OF DE
VAN EENE
JONGE JUFFER.
Waarin de
GEWIGTIGSTE BELANGEN
DES
GEMÉENEN LEEVENS
Vervat zijn,
pit het Engelfch naar den Der«!
dea Druk vertaald,
VIII. DÉÉL; '
V
t;
I·
Α
β
Te HARLINGEN,
FOLKERT van der PLAATS, boeki
yerkooper aan de Voorftraat, 1755.
OF DE
VAN EENE
JONGE JUFFER.
Waarin de
GEWIGTIGSTE BELANGEN
des
ÓEMÉENEN LEEVENS
Vervat zijn,
pit faet Engel ich naar den Der«»
den Dfuk vertaald,
V
ϋΤ
m
Φ
V
VIII. DEÉE. . '
4
i '1
g FOLKERT van dbr PLAATS, boek^
yerkooper aan de Vooiftraat, 1755.
... α
- ■ - ■ ^
V
-ocr page 3-Pag.1
DE
van JuiFer
AGTSTE DEEL.
I BRIEF.
I
ï)e IJr, Belford, aan Robert ló^éta-
c E, Schildkn,
Éik
n. * ' ii
■f . ·..··' . I ·.■ >
et zal al zo goed zijn dat ik poogè
te fchdjvei) j nademaal ik, al ging
ik te bed, niet zal kunnen ilaapen.
Nimmer in mijn leeven wierd niijni
geeft geperft met zulk ëen gevvigc
van droefheid, dan bij het ver-
fcheiden van deeze ver wondei ens waardige yroiiw,
welker ziel zig nu verluftigt in de geweften des
%S. . . . .. _ . . „ , . ■,,.
Mogelijk zijt gij wel begeerig, om de bij zon-
deiheden te weecen van haaren gelukkigen Uit-
gang. Ik zal dan poogen voort te gaen; want al-
les is ,ftil en zonder beweeginge^ de familis ,naar
. Viïl. ijjei. k b^eci;
bed; maar geen derzelvier, en minil van allen haar
•dtme Neef^ durve ik zeggen, ter ruil.
Te Vier uuren, zo als ik in rnijnen laatften
meldde, wierd ik verzogt beneden te koomen; en
voor zo verre gij behaagen plegt te neemen in mij*
ne befchrijvingen, zal ik u de droevige vertoonin-
ge afmaaien, die zig voor mij opdeed, wanneer ik
tot het bed naderde.
De Colone! was de eerfte, die mijne aandagc
tot zig trok , knielende aan den eenen kant dee
beds, met de regterhand der Lady in beide de zij-
ne, welke hij mer. zijn aangezigt bedekte, en be-
fproeide met zijne traanen; hoewel zij hem ver*
trnoft had, zo als de vrouwen mij zedert berigc
hebben, op een vérheven en kragtigen-trant,
fchoon met gebroken toonen.
Aan den anderen kant des beds zat de goede
Weduw; wier gelaat met traanen overftroomd was,
met haar hoofd leunende tegen het boveneinde des
ledikants cp eene iillermifirooftigile wijze j en haar
aangezigt naar mij Wendende, zo dra ze mij zag,
O mijn Hr. Belford, riep zij, met gevouwen han-
den - De dierbaare Lady - Eene
hevige fnikkinge liet haar niet toe om meer te zeg-
gen.
Juiïr. Smith lag, met zamengeflagen vingers^
en opgeheven oogen ^ als of zij de hulp affmeekte
van hec Eenig Vermogen, 't welk dezelve verke-
nen konde, op haare knieën neder aan het voeten-
einde des beds, terwijl de traanen met groote drop-
pels langs haare kaaken nederbiggelden.
Haare Waakfter lag insgelijks op haare knieëa
tuHchen de Wedaw en JuiFr, Smith, met haare ar-
me»
Α
-ocr page 5-Juffer CLARISSA HARLÓ^TO. 5
öien uicgefpreid. In de eene hand hield zij eehe
vrugtloöze hartilerkinge, welke zij haarer ftervèn-
de meeilereiTe even had aangebooden; haar äange-
zigc was gezwollen van ween en (fchoon gewend
aan zulke tooncelen als deeze_); en zij wendde haa-
re oogen toe mij, als of ze mij door dezelve aari-
maande om mede deel te neemen in de hulpeloo-
ze droefheid ; terwijl een nieuwe vloed daamic
berftede, zo als ik naderde tot het bed.
De Dienilmaagd des huizes j met haaf aan-
gezigt op haar gevouwen armen ; ftaende te leu-
nen tegen de fchuttinge; drukte haare fmerte hoor-
baarder uit ^ dan eenige der andere.
De Lady had een weinig minuuten ftil gelè-
gén, en fpraakloos zo als zij dagten, haare lippeii
beweegende zonder een woord te uiten; mèt dé
éene hand 5 gelijk ik zeidé, in die van haarèii
Neef. Dog toen juifr. Lovick bij mijne aannade-
ringe mijnen naam noemde; Och^ mijn Hr. ßel-
ford, zeide zij, met eene flaauwe binnénwaardfë
ftem^ dog zeer onderfcheiden niettemin —.....
jvju! - jsju j [met afgebrooken poozen fprak
zij] -Ik danke God voor zijne bermhartighe-
den jegens zijn arm fchepzel —■——^ zal alles w^el
haaft over zijn ——^ Een wéinig —— zeer wei-
zal een einde maakén vati
f
nig oogenblikken
deezen llrijd
- En ik zal gelukkig vvorderi;.,
Vertrooft hier; mijn Heer -r, haar hoötd
haar den Colónel wendende —— Vertrdoft mij-
nen Neef —— Zie! —— de al te verre
gaende genegenheid -— Hij zou niet wen-
lehen, dat ik gelukkig wierd ;.......zo ras ge-
gelukkig wierd!
Α ζ
ί
\
κ ■
■j'V
4 DE HISTORIE vah
Daar hield zij op, voor twee of drie mitiuu^
ren, hem erpilig aanziende : Daarna weer begin-
nende, Mijn waardfte Neef, zeide zij, wees ge-
troüfl -- Wae is fterven dog dan het ge-
meen loc ? Het ileiflijk geilel mag fchijnen te lij-
den —- Maar dat is het al! —— Het is niet
eetje zo harde zaak te fterven, dan ik wei geloofd
iiad dat hec was! —^^—— De Voorbereidinge is
de 7Avaarigheid-— Ik danke God, dat ik Daar-
toe tijd gehad hebbe --— Het overige is er^er
voor de aanichouwers, dan voor mij! — Ik
ja Hoope zelve.
tï !
ben vol van 2ti;ige hocpe
Haar gelaat ilemde met haar zeggen overeen ^
haar geheel weezen zijnde opgehdderd meteen lief-
lijken gliralach.
Na een kort ililzwijgen ^ Nog eet^s, mijn
waarde Neef, zeide zij, maar met nog meer ge-
broken toonen, doe mijne onderdaanigfte eerbie-
denis aan mijn Vader en Moeder -- Daar hield
zij wat ilü. En toen vocrtgaende -- Aan mij?
ne Zufter, Aan mijn Broeder , Aan mijne Oomen
—— En betuig hun, dat ik hen alle zegene, met
mijnen Jaatilen leevens-adem -- voor alle hun-
r>e goedheid jegens mij-^Zéf wegens hun mis-
noegen , zegene ik hen —^—- Zeer gelukkig is mij-
re llraffe hier voor mij geweeih'--Wel geluk-
kig inderdaad!
Zij zweeg een weinig oogenblikken ßl, haa-
re oogen cphfrffende, en de hand, welke haar Neef
riet tuifchen de zijne hield. Daarop, O dood^ zei-
de zij, xvaar is uw prikkel! [De woorden heugc
mij, dat ik hebbe hooren leezen in den Lijkdienit
över mijnen Oom en den armen Belton]. En na
eé^
-ocr page 7-^ene tuiTchenpoos--Bei k goed mor mij
dat ik verdrukt geweeß hen ! Zijiide vvoordea
uic de Scftfitiuure, onderilelie ik.
Daarop zig toe oiiS wendende, die in eene
fpraaklooze droefheid verzonken waareii -—-
U waarde, waarde beeren, zeide zij,- gij weet
niet, welke voorfmaak., —^^— welke verzekeru:-
gen --- En daar maak re zij vveder eene tus-
Icheijpoos, en zag naar boven, als in eene dank-
baare verrukkinge, met een lieflijk en vrolijk wee-
zen.
Waarna zij haar hoofd tot mij wendde -
Betuig gij^ mijn Heer, ann uwen 'vriend, dat ik
het hem vergeeve! En ik bidde, dat God het henj
ookvergeeve! - Wederom ilii h mdende,
en haare oogen opheffende; sis die bad dat zulks
geichieden mögt - Doe hem te weeten
hoe geiukkiglijk ik ilerve : -- En dat gelijk mijn
eigen is, ik wenfclie dat ook alzo zijn laacile uur
mag zijn ! ',
Zij zweeg weder ftil voor een wei-nig oogent
blikken : En daarna het woord hervattende —^
Mijn gezigc begeeft mij! —- Uwe ftemmeui
alleen - [want wij roemden beide haare
ehriftelijke , haare jgodlijke gemoedsgcileldheid,,
fchoon met toonen niet min gebroken dan haare
eigene] ; en de ilemme der droefheid hoore ik ins-
gelijks in alle, Is dit niet de hand van den Hr.
Morden? eene der zijne drukkende met die, wel-
ke hij even had losgelaaten!' Waar is die van den
Hr. Belford? haare andere uitreikende, Ik gaf
haar de mijne. God Aimagrig zegene, u beide * ^-elt
d^. zij,,en maake u beide --^ In ^w laaiile
As.
-ocr page 8-mmm
- wanc hiertoe moei het met u ook
m
pur —■
^oomen, ζρ gelukkig als ik ben.
Zij maakte weder eene tiificherpoos , haare
ndem fteeds korter wordende; en ra een weinig
minuuten , En nu, mijn waardile Neef, geef mi]
^we hand —- Nader - nog nader ■
iezeive tot zig trekkende; en zij drul<ce die met
haare dervende lippen - God behoede u ^
waarde, lieve Heer --- En nog eens, ont-
vang mijne diepfte en erkencclijkfte dankzeggingen
- en beruig aan mijne dierbaare Juiicr Ho-
- en betuig aan mijne braave Norton, ver-
waardig u om ze te gaen zien - Zij zal ten
geenen dage, twijfFele ik niet, fchoon nu laag van
ftaat, eene Heilige in dén Hemel worden ——-
Betuig haar beide, dat ik haarer gedenke in mijne
laatfte oogenblikken met dankbaare zegeningen !·
■ En God bidde, om haar hkr geluk re ver-
Irenen voor veele, zeer veele jaaren, om den v^il
van haare vrienden en beminnaars; en eene he-
melfche kroon hiernamaals ;^ en zulke verzekerin-
gen van dezelve, als ik hebbe, door de al-voldoen-
5e verdienden van mijnen gezegenden Verloflèr,
Haare lieflijke dem en afgebroken gezeggen
vervullen nog, dunkt mij, mijne ooren, en zuk
len nooit uit mijn geheugen gaen.
Na een kort ftilzwijgen, met een nog meer
gebroken en flaauwertoon; —:- Enigij, mijn
Hr. Belford, mijne hand drukkende, God bewaa-
re u, en geeve u een regt g^zigt van alle uwe
dooiingen - Gij. ziet, in mij, hoe Ajles
ten eiode loopt . 0 dat gij mögt
-ocr page 9-Br.:
En toen zeeg haar hoofd neder in haar kuffen,
terwijl zij bezweek en haare handen ons onttrok»
Wij dagten, dat zij 'er toen uit was; en elk
berftede uit in eene geweldigevlaag van droefheid.
Maar alzo zij ras weder tekens van leeven ver-
toonde , wierd onze aandagt v^'eder tot haar ge-
trokken; en ik verzogt haar, toen zij esn weinig
tot zigzelve gekoomen was, om haar half uicge-
fproken zegen ten mijnen voordede te voleindi-
gen. Zij bewoog haare hand jegens ons beiden,
en boog haar hoofd zes verfcheidene maaien, zo
als wij ons zedert erinnerd hebben , als rer onder-,
fcheidinge van ieder perfoon, die 'er tegenwoor-
dig wa8; de waakfter en de dienftmgagd niet ver-
geetendej terwijl de laatfte huilende tot het b^d^
genaderd was, als of zij zig in den laatften zegen
der godlijke Lady mede wilde indringen; en dj
fprak ftootende en binnen waards, - Zsgen
/
---- zegen ——- zegen —— over ti
En nu
'haare
Allen
En nu
bijkans leevenloo^e handen voor de laatftemaal op-
heffende] Koora---- O koora -----Gezegen-
de Heere - Jesus!.
En met deeze woorden; het laatfte maar half'
uitgefproken, gaf zij den geeft: Zulk eene vrolijk-
heid, zulk eene bekoorelijke heMerheid haar min- ''
zaam gelaat op dat oogenblik overfpreidende, dat
dezelve eene openbaare blijk fcheen te zijn vsb,
haare reeds begonnen' eeuwige gelukzaligheid.
O Lovelace !; —Maar ik kan niet meer
CQhrijven [
# ^
-ocr page 10-f
Ik neepne mijne pen \yeder op, om 'er nqg
een weinig regels bij ce voegen.
Terwijl zij nog warm, fchoon jjonder pol^-
flag wss, drukten wij ieder haare hand met enge
lippei.; en weeken roen in het nasil venrek.
Wij zagpp elkat'deren aan, n et oogmerk o^
te. fpreeken : Maar ais of eene beweeginge ons, bei-
de regeerde , gelijk wij beide van eene oorzaak
wierden aangedaen, keerden wij ons iHlzwijgende
van elkaideren af.
De Colone! zugtede als of zijn hart zou ber-
ilen : Eindelijk zijn aangezigc en handen opheiFen-
de, met zijn rug naar mij toegekeerd, Goede God!
zeide hij bij ziffzeiven, onderfttiin mij!---En
Is het dus, O Bloem der uure I - — Dnarop
wat flilhoudende -— En moeton wij niec meer —
NMmer meer !. — Müne zah'ge, gelukzalige Nigi;!,
eenige andere woorden ήog uitende, welke door
zijn zugcen onverftaenbaar gemaakt wierden : —
En daarop, a!s of hii zigzelmi hedagc — Verge.ef
her mi], miinHeer! — Ver fchoon mii, mijn Hr.
Belford ! En hij mij dooriluipende , Ik hoope u
(Iraki: weder re zien, mijn Heer — En hij ging den
trnp af, en ten huize uit, mij als een Beeld laa-
iende ikeii. ·· ; ■
Wanrrer ik tot miizelven kwam , liiorde ik
bijkans over eene ongelijke bedeelinge, zo als ik
her toen noemde, haare gelukkige voorbereidirige
vei^retende, en haar ii^g'gelukkiger verfcheiden ;
en dat zij maar een gèmeen lot getrokken hadj"
waar·^
V·. Ä
Sii';-
mÊSm
."ίί. ν ·
4/.
■Τ'
wwrin zij zegepraalde, en iedereen min verzekeri
viin hunne.geiukzaiigheid agter zig naliet, fchoo^
even zeker dat du Lot hun ook ten eenigen dage
zal ten deele val'en.
Zij oyv-rieed net ^o minmiten na Zes uuren ,
volgens ha-ar horolo^ie, dat op den tafel lag.
'Eli dus ilieri JuiFei C L Λ Κ IS S AJ-Ι λ RL O-
WE, in den biöeij van haare jeugd enYchoonheid:
Êa die, aa. geajeikt haare jonge jaaren, niemand
na zig heeft geiaacen, die haar overtrt'iFe in uitge-
breide lieni is, en wnakzaame voor^igtigheid; nog
bijsans iiaare weergae wegens onbeviekte deugd ,
voorbeeldiijke godvrugc, minzaamheid van zeden,
befcheidene edelmoedigheid, en waare chriilelijke
liefde: iin deeze alle vercierd met eene bövaiiigie
zedigheid en nederigheid; bij alle behoorelijke ge-
legeiheden egter eene edele vrijmoedigheid, en
volare grootmi.edigheid betoonende : Zo dat zi]
ge<iègd mag worden een cieraad niet flegrs van
haare Sixe, maar ook van de Menfchlijke natuure
geweeft ce zijn.
Eene betere pen dan de mijne zal haar vol-
koomener regt kurnen doen. De uwe meene ik,
Q Lovelace ! Want heel we! weet gij^ hoe zeer
zij in bevalligheden van geeil en lighaam beide., zo
nacuurelijke a]s verkreegere, uitmqntede boven
al wat vrouwlijk is. En gij kunt ook beft reden
geeven van de oorzaaken haars ontijdigen doods ,
deor die rampen, welke bianen een zo kort beftek
des tijds haar van het hoogile toppunt des geluks
(terwijl iedereen haar als aanbad) gebragt hebben
tot eetj Uitgang zo gelukkig voor baarzelve, dog,
om dat die zo vroegtijdig is, zo zeer ce beklaagen
■ " Α Η,
ν-'
■■ ■ /'
"''h 1
k
--Ï'·.;..
4 DE HISTORIE vah
bij alle die geene, welke de eere hadden van haar
te kennen.
Deeze taak dan laate ik aan u over ; Dog nu
kan ik niet meer fchrijven, dan alleen dat ik mede
deele in allen uwen druk en angften, uitgezonderd
(en egter is het wreed dit te zeggen) in iJie, wei-
le uit uwe fchuld hervoort koomen.
Hr, Belford, aan Robert Lovela-
CE, Schildkn»
Negen uur en, Vrijdag-ogtend,.
Ik hebbe geen gelegenheid om breedvoerig te
fchrijven , dewijl ik noodige bevelen te geeveti
jhebbe bij deeze treurige gelegenheid. Joel, die
tegen Zes uuren in den ogtend bij mij kwam,. en
dien ik terftond te rug afvaardigde met den Brief,
welken ik van voorleeden nagt gereed had, geeft
«lij maar een flegt berigt van den ilaat van uwen
geeft. Ik verwondere mij daarover niet; Dog de
Tijd zal (en niets anders kan) het genvaküjker voor
μ maaken : Dat is te zegden, indien gij uwe eon-
icientie hebt te vreede gefteld; anders kan het α
tan dag tot dag nog wel zwaaijd.er vielen. ^
^ ^
-ocr page 13-Juffer CLARISSA HARLOWE, η
^ ^
Tourville berigt mij' in welken ftaat gij zijr,
|k hoope niet dac gij denken zuic om hier te koo^
men. De Lady begeert in haar Teftament, dat
gij tiaar niet zien moogt. Vier Copijen virorden
daarvan gemaakt. Het is lang; want zij geeft daar-
in redenen voor alles wat zij begeert. Ik zal om-
ftandiger aan u fchrijven, zo dra het mij maar mo^
gelijk is.
Drie Brieven worden hier zo even gebraö;t door
een knegt in livereij, gerigt Aau Juffer Clarijfa
Harlowe, Ik zal copijen van dezelve aan u zen-
den. De Inhoud daarvan is genoeg om iemand
dol te maaken. Hoe zou deeze arme Lady zig
verheugd hebben, zo ze die had mogen ontvan-
gen! —--- En egter, zo ze die gekreegen had^
zou zij niet in ftaat geweeft ζ'ήη om dat haar edel zeg-
gen te gebruiken (a), Dat God niet wMe dat zi}
tfooß verwagten zoude van iemand dan van hem-.
zeiven - En inderdaad voor eenige dagen
fcheen zij aile wereldfche bedenkingen te bovert
gekoomen te zijn--- Haare vuurlge Liefde.^
Λ·
Λ^-·: t'
zelf tot haare Juffer Howe ^ zo als zij ei kende,
reeds plaatze gemaakt hebbende voor verheveneK;
11:1
(a) Zie D. VIL Br. cvi.
-ocr page 14-4 DE HISTORIE vah
'ίφ\ NortoïJj aan Jufer Clarissa Har-
tl ·
^ Woemäag, den 6 van September,
Eindelijk > mijne allerbemindfle Juffer Klaartje,
gnet alles naar wenfch : Wanc alle uwe nabelraen-
den zijn eensgezind ter uwer bcgunftiginge. Zelf
uw Broeder en Zuiler zijn onder de bereidwilligfte
om met u verzoend te worden.
Ik wifl: wel dat het dus moeil afloopen ! Welk
eene zegepraal hebt gij, door lijdzaamheid,' en
ftandvailige lieftaligheid verworven ί ^
Deeze gelukkige omkeeringe is te danken aan
Brieven , welke men ontvangen heeft van uwen
doftor, van uwen Neef Morden, en van den llr.
Brand.
De Colonel Morden zal ongetwijfeld al bij u
zijn voor dat deeze tot u kan koomen, niet zijn
memorie-boek vol van wiiFels en bankbriefjes ^ op
dat u niets ontbreeken moge 'c welk u genoegen
geeven kan.
En nu zijn alle on?e hoop.e, alle onae gebe-
den, dat deeze goede boodfchap u moge heriVl-
len in moed en gezondheid; en dat zij (zo lang ag-
tetgebouden) niet te laat mag kooraen !
Ik weete hoe zeer uw pligcmaatig hart zal
\ ^ ' \Vor-
i'i
Juffer CLARISSA HARLÓ^TO. 5
worden opgebeurd door de blij'Hé tijdinge, welke
ik fchrijve, en u nog omftandiger zal te kennen
(geeven , als ik het geluk hebbe van u te zien :
Hetwelk zal zi]n op den naaftvolgenden Saterdag,.
ten langden; milTchien wel Vrijdag namiddags te-
gen den tijd dat gij deezen kunt ontvangen.
' Want heden, met a'gemeene toeftemmingè
ontbooden zijnde, wierd ik van iedereen ontvan-
gen met veel goedheid en heusheid, en vriendlijk
verzogt Cwant dat was het woerd, hetwelk hua
behaagde te gebruiken, terwijl ik zo veel verzoe-
ken, voorzeker, niet van naoden had) om mij
naar u toe te fpoeden, en u van hunner'alier toe-
genegene agtinge jegens u te verzekeren : En uw-
Vader gebood mij alle vriendlijke dingen te zeg-
gen , welke mijn hart mij opgaf ^ om u te vertroo-
ilen en u op te beuren; en zij zouden zig verbon-
den agten om .dezelve goed te maaken.
Hoe geneuglijk is deeze laft voor uwe Norcon ί
iVlijn hart', twijifel daar niet aan, zal overvloeijen
van minzaame redenen!. Ik overlegge reeds wat ik
zal zeggen ^ om ü te ilreelen en op t« beuren, in
den naam van iedereen die u waard en nabeftaen-
de is. En hec is mij leed, dat ik cp dit oogenblik
terilond de reize niet kan aanneemen, gelijk ik zou
mogen doen , in plaatze van te fchrijven , wilden
zij mijn gretig ongeduld begunÜigen met hunne
iigtekoets; dog alzo dezelve mij niet wierd aange-
booden , zou het al te ftoutmoedig geweeil zijn
daarom te vraagen: En morgen zal eene Huur-chaifö
met twee paarden in gereedheid zijn; dog op welk
uur weet ik nier.
Boe verlange ik om nog eens mijne waarde
dier-
-ocr page 16-i? De Historie vAÄ /
in
dierbaare jonge Lady te drukken aan mijnen gene»
genen, mijn dan genegenen, mijn moeder^
lijken boezem !
Uwe Zufter zal aan u fchrijvën , én haareri
Brief, nevens deezen, zenden mee eene bijzonde-
re handi
Ik moet hen niet laaten zien hergeen ik fchrij-
ve, van wegens mijn wenfch omtrent de koets.
Uw Oom Harlowe zal ook fehrijven, en (zó
iils ik niet twijffele) op de minzaamile wijze. Want zij '
zijn alle ten uiterften ontfteld en Ontruft van wegens
den gevaarlijken ftaat ^ waarin üw Doétor u be-
fchrijft te zijn; zo wel als verheugd wegens den lof
dien hij u geeft. Hadde het den Hemel behaagd ^
dat die goede heere eer gefchreeven had ! En egtef
fchrijft hij, dat gij niet weet dat hij hu gefchreeveri
heefci Dog dit is al ons vertrouwen, en ons trooft 9
dat hij in 'c geheel niet zou gefchreeven hebben j
hadde hij gedagt dat het te Iaat was.
Zij zullen u geen voorwaarden voorfchrijven f
mijne waarde jonge Lady; maar zullen alles aan u-
We eigene pligtmaatigheid en befcheidenheid over-
Jaaten^ Alleen verkiaaren uw Bioeder en Zufter^
dat zij nooit zullen bewilligen orii den Hr. Lovela·
ce Broeder te noemen: Nog zal uw Vader, geloo-
ve ik, ligt tot de gedagte te brengen zijn om hemi
als een Zoon aan te neemen.· I
Ik ilae u mede naar buiten te bréngen j zo drat
uwe gezondheid en neiginge het zullen toelaaten.-
Gij zult met opene armen ontvangen worden. Elfc
een verlangt om u re zien. Alle dienitbooden ver-
heugen zig , dat het hun zal toegelaaten worden ortii
üwe handen te kuflen- De toon der bitze l^ijs is
reed®
i
■i'
i ■ ■■
!! ■ ^
O'
-ocr page 17-reeds veranderd ; en zij vloeit nü over vaii uwen
regtmaatigen lof. Wat al vrienden maakt de voor*
fpoed ! Wat al vijanden de tegenlpoed! Het was
altijd zo , en zal altijd zo zijn , in eiken leevens-
ftaat van den ihroon af tot het laagile hutje*---ί
Dog laat alles nu vergeten worden bij deeze jubel·
veranderinge: En och of gij moogt in ilaat zijn^
mijne waardfte Juffer, om u te verblijden in die
goed nieuws ; gelijk ik weete dat gij υ verblijden
zuU^ zo gij ergens toe in ilaat np God bewaa-
re u tot onze gelukkige zamenkoom|l! tn ik zal
den Hemel s indien ik zo mag fpreekeh j verraoeijen
met mijne onophoudelijke gebeden om u naderhand
te bewaaren en re herftellen !
Ik behoeve niet te zeggen hoe zeer ik ijen,,
mijne waarde jonge Lady,
U'üie alt OOS' toégenegene en aan u gébegU
Judith Nortow.
Eene ongelukkige vertraaginge ten aanzien van
de chaife zal maaken ^ dat het Saterdag-^og-
tend worde , voor dat ik u aan mijn gene-
gen hart kan drukken«
IV«
I
-ocr page 18-ÖE HISTÖRIË VAÉ
^Juffer Arab. Harlowe^ ααπ Cl. Harlö-
we;·
Wij hebben zo even vernomen dat gij bij uif«
jftek flegc in ihat zijr. Wij hebben u alle bemind;
dac nooit eeiiig jong menfch .zo be.mint wiero;
Dair zijt gij wel bewull van, Zufter Ksaartje; En
'oij hebt het heel flegt gemaakt -— IVJaar wij kon-
den niet altoos toornig blijven.
Wij hebben inderdaad meer druk van detijdin-
ge dat gij zp heel fl -gt in ftaat zijt dan ik kan uit-
drukken: Want ik kan niet anders zien, öf na dee-
Zii van een fcheidinge (alzo wij verftaan dat uw on-
geluk groocer is geweeft dan uw fchuid, en dat gij;
hoe ongelukkig οοκ^ uzelve gedraag en heBt als zulk
een goed jong fchepzel als gij piagt te zijn) zülJen
wij u nog meer beminnen^ indien het mogelijk zij j
dan ooit. ..
Wees derhal ven getrooil, Zufter Kiaartje eh
wees niet al teneerflagtig----Welke verdrietlijk-
heden gij ook moogt hebben wegens het verdonke-
ren van zulke edele vooruitzigten ; en uit de be-
denkingen welken gij binnen uzeive zak maaken;
övêi
ft
ί
t
r | |
Ί | |
Juffer CLARISSA HÄRLOWE. ïj
over uwen verkeerden ftap, en van wegens het be-
zoedelen van zulk een bekoorelijk charafter daar-,
door, gij zulc 'er geene ontvangen van iemandvan
ons. En als een onderpand van dé gunften verzoe-
Η ninge van uw Papa en Mama, verzekeren zij u
} door mij van Kaaren 2egen en gebéden cèr alléè
uure. ..... : ., ,
indien het eenig« trooft voor ü zal zijn , eri
mijn Moeder vindt dat deeze Brief zo ontvangen
wordt als.wij verwagten (hetwelk wij zullen weetei»
uit de goede uit wer kin ge , die dezelve zal hebbeni
op uw gezontheid) zal ze zelf bij u in de ftad koo-
iTien. OndertuiTchen zäl de goede vrouw , welké
gij zo heel. lief hebt , met alle haaft töt u gezonden
worden; en. zij fchrijft ook bij deeze gelegentheid
om u daarvan te verwittigen; en dat wij alle u we-
der Lief hebt^en. i
.Ik hoop dat gij u zult verblijden over dit goed
jiieuws. Eijlievii bat ons dat te Weeten. koomen.
Uw volgende dankbaare Biief bij deeie geleegent-
Heidt, inzonderheid 20 ze pns het vermaak, geeft
van te verilaen dat gij.op die njeuws. beter zijt ge-
worden, zal met dezelye biijdtfchap (zo niet groo-
ter) ontvangen worden ï welke wij plegten te heb-
ben van. alle uw fraaij-gdchreeven Brieven^ A-
ilieu, mijn waarde Klaartje ! Ik ben
Uw Uefbehhende.Zußer-, en opregte
Vriendin,
Arabella Harlowê,'
i
\ f-
V·
%
Vni. Deei.
Aan zijne Waarde Nigt Juffer Cl α Riss α
Harlowe.
ι . ,
Wij hadden groote fmerte, mijne beminde
Juffer Klaartje, van uwe fout: maar wij hebben
nog grooter, indien het mogelijk zij, doordien wij
verneemen, dai gij zo zeer ongefteld zijt; en het
is ons leed dat de zaaken zo verre gelqopen zijn.
Wij kennen uwe talenten, mijne waarde, en
hoe beweegelijk gij koft ichrijven, als het u maar
beliefde; zó dat niemand u ooit iets kon weigeren^
en geloovende dat gij u op uwe pen verliet, en
weinig denkende dat gij zo ongefteld waart, en
dat gij zulk een geregeld leeven gehouden had, en
20 regt boetvaardig waart, zijn wij ieder van ons,
met uw Broeder en al, zeer ongeruft en moeijelijk,
dat wij zo geftreng geweeft zijn. Vergeef mij mijn
aandeel daarin, mijne waardfte Klaarqe. Ik ben uw'
Tweede Papa^ weer gij. En gij plegt mij lief te
fiebben. ' ρ >
ik hoope dat gij ras in ftaat zult zijn om bui-
ten te koomen, en na eene wijl, als uwe toegee-
vende ouders u eens'kunnen miflen, dat gij voor
eene geheele maand bij mij, zult koomen, en mijn
Jarc verblijden, gelijk gij plegt te doen, Pog in-
) dien
m
IV
I
s?
if f
fe/
38
i;
dien gij, wegens ongefteldheid, niet zo ipoedig
kunt buiten koomen als wij wenfchen, zal ikbij
u in de ftad koomen : Want ik verlange om ü té
zien. Nooit van mijn leeven verlangde ik meei: oni
ü te zien; en gij waart altoos de lieveling van mijii
hart, gelijk gij weet.
Mijn Broeder Antönij verzoekt ^ijne hartlijké
groetenis aan u, en voegt zig bij mij in de tederftè
verzekeringe, dat alles wel zal zijn, en; zo hec
mogelijkis, beter dan ooit; want wij zijn nii ζά
lang zonder u geweeft, dat wij weeten wat heC
zij u te miifen, en dat wij zelf hongeren en dür-
ften, gelijk ik zeggen mag, om u te zien^ en ύ
eens weder in onze harten iü té laaten : Waartiic
gij trouwens hooit zo veri:e verbannen waart, al&
ons leedweezen over den ougelükkigen ftap onè
deed denken, en u gelooven dat gij waarr. üwe
Zufter en Broeder fpreeken beide van u in de ftad
te koomen zien : Zo doet ook mijne waarde-Zufter
üwë toegeevende Moeder.
God herftelle uwé gezondheid, indien hét zijti
wil zij: Anders weete ik niet wat 'er worden wil
van
Uwen waarlijk Uefhehhenden Öom^
-en Tvieeden-Papa ^
Johannes Harlowè^^'
-ocr page 22-λ0 m HISTORIE vam
De Hr. Belford, aan Robert Lovilä^
CE, Schildkn.
Vrijdag Nagi, den 8 Sepu na Tienetj,
>
Ik zal nu het verhaal onzer verrigtingen op-
neemen, daar ik het in mijnen Brief van voorlee«
den nagtgelaaten hebbe, welke de ftervende woor-
den behelsde van deeze onvergelijkelijke Lady.
^ Zo dia als wij het laatft tooneel (zo gezegend
vooi· haarzelve!) hadden zien fluiten, lieten wij
het lighaam over aan de bezorginge van de goéde
vrouwen, welke, volgens de bevelen^ die zij haar
dien zeiven avond gegeven had ^ haar verplaatften''^
in dat laatde huis, in welks bezorginge zij zo veel
kloekmoedigheid betoond had*
In den ogcend, tulTchen 7 en tjuren, kwam
de Colonel, volgens affpraak, hier bij mij. Hij
was zeer ongefteld. Wij gingen te zamërt, verge-
zeld van Juifr. Lovick en juiFr. Smith, in de kai-
roer der overleedéne. Wij konden niet nalaateri
van het bevallig lijk te gaen befchouweni eh ons
te verwonderen over de bekoorelijke ^blijheid van
haar edel weezen. De vrouwen verklaarden dat
zij nooit voorheen den dood zo lieflijk gezien had-
denj en dat zij *er uiting als of zij zoetlijk lag te
fiui-
h
i t
Ψ. {
5
Si.
iluimeren, de kleur zelf niet geheel van haare Wan-
gen en lippen geweeken zijnde.
Ik ontfloot de laade, waarin zij (gelijk ik ia
een en yoorgaenden (a) gemeld hebbe) haare pa-
pieren had weggelegd. Ik berigtede u in mijnen
van voorJeeden Maandag , dat zij des avonds te
vooren een pakje mei drie 2,warte zegels had ver-
zegeld, met dit opfchrift, Dit door den Hr. Bei-
ford open te hreeken , ^o dra ik zekerlijk dood,
hen. Ik befchuldigde mijzelven dat ik die gifteren
avond niet gedaen had. Dog ik was toen weezen-,
lijk onbekwaam om iets te doen.
Ik brak hetzelve diesvojgens open, en vond
daarin niet minder dan Elf Brieven, ieder verze-
geld met haar eigên zegel' in zwart lak, welker eea
aan mij gerigc was.
ik zal hier een affchrift daarvan influiteno
Jan B β l f ο r d., Schildkn,
Zondag-Avond: ^ den 3 van Sej)t^
Mijn Heer,
Ik neeme deeze laatfl:« en plegtige gelegen-
heid waar, om mijne dankzeggingen aan u te her^
haaien voor alle uwe goedheid jegens^ mij, bewee-
zen in een tijd, wanneer ik raeeft onderfteuninge
en befcherminge noodig had.
Een weinig bedenkingen, Ihieeke ik om ver,'
Β 3
(a) Zie D. VlI. Br. xci.
-ocr page 24-Db historie vam
SPPP
^of, van u als gij deezen leeft, als uit den doo-
(flen, indrukbaar voor te houden, mee alle de hare-
iijkheid van eene opregte vriendfchap.
Ten tijde als gij deezen ziilt te zien krijgen ,
zult gij een voorbeeld gehad hebben, zo als ik
derig vertrouwe\ van het troofteÜjk belang eener.
bevreedjgcie confcientie, in de laatfte uuren van
^ene, die, tot het laatfte uur, zal wenfchen om
uw eeuwig welziin. '
De groote tlertog van Luxemburg verklaarde,
zo als'ik wel gehoord hebbe, op zijn doodbed ,
pat hij toen veel liever zou gehad hebben zig met
4e bedenkinge te raogen ophouden, dat hij een
beker koud waters aan een waardig dog arm fchep^
zei in verlegenheid had toegediend, dan dat hij
zo veel veldflagen had gewonnen ais waarover hij
had gezegepraald —— En, gelijk iemand te regt
aanmerkt. Alle de gedagten van wereldfche groot-
heid verdwijnen in dat onvermijdelijk oogenblik ,
waarin der menfchen noodlot bepaald wordt.
Ί
' 'y
1 »
Μ
■
. i·
Indien het dan, mijn Heer, in dat vreezelijk
uur, dus ftae met de overwinnaars van legers, en
de onderbrengers van volkeren, zo gun mij dat ik
met weinige woorden (veel zijn 'er niet neodig>
vraage. Welke in dat tijdftip,de bedenjiingen moe-
ien zijn van diegeenen (indien zij voor bedenkin-
ge vathiuir zijn) die een welluftig en baldaadig
leeven geleid hebben j welker'Bevlijtiginge en wel-
ker oneerelijkfte roem het geweeft is de onnozele
te verleiden, en de zwakke, de onbezorgde, en de
yriendlooze te bederven j terwijl ze die nog vriend-
'^oozer maaken door hunne fnoode verleidingen ?
________ Och! mijn Hr. ßelibrd, overweeg, bedenk.
\t <
ii
i\
i: \
/
t '
r:
»i««»^«- W---»«ijt,__
juffer clarïssa harlowe. ^2 5
en neem dit dog in agt, nu in gezondheid, en in
volle kragt van geeft en lighaam, u die bedenkin-
gen het meeft te ftade zullen koomen -Welk
een ondankbaare, welk een onmenfchlijke, weik
een erger dan beeftlijke roem is dit!
Vervolgens, mijn Heer, moet ik u fmeeken ,
om mijnentiMiUe ^ die tot de noodzaakeJijkheid ge-
dreeven BEN, of zo ais gij het nu gevoegelijkft
zult leezen, geweeß hen^ om u tot Executeur van
mijn Uiterften wil te verzoeken, dat gij dog, vol-
gens die edelmoedigheid, welke ik denke in u
plaatze te hebben, verdraagzaaiöheid gebruiken
wilt omtrent alle mijne vrienden, en bijzonderlijk
omtrent mijn Broeder (die weezenlijk een braaf jong
man is, dog müTchien een weinig te heethoofdig
in zijne eerfte verbolgenheden en opvattingen van
zaaken) indien 'er iets ongeneuglijks, uit hoofde
van deeze Bedieninge, u mögt bejegenen ι en dac
gij u bevlijtigen wilt om vreede te maaken, en al-
Ie partijen te verzoenen ; en wel inzonderheid, dac
gij , die grooten invloed fchijnt te hebben op uw
nog meer heethoofdigen vriend, tuffchen beide
wilt treeden, zo de gelegenheid het vereifche,
om eerdere feiclijkheden voor te koomen-^—.
Want zekerlijk, mijn Keer, die gewelddaadige
geeft mag zig wei te vreeden houden met de on-
heilen , welke hij alreeds heeft uitgewerkt j en bij-
zonderlijk , met de verongelijkingen, metdc fnoode
en fchandelijke verongelijkingen, welke hij in mij
mijner familie heeft aangedaen, dezelve gekwetil
hebbende in het tederfte deel van haare eere.
Voor uwe bewilliginge van dit verzoek heb·^.
be ik reeds uwe herhaalde belofte· Ik vordere
■κ
halven de waarneeminge van dezelve, als van U
aan mij yerfchuldigd: En ic^oon ik hoope dac ik'
daaraan niet" behoeve te twijffelen, was ik egter
gezind dezelve, bi] deeze plégtige, deeze laai-
fie gelegenheid, dus ernftig weder aan te driri-
Ik hebbe u nog een ander verzoek te doen ;
Het is alleen,' Dat heéu believè om, door eenen'
bijzonderen boöde, de ingeflötene JBrieven, vol-
gens derzelver öpfchrifcen, te läaten beilelien. '
En nu, mijn Heer, de vrijmoedigheid heb-
bende van te denken', dac de maatfchappij een
mttig lid verlooren heeft'door middel van 'den or>
gelukkigen ftap,' welke mijn leeven zo ipoedig
heeft tot zijn' perk gebragt; zo güri'rnijte hobpen',
dat ik een nederig werktuig mag zijn in de han-
den der Voorzienigheid, öm een man'van uwe
bekwaamheden te hervormen; en dan Zal ik den-
ken, dat dat verlies meer dan rijklijk aan de wereld
vergoed is, terwijl ik, döor Gods göedhëfd, daar-
bij winnen zal: En ik zal Verder deeZe höope heb*
ben, dat ik eens weder nog gelegenheid za) vinden,
in eene gelukzalige Eeuwigheid, om u te bedan-'
ken, gelijk ik nu bij herhaaiinge doe, voor het
goed dat gij beweezèn hebt, en de moeite die
gij zult genomen hebben , mijn Heer, -aan en
wor ■ ·■ , ^ ' ' ;
ίί
l'v·
Vf
II
■k
ρ ψ
'ι ν"
'r
i
, λ
r
. \
CLARISSA riARLOWEj
De andere brieven zijn gerigt, 4an haaren
\ .....Va.
ί|
juffer clarissa harlowe ij
Vader, Aan haare Moeder , Een aan haare twee
Oomen, Aan haaren Broeder, Aan haare 2ufter,
Aan haare Moeij Hervey , Aan haaren Neef Mor-
den , Aan Juffer Howe , Aan Juffr. Norcort . en
eindelijk Een aan ü , ter voibrenginge van haare
belofte , äaf u een Brief zou gezonden worden,
ah zij ten huize van haaren f^ader zou zijn aan^
gekoomeni--Ik zal deezen laatllen te rug hou-
den tot dat ik kart verzekerd zijn, dat gij beter ge-
fchikt zijt ora dién te ontvangen , dan Tourville mij
berigt dat gij tegenwoordig zijr.
Copijen van deeze alle zijn verzegeld , en
daarop gefchreeven , Copijen van mijne Tien na-
gelaat ene Brieven voor J. Belford, Schildkn, en
gelegd bij den' bondel van papieren aan mijn bewind
overgelaaten, welke ik nog geen tijd gehad hebbé
om te openen. \ '
Geen wonder dat zi}^ terwij! zij in ilaat was,
altoos bezig was mee fchrijven , nademaal zij dus
alleen zedert eenige maanden dien tijd belleeden
konde, welke voorheen, van wegens de kngè da-
gen die zij maakte , zo veele fchóone werken van
haare vingeren deed te voorfchijn koomen. Ik ben
van gevoelen dat 'er nooit eene vrouw zo jong was,
welke zo veel gefchreevên heeft, en met zi5k ee-
ne vlugheid. Haare gedagten fteeds medelooperi-
de, gelijk ik wel gezien hebbe , met haare pen,
ftond zij naauwlijks ooit ftil, en haperde nooit; en
zeer zelden haalde zij de pen door het gefchreeve··
ne, of veranderde hetzelve. Het was eene natuu-
relijke bekwaamheid, welker zij magtig was onder
veel andere ongemeene gaavep.
Ik gaf den Colone] zijnen Brief, en beval Hec-
B 5 rik
r
•·;·-.·^ ■■.■'-ν-'· \v.·..
li
De HISTORIE vam
rik terilond zig gereed te maaken om de andere c©
beftellen.
Ondertuiichen (ons in bec naaft vertrek bege*
ven hebbende) openden wij het Teftament, Wij
waaren beide in het doorleezen van hetzelve zo zeer
aangedaen , dat de Colonel eens afbreekende, het
mij gaf om voort te leezen ; en andermaal gaf ik
het hem te,rug om daarmede voort te gaen; geen
van ons beide in ftaat zijnde om het door te leezen
zonder zodanige tekens van gevoeligheid, welke in
/de fteramen van ons beide te befpeuren waaren.
' JuiFr. Lovick, Juffr. Smich, en haare Waak-
fter, wierden nog meer geroerd, wanneer wij die
artikels lazen, waarin elk van haarlieden bedagc
wordt: Dog ik zal het melden van bijzonderheden
vermijden (uitgenomen hetgeen in den draad van
mijn verhaal te pai koomt) alzo ik ter bekwaamer
tijd u een affchrift daarvan zenden zal.
Dö Colonel gaf mij te kennen, dat hij gereed
was om met mij af te rekenen wegens het Geld en
de Brieven, welke hij van Harlowe-Plaatze had me-
degebragt, waardoor ik in ftaat zou zijn, zo als
hij zeide, om het ftuk der Legaaten van het Tefta-
ment van ftonden aan uit te voeren; en hij wilde
met alle kragt mij op dat oogenblik een papier
in handen dringen betreffende dat onderwerp. Ik
ilak hetzelve in mijn memoiie-boek, zonder daar
in te zien; hem betuigende, Dat voor zo verre
ik hoopte, 4at hij wel alles doen wilde wai: in zijn
vermogen was, om eene letterlijke volbrenginge
van het Teftament te bevorderen, ik hem verzoe-
ken moeft om zijnen raad en bijftand in de üicvoe-
liige van hetzelve,
Haa-
l!
4
ι,ί
.4"jWiH 11 ,
ppp
Haare begeerte om bij haare voorouders be^
graven te worden, maakte een Brief van den vol-
genden inhoud noodzaakelijk, welken ik den Co-
Jonel bewoog om te fchrijven; alzo ik zelve onge-
negen was om (ten minden zo vroeg) bemoeij-
zugtig te fchijnen in de oogen van eene familie;,
welke waarfcbijnelijk niet wenfcht eeni^e gemeen·
fchap met mij te hebben, ' .
Aan Jakob Hari^pwe Jongen^ Sghïldkju
Mtjn Heer,
De Brief, welken de brenger deezes mede-
neemt, zal het onnoodig maaken, vermoede ik,
om u en mijne Coufijns kennis te geeven van den
dood van de qitrauntendfte der vrouwen. Dog ik
ben van haaren- Executeur verzogt, die u metter^.
haail eene copij van haaren Uiterften Wil zal zen-
den^ om haaren Vader bekend te maaken (het
welk ik door middel yan u verkieze te doen) dat
zij in denzelven ernftig begeert om in den grafkel-
der der familie te worden bijgezet, aan de voeten
van haaren Grootvader.
indien haar Vader dit niet wil toelaaten, heeft
zij bevolen dat haar lighaam zou begraven wor-
den op het Kerkhof der parochie daar zij ftierf.
Ik behoeve u niet te zeggen, dat een fpoedig
antwoord hierop vereifcht wordt.
Haa-
-ocr page 30-28 De historie van
Haare Verheerlijkinge begon gilleren namid-
dag, ree miijuuten na ZeiTen,
Ik kan niec meer fchrijven, dan dat ik bea
* ■
li
W. Morden.
I';
\<i
Tegen den tijd dat deeze gefchreeven was,
en met verlof van den Colonel uitgefchreeven,
kwäm Henrik gelaarsd en gefpoord met zijn paaj:d
aan de deur ; eh ik ilelde hem" de Brieven ter hand
aan de familie, nevens die aan Juffr. Norton en
Juffer Howe (te zamen agt in getal)i>te gelijk mee
den bovenftaenden van den Colonel aan den Hn
Jakob Harlowe, en gaf bem bevel om met dezeW
ve den uiterilen fpoed te nraaken^
De CoJonel en ik hebben rouw befteld voor
onszelven en onze knegten, ' ' -
((
. (
f
lif
Be Ht\ Belford, Robert Lp vela-
•1
' De arme Juffr. Norton is hier gekoomeii. Zij
trad aan de deur uit het rijdtuig; en zou van fton-
den aan den trap zijn opgeklommen. Maar Juffr.
Smitb
• y /
mé
'V
■
Juffer CLARÏSSA HARLOWE.
Smith en Juffr. Lovick bij malkanderen, en iii
traanen zijnde, en de eerfte al te fchielijk het
doodlijk nieuws aan de regt-eerwaardige vrouw te
kennen ^eévende, viel zij voor haar voeten ne-
der, in flaauwteni zo dat zij genoodzaakt waaren
haar eene ader-ie openen, om haar tot zigzelve
te brengen, en toe het vermogen öm in uitroepin-
gen uit te berften: En daarop weidde zij uit bij
Juffr. Lovick en mij, die juift binnen trad zo als
zij tot zigzelve kwam ; in den lof der Lady , ftor-
tede haare tréurklagten over dezelve, en voer ge-
weldig tegen u uit: Dog egter wahren haare uit-
vaaringen zo beteugeld, dat ik in dezelve de wel-
opgevoede vrouw bemerken konde, en in haare
treurklagtcn de gechriilende hartftogt, gelijk ik
xeggen mag.
Zij was ongeduldig om het lijk te zien., De
vrouwen gingen met haar boven. Dog zij beken-
den dat zij zelve bij deeze gelegenheid te veel
waaren aangedaen, om haar ten uitérften aandoen-
lijk gedrag te befchrijven.
Met een beevend ongeduld ftiet zij het dek-,
zei van de kift ter zijde. Zij befproeide het aange-
zlgt met haare traanen, en kuile haare wangen en
voorhoofd, als of zij nog in leeven waare. Zij-
was het inderdaad, zeide zij! Haare lieve jong«
Lady! Haar-eigen-?elve! Nog had de dood, die
alle dingen verkeert, de magt om haare beminnelijke
trekken te veranderen! Zij verwonderde zig over
de blijheid van haar gelaat. Zij was öngetwijiFeld
gelukkig, zeide zij, gelijkze aan haar gefchreeven
had dat zij tijn zoude: Maar hoe veeie elendige
fchepxels had zij agier zig nagelaacen! —^
Qe
-ocr page 32-f
m
De braavé vrouw zig beklaagende, dat zij iel-
ve lang genoeg geleefd had om eene van ie ce
zijn- 3
Het was met moeite daè zij haar' overreedden
om het lijk te verlaaten; en toen zij in het naaii
vertrek gingen, voegde ik mij bij haar, en gaf
haar kennis van het gunilig Legaat, hetwelk haa-
ie beminde jonge Lady haar had nagelaaten: Dog
dit vermeerderde eer haare bedroefdheid, dan dat
het die verminderdci Zij behoorde, zeide zij^
in perfoon bij haar te zijn gekoomen; Wat was
de wereld dog voor haar, haare handen wringen-
de, nu het kind van haaren boezem, en van haar
hart, 'er niet meer was? Haar voornaame trooft ^
evenwel, was^ dat zij haar niet lang zou overlee-
ven. Zij hoopte, zeide zij, dat zij zig niet bezon-
digde met dit te wenfchen.
Men kan ligt bemerken uit de gelijkheid van
gedagten in Deeze en andere bijzonderheden, dat
de godlijke Lady veele van haare goede denkbeel-
den aan deeze voortreiFelijke vrouw verfchuldigd
was.
Ik dagt, dat het de arme juffrouw eenig tijd.
verdrijf, en dat niet geheel ongepaft, zou veriee-
nen, indien ik haar ging aanmaanen om zig
zelve van rouwgewaad te voorzien ; alzo hetzel-
ve haar, door eene tijdige en noodige l?e2igheid^
zou opwekken uit dien naaren en vadzigen ftaat
van droefheid, welke gemeenlijk volgt op de al te
geweldige fmerten, waarmede eene zagte natuu-
re gewoon is van een gereeten te worden, op de
cerfte mededeelinge van het onverwagt verlies
eens dierbaaren vriends* Ik gaf haar derhal ven de
5©
der-
f4
α
-ocr page 33-dertig guinies» aan haar eii aan haaren zoon tot
rouw gemaakt; zijnde deneenigen rouw, van wel-
ken de tcftatrix gewag gemaakt heeft: En verzogt
haar om geen tijd te verzuimen mee haar eigen
te bereiden, alzo ik niet twijfFelde, of zij zou het
lijk wel willen vergezellen, indien men toeliet dat
hetzelve naar buiten gebragt wierd.
De Colonel heeft voor om mee de lijkkoets
mede te gaen^ indien zijne bloedverwanten hem
geen nieuwe reden van misnoegen geeven; en hij
zal eene copij van het Teftamenc medeoeemen.
En van zin zijnde om der familie eenige gunftige
indrukzels van mij te geeven, verzogt hij mij dat
ik hem toeliet, de copij van den nagelaaten Brief
aan mij mede te neemen: Hetwelk ik gereedlijk
toeilond.
Hij is zo goed om mij een omftandig berigt te
belooven van alles, wat bij de droevige gelegen-
heid zal voorvallen. En wij hebben eene vriend-
fchap en vafte briefwiflelinge begonnen, welke
het maar mogelijk is dat door em voorval kan wor-
den afgebroken voor het einde van ons leeven.
En dat hoope ik dat niet gebeuren zal.
Maar welke moet de fmerte, de wroeginge
zijn, die de harten van deeze tot nog toe onver-
biddelijke familie zal aangrijpen, op het ontvan-
gen van de nagelaaten Brieven, en dien van den
Colonel met de bekendmaakinge van hetgeen ge-
beurd is I
Ik hebbe de vereifchte Bevelen gegeven aan
een Lijkbezorger, op de onderftellinge dat men
zal teelaaten dac het Lighaam naar buiten gebragt
wor-
I
-ocr page 34-m
\vorde; en de vrouwen zijn voorneemens om dé
kift te vullen mee welriekende kruiden.
De Colone! heeft mij, gedrongen om de Brie-
ven en WiilèJs aan te neemen, welke hij heeft:
medegebragc wegen« de aanzienlijke fommeii, wel-r
ke zedert des Grootvaders dood uit het Gapitaal
der Lady zijn opgeloopep. ,
Ik kon aan Juffr. Norton de affcliriften wel
getoond hebben van de twee Brieven, welke zij
niet ontvangen had door herwaatds te koomen.
i)og haare droefheid behoeft de verzwaaringen
niet, welke het leezen van dezelve haar zou toe-
gebragt hebben* » ~
lif
i
iJ >
fel.:
f
■r.·»··· ■
ïk hebbe eens ,even gekeeken in de copijen
van de nsgelaaten Brieven aan de familie, welke
Henrik naar buiten brengt; Wel te regt mag ik
deeze Lady godlijk noemen. , Zij zijn eer gefchikc
ter vertrooftinge dan tei: befchuldiginge, fchoon
hunne wreedheid jegens haar niets dan befchuldi-
ginge verdiende. Dog waare ik in,de plaatze van
iemand hunner, hoe veel liever zoude ik hebben,
dat zij door de geftrengfte ver ψ ij tingen mijne reke^
ninge had betaald gezet, dan dat zij dus edel
over mij iegcpraale met eene grootmoedigheid,
die geen weergae heefr ? , ^^
Ik zal zommige van dezelve hier in, fluiten,
•welke ik υ verzoeke om zo ras als gij kupt weer-
om te zenden.
mm
VIII.
! J'
ί ! "
mI
t
I
-ocr page 35-juffrr clärissa harlowe. g ^
>. · · ■ ' ■ k ·', ■ -. )
^Jian den Altoos-gëeerden Jakob Harlöw e'^
' den Ouden, Schildkn,
j Met een vreugderijk vertrouwen koomé ηιί
uwe gevrijmoedigde dogter door deeze regels in
tiwe onczagiijke tegenwoordigheid, die niet daa
bij deeze geiegenheid, baüre oogen tot u durfde
opilaen mee de boope qp gunft en vergiffenis; nä-
demaal hec^ als Deeze u ter handen kapmt, buif
ten haare magc zai zijn om u ooit meir misiioegea
te geeven. ■ . , , ν -
En iaatè ik U nii zegenen en danken·, mijnè
gëeerde Papa , ,en u danl^en, gelijk ik fchnjve,
pp mijne kiïieën, voor alle weldaaden, "die ik va®»
uwe toegeevendheid pntvangen hebbei Voor uwe
tedere Liefde te mijvvaards· in de- dagen mijFitr
flappende ounözeiheid : Voor de deuedzaanie
Opvoedinge , die gij mij. gegeven hebt: En voor
de Bekrooning'e van alles, het gelukkig Èindö,
^c welk ik, met de Godiijke Genade ^ door middel
van die deugdzaame Opvoedinge, hccpe dat ik,
ten tijde als gij dcezen ontvangt, zal bereikt heb-
ben. fin laate ik, u fmeeken,. dierbaarceetwaar-,
dige Heer, om indien hec mogelijk is', dé laatftq
Ägt .ongelukkige maandtn uit^^uwe geheugenis i|ic
VIII. Deel. C t®
té wiflchen, en dan zal ik hoopen op eene voor-
deelige nagedagtenis wegens het vermaak, hec
welk gij de goedheid gehad hebt van te fcheppen,
in uwe Clariifa.
Laar uwe arme Boetvaardige, nog al op haaré
knieën, u bidden om verjgifFenis van alle haare fou-
te en dwaasheden; en wel inzonderheid van dieii
heilloozen msfllag, welke haar buiten uwe befeher-
minge iiiet, #
Als gij te weeten kóomt, mijn Heer, dat ik
rooit met mijn wil mij bezondigd hebbe : Dat ik den-
gQheelen tijd door, zedert mijn onheil onherftelbaar
vAerd , in een ftaat van voorbereidinge geweeft
ben : )Dat ik^de fterkile verzekeringen hebbe, dac
de AIm£|gtige mijne ongeveinsde bekeeringe heeft
aangenomen; en dat gij ten deezen tijde Cg^^jj^^
ik nederig dui've hoopen) het middel zult geweeiï
zijn om met Eene het getal der Gelukzaligen te
vermeerderen ; zo zult gij eer reden hebben tot
▼reugde, dan tot droefiieid^ Nademaal, zo ik da
ilrikkenontvloodenwaare, waarin ik verward ben,
.ik, mogelijk die oeiFeningen zou gemift bebben,
welke ik nu aanzie als, zo veele genademiddelsy
mij toegefchikc om mi] bij tijds te fpeenén van ee^
ne wereld, die zig mij aanbood met al te verlok-
kelijke uitzigten : En in 2ulken ,gevall^ (te ligt
mij laaténde vergenoegen met %'ereldjl'h geluk)'
zoude ik mogelijk die gelukzaligheid niet bereikc
hebben, in wejke. ik nu, als gij deezen ,ljeeii, die
vertrouwe ik nederig, (door de Godlijkë Goetl-
heid) mij verbinde, '
Dat de Aimsgtige, ten tijde als het Hem.zal
i" Η
Sit j
f i!
I
\ i
Soed?
i
ftf' ί
ftt
•i\
'Ίίιϊΐΐιί imfül-rj-iiil
-ocr page 37-Juffer CLARISSA HARLOWE; ^
goeddunken, u, mijn Heer, en mijne altoos-ge-
eerde Moeder, na eene reeks van aardfche geluk-
zaü.^heden, van welke mijne ongelukkige fout d«
eeni^e rtoorenis moge zijn (en zeer fmerceïijk,
weece ik, moec die u zijn gevallen) wil overbreng
gvn tot het heuglijk genot van denzelven gelükza-
Jigenrtaat, is de iteeds herhaalde bede, mijn Heer 5
vari
. Uwe nu gelukkige Dogter ^
Clarissa HarloWj?^
Jan de Ahoos-ge'enräe Jufr, Ha'^lowS
Gëeerde Madam ^
De laatiiie maal dat ik de ftoutlièid had yai
aan u te fchrijven, was het met alle de bewuftheid
van eene .bij zigselve overtuigde misdaadige, die
haaren verftoorden regeer om genade en vergiffe-
nis aanroept. Nu nadere ik, door deeze regels i
u met meer vrijmoedigheid ; dog niettemin met de
hoogile maate van eerbied, dankbaarheid en on-
derdaatiigheid. De reden van mijn$ vrijmoedig-
heid zal mijn Brief aan mijn Papa vertoonen i, Eni
gelijk ik nederig op mijne knieën hem om vergif*
fenis bad , zo roepe ik nu, op dezelve ohderdaaïïi-'
c. ■ P
/
-ocr page 38-jtiT ' DE HISTORIE VAN
gejwijze, >u aan om Óe uwe',. van de droefheid ërfi ^
onruil:, die ik u hebbe aangebragt. ,
Mijn hart is door^Vond van fmerte wegenS -
eene ongelukkige roekeloosheid; welke (fchoort
ten 'aanziön der daad zelve buiten mijn wil gefchied>
van het ^oogenblik dac dezelve bedreeven wierd
haare eigene ftraiFe medebragc; en is dezelve ge-
volgd geworden van eene waare en opregte boes-
vaardigheid. . '
God, die getuige geweeft is van mijne ang-
ften, weet^ dat al hoe groot dezelve ook geweeli
zijn, de grootfte van'alle was de angil, welken ik
wiil: dac ik u, Madam, en mijnen Vader mpeft
hebben toegebragt door eenen.ihp, die 2ulk een
affchtiweiijk voorkoomén had m uwe oogen, en
in de zijne 5 trcdweijs in de oögén Van mijne
gehede familie: Een ftap^ zo onwaardig uwer
dogter, en der opvoedinge welke gij haar gege-
ven hadt! \
DogHrj, verraecte ilc^mij cé' fiootpen, heeft
het mij vergeven; en op het oogenblik dat deeze
υ ter handen kooraen zaly vcrtroiiwè ik nèderrg
dat ik mij verblijden zal in de gelukzalige yrugten
zijner vergiffenifle. En laat dit uw trooft zijny .
mijne akoos-gëeerde Mama , dac het voornaarait
einde van uwe godvrugtige iorg voor mij bcïeikc
is, fchoon niet op zodanige virijze als men zo zeer
gehoopt had. _ / A ·
Dat de droefiieid, welke mijn beillooze mis-
flag u^beide heeft aangebragt, de eenige droefheid'
moge zijn, die u ooit zal drukken in dêeze vtfereldl;
- Dac gij lang moogt leeven, Madera, om
Äijo Papa te Öreelén in zijne zorgen, en zijne ver-
kroop
Vf
1' ·
'ί
ί.
Ν
Ik
jopfer clarissa harlowe.
crooftingen te vermeerderen! - Dat de
aanhoudende, en zo het mftgeKjk zij, aanwaffen-
de piigtmaavgheid van mijne Zufter , u gelukkig-
jijk hec verlies vergoede, hetwelk gij aan mij ge-
leeden hebe! En zo wanneer mijn Broeder en zij
van ftaat veranderen, dat het met zo veel genoe-
gen moge 2iin voor u beiden, dat het ü mijne
ergernis doe vergeeten; en mijner alleen gedenken
in die dagen, in weike gij in mij vermaak namt.
En eindeiijk, dat eene gelukkige zaménkooraii
roet uwe vrifgefprokene boetvaardige , in de
eeuwige wooningen, de gelukzaligheid van haar
vergrooten mogp, die door lijden geheiligd reeds,
als deeze uwe handen raakt, zfg«vermeet te zul-
len zijn ^ ^
J^g gelukkige, en voor altoos gelukkige
Clarissa Harlowe!-
Aün Jak ob Harlowe, den Jongenj^
SchiUkn,
't'
Mijn Heer,
Daar was maar een tijd, maar eene gelegen-/
heid, na den rpekeloozen ilap waartoe ik gedree-
ven wierd, dat ik op verfchooninge hoopen kon,
20 ik mijne oogén opOoeg tot u in de hoedanig-
C 3 heii
-ocr page 40-'if dz historie van
r Hl
heid van een Broeder en Vriend. En Ν Ü i? ^^e
tijd, en DEhZE de gelegenheid. Nü, ais-s]
deezen leeft , zult gij u ontfertTien over υ e
iVoor korten ongelukkige Zuiler! NU xulr j^jij haar
haare fouten wei vergheven, gewaande en vv< «^r^n ' -
ke beide.' Er· Ν Ü zult gij üm hiiaK ge^a^u^a's
dac vriendlijk mededogen verleenen, hei^eik gj
haar voorheen geweigerd hebt!
ik fchrijve, mijn Broeder, in άο eerste p'aar-
ze, om van u vcrgiflenis te verzceken vim dc
gemis, vreike mijn ongeSuki^ige ilap aar u, eii a&n
de overige van eene faffiiüe mij zo dierbaar, ge-
geven beeft.
Maagdlijkö' reinheid bt^hoorde 7.\g το re pf-
draagen , dac z? onder geen vcrderki: ge vi».·; j
iNogthans, wanneer gvj m -wö geheele Gebeur'er 's
te weeten koomt, zult gij vcrdtr vind;'u dac 'er
reden tot medeiijdeiR is, zo niet ror meer dan n^e^
delijden , jegens uwe voor konen ongelukkige
Zufter!
O dat de drift niet doof geweefr waare! Dac
misverftand den weg des onderzoeks had wilien in-
ilaen! Dat uw geftreng hart, indien dat zelf al
niet vermurfd kon worden, (met het vermogen re
maatigeïi hetwelk gij over iedereen verkreegen
hadt) andere harten hadde toegelaaten zig in meer
toegeevendheid uit te breiden!
Dog ik ichrijve niet om fmerte aan te brengen.
Ik zou liever hebben dat gij mij nog zondig ag-
tedet, dan dat gij u zeiven zoude benadeeleni met
liet gevolg van mijne vrijfpreekinge. '
Weshalven afllappende van een onderwerp,
hetwelk mijn oogmerk niec was om aan te raakén ?
.f f
ί
IJ
fi 'v lil
(■
ΰ Iii
I j ^
J
fi
Juffer clarissa harlowe;
(want ik Hoope dat ik, bij hét fchrijven van deé-
zen, den geeft van weder-verwijdnge ben te bó-
ven gekoomen) zal ik η zeggen, mijn Heer, dat
mijne volgende beweegreden, om dus voor het
Jaatil en op de plegtigfte vfijze aan ly te fchrijven,
is, U te fmeeken dat gij alle daadlijke wraaknee-
mirige (welke een leeven, zo dierbaar voor alle
uwe vrienden, in gevaar zou mogen brengen)
wilt ter zijde ileüen tegen den man, aan wiens uit-
gewrogre ondeugendheid ik mijn wereld ich bederf
te wijten hebbe.
Want behoort een onfchuldig man zig in
gve» groot gevaar te ftellen met èenen ichuldigeu ?
-— Ja in mser dan even groot gevaar 5 daar
de fchuidige! voor lang gewend is aangeweiddaadi-
ge bedrijven, en in de konilen der beicediginge
aigeregt? ,
Gij zoudt u zeiven hec werk vbn God niet
willen aanmartrigen, die gezegd beeft, Mijne is.
de ivraak, ik zal hep vergelden. Zo gij dat doen
wildet, beeve ik voor het gevolg : Want zal hec
dan niet overeenkoomen met dö Godlijke Regt-
vaardigheid , den vermetekn Onfchuldigen (weike
gij in dit geval zijn zoudt) te iiraffen ifi zijne over-
treedinge ze/ve, en dat vsrel door de hand van den,
zigzehen-verdeedigenden Schuldigen---
Hem fpaarende tot éenen toekoomenden dag van
wraake over zijne op een geftapelde misdaaden I
Laat dan den elendigen deugniet over aan
de Godlijke Regtvaardigheid. Laat de fouc vïn
uwe Zufter met haar verilerven. Ten minften,?
laat dezelve niet verleevendigd worden door bloede'
totinge.. Hec leeven is maar een kort bedrijf op
C zi'm
ί
Μ
ΙΛ
φ.
'Ί
ν
ι
il
pe historie yah
zijn langil genomen. Na verloop van een gerin-
^gen tijd zal het hoofd, nu jeugdig, grijs zijn", in-
dien het dien geringen tijd beleeft: Ën indién dè
Hemel hem tijd Van bekeeringe verleent, waarom
zoudt gij dat niet doen ξ
Bedenk, daarbij, mijn Broeder, v^elk het
gevolg zal zijn voor uwe waarde Ouders, indien
öe fchaidige dèugniet,' welke hpn het verlies vaii
cene Dogter heeft toegebragt, hen insgelijks
ï<wani berooven vah hunne béil:e hoo'pé, een eeni-
gen Zoon, in het belang der familie van meer
waardij gerekend dan verfcheidené Dogters.
Zoudt gij, mijn'Broeder, die angilen willen
vermeerderen , wegens welker veroorzaakingé
(fchoon buiten haai· wil én tegen haar oogmerk tè
^Vege gebragt) gij uwe Zufter zo onverfchoöne^
}ljk houdt? "
Zoek dan niet, bidde ik μ , de kwaade
gevolgen van den miiHag uwer Zuiler vérder uit te
ilrekken. Zijne Confcientie,^ als het Gode behaa-
gen zal die tè raaken , zal fcherper zijn dan uw
degen.' ' ■ ' ··,■.■
' Ik hebbe nog eene andere beweegreden om
op deeze plegtige wijze aan ü tè fchrijvèn : Het
is om u te fmeèken » dat gij dog de wage houdt'
óver uwe driften. De voorffaame fout, waaraan ik"
u fchuldig kenne, is de geweldige' hèftigheiÜ vari
liwen geeft, als gij meent" gelijk te hebben; hét-^
Welk gij meer zoucït hebben , zo die heftigheid ii
ï^iet vervoerde.
Gij hebt verfcheidene maaien uw leeven daar-
iäoor in gevaar gebragt. ' " "
Maakt iemand zig niet aan eene hooge maate
-' ■........ . . j , ^
ti
j
ïi i
1«
Mt
I
i >
'! i-t!
y'
V *
f
t
I
'Ik
'· f
van onregtvaardigheid fchuldig, die gereeder is
om anderen tQgexx tefpreeken, dan om zelve te;·
genfpraak té verdraagen?- Hoe dikwijls he^it, biju, ,
cetie felle heftigheid ver!aaginge voortgebragt ?
Een gevolg dat maar'al te natuureiijk is.
Laate ik u dan waarfchuWen^ waadde Heer,
tegen eene vuurigheid van geeft, eene heftigheid,
die in beweeginge gebragt zijnde, 'en daar'gij ïö
ligt zijt te beweegen, u zou kunnen ftorten in on-
voorziene moeijeüjkheden, en naar welker beteu-
g^linge niet ce tjragten eenigermaare zonde is. God
maake u bekwaam om dit te doen tot u eigen vree-
de en veiligheid, zo voor, het regenwooi^ige als
ΪΠ toekoomende! en om den wil van uwe familie
en vrienden, die alle uw gebrek wel zien, maar
uit tederheid fchroomen daarynn tot u fpreeken!
Wat mij belangt, mijn Broeder, mijne ftraife
is mij wel te pas gekoomen. God gaf mij de ge-
nade om een regt gebruik te maaken van mijn Tij-
dên. Al vroeg had ik berouw. Nooit beminde
i1i den man' half zo veel, als ik zijne daagden häate-
de, toen ik zog waartoe hij bekwaam wns. "
gaf mijn geheel hgrt over aan eene beter hoope.
God zegende mijne boetvaardigheid, èn mijn ver-
trouwen op hem. En hu verniee:e ik mij -te zeg,-,
gen, Dat Ik Gelukκ ig Ben.
Dat de Hemel u bewiäre in vi?tligheid ^ ^c-
ïondheid, en eere, en uw leevèn lang doe duu^
rèn tot een troofi: en ileun vati inve gëeerde Oude-
ren ! En dat ^ij van ilaat verwifielende eene vrouw
moogt vinden', zo behaagelijk voor alle anderer» aIs
vöor u zeiven, en gelukkig worden in. een" ge-
V'eiifcht genagt, zonder eene ClariiTa onder deze!-
(i
I ,
C 5
:4a De HISTOilïE van
te hebben, die uwen trooft met bitter menge ,
wanneer ze u den meeßen trooft verleenen nioeil I
IVIaar dat mijn voorbeeld van nut mag zijn, om
de lieve fchepzels te waarfchuwen, welke ik voor-
maals hoopte te zien leeven ^ en te koeileren,
voor het kwaade waarvan deeze bednegelijke we-
reld vol is ! zijn de gebeden van
ï^we toegenegene 2ußer.^
' Clarissa Harlows^
ι im
Hill
η
F:. \f
f| m
\/ίαη Juffer Η α r l ο w ε.
m ,
Ρ '
jl ®
ν
!
\i ι
Nu moogtgij, mijne waarde Arabella zonder
u door de geftrengheid van uwe deugd te bedwin-
gen , wel eene traan van medelijden Jaaten jvalien
over de voorbijgegaene fouten en het lijden van
uwe voor korten ongelukkige Zufter; nademaal
2e u, JVu^ geen aaniloot meer kan geeven. De
Gpdiijke Genade, welke haar eerft berouw inboe-
zemde (een vroegiijMgherouw w^is hey^ nademaal
het haar lijden al is voorgegaen) over een miffiag,
welken zij nier poogt te verkleinen, fchoon die mis-
fchien wei verkleininge zou kunnen veelen, heefc
nu, op het oogenblik dat gij deezen leeft, zo als
ik nederig hoope, haar met de vrugcen daarvan
gezegend.
ν
Juffer CLARISSA HARLÖWE.
Dus reeds, zelf terwijl zij fchrijfc, in
verbeeldinge, gereinigd en verhoogd, fchrijfr zij
te onbeichroomder aan baarde Ziifter; en is NU ver-
zekerd van vergiffenis wegens alle die geringe ge-
legenheden toe misnoegen , welke haare^onbedcigté
jeugd u moge gegeven hebben; en wegens de on-
, eere, welke haar val op u, en op haore familie
heeft doen kleeven.
Dat gij^ mijne Zuifër, moogt vporrgiien in
die dierbaare en geeerde nabeftaenden, welker t©e-
, geevendheid uwe uicerRe dankbaarheid zo wel ver-
'j3nt, gelukkig re maaken meC die blijmoedige
b'j«'en van pÜgtbiaadgbeid en gei^oorzaaniheid „
welke Hun^ tor nog toe zoaatigenaara, en lofwaar^
d]Tin{7geweei^ zijn! En dac gij, als» u eene be-
kvvaaine gelegenheid za! worden aangebooden om
te huwen ^ op eene waardiger wijze die breuk
moogt vervullen, welke hec verlies, dac zij in mij"
geleeiien hebben, in 5e familie vc-iOOKzaakt heeftf
Dit . mijne Arabella! mijne eenigeZufter,! en
geduujende veele gelukkige faaren, mijne Vrien-
din! bidt /en allervuungilen Die Zufter, welker
genegenheid tot u door geen daaden van onmin,
door geen verkeerde duidinge van haar gedrag,
kon worden uitgewifchr! En die KÜ door lijden
(zo als ze hoopt) geheiligd ^ zig noemt
, 'i " 'De Gelukkigs ■
Clarissa Harlowe.
■I
f-
■
ί
XIL
••w
pi? historie Vh^
'ifian Joannes en Antonij HarlowEj
G'éeerde Heeren^
Als deeze regels u ter hai]den koomen, ziil
uwe voor korren ongelukkige Nigc hec ejnde be-
IfchQUwd hebben van alle Haar moeijelijkheden; en
zo als ze nederig hoopt, zig verblijden'in de berm-
hartigheden van eenen genaderijken God j die ver-
klaard heeft vergiffenis te zullen geeven aan die rege
boetvaardig van harten zijn.
Ik fchrijve derhalven, mijne waarde Opmen,
cn wel aan U Beiden in eenen Brief (nademaaf
uwe broederlijke Liefde u Beide maar als Een per-
foon gemaakt heeft,) om u trooft, en g^en droef-
lÏeid toe te brengen; want, al hoe fel mijne ver-
drukkingen geweeft zijn, zij zijn maar, van korten
duurgeweeil j en ik ben al tijdig (gelukkiglijk zo
ik hoope) gekoomen aan het einde van eene pijne-
lijke reize.
Tevens Cchiijve ik, om u beiden te,danken
voor alle uwe minzaame toegeevendheid jegens
mij, en u om vergiffenis te ilneeken van mijne
laatile, mijne eenige grooce fout tegen u en tegen
mijne familie.
De wegen der Voorzienigheid zijn ondoor-
zoe·
m
y
il- ^
κ.
joffer CLAkiSSA HARLOWE. 45
loekelijli. Vericheiden zijn de middelen, welkè
van dezelve gebruikt worden, om arme zondaars
tot ecne be2effinge van hunnen pligt tè brengen,
dommige worden getrokken door Liefde, anderë
Worden door Schrik gedreevën, tot hunne Godlij-
ke Toevlugt. Ik had mij gednurehdè Agttien jaa-
rén van de Negenden verheugd ih dé günft' eh ge^
iiegeJibeid van iedereen. Geen onrüft nai^èrde
mijn hart. Ik fchèen eenê van die geene tè zijn^
die gefchikt zijn om door de zijden koorden van
Liefde getrokken te worden, -r—-— Maar mis»
/chien , was ik al te ligt gèzind om mijzel^è tè'
verheffen op dé Liefde en gunft van iedereen: Dé
verdiènfte van hét goeddoen, waarin ik mij ver-
maakte , en vän de neigingen welke mij daartoe ge-
geven waaren, en die ik zonder mijn toedoen be-
zat, was ik, miflchien, al te gereed om aan mij-
zelve toe te fchrijven'; en nu, genoopt zijnde om
•Üe oorzaak van mijne tijdlijke rainpen ria te fpoo-
ren, vinde iksdat ik wegens eene heimelijke groots-
heid verdiende geftraft té worden, welke ik niec
doorgrond had : En het was miflchien noodig,
dat éenige fmerteÜjke en vreezelijke onheilen mi|
óverkwamenom deeze mijne grootsheid, deéfzea
mijtien hoogmoed te veröederen;
Mij wierdeii diesvolgens verzoekingen toege-
zonden. Ik deinsde ten dage der beproevinge.
Ä/iijne bedagtzaamheid, waarvan men zo veel ge-
roepén had, wierd gebreklijk bevonden, wanneer-
ze wierd opgewoogen in èene jüifte fchaalé. Ik
wierd bedroogen, kwam ten val, en'wierd eea
fpreekwoord mijner geieliinneii,· en eene fchand-
ylèk voor mijne familie, welke zigmilTchiente veel
(t
ί
ΐ
DE HISTORIE VAM
óp mij verhovaardigd hadden. Bog voor zo verre
mijne fouc„niet ondlond üic een zondigen wil, zo
jA^ierd, wanneer mijn hoogmoed genoegzaam ver-
nederd was, niet cocgeiaaten dac ik (fchoon om-
ringd van gevaaren, en verward in ftrikken) ge-
heel verboren ging: Dog door Jijden gereinigd,
wierd ik bekwaam geraaakc tot de veranderinge,
welke ik NU, ten [ijde als gij déezen zuk ontvan-
gen, zo kortiings, en gelijk ik nederig hpope, zo
gelükkigHjk ondergaen bebbe.'
; Verblijdt u dan met mij, waarde Heeren, dat
ik zo groot een ilorra hebbe afgereeden. Èn het
zij geen ftoffe van leed weezen voor u, dat ik. in
den, bloeij mijner jeugd ben afgefneeden ^ ,, In hec
graf is geen onderzdekinge, „ zegt % wijze
Man,' ,, of wi[ tien of honderd jaaren geleefd heb-
„ ben; en de dag des doods is betert dan de
,, dag dat wij geboorén worden. „^^
. ^ Nog eer^, waarde Heeren,^ ontvangt mijne
èrkehtelijke dankzeggingen voor allé uwe goed«
heid jegens mij^ van mijne vroege kindsheid af^
tot op dien ongeliikkigen dag, ^mijner dwaalinge!
Vergeeft die dwaalinge ί —-1— En dat God
geeve dat wij eeiis gelukkig weder bij elkandéren
mogen koomen in eene zaüge Èeuwigheid I bidt^
i'
'ij
I S I
J %
'Uwe onÏÏerdaarJgps en'·ϋετρΙίρβ·Ï^igt
Clarissa^Har:ï.o we.
ν.:·,
Éggaüs
De Hr, Belford deelt de nagelaatene Brie^
ven der Lad^ aan jtiffi·. Hervey Juffer
Howe, en Jujfr. Norton insgelijks voluit
mede: Dog, alhoewel ieder Brief ïn ßiß
zo ivel als ßofe verfcbeiäen is van de an-
dere; mgtbansy voor zo verre zij oygr
f: hetzelve onderwerp gefchreeven, en taa^
melijk lang zijn^ heeft men gevoegelijk
geagt daarvan ßegts uittrekzels te gee*
ven.
Die aan haare Moeij Hervey is op denzelvea
godvrugtigen en edelmoedigen trant gefchreevea
als de voorgaande, zoekende zij daardoor eer trooft
dan droefheid te verwekken. „ De Almagtige^
,5 höope ik, zegt zij, heeft mijne boetvaardigheid
j, aangenomen en gezegend, en ik ben gelukkige
„ Kon ik meer zodanig geworden zijn, ten einde
„ van hétgeen men een 'gelukkig leeveö noemt
5, van 20, of 10, of 40 jaaren in toekoomendei
5, En wat zijn 20,-of of 40 jaaren, als men daar·»
op te *rug ziet ? Over hoe veel vrienden mögt
5, ik in de helft van die tijdperken, al rouw ge-
j, dragen hebben? Wat al verzoekingen van we-
reldichen voorfpoed mogten mij niet bejegend
, hebben? En in zulken gevalle, hoe weinig waar-
fchijnelijkheid zou 'er voor mij, in aardfche
„ weiluften ingedompeld, geweeftzijn, dat ik in
j, mijn laatft bedrijf zou gezegend zijn geworden
9) met zulk eene Voorbereidinge en Onderwerpin-
„ ge aan Gods wil, als waarmede ik nu geze-
gend ben ? „ '
Vervolgens gaet zij dus voort: ]] Dus veel,
5, Madam, tot trooil voor u en voor n?ijzelve uic
9) deeze bedeelinge. Wat mijne dierbaare Ouders
„ belangt, ik hoope dat «ij zigzelve hiermede zul-
5, len «rooften, dat hun nog veel» zsgenirjgetji
zij^
\
4S De HISTORIE vam '
Jt
'hi
,, zijn overgebleeven, welke wel behooren op êè
5) Weegen tegen de moeijelijkheden, welke mijne
,, dwaalinge^ imn . heeic aangebragt: Dat al hoe
ongelukkig ik geweeft ben mei: de yerilooirtec
y, te zijn van hunne geneugten, zij noóic, voor
„ mijne fout, eenig zwaar onheil ondervonden;
„ Dat verdrukkiagen met geduld verdragen^ in ze·
,, ^ningen verkeeren kunnen : Dat eene onge-
„ Hoorde gelukzaligheid niet te verwagcen is in die
j, leeven s Dat hoe het,ook zij, zij niet hebbéa
5, te treurert, zo als ik my nederig vermeete te hoo-
„ pen, ovêir ^e waarfchijnelijkheid van het eeuwig
verderfhiins kinds: En dat zij,' binnen kortenJ
„ als zij mijne geichiédenis ten vollen te weeteti
„ koómen, tot hunnen trooftbevinden zullen, dac
mijii lijden meer tot mijne eere dan tot mijnd
„ fchande geftrekt heeft.
„ peesje bedenkingen, hoope ik, zullen maa*
„ ken dat hun tijdlijk verlies van maar een kind
uit drie (dgar dezelve ook Jiog in zulke onge-;
lukkige Omftandigheden was) eene ftoffe vatï
grooter trooft dan druk voor hen zal zijn. En!
wel te meer, alzo wij hoopen mogen eens we-
der gelukkig bij een te zuilen koomen, ©m nooit
meer door tijd of pugenoégen gefcheiden té^ ^
■worden. , ^ , = ^ · > . . ,, ·
Zij beiiuit deezpn Brief met eene aanfpnak
aan haare Nigt Doortje Hervey, .welke zij haare be-
lli m ρ eliJkeNigt noemt; en gedenkt met dankbaar-
Jietd aan derzelver deelneeminge in haare verdruk^
kingen. ——— „ Ó.mijne waarde Nigt,' Iaat
„ uw éerelijk hart dog op zijne hoeda zijn teg^
η die vêrléidingeni' wèike ZO heilloos géwèeft zijn
vowr .
Fi)- '^t'
^ti ι
i
39
( ;P
■
f
s
5T
--------μΛΙ"··.·
msm
'li voor ïiiijn tijdlijk geluk!. --— Dac mededogen J
5>
η
Cl
hetwelk gij aan mij beweeft, toom eenezaj^
„ van aart, welke u mogelijk aari ongelukken zoii,
kunnen onderwerpen, indien gij tiw oordeel door
uw oog Iaat oin den tuin leiden. —— Maar
5ï
eene ftfibte waarneemirge van uwen dogterlijkftn.
pligc, mijne waardile Nigt, en de leflCen va« eet
ne zo vQorzigtige Moe4er, als gij het geluk hebé
van te genieten (bekragtigd door züik een dro^!·
vig voorbeeld in uwe eigene familie, als ik gege®
ven hebbe) zullen, twijiteleikgeenzinsj metden
„ Godlijken Bijiland, uwe hoede en veiligheid zijné
De nagélaatén Brief aan Juffer Howe is ten
tjiterften tedéT en vol van hartlijke 'genegenhei^^^
Zij yermasiit haar'op eene zielroerende wijze jjOin
zig te verheugen, dat allé de moeijelijkheden van
3, haare ,CIarifla nu ceri einde zijn; dat dè ftaat van
verzoekinge eh bf proevinge, van twijffel inge en
4, onzekerheid, nu mét haar over is; en dat ze
„ ilrikken gelukkiglijk is ontvlooden, welke ha'arf^r
,, ziele gefpannec waaren: Om zig. dies tè lïieèr te
,1 verheugen , alzo. haare ongelukken van die
„ tuure^waai-én, dat het onmogeJijk was voorhaaf
j, om een maatig geliik in dit leeyèn re gènietenj „ :
Zij „ erkent met dankbaarheid de gunffbewij·
„ zen die ze ontvangen had van Juffr* Howe en den'
Hr. Hickman; en betuigt haar leedweezen over
5, de moeijelijkheden welke zij der eerile, zo wel
„ als haar, had aangebragt; en bidt, dat dl ie de
3, ajirdfche zegeningen, welke zij elkandèren pleg-
,, ten toe te wenfchgn, op haar alleen moèenne^
„ derdaalen. „ ,
I
De HISTORIE van
f - Zlj foieekc haar, „ dat zij den dag niet wil van
de hand (lellen , die de piaatze van eene vrien-
din , die ze in haar zal verlooren hebben , zal
vervullen met al zo waarden vriend, en haar ee-
ne nog naauwer en dierbaarder verbintenis ver-
fchaffen. „
'.. ί ^ Zij betuigt haar, „^ Dat haare keuze (eené keu-
•,, 'ze gedaen^ met de goedkeuringe van alle haare
"i» .vrienden) gevallen is op een opregt, een eere-
lijk', een deugdzaam , en dat nog meer dan dit
i^y alles is, een godvrugtig man ,' een man , die
j, fclioon ingenomen met haare uiterlijke perfoon,
„ nog meer verliefd is op de bevalligheden van
5,- haaren geeft. En daar die bevalligheden ftaag
„ aankweekelijk zijn metdeverrtieerderingederlee-
vensjaaren, welke de vergangelijke des lighaams
9>
·»»
5J
55
>>
■ ■■)
>5
f, doen veiflijten 5 welk een'vallen grondflag, ber
5, fluit zij, heeft de Hr. Hickman dan verkoozen
om zijne Liefde op te veftigen f „
Zij bidt, „ Dat God hen te zamen wil zege-
nen : En opdatdeherdenkinge aanhaar, en aan
hetgeen zij geleeden heeft, hun onderling geluk
niet moge ftooren, verzoekt zij hen om nergens
aan te denken dan aan 't geen ze Nti isi en -dac
'er een tijd zal koomen , die haar weder bij een
zal brengen om nooit meer gefcheiden te worden.
9»
5)
55
5»
f„
„ OndertuiTchen beveelt zij haar der Gc5dlijke
Befcherminge, en belaft »haar, bij de lliefde die
altoos tuiTchen haar heeft plaatze gehad, dat zijniet
al te zwaare rouw over haar draage; en vermaant
haar weder, om na eene rainzaametraan, welke
zij haar wel wil toeilaen te ftorten ter gedagte-
niiTe van haare ongeftoorde vriendfchap-, zfg te
95
51
5»
»5
>5
m
ver-
-ocr page 53-jüFFER CLARISSA HARLOWE. ^
verheugen dat zij Zo fpoedig is afgeloft ; en (3ac
„ zij door haar lijden is gelouterd , en gelijk zij
„ vaftiijk vertrouwt, door Gods goedheid , voor
eeuwig gelukkig geworden.
9>
5>
De nctgelaatefi Brieven aan den Hr. ZO*'
VEL Α CE , en aan den Hr, MÖK-
D EN ^ zullen hier naderhand worden in-
gevoegd : Gelijk ook het zaakelijke van
'äien gefchreeven aan Jufr, NORTON*
> .11
Pe Hr. Β ε l f o rd , aan Róbe r τ L ο νζίλ^
CE, Schildkn,
ï
X
Saterd. Namiddags äeh tepf^
Ik verneeme^ dat gij niet dan. wraak blaail' te-
lden mij , om daC'ik u met zo veel vrijheid behan·
dele; en tegën bet vervloekt vrodwmenfch en haa-
re helfcHè bende.; Ik bekreune mij uwer bedrei-
gingen tegen mijzelven in 't geheel niet. Het is
mijn oogmerk ü te doen gevoelen, I Iet is mij liefdac
ik mijne bedoelinge beantwoord vinde. En ilc
weniche 'er u geluk mede , dat gij uw gevoel nog
niet geheel verlooren hebt.
Wat de vervloekte bende belangt, zij verdien
nen hier wel het vuur waarmede gij haar dreigt,
en het vuur hiernamaals hetwelk voor haar fdiijnfe
D ^ bet
-ocr page 54-befchooren te zijfl. Dog ik hebbe op dit ©ogen-
blik eene tijdinge ontvangen, welke, naar alle waar-
.fchijnelijkheid , u de fcbuld befpaaren zal van de
oude deugniet te jftraiFen over haar aandeel der
boosheid als uwe gelaßigde. Dog indien dat geen
baar gebeure hetwelk waarfchijnelijk ftaet te ge-
beuren, zult gij dan niet fidderen voor hetgeen den
voornaamen werkbaas mag overkoönien ξ
Om u niet langer in onzekerheid te houden ;
gitoenavond , fchijnt het, had het ondeugend
vrouwmenfch zig zo hartlijk gelaaß met haare ge-
liefde vogc, Arrack punch, op kollen van Golonel
Salter, dat zij daarvan bedwelmd den weg niet raa-
men kon ^ maar van boven van den trap viel, en
haar been brak: En nu legt zij, na een vreezelijken
iiagt té fchuimbekken, tè raaskallen , tè brullen ^
in eene brandende koorts, die geen ander vuur be-
hoeft om haar te braaden tot eene fijner enduurzaa-
mer pijn, dan eenige die uwe wraak haar kon aan-
doen.
Het ondeugend fchepzel verzogt mij om bij haaf
te koomen : En op dat ik het aan een gertSeenen
boode niet zou weigeren , zond zij haare fnoode
deelgenoot Saartje Martin ; dié mij niet vindende
aan Soho-fquare herwaards kwamalzo zij ook nog
eene andere boodfchap had, oni vergiffenis te ver-
krijgen van de godltjke Lady wegens de boosheid
door het oud ichepzel aan haar gepleegd,
Deeze gevleefchte duivelin Saartje, verklaart
dat zij nooit van haar leeven zo ontzet geweeft is j
dan toen ik haar zeide dat de Lady dood was.
Zij kreeg haar vlug·zout voor den dag omniet
^ 2Wijin te vallèn 5 en toen ze een weinig tot zig-
^ zel·
Juffer CLARISSA 'HARLOWE. 5$
zehe kwam , befchuldigde zij zigzelve over haar.
aandeel in de verongelijkingen, welke de Lady had
1 uitgeftaen; gelijk zij zeide dat Marijtje Horton ook
f doen zou wegens het haare ; en traanen ftortendé
I verklaarde zij, dat de wereld nooit meer zulk eene'
: vrouw had voortgebragt. Zij noemde haar het cie-
ïraad en de glorij van haare Sexej erkende dat haar
bederf meer re wijten was aan haarlui] aanfiookin-
gen, dan zelf (al hoe onmenfchlijk gi) zijt) aan uwe
eigene fnfiodheid; n^demaal gij meer dan eens ge-
«negen waart geweeil: om haar regt te doen , had-
vden zij uwen baldaadigen geeft niet geliadig op-
^ gezet.
i; Dit ondeugend* ftukje zou wel gaarn geilen
' liehben, dat men haar had toegelaacen om het lijk te
' befchouwen. Dog ik floeg haar verzoek af met
vervloekingen.
Zij kon zigzelve alles vergeeven, zeide zij ^ he-
halven haare fmaadheden der vcrwonderenstvaardi-
ge Lady ten huize van Roeland aangedaen : Nade- ·
ïfiaal al het overige maar was in gevolge van eene
neeringe, waartoe zij vervallen was, zo als zij zig
beroemde, u!t beter verwagtingen, en welke hor-
derden oeffenden zo wel als zij. Ik vraagde haar
niet, door wiens toedoen zij daartoe vervallen-
"Vüaare.
Toen zij weg ging, gafee mij te kennen, dat
de pletteringen van het oud moniler van gevaarlij-
ker gevolg waaren, dan de beenbreuk : Dat men
voor het koud vuur bedugt was; En dat het fnood
wanfchepzel zo veei wroeginge in haar hart heeft,
als zij haare behandelinge van Juffer Harlowezigte
binnen brengt j ea zo ^eeï 'er op gefield is ijmver-
giffenis van haar te verwerven , dat zij verzekerd
dat de tijdinge , welke zij haar heeft te brengen,
haar einde zal verhaaften.
Ik laate alle deeze dingen over aan uwe over-
denkinge.
i/r.^Belford, aan Robert Lovela-
ce, Schildkn*
*
Saterd. Avonds
Uw knegt geeft mij een vrcezelijk berigt van
uwe raazende balftuurigheid. Ik verwondere mij
daarover niet. Dog alzo niets geweldigs van een
langen duur is, durve ik zeggen, dat uwe gewoo-
ne vrolijkheid van hart wel fpoedig uwe uitzinnig-
hsid zal overwinnen : En te meer is dit mijn oor-
deel, alzo uwe vlaagèn in dolle raazernij uitfpatten
(overeenkaomftig met uwe natuurelijke heftigheid)
en niet van'die naargeeiUge zoort zijn , fWraarraede
doffer zielen bevangen worden. '
Om deeze reden zal ik voortgaen.|met aan u
te fchrijven , op dat mijn verhatil door uwe onge*j
fteldheid niet mag worden afgebroken ^ en dat des-
zelfs inhoud u moge vinden^ en u helpen tot na-
denkinge , wanneer gij herfteld zult zijn.
Henrik is weerom gekoomen van het beftellen
.■der nagelaacen Brieven aan de familie en aan Juffer
.. . .. ...... ... .
•tiitf
ΜϋΜΝΗ
-ocr page 57-Howe; en van dien des Colonels, waarin bij Jakoè
Harlowe verwictigc van den dood zrjnei· Zuflér, eö
van haare begeerte om bij haaren Gfootvader be»
I graven te worden.
I Henrik wierd niet in de tegenwoordigheid va»
j iemand der familie toegelaaten. Zi] waaren alle
bijeen vergaderd, fchijnthet, op Harlowe-Plaac-
ze , ter gelegenheid van den Brief des Coloneïs ,
welke hun kennis gaf van den gevaarlijken toeiland
der Lady Ca); en zij troofteden zigaelve , zo ais
Henrik berigi wierd , met de hoopef, dat de Hr;
BJorden haar ihat op het ergft had afgebeeld, mee
I oogmerk om hunne beiluiten te verhaailen.
[ Men kan dan ligt afneemen , v/elke hunne
: droefheid en ontfteltenis mp)ec'geweeft zijn bi] hec
ontvangen van het doodlijk nieuws , hetwelk da
Brieven van Henrik binnen gezonden huLi me-
dedeelden.
Hij bleef daar lang gerroeg om het geheel huis
in verwarringe te zien; dè dienilboodcn de een hier
de ander daar loopende j koimende en hunne han-
den wringende onder het loopen ; de dienftmang-
den inzonderheid; als of'er iemand (de arme JuftV,
Harlowe ongetwijfFeld; en mifichien Juftr. Hervey-"
ook^ in ^aauwte lag.
Iedereen was in zulk eene ontfteltenis, dat hij
geen bevelen van iemand krijgen konde, of be-
werken dat men eenige agt op hem gaf. De
knegten fcheenen eer gezind om hem te verwen-
fchen dan te verwelkoomen —-O monlieur j
O jongman! riepen drie of vier te gelijk, welk
cene heillooze tijdinge hebe gij gebragt! -
(a) Jic het begin van dca cyii. Brief in bcc VIL Deel»
-ocr page 58-> » Zij hielpen hem, zo dra hij het verzöge, aan zijrj
paarde hetwelk zij bij zijne aankoomil mee veel be-
icefdhèid op ftal gezet hadden : En hij ging naar
eene Herberg ; en vervolgde zijnen weg te voet
naar* het huis van JmTr. Norton ; eö vindende dat
zij naor ilad gegaen was , liet hij den Brief, wel·'
Iten hij voor haar had medegebragt, aan haaren
Zoon (een fraaij jongeling); welke, toen hij het.
^oodlijii nieuws hoorde, in een vloed van traanen
uitberiïede ■—— eerfl: den dood der Lady beklaa-
gende, eii daarna uitroepende; Wat, wat, zoüde
dog van zijne arme Moeder worden 1 — Hcé
zou zij zigzelve kunnen opbeuren, wanneer zij bij haa-
re aankoomft in de ftad zou vinden, dat de waarde
Lady , die inet zo veel regt de lieveling van haai,
/ hart was, niet meer in wcezen waare I
Hij ging vervolgens naar het ljuis van Juffer
Howe, met den Brief aan haar. Die Lady, wierd
fceni berigt, ^ bad zo even bevel gegeven dat een
jongman , eens bóeren zoon , ter poft naar Lonw
don zou rijden , om baar tijdince te brengen van
den toeiland haarer wanrde vriendinne , en of zij
zelve met reden kon worden aangemoedigd, door
'een berigt dat zij nog in leevén was, om haar een
bezoek te geeven; alles hebbende bevolen om tot
haar vtrtrek in gereedheid te brengen, als hij weer-
om kwam inet de tijdinge, om welke zij wenfchte
en bad met hqt uiteril qngeduld. En Henrik kwam
juift in tijds om de reize van den knaap te dpèn af-
ilellen. . ^ '
Hij had de voorzigtighei.d, dat hij verzogt de
feamenier of meid van Juffer Howe te mogen ipree-
ken, en deelde haar de doodlijke tijdinge mede, op
Juffer CLARISSA HARLOWE. 57
dat zij daarvan het eeril gewag tnogc maakeii
bij haare jonge Lady. De meid was zelve zo aan-
gedaen, dat liaare oude Lady (die. zo als Henrik
zeide overal te gelijk fcheen te zijn) kwam zien
wat h'aar fchortede; en die wierd zelve ook zo ont-
zet van de mededeelinge, dat zij genoodzaakt w^a"
re om op een ftoel te gaen zitten : O dat lief fchep-
zell zeitie zij —-- En is het hiertoe gekoo-
nien
UI
-Λ
i
h
i
l·?
O mijne arme Naatje!
Hoe zal ik dog bekwaam zijn om de zaak aan mijne
Naatje eeril te openbaaren !
De Hr. Hickman was daar in huis. Hij haa-
üede zig om de oude Lady te vertrooften —-
Dog hij kon zijne eigene traanentiiet binnenhouden.
'Hij vreesde al, zeidehij, toen hijdelaaiftemaalindè
ilad was, dat deeze droevige uitkoomll wel haafl
gebeuren zoude i. Dog weinig had hij gedagt, dat
het zo heel fchielijk zou kpomen ί -- Dog zi}
is gelukkig, daarvan ben ik wel verzekerd , zeide
de deugdzaame Edelman.
Jufii. Howe ging, toen zij een weinig bedaard
was, naar boven, om de tijdinge aan haare Dog·
ter bekend te maaken. Zij nam den Brief, en haar
vlug zout in haare hand. Én 'zij hadden het laatftè
wel van noodeti. Want de huishoudller kwam wel
ras naar beneden fnellen in de keuken, terwijl haar
aangezigt met traanen bedekt was. ' Haare
jonge juffrouw was in bezwijninge gevallen, zeider
zij - En zij verwonderde zig daar niet over —
Nooit leefde'er eene Lady, die eene algemeene ver-
wünderinge en beklag meer verdiende, dan JuiFep
ClariiTa tUrlowe I En nooit wicrd 'cr eene kragti-
D 5 ger
-ocr page 60-1
ob historie van
ger vriendfchap door den dood ombonden , dan
tulTchen dezelve en haare jonge Lady!
Zij haaftede zig heen mee een opgeileken
kaars, en mee veters , om onder de neus van haa-
re jonge juffrouw te branden; waaruit bleek dat zij
nog al in bezwijminge bleef.
De Hr. Hickman gebood naderhand, met zijne
gewoone heusheid , dat Henrik bezorgd zou vi^or-
den om 'er den geheelen nagt te kunnen blijven;
alzo de avond toen begon te vallen. Hij vraagde
hem naar mijne gezondheid. Hij betuigde bij uit-
ilek bedrukt te zijn, zo wel over den dood van de
uitmuntendile der vrouwen , als over de regtmaa-
tige droefheid der Lady , welke hij zo van harren
bemint. Dog hij noemde de verftorvene Ladyeene
Jingel des Ligts. Wij vreesden, zeide hij (herige
dit aan uwen heere) den gezonden Brief te leezen
— Dog dat behoefden wij niet- Het is een
gezegende Brief, van eene gezegende hand ge-
ichreeven!- Dog de trooft , welken zij daar-
mede bedoelt te verleenen, zal voor tegenwoordig,
de fmerte verzwaaren, welke wij alle gevoelen zul-
len wegens het verlies van zulk een voortreifelijk
fchepzel ! Zeg aan den Hr. Belford , dat ik God
danke dat ik de man niet ben, die de onverdiende
eere heeft van zig haaren Broeder te noemen.
Ik weete hoe verfchrikkelijk deeze giOoi€ ver-
anderinge (gelijk ik ze noemen mag, nademaal zo
veele perfoonen daarin belang hebben) u aaridoet.
Ik zou gaarn de bijzonderheden geweeten hebben"
van de mistrooftigheid , . welke de eerile mededee-.
linge" daarvan aan de ^^r/öwci moet hebben toe''
vfc ge.
58
Jr i
ψ
Γ-· -'ί^·^
ί' I
gebragr. Nogthans wie moet zig niet ontfermen
over de ongelukkige Moeder.
Hec Antwoord, hetwelk Jaköb Harlowe m
rug zond op den Brief van Colone] Morden met dö
bekendmaakinge van het overlijden zijner Zufter,
en op haar verzoek ten aanzien van de Begraavin-;
ge , zal u een flaauw denkbeeld geeven hoe groos
hun leed moet zijn. Hier volgt een affchrift ym
denzelven,
i
i-i
S
Jan, Wil l ε μ Μ o r d ε ν, Schildkn^
Sauirä, den^ Sepu
Waards Neef, ^
ik kan geen woorden vinden om uit te druk-
ken hoe zeer wij gekneld zijn van de droevigfte tij-·
dinge, die ons ooit wierd medegedeeld.
Mijne Zuiler Arabella (maar , helaas! ik heb-,
be nu geen andere Zufter) maakte z^g gereed om.
Juffi·. Norton naar ftad te volgen, en ik had befloo-
ten , om haar tot geleide te ftrekken , en het lief
fchepgel eens te hebben gaen zien.
God zij ons allen genadig ! Waartoe fchreef
dog de Doftor, indien haar einde zo nabij was?--
Waarom, gelijk iedereen zegt,'vzond hij zijn Brief
niet eer? --- of waarom in *c geheel niet agter-
gebleeven?
Het verwonderenswaardigft jong fchepzel dat
-ocr page 62-1
De HISTORIE vam
——- Geen een
^ Helaas! mijn
Heer, ik vreeze dat mijne Moeder deezefchok niet
zal te boven koomen-- Zij vak van uur tot
uur télkens in flaauwten, den gantfchen tijd zedere
zij het doodlijk berigt ontvangen heefc. Mijn ar-'
men Vader is de podraga in zijne maag geflagen j en
de hemel weet - O Neef, O mijn Heer! —-—
Ik had niét anders op het oog dan de eere der
familie ; nogthans wordt alle laft mij op den hals
geworpen -- [O die vervloekte Lovelace ! ik
mag verlooren gaen indien hij de welverdiende
wraak ontvliede!] (a) '
Wij hadden begonnen ons zeiven te vermaa-
ken met het denkbeeld, dat wij haar wel hnaft hier
zouden zien ■ Goede Hemel! dat haare
naaftvolgende inkOomil: in dit huis, na dat zij ons
zo fchieiijk en önverwagt verlaateii'' had, in eene
kift moet zijn! ^
Wij kunnen niets te doen hebben met haaren
Executeur (hetwelk ook een vreemde ftap is van
het waard fchepzel!): Hij kan niet verwagten dat
wij daartoe gezind zijn -— nog zo hij een fat-
zoenlijk heer is, zal hij denken om in dien/poft te
ageeren. Gelieft gij derhalven, mijn Heer, een
Lijkbezorger laft te geeven om het lighaam toe
ons naar buiten te voeren.
Mijne Moeder zegt, zij zal altoos ongeluk-
kig zijn, indien zij het lief fchepzel na haar dood
niet zien mag, welke zij niet kon zien bij haar lee-
ven: Wees derhalven zo goed'om te beveelen,
δο
ooit op het doolpad raakte 1
vriend bij zig te hebben I
' , dat
zijn in het affcluifc
(a) Dc woortieh ^us [] in^cflootcn
voor den Hr. Lovclacc uitgelaten.
Juffer CLARISSA HARLOWE.
. dat bet dekzel flegts half toegefchroefd worde
—-- op dat (indien mijne arme Moeder niet
kan bewoogen worden om van zulli een akelig
fchouwfpel af te zien) men haar daarin te wille
moge zijn —--- 2ij was hec troetelkind van
haar hart.
Indien wij haare begeerte weeten ten aanzien
van de begraavenis, dezelve zal ftiptlijk worden
opgevolgd : Gelijk ook alles wat haar Teftamenc
beheift, hetwelk gevoegelijk of redelijk is om te
volbrengen; én Dit zonder tuiTchenkooitoft Van
vreemden.
Wik gij ons , mijn waarde Heer , niet met
■we tegenwoordigheid beguniligen in deezen naa-
-r^nnjd? Eijlieve doe dac; ——- en ontferm
u, en verfchoon, met de edelmoedigheid welke
. aan den Braaven eii wijzen natuurelijk eigen is,
hergeen bij onze lagtfire zamenkoomft is voorge-
vallen, ledereen biedt u zijnen eerbiedigen
dienft. En ik ben, mijn Heer,
Um onuitfpreekelijk bedrukte Neef
en Dienaar^
Ja. Harlövvè, de jonge·
Alle$ ii3at gevoegelijk of redelijk is om te
volbrengen! [herhaalde ik bij den Colonel uit den
bovenftaenden Brief, toen hij mij dien voorlas,]:
Dat is alles wat zij bevolen heeft, hetwelk vol-
bragc kan worden. Ik hoope, Colonel, dat ik
geen gefcHil met hen zal krijgen. Ik wenfche al-
zo min om kennis met ben te maaken, als zij mee
■ i'
ί
mijti HeetV'· inoëc
mij. Dog gij, mijti HeetV'; nioëc ^e hiidde.
■ laar tuiTchen hen en mi] zijn; want ik zal in ieder
' ituk ftaen op eene letterlijke uitvoeringe.' ·
De Colonel was zo goed om te verklaarén,
' äüt hij mij in mijn befluic zou ondeifteünen;
f:
i· !
ί -
linlilMii
iié Uh B&lford, aan Robert Lovèla-'
_ ce; Schildkn, · ^ -
■ ■ ' .'-e . - C, ■ -■^:· -
Sondag-Ogtend^ teZUüren, deniQSepK
' '' ■ ' li
ik blèef ten huize van Smith tot dat ik het
Laatft zag van al wat fterflijk Was aaft de godiijke
-Lady.; v, ^ : : ^ i^y-'-h . ^ , , -
Alzo zij in haai* Teiiament Ringen beiiemd
heeft voor verfcheidene perfoönen, inet haar hair
bm in kryftal gezet te warden^^ zo knipte de be-
drukte Juffr. Norton, voor dat de kift geflooren
wierd, vier keurlijke krullen af, eene van welke
de Colonel nam voör èene diamant-boot, welke hij
zege dat hij zal laaten maaken, en voor zijii hart
draagen ter gedagtenifTe van"zijne Beminde Nigr.
Tuflchen Vierden " Vijf uuren„wiei(i het'lijlt
in de lijk-koëts'gezèr.; %a dat men dè kift eerft, zo
als hec vóornéemen was, gevuld^had met bloeketi
en welriekëndè kruiden , en behoorelijke zorg ge-
dragen om voor te koomen dat het lijk iets leed
(voor het oog) van het ftooteö der lijkkoétze;
Dö
-ocr page 65-De arme JuiFr. Norton is ten uiterfteh onpas-
feliik. Ik gaf bijzonderen laft .aap de raèid van
juffr, Smith (Welke ik bevolen hebbe de goedé
vrouw te vergezellen in eene rouw-charret) om
zorg voor haar te draagen. De Colonel die mee
zijne knegten in hetgezigt der lijkköetze rijdt, zege
dac hij zai toezien dat mijne ordres ten haaren aan-
zien van kragt zijn.
Wanneer de lijkkoets afreed, èa buiten het
gezigt was, floot ik de kamer der Lady toe.ν
waarin alles gebragc was wat haar had toebe-
hoord.
Ik verwagte beibheid van den Colonel te krij-
gen, zo dra hij buiten gekoomen is, door eèrt
van zijne eigene knegten^
ra
De Hrn, Mowbkay, aan. jAii Belfond,
Schïïdkn.
! ''t
VI
η
Üxhriäge^ Sonddg mor ge ^ y uuren.
Waarde Jaiitjé :^
Ik fend u hier ingefloten een Brief van den
Hr. Lovelace,· welke fchoon gefchreeven in d®
vervloekte Algebra, ik weete dat *er zulk een een-
tje is dat zij u den mallen ftaat zal toone waarin
hij is; want hij las ze ons voor mei het air van een
Tra-
I -
-ocr page 66-1
Trageedij-fpeeier. Gij zult daaruic zien J wat de
tlolie vent iiad voorgenoómen om te doen, zqo
we ons alie daar niec tegen gefteld hadden.' Hfj
ging al raetterdaac mee een Sirurgijp van deeze
plaats op weg , om de Lady te doen openen en
balfeme. - De pó'klsen haal mij indien ik
_iiiet volkomen overtuigt ben, dat zoo hij dac ge-
daan had, li'aar hart of van ijzer of vsn marmer
..zou bevonden zijn.
Wij hei)ben Lord M. bij hem gekreege.
'2ijn Lordfchap is ook zeer bedrukt over de doodc
déi-Laciy, 2ijn Zuftér en Nigten, zegt hij, fter-
^ ven bijkans van hartzeer. Welk een gebruij is hier
over een Vrouwmênfch! Wanc als men 'c weir be-
denkt was zij immers niet meer. (
Wij hebben hem een Bèkken-vól zwart ftie-
renblöèd laaten aftappe : en dit heeft hem een
weinig tot bedaaren gebragt. Dog hij dreigt Co-
lonel Morden, hij dreigt tJ wegens uwe vervloek-
te fteeken [Vervloekte lleeken zijn het inderdaat,
Jan!] en vervloekt al de wereld. , zigzelye
mede.
Gifteren avond '■Wiérd zijn rouw (welke vo!-
koomen zo diep is als over een éigen wijf; t'huis
febragt, gelijk ook de rouw voor zijne venten,
rn fchoon het al 8 uuren was, wilde hij die no^
aantrekken, en hebben dat zij hem daarin bok be-
dienden. ƒ ' l\
Iedereen befchuldigt hem van wegens deeze
.Lady. Doch ik zie niet waarom.., Zij was em
llimnie Feeks in haare deugd. Welken aardigen
yent heeft zij bedorven - Hee, Jan! r—-r
Èn haar nabeftaen^e zijn tienmaal meer te befchul·
......■
Ls';
mm
JüFFER CLARISSA HARLOWË
digen dan hij: Ik wi|[ dit wel in hun aller troni)
bewijzen. Indien zij haar kwaalijk konden behang
delen, waarom zouden zij dan verwagten dat hij
haat wèl zou beHandefen?-— Gij, of ik, pf
Tourville, zo we in zijn fchoeneh geftaan haddeft,
zouden ook zo gedi?an iiebben als hij gedaan heefr»
'Zijn alïe nielsjes niet morheen ge^aarfchouwdf
--„ Heeft hij wel bij haar gedaan zo als
„ die Schobbejak Miles deedt aan de boeren dog·^
ter, welke hij mede naar rtad troonde (een aar-?
dig meisje was het bok, juifl; zo eentje als Bobs
„ Roozeknop!) onder voorgeeveh van haar een
5, dienft van kamenier bij een Lady te bezorgen
„- Hij ging met haar op den dril, voor-
„ geevendè dat dè Lady niet t'huis waSt Maak-
„ te Kaar door den drank ligthartig; nam haar toen
,, mee naar de Comediei toen was het te laati
„ weet gjij, om h»ij de voorgewende Lady te gaan:
Toen naar een fpeelhuis : Bragt haar in 't be-
derf, zo als zïj het noemen, en dat allès op
denzelven dag. Hield met haar aan C^en lee-
lijken hond was hij ook!) voor een veertien da^
„ gen of drie weeke; toen liet hij haaf over aan
N,, de genade van het volk van *t >fpèelhüis (zonder
5, een diiijt ergens voor te betaalen); 'die haar al
5, haar kleederen uittrokken, en óm dat^e daar
„ geen dienß wouw neemen^ haar ip de gevange-
5, nisfmeeten; daar zMierf in gebrek, en in wan-
„ hoop! „-Een waaragtigè hiftorij, ge-
lijk gij wek, Jan -- Deeze vent verdiende
verdoemd ce worden. Doch is onze Bob zulk een
fchürk geweèft als deeze? —- En wouw hij
deeze Lady met haar hart van keijfteèn niét
VIIL DeeK É ' trouvjï
>1
I
τ
i
.iXi:
Ρ
i
m
fW
troimt hebben ? - Bus Is hij zeer haav'
hlijkelijk gejußlfifeerd,
Wacrom heeft Wij zig dah van zulke vervloek-
te viefevaafen te laaten kwellen? - Wie
zou gedagc hebben, dat hij zulk een arme bloed
was? daar men hem nu [de pokken voor de bloed-
beuling! ] ftil en ftom ziet zitten in een hoek, als
hij zig vermoeid heeft met zijn trageedifehe maje·
fleic, en met zijne redeneeringe (wie hield ooit
zo verbruid veel van redeneeren als hij 1) en met
een fcheeven bek te trekken tegen zijn fchaaduw
aan de fchutting- De duivel haal mij, zo ik
gedulde met hem heb ί
Dag hij heeft in deze tien dagen geen ruft
gehad: Dats de zaak! -— Gij moet aan hem
Ichrijven; en eijlieve, Jan, geeft hem wat goede
woorden, en 2end hem hetgeen daar hij om
fchrijft, en doet in alles doch zijn zin : Anders zal
^er geen huis met hem te houden zijn^ En maak
dat de Lady begraaven wordt to fpoedig als gij
kunt; en laat hem niet weeten waar.
i Deeze Brief zou gifteren al afgegaan zijn.
Wij zeiden hem dat ze al was afgegaan. Doch
waaren in hoop dat hij daar niet weer na gevraagd
■zou hebben. Doch hij fcheldt dat hij noch geen
antwoord daarop heeft.
Het geen hij zich verwaardigt heeft om uit
.andere van uwe Brieven voor te leezen, heeft
Milord zo nieuwsgierig gemaakt, dat het hem
doet verzoeken aan u om uwe berjgten te vervol-
gen. Eijlieve doet dat: Maar niet in uwhelfch
^rabifch''^ en wij zullen den armen kwant daar-
t van
ir fil
.1
m
ST
van alleen maar το veel te weeten doen, als wij
denken dat gevoeglijk is in zijn tegenwoorφ'geti
tot. , . ·
Ik leef hier een vervlóekt vadzig lanterfan-
tend leeven. Öoor hetgeen ik zo onlangs gezien
heb aan den armen Belton , en hetgeen ik nü zie
aan deezen charmanten vent, zdüde ik wel haaft
ïo krankzinnig, wordeii als hijzelve ; of zo log
als gij, Jan; Dus moét ik nä béter gezelfchap in
de ftad zoeken als één van u béide; Ik . ben
zelfs genoötzaak't om zomtijds wat tè ieezèn tot
niijn tijdkorting; èn gij weet dat ik een vijand
van ieezen ben. Het ftort mij terftond ih ëeÜ
ilaapziekte; eil dan gaap ik èn rek ik als dè düi-
Vel. . , .. . .. „ , ,, . ^
Nogthdns heb ik zo even iii Dryden's iPa-^
lemon en Arcite een .paiTagiè ontmoet, dié
'heel veel gelijkheit heeft met het geval van on-
Bob. Dus luiden éenige van de vèrfen.
i
y Y'
i
ï)e Hr..Mowbraj brengt daarop eenige re^
gels uit dat digt ßuk bij\ waarin een zin-
neloos metifch befchreeve'n wordt, en
maakt de l^ergelljklnge .op; en daarna
zig verhovaardigende op dit zijn m^eßer'
ßuk ^ ze^i hij ^ ' .
Ik moet li zeggen, dat had ik zo vroeg be-
goß: met fchrijvèn als gij en Lovelace^ ik al zo
goeden figuur zou geflaagen hebben als een van u
beiden. Waarom niet ? Maar en Jonge, en Man ge-
worden , ahijdt was ik een vijand yan boekent
Het is zotheid daarom te liegen; Ik hield van ge-
Èi ^oei
-ocr page 70-1
woel, mijn jongetje. Ik was eën vijand vm~dmiU
oor en ; en ik heb in voorgaande tijden meer
jongens van hun boek afgetrokken, als mijn meé-
fter mij daardoor ooit heeft doen vorderen. Schop-
pén en ilaan , fen bogaards-beileelen y waaren έ1
vroeg mijn heldendaaden.
Dog ik ben moe van fchrijven. Nooit vah
mijn leeven' heb ik zo langen Brief gefchreevert.
Äiijn gewrigten van de hand en mijn vingers en
duim doen mij Verdoemd zeer. De pen is ten
minften honderd pondt gewigts. En myn Oögeti «
vallen mij bijkans uit mijn kop op het papier* —.
De kramp kreeg ik maar een minuut geleeden in
ipijn vingers. Voor den blits mee de gans en de
ganfefchagt! Ik wil geen weer lange Brieven fchrij-
ven in een jaar na deezen. Nog een woordje
maar: Wij denken dat de dolle vent wat bijkoomti
AdieUi 1'
De Hr, Lovelace , aan Jan Bèlfo
Schildhu
'U,
RD
Uxbridge, Saterd. den ρ Sept,
Jan Uef\
I '
Ik agce het volftrekt billijk, dat mijne altoos-
dierbave en beminde Lady geopend en gebalfenid
wor-
ËÉiMiiiiHniMii 11 η-
-ocr page 71-JUPFER CLARISSA HARLOWE. 6p
worde. Pac moec van ftonden aan gefchie^en
. van deezen namiddag nog. Uw goede
bekende Tomkins en de oude Anderfon van deeze'
plaacze, welken ik zal medebrengen , zullen de
Chirurgijns zijn. Ik hebbe mee den laatften daar- ·
over al ^efproken. ^
Ik zal coezien dat alles gefchiedï met dat ieco-
rum, hetweJk de zaak , en de geheiligde perfoon
van mijne beruinde vereifcheo.
AÜes wat gedaen kan worden om de ^koor·
0er voor bedervinge te bewaaren, zal dok ge-t
fciiieden. En wanneer zij tot baar oorfpronglijk
ftof zal- wederkeeren, of niet langer bewaard kah
v;orden, dan wil ik dat zij gelegd worde in de graf-
kelder ïDijner familie, tuifchen mijn eigen Vader
en Moeder. Ik zelve ^ gelijk Ά inwendig in mij-,
ïie ziel, zo zal ik ook uitwendig in Ρ6ΓΓ(Χ)η, den
diepilen rouw dragen. Dog haar hart., waarop
ik zulk een onbetwiftbaaren eifch hebbe, waariii
ik voormaals zo veel deel had., en hetwelk ik bo-
ven mijn eigen zal waardeeren, wil ik hebben.
Ik zal h'^tzelve in voorloop bewaaren. Het zal
nooit buiten.mijn gezigt zijii. En alle de korten
der hegraavenijjb zullen ook tot mijn laft koa-'
men. · - '
Niemand immers zal mijn regt tot haar betwis-
ten willen. Wiens was zij dog bij haar leeven/'
Wiens is zij na haar dood , dan de mijne? '-
Haare vervloekte ouders, welker barbaarsheid tegen
haar, ongetwijiFeld, de waare O0r?:aak. van haar
dood geweeft is , hebben haar al larg verzaakt.
Zij verliet dezelve voor mijj. Zij heeft mij derhal-"
ven verkooren : En ik was ha&r ègte man. 'Wat
De historie van
wmm
Η
raakt het 'er aan, of ik haar als een fchelm behan-
deld hèbbe? Moet ik daarvoor nu niet boeten?
Zou zij de mijne niet zijn geworden, zo ik dat niet
gedaen had ? Niemand zal mij betwiilen of dat zou
zij. En heeft zij het mij niet vergeven -—
Jk ben dan dus in ßatu quo prjus ten haaren aan-
zien -—-— Bén ik niet ? -—^ even als of ik
^laar nóoft beleedigd had? Wiens kan ze dan zijn
behalven de mijne ?.
Ik zal u ODtflaen van uw Executeurfchap, en
van alle uwe zorgen.
Nesem wel in agt, Belford, dat, ik u mids dee-
zm metterdaad ontheiFè, en iedereen, van alle zor-
gen en moeiten haar betrefTende. En wat haar
öiterften Wii aangaet, dien zal ik zelyè uitvoe-
ren.
Daar zijn geen artikels, nog huwelijksvoor-
waarden tuflchen ons geweeft; en zij is de mijne,
gelijk gij ziet dat ik ter betooginge toe beweezen
iebbe . Nog kon zij van zigzelve eenige beftel-
lingemaaken, dan zo als het mij behaagde. De
Verdoemenis flae mij dan, zo ik mijn regt niet
doe gelden tegen alle, die 'er zig tegen aankan·»
tenl . " "
Haare ingewanden, indien haare vrienden op
dezelve zeer fterk gefteld zijn, en zig zeer ootmoe-
dig en bedroefd toonen (en zij hebben zelve trou-
wens geen ingewanden, van bermhartigheid al-
thans) zullen aan hen buiten gezonden worden
' Qni geplaatfl: te worden bij ^^are voor-
ouders --- ten zij ze het ianders gebooden heeft.
Want, behalven dat zij niet ter onwaardige aarde
Weid kan worden, zo lang men haar daarbuiten
■ ' "" ^ ' ' ' kan
I ff'
. ■ il
Juffer CLARISSA HARLOWE 7i
kan bewaaren, zal haar Wil in alles volbragt woft
Ik ontbiede ondertuflchen een lok van haar'
hsii'.
ik belnfte u dat gij u niet roert omtrent eenig
gerleelte van haaren Wil, dan op mijn uitdrukkelijk
bevel. Ik wiJ alles zelve beilellen. Want ben ik
niet haar man ? En vergeevinge van haar gekree-r
gen hebbende, ben ik niet de uitverkooren van
haar hart? Wat betekent anders haare vergiife-
nis ?
De twee onverdraagelijke vlegels, die gij mij
hebr to<ige.^onden, plaagen mij tot den dood,' en
zouden mij wel willen behandelen als een kind
voor den leidband. Die verdoemde fchepzels, wat
kunnen zij daarmede dog raeenen,^ Nogtlisnsfpani
die kreupele aap Doleman ook met ben aän. En
zo als ik hen hoore luiileren, hebben zij Lord M.
ontbooden. —— Om mij m bedwang te houden·^
pnderftelle ik.
Wat kunnen 2λ] do^ meenen , met deeze be-
handelinge? Zekerlijk is de geheele wereld bujcèn
mij zot geworden. Zij behandelen mij zo als ie-
der van hen zelve behoorde te worden behandeld.
De geheele wereld is maar één groot Dolhuis.
God verdeige die, en al wat *er in'is, nademaal
nu mijne beminde ClariiTa Lovelape —- niet
meer Harlowe — Vervloekt zij die naam , en
al wie 20 genoemd wordt! *
Waartoe ik aan u fchrijye, ia,
1. Om u te>verbieden, dat gij u bemoeit.met
iets, 't welk haar betreft. Om Morden insgelijks
le verbieden zig daarmede te bemoeijen. Indien
V)
λ O
ï«
I J]
--♦ ij*
^ i
zz ρ» HISTORIE van
het mij wel voorilaet, heeft hij mij gedreigd, en
mij vervloekt, en kwaalijk van mij gefproken —-'
Èn laat heiTi van haar wijken , ' indien hij mijne
^ramfchap mijden wil.
2. Om mij eene lok van haar hair te zenden^
terftond met den brenger deezes.......
' Om Tomkins te befpreeken, dat hij alles
in gereedheid brenge tot het openen, enbaliemen.'
Ik zal Anderfon medebrengen,
' 4.' Öm te niaakeh dat haar Teftament en alles
Jklaar is om van mij gelezen en overwoogen te wór-
den. ' ' '
Ik wil deezen avond nog haar dierbaar hart
in bezittinge hebben; en laat Tomkihs daartoe een
bekwaam glas en voorloop bezorgeni, tot dat ik
voor hetzelve eene gouden kas kan laaten maa-
' Ik wil haare papieren tot mij neem en. En
daar niemand haarer gedagteriifle 20 goed regt kan
doen dan ik, en ik mijzelve niet zal fpaaren, Wié
kan dan beter aan de wereld toonen wat zij ge-
weeft is, eh welk een fchurk diégeen , dié haar'
^waaJijk kon bèhandelen. En de wereld zal dan
ook zien, welke onve'rzoenbaare en bnwaardigö
ouders zij had. ' ' '
Alles zal met duidelijke woorden omftandig
vertoond worden. Daar zal geen' glirnp aan dè
zaak Worden gegeven. Naamen nullen al zo wei-
nig verbloemd worden als Daaden. Want'dewijl
ik daaria zelve de ergfte vertooninge zal maaken,
in regt hetbè om mijzelve zo te behandelen als
niemand anders zal doen; wie zal mij dat dan
'' ......... ' — ^ ^ ■· be-
(Ι
Joffer CLARISSA HARLOWE. 75
beletten ? Wie zal mij rekenfchap, durven afvor:
deren ?
Laat mi} eens weeten, of de verdoemde Ma-
ma nog het voorwerp xij van des'duivels eigene.
Ν wraak--of he? oud^ beeft dood is of nog
1 leeft? Eenig uitfteekend boas ftuk moet ik nogf
uitvoeren. Mijne wraak zal die duivelin, en alle
mijne tegenilanders van de wreede familie der Har-
lowes van den aardbodem uitdelgen. ;,^éheele
honderden van ilagtoiFers behooren opgeofferd te
worden aan de Schimmen van mijne ClariiTa Lo-
: véJace.
Schoon haar Wil in zommige opzigten tegen
den mijnen moge aanloopen, egter verwagte ik
dat ik gehoorzaamd worde. Ik wil de uitlegger
zijn van den haaren.
Naafl: mijnen, zal de haare gehoorzaamd
worden; want zij is mijne vrouw, ien die zal z(?
zijn tot in alle eeuwigheid. Ik wil nooit eene an-
dere hebberi.
' Adieiï, Jan. Ik maake toeftel om bij u te
koomen. Ik belafte u, zo gij eenige waardij ftielc
op mijn leeven of uw eigen, dat gij mij nergens
in tegenftaet, hetwelk mijne ClariiTa' Lovelace bé·»
treft.
Mijn aart is geheel en al veranderd. Ik wee-
te niet wat het is te lachen; te glimlachen, of
vrolijk te zijn. Ik ben oploopende en ongedul-
dig geworden, èn kan geen tegenfpraak veelen.
ik fcbrijva deezen in charatos, 20 p's ik
plegt te doen, op dat niemand buiten u zou wee-
ten wat ik fchrijve. Want nooic wietd eenig
Ε 5 m^VLz
auiiLüii'ii
gienfch zo geplaagd van laftige fchepzels, als ik,
Jl. Lovelack.
I /
m
I
; op een afgezonderd papier in den hoven-
(iaenden geflooten.
Ik moet u berigten, en wel in charafters nog al,
dat ik nu op deeze ftondineenyreezelijkentoeftand
ben. Al mijn breio kookc als een ketel op een vuuri-
gen oven. Ik ftae verbaasd wat duivel dat mij fchort 1
Nooit van mijn leeven was ik zo wonderlijk.
In der waarheid. Jan, ik ben een aller af-
grijzelijkfte fchelm geweeft. En al^ ik ^lle mijne
bedrijven overdenke tegen deeze engel van eene
vrouw, en in haai ^^ godvrugt, de liefde, het
verftand, de fchoonheid , welke, ik hebbe M/>en
vernielen, en het goed, waarvan de wereld dus
door mijn toedoen verftoken is; kan ik zelve wel
de verdoemenis over mij uitfpreeken. Hoe kan ik
dan ergens anders genade verwagteri!
Ik geloove, dat ik u niet zal kunnen verdraagen,
als ik u zie. Uwe verdoemde fteeken en verwijtin
gen hebben bijkans mijne herfens doen draaijen
Dog hier Lord M. zeggen ^e mij, gekoo
men! Hij vaare voor St. Feiten» en die hem ont
Sooden hebbent
Ik weete niet wat ik hebbe, gefchreeven.
Dog haar dierbaar harq en eene lok van haar hair
wil ik hebben, in weerwil yan alle die het tegen-
fpreeken! Want is ze niet de .mijne ? Wiens kan
zij anders zijni Zij heeft geen Vader nog Moeder,
geen
•msm
) '
geen Zufter, geen Broeder; geen Nabeftaenden
dan mij. En mijne Beminde is de mijne^ en ik
ben de haare; Ün dat is genoeg -— Maac
Ach! ^ " ■ ■ " .
Ze is uk.' Be Damp der dood heeft dan dat
licht gehlufll
Baarlippen ^poorten van een kruidhof^ rijk
' van geuren.,
Zijn eeuwig op het flot! nooit zaVt^ helaas h
geheuren
Dat eene leevens-togi daardoor ixeer lugtig
■ fpeeli · ■ ' " ' ' ^ -
En is dat zo? Is dac inderdaad zol --
'Goede God! - Goéde God! —--
t)og zij willen mij niet laaten voortfchrijven.
Ik moet naar beneden gaen tot dien bemoeijal
van een Pair -— Wie duivel heeft hem ont-
booden? > · ..... ^
De Hr» Belford, ααμ Richard Mow-
t ^ β ray, Schildkn,
Zondag, den 10. Sept, 4 mren V namiddags,
Ik hebbe (den uwen met den, ingeflootenen
l yan onzen ongelukkigen vriend ontvargen. ψ
" ' ■" ■ ' b«»
ä . C U
mmmmm^^m
De historie van
ben blijde dat Mllord bij h?m is. Dewijl ik van
gedagten ben, dat zijne uitzinnigheid maar van
korten duur zal zijn i; wenfchtc ik wel gaarn, dat
men hem na zijne herftellinge kon beweegen om
buiten *s lands te gaen. De Hr. Morden, die on-
vertrooilelijk is, heeft uit het Teilament gezien
(gelijk hij trouwens al vermoedde, voor dat hij het
zélve las) dat het geval erger was dan eene ge-
incene verleidinge; en heeft alreeds uiiflagen ge-
daen, dat hij zig, uit dien hoofde, aanmerkt als
ontflagen van zijne beloften aan de ftervende Lady.
gegeven, hierin beftaendè, dat hij haaren dood
niet zou zoeken te wreeken.
Gij moet de herftellinge van zijne gezond-
heid tot de beweegreden gebruiken om hem hiet-
toe te dringen; want zo gij maar iets rept van zij-
ne eigene veiligfieid, zal hij geen voet wijken,
niaar den Coionel eer opzoeken.
Wat de lok hair belangt , kunt gij hem
ligtlijk te vreede ftellen Cals die de engelin' eens
gezien hebt) met hair ten naaften bij van de-
zelve kleur, indien hij daarop verder gezet
zij.
lï.,
Op verzoek van Milord zal ik voortfcbrijven,
wel met mijne gemeene hand; op dat gij lieden
moogt oordeelen, wat gevoegelijk , en niet gevoe-
gelijk is om den Hr. Lovelace tegenwoordig voor
te leezen. Dog alzo ik niet zal nalaaten om van
tijd tot tijd aanmerkingen te maaken, op hoope
van zijn hart té treffen als hij herfteld zal zijn, den^
ke ik dat het beft zal zijn mij nog al tot hem
te rigten j en' daj: als of hij niet ongefteld waa-
re.
De-
-ocr page 79-Dewijl ik geen cijd zal hebben om copijea
üf te fchrijven, en egter begeerig ben om het ge-
heel onderwerp onder mijn oog te hebben, tot
mijne eigene befpiegélinge in toekoomende; zo
moet ik vorderen, dat mijne Brieven ,na e,enigen
'tijd mij worden te rug gezonden. De Hr. Lo-
Veiace weet, dat dit eene van mijne voorwaar-
den is; en hij heeft dezelve tot nog toe opge-
voJgd.
Uw Brief, Mowbray, is een onnavölgelijk
ftukje. Gij zijt een wonderbaar gevoelloos fchep-
zei. Dog gun mij, dat ik u, en den ijdelen los;
bol Tourville, bezweere, om van wegens het-
geen gij gezien hebt in den uitgang van den ar-
men Belton; van wegens de iaazernij van onzen
vriend Lovelace, en de oorzaak derzelverj en
van wegens den vei-fchrikkélijken ftaat, waarin
de rampzalige Sinclair legt; eene onmiddeljke
veranderinge van leéven en zeden aan te van-
gen. Wat mij zeiven aangaet, ik hebbe vaft-
geileld , welke uwe befluiten ook zijn mogéii i
öfn den raad te volgen dien ik geeve.
O mier mljm hanätskeninge.
J. Belfori»;
- ;
XIX;
-ocr page 80-^oo DE HISTORIE VAM
JiöBelford, aan Robert Lovelä··
tEj SchildkÈ,
O Lovelace! Ik hebbe ü een toneel te fchil-
dëren ten aanzien van de rampzalige Sinclair, het-
welk, zo ik het naar waardij kan treffen, u tot ern-
ftige bedenkinge en overweeginge moec bren-
gen, of niéts is daärtoe in ftaat. Ik zal u ordent-
lijk daartoe opleiden, en dat in mijne gewönne
hand, op dat uwe kameraads zo wel als gijzel-
ve in ftaat mogen zijn om het te leezen.
Toen ik den voorgaenden Brief gelezen had;
niet weetende wat ik met mij Zeiven zoii uitvoe-
ren; 'hisrdenkende , én te vergeefs wenfchende
om die géneuglijke en nuttige verkeeringe, welke
ik nu voor altoos moefl: miflen; dagt ik dat ik wel
zou doen itifet een aanvang te maakén van de taak,
welke ik èehigen tijd geleeden befloOten had te be-
ginnen 5 dat is te zeggen, Ter kerke te gäen; en
te zien of ik feenig voordeel kon trekken üit het-
geen ik daar zou hooren. Diesvolgens beiloot ik
om den beroemden prediker te gaen hooren in de
Kerk van St. Jaities. Maar als of de duivel (want
iic befluit zoude ik toen wel bijkans hebben opge-
hiaakt) het van zijn belang rekende om mij in
inijn oogmerk te verhinderen, juift 20 als ik ge-
kleed
I
ittü
-ocr page 81-Joffer CLARISSA HARLOWE. 75
kleed was, krieeg ik een bedoek^ hetwelk mij van
mijn voorneemen aftroki
Vai) wie meent gij dat dit was^ dan van Saar-
tje Martini vergezeld van jufFr. Carterf de Zufter
van de eerelooze Sinclair! dezelve, zo als ik on-
derftelle dat ik u niet behoeve te zeggen, die het
Speelhuis houdt bij Bloötnsbury.
