om eeoe Latijrfche zin-
fpreuk i<i Ψίηά^ϊϊ ^ lall gaf aan een van jvrien-.
(ien om aars iemand,, wie het ook waare, die hem
aan eene 'we hoe gelijke kon helpen, al waare het
maar van twee of drie regels, een mker roede wijfi
aan te bieden. Dlesvo'gens, wierd voor zijn Lord·:
fchap eene fpreuk gevonden uit Juvenalis; welke
liij ongelukkiglijk niet wel hegrijpenda (alzo hif
ijiet wilt dai Juvenalls een pöeet was) op zijn ti^:
tel-blad drukte als een gezeg in profa.
Indien dar een of twee regels zo veel waardig
waaren (Een anker roode-n wijn ! Niet minder ly^
van welk eene onfchatbaare waardij zou dan zulk
een Brief als de mijne \Ke\ gcagt worden?-
En wie weet, of die edele P—r (die nu nog (a} in.
leeven is) indien hij bij geval deezen Brief te zien
kwam» die, door zulk een heerlijk fnoer van jU'.
i^eelen- uitblinktde'n fchrijver niet tot zijn ka-
pellaan maakte om hem altoos nabijzlg te hebben,
of een middel waare om hera (op deeze of geene
wijze} bekend, te. doen worden ? £n ik durve de
vrijmoedigheid neemcn van te zeggen (al hoe boos.)
de wereld is) dat een man ^^nyegtfchapanege-
Qq j,
(a) d, u TcB tijde a's dcezc Brief gcfcbrceveß wJerd.
-ocr page 644-Uerdbeid niets behoeft dan ilegts aan den gan^
gebragt te worden, om zijn fortuin te maaken.
Ik Hoope (mijn goede vriend) dat de Lady
nog niet flerven zal: Het zal mij groote droefheid
zijn, zo dat gebeure; en te meer van wegens mij-
iie ongelukkige verkeerde herigten :. Voor u zai
fcet ook zo zijn, om dezelve reden : En zo zal het
ook zijn voor haare ouders en vrienden» Zij
zijn zeer rijke en zeer hraave luiden van aan-
zien.
Maar ik moet Hg, in V voorhijgaen, zeggen,
dat zij de zaak zo verre tegen haar haddeo doorge-
zet, dat ik in mijn hart geloove, dat zij blijde waa-
ien met zigzelven te kunnen regtvaardigen door
mijn raport; en zij zouden minder geno&gen ge-
li ad hebben, zo ik een gunßiger had overgebragc:
En nogthuns zijp zij in hunne harten mal met haar.
jMaar nu (zo ik hoore) zi]n ze al!^ gezind om we-
der vrienden met haar te worden, en lier haar te
vergeeven; haar Broeder zo wei als de refi.'
Dog hun Neef^ Col Morden, een zeer fraaij
'Heer^ heefr zulke hooge 'woorden met hen gehad,
en zij met hem, dat zij niet weeten hoe zij zig zul-
len huigen , op dat het niet fchijne als of zij door
fqhrik tot een Verdrag gebragt worden. Hieroin
js het, dat ik tè grooter vrijheid genomen hebbe,
©mop de Verzoeninge te dringen ik hoope,
zo regt tijdig, dat zij alle daarin genoegen ZulJen
ïieemen. Want kunnen zij wel heter gelegenheid
ferijgen om hunne groothartigheid aan alle kanten
ongekwetil te bewaarcn, dan door mijne Beéidde»
iingeP En ik kan u wel zéggen (inter nosi tus-i
fcben ons) dat zij alle zeer grootbartig zijn,
ii
ί;
i\ ■
\
i«'
-ocr page 645-Juffer CLARISSA HARLOWE.
Door dit eerelijk middel (wanc door oneere^
Mjke zou ik geen ^arts-bifchop van Kantelberg
wiilen worden) hoope ik iedereen genoegen te
geeven; vergiffenis, te krijgen, in de ^erße plaat'
ze, van de Lad·^ (welke ik, alzo zij eene liefheb·^
fier is van geleerdheid en geleerde Heden ^ veel ge*
legenheden zal hebben om pleizier te doen ■
Want toen ^ij uit haars Vaders huis ging, had ik
maar even de eere van bij haar hekend te zijn ge-
worden , en zij fcheen heel veel genoegen te heb-
ben in mijne verkeeringe) ; en, vervolgens, be^
dankt te worden en géeerbied bij haare ouders^ eti
haare geheele familie; gelijk ik ben (God dank),
bij m^xi^xi'u: aar den vriend den llr. Johannes Har-
lowe: Die inderdaad een man is, die hooge agtin-
ge betuigt te hebben voon lieden van ßudie ; èti
die (met een zonderling vermaak ^ weete ik) met
mij de Gez^eggen zal doorJoopen, welke ik hebbe-
aangehaald^ en zig verwonderen over mijn ge*
hengen, en de gelukkige bekwaamheid ik heb-
be, van mijm eigene gedagten over eenige zaa*
hen aan te prijzen met de woorden van de fchran^
derfle bollen der oudheid',
Verfchoon mij, mijne goede vriend, wegens,
deezen fchijn van ijdele grootsheid. De groote
Cicero (dat moogt gij wel gehoord hebben, on-
derflell^ ik) had daarvan veel ßerker fnof , en
fchreefeen langen Brief» waarin hij hadtx\ fmeek-
te om gevleid te worden : Dog indien ik minder
van mijzelven zegge, dan ander« lieden (die mij
kennen) c;^» mij zeggen·^ zó denke ik den wAd-
dekveg te houden tuflchen grpoisheld:^ en valfcbe.^
zcdigheiéJ welker laatfte zigzelve dikwijls tegen-
fpreekt^ als zij die complimenten, gaet afwaeren?^
Welke iedereen haar geeft, als aan haar verfchul-
digd: Eene geveinsdheid, zo wel als dwaasheid,
waaraan ik mij aicoos (hoope ik) zal fchaamen om,
mij fchüldig te maaken.
• ' Ik hebbe nog eene andere reden (zo als ik wel
mag melden aan u, mijn ouden fchoolmakker) 'die
mij doéc w^fchen, dat deeze fchoone Lady rot ge-
zondheid herßeld moge worden; en dat is \ dat
ik (door eenige uitflagen van verre) gehoord heb-
te van den Hr. Johannes Harlowe, dat· het zeer.
nxjaarfchijnelijk is (van wegens den Flek dien zij
ontvangen heeft) dat zij verkiezen ψ\ om een ßil
én boetvaardig leeven te leiden - ^ ' / en waar-
fchijiieiijk (als zij in het bezit van haar GoedkQom)
een Kapettaan zal houden ter. haarer beilieringe in
Ba are godsdienß-oeff'eningen. en yp'vaardigheld·
-- Indien zij dat doet, wie kan daauóe dan be-
ter kans hebben dan ik ? — En alzo ik merke
(^zo wel uit uw berigt, als dat van iedereen) dac
zij zuiver is ten aanzien van haar oogmerk ^ qvl be-
llootén heeft oni nimmer orn deri Hr. Lovela<;e,
vieer te- dénken , Wie' weet vj'at 'er (niet den
tijd) gebeuren moge? — En egier moèfl: dat
gefcbieden na des Hren". Lovelaces dood (weijkc.
hem mogelijk wel eer zou kunnen 6verkoora?p,
dan'hij denkt doormiddel van zijne verfoeijelijke.
wanhedrijven) Want, om de waarheid te zeggen,
een mim die nuttig is voor het gemeen^ behoort
(al waare het om de fchoonße 'vrouw ter wereld)
7A]\-\. hals niet te waagen t^ï genade van een karei,
die nérgens voor ftuijt.
ik verzoeke u, dat gij deeze leuze niet vét-
■ ■ ν ' ■ ■ ν dér
sf
lil
i
r? ί
il«
ψ%
-ocr page 647-JüFFER CLARISSA HARLOWE. «17t
der laat koomen dan tot uzelven^ \x\vq Huisvrouw
en JuiFr. Barker. Ik weete dat ik mijn keuen zelÈ
mag betrouwen in uwe handen^ en in de haare.
Daar zijn wel (moet ik u zeggen) onwaarfchijne'
Ujker dingen gebeurd, en dap wei met rijke wer
duwen (zotnmige van aanzien waarjijk!) weiker
keuze in haar eerfte huwelijk (miflchien) beftieid
wierd door beweegredenen uan voordeel^ of enkel·
Ugbaamlijke dingen^ om zo te fpreekenj dog die
bij iiaar tweede h^id^h^tUgbaamlijke en het geefl-
Ujke te zamen ondereen op het oog gehad heb-
ben; hetwelk het wenfchelijkile is (ongetwijiFeld)
voor weezens uit heide zamengefteld, h.oedanige
mannen en vrouwen zijn.
Nog denk (mijn Heer) dat indien 'er zoda-
nig iets gebeuren mögt, dat voor een van heide.
tot [qhande zou ftrekken; nademaal de Ladf ^ in
mijnperjbon^ een Fatzoenlijk Heer zou trouwen,
en een Geleerd man : En wat mijne eigene eere
belangt, gelijk de .Swfi haare aanzienlijke midde-
len zou tot een evenwigt brengen met mijne gering
ge (indien de middelen en niet de verdienfie in
aanmerkinge genomen worden) zo is her keven van
deeze Lady niet zo bevlekt (het zij door langte
van tijd^ of Jhoodheid van bedrijf ) dat hec haar
op gelijken voet fteile met de afgedankte AUgaiU,
die maar al te,, al te dikwijls (God weet het) goed
genoeg geagt worden voor een jongen Kerkelijk
ken ., die zig, miflbhien^ verlokken laat door een
Zßber beroep; en (zo de ondeugende prij nog niet
geheel verfleeten is) daarin al ürmer en tirmer
wordt, door den aanvjas van eéne ßmilic i weW
ke hij niet weet of ze meeß de zijne, of die van
zijd edekn (ik moeft zeggen onedelen) patrcQn
is. ■
Dog dit alles, heimelijk, en in vertrouwen.
Ik weete, dat gij op de fchool inaar eene ge-
linge vorderinge gemaakt hebt in de taaien. Dus
hebbe ik mij weerhouden van veele ophelderingen
uit de oude fchrijvers, waarmede ik deezen Brief
kon hebben opgevuld (gelijk ik den ingeflooten ge-
daen hebbe) : En alzo ik verre van u ben kan ik
dezelve aan u niet verklaaren ^ gelijk ik doe aan
wijnen Vriend den Hr. Johannes Harlowe ; die
(om de waarheid te zeggen) al wat verpligtinge
aan mij heeft, dat ik hem veele frmijheden hebbe
aangeweezen van de authguren^ welke ik aanhaa-
ie, die anders voor hem verborgen zouden gelegen
hebben, gelijk zij moeten blijven voot elk leezer
van gemeen ver β and. - Dog dit fook) inter
fjos - Want hij zou her niet wel neemen,
dat het bekend wierd- Kwakkels (weet gij,
oude School-makker, Kwakkels^ weet gij) willen
gaar η praaien met veders van een Paauw.
Maar hoe verre loope ik al heen? Ik weete
nonit einde te maaken, als ik aan ßukken van ge-
leerdheid koome, En alfchoon het weezen moge
dat ik u niet vereeren kan met den naam vari een
geleerd man ; nogthsns zijt gij een verflandig
man; en {als zodanig moet gij vermaak fchep-
pen in geleerde luiden , en in hunne fchriften.
In dit verrrouwen (mijn Hr. Walton) na mij-
ne minzaame gebieden is aan de braave. I-adys
(uwe Huisvrouw en Zufter) en in hoope , om
den der jonge Lad^, van wel haaft deezen
lan-
«1$
IM'i
fl
tÊÊÊÊÊÊi
-r"
Juffer CLARISSA HARLOWE.
langen, langen Brief in perfoon te zullen volgen
fluite en tekcne ik mij
Uw liefhebbende en getrouwe Vriendy
Elias Branie
Gij zult u miffchien verwonderen, mijn Hr.
Wakon', wac het beduide, dat ik ondervee-
ie woorden en gezeggen ßreeken gehaald:
iiebbe (Ondrrstreepen noemen wij
het); en wierden mijne Brieven gedrukt,
dan zouden dfe met eejje onderjcheiden let-
ter gezet worden. Nu moec weeten,
mijn Heer, dat wij geleerde luiden dit doen
om onzen leezeren die zd geleerd niet zijn,
s^an te wijzen, waar het pit van onze ar^
gumenten legt j en de emphaßs ^ welke zij
aan die woorden moeten geeven,· waar-
door zij gereediijk onzen zin en aan:
drang zullen bezeffen. Zommige
wijzβ^^ήάeχ[ hebben wel gezegd, dat een
au. tieur, è\t biervan veel gebruik m^siki^,
of zijne leezers gekken noemt, of ftijlzwij-
gende zijn eigen ftijl veroordeelt, alt on-
dêrfteliende dat zijne meeninge zonder dat
duifter ζΙ|η zoude, of dat alle zijne kragt
in wöor^/f?/ gelegen is. Maar alle die gee-
nen, met welke ik eenen geleerden oma;ang.
gehouden bebbe, denken zo als ik denke α
En om aan de zaak eene zeer mootje fchoon
gemeenzaame opbelderinge te geeven, ik
bebbe eene bladzijde dus onderfcheiden door.
4ZQ De HÏSTO:RIE vam
verfchUlende letters wel aangeiwerkt als-
een groen veld overfpreid mee boterbloe-
men^ en madelieven^ en andere zomer-
■ fche bloemen. Die vergelijken j de digters
met fchakeeren —— Hebe gij in de dig-
* ters wel niet gelezen van gefchakeerde beem«^
i/e/i, en zo voort?
II
t
■f n
C. BRIEF.
ße Hr* Brand, aan Jo^wannes Harlo^
we, Schildkn»
Saturd. Avond-^ den·, ζ Septemk
Gëeerde Heer y ·
Ik ben onder geen geringe hekommeringe^
dat ik (ongelukkiglijk) de oorzaak zijn moge (^ik
ben wel verzekerd dat ik niets diergelijks bedoelde)
van verfchillen te verwijderen door een llgtvaar-
dig en verkeerd aanbrengen, daar het depligt vm
eenen van vaü]n ampt is (en niet minder bitilaen-
baar met mijne neiginge). dezelve te heeïen eri te·
verzoenen, ^ ^
Ik hebbe twee Brieven ontvangen om mij in
een regt denkbeeld te brengen Den eenen van
eene bijzondere kennis van mij (welken ik aanftel-
de om naar het charaéter van den Hr. ßelford te
verneeraen}; en dien kreeg ik yoorlceden'tDings-
dag,
Ma
lli-
Ί
' ν ' * ■
i mij verwittigende, dac uwe ofigelukhigQ
Nigt groodijks verdiigelijkt was mee het berigt,
hecweik ik van haar gehad had (want ik bad daar-
van tot hem gefproken, en dat met -μ^,χ groot leed-
weezen^ ben ik we! verzekerd, vreezende dat het
waar was). Dus ging ik toen zitten om aan u
te fehrijven » om den misßag te erkennen : En ik
was daarmede al verre gevorderd; wanneer de
tweede Brief kwam (het is een zeer fraatje, van
pijl en han'd beide) van itJijnen vriend den Hr.
Waicon (ichoon ik verzekerd ben, dat hij daarvan
de opßelier niet zijn kan) waarin hij zijne droef-
heid uitdrukt, en die van zijne vrouw, en van zij-
ne Schoon-zufter insgehjks, dat zij de oorzaak ge-
weeft zijn vfln mij te mijleiden^ in het berigt dat
ik gegeven hebbe van de gemelde jonge Lady;
welke zij «z^ zeggen (bij nader onderzoek) te
bevinden de onberispelijkße ^ de ZOorzigtigße, en
(naar liet fehijnt) de god'orugtigße jonge Lady te
zijn , die ooit (eens) e^n groot en milßag begingt
gelijk (^voorzeker) de haare was, met zulke
hr&ave Ouders^ en Naheßaenden te verhaten,
oin zo [nood een karei als de Hr. Lovelace;
Maar wat zuilen wij zeggen? ——. Wel, de
godlijke Virgilius betuigt ons,
Improhe Amor ^ quid non mortalia pe&ora
co gis?
Wat, mij belangt, ik had maar al te veel
vreeze (want, wij hebben zeer veel gelegenheid,
begrijpt gij wel, mijn Heer, aan de Univerßteit^
om de menfchlijh natuure. te- leeren kennen uit
dö
-ocr page 652-De HISTORIE van
de hoeken, de hedäaräe vrugten van det^wij^
menfcben wijsheid^ gelijk ik zeggen mag,
(Hanrit aquam crihro, qui difcere vult yt"-
na lihro)
èkt geftoord door her geraas en de ij delheden ^
die zig met de perfoonlijke converfatic vermen-
gen , wdke men (in de onrußige wereld) niet ge-
nieten kan dan onder een vles^ daar gij bonden
zotte dingen krijgt tegen een dat verdient in ge-
heugen gehouden te worden; Ik had maar al te veel
Vreeze, zegge ik) ά^ί zo groot een mistred, nog
van groot er en' erger gevolgd moge worden t
Want «w Horatius, en mijn Horatius, de bekoo-
relijkfte fchrijver die ooit leefde onder het Heiden-
dom (in de Lyrifche zoort van poëzij meene ik;
want voorzeker, moeft anders Homerus en Vif-
gilius'm. hunne zoort eerß genoemd worden) merkt
te regt" aan (en wie verftond de menfchlijke na'
%uure beter dan hij ?)
Nee ver α virtuS'^ cum femel excidit^
Curat reponi deteriorïbus,
Ovidius merkt niet" min verftandig aan :
·, Et mala funt vicina hmtis, Errore fub illè
Pro vitio virtus crmina f^pe tulit.
\
En wie , die de weetenfchap kan haaien uit
^QtZQhQv fpringbron, (de werken van ά^ wijzen
^r oudheid door de commentarien der hedendaag-
fcH
Ii
Ι,
juffeft CLARISSA HÄRLOWE. 825
jfche opgehelderd) zou niet boven alle andere een
flil geruß keven kiezen, hetwelk Heden van he^
fpkgelinge leiden in de zetels der geleerdheid y
wierden zij daaruit (ieder volgens de fludie waar-
aan hij zig heeft toegewijd) niet voor den dag ge-
roepen tot dienß en onderwijs van de wereld ?
Nu, mijn Heer, een ander geliefd pöèet van
mij (en niet te minder geliefd om dat hij een Chri-
fien is) betuigt ons, dat h^t de gewoonte van zom-
migen is, als zij eene fout begaen hebben , ont
de blaam daarvan te werpen op den rug van mdc·
rcuy
liomlnum quoque mo^
Qua nos1 cunque premunt, alieno imponert
ter go,
Manï^;
Maar ik, fchooh (in dit geval) misleid (met eem
goed oogmerk, niettemin, beide in de misleiders
en den misleidden , en derhalven wel geregtigd
om die verfchooninge in te brengen, indien ié-
mand daartoe geregcigd is) wil, evenwel, niet
gerekend worden onder zodanige verglimpers I
maar zal (integendeel) altijd dat vers in gedagten
houden, welk ons zo wel irooft, ais onderrigt i&
een mißag; en welk ik aanhaalde in mijnen laac-
ften Brief j
K«
grrare efl hominis, fed non perfißere
-ocr page 654-<524 ' 0E HISTORIE VAN
En ik wil wel bekennen, dat ik roelièi
loos geweeïl ben mee mij te behelpen mee gijjingèn
e\\ gevolgen ^ getrokkén üit waarfchijnelijkheden y
<3aar het (inzonderheid) hét chara£ter van eene
Jm fraai/e Lady betioi'.
<
Creäere fallaci gravis efi dementia faniic.
MANf.
k'i-' ■
®es niettégeniiaende, is Juffer CiariiTa Har-
fi'(moec ik de vrijmoedigheid neemen vah te
zeigen) de eenige jonge Lady^ van weJke ik ooit
gehoord (of trouwens ook gelezen hebbe), die,
fik een ν alfchen ßap gedaen hebbende ^ zo ras
^ haare eigene heweeginge j gelijk ik zeggen
zig herjtelde, en haare Ltefde toi den ver^,
leider overwon (Eene groote overwinninge inder-
•^aad!) en die hem vliedt, en beflooten heeft eer.
te ßerven^ dan de zijne te worden ^ hoedanig het
'nu tot haare onfterflijke eere (gelijk ik wel vei-zé-
'3ierd bèii) met haar gèlegeh is --En, om haar
regt te doen, ben ik nü gereed om (met geen ge-
ring verdriet) op mij zeiven toe te paffen dat Van
Ovidius,
Heu ! paiibr telts vulnera facia mets. '
Dog egter houde ik ftaénde, dat dat geheel
gedeelte van mijne hundfchap, hetwelk ik oiltvin^
bij mijn eigen perfoonlijk onderzoek, hetwelk dat
^een iS dat de Hr. BelfördhQXïdt, en zijn chara·
éer^ letterlijk waari^-^ want daar is nergens -een
man te vinden die voor grooter ligtmls te boek
' ftaec
-ocr page 655-haêt tén aanzien van vrowWeé, dén Hr. Lo^elac^
uitgezonderd; dan hij doet.