Deeze berigteden mij, dat de thirürgijn., dé
Apotheeker, en de Döétor ^ alle het rampzalig
vrouwmenfch hadden opgegeven; dog dat zij zeH
dej siet te kunnen ilerven, nog geruft zijn § vodt
dat ze mij zag t £n zij baden mij om mee haarlui}
mede te gaen in de koets ^ met welke zij gekoc^
men waaren, indien ik nog éen vonkje van berm-
hardgheid ^ van ChHßelijke bermhartigheid, zo»
als zij het noemden, over had.
Ik Was zeer onwillig om mij van mijn voornee-
men te laaten afleiden door zialk èen önwelkoonï
verzoek, en van volk waarvan ik zulk een afgrij-
een hadj dog ik ging eindelijk evenwel mede, eii
wij kwamen daar tegen Tien uuren. Daar zig zulk:
een ijzelijk tooneel voor mij opdeed, dat de dood
van den armen wanhoopigen Belton, naar mijné
gedagten, daarbij niet te vergelijken is.
Het oud fchepzel had haar been, doör haar
geweld en woede, eens weder van ceridoen fprin-
gen, en had zedert den voorgaenden avond ge-
fchreeuwd^ gefcholdén, gevloekt, dat de Chirur-
gijn haar had aangezegd, dat het onmogelijk was
haar te behouden; en dat het vuur zig'had begin-
nen te vertoonen; zo dat zij, al waare het enkel
om zig over haar eigene ooren te ontfermen, ge-
noodzaakt geweeft waaren om een ander Chirur-
δ'ί«
m
-ocr page 82-gijn te laateii koqmen , op dat die opzetlijk haar,
ichoon tegen zijn oordeel, mögt betuigen, en (een
vriend van den ander zijnde) hem fchijnen te over-
tuigen , dac hij het iluk kwaalijk begreep j en dat,
20 ze maar geduld wilde hebben, zij wel herfteld
kon worden. Dog niettemin was haare vreeze
voor den dood, eu haar afkeer van de gedagten
om te fterven, zo ftèrk, dat haariieder bedrog de
bedoelde uitwerkinge niet had > en zij bleef nog al
raazen, fchreeuwen, vloeken, én, zelf huilen,
meer gelijk een wolf dan een menfchlijk fchep-
zeli toen ik 'er kwam; zo dit ik, den trap op-
ga'ende, zeide, Dit geraas, dit gehuil^ kan im-
mers niet koomen *van de ongelukkige trouw!
Saartje zeide^ dat het van haar was; en verzeker-
de mij, dat het niets te beduiden had bij het ge-
laas, hetwelk zij den geheelen nagt gemaakt had;
en voor mij in haare kamer treedende, Lieve Ma-
dam Sinclair, zeide zij, ftaak dog dit geraas I
Het gelijkt meer naar dat, van een bul, dan van
eene vrouw ! -—— Hier köomt de Hr. Bel-
iford; en gij auk hem doen fchrikken ;en wegjaa-
gen, indien gij op deeze wijze loeit..
Daar waaren niet minder dan Agt van haare
Vervloekte dogters rondom haai- bed , toen ik bin-
nen kwam; eene van haare deelgenooten, Marij-
tje Horton, aan haar Hoofd hebbende; en mi met
Saartje, haare andere deelgenoot, en Madam Car-
ter, zo als zij haar noemden (want zij zijn alle
Madams onder eikanderen) maakten zij een getal
van Tien uit: Alle in een afzienlijk deshabillè, en
zonder rijglijf, béhalven Saartje, Carter, èn Ma-
go
ι \
I«
m
(i ,
JüFFER CLARISSA HARLOWE. ,
rijtje I die haar niet durvende verJaaten, den gehee-
len i^agt^niet te bed geweert: waaren.^ · ίτ
r - ■' De andere Zeven fcheenen maar even, uit deu
bedde te zijn gekoomen, milTchien Opgeftaéti van
haare kalanten in hetvooorhüis, en haareitiagt-rin'·
kelropijerijen , met tronijen , van drie of vie^ aW
thans, waarop het blanketzel gefmolteniwas, effi
^ met ftreekén en.zoomen daarbij neergelöopen;i
dat -dé half-verteerde.blos,een .ruw rimpelig.νδί
ontdekte : .Het hair van [zommige derzei ver: was
van verfcheidene kleur , die aan de looden' kai^ t^
danken hebben^ daat men, het zwart had
maakeni térwijl egter .het· konftig git fterk. Wiéek
voor het natuurelijk faluw : . Dat van anderen be·
plakt en befmeerd met olij en 'po^r; waarin..de
plij de overhand had r Allehinghet haarluij om de Öo^
ren en hals in vermatfte krullen, of uitgeraveldè ein-
den ; en ieder was bij mijtie ink,opraft even zeer in be
weeginge om haar kladdig hair met beide haate han-
den te ftrijken ondër haare nagtmutfen-^.charlotjes^
pipimers *, welke haar alle icheefzaten.^.·'Zij had-
den rälle de fchoenen op de hielen; * zomrnige zondec
jtoufen; alle llegts in haare ondeirokkenr; haare japon»
fien ^ gemaakt om haare wijd uitftaende hoepen te be·
dekken, roinpflomp hangende en haar om de beenen
fingerende; als wel ke aij in haaft maat hadden omge^
flagen, .^zo dr^ ik den trap opkwam;' En de helft der-
zeiver (onaangevuid, fcheef-gefchouderd, vbleeke
Jippige, Ips-ledige fchepzels) zag men nü,,üit ee-r
ne' bloeijénde jeugd, van-ï^i'egentien of^Twintig
miflchien des voorgaenden avonds , veranderden
_ yin..Deel„ , . Τ ,, ^^
.Eciic T^ort van^agtjïMitzcn meelange flippen, bi) dcEßp
gcifcbc vrouwen in gebruik.
m
DE HISTORIE van
lelijke uitgereeten hoeren van Agtén dertig of Veer-
dg jaaren.
Ik ben dies te omilandiger in u het voorkoo -
men te befchrijven, hetwelk deze fchepzels in mij-
ne oogen maakten toen ik in de kamer kwam, om
dat ik geloove dat gij nooit eecige van dezelve^
veel min zulk een geheel rommelzoodje, gezien
hebt, dus onbereid om gezien te worden (a). Ik,
voor mij^ hadze dus nooit gezien; nog zoude daar-
mede nu, waare het niet bij deeze gelegenheid toe-
gekoomen, begunftigd geworden zijn. Zo gij die
gezien hadt, geloove ik, zoudtgij eene ligtekooij
haaten, als eene van Swift's Yahoos, of Virgilius
affchuwelijke Harpyen, die haare vuiligheden
fpuijteden op de tafelborden der Trojaanen ; de-
wijl de lighaaraen van de zulke in haare fchuilhoe-
ken alzo vuil en onrein zijn als haare zielen ---
Haar alzo 2eer haaten, als ik ze haate; en zo zeer
als ik eene regt-deugdzaame en zinlijke vrouw hoog-
sgten, en bijna aanbidden : Want het is voor mij
baarblijkelijk , dat gelijk eene nette en zuivere
vrouw eene engel van een Schepzel zijn moet, zo
ook in tegendeel eene flordebel het onreinile diei
in de natuur is.
Dog deeze waaren de oudile troepen, de keur-
bende; want nu en dan kwamen 'er eenige, ten
getale van een half-douzijn of meer,- beurtlings,
in-
(a) Al wie ooit het fluk van den Dekfn Swift, the Lady s
JDreJfnir·room genoemd, gezien heeft, zal dec7e beichrijvingc
van dift Hr Belförd niet ailecn eene r.atunreUjker ^ maar ook
hetaamdijker jchilderij agtcn lo wel , als meer' gcbilJijkc
d»or bet oogmerk , en door het gebruik 'c wdk daaiva« gc·
taaakt kan worden.
nTi>ffnr--rifiiMi
-ocr page 85-wm
inloopen, van mindere zondaareflen, die ónder dé
andere ftonden, eh jonger waaien dan cenige vaa
He üitgelezene flagorde, dog niec minder affchüwe-
lijk in haar toeitel, fchoón trouwens niet zo veel ver-
fchuldigd zijnde aan liet bepleiilerend Blankeizel;
nogchans doör geen rijglijf onderftut, morfig^ de
lileederen los om het lijf hangende, met hét hait
verward om den kop, alleen in haäre onderfok-
ken, gelijk de voorige, met half-opene oogen^
^luurende en pinkende, met moesjes mal-beplakt,^
geeuwende; rekkende; als of ze de uitwerkzèlé
van hun middernagts gekrioel nog niet hadden uit-
geflapen ; alle in vervolg gewapend met verver·^
ichinge van hartfterkingen (van welke ieder daaif
.tegenwoordig proefde of haar deel nam) onder dé
teftieringe vao de bezigèr Dorcas,_ die dikwijl^
kwam binnen kijken , om tè zien οί haare' dran-
ken wel b'ehöorelijk gegeven en ingenomen wiérdens
Dog toen ik hét oude beefl naderde, Weié
een fchbuwfpel vertoonde zig aan raijne oogen ί
Haar ongeluk 'had haar vleefch niét verdund ^
maar eer, naar liiij dagt, vermeerderd; terwijl woé-
de en felle , drift miiTchien haare fpierige trekkeri
deeden zweliën. Befchoiiw Haar dan, het geheel
omgeploegd bed beilaende met haar dikken drabbi-
gen romp: Haare armen als molenroeden om
hoog fteekende ί haare bree^e handen met geweld
in malkanderen flaende; haare grooié dogen; uit-
puilende en brandend rood, gelijk wij die van ee-
ne falamander mogen onderftellen; haar geklon-
terd grijs hair, oneei-Waardig wegéns haare ondeμr
gendheid (terwijl haare belapte mürs haïf afhing)
om haare dikke ooren en zwarten nek veiipreid^
iii
F a haa-
If
-ocr page 86-w
h-^i
haare faale lippen verfchrokc en geweldig werken-
de ; haare breede kin in eené ftuiptrekkende be-
weeginge ; haar wijde mond, door de zamen-
trekkitige van haar voorhoofd (Hetwelk wél half
in zijne éigene vervaarelijke rimpels fcheen wegge-
zonken; haar tronij alsintweèdeelen fplijtende, en
haare dikke tong affchuwelijk daarin draaijende; hij-
gende, zwoegende, als naar den adem, haare blaas-
balk-agtige eil miskleurige borften beurtlings oprij-
xende tot aan haare kin, en weer daalende buiten het
gezigt, met het geweld van haare ademhaalinge.
Dit was het fchouwfpél, voor zo verre mijné
lierdénkinge mij in ftaat ftelt öm Hec te befchrij-
ven , welk deeze rampzalige aan mijne oogen ver-
toonde, wanneer ik tot de zijde van haar bed na-
derde, omringd, zo als ikzeide, van haare me-
deftandereiTen en dogters, die haar befchouwden
met eene gefronfte vervaarde aandagt, welke meri
•iigclijk kon zien dat meer uit fchrik en zelf-be-
kreuningè (en zeïf-veroordeelinge ook') voortkwani
dan uit liefde of medelijden; als of zij wilden zeg-
gen , Zie eens! wat 'er Van οηέ zelven ten geenen
dage worden moet!
Zo dra als ze mij zag, berilede haarè n'atüure-
lijk zwaare ilem, door haar raazen nog fchorrer
geworden, tegen mij uit : O mijn Hr. Belford f
O Sir! Zie waartoe het met mij' gekoomen is!
-- Zie eens hoe elendig het met mij géfteld is f
-- Zulk eene vervloekte bende rondom mij
te hebben; en niet eene daarvan die zorg voor
niij draagt! Maar mij den trap af te laaten buite-
len , zo verre van de kamer daar ik uit kwamzo
verre van de kumer daar ik meende naar toe te
• gaeri I
■I,
II
Γ V
Vervloekt, vervloekt zij elke zorg,-
ld
j
\ .1
¥ ■
u 5 ,
gaen ί
Jooze duivelin! Dit of nog erger moge het lot ziju'
van iedereene van haar!
En toen vloekte zij en zwoer nog heftiger;
en wel te meer, alzo twee of drie ym dezelve, zig
gingen ontfchuldigen, doordien zij op dien tijd al-
zo wel onbekwaam waaren om op ?ig ^elve te pas-
fen als zij. ' ' ' '
Zo dra zij haar keelgat had opgeklaard door.
de eeden en vloeken, welke haar woed ongeduld
haar deed uitflaen , begon zij op een hpllec en,
klaageJijker trant zigzelve te beweenen. Ê^n hier,
zeide zij ——^— De Hemel verleene mij geduld!
[haare banden in mafkanderen en van een flaendej
ftae ik dus elendiglijk te fterven 1 - aan eep
gebroken been in mi|«e oude,dagend- '«feg-
gerukt door middel van mijne eigene onmaatigheid!.
Het zelf te doen l- Mijzelve re verdoen ί —-—
Geen tijd voor mijne zaaken! Geen tijd tot bilie^-!
ringe! -En binnen weinige ijwren (Och!, —
Och ! —— met nog een ander lang huilend
O---ch! —Γ- Oe . gh —ο! op eene
zoon van gillenden toon uitlpopende) wie weet,
wie kan zeggen, waar ik dan wetzen zal? --
Och! dat ik inderdaad nooit, nooit weezen gehac^
had!
Wat kon iemand tot zulk een ondeugend fchep-
zei zeggen als dit, wiens geheele leeven was.door-
gebragt in de wijdft uitgeilrekte godloosheid, en,
die ongetwijfFeld het bederf van menigten, van zi%
len heeft te verantwoorden? Nogthans zeide Öc
haar, Dat zij geduld moeft hebben ; Dat haar
geweld haar erger maakte:. En, dat, indien zij
F 5 ' ' 'zig
-ocr page 88-DE HISTORIE van
zig bedaaren wilde, zij mogelijk in eene geilelte-
tiis zou kunnen geraakenj die beter gefchikt
was voor haare tegenwoordige omftandigheden.
Wie, Ik? viel zij 'er tuiTchen in; Ik in eene
beter geilekenis .geraaken! Ik^ die nog fchreijen,
nog bidden kan! Nogchans reeds de pijnigingen
der verdoemden gevoele! Wat genade kan ik ver-
wagten ? Wat hoope is. 'er voor mij overig? ——
Daarbij dat lief fchepzel! Die onvergelijiielijke Juf-
fer Harlowe ! Zij, ichijnt het, is dood en weg!
O die vervloekte karei! Hadde hij het niet gedae.n!
Nimmer hadde ik deeze, de krijtendlle van alle
mijne zonden, te verantwoorden gehad I
En daarop hefte zij weder een vreezelijk ge-
buil aan.
En is zij dood ? -- · Inderdaad dood ?
Λ' J
vervolgde zij, wanneer haar gehuil over was ■
Q welke eene engelin hebbe ik door mijn toedoen
van kant gebragt I Want fchoon htJt de fchuld van
dien ondeugenden karei was, dat zij in mijn huis
gekoomenis, nogthans was het de Mijne, ende
Uwe, en de Uwe, en de Uwe, Duivelinhen die
wij alle waa^n [zig kêeiende tot Saarcje, en
IVdarijtje, en riög eene of twee meer] dat hij 'haar
geen regt gedaen heeft! En dat, Dat is mijn
vloek, en het zal de uwe ten geenen dage zijn!
En toen huilde-zij weder.
Ik raadde haar nog al tot geduld. Ik zeide^
dat indien haar tijd zo kort waarè, als zij vreesde,
zij dies te meer haar beft behoorde te doen om zig
te bezadigen : Dan zou zij ten minlten fterven
met meer gemak voor zigzelve - en geruft-
Jbdd van haare vrienden, zotide ik gezegd iiebben
• V.
■HiiiiiiM
/
Juffer CLARISSA HARLOWE. 87
— Maar het woord perven zetted^ haar in
eene felle woede, ^n dus brak zij op mijne re^
den in.
Sterven^ zeidet gij mijn Heer? - Ster-
vend - Ik wil niety ik k^n niet Sterven!
En moet ik dan Ster-
ven ?
Ik weete niet hae ik moet Sterven!
Sterven^ mijn Heer!
Deeze wereld jverlaaten ?
Ik ksp het niet verdraagen! -
bragc U hier', mijn lieer [haare oogen vuur tegen
mij uufchietende] Wie bragt u hier om mij aan te
kondigen dat ik moet Sterven^ mijn Heer? -
Ik kan, ik wil deeze wereld niet yerlaaten. Laac
anderen fterven, die naar eene andere wenfchen.!
die eene beter verwagten! -r- Ik hebbe mijne
plaagen in deeze wel gehad, dog zou van alle toe-
koomende hoope wel willen afilaen, zo., ik 'er na
Deeze maarniet meer zijn mag!^
En daarop huilde zij , en loeideze bij beur-
ten.
Op mijne eere, Lovelace, ik beefde door al-
le mijne ledemaaten j en haar befchouwende dié
Dit fprak en Dus brulde, en het gezel/bhap dat;
rondosn mij was, dagtik meer dan eens dat ik mij-
zelven bevond in een der helfche wooningen.
Ik zal egter voortgaen, en ten uwen befte
beproeven, of ik u. niet maar half Zo veel kan ont-
zetten door mijne befchrijvingen, als ik ontzet
wierd door hetgeen ik zag en hoorde.
Saartjel -Marijtje!.- Zuiler Carter
zeide zij, he^bt gij mij niet betuigd, dat ik wel
weer herfleld kon worden I Heeft de Chirurgijn
mij dat ook niet gezegd I
En wie
\
-ocr page 90-18 De historie van
' En zo kunt gij ook , riep Saartie; Monfieuf
Garon zegt, dat het wel kan geichieden, indien
gij geduldig wilt zijn. Maar, 'gelijk ik u deezari
godlijken ogtend al dikwijls gezegd hebbe , gij
zijt gereeder om tot wanhoope over te ,gaen uit'
uwe eigene' bekommeringen, . dan tröoft té trek-
ken uit alle dé hoope die wij u kynnen gee-
Ven. ■ - ■ ' ■ ; -
Nogfhans , fcbreeuwde de rampzalige, haar
in de reden vallende, zégt de Hr.* Belford niet
(en aan hém hebt gij de waarheid gezegd, fchoon
gij't wi/ niet zeggei) wildti ^egt hij mij niét) dat
ik zal ft erven ? ■ Ik kan hét niet verdraagen ί
Ik kan oe gedagten niet verdraagen van te Ster-
ven I ■ _ ·■ ■ - ■ ■
^ En daarop, hadden niet een half-douzijn te
gelijk haar' bert gedaen om haare gewelddaadigè'
Handen'vaft te houden, zou zij zigzelve geflagen
Üebben, gelijk ze al dikwijls fcheen te hebben on-'
dernbmen , van den tijd af dat de Chirurgijn zig
het woord koud-vuur bij haar had laaten ontval-^
Jèn. V > . ■ \ V, , . ..
fitf ·
Sf:;
i
κ Maar waartoe, zeide ik (mij ter zijden afkee'-
rende tot haare Zufter, en tot Saartje en Mafijtje)
wordt haar deeze hoope gegeven; indien de ge-
liees-heéren haar hoopeloos ftellén ? Gijzoudt haar
maar het ergfl: te kennen geeven, én daaraan moet
'zig dan Onderwérpen; want de dOod is niet te
ontloopen. ■ Indien zij eenige zaaken te beftellen
heeft, niaiin haar äan om daaromtrent befiellinge
té maaken; en beneem haar,' door haar wijs te
jöaaken dat zij wel in leeven kan blijven, terwijl
*0fgeen rédeii'is om dac te verwagten, de gele-
w.
. t
om
gen-
-ocr page 91-genheid tïiet van noodige zaaken te verrigcen.
Geeven de Chirurgijns haar merterdaad over?" ·'
^ ' Ja dog, luillerden zij mij in; Häar zwaar
geftel , zeggen zij, laat geen hoope óvèf. Wi|
hebben beide de Chirurgijns oncboodêö, welkö
wij ieder minuut ver wagten. ' ^
' ' Beide de Chirurgijns (die Franfen zijn; want
JuiFr. Sinclair .heeft Tourville wei hoorén'uitwei-
den in den lof der Franfche Chirurgijns) kwameii
binnen, ^ terwijl wij daarover fpraken. Ik week
naar het verfte einde van de kamer, en fchoof ee-
ne raam op om een weinig lugt te fcheppen, half-
vergeven zijnde van de uitwaaiemingen, welke uit
zo veele Vervuilde lighaamen voortkwamen: het-
welk tnij geen onvolkoomen denkbeeld gaf van
den ftank der gevangen-kotten, welke de omleg-
gende iugt bedervende , dé kerker-ziekte , zo
men't noemt, veroorzaakt.
' Ik kwam te rug bij het bed toen de Chirur-
gijns de breuk bezigtigd hadden; en vraagde hen,
Gf 'er ook nog eenige verwagtinge was op haar
lleeven. . r ■ . .
Een van hen luiilerde mij toe. Dat 'er geene
in 't geheel was : Dat zij met eene fterke koorts
bezet was, welke alleen, in zulk een geftel, waar-
fchijnelijk ώΊ? zaak zou afdoen; en dat het vuur
zrgtbaarlijk was voongeloopen , zedert dac zij
daar zes uuren geleeden geweeft waaren.
Zou men haar door het afzetten kunnen be-
houden ? Haare tijdlijke zaaken en haar geeft heb-
ben 'beide wel noodig om in orde gebragt te wor-
den. Een weinig dagen haar leeven te verlengen;
ρ - ■ 20U
-ocr page 92-DE HISTORIE van
zou mogelijk van dienil voor haar kunnea zijn in
beide opzigcen.
ΐΙ
ί%.1
Zij zeiden mij, dat de breuk hoog aan haar been
was, dat de knie grootlij ks gekneeusd was, dat de
verftervinge zig, naar alle waarfchijnelijkheid, wel
tot halfwege het Femur had uitgeftrekt: En daar-
op mij tuffchen hen beide neemende (terwijl drie
of vier van de vrouwluij zig bij ons voegden, en
luiilerden met opene monden, en alle de tekenen
van onkundige verwonderlngê. in haar gelaat , ge·
lijk die van waanwijsheid zig vertoonden op dac
der konßenaaren) vulden zij bij beurten mijne
ooren met eene ontleedkundige befchrijvinge van
het been en de dije, alle de Ronftwoorden daarom-
trent laatendeailoopen; vTinèi&viTarfus, den ikT*?-
Uitarfhs^ dcTibia^ de Fibula^ de Patella^ het
Os Τ alt, het Os Tibi ie, de Tihialis Poßicus en
Tibialis Anticiis^ naar boven tot het Os Femoris^
tot het Acetahiilum van het Os Ifchion^ den Groo-
icn Trochanter, Glutceus, Triceps, Lïvidus, en
de Kleine Rotators; Kortom, van alle de fpie-
ren, beenderen en kraakbeenen, die het been ende
dije uitmaaken, van de groote toon tot aan de heup;
als of zij mij toonen wilden, dat alle hunne wee-
lenfchap in hunne hoofden niet verder waare door-
gedrongen dan tot hunne monden ; terwijl
Saartje haare hatïden om hoog floeg, met een Gut
zegen mij! Zijn alle Chururgijns zo geleerd ί
i:- i
Dog eindelijk verklaarden beide de bee-
ren, Dat indien zij en haare vrienden wilden
toeftemmen tot het afzetten, zij haar been wel
in een oogenhlik zouden afpoetzen.
Juffer CLARISSA HARÏ.OWE.
Juffr. Carter vraagde, Tot wat einde, in-
dien de operatie ii^^r dog nie? behouden kou-
de?
Pat is wel w.aar, zeiden zij j dog het zou
tot geruililellinge kunnen zijn van de vrienden der
paiiente, dat alles gedaen was wat men had kun-
nen doen.
En dus zou die arme rampzalige gekorven en
gevierendeeld worden, gelijk ik zeggen niag, en-
kel om eene proef te neeruen! Ε,η zonder eenige
hoope van nut uit die operatie, de Chirurgijns
hebben te betaalen voor dat zij haar gepijnigd had-
den I '
Ik kan niet anders zeggen, dan dat ik een
gering gevoelen hebbe van deeze beide heerèn,
welke fchoon zij al vercooninge fchijnen te maa-
ken met hunne leevenswijze, en zig beroemen
niet alleen van Franfche aFkoomii;, maar ook van
Parijsfche opvoedinge te zijn; nooit eetiige zuilen
maaken met hunne praktijk.
Hoe ongelijk zijn deeze aan mijnen eerelijken
Engelfchen vriend Tomkins, een opregc, crnll^g,
verilandig man, wiens konfl: dieper legt dan in
woorden; die zig altoos onthoudc van zwier cn
zweriery; en zig toelegt om te maaken dat ieder·
een zo wel kan oordeelen over hergeen waarmede
hij bezig is , als hij zelve!
Den geheelen rijd dat de Chirurgijns vootc-
gingen in hun ontleedkundig vertoog, brulde en
beide het rampzalig vrouwmenfch op de fchrikke-
lijkilewyze; waaraan die beeren (welke zig be-
toonden van dat zoort van volk te zijn, die niet
aangedaen worden van de kwaaien welks zij niet
DE HISTORIE vAti
gevoeten) zig niet meer ftoorden, dan dat zij hmr
ne ftem verheften om gehoord te worden^ naar
dat zij de haare verheite - Baarblijkelijk
zig meer bevJijtigende om verder bekend te wor-
den, eh het denkbeeld van hunne ervarenheid
vöört te planten, dan om te letten op het geroep
van het arm fchepzel, tot welks hulpe zijgeroepen^
waaren; fchoon zij door dit middel zelf, geiijk
de hond met zijne fchaduw in de fabel, van bei-
de hunne oogmerken bij mij verfteken wierden 5
want nooit wierd ik miileid in eenen ftokregei,
welken ik al vroeg gemaakt hebbe, te weeten,
tiat de flilfte waters de diepße gronden hehlen,
terwijl de borrelende ftroom deszelfs ondiepte al-
leen aan den dag legt; en dat daar fteenen of keij-
én zo na aan de oppervlakte leggen , zij de befte
plaatze aanwijzen om een rivier droogsvoets door
£6 waaden.
Alzo niemand luil had om het ongelukkig,
fchepzel tej kennen te geeven, hetgeen ieder be-
dugt was dat volgen moeft, en hetgeen ik door
de Chirurgijns wierd overtuigd dat wél haall ftond
te volgen, nam ik op mij om haar haar vonnis
aan te kondigen. Weshalven, toen de operateurs
waaren heen gegaen, ging ik aan de zijde des
beds zitten, en zeide, Koora, JufFr. Sinclairlaa-
te ik u "raaden om dit fchelden te ftaaken op dé
zorgeloosheid van die geenen, welke ik merke dat
óp dien tijd geen zorg konden draagen voor zig-
zelvej en nademaal het toeval gebeurde, en niet
kan verholpen worden , om te befluicen u daar-
naar te fchikken 20 goed gij kunt. Want al dit
geweld niaakt de ziekte maar dies te feller, én
i
m
kl
m
iÜ
-ocr page 95-gij zult waarfchijnelijk in raazérnij vemlleiii, zp
gij u daarin toegeeft·, welke u berooven zal van
die reden, welke gij op ,het naarftigft behoort te
gebruiken, voor den tijd dat die ü verleend ma^
worden: ... . ,
Zij wendde haar hoofd naar mij, en mij hoo·
rende fprèekén met eenè ernftige flemy en een.
alzo ernftig uoeezen ziende ainneémen, wierd zij
bezadigder en aandagtigèr*
Ik ging toén voort ^ haar betuigende, dat het
mij lief was, üit eenige uitdrukkingen van haar,
te bemerkèn ^ dat zij bekommerd was wegens haar
Voorgaende kwaalijk aangelegd lèeven, en bijzon-
derlijk wègèns hèt deel dat zij gehad had aan het
bederf van de voortreiFelijkfte vrouw op,aarde:
. Dat indien zij zigzelve bedaard wilde houden, en
zig gedüldig onderwerpen aan het gevolg van een
onheil; dat zij zigzelve had op den halze gehaalci,
het nog mogelijk gelukkig voor haar zou kunnen
zijn. OndertuiTchen, vervolgde ik, zeg mij eens»
bedaard èn bezadigd., waarom gij zo begeerig
waart om mij te zien ?
Zij fcheen in grootei verwarringe van gedag-
ten te zijn, en draaijde haar hoofd herwaards en
derwaardsi en eindelijk, na veel haperens, zeidè
zij, Helaas mij elendige! Ik weete naauwlijks,
noaahoe ik u verzogt te loomen. Toen ik ont-
waakte uit de bedwèlminge van mijne dronkenfchap,
én vond in welk een vervloekten ftaat ik was,
wierd ik van mijne confcientie geteifterd, en zou
wel elke ftroo hebben aangegreepen, als iemand
die in gevaar is van verzuipen. Ik begeerde ie-
dereen wie ook te zien, buiten die geenen ■ welke
94 DE historié vam
ik bij mij zag; ieidèreen die ik maar dagt dat mij
trooft yerieenen konde. Nogthans konde ik ook
geen trooft van U verwagiren; want gij hadc u
toe mijn vijand verklaard, alhoewel ik u nooit leed
gedaen had : Want wat raakt u Juifer Harlowe,
'Jantje? op haar ouden toon door haare neus dreu-
nende. -;— Dog zij is gelukkig! —-
'Maar och lacy! wat wil van mij worden ?
Zeg mij egter (want de Chirurgijns hebben u bui-
ten twijffei de waatheid gelegd) zeg mij eens,
Zal ik ook Wel weer bebr worden ? Kan ik wel
^F/eer tot herftellinge koomen ? Indien dat kan ge-
fchieden; zal ik een nieuwen lëevensloop aanvan-
gen : Dat zal ik, zo waaragtig als ik hoope, za-
lig te worden. Ik zal u alle verzaaken, : .., ■
geen uitgezonderd van u [in 'c rond kijkende] eÄ
allés wat ik kan liijeen raapen, en een boetvaar-
dig leeven leiden; en als ik fterve, het alles tot lief-
daadige gebruiken maaken —-Dat zal ik, bij
tiiijne ziel —-- Tot een duit toe aan werken
van liefdaadigheid befteeden. ^-— Dog voor
ditmaal nog;, haaredraaijende Oogen en gevouwen
handen om hoog flaende (met een fcheef-mond-
trekkenden ernft, waartoe ieder ipier en trek van
haar gelaat mede werkte) voor dit maal nog —^—
Goede God des hemels en der aarde, maar voor
deeze eene reize! voor deeze eene reize! die
woorden vijf of zes maaien herhaalende, fpaar dog
uw arm fchepzel, en alle uüren Van mijn leeven
zullen in beroüw en boetvaardigheid worden door-
gebragt: Bij mijne ziel; dat zullenze!
Minder heftig! een weinig minder heftig! zéi-
ae ik —--Het paft mij niet, die zulk een on-
!t
ge-
^. }
Hill
-ocr page 97-m
Juffer CLARISSA HARLOWE. 5^5
gebonden leeven geleid hebbe, als gij maar al t®
we! weet, qiu toe u op eenen beftraffenden iran^
te fpreeken, en u de ongeregngheid ^νοοΓ oogen
te houden, waarin gij geleefd hebt, en hoe veele
zielen gij hebt helpen ten bederve brengen. Dog
daar gij in zulk een boetvaardigen ftaat zijt, in-
dien ik u mögt raaden, zoude ik een braaf Predi-
kant ontbieden , wiens zuiver gedrag en zeden
mogen toelaaten, dat alle deeze dingen met meer
becaamelijkheid van hem ^ dan ze Vah mij kunnen
koomen.
Hoe, mijn Heer! Wat mijn Heeri mij in dè
reden vallende; EenfPaftoor ontbieden! ■ '
Dan denkt gij inderdaad dat ik iterven zal ί Dan
denkt gij dat 'er geen hoope meer over kan zijn!
--Een Paftoor, mijn Heer!---- Wie
ontbiedt een Paftoör, zo lang 'er nog éenige hoo-
pe overblijft ? -Het gezigt van een Paftoor
zou onmiadelijk de dood voor mij zijn!- Ik
kan, ikkannietfterven! - Spreek mij daar in *c
geheel niet van!--Wat! Sterven! ^----
Wat! afgefneeden te worden in het midden mij-
ner zonden! i
En daarop begon zij weder uitzinnig te tie-
ren.
Ik kan het niet verdraagen, zeide ik, met
een vergramd weezen van raijn ftoel opftaende,
dat ik een redelijk fchepzel zig zo buitenfpoorig zie
gedraagen! -Zal Jdeeze ongeiluimheid , dunkt
u, de zaak verbeteren ? Zal dezelve u iets baaten I
Zal het niet eer het leeven verkorten , hetwelk
gij zo zeer begeerig zijt ora te verlengen, en u
van de eenige gelegenheid betooven, die gij ooic
kunc
J :
iü...
De HISTORIE VAM
kunt krijgen 5 om uwezaaken voordeeze en de tofii·
koomende wereld in orde re brengen ? —Df
Dood is flegts het gemeen , lot van allen ? En
zal die wel haaft het uwe worden, haar aanziende^
J)et zelve zal ook het uwe, en het uwe^ en hei:
uwe worden, met eene Üerke ftem fpreekende, en
mij keerende toe elke der beevende duivelinnen
die rondom haar .ftonden [Want zij iidderden alle
op mijne'geweld ige aanfpraak] en ook het mijne»
En gij hebt reden om^ dankbaar te zijn, mij weder
tot haar wendende, dat gij niet zijt omgekoomen
onder het pleegen zelf van die onmaatigheid,, weU
ke u hierioe gebragt heeft : Want het kon al z(f
wel uw nek als uw been geweeft zijn; en dan hadc
^ij de gelegenheid tot berouw niet gehad ^ die
gij nu hebt —- En, de Heere zij u genadig I
in welken Siaat zoudt gij dan mogelijk ontwaakt
Daarop hefte het rampzalig fchepzel een ver-
ward en verfchrikkelijk gehuil op, hoedanig ik
nooit voorheen had hooren voortbrengen, als of
zij reeds van de pijnigingen der-helle waare aan^
gegreepen; en iedereen half-vervaard ziende, eri
dat ik. beweeginge maakte om weg te gaenO ont-,
ferm u mijner, ontferm u mijner, mijn Hr. Bel-
ford,.riep zij, haare woorden door ζ waare iugten
afbreekende —^—Ik merke, dat ik naar uwe ge»
dagten ilerven zal? ——En w^/ik, en waar
ik binnen weinige uuren zal zijn - Wie kan
dat zeggen? . ,. . ......... ,
Ik betuigde haar, dat het te vergeefs'was
haai te vleijenIk was van gevoelen ^ dat zij
niét van zou opkoomen.' j . ^^
m
.1
Ί
Ifi '
L·.. J
97
Juffer GLARISSA HARLOm
Ik ftond haar weder geraaden te hebben otè
tiÏiaren geeft te bezadigen, en haar beft te doen
om zig aan haar lot te onderwerpen, en een goed
gebruik te maaken van de gelegenheid die haar waè
overgebleeven; dog deeze verklaaringe dreef haac
tot het uitzihnigft getier. Zij zou haar hair uit
het hoofd gefcheurd, en haare eigen borft gefla-;
gen hebben , hadden zommige der wanfchepzelen
haare htinden niet met geweld gehouden, terwijl
andere haar zo vaft ter neder hielden als zij kon-
den, op dat zij haar nieuw-gezet been niet weder
niogt van een doen fpringen : Weshalven ik zien-
de, dat zij voor raad onvatbaar, en in eene vol-
ilagene uitzinnigheid was, tian Saarije Martin zei-
de, dat ik het in het vertrek niet langer hairdeä
konde; en dat het beft dat zij konden doen, waS
een Predikant te haaien om een gebed bij haar te
doen, en met haar te redeneeren, zo dra zij daar-
toe bekwaam zou zijn.
En dus verliet ik haarlieden; en nooit wierd
ik het voordeel van eene friffe lugt zo wel gewaar ^
dan op het oogenblik dat ik op ftraat kwam.
En men heeft zig daarover niet re verwónde-
ren , als men aanmerkt, dat behalven de verfcheide-
ne kwaade reuken, die altoos in eene beflooten
ziek-kamer gevonden worden (want gemeenlijk^,
als de Doilor koomt, wordt de Lugt buiten ge-
ftooten !) Deeze van JuiFr. Sinclair nog meer bij-
zonderlijk vvas vergiiiigd^ doordien bij de lugten
van pleiftersi» zalven en fmeerzels, de ftank kv/am
van gebrande en ongebrande heete v^èteren en Η-
queurs van allerleije zoort : Want den geheelen
tijd dien ik daar was, nep het een of ,apde't
VHI DeeJ. G fchep^:
f!
', jj
I'
DE HISTORIE van
fchepzel^ onder voorwendzel van colijk^ krimpin-
gen , of opÜijgingeii, al geftadig om verfcheti
voorraad van dezelve. En egter Wv^rdc die nog
al voor een ordentlijk huis in zijn zoorc geagt:
En alle de hoertjes in hetzelve zijn hoertjes van
geen geringen prijs, en die haar bezoeken, luiden
van aanzien.
O Lt)velace! welk een leeven leiden de mee-
iïe van ons Guiten en LigtmiiTen ! Wat gezelfchap
houden wij ! EnweJke maatfchappij verzaaken wij
öm zulk eezeilchap^ of poogen wij hieraan gelijk)
te maaken ?
Weike vrouw, dié kiefch is op haar lighaanl
en rein van gemoed en zeden, wiften zij in welk
een vuil flijk het gemeene gros der mannen van on-
ze zoort zelve zig wentelen , en met welke vuilé
fchepzels zi] geftadig ter trog en ter kot gaen, zoii»
niet de gedagcen verfoeijen van zig te paaren met
2ülke onreii e welluftjgen, welker'geliefde fmaak
hen vervoert om zig te vermengen met den droes-
fem van Speelhuizen , Burdeelen , en Hoeren-
kotteni)
Nogthans, tot zulk eene keuze worden veele
braave vrouwen verleid, door dat valfch en onbe-
zonnen denkbeeld, 'c welk door den vader aller
verleidinge, buiten twiiffel, verwekt is en
voorrgeplant. Dat ^an een hervormd Guit de hes^
te egtgenoot wordt. Wij Guiten ^ trouwens, zifti
ftouc genoeg om te onderftellen, dat de vrouwen
in het algemeen al zo wel Guiten zijn in haare har-
ten, als de LigtmiiTen, met welke zommige van
haar zig laareninneemen , zijn in hunne bedrijven,
Eene ondetitejiin^e derhalven y welke het perfoo-i
Üi
-ocr page 101-jdTFER CLARISSA HARlLOWE
nen van règcfchapene eere onder die Sexe betaamt
'ce keer te gaen, door het aanzoek van iecer maa
'te verwerpen, welks fcharailer de proef niet kan
houden van die deugd, welke de glorie van eene
vroüw ist En vaneen man ook', trouwens, mag
ik wel zeggen :. Waarom zoude ik niet? - ,
Hoe kan het inderdaad dog weezen, mdieii
dit ftuk behoorelijk gewoo^en worde, dat een
man, die van 'de geheek Sexe dezelve gedagten
'heeft , en weet dat het in de magc van eene vrouw
is om hem "de grootfte oneere aan^te doen, die
een man ontvangen kan; en niet twijiFeJt aan haaj-
ren wil om zulks te doen , gelegenheid
zig aanhiede^ en 'erg^^e'« ^erke verzoekingen oni"
hreeken : Dat 'zulk een, uit een beginzel van
pUgi^ voor eenige vrouw ter wereld een goed
man kan zijn ? En waarlijk, weinig denken de on-
nozele , viQlk^QTiQ geheele onwentèlinge van'ze^
den, welk eene veranderinge van Ingeworteldk
^hebbelijkheden , }a ·, welk eene V ondérbrenging&
van eene kixjaads fjamure ^ en welk eene maate van
"godlijke GENaDE, 'er vereifcht worde, .orn
van zulk een man een goed egtgenoot\ een 'vjaar·^
,'dig vader.^ en é^n waaren vriend te maaken; uit
'&Qwheginzelvm déugd\ inzonderheid als men aan-
merkt', dat het niet in iemands eigen vermcgeiï
is om'zig te hervormen als hij wii. 'Dit (om van
mijne eigene ervorenis niet te fpreeken) h^bt gij',
,Lovelace, ondervonden in den voortgang uwer aan-
flagen tegen de godlijke Juffer Hariowe, \VWc
wiens wroegingen konden/die'per'^dog, of menig-
vuldiger ζί]η;> en egter rafler voorbijgaen 'dati oè
'ttwe?
( .
■Hi
kl·
Ii
i
li V
I
i.n.HSli I,
,ίΐϊ'
'jr,,
iM:
^oo DE HISTORIE VAM
' —ν»-· ■
Nu, Lovelace, moogt gij mi] wel eens doeö
weeten , of hec woord Genade uit mijne pen kan
gelezen worden zonder fchimp van u en uwe me-
demakk^i's ? Ik bekenne , dat hec mij voormaals
ook rniffélnk in de ooren klonk. Dog ik zal nooic
vergeecen hergeen een deftig man ^ eens over dit
woord xeide - Dat het bij hem eens Gui-
ten ShlbboUth was (a}. Altoos had hij nog hoo-
pe op iemand, die de meldingedaarvan verdraagen
konde zonder met hetzelve te lachen; en altijd-gaf
Jiij hem over als een veriooren man ^ die daarme^
de, of met hem die hetzelve gebruikte, den fpot
dreef.
Het ftoote u niet, dat ik dusdanige ernilige
aanmerkingen onder mijne verhaalen menge. Het
betaamt mij, volgens mijne tegenwoordige wijze
van denken, zo re doen j daar ik zie in Juffer Har-
lowe, hoe alle menfchlijke voortreffelijkheid, en
in den armen Belton, hoe alle onmenfchlijke ligt-
miiTeri], en in dit overgegeven vrouwmenfch wel
haail ftae te zien , höe alle duivelfche godloos-
heid , een einde neemt. En ik zou blijde zijn ora
uwentwille zeiven, om den wil van uwe luifter-
rijke familie, en om den wil van alle uwe boe-
zemvrienden en bekenden, dat gij bezet waart mee
dezÉlve indrukzels ^ op dat wij die medegezellen
in (en aanmoedigers van elkanders) ondeugendi
Iheid geweeft zijn, dus ook tot het uiterfte van ons
vermogen toé mogten te zamen fpannen om eene
algemeene boete te doen van onze ongeregtjgheden1
t' Huis koomende overdagt ik alle deeze din»
gen, die iligtelijker voor mi] waaren, dan eenige
Pre-.,
I \
ί
Zie Regt, xii· i.
-ocr page 103-Predicatie die ik had kunnen hooren: En ik zal
deezen langen Brief befluicen mec de aanmerkinge,
dat fchoon ik de rampzalige huilfter liet in eene
hevige vlaag van raazernij, die.voor de omftanders
ten uiterften ijzelijk was; haare raazernij egter het
gelukkigft gedeelte van" haaren vreezelijken (laat
moet zijn.: Want als zij bijzigzelve is, zo als men
'c noemt, weike moeten dun haare bedenkingen
zijn over haar voorgaende godloos leeven, waarin
het haar geduurig vermaak en werk geweeft* is,
om volgens der duivelen aart, andere zo ondeu-
gende te maaken ais zij zelve was! Welkè verfchrik-
kingen moeten haar bevangen (de beginzels der
H^lle reeds in haaren geeft onuftoken; als zlj 'voor-^
uit ziet op den vreezelijken ftaat, op welks kantje
zij nu gekoomen isl· --Dog ik laate mijne bee-
vende pen vallen.
Om eem voor ahmet zulk een ijzelijk onder-
werp gedaen te hehhen·^ zullen wij aan-
merken. dat de Hr, Belford^ in eencη
volgenden Brief Jchr ij ft, dat het elendig
vrouwmenfch ^ tot verwonderinge van äe
heelmeeßers zelve (jonder de felße pijnigin-
gen van lighaam en geeft ^ die van uur.
tot uur toenamen') het noguithield tot Don-
derdag den 21 van S.ept. En toen flierf
zij in zulke Doods-angßen, dat der^her
fchrikalle de deugnieten^ die rondom haar
waarenl eene korte boetvaardigheid(ίαψί
joeg.
Qi
-ocr page 104-ijS De HISTORIE van
neu
m
v s
wö«e/morden, aan Jan Belford,
Schildkn.
<
r
iilÉHl
Volgens mijne belofte zende ikru een berigr
hoe de zaaken zig hier toedraagcr.' De arme'
JuiTr. Norton wierd onderweg zo bijfter ongefteld,
èat al hoe langzaam de Jijkkoecs voortging, en de
charrec volgde, ik bedugt was dat wij iiaar niet te
i^t. A'ban's zouden gekreegen hebben. Wij 'p'ei-
llerden daar, zoals mijn voorneemen geweeil; was.
Ik hoopte dat zij door dit ruften [beter zou [ge-'
worden zijn: Dog ik viras genoodzaakt om haar
daar te laaten blijven. Ik gebood de dienft-
inaagd, welke gij de bedagtzaame goedheid hadc
gehad om haar mede te geeven, dat zij alle zorg
voor haar zou draagen; en liet daar de charrec
tot haaren dienil. Zij verdient alle agtinge, die^
haar kan beweezen worden'; niet alleen om
tien wil van mijne Nigt, maar ook om haar
jielve —^ Zij is eene uitmuntende vrouw.
Toen wij binnen de vijf mijlen van Harlo-
we-PIaatze afwaaren, begon ik zagtjevS Ie galop-
|)eereD. ik beval dat de iijk-koets nog iraagesr
' ■ ■ zou
Juffer CLARISSA HARLOWE. 105
zou voortgaen, alzo de dwers-weg, waarop wij
ons bevonden, oneffen was; en 'er nog meer tijd
was dan men noodig had·, want ik begeerde niet
dat de lijk-koets voor den ichemei-avond zou aan-
koomen.
Ik kwam omtrent vier uuren opHarlowe'Plaac-
ze. Gij moogt wel getooven dat ik daar een treu-
rig huis vond. Uwe begeerte is dat ik zeer om·,
ttandiii; rchrijve.
Toen ik het voor-plein kwam inrijden, waa*
ren zij alle in beweeginge. ï^der bediende, dien
ik zag, had gezwollen oogen, en zag zo heel
bedroefd, dat ik in het eerfl: vreesde, dat 'er
eenig nieuw ongeluk in de familie gebeurd' was,
L)e Hr. Joannes , en de Hr. Antonij Har-
lowe, en Juifr, Hervey waaren'erook. 'Zij'voed-'
den alle elkanderens droefheid, gelijk ze voor-,
been elkanderens onbermhartigheid gedaen had-
den.
Mijn Neef Jakob ontmoetede mij aan den'
ingang van de voor-zaal. Zijn gelaat drukte een
diepge>;eftlgd leedweezen uit; en-hij,verzogt mij
zijn gedrag te verfchoonen, van de laatfte reize
dat ik daar geweeit was.
Mijne nigt Arabella kwam bij mij vol traanen
en droefheid. - ^
O Coufijn! zeide zij,> mij op den arm leunen-
de , ik durve u geen vraagen doen! ^—
Aangaende de aannaderende lijk-koets, on-^
derftelle ik dat zij meende.
Ik was zelve vol van droefheid. En zonder
verder te gaen of te fpreeken,' ging ik op.den eer-
iten ftoel in de voorzaal zitten. ·
De HISTORIE van
De Broeder zettede zig aan den eenen kaïit
van mij neder, de Zufter aan den anderen. Beide
ζ weegen zij. De Jaatile, weende. ·
De Hr. Antonij Harlowe kwam kort daarna
bij'mij. Zijn aangezigc wafs met alle de biijken vati,
hartzeer overfpreid. Hij verzogt mij om in de zaal
te treeden, daar alle de bedroefde vrienden, zo
als hij zeide, te zamen waaren.
ik girjg met hem binnen. Mijne Neef en
Nigc lakob en Arabella volgden mij.
Een volkoomen concert van geween, gelijk
ik zeggen mag, berftede 'er uit op het oogenblik
dat ik in de zaal trad.
Mijn Neef Harlowe, de Vader van het lief
fchepzel, zeide zo dra hij mij zag, O Coufijn,
Coufijn, van onze geheele familie zjjt gij de eeni-;
i;e , die u zeiven niets hebt te verwijten ί. -—
Cij zijt een gelukkig man !
De arme Moeder haar hoofd te mijwaards,
buigende in eene fpraaklooze droefheid, zat met
Ijaaren neusdoek in de eene hand gehouden aan,
tiaare oogen. De andere hand hield haare Zufter.
Hervey tuiTchen beide de haare 5 walker traanen,
daarop nedervielen.
Nabij het venfter zat de Hr. Joannes Harle-
we, met zijn aangezigt en lighaam afgekeerd vai?,
l)et bedroefd gezelfchap; zijne oogen rood en ge-
zwollen ilaende. '
Mijn Neef Antonij, toen hij weder in de
zaal trad, ging tot Juffr, Harlowe. -- Laac.
dog, waarde Zufter, zeide hijj —-.Toen
tot mijn Neef Harlowe -- Laat dog, waar-
de Broeder! —^ Laat dog u dus niet —^-ί
•W]
h·
ί
I
Juffer CLARISSA HARLOWE. 105
pn zonder in ftaat te zijn om een woord meer te
fpreeken, ging hij naar een hoek van de zaal, en
zelve den crooft wel noodig hebbende,/dien hij
gaarn geeven wiide, viel hij neder op een lloel,
^n fnikte dat men \ hooren konde.
Juffer Arabelja volgde haareti Oom Antoni},
zo als hij voor mij binnen trad; en het fcheen als
of zij eenige woorden van vertrooftinge wilde ge-
ijiroken hebben tot de doorgriefde Moeder. Dog
zij was niet in ftaat om die te uiten, en begaf,zig
agter den ftoel van haare Móéder; en haar aan-
gezigt daarover nederbuigende op de fchouder dec
ongeiuKkige Lady, fcheen zij den trooft te verei-
fchen , welken die loegeevende vrouw haar plegt,
dog nu buiten ftaat was om haar te verlee-
nen.
De jonge Hr» Hiirlowe, met alle zijne felle
drift, was nu te onder gebragt. Zijne.zelf-befchul-
digende cor.fcientle was, buiten twijifel, daar de,
oorzaak van.
En welke, mijn Heer, raoeden hunne,gedag?·
ten zijn, die, ter dier llonde, hen eenigermaaie^
berooiden van alle beweeginge, en hunne fpraak
veranderden in zugcen en in ileenen! —-^
Hoe deerniswaardig, hoe grootlijks deerniswaar-'.
dig, zijn zij alle! Maar hoe zeer te vervloeken is
die affchuwelijke LoveJace , die, naar hetfchijnc,
door ongewoone'Uilen, en eene fchelmerij, die
zönder voorbeeld is, de eenige werkbaas is geWeeil
van zulk een aan-een-verknogt en uitgeftrekt hart-
zeer! -- God zij mijn regter, zo - Dog
ilf bedwinge mij —- De man (kan ik nog
geggen de man%) is uw vriend !, ——Hij is.
ë
ιίΤ··Ί"ΗΒΊί'-
-ocr page 108-ÏO$ m HISTORIE van
reeds gekrenkr, berigc gij mij, in zijn verdrand
—- De Hemel herfteJle hem heczeive -
Indien ik bevi-de, dat bet zo roet de zaak gelegen
is^ als ik bedugt hen - Haar eigen gezeg
trouwens aangaende ?ijrie behandeünge van haar,
zo als haar Teltament het meldt, is genoeg -
Nog denk, mijne beminde Nigr, gij lieveling van
mijn hart! dat uzagte geeft, die liefde en vergif-
fenis ademt jegens den fnoodften aller menfchen ^
hem zal baaten!
Dog ik bedwinge mij nogmaal -- Ver-
geef het mij, mijn Heer! - Wie kon zulk
een tooneel befchouwen, wie zou het zig kunnen
herinneren om het te befchrijven (zo naaukeurig
als gij wenfchtet dat ik u, verhaale» hoe deeze on-
gelukkige familie bij deeze droevige gelegenheid
waare aangedaen) daar elk een der treurigen aan
den verhaaler na vermaagfchapt is, en niet verbit-
terd worden tegen den werkbaas van dit alles ?
Dewijl ik de eenige perfoon was (hoe be-
droefd ook zelve) van wien hunner iemand, ter
dierftonde, eenigetrooftkon trekken; Laaten wij,
zeide ik, waarde Nigt, tot de onvertrooftelijke
Moeder naderende, niet eene droefheid den teu-
gel vieren, die hoe regtmaatig ook, ons nu niets
baaten kan. Wij benadeelen onszeiven, en kun-
nen het lief fchepzel, over welke wij treuren, hier
niet wcderkrijgen. Nog zoudt gij dit wenfchen,
indien gij will: met welke verzekeringen van eeuwi-
ge gelukzaligheid zij de wereld verJaaten heefc,
- Zij is gelukkig. Madam! - Gij moogc
'er vaft op gaen, zij is gelukkig! En vertrooft u
zeiven met die verzekeringe,
O
lm
ψ)
ti'
/
'V
./I
-ocr page 109-O Coufijn, Coufiin ! riep de ongelukkige
Moeder, haaie hand uit die van haare Zufter Her-
vey trekkende, en de mijne daarmede drukkende.
Gij weet niet welk een kind ik' verlooren hebbe!
--Daarop met eene zagter item. En hoe
verlooren! --=— Dat is het, 'c welk het ver-
lies ondraagelijk maakt. l
Zij paarden zig alle als in eene zoort van treu-
rige klaag-reije, en ieder befchuldigde hem zeiven ,
of haarzelve, cn zommige van hen eikanderen.
Dog de.oogen van alle, bu deezen dan geenen,
wierden op mijnen Neef Jakob geflagen, als den
peri>:)on, die de algemeene gramfchap tegen zulk
een lief fchepzel had gaende gehouden. Terwijl
hij naauwlijks in ilaat was om zijne eigene wroe-
ginge re draagen: Nog JuiFer Harlowe de haare ;
die in deeze woorden uitbèrftede , Hoe tergende
hebbe ik aan haar gefchreeven ! Welk eene bar-
baarfche fmaadheid hebbe ik haar toegedreeven ?
Hoe geduldig nogthans nam zij het op! -
Wie zou gedagt hebben, dat haar ^einde zo nabij
■was!--O Broeder, Broeder.' -— Hadt gij:
het niet gedaen ! -^- Hadt gij het niet ge^
daen!--
Dae mij, zeide hij, de fmerten van mijn ei;·,
gen hartzeer niet dubbel draagen!--Alles heb-
be ik voor mijne gedagten, wat 'er gebeurd is!--
ik dagt alleen het lief fchepzel, wel^e gedwaald
had, te regt te brengen i. Mijn oogmerk was niet
om haar teder hart den dood te doen!.--Maar
het was de fchelmfche Lovelace, die dit deed--
Niet een van ons!--Nogthans, Coufijn, heeft
zij niet alles aau mij geweeten? ~ Ik vreeze dat
.....^ii
MküÉ
MMlH
-ocr page 110-108 De HISTORIE van
zij die gedaen heeft.'---Zeg mij ilegts,
zij mij niet, fprak ze niet van mij, in haare
laatfte uuren ? Ik hoope dat zij, die den groodlen
fchelm op aarde hec vergeeven konde, en door
haare redenen hem voor onze wraake tragten te
beveiligen, ik hoope dat zij hec bok mij vergeeven
Isonde.
Zij ftierf met zegeningen in den mond over
u alle; en billijkte eer uwe geftrengheid jegens
haar, dan dat zij die veroordeelde.
Daarop heften zij weder een algemeen ge-
'fchteij aan. Wij zien, zeidehaar Vader, Genoeg
zien wij uit haare hart-doorfnijdende Brieven aatl
ons, in welk eene gelukkige gefteldheid zij v/as
een weinig dagen voor haaren dood---Maar
bleef dezelve haar wel bij tot het laatile i Kreeg
zij geen gemelijke aandoeningen ? Kreeg hec lief
kind geen wrewelmoedigheden?
In 'c geheel niet! - Nooit zag ik, en
nooit zal ik zulk een gezegend verfchdden zien :
En geen wonder; want nooit hoorde ik van zulk
eene voorbereidinge. Elk uur wierd weeken aan
een daaraan befteed. Laat dit onze troofl; zijn t
Wij hebben alleen maar om> zulk een gelukkig ein-
de te wenfchen voor onszelven, en voor diegee-
ïien welke ons het naaft aan 'c hart leggen. Eeni-
ge van ons mogen zig wel bedroeven over daa-
den van onmin jegens haar: Dog al waare alles
gebeurd waarom zij voormaals wenfehte, zij kon
geen gelukkiger , miiFchien niet zo gelukkig een
uitgang gehad hebben.
VVaarde ziel ! Waarde lieve Ziel? riepen de
Vader, Oomen, Zufter, mjjne Nigc Hervey, alle
le
μ -
·' /
mmm^ÉÊÊSÊÊÊiÊÊÊÊÊmÊÊm
Ί
Λ
' 'si
I
-ocr page 111-JüFFER CLARISSA HiiRLOWE: ic^
te gelijk mét een benaauden toon, die onuitfpreeke-
lijk aandoenlijk was.
Eene altoos-duurende onruil moet ons knet-
Jen wegens de daaden van onmin tegen zo lief
een kind, riep de ongelukkige Moeder! --
inderdaad! inderdaad! [zagtlijk tegen haare Zufter
' Hervey] ik ben al te gedwee, veel te gedwee^
geweeftindit geval! - . De tijdlijke tuft,
welke ik mi] al mijn. leeven zo bevlijtigd hebbe om
te bewaaren, heeft mij eene eeuwige onruft ge-
boft i _
Daar hield zij (lil.
Waarde Zttfler! was alles wat JuiFr, Hervey
zeggen kon de.
ik hebbe maar half mijn pligt betragt jegens
dat lieffte en waardigfte kind, hervattede de droe-
vige Moeder! —-- ja, nog niet half! :--
Hoe hebben wij onze harten tegen haar ver·
hard!
Haare traatien ftópten wederom den weg voor
haaré woorden.
Mijne waar dße ^ waar äße Zufter ί was we-
der alles wat |ufFr. Hervey zeggen kon de.
Haddehetdog den Hemel behaagd, riep ver-
volgens de ärme Moeder uit, dat ik haar maareena
gezien had! Daarop zig wendende tot mijn Neef
Jakob en zijne Zufter - O mijn Zoon! O
mijne Arabella! Indien WIJ zo weinig genade
ftonden te erlangen ---
En daar hield zij weder ftil, haare verdere
reden door traanen wordende afgebroken: Ter-
wijl iedereen, den geheelen tijd, bleef zwijgen;
hunne weezens eene droefheid vertwnende in
hun-
-ocr page 112-hunne faarcen te zwaär om uitgedrukt te wdr-
Nu ziet gij , Mijn Hr. Beifdrd, 'dat 'mijner
waardfte iiigc alle hacire verdiende kon worden toe-
gel^end! —--J^elk een vreezelijk ding ts de |
nahedenkinge over 'een gedrag zo 'flijfhoofdig eh
'onnatuurelijki
O deeze Uw vervloekte vriend, mijn Hr.
Beiford I Die verdoemde LovelaCe I -— Aan hem ;
Aan hem is het te Wijten—— i ,
Vergeef het mij ^ mijn Heer. ïk zal mijnie pëè
ïnéerleggen , tot dat ik v/eder bedaard ben.
; 'Een uur y V morgens.
Tevergeefs, mijn Heer, hebbe ik.mijn beft
gedaen om mij tot jufl- te fchiklf,en. /Gij verlangd
det dat ik zeer omHandig ichrijven zoude en ik |
kan het ook'niet nalaaten. Dit zwaarmoedig on-
derwerp vervult mijnen geheelen geeft;. Ik zal
daarmede voorrgaen, fchoon midden in den nagt.
Omtrent Zes uuren kwam de lijk-koets aati
de buiten-poort i De Kerk der 'parochie
]egc hier wat van daan; dog de wind biernaartoè
zijnde, wierd de bedrukte familie, even voor dat
dezelve kwam binnen rijden , in eene nieuw'è
vlaag van droefheid geftort, door dien zij den
Dood-klok op eene zeer naare wijze hoorden iuij-
den. , Een eerbewijs, gelijk naderhand bleek-, en
gelijk zij alle toen wel gillen, uit eene vrijwillige
Sefde becooiiduan de gedagcenis der waarde afge^^
: , : · Γ. Λ ltöl>
-ocr page 113-ilorvene , terwijl de lijk koets na aan de Kerk voor-
bijreed.
Oordeel dari eens, daar hunne droefheid zó
groot was op het vérwagten van dezelve, hoeda-
nig ze wel 2ijn moert toen die aankwam.
Een knegt kwam binnen om ons te berigten
van hetgeen het dreutiend zwaar geluid op hei:
gevloerd Binnen-plein ons reeds voorheen had be-
liend geu'aakt.
Hij fprak niet. Hij kon niet fpreeken. Hij
zag ons aan, boog zig, en girg weer heen.
Ik trad naar buiten. Niemand anders kon zig
toen beweegen. Haar Broeder j evenwel, Volg-
"de mij kort daarop.
Toen ik aan dè deur kwam, befchouwde ik
een zeer aandoenlijk gezigr.
'Gij hebt gehoord, mijn Heer, hoe algeméeii
mijne waarde Nigt bemind was. Bij de armen en
middelbaare zoort inzonderheid, was geen jonge
Lady ooit zo zeer bemind. En wel met reden:
Zij was de gemeene-fchuts vroUw van alle de ee-
relijke armen in haare nabuurichap.
Het is ons in alle diepe en opregte droefheid
natuurelijk eigen om alle, die wij kennen, te be-
trekken in hetgeen onszelven zo zeer ter harten
gaet. De dienftbooden der familie, fchijnt het^
hadden vrienden en die den bunnen verteld t
düt fchoon liien hunne waarde jonge Lady, bij
haar leeven, niet ontvangen wilde, nog naar de-
zelve omzien, men had toegeftaen dat haar lig-
haam t'huis gebragt wierd. Het beftek des tijds
was zo bepaald, dat zij, die wiften wanneer zij,
geltorveo was, ligtlijk ten naaßetn hij den tijd
■tv
1
ïïi De historie vau
konden giiTen, op-welken de lijk-koets ftond "t'è
koomen. Eene iijk-koets, ten platten lande door
dorpen rijdende, en'van London koomende, van hoé
gering een gevolg vergezeld (want de charfet, ge-
Jijk ik gezegd hebbe, wagtede op de arme Juffri
Norton) trekt elks aandagt tot zig. Nog was hec
moeijeüjk te gifleii welker deeze zijnmoeft, fchoon
niet vercierd met wapens, wanneer de dwerswe-
gen naar Harlowe-Plaatze wierden ingeflagen , zö.
ras als dezelve binnen 'de zes mijlen daaraantoé
genaderd was: Zo dat de lijkkoets, en het pleg^
tig Luijden van de Klok ten minilen vijftig vaii
de ηabuurigemannen, vrouwen, en kinderen had-
den te zamen getrokken ^ van welke zommige wel
voor den dag kwamen; Geen ziel onder dezelve^
naar het fchijnt, met drooge oogen; en elk den
dood beklaagènde van deeze hoog-geagte Lady,
welke^ zo als mij berigt wordt, moU buiten V
huis kwam ^ of de een of andere voer 'mei mn
haar.
Deeze, wanneer de kift uit de koets geno-
men wierd, danr rond om te zamén dringende ν
beletteden voor eenige oogenblikken dat dezelve
wierd binnen gebragt; terwijlMe jonge lieden otii
ftrijd in de weer waaren^ wie dezelvedraagen zou-
de; hoewel egter meer eerbiediglijk luißerende^
dan met gefchreeuw daarover twißende, "Eqxï it-
ken van hoogagtinge, hetwelk ik nooit, bij welke
gelegenheid ook, in alle mijne reizen, had zien
bewijzen van de geringer Menigte ; van welke
geraas gemeenlijk onaffcheidelijkisinalles, wat zij
om ftrijd verrigteo.
Eindelijk ^ierd het Zes maagden toegeftaen
JL&^
β- ,Λί ^
- -
iMili-iriTiilll
Juffer OLÄRISSA HARLOWE. Vi?·
ém dezelve'bij de zes hengzeis binnen te bren-
gen. ^
Het lijk wierd dus, met den deftigften eerbied
gedragen in de voorzaal, en daar voor dien tijd
gepiaatll op twee ftoelen. De plaaten, en zinne-
beelden, en opfchriften, noopten ieder om daarop
te ftaaren , en zig daarover te verwonderen. Te
meer nog, toen hun wierd te kennen gegeven, dat
alles van baarzelve dus befteld was. Zij wenichten
dat haar wierd toegelaaten om het lijk te zien; dog
meldden dit eer als hun wenfch, dan als hunne hoo ·
^e. Wanneer zij alle hunbe nieuwsgierigheid vol-
daen hadden, en aanmerkingen gemaakt op de zin-
nebeelden , gingen zij elk zijn weg mee aegenin-
gen over haare gedagtenis, en met traanen en ge-
fchrei}; haar voor gelukzalig uitfpreekende ; met
dit befluit, dat waare Zij zo niet, wat 'er dan vaa
Hen zou worden? Terwijl andere overvloeiden van'
het verhaalen van het goed doen , waarin zi} haar·
vermaak ichepte. Nog ook ontbrak het *er aan die· ,
freenen onder hen , die vloeken hoopten op den
man, die de oopzaak van haaren val- was.
De bedienden der familie kwamen toen ron-
dom de kift. Voorheen konden zij niet: Eu dat'
verfchafte een nieuw tooneel van treurigheid. Dog
eene ftilzwijgende ; want zij fpraken alleen door^
zugten, hun gezigt ilaende op hetdekzel, en op
eikanderen, bij beurten , met opgeheven handen."
Mogelijk kon de tegenwoordigheid van hunnen jon^
gen heer hen in ontzag houden , en maalcen dat
hunne droefheid alleen door eene ftomme vertoo-
cinge wierd uitgedrukt.
Wat den Hr. Jakob Harlowe aangaet (die mij.
VilL Deel. Η ver-
! i
%
vergezeiae, dog te rug week toenj bij den hoop
volks zag) die ftond te kijken op het dekzel, wan;
neer het volk was heen gegaen , met eene onver-
"wrikbaare aandagt : Nogthans, durve ik zeggen,
zou hij daarvan op datoogenbiik geen afbeeldzd of
letter geweeten hebben, indien men 'er hem naar ge-
vraagd had. Hij ftond in eene diepe mijmerij, zij-
ne armen over malkanderen gevouwen, zijn hoofd
9p eene zijde hangende, en met de tekens van be-
^welminge op ieder trek van* zijn gelaat geprent.
Dog toen'het lijk gebragt was in de kleinet
zaal , ηaaft de voorzaal, welke zij haare.,zaal/plegt
te noemen , en in het midden van hqt verrrek op-
een tafel geplaatil,, en de Vader en Moeder , de-
twee Oomen, haare Moeij Hervey, en haare Zus-
ter, binnen kwamen, bij haaren Broeder en mij
met beevende voeten,,en bitteren weedom:, wierd,
l^et tooneel nog meer aandoenlijk, . Hunne droefs
f^eid wierd „buiten twijifel, verzwaard door de herr:
ümeringe Van,hunne onvergeevelijke geftrengheid;
En nu de kift voor zig ziende, welke den luifter van·
hunne familie in zig befloot,'- die zo kort geleeden
door hunne onbefcheidene geweldenaarij daarvan-
daan gedreeven was; om nimmer', nimmermeerj
qan hen herfteld te worden! geen wonder, dat hun-
ne fmerte meer dan gemeene fmerte was, « >
Zij wilden de Moeder , fchijnthet, wel weer-<
houden hebben van binnen te koomen: Dog als ziji
dat niet doen konden, leenden zij, fchoon voorheen
daartoe geen beiluit genomen hebbende, all,e haar
hun gezelfchap, door een drang gedreeven, welken'
zij niet wederftaen konden. De 'anne Lady floeg-
ïpaar even haar oog op'de kift, en trok hetzelve
.' ^...... ' . ' ter-
terftond daarvan af . met eene, uitgelaatcn' droei^'
heid naar het venfter wijkende; nogthans baar^
reden , roet gevouwen haudea , rigtende als tot
haare benjinde dogter j O mijß Kind, jHiijn Kindt
riep Zij , gij glorij mijner hoope! ^Waarom wierd
mij niet vergund om vergiffenis en vreede tot ^u
fpreeken ! — O vergeef het uwe, wreede Moe-
deri ,,
Haar Zoon (wiens hart toen vermürfd was, zq
als ziine oogen toonden} fmeekte haar om buiten,
het vertrek te gaen ; En haare kamenier op dat
oi>genblik binnen kijkende, riep hij dezelveomne«
vens hem haare Lady te geleiden in 'de middelfte
zaal: En toen weerom koomende, ontmoetede hij
zijnen Vader, die ter deur uitging, welke ook maaif
even zijn o'og op de kift gelTagen had , en aaa
mijn voorflag om weg te gaen gehoor gaf. Λ
Zijne droefheid was te diep om zig te uiten,
voor dat hij zijn Zoon zag binnen kpomen ; ea
toen eene zwaare zugt haaiende. Nooit, zei.dehij,
was 'er rouw gelijk mijne rouw ! —j— O Zoon t^
Zoon! - met eenen verwijtenden toon ," zijn
aangezigt van hem afkeerende.'
Ik volgde hem door de middelile zaal , henv
poogende re trooftèn. Zijne Lady, zat daar in doods-;
benaaudheden. Zij zagen eikanderen aan. Hij maak-
te beweeginge om tot haar te naderen ; O mijn^,
lief, zeide hij ^^- Dog zigfchielijk wendende,
met zijne oogen al zo vol van traaneo als,zijn hart van
rouw , haaftede hij zig daardoor, naar de groote.
zaal : En daar gekoomen zijnde verzogt hij mij-
om hem alleen te laaten.
»■Lf.i·-.
ïh
-j'
r>'
Iii
ίίί
i
De Oomen en de Zufter iloegea zeer dikwijls
bsr
tl
.Γ
[iïö De HISTORIE vam^
hec gezigt nu op, en trokken het dan weder af var?
de zinnebeelden , in eene ftilzwijgende droefheid^
JuiFr. Hervey wilde hun hec opfchrifc hebben
voorgelezen - Deeze woorden las zij, Hier,
houden de booze op van heroeringe- -- Maar kon
niet verder leezen. Haare traanen vielen met groor
te droppels op de plaat, welke zij befchouwde; en
egter was zij begeerig om eene nieuwsgierigheid
te voldoen, welke^haare droefheid vermengde met
ongeduld, om dat zij dezelve niet voldoen konde,
fchoon zij haare overvloeijende oogen menigmaat
afdroogde.
Oordeel gij nu eens, mijn Hr. Belford (want
,gij zijt van een zeer mededogenden aart) hoe Ik moeiï
zijn aangedaen. Nogthans was ik gedrongen mij-
ne poogingen aan te wenden om hen Alle te
trooften. . '
Dog hier zal ik déezen Brief fluiten, om dien
vroeg in den ogtend aan u te zenden. Niettemin
zal ik eenen anderen beginnen, op de onderilellin·-
ge dat mijne treurige langwijligheid u niet mishaa.-!
gelijk zijn zal. Ik ben inderdaad geheel ongerchikc
om te ruften , gelijk ik voorheen gemeld hebbe.
Dus kan ik niets anders doen dan fchrijven, ik heb--
be ook nog al droes'iger tooneelen te fchilderen..
Mijne pen , indien ik zo mag fpreeken , is onver-
moeid. Deeze tooneelen leggen verfeh in mijn ge-
heugen ; En miiTchien mag ik zelve wel de gunil
van u verwerven om die weder na te zien, nevens
zodanige anderen papieren , met welke gij het ge-
voegelijk zult agten mij te verpligten , ivanneer de,
feller fmerte voor eene zagter droefgeefligheid heefj
plmtZQ gemadkh ■ '
Mijïl
-ocr page 119-JüFFER CLARISSA HARLOWE. ïï^
Mijn knegc, zal in ι zijnen weg mer deezen
Srief COC u, te St. Albans bij de braave vrouw aan-
rijden , op dat hij u kundfchap moge brengen hoe
aij vaart. Juffer Arabella vraagde mij naar haar,
toen ik mij begaf in mijne kamer ; werwaards zif
mij beleefdlijk vergezelde. Zij toonde zig zeer be-
kommerd over den flegten ftaac, waarin wij haar
gelaaten hadden; en zeide dat haare Moeder nog
meer zo zijn zou.
Ceen wonder , dat de waarde afgeftorveney
^ie de wroeginge voorzag, welke deeze ongeluk-
kige familie ten deele zou vallen, wannetï hun
'de tijdinge van haaren dood beveiligd wierd , zo
veel droefheid had wegens hunne gefchroomde
droefheid en 'èen door baare nagelaatem Brie"
■Den tragtede te vertrooßen. Dog het was nog ee-
ne grooter edelmoedigheid in haar, dat zij dezelve
bij mij poogde te verfchoonen, gelijk zij deed toen
wij te zamen alleen waaren , weinige uuren voor
haar fterven ; en den eenigen misflag , waaraan
2ij ooit fchuldig was, meer-verzwaarde dan zij
(voor zo verre ik kan merken) behoorde gedaen te
hebben. Daarin evenwel te ruimer gaende mis-
fchien (verheven fchepzel!) op dat ik te beter ge-
dagten mögt hebben van haare vrienden, alhoewel
ïcn haaren eigenen kofte. ik ben, geagce Heer,
Uw onderdmnige en geho'orzaam&
^ Dienaar y '
'Wm. Morden,
j
i'
^ 'f
Η
,v ï
V
iiS
■i . ί
-■r.
- {
Colonel Morden. Ten Vermlge.
■ v\
X Wanneer de ^ ongelukkige bedroefden aile uit
de kamer gegaen waaren , gebood ik dat het dek»
zei van de kilt ontfchraefd 'zou worden, en bezorg-
de dat er eenige Verfche*kruiden en bloemen in ge-
legd wierden. ^ πξ^ i
Het lijk was, niettegenftaende de reize, zeer
weinig veranderd. De lieve glimlach blééf
baarbij. . .
De meiden , die de bloemen bragten , > ftel·
den eere in die om hetzelve re mogen ilrooijen :
Zij ftorteden op nieuw rouwklagcen over haar ; ie-
der wenfchende, dat zij zo gélukkig mögt geweeil
zijn om vrijheid gehad te hebben van haar in London
op te paiTen. Eene van haar in het bijzonder, die naaf
het fchijnt, de eigene dienrtmaagd is van mijne
Nigt Arabella, was luidrugriger in haare droefheid
dan eenige der overige : En zo dra zij haaren rug
had gewend, erkenden alle de andere, dat zij daar-
toe wel reden had. Ik vernam naderhand naar haar,
en bevond, dar dit fghepzel over mijne waarde Nigc
geileld was, toen zij door onbefcheidene geftreng-
heid in haare kamer wierd opgeilooten.
Goede God! dat zij eene jorge Lady dus be-
handelden, en lieten behandelen, die gefchikt was
om haare geheele familie wetten voor te fehrijven I
Wanneer mijnen Neeven en Nigten berigc
^ ' ' ^ wierd,
li
m
^ierä, dac het dekzel öntfchroéfd was, kwamen
alle, behalven de droevige Vader en Moeder, alä
met gemeene overeenilemminge, ^eder ter ka-
mer indringen. JuiFr. Hervey kolle haare bleeke
lippen. Bloem der wereld ! was alles dat zij zeg^·
gen konde; en zij maakte plaatze voor JuiFer Ara-
bella ^ die het voorhoofd kuflende van baar^ Welke
zij zo wreed behandeld liad , alleen kon zeggenv,
tot mijnen Neef Jakob (haar gezigt op het lijk \
'en op hem flaeftde^ O Broedér!- Terwijl hij
'de fchoone leevenlooze hand vattende , die kufte·,
'en ichielijk tè rug-week.
Haare twee Oomen waaren ipraakloós. Zff
Vcheenen naar elkandérens voorbeeld te wagten ν
'of zij het lijk belèhoüwen zouden, of niet. Jk ge-
bood dat m'ën het dekzel zou toedoen ; 'éh toeè
'drongen zij 'er naar tóe , geliik de andere ook we-
der deeden, om het laatft aficheid tè neemen van
"de kas, die irodr korten nog een zo köftelijk jif-
weel bevattedè.
Toen was hét dat de droefheid van alle èeh
open weg vond om zig vloeijende uit'te drukken^
'en hetfchoón lijk wierd aangéfprolcien met alle dè
tederheid·, welke de dpregtile liefde en vuurigftö
hoogagtingé konden inboezemen; van èlk", vol*",
gens hunne verfchèidene trappen van maagfchap^,
als of geen van hen te vooren baar béfchöuwi
had. Zij was 'ibeezénlijk hunhe Nigt, zeideft
teide de Oömen! De; mishä'ndelde HeiligiB, haat
Oom Hariowe I Dekelve glimlachênde Ruitery
•Arabella ! —i—— Het waard fchepzel! alle té
zamen! - Dezelve minzaamheid van-gelaat I
Dezelve lieve bezadigdheid I Dezelve natóürelijkl
ij
η
i
iio / ^ DE HISTORIE VAN
deftigheid! ,-r— ^ij was buicen allen twijffel g«·
lukkig! Die zoete glimlach was daarvan een be^
duidzel! Zijzelve itn uicerilen ongelukkig! —^
'En toen yattede de Broeder, nogmaal, de leeven-
• looze hand , en zwoer wraak over dezelve ^
tegen den vervloekten werkbaas van allen
deezen tlruk^
De ongelukkige Ouders ondernamen om
voor het laatil ook nog eens haare voormaals ge-
liefde Dogter te zien en vaarwel te zeggen. De
Vader was tot aan de deur der zaale gekooffien,
agter de onvertrooftelijke Moeder : Dog geen
^van beide was in- ftaat om 'er in te jtreeden. De
^Moeder zeide^ zij moeft -het kind van'haar hare
nog eens zien , of zij zou nooit geruft kunnen
gijn. Dog zij ilemden beide overeen ora hunne
zwaarmoedige nieuwsgierigheid uit te (lellen tot
den volgenden dag,· en gingen hand aan hand
.weerom , onvertrooilelijk en fpraakloos, hunne
aangezigten met weedom overdekt zijnde, enkeer-
den zig van eikanderen af, als beide niet in ftaat
,om den druk van eikanderen te befchouwen.
Toen zij alle uit het vertrek gegaen waaren,
,begaf ik mij iti mijne kamer , en ontbood mijn
Neef Jakob , en gaf hem de begeerte van zijne
Zufter te kennen ten aanzien van de redenvoeringe,
welke bij haare begraavenis gedaen moeft worden ^
hem voorftellende hoe noodig het waaVe > dat de
predikant, wie hij ook was, daarvan zo vroege
kennis kreeg als de gelegenfieid maar toeliet. Hij
beklaagde zig dat Dr* Lewen overleeden was, die,
zo hij zeide, groote hoogagtinge had voor zijne
Zufter, gelijk zy voor hem, en de, bekwaamfte
Juffer CLARISSA HAKLOWE· iié
vaa alle menfchen toc Leezen dienft zou geweeft
zijn.
Hij fprak met groote vinnigheid van den Hr.
Brand, op wiens roekeloos onderzoek naar; het
gedrag van zijne Zufter in de ftad , hij gaarn een
.gedeelte zou hebben willen leggen van de blaam,
>die hem zeiven toekwam.
De Hr. Melvill, Dr. Lewen's hulp-prediker,
zeide hij, moeft de man zijn; en hij prees denzel-
ven wegens zijne bekwaamheden, zijne uitfpraak,
en onberifpelijke zeden; en beloofde dat hij hem
's morgens vroeg daartoe begroeten 'zoude.
Hij riep zijne Zufter eens ^buiten, en zij
tvas ook van zijn gevoelen. Dus liet ik dit aan
hun over.
Zij beide gaven, met niet weinig ijver, te ken-
nen hoe kwaad zij keurden, dat hunne Zufter u,'
mijn Heer, tot baar Executeur had aangefteld, uic
iioofde van^uweboezem-vriendichapmet d«n werk-
baas van haar bederf.
Gij moet u niet ftooren aan iets, hetwelk ik
u zal mededeelen van hetgeen zij over dit ftuk
zeggen : Mij hierop verdatende, zal ik met dies
te gfooter vrijheid fchrijven. ,
Ik gaf hun te verftaen, hoe veel verpligtinge
mijne dierbaare Nigt had aan uwe vriendfchap en
. goedertierenheid ; De bevelen die zij u had op-
,gelegd,, en uwp eigene geneigdheid om dezelve·
in agt te neemen. Ik zeide, Dat gij een man van
eere waart; Dat-gij begeerig waart csiï met mij
raad te .pleegen, om dat gij niet gaarn aan iemand
van hen aaniloot zoudt willen geeven; eh dat ik
li.
4,
JSj
rf'
i γ
...ν»
τ'ι1·ίΓ;·ί·>Τ#Τί'··'[ I ■■•^'--'i-if^
■zeer geftèld was öp uwe gunft en otn briefwiiTelitt-
ge mee u te houden.
Zij zeiden. Daar behoefde geen Ëxecuteur
te zijn buiten hunne familie; en zij hoopten dat gij
zoudt afllaen van zulk tm onnoodigen laft, zo als
-zij het noemden. Mijn Neef Jakob verklaarde^
dat hij aan n fchrijven zou zo rfra de begraavenis
vover was, om te verzoeken dat gij dit dóen wil-
'dei^ onder belioorelijke verzekeringen dat alles ^
wat hec Teftament voorfchreef, voibragt zou wor-
den.
Ik zeidè , Dat gij een man ^\'aart, dié op ύ
ftuk ftondt : Dat ik naauwlijks dagt dat hij in zijn
oogmerk zou flaagen ; want dat gij daarin een puilc
van eere ileldet.
Ik toonde hün toen dén nagelaat'en ^ Brief vaii
hunne Zuiler aan u; Waarin zij belijdt haare ver-
pligtingen aan u, haare agtingé voor u , en zor^
voot uw toekoonïend wélzijn ("a). Gij tnoogt wei
gelooven^, mijn Heer , dat zij op het leezen vart
denzelven ten uiterften waaren aangédaen.
Zij ftonden verzet^ dat ik aan u de ^opköom-
ftèn had overgegevén van haiars Grootvaders Goed
zedert zijnen dood. Ik betuigde hun met rondè
woordendat zij hét zigzelven te danken hadden ^
Zo hun iéts onaangenaams voorkwam door de be-
Üellinge van haare Zufter ; daar dezelve zo verlaa-
ten, en in de handen van vréémden Verftooceii
waare. ' ' '
ί ί
Zij zeidén Dat Zij van 'alles hetgeen ik ge-
' zegd had vefflag zouden doen aan hun Vader en
Moeder; 'er bij voegende > Dat ai hoe groot hun-
ne
-ocr page 125-Tie moeijelijkheid was^ zij bemerkten <3at hün nog
al meer te wagten ilond. Dog indien de Hr. Bel-
ford de Executeur van haar Tertament moeß zijn»,
•tegen hunne hoope, zo verzogten ze mij dat ik de
moeite wilde neemen om alles met u af te han-
delen ; op dat een vriend van dien karei, welken
zij al hun ongeluk te wijten hadden, niét onder
hunne oogen koomen mögt.
Zij waaren ten uiterilen bewoogen over den
Text, welken haare Zufter had uitgekoozen tot
het onderwerp van de lijkreden (a). 'Ik had een
;Uittrekzel van dat ftuk uit het Teftament gemaakt^
óndeiftellende dat ik waarfchijnelijk zo ras geen
gelegenheid zou hebben om hun het^ Teftament
zelf te toonen, gelijk anders noodig zou geweeft
zijn, uit hoofde van de begraavenis « Welke niet
kan worden uitgefteld^
Maanäa.g-Ogtend tußchen Agt en Negewé
È Π
^ J
Li ύ
m
Μ
De ongelukkige familie maakt zig gereed toe-
eene treurige bijeenkoomft bij het ontbijt. De Hr.
Jakob Harlowe, die alzo weinig ruil gehad heefc
als ik·,, heeft aan den Hr. Melvill gefchreeven,
welke beloofd heeft eene korte LofTpraak over de
overleedene te zullen opftellen. ^ Jufe Howe
wordt hier zo ftraks verwagt, om voor de laatfte
«maal haare beminde vriendin te zien,
Juffer Howe, verzoekt, door haaren boode,
.dat men'zig met haar niet bet minfte wil bemoeij-
^n. Zij zal geen Zes minuuten vertoeven, was het
(a) Zie liet Tcilament, omtceqt het Slot»
f f-i
r- ' i-
(Λ W)
i V Jj
é ■.-·
y ï
< '
4
i;
E" . Vf
- ^
■■■■ j 4
Ï24 DE HISTORIE VAN
zeggen. Haar verzoek zal haar Jigtlijk worden
toegeihen,
Haar knegc, die hec verzoek bragt, ftond,
20 hec geweigerd wierd ^ te rug te keeien, en haar
te ontmoeten; want zij was gereed oni in haar
charret af te rijden zo ais hij te paard fteeg.
Indien hij haar niet ontmoetede met een wei-
gerend antwoord y zoude hij hier blijven tot dat zij
kwam. Ik ben, mijn Heer,
Uw getrouwe en nederige Dienaar,
! Willem Morden
■ Λ
Colonel Morden. Ten Vervolge·
i
Maandag-namiddags den ii. Sept.
Mijn Heer,
Ons gezelfchap is hier zo lailig voor elkande-
ren, dat het eenige verligtinge is alleen te gaen,
€n tè fchrijven.
Ik wierd omtrent een half uur na negen tot
het ontbijt gëeifcht. Traagiijk kwam de treurige
vergaderinge bij een. Elk leevenloos en geeft-
loos, namen wij onze plaatze, met rood^gezwol-
len oogen, vraagende> zonder daarvan eenig taa-
melijk berigc te verwagten , Irae ieder geruil
had.
De droevige Moeder gaf ten antwoord ,
Dat zij nooit meer weeten zoude' Wat Ruilen was.
Tegen den tijd dat wij bekwaamlijk' zaten
wierd aan de fchel getrokken, de buitenpoort ge-
opend , en eene charret ratelde over den vloer van
het voorplein; hetwelk hen in eenige beroerteni«^
bragt.
Ik ging van hen af; en kwam juift tijds ge-
noeg om Juffer Howe mijne hand te geeven , zo
als zij uit hetrijdtuig trad : Haare meid, die ween-
de, daarin laatende.
Mij dunkt dat gij mij eens gezegd hebt, mijn
Heer, Juffer Howe nooit gezien te hebben. Zij
is eerie fchoone bevallige jonge Lady. Eene ge-
zette droefgééiligheid over haar gèhêel gelaat,
overfchaduwde eene leevendigheid en vuur, welke
niettemin , nu en dan, door de naare donkerheid
heen ilraalde. Ik zal hanr altoos agtinge toedraa--
gen wegens haare liefde voor mijne dierbaate
Wigt.
Nooit had ik gedagt, zeide zij , zo als ze mij
haare hand gaf, om weder binnen deeze deuren
te koomen. Maar mijne Ciarifa, het' zij lee·.
vende of dood, trekt mij tot haar waar her ook'
zijn mag! C
' Zij trad met mi) in de kleine zaal; en de kift
ziende , onttrok zij haare hand de mijne, en iHet
met ongeduldige drift het dekzel ter zijde. Al-
zo ongeduldiglijk nam zij het linnen kleed van het
aangezigt weg. Met eene wilde houdinge floeg
zij haare opgehevene handen te zamen ι en zag
ι^
i-il
I
i' \
iiil
Ρψ
ρ
nu neder, op het lijk, dan om boog naar den He-
mel, als zig op denzelven beroepende. Haa^
boezem tilde en joeg, dat men het onderfcheiden-
lijk zien kon door haaren halsdoek, en eindelijk
brak zij het ilil zwijgen af; —- O mijn Heer!
—»-— Ziet gij hier niet! -- Ziet gij bier
niet! --de glorij van haaré Sexe? —— Dus
door den groocilen fchelra uit de uwe - Dus
ter neergeveld!
O mijne gezegende Vriendin ! zeide zij —
Mijne lieve Gezellin ! - Mijne beminne-
lijke Vermaanfter! —-haare lippen bij elke
tedere benaaminge kuilende. En is dit het Alles!
-- Is dit Alles, wat *er te wagten is van mijne
CLARISSA!
Daarop, na eene korte tuiTchenpoos, en ee-
ne diepgehaalde zugt, wendde zij zig tot mif, en
toen naar haare ademlooze vriendin» -
Dog is ze, ka?^ ze wel weezeniijk dood zijn!--
O neen! - Zjj ilaapt flegts, i-- Ont-
waak , mijne beminde Vriendin I -Mijne lieve ijs-
koude Vriendin, ontwaak ! Laat uwe Anna Howe
u weder leevendig maaken; door haaren warmen
adem u weder leevendig maaken, mijn dierbaar
fchepzel! En haar weder kuflende, Laaten mijne
warme lippen uwe koude bezielen!
tlé
Toen weder zugcende, als uit den diepilen
grond van haar hart, en met een weezen , ais of
zij te loor gefteld wierd met geen antwoord te krij-
gen , En kan dit bet einde zijn van zulk eene vol-
maaktheid! —— En zijc gij weezeniijk en inder-
daad gevlugtivan uwe Anna Howe! —^ O mij-
ne onraedogende CLAKlSiiA!,^
I iiTten·
-ocr page 129-Juffer CLARISSA HARLOWE. 105
Zij zweeg een weinig oogenblikken ftil m
toen, fchijnende cpc zigzeive te koomen, wendde
zig tot mij — Vergeef, vergeef mij, mijti
Hr. Morden, deeze wilde uitzinnigheid! —---
Ik ben> mijzelve niet !;--Ik zal het. nooit raeei;
zijn! - Gij kendet de Voortreffelijkheid niet,
peen , niet half de VoortreiFelijkheid, die dus is
ter neer geflagen!
J
Herhaalende, Dit kan.
zekerlijk. Alles niet zijn wat; van mijne CLA,·»
R1S,Α te wagten is!
> Weder eene tuiTchenpoos maakende, Eene
traan, mijne beminde vriendin, ftondt gij mij toe t
-- Maar deeze beklemde droefiieid·! ---
O mögt eene traan mijn vol en opgezwollen hart
verligten, 'c welk aan 't berft^n toe is! ■'""■·
Maar waarom, Sir, waarom, mijn Hr. Mor-
den , wierd zij her^waards gezonden ^ Waarom
niet tot»?//? - heeft geen Vader, geen
Moeder, geen Nabeilaenden; neen, geen esnX
--- Zij hadden haar alle verftooten. Ik was haa-
rje medelijdende vriendin^^——r En had ik dan niet
het meeft rege op de overblijfzels van mijn dier-
baar fghepzel?—^ En moece^ Naamen, zon^
der Niituure, den voorrang hebben boven zulk
eene Liefde als de mijne? niwi· .
' Zij kuile wederom haare lippen, elke wang,
haar voorhoofd; --en zugtede als of haar hare
zou breeken --— ^ :
Maar waarom, waarom, zeide zij, Jiet ik
mij weerhouden van mijne allerlieffte dierbaare
vriendin te zien, voor dat zij eene Engel wierd \
---Het vriendlijk bezoek al uitftellende, en
Pi ij te ligl laaiende overreedep^om dat uit te ilel-
-ocr page 130-r
len j naar welk mijn hart reikhalsde; hoe veel'
fmerte zal deezebedenkinge mi] aanbrengen! --
O mijne gezegende vriendin! Wie weet, wie weet ,
waare ik in rijds gekoomen, wat mijne harcfterkerl-
de vertrooftingen- voor u mogten uitgewerkt heb--
ben! '
Maar — haar gezigt rondom zig flaende,
als of zij bevreesd was eenige van de familie te zul·^
len zien -- Nog eenekus, mijne Engelin,
mijne Vriendin,, mijne Gezellin, welker verlies ik
eeuwig moet betreuren I En laate ik dan dit gehaate
huis vlieden, hetwelk ik nooit beminde dan om-
uwentwille!'- Adieu, dan, mijne dierbaar-
fte CLARIS SA!--Gij zijt gelukkig,
daaraan twijffeie ik niet, gelijk gij mij verzeker-
det in uwen Jaatilen Brief! ---O dat wij we-
der bij een mogen koomen, en te zämen ons ver·,
blijden, daar geen fchelmfche Lovelaces^ geen
onbermhartige Naheßaenäen, ooit onze onno-
zelheid beleedigen, of ons geluk zullen ftooreni
Zij zweeg weder, buiten ftaat om te gaen,
fchoon dit haar voorneemen fcheen te zijn, wor»-.
flelende , als het waare, met haare droefheid, en
hijgende van benaaudheid : Eindelijk berilede, ge-
lukkiglijk, een vloed vantraanen ten haaren oogen
uit — Nu ί -Nu ! -i zeide zij, zal ik
--- zal ik - wel verügringe krijgen. E>og
waare deeze gunftige ontlaftinge niet gekoomen,
mijn hart zou in tweeën geborften te zijn -
jMeer, veel meer rraanen dan deeze ben ik fchuldig·
aan mijne CLARISSA, welker raad voor mij
gedaen heeft, hetgeen de mijne nienvooi; haar kon
doen! -Maar waarom, haar ernftig aan-
lil
Juffer CLARISSA HARLOWE. 105
sti
ff
-ziende , met zamen gevouwen en opgeheven han-
den - Maar waarom befchreije ik dus de
GELUKZALIGE? En dat gij zodanig zijt,
is mijn troeft. Dat is het. Dat is het, mijn lief
fchepzel ί haar weder kuflende.
Verfchoon mij, mijn Heer [zig tot mij wen-
dende, die alzo zeer bewoogen was, als zij zel-
ve] ; Jk beminde het dierbaar fchepzel, zp als
nooit de eene vrouw de andere beminde, Ver-
fchoon mijne buitenfpoorige droefheid. Hoe
is de Glorij van haare Sexe der fchelmerije,,
en der onbermhartigheid ten ilagtoifer geval-
len!
Madam, zeide ik, zij hebben 'er nu alle
wel gevoel van! ■ ' Dat hebben zij nu in-
derdaad —--
En dat' mogen zij wel hebben! —- Ik
zou mijne Liefde voor mijne harts-vriendin ver-
lochenen, indien ik deernis met hen had! --
Maar boe ongelukkig ben ik [haar befchouwendej
dat ik haar niet gezien hebbe voor dat deeze Oo-
gen belooken, voor 'dat deeze Lippen voor al-
toos geilooten wierden! --— Och! mija
Heer, gij kent de wijsheid niet, die geftadig
vloeide van deeze Lippen als zij iprak! -Nog
weet gij, welk eene Vriendin ik verboren heb-
'be! ^ '
Daarop haar gezigt lastende gaen over het
^ekzel, fcheen zij de meeninge der zinnebeelden
in eens te gelijk te bevatten. En dit bragt haar
op nieuw zo veel droefheid aan, dat fchoon zij
verfcheidene maaien haare oogen afdroogde, zy
niet bekwaam was om het Opfchrift en de Tex·
VUL Beel. i len
m
Mi
t J
iil
rp de^HfSTORIE van ^
ten tfe Icezen : Weshalven zig toe mij keerende,
Begunftig mij, btdde ik u, mijn Heer, door een
lettertje i met de befchrijvinge van deeze ztnne·
beelden, en met deeze Texten: En indien mij
een lok hair van het dierbaar fchepzel mögt ge-
gund worden
'51 Ik berigtede haar ^ dat haar Executeur op bei-
de oidre zou Hellen i en haar ook eene copij zou
zenden van haarien üiterften Wil; waarin zij de
dankbaarfte gedagteniüen zou vinden van haare
Liefde jegens haar, welke zij De Zußer van
haar hart noemt.
Met regt, zeide zij, noemt ze mij zo; want
wij hadden, met ons beide, maar een hart, maar
eene ziel: En nu mijfte befte helft mij ontrukt
is- Ine zal ik het maaken?
Dog omziende, dewijl 'er een knegt voor-
bij de deur ging, als of zij weder fchroomde
dat 'er de een of andere van de familie mbgt zijn
-- Nogmaal,' zeide zij , plegtiglijk , en
voor altoos adieu! — Helaas mij ongelukki-
ge! plegtiglijk, en voor altoos adieuJ
Waarop zij haar aangezigt met beide haa-
re handen omvattende, en hetzelve kufiende,
en naderhand de handen van de waarde overlee-
dene, eerft de eene en daarna de andere; zo
gaf ze mij haare hand; en de kamer met fchielijke
haaft verlaatende, fnelde zij in haare charret; en
daarin gekoomen , met diepe zugten, en eene
nieuwe uitberftinge van traanen, niet in ilaat zijn-
de om te fpreeken, boog zij haar hoofd jegens mij,
en reed weg.
Het onyertrooftelijk gezelfchap zag wel hoe
Ljfc:^'- ν ΙΐίΐΓ-1 i^hn
Joffer CLARISSA HAÏILOWE i^ t
^öer ik was aangedaen geweeft, toen ik bij ften te
TUg kwam. De Hr. Jaköb Harlowe bad hun ver-
teld, wat 'er tüllchen hem en mij was voorgeval-
len : ETn mijzelven tot gezel fchap ongefchikt be-
vindende en merkende dat zij hun gefprek afbra-
'ken, toen ik binnen kwam, dagt ik het gevoege-
lijk hen te verlaaten omvrij met eikanderen te kuiï·
tien raadpleegen.
' Èn hier zal ik een einde maaken van deezen
Brief; want inderdaad, mijn Heer, de herdenkin-
ge zelf van dit aandoenlijk tooceel heeft mij bij-]
'Irans alzo onbekwaam gemaakt om voort te fgaen,'
als ik ftraks na hetzelve was, om met mijne
Bloedverwanten In géfprek te treedeo. Ik ben,
«mijn Heer, met alle opregtheid ,
zeer gehoorzaame en nederige Dienaar j
Wll^LEM M o r d e nI
' i1
Τ
Co/ö«^/ Morden. 'Ten ^'ermlgt,
liingsdag^Ogtónd y den τ ζ Sépf^
κ
BeliraaveJuiTr. Norton is hier aangekoomen,
•een weinig béter en moediger geworden zijnde ί
Hetwelk zij aan die nagelaatene Brieven zelf te
idaaken heeft, welke gij, mijn Br. Beiford,
De HISTORIE' vam
wel als ik, vreesdet dat eene heillooze ukwei^kinge^
op haar zouden gehad hebben ·
Ik kan dit niet anders toefchrijven dan aan de
regtgeaurte gelleldheid van haar gemoed. Het
fchijnt dat zij aan ■verdrukkingen gewend is, en
geleefd heéi't in eene geftadige hoope op een be-
ter leeven; en zig zelve niec hebbende te beichul-
digen van eenige bedrijven van onmin tegen de
waarde overleedene, heeft zij zeer bedagizaamlijk
beilooten, ora haare uiterfte Kloekmoedigheid 'm
'c werk te (lellen ter vertrooilinge van de bedroefde
Moeder.
O mijn lir, Belford, hoe ileigert het chara-
fter van mijne lieve afgeilorvene Nigt bij mij, uit
eiken mond! --Waare zij mijn eigen-Kind ge-
weeft, of mijne Zufter! —^- Dog denkt gij ,
du de man, die dit groot, dit wijduitgeftrekt on-
heil^ veroorzaakte -- Dog ik itappe hiervan
Het Teftament ilaet niet te worden ingezien,
voor dat de lijkpligten volbiagt zijn. De voorbe-
reidzels tot die plegtigheid worden reeds gemaakt,·
en de bedienden zo wel als de leden zelve van alle
de takken der familie zullen in den diepen rouw
geftoken worden.
Ik hebbe den Hr, Melvill gezien. Hij is een
ernilig en verilandig man. Ik hebbe hem bijzon"
derheden opgegeven tot het vervaardigen van zijne ·
redenvoeringe, welke hij bij de begraavenis ftaet
te houden.: Dog dit hai ik te minder behoeven
te doen,, alzo ik vinde dat hij ten uiterften wel
onderrigt is van de geheele ongelukkige gebeurte-
nis 5 en in perfoon hooge agtinge had voor mijne
jüffer CLARISSA HARLOWE; ijf
waarde Nigt, en haare ongelukken en dood op-
regtlijk beklaagt. De eerwaardige'D'r. Lewen,
die maar zeer kort geleeden verllorven i&^. was zijn
bijzondere vriend,, en was voormaalsin voorneemen
ge weeft om hemjn haare gunft en. kennis aan te
prijzen.,
Ψ Sjt
. - 'f
Ik ben zo even weder gekoomen van het ver ^
gezellen der bedrukte ouderen in eene pooginge,
die zij deeden om het lijk van haar geliefd kind te
zien. Zij hadden mijn gezelfchapdaartoe verzogt,
nevens^ dat van de braave Juffr, N'örton. Een
laatft afïcheid, zeide de Moeder, moeß zij nee*
men.
pooginge, evenwel , viras het maar, en
niet meer. Op het oogenblik dat zij de. kift in hec ~
gezi.at kreegen, voor dat het dekzel kon ter' zijde
gefchooven worden, O mijn lief,, zeide de Vader,
te rug treedende, ik kan het, niet, ik vinde dac ik
het niet kan verdraagen! --— Waare ik -
Waare ik -Waare ik dog nooit onbermhartig
gÊweeft,! — Daarop, zig omkeerende tot zijne
Lady,, had hij juift maar even tijd om haar in zijne
armen te vangen, en voor te koomen dat zij niet
op den grond viel. O mijn waardfte leeven! zeide
hij, Dit is niet uit te ftaen ! -- Dit is inderdaad
niet uit te ftaen! -Laat ons, Iaat ons van
hier gaen! Juffr. Norton, die (van de naare lijk-,
kas aangetrokken) de goede Lady möar even ver-
laaten had, haaftede zig tot haar---W.3arde,,
waarde vrouw, riep de ongelukkige Moeder, haa-
-ocr page 136-se armen flaende om derzèlver hals^, Draag^ mij,,
draag mij, hiervandaan! —— Q mijn kind! mijri
ïiind! Mijne eigene Clarifla Harlowe! Gij roemi
mijns leevens, nog zo kort geleeden!. —« Nim«,
mer, nimmer, moet ik u meer befchouwenl
Ik onderileunde den ongelukkigen Vader,.
Juffr. Norton de bezwijkende Moeder, tot in de
naafte zaal. Zij viel· daar op een zitbank neder::
Hij op een leuning ftoel bij haar: De braave
vrouw aan haare voeten, met haare armen derzei-'
ver middel omvattende. De twee Moeders, ge-
lijk ik haar noemen mag, van mijne beminde Nigr,,
dus tederlijk verknogt! Welk eene verfcheiden-.
heid van druk en leed in deeze droevige toonee-
len!
- De ongelukkige Vader, zijne Lady tragtende·
te vertrooften, bezwaarde zigzelven. Behaagde
hetGöde,. mijn lief, jzeicie hij, behaagde het^
Gode , dat ik mijzelveh niee meer had te befchul-.
digen, dan gij u zelve!--Gij hebt toegegeven
Gij zoudt mij wel gaatn bewoogen hebben;
om ook toe te geeven!;
Te grooter is mijne fchuld, zeide zij, daar
ik wifl: dat het misnoegen te hoog geloopen was,,
dat ik daarin'zo als ik deed berulbede! Welk eene
barl^aarfche Moeder was ik, met toe te laaten dar
twee toornige kinders mij vergeeten deeden dat ik,
Moeder was van eene derde---Van zulk eene,
derde!
Juffr. Norton gebruikte redeneeringen en ge-
beden om haar te vertrooften -----O rriijne waar-.
de Norton, antwoordde de ongelukkige Lady,
Gil waart de meer natuurelijke Moeder van het ·
1/ ■"•-'V·''"·^«·.'.
-ocr page 137-jüffer CLARISSA HARLOWE; ijf
lief fchepzei! -Behaagde het den Hemel, da*^
ik niet meer had te verantwoorden dan gij l -
Dus befchuldigde het ongelukkig paar Vfugt-
IOOS over en weer zigzelve, tot dat mijne Nigc
Hervey binnen kwam, en met Juffr., Norton, de
onvertrooftelijke Moeder naar haare eigene kamer
opgeleidde. De twee Oomen, en de Hr. Hervey
kwamen ter zeiver tijd binnen, en overreedden
den bedrukten Vader om met hen zig in de zijne
te begeeven —- Beide alfe gedagten ter
zijde Hellende van ooit meer het kind te zieo, ,
welker dood met zo veel ragt van be,n ben;eurd
wierd.
De tijd alleen, mijn Hr. Belford» kan met
voordeel tegen zulk een zwaar verlies, als dit is,
kampen. Raadgeevinge zal niet baaten, terwijl
de wonde nog verfch is. De Natuure wil haaren
gang gaen (en zo behoortze,) tot dat de droef-
heid eenigzins zigzelve heeft uitgeput; en dan zul-
len Reden en Godsdicnil eerft tijdig koomen met
haare vermogende huipe, om het neergeilagen hart
op te beuren.
Ik zié hier geen gelaat in denzelven ftand,
waarin ik het zag bij mijne eerfte aankoomft. Trots,
en hoogmoedig was«toen ieder weezen, door geen
verzoeken en voorftellen te buigen: Maar
hoe grootlijks zijn 2.e nu»vernederd 1 -- De
uiterile druk is blijkbaar in elk uitgerekten trek, in
elke bijna beritende fpier, van ieder miftrooftigen
bedroefden. Hunne oogen, welke zo kortlings'
nog toorn en verbolgenheid uitfchooten, wor-
den nu gewend nair iedereen, die hun genaakt ^
als cm medelijden fmeekende! - Konde
I 4 eok
•i
s
De HISTORIE vaïj
eoit wel moedwillige onbermhartigheid geßrengef^
geßraft worden ί
De volgende regels van Juvenalis zijn, in 1c
algemeen, wel toepaflelijk op dit Huis en deeze
Familie: En ik hebbe zederc Zondag-avond daar-
aan menigmaal ge'dagt:
Humanl generis mores tibi nojje voletiü
Suffi'clt una domus: paucos confume dies,&^
Dicere te mifertm ^ poßquam. illina veneris
aude.
Ik zal 'er nog bijvoegen, dar Juffr. Norton
den nagelaaten Brief, aan haar gezonden, der fli-
milie heeft medegedeeld» Deeze Brief verfchafc
een grondflag van trooft voor hen in toekoomende,;.
dog tegenwoordig heeft die hunne droefheidop.
nieuv/ gewet, door hen hunne wreedheid te doen
bedenken tegen ieene zo uitmuntende Dogter,,
Nigt, en Zuiler (a). Ik ben geagte Heer,
f
Uw getrouwe en nederige Dienaar,
(a] Deeze Briefbelielfl zaakeliik het navolgende: „ Haa-
„. rc darkzcggingcn,aan de braavc vrouw vonr haarc zorg·
jcgeus haar in baare kindsheid i voor haare goede ondet-
ï-> rigtiiigcn, c:i het uitmuntend voorbeeld 't welk zi) haar ge-
geven had : Met belchuldiginj^co tegen zigzelve van ijdele
,, verwaandheid en laatdunkendheid , welke buiten haar ei-
fty gen weeien in haar hari verdolen lagen, tot dat haare ram-
pén (haar verpligtciidc om zigzclve'*^c doorzoekcnj die aan
den dag bragccn,
η Z'i
Γ
ï'
• V
-fummtmn», -fHf
-ocr page 139-ί
f
Colonel. Morden. Ten Virvólge^
{ rl
• I » .
f>
* Wij zijn zo even te rug gekoomen van de
plegtige verrigtinge des laatften iteurigen Lijk-
j, Ζ'ή wcictr uit over hec voordeel der verdrukkingen voor
,, een zciiig, fchroomantig, en zigzelf mistroawciid geinoed.
,, Zij vettrooft haai, ten aanzien van haaren vroegen
,, dood i άίΐ) loop haarer beproevinge , gelijk zij zegt» volein-
,, digd hebbende, in zo vroegen leevens tijd, daar veelc door
,, den Zonnc-fcliijii dcc Godlijke Genade niet rijp worden lot
een beter keven, voor dat zij Vijftig, Zcftig, oi Zeventig
,, jaaren oud zijn.
,, Ik hoope, z.egt sJj , dat mijn Vader het verzoek zal
,, inwilligen, hetwelk ik aan hem in mijnen Uiterden Wil
,, gedacn hebbe, om u he: overige uvper dagen te laa'cn door-
5, bren;;en op m\]t\' Zuivel-huls ^ zo als men het plegt re iioe-
,, men, daar ik voormaals mij beloofde met u gelukkig te
,, zuilen zijn. Uvfc ichrandetheid, voorzigtigheid en gere-
,, geide huishondinge, mijne waarde braave vrouw, vervolge
,, zij, zullen uwe beftierinoe ever de belangen van dat huis
,, al zo voordeelig voor hen maaken , als het •welvoegcÜjk
,, voor u kan zijn. Om uu'ent wille, mijne waarde JufF;. Nor-
,, ton, hoope ik , dat zij u deeze aanbiedinge doei. zullen.
„ En indien zij het doen, hoope ik, dat gij dezelve 2ulc aaii-
,, neemen , οΛί hmnenliville.
Μ
t I
Zij zegt ,'iaar vaarwel aan hiarcn Zoog broeder, op eene
zeer minlaame wijze: Fn belafl: haar, om zijnentwille, dat
zij niet al te zeer ter harten ueeme hetgeen haar is ovcrgekoo-
Zij flu« op die volgcnic wijze :
-Ί
Ztg
i»
mu
I
-ocr page 140-ijS De HISTORIE van
pligts. Mijn Neef Jakob en zijne Zufter , rnijo
Hr. en Juffr. Hervey, en hunne Dogter, welker
genegenheid voor mijne overleedene Nigt mij voor
altoos aan haar zal verbinden; mijne Neeven Jo-
annes en Antonij Harlowe, ik zelve, en eenige
andere nog uicerlijker bloedverwanten met de naa-
men van Fuller en Allinfon (die om hunne agtinge
te betoonen voorde waarde overleedene zig in den
rouw gedoken hadden) fchoon daartoe niet genoo-
digd, woonden dezelve bij.
De Vader en Moeder zouden ook gaarn haar
deeze laatfte eere mede beweezen hebben, waarea
zij daartoe in'ftaat ge weeft : Dog zij waaren bei-
de heel zeer ongefteld \ en blijven nog zo.
De onvertrooftelijke Moeder betuigde aan
JuiFr. Norton, dat de twee Moeders van het iiefile
Kind
,, Zeg mijn vaarwel, in de laatfte plaatze , aan alle mij-
,, ne hcilwenfchende begunftigefs van uwe kenuis >en aan die-
„ geeiicn, welke ik Ml)ne Armen plegt tc noemen. Zij zul-
,, ien Gods Armen zijn, indien zij op hem betrouwen Ik
„ liebbe zodanige zorg voor ben gedragen, dat ik hoope dac
,, ze bij mijnen dood niets verliezen zullen Beveel hcu rler-
,, halven zig te verblijden} en verblijd ^ij u ook insgelijks,
mijne eerwaardige venrooftetfc en opbcutiler (20 wel in
mijne donkerder, als in mijtic helderder dagen) dat ik zo
ras verlofl: worde van de onheilen, die mij te wagten ftoü-
dcii; en ciat ik.Nü, ais deeze u eer handen koomt, 70.
aU ik nederig vcittouwc, mij verUiftige in de bern.hartig-
heden van eenen genaiieriikcn God , die mij door d,c greot-
fte beproevingcnjveilig heeft heen geleid, en zulk een ge-
lukkig emoe gemaakt van alle mijne verzcckingen en we-
derwaardigheden : En die, zoals ik nederig vcitrouwe»
ten tijde als het hem behaagt , ons eene blijde zamciiktiomft
verlcencn zal in de gewtilen der ceiiwigduuiciidc gclukza-
liuhcid.
-ocr page 141-ii!'
Juffer CLARISSA HARILOWE. IJJJ
Kind ter wereld bij deeze gelegenheid niet behoor-
den van een gefcheiden te zijn» Zij, verzogt haaf
derhalven om bjj haar- te blijven.
De geheele plegcigheid wierd verrigt raetgröo- ·
te deftigheid en orde. De afftand van Harlowe^
Plaatze tot aan de Kerk, is omtrent éene halve
mijl. Den geheelen weg langs wierd het lijk
gevolgd van een groot getal menièhen van allet·:
leij ftaar.
Het was Negen uuren toen het io de Kerl^
kwam; ieder hoek van dezelve was vol volk. Zulk
een diepen, zulk een ftillen eerbied zag ik nooic
bewijzen bij de begraavenis van vorften zelf. Eené
aandagcige droefgeeiigheid was verfpreld over het
gelaat van Allen.
De Lijkreden door den Hr. Melvill uitge-
fproken was zeer zielroerende.' Hij droogde zij-
ne oogen zelve dikwijls af, en deed iedereen, die
*er tegenwoordig was, de hunne nog meermaalen
afdroogen.
De toehoorders waaren inzonderheid zeer aan-
gedaen,. toen hij haar te kennen gaf, dat de droe-
vige Text van haar zelve was uitgekoozen.
Hij telde haare fraaije hoedanigheden op, zig
beroepende op het gezag van hunnen onlangs
©verleeden waardigen Predikant, dien. hij met eer-
bied noemde.
Elke opgetelde voortrefFelijkheid wierd in ver-.
fcheidene gedeelten van de Kerk toegeftemd met
eerbiedige luilleringen van verfcheidene perfoo-
nen, als die daarvan zelve kennis droegen, zo als
ik zedert onderrigt ben.
Wanneer bij wees naar het geftoelte, daar
i 'Ά
J
zij (dèn Godsdienil' eere bijzettende (3t)or. hadr
voorbeeld) plegc te zitten of te knielen, wendde
zig de geheele vergaderinge met de plegcigfte eer-
biedigheid naar iiec geiloelte, als of zij zdve jdaar
geweeft w.aare.
Wanneer de redenaar gemeenzaamheid met
deftigheid vermengd haar roe-eigende, wierd aan
die coe-eigeninge door de geheele Kerk eene gon-
zende toeftemminge gegeven; en eene arme zin-·
lijke vrouw voor mijn geiloelte voegde 'er bij,
,, Dat «ij waarlijk in allen deele de minzaamheid'
„ zelve was, en iedereen zou toefpreeken. „
Veele oogen liepen over, wanneer van haare
weldaadigheid', haare -welberedeneerde wreldaa-
digheid gemeld wierd. Ea haar loon wierd haar
toegelegd van eiken mond, met zugten en fnikken
van zommige, en deeze woorden van anderen,
„ De arme zullen haar deerlijk miflen. „
De blijmoedige ge ever ^ welke God gezegd
wórdt Hef te hebben^ wierd erkent dat zij geweeft
was: En eene jonge Lady, zo men mij berigc
Beeft, zeide. Het was de zorg van Juffer ClariOTa
Harlowe om de ongelukkige, in eene fchielijk op-
koomende wederwaardigheid, op te fpooren, voor
dat het zugtend hart daaronder bedolven wierd.
7λ] had een zeker getal van arme menfchen
uugekoozen, wegens hunne uitileekenda eerelijk-
heid en vrugtlooze naarlligheid. Deeze kwamen
uit eigene beweeginge gewiiliglijk hunne laatfte
opwagtinge maaken bij hunne weldoeneres; en
daar zij zig in de Kerk onder den hoop vermen-
gende zo digt als zij konden tot den omgang, daar
het lijk op I fchraageii ftond, waaren doorgedron-
gen.
•■■"■Mt:;
f^'-i««»·"'·
gen,'was het te minder te verwonderen, dat haar
lof van den Predikant voorcgebragt zo algemeene
en zo dankbaare luiileringen van goedlieuringe ont-
moetede.
Zommige, fchijnt het, waaren *er, die kun-
dig van haare ongelukkige gefchiedenis, hunne
aanmerkingen maakten op het verflagen gezigt van
den Broeder, en de oogen der Züfter die in traa-
nen zwommen; „ O wat zouden zij nu wel wil-
5, len^geeven, voorzeker, dat zij niet zo onberm-
y, hartig ge weeft waaren! „ --—.Andere verr
volgden, gelijk ik zeggen mag:, den geftrengeo
Vader, en de ongelukkige Moeder, tot t' huis in
hunne kamers-2ij durfden inflaen, dat
I i
u
dezelve nu wel wilden toegeeven, nu hec te laat
wasi-Hoedanig moeft hunne fmerte zijn!
—^-Geen wonder, dat zij '«t niet bij tegen-
„ woordig zijn konden 1
Verfcheidene ^aven hunne yerwonderinge te
kennen, geiijk de luiden ter aller uure doen,
„ dat 'fir een menfch kon leev^n, welken zodani-
„ ge volmaaktheden niet beweegen konden om haar
„ eerelijk te behandelen; „ Otn haar als een
tnenfch te behandelen, raag ik wel zeggen. -
En die, baar rang en middelen in aanmerking©
genomen zijnde, zijn eigen belang zo kon in den
wind ilaen, al hadde hij ge^n andere beweegredeti
gehad tot eene eerelijke behandelinge!-
De braave Godgeleerde, door zijnen text
daartoe geleid^' roerde even den ongélukkigen
ftap aanv, die de oorzaak geweeft was van haaren
ontijdigen dood. Hij fchreef zulks toe aan den
ftaatder dingen hier beneden, waarin geen voV
-ftreki
9>
5>
; li
■ i!
-f »1
m
ίί-ίΜΐίϋ^-ϋίΐΙ!!^
t)e HISTORIE van
ftrekte volmaaktheid kon plaatze hebben. Zeeï
befchaafdlijk roerde hij de edele verfmaacJinge aan ^
welke zij (fchoon «rnilig aangezogc van eene ge-
heele luifterrijke familie) getoond had om zig te
paaren met een man, welken zij haarei· a'^tinge
en vertrotiwens onwaardig vondi en ;4ie met den
uitetilen ernft bij haar aanhield om hem aan te nee^
tnen. \
Daar hij hec meefl: op ftil ftond, was het ge-
lukkig Einde 'c welk zij gehad had; en daaruit
trolc hij trooft voor haare nabeftaenden, en lee·^
Tinge voat de toehoofders. ·
Met een woord, hij voerde zijn ftuk zoda-.
»ig uit, dat het de agtinge deed rijzen, welke hij
al voorheen in een uitmuntenden trap verkreegen
had. '
Toen het Tijk ftond te worden neergelaaten
in den Graf-kelder (die zeer rüim> en Binnen de
Kerk is) was ""er een groot gedrang om het dek-
zei van de kift, en de fpreuken en zinnebeelden
daarop te zien. Inzonderheid drongen twee hee^
ren, berold in hunne inaiitels, tot dezelve door.
Deeze fchijnt het, waaren de Hr. Mullirrs, en de
Hr. Wyerley, beide openbaare boogagters van
mijne waarde Nigt.
Wanneer zij bij de kift kwamen, en hunne
oogen öp het dékzei floegen, „ Die "kleine ruim- ^
„ te, zeide de Hr. Multins, fluit alle menfchlij-
ke voortréiFeHikheid in zigi „ ■ En
daarop was deHr. Wyerley, buiten ftaat om zig-
zeiven te bedwingen , genoodzaakt de Kerk
te ruimen; en wij hooren dat hij zeer ongeïleld
'is. ' "
Juffer GLARISSA HARLOWEl
.'s*?? 'ï -
' ■ 1 ύ:'
.-ν
Men zegt, dat de Hr. Solmes ,in een afge^
legen boek van de Kerk was, in een ruiters-
mantel digt omwonden : Kn dat hij verfcheidene
maaien traanen ftortede. Dog ik hebbe hem niet
gezien. .
Een ander heer was 'er ook incognito^ in
een geftoelte nabij de openinge van den grafkelder,'
op welken men geen agt zou gegeven hebben,
waare het niet geweeft van wegens zijne rgroote
ontfteltenis toen hij over het geftoelte heen zag,
wanneer de kift in haare plaatze wierd neergelaa*
ten. Deeze was Juffer Howe's waardige Hr. Hick-
man. !
·> Mijne Neev^n Joannes en Antonij, en hun
Neef Jakob, verkoozen niet om-in den graf-
kelder neder te gaen onder hunne afgeftorvene
voorouders. ^^
Juffer Harlowe^ was ten uiterften aangedaeHé
Haare Confdemie zo wel, als haare Liefde, nam
belang in deeze gelegenheid. Zij wilde met het
lijk van haare waarde, haare eenige Zufter, m
den kelder gaen, zeide zij: Maar haar Broeder
wilde het niet toelaaten. En haar overftroomend
oog volgde de kift, tot datze daarvan niet meer
zien kon de : En toen viel zij neder óp den bank,
en was op het punt van bezwijmen.
Ik vergezelde die naar beneden, op dat ik
niet alleen-mijzei ven, maar ook u, mijn Heer,
haaren Executeur, mögt verzekeren", dat zij vol-
gens haare begeerte, geplaatft was aan φ yöeten
;Van haaren Grootvader.
De Hr. Melvill kwam ook beneden, be·
fchouwde het dekzel, en ftortede einige traanen
s over
k
!
Jl'
, \
; Μ
ovtfr hetzelve. Ik was zo wel voldaen met zijne
jedenvoeringe en gedrag , dac ik hem op de'akeli-
ge plaatze befchonk mee een ring van eenige
waardij; !en bedankte hem voor zijnen dienil.
En hier liec ik de overblijfzels van mijne be-
minde Nigt; mijne eigene plaatze beiproken heb-
bende ter zijde van haare kilt
,' Bij mijne te trug koomft op Harlowe-Plaatze,'
vergenoegde ik mij met mijne eerbetuigingen te
zenden aan de bedroefde ouders, en begaf mij al-
leen in miine kamer. Nog fchaame ik mij te be-
kennen, dat ik mij niet weerhouden kon van, meer
dan eens, eene vlaag van menfchlijke weemoedig-
heid den teugel te vieren, zo dra ik^in dezelve
;gekoomen was. Ik ben^
Mijn Heer,
• , .. Uïv zeer getrouwe en gehoor*
zaame Dienaar^
. - · !
Wm. Morden,
P. S. Gij zult een Brief krijgen van mijn Neef
Jakob, die u hoopt le beweegen, oill van
t, uw Executeurfchap af te ftaen. Ik moedi-
ge hem daartoe niet aan. i
'i,
^iiSSM
-ocr page 147-'.' 'i
Be Hr, Be lford, aan 'Willem MoRDEii $
•fä
t ·
ί
i
.. . ■ ^
J Ikhadal
eens in gedagten om ftilletjes buited
te koörnen, mec eograerk om, vermomd ^ de 'laätfte
plegdgheid tè zien verrigcen. Dog het was nieé
van nooden ihij zélven deeze droefgeeftige moeite
te geevenj' .nadémaal uw laatfte Brief al het voor-
gevallene zo natuureiijkbefchrijft^' dat ik ieder toö-
neel als voor mijne oog®n zie. « t
Gij'trekt mij mede i mijii Heer J dünkt niij^i
in den ftillen langzaamen kerkgang -Nii
treedejk met de gedügte Baar bet fomber Portaal'
in: Nu meete ik, met ilaatige fchreeden, den
gèheiligden Omgang af: Nu, rocmdraögéndeöj;)'^
e:ene verwanifchap met haar» en mij jslaatzende in'
een geftoeke nabij de kiil die iéders oogétt tot zig
trekt, luidere ik naar de beweegelijke IJjkredehii
IMu gaeik door liet gegons van gaapènde, met ge-"^
zwollen oogen ftaarende menigten p neder in dëd'^
dampigen graf-kelder, een regt ExècutöurV oiri>
dat. gedeelte van haar Teftament volbraljc te- ziertJ
met mijne eigene oogen. Daar gae ik, mec eene
f i
zièf
VHI. Deel.
-ocr page 148-S^fMlMTpKm ^ΛΓΤανΓ;^
ziel vol van gepeins, de omringende gedenktekens
der ilerflijkheid tellen, en beipiegele de tegen-
woordige iliiiieid van zo veele voormaals woelige
ijdelheden, allé ;iö; feen zoberèo "vèifwelfden hoek
te zamen gedrongen, als of de leevende de plaat-
vze mifigunden-δφ^ Hjkén der ββεΛέη,·^'voor wel-
ke, toen zij bezield wöaren,'ide aarde, delugt,
en de wateren, caauwlijks plaatze konden vinden.
Daarop haar ziende zetten aan de voeten van hem,
^wiens aaf:dfch,v0ïnj^aak zij w^^ en die, zo als ik
vinde, aan de geneugte, welke zij hem toebragt,
de verlenginge toeCchrijft van zijiil eigen lèeven
(a); verJaate ik zugtende, en met'een afgekeerd
gelaat', het akeljg;verblijf, deizinijebeéldige kift,
^n voor altoos» de,glorij van haare ^exe,· en klim-
me naar, boven mei die geenen , die binnen weini-
ge jaaren, na ^ene 'zeer korte flikkeringe des lee-
vens , andere gediehen ftaen te ^vullen van denzei-
uen grafkelder V welkenlzij nu (terwijl zij alleen
rouw draagen over haar., int welker vervolginge
ai] te zamea fp^n4èn5. met hunne ι voeten treeden.
4 / Nog laaien; uwe aandoenlijke ibefchrijvingeni
niij toe,hier op te houden : Maar^ boven gekoot:
men zijnde, menge ik mijne traanen en mijne lof-
tuitingen met dietder talrijke aanfchouweren. ^ Ik
vergezelle de b,edrukte rouwdraagers te rug naar
hunne miftrooftige wooninge ,,en Jaatemij hooren
ip de algemeéne zamenftemminge der vrugtlooze»
weeklagiC i ,tot dat ik van hen fcheidende^ zo als'
mij verbeelde, gelijk zij van een fcheiden, even'
ook ajs zij, weezeniijk, mij overgeeve aan nieuwe
tooneelen van eenzaame en flaaplooze droefheid;,^
L iv/· ' de-
(a),Zk D. I. BI. ,1 r\· Μ Ml'J
/
1 . I
-
JüFFÈR CLARISSA HARLOWE. t^f
ié vbimnakcheden overdenkende j Wéllke ik êeti
einde bebbe zien neeraen; en geen verligtinge krij-'
gerideidan uit eene vérontwaardigirige, welke mij'
de grarafchap van anderen doet goedkeuren tegen'-
den ongelukkigeh man ^ en die even ottgelukkigè
nabeßaenden van haar, aan welken het onhern
ftelbaar verlies te wijten iSi
Vergeef mi}, mijn Heer^ deezë bedenkingen;
en laat mij toe dat ik aan u» nevens Deezen, zen«
de hë'tgeén gij weigerdet te ont^angert^yoljr dät d^
Begraavenis over wa^ ^ 7·/
Hij geeft hem daarop éené Uß νάη het
/ >en de góeier&ny lÈelke hij Mm bij deezA
t gelegenheid toezendi, voor de Legataris·
fen op Harlowe-Plaatze ^ en in der ze hef
nabuurfchap; welke hij: hem verzoekt ίά
heftellen volgens het Teftament,
Bij z'êHdt héfti ook een her igt van dnderé
verrigtingen ^ welke hij in gevolge van hé$
y Τββαήιεήΐ ^èdaèn heèft^ en v'êrzöekt td·
ΓΤ iütiéete^ óf de Hr. Hartowe mrwagt ^ daé
r '-' dé kbßen der hegi^aavenijje betaald tulléti'
wordéWUit de góederen ^ welke hij in han-
♦ " idßn hééft; en dat de fönirnen^hefn vergoed
zulleW borden i 'Welke aan dk Teßatrix
Éijn Opgeßhooten zéd&rt haaf^ Gfootva'
ders doodi ■ ■
■yf' f;
Öeè^e (póédige ve'rrlgtingetti mgt hiji zül-'
kn dëH Hr. JaUdb Hërlowé öVeftui^én, dä^ ifc^
i^aft beßoötferf fiebbe^ orti hec téftamént ten Voi^
len te zien uitvoeren s en dat ik egtei,- doör βϋ]η#
Κ
JL·
-ocr page 150-IXiiJHISTöR^IEiiAMircur
Τ"*
»vu'
wijze van ^uiks ce doeji y'geen noodlooze veHriet^
lijk heden aan deifatnilie begeere; toe te brengen»,
nadetnaal alles-wat'hen betreft door uwe* handen
gaen zal.
L ^ Vi^iM ■ '..V^·Ι-'ΪΛ;,,Αύ» i^oh
'{ii.^'u.i.i'.iï
■ < .'-raojiJW 01
■^'r-x^X^Ii' BR^E^^r.....
' < V ■ iß iib bCil 'U^é ίΚ»
De i/r^v J ak o »'iH α rl ο w ε , aan]hv^, Β ε ν
,·,:.;·:^ viü:.-ί^ν,^ίΛ ·■
I,;; ν Υ χ,is ivHa^hwe -PUatze 'iVrij^ag^avond,
.. , . . · ί-,ί ·■> ϊ. , . .
J ' . ί ^ 't 'i'· '·: i V^-J i .
.-;· ,miJN - Ηεέr, λ:/
Ik hoope van wegens het charafter, dat mijn
waardige Neef^'Morden.yan u,geeft,' dat gij bet
voorftel wel· iverfchoonen ^ zuk^^\i;hetwelk ik u
doe, om eeneigeheèle/ainilie te verpligten in ee-
ne zaak, die van veel belang is voor bun ;{vreede,
en voor niemand anders van even yeel belang kan
iijn. Gij zult terßond wel oordeelen, mijn Heer,
dat Dit het Executeurfchap is , met welks moeite
mijne Zufter ,u belaft heeft door haaren uiterften
Wil.
Wij zullen ons alle ten uiterften aan u ver-
pligt agten, indien'het u belieft deezen Poft over
te laaten voor onze eigene familie; de navolgende
redenen. pleiten ivoor ons om deeze.gunft van u
teverwagten^^/ u r
iiiü ? iiQl^lvpii/ Li/ii. ; ίίίίΐ
Voor-
•".t-fif
-ocr page 151-Vooreerft / om dat zij nooit de gedogte gehad
zóu hebben oni_^u daätrtiede Jailig te vallen, n7i|n
Heer, indien zij gèiobfd had dat éenigen van haa-
re riiiailbeftaenden dit hadden öp' zig Viiiüen rieer
Tén tweeden, Verflae ik dat zij u in het Tes»
tament aanbeveelt, om het öp'de eefelijkheid van
een Ige van onze familié te laaten^aanköömen,. ten
aanzien van hecvplbrengenvati zodanige artikelen ,·
welke van ee'ne huislijke natuuré zijn. Wij zijii
^Vi/é-f van ons, en alk te zameo, zo gij het veir-
zoekt, gereed om ons wopid van eerebijdeeze ge-
le^enhetdj te geeven : En alles wat gij als een man
van eere begeeren kuni:, is, Dat de coebetrouwde
Laft wnrde uitgévoerd.
Wij hebben te meer belang, mijn ll^er, om te
wenfchen dat gij deeze bedieninge van de hand
wijft , om dat gij zo kort en bij toeval bekend ger
worden zijtmet de waaideTeftatrix, en lang en ge-
meenzaam kennis hebt gehad met den manv welken
zij haar bederf yerfchuldigd was, en w^j het grootil
verlies.en ongeluk (aangemerkt haare rtienigvuldige
voortreiFelijkheden) hetwelk ooit eerie familie is
overgekoomen.
Gij zult deeze redenen, durve ik zeggen>
haar behoorelijk gewigt toeilaen, indien gij u zei-
ven ip onze plaatze. feit: Ea dies^te gereeder,
als ik u verzekere, dat indien gij u met deeze zaak
20 zeer tegen-onzen zin ^bemoeit (verfchoon mij ,
mijti Heer, dat ik dus ronduit fpreeke) dit waar-
'fchijnelijk wel tegenkantingé zal veroorzanken in
zommige ftukken, daar-anders mogelijk geen te
Vv'agten is.
^aiÉMi
-ocr page 152-Hetgeeffi. ik de^halvep .vporflae15 (jlit, / Niet
dat^mijn^^^er deezen Laft agnyaa^e : .Hif l^ t^
zeer bedrukt om, dien op zig të neemen ?
Nog ook ik zei^e^ —- Men mögt denken daj·
ik daarin te Veel belang had : Maar dat toege-
ftaen worde dat dezelve op mijne twee Oomen koo-
me; aan welker bekende eerelijkheid, en aan welf
ker genegenheid voor de waarde afg^ftorvene, nie^
mand ooit twijiFeide i En zij zullen met u in pn-
derhandelinge treeden, mijn Heer, door mijnen
Neef Morden, omtrent de ftukken, die zij zullen
op zig neemen te volbrengen.
De moeite, die gij reeds gehad hebt, ,zal tj
genoeg regt geeven tot het legaat hetwelk zij u
maakt, tegelijk met de vergoedinge van alle de
koften, weike gij gemaakt hebe, en het tOÊjftaen
van de wettigheid der legaaten die gij betaa]4
hebt, fchoon gij u niet regtlijk hebt laaten beives'
tigen om als Executeuïj te handelm; gelijk ik ver;
moede d^c gij tiog niet gedaea'he^i;i^en «^ „niejE
doen zult. : .
Uwe inwilliginge, mijn Heer,.zal e^n^ fami-
lie (die reeds geiioeg met druk belaa4en zijn) yerr
pligten in de omftandigheid" iyèlke dit' vobrilel
^an u te wege brengt; en wel inzonderheid,
inija Heer, - . . ^ ^ j
' U'voen ootmoedigfkn Bienaar"^^ '"'^'^
^ JAKOB HARLOWE,,yi//^
i. t . ' n' ft
Ik zend deezen door een van mijne knegten^
4ie op^een antwoord van^u zal wagten. ;
; XXVU
-ocr page 153-■ iï·: f
J)e Hr* Beï-ford, aan Jakob Harlowe
jufh Schildkn, i.' ■-
... ... jf^
Saterdag^ vanSept»
Mijn Heer, j
Gij zult mij von uvvcin kant ook wel verfchqo?
nen, dat ik ionduit fpreeke ; Want ik moet aan-
merken,, dat indien ik al zulk een regcmaarig
voelen·^niet had, als ik hebbe, van de geheiJi'gdQ
natuure der bedieninge, welke ik op mij hebbe ge?
nomen, zommige paifagies in den^ßrief, met welt
ken gij mij begunftigd hebt, mij overtuigen zou-
den , dat ik mijzelven niet behoore te verfchoonen
van die waar te neemen.
Ik behoeve ilegts eepe van dezelve te noemem
Gij gelieft te zeggen, Dat uwe Oomen, indien
Lüft aan hen worde overgelaaten, door den Colo-
nel Morden, met mij in ondtrhandelinge zullen
tneden>^ omtrent de ßukken die zij zullen op -
neemen te volbrengen, /
Gun mij te zeggen, mijn Heer , Dat het de'
pligt is van een Executeur om zorg te draagen da^
ftuk volbragt worde, hetgeen volbragt^dfa
worden. Nog zal ik de volbrenginge van dert
mijnen aan eenige andere perfaonen overlaaten,
inzonderheid daar zo duidelijk wordt te kennen ge-ΐ
geven, dat men zig niet ftipt aan de letter denkt
te houden, en daar alle de takken van uwe familie
getoond hebbeii /dat z'j, ten aanzien van de on-
vergelijkelijke Lady van een gevoelen zijn.
- Gij gelieft voor reden aan te dringen, dat zi|
mij aanbeveelt, om zodanige artikels op de eere
yan eenige der familie, wie ook', te laaten aankoo-
men, welke van eene htiisUjke natuure zijn. Dog;
die al eens toegeilaen zijnde, legt daarin dan niet
opgeflooten, dat andere artikels nog mijner zorge
blijven toevertrouwd? —- Dog zelf:van dee-
ze, zult gij uit het Teilament vinden, dat zij niet
afftaet; en daarop wijze ik u.