En nu, mijn Heer, moet ik Väii Ü verèoeken >
dat gij dog niet eéhige blaam wilt katen ruften op
mijn oogmerk; naciëmaal gij ziet hbë géfeëd ik ben
om mijzehen te befchïiÏdlgèn, dat ik ai te los mijn
oor geleend liebbe aan Q^n^ Ugivèiardtge kunäfchap ,
(niec wèetéhde dat ze zodanig was^ evenwel) :
Want ik maakte daarop dies te meet .ftaat, alzo de
luiden, tan welke ik dezelve had, zèer 'ΰί'Οΰτή
zijn, en in de ^reeze Όαή Üod leeven : En inder-f,
daad als ik mijne opWagtingë bij u maake, zult gi|
Zien üic hunnen Brieft dat zij cènfdenHeufe' goede
luiden moeceil zijn: Weshdlven, mijn Heer , laaté
ik met legt wm uwe geheele hraav^ fafniÜe ver-'
krijgen, hetgeeri mijh laatrtgenoemde ^ digter 2egt 5
<éfpera 'confejjö verba remine rUi "
En laate ik nu, mijn Heer, (hetgeen tnijnê
hedieninge veel beter paft) in plaatze van onder dè
; 'gedaante van eenefi befchuldiger t of UgtvaardU
pn berisper voor dén dag ce koömen (voor hoe-
danig ik in mijn hart niet verdiend hebbe om ge-J
agt tè wordén) het charaèier vaii een VèrXoener
aann^emen i, en voorilaeri (bi) manlere vän böete*
dóenifigë aan mijzelven vbdr mijne fpüt) om als eeii
gezant des Weedei afgezonden te worden aan de
godvrugtige jonge Lady j warit zij fchrijyen mij vol^
; ßrektUjk (en , to alä ik in mijn hart geloove I
ivaarlijk) befcheid dat de DoBóH haar hebben
'overgegeven, en dat zij niet in leeven kan hUjve^i
Helaas! helaas! wat eens droevige zaak £öödé däf
VU. Deel Ki èijn;
ψί
dat de arme fpruit, welke men alleen be-
doelde (gelijk ik zeer wel weete ^ en ten vollen
verzekerd ben} om te huigeny zou gebroken wor-
den !
Laac het, waarde Heer, dog niet fchijnen
voor de wereld^ dac 'er iets was in uwe •üerßoord-
held (welke, terwijl daarmede bedoeld wierd om
haar te regt te brengen, billijk en betaamelijk was)
hetwelk het voorkoomen heeft van heftigheid^ en
felle gramfchap, en onverbiddelijkheid (gelijk hec
zommigen zou toefchijnen, zo ze tot het uiterlte
gedreeven wierd, na de boetvaardigheid^ het diep
berouw , en de vernederinge , van den kant
der fchoone mlsdaadige : Want deezen geheelen
tijd door (fchijnt het^ is zij eene tweede Magdale^
na gÊweeft in haare boetvaardigheid ^ enegterniet
zo boos als eene Magdalena in haare zonden (al
hoe zondig zij, niettemin ^ voormaals geweeft is,
de Heere weet het.
jSlam vitiis nemo fine nafcltur: optimus il-
Ie efl, .
Qui minimis urgetur-zegt Horatius),
Nu , mijn Heer , indien ik tot deeze zaligs
verrigtinge mag benoemd worden (Want, Zaligis
de vreedemaaker!) zal ik mij fpoeden naar London;
en (alzo ik weete, dat de Jüfier altooshoogeagtln^
ge had voor de bedieninge , van welke ik de eere
hebbe van te zijn) hebbe ik geen twijiFel of ik zal
mijzelven wel aangenaam bij haar maaken, en haar
door bondige redenen , en goeden raad , wel zo
verre brengen , dat zij behaagen krijge in het ke-
ven t
ik
m
-ocr page 657-■J·®- -«Λ > -
ien, hetwelk de eerfte ßap moet zijn tot haare ^^r-
pellinge: Want als de geeft geruß en wel te vree-
den gemaakt wordt, zal het lighaam niet lang in
lijden blijven j en de zugt tot het leeven is eene
tiiurelijke hartstogt, die wel haaft weer leevendig
'wordf^ als dé fortuin zig ómkêert, èn ons toe·
lacht:
Vivere quisqm diu, quamms & egenUs
K)ptat -β—---— ovid,
Èn dë lieflijke Lucanüs merkt te regt adn ^ ^ ■ ;
' " ----- Fatis dehentibtis ännos
Mors imlta fuhh
. -r . ' ■.·.■■ ^
En nu, mijn Heer, niag ik u wel melden |
welke èi^ draad νύ zijn van mijne 'dmgredeneé
bij —, en vertrooßingen aan haar ^ voor zo verre
zij, gelijk ik zeggen mag, eene geleerde-Lad^ is$
en voor zo verre ik haar dïe fpreuken km uitleg^
ge'n^ welke zij zelve niet zo gemaklijk kan conßru°
eeren : En c3it wel om u te overtuigen (waart gij
niet alreeds bewiift van mijne bekwaamheden) hoe
wél bevoegd ik ben tot, den Cbriflelljkèn Ρ ligt ^
waartoe ik mijzelven aanprijze.
Ik zal, In De Eerste Pl α atze, haar
voor oogen houden den gemeenen loop der zaaken^
in deeze ondermaanfche wereld, yimin vreugde
en droefheid , droefheid en vreugde,. eikanderen
bij beurten volgen · om haar te overtuigen, daï
Kti
mm'.
(
-ocr page 658-m^m
Pi
mm
fj'.
haare fmerten maar gekoortien 2ijn vólgens dien ge·
meenen ioop der zaaken ί
Gaudia poß luBus veniunt, poß gauäia
hSus,
Ten Tweeden, zal ik haar erinneren haa-
re eigene aanmerkelijke befchrijvinge van Droefs
heidy als zij eens verzogt wierd om te onderfchei-«
den, Via^xm Droefheidy Hartzeer^ tn Zwaar^
moedigheid^ van eikanderen verfchilden, hetwelk
zij deed voor de tuiß , door derzelver uitwerkze-
len , op eene regt verwonderenswaardige wijze j
toe groot genoegen van iedereen: Ik zelve, alhadde
ik 'er op geßudeerd^ konde ze met beter, nog be-
knopter onderfcheiden hebben- D r ο ε if-
HEID, zeide zij, ^ijt; η α r τ ζ ε ε r rijt, m aar
Zwaarmoedigheid ßreelt.
Het gevolg, dat ik daaruit bij haar zal tfekkeii j
zal zijn , dat nademaal 'er eene gelukkige Verzoe-
ninge zal plaatze grijpen, het Hartzeer zal verban-
nen worden ; de Droefheid vaarwel gezegd ; en
alleen eene zoete Zwaarmoedigheid overblijven
om haar verbrijzeld hart te ßreelen en te koeße-
reUy en aan alle de wereld te toonen de boetvaar-
dige bezeffinge die ze heeft van haaren grooten
mifflag.
TenDerden, Dat haare Blijdfchap, (a) als
(a) Blijdfchap (laatc ik dit hier aanmerken , mijn waarde
Heer, bij wijze van Aancekcninge) is niet volflrekrlijk onbc-
ftactibaac met Zwaarmoedigheid j ecnc zapc edele Blijdfchap,
niet eene geweldigey iiici eene taage Blijdfchapt evenwel; maar
zulk
iM ί mk
-ocr page 659-i
JUFFER CLARISSA HARLOWE, 62p
zi] in gezondheid en gunft herfteld is , te grooter
?ijn zal, iioe dieper haare fmerten geweefl: zijn. '
Gaudia, quce multo parta lahore, placem*
Ten Vierden, Dat zij weezenlijk zig
fchuldig gemaakr. hebbende aan eenen groeten mis-
flag, de beßraffinge, en toorn niet ongeduldigUjk
behoort te neemen, met welke zij behandeld is.
Lenker, ex merito qukquld patlare, feren^^
dum φ»
TEN. VIJFDEN , Dat de Deugd door Lijd'
zaamheid moet beveiligd worden; gelijk Pruden-
tius zegt:
Hóec virtus vidua eß, quam non patientia
ftrmat.
TEN ZESDEN, Dat zij , volgens de woor-
den van Horatius , heter tijden verix^agten mag ,)\
dan zij (voor korten) reden had om te gemoet te
zien: -
Grata fuperaenm , qiics non fperahitur^
hora*
TE^N ZEVENPEN, Dat zij nu weezenlijk op
Kr I dsn
Μ
η
2ülk cenc Blijdfchap , welke baat veor een tijd zal opbeuren uit
haarc flreelende Zwaarmoedigheid cn dan haar zMgtlijk wedec
i" dezelve Jaatsn daaleny want Zvjaarmoedighe'td zal zekerlijk,
wegens liaarc omdenkmie , ν haat ftaat zijn.
'•{Γ-"*-™—. .
-ocr page 660-den weg ïs om gelukkig te worden, nademaal zij,
volgens Ovidius, nu alk haare vjederwaardig-
heden kan optellen
Felix, qui patimr qtiiS numerare poteß.
En die vertrooftelijke regels,
Kßqtie ferena dies pofl longd$ gratior imhres,
Et pöß iriße malum gratior ipfa falus,
TeN Agtsten, Dat, volgens de woorden
van Ma'ituanus, haare Ouders en O ome η mQt\iox\-
den nalaaien haar te beminnen, den geheelen tijd
dat zij vergramd op haar waaren :
Mqua tarnen femper mens eß, & amicavo-
luntas, ' '.
Sit licet in natos facies außer α, parentum.
Ten Negendr», Dat de rampen^ welke
haar bejegend zijn^ kurmen gedijen (door her ge-
bruik dat zij van dezelve ftaet te raaaken) tot haar
eeuwig heil; want dat, '
Cum furit atqtie feritJJeus olm pareert
qucerip,
Τ Ε Ν ΤIΕ Ν D Ε Ν, Düt Zij bekwaam zal zijn,
om eer\e fchoone les (eene zeer fchoone les) tegee-
ven aan alle jonge Ladys van h^^xe kennis ^ O'
ver de ijdelhetd van zig te verheffen in morfpoed·,
en de zwakheid van ter neergeßagen te worden in
i te:
ψ
ψ
,»-
,Ύ-
Κ;.
^ΐρρίΛ·
Juffer CLARISSA HARLOWE.
cegenfpoed ·, nadeeiaal niemand zo hoog is, of fcij
kan vernederd worden \ nog zo laag , dat hij be-
hoeft te wanhoopen : Waartoe de raad van Avfo*
mus dient,
Dum fortuna jtivat ^ cavetotolU:
Dum fortuna tonat, caveio mergL
Ik zal haar betuigen ^ dat Lucanus wel zegt ^ als
bij den tegenfpoed J^et element der lijdzaamheid
ïjoenic
Gauäet patientia duris·^
Fortunam, fuperat mrtus , prudentia
famam*
Dat terwijl zwakke zielen door de Fortuin ver-
worden, een braave geeß dQ miï^^lmmï'
ge godheid voor zig vreezen doet ;
Fortuna fortes metuit ^ ignavos .premit^
Ten Elfden, Dat zo zij den raad van-
Horatius volgt ^
Fortiaque adverßs oppanitepe&ora rehm^
\
hiet hierna vermaak zal zijn (zo als VirgiliuSr
zegt) te herdenken (lan haaremorleedene onlujien: ·
Rr4 ---
laiSÜ
---Forfan & hccc olim memtnijje j^·
vahit»
En in dien zelven zin, JmenaVu fpreekende
yan de fnappende hlijdfchap der zeelui], na dat
U humQ gevaar en. over zijn:
Gaudent fecuri narrareperkulanauta.
Hetwelk zo wel op het geval paiTende ,
gij het mij wel vergeeven, mijn Heer, zoikdeze^ve
hiér in ons Faderlandfch digtmaat ter neder β eile, al-
zo de translativegeeß. (verfchoondjijiieuw woord;
egter zijn wij geleerden 'er niet voor om onzen
ßempel te geeyen aan nieuwe woorden) on^vergd·
^ij beving;
Matroos, den dßod ontruht, vertelt, met
hlijder mond ^
p/ V veilig ftrcmd^ den ramp waarin hij
zig-bevond.
M^ideezey mijn Heer, en honderd andere^
wijze fpreuken , >feike ik altoos op mijn duimt je,
hebbe 'zal ik (na dat ze in orde en methode ge-
bragt zijn) ^e Juffer onderhouden ; en daar zif zo
welhelezen '^ en (buiten deeze eene groote miffläg,
zou ik mogen zeggen) eene jonge Lady is,
twijffele ik niet. of ik ?al haar wel overreeden , ,zo
niet'door mijne eigene argumenten , door die van
%)ernuft.en^ QTi bekix^aame bolici%^ éiQ ^^ne gelijk*
zoortigheidhQhhQn (gelijk ik ze^^gen mag) met hMf
eigen, om moed te grijpen,
μ
wm
■"irfiiii"···'
-ocr page 663-ρ·
— En over Ί Noodlot niet te klaagen ;
/
Schoon V donker is geweefi , het klaart nu
weder op.
Och I wat al wijsheid (leekt 'er in deeze edele
fchrijvers der oudheidI Een wijs man zal (nis hij de-
zelve doorzoekt) altoos vinden, dat zij gedag-
ten fpreeken ^yan menfchen en zaaken* Hierviin-
daan koomt het, dat zij mij zo gereedlijk bij elke
gelegenheid in mijn geheugen te binnen fchie·
ten -—Schoon dit naar graotsheid moge gel ij-'
ken, het is egter al te waar om het te verzwijgen;
En ik zie niet waarom iemand dier dingen vanzig-r.
zeksen niet moge bewuft zijn, welke iedereen ziec
en zegt van hem ; die niettemin , milTchien niet
half zo kundig Eijn als hij, in andere zaaken.
ik weete maar eene tegenv/erpinge , mijt^
Heer, waarom ik niet zou derwaards gaen; en die
zal voortkoomen uit uwe genegene zorg en bekom-
meringe wQox veiligheid van mijn perfoon y in
g^^OXÏQ Alt felle en verfchrikkelijke karel, de on-
deugende Hr.. Lovelace (voor welken ieder met
vreeze is ingenomen) mij op het lijf mögt loopen,
I alzo hij zou ^ogen befluiten om nog eens weder
te poogen v.oet te krijgen in de genegenheden van
de Juff^er : Dog ik zal op de voorzienigheid ver-
trouwen ten aanzien van mijne veiligheid^ terwijl
ik mij zal bezig houden in eene zaak zo waardig
mijner Mieninge^; en te /i/m-daarop vertrouwen,
alzo hij eeHf g^kerd man is, zo als mij berigt
Vreemd is het dog ook, dat zo fnood een Gujis '
R r 5 (ik
i.
iültiliü— Ί ' ■„■^I..,-—
-ocr page 664-ίί.4 De HISTORIE van
(ik hoope , dat hij dit nooit zal te zien koomeni)
een geleerd man zij; dat is te zeggen, dat een ge·
herd man het aan tijd zou hebben om een guit te
zijn: Alhoewel, moge\\\k^ qqu. geleerd man een
looze zondaar in V heimelijk kan zijn , en van de
gelegenheden zig bedienen , naar dat zij hm
voorkoomen-Hetwelk ik^ evenwel, u ver-
zekere , dat ik nooit gedaen hehhe,
ïk zegge nogmaal, Dat voor zo verre hij een
geleerd man is, ik mij zal peeken,om zo tefpree-
ken , in de wapenrußinge der oude jchrijveren;
x^g/zm/ff^ met hem beginnende (want, mijn Heer,
dapperheid en zagtmoedigheid zijn hoedanigheden
zeer wel beßaenbaar met eikanderen, en vertoa-
nen zig in geen menfchen zo luifterrijk, dan in het
Chrißelijk Prießerdom ; zagtzinniglijk met hem
beginnende, zegge ilO uit Ovidius,
Corpora magnanimo fatïs eß proßräße leonl
Zo dat, indien ik al niet veilig mögt zijnagter
het Jcbild van mijne eigene voorzigtigheid.^ ik ze-
kerlijk zo zijn zoude agter de fcbildsn van de al·
tüoS'Oervoonderensvjaardige oude jchrijvers : Van
Horatius bijzonderlijk , die zelve een Guit zijnde
(en wel een fnaakfche Guit ook) van groot ge-
wigc moet zijn bij alle geleerde Guiten,
En wie weet, of ik nijt in ftaat moge zijn om
zelf deezen Goliath in ondeugendheid ^ fchoon ik
zelve van perjoon maar eer ideine David ben (ge-
wapend met de ßingers en ßeenen van deoi/de^ivij'
zen) te brengen tot eene behoorelij^ce bezeffinge
van zijne afpadigheden ξ En welk eene overwinnin-
eg zoude dat zijn ]
δ- · , iij
Ifi ,
W \ ■
"Wn 1" Λ .
if
-ocr page 665-Juffer CLARISSA HARLOWE.
Ik zoude u hier, mijn Heer, de zinfpeelinge van
David en Goliath vervolgende, wel eenige van de
fteenen (Jiarde argumenten mag men wel ßee^
tien noemen, nademaal zij eenen hardneWtgen ie-
genpander ter neder vellen) kunnen· opgeevsn",
met welke ik hem zou kunnen bekogelen, indien
hij zig grammoedig tegen mij aanftelde; en die
wel, mijn Heer, om u allen (chroom te beneenien
voor mijn keven, of mijne l^den; dog ik laacede-
zelve blijven tot dat gij ze van mij vereifcht, als ik
de eere zal hebben van in perfoon bij iji te koomen.
En nu (mijn waarde Heer) wat is 'er overig,
dan dat ik, u getoond hebbende (waaraan gij eg-
ter , gelooVe ik, niet twijiFeldet) hoe wel bevoegd
ik ben om mij bij de Lady te vervoegen met den
olijf-tak, u fmeeke om mij van ßonden aan met
denzelven af te vaardigen ? Want indien zij zo heel
krank is, en indien zij. niet zo lang mo^t Jéeveii
om de genade te ontvangen, welke ("zo veel mij
bewuft is) de geheele waardige familie haar toe-
legt, hoe heel inerte lijk zal dat voor u allen zijn !
En wat Zullen dan, mijn Heer, alle de lofredenen
baaten, welke gij alle, miffchien, zult zamenfpan-
nen om aan haare gedagtenis te geeven? Want^
gelijk Martialis wijslijk aanmerkt,
tl
\ -
V
Pop cineres gloria fera venit.
Daarbij, gelijk Aufonius het met even groote
gepaßbeid ter neder ftelt, dat die gunßen, welke
fpoediglijk beweezen worden , de aangenaampe
en verpUgtendpe zijn---
En in denzelven zin Ovidius:
-ocr page 666-Gratia ah oßcio, quod mQra tardat^ ahefi.
En, mijn Heer, wat gij ook doet, lm de ver-
giffenis der Lady zo volledig zijn , en zo Uijmoe·'
dig gegeven worden, als zij daarnaar kan wenfchen;
op dat ik in ftaat moge zijn om haar te betuigen,
dat uwe handen , uwe weßzens , en uwe harten
geheel daarin te zamen loopen- Want, gelijk
het Latijnfch versje zegt (en ik vermeete raij te den-
ken , dat ik deszelfs zin niet verzwakt hebbe door
mijnen nederigen raad)
Dat hene^ datmultum, qui dat cummuncrs
vultum.
En nu, mijn Heer, wanneer ik deezenlangen
Brief (a) overzie Cfchoon ik denzelvep gefchakeerd
zie, gelijk eene fchoone heemd gefchakeerd is met
lente- of zomer'bloemen^ zeer heer^lp om te aan·
fchouwen) beginne ik te vreezen, dat ik u wel ver-
moeid mag hebben ; en wel te waarfgbijnelijker,
alzo ik zonder die methode of orde gefchreeven
hebbe , welk^ ik agte dat de fraaijheid van een
'goed
(a) En p,un mij hier, bij wi^e van Aantekeninjjc te zeggen,
dat geen freduatie , die ik ooit hebbe opgefteld, mij half zo
Veel moeite koftcdcj als dceezeßriefgedaen heeft —— maat
ik kenne uwe groote luli tot, zo wel als hoogagtinge voon, de
oude wysheidj welke gij met zo vetl regt ftelt boven de hedcn-
daagfchc--En inderdaad ik ben met u van een gedagte,
dat de htdi'ndaagfche flegts geleend is (gelijk de maan haat ligt
kent van dc zon)·, ten minften, dat wij hen nergens in over-
treffen; en dac onze i-e/?^ gedagtcn , in't algemeen gefproken,
fraaijcr opgefchikc cn uitgedrukt bij hen kuuncn gevonden
woidcnt I ί
Ürv
-ψ
f ^
-i
m
TT*
goed gefchrift uitmaakt; Welke methode of orde,
nieitemin te meer verfchoond kan worden in een
gemeenzaamen Epiftel fgeiijk deeze genoemd mag
worden) als gij, mijn Heer, gemeenzaamheid
des wöör^i gelieft te vergeeven ; Dóg egter hier
niet geheel en al moet ik bekennen; nademaal dit
een Brief ïs^ en ook geen Brieft gelijk ik zeggen
mag; maar een zootc van hrfe en pittige Verban»
deUnge , verfcheidene en bijzondere ßukken aan-
roerende , ^ van welke ieder een bekwaam onder·
werp zijn om breeder, zelf geheele boeken, over
te fchrijven ί Indien deeze Briefs-wijze Ferhan·
deimge (mag ik het dan noemen) u behaagen mo-
ge (gelijk ik genegen ben om te denken dat ze doen
zal, van wegens de gedagten en fpreuken van de
wijßen der óudeHy welke daardoor heen flikkeren
als zo veele fchitterende zonne-ßraaien), zal ik (als
ik tijd hebbe) dezelve tot eene methodike Verhan·
äelinge uitwerken; "en miiTchien iriag ik die te ee-
niger tijd wel laaten drukken , met eene öpdragt
aan mijnen gëeerden patroon (indien ik, mijn
Heer, daartoe i^w verlofhebbe) afzonderlijk
(maar niet voor dat ik twee of drie geringer ßukjes
zonder naam hebbe uitgegeven , door welker af-
trek ik mijzelveii van eenig belang zal gemaakt heb-
ben in het Gemeenebeß der Letteren), en naderhand
in mijne Werken --Niet om ij dele eere (even-
wel) zal ik zeggen, maar om het nut waarvan zi|
moge zijn voor het gemeen ; want (gelijk iemand
wel aanmerkt) Schoon de glorij de deugd altoos voU
ge^ behoort ze egter ßegts als derzelver fcbaduivts
"^Vörden aangemerkt.