- I» Het is mij leed, dat gij uitflagen doet van eene
tegenkantingen daar anders, gelijk gij^zegt^ mo-
gelijk geen te wagten waare, indien ik 'er mij niet
mtde bemoeide. ïk zie niet, mijn Heer, waarom
uwe partijdigheid tegen een man ; die niet kan ver-
deedigd worden, zo verre behoort te gaen tegen
eenen die u- nooit beleedigd heeft: En dit alleen-^
om dat hij met dien man bekend i?. -Ik wil alleS
niet zeggen, Vat'ik^zou kunnen'zeggeti, bij dee-
ze gelegenheid. ^ < '
Wat het Legaat aan mijzelven belangt, ik ver-
zekere u, mijn Heer, dat nog mijne omilandighei
^en, nog mijn-aart mij zullen aanzetten om mijn
voordeel te doen met mijn Executeurfchap. Ik zal
niet vermaak treedèn in de voetibppeh van 'de ver-
wonderenswaardige Tefiatrix, overal'waarin ik kan ;
cn zal haar Armen-Fonds eer yermeerderen dan
verminderen. "i b^.p'-K. , ·,ν
i ^
Wat aangaat de moeite,.weHie aan :het Uitvoe-
r·-- " .i. .;,!
: L
,1'' ί
ren
aia^
-ocr page 155-rön van den Lad vail is^ ik zal, uit eere voor haa-r
i-e gedagtenis, tienmaal meer dan dltniij Vétfchaffen'
kan, van geen belang rekenen;; ik hêbbé- inder-
daad nog t wee andere Executeurfchappen om han^
denv dog ik draarsje die: ligr. En de. opérhlijmnL·'
kunnen hunnen tijd ni^t beter of ikfderijker be\
fieéden, i ■ ''i ■ ·ν> -i Hm
i. Jk ben van gedagten dat alle artiltelsi behält
ven hetgeen hgt Armen^Fonds btjtrefc (zo;Voortreft
feüjk is de Beilellirrge van deeze voortreffelijkfte der
Vrouwen) in twee maanden tijds, teniJattgilen ,
kunnen afged^en worden, , tir.i * ■
Gelegenheden tot twiil of mishopen zullen
van^mijnen kant niet gegeven wordeni ; Gij behoeft:
alleen uv\ie VQorftellen maar te doen aan den Colo*
nel lyiorden, welke mij regeeren zal. in alles , v,raar-
in«het Teilament. mij toelaat uwer familie te belie-
ven. Ik verzekere u, dat ik al zo pngértegen ben
om mij in derzelver tegenwoordigheid te dringen,
als eenige van dezelve kunnen wenfcheni
Ik bekenne, dat ik het Teftament rog nier in
krsgc hebbe laaten ftellen ; nog zal ik dat doen
Yöör de volgend^ week ter» fj^oedigllen; op dat gij
tijd moogt hebben om vriendlijke tegenwerpingen
in te brengen, indien gij dit mögt goed vinden te
doen, door bemiddelinge van den Colone!. Dog
gun mij hier aan te merken , mijn ί leer, „ Dat
de magt van een Executeur, in zulke ftukken
„ als waarin ik die geoeffend hebbe , dezelve is
„ voor de Bekragiiginge als daarna. Hij kan zelf,
zonder die verkreegen te hebben , eene Aétie
begiunsn, fchoon hijzetve daarin niet vdrfchij'
nen kan : En deeze Daaden van Beftier maakea
59
Κ 5 herti-
iitiL·.
-ocr page 156-De' HISTORIE van
Ï54
„ hemzeïvea ook aan Aanfpraak onderhevig, ^ Ik
iebbe derhalven goed rege gehad'tot de ftappen,
welke ik gedaen hebbe ter gedeeldijke Uitvoeringe
van deezen geheiligden Poft; en'hebbe niet noo^
dig, dat mij de wettigheid^van iets worde toege^
flaen bij deeze gelegenheid»
Gun mij de vrijheid oinfer bij te voegen, Dae
als gij het Teftament gelezen, en alles bedaardlijk
overwoogen hebt, mijne hoope'is,* dat gijzelve
van gevoelen zijn zult, dat *er geen plaatze kan
zijn tot twift of tegenkantinge: En dat indien uwe
Familie de hand wil leenen om de Uitvoeringe te
verhaaften, het de natuurelijkfte en geraaklijküe
weg zal zijn om van de geheele zaak een einde te
maaken, en gedaen te krygen met een man, die
zo zonder reden, ten opzigc van hemzelven in \
bijzonder, het voorwerp is van uw mishaagen, als
ik, mijn Heer,
Uw zeer ootmoedige Dienaar (^des^
niettegenßaende)
w
■4
iiw·
ι Jan Belford,
I - ^
I
iteABMiifcwiiii^iaBMir·'''·'
"f :
HEt
-1 !
-ocr page 157-... r
Waaraan de volgende vooraffpraak, op eeji '
afgezonderd papier gefchreeven, met '
zwarte ^ijde was vaftgehe'gc, '
Aan mijrierf EICEetJTE^R, ■
iy Ik hoope dat ik verfchooninge mag vinj3efi
wegens mijn uitweiden over'ftakkgn van ber
„ lang. in verfcheidëne gedeelten^van di
5, piegtig Gefcbrifr. Wantik hebbê wel van z©
„ veel voorbeeHen gehoord van verwarringe cn
oneenigheid in familien, en zo veel twiiffelirigc
5, en Hioejjeljjklieden,,, bi| gebrek yaij. yolkoomene
' klaarheid in de TeilaTnericen van Verworvene
perfoonen, dat ik dikwijls daaruit beilöpteh
hebbe (al waaren daartoe geen andere redenen
dan die haar opzigt hebben op den vreede viib
overblijvende vrienden) dat dit Laacfl: Gefchriic
ten aanzien van deszelfs oogmerk eri urerkihge,
het Laatile niet behoort re zijn in deszelft op^
ilellinge of niaakinge; maar het uitwerkzel te
„ zijn van een bedaard overleg; · en (gelijk meer
„ dikwijls άαη met regt gezegd wordt) van een
,, gezond verpand en geheugen^ welke men
zeiden ontmoet, dan gezond lighaam,
„ Aile voorwendzels van gebrek van v^rftand wor-
„ den insgelijks voorgekoomen, als een Teila-
5, mentmaaker redenen geeft van hetgeen "hij be-
,, geert j alle vitterijen omtrent woorden wordeg
daar^
5)
·»
J>
5>
ï»
5»
J>
»•'Vi'
uaas^
rnmmfimfi
iridis foRil^r^"^'
3, daar<ioor afgefneeden; de bezwaarde worden
5, daardoor verzekerd i en zij ,rvoor welken eenig
5, voördeM gefchikt is, genieten hec voordeel ge-
3, ruftlijk. Hierom hebbe ik jpij ,yoor eenigen tijd
bezig" gehouden, met dé' yoornaame ftukken
van zulk eene befteliinge op'papier^te brergen;
welke ilc,^ naar dat mij daartoe redenen voor-
5, kwamen, verand^d^ of vermeerderd hebbe; zo
3, dat ik nooit volftrèktJijk zonder'"eä'7V/?^»?^«i
„ was, al waare ik nog zó ^fchielijk ,weggerukt.
,, Deeze kladden en onvolmaakte fchetzen ftelden
a, mij in ftaat, terwijl God mif guniliglijk tijd en
bezadigdheid verleende,, om dezelve te fchikken
,, in den vorm, waarin ze nu te yoorfchijn koo-
,, men. „ , , , . ί ^.
fj''
b tl
IK CLARISSA HARLOWE, nu;
door zeldzaame en ^droevige toevallen, huisveiien-
de in de parochie van Sc. Paul onder Covent-gar-
den, bij mijn-gezond en volkoomen verftand en
geheugen zijnde, gelijk ik hoope dat dit gefchrift,
vanwijzelve ontworpen, en met mijne dgene hand
gefchreeven, zal doen blijken j maake en.verklaare
£op deezen tweeden dag-.van September (^a^] in
het i^nr onzesN Heeren ——— (b).deezen mijnen
Uiterftén Wil en Teftament, in maniere en vorm
als vólgt: ; ,
In de eerfteplaacze, begeere ik, dat'mijn lig-
(a) B<i Viet fchrijven was hier ecne ledige plgatre open φ>
Jfaten roe deezc"'da{itckc«inge; w^lke op deezen dajj wierd
iiitievnld. Zie Br. Lxxxv, Vaw lict VH. Dtcl,.« .
f. /h) De meldinge vau hci jaar is hier uiigclaatcn om bijzon-
dere redenen.
i
-ocr page 159-Juffer, CLARISSA HAIU^Ol^E. 157
liaam na mijn overlijden dde dageii pnbegraven z,ai
blijven^ of tot dat men het goeddunken van mijn
Vader diesaangaende te weecen kqome* Dog"de-
wijl de oorzaak van mijn dood onder geen twijffel
valt, wil ik niet, dat hewelve, qni- wélké reden
,ookj geopend worde, en hec is raijne begeerte,
dat het van, niemand ? die van' Riijne eigene
Sexe zijn i zal worden aangeraakt,' , -
; ' jk hebbe altoos ernftig verzogt, dat mijn lig-
haam in den grafkelder der familie bij die van mijr
ne voorouders mögt worden bijgèzèt. Indien dap
vergund mögt wordei?,, .zou. ik nu wel wenfchén,
dat het geplaatil mögt worden aan de voeten van
iprjnen^waarden en gëeerdén Grootvadér. Dog
dewijl men geda^t heeft, dat ik, door eenen zeer
ongelukkigen ftap, m^'ne gehe^ele maagfchap ont-J
jeerd hebbe^ en derhdven deeze j^atile eere mpger
JijK aan? mijn lijk geweigerd ifaet te górden; in dee-
zengevaUe, is mijn? begeerte, dat h^t moge ter
graven wor^n pp . het. kerkhof, behoorende tot de
parochie, waarin ik ilerven zal; en dat wel op de
iUlfte wijze, des nagts, xuflchen.,Elf en Twaalf uu-i
ren; en alleen gevolgd van Juffr. Lovick, en van
Mr. en Juffr. Smith, en derzelver dienftmaagd/
Dog het is mijne begeerte, dat dan dezelve
regten en begraavenis-gelden daarvan betaald wor-
den, welke men gewoonjij!^ betaalt voor ^e^ee-
nen, die in de beile/graven, zb men ze ;noem^3
of zelf bipnen bet choof koomen te leggen, ——^
En Ut maake vijf ponden, die van de kerk-yoogcjeH
naar hun goedvinden; ftaen te worden wicgedeeld
aan cwintig urme iiêden^op dea ^ojida^ na" mijne
■ '' ■ be-
fi'i
. '»Wil I i.m^i'·
Λ
Cr
-ocr page 160-15g ^ DÈ 'iltïtOtf lè VA^ ^ - ''
begfaavenisv'W Dit h^t zij ik bier of eMëis ié
begfaaven WüifäeD. ^ m^i loj i,. . ί,^ι
^ ik hdDbe ieeds^mondlijkè^·'bevelen gegévein^,
dat 'iki tiä dac ik 'zial geiïorveh zijn (én békleed^ó^
feodafii^e wijze als ik geboocfefr liebbé)' zo dra ai^
mogelijk is, ^ö'thijne liiit gelegd #orde: . Hec ië
rtiijne beg^èrtè^'dié ik niet'btticeri%oód téir be^
fchouwinge aan iemand vertoond Wörde Hl^eh 'zij
eenige van mijne bioedverwaten'zig mogten vei-
Waardfgen óm, vooV de'laatftemaalhun gezigc-oj^
ik ^zóii Wef gir'afn ^
Vetrtiijd kon Wötdenisondiér vijatodfchap te vér-
wekken tüirdieii den Hn lit^VehtéÏfnïtoijóeö^Sié·^
tuteu/; dät'dfe'^eerfte; liia^Mdgt-^ördeti töe^elaa^
teri'om riiijh/jiji 'fl ziën/ 'p^ vërfe h^
€βή tfiaa is die ^ëö tegenftM kab duldeïl^/^
Niematnä tdébehtïoïe% indieii'"hij W op, ftaet óni
/^aar dood té^^ie.^ ,^eike hi| EÉ-NS vöoiheeii èé^
nigzins dood gèlzréh' heeft,· zijüë'^'dirrtelé'
geette WöidW iftg.^oïgd.'' täac hend de OVéïbfi]^
zeis befchouwejien daafovèf-iiö fetf wH'z'ége^^i^
leti, van eèné ' die' een flagtofifer ls pWordêh
zijne barbaörfche trouwloosheid t Üög'Iaat dm'éd
hig vroom menfch ; '^ fiéé , ter-
wijl hij hk'iïap'^fchoüwr^^^^ be'zigtigt, een papiét
in handefi geeven, Λ wélk deezé Weifiigé-Woordéii
„ bêfühouw hNr ^de overbUifzèis^yati^dê oftlanp
„ ten^bedeif gébragteV dog' egiièr tiii geFukkige j
aariiTii Hartó^! Zie hier w^t zelVé
^ wel tiaaft üibèt wordenj(ètfiBEK&ER
é.
"Ui
JNog-
Γ üJ
>7
r'i'
li
.....^^
JüFFiR CLARISSA HARLOWE. i j^
Nogthans j om te tooften, dat ik in eene vol-
inaakte liefderijke gemoeds-gefteldheid jegens dè
geheele wereld vergeeve ik ten ópregtften
den Hr* Lovelace de verongelijkingen, yrelke hij
mij heeft aang^daem
Indien mijn cVader den ttiisflag van zijn on-^
waardig kind zo verre kan vergeeven ^ dat hij toe·»
laate dat haar lijk worde bijgezet aan de voeteii
van haaren Grootvader, zo als ik boven verzogt
hebbe, zoude ik wel wenfchen (daar mijne we-'
der waardigheden zo bekend zijn)'dat "èr eene kor^
te redenvoeringe over mijne ÖVetbiijfzels wierd
tiitgeiproken; voor dat die begraaven wordeft*
Het onderwerp der reden voeringe zal ik bepaalen j
Voor dat ik dit gèfchrift beiluite/ ^
Het geen ik idus verre gefchreeOsn hèbhe onf*
trent hetgeen niet de minße aafimerkingê
verdient y-eli omtrent hetgeen Niets meet
zal zijn, wanneer dit gèfchrift koomt ge'-
öpend en gelézen te 'Vüórdén f zal men wel
verfcb&óneTi ^ als men mijne tegen'üüQordè'
ge: ongelukkige^omflandighédeh èn afweé^
zen van alje mijne natmreUjke vriendeii
in aanmerkinge neemt*
··' ^ En nu, wat aaiigaèt de wéreldfehe goederén |
Wefke ik bij mijn verilerven in bezittitlge hèbb'é ^
zo wel als die mij met regt in eigéndém töebehoo-^
ien, het zij door het Teftaraent vaa mijrien gen:^-«
den Grootvader, of anders ; Over dezelve maak^
ik dusdanig eene^ beftellinge, i
i in de eerfte plaiifze j Geeve efr raak^ ik al hei
-ocr page 162-ρ
ί
) I
>eezenlijk;^CapitaaI, waarop, of waartoe ik èenig'
jegt of eige:tïdom hebbe door hec-genieide Telia-
ment, aan n<ijrjen a]toos-gëéer4en Vader Jako^
jrladowe, ^ Schildkn» en dac ^wel eer dan aan mijn
Broeder en Zufter,'welken JkH Voortnaals ί ge-j
dagCjhad hetzelve toe te wijden j .dewijl dät Capi-
laal^j zo zij mijnen Vader overleeven ,:)zeker}ijk óp
hen moet, koomen, óf een ν van hen, uit kragc
van iiijne gunft en toegeevendheid ν naar dac.de
omitandigheden van Baaken ten aanzien van hu-
,-weiijks-verbinteniiren j of dpders, het vereifcheii
mogen zij het- ieder voonzigzelye
yerdieneni-doorphunnei aanhoudende pligtmaatig·»
/iö©
. i
Het huis van.s,wij!en iiiijn-iGrootvader, Hef
Bofch genoemd,· of door hem, ter eere van mijj
<en van eenige,«iiji7ér vrijwillige bèzigheden'in het-
zelve, , ZUivHrhuis 'geheeteniN en het huis-
jä:ad daarvan zo als het nu beilaet"(i}itgezonderd dé
rchilderijen ;.en de groote ijzeren'y-kift'met oud zil-
verwerk) inp'ake ik ook aan mijnen·, voorgemelden
Vader j het alleen als eene gunitrverzoekende, dat
liet.hem,geliev^ftoe tejilaaten ^M^t iTiijnev waarde
JufFr* Norton het^bverige van hapre-dagen opdat
Iiuis doorbrengen .en die vertrekken in^4ietzelve
hebbe ι en gebruike, die bellend zijn onder den
iiiiam yvii^-ße iHuishoudfterSfkamers ^ met het hu is-
raad' in dezeivej.jen hetwelk XeetiV;Oudig en het;
zijnde) yisbr mij gekogt wierd do^i.mijn ^pj-optyan
der yndie^MCFHiaak had om mij 'Zijï)e 'Huishoudftepr
te noemen; en .hetwelk ik derhalve.n bij zijn"leer.
ven als zodanig gebruikt hebbe: De^,voorraa4^:
kelder tot die kenners b^ehoprendc«da^r iRede on-
der
·■ L '
j·
Ί ί
»êêL·
-ocr page 163-der begreeperi; En ik dringe deeze aanbeve^lingê
^es te ernftiger aan» alzo ik voormaais gedagthad
^aar zelve niet de braave vrö'uW zeer gelukkig mijn tijd
te zullen flijcen; en om dat ik denkè dat haar voor-»
zigtig beftier alzo voordeelig zal zijn voor mijnert
Vader , äls zijne günft voor haör ^elVoegelijk zijrt
kan. . ' .
Dog wat aangaet datgeen, hetwelk üit dat Cä;*
pitaal, zedert mijns Grootvaders dood , is óvèr^
gewonnen , eh de föm van Negenhonderd eti ^ë·^
ven tig ponden , w'elké dé helft blèék te iijn vart
het gereed geld , hetwelk mijn gemelde Grootva«
der bij zijn dood in kas had, én welke helft hij aart
mij alleen en tot mijn afge2öndei:d gebruik gemaakt
heeft [zo als hij de andere helft, op gelijké wijze;
maakte aaii m^ne ZuÜer (a)] ; én welke fom ik
(om mijn Broëder én Zufter te overtuigen ; dat ik
niet onafhangelijk wenfchtë te zijn ^an ttiijns Va-
ders welbehaiagen) mijn Vadei* ih handen gaf; tè
gelijk met de beilieringe eh Inkoomftèn des gehee«
lèn Capitaals mij toegeweezen ——7— ^ver dee-
ze fornmen, hoe aanzienlijk zij ook mogeniveezeii
als ze bij malkanderen genomen worden, hoope ik
dat men mij ^al toeilaen eene volftrekt vrije beilel-
linge ie maakefa; zö als mijne Liefde en Dankbaar·^
heid (nieè geheël alleen bepaald binnèn mijne eige-
ne familie, die zeer vermogende iè ih allfe haare
takken) kan billijken ; Ën welke ik' deèhalven op
zodanige virijzè zal vördeelén als hieina gemeld
Wordt. Dog het is mijn Wil, eti uitdrükkèiijk be-
yel, dac mijns Vaders rekehinge aangaènde dé
voorgemelde inkoomilen volftrektlijk zal öangeno-
VIII. Deel. L· ^ ineli
•■1
■■1
/ ;
i
ί
(ä) Zie D. 1. p.ii?, ii«. ^ ' " ' '
---^
Tf- --ΜΐΓ
-ocr page 164-i6i DE HISTORIE van
men en geflooten worden (en dat zonder eenigè
Victeril^of tegenfpiaak) zo als het hem gelieven zal
die te doen aan mijnen Neef iVlorden, of aan wieii
anders hij ook verkiezen moge die te doen ; zo dac
(de gemelde rekeninge niet onderworpen zij aan be-
twiliinge , cf aan de tegenfpraak van mijnen Exe-
cuteur, of van iemand anders.
Mijnen Vader heeft het, volgens zijne liefde
en goedheid , behaagd, mij elk vierendeel *sjaars
dezelve-fommen toe te ftaen, welke hij mijne Zus-
ter toeftond tot kkedinge en andère vereifchten;
en (toen lufl: aan mij hebbende) pJegt hij te zeg-
gen , dat die fommen niet afgetrokken zouden wor-
den van het Capitaal en de goederen , welke mij
van mijnen Grootvader gemaakt waaren: Dog de·:
wijl ik hem een äooäitjk misnoegeO (zo ais ik vree-
ze dat het genoemd mag worden^ gegeven hebbe
door eenen onge'ukkigen ftap, zo zou men wel
mogen verwagten dat hij zigzelven die fommen zal
vergoeden —. Weshalven het mijn Wil en bevel
is , dat men hem zaf toeftaen om zigzelven te be-
laalen en te voldoen wegens alle zodanige vieren-
deel 'sj aars-ge ld en of andere fommen, welke hij zo
goed geweelt is om mij op te fchieten van den tijd
af van mijns Grootvaders dood; en dat zijne reke-
ninge van zodanige fommen insgelijks zonder te-
genfpraak zal wor&n aangenomen; het geld, even-
wel, hetwelk ik in mijne leflenaar hebbe ogterge-
laaten, voor een gedeelte van die vergoeding© dan
moetende gerekend worden.
Mijnen Grootvader , , die in zijne goedheid
en gunil te mijwaards geen paaien kende, be-
haagde hec aaLn.mij alle de familie-fchilder'ijen te
jüFFER CLARISSA HARLOWEJ )
ihaaken, welke in het huis, bij zijn leeven door heni
bewoond-, gevonden wierden, onder welke 'eree-^
iiige zeer groote meefter-ftukken zijn j met bevfel,
dat indien ik ongehuwd kWam te ftervfeh , of ge-
huwd zijnde zónder nakoomelihgien , dezelve dati
zouden' overgaön op dien Zoon van hem (indièH
^er op dien tijd mfeer dan jeen zou in leeven iijn)
welke ik zou denken dat dezelve het hoogil waar-
deeren zoüde. Nu i voor zo verre ik wèetef dat
mijn gëeerdè^Öom,' Joannes Harlöwé , Schijdknj
zijn leedw^ze^ eenig^iris geliefd heeft te'pitén,
dat dezelyé 'aan^hem, als den oiidften Zoon; h!ee
waaren nageliij^tën; en dewijl hij^ènegalleiijheéft^
waarin ze zi?ér Iraaij geplaa,tfl; kunneii worden ; ëii
ialzo ik r^dén hebbè om re geïqovèii i dat hij die aaii
„mijnen Vader maaken zal, ^ indien deeze hem ovët-
leeve ; 'die dezelve ongëtwijiFeld zal Wlaaten aaii
mijn I^c^eder j zo maakejk alle dé geméldëfamilife«
fchilderijen aan'mijn yopi-rchrfeèveh Oom Joanhës
Harlo.we; ,Qn^er deezè fchilderijen, evenWel, be«
grifpe ik niet éene afbèéldinge van mijzelve 5 ge-
maakt .ξο^η jk pjntrent veertien jaaren oiid was; o-
ver welke ik hierna in eëh ander artikel beiprek zal
maaken. ^ . ^ , "
D,ewijl .mijn gëeerde Grootvader νοοϊ·ηοεΐτϊα
grootie liefde had voor het oud familie-zilverwerk ^
.hetvtfelk'. hij nooit wilde läaten verruijlen , 'als Vang
..gerjoeg gelêéfd hebbende , gelijk hij plegt te"zeg'
gen , .bm een groot gedeelte daarvati door de vèr^
anderipgé van gewoonten Weder in de mbde té
zien geraakeh; en ,heczeive aan^mij heeft nägeläa·
ten, met bevel om hét ih zijn geheertfe bèwaaren^
.en mët'^ de mägt om hef bij roijiï óVèflijden té iïiaa·
h 2 k^ä
r'v-'
Γ
m
1^4 De historie vam
ken aan wien hec mij beliefde, doör welken ik dagt
dat zijne begeerte meeiï zou worden nagekoomen ,
welke was, zo als hij die uitdrukt, dat het iöt aan
het einde der wereld bewaard zou Worden ; zo
maake ik dit familie-zilver, hetwelk opgeflooten is
in eene gfoote ijzeren kül in de fchatkamér van zijn
voormaals bewoonde huis, geheel en al aan mijnen
gëeerden Oom Antonij Harlowe , Schildkn. mee
dezelve belailingen, welke mij wierden opgelegd;
niet twijiFelehde of hij zal dezelve ook ftaaven en
beveiligen door zijn eigen Uiterften Wih
Ik maake aan mijne altoos hooggeagte vrieii-
din Juffr. Judith Norton, aan welker godzaligheid
en Zorge, die de godvrugt en zorge van mijne al-
toos-gëeerde en voortreffelijke Moeder te huipe
kwamen, ik, zedelijkerwijze geiproken, de hoe-
danigheden verfchuldigd ben, welke mij, geduu-
rende Agttien jaaren mijns leevens, bemind en gè-
agt gemaakt hebben, de volle fom van Zes hon-
derd ponden, binnen drie maanden na mijnen dood
tebetaaien.
Ik maake ook aan dezelve braavè Vrouw Öer-
tig güinies , tot een rouw , voor haar en voor
haaren Zoon, mijnen Zoog-broeder.
Aan Juffr. Dorothea Hervey, de eenige Zus-
ter van mijne gëeerde Moeder , maake ik de fom
van vijftig guinies, tot een ring; en ik fmeekehaar
mijne dankbaare erkentenis te ontvangen voor alle
goedheid jegens mij van mijne kindsheid af; en wel
bijzonderlijk voor haare langmoedigheid omtrent
mij, in de verfcheidene krakeelen , die tuiTcheAi
»ijn Broeder en Zufter, en mij, zijn voorgevallen,
I
■BBBP
Juffer .CLARISSA HARLOWE. itfj
voor mijn ongelukkig verlaacen van Harlowe-
Piaatze.
Aan mijne vriendlijke en zeer geagte Nigt,
Juffer Doortje Hervey , Dogter van mijne Moe^
Hervey, maake ik mijn horologie met hetgeen daar-
aan behoort, en mijne befte Brabandfche mutzen
en lobben; als mede mijne japon en rok met zilve-
ren bloemen geh.orduurd van mijne eigene hand ;
welke ik maar weinige dagen voltooid hebbend^,
voor dat ik in mijne kamer wi.erd opgeflooten, nooic
gedragen hebbe.
Aan dezelve jonge Lady maake ik insgelijks
mijn clavecimbel, mijn kamer-orgel, en allemiir,ie
mufijkboeken.
Voor zo verre mijne Zufter eene z^er fraaije
boekerij heefi ; en voor zo verre mijne beminde
JuiFer Howe ook die van haaren overlegden Vader
heeft, nevens haare eigene ; zo maake ik alle mij-
ne boeken in het algemeen , met de kalJbn waarin
ze ftaen, aan mijne gemelde ï^igt Dpprtje Hervey,
Gelijk zij niet kwaalijk zijn yitgezogt voor eene
vrouwen-boekerij, zo weete ik dat zij te grooter
vermaak in dezelve nehmen zal (wanneer haare
vriendlijke droefheid door den tijd verzagt is tot ee-
ne meer zoete dan fmertlijkq nagedagtenis) om dat
zij de mijne geweeft. zijn ; en dewijl 'er in veefe
derzelver aanmerkingen zijn met mijne eigene hand
gefchreeven ; en zommige van zeer veel oordeei»,
gefchreeven van den regt eerwaardigen Όχ,
Lewen.
Ik maake ook aai? dezelve jonge Lady Vijf en
twintig guinies tot een ring , om ιψ gedagteniffe
1-5 vau
rnÊm
V
-ocr page 168-16$ De HISTORIE van
van haare opregte vrienHin van haar gedragen rè
worden.
Indien ik niet lang genoeg leeve, cm mijnen
lioogwaardigen Neef Willem Morden , Schildkn.
zelve te zien, zo begeere ik dac mijne nederige en
verph'gte dankbetuigingen aan hem gedaen worden
voor zijne gunilen en goedheid jegens mij; en bij-
zonderlijk voor ^ijne poogingen om mijne andere
vrienden met mij te verzoenen , op een tijd wan-
neer ik twijffelde , of hij zelve mi] wel vergiffenis
zou willen gunnen. Voor zo verre zijne omilan-
digheden aanzienlijk zijn, zal ik hem alleen fmee-
^en pm twee of drie beuzelingen aan te n'eemen,
ter gedagteniflTe van eene Nigt, die Joem. altoos al
zo zeer eerde , als hij haar beminde. Bijzonder^
lijk, dat bloemftuk , hetwelk mijn Oom Robert,
Zijn Vader, met zo veel ernft van mij begeerde,
óm het met zig buiten 'slands te neemen.
Ik verzoeke hem insgelijks om her klein af-
beeldzel in miniacuure, in goud gezet, aan te nee»
men, waarvoor zijn hoogwaardige Vader mij deed
zitten bij den benoemden Italiaanfchen meefter,
welken hij met zig had overgebragc; en hetwelk
hij aan mij fchonk , om daarmede den man te ver-
eeren , zo als hij geliefde te zeggen , welken ik
ten eenigen dage meeft geneigd zou zijn te be-
gunftigen.
Aan denzelven heer maake ik ook mijn roo^-
^iamant-ring, welken zijn braave Vader aan mij tot
gefchenk gegeven heeft ; en vvelke om die reden
|)ij hem van meer waardij zal zijn.
ik verzoeke nederig aan Juïfr. Annfibella Ho-
, de Moeder van mijne waarde Juffer Howe,
' ^ ' ........dat
f»
•i
.irV
-ocr page 169-dat zij mijne eerbiedige dankbetuigingen ont-'
vange vcior alle haare goedheid en gunftbewijzen'
jegens mij, wanneer ik zo menigvuldige bezoeken
gaf aan haare beminde dogter; benevens een
ring van de waarde van Vijf en twintig guinies,
Mijn afbeeldzei ter leevensgrootte , hetwelk
hangt in het kabinetje van mijn wijlen Grootvader
(in een voorgaende artikel uitgezonderd van de fa-
milie-rchilderijen) gefchilderd wanneer ik omtrent
veertien jaaren oud was; omtrent welken tijd mijne
dierbaare Juffer Howe en ik elkanderen begonnen
te kennen, te hoogagten, en te beminnen —7 zo
teder--ik kon niet uitdrukken hoe teder wel
—- maake ik aan die Zufter van mijn hart;
van welker vriendfchap , zo wel in tegenfpoed als
voorfpoed, wanneer ik van allen anderen trooil en
vertroofters beroofd was , ik zulke blijken gehad
hebbe, dat onze Liefde alleen overtrofien kan wor-
den in dien Staat der Volmaaktheid , waarin ik mij
hiernamaals met haar hoope te verluftigen tot in al-
le Eeuwigheid.
Ik maake ook aan dezelve dierbaare vriendin
mijn beften diamant-ring , vwelke , nevens andere
juweelen, legt in de geheime laade van mijne leiTe-
naar: Ais mede alle voltooide en opge^erte ftuk-
ken borduurzel; behalven dat bloemftuk, hetwelk
ik reeds aan mijnen Neef Morden gemaakt hebbe,
Deeze ftukken zï'in alle van den wand geno-
men, zo als mij berigt is (a); en mijne nabeitaen-
den zullen geea^uft hebben om dezelve weder op,
te hangen : Dog indien mijné' goede Moeder hec
(a) Zie D. III. bl. 411.
-ocr page 170-mm^
De HISTORIE vaü
een of ander iluk van dezelve verkiefl: te rug te
houden (het voorfchreeven Capitaal ftuk , zo als
rnen het noemt, uitgezonderd) of zij milTchien ee·
nigen tijd hierna het gezigt daarvan zou kunnen
yerdrsagen·, zo zondere ik dat ook uit van dit alge-
gemeen betrek j en gebigde dat het" haar word^
aangebooden.
. Mijn afbeeldzel van leevensgrootte, in de
fmaak van van Dijk gefchilderd (a) hetwelk plegt
te hangen in mijne eigene zaal, zo als ik vrijheid
had om die te noemen, maake ik aan mijne Moeij
^lervey, ten zij mijne Moeder zelve mögt goed
vinden om dat voor zig te behouden.
Ik maake aan den braaven Karei Hickman ,
Schildkn. de diamant-boot, met de beeldtenis ία
miniaruure van de Lady meeft bij hem bemind ,
welke ik geduurignaaft aan mijn hart gedragen heb-
be, en bij aanhoudinge zal draagen, tot dat mijn laa -
fte Üur nabij is (b). Het moet het aangenaamile ge-
schenk zijn dat hem gedaen kan worden, buiten de
handy^xi de dierbaare Juffer zelve, „ En, O mij-
5, ne dierbaare Juffer Howe, laat het dog niet lang
aanhouden voor dat gij hem regt gunt tot de
laatße --want waarlijk, gij kent de
aï
5»
waardij niet van een deugdzaam gemoed onder
„ die Sexe , en hoe veel meer zodanig een te ag-
„ ten is boven een die uitmunt in de lugdger ilikké-
ringen van een ongeregeld vernuft \ fchoon de
3, laatfte ook gepaard mogen gaen met datfchooii-
53 fchijnende uitwendig voorkooiben, hetwelk maar
■ ........ ^ „U
(?) ïbid.
(bj Zie Br. cvix. van het YIÏ, Deel,
m
-ocr page 171-Juffer CLARISSA HARLOWE. tpi
,, al te-al te dikwijls het ras oog , eninneeraelijk har*·
„ verlokt.,, — ;
Gunt mij , mijne waarde vrienden « deeza.
plegtige afweidinge , in dit laatfle pleg-.
tig Gefchrift, tot eene jonge Lady , welL·
mij met regt zo dierbaar is, - ί
■ ■ ' ■
Het is mijn ernftig verzoek aan mijne waarde
Juffer Howe, dat zij zig over mij niet in den rouw
wil ileeken. Dog ik fmeeke haar om het aannee-
men van een ring met mijn hair; en dat ook de
Hr. Bickman een diergelijken wil aanneemen; ie-
der ter waardije van Vijf en twintig guinies. ^
Ik maake aan Lady ElifabetLawrance, en aan
haare Zufler Lady Sara Sadleir , en aan den hoog-
welg;ebóoren Lord M. en aan hunne hoogwaardi-
ge Nigten JuiFer Charlotte en Juffer Martha Mon-
tague, ieder een geamailleerden ring, met de let-
ters CL. H. met mijni hair in cryftal, en rondom
den binnenkant van ieder den dag, de maand, en
het jaar van mijnen dood ; Ieder ring , met de
fteenen. Twintig guinies zullende korten. En die
tot een gering teken van dankbaare erkentenis, die
ik hebbe , voor de eere van hun gunftig gevoelen
en genegene wenfchen jegens mij; en van hunne
rege edele aanbiedinge aan mij ter bezorginge van
éen zeer aanzienlijk jaarlijks inkoomen , wanneer
zij dugteden dat ik van alle ander ten eenenmaal
veriloken was.
Aan den eerwaardigen en geleerden Dr. Ar-
thur Lewen , uit wiens onderwijs ik niet min ver-
maak dan nut getrokken h^be, maake ik Twintig
ï7» de historie van
guinies tot een Ring. Indien het Gode behaageti
mögt hem tot zig op te eifchen , voor dat hij dit
gering legaat ontvangen kan, is het mijn Wil, dat
het zal koomen ten voordeele van zijne waardige
Dogter.
Ten teken van mijne dankbaare erkentenis
van de gedienftigheden mij van JufFr. en Juffer Ho-
we's huisgenooten , van tijd tot tijd beweezen iti
mijne bezoeken bij haar, maake ik Dertig guinies
om onder dezelve verdeeld te worden, zo als hun^
ne waarde jonge meefteres zal goedvinden.
Aan elk van mijne waardige gezellinnen en
vriendinnen JuiFer Biddy Lloyd , Juffer Fanny Al-
fton, Juffer Rachel Biddulph, en Juffer Cartwrighe
Campbell, maake ik Vijf guinies tot een Ring.
Aan mijne geweezene dienftmaagd HannaBur-
ton, eeneerelijk, getrouw menfch, die liefde voor
mij^ eerbied voor mijne Bloeder^ en ontzag voor
mijne Zußer had , en nooit iets zogt re doen het-
welk haar charaéler onbetaamelijk was , maake ik
de fom van Vijftig ponden, te betaalen binnen ee-
ne maand na mijn overlijden, alzo zij zukkelt met
ongezondheid : En indien die ongezondheid aan-
houde, beveele ik haar ter verdere onderileuninge
aan mijne goede Juffr. Norton , oni mede gebragt
te worden onder mijne Armen-kas, waarvan hier-
na ftact gemeld te worden.
Aan den Koet fier, Scalknegt, en Twee Lijf-
knegten , en Vijf Meiden , op Harlowe-Plaarze,
maake ik Tien ponden ieder; aan den Arbeider
Vijf ponden.
Aan de meid van mijne Zufter, LijsjeBarnes,
maake ik Tien ponden; om te toonen dat ik geen
wrok
WB
ftfilttifÉÜ
-ocr page 173-Juffer CLARISSA HARLOWE. tpi
wrok hebbe wegens voorgaendeondienften,. welke
ik geloove dac meer te wi)cen waaren aan haare na"
tuuiolijke bitsheid, en om dac zij trots was op haa-
ren port, dan om dat zij mij in perfpon eenige haat
toedroeg.
Alie mijne kleedinge , van welke zoorc öok,
welke ik niet genoodzaakt geweeil ben om mïj kwijt
te muaken , of vvelke ik niet alreeds hebbe wegge-
maakt ('uitgenomen mtjii linnen) verzoeke ik dat
Juffh Norton gelieve aan te neemen. .
De koffers en killen , in welke mijne kleédé-
ren verzegeld zijn , begeere ik dat niet geopend
mogen worden , dan in tegenwoordigheid van
Juffr. Norton (of van iemand door haar daartoe ge-
lleid) en van Jnifr. Lovick.
Aan de waardige Juflt. Lovick ilraks gemeld,
van v/eike ik groore beleefdheden, en zelf moeder-
lijke vriendlijkheden ontvangen hebhe ; en aan
julFr. Smith (bij welke ik logeere) van welke ik
ins<yeUjks groote vriendiijkheden hebbe ontvan-
gen ; maake ik al mijn linnen , en alle mijne on-
verkogie kanten; om evengelijk tuOTchen haar ver-
deeld te worden , zo als zij zullen overeenkoo-
men ; of, ingevaüe zij daaromtrent niet overeen-
koomen, dat dezelve dan zuilen verkogt, en het
geld daarvan koomende evengelijk van haar gedeeld
zal vi/orden.
En ik maake aan diezelve twee braave vrou-
wen tot een verder teken van mijne dankbaare er-
kentenis van haare gunftige liefde en mêdogende
zorg voor mij, de foni van Twintig guinies ieder.
Aan Mr. Smith , den man van Juffr. Smith
-ocr page 174-Jjz De historie van
vóornoemd , maake ik de fom van Tien guinies,
ter erkentenifTe van zijne beleefdheden jegens mij.
Aan Katrijn, de eerzaame dienftmaagd van
Jüffr, Smith , die (alzo ik zelve geen dienftboode
bad) moeite en laft van mij gehad heeft, maake ik
Vijf guinies; en dan nog Tien guinies, in plaatze
van een ilel van mijne gedragen kleederen, hetwelk
ik voortieen, mee eenig linnen , haar gedagc had
na re laaten* Hiervoor mag zij koopen hetwelk
met haar zin en ftaac mogelijk beter overeenkoomr.
Aan de eerzaame en zorgvuldige wed uw An-
ne Shelburne, mijne Waakller, maake ik, boven
en behalven haar loon, en de gewoone buitenkan-
fen die haar mogen toekoomen , de fom van Tien
guinies. Haar dienil is een zorglijke, en (voor
jerioonen van zo veel goedertierenheid en teder-
leid) een naargeeilige dienft, in het laatfte deslee-
vens gepaard met veel waaken en vermoeijinge,
hetwelk jbijkans nooic genoeg in aanmerkinge ge-
nomen wordt.
De weinige boeken, welke ik in mijn tegen-
woordig logement hebbe, verzoeke ik dat Juffr.
Lovick wil aanneemen; en dat haar toegelaaten wor-
de, indien zij het goedvindt, om eene copij te nee-
men uit mijn boek van Ziele-zugten ^ gelijk ik het-
zelve plegt te noemen ; zijnde uiitrekzels uic het
befte aller boeken ; welke haare goedkeuringe
fcheenen te hebben, fchoon bijzonderlijk gepaft op
niijn eigen geval. Wat het boek zeif aangaet,
miflchien zal mijne goede JuiFr. Norton hetzelve
gaarn willen hebben , alzo het geheel met mijne
eigene hand gefchreeven is.
V ■
-ocr page 175-Juffer CLARISSA HARLOWE. tpi
In de middelfte laade van niijne leffênaar op
Harlowe-Plaatze, zijn veele Brieven en Copijen
van Brieven, naar derzelver dagtekeninge in orde
gelegd, weike ik gefchreeven of ontvangen hiebbe
in het verloop van verfcheidene jaaten (den ge-
heelen tijd zedert ik iiebbe leeren fchrijven) van
en aan mijn Grootvader, mijo Vader en Moeder,
mijne Oomen, mijn Broeder en Zufter, ter gele-
genheid dat ik nu en dan van hen voor konen rijd
afweezig was; mijn overleeden Oom Morden,
mijn Neef Morden; JufFr. Norton, en Juffer Ho-
we, en andere van mijne gezellinnen èii vriendin-
nen, voor mijne opfluitinge ten huize van mijn
Vader: Als mede van de drie eerwaardige bee-
ren Dr. Blome, den Ht. Arnold, en den Hr-
Tomkins, die nu bij God zijn, en den.zeer eer-
waardigen Dr. Lewen, over ernftige onderwer-
pen Voor zo verre deeze Papieren eene briefwis»·
felinge uitleveren, welker geen perfoon van mijne
Sexe zig behoeft te fchaamen, als men iets toe-
geeft aan den leevenstijd waarin de mijne gefchreeven
wierden; en voor zo verre 'er veele voortreffelijke
zaaken begreepen zijn in dié , welke aan mij zijn
gefchreeven; en dewijl Juffer Howe, aan welke
de raeeile derzelver zijn medegedeeld, voorheen
wel gewenfcht heeft die te mogen hebben, zo ze
mij overleefde : Om deeze redenen maake ik dor
zelve aan mijne gemelde dierbaare vriendin Juffer
Anna Howej en wel te meer, alzo zij in eenige
jaaren voorleeden een zeer aanmerkelijk aandeel
in die briefwiffelinge gehad heeft. >
Ik maake, ftelle aan, en ordineere hiermede.
Jan Beiibrd, vanEdgware in hei; graaffchap. van
Middlefex, Schildkn. toE den eenigen Executëuf
van deezen mijnen Uiterllen Wil en Teftament;
vooraf daärcoe vei lot van hem verkreegen hebben-
de. Ik hebbe de redenen, welke mij bewoogen
hebben om deezen heer toe het aanvaarden van
'dfeexen lail: te verzoeken ^ gegeven aan JuiFer Hó-
We. ik wijze derhalven op haar over dit onder-
"werp.
iJog ik bidde hem, den gemelden Hr. Bel-
ford, ten ernftigften, dac hij, in het uitvoeren
Var deezen poft, zig (gelijk hij meer dan eens be-
-loofd heeft) wil bevlijtigen om den vreede ;met ie-
'dereen te bevorderen, en den wrok ir> iedereen te
onderdrukken; zo dat alle verdere beleedi^ingeti
mogen worden voorgskoomen , zo wel van als
aan zijnen vriend. En ten deezea einde verzoeke
ik hem , om vriendfchap te onderhouden met mij-
nen waardigen Neef Morden; die, zo als ik hoo-
■pen 'dtirve (als.hij verneemt dac het mijn verzoek is
■bij mijn ilerven) hem zijn raad en bijftand wel zal
willen leenen in ieder iluk daar het noodig zijn
inag , en die miiTchien wel zo goed zal zijn om
zijne tuiTchenfpraak bij mijne rabeftaenden aan té
wenden, indien 'er eenige zwaarigheid niogt ont-
■ilaen omtrent het ter uitvoer brengen van eenige
der artikelen van deezenimijnen.Uiterften Wil, en
om dezelve tot eene gewenfchte .toegeevendheid
'té verzagten : -iVVant het is mijne ernftige be-
geerte op den Hr. Belford ^ dat hij nog door mid-
'deléiivan Regt, nog door'eenige andere zoortvan
geweld, het zij met woorden of daaden, hun hec
vvolbrengén daarvan wil zoeken af te perfen. In-
dien 'er eenige ilukken zijn ,yan eene enkel huislij-
ke
tiiÉi-iiflMi
Μ
dik
tfiêÉi
ke natuure, welke mijne nabeftaenden denken zul-
len dat niet pjevoegeJijk zijn om ter uitvoer te bren-
gen ; iulke ilukken laate ik volkoomen aan mijnen
gemelden Neef Morden en den Hr Belford over
om dezelve te veranderen, of geheellijk agter we-
ge te Jaaten, naar dat zij met elkanderen over de
zaak zullen overeenkooinen ; of, indien zij beidé
verfchillen in gevoelen, zullen zij de beiliffinge ge-
lieven te geeven aan een derden perfoon, van hen
beiden daartoe te verkiezen. ^
Alzo ik van JuiFer Howe en haare Moeder ge»·
drongen ben, om de bijzonderheden van' mijne
droevige gefchiedenis te verzamelen, en haar itt
de verwagtinge gebragc hebbe dat ik -'zulks doen
zoude , met oogmerk om mijn charaéter regt te
doen bij alle mijne vrienden en gezellinnen; dog
alzo mij de tijd ontbreekt tot het volbrengen van
deeze fmertelijke taak; zo'is het aangenaam voor
mij geweeft, uit eenige uittrekzels, van mijnen
gemelden Executeur guniliglijk aan mij medege-
deeld, te bevinden, dat ik de zuiveringe van mij-
nen goeden naam veilig mag laaten aankoomen
op het regt mij -gedaen door den Hr. Lovelace,
iD zijne Brieven' aan den zei ven mijnen Executeur
gefchreeven. En dewijl de Hr. Belford heeft aan-
genomen om al, wat in zijn vermogen is,' toe te
brengen tot het bijeen verzamelen van alles wat
mijne gefchiedenis ί betreft, en van mijn öogttierk
ten deezenbpzigt voikoómen bewuft is; zo is hec
mijne begeerte, dat hij twee copijen van^'deeze
verzamelinge. wil doen vervaardigen; waarvan
de eene ftaet te beruften Onder Juffer Hoween
de andere onder hemzelven 5 ^en dac 'hij zijne-ed-
i'rl
ί
mBii^
mêêêM
17^ Ob HISTORIE van
pij, zo daarom verzogt wordt, wil toonen of lee-
nen aan mijne Moeij Hervey, ter voldoeninge van
zodanige uit mijne familie die daahoe begeerig zijn;
dog onder zulke bepaalingen en voorwaarden als
de gemelde Hr. Belford zal goedvinden om voor
tefchrijven; op dat door die mededeelinge nog
de veiligheid van eenig ander perfoon in gevaar
moge koomennog zijne eigene eere eenige in-
breuk lijde;
Ik maake aan den voornoemden Executeur de
iom van Een hondert guinies, als eene dankbaare,
fchoon niet genoegzaame erkentenis van de moei-
te, welke hij zal moeten ondergaen in de uitvoe-
xinge-vart den poft, dien hij zo gunftiglijk op zig
genomen heeft. Ik verzoeke hem insgelijks om
Twintig guinies aan te neemen tot een ring : En
dat hij zigzelven alle de koften en uitgaavèn wil
vergoeden ^ welke hij in het uitvoeren van deezen
poft zal maaken.
In den hoogwaardigen Dr. H. hebbe ik ee-
nen Geneesheer, een Vader, en een Vriend gevon-
den. Ik fmeeke hem,' dat hij Twintig guinies aan-
neeme tot een ring, als eene blijk van mijné dank-
baarheid.
Ik hebbe dezelve verpligtlngen aan |den vriend-
lijken en ervaren Mr. Goddard, die mij als mijn
Apotheeker bediend heeft. Zijne zeer maatigp re-
keninge hebbe ik betaald tot op gifteren. Ik heb-
be altoos het den pligt geagt van die Teftament
maaken, öm de moeiten van hunne Executeuren
20 veel te verminderen als zij kunnen. Ik ben be-
^ wuft dat ik dc dienften van den Hr. Goddard bene-
de waarde fchacte, als ik begeere, dat boven
•Γ;'-
-ocr page 179-Juffer CLARISSA HARLOWE. tpi
ên.hehalven hetgeen 'er nog .bij«mag koomen van·
gilleren, toe op hec uur 't welk alles zal beflui«
ten, hem Vijfcien guinies toe eea ring worden
aangebooden. . , . , . . ., , -
Aan den eerwaardigen Hr. --,— die mij
dikwijls bezogt, en bij mij gebeden heeft in mijt
neniaatften tijd, maake ik insgelijks Vijfcien guinies;
tot een ripg, · - · - .: ; . . ·
Daar is een zeker getal van eerelijke behoefti-.
ge luiden, welke ik jmjfie j^rmefi plegt te me*"
men , en aan welkèn juih·. Norton elke maand (of
pm een korter tijd) eenige onderfteuninge toe-,
brengt naar gelang van hunne nooddruftigheid, uie
eene fom, welke ik haar in handen gegeven ν
van tijd tot tijd aangevuld hebbe , naar dat de
middeien daartoe bij mij aanwieflen dog die nu
ten naaften bij, zo niet geheel is uitgegeven: -Νίί,'
Op dat mijne fuut zo weinig als mogelijk verzwaard,
moge worden door;het.nadeel, hetwelk die braa^_
v^ luiden lijden, t0t welker pnderileuninge de Hè-?
mei mijn hart bewoogen heeft; en alzodeinkoom^
ilen vaii mijns, Grootvaders Cdgitaal (daaronder be-
greepen de helft der fommen, welke hij bij kas had *
en beliefde aan mij te fchenken, bij zijn dood, zo als
boven gemeld is^te zam^n met hetgeen ik verder
tot het?:elve. gebruik in de volgende artikelen zal
toeleggen, zo al,s ik hoope, ipcer dan genoeg zul-,
19η zijn ter voldoeninge van'alle mijne legaaten en j
befprekken; :Z0 is hec.mijn wil en begeerte %dac >
het overfchot, hoe weinig of veel het zij,, tot eene ^
kas.gemaakt zü worden, die gefchikt zij^ gelijk ik
hiermede gebiede die te fchikken toj: gejijiie ei^n*
den met de fommen , wejjie ik Juifr, Norton, te?.
Vin. Deel. Μ " ' " haïd
I
• ί
ι
ι
Λ
hand gefteld hebbe, zo als hiervoor gezegd is'
En dit onder hec bewind en de beilieringe van de
gemelde JuiFr. Norton, welke mijns oogmerks ten
deezen (aanzien ten vollen kundig is. En in ge-
valle zij mögt koomen te fterven , of begeeren om
van de beftieringe daarover oRtilagen te zijn, is het
ffiijn ernilig verzoek aan mijne waarde Juffer Ho-
we , dat zij dezelve op zig ml neemen; en bij haar
eigen verfterven, dat zij hergeen 'er oip dien tij don-
belegd zal overblijven, wil overdraagen op zodani-
ge perfoonen , en onder zodanige bepaalingen ,
voorwaarden, en bedingen, waardoor zij denken zal
dat mijne bedoelinge bell beantwoord worde. Want
wat de beftieringe en verdeelinge van alles of eenig
gedeelte daarvan belangt, terwijl het in handen van
JuiFr. Norton, of in de haare \s>; wil ik, dat dezel-
ve geheel ftae aan haar goedvinden, zonder dat zij
eenige rekenfchap hebben te geeven , het zij aan
mijnen Executeur , of aan iemand anders.
Alhoewel nu JuiFr. Norton , gelijk ik te lïen-
nen gaf, van mijn oogmerk ten deezen opzigte ten
vollen bewuft zij; zal het egter niet ongevoegelijk
zijn in dit laatfte plegtig gefchrift te melden , dat
mijne bedoelinge is , dat deeze kas geheelenal af-
gezonderd en gefchikt zal zijn , om uit de renten
daarvan (alzo ik durve zeggen dat ze op het voor-
deeligfl: zal worden uitgezet) of zelf uit het Capi-
taal, des nood zijnde, alleen eerelijke, naarftige,
en arbeidzaame Armen voor eenen tijd te onder-
fteunen ; wanneer ziekte, lamheid , onvoorziene
verliezen , of andere toevallen , hen buiten ftaat
ftellen om hunne wettige beroepen waar te nee-
men '3 of om zodanige eerelijke luiden bij te ftaen, die
i7B
JüFFER CLARÏSSA HARLÖWE. ty^
ttiét een zwaait· huisgezin belääden, een kind van goe-
den aart in eenigen dienft, neeringé, of boerderij
te ilellen hebben.
Het is altoos een vafte regel bij rtiij géweeft
jn mijne kleine gefchenken, dat ik de nugreren en
naaritige armen poogde voort te helpen. Eenege·«
Hngehulp, iegtcijdig aangewend^ kan denziilkeri
te itade koomeh; en dus kan de kas vati een üicge-
breidelr nüt zijn ; ferwijl een oceaan van rijkdiltn
niet genoeg is voör den iüijen en ongëbondenèn i
Welke derhal ven te onderfteüneh i nadertiaal ^zij
altijd gebrek zullen hebben , geen werk van liefdé
is, indien waardiger fchepzels door het onderfteil·
nen der anderen beroofd wórden van zodanigeh bip
ftand , welke dé raders hunner nijverheid aan dert
gang kan helpen, en hen in een oiöloop van nütté
werkzaamheid ftéllen; '
Dog het is mijn uitdriikkelijké Wil en bevèl,'
dat al wordt dèeze kaä nog zö aanzienlijk bevon-
den , dezelve alleen zal aangewend worden teir on-
derfteuninge van zodanige behoeften der perfoonei^
door rhij befchreeven , welke maar ν'οόΫ een tij'd
iiuuren ; en dac geen familie nog perfoon daaruit^
op èen tijd, of in een jaar^ méei: ontvange dan de
fom van Twintig ponden.
Het is mijn wil en begeerte, dat het iVel jawèe-
len, welké mijns Grootmoeders geweeft, en korc
na haaren dood aan mij vereerd zijn van inijnen
Grootvader, gewaatdeerd worden ^ en dat de waar-
dij derzelver betaald worde tan mijnen Executeuro
indien iémand van mijne fami'ie dezelve verkiert té
iiebben; of anders "dat zij vefkogt worden, en tet
vergrootinge ürekken van mijne Armen-kas, —·
Μ 2 Dog
γ ■
Dog indien. zij ,van zo veel waarde kunnen geagt
worden^ dat zij de fomiiiên vergoeden, welke mijn
Vader geliefde aan mij op te ichieten zedert den
dood van iriijnën Grootvader, begeere ik, dat de-
zelve aan hem worden overgelaaten.
ik vermoede, dat de diamanten-hals-fnoer, Γο-
iitaire , en gespen , welke ftrikt mijne éigen waa-
ren , ais mij gefchonken van mijns Moeders Oom
den Heer Jollas Brookland, niet gekogtzullen wor-
den van iemand van mijne familie , om redenen
^ie maar al te ligt te bezeften zijn : In dit geval
begeere ik , dat dezelve aan .mijnen Executeur ge-
jzonden worden ; en dat hij dezelve op het voor-
deeligil te gelde maake; en de penningen beileede
tot de liefderijke gebruiken hier in mijn Teilament
gemeld.
In den beginne van dit langwijlig gefchriftj
ftelde ik tot deszelfs laatfte gedeelte de benoeminge
uit van het onderwerp der redenvoeringe, welke ik
wenfchte dat bi] mijne begraavenis wierd uitgefpro-,
ken 5 indien men toelaate dat ik bij mijne voorou-
ders ter aarde befteld worde. Het navolgende, den-
ke ik , dat op mijn geval wel zal paffen. Ik hoo-
pe dat men de veranderinge der woordjes van zijn
en bij y in die van aar m Zij y wel door de vin-
gers zien zal.
\ \
Zij betrouwe niet op ijdelheid ^ waardoor
5, zij verleid wordt; want ijdeiheidzalhaa-
5, re vergeidinge weezen.---Als haar
,, dag nog niet is, zal ze vervuld worden;
,, want haar tak zal niet groenen. Men
5, zai baare onrijpe druiven afrukken, als
„ eens
i2o
Fn
Juffer CLARISSA HARLOWE. tpi
,, eens wijniloks, en haar bloeizel afwer-
„ pen ais"eens olijfbooms (a).,,
Dog indien ik in de ftad begraaven worde,
zo laac alleen de gewoone Lijkdienit over mijn lijk
gelezen worden.
Indien men roelaate om mijn Üghaim mar bui-
ten te brengen ^ niaake ik Tien ponden aan de Ar*
men der Parochie te geeven , voigens goedvinden
der'kerk-voogden 3 binnen veertiendagen na mijne
begraavenis.
Indieu Vêenige noodige zank in ditrmijn Te-
ftament zij uitgelaacen , of indien 'en iets cwijtlebg-
tigs of tegenftrijdigs in voorkoome, gelijk mogelijk
wel zou kunnen gebeuren ; nademaal , behalveii
mijne onbedreevenheid in dusdanige zaaken , ik
nu, ten deez;en tijde, zeer zwgk en ongeileld Hen;
een weinigje al te lang gewagt hebbende om daar-
aan de laatile hand te leggen , op hoope van nog
eindelijk vergiffenis te verwerven van mijiie gëeerde
vrienden; in welken gevalle ik diegunil.eikendzou
hebben met eene behoorelijke aaiiooej-iinge van
pligtmaatigheid, en eenige plaatzen, welke ik toe
op het laatile toe open liet (h), op eene voor mij-
zelve aangenaamer wijze zou hebben aangevuld, dun
ik nu in ihat geweeil ben om te doen--In
gevalle van zodanige verzuimeailTen en onvohr.aakt-
beden, begeere ik dat mijn Neef Morden zo goed
wil zijn om te zamen met den Hr. Beliord dezelve
in overweeginge te neemen , en ze'te vergelijken
met hetgeen ik duidelijker gefchreeven hebbe ^ en
Μ 3 . in-
(a) Job, XV. 31, 33.
' (b; Zie Br, Lxxxy. van het ΥΠ. Deel.
-
16$ De HISTORIE van
β.
ί»'· 'i
indien 'er daarna nog eenige twijffdinge overblii«
ve , dat zij zig gelieven té vervoegen tot Juffer
Howe , die'van m^'n geheel hart kennis draagt ι
En ik begeere dat de uitiegginge van deeze drie zai
ftand grijpen : En ili beveftige dezelve hiermede,
mids datze eensgezind zij , en beveele dat dezelve,
firag'· zal hebben, als of ik zelve heczogefchreeveii
^n bepaald had.
En Nu, O mijn Gezegende V Ε R L O S S Ε R,
verlaate ik mij, met een leevendig geloof,"
nederig op Uwen verdienftelijken Dood en
Lijden ; hoopende in Uw dierbaar Bloed
iein gewaflchen te worden van alle mijne,
zonden : En hoe ligt doet mij de bloote
hoope van deszelfs gelukkige gevolgen ,
dat lijden (hoe fmertelijk ook voor dien
tijd) toefchijnen , hetwelk ik vaftlijk ver-
trouwe dat, door Uwe Genade, een mid-
del zijn zal, om voor mij uit te werken een
gantfch zeer uitneemend en eeuwig gewigc
Van heerlijkheid I
Clarissa Harlowe.
Getekend, gezegeld, bekend, en verklaard-,
ten dage en jaare voorfchreeven, door de
voornoemde ClariiTa Harlowe, als haar Ui-
lerfte Wil en Teihment; begreepen in Ze-
ven vellen papiers , alle gefchreeven mee
haare eigene hand, en ieder vel getekend
m
CD
Èisgsaa
-ocr page 185-Juffer CLARISSA HARLOWE. tpi
en gezegeld van haarzelve, in tegenisroor-'
digbeid van Ons,
Jan Williams,
Arthur Bedall.
Elifabet S wan ton.
OoUnd: Morden, aan Jan Belford,
Schildkn,
Sater dé den 16, Sept'
Ik ben aan eene zeer naare taak bezig ge-
weeft. Aan het leezen van het Teftament der
waarde overleedene.
Dfi ongelukkige Moeder en JuiFr. ^Norton ver-
koozen om niet tegenwoordig te zijn bij die aan-
4oenlijke gelegenheid. Dog JuiFr. Harlawe ver-
zogt ten allerernftigilen ,. dat hetzelve van ftuk tot
ftuk volbragt zou worden.
Zij wierden alle ten uiterften geroerd, van d?
voorafTpraak.
De eerfte woorden van het Teftament —
„ Ik Clarifla Harlowe, nu door zeldzaame en droe-
vige toevallen, huisveftende enz,,^ perften zom-
migen traanen , allen zugten af.
De bevelen over haare begraavenis, in geval-
le men zou toelaaten , of niet toelaoten , dat zij
- is
buiten gebragt wierd ; de roeldinge van haare or»
dres, die zij gegeven had over de wijze hoe zé be-
kleed zou worden, en de bezadigdheid van geeii
20 zigcbaar in alles doörftraaleridé, verwierven hun-
ne verwonderinge, met ó^igeheven handen en oo-
gen, en door nédervallende traanen uicgedrukr. '
Wanneer ik het bevel las, „ Dat haarlighaam
9, niet befchouvvd zou worden » ten zij eenige van
haare bloedverwanten zig mo^^tenverwaardigen
„ om voor de'laatßemaälhungezigt op haar te
,,, flaen;keerden zij zig van mij af , en vi^eder
naar niij toe , drie of viermaalen ägter raalkandè-'
ren, juiir. Hervey en Juffer Arabella fnikten ; de
Oomen droogden hunne oogen af; de Broeder zag
iiaär den grond ; de Vader wrong zijne handen.
Ik was geiioodznakt ilil te houden opde woor-
den , Ό^ιζ\] Niemand lOQhthoQïdQ. j, ·
Dog toen ik kwam tot de' reden ," die gerigt
zou worden tot den vervloekten karei, ,, ipdiéri
hij 'er niet van af te brengen waare van haar·
dood te zien , welke hij eens voorheen eenigzins
dood gezien had » —^ vervulden vervloekin-'
gen , ' en of eeden of wenfchen onl wraak aller
monden.
Deeze wierden nog met meer vuur vernieuwd,
toen zé mij ha ire vergiffenis zelf van déezen karei
boorden voorleezen. . ^
U heugt nog wel, mijn Heer, welke aanmer-
liingen ik, bij het eerile leezcn van het Teibmenc
in de ilad , maakte over de fnoode behandelinge,
welke her baarblijkelijk is, dat her uitmuntend
fchepzel van dcezen overgegeven karei moet zijn
aangedaen , en wat ik ter dier gelegenheid ^eide.
, , . Ik
-ocr page 187-Joffer GLARISSA HARLO WE igy
Ik ben niec gewoon om dingen van > die natuure te
herhaalen.
De edele verfmaadinge van bet lief fchepzel
voor het Niets ^ zo als zij liet op éene edele wijz'e^
noemt, waaromtrent zij zulke ηaaukeurigè bevelen
gegeven had·, te weéten haar Lighaam;->en· haaré-
verontfchuldiginge voor de naaukeurighéid van die'
bevelen , wegens de omftandighedeh ' v^aarin ^ zij
was -- hadden dezelve, en alzo fterke uitwer-
kinge op mij, als toen ik^ voor dê eerilemaal de
kragcige zinfneede lasi en dezelve,' door mijn oog
gewet (hetwelk ik op hen alle van een tot een
floeg) trof ook hen allen.
Wanneet· het artikel gele25en wierd , 'c welk
ann den Vader het Gapitaal van den Grootvader
iTiSakt, en de reden'daarvoor gegeven (noedel-
moedig en zo pligtmaatig gegeven) kon de Vader
nier langer blijven sitten ; maar ging weg , zijne
oogen üfdroogende', en zijne uitgefprcide handen
opheiFende tegen Jakob Harlowe; die opfiond om
hem naar de deur te geleiden, zo als Arabella, ins-
gelijks deed - Alles wat hij kon zeggeti --
O Zoon! Zoon! - ODogcer! Dogtcr! —^
als of hij hun verweet de rol, die zijgefpeeld had-
den, en hem aangezet om te fpeekn.
Dog egter betoonden deeze Broeder cn Zus-
ter , bij zommige gelegenheden , zig·regte Teila-
ment-betwifters. 7
De tong en oogen mogen uitdrukken,wat zij
willen , mijn Hr. Belford , het eerile letzen van
een Telkment, daar iemand ilerfc die eene raamelijk
aanzienlijke fom nalaat, verfchafc gemeenlijk ecne
ïiqo De HISTORIE van
gewifle proef vsn der bloed verwan Een liefde tot de
overleedene.
De kleederen, de dertig guinies 6ot een rouw
voor Juffr. Norton, met de aanbeveeJinge van de
braave vrouw tot huishoudiler op het huis Ha
Bofcb , wierden geagt genoeg geweeft te zijn , al
waare het artikel van 6oq. L hetwelk m^timonßreui
noemde, agtergebleeven. Zommige andere pafla-
gies in het Teftament wierdenßntazijen genoemd,
en zulke grillen , welke, luidm van verbeeldinge
onderfcheiden van luiden v0n, oordeel.
Mijner Nigte Doortje Hervey wierd de Boe-
kerij misgund. lufFer HarJowe zeide , Dat dewijl
2ij en haare Zufter nooit dezelve boeken kogten»
zij die voor zig zou neemen, en het met haare Nigt
Doortje wel Qp de eene of andere wijze zou goed
maaken.
Ik ben voorneemens, mijn Hr. Belford, om
u de moeite te befpaaren van dat te fcbucten
—-- Mijne Nigt Doortje zal de Boekerij heb-
ben.
Juffr. Hervey kon naauwlijks op haaren ftoel
blijven. Bij deeze gelegenheid, evenwel, 2eide
zij alleen, Dat haare overleedene waarde, en al-
toos waarde Nigt, alte goed was jegens haar en
de kaare. Dog op een anderen tijd\ verklaarde
zij, met traanen in haare oogen, dat zij het zigzelve
niet vergeeven kon dat zij een zekeren Brief ge-
fchreeven had Ca) [Juffer Arabella aanziende, die
zij, naar het fchijnr, buiten weeten van iemand,
voor dat zij dien fchreef, geraadpleegd had] en
welke, 20 zij zeide, eenen geefl: doorgriefdmoeft
heb;
(a) Zie D. III. bl. 391, cnr.
J
I ^iiiiWiii
Juffer CJ^ARISSA HARLOWE. I??7
hebben» die zij nu zag, (Jat reeds voorheen maar
al te diep gewond was.
O mijne lieve Moeij, zeide Arabella, fpreek
daar dog niet meer van ! - Wie zou gedagt
hebben, dat het lief fchepzel zo boetvaardig ge·'
weeft \yaaire?
De Hr. Joannes en de Hr. Antonij Harlowe
waaren zo zeer getroffen van de artikels ten hun-
nen voordeele \ aan hun gemaakt, zonder een
woord, ofeenige de minile blijk van verwijt of we^
der-bezwaaringe) dat zij uitberfteden in befchul-
digingen tegen zigzelven; en zig beklaagden , dat
haare lieve Nigt, zo als zij haar noemden, ru bo-
ven het bereik was van alle dankbaare erkentenis
en wedervergeldinge.
Inderdaad , de onderlinge verwijtingen en
droefheid van alle die 'er tegenwoordig waaren,
bij die artikels waarin aan. ieder met gunil gedagC
wierd, iloor-ien mij zo dikwijls; dat het leezen
meer dan Zes uuren aanhield. Dog vloeken te-
gen den vervloekten karei waaren eene toevlugr,
welke zij dikwijls namen, om zigzelve te ontlas-
ten.
Hoe fcherp, mijn Hr. Belford, wondt eene
edelmoedige en welberedeneerde vergiffenis! Wel-
ke wraak kan kragtdaadiger, of edeler zijn, zo 'er
Wraak bedoeld wierd , en zo men een fchuldig
en ondankbaar hart met wroeginge wenfchte te
treffen! Dog de beweegredenen mijner dierbaar©
Nigt waaren geheel en al Piigtmaatigheid en Lief-
de. Zij fchijnt inderriaad, zo veel dit in een fter-
veling kan vallen, LIEFDE zelve geweeft te
Ζψ, Liefde gelouterd door eene eerbaarheid,
m
De HïSTOPvIE van
door eene waare kiesheid, op hoedanige naauw-
lijks eenige vrouw voor haar zig kon beroemen.
O mijn Hr. Belford, welk een Voorbeeld zou zij
gegeven hébben in eiken leevens-ftand (als Huis-,
vrouw, Moeder, Meefteres» Vriendin) waare
haar een man een deele gevallen, wiens gemoed
gelijk was aan haar eigen!
De 600. /. gemaakt aan JuiFr. Norton, d^
Boekerij aan JuiFer Hervey, en de GedagceniiTeh
aan Jufo Howe , waaren de eenige artikels nitit,
waarover men te onvreeden was. Nogchans,
waartoe hadden zij fpijt vdn de legaaten in geld ge-
maakt, daar immers de Armen-kas', en niet zij zel-
ve, het voordeel gehad zou h^ben, waaren die
legaaten niet weggemaakt?
Dog daar viel genoeg voor om mij te over-
liiigen, dat mijne Nigt volilrektlijk wel gedaenhad
met haare verkiezinge van eenen Executeur buiten
de familie. Hadde zij eenen in dezelve verkoozen,
ik durve zeggen , dat haar Teilament niet meer in
agc zou genomen zijn , dan of het de Uicerile Wil
vaneen dooden Koning gev»reeft waare, dan die
van Lodewijk xiv. in 't bijzonder ; zo openbaar-
lijk verbroken van zijnen Neef den Hertog van Or-
leans , VOO'· dat hij nog koud was. De eenige Wil
van dien Monarch , miiTchien , die ooit betwiil
wierd. i
Dog weinig denkt de Hr. Jakob Harlowe ,
dat terwijl hij gretig fchraapt naar honderden , hij
zeer waarfchijnelijk duizenden verliezen zal, indien
hij mij óverieeve. Een man van zulk eene eigei>
baatige en bekr^mpene ziel zal mijn erfgenaam niet
zijn.
Μ
m
■ ^Tr#fr· ιιΊιϊΐϊΤί·
Juffer GLARISSA HARLOWE. it^
Gij zult beter begrijpen , mijn Hr. Belford,
dan ik het kan uitdrukken , hoe zeer zij getroffen
wierden van, de gewagmaakinge , dat het waard
fchepzel genoÖdEaakt was geweeil öm zig van ee-
nige haarer kleederen te ontdoen,
' Met ftilzwijgend zelf-verwijt wièrd iedereen
van hen bevangen, wanneer ik kwam tot de paila-
gie daar zij meldt , dat zij het aanvullen van eeni-
ge openftaende piaatzen had uitgefteld , op hoope
van hunnen laatften zegen en vergiffenis te ont-
vangen.
ik zal 'er alleen bijvoegen , dat zij niet ver-
draagen konden het ilot, zo plegtiglijk gerigt aan
haaren Verloffer, te hooren leezen. Zijftonden al-
le op van hunne iloélen , en liepen alle met ge-
drang het vertrek uit daar wij waaren : En toen,
gelijk ik naderhand bevond, fcheidden zij zig van een ,
öm dien trooft te zoeken in eene afgezonderde een-
zaamheid , welken, fchoon zij daarop niet hoopen
jionden uit hunne eigene overdenkingen, zij egter
op dien tijd minder reden hadden, om in elkand^ers
gezelfchap te verwagten. Ik ben, Mijn Heer,
Uw opregte en gehoorzaame Dienaar,
·■■·■·■' ■·' ■' ■ ' ^ wm. morden.'
ι - - ■ ' : i . . · . ', -,^ι
:: ' - ■ ·■ ν- ■ -- . : -.j
■■■ ■■ Γ . . ■ . ,: τ ..'j
' ■ ^ ' · ' ' ■ ,Μ Λ.:; ■■
' . ■ ! ί}! i^':' i .' ' . : / . i't
■ Γ'.' - ^ Ί·Ί ' : , : ■ ,ιΐ
ΧΧΙΧ.
-ocr page 192-Dè Hr. β ε l f o r d, aan den Hoo^-welgehorenen
Lord M.
^ι'ιΙΙΙίΙΙϋΜΐΙϋ
Ik ben zeer bedügc, dat de zaak tuitchenden
Hr. Lovelace, en de onlangs overleedene uitmun-
tende Juffer CiariiTa HarJowe, nog vérdere kwaade
gevolgen zal na zig fleepen , niectegénftaende haa-
re bevelen daartegen gegeven óp haar fterfbed. Ik
wil u dethalven wél nederig in bedenkinge geeveft
óf het niet goed waare^ dat uwe Lordfchap en zij-
ne andere nabeftaende het voorneemen voortzetten,
hetwelk uw Neef onlangs had öm biiiten 'slands te
gaen; alwaar ik hoope dat hij blijven zal , toe dat
alles verfleeteh is. Dog dewijl bij geen voet
zal willen verzetten j indiin hij de waare beweeg-
reden van uwe begeerte te weeten koorhe, zo kan
men hem, gelijk ik eens aan den Hr. Mowbray
hebbe te kennen gegeven, openlijk daartoe aandrijven
door zulke, dieopzigtlijk zijn op den welrtand van zijn
lighaam en geeft: beide. Voor den Hr. Mowbray
en den Hr. Tourville is het net hetzelve in welk
land zij zijn ; en zij zullen hem miffchien wel gé-
zelfchap willen höüden«
Ik
wsm
Juffer CLARISSA HARLOWE. tpi
Ik hoore met blijdfchap, dat hij aan het bete-
ren is. Dog dit beweegt mij te meer om de 2aak
aan te dringen. En ik ben van gedagte, dat men
geen tijd behoort te verzuiróen.
Uwe Lordfchap heeft wel gehoord, dat ik de
eere hebbe van den Executeur te zijn van den üi-
terften Wil deezer verwonderenswaardige Lady,
Uit Welken ik de volgende zinfneede uitfchrijve.
Hij geeft daarop een afjchrift van het arti"
kei, nnelk van deezen Edelman, en de La-
dys zijner familie zo dankbaarlijk meldt ^
betreffende de ringen ^uoelke zijhun maakte
en waaromtrent hij hunne hevelen verzoekt
te weet en*
Juffhr Montagüe, aan Jan Belforö»
Schildkn,
M, Burg^ Vrijdags den 15 van Sept^
Mijn Heer,
Dewijl Milord de podagra in Eiijne regterhand
heeft, zo heeft zijne Lordfchap 5 en Lady Sara,
en Lady Elifabet mij bevolen u kennis te geeven ,
dat de Hr. Lovelace, voor dat uw Brief hier kwam ^
reeds zig bereidde tot eene buitenlandfche Reize,
Ï9i VAM ,
.Wij gullen zijn venrek poogen te verhaaften we-
gens cle beweegredenen , welke gij aan de hand
geeft. , ^a^'· , ..
Wij zi{n alle ten uiteriïen aangedaen yan den.
doo.d ^er dierbaare Lady. Lady Èiifabgc en Lady
Sara zijn , sedert dat zij daarvan kennis kreegeii,
4en geheeleji tijd ongeileld .geweeft. Zij hadden
zig verheugd, gelijk ook mijne Zatter en ik zdve^
in de hoope van kennis en vriendichap met haar le
houden; na da? hij buiten 'siands zou gegaen zijn,
op zodanigen voet als zij zelve zou goedvinden»
Haare minzaame gedagtenis aan eik van ons heefc
onze fmerte vernieuwd, fchoon zedienietverzwaa-
renkonde, overeen zo onheritelbaar verlies. Wij
zullen Mr. Finch, on2en goudfinid, gebieden om
zijne op wagcinge bij u te maaken. Hij heeft on-
ze bevelen omtrent de ringen. Zij zullen lang,
wel lang gedragen worden ter geheugenifle van
de waarde Teft^tiixi
Iedereen fs verzekerd, dat gij alles doen zuk
^at in uw vérmogen is , om Oerdere kwaade g;é-
volgen uit deeze droevige zaak voor te koomen,
Milord verzoekt zijn compliment aan u. Ik ben,
Mijn Hef.r, '
Uwe 7iéderige Dienaarcs
\
gh; m on τ α gl-e.
■'■■Ii J ' = . · j. i
Deeze verzaraelinge veel, gropcer uitgedijd,
pijnde, dan,men wel gewenfcht had , heeil^men
goedgevjßiite verfchddei?e Brieven hjeruii te laa-
il
ten
-ocr page 195-Juffer CLARISSA HARLOWE
ïènï welke tufTchen Colonel Morden,, Juffer Ho-
we , den Hr. Éelford , en den Hr. Hickman ge-;
wisfeld zijn, len aanzien van de uitvÖeringie vart
het Teftsment der Lady, ent» /
Het is evenwel noodig hier over die onderwerp
san te merken, Öac de ongelukkige jVioeder; vaii
de twee Oomen onderileund zijnde, zo veel invloed
had op den Bedrukten Vader, dat zij hem bewobg
om alle tegenwerpingen van zijnen Zoon tè bètëU-
. gelen , en te bëveelen dat het Teftament letterlijk
zou wórdén opgevolgd; en te gelijk, dat alle dé
fommen zouden overgegeven worden, wélke fietó
daarin raagt gegeven wierd om voor zig in te hou-
den 'y als mede om het bekoftigen van de bégi-aavè-
nis voor zijne rekeninge te n^men.
De Hr. Belibrd gaf zo veel genoegen, aan
Juffer Howe, met zijne iland vaftigheid, billijkheid ^
én vaardigheid , en met zijne Bereidwilligheid otti
het zijne toe te brengen tot de voorgefchreevene
yerzamelingé, dat zij gewillig met hem in briefwis^
felinge trad , als den gelafligden van haare beminde
vriendin^ Geduürënde welke hij aaft haar (in ver«
trouwen) de Brieven mededeelde, wélke tbilcheri
hem en den Hr. Lovelace gewiffeld waaren , ën^
niet toeiiemminge van den Colonel Morden, ook
die, welke gewifield wierden tuiTchen dien heereri
hèmzelven. , .
Hij zond met het eerile pakje Brieven , welke
hij uit het chürafier-fchrifc voor JuiFei· Howe had
bitgefchreeven , een Brielaan den Hr, Hickman;'
gedagtekend den 16 van September, in welkén hij
Sig op de volgende wijze uitdrukt.
Dog ik behoorde, mijn Heer j uit dit pakje
VJ,IL DeeL Η feèö
•tri
P^^ pSTpRLE VAN
„ Brief te hebben uitgehouden. Het is die,
cei)J verhaal geeft vrtn bet Mondgefprek
„.jUiTchen u en den Hr. Lovelace , ren huize van
den Hrf'^Dorir.er (a). Waarin de Hr. Lovelace
u behandelt op een loifen trant, welken nog uw
per joon ^ v^og uw charaSfer ^ nog uw/^y?, ver-
,y d(iiifdé ; dog die zijne gewooue wijze vjas van
jjijehandelen omtrent iedereen^ ivïem boodfchap
' hem nïet behaagde, Ik höope, mijn Heer, dac
ij te veel gróotnidedigheid hebt, om u over den
,inhoud van deezen Brief te ontruften , indien
Jaifer Howe u denzelven moge mededeelen ·, en te
3, meerj dewijl het onmogelijk is, dar gij uit dien
,, hoofde bij haar eenig nadeel zoudt lijden.,,
De Hr. Belford verfchoont daarop den Hr.
Lovelace , als een man van geen kv/aaden aart,
niettegenftaende alle zijne gebreken; en geeft
ftaalcjes op van zijne nog grooter vrijheden gebruikt
tegen hemzelven. '
Hierop antvi-oordt de Hr. Hickman, in zijnen
Brief van den
„ WatbelapgtdesHren. Lovelacesbehandelin-
„ ge van mij, in den Brief van welken gij gelieft ge-
5, wag te inaüken , ik zal mij dairaan niet bekreunen,
„ hoedanig die ook zijn mag. Ik girg.naar hem toe,
bereid nietde verwagtinge van een misfelijk gedrag
„ van hem te zuHen ontmoeten; en wierd daarin niet
,, te loor gefteld. In alle zodanige gevallen als dit,
„ redeneere ik bij mijzelven , gelijk JuiFer Howe,
„ op het voetfpoor v^n haare alroos-dierbaarevrien-
,, din , redeneert j Dat indien de jchimpredeneii
5, op mij ultgefchooten regtraaatig zijn, ik dezelve
^^ nln
Zie Blief Lxxvi II. van het VI. Deel.
4'
η
JüFFER CLARISSA HARLÖWË.
5, nkt alleen hehoore te vergeeven, maar ook met
5, dezelve mijn voordeel tragten te doen : Indien
jj onregtmaacig , dat ik dezelve hehoore ie verag^^
ten-, en den hefchimper tevens ; nademaai het
„ onverfchoonelijk zijn zoude door toorn eenen
3, vijand kragt bij te zetten , %mens kwaadaar"
3, ticheld men door veragtinge zou. kunnen óni',
5, wapenen. En daarenboven zoude het mij bij-
3, kans leed zijd, Zö ik vond dat 'er coc mijn lof ge«
3, iproken wièrd van eenen man, die zulk eenebe«
„ handelinge kon aandoen , a]s Hij gedaen heefc^i
5, aan eene Lady , die een cieraad was voor haarë
3, Sexe, en voor de menichlijke natuure,
„ik danke ü, evenwel ^ mijn Heer ; voof
5, uwe omzigcigheid te mijwanrds ten deezen aan-
3, zien ; en voor uwen geheeien Brief, welke mij
5, eene zo wenfclièJijke proef geeft van de vriend^
fchap, van welke gij mij verzekerder, toen ϊίς
„ laatft in de itad was; en welke ik alzo hartlijk
„ aangrijpe als ik ze wenfche te onderhouden.,,
JuiFer Hovv-e , in den haaren van den ιό^εηί
berigc geevende van het ontvangen der Brieven , eri
Papieren , en Legaaten , met des Hren. 'Belfords
Brief aan den Hr. Hickman gezonden i, verzekert:
hetïi , „/Dat van hetgeen hij haar had medège^
„ deeld, geen gebruik gemaakt zal worden , dan
3, hetgeen hi),zal goedkeuren, „
:
-Hij had met medelijden mèldinge gemaakt Van
de mïstrooiligheid van de familie der Harlowes —i'
„ Luiden van eene deerlijke natuurë , zegt,· zij,'
,, mogen deernis met hen hebben. Ik ben niet eenf_
,) van die. Gij, ^denke ik, hebt ook al deernis φεέ
den heifchen karei
ΐίί'ίΐ ι fai-'· .
terwijl' ik van hanên" hei^
Ν % zip
■1^6 ... De HISTORIE van
,, gijne raazernij misgunne , om dat dezelve hem
,, berooft van die wfoeginge, vvelke ik hoope, dat bi|
j, zijne heirtellinge hem ijooic verlaaten zal. Zorn-
5j tijds, niijn Heef, moét ik U zeggen, dat ik om
„ zijn'^entwille uwe geheele Sexe haate ; zèlf man-
5, nen van onberispelijke chafafters; welke ik op
,, die tijden niet anders kan aanmerken , dan als
,, perfoonen welke ik nog niet rëgt ontdeH
.yt hebbe.,,
,, Indien de juweelen van mijn lief fchep-
5, zei gedragen , ü gezonden worden om te ver-
j, kooptin, verzoeke ik de koopftef van dezelve te
5, mogen zijn , toe den hoogßeh prijs — Van
,5 het hals-fnoer en de/olitaire inzonderheid.
„ O wat al traanen heeft mij het doorleezen van
het Teilament mijner Beminde gekoii ! ·——
Oog ik moet het hart-doorfnijdende onderwerp
5, niet aanroeren. Ik kan daaraan niet beginnen,
5, nog daarvan afilappen , dan met vervloekinge
,, van den karei, welken de geheele wereld moec
3, vervloeken. „
De Hr. Belford belooft in zijn antwoord, dat
zij de koopiler zijn zal der juweelen, zo ze in zijne
handen koomen.
Hij berigt haar , dat de familie aan den Co-
lonel Morden de fleutels had gegeven van alles,
wat der waarde overleedene toebehoorde : Dat de
ongelukkige Moeder (volgens de vergunninge van
het Teilament) bevolen had , dat een ftuk van
haar borduurwerk voor haar zou worden wegge-
legd , en aan Juffr. Norton verzogt had om hec
boekje der Zie'le-ztigten voor zig le laaten uitfchrij-
ven, en het ooripronglijke aan haar toe te ftaen,
aHr
η
fr
mm
^Is geheel mec de eigene hand van haare dierbaare
«iogier gefcbreeven zijnde;. en alzo hetzelve, als
zij het zou kunnen verdraaien om daarin hasr ge-
ldige te flaen , haarzelve rno^elijk tot v^ïrtroüiiitige
zou dienen. En dac zij insgelijks haare Af beeldin-
ge in de ftnaak van Van E)ijk gsfchilderd voor zig
jiehoLKlen had. -
De Hr. Belford, zendt met deezen Brief aan
Juffer Howe het memorie-boek der Lady ; en be-
looft haar copijm te zenden van alle de nagelaate-.
nr- Brieven. Hij berigt haar, dat alzo de Hr. Lo-
velace aan het beteree was, hij dqin nagelaaten
Bnef voor hem gerigt had ingeflooten aan L<o5;d M.
op dar zijne Loidfchap dien aan hem mögt geeven,
of niet, naar dac die zou vinden dat hij het verdraa-
gen kon. H^x volgende js een ^ffcbrift van dieu
Ik gaf u in den Brief, dien ik u voorleeden
Dingsdag fchreef (a), te kennen, dat u een ander
Brief gezonden zou worden , wanneer ik in mijns
Vaders huis gekoomen was.
,N 5 Ik
(a) 2)c haaren Brief, ingcfiooten in dic:n van de» Hr. L,o-
velace, No. Lii. van het VU. Deel.
^e teevee kan hier « uit de dagtckcninge van doezen Urief,
^DmerkcDj dai dczeive gefchrceven wic.id binnen dc iwcc da,-
gc«
Ü
m
-ocr page 200-ïiqo De HISTORIE van
Ik vermeete mij te zeggen , dac ik nu^ als gij
"deezen ontvahgt, daar ben aangekoomeii; en ik
noodige u om mij te volgen, zo dra als gij wdhe-^
feld kunt zijn tot eene zo groote reize.
Om geen verbloemde taal meer te gebruiken,
ÏVIijn leevensdraiï'd is nu^ als gij deezen leeil , ten
einde geloopen.'"'Mijn lot is onveranderlijk be-
paald : En ik ben of een elendig of een gelukkig
Weezen tot in alle Eeuwigheid, indien gelukkige
dat hebbe ik alleen te danken aan de Godlijke berm-
hartigheid : Indien elendige aan uwe onverdien-
de wreedheid. - En bedenk na , om u éigen
zelfs wille, dartel, wreed,* woelig; en ongeluk-
kig menfch! bedenk, of de barbaarfche en trouw-
looze beharidelinge, ' welke mij vanuisaangedaen,
waardig was om uwe onfterilijke ziel in gevaar te
ftellen; nademaa/ uwe ondeugende oogmerken niet
zijn uitgevoerd, dan door de moedvviliige verbree-
kinge van de plegifgile eeden en geloften , welke
ooit van eenig menfch gedaen wierden; en die ge-
holpen van eene gewèldenaarij en fchenddaad, der
nieijfchlijke natuure onwaardig.
In
f .
Zo VI
tc gccvcii
m.·
gen na Hen leenfpreukigcn , welken deeze aanhaalt, en ter-
wij! de Lady woriteide met ecre lococnomeue ougefteldlirid,
vcroorzaakr door de ontftehenis en fclitik, waarinde Hi Lp-
velacc haar gejaagd·had, op dat zij bet bezoek ontgaen mogts
hctweik hij zo ilerk zijn beit deed om haar ten huize van Smith
ociT misfchien geichrceven , op dat
iiicc mop: fchijnen haar woord ocbro-
7ij van c!cn dood ycirafl; nicc mog: fchijnen
ken tc hebben.
Al hoe hoog haar ChriiVelijke geeft in deezen Brief ftei-
gert, dc Leezer hscft», in den xcvni. Brief van het VII«
bccl en op andere plaatzen gezien , dat die verheven gceiè haac
t?og tot gndüjker hoogtcti heeft doen klimmen, iiaac nsaaie
laeer tot haar einde liadcxde. ·
juffbr clarissä näviLövm, ' j^
In cijdf dan, ^ nogmaal, wenfche ik dar gij'ii-
we wegen bedenkt, üw guldeü droom kan nietlarig
duuren. Uvv tegenwoordige leevensioopkan u niic
langer vermaak verleenen, clan gif b.e:lëiiiiinge en 'o'-
verieg van u kunt afweeretl. Èérie-verharde onge-
voeligheid is de eenige grondilag ^ waarop' uvl'ê in-
vi'endige geruilheid gebouwdis. Wa-ineer u eens
eene gevaarlijke ziekte overvaltwainneer eene
kragrdaadige wroeginge eens Op u inbreekt; hoe
vreezelijk zal dan uv/ ftaat zijn t Welk eene armharti-
ge zegeprial zult gij het dan vindeiï, datgijinilaat
gewecii: zijt, om Hoör eene reeks'van nfTehuweü}-
ke meineedigheden , en uitgewrogce ihoodhcid ',
onder den naam van Galanterij of Intrfgue , arme
onbedreevene" jonge ichepzels té verleiden S die
inisfchien niets kenden dan haar pligt\ voor dat zij
u kenden! Als gij niet eene goede daad" ukunc
erinneren , niet een waardig oogmerk u te binnea
te breng'^n, in het uur der kwijnende verzwakkin-
ge , zal zig dan niet anders dan befchuldiginge en
ichrik verti.^onen; en gij zult wel wenCchen, dat gij
het in uwe magt hadt, om 'er met vernietigingè af
te koomen.
O ver weeg,-mijn Heer, dat ik geen andere be-
weegreden kan hebben in betgeen ik -ichyijveV dan
uw heil, en de veiligheid van andtïre jonge fchep-
zelen, die door uwe ondeugende IKbn en meinee'-
digbeden in het net gefleept mogen'worden. Gij
hebt, aan mijne wenichen om' uw toekoomend
welweezen, niet de wenichen van eene f;neekende
huisvrouw, die om/i^dfi^rzelver, zo v^el-als/rjt'i?//;-
wille, u poogt te beweegen om die gangen te her-
vormen. Zij zijii in allen deele zo belangloos, als
^ Ν 4 οη·
ïiqo De HISTORIE van
onverdiend. Dag ik zou mijne eigene boetvaar
digheid mistrouwefi , waare ik'bekwaam toe weu-
fchen om kwaad met kwaad te vergelden- in-
dien ik, al hoe fnood uwe beleedigingen tegen mij
geweeft zijn, u die niet vergeeven konde, gelijk ik
Wenfche dat mij vergeven worde.
Ik herhaale derhaiven, dat ik het u vergeeve.
En dat de Almagtige het u ook vergeeven moge !
ÏNog hebbe ik , bij het fchrijven van de^ïzen, eenig
ander weezenlijk verdriet, dan hetwelk veroorzaakc
.wordcdoorde fmerfe, welke ik ouderen hebbe aan-
gedaen, die, voor dat ik α kende, dq toegeevend-
fte ouders waaren; door de fchande der andere tak-
ken mijner familie aangedaen; door de oneere mij-
ner Sexe toegebragr; en door de ergernis der
Deugd met mijnen val gegeven.
Wat mijzelve belangt, gij hebt mij aüeen be-
roofd van hetgeen voormaals mijne geliefdile ver.-
Y^agtingen waaren in het verganglijk leeven , het-
welk ik, als gij deezen ontvangt, reeds zal verlaa-
ten hebben. Gij zijt flegts de oorzaak geweell,
dat ik in den bloeij der jeugd ben afgefneeden., en
van het verkorten eens leevens , hetwelk voor mij
aangenaam had kunnen zijn , of anders, naar dac
het mee de oogmerken en einden der Voorzienig-
tieid zou hebben overeengekoomen. Ik h^bbe red-
den om dankbaar te zijn , dat ik het onheil ontto-
gen ben van mijn deel te moeten draagen van
een juk met een man zo ongelukkig , gelijk ik al-
leen zal zeggen, dat naar alle waarfchijnelijkheid!,
ieder uur , dat ik met hem geleefd zoude hebben.,
éenige nieuwe onruil zou hebben medegebragr,
En ik ben ^door fcherpe verdrukkingen en wedec-
' · · . waar-
f
--"ÜÜiii
Mi
mÊÊÊSÊt
iü
Juffer CLARISSA HÄRLOWE. lof
waardigheden trouwens) aan u , als eene tweede
oorzaak, gelijk ik mij nederig vermeete cehoopen ,
20 veele jaaren van heerlijkheid verfchuldigd , als
mogelijk jaaren van gevaar, verzoekinge, en be-
naaudheid zouden bevonden zijn, waare mijn fterf-
lijk leeven daarmede veriengd geworden.
Dus, mijn Heer, fchoon ik uw oogmerk niet
te danken hebbe, hebt gij mij weezenlijken dienß
gedaen; en ter vergeldinge daarvoor, wenicheik
dat gij gelukkig moogt zijn. Maar zodanig is uw
leeven tot nog toe geweell:, dat gij geen tijd kunc
hebben te verzuimen, om een aanvang te maaken
van uwe bekeeringe. Bekeeringe is voor den zo-
danigen, die flegcs zorgelooflijk geleefd hebben ^
en in de verwaarloozinge van hunne regelmaatige
pligren, en welker bedöelinge het nooit was eeni-
ge arme ichepz-els ten kwaade te verleiden, zo ge-
iiiaklijk een werk niet, nog zo zeer in onze eige-
ne mcgt, dan zommige zig wel verbeelden, Hoe
bezwaarelijk is dan die genade te verwerven, daar
de fchuld voorbedagt, moedwillig, en uit menig-
vuldige zonden is zamengevlogten!
Te bekennen, dat ik u voormanis met een
oog van verkiezinge boven anderen beichouwde,
is iets, waarover ik mij behoore te ichaamon, na-
demaal ik, op dien tijd zelf, verre was van te den-
ken , dat gij zelf een zedelijk goed man waart;
fciioon ik weinig dage, dat gij, of eenig menfch
- hetwelk
die *er leeft, dat geen zijn kon
gij u zeiven betoond hebt te zijn. Dog inderdaad,
mijn Heer, ik ben al lang grootlijks boven u ver-
heven geweeft : Want uit mijns harten grond heb^
be ik u verggt, en alle uwe wegen, den gantfchen
Μ 5 iijd
i-il
k.
h'
2oi De historie van
tijd zederc ik gezien hebbe, welk zoort van e^n
man gij waart.
Nog is het te verwonderen , dat ik bekwaam
waare om dit ce doen, daar die verkiezinge niet
gegrond was op onedele beweegredenen. W;mt
ik was zwak genoeg, en vermetel genoeg, om te
hoopen, dat ik een middel mögt zijn in de hand
der Voorzienigheid om een man te regt te bren-
gen , welken ik dier onderneemings dagt waardig
te /.i'p. < ■ '
En nog hebbe ik, gelijk fri] zien ziilt uit de
moeite, welke ik bij deeze plegtige gelegjenheid
neeme, om uuit uwen vleefchlijken droom te doen
ontwaaken, niet alie hoope van deezen aart opge-
geven.
Hoor mi) derhalven, O Lovelace! als eene die
uit den dooden tot u ipreekt - Laat geen
tijd dog verlooren gaen--Trek van ilonden
aan met uwe bekeerirge te werk - Wees
Biet langer het werktuig van den Satan, om arme
zielen te Heepen in die fijne netren, v^'aarin einde-
lijk uwe eigene voeten zig verwarren zullen. 2oek
niet uwe rnisdaaden te vermenigvuldigen, tot dat
heidemagij gelijk ik zeggen mag, der GodÜjke
Genade te boven gae om dezelve te vergeeven;
iiademaal regivaardigèeid ^ niet min dan gena-
de^ eene eigenfchap is des Almagtigen.
Beef en bekeer u, als gii leeil welk het deel
zij des godloozen mans van God. Dus is het be-
ichreeven:
„ l-iet gejuich des godloozen is kort, en de
„ vreugde des huichelaars voor een oogenblik.
„ — Van zijne eigene voeten zal hij in het net
u
I
ίί
m
„i, ,ν-·
--ν—
Juffer CLARÏSSA HARLOWE, loj
geworpen worden, hij zal in 't yvargaren wande-"
——. Beroeringen zullen hètn^róndoiri'
verrchrikkèn, en hem verjaagén, óp zp
Zij^ie magt zül hongerig weezⅈ èii'hel^^eMerF^
is bereid aan zijne"zijdé. De eerftgeboren des^
doods zal' de grendels zijns huids vertee-
len. --- Zijne gedagcenis zal vergaen
van de aarde; en hij zal geen naam hebben op
de ftraaten. Men zal hem van de wereld ver-
jaagen. Hij zal geen Zoon'nog Neef hebben
5, onder zijn volk.
5?
>»
i)
Ji
>)
Die hem gezien had-;
den, zullen zeggen, Waar is-hij? Hij^zalwegl
3, vliegen als een droom : Hij zal verjaagd wor-
„ den üls een gezigc des nagts, - Zijne fpij-
j, ze zal gal der adderen in het hinnenfte van hem
5'} zijn. -—- Hif zal vliêdêri van. de ijzeren
5, wapenen; de ftaalen boog zal hem doorfchieten.
j) Een vuur, dat niet ópgeblazen is, zal hem ver-
teeren. De hemel zaïzijne ongeregtigheid open-
baaren, en de aarde zal zig tegen hem opmaa-
ken. --Het gev/ormte zal zoet op hem aa-.
zen. Zijns zal niet meer gedagt worden,
-- Dit is het lot des'geenen, die God niec-
kent. „ ——
Zo wanneer gij genec^en zult zijn om de Hei-.
lige Godipraaken te raadpieegen, v^aaruit de bo-
venilaende bedreigingen getrokken zijn, zult giji
leeringen en texien vinden, welke een regt boet-
vaardig en verbrijzeld hart toe zijne vertrooftinge;
mag aangrijpen,
O dac het uwe, Hr. Lovelace, zodanig wor-
den mögt I En dat gij in ftaat gefteld moogc worden'
om het noodlot tegen den godloozen man uitge·/
i m
9J
Ji
i
>5
ί>
5ί
93
55
Hoi Dz HISTORIE vam
fproken te ontvlieden, en regt gefchikt te wor-
den voor de bermhartigheden van eenen langrnoe-
digen e» genadigen God, is de opregte bede
Clarissa HaRLOWEc
<
//fr Lovelace , aan Jan Belford
Schiläkn,
Μ
('li
te
"mm
Zedert den noodlottigen levenden dag dee-
vermaand, hebbe ik mijzeiven geoiift, en alle de
geneugten des leevens. Ik mögt wel verder te
rug gegaen zijn, dan tot dien noodiortigen zeven-
den ; welken ik in toekoomende nooit zal zien
verjaaren dan in rouwgewaad; tot op dien vervloek-
ten dag alleen kwamen nog eenige flikkeringen
van hoope mij nu en dan toefchieten.
Zij praaten mij voor van een mallen Brief,
dien ik u gefchreeven hebbe. Mij heugt wel dat
ik hebbe gefchreeven. Maar van den inhoud van
mijn fchrijven | hebbe ik zeer weinig geheugen.
Ik ben in een vervloekten ilaat geweeft. Mij
dunkt daar loopt eene zeldzaame werkinge van
ftraf-vergeldinge onder. Ik was nooit zo gek dac
ik geen geloof iloeg aan eene j Voorzienigheid :
Nogthans ben ik 'er met voor om alles voor oor-
dee-
-ocr page 207-Beelen te boek te zetten, hetwelk eene gedaante
van wraak fchijnt te draagen. Nogthans indien
wij of hier of hier namaals voor onze misdaadeii
moeten geftraft worden, dan béter hiér, zegge ik,
dan hïermmaals. Hebbe ik dan gèen belang om
te denken, dat mijné ftrafFe niet alleen reeds begon-
nen, maar voltrokken is; nademaal het geen ik gè-
leeden hebbe, eniioglijde, alle bëfchrijvinge te
boven gaet?
Om van deeze ßraf-vergeldinge maar eeii
ftaaltje te geeven — Ik, die debarbaarfche oor-
zaak was, dät de onnavolgelijkfte der vrouwen
voor eene week aan een haare zinneii moefl; rais-
feh, ben hier geftraft géwordén met hét verlies vari
mijne éigene —-- Ter voorbereidinge van
- Wie weet\^at! -Wanneer, O wan-
neer, zal ik eens een vrolijk uur gewaar wor-
den?
Ik worde'bijfter flaauw gehouden; en bijfteir
fiaauw hen ik. De nagelaaten Brief van dit lief
fchepzel blijft mij onaffcheidelijk inden zin hangeti.
Alle haare voortreiTelijkheden koomen ter eiker uu-
re in mijn geheugen op.
Ik durve mij egter niet overgeeven aan deeze
zwaarmoedige bedenkingen. Ik vinde dat mijn
hoofd weder wonderlijk draait· —— Leg daar;
pen I
Vrijdags den 15. Sepu
ik hervatte die, in een Iwgtigen luim, hoo-
pé
\
-ocr page 208-De HISTORIÉ VAw
ió^
pe Ik "
jjo even
Maar wac hebbe ik hier met Mowbray eii
Tourville re maaken! --- Wat is de we-
reld? —-- Wat is eenig menfch in dezel-
lien, zulk een ongenadigen
Dog het wil niet lukken 1
mijne pen weder neerleggen.
ve?
Nogthans zijn zij ten hoogilen op u verbit-
terd, wegéns den iaatften Brief, dien gij hun ge-
ichrepven hebt (a). -- 2ulk een onvriendlij-
— ik moet
— OBelfordï
Belford! rk ben nog, nog ben ik, zeer elendiglijk
buiten mijzelven! Nimmer, nimmer zal ik meer
zijn, hetgeen ik géweeft ben!
Mowbray en Tourville hebben nü
iir
Saterdag, Zondag, Niets gedaen. Tot alles
onbekwaam.
Vadzig, verdoemd vadzig, en luilloos van
fier, bij Jupiter! Ik moec hun voorgeflagen mid-
del wel opvolgen. Ik moet eens zien ^ wat ver-
anderinge van lugtiireek zal te wege brengen.
Gij praat deeze kwanten, en gij praat mij
voor van ons te bekeeren en te hervormen : Dog
ik kan geen van beiden doen. Die dat doen han^
moet de lütblujfchinge van eene ClariiTajHaflowë
nies
(a) Dceze Brief is niet vóór handen;
-ocr page 209-Juffer CLARISSA HAÏILLOWE. 2€7
niet hebben „te verantwoorden. ——— Harlo-
we! —— Vervloekt zij die naam! --- En
vervloekt mag ik zelve ook zijn, dat ik dien r'èt
veranderd hebbe, gelijk ik had mogen doen! --
Nogchans behoeve ik mijzelven geen vloek toe te
ufemchen - Ik ben al kragtdaadiglijk « aarme-
de bezet.
„ Te bekennen, dat ik u voormaals met ceti
„ oog van verkiezinge boven andere befchouw-
,, de (a) „-^— Met welke ilijve taal drukc
de maagdlijke zedigheid zi^ uit in deeze kiefche
gelegenheden! —- Te bekennen dat ik u
voormaals beminde, is het plat en eenvoudig; en
daar is opregtheid en onbedwongen klaarheid in
dee2,e uicdrukkinge - „ I e bekenren dat ik
„ u voormaals beminde , ,, moet het dan zijn,
5, is iets waarover ik mij behoore te fchaamen. „
En bakent gij dit.' - Voortreffelijk fchep-
zel! en bekent gij dit dan ! —-- Welk een
zoetluidend muiijk is 'er in deeze ^A/oorden van
zulk eene engel! - Wat zoude ik wel wil-
len geeven, dat mijne ClarifTa in weezen waarej)
en konde en wilde bekennen, dat zij mij bemin-'
de!
„ Dog inderdaad, mijn Heer, ik ben al lang
,, grootlijks boven u verheven geweeil. „
Allang, mijne gezegende Bekoorfter!—
Al lang inderdaad- Want gij zijt altoos^
grootlijks boven mij verheven geweeft, en boven
uwe Sexe, en boven de geheele wereld,
„ Die verkiezinge was niec gegrond op on-»
„ edele beweegredenen.
. Welk
ι »
1
f.
ΐ
Ii
ι -
• . . ,
Welk'één deugniet was ik, die zo hoog bij
iiäar in gunil' en agcinge Ifaende, mij egter haarer
hoope zó onVi-^aardig gedroeg om mij te rege té
brengén!
' / Daarbij, hoe ëdelmoedig zijn haare beweeg-
redenen! Niet erjkel öm haarentwille ^ niet ge-
heelenal om mijnentivllk, iioopce zij mij te rege
te brengen; maar ook even zeer om den wil van
onnozel én, die anders door mij bedorven mogteri
worden. , . ,
En nu, waar oh fchreef zijdeezen Bi:ief, eii
waaróm te beveelen dat dezelve mij gegeven zou
worden, wanneer het allerbéklaagelijkil geval zou
gebeurd zijn, dan ten mijr,ea hutce, en met ëeri'
oogmerk op de veiligheid van oiinozelen, die zij
ïiiet eens kende! ' ·—— En wanneer wierd deezë
Brief gefchre-även ? Wns het niet op dien tijd, opi
dienzelven tijd, dat ik haar gejaagd had, gelijk ik:
zeggen mag, van plaatée tot plaatze; wanneer
haare ziel was heergeboogen onder rarhp en ver-
volginge ; en haar allé vergiiFenis ontzegd vvierd
van de onverzoenbaarfte bloedverwanten?
Verheven fchepzel! -—^ iCondt gij dog
op zulken tijd, en zo vroeg,, en in zodanige om-
ßandigheden, üwe rëgtmaatige gramfchap zo ver-
re te onderbrengen, dat gij dé gelukzaligheid toe-
wenfchtet aan den voofnaamen werkbaas van alle
tiwe wederwdardighéden ? Ge-ukzalighèid toe-
wenichtet aan hem, die u beroofd had „ van allé
,, uwe geliefde verwagtingen in dit leëven ? „ Aari
hem^ die de oorzaak geweeil was, ,, dat gij in den
j, bloeij der jeugd, wierd afgefneeden ? ,,
Van hemelibhe zugt gedreeven ! —- Irt
•welfe
i
II
m
JüFFER CLARÏSSA HARLOWE;
Welk een geftel moeft gij zijn , dat gij bekwaam
waart om het woördtje ÄLLEEN te gebrtti^'
leen , in het nielden van deeze gewigtige beïoo^
vingen ! - En daar dit was voor dat 'gij 'de
fïerlijkheid afleidet, raag ik dan niet oïider-j
bellen , dat gij nu >
·'" ' '' '——■ " " " mét medslißenik
„ 00gen,
Niet in uw zaligheid hénadeeld^ diep hewm*
gen .
Met mijnen ßaät^ uVs Hemels tfans'
ziet^
Έη wenfcht mär imj\ dien gij hier agiéf^
liet.
Waaf-
Mijne wegen bedenken
leeven van mijn leeven! Wat liaat mij "nu be-"
denkinge, daar ik het lief fchepzel verboren heb-
be, om weiker wiüe het alleen der moeite V/aardig
was bedagt':^liam te zijn ? -- Haar onherilelBaat
verloeren hebbe -— Van het gierig graf Inge-
ilokt
Dat,
ï
vrouw:
i .
Voor eeUwh haar verloorên
dat is de angel
—Weergälooze
Jloe doorwondt mij deeze bycr-
denkinge! , ' . > ·
" „ Uw 'gulden droom kan niet lang duürén6
•———ί öodlijké propheetes! mijn gulden droom
is alreeds vöorbij. „ Bedenkinge en. owtihg zïjè,
5, niet langer éf re weereri. „ ■ Die „ verhar«
,, de ongevoeiigheid „ van welke gij mif befchuK
digr, duun niet langer, —= „ Wrbegingé'
u op mij ingebroken, —-— Vreezelijk is miji^,
VUL DeeL O ,ί
rf^ De HISTORIE vau
iSisÄe
ftaac! —---Niets anders dan befchuidigingê
,, en fchrik vertoom zig voor mij! „ —— Dui-
gend gieren aazen beurtlings op mijn hart!
Dog al genoeg van deeze vrugclooze overden-
kingen - Nademsal ik buiten ftaac ben om
iets anders tefchrijven; nademaal mijne pen geila-
dig heen glijdt tot dit akelig onderwerp, het zij ik
wil of niet; Ik zal ^er nogmaal van afïkppen; en
ik wil het niet weder hervatten, voor dat ik daaf"^
%;αη meer meefler ^ en ook van mijzelven, ben.
A'lesj waartoe ik de pen in de hand nam
om te fchrijven, is nog ongefchreeven Het was,
met weinige woorden, van u te begeeren dat gij
met uwe mededeelingen voortgaet, als naar ge-
woonte. En waarom zoudt gij niet ? - Na-
demacl ik,met haaren altoos-befchreijelijken dood,
alles weete wat ijzelijk en fmertelijk is - Ver-
wittig mij dan van alles, dat gij weet, 't welk ik
niet weete : Hoe haare nabeftaenden, haare wree-
de nabeftaenden, het opneemen;en of nu de weer-
haak-pijl tot aan de veders toe niet in hunne har-
ten fteekt, gelijk in 't mijne.
Uli
R. t!
ir
***
Ik zal raetterhaaft dit koningrijk verïaaten;
Want nu mijne Clarifla 'er niet meer is, wat is 'er
dog in hetzelve (en in de wereld trouwens) waar-
dig dat men leeve. Maar zou ik nieteerft, door
eenig meefterlijk feit, haar en mijzelven wreeken
tegen haare vervloekte familie ?
Het vervloekt vrouwmenfch, vertellen ze mij 5
heefc ^aar been gebroken. Waarom brak zij den
Juffer CLAKISSA HARLOWE. ÏTi
lialsmet? —— Alles, aÜés, behalveii hetgeen'
aan haafe nabeftaenden is te wijten, is "de fchuld
van dat vrouwmenfch, en van dat helfch gebroed»
zei, haare nymphen, Hoe grooter deugd^ te^ede»
Ier de zegepraaly wasde fpreuk , die zij altoos itï'
den mond hadden. --Ik hebbè hec verfeheK
dene maaien in mijn hoofd gekteegen, om het aP· '
fchuwelijk huis in den brand te fteeken; én om'
voor de deuren en venfters óp te paflen ^ dat niet
eene duivelin in hetzelvè de verteerende vlamraea
ontkwam. Hadde het huis alleen op zig zelf ge-:
ilaen, ik had het zekerlijk uitgevoerd; .
Dog het oud beeft, fchijnt het^ heeft goedetó^
kans om haar loon te krijgen, zonder mijne hulpü
Een ijzelijken Brief heeft men van iémand ontvan··
gen, ten aanzien van haar - Van u, onder-i
iteile ik —— Voor mij te ijzelijk, zeggen ze, oni
tegenwoordig te zien (a).
Z\] regeeren mij als een kind voor den leid«
band ï Nogthans hebbe ik zo veel in mijne koortè
geleedén, dat ik mij gewillig naar hen fchikke ,
tot dat ik weder taamelijk wel kan worden.
Tegenwoordig kan ik nog eeten, nog drin-
ken , nóg flaapen. Nogthans is mijne ongefteld-
heid niets bij hetgeen die geweeft is: Want waar^
lijk. Jan, mijn brein ftond dag en nagt in brand è
En waare het niet een zoort van Afbeflos geweeft 5,
het zou al geheel verteerd zijn.
■ ik had geen onderfcheidene denkbeelden, daö
van akelige en verwarde elendeNiets'anders in-
derdaad vertoonde zig dan hefchiMïgiège eti
fchrik i Gedagten van verhangen, verzuipen^ door-
O X
fchie^
V
-ocr page 214-fchieten; daarbij woede, gewei denaar ij, eüvétóa^^"
dfiti-, en wanhoope, namen mij bij beurten in. Mij-^
ïie verilandlijker tuflchenpoozen Waaren nog erger
voor mij; als niij gelegenheid geevende oni ce be-
denken, hoe ik het voorgaenae mr geweeβ was,
eirhoe ik vvaarfchijneiijk bet volgende zijn zoude,
en, miflchien voor mijn geheele ieeven -Ten
fppt van vijanden! ter beJachinge vao dwaazen| en
Hiet iiab en kakftoel de eigendom te worden van
gehuurde flaaven, die miiichien hunne rekening©
zoudeïi vinden met mij te kiuilleren, en (afgrijze-
lijke gedagre!) ndj in perfoon te mishandelen meC
llaen en kroppen.
Wie kan zulke bedenkingen als deeze verdraa-^
gen? Dat zulk een als ik flegts alleen moeft vree-
zen , en dat wel vreezen voor zulke fcbepzeis t
—— WeJk een ding was dit, om daarvo or maar
van verre te fchroomen! En egter, ciat een
roenfch in zulk een ftasr zij, welke het voor zijne
waardfte vrienden noodisaakeiijk maakt om zulks te
laaten gefchieden om zijnentwille zelven^ en om
vérder onheil voor te koomen! ■■ Daar is
niet te denken aan deeze dingen I
Ik wii daaraanjïiéi denken, derhalven i Maar
ik zal in een Tpoor van blijmoedige denkbeelden
zien te geraaken, of mijzelven verhangen, tegen
morgen ogtend.
' —- —— Een hond^ en dood te ztjn^
, Jcht ik een paradijs, hij Ί ieeven dat ik
keve.
XXXll
ii
-ocr page 215-[ Lovelace, ami ] kk Be:lfori>5,
Schiidhu ■ " "' '
IV, 1
I
»151
Woensd', den lo Septi-
ïk fchrijve om hiiinen laatflen Brief weder te
ïug te eifchen. Ik bekenne, dat toen irnjne mee-
Binge zo was, op de vericheidene tijden dat ik
dien Tchreef: en wat mij ook gefcheeld mag heb-
ben, ik kon niet nalaaten dien te iqhrijven. Zulk
een r.aargeeftige drift bevirg'fhij, en nam onder
het fchrijven geftndig bij mij toe, dat ik, a! had'er
mijne ziel aangehangen, mij niet weerhouden kon-
de van in het Jammerlijke te vallen.
Het is vreemd zeer vreemd ook, dat ie-
mands confcientie in ftaat is om hem tot fchrijven
te dwingen, het zij hij wil of niet'; en hem te drij-
ven tor een onderwerp, aan hetwelk hii, op dien
tijd zeif, meer dan eqns bcflooten had niet te den«,
ken.
En het is niet minder vreeind, dat hij (zon-
der dat 'er eenige nieuwe reden zig opdoe) binnen
een dag of twee, zo geheel én al van gedagcen
verandere 3 zijne gedagten , moed: ik liever zeg-,
gen, zo geheel verligt vinde met vrolijke hoope,
en opbeurende uitzigten, dat hij zig fQhaarae,ov€y
hetgeen hij gefchreeveii had.
' O 3 . Want,
214 DE historie VAN
Want, op het overleezen van eene copij vsri
inijnen Brief,welke bij toeval mij in handen kwam,
gefchreeven met de hand van mijne Nigr Charlotte,
die buiten mijn weeten denzelven had afgefchreeven ,
vinde ik dien zulk een Brief te zijn, dae^en vij-
and zig verheugen zoude zo hij dien zag.
Dit weete ik, dat waare ik maar eene week
langer gebleeven in den ftaat, waarin ik was, toen
ik het laatfte gedeelte daarvan fchreef, ik de vol-
gende in een kot met ftroo zou zijn opgeflooien
Want ik herjnnere mij nu, dat alle mijne onge-
fteldheid mij toen weder overviel met een onweer-
flaenbaar geweld - en dat in fpjjt van haver-
gore en fiupe maigre.
Ik bekenne , dat ik nog ten uiterilen bedroefd,
ben 5 over het miiTen mijner hoope met deeze ver-
wonderenswaardige vrouw, welker grillige verkie-
zinge het zo zeer was om die te doen mislukken.
Dog nademaal het dus uitgevallen isj nademaal zij
€en vaft befluit had om de wereld te verlaaten; en
nademaal zij metterdaad ophoudt van te zijn; be-
hoore ik, die zo veel leeven en gezondheid toe
mijn deel gekreegen hebbe, mij over te geeven aan
akelige bedenkingen over een geval, dat voorbij
is; en voorbij zijnde^ niet herroepen kan worden?
— Hebbe ik niet al een ftaaltje hoe het met mij
gaen zal, zo ik dat doe?
Want, Belford (het is maar dwaasheid het te
ontkennen) de molen, om eene oude' fpreekwijze
te gebruiken , liep met mij geheel doon de vang.
Waarom^^ waarom, heeft mijne Moeder mij
^p opgehragty dat ik géén tegenßand verdraagen
!? Waarom wierd ik zo opgevoed 5 dat zdf mij-
m
i
1! ■ t:
mÊÊm
m leer mee fiers verzogt wier den, om mij niet te ïaa,'
ten ondervinden voat tegenjpr&cik waare, of mijn
zin niet te krijgen? - Behoorde zij niec ge-
weeten t^ hebben,welke wreedheid 'er ftak in haa-
re malle Jiefde?
Weik eene ilraffe, dat het eerft geval van be-
lang , waarin ik mijn zin niet krijgen kan , mij
aan het verftand gaet! - En als het verftand
eens gekrenkt is - Dog ik kan niet verJraagen
daaraan te denken - Uus verre alleen ; Dat
het berouw en de verbeteringe, welke mij zo harc-
lijk van mijn genegen en ftijfhoofdig lief worden
toegewenfcht,daardoor zijn verijdeld en uitgefteld,
wie weet voo; hoe lang wel? de verbeterii'^ge ten
minften - Kan een gek menich ook tot
een van beide in ftaat zijn?' ^
Eens gekrenkt derhalven moet ik deeze naa-
re bedenkingen uit mijnen geefl poogen-te verban-
nen, welke anders mogelijk de regtegeileltenis des
gemoeds hadden kunnen te wege brengen; en dit
wel, om mij in den ftijl van Lord M. uit te druk-
ken , op dat mijne zinnen niet om een lugtj^ ge-
zonden mogen worden.
Want ik moet u daarenboven bekennen dat
Dr. Hale , die mijn goede Aßolfo geweeft is (gij
leeft Ariofto, Jan) en mij mijn herfen-vat weer te
regt gezet heeft, veel moeite heeft gehad, om door
uithongeren, door rijkJijk aderlaaten, door open-
trekkende fpaanfche vliegen , door gaatjes-prik-
kende koppen, een ftikdonker vertrek, eene mid-
demagtfche eenzaamheid op het midden van den
dag, mijne herftellinge uit te werken. En nu ver-
hij öiÏj ? toe mijne vertrooftinge, dat mijne
' 94
Α
I
ψ
pe HISTORIE vA?t \
sjiekte bij eene volle maan mogelijk wel nu en dan^.
weerom zou kunnen koomen —Verfchrikke-
üjki ten uiterilen verfchrikkelijk! —— En dat
ik op beide jaargerijden als dag en nagc even lang.
is zo naaukeurjg op mij moet paffen, als Cssfar ge-
waarfchuwd wierd zig voor de Iden van Maart ψ
^wagcen.
Hoe beklemd wordt mijn hart als ik te rug zie
op den ftaat, waarin ik geweeil ben I Daar hec
Zonneligt, en alle rrooft mij ontzegd wierd: Ter-
wijl ^ik mijne bezoekers, van laage zoort, op de
toonengaende oppaffers waaren : Zelf die op de
tconengaende fiaaven niet tot mij naderende dan
op gezette tijden, gewapend met potjes, holuffen.,
en herfenklaarende dranken; hunne ordres aan mij
overleverende met een haatelijk geluifter; en ant-
woordende aan andere gordijn optillende onbefchei-
4enen, die. vraagden hoe ik voer , eii hoe ik hun-
ïie verfoeijelijke dranken had ingenomen , ook al
luifterende I Welk een vervloekt Stil leeven was
dit! —— Niets in mij, of omtrent mij, in be-
weeginge zijnde, dan de worm die nooit fterft.
Ik haaile mij weder af van het herdenken der,
ïooneelen, die zomtijds 'dog willen op mij ia-
dringen. ^
Adieu, Belford
Dog zend mijnen la^tften Brief te rug —
ten maak geheel geen ftaat op deszelfs ihhoud. Ik
fpoei ^ ik W/7, '±hmr$ed's, deeze vrugtlooze
ïiaargeeftigheid te boven gekoonien. Elk uur wine
' mijn gellel al fterkerenilerkerrenmijnen^oordeele^,
'(ζρ, behalven de fchattinge van eenè'zugt nu eii
^an "§an de gedagtenis van mijne hafts-beniiP^^ s
l'i. i
wm
sssa
Jmvm CLARÏSSA HARLÖWE.
geefc het mij hoope , dat ik wel baaft zal worden,
hetgeen ik voormaals was. -- Leeven, geeft ,
vrolijkheid, ^n nog eens weerde plaag eener isexe,
die mijne plaag geweeft is, en de plaag van. ieder
man zal zijn , qp den eenen pf anderen tijd zijrii
ieevens.
Ik herhaale mijn verzoek, evenwel·, dat gij als
ïiaar gewoonte aan mij wilt fchrijven. Ik Hoope,
dac gij eenen goeden voorraad van bijzonderheden
bij u hebt om mij mede te deelen , als ik beter kan
verdraagen om onderrigt te worden van de beftel-
lingen , die gemaakt zijn omtrent al wat fterflijk
^Λ/as aan mijne beminde ClariiTa.
Dog het zal mijns harten vreugde zijn, kund·
fchap te mogen krijgen, dat baare onverzoenbaar©
vrienden met wroeginge gepijnigd worden. Zulke
berigten als die , moogc gij mij nu wel zenden :
Want metgezellen te hebben in elende, is eenige
verligtinge; in "t bijzonder als iemand kan denken ,
dac diegeenen , welke hij haat, alzo eiqndig zijnak_
li ij zelve.
Nog eens adieu j Jan I
i) !
xxmi
-ocr page 220-pe HISTORIE vA?t \
? o r b: a
Ik maake toebereidinge om dk kaningrijk te
Verlaaten. Mowbray en Tourville belowen mij hun
gezelfchap ce verJeenen binnen eene maand of twecoi
Ik zal η opgeeven hoe ik mijn weg zal nee-
men.
Eerft gae ik naar Parijs; en daar zal ik, toE
mijn tijdverdrijf en verluftiginge , eenige van mij-
ne oude vriendichappen tragten te vernieuwen:
Van daar naar eenige van de Duitfche Hoven ?
Daarvandaan, misfchien naar Ween en : Van daar
zalik afzakken door Beijeren en het Tyrolfche naar
Venétie, daar ik het Carnaval zal bijwoonen :
Daarvandaan naar Florence en Turin : Van daar we-
der over den berg Cenis naar Vrankrijk : En als ik
te Parijs weder te rug koome , zal ik daar mijnen
vriend Beiford verwagten te zien, welke dan ,
buiten twijfFel, over en over geheel bekorft en be-
groeid zal zijn met boetvaardigheid, zeif-vericche-
ninge, en lu(J-verzaakinge ; ^ een volflagen kluize-
naar, behalven dat hij niet in zijne kluis biijfc, maar
zig op reize begeven heeft, in de hoope van eene
menigte van zijne eigene zonden te bedekken,
door mede een nieuwbekeerden te maaken van zija
ouden kameraad»
Dog
HHH
XXXIII. BRIEF.
Hi\ Lovelace, aan Jan
Sehildkn,
i
li
■■f
m
msm
Juffer CLARISSA HARLOWE. 119
Dog ik moet u zeggen, Jan, dac indien é^ aBies.
Έ0 rijzen, als zij zederc het fqhrijven van mijnen
laatilen Brief gedaen hebben, ik vreeze datheceen
moeijeiijk Huk werks voor u zal zijn om daarin
te flaagen , indien dit uw oogmerk zijn roogr.
En ik denke waarlijk ook niet, dat uwe eige-
ne boetvaardigheid en hervorminge ftand kan hou«
den. Sterke hebbelijkheden worden niet zo ge-
maklijk uitgeroeid. D,e Oude Satan heeft van uwe
getrouwe ienften , geduurende eene reeks van
jaarea , al te veel voordeel gehad , jdan dat hij u
zo ligt uit zijne klaauwen zou laaten ontkoomen.
Hij weet wel waar hij u mede krijgen kan. Eene
fchoone luftige Bona Roba *, in de fmaak van ee-
ne Veilaalfche Non, maar fiks van leden , zuiver
van kleur, en helder van oogen; Bij welke gij de
eerlle man zijt, ofin dat geloof gebragt, hetwelk op
hetzelve uitkoomt; hoe zal u bevroozen aangezigc
blinken tegen zulk een voorwerp ! Hoe zal uwe
droevige tronii daarvan verh'gt worden ! De zaa-
ken zullen tuiTchen u en den grooten verzoeker we-
der worden bijgelegd. Gij zult belooven hem te
volgen en te dienen, tot dat gij oud en onbekwaam
wordt. En dan zal hij , naar alle waarfchijnelijk-
heid, voor altoos van u verzekerd zijn ! Want, al
overleefdet gij uwe tegenwoordlgeheerfchende lus-
ten, hij zal ώη wel eenige andere troetelzonde in
fpel brengen , of van eene , die nu maar in den
tweeden rang ilaet, eene troetelzonde maaken, om
u aan zijne helfche belangen vaft verknogt te hou-
den. Gij zult bij het befluit blijven om u te verbe-
teren , maar u nooit verbeteren , tot dat gij oud
ge-i
* Dame van plcizicr. Ital»
-ocr page 222-pe HISTORIE vA?t \
geworden zijnde voor dat gi} 'er om denkt (eem
douzijn jaar en na dat gij al bij alle anderen oud
geweefl zijt) uw maar voor een tijd opgeflagen ta-
bernakel zijn beichooren tijdperk hebbende uirge-
duurd , hij het algemeen vai blok op uwen grijzen
kop doet nederploffen .· En dan zal alles met u ge-
daen zijn zo als hij het hebben wil.
Gij zult denken, dat deeze vermaaningen niet
met mijn charafter overeenkoomen. Dog ik kan
niet naiaaten u te waarfchuwen voor het gevaar»
waarin gij metterdaad zijt; hetwelk te grooter is,
doordien gij hetzelve niet fchijnt te kentien. Nog
een weinig woorden mee? derhalven, over dit on-
derwerp.
Gij hebt goede befluiten genomen. Indien
gij dezelve niet houdt, zuk gij nooit in flaac zijn
om eenige te houden» Dog niettemin hêbt gij den
duivel en uw eigen leevenstijd tegen : En het is
Zes legen Een dat gij hei r»iet uithoudt. A! waa-
re het alleen dat gij het beßooten hebt , het is Zes
tegen Een dat gij het niet uithoudt. En indien dat
gebeure, zult gij tot een fpot van menlchen, end«.
zegepraal der duivelen worden.- Hoe wil ik
u dan uitlachen! Want deezewaarfchuwingekoomc
juift niet uit een goed beginzel voort. Mlüfchien
zoude ik dat wel wenfchen : Blaar nooit loog ik
tegen een man , en eene vromv zeide ik naauw-
lijks ooit de waarheid. Het eeril is iets , V welk
alle vrijleevers niet zeggen kutmen : Het tweede
kunnen zij alle zeggen.
Ik ben weer dol , bij Jupiter,! -
dank hebbe mijn geilernte, niet zo naargees-
tigJ
fii'
li
hi
ïüffer CLARÏSSA HARLOWE. til
Met vaarwel, vaarwel, vaarwel.
tig! --
Voor de derde of vierdemaal, befluic
Uw Lgvêlace.
ïk geïoóvè dat Charïottè éh gij in eené hei-
nieüjke verbintenis te zamèn iilaet. Daar
zijn Brievên, merke ik , gewüTeld tuffchen
haar, enu, en Lord M. Men heeft alles
zedert eenigen tijd wonderbaar donker voor
mij gehouden 5 dog ik zal wel haaft op u allen
doorbreeken , als de Zon op een midder-
nagtfchen dief.
Gedenk , dat gij mij nog nooit de copij ge-
zonden hebt van het Teitamenc mijner Be^
ïninde.
Be Hr» Belford, aan Robert Lovela-
ck, Schildkn.
Vrijdags den ti van Sept.
Juift zo als ik was gaen zitten om den uwen
Van dt;n 14 tot den 18 te beantwoorden, met oog-
merk om u allen trooft te verieenen , die in mijn
vermogen was, zo kwam uw herroepende Brief van
Woensdag*
Het rouwt mij weezenlijk, en ftelt mijne hoo-
-ocr page 224-^ii De HISTORIE vam
pe te looV, dat uw eerfte zo ras van eenen daarmé-
de zo ilrijdigen gevolgd wierd.
De ijzelijke Brieft waarvan gij gewag maakt $
welken uwe vrienden u onthouden , is inderdaad
van mij; Zij mogen u nu, zie ik, wel allestoonen.
Vraag hen dan maar om'dien Brief ^ zo het u der
moeue waardig dunkt iets te leezen aangaende de
cgte mama van uwen geeft»
ik zal nu onderftelien ^^ dat gij even den Brief
gelezen hebt, dien gij ijzelijk noemt, en welken
het mijn oogmerk was zo te maaken. En nu moet
ik u vraagen , Wat u daarvan dunkt ? Beeft gij
niet van de fchrikiijke angften j waarmede hec
fnoodile vrouwmenfch worftelt, wegens de vreeze
voor den dood, en hettoekoomendoordeel?--
Hoe vlijen de bedenkingen, welke het leezen van
deezen Brief verwekt moet hebben , op uwe nog
niet toegeloppene fmert-gaten ? Wiilen niet ee^
nige ernftige gedagten zig vermengen met Uwe me-
iiloote, en het eelt van uwe ziel aftrekken, gelijk
die de huid van uwen rug kan villen ^ en gelijk u*
we crekpleifters het pergamenc kunnen ftroopen van
uwen fchelmfchen kop ? Zo niet, dan is uwe
confcientie inderdaad toegefchroeid, en daar is geen
hoope meer voor u over. ι
De Hr, Belford geeft daarop een herigt van
den verfchrikkelijken uitgang der ramp*
zalige Sinclair , hetwelk hij toen zo evefs,
, ontvangen had, · -
. . In^
-ocr page 225-IwFER CLARISSA HARLOWE. iiy
Indien dit u niet beweegen kan, hebbe ik u
tiog eene andere tijdinge bekend te maaken van een
Ijseiijk uiteinde, welk nog geen uur geleeden mij
ter ooren is gekoomen, van een ander uwer geze-
gende werktuigen. Uwen Tomlinson!---
Die op derven Jegt, en naar alle waarfchijnelijk-
heid, al dood zal zijn , voor dat deeze tot u koo-
men kan , in de gevangenis te Maidftone. Gelijk
gij in uwen eerften Brief zegt, daarfchijnt eene ze/i-
zaame Straf-vergeldinge aan het werken te zijn.
Dus ilaet het met hem.. Hij was aan het hoofd
van eene bende Smokkelaars , die geiloken goede-
ren tragteden weg te brengen , welke voorleeden
Dingsdag waaren aangeland, wanneer een partij dra-
gonders in den avond op hen afkwam. Zommige van
zijne kameraads koozen de vlugt. McDonald, om-
cingeld zijnde, poogde *er ai vegtende door heen te
ilaen, en kwetfte zijn partij; maar eene fchoot in zijn
hals gekreegen hebbende , en eene diepe kloof van
een zabel in het hoofd, viel hij van zijn paard, wierd
gevangen, en gebragt in den kerker te Maidftone :
En diar liet mijn berigter hem in *tftervenleggende,
en verzekerd van te moeten hangen zo hij weder
opkoomt.
Volftrektlijk verlegen zijnde , kreeg hij nog
een bloedverwant om bij mij, en, zo zij in de ftad
waaren bij de overige der broederfchap te gaen,
met verzoek om iets, niet tot zijne onderßeunin·'
ge , was de boodfchap (want hij verwagtede niec
zo lang te leeven, tot dat de knaap weerom kwam),
maar tot zijne begraavenis.
Ik hebbe hem nooit gebruikt dan ma^r eens i
m
pe HISTORIE vA?t \
èn toeïï gooide hij mijn opzet m duigen. Nu datis
te ik den Hemel, dac hij zulks deed. Dog ik heb«
be hem Vqf güinies gezonden , eti hem meer be-
loofd , van uwentwege , en van Mowbray, en Tour-
ville indien hij nog eenige dageti Jeeft, of tot zij-
ne tè regtilellinge. En ik draage het u op om ver-
der onderzoek naar hem te doen, en hem te gee-
Ven wat u goieddunkt.
Zijn boode berigt mij , Dat hij zeer boetvaar-
dig is; dat hij gelbdig weent. Hij roept uit, dat
hij de fnoodiie aller menfchen geweeil is : Nog-
thans duidt hij het ten beile, dat zijne nooddruftig-
Beden hem erger gèmaakc hebben datï hij anders
zou gewet^fl; zijn [Èe^^e verfchooninge , die geeè
van ons kan inbrengen'] ' Dog hetgeen hem het
meelt van allen bezwaart, is eene fooode bedrie-
gerij, waartoe hij zig gebruiken liet, tendienftvan
eenén zekeren heer van groote middelen , en ten
bederve van de uitmuntendile vrouw, die 'er ooit
leefde; en die-, zo als hij gehoord had, van hart«
zeer was geilorven.
Laate ik mij eens bedenken, Lovelace --
Wiens beurt moet nu· de naaflOolgende zijn 9 Ik
wenfche dat het de uwe niet gijn raag. Dog nade-
maal gij mij een raad geeft (welken ik inderdaad
zou gedagt hebben niet met uw charafter overeen
te koomen , hadt gij niei de moeitè genomen om
mij te overtuigen , dac dezelve niet uit een goed
heginzel voortkwam) zo zal ik u een ander gee-
ven : En die is deeze, Zet^ zo ras ah gij kunt-,
uwe voorgenomene reize voort, Veranderinge van
tooneel, eÄ van lugtilreek , zal uwe gezondheid
mogelijk beveiligen ; Terwijl deeze zwaare lugt ^
Juffer CLARISSA HARLOWE. tij
ën de aannaderénde winter, üw bloed mogelijk zou
v'erdikken ; en mee behulp van eene conferentie^
die met u handgemeen is, en als een ilim worfte-
laar de gelegenheid waarneemt om u weer den voec
te ligtén, u mogelijk elendig maäken voor üw ge-
heele leevén.
Ik zénde ü üwen herróepenen Brief tè i'Ugi
Verfcheur denzelven egter niet. Dezelve taal zal
mogelijk ten eenigen dage wel Weer bij U in ge-
bruis koomen.
Wae aangaet: de familie op Harlowe-iPlaatze,
ik hebbe zeer aandoenlijke Brieven van den Colo-
nel Morden tën aanzien van hunne droefheid eti
wroeginge. Maar hebt gij, welken de oorzaak té
wijten is , wei rege om u të veirheUgén ih hun
verdriet ?
Het zou mi] leed zijn, indien ik hiec kon zeg-
gen , dat hetgeen, waarvoor <?jj mij fpottendè ge-
waarfchuwd hebt, mij in e'rnß doet fi-^deren. IK
hoope (want dit is bij tinij een zvvaarvvigtig onder-
werp , fehoOn gij los over alles heen loopt^ dat ik
nooit, dooi· mijne afvalligheid, verdienen zal, om
één fpot van menfehen ^ én dé zegepiaal det dui*
velen te worden.