Con-
-ocr page 668-Contemnit laudem-virtus , licet usque fc'
quatur
Gloria virtutem; corpus ut utithra fuüm.
Een zeer aartig zeggen , en waardig der verwon-
deringe van alle menfchen!
En nu , (allereaardigfie Heer , mijn zeer
goede vriend en patroon) alles opdraagénde aan ü-
we , en uwer twee Broederen , en des jongen
Hren, Harlowé's bedenkinge, en aan de wijze be·
denkinge van de braave Madam Harlowe^ enhaa-
ire voortreffelijke Dogter Jufer Arabella Harlo-
we ; neemè ik de vrijheid van mijzelven te onder;
tekenen , hetwelk ik waarlijk ben, en altoos zal
vermaak fcbeppen te zijn^ in alle getallen ^ en ofi
alle tijden y
Uwen en hunnen hereidwilUgßen en gehopf'
zaamßen zo wel als getrouwßen Dienaar,
Elias Brände
ύ
De Hr, Lovelace , aan Tan Belford:
• 9
. Schildkn.
[Ten Antwoord op Brief sc vii i.]
Zegé.
Woensd, OgU den 6 Septem^,
Ën is zij waarlijk wat beter ?
ningen zonder getal of maate moeten u o /erftroo-
men! Laat haar nog riiaar al beter en beter wor-
den! Β er igt m\] ten minften zo, indien 2e het al
niet worde: Want gi) weet niét welk eéne blijd-
fchap dat zober kortftondig uitftel, dat zij het nog
een dag of tWêe zal uithouden, mij verleende.
Maar wie gaf dog deezen ónbermhartigen eri
dood-vonniifenden Doftor te kennen, dat zij het
niet langer zal goedmaaken ? Op welk gezag zége
hij dit ? Welk eene vermetelheid in deeze pratte
ftaatige leden van een collegia , hetwelk altoos
mijne veragtinge zijn zal tot op het laatfte uur mijns
leevens, indien deeze hunne medebroeder (zo uit-
fteekend als hij gerekend wordt) niet een gemeen
wonderwerk kan verrigten ten haaren^ of lievei
ten mijnen voordeele! '
Ik moet u zeggen, Belford, dat hij alreeds
de uiterfle veragtinge verdient, om dat hij dit keu-
relijk horologie zo iaag laat atoopen. Wat moet
dog
-ocr page 670-54® Dn HISTORIE VÄN ^
dog zijné kunft zijn; indièn dezelve dat niet kondé
opwinden in de vierdepart van den tijd, welken
hij over haar gegaen heeft, daar, in zijne eerfte
bezoeken , de veêrèn en kders des leevens en der
beweeginge zo goed waaren, dat zij flegts eene
gemeene zorg èn fméeringe fcheènén noodig te'
hebben1
Ik ben u verph'gt vooi uwe pooginge om haar
te beweegen dat ze mij zag. Pat was äls eeri
vriend ce handelen. Indien zij mij met diè gunil
verwaardigd had^ zij zou aan haare voéten den de-
meedigilen aanbidder gezien hebben, die ooit
knielde Voor eene met rege geiloorde fchoonheid;
Hetgeen zij u gebood, en hetgeen zij u vev'
hood^ aan mij te berigtes (het laatile uit tedere be«
•weegredenen); Dac zij het mij vergeeft; en dat,'
konde zij een goed man van mij gemaakt hebben,
zij mij eenen gelukkigen had kunnen maaken! Dat
zij zelf mij hemindt! In zulk een oogenblik te be-
kënnen, dac ze mij voormaals beminde ! Nooit
voorheen eénig man beminde! Dat zij voor mij
bidt! Dat haare laatile traan voor mij geftort zou-
de worden, konde zij daardoor eené ziel behou-
den, die, buiten haar^ ten verderve gedoertidiis!
——^ O Belford, Belford! Ik kan het niet ver-
draageni —- Welk een hond, welk een dui-
vel ben ik geweeft jegens eene zo overheerlijke
goedheid ί ■ Waarom vaart zij niet tegen
mij uit? -—^-- Waatom vervloekt ze mij niet?
-- O die zegepraalende overwinttaares! Al-
toos boven mij verheven! -En nu mij zo on-^
eindig beneden haar te verlaaten! ;
Trouwen en mrgoedinge ' doen ^ kan ik αΙίψΙ
m
9
-ocr page 671-JüFÄR cLArISSA HARLOm
m hoornen; Die maakte ik, deugniet die ik wasi
mij zei ven diets. Haar eejne verlaagende gevoelig-
heid in te boezemen j haar van onder de fterren \
waarmede haar ftra^end hoofd omringd wus ,, je
doen nederdaalen, op daf mijne Vrouw, zo gröot-
lijks boven mij veriieven, mij niet mögt verasten;
äic was eene van mijne vuige beweëjgredenen j ^e
wijten aan mijne mg yuiger nijd, en aan mijne bê-'
^vuilheid dat ik tüindèr yi^asjd^n zjlj·^ -^'j
nogthans, van ftap tot ftap, vdh ranip tot rarap,
Jhaare voortreffelijkheid ftaende te houden; en ge-
lijk äe Zon, mij te beichijnén met te grooter luiftel·
wegens de wolken, met welkö ik Sèftoken had haat
te bezwalkèp —^^-Ën nüjmij dm te öntvlie-
d'eii l ^ ■ Mij geen vermogen tejaaten om
haarè ohgèlijken te vergoeden! - ^een ver-
ligtinge yari mijne zelf-befchuldigingen I —-ί——1.
Geenzins de ichuld met haw te kunnen deeién I
Betuig haar, Ó berüig hiiai^ Welford, dat
haare gebeden en wenfchen, haare alles te boveh
gaende edelmoedige gebeden en wenfchen, me\
ijdel zijn zullen; Dat ik berouw kan hebben, dat
ik berouw hebhe --en lang htxoix'w |ehaä heb-
te: —r—— Betuig haar van itoijne menigvuldige
diepe wroegingeS tïéc ^as onmogelijk, dat
^ulkè wroegingen niet ten jaatftén eeoe Uragtdaa^,
dige wroéginge zouden voortbrengen --
moet mij egter niet verlaaten —-7- Zij moet in
leeven blijven, indien zij wenfch^ dat pijne bekee-
ringe volkoomen zij —■ Warit wat kan van wan-
hoope worden? —
De historie vasf
# ^
Ik wil altoos doen wat gij wilt hebben dat ik
doe, in'het weeromzenden van uwe Brieven. Gij
hebt mij oneindig verpligt met tezen laatften, en
met te dringen dat ik tot haai mögt worden toege-
laaten, fchoon gij daarin niet flaagdet.
Nog eens , hoe konde ik zulk een fchurk zijti
jegens een zo godlijk fchepzel! En nogthans haar
den gantfchen tijd te beminnen , zo als nooit
man eene vrouw beminde! — Vervloekt zij
mijn UßUevende aart! Vervloekt zij mijn minne-
jchalk hoofd^ en m\]n aandrijvend harti ■
Zo baldaadig te ipeelen met den goeden naam,
met de eere, met het keven ^ van zulk eene enge-
lin van eene vrouw! . O mijne verdoemde on-
geloovigheid ! Dat ik , gelöovende dat zij. eene
vrouw vias, hoopen moeft dat ik haar eene vrouw
zou vinden! Op mijne ongeloovigheid, dat *er zulk
eene deugd kon zijn (eene deugd uit deugd alleen
geoeiFend) in de Sexe, grondde ik mijne hoope
van bij haar te zullen flaagen. .
Maar zeg niet, Jan, dat ze ons nóg veriaa-
ten moer. Indien ze herfteld worde, en indieij ik
haare gunft maar weder kan verwerven, dan zal
het leeven inderdaad regt leeven voor mij zijn. De
wereld zag nooit zulk een Egtgenoot als ik mij be-
toonen zal. Ik zal geen wil hebben dan den haa-
ren. Zij zal mij beilieren in alle mijne treden. Zi]
zal alle mijne uitzigtén aanwijzen en rigten, en ie-
der beweeginge van mijn hart wenden werwaards
het haar belieft, ^
a-
m
-ocr page 673-Juffer CLARISSA HARLOWE. 657
"Gij berigt mij in uwen Brief, dat zij té Elf '
«üren eene zoete ruft had; ea mijn knegcbrengc
mij kundfchap v^n JuiFr. Smith, dat zij een goedeii
nagt gehad heeft. Met welk eene hoopè vervulc
mij dit! ïk hebbe den karei vijf guinies gegeveik.
voor zijne goede tijdinge , om tuffchfeh hem eü Zijd
Ikameraad verdeeld te worden; . .
Waarde, waarde Jantje! béveftig dezelve aart'
mij in uwen volgenden ——- Om *s 'Beffiek wiJle
doe dat dog! " '' ■ Betuig aan den Düdlor^daic:
jk hem een gefchenk isl geeven van duizend gui-
nies, indien hij haar herilislle. Vraag heöi of *eroofe
eene raadpleégingè van andere dodorèn noodig zif.
Adieu, waardeBelford! Beveilig; biddeiku^
de hoope, welke nu met oppermagtige biijdfchap eei
hart in bezit genomen heeft, hetwelk naait hec
rci ishet
Vwei
De Hr. Belford, äah Robert LöVkLïI
tVoemd, Ορ.ύΖύ Vurm φη 6 Sepk^.
Uw knegc kwam hier ai voor dat ik was
geftaeri. Ik zond hem naar het huis van Smith öni
te vraagen hoe het met de Lady wasj en beval
hem, als hij te rüg kwam, weder bij mij aah të
SCÄ koa^
-ocr page 674-toomfeó. iVlet genoegen'höordé ik, dat zi} tziè
mel.jk geruft had. Zo drä als ik hem had afgevaair-
dis;d met deti Brief, dién ik giltèfèn-avond ge-
fchreeven had, begaf ik mij tot -haar ten haaren
dienfte. ' '
Ik vond haar reeds op, en gekleed i in een witte
zatijne nagr-japon. Altoos net ; maar nu nog meer
iói dan ze in eene week voorleefden gevveeft was:
Haar aanfchijn helder en blijmoedig.
Zij maakte gewag van de toeneemsnde bene-
▼elinge van haare oogen^ en dfe trillinge die
h'aare ledemaaten bevangen'had. Indien dit fter-
ven is, zeide zij > dan is 'er niets ijzelijks in. Mijn
lighaam naauwlijks pijn gevoelende, niijn geeft gep-
rüft, mijn verftand helder en zo volkoomen als
ooit. Welk een goedèn en genadigen God hébbe
ik! —— Want dit is het, waarom ik altoos
gebeden hebbe.
Ik gaf haar te kennen, dat gij zo welgemoed
niet waart. »
Daar is dezelve reden hiertoe niet,antwoordde
ziji Het is een keurlijke trooft) mijn Hr. Beiford,
dat men, als onze korte gefchiedenis wordt opge-
rold, in ftaat zij om te zeggen, Ik hthhQk.etvc
eer ongeÜjken geleeden ^ èaxi anderen dezelvef
hebbe aangedaen. Ik danke God, fchooo ik on-
gelukkig geweeft ben^ zo als de «y^^e/ä? daarover
oordeelt, en gelijk ik yoormaals meer dagt, dan
ik nu denke dat ik behoorde gedaen te hebben,na-
demaal mijne rampen mij i^ene eeuwige gelukza-
ligheid ftonden te bewerken ; nogthans hebbé ik
met mijn wil geen een fchepzel zodanig gémaakt.
Ik hebbe geen redeo om over eenige Bedroefd
. ^ te
■ ■ < .. . i ·
J ·
ψ zijn, dan over de droefheid welke ik mijne
vrienden hebbe aangebragt,
Muar ik hidde u, mijn Hr. Belford, fpreek
van inijneïJtwege op de minzaaniile wijze naec miji·
ïieo Neef Morden; en verzoelc hem, dat hij hen
vertrooile, en hun bctuige, dat al fes, hetzelve zoü
geweeft ajn, al hadden zij mijne opregte boetvaar-
digheid aangenamen , gelijk ik wenfche, en ge·
lijk ik vertrouwe dat de Aimagtige gedaen heefr·
Ik wierd beneden geroepen; Het was tot
Herrik^ welke zo even te rug gekoomen was van
Ijet huiis van Juffer Howe, ean welke hij den Brief
der I^ciy gebragc had. De domme karei, welken
ik bevolen had om daarmede haait te maaken, en
zo ras als mogelijk weerom te koomen, bleef niet
tot dat Jufter Howe dien kreeg, alzo zij vijf mijlen
van haar huis was, ifchoon Juffr. Hjowe al wildi?,
hebben dat hij blijven zoude ^ èn een man te paar4
ten dien eind^ met denzclven zond aan haare Dok-
ter, '
Woemdag-^^gtend., te lo.mren,
De arme Lady is even weer bijgekoomen uic
èene vlaag van bezwijminge, welke haar aan de
deure des doods gelaaten heeft. Haare kórtlings
genootene ruft en vrijheid van pijn fcheen maar
een Zonm-hlikp., zo als Juffr. Lovick e-n Juffr.
Smich het noemen.
Op mijne eere, Lovelace, ik zou. liever wil-
len fcheiden van alle mijne vrienden , die ik ir^ dö
gereld hehbe, dan van deeze Lady. Nimmer wiil
Sf3 IH
-ocr page 676-ik voorheen, wat eene deugdzaame en» heiligij
.vriendfchap was, zo ais ik de mijne jegens haai· '
,vel noemen mag. Dog zo nlmw in dezelve te
zijn, en genoodzaakt te zija ora daarvan zo ras
weder af te zien, welk eene fmertelijke zaak ί Nog-
thans, de hemel zij gedankt^ ik verlieze haar niet
.door mijne eigene tchuldi ■ "'" _' Dog het zou·
barbaarfch zijn, u nu niet re fpaaren.
Zij heeft den Godgeleerden, die haar voor-
heen wel bezogt, ontbooden om een gebed bij
baar ce doen. " %
pß Ιΐη Lo vel ac ε w Jan Bei;.fordj;
Kenfington, Ifflensdag-Middag, -
Gelijk de Reiziger van ^fopus blaaft gij heet
en koud, leeven en dood, in'denzelven adem, met
oogmerk, ongetwijiFeld, om mij uitzinnig-te maa-
ien.. Hoe gemeenzaam.gebruikt gij de woordien,
fierven ^ henevelinge^ trillinge?^. Nooit fpeèlde
eenig ilerveling zo veel veifcheidene toonen op zo
weinige klokken. Uw egteVader, durve ik zwee-
ren, was een SJagér, of een Lijk-bezorger, uit
het vermaak hetwelk gij fchijnt te feheppen in dood-
lijke en ijzelijke vertooningen. ' Uwe barbaarfche
fieekj dat gij haar niet ^ verlieft door uwe eigene
«me*
Juffer CLARISSA HARLOWE.
fchuld, is nooit te vergeeven. Daar is maar een
weg voor u open om boete te doen van de pijni-
gingen, gij mij aandoet, en dat is, door mij
beicheid te zenden dat zij beter is, en herfteld zal
worden. Het zij het waar zij of niet, Iaat mij dat
berigt maar toekoomen, en ik zal verheugd en hetiel·
ve geloovende buiten 'slands gaen, en mijne wen-
fchen en verbeeldinge zullen al het overige daaraan
wel voltooijen,
Indien zij maar een jaar nog leeft, dat ik mij
bij mijzelven mag vrij fpreeken (aan de wereld ftoo-
re ik mij niet!) dat haar dood niet aan mij te wijten
is, wil ik mij in al de refl: wel laaten vinden^
Kunnen nog geloften nog gebeden haar be-
houden \ Nooit van mijn leeven , alle de jaaren
deszelfs te zamen genomen, hebbe ik zo veel gebe-
den , dan ik in deeze voorleeden veertien-dagen
gedaen hebbe ; En ik hebbe allein opregft berouw
gehad van mijne fnoodheid jegens haar - En
kan niets wat baaten?
Dog evenwel, indien zij niet herfteld worde,
moet deeze bedenkinge mijn troofl: zijn; en zij is de
naarheid; Dat haar verfèheiden eer zal te wijten
zijn aan moedwilligheid , aan volilagen vrotm-
/i/^e moedwilligheid , dan aan eenige andere oor-
zaak.
Het is moeijelijk voor luiden , die de ingee-
vingen van eene geweldige veriloordheid opvol-
gen , om derzelver loop te ftuijcen daar zij eeril be-
doelden dien te ftuijten. .
Ik ben liefderijk genoeg om te gelooven, dat
zelf Jakob en Arabella Harlowe , in het eerft niec
meer voor hadden met de zamenzweeringe, welke
Sf 4 ^ii
Μ
-ocr page 678-mm
Pb HISTORIE νω
2ij tegen h?iare engelagtige Zufter fmeedden , dan
om haar in ongunft te brengen en haar te onder te
houden, opdat (flordigevlegels!) hunrieOomen.
liet voorbeeld, hetwelk haar Grootvader den zeiven
gegeven had, iiiet tot hm nadeel nipgten volgen.
Dus bedoelde deeze Lady , zo φ ii? onder-
ijelle, in Het éeffi: alleen mij verdriet en kwellinge
ian te doen ; eh vindende dat dit liaar wel geliikte ,
wierd haare begeerte om zig tewreekèn, ongevoe-
Jig Herker dan de begeerte om te leeven : En nu is
|;ijffézindöm tefterven, als zijnde eenegebeur^nis
ivelkë zij denljft dgt mijn hart in ftukken kerven zal.
En óm zig nog diee te meer 'te Wreeken , ilek zij
pg aan als eene Chri^en.,' én yergèefc bet mij.
Dog ik wil haare vergiffenis in 't geheel^ niet
ïjebben! Mijn éigen fiart getuigt rnij , dac'ik dezclj
.ve niet verdiene ; en ik Itan dezelve i?iet vkdraa-
gen! ·ί-_ 'Εη wat is het," dan een ensel wö,/-^
^ße vWgiffenis zo ro^mzugn'g als wreedlijli "ge-
geven met een oogmerk om zigzelve te verheerlijr
ken , en mij dieper te wonden? Eeü'é kleine, lieve
fchijnlieilige -Dogiaate ik mij te t^innen hou-
den, op dat ik mij niet aan*godslailen^^
äigmaakef ' ·' ·' ^ ' ·
* '·■
Hetbovenilaende overgelezen hebbende, ben.
5k befchaamd over. mijn wild en verward geklap :
Maar wat wilt gij hebben dat ik doe' ? --- Ziet
^ij niet, dat ik maar inijzelven zoeke te ontloopen,
gp hoope van mijzelven uit het gezigc te verliezen;
......■ " "
rn^ÊSm
-ocr page 679-«LitW!,.!
iiogchans, dat ik niet bekwaam ben öm een van
T?eide te doen?'
Indien gij mt maar half zo vuurige liefde ge-
iiad hebt, als ik faebh« —ρ- Mwr daartoe is uwe
logge ziel niet bekwaam,
Boodfchap mij doorüvfen naaftvplgenden, be-
zweere ik u , in den naam. van alle haare gelijkzoor-
tige heiligen en engelen ,' dat zij lejeft , en waar-
fchijnelijk in lecven blijven zal!. — Indien gij
iwaade tijdinge zendt, zult gy vopr liet geyo!^
ïiebbenUe verantwóordén , het zij dat doodlijk zij
Voor den boode, of voor '
Uwen Lovelacb,
Hè Hr* Belford, aan ^.oi^ert Loy.EtA;?
^E, Scbilakn^
ï
Woensdüg^ iirUuren,
Dr, H. is hier zo even geweeft. Hi|.verfcefr
de bij mij, tot dat de predikant zijn gebed by de
Lady gedaen had j en toen wierden wij beide tot
liaar toegelaaten. Mr. Goddard , die kwam terwijl
de Doto en de Kerkelijke bq haar waaren, ging
inet dezelve weg toen zij gingen. Zij namen pleg-
tiglijfc en voor het laacft aflcheid van haar. zo als
ik geen zwaarigheid maake van tè zeggen ; haar
zegenende , en van haar wordende sezegend;, eij
^ Sfj ^ Wen-
wenfchende (als het hun lot mögt jvorden) om een
Zo gelukkigen Uitgang, als de haare waarfchijne-
lijk zijn zoude. /
Zij had weder ernftig van den Doftor zijn ge-
voelen verzogt, hoe lang het waarfchijnelijk waa-
re dat het met haar zou kunnen duuren : En hij
gaf haar le kennen , dat hij vreesde dat zij morgen
ïivond bezwaarelijk beleeven zoude. Zijzeide, dat
zij de uur^en met grooter vermaak zou tellen , dan
zij ooit eenige in haat leven geteld had, bij deheu-
gelijkfte gelegenheid. ' '
Hoe ongelijk waaren des armen Beltons laatfte
uuren bij de haare. Zie eens het oneindig verfchii
in de uitwerkzels bij dezelve gedugte en zielroeren-
de gelegenheid, tuflchen eene goede en eenekwaa-
de confqientie I
Op dit oogenblik is *er eenmangekooménvan
Juffer Howe met een Brief. Miflchien zal ik wel
in ftaat zijn om u den inhoud over te zenden.
ui!,
Zij poógde verfcheidene maaien met ernfti
dog te vergeefs, den Brief van haare, waarde vrien- '
din te leezen. Het fchrifti zeide zij, ' was te.|ijn
voor haar grover gezigt, en de regels waggeläed
onder haar oog. En inderdaad, zij beefde zo, dat
zij het papier niet houden konde: En eindelijk ver-;
zogt zij Juffr, Lovick om het haar voor te leezen',*/
alzo de boode op een Antwoord wagtede. ^
* Gij zult in; den Brief van Juffer Howe'zien ;
hoe verfchillende de uitdrukkinge is van hetzelve
ongeduld , en'driftige liefde , wanneer ze vooh-
vloeit
-ocr page 681-'vloeit uit den zagrer geeft van eene vrouw , dan
wanneer ze voortbreekt uit zulk een onllmmigen en
weerbarftigen geeft , als den uwen. Want JuiFr,
Lovick zal dien uitfchrijven ; en ik zal het zenden
. Om ter deezer plaatze gelezen te worden 9
zo gij wilt.
Jufir Howe, ^m Jufer Clarissa Har-;
lowe.
Oingsdagy den 5 SèpU
O mijne dierbaarpevrienäinl «
Hoe zal het gaen met uwe arme Anna HoWel
Ik zie uit uw fchrijven zi> wel, als ik het leeze ük
uw eigen berigt (hetwelk gij, waart gij niet zeer,
zeer krank, tederder zoudt getrokken hebben)
hoe het met u is! Waarom hebbeik zo lang gedraa'd
met mij tot u te vervoegen ! Kondeikdogdenken,
dat de vertrooftingen van eene getrouwe vriendin
voor een edel gemoed in wederwaardigheid zo wei-
nig van belang waaren, dat ik kon^^ weerhouden
worden, om u zelf niet eens^ in deezen geheelen tijd
te bezoeken ! Dat ik, zo wel als iedereen, mijn
lief fchepzel verlaaten en in de handen van Vreem-
den hebbe overgegeven ! lioe zal het met mij
gaen , indien gij zo erg zijt als mijn fchroom u
maakt!
Ik 2»I van ftenijen aan mij op reize begeeven,
ê,
-ocr page 682-Dl HISTORIE vam
ippi
al. boe klein de aanraoediginge is , welke gij mif
daartoe gééft. Mijne lyioeder. bewilligt mij om
zulks te doen! Waarotn, O w^ajOm^ heeft zij voor^^
heen daarin niet bewilligd i ί ^ '
Nogthans overreedt zij mij ook (op dat ik niet
doodlijk mögt worden aangedaén, bij aldien ik vond
dat mijre vréeze maar al te gegrond geweeft was)
om te wagten tot de wederkoomft van deezen boo-
de, welke met ons fnelfi: paard uitrijdt.- God
doe hem fpoedig met goede tijdinge' tot mij kee-
ren-Anders ·—^ l\Saar, Och! mijne diert
baarfte, alJeriiefïïe vriendin, wat anders! — Een
regel, van uwe hand door hem ! -τ— Zend mij
piaar een^t regel, die ipij gebiede om bij u te koo-
men 1 Ik zal op het oogenblik, op datzelve oo-
genblik op reize gaen , dat ik dien ontvangei. Ik
ben nu reeds metterdaad daartoe bereid! En indien
gij mij bemint, als ik u beminne , 'zal het gezigt
van mij u verleevendigen tot mijne hoope. -^
Maas; wawotn, waarom, da,ar ik dit kan denken»
ben ik niet eer naar u toegetxokken! ^
A'genoegzaame Hemel! weiger niet aan mij-
ne gebeden, mijne Vriendin, mijne Vermaanfter,
mijne Raadgeefller, in eenen tijd zq. hachelijk voor.
mijzei ve! ·
Maar mij,dunkt, uw ilijl en gedagten hebben
teveelzamenhang, zijn te vol van leeven en kragt,
dan dat zij mij reden zouden geeven tot zo groote
wanhoope, als de w^aggelende pen fchijnt te voor-
φϋΐΐεη.
t Het is mij leed dat ik niet t' buis was [Dus.
veel "imet ik 'er nog bij doen, fchoon de knegt reeds
te paard, aan de deur is] w^inneer dé knegt van den
! . Hr*
- ' - -- ^^ ■ -
-ocr page 683-Juffer CLÄRISSA HARLÖWE. tfj^
Hr. BeiFord hier kwam met uwen aandoenlijken
Brief. Ik was ten huize Van JuiFer Lloyd. Mijne
Mama zond dien äan inij; en ik kwam terilond
t' huis. Dog hij was al weg. Hij vi^ilde niet veï-
toeven, fchijnt het. NoHtans ton ik hem wel gaara
een Honderd duizend vraagen gedaen hebbèji. Do^
waartoe houde ik dus mijn boode op ? Ik hebbe
eene menigte van zaaken aan u te zeggen —---
Over eene menigte n te raadpleegen. Ik zal de op-'
heffinge van uwen vingerZelfgèhborzaamen. Dog,
indien gij mij verlaat - Wat is de wereld, of
ietsin dezelve, meer voor
Uwe Anna HowiJ
De uitwerkinge, wélké deeze Brief had op dé
Lady, die zo nabij aan het eindé is, waarvoor d«
ichoone fchrijfliler zo zeer bedügt is en waarover zij
zo kermt, veipligtede Juffr. Lovick onder het lee-
zen van denzelven menigmaal af tebreekfen, en van
ftem te veranderen.
Pit is eene vriéndin , zeide de godlijkè Lady
(den Brief in haare hand neemende , ien dien küs-
fende) waardig dat men zou wenfchen óm h&arènc-
wille te leeven.- O mijne dierbaare AnnaHörl
we I Hoe onafgebroken zoet en edel is onze
vri^ndfchap gev/ceft! --Dog wij zullen ten
eenigen dage bij malkanderen koomen (en deeze
höope moet ons beide trooften) om nooit weder
van een te fcheiden ί Dan ^ ontkleed van alle feha-
duwen des lighaams, zullen wij geheel ligt èn ge-
heel geeft zijn! -: Hoe zuiver, hoe volmaak?
Zii dan onze vriendfchap zijn 1 Qn2;e liefde zal dan
een
-ocr page 684-«en en hetzelve aanbiddelijk voorwerp hebben, èn
wij zullen Hetzelve en eikanderen genieten tot iri
alle Eeuwigheid I
Zij zeide, haaré waarde vriendin verzogt zó
crnftig om een regei of twee , dat zij gaarn zou
-willen fchrijven, zo zij konde : En zij nam 'er de
proef van; dog te vergeefs. Zij konde evenwel,
een Brief voorzeggen , geloofde zij; en verzogt
Juifr. Lovick dut zij pen en papier wilde krijgen;
Hetwelk dezelve deed, en toen begon zij ^aar de
woorden voor te zeggen. Ik wilde uit het vertrek
gegaen zijn; maar op haare begeerte bleef ik 'er.
Jn het eèrft dwaalde zij vrij wat met haare gedag·
ten. 2ij bemerkte dat zelve. En wanneer zij een wei-
nig op het fpoor geraakt was, en zig egter niet
voldeed, verontfchuldigde zij zig bij Juifr. Lovick,
dat zij haar al weder en weder deed beginnen; en
zeide , Dar de derdemaal zou gelden, het mögt
weezen zo het wilde.
Het Vaarwel zeide zij haar voor, zonder ha-
peringe; en toen zij kwam tot den zegenwenfch
en de ondertekeninge, nam zij de pen, en op haa-
re knieën vallende, onderitcund van JufFr. Lovick,
fchreef zij het ilot; dog Juifr. Lovick was genood-
zaakt om haare hand re beftieren;
Gij zult den zin verwondériijk volkoomen vin-
den , als men haare zwakheid aanmerkingé
fieemt.
Ik deed den boode zo lang wagten, tot dat
ik dien had uitgefchreeven. Ik hebbe de onderte-
ieninge getragt na te bootzen ; en tuifchenpoozen
in den Brief gemaakt, daar zij, naar mijn beft ge-
heugen, die gemaakt had.- In geen ding, 'iwelk
Juffer CLARISSA HARLOWE.
deeze verwonderenswaardige Lady betreft > kan ik
te naaukeurig zijn^
it
>
Woensäk omtrent Vut en*
Mijne dierhaarfle Juf er Howe^ ·
Gij moet u niet ontftellen —i-i- nog bé^
droeven-dat JufFr. Lovick voor mij fchrijfti
Schoon,ik υ niet kan gehoorzaamen, en met mijne
pen fchrijven, nogthans fchrijft mijn hart door de
haare --Ontvang het dus —-- Ik gehoorzaa-
me dus u 20 nabij als ik kan!
En nu wat beboore ik te zeggen? Wat k^n ίίε
zeggen ? ■ ' ■. ■■ ^ Maar waarom zoudt gij de waar-,
beid niet weeten % Nademaal gij ze wel haail moeë
gewaar worden -— Wel zeer haaft.
. Weet dan, en laaten uwe traanen^ zo vaii
ontferminge, die van eene blijde ontferminge iijn!
want ik ftae u toe een weinig te ftoiten, om den
afgevallen bloem, gelijk ik zeggen mag, te bedäaü·
wen --— Weet dan, dat de goede Do^or,
en de godvrugtige Kerkelijke, en de eerelijke A-
potheker, nu zo even-met zamengevoeg-
de zegeningen -- hun laatfte afTcheid van
mij genomen hebben: En decerfte gebiedt mij te
hoopen — Laat mij toe, mijne waardfte, dac
ik zegge hoopen- te hoopen op mijne onc*
bindinge voor dat de Zon morgen ondergaer«
Adieu, derhalven, mijne dierbaarfte vriendin!
--i Dit zij «w trooft, gelijk het de mijne is ,
ijat God ons ten tijde als hij het goedvindt zal re
2ar
i t
-ocr page 686-Öe HiSTORIÉ van
zaraen brengcti in eene gelukzalige Eeuwigheid, oé
nooic meer te fcheiden ! - Nog eens dan, a·
dieu - en wees gelukkig! - Het-
welk eene edelmoedige nacuure niet kan zijn, ten
zij ge -- naar haar vermogen —- ook andere
zodanig maake. .
God zegene ü in eeuwigheid! bidt i op mij-
ne geboogene knieën , fchoön onderfteund op de-
ieive,
OsrpligtQ^ dankhaare^ toegenegene^
cti harlowé.
Waaneer ik deezen Brief uitgefchrèeven en
op haar bevel gezegeld had, gaf ik zelve dien aan
den boode; die mij betuigde, dat JuiFer Howe ner-
gens anders naar wagtede, dan naar zijne wedèt-
lioomfl:, om de reize näar Londóti aari te liee-
"len. , ... . , , , ... . . . .
Uw knègc is zö even gekoomen; dus zal ik
hier fluiteii.' Gif zijc een onbermhartig meefter.
De*twee kareis worden ten dood toe van «
fakt^ om een vi-ouwelijk woord te gebruiken ; en
alle vrouwelijke woorden, Tchoon wij van derzel-
ver herkoonaft niet verzekerd zijn hebben eené
zeer kragdge beduidenis. Ik geloove dat zij , itt
hunne harten, wenfchen dat de engelin in Üen he-
ibel waare, die gereed (laet om haarte ontvangen,
èn gij op uwe behoorelijke plaatze, op dat 'er eeö
einde mögt koomen van al hm hojfsboffèn ; een an·
idèr woord van dénzelvén aart.
Juffer CLARISSA HARLOWE. 657
Welk een Brief hebt gij mij gezonden! — Ar-
me Lovelace! — is al het antwo®rd dat ik daarop
te rug zal zenden.
\yijf mrenl\ Op dit oogenblik is Colonel
Morden hier aangekoomen·
Oe Hr, Β ε l f 0 r d. Ten Vervolgél
•■J
. C
AgtVuren·^ Avonds^
\
Ik had in mijnen voorgaenden maar even tijd
om u te berigten, dat Colonel Morden gekoomen
was. Hij was te paard, vergezeld van iwee kneg-
ten , en trad aan de deur af, juift zo als de klok
vijf floeg, Juflfr. Smith was toen beneden in haa-
ren agcerwinkel, weenende , met haaren man bij
zig , die al zo zeer was aangedaen als zij; JufFr.
Lovick een weinig te vooren van haar gegaen zijn-
de , insgelijks in traanen ; want zij hadden haar
ireurgeklag jegens elkanderen uitgertorc j eens in,
gevoelen zijnde , dat de verwonderenswaardige
Lady den nagt niet zoude overleeven. Dezelve
had aart haar betuigd , dat dit ook haar gevoelen
was, van wegens eenige doofheden, welke zij de
voorioopers des doods noemde, en van wegens ee-
ne toeneemende geneigdheid tot fluimeren.
De Colone!» zo als JulFr. Sniith mij naderhand
vertelde , vraagde mee veel ongeduld , zo dra hij
Vil. Deel. jt van
DE HISTORIÉ VA»
van het paard fteeg^ Hoe Juffer Harlowe voer? zi
antwoordde« Dat ze nog Jeefde; maar, zo als zij
vreesde, fterk tot haar einde naderde. Goede
God ! zeïde hij, mee zijne handen en oogen om
boog geflagen. Kan ik haar te zien koomen? Mijn
haam is Morden. Ik hebbe de eere van eene na-
beftaende van haar te zijn. Êijlieve, ga eens naar
boven; en geef haar te kennen [Zij is bij haar ver-
ftand, hoopje ik] dat ik hier ben; Wie is bij haar?
Niemand dan haare Waakfter , en Juffr. Lo-
vick, eene fatzoenlijke weduw^vroüw, die zo veel
zorg voor haar draagt, als of zij haare Moeder
waare.
En nog ff^é^er zorgiielf, viel hij 'er tuiTehen in^
of zij draagt geen zorg in 't geheel —=——
1 en zij *er een heer bij haar zij, een Hr. Bei'
ford, vervolgde Juffr. Smith, die de befte vriend ge·'
weeft is, welken zij gehad heefr.
Indien de Hr. Belford bij hatir zij, raag ik ze-
kerlijk —— Maareijiieve, ga boven, en doe den
Hr. Belford te weeten, dat ik het voor eene gunft'
zal neemen zo ik eerft met hem fpreeken mag.
Juffr. Smith kwam bij mij boven op mijn
nieuw vertrek. Ik had mwen knegt maar even af-
gevaardigd, en ging aan haare Waakftcr vraagen,^^
Of ik weder mögt worden toegeiaaten Ρ Die ant-
woordde , dat zij fluimerde in een leuningftoel
hebbende geweigerd om te gaen leggen , zeggen-
de, Dat zij wel haaft, hoopte zij,- voor altoos zou
gaen leggen.
De Golonel , die weezenlijk een welgemaakf
heer is, ontving mij met veel beleefdheid, i^a de
eeifte coroplimecten, Mijne iiigt, mijnHeeri zei-
! s r
ι
äe hij, is meer aan u verpligt, dan aan iémand yai^
haare eigene familie. Wat mij belangt ^ ik h'ebb'e
zo veel rdts-iïèenén gepoogd te beweegeri ter haï-
ier begunffiginge; en weinig denkende dat he^
lief fthepzel zo erg was , fciebbe ik verzuim'd öo^
bij haar te koomen , gelijk ik ^hoprd^ gedaen te
hebben op hét oogenplik dat ik overkwam j en ge-
lijk ik zou gedaen hebben, haddeikgéw^éteri', hoe
flegt zij in ftaat waaré, ,en hoe veel vverk ik zoude
gehad hebberi mét haaré familie; ^IVIaar ,'^ mijt^
Heèr,' üw vriend is boven magte te bef^^^^^
geweeftj en gijV ziilk eèn boezemvriend νώ,ίϊβΐκ
pijnde, hebt door uwe beleefdheden.haar ergpr^be-
ta'ndelinge doen wedervaaren.' Öog' is 'ér g^a
hoo^è op haare hefftellingé? ,,. ^ ,.,, „ , ^
Öe Doétorén zijn van, haar gegaen met êé
droevige yerkiaaringe, ,dat 'er geen h'oope is« ,t ^
is zij wel opgepaft V mijn Heër? Heeft ώ}
éfvaaren geneesheer gehad? Ik h'oore,. dat deeZé^
goede lulden zeer beleefd en gisdienftig'jegens hWaif
èeweéfï zijn ^ ^ . ^ , ^ .. ^^
Wie kon dog anders zijn ? zeide Juffr, Siiiu|i j(*
weenendé Zij is' de b'émin'nèiijkfte Lady ter wW
i^eld! . , ^^ ^^ ,. ,, ,, ,
De naam , zeide de Cqlpnél^ zijne op'geii' è^
eenè'hand' om hóogMiaende Welken ,zij draagt
l^ij iéder leevend.ichepzel f^^-^^ Goede Goi Γ
Hoe kon dbg üW vervloekte vriend' .."""'"W ^ ^
Èh hoe kon dien haar^" wreéde· ouders , yjei il?
'ér tuffchen'in ^Wij kjaianea éven" ligt liiiéi
vinden .voor als^yobr ÄV - <. ν.; , >. ..
, Dat is^wei waar!' antwoordde hijals'pen,dp
ihöd'dlièlttin aanraerklnge-neerrtt· van'dè^deu^ietgr^^_
onzer Sexe, zo wanneer zij iemand van de andere
in hunne magc kunnen krijgen* >
Ik ftelde hem geruft ten aanzien van de zorg,
die voor haar gedragen wras; en gaf hem berigc
van de vriendlijke en zelfs vaderlijke oppaiïïnge,
v^elke zij van Dr. H.en Mr. Goddardgenootenhad.
Hij was ongeduldig om bij haar te koomen,
haar niet gezien hebbende, zo als hij zeide, zedert
dat zij twaalf jaaren oud was ; en dat zij toen be-
loofde eene van de fchoonile vrouwen in Engeland
te zulJen worden.
Zo is zij ook, antwoordde ik, voor zeer wei-
nige maanden geweeft : En fchoon zij vermagerd
zij, zal het aan u blijken dat zij die beloften wel be-
veftigd heeft: Want haare trekken zijn zo geregeld
en net, haarer leden evenredigheid zo fraaij, en haare
houdinge zo onnavolgelijk bevallig, dat al waarezij
enkel vel en been, zij eene fchoonheid zijn moet,
JufFr. Smith ging, op ?ijn verzoek, naar bo-
ven , en bragt ons befcheid beneden , dat Juffr.
Lovick en haare Waakfter bij haar waaren; en dat
zij in een zo vailen ilaap was, tegen de eerfte aan-
leggende in haar leuningftoel, dat zij haar de kamer
nog in koomen, nog uitgaen hoorde. De Colonel yer-
zogt, indien het niet ongevoegeiijk waare, dat hij
haar mögt zien, fchoon zij fliep. Hij zeide, (Dat
zijn ongeduld hem niet wilde laaxen toeven toe dat
zij ontv/aakte. Nogrhans wilde hij niet hebben dat
zij geftoord wierd; en zou gaarn haare beminnelij-
ke trekken willen befchouwen , terwijl zij hem niet
zag', en vraagde, Of zij niet dagt dat hij wel in de
kamer zou kuïinen koomen, en daar uitgaen, zon-
der haiir te ilooren ?
Éjül
I
Juffer CLARISSA HARLOWE. 66t
Zij geloofde, dat hij dat wel doen kon , ant-
woordde zij; want de rug van haaren ftoel was naar
de deur gekeerd.
Hij zeide , dat hij zorg zou draagen om zig
uit den weg te begeeven, indien zij ontwaakte, op
dat zijne fchielijke verfchijninge haar niet moge
ontzetten. ,
Juffr. Smith, voor ons binnen treedendebe-
val JufFr. Lovick en de Waakfter geenbeweeginge
te maaken , als wij binnen kwamen : En daarop
gingen wij te zamen zagtjes naar boven. _
Wij befchouwden de Lady, ineeribekoorelijk
poftuur. Gekleed, zo als ik u voorheen gemeld
hebbe, in haar maagdlijk wit, zat zij in een leu-
ningftoel, met Juffr. Lovick digt bij haai, op een
ander ftoel, die haaren linker arm rondom haar
hals had, dénzelven als onderfteunendej want de
Lady, fchijnt het, had haar zulks bevolen/ zeg-
gende, dat zij haar eene Moeder geweeft was,
en dat zij zig verheugen zou met te denken,,dat
zij in de armen van haare Mamaruftede; want zij'
vond zig fluimerig; voor delaatfte maal, miiTghiea
zeide zij, dat zij ooit zo zijn zoude.
De eene belookene wang rullede op den boe-
zem van de braave vrouw , welks vriendlijke
warmte dezelve met eene fiaauwe, dog bekoo-
relijke blos overfpreid had; de andere bleeker, en '
meer ingevallen zijnde , als ofze reeds ipet het ijs" \ ,
des doods overtfokken waare ! Haare handen - ^
zo blank als de lelij, met haare kronkelende aders
meer ^oorfchijnend blaauw, dan ik de haare zelf
ooit gezien had (aders zo ras, helaas ? zullende,
verftopt worden door het bellij veren van, φη. pur'·
/
mm.
mmm
peren ftroom, >velke reec^s al zo langzaam eej
kruipt dan ylbeit door dezelve!) haare handen lee-
Veniooshangendei 'de eene voor haar neer, 4ean-
dere gevat in de regcerhand der vrienéjlijke weduw,
wellier traanen het minnelijk gelaat bedaauwden^
|ïetwelk haar moederlijke l>oe:wnj onderiteiinde i
ichopn die yan de Haapende fchoone niet gevoeld
wierdenVeh het zij de goede vrouw zulks mei:
melkte, fietyj'datze haar niet ftooren wildé om
«iezelve af te droogen, of van poftuur te verande-
ren: -Haar weezen was lieflijk bedaard en helder:
En fchoon zij nu en dan ftóótingen had, nogtharis
fcheen haar ilaap gerui^ te zijn; haare ademhaalin-
wel kort en ra?,' dog taamelijk vrij en nie|
gelijk die van een iïervend menfch.