Al wat gij zege, tiangaende dé moeijélijliheid
Van ingewortelde hebbeliikhedeii te overwinnen, is
maar ai te waaragrig : Die, en den tijd mijns lee-
yèns, hebbe ik inderdaad rhaai· al te veel tegen :
Maar als ik mijne gedagtën laate gaén over het ein-
de (zö ontijdig voor zommigen) van die geenön ón-
zer gezellen, welke wij voorheèn verloóreh heb-
ben ; over Belton's elendigen uitgang^ óver het'
gehuil en gekerm van Sinclair, Wejk nog miine
Vi II. Deel, i> oo*
mmm
ooien vervuk; en nu over uwen elendigen Torri-
linfon; en hun einde vergelijke met het gelu kkig
eu wenfchelijk einde van de onnavolgelijke JuiFer
Harlowe; hoope ik reden te hebben.van te deii-
Icen, dat ik ^'edelijker wij/e op eenen vailen en
veiiigen gror d i1:ae. ü.ve waarfchuwinge, niette-
min^. zal van rut zijn, welk oogmerk gij daarme-
de ook gehad moogt hebben: En nademia) ik mij-
nen zwakken kant kenne, zal ik mi] aan die zijde
tragten te verfterken door een huwelijk, zo dra ik
mijzelven maar het vt-rtrou λ e-^ en de agtinge van
éeiiige deugdzaame vrouw kan waardig maaken;
en dofT dit middel eer her voorwerp worden van
uwe Benijdinge, dan van uwe Spocternijen.
Ik ben reeds aan mijne voorneemeris van ver-
goedinge, zo als ik ze noemen mrg, begonnen»
Ik hebbe eene jaarlijkfche fom lijfrciiten gezet op
den armen Jan Lofius, welken ik verminkt hebbe,
waaneer hij zijne jonge matres poogde te befchev-
men tegen mijne ongeoorlofde onderneemingen.
Ik verbeuge mij, dat dezelve mij toen niet ge-
lukten; geiijk ik doe, ais ik mij veele andere van
diergelijke zoort te binnen brenge, ia welke ik
ben misgeloopen.
De arme Farley, die bankroet gegaen was ^
hebbe ik weder in haar bedrijf gezet;dog verklaardy
dat de jaarlijkfche inkoomft, welke ik haar toeihe,
zal ophouden, indien ik boore dat zij tot haaren
voorigen leevenswindel wederkeert: En ik hebbe
haar wegens haar gedrag ter verantwoordinge ge-
field aan de braave weduw Lovick; welke ik, op
eene fraaije wedde, tot mijne huishoudiler geno»
men hebbe te Edgware (want het huis te Wat*
ford'
Γίϊι.·
iL
Juffer CLÄRISSÄ HARLOWÈ.
ford hebhe ik verhuurd); en zij zal alle vierendéei*è
jaars aan dezelve haare toegeweezeh' fora uicrei>·
ken, haar dat zij hec verdiene. . ƒ
Deeze braave vrouw zal ook andere zaaken
van gelijken aart onderghaare bezprgïnge hebben ;
naar /naace wij meer in kennis geraaken ,Ën ik
twijiï'ele niet, of zij zal mijne vervi^agtingen wel
beantwoorden, èn dat ik door den omgang >mec
haar tevens zal beveiligd en bevorderd worden i
Want zij zal gemeeiilijk aan raijn eigen tafel mei
tnij (piidgen, ...... . ^ .. ^
Hec onverdiende lijden van Juffer ClariiTa Har-
lowe, haare verhevene deugd, haare voorbeeldlij-
ke voorbereidinge, eh haar gelukkig einde, ziilleii
geduurige onderwerpen van ous gebrek zijn»
, . , Zij zal mij voorleezen, als ik geen gezeli^bdp
bebbe; zodanige plaatzen, uir boeken, voor rajlj
uitfchrijven, welke zij zal aanprijzen. Haare jajiieiï
(al boven de Vijftig en haar goed charafter ^ zul-
len n>ij voor opfpraak beveiligen; en het geeft mi}
groot vermaak té bedenken, dat ik zélve beter zal
worden rriet haar gelukkig te maaken. ,
Wijders , zo dikwijls ik in geyaai bèn; zat
ik eenige der papieren van de verwondefenswaar-
dige Lady leezen : Wanneer ik gaarn een afichrik
20u Vigiliën hebben van mijne voorgaende wégen?
•ial ik eenige van de uwe lee^eri, én copijen vari
imijne eigene; , , ^ ^ .. ,, ^
Het gevolg van dit alles zal zijn dat ik HeC
vermaak έύί worden van mijne eigene nabeftaendeii
van beide Sexen^ die mij . als eén verJooren man
]i)legcen aan ie merken. Ik zal eènè goedé qrdö
hèbbêii in mijn eigen huisgezin ^ öiri dütiK iêlyè;
t'i.
J
i-if De'MïSTORïË va»
1959SS
een goed voorbeeld geeven zal Ik zal bezogt eft
geagt worden, niet miiTchien van Lovehice, viin
Mowbray, en van Tourviile, om dar ή] mij r iec
kunnen zien op dén ouden voet, en m'lTchien iuec
willen zien op den nieuwen, maar van de en
wa^rdigile beeren, Kerkelijken zo "el als We-
reldlij;<en, die rondom mij woot en. Ik zal mijne
voorjeedene dwaa>heden mei verlnmadinge, mijna
"oude gezel'en met deernis befchouwer. Eeden en
vloeken zullen voor altoos uit mijnen mond geban-
nen zijn: Derzelver pla uze zal vervuld worden
'met ge^rekken , welke een rede'ijk weezen, en een
fatzoen lijk man betaamen. En in jtée van daaden
van heleeäiginge, welke mi] geduuriglijk drongen
tot daaden van verdeediginge , zal ik mijn beil
doen om mijn voorbedreeven kwaad te boeten,
door alle goed te verrigten wat in mijn vermogen
is, en door een algemeen weldoener te worden ,
zo verre als dat vermogen zig zal uir ftr-iikken
Zeg mij DU eens, Loveiace, volgens deeze
flaauwe fchets van hetgeen ik hoope te doen , en
te worden^ of dit ontwerp niet oneindig waardiger
zij te verkiezen dan de woefte, de v'erdeiflijke, de
gevaarlijke, voor lighaam en ziel beide, welke wij
gevolgd hebben!
Ik wenfchte wel, dat ik mijne fchets zo be-
minnelijk voor u kon maaken ,als mij dezelve voor-
koomt. Dat w<>nfchte ik wel met alle mijne ziel:
Want ik hebbe u altoos bemind. Dat ik dit deed,
is mijn ongeluk geweeft : Want dit gaf mij aanlei-
dinge cot oneindige baldaadigheden en dwaashe-
den, aan welke ik anders, denke ik waarlijk, mij
niet zou fchuldig gemaakt hebben.
Gij
Γ.
ι
■ ' , ι·
Μ
Gii hebt heel vee! meer ce verantwoorden, dan
Sk, al waare het maaralleen wegens het tijdlijk be-
derf van deeze verw<jnderenswaardige vrouw. Laa--
te ik u nu dog, rerwijl gij nog jong, gezond , ent
bij uw veriland zijt, hiertoe beweegen ; Want ik
hebbe vree/.e, zeer groote vreeze, dat deeze enke-
le boosheid, in de wereld van zulk een fchijnend
ligr re berooven, zo gruwelijk is dat indien gij u
niei fchie!i)k bekeert, het buiten uwe magt zalkoo-
men om u in 't geheel ooit te bckeeren·, en dat de
Voorzienigheid, die u reeds het noodlot van uwe
werktuigen Sinclair en Tomünfon ter uwer waar-
fchuwinge gegeven heefc, den voornaamllen over*
treeder niet zal iaaten ontkoomen , indien hij de
waarfchuwinge in den wind flae.
Gij zu!t mij, miffchien, uitlachen wegens dee-
ze ernrtige aanmerkingen. D^e dat vrij, zo gij
wiir. Liever hebbe ik, dat gij mij uitlacht wegens
mijn volharden bij deeze wijze i^an denken endoen,
dan dat gij over mij zoudt zegepraaien, zo als gi]
dreigt, wegens mijn afwijken van voorneemens,
waartoe ik beflooten hebbe met zo goede reden,
en door zulke voorbeelden bewoogen m gei
waarfchuwd.
En dus veel voor tegenwoordig over dit on-
derwerp,
ik zou gaarn weeten, wanneer gij voorhebt
om de reize a^^n te neemen. Ik laate mij te veel
gelegen zijn aan uw welvaaren, dat ik niet zou
wenfchen dat gij ia eene dunner lugt, en behendi-
ger climaat waart.
Wat hebben Tourville en Mowbray te doen,
4at Zij niet met u vertrekken kunnen I Zij zullen
Ρ ,5 naar
-ocr page 232-'-M^eSLiWS'-sSiyias
naar mijn gezelfchap niet begeerig zijn, durve ik
zeggen; en ik zal niet bekwaam zijn om in het
hunne te duuren, als gij weg zijt: Meem lien der-
haiven met u.
Ik wil, evenwel, niet verzweeren om ii een
bezoek te Parijs te geeven, als gij uit Duiifchland
en Italië te rug koomt: Dog naauwlijks in de Hoo-
pe van u te regt te brengen, indien de behoorelij-
ie overweeginge van hetgeen ik u hebbe voorge-
houden , en van hetgeen gij in uwe twee Jaatile,
gefchreéven hebt, dat tegen dien tijd niet zal ge-
daen hebben.
Ik onderftelle, dat ik u nog eens zien zal voor
dat gij heen gaet. Nog eens, ik wenfchte wel dat
gij al op weg waart. Deeze doffe Eiland-lugt kan
piet op u uitwerken 'i welk die van 't Vafte-land
ζύ doen.
''' ik denke niet dat ik met u behoore briefwiffe-
linge te houden, zo als ik plegt te doen, aan dee-
ze Zijde van 't Kanatil : Laat mij dan tijdinge toe-
ïsoomen dat gij aan de overzij'zijc aangeland, en
gij zuit, naar uw believei·, de pen ten liwen dien-
ile hebben \ en j in alle eerè, het vermogen van
J, Belford,
mä
-ocr page 233-De i/r. Lovelace, aan Jan betford,
Dingsda^, den 16. Sept·^
Het Noodlot, geloove ik op mijne confcien·
tie, fpin»· draaden tot Treurfpeien, met opzet oiii
u daarmede te doen weeven--Uw Oom
van Watford, de orn)e Belton, de fchoone Onna-
voigehjke [Verheven fchep/.el! m et zij op zuik
,een üift gevonden worden !J het vervloekt vrouw-
menich, en Tom]inn>n. fchijnen alle gedoemd ge-
waetl te '/Λ)η om eene Sroffe te vcrleenén tot hec
N'iare en IJzelijke : - En bij mijnt Ziel,
gij werkt daaraan al gaende weg ^ 'gelijk Lotd
het zou uitdrukken. ^
Dat IS het ijzelijkfl:: Een menfch kan niet be-
ginnen te denken, of de redenen om te denken
dringen van aile kanten op hem in : Met droef-
geeftige vat poft, en vreugde en vrolijkheid verlaa-
ten zijn hart voor altoos!
Arme Mc Donald! - Ik hen weezen-
lijk droevig over den knaap. —-- Hij was een
nuttige, getrouwe, ftnatigevent, die alle rollen,
die hem opgegeven wierden, onvergeiijkelijk wel
Jion fpeelen, en niet wiil: wat bloozen wos. -——
•Hij deed weezenÜjk eerelijk «ijn beft voor mij
De HISTORIE vam
In de laatfte zaak; weike hem en mij bij herden-
kinge zo dier is re ilaen gekoomen. Al hoe dik-
Wijis wij beide wierden in 't iiaauw gebragc, nooic
liet hij zig verbluffen. —-- Arme M- Donald,
mnec ik nogmaal zeggen! ---In een ftaatig
fchelmttuk door te zetten, had hij zijn wêergae
niet.
was zo begeerig om te weeten, of hijwee-
genlijk zo erg was, als gij de konilgrerp hebt om
iedereen af re fchilderea, dien gij uitkieil om uwe
dood.vonr'isfende pen op te oeffenen , dat ik een
,man te paard afzond naar Maidilone, zo. dra ik u·
• wet) Brief ontvangen had';·, ^en ik kreeg befcheid
weerom, dat hij binnen detvyee uuren na het ont-
vangen van uwe Vijf guiniès geftorven was. En
alles, wat gij fchreefc van zjj-n berouw ten aanzien
van de altoos-dierbaareJufferHarlowe, fcbijnther,
wa§ ook waar.
ik kan het niet helpen^ ßelford!--Ik beh-
be 'er alleen bij te voegen i dat her gelukkig is^
daï de arme vent niet lang genoeg geleefd heeft,
om opgehangen te worden ; gelijk het fchijnt dan
gefchied zou zijn : Want wie weec, daar hij in
2ulk eene boetvaardige luim geraakt was, wat in
zijne laatfte aanfpraak mögt zijn voor den dag ge-
liopmen. /
Indien iemand geer grooi^ heil heeft om zig me-
de te trooften , is het biilijk dat hij met het gerin-
fe^ dat z'g raag aat.bieden, zo veel doe als hij kan.
Jüoit kwam den fteiflijken menfch e^i^ig onheil
over , of het een of ander üraaltje van vertrpoilin-
ge kwam tot hem infchieten , indien de elendige
I p\Qt elendig zo.t waare , dat hij hei; gordijn ίρ^-
trok 5
ιiflί^ÉaÉÉäiïi^J-iMl1llιι·i riïfi''-Ίΐ" 'raaaagaaiBÉiMaMiaaaiii^aiiiMiali^^
-ocr page 235-Juffer CLARISSA HARLOWE. tij
mk, in plaatze van het open te fchuwen^ om het^
^elve buiten te keeren.
En dus veel, voor ditmaal» en voor altoos,
wat aangaet den armen Capitein Tomlinfon, zo als
ik hem noemde,
Üvv zorgvuldige ijver, om mij uit deezen
zwaaren en veranderlijken lugtftreek te krijgen ,
ilaec net eenüemmig met dien van iedereen alhier*
Zi} geiooven aiie, dat reizen mijn geitel beveiligen
zal. Nügthans ben ik naar mijne gedagren voli'oo"
men wel. Alleen die blikzemfche Nieuwe qx^ Volle
maanen, en de jaargetijden als Dag en ^^gi even
lang is, vervaaren mij een weinig als ik daaroni
denke, en dat doe ik den geheelen tijd: Want de
geheele familie rammelt mij met die deun op ver-
Icheidene wijzen geftadig aan de opren , en zijn
niec meer ijver 'er opgelleld , dan ik idaarvoor re^'
den vinden kan , om mij uit het koningrijk ce
krijgen.
Dog wilt gij wel dikwijls fchrijven, als ik weg
ben gegaen ï Wik gij dan den draad weder aan-
knoopen , daar gij dien hebt afgebroken ? Wilt
gij mij wel de bijzonderheden meiden van de be·
droefdheid dergeenen , die mijne medehelpers ge-
Weeft zijn in het veroorzoaken van het geval, 't welk
ITiij zo zeer aandoet ^ - Ji, eer óq voornaam'
fle werkbaazen. Nademaal, gij moogt zeggen wat
gij wilt, wat hebbe ik dog gedaen , 't weik waar-
dig was dat eene vrouw daarom van hartzeer fter;
ven zoude ?
Op mijne eere en trouw , Jan , ik ben zeer
hard behandeld , gelijk ik dikwijls gezegd hebbe :
uj Zulk een peftigen kwaaden naam te krijgen,
Ρ 5 inêc
-ocr page 236-De HISTORIE vam
tnet vingers nageweezen, a's een fche'm uirgekreei
ten te worden, zo dat ieder voor mij vliedr, ζ » als
men voor een dollen hond zou doen; en alle mij-
iie eigene vrienden mij bijkans verrtoocen ! -
Nogthans denke ik , dat ik het alles wel vpr-
diene : Want ben ik niec al zo gereed geweeftom
miizelven op te geeven, als andere zijn oni mij te
vero'>rdeeleï· ?
Wat gekheid, wat dolheid is dit! - Wie
Zül de zaak van een menfch op eemen, die zigxel-
ven veroordeelt ? — Wie kan dat doen ? Hij
die fchuld bekent op eene aas klagte , hat jreen
ρ aacze voor iets anders over dan het vonnis. Ver*
bruide zotskap die ik geweeil ben ! Ik hehhe de
Behendigheid niet gehad van de minil behendi^en
van alle onze Chriften Vorften ; die zig dagelijks
aan tienmaal erger fchendingen van hunne irouw
fchuldigd maaken ; en egter , als ze een manif il
uitgeeven, zig wonderlijk onnozel houden, enon-
dertuflchen voortgaen van fchendinge tot fchendin-
ge, van rooverij tot rooveri]; verwoeilinge op ver-
woeftii^ge aanregten; en vernielen - om hun-
ne gloHj. En dan nog beloond worden mer de
naamen van Overwinnaars. en met Le Grand
ftempeld; gepreezen , en zelf vergood, van rede-
naars en digters» wegens hunne flagtingen en pi on-
der in get^.
Terwijl ik een arme, enkele, onnozelegaauw-
dief; in vergelijkinge van anderen ten|min(kn on-
nozel ; om mijn honger te verzadigen , maar een
arm lam fteele ; en elk zet zijnen mond , elk heft
;?ijne hand tegen mij op.
Ja, zo als ik nu even gehoord hebbe , ftaet
'er
-ocr page 237-JüFFER GLAillSSA HARLOWE.
'er eèn manifeß tegen mij uit te koomen, fchoon
ik geen ν 'ïlt oen : Want JuiFer Howe dreigr, dac
hec ^eyal voor de geheele wereld zal aan hec iigc
gegeven worden.
Ik ben niet van zins om dac ce beletten; maar
om daarop e.en antwoord te fqhrijven , zo dra als
bet uiikoomt , ter ontfchuldigin^e van mijzelven,
door alle de fchuld op den hals ά^ν ouden te fcnui-
yen. En dit hebbe ik tot mijne yer^reeringe^ on-
derileld zijnde dat alles waar is wat mijne ergite vij-
anden tegen mij kunnen inbrengen - Dat
ik niet te verantwoorden hebbe voor alle de buiten-
fpoorige gevolgen, welke deeze zaak na zig ge-
iileept heeft; en die onmogelijk te voorzien waa-
pn.
En dit z^I ik betoogbaar bewijzen , door een
geval te ftellen, hetwelk ik maar voor weinige uu-
ren aan Lord M. en de twee Juffers Montaj^ue
hebbe voorgeworpen. Hec is dit :
Onderftel dat Α, een Gierigaarc, eeri partij
goud verborgen had ,, op eene heimelijke.
plaa.tze , met oognerk om hec daar te be^
waaren tot dat hij het zou kunnen uitzet-
ten op eene buicenfpoorig hooge rente.
pnderilel dot Β deeze» fchar zo zeer noodïg
heeft, dat hij buiten denzelven niet leeveti
kan. / .
En onderilel dat Α , de Gierlgaart, zu'k«
gedagren heeft van Β, den Bchoeftigen,
dat hij denzelven liever aan hem zou vviilea
uitzetten , dan aan eenig fterveling die 'er
leefc; dog egter, fchoon hij geen ander.
k
gebruik ter wereld daarvan maaketi kan^
zeer onredelijke voorwaarden vordert.
Β zou gaarn gemeene rente daarvan betaa-
Jen ; maar 2 )U in den grond raaken (naar
Ttjn eigen gevoelen, ten minften , en die
doet uiies bij hem af) indien liij in des Gie-
rigaarcs voorwaarden bewilligde; nademaal
hij verzekerd zou zijn, dar hij wel haaft we-
gens de fchuld in hegtenh e:eworpen, en
mor al zijn keven ge-vangen gezet zou
worden. VVeshalven gsiTende (alzo hij een
ilimme, doorzigdge vent is) waar de//Vüä
voorraad ^ zoekt hij raar den ze) ven,
terwijl de Gierigaart in een diepen flaap
legt, vindt dien, en loopt 'er mede weg.
Β kan ^ in dit geval, alleen maar een Dief
zijn, dat is duidelijk, Jan,
Hier viel Juffer Montague *er zeer vinnig te-
gen in. - Een Dief, mijn Heer , zeidezij,
die mij ontfteek hetgeen mij waardiger is , en be-
hoort le zijn dan mijn leeven, verdient minder ver-
giSenis, dan hij die mij om hals brengt.
Maar wat is dat, Nigt Charlotte , zeide ik,
datu waardiger is dan uw leeven ? Uwe eere^ zuic
gij zeggen - Ik wil op zodanigen trant niet
fpreeken tot eene Lady (^dat deed ik nobit^ dat ze
mij niet kan antwoorden - Maar in het geval 5
Waartoe ik mijn Voorbeeld bijbragil (alles toege-
ftaen zijnde, wat gij aan die herièrifchim hegt) wat
cere is daar verlooren, daar de wU nietgefchonden
is, en de perfoon het niet helpen kan ? Dog ren
aandien van bet gellielde voorbeeld , hoe wiften
wij
-ocr page 239-Juffer CLARISSA HARLOWE. tij
^i], voor dat de diefftal gepleegd wm , dat de
Gierigaart metterdaad zulk eei.e ipoorelooze waar-
dij ftelde op zijnen fchat?
Beide mijne Nigten zweegen ftil; en Milord,
om dat hij mij niet beantwoorden konde , vioeiite
tegen mij; en ik ging dus voort*
Wel nu dan, het befluit is, dat Β alleen maar
Dief kan zijn ; dat is duidelijk --- Om
een
^erhaiven voort te gaen met mijn Geval
Onderilel dat diezelve vrekke Α, als hij ont-
waakt , en naar zijn fchat zoekt, en vindt
^ dat die weg is, het zig zo zeer ter hartea
neemt, dat hij zig laat uithongeren;
Wien , buiten hemzelven, is van dit alles de
■é fchuid te wijten?- Zou B, volgens
i Billijkheid , of Wetten , of Conicientie,
moeten hangen wegens Doodflag ?
En nu om de toepaifinge te maaken, zei*
^e ik -
Weg hier met uwe toepsifingen j riepen mij-;
ae Nigten, beide in eenen adem.
Weg hier met uwe toepaffingen , gij ver^'
mde-r--, de driftige Pair.
Wel dan, gaf ik ten aan woord, hebbe ik te
befluiten, dat heteen zobaarblijkelijk Gevalis, dat
het geen toepaifinge behoeft; de twee meisjes aan·»
ziende , die elk haar beft deeden om le bloozen.
En ik houde mijzelven, gevolglijk , vrijgefproken
als onfchuldig aan den dood.
Zo niet, riep Milord fde Pairs ^ weet gij ,
|ani zijniegters, van welke geen appel is]: Want
in-
-ocr page 240-De HISTORIE vam
indien eene misdaad, die den dood verdient ^ hét
gevolg is van een ongeooriofd bedrijf, zijc gij aan-»
Ipraakelijk voor beide.
Zege gij dat, mijn goede Lord ? — Dog
wilt gij u wel onderwinden om re zeggen, önder-
ilei eens Qóo als in het tegenwoordig geval) eene
Vrouwenfchennis (met uw verlof, Nigt Charlotte;
ïwet uw verlof, Nigc Martje, dat ik dit woord iti
üw bijxijn gebruike); Is de dood hec natuurelijk
gevolg van eene VroUWenfchennis ?--Hebi;
gij dat ooit wël gehoord; Müord , of gij, Ladys?
-— En indien die hec iiatuurelijk gevolg niet
2ij , en eene Lady zig evenwei wil van kaïst bren-
ge·":, hec ZIJ door eenen langzaamen dood, als van.
hai czeer , of door hec ftaal, zo als Lucretia deed;
Heeft de man dan we' meer dan eene fchuld? --
Koomt de andere niet voor haare rekeninge ?
--- Waare dat zo niet, zo moet ik u zeggen,
mijne zusjes, eik van mijt e bloezende Nigtjes on-
der de kin rtreelende,^ dat wij of geen mannén zo
ondeugende als de jonge Tarquiuius wasof geen
vrouwen zo deugdzaam als Lucrétia gehad heb-
ben , in den tijd van —- Hoe veel duizend
jaaren wel, A^Jiiord? —- En dus wordt van
Lucretia ge^vaagd als een enkel wonder!
Gij moögc wel gelooven, dat 'er tegen mij ge-
fc'ireeuwd wierd. Luiden , die niet kunnen ant-
woorden , gaen aan 'c fchelden : En die deeden zij
alle. Dog ik hield ftaende bij hen , en zo doe ik
bij u. Jan, dat ik van alles in dit ftuk behoorevrij-
gefproken te worden, behalven van een gemeeneni
Diefilal, een jimplex Latrocinium , zo als de
JïLegtsgeleerden het noemen. En zo ik mijn ieévèri
'tui
ï\
Joffer CIJVRISSA HARLOWE. Ϊ^^
tiaar de Wet verbeuren moec, zal het niet wegens
Düodflag zijn.
Daarenboven , zo als ik hun te kénnen gaf,
was 'er in die Ge va! eene omftardigheid, die fterk
ten mijnen voordeele was: Want ik zou zeer
gaarn, met alle mijne ziel, mijne vergiffenis gekogt
hebhen door te bewilligen in de voorwaarden ,
Vuor welke ik in het eeift ftuijtede. En dit, weet
gij alle , dat ik hebbe aangebooden ; en Milord,
en Lady Elifabet , en Lady Mra , en mijne twee
TvijTcen , en alle mijne Coüfijns en Couiijfis-Cou-
fi,ns , tot in bet veertiende gefljgt, zouden voor
ttiij onder verbintenis geweeft zijn. -- Dog
het kon niet helpen : De lieve Gierigaart wilde
Van hartzeer krank worden , en fterven ; en hoe
jkon ik dat beletten?
Om kort te goen , Jan , indien de Lady niet [
geilorven waare , zoude 'er wel half zo veel van
gt praat zijn , als 'er nu van gepraat wordt ?
Was ik de oorzaak van haar dood ? of kon ik het
helpen 'i En zijn 'er , or der een Miilioen Geval·»
len gelijk dit, wel geen Negenhonderd negen en i,
negentig duizend geweeft, die zo niet zijn afgeloo- ' ^
pen ? -- Hoe hard, dan, is mijn noodlot 1
I Bij mijne ziel, ik wil het zo niet verdra'a-
gen als ik gedaen hebbe ; maar in plaatze van de
fchuld voor mij te neemen , om medelijden ver· | t,
ί
ί'
'■ë
lil
ï
gen. En dit inademaal de dig van giiteren niet
herroepen kan worden) is de eetjige weg, dien ik
kan inflaen , om mij;?elven geruft te ftellen. Zo
aanilonds ^al ik weder op nieuw vervolg^.
iHBiMiili^^ .
-ocr page 242-De Hr, Lovklace, aan Jan BÉLFORrii
w
■f
w
Maar wel1i éeii aartig ontwerp vSn leéven
liebt gij voor uzelven, en uwe oude weduw uitgete-
kend ! Bij mij e ziel Jan, ik benkragtiglijkdaar-
mede ingenomen; Daar is maar een ding dat 1er
aan ontb'eekt; en dat zal van zelf koomen :
Dat gij alleen tot her Regter-amt bevorderd , en
wel een van dc Qjiorum * wordt. Gij zijc reeds,·
in de vi;eduw Lovick, van een Klerk voorzien, zo
goed als gij 'er een kunt noodig hebben ; want gij
hebt verihnd van Regten , én zij van Confcientie :
Een goeden Lord Caneelier zrvudt gij met u bei-,
den maaken ! ■ ' · Ik zou wonderbaar veel ver-
maak hebben in u te hooren vonnisfen over een ge-
val van Bartaardij, volgens üwe nieuwe denkbeel-
den , en oude geheugenisferi.
D 'g jokkeriiij aan een kant [In mijn hart ge-
heel naargeeftig , bij Jupiter ! fchoon de pen en
het gelaat eenen fcbijn van lugtigheid vertoone !]
Indien gij, evenVirel, zo gemaklijk ti kunt bekee-
jren en hervormen , als gij denkt; Indien gij dus
uwe oude zonden , en uwe oude hebbelijkheden
kunt uitfchudden: En indien uw oude meefter
feen m beproefden en getrouwen dienaar zo ge-
reedlijk ontflaen wil, en u coelaaten om dus ge~
rurtiijk genot té neem en van uw nieuw ontwerp;
«onder gelegenheid tot opipraak; alle Viprzoekin«·
ge ophoudende: En indien gij eindelijk (uwe her-
vorrainge verzekerd eh door den tijd beproefd zijn-
de) trouwe, en eerelijk leeft: -- Wel, Bei-
ford, dan mo«t ik zeggen, dat indien alle die In-
dien's koomen te gebeuren , gij heel goeden
kans hebt om een gelukkig man te worden»
Aiie mijne gedagten^ zo als ik u in ïnijnen
laatiten te kennen gaf ^ zijn ^ dat de duivel zijn ei-
gen belang té wel verftaet ^ om 'er u zo gemakiijk
te laaten af koomen. Gij zelve beduidt mij, dat wij
onä niet kunnen bekeeren als wij willen. En dat
hebbe ik inderdaad zo bevonden ; Want in mijne
veriiandlijke tiiiTchenpoozen maakte ik goede voor-
neemens : Maar ^ toen de gezondheid mij begon
toe te lachen , én mijne iuitzigten op herftellinge
open te zetten, kwamen alle mijne oude neigingen
en begeerlijkheden weder boven; en deeze Briefe
niisfchien , zal eene volkoomene overtuiginge aan
ö leveren, dat ik alzo wild een knaap als ooit j
of op het %oor om zo te worden.
ί ι,
ι 'fi
; i
Gij vraagt mij zeer eriiilig, Of uw nieuw ont-
werp , volgens de ilaauwe fchets dié gij g'etekend
hebt, niet oneindig beter zij te keiiren , - dan alle
diegeene welke wij zo lang gevolgd hebbéti.^ —^
Wel, Jan ^ Laate ik mij eens bedenken ·——
Wel, Belford -- Ik kan niet zeggen —^ Ik
of het is zo. Oni
Het is weezenlijk^
......
j i
kan niét anders zeggen
regt uit te fpreeKen -
Vin. Deel.
Q
-ocr page 244-til De HISTORIE vam
I
zo als Bregje in hec blijTpel zegt, een goed geno&i
gelijk ontwerp.
Dog als gij mij betuigt. Dat het uw otigeluk
wai mij te beminnen, om dat uwe agtinge voor
mij u tot een ondeugender man maakte, dan gij
anders zoudt geweeil zijn; Verzoeke ik, dat gij die
betuiginge eens weder overweegt: Et ik ben o-
vertuigd, dat gij uzelven niet op zo regten weg
zult vinden, dan gij u wel verbeeldt.
Naar geen valfche kleuren , naar geen ver-
glimpïngen, ftaet een waar boetvaardige. Verne-
deringe, mistrouwendheid van zigzelven, doodin-
ge van zijne luften, een verbrijzeld hart, zijn alie
na aan eikanderen verknogt, Jan; en onaffcheide-
lijk van een berouwhebbenden geeft. . In-
dien gij dit niet weet, zijt gij geen drie flappen
(van de drie fnees) gevorderd op den weg ter be-
keeringe en verbeteringe. En laate ik u erirne-
ren , voor dat de groote aanklaager het koomt
doen 5 dat gij altoos meer waart dan een lijdelijke
nalooper in de-ongeregcigheid. Schoon gij eene
zo goede vindinge niet hadt, dan hij aan welken
gij fchrijft, gij hadt zulk een werkzaam hart tot
kwaaddoen,als ik nog ooit in een menfch ontmoet
hebbe.
Daarbij om eene opgeworpen** gedagte uit te
werken, daarin waart gij altoos een regt Engels-
man. Nooit bragt ik eene fchelmerij ter baan,
welke nier uit uwe fmilTe en van uw aanbeeld, om
zo te ίpréeken , gereed geflogen en bewerkt ter
uitvoeringe te voorfchijn kwam, wanneer ik zelve
zomtijds verlegen was, wat ik daarvan maaken
zoude.
RH
Hee.
i
Juffer CLARISSA MARLOWE. 243^
Hetgeen mij trouwens ondeugender deed ichij-
tiên dan u, was, dat ik een fehoone vent, en .gij
een lelijke zijnde, wanneer wij eenig wild hadden
opgedaen , en hetzelve afgejaagd, het arm ver-
vaard Haasje gemeenlijk zig in mijne klaauwéft eer
wierp, dan in de uwe i En dan, op de neus kij-
kende, hieldt gij u bijfter onnozel, en gingt aftrek·^
ken om een ander wild op te doen, mij onderwij-
len fteeds een ondeugenden vent noemende*
Korrom, Belford, gij waart een uitmuntende
floofhondj en fiaende hond. De oude vrouwen
waaren niet befchroomd voor haare dogters^ als zij
zulk eene tronij als de uwe zagen* Maar als ik
kwam, wip, de deur op het flot voor haare kleu-
ters, En egter had alles niets te beduiden; want
Liefde kan. des nood zijnde, wel een olifant doof
een flotgat trekken. Maar wat uw HaRT aan-
gaet, Belford, wie heeft ooit aan deszelfs ondeu»
gendheid getwijffeldf
Nog zelf in die (luk, hetwelk mij meeft koelt,
en hetwelk mijne Gonfcientie zo wel weet tegen mij
te gebruiken, zijc gij zo onfchuldig niet dan gij ti-
zei ven wel verbeeldt. Gij zult hierover vreemd
ftaen kijken : Dog het is waaragdgj en ik zal u in
een oogenblik daarvan overtuigen*
Gij zege, gij zoudt de Lady wel hebben willen
behouden voor het bederf, *t welk haar is overge-
koomen. Gij zijt al een aartige kwant met dus te
praaten : Want hoe zoudt gij haai hebben behou-
den willen ? Welke maatregels hebt gij genomen^
om haar te behouden ?
Gij wift den geheelen tijd lang raijne OQgmer-
keti. Waart gij gezind geweeil om u met regt de
Q a VMi;
7
I
verdiende te mogen toëeigenen, welke gij u ntS
zoekt aan te niaatigen, zo zoude gij, als een reg-
ie dooiende riddër, de Lady uit het betoverd ka-«
fteel getragt hebben te verloiïen. Gij zoudt haar
van hiiar gevaar verwittigd hebben; binnen geiloo-
pen zijn, wanneer de feus niet bij der hand was;
' of, zo gij met den regten geeil der ridderfchap be-
hield waart, en hec niet anders had willen lukken ,
den reuster neergeveld hebben; en dan zoüdtgij
iets gehad hebben om op te pochen.
! „ Maar O! de reus was mijn vriend : Hij ilel-
„ de vertrouwen in mij : Hn ik zoude dus mijn
„ Vriend, en zijn vertrouwen verrasden hebben! „
Dit zoudt gij, ongetwijfFeld, hebben ingebrngt.
Dög toets deeze dingredenen eens'aan uwe tegen-
woordige beginzels, en gij zult zien, welk een
deugniet gij waart met dezelve van gewigt bij u te
' laaten zijn, bij ecne gelegenheid, daar het vertrou-
wen re fcheiiden verfchoonelijker is dan het ge-
Mieim te bewäären. Bragt de Lady zelve u dit vuur
niet eens na aan de fcheenen ? En hebt gij uzeiven
. bij die gelegenheid niet zwaarlijk befchuldigd? (a)
Gij kunt niet, en ik weete wel dat gij niet
' zult voorwenden, dat gij met zulke maatregels te
neemen voor uw leeven zoudt gevreesd hebben ;
Want dapperder vent leeft 'er niet, nog onverfaag-
der, dan Jan Belford. Mij heugt van verfcheide-
ne voorbeelden, en gij kunt die niet vergeeten ,
waarin gij uwe beenderen, uw hals, uw ieevenge-
" waagd hebt tegen menigten, in een ftuk van fielterij;
en hadt gij een vonkje van die deugd gehad, mee
welker bezittinge gij nu wel gaar η u zoudt willen
' ' vlei-
i
^ (a) Zie Bt. Ixxi. van het VI. Dcd.
ύ
Juffer CLARISSA HARLOWE. tij
vleijen , gij zoudt zekerlijk een kans gewaagd heß-r^^,
ben ter behoudenifle van eene onhqzéihèid, éii 'éë''^^
ne deugd, weike'het ieder menie 11 betaamde te be-i""
fchermen en voor te ilaen. Dit is de waare gefteld-'-
Heid der zaake, ai iioe grootiijks tot mijn eigen na-^
deel voorgeileld. Dog ik haace in mijne ziel eénj"
veii'izaart, . . '
Ik geloove dat ik u op dién tijd den hals zou ^
gebroken hebben, waare her in mijne magt ge-,'
weeft, indien gij mij dus verraaden hadr. Maar^
m ben ik verzekerd, dat ik u 'daarvoor bedafikc*
zou hebben, met al mijn hare: en u meer vppr
mijn vader, en vriend gehouden, dan mijn wee-;^
zenlijken vader, en mijn beften vriend ·—— Èti'
het was natuurelijk voor u te denken, aangezien^
eene zo verhevene verdienftc als dee.ze Lady had
dat het dus moeft loopen , wanneer overleg dè'
plaatze van drift kwam inneemen, of liever i wan-f
neer die verdoemde luft tot minneranken ophield,
op welke ik mij nooit zo zeer verhovaardigde, dan
ik mij nu, bij herdenkinge, dieswegens vervloe-
ke.
Trek aan het verdeedigen van uzelven, en ik
2al u nog dieper doortaften, en u nog kragtdaadi-
ger overtuigen, dat gij zelf in deeze zaak meer
ibhuld dan verdienfte hebt, . En in alle andere ge-
vallen , waarin wij gewend waaren als een koppel
te jaagen, waari; gij altijd de voorlijkfte wefp, en
verre weg gereeder om mij, dan ik om u voort te^
fleepen. Nogthans kunt gij nu uwe paarde fpie-'
ren in d^ plooij zetten, en uitroepen, Moe veel-
meer hebt gij, Lovelace, te verantwoorden dan
ik.i , j j, Ook j als gij dit zegt, nkumtal zeg-.
Γ s
Q 3 geti-^
m
m
-ocr page 248-Γ
gënde, al'waare het ix;aar: - Want gij
zuit niet, als het daartoe koomt, naar vergelijkm-
ge beproefd worden.
Om ki)rc te gaen, gij zoudt mogelijk uzel'»
ven, op deezen voet, wel zo elendigiijk bedrie-
gen'kunnen, dat, niettegenilaende alle uwe zelf-
verlocheiiinge en doodinge uwer luilen, als gij u-
We oogen floot, gij dezelve milTchien wei zoude
kunnen openen in eene piaatze, daar gij het min"
fte dagt te zullen koomen,
Hoe het zij, raadpleeg uwe oude vrouw eens
over dit onderwerp. Ik zal geagc worden buiten
mijn charaéler te treeden, indien ik op deezen trant
voortgae. Dog weezpnlijk, wat belangt ora regt
tot eenige verdiende in deeze zaak te hebben, ik
verzekere u. Jan, dat gij'minder l©f verdiene, dan
wel een paarde-wed : Én ik wenfchte wel dat ik
%t ü door mögt fleepen,
Vi
iä
Ik ben reeds daadlijk bezig met aflcheid te
rieemen van mijne vrienden op het land. Ik had
voorheen gedagt om Tomlinfoi, zo als ik hem
noemde , mede te neemen ; Maar zijn noodlot
heeft mijn oogmerk verijdeld.
Aanftaenden Maandag hoope ik u in de ftad
te zien; en gij, en ik, en Mowbray, en Tourvil-
le, zullen dan ^en avond nog eens hartig met el-
kanderen lachen. Zij zullen mij beide vergezellen
fzo als ik ook van u verwagte) tot Douvres, zo
niet over zee. Ik moet u en hen goede vrienden
featen, Zij zijn een uiterilen geiloörd over de Be-
hau-
fï
Μ
bandelinge, weike gij hun in uwe laatfte Brieven
giigevtn hebt. Zij zeggen, dat gij hun verftai d te
jja koomt. Ik lache met hen; en zegge hun, dac
c)ö iuiden, die het minß bezitten, iigtft toornig^
Wurden als hetzetve.iis twijffel wordt geirokken.
Zoek alie pupieren en verhaalen, die gij mis·»'
fen kunt, voor mij bij een tegen dien tijd. Hec
Ts;lkmenc bijzonderlijk verwagte ik te «uilen me-^
deneemen. Wie weet öf die dingen, welke u hel-
pen beveiligen op den weg, dien gij ziji ingeilagen ,
fnij inogelijk niet b r;keeren, ^ ,
Gij praat van een wijf. Jan : Wat dunkt u-
Tan onze Charioite? Haare familie en middelen,
geloove ik,^zijn, volgens uw ontwerp, een vvei-
nigie te hoog. Zullen deeze u ook in den weg
zijn ? Charlotte is eene fnelle meid. Van haare
godvrugt (daar gij tegenwoordig op vak) kan ik
juift niet veel zeggen : Nogthans is ze zo ernrtig
ais de meeile van haare Sexe, en van haare jaaren,'
-- Zou zig ook wel een weinigje weidfch
optooijen, geloove ik, gelijk de reft van dezelve,
bleef haare agtinge daardoor ongekreukt.
Dog dat zal ook al nier gaen , nu ik mij be-
denke : - Gij zijt zulk een lomp , en zulk een
onbehouwen fchepzel I Hebt zulk eene matroo-
zen-houdinge I — De luiden zouden denken,
dat zij u opgeraapt had bij WappingofRotherhith;
of bij het gaen zien van het afioopen van het een of an-
der nieuw fchip, of het bezigtigen van de dokken
le Chatham , of Portsmouth. Zo zwierig en 20
plomp ! Hec zou met uw kakelbont niet gaen bij
Charlotte ! - Dus houd u maar ftil en geruft,
Belford : Alhoewel mij dunkt 3 dac ik voorheen
Q ik
Μ
ii
H
' ?
nog eens, in een grappigen luim, gelijk ηιΓ, van
Cliarlocte aan u gemeid hebbe (a). Nogthans zou
ik uwe Zeden ook gaarn veilig willen itellen , in?.
dien dac mee het huwelijk lukken kende. -
Laat ik eens zien ! -- INu hebbe ik 'er al
iets op.
Heefr de weduw Lovick niet eene dogter, of
eene Nigc. Elk meisje van middelen en van fa-
milie zal juift niet eens of tweemaal op een. dag niec
u naar de gebeden willen gatn. Dog nadeniaalgij
'er voor zijt om een wijf te neemen ter doodinge.
van uwe luften, wat dunkt u, zo gij de weduw zel-
ve trouwdet? -- Zij zal dan dubbel belang heb-
ben in uwe bekeeringe. Gij en zij mogen dan têt&·,
é tête menigen genoegelijken wincerfchen avond te,,
zamen doorbrengen , met elkanderen te verrellen
van uwe ondervindingen , ^o als de vroome. luid-
jes het noemen.
Het is mij ernft, Jan, waaragtig het is mij
ernft. En ik wilde wel dat gij hec in uwe wijze be-
denkinge namt«
il.. Le
i, *
De Hr. Belford zendt een zeer ernftig Anti
woord weerom op den voorgaenden Brief;
hetwelk niet aan het ligt koomt,
ïn hetzelve wenfcht hij wel van,· harten, dat
hij zig tegen den Hr. Lovelace verzet had-
de, welk het gevolg daarvan opk geweeil
mögt zijn, in zo doorwrogtlijk-fnoode eii
ondankbaare aaaflagen, en die zo lang en
Zie het Poftfcript. op Bi. Lxxiv. van het VII. Boel
ASi.
iÉÉiüUüiiKid
-ocr page 251-zo beftendig doorgezet, tegen eene La-
dy , welker verdiende en onnozelheid haar-
geregtigd maakten tot de befcherminge van ,
ieder man, die zig met de minfte reden
maar den titel van een Fatzoenlijk Heer
kon toëeigenen; en welke zelf de Gemeem
Zorg der IVIaapfchapplje verdiende.
Hij beftraft zigzeiven ten geftrengften, wegens
zijne valfche denkbeelden van Eere omtrent
zijnen Vriend ten deezen aanzien; en erin-
nert zig , wat de godlijke Lady , zo als hij
haar noemt, over dit onderwerp aan hem
gezegd had, zo als dat van hemzelyen ver-
haald wierd in zijnen Brief aan Lovelace ,
No. Lxxi. D. VI. waarop Lovelace
ßooker , en ])efclmldiger beide) zig be-
roept , en zijne eigene fmerte en fchaamte
bij die gelegenheid i Hij ppdericheidc ,
evenwel, tr.iTchen eene onherilelbaare ver-
pngelijkinge bedoeld tegen eene CLA-
RIS S Λ, en eene aangelegd tegen zodani-
ge vandeSexe, welke door haare dwaasheid
en onbezonnenheid tot haar eigen val mede-
werken , en daardoor zigzelve een groot
aandeel eigen maaken in de fchuld , welke
met de misdaad gepaard gaet.
Hij onderneemt niet, zegt hij, om de misdaa-
den te verglimpcn of re verkleinen , waar-
aan hijzelve zig heeft fchuldig gemaakt s
Maar hij agt het beklaagelijk , om den wil
van den Hr. Lovelace zeiven, dat die hem,
op eenen zo fpotagtigen en roekeloozen
tranr, zulke deftige en nutte Leflen en Waar-
,Q 5 fchu-
De HISTORIE vam
fchuwingen geefc. Niettemin is hij voor-
nefimens , betuigt hij hem , om alle zijne
poogingen aan te wenden , dat dezelve van
kragtdaadige uicvverkinge op hemzeiven zijn
mogen : En hij zou zigzeiven uioieemend
gelukkig agten, indien hij in ftaat mögt zijn
om hem zulk een voorbeeld te geeveo,
hetwelk een middel kon zijn om de Her-
vorminge te wege te brengen van een man ^
hem zo waard als hij altoos gewecft was,
van den eerften tijd at dat zij kennisgemaakt
hadden, en die bekwaam is om zo regtjnaa-
tig en z;o diep te denken; fchoon tegenwoor-
dig met zo weinig vrugt, dat zijne Kundig-
Jjeid zelf zijne Veroordeeiinge verzwaare.
De Hr, Belford, aan Cotonel Morden.
Ii
■j
Mm
wlei
m
Donder dag y den luvan Sept·
Gun mij verlof, geagte Heer, om mijne reden
tot u op eene zeer ernilige en plegtige wijze te rig-«
ten over een onderwerp, hetwelk ik niét moet, niet
Üan , ter zijde ftellen ; alzoo ik de godiijke Lady
beloofd bebbe alles te doen, wat m mijn vermogen
was, om die verdere onheilen voor te koomen,
voor welke zij zo zeer bedugt was.
Ik zal mij niet vergenoegen met van verre om
den kant te fpreeken. Het is met zeer groot leed-
wee-
-ocr page 253-Juffer CLARISSA HARLÓWE^
weezen, dat ik m zo even gehoord hebbe van ee-
ne verklaaringe, die gij gezegd wordt gedaen te heb-
ben aan uwe nabeftaenden op Harlowe-Piaatze
Dit gij niet luften zult, voor dat gij de mishande-
lingen van uwe Nigt op den Hr, Lovelace gewro-
ken hebt.
Verre zij het van mij, dat ik onderneemen zou
den onge'ukkigen man te verdeedigen, of zelf zij-
ne misdaad onbehoorelijk te verliieinen ! Dog eg-
ter moet ik zeggen , dat de famiüe , door hunne
vervolgingen van de dierbaare Lady in het eerll:,
en naderhand door hunne onverzoenbaarheid, ten
minßen , de fchuld met hem behooren te deekn^
Daar is zelf groote reden om te gelooven, dat ee-
ne Lady van zulk een godsdienftigen aart, welker,
deugd nog te verraiTen nog te verleiden was, wel-
ker wil ongefehonden bleef, eene enkel perfoonUj-
ke verongelijkinge zou zijn te bovett gekoomen ;
inzonderheid daar hij alles zou willen gedaen heb-
ben, wat in zijn vermogen Was, om dezelve te ver-
goeden ; en daar, van wegeüs het aünzoek van
zijne geheele familie ten zijnen vöordeele , en an-
dere omftandigheden welké zijne oprègte en vrij-
willige aanbiedinge vergezelden', de Liidy zig, met
grooter glorij voor zigzelve , daartoe had mogen
inlaaten, dan of hij haar nooit beleedigd hadde.
Als ik het pleizier zal hebben van u de naaft-
volgende reize te zien, za! ik u onderrigten, mijn
Heer, van alle de omftaiidlgheden deezer droevige
gefchiedeniiïè ; waaruit gij zien zult, dat de Hr..
LovéJace in het eerll ten ui^erften kwaalijk behan-
deld is, van de geheele familie, urgenomen deeze
verwonderenswaardige Lady. Deezü uitzonderin-
/ De HISTORIE vam
ge j weete ik we), verzwaart zijne misdaad : Do^
voor zo verre zijne voornaame bedoelinge was haa-
re deugd rpaar ce beproeven ; exi dac hij zo ernllig
haar kwam rmeeken om haar te mogen trouwen;
cn yuüi zo verre hij zo beklaageJijk eeo oadeel ge-
ïeeden ht;eft met het vedies van zijne reden ^ om dac
laet buireii magc was haare verongeÜjkinge te
Yergoedei ; ?jj vermeete ik mij te hoopcn, dat'er
veiiJ Is in te brengen tegen zulk een hefluit, als gij
ge/:egd wordt genomen te hebben.
ik zal u rer zeiver tijd eenigepaiTagiesvooriee-
ien uit zijne B.rievt η; twee van welke (waarvan ik
den een eerft op dit oogenblik ontvange) ii over-
tuigen zuilen, dat de ongelukkige man, die nu zijn
verftatid'eerft weder krijgt, geen groocer ilraffe be-
hoeft , di^o die hij h'jdt van zijne eigene overden·;
kingen.
Ik hebbe nu zo even de Copijen weder over-
gelezen van de nagelaatene Brieven der dierbaars
Lady. Ik zende u die alle , behalven dien welke
gerigt is aan den Hr. Lovelace; welke ik ten agter
houde tot dat ik het pleizier zal hebben van u te;
?ien. Mag ik u ftneeken om dien nog eens te lee-
zen, welke aan u zei ven gefchree ven IS; ^n die^,
aan haaren Broeder (a/; .welken laatilen ik u nu
zende; voor zo vetre zij het ί egenwoordig onder-
werp regtilreeks betreffen. \
Ik denke, mijn Heer, dat daarop niets te ant-
woorden valt. Zodanig is, ten minilen , de uit-,
werkinge die ze op mij hebben , dat ik h^ope mij
ii.
ϊ
ίί
(a) Zie Br, x.
-ocr page 255-Juffer CLARISSA HARLOWE. tij
nooit weder te zullen laaten vervoeren om in een
bijzonder geichil mijn degen te trekken.
Giin dat ik bij het gewigt, hetwelk deeze op
u moeten hebben, nog voege, dat de ongelukki-
ge man geen nieuwe reden tot misnoegen gegeven
heeft, xedert uw bezoek bij hem ten huize van
Lord M. wanneer gij zo wel voldaen waart wegens
zijn oogmerk om zijne misdaaden te boeten , dat
gij zelve bij uwe waarde Nigt aanhieidt om baare
vergiffenis jegens hem.
Laat mij insgelijks (fchoon ik mij vermeet©
te hoopefi dat het nii^t noodig is, wanneer gij alles
bedaardlijk overweegt) ü uwe eigene belofte te
binnen brengen , aan uwe zieltaogeisde Nigt ge-
daen; waarop zij zig verlaatende, dies te gerufter
was in haare laatfte oogenblikken.
Bedenk, mijn waarde Colonel Morden, dat
de hoogde verongelijkinge aan haar gtdien wferd:
Haare geheele familie heeft deel gehad in de oor-
zaak : Zij vergeeft het ί Waarom zouden wij
niet poogen na te volgen hetgeen het voorwerp is
van onze hoogagtinge?
Gij vraagdet mij, mijn Heer , toen gij in de
ftad waart, Of een dapper man zig voorbedagtlijk
als een fielt gedraagen kon ? ——— In V alge-
meen gefproken, gelbove ik , dat Dapperheid en
Fielterij onbeilaenbaar zijn. Dog des Hren. Love-
lace's charafter , in het geval dat wij voor handen
hebben , verfchaft een bewijs van de waarheid der
gemeene aanmerkinge , Dat 'er geen algemeens
regel is of dezelve heeft zijne uitzonderingen. Want
Engeland, geloové ik, al hoe moedig een volk die
ook geagc mag worden, heeft geen dapperder geeft
onder zig ,dan den zijnen ; nog een man die be-
dree\?ener is om met zijne wapens om tegaen ; nog
die meer bedaardheid heeft bij zijae bedreeven-
heid.
Ik melde dit nier in de gedagte, dat dit op den
Colone! Morden eenigen invloed zou hebben; die
"zo hij niet weerhouden worde door Vi- rheve-
neii Beweegredenen, zo wei ais bewoo-
gen door die welke ik hem eritinerd hebbe, mij zal
zeg _5en, Dat deeze bedreevenheid , en deeze dap-
perheid, denzelven te waardiger zullen maaken ooi
van hem te worden aangefproken.
Op deeze Verhevener beweegredenen
dan beroepe ik mij: En dat wel met te grooter
vertrouwen ; dewijl het bloedig einde van een ge-
fchil, op deezen tijd^ die reden van verfcnooriin-
ge niet zou hebbe.^ bi; iemand, welke eene fchie-
lijke drift mogeüjk bij zommigen hebben zou le !
Maar bij alkn zou worden aangemerkt, als eene
bedcarde en voorbedagte daad van wraak over een
kwaad, dat volftrekilijk onherftelbaar is: Eene
daad, waartoe een dappere en edele geeft (hoeda-
nig die is van den Heer, aan welken ik nu fchrij-
ve) niet bekwaam is.
1!
Verfchoon mij, mijn Heer, van wegens mij-
nen pligt als Executeur, en mijne belofte, dat ik
de perfoOulijke hevelen der dierbaare Lady in het
oog houde, zo wel ais den gefcbreeveji IVU , be-
kragtigd door de nagelaatene Brieven, Over ie-
der van welks artikelen (ai hoe naaukeurig wij hei-
zorg draagen om hetzelve volbragt te zien) zij lie-
ver
Ü
ΜΙΙΙϋ
-ocr page 257-ver zo\i hebben heen geflapt, dan dat om haarent-
wilie meer kwaad gepleegd jiouworden. Ik ben,
Uw toegenegen en oprepé·
Dienaar,
De volgende is de fiagelaaten Brief aan den
CoL Morden, waarvan in den voorgaei^
den gewag gemaakt wordt.
Met dit Opfchrift,
yian mijn beminden iV(?<?/Willem Morseï?^
Schildkn. i
Om na mijn dood behandigd te 'utordiié
Mijn waard/ie Neef^
Dewijl het onzeker is, van wegen mijnen teß
genwoordigen zwakken toeftind, of ik, zo ik alzo
lang leeve, wel in ftaac moge zijn om naar behoo-
ren de gunft van een bezoek , welke gij mij toè;·.
denkt, te ontvangen , als gij te London koomt;
zo neeme ik deeze gelegenheid waar, om terwijl ik
daartoe bekwaam ben , Ü de nederige erkentenif-»
I
fen van een dankbaar hart op te draagéit^ voor aili^
vwe goedheid jegens my , van mijne kindsheid
tot nu toe : Ên wel bijzonderlijk voor uwe tegen^
woordige vriendlijke tuiTchenlpraak ten mijnen
voordeele ——— God Afmagtig zegene u eeu-
wig, waarde Heer, voor de gunilbewijzen j, wel-
ke gij voor mij poogdet te verwerven !
Een voornaam einde , Waartoe ik op deezé
plegt'ge wijze aan u fchrijve, is om u te fmeeken,
' geiijk ik thans mét den uiterften ernft doe, dat als
^ij de bijzonderheden van mijne Gebeurtenis te
weecen koomt, gij uwen edelmoedigen boezem oni
mijnentwille niet van Qemdaadïijke wrauk^ugt wik
laareii inneemen.
Gedenk dog, mijn waarde Neef, dat de
Wraak het werk van God is, en dat hij op zig ge-
nomen heeft orn hiet te vergelden; en gij, hoope
ik, zult u in dien pofl: niet willen dringen : --
Jn/ionderheid daar 'er geen noodzaakelijkheid voor
u IS, dat gij mijne eere zoudt tragten te handhaa-
ven; hadèmaal, de beleedigèr zelve (Voor dat zulks
van hem gevorderd wierd) vrijwillig uitgekoomen
is, eti aansebooden heefc om mij alle regt te doen,
het welk hem kon worden afgedfongeii, waare ik
in leeveft gebleeven. En daar uw eigen perfoon
gevaar zou kunnen loopen , door in gelijken kans
_ te llaen met een mlsdaadig man.
Duelieeren, mijn Heer, behoeve ik niet te
zeggen, die een publijk charafter bekleed hebr, is
niet alleen eene geweldige aanmaatiginge van Gods
bijzonder voorregt; maar het is ook eene fchennis
tegen de overheid en goede regeeringe. Her is ee-
ne godlooze daad. Het is een beftaen ter benee-
ftim"
m
Juffer CLARISSA IIARLOWE. 257
'stinge van een leeven, hetwelk van eens bijzonderert
itians degen niet behoorc af t« hangen: Eené
daad, welker gevolg is, eene ziel (met alle haaré
zonden beiaaden) ten verderf te ftorten ; met die
v'an den armen overwinnaar in gevaar te ftellen
--- Nademaal geen van beiden gezind is den
ahderen dien kans^ zo als ik hec noemen mag, op
de Godiijke genade, door gelegenheid ter bekee-
ringe , te verleenen , op welken ieder vermeet te
hoepen voor zigzelven.
Zoek dan , bidde ik ü , mijn Heèr , mijnê'
fout niet te verzwaaren , door eene bloedgierig-
hïid, welke noodzaakelijk een gevolg van die fouc
moet gerekend worden. Gun den öngelukkigen
man (zo gij al gewislijk de overwinninge ftondt te
biehaalen} de éere niet van te vallen door uwé
hand. Tegenwoordig is hij de trouwlooze^ deon-
dankbaare bedrieger ; maar zal niet de verbeurte
van zijn leeven , en het waarfchijnelijk verlies vaii
zijne ziele, eene vreezelijke boetinge zijn voordac
bij mij fiegrs voor eenige maanden elendig gemaakc
b€efc, en dbcr die elende, rnec de Godlijke gündi
gelukkig tot m alle Eeuwigheid?
Waar zal in zulk een gevalle, mijn Neef, hec
k'Viraad eens ophouden ? En wie zal dan wraak van
ü neemen? ——— En wie van uwen wreeker?
Laat dan des armen mans confcientie, waarde
Heer, mijne wraak uitvoeren. Van die zal hij ten
eênigen dage genoeg ilraffe ondervinden. Guii
hem den kans vari zig nog eenS te b'ekeeren. In-
dien de Almagtige hem daartoe rijd wllgeevenj
waarom zoudt gij hem dien weigeren ? -- Laat
hem nog den fchuldigen aanvaller biijven 5 en laat
•VlïLDeel. R W,
158 / De HISTORIE vam
Η
'er niemand^zeggen , Clarifla Hariowe is nu over-
vloedig dWr zijnen val gewroken; of, zo gij moge
vallen (ï'c welk de Hemel verhoede!) dat haare
fouc, in pbatze van met haar begraaven te zijn,
geduurig geir.aakc, en verzwaard is, door een veel
groorer verlies dan van haarzelve.
, Dikwijls, mijn Heer, heek defcbuUiger den
min ichuldigen ter neer geveld. Een Graai' van
iSiirewshiiry, onder de regeeringe van Karei i!. zo
als ik wel gelezen hcbbe, terwijl hij zig poogde te
^reeken van den groorilen hoon, welken de eene
man den anderen kan aandoen, fneuvelde te Barn-
Elms, door de hand van den onedelen Hertog,
welke hem faoodlijk onteerd had. Nog kan men
het voor eene onbillijke bedeelinge agten , al ge-
beurde het gemeenlijk, dat de vervveldiger van hec
Godlijk Voort egt wegens zijne vermeteiheidgeftrafc
wierd door den man, welken hij zoekt van kant te
brengen , en die, hoe misdaadig ook voorheen, in
dit geval gedrongen wordt tot eene noodzaakelijka
daad van zelf-verdeediginge.
De Hcnel behoede u, mijn Heer, op alle uwe
wegen; en, gelijk ik nogmaal bidde, vergelde u
alle uwe goedheid jegens mij ! Eene goedheid zo
waardig aan uw hart, en zo uitfreekend verkwikke-
lijk voor het mijne : Die vreede zoekt te maa-
ken , en ouders te verzoenen met een voorniaals
bemind Kmd ; Oomen met eene Ü^igt hunne ge-
weezen' guniihng ; en een Broeder en Zuiler mee
ee,ne Zuiler., welke zij voormaals dier tedere ver·
v^intfchap niet onwaardig agteden. Eene goedheid.,
zo veel voortreffelijker te keuren dan de wraakoef-
feninge van den doodlijken degen \
m
ν
W
ί
; t'
ftt «-
ί
Wees een vertrooiler ^ waarde Heer, voor
mijne gëeerde ouders, gelijl? gij voor mij geweeft zijt:
En och of wij, door de Godlijfee goedheid jegens
ons beide , mogren bijeen koomen in die gelukza-
lige Eeuwigheid , in welke ik , zo als ik nederig
vertrouwe , mijne intreede» als gij deezen leeft ,
gedaen zal hebben!
Dit bidt, tot op haar laatfte uur zal dit bid-
den , mijn waarde Neef, mijn Vriend , mijn Be·
fcherm-heer, maar niet mijn Wreeker -*
[Waarde Heer! houd Dit wel in gedagten i --]
UwQ aUoos-toegen-egene m
* verpUgte
Clarissa Harlowï^
■mm
Colonel M Q Vi Ώ Έ. ^ ^ aan Jan Belforo^
Schildkn, ' '
Sater4. den tl* Sept^
Waarde Heer ^
Het is mij zeer leed, dat iets, hetwelk gij ge-
hoord hebt dat ik gezegd zou hebben, u ofigeruft-
heid baart.
Ik ben u verpligt voor de Brieven, die gij mij
hebt medegedeeld; en nog verder voor uwe belof-
R ϊ te
-ocr page 262-te om mij bij gelegenheid mee andere te begiin-
ftigen.' ,
Alles wat mijne dierbaare Nigt betreft, zal
ik zeer gaarn zien , van wi.en het ook zijn
mag.
Ik laate het aan uw eigen óórdeel, wat ge-
voegelijk of niet gevoegelijk moge zijn om van Juf-
fer Hovire gezien te worden, uit eene zo vrije peü
als de mijne.
Ik verwondere mij over haare moedigheid.
Indien zij een mun waare, mijn Heer, denkt gij,
dat zij in deezen tijd^ wel zou luifteren naar uwen
raad over zulk een onderwerp , als waarover gij
Ichrijft ?
Vrees evenwel niet, dat uwe mededeelingeri
mij zullen ηοο|3οη tot eehige maatregels 5 welke ik
anders niet zou genomen hebben. De boosheid #
mijn Heer , is van zulk eene natuure , dat daarin
geen verzwaaringe vallen kan.
Nogchans verzekere ik u , dat ik geen beflui-
ten genomen hebbe, waaraan ik gebonden zal
zijn.
Ik hebbe mij inderdaad wel eens met heftigheid
uitgedrukt ter deezer gelegenheid. Wie kon dat dog
nalaaten te doen? Dog het is mijne gewoonte niet,
in zaaken . van gewigr een befluit te neemen ,
voor dat de gelegenheid de uitvoeringe mijner voor-
neemens onder mijn bereik ftelt. Wij zullen eens
;sien door hoedanigen geeft deeze jongman zal ge-
.dreeven worden , als hij herileld is. Indien hij
voortgaetmet eene familie tetrotfen en te tarten, wel-
'ke hij eene onherftelbaareverongelijkinge heeft aan-
gedaen :-- Indien —— Maar beiluiten, die
van
'fi'
van toekoomende gebeurlijkheden afhangen, wor-
den beft gelaaten voor toekoomende bepaalinge, zo
als ik nu even te kennen gaf,
OndercuiTchen wil ik vi^elbekennen dat ik de
redenkavelingen van mijne Nigt onbeantwoordeiijk
agte. Geen deugdzaam man , of zij moeten in-
vloed op hem hebben. -- Maar , helaas!
tnijn Heer, wie/5 deugdzaam?
Wat uwe redenen belangt; ik hoope dat gij
mij gelooven zult, als ik u verzckere, gelijk ik nu
doe, dat uw gevoelen, en uwe redeneeringen van
groot en welverdiend gewigt bij mij zijn,' en altoos
zijn zullen : En dat ik nog meer agtinge , zo het
mogelijk is, voor uhebbe dan ik voorheen bad, we-
gens uwdingredenen ter onderilcuninge vandegod-
vrugtige bevelen van mijne Nigt aan mij. Zijkoo^
men met de grootile welvoegelijkheid van u^ mijn
^-leer, als haaren Executeur en Reprefentant; en
insgelijks voor zo verre gij een man van een goe-
<}ertieren inborft %\\z ^ en beider partijen v/elzijn
wenfcht.
Ik ben niet vrij van hefcigedriften, mijn Heer,
alzo weinig als uw vriend; dog ik hoope dat dezel-
ve niet vatbaar zijn om gaende gemaakt te voorden,
dan door debaldaadigheid van anderen, engcenzins
door mijne eigene onbefchaamdheid. indien ik ooit
worde aangeipoord van mijne onvolmaaktheden ea
gevoeligheid om te H^idelen tegen mijn oordeel,
en de bevelen van mijne Nigt; zuilen dee?e of
diergelijke bedenkingen als de volgende, mijne re^.
den vermeefteren en vervoeren. Inderdaad dezel-
ve zijn akoos voor mijnen geeft.
V
5,
li
De historie van
In de èerfte plaatze; Dat ik zelve deerlijk ben
te loor gefteld : Als die ben overgekoo-
men met de hoope van het overige mijner
dagen door te brengen in de verkeeringe
met eene zo beminde Bloedverwant; en tot
welke ik eene dubbele betrekkinge had,
als haar Neef en haar Voogd.
Daarbij merke ik aan , maar al te—al te dik-,
wijls misfchien voor mijne beloften in haa-
re laatfte uuren aan haar gegeven, dat het
dierbaar fchepzel het alleen vergeeven kon
vooï haarzelve. Zij is, ongecwijffeld, ge-
lukkig ; Maar wie zal vergiffenis veriee-
nen voor eene gehecle familie, die in alle
haare takken elendig is gevs^orden voor hun
gantfche leeven ?
Dat hoe grooter de fchuld van haare vrien-
den was ten haaren oi^zigt^^ zijne ondank-
baarheid dies te affcbuwelijker en onver-
fchoonelijker is - Wat ! mijn Heer,
was het niet genoeg dat zij zo veel leed om
hem^ maar moeil de barbaar haar ook nog
doen lijden wegens haar lijden om zijnenu
'wille ? - De drifc doet mij dit
kragtloos uitdrukken : De drifc vi^eigert
ons zomtijds het behulp van uitdrukkin-
gen , daar de regtmaatigheid éener gram-
ibhap met den eerßen verklaart, dat
'er geen uitdrukkingen noodig zijn. Ik laa-
te aan u over, mijn Heer, om deeze be-
denkinge haare behoorelijke kragt te gee-
yen»
i
Juffer CLARISSA HARLOWE. 2<?3
Dat de veioorzaaker van dit wijd üitgefirekc
onheil zijn Icheimftuk voörbedagtlijli ,
brooddronken , in de dartelheid' van zijn
hart , bedreeven .heefr. Om rnijne Nigtte
beproeven, zegt p,ij, mijn Heer.^ Om de
öeugd van eene ClariiTate be{5roeven, mijn
Heer! - Had zij hem dan eénige reden
gegasten om aan haare deugd té twijiFelen ?
---Dat kon niet weezen. —— Indien
hij zulks beweert, dan worde ik inderdaad
genoopt - Dog ik zal geduld heb-
ben.
Dat hij haar, zo als nu blijkt , in een vuil
Bordeel gevoerd heeft, met opzet om haar
de gelegenheid van alle menithlijke huipe
"af te fnijden; Om 7.ig zeiyen buiten het be-
reik te lallen van alle menfchlijke wroe-
ginge: En dat hi{ haar onbezweelten vin-
dende tegen alle de gemeenekonfl-ienaariien
der verleidinge , 'er fnoode en onmenich-
lijke konftenaarijen gebruikt zijn om zijne
ondeugende voorneemens uii te voeren.
Eens^ gelijk de mishandelde Heilige, in
haar Teftament, zegt, heeft hij haar dood
gezien» ^
Dat ik dit niet konde weeten , toen ik hem
op iVl. Burg fprak: Dat ik , het voor-
werp zijner aanilagen in sanmerkinge nee-
mende, niet kon onderilellen, dat 'er zulk
een moniler op aarde leefde als hij : Dac
het natuurelijk voor mij was, haarè verwer-
pinge van hem eer te wijten aan eene voor
dien tijd nog fterke verftoordheid, aan be-
R 4 wuft-
V
sÉaiem
De historie vam
I wuftheid van menfchlijke broosheid , e^
daaronder loopende twijiFeJingen over de
opregtheid van zijne aanbiedingen , dan
aan fchurkerijen, wellie haar onherftelbaai:
geknakt, en haar ter dier ftonde al terneei:
gertooten hadden tot aan de poorten des
doods, binnen welke zij na verloop van wei-
nige dagen beflooten wierd.
t>at hij een man van tartende trotsheid is :
Een man die iedereen denkt te verbluiFen
door zijne baldaadige iloudieden, endoor,
zijn vertrouwen op uitileekende dapperheid
en bedreevenheid.
Pat daar hij zulk eene Ichandvlek is voor zij-
nen naam , en voor het charato van een.
edelman, het iemand niet tot wan verdieniie
ilrekken zoude , hem, ter handhaavinge
van het gefchandvkkt aanzien , uit den
waardigen rang te rooijen en uit te delgen.
Bat de verongelijkte familie een Zoon heeft,
die , hoe zeer ook eener zodanige Zufler
onwaardig, van een heftigen, onbetoom-
den, feilen aart is; ongefchikt derhalven
(zo als trouwens al eens^gebleeken is) pra
te kampen met deezenman : Welken Zoon
door eenen geweldigen dood, bij zulk ee-
ne gelegenheid, en door. eene met regt zo
gehaate hand, te verliezen, de elende der
geheele familie voltooijen zoude En die,
niettemin, beflooten heeft hem rekenfchap
af te vprderen , zo ik het niet doe : Ter-
wijl misfchien, zelf zijn wangedrag tegen
3Ulk eene Zuiler zijn wrevelig hart aan-
ipoorc
-ocr page 267-Juffer CLARISSA HARLOWE. 2<?3
fpoort om haarer gedagtenifle dies te hiaa·'
herder regt ce doen; fchoon de ondernee-
minge doodiijk mögt zijn voor hemzélven.
Paarbij, mijn Heer, getuige te zijn , gelijk
ik ieder uiïr ben , van den rampfpoed en
de angften eener familie, aan welke ik vef-
maagfchapt hen; in weike ieder, hoe af-
keerig ook van eene verwanifchap met hem,
terwijl éXt geen plaatze had, ongetwijifeld
ras verzoend zou zijn geworden met het
verwonderenswaardig fchepzel , had de
man (v^iens verwantfchap , van wegens
zijne familie en middelen, hun niet tot otiee-
' re kon (trekken) haar maar gemeen rege
gedaen ί
Te zien dat zij hunne peinzende hoofden laa-
ten hangen; eïkatideren fchuwende, hier
en daar zitten zuffen ; fchoon voorheen
' nooit gewend dan tot verheuginge van el-
V Wanderen bij een te koomen; zig bedroe-
vende met de bedenkingen , dat de laaille-
maal dat zij e!k in 't bijzonder het waard
fchepzel zagen , hier, cfdaar was, op zulk
' eene plaatze, in zulk eene houdinge; en
hinden zij kunnen denken, datdiedetof-
ße. reize geweeil: zou zijn?
Daar 'edereen van hen de ilaahjes verleeven-
digt van haare voortreifeiijkheden , welke
eeneu langen tijd hunne zegeningen zelf
tot een vloek voor hen zullen maaken.
Haar fchrijf-kantoortje, haare kamer, haar
kabinet, ter onclediginge aan mij zijnde o-
vergelevei'd 5 oiii aan de gemaakte iegaaten
5 ^.nu
l· -
4816 ί^Ε historie vaN
(nu haar al te laat believende !) te vol-
doen ; zelve niet in ftaat zijnde om daarin
te koomen, en zelf gebruiit maakende van
een min gevoegelijken ti^ap in het agter-
huis , op dat ze het vöorbijgaen van haar
vertrek vermijden mogen!
Haare zaal zijnde toegeflooten ; de ι v\7andel-
dreeven, de eenzaame plaatzen, het tuin-
huis , in weike zij zig verlulligde , en in
welk zij aan haare keurlijke werken plegt
ce arbeiden; dat wel inzonderheid, waar-
uit zij ging tot de noodlottige bijeen-
kóomil; gefchuwd, en met alle haaft voor-
bij , of door geloopen wordende !
Haare volmaaktheden, niettemin, in geheu-
genis herroepen, en opgeteld wordende :
GebeurreniiTen en bevalligheden , voor-
heen niet in agt genomen , of in den ftoet
haarer ontelbaare volmaaktheden over
hoofd gezien, nu in gedagten gebragt, en
in wijdluftige aanmerkinge genomen wor-
dende !
De dienftbooden zelf vrijheid hebbende om
over deeze loflijke onderwerpen bij hunne
beeren en vrouwen uit te weiden ! In
hunnen lof zelf welfpreekend zijnde -
Terwijl hunne bedrukte heeren en vrou-
wen luifteren en weenen ! Dan eens hen
de ijverige loffpreekeren te zien in de reden
vallen, door hun ongeduld ën wroeginge,
en hunne hulpelooze handen van een te
flaen, en uit te roepen; dan weder hen te
zien luifteren om meer van haaren lof te
ï hoo-
hooren, en weder te weenen - Zo
dat zij zelf de dienilbooden noopen om te
verhaalen, hoe zij plegten opgehouden te
worden van vreemdelingen, die^naar haar
vraagden, en van die geene welke haar
kenden, om hun eenig nieüw ftaaltje ter
haarer eere te vertellen -Hoe ver-
zwaarendetis dit alles!
In hunne droomen zieri zij haar, tnverlangen
haar te zien : Altoos als eene engel, en
vergezeld van engelen : Altoos bekleed
met het gewaad des ligis: Altoos hen poo-
gende te vertrooiien, die vèrklaaren, dat
zij geen tropft ooit meer zullen kennen!
Welk eeh voorbéeU gaf zij ! ' welk een ftijl
fchreef zij ! Hoe tekende'zij! Hoe werk-
te zij ! Hoe fprak zij ! Hoe zong zij!
Hoe fpeelde zij! Haare ftem, was rnuiijkl
Haar toon harmonie !
Hoe leerzaam, waaren haare geijirekken! hoé
wierden dezelve gezogt! Zij was de ge-
neugte van lieden van allerleijejaaren, van
beide Sexen , van allen rang ! Nogthans
hoe nederig > hoe toegeevend ! Nooit
waaren defrigheid en nederigheid zo door-
lugtig ondereen gemengd !
Op andere tijden, hoe edelmoedig, hoe vér-
heven , hoe liefderijk ; hoe veel oordeel
gebruikte zij in haare liefdegaaven 1 In al
haar bedrijf loflijk 1 In ieder gedaante aan-
trekkelijk ! In al haar voorkoomen , het
zij wel opgekleed, of in h«t nederiger ge-
waad van eene huishoudfter , even fraaij,
' e»
-ocr page 270-De historie van
0Π even beminnelijk ! Gelijk of geltjhfj-.
de naar Juffer ClariiTa Hariowe, gedenken
zij nu dat een lof was, die c^en hoogden
trap van voortreffelijkheid te kennen gaf,
bij iedereen, van welke perfoon, bedrijf j
of rang ook gefproken wierd! ι
De wenfchelijke Dogter; de vriendlijke Nigt;
de toegenegene Zufter (alle Nijd nu ge-
dempt zijnde!); de getrouwe, de ijverige
vriendin ; de gefpraakzaarae, de goeder-
tierene, de gunftige JVIeefteres ί --
' Geen een gebrek kan men zig erinneren !
• Alle hunne geftrengheden noemen zij wreed-
heden : Elkanderen wederzijds, en elk
zigzelven befchuldigende ; en dit alles tot
verheffinge van /:^aar charadter ^ en toe pij-
niginge van zigzelven.
Zodanig, mijn Heer, was de engel van welke
de fnoodfte der menfchen de wereld beroofd heefc I
Gij, mijn Heer, die meer weet van de barbaarfche
liften en vonden van den zeldzaamen man, kunt mij,
waaren die Vr noodig, nog meer aanftookende re-
denen verfchaffen, waarom iemand, die ma νύΐ-
maakt is, verfchooninge zou kunnen vinden bij de
wereld in het algemeen, indien hij zijne wraakzugt
opvolgde; en wel te meer , daar hij door eèn al-
weezen van Zes jaaren (hoe hoog regtmaatige be-
iigten, en de beloften van haare vroege jeugd van
kinds been af, haar in zijße agdnge ook verheven
hadden) voor deezen tijd geen kennis kon hebben
van de belft haarer voortrtffelijkheden - Voor
deezen tijd! nu wij hetverwonderenswaardigfchep-
zel
h
-ocr page 271-Juffer CLARISSA HARLOWE. Ic^
äel verloeren, voor altoos verlooren hebben ! ■ ' ■
Dog ik zal mijzelven van het onderwerp af-
rukken, na dat ik herhaald hebbe, dat ik gog geen
beiluiten hebbe genomen, waaraan ik mij kan ge-
bonden agten. Wanneer ik die neeme, zal het mij
lief zijn dat Zij zodanig weezen mogen ^ dac zij de
eere uwer goedkeuringe verdiénen.
Ik zende u hier de affchriften der nagelaatené
Brieven te rug. Ik zie de menfchlievendheid van
uw oogmerk, 'in dezelve aan mij toe fe zenden;
en ik danke u daarvoor ten hartlijkilen. Ik ver-
moede , dat het aan dezelve loflijke bedagtzaam-
lieid is toe te fchrijven , dat gij de copij van dien
aan den óndeugenden man zeiven te rug hieldt.
Ik ben voorneemens om zelve in perfoon bij
Juffer Howe mijne opwagtinge te maaken met den
diamant-ring, en met die goederen, welke hiet
zijn , van hetgeen aan haar gemaakt is* Ik ben ^
MIJN HEER,
Uiii zeer opregte en verpligte
Dienaar^
Wm. MoRDEJIi
-ocr page 272-57o di historie van
Be Hr, Belford dringt , in zijn Antwoord
op äeezen Brief, de hevelen der Lady op
mar fkrfbed, nog al verder en kragtiger
aan-, en verUijdt zig^ dat de Colonelgeen
wraakgierige befluiten genomen h&eft\ en
' hoopt alles goeds van zijne voorzigtighetd
en bedagtzaamheid, en van zijne belofte
aan de flervende Lady gegeven.
Hij ßelt uit, tot dat bij hem in de β ad koo*
me te zien , om hem een berigt te geeven
van het verfchrikkelijk einde van twee der
groötjie fchuldpUgtigen in het geval van
zijne Nigt. „ Hieruit,, zegt hij, te gelijk
„ mecdesHren. Lövelacesongefteldheidvati
- 5, geeft, fchijnc het als of de Voorzienig-
heid zelve alreeds het ftraiFen van deeze
5ï
„ ongelukkige wanfchep^elen in haare eige-
„ ne handen genomen heefc. „
Hij verzoekt, dat de Colonel hem den net·
ten dag wH te kennen geeven van zijne
koomß in de ßad^ op dat hij anders op dien
tijd niet van huis moge zijn.
Dit doet hij , Jbhoon hij hem de reden niet
melde , met oogmerk om voor te koomen
dat hij en den Hr. Lovelace eikanderen
ontmoeten ; die (zo als Uj hedugt is^
omtrent denzelven tijd wel in de β ad zou
kunnen zijn ^ om op zijne reize buiten
V lands ie gaen»
Xi-
\
-ocr page 273-I·
Juffer CLARÏSSA HARLOWE t^J
Colonel Morden, aan Jan BelfÓrd^
Schildkm
. Dingsdag^ den 16, van Septi,
Waarde Heer ^
. Ik kan niet nalaaten mijzehen zo wel als ü
geluk te wenfchen, dat wi] reeds alie de artikels
van het Teftament met de Familie hebben afge-
daen, welke hen eenigzins raaken.
In veele ftukken hebt gij aan mij de magt ge-
lasten, om naar mijn goedvinden te handelen; en
ingevolge daarvan hebbe ik de eigene perfoonlijke
juweelen van mijne dierbaare Nigt laaten waardee-
ren; en zal den hoogften prijs daarvoor aan u in
rekeninge brengen, als ik in de ilad koome, zo
wel als u rekenfchap geeven van andere zaaken,
welke het u behaagd heeft aan mijne beilieringe
toe te vertrouwen.
Deeze juweelen hebbe ik gefchonken aan mij'
ne Nigt Doortje Hervey, tererkenteniffe van haare
liefde tot de dierbaare overleedene. Ik hebbe Juf-
fer Howe hiervan verwittigd; en zij neemt zo veel
genoegen in het geen ik gedaen hebbe, als of zij
zelve die gekogt had. Dewijl die jonge Lad]^
zelve juweelen heeft, kon zij alleen gewenfchc
heb·
-ocr page 274-mm
hebben deeze té koopen , oni dat zij die van haarè
beminde vriendin geweeft waaren.
De juweelen^ van de Grootmoeder Zijn insge-
ïijks gewaardeerd ί en hét geld zal aan mij voord
betaald, worden, om toe het Liefdaadig Gebruik
in het teftèrtént 'gemeM te worden aangelegd.'
Juifr. Norton maakt zig, met algemeene toe-
ftemminge, gereed om in haare bedieninge als
huishoudiler op het huis Het Bofch te treeden;
Öog' ik ben van gevoelen i dat zij niet lang buiteii
den Hemel blijven zal»
ik maakte zelve mijne opwagtinge bij Juffer
Howe, zo als ik u te kennen gaf dat ik doen zou-
de , met hetgeen aah haar en haare Moeder gele-
gateerd was. Het zal u miifchien niet mishaagen j
indien ik ten aanzien van die jonge Lady, zo waard
bij mijne benjinde Nigt, eenigé weinige aanmer-
kingen maake, voor zo verre gij geen i^erfdonlij-
ke kennis aan haar hebt.
Nooit was Vr onder vróuwen ëene vafter en
édeler vriendfchap, dan die tuifchen mijne dierbaa-
re Nigt en Juffer Howé, van welke déezé ondeu-
gende man een einde gèmaakt heeft;
Vriendfchap is , in 't algemeen gefprokeh i
fnijn Heer Belford, éénè al te blaakèndé vlam voor
Vrouwelijke geeften om wel te beftiereh : Een ligt i
dat maar in de handen van weinigiel Van haar gefta-
dig brandt, en de Sexe dikfvVijls doét üitfpatten tot
verwildéringë en buitenfpoorigheidJ Gelijk anderé
uiterften, is het bijkans nooit duurzaaoi. Het hu-
welijk , welk de hoogfte ftaat van vriendfchap is,
^^erzwelgt gemeenlijk de vuurigile vriendichappeii
£118^
-ocr page 275-tuffchen ! vrouw, en vrouw; en dat wel het zij het
eèn gelukkige egt 2ij, of nier.
Welke vrouwlijke Iziel is bekwaani tot tweè
blaakende vriend'fchappen te gelijk?
Üit melde ik als eene 'algmeene aanfnerkm-^
ge: Dog de vriendfchap , welke tuiTchen deezé
twee Ladys plaatze' had, verfchaft eene 'aanmerke-
lijke uitzonderinge op dezelve: Waarvan ik de re-
den Vinde in die hoedhnighedén en gaaven in bd*
dè^x welke, Èo zij meer gemeen waaren, nog
raeér uitzonderingèn zoüdèn leveren ten voordeele,
van de Sexe.
Beide hadden zij. eene ruime, en zelf aanzien-
lijke opvoedinge: Beider ^eften dorileden naar
deugdzaame weetenfchap: Beide lazen zij veel :
Schreeven y'eèl - [En van jóngs öp één ge-^
meenzaamen pijl ïe fchrijven^ hondQ ik voor eeii
van de befte middeJen om den geeft, te openeh etl,
uit te breiden , welk' van 'rriah of vroiivy- kan Är-
den ter hand genomen.] Beide edelmoedig.. Rijk
van middelen; derhalven niet afhangelijk van el"-
kä'nde'ren-, waardoor menigmaal de gemeenèaam^
heid wordt uitgeroeid, welke hèc ieêment der vriend-
fGhap is. Beide uitmuntende in verschillende voor-
treffelijkhedetj ^ waarin de eene de andere niet zogt
te benijden* Beide gezégend met klaare en wel-
onder'fcheidende vermogens; - met bondig verftand;
en van den eerden af dat zij naa'uwe kennis rnaak-
iéx\ van mljnè 'handigheden^ mijn Heer .,
h'ehhe ik van Jufr. A^o/Vö;;]' elk zp^wel iets in dé,,
andere ziende dat zij te fcbroomen ^- als dat zij tè ^
^m'innen^ had,, het égter tot eene onfchenbaaré,
voorwaarde van haare vriendfchap, maakéhdëi elk^.
y
|J
-i
ΐ
■P:
^ ......S' ^ni'
É·
-ocr page 276-174 ί^Ε historie vaN
anderen Iwiire'feilen te melden ; en dan kb aar re
zijn voor die genqmene vrijheid. De eene van
ntituure zagtmoadtg; de nndere zo geworäen Jdoot
hsare Hef de en hüogagtinge voor haare verhevene
vriendin --- Onrno^'-elijk kon 'er eene vriend-
fchap zijn , die bpcer gcfchikt wasre om lang te
duuren. ■. ·
Ik moec evenwel de vrijheid neenien om Juf-
fer Howe te laaken over haar gedrag jegens den
Hr. Hickman, En iii trekke daaruit een gevolg,
dac zelf nan vrouwen van veriiand eene groote
magE niet wel betrouwd is.
In het voorbijgaen; ik houde mij verzekerd ,
dat ik u niet behoeve te verzoeken, om aan deeze
vuurige jonge Lady de vrijheden niet mede te dee-'
ien;, welke ik omtrent haar charaéter neeme.
' Ik durve wel zeggen, dat mijne Nigt het ge-
drag van Juffer Howe jegens deezen heer niet kon-
de goedkeuren : Een gedrag, waarover iTep>-aat
wordt van alle, zo veele als den Ηί\ Hickman en^
haar kennen,^' Kan eene wijze \ovigQ Lady zig ge-
ruft flellen onder zulk eene ópipraak ? Zij kan
daarvan niet onkundig zijn. . '
Dc Hr. Hickman is weezènliik een zeer braaf
man. Iedereen fpréekt wel van h^m, Dog hij is
van eene zagte geile I ten is, en hij aanbidt JuiFer
Howe; en Verliefdheid kan de gedaante zelf van
hehoorelijke .deftigheid niet veelen jegens het voor-
werp van dezelve. ' Nogthans zal de'Ür. Hickman
bézwaarelijk ooit den teugel te rug krijgen, welken
hij heeft overgegeven, ten zij ze, door de magt,
welker zij zig tegenwoordig maar arte bewuft'
fchijnt, te verre uic te ftrekken, wanneer 2ij geen-
guniien meer aan hem heeft cé bewijzen, welke hif
niet niet regt kan eifchen, hem moge tergen oni
het al te zwaar juk af te fchüddem En zo hij dac
mögt doen, en haar dan met onagtzaamheid be-
handelen , zal JuiFer Howe, onder alie vrouweii
weike ik kenne, minft in ftaat zijn om zig daaron^
der op te beuren. Zij zal dan ongelukkiger zijnj
dan ze hem ooit gémaakt heeft: Want een man j
die het t* huis niet naar zijn zin heeft, kan zig bui-
ten 's huis verlüiligen ι hetwelk eene vrouw niec
Zo gemaklijk kan doen, zonder opfpraak. ..
Gun mij verder, ten aanzien van juffer Ho-
we, in aanraerkinge te neemen; dat het mij zeer
duidelijk voorkoomt ^ dat zij door haar trots ge-
drag jegens deezen braaven man, zig ih eene moei-|
jelijkheid heeft ingewikkeld, uit weike zij zig niec
weet tè redden met dien bevailigen zwier ^ welkë
alle haare daaden vergezelt. Haar oogmerk is οιη
den Hr. Hickman te neemen. Ik geloove dat zij
geen mishaagen in hem heeft. En het zal Haar
geen geringe moeite koften van dien top af te daa-
len, waartoe ze is opgefteigerd.
Nog eén ander ongemak zal zij moeten lljdeii,
doordien zij iedereen (want zij weet van geen ont-
veinzen) door haare behandelinge van den Hri
Hickman , geleerd heeft veel geringer gedagteé
van hem te hebben, dan hij verdient dat men van-
hem hebbe. En moet de kleinagtinge van
haar niet tot kleinagtinge ftrekken?
JufFr. Howe is zeer moeijelijk ovei· het ge-
drag van haare Dogter jegens den heer; Hij is, zö
als hij zeer wel verdient, in haare gunft. Maar [ee^,
ne andere fout nog van JulFer Howe^ haare IVloe^
... S » def
4826 ί^Ε historie vaN
der heeft bij haai- al dat gezag niec, 'c welk een©
Moeder behoort te hebben. JuiFer Howe is inder-^
daad eene vrouw .van een fraaij vernuft j dog daar
wordt al een hooge trap van gezond Vetiland zo
weJ ,als eene zoete en zagte gefteldheid van geeft ^
en groote befcheidenheid ^ in een kind vereifchc,
öls xij voKvaiTen is, om te doen zieii, dat zij Eer^
bied mengt met haare Liefde ^ jegens eene Moe-
der, welker talenten oogenfcliijnejijk moeten zwig·*
een voor haare eigene.
Juffer Howe is openhartige gul^ edelmoedige
De Moeder heeft niet eene van haare iraaije hoe-
danigheden. De ouders behoorden, om den eer*
bied van hunne kinderen voor hen te bewaaren ,
groote zorg te draagen om dezelve in hun handel ^
gedrag, of beginzelen, nooit iets te laaten zien,
hetwelk zij zelve niet zouden goedkeuren in an-
deren.
De Hr. Hickman kan zig, evenwel, trooften
met deeze bedenkinge; dat van dezelve leevendig-
heid, van welke 'hij zo veel moet lijden, Juifer
Howe's eigene Moeder, zomtijds, niet min gc·*
voel heeft,. En daar bij dit voorheen genoeg be-
merkt , zal hij meer reden hebben om zigzelven
dan om de Lady te befchuldigen, indien zij eene
20 rappe Vrouw bevonden v/orde, als zij eene
Matres geweeft is, dat hij heeft aangehouden met
zijn aanzoek, en haar getrouwd, tegen zulke drei-
gende verfchijnzels aan. ι
Daar is ook nog eene andere omftandigheid,
op welke goedaartige mannen, die zig met rappe
vrouwen zelf verbinden, met vermaak mogen voor-
uit zien 5 eene omilandigheid , welke gemeenlijk
-„Η
-ocr page 279-Juffer CLARISSA HARLOWE. 2<?3
wem.
den moed der Ladys fnuikt, ^n hgar iam maak(,
gelijk ik het noemen mag: En daar dezelve dien
van den Hr. Hickman en Juffer Howe nader tot ee-
ne gelijke hoogte brengen zal, zo zul die braave
heer, als dezelve gebeurt, dubbele reden hebben,
om zig daarmede geluk te wenfchen.
Dog niettegenftaende dit alles, zie ik dat 'er
iets zo bekoöreUjk flonkerends en gulhartigs is in
de gefteltenis van Juffer Howe, fchoon tegen-
woordig baarblijkelijk van droefheid overneveld, dat
het onmogelijk zij haar niet te beminnen, zelf in
haare feilen. Zij kan^ en ik hoope dat zij eene
vriendlijke vrouw zal worden voor den Hr, Hick^
man. En indien dat gebeure. zal ze daardoor ee-
ne dubbele verdieufïe bij mij krijgen; iiademaal ae
niet kan fchroomen voor eenig bedwang of tegen-
fpraak; en derhalven door haare e.clehuQeäigheid en
voorUgtigheid haaren man eene verpligcinge koji
opleggen, mee datgeen te betragcen 'c welk niet
meer dan haar pUgt is.
Haare Moeder bemint en vr.eeß haar tevens.
Egter is juffer Howe ook eene fnelie vrouw, ep
gereed genoeg, durve ik zeggen, om te ichreeii-
wen als zij pijn gevoelt. ]Maar„ helaas! zij heefi:,
zo als ik boven te kennen gaf, haar * gezag ver-
zwakt door de v-rekbeïd e,n bekrompenheid Όαη
Nogthans prees zij haar^ Dogrer eens bij mij
met zo veel ijver over de edelmoedigheid van haa-
ren geeft, dat hadde ik het charaüer van de oude.
Lady niet gekend, ik wel gedagt zou hebben djc
zij zelve edelmoedig was. jEn egter hebbe ik al-
toos aangemerkt, dac luiden zelf van vrekken aait
Ss g·.
i
h
r
Μ
λ
V
• I
27δ de historie van
gereed zijn met het prijzen van edelmoedigen :
- En deeze reden iiebbe ik daarvoor be-
dagcj Dat zulke luiden het gemeenlijk tot hun oog-
merk dieifilig vinden, dat de geheele wereld ruim
^n mild is behalven zij zelve.
De oude Lady deed mij een verzoek, dat ik
den inhoud van het Teftament bij de jonge wilde
aandringen, om haar fpoed te doen maaken mee
het vaftftellen van eenen dag tot haare trouw ver-
bintenis; D:Og verzogt tevens, dat ik aan Juffer
Howe niet wilde haten blijken, dat zij dit gedaen
bad.
Ik nam daarop de vrijheid van aan Juffer Ho-
we te zeggen, dat ik hoopte dat haar deel in een
Teflament, hetwelk zo ipoedig, en zo naaukeurig
in genoegzaam alle deszeifs andere deelen volbragt
was, het eenige niet zou zijn hetwelk verwaarloosd
flond te worden.
Haar antwoord was, Zij zou 'er haare gedag-
ten over gaen iaaten : En maakte eene nijging©
voor mij, met zulk eene houdinge, welke mij toon-
de, dat ze mij meer buiten mijn bellek dagt te
gaen, dan ik haar kon hebben toegeilaen van mij
te denken, waare het mij gegund geweefl: het fluk
met haar te beredenkavelen.
Ik vond Juffer Howe en haare eigene dienft-
maagd in den diepen rouw. Dit, fchijnt het, had
in het eerft een groot geichil verwekt tuiTchen haa-
re Moeder en haar. Haare Moeder had de wooir-
den van het Teftament op harren kant; en het be-
lang van den Hr. Hickman in het oog; alzo haare
Dogter gezigd had, dat zij dien ten minilen Zes
maanden draagen 2oude. Dag de jonge Lady dreef
^mÈÊÊÊ
m
v;I
hec iluk door -:— „ Het zou vreemd zijn,
j)
„ zeide zij, zo ik, die het zwaar, het onherftel-
„ baar verlies betreuren zal tot het laaille uur mijns
,, leevens , mijn leedweezen niet voor Vt/einige
maarsden zou coonen aan de wereld!
Wat den Hr. Hickman aanging, hij was zo
verre vnn eenig woord daartegen te uiten, dat hij
ten dienzeh'en dage dat Jüffer Howe den haareii
aannam, in een nieuw rouw-pak, als over eene
nabeiliende, zijiie opwagtin^;e bij haar maakte.
2ijne knegten en rijdtuig vertoonden dezelve blij-
ken van hoogagcinge.
Of de Moeder daarin van hem gpraadpkegd
was, kan ik niet zeggen; maar de Dogter wiil
daar niets van, voor dat ze hem daarin zag. Zij
keek hem met verwonderinge aan ,en vraagde hem,
over wien hij in den rouw was?
Over de waarde, de altoos-dierbaare Juifer
Harlowe, zeide hij.
Zij was ontzet, zo het fcheen - Ein-
delijk ——^— De geheele v/erëld behoort rouw
te draagen over mijne CiariiTj, zeide zij; maar
wie, Man, [dit was haare klugtige aanfpraak tot
hem] denkt gij genoegen te geevcn met deeze ver-
tooninge ?
Het is meer dan vertooninge , Mada-n. ïk
beminne mijne Zufter, al hoe v.aardig zij is, niet
meer dan ik JuiFer Ciarilla Harlowe beminde.. Ik
doe dit tot mijn eigen genoegen. En indien ik u
daarmede geen misnoegen geeve , dit is al wat ik
vkrenfche.
Zij bekeek hem , zo mij berigt is, van hec
hoofd tot de voeten. Zij wift in Λ eeril niet, of zij
, S 4 fcet
α? ο De HiSTORIE van
'nee kwaaüjk dan wel raoefl: neemen.
iaatften, ik dagt in den beginne, zeide zij, dat gij
wél eenc ttouter en vrijer beweegreden mögt heb-
ben -^— „ Maar „ .(zo als mijne Mama
zege) „ gij zijc mogelijk een man die hec wel
,, meent, ichoon uwe Herfens gemeenlijk een wei-
,, nigje verkeerd leggen - Hoe het zij , de-
5, wijl de wereld bedilziek is, en ons mogelijk nader
,, vCrknogt zou agren , dan ik wil onderileld heb-
,, ben , moet ik zorg draagen, dat ik buiten 'shuis
,, in uw gezelfchap niet gezien worde.,.
Dog ik moet 'er bijvoegen , mijn Hr. Bel-
ford, indien deeze beleefdheid van den Hr. Hick-
man (of deeze meer dan beleefdheid, zo als ik het
wel noemen mag , nademaal de braave man niet
preekt van mijne dierbaare Nigt dan met ontroe-
ringe) zijnen dag niet binnen korten aanbrengt, ik
denken zal dat JuiFer Howe minder edelmoedigheid
in haaren aart heeft , dan ik genegen ben haar tóe
te eigenen.
Gij, zult mij wel verfchoonen, mijn Hr. Bel-
ford, wegens de bijzonderheden , waartoe gij mij
uitgelokt en aangemoedigd hebt.
Dus nu alles, wat het Tertament van mijne
dierbaare Nigt betreft , tot een gewenfcht einde
gebragt ziende ; zal ik mij begeeven tot het maa-
ken van mijn eigen. Ik zal het voorbeeld van het
waard fchepzel volgen , en mijne redenen geeven
voor ieder ftuk , op dat '«r naderhand geen gele-
genheid tot twiften zij.
Wat dog dan de vreeze des doods, eene vree-
ze onwaardig voor een fchepzel , die weet dat hij
''^Izo zeker ten eeaigen dage öerven moet. als hi}ge-
boo-
Ten
r ''^liiÉi'''ÈÊÊêÊ
Juffer CLARISSA HARLOWE. Ic^
booren is , kan iemand verhinderen van zulk eene
beilellinge te maaken ?
ik hoope fpoedig u mijnen dienil in de ilad te^
koomen bieden. Ondertuiïchen bÜjve ik, met
groote agdnge, waarde Heer,
Uwopregte^ toegenegene ^ en ne^
derige Dienaar,
vvm. mo κ dem.
■ !
»
XLI. BRiER
Be Hr, Β ε l f ο u d , aan Jufer Howe.
s
\
Donderdags dm 2·?. van Stpt,
Madam,
Ik geeve mijzelven de eere om u met deezen,
volgens mijne belofic (a), de affchrilten te zenden
van de nageiaatene Brieven , door uwe verhevene
vriendin geichreeven.
Deeze zuilen gepaard gaen met andere Brie-
ven , en wel bijzonderlijk mee eene copij van eenen
van den Hr. Lovelace; welken hij begonnen heeft
te fchrijven op den lij^den, en vervolgd heeft tot op
den 1(b). Gij 2.uk daaruit, Madam, de vree-
2elijke benaaudheid zien van zijnen geeil, waarme-
de hij vvorftelc, en zijne diepe wroeginge.
(a) Zie bl, 197.
tb) Zie l?r. xxxi.
aSa De HISTORIE van
De Hr, Lovelace heefc deezen Briefterugont-
booden. Ik ben hem daarin te wille geweell; dog
nam eerft eene copij daarvan. Dewijl ik hem niet
te kennen gaf dat ik zulks gedaen had, zult gij wel
gelieven te mijden van denzelven aan iemand me-
de te deeien dan aan llr. Hickmair. Djc die beer
denzelven leeft , zal op een uiikoomen als of nie-
mand buiten u denzelven zag.
Een der Brieven van den Colonel Morden,
welken ik hier in fluite, zult gij merken j Madara,
diit flegts een affchrifc is (c). Waarvan de waare
reden, zo als ik opregtlijk zal bekennen, deeze is,
dat daarin eenige vrije, dog eerbiedige aanmerkin-
gen van den Colonel gemaakt waaren wegens uwe
ODgeneigdheid, om uw deel in de laatfte begeerten
van uwe dierbaare vriendin ter uitvoeringe te bren-
gen. Ik hebbe derhalven , om den wil van dien
braaven heet (eene waarfchuwinge ten dien aandien
van herti ontvangeü hebbende) die ilukken daaruit
gelaaten.
Wilt gij mij evenwel, Msdam, wel vrijheid gun-
nen , om u te betuigen, dat ik zeKe niet zou heb-
ben kunnen gelooven , dat mijner onnavolgelijke
Teilatrix eigene Juifer Howe de alleragterlijklte zou
geweeft zijn met het volbrengen van zuik een deel
des Uiterilen Wils van haare dierbaare'vriendin,
hetwelk volkoomelijk in^haare eigene,magt is, om
te volbrengen --- Inzonderheid daar die vol-
brenginge een der ivaardlg^e mannen in Enge-
land gelukkig maaken zoude ; en welken ik ver-
moede , dat zij voornecmens is met haare hand te
eeren ?
Ver-
(cj T. w. Dc voorgaendc,
« ïfvy
-ocr page 285-Juffer CLARISSA HARLOWE. 2<?3
VeiTchoon mij, Madam , ik hebbe den op-
regiften eerbied voor u ; en zou u geen «lisnoe-
gen willen geeven om de geheele wereld.
Ik zal geen aanmerkingen béfben te rtiaakeii
over de Brieven, welke ik uzende; nog óver de be-
rigten , v.?elke ik u te geeven hebb^e van het vree-
zelijk einde van twee ongelukkige deugnieten, die
de grootfte fchuldpligdgen waaren in de zaak van
uwe aanbiddelijke vriendin, b'eeze zijn de eere-
looze Sinclair^ en een perfoon, van welken gij,
ongetwijffeld , in de Brieven der bekoorelijke on-
nozele gelezen hebt, onder den naam van Capl·
tein Tomlinjbn.
Het ondeugend vrouwmenfch^ ilierf in de ui-
terile pijnigingen en wanho^^-e : Deman a.inJwon-
den, die hij ontvangen had met siig te vercleedigen
in het drijven van verbgoden handel : Bilde zig-
zelven in hunne laacile uuren hefchuldigende over
de rol, welke zij tegen de uirmuntendlle ier vrou-
wen geipeeld hadden , als de misdaad welke hun
de diepile wroeginge aanbrngt.
Gun mij verlof om te zeggen, M:tdam , dat
Indien 'er geen meadijden in 11 verwekt worde je-
gens den armen man , die zo veel lijdt door de be-
naaudheid van zijn eigen gemoed, gelijk gij uit zij-
nen Brief zult merken dat hij ijjdt; en jegens de on-
gelukkige famt'ie, welker wroeginge, zoalsgijuic
die vaa den Colonel Morden zien zuit, zo diep
gaet; -- *er ten pinden fchrlk in u verwekt
moet worden. En egter zal ik mij niet verwonde-
ren , indien de regtmaauge bezcfiinge van het ort-
herftelbaar verlies, hetwelk g'j ondergaen hebt,
een hart verharde tegen deernis, hetwelk, bij eene
!
i
4834 ί^Ε historie vaN
min ongemeene gelegenheid , zijne voornaamße
hevaliighäd zou miiien , indien het niet raedeiy-
dende waare.
ik ben, Madam, met de grootfte agtinge en
dankbaarheid,
C/ïv zeer verpUgte-y opregte^ en
nederige Dienaar y
'^ιφτ Howe, aan Jan Belfori>,
Scbildkn.
Mijn Heer,
Weinig dage ik , dat ik ooit zo veel verplig-
tinge zou kunnen hebben aan eenig man, als wel-
ke gij mij hebt opgelegd. En egter heeft hetgeen
gij mij gezonden hebt, mijn hare bijkans doenbree-
ken, en mijne oogen bedorven.
Ik ilae verbaasd, fchoon met genoegen, dat
gij zo rpoedig, en zo wel^, door dat gedeelte van
den Lail dien gij op u genomen hebt, zijtgekoo-
men, hetwelk betrekkelijk is op de familie.
Uit den uitgang van de twee medepligtigen
des helfchen kareis, waarvan gij, gewag maakt,
mag
-ocr page 287-Juffer CLARISSA HARLOWE. 2<?3
mag men vermoeden ^ dat de donder den voornaa-
men werkbaas niet ongetroffen Jaaten zal. Ik
fcheppe inderdaad eenig genoegen in te denken,
dat dezelve al voort roJt tot het vervloekt hoofd,
hetwelk al het kwaad gebrouwen heeft. Dog ik
moet evenwel zeggen , dat fchoon ik denke , dat
de Hr. Morden niet geheelenal ongelijk heeft in zij-
ne redenen voor wraakneeminge, voor zo verre hij
Bloedverwant en Voogd is van het dierbaar fchep-
zei; ik egter denke > dat gij bij uitftek wel doet
met uwe poogingen om hem zulks af te raaden,
voor zo verre gij haar Executenr zijt, en haare
ernilige begeerte daarin opvolgt.
Maar welk een Brief is die van den helfchen
karei ! Ik kan daarover geen aanmerkingen roaa-
ken» Nog kan ik zulks ook doen , om zeer ver-
fchillende redenen > over de nagelaaten Brieven van
mijn dierbaar fchepzel; bijzonderlijk over dien aan
hem. Och! mijn Heer Belford ! wat al ontelbaa-
re volmaaktheden verdierven 'er, toen mijne Cla-
rifla haaren laatften adem haalde !
Indien hij de befcheidenheid in zijne Brieven
in agt neeme; want ik hebbe nog geen.geduld ge-
had om meer dan twee of drie van dezelve te lee-
zen (behalven deezen ijzelijken , welken ik u hier
ingeilooten te rug zende); zal ik mogelijk eeni-
gen tijd hierna wel eens nieuwsgierig zijn om door
middel van dezelve, te zien in de harten van deug-
nieten , welke fchoonze deugdzaame gemoedereö
tot. een afgrijzen zijn mpeten , als zij opengelegd
worden (zo als ik vermoede dat zij in dezelve wor-^
den) eene bekwaame waarfchuwinge verfchalfeii
zullen aan diegeenen , welke dezelve leezen , eu
haar
tv
haar mannen'van zulke door-ondeugende chara&er^
leeren verfoeljen.
Indien 'uwq bekeeringe opregt is, zulc gij 'er
u niec aan' ftooten, dat ik u ten deezen aanzien niet
uitzondere. - En dus hebbe ik u aan een
keurfteen geholpen , waaraan gij uzelven toetzen
kunt.
" Uit deezen Brief van den ondeugendeti ka-
tel is het blijkbaar ii dat'ernogohdeugei der vroiiw-
Juij zijn. Dog zie eens , waartoe de zondige ver-
keeringe met de duivels van uwe Stxe , diegeenen
brengen kan, welker zeden gij bedorven hebt !
-- Want deeze vrouwluij waaren voormaals on-
nozel : Door de mannen is het dat zij anders zijn
geworden* De eerile ondeugende man dreef
haar, miffchien^ tot nog erger inanren : Die we-
derom tot nog erger ; lot dat zij gevleefchte dui-
vels begonnen te worden —--- Nm eensklaps
koomt men tot het toppunt der booshßid, of der
fchande , zo als ik wel eens hebbe hooren aan-
merken.
Maar dat'deeze karei ^ dit moniler liever,
vermeete om die vrouwluij te vloeken ,
én om de familie van het dierbaar fcbepzel te
vloeken (al hoé onverzoenbaar de laatile ge-
weeft zijn) ter verligtinge van een lafl, dien
hij moedwillig op zig nam ^ en waaronder hij
nu fteent; dit is laagheid te voegen bij zijne boos-
heid, En ijdel en vrugtloos zal hij ten geenen da-
ge zijne vuige voorwendzels vinden van eenefchuld
te deelen met haare vrienden' en met die on-
deugende ligtekooijcn , welke hem als geheelenat
zijn eigen zal worden toege weezen j fehoon zij ooi?
hun-
N
-ocr page 289-Juffer CLARISSA HARLOWE. '187
'hunne ilroiFe mógen vinden : Gelijk dezelve raeds
banrblijkeiijk een aanvang heeft genomen ; in de
eerße, 'met hunne vrugtJooze befchuldigingen vati
elkunderen; in de tiveede - zo als gij mij he-
rige hebt.
Deezen Brief van den overgegeven deugniet,
hebbeik niet aan eenig menfch getoond; zelfniec
aan den Hr. Hickman i Want ik moet u zeggen ,
mijn Heer, dat ik dat mg hetzelve niet agte, als
of ik dien alleen maar zag. '
De Hr. Hickman zou', gelijk de refl: der Sexe^
op toegeevendheid zig verheffen. Eene blijk van
agtinge van mij, zou ^em tweè aan zigzelven doen
bewijzen. Buitenfpoorige kruipers of inkruipers,
zijc gijluij alle I Als men iemand van u heden eene
gunß bewijfl:, zoudt gij ze morgen wel als een regt
yerwagcen.
/ Ik gae/zo als gij ziet, zeer openhartig en
opregt met u tewerk; en mijn oogmerk is zulks
rog meer te doen'in eenen,anderen Brief, tenant-
woorde op uwe aanmaaninge, en de aanraaaninge
van den Colone! Morden, aan mij gedaen, in eefi
ftuk waarover het mij 'betaamt mijzeïve duidelijk ce
verklaaren aan den Executeur van mijn' bemind
fchepzel, en aan den Colone!, als den eenigen ti'
deren ^ en den eenigen W0ardigen bloedverwant ^
van hast.' ·ί γ · :
Ik kan niet nalaaten den Cblonel' Morden
hooglijk te prijzen wegens zijne edelmoedigheid je-;
gens Juffer Doortje Hervey, · '
O dat hij in tijds genoeg waare overgekoo-
men, om mijne onnatolgelijke %iendin te be-i»
^ hoe-
-ocr page 290-hoeden voor de aanflagen van den fnoodften ka-
rel, en voor de nijd en kwaadaartigheid der ei-
genbaatigfte en onverzoeneiijkfte Broeder en Zus-
ter!
- ... Anna Hows.'
juffer Howe, aan Jan Belporö
Schildkn,
- , . , Maandags den i van OB,
Daar gij mij ter verantwoordinge eifcht, mijii
tieer, zo als gij doet, en dat wel over een onder-
werp, 't welk mij zona betreft, in het charafter
van den perfoon-verbeelder van mijne allerbémind-
fte vriendin^ en ^aar gij in^alle bijzonderhedèn li,
van dat charafter zo wel gekweeten hebt, verdient
gij met'regt dat ik daarop agt 'geève : inzonder-
heid daar'gij in 'deeze verantwoördinge van rnij te
vordereri 'gefterkt wordt met een'eii heer, welken'
ik aanmerke als den waardften en naaften^bïded-
yriend (om dat hij de waardigfte is) van mijne
dierbaare vriendin : En die, naar het i^hijnt, zulk,
een geftreng beftraffer van mijn gedrag geweefl: is,
dat uwe welleevendheid u niet wil toelaaten zijnen
ßrief aan mij te zenden, met andere van hem
maar
-ocr page 291-JüFFÉR CLARÏSSA HARLOWE, 2^
~ . ί
ïnaar ülleen een üffchrift, waaruit de ftukken, in
welke ik worde doorgehaald, zijn uitgelaaten. ^
Ik verrtioede, evenwel^ dac hetgeen raet dts^
ze onthutfende vrijheid van den Colonel bedoeld
worde, niet meer is dan hergeen gij beide reeds
aan mij hebt te kennen gegeven, als of gij dagt,
dat tk niet gezind .was om in mijn eigen geval, zo
veet agtinge te"betoenen voor den Üiterilen Wil
ran mijn bemind fchepzel, als ik wel hebben wil
dat anderen doen, Eene bètigtinge, op welke ik
niet geheel tehoore ftil te zwijgen.
Gij hebt ongetwijiFeld wel gemerkt, dat ik ee-
re hebbe fchijnen te ftelkn in de vrijheid, die ik
neeme , van mijn gevoelens zonder bewimpeling^
te verklaaren over ieder onderwerp, waarvan ik
ondemeeme te fpreeken i En ik kan naauwlijks
twijfelen, of ik ben, of zal, naar uw gevoelen »
door mijne onbeleefde behandelinge van u, mee
welken ik maar zo onlangs kennis gemaakt heb-
be, vervallen in den miflag van dengeenén, die
gaarn boven geveinsdheid en vleijerij verhevéd wil-
len de geagt worden, tot botheid, zo niet tot ori-
befchoftheid overilaen; een gemeen gebrek bij die-
geenen, die zig niet bekommerende om ingewor-
telde feilen te verbeteren, dezelve met den mam
van deeze of geene deugd zoeken te verglimpen ;
terwijl ondertuiTchen, miiTchien, deeze feilen ge-
heel 'en ^al te wijten zijn aan eene aangeboorene
vrijpoftigheid; of ten minftén, aan eiene aange-
groeide roeft, welke zij,' om dat het hun pijne-·
lijk zijn zoude, zig niet willen onderwerpen oni
té laaten afvijlen^
Gij ziethoe bet weezèn mag, mijn Heer
' . yili Deel. X ' dat:
\
-ocr page 292-De HISTORIE VAir
dat ik lïiijzelve alzo vrij kan behandelen als u : Ëö
uic hecgeenik.nu aan u gae/chrijven, zult gij vin-
den dat ik iet nog vrijei: doe': En, egter ben ik
wei bewuft, dat dezulke van mijne Sexe^ welke
niet een weinig,deftigheid aanneeraen, en ontzag
van de uwe vorderen willen, zigzélve goe-koop
veil ilellen; en miiTchien, voor haare zedigheid en
kleingevoelendheid, met veragtinge en fraaadheid
betaald worden. ,
Dog( de veragtinge zal, ik mijn beft doen om
niet te verdienen; en de fmaa^dheid wil ik niet ver-
draagen, - ,
In een ige der papieren van het dierbaar fchep-
zei, welke, gij in uw bezit gehad hebt, en weder
hebben moet, om dezelve te laaten affchrijven,
zult gij verfcheidene vriendiijke, dog geftrenge be-
ftrafiingen van mij vinden, wegens eene natuurelij-
ke, of ten niinilen, hehhelijke^ vuurigheid van
aart, welke het haaf beliefde mij toe te fchrij-
ven.
Ik dagi half om u haare befchuldiginge tegen
mij te geeven in haare eigene woorden, uit eenen
van haare Brieven mij van haarzelve ter hand ge-
field, toen zij affcheid van mij nam, bij haar laatft
bezoek, waarmede zij mij vereerde. Dog ik zal
die befchuidiginge aanvullen met meer te belijden
dan dezelve beheift; te weeten, „ Dat ik trots
„ ben, geen bedwang kan veelen , en van een
„ heftigen aart ben „ Dit zegge ik : „i Niet wel
„ tegenfpraak kan dulden „ was de befchuldigin*
ge mijner Beminde [Van eenig menfch buiten haar-
zelve, behoorde zij gezegd te hebben] ; „ en mij
j, niet uitlegge»op die gefpraakzaambeid, die bijna
Ütt
iih'iÉBiM"ï
zagcmqedige heusheid, welke zij in den Brief,
' 5, dien ik u ifond mede te deelen, mij betuigt dac
j, de bijzondere' en onaffeheidelijke kenmerken ziji
j, van eene weezenlijk fraaije Lady, die, io als zij
gelieft te zeggen, zig als eene duif zonder gal
3, behoordö te vertoonen; en nooit behoorde te
. 5, weeten wat drift -of verftoordheid is, dan in de
. 5, zaak van Godsdienft of Deugd; of in gevallen,
. i, waarin haare eigene eere^^of de eere van een
vriend of vriendin, of die van een onfchuldig
,, perfoon, betrokken is» j, ; ^ j, j
\ Nu, mijn Heer, naardien .iks iioodwendi^
. fcliuld beketinen moet op deeze betigtinge, denkt
gij dan qiec dat ik behoore te belluiten tot een On-
gehuwd Leeveh?- Ik, die zulk een gevoe-i
len hebbe van uwe Sexe, dat ik denke dat'er geen
een mao onder de honderd is, welken eene vrouw
van verftand en moed of eeren of gehmrMaineii
, kan, fehoon gij ons dat beide doet belooven ia
.dat plegtig formulier, hetwelk ons met u veree-
liigt, of liever bïndt in den Egt?
Als ik mijne gedagteii laate gaen ovei alle <Jö
getrouwde luiden van mijne kennis, eq zie hoe de-
zelve leeven, en wat dis verdraagen, welke nog
, al beß te zamen leeven, worde ik in mijn tegenzin
tegen dien ftaat beveiligd.
Uwe Sexe belege het ftuk heel wel ffïet öns
als zottinnen en iiegthoofden op te brengen, oni
ons het juk te doen draagen, hetWelk gij oji onze
fchouders legt; en op dat wij u niet van hartert
veragten mogen (gelijk wij zekerlijk doen zóudeti,
^ wierden wij zo opgebragt als gijlieden) wegens ü-
^e mkunde al zo zeer, als gij ons dikwijls ü vef^'
Τ Ä a g^
-ocr page 294-. agten doet (zo als het nu nog gelegen is) wégeits
uwe trotsheid, '
Deeze, mijn Heer , zijn eenige' mijner denk-
, beelden.' En, met deeze denkbeelden, moet ik
u nogmaal vraagen, Of gij denkt dat ik wel in 'i
geheel behoore te trouwen?
Indien ik eenen vrekken' of eenen heerfchzug-
. tigen vent trouwe, dunkt u, dat ik met hem lee-
ven kan % En behoort een man van een tegenftrij-
dig charaäer ^ om onzer beider goeden naams wil-
le, wel met mij geplaagd te zijn \
Lang hield ik het uit tegen alle de aanbiedin-
gen die mij gedaen wierden, en tegen alle de aan-
houdingen van mijne Moeder; èn] om u de waar-
heid te zeggen, wel te langer^ en met te meer
hardnekkigheid, naardien de perfoon , op welken
mijne keuze eerfl: zou gevallen zijn, niet wierd
goedgekeurd nog van mijne Moeder, nog van mij-
ne dierbaare vriendin. Dit nagelde mij vaft in mijn
hoogmoed, en in'mijnen tegenftand ; Want hoe-
wel ik na eene wijl overtuigd wierd, dat mijne
keuze nog voorzigtig nog gelukkig zou geweefl:
zijn; en dat de fchijnfchoone deugniet niet was,
hetgeen hij mij had doen gelooven dat hij was; nog-
thans kondeik niei-gemaklijk om eenigen andereii
man denken : En inderdaad, door hem èe ontdek-
ken, vattedeik eenen geveiligden afkeer op tegen
de geheele Sexe.
Eindelijk kwam de Hr. Hickman zig aanbie-
den; een man eener betere keuze waardig. Hij
had het geluk [Dus denkt hij^ van te behaagen
(en zijne voorflagen te doen behaagen) aan mijne.
Moeder.
1;
mÊÊÊÊl
-ocr page 295-JuFFEi^ CLARISSA HA^OWE.
Wat mijzelve belangtj ik bekenne, dat in-
dien ik mij een Broeder moeft gekoozen hebben»
de Hr. Hickman de man zou, gèweeft,zijn ; daar,
hij zulk een deugdzaam, niaatig, opregt, vriend-
lijk menfch is. Dog ik wenfchte niet te trouwen :
Ook kende ik geen man ter wereld, van Weikeii
ik denken kon, dat hij mijne beminde Vriendin
verdiende. Dog onze ouders^^wilden ons geen van
beide oDgehuwd laaien leeven, r. . ^ ^
De vervloekte Lovelace wierd op eenen tijd ,
met drift aan haar voorgedragen; en terwijl zij
nog onverfchillig jegens hem was, maakten zij doot
hunne onedelmoedige behandelinge van hem (w^ant
toen, mijn Heer, was het nog niet bekend dat hij
Beelzebub zelve was) en door hunne poogingen
om haare neigingen te dwingen ter begunftiginge
eerft van den eenen , dan van den anderen-onwaar
digen man, uHpartijdigheid tegen hem^ door de
eigenzinnigheid van haaren dwaazen Broeder, dat
die onverichilügheid' (van wegens de natuurelijke
edelmoedigheid van haare ziel) verkeerde in eene
agtinge, welke zij anders nooit gehad zou hebben
voor een man van zijn charafter.
Dè Hr. Hickman wierd aan mij voorgefteld.
Ik floeg hem reize op reize af. Hij hield aan : Mij-
ne Moeder was zijne vooripraak. Mijne Moeder
inaakte, dat mijne beminde Vriendin ook zijne
voorfpraak wierd. Ik gaf hem mijn tegenzin le
kennen tegen alle mannen : Tegen hem : Tegen
het huwelijk - Hij hield nog al aan. Ik
behandelde hem met tyrannij; Ten deele inder-
daad door mijnen aart daartoe aangeleid, ten desr-
ie met oogmeik; daardoor hoopende van h^m ont-
t 3 ila»
■ '1
- i
flagen te worden y tot dat de arme man fwiens
charaéter onberispelijk eenpaarig bleef) nog al
volhardende';* door zijn geduld zig eene veirdienft^
bij mij verkreeg. Dit deed mijn hoogmoed daalen
[Nooit wierd ik voor zeer onedelmoedig, of geheel
ondankbaar gehouden, mijn Heer] en deed mij op
een zekeren tijd, mijzelve eenigzins beneden hem
in waardij befchouwen; hetwelk jbiil lang genoeg
duurde, dat mijne vrienden mij kondeb qverreer
den tot eene belofte van hem te zullen bégpnfti-
genj en zijn aanzoek te ontvangen. ·
^ Dat gédaèn hebbende vónd ik, wanneer hes
weerglas van myn hoogmoed weder gereezen was,
dat ik te verre was gegaen om te rug te treeden;
Mijne Moeder èn mijne Vriendin beide hielden mi]
bij mijn woord. Nogthans ilelde iJi 'hera op de
proef; ik kwelde hem op honderderleijè wijzen^
en niet zo zeer egter ook met oogmerk om hem të
kwellen, dan wel om hem nuj te do^nyhaa'ten , εη
van zijne vrijerij af te zien. j. -i·-'
Hij verdroeg dit, evenwel5'en won daarme^·
de niets dan mijne ontferminge : Mijne Moeder
egter en mijne Vriendin, die belofte van mij ver·
kreegen hebbende (die ik evenwel niet aan hem,
snaar aan haarlieden gedaen had),en wei verze-
kerd zijnde dat ik geen man hooger waWdeêrde' ^
dtan den Hr. Hickinan (die mij nog nooit (eens mis-
noegen gegeven had met woord, of daad, of ge»
2igt, behalven met zijne dwaaze volhardinge) hi^U
den ileeds aan op het volbrengen van dezelve.
Terwijl mijne dierbaare Vriendin in haare on-
gelukkige onzekerheid was, konde ik niet denken
O0Q trpuwen : En nu, welke ^anmoediginge heb-
-TirriTffTü
-ocr page 297-Juffer CLARISSA HARLOWE. ï^ ■■■m··
be ik dog daartoe? —· Zij, mijne Vermaanfteri
mijiie Leidsvrouw, mijne Raadgeeffter, is wegf
voor a:itoos weg! —— Met w^eiker raad «n oii+
derrigtingen ik mij^nog ai taamelijk wel hoopte te
kwijten in den Staat, jwaarin ik niet vermijden kon
van te treeden. Want mijne Moeder j mijmHeer,
is zo eenzijdig op den kant van den Hr. Hickman ^
dat ik verzekerd ben dat, zu 'er eenig verfqhii onc^
ftond, zij altoos mij befchuldigen, en hem zou
vrijfpreeken, zelf al waare hij onedelmoedig ge^
noeg om her mij op zijne beurt gedagdgte zijn*
Oaar mijn toefta'nd dusdanig'is·, mijn. Heer^
bedenk eens hoe bezwaarelijk ik om trouwen derif»
ken kan. Wanneer wij iets goedkeuren', kuhnei|
wij honderd goede redenen vinden om onze goed^i
keuringe te biliijken.·! Wanneer'óns iets mishaagt,
kunnen wij duizend vinden om ons' mishaagen te
billijken., Alles is in het laatfte geval een beletzel
Ieder fchaduw een bijtebaauw. -— Dus kan
ik, miflTchien flcgts ingebeelde^ zwaarighedenin me-
nigte optellen en ten breedllen uitmeeten; „'Ik
,, moet gaen,.daar hij wil· hebben dat ik gaet Be·
j, zoeken, die hij wil hebben dat ik bezoeke :
„ Al hoe veel ik van fchrijven houde (fchoon nu4
„ helaas! mijne voornaame^ aannoopinge.^toc fchrij'»
'5, ven over is) het moet zijn 'aan wien het hena
belieft: „ Έη iMevr, Hkkman (die, als Juf'
fer Howe , nietsp kwaaiijk kan doen) zqu naauw-
lijks ooit in ftaat zijn om iets wel te doen._ Dus^
de hekken tegen mij verhangen zijnde,iwbrdc mij
mijne gelofte van gehoorzaamheid heririnêrd ; met
Madam voor en na miiTchien opgeftroken tor de
huwelijks-volmaaktheid, en den geheelen egt-ilrij|
ï 4 mét
-ocr page 298-itp^- De'HISTORIE VAM
met veel vertrooftinge tuflchen ons doorgevogten
(want ik zal niet gedwee zijn onder 'Onbefcbeidene
behandelinge) tot dat wij een vloek voor eikande-
ren worden, een fpreekwoord bij onze nabuuren,
en ten fpoc van onze eigene dienftbooden,
'J>og daar moet gedragen en vertragen wor-
den , dunkt mij dat de een of ander wijs-hoofd mij
zal zeggen : Maar waarom moet ik gejaagd wor-
den in een Staat, daar het noodzaakelijk zo fyioet
gaen; terwijl ik nu kan doen wat mij behaagt, en
alleen wenfche dat men mij geworden laate om te
doen zo als mij meeft behaagt ? 'En wat zege
dog, inderdaad, mijne Moeder? „ Anna Howe,
„ gij doet nu alles «wat u lufl; : Gij hebt -niemand
die u tegenftaet. Gij gaetJ en gij koomc; gi.j
„ kleedt, en ontkleedt u; gijflaet op , etl· gij gaet
ter ruft; net zo als u beft dunkt; Gi/moet nog
gelukkiger zijn, mijn kind! ---- ' .
Hoe dan. Madam? r - '
„ Wel, gij moet trouwen, mijn lief; enfgeen
van deeze dingen aan uwe keur hebben maar
j, jn alles doen, zo als uw Man u gebiedt, „ ua
Dit is zeer hard , zult gij bekennen miia
Heer, voor zulk eene als mij om te denken. En
egter, mij verbonden hebbende om in dien Staat te
treeden, gelijk ik hebbe, hoe kan ik mijzelve.red-
den ? Mijne Moeder dringt mij; ^ mijne vriendin,
mijne beminde Vriendin , als uit den dooden aan
mij fchrijvende, dringt mij; en gij, ende Hr. Mor-
den, als Executeurs van haar Teftament, heiinne-
ren het mij; de Man is niet bevreesd voor mij (Ik
ben verzekerd , waare ik de man , ik zou niet de
helfe van zijne coqragie hebben)·, en ik d^n^e, dat
' . ' . . ik
ik behoore'te' beflüiten om hein te ftraffeti' (dp^de
een ige kragtdaadigé wijze waarop ik het doen kan)·
óver zijne ftijfhoofdige aankléevingé^eri vervolgin-
ge, met het inwilligen van zijtie eigenëwenfcheri-^·
eene ftraiFe, welke veele anderé i' die^'de hunne ge-
nieten, al zeer gemeenlijk ondervinderiV ^
Laate ik'u dan verzekeren , mijn Heer , dat^
als ik vinden kan , met de woordeh van mijne be^
koorelijke Vriendin in het Teilamëlitv fchrijvende
van haare N!e;t Hervey, dat mijne droefheid over'
haar iioor den iijd verzagt is tot èene meer zoete dan
fmertlijke'na^edagtenis , opMatik niet der harts-
togc ten eenenmaale onwaardig^^zijn tnag ^ "welke
een man van eenige verdiende voor niij heeft j' ik'
aan de begeerte van mijne waarde Vi'iendin , zo
dikwijls herhaald , en zo' ernftig ^ aangedrongen
voldoen zal; en de Hr. Hickman zal bevinden, in-
dien hij mijne dankbaarheid blijve'verdienen y - dafc
het aan mijne poogingen niet zal^mahgelen om hem'
vergpedinge te doen voor het geduld, hetwélkihij
jegens mij gehad hééft, ^ en nog een liveinig länger
moet hebben : ^ En dan zal hét zijne eigene fchuld,
zijn (de mijne niet ^ hoope- ikj'indien óns hdwe-'
lijk die gelukkige voorbeduidingeW 'VAtvbQ^\-\iyNÖOÏ-
de , welke öp dit vo^ormm^t h'aaren edelmoedig
voorzeggenden geeß vervulden^ zó als ze mij voor»
maals, ter mijner aanmoediginge,'en «om mijter
zijner aanmoediginge te beweegen , betuigde.- 'bi
Dus hebbe ik, mijn Heer, op eene zeer on-
bedwongenë wijze, aan u, als den Executeur van
mijne beminde Vriendin, rekenfchap gegeven van
alles wat u, als zodanig, betreft te weeren; en zelf
nieer dan ik behoefde te doen , tegen mijzelve :
Τ 5 Waa-
V
Waare het niet, dat gij al zo veel tegen mij zult
vinden in eenige van baare Brieven ; zo dat ik,
zonder iets te -verliezen ^ het charafter van opregt-
tóiW hierdoor bij u Winne,
. - En dus veel op de dubbele beftraffinge, over
mijne traagheid; om mijn deel in het Teftament mij-»
ner dierbaar Vriendinpe te volbrengen.
. i En nu, ,terwijl gij over dit onderwerp mij
vermaant, laate ik u ook een voornaam ftuk in ge-
dagten brengen , hetwelk uzelven betreft : Hec
wordt mij aai? de hand gegeven door den nagelaa-
ten Brief van het dierbaar Üchepzel aan u -—
Ik hoope dat gij niet vergeeten zulc, dat de lief-"
derijkrte van ha?re Sexe haare ernftige begeerte en
zorg niet min kragtig uitdrukt omtrent uwe volkoo-
mene hervorminge , dan omtrent mijn tfouwen.
Gij zult dan 'wel toezien , dat haare wenfchen in
dat bijzonder ftuk , zo ten vollen beantwoord wor-
den , als gij begeerig zijt dat het in alle andere ge-
fchiedeé' -t ne·:
■ ■ ψ.ί ai ' · ·' '
Ik hebbé haar, bekenne ik , in een ftuk on-
gehoorzaam geweeft'V, en dat is, daar zij begeert
dat ik mij niet ini den rouw zal fteekenl Dat kon-
de ik niet nalaaten- · ν - ;
- Ik zende deezen en njijnen van voorleeden
Saterdag te zamen : En ik zal'er geen woord meer
bijdoen , na dat ik u ^betuigd hebbe , dat ik mij-
zelve agte. ' y
^ ' ■ ' Üwè verpligte Oknadres^ , .
■ ^ v·-'·'· "'-A. HoweJ
ί . " XLIV^
-ocr page 301-Juffer CLARISSA HARLOWE. ï^ ■■■m··
De lir, Β Ë L F O R D, aan. Juf er" Η öw e^
Donderdag-avond den $ Όαη 'OB^
Ik zende u , Madam , mijne eerbiedigile ^
dankzegginge te rug voor uwe gediénftlge 'erinne;
ringe, ten aanzien van de godvrugdgé wenfcheii'
van uwe verhevene vriendin tot mijne volkoome-^
ne hervorminge. " ' J ' , ·'
Ik 2al alleen zeggen, dat hei: mijne ernftige en /
onvermoeide pooginge Heeds zijn zal, dat die edel-'
moedige wenfchen van kragt mogen zijn ; En ik
hoope op den Godlijken zegen ovèr deeze mijne
poogingen ; want anders weete ik datze vrugtloos
zijn zullen. ^
Ik kan niét uitdrukken, Madam, hoe zeer ik
mij aan u verpligt agce voor uwe verdere toegee-
vendheid , in mij zo openhartig te fchrijven over
den ilaat van uw gemoed in het voorleedene en
voor het tegenwoordige, ten aanzien van het On-
gehuwd eu Gehuwd Leeven. Indien de Lady, van
welke ik , als de Executeur van haare onnavolge-
lijke Vriendin, zo veel eere geniete , haare feilen
heeft^ nooit, zeker, waaren feilen in eene vrouw
zo beimnnelijk!--Hoe veel beminnelijker,
inderdatid, dan yeeler deugden
van haare Sexe I
In de handen van zuik eene Lady niogt ik
geruillijk den ooifprongiijken Brief van den Colo-
κ
'-^iêo DE HISTORIE VAM
nel geheel wel betrouwd hebben. Die braave heer
is bij uitilek met u ingenomen; en zijne waarfchu-
winge was alleen het uicwerl?zel van, zijne wellee-
vendheid, en van zijne agtinge voor u.
Ik zende u, Madam, een Brief van Lord M.
aan mij; en de copijen van drie andere in gevolge
van dien gefchreeven. Deeze zullen u verwittigen
v^n des HreOe Lovelaces vertrek uit Engeland, en
van andere bijzonderheden welke gij wei nieuwsgie-
rig zult zijn,om te weeten.
Gelief zodanige (lukken V9n derzelver inhoud
bij,u te houden , als uwe eigene voorzigtigheid u
zal aan de hand geeven dat niet van iemand anders
behooren gezien te worden.
Ik ben, Madam, met den diepften en dank-
baarften eerbied, .
IJiv opregte, verpUgte^ en ne^
derige Dienaar ^
J. BELFORD.
iiv
V.' .
XLVI.
-ocr page 303-Juffer CLARISSA HARLOWE, 3©i
Zord M. aan Jan Belford, ScbiUkm
ι
Μ, Burg, Vrij dag i den 29. Sept,
Waarde Heer j
Mijn Neef Lovelace ftaet nu op zijn vertrek
naar London ; voorneemens zijnde om u te zien,
en dan naar Douvres te gaen , en zo aan boord.'
God geeve dat zijn vertrek gelukkig zij uit dit ko-
ningrijk! fi ν
Maandag zal hij bij u kooraen , geloove ik.
Ik bid u laat ik beguniligd worden met een berigt
van alle uw gefprekken, want de Hr. Mowbray en
de Hr, Tourville zullen *er ook weezen ; en of gij
denkt, dat hij weder volkoomen dezelve man ge-
worden is. Daar ik wel meeit om fchrijve, is dat
ik wenfch dat gij Colenel Morden en hem van el-
kanderen afhoudt; en dus geef ik u kennis van zijn
koomft naar ftad. Het zou mij zeer leet zijn dat
'er eenig ongeluk tuiTchen hen kwam, alzo gij mij
kennis hebt gegeven , dat de Colonel mijn Neef
dreigde. Doch mijn Neef zou dat niet verdraa-
gen; en daarom heeft niemand hem dat te weeten
gedaan. Doch ik hoop dat 'er geen vrees is:
WatiL de Colonel dreigt nu niet, zoo ik hoor. Otn
^'^iinepiwil zelf ben ik biij 3 dat hij dat niet doet;
pi Dê historie van
want daar is zulk een man ter wereld niet als iflijii
Neef gezegd wordt te zijn , met wat wapens dat
gij vvilt - Het was al zo goed dat hij dat
niet was; bij zou dan zoo drieft niet zijn»
Wij zullen hier alle den wilden knaap mis-
fen. Voorzeeker,.daar is geen beeter man in ge-
zelichap, als hij wel in zijn fchik isi
Eijliev« ^ doet gij nooit een reisje van dertig
of vpertig'mijlen ? Ik zou u hier wel gaarn eens
willen zien op M. Burg. Het zal een werk van
liefde zijn , als mijn Neef weg is ; want wij on-
derftellen , dat gij zijn voornaamile correfpondent
zult zijn t .Schoon hij belooft heeft dikwijls aan
mijneiNigtjes te fchrijven. Doch hij vergeet heel
ligt zijne beloften; Aan ons zijn nabeftaenden in
't bijzonder. God behoede ons allen; Amen I is
het gebedt van
. Uw zeer needrigén Ï)lenaar<,
M»
Ί .
4»"
-ocr page 305-JirFFER CLARISSA HARLOWE. fds
- i..f
■'Si
London^ Dingsdag-avond^ den 3 mn Oêl,
Miiordy . . -
^ , vi· r» . ί
Met groot pleizier gehoorzaame ik de beve-]
Jen van uwe Lordfchap.
Gifteren in den namiddag gaf de Hr. Lovela*
ce mij een bezoek aan mijn logement. Dewijl ife
in verwagtinge was dat de Colonel Morden mij
een omtrent denzelven tijd ftond te gee^en, dage
ik het raadzaam om hem te brengen in een Wijn-
huis , hetwelk geen van ons beiden gewoon is te
bezoeken (onder voorwendzel van half mijn wooril
gegeven te hebben); bevel laatende om mij daar
.kundfchap te zenden, indien de Colonel kwam:
En de Hr. Lovelace zond aan Mowbray, en Tour*
ville, en den Hr. Doleman van Uxbridge (die ia
de ftad gekoomen was om affcheid van hetn te neé-
men) om hen te laaten weeten waar zij ons vindea
konden.
De Hr. Lovelace is maar al te we/herfteld,
ïoude ik wel haaft zeggen. Nooit zag ik hem vro-
lijker, leevendiger, en welgedaener. Het ging
al vrij hol tuflchen ons omtrent eenige deelen vaii
den Laft, dien ik op mij genomen hebbe; en οκ#Γ
eenige vrijheden, met welke h^ hebbe ^eha^·
' deldi
-ocr page 306-"^^DE HIStORIE VAM^ '
deld; waarin hij beweerde, dat ik de paaien ^ waaf-
oiTKrenc wij waaren overeengekoomen, was te biii*
ten gegaen : Maar,bij de aankoomft van onze drie
oude gezellen, en een Neef van den Hr Doleman
(die alMene. lange wijl begeerig' geWeeft was om
een uurtje met den Hr, Lovelace door te brengen)
Jbe^aarde de ftbrni voor dien tijd.
- ' Dê Hf. Mowbriy, en de Hr.cTöurville, had-
den ook iets te zeggen over de vrijheden van mijne
pen; en de Hr. Lovelace nam, op zijne manier ,
op iig om, ons te verzoenen; en deed dit ten koile
*van alle driéi^'étt met zulk een oneindigen vloed
van kwinkflagen en fpotternij ^ dat wij niets anders
7,e doen hadden dari'maar te lachen'om hetgeen hij
•zeidé, en . om eikanderen. IVlet mijne pen kan ik
'^taamelijk wei- met hem te rege koomen; maar in de
■ verkeeringe heeft hij zijns gelijken niet. Kortom ,
hij deelde de kaart uir. Hij was blijde, zeide hij,
'dax· hij zig zo leevendig bevond ; en zijne twee
'vrienden, in hunne handen klappende en wrijven-
de I wel twintigmaalen in een uur, verklaarden dat
'hij weder geheel dezelve man was; de bekoore-
lijkfte vent ter wereld, en zij wilden hem volgen
'tot aan'het verafgelegenile gedeelte van den aard-
bol.
• Ik wierp nu en dan al eens éene klis op zijn
rok; maar daar wilde niets op hegten. '
< Uwe Lordfchap weet, dat'er veele dingen
" zijn, welke in de verkeeringe een geraas van toe-
juichinge verwekken, wanneer het hart open is, en
men van zins is om vrolijk te zijn ,die niet kunnen
' veelen dat men ze «jierhaale, of daar naderhand om
denke.- Gemetene dingen worden, op .een vrolij-
keo
-ocr page 307-juFFER CLARIS^ ttARL(WÊ. f ο j
ken avond in φη mond van een. man,._niet weliien
wij zijn ingenomen i en wiens geeftighêid wij voor
goede munt ontVangén hebben, ongemeen. Wij
paffen op ieder draai] van hjet weezen^ yan zodanig
eenen", en zijn gpzïnd jte fchateren als hij lacht ·»
?êlf v9or dat ] hij uite, iiecgeen wij verwagcen dat
van zijne lippen vlpeijen zal,, . · . , ^ ,
De Hrc Üoleman én zijn Neef namen omtrent
Twaalf uurp affcheid van ons. Mowbray en Tour-;
yillè wierdèn tegen Een uur zeer luidrugtig, ep
wierden omtrent Twee uuren weggebragt. De
"wijn doet den Hr. Lovélace,nooit aan, niettegen-
ftnende eene leevendighèid, weike de overmaaci^-
lugtigf geeften gemeeniijl aanzet. 'yWat' mijzeived
Gelangt, hec,gering deel dat ik iiad genomén ia
hunne vrolijkheid hield mij^buiten letzel. , , .
De klok floeg Drie voor äac ik'hem eémgzin^
in eene ernflige en oplettende gefteltenis kon krij-
gen r-—:— 2o. natuureiijk js .hem^de ligthartig·*
held en ZQ fterk had dè vjrolijklii^eid van den avond
in hem ροίΐ gevat. Zijne verkeerin^e, weet gij;
Miiord, IpopE^ als zijn tot onbelemmerd is, zon-
der*eenigen droefem, tot dén grond toe heiier
ai; ,,, , , , ,
Maar na dat uur, en toen ivij om ictièiaéi^
dagten, wierd hij een weinig emftiger: ,En. tpen
vertelde hij mij zijne oogmerken , ^n gaf mij ^ën
ontwerp van zijne voorgendniene'Togt hatrlijlc
^enfcHende, dat ik hem hai kunnen vergezellen<
. jA^ij fcheidden^ omtrent Vier uuren i wannee^
nij niet vyeinig op mij^ misnoegd was'; w^^nt wij
ikd'den eenig geiprek gehad-over .qndérwerpen^''
om welke, bijio' als hij. zeide, iiiet gaarn'wilde
Vni. Deei........ ' V ........... dênf
Α
-ocr page 308-denkèn; teïweecerf het Teftamenc van Juffer Hai·
Ipwe ; mijri fexecuteurfcHap^ Piapieren j welke ik
in'vertrouwen aan die Lady had ipedégedeeld [met
geen onvriendlijk oogmerk, vei-zekeré ik uwéLord-
ichap); en 'hij mij dringende^ en ik weigerende,
'de Brieven te rog^e geeven, welke'hij aan mij
^efchreeven had, van den tijd af dac hij eerft zijn
aanzoek bij haar deed/'
Hij zou mij nog eens weder zien , zeide hij j
en het zou Heel kwaalijk afloopen, indien ik zijn
Verzoek niet inwilligde. Hetwelk ik hem beval
"niet te verwagten. Dog, op dat ik hem alles niet
mögt weigeren, zeide ik hem, dac ik hem eene
copij zou geeven van het Teftament; fchoon ik
verzekerd waare, betuigde ik, dat als hij het las,
hij wel wenfchen zou dat hij het nooit gezien
had. . '
Ik ontving eene bbodfchap deezen ogtend van
hem omtrent Elf uuren, mij verzoekende om eèné
plaatze te noemen daar ik met Hem, en Mowbray,
en TourviIle,'het middagmaal wilde houden, voor
de laatfte reize : En ftraks daarna eene andere van
den Colonel Morden, mij noodigende om den a^
vond met hem door te brengen in den Hertog van
Bedford in Covent-garden. En op dat ik hen van
eikanderen mögt afhouden Helde ik den Hr. Love-
ce plaatze in den Arend in de Suffolk-fttaat.
Daar vond ik hem, en de twee andere. Wi|
begonnen daar wij hetjgelaaten hadden bij ons laat-
fte fcheiden j en dé' woorden reezen tuiTchén ons
zeer hoog. Masr eindelijk wierd alles bijgelegd,
en hij bood aän om alles te vergeeten en te vergee-
ven, op voorwaarde dat ik briefwiflelinge mét hem
JUFFER CLÄRISSA HARLOWE
20U houden terwijl hij buiten *s lands was, en den
draad vervolgen^ welke döor zijne ongefteldheid
was afgebroken; en bijzonderlijk hem,' zo als ik
aangebooden had, eene copij geeven van hec Te-,
ibmeni der Lady,
'" Ik beloofde hem'dit: En toen viel Kij aan hec
rcherrzenitiec mij over rtiijne deftigheid j en over mij-
ne Hervormings-ontweTpen ^ zo als hij die noem-
de. Terwijl wij verwagtehde dat hec middagmaal
zou opgebragc wórden över de kamer wandelden ^
leide hij zifrie hand op mijne'fchoilder; daarop
ftiet hij mij met een vlöek van zig af; rondom mij
heen wandelende^ en rtiij bekijkende van het hoofi
tot de voieten ; toeii' de öpmerkinge van de ande-
ren vorderende, draaide hij rond op zijne hiel, en
met eene van zijne bijzondere wildé iwieren,'
iy Ha,· hä, ha, ha, berffede hij uit, '^dac'deezé
5, zuur-tronijs van niéuwbekeerden het in haare"
55 herfenS neemén i dat zij niet godvrugtig kunnert
„ zijn, Zonder hunne goedaartigheid en goedé'ze-
den te vérbei/ren,! —^^^—^^"Wei,· Jan, mi] in 'c
rond draaljehde,eijlieve kijk dog eens op, man?
--^ Weet gij niét, dat de Godsdiénft,· in-
dien dezelve het hart regt heeft ingenomen, dé
b\i]iticiedig[\Q gelaäifnaaker ter wereld is?'
Ik hebbe mijne beminde JulFer Harlowe dat wei
3, hooren zeggen r En zij wiit iiet wel, of nie-
5, mané wiil hét. Eu was haar aatifchijn niet eene
„ liefcaligé proef van deeze aanrnerkinge ? Maar
5, uit deeze rommelingen in u'We ftrot," en liwe
„ miiielijke fratzén äe^rk," dat gij daarin nog maar
„ een nieuwling zijt! -— Ach, Belford ^ .B'éP
„ ford, gij hebt nog over eenê'verB'ruide· p^tij
1>
5J
J5
iï
V ζ ,v difte·
mm
-ocr page 310-De historie van
,, diiielen en doornen barrevoets heen te treeden ^
,5 voor dat, de Godsdienil: deeze donkere trekken
,, zal ophelderen! „
Ik. geeve,,uwe Lordfchap ditsverhaal, ter be-
antwoordinge van uwe begeerte om te weeten, of
ik-denke dac hij dezelve raan is, diis hij voormaals
waSi ^ ' ^
in ons 'gefprek over tafel ftond hij in twijffel,
of hijgen volgenden morgen, of 's morgens daar-
aan vertrekken. zoude. Dog dewijl ik merkte dat
hij niets te doen had, en dewijl de Colonel Mor-
den in de ilad was, (hetwelk ik hem^ evenwel ^
niet vertelde! deed'ik de fchaal overflaen; en hij
I?eftemde om niorgen-ogtencl te vertrekken;' zij om
hém te fcheep te zien gaen; en ik beloofde hen te
vergezellen voor eene morgen-reed (alzo zij voor-
floegen,om te paard'te gaèn) ; maar zeide dat ik
in den namiddag te rug nioeft keeren. ·
, , Met veel tegenkantinge liéten zij mij gaen
naar mijn beliemd avond-bezoek : Weinig dagten
zij tot wien : Want de Hr. Lovelace nad^het als
een cas ä' hitimur aan ons allenr voorgeileld, of
hij, voor zo verre hem berigt 'was, dat de Hf.
Morden en de Hr. Jakob Harlowe bedreigingen
tegen hem hadden uitgeflagen, het koningrijk wel
behoorde te.verlaaten, voor dat hif hen gezogc had
aan te treffen.' " ' I
Mowbray gaf zijn gevoelen, dac hij hetzelve
als een man [van eere, gelijk hij was, behoorde te
verlaaten; en indien hij deeze beeren niet kaftijdde
wegens hun (fmaadlijk fpreeken, dat hij ten min-
ilen van hen in het openbaar behoor^dé gezien te
worden, voor dat hij heen ging; anders mogten
iHiae·
JüFFER GLARISSÄ HARLOWE.
zi] zig tror$1ijk aanftellen , als ofihij uit vreeze voor
hen het konrngrijk verladten had. » ■
Hiertoe neigde hijzeJve zo zeer, dat het niet
dan met moeite was dat ik hem overreedde, dat',
voor zq verre zij geen van beide rot éene regeh
regte en volkoomene ultdaaginge gekooineB waa-r
ren; voor zo verre zij wel willen, dat'hij den toe-
gang tot zigzelven niet moeijelijk gemaakt had j en
voor zo verre hij der familie reeds verongeiijkiiige
genoeg had aangedaen ; en het Juffer Harlowe's
èrnftige begeerte was, dat hij daarmede wilde te
vreede zijn; hij geen reden had omy wegens ee*
vSg point van h.onneur^ zijne reizeüit'te Hellen;
inzonderheid daar hij zulk eene regtmaacige reden
had tot zijn vertrek, als de beveiliginge zijner ge-
zondheidj en dewijl hij te Ipoediger^zou kunnea
weerom koomen indien hij· daartoe reden zag.
Ik' vond den Golonel in eene zeer ernilige ge-
fteltenis. Wij had-den heel veel jedenwiilelinge
over het onderwerp van zekere Brieven , welke
tuiFchen ons wederzijds' gefchreeven waarenaen
'aanzien van het Teftament van Juffer riariowe, ea
haare familie. - -..........^ ^
-Hij heeft eehige rekeningen te fluiten met zij-
nen Bankier; welke,, hij zegt; dati morgen ftaeii
vereffend te worden ; en hij is voorneemens Doha.
derdag weder naar buiten te gaen^ om^affcheid-te
'neemen yan zijne vrienden? en dan is zijn oogmerk
om terftond de reize "naar icalie aan ce'neemen. "
Ik wenfchte v^eJ dat men den Hr." Lo^^elace
had kunnen overhadleri ,"om einigen anderen Weg
in te flaen - 4an dieq yan^ Vrankrijk en kalie. Ik
' - V 3 fteK
mm
: DE HISTORIE YAM
ftelde Madrid aan hem voor v twaar hij lachte mij
uit, en zeide mij dat liet voorftel net viel in hec
charaäe%van een Muilezel ι en van een en die alzo
.ftaacig was geworden ais ^m^uwsrwetfck^'^m'^
'jaard .van
Ik betuigde.,aan den Golonel mijn fcbroom,
4at de bevelen van zijne Nigc op haar doodbed, die
iiragt niet op hem zouden hebben, wel^e het wel
te wenfchen waare. ,
„ 2ij hebben groote kragt op mij, mijn Hr.
Belford, zeide hijj anders zoude f^/zf v^er^li
5, den Hr. Lovelace en mij dus lang niet gehouden
hebben. Doganijn oogmerk is om naar Floren^
9>
5>
5J
ce te gaen; niet om mijn gebeente daar ter aar»
de te brengen, gelijk ik u bij den?dood van mij-
ne BJjgt.betuigde, dst ik dagt te doen; maar ora
alie mijne zaaken daar te lande effen te maakea,
en dan. over te kppmen , en mijn vej-blijf te nee-
,, men opACen klein vaderlijk iirfgoed in^Kent,
,, hetwelk in mijn afweezen bijftér vervallen, is.
j, Trouwens,^kwam ik den Hr. Lovelace te onc*
,, moeten, het zij hier of bviiten fs Lands, dan ζομ,
^ ik voor de gevolgen niet willen inihen. „ | ^
Hij'wilde hebben dat ik hem mija woprd zou
geeven tegen morgen. Dog,.dewijl ik beloofd ha4
den Hr. Lovelafe op zijne pitreize te zullen, ver-
gezellen, zo als ik gemeld hebbe, zeide ik, dat ik
verpligt was om buiten de iiad te gaen, en niet
«eker wift pmtrent welken tijd ik 's avppd§ weeram
goii kpomen. En dus ftae ik hem 0onderdag-og-
|enä te zien aan mijn eigen logement. <
Ife 'M mijzelyen de eeie geeyen van morgen-a·
■ / · " vpnii
Juffer CLARISSA HARLOWE. JÏ^
vond weder aan uwe Lordfchap te fchrijven, On··
dercuiTchen ben ik,, Milord,, >,
^ Uwer LordfcbapS f.enz* ' -
VJi,
ί Ds Hr, belfordv actn Lord m. " ,,
■Ï-T.·
Wotmd. avonds den 4 van OB*
Milordj
Ik ben zo leven te rug gekoomen van mijn
reisje^ met'den Hr. Lovelace, ^ dien ik vergezejd
hebbe tot aan Gads-Hill nabij Rochefl;er.-> Hij.^was
den geheeien weg langs bij iiitftek \?rolijk. Mow-
-bray en Tourville zijn met heni voortgereisd. ^ij
zullen hem te fcheepj-en ondei. zeil? zien gaen|? en
belooven hem binnen eene maand pf twee te vol-^
rgeti^ want daar is zonder hem niet'.te ]eeven,,,zeg-
.g^jfVif, nu hij weder de oude man geworden is."
-Γ -- Hij en ik fcheidden met groote, en zelf ernfU-
'ge tekenen van genegenheid; dog egter niet zoft-
der tuiïchen beide» loopende; lugtige ftreeken, zo
als ik uwe Lordfchap zal verhaalen.·, j ^^
^ , - Mij alleen ter zijde trekkende , en zijne ar-
, men om mij heen ilaende, „ Adieu, waarde Bel-
„ ford! zeide hij: Ik wenfche dat gij moogt voort-
gaan in den leevensloop, „dien gij begonnen
hebt I -L· Hoe ik mijz^Iven uitwendig ook
y 4 , ?> mag
-ocr page 314-3'
mag aanileHen, ■ dit bekoorelijk fchepzél heeil
mij hier wel vaft beet
zijn harf flaende]; en ik moet mij of zo vertoo-
nen ais gij mij Ίέίer, of worden hétgeen ik nog
onlangs ge weeft beh ί - O dat godlijk
fchepzel ί zijne oogen om hoog heffende --
■ ,, Dog indien ik zo lang leeve dat ik v/eder
in Engeland koomé, en gij'vaft blijfc bij uwe
tegenwoordige I^evepswij?e, èn iijij ^anmoedi-
ginge "daartoe geeven kunt, hoope ik' eer uw
voorbeeld te volgen, dan u dieswegens te bè-
fpotten. 'Dit.Teftament £want ik had hem daar-
van'eene copij gegeven] zal ik tot mijne gezel-
lin neemeii iii mijne een^aame uuren, - Qi\ hebt
"mij een gedeelte te kennen gegeven van dcszelfs
droevigen'inhoud; en Dat,' en haar tiagélaaten
Brief, zal mijne ftüdie zijri; eri zij zullen mij be-
reiden om Uwen leerling te worden, indien
ji bij aanhoudinge vóortgaéc, ^ ^
^ 'Gij' moogt^ wel tröiiwen, 'Jan, ^vervolgde
hij 5 eti ik hebbe' een wijf vöof- ü op het ootf.
— Waare het'niet dat gij zulk een miiTe-
„ lijk fchepzèl zijt zag dat ik' aaftgedaep
was, en dagt rii^j te doen-lachen] j. Dog'wij
zi|n onze éigene maakérs niet, ten zij wij ons er-
ger maakeii door oirke kleedinge. ^''Gij äjc nu in
den rouw zo wei- als ik : Dog-indien uwe be-
lachelijke fmaak ü ooit weder'tot een Wfeidfchen
Saletjonker rtiaakt," zal ik u eens kamenkren·^ zo
als de meisjes zeggen, hij mijne weirómkbomft,
naar' mijne 'eigene verkiézingé, en volgens qw
eigen naiutirelijk voorkobmen —^—Gij'zulc
mijne i^iel onder-uwe cuure,'en ik zal uw Ijg-
^ ' ' f ' ■ ■ ■·■■''■ ■■ iiaam
[zijne hand'óp
5>
3»
9J
3?
Λ.)
9Ï
9*
3>
J»
3>
9>
5>
»»
V
5>
r ·
Φ
9>
Ïj haam onder mijne cuure 'neemènV^ Dan zult gij
ij· zien' welk een fikfen venr ik' yani näaakeii
zal. · ■ ' ''
„ Wat mij belangt, ik nooit| ik kan
5, nooït'i trouwen ■■ ■ Dat'ik niét wel eeiï
„ weinig vrijheden neemen zal, en dat ik niet het
5, een . of ander van mijn voorgaende wild zal trag-
ten dp te doen, wil ik niet belboven -—
,, Hébbèlijkheden worden niet ligclijk uitgefchuiJ,
-- Dog het zal bij manier van ipeeningezijn.
,, Dus zullen wederkeeringe en bekeeringe te za-
„ men gaen.
„' En ni|,; huilende-aap., ^ar fèheelt u?
Ik beminne hem, Milord. '
„ Adieu!--En nog eens adieu! -
„ mij omhelzendè. En als gij denkt dat gij voor
„ u een deel äaar ginder (om hoog ziende^^ hebt
„ verworven v 'fpreék. dan ook ^ieri goed 'woord
voor uwênXovelaee. · > .^j^^^ti x· γ .
Wanneer wij weder bij het gezelfchap kwa-
men, beval hij mij aan, om dikwijls te'ΓοΗ rij ven'5
en beloofde nhij ras tijdinge van hem te zullen' doen
krijgen; en dat hij ^fchrijven zou aan Uwe Lordi
fchap, en aan.zijne geheele familie in het'tönd·;
v/ant^hij zeide,'gij iwaart alle * min zaamer jegens
•hem ge weeft, dan ihij verdiend hadi ο ν »
En dus fcheidden wij. '
ί · (Ik hoope,^Milord, om den wil^van uwe ge-
heele edele familie, dat wij hem fpoedig zullen te
rug zien koomen, en^zig hervormen , zo als hij be-
ioofc.
. Ik betuige uwe Lord fchap mijne»nederige
dankb^ari]seid voor de eere van u^ire mtnoódiginge
' .V ■·· V 5 op
-ocr page 316-m
op Μ. Burg. De eerfte Brief, ,dien ik van den Fr,
Lovelace ontvange, zai mij de gelegenheid ^ee-
r^a onj dezelve le omhelzen. Ik ben, Müord^
Uw zeer öpregie eH gekoorzamne
, .. Λ.;, Dienaar y
tJe ffrl Belf oRD, dan lord M,
' Donderdag-ogtendy den^'y van OB.
Het zal mogelijk uwer Lordfchap eenig ge-
noegen geeven, een kort berigc .te krijgen van
hetgeen nu zo even tulTphen den Colone! Morden
en mij is voorgevallen.
Wij hadden een zeer breedigefprek over de
familie der Harlowe's , en'die gedeelten van het
Teftament der Lady, welke nog onuitgevoerd ge-
bleeven zijn : waarna de Colonel zijne reden tot
mij ;rigtede op eene wijze, waarover ik eenigzins
verzet ftond. r
Hij Vleide zig, zeide hij, ,van wegens mijne
tegenwoordige gelukkige leevenswijze , en van
wegens mijn goed geftel, dat ik nog zeer veele
jaaren leeven zoude. Zijn verzoek was derhalven ,
dat (ik mijne toeftemminge wilde geeven om zij^
^Executeur te zijn; nademaal het onmogelijk voor
. hem
JpfferJCLARÏSSA HARLOWEo
hem was eene beter keuze, te doen, of een beter
voorbeeld op te volgen, dan zijne ÏSigt gegevei
had. , , . .■ _
Zijn hart, zeide hij, was daarop geßeW^:
Daar waaren eenige dingen in het Teftament van
zijne Nigr en in het ZijNe van gelijken aart; en hy
had een perfoon nevens mij benoemd, bij welk?^
hij verzekerd was dat ik niet zou weigeren gevoegd
te wordenen welken hij bedoelde om zijne toe-
ftemminge te iverzoeken, als hij Je mijne verwor-
ven had. (a)^ [Te kennen geevende, zo veel ik
kon opmaaken, dat het de Hr.Hickman was,zoon
van den Hr. fCarel Hickman; welke ik weete dat
bij uwe Lordfehap niet onbekend is ; Want hij
zeide, iedereen die zijner beminde Nigt waard ge-
weeil was, moeft hem ook zodanig zijn : En bi]
wift, dat de heer, op welken hij zijne gedagtep
had^ behalven mijnen raad en bijilatfd, den raad
zou hebben van eene der verftandigfte Ladys ip
EngelandJ ,
Ziende dat ik eenigzins ontzet was, greep
hij mij bij de hand ,· Gij móet niet twijiTelen, veel
min hec mij, ^weigeren, mijn Hr.· Belford, Üac
moet gij inderdaad nier. Van twee dingen zal ik u
verzekeren j,.^PacJk,.alle!S, gelijk ik hoope, zo
klaar gemaakt hehbe, dat gij niet het minfte gefchi!
kunt krijgen : En dat ik zq billijk , en gelijk ik hoo-
pe dat men denken zal, zo edelmoediglijk, gehan-
deld hebbe omtrent alle mijne nabeftaenden, dat
een gemoed als het uwe eer^ luft dan laft zal hebf
ben
(a) Hctj^een dus [] tulTchen haakjes ftaet, li« <?e Hr. Bel-·
ford uit in jija affcfarifc van deczcn Brief aan JufFci; Howe ge·
aondcn.
ben in het uitvoeren van deezen Poft. En dit is
hetgeen ik denke dat ieder eerelijk man, die een
eerelijk man tot zijnen Executeur hoopt te vinden ,
behoort te doen.
Ik betuigde hem, dat ik hem grootlijks ver-
pligt was voor zijn goed gevoelen van mij: Dat
het zo zeer ieder mans was om een eerelijk
man te zijn, dat het niet ais eene grootsheid kon
geduid worden, dat ik zeide niette twi}ffelen oi
ik zou zodanig bevonden worden. Dog indien ik
deezen Poft aannam, mpeft het zijn onder voor·
waarde ---■ .
Ik kon geen voorwaarde noemen, zeide hij,
mij in de reden vallende , in welke hij zou weige
ren te bewilligen,
Deeze voorwaarde, zeide ik hem, was, dat
dewijl *er al zo groote waarfchijnelijkheid was dat
hij mij zou overleeven, als ik hem, hij mij wilde
toelaaten om hem tot den mijnen té benoemen; en
in dat geval, zou 'er geen week verloopen voor
dat ik mijn Teftament maakte*
Met al'mijn, hart, zeide hiji en wel te be-
reidwMiiger, alzo hij geen fchroorii had van ras te
zullen fterven j want hetgeen hij gedaen en ver-
zogt had, was weezenlijk het uitwerkzel van het
genoegen, hetwelk hij genomen had in hqt werk
welk ik reeds als Executeur van zijne ISIigt ver-
rigt had; en in'mijne bekwaamheid, geliefde hij
'er bij te voegen : Als mede in gevolge van den
raad zijner Nigt in de Vooraf-fpraak van haar Te-
ftament; te weeten , Dat dit een werk was,
„ waaraan men zig behoort te begeeven in vol-
; „ koo:
-ocr page 319-Juffer CLARISSA HARLOWE. ï^ ■■■m··
koomene gezondheid , van Jighaam en geèil
„ beide. „
Ik betuigde hem , dat ik meÉ vermaak hem
boorde zeggen, dat hij geheel geen fchroom had
van ras te zullen fterven, voor zo \rerré dit mij ver-
zekeringe gaf, dat hij alle gedagtèn had ter zijdé
gefteJd, van tegen de begeerte van zijne beminde
ïiigt op haar doodbed aan te gaen.
Bewijfl: dit, zeide hij, glimladh'ènde; ^ dat in-»
dien ik eene wraak ging vorderen , dié naar mijn
éigen gevoelen zo zeer te billijken is, ik juift
moefl: fchroomen te zullen vallen door de hand van
den Hr. Lovelace ? —-— Ik wil u wel verze-
keren , dat ik geen vreeze van dien aart Hebbè.
■- Dog ik weete , dat dit een onaangenaam
onderwerp voor u iè. De Hr. Lovelace is uw
vriend ; en ik wil wel toeftaen , dat een deugd'
zaam man vriendfchap kan hebben voor een 0«-
deugcnden, zo verre dat hij hem alles goeds
wenfcht, zonder hem in zijn kwaad te ftijven.
Ik wil u verzekeren, voegde hij 'er bij, dat ik
nog geen befluit genomen hebbe, nog aan den ee-
nen nog aan den anderen kant. Ik hebbe u te kennen
gegeven, welke kragt de herhaalde verzoeken van
mijne Nigt bij mij hebben. Toe nog toe hebben
ze mij weerhouden —' Dog laat ons van die
ondérwerp afftappen.
Dit mijn Heer [mij een gezegeld pakje gee-
vende] is mijn Teftament. Het is reeds van ge-
noegzaame getuigen getekend. Ik had-geheel geen
twijfFei,- of ik zou u wel beweegen om mij de ver-
xogte gunft te bewijzen. Ik hebbe éen gelijklui-
dende , hetwelk ik den anderen heer ter,hand zal
rtel-
i V,·
Hellen; en eéne authentike copij, welke ik ondef
mijn Bankier zal laaten beruften. Als ik weerom
Jcoome , hetwelk binnen Zes of Agt maanden op
2ijn langiï zal zijn , zal ik u toeilaen dat gij het u-
we daartegen aan mij verwiifelt, indien gij het zo
wilt hebben« Ik hebbe nu alleen nog affcheid te
neemen van mijne nöbeèaenden op het land. Dus
dan. God behoede u, mijn Hr. Belford 1 Gijzuk
ipoedig weder tijdinge van mij krijgen;
Hij omhelsde niij daarop zeer plegtiglijk, ge-
,3ijk ik herii: En wij fcheidden.
ik wenfche uwe Lordfehap van harten geluk
met der beide heeren naau^lijks mogelijks vermij-
dinge van eikanderen : Waiit ik ben bedügt, dat
zij eikanderen niet ontmoét konden hebben zon-
.der doodiijke gevolgen.
,De tijd, hoopeik, die alles flijt, zal hünne
verftóordheden ook doen iïijten. Ik ben, Milord ^
Uvjer Lordfchaps zeer opregte en
' gchoorzaame Dienaar,
, J. Belford'.
Verfcheidene ändere Briéven mierden 'er tin-
fcheh Juffer Howe en den Hr. Bclf&rd ge-
wiffeld, betreffende de fchikkmge pan de
Papieren en Brieven j de Armm kas; cn
andere artikels van het Teflament der La·
: Waarin geregeld wierd hoe men om»
trent ieder geval zou handelen. Waarna
de Papieren aan den Hr. Belford wierden
$e rug gezonden, op dat die bezorgen
mogti
-ocr page 321-Juffer CLARISSA HARLÓWE. ' 31p
mögt, dat de twee aanhevoleHe copijen van
dezelve gemaakt wier den,
In een van deeze Brieven verzocht de Hr,
Β el ford aan Juffer Howe , om hem bet
QharaBer op te geeven van de vriendin,
"Welke zij zo dier beminde : „ Eene taak,
„ verbeeldt hij zig, die haarzelve alzo aan-
5, genaam zal zijn, als haarer penne
„ waardig. „
Ik ben wel inzonderheid nieuwsgierig om te
„ weeten j zegt hij, welke die bijzondere
„ beftellinge over haaren tijd was, welken
ik gemeld vinde in eenen Brief, dien ik
zo even eens hebbe ingekeeRen, daar
haare Züfter haar ten dien aanzien een nij-
dig verwijt doet (a), ^ Dit berigt zal mij
misfchien iri ftaat kunnen ßellen , iLegÉ
,, hij , om reden te vinden voor hetgeen,
waarovéf ik dikwijls verzet geftaen heb-
be ; Hoe deeze verwonderenswaardige
Lady, in zo tedere jaaren, zig zulke on-
5, gemeene en zo verfcheidene bekwaarahe-
,, den kon eigen maaken.,,
i>
5»
5i
XiJX.
(a) Zie D. I. bl,
-ocr page 322-5 zo
^iifêY Howe, ^ä« Jan Belford, ,
Schildkh,
Donderdags den iz tan O^i·
Mijn Heer,
ïk ben niet in ftaät om naar waatäij het eha-
rai^er van mijne beminde vriendin af te maaien; en
dat niet alleen wegens gebrek van bekwaamheden,
maar ook wegens droefheidi \velke, ik denke, dat
door den tijd eer toeneemt , dan vermindert; en
welke mij niet wil toeJaaten te gaen zitten aan eene
taak, die zo veel overdenkinge vereifcht, en eene
grooter maate van naaukeurigheid, dan ik ooit ge-
lóófde magtig te zijn.
En egter heeft uw voorftel zo zeer mijne goed-
ieuringe , dat ik u eenige weinige iloifen zal aan
de hand geeven , welke u van dienft kunnen zijn
als ter aanvullinge , om zo te' φreékên , van die-
geene , wélke gij in ilaat zult zijn om uit de pa-
pieren zelve te verzamelen; uit des Col. Morden s
Brieven aan u , bijzonderlijk dien van den 23.'
Sept. (a) ; en uit de Brieven van den verfoeijelij-
ken deugniet zeiven, die ik vinde dat haar regt ge-
daen hééft, fchoonter zijner eigene veroórdeelin-
ί gei
{a) Xic Bt. xxxif.
-ocr page 323-JuFFEä CLAkïSSA ttARLOWE,
gè : Alle deeze te zamen genomen zullen u, di^'
€en zo groote verwonderaar fchijnt te.zijn van haa-
re deugden , wel in ftaac ftellen om die taak uit te
voeren; en naar mij dunkt ^. béter dan eenig per-
foon dien ik kenne. Dog ik hebbè een verzoek ^
dat zo gij iets van deezen aart doet,, gij hep
mij wiit laaten zien. --- Indien ik hetzelve nieï
iiaar inijnen zin vinde , zal ik 'ér bijdoen of afnee-
men, hetwelk dé regtmäatigheid verèifchen zal. ,
Zij was een wonderbaar fchepzel van haare
kindsheid af: Dog Ik ondérftèlle , dat uw oog-
merk eer is ora een charaiter van haar te geeven in
die jaarén, wanneer zij bekwaam Was om ten voor-
beeldt tè Verffrekken vooi* anderé jonge Ladys ^
dan eene hiftorie van haar leëven.
Mislchien zult gij niettemin vei-kiezeii om ee-
ne befchrijvihge van haare perfoon te geeven s
En voor zo verre gij het dierbaar fchepzel niet ge-
kend hebt, wanneer haar hart onbekommerd was^
zö zal ik u melden, hetwelk gij egter, teh deele,'
Zelve kunt bevefti^en :
Dat hdafe gedaante zo fclióon; defzelver even-
redigheid zo net; haare trekken zo regclmaatig,
baare kleur ^o beminnelijk, en haare geheele per-
foon en houdinge zö uitfteekénd bekoorélijk was,'
dat zij nergens gaèn kön zonder gevolgd te wordera
van de óogen en verwonderinge vah iedereen,'
fchoori vfèeradlingea, welke haai· nOoit voorheen
gezien hadden: De Brief vaU -den Col. Morden ^
bovenaangehaald, zal dit beveiligen.
In haare kleedinge v^as zij onna Volgelijk fiaaij;
én (lelde in het algemeen de mode voör allé dé La-
yill. Deel. X dys,
Db historie van
dys rondom haar, zonder dat zij hetzelve fcheente
bedoelen , en zonder zig daarop.te verhovaardi-
gen (a). :
Zij was eer groot, dan van eene middelbaaie
geilalte ; en had eene deftigheid in haar gelaat en
weezen, die het gemoed uitbeeldde, welis ieder
trek bezielde.
üeeze aangeboorenc deftigheid, gelijk ik zenoe·
men mag , bragt te wege dat eenige kleinverilan-
dige lieden , die de reden niet vi?ifl:en te begrijpen
van den eerbied, v^elke op haar voorkoomen bui-
ten hun wil hunne harten vervulde, haar van hoog-
moed betigteden. Dog deezc waaren zodanige,
welke willen dat zijzelve zig op eene enkele vm
haare volmaaktheden zouden verhoogmoedigd heb-
ben : En dérhalven oordeelende naar hunne ei-
gene bekrompenheid, dagten zij het onmogelijk te
zijn dat de Lady, die zo veele bezat, zig niet bo-
ven hen alle 2ou verheven agten.
Ik hebbe inderdaad haar ede! gelaat wel hoo-
ren berispen, a!s blijken ^an hoogmoed en groots-
heid vercoonende. Dog lieden die door ontzag be«»
dwongen en in den band gehouden worden , alis
het maar uit bewuftheid van hunne eigene laag-
heid, zullen diegeenen, met regt of onregt, veel
al berispen, voor welker zuiverheid van gen^oeden
zeden hunne eigene beftraffelijke harten hen leeren
befchroomd te zijn. Dog in ^en kwaa^den zin des
woords wift Juffer ClariiTa Harlowe niet wat hoog-
moed wa?.
Gij moogt, indien gij dit onderwerp aanroert,
deeze haare gezeggen, op veïicheidene tijden, en
bij
(a) Zie D. VII. bl. 148, 149»
-ocr page 325-Juffer CLARISSA HARLOWE;
Bij verfchillende gelegenheden gefproken ^ wel voor
den dag brengen.
Lieden van toevallige offchadüwagtige ver·'
,, dienfte mogen hoogmoedig zijn .· Maar aange-
5, boorene waardigheid moet altoos al zo zeer ver-
9, heven zijn boven verwaandheid als vrijpoftig-
5, heid.,,
,, Wie kan beter zijn, of waardiger, dan zij
5, behooren te zijn ? En, Wie zal zig verhoogmoe-
„ digen op talenten, die menzigzelve niet geeft?
„ De duifterfte en veragtelijkfte onkunde is
„ die van zigzelve niet te kennen ; en niet te
5j weeten dat alles wat wij hebben, en v/aarin wi|
uitmunten, de gaave van God is. „ '
„ Alle menfchlijke voortreffelijkheid is maar
„ opzigtlijk op mindere --Daar zijn per-'
,, foonen, die ons al zo veel overtreffen, als wij
„ ons verbeelden de geringfte te overtreffen ,,
„ in de algemeene fchaal der weezens, is
5, het laagfte al ao nuttig , en al zo wel een icha- J
kei in de groote keten, als het hoogde. „
5, Oe bevalligheid, die alle andere bevallig-
„ heden bemiiineiijk maakt, is de NEDERIG·
„ HEID. „
„ Daar is maar eene zoort van hoogmoed ver-
5, geevelijk; Die zig verheft boven het bedrijvea
j, van eene fnoode of oneerelijke daad. „
Zodanig waaren de gedagten, naar welke dee-
ze verwonderlijke jonge Lady zigzelve poogde te
bellieren, en haar gedrag jegens andere te rege-
len.
En in waarheid, nooit waaren gefpraakzaam-
heid en liefcaligheid \graüeuslmd, hebben zom-
1
-ocr page 326-De HISTORIE vÄ^f
niige het genoemd) uitileekender in eenig pe^«
foon, het zij man of vroinv, dan in haar, jegens
diegeenen, welke hec in haare magc ftelden hun
ee! igen dienil ce doen : Zo zeer dat de begunftig-
de zomtijds niet v;iil ivat hij hooger te waardeeren
had, de beweezene gunft, of de wijze op welke
die vvierd toegebragr.
Men heefc aangemerkt, dat hetgeen van Hen-
rik IV Koning van Vrankrijk gezegd wierd, van
haare wijze van een verzoek te weigeren gezegd
mögt worden ί Dat zij gemeenlijk den perfoon,
. dien zij iets weigerde, al zo wel voldaen van zig
liet gaen, als of zij het had ingewilligd.
Daarbij nam zij de Waarheid zo heiliglijk in
-agt ——— Over die iluk, mijn Heer, kunt gij
niet te veel uitweiden. Ik durve zeggen, dat in
alle haare Brieven, in alle de Brieven van den
deugniet, uiet de niinfte betigtinge te vinden is,
dar zij eens de Waarheid in haar fpreeken zou ge-
kreukt hebben, fchoon haare rampen zo hevig, de
liften van den ijzelijken karei zo doorfleepen^ en
haare poogingen zo kragtig waaren om zig uit de-
zelve te redden*
Haare liefde was zo groot, dat zij altoos ve?-
Icoos te verdeedigen of vrij te ipreeken, daar de
fehuld niet zo kennelijk boos was, dat het een ftuk
van regtvaardigheid wierd dezelve te veroordeelen:
En zij was altoos eene voorfpraak voor de afweezi-
ge, welker befcheidenheid in twijffel wierd getrok-
ken , zonder openbaare proeven van onbefcheiden-
heid gegeven te hebben.
Eens heugt mij dat in een groot gezelfchap
van Ladys, van welke iedereen [ik onder andere
' 4
we
iil mede] eene door het algemeen gerugc verfprei-
de onbezonnenheid in eene jonge Lady berispt lieh-
bende -- Koom aan, mijne Juffer Howe,
zeide zij [want wij waaren overeengekoomen o,ra
eikanderen te bcftrafFen, ais eene van beide dage
dat de andere daartoe reden gaf; en wanneer wij
door eikanderen te befchuldigen eene algemeene
berispinge bedoelden, welke meer regdregt aan
te jeggen, zo als zij plegt te zeggen, nuar vrijpos-
tigheid of vermetelheid zou zweemeo] laate ik eens
JuiTer Fanny Darlingron zijn. Daarop buiten den
kring, van het gezelichap gaende, en rcgcop blij-
vende ftaen -— Hier ilae ik nu, onwaardig
om te zitten bij het overige gezelfchap, voor dac
ik mijzelve gezuiverd hebhe. En nu, onderitejd
zijnde dat ik haarzebe ben, zo laat mi·) uwe be-,'
fchuldiginge hooren , en hoor gij wat de arm.e
aangeklaagde daarop kan zeggen tot haare eigene
verdeediginge. En toen de bij gijßnge opgemaak-
te en onheweezene oraftandigheden weerleggende
met ßtinßige. omilandigheden , die ai zo ivaai·'
fchijnelijk le onderilellen waaren, deed zij de be-
rispte Lady met zegepraal 'er af koomen; en wel
zo zeer tot genoegen van iedereen, dat men haar
naar haaren iloel geleidde, en een dubbelen rang
in den cirkel toewees ---- als de in eere her-
jielde Juffer Fanny Darlington, en als Juffer Cla-
lifla Harlowe.
Zeer weinige perfoonen, plegt zij te zeggen,
zouden in de gezelfchappen der Ladys veroordeelii,
of zelf befchuldigd worden, zo zij 'er tegenwoo/-
dig waaren : Het is derhalven edelmoedig, ja, het
is maar billijk, zeide zij,, het Öuk voor, 4e. afwec-
X 5
-ocr page 328-Dß HISTORIE -
«ige op te neemen, zo zij niec openlijk en grof-
lijk zig vergreepen hebben.
Dog fciioon Wijsheid haar gehoorteregt waa-
re, gelijk ik zeggen mag , nogthans had zij niec
lang genoeg geleefd om iig zo veel èrmrenheid
toe te eigenen, welke haar onthefte van de nood-
zaakelijkheid van zomcijds haar gevoelen over. per-
ibonen eïi zaaken beide te veranderen :. Dog als zij
zig verpligt vond om die te doendroeg zij. zorg,
dat het bijzonder geval van verkeerdüjk begreepene
waardigheid in een perfoon, haare genoegzaam
algemeene liefde niet benaauwde, of deed inkrim-
pen tot eene algemeene agterdogt- of kwaad ver»,
inoeden. Een voorbeeld van hetgeen ik raeene,
fchiet mij in geheugen.
Ais haar van eene geftrenge berispfter, wierd:
verweeten, dat het nu bleek dat eene zekere per-
foon ondeugende was,virelke zij menigmaal verdee-
digd had, en door welker ondeugendheid mijne
beminde vriendin zelf nadeel leed·, „ Gij, Ma-
dam, zeide zij, hadt meer doorzigt, dan zulk
een jong fchepzel als ik mij kan toe-eigenen..
Dog fchoon de menfchlijke verdorvenheid, naar
dat ik vermoede, meermaalen diegeenen moge
billijken, die ilrafzijn in het oordeekn, dan de
menfchlijke vroomheid dengeenen kan doen, die
een gunßig oordeel vellen, wil ik egter mijne
liefde niet laaten vaaren. Niettemin zal ik in
toekoomende, in gevallen daar ik het oordeel
van oudet luiden tegen mij hebbe, het mijne
mel· behoedzaamheid en voorzigtigheid tragten
betenbaar te maaken.
inderdaad, wanneer zij vm cemg^ dm^Vmge
of
ϊί, -
3»
9>
»
5»
5?
η
fil
h
JüFFER CLARISSÄ HARLOWE.
"wisvattinge overtuigd vvierd (alhpe ?eer zulks tQt
verkieininge van haari oordeel en fcHranderheid moge
fchijnen te ilrekken) was niemand ooirzo gereed,
20 opregt, als zij, in hetzelve 'té erkennen. Het
5, was eene verdienite, piegt zij'ite^ zeggen, die
5, naail in waardij kwam aan dfe van dwaalinge ge-
„ mijd te hebben, eene dwaalinge openhartig · te
„ bekennen. ^ En dat eene Verfchooninge voor te
wenden in eene beri^elijke. zaak, een merkte-
,,'ken was van een onopregc, zooniet van een
„ hardnekkig gemoed. ' · '
Dog ik moet'er bijvoegen ten deezen opzig-
te, [van haare groote liefderpheid daar,het 'op ie-
mands goeden naam aankwamen daar^.een Hefde-
riik oordeel plaatze kon vinden] dat zij'altoos ;naar
♦verdiende ge|lreng was in haare beftraffingen van
-eene moedwillige en "met overleg gepleegde fnood-
heid. Hoe kon zij het den deugniet dan vergee-
ven y door welks voorbedagte fchurkerij zij in hec
net gebragt was?- i ^
Gij moet overal aandringen, dat waare hec
.niet door de,onbezonnen vervolgingen van haare
domme bloedverwanten toegekoomen, zij nooit ip
de magtvan dien gruwelijken Lovelace zou geraakt
•zijn. En egter bekende^zij openhartig, bij ver-
scheidene gelegenheden, dat indien men kon toe-
flaen dat lighaamsgeßake^i ^oorkoomen^ en
'verwantfchap IdQ voornaame beweegredenen-waa-
ien in de verkiezinge van eenen Minnaar, het voor
'haar oog niet moeijelijk zou .geweeft'zijn haar hart
-te verleiden.» · π - ^^
Toen zij de laatftemaal bij .mij: v^as (drie ge-
«lukkige weeken aan een) was .zij na ieder.bezoek..
η
Ui«; DE historie Vak
"ii··
mmm
hetwelk de deugniet haar gaf, meer onvergenoegd
pver hem dan voorheen. En egter was zijn ge-
drag bij 'haar zo fchoonfchijnendè , dat hec niét
zeer berispelijk had kunnen voorkoomen aan eene
vrouw, die geringer maate bezat van die bek<rdr;^
lijke kiesheid, en die doordringf ndheid, in welke
zij zo zeer uitmuntede.
Uic gehoorzaamheid voor de bevelen van haa-
ren norfen Vader, wanneer hij haar toeiiond op
mijne gaft te zijn, voor äk laatilemaal [zo als hec
ongelukkiglijk gebleeken is!-] zij Irem nooit
zien dan in mijn bijweezen; en zeide dikwijls, als
hi] was weggegaen, „ O mijne Naatje i Die is
,, DE man niet;,, - Op andere tijden,
5, Wulpfeh, los fchepzei! aJtoos heefc hij vergee-
,, vinge voor het een of ander noodigi „ ———
Nu efcns, „ Deezé man' zal veeleer vreeze in ie-
„ mand verwekken, dan iémands liefde toc,zig
trekken. En dan zeide zij weder, „ Dit is
DE man nier. Alles wat dev/ereld van hem zegt,
kan niet onwaar zijn. Dog v^at re-ge hebbe ik
3»
i»
r
1
*
3i
om hem rekefffchap af te vorderen, die hem niet
bedoele te neemen ?' ,, > ; v '
Kortom, had men het met haar gelsaten aan ee,n
oordeel en omzigtigheid,welke niemand ooit in twijf-
fei trok die een van beide bezat j zij zou wel haait
genoeg van hem ontdekt hebben o^ haar te doen
beüuicen van hem voor altoos deni^ak te gee-
ven. ' ' ' ' ^ ■! ■ '
Alle de bevalligheden der uitfpraak was zjj op
eene wonderbaare wijze magtig. In de hand die
ife fehfeef, muntede zij, wegens de 'nette én onge-
«vvoDgeiie iheede van haare letters [die. gelijk htjar
^^ ' ; ' ■ geeft
i.
geeft beftendig, en Vrij van omhaalen waarenj
wegens derzelver fraaijheid , eenpaarigheid , eri
Vaardigheid , zo zeer uit als in de naaukeurigheid
^ van haare fpellinge , en zelf zinihijdinge,, boven
het g-emeene gros van haare eigene Sexe, en wier4
'^r onder d^ naaukeurigfte der andere geen gevon-
den , die haar daarin overtrof.
En hier moogc gij, zo het u gelieft,. welge;
legenhéid neemen om eene kleine aanmerkinge te
iaaten inioopen ten nutte van zodanige onzer Sexe,
welke al te agtloos zijn omtrent haare fpellinge
[van welker gebreklijkheid zij zig bewuil, daar-
door gemeenlijk zig van fchrijven laaten afhouden]
- Zij plegt te zeggen, „ Het was een.bewijs,
dat eene vrouw den ooriprong z,o wel als den
zin der woorden verftond , vveike zij gebruikte,
en dat zij niet aan den bleef hangen, wan-
neer zij naaukeurig fpelde. /
Te,u dezen aanzien moogt gij wel aanmerken,
dat het altoos een ftuk van verwoiidtTinge, voor
haar was, dat de Sexe in het algemeen zo afl<ee·
yig is van'fchrijven; nademaal de P^n, naail d?
Naald, onder aile bezigheden, de gevoegelijkllej
en bell gefchikt is voor haaren geeft; en dat zo wt^l
tot leeringe, als tot tijdkortinge: „ Wie ziet nier ,
kon zij zeggen, dat die vrouwen, welke lud: tot
fchrijven hebben, de mannen in alle bevallig
heden van den gemeenzamen ilijl overtreifen'i
De leenigheid van haare j^emoederen, de kies.-
heid vanhaarc gedagten (door de wijze van haa-'
re opvoedinge aangekweekt) en de leevendig*
heid van hagre verbeeldingen, maaien haar be^
j-, kwaam tot een hoogen trap van voorrang in deer
J»
9>
it
>9
ȕ
5»
5>
»
I ;
-ocr page 332-Db historie van
ze bezigheid: Terwijl mannen van geleerdheid^
j, zo als zij genoemd warden (dac is te zeggen,
,, van enkel geleerdheid) zig poogende te verhef-
5, fen boven dienatuurelijke losheid en ongedwon-
„ genheid, welke deeze (en trouwens alle andere
ZOort van rchrijven) doet uitmunten, als zij den-
„ ken beft geflaagd te hebben, alle natuurelijke
5, fchoonheid zijn voorbij geloopen, of liever nki
5, bereikt hebben.
Daar bij dan, zig ftijf en ftram zettende [Mag
'er bijvoegen] in eene drooge en onaangenaa-
me gemaaktheid, neemen eene zoon van deeze
fchoolgeleerden een ftijl aan, al zo ruw als me-
nigmaal hunne zeden zijn : Zij tooijen hunne her-
fenvrugten op met het klatergoud van leenfpreu'
kige bloemetjes Zij rommelen met een winderig
homhario; Het ve^-hevene, niet in gedagten,
miarin woordm ftellende, verbeelden zij zi^ het
hoogft te vliegen als zij minft verftaen worden;
en gaen dan zitten, volkoomen vergenoegd mee
hunne eigene werken,^ en noemen dezelve Man-
lijk. Terwijl eene tweede zoorr op geepigheid,
die booze mifleideres, zig'toeleggende, van oor-
deel zig geheel betoonen onbedeeld te zijn. En
eene derde, in de putten der oude fchrijveren zig
laatende zinken, daar fchraapen en omwroeten,
zonder ooit eenig vernuft van zigzeken te vertoo-
nen ; hun geheel leeven doorbrengende met het
aanhaalen van opgewarmde Ipreukén; alleen be-
kwaam om Aantekeningen en Uitleggingen te
fchrijven over anderer luiden Texten ; allen hun-
nen roem ftellende in het kennen van die fraaijhe-
■ α .. dea
i'J
Λ
¥
den van twee.duizend jaaren oud in eene andere
taaie, over welke zij zig al leen verwonderen^
dog die ze niet kujineo nmolgen in humie eige-
ne. ^ <
En deeze moeten, voorwaar, geleerde man-
nen zijn, en veragters van onze fmaaklooze Sexe.
Dog ik behoeve geen gewag te maaken ,van
de uitzonderingen , welke mijne beminde vriendin
altoos maakte [en welke ik ondercekene] ten voor-
deele van mannen van bondige geleerdheid , eg-
ten fmaak, en uitgebreide bekwaamheden : Nog
in het bijzonder, van haare agtinge , toteerbied toe
zelf, voor de heeren van de Kerkelijke orde: Wel-
ke ik zeggen durve, dat in ieder gedeelte van haa-
re Brieven blijken zul, alwaarmaar van iemandder-
zelver gemeld word . Inderdaad de godvrugtige
Dr. Lewen , de braave Dr. Blome, de verftandi-
ge Flr. Arnold, en de Hr. Tompkins, heeren wel-
ke zij in een artikel van haar Teilament genoemd
heeft, als doorgeoefFende Godgeleerden, met wel-
ke zij "oroeg briefwiiTelinge had gehouden, verdien-
den haare agringe wel; nademaal zij aan de verkee-
ringe en briefwißelinge met dezelve veele van haa-
re dierbaare bekwaamheden verfchuldigd was.
Nog waaren de geringe blijken van kleinag-
tinge, welke zij nu en dan (op mijn voorgang, zo
als ik bekennen moet) betoonde tegen zulke en-
kek fchoolgeleerden [En haar domme en pedant-
fche Broeder was een van die. welke deeze klein-
agtinge verdienden] welke niet alleen onze Sexe
veragteden, maar ook alle zodanige, welke geen
gelijke gelegenheid, als zij gehad hadden , om zig
kundig te maaken in de Beelen der Spraakkonß
■ [ik
T5
De HISTORIE vas
[ik kan niec laag genoeg van de zulken fpreekeuj
en in de verftorvene taaien, te wijten aandiezoore
van veragtinge , weJke zommige voorwenden om-
trent datgeen'c wpik zij niet in ftaat ge weeft zijn
van zig eigen te maaken ; want zij had eene ver-
wonderlijke vlugheid in het leeren van taaien , en
las met veel gemak het lealiaanfch en Franfch bei-
de. Zij was begonnen mee zig op hec Latijn toe te
leggen ; en daar zij zulk een oordeelkundige ken-
nis had van haare eigene nioederipraake, en zulk©
gronden uit de twee andere, zou zij zigzelve daarin
Wel ras bedreeven gemaaict hebben.
Dog niettegenftaende alle haare verftandlijke
bekwaamheden, was zij eene uicmuntende en op-
kttende Huishoudster. En deeze hoedanig-
heid , moet gij wel aanmerken , dat zij bijzondei'
gaarn ipfcherpte aan alle haare gezellinnen, welke
ook haar werk van leezen en fchrijven maakten :
Want het was een regel bij haar, ,, Dat eene
„ vrouw die het Nuttige en Nette verwaarJood,
3, hetwelk haare eigene Sexe onderfcheidt, ter ver-»'
„ krijginge van de geleerdheid , welke aan de atif
„ dere meer bijzonderlijk eigen onderfteld wordt,
j, zig tneer veragtinge op den haize haalt door het;·
,, geen zij verzuimt^ dan zij lof mm raet hetgeen
3, zij zig eigen maakt. \
„ Al wat eene vrouw kan leerèn , plegt zij
„ te zeggen [als zij zig uitbreidde over deezen re-
„ gel] boven de nuttige kundigheid^ die aan haare
„ Sexe eigen is, laat haar dat heren» \ Dat zal
„ toonen dat zij haaren tijd zuinig waarneemt; en
,, dat ?,ij geen bekrompen of eng bepaald verftand
heetL Oog Iaat haar dan voor desze, die ηούά'
5, zaa-
i/
{üFfER CLÄRISSA HÄRLOWE.
zaakelijker , en derhalven niet geringer
5, bezigheden , niec opgeeven , welke haar be-
kwaam küiinen maaken om eene goede Blee·
ßeres in eene familie , eene goede Huisvrouw ^
5, en eene goede Moeder te zijn : -Want wat kan
„ eener vrouwe meer toe oneere ftrekkén", dan of
„ door agtloosheid op haare kleedinge j voor eene
„ geleerde Slordehel gehouden te worden; of door
„ onweetendheid omtrent het huisheßier^ bekend
3, 'te ftaen voor gëheel onbedreeven in huislijk©
' zaaken ? „
Daarbij gaf tQ mij het voorbeeld van twee bij-'
Sondere Ladys ; welker eene , terwijl zij zeer
gaarn in het gezelfchap van haaren Man , en van
zijne geleerde vrienden , haar gevoelen wilde zeg-
gen over twijffelagtige of moeijelijke -plaatzen in
Virgilius of Horatius, niet wift hoe ze haare klee-
deren moeft aandoen met die bevalligheid en net-
heid ί welke haar de liefde van haaren man, en de
agtinge van alle andere perfoonen kon doen behou-
den : Terwijl de andere , gezind om al zo ge-
leerd geagt te worden als de mannen , geen beter
middel vinden kon om haare aanmaatigingen 'te
doen gelden , dan door haare eigene Sexe te ver-
agten , en door die onderfcheidende kiesheid te laa·
ten vaaren, welker'verlies door geen bekwaamheid
le vergoeden is. · '
Zomtiids beweerde zij inderdaad wel eens'j^
van wegens hec menigvuldig verkeerd gebruik,
hetwelk geleerde Vrouwen van die agtbaare be-
kwaamheid roaaken, dat het niet veel te beduiden
had, of de Sexe naar iets meer tragtede, dan uit
ce munten in de kennis van de fraaijböden en bé-
i val-
I ί
S34 HISTORIE VÄM "
5· ' · -■■
Ιΐ ■
zeidê
valiighedenji haarer moedertaale: En' eens
zij , dat:-Pic velds genoeg was voor eene vrouw |
. en eene ruimer iWas maar gevaarlijk voor haare tiut-
, tigheid.'^in' eene familie. Dog ik ^ die onze Sexe
. nergens in minder ,agte dan de andere ^ behalven
' uit gebrek .vall^gelegenheden,.i van welke de be-
. krompen zielen der ftervelingen ons met vpordagc
zoeken ce berQdven,v op dat wij hen'niet al zo veel
zouden overtreffen iti hetgeen waarop zij zig voor-
naamlijH ,verhpvaardigen ,. «als wij het doen in alle
de bevalligheden van eene fraaije yerbeeldinge,
- ^onde daariHlm^ï^ met haar οvereenftemmen. Én
' egter was ik wolkoomen vanvhaar gevoelen , dat
die vrouwen^' welke zig bev]i}cig4en om eene wee-
tenlchap en geleerdheid.' te verkrijgenwaardoor zij
, onderftelden zig meer te zullen doen gelden in ver-
ftandige gèzelfchappen , en door haare bekwaam^
heid in dezelve zig verbeeldden"boven alle huislij-
;jke nuttigheid verheven te zijn, met'regt de verag-
tinge: verdienden , welke zij bijkans nooit miften
van zig op.den halze te haaien. ' ' o ii·
Misfchien- zult! gij niet kwaalijk vinden ten
deezen' opzigt verder; aan te'merken, voor zo ver-
re het toonen zal , dat ks en morb'eeïd bij haar al-
toos hand aan hand gingen , Dat haare Zuivel-ka-
:iner ten huize van haaren Grootvader , het ver-
maak van iedereen was die dezelve zag; en zij van
alle, die haar in dezelve zagen»
Haar Grootvader wilde ter eere van haare
vaardigheid, en-van haare bedreevenheid in alle de
deelen van 'de behandelinge van het zuivel , m
wel als van de netheid en zinlijkheid der vertrek-
ken tot dat gebruik gefchikt, dat zijn Huis, voor-
! heen
-Ι'
i
.f ,
Γ'
Αι
Juffer CLARISSA HARLOWE. 35j
been onder den naam van het Bofch bekend, Het
Zuivel-buh genoemd zou worden. Zij had een
net, gevoegelijk, 'en aartig gewaad, daartoe ge-
maakt , hetwelk zij aandeed , als zij in dit werk
'zig, bezig hield ; en men merkte van
haar aan, dat in hetzelve uur als zij zi'g als dé^ zin-
lijkfteBoerin vertoonde, zij ook, indien zij zig ver*
pligt vond van kleedinge te veranderen,. de iraaij-;
fte Lady was , die ooit een cirkel luifter bijzeir
tede. ^
Haar Grootvader, Vader, Moeder, Oomen,^
Moeij, en zelf haar Broeder, en Zuftèr , kwame^
haar daar menigmaal bezoeken, en vermaakten z!g
met haare ftille handigheid, en ongemaakt gedrag,
in haar werk; want'uit zedigheid verkoos zij altoos
liever zelve de handen daaraan te flaen, dan tlè'
velen flegts te geeven, op daf zijnde Dienftmeid,
welker eigenlijke bezigheid het,was,, geen aanmoe-
diginge ontliouden mogf. _
Elk was gretig om van haare handen een ont-
haal te genieten in haar Zuivelhuisi Haare Mof-
der en Moeij Hervey verwonderden zig gemeenlijk
over haar met' ftilzwijgen, op dat zij haare Zuft^r
niet onruftig mogten maaken; een fpijtig,,,^yff-
keerd , ter navolginge ongezind ding , 'die h'a^r
doorgaens den geheelen tijd met eene fpraakloo^e
afgunlt aanzag.,.^Nu en dan evenwel liet het prui-
lend fchepzel door een afgeperften en kaarigeu lof
haare lippen openl^erilen , hoewel tevens'kijkende
als Saul, tóén hij'dé gepunte ίρίφ toeleide op^ hec
hart van David, de glorij van zijn kÖningrijk^JI^Eji
nu, dunkt mij, zie ik mijne Engelagtige Vriendiii
(te verheven om zig haiirer norsheid ttf bekreunen)
i
• i
J'
Uè ' DE HISTORIE VAN
hasr aanilaeri om den melk witten wrongel uk nog
iuivérdèr handèn dan dézélve te ontvangen.
^ Haare bedréevenheid en vaardigheid in hetbe^
ftiéren des huisgeziri's , fcheen onder haare ontel-
baare^de eenige voortrefFelijkheid te zijn , welké
zij^^aan haafe familie veribhuldigd was : Welker
naauwheid, daat zij onbedenkelijk fyk, én pnbe-
'dënkèlijk'vrek^ijn ^ lieh adn^etted'e om liaüren zin
bot te vieren tót dit gedeelte van kundigheid ;· ter-
wijl haare oudfte Zuiter zig op opfchik toeleide^
èÖnder zi^ daarin bevallig tê künnèn maaken ; en
W eene Fraaije Lady te zijn; welke zij nooitwói'^
(den" konde en hoedanig eénë haare Zufter was,
izonder daï zij zig daarop beleide , öf fcheen tè
weeten'dat zij het wasl
Gemeenlijk wis hec bij de eene Zufter, als 'er
'jjezelfchap verwagt wierd, den halven morgen be-
zig te zijn met zig t6 kleeden 5 ' terwijl de andefé
bevelen gaf over al het werk en onthaal van dert
gebeden dag i èh dan boven naar haarè kleéd-l^a-
'mer ging, en'voor dat mén zé bijkans eens gemiit
'had [^//e haare dingen in*eene her*vo onder lijkè
'ofde hebbendé^ afkwam , gereed om gézelfchap te
'ontvangen, en met eenen zo vojkoomelijk bevalli-
jgen zwier en bezadigdheid, als of'zij' om geen diD|;
"anders te denken had. „ \ _ V^
Lang na i^^jr [misfchie'n uufèn voom iri zig
te bereiden hebbendé doorgebragt] kviram dè
weidfche en wanilallige Bella me/c veel gedruifcti
'én gefchommel naai* b'eneden , haare natuurèlijkè
önthutilheid nog meer omhutfende öp het gezigt
Van haaré bedaarde Zufter, door eene wrevelige
tijdigheid , om dat zij zig oyrertroffen zag met zó
Η' ■
I
t .v,«.—
iäSa
Juffer CLARISSA HARLOWE. 'tj 5 7
Weinig moeite , én in het zesde gedeelte vali den
ujd. ^ , , ^^ ^ , .
Nogthans hä(3 dit vèrwonderenswaardig ichep-
zig alle deezë huishoudelijke bekwaamheden ei-
^èn gémaalic, zonder Het minfte itimengzéi van kaa-
righeid. Zij wift onderfcheid te rtiaaken tuilchen
Zuinigheid^ eene.noodzaakelijke deugd, en Vrek^
heidy eene haatelijke ondeugd : En plegt te zeg-'
gen , Dat dm eenë oepaajinge van.Êdelmoedig-
i, ^eid te g'eeven , dezelve genoemd moert wor-
„ .den, de gelukkige middelweg tuiTch^n fpaarzaam·^^
i, Keid en overdaad, „ ,
Zï] was de bèvalligite Leezer I . äle ik ooi^
kendp. . Door haar« zoetluidende ftem voegde zij
bevailigheiiën bij, die , ' welke zij vond in die ge-
beerten der boèkeji , welke zij haare vriend in nea
Voorlas; en zettede anderen bevalligheid en bragc
bij, in wélke ze niet waai-en. had geen eentoo-
j^igheid , .geen zingenden dreun. Haaren boii
plaatfte zij altoos wonderbaar wel. Den liadruk
l^ragt zij altoos^kragtiglijk daar ter plaatzè.<3aar
bet onderwerp het véreifchte. Geen hobgdraa-'
vendë vërheffinge, géén trageedifche zwier, kori
haar misleiden, en egter waspoèfij h'gi poefij, als"
zij dezelve iasl ^ ' , , , ^ .. . .
Dog was haarë ftem zoëtluidpnde onder he|
ießzen, dezelve was gantich en alj harmonie als zij
zong, Éii dë geneugte^ wèlke'zij daarmede gaf,"
én,, roet haarè bekwaamheid éh grpptë kündigh.eid
wierd vermeerderd^'dpor de bezadigdheid^en beval-·
lighëid van hdiaferi zwiër eii höüdingé''^'en dpördè
bereidwilligheid oq daarifl te belij^v^n. , ■
' Niettemin 'verkooiiij gërnéenliik lièvef öiiie-
yniDmi ' X ''
J
f
De HISTORIE VAir
J.
ren te hooren zingen of fpeelen, dan dac zij zelvé
ipeelde of zong. ,
Zij veritiaalrte zig met haaren lof te geeven ^
daar die verdiénd wierd ï Nogthans beileedde zij
denzelveo op zodanige wijze, dat het niet de min-
de agrerdogt gaf, als of zij daarmede een weder-
ïof voor zigzelve beoogde, fchoon men dien zo al-
gemeen erkende aan haar verfchuldigd te zijn.
Zij had een talent van ongemeene dingen op
eene zo eenvoudige wijze te zeggeti, dat iedef
dagt, dat zij hetzelve wel gezegd konden hebben; en
welke egter verftand en opmerkinge vereifchten om
ze te zeggen.
Geftrenge dingen zelf hadden een zagt voor-
koomen , fchoon zij hunne kragt niet verlooren,
van wegens de lieflijkheid van haar weezen en uit-
fpraak, en de blijkbaare goedertierenheid van haar
oogmerk.
Wij vormen het regtmaatigft oordeel ovei
perfoonen, uit derzelver gedrag bij de gemeen-
zaamße gelegenheden. Ik zal een ftaaltje of twee
geeven van de beftrafiinge , waarmede zij mij bij
eene zodanige begunftigde.
Toen ik zeer jong was, maakte ik mij fchul-
dig aan het gebrek van diegeenen , welke gaar;i
lang genoodigd worden om te zingen. Zij genas
mij daarvan, in het eerft al van onze gelukkige boe-
zem-vriend fchap , door haar eigen voorbeeld ; en
door de volgende berispingen bij zodanige gelegen-
Heden, tuflchen vier oogen egter, aangedron-
gen· '
. „ Wel, mijn lief, zuljen wij u op uw woord
j, vatten ? ' Zulleln wij onderftellen,' dac gij maar
" , zeei
pfc
Iii
r-v· ff' ——'""r®-
JüFFER €LARiSSÄ HARLOWE;
zeer gemeen zingt ^ Is even>)yel ^ iets ie doen
j, ten gevalle van anderen (daar het gezelfcliap zo
S waardig is!^ niet hoöger te fchatten dan de^e-
j, kwaamheld han kingtn 9 En bèhooren jongé
3, Ladys zig niet te bevlijtigen ; öm haare gebre*
„ ken in lesft gedeelte der opvoedinge te vergoe-
5, den, döor haare voörtrefièlijkheia in een an-i
Wijders; „-Gij nioet óns ; dóör uwe poo·
ginge om te zingen, overtuigen dat gij niet zin*
,, gen hünty èn dan isUlJen wi|u niet alleen tegen^
„ woordig, ttiaar ook ih ioekoömeHde niet meer
,·, laftig vallen. 5, ——— Eene toegeevendheid
egter, mag ik 'er wei bijvoegen i die maar taame*
lijke zingers niet altijd wetafchen te öötmoeten.
Wederom i Ik weete dat gij ons ftraks wel
3, eens zult beguhiligen; en wat doet gij met uwe
„ verfchboningen, dan onze vèrwagtingen hoogei?
„ rijzen, en üwe ëigeiie moeijelijkhéden ver-
i» zwaareri ? . .
Öp een andéi-ên 'tijd ; ;; is deèze kuhéi^heitt
niet een gedeelte van uwe opvoedinge geweeft;
j, mijne Naatje ^ Hoe kunnen wij dan, miet i^eré
j, voor uzelve Uwe verfchóoning'en aannieraëh?^i
En als ik eéns verkoudheid iabragt ^ het ge*
tvoon Voor#endzel van diegeenën, ■ wëlkfe gaarii
fterk willéü aatigeftaen worden „ Èmg
,, evenwel; mijn lief, zo goed 'äls gij kmt* Hoé'
i, moeijelijker het ü valt, hoe grooter uwe
beleefdheid is voOr het geéelfchïifl. Denkt
dat gij onder luiden zijt j die geen jnrchifeke-
lijkheid weeteh te gébruiken ? 'Gij heh'öorhxjèt
zingen i mijhe Liefde» op dac'hiet niiet iferaänd'
5>
ïi
5J moge tegenwoofdig zijn, die uwe verfchooniii^
5, gen denke uit gemaaktheid voort te koomen. .
Op een anderen tijd , als ik met waarheid
had aaiigemerkD , dat' 'er eepe jonge Ludy tegen-
woordig was, die becer zong dan ik; endacikder-
halven niet verkoos te zingen in hec bijzijn van die
Lady--- „ Foeij ί „ zeide zij (mij ter zijde
aftrekkende) ,, is dit geen grootsheid, mijne Naatje?
„ Schijnt hieruit niet ais of uv^'e voornaame be-
5, weeg reden om ons te believen , was dat gij
5, toejuichinge behaalen moogti Een edsimoedig
hart zal geen zwaarigheid maaken, om voerdeel
te verleenen aan eene van vBrdienße ^
fchoon niet akoos tot haar elgm voordeel. En
egter zal zij met zulks ie doen groote verdieufte
inieggen. Onderileld zijnde, dat deeze uitmun-
tende perfoon afweezig waare , wie, mijn lief,
indien uw voorbeeld doorging, zal dan na ü
zingen ? Gij weet dar alle andere dan uwe fcha-
duwen moeiien zijn. Inderdaad ik wilde u bo-
„ ven andere Lidys in deeze ftukken zö
5, veel verheven hebben, als gij het zijt in groo'
„ ter, „ Zo beliefde het haar te zeggen ter mij-
ner befchaaminge.
Zij was al zo vrij van Agterhoudendheid als
van Veinzerij. Zo openhartig, dac geen jonge La-
dy een half uur in haar gezelfchap zijn konde, zon-
der eenige leeringe mede te draagen, over welk
onderwerp het ook weezen moge. Alles egter
zoeclijk wordende ingeboezemd; niets trotslijk als
eenvoorfchrift^wordende aanbevolen: Zodat, ter-
v^iji zij eene vraag fcheen te doen tot haare onder-
rigunge, zij de noodige leeringe 'er in iiet vJ oeijen,
. m
·>?
5>
3>
5ï
5>
Jï
55
s>
}?
en de onderweezene buiten ftaat liet om teibeflis-
fen, of de gedBgce (welke geopperd' zijnde, vaii
haar, de onderweezene , verder'kon worden uic-
gedagt) oorfpronglijk van haarzelve' kwam, of
van de iiefcaiige onderwijiler. '
Zij'had eéne fraaiie hand van tekenen, w^lke
zii met zeer weinig onderwijs verkreegen had. Haar
tijd was te veel bezet, om, fchoon aan^ eene zo
fchoone konil, de oplettendheid te-günneD', wel-
ke noodzaakelijk was om haar giootiijks in dezelve
te doen uitmunten : En zij piegt te zeggen, „ Daß
5, zij fchroomde zig op a^ te veel dingen toe te
j, leggen, uit vrepze van in geén^eenig taamelijk
5, wel te zulk'S] flaagen. „ = ^ · <
Naar haare jaareii, en haare gelegenheden }
wift zij ongemeen wel te oordeelen 'over Schilde-
rijeii. Hieringelijk in alle-andere ding-en, was
de Namure hl] ha^r Konß, en haare Konß de N'a-
tuure. Zij werkte zelf daarin al fraaij. H-aar Groot-
vader maakte, om deeze reden, aan haar alle de
familie-fcbilderijen. Keurelijk was haar-e verbeel-
dinge ; Even zagt als los was elke trek van haar
pinceel en haare pen. Haat; oordeel egter ging
höar werk te boven. Zij maakte daarvan niet ge-
no"^^ haar werk om in de uitvoeringe zelve uit tè
munten. Zij kon niet uitmunten in alles. Dog in
het algemeen wift zij wat elk onderwerp volgens-
desze-fs natuure vereiichte : Met andere woorden,
was volftrekt meefteres van het wdbehoorelijke.
Om een gemeen voorbeeld te geeven ten ge-
valle van jonge Ladys; zij merkte,, toen ze nog'·
maar een kind was , aan (zonder dat men 'c haar
geleerd had) dat de Zon, lyiaan, en Sterrenzig-
' .. Y 3 nppit.
^•M^teetr·-»»!^
De HISTORIE vas
'^ooie te gelijk vertoonden; en derhalven nooit in
©en ftuk behoorden te zijn : Dat beeren, tijgers ,
leeuwen, geen inboo^elingen waai-en van Enge-
land, en derhalven geen plaatze behoorden te hebt
ben in een Engelfch landfehap: Dat deeze roof-
dieren der wiiderniffe geen gezelfchap waaren voor
lammeren, jonge geiten, of herten: Nog kuikent
dieven, hayikken, en gieren, voor duiven, pa-
trijfen, en phaifanten, ; '
En helaas! zij wiil, voor dat zij negentien
jaaren oud was, wiil zij bij doodlijke ondervindin-
ge ί dat alle deez^ wilde beeilen en roofdieren
in verraaderlijke wreedheid overtroffen wierden van
den Mensch! Denfnooden, barbaarfchen, arg-
liftigen, verderflijken Menfch ! welke oneindig
minder te veriehponen dan die, uit baldaadigbeid
fn brooddronkenheid vernielt, hetwelk zij aiJe^n
vernielen uit honger eu npodzaakelijkheid!
De enkel gewaande kenners van die takken
der,Weetenfchap, welke zij zig poogde eig^n te maa-
ken, wift zij wel te ontdekken; en dit alleen doo?
de Natuure· J^elvoegelijkbeidflegts een ander
woord voor Natuure, was (zo als ik hebbe aange-
roerd) haare Wet, gelijk ze de grondflag is van al-
le regtféhapen oordeel. Dog niettemin was zij al-
toos te ónvreede, indien betgeen zij zeide, die ge?-
waande kenners , zelf in hun apweezen^ bloptftel-
^e aan de beipottinge van lugtige geeften,
-■n
j^aaten dé molerne Ladys, welke gee^ie van
baare uitmuntende bekwaamheden bezitten ; wal-
ker geheele"tijd, in de korte dagen, die zij ge-
meenlijk maaken, en in de omkeeringe van nagc
^ dagj daar zij 9e langer rakken? gantfchlijk ver^
fpild ,wordt met kleeden , bezoeken.,- korten ^
fclioawburg, opera's, muiicale tijdverdrijven; zig
vrij verwonderen over hergeen ik gefchteeven heb-
te , en nog verder zal fchrijven ι En laat het. haat
vrij aanzien voor eene ongelooflijke zaak, dat daar
zij, in rijper jaaren, zig niet op eene yan haar^
volmaaktheden beroemen kunnen; 'er: eene zo.jon,-
ge Lady geweeft zij, die zo veele bezat.
Deeze moeten zodanige zijn, die niet weeten
hoe zij haaren tijd beileedde; en niet het minfte
denkbeeld kunnen vormen van hetgeen 'er al ge-
daen kan worden in die uuren, in welke zij over^
dekt leggen met de Jchaduwen des dQod,S y zq a][s
zij den flaap plegc te noemen.
Dog voor dat ik koome tot het melden van
de verdeelinge, welke zij gemeenlij|k. van haaren
tijd maakte, moet ik nog een weinig^woorden zeg-
gen over een ander onderwerp, waarin zi-j alle de
jonge Ladys overtrof, die ik ooit gekend hebbe.
Dir was haare bekwaamheid in, bijkans allef-
leije zoorten van fijn Naaldewerk : Waarvan ik,
evenwel, te minder zeggen zal, nademaa] gij dies«
aangaende mogelijk meldinge zult vinden, in eenige
van de Brieven. , ^
Dat iluk, hetwelk zij maakt aan haaren Neef
Morden, is inderdaad een aanzienlijk iluk; ee^i
werk zo verwonderlijk, dat de Vader van^ dien ς-
delman, die voomaamlijk buiten 'sjands zijn ver-
blijf had , zeer begeerig was (zo als in haar Teltd-
ment gemeld wordt^ om hetzelve te mogen, heb-
ben , op dat hij het met zig naar Italië mögt nee-
men, om aan de liefhebbers in andere, (zq
5ils hij plegt te iseggen) ter eere vap zijn eigen te
Y 4 too·
-ocr page 346-- De historie va^
tooneti, dat de opflmdnge in een kkofter nle^
noodzaakelijk was, om de Engellche Vrouwen té
doen uicmuüten in'eenige vau die fraaije koöileni
Óp welke Nonnp en Bagijnen zig beroemen. '
Haare vaardigheM in'deeze zoorc van werken
was verbaazende; en eene grbote aanmoediginge
yöbr baarzelve om zig daarmede bezig te houden,'
Des Hren, Mordens .Vader zou haar wei gé-
ftadig'gefchénken hebben willen doen, hadde zij
hem zulks willen toelaaten: En hij pjegt dezelvè
den naam te geevenzo als ook haar Grootvader
deed, niet van Gefchenken, maar van Schntdn-
gen, welke men aan eene "zo overheerlijke verdien-
ßefchuldig was.
' ■ Wat haare verluftigingen aangaet, de be-
jjwaambeden en kundigheden, vvelk'er zij magtig
was, künnén toonen , hoedanig dezelve moeten
geweeft zijnl Zij was verre vah éene liefhebfter
te zijn van de Kaart ^ het hedendaagich zwak der
fatzoenlijke Ladys: I>iog hadzij, zo'als men ligt-
lijk bemerken kan uit hetgeen ik gezegd hebbe, éh
Siog meer üit hetgeen ik verder zeggen zal, veel
tijd óm'te Speéleri, ^ij zou derhalven 'nooit drij-
. ven dat ze voor den dag gehaald wierden; en trok
dikwijls het gezelichap ongevoelig daarvan'af, door
èenig geneuglijk onderwerp op het tapijt te'brén-
gen, waïinëer zij zulks kón'dden buiten de be-
fchüldiginge van bijzonderhéi^ óp^zig te kaden. '
" " ^eer weinigé trouwens van haére gemeenza'a-
me vriendinnen zouden van de'kaart fpreeken, in-
dien zij haar feewèegen konden om te leezen, te
praaten, de klavier te roeien ^ of te zingen j aïs
rv
ffi '
-ocr page 347-Juffer CLARISSA HARLOWE. ,
er eenig nieuw boek, of nieuw mufijk-ftuk ,tot,haar
was gekoomen. Dog als het gèzeifchap, za talrijk
was, dat 'er zulk een aangenaam gefprek, niet ge-
voerH kon worden, als meeft gehouden wórdj: tus-
ichen vier of vijf vriendinnen va<ï gelijke ja^ίΓen en
neigingen, en het du6 eenigzins noodzaakeiijk wierd,'
een gedeelte daarvan af te fcheiden, om een betec
gezeifchap tuifchen de overige te maaken, zou zij
niet weigeren te fpeelen, indien het haar bij^hec
lot ten deele viel. En dan toonde zij, dat haar te-
genzin in de Kaart alleen een uitw^rkzel van ver-
Kiezinge was; en dat zij vaardig en kundig vvas in,
alle fatzoenlijke fpelen, welke daarmede gefpeel^
worden. Dog dan verklaarde zij zig altijd tegen
grof fpeelen. ,, Uitgezonderd om beuzelingen J
plegt zij re zeggen, wilde zij datgeen niet aan
όρη Kans onderwerpen, waarvan zij reeds ve^-
zekerä was. „
Op andere tijden , „ Zij zou haare vrienden
een zeer flegt compliment maaken , zeide zij,
zo ze onderftelde, dac die zig wenfchcen nieefter
maaken van hetgeen haar regtmaatig toe-
JJ
5»
i>
>T
s ■
te
kwam; en zij zou zelve zeer onedel zijn,, indien
j, zij zig datgeen begeerde toe te'eigenen, 'c welk
' het hunne'was „
„ Grof fpeelen, kortom, plegt zij te zeggen,
was een ilordig gebrek j eene zedelijke ondeugd;
het kind der gierigheid ; en eéhe regelregte
fchendinge van dat bevel , \ welk ons verbiedt
„ te begeeren hetgeen onzes naailen is.,,
Zij was bij uilftek liefdaadig*; de een ige van
haare familie , welke de betekenis van dat woord
yerftond; En dat wel ten aanzien van ziel eri lig-
y 5 liaaoa
i \i
V
9>
5)
-
-ocr page 348-de historie vam
haam beide van dengeeneii, die de wel-uitgekoo*
zen voorwerpen haarer goedgunftigheid waaren.
Zij hield een Jijil van deeze, welke zij haare Jr-
men plegt te noemen, op denzelven een zettende,
naar dat een ander geen meer«bezorginge nóodig
had, het zij door den dood, of anderzins : Dog
altoos hield zij,, niettemin, iets over voor onvoor-
ziene gevallen , en voor toevallige wederwaardig-
heden. En men moet bekennen , dat zij in de
voorzigtige verdeelinge van dezelve, nog Voor-
beeld nog Weergae had.
De Oude, de Blinde, de Lamme, de We-
duw, de Weezen, de ongelukkige Nijvere, waa-
ren bijzonderlijk daarvan de voorwerpen en het
haare te verleenen om de kinderen van zommige
ter fchóol te beftellen, en die van andere der werk-
zaame of nooddruftige armen op een handwerk, of
in een boeren-huur te befteeden , en dezelve na
het verloop van hunnen dienft voort te helpen ,
was haar groot vermaak gelijk ook het geeven
van goede boeken aan anderen, en wanneer zij ge-
legenheid had, het onderrigten van de armer zoorE
van haare eerelijke nabuuren en haars Vaders boe-
ren , omtrent het regt gebruik van dezelve. „ Die
liefdaadigheid, plegt zij te zeggen, die zo wel
zorgt voor de zeden: > a^s voor de Ughaamlijke
behoeften der armen , doet dubli^el nut aan het
Qemeen ι alzo ze het getal derg^enen, van wel-
ke men goede hoope heeft vermeerdert met die,
welke zij van dac der ondeugendèn aftrekt. En
kan 'er wel, in de oogen van dien God , was
,, zij gewoon te zeggen , welke niets zo zeer dan
„ werken van weldaadigheid jegens eikanderen,
3»
J>
>>
fl
J»
vaa
9>
-i'
f/
·><: j'
-ocr page 349-9, van ons vordert, eene waardiger liefdaadigheid
„ zijn 2 „
Haar Oom Antonij, toen hij zig in Engeland
kwam nederzetten met zijne overgroote-fchatten,
welke hij in ^e Indien gewonnen had , plegt te zeg-
gen , „ Dit meisje zal door haare liefdaadigheden
een zegen over ons allen doen nederdaalen, ^
En men moet bekennen, dat zij op dit betrouwen
het al zeer veel lieten aankoomen.
Dog ik behoeve over dit ftuk niet meer te zegr
gen ; nog waare het misfchien noodig geweeft zp
veel daarvan te zeggen; nademaal haare liefdaadi-
ge legaaten in haar Teftament, haare uitmuntend-
heid in deezen tak der deugd genoegzaam aan den
dag leggen.
Zij was ten uiterften maatig in haare lee-
venswijze. „ De hoeveelheid van voedzel, plegt-
5, zij te zeggen, had men meer in agz te neemen,
,, dan de hoedanigheid: Dat een hartig maal de
„ groote vijand was van letteroefFeninge en nijver-
,, heid beide : Dat een wei-gebouwd huis maar
j, weinig reparatie van nooden had.
Door deeze maatigheid in haar eeten en drin-
ken , genoot zij, met een teder h'ghaams-gefteJ,
eene fchoone en friffe gewondheid; was altoos hel·
der, leevendig; en gevolglijk bh'jgeeftig. En ik
hebbe nooit gehoord dan van maar eene ziekte die
zij gehad heeft; en die kwam door eene felle ver-
koudheid op eene chaife gevat, door een fchielijk
opkoomenden ftorm van hagel en regen , op eene
plaatze daar geen fohuilinge was; en die haai ftor-
tede in eene koorts vergezeld met gevaarlijke toe-
vallen 5 welke pngetwijffeld door haare maatigheid
lig·
. ί ν. Ι
%
348 De HISTORIE vam
ligter aankwamen; dog die haare vrienden, welk^
toen haare waardij kenden, in oneindige bekomme-
ringen over haar bragten (a> .
In alles wat zij las, en in haare gefprekken
daarover, was zij meer genegen otn fraaijheden dan
pm vlekken te vinden, en verkoos liever Schrijvers
en Boeken beide te prijzen, als zij daartoe maar de
winfte gelegenheid vinden konde. Nogchans p'egt
zij het te beklaagen, dat zekere fchrijvers van deti
eerften rang, die bekwaam waaren om de deugd te
verheffen, en de ondeugd te befchaamen, ziginaar
al te gemeenlijk bezig hielden in werken var> ver-
'heeldinge alken, over onderwerpen die enkel In.
her
μ/
^^ ■ iritftÉafii; '
(a) In haar Memorie-boek licefc zijde volgende aanteke-
»inoe ter jiclspcnheid van dc herdenkinge aan decze ziekte,
ten tijde van haarc bcnaaudheid.
,» In eene gevaarlijke ziektc> met welke ik bezogt wicrd,
,, weinig jaarcn voor dat ik het ongeluk had van deczcn nn-
dankbaaren man te kenne i! [Hadde het den Hemel behaagd
,, dat ik in dezelve geftorvcti waare !] was mijn bed omringcj.
,, van mijne waarde Nabeftacnden--- Vader, Moeder,
Broeder, Zufter, raijiic twee Ooraen, weencnde, rondom
5, mij knielende, zonden locn buune geloften tcnl Hemel op
,, om mijne herftellingc; en ik vrccztrnde , dat ik de eeue
,, of den ander van mijue bedroefde vrienden met mij ten gra-
5, ve zoude fleepeo, wenfehte en bad om hunnennviUe ook
,, dat ik herflelrf mögt worden —— Helaas 1 hoé knnnca
5, Ouders in zulke gevallen weetcn, wat zi^ te wer.fchcn heb-
„ ben! Hcc gelukkig waare het voor hen, en voor mij ge-
,, weeft, waare. ik toen geweigerd aan hunne gebeden 1, Maaf
,, nu ben ik verligt van die zorge. Alle ,die waarde Nabc-
j, flaeiiden zijn nog in Iccven -- Do[» niet een van de-
>t zclvf (zo hoog loopt, naar hunne gedagten; de gruwe.-
„ lijkheid van mijne dwaalingel] of wel verre van bcdrocfci
,, te zijn , zrudcii zij zig nu vsthcugcn i:i de tijdinge va,ii iani]-
iieH dood. ' ·
h^iegelinge beftaen ^ van geen belang zijn, waair-
in 'geen ßigtinge en waaruii geen ή uteige ze-
dcieflen nog voorbeeld konden gecrokkéh wor-
den.
Dog zij was eene geftrenge Beilrafner van
Stukken van eenèn loßen en oHbetäameUjkentxzut^
welke gerigc waaren om de zeden der jeugd te be-
derven , onreine denkbeelden in te prenten, cfdeii
godsdienft te kwetzen, het zij in zigzelven, of door
de zijde van deszelfs belijderen; en dit wel wie ook
de ichrijvers waaren , en hoe verwonderlijk fraaij
hun werk ook waare uitgevoerd., Zij ontfermde
zig dikwijls over den befaamden Dr, Swift j ' om
dac hij zijne verwonderlijke pen zö beileedde, dac
een rein oog fchroomde zijne werken in te zien,
en een rein oor iets uit dezelve te hooren aanhaa-
len. „ Zodanige fchrijvers,,, plegt zij te zeggen j.
gingen niet eerelijk te werk omtrent hunne ei-
„ gene talenten, nog dankbaar jegens God die de-
„ zelve gegeven had. „ Nog vt^ildè zij, bij deezé
gelegenheden, derzelver fraaijheden tot eenè ver-
ltho,oninge aanneemen ; in tegendeel hield zij het
voor eene verz waaringe hunner misdaad, dat zij, die
zo bekwaam waaren om het hart te verbeieren:; op
zommige plaatzen in zig zeiven een bedorven hart
vertoonden ; hetwelk den invloed van hunne goe·
de werken moeft verzwakken; en met de eene hand
afbreeken, hetwelk zij bouwden met de andere. -
, Alles wat zij zeide , en alles wat zij deed^
ging gepaard met eene natuurelijke weivoegzaam-
heid en deftigheid, welke haar verhefce boven ge-
mdaktheid, of het vermoeden van dezelve j in zo
ver-ï
fi
1 :
350 ' dé historié vaö
verre dat die verlaagende fout, waarmedë de ge-
leerde vrouwen zo algemeen betigc worden , haai
nimmer'zij ten laft gelegd. Want met alle haare
voortrèfelijkheden, was zij geréeder om le booren ^
dan pm te fpreeken ; en verkreeg hieruit, onge-
twijffeld , geen gering gedeelte van haare vorde-
ringe.
. Schoon zij wel Belezen was in deEngelfche,
Franfché , en Itaiiaanfche Digters, en de befte 0-
verzettingen van de oude Latijnfche Schrijvers ge-
lezen had; zelden egter haalde zij iets aan 5 ofzeideietè
op uit dezelve, Het zij in haare Brieven of Gefprek-
Jken , fcfioon zij uitneemend gelukkig waare met
eert vafthoudend geheugen.^ voornaamiijk Uitzedig-
heid , en om de befchuldigirige tè mijden van die
gemaaktheid^ van wèlke ik to éven gemeld
hebbe. '
De Hr. Wyerley 2eide éëtis van fiaar, dat 2ij
van zelve zulk een fchat van weetenfchap bezat,
en natuurelïjk zulke fchoone aanmerkingen maakte
over perfobnén en zaaken, bekwaam zijnde om uit
het Eij [dat was zijne gemeenzaame üitdrükkinge]
ie oordeelen óver den VOGELi dat zij zelden re-
den of van tnooden had om zig van behulp van buii
ten te bedienen.
Dog bet was duidelijk uit al haar gedrag en be-
Ijandelinge, dat zij zulk een goed'^ëvoelen ; hoe
jseer ook verdiend , niet had van zigzelve ; hade-
maal, zo dikwijls zij gedrongen wierd om haare -
gedagten overeenigonderwerp op tegeeven, fchooii
alles wat zij goed vond te zeggen klaar en vèf-i
llaenbaar waare, fcheen zij egter zig tè haaften oni
roei fpreeken gedaca te krijgen. Haare reden hier-
voor,
'i
Juffer CLARISSA HARLOWE. 351
voor, weeteik, was tweevouwig; Dat zij het nut
niec moge misfen van anderer luiden gedagten, door
zig alleen meefter van het gefprek te maaken ; en
op dat zij, zo als haare woorden waaren , door
prijzen niet praatziek worden moge, en dus het
goed gevoelen verbeuren , hetwelk eene perfooiï
altoos bij haare vriendinnen ftaende houdt, die weet
wanneer ze genoeg gezegd heeft. -— Het
was eindelijk, een regel bij haar,,, dat zij diegee-
5, ne, welke haar hoorden, liever wilde laaten in den
wenfch dat zij nog meer mögt zeggen, dan hun
reden geeven om door hunne onoplettenähsid^
hun ongenoegen te toonen dat zij zo veel ge-
zegd had.
»5
η
3>
w
5>
Gij zijt nieuwsgierig om de bijzondere verdeed
linge van haaren tijd te weeten ; hetwelk gij on-
derftek dat u zal helpen, om een begrip te kunnen
maaken van hetgeen waarover gij bekfend verzet te
ftaen; te weeten, hoe eene zo jonge Lady zig za
veele bekwaamheden kon eigen maaken.
Ik zal vooraf zeggen, dat zij van kindsbeen ^
gewend was om 's morgens vroeg pp te ftaen, vaa
eene uitmuntende , en zo als ik wel zeggen mag
geleerde vrouw, Juffr. Norton, aan welker zorgej
wijsheid, en voorbeeld, zij de gronden verfchul-
digd was van haaren goeden fmaak en bekwaam-
heden 9 welke vereenigd met den bijftand van de
Godgeleerden, welke ik genoemd hebbe, en mee
zulk een vernuft, het te minder verwonderlijkmaa-,
keii, dat zij de me_efte overtrof van haaren Ouder*
dom en Sexe. .
Haare Sexe, zaide ik ? Wélk eene eerelegc
bierin opgeHoocei voor de andere 1 Daar men dêii
"«κ®'
' tfOC·
)
sjr "
i
-ocr page 354-vji r- De historie van
trotften Pedant van hen allen, wel zou mogen tar;-
ten , bni té zeggen dac hij door ónderwijs meei
gevorderd is, dan zij was door de enkele kragt van
haar verftand eb vlijtige oeiFeninge. Dog héc iä
betoogbaar voor allen , die behoorelijke aanmer-
iingën weeten te maaken over hunne kennis vaii
beide Sexen , al hoe verwaand öpk zommige zijri
pp hiinne oppervlakkige kundigheden ,' dat eenë
tady van Agttien jaaren , de weréiti door in 't al-
gemeen genomen, voorzigtiger en bökwaamer isid
de,i verkeeringe^dan een man vun Vijf en twiatigó
»3k kan dir mët .wël Nègemien νοοΛ
tig bewijzén% ' vsn ik zelve keniiïs hebbed
iNögthans verfiefieh iig'dee^e armhartige 'pochers
op;de.vpordeelen welke hüfine opvóedinge huil
verleent I Wie heeft wel niet den een of ander
van hén , maar pas van de Hoogé School gekod-
ipen, fmaadelijk zien lachen over een verkeerd op-
gevat, of kwaalijk üitgefprokèn hoor'd ym èene
Lady, terwijl haare meemnge kldar was, en haaré
gedagten bondig ; en terwijl hijzèive ifiet een eh-
ikel gezeg kon voortbrengen ; hetwelk hérhaalers
"Waardig waarej dan hetgeen'Hij ontleend had uic
de'ichrijvers, waarop hij verpligt gèweefl: was zig
uit te leggeh, als eene moeijeiijke oeiFeninge voor
laage en traage vermogens ? ^ Dog hóe weide ik
van mijn ftülcaf! ' ' ;
Deèze voortrelfelijké'jonge L'ady plegt te zeg-J
gen,. Het was ongelooflijk te dénken, watmeii
al kon doen'met vroeg op téßaen ^ en döör het
j, wel befteeden van lange dagen.,, ' '"
Men mag 'er bijvoegen , ^Dat zo zij gerékèhdi
bad naar de handelwijze vaii maar äl te vedèh, zif
Ij;
■ . - - - jjj^V -
-'iJii
-ocr page 355-Juffer. CLARISSA HARLOWE. 575
metterdaad meer jaarer, geleefd had toen zij Zepien
oud was, dan de zulke op haar Zes en trnmig^
pe,
Zi] was van gevoelen, Dat niemand zijn
tijd wel befteeden konde, dan die leefden naar
zekeren regel: Dan die hunne uuren afzon-
derlijk toe-eigenden, zo na als mogelijk waare, ^
j, aan bijzondere oogmerken en bezigheden. „
Overeenkomltig met deeze vaneen aan zig-1
zelve gfcftelde Les, was haare gewoone verdeelin-
ge van de vier'en twintig uuren,, als haare ei*
gene verkiezinge haar gelaacen wierd, als volgt:
Der Rust wees zij ßegts Zes 'mren toe»
t
Zij agtede zig niet zo wel, nog zo helder in
haar verftand regt leevéndtg, plegt zij te'zeg-j
get?] indien zij deeze maate te buiten ging. In-
dien zij niet fliep, verkoos zij vroeger op te ftaen.
En in den winter was haar vuur aangelegd, en ee-
ne brandende kaars in gereedheid om hetzelve aan
te ileeken; niet gezind zijnde om de dienftbooden
laftig te vallen, „ welker zwaarder werk, en laa-
„ ter opblijven, zij pi egt te zeggen, 'dat in öan·
5, merkinge behoorden genomen te worden. ,,
Ik hebbe haar wel befchuldigd, dat zij op dee#
zer gemak meer agt gaf, dan op zigzelve. Dog
dit was haar antwoord : „ Ik hebbe-mijne verkie·
zinge : Wie kan dog meer wenfchen? Waarom
3,' zoude'ik anderen drukken, om mijne eigene zin·
,, lijkheid te volgen? Gij ziet ψζζ vrije vAl iemand
in (laat ftélt om re doen; terwijl een iigte lailj '
„ zo'die wietd opgelegdf zwaar zou warden. „ ' <
' Vill, Diel. Ζ Ιίαα.
3'
354 de historie van .
Haare E&rße Drie Morgen Vuren
r. Wierdén gemeenlijk doorgebragt in haare Lec^'
teroeffeninge^ en de afgezonderde pUgten van haar
Kabinetje ί En wierden bij gelegenheid verméef-'
derd met die, welke zij van de ruft befpaarde ί En
in deeze oeffende zij ook haare liefhebberij van
brief-rchrijven.
Twee uur en fcVikte zij gemeenlijk tot de
ι Beflieringe des Huishoudens^
.Deeze vielen: op verfchillende tijden van den
dag^ naar dat de gelegenheid het vereifchte; ter-
wijl alle de rekeningen en lijften van het huishou-
den i tot verligtinge van haare Moeder, door haare
handen gingen* Want zij was der vier voornaa-
mele regelen der telkonft volkoomen magtig.
.Vijf Uur en voor haare Naald ^ Tekenen^
Müßjk^ enz.
Hierin begreep zij den bijftand en toezigt,
welke zij verleende aan haare eigene dienftbooden^
en die van haare 2ufter^ in het Naaide-werk, het-
welk *er voor de familie vereifeht wierd : Want
haare Zuiter, zo als ik boven hebbe aangeroerd, is
eene Μ ο d β r ν e. Ook begreep zij hierin de be-
zoeken en gefprekken van en met den Dr. Lewen; '
met welken zij insgelijks briefiViiTelinge hielde Die
eerwaarde heer vermaakte zigzelven en haar, twee
of driemaal op eene week indien zijne gezondheid
''Λί·
V'
η 1
éf
MJ
BV
'v
-ocr page 357-jfüFMR CLAkfeSA iïARLÖWE. f
lièt toeliet, met deeÉe bezoeken ï En zij waarideer*
'de aifpps 2|jn gé^ifchaiiv böv#n allé ^aodete'ven
keeringe. ^
-Twee Uuren flond zij tóe äah häariOni*
. . ' bijt en MiddagmaaL
Dog indiëh gefprek , of de begeerte van vrien-
Ben , of tuiTch^n-in-kopmend gezelfchap of gaften,
foej anders vereifehtén ; mäakte zij feooit zwaarig-
heid om zig daarnaar te fchikken; en ging bij zül-
ke gelegenheden iéts kemn·, zo zij, Het iioëmde J
bit andere vei-deèlingen. En dewijl zij het Éeer be^
jewaarelijk vond om deeze tdegewee^éné tiiaaté
hiel te buiten te gaen, ftelde zij nog
Een Uur meer mor Gefprekken 'i mL
over tafel.
Hetwèlk'er bij gedéen oi* afgetrokken meré;
mar- dat de gelegenheden het medebragteii, of de
begeerte van haare vrienden het véreifchte : En
ègtér vond zij het nog al moeijelijk, zo als zij dik-
wijls zeide; om deeze rekëningë éfiên te hoüdéni
in wonderheid indien Dr, Lewen hen véreerde met
zijn gezelfchap aan hun tafel ί Metwèlk hij even-
wel zölden deed; want van eeö zieklijk geitel zijn«
de, en zig aan zekere ïpijzen bepaalendej kwaiti
hij gemeenlijk zijne bezoeken doen in dên namid-
dag; ' ' ' ■ ,
j»
Een Uur voor het bezoeken van de nabuu'
. rige Armen;
- •^Aan een uitgelezen getal van welke, en aan
welker kinderen, zij korte onderrigtingen en goe-
de boeken plegt te geeven : En dewijl dit ieder
dag niet gebeurde, en zelden boven tweemaal in
eene week, had zij doorgaers twee of drie uuren
tevens te beftfeeden aan deeze liefderijke bezigheid.
ί)
ri' /'
ft t
if
•
rf^ï,"
ί ij
xx De overige Vier Uuren
... .Wierden j naar dat de gelegenheid viel, ge-
ichikt vcor h^t avondmcaJ, de gefprekken, of het
leezen voor de familie na het avondmaal. Deeze
afdeelinge noemde zij//^^r waarop zij de
gewoonte had van te trekken, om haare andere
fchulden te voldoen : En hieronder begreep zij
'het ontvangen en weerom geeven van bezoeken,
het bijwoonen van Vertooningen, fchouwfpelen,
enz. .welke, in het land-leeven, niet allen dag
• voorkooinende·, plegt zij het al voor een groot
deel te agten, niet min dan twee dagen van de
zes, *t welk alleen aan tijdverdrijf wierd toegewee-
zen: En zij was gewoon te zeggen, dat het 'er
zwaar bij leggen moeft .zo zij uit dit fonds geen tijd
koti fteelen voor een reisje zelf van twee of,drie da-
gen in eene maand.
Indien men zegge, dat haare Nabeftaenden,
of de jonge nabuurige Ladys, maar weinig van
haaren tijd hadden, zal men gelieven aan te öier-
'ien, dat behalven deeze vier uuren van de Vier-
en-
Juffer. CLARISSA HARLOWE. 575
entwintig, zij een. groot gedeelte van den tijU»
weiken zij mee haar Naalde-werk bezig; was, plegc
te befteeden aan zamenipreekingen onder hec wer-
.ken; En het was eene gewoonte, welke zij ο ri-
dder haare kenniflen had ingevoerd, dat de jonge
• Ladys in haare bezoeken menigmaal,, als gemeen-
-zaatiie buuren ('s winters avonds' inzonderheid^
Kaartwerk met zig plegten te brengen; en eeae
■ van een half-'douzijn van haare uitgelezene kennis-
fen plegt bij beurten te leezen voor de overige,
terwijl die aan het werk wa^ren^
Dit was haare gewoonehandelwijze, wanneer
zij haare eigene meefteres was , op de Zes dagen
derweeke., , , . ^ ;
1?
1
Den ZEVENDEN DAG
'L
Onderhield zij, zo als die behoort onderhou-
den .te worden :,. En alzo eenig gedeelte van den-
zelven menigmaal befteed wierd aan werken van
bermhartigheid, wierd het uur, hetwelk zijaan hêc
bezoeken van de nabiiurigé armen had toegewee-
zen, bij gelegenheid wel eens uic deezen dag ver-
vuld, en bij haar fonds gevoegd.
D-og ik naoet aanmerken, dat wanneer zij bij
het leeven van haaren Grootvader wel eens drie
of vier weeken aan een zijne huishoudiler en^gaft
was, als mede ten huize van den een of ander, van
haare beide Oomen, haare gewoone verdeelinge
van tijd dan eene veranderinge onderging: Maar
zij hield dezelve egter nog zo nabij in hec oog, als
de omftandigheden het wilden loelaaten.
Wanneer ik het geluk had van haar tot mijije
. . . ' ^ Z V " ^ "gart
m historie .
gaft te hebbfen , voor gen veertijen dagen öf èó^
hield zij zig insgelijks' niet (lipt aan haare rfegeis j
uit enkele toegeevendheid jegens rtiijne zwakhedfeh
cn ijdeier gewoonten; want ik hebbe ópk (fchöt^
ik het voordeel genoot van een voorbeeld, 't N^felk
ik zo hoog agtede) nog ai te veel van eene Mör
derne. Nogthahs had ik, ten aanzien'van mof'
gern vroeg op te flaen, niijzelvè vérbètérd öp zulk
een voorgang, in dén zomer-tijdj en kan getuige-
nis geeven van het voordeel, hetwfelk ik daarbij
gevonden hebbe in mijne gezondhëid ; als medö
van de menigerleije nuttige dingen, welke Ik door
jniddel daarvan in ftaat gefteld wierd om met ge-
mak en vermaak te verrigten. En in haar Reke-
ning-Boek hebbe ik zedert haaren akoos-beklaage-
lijken dood ^deeze aatirekeniHge gevonden : --—-
9, Van zul^ een dag j tot zulk een dag, alle ledige
5, dagen , ten huize van mijne waarde juffer Ho-
3, we. ,, Bij haare te huis koofflfl:: —- De
Rekeninge hervat op zulk een dag „ denzelvêtt
noemende 5 en daarop ging zij regelmaatig voort ,
als voorheen.,
Elens ter weeke plegt zij rekeninge te houden mee
zigzelve; wanneer zij in de 144 uuren, vervat in de
zes dagen, haare rekeninge effen gemaakt had, te-
kende zij het diesvolgens aan: Anders, bragc zij
het debet over op de rekeninge van de volgende
week; dus bij voorbeeld : Schuldig op. het artikel
•Όan liefderijke bezoeken^ zo veel tluren. En zb
óok in het overige. '
μ:
|1(
ρ
Iii
lil
fif
i
Dog het was altoos een bijzonder gedeelte
van haare zorg, dat zij of op bezoek zijnde of be-
doek bij sig hebbende, in alle gezelfchappen eene
" ■ ' ■ '■ vol-
ü
S^mÊim
■i *
-ocr page 361-'iiWlkooiDËne onbedwongenheid, weigenoegdheid,
^en blijgeeftigheid vercoonde, als of lij zulk eene
■bijzondere^rekeningei. niec hield , ven als of zij
van 'ZigZeive geee yerantwoordinge vorderde we-
gens het overcreedfn van haaren tijd bij zodanig
ge gelegenheden, ' t >1 - . . '
Deeze handelwijze, welke'anderen belemme-
rende en onnoodig zal toefchijnen, had haar vroeg
opftaen tn de gewoonte^ voor^haar gemaklijk en
vermaakeüjk gemaakt. . .
En inderdaad, gelijk ik haar wel eens plegt te
, 'zeggeti ,' al hoe gróotlijksjk tïijjover haar verwon·*
derde in alle baare handelingen^'hiertoe konde^ik
mijzelve niet>brengen, al hadde ik *er de wereld
tnede kunnen winnen.
Ik had inderdaad al te weinig langnaoedigheid
, van aart, om zulk eene regelmaatigheid in agt te
*.neeraen in hec rekenen met mijzelve.?-: fk verge-
- noegde mij met eene Rekeninge in het Gros. ^ ^o
als ik het noemen mag, indien ik mijzelve niet mee
iets buitenfpoorigs te bel'chuldigen had , als ik op
eene voprleedene week te rug zag , zo als ze mij
had leeren doen. « , ' ; p,?
Wanc zij plegt infchikkelijk te zeggen!^ „ ik
denke niet j dat Alles, wat ik doe, voor eene
andere noodig is te doen: En ook zelf niet
voor mijzelveMaar daar het geneuglijker voor
mij is zulk eene rekeninge te houden , dan de-
5, zelve agter wege te laaten;. waarom.^mag ik dan
„ niet voortgaen met mijne overtolligheden ? -
55
55,
„ Het kan niet fchaaden. H^t houdt mijne oplet-
„ tendheid leevendig in mij reekenfchap af te vor-
m
Ü
---------------■
9)
-ocr page 362-de historie va»
deren ; weijke ten eenigen dage mogelijk van nni
„ voor mii kan zijn in zaakén van meer aangelegeo-
. „ heid. Die geen ßrikte rekeninge willen hou-
' „ den, houden zelden ia^g eenige rekeninge in
' geheel Ik verwaarlooze daarom geen nutti-
5, ger bezigheden. En het leert mij gierig te zijn
„ op mijnen Tijd; de eenige zaak waarop wij ons
„ moffen veroorloven gierig te zijn j nademaal wij
j, maar eens in deeze wereld leeven; en daaruit
5, fcheidende, voor altoos uit dezelve fchei-
den;,., . ^
Zij verfchoonde altoos de noodzaakeh'jkheid,
waaronder deeze iujp^hen-vallen , zo als zij ze
roemde , haai bragten , om nu en dan eene in-
breuk te iraaken op zommi^^e van haare afdeelin-
gen; met te zeggen ——- De gemeene les is ver-
iiandig, en koomt ook mér goede zeden overeen,
die gebiedt, Ah men te Rome is, te letven zo als
men te Rome leeft : En dat zig gemakiijk te iaa-
ten overreeden in zaaken , daar men anderen kan
^ believen , zonder deugd of waarHIge hebbelijkhe-
den in gevnar te (lellen , eene Apoftoiifche voor-
treifeliikheid was; nademaal indien iemand zig naar
dezelve fchikte met oogmerk om de genegenheden
van haare vriendin te winnen, en dus beveiligd te
zijn'in Hukken van meer belang, zij het voórbeeld
navolgde van hem , die allen alles wierd , op dat
' hij eenige mögt winnen. En men^ heeft niet te
twijffelen, waare haui langer leevengegund, cfde
]iefral{gheid van haaren aart, en haare blijmoedige
godsvruj^r zouden de Deugd en den Godsdienil zo
beminnelijk hebben doen voorkoomen , dar hsar
voorbeeld geen geringen invloed zou gehad beb-
bea
MÈ
I ·
m
y
X.
ssm
ben op de gemoederen en zeden - van diegeeneq,
die de eere gehad zouden hebben van met haar tó
verkeeren. " ' 1 ' . ο 3 j icov
O mijn Hr. Belford I Ik Ican niet n^eer over
dit onderwerp Tchrijven. ..Vifant .terwijl ik ^ ^^^
Rekening-boek zié naar andere bijzonderh^e^,
ontmoete ik eene alieraandoenlijkfte aanteke^ii|i|g^;
welke, op het uiterße kantje van Het^apier,| mee
eene fijne pen , en in het kleinfte fchrift vat) hgt
dierb iar fchepzel^ gefchreeven zijnde*^ ik, voorhe^
riet gezien had. - Deeze jsj het; gefchr^-
^ ven , onderftellejik , op denjeen jof anderen be-
naaudén'njd"«/den dag daarin genoemd ,
^Help mi] aan een vloek·om,het monfterte verdel-
. gen die daartoe gelegenheid gaf ï J. u ^ j
f,;. · ·; .ov'{·■■= ' " » τ' Ί ,-,Ί
j Ώβη ΙΟ Avjiiu^ De reheninge geflootenj
En daarmede het flot van, alle "mijne luè-
, hldfche hoope en uitzigtenïU ,
i, · - ". Jf: sp j . -
- ' ■■ r : , ■ » \ · ^
ji -'i , · i ·''· ■..·'«·■ _ ·, , . -.j ■.·-1
ik neeme mijne pen weder op ; dog met om
mij te verontfchuldigen wegens-mijne vervloekin-
, —-- Nogmaal bidde ikppd ,^ daj hij mij
, van hem.wreeke ! - Mij zegge ik '^Wanc
,ik lijde het'vWliesρ Voor haar is het eene winft.
O mijn Heer ! Gij heht haar niet gekend ,
gij kondt haar niet kennen , zó als ik haar gekend
hebbel Nimmer was 'er zulk eene voortrefFelijk-
heid ! —1—- Eene zo vuwrige, en.egtér zo be-
zadigde vriendin ? -- 2o zeer hetgeen ik wel
wenfche te zijn , maar nooit'zal zijn ! ——^
Ζ 5 Want,
I
ψίτ DE H!I5T0R!E VAW
Waïjc, hèlaas! mijnScéun, mijne Rääid^efller,
iDi^jne Vérhiaanftet, mijne Leidsvrouw , is wég\'
voor altoos weg '
0 2ij vèreèrde mij niet den' titel \ran de ^'Zußer
^i3än}haar batr^ Dog ik was zodanig alleen in de
'Litfde, weikè ik'haar toedroeg (Eené Liefde bo-
even'die van leène Ztifter - oneindig boven die
^to haare !) in de haat, die ik-hebbe te-
lgen allen laäg'eft ëö flordigen handel; én irt mijne
liefde tot de Deugd: Want anders ben ik
van een trotfen en hoogmöèdigen aart, gelijk ik
"vöorheen erkend hebbe , en zeer hieftig van drif-
Kortom, 'zij kwam het tiaatt aaii de vblmaakt-
heid öMêr alle fèiiepMeïi die ik ooit gëkerid heb-
be. r^ooit predikte zij mij leflen voor « welke zij
isetvê niet beti-i^ede. Zij letefdiè zulk een leèven
als l^j leerdè. Door en èoor nédieHg , za^moe-
dig, zigzelvfe befchtïldigehdé , iattderèn ontfchul-
digende , fchoon 'er naauwlijks eene fchaduw van
fchuld bij haar was,' en \\Qt'weezen bij hen, wel-
ker eenige eere hunne verwantfchap. met haar
-Ü^S. ..... '
èené'VTiendhi / zulk ieené Leidsvrouw te
verliezi^ -ii^-^t) óöit^mijtïè héftighdd re^biUij-
' ken waare, is het bij de berdènkiri^ hieVvan -
* Want ^ij hëéft dlleeö geleefd onaïïr^ inijn^ feilen
té 'doen beine'fkéti, itièair riiet Jaii^'gehoeg óm mij
in ftaat té ftellèn van dezelve tfe oVèi-winnein; waar-
toe ik beflooteh liäd mijn beft te'doeró'
, Laat 'mij 'dan hogmaal mijne vèrvloekinge
- Dog nu krijgen heftigheid en drift weder de
' ovêr-
^ -
η i,·
MÉ
-ocr page 365-^«ithähd tixÄia.i Ell iiöè te te^ ^ftl^fi·
weezen ? : . .λ '
I)og ik rukke mij van die onderwerp sf, hec
α
yic het oog verlooren he^^pi^^^^ · - '
: 'Av^m^Ai Ήο Wl^
,^'Λ'ύντ ρ ;λθϊ"· ■Z":;'^ ■ li':»; ,
ψί Hr, LpvsLApE, äM Jk^,,ËΕΛFORςj,
Schildkn.
Parijs y de^ '14 mn Q.&*
iv/·
-i Timor é? niifiai.
i
t
■Scandunt eadem quo dominusj- neqstt
· l^ecedit xrata triveml^^i-^i ; ' ^ , ^
Poß equitem ftidet atramra, -
...... >,V· ■ - . » 1.
In eene taal zo kragtig van uitdrukkingen als
de Engelfche^ /haate ik de pe^anteTij 'yan jretgeen
ik fchrijve met een punt of voorréden van Latijn-
fche brokken in te fcherpen; en fead'het altoos ge-
laaden op die fpreuken-kraanieris onder week-
iijkfche ol^ dagelijkfche ichrijvertfes. Maar deeze
■ verfen van Horatius zijn zo coepaiFelijk op mijo ge-
val, dat ik niet in ftaat ben, het zij aanJbheeps-
boord , het zij op mijne poftchaife ^ of bij nagc in
ïnijne herberg, om mij dezelve uii de herfens tf^
©β HISTORIE vatf
Dryden dagt ik voormaals dat gelijk had,
hij 2egc in deeze zwetzeade regels :
De menfch fchikt zelf zijn Lot naar zijnen
moeUenaart.
De zwakken maakt Fortuin tot haan dienß-
hre ßaaven:
Maar zij, eens overfnokt wordt zelf ßaa*
vin der braaven
Spint zij een' ßegten draad ^ berokken
eedier werk^
En weef met nieuwe draén een purper fchoon
en ßerh
£n in deeze %
Fortuin 'oerfpil op mij vrij aW haar^ feher^
m
•'LI
Mijn ziel is als een fchild dieze allen weer-
ßand biedt j
Terwijl'mijn moed ze grijpt en ßrah te rug--
f ge fchiet, <
I Het Noodlot raakt mij niet: 7e Ben daar-
' ^ aan niet gebonden^
\ Geen dappre idel kende ooit verminners —^
• 1.'
" ' Dog in de eerft aangehaalde regels, a!s n\en
ze naauwkeurig gadefiaec, fteek^ niets , dan luid
fnorkende ongerijmdheid : In de' andere fpreekt de
digter de waarheid niet; wanc de Conscïbntie
is de Verwinnaares der zielen : Ten rainilen is ze
de Verwinnaares van de mijne : En wie dage ooit
dat de mijne eene bloodaarc was \
Dog
94
krijgen
als
tl
tjjf
|l
l'la
li.
]üffer CLARÏSSA HARLOWE.
Dog die wordt ten déelè veroorzaakt doornrijii
geiladig ftaaren op het zielroerend Teftament, en
den nagelaaten, Brief, Welk een heir van ttxten
heeft zij, in den
aangevoerd
laatften , in flagorde tegen mij
Maar egter, Jan, toonen die
mij niet, dat 'er, al voor twee of drie duizend jaa-
ren geleeden , al zo ondeugende knevels geweeft
zijn als ik ben ?- Dat doen zij zeker —-^^
En dst is nog al eenige vertrooftinge.
Dog de edelmoedigheid van haare ziel, die
ze in beide doet uitblinken , knelt mij het meeH·
En dat nog wel te meer , alzo het nu buiten mijne
roagi is óm haar, op eenigerhande wijze ter we-
reld, dezelve te vergelden. '
Ik behoorde al eer aan u gefchreeveti te helj-
ben. Dog ik fammelde twee dagen te Calais, wag-
tende naar een Antwoord op een Brief dien ik hadge-
fchreeven, om mijn ouden kamerdienaar, dien ik
!n mijne v9orige reizen gehad had , De Ja Tour,'
weder in mijn dienil te krijgen; zijnde een vernuf-
tigen , vaardigen knaap , zo als gij mij wei hebt
hooren zeggen. Ik bebbe hem gehuurd, en hij ié
reeds bij mij. " '
Ik zal hier niet lang vertoeven; maar ben
voorneemens naar eenige van de Keurvorftlijke Ho-
ven te gaen. Dat van Beijeren, denke ik, zal mij
langil ophouden, MiiTchien zal ik wel een buiten-
•öap van mijnen weg doen (indien ik ergens van
mijnen weg kan afgaen) naar die van Dresden en
Berlijn : En het is niet onmogelijk', dat gij wel
een Brief vati mij zoudt kunnen krijgen uit Wee-
sen. En dan zal ik misfchien door Tirol in Itah'e
vaHen; en Turin in mijn weg nesmende,-^ naar Pa·
rijs
"PßaipBSC-?
tii^t^ ti|§ teeren ^ ik Mavy^t^rfX fP-Topmlië
; P4I Verftl^Uf vrijjQ^lvaati^t ontwerp,, ^^t
opg^gevèp.^ ÖQf gjj mo^gt ^r^te^!,
tijrfipgl^ vafl Hifj^ult^iijge^,;
i|i Jiipme qf iJie gnij^t^. zal/vülg^P.
' Ik h#t)e mijp yogüg logêP^edj:. in de Rue
Jntoine; tegeprta^rjde mijujB
O.rnrei^, zai ipij. hpii.den : Dus zal hei altijd
^ρ.φεΓίΐί ^an f:w.ee vap üjiedep , wie Qpk;, gereed
'zijti^ iR^i^.ii ^ij hier Hpomt yopr d^t ik te rug ben ί
äftiiroiTitf^i)); Jiebbe ik ορ]ί beding geiriaakt,
Ikfchi-ijve san CharlPtte; en dat ig hetzelve als
(^ik a^R iiiie piijne bloedverwanten te gelijk fchrij-
, Verwittig gij mij naar behooren , jan , vap
alles w^it 'er omgaet: —— Bijzonderlijk, wel-
ίζβρ, yoQjrtp^g gij maakt in uw Hervprmings-ont-
%erp: Hoe Mowbray en Tourvillé het maaken iri
Ipijn ^weézeo : Of gij ook eenigen kans hebt oni
^fl wijftè krijgen [Ten dèezen aänzien bekomme-
te ik tnij te meer , om dat gij van gedagten fchijnc
jte zijn* dat de Doodipge uwer luften niet voltooid
^an zijn, nog uwe Hefvormingé vaft en zeker;
voor dat gij aan dien band legt] : Hoe de Harlo-
^es vöortgaen in hunne penitentlen : Of Juffer
Jrlowe al getrouwd is, of haail ilaet te trouwen :
iHoe het den eefzaamen Öoleman al gaet met zij-,
jhen Kwakzalverv nii bij zijne Geordende ^rtfen; of
iij hem den zak gegeven hebben ; en of'er eenigé
Waarfchijnelijkhèid is tot zijne vplkoomenè herftel^
Ijnge. Draag zorg om zeer omltandig te fchrij·
mm
.......irr
ven : Wm% elM b^vi??€ling ^n gering v^porval be-
treffende dengeenen , die wij hoqg. w^ai-de^r^eij ^
wordt van. belang.VQor ons ^ als wij verre yao hèn
afzijn. Eindelijk, bereid u om iiwen afgebrokm
draad aan een te knpopen , zo gij diehft wiit dp^j^
aan
■ ij -Cl·· -r··/
>
Hr. Belford, aan Robert Lövelä^
ce, Schiläkn, , ,
C i
tondbnt den %unpäi
' \ ' ■ it ι:ϊ
ik fchrijve, om ti te foonen, .dat ik niet .b^
kwaam ben om zelf de geringfte verzoeken van een
afweezigen en verre af zijnden vriend te verwaari ^
loozen. Nogtbans kunt gij ligt gelooven , dat 'ef'
geen groóte veranderingen kunnen'zijn voorgeval-
len in den geringen tijd, dien gij bulten Engeland
geweeft zijc.j ten opzigt van de onderwerpen', naar
welke gij vraagt. Niettemin zaUk op elk derz^
ver antwoorden, om de bovengemelde réden; ei*
om de reden , die gij aanhaalt, dat zelf beuzeiin·!·
gen en wisjewasjes aangenaam zijn van eei? .vriend
aan een vrieqd , en aangaende vrienden,, en zelf
diegêenen , welke zo veel bij ons in aannierkjngè
·. ', , , . · ' köO'·
-ocr page 370-De HISTO.RIE van
koomen, dat wij hen voor onze vi/andefitekenen,
ais wij buiten 'slands zijn.
ypüfeerft dah, wat mijn Hèrvormings-ontWerp
aangaet, zo als gij hec noemt, ik vordere daarin
2eer wel, zo ik hoope. Ik wénfchte wél dat gij'
een diergelijk ondernomen hadt, en hetzelve zeg-
gen kondet, - Gij zoudt dan oneindig meer vreede
vinden in uw gemoed , dan hec anders ooit waar-
fchijnelijk is dat gij zult genieten. Als ik te rug zie
op het getal dergeenen, die in de twee of drie
voorleeden jaaren onder ons zijn weg gerukt, en
vooruit op hetgeen nog zou mogen gebeuren, ag-
te ik mijzelven oaauwlijks veilig ; fchoon ik mij
zedert eenigen tijd door een ander ligt hebbe laa-
ien leiden, dan dat van welluft en vleefchüjke be-
geerlijkheid , waardoor zo veele van onze broe-
derfchap in hua ondergang naar de wereld, zoniet
in hun eeuwig verderf geftort zijn.
Zeer ernftig wenfche ik om in den Egten
Staat te worden toegelaaten. , Dog ik denke , dat.
ik eenigen tijd als in een proefllaat behoore door te
brengen , tot dat ik door mijne ftandvaftigheid in
mijne goede beiluiren , de"eene of andere vrouw,
welke, ik zou kunnen beminnen en eeren, en wel-'
ker deugdzaam voorbeeld mijne zeden moge beves-
tigen , overtuigen kan, dat 'er eeff Li^tmis is,, die
de genade had van zig te bekeeren , voor dat Ou-
derdom of Ziekte herii de^magt benam^^van in de
Zonde voort te gaen. -/ " ^ '
De Harlowes blijven onvertroóllelijk; en zul-
len zo blijven durve ik zeggen , ' tot het einde van
hun leeven. ^ '
juffer Howe is nog niet getrouwd ; dog ik
heb'
Ii
■1
fcebbe reden om te denken , dat het haaft gèfchie-
Hen ia). Ik hebbe He e'ère van bricfwiiijfelinge met
haar ce hoüden ; en hóe meer ik haar leere ken-
ben, hóe raéer hoogagtinge ik kri^e voor 'de edel^
beid van haaren geeil* Zij moet zigzèlve wel bè-
wuil zijn, dat zij verheven is boven de helft van
'ónzé Séxè, en boven de "mëérte van haiire 'eigene I
hetwelk haar mogelijk doet bot vieren aan een i'ri-
borft van natuure haaftig en ongeduldig r Dog in«
dien zij met in'fchikkélijkheid bejegend wordt vaii
haaren rtian [En wié zou niët "willen 'ilrijken vöór
eene zo zigtbaaré voórtreffelijkhéid, indien het niee
hiet trotsheid gévorderd worde?] durve ik zeggen^
dat zij zig eené uitmuntende hüisviroüw bëtoo'nert
zal.
Wat Doleman beïiaingt, (Se armé man hoiidié
nóg ai aan triet zijnen Kwakzalver; bet op allerleijê
wijze beproeVèride èn (leeds hoopende. Ik kaïi
iiiet anders zeggen, daai* die laatfte een itiah vaü
verrtand eti oot-aèël iä, eh niét foekfeloös., eigéné
zinnig, oFovermaatig zwétzehde, of ik hebbe groö-
ie hoope (al hoe geringe gedagten ik in 't alge-
ineen tóbe van Kwakzalvers en Geheimeh-kra·;
mers) dat hij hem goéd zal doèn , indien zijn toé-
il:and hét wil toelaaten^ Mijne redenén zijn, Dac
de man hém gèregeU en gejidMg koomt bézoe-
ken : Elké veranderingé, én nieuw toeval Van dpé
lijders ziekté^ rriét éigene öógén gadeflaet: Ver-
Tcheidéhe hulj^middelen aan Wen dt, naar diat dè ré»
kens det^'ziekte verïchéidén zijn : 2ig niet bindi ,
aan regelen van de vader§-dér kónft ;VööfgeifchrËè"·
Ven, die véele honderd jaaren voor déezen geleefd
feebben j wanneer de ziekten en dérzelvêr oóf^aa-s
VilLDeeU Aa keö
fmtiïSTOKÏEvkH '
)ien'verfchillende waaren', ako de leévenswijze
töen verfchilde van de ïiedendaagfche, gelijk oök
'de lugtftreeken en andere onidandigheden : Dac hij
"Ïijne belooninge zal Ontvangen, 'niec in dagelijks
vifice-geld ·, maar (na de eerfte vijf guinies voor dé
medicijnen) naar maace de lijder zelve zal vinden
dat hij gebeterd is.
Wat Mowbray en Tourville aangaet; wat
nieuws kan, in zo korten tijd, verwagc worden
van rtienfchen, die geen verftand genoeg bezitten
pm nieuwe paden, hec zijlgoede of kwaade, op te
fpooren ofte volgen? Nu inzonderheid, daar gij
^veg Zijt, die de Ziel waart van alle onderneefflin-
gen, én in *c bijzonder hunne Ziel. Daarenbo-
ven zie ik hen maar zelden. Ik onderftelle, dat
]zij wel te Parijs.zullen zijn, voor dat gij uitDuitfch-
land kunt te rug koomen j want zij kunnen zonder
u niet leeven : En gij gaft hen zulk éeh ftaaltjé van
uwe ligtvaardigheidjin de verkeeringe van den laat·
ften avond, dat het hen even zeer veWugde,'aIs
het mij leed deed.
Ik wenfchte wel, uit al mijn hart, dat gij u-
wen cours wildet wenden ,naar de Pyreneen. Ik
zoudè dan (indien gij aan uwe Nigt Montague een
verhaal fchrijft van hetgeen u merkwaardigft op u-
we Reize voorkoomt) een'verzoëk waagen om me-
copij te mogen hébben van uwe Brieven. Ik
verwondere mij dat [gij dit niec doen wilt; nade-
niaal dan uwe onderwerpen even nieuw voor uzel-
ven zouden zijn j als voor
; i ■ Uwen
' BELTORÏX
' " ^ LU'
Γ-
ι
Η
■Μ).
t
'fj
fvii
■4 - ψ^
mmm..
IIt\ L ό Ϋ Ε L· Α é Ε, äan j * μ Ö Êi f O R ρ |
; Sshiim, ·
S ;
f /
α
ι
I
i'arijsii O&i
• ïk laatê deezeh volgen op mijnfen laätften vaa
iäeti it, ter geJegetiheid ^αύ eenen Brief van Jo*
fejih Leman, ittij zó eVen tér hand gekoomeh. De
vent is met zijne Cönfclentie gebruid^ Jan; en
vehelt rftij ^ „ däC hij na^t nog dag kan ruilen Wé-
geHs hec kw^aad dac hij vreeil^ dat doorzijn toe^'
ii döén is toegeköomen j en nog verder thag ge-
beurèni Hij Wenfehte vineis 5, tndien het God
„ belieft, en indien Het mij belieft, dafc hij mijn
WeUedfelheids aangezigc nooit gezien had. ji
En wat isde^oor^adfc van ^ijn tegehwoordig
berou#^ ten adn^ién vah hetn^ëlveii in bijzon«
der? Wat andersi dan ij èiimragünge éu/hfaad',
Ujkheden ^ éx^ hij ontvangt van iedereen derHdr».,
lowesj van die bijzonderlijk, äüegt hij y'Wblke
hij zo getroQWh'jk gétr'agt Kée'ft te dieheri j als
zijne verbinieniiTert aan éij hem wilden toéléan
jj ten hen te dienen? En ik deed hem altoos géi'
loövèn4 zegt hij mij {ame ohnoZeis iètBl 'dièhtj^
t^as mn tij nu iiöieg aff) dat mij dienft te doeii
„ ^ovéel^as alé äin beidèh«dfénft ie doenj h bsi
j, emde puiten. Dog dit,- ért L· 4oód van zijne .i
Aa i ' >, Vimt
-ocr page 374-II'
„ waarde jonge Lady, is eene fmert, verklaart hij,
„ die hij nooit zal afkrabben , al beleefde hij den
„ ouderdom van Mathijs-Salem : Alloewel j en
„ desalmettemihl hij is verzekerd , dat hij geen
„ maand ten einde zal leeven, alzo hij een raare
^ kwijnende ziekte heeft, en zijne maag met zo
5, goed is als ze plegt te,iweezen: En Juffr.
„ Lijsje is ook (nu zij zijne Liefde weg heeft')
„ zeer nors en fmaadelijk: Dog, dank hebbe
,9 zijn· God dat hij haar ihaft! zij is zelfs ook maar
,) in een foberen ftaat.
r?''' Maar de voornaame reden , waarom .hij
,, mijn Wel-Edele nu lailig valt, is niet alleen zijr
,/ne bedroefdheid, alloewel dQzeXvQ zeer groot is;
jj^ maar om voor te kooraen dat mij in toe-
„ koomehde geen kwaad wedervaare: Want hij
kan mij verzekeren, dat Colonel Morden van
„ hen allen vertrokken is, met een vaft befluit om
mij op mijn lijf te koomen : En hij is wel verze-
kerd , dat hij gezegd, en 'er op gezworen heeft,
als dat hij beflooten had dat hij of mijn Wel-
edeles harten-bloed, of ik het zijne ftorten zou-
9, de,; of eenige diergelijke droevige dreigemen-
„ ten:»En dat de geheele familie daarover ver-
5, blijd is, en hoopt dat ik van een flegten reis
51 zal koomen.-,," . ί
• Dit is de zaakelijke inhoud van Jofepfis Brief;
en ik hebbe eenen van Mowbray gekreegen, waar-
in hetzelve van ter zijde wordt te kennen gegeven.
En tik herinnere mij nu, dat gij mij, den laatften
avond, dien wij te zamen doorbragten, zeer fterk.
aanftondt, om liever naar Madrid te gaen, dan
naar Vrankrijk en. Italië. , , ' .
£
■Λ i
s
' Het-
ÄhSiä.
\
if-iftïiif'
-ocr page 375-Juffer. CLARISSA HARLOWE. 575
' Hetgeen ik nu vati u begeere,«is, dat gij mij,
met den eerden, gecrouwlijk iaat weeten olles wac
gij weet ten deezen aanzien.
Ik kan niet verdraagen^^ dat men mij dreige,
Jan. Nog zal eenig menfch , zonder daarover ge-
fproken te worden ^ in mijn afweezen zig zo bars
aanftellen, indien ik het te weeten koome , dat het
mij veragrelijk doe fchijnen in iemands oogen: Dat
het mijne vrienden ongeruß over mij maake : Dac
het hen noope om te" wenichen,dac ik mijne voor-
neemens, of mijn ontwerp verandere, onvhem te
'mijden. Dunkt u, dat ik," op zulk een veragcelij-
keri voet, zoude kunnen vcrdraagen te leeven?
f Dog waarom, indien dit 'zijri voorneemen
Nvas, gaf hij mij daarvan geen kennis y 'iroor dat \k
uit Engeland ging? Was hij nier bekwaam om zig
tot een beiluit op te zetten, dan na dat hij wift dae
ik buiten het koningrijk was? - ^^
' Zo dra als ik maar onderrigt kan worden waar
ik hem een brief te zenden hebbe , zal ik hem
fchrijven om zijn voorneemen te weeten; wantik'
kan geen twijffelagtig uitftel "Veelen, in zulk een
geval als dit: Daf-plegtig bedrijf, al v\raare het zelf
Trouwen of Hatigen, 't welk morgen moeft ge-ί
fchieden, zoiï-ik liever hebben dat^heden gedaen
wierd, Mün geeft kwelt en maakt zig moede in
ongeduld met het herkaauwen van verbeeldingen,
die nog verfcheidenheid nog zekei-heid kunnen me·-
debrengen. Twintig dagen te blijven zitten in ver-^
wagtinge van een uitkoomft, die in ^en quartier"
u'urs beilift kon,worden, is laft'g.
!■ '1
'K
Γ.
"'wm.