^ Iii deeze hart-beroerende geftalte vertoonde
zij xig aan ons, wanneer wij tót haar naderden,
έη haar minnelijk gelaat voor ons 'gezigc kree·?
gen. ' ·' " ■ ^ ·' ~ ■ ■ - ί ■ ■>
° ' D,e Colqnel, dikwijls zugtende, befchouwde
^laar , met zijne armen over malkanderen gev^ou·;
w'en,'enmetdediepile! en toegenegenile oplettend-
heid ΐ tot dat zij eindelijk eene ftootinge krijgende,
én haaren adem met grooter moeijelijkheid haaien-
de dari voorheen, hem wijken deed agter eene,
fcherm, dié voor haar huis, zo als zij bet noemt,
gefchoóven was, betweik j zo als ik te'vöoreq a|
nebbe aangemerkt, onder eenva^ devenfters ft.aer»
Dee^e fcherm wierd daar geplaatil, toen zij zig ge-
noodzaakt vond om baare kamer re houden; en in
de diepte van onze bedroefdheid, en de drokte^
yan ander gefprek, toen wjj eeri| ijij een kwa'
men,
'U X-M j
had ik verbéten den Coloiiei ie verwitti'
tua
gen van hetgeen hij waarfchijnelijk zien zoude.
Der waards wijkende, haalde hij zijn zakdoek
uic, en pverftelpt van droefheid, fcheen hij buiten
ftaac om te fpreeken; Maar, zijn oog ageer de
fcherm flaende, brak hij wel haaft zijn ftilzwijgen
afi want getroffen van de gedaante der kift, ligte-
de hij het purperen kleed op \ welk daarover hing,
en te rug fpringende, Goede God! zeide hij, wa?
is hier |
|uiFr, Smith naaft bij hem ftaende, Waarom;
zeide hij , met groote ontroeringe, heeft men
mijne Nigc toegelaaten haare naare bedenkingen
te voeden met zulk een voorwerp voor haare oo-
gen? —-
Helaas! mijn Heer, antwoordde de goede
vrouw, wie zou haar tegenftaen? Wij zijn, alle
die rondom haar waaren, haar eenigzins vreemd ι
En egter hebben wij haar tegengeiproken bij dee·
ze naare gelegenheid»
Ik behoorde, zeide ik (zagtjes naar hem toe
treedende, terwijl de Lady weder in fluimer viel)
u hiervan verwittigd te hebben. Ik wa§ hier toen
dezelve wierd in huis gebragt, en ik was nooit van
mijn leeven zo ontfteld. Dog zij had niemand
van haare vrienden bij zig, en geen reden om te
hoopen, dat 'er iemand van dezelve bij haar zou-
de koomen; en verzekerd zijn<le dat zij niet her·
fteld zou, worden, befloot zij om zo weinig als
mogelijk is, inzonderheid omtrent hetgeen haar
perfoon betrof, voor haaren Executeur over te laa-
ten. Dog het is geen akelig voorwerp voor haar ^
fςhoon het zo zij voor alle andere.
Y^rvioekï moet de ombermhartigheid zijn van
Τ t 4 di.^
j>
; ·
die geenen, zeidehij, die ha?r reden gaven, om
eene zo naare voorzorg voor zigzelve te gebrui-
ken! Welke moeten haare bedenkingen geweeft
zijn, den geheelen tijd dat zij haare gedagten daar-
over gaen liet, en daaromtrent haare bevelen gaf?
En welke moeten die telkens zijn, als zij haar
hoofd derwaards wendt? Deeze ongemeene ver-
nuften -- Dog inderdaad zij zou daarin haar
zin niet gehad hebben, indien ik hier geweeft waa-
re.
De Lady haalde eene diepe zugt, met eene
ftootinge, hetwelk ons gefprek afbrak; en de Co-
lonel week toen verder agter de fcherm, op dat
zijne fchieiijke verfchijninge haar niet ontzetten
mögt.
Waar ben ik! zeide zij. Hoe vadzig ben ik!
Hoe lang hebbe ik gefluimerd ? Ga niet weg, mijn
Heer (want ik week te rug). Ik ben zeer dof,
en zal nog meer en meer zo worden, onderftelle
ik.
Zij poogde zigzelve op te regten; maar op
het punt zijnde van te bezwijken door zwakheid,
was zij gedrongen weder te gaen zitten; met haar
hoofd leunende agter tegen den rug van haaren
ftoel; ennaeenige oogenbükken , Nu geloove ik·,
mijne goede vrienden, zeide zij, dat alle uwe
vriendlijke moeite wel haail zal over zijn. ik
hebbc gellapen, maar ben met verfrift, en mijne
vingers-eiiiden fchijnen verdoofd - zonder
gevoel te zijn I (dezelve opboudejide} Het is tijd
om den Brief te zenden aan mijne goede Nor-
ton. I
- /
-- É
-ocr page 695-Zal ik mijn knegt, Madam, met denzelven
ter poft afzenden ?
O neen, mijn Heer, ik danke α. Dezelve
zal maar al te ras (naar haare gedagten) tot de
waarde vrouw koomen met den poft.
Ik gaf haar te kennen, dat het heden geen
poftdag was. " ·
Is het nog al woensdag, zeide zij: Zegen
mij! Ikweete^niet hoe de tijd.gaer: Dan zeer
traaglijk, zo als blijkt. En nu moet ik denken om
mij haaft te bed te begeeven. Alles zal daar ge-
voegelijkft en met de minfte moeite ten einde ge-
bragt worden —^-Zal het niet, Juffr. Lovick ?
---Ik denke, mijn Heer, zig tot mij kec-
rende, dat ik niets hebbe overgelaaten voor deeze
laatfte onbekwaammaakendeuuren. Niets, nog te
zeggen pog te doen. Ik danke God, dat ik dat
niet gedaen hebbe. Indien ik het gedaen had,
hoe ongelukkig zoude ik zijn! Kuntgij, mijn Heer,
mij ook iets in gedagten brengen, hetwelk noodig
zij te doen of te zeggen om uwe bedieninge ge-
maklijk te maaken ? ^ ^
Indien, Madam, uw Neef Morden koomen
mögt, zoudt gij hem wel gaarn willen zien, ver-
moede ik ?
Ik hen te zwak om te wenfchen dat ik mijn
Neef nu pioge zien. Het zou mij maar ontftellen ,
en hem ook. Nogthans, indien hij koomt terv(iji
ik zien kan, wil ik hem wel zien, al waare'hec
maar om hem te danken voor voorgaende gunftbe-
wijzen, en voor zijne tegenwoordige minzaamé
oogmerken jegens mij. Is hier iemand van zijnenc-
vyegen ge weeft i <
/
Hij heefc naar u gevraagd, Madam, en sa!
hier binnen een haif i|ur weezen; dog hij vreesde
IJ te ontzetten*
Nie s kan mij nu ontzetten, 'ten wj mijne
Mama in perfoon mij kwam begunitigen met haa?
xen laacften zegen. En dat zoude zelf nog eene
welkoome verrafllnge zijn, Dpg kwam mijn Neef
snet opzet in de ftad om mij te zien ?
Ja , IMadam. Ik nam de vrijheid van hem
voorleeden Miandag door een regel te laaten wee-
ien, hoe flegt gij in ilaat waart.
Gij zijt zeer vriendiijk, mijn Heer. En ik
hebbe groote 7erpligtinge aan u, en al voorheen
gehad. Dog ik denke dat het mij fmertelijk zal
zijn, hem nu te zien, dewijl het zien van mij hem
bedroeven zal. En egter, alzo ik niet zo flegt
in ftaat ben als ik wel haaft worden zal - hoe
ieer hij koomt, hoe beter. Dog indien hij koomt,
hoe zal ik het maaken met die fcherm ? Hij zal mij
waarfchijnelijk bekijven ^ en ik kan nu geen kijven
verdraagen. IVliiTchien [leunende op Juifr. Lo-
yick en JuiFr. Smith] kan ik nog gaen naar hei
raafte vertrek om hem te ontvangen.
Zij maakte beweeginge om op te ftaen, maar
zou bijkans weder bezweeken hebben, en was ge-
noodzaakt om ftil te blijven ziiten.
De Colonel was agter de Scherm in eene vol-
flagene beroerte, wegens het hooren van dit ge-
Iprek ; en tweemaal, zonder dat zijne Nigt hefi
zag , begon hij tot haar te naderen 5 maar trad le
rug, uit vreeze van haar t^ veel te ontzetten. !
Ik trad raar hem toe , en begunftigde zijn te
|ug tred terwijl zij alleen ^eide Gaet gij weg,
JufFR^ CLARISSA HARLOWE. $67
ipijn Hr. Belford ? W^ordc gij verzogt beneden t^
koomen l Is mijn Neef gekoomen? Wanc zij hoorr
iäe iemand ^agtjes dè kamer overgaen, en dage dat
ïk het y/as^ alzo haar gehoor vpTkoomener was dan ■
ϊΐΜΓ gezigt.
|k gaf haar te kennen, dat ik geloqfde dat hij
-er was; en zij zeide. Wij moeten het zo goed (lel-
len als wij kunnen, Juiir. Lovick, enjufe Smith.
}k zal andets mijnen armen Neef vreezelijk pntftel-
fen : Want hij heeft mij voormaals dier bemind.
Éijlieve geef mij een weinig van des Dodtors li^atile?
droppels in water, qm mijne geeften leevendig t^
Jioq^en geduurend^ deeze eene zamenkoomft; en
dat is het ai, gelooyeilf, waarmede jk mij than^
}iebbe te bekreunen.
De Golonel (die dit dies boorde) liet zig aan-
dienen ; en ik , ipij houdende, als of ik tot heq
naar beneden ging, leidde den bedrukten heer bin-
nen ; na d^ zij eerii: bevolen had, 'dat de fcherq
zo digt ^an het venfter ge^et zou worden als moge-
lijk was , op dat hij niet mögt zien wat daar agter.
ilond^ terwijl hij gehoord hebbende wat zijdaarora-
irent gezegd had, van befli^it was om da^rv^ niets^ j;
te reppen.' ■ · ^ ^ > .. , , .
Hij dΓ^kte de e^gel, zo ^Is ze zat, in zijne,
arTien, op eene knie nederv^Iende; want (leunen-
de op de EW,ee armen van haaren ftoel, poogde zij
op te (laen , maar konde niet. Excufeer , mijq
waarde Neef, zeide zij , excufeer mij, dat ik niec
ian opftaen '-- Ik had deeze gunft nu niec
^erwagc. Dog ik ben verblijd dus gelegenheid te
hebben om u te danken voor alle uvve edelmoedig^
goedheid jegens mijo '' ' ' ' " ' > '
'i
.....■
-ocr page 698-De historie van
Nooit, mijne meeft-beminde en dierbaarfte
r^igt, zeide hij (met overioopende oogen) zal ik
het mijzelven vergeeven, dat ik mij niet eer tot u
vervoegd hebbe. Weinig dagt ik, dat gij zo flegt
gefteld waart; nog iemand van uwe vrienden ge-
looft het. Indien zij dat geloofden -
Mien zij dat gelooßen, hei haalde zij, hem
in de reden vallende, zouden zij meer medelijden
jegens mij gehad hebben. Daar ben ik van verze-
kerd. Maar ik bidde u, mijn Heer , hoe zijt gij
van hen gefcheiden Zijt gij met hen verzoend ?
Zo niet, fmeeke ik , indien gfj uwe arme Clarifla
bemint, dat gij het dog wilt worden : Want elke
verwijderde twift verzwaart maar mijne fout; nade-
maal die de grondflag van alles is.
Ik had verwagt van hen befcheid te krijgen ten
uwen voordeele, mijne waardeNigt, zeide hij, ge·?
duurende eenige uuren, wanneer de Brief van dee-
zen Heer kwam , welke mij her waards deed fpoe^
den : ï3og ik hebbe de rekeninge van uws Grooc-
vaders Capitaal gereed om met u te vereiFenen, en
hebbe wilTel-brieveri om op hun Bankier te trekken
wegens de fommen die u toekoomen ; welke zij
begeeren dat gij ontvangt, op dat gij geen gebrek
aan geld moogt hebben. En dit is zulk een on-
derpand van eene aannaderende Verzoenirge, dat
ik durve in^aen , dat alles zig verder naar uweii
wenfch zal fchikken, indien -
Ach! mijn Heer, viel zi] 'er tufichen in , met
menigvuldige afbreekingen en tuflTchenpoozen, Ik
wenfche, ik wenfche maar, dat dit niet eertoone,
dat zo ik in leeven bleef, zij niets meer met mij
2Qud^n willen te maaken hebben. Ik hebbe ïjoolt
■· · ee-
Ά
-ocr page 699-jüFFER CLARISSA HARLOWE
Λ.,
eenigen hoogmoed gehad in van hen onafhangelijk
te zijn : Alle mijne daaden, daar ik mijzelve meer
onafhangelijk had kunnen maaken, toonendit --
Maar wat baaten nu deeze bedenkingen? - Ik
fmeeke alleen, mijn Heèr, dac gij, en äeeze Heer
- aan welken ik uitfteekend veel verpligt ben
- die zaaken wilt regelen — volgens het
Teilament, *t welk ik gefchreeven hebbe. De Hr.
Belford zal mij wel willen excufeeren; dog het was
in der waarheid meer ngod dan keuze, die mij deed
denken om hem den iafl: op te leggen, welken hij
zo goedgunftig op zig neemt. Hadde ik het ge·
luk gehad om u, mijn Neef, eer te zien —— of
te weeten , dac gij mij nog vereerder met uwe ag-
tinge - Ik zoude de iloutmoedigheid niet ge-
had hebben van deeze gunfl: van hem te verzoeken.
- Maar - fchèon de vriend van den Hr.
Lovelace, hij is een man van eere, en zal eer vree·
de maaken , dan dien breeken. En mijn waarde
Neef, ik moet u fmeeken - dat gij het uwe
daartoe mede toebrengt--en gedenk , dai ter-
wijl ik nader bloedverwanten hebbe dan mijn Neef
Morden , al hoe dierbaar gij mij zijt, en altoos
waart, gij geen regt hebt om mijne verongelijkin-
gen te wreeken op Hem , die, daarvan de oorzaak
geweeft is. Dog ik hebbe mijne gedagten over
dit onderwerp aan u gefchreeven, benevens mijne
redenen; en ik hoope niet, dät ik dezelve verder
behoeve aan te dringen. .»
Ik moet den Hr. Lovelace zo veel regt doen,
antwoordde hij, zijne oogen afdroogende, dat ik
getuige, hoe opregt een berouw hij heeft vanzijee -
ondankbaare fnoodheid tegen u, .en hoe gereed hij
■ !
I
I
f
i
■■ X
-ocr page 700-mm
is om u alle vergoedinge te doen , welke in zijn'
vermogen is. Hij bekent :2;i}«5ondeugèndheid, en'
iiwe verdiènfte. Indien hij dat niec deedkonde itó
daar niet overheen flappen, fchoott gij nader bloede
verwanten hebt: Want, mijne waarde Nigt^ heeft
üw Grootvader mij niet de zorg voor u toebe-
trouwd ? En zou ik denken, dat ik mij de zorg had
nan te trekken óver uw Goed , en niét over uwé
Éere/--Maar, nademaäl hij zo begéerig is om'
ύ regt te doen, hebbe ik -tè minder te zeggen; en
gij moogt uzelven tèn dién aahzièn volkoomelijfc
geruft ftellen. ^
Ik danke u, ik danke u , mijn Héér, zeide
^^ijr Alles is nu , zo als ik het wenfchte: Do^
ik ben zeerflaauw, zeer zwak. Het is mij leed
dat ik het niet op kan houden ; dat ik niét betei
de eeie van dit bezoek verdienen kan : Dog hét
Galniet gaen —— En dit zeggende, zeeg zij ne-
der in haaf en ftoel, en zweeg ilil.
Hierop gingen wij l,')eide heen, berigt haten-
de , dat wij in den Graaf van Bédford zouden zijn /
indien 'er iets bijzonders mögt voorvallen.
Wij befteldèn eén kleinen maaltijd, alzo géeii
van ons beiden 'smiddags gegeten had,» en terwijl
dezelve bereid wierd, kunt gij wel giflen Wélk het
ón-derwerp van Ons géfprek was. Wij fpatiden
beide te zamen in onze klagtéri over den wanhbö-
pigen ftaat der Lady: Verwondérden óns óver häia-
re menigvuldige voortreffelijkheden Veroordeel-
den u geftrenglijkbenevens haarë Vrienden;
Nogthans, oni hem in eén beter gèvoélén van u'
te brengen, las ik hem éenige paiTagies vóbi van
lïw© laatfté Brievenwélke uw léédvi^èè^ëii' tbón-
V
-ocr page 701-éeti over de verongelijkingen, welke 'gij haar hadc
aangedaen, en uwe diepe wroegingen: En hij
zeide, het was een vreezelijk ding te moeten wor-,
fteien met de bezeffinge van eene fchuld zo on^;
herftelbaari
Wij bezorgden, dat IWfr. Goddard (alzo Dr-r
H. niet thuis was} haai nog eens weder eea be-,
zoek güf, en van haar wederkeefende bij ons aan-
kwam^ Hij was zo goed om dat te doen ; dog h§
bleef geen vijf minuten bij haar; eh bragt ons be-
rigt, dat haaf einde fterk naderde,· dat hij vreesde,
dat zij niet tot morgen leeven zoude; en dat zij
wenfchte den Colone! Morden terftond te zien.
De Colonel maakte verfehooningen, daat
'er geen behoefden; en fchoon ons kleine maat^
tijd juift wierd opgebragt f ging hij onmiddelijle
heen. , ,
Ik kondé gee» brok proeven; en nam pen'
cn inkt om mijzelven den tijd te korten, en u ce'
believen, vvéetende hoe ongeduldig gij zoudt vier-
fangen naar een weinig regels: Want Uit hetgeen
ik verhaald hebbe, zalt gij zien dat het onmogelijk
was, dat ik alleen kon gaen om te fchrijven, wan-
neer uw knegt kwam omtrent half-zeffen» of
daartoe gelegenheid vinden voor nu; en Deeze is
toevallig : En egter was uw arme knaap bevreesd'
om met de mondelijke boodfchap weg te gaen,'
welke ik hem gaf; behelzende, gelijk hij onge-
twijfield u berigt heeft, dat de Golonel bij ons
was, de Lady boven maate flegt geßeld, en dat'
ik niet van haaf kon gaen om een regel te fch^*
veflr
I
it
■ i.
-ocr page 702-Tien Vuren,
De Colone! zond naderhand aan mij, om mij
te berigten, dac de Lady in ftuip-trekkingen
gelegen hebbende , hij zo zeer ontfteld was,
dat hij onmogelijk weder bij mij koomen kon-
de.
Ik hebbe ieder half-uur laaten vraagen hoe zij
vaart: En nu zo even hebbe ik het genoegen van
te hooren, dat haare ftuipeo haar verlaaten heb-
ben; en dat zij zig ter ruft begeven heeft in een
veel bedaarder ftaac, dan men had kunnen ver-
wagten·
Haar arme Neef is heel zeer ongefteld ; nog-
thans wil hij daar niet uit den huize gaen, zo
lang zij in zulk een ftaat is \ maar is voornee-
mens op een ruftbank te gaen leggen, alle
ander gemak van de hand geweezen hebben-
de.
> Η
De Hr. Β ε l f ο r », Ten Vervolge. ij
Soho^ Zes Uur en ^ den 7. Sept.
De Lady is nog in leeven. Dewijl de Colo-
nel 'zo even zijn knegt gezonden heeft om mij te
laaien wee ten, dat zij omtrent een uur geleeden
(572
naar mij gevraagd had, kleedde ik mij om mij toe
haar te vervoegen, Jöel bidt mij om hem te rug
te zenden, fchoon maar met eenen regel, om uw
tegenwoordig ongeduld te voldoen. Hij verwagt,
zegt hij, u te vinden te Knightsbridge, al hoe
veel haail hij moge maken om te rug te koomen;
en indien hij niet een regel of twee heefc om u te
vreede te ilellen, vreeft hij dat gij hem doorfchie-
ten zult; want hij is bedugc dat gij naauwlijks bij
uwe zinnen zijt. Ik vaardige deezen derhalven
af; en zal een anderen gereed maaken, zo dra als>
ik kan, .met bijzonderheden. Dog gij moet een
weinig geduld gebruiken; want hoe kan ik ieder
half-uur alleen gaen om te fchrijven, als ik toe
de tegenwoordigheid der Lady worde toegelaa-
ten, of als ik bij den Colonel ben?
' -S··
-i
Aan het huis van Smith, V Ogtends Uur en.
De Lady flaimert. juffr. Lovick, welke bij
haar opzat, zegt dat zij een beter nagt gehad
heeft, dan men verwagtede; want fchoon zij wei-
nig iliep, zij fcheen het gemaklijk te hebbenden
dies te gemaklijker van wegens de Godvrugtige
gefteltenis waarin zij was; alle de oogenblikketi,
dieze waakte , doorbrengende in aandagtige be-
fpiegelinge, of in (lilIe verzugtingen en gebeden;
haare handen en oogen dikwijls opheffende, en
haare lippen beweegende met eene vuurigheid
deeze haare laatfte uuren betaamende.
' Tien Uuren,
De Xolonel zeer begeeris; zijnde om ziine
yU. Deel Vv Nigf
De HISTORIE van
Nigc te zien, zo draze ontwaakte, wierden wij
beide toegelaaien. Wij bemerkten in haar, zo
dra wij binnen kwamen, llerke blijken van iiaare
aannaderende ontbindinge, niettegenftaende de
vrouwen ons met meer hoope gevleid hadden,
wegens haare geruftheid van den voorgaenden
nagt. De Colone] en ik, beide geen luft hebben-
de om te zeggen hetgeen wij dagten, keeken eik-
anderen aan met droefgeeilige weezens.