Indien hij te Parijs koomt, alhoewel ik dan
op mijne Reize mögt zijn, zal hij mijn logement
ligt-
' \
Aa 3
-ocr page 376-174 ßE HISTORIE VAN
ligclijk kannen opvraagen; Want ik zie dagelijks
4en een of ander van mijne landslieden, en ver-
fcheidene van dezelve heb.be ik hm onthaald. Ik
gae· dikwijls in de Opera, en in den ^chouvvjburg,
en verfchijne ten Hove,en op alle openb^are plaat-
zen. En als ik deeze ftad verlaa^e,^ zal ik bevel
laaten werwaards mijne BrieVen uit Èngeland, of
elders van daan koomende, van tijd cot tijd zullen
voortgezonden worden. Waare ik verzekerd, da|
zijn voorneemen zodanig is, als Jofeph Leman mij
berigt dat het is, ik zoy hem hier afwagten, of
hem te ge;9oet trekken » hi| mpgt we?zeii waar
hij wilde.
Ik kan mij niet ontflaen van mijne wroegingen
ten aanzien van deeze dierb^are Lady, al zat ik op
^en hals gevangen, Indien de Colonel en ik elk·?
anderen koomen te ontmoeten , voor zo verre hij
mij niec heeft verongelijkt, en liefde heeft vopr de»
gedagtenis van zijpe Nigt, zuJIen wij handgemeen
worden met «dezelve gevoelens, ten opzigte van
het voorwerp onzes gef^hils: Èn 4at, weet gij ^
tó een geval t welk niet zeer gemeen is. ·
Klortom j ik ben al zo zeer- overtuigd dat ikj
j^waad gedaan hebbe, als hij l^an zyn; en bet fmert
mij ai zo zeer. Dog ik w|l niet verdraagen^ dat?
ik van een ig menfch ter wereld^ gedreigd w.orde,
hoe zeer ik mijzeive ook bewuft m^ · zijn van be-
fchuldig.inge verdiend te hehben. '
Adieu,Belfordi Handel opregt met mij. Geea
fc^wimpelinge,^ zo gij eenige ^gtinge hebt voor
1«
-Ί
ζ/ίϋ^ LoVELACEi
m.
-ocr page 377-Joffer HARLOWE. 57^
LUI. BRIEF.
De Hr, Belford , dan Robert Lóvela-
CE Schildkni^ , .
,■. ■ · ' ' " ■ ■■ ' "Ί ■ ■ ■ i
■ „ hondon^ dm van Oc?.
Ik kan niet denken , mijn waarde Lovelace»
dat de Colonel Morden u of gedreigd heeft met die
plompe woorden , welke yan den fnooden ge*·
veinsden , en onweetenden JofephXeajan gemeld
zijn , of dat hij voorneemens is omeu· te volgen.
Het zijn de bejvoprdingen van een zcMDrc yan volk,
waarpnder die vent behoort i > en niet van een edelr
man: Niet van Colonel Morden , ben JkiWel
verzekerd. Gij gelieft aan te nierken, dat. Jofepli
niet durft zeggen dat hij hem degftlye heeft hoorea
fpreeken. I t h «i^. r. ^
Ik ben zee*· zorgvuldig geweeil pm denColor
nel te ondertaften, οψ uwentwille,,en omzijnentr
wille, en om de bevelen van de voortjrefelijke
Lady aan mij zo wel,, als aan hem gegeven , tei*
dien aanzien. Hij. is (en gij zult u· η jet verv/onr
deren dat hij zo zij) ten uiterften aangedaen ; eii
bekent, dat hij z^g bij deezegelegenheid,wel eens
in grammoedige bewoordingen heeft uitgedrukt.
Eens heeft hij aan mij gezegd , Dac waare het ge-
val van zijne beminde Nigt eene gemeine verkldinr
ge ge weeft zo dat haare eigene ligrgcïiöovighei^
Aa^/ t Qß
-ocr page 378-pf zwakheid haaren val mede bevorderd had ; hij
iiet u wel konde vergeven hebben. Maar mee dee-
ze zelve woorden, Verzekerde Ipij mij, dat hij geen
befluiten in 'c geheel genomen had; nog had hijzig
aan de familie op, zodanig eene wijzQ verkl.aar4,
dat hij daardopr tot wraakneemihge gehouden waa-
re : Incegen^eel heeft hij bekend, dat de bevelen
zijner Nigt tot nogcoe die kragr op hem gehad heb-
ben , welke ik wenfchen konde, dac ze hadden.
Hij ging binnen eene week na u ten lande uit.
Wanneer hij zijn afTcheid van mij nam , betuigde
hij mij, Dat zijn oogmerk was om naar Florence
gaenj en dat hij zijne zaaken daar zoude effen maa-
ken ; en dan te rug koomen naar Engeland , en
hier het overige zijner dagen doorbrengen.
Ik was inderdaad befchroomd , dat indien gij
^n hij eikanderen kwamt te ontmoeten , het vaii
den een of anderen ongelukkigen uicflag zijn range ;
Én dewijl ik wiil dat gij voorhadt Italië te bezoe-
ken, 'en zeer waarfchijnelijk Florence , in uwe te
yug reize naar Vrankrijk , deed ik zo veel vlijt om
U te overreeden, dat gij het Hof van Spanje mede
in uw qntwerp zoudt neemen. En ik zou dit nog
zeer gaarn zien. En indien gij niet te beweegeü
zijt om dat te doen, mag ik u bidden, vermijd dan
dog Florence of Livorno in uwe weeromtogt , na-
iäeniaal gij die beide plaatzen voorheen wel bezogt
tiebt. Ten minften, laat het voorftel tot eenè
zamenkoomft van u niet koomen.
Hec zou een ftuk van ernftige aanmerkinge
voor mij zijn, indien dee;2ie zelve vent, deeze Jofeph
gemaft, die u zulk eene gelegenheid verfchafte
^m al het fchutgevaarte van zijne meeilers tegea
> · ^ ^ ii^n-
f. '
i·
i
m
ΙΙ^:
\<\'ί ρ
ν'' 5-
\* ι
Κ
t'jt
^'fltM'inmfHtilHiri)^
iisi'ii ^ ^
JÊL
Juffer. CLARISSA HARLOWE. 575
'»■ Ί
hen zei ven te wenden, en hen op elkandérentelaa-
ten fpeelen ter bevorderinge van uwe arglillige.
oogmerken, het werktuig in des duivels,handWaa-
re (en dat wel onvoordagtlijk) orti hun allen vi^raak,
van u te bezorgen : Want zo'gij al de óvefhand'
kreegt op den Colonel, zou' hèc kwaad'daarme^ej
ten einde zijn ? —-- Het" zou maar wroègin-°
ge hoopen op uwe tegenwoordige wroég^ngé';'
nademaal de zamenkoomft doodlijk moeß^Qoo^eni
want hij zou, vertrouwe ik vaftlijk, zijn leeven nieé
van uwe hand ontvangen willen.' Dè'Harlowes zou-
den u, daarenboven, geregtlijk vervolgen. Gij haat
ben; en zi; zouden door dood bevoordeeld wor-
den : Zig verblijden over den uwe/i -- En
hebt gij alreeds geen kwaad genoeg gedaen ?
Laat ik derhalven (en door mij alle uwe vrien-
den) het genoegen hebben van te verneemen/dat
^ij beflooten hebt om doezen heer te mijden. De
iijd zal alles verflijten. Niemand cwijffielt aan uwe
äapperheid. En het zal niet bekend vvorden , "dat
gij ü hebt laaten overreeden om veranderinge in uw'
Öntwerp te maaken. ·'
De jonge Harlowe praat van'^u rekenfchap af
te eifchen. Dit is eene duidelijke büjk, dat^de Hr.
Morden het gefchil niec«p zig genomen heeft voor
hunne faniiliel ' ' ■
Ik hebbe geen fchroom voor eenig menfch dan
voor den Goloriel Morden. Ik weete wel dac^hèc
geen middel zal zijn om u te overreeden om mijn
zin te doen , indien ik zegge , dat ik wël verze-
kerd ben , dat dèeze heer een afgeregt man is op
den degen ; en dat hij alzo bedaard en bezadigd is
als bedreeven. Dog egter zal ik -er bijvoegen, dat
■Μ
ι
(ö
17« öe HISTORIE vah
indien ik mijn leeven liefhad , hij de laatfte man
^ou zijn', buiten u, mee welken ik verkiezen zöu-i
de om handgemeen te geraaken.
Ik hebbe » zo als gij vereifghtet ^ zeer open-
hartig en opregt met u gehandelt Ik hebbe ομ
geen bewimpelinge toegelegd,^ Irjdien gij den Co-,
Ipnel Morden niet zoekt, is Het mijn gevoelen dac
hij u niet zoeken zal: Want hij is een man vaa
4eugdza^mebeginzels. Dog indien gij hem zoekt,,
geloove ik dat hij u niet zal fchuwen.
-Laat mij nogmaal aandringen [Het is het uit-!
werkzel van mijne liefde voor u!] dat gij uwer ei·,
gene fchuld in deeze zaak bewuft zijt, en met weder,
de aanvaller behoort te zijn. Het zou jaramer^
zijn , dat zo braaf een man als de Colonel zoi*
fneuvelen, indien gij eikanderen kwamt aan tetrei-
fen : En van den anderen kant zou het vreezelijk
zijn , dat gij weggezonden zoudt worden om re-,
kenfchap te geeven, terwijl gij daartoe onbereid,
zijt; en bezig zijt in het pleegen van eeae nieuwe
geweldenaarij. Daarenboven , ziet gij niet in den,
flood van twee Uwer voornaamfte werktuigen ·
die tegen u fchrijft aan den wand?
Mijn ijver ten deezen aanzien maakt mij mo-?
gelijk fchuldig aan herha^inge. Ik weete inder-
daad niet van het onderwerp af te ftappen. Dog
indien,hetgeen ik gefghreeven hebbe, gevoegd bij
uwe eigene wroeginge en zelfbewuftheid , u niec
beweegen kan, zou alles vrugtlods zijn wat ik ver-,
der zou mogen aandringen. /
Adieu derhalven ! Dat gij berouw moogt heb·?
ben van het voorleedene I en ,. Dat gij lUwe
drukkende n^bedenkingen niet met nieuwe gewei«
de-
n ü'
ν K it
Uf
1>;ί
lli'f-
: ι
■^SP
y
JüFFBi^.CiARïSSA HAW-PWE. ,179
^n^arljen mpogc v^Kysfagt^n', uW Qp
het toekpom^n& veywo^Ö^.I»
f ■ υ
Vwn w^ïièni ftf^^^
, ■■ w ^ίϋύ inu:' '■■ ·.■ ? n^ÏtSDfu rks'Ji
. ■ ' ■ ' V-; 'h'-t· .■ 'äiii nh ^ f'W
■■■ v^'·.·' .iv:'' ^i'/ii spf"·ngfi
mcu
S^hHMfk
' J i'
^rnMumUik 1 ^ äm
c" Ik; ot^tying liiN^^i^ ο,ί», dk ooge^Wifc,, juift zo al^
|k n^a? We^^n ftond yertcekl^e^ , ^
eenen ftap uit de» weg ^ om den, S^oid^Q t^
mijden, ik mag verlopren gaen 20 ik^ ^ Gij
kunt mij vpor zo laag e^n jakhals met agteq,
En du§ bekent gij d-an , dac hij mij
: maat: njet ir^i;' plompe en -opfatzoenljjk^
be\^oo]Pdingen , ?eg6 ^'j. Men hijlmij, gedreig4
beefc als een edelmani, zal ik mij als een edelman
gevoelig topnen over zijne dreigemencen· Dog hi|
heeft niet ais een man van eeiie,gedae,i}.,, indien
hij mij in 'c geheel, agter mijn mg gedregd heeft,
ïk zou mij fghaamen iémand te dreigen , Wiïiken
ik iMifl hoe ik zelye kpn aanfpreeken,, l^t-: zjj ii^
perfoon, of door pgn en inkt.v ?
ψζι aanga^Gj. ^tgeen sj' ά^ιΦ^ van iP'i»^
fQhuldj
r . I·
''«TO
ί
fchuld; 'van hec fchrijven van de hand 'aan den
wand ; van eene geregdijke vervolginge , indien
hij zijnioodlot van mijne hand ontvange; van zij-
ne bedreevenKeid', bedaardiieid, kloekmoedigheid,
en diergelijke laffe pispraatjes ; wat kunt gij daar
dog mede meenen ^ Gij kunt_ immers niet geloo-
ven , dat zulke inboezemingen als die mijne han-
den of mijn hart verflaauwen zullen.- Niet
meer van deezè zóort van beuzeltaal, verzoeke ik
u, in eenige van uwe toekoomende ßrieven..
Hij had geen b'efluiten genomen, zégt gij ,
toen gij hem zagt. Hij moei,en zal m zeer fchie-
lijk een befluit neemen, aan den een of anderen
kant; want ik hebbe gifteren aan hem gefchree-
ven , zohder te wagten naar dit uw antwoord op
mijnen laatften. Ik konde dat niet voorbij. Ik
kon fzo als ik u in denzelven te kennen gaf) zo
niet in het onzekere leeven. Ik hebbe mijnen
Brief gezonden naar Florence. Nog kon ik mijne
vrienden in onzekerheid laaten leeven ten aanzien
van mijne veiligheid. Dog ik hebbe denzelven in
zulke gemaatigde bewoordingen opgefteld, dat'hij
volkoomen zijne keuze heeft. Hij zal de uitdaager
zijn , indien hij het in dien zin opvat'^ in welken
hij het zos welvoegelijk mag mijden van te neemen.
En indien hij dat doet, zal hij betoonen , dac
kwaadaartigheid en wraakzugt de heerfchende drif·
ten bij hem waaren ; en dat hij vaftgefteld had om
zijne zaaken effeö te maaken, en dän zijne heßuiten
te neemen , zo als gij het noemt./-^ Nog-
thans indien wij elkanderen b^ejegenen [want ik
weece wel wat mijne keuze zou zijn , indien ik in
zijn geval ftond',^ op zulk^een Brief ^ al hoe be-
^ : leefd
■ ρ
. (
mx
t.;
Jeefd dezelve ook zij] wesnichce ik wel dat hij eené
erger» ik eene beter zaak^voorhad. ^ Hef zou eenè
zoece wraak ναοϊ hem zijn zo ik döot zijne harid
kwam te vallen. ' Maar warzoÜ het mij baaten, zó
ik hem ter nedervelde ? , ' ? .
Ik zal hier de^' copij influitèn vsin den Brief,
dien ik hem gezonden, hebbe. ƒ
i α
■■ ' V
ê
ί.Λ
Na het weder"oV'erIëezen van déii uwen in eeii
bedaarder tijdpunt, " kan ik niet nalaaten u te dan-
ken voor uwe vriendlijke fièfde en goede oögmer-
ken. Mijne agtinge voor u, van het eérft uur af dat
wij kennis kreeg^ tot nu toe, hebbe ik nooit ver-
keerdlijk^geplaatft bevonden; ten aanzien ten miti;
Hen van uw oogmerk. Gij^moet evenwel beken-
nen, al vrij onbezursd >gehoeteld te hebben met of
te veel of te weinig te doen , ten aanzien van de
Tol die gij gefpeeld hebt tuflchen mij en de Bemin-
de mijns harten. Dog gij zijt weezenlijk een eere-
lijke vent, en een opregte en hartlijke vriend. Ik
zou bijkans wel wenfchen kunnen dat ik niet naar
Florence gefchreeven had, voor dat ik uwen Brief,
dien ik nu voor mij hebbe, had ontvangen. Dog
hij is nu al weg. Laat hem zijn gang gaen. ïn^
dien hij naar vreede wenfcht, en om gewelddaa-
digheid te mijden, zal hij volkoomene gelegenheid
hebben om den eenen te omhelzen , en de andere
te fchuwen. - Zo niet - dan moet
hij wagten wat zijn noodlot is.
Dog die zij zo als het wil, gij moogt wel I>e-
ZJI·
-ocr page 384-öe'ftisTökïÈ vää
'dèh jóAgÈn Hatto we [Dié i's oofe al tel
dréigèrQ Vè weëtèti g^^^ Worde, dat ik iii dè
aanftaéhidé tttäarid Maärt, tèii laögften, Iii Enge-
knd zijn zal.
Dit Hof van Beijeren is 'eërt gaianc én befchäafd
tióF. Niettemin, dewijl ik onzeker ben oif mijn
Briefden Colonel te Flörènee mi mogë ter hand
koomen, zal ik hetzelve verlaaten, en zo als ik
voorneemens was, Waar Weeneh vertrekken; zorg
draagende,dat eenige Brief of Boodfchap van hem
toornende dUr^ aan mij befte ld worde: Welke my
ras hiei: te jwg zal brëhgen, öf tbt ëeoige ande-
re plöatzë tot welkéh ik zal gbüoodigd vórdert,
«org^.
Pii
'F'
ϊιΐ
, Dewijl ik ään dhäflötte föhrijVe, hëbbe ik
niets" meer bij tè (^bëh, n^ ^iljnë complitäCnten aäd
alle vriéndën/dan daé ik béh
f.vt./
ckmimetiU'üD
■' " ' . i t
Lovelagb»
t. ■ ' ■
bi
éÊmÉÊ
j)eHr. Lovelace, Willem Morden;
Schiläkn,
i , ■ 7
\Ingeßooten in den voorgaenäefi j
i
-Γ^Λτ·
München^ den iö—ü. Nom
Mijn Héér,
Ik hebbe, met zeèr vèel vëtwoöderinge , géi-
lioord, dat het u heeft goed gedagt eénige bédréi-
gerïde uitdrukkingen tegen mij uit té flaen.
ïk zou zeer blijde geweéft zijn, zo gij gedagt
hadt, ^at ik in mijn , eigen gemoed genoeg ge^·
ftraft ivierd over de véjongélijkingen, welké ik der
Voortrefeiijkfté der vröuwén hebbe aangedaen; en
dat het voor i)erfoóiien, dié zo hartlijk over-
éenftemmeh in eene Liefde (inzonderheid daar ik
begéerig wad, óm naar mijn uiteift vérhiogen, dié
VeroDgelijkingen té vergoeden) mogelijk geweeit
waare om, zo niét als vrienden, teö minftén o^
zodanigén voet met èlkandèren té leeVen, dat Ééti
Van beide niet tor bijtte fmeifte ge#aaf wierd ddt
*€r bedreigingen in zijn afweezen wierden uitgëfl#
gen ί welke, hem onder veragtinge moeften bren-
gen , zo hij geen moeds genoeg bëzat om zig de*
zelve aan te trekken.
Nu^ mijn Heer, indien hetgeen ik gehoor4
bebbe, alleen te wijten zij aao vuurigheid van aart,
of
-ocr page 386-ι . ^ - -
of aan eene fchielijke drift, terwijl het verlies, νόόί
iiiij het beklaagelijkft van alle andere verliezen , nog
verfch was, verfchoone ik zulks niet alleen, maar
orijze u dieswegens* Dog indien gij weezenlijk.
lebt vaßgeßeld om mij op eenigen anderen voec
te fpreeken [hetwelk ik voor u bekenne, dat even
Wel niet is hetgeen ik wenfche] zoude het zeer té
misprijzen zijn , en zeer onwaardig vooi' het cha-
rader , hetwelk ik zo wel bij u als elk ander edel-
man begeere op te^houden ^^ zo ik het u eenigzins
moeijelijk maake óm daartoe te koomen.
Dewijl ik onzeker ben wanneer^ -deeze
Brief u ter hand mag koomen, zal ik morgen naar
Weenen vertrekken ; alwaar een Brief gerigt aan
het pofthuis.ter dier iiede, of aan het huis van dén
Baron Windisgratz (in de Favorita) aan w,eiken ik
brieven van voorfehiijvinge hebbé ; aan my wè1
beileld zal worden. , . * f
Ondertuiïehen , geïoovende dat gij een al té
edelmoedig man zijt * om hetgeen ik gae verkiaa-
ren in een verkeerden zin te duiden , en bewuil
Eijnde Van de agtinge , welke de dierbaarfte aller
fchepzelen voor u had , en van uwe verwantfchap
met haar , zal jk geen zwaarigheid maaken van li
te verzekeren , dat het aangenaamft ahtwoofd voot
mij zijn zal, datdeColonel Morden liever in vriend-
fchap , dan op eenigen anderen voet, wil ftaeri
9) -
Μ
i
,1
ι..
, I-
: ui
r:. Γί »
' I
'C
"w
mee
Zijnen opregten Hhogagtef, eti
naderigen Dienaar i
De Hf, L ρ v ε lac ε , aan 'Jan Β ε l f ο r d^
iJr/J
ί,.Ι
- 7 iov» :Mi Λ ■ ' ^
···*> .■■■t'· ■-'f.t*» *
Llntz, den s
liTl
2 8 Νου:
9 Dec,
Ik ben nu op weg naar Trenten met oog-
merk om den Colpnel Morden daar te vinden , iq
gevolge van zijn Antwoord "op mijiien; Brief,' wél-
ken ik in ? mijnen laatften hebbé ingefiooten.' Ik
was te Presburg geweeft, en had voorgenomen om
èenige andere fteden van Hongarie te bezoeken.
Dog mijzelven onder verpligtinge geftêld hebben-^
de om eerfl: naar Weenen te rug tekoomen, kreeg
ik daar 'zijn'Brief in banden : . Die hier volgr.
München^ken f
, - ' , t 2 Dec.
i··
'fi
rite.
TlÉWirtÜ,
ι;,:·
mijn Heer,
^ "' Uw Brief"was'te Florence vier'dagen voor dac
ik daar kwam. '
vOp dat ik uwer gunft niet onwaardig fchijnen
mögt, vertrok ik terftond den volgenden ogtend
naar deeze ftad.v Ik wift niet of de iuifter van die
hof een heer, die alleen zijne veraiaaken heeft ie
t, VIII. Deel Bb be-
w
Ökftl^TÓRiE VAM
betfagten, niet boven zijn oogmerk mögt hebbéh
opgehouden.
Dpg in mijne, hoppe van u hier te vinden te
Joor gefteld zijnde betaamt het mij u kennis te
geevei) ^ dat ik ?u]k jeepe begeerte h^^be om wel t^
fiaen in het gWóeleh vart eenen man van uweii
moed, dat ik geen oo'genbiik'kan twijfFelen over de
keuze, welke ik wel verzekerd ben dar deHr. Lo-
velace (dus aangezogt} in mijne omftandigheden
Ik bekenne, mijn Heer, dat ikbij alle ge-
legenheden, van uwe behandelinge jegens mijne al-
toos-dierba;?ré Nigc zo gfefproken hebbe, als dezel-
ve verdiende, liet Èou zeer verwonderlijk geweeÜ
Mjn, zo ik dat niet giedaen had. * En het betaami
mij (^nii gij mij zulk eëne edele gelegenheid gege-
ven hebt om mijzélvèn 'duidelijk té vèrklaaren) u té
overtuigen , dat W geen woorden, u aangaende^
van mijne lippen vielen , enkel om dat gij *er niet
Wj Vaart. Ik doe u derhalven weeten'V dat ik ter
plaatze daar het Ü belieft zal bij u koomen; en zulks
doen zoude , al waare bet aan het verft afgelegen
gedeelte van den aardkloot.
\\
i
Ik zal eenige dagen aan dit Hof vertoeven; en
indien het u belièft een Brief voor mij te rigten ten.
huize van den Hr. Klienfurt ter deezer ftede, zul-
len uwe bevelen, het zij ik hier blijve of niet, vei-
lig en ipoedig ter handen koomen,, mijn Heer,
Dus
ί
^ÊÊÊÈ
Uwen onderäaanigßen Dienaar^
Ψ
-ocr page 389-Mi
Juffer CLARÏSSA HA&LOWE ^tf
» ■ · ■· -,ψ^.· ·
bus ziet gij," Belford, dat de 'Colonelüic
èijne gereede, 'én zeJf gretlglijkuitgedrukteaannee-
hiinge van' de aangeboodene zamenkoomil, eea
'νάβ bepaald befluiï genomen had. En is het niet
veel becer^zolk een ftuk als die tot eene uitköümft
te brengen ,, dan mijne vrienden ongeruftheid té
doen hebben over mijne Veilighèid, of zelve in hel
'onzekere te blijven; gelijk ik moeft; indien ik mij
verbeeldde dit een ander iets teièn mij had?
« '
Öit was mijn Weder-antwoprdv ^ ,
li
É
6 Beci
Mïjn Heer;
Ik ontvange op dit óogenblik üweh ^eerdèni
Ik zal een reisje opfchorten , hetwelk ik gereed
ïlond te doen naar Hongarie , en van iftonden aait
naar München vertrekken : Ën inäien ik ti daar
nietvinde-, zalik voortreizen naartrenten, i>ee-;
ze ftadj op de grenzen van Italië leggende, zal zeet
gevoegelijk voor u zijn, Vermoede ik, in üwè w^er-
omtogt naar Toscaanen ; én ik zal ü in dezélvö
hoopen bij te koomen op den van Decemberi r
Ik zal alleen een Franrehen kamerdienaar êjl
een Engelfchen knégt medebrengen. Anderé bij-
gonderheden kunnen wel p;eregeld wotden , als ik
Bba
r
I Γ
ψ
-Η
de eere zal hebben van u te zien. Toe zo lang bea
Mk^inijn Heer, - '
'iUw zeer geboorzaame Dienaar ^
R. Lovelace.
Nu, Jan, Jiebbe'ik geenzins eenigen fchroom
rvoor den uitflag 'deezer zamenkoomft. Ik denke
he mogen zeggen. Dat hij mij zoekt; niet ik hem.
En dus moet'hij dan wagten wac het gevolg
zalïzijn.
Hetgeen iülj oneindig nader aan het hart gaet,
is mijne ondankbaarheid jegens de uitmuniendile
der vrouwen - Mijne met voordagt gepleeg-
de ondankbaarheid ! - Nogthans den ge-
'heeJen tijd in ftaat zijnde om haare voortreffelijk-
'heden te onderfcheiden en te aanbidden, in weer-
wil van het Jaag gevoelen van de Sexe , hetwelk
ik van mijne vroege jeugd had ingezogen.
Dog deeze Lady heeft de waardigheid van
'haare Sexe ftaersde gehouden ; en zeer luifterrijk
heeft zij dezelve nu bij mij doen klimmen. Nog-
- thans kan 'er, gewislijk , zo als ik wel honderd-
"maalen gezegd en gefchreeven liebbe, zodanig ee-
ne vrouw niet meer zijn.
' > ; Dog daar mijn verlies in haar overlijden het
* grootile is van allen, en daar ze mij nader was dan
^eenigen anderen perfoon ter wereld, en zijzelve
voormaals wenfchte Züdanig te zijn , welk eene
onbefcheidéhbeid is het in iemand die'erleefc^ dat
hij zig vermeete^m haar op mij te wreeken! -
Gelukkig I gelukkig ! driewerf gelukkig I hadde ik
^^e glorij van zulk eene voorkeuze weeten te waar-
dee-
5üf ί U.'
LT-C'·· J
bi' KT,
5%
Juffer^LARISSA ?HARL0WE. 3 S^
deeren, gdij-kik dezelve behoorde gewaardeerd te
hebben ! ^ f . - ^ . ii?
Ik zal déeze verzwaaring^ van des Cojonels
vermetelheid , om mi] rekenfciiap af te vorderen van
mijne behahdélinge jegens eene JLady die zo zeer
de mijne was , bij mijzelven verzwaaren , dat
mijn hart, bij de aartftaendezamenkoomft, njetbe-
zwijke voor eenén die haar zo na beftaer, enjxdle
haarer gedagtenifle bedoelt eere e»^ regt; te doen ;
en ik hem daardoor geen voordeelen moge geeyen,'
welke hij anders niet kan hebben. ,^Want ik weerc
dat ik geneigd zai zijn het op mijne bedreevenhei4
te laaten aankoÖnien , om eenen man te behoi^
den, die mee zo veel regt zo hpog bij, haar gewaaE-
deerdvtfierd; en ik zal onga'arn^mijne veriloordheid
involgen, als iemand dien^ hij/gedreigd heeft. Eu
ten deezen aanzien lien ik alleen'bpdugt over zijne
bedree^renheid, en zijne kloekmoedigheid, op. da|:
ik niet genoodzaakt, moge zijn , ter mijne eii^ene
verdeediginge, nog een ftreep te voegen bijj^ee«
ne rekeninge die reeds maar * al te groot is .
... .^r.
■■ 'fi , ί,αίίί
* Γ.
Μ
inderdaad, inderdaad, Beiford,' ik
zal tot mijn laatfte uur, de ei^ndigfte aller weezens
zijn. Zulk eene verhevene edelmoedigheid !; ——·
Waarom gaft gij de Copij van haar Teftamenc itï
mijne begeetigé handen Waarom zondt gij rnij
den nagelaaten Brief? —- Wat Vi^s het of ilc
al gretig waare om het Teilament te zien ? Gij
wift hoedanig die beide vvaaren [Ik niet]; en dat
het vi^reed zou zijn mijne beeeêrte in te vólgèn·^ ,
•^BtTr" m
-ocr page 392-' Het vegten met twintig Colonellen Mordens,
al moeft ik met twintig beurt voor beurt vegten,
zoii niets voor mij zijn ; zou mij ge^n oogenblil^
, bekommerd doen zijn ten aanzien van mijne eigene
' veiligheid : Maar mijne overdenkingen over mijne
fnpode ondankbaarheid jegens eene zo uitmunten-
de voortreffelijkheid zullen altoos mijn vloel^
Waare zij eene Juffer Bó.we jegens mij ge-?
' weeft , en hadde zij mij behandeld alsofikeei^
Hickman waäre i * dan had ik eenigen gfond gehad:
tot wraak ^ en'ftaatkunde (als mijn oogmerk was
gewecïil om een getrouwd man te wor-
den)" had mijne poogingen kunnen billijken om
haar te vernederen. Maar zagtmoedig en hcufcb-
'was haar i^^ör/?,' ichifc eene regtfchapene hel·
, zo dikwijls éérj^^^deggd vereifchten dat zij,
Baareh moed betöönd^^
JNiets dan mijne vervïbekte liften ftonden mijn
'geluk in d?n weg. Heugt u niet, hoé mènigraaal
ik, van den'beginneaf, koud water'goot op haare
opgaende vlam , door op eene^ laage en ondank-
baare wijze de bevelen tegen haar voor te wenden,
welke maagdlijke kiesheid, en kinderlijke qnder;-
4aanigbeid., haar bewoogen om mij op te leggen,
Voor dat ik haar in mijne magt kreeg (a)?'
- — Betuigde zij mij niet, en wiß dat. nier, al
fcad zij het mij niet betuigd , dat zij zig niet kon-
fchuldig maaken aan preutsheid qf dwingelandij:
" ; ''^ · ' ■ ■ ' ' over.
fa) Zie D. IIT. bl. io8. Zie ook Br. xtu. yaa
en fcele andere plaaaeii. * ' ""
h··;··
over den man , dien zij voorhad te trouwe·^ (a} ?
Ik wift, gelijk zij mij eens verweet, dank van dien
tijd af dat ik haar uit haars Vaders^huis kreeg, een
ejfen pad voor mij had (b^. Met waarheid zeide,
zij , en ik zegepraalde in de antdekkinge , dat ik
van dien tijd af haare ziel wel houder aak η ίψ
t'Wijfelmoedigheid gehouden had' (jp>j,M\ine Ipe-
cacuanha-proef was alleen genoeg.'onii pugeloovi^
gen te overtuigen, dat zy cene ziej^bezat, waaria
Liefde en Tederheid de overhand zoudim geha-d
hebben , hadde ik toegelaaten dan de bekoovelijke
knoppen uicbotteden en bloeiden (d).. | tf
Daar zou geen agterhoudmdheid bjj haar ge^
weeft zijn, zo als ze mij eens betuigde, hadde ik
haar geen reden tot Twijfelinge gegeven (e).
heeft zij niet^aan u bekend, dat ze mi} voormaak
wel bemind konJy^ebben% en had.de %ij mij kunnßn
β b 4
η··:
V,. C
Mea verc!sr aan-
merken , dat alle de IcflcD van ClatiiTa inj gclcginlKid aan ];if;
fer Howe oej!;evcn, we8;ens dc óchaïidelingé'van .die jonoe Li-
dy omtrent den Hr. Hickmanj ·'bewijzen ν»(lat zijzelye wr^^
was" van preutsheid cn (èwinoelanaij, .:·.·ί..«ίΛ Zie, bijiQndïc-
lijk no2, <äen raad dien zij geeft aan.die harrsvricudin vaa
Kaar, Br. L^vt. van hci VII. Dee!." -lilUÓ mijné waar-
„ de.,, zcj^t zij indien Brief, bK '^ι^τί^Ρν? dat'het 7»//;^
lot had moe;en zijn (voor zo verre het ro,ij »i« vrijftond on-
,, £»eh'.iwd le Jeevcii) cenen miin tc ^hcbbe» aan.getroiF.-q »
,, gciis welken ik cdelmoedie cu önbcdwQOgcjn bad Kumicn
,, handelen! ^y enz. enz. \
■ ^St-TVR
(bj Zie D. V.W. i04> z8J,
(c) Ibid. bl. 196.
-M ■
(a) Zie D. V. bl. 19?.
Ψ
(d) Zie D.IV. Br. κ^ν, χΐ·νι.
(c) Zie D. Υ. bl,356.
ilZi
Jc
„aSi^
-ocr page 394-©β HISTORIE vatf
"goed rnaaken ^ mij gélukkig gemaakt zou hel·'
hen Ca} ? O Belförd ! dit was Lifefde; eene Lieide
van de edelft'e zoort! Eerie Lièfde , zo als ze in
haaren nagelaaten Brief (b) te kennen geeft, die
zig uitftrekte rot dëZiel; en welke zij niet aiken
bekende in de uuren van haarilerveni maar middel
vond om mij te laacen weeten na haaren dood , in
dien Bjief vervtild met waariehuwingen en ver-
maaningen , welke mijn eeuwig welzijn tot haar
eenig ei ade hadden I ^ ' ■ '
De vervloekte vrouwluij poogden irderdaad
wel mijne wraakzugt, én rpijn hoogmoed scn te
hifzen, door mij eeuwig voor te preeken van haar
ÏVafitromvien l^hÏL^Ï Gebrek van LMde^ en haare
Verfmaadinge van mij. En mijn hoogmoed wie^d,
zoratijds, maar al te veel aangehitft van haariieder
fnoode inboezemingeo. Dog al waare het zeif zo
geweefl: alii zij zeiden ; te rege mögt zij, die ge-
wend was om gezogt en met verwonderinge be-
fchouwd te worden van elk begeereiijk 002;, en
aangebeden van elk eerbiedig hart —~ Te rege
mogizulk eene vrouw het vrijilaen te aarfelen ,
wanneer zij vond dat zij, ten opzigt van de groote
vraag daar het op aan kwam , in het onzekere
gehouden wierd van eenen argiiiligeti en doorilee-
pen guit; die ontzag en afweeringe voorwendde als
redenen voor het beteugelen van^ eeDe vlam , die
zo ze weezenüjk is , niet kan beteugeld worden
...... — Godlijk fchepze! ! Hai^r wantrouwen
zelf, haare agterhoudendheid (zo regtmaatig wan-
trou-
(a) 2,ie Br. xcviii. van het VII. Deel.
(b) Zie bl. 197 -ZQ4. vau die Dsel. " ■*·
Juffer.CLARISSÄ HÄRLOWE.
/I
trouwende)^ zouden ter mijner verzekeringe , "'eii
ter mijner glorij geilrekt hebben !--En
welke andere" proef behoefde haare deugd ? Wel-
ke andere behoefde eene zo engela^ige-reihKe^
Cmec zulk heerfchappij oter haare hartsiég^^
ten gezegend ïndènbïoeij van ^haaré^jèügd) waare'
ik niet een fchurk geweeft ! -^ een wiilp-·
fche, een waanwijze, een hoógïïioedige gék
welalseeniclmrk ? :, ·^· ■ ^ ''f .^f'
Deeze bedenkingen eer 'fcherpêr "Wor.dendè^
dan dat zij haare^fcherpte met Ben tijd'verliezen^
vergezellen mij in' alles wat ik doe ψ en 'overal waaif
ik gae ;"Vn mengén'zig raeT^llé mijne tijdverdrijf^
ven en veriuiligingen." En %terkOomë ikMn vrö;'
lijk en luifterrijk Gezelfchap. Ik hebbe nieuwé''
kennis gemaakt aan de verfcheidene HoYen,„ welke
ik bezogt hebbe. Ik-worde geagt en "gezogt bei-
de, bij perfoonen van rang en verdienfte. Ik be-
zoeke de Collegies',^ de Kerken de Paleiren. Ik
gae dikwijls in den Schouwburg: Ben bjj alle o-
penbaare Vertooningen tegenwoordig;-en zieaües
wat waardig is om gezien te worden hetwelk ik
voorheen niet " gezien had , in de Cabinettén der
Liefhebberen : Worde zomtijds toegelaaten tot-
de Toilette van eéne uitmuntende Schoortheid . en
vsffchijne met uicdek op de Asfemb éis van andere
»»JlÈJ:— Nogthansvkan'" ik óm niets anders , nog
om eeni^ menfch. met geneugte denken, dan,om
mijne CL Α RIS SA. , Nog hebbe ik eene vpouwf
in een gunilig ligt voor haarzelve befchouwd, dan
voor zo verre zij in Geihlte , Houdinge , Ge-
daante , Stem , of in eenige Trekken , gelijkt
β b j j naar
-ocr page 396-• i>erhistorie vam
naar die Bekoorfter , , die eenige Bekoorfter, mi}r
ner Ziele. ^ ?
Wat gröoter ftraiFe, dan dac deeze verbaazen-
de volmaaktheden,· welker zij, magtig was, mee
zulk eene kragt mijn geheugen treffen, terwijPrai}'
niets is overgebleeven behalven de wroeginge , vati
niijzelven en de wereld van zulk een zegen beroofd
te hebben ? Nu en dan, inderdaad, ben ik vatbaar,
voor een ftraal van trooft, oritftaende (niet onedel^
moedig) uit de izedelijke zekerheid, die ik hebbe,
van haare eeuwige gelukzaligheid, in weerwil van
alle de aanflagen,en liften, die ik^in *t werk ge-
fteld hebbe, om haare deugd te verftrikken, en
eene zo reine ziel tot mijne eigene peil te doen
daalen.
Kan ik, ten ergften (U^eer^ Oweer dog ^
Groote God!
Gij kunt het doen^ dat ergß uU mijn ver^.
''■fchriklijklot!.^
Wel zo onzalig zijn^ verßooten^ envergee^
ten, *
"Dat mij in V duißer naar van V wroegemh
geweeten, j
JOat mij in V midden van mijn angß en
mreede pijn,
Geen tu]p;henpoos van ruß, geen ßraal van
vreugd verfchijn ;
Als ik haar heil herdenk ^ en zaligend ver*
? /
f.-
.tÊÊm
-ocr page 397-/
Τ!?
JpFFER ClARISSA ilARLÖWE· spf '
V
■ c. · Vi· η " :
Indien ik mijzelven buiten latjds dus elen-.
dig bevinde^ zal ik wel haart weer naar Ei^eland
te rug koomen, eri qw voorbeeld volgen% denke^
ik --— een,kluizenaar, of het een of ander o-
lijk ding wórden, en zien wat een befteridige iee»^'
yensloop van boetvaardigheid «n luftverzaakinge;
voor mij wil uitwerken. Qp^deeiien voet is het,
niet te leeven -rr-—Ik mag vefd—tnd zijn,
het äus te leeven is! , l' /fs^aai ^
indien mij eenig ongeluk mögt ojerkoomen ,
zult gij de bijzonderheden diesaangaende van De
ja Tour ontvangen. Hij verftaet wél weinig En-
gelfch: Dog gij zijt bedreeven in alie hedendaag-,
fche taaien. Hij is een' getrouwe' en vernufcigS;
knaap : En zo 'er iets, gebeuren mbgt, zai hij qók
riog'andere papieren V die ik in gereedheid zal ver-
zegelen, voor u hebben om aan Lord M. over te
zenden. ^ En nademaal gij zo bedreeven', en zo
vaardig zijt in Execuceurfchappen, zo^bidde ik u',
BelFord', neem deeze bedieninge ook voor mij aan,.,
zo wel als vopr mijne Cjariii:i ——- ,jCLAR
S Α \LO VΕ L'A C E Υλ] ik, haar noemen. ' ,
Bij al wat goed is, ik ben betoverd van haare .
gedagcenis. Haar naam zelf, met den mijnen ge-
paard, verrukt mijne'ziel > en is geneuglijker voor.
mij dan het lieflijkil mufijk. ^ / ■ ^ ,
Hadde ik haar dog [ik moet nog al anderen^
mede belchuldigen]^ ge voerd naar een ige andere
plaatze, dan naar het huïs van dat'vervloekt'vrouw-
inenrch! ............. Want de iiaapdrank was haare
vin^
.γ.
De HISTORIE vam :
vindinge en mengzel; en alle de aanhoudende ge-
weldenaari] gefchiedde op haare aanftookinge, en
op die van haarè ondeugende dogters, melke ms
zig overvloedig op mij gewroken hehhe.n over haar
eigen bederft hetwelk 'zij mifte^ laß leggen -
Dpg dit gelijke zo zeer naar de belijdenis van
een dief aan de galg, dac gij mogeiijk wel haaft
zoudt denken, dat ik bevreesd worde op.het voor-
Uitzigt van de aanftaende zam'enkoomil. Dog het
is daar verre van af. Integendeel gae ik zeer blij-
moedig den Colonel ontmoeten; en ik zou ffiijn
hart met mijne eigene handen uit mijn boezem,
fcheuren,,indien het uit dien hoofde voor vreeze
of bekommeringe vatbaar waare.
Dit alleen weete ik,dat zo ik hem mogcdood-
lleeken [hetwelk ik niet doen'zal, zó ik het hel-
pen kan] ik wel verre zijn zal van een geruft ge-
moed te hebben : Dat zal ik nooit meer hebben«
Dog daar de zamenkoomft baarblijkelijk 2ijn eigen
zoeken is, terwijl ik hem volkoomene gelegenheid
gegeven had'om het'tegendeel te kiezen, en ik de-
zelve niet mijden kan , zal ik daar naderhand om'
denken* Het is dan dog maar een berouwhebben
en bekeeren van alles te gelijk : Want ik ben zo
verzekerd van de overwinninge, als ik ben dat ik
nu leeve, laat hem nog zo afgeregt zijn op den
dëgen ; nademaal , behalven dat ik geen kaale
nieuweling ben, dit een tijdverdrijf is , waarvan
ik, daartoe getart,'zo veel houde als van'eeten eii
drinken. En daarenboven zal .ikt zo bedaard en
ίήιη aangeäaen zijn als de Bifchop die zijne gebe-
den leeft. Terwijl hij, zo al^ duidelijk blijkt uit
!
; zij-
I' ■ -f
-i.
-ocr page 399-/
zijnen Brief, van wraakzugc én gramfcHap moet
gedreeven worden. ' ' '
' TwijiFel derhalven niet, Jan, of ik m\ u een
goéd berigt van deeze zaak geëven. Ondercus-
ichen blijve ik ' ' ^
UixJ allergenegenfle enz. ■ >
ir.
- V
l ο vel ace.'
. Γ'ί ?. i'V
C;
De Hr, Lovelace, ^n Jan .Belf'ord,
I
Ii
ί ·
Scbildkn, „...
Tremen^ den 3—14 van Oec.
Morgen zal de Da;* zijn, Äke, naar alle
waarfchijnelijkheid, of een ^of twee geeften zal zen-
den tot gezèlfcbap aan de Schimmen van mijne
CLARISSA. ' , ^ ' ;
Ik kwam hier gifteren aan ; en vraagende,
naar, een EngeJfch heer mee naame lyiorden, vond
ik v^ei haaft het logement van den Colonel. Hij
was twee dagen in de ftad geweeft; en had zijn
naam opgegeven aan alle plaatzén daar ik waar-
fchijhelijk koomen konde. , , , ,Χ, '
Hij was eens uit rijden'gegaen ; èn ik maakte
mijn naam bekend, en waar ik té yinden 'was : Eii
des avonds gaf hij mij een bezoek. ^ ^
Hij was vergiftig lomber." Dät was ik nier;
^ ^ V i
-ocr page 400-J^S De HlSTORlË vam
jDqg egter betuigde hij mij, dat ik als een man Vätt
'regcfchapen moed gehandeld had in mijnen eerfteii
Brief; en met eere, in hèm zo gereedlijk deeze za^
menkoomii: te verleenen. Hij wenfchte dat ik zo
in andere opzigten gehandeld had^ dan zouden wij
eikanderen op een beter voet hebben mogen zien
dan nUk ir
Ik zèidê dat hetgeen voorbij was ^ iiiei
was te herroepen ; en dat ik wel wenfchte dat
eenige dingen niet gefchied waaren , al zo wel
alshiji
Nu verwijtingen te doen, zeide hij, zon zó
veel verbitteringe veroorzaaken als het weinig baa-
ten konde. -Eji ßewjjl ik zo. bereidwillig hem dee-
ze gelegèhheid 'gègeven had, zouden woorden voot
daadea wijken*------Uwe keu^e, mijn Hr.Lo-
velace^ van Tijdj van Plaatze^ van Geweer, zal
mijnt keuze zijn,. . _ _
De twêe laatrte ftaeti aänu, mijn Hr. Mor-
den. De tijd s:ij morgen j. of -overrtiprgen ^ naai
het u'gelieft. ^ , ^
Oyermorgen, dan, ttiijn Hr. Lovelacèj' en
wij zuliën morgen uitrijden Γpläkze te be*
paaien. ^
Ik ben *er mede te vreedeïi, mijn Heer.
Wel I nu, mijn Hr, L'ovelace ^ kies gij het Ge^
weer. " ' . f ' Γ ' , '' '
Ik zèide> dat ik geloofde, düt de een vän ons
'op den ander niet 'vooruit zou hebben met den ge7
meenen Degen; dog^ indien hij van andere gé*
dagten was, dat ik niet tegen Piftpolen had.
Ik zal alleen zeggen antwoordde hij, dät de
kans met den Degen mogelijk meer gelijk zal zijn ^
h"·
'-3
iewijl geen van ons beiden' daarin onbedree ven
zijn kan: En mee het Piftool,„2eidé'^bij, vreezé
ik, zoudtgij flegter kans hebben : En.egter h^bbe ,
ik twee mede gebragt; op dat gij een. van beide
voor u zoudt mogen kiezen : Want, voegde hij
'er bij, ik hebbe nooit op den afftand van een Pi-
ftool-fchooc mijn doel gemift, zedert ik geweeten
hebbe hoe ik. een Piftool moeft.houden, ^ ^
Ik betuigde, dat hij fprak zo als hem betaam-
de : Dat ik iti die behandelinge bedreeven genoeg
was, om dit te omhelzen, indien hij bft.verkoos,;
fchoon niet,zo zeker op mijn doel ^.liij zig be-
roemde te zijn. Nogthans zou/er 4e duivel mee
fpeelen, Colonel, zo ik, die.een kogel op hec
fcherp van een mes in tweeën geichoqten hebbe
mijn man niet zou raaken. Dus hebbe ik niets te-
gen een Piftool, indien>het «w^fverkiezinge zij.
Geen menfch^ durveJk zeggen, heeft eene vjaftejr
en netter Hand en Oog, dan ik. ..
Die kunnen i beide u al zo wel .van dienft'zijn^
mijn Heer, met den Degen, als met het Piftool;
De Degen zij het derhal ven, zo het u gelieft.
Wij fcheidden met eene ftijve zoort van pleg-
tige beleefdheid van malkanderen : En h^en ver-
voegde ik miji bij Hem, en wij reeden te^zamen
uit om de plaatze te bepaalen ; En beide van eea
aart zijnde, en ,haatende om tot morgen te ver-
fchuiven hetgeen heden verrigt kon worden, zou-
den wij het toen wel hebben willen^beiliflen: Maar
De la Tour, en des Colonels kamerdienaar, die
ons vergezelden, en onvermijdelijk in het geheim
waaren loegelaaten, baden ons te zanien, dat wij
- . ^ " een
Μ
f !
i:
/
•een Chirurgijn van Brixen bij ons wilden neemén
welken De la Tour daar had aangetrofiisn, en die
hem vertéld had "dat hij den volgenden morgen
'ilond uit te rijden'^ter aderJaatinge van een menfch ,
^ie aan dè kports^was, in een eenzaam hutje, bet-
welki," vojgert^'dès heelmeeflers 'befchrijvingeniet
Verre af was'van' de plaatze daar wij'toen waaren,
zo het dar zelve' hurje niet was''t'welk wij daar
zagen. 's^·^ oa i.· ■
' " Zij namen' ó^zig om het zo te beleggen ,· dat
"de Chiriirgijn' hifets van de zaak zou weeten, voor
'dat zijn' bijftand vèreifcht wierd.> '-En dewijl ^ La
'Tpur, zo als ik den Colonel verzekerde, een vaar-
dige^eh fchrandere'knaap'wäs fwelken ik gebood
hém te gehoorzaamen als mijzelven, indien'de kans
'ten zijnen vó^ideelè uitviel] fteraden wij beide o-
•vereeri om' de 'beillifinge! tot morgen uit te ftellen,
en'nlles waii den Chirurgijn'belangt aan deibeftéli
linge van onze twéé kamerdienaars over'te laaten j
Kun^ eene yölilrekte^geheimhoudinge aanbeveelen-
ïdé: En dus reedefi wij langs verfchillende wegén
terug.- ^ .. r
Wij bepaalden de Plaatze in eetie kleine een-
zaamé"vjlèij . ■ ' " Den Tijd'op morgen ogcend
'te tien uuren l—- En dé' gemeene Degen het
'Woordl Nogthans betuigde iko hem meer,t;dan
-eens, dat ik mijzelven zo veel betrouwde op^mij-
'ne bédreevenheid ■ met dat geweer^ dat ik wel
wenfchte dat hij éenig ander koos: '
Hij zèide, het was het gèweer'van een edel-
'man, en hij die zig des niet verftond, mifte eene
hoedanigheid, om welker ontbeeringe hij wel ee-
'nig nadeel behoorde te lijden -.tMaar dat, wat -hem
*·· ·■>·"··-fv ____ ^
iüFFER Ci:4ARiSSA HARLOWÈ. '^oï
/
^äanging, onder alle de kwetzende wapentuigen het
'een geweer zo goed was als bet ander.
Dus ziet gij, jan, dat ik geen voordeel 'op
hem zoeke te hébben 'i Dog 'mijn dfuivel tnoeft m5
bedriegen, indien hij voor morgen ogtend te elf
üöreh zijn JeeVen of üjn dóód nïec van mijtfe 'h^n^
den ontvange. . ^
Êijn kamerdienaaV eri d'e 'mijne llaen 'er Vij te-
genwoordig te zijn; dog beide onder een ftrikc be-
vel van onzijdig te zijn én geen hand te weer tè
ilaen : En, weerkeerig op mijne beleefdheid vati
gelijken aaVt j' gebood hij den zijnet om tnij bij té
ftaen, zo hij omkwam.
Wij zullen te paard der waards-tijden , 'eil af^
ftijgen als wij op de plaatze gekoomen zijn; en zijiï
knegt en de hiijne zullen op leeh beftemden aFftand
wagten mét eene chaife , om den overgébieeve'^
nen, zo 'er een fneuvele, weg te brengen naar
de grenzen van het Vehetiaarich gebied; en oni
een of beide bij te Ihen, Haar dat'de gelegenhefd
het mag vereifcheji. , .
En dus, Beiford, is de z^äak vaftgeftel^
Wegens een regeLbulj kon ik niets arders ver-
iigtén: En derhalven fehrijve ik deezen Brief j
fehoon ik hét al zo lief bogt tiirgeileM hebben tol
morgen te twaalf unren, wanneer ik nifet twijÖelé
in ilaat te zullen zijn vatïvweder te fchrijVen^, eïi ύ
«e verzekeren hoe xeer ik laen ' '
enz; —
/ . ψ -5· - · I - If ',
LoVELACEi,
r ^^
i'
• Vin. Deéii
LVib
te
«fe
-ocr page 404-De HISTORIE van
ymäalinge^ vän een Brief van V,], De la Tour»
\
40»
. -^^» JaN^Belford, Scbildkn, hij Soho-
fquare, in London.
. Mijn Heer,
^ Ik hebbe u droevig nieuws te ÈerigtenJ^ op
ordre van den Chevalier Lovelace. Hij toonde
mij zijnen Brief aan u, voordat hij dien zegelde;
waarin hij u te kennen gaf, dat hij in gevegt ftond
te gaen mee den Chevah'er Meiden, op den 15.
Weshalven, daar de occafie vaa^ het gevegt u zo
wel bekend is, ik hier van dez^e niets zal zeg-
gen. φ,··'
Ik had zorg gedraagen , binnen een klei-
nen afftand, een Chirurgijn et zijn knegt in ge-
reedheid te hebben, welkeipki onder eede van
geheim houd in ge, de zaak geopenbaard had (fchoon
ik'^dat niet beleed voor de twee beeren) j zo dat
die met windzels, en alles wat 'er vereifcht wierd ,
voorzien waaren. Want ik was wel bewuft van
de dapperheid en bedreevenheid van mijnen Che-
valier ; en had van het charaêier van den anderen
wel gehoerd j en wift hoe verftoord zij beide waa-
ien.
Λ
-ocr page 405-Joffer CLARISI^A HARLOWE. '^op
i-en. * Eene póit-chaiie was 'er in gereedheid, met
hun beider knegcen, een weinig daarvan
De twee Chevaliers kwamen net op hunnen
tijd: Zij waaren vergezeld van Monßaur Margate'
(des Coionels page) en mij. 2ij hadden's dags^
le vooren ordre gegeven, en herhaalden die nu in'
elkanderens tegenwoordigheid, dat wij eene ftrikte
onzijdigheid tutTchen hen zoudeö';in agc neemen
En dat, zo een fneuveldev elk van ons 'zig^^ten'
opzigt van eènige^noodige hulp· oi retraite^ zou
aanmerken als den dienaar van den overblijVenden ^ -
«n deszelfs bevelen diesvolgens waarneemen,
Na een weinig compliraéhten, kleedden de
beide beeren met-de grooifte"prefenti^ van geeft,
welke ik ooit in mannen befchouv/d hebbe^ zig ^
tot op hün hembd toemt, en trokken van leer.
Zij pareerden- met even veel geleid verfchei-
dene paflen. Mijn Chevalier tapte het eerite Woed ,"
«en defperaate iloDt doende, welke door een fchie-
lijken draaij van zijn antagonift, mifte van dwä^s
^oor hem heen te gien , en hem kwetfte in hec
vleeichig gedeelte der ribben van zijne regtex zij*'"'
de^ welk gedeelte de degen 'er uit fcheurde, zijn*·
de aan bet buicenfte van het lijf: Maar voor dat
mijn ChevaHef zig hètftellen konde, iliet de Colo-^·
nel'dp zijne beart, %jem in den binnenkant vati
zijn linker arm , nabij de fjhouder: En de degeii '^
(die 'er doorgaende zijne boril ook raakte) vaa^-^
eene groote bloedftorcinge gevolgd wordende, zei- <
de de Colonel, Mijn Heer, ik gdoove daf gij ge-"«
Hoeg hebt- ^ ' ·
Mijn Chevalier zwoèr bij God / dat het hera
niet deerde; .Het was maar de ilt^kvaii ecoefgel- *
Cc z, dQ'J
\
-ocr page 406-de : Eti dus deed bij nog een pas op zijn afitagö-
niil;,f,welken die4 met eene , wbnderbaare behen^,
digheid, pnder zijn arm ontving, en mijnen geag-·
ten Cheyaliecjdopr het lijf liep; Die onmiddelijk
ter neder vielj zeggende, Het geluk is op uwe
hand jf mijn Heer-O mijne, beminde Gla-
ιΐίΠι! --- Nu zijt gij-— Hij fprak nog
binnen 's monds drie of vier woorden. Zijn degen
viel hem uit de hand» De Hr. Morden gooide zij-
nen ter neder, en liep naar hem toe, in 't Franfch
zeggende -- Ach Monlieur, gij zijt een
man des deods!---i- Roep God aan om ge-
nade. = , % ,
Wij gaven het fein, hetwelk wij met de kneg-
ten beilemdt hadden ; en die aan de Chirurgijns 5
welke terftond bij ons kwamen.,
Coionel Morden, vond ik, was maar al te
wel gewend aan het bloedig werk; want hij was
zo bedüard, als of'er niets gebeurd waare, de Chi-
rurgijns bijilaende , Ichoon zijne eigene wonde
fterk bloedde. Maar mijn geagte Chevalier viel
twee of driemaal aan een in zwijm, en gaf daar bij
ook bloed op. ; .
. Evenwel ftuiteden zij het bloeden voor dien
tijd; en wij hielpen hem op het rijdtuig; en toen
liet de-Coionel zijne eigene wonde verbinden ; en
Het zijn leedweezen blijken dat mijn Chevalier zom-
wijlen .(als hij kon fpreeken, en beweeginge maa-
ken) ten uiterftcn verwoed was. -—- Arme
heer! hij«had volkoomen vafteu ftaac gemaakt op
de overwinninge!
- De Colone! wilde, tegen den raad der Chi-
rurgijns , te paard, gaeii zitten ora op het Vene*
ί ΐί . > ■ ti- "
tiaänfch'gebied te koomen; en'^gaf irrfj édelmoe-
diglijlt een goudbeurs om de Chirurgijns' te beiaa-
len; begeeiende verder dac ik een prefenc zou gee^
ven agn den -knegt; en vhét overige zelve aa'nnceA
men als eenè blijk van zijn genoegen* ih mijn ge^.
drag; en cvèr mijne zorg en tederheid vooY mij*
nenheen >'i ^ i ai.-'Π-· jiu ■
De Chirurgijns beiuigd&n hem!, dat^iiijn Che-
valier dén dag'ni«t kon overleevenP''-ί ^
• Wanneer dé Colonel affcheid van''hem ïiam'^
zeide de Hr. Lovelace, Gij heljt hec,liel' ichepzei
welgewrokeni '' ^^ ' ' i n-:?
Dat hehbe ik, mijn Heer, zèide de Hr. Moi^
den : En miffchien zal het mij wél Föuwen dat gij
mij aanleidinge tot dee'ze daad gegeven hebt;
wanneer ik in twijifel ftond^^bif'ik-de dterbaarö
engelin zou gehoorzaamen 'of ^niet geiiooVzaa·^
men. ■ ■ ^^ · ■■ " ■ . ^
Daar is iets noodlottigs in ! antwoordde mijn
Chevalier . Iets vervloekt noodlottigs! ——
Öf dit kon niet gefGhied zijn I··^" ' · Dog weeft
alle getuigen r dat ik mijn noodlot getart hebbe,
en erkenne, dat ik fneuvele doodde hand van een-
Man van Eere, : - · ^ H·?' M ^ " '
Mijn Heer, zeide de Colone!, met de gods-
vrugt van een biegt vader (des'Mren.'^Lovelaces,
hand drukkende) grijp deeze weinige fnellonpeni'
de oogenfelikken aan, en beveel uzelven Gode,
En dus reed hij weg. . iw
' ' Het rjjdtuig'ging' langzaam voort met mijnen
Chevalier; nogthans raakten zijne wonden doop de
beweeginge van nieuws aan het bioedeij; en 'bét'
Cc 3 '
-ocr page 408-f
was met moeite-dae zij het bloed weder iluijteden·^
Wij bfagten hem leevendig in het naafte hut-
je ; en hij, gaf mij ordre om het ^acquetje aan u af
te vaardigen. Hetwelk ik,gezegeld hiernevens zen^
de; en gebood mij de bijzonderheden van deeze
zeer ongelukkige affaire aan u te,;fchiijy€n j en n·^
in zijnen naam, te bedanken, voor alle tjiwe gunil
en'vriendicbäp.jegens hem.' > ι
Tegen al'erverwagtinge leefde hi} den nagt
over: Maar 2\]vijijden was grooPy zo virel van we-
gens izijn mgfiêHlé·» en' hti mislukken van zijne-
vermagilnge ^ als van wegens zijne ivrnden -y v^^inz
hij fcheen zeer onwMUg om te-ßervm.
Hij was zomiijds ijJhoófdig, in de^tweelaatiia
Buren; en riep toen verfcheidene maaien uit, als.
©f hij eenrg VerfdirikkelijkiSpoofcgezienhad, Neem
haar'weg I Neem haar vi^eg Γ mqar.«oernde nier
mand^ En zomrijds (prak hij tot lof von eene ze-·
kere Lady (die Ciitriffa, onderftelle tk, welke hij·
had aangeroepen V foen hij zijne doodlijke wotido
ontving) haar^noemende, BeminneliikrPuikju^/eel ί
C^odlijk menfehl Sehoone^sLijderest — iEn eeps zei-
de nij, Zie neder,fgezaligde Geeft » ^ie neder —
daar hield bij ftil ^ -- zijne lippen evenwel be-
weegenden /.„:■; . va·;:; . Ji
Des .morgens te Negen uuren wierd hij vaw
fluiptrekkingentaangetaft; ^r. en viel m bezwijminge;,
en het duurde.een quartier uurs voor da^t hij uit de-
zelve bekwam.
ί ^jne weinige laatje' woorden moet ik riee
verzuimen te-melden , a(s die eene m'terfte beza-
éigdbeid toonen; welke eenige verrrooftinge mo·» ,
gm verleeuen aan zijne hoog-geeerde vrienden.
SS;
ém
JüFFBR CLARISSÄ HARLOWE/^ 407.
• : Gelukzalige ^—. zeidehij, 'zijne'aanfpraak
buiten twijfFel tót den Hemel rigtende ; want hij
floeg zijne ftervënde oogen om hoog ■ .'jm ί. , Eer
ne ilerice ftuiptrekkinge beiettede; hem woreenige
oogenbliklicn om meer te zeggen . Dog
IOC zigzelve koomende, fprak hi| weder zeer vuurig
(zijne oogen en zijne uitgefpieide hünden om boog
heffende) hec woord Gelukzalige: -.Daar-
op ais in een fcbietgebed, zo het fcheen^ fprak hij
binnen *s monds, zo dat men hem niet verihen
kon : Eindelijk bragc hij deeze vier woorden on-
derfchtiidenlijk voprc,
DIT ZIJ MIJNE BOETE !
En daarop, zijn hoofd in het kuiTen ter nederzin-
kende, gaf hij den geeft; omtrent een half uur na
Tienen.
Weinig dagt hij, arme heer! dat zijn Einde
zo nabij was: Dus had hij omtrent zijn Jijk geen
beftellinge gemaakt. Ik hebbe het Jaaten baife·
fernen, en in eene grafkelder zetten, tot dat ik be-
velen krijge uit Engeland.
Dit is eene gunft, die ik met moeite verwor-
ven hebbe; en die geweigerd zou zijn, waare hij
geen Engelsman van rang geweelK Eene landaarü
die met reden hoog geagt is in alle landen var.' het
Ooftenrijks gebied Want hij had geen
Biegtvader bij zig willen hebben, nog de Sacra-
menten ontvangen op de Catholijke wijze, lic
bidde God dat zijne Ziel zalig zij!
Ik hebbe ook eenige moeijelijkheid gehad uit
ho^fiie van de wijze, waarop hij ter dood gekop-
Cc 4 men
-ocr page 410-men is, van den kant van de Overheid Kier ter.
plaatze: Welke de vereifchte. infbrmatien van de
zaak genomen ^hebben. En het heeft mij eenig geld
geko& Waarvan, eri van de goederen van mijr
ijen geagten Chevalier, ik u in mijnen volgenden
getrouwlijk rekenfchap zal geeven. En dus hier
ter plaatzo uwe beveleii afwagtende, ben ik, Miji^.
"'eer,
IJw zeer getrouwe en gehoorzaam .
Dienaar^
ξ. J. DE LA Toi|Äo
I ■
BE.
-ocr page 411-γ; % t
«ï r · s j
14
....... .. ,, . . ·'! t"·''*'/·. -fi
Etgeen'er nu no^ oyerblijft' tér νοί-.
Η
gelijk
^^ doeninge van zodanige ïéezeren te
•melden, welke^ m'ett %nkeii mag
dat zig de
' - getrokken van die^andere^ yoprnïa^
^ ^ me pérfobnen in ^déezp^Cëfchiede-
nis·,, welke -den ^r^^LoVelage bvèfleefden ; zal
hoofdzaakelijk' in het volgende'Verhaal^ gevonden
wordenï;?; ^ -
De tijdinge Van het ongelukkig Eirid^" van deh
Hr. LO VELACE wierd met zö véèl ^r^efheid
ontvangen bij-zijne eigene'bloedverwahteti , als hét
met blijdfchap''vernomen wierd Van^ dè familie déf
Harlewés, én van JuiFer Howe.' Zijné'eigene fa^
milie was meeft te beklaagehV'nademaai zij, eene
ippregté hoogagtinge hebbende vooi· dè onnavplge^
lijke Lady, eene groote fmerte hadden van het on^
_.ι.·:ι. jjggj ^gg a^Hgedaeu ^' cÄ ηϋ nog daarhij
Cc j bet
»—^t^
k:
y
κ
41q beslui τ.
het verdriet hadden ^yan het eeijig IVknIijk pir vara
dezelve^te verliezenjjdoor «en geweldigen dood.
Dät zijn noodlot wei verdiend was, ilrekte
nog tot verzwaaringe yan hun .ongèluk „ als wel-
ke, om die reden ze3f, en wegéns zijne onbereid-
heid tot hetzelve, maar ^L te veel grond van vree-
ze hadden tent'aatizien van zijnë ioekoomende ge-
lukzaligheid. Terwijl de andere familie, wegens
bunnen onverge^velijken &arc ; en' zelf de boven-
gemelde edële jonge Lady,^wegens haare leeven-
dige gramfchap, in zijnen dood eenige kleine, ee-
nige koriduurenäV, veFligtihg&«vonden^van het
zwaar verlies hetwelk zij, voornaamlijk door zijn
toedoen, geleeden hadden,,,
Eene kort duur ende verligtinge^ zegge ik»
teiiO|>zig€;yw de familie ,derHariowpsj want dee-
waaien weLvérre, af van gelukkig te zijn, of
^g, geruft ' kwwen -«ftellen^ in hunne nabedenkiri-
jgeo.over faun,£jgen^gedrag, -En dit kon-
den' zij nqg te mipder^M9fin, alzp de onver-
trdoftèlijke Moeiiet; niet ruftede,.vóor dat zij, door
middel van den polonel Mordep, <Mnftandige uit-
örekzels bejkoqmen^^j uitrZommige der Brieven,
uit welke deeze Hiftorie is te zaraen gefteld, wel-
^e hi^a. allejjpverruigden ,, dat- ^If de Briefwiüelin-
ge,; oiejCiariiT^^^ toen ze nog blä hen was, ver-
nieuwd ija^,meit4ea Hp. Lovelatje , meer om hun-
^mwiik * ^an^^om baarzelvQ-n . vernieuwd was :
Dac zij,hem geen aanmoediginge had gegeven, die
ilrij^ig Was met; l?aaren piigt,^ en roei. die voorzig-
tigheid j. wawnr^ij zo vroeg al uitmuntede : Dat
hadden zij, h^, ij^aten aankoomen op eene bedagt-
l^pmheid , a|n welke ^ij zelve feekenden, dat zij
'...... ^ J βοο^ε
Vi;-:
-Α
i^ifnililiiliiihftiTit·-·'·
Β Ε $ Ii y f. : 4n
nooit réden gegeven had om zij he»
en zigzelvé (zo als ze eens aan haare Moeder voof-
floeg (a) ); wel gered zou alle zwm-
righeden ten aanzien van Loveiac^ ji j Dat «ij , ja-
dien eenige vrouw die. ooit kon, dpen,, een dooïj-
lugtig proefiluk ' zou gegeven^liebb^n vaij ew
hartstogc te overwinnen, oC tén ^ minilen ii)
dwang te houden,döor Reden en dooï C^odsvrug^
daar de man al te ilegt van gedrag was, é5Ln,dat jbQ
blindling bemind zou worden; ut^ ,ί ν
De ongelukkige Ouders erj Qo^eUf zagetï ^
uit'hec leezen van deeze üittrekgetensijniaar al te
baarblijkelijk voor hunne eigener ge/öftheid» Dap
hsc geheel en al aan de gierigheid ^ dife heerfchzugt,
de nijd, van haaren onverzoeiibsaf^n ißro^ticr^ en
Ziifter , en aan de yerftandlQOZ:^-zaip^ngweering®
van de geheele familie aangegaen ^j om haar t^
dwingen :dat zij haarejhandi giffvaan-wen^man^
welken zij Veragten moeft, of zij
Riss Α geweeil zijn v ^n aao hwine dagriiic vportr
koomende vervolgingen·'van ^h^ap,,,^^ wijten was*,
dar zij iraojer, in gedagcen kreeg om fhaars Vaders
huis, te'verlaaten ;, ^n dat zeirto^n.zij eerft.zul^
cene gesagte woedde^ hep waSimec OQgm,ei>k ofn,
zo hec mogejijk. waare,i zig ^nethejiijglilke/ch^l-ï
plaatze te verkrijgen bij Juffr. Howe, of op eeni^^
andere veih'geplaatze (dog niet bijrdwMr. t^pvela-
ce,, nog i)ij eenjge <3er Ladys van-r^ijne ftHnUie^i
fchoon van de Jaaïfte daartoe iaangezogt) van wa^
zij zodanige voorwaarden zou kunjietxvoorßellen,
welke men; had. behoorenjin tejWilligp v'^o welke
volkoomelijk raec haaren pligt. betóenbaar waarea
ΐ ·-
i
(a) Zie D. I. bl. iSj, 184.
J
-ocr page 414-Β Ε S L ü i 1*
r Dat fchoon zij zigzelve vond te' loor ge^
fteld omtretit de gehoopte toevlugt én befdiermin«·
'ge, zij niervari voorneemen was:om, door de zä-
menkoomft met^den Hr. Lovelace, zig in zijne
magt te Hellen / alles wat zij met het doen van dien
ilap bedoeldeV ftégts zijnde ora haar beil te doen
ter bevreediginge van een zo feilen geeft, op dat
•hij Qzo als'hij inderdaad beflooten had te doen)
haarén vriendenniet een bezöék moge geeven, het-
welk mogelijk van doodlijke gevolgen zou kunnea
isijnV'maar'vati hem op zodanige wijze wierd weg-
gevoerd, dat zijMieswegens eer een voorwerp van
deernis wiefddan Van befchuldigingé. i · i
' ' Deeze' Üittrèkzels overtuigden" verder hen al-
le , dat zij 'tot haar hartgrondig leedweezen be-
vonden had^ 'dat 'het Trouwen naderhand in lan-
gen tijd nietinhaaremagtftond j .enweltothetlaat-
ile tóe, behalven bij maar eene gelegenheid, wan»
neer'hunne^ öntiatuurelijke wreedheid jegens haar
(op een nieuw aanzoek, 'twelk'^zij bij haareMoeq
Hervey gédaen.had , 'om genadé en vergiffenis te
verwerven)'h'aar buiten ftaat ftelde om zijne aange·^
boodene hand aan te neemen ; 'en haar dus nood·
zaakte den dag uit'te ftellen ; ^'alleen met oogmerk
om dien uit««te ftellen, tot dat zij herfteld zou
zijn. ^^ . ' ■, /
2ij za^en met éven vèél afgrijzen van Love-
lace ^^ als van hunne eigene wreedheid-, ν en met de
hoogfte verwonderinge voor haor. Dat de majefteit
van haWe deugd den'ftoutmóedigften geeft ter we-,
reld in-öfitzag gehouden had << zo dat hij niet durf-
de onderneemen'om zijne fnoode oogmerken ter
uitvoeringe te brengen , voor dat hij, door god-
. ' > . · ' ! 100-
4: f
f
'A
ί
ir^
,ή-α- ____
■H
Κ
swaaai
Β E S L 'U 'I Τ. 4Π
^ooze dranken,,/j Vopraf haare zinnen daaraan had
opgeofierd. ■ i ^r / ' fi^
Maar hoe wieräjléare ged^gtenis 'eenigerwij-
ze als aangebeden ! ./Hoe'befchüldigdeh zij elkan^
deren ! ais zij bevonden ^ dat zij zi|zélve niec al-
leen bewaard had vooi* herhaalde 'tnishandelirgè,
door het roemwaardfgft en onvertzaagdft gedrag,
in fpijt, en ter uiterile befchaaminge ,· van alle zij-
ne Ligtniis-denkbeelden; maar ook de kloekrapedig-
heid had om Hem ftandvaftig, en met een edele ver·
fmaadinge te verwerpen - Enwiendog? --
Den Man , welken zij voormaals had kunnen be-
minnen, die voor haar knielde om VergiiFenis, en
bad dat het hem vergund moge worden om haar^de
befte vergoedinge te doen , welke toen in zijné
magt was haar te doeii; dat is te zeggen , door
haar te Trouwen. Wiens goederen aanzienlijk eö
onverminderd waaren. Terwijl zij op dien tijd zij-
ne gevangene was in een fnood huis: . Verftooten
van alle haare vrienden ; na een herhaald aanzoek
bij hen , om genade en 'vergiffenis , verftootea
—^ Om genade ên vergiiTenis, en om eeneü
laatrten zegen naderhand fmeekende; en dat wel al
zo veel ter vefligtirige van hunne toekoomendê
wroegingen , als ter vertrooftinge van haar eigen
godvrugtig hare -:— Nogthans , fchoon qn-
menfchlijk afgezet, op eene onderftellinge'dai haar
Einde niet zo nabij was, als hun wierd voorgehou-
den, overlijdende , 'met vergiffenis en zegen over
ben allen uit te fpreeken.
Daarbij erinnerdenzijzig, dat haare nageJaate-
ne Brieven, in plaatze van verwijqingen, niec ver-
crooilingen vervuld "waaren : Dat zij in haalren iJi-^
.. t ' itr-·
f.. -
f ψ'
i
terften Wil ^^ volgens hunne eigene wijze van "tleii-
ken , hen allen verpligtingen hud opgelegd; ver-
piigting^^, welke zij nog verdiend nog verwagc
hadden j als of zij dage de onbillijkheid te vergoé-
den, welke eene eenzijdige eigenbaat zommige
van hen deed beiluiten, dat hün van haaren Groot-
Väder in Zijn Teilamenc was aangedaen. ''
Deeze gewaarwordingen en herdenkingen waa-
ien voor hen geduürige onderwerpen van weerkee-
rige befchuldiginge: Verzwaarden hun verdriet
over het vérlies van een kind, die de glorij wasvan
hunne faniiiie,, en deeden hen niet zeiden elkandé-
ren fchuwen"(op tijden wanneer zij gewoon waa-
ren bij een te koomen) op dat zij de wederzijdfche
verwiftingen mijden niogten van Oogen die fpra-
ken, wanneer de Tongen zweegen —- Daar
derzelver prikkels ook nog door den tijd Heeds
fcberper wierden ; welk eene ongelukkige familie
was Dit! Te regt mögt de Colonel Morden, met
de woorden van Juvenalis , alle andere elendige
familien tarten oni zulk eene fteeds aangroeijende
rampzaligheid uit te leveren, als die der Harlowes
(weinigé maanden voorheen zo'gelukkig in ßaat
was te verfchaffen« ' ^ '
JHumdmlgenerls mores tibi nêffe volenti
Suffieit tina domus : paucos confume dies ^
Dicere te miferum, poftquam illinc veneris^
audè* ' '
Juflfr. Ha RL ο WE leefde omtrent twee jaa-
ren en een half, ha den befchreiden dood van haa-
re CLARISSA. ' " ' '
De
4
ïi
\
■Λ
- De Hr. Harlowe, had dus daarenbovfeü
tiog den drük van zijne Lady omtrent een half jaar
te overleeven; haar dood zijn eigen vérhaailende,
door 2ijne wroeginge en verdiiet o'p nieuw te
icherpen. ' ^ . ^ » -
Beide evenwel vertroofteden ^j zig, in hunne
laaide uuren , dat zij weder gebragt zouden wor-
den in het bijzijn van hunne Za.hg'e Dogter, «ο
als zij haar (van denktijd af dat zij kennis kreeg^a
van de bovengemelde bijzonderheden haarer géi
beurceniiTe , van haaren gelukkigen uitgang)
akoosiioemdem' ' ' ■ 1
Z\} leefden egter beide zo lang V dat zij bun-
nen Zoon Jakob \ en hunne dbgter Araheila ge-
trouwd zagen i' Dog niet op zulk eene wijze, dat
derzelver egt hun tot vreugde ftrekte.
De Hr. Jakob Harlowe trouwde eene
vrouw van familie , wier ouders dood zijn ; en is
genoodzaakt, met zeergroote kollen, haar rege te
bepleiten tot Goederen, welke zijne voornaame be-
weegreden waaren om zijn aanzoek bij haar te doen 5
dog welke hij, tot heden toe, nog niet heeft we-
dergekreegen; nog waarfchijnelijk zal wederkrijgen ;
alzo hij te twiften heeft met zeer magtige tegenpar-
tijen, en èëp regt te bewijzen, hetwelk aan gefchil
onderhevig is; en hij is niet gezegend met zo veel
langmoedigheid , ais noodig is voor lieden die ia
Regtsgedingen zijn ingewikkeld, \ , ' /
Hetgeen verder ten zijnen öpzigte is aan te
merken , is, dat hij in dit huwelijk geheel en al
met zijn eigen hoofd doorging, tegen den raad
van zijn Vader , Moeder , en Oomen , die hem
waarfchuwden^om -met bet trouwen van deeze L«-
dt
-ocr page 418-wmm
;B Ε S L Ü I f.
dy geen Pleidooij aan te gaen voor zijn geheelelee-
ven.' Z\]n onedelmoedig ^ gedrag jegens zijne
vrouw , Wegens hetgeen zij niet kan helpen , en
ïietgeen alzo zeer baar ongeluk is als het zijne ^
heefc zo veel verwijderinge tuiTchen hen te wege
gebragc (alzo ^ij ook eene vrouw van m^oed is)
dat, al wierden de Pleidooijen afgedaen ^ en zelf
gunftiger i dan ze waarfchijnelijk 2ullen worden,
zulks hem ongelukkig'moet maaken tot aan het Ein-
de van zijn Leeven. Alle zijne ramp^oeden , als
hij zijn hart eens uitfchudt voor de weinige vrien-
den die hij heeft , fchrijft hij toe aan zijne fnoode
en vji'eede behandeUnge van zijne engelagtige
Zußer. Hij belijdt dat deeze 'rampfpoeden regt-
vajirdig zijn, zonder dat hij bezadigd genoeg is om
te béruilen in de erkende regt vaardigheid, Eene
niaard in ieder jaar fteekt hij zig in den rouw, én
die maand begint bij hem op den y'^e» van Sep-
tember , en geduurehde dezelve fluit hij zig op van
alle gezelfehap. Eindelijk , hy wordt gehouden,
en noemt dikwijls zigzelven ^
t)ÉN iBLÉNOlGSTEN ALLËR WEEZENS;
Α R Α Β Ε L L ^'s Goed wierd een lokaas voor een
man van Aanzien om zijn aanzoek bij haar te maa-
ken : Zijn Titel bij haar eene beweegreden oni
behangen in hem te krifgen. Broeders en Zufters ü
als zij ^een Vrienden.zijn , zijn gemeenlijk de vin^
nigile Vijanden tegen eikanderen. Hij dagt dat'erte
ve .4 voor haar gedaen was in de ^Huwelijks-voor-
waarden. Zij dagt dat 'er nkt genoeg gedaen wast
En in eenige jaaren voorleeden, .hebben zij elkan-^
ï«'. iJJ-UlUiSSI
Ki
-.1
β Ε S LUIT. 4^7
ïeren zo felle haat toegedraagen , dat zo een vaii
beide ooit blijdfchap geniet, het is als hem of haat
eenig nieuw ongeluk of ongeneugte verteld wordt ,
hetwelk dejn anderen wedervaart'. , Trouwens', al
voor dat zij tot eene openbaare ^vreedebreuk kwa-
men ; maakten zij geftadig hun werk öm ; bij ma-
nier van zigzelven te ohtïaften i elkarideren te be-
landen (io( mg meer ontrußinge van de geheel^
familie), met de voornaaniße^ fchuld yan hun on-
verzoenbaar gedrag en. vuige .wreedheid tegen hun^
ne vetwonderensWaardige Zufter, — Mogtea
de gerügten, die 'er verfpreid zijn van de verdere
rarapfpoedigheid deezer Lady wegens het onge-
bonden leevèn van haaren Lord; eeneToüt weiké
zij mét regt zo haatelijk agtede in den Hr. Lovela-
ce (fchoon zulks geen onoverkoomelijke zvi^aarigr
heid tegen zijn aónzdek bij haar zou gev/eeft. zijn}|
en van wegens zijne openbaare veragtinge en fmaad*
heden jegens haar,, en zelf feomtijds van zijne per ζ
foofilijke mishandelingen^ welke mën zege dat te'
wijten zijn aan haaren ongedüldigen geeft, en ge«-
weldige driften; ten eenenmaalé ongegrond zijn !
-——— >^"ant, welk een hart moeft dat zijn; het-
geen wenfchen zou dat zij zo groot éene plaag
voor zigzejve zijn mögt ν als zij poogde te zijn voor
haare Zufter? Inzonderheid daar zij tot op ditvUur
toe berouw beeft, en verklaart dat te zullen heb-
ben tot het laatfle van haar leeven^ ον'^ΐΛ^χΐίχ^
wreedfi behandeJinge van die Zufter^en (zo wel
als haar Broedei·) maar al te gereed is óm daaraan
haar eigen ongeluk toe te fdbrijv^n^ ^
De Hr. Λ^'γόnlj, ,en de Hr. Joannes HivR-^
iowfi zijn [terwijl dit gefchreeven wordt] nóg irt
Viii, Deel. 0d ièïÏ
m
-ocr page 420-m
'leeven : Dog verklaaren dikwijls. Dat zij, meü
hunne beminde Nigc, alle de vreugde van hun lee-
ven verloeren hebben : tn beklaagen zig, zorider
agterhoudinge, in alle geze]fchapp/;n, over den
onnatuurelijken handel waartoe zij tegen haar waa-
ren aangezet.
De Hf. So t Μ ES leeft ook nog, indien een
man van zijne zoort mag gezegd worden te leeven;
want zijn algemeen gedrag en ilordige zeden zijn
zodanig, dat zij den afkeer billijken, welke de
u'tiiiuntende Lady tegen hem had. hij heeft daar-
e iboven zijn aanzoek verworpen gevonden van ver-
fcheidene vrouwen van verreweg geringer midde-
len (ai hoe groot ook zijne eigene zijn) dan die
der Lady , naar vvelke men hem had aangemoe-
digd om ce hüaken.
De Hr. Mowbray en de Hr. Toukville
denman verlooren hebbende, in wiens verkeerin-
ge zij zo veel verinaak fchepten; ontzet en wakker
geworden zijnde door de verfcheide^ne ongelukkige
uitgangen, welke zij voor oogen hadden; en al-
toos eer ligtleidelijke dan meeßerfpeelende harten
gehad hebbende ; volgden den raad van hunnen
vriend Belford op: Stelden het overfchot van hun-
ne goederen op Lijfrenten; en begaven zig ter
woon, de een raar Yorkfhire , de andere naar
Nottinghamfhire, ujt welke graaffchappen zij ige-
boortig waaren : Hun vriend Beiford hunne be-
langen voor hen behandelende, en brief^iiTelinge
met hen houdende, en telkens ais hij hen ziet (het-
welk eens of tweemaal 's jaars is , als zij in de ftad
koomen) meer en meer hoope krijgende, dat zij
re
I:
η.
f « ' 1
-ί'
i'A:
m-
È È 'S L V ï T.
ïiünner Naamen en Familien hoe langer hoe ^aat"
diger zullen worden.
Wat die Zullers in ongerégtighéid S aAïp»
tje MarUn, én Μ ar ij tj ε ΐίοκτον aan-j
gaer, die waaren van voortreffelijker bekwaamheJ
den en opvoedinge, dan waarop de fchepzels vaii
die zoorc ^ig gemeénJijk bergemen kunnen ; ea
voor zo verre haare Hiftorien in de voorgaende
pieren nergens ontvouwd zijn , in welke menigvul«
dige meldioge van haar gemaakt wordt j kan hét
niet miiTen vm zo ter voldoeninge te ilrekkeft
van des Leezers nieuwsgierigheid, als ter béant«
woordinge van de rgoedè einden·, welke met de uit-
gaave van dit Werk bedoeld worden, hiér een körê
Êerigr. te geeven van haare Äfkoomft én de wijzè
Van haarlieder Opvoedinge, als eene voorbefeidin-,
ge tot den ondeagenden ieevensloop waarin zij ge-
vallen Zijn , en hoé het met haar gegaen is, na derti
verichrikkélijken uitgang van de éerelooze Sin-
clair.
um
ίίΐ
S Α Α R τ j Ε Μ Α II T I Ν was de dogtér van eeil
welgeileld Winkelier in zijden ftoïïen^ aan hetHoF"
einde van de ftad ; wélken haare »Moeder», eene
ïiruidehiers dogter in de oude ftad-, één 'mooij ca-;
pitaal een huweiijk gebïagthad ; en beide van eeii
wulpfehén aart zijnde, en vérzot oji de modes?,
welke hunne hanteeringe medébragt te bevorde-
ren > en Welke de vrouwen én dogtérs vati de Nvel-
gegoedé winkeliers (inzonderheid in dat gedeelté
van de ftad) gemeenlijk poogen te volgen; zo Was
het niet te ver wondéren, dat zij hunne dogteV ook
diesvolgens opbragten ; Nog dat zij, die een zeef·
rap en fnel^eftig meisje was, en veor-zeer toooi]
^ · Dé % eil
ä, !
' f'
l
) .
-ocr page 422-en zeer|huprch gerekend wierd, van jaar tot jaar
braaf aanleerde naar zulke voorbeelden*
^ij ivond zig al vroeg meeiieres van zigzelve.
Al wat zij deed was goed : Men verwonderde zvg
^ over al wac zij zeide. Al vroeg, al zeer vroef^,
»deed zij het bloozen van haore kaaken wijken. Zij
, kon niet bloozen , om dat zij niet kon twiiiFelen j
En ilii zwijgen , welk ook het onderwerp waare>
was al zö vreemd bij haar, als zigzelve te mistrou-
wen*
, Zï] wjerd nooit buiten eenige pleizier-partij
gelaaten , na dat zij boven de Negen jaaren was;
en , ter eere van haaren fnap;i.gtigen praatader,
wierd zij .als eene voornaame perfoon aangemerkt
in de menigvuldige Onthaalen enGaftmaalen, wel-
ke haare ouders, verzot op een weelderig leeven,
gaven met oogmerk om ter bevorderinge van hun-
ne neeringe hunne kenniiTen te vermeerderen^
Niet naar behooren bedenkende, dat het deel het*
welk zij haar lieten neemen in hetgeen zij om hun
voordeel deeden , waarfchijnelijk een middel zijn
zou om de lüften te ontileeken en de zeden te be-
derven van die Dogcer, om welker wille, als eens
eenigenkinds, zij zig zo bevlijtigden om fchattente
verkrijgen.
Daar het Kind zulk eene Juffer was, wat
moeft dan wel de f υ f f ε r zijn ?
Vijftien of Zestien jaaren oud zijnde, leide
zij zig toe om beide in gewaad en zeden , zulke
Heden ^van aanzien na te aapen , die zig het Aap·
,agtigii aanftelden. De koftelijkfte zijden ftoffen in
baars Vaders winkel, waaren voor haar niet te kofte-
Jijk. Bij alle openbaare vermaaken, was zij de opleid-
fter.
4iO
fter , in plaatze van opgeleid te worden , van alle
de JuiFrouwen van' haare maagfchap of kenniiïe ;
Ichoon die een derde ouder waaren dan zijijelve.
Zij zou zig mee veel gefchomme! in eene plaatze
dnngen , en voor haare fcbaaniagtiger gezellinnen
ruÜDie maaken , in weerwil van het gefronft gezigc
der eeriie bexitteren, in een volgedrongen fchoiiv;-
burg ; iedereen omtrent haar verbaasd lastende
o'-'Cir haare vriipoiligheid , en verwonderd dac zij
geen knegt had om piaatze voor hSilt re houden;
2ngr]es aan elkanderén vraagende,wie zij dcgwas;
en dan zitten gaende in verwonderinge over haare
kloekmoedigheid.
Daor haare voorbaarigheid maakte zij zig
van belang voor de befaamdftetooneelfpeelers; die
bij haar , als eene van hunne patroonelTen , om
haare gunft kwamen vraagen , op de avonden als zij
voor zigzelve fpeelden. Zij wift zo wel den Voor-
naam , als den Toenaam van alle hupiche kwanten ,
welke de openbaare plaatzen gemgenifjk bezogten;
en maakte 'er haar werk van om van dezelve te
ipreeken bij den eerften.
Van diegeenen, welke hec aanzoek van haar«
Gogen niet volgden om de hunne op haar te ilaen,
zo als zij altoos deed ep allen zo dikwijls zij bin-
nen kwam , of voor dat zij plaatze nam , wier(i
met barsheid gefproken, als Jannen,' en 'ihomas-
fen ; terwijl haare gunftlingen , met eene gemaakt-
vriendlijke gemeenzaamheid, en lieven toon ,
Jantjes, en Tommetjes waaren; en indien zij zeer
hoog bij haar in de gunilftonden. Lieve Duivels,
en Aartige Honden.
2ij "velde'haar oordcel, en onverbiddelijk was-
Od 3 ha<jr
haar vonnis, over de daaden en het gedrag van ie-
der man en vrouw van aanzien en fatzoen , naar
dat het gefprek over dezelve kwam te loopen. 2ij
was in her icandaleus Chronijkje door en door ge-
leerd. Zij deed elk charafter, eJk lof dien zij gaf,
en elke berispinge, dienen ter verheffinge van zig-
zelve. ^ϊχ zou zig fchaamen om dus of zo te doenl·
--- Óf, Dat was altoos haare gewoonte; en
fuiß zo als zij deed,^ of gaarn wilde doen ^ en
over zigzelvev oordeelende naar de ondeugendheid
van de ondeugendüe van haare Sexe , wifchte zij,
haaren. mond , en was wel te vreeden over haare
eigene deugd.
Zij had haar draagiloel,, die haar opwagtede
overal waar zij ging , en vond luiden onder haare
Meerderen , zo als haare grootsheid zig verneder-
de om eenige van het nietwaardigft volk ter we-
reld te noemen welke met haare bezoeken wel
gediend waaren..
Zij was afgeregt op alle de konflenaarijen van,
den Speeltafel: Een regte Spartaanfche dogter; en
had zelf de couragie, bij gelegenheidom 'er zig
door te kijven als zij.eens betrapt wierd. Laat op-
blijven (den nagt in den dag, en den dag in deti
ïjagt veranderende) was het genoegzaam onver-
mijdelijk gevolg van haar menigvuldig fpeelen l
Haare ouders verheugden zig, dat hunne Saarcje
«en keurelijk goed geftel had : En zo lang zij geen
nadeel leed in haare gezondheid, bekreunden zij,
3ig niet aan haare Zeden.
De Naald haatede zij: En maakte de fraaije
'ïj/erken tot een geduurig voorwerp haarec
l^jefppttinge, welii,e de vrouwen der voor-,
^^ gaeü-
a
gaende eeuwe plegten bezig, en buiten ledigheid,
weelde, en overdaad, en (al waaren zij van geen
anderen dienft geweeft) in huls te houden , toea
'er geen Vaux-halis, Ranelaghs, MaiyboneSi en
diergelijke plaatzen van vermaak waaren , voor
welke zij zig opfchikten, en naar welke zij op den
dril gingen.
Wat de beftieringe des Muisgezins aangaet,
haare ouders hadden geene kundigheid van dien
aart in haar vereifcht; en zij merkte het aan als ee-
ne hoedunigheid alleen noodig voor huurelingen,
en vrouwi en van eene iaage geboorte , en ais dei
oplettendheid van eene moderne welleevende Lady
ten eenen'naale onwaardig.
Schoon haar Vader ongemeen veel neeringe
had, nogthans, daar hij eene zo grootfche en koil-
baare leevenswijze hield , zag hij wel dat hij haar
geen middelen kon medegeeven , welke daaraan
beantwoordden : En nog hij nog ^ijne Vrouw,
zonder eenig denkbeeld van zuinigheid ter wereld
ingezeild zijnde , konden in ^edagten neemen om
het zeil wat in te hinden. Nog was het ook de
begeerte van haare Dogter, dat zij zulks doen zou-
den. Zij dagten dat praal en pragt hun agtinge
bijzetteden. Zij noemden dat. jeeven.
En voor zo verre zij hunne hoofden boven hunne
buuren opftaken , onderilelden zij dat 'er hun cre-
dit van afhing, dat zij eer voor dan agteruirgingen
in uitwendige vertooninge. Zij vleiden zigzelve,
en zij vleiden haare Dogter , en deeze was 'volkoo'
melijk van hun gevoelen , dat zij bekoorelijkheden
cn geefts genoeg bezat om de liefde van een man
van rang , van Middelen ten minilen , tof zig te
D d 4 trek-
■i)
-ocr page 426-BESLUIT.
trekken : En egter kon deeze Dogter van een Vr-
ijer-Win keiier en eene Moeder-Kruidenierfe de gé-
dagte niec verdraagen van een onedelen Burger tot
haar'raan te hebben; zigzelve llreelende met de
weinige (in- vergeUjkinge gefproken weinige) voor-
Beelden , welke zij altoos als gemeene gevallen in
tiaar hoofd had, van meisjes die in ibat^bekwaanri-
beden, opvoedinge , en zelf middelen, bij ha-4f
iiiet haaien konden, welke het gelukt was-
zo als zij niet twijffelde dat het haar wel gelukken
zoude, txhoone Huwelijks-voorwäarden, en eene
Koets, die aanlokkelijke rinkelbel voor de trots-
héid van vrouwen van middeibaaren ilaat, was het
minlle dat zij zig voorftelde. Dog ondercuiTchen
bedagten nog haare ouders nog zijzelve, in liliep
deezen tijd ^ dat zij met ingevolgde luiten hsd c3
worilelen, én dat zij eene manier van opvoedinge
gehad had, zo wel als een heet geile! bezat, zon-
der door déugdzaame beginzelen, of nuttige voor-
beelden behoed te zijn, welke haar veel beter ge·
icMkt maakten om eene Matres, dan om eene eg-
te Vrouw te worden.
Haar Twintigfl: jaar liep, tot haare yerwon-
deringe niet min dan tot haar leedweezen, voor-
bij, zonder dat haar eene aanbiedinge gedaen was,
welke haar$ trotsheid 'haar gehengen vvilde aan te
neejnen. Een meisje van Vijfrien tot Agttien joa-
reri, wanneer haare fchoonheid begint in bloeij te
ilaen , zal,' als iets nieuws, de oog^n der mannen
tót zig trekken : Oog indien zij haar gelaat veil
fielt op oi3enbaare plaaczen, zal zij vinden , dat
ineuvje rrohijen meer opmerkinge tot zig trekken,
kivifphoone aangezigten, die geiladig gezien wor-
......' ■ ·-■' ' -.....■■ den.
Μ
IK-
BESLUIT. 42^
^en. Staatkunde derhalven, indien 'er al niets an-
ders in aanmerkinge genomen wierd, behoorde ee-.
pe jonge fchoonlieid te beweegen, zo ze haare
gr.ootsheid betemmen konde, om zig maar even te
vertoonen, zo dat 'er van haar gefprpken wprde,
en dan zig te fchuil houdende, als uic bedagtzaam,-
iieid (en bedagtzaam zal het zijn zo te doen).
le wagten tot dat zij geza^i wordt ^ eer dan dat
men van haar denke dat zij iemand zoekt XiU
dan alleen de geheugenis van zigzelve, op de o-
penbaare plaatzen beurt om beurt,vérleevendigen-
de, indien zij bevindt dat men haar waarfchijnelijk
zou vergeeten; en dan zal zij wederom nieuw zijn.
Dog deeze aanmerkinge behooren jonge Ladys al-
toos in haare gedagten te hebben, dar zij naauw-
jijks ooit verwagten kunnen voldoeninge te geeven
aan haare grootsheid, en te gelijk de hoogagtinge
te winnen van mannen, dié waardig zijn orri mee
dezelve voor haar leeven in verbond te treedeh*
Het is wel mogelijk, om kori: te gaen , daczijop o-
penbaare plaatzen v^el? vcrvvonderaars, maar niec
eenen Minnaar vinden.
Saartje Martin was geheel onkundig van dee-
ze lecre. Haare fchoonheid iiond in yoHen bioei],
egcer vond zij zig verwaarloosd. ,, iiaarcje Mar-
„ tin , des Winkeliers Dogcer : Zij mill nooit van
„ hier re zijn;,, was het 'antwoord, en de nevens-
gaende aanmerkinge, hetwelk gegeven wierd'^an
elk die Vraagde, Wie is die Lady?
Eindelijk genaakte haar noodlot. Het was op
eene Masquer.ide, dat zij den wulpfchen, den wel-
gemaakten Lovelace eerll zag , die 'toen even van
^ijne reizen was te rug gekooraen. Z\] wierd on-
Β Ε S L, ü I Τ.
middelijk getroffen van zijne gedaante, en van de
fionkerende dingen die zij van zijne lippen hoorde
ïollelï, alzo zij gevailig nabij hem zat. Hij, die
toen naar geen Vrouw omzag, wierd ingenomen
van Saartjes faeedigheid, en van eéne houdinge
welke tevens toonde dat zij niet min welleevende
;"was, dan bij zigzelve wel te boek ilond; en na
het wiiTelen van wederzijdfche tekenen van welge-
vallen , vond hij geen zwaarigheid om zig te doen
onderrigten waar hij haar des volgenden dags be-
zoeken konde. En egter was bet al eenige kwel-
linge voor eene perfoon van haare verwaandheid,
cn weidfche vertooninge, zig te moeten getroo-
ften, dat zij van eenen zo fraaij en jongen edelman
gekend wierd voor eens Winkeliers dogter. Zo
natuurelijk is het voor een meisje opgebragt als
Saartje was, om zig bij gelegenheid le fchaamen
over diegeenen, welker dwaasheid haar boven zig-
zelve had opgevijzeld.
Dog hoe het ten deezen aanzien met Saartje
ook was, het liep den Hr. Lovelace niet uit het
roer, dat hij zijne Matres van geen hooger rang
vond te zijn ; dewijl hij haar wel haaft tot den
Saagften ftaat hoopte te vernederen, waartoe eene
ongelukkige vrouw vervallen kan.
Dog wanneer JuiFer Martin was te weeten ge-
koomen, dat haar minnaar de Neef, en vermoe-
delijke erfgenaam van Lord M. was, dagt zij dat
hij de regte man was, naar welken zij zo lang en
met zo veel ongeduld had uirgekeeken ; en voor
welken het haar der moeite waard was haare netten
uit te fpreiden. En hier zal het niet kwaalijk pas-
fen in 't voorbijgaen aan te merken, dat de Hr.
Lü-
U'
m
Lovelace zeer waarfchijnelijk deeze Saartje Martin
in zijne gedagten had , en misfchien nog twee of
drie andere, welker hoope op een huwelijk mee
hem haar in haar bederf gebragt had , wanneer hij
de volgende koddige fchil^erij maalt, in eenen
Brief aan zijnen vriend Belford, welke in de voor-
gaende verzamelinge niet is ingelafcht.
„ Mij dunkt, zegt hij, ik zie een verliefd
„ paar aan vrijen , welke beide op eikanderen
een toeleg maaken : Het meisje weert al af:
Zij is zeer gelukkig in dien ftaat,' waarin zij i&:
Zij kan niet gelukkiger zijn : Zij wil haaren on-
j, gehuwden ftaat niet verwißeien : Di; man, zal
3, ik onderilellen , is een die niet belijdt geen be-
5, geerte te hebben , dat zij zulks doe : Zij hnudc
„ een net gereed onder haare voorfchoot; hij een
„ ander onder zijn rok; elk met oogmerk om hec
5, de andere over den hals te gooi jen; zij over den
zi]nQn , als haar hoogmoed voldaen is , en zij
„ denkt dat zij van hem verzekerd zijn kan ; hij
,t over den haaren, wanneer het beloerde infchik-
kelijk oogenblik ha4ire toeftemminge te verre ge-
trokken beeft -- En onderftel dat hij bij
9>
5?
ïï
„ geval de behendigfte van de twee is, en haar on-
„ der zijn net beflapt, voor dat zij het haare over zijn
,, hoofd kan werpen ; hoe , zou ik gaorn willen
„ weeten , kan zij dan wettig regt hebben om te
3, fchreeuwen over wreedheid, barbaarsheid, be-
5, drog, opofferingen , en alle de rtft van de uit-
„ roepende beuzeltaal, met welke de' mooije zot-
„ tinnen , in zulk een geval, gewoon zijn de oo-
5, ren van haare overwinnaars te doen tuijten ? Is
^ het niet billijk, dunkt u, wanneer zijzigberoepc
" op.
-ocr page 430-j, op goden en menfchen, dat goden en menfchen
5, beide om haar lachen , en haar haare eigene
,, fchelmagdge oogmerken onder de neus duwen--
j, de, haar beveelen geduld te neemen onder hei:
,y welverdiend mislukken van dezelve
" Om korc te gaen , Saartje's ouders , zo wel
als zij zelve, moedigden den tir, Lovelace' aan ia
zijne bezoeken. Zijdagcendaczij betrouwen mogren
op eene bedagtzaamheid in haar, vireike zij zelve te
wijs was om in twijiFel te trekken. Hoogmoed
willen zij dat ze had. En die wordt, in deeze ge-
vallen, dikwijls bedagtzaamheid genoemd -
5, Onze lieve Heere helpe de Sexe, zegt Loveia-
,, ce , zo ze geen Hoogmoed hadden ! „
Nog hadden zij eenige agterdogt op gevaar van
dat fchoonfchijnend weezen van opregtheid , en
befchaafdheid van zeden, welke hij kon aanneemen
of afleggen, zo dikwijls het hem beliefde.
iDe tweede Masquerade, welke niet raeer dan
hunne derde bijeenkoomll buiten *s huis was, vol-
bragt haar bederf, door een zo afgeregten, fchoon
zo jongen bedrieger ; en wel voor dat zi{ regt wiil
in gevaar te zijn : Want haar overreed hebbende
om met hem heen te gaen , omtrent Twaalf uuren,
naar het huis van zijne Moeij Porbes, eene Lady van
eere en vermogen , welke hij reden gegeven had
om haarè tookoomende Nigt (het eenig gewag dat
hij hair van Trouwen ooit maakte) te verwagten,
bragt hij haar naar het huis van het ondeugend
vrouwmenfch , welke in deeze Papieren den naam
van Sinclair draagr: En daar behaalde hij, door
beloften , welke zij in den gunftigiten zin verftond
(want als eene vrouw mint, heeft zij zelden ge--
noeg
-ocr page 431-Β Ε ΙS L ;ϋ I Τ.
«oeg agterdogc voor haare eigene veiligheid)' eene
gemaklijkeoverwinninge over eene deugd,die wei-
nig meer dan in den «aam beftond.
Hij vond het niet moeijelijk, haar te beweegen
om in den zondigen minnehandel voort te gaen,
tot dat de uitwerkzels daarvan al te blijkbaar wier-
den om bedekt te worden. Haare Ouders ftieten
haar toen (in de eerile woede van haare verftoord-
heid , en verdriet, om dat zij ru van alle hoope op
zulk een Schoon-zoon zig beroofd zagen) ter deu-
ren uit,
Haare fchande dus openbaar gemaakt zijnde j-
wierd zij verhard ; ' en door haaren verleider be-
fchermd, wiens geliefde Matres zij toen was, wierd
zij zo ontdoken tegen haare Ouders wegens eene
fmaadheid, zo wéinig paiTende bij den hoogmoed,-
en ijdelen waan, welken zij haar altoos hadden in-
geboezemd , dat zij weigerde tot dezelve weder te
keeren, wanneer die, berouw hebbende van haare
driftige behandelinge jegens haar , wel met haar
hadden willen verzoenen : En de geliefde Oogter
wordende van haare Mama Sinclair , "ham zij, op
aanraaden van dat overgegeven vrouwmenfchj
middelen in om^eene misdragt te wege te brengen^
welke zij ook uitwerkte, fchoon zij zo verregegaeti
waare, dat het haar bijkans haar ieeven zou gekoft
hebben. - ' <
•Dus, onkuisheid haare eerfte zonde , en
moord haare volgende zijnde , wierd haare con-
fcientie toegelehroeid ; en al hoe jong zij waare,
en verzot op haaren verleider , wierd zij van alle
kiesheid wel haaft zo verbafterd, daar zij zulk eene.
in de wol geverfde Leermeefteres had, dat zij alles
deed
i <
Nf
O
. /
deed W3t zij konde, om de wdluften te bevordé^
ren van den man j die haar tè« val gebragc had \
geen zwaarigheid maakende om met een regt dui-
velfchen geellj haar beft te doen om andere tot het
. volgen van haar voorbeeld te verlokken, En het
is na3uwlijks te gelooven , ^wat al kwaad van dee-
'Zen aart door haar toedoen is uitgewerkt; daar de
cene vrouw op de andere betrouwde, en de ande-
re alles waagen durfde j en daar zij een Ichepzel
was van een fchijnfchoon voorkoomen, en groo-
te loosheid.
Λ ·, üene tiog fiiooder godloosheid, zo het moge-
lijk zij , is 'er nog overig te melden van Saartje
Martin.
Haar Vader geftorven zijnäe -, (lelde haare
Moeder > op hoope van haar regt te brengen <,
zo als zij het noefnde, haar voor, om het huis van
'de' eerelooze Sinclair w verlaaten, en met haar op
het land te woonen, alwaar haare fchande , en on-
deugende leevenswijze , welke zij toen leide-,
niet bekend zouden zijn;- en daar zo te leeven^ dat
het uiterlijk fatzoen in agt genomen wierd ; de ee-
nige deugd, welke zij haar ooit geleerd had; be-
haiven die van te tragten om liever te bedriegen,
dan bedrogen te worden»
Saartje' bewilligde hierin \ dog met geen an-
der oogmerk, zo als zij dikwijls bekende (en zelf
daarop roemde) dan öm haare Moeder het grootfte
gedeelte von haar capitaal afhandig te maaken ^ tef
wraake over haare toeftemminge dat zij lang te
vooren ter deure' zou worden uitgeftooten , en ter
ichae-verhaalinge voor dat dezelve haaren Vadet
overreed had , zo als zij voorgaf, om haar in zijn
Ti-
'45®
hi
l/i
Tei^amenc, de ervenis yan alle zijne 'goederen,ie
ontzeggen.
Deeze onnatuurelijke boosheid bragt zij, in
den tijd van een half jaar , ter uitvoer; en toen
keerde het Serpent met haaren roof naar haar af-
fchuweiijk hol te rug, lachende om hergeen zij ge-
daen had ; zelf na dat het haare Moeder van hart-
zeer had doen fterven , zo als in den tijd van wei-
nige maanden gebeurde : Eene geftrenge , dog
billijke ftriiiFe voor de ondeugdzaame opvoedinge
die 2ij haar gegeven had.
Ik moet 'er bijvoegen , dat dit eene ongereg-
tigheid was, van vi^elkenog de Hr. Lovelace,nog
eenige van zijne vrienden, verdraagen konden haar
te hooren roemen; en haar altoos den mond fnoer-
den als zij het deed; hetzelve eenftemmig veroor-
deelende: En het is zeker , dat deeze en andere
Haaltjes van haar doorwrogte godloosheid, al vroeg
het hart van den Hr. Lovelace tegen haar afkee-
rig maakten ; en waare zij hem niet behulpztam
geweefl: in het najaagen van zijne andere pleizie-
ren, hij zou met haar geen doen gehad willen heb-
ben : Want van haar fprëekende, zeide hij wel.
Laat niemand ons befchuidigen, Jan : Alle boos-
heid is klein teg^n de boosheid van een t^röÄW-;
menfch fa).
Eene kwaade opvoedinge, moet men beken-
nen , was daartoe de voorbereidinge : En voor
deeze had Saartje Martin reden om haare Ouders
te danken : Gelijk die reden hadden om zigzelve
te danken, voor hetgeen daarvan de gevolgen waa-
ren: Dog hadde zij geen Lovelace aangetrciFen,
m- ·»
ZIJ
(aj Ecclui. xxY. ij»
, i
' ( I
Λ
Μ
-ι m
« ' .,1
S
i'
)
iyl
■1
Jil
• ί
li ^
Β Ε S L· ϋ I τ,
izij zou eenfi Sinclair wel gemijd hebben; mogelijk
voottgeleeFd op den gemeenen trant der vrouwen ;
die zo zijn opgevoed ; en Moeder zijn geworden
■ van kinderen, die, zo als zij, uitgezet wierden oni
haar fortuin te ftaen in wereld; als zo veele zagtè
klompen was^ voor allen indruk vatbaar, welken
jhet eerft toeval haar maar geeft, nog zelve geluk-
kig,iiog andere gelukkig maakende^ alles behalveti
nuttig; en die 'er al wel afkoonièn , zo ze niec
ten uicerften elendig worden. ,
Mau-ijtje tlortón wasde dogter van ee-
jie fatzoenlijke juflrouw, van goede afkoomil; wel-
ker Egtgenoot j een man van goeden huize , en
van eere, Capitein was onder de Guurdei
-Hij ftierf toen Marijtjé omtrent Negen jaaren
oud was, haar overlaatende aan de zorge van haa-
re Moeder, eene leevendige jonge Lady van om-
trent Zes en twintig jaaren; met eenen fraaijen
voorraad voor beide.
. ^ Haare Moeder was ten uiterften mal met haa-
re Marijtje; maar was niet bekwaam om de waare;
de egte liefde van eene Ouder te betoonen, door
eene ftrikte en behoedzaarae opvpedingé;
zig optooijende, en fteeds bezoeken geevende ,
en ontvangende van de wulpfche van haare eigene
Scxe, en haar oog buiten zig laatende weiden, als
eene die zeer gefeed was om in den huwelijken
ftaat eens weder haar fortuin te beproeven.
Die bragt zu^k eene houdinge in haar té we-
ge, en eene zugc tot die vermaakelijkheden welke
eene jonge weduw, van eenen zo lugtigen aart,
' tot de ongefchiktrte Voogdes ter wereld maaken,
zelf voor haare eigene dogter·
Al-
η.
"i
s
Ν-
ί
BESLUIT. ^ 455I
Alzo Mevr. Horton , zelve al vroeg zugt en
irmaak gehad had in Mufijk, en m het leezen vail
zuik 'zoort van Schriften, welke maar eene vroe-]
gér verwilderinge zijn voor jonge harten, en eene
voorbereidinge tot grover ongebondenheid in rijperè
jaaren, te weeten Romans , Vertelzeïsi Liederen ,'
Comedien , en dat zonder ondefrfcheid, het zi)z^
met eere èn deugd beilaenbaar Zijn of niet, 'gaf zij
häare dogte'r ook in dezelve luft den ruimen toom
en had die gewoonte om in die huren, 'wanneet
zij geen deel konden neëmen in de woeliger ea
leevendiger tijdVérdrijven en Tijd-doodingeh, zd
als zommige die noemeii, het Juffertje bezig tè
houden mee haar zodanige dingen aan zig té laa-
ten voorleezén ; naar haare eigene verbeeldinge ge-
lukkig gènoeg, dat, terwijl zij haare eigene 00-
reh verluftigde , én zómtijds , naar dat het ilufc
wäs;, haar eigenhart, en,dat van haai· kind tevens
liét bédej^ven, zij het Juffertje regt leerde leezen ,
en haaren geeft aankweekte ; want het was telkens
de roem bij den theé-taf^l . Dm ^φτ Horton Ih
fiétheid, ïoon, en nadruk, alle de jonge Lady)t
van haaren ouderdom overtrof : bn op andere tij-
den , mét feen 'compliment aan de welvernoegde
Moedér — Zegen mij ^ Madam ^ met welk
eene wonder'haäre 'hevaUigheid keß juffer Hor-;
ton!·—-- 'Zij dringt doer in den repen geeß
van haar onderwerp —^— Bit kon zij van nie·
mand geleerd hehhen dan u i Waarmede men een
lof bedoelde; dog hetwelk, haar dat de onder-
wérpen waaren, eene g^iikxQtigQ fchimpfchéu zou ger
wèeft zijh in "äe'n mond van eenen vijand I —
Terwijl de malle^ de onbezonnen' Moeder, met
VilLDeéK' ^ Ëe ^ VêiS
il;':
V.
■ki
1:
eTS
1;
V
. Af
i.
>
-ocr page 436-Β Ε S^ L· ϋ r Τ.
vérheugirige, wel eens uicfiep, fFel^ ik kan
anders'"^zeggen- of Jüffer flbrtoii flrekt haare '
Leernieeßerejß top eare! Jütl' dan eens, Koom
hUr^ mijn allerliefße / En met eene kus Van goed-
kieüringe, (Ve Ik een vermaak Zou het voor ti'jjen
waarden Pdpa.ge-wecß zijn\ hadde hij lang ge-
noeg geleefd oni uwe vorderingen te zien , 7mjn
Schat! · " Sluitende mëc' eene zugt van ge-
noegen i hatire 'oögen rond laaténde weiden op het
gczelfchap, om alle de ililzwijgendé toejuichingen
van'de hüare te ontmoeten! Dog weinig dagt de
maile, de zótte Moeder, hoedanig de plant zou
zijn, welke uit deezé zaaden opfchoDt! Weinig
verbeeldde zij zig, dat haar eigen bederf, zo wel
als dat van haar Ijind, het gevolg ftorid te zijn van
deeze fchoorie opvoedinge; eh dat, in een en hét· ||
zelve ongelukkig uur, de eére van Moeder en
Dogter beide ftond re wo'rden opgeofferd aan dè
luil van den loozen R'oovcr.
Dusdanig vertelde de 1 sehende dogter, wan-
neer zij aan haar ongelukkig noodlot was overge-
geven, en iri'gezélfchap met haare Zufter Saartje
en andere,' voor elkandeien" haatte' toerudingen,
haare vbrderingè, en haarèn val cpenleggeiide,
menigmaal dat haare cpvoedinge en wijze van aan-
kweekinge geweeil was.
Dit, en eene geiiadig agt^reetivblgènde me-
nigte van Ootmoedige Dienaaren te zien zwerven
om eene Moeder, die zig maar al te veel verho-
vaardigde .op bezoeken van dien aart, welk een
aanvang,' wélk één voorbeeld, voor een geftel van
tonder, zo bereid om de vonk te vatten gèflagen
uit het ftaalen voorhoofd, en keijfteeiïen hart van
^ - - zulk
4U
η
\
ι
»1
ι··' ;
.V '
ΐ,,ί
Ε'·'
Ρ- -
f (' ■ '·
I
BE SLUIT. 455^
Sulk een Lfgtmis, van hoedanigen het eindelijk
haar fortuin was te worden aangecroffen!
Kortom , daar, de Juifer opgroeide onder den
invloed van zulk eene L.eidsvrouw, en van zulke
ijdele en ongebondene boeken, raet ontfteekende
iiijvoegzels, vanMuiijk, Concerten, Opera^s, Too*
ueeifpeien Aflembléen , Bals, en hec overig tuig
van tijd verdrijven der hedendaagiche wereldis het
geen. wonier, dat ziji,. als eene voortaarige vfugt»
weli haaft rijp, was voor de hand v^in d-'n liftigeri
plukker.
Toen aij Vijftien jaaren oud was, bekende zij.,^
dat zij gereed.was»om zig te verbeelden de Heldin
te zijn van ieder lioraan, en van ieder Comedie^,
die zij ias', zo wel drong zij door in den geeft van
haar onderwerp; Zij blaakte om het voorwerp te
worden van de vJann van den eenen, of anderen
Held; en verlangde volkoomelijk om een minne-
handel ce beginnen, en zelf om van eenen onder·
neemenden Minnaar te worden -weggevoerd ^ Nog-
thans wierd zij niet gefloeg Bewaard^ nog onder
2\igt gehouden om iets te fchroomen van haare
onbedagte Moeder : Hetwelk zij volftrektlijk dage
noodig ce hebben , om eene Paithenifla te wor-
den.
I !
I
s-·
Niettemin , met alle deeze fraaije moderna
hoedanigheden, bereikte zij den vollen ouderdotn
van Negentien jaaren, voor dat zij eenigaanzoek
van belang ontmoetede : Alzo de eene helft vari.
haare verwonderaars, van wegens haaren wulp%
ichen aart , en maar raiddelmaatlge goederen ^
Schroomden om in ernil naar haare gunft té trag-,
ten^ teiwiji sodere wierden afgeweerd* dpor de
I
Ee
trat"·
-ocr page 438-Β Ε 's L Ü ϊ Τ.
trotfer vertooninge, welke zij aannam; en eene
derde zoort, de zwakheden nog dei Moedernog
der Dogrer genoegzaam doorziende, door de ge-
waande waakzaame zorg der eerfte wierden te rug
gehouden.
D<)g toen de man van onbedeeftheid en min·-
nelift te voorfchijn kwam, wierd nooic Heldin zo
fchieJijk te ondergebragt, nooit Godin zo rasge·*
pionderd van haare hemelfche grootsheid 1 Want
in de Opera, een vermaak, waarbij nog> zij nog
haare Moeder ooit mirten van tegenwoordig te zijn,
befchouwde zij hem bekleed met het geheele wee-
zen van een heldhaftig gewelddrijver, zijne gram-
fcbap oeffenende over eene geringe fmaadheid zij-
ner Saartje Marcin aangedaen door Twee Heeren,
welke haar in haaren voordeeliger ftaat gekend had-
den; welker eenen de Hr. Lovelace noodzaakte
om mee een gat in zijh hoofd, hem met den knop
vaii zijn degen toegebragt, en de andere met öcne
bloedige neus, heen te druipen; geen van hen
beide zig regt handhaavende in die gereedheid ter
beleediginge, waaraan het fchijnt dat zij volgens
hun bekend charafter doorgaens fchuldig waaren.
De kloekmoedigheid van deeze daad elk der
omftanderen op de zijde trekkende van den Held,
O welk een dapper man / nep Marijtje Horton o-
verluid tot haare Moeder, in eene zoort van ver-
riikkinge, Hotmodtg is de hefcherminge derDap'
peren voor de Schoonen ! met eene zagtheid in haa·^
re ftem, welke zij zigzelve had aangewend, als o-
vereenkoomilig met haaren ingebeeiden aanzienlij-
ken leevens-ftaat. '<
Eene^taal zozeer ten zijnen voordeele, kon
niet
ί. /
,ί
h
Ύ/
4'
MÊ
niet anders dan de opmerkinge tot zig trekken van
een man, die maar al te wel bewull was van de
voordeelen, welke zijne welgemaakte geihlte, en
edele zwier, hem gaven op de leniger harten, die
akpos pafte op elk vrouwen-oog, en'die^zijn oor
gelladig gewend hield naar elke gemaakte ilem ;
wanc dit was een van zijne kentekens van een be-
kwaam onderwerp voor zijne ondernpemingen -—
Gemaaktheidvan welke zoort ook ^ plegi: hij te
zeggen» is een zeker teken van averegtze Jjerfe-
nen; van een gehreklijk oordeel: En., op zulk een
grondjlag bouwe ik zelden te vergeefs.
Hij befloot van ilonden aan om kennis te
raaaken met een jong fchepzel, welke met zujk een
ilerk vooroordeel voor hem fcheen te, zijn ingeno-
men. Nooit had eenig menfeh eene- vaardiger vin-
dinge tot allerleije zoort van fchelmftukken. Mij
gaf zijne Saartje haare leuze. Hij noemde haar
Zußer, dat zij het hoorden. En Saartje lulßerdQ
aan de jonge Lady, en haare Moeder, de bijzon-
derheden, zo als het haar goeddagt, van de be-
leediginge die haar was aangedaen; eene Engel
des Ligts van n^ZQlvQ maakende, om het chara^
iler van haaren Broeder met dies te luifterrijkes
glans te doen fchijnen. Zij prees bijzonderjijk zij-
ne bekende en beproefde kloekmoedigheid ; et\
mengde onder haaren lof van hem zjulke omilan-
digheden^ betreffende zijne geboorte, zijne mid-
delen en begaafdheden, dat 'er voor hem niets over
bleef dan eene minnaarij te beginnen raec de νεε«
liefde Marijtje.
De Hr. Lovelace zag terilond wel, ι op wel»
ken boeg hij zijne betuigingen had te wenden :
Le 5 ' Zo
437
ï|
;
li
* t
Ί
4
I
l|
rl
I
c
Zo dapper een man! nogthms zo z<^gt van zedent
viel julft in den fn^ak der joiige Lady : Nog kon
zij hec hart verdenken, \ welk onder zulk een ge-
laat bedekt wierd. Dit was de man I de regt^
ttianl iuifterde zij haare Moeder in hei oor : £n
toen de Opera geëindigd was , door zijn knegt
eene koets bezorgd hebbende, nam faij op zig, om
mee zijne fchijnicboone Zuiler, haailieden aan
haar logement te brengen, fchoon een geheel an»
deren weg uit gèkgen dan zijn eigen : fc-n daar lie-
ten zij zig beweegen om'uit de koets te koamen »
en mede deel te neemen aäo een gemeen avond-
maaK
Saartje ftond haarlieden iierk aan, om haar d®
pjunfl: weerom te bewijzen ten huize van haare Moeil
Forbes, en hoopte dat dit gefchieden mögt voor
dat haar Broeder buiten de ftad en naar buis ging^
Z\\ beloofden haar dit, en ftelden een avond
Een luifterrijk onthaal wierd ^er bereid,. De
gaften kwamen, welke in dien tuiTchentijd bevon·*
den hadden, dat al hetgeen 'er gezegd was van zijn
naam, en familie, en middelenwaar was. Lui-
den van zo weinig naauwgezetheid op haare eige-
ne zeden, kwam het met in gedagten om naar de
zijne zee»· naaukeurig te verneemen,
Mufijk en danzen maakten een gedeelte uit
van het onthaal: Deeze openden haare harren,
reeds half-geopend door Verliefdheid: De Moei}
Forbes, en des Minnaars ^ hielden dezelve
open door haar voorbeeld : De HeJd zong^ deed
beloften, en ëeden op dezelve : Haariieder dank"
baarheid wierd bewoogen, haare geneugten namen
toe ,
ί
e.-i. iL. 'f
i ·
s'ti
τ
ι'
M^-f},
■f
^ 1
U
I' '
¥ 1
Β Ε L υ I t
toe,,haare hóope.wierd ^yermejerderd; haar<veT-
trouwen wierd uiïgelokt; alle )iaare luiten ^waaren
in beweegingei de koftelijke daw
werkende j waai door alle haare,^waakza^^^ ver-
jaagd wierd, ,en'er ^^^xi Be^agizaamh^^^^
noeg overbleeftot,agcerdogc; Ζο^ά^Λ, de Jwffer dpcr
Saartje van 'haare J^lp^jder /igetrokki;n, ^wel
ten oiFer viel aan denjVpprfpQedjgepjG.iiit,
De Weduw zelve bL^iw-cinid, ,en ^aange-
zet door konftigUjk gemengde dranken, ,οη jdoor
de Min ontvonkt, die.haar qnverwagc aan boord
kwam van eenen ^der ligciisiireji, ^ijne .gcÜadige
gezellen (welken ^mep gelegenheid {pßkh^^^^^ om
alleen bij haar te zijn, en^ welke ilraks/-ivan;/^i«ii·
rig aavflaen gevolgd wierd) verveel ^n dezelve
ftruikelinge, als haare Doj^ter. Waarvan de^g^-
volgen, door den^tjijd ,' zigtbaat^wojjciende, gv^r-
ftelpten droefheid, fchaamte, .^nijwro^ginge
hart (haare eigene lig£vaariigh|id haar njet ^pe^
laatende om die vanliaare^Dogter tebefqhuldigen};
en zij overleefde haare verloirmge niet; Marijcie
insgelijks zwanger .nalaatende : )Die, na
verlort was, al te ?eer jerflingerd zijnde op d^i
wulpfchen -VerJeider om ^zijn gezelschap te
verzaaken, zelf toen zij zig be^oogfin vonjd, ,toc
eenen overdaadigen en ongeppndenen l^eyensrlpoip
verviel ; haare middelen in zeer korten tijd door-,
bragt; en eindelijk, als eene ze,er,grootegynilver-
kreeg, omimec Saaftje, elk voor een vierde, \e
worden toegelaaten in maaifchappij „roet de af-
fchuwelijke isindair.' ^
Alles dat'nog noodig is te voegen bij de, H!·
Ee 4 fto-
|i
i'
Λ !·>■
BE S L UI T.
ftorie van deeze ongelukkige vrouwluij, zal iti
zeer klein beftek begreepen worden.
Na den dood van de godlooze Sinclair, hiel-
den zij de eerelooze banteeringe op met maar al te
•\«tel voorfpoed; toe dac 'er een geval in huis ge-
beurde —-^ E«n heer van goéden huize raak-
te in het zelve aan *t vegten, en wierd doodgefto-
len, in een krakeel mee een ander over eene op-
geflikte tronij, Saartje wierd befchuldigd den arm
van dien heer re hebben vaftgehouden, terwijl ?ijn
meer begunftigde tegenpartij hem door het hart
flak, en toen zig wegpakte. En zij , in hegt^nis
geraakt zijnde, kon zig naauwlijks van den dood
■vrijpleiten.
Dit toeval noodzaakte haarluij om de huis-
houdinge op te breekenj en niet zuinig genoeg
geleefd hebbende van haare ondeugende winfteii
(aan den eenen verkwiftende, hetwelk zij wonnen
van den ander) waaren zij gedrongen om tot haar
^eilaen, zig tot onder-beftierilers te verhuuren in
een diergelijk huis als haar eigen geweeft was.
In welken dienil: Saartje, kort daarna, ßierf aan
eene koorts en braakinge door eene roes veroor-
zaakt. En de andere, omtrent eene maand daar-
Ba, aan eene geweldige verkoudheid, veroorzaakt
«Joor haare zorgeloosheid in eene Salivatie.
' t
Blijder Tooneelen openen zig voor de overi-
ge characters; want het zou "mogelijk al te laag g;e-
^ald zijn, zomen hier meldinge maakte'van het
pntijdig Einde van Dorcas , en 'van Willem,, den
pndeugenden knegt van den Hr. Lovelace; en den
Jwjjnenden en teeringzieken uitgang van Lijs Barr
' nes,
π''
l'fi
I'
Α
üiiÉ
V
-ocr page 443-nes en Jofeph Leman, beide ongetro.uw?d, φα
binnen hec jaar, geftorven na den gelukkigen dood,
van haare uitmuntende jonge Lady.
De vroome JufFr. Ν ο R τ ο ν bragt het ge-
ring overfchot vari haar leeven zo gelukkig door,
als zij wenfchte, in het zuivelhuis, zo als hetplegt
genoemd te worden, van haare bemindezoDg-dog-
ter : Als zij wenfchte^ ^egge ik % —— want
zij had een al te fterk verlangen naar een Toekoo-
mend leeven, om grootlijks aan dit Tegenwoordi-
ge gehegt te zijn.
Zij befteedde het grootfte gedeelte van haaren
tijd in goed te doen met haaren raad , en met de
voorzigtige beftieringe van de Kas ^ welke aan
haar bewind was toevertrouwd. Van haare jeugd
af aan een voorbeeldlijk leeven geleid hebbende ;
en haaren Zoon in een gelukkig beftaen naar de
wereld geveftigd ziende ; fcheidde zij uit dezelve
met een gemaklijken , en zagten uitgang, zon-
der benaaudheid of doodsangft, gelijk een afge-
matte reiziger, in een zoeten flaap vallende.
Met haare laatfte woorden haare hoope uitdiult-
kende van weder vereenigd te zullen worden mee
het Kind van haaren Boezem j en met haaren ei-
genen voorcreiFelijken Vader en Moeder, , aan
welker zorge en moeiten zij die goede Opvoe-
dinge had te danken , waaraan zij alle haare ande-
re zegeningen verjTchuldigd was.
De Armen-Kas, die aan haare zorg'was toe-
vertrouwd , gaf zij, eene week voor haaren dood,
over in handen yan Mevr. Hickman , volgens hec
l)evel van het Teftament, en alle de rekeningen
yan uitgaave, daarbenevens; welke zij met zulk ee-
Ee 5 m.
44t
f
B E S L V I Τ.
ne; nasukeurigheid gehouden had , dat die Lady
verjkiaarc, jiaare,handelwijze te zullen volgen, e<i
flegts wenfchc om zig ^zo wei van dien polt als zij
tekwijüen.
^ Juffer Howï was niet te overreeden om
liaarën rouw ,over haare ,dierbaare vriendin af te
leggen , voor, dat de Zes maanden ten vollen yer-
ïoopen waaren : ^En toen maakte zij den ;Hr.
Hickman eenén der .gelukkjgfte mannen ter
wereld. Eene vrouw van.een fchoon verftand en
oordeel , getrouwd aan een deugdzaam en goed-
aartig man (die op jgeen -joorbedreevene grove
zonden had rug te zien,, .terfV^rminderiftge van
zijne geneugten en wier^s gedrag Jegens
Hickman alzo teerhartig is\ als, het eerbiedig
was jegens iJuffer Howe) Jton niet .anders. Zij
2ijn reeds gez^egendimec twee,fchopne kinderen;
eene Dogter, aan welke.zij, met eenpaarige over-
eenftemminge, den naam gavenivan> haare bemin-
de Vriendin; en een Zoon, welke dien.van zijnen
Vader draagt.
Zij heeft aan den Hr. Hickman, die vermaak
fchept in goed te doen (en dat zo wel uit eigen
aart, als om haar.te believen) zijn aandeel toe-
geftaen in de beftieringe van de Armen-Kas ; zo
dat hij aan haar , gelijk zij boercende zegt, ver-
.antwoordinge te doen heeft. Zij heeft ieder Don-
derdag-ogtend gefchikc voor,haar aandeel ,van die
beftieringe; en ichept zo veel vermsak in dat,werk ,
dat zij het verklaare eene van de aangenaamfte haa-
rer tijdkortingen te zijn. En dies te aangenaa-
mer, alzo zij iedereen, aan>welken zij weldoet,
de Qedagienis leert zegenen van haare ver β or-
ve-
44S
κ ι
fei ·ί
J-
ij'.
t \
-ocr page 445-vette Vriendin; aan welke «ij de verdienfte toe-
fchrijft van alle haare i/^e«^ liefdegaaven zo wei »
als de eere van diegeene, welke zijjn gevolge van
haar Telbmenc uicdeelc. j |
Zij heefc fverklaard , dac deeze,,Kas inooit
zal.gebrek hebben, zo lang zij,leeft; ^Zij heeft,zelf
haare Moeier bevt'oogeh om jaarlijks"'haar aandeel
toe te leggen, ,En deiHr. hickman Aheeft tjÄiin-
tig'pond 'sjaars tot dezelve gefchikr. -üic aanmer-
kinge van hetwelk zij hem toeftaet om jaarlijks vier
v^3orwerpen te benoemen ^ ,die f daaraan mogen
deel^hebben. -r-— Tö^y?^^^,is haar,ftijl; wantzjj
maatigt^zlg het'-voorregt geheel aan .van? over dee-
ze liefdaadigh^d . de .heftellinge te (hebben ; h^t
eenig voorregt, ihQi^Q^^ tx] z\'g,sanmaatlgt , of
reden heeft om zi^ aan te maatfgeo. .Jn all£ ande-
re gevallen hebben, zij te zamen rnzt^een^wil; en
die is gemeenlijk de zijneiQÏ haane ^ naar dat een
van beide eerft fpreekt/, «over -eènig onderwerp,
wat bet ook weezen i mag. Μ it.v,R.. Η i e κ·μ \·ν ,
betuigc-zij hem zomtijds niet min grappig dan edel-
moedig , moQt^mQt^geheel ve!:geeteii,dat zij,voor-
roaals yj υ f f ε r H ο w β was; mademaal, indien hjj
haar niet bemind had als zodanig, .èn mec,alle; haa-
re zwakheden, zij nooit Μ ε v-u. H i c κ μ,α ν zou
^ijn .geworden. Niettemin belijdt-zijrertillig , bi]
alle gelegenheden, en dat.zo^vel aan-anderen, a)s
aan hemzelven, dat zij onvergeldhaare^ vefpligdngen
aan hem heeft wegens zijn, geduld met haar toen
de raagt aan^HAAR-was > en wegensrzijn edel-
moedig Gedrag ^jegens haar ,nu de magt bij
Hem is.
En nog te hooger agtinge en liefde heeft zij
voor
-ocr page 446-BESLUIT.
voor herö , als zij herdenkt aan zijne voorgaende
góedertierenheid jegens haare beminde Vriendin;
en aan het goed gevoelen dier dierbaare Vriendin
van hem. Nog is het minder geneuglijk voor haar,
dat de braave man ten opregtften met haar zamen-^
Ipant in alle die eerbiedige en teerhartige herinne-
ringen , welke de geheugenis der Overleedene
'dierbaar maakt voor de Overblijvende.
De Hr. Bëlford was niet zo ontbloot van
menfchlijkheid en genegenheid , dat hij niet wierd
aangedaen van het ongelukkig noodlot van zijnen
naauvi^ilen boezemvriend. Dog als hij zijne gedag-
ten gaen Iaat over het ontijdig Einde van verfchei-,
dene zijner metgezellen , vi^aarvan maar even ge-
wag gemaakt is in de voorgaende hiftorie (a) ——
Over de gruwelijke wanhoop en dood van zij^
nen armen Vriend Belton — Over de baar-
blijkelijke regtvaardigheid , die den ondeugenden
Tomlinfon op den hals viel - Over den
fchrikkelijken uitgang van de eerelooze Sinclair
--- Over de diepe wroegingen van zijn meer
geagten vriend -- En , aan den anderen
kant, over het Voorbeeld hem gegeven van de
uitmuntendfte van haare Sexe--en over haare
gezegende voorbereidinge , en zalig verfcheiden
- En als hij overweegt, gelijk hij dikwijls
doet met fchroom en fchrik , dat zijne ondeugen^
de hehhelijkheden zo diep in zijn bedorven hart
waaren ingeworteldy dat. alle deeze JVaarfchuwin'
gen^ QW ^Λΐ beminnelijk Foorbeeld ^ niet meer dan
fioodzaakelijk fcheenen, om hem bQkw:aam te
ipaaken tot het overwinnen van dezelve, en om
• zig
(a) 'Zie D. VIL bl. i-j. En D. Vlïl. bl. 11S..368.
444
d» κ
gig te bekeeren; en dac zulke fterk-opwekkendie
Roepingen namwHjh mit verkehd worden adii^
tnännen van zijne zoon , of (zo. ze het al woT'
den) zelden gevoigd worden van zulke gelukkige
uitwerkzelen in den Bloeij der jeugd , en in de
voile Kragt van een fris Geftel; - Als hij
alle deeze dingen bedenkt , aanbidt hij de Gena-
de ^ welke hem door deeze Roepingen ^/i een hrand'
hout uit het vuur gerukt heeft: Ln agt zig ver-
pligt om zijn werk te raaaken van het opfpooreil»
en hervormen van alle diegeeneti, weike door
zijn toedoen in gevaar mogen gebragt zijn; zo wél
als 5 naar zijn uiterile vermogen , alle fchaadé
of baldaadigheid te vergoeden, welke hij anderen
mag hebben aangedaen.
. Wat den Poft aangaet, met welken hij ver-
eerd wierd van de onnavolgelijke Lady, hij had
het vermaak van zig daarvan geheel te kwijten in
zeer weinige maanden, tot genoegen van iedereen;
zelf van de ongelukkige familie; welke hem hunne
dankbetuigingen daarvoor zonden. Nog was hij,
bij het overleveren van zijne rekeninge, te vieedè
met alleen het Legaat aan hem gemaakt»af te ftaen
tot de Liefdaadige Gebruiken in het Teftament be-
fproken. Zo dat de Armen-Kas', zo als ze ge-
noemd wierd, eene zeer aanmerkelijke Som is ge-
worden , en een langduurig fonds zal zijn ter on-
derfteuninge van voorwerpen, die de onderfteunin-
ge èefi verdienen.
Daar was maar een Aardfche Zegen overig,
om weiken de Hr. Belford wenfchen moge, om ,
zedelijker wijze gefproken, hem te verzekeren vaft
alle zijne andere zegeningen; en deeze was ^ de
groot-
fj
ri
I
grooifte Λ^αη alle wereldfche zegeningen, eeftè
dëugdzaamie en verftandige- Huisvrouw. Daar hij
zo ongeböndèn gisleefd' hud, ,dagc hij niet dat hij
zulk eener waardig'zijn kon, voordat hij, na een
onpartijdig ondmoek van zigzelven, bevond dat
het vermaak, ^h'et'viJilk Isï'f had in zijne nieuwe be-
iïuiten, zo'groot, en'zijn afgrijzen'van zijnen voor-
gaenden wandel zO<opregt''was^^, dat? hij te minder
ichroom had' van'weder te zullen· afwijken*
In^ dit vertrouwen, ook eenige aanmoedigen-
de uitfle^en van den Hr» Lovelace in zijne gedag·
'ten gehouden hebbende; en zo gelukkig geweeil
zijnde, dat hij het in zijn vermogen had oni Lord
IVl. en die geheele edele familie ce verpligten, door
hun eenige aangenaame dienften te doen (waartoe
het verzoek van zijnen ongelufckigen vriend onder
andere papieren, nevens het lijk, .door De la Tour
wierd overgebragt); verzogt hij Verlof van dien
Edelman om zijn aanzoek te mogen doen bij Juffer
Charlotte Montague, de oudfte vafi
de twee Nigren zijner Lordfchap : En ten iel-
ven tijde zulke vóbrftellen doende van Huwelijks-
voorwaarden , op welke niets te zeggen viel, zo
behaagde het zijner Lordfchap zijnen vermogen-
den invloed ter zijner begunftigtnge aan te wen-
den. En zijne waardige Nigt, aan geen ander
verknogt zijnde , had de goedheid van den Hr.
Belfürd met haare hand te vereeren ; en maakte
hem daardoor zo volkoomelijk gelukkig , als een
man kan zijn , die te rug te zien' beeft op buiten-
fpoorigheden , welke het buiten zijne magt'ls te
vergoeden , van wegens den dood van zommigen
Λ
Ii ί
Ii".
■
der beleedigdëpartijen, ende onbelieerelijkheidvan
anderen^
„ Hoe gelukkig is de man, die ten tijde van
„ gezondheid en ilerkte, de dwaalinge zijner we-
„ gen ziet en zig bekeert! —— Maar hoe veel
gelukkiger is hij, die geen bferöuw'behoeft tt
hebben van grove en moedwillige zonden!--
Hoe onvermengd'txi zuher moeten de geneug-
ten van zulk eenen hem toevJoeijen! „'
Lord M. vérgrootte miidlijk bij zijn leeven',
zo als ook de twee Ladys zijne Zufters deedéil, dé
middelen van hunne waardige Nigr.^ En dzo dè
Hr. Belford met een Zoon^bij haar'gèzegend isr,
behaagde het zijner Lordfchäp bij zijn aiïtervea
[hetwelk juifl: drie jaaren na het ontijdig einde
voorviel van zijnërt ongelukkigen Neef] aan diea
Zoon, en aati deszelfs nakoomelingén voor altoos
(en in gevaflfe hij ongecfouwjd iliéi'f, aan de ande-
re kinderen van zijne Nigt) zijn Goed in Hert-
fordfhire {voormaaU den Hr, LoveVade toegelegd")
te maaken, waarbij hij zo veel voegde dat het de
waardij uitmaakte vail de helft zijner vafte Goede-
ren ; de belfc van zijne JolTe goederen insgeüjks
befpreekende aan dezelve Lady.,
JuiFer Martha Montagüé, eene frajüje
jonge Lady [aan wèikè haare Édele Oom, bij zijn
ovei lijden, de andere helft maakte van zijne valte
en loiTe goederen , zijne Hofilede in Berkfhirft
daaronder bégreepen] woont tegenwoordig bij haare
uitneeménde Zufter Mövr. Belförd; bif welke zij
bij het afïleT^en van Lord M. haar intrek nafti :
Dog zal , naar alle waarfchijnelijkheid» wel haaft
de Vrouw worden van een braaf Baronet, van oa-
den
»
j>
ί»
9)
Η
BESLUIT.
den huizev fraaijß hoedanigheden, en rijke middè-
3en, die éven c' huis gekoomen is van zijne Rei-
zen , nïec hooger agtinge nog dan die heel goede ^
mee welke hij van huis ging: Een geval hetwelk
zeer'zelden gebeurt, fchoon Vorderinge hetOo^-
vierl· zij van V Keizen»
. Colonel Morden, die met zo vèele deugr
to en bekwaamheden niet ongelukkig zijn kan^
heeft in verfcheidene Brieven aan den Executeur,
met welken hij briefwiifelingè hoüdt, uit Fiorencè
[zedert zijn ongelukkig voorval met den Hr. Lo-
velace, zijn voorneertien \^erandeS:d hebbende, om
zo ïpoedig in Engeland zijn verblijf te koomen
neemen , dszijn oogmerk geweeft was] verklaard >
Dat fchoon hij zig genoodzaakt agtede om hetgeen
hij voor eene uitdaaginge opnam, als zodanig aan
tÊ neettten, pf geduldiglijk te erkennen, dat hij
alle gevoeligheid afleide over de verongelijkingen
van zijne Nigt; en eenigermate om vergiffenis tè
verzoeken van de vrije taal, die hij van den Hr*
Lovelace agter zijn rug gefproken had; en fchoon
hij bekent , dat het hem op dien tijd niet leed was
dat hij dus, zo als gefehiedde, wierd aangepord
om den eenen of anderen kant te kiezen ; hij eg-
ter nu, bezadigd zijne gedagten gaen laaténde
over de redeneeringén van zijne Nigt tegen het
Duel; èn over den dieren prijs, welken het maar
al te waarfchijnelijk den ongelukkigen man gekoit:
had ; wel wenfcht dat hij behoorelijker agt gege-
ven had op die woorden in den nagelaaten Brief
van zijne Nigt - j, Indien de Almagtige hem
"tijd
I '
m
i'f
Η
■•η
.v
Λ Λ
.Vf'
'ii
Ε S L IT
waarom ζοαίΐ··
5, "tijd wil gunnen ter Bekeeringe ,
„ gij hem dien weigeren (a)
Ten befluite —^— De braave Wedüw Lóvick
blijft nog woonen bij den Hr. Belford ; en heeft
2ig, door haar vobrzigtig gedrag, godsvrugt, ea
nuttigheid , bemind gemaakt bij haare Lady , ei|
bij de geheele familie.
'ff
(a) Vctfchciaenc waardige perfoorien hadddn tvel gewenfclitv
dat de afichuwelijke gewoonte van Duéllccren kragtigcr waafè
tegcngegacti, bij wijze van Aantckcninge , in het Befloit vafi
een Werk , hetwelk geii^iikt is ter aanprijtinge van dc Vet-
'hevenfie 'en ^ewigtigße Leeringen van den Chrlflelijken Godsdlenßl
Dog men is/ncdctig 'van gedagten, dat die perfdonén niet gc-
'tiocrtzaam gelet hebben'op hetgeen reeds övcr dat onderwerp
gcdaen is D II. bl. 88, 89. cn D. YIH. in de S. itirvi'ï;.
ktxvm. en xzzix. Bricvcft·
L·
---------
IÉ
..llrïiW:
φ .1
O
i» A "
.............ν···>:
Α' 'Τ; '/t ^
•ί
I ¥
f "ι »· τ '-?-·>?. » 1 ,.
"ί ^ 'if ; ■'
' · ;r τ '"c .
U ι
iH.
\ S
in j
. - ί<-
fl· \
JA >;.. Α j
m'4
ι
Μ'' . ,
Λ?:
r
i'
} k\
> «t
ï'l
Ii
r'r
waariic
Véfichcidenc Tegenwerpingen^ _______
wel tegen de ükkoomft ^ als tegeii
deeze en geene Gedeelten der
vöorgaénde Hiftörie gemaakt
^ijn, koi^tlijk in övet-
^ weeginge genpnien
;·; ■ - V' woiden-i .
'■ }
Lid het vóorgaèndé ^erk oj) HHê
^ ondelrrcheidëhé tijden gedieekèlijfe
uitgegeven, is die Schrijvei-i ^e-
jj^ düurende hët vérlboj? van dien tijd
,der üitgaäye, bégunftigd thet ^Vee-
^ " ie Érieven zonder ndam , in wélké
Jè zenders vërföhéidénlijk] hünnen wenibh'te kéö-
hën gaven téh aanzien van de Üitkoorttfti'-^#êIkè
^ai] dagtén dat de Hiftprié tieèmèn zoüdè/ '
De ïtieeilé van die, wélke'Van de ^agtêf Se^é
ftah 'herh gèzohden Bierden; ftrekten ter begunih-
ginge voor'hetgeen zij een 'Gelukkig tJitH^i
Ff i '
L
Vi
j'ï
iS" i
noem··
(e)
v'"
r'
M'
0
It
i»
NAREDEN.
noemden. ^Zommige van de fchoone fchriJfllefS I
Verliefd , zo als zij vèrkiaar^ op her cbari éler der
Hel(Jii)ne, waareri ijverig in de weer dat dtzeive
behoord^ gelukkig gemaakt te worden : t ri ande-
re, met dezelve^van een gevoelen,da^
de Digtkundige Regtvaardigheid vorderde dat het
zo moeil zijn. jbii ais »nen, zegt eene verftandige
Lai'y , welker b.eweejrreden ongetwijffeld goed·'
aariigheid en menfchiievendheid was befluiien
^-iTioec, dat het in des Schrijvers magt ftaét om'zijn
ftuk zo te doen eindigen als het hem .belieft, waar*
om zou hij dan niet liever vermaak dan fmerte ver-
Jeenen aan den Leezer, weiken nij in het belang
van zijne voornaame perfoonagies heelft overge-
haald 'i
Andere, en eenige Heèren,' verklaarden zig
tegen Treurfpelen ih'bet algemeen, en voor Biij-
fpelen, genoegzaam met de woorden van Lovela^
ce , welke ij^ zijnen fmaak onderlteund wierd van
alle de vrouwluij ten huize van JuiFr. Sit cfair, en
, van Sinclairzeiye _ ,,
Ik ben te Teergevoelig, zei-
Γ'5, de hij ^a). Daar is génoeg in de v^ereldomon-
^ ze. harten te bedroeven, zöndet dat wij de droef-
4 heid iri onze uitlpanningen méfigen, en de ram·
.^v pen van anderen tot onze eigene maaken. „
if
I
i
'4
' .1
.k
.aiW
hoe'moeft. dit gelukkigV^inde te wege ge*
bragt.worden ? Wél, ;door deezen gemaklijken en
, 2;eeT.gemeeneh ruitweg; te weetefi, door iLovéla-
ce te bekeeren, en aan Clarifla te'doèii ti-cuweii
Zotïdér evenwel iéts 'er uit 'tè laaien Van
Vt*
I
tl Μ
^•|aare bep'roevmgen , Vf van haar lijdén [van we-
j^vgens de geneugte welkê|haafe WederwaarÜigl^edeh
(a) Zie D. IV. bl. azo/iii.
i' )
-ocr page 455-aan den teerhartigen Leezer ver,rqhaiFen, zouden in
het nagaen van dezelve] uitgezonderd de laatfte
niishandelinge; Van die wäaren^'zij ^ ten deele oin
den wil van LoveJace welven, en ten deeièjUit kie&-
lieid, wel genegentom haar,jtè^yei;fcHoonén, ^ ^,
welk ook hec lot .van"dit weik zijn mögt;,
de iichrijver, hqd bcflooten eenejn vj^rfchillendea
we^ in ce il-ieni. Hij was akijd van gedagcen, dac
[chielijke Bekkeringenwel-
ke men aan de bercheidenheid van den Ceezer Q-
verliet öm ce onderfteilen en op te maaken, nog
'Konß ^ nog Nmuure , nóg , zelf Waarfchijnelljk'
heid in zig hadden; en dac zij daarenboven van
een zeer kwaad voorbeeld waaren. Dit mén"een
Lovelace geduurende eene reeks van-jaaren -zoi^
Jaaten roemen in zijne boosHeid,,en denken dat
hij niets anders te doen had, dan als eene daad van
gunft en toegeevendheid zijne hand uit te fteeken^,
cm die van de befte der Vrouwen" te ontvangen ,
wanneer het hem beliefde,' en 'dat 'er dus gedagc
zou V/orden^ dat.Trouwen eene genoegzaame vei·?
goedinge waare van alle zijne ongeregeldheden.,
jegens andere zo vvel als Jegens haar ; dajc kond^
hij niet verdraagen. Nog is dè Hervorminge , zo
èls hij in een ander ft uk getoond heeftji voor wan-
kelen te behoeden door een fchoon gelaat; dpor
eene hartstogt die vleefchlijke genietinge tot haar
voorwerp beeft; nog door de deugdzaamheid van
het hare eener Vrouwe, of zelf door haar v^ior-
beeld, indien het hart des Mans door den God·^
lijken vinger niet genadiglijk geroerd worde.
Ten deezen tijde kan men zien, dat de Sctirij-
ver een'Einde van veel belang in het oog had,
. Ff^ Hij
Hf
' j
ι
ν m
F·
.»
i-r.
ΓΙ'
ι 1ΐ «·
Λ"· Η
Γ It
»TV &
ι
ι -
-ocr page 456-]Hij| heeft in^ zijnen leeftijd de Twijffelaarij en het
Órigeloof openlijk zien iß voorfchijn koomen, en
^at ioen zelf gepoogd heeft dezelve daor de Druk-
pers voort te planten: Dat de yoornaame leerin-
geii van het Euangeiij in twijffel getrokken wier-
den : Dat die van zelf-verlopheninge en Iqft-verzaa-
kiiige uit den rang der chriftèlijke deugden wierden
.uitgewifcht: En dat 'er eere fmaak to,t v'etluili-
ginge en weelde buiten 's huis, tot darteiheid zelf
toe, ter algemeene' verbanninge van huisiijke za^
wel als burgerlijke' deugd,, onder allerleijen ilaat
φη m g van mei fchen ylijtigiijk wierd aange-
kweekt.'
In deeze algemeene verdorvenheid, daar zelf
^e Predikftoel ^en^ groot deel v^n zijnen invloed
verlooren heeft, en de Kerkdijken als een hoop,
^ßlangzu^tige mehibhen worden aangemerkt, dagt
de iichrijver da^ hfj het voor zijit eigen gemo,ed zou^
kunnen verantwoordetï, welke daarvan ook de uit-
ilag zijn mögt, indien hij zijn ^ennitigje méde toe-
bragt ter invoeringe van eene zo zeer noodige Her-
yorminge: En hij verbeeldde zig, dat intSen hi|
eene eeuw, zo z^er aan rijdverdrijf en verluftigin-r.
Il·: ■)
ί
fe overgegeven, als ter fiuik, om zo te ipreekenjj^
e yoornaame leeringen van den Chriilelijken Gods*
dienft kon inprehiien., onder het hedendaags gebrui- '
l^^lijk vermomzei van tijdkortingen hij zijn oog-
iperlf dan waarfphijnelijk beft bereiken zoude; ge-
(^agti^ aan het zeggen van den Djgter:
η
«aSir'ÏV-
-ocr page 457-Hij, die een preek ontvlugt^ wordt dopr
i „ een vaers geraakt, i
Dat, fcboon uit lufi gezogt, zijn hart god^^s
dienßigmaaktK nvy MI .
Hij befloot derhalve« om fe£s «e Qodemee-ï
men, 'c welk nog nooit gedaen was.. Hij nani
aanmerkinge, dac de Treurfpel-dig^eFS .al zo zel-
den hunne helden tot re^ce voorwerpen va;n mede-
lijden gemaakt hebben, als de Blijfpel-digters, die
aanprijzen, tot voorwerpen van navolging? : Ea
ijog zeldzaamer dezelve in hunnen dood hebben
doen vooruitzien op eene t&ekoomende Hoope^ E»
dus wanneer zii fterven , fchqnen zij geheel m
al weg te zijn. De Dood moet, in zulken gevalr
Ie, vreezelijk voorkoomen. Dezelve xnget als het
grootile kwaad worden aangemerkt, Maar waar-,
om wordt de Dood in een affchuwelijk ligt voor-
gefteld, daar dezelve het algemeen lot is f
Hij heeft het wel goed geagt, den dood der
godloozen zo verfehrikkelijk af te maaien , als h?j;
denzelven kon afmaaien.. Maar bij heeft ^ien der
vroomen op zulk eene beminnelijke wijze getragt
te tekenen , dat de Bileams der wereld zelf niet,
zouden kunnen nalaaten van te wenfchen, dat hua>
einde gelijk moge zijn aan dat der Heldinne.
En wat is, behalven dit alles^ de Digtkmdigß^
Kegtvaardigheid, voor welke zommige zo zee^^
pleiten, volgens het gebruik hetwelk het gemeene·
gros det fchrijveren daarvan maakt, anders dan ee-
ne verfchillende zoort van bedeelinge,. dan waar-
mede God, door de Openbaaringe, ons. leert dat
'm
' Ά
i,
■U
, iê
NARED É Η
bet Hem heeft goed gedagt de menfchen te oeire».
nen; welke hij'hier flegt's in een ftaat van b<?proe^
vinge ftellende, het goed- en kwaad zo heefc on-,
deréen gernengd, dat hij ons'^noodzaake ont voer-,
uit te zien op eene meer evenredige verdeelinge
,?an beide ?
De Schrijver der Hiftorie (o^F liever des Treur-
jpeJ-agtigen Verbaals) va« ClarilTa', wordt derhal-
ven door 'de Chriflelijke Grondflellwgen genoeg
geregtvaardigd, in ób verlfcffinge van de lijdende
Deu,^d uit te fteilen tot den tijd , in weiken zij de
ïfermllinge van haare Belooninge te wagten heeft*
Oog om niet geheel en al het gedrag daarin
gehouden, re doen ichuilen onder de wettiginge
van den Godsdienfl: [een gezag miiTchien niet van
het grootft gewigt bij^ zomniige van onze heden-
daagfche critikeri]· moet· men aatinierken, dat de-
Schrijver omtrent "derzelver Uitkoomft geregtvaar-
digd wordt door den grootten meefter der reden,
en de befte oordeelaar over het oplleüen van dus-
datiige ichriften, die 'er ooic leefde. .De geleerde,
Leezer weet dat wij ARlSTOTELhS moeren
ineenen; welker gevoelens over dit Huk wij verlof
verzoeken zullen om met de woorden van een zeer
lieftaligen ichrijver uit ons eigen Vaderland voor te
draagen,, ^ ' ' "'
,, De Engelfche Treurfpel-fchrijvers, zeg^'
de Hr, Addifon (a), zijn bezet met eeri denk-
beeld/ dat wanneer zij een deugdzaam of on-
■ „ ichul-
/
(a) Spcftafor, F). I No 40, [In het Ergdfcli. Tn (ie Ν^-
(jbtduUfchfi Uiigaave hebbe ilc dit^ Vcrcoog te vergeefs gtzogt ]
NAR Ε D-EAN^^
fchuldig peifoon in lijden vertoónen , ^zi] niet-
van hem behooren af- te- fcheiden , « voor
„' dac zij hein uit zijne moeijeljjkheden verlort
of over zijne vijanden hebben 'doen zegepraa·^!
3, ien. ' /-"f -'·'·^ ■
„ Tot 'deexe d%vaaUnge 7.ψ z\] gebragt door
eene belachelijke leere der Hedendaagfche CrU-
„ tiken^ dat zij verpligt zijn tot eene evenredige-
„ hedeeUnge van belooningen en ßraffen, en eenec
„ onpartijdige uiüvoeringe van Digtkundige Regt-
„ vaardigheid, ? ■ ^
„ Wie de eerfte waaren, dle^deezen regel
vaftftelden, weete ik niet, maar ik ben verzer.
kerd dac^ dezelve geen grondflag beeft nog in de
Natüüre, nog in de Rkden, nog in de
Handelwijze der ouden.^ c
. „ Wij Vinden dat goed en kwaad AttÉte-
,, Menscheï* aan deezen-^kanc des grafs even-
j, eens wedervaart: En voor zo verre het voor-,
naam oogmerk des Treurfpels is, mededogen»
„ en fchrik te verwekken in de gemoederen der
,, Toehoorderen , zullen wij dit groot einde ver».
,, ijdelen , indien wij de Deugd en Onnozelheid
„ altijd gelukkig en vooripoedig maaken. ' , ^
„ Wat kruis en wederwaardigheid een vroom,
5, menfch ook -mag lijden in het voornaam ber
3,;*loop des Treurfpels, zulks zal maar geringen
indruk maaken op onze gemoederen , wanneer
„ wij weeten , dat hij in het laatße Bedrijf
5, einde van zijne wenfchen en begeerten ilaet te
j, bereiken. . ^ ·;
„ Wanneer wij hem in de diepte zijner ver^
drukkingeji zien ingedompiidj .zullen wij. ons
Ff 5 »1 zei-
η
1»
aï
5»
zeiven ligclijk trooften , om dat wij verzekerd
zi^n, dac hij zig wel bit dezelve redden zal, en
dat zijne droefheid , hoe groot dezelve tegen-
woordig ook mag weezen , wel haaft zal eindi-
gen in blijdfchap.
„ Om deeze reden behandelden de oude
Treurfpel-fchrijveFS de menfchen in hunne Spe·-
letiy zo als zij in de Wereld bebandéld worden,
door de Deugd zomtijds gelukkig, es zomtijds
elendig te niaaken , naar dat zij het in de Fabel
vonden, welke zij uitkoozen, pfnaardathet
de aangenaamfte ^aandoeninge kon maaken op
hunne Toehoorders.
„ Ariftoteles neemt de^/Tfeurfpelen van ber-
derlei] zoort in overweeginge ; en merkt aan dat
die, welke een ongelukkig einde namen, hee
volk altoos behaagden , en in de openbaare
ilrijden van het Tooneel den Brijs wegdroe·^
,»geH, boven die.r welker uitkoomft gelukkig
was. M
„ Schrik en ,Ontferminge laaten eene hehaa-
gelijke droefgeeßigheid in de ziel, en veftigen
de Toehoorders in zulk eene ernftige bedaard-
heid van gedagten , welke veel duurzaamer en
geneuglijker is, dan eenige geringe en kortt
ftondige VÏaagen van Vreugde en Vrolijkheid»
„ Wij bevinden ook diesvolgens , dat onder
5, onze Engelfche Treurfpelen meer/ van zo-
danige wel ^eflaagd hebben, ia welkedeGunft-
lingen der Toehoorderen onder hunne rampen
verzinken , dan die in welke zij zig uit dezelve
herftellén- >
De befte Spelen van deeze zoort zijn Het
i „ M'^eesi
»
3>
η
ί»
9)
ï>
η
η
5J
5»
»
91
3>
5*
a)
«
Weeskind ^ Renette behouden , Alexander d&
Groots Theodoßusy ^AUes φ lilefdß^ Oedtpus;^-
Oroonoko., Othello^ enz, .
„ Koning Lear is een verwoitderlijk Treur-
fpel van denzelven aaΓ^, to ais Slrakespear hec-
gefthreeven heefc. Maar zo ais het hervormd
is volgens de herfrnfchim van DicTKüi^ p i-
ge Kegtyaa rdicïhi^id, heeft het, nanrniija^
nederig gevoelen^ wel de helft van zqnefchoon-
heid verlooren, -
„ ik moet nogthans te gelijk toeftaen , dac
^er zeer'edele Treurfpelen zijn, die volgens hcE
ander Ontwerp zijn opgefteid , en een gelukkige
einde neemen ; 'gelijk trouwens de meefte vaa
de goede Treurrpelen, welke gefchreeven wier-
den zeden de opkoontfl· van den vporgemeldeti
OriHken regel , in dien vorm zijn gegooten:
Gelijk De Bruid in Roum , Tamerlam (a),
Ulysfes^ Bhisdr^m Hlppolpus, met de meeile
yari den Hr. Dryden. Ik moet ook bekennen,
dat veele van Shakespear , en verfcheidene van '
de beroemde Treurfpelen der Oudheid, op den- ·
„^z.elven leeft gefchoeid zijn. Ik kante mij der-
j hülven niet aan tegen deeze wijze van Treur-
j, 'fpel-rchrijven \ maar tegen de Critike fteilinge,
„" welke deeze voor de eenige wettige wijze wei
„ zou'willen doen doorgien ; én dus doende hec
„ Engelfch Treurropneel zeer benaauwen zoude,
en den geeft onzer digreren misichien een ge·
,j \yrongen draai] doen neemen.
7>
5J
3)
i
η
n
η
V
J»
5>
J»
V
>1
i
ί ■
> s. Dit
{a} No{»thans ondcrgäen in dit ftuk, iwcc det bcm^nclijk»
cfaaraaeis> MoncfescüArpaiU, 4eu dood. , ^
I ·
>1
-ocr page 462-'^So N A N.
Dit onderwerp wordt nog verder dverwogei^^
in eenen Brief aan den Spefticor (a). ' ^
„ Ik vinde , zegt deszei%6chrijver , dat uw '
j, gevoelen aangaende de .onl-angs uitgevonden '
jj konftregel, die men Dlgtkmdlge ilegtvaar-
„i digheid noemt, van eenige uitmuntende Criti-
,, ken betwift wordt. Ik hebbe eenige verdere re-
deneeringen^ nog opgemaakt ter flaavinge van
het gevoelen daar van u voorgedragen ; alzo ik
„ mijn beft gedaen iiebbe om die ftoiFe tot in den
„ grond toe door te zien. , ,
„*D.e allervolmaaktfte menfch heeft« genoeg
gebreken om ilraifen op zig te doen nederdaa-'
jen , en de Voorzienigheid te regtvnardigen ten
aanzien van' alle elenden. ^die hem mogen« over-
koomen. Om deeze reden kan ik niet anders,
denken, of de zedelijke leeringe van een Treur-
fpel is veel fraaijer, daar een man , die in ζψ'
nen algemeenen leevenstrein deugdzaam, is in"
„ wederwaardigheid vervalt, en aan desielfs''ein-
de « onder de flagen der fortuin bezwijkt » dan
wanneer hij als gelukkig en^ zegepraalende ver-.^
toond wordt. Zulk een „voorbeeld verbetert φ '
trotsheid der menfchüjke natuure , vermurft d,^n
geeft van den aanfchouwer met gevoelens y^n
medeiijden^en^ ontferminge , vertrpj^ hem 'ón-
der zijne eigene bijzondere verdrukkinge , en
leert hem niet te oordeelen over der mer^fchen
deugden naar,, dat het hun wel of >k waal ijk '
jiv
Ir-
Liv -
.
h
5)
Jï
9Ï
J?
Ά
J»
5»
ï>
üi
Si
ï>
3*
SJ
fa) Zie Speftator D, VU. No 548. [mi dc Ncderduiifche
Uitßaavc koomt dit Venoog voor D, VI. No. 4.
}iê
-Ti
I \
'ir^äet CO· · ^ kaiil geen een held in dè geheele
oudheid ukdënken , die zo verre boven de
ménfchiijkezwiikheden was Verheven, dat hij nies
ij zeer naruurelijk in een Treurfpel mögt vercoond
■j; worden ais jq rampen en ongelukken ingedom-
5 'peid. ' JJe Drgter kan nog ook de eene"of an-»-
•'^"i d€re heerfchénde'hartstogt of onbezonnenheid
in zyn charafter uitvinden j en '-dèzelvé-op-^ulk
„ eerie .wijze vertO-Onen',.^ dat het de Voorzienige,
hëid iii zijn lijdeh van aÜé önVegtvaardigheid ge-
5, noegzaam vriilpreeke. Want , ^jgelijk Horatius
a^merkt'Vv de ibefte'^'man' heeft izijiie foucen,
ichoon niet in zq^ groo;t, eene^maate-dan die,
„Welke men gëmeériiijk ondeugende menfcheri
noemt (b). ^, ,
rn·' -ly 'indïeB v/^'ziilk eèrte'^Üriktè Dtpkmäige
Kegtvaardigheïd (vervolgt de Brief-fchrijver)
5,'als eenige beeren vorderen iri' deezoe konft
5, moeft worden in agt genomen, zo is 'er geener-
leijè reden waaFom dezelve zig niet zo wel zou
„ üitftrekken tot Heldendigt als tot Treurfpelen*
j, Do{j wij vinden dezelve van Homerus zo wei-
5, nig in agtgenonièn j""^dèt zijn Achilles in het groots
"„'fte ligt van glorij en vooripoed gefteld wor^
de'^ i fchoon zijn-Charafter zedelijk ondeugend»
j, en alleen pdeeilfch goed zij, indien ik de fpreejt-
«.'ί» fa) ÊchéVwaarfchuwi.iige^'' dic.Dnxe Oeiegcnde Zaligmaaket
zelve ^^efi in het geval van de Agtrven perfoontn , welke
<j6oc ?dctt val van den teren te Siloain omkwamen , Luc. Χΐΐί,
|bV ---- Virils nemo fine nafciiur, optimus ille,
Qui aiinimis urgctur. -1. .bBacV
R
"Γ
/ ;
^ Α k È η Ë fii
wijze van onze hedendaagfche Griciken mag, gé*
. bruiken. De jEnels is vervuld met onfchu digé
5, perfoonen die ongelukkig zijné Nifus en Eurya-
' j, lus, Laui^s en Pallas, koomen alje ongelukkig aan
hun einde^ De Digter merite in het bijzonder
, aahj dat in de vervvoeftinge varTroje, Kipheus
; Η Ï^euveide, die de regtvaardigfte man was ondet
• de Trojaanen i
unüs
Qii^ ¥ ^eucris , ^ ■ fermntißmüi
„ aqui, ,
j, Dm aliter mfum eß 'r '
j, Ook Rifeus \^fneüveti], onbevlekt vaü
„ wandel, die een leiFe
j, Van techt en biilyckheit alleen in iTrojé
ftreckt.
„ De Oodtheit kent haar wit^ al is 'c voor
ons bedeckt. *
ï»
En dat Pantheüs niet kon befchut worden ^
nog door zijne uitneemende godsvrugt, nog dooi
den heiligen mijter van Apollo» wiens prleftelf
„ hij was it ^ ' ' · .
I .f
Nee te tus ptürma, ƒ Patitheül
5»
Latentem piems^necjdpoiUmsjnjula texiu
τ ί 1
31
--Tfl^llÉÉiiiT......
VonacU
-ocr page 465-Ν Α R- Ε D r Ε Κ
Wat kan het Pantheus baeten
Μ
Dat by't gewyde berghc, godtvruchtig, on-
„ bevleckt,
„ Daer Febus myter hem in 't vallen niet be^
j, deckt. ^ ^
„ Ik zou hier gewag kunnen maaken van φ
Jif handelwijze der oude Treurfpel-digteren ^ on-
f^ der Grieken en Latijnen beide ^ dog dewijl deé-
,, ze bijzonderheid in het bovengemeld papier is
„ aangeroerd, zal ik dezelve met ililzwijgen voor-]
9, ,bijgaen· Ik-zou uit Ariftoceles ook'plaatzèh
kunnen voor den dag brengen, die tnijn gevo^
^ len beguniligen ; Ën indien hij alopeeneplaat·^
ze zege f dat een volftrekt deugdzaam man niec
„ als ongelukkig behoort vertoond te worden,
^ regt'vaardigt dit iemand niet^ welke goedvindt
„ een volftrekt deugdzaamen man ten t9oneele te
3, voeren. Die geene ^ welke kundig zijn van de
3, wijze van fchrijven deezes wijsgeers , weeten
zeer wel, dat hij om heif geheel bevang van zijn
,, onderwerp onder zijne verdeelingen van hetzel-:
te begrijpen^ dikwijls gebruik maakt van
9, zodanige gevallen, die enkel in verb^ldin^;
ge beil^en, en niet ter uitvoer zijn te brén«
» gen.,. - V i
Ik zal befluiten, zegt dseze heer ^ met aan
„ te merken, dat fchoon dé bovengemelde
,y Spe&atarz\^%Q vexre aankant tegen den regel der
^^ Digtkundige Regtt>aar4igbeidj 0uU]M\&^ dat
vroome J^nfcheu .eene ongelukkige uitkoomft
Im een Treuripel mag ten deele valkn , hij
"s· ^ ■■ , η zege
¥3
■ Vi
zege, dat ondeugende menfchen ongeftrafc ont^
kóomen mogen. Üe reden voor deeze on-
,, derfdneidinge is zeer duidelijk; om dat , naame-
ji jijis,, de beii:q menfchen [zo als voorheen gezegd
V, is] gebrekèn genoeg hebben om dè Voorzienig-
heid te regcvaardigen wegens alie ongelukken en
verdrukkingen , die hun mogen overkoomen;
dog Veele menichen zyn'zo groocè' boosdoeners^
dac zij tnet^geën reden- óf fchijti eenig geluk te
„ wagten hebbend ' De menfchen' mogen
ftraffé verdienen ; maar'de ergße menfchen kun»·
nen geen geluk verdienen, '
' De. Hr. Addifon i zo als'wij bovèn gezien
hebben ji bérïgt^ ons , dat Ariftoteles^sls hij dè
"Treurfpèlenln overweeginge nèemc', Wèlkè ïn bet-
dërleij trant gefchreeven waarén ,/^anmérkt dat
'die, welke een ongelukkigeindenamen','altooshet
volk behaagd hadden , en in de openbaaré ftrijden
van het Tooneel'den prijs'behaald traven diewel-
Jcer einde gelukkig was/ Eh wif'zullen de vrijheid
neemen van ^er^ bij, ré voegen > * dat ^dèezèivooD·
Vang aan dezelve gégéven wierd ih^ééhèn tijd ^
wanneer dé^ vermaaken van »h'ëc^'Töonéér^ Waaren
•YoëyertroUw'd aan"; de Zorge der'pVerhedèn > . 'wan«·
"neer de 'prijzenv om welke iiiéb'
' Staat gegeven wierdeh; waiinéér, <■ bijgèvölg de
naarijver tuiTchen èe fchrijvers brandende , ett de
geleerdheid In den höógrtéii to|) vhn gloi-ij was lÄ
dat b eroemd gemèenebeftv " ^il » - i- - ^ ^J ^ ?
Men kan-niet ondeï-Mlèn^^dat de AttéenWs',
in deéze hunne verhevenfte eeuw van fëgtfch£q)en
fmaak en befchaafdheid, minder''mènfchlievend',
minder teerhartig ' waaren , jdan wij tegenwooirdig
»
»
5>
i>»
Ν Ä R ' Ε D " Ε Ν: Ψ^
^ijnr τ Dog zij vreesden met beWpogen te Wórden^
nog fchaamden zig zulks te becoonen , ,over de
wederwaardigheden welke zij 'wel zagen afriiaalen
èn vertoonen. Kortom, zij waaren, inet dea
wijften man j van ^Q^oehn ^ Dat het béter t^as
'gaen in het treurbuis, dan in het huis der vro·^
'tijkbeid * >· ^efi hädden kloekmoedigheid gènoeg
om zig over te geeven aan hunne eigene e'delmoe-!
dige drpefh.eid , dewijl zij beVoriden'j dat hunnè
harten daardoor verbeterd wierden.
' Dus .wenfchten ook H^^ 'en Je be-
ichaafdfte Romeinen in dè éètiw van Auguftös tè
Nvorden aangedaen:
/Pil
< ïl
ί I
ί «vi
4
t:
^ - Ας ne forte put és mequa facere ipfe
fem^ ι
' Cöjw reSie traSiant alii ^ laüdare "fHalig-^,
I . ne. ...... ^ ^ , ^ , .
, "Uk per exteniüm funem mihi pojje vidc^
<.\tur.:
iré poéta % ineum 4ui -pe&üs inaniter
l· Jrritaif mulcet ^ falCts 't^rroribUs, im·
r plet':, , ......- V.. .
Vtmagus\ & modo meTbeUs^ modo 'ponït^
'Athertis,
fep deezen trant van den Hr*· Pope ο vergebragt ï
'k Wil geenzins dien Poëet j noch zijnfe kiin
verachten, , .
^ VlIL Deeh feg
^ ytcd. VU. Ä. Volgens de Eng. Yert^
-ocr page 468-m Ä R Ε π E^
' Die iet met lof verrigt j" ο neen ! rtêt gfeèil
igedagten.
/ Al . wil, of kan ik niet zo dichten ais hij
Φ doet, Γ '
Prijs echter zijn vernuft nit een opregt ge·
« moed,
Wanneer hij, door zijn kunft , 'een toover-
kunft, mijn zinnen , ^ .. ^ s..
Met fcb-ik en hoop vervult'j doet haaten of
beminnen; i ί
- Hijn hart in gramfchap zet, of, als hij wil^
bedaart^ i
En meefter vat? mijn drift ^ die met zijn klan-
ken paart:
Als hij mijn:geeft verrukt en met zich fleept,'
waar heenen
\ Hem lufl:, naar TheBe nü, en ftraks weer
naar Athenen.
Onze fchoone Leezereflen gelieven ook te
letten op hetgeen een beroemde Criiifce (a) van
een nabüurig volk zegt over den aart en het oog-
merk van 'een Treurfpel, r afgeleid uit de regels
door . denzei ven voornaamen Schrijver der Oudheid
ópgegeven, . „
„ Het 'Treurfpel, zegt hij, maakt dén menfch
„ tedig , door hem de groote meefters der aarde
,, in vernederinge te vertoonen; en het maakt'hem
„ tSiieK^ en bermhartig door hem de wonderbaa·
re toevallen des leevens \voöï oogen te ftellen,
„ en hoe de waardigfte en aanzienlijkfte perfoonen
jipnv
mm
mm
mmmm
(a) Rapin, over Ariftotcles Digtkonfti
IT
-ocr page 469-NAREDEN.
onderhevig zijn om onvoorziens in ongunß en
5, te vervallen. v^ ^ · , ^
' „ Dog dewijl· de nienich van natudre vrees·
95 agtig en medelijdénde is, zoude hij ook wel tot een
5, ander uiterftë; vervallen kunnen. , Al te grootè
„ vreezè kan d^ ftandvaftigheid van zjjn gemoed
5j do^fi wankelen ^ en al te veel medelijden kan zijne,
5, billijkheid yerzwakkenl » tiec is het werkides
-Treurfpels<iiJeeze twee zwakhetlén belïoorêlijk tp;
„ regelen. Üet bereidt en wapent hem tegèn on^
gunfi QXi veragungé i άοοϊ tè toonen dat dezel-V
5, ve den aanmerkelijkften perfponèn zo menig·;
„ maal overkoomen ; en hij zal ophouden yan te
5, vreezen voor ong^eene toevallen ^ als hij de- >
5, zelve ^aan Ket \verh'evenft gedeelté van het
5, Menfchdom ziet bejegenen. .En nog kragt-/
„■ daadiger ^f? mogenf wij> *er bijyoeg^n ,^ zal hec
5, voorbeeld zijn:^, wanneer hij die den l·éßéή ziet i
„ te beurt vallen;
?» Öog gelijk het'ocigmer^ des Treurfpels is, de
menfchen te leeren om niet al te lafhartig te vree- -
ly zenvootgemhene óngeïü^ken,^' zo ftdc het zlg^
„ ook voor om hen hun medelijfJen te leeren/paa^^^
,5 ren yóor voorwerpen iiie hetzelve verdïènenl
5, Want het is eenigzin? onregtvaardige bpwop-
,, gen te worden over dp verdrukkingen defgee-
„-nen die verdienen elendig te zijn., Wij kuii|ï€^ ,
j, zonder ontferminge, Qytasmneftra zien pmbren-| |
gen van haaren zoon^üreftes, bij ^Efchylus,
omdatzij haaren man Agamemnon vermoord had;'
5, nogthans kunnen wij,, bij Euripides ^ Hippply-,
„ tiis Diet zien qrakoomeQ door iiep , verraad^ y^n
zijne Stièf-moéder Ph^dra, zp^d^r médelijden ^
agi ".....^'d^
I
RB»
NAR Ε D Ε N;
„ dewijl hij niec omkwam , dan om dat hij ftuifch
„ en deugdzaam was.
Deeze zijn de vooröaame getuigeniflen , mefc
welker gezag de gefchiedeniiTen begunftigd Wor-
den » die een ongelukkig einde neehien^ En wij
verzoeken verlof öm dit gevolg uit dezelve nog eens
nnder aan te dringen , Dat indien het tijdlijk lij-
den van de Deugdzaamen en de Vroomen op de
beginzels der Heidenen kan goed gemaakt en ge-
wettigd worden j een Chnften Leezer nog nog veel
meer en oneindig kragtiger redenen moeten voor-
küomen ten voordeeie van hetgeen men eene on-
gelukkige uitkoomft noemt, uit aanmerkinge van
de ieere der toekoomende belooningen; welke
allenthalven in de Hiftorie van ClariiTa kragtiglijk
wordt ingefcherpt.
Hiervan blijkt het (om maar een voorbeeld
te geeven) dat een? verftandig HedendaagfeK
Schrijver, uitmuntende door zijn rang, maar nog
veel meer door zijne voortreffelijke verdeediginge
van eenige der gewigtigfte leerftukken van den.
Chriftelijken Godsdiénft, overtuigd geweeftis, in .
het flot van eene zielroerendeon·^
langs uitgegeven ^ in welken hij , na zijne klag-
ten,*. als iemand die geen hüope had)(pm defpreek^
wijze der Schriftuure te gebruiken) te hebben uic*
geftort over het verlies van eene uitmuntende
Huisvrouw; zigzelven dus vertrooft:
Staak echter \ ο mijn ziel! dat murmuret··
rend klaagen.
Wie durft Hem^ die Ί beßiert^ naar zijn hé*
• jchikking vraageni ^^
Ml
i
■i·..
J
... s
jäijhf^· > I
-ocr page 471-Of ßorten tegen Gods hefluiP..
Den vloed d^r heets klagt die Hem moeit
hoonen, uit ?
Ό at gij al uw vermaak zoudt derven^
ξ,η ^& leevens. frijjche bloem ^ al k'^ipiend^
moeß verßer^en^ . ^ -
H^as ^s Hemels wil . die billijk .
Gehoorzaam dien m .zwijg hier baa^
geen droefenis*.
> -
V
i
R
'P
i
V
l.
ilBig
fr:
IFil uwe Min Gods gunß tot haar heßip,'
pen? . .
Maar reim ziel υ aß klnißren aan haar lip'
pen?
Haar eedle ziel-,die hijgt naar de eeuwig'
heên^ ^
In, haaren togu weerhouden , vaßgehon^ -
den
Aan 't laagten waggknd.k^h fnierte en
zonden'f
Alleen om-, U y om ^uw belang ^
O neen I
Verbef veel ^eer naar dien ontvolkten luï^-
ßer
Uw traage ziel·, nog^ kruipende in het dui'
ßer
Der logge- ßojß>·, uw ■ lighaam .,. v}einig
waard:*
^oek ook dat lichtdien eeuwig heldren mor>*
gen,
Wacir zij gelmiß^et. meimeëijiend z^f'^
gen
X
-ocr page 472-• N A R Ε D E N.
Pe onveiligheid^ dz broosheid vandee^^
Met ßegt geluk gepaard.
c: ■
- Dog vaïi oneindig grooter gewigs cian alles
Wt hier boven over dit onderwerp is voor den dag
^ebragt, zijn de woorden van den Pfalmift.
„ Mij aangaènde , zegt hij '(a), mijne voe-
ten \yaaren bijna uitgeweeken, mijne tredèn
j, waaren bijkans uitgefchooten ; Want ik was
„ nijdig op de dwaaze , ziende der godloozen vree-
•j, de. Want hunne kragt is fris: Zij zijn niet in
3, moeite, als andere menfcheni en worden met
r'v
',Ι
ii·
■ ,4-u·
'i' ii
5> andere ftienfchen niet geplaagd -^— Hunne
„ oogen puilen uit van vet: Zij gaen de inbeel-
j, dingen des harten te boven '' , ■ -— Immers
5, hêbbe ik te vergeefs mijn hart gezuiverd, en
3, mijne handen in onfchuld gewaflchen; .dewijl ik
„ den gantfchen dag geplaagd ben, en mijne; firaf-T
,, finge is *er alle morgens. Ik hebbe gedagt om
dit te mogen verftaen ; maar hett was moeite in
mijne oogen. Tot dat . ik in Gods Heiligdoni
inging ; en op hun einde' mérkte —- Gij,
i, zult mi} leiden door uwen raad en .daarna zult'
31 gij ïïi heerlijkheid opneemen. ·
J^it is de trooft en,toeverlaat vii^ den pfalmift.
En zal de menfch , zig vermeetende om den ge-
ineenen loOp' dér ^natuure te Veranderen, en zo
veel in hem is, den wankelen grönd;, waarop hec
ßerflijk leeven öfiverinijdelijk ileuntte ontwijken,
i\g verbeelden, dat hij eene beter bedeelinge maa-
ien kan 5 V en door die den naam van Dlgthf^dige
la) Pialm. Lxïiiij '
-ocr page 473-RegtOaardigheid te geeven, van ter zijde ftnaaleii
op de Godlijke ? \ r
^ Men heeft te meer moeite genomen, om dete^
genwerpingen te keer te gaexi, welke haar oor-
^rong neemen uit het denkbeeld van JÜiigthundigi·
Regtvaardigheids dewijl de leere daarop'gebouwd
een algemeen gezag onder ons gekreegeu heet'i;
en men moet. belijden dat dezelve met een fchija
van menfchlievendheid en goedaartigheid onder-
ileund .wordt. En egter is de ichrijver der Hiilorie
vun ClarilTa nederig van gevoelen, dat'hij Vei ver^
fchooninge had mogen vinden van jzig op deezere-
<Jenen te beroepen ter verdeediginge van de Uit-
koomft daaraan van hem gegeven , 'zelf bij diegee··
nen welke het tegenftrijdig gevoelen voojftaen; na-
demaal het denkbeeld van Digtkundige Regivaar-
digheid, gegrond op de hedendmgfche regels,^
naauwlijks ooit in werken van deezen aart ilrikrer
is in agc genomen , dan in dit tegenwoordig
ftuk. ■ f ' ,
Want wordt de Hr. Lovelace,- die in zijne fchelni-
fche oogmerken volharden konde , tegen de fterk-
fte en menigvuldigfte overtuigingen cn wroegingen
aan , welke ooit eenig godloos menföh wierden
toegezonden om hem' te^doen ontwaakcn en te regt
te brengen ■ ' Wordt deeze groote , deeze
moedwillige overtreeder , niet naar verdiende ^isf^
ßraft y eri zijne ftraffe te vv:ege gebragt door dé
kundfchap hem gegeven, van dien zeiven Jofeph.
Leman , welken hij had omgekogt C^),; en door
middel van die vrouwluij zelve welke'hij cot on-
^Sf ^ _ ,^ί kijis-
(a) Zie D. Sllh bl. 17U
?
1
/■1
'H,
_ .M^^Mf ■ . ■
ÉSk
t'
ïuisheid verleid had (a) —- _______________,
iir. Beltoni, die den verhaaßen^ dood van eenen
Jpom ter zijner vèrantwdórdinge had (b) ———
"Wordt niet de familie der Harjowes —^
Wordt-niet de fnbode Tomlinfon ■ u; ^ . Wor-
den niét de eerelopze Sinclair, en h2izts godkoze,^
inedegenoßten — En zelfde ondeugende
iooden^ die roet ojiené oogen, hun heil mede dee·
den om de fnoode bnt\yerpen van hunne bijzondere.
meefters ter uitvoer te bréngen--Worden,
ée^ze Alle insgelijks^ niet voorheeldUjk geßraft ?
Wórdt niet, Wn den anderen kant. Juffer.
Howe om haare edele vriendichap. jegens de ver-
hevene Lady in haare rampeii ■ - Worde niet
^e Hr. Hickman , oip zijne pnbeßraifelijke ze-
den , 'en zuivere vroomheid van leevenswandelj
---— Wordt niet de boetvaardige en niet onedele
jTioedige Belford — Wordt niet de braave.
p.R 10 Ν -—^-' uitfleekend gelukkig
En wie is 'er onder hen, welken hunne belij-
denis Van' den Ghriftélijken Godsdienft regt ernft,
is, die niet eer den zegepraalenden dood van
C L AR ï S S Α voor, zigzelven beg'eeren , dan zig
daarover bedroeven zoude ; welker godzaligheid
van haare 'jrpege kindsheid af» welker ruime liefdaa-
digheid , vifeikerilandvaftige deugd , welker Chrifte-,
lijke nederigheid , welker vergeêvelijken. geeft, wel-"
ier zagtmoedigheid , én gewillige gelaacenheid ,
de Hemel alleen beloonen kondé (c)
........,........... ■ ' Wij,
(a) Ibid, bl.
(b) Zie D» VII.
L £d hicc zal bet mogelijk niet l^waalijk'voegen den Lee*
• "· ' ....... · ^ · ■·' ^<sιί
Wordt niet des
I
■J!
.W' / ·
η
NARED Ε Ν.
Wij zullen nu, volgens de verwagcinge gege«.
yen in de Voorreden, van deeze Uitgaa've verder'
zodanige andere tegenwerpingen in övefweeginge
gaen neeraen , wdke eer onzer kenniiFe zijn g'é^
koomen : Want, gelijk daar gezegd is, „ Daar
„ die Werk het gemeen wordt aangebooden als ee-i
„ ne Hiftorie van Leeven en Zeden ^ zo^ behooreii
5, die (lukken van> hetzelve , 'welke men bedoeld
jj, heeft dat de kragt van een Voorbeeld zou^den in
^, 'Zig behelzen, aan'Z0_ weinig tegenwerpjnge on-
j, derheyi^ te zijn , als met het oogmerk v.an het
geheel· ontwerp t én met de TnenfchUjke natuur^
bertaenbaar is. ' " ' '
Verfeheidené perfoonen hebben de Heldin be-
rispt, als al te^koel in haare liefde, al te trots, en
zelf zomiijds tergende. Dog wij mogen ons ver-
nieèten om te zeggen, dat deëze iegen'vyerpinge is
Voortgekoomen uit gebrek van oplettendheid op
de gefchiedenis , op het C larader van ClarilTa')
en op haare bijzondere Omftandigheden.
Het oogmerk was niet , dat 'zij Verliefd ζομ
zijn, maar alleen ßehaagen hebben ^ indien'dee^e
uitdrukkinge dus gebruikt mag worden. Mea
heeft overal in de Hiftorie bedoelll in- te prentenV
als tot een Voorbeeld ^ , dat zij den tir. tovelace
nooit zou hebben willen trouwen , van Wegens
éiine kwaade zeden , waare zij aan haarzelve ge-
Gg j Ma^
ν
I
?cer tc erinjieren , dat al zo vtpeg in dit Werk, als D, 11. bl,
381, ï8j, J84. de bcdcelingcn ^cc Vooriienigheïd van haar-
itclve gcbillijkc worden. En dus eindigt zi) haare Bedekkingen
•^· ' >> Ik zal niet altijd leeve» ' - Mpgc njijn Sloi-id
,, maar gelukkig iijó! ,,' ' "" ' '
' Zij ycikcccg baaccu ^cnfchi Die gclukkigv
ém Γ
-ocr page 476-laaten; en dac haar bederf voornaamlijk te wijten
ψα8 aan^de veryoigingen van haare viienden.
Hetgeen maar al te gemeenlijk Ließe ge-
noemd wordt, behoort (miflcbien^/ zq, algemeen)
met eenen anderen naam benoemd te worden!
Qeile /«y?, of J^inige Togtm·^ zo als zommige
vrouwen, zelf van^ fatzoen, gehandeld hebben,
zijn met té harde woorden pra in zodanige geval-
len daarvoor te gebruiken , v al hoe zeer zij ook
läi<.rciae Qoren mogen krenken. Dog neemt al het
woord-Zifi/i/tf.inden edelften en eerelijkften zinj»
het zou bij zommigen ten hoogden onwaarfchijne-
lijk geagt zijn, dar ClariiTa in ftaat zou zijn geweeft
om zulk eene heerichappij te betoonen over haare
hartftogten , welke een zo uitileekend deel van haar
Charaéler uitmaakt, waare zij zo geweldig Verliefd
geweeft, als zommige heete en heftige geeften
haar wilden gehad hebben, Eenige Aanmerkingen
zijn in deeze Uitgaave, bij wijze van Aantekenin-
ge, op de gevoegelijke plaatzen ingelafcht, ora^
deeze Tegenwerpinge te keer te gaen, of liever
om de haaftige Leezers te doen letten op hetgeen
zij duidelijk- voor zig hebben. Want dus fnijdc
de Heldin zelve^bij voorbaat deze Tegenwerpinge
af, daar zij Juffer Howe berifpt over haare fmaade-
]ijke behandelinge.van den Hr. Hickman; hetwelk
zij [wel. verre van zelve zig aan die fout fchuldig
te maaken] bij alle gelegenheden deed, en vet-
klaarde te zullen doen, zo, dikwijls juffer Howe
zig te buiten ging, ichoon zij geen dag meerhad-
4e, te leeven.
„ O mijne waarde, zegt zij, dat bet mijn lot
had mogen zijn (voor 20 vcne het mij niet vrij-
„ ilond
l·^
45
NARE ρ Ε I^. ifs
fton4 om ongehuwd 'te keven) eenen man te
hebben aangetroffen, jegens welken ik edel-
moedig en onbedwongen hadde hunnen han-
delen!, <
„ pe Hr. Lovelace, zo als nu duidelijk blijkt,
i, om eenyoorwendzel tegen mij te hebben, be-
3,' tigtede mijn gedrag jegens hem van ftijftieid en
„ afkeerigheid. pij dagt, op een 'tijd , dat Ik
„ mij eenigermaate aan Breutsheid fpliiildig maak-
ite. Men behoort iets toejt4 géevén In moeije-
9, lijke omi^andigheden, welke dikwijls dën fchijti
,, van gelegenheid té geeven ter beffipinge ,onver-
mijdelijk maaken. Ik verdie'nd^lgeeb befchuK
diginge yj^n hem ^ die de mijne moeljelijk maak-
J, te. En gij, mijne waarde, indieh ik met eeni-
„ gen anderen man hadde teUoen göhad, ofhad-
„ de hij maar de helft gehad van dè verdiènften
,, welke dé Hr. Hickman heeft, zoude bevonden
hebben , dat njijne betragtinge door mijne leere
over dit onderwerp zoude beftierd jijn. „ Zie
deezen geheeJen Brief (a) i als mede' den Brief van
jdenHr. Lovelace N'· lv. D.'VüI. bil. 5H5, enO,
.(iaar hij, even voor zijnen dooi,haar' gedrag
ten deezen aanzien yolkoomen vrijfpreekt.
i "ZomwAgQ braa ve en^ _ verft an d ige , per foonen
hebben gedagt, dat indien Lovelace als een Ongff'
iqimige oï iS^Jö/z^r, waare afgemaald ^ zijn Chara^
éier, volgens den fmaak der tegenvvöordige erger
dan al-in-Twljffel-trekkende Eeuwe, natuurelijkec
zou geweeft zijn. Het is evenwel maar al te wel
bekend, dat 'er zeer veel perfoonen zijn, van zij-
nen ilempel , die met hunne daagden huti geloof te-
·■■ ., ' ' ............ ·■■
(3j D. Yli. bl. 16^, J7O5
ï»
»>
9»
- it
J
è
i.
genfpreeken. En worden de Duivels zelf, in de
Schnfruure, niet gezegd te gelooven en te fidde'
Dog de Leezer moet wel gemierkt hebben,
■^at *er door het ganfche Werk heen, veel, en zo
als men hoopt, nuttig gebruik gemaakt is van Love-
lace dus af te maaien als een Ongetoovigen ip de
JBecragcinge aljeen; en dit zo wel'in de redenee-
ringen vao zijnen vriend Beiford, als in zi}ne ei-
gene menigvuldige Wroegingenwanneer zijne
Confcientie hem voor eenen tijd 'knaagde, en ia
zijtje laatfte Rol : hetwelk 'er niet kon gemaakt
zijn, waare een van hen beiden J of zij beide afge-
fcbiidérd als Ongeloovigen in hunne Gevoelens.
Qin niét te zeggen, dat het in ClariiTa, welker
voornaame Tegenwerpinge tegen den Hr. Wyerley
bierin beftond dat hij een Spotter was, onverfchoo-
nelijk zou geweeft zijn , zo zij geweeten -had dat
Lovehce zodanig was, ^n in het allerminft haar
oor geleend aan zijn aankoek. Integendeel trooft
^ :?iij dus zigzelye, wanneer zij denkt de zijne t^ moe-
ten worden —— „ Deeze eene trooft , even-
wel, blijft *er nog over : Hij is geen Ongeioo-
3, vige j' g^en Godsdienft-lochenaar. Waare hij
,, een Ongelooyige ge weeft, daar zoude in 't ge-
heel geen plaatze yooreenige hoope öp heni ge-
weell zijn; maar (zig. gelijk hij doét, v'erho-
j, vaardigende op zijne vrugtbaare vindiiige) zoude
hij ten uiterilen overgegeven , onherftelbaar,
en godloos geweeft zijn. (a) En men moet
aanmerken , dat Spotters al te vernuftig zijn ii? hun-
, jjê eigene Gedagtén; met anderV woorden, zig te
(a) Zie D. IV. bl. 4V7. " ' ^''
//
ii
'1
NA R Ε D Ë Ν.
veel verhovaardigen op hunne onhandigheid, dan
dat zij dezelve zouden 'poogen re verbergen.
Daarenboven, hadde Lovelace baidaadigö
ipotternïjeh tegen den Oodsdienft igevofegd bij zijné
anderè ongebondenheden, zozoudeloflTetaal^ el-
ke dan tulTchen.heni ën zijnen vriend zou zijn ge-
wifleid, van éen régc hielfchen aart geweeft zijni
Èn verder bèdo'elde men dit, als een gevolg hieri
uit, te kennen te geeven, dat dCj itaan Wielké Zig
veroorloifde in die ongebondenheden van taai of
van bedrijf, welke Lovelace fchandeiijk agtede^
Voor zo verre een erger man was dian Lovelatei
Om dèeze reden doet men hem overal 'dê befpot-
tingen van heilige dingen en onderwerpen^ lot de
i^'abel'digtzels dei· Heidenen zelf toe, onder de
Heidenen , behandelen als ontwijiFelbaarè merkte-
kens van dè onbéfchoftheid dér fpotteren; onrei-
ne afbèéldzels en vuilte taal , als ongebondénhedeia
te 'fchandèlijk zelf dah dat Üoevèn zig daarin zou-
den te buiten gaen; en onregtVaardigheid jefrens
fchuldeifchers, en in Z'Si^iQw vmMeum ^ Tuumy
als te laag dan dat hij tig daaraan zou. fchuidig
maaken.
iZummige hebben iets te zeggen 'gehad ojp de
zagtmoedigheid, op de lafheid, zo als zij het
lén aangemerkt hebben » van het «haraéter van dea
Hr. Hickman. En egter bekent Lovelace , dat
bij zig met veel moedigheid tegen hem verzetredé
in het mondgefprek tuflchen hen gehouden ; eens,
wanneer hij dage dat 'er maar iets donkerlijk ten
nadeele van Juf er Howe wierd te kennen gege-
ven CO; en andermaal, als hij zig verbeeldde zeU
vt
(a) Zie D. Vï. bl. sji. \ '
/1,
V
-ocr page 480-^e fmaadelijk behandeld te worden (a). Juffer
^e, moe^ lijen bekennen (fchoon niet tot lof varï
haai- eigen chara^erj behandelt' Kem zeer befpotte-
lijk bij verfcheidè'ne gelegenHe^n. . Maar zo doéc-
ze opk haare Moèdêr. En niiifchien zou eenê La-
(dyt van haaren leevendigen aart'ieder man alzo
grappig behandeld hebben, bëhalven eenen Love-
Jaqe: De Hr. BeJfofd fpreëkt mét eere fh agtin-
ge van hem (-b),. Gelijk, ook tïölonèl Molden (c)<;
Ën zo doet ook· ClariiTa bij alle ^gelegenheden.
Ën alles[wat Juffer Howè zelvè yan'hem'zegt^
ftrekt meer r tot zijnen lof^^dan kleinagtinge (a)^
gelijk Clariffa haar trouwens al betuigt (e)»
Én wat toyelace's bèhandelinge van hem aanj
gaet, dè iJeezer inoet wel gemerkt hebben, dac
het zijne géwoöntè was , iedereen met veragtinge
te behandelen, eensdeels,t^r verheffinge van zig-
zelven, en ^derdeels ter voldoeninge van de na-
iuurelijke dartelheid van^ zijn geftel. Hij zegt zeU
Ve aan Belford (f)» u Gij weet, dat ik niet veel
van hem houde,' Jan, en^ die geenen, van wel^,
„ ken wij niet yeel houden, kunnen wij geen lof
„ gunnen, miffchien zelf niet deo lof, welke hun]
„ behoorde toegeftaen te worden. j, 2!^edigé
^ en zigzelvènmiftroüwendemenfèhen, fèhrijfc
Bèi:
Ι"
. 1
(a) Ibid. bl. $4%:
(b) Ibid. bl. cnf,
(c) D. VIII. bl. 174.
(d) D. II, bl 3- tt, IlLbl, ifé,·
I
(c) Zie D. Π. bl. »1, 8x, 8|.
<fj D. VI. bl. Siu
"J!
f
\ '
I ,
.1
-ocr page 481-^ Α RÉDE %
Öelford i 'aan Lovelace, tot Jof van den Hr.^Hick-
man, ^ raaken die kieinè gezetheden niet ras kwijt
welke de ftoutmoedige, zo ze die ooit bezaceit
,5 aan^ftonds te boven koomen (a).- , 'ï
Dog gelijk jufferί Howe haare Moeder al zo
vrij behandelt als haaren Minnaar; zo gebruikt
de Hr. Lovelace nog al grooter'vrijheden omtrent,
den Hr. Beifopd Γ dan hij doet omtrent den Hr;
Hickman, ten aanzien van zijn periboni-houdin-
ge , en . voor koomen, gelijk de· < Hr. -Bielford ^ 2él vè
aan den Hr. Hickman te kennen geeft (b). En eg-
ter vindt hij niet zo gereedlijk geloof ten nadeelé
van den Hr. Belfofd,bij deLadys in het algemeené
dan wanneer hij fmaalt op den Hr. Hickman. Waar
Itati dog deeze'eenzijdigheid uit voörtfpruiteni ■■■
De Hr* Beiford was een GuU geweeß : Maa^
was óp den weg der bekeeringe.^
De Hr» Hickman was altijd een dèugdzaanê
man geweefl»
En Lövelaee zegt drieft uit, Dat de vrouwefi
meeß houden van een man^ wiens agtingd
mor haar gegrond is op de kundigheid vafé
haare Sexe [^c), '
Niettèmfn moet men bekennen ^ dat heÉ'oog-i
jnerk niet was om den Hr. Hickman af te maaien,'
als den man, met weiken de Ladys in het alge-'
ween waarfchijnelijk zeer veel zouden ophebben*
Waare dit bedoeld, men zou wel ónderfteld h'ebbenj
4at Deugdzaam hkrt, en Zagtgeaarte, ze^
dsn, vlipige Aanhoudlnge, en eene onfihefibak·'
te en zédige Liefde , uit zigzelvé geen genoegzaa-
me aanpnjiingen waiaren. Men zou hem dan niei
het.geringfte hebben toegevoegd, van ^exei/^e;^ of
ißijfheid, fchoon raèn die gebreken hadde mogen
\vijten aan ?qnen eerbied \^oor het voorwerp zijner
harcstogt: Maar met zijn charafter .beoogde ra^n té
toonen, dat één man niet alles zijn kon; en de
Ladys in te boezemen, dat zij in het Verkiezen van
gezellen voor,haar leéven, liever de vóorkeüze bé-
hooren te geeven aan, het èetelijk hart van eenen
Hickman, hetwelk geheel haar eigen zijn zal, dan,
den kans te waagen van, miflbhien met.een fnees
'tWée of drie ^eïi onder die waarfchijnelijk èenige
van'de ondeugendfte der Sexe) te deèlen iïi het
vlugtig, onbeilendig, fchelmfch hart van eenen
Lovelaee: Kortom, dat zij ^ - zo ze Wenfchen.naar
een duurzaam geluk, haare keuze behporen te doen
Btitr eerelijkherd van gemoed, en niet naar eené
fchöonfchijnende geftaïte of voorkoomen: Nog
φοι^η met een deugdzaam man ter begunftigingé
van een ondeugenden, die met baar en mee haaré
geheele Sexe den fpot zal drijven.
: Twee Brieven * zijn, evenwel, pra die regen-
werkingen te gemoet te koomen, in\deeze uitgaa-;
ve ingelafcht, welke miflchien het charaéter van
den Hr. Hickman eenigzins zullen doen rijzen bij
2ulke Ladys, welke op moed in eenen man geileld
Éiiti
♦ D. II. Br. kxi. xihi ^ -
.1 /
/y
'm
^ljn ^ en liever daardoor eènig nadeel zouden lijden ,
dan denzelven niec te bntmbecen. "'
De^ Vrouwen gehormd om 'tegènftand tb
ontmoeten, ,
Een ßout en drißt^ hian mrnêirt ha'^t
hoor zijn voeten ^,
Èegt Waller -- En llövelaèe óöK I
Èonihige hidden wel |;ewènrcht/ dat "de Hi-^
ftorié waare verteld geworden op dén gewooneni
trant van Hiilorièn te verhaaleri , die' tot verluiH-»
èinge en tijd-verdrijf ge^hikt zijn, .eii niet in Brie-
Ven geichrèeven van dé bijzdtideré p^èrfoonen ^
welker gebeurtenis in delelvè wordt opgegeven?
De föhrijvef is van gedagtè, dat nij den fmaak van-
änderen niet dè wet bèhoört té ftellen ; dog hij'
Verbeeldde li^, dat hèt hem vrij ftbrid ^ijn eigen
fè' volgen. . Misfchieh betrouwde hij zijne ber
kwaamheden zo wel riet in den vefhaajénden tranc
van fchrijven. Hij ^had hét geluk g^ä'd kn yoor-ï'
heen eens wel te llaagen in den trant van Brief-
ibhrijvèn. Voor eéne Gefchledenis; fn welke zö
veel perfoorten", hec zij de hoofdrollen fpeelende,"
öf van ter zijdeft Inkooniendè, gemengd waaren;·
en die van zo verfcheidene charaélers'én ^ gefteld-^^
beden ^ met tahnièlijken zarhenhang én Éaarheid
tervolgd, in' eené t'eèks vïni Brieven vrfn verrcbil-'
lende perfoönèn , zonder hét béfiuljj van ÏÏitWeidiil·.^
gtn en tuflTchenvoegzèlèn / welk'é aan het voornaam'
etnde en óógmérk niet raakten, dagt hij re kunnen'
Worden ingebragcj dat hec iets'«/V^ztii Wäs s fert';
'VUlDeél Rh iutj
NARE D Ε R
d^c, onderijtelde hij , zoude, in de, tegenwoordige
eeuw rgeen gerisige aanprijzinge zijn.
Dog behalven hetgeen hierboven, en inde
Koorreden^ ten deezen gianzien gezegd is, zal het
mogelijk niec origeVoegelijk zijn, het volgende ge-
yoelfn van eenen yerftandigen en onpartijdigen
ÈÜuenJander, over deeze wijze van fchrijven , hier
in te voegen.
„ De fchrijfwijze , welkere Autheur gevolgd
j, heeft in de Hiltorie van CiariiTa, is dezelve als
,,*in het'Leeyen van Pamela:, Beide Worden ze
' verhaald in gemeenzaame Brieyen, op den tg^
zelf als de voorvallen gebeurden , f gefchreeven
van diegeenfn ,^ welke daarin, deel hadden : En
deeze iclirijfwijze heeft den Autiieiir veelyopr-
deel gegeven, welk hij uit geene andere zoore
van verhaalen kon getrokken hebben. De ge-
ringe en bijzondere omftandigheden, der gebeur-
tenjiFen, de'gevoelens en gefprekken der per-
foonen , wprdën,, volgens dir ontwerp,, bloot-
„Igelegd niet alle de aandoeninge en g.emoeds-
„ drift, welke de hartstogt, die men op zulken
„ tijd ónderftelt te heerfchen, kon te^ wege.bren-
„ gen, en met alle,de onderfeheidene kenmerken
5, der bijzondere charaäers,,..welke'het geheugen
5, ^in, eène Hiftorie van nog verfche bedrijven kan
„ ! uitleveren., ^ ' j \
. „ De Romans in 'i: algemeen, ep ondefj an-
„ dere.diéj^'van Maiivauj?, zijn ten eenenmaale on-
3,. waarfchijnelyk , :0m dat zij de Hiftorie ondèrftel-
gefchreéven te zijn, na dat de reeks der ge-
beurteniflen· door de uitkoomft reeds isbeiloo- .
„ ten: Eene pmftandigheid, die eene kragt wm
' ge!
»>
j»
V
V.
ir
5ï
ï I
Xt geheugen ónderftelt ^ welke alle voorbeeld en
waarfehijnelijkheid te boven gaet, in de perfoó*
Si nen dié daaraan deel hebben , waardóór zij in
)» ftaat zouden, zijn ^ om, na verloop van verfchéH
dene jaarén , alle de bijzonderheden te verhaa«
5, len van eehe ter loops gehoudene ^aüienfpraak :
Vi Of liever ^ onderiïeit het een iiog triëer onwaar*
j, Tehijnelijk 'Vertrouwen en gemeenzaamheid tus-
fchen alle deeze perfbonen en den ibhrijver*
„ Eene ζwaarigheid Js evenwel, aah
,ΐ deeze wijze van Brief-i^hrijVen verknogt; want
het is noódzaakéiijk j dat alle dè verfcheldene per-!
foonen een'^ongemeenen Tmaak moeten hébben
'j, voor deeze zoort van verfifandhoudinge , en däe
zij geen gebeurtenis j zelf geen aantöérkelijk gé®,
fprek mbeteh laaten voorbijgaen, zondei hét-
i, zelve oomiddélijk op papier té ftellen* DogWai:
de bewaaringe aangaet van dé Brieven die
„ fchreeven zijn , daaromtrent heeft de Authéuif
met veel oordeel zorg gedragen, dat deezé_^ohi«
j, ftandigheid teh hoogden waarfchijnélijk i^ót^,
s, koorae Ca)»,j ^ τ
·;·ί-4 'ifri. ji-.ÏÜ'-Wi
(a) Déete aanhaalingfc is vertaäld uit esiie C^ltlQ^U^
over dc HISTORIÉ van GL Α RISS, Α , ifi het FranftS
gcfchrccven en uirgc^evenue Araftcidam. ©e gcbeeJc Cr»-
is iti het Engelfch vertaald , cu ir^elafcht in het Gcwij
lerftans fSlAgatint Juny cn Auj»üft. 1749· De SchrijverKceïc
daarin der Hiftorié van ClarifTa groore eéte äängiHäen} en dfé*-
wijl daarbeneve is Aanmerkingen ïijn uicgegeven:, tèir bSaifiï·
woordinge van verfchcidcne tegenwerpingenijp deeze en^eentf
plaaticn gCtnaakt van dien rondböritigcn Éuiteölandcr ^ 20
•wordt dej>Lee2tic rot die beide in-de vooigétiicldii AAi^rfz/JJi gfef-
wee^cn. [En zij zijn thij niet van dat bclatJg vöorgekoomco 4
©m 2c hier voor den Ncdeiduiiichen te Ycitaaicn.]
Ν Α REDE Ν.
ν Men is van gedagten, dat hetgeen deeze heef
zege aangaende de zwaa^igheden , welke verknogt
^ijn aan eene Gefchiedenis op deezen trant van
Schrijven door BriefwiiTelinge ontvouwd, bevon-
den zai worden de Hiftorie die wij voor ons heb-
,ben niet te betreffen. Daar wordt in dezelve zeer
'goede reden g-egeven, hoe de twee \^ornaame
yrouwJijke perfoonen zp veel geneugte kwamen
'te fcheppen, in fehrijvenl Haare onderwerpen zijrt
niet'enkel onderwerpen van tijdverdrijf; maar dié
voor'beide van groot belang zijn 5 Nogth ans zijn
'er nu veele Ladys^ welke eene loflijke briefwiffe-
linge houden, wanneer, zij van eikanderen gefchei-
den zijn, over ftoffen die veel minder invloed heb-
ben op'haar wederzijds welzijn, en vriendfchap,
dan die over welke van deéze Ladys wordt gehan-
dèld. De tweé' voornaame heeren wierden door
beweegredenen van lofle wulpsheid en ijdelenroem
inzonderheid daarin gedreeven. iVïen zal in 'c al-
gemeen bevinden, dat perfoonen, die de bekwaam-
heden hebben 'óm eenen gemeenzaamen ftijl té
fchrijveil, gelijk van deeze briefwiiFelaaren onder-
fteld wordt, niet zullen nalaaten van de pen tot
hunne tijdkortinge te gebruiken , bij min zwaaf-
wigtige gelegenheden dan die deeze ontmoeten.
Deeze Vier (welker Verhaalen aanielfcanderetï
verknogt zijn) fteeken onder een giOOt getal vün
charaiters. Welke in de Hiftorie worden ingebragt,
alleen uit in het Brief-fchrijven : De overige koo-
men ilégts te voorfchijn als toevallige fchrijvers
en daartoe eer getrokken door rtood dan uit'ver-
kiezinge, wegens de veifcheidenc i betrekkingen
jwaar-.
4S4
ef
^aarin zij ilaen 'tot de vier voornaame perfoo-
ïien. "
Zommige heb^'en eene tègenwerpinge inge-
bragc tegen de Lengte van het ftuk , ' dië hetzelve
hiisfcbien als een enkel' Fèrtelzel· of Roman aatJr
merkten en ^gcer ontbreekt het onder deeze 'ook
niet aan werken van al zo groote lengte. '
Zij waaren van gevoelen , dat de Qef^hiede-
nis te traaglijk voortging , inzpnderheid'in het eer-
• fte en tweede Deel, w^elk^. yoornaamiijk doorge-
bragt worden met de Twiftingen tuffchen (J^Ilapifa
en de verfcheidene perföonen van haare Famili?. -
Dog is het niet waar , dat die Twiilingen de^
Grondflag van alles zijn , en derhalven een nood-
zaakelijk gedeelte van het werk ? De Brieven
Geijjrekken , daar de Gefchiedenis den traagften
voortgang maakt, denkt rnen dat verfcheidene.
charaders fchilder^n. Zij geeven insgelijks gele-
genheid era veele Perfoonlijke gezeggen van be-*
Jèng te leveren, in welke een voornaam deel vatj,
de leeringe wordt voorgeHeld, die lot het weezer^
van dusdanig een werk beho9rtl En ni^n zal,4aar-^
enboven zig gelieven te erinneren , dat de Schrfj-
ver, bij zijnen eerften aanvang, den Leezer otider-
rigtede, dat de Hiftorie (van hoe veel belang men^
dezelve in het algemeen ooH erkent te weezen) ^
voornaamlijk moeft wórden aangezien ais het Mid-
del om Onderwijs en Leeringe ih te boezemen.
i ■■
Bij welk alles wij nog voegen mogen , dat;^
het menigmaal noodzaakelijk was zeer naaukeurig
te zijn omtrent kleinigheden en bijzonder^ omftan-'
digheden , ten einde die Waarfchijnelijkheid be-'
ilendïg mögt worden in agc genomen., welker
Hh
5.
i
waac·«
-ocr page 488-NAREDEN;
waarneetninge noodzaakelijk is in een Verhaal ge*
ïchikt om 's meofchen Leeven, in zijn egte weezeiii
te vertoonen ; en hetwelk ten uicerilen woeh'g en
vol bedrijf is, van wegens de liften en aanilagen ge-
ilneed en voortgezet door eenen der ^ voornaams
jPerioonen. . ^ ' \ ;
Zonimige zijn 'er, en wel t,adys ookwel^
ke onderileld hebben , d:it de voortreifelijkheden
der Heidinne tot e^n toppunt van onwaarfchijne··
lijkheid, of zelf van onmogelijke betragtinge, zijn *
opgevijzeld in deeze Hiftorie. Dog de opvoedin·»
ge van Clarifla van haare eerße kkidsh^id af be-,
hoort in aanmerkinge genomen te worden, als een
van haare groote voordeelen ; als de grondflag,
inderdaad, van alle haare voortreffelijkheden : , Èn
het is te hoopen , wegens de leeringe, wel-
ke men daardoor bedoeld heeft in te prenten , dae
ze dus naar behooren zal worden in agt geno-
men.
Zij had eene godvrugtige , wel-heleezene
vrouw, en die van goede afkoomft was, tot haa·
re Minnemoeder, welke met haare melk, volgens
het zeggen van juffr. Harlowe Ca), haar dat voedi
zei gaf, 't welk geen andere Min haar geeven kon-
de. Zij had al yroeg het geluk van de bezoeken
van Qonverfätie te genieten van haaren geleerden
en , waardigen Dr. Lewen ; en van ι briefwiilt^
linge te houden , met hem niet alleen , maar ook
jnet andere Godgeleerden in haar Teilament' ge·?
meld? Haare Moeder was, over het geheel geno-
men, eene deugdzaame vrouw» die haare geboor-
te en goederen luifter bijzeiiede^ en [ouders]
ZieD. lY, blnj.
-ocr page 489-verheugden zig in haar over haare vorderingen en
bekwaamheden , welke haar, en hun door häar \
eene hoogagtinge coebragteo, waardoor 'ei gezegd^
wierd, dar dis zij uit de familie was, dezelve maar
als eene gemeene fatnilie wierd aangemerkt (a).
Zij was daarenboven èene Lady van het Lünd; eii
nam , zo als wij in haar charafter door JuiFef Ho^^
we opgegeven gezien hébben (b)^ groot ^ vermaalc
in het boerenwerk eh de huislijke bezigheden j»
fchoon ook gefchikt om een cieraad te 2ijn voor dé
luiilerrijkrte gezelicbappen. ^
Men moet bekennen, dat wij naar geen Claris^
fa's re zoeken hébben onder de gefimige bczoèkt-
rejfm van Ranelagh en Vauxhall, nóg onder die-
geene , welke men Bogters van den Spèel-tafel
noemen mag. Indien' wij dat doen , daii mag in-
derdaad het charato van onze Heldin riiet afieeii*
onwaarfchijneiijk , maar. wel onbereikbaar geagc
worden. Dog plaatze, en genegenheid ontbreekt*
ons hier , om een zo haatelijk onderwérp te ver-
volgen. Wij ftappen derhalven daarvan af, lia
herhaald te hebben ; dat wij westen-άύι 'er zom^-
niige , < en wij hoopen dat 'er veele zijn , in het
Britfch gebied [of anders zijn zë naao#lijks ergens
in de Europëifchè wereld' te vinden] welke, zo
verre als de gelegenheid het van haar gevorderd
heeft om diergelijke deugden van nederigheid en
zedigheid^ en tevens egcerivan ßandvaßigheid en
Tiuttige werkzaamheid te betoonén T' de voln/aakt-
heden van eene Clarifla bereikt hebben. η
Hh 4 Dus«
(a) Zie D. VIT. bl. Zie ook den lof haat vau haare ^
Moeder Rcgcvcn bij JufFr. Norton, D. L bl.' 410.
(b) Zie D, Vlll. bl.jjx, _ 35«,
-Sr.-
^ll Ig Α H Ε D Ε Ν.
Dus korrlijk de zaakelijkile tegenwerpingenï
in- aanriierkinge genomen hebbende", die op ver
icheidene gedeelten van deeze Hiftorie gemaakt
i?ijn , hoopen wij dat men óns vergunnen kl hier
^ij te mogen voegen , » Dat hadden wij gedajt dö
vrijheid te hebben, om copijen te geeven van ee-
nige ijer metjigvuLdige Blieven, wèlkè aan den an-
deren kant gefchreeven zijn , dat is té zeggen j,
ter goedkeuringe van de Uitkoomil, en van hlet ai-
gemeen B,eIoop en de Uitvoeringe des werks, doois
eenige van de uitmuntendfte oordeeiaars over het
opfteilèn van gefchriftén in alle takken der- Ge-
leerdheid , het meefte wel zon kunnen befpaard»
zijn, \ welk in deeze Nareden gefchreeven is.'
Dog alzo de voornaariie tegenwerpinge bij
veele in de lengte van het Iluk is gelegen geweeft,
zullen \yij bij hétgeen hierboven over dit onder-
werp gezegd is , nog voegen , met de woorden
van eenep dier uitmuntende ichrijveren : „ Dat,
,, Indien men in »dé Hiftorie, die wij voor ons'
5, hebben , zal bevinden, dat de Geeft'des werks
5, door alk deszelfs deelèn hehoprelijk verfpreïd is;
„dat de charaófcers terfcheiden en ' natuur dijk
„ zijn; wel uit malkanderen gehouden^ en in eené
55 eenpaarige 'gedaante bewaard en in agt geno ·
men 'Indien Vr eene verjcheidenhetd van toe-
yy Valien voorkoome , die genoeg'zaaiïi is om da
5, Aandagt op te viekken 'i en die to beleid , daC
„ zi] den Leezer altoos wakker houden j dan moec
de Lengte naar evenredigheid het vermaak ver-
,, meerderen, hetwelk ieder Perfoon van eenen goe-
„ den Smaak ontvangt uit een we)getroffen^Tar^re|l
êér Natuur^, Maar daar het teg^nde^l van alle deé-
" ' ' ' ' " ·' '' ■ ■
τητ^
i
Ν Α R Ε π Ε Ν.
5, ze hoedanigheden het verftand doet walgen,
„ moet het buitenfpoorig ftuk langwijlig geagt
9, worden', waarè het niet langer dan een Win·
J, tef^-avonds-Spwoyeo . ^
IN-
ijjihfaur
Hh 5
-ocr page 492-ψ
VAN HET
■■'li
I. Belfordt aan'Lovelace, Bijzoudcrheden van hctregtGhri-
■ ftelijk p^cdrag der Lady in haare laatftc oogetiblikken«
Eeiie kofte Schets van haar Charadler.
II. Vandenzelven, Dc drie naaftvolgende Brieven doot ccn
kuegt ifl livircij gcbtagt, gcrigt aan <ic overlecdcnc La-
dy 5 te weeien·, ' "
lUi Fan Jußr. Norton. Met het nieuws va» eeoe algemee·'
ne Verzoeninge, op zulke voorwaarden als lif zelve zou.
goedvinden.
IV. Van Juffer Arabelln. In welken zij haar verzekert/vao
hunner aller vernieuwde GuniVen litefdc.
V. Van den Hr. Jo, Harlowe. Het is-hem lerd, dat de zaa-
ken zo verre gcloopen zijn j en hij verzoekt' haat zijn
aandeel in het voorgevallene tc verfchoonen.
VI. Bdford·, aan Lovelace. Zijne verrigtitigcn aJs Executeur,
Elf oagelaatene Brieven van dc Lady. Atfchrift van ee-
nen dcrzelvcr aan hemzeiven gcfchréeven. Geeft L->vcli-'·
ce kennis van eenen aan he?» gefchteevéii,'ingevolge van
haafe belofte in haaren Leenfpreukigen BHef. (Zie No.
Lrr. van het Vil. Deel.) Andere verrigtrngen in zijoca »
poft als Esecutcur.- Brief van den Colone} aan- jakoh-·
rtarlawc, GlarilTa's verzoek te kennen geevende» om aan
dê voeren van haaren Greotvader te worden bijgezet.
Vil. Van danz^lven. Aankoomft van JufFr; Noitot). Haar«
ontileltenis en droefheid op het onverwagt vinden, c|at ,
h^re beminde jonge Lady overleeden is. Oc nagelaatéii·''·
Brieven tot vertiooftiuae y en niet tot verwijt gefchikt,''
VIII IX. X. XI. XII. Copijen van ClariiTxs nagefaatenc
Brieven aan haaren Vader, Moeder, Broeder» Zuft«r»· -
en Oomen, '
Het zaakclijke uit haaren Brief aan hsare Moeij Hervey^ be·
Auitcpde mee ragdgeevinge urn baate Nigt Dorothea ·
Hit
iiiiHirr·*'''''^'''^'''™^-
-ocr page 493-i
I Ν Η O U Q van HET
Het Taakcltjke yan haaren Brief aao Juffer How^i met ta^
ten voordecle van den Hr. Hickman.
^III' Belfordy aan Lovelace. De ondeugende Sinclair breekt
haar been, en zendt Saartje Martin om hem te fmeei^cn,
dat hij haar eens bezoeke, en vergiffenis voor haar bij
de Lady te vsrege brenge. Sara's wfoeginge over dc be-
handelinge itaar ten huize van Roeland aangedaen. Er-
kent dat het'bedelf der Lady ten grooien deejc aap haare^
" aanftookingen te wijten is.
l^IV. Van denzelven. Juffer Howe's trooftlooze droefheid op
het ontvangen van de doodlijke tijdingc, en den nai»elaa-
icn Brief aan haar gerigt. Copij van Jakob Harfowe's
/Antwoord aan den Colonel Morden, in welken hij ver-
haalt de onuitfpreckelijketrpofèlooshcid, der familie; zig-
, zelven trage te onifchuldigen; verzoekt dat het ligliaain
naar Harlowe.Plaatze worde afgezonden \ cn dat de Co-
lonel hen met zijn bijzijn wil bcgunftigcn.
XV. Van denzelveüf Het lijk afgezon4en} verzcld van den
Cnlonel, en Juffr. Norton.
XVI. Mowbrwjy aan Belfotd. Een verhaal van Lovelace's
onhandclbaare uitzinnigheid > en fpoorloos voorneemen,
hadden zij alle 'er zig niet tegcngefteld. Zij hebtjen
Lord M. bij hem doen köomen. Hij tragt Lovelacc té
legcvaardigen volgens de beginzels der Deugnieten, en
door een waaragtige vertellingc van eenc eerloosheid ,
welke hij gtootcr agt, dan die van Lovelace bij Cla·
rifla,
XVII· Lovelace ^ aan Belford. Geichrecven in het jioogflc
, van zijpc raazernije. De gchecle wereld , zegt hi], is
maar een groot Bedlam. Elkeen is daarin gek behal-
ven hijzclve. f
XVin. Bdford^ aan Mawhray. Begeert dat Lovclacc, bij
^ zijne hcrilcllinge,ï moge overreed worden'om buiten 's
lands tc gaen. En waarom. Vermaant hem en Tour-
ville om zig te verbeteren» gelijk hij beflooten heeft te
doen. ' .
XIX. Belfordy aan Lovelace. Beichrijvcnde het verfchpkkc-
lijk ongeduld, dc wanhoop, cn den dood der ondcu·
, gende Sinclair. »
'Alz.o het Slej^t hms in dit werk dikwijls gemeld wordt ^ zon-
der eenig ander brandmerk y dan 't welk kan worden op"
ge'/vaakt uit de booz.s. beginzelen en daadenr^, bij deeze cn
•ge(M ^eleprtheid vforkgmemle t yan de deu^iieien.^ die het-
ifiij
J
' kiïve hewoonens Zo treedt dc Hr. Beifofd her ifi de hei'
Tnelijke Schuilhoeken deezer Schepteleh , en Jielt haar hloot in
de vertoon'mgen i welke sjj onderftelH''worden te maaken ^
-voor dat zij zijn opgetooid om dtvaaziC efi onhedagte xieUnJe
verfirikkën,' -i , . λ
XX, Colonel Morden i aan den Hr. Belford.i Met cc» verhaal
van zijne aankoomfè op Harlowc-Plaaac τό^γ
haaf» De vrcezclijkc miftrooftisheid der gcheclc famt-
iie in yerwagttiige van dcstclfs kootnft.* Dc dicpgacnde
wroeginge van Jakob en Arabella· Hatlowe.i .^Wedetiïji-
fche bcfchuldigingen bij het herdenkcciwah de menigvdl-
dige Staaltjes haarer onverbiddelijke wreedheid. Jjufff.
Norton zo onpaflèlijk, dat hij perioodzaakt waare haat
te St. Albans te laaten. Hij fchnjft op nieuw om een ver-
der verhaal te geeven van hunne roiftrooftighcid'bij de
aankoomß van de lijkkoets. Plegtigc'ecrbewijzinge doot
menigten van velk aan haare gedagtehi's betoond.
XXI. Fan denzelven. Verdere aanmerkelijkci vcrhaalen väe
't geen onder de Harlowes voorviel. JufFet Howe worde
verwagt om haare beminde vriendin voor het laatfl te
XXIT. Van denz.elven, JufFcr Howe's aankoomft. De Co-
lonel ontvangt haar. Haare'tedere zieienfmcrte; en mët
haar charader overecnkooniende gedrag.
ΧΧΠΙ. Van demjelveA. Aankoomft van JufFr. Norton.· Na
beter gemoedigd. Waaraan dit is verfchuldigd. Verdere
wederzijdfche befchuldigingen van.de ongélukkige Oude-
ren. Zij onderftaen om^ het lijk te zien j maar künnea
nier- Konde ook ι pioedwiUige onbermhartigheid ^ vraagt
dc Colonel, geflrenger geflraft uuorden? Zaakelijke inhou4
van den nagelaaten Brief der Lady aan JufFr. Norton.
XXIV. Van denzelven.^ Verhaal van de begraavenis-plcgtig;-
heid., Voornaame hoofdftukken der Lijkreden. Algcmec"
Be agtinge voor de uitfteekende en goede hoedanigheden
der Lady naar waarde beweezen. Andere aaiidocnliike
bijzonderheden. . ■ ' \ ■ : ■:{
XXV. Belford, aan Colonel Morden Prijft hem over 'zijDc
zicltperende vethaalen. Verder verflag aangaende zijóiC
vetrigtingen in den poft van Executeur. »
X'^Wl. Jakffb Harlowe t aan Belford. ^ : !
XXVlL.Dê Hr. Belford, Ten Antwoord.
Het Τ Ε S τ Α Μ Ε Ν Τ der Lsdy. In welks inleidinge»! ge-
lijk ook in het Stuk zelf> zij verfcheidenc lecrzaatkiö kc-
käx
ν .'dagteiï laat invloeijen j en op ccnc voorbeddlijke-wijié^
j haaren vergccvelijken geeft, haare godviugc, haare hcf-
dc jH haare dankbaarheid } cn andere Cliiiftclijkeenheld^
agtige deugden openlegt, bl. 155. :
XXVi'li, Colotiel Aiofdeny aan den Hr. Beiford, Hdt Tcfta-
f ■ mwit gelmn.'' Wae bif die gelegcnheid^ - ··
. J^^CülX. Selford·, aan Lord Μ λ Vrcelt voof eene wraakzugtige
gevoeligheid VaW den Colonel. Verzoekt dat de Hr. Lo-
vclace dog overreed worde υπι eené reis te döcn,
• XXX. juffer'Montaguei Ten Antwoord,
iHooidzaalidijk verhaal van vcrrigtrngert betrekkelijk tot de
^ i,uit»oeriDgc van hccTeftamenr der Lady, cn andere ftuk-
u ' ken. Korte inhoud van een Brief ^an den Hr. Bclford
ti aan den Ht. Hickmanj van des Hren. Hickmans Anc-
i; 'wootd j ! en van eenen Brief van JufFer Howe aan den
Hr. Bclford, hl; 1-91 --19t.
Kagelaaten Brief der Lady aan den Hr. LovelaCe. bl. 19%
Κ Lovelace^ aan ßelßrd, Befthrijvende zijne krankzin·'
r nigheid, riü als tot bezcffinge en heidcnkinge weder op-
r kiaarende, ^ AJibs. kibijihem. conicientie en ithrik» zegt
hij. Eene befchtijvinge van zijne elende, zo als die op
• ο.,-Λ h^r hbogft^was. '
XXXl!., ναή'JenzeJveήl·9^l·kτΓ0ept ziitwn'läatfteii Bficf, als
zig denzclven fchaamende. Ëfcrit egtet uk in vlaagen en
' * iihjeltjkc uitfpattingen, cH is op het piiht vian weder in
! ' 'tc (lorten. ilVaarom i'vraagt !cijnè Móéder hem
> 'ao op dat hij geen> tegmfland verdrakpti kon·? Zijn hart be-
f ' klcrtid op de herdenkinge van 't^öfif' hij was. Vreed
. dat zijne ziekte zal wederomkoom« ιτ* Wendt poogingen
i;. 'aan om alles te" vcrgceten. · . ^ «
JCXXm. Van denscelwnPi Maakt zig gereed οΐπί het Rijk, te
·νετΐ33«η.' V Zijn'toojceenomen'weg. Welgepafte waar-
(chnwingen ïelionn· op een ' fchertzendte wijM vóorge-
> fteld, aangaende Belfords béfloit om zig fe hervoriTicn*
Klaagt dat hij zcdcM ecnigcn tijd wonderlijk in het don-
ker gebcudeu is. Eifcht eene Copij van hét Teftament
^^ der Lsdy, ' · ·
XXXIV. Bdfordy aan Lovelnce. Waatfchiinclijk is 't, da£
de Geregtigheid' zijn werktuig Tomlinfon bij de keel t^l
krijgen. Bij welke gefcgenheid. Wroegitige van den
Schelm wegens dc Lady» Bclford zet Lovelacc aan, dat
ï bij om zijne gezondheid buiten's laiids gae. Antwoordt^'
1 sc« etnftig op de waar£chuwingen,· welke hij hem geeft.
J3e-
-^ry
A G T-Ä T E Β Ε Ε U
Beminncliji^ ontwerp, van zijn tockoomenri ïeévensgif
drag.
XX X V. Lovelm, mn Bßtford Beklaagt ΤοιηΗΐίΓρη. Viirdt
dat hij in dp gcvaiigcnis geilorvcn iSi Gelukkig, dar hij
niet lang genoeg leefde om opgehangetj re woidea.
■Waarom. Geen én%eluk zo groots of dafir is wg eemg ge^
luk in ίξ vmdpn* Tragi ^igzelvcn tc"» verdecdige» door
een koddig geval, 't welk hij fiek tui&hcn Δ, een gie-
rigaart, en Bj een dief. · f
XXX VI. 'Van dcnzelven» Bcfpot hpm owr fcct ontwerp des
JeevcDs, 't wel|c Wj vooi zigïelicn<gefe|i€tft'heeft. Geeft
op zijne matiicr Bclford verder cenige waarfchuwingen
en l^iTcn om op, zijne hoede te 2ί]η.> Befehuldigc hemt
, dat bij de tadj; niet behaudeit heeft. } Eetic inbreuk op
het vcrtiouweo in. izoinmige-gevallen vcrfchoonclijkcr »
dan een geheim ίς bcwaaten. s Schertil met ihemi ovct
zijne geftalte en houdinge, wc^ns zijflci Nigt Charlot-
te^, en des Wed» w tpvick. -«t l ■ /vT,
XXXVIIj, De Hr. Relß^d·, aan Üalonel Mór^n. Over eene
vctkiaannge,]welkeihii gehoord had döpf hem gedacn
re zijn van wia^k üi: wiUen necmea van tden Hr. Lo-
> velace, Zijnie redenen regen hem over dat onderwerp
'ian vcrfc.lïcideae kanten aangedrongen, ψ.
ΧΧΧΥΠΪ,' l^agelaatm Mrkf iian de Lady aan haaren Neef
Morden, Drangredenen regen het DUELl,EEREN
. .. behelzendé , zp tenSaanzien van haat bijzonder ge»al, als
. ' in 't algemecn.fi Zie ook Brief X, aan haaren Brpedet
over hetzelve onderwerp. vr
χχχιχ. Colonel Morde» ^ aan den Hr, Btlfota^ Ten ant-
woord op Äijnc aangedrongen redenen tegen het wreeken
yau zijne Nigt. Hij fthüdert met^ zeer fterke verweit
de droefheid en miftrooftigheid der gehede familie ovec
het verlies van een kind» welks charadcr en voortref·
felijkhcden tot hunne pijniginge dagelijks bij hen klim-
men.
XL. Van denzelven· Verdere bijzonderheden betrciFende de
uitvoeringe van den üiterften Wil der Lady,?; Geeft zijne
gedagten over de vrieödfchap der vrouwen in 't alge-
meen; en over die van Juffer Howéi en zijne Nrgr, in
't bijzondet. Bene 'vroege gewoonte van gen3eenz.aaméBrte^
•ven te fchrij'üen t hoe voordeelig. Berispt Juffer Howe ο·
ver haar gedrag omtrent d-o Hr., HJckman. Des Η ren,
tóckmans goed eharaSler, L:s voor Ouderen» welicehun-
.t ''J.X ' ' net
s
τ
Wtt kinderen eetbicd voor ,zig zoeken tc bcwaarcfl. De
Hr. Hickman ftcckt, buiten weeicn van Juffer Howc^
aigzelven en zijnen trein over Clariilst in den rouw. Haè-
le kcvcndigc dräaij hein bij die gelegenheid gegeven. Wat
s hij, dt Cölonéli de edelmoedigheid van Juffer Ho-
. . wc verwagt tca opzi^ van den Hri Hickman. Dwaas-
. heid dcc zódanigen die beyriesd zijn oift hunnen Uitcr*
ftcn Wil te maaken. > .
xil. Belfordy aan 'Jufir Howe. Met affchfifien van ClariiTa's
V · uagclaatenè Brievenen haar > als vän wegen den
lonel Morden en ztgzclven, heuïchlijk eritincrendc, om
liaaii deel van de laatftë begeerten haarcr waarde vrien-
«iinne te volbrengen, ,mct eéneti dét waardigße man77en
< in Engeland gelukkig te niaaken. Geeft haar kennis tan
, de krarakz'nnigheid van Lovelacc, ^om baat tot mede-
lijden jegeus hem te bewecgcii, cn va« den fchtikkelij-
Èeii dood vaö Sinclair en Tomlinfbii.
ΧΙ,ΙΙ. ^ufer Howey aan den Hr. Beiford, Aaninérkinget} o^
: *cr de Brieve* en onderwerpen,^elke hif hak meS^i
r deelt, ' Zij belooft ecnen anderen Brief len Antwoord op
ïijnc en CoioDeï Morden's aaOmaaninge van ^ haar ten
f TOordcelc van aen Hr. Hickman. Prijft in den Colo-
ncl, dat bij dc juwcelen van haare beminde vriendin
gckogt heeft ctn detelve (e fchenken aan juffer Borotkéé
. nervty. ο
Xtlll, Vnn dentèhè». Zij geeft f^ij^tï va'h Kaaré behande-
- u Jiiigc van. dén Hr. Hickman, fchoon zc die niet vcrdee-
dige. Zij bekent, dat hf) een mati is eeher betere keu-
ze waardig-/'dat zij gecn«man'Ä<7ü|er fcKat dan hcra j
Γ cn verzekert den Hr. Belford , en den Colónel, dat het
aan haare poogingen niet zal óiubreek'en om hem gc-
„ alukkig te maaken. ^ >
XLIV, De Hr. Bdfordy aan Jufer Ho-ée, Een Brief vol van
Γ dankbaare erkentenis vooc de eerc dooridV" haaren hem
' beweezen. ■ . ^
XLV. Lord AI, aan den Hr. Β^^ford. Hem verttritjigende va^
zijli's Neefs vertrek naar London , om' re ïcheep te gaenV
Wenfcht dat hij verhoede, dat dezelve eO de Hr. Mor-
den malkandercn zoudeii ontmoeten.
XLVl. Be Hr^ Bdfordy aan Lord M. Heeft een bezoek ge.t
had van den Hr. Lovelace. Wat. hij die gelegenheiii
voorviel. Heeit cenè ramcnkoóiöik laet Golö'ncÏ Mor-
dca. . - -·■ ... ν -
XLiYili'
i '
Ii;, .
ρ
^ V
JiBtMiiM
t^fi
Ά
XLVIT. Oe Hr. Belfird, 'aan Lord M. 'Hvèn tc rug gckoo^
lïjen van dat Inj den Hr. Lovelacc fen gedeelte van zijnert
'weg naar DoiWiés vergezeld 'had. Hunne pJegtige af-
'icheidnccimrige.
XLVilt. Van 'denzeheh ' Έεη berigt van 't gech 'er tufTchen
hcmzelven eu Colotlel Morden 'in hunne 'naaftvolgendc
biiecnkooiTift voorviel, -^i) (cheidch niet äandoeiiin^e vah
elkartäerdii.
XLIX. ^ußy ψόνΰ9\ 'aan 'dén Hr, %slford· 'Gééftop zijh
vcriocic, 'het charaéler op van haare bcmirde vriendin j
ên een berigt van de bi]z.dndere verdeêlinge-van h'adrén tijÜ
in de TJÏerentwmtif uüren van den dag.
'L·' llóvelace-, aan 'È2tfordt hit Parijs. Confcicritie de ver-
winnaares der zielen. Hij "kan zijne Kerdenkingrn nici:
ontlöopeh. Vcriti leringen in zijnen vöotgenömco weg.
Hij verioékt een omftandig verhaal van alles Wut, zedeit
zijn vertrek int Engeland , is voorgevallen,
i-l. 'Bilfordy aan Lovelace. Antvvöordt hctti ten äanz'cn vart
alle de UijzónHcrhéden, waarover hij fchiijft Wénfcht
dat hij zijnen weg naar de Pyreii'ëèn Jievcr wilde wen-
den, dan' näat de Hovén , die hij tc Vóótén al bezogt
had , ^ .
lïl. Lovel'ace^ aan Vah JófepTi Lcrnan', die , zege
hij, rhcr de conicientie gébrtiid is , heeft hij cèn brief ont-
vangen ; ora hem te óhdertigtch, dat"'Coloiiel Morden
'Van beflui't is oln hem op xjya lijf té kjorheti, Hij heeft
'iiifïlagen van Mowbray , die daat ook óp uitló.opc'u. Η?ί
kan niet veelei), dät men hem dfeige. Hij wil aan deti
'Colonel fchrijven, oin zijn. vcorncemcn tc weeten. Hi|
"verzop.kt Belförd hem rondiijk te kcnneii te geeven, wai:
tii] däarvän werit. Hij kan zig van zijne wroegingen
'ren äanzien van dc dièrbaafe Lady niet oniflaen 'al z.at
hv op den hals gêvangen.
tllï Èdfordy aan Lovelace. Het zou een ftuk van ern'ftiec
aanincrkinge vour hera zijn, zegt 'hij, bi'jaldien die zel-
ve Leraan, ïvelke 'het v:erktuig zijner lift geweefl was, het
'inflrUmént van 'zijnen val wiérd> Smèékt hèm , deti 'Cb-
lonel rc midden : , En Waarom.
tlV'. Lovelkce, aan Belford. Zijne g^voefigWid oni dat .hif
gelóóft, dat men h-m gedreigd l^eeft. Heefr aan ärti Co-
lonel géfclVrecven oiTï ζηη oogmerk te wteren ; NogihanS
"bp zodanige wijxc, dat hij met 'fatzópn kan verfnijdei^
^tzelve als ccnc uitdaagiiige o'p te nccmcii; SÏhoèi'hij U^
"Vïil. ii i^fn"'
-ocr page 499-kenne: in gelijiff» gevalle aulve zo niet te Kullen doen. AP
fchtift van lijnen Bticf aan den Èolonel.
Χ,γ. Van denzehen Hij is nu op weg naar Trenten óm den
CölöDcl .Mofden te ontmoeten, in gevolge van dcszelfs
Antwoord op zijiicn Brief. Copij van dat Antwoofd 5 cn
van zij" Wederantwoord. Zijne herdenkingen van zijne
ondaiikbaatheid jegens de uitmuntendfte der vrouwen be-
ftooken hem in alle zijne uicfpanningen, en maaken betn
hcc elendigfte van alle Wcezens. Hij fpreckc de L»dr
vrij van alle dwingelandij·) gemaaktheid·, en onbehoorelijke
Agterhoudinge : Vervloekt de vrouwluij : welke, door de
kragr die ztjnc weeldrige en waanwijze dwaasheid aan
haarc aanftookingen bijzettedc) zig overvloedig , zege
hij, van hem gewroken hebben over haar eigen bederfy
, vjaarvan zij hem de fchuld wijten. Hij maakt zekeren
ftaat om te overwinnen i maat wil den Colonel, indien
hij het helpen kan, niet dooden , uit hoogagtinge voor
de gcdagtcnis van ClariiTa,
LVl. denzdvèn. Bijeenkoomfl: met den Colonel Mof-
den. Morgen» zegt hij, is de dag, welke of een of
twee gceften heen zal zenden om de ichimmen van mij-
ne ClariiTa te verzeilen. Hij twijiFelc niet, of hij zal
den Colonel !&ijn leeven, of zijn dood geeven; en ia
ilaat zijn, om den volgenden morgen ten elf uuccn, alp·
Je de bijzondeiheden te fchrijven.
LVII. DE UITSLAG VAN HET DÜEL.
BESLUIT.
NAREDEN.
"ff
i
/4, i
Ï/U
VER·;
d'
ί
van ZODANIGE
VOORGAENDE HiSTQRIE.
begreepen, .
welke men agc dat van ,. .
ALGEMEEN GEBRUIK en NUT ,
^ ; kunnen zijn.
Onder Gevoegelijke Hoofdstukken, gebragt.
Met aanwijzinge van het Deel , en de blac^zy-
de, waar elke Gedagte, Waarfchuwinge, -
Spreuk, Aanmerkinge, of Bedenkinge
is, te vinden.
' Algemeene Aanmerkingen en Rédenkingen.
Wie zott ii^ verwon(iereti ovet de HfUge ftreeken en vct-
raadcrlijke aanila^en, welke onrjermijncndc Hovcliu-^
gen tegen elkandlcrcn in het werk ftellen, daar bijzondere fa-
milien daarvan niet bevrijd kunneu lijn? D, 1. bl. 1x9.
Iedereen kan ligt goed zijn, die niet tot het tegendeel
vfirzogt of getergd wordt. I. 176.
Voorzigtigheid wordt maar al te dikwijls gierigheid- ge-
noemd j gierigheid j voorzigtigheid} ontugï, galanteriji
ï· 34?·
Uit ftaatkundekan iemand wel de ccne helft van zijn cha-
jraftór opgcèven > om de andere helft te bchpudcu, wanneer
li I- , dooEi'
-ocr page 501-( 2 )
cloor oyec dc ^cctile tc twiften in cen naaukcuriger onderji
2pck lieizelve v/c\ geheel ondeugend zou mogen bevonden wor-
den, 1. 4ïO, 431
Lgidc» "die te veel doen, gecvcn doorgaei)s dp aanftpot,
^yelke zij ppogen te vermijden. Π 8
Alle buiiengewopiie gemoedsbeweegingen bedaaren met-,
terliaait H. 9,1.
• indien onze harren zig niet verheden en zaracntrekken,
ijaar raaarc wij oinkr«indinge krijgen van de kwaade be-
^aiidelmge der wereld, zullen wij een zccc opgelijkcn"kans,
tegen dezelve hebben. Π 186 -
Het IS zeer beivvaarelijk voor iemand, die het een uiter-
fte wel zQu willen mijicn, om zig te wagten van het ander«
11,153.
Oatgcen waarin wij ops her racefl verheugen , wofdc^dik·
wijls het middel oni ons're.ftraffen.' II. 385, ?84. ^ ^
Die zig van den ecnen z,al laaten omkoDpcn om een,
fnood ftuk tc verrigten , zal van een ander hgt door meec
iworden omgekogt, om de ijioodhpid tegen den cerijkjen pni te.
keeren. UI. ΐί^-φ,·
Door geld van zijne nabeilacnden op te Hcettïcn, ondct-
wetpt raenzig aan derzelver onderzoek op zijn leeven en daa-
den, Lovel. lij. «9«.· .
Winkeliers zijn handelaarsin kleintjes, en znllèh zig meec^
yerpügt agten door cen oortjes viifteti-kalant, dan door eci|
pond tc gj^Iijk voor eenmaal, oro dat das hunne neeringc.
gaet5 nogthans zullen zij die ook niet wcig:rcn, IfOvel. lil»
153. V 158.
Wa; waarfchijneliikheid is 'er ot» cen rnan orp, te kop-
pen, die geen eerzugt heeft ? III. i.56^. - ' > — ·
Dicgeene welke cenen onbehoorciijken (lap van ecne an-
dere rtijf en f^erk verdeedig', fchijnt te-kfnnen te geeven , dat
2ij in diergelijke omilandigheden, zig aan dezelve ^uc zou
hebben fchnl iig gemaakt ΙΪ,Ι ^ii, jij, γ
Alle de dierlijke (chepzels leeven mfcr\of miii in cepeu
ßaat van viij(id<^chap regen elkandercn. III. m.
W j bedroeven ons ligtlijk oyer hetgeen tegen onzen zin
gebeurt, fchopn wij, niet-weeten of wij, wel gelukkiger izou-
«den geweeli; zijn met onzen weufch te genieten. III. 431.
43^· \ , > ■ '
Daar is naauwlijk« iets waarvan iemand zwaaritiheid zal
^laaken, die het zciiel van ecu brief kan open breckcn, welkp'
^opi hem met gefchikt is om gezien le wotdeu. 111. 475.
'f
.i
pf'
i
Ih
i
f?/ ^ ^
■f
-ocr page 502-. π
Het is gemaklijker bi) eeue gedaenc weigeringe tc WijvcftJ
^an die ccrft te doen. lil. 54t. , ·
Uateu df bewceoiedenen'tot Uitrpoörigtiéid'zi^h
zij wfillcn , gitipaprighéid is uitipoorightid'
' DiC mcerte omurtcii, welke het'gemeelrtf gtói <ïé1r ifëc-
Yclingeii ten deele vallen, ontftaeu ot uk hunije wijduitgcft'rel?^
te begeerten » bf uit hunne geri'óiic verdiéli'ftén,' 'ï^?. 'fj, 96,.
Nooit was 'er eene zaak zo 'erg, die itiër' eWupé vob
fpraaken vond, pf üit deiiiiis tej^éns den Veroh^elijker./ ó^^
uu k wäadaartigheid regért den verongelijkten; 1 V. ïoi^' . '
In de verUra^Hnge van eenige uitkoPmi^r·, tt^lkfe wii"iH
het oog ^ogen hebben, kunnen onze gemoederen dä^rtnc'dc.
wel te veêJ zijn ingenomen, om de zaakcn iii'h'it^elve ligt tq
bcfchouwen , waann zij ons zullen voorkbömëri, vrahnéer alïc
bcletzels zijn uit "'den weg geruimd , en wij niicts änders te dóeo
hebben dan, te kiezen. IV. ij^f, . ^ 'f ^ ^
Alle^dnZe bejaa'gingen , vaii de kiMshèid äfde'^hi man-
lijken ouderd9m^ toe , zijn flègts beuzeltn^eó van vcrichilleqd'c
zoort én grootte> evenredig naar oiize'jai^rèn'^e^
ïv. 411. . ' , ■ ■ ' .'""''"f· .
Het laaget-zoort van volk zijt)'alfö6s/géftcld'.'öp'het '
domme Wondèibaare. ,
. Het' valt ligt vóör ie.mand eene bégéerlifk'liéid t^
yerzaaken, wanneer hij; met zöi te doen e'eliè bovenSryvén'dïf
begunltigen , of voldoen kaïv IV ^ ·''
Al het gocd' en kwaad det m'enichén Ïs'bij 'verjälijkin-t
ge groot öfter W- -
Ceremonie is geen beleefdheid» Beleefdheid .is peen cc-
Dé inmengz'els * ttiet welke aahgenaam'è tl|ib"^én ons ^gér'
rneenlijk bejeg'cneri, ftfékkéti gfcorliiks tei'vcrmiiidètibgc'vaa
de geneugten,, welke zij «iis aanbrengèn;* V. 18/1,.
De'bezittingë van het grodtiie'vtitirdeel'af waafe het
3;elf van eene Kói^ingsVkroon is niets , waiuieef men daar-
aan ecnigen tijd ge.wend is V· - ^r.',
Zia óp iemand té beroepen, zet diegeenen, op welkci|
iTtien zig beroept, hoog rtibed et. vérj^cvcnheid bij, en is^e»-
rigr om diegeenen,, die jzig opjien beroepen, tc verkleinen',
zelf in hunne eigene pogen/ V,'518, «
Door Tégéiifeantiiige wórdt dikwijls vrjendfchap, be'ves-
tigd, en verliefdheid voortgebragt óf gevoed'. V. 4βΡ.
Een gtooï vtifchil zal mpo gemeenlijk vinden ia dp
li 3 215-
J
I ■
-ocr page 503-? 4 >
zcicn van dcpzclvcn nsan, wanneet hij ous tiezoi^i, of
wanneer hij bij ons woonc. V. 417.
Elk msnich, en elke zaak heeft een zwarten en eep wit-
ten kant, met welke gunftige of ongunftige luiden hun νρρ,Γ-
deel kunnpo^doen. YI. 359. Zk ook V, ijf. VII.
441·
Onheilen» <Jic in den beginne gering zijn, en alleen bc»
paald tot een enHel pèrfooo i fprcidcti zig dikwijls uit, zo dat
gcbeele familien daarin worden ingewikkeld. VI 308.
Woorden van eerbetaiginge kunnen zo worden uitg?-
rptokcn, d^t zii v^rftoordncid en hoon te kennen eceven.
Diegeeneti, welke het minfl: verdtaagen kannen dat rpct
henzelvcn gefpot wordt , zullen beft ii hun fchik zijn als hec
over de fchijyen loopt van anderen VII. tzj·
liene kvraade zaak geeft icmanf^ groot nadeel. Vil. 438,
Ongemeenc geeften kunnen niet wel ^alaat?n buitenge-
woone dingen te yerrigten. VII. 49.5,
Wij moeten niet verwagten dac onze Γοοζςη zullen groei-
jen zonder doorhen j dog dezelve zijn nuttige en leerzaarnc
doornen, welke door de vinger'^ van den al te haaftigen pluk-
ker te fteeken, hem leeren op zijne hoede te zijn. VII. 541,
Zwaarigheid, zet onze geneugten ?ene prijikclinge bij.
Die, welke ligtlijk; vcrkreegen wordep, ycrliezen gemccnliik
bij ons haare fmaakelijkheid- ii>id,, ^
De afwe^zige moeten li^t doorgaens ontgelden, ^Is *cr
blijkbaare reden is om iemand te bcfcbaidigcn. VII. 55^,
Eenc daadlijkc uitzinnigKeid {uitgenomen derzelvet be-
daarde tuiTchcnpoozen.) moet een gelukkiger ftaa: zijn, dan
de ftaat van vcrtv?ijfFelinge c« bcnaauwdhcfd, die dczel.vc
voortbrengt. VII. 580.
Befluitcn, die van tockoomendc gcbeurlijkkeden afhan-
gen, worden beft gelaten voor toeitoomfude bcpaalinge;
Vin. i6o, lét. . Hin ,
De grootfte ftraffc, 'die on$ kan worden 'aangedaen, zou
menigmaal zijn het inwilligen van on^c eigene wenfchen,
Vlll.i97.
Vrije wil ftelt ons in ftaat om alles wel tc kunnen docnj
terwijl een ligte laft ,^als die m^t dwfng word? oiigelpgd^ f
i^waat wordt, ΥΙΠ· jlf^. '
Af,
i
iïi
· /
(O
Aanzien. Staat. Rang. Waardigheid» Deftig«^
f
Bij Ket egt Aanziéh eh <ic ervfelijkc Wäärdighcid, indiert
het maar aan geen goed verftand ontbrcékc> iïaen ecrc cn p-
vcrvloed zeer wel. I. 4x5. ' " .
Indien wij eene Deftigheid aanneemcn» en zotg draagen
om hetgeen wij ons dus toceigenen, door' geen laatdunkend-
heid te onicieren , zal iedereen ons met agtinge cn eerbicdcnis
behandelen. 11. 14.
Ervelijke waardigheid brengt den afftamtnclingen'meer
fchandc dan eere aan, welke geen vcrdienftc hebben om de-
zelve luifter bij te zétten. II. 348.
Edelman is een eernaam, wdkeu een Vorfl: wel onwaar«
dig zijn kan ΙΙί. xo(i. ί
De cerfte Waardigheid behoort gepaard tc gaen' met dc
eerftc vcrdienftc. IV. li. '
Aanzien, zegt Lovelace t doet altobs eens mans gelaat blin·
ken in de oogeneener vrouwe. V. 5x9.
Luiden, die van wegens hunne Jaaren of Ratig fchoot-
vrij zijn, beboeren geen vrijheden tc ncemen, zegt Lovelace^
over welke een man van moed zig gevoelig behoort tc 100-
nen alsze hcth van anderen worden aangedacn. VI. 545.
Waare Deftigheid is önbcftaenbaar met trotsheid df Jaat?»
dunkendheid. VI. 478.
Zommige menfchen hebben eene aangcborenc Deftig^idl
in Kun gedrag, welke hun hieer ontzag verwekt door feén Öp-
flag des ge^igts, dan andere verkrijgen kunnen door op de
felfte en heerfcliendftc wijze te gebieden, VÏI. 191.
De man, die bij vcrkiezinge zo wel als door op^oe-
dinge goed is,' heeft die Hoedanigheid {die egte Waardigheid)
in zig, welke de menfchlijkc natuuie veradelt, cn zonder wel-
ke de aanzicnlijkfte van geboorte cn rang onedel zijri, VU.
Vrouwen, welke niet een weinig defiigheid äanneemcrt,
en ontzag vorderen van de mannen, ftellen zigzelve gockoop
veil, en krijgen miflchiCn haarc zedigheid cn k/eiingevoelcnd-
hcid betaald met veragrmgc cn fmaadhcid, juffer Bowe,
yni. 190. ^
V
-ocr page 505-\2ie wijders KièshcifJ, Ligtmis, Raad aan de Vrèüwefr*
Vrijeijj, enz;.
'Agterdogr. Verdenkinge. Argwaan. Minöe-nijd;
l Iemand die ,yeèl werk maakt óm xig tt iuivcren van
tene fout, die haar niet wórdt te laft gcl^d, 'maakt zigzclVé
icrdagt. 1 199.,
Die zelve verliefd gqwee'ft rijn, zijn doorgaens écreedft
tooi anderen daarvan te verdaiken, I. 406 ïiï ij
Agtcrdogt, Waakitaamheid, en Kijven, aegt Jujfér Ht>-
^e, kuoncn niet beletten daieene Dogter icÏitijve, , of iets doe
vraarop zij ftcld is. ui 6ii
Als wij aan iemands opregtheld twijffelen, hebben wij ga-
de te flacn of zijn vreezeii en gelaat en zijne wootdch'overeen-
köoinen 111. 174· ,
Wabnccr Verdenkingen omtreni centg'en perfóot) "zijn tiit
iden weg geruimd, Zal eene niet onedelmoedige ziel den ver-
dagteii daarvoor dubbele vergóêdingc póogeo tc doen. ïij.
487·
De Min'tïe-nijd van eene vróuw is vdör eehe Vrou^V niet
ie verbergen, indien zij beide tegenwoordig zijn bij den man',
'op welken zij verliefd zijn. iiL 49?.
Natmreiijke Argwaan krenkt de gerondheid nTer. I V, 7i[,
Jaloersheid in eene vrouw kan r^deii gceven van 'dui-
zend daäden , voót welke aiidersgeeif'reden ïchijnt "te vïttdeii^
liLovel. V. 154.
{2/e Liefde, Oaders en Kinders.«Vieeze·, '
TDie geen zorg draaft voor zijn goeden Naam , móet ^ft
Verwaarloozen of uit eene overgegeven loflVn aart, of uir Ke-
■wüftheid dat hij het goed gevoelen det'wereld Ïiiet vérdicur,
.. ï. 108. .'li
Hét is tillijk dat icöfjand, die zijne eigéné Agtin^e biet
in waarde boudt., verdraage dät 'er kwaalijk van hem gcfpró-
ken worde 1, 39?.
Een man die altoos zorgvuldig geWeeft is ómttctjt zijne
te:.
t 7 )
Ägtittgei kan eene vfouw een «itftcelcetia
^an zijn goed gedrag jegens haat. IV. 50,
Izie Mannen «ii Viouwcn,
De Alitia^igcts 2ccr goedertieren jegens liftiefchcpaeletil
^afhijnict wiii heeft noodiggcmaakt toe onderhoud des kevenn
tiadomaal, indien die 20 waarc ^ drie vierde declen van dcSEclvC
^äc Twi^ nietxöuden vreeten te verkri^eri. li; isi8.
De Armoede is dc moeder 'der gezqndhcid ibl^.
De gcheugren der vermögenden wofrde« vcrkrccgen doot
•de traanen der arnjcn. iifid. ^ 1
Iemand die aan armoede gewend isjcnzig in deiclve kan
"verheugen, morgen niet rairoer toekende tc leeven, <Jan hif
liedrri doet «n giflienrti deed, is boveii^alle vi:rzockinge, ten
^ïij ze 'hcïïi tindtr het gewaad van waarheid en trouwe vet-
itiomd aan boord 'kóottte, Levèl. ïii. 256.
« Wa^re het niet otn den wil der Atmen, en der Middel-
l)aaTen , zep Lovelace j dc wereld zou verdienen vernidd te wor-
den. m. 511.
De gemsene UMaars οΐ Innäloopers behoort men aan dc
^ßieetie brtbrgihgc over te laaten. !V. 34t'. '
In de al^rtieciie fihaal der wecKens, is het laagfte a! 2»
■narrig» en al zo wel ecn^hakel in de groote keten, als hec
■ihoogftc. 'Viri.
~j· »
i
iiei^orminge. Verbeteringe läes Llee-
Men kan bc^waarcHik verwagrcn düt,iemand Itig ïal her-
votmen', 'die tóet "bcflait het gczeiitha^ te veriaatcDs
waarin i>i] tig gewoon was rc "vcrftiläwn. ï
Voorwendzek van khielijk aankoomende Óvermigingcis
liecFt rneti verdagt te 'hoüdén. 1, 3^7,;' " ·
Overtiïiginge is halverwege Vcrbetcringei
Door eens vijands kwaadaattigheidter vérbeteringe tekoo^
teen, is iäc edcÉc wraäk iê« wereld. I..4S4. t
■ vm. déck ' kit;'' oy«-
'A
ί
( t )
rcdcB<.
iij, ii4>
Dc cerftc flap töt Hcrvormiu^c is, dat rtieh de fchicliifce
opflüivingen der drift bedwingè, Cn hctgeéo «iet naar zijn zin
is geduldig opneemc. ll. 184.
Dc overgegcveofte LigcmiiTep hebben gemeenlijk al ecu
voorneemen om zig'ten cetiigcD tijde tie bekccren. lH- i")5.
[Behoorden zij derhalven niet, zelfs als Ligtmijfen, een vaft be·
fiuh te neemen om züg te wagten voor gruwelijke zonden·, alwaa-
te het maar alleen om hunne wroeginge in toekoomende minder
.■^naa^eip'e te maaken t
De Hcrvotminge kan geen ïchielijk werk zijn· III. 17^.
. Daar is^meet te'hoopenvan de Hervornsinge van een man
'van verflandi dan van eencn dwaas. III. 19S, 1^9. Zie oqk
1.^418.
'' . . .
[Di>f dit is eenehedriegelijke hoópe, en is wel de oorzaak vän
froot kwaad geweeß; vüant wie agp. den man, dien zjf
emint·, niet -voor een man van verßand ? De volgende
aanmerkingen koomen meer met de waarheid overeen y
en verdienen wel in agt genomen te worde».
Een raenfchjdie dwaak met opene oogen, en tegen zrne
ovettuiginge, is dies te erger om hcgeen hij weet. |ii. ij8«
Een man van ycrftancieti bekwaamheid,'die f(>oodc gan-
gen gaet, welke hij weet zr»danig te zijn, is het mui waar-
ichijnelijk dat te regt eebtagt zal worden , dan een dte dwaalt
bij gebrek van kcmiiiTe, of behoorclijkc overtuiginge. VI.
aoo, 101.
. De vrouwen denken, dat een man vankwaade hébbelijfc-
heden af te trekken, zo ah Lovelace zelve aanmerkt·, eene viel
ligcer taak is, dan het iu de natuuic det zaaken zijn kan
V1.3Ï7. . ,γ
[Des Hren. Belfords Ontwerp , van Hervorniïrfge is te zien >
Τ D.Vm.bLxxs-130.
Weinig hoope is 'er om een raenfch te regt tc brengen»
die opzetlijk ondeugend is VI. 597. '
; Tot welk eene kwaadc keuze wordt menige braate vrouw
verleid, door dat valfch en onbezonnen denkbeeld, 't wc'k
door den vador'allcr vcrlcidinge buiten'twijftcl verwekt ίί én
" ' " ' ' ' . ■ · vooïSi^
j , OTCttuiginge koomt zcet zelden Yoott uit hevige
Witlcn. II. ·
ίι·
liiii'
,1'
V
W'
' 1» I
i/
.'l i V
·. 1·
c?) ;
voortgeplant»- Ί>αΐ van een hervormd GttU de %eße Egtgemot
' '^elf. Vhl. 98.. ^ . „:·; i."-
Wcuiig denken de onoozele, welk eene gehcelc omwcn-
telinge van zeden,'iwclk eene vcrandqtirige praii»inge\yorteIdc_,
heDbelijkhrden, ja, v»clk eene i' ondetbrcngingcv.van
kwaadc natuure, en welk eene maaie vaiv godlljkc^ geiiaï^,
'er vercifcht worde, opi van een deugniet eeo igoed égige-
noot, een waardig vader, ςη een waaren vriend te lraaakςn^'
uu een van D L· U G D. Vlll^ 9ν)»Λ·,-κ,(ί .
Het IS ccn hooge trap van venriLtelhcid; in ecnc,iVrou\flfy
ic ionderftellen, djt zij zo vaft ftaet in haare eigeise d^ugd»
dat zij een deugniet wel mogp^ troawen., op hoopc piïk.
hem te regt te brengen. VUI. zaï. ü ;.
Re opregtheidi der Hcrvormingc van dien. ma», is naauv^r-.
lijks in rwijfïèl te*trekken, die met geduid,, verdraagcn. kan,»,
dat hem lijiie voor^aende dwaasheden eriuperd worden-, ent;
■wanneer hij bij gelegenheid zijn, afgrijzen van dezelve kaï),
uitdrukken. Vin.^ ^ ï!"j
[zie Boptvaatdigheid. Godsdienft. Viooxnhcjd. , ·
■·.■ f
Berispinge.' Bedtlzugt. Charafters. Agtinge.-
Kwaade of Goede Naam, ' ■
©e wereld, hoe kwaadaartig zij " ook* gezegd worde
ie zijn,is doorgaens rcgtmaatige«· in'haare Gharailers (ipree-
kende naar Uetgecn zij· voelt) dan men ν gemeenlijk wel deiikti
I. i8<. , ƒ
Diegeenen, welke meefl: klaagen over de Bcdilzagt der
wereld, behoorden m (Tchicn meermaalen mar de,gelegeck·
\\tWbinnen zi^zelve om te zien, dan zij doce. ^ibid.·^
Eene verkeerde (tap gedaen van een^ vrouw, die tragf
uit te munten, maakt h,iar aan geftrenger opfpraak vaa
wereld onderhevig, welker afgunil zij tegen zig vel·weke
Kerh, dan waarriiede de wereld, een min volmaakt chara-ί
iler berispsn zoude. 1, 195. 1 . »
■ ' Charafters, die ten uitcrften goed, of ten uiterften ilc^c
zijo, worden zelden t& regt opgegeven, i. 1691 170.
Wij behooren bijzonderhjk zorgvuldig te ziju om ons-
Zelve te onthouden'van de gebreken, weikc wij in anderen
bcAuffen. H, 8«.' ' ' ' ^ :
i'
i
t i
ï
*
I
\
-τ
Kk %
< I® >
'^»afiige berispeis maaken zig onJerheviij aan de be*
fthuldiginge van veranderlijkheid in hun oordeelt IX.
Wij behooren altoos veel afflag tc rekenen op Chara.-
öcrs, het zij die goed of kwaad zijn, welke ons worden op-i
gegeven doot perósonen, welke aan den eenep of anderen kane
be ang hebben. II. jj», . : ^ ' '
' Veele dergeenen > die de borispio^ ontkoomen zijn»,
kebben geen lof verdiend. U. 3J?
Wij behooren niet ras tc zijn met een geftreng oordeefc
te vellen, daar het eete cn agtinge geld^ lU· S^^·
Nooit behooren wij een befliflcnd oordeel tc vellen op hcc
ccrfte voorkooiïicn, 517. y .
Vrooine lieden [of liever diegeenen^ welke zig toeleggen: om
vroom geagt te wotden\ z,e'gt Lovelace·, zijn gemeenlijk zo lief-
deloos, dat ik ni^t verkiezen zou vroom te wotden , ludie»
liet gevolg daarvan ftond le zijn, dat ik ODgunftige gedagteo
moeft hebben va« alle anderen. IV.
Ieder man cn vrouw, z^egt low/efi^ oordeelt veelal ovec
Ütuderen, uit hetgeen zij van zigzelven bewuft zijn^ I V.
Een die het verttottwen fnoodlijk misbruikt, hetwelk ec-
lie juffer in hem ftelt, billijkt de hcvigfte befchuldigingen vau
aodanigc zijner vijanden > welke haar gaarn ovifirced zoudtn
hebben om hem tc verwerpen. V. lOj. < - -
Naam cn cHarader zwaait en neemt alJc menfchcn wqg,
V. 397-
Voorde Getegts-Hoven zelf doet het charaiSler 'er dik-
wijle al zo veel toe, als de bedrijven, om iemand viij te fprce-^
ken of te vetoordcelen, cn zomtijds zelfio weerwil der bedrii·
ven, Lovel ibid.
Het is niet altijd billijk te berispen naar e^n oordeel, dae
op de Üifkoomft gegiond is. VI, zSy. ,
Mocijelijkc omftandigheden maaken dikwijls den ichijq
*an gelegenheid te geevcn ter berispingc onvermijdelijk. VII.
37®·
Bedihogt en bekrompenheid van ziel heetfchen gemeen-
lijk bij diegcencn, die 'cr zig op toeleggen om godvtugtigcc
geagt te worden dan hunne naaÜen. VII, 470.
Zeer weinige Ladys zouden in de gezelfchappcn ^r La-
dys veroordeeld, of zelf befehuldigd worden, zo 2,1] 'cr zelve
tegenwoordig waarcn. VUI. jtj. r
De menfchlijkc verdorvenheid, is het te vrcezen, zal
jneermaalcn diegeenen billijken, die ftraf zijn in het pordccr
|je{},daa die «cn guui^ig oprd^} vellen, nogthans zullen deugd-
i ■
hl
Ifii
ÏV'
ί-ΦΙ
!
'Ά?
V'···
j'l'
H/'
Ι.!.',
Λ
ih
WW
^PÜH
ΐ ^
^ ί
^aamc ntcnfchen bunoe liefde daarom niet« Vjtlf.
Niettemin is het redelijk die liefde bcilraenbaac te doeozija
met behoe.dzaamheid cd voorzigtigheid, ιΉίί*
BefchaafdheiA Welleevendheid. R^ïzjei^^
Eene gedvrongetie, en niet natuurclijk. (lijnde,,Bijg^aai^
heid, beeft men vxrdagt £e bpudcn I. ιρ^,ν.;^ , η ^ uj
Iemand kaji wel niQC ibelcH^afdt „ en egtcf oiqt van
een heel onbcich^afd chaia^'^r, ».JJf i f j, ,
Eenc manliike optegtbcid eti opeoJb^FcigbßifJ MjOiWt wei
beftaenhaar roecegte^ Befcbaafdheid. iiir, jf ':r ,
Befchaafdbeid-is^.vaiï d.cn k^nt^des ^«is.>,(iMïQid*3aifeHj!^
om voet te krijgen' in bec batt van eene νίρμΑΐ» \\ ^ρ^^ιφι;
Howe twijffclr, of 'cr niet een woinig; ϊο^ε^ι^βί va» unbe-
fcheideoUeid vcreifcht w^tde on» 1)βΕ vecHtiog^ tf, bcböμdc|M
ijl. 169. »v-i. . 'i.. . ·;)■
Iemands goede leden zijn dikwijls .dp. ptijs beraaU
woedt voor vootdeelen > welke men in het 'reizen verkrijgt.
IV 46.
Een befchaafd mat», die agtir^ge heeft y(wr eene Lady ,
zal baare nabeftaehden niet'fmaadeliifcr béhandeïen. IV. jzS.
Mannen van fcbranderheid en aandien gedraagen zig dik-
wijls 7od»nig/als of'xii da^jisn dat aij geiei» foiöeeJÜj^^^ bee-
ren behoefden te isijn^ ^ W iRj; ^ê! 'ΐίί ·?■?!!: . 1" bi
Mannen van'jaaren denken maar ^ ta dikMMjl-ï»} dat Uu»
ouderdom lien ontflaet van Welleevead beid. ί ML; jtjij. 'j;
Niets kan befchaafd-^zijti, dat nies Kgtmaaug cü^esetejülE
is. Vi, 467* ' V;·· «^ . , . ■f"
■■ ' ^^ ■· ;; ■■■ · rv; .tl?'·,
'■f: V.·
S
r-
■Η*'
Kennis, bij Befpiefl|elinse i& flcjsjts.een onïeÏMf zwefwend
ligt, 't welk het twijfFJcnd gemoed alzo dikwijls misleidt»
ais op den rt-gten weg brengr. V. i8e, iSi. '
Kundigheid die door Bcrpici»elinge zonde* oudirvindinge
vcrkrecgen is, llelt gemeenlijk dengccBicn tc loot, die daai^Qp
bmouwt* V. 49*» ' i
J
l-TtTMi «^,..· .
-ocr page 511-!
"•Ρ
( ιϊ )
Befpicgelioge én Befragtimgc bchöotcn hetzelve tc zijn
iCO rcgi braaf meofch. VU. 30.
i
' ·
Mit) bfcfi ondcrrchcid tc inaakcii tufTchcn de ontftcirénis»
welke de ichuld vergezelt, cii de cdclc zelfbcwuftheid welke
bet gelaat van^cerie braave ziel overdekf, als Zi) maar tot ec-
oig op^erijgd k>waad bckmfaam gcagt wordt. Iii 480»
' Srilzwijgen cii Bloozen zijti nu gce» bevalligheden, zegt
XovelacBy bij onze fchoone Ladys. " IH. 48^.
Verhard door menigmaal in bet openbaar tc verfcbijnen ^
xoudea onze hrdcndaa^fche fraaijeLadys zig zo wel fchaam^a
els de mannen. om aan bloozen fchuldig gevonden te wor-
den. Lovel. ibid. u ' j
De vrouwt die op een plomp zcgswoord haaren waai-
jer voor haar aangezigt houdt, ichijnt bewuft'te zijn, dai
haai" blos niet volkoomen gereed is, V. 117.
[Z/e Zedigheid.
I
Ή
ν';
Ii
rt ·*>
Ί!
Λ
Ii
Wat is dog her oogmerk cn voorneemen van die mc»-
(chen, welke het Berouw cr» de Vcrbetcrioge uitftellcn,
dan om naar bun zinlijk vermaak te loeven, zo lang zij in
zinlijk vermaak fmaak kunnen vinden, ..en zig. te hervormen
als %i} niet langer kunnen zondigen ? II!. 391,
Dat Brrouw over eene misdaad, onder welke de ichuldi-
ge, voor het ontdekken detztlve geruft was, is gemeenlijk
loe tc fchrijven aan de Ontdckkinge, en niet aan eene l)ehoo-
xelijke bezeifinge van de gtuwelijkhcid det misdaad. ΥΚ
91, ■■■ ^ ■ " ■ ■
. Bekeeringe, ben ik van denkbeeld, zap Loveïace·, dat
behoort ondernomen ie worden, terwijl iemand gezond en
fris is. VI. ^oj.
Waarroe is dog een menfch bekwaam \tot een ongewoon
tverk z.ekerltjk niei.'] wannrer hij zigzelve niec is, nog meeftec
van ziine vermogens ?. Lovel. ibid. ^
üietom is het > naac mijn begrip, dat eene doodbedsbc
-ocr page 512-kecringc voor eene ίο onwiflc en vrugtlooze 7aak gerekcttd
Lovel. ibid.