De Colonel zeide haar, dat hij een knegt
zou zenden naar het huis van haaren Oom Antonij
om eenige papieren, welke hij daar gelaaten had;
en vraagde, of zij derwaards heen ook iets had te
beveelen ?
Zij dagt van neen, zeide zij, meer binnen-
waards fpreekende, dan ze *sdags te vooren ge-
daen had. Zij had wel een Brief in gereedheid om
aan haare goede Norton gezonden te worden; en
daarin wierd van een verzoek gewag gemaakt:
Dog het was tijds genoeg, zo het verzoek aan die-
geenen, welken het betrof, wierd te kennen ge-
geven, wanneer alles over was. Evenwel,
mögt het toen ook wel gezonden worden met den
knegt, welken dien weg heen ging. En zij deed
denzelven ten dien einde aan den C^onel behan-
digen.
Haare ademhaalinge zeer kort zijnde, begeer-
de zij nog een hoofdkuflen. Dewijlze voorheen
reeds twee had, zo maakte dit dat zij eenigermaate
over einde zat in haar bed; en zij iprak toen on-
derfcheidenlijker j en ziende dat wij zeer be-
droefd waaren , vergat zij haar eigen lijden om
bhs té trooften; én eene bekoorélijké Jes gaf zij
ons j fchoöh korc^ óver het gelük van eene tijdige
Voorbereidingen en over dé gevaaren vaii eene
laate Bekeeringe ^ wanneer de geeft zo als zij
aanmerkte ί zo zeei verzwakt is, zo wei als hec
lighaam^ dat dé arme ziel naauwlijks in ftaatblijven
om te kampen met haare natuurelijké ongeileld-
heden.
Ik biddé u ij mijne goede vrienden ^ vervolgde
zijj treurt niet over eene, dié niet treurt, nog
reden heeft om te treuren ^ over zigzelve. Inte·^
gendeel$ verheugt ü met miji dat alle mijné wé-
reidfche onluften zo nabij haar einde zijn. Ge-
looft mij ^ Heeren^ dat ik niet verkiezen zoude,
al moge ik^ om in leeven te blijteni fchoon het
vermaakelijkft gedeelte van mijn leeven wederftond
herhaald te worden; En egrer zijn Agttien jaa'
ren in hetzelvé, van de Negentien , zeer ver-
maakelijk geweeft. 2o zeer blootgefteld le zija
aan verzoekingej en zo onderhevig te zijn om té
feilen in de beproevinge, Wie zou zig niet vérheu*
gen, dat alle haare gevaaien over zijn! —-
Alles waarom ik wenfdhte^ was vergiffenis en een
zegen van öiijne waarde Oüders. Al hoé geruit
een verfcheiden mij fchijnt beloofd te worden, het
zoude nog gerufter geweeft zijn, indien ik dat ge-
noegen had mogen hebben. Doö God Al-
MaGtig Wildé Niet Dat Ik Tüoost
Verwalten Zou Van Iemand Dam
He μ ζ elven. Λ
Zij herhaalde toén haar verzoek, op ^e èfri-
ftigfte v/ijze, aan haaren /Veef, dat hij haafe föuc
niet verzwaar en wilde, door haaren döod té wil-
6j6 De HISTORIE vam
len wreeken; en aan mij^ dar ik mijn beft wilde
doen om alle breuken te heeien), en het vermo-
gen \ welk ik bij mijn vriend had gebruiken, om
alle kwaad in toekoomende voor te koomm van
zijnen kant. zo wel als datgeen 'e welk mijne be-
dicninge mij verleenen zoude, om te beletten dat
iian htm iets kwaads gedaen wierd.
Zij maakte een ige verfchooningen bij haaren
Neef^ dat zij niet in ilaat geweeft was om haar
Teftament te veranderen, en hem nevens mijjn
de plaats van Executeur te (lellen, en bij mij we-
gens de moeite die ze mij verfchaft had, en nog
verfchaiFen zoude.
Zij had zigzelven zo zeer vermoeid (allengs-
kens duidelijk zwakker wordende) dat zij met haar
hooid nederzeeg in haare kuiTens, aan het bezwij-
men toe zijnde; en wij weeken naar het veniler,
eikanderen aanziende; maar wiften niet wat wij
zeggen zouden; en fcheenen egcer beide gezind
om te ipreeken : Dog de pooginge ging over in
ililzwijgen. Onze oogen ^raken alleen; en dac
op eene wijze, waaraan geen van beider gewend
waaren; de mijne, ten minften, niet voor dat
ik dit verwonderenswaardig· fchepzel kende. <
De Colonel ging uit de kamer om zijnen
boode af te vaardigen, en zond den Brief mede
weg aan JuiFr, Norton, Ik nam die gelegenheid
waar om insgelijks alleen te gaen; en dus verre te
fchrijven. En Joel weerom gekoomen zijnde
om dien af te haaien; iluite ik hier nu.
Elf uuren.
CVII.
-ocr page 707-Juffer CLARISSA HARLOWE. Cy·^
CVII. BRiER
De H}\ Β EL F OUD. Ten Vervolge.
·■ ί
ι·.
' De Colonel berigt mij, Dat hij aan deti Hr.
Joannes Harlowe gefchreeven heeft, mee zijnea
knegt, 5/Datzij zig de moeite wel befpaaren mog-
5, ten van te twiften over eene verzoeninge; wanc
5, dat zijne lieve Nigt waarfchijneiijii 'er niet meer
„ weezen zoude, voor dat zij tot een befluit kon-
5, den koomen. „
Hij vraagde, welke middelen van beilaen zij-
ne Nigt gehad had; en ofze ook eenig gunftbe-
wijs ten dien aanzien van mij had ontvangen :
Van was hij welverzekerd, zeide hij, datze het
niet zou ontvangen hebben.
Ik gaf hem de waarheid te Kennen, hoe zij
zig van eenige haarer kleederen en cieraaden oni-
daen had.
Hiervan wierd zijn hart gewrongen; en bit-
terlijk voer hij uit zo wel tegen u, als tegen haare *
onverzoenbaare nabeftaeiiden.
Hij wenfchte wel, dat hij in 't geheel niet in
Engeland gekoomen ^ of dat hij 'er eer gekoomen
waare'; en hoopte dat ik hem, ter bekwaamer tijd j
zou kundig maaken van haare geheele droevige ge-
fchiedenis. Hij voegde er bij, dat hij van gedag-
ten geweeft was, toen hij overkwam, om het over·
fchot van zijne dagen hier zijn verblijf te houden:
Vv 5 Maar
-ocr page 708-3>4aar nu , dewijl hec qnmogelijk was dat zijne
Nigc tot herftellinge kon koomen, wilde hij we-
di^r buiten 's lands gaen, en zig weder te Florence
te Livorno ter nederzetten.
De Lady heeft, met groote bezadigheid van
geeil, bevelen gegeven omtrent haar lighaam;
haare waakfter en de meid des huizes belailende,
om haar in haare kift te leggen , zo draze koud is,
De Hr. Belford, zeide zij, zou van het overige
^it ^aar f eftam^nt wel onderrigt woyden.
Zij heeft nu zo even uit haaren boezem ge-
geven, daar zij het'altoos droeg, eene beeldtenis
van JuiFer Howe in miniatuur, in goud gezet:
Zij gaf dezelve over aan JuiFr. Lovick, haar ver-
zoekende die in wit papier te bevouwen, en daar-
op een opfchrifc te makken, Aan^Karel Hickman
^childkn. en dezelve aan mij voor dien heer te
geeven, als zij verfcheiden waare.
Zij veftigde haar gezigt op de beeldtenis,
voor datze die aan haar gaf-r-— Zdete en al-
ioos-heminnelijke Vriendin —■— Gezellin ——^
Zußer -Minnaares I zeide zij'-En kus-
te die vier verfcheid^n^ niaalen, bjj elke t^^ere
beiiapiinge eens, ^ ' ^
* 5f: *
Uw andere knegt is gekoomen. - Wel
moogt gij ongeduldig zijn! ——^— Wel moogc
gij zekerlijk I -- Maar denke gij, dat ik in
het raidden van een gefprek kan afbreeken, om
heen te loopen en op papier te ftellen iietgeen 'er
voorkoomt, en liec van ftuk tot ftuk weg te zen-
den, zo als ik fchrijve? -r· Indien ik dat al
doen konäe, moeft ik dan niet de eene helft
verliezen, terwijl ik de andere aantekene?
Deeze gebeurtenis is bijna van zo veel be»
lang voor mij, als ze voor u is. Indien gij meer
fmerte hebt dan ik , daarvoor kan maar eene re-
den zijn; en die legt in- uw hart ί -- Ik zou
liever alle de vrienden, welke ik in de wereld
hebbe (u zeiyen daaronder begreepen) verliezen
willen, dan deeze godlijke Lady ; en ik zal onge-
Jukkig zijn, zo dikwijls ik gedenke aan baar lij-
den, en aan haare verdiende; fchoon ik mij-
zelven niets te verwijten hebbe van wegens het
^erfte.
Ik zegge dit nu jyift niet zo zeer om u door
te ftrijken, dan wei om.mijne eigene droefheid uit
te drukken; fchoon uwe confcientie, onderftelle
ik, u anders zal doen denken.
Uw arn?e knaap, die zegt, dat hij om zijn
leevenh\^t^ met te verzoeken dat hij met een Brief
mag te rug gezonden worden, ontrukt mij deezen
--Anders miffchien (vvant ik ben zo eyen be-
neden ontbooden) zoude een quarcier-uurs u -—^
wel niet^^r«^ —-— maar zekeÏ, dofn wor-,
' Yv ^ ■ d^a
Μ
d8o
den ——
wen, voor een geeß als den uwen, eene verlig
tinge.
Donderdag namiddags te 4 mren.
De Hr, Belford, aan Richard Mow.
bray, Schildkn,
Donderdag-Namiddag.
Waarde owbray,.
Ik ben blijde met te hooren dat gij in de ftad
zijt. Maak op het oogenblik, dat deeze u ter
hand koomc (zo het mogelijk is, mee Tourvilie) te^
koomen bij den man, die minil van alle menfchen
de Liefde verdient van een waardig hart, maar
ineeft Die van het uwe en van Tourvilie; An-
ders , zal de tijdinge', welke ik hem, ten uiterften
waarfchijnelijk, binnen een uur of twee zal zen-
den , de Vernietiginge voor hem den grootilen
zegen maaken waarom hij wenfchen kan.
Gij zult hem vinden tuiTchen Piccadilly en
Kenlirgton, waarfchijnelijkfl: te paard, als een
.krankzinnig menfch heen en weer rijdende; of
miiTchien pleiilerende in de eeue of andere Her-
berg, of Wijnhuis aiin den weg; daar dan moge·
De HISTORIE van
En dacis, in een ßaat als den u-
m
/ -'
-ocr page 711-F·»'!' . .'1.'
lijk een bediende aan de deur zal ftaen wagten
op de te rugkoomft van zijn knegt van mij toe
hem.
"f· .'V f
Zijn knegc Willem is zo even toe mij gekoo·
men. Hij zal deezen in zijne te rug reize aan a
brengen , en u aanwijzen waar gij hem vinden
moogt. Snel fchielijk heen in eene koets, of hoe
het ook zij. Dat gij bij hem zijc, zal mogelijk of
hem of zijn knegt het leeven behouden. Zie
hier de gezegende vrugtcn der zegepraaieiide ligc-
miiïèrije ! Vroeger of laaier krijgen wij onzen
loon, en alles eindigt in gal en bitterheid ! Λ-
dieu.
J. Belfor'd.
CI^
De Hr. Lovelace /sr^« Jan BelforDj
Schildkn»
V. Λ
Vervloekt zij de Colonel , en vervloekt de
fchrijver van den laatften Brief, dien ik ontving,
ende geheele wereld! Gij te beweeren, dat gij
zo veel belang hebt in het noodlot van mijne Cla-
riiTa, ais ik zelve 1 Het is goed voor een van ons,
dac dit niet aan mij gezegd wierd, in plaatze van
V v I ge.
-ocr page 712-681
gefchreeven
isde mijne-en de mijne alleen. Is ze mij niet
dier te ftaen gekoomen? - Staec de verdoe-
menis niet waarfqhijnelijk de prijs voor mij te zijn,
fchoon eene gelukzalige Eeuwigheid de haare zijn
ial?
Voor eeuwig gefcheiden te worden f O God!
O God! - Hoe kan ik die 'gedagten verdraai
gen! —!— Maar daar is nog Leeven! -Nog
mijne
Vermeerder
Hoope , derhalven —-
Hoope, en gij zulc mijn goede geeft zijn, en ik
zal u alles vergeeven.
^ Voor deeze laatftemaal-Dog het moet,
het zal de laatße maal niet zijn - Doe
ïTiij, op het oogenblik dat gij deezen ontvangt, te
weeten-wat'er van mij worden pi —---
^ant tegenwoordig ben ik ai
De ekndigße aller menfchen,
in de Roos te Knightshridge, te 5 Uur en.
Mijn vent berigt mij, dat gij Mowbray en
Tourville tot mij gaet ftieren. Ik hebbe
dezelve niet van nooden. Mijne ziel is
hunner, en der geheele wereld moede,
maar mijzelven allermeelt. Nogthans, de-
wijl ze mij laaten zeggen, dat zij aanftonds
koomen zullen, zal ik op hen wagten, en
op uwen volgenden, O Belford! laat het
niet - Maar fpoed u, fpoed u, daarme-
de, wat het ook zijn mag!.
De HISTORIE vam
Het zijze leeve of fterve, zi|
Juffer: CLARISSA HARLOWß,
Zïtf//r. Bel^ord, aan Robert Lovela^
CE, Schildkn.
Zeven imren, Donderdag-Avond,^
den η Sept.
Ik hebbe u tegenwoordig alleen te zeggen
Dat gij wel zult doen met eens naar Parijs
te reizen ; of elders werwaards uw noodlot u zal
leiden ! ! I —^
Jan Belfor β.
4
Be Hr. lyiowfray, aan Jan B^elford ,
Schildkn,
( '
/ .
nü
Uxbridge^ den 7. Sept. v Na^ts^
tup:ben II en iz Uur en.
ψαατde Jantje. -
|k zend μ ^ezet) op begeerte van arme^
-ocr page 714-Lovelace, om de bijzonderheden van het heilloos
korc berigc dar gij hem deezen avond gezonden
Bebt. Hij kan niec verdragen zijn pen op papier
te zetten; en egter is hij begeerig om elke omihn-
digheid te weten van het overieiden van Juffer
H'^rlowe. Nogthans kan ik niet zien, waarom dac;
want zo zij voort is, is ze voort; en wie kan dat
helpen 't
ik heb nooit van mijn leeven van zulk een
vrouwnienfch gehoord. Wat ongemeene dingen
heeft zij doch geieeden, dat hartfeer haar dus zou
capot maken i"
Ik wenfchte wel dat de arme vent haar nooit
gekenc had. Van het eeril toe het laaft, wat al
moeite heefr ze hem nier gekoft! Den bekoorlijken
karei zijn wij half kwijt g^weell, den ganfchen
tijd dat hij haar heefc agter na geloopen. En wat
is 'er meer in de eene vrouw als in de andere, wat
dat aangaat.^
Het was maar goed dat 'wij bij hem waaren
toen uw Briefje quam. Gij toonde uw waare
vriendfchap met uw voorzorg. Wat, Jan, de ar-
me vent was geheel buiren hem zeiven---
Zo dol als eenig menfch immer was in Bed-
lam.
Willem bragt hem den Brief even na dat wij
bij he?Ti gekoomen waaren in de Koning "an Bo-
beemen; daar hij had laaten zeggen in de Roos te
Knightsbridge dat hij zijn zoude; want hij was op
en neer, voorwaarts en agterwaarcs weezen piere-
weijen, ons verwagtende, en zijn vent. Willem,
zo dra a!s hij die had overgeleeverd, maakte uit
de weg te kooraen; en als hij die opende > nouit
zag
-ocr page 715-zag gij zulk een vercooninge. Hij beefde als een
duivel op het ontvangen van dezelve: Met het
feegel hoetelende, als of zijn vingers de beroerte
hadden, gelijk die van Tom Doleman; zijne hand
fchudde, fchudde, fchudde, zo dat hij de Brief
in twee fcheurde, voor dat hij de inhout kon ge-
waar worden: En als hij die geleezen had, weg
ging zijn hoedt na de eene kant van het vertrek,
zijn pruik na de andere - Verdoemenis ilaa
de waereldt! en een volle laag van diergelijke
blixemende verwenfchingen; het vertrek op en
neder loopende, en de raam opfchuivende, en
weer nedertrekkende, enzig voor den kop flaen-
de met zijne twee vuiften, met zulken kragt dac
bet een os zou nedervellen, en ftampende en ifcheu-
rende, dat de hospes quam binnen loopen, maar
nog fneller weer uitliep. En dit was zijn zinne-
looze rol voor eenigen tijd.
Alles was te vergeefs wat Kootje of ik tegen
hem kon zeggen. Ik ondernam eens om zijn han-
den vaft te houden, om dat hij zichzelf dagt quaad
te doen, zo ik geloofde, naar zijn piftoolen om-
kijkende, welke hij op de tafel gelegt bad, dodi
die Willem, zonder dat hij 'c zag, had meegenoo-
men uit de kamer [Eene getrouwe eerelijke hondt
is die Willem! Ik zal 'er de vent altoos lief om
hebben] en hij gaf mij een verdoemden konkel
voor de bek, dat mijn neus begon te bloeden.
Het wasgoed dat hij het was; want ik wift bijkans
niet hoe ik het neemen moeft.
Kootje fchold op hem, en zeide hem, Hoe'
ondeugend het voor hem was , zo brutaal te zijn
om een vriend te mishandelen, en dol te worden
?
ί
, η
... i
om
■ /
-ocr page 716-om éen vtouwmenfch. En toen zeide hij, dat hét
hem leedt was j en toen waagde Willem het om
mee water en een hand-doek binnen te koomen;
en de hond verblijde zich, zo als 'ik wel kon
zien uit zijn gezicht^ dat ik het liever gekreegeH
had ais> hij.
En dus bragten wij hetti, allengsjés, een weinig
tot zijn verftandt, en hij beloofde dat hij zig meer als
een man gedragen zou. En dus vergaf ik het
hem : En wij reden in den donkeren hierna toe
na Dolemans. En vi/ij deeden alle ons beft, dät
hij zigh raogt fchaamen over zijnë malle onhebbe-
lijke zotheid: Want wij hielden hem voor, hoe
zij maar een vrouwmenich was , en een ilijfhoof·
dig eigenzinnig vrouwmenfeh ook j en hoe hij dat
kon helpen?
En gij Weet, Jantje (ιό als wij hem daarenbo-
ven ook zeiden) dat het eeii fchande was voor de
manlijke voortreiFelijkheidt, dat een man , die
twintig en twintig vrouwlui] al zo flegt of erger
behandelt heeft. Iaat hem Juffer Harlowe nog zo
ilegt behandelt hebben, zo veel getier en geraas
zou maken, om dat zij wilde iterven: En wij
raadden hem om nooit weer een aanilag te maa-
ken op een vrouwsperfoon die groots is op haar
karafter en deucht, zo als ze het noemen: Want
waarom! De overwinninge betaalde de moeite
niet; want wat was 'er in het eene vrouwmenfeh
meer als her ander? Hee! gij weet wel, Jan!
En dus hebben wij hein getrooft, en raad gege-
ven.
Maar egter maalt zijn verdoemd holbollig hef-
fen vat over deeze Lady alzo veel nu zij doodt is,
als toen zij nog leefde. Want ik onderftel.
Jan, dat het geen fuliagie is: Zij is zekerlijk en
bonafide doodt: Is ze niet? Zo niet zo verdiene
gij dubbeld verdoemt te worden voor uw pieren ^
dat zeg ik u. Dus wil hij hebbe dat ik fchrijf ont
bijzonderheden van haar oterleiden.
Hij wil· het woord dood in geener maniéren
verdraagen. Een melankelijke beuling! Hoe ver*
wijft en week maakt de Liefde een menfch ! Ëtt
zulk een edele vent als dit nog! Loopzoo'n malleti
gekken quant! Ik heb geen patientie met den zot-
ten lobbis van een hondt- Bij mijn ziel, dat
heb ik niet.
Dus,zendt maar het verhaal, en Iaat hem
daarover huilen, zo als ik onderilel dat hij doen
zal.
Dog hij moet en zal buiten ^slands gaanJ
En in een maant of twee zullen Kootje, en gij, en
ik ons bij hem voegen, en hij zal wel haaft, daar
is geen tweifel aan, geneezen worden van deeze zij-
ne lafhartige zotheid; en dan zal bij zichzelf daai*
over fchamen;: En dan zullen wij hem niet fpaa-
ren; fchoon het nu, arme vent, jammer zou zijn
dat wij hem zo perk op het lijf vielen als hij weï
verdient. En fpaar gij ook zo lang alle verwijtin-
gen tegen henii want het fchijnt, gij hebt heiti
ongenadig onder handen gehad*
Ik was gezind om u eenig berigt te geeven,
hoe veel werk wij gehad hebben roet den verwoe·*
den vent, die zekerlijk een verboren man geweeft
was, waaren wij niet bij hem geweeil; of hij
zou den een of anderen capot gemaakt hebben^
Daar tweifel ik niet aan. En nu is hij nog maar
De HISTORIE vam
zeer middelmaatig; zit te grijnzen als een menfch
in een kot met ftroo; vloekt en zweert, en is ver-
bruid ftuurfch; en kruipt in hooien en hoeken,
gelijk een oud ftekelvarken dat om zijn vet gejaagd
wordt.
En dus adieu, Jan. Tourville en wij alle
wenfchen om u; want niemant heeft die invloedc
op hem die gij hebt,
R. Mowbray.
'Alzo ik hem beloofd heb, dat ik zou fchrij-
ven om de bijzonderheden boovengemeld,
fchrijfikdeezen na datze alle zijn te bed ge-
gaan ; en de vent zal met den daageraat
daarmeede vertrekken.
EINDE DES ZEVENDEN DEELS,
-ocr page 719-INHOUD
VAN HET
L II. Lovelatst aan Belford* Twee Brieven volkoome-
lijk in zijn charadcr j cgtcr doormcngd met lefTcn en aan-
mcrkingcn een betet charaiftec niet onwaardig. Hij heeft
groote hoope op Juffer Howc'fi bcmiddeltuge ten zijnen
vöordecle. Schilderij van twee Guiten, tot Kluizenaars
veranderd, io hunne boetvaardigheid.
i!I. Jufer Howe, aan ClariJJa. Zij keurt ou haare ver-
w«rpingc van Lovelace ten hoogften goed. Verwondert;
zig Qvcr het edel voorbeeld, 't welk dj hAarer Sexe gegeven
^eft^ in eme hartstogt te overwinnen. Hst is haar leed,
dat zij aan Arabella gefchreeven heeft : Maar kan tiaac
' nicc navolgen in haare zclf-befchuldigingcn, en ontfchul-
digingcn van anderen, die alle fchuld h;bbcn. Haarc
denkbeelden aangaende het voorreg: van een getrouwd
Man, Hcopc dac zij tig bezig houdt met de bijzonder-
heden haaret treurige gefchiedenifle op papier re ftellen.
Nuttig geèruik daarvan ten voordeele -van haare Sfxe te
maaken. Haare Moeder is daar ernftig voor.
Juffer Eowe^ aan de pufferen Montague, Met Claris- .
fa's Brief No, ci. van het VI. Deel. Haare eigene ge-
dagten ovft de fnoode behandelinge, welke haare gelief-
de vriendin van derzelver bloedverwant heeft uitgcihcn.
Bidt om wraak ovex hem, zo zij niet herfteM worde.
Juffr. Norton » aan CUrijJa. Geeft haar kennis van Zom»
mige beweegingen op Harlowe-Plaatzc Zou fchicr wen-
fchen dat zij den ondeugenden man trouwe. En waar-
om. Nuttige bedenkingen over't geen eene jonge Lady zo
algemeen bemind was overgekoomen. Moet eene proef uce-
mcn of zij haare MocdeE niet ten haaren voordfclc kan
bcwcegen. Dog door welke middelen vfü zij haar niét
berigten, ten zij ze daarin wel fla^e,
VU. Deel. Xk VI,
IV.
V.
1' -'^■^■■■»■■■«^■"•«'■f'tr^ 'T*r
-ocr page 720-VT. Juffr. Norton, aan Jitfr. Harlowe,
Vil. Juffr. Harlowe s K,ielreerend Antwoord.
Vill. Ciarijfa , aan Jufr, Norton, Verzoekt crnftig , om re-
denen niet tnin edelmoedig dan fchuldpligtigt dat men het
geheel aan haar overlaate , langs welken weg oiïitreut
haare Maagfchap tc werken. Zi) heeft haars Zufters Am-
woord op haaren Brief No. xcv. van het VI. Deel ontvan-
gen. 2,ij tragt eene vcrfchooningc tc vinden voor deszelfs
ftrafheid, fchoon grooilijks daarvan aangedacn. Atïderc
zielroerende en pligimaatige bedenkingen
IX. Haars Zuflers wreede Brief·, waarvan in den voorgaenden
gemeld is.
X. Ciarijfa y aan 'juffer Howe. Is wel in haar fchik, dat zij
nu ten laatften haare verwerpingc van Lovelace goedkeurt.
Veiioekt dat zij ten haaren opzigte welgemoed zij. Be-
loeft , dat zij het leeven niet zal ontloopen Hoopt dat
zij reeds den fchok is te boven gekoomen, haar toegehragt
door de ßegte behandelinge, welke zij 'van Lovelace heeft uit'
geßaen, Is eer een kwaad ontvlugt, dan dat zij een Ver-
lies gelecden heeft. Onmogelijk waarc het, de mishan-
delinge al ter zijde geßeld zijnde , dat zij met hem had kun»
nen gelukkig zijn. En waarom. Stelt in het ziclroe-
rendft, fchuldpligrigfi:, en edelmoedigft ligt, de droef-
heid welke haar Vader , Moeder, tn andere Naheflacn-
den, om hnarenthalven lijden. Heeft met de bijzonder-
heden van haare treurige gefchiedenis begonnen; dog zou
gaarn ontflogen zijn van daarmede voort te gäen. Eu
waarom. Openbaart baar voorncemen om den Hr. Bc!·
ford haaren Fxecufcur te maaken; en geeft haare redenen
daarvoor. Nu haar Vader haar van zijne vervloekiiigfn
j ^ . ontlart heeft, heeft zij alleen nog om eene Laatftc zcge-
[I ninge te bidden.
XI. Ciarijfa t aan haare Zufler, Haar op de dejnoedigfte en
crnfligflie wijze fmeekende, om haat ecnc laatfte zege-
ninge tc bezorgen.
XII. 'Jujfr. Norton i aan Clarisfa, Dc Hr. Brand zal naar
ftad gezonden worden om naar haarc Icevenswijze cn ge-
zondheid tc verneemen. Zijn pedantfch charafler. Ge-
looft dat zij alle gunftbcwijzen zullen agteihoudcn, tot
dat zij zijn verilag hooren. Twijifelt niet of de zaaken
zullen haaft eenen gelukkigen keer neemen.
Xin. Clariifa. Ten Aniwoerd. De gunft , waarom zij ver-
zoekt, is alleen ceuc zcgcningc 01» mede (c ilerrcn, niet
om
i?
'V
om mede te 1cc«:n. Hun gunftbcwijs, 20 zij haar ecnig
toedenken, kan wc! mogelijk te Iaat koomen. TwijfFclt
of haarc Moeder uit haarzelve we! ieis voor Iiaar kan
doen. Eene fterke zamenzweetinge tegen een arm meis-
je, liaare Dogter, Zuftcr, Nigt. Haar Broeder deed mn-
Jchie?!· dezelve vernieuvjen, voor dat hij vaar Edinburg ging.
Hij behoefde dat niet gedaen te liebbcri, zegt zij; Hij
heeft zijn oogmerk bereikt ι en meer dan bereikt.
XIV, Lovelacet aan B'.lford. Is neerflagtig op bet ontvan»
gen van de Brieven van verwerpinge. Charlotte fchrijft
aan de Lady ren zijnen voordeele , in den naam van dc
geheelc familie. Ieder keurt goed hetgeen zij gcichree-
ven heeft; cn hij iieefr daarvan ^roote verwagtingc.
XV. Cofy van Jttfir Montague's Brief aqn Clarijfa-, waarin
zij haar bidt, in den naam van haare geheele edele fami-
lie, om Lpvelace in ganft weder aan te neemen.
X7I. Bdford^ aan Lovelace. Heeft voor om ßcitons Zufter
in het bezit van Beltons huis voor hem te ftellcn. De La-
dy oogerifchijHclijk veranderd ten kwaaden. Dringt wc·
der op xijne belofte om haar niet laftig te vallen.
XVII. Clariß'a, aan Juffer Montague. Ten antwoord op den
haaren No. XV.
XVIII. BAfordi aan Lovelace, Heefc zo even een Brief van
dc Lady ontfangen, welken hijinfluit, mee verzoek om
nutrekzels van de Brieven door den Hr. Lovelace in ecu
bijzonder tijdbeilek aan hem gefchreevcii. De redenen,
drbïhcm doen befluiten om haar te wille te zijn.
XIX. Bilfordt aan Clarijfa. Met de verlegte uiarekzels j en
eciic vooripraak voor zijnen Vriend.
XX. Clarijfa, aan B'.lford, Bedankt hem voor het medege-
deelde. Verzoekt, dat hij haar Executeur wil zijn 5 en
getft haare redenen, waarom zij hem vcrkieft tot diepleg
tij!«' bedieninge.
XXI. Bdford, aan Clariffd. Neemi; dcB opgcdragei\ lafl ge-
willig aan.
XXlI BAford, aan Lovelace. Korr berigt aangaende dc uit-
trekzels aan de Lady ter hand gefteld. Vcrtek hem, dat
zij licm tot haaren Executeur benoemd heeft. Het treu-
rig vermaak dat hij zal hebben in het doorzien haarer pa-
pieren. Hoe veelkevendigeren iielroerenderzegt hij, mort
de Stijl van die getne zijn , welke in het midden van cerc
tegenwoordige verlegenheid fchrijven, dan dt drooge ver~
tellende, en leevenlooxe Stijl van een ferfom, welke ζμ'λλ-
Xx, % rt"'
-ocr page 722-fïgheden verhaalt i die reeds zyn te boven gekoomen] j kan
zijn. i
XXIII. Arabella i aan Clarijfa. Ten Antwoord op haareu
Brief No. Xf. waarin aij vcizogc om ccncn La^tften Zc-
gen.
XXIV. clarijfat aan haare Moeder, Gcfchrceven in de vuu-
righcid van haaren geeft > cgtcr met de dicpftc demoedig-
bcid , en ep liaare knieën, om haaren > en haars Vaders
Ze^en fmcciccndc, als 'c geen baare laatfte oogenblikken
met troeft bedaauwen zoude.
XXV. '^U^er Montaguei aan Clariffa, Tot xvederointwoord o^
haaren No. XVII. Haare geheele familie'is met liefde eti
vcrwonderinj»e )cgc4)s haar ingenomen. Haat bloedver-
want heeft niet een vriend onder dezelve. Bidt haar dal
zij haar verpligtc met het aanneemen van een jaargeld, en
van de eerfte betaalinge deszelfs nu aan haar gezonden ,
ten minften tot dat zij i* bezit van haate eigene Goede-
ren kan gcraaken: Deeze Brief getekend door Lord M.
Lady Sara, Lady Elifabec, haare Zufter en haarzelve.
XXVI. Lovelace, aan Belfird^ Is uitzinnig tegen de Lady om
dat zi) hem verwerpt; heeft diciwcgens egter dies te die-
per eerbied voor haar. Heeft de eenc helft van het huis>
en wel de bcile, voor zigzelven 5 hebbende hij Lord M.
ende Ladys verboden hem te zien, ter vergeldinge van
dat zij hem verboden hadden hen te zien. Toornig op
Belford wegens de uittrekzels, welke hij uit ^ijne Brie-
ven beloofd heeft. Is doodlijk geraakt over haare hoog-
moedige vetftootinge van hem. Vervloekt de fnoode
vrouw luij, en haare dranken. Waaren deeze laatfte niet
gebruikt, zegt hij, demajefieit van haare Beugd x.on haar
beuaard hebben y gelijk nog eens te vooren.
XXVn. Vanderiz.elven Hij zal haar Executeur, zegt hij hem,
n'tft zijn. Nictiiand zal voor haat iets zijn, dan hijzelve.
Welk ecne verwei pingc van eenen rran, die voormaals
haar ïo waaui was! Verdere ftaaltjes van zijn raazerd
oiiiieduld.
XXVIlr. Lovtlace^ aan Clariffa. Een Brief vol van berouw,
bciofen, lof en vervvondcringc over haare deogd. Heeft
gffri hoope om het verdei f te OHtvlieden, dan door haarc
Icffcn en voorbeeld Alles, waarom hij tegenwoordig
fmeekt, is ccnige weinige regels ter aaiimoed.ginge van
ziine hoope op vergifFenis, iedien hij zijne geloitcn door
zijp toekoomcnd gcipg kan goedmjaken.
π,
Ii
XXIX. Clarijfat aan Lord M, en de Ladys van zdjnhulst Wijd
Je aannecminge van hunne aangebodene Goedheid dank-
baarlijk vaji dc hand. Brengt redenen bij, waarom zij
met hunnen bloedverwant behooren te verzoenen, betrek-
kelijk tot huu eigen vreede. Hoopt dat zij in ftaat mo-
gen zijn om de uitwerkzels zijner hervorminge cc genie-
ten , veele jaareu na dat zij in het ftof gelegd en vcrgec-
ten is.
XXX. £elfordt mn Lovelace» Kort verhaal hoe hij Thomaii-
ne, haare zoonen , eu haaren galant heeft weggejaagd.
Verdere aan7nerklngen ever het houden van eene Matres. Een
ftaat niet gefchikt voor een ziekbed. Geeft een kort dag-
verhaal van 't geen ten opzigt van de Lady zedert zijnen
laatften was voorgevallep. De Hr. Brand vetDcemt naac
haar chara£lcr en gedrag bij Juffrouw Sraith. Zijne ftij-
ve Gemaaktheid , Waanwijsheid en Pedanterij.
XXXI. Van denzelven. Verdere bijzonderheden betreffende de
Lady. Magt haar bij haars Grootvaders Teftamcnt gZ"
geven.
XXXil. Clarijfay aan Lavclace, Ten antwoord op zijnen
Brief No. XXVIIL
XXXIII. Haars Ooms Harlowes wréedc brief, ten Antwoord
op haaren aan haate Moeder, No. XXIV. Ziele-zugc
daaraan vaftgenaaid met zwarte zijde,
XXXIV. Clarijfa, aan haaren Oom Harlowe. Tot wederant·
woord,
XXXV. Juffer Howe·, van het Eiland Wight. Ten antwoord
op den haaren No. X. Vindt haare keuze van Bclford
tot haaren Executeur niet goed} denkt egter dat zij roe
dien poft niemand van haare eigene familie kan aanftcl-
len. Hoopt dat zij nog vecle jaaren leeven zal,
XXXVI. Clarijfa, aan Juffer Howe, Zendt baar een groöt
pak Brieven 5 maar (om haaret Nabeftaenden wille) niec
alle, die ze ontvangen heeft. Moet nu bij haare keurc
van den Hr. Belford tot haaren Exccutenr, zig houden ;
maar wijft haar verder op de papieren, welkte zij hasM:
nu zendt, om zig omtrent dit ftuk re rcgtvaardigen.
XXX VU. Antonij Harlowe t aan Clariffa, Een Brief nog bit-
zer en fmaadelijker dan die van haaren anderen Oom.
Wuataan te wijten.
XXXVllI. Clarijfa, ten Antwoord. Weiifcht dat men naar
cje oraftandigheden van haar geval vernomen had. Sluit
Xx Ij , mei
«S
INHOUD VAN HET
met een plcgtig en ziclroerclijk gebed voor het geluk der
geheele famiJic.
XXXIX. Jufr. Norton-, mnClariJfa. Haare vrienden, deer
de berigten van Brand bewoogen, zo zij zig verbeeidr,
zijn er op gezet, dat zij naar de Colonien gac. Wenfcht
dar zij onbehcorelijke bezoeken afihijde. Moeljelijke om·
ßandigheden zijn zowel eene toeize van voorzigtigheid als
•van deugd. Dr, Lewen's bekommeringe voor haaren wcl-
ftand. Haat Neef Morden in Engeland aangeland. Ver-
dere godvrugtige vertrooftingen.
XL, Clarijfa^ ten Antwoord. Zeodi haar een bondcl papie-
ren, welke z"ij, om haarer Nabeflaenden wille, aan juf-
fer Howe niet kan mcdedeelen. Uit deeze kan zij haare
hiftorie ten grooten dcele opmaakeo. Verdeedigc haare
Moeder, haar egter zagilijk laakende. Vreeft dat haar
Keef Morden tegen haar opgezet zal zijn i of, 't gtm
nog erger is·, dat hij haar zal zoeken te wrecken. Haar
zielroereHd befluit van den brief over de godlijke vertroo.
ftingcn van haare Norion,
XLÏ. Lovelace·, aan Belford. Is zeet ongcftsld. Der Lady,
zo hij ftcrfc, zal haare verwerpingc van hem berouwen.
Welke eene der grootfte gelukzaligheden zij die eene vrouw
kan te beurt vallen. Ten uitcrften krank. Zijn koddig
gedrag, als hij ontwaakt, en een kerkelijken met zijtie
vrienden aan zijne bedfponde voor hem vindt bidden.
Jftrll, Bdford, aan Lovelace. Is bewoogen met zijne flcgtc
gefteldheid. Wcnfchc dat hij voor de laatftvoorlecden
maand April geftorven waare. De Lady , zegt hij hem ,
heeft met hem een edelmoedig medelijden ; en bidt dac
hij eene ontferminge mag vinden, welke, hij niet getoond
heeft.
XUII. Lovelace., aan Bdfird, In verrukkingen over haare
goedertierenheid jegens Uem. Zijn diepgrondig berouw
over zijne behandeliiigc van haar. Spreekt zegen over
Kaar uir,
XHV. Belford-, aan Lovelace. Wenfcht hem geluk roet zij-
ne betetfchap. Verhevene lieHrrijkheid der Lady jegens
hem. Haare gefchiedenis een ichoon onderwerp voor
een Treurfpel. Vergelijkt daarmede, en berispt, het
Spel van de Schoone Boetvaardige. Zij is zeer flegt in
ftaar; te erger wegens eenigc nieuwe ptceven van de on-
verzoenbaarheid haarer Nabcftaenden, Eene Ziefe zugt
over dat onderwerp. De arme Belioo, bciigt hij hem,
is
BP
h op den ocvct des doods; en begeer ig om hem tc
zien.
XLV Belfordi aah Clarilfa. Verwittigt haar van lijne vcr-
pligtinge om naar Belton tc gaen, eti (op dat het haac
niet onverwagt roegt overkoomcn) van Lovelacc's vooc-
neemeii (gelijk hi) in den naaftvolgcudcn Brief hem te
kennen gaf) om haac te bezoeken.
XLVI. Lovelace, aan Büford, Beiluit zig te werpen aan de
voeten der Lady. Lerd M. van gevoelen, dat zij eenc
bijcenkoomft behoorde toe te ftaen.
'ίζΣΊΜ. Van denz.elven. Te Lenden gckocmen zijnde, vindt
hij dat de Lady is uitgégaen. Heeft agterdogt op Belford.
Zijne wondecbaare kunren ten huize van Smith. Zijne
beweegtedenen om zig daar zo grappigaan teftelicn. Dc
fnoode Sara Martin onderhoudt hem met haarc na-aapiti-
ge van de godlijke Lady.
XL Vin. Van denzelven. Zijn vetfchrikkelijke droom. Hoe
daarvan aangcdaen. Het zij hij ilaape of waake, zijne
Clarifla is altooi bij hem tegenwoordig. Hoort, dat zij
in kaar logement is cc rug gekoomeu. Haad zig «aac
haar toe.
XLIX. Van denzelveni Wederom te leor gcfteld. Aangc-'
daeii over hetgeen Juffr, Lovick hem vootlioudt. Men
tooQt hem eene Ziele-zugt onder den titel » Als zij ge~
jaa^d wierd van den vijand haarer ziele. Zijne ligtvaar-
digc aannnerkingen daatover. Belaft baar te zeggcu, dac
hij beflootcri heefc haar te zien. Doet verfcheidene an-
t^crc poogingen ten dien einde.
L·· Bdfcrdy aan Lovelace, Verwijt hem, dat hij zijn woord
niet bij hem gehouden beeft. Vaart fcherplijk uit tegen
ziju los gedrag len huize vaü Smith> en beftraft hem
daarover u,cftrengli!k. Beltons verfcatikkingen en wan-
hoope. Mowbray's gevoelloos gedrag.
LI. Van denzelven, Mowbray's ongeduld om van de» fter-
venden Belton weg tc loopeo naar den al te leevendi-
gen Lovelace. Hij fcheldt op den kncgt van den Hf.
Belton in de taaie eens fchobbejaks van dc gemceiiftc
zoort. Bedenkinge over de kortheid des leevens,
LU. Lovelace, aan Eelfird. Ontvangt een Brief van Clir
rifla, bij wege van allegorie gefchreeveia om hem te bc-
weegen, dat hij ophoude haar tc vervolgen. AfTchrift
daarvan. Hij neemt dien in eenen letteilijken zin. Is
van blijdfchap daarover uitgclaaten. Zal zig j;\u weg-
fpoe-
-ocr page 726-fpocden naar Lord M. en dc gelukwenfchingen van 2{|i.
nc gehccle familie gacn ontvangen over zijne Iierftcllin-
jic m liaare ' gunft. Geeft eene uirleggingc van zijnen
verfflhrikkelijken droom naar xijn eigen zin.
LIlI. LIV. Vandenz,dven. Beklaagt Beken. Vcrdcedigt hem ,
op eens Ugtmis trant, over den uitflag van ccn duel,
welke nu dc vervaareniflen van den armen man ver-
meerdert. Zijn gevoelen over den doed, en dc vrccie
daarvoor. Aanmerkingen over het gedrag der Toneelfpel·
fchrijveren ten opzigt van de knegteUi Hi) kan geen reden
■vinden van den keer > dien ClariiTa ter zijner gunfte ge-
nomen heeft. Gift naar eene wenfchltjke oorzaak daarvan.
Nu het Huwelijk in zijne magt ifchijnt te zijn, heeft hij
eentje aarzelende bewtegingen.
LV. Bdford·, aan Loveiace. Vervolg van xijn verhaal aan-
gaciidc Bclcons krankheid en ©ngeduld in zijn uiterile.
De arme man fcheldt op de Heeren Dodoren. Belford
hekelt zommige van hen over hunne gretigheid naar viiï-
te geld. Belton ftetft. Ernftige bedenkingen bij die ge-
legenheid,
LVI, Loveiace^ aan Bdford, Hoopt dat Belton gelukkig is.
En waarom. Hij ftaet op reize naar Berkfhire.
LVII. Bdfsrd, aan Loveiace. Bezoekt dc Lady. Zij is ten
uiterlkn ilegt geftcld, en ontvangt het Sacrament. Klaag:
oMer de kwellingen, welke zijn vriend haar had aange-
daen. Twee verfcheidene perfoonen (van haare Na )e-
ftaenden, zo hi) onderftelt, gezonden) verneemen raat
haar. Haare zielroerende aanfpraak tot de» Dodor, A-
pothekcr, en hemzelven. Beiteedt nog meer van haar
gewaad, tot een zeer beweegelijk einde.
LVIII. Dr. Lexven^ aan Clarißa. Schrijft op zijne peuluwe,
cm haar te ovcrrccden, dat zij Loveiace in regten ter dooti
vervolge.
LIX. Haar zielroerend en edel Antwoord.
LX. Jtifer Arabella Harlowe, aan Clarifa. Stelt haar op
de fpijtigile en wreedfte wijze voor, dat zij Loveiace ia
regten vervolge; of, zo niet, naar Penfylvanie gae.
L X1. Clarljfas beweegelljk Antwoord.
LXn.LXlIl. ^ufr. Norton, aan Clarißa. Haars Ooms wrec-
de Brief, waaraan te wijten· Colonel Morden «an bcfluit
om Loveiace een bezoek te geeven. — JufFr. Hervey
geeft, meen afzonderlijk gefprek met haar, redenen van de
onberjnhartigheld haarer lamlHet vrclkc zij egt« nvisprijft.
]ut'
-ocr page 727-^ ' Juffer Dorothea Hcrvcy wcnfcht haar te mogen gczei»
. fchtp houden.
|.Xiy. Clarißay ten Antwoord. Agt dat zij zeer Hard ran
haare Nabcftacndcn is behandeld. Drukt zig over dat on-
derwerp met meer ijver uit, dan naar gcvyponte. Biuit
egter zigzelve fchiehjk in. Het i$ haar leed da» Coloiiel
Morden van befluit is, om Lovelace een bezoek te gec-
ven. Roert haarj! Zufters fmaadlijken Brief aan. Vecr
70ekt JufFr. Nortons voorbiddingen om Lijdzaamheid en
' Gelatenheid.
LXV. Jufep Howey aan Clarijfa. Keurt nu goed, dat zij
Belford tot haaren Execureuc heeft aangefteld. Verwon-
dertzigovec haare grootmoedigheid i»i het verfmaaden van
Lovelace, Iedereen bij wJen x,ij kootnt t met Hiekman in··
genomen. Zij kan evenwel nier nalaaten van te, dartelen
met de magt, welke zijne ondetdaftnigc tieifdc haar ovec
hem geeft. . ,, , ^ ,
LXVJ, LXVII. Clariffa, aan Juffir Howel Lecrzaarne leilcn
cn aanmcrkingcii over haare behandclirige van Hickinan.
-- Verwittigt haar van alles, wat zedctc haaren laat-
ilen gebeurd is. Vreeft dat haare Ällegoiifche Brief aice
ftrikt in den haak is. Worde door onpafTdijkheld ge-
noodzaakt om af te brceken. Neemt dc pen wieder op.
, Wcnfcht haar getrouwd. , · .
LXVIll. De Hr. IVyerley, aan Clarijfa', Vernicuwrt edcliaoe·
dig zijn aanzoek om huar, i'u^ni haaren rampfpocdi cn
biedt zijn dienfl: naar vermogcH aan. , _ . _ .
1.XÏX. Haar openhartig i vriendlijk, en leerzaam Antwoord, .
LXX·- Lovelace^ aan Sdford Ongcruft , wegens a^rerdogt
dat haat Brief flegts ccne looze voud is. Wat hij doen
wil, indien hij het zo bevindt.
LXXI. Belford·, aan Lovelace, Kort verhaal van ?.ί|η; vcri
rigtingen in Beltons za-ikcn,. Dc Lady ten uiterftcn
in ftaat. Men agt dax haar einde, nabij is. . Heeft eeiieil
flaauwmoedigcn dag gehad. Grijpt, weder moed, ei),
denkt dat zij decze weield te boven is^ Zij bclielt haarc
kift. Bekent dat haar Brief aan Lovelace enkel i^i.cgü»
j rifch was. In welk een ligt hij haat befchouwt.^
LXXIL Van denzelven, ,Een zielroerend gefprek tuflclie.n dc
Lady eti Dr. H. gehouden., Zij fpteekt van den dpod
ïcgt hij, en bcrjiidt zig tot dcnzcivenj .»yen als,pi" hft
voor haar eene zo gemeenziame g^beuneriis waare^ al·!,
ïig tc klcedeu en omkleden. Braaf gedraV van den.
" Dccli Do-
Έ
Λ
I Η ο Ü D tAïi HET
Dodor. Zij maakt aanmerkingen ovet de ijdclheid del
leevcns, over de wiishciJ van zig vioeg tot fteivcn te
bereiden, en over het gedrag van Belton in zijn uitèf«
flè.
LXXlil. LXXIV, LXXV. Lovelace , aan Beißtd. Bijzon-
derheden van geen tuiicheu hem, Colonel Morden,
k ; Lörd M, en Mowbray voorviel, bij het bezoek hem dooE
den Co'onel gegeven Stelt op cene boertige wijze voor,
of Beli'ord geen goed man waare voor Juffer Charlotte
Montague Hij fluit in zijuen den Brief van Brand,
welke het gedrag der Lady (meer uit ligtgeloovipheid
tn overmaauge gedienfligheid , dao uit kwaadwilligncid)
veikcerdlijk atmaalt.
LXXVl. Beiford, aan Lo'v-elace. Weidt uit over de eerloos-
heid van jonge fchcpzels te verleiden, welker vertrouwen
men door eeden , {»eleften , tpezcggingen verworven
heeft. Kivaad van Bedilz.ugt Luiden voor vroom gc-
agt, daaraan te veel overgegeven. Verzoekt te weerfn >
wat hij meent met zijne boenerij ten aanzien van zijne
bekoorelijke Nigt.
IXXVll, Van denzelvcn, Êene bekwaamc toetze of de rein-
heid in 't fchnjven zij in agt genomen. De Lady ver-
ichoont zig wederom over kiaaren Allegotircben Brief,
llaar bezadigd gedrag, en edelmoedige en nuttige Be-
denk irgen ter gelegenheid dat hij Brand's verkeerde af-
maalingen van haar gediag aan haat had medegedeeld.
LXXVIU Colcnei Morden , dan Clariß'a Biedt zijnen bij-
ftand cn dienfl: aan öm bet gebeurde op de befte wij-
tt te regt te brcr.gen Raadt baar cm Lovelace te trou-
wen , ais het eenig middel om eene algemeeiie verzoe-
ninge te bewerken Twijffelt niet aan zijn vafl voor-
nee men om haar regt te doen^ Verzoekt te wceien, öf
of zij 'er onk aan twijfEple.
ΙΧΧΙΧ. Clarijfa. Ten Antwoord.
LXXX Lovelace , aan Belford. Zijne redeneeri»gen ca raas-
kallingen op het bevinden, dat de Brief der Lady aaa
htm ilegts AHeporifch was, In het midden van deeze,
vervoert hem zijne natunrelijke lugthartigheid om met
Bclloid te gekfchceren Zijne klugtige afbteldinge öB't-
Jeend uit eene Graf-tombe in de Abdij van Weflmun-
fter. Neemt zijne ernflige geileltenis weder aan. hi-
dien het op het ergft uitvalle (De Beere des Hemels en
def Aardei zegt hij, vtrhoedidat er^Jl!) belaft hij hem
" al-
miKm
10
ZEVENDE DEEL:
tillcen te fchrijveii, dat hij hem raadt een togtje naar
Parijs le doen. En dat zal hem het hart doorboorcn.
iXXXl. Bdford, aan Lovelace. Dc doodkift van de Lady
wordt cien trap apgebragt. Hij is daarvan ten uiterftcii
getroffen en omfteß, Haare otibedeeiiheid. Grooiegee-,
Jien, merkt hij' aan, kunnen niet nalaaun onjemeene dinr^ ■
gen te doen. De nieuwsgierigheid der vrquwen een ftrcêk
gegeven
LXXaII. Vqp denzelven. Befchrijyinge van dc doodkift, c^?
de öpfchtiften op het dckze!. Dezelve is in haa^e flaap-
kanier geplaatft. Zijne ctnftigc aanfpraak aan Lovelace
ter gelegenheid van haar gropcmoedig gedrag.
LXXXIU. Van detizelvtn. Siact verbaasd over zijne |osheia
in het ftaatijc van de Abdij De Lady ten uitetften
flegt gelïeid.
LXXXiV. Lovelace^ aan BJford, A! w^t hij 4e tady ge-
dacn heefc, is maar ceïic klagt οχα 'ot o,m tc ftei;vcn ;
nadcmaal haarc zegepraal altoos gtooier is jfewe.iK dati
liaat lijden Hij wil alle ziine bezittingen cn ajjes wat hij
nog te verwagteii heef: aan den Dodor ovcrciraagcn, in-
dien hij haar leeveif maar een jaar zal verlengen Hoe
konde haare Geiijkmoedightid, waare het niet fan zve'
gens haare ramden·, vn^i zo veel luifter uitb!i"»ken , als
ze doet I Nu zoude hij haar met eene verrtandhjkc vlam be-
miniieia kunnen. Hij kan het riet draagPO. te den,ken ,
dat de laatfte reize waarin zij hem zo zegerijk vet Het
de laatfte z,ijn zoude. Zijne confcientie, zegt hij, ver-
fcheurt bem. ' Hij is krankznuiig van het herdenken zij-
ner fnoode-aanflagen.
LXXXV. Malford, aan Lovelace, D.e Lady nog in Iceven,
welgemoed cn bedaard. Tc bcccr gemoed pai dat zij.
haaren üi^erftcn Wil voleindigd, getekend, cn f/ze-
gcld had; 't welk zij tot nu toe , om redenen van kin-
derlijken pHgt, had uitgefteld.
tXXXVl. Juffer Howe, aan Ciartßa, ßitrere jammcrklagten,
over de'ktankte )van haarc eigene Moc*der, eu van haa-
re dicrbaare vriendin, yllle haare bitsheden te^m de eer»
ße, zegt %η y -vliegen haar nu in het amgéx^gt, Z'j legt
haare pen neder, cn neemt die weder op, osn ü.iar,
met groote blijdfchap , te berigfcn , dat haare Moeder
Wter' is. Zij heeft een bezoek gehad γαη Neef'
^lorden, Wae daarin voorviel.
: ' ■ -xy \ h^um.
^gjjjjjjjjjjl
-ocr page 730-LXXXVIT. Jufer Howe, aan Clarijfa. Misnoegd over (iea
Colone! om dat hij al tc vrije gedaetcn van de Sesé'
heeft. Nooit kende ze ccn man? welke ccn ilegt denk-
beeld van de deugd der vrouwen in 't algcrftiiCB had, die
wegens 7iji)e zeden verdiende hoog gefchat te worden.
Waarom de vrouwen of meer of mmder deugdzaam moeten
ΧΛ]η \ dan de mannen. Nutte aanmerkingen voor jonge
Jiiprs. Is gebelgd op den Hr. Hicktnan. Befluu oni
haar fpoedig m de ftad te koomcn zien.
LXXXVlll- üdfird, aan Lovelace. ' De Lady fchrijft cn heil
op haare döodkifl, a's op een leficnaar. De Doder be-
iluit om aan haaren Vader te fcbrijven. Haare ingc»
rpannélic, fchooo b'i)moedige devotie,
i.XX ν IX clarifa, aan Juffer Howe. Een Brief vol van god«
■■ vru^tige bedenkincen , cn goeden raad, 20 in 't alge«
mccii, öls ni 't bijzonder} en den vraaren Cliriftelijkco
gefit van liéidc, vergeeviiigc» lijdzaamheid, en gelaten-
heid ademende. Eenc regt gepafte aanraerkinge, op baa-
Tf wairde vriendin, Over «Jen vctnedcreudei» aart dcsho®g-
mocds.
Norton, aan Clariffa. Haar berigt aangaende een
nierkwaatdi^gcfprek op Hailowe-Plaatze tuHchen de Fa-
milie en Coloticl Morden j en van een ander tuflchen haa-
re Moeder cn haarzelve. De Colonel op hen allen ver-
ftootd. Haar raad aangaende Belford , en andere zaa-
kcn. Jiiffer Howe heeft verlof gekrcegen , hoo-t zij, om
Haar te bezoeken. Pnjß den Hr. Hkkman. Β-rispt Juf-'
fer'Howe z^agtitjk z.'ijnenthalven. Haarc regt moedethjke
én (indvrugtige opbeuringen.
XCI BJford, aan Lovelace. Het gezigt der Lady bcgini
ha;ir te btgecven. Zij looft God voor de vroli'ikbeid , die
7-e geniet. Dat is het, zegt zij, waaronn zij gebeden
had. Welk een zegen , zo nabij haare oinbindinge, haa-'
ré ^gebeden verhoord tc vinden J Geeft hem bijzondere on-
derrigtineen omtreat haarë Papieren , haaren üiterften
Wil, en haar Gewaad, Beurt de vrouwen cn hem op
wegens hunne droefheid over haar. Een ander Brief van
Colonel Morden haar gebragt. Het zaakelijke daarvan/
Bclford fchrijft om den Colonel fpoed te doen maaken,
Dr. H. heeft ook aan h?arcn Vader gefchreeven ·, cn Brand
een Rf'ef aan den Hr. Johannes Harlovre om ^ijneti νοαΐ"
baar'gen te herroepen.
Xcu. I>r. H. aaa Jakob Harlowet Sm. Schildknaah
' V . . . ^ .V......XCIIL
1 ■
-ocr page 731-y
Copij van des Hren. Bdfords Brief aan den Colonel Mor'
' ' di» t om hctn Ipoed tc deen maaken.
XClV. Lovelacey aan Beiford Hij gevoelt de pijnigingen de?
' verdoemden, in de wroegingen die zijn harr «rriegcn »
als hij op zijne voorige daäden aan dcexc Lady gepleegd i
te rug ziet· Geeft hem cene flaauwc Ichiltieri), zo hij
het noemt, van zijne ijxeliike ongeruftheid, heen en we-
der rijdende, de wederko imft van zijnen knegt verwal-
tende , zo dra liij hem hetft at)»evaaTdigd. \Vcc dici!
man, die hem het doollijk nieuivs zal brengen ί
XCV. Bsiford, aan Lovdace. Verdere bijzonderheden van
het godvru.g ig en voorbeeldlijk gedrag der Lady. Zif
verheugt haar dat de dood bij trappen lot haar nadert,
Haare crkentelijkL· betuigingen van danlfbaarheid aan dctï
Hr. BeHord , JufFr Smiih, en jufFr., Lovick , voor hun-
ne goedheid jegens haar, Maare ftigtelijke aaiifpraak aan
den Hr. Belford.
XCVl. Clarijfay aan Jufr, Norton Ten antwoord op haa-
ren No. xc Alleen bedroefd over haare vrienden. Verlangt
nu niet haaren Neef Morden, nog ook haar zelf, cl Juf-
fer Howe tc zien. God wil geen mededingers hebben, ze^^t;
zij, in de harten dergeenen, die hij heiligt. Raad aan Jut-
fer Howe, ten aanzien van den Hr. Hickman- Zegenc
alle haare bloedverwanten en vrienden,.
XCVII. Lovelacet aan B^ford, Een Brief van diepgrondige
benaauwdhcid, wroegingc, en onoeduld. Nogchans zou
hij zijne eigene fchuld gaarn verligten met de wreedheid^
haaret Nabeftaendcn door cc haaien.
XCVIIl Belfotd, aan Lovelace. Dc Lady in haare verwai»rin-
ge te loor gefteld donr dc betuiginge van den Doilor,
dat zij nog wel tvvee of drie dagen zoude kunnen leevcn.^
Bood uit hartzeer de Ιαηζζ,αατηββ dood. Hiare p'egtigc
vergiffenis van Lovelace, eu gebed voor hem. B-kent ,
dat zij hem te eeniner tijd kon bemind hebben. Haare edel-^
moedige bezergdheid voor zijne toekoomendegelukz,aligheld,
Belfords goede voornecrnens.
XCIX' De Hr B'and aan^M>·. J.Walton. 1 .
C. De Hr. B.and aan J. Harbive, Schitdkn. f Ter vcrichoo-
ninge van zijne Jigtgcloovigheid, eu dc verkeerde berigtqa^
daarop gegrond.
CI« Lovelace, aan Belford Zegent hem wegens dc g?7on-
* denc boodichap, dat de Lady wat betet is, Haare lief^,
..........." Yy J. .......' ■■ de-
fi ·Ί
■r
■E9f
; ' Sctijkbeid jegens hem fnijdc hem door het hart. Hij kasr
het niet diaa^cn· ZijBc felle zelf-vcr\wi]tingcn Vec-
vloekt zijn loos vernuft ·, en zijn ongeloof, dac 'er zulfc
«ene deugd in cenc vrouw zijn konde. Nooit zag dc we-
reld zulk ccn Man, als hij zal worden > indien zij tot
hcrftcllmjïc koomc, en de zijne wil zijn.
t^II. Belford-, aan Loveiace, Godvtugtige gefteltenis der La-
dy. üe aannaderiiigen des doods hoe draagelijk voor
baar. En waarom. Zij heeft geen reden, zegt zij, om
ergens over bedroetd te zijn, dan over dc moeijelijkheid ^
welke zij haare vrienden gegeves heeft,
cm. Lovelace \ aan Bdford. Bad nooit in zijn leeven, allc
deszelfs jaaren bij niaikandercn genomen, zo veel, dan
hij in decze voorleedene yccinen dagen gedaen heeft. Hij
j. heeft berouw van alle zijne eerloosheid : En kan dan niets
Jpflpert? Bezweert hem om hem in zijnen naaftcn goed
liieuws tc zenden, zo hij voor de gevolgen niec wilde in»
ftaen. '
ipiV. Bdfordj mn Lovelace. Blegtig affchcid door den Do-
έΙοΓ en Apotheker van haar genomen welke haar te
kennen geev^n, dat zij den volgenden nagt bczwaarelijk
bereiken zal. Het genoegen , waarmede zij dceze kund-
(chap ontT^ngr, Hoe ongelijk het gedrag van den armen
ι £elion by het haare! Een Brief van Juffer Howe. Af-
fchrift daarvan. Zij kau niet zien om dien te leczeri.
i Haare verhevene uitdrukkingen op het hooreti leezen daar-
van, Tragt ccn antwoord op denzelvcn tc fchrijven maar
Ican niet. Zegt hetzelve voor aan Juffr. Lovick. Schrijft
de ondcrcekeninge zelve op haatc knitSn. Colonel Mor-f
den in de Stad gekoomen.
QV. Van denzelven. Wat in het bezoek van den Colonel
Morden bij zijne Nigt voorvalt. Zij belaft den Colonel
haar niet te vyteektn.
GYI, Van denz,elven. Haare ftille devotie. Geweldige toeval-
len en voorhoeden van haare aannaderende ontbindingc.
Yertroolt haaren Neef en hem. Weufcht , dat zij den
Laatiien Zegen van haare Ouderen niogt hebben. Maar-
God, zegt zij, wilde niet, dat zij z^ig op eenigen troofi van
iemand, dan van Hemztlven verlaaten zoude. Herbaalt
haar vrrzock aaii den Colonef, dat hij haare cngeiijken met
wil zotken le wreeken·, tn aan Bciford, dat hij zijn beß^
lijil doen om alle brèukm te heelen,
CSU. Mfixdven,· Coloucl ίϋκίΐ,Γι aan den Hr- Jo-
·· ^^ ........ ■ ·■' ^ hiuv
hannes Hailoivc, dat zij zig nu de moeite wel befpaarèn $
iriogen van over eene Verzocninge te cwiften. De Ladf ^
neemt uit haaren boezeni een j)öurtrait van Jufiec Howe |
ii» roiniature, om na haar overlijden aan dea Hi. Hick- ^^^ >
man gfgcvcn te worden, Haare beweegelijke aanfpraak ?
tot hctzel/e, toen zi) het uit haarc banden gaf. '
€VIII. Welford, aan Mov/br*y. Yerzoett hem cn Tourville
om zig fchicli]k in de tegenwoordigheid van Lovclacc te '
j begceven , op dat zij hem mogtn beletten zigzelvcn of
anderen kwaad te dOen, öp het ontvangen van het dood-
lijk nieuws, 'r welk hij hem waarichijnelijk binnen een
uui of twee zal zenden
CIX. Lovelace y aan JBelfirif, Een Brief vervuld met dolle woe-
de , vloeken , en beurtlings bovenkoomende hoopc ce
wanhoopc. '
CX. Belford-, aan LoTJclace Met de doodlijke leuze, dat hij wel
een reisje naar Parijs mag doen, of elders waarheen zijn
lot hem leiden zal.
EXI. Mowbray, aan Beiford Met de bijzonderheden, opzijn
nen loiTen trant voorgefteld, van Lovelaces gedrag op he«
ontvangen van het doodlijk briefje, cn vau dcu kuakxi»-;
nigen Staat waariu hij zig bevindt. >
i y
-ocr page 734--!|ΐ··!·ΒΡ
ÖRUk^FötoTÈN;
'■■ι ' ■':>
Bladz. reg. geeft. lees., eeft
545, y^Uofi. 1. Jlflon
^ 7 j. 14, om deezen. 1. om mei deetenl
ίί, Β. In de Voorreden voor het Vijfde Deel aan
het begin, reg. is Vierde en Vijfde Deel
verkeeidiijk gefteld voör D^rde en Vierde
Deek