Wat mijzclven aangaet, xervolgt hlj, ik hoope rog ccn
gcruimen tijd voot de,'icheeneii tc hebben j nadrmaal ik ook
voorticernens ben om ten eemgen dage een hetvotrod mau te
worden, ibid. : j
■ i:.. · ■■·. -V r;^.?· ■ ^ - ■■.. : .. · >■ ■ '·
fiderfbe Mrn tp sgtifr iStrftre»
; , turn ^ti ^ u
ik bebbc nu en däh wei zeer ernftigc bedenkirigen s,
tbans vreeze ik voor de waarheid van hcigccn mij eens eczcgd
is, dat een menfch zig niet jcan bekceten wanneer bij wil
■ Daar vaft Bij blijven, onderftclle ik ·dat men meent
--Bij buijen cn vlaagen hebbc ik mij wel duizctkimMl
bekeerd. Uvel. ihxA. i ' . -v l·
Gij moogt mij uitlachen zo veel gif wilt, xJigt Bilford^
dog ik zal nimmer ν nimmermeer ^ de vrijheden, neemeh, die
ik wel genomen hebbe j . maar. zo dikwijls'ik in verzockinge
koome , denken aan de doods-benaaudheden van Belton > ca
welke mijne eigene zijn mogen, VII. jey.
De bekwaamde tijd ter Bekeeringe is in cene frifiê ge^
zondheid, wanneer het verftand onbelemmerd is, cn men hec
in zijn vermogen heeft om eenige vergoedingetc doen aan die-;
geenen, wclkc men verongelijkt of verleid heeft. VII»
Zieooky III 178.
,Vergoedingc behoort altoos het Berouw tc volgen· VIU
411.
Dat Berouw» hetwelk gaer voor het lijden waarvan cea
verkeerde ftap gevolgd wordt, moet gemeenlijk wel gegrond ta
gelukkig zijn. VIII. 42.
Bekeeringe is voor den zodanigeni die flcg« zorgeloos-
lijk geleefd hebben, en in de verwaarloozinge van hunne rc-
gelmaatige pligten, zo gemaklijk een werk niet, nog zo zeef
in hunne eigene magt, danzommigc zigwel verbeelden. Vlil.'
101. Zie ook V' 55J.
Naar geen,valfche koleureo, naar geen vcrglimpiDgci|,'
ftaet een waar boetvaardige. VIII. 241. ' ^
' [2/e Bekccwnge. Godjdienftf Wroegingen / '
^ · ■ ■ . é JtUif·*
Con^
-ocr page 513-ei4i
; Confdentie.^ Geweeten^ Zelf-bewuftheid»
Luiden van Confcicntic bchoorcn re fchroonicn om öp ee·
«e ontcgi vaardige wij2e aan ccn beftaen in de wereld'te koo-
OJCB. U liö*
Ecnc vrouw, die door vcrraiffinge, of andets, van haa-
ien pl'gt is afgetrokken^^,' verheft die edele zelf »ertrouwcnd-
hcid, welke haat anders een zigtbaar voordeel tou gegeven
icbben boveniKaaren vetlcidcrt llt. i^y. Zie ook il.
Hoe laftig zijn onze bederkingen bij c!k twijffdagtig
voorval > wanneer wij bewuft zijn dat men ons tot het docD
Ύβη cene DnbehoorcHjke zaak heeft overgehaald I 111. 109.
5 Een, braat gemoed geeft het eenig genoegen, zig open-
lijk verklaard tc hebben tegen de misdrijven vaneen iÜegt ge-j
inotd.\ III. 38t.
Welgevallen In zigzelve te hebben > is noodzaäkelijk om
€cne vrouw dit leevcti met taamelijk genoegen tc doen door*
ibrengcn. lY. 349.
Het gezigt/ran elk menfch zal als een verwijt worden
opgenomen t van iCCBcdie bewuft is zig 'zwaarlijk vergrcepen
i tc hebben. VI. Zie ook lU 539, ^40
Wat de wereld en derzclver berispingen belangt > C/tó-
hoe begeerig ik altoos waarc naar een goeden naam, ik
hebbe het nooit billijk geiSgt om meer dan ecne tweede plaat-
, ic tc guiinen aan het gevoelen der weield. Vï. 6Ö4 > 66$»
Zie ook ï. 4JO. II. 465. V. ii.
Een zuivet oogmerk, vrij vati alle onpligtmaatigc gevoe·
ïigheid, is cn moet mijne vertrooftinge zijn, zegi Clarifa,
"wat andere ook mogen denken van de maatregels die ik ge-
tK>men hebbc, wanneer men die it weeten kOomt. VU. 181*
■ ί
h
ttÉÊUUm
il/
1 j /' Ï '.'-· ·
Het is Ondankbaarheid en Dwingelandij in ecne vroirfr»
cenen man ergjcr te behandelen wegens zijne agtinge vooC
iiaar. I. 408.
£cq dankbaar gemoed is hetzelve als een vrolijkt IV« 44^·
Wij
}
Ρ"
Ii 1
if
Οί) ■
Wij moeten grootlijks zijn aar.gcdaen vandeOlidankbaat-i
heid Hcrgcriicn , welke wij bcniinDcii. VI 598.
Zijii voordeel tc doen met het goed gevoelen van een jong
fchepzel» tot haar eigen nadeel, oi bederf, is deondankbaaiftc
boosheid , die van een man bedrceven kan worden. VII.
465, 46«
Doot bijzondere gevallen van Ondankbaarheid van ande-
ren jegens ons, behooien wij onze liefde niet te laacen benaau«.
wen, ot inkrimpen tot eene algemeene agcetdogi of kwaad \cc-
laocden. Vlli. 32-6.
(Diep) Denken. Opmerkzaamheid,'
Een diepdenkende geeft is geen begeerelijke zegen ; ten 2i|
^ie zulk eene gelukkige leevendigheid* bij zig hebbe, wciktf
een menfch bekwaam maake om het tegenwoordige te genieten ,
Zonder boven maate angflig tc zijn omtrent het toekoomendcfc
II. 183.
Ecric diepdenkende juficr, die baaren_ minnaar eene on-
behoorelijke magc over zig gegeven bcefc, zal hem veelal mee
vteeze befchouvven , en zigzelve aanzien ^ met veragtinge.
III.
Het verfchil, hetwelk zulk eenc zal vinden in het gezigc
en gedrag vanhiaren minnaar, zal haat wel haaft overtuigeu
van hairen mifllag. ibid. '
Eene fijner Gcvyaarwordingc maakt iemand niet geluk-
kig. lllv 403 ί 404-
2,omnr.ii;e luiden hebben zo veel aandoeninge van de
fcbrap van ecnc ifcHc, als andere van den iloot van een de
gen. VH. 187, i88.
[zie Tedethattighcid.
Deugd. Deugdzaam. Redelijk Beginzeir
,Wat een gcmoe:^ moet het zijn, dät,,fchoon Zelf niét
deugdzaam, de deugd in andere niet hoogagt! 1' 3P9· »
Geen Vrouw kau beminnelijk zijn, die niet deugdzaaift
is. li. 144· ' "
Indien lieden, die voot deugdzaamc Beginzcls uitköo-
yiU. Deel. LI toieöj
jïien, hun getuigenis niet geevcn tegen daaden, welke mefc
die bcgitiicls, fttijdcn , welken teugel kunnen dezelve dan
hebben? iL »54·
In eene algenieene bedorvenheid moet het kwaad van ie-
mand gcftuijt worden, of de Dengd zal verlooren gaen : En
zal ik het niet zijn , behoort een braaf gemoed le vraagen, die
hec dus zal ftuijtcnJ II. 15,6, ts?. _
Tergaigen en Verzoekuigen zijn de Proef der Deugd,'
III. 133·
Üijkar.s godlijke Ëerhewij^ingen koomen eene vrouw
to;, welker Deugd de overhand heeft tegeii alle bcproevingc
of vcrzoekinge. III. 138.
Leevendige juif?ts kennen zelden de waardij van een
deugdzaam man. iii. zo5.
Gezonde Beginzels, en een goed hart, zijn de eenigc
grondilagen , waarop de hoope vaneen toekoomend geluk , ren
aitizicn van dit en een ander leeven beide, kan gebouwd wor-
den. IV. 16^.
De beproefde en flandvaflig bevondene Deugd van eene
■vrouw, brengt haar niet alleen een algeraeenen eerbied aan,
maar ook eene grootere maaie van liefde bij den verzoeker
zelve, die haar ter proeve gebragt heeft. VI. 105, 106.
Eene deugdzaarac juffer zal haare genegenheid jegens een
man te onder brengen, die in ftaat is om haare zedigheid te
fchenden. VI. 154.
Welke deugdzaame vrouw kan zig zo verre vernederen,
dat zij dien man haare verkiezingc maake , wiens daadeu
haar afgrijzen zijn, cn behooren tc zijn ? Vï. 595, 596.
[z'/c Edelmoedigheid. Eerbaarheid. Grootmoedigheid.
Onfchuld. Vetdleuftc. Voorxigtigheid. Vroomheid,
Zedigheid.
Akelige voorwerpen en onderwerpen zullen zomtijds in-
druk maaken op de ongebondenfte zielen. [D;e derhalven niei
iehooren gefchnivd ie ivordc'a.'\ IV. 548-
Wat is de Dood anders , dan eene ophoudiDgc van het
fterflijk leeven? VI. 599. '
Hcc is iEnaac hcc ciudlgca van ccu .tocgekgdco Ioop>
jMd,
-ocr page 516-"('75
. De vervcrfchende Herberg, na cenearmattcnde reize. Vï.
'$99. 600.
Het einde van een leevcn vol van zorgen en rnoeiteiii
yj. 600.
Die menfchen welke zig onverfaagdn: vertoonen als zi)
denken op de laatfte rol van anderen, mag men wei vctwag-
ten, dat als bet hen zeiven geldt, indien zi) dan bij buil
vetftand zijn, zig hec jammerlijkil gcdraagen zullen, VU.
Hoe vreezelijk is het te moeten fterven voor iemand·, die
zie niet eene tropftclijke gedagte voor den geeft kan biengen t
Vil. 1J7·
Wat zoude ik wel willen geeven, zegt de zJeltoogcnie Eel"
Ion·, dar ik nog maar een jaar leevcn mögt, cn dan (jlezel-
ve bezeffinge van zaaken hebben, die ik nu hebbel VU.
[zie ook de dlngredenen van den flervenden Vicl'tsn legen
Zijnen Doiior y en zijne hehandelinge njan daiz^elven en
'van zijne eigene Zufter, om dat zij hem geen hoope kon'^
den geeven·, Vllf iyS.-«304.. ï'
De zaadcn des Doods worden in ons geplant wan-
tieer wij beginnen te Iv^even , en grogijen op tot dat j, als
voortloopcnd onkruid, den tedercn bloem des, Icevens vcrftik-
ken. Vil. joc.
In hetbffchouwen van eencn ftervenden vriend, worden
wij alzo wel aangedacn door de bedenkinge hoe het ten gee-
ncn dage met ons ze! ven gaen zal , als van zijne doodsbenaaud-
heden/ Vil. 305·.
Door het zwaard eener verongelijkte, vriendfchap te wor-
den afgerneedc;-!, is de vreezelijkfte dood van allen, iiaail den
2,clfmoord. VU- 309.
Gelaatenheid in 'r Sterven, cn op Gods bermhartigheid
le vcrfroimcn, verfchuffcn grooten troofl: aan de vrienden vaa
den ftervcnden. Vil. jng, 310 VIIÏ. 106,
Eene goede conicicntie alleen kan iemand op'euren ,
die bij zijn veriland, zijnde allengskens iterft. VII. 500, 576,
577·
Het IS een kcurlijke trooit, als onze korte gcfchiedenis
wordt opgerold, x^egt Clarifj ^ dat men in ftaaj zij om te
^ieggen, ,, ik hcbbe liever ongeli)ksn gclecdcn dan aange-
daen. Vü. 644.
L 1 i IZic
I .
mmm
\zte Clarijfds edel gedrag in haare Doods-henaauäheden.^
Alle gcdagrcn van wfrcldfche grootheid verdvviinen in
dat onvermijdelijk oogenblik, waarin der roenfciicn noodloE.
bepaald worde. VIll. li.
Welke moeten, in de Isatfle fombere oogenblikken, de
bcdenkiii^cu zijn van dicj^ecncn vii'dien zij voor bcdenkinge
vatbaar ζηη) welker bevlijciginge en roem het gewccft is, dc
onnozele rc verleiden, en de zwakke, dc onbezorgde, cn
de vnend.'ooze rc bederven ; die zij zelve, milTchicn , ook nog
vricndloos gemaakt hadden, ibid,
^ZJe het ijz.elijk cn 'verwoed gedrag njcui Sinclair hij haar,
ßerven. Vi'!. "??>, cn-v,.
"Lie ook den geweldigen Dood van LoveUce·, VIII. 40Z,
env.
Wat zijn twintig of deriig jaaren als mea daarop te rug
3sict? VIII. 47.
Over hoe veel vrienden mogen wij wel niet reuw draagen
in een lang leevcn? ibid»^ ■ y-j
Wit al verzoekingen motsen 'ons daarin bejegenen?
ibid.
Bij het verlies van een waarden vriend is het een j^rooe
genoegen, dat men in flaat zij van te bedenken, dat wij ons-
'iclven geene daaden van onvriendlijkhcid jegens hem te ver-
Tvijten hebben. VÜi. 58, 59.
De tijd alleen kan met voordeel kampen tecen zeer z.waa-
ïc verliezen. VIII. 135.
De Natuure wil haaren gang gaen, tot dal de droef·
hcid eenigzins zigzelve heeic uiigepiu ·, dan zullen Reden
(fn Godsdicnit eerll tijdig kooiien mee haare vermogende
jiulpc, om het neergeüagen hart op tc beuten. ibid.
[Zie Droefheid. Godsdieiiil. Trooft.
l/i
i .
proefheici, Smerte. Leedweezen. Zwaarighe-
-X,
--------
i'i^iiitti^ifirfitfMr'· _ ^riiiiiiiiiiiiiiriift'
^Anneec men zwaarigheden optQlt, worden dikwijls
δ«·
-ocr page 518-t ),
gelinge dingen mecie in de fchaal ζείε^^ om gev^igt te maa-
ken, over welke men anders nict geklaagd zoude hebben. I.
34ί· i '
Dat ftilzwijgen is iiiec kwiaH siog onminzaam , hetwelk
voortkoomt uil fchroom van iemand, dat hij door zijne ^ie«;,
Zijn diepgrondig )cedweezi-ii ontdekken, ι
Watcenarm Iij'iehjk \ve;ktuig JS het lighäam, vvaofteerdc
geeft ongefteld IS! II 19? ' · '· ·> i
Droet heid maakt eene lelijke tronij haatclijk, Lovd. V.
47. VU.
Diegeenc, welke rouwdraagen over het verlies van eesien
vriend, zuilen zeer veel verligtinge van hunne Dtoetheid 'via*
den , als zij zelve van ecne gevaarlijke , of fmtrtelijke ziekte
worden aangetaft, Lovel. IV. 50Γ. . , ,<
Droefheid, zegt LoveUccy werkt lang-zaam, en geeft wcl
tijd dar 'er nu en dan eeoe kieine blijdichap onder ha&te trcuri*
ge idaagen tu'iTchen beide koome blinken.' IV. 587.
Democdige, ilille Droetheid is't alleen, die ontfcriiiiit'·
ge verdient. V. i8j
Met hoe veel bckommcringe bidden wij wel otn het lee*
ven van een dierbaar kind » als hetiZiek is , hetwelk wij ais
hetzelve tot rijpe jaaren is opgewalTen , .reden hebben om te
wenfchen , dat uiéc aan onze gebeden vergund waate I > VI!.
4?· , ·.' '
Die uit den weg gaen om eenig droevig fchouwfpél tè
ontvlieden, hebben ondettufTchen met meer aiigft einder hininè
onzekerheid te worftelen, dan zij lijden konden > ) 20 zé daar-
bij tegenwoordig wasten. VU. ygji ί t
Tij-lige en noodige bezighedtn behoort men uit te vinden »
tottijdverdrijfen vervro!i)kinge van perfoonen., diézugtenondcc
geweldige Droefheid , of over het verlies van hunne dierbaarfte
viienden. VÜI. ςο. i .
Het is ons in al'e diepe en opregte Droefheid naiuureli'ik
eigen, om alle die wij kennen daarin tc betrekken. Vlll. rii»
Droefheid (over het verlies van vrienden'^ kan dóór den
tijd verzagt worden tot eene meer zoete dan fmeiteJijke nkgo»
dsgtenis. VllI, jéj.
V
\i
i
r
lil
i
[Zie Tegcnfpoed. Trooii:.
Dna
/f
β
tiif
Een man van eetc kan niet te Regt gaeo over beleed igin^
gen» hemaangedaen van luiden , die gcrcgtigd zijn om degens
Siidraagen> LoveL I. 158.
Hcc Dueileercn is als een deel der woefte dapperheid zo
zcct in de mode , dat een deugdzaam man dikwijls verlegen
ίη boe hij zig te gedraagen hebbe om of eeiie doodlijke mis-
daad, of eene algcmecne veragtinge te mijJen, II. 88, 89.
Diegeenen welke veragtiiige cooaen regen een deugdzaam
jnan> om dat hij liever verkiefl een verongeüjkcud woord over
'liet hoofd IC zien, dan zijne handen met bloed le bczocdcien,
kennen de tegels det waare grootmoedigheid niet, n. 89.
Het is veel edeicr een ongelijk te vcrgcevcn, en veel man-
haftiger hetzelve tc vcragten, dan her te vrreckcn.
Een man van moed behoorde iemand , die hem mrcd-
■wilHgopcenelaage wijze kan verongelijken, te veel kltii ai rin-
ge toe te draagen , dan dat hij dcszelfs leeven op even hoogert
prijs zou ftellen als zijn eigen. ihU
Hoe ongerijmd is het voor iemand , het in de magt van
eenen anderen, die hem een gering ongelijk gedaen herit , tc
ftellen , om hem {zo als het ligt gebeuren kan) en hun die
Iicm liefhebben, een onherftelbaar ongelijk te doen 1 ib'id.
Welk ecnc fchandelijke eenzijdigheid is het in die man-
nen 1 welke ZAgz.elve7i kunnen fchuldig maaken aanmisdaaden,
die zij met regt onvergeevclijk houden in vrouwen welke hun
Let naafl beflaen 1 VIL 516, 537.
Daar ze die nogthans mee bedrijven kunnen, zonder an-
dere Familien zodanige verongelijkingen aan te dren , welke
aij zig verpligt agten ter dood toe te wreeken , als ze hur.neei-
gene worden aangedaen. ióüJ.
Een onfchuldig man behoort zig niet in even groot gevaar
te ftellen met eenen fchuldigen. VIII. J9 156
Die zig het werk wil aanmaatigen vat? den Almagrigen,
die verklaard heeft, dai z,ijne dé wraak is , bekoort te bceveri
voor het gevolg 't welk daarvan koomen moge. Vlil. 39,
Zou het , in gevalle de beleed'igde perfoon de uitdaagingc
doet, wel niet mogen overecnkoomen met de Godliike regt-
i^^ardigheid den vermetelm of^/chuldi^en tc ftraiFcn dcor de hand
■ ·· vau
fHiir
i
■
f ÏI )
Van den zlgz/elf-veräeeäigenäen jchuldigen > hetn tot een tockocP
menden dag van wiaakc fpaarcndc? VIÏI· 39· i-SS.
Het leeven is maar een kort bedrijf op zijn langft geno-
men : indien de Hemel een ondeugend menfch tijd -van bc-
Jceeiinge verlcenen v^^ii , wie zal hem dien dan durven wcige^
ren ? VlIL 39, 40. 157. /
De cohlcicntie van den bclecdiger, wanneer het (jode bc-
baatfcn za! die te raaken , zal fcherper zijn dan de degen van
den wrceker V1I{, 40·
Oiieiieeren is niet alleen eene geweldigeaanmaatigingevatt
Gods biizonder vooiiegc, maar het is ook eene fchennis tegen
de overheid en goede regeciinge. VUL··
Her is eene godlooze daad j het is een beftaen ter beoce-
rnsno? vai) een leeven , 't welk van eens bijzonderen mans dc-^
gen niet behoort af te hangen. VllI, z^j,
Eene daad, welker gevolg is, eene ziel (met alle haare
zonden belaaden) ten verderf te ftorren, met die van den ar-
men overwinnaar ook in gevaar te fttüen ; naderaaal geenvaa
heiden gezind is om den anderen die gelegenheid ter bekcc-
ringe te vcrleenen, op welke ieder zig vermeet te hoopen vöoc
Zigzelveo. Vtll.
Waar zal het kwaad van Diielleeren eens ophouden? Wie
zal wraak neemen van den wreeker ? ibid.
Wie zou niet weiifchen, dat de fchuldlge aanvaller
altoos de aanvaller bÜjve i ibid.
Dikwijls heeft de fchuldiger den min fchuldigcn overwoi^
oen. Vm. 158.
[z/e Ligtmis. Z,onde.
Dwingelandii. Harde Behandelinge*' i
Het is eene hooggaende daad van Dwingclandije, het
gchoorzaamen van een onredelijk gebod tc vorderen. ΙΙ]»
306.
Dwingelandij is haatelijk in allerlmje'gedaante·, maar Vd-
ders en Moeders 1 die Dwingelanden zijn, kunnen geen gevoel
hebben. IV. 108.
De vrouw die zig voorbeen jegens een man gedraagt afg
een tyran , zal naderhand eene heel zobere vertoooinge raaakea
ia Zijne oogen, ^K/r Howe. IV. '
Noem dwingelandij cfn ooed«l®ocdig £l«ïicr, 20 gif
u
H.'j
u
l»!it ν } Tederder harten dan het mijne kennert
dar wel. De vrouwen kennet^ het jegens cene vrouw , en toonen
hct'bok, wanhcer haar,maat de magt Jn handen wordt gege-
ten, V.USi ,
' [Z/è Egtgcoooten, Ouders en Kinders, Schimpredenen
^ . ojgi de Viouwcn.
ΐ j
m
i
i;; ■■ C'·
pdelmoedighsid^ Rondboriligheid. Openhartig-
heid»
Agterhoudingen zijn lafltig voor operhartigc en vrije
gceften. ï. 15 , 14.
Edeh-noedig«^ geefteu zijn eet 2aj»tlijk te leiden, din doot
/chrik te drijven. 7; 114 '
Eene Edelmoedige «rouur, zo ze gehikkig wil zijn, be*
hoort zorg te draageii om geen vrekken man te trouwen. I.
110.
Een Èdelmoedig ba« zal de perfoon, die h^ar minzaam
berijpt, wegens de beiispinge zelve te meer liefUebbcni 1*
isj. ■■ '
De tederile en eclelmoedigfte geeften worden menigmaal
ie onbuigbaarfte, aisze hard behandeld worden. It. 119.
Grootmoedigheid verbindt de edtlmoed'ige alzo ilerk ali
tkfde II. 148-
Een onverdiend misnocgetj, als bet aan een Edclmoedi<|'
hart bliikf onverdiend geweelt te zljn ,""za) den gewaandcn bc
leediger rijl'e vereoedingc aanbrengen, ii. zït
Édelaartige gerltcn (lellen > met het ocffencn van hunne
milddaadieheiil, dE óverige wereld tep toon. U. ι6ζ.
Schoon een Edelmoedig menfch wenfchcn moor, dat haat
«etn verpligtiagjen wpr4en.-.PpgKiegd door weldaa^en welke
naar ^ of den halfen, onv^rzogt worden toegebragt, nog-
thans kan zij niet nalaatèn den weldoener meer ic beminnen
wegens het beioonco van een geeft > die haar eigen zo gelijk
is, II. Z66, ^
Als een Edelmoedig menfch zeer gepteezen wordt, zal zij
Jbaar beü; doen om liet-igoed gevoelen te verdienen van dien
Avclke haar prijit, op d^t zij en zijn oordeel, en haar eigei^
Jbart te piiUjk geen fchande moge aandoe». IL· 179.
Een regt edelmoedig ei> eerejijk hart zal dij?wijls verfchöo-
^^ngcn maakcn vooi: andcte luiden iil gevailcn') daac zi) zig'
til-!
-ocr page 522-«cl^é nièteené' gègeni ïoü hebben, n. Ai^- '^te Mh n.'t6p
Een Edelmoedige geeft kan ccn edelmoedig veitrouwcii'
liiet misbruikerir 111.
Een regt Edelmoedige Geeïl zal * alsdeiaak het vereifthtg'
raad gecven tot haar eigen nadeel, ili. Jïo. '
^ Een vrij en openhartig menfch ftort eensklaps, daat hij
gcnöcg»n vindt, ïijnen geeft uit, en is ftraks gereed om alle
ivanttouwcii te doen veidwijMe«. UI* 479.
- ijEen Edelmoedige Gedl kan zijh geluk ilict genieten Zoa-i
der het aan anderen mede tc deelen. m. 504
Diegeen, welke in eeii redengeding de overhand heeft»
en niet &kwaam is om dicsweeens zijn .partij te verfm^adea
of o«cr Hem te'legepraaletj, ïaldc nijd tc loor ftellcn, en d©
Jkwaadaartigheid te onderbrengen. IV, 9J , 94. > '
Waare Edelmoedigheid is meet dan Wclleevendheid, ia
meer dan goede Trouwe, is meer dan Eerelijkheid, is mecc
dan Regtvaardigheid , nademaal deeze alle maat verfchuldigde
pligten zijn.-lV, 144, / > i ■ r
Oe man, die Edelmoedig geagt wil worden, moet ecift
regtvaatdig'iijti. ' IV. 151» " ν c
Eene Edelmoedige ziel zal geen vermaak fcheppen in het
Itwellen zelf van die geenen,' welkehaar geplaagd hebben·
Men behoort niet tc wagten naar verlof om eene regtmaa-
tige, eene billijke> eene-eHelmocdige'zaak te doen, indien
aulks in onze inagt is. V. 408.
De aanbicdinge van icis kan wel edelmoedig zijn in det»
eenen, welks aanneeminge onedelmoedig zou zijn voor eenea
anderen. VI. 48^!'
Iemand van een nict^onedelmoedigen Geeft zal het eet leed
aljn dat hij oorzaak van misnoegen gegevén .heeft,'dan het
fcwaahjk neemen dafhij daarover worde aangefproken. VI,
Edelmoedige geeften zijn altoos van den zelven aart, VL
$17. . .
Een Edelraeedigen geeft moet het moeijelijk vallen, als
haar gunftcn beweezen worden, welke het boven haare magc
is te vergelden. Vi. 59x. " · ' *
Liefde en Dankbaarheid laatca zig niet bekrompen bepaa-
ïcn aan de enkele belangen eencr familie. VIU. i«i.
Het
is edelmoedig het ftuk voor eene a^vcezige op tenee*^
men , zo die zig openlijk cn gtoflijk vergrecpen heeft, VIII^
315, 3 Κ - * '
yUI, Deel, Μ ra Ed^
Ψ
ti'^l
sSgEï
f Η
, ,15ac?moedigh«^id is gelukkige,^Idji^lsrig tuflchcufpaatf,
*^!imhcid cn oyeidaad.^ VML ; - i .j ^ '
■iL·
Eeii Edcfmoedlig hart zal geen zwaäiigbcjd maakca ei^
fpptdtcl te ^v^lecncn fiaifi cenc ptripop .van ycirdienftc ,^ fchoon
fllct 'aicoos tot IiaarxigeiVjVootdecl. yilL 349.., ,
i2ie Ytiendichap. ',ytcomheid,Mr.f ,. Γ - .
iia»
ί;.ϊϊί
Eetïen. Vloeken. . Geloften^ Beloftèn.
,. · „ ......
Bétui-
ί τ ' i ■'.'in
Jr '
.Ti
I -j·. ■ ! · .,:■ »(. Λ rti i,:^ .
Ecne Beloftc.bchoprtgGeq rijper Gvcrweegïngc buiten t©
fluiten. Π 46J. -,α . j .. ο ' . .
, . Hocjdanig ten man' moet ,hec j zijp,, die ïoornig zou zijti
op eene juiFcri . welke hij ten gcencn jlag? ,zijne vroavr hpopc
IC nociTien, .om dat jzij zii; niet gehpudcp, agt aan ecnc;ligt-
■yaatdige Bclofce, wanneer zij overtuigd is,,fiardie ligtvaardig
was» '11. 468», :.-·;,..?. fiv/ ipry·^ f. ί ,f :.'n ' '
De Beloften van ecne maagd καρηςη lontbondeii worden
▼an haaren Vaderi, als hij;die,te wseet^cBnfeioiïit^ Num.iiix,
^ f 4 , $ AaMtk,, li,rA^i:* 4^7; «••.as?;;:; "v'b nur ν .·; ' '·■
Desaelijks Kunnen dc Beloften ceriét Vrouwe van haaren
Man-on(boiidc».worden.-- -i·,,,· -on ' '
„-p Kon,de Vloeker.ftrafFen iiaac hij 4>r<xkt, 1 bij ,zou,ecii
booze geeft zijn. III. 30., . ν . 'α uiu ί»
De Almagtigc geeft, zijne tocftemnajLngc».nwt aap roekeloo·
ze.en onineoichliilcc vloekeiu Iii. 41^,,,. ^^^ ■ ^fv^.fj
Door te bidden voor den gcencn die ons vioeken, betragt
jtien zijnen pligt, en doet daardoor,-.cea- vipck in een Zegen
yerkceren m„4i4. , , , ,, , , . ^ '
^ Y Die zeer gereed is roet belooyen, is ?eldcJ3 even gereed
om bet te volbrengen lU. 471.
, Het, ie ecne ichande voor lieden van jaaren, .jneïrraaalen
genoodzaakt te zijn om beloften te doen van zig te zullen ver-
beteren. IV. 1^8, 5,, , f "
De onbevlcktfte Deugd is niet veilig bij een 1 Man > die
geen agt flaet op zijne eigene eere, en den fpot drijft met
de plegtigile Geloften en Betuigingen. IV« 180.
Van eene aanhoudende reeks van Eeden, Geloften, en
Betuigingen, alleen verfcheiden volgens tijd en plaatzc, is dc
ipond van eenen Ligtmis vol. Vi, gj,, ,
Mcnfcheu > die αοαΐ n>ciuecdigheid bunné eercloozc oog
r;.·
Sil
' (V
τ »j 'i
Aetkcn^ibeKtketi'i "ich'cndcii cn tergen ijief min 3co hemcl»
dankzij huHiic medtichcpzels bedriegen cn'misUandclca. Vli
■ " - · .......; ■ '
.. De 'mao die zijne 3cIof/ep aanbindt mct Ecdcn, belijdt
Tan ter zijde dar mta op zijn woord nict heeft tc betopu*
went VI. 4JI. Zie'ook.Η. 104. " " ·' -'
-i Is het wcl waarichijnelijk, dat hij. dic zo'-vtij omfpringt
iTiet zijnen God, ookzwaarigheid zal maaHcn van,eeui^ diug
dat in zijnen :kraain tc 'pas koomt omtrent zijne mcdeichcp-
xelsi. VI, 4.51, I ■ ' . ■ r-.v'i
De "betuigingen van cencn' li(»tmis verliezen ' haarc voor-
naamc kragt, als hij geen vrijheid heeft pin dezelve te bc«
zweeren., >' 1·.· i,, · i
Die mannen/ welkè, gerecdft- ajjn'öih'tij; ^evoeli^ teltDöf!·
nen, wanneer zij door een man van leugens betigt wprdeni
iijaaken gemeenlijk dcO toinfte zwaarigheidi-pm jegens leenc
vrouw den plegtigften Èed"te,5chcildeilJ 'iVir;'4z8.
[ζ/β Liefde. Ligtmis. Minnaar. Raad aau dc N^tPiïf
wcbJ 'Vrijerij, Wäarheidi'^ 't ' · ^
. . , 'i . i··';. iti. ... 1 ί···.'·,,·ΐ. . j(,ii Viihll-i 1','w
■ ■ ά ■■ t" "' '.."fii'· ' .'λ' ■•'"■''"igj;'^'·'·' "γ
1
. tv ,
, λ .fertóartóidi Reiubeidfr!!
.-UT
Vmuwen. > die glimlachen of, meesmuilen « wantieef Üj
'zig verftoord behoor Jen tc teonen over dc bcftratfelijkc vrijbc-
den van taaie in ecnen vrijpoftigcn raäD> geevcn reden om aan
de Eetbaarheid vtn haare harteii te twijftclcn m. jïo, J31.
, , Reinheid v?n .zcdep is het, opdcrfcheideiid kcurocrk van,
braive'vrouwen. lifV-'Jiπ .. y. ■■ -.-^ί,, ^
- - Woordeti zijn het lighaaitt.cii dc kkedingt der gcdagieBi;·
Eetie Reine zié! behoort nkt"tc wenrchcriJoiü>ctknögt tc^
worden aan eene onreine. " IV. 45. '" > - ;-33
Γζ/6 Deugd. Gpdsdienft. Vrobrnhcid/.'
.yi.; 'i Ι^ί,'ίί
■■ ,·· ί;'·.·« ·.·■· ■ «20h r;· i^ui* J,.V/
.i. ■ . lEerbied. Hoogagringev'-^— V ï
>»· ■ f.i.1) -i';■.· .i,ij(i. '.u ..r/A nUf
" luide· die agtinge verdieicn» zulleu dii^Kebbco f^^ïonifet
^c IC Wdcrcn, 1,301,303·
Mm t
■rj ΐ,;:)'ί
•-.-Hf.'·
-ocr page 525-VST"
y/
" 'Biegeenc welke doot een trots gedrag vordere« dat meÄ
'leti agtc en ecrc, gcevcn ecnc blijk, dat zij hunne eigene
dicnite mistrouwen} en ichijnen te belijden dat zij zelve wel
fveete» dat hunne daadcn hun geen ägtinge zullen aanbrengen.
I. joj. , .
Gemeenzaamheid vernietigt den, Eèrbied j dog niet bij
de voorzigtigen, de dankbaaren, en de edclmoedigen. II.
»51·· ^ ■ '
. Luiden van iaarcn.yctwagten den Eerbied, dien men hun-
nen ouderdom verfchuldigd isj nogthans fchaamen vecle vaa
hen (die geen verdienfte hebben) zig dier jaaren , welke hen al-
leen ecnig regt tot Ectbied geeven. II. 174 · - »
Eene gemaakte Eerbiedigheid of minzaamheid heeft men
altijd vetdagt te houden, 111. 460. 473. Vl. i^J. Zie ook
III. 34 .
Een ondeugend man zelf zal cene yrouw meer agtingc
toedraagen, dic^ zig ftandvaftig houdt tegen zijne ankuikhe
aanflageo. V. 315:· ' ,
Het ïal altoos "tn regel bij mij zijn, Jüe^i Juffer Howe,
3at hij» die eene ytouvr niet ecnige tnaate van agtinge en eer-
bied bewijft, haar met veragtmge zal befchouwen, en ook be-
handelen, als de g?legephqijd het zo medjcbreogt. VI. 659.
Liefde. Mänaco en Vrouwen.- Raad aan de Vroa·
jwca. Vrijerij.
Μ '
< .f
ΙΚ
Μ
1
1ΐί
"Wetk een Tcif is het voor de Eerelijkheid, dat ieder mco^
nig dezelve toeeigent, zelf op het oogenblik, als hij bewuft is
ccn fchelmftuk in den zin te hebben. I.' 374,
Oe^relijkheid is de voornaamfte roem en grootsheid dec
geringen, ίη de groeten, leidt de liefde tot magt, of aan"
zien , of wclluii, van den weg af^ ep .brengt .eene geweldiger
grootiheid voort i welke maar al te dikwijls" de ioflijker in-
ilokt li. 1?».
Wat fteekt 'er dog in dit lomp woord, of ding, 'c
Tvelk men Eerelijkheid noemt, Ivraagt Lmdäce ^ dat ik zelf
,flipt kan nalaaten de toevallige uitvloeizels daarvan beminne-
'jijkteagten i^ï^ulk een man als Tomlinfon? V.J13, 314.
Eerêlijk té 'zïjn is zo ieer de pligt vap ieder man i dut
ij^i^ YQQX oiem^d ceoige deckt j, ieder eerelijk
ί
tJ'
I Ί
W4·
-ocr page 526-ί i7 )
«»an mag xig detlialvcn wcl ccrelijk noemen, londet dit meti'
licai van grootsheid kau bctigicD. VIlI» 316,' '
[zie Ytoomhcid.
>■ !> »·' '. ti., ί
Hoedanig ccn man moct zulk een .Mrordcn , die op 71 j«
eciag ftcrk gcftcld is , cn cgtcr zclf het onderwijs noodig
hccfc, hetwelk cen man bekwaam mocft zijn te gccvcnl I.
Het hart, en met de gcftaKe, is her»tjaat welk eene vrouw
zig bchoorc te bepaalen in de vetkiezingc van; cen man tot
haaren Egtgenoot. I. 413. ' ^
Maatighcid is gccn geringe zaak, waarvan nacn zig m»
eenen Nian hebbe te verzekeren, nademaal-zo vecl onheilen
uit onmaatigheid voottfpruicen. 1. 4x4. -
Daar gehoorzaamheid een gedeelte uitmaakt van de hu-
welijks-gelofte, behoort cene vrouw, doe>r daarin nalaatig re
zija, eenen man niet te iceren, oiu zig van miffchien ^ez^/^gi
ftukken der zijne te omflaen. I. 417.
Het voornaam oogmerk van eene goede vrouw, in het
vercieren van haarjighaam, behoort ttfzijn, dat zij de gene-
genheid , van haaren Man behouden moge, en zijne keuz«
lol bijzetten. 1,^448, 449. - ï
Eene getrouwde Vrouw behoort zéi'fchroomagtig te zijn
van de oogen van, eenigen man tot zig te trekken, behalveu
die van haaren Egtgenoot 1. 449 ; ί w ü·
. Een wrevelige geeft yan ,ecn Man zal de leeyendiga vro-
lijkheid van zijne Vrouw uitdooven, II. zi. '
Grootheid van ziel 'wordt/er vc.reitcht iri eene vrouw van
verftand en edelmoedigheid, om haar te weerhouden van ec-
iicn Man van laagen geeft in haar hart te veragten. II. loi.^
IV. 3?9·
Mannen zijn dikwijls'jaloers,op hun gezag cn invloed
ümtrent vrouwen die geeft bezitien.s U. IJ9· ^^
Eene Vrouw behoort de eere van haaren Man op te houf
dcD. .111, . , . . .V
De fouten van eene Vrouw brengen, iti het oog der we-
reld*,, haaren Man zelf tneec fchande^aan, dan haatzclve*
IV. iss.
ΟΛ
pê'Vrouw kan',' door on'rouwe, haaren Maó 'meer *er
Mm 3
■'iiïüi-rf^fy'·
-ocr page 527-i l« >
^gc1ii|cei|, ίίΐη (JcrMatttzijiic Vrouw.ikän!dóen.. i!i./ijt*'
Muoije M^ncDi doen dikwijisiihec ban ccnec Vrouwe
krimpen, iii. 17?· « ' i
Mooijc Mannen denken dat de Vrouwen , welke zij
tiouweu, \erpligtingc aan hun bcbbrn. ihid.
Manen Vrouw kupucn wel te.yxKl van cenen aart zijn
om wrl overeen te ftenimcn. ui; '360,
Twtc pcjfooneu die in vcrgclijkinge van anderen vaa
geen kivaadcn inhorft Zijn^' kunncti'wel zcelr ongelukkig voor-
de» I als zij beide op eenen tijd te onvtccden willen zijn ibid.
Het moet eene zecT aandoenlijke zaak' zijn-, door den
èood gcfcheidcn te worden van ccnen braayen Man, en in be-
looidè omftandigbeden rc blijven zitten, en dai wel buiten z^ij"
rte fcbuld. 111. 478
Een wijs mai' zal eer tragten het liart van zijne VróuW
eenc bewuftbeid van waardig,heid in tc boezeroen, dan haat
tc verdrukken en tc - vernederen in haare eigene oogen, JV.
izj. ijii. 181. ^
Voorzigtigbeid» deugd, en kiesheid van gt^moed in eenc
Vrouw, brengen eenen Man meer eete toe·in her oog der we-
reld > dan die zelve hoedanigheden in hemzelven IV. 155^
Eene braave Vrouw zal ai zo teder zijn omtrent de eere
van haaren Man, als omriienr haare eigene -IV. 341.
Eenc braave Vroftw zal het van haaren'pligt agtcn, oni
oit haaren eignen afiondctlijken voorraad < zo die niet al tp
bekrompen zij, iets op te leggen ten voórdeele van de fami-
Jic# cm tegen toevallen. IV. 341. ' ' '
Een tyrannig Mao, x.egt Loveläce p mäakt een' geboot·
2iam Wijf. IV. 388.
■ De deugd van ccue Vrouw, die één Tcwiaiadeii Man heeft,
is altijd in gevaar/ IV, 4x6^·^——419. '' ' ' ■ '
Een trots en ondeugend gemoed kat) liiet verdraagen, dat
eene Vrouw in bekwaamheden boven hcm'lüitfteeke, (choon
aij met alle haare voortrefFelijkhedén Kehi iri'vollen eigendom
loebehoore. V, 18, 1?. '
Eene mild-aartige Vrouw behoort zorg tc draagen , djit
7λ] door fmer te doen aan anderen, däif regtväardigheid vórdébi
haaten Man niet te ^«r/doe. V. 8σ. '' ' ^
Door veel te verdraagen van zopimige VröiiweD'j is men
genoodzaakt om meer te verdraagen'; V* »39. ''
Man én Vrouw, die ccnsgeziiid en'ih goed'verftand tï
zamcQ keven} geeveu aan vrccmdca een gepoegzaaih onleü«·
fcwai.bpwÏjs rao sdch^eogazaamhciii' hantier hatten.· Vlf. Jtil}·
En het tegendeel van'den änderen kant,: : ^ ' ■ >< ■ ■ u-n-i
Gelukkig, IS hci JhuWelijk» dasr Man nog Vrouvr
snalkandfrco eesiigimocdiwiJlig iof opzctlijk ikwaad [of laa^
drog] te verwijlen hebben 1 ibid. -ΐ'Ί > »ä -
J,. Welke göedc.bcginzek, z.egt Lovelace, moet die Vfou*P
νςΐ hebben, die ;[/»:ï/erjcw/««^*'] ecneii Man· getrouw blijftg"
welke geen deel heeft,in haare genegenheid? Vi.yoo. '·
1, Hei is ouiiioge)ijkr:dat een naan val« ecnen wreedén aart,^
vaiJ een brooddronken,vernuft» cn dieieen hoog gevoelen van
zigäzdven heeftij eoiceai laag gevoelen van de Vrouwelijke Sexé y
een teder en braaf Egtgcnoot worde. VII éjt :* ;r
•i- Eené vcrftandige Vtouwial dooi srig tc Onderwerpen ovct·
winnen. Vil ij-' ti
I; 1
behoorden te bedenkendat een man , diea^
liet t huis laftig geniaakï iwordt, zig buiten 's huis kan vei*-
luiligeni'-^lhüËwelk fceQe Vrouw niet zo gemaklijk kan doen,
apndci: opipraakii-jViML·, ay J-·." ,
£ene baazin van ccne Vrouw, zo ze vetftandig is* kaa
eenen zagttnoedj^n > eii 'goedaartigen vMah cene vetpHgtinge
f(bii»eii op te Seggen r met datgcen- te bctragten 't welk iticl
m^cr dankbaar pligt is. 'yni, 177. ' ts · ..
[Zi'e Huwelijk. Raad aan dc Vrouwen^ Vri^rij.
(,Γί'ί O^V';··'.. , ."i.ïy^il ;.iff ft. 'J ·■ ' > ■ '
Eigenbaat. Eigeh-beltóg.; Zelf zoékeödhpicL
Λϋ
f »
♦ )
m
'ääm
-.Of>
W^t if de Ifckt^ippcnc 5igenb.a4t,Jiein.Qns:h^rfcht,an^
dcrs dan het een maagfchap te vergcetcn t .terwijl men gedagtig
is aan her ander ? I yi. »1{ί»ί.'Ι J.i ίΙ^!Γ
Eigenbaat en Heerfchzugt ver'breeken maar al te dikwijls
de banden der liefde ruflchen nabeftaenden. Ir iji.
Het .geringde toeval is magtig om de, verrcgacnde uitzig-
icn xlét Eigenbaatigcn te doen verftuiven' en'verdwijreti. H/idl.
Iemands eigen belang of gevocgclijkheid is ccne zobere
Tcden, zo hij geen betere hebbe, otn zijne verwagtinge van
eens anders gunft op te gronden! I. » t^if^h
; Het volharden in een aanzoek tegen de oncwijlSèlbaare
oeigingc van het bemind voorwerp, koomt te vccl'iuif èÜ
genbaat voort dan dat het behoore begunftigd te worden« i;
r' Welk een laagcn eigenbaat ig fchepsscl moet dat kind «ifn »
hcs-
i-
ί
bf^welk alleen in toom te houden is doorde'boope yan Itcj:^
geen een oudet Toor haar kan of wil doen! II. laö.
- Een cigeiibaätig hart ontbreekt het nooit aan voorwend-
Zcls> waarom-zij hetniet doet, hetwelk zij niet gezind
is te doen. 11.373· '
Het is'Zcer iaag en eigenbaatig, ons oordeel over de al-
gemeencvverdictiftep van anderen te vormen, naar dat zijitiin-
zaam of koei zijn jegens onszelyen. II, ,
, ^i,.Daar raoet veel Eigenbaat eb laagheid ichuilen in do
liefde van een man, die wenfciien kan, dat een jong fchep-
aul haar pligt en conTcicntie opoCere, om hem te wille te zijn.
UI II» ïi Jiy... ^
. De man die geen andere drangreden heeft om de gunft
■van eenr puffet te verwerven, dan om dat hij haar liefheeft,·
fi)ouwt llcgts op, eeit, compliment aan haare Eigenliefde gemaake
door de Eigenbaat van hemzelven, iii. 380. ν
Zigzclveq te bevpordeelen, en te gelijk een ichurk tQ
ArafFen, is het gemeen en bijzonder belangten diendte ilaen,
lovel. iy» èir·' ν η* ' · ■ji^·-^ ■ ff
Eigenliefde zal zeer waarfchijnelijk icn geenen, welke
«ns ovec hunne geheimilc. belangen raadpieegen, eenig deel
doen krijgen in onze harten, het zijMezclvc i zulks verdicncii^
»f nier. IVi Ïi7»,i'.3, ."fib , - L'-J·.; .
Eigenliefde is eene voornaame verleidfter, IV. 307
Die man of zelf dat lighaam van menichen, welke bun
bijzonder belangstellen bovea dar van het ge^eea, zijn flordi-
<»c leden der maatfcliappijc/V.'418. "
Eigenbaat is een haatelijke duivel, waardoor bij. zom·
wige luiden dé \i>r'ecdfte eb Oucerciijkftc dingen' door deii beoa
jel kunnen^ Vli^ <18.. : . '-i; ov; ' w
Gierigheid. Partijdigheid. 2 · - '
iïi
m
■1 (l-Y·^-)·^
Flaaüwten. Opilijgiiigen. Zwaarmoedigheid.
' i
Melancholijke luiden zijn geftadige onderwerpen voor do-
iloren om op ce werken» Lovel. Ιζ6, -
Flaauwmoedige luiden zijn de melk'koeijen van het do»
ibrale gild, Lovel. ibid.
Zwaarmoedige raenfchen maaken vreezeliike Libellen
•^jin befchuldiginge regen zigzelven op j Lovel, ibid.
Indien n»aigeeftige menfchcn geen- wcezcnlijk ongeluk
hel>-
-ocr page 530-liebWti, kilnnen ii) hct nrtaaken zelf uit ^e ovctvioeijentlè
volheid van hun goed fortuin. V. zji. VII. 54z.
De geeft loopr altijdt mee het lighaam heen. VI. 619^
Des menfchen gecit, die 'er zig op toelegc om clkoii-'
aangenaam voorval ten crgften tc trekken, zal nooit dender
önibreeken. VII. 474.
Oe ongertcugten, wc'kc wij onszelvcn verwekken, cw
welke het lu onze magt is tc verminderen» behoorcn οηζς
ftraife te zijn zo wij die nier verminderen. VII. 541,
\Zu Geneesmiddels. Gezondheid. ' «
Gebreken. Dwaasheid. Fouten. Feilen. Dwaalitii
ge. Mifllag.
ïcmand <iic de wereld reden geeft om een flegt gcvoe*
len van hem te hebben, moet het gevolg van zijne eigeneiFou-,
ten voor zijne rekeninge neemen. i. 31.
Wie had ooit fchuM, als hi) zelve over zig oordeelt ί
L Ï16.'
Welk eeo Held of Heldin moet diegecn zijn, die
een natuurelijk Gebrek kan overwinnen'. I. 172. II. 4. Zit
eok 1. 186.
Voor iemand die van een Gebrek overtuigd is, is het
fiièt geftoeg heizcivfe te bekennen, io hi'j het niet vetbeièït.
1. 301.
Een vijand wenfcbt «iet dat iemand ontflagen zij van de
Fouten, welke hij kem verwijt. I. 434.
Êene vroüw bie beter raad geeft, dan ïe volgt, vtrdub*
belt de zwaarte van haare eigene iüutcn. II. 117.
Fouten die uit edchnocdig"; genegenheden voortkootticn 1
zijn nirt ligt te ontdekken, iii, 310
Niemand heeFc regt om misnoegd te zijn ovèr vrijheden
tegen hem genomen wegéns Fouten, welke hij zig niet fchaanit
te belijden. IV. 37.
Wij behoorcn zórg te draaien dat, in welke Dwaalia»
gen wij onk vervallen, dezelve voonkoömen uit Gebrek vih
ons Oordeel, en niet van onzen Wil. IV. 149.
Gtootc Gebreken en groote Deugden worden dikwijls in
dezelve petfoonen gevonden. IV. 51$"
Herbaalinge van Misdaaden vetleevcndigt de gehcugem»
■van voorgacndc Misdaadcü. IV. 559.
yill. Dcclo jN u Wau^
Μ
mOÊm
-ocr page 531-Wanneer ^η in een Mwilag vervallen zijnj, bclioorcn
vri) ïoro te draagcii, dat 20 weinige als mogelijk is door de
gevolgen daacvan benadeeld mogen'worden. V. 80.
De eeue Zonde is gemeenlijk de Moeder van de ande-
re. V. 5J7.'
Hci is goedertieren dat men de fthuld poogc te verzagten
van eeue,,. die gerceder is ora zigzelye te befchuldigcn dan ic
verfchooneu, vl. 205.
Ondeugende, menfchen mishandelen dikwijls anderen ovec
dc gevolgen van hunne eigene wanbedrijven, VI, 430
• Braave gemoederen behooren nooit gereedcr te zijn ora
de beftraffiiige, dan om de Fout te ontloopen. VI. 66$.
Wij kunnen wel vernederd worden door een ramp onS'
«cjvm op. deo, hals. gehaaldi dog die kan wel eer zijn vaa we-
gens den ramp, dan van wegens de Fout. V!l. i6(f.
De menfchen zijn geieed om zodanige Gebreken in an-
deren te verfchoonen , welke zij in zigze'.vcn niet willen verbe-
teren yin. 64,
Luiden die zig niet bekottimercn om ingewortelde Fei-
len of Gebreken te verbeteren, zoeken dezelve menigmaal
«iet den naam van dccze of geene deugd te vcrgUmpcn. V lll,l
i«?. " · >
[zie Zonde.
;n MM
Geeftigheid. Vernuft. Bekwaamheid, Verkee''
Daar fteekt geen glorij in hoogmoedig te zijn op Gaa-
ven van den GecU, voor welker misbruik een menfch aap-
fpraakelijk is, en in welker goed gebruik geen verdienftc fteekt,
Z^vel. I 511.
Menfchen die met heilige of godlijke tnft^clïingen den
fpot drijven, zouden dit dikwijls nalaaten, dagreri zij niet dat
hunne ongebondenheid Geefllgheid waare. II. 306'.
Geeüigheid is bij wulpfche mannen iets anders» dan bij
Zedige vrouwen. IV. 539.
Dat kan geen Geeftigheid zijn, hetwelk cene ecrbaatc
vrouw befchaarad maakt. IV. 540.
Daar fteekt niet zo veel Geeft in ondeugd , dao <fc Ligt'
eniflèn zig wel verbeelden. IV. 541.
De Geeftigheid dec Guicea beft act meeAcndccl in ftoute
» ςβ
^^ ■ - A-.---.^..^ ' ............- - - ■ ^..,».·
-ocr page 532-(itl
inaanilootelijtedingentcleggen, met luikccnconVfc^rooBKJ-
beid , welke de zcdigen doet bloozcii. de onbcfchaamdtti la-
chen, cn dc weetnieten ftaen gaapcn. ibid. Eie ook jl. 41 j,
Mcnfchen die 'er zig; op toeleggen om voor gccftig gtagc
té worden, ziet men veeïal dat de crnitigfte ondctwcrpeu zelf
fpotagiig behandelen VI. 545.
Vrijleevers waanen veelal verfcéerdlrjfc, dat hinine boos·
lieid Vernuft is. Vi. 567. —
Alle de kleine kiiibbe!aars in Gec{ïii>liej(3, welker fthrif-
ten de tocrsder Oor Jeelkunde niet veelenj kimnen , m'aa'kfcii 'et
ecne|gcmeenezaak van, om deCritiken te vcrvoigfen. VII. lè.
Veele dingen verwekken in de 'Vetkeefiin]||e een geraas
van toejuichingc, wanneer het hart open is, eii frifen van zins
om vrolijk te zijn, die niet vcelen kunnen dat mcnze her-
haale, of daar naderhand nm denke, Beif. VJll. 3^94.
Gemtene dingen worden op een vrolijken avoud, in den
mond van eeo man met welken wi) zi η iHgenomen, en wclkS
Gecftigheid wij voor goede munt ontvangen hebben , ongernem
yill. 304, 305.
[Zie Vcibceldingc.
Gehoorzaamheid, Onclerdaanigheid. Fiigtmaatig-
Een deugdzaam kind zal zigzelve niet zoeken tc ofufelit]!-
digen, ten kofte van diegecnen, welken zij den grootden ciEt·
bied fchuldig is. I. 4x,
Indien w?ij nadeel lijden door cenc daad van Pli^tmaatig-
heid, of zelf van edelmoedigheid, Kebben wij bij herdenkin-
ge daaraan dcezen troofi:, dat de fchuldbi j anderen nfictr daa
bij onszeive is. I. ip-é.
Schoon onze ouders of vrienden niét alles -voor ons doen»
■wat wij wenfchen of verwagten mogen, betaamt het onsniet^
terain hun dankbaar te zijn voor deweldaaden, welke zij onS'
nocuerdaad beweeien hebben. !, to.^.
Een deugdzaam kind, die in onmin is met Baarc on-
terf, fchoon zi) geen hoope hebbe van wei te flaagen , be-
hoort geen middelen onbeproefd te laaien om hen met zig re
■verzoenen, al waare het maar om zig bij zigzelve te bevrij-
écn. 1. z$4· ' - :, -
K'j
fi'
Die eeuc kwaadc bchandelinge lijdt y&a faaaic otiders
Ν η 1 ma^
ÜtËisi
ig^fasA,'
-ocr page 533-ifnag niet in ftaat zijn om zig van klagten over dexelve tcj
onthouden ·, maar bet kan haar tevens tegen de borft zijn dat
^ie peribon zelf, aan welke zij klaagt, dezelve vrijheden om-
trent hen neemt. 1. z8i,
Het miflen van beloonmgc is geen reden voor ons. om
ons te ontflaen van onzen Pligt. I; iSz.
De verdienfte der Gchootzaamheid is gelegen in van zij-
ne eigene genegenheid af te ilaen. I. 417^
Ib weerkeerige Pligten wenigt de vetwaarloozinge aan
den cenen kant niet de verwaarloozinge aan den anderen» I.
378. m. II. 85. VIII. 389.
Voorzigtigheid en Piigtmaatigheid zullen iemand in
flaat ilellen oni de grootile zwaarigheden te overwiniicii, 1.
417, 418.
Waar is de prijswaardighcid der Gehoorzaamheid » in-
dien zij alleen beweezen worde in gevallen, daar wij nieis
afftaen? II. 94.
Indien cene hartftogt ka» overwonnen worden. behoort
deugdzaam kind dezelve gaarn te willen opeiferen aau
ioegecvende ouderen, inzonderheid20dezelve ongelukkig 20Π-
den worden, zozijditniet deed. II. 144. Zie ook I. 417,418.
Onafhangelijkheid van goederen kan een kind uier oiit-
flaen van haar kinderlijken Pligt, ïl. 16$.
Nog behoort eenige verandeiinge van omftandighecien
haare denkbeelden van haaren Pligt te veranderen, iii. 2ij.
Eene Onderdaanigheid. met al te veel geftrengheid gevor-
<}erd, heeft dikwijls nciilooze gevolgen na zig gefleept, m.
305·
De Pligt van een kind jegens haare ouders mag menf
ïeggen, dat als voor de geboorte zelf wordt opgelegd, iir.'
Welke is de nette wasdom of ouderdom, in welke eep
goed kind zig ontflagen raag agten van haare kinderlijke on-
derdaanigheid ? III, 3 14.«
Een driigdzaam menfch kan niet met onvetfchilligheid
cenig gedeelte van haaren Pli^t befchouwen, die zij door ge-
Jofte.geftaafd heefr. iir. 40J.
Éen'braaf menfch zal zo wel haare gebeden, als haare
poogingen daartoe aanwenden', dat welke ook de beproevin-
gen zijn mogen, die h;t haar lot is te onderg^cn, zij zig uiec
onwaardiglijk onder dezelve gedraagen moge, en 'er uit ver-
beterd te voorfchija koomen, iji. 407. '
:gene 4ogtQr, di? gewillig al?icc vjin «pc genegenheid
oia'
■.m
S^SÊm
-ocr page 534-m
ί 3Π
bin het oordeel haarcr ouderen in te volgen i mag men zeg"^
gen dat hun ccne verpligfinge jegens haat heeft opgelegd.''
IV, io.
Kan eene tfeggevloodcne Oogter zig ook verheugen, ter-
wijl haare ouders 11) traanenzijn? IV. 390.
Dac andere luiden hunnen pligc niet volbrengen, is gceti
verrchooniiige voor het verwaarloozin van den onzen, sugt
zelf Lovelace, VI. 15,
De wereld is maar al te gereed om zig tegen eenen al-
gemecnen PJigt- aan te kanten. Vil. 74.
Algemeeiie Pligren behoorcn nier vrrzwakt te worden
«loor de regtvaaruiginge van eene enkele petfoon, hoe onge-
lukkig haare omftandiglicden ook ζφι mailen, ibid.
Daar fteckt geen verdienftc in het betragten van onzeo
Pligt Vli. i?4·
Eene pligtmaatige Dogtcr geefc een genoegzaam onder-
pand dat zij als eene pligtmaatige eu minzaame Vrouw zig
zal gedraagen. VU, 284.
Eeiv beredeneerde Pligtmaatigheid zal ons tot eene eea,-
paarige Pligts-becragtinge verbinden in alle betrekkingen des
Icevenc, ibid.
Strafheid maakt het voor eene uitgeglipte deugd bezwaa·
felijk om zig weder te htfril:e!len. Vil. 548. \
[Z/e Ouders en K-inders. -
iütó
Geleerdheid, Letteroeffeninge.
Hene Geletterde opvoedingc verheft d^ kindeken der ar-
ï5ncn maar al re gemeenlijk boven die flaaffch" dicnften, door
wclke]de zaaken der wereldgedreevcn worden. IV. ji.19.
De gantfche wereld door genomen , viijn *cr twintig geluk-
kige menichen onder de ongelecirrde, tcücn een onder die
gc-encn, die een Schoolfche opvoedïnge gehad hebben, ibid.
Wie zou egter niet wenfchen iemand tot eentg gering'
a^prien , en edeler nuttigheid te verheffen, welk?n men gaarn
zou'beloonen. IV. 119, ί.30.
De kleine woordjes zijn in de Republijk der Icttcrén;'
gelijk de kleine gemeente onder een volk, van de kragtigilc
beduidenis IV. 45 p.
Een man van de diepfte Geleerdheid kan zomtijdj zelf
na een gemccneniprediker wel iptshoofcn, l>ctwclk hij voor-
Ni η 3 hceo
beèn niet will:» bften minftcn inheracivfe ligt nict befcbouwï
fcad. IV. 50? 1 504- ^ , „
De ccrfte Lces ocireningedcr vrouwen, welke voornaara-
lijk beftact in hetgeen zij verzamelen uit verhittende Vertellin.
gen, en onvraarfchrihcliikeRomans, helpt grootlijks om haa-
SC gemocdciCii te onczcnüwcn cn tt verzwakken, VU. 418.
r·-'- · ■ _
Her is gelukkig voor een menfch, in de liefde van ifri
Sereen de wereld te verlaaren. I, 7.
Geluk en Rijkdom zijn twee onderfcheidene dingen, c»i
gacn zeer zelden gepaard. 1. 199.
A! waaren wij volmaakt, 't welk niemand zijn kan,
wij zouden in dit Jeeven niet gelukkig kunnen zijn (dat woord
2clf in den geraeenen zin genomen zijnde) ten zij diegccnen,
inct wclfce wij te doen hebben, en wel bijzonderJijk *die tenig
bewind ovct ons hebben, door dezelve beginzrts geregeerd
wicrden, naar welke wijzelve ons beftieren. ihid.
Zijn eigen geluk te kennen, en het niet der nagedagte
over te laaten om op het wenichelijk Voofleeden te rug te zien
jBct een zwaarmoedig en zelf-befchuldigerd hart, is hpihoog-
iie toppunt der meuichlijkë gelukzaligheid II. α6ο.
Welk een geluk moet zulk een man gewaar worden^
die regelmaatig voortgaet tot eenig loflijk eindé, en in zijnen
voortgang tot hetzelve zig niets hecftjte verwijten! V.
Die Vergenoegdheid bezie 1 is dc rijkfte juffer die men
^ken kan. VI. J49.
[zie Edelmoedigheid. Vriendichap. Vroomheid,
Straffen en Voorfchrtjven zijn woorden van eene beteke·
nis in de GeneeskonÓ:. IV. jji.
Waarom, vraagt Lovelace, als dc Artzen weeten dat zij
geen goed kunnen doen, willen zij niet tragten des patieiiis
fmaak eer te ftreelen, dan hem te doen walgen? ibid.
Met fchetp tuig is't kwaad gekfchceren, en nog ergec
met mcdicinaaJ tuig I UveL· lY. 419,
Die
-ocr page 536-f )
Die geene, welke dc ociFenaars der Geneeskonft Terag·»
tclijk behandelen, behandelen gemeenlijk die van hoogci bc-
tocpin^c alzo oneeibicdig. IV. 436.
Siicedigc oficberjie lieis·vermogens flijpen dc lighaam-
lijke dikwijls af. VI. iio.
Een edelmoedig Geneesheer, als hij buiiJCD hoepe is
van goed te kunnen doen, zal de hoedanigheid van Vticud
aanneemen, en die van üoilor afleggen. VI. 484.
Als de Doilorale luiden > zegt Betford, verlegen 2ijn wat
zij hunne patiencen zullen vootfchrijven, vcrneemen zij 'er
naar van welke dingen zij het mecft houden, of zig het
meed mede vcrmaakeo kunnen, en veibiedep hun die dan.
VI. 631.
De Doftoren zullen zomtijds, om hunne bekwaaipb^i^
in agtinge te brengen, eenc geringe ziekte vaa ï^l belang
maakcn» Lovel. Vil. 193. ' j
Wi) behooren al vroeg vlijtiglijk in agt le neemce
onze geftellen vcrdraagen kunnen. VU jei.
Dc Oodloren behoorden in 't algemeen het vifitc-geld v^i
de hand te wijzen, als zij een geval wanhoopig vinden. Vit.
303.
Vriendichap en Doftor zijn niet volftrektlijk onbeilaen·
taar. VU. 4U.
Een bekvifaam gcnccsmceftet zal vctftaenbaar poogen tc
fpreeken, en zo hij eerelijk is , maakcn dat icdcieen kan ooi-
deelen over zijne l>ehandclingc. VIII. 90/, 91·
Gemeenlijk, zegt Belfordy als dc Dcftor koomt, worA
dc Lugt buiten gcflooten,» VIII. 97.
,Dc hoeveelheid van voedzel heeft men meer in agt te nee*
Wen dan de hnedanigheid. VIIU 347·
Een hartig maal is een groot vijand
ge en nij vet beid beide, ibid.
Een braaf Geneesheer zal zijn patiënt
geld koomen bezoeken, elke verandcringt,
■val, van deszelfs ziekte, met eigene oogen gade ilacode·'
VIII. 3<;9.
Hij zal verfcheidene hulpmiddelen aanvrenden na» dat
de tekens der ziekte verfchciden zijn. ibid.
Hij zal zig nier binden aan regelen van.'de vaders dct
kond voorgcfchicgven, die veeie honderd jaaten voor deezen
geleefd hebben, wanneer dc ziekten en derzelver ootzaaken*
iüs mede. dc leevcoswijz«, cu de iugtftrcckcu, <n de tocvat-
4ca
van Ictteroeffenio^
geftadig en gent·
, cn elk nieuw toe·^
"ΐγ'κιϊ^π i τ
C )
kn j vcrrdiillende waarcn vau hccgccn aij nu zijn.^ Villi.
369 > 370.
Hij behowt niet gretig te zijn naar vifitcgcld, maar zijne
■vcrwagting&'vän loon evenredig tc maaken met het nuc, het·
■weik hij xn confcieutie denkt te kunnen doc^?. Vill ΠΟ,
\Tlle riaauwtei). Gezondheid,
Geveinsdheid. Schijnheiligheid*
De man welke metterdaad eene iuffer heeft overgc-
liaald om xig in zijne magt te werpen, heeft geen reden oiri
fchijnheilig te zijn. iir. loi. Zie ook ni. 87.
WcVkeene Draak is bet vrouwmenfch, die haareh neus-
doek mecrmaalen aan haarc oogen houdt, danzc dien nät
maaktί iir. 478.
Een Schriftuurtexc, zegt Lovelace, is dikwijls ccn man"
tel voor een Huichelaar, IV 455.
[zie Menfcblijkc Natuure.
: 1
'tfr-i'iM^'*^
tuiden die te verre loopen in hunne verftoordheid wofi
den niet iigc bewoogen om tc rug tc treeden oi vcrgiiFcnis tc
vcrlcenen. I. 41, 4z. ·
Indien eeuc vcrongelijkinge niet moedwillig gcplcfgd zij,
of de bclccdiger daarvoor niet uitkoome, kan 'er geen rcdeh
zijn vöor langdunrige Verftoordlieid. II. 89.
De man die zig Gevoelig toont over de bctigringe'van
ecne moedwillige valsheid, als over de gioofße imaadheid,
behoort xig zekerlijk tc fchaamen van zig daaraan fchuldig
tc maaken. 11. iii.
De regeDwoordighcid zelf Ivan iemand op welken mctï
misnoegd is, beneemt der Verbolgenheid haare (cherpte, wel-
ke de afweezigheid menigmaal wet en aanzet. Π. i6j.
Vrouwen die, als zij onbetaamelijk behandeld zijn, zig-
ïelve niets te verwijten hebben, mogen met regt zig gebelgd
tooncn; VI. 349.
Gevoeligheid en wraakzugt behoorcn altoos nu elkandt-
coB gcfcheidcn tc zija, VX. 457.
^ Die
-v
-ocr page 538-t35>l
Die CieTpcliglieitii, vrclke bezadigd , cft «mdef
%rordt uitgedrukt, zal waaricbijnclijk langft duutcn VI.
De dnit weigert ons zomtijds hct behulp van uitdrukkin-
gen, iaar de Gevoeligheid met deü ecrften opflag YCikJaatt
geen uitdrukkingen noodig zijn. VIIC.
[^iè Üattftögt, Toötii. Wta^k.
Eene frifle Gezondheid inaakt dat ziel cn ligiiÄäm Wiiji
elkKcr wcl in hun fchik zijn. I. 431
De Armoede is de Moeder der Gezondlieid. II. ι'ίβ
Maatigheid zal aan een van natuurs teder gcftel eene ftiffé
Gezondheid bijzetten, iii. 40,
Gezondheid maakt ons hekA^raam ofn bij öniszelven w'dt
vergenoegd te zijn,'en dan zijn wij op het ipoor ora wel vet·
genoegd te zijn over iedereen. VI. 570.
In G<'zondhcid koomt alle hoope in ons oprijzen; elk liufc
vertegenwoordigt Zig züu ons als met danfcnde' icbteeden»
ihU.
Hetgeen de Hr. Addifou van de Vrijheid zegt, kart nt^
iftet tneer gepafthcid van de Gezondheid gezegd worden i wane
wat is Vrijheid zelve zonder Gezondheid ? <
Zij ftbept op 't droef gelaat van vrouw Natoiur 'een kch j
Geeft fchoonheid aan de Zon, geneugten aan deil
^ag. VI 570,
Meiiitben Vin ëene zeer fterkè 6tzondheid van lighieie^
weeten zelden zig regt te ontferiöen over zitkcn of zwakkeüi.'
[zie flaauwtc». Geneeskonft*
.:. 1 , , f!.
Gierigheid. Oeldzügu Vrekheid··
• Kj. rvf
ïen gierig menfch gäet te werk ak öÏ hij dagt dat ^e ^
teld, alleen vbor héinzélvcn gemaakt was» I itii- . ' .
Gierige luiden mogen wef draagéh dat iedereen Kwääairäll.
hen rpteekè^ nademaal iï\ zo bezorgd üjn ©m datgtón te hc*
yill Deel. ' ' O Wtt^
"Ί
(4ο)· ,
Maaten, 't welk zij meet agten, dan datclkeeo goed van heii
fprccke. I· ï43·
Het vcrfchil van ecncn goeden naam re bchaalen wcgcnj
edelmoedigheid , en de berispinge te ondergaen van een Vrek
te 21)0 ï ïal, als mén bet vootzigtjg aaulcgge, jaarlijks geen
vijftig pond korten 1; 185
De erfgenaam van een gierigaart, kan met cene geringe
uitgaave) de agtmge van edelmoedigheid verkrijgen, ibid.
Wanneer wicrd ooit een hcericbzugtig of gierig gemoed
▼etzadigd door meer te krijgen» Γ ï;j8
Ecii verkwifter pleegt gemeenlijk grootet ooregtvaardig-
jicid dan een gierigaart. I. 34}.
Welk man ©f vrouw > die gierig haakt naar magt of naar
rijkdom, begeert ooii een van beide met oogmerk om daarvan
fcn goed gebruik te maaken? V. 516,
De tijd is de eenige zaak, waarop wij ons mogen »et-
eorloven gierig te zijn, nademaal wij maar eens leevcn in dee-
ze wereld i en daatuic fcheidende vooc altoos uit dezelve fchei«
den. VIII. 360.
. [Zie Eigenbaat*
Godsdienft. Godzaligheld. Godsvrugt; SabbatW
£cn vroom inenfch zal zig niet ligt laaten verblufièn (van
ff otters) , als de zaak vaii Deugd en Godsdicnft moet gehand··
baafd worden. II., ly.
Daar zijn raenfcben, die zigzelveo te wijs agten om gods-
dien ftig te zijn. II. 3oi, 307.
Daar is iets cierelijk deftigs in de Godsdienftocfièninge, zegb
'zelf Lovelace, m. jii.
De Sabbath, zegt hij, is ccne keurlijkc inftellinge om hcC
hart vroom te houden, ibid.
Het is een ibhoon gezigt, voegt hij 'er hij, eenc menigte
>an fatzoenlijk gekieedde lieden te zien, die alle zig te zamen
voegen in cene eerbiedige verrigtinge! hoe waardig ecne ocfic·
ninge voor een redelijk weezen I iil. 517.
Indien wij, zo als ons de godsdienft leert» ook in cene
gtoote maate geoordeeld zullen worden naar onze goedgunfti-
ge of boore bedrijven tegen elkanderenj hoe groot moet dan
äc Vcidoemenis zijn van die geene, die moedwilliglijk ftukken
Via
-ocr page 540-(41 )
^ati 4e gruwclijkfle gewcldcoaari) tegen hunne onnozele med^,
ichcp?;.clen bcdtccycn bebbcu ? V. 48%.
Lijfinnflèn zi η 'ei gemeenlijk op uit, om zig een gods·
dienft rc vormen naar hunne eigene handctingeu j eens hooiheid^
aan welke Lo^lace niettemin geen deel betuigt te hebben» VI»
l i Dc Godsdienft leert ons onVcrtnijdelijKc onheilen met
geduld rc dlaagen. VI. 491. 0
Schoon ik niet weniclie om te leeven, zegtClarlffa^ zou*
de ik cgter, als tcue onnoztic bloodaart, mijn poft niet wil-
len vcrlaaten, zo lang ik dien ^waareü kan> cn het mijn
pligt is detizelven tc bewaareti. VI. 60e,. , 1
Ik zal alles doen wat ik kan, vervolgt zijt om mijn lee-
ven te behouden» tot dat het Göde , uit bermhartigheid jegens
mij, behaagen zal hetzelve op te eifchcn. VI. 601.
Godsdienftige.bedenkipgcn I tijdig ingefcherpt, zullen vei-
hocden dat het hart niet overweldigd wqrde !iau ecnc felle ca
doodlijke droefheid. VI. (ioi, 603. '
Ongelukken mogen ons onverfchillig maaken omtrent
dit leeven} maar, eeiie regt godvrugtige onderwerpingc aan
den dood vcreifcht een 'beter en diéper wottel. VI. éii.
D>yeepets ontheiligen dikwijls dc' Sihtiftuurc, welke zij
jneeneu te verheffen, door derzelver gezeggen te misbruiken»
cn ze op alles zonder onderfchcid toe te paitèn. Vil. 7.
Een Lovclace zelf keurt het, als eene onbefchoftheid, af i
dat men den fpot drijvc met den Godsdienfl:» of godsdienllige
roenfchen. Vll< -
Een menich van ingeborenc godsvrugt kan niet denken
om haar eigen leeven te ycrkorten (hoe gtoot haare tampen
ook zijn mogen) zelf niet,door wr«««»? veel min door ge'^
weUige middtha* VII· 18 »19.
Het beft gebed, dat wij iaverdrukkinge, in twijfïelagtigc
of gevaarlijke omftandigbeden, doen kunnen j is Dat Gods wil
gefchieden moRe, en dat wij ons daaraan gelaaten mogen on-
derwerpen. VII. 41, >
De Godsdienft is de eenige tocvlugt voor een liart, het-
welk vfoiftelt met zwaare en onverdiende ratnpen. VII.
Ï46«
De Godsdienft gebiedt ons niet alleen de ongelijken te
Tcrgccven, maar ook goed voor kwaad tc vergelden; en Cla-
tirïa dankt God, dat hij haar in ftaat (lelt om deszelfs voor-
ichriftcn te gehoorzaamen. VI!. 154.
,Mcnfchca.tan Godzaligheid kunoeo geen vcrftoordheid,
O O X diiti i
/
1i
. toorn , ©rwraakzugc laatcn blijken^ ot jlaatie geetfct.
ία de ladtile· beftcllinge van hunne wcrcldfche zaakco. ,VU.
53 5 > Sif'
God wil geen mededingen bebbeii in de battep der gee-
ncn die hij beiiim. VU 594.
Menfchcn die Welopgevoed en Godvrugiïg zijn, zulJcti
{(ig als zodanig ondetrcheidcnlijk bctoonen» zciiF in hunne
gramichap. Vlll. 19
Het IS cene groote misvatiinge , zig te verbeelden, dat
C5ods»r«gt niet gcbecl en al bcftacubaar is met gocdaattigbcidl·
goede zeden. Vill. J07.
Dc Godsdienft, indien dezelve bei bart wgt beeft ingeno-
mcD, is, zegt Lovelace·, de blijmoedigfte gelaatmaaket ter we-
reld, ihid.
Norsheid en genielijkhcid toonen dat iemand maar eet»,
ftieuwling is in de Godzaligheid of Vroomheid,. LoveL ibid,
\Zie Deugd. Yroomhei4.,
jprootmoedigheid. Kloekraoédigheid. Dappe^i
heid,. Hoope. Scajidvaili^heid.
Standvaftigheid van gemoed·, wanneerze niet onraarr tot
hardnekkigheid, is cene nitft€ck«;nde deugd, welke als zij be-
proefd en bekend geworden is , iemand verheft boveo de aan-
^jigen ecner laage argliftigheid. I. 197 > 198.
Op beter tijden te hpopen,. is zo veel als dezelve half te
verdienen; wam konden wij wel grco4 tot zulk cene boope
ebben, indien wij nier voornecmens waaren om datgeen te
verdienen, waarnaar ze ons gebiedt re baaken ? Jl 131,
Zommige. mannen gcdraagen zig, a's of zij dagten, dfiC
"»ee! gefnork en oploopcnd geraas Grootmoedigheid waare*
M. 307. ■ ■ : ;\·
Iemand on'koomc xomtijds het gevaar , dopt hctzelye te
irotfen.; ni. 14.
Moed te betoonen ailee» daar die loflijk is en vereifchc
wordr» is de waare Grooimoedi^hcid ili, 143.
De Hoope is de hiartftcrkingc, welke ^ςι Icevep bewaart
^Qpr ftilftaen en vervuilen. I!i 414.
H,o<; roemvyaatdig is het voo.r cene vtouw, die door e^--
^en^ ondankbaarcu Nlinnaatin de sjfootfte . verlegenheid gebragC
te k^iiucn Ticggio, mft Cl^riffa.^ }> U| mijo jHcer^-mag
s> ilS
■ „nrrtrr^^^ Tr 'i^fÉn
'iiMÊiÊri
5,; ik (ïanfciti', ^afgij mijïi Fortuin in de laagte Rcbragt ïjebtï
,, maai ik danke God , dai mijn gemoed niet inctN itiijq fox-
,, tuin gedaald is: Hcc i? in tegendeel opgeheven bofcn' Fot-
,, tuin, en boven U ! V. zot. ' ' ' '
Die de Dapperheid hoogaj»t ih een Man» behóórt' oofc
met verwonderinge de Kloekmoedigheid in eene Vrouw té'
vaardeeten. VI. 6i. ' ·
Weinig kennis hebben diegcenen van de kragc der déugd-
zaame beginzelen, die zig verbeelden dat behoeftigheid, of
gevangenis, een welgefteld gemoed bewecgen kunnen, "onj
zig aat) een fnood ftuk fehuldig te maaken» tet vermijdinge
van ras voorbijgacnde onbcilem ''VI. 559. '
Grootmoedige woorden met defiigbeid uirgefproken van
een vroom menich, vertooneii, om zo te fpreeken, de ziel
als zigtbaat. il'id. ^
De zondaar zal gemeenlijk in zijnevlaacfte uurcn de wee-"
Zcnlijke bloodaart, de heilige in dc zijne de vraaie Held be-
vonden worden. VI 619. >
De vrouw , die om den wil van deugd en eere, eene
kartstogt•overmeèfteren kan, welke het in haare magt ftaec
pm in te volgen » verdient alles > toe aanbiddens toe» Vlf·
jSï. ''.) ■ ' _ »■»
[2/e Vtiendfchap. Vroomheid, ·" " ' ^^ ' . ■
! I Creraaaktheid*»:. ' ;
^ali··;· ■ - ' .....'-'iä" ■
1
\
„ Een trots man zal Hgtlijk alle èijm^ondirheid hem van eene
lady betootid', ten zijnen voordccle opnamen, wat zij daar-
mede ook bedóclen robgc. I. ' ' ·
' Die Groots is op uitwendige voordeden, geeft teden om
aan zijne té ^wijffclen. II'50,?;"*404. V'
De'boitenkant vaa een groots man''flcept hem gem^ety-,
lijk weg. 439 · · " '
Zommigc luideti zijn niet bekwaam^eene gelegenheid'
voorbij te laa.ren gaen om ccne vertooningc van ichranderheid^
te maaken, ichoon icn'kofte van die "teerhartigheid f welke
men aan vriendfchap en liefde is verfchuldigd. II. 4^1. '
Mannen dic een groots gevoelen'hebben, van hunne eig^-'
ne losmondighcid, ziin gretig bm ooren'te'vinden, voot wei^
ke zij hunne bekwaamheid betoonen mogen· m. xoz.
-JWannco tan.bekwaamheid mogen , tniiTcbicn, denken J
dat iij voortegt hebben om groots te zij»; nogthans hebbcu
zij (la^jtoe 4c minftq reden van allen , nademaal de wereld
gerwd is om ze te ontdekken en tc verhefFen. m. 184, 185,
■t;. De. man die gezind is, om zigzciven boven maaie te
YecheiFen» moec iedereen buiten hem iiaac evenredigheid vet*
agten. iii. 19}.
' .^Mannen die groots zijn op hunne geleerdheid en weeten-
fchappen , en daarmede praaien bij de andere Sezc« kunnen
waarfchi/nelijk wel vrouwen ontmoeten » 'welke fchoon zig
inet een glimlachend ftilzwijgen ve»genoegende , hen dies«
•wegens eet veragten dan zig^flayer Jien verwonderen, iii.
Iemand die in de verkeeringe, wülem en weetens-, eene
kwaadc zaak op zig neemt, toont zijne Grootsheid met de
lïooge agtingc die hij heeft van zijne eigene bekwaamheden.
. . , u., i.·-
Een menich die begectig is om wijzer, of betet, of bc-
kwaamet geagt te worden dan hij is, tcrgt,andcren maar om
zijne voorgeevingen tc onderzoeken} hetwelk;^zelden toe zijn
voordeel uitvalt. IV. 39, h i
Die zigzelven verheft, hoont zijnen naaften» die dan ge·*
tetgd worden om hem zelf die verdienfte te ibetwiften, wel-
ke men andets miiTchien bekennen zou hem toe.te koornen«'
ibid. *
£ene al te gtoote bewuftheid van boven anderen verheveii
tc zijn, brengt dikwijls ons in veragtipge. IV. 9t.
Oude vrijers, als zij in eene juffroüw behaagen hebben i
denken menigmaal dat zij niets anders te doen hebben dan
xf^xe/w»/e ovfrrWe^. pm i;c trouwen. IV. 117,
Door Gemaaktheid.^zzX eene vrouw zig houden als ofze"
(je onbetaamclijke cn ongebonden taal der mannen niet verftaec;
maar ^zedigheid, zo de ongebondenheden grof z^jn, zal haat
Xig over dezelve gebelgd doen toonen. IV. 350^
, Hetiis^ gemeenlijk de'zclibcwufte oyetvolheid van Groots-
heid of Laatdunkendheid , die den grootfen menich het '
naauwit doet oppaiTen om 2ijoe Grootsheid te, verbergen,
LweL· V. lijf. ,
Waanwijze vrouwen zijn in gevaar, als zij eenen man
ontmoeten, die haare wijsheid in top verheft om zijn voordeel
le doen met haare dwaasheid, LoveL V, 499, ■
^ Vii^aanwijïheid'maakt iemand die nicc\crte ziet, ondeCj
alle andere meed gcfctikt, om van looze bedriegers bewerkt
tc worden, VI. 309,
Ecnc Gemaakte mbiid-openingfc om, wine täiiidcn,ic töo-
lien> merkt Lóvèlace aan , als ecoc noodigin^c tot minzieke
gemeenzaamheid .VI. } 11.
Dc 'daiflérfte en veragtelijkfte onkunde» is die van zig·
selve niet te kennen, en niet tc weeten dat alles wat wij heb-
ben,^en ij^^aatin wij uitmunten, de gaave van God is. VU»
3^3·
' [2/i ■ Mannen cn Vrouwen, Menfchlijke NatuUrc». ,
Gunften worden van zommigen vorzogt op etn [trahf»
die vordert datze geweigerd worden, I. 87, ' , .
Door den perfoon, welken wij begunfligen ^ boven zijoé \
Tetdienfte tc verheffen, brengen] wij hem maar in'klcinagtia·
gc. II, ixi. 'Zie ook I. 340. ' _ ί
Een braaf ^gemoed zal niet om ecnc iGunfl: verzoeken» \
yoot dat zij overwoogen heeft of het betaamelijk izij die toe 1
? , In onze Verwagtingen op Gunden ΐ bchooren wij ons*^» /
verre van eigenliefde tc ontdoen, dat wij aan anderen de keuze
overlaaten, waartoe zij regt hebben > omzc ons in tc willigeo
of niet. II. 4($o, 4^1. VI. '
Ontzag, eerbied, en een gefchroomd verbod> maikei»
ecnc Gunlk dierbaar, LoveL· ni, 8t. .
Eene Gunft te Yctzocken, is een geheel ander ding i da»
iets tc eiichen als aan ons verfchuldigd. IV. 494.
Een verzoeker heeft geen regt om toornig tc worden ovcc
ecnc weigeringe , indien hij geen regt heeft om hetgeen hij »et·
zoekt als ecnc fchuid te cifchcn. ibid.
De lieftaÜgheid, met welke eene Gunft beweezen trordt»
kan wcl al zo aangenaam zijn, als dc Gunft zclrc* yUI·
ïi
-ocr page 545-Haat. Kwaadaai-tigheid· Nijdi Spijt. Afgunil»'
Wij zijn niet verre af van dengeènen tc haatcn, trclkcn
wij meer vrcczcu dan beminnen. I. 31. ,
io Kwaadaartigheid geenc gelegenheid tot misnoegen kan
tindeo > zaize die rtiaakcn ibid.
Vcrdienrtc en voórtrciFclijkhcid zijn hei yoedBcl, 't welk
de Nijd ieevendig houdt. I. 85 11 έ.
Nijd en Kwaadaanighcid ftrckken dikwijls haarc boosbeié
uit tot gchceie familien van gehaate petfooiien. L ii·^.
ΟιΐζΰιιΠ: ftaatt altoos met ö^enc oogen op den gebrek-
lijken kam; gelijk eunft, of liefde > blind is zelf voor wee*
i' acnlijkc onvolmaaktheden. I. 194. ''
I Haat is eene vijandin zelf van de gemeène aitetlijkbedéil
£ct buts^erJijkc beleefdheid. I. 305. ν
Öntwctpen metjSI^aadaartighcid geimeed, en gegrond of
£igènba«t> behooren verijdeld te worden. L 317-1 , \
Haat geeft aan al leis ceoen verkrerden draaij, 1 39«.
Spijtige luiden zullen zig zomtijds vrolijk en genegen be^
toonen jegens eenen dien zij weinig rekenen, enkel om een
anderen te kwellen) op welken zij misnoegd zijn· II.
' . .
i Afwcezigbeid voedt dc Kwaadaartigheid. II. yi^. >
Haät en Toorn zijn hartftogten, die in braave gemoede*
ten maar van korten duur zijn. IV. 43 j.
Üaar bet otrr open ftaet voor befchuidigioge, zullen g«fl
lïcfchuldigers ontbreeken. VU. iij. t , ji
Hardnekkigheid. Eigenzinnigheid. Gemelijk- '
^ \ . ^ . , _. · -j j«
ÊigenziDuigiifiid nt>emc[en duidc alles vctkeetdlijk. .I4;
' Hdt is betet voor ftijfisinnig, dan voor oüopregl gebou·
den te worden. I. 50T.
Kittcloorigheid maakt dikwijls dar een meisje tegen voor»
(lagen, welke eetft van baate ouders of voogden köoraen > ert
άμ wei om gccD andere reden > zig äaqkamc. ^ II* 26ύ,
Bits
-ocr page 546-(47)
Bitie volwaflcnc dogters denken dat haate 'eudcrs o"&d
1^1)11, zonder 'haat dcti eerbied te bewijzen die aan de jaaten
tockoomr. IV. 147.
'Tc tcdeneercn tegen een man, die 7,clvc overtuigd is dat
bij een kwaad ftuk pleegt, is maat zo veel als hem vernuftig*
te maaken tot het vinden van verfchTOningen voor zigzclven»
eti Zijn hart te verharden. V. 319.
Mannen ftappen niet ligt af van ïjctgeen, waarop zij hun-
ne harten gefteld hebben > al is het doordrijven Jaarvan nojj
20 ónrécielijk» Vl. 496.
Hardnekkigheid en onverzoenbaarheid zijn ilegte telteiw
in iemand , die kwijnt crl in kragcbn afneemt. VI. 5*94, 59 J.
Eene bir7.e Oogrcr geefc cenen minnaar eene goede waar*
fchu^inge> dat iij eeoe Onhandelbaare vrouw ftaet te worden»
;Vin. 176.
[zie Gehoorzaamheid. Oadcts en Kindcts.
i:
Gebied te voeren over tiaäre Hattstogren was ^lariïfa's
glorij, en is iene van "de grootfte voorticfTelijkhcden van 'i
raeafehen geeft. I, 418. 4156.
De verfcheidene zeden en Driften der menfchen Vertoö-
nen'Äig in het klein gedütjrendc huntoe kindsheid. IL iï»
ïl.
Indien 3!e toornige hartstogten niet overwonnen ktinneft
"worden> hoe zullen die dan wordèt« te ondergebragt, aan
welke eene kwaadc hebbelijkheid > mei grooter verioekingc
gepaard, ceue fterker kragt bijzet ? li 186.
Het IS ligt cenen driftigen geeft alle onze oógmcrketi
omtteni denitlven te doen beantwoorden, il. 357.
Onftuimighfcid erj infchikkelijkheid» ^eurtlings aange·^
■wend, houden de hartstogten eener vrouwe leevcudig» cÄ
ttiaaken haat eindelijk moede van wccrftand tc bieden. III.
4x7. 5 ^ -t/- ' > ■ (J y
Luiden die in drift zija, fchoon maar weinige roeden
■van malkandeten, fchrceuwen dkanderen toe' als reinigers»
die van den weg zijn afgeraakt, cn gaarn weder daarop
willen koomen. m, 419. , " ii »
Hoe' algettiee« inneemclijk hetzij, ofgt UVelacet eene
Vrouvo van vetftand iu drift tc ontftccken, kan dc toeiuicbirH
".Yin, Deel. Pp gy
... ^^^
|e getuigen i welke aan ieder vcttooniti^c van bülderendc
■woede in onze tooncclfpclen gegeven worde m. 513.
Die Dcifcen der vcouwea .wc^e zij geen moeite nee-
Itnen om'te beteugelen, hebben mogelijk een cn deiizelven.
oorfprong [c» even gevaarlijk]' als^ die» dooc welke de
ftijf koppige CU gewelÜdaadige v^ii de'andere Sexe vervoerd^
lyardco to^t ple^gei van de gruwclijkilc misdaadcn. lll.
55J, ,1V, T.96.
Drift geeic het lighaam kxagr j welke Vreeze beneemt^
De Drift verdraait dc trekken'des gelaats,en maakt ^eil·
fchoon meoCcb ie^f afrchuwclijk. IV. 303.
De Hactsiogten der ^agtziiioige, ^«Jaopn ttaaget te be-
weegen dan die der leevendige, werken "gemeenlijk felft», aU
zij aan den zijn. IV. 518.
Het is zo wel onbefchaamd als ónvootzigtig, zegt tove*
lacej dat ccnc vrouw zig Driftig maake. IV. 344.
Drift en wangunil knnnen dc gedaante van zaaken vree-
zelijk veranderen. IVe '479·
Eene geweldige Hartstogt wordt maar al te veel als eenc
goede reden [ie» m'mfien als eene •verfihomingc]· aangenomen
voor eene geweldige cn onbetaamclijke daad, zo bij de vrou-
welijke Sexe , als bij de wereld in het algemeen. IV. 509.»!
VL 80. ' ■ . ,, '
In (laat te zijn. om de Driii; van cenc vrouw [wegens heii
hwctz.en van haare eerbaarheid) in het felfl: van haaren loop
te ftuijien, is , x.egt Lovelace, eea. kcurlijk goed,,voortekeiK
V. lis- ... :r.:
Eene vrouw van een; heftigen Geeft loopt dikwijls meer
gevaar van eencn liftigen man, dan eene van een bezadigd?c
geftel. i V, 599.
Driftige vrouwen hebben een .ftetken polsflag, zegt Lo·
velace, en een g^wc knaap kan met haar fpeelen zo als het
hem laft. Vli
Wie kan do^. reden geev.en van de werkingen en handelr
wijzen van eene driftige en te loor gcftelde vrouvF ï "Lovel. VI.
^ Dc Dtift heeft veiühillende, manieren ,,van werkinge in
▼ecfchillende boezems, naar dat dc aart vati, geeft of bet geftel
des lighaams medebrengt. VÏ. J46. ,
:> i · Dc Hartstogten der Vrouïlfelijke Sexe 1 indien zij natuu-
fclijk gefchctft worden, zullen zig, van de manlijke Haitftog-
i
ί
^cn ondlctrcbeiiJen (!oor eenc zagthciJ
en wanhoope zal Kceti bliukcn.
[zie Heftige Geeften.
welke zelf doot wocdii
197;
VIL
Tooru·;:
Heftige , Geweldige Geeften,' Oploopendheid.,
Luiden die niets vsrillen toeilaén, zal'niets worden inge·
wilJigd. I. 51. ' ' '
Die te veel willen doordrijven, zullen niet in ftaat ι'ήϊίξ
orn iets door te drijven, ibtd. - ' "
Wij zijn al te gereed om infehikkelijkheid te gebruiken,
omtrent zodanige geftellen, welke cene vroege toegeevendheid^
onbetcugelbaar gemaakt heeft. U· ri6p
Indien men van zulk een oploopcnd geilde ^als het nojj'
onderhoorig is, zo veel heeft in te fclvikken, wat zal het daw
niet verwagten, als de hekken eens verhangen TAyal ibid.
Te veel infchikkelijkheid te gebruiken jegens een opioo·*
penden Geeft, maakt nog hemzelven gelukkig,· nog diegee-
nen met welken hij heeft om te gaen: lï. ικί, 117.
De Voorzienigheid doet dikwijls vijandige gceften wer-
ken ter hunne eigene ftraifc. ?7t.
Terwijl een zagtmoedige Geeft nadeel lijdt van'cenc fnoo-
de wereld, weert eei» heftige alle overbeeffchinge van zig af/
iii, 329,
Vrijpoftige en indringende menfclicn hebben ^ecl voor-
deel op befchèidenc. III. 453.
Heftige Gcerten, als zij getergd zijn, zullen krakeel zoc"'.
ken tegen den eerften die hun maar voorkoomt. 111. 548»
IV. 77.
Heftige Geeften hebben noodig, dat hun eeiiige.zwaa«,
re ziekte of groot ongeluk treffe, era hea te brengen, cot de*
kennis van zigzelven. Vlf. 570.
De man die geweldig is in zijne gramfchap, als hij meeni;
gelijk te hebben, zou zulks meer hebben, waarc hij het-'
lig niet. Villi 40.
Hij maakt zig aan -grooie onregcvaardigheid.ichuldig, die·
sereeder
is om anderen tegen te fpreekenj dan orn. zelve te·*
grnfptaak tc verdre^^cn, Viü. 40, 41.
4
Pp i Ecf
Si
.S-it
-ocr page 549-... ('50) .
Ecnc fellé Heftigheid brcogt gcineetilijk veiläaginget
[zie Gevoeligheid. Hattstogr. Hoogmoed. Onbcfchoft-
licxd. Toorn, Welvaacc. Wraak.
\
\
Hoogmoed is in luiden van geboorte niet alleen laag^
maar ook noodloos. I. 3οα>
Op rang en aanzien mogen diegeenen zig verhovaardig
gen, voor welkcH het iets nlenwf is^ i. joj.
Dc veragtingc welke een hoogmoedig man van aanzien
aigzclven op den hals ha^t, is een regenwigt van zijn aan-
zien, ibid. ^
Hec IS zorarijds ligter een hoogmoedigen vcrpligtinge op
tc leggen, dan 'er hem coe tc krijgen om het ie bekennen,
U. 17.
Hoogmoed moet altoos, en zal altoos» zig in veragtin«,
ge brengen, ibid..
Eene ogdcr*verpinge kan wel za veel hoogmoedigheid
laaten blijken , dat dezelve daatdeor geheel en al niet te bedui-
den heeft. U tS3'
Iemand die de zaakcn niet wel ondetfchcidt, kan het wel
•voor een merkteken agten van eenen gtooten geeft, zijnen
Hoogmoed in tc volgen, fchoon ten kofte van zijue befchaaf4'·
heid II. 153.
Het is te vreczen dat men meer goede ςη lo:9ijkc daaden
aan Hoogmoed, dan aan Deugd te danken heeft^ U.
Hovaardij en laagheid zijn al zo naauw aan elkandcren
tknogt, als Geeftigheid en Gekheid volgens het zeggen dec
Digteren. Π. 491.
Niets brengc kragtdaadiger eenen hoogmoedigen geeft te
onder, dan de bewuftipcid »au onder verpligtingc vai» ontvau-s
gen geld tc leggen. III 191.,
Hoogmoed, als die aangehooren is, zal, zig zomtijds
toopen in het midden der verned^riDgcn. III z8o.
Groothartigheid vetflindt menigmaal iemands voorzigtig-!
licid. IV. 38.
(grootsheid is een onfeilbaar teken van zwakheid, oFvan
iets veckfcrds m hcc hopfd > of in het hart, ^n beide,
. Het is wel mogelijk dat iemand hovaariig is op ^ on^.
derftelUrige dai zij gccu hovaardij heeft. IV. joi.
Wij bchooicn ouszclvea niet te vciheffen op bekwaam-
heden, welke wij onszclveo met gecvcn, IV. 341. ViUp
315
Hoe veragtelijk is die Hoogmoed , welke ftact op de
waarneeiningc van kleinigheden, cn oyec de gcwigtigfte füg-
ten heen ftaptl IV. 34t, 341
Zommige vrouwe!» hebben uit Hooeniocd , hetgeen an-
dere uil een [loflijker] beginzcl van reden h^cbbcn. OnZe heve
Heerc helpe de Sexe, zegt Lovelacey indien zij geen Hoog-·
moedhaJdcn! V. 404, 40J.
Trotsheid of Laacdunkcudlieid noopt anderen om haat tc
kwellen. VI. 478·
Hoüjjmoeriige geeften, wanneer zij overtuigd zijn dat zij
hunne gramfcliap te hoog hebben doen loopen, behoeven rtie-
nigmaai maat cene goede verfchooHinge om toe tc gqeven.
VlI. 480
Hoogmoed in man of vrouw is een uiterfle, hetwelk
bijkans nooit mift van vroeger of Jaater de tegengeftelde vcc-
nederingc te wege te brengen. Vi',. ^40, 641.
Lieden van toevallige of fchaduwagtige verdienfte mogen
hoogmoedig zijn; maär aangeboreoe waardigheid moet altoos
al zo zeer verheven zijn boven verwaandheid als vrijpoftiglicid»
VUL 313.
Daar is maar eenc Z"ort van Hoogmoed vcrgQcveiijk;
die zig verheft boven het bedrijven van cene fiioodc of onecrc-
lijke daad ibid. Zie onlr I. 303.
[zie Laagheid Nederigheid. Qnbcfchofthcid,
Houdinge cn wijze van zeggen drukken dikwijls mccc
uit dan de woorden zelve. I. 10.
Dat behaagelijk Voorkoomeu, waarom, een man dikwijls
mecft gcvvaardcerd wordt bij eene vrouw , koomt gemeenlijk
voort uit zijne vrijpoftigheid. I. 378.
Eene gunft behoort met een gulhartig gelaat, of in 't ge-
heel niet beweezen te worden. ΙΠ. 47X,
Wellie een enkel qiierlijk voordeel is ccu aangc^a^m Vpor-
jltppmcn, zonder hzi zedelijke.' IV.
Pp 3
-ocr page 551-(. ρ)
^cn fchooHfcliiju.cnd Voorkoomcn verzagt menigmaal
aclf ccn met rcji opgevat misnoegen." VI. 650.
Daar is ecne Wijze van zeggen , op welke men we! iets
kan tegen hebben, wanneer op de woorden zelve, zonder di^
Wijze niet te zeggen valt. Vil. 4*7.
4
Huishoudingen Zuinigheid OppaiTendheid.
r·
. . Door Zuinigheid worden wij in ftaar geftcld om ons en
■fcgtvaardig en edelmoedig beide te gedraagen. IV. 145.
Zonder Zuinigheid is geen capitaal groot genoeg; met de*
zelve, is het geringde niet te klein. IV, 481·
De man die wegloopt van zijne boeken en rekeningen,
zal met den tijd blijde zijn , dat bij zigzelven ontloopen kon-
dc. VI. $47.
Zuinigheid is eene noodzaakelijke deugd, vrekheid eens
haatelijke ondeugd.Vlir. 337.
Het is ongelooftijk wat men al kan doen met vroeg op-
fUen, en het wel befteeden van lange dage». VIII. 352.
Die vtoeg opftaen, en een goed gebruik van haare uuren
maaken, mogen op haar Zeftiende jaar gezegd worden langer
geleefd te hebben, dan zommige andere op haat Zes en twia-
ligftc. VIII. 351, 35?.
Die geen ftriktc rekeninge houden , houden zelden eeni^
ge. Vin. 360.
k
I
Verhevene hoedanigheden kunnen wel gefmoord worden
in een laag cn ongelijk riuwelijk, I. 136.
Eene ongehuwde Lady, die maar zo verre g^bragt kan
■worden, dat zij de verandecinge van haaren ilaat iri overvvcc-
ginge neeme, is ligtlijk tot een vaft befluii te krijgen door
den glans cn luifter van de Huwclijks-voorbersidzeleu, en de
ccrzugt van de meefteres eener familie te worden. 1. iii.
Het is nog regt, nog eerelijk te trouwen , daar geen Lief-
de kan plaatze hebben. I. 298.
De vrouwen behoort het oordeel gelaaten te worden, met
welken petfoon zij gelukkig kunnen Iceven of niec I. 3
'Hcfc
Μ
mi
-ocr page 552-. - . ■ ( 5? >' . .., . ·..
Het is vreezdijk, zo wel ^kfc handelij kt eeöcB man te?
ttoawcn in de hoope dat hij haaft zal fteiven. i^ïd.
. Hei Huwelijk is, raet de beße vóoruitzigteii, cene 7ctr
plegtige verbintenis : 'öenopg om het hart van ecu jong mcnfch"
{e doen jjxen,^als zij mét ernft daaraan denki, Clar, ^ibid.
, Trouw «γΛ, en de,Liefde zal daarna wel kooraen, is''
eene aauftootelijke ftellingc} nadcmaal 'et duizend dingen kun*·
nen gebeuren, welke dien ilaat maar enkel draagelijk maaken^
daar men denzelven met wederzijdiclie genegenheid heeft aan·
gcgaen. 1.517.
, Hoe ongelukkig, moet dat Huwelijk zijn,, daar de man
geen vertrouwen kan ftcllen in de Liefde van zijne vrouw t
ièid. ^ . ' ,
.7 Eenc vnouw,welke genoeg heeft van zigzelve > doet iels
dat haat tot weinig eere Itrekt, wanneer zij haaien ftaaL vtr-,
flfjdcrt om overtolligheden > indien zij geen vexheyencr of,, fter-,
ker beweegredenen nebbe. I. 536. <
De wittcbroods-maand duurt hedendaags niet boveti veer-'
«len dagen » Ant. Harlowe» 1. 350· " ,
Een voorzigtig man zal nier wenfchen eene vrouw tc
ttoBwen, <ltc hem haar hart niet geeven kao^., I, 3 58. γ. ,,
Hoe veel gcmaklijker en geneuglijker is het voor eeióc
^rouw, den mae yan haare keuze te ^ehoorzaamen, dan ee-
tien, dien zij niet,:tou willen gehad hebbca, zo zij het had
^linneni^vfirnÄijde'n.,. I. 4151 417. ^
Het kan niet fchpelen wien die vrpttw ttauwt, die een flcgt
denkbeeld tieeft yan den huwelijks-pligt.·; II. 46, 47.
De vrouw i welke met ?cn ^raan voot,het Omer gaet ^
van welken zij, afkeerig is, zal het naderhand zeer bezwaftre*·
lijk 'vinden, indien zij de ruft van haaf eigen gemoed liei"
heeft , om de noodzaakelijkheid te vermijden yanr de geveins-
de jegens hemm te fpeelen, ii, ■ ·· r ?- -i
Diegeenen, welke uit beweegredenen van welvocgéliji^
feeid eh pligtmaatighcid'trouwen., zijirgeniecnlijk gelukkiger»
dan die trouwen uit Verliefdheid.^^ li. } .
Perfoonen ,van verüand»^ zegt juffer 1 Howe y gebeurt hcc
ligt, dach te vcePövcf/iji gebruiken, om tc trouwen.? II.
Smaadredenen tegen hét ;jyuwelijk;;Zijuj[,Z0. veeï als éeiic
belihim pingc , van' de: petten en goede Orde, der MaaticHap-
pije, en van iemands eigene Vootowcjercoi cn zijp. nog oavct-
fchoonelijkct^voot ipaonea van 'familie, { dan.vopt andfir^'
11. 177' M' ' ·■:>-)■ 'ifi';-. -uiti
£eoc keuze gcCthied uit Ycrlicfdüeid , zo ma het noemt,
1
I
ί·
is
mttÊÊÊÊiim
-ocr page 553-is zcHen op den gelukkig } dewijl Verliefdheid gemcertS
Ii)k hec voorwtrp verheft boven zijne verdteniier», eh de Ver*
liefde biind doet zijn voor gebreken, welke, bij eene gé-.'
meenzaamer omging , zo klaar te ontdekken zijn, dat berde
partijen menigmaal verwonderd ftaen, hóe zij zig zo gioilijk
konden laaten begocbclen. il. 398.
Het is volftrckt noodzaakelijk, om den Huwelijkein ftaat
volkoomèu gelukkig te" maaken, zegt LovelacÉy dat een vatt '
beide een gcK zij : Oog dän behoort ook die gek is, de voor-
treffelijkheid van de andere te kennen, anders zal de hardnek-
kige tien taad des wijzen verijdelen. lu 190,
Een man van rtioed zou geen PrinCes willen trouwen ^
bijaldien hij ïnaar dagt dat zij een oogeublik in twijfFei hing'
of zij liem , ot cenen Keizer kiezen zoude, Lovel. iir. 174,
De man, die weet dat het in zijue magt ftaet om te.
trpuwent en het egter al iiuftelt, of graten aan de jufFrouw
overlaat om den dag te noemen j behoort verdagt gehouden
en veragt te worden, m, 380. 4^6, 497. 499,
Her Huwelijk"^ ïs een ftaat van de hobgftè Vriendfchap ί
70 het gelukkig is, vermindert hec onze zorgen door ze te'
Terdeelcn, lerwijl Wet'onze vermaaken verdubbelt door wedet-
zijdfche deelgenootfchap. ■ ïli. 4V9.
Dc prikkels dcr^ confcientic, wegens 'een kwaad gedrag
in een eetft Howeliik, kunneii mogelijk den ichuldigcn yt/d
draagelijker maakeri in een tweede. IV. ' '
Het is voor eene vrouw het wreedfte ' noodlot, gedrongen'
te zijn een man te neéméii i welken haar hart veragr. IV. 174.
De kuuren welke de'oude Antonij Harlowe'Zegt gezietr'
te liebben in famihen, daar man en vrouw nog al op de
befte wijze leefden, maakten hem onwillig oni'te trouwen.'
Het Huwelijk is een ftaat, welke, van geen van beide
kanten met onverfchilligheid behoort te worden aahgegaeni
IVi'315. ■ A· ' .
' Aanzienlijke Huwelijks-voorwaarden maakeó Vene vrouvi?
enafhangelijk, en gevolglijk wecriparmig. IV. 386. '
In ongelijke Hüwelijkeo j.ondcrgacti diegeenc menigmaa?
berispinge, welke gelukkiger gepaard zijnde, tot lof 'hadden
kuenen geregtigd zijn. V. 336. ' ' - ■
Γ Het is voor loflt mannen, zo''wcl äls vcor lolTe vroii-
Tircn, in ge'tiaecne gevallenV^ gelukkig , dat; Vr zwitr en om-
baal noodig is om in den Egt te treeden.' VP "551^1· '
Een man mag bi] eene ongehuwde juffrouw döcn wat
i'
■r
wil, de wèreW is veelal rcr aanmocjiglngë ^aatvïn gei
reed om te denken, dat Trouwen ccnc gcnoegzaamc vcigdc^
diuge is. Vi. 8i. (a).
^ Welk is dog dat ongelijfc, dit trekt Lovelace als een ge-
velg-kit dat 'begintely hetwelk een Kerk-plcgtiglieid ten alJcn
lijdc kan hcrftelif n? ibid. {a|.
Het Huwelijk, zegt Lovelace^ is cenfc regt tooneelfpel-
agtige vergoedinge van het ergft dat aan ccnc Vrouw gcdacrt
kan worden, V! jfiï. fa).
\Zie Egtgcuooicn. Liefde, Minnaar. Raad aan
Vrouwen. Vrijen j. '
Jöügd.
Weinig aanleidioge heeft êcn ftljfhoofdig Jbngeling ofti
(Écn inborft te verbeteren, door wellcc hij in huis zig rccldoet
gelden. I, iii.
Jonge lieden behooren zfcfer zorgvuldig te iijn in het raad-
geeven aan eene jonge vxiendin, in gevallen daar de hartstog-
léli en voorzigtigheid in adnmerkingê koomen. ïi. 125.
Jonge lieden , welker harten men niet door minzaambeiä
en toegeevendheid aan zig vetknogt heeft, zullen tot yondert
en ftreeken worden aangenoopt, li. 131.
De Jfeugd is de tijd des leevens voor verbceldirige bf her-
ftnfchilderii om in te werken : Wcshalven een Schrijver, die
een oordeelkundig oog zou wenfchen te behaagen, zijne wer-
ken in dion tijd gefchreeven aan een kant zal leggen, tot dac
ervarenheid het viiur eer zal doen gloeijen, dan ontbrandeui
II. »35,
De Jeugd, niet geièhikt om voor zïgzclvc te oordcclen ^
wil dikwijls eeen raad ontvangen. II. i5o.
ï]
Vill. Deel. Q^q Jon-
■J
(ä) fa) fa) Beeze drie artikels VJOrdeH Je^ overivetgin^t vän
d\e%czïien aanbevolen welke gehad ^wilden hebben dat Clariffa
Lovelace trouwde, na zijn? fchendinge vm haare eere, Oe leer»
daarin ingefcherpt ivai het, waarop hij zig verliet, én die herA
aanmoedigde om de fchendinge te bedrijven. Het was noodz^aakêm
lijk i dat hij van ztjne dwaalinge overtuigd tuièrd. Die overtuu
ginge kreeg hij door Clariffa ·, en zijn Uiterß bederf ïv4s hit
van zijne gruwelijke zo'/ide.
mm
j«)·
Jonge luiden lijn dikivijls zcec liftig tot het uitvinden vaa
'tonden om zigzelvc te bedriegen. 11. 504, 505. in. 411.
Het is eene oefl.oioge waardoor men veel zal vorderen,
ao ten aanz'en van zijiietj ftijl als van zijne zeden, dac men
zig al vroeg gevifcnn: om alles wat ons van belang oiKmoet,
0]p papier tc ftellcH. HL 311.
Daar fteekr το veel dapperheid niet in eene jeugdige op-
loopeudheid, dan jonge lieden zig verbeelden. lY. 454.
^ In gczcl^cliap daar vreemden zijn, is het bilh|k vooc
ccn jp:ig heer. di? wel wcnlchen zou dat men goede geJag-
tcö vèo hem hebbe, iedereen te hooren fpreeken, voor dac
hij zi^zelve de vrijheid gunnc van tc praaien, ^li 16.
[Zie Geeftigheid. GehooczaamUcid. Geleerdheid. Op·
voedingc, SchrijvetSj
Her Speelen is al zo zeer ceoc vcrkwiftinge van tijj alé
■van bekwaamheden. 1. 107.
Welk voorzigcig menfch zou « uitgezonderd om beuzelin-
gen > da''geen aan den Kans willen onderwerpen j waarvan zij
iceds verzekerd zijn? VIII. J45.
Ik zou mijne vrienden een zeer fligt compliment maa-
ken, zegt Clarijfa, zo ik onderftelde, dat die zig wcnfchten
meefter tc maaken van hergeen mij regtmaatig toekoomt i et»
ik zou zeer onedel zijn, zo ik mij dacgeen begeerde loe tc ei-
genen, 't welk het hunne is. ibld.
Grof fpcelen is eene zedelijke ondeugd , een flordig ge-
brek , het kind der gierigheid, en eene regelrcgte ichcndingc
van dat bevel, 'c welk ons verbiedt te bcgeeren hetgeen onzes
naailcn is* ibid.
Oe Kerk is eene goede plaacs om eene verzoeninge in
te beginnen, indien dc menichen iets mecnen met hunne gef
beden, zegt Lovelace. I. jij.
Wie,die of wereldsgezinde of wreede oogmerken heeft,'
eet Kerke gaen, en ccn zegen ycrwagtce i II. 470.
Het
-ocr page 556-( 57 )
Het is tnct meer regt eenc fchimpfcbcut tegen de mctiichi^
lïjke natuurc, dan tegen dc Kerkelijke Orde, iiidien wij on-
dcrftellcn dar diegcenen, welke de bclte gflegenhcid hcbbe«
om vroom ie worden, miudcr volmaakt zijn dan andere.
V. 117.
Het fmaalen op gehedc Ordens heeft men 20 wel te mij·
den, als op gehcc'e Naiien jbid.
Dt! kerk bi liooir de eenii/r marktplaat7c tc zijn vo©t
dc vrouivcn, cti bui.lijke voorticiiilijkhctd haarc vooniaamc
aat)f>rij7.nige. V. 430.
ten t>oe.l KeiKeiijkc moet liefde en eerbied hebben vooc
het tuangelij hetwelk hij predikt j en hetzelve ftclleti boven al-
le an-iere ^e'eerdhri:< VU. 79.
Eert jong Kerkelijke, welke voor eenc Chriftelijke ver-
!Eai!cringe brokken van Latijn en Griekfch uit oude Heidenfchc
fciinjvers uitgooit, toont dat 'er iets met welgefteld is, of
in zijne hrrfciis, of in zijn hart, o(· in beide.' Vil. 79, 8o.
Eene algemeene vcragtinge voor de Kcrkelijken, beUidt
zelf Lovelace·, is een gewis teken van een ni?in van ougc-
bondene be»inzelcn. VII 450
{zie Confcientie, Dood. Godsdieuft.
Kiesheid. Betaamelijkheid. Welvoegelijkheid, !
V«1 ongeneugte en kwaad moet eene vrouw van de
minde kiesheid wedervaarcn van een Man , die aan den wijo.
is overgegeven. I. 4^4.
Welke jonge juffir van eenige Kiesheid zou gaarn geagt
■warden zulke geweldige geneigdheden te hebben, dat zij de-
zelve niet zou kunnen overwinnen; of een zo ftijFhoofdigen
m7, dat zij « op dc verzoeken en raad van haare vrienden
naar derzelvet overwinningc niet zou willen tragten ? II.
113.
Pointllle koomt niet meer in aanmerkingc van h« oOr
genblik af, dat eene Dogier heimelijk haars Vaders huis ver-
laat. II. 449
Hoe onverfchoonelijk zijn die lolTe fchepzels, welke in
hetzelve niic uit eens oudets venftec fpringen in eens Mans
Wa I ibid.
Ontclbaate redenen kunnen 'er gegeven wotden, waaronsi
Q^q ce-
(5δ >
^ne jui&t van ^e minftc Kiesheid nooit behoorc tc dcnkea
om tnct ccn man door te gaen- III 14» ij-
£enc juffer die niet ceo man doorgaet, heeft gccn gele-
genheid om of zelve eenige Kiesheid in agc ic necmen, ofzulks
van den man tc verwagtcn. lu. 4Ä, 47 55. gz,
Het is in eenige tedere Lieidesgevallen beier, eene toe·
ftemmingc voor gegund op te ncemcn , dan 'er om tc vraa-
gen. n'ï, (ff
Weinige, zeer weinige mannen zijn 'er, die Kiesheid ge-
noeg bezitten, om dootzigt te hebben van die gedeelten des
vrousrelijken charailers, welke dcszclfs glorijen voorirefFehjk-
lieid uitmaakcn. ibid.
Al te grootc Kiesheid kan wel al te weinig kiesheid wor·*
den. V, II.
Mannen behoeven geen plompe dingen te zeggen aan
vrouvrcn over onderwerpen, welke haarzelve aangaen. Lovd,
Een man die plomp is in het gczelfchap van eene vrouw,
njoegt hij 'er hy, verdient dat hem met eene knods de kop
ingellagcn worde. ibU.
Kicfche vrouwen maaken andere vrouwen, kicfch, en de
mannen ook zedig. V. 403.
Daar zijn eenige 20 tedere ftukken , dat het eenigermaa -
IC onecrc is, zo het noodig ichijne dat men zigzelve daarom-
trent hebbe tc verdcedigen. VI. 119, iio.
De ongebondene dingen, welke onder ons LigtmiiTen,
vjRgt Belford·, voor Geeft en aartigheid doorgaen, moeten ee-
41e aanftootelijke zotteklap zijn in de ooren van menicbcn'
yan Kiesheid. VL 469.
[zie Gehoorzaamheid, Huwelijk. Liefde. Ligtmis.
Mannen cn Vrouwen. Raad aan dc Vrouwen. VnjcJ
^ rij.
Kleedinge. Gewaad. Modes. Netheid. Zin-
lijkheid.
Het vernufr van een man, die veel werk maakt van zijn
ïighaamlijkc geftalte , of Kleedinge, dringt zelden diep door
ia Yciftaudlijkc onderwerpen, i, 4J9,
i I
-ocr page 558-Een «lan die trots is op zijde Hghaamli)kc geftaltoi
maakt, icrwjjl hij die tiagt tc vcrcicrcüi jigzelvcii mcnigmaal
belachelijk, ibid.
De vcouwen zijn aan zigzclvc, ee aan baarc Sc*e ver-
fchuldigd, om akoos net tc zijn , cn zig nooit van roevai*·
ligc bezoekers tc laatcn vcrraflcn in een toeftcJ, waarin zi)
niet gaarn willen gezien worden. H. x^i. '' Γ
Alles waartoe de hoepelrokken goed zip, zegt Jujfer
Hoivey is raOiiderige fchocnen af tc veegcD^ ea de Y«wtcni wat
van zig af tc houden, il.
De uitwendige Klecdinge geefi dikwijls blijken van ie«
mands gerooedsgefteldbeid- Iir. 531.
Luiden van gcmeene gedaante , hoe meer zij zigzelveii
tragten op te eieren, hoe meer zij de gebreken ten toon ilel-
Jen, welke zij gaarn vcibcigen willen.- IV. 39.
Indien de vrouweii, zegt Lovelace, zig zo fraai] cn zin ·
lijk wilden doen voorkoomcn aan een Man, a!s zij bcgeerig
waarcn aan ben voor te koomen, terwijl hij haar Minnaar
was, zon de hoedanigheid van Guit, welke alle vrouwen bc-
rniniieo, den Man langer bijblijven dan ze gemeenlijk doer.
IV. 194. . t' ·
Ecne vrouw, welke den eerbied van haaren Mrnnaar
voor haare perfbon behouden vtil, zal zorgvuldig in agt Oee-
raen hoe zij zig in haar deshahUlée aan hem vertoone. 1 V. xi^..
Geheel gekleed tc zijn verwekt dfftigheid, vcrmceidcrt
fchaamtc, en weett een indtihgcc aftr-i^/W.
Eenc zinlijke vrouw, zalj al boe vroeg het zij, voor
haar eigen pleizier» al zo net zijn als andere , wauücer zc
i;chcel zijn opgekiced. IV. xtj.
Netheid van Klecdinge tloct 'er zeet veel toe om iemands
liattstogt leevcodig te houden. V. 4x8.
Kleedinge geeft groot voordeel aan vrouwen, die .vaa,
natuute ecne welgemanierde houdinge hebbeu , en wel opge-
voed zijn. V, 4J5.
Die zig vap wegens rampen nitït verkiezen op tc (chik-
kcn, bebooten evenwel de zinlijkheid niette vetwaarlöoztn.
yi. 31a.
Een Gekskap neemt vee! moeite om door zijn Gewaad,
als in een uithangbord·, tc vertooiien wac hij io zijn winkel
tc kcop heeft. VI. 576.
Een lompe Salet-jonker fchijnt zigzelvcn dubbel na(iccl te.
tffillcn toebrengen, met zijne onbcvallighcid dies tc enbcvalli-
J ger
-ocr page 559-WiiBUWAiJtNl
gcrtc doen blijken door de weidsheid van lijn Grwasd. ihlä.
Ecne londerlinge Kleediiigc (oom dat 'er iets vetkcctds
fchuilt ia den geeft. ibid.
Einvoodigc Klecdinge , voor een gemeen man of vrouw,
greft ten minilen zedigheid te kennen, en roaakf dat zij van
de bedilzugt zelf worden over het hoofd gezien, ibid!:
De Mode of het Far-zoen van Kleedinge, die de ecne wel
ftaet, ftaet menigmaal de andere kwaalijk. VU. 14g, 14^.
Naruure cn Onpiemaakfe bevalligheid behoort men in
Klcedinge of Modes in agr te neemen. ' VII. 149.
\Zie Aanzien. Kiesheid. Raad aan de Viouwen.
Groote gevolgen zün» gelijk groore Heden, zomtij ds him,-
ne grootheid vetfchujdigd aan kleine oorzaaken, cn geringe
iocAralIen. iir. 64.
In alle zaaken waaromtrent twijfFel of agrerdogt kan val-
len, zijn de geringfle omftandighcden van meet belang dan
dc fterklle betuiwingpn. ΙΓΙ, 194.
Groote werktu'gen worden dikwijls bewoogen door ge-
ringe veeren. IV. jj?·
De geringile omilandigheden zijn dikwijls van grooteo
diend, in zaaken van de uiterfte aangelegenheid. VI, 18.
Op de MirmtiA te letten is van veel belang in alle hache·
lijke onderneemingen. VI. iji.
Kleinigheden mag men wel in agt neemen, als men dies-
wegens geen zaaken van grooter belang vcrwaatlooft. Yli^
495.
Die fnoodc huizen houden brengen zomtijds deugnieten van
aatiTÏen, zo zij voorgeeven , bij hunne ondeugende aanhangers
te vriarfchijn, cn veroorzaaken dus dat luiden van rang god:
loozer ppagt wordrn dan zij zijn. IV. <5R.
Zcif een LoveUce wcigerdQ gcmccnfcbap aan tc houden
met
iiifa
I-
-ocr page 560-f ί
m« overgegeven ligrckooijen, fchooo zij ccrft door hemzelvci»
ccn Val gcbragt waaien, IV- 416. VI· 69.
In flcgt gcxelfchap kunnen de mannen dingen denken co
zeggen , die ze niet denken nog zeggen kuniieu in bctei , Lo·
■vel. V. 410.
Door de bermettinge van kwaad gezelfchap kunnen de
menfchea toe zonden gtbragc worden, van welke zij voot-
niaals een afgrijzen zouden gehad licbben. VI. J51 36.
Eeo ecreloos viouwmen<ch is verichrikkclijkei voor haare
eigene Scïe, dan een ondeugend man· VI. $5»
Indien een getrouwd raan, zegt Lovelacei zig overgeeft
aan het gezelfchap van ondeugende vrouwluij, zuilen zij hem
nooit in ruft laaten > voor dat bij zijne vrouw of haat oF vec-
dagt houdr. VI. 71, 71. VIII. 53.
Wai kan een jaloers en reeds eereloos vrouwmenfch in
het kA'aad re rug houden ? VI. 71.
Weinig weet het gemeen > welke fchurkerijen 'êr ge-
pleegd worden in de huizen van godloozc vrouwluij, tegca
onnozele Ichepzels, welke zij in haaie netten gefleept hebbenv
yi. 395· 4ί·7·
O Lovclace, ζβζί Belforäy de eerelooze fchepzels befdtree-
•ven hebbende ζ,ο als hij haar V morgens ongekleed ten huize
'van Sinclair gezien had, wat gezelichap houden wij Ligtmis-
ienl en welke maatfchappij verzaaken wij om zulk gezelfchap,
of poogen wi| hieraan ^ ijk tc maaken! Vlll. 98.
Welke vrouw , die kiefch is op haar ligbaam, en reia
vao gemoed en zeden, wift zij in welk een vuil flijK hes gc-
mecnc gros der mannen van onze zoort zigzelvc wentelen, ca
nvet welke vuile fchepzels zij gcftadig ter trog en ter Jtoigaen,
zou niet de gedagten vcrfoeijen van zig te paaren met zulke
onreine welluftigen, welker geliefde fmaak hen vervoert ora
aig re vermengen met den droefem van Speelhuizen, boidcc-
len, en hoerenkotten'. Belf, ibid.
Eene fterke raazernij moet het eenigft geluk zijo, het-
■welk een vrouwmenfch, in haare laatfte leevensuuren kan ge-
nieten , die de duivelfche rol van eene Kbppelaares eefpecli
heeft. VIII, loi. ^ '
Γ
ί
[zie Ligtmis. Minnwr. Raad aan de Yroawco. Zon-
<Jc, ς»«.
>'
c<sn
Laagheid. Laage, Bekrompene 2ieléh'
Zommigc luiden hebben Laagheid zelf in hunnen hoog-
moed i en hunne JBcktotnpcnheid gact daarmede haad aan
baud. I. i.?7·. . ji
τ Gelijke laagc hielen vinden elkanderen, zo wel als gelijke
groote. il^d. _
Laage geeften Züllen zig altoos fchikken naar den aart det-
gecnen , waarop zij willen werken. II 14,
Kaarigc cp bckrpmpenc zielen weeten £en gunftbcwijs niet
te befteedcB met die welgevalligheid» welke eener wcldaail
de vooruaamfte, vffdiepde bijzet. H. ly.
De eone Laagheid is niet te bil lijken doot dc anderem
ii. , ,
Voor laage zielen bevreesd tc zijn, is hen tot hooneii
aan te zetten, iii. 34«.
Laagheid rh'oct altoos het deel zijn van den man, die cp
eene fnoode daad ontdekt is, Y» 401.
Zagizinnigc gcefteu zullen altoos ovcrheerfcht wordcBi
V. 139.
Daar is eene kwaadaattigheid in ÏBekrompenc Zielen, wel-
ke hen doet haakcn om de waardiger toe hunne eigene laagte
peil te brengen. VII. 137a.
Niets onderwerpt het mciifchlijk gemoed aan zo veel Laag-
heid > dan dc bewuftlicid van onze raedefcbcpzclcn moedwil·
liglijk te hebben verongelijkt. VU 5J9.
Luiden van Bekrompenc zielen 1 zullen de edelmoedige
prijzen, om dat zij het tor hun oogmerk dienftig vinden,
dat de gehcelc wereld ruim en mild is behalven zij zelve*
VIII. Z77, 178.' :
Bekrompenc geeftcn, naar hunne eigene iiaticn oordee-
lende, beiigtcn bcaave menfchen van hoogmoed en ijdefe
grootsheid, als .derzclvcr beweegredenen tot goede daadcii»
^Hi. ïxz.
ρ
F
. {Z/e Eigcnbi»at, Gierigheid. -Parti|dighddi
Lee^
-ocr page 562-Leevendigheid. Vlugheidi Snelheid van Geefti
Menfchen van een wcrkzaamen geeft:, en lugtigcn aart,
iieemèn zelden véel moeite om in bekwaaftihcdcn tc yotde-
ren. l. iOJ.
Vlugge bekwaamheden zijn «leermaalen ftrikken dao
Voordcclcu. i. 304.
Dat is cer;e gelukkige LeevendigKeid, welke iemand b'è-
kwasTO maakt om hec tegenwoordige te genieten, ïonder ang-
itig te zijn omtrent het toekoómende, ii. 183.
Menfchen van een lecvéiid'igeh geeft zullen zig niet air
tijd vergenoegen roet te zeggen, hc-tgecu zij denken dät gezegi
}hag worden} maar, om hun doorzigï of fchraiiderh^eid tc
toonen, zig vrijheid gunnen om alles te zeggen wat gfzegè
iian worden over eénig onderwerp. li
Het is bezwaarelijk voor peribonen van éene leevendijjè
gelteltenis om zig zo te gedraagen , däc zij berispingc onc-
gaen. VI. 155.
Het is onmogelijk te deelen ih de genciigTcn, welke zecc
lecvendigc geeften vcrïeencn, zonder ook deel te hebben aaii
äc ongemakken, welke deizelvei fchielijkc vlugheid vCigezd^
Jen. VI;. 610, 611.
De Liefde, die geen wottels diep genoeg geifchoólèii
tieeft^ 'ó'm dfzelvé tot ecne verklaaringe te doen uiifpruiteOj
zal door de felle winden van toorn eii geraaktheid niec aail
iiec dijden ge'bragt worden. ï. 14·
Liefde fchiet de diepftc wonels in de beftendigfte gè»
ittóedeten. I. 96.
Van Haiikbaaiheid moet itieii alrijd geen Liefde nia'i-
feen. i. lbo.
Die Leeuw, de Liefde, is tiieC in een Sch'oothohdtjc ïc
i?erar>deren. 1. ißj,
Monftel-s, fchoon zij onze verwondciinge \ctwekkebi
Hekken noöit onze Liefde tóe ïig. ί i6'6.
Liefde, 'ali ihGjï dasrot» tfc tu^ ziet, ihbti öas ctb ieefe
^ JliL Ded. Ε ε sö^
4 >
®ot ding voorkoomenwanneet zc iemand, <3ie toi ceneu
overvloedige 1 ftaat gcbooren is, toe nooddruftigheid gebragt
Äecfc, .cn een edclm'?cdig hart onder verbintenis cn af hange-
lijkheid gelegd, i. 184, 18 j.
Hetgeen gemeenlijk Lietdc genoemd wordt, is eene bc.
fcrompene, naauwbepcrfcie, en eigenbaatige harrsiogc, en,
daar het voorwerp dcrzelver onwaardig eene drift tc one-
del om yan een rein gemqeJ gevoed te worden. I. 187.
Hovaardij en ijdele grooisheid zijn zomtijds de oorfprong
Vao Verliefdheid I. 310, 511.
" Iemand die regt Verliefd is, zal met ten voorwerp ge-
heel en ai zijn ingenomen. I. 311.
Hetgeen Reden veroordeelc kan Lieide wel ovct het hoofd
zien. I. 594, 39y.
Een voorzigtige zal agt gecven op de ecrfte inkruipin··
gen der Liefde. I. 599, 400.
Het is cenigermaafc onreinheid in eene ■vrouw > liefde te
hebben voor een ontugiig man. i. 419,
Dc Liefde moet a! zeer gekoeiterd worden, zal zc onver«
winnelijk zijn. I. 436.'^
PnbcantwQorddc \of uerfmaadJe] Liefde verkeert menig*
maat in de diepite Haau L 458.
De Min fchept veriuaak ia Leeuwcu-hartcu te bctem-
men. ir. lo.
Weik eene erger dan Moloch-godheid is de Min, ia-
dien ze verwagt, dat men reden, pligt, cn verftand vooc
haar outer opoffere. Ir. loj.
Verlieidbeid is eene drift, die dikwijls uit dwaasheid of
onbedagtzaamheid begint, en met eigenzinnigheid worde
voortgezet. II. iiy.
VerJiefdheid is zo woelig als een Aap, en zo baldaadig
als een Schooljonge , zegt Juffer Howe. ibid.
Geweldige Verliefdheid is eene heete drift, die gelijk alle
andere heete driften , maar een weinig tijds duurt, ΐΰΐίΐ.
Verliefdheid is gemeenlijk gegrond op enkel ingebeelde
VOortreffdijkUedep. II. 116. '
Tijd eo bcdagtzaamheid kunnen eene joffer wel in fta^
ftelien om eene eerftc hartstogt te boven re koomen. II. 144.
Liefde, welke dien naam verdient, verpligt den Minnaar
om het genoegen van het geliefde voorwerp »eer te zoeken»
dan zijn eigen. ïl. igi. III. 3J3·
Waare Liefde gaet altoos vergezeld ract yrccze cn eer-·
bied. U. ............*
Ρ
Fl
IS
fevi
'Ecq
èt
-ocr page 564-(^s )
Een krakeel, zegt ^upr Howe, heeft zpmtijds 2;ijn(S;
•vootdeelcn u» df Liefde, il. 579· alle Gelieven, •voegu·:,
Lovelace V bi], k^akecien meer of miu. iV. 71. , ''
Licïdc is een ongcftadi}^ din^, w"eipig beter dan een en-
kele naam, waijnccr" ïcden cii acugd het yooiwcip daaivan
liiec onderfcheideti. 1!. 398.
Stilzvtfiigeiiil onrza^ > ccn «ederij» en lierdiroora'd oogi^
cn zeli flootcndc ftr.m, zijn dc cigcuaarüge kci)ickzüs vau ec-
11c waarc cn eeibicdigc Liefde. III 54.
VVaare Liefde is bcfchxoomd om aanftoot te gceven. 111,
Iio
Zwakheid, ζ,φ LoveUce, is dp regte naam voor Liefde»
III. 128.
Alle de wereld is gereed om eciic fout te verfchoooen,
die aan Liefde te wijten is, om dat alle dc wereld zig ligtlijK
door dezeive verleiden laat. ibid.
De Μια is ahoo$ gewoon degccne te vcrraadcn, die haat
huisveft, Lovel Iii. 138 /
Liefde, IS ^n naruure geen twijfEciner. UI. 18^.
Voor diq bekende Liefde, welke tiiaar van Trouwen ge-
volgd wordt, hoe driftig en onbezonnen die ook zij, zuliciï
rocer vetfchooningcn geunaakt worden, dan ze gcfieeenlijk be-
hoort te vinden, ill, 5x4.
Liet is alles over met de redepeefends Ladys, zegt Lovclace ,
sis zij eens Vcdiefdhetd iu haarc hcrfcns gekicegcii bebucu.
III· 504. . . . , .
Platonifchc Licf<ic is Platonifchc zotheid. IV. tl 9.
Eene eerftc hartstogt eens ter dege t.' ondergcbragc zijnde
maakt dikwijls van den man eco vtijüuircr, van dc vrouw ec-
nc dwinoeland'. IV. 178.
'ndien men toeftact dat de Licfcle eene verfclinoninge
Toor de onredelijkfte dwaasheden, wat beduidt dan dog de Icire.
vau onze driften te änder te brengen ? IV. 438.
Hoedanig moet die Lieide zijn , welke niet eenige maate
van kuisheid tot haar voorwerp beeft ? ibid.
Eene ^ίζ-ΛΛ^ juffrouw , die bcwiüigt om te trouwt η , be-^.
hoeft niet gedrongen te worden toe eenc uirdiukkciijke LicfdjJ-
vetklaaringe. IV. 510.
Dc proef vau waare Liefde, is eerbied, geen vrijheiJ,
De Min js een inkruiper : De Min gaet nnoic agreruir.
Niets dan het hoogd bedrijf der Minne kau eeuc locgegcveutt
λϋη voldotn. IV. 518.
Rr t Lief.
«tibi
■ I
-ocr page 565-Liefde en Medelijden zijn bczwaarcKjfc van ccn te ichei*
ten. V. 15.
De Mm is zelden de vriendin van Dcngd, Lovel. V· 14;
Liefde betenn en lenige de felftc gecften. V. 58-
De Liefde is een \uur, waaraan men , zo men 'ec mede
fpeelt, ζί)ΐις vingers branden zal V. 60
Liefde fti'iid bijkans nooit onder dc heerfchappij dec
"Voorwgcij^heid> oi" van cenig redelijk vermogen, Lovel. V.
'414.
' HTwelk eere vrouw eens hoopt in Liefdes-zaaken, dat
hoopt zij aUi'idj zo lang 'er gelegenheid is om te hoepen, Lc·
%'cL VL 574.
Eerbiedige Liefde boezemt bedrijven in die haarzelver
waardig ziin. V!i lef.
Oaar de bevalligheden van den geeft ftaag aankweekelijfc
zijn met de vfrnieerdctinge der leevcnsjaaren, welke de ver-
gangehike des lighaams doen vcrflijten; op welken vaitcn
grondflati vfftigt dan die man zijne Lictde, wclire eene vrouvr
ïiieet bemint om dc eertte dan om de laatfte! VlTI. 50.
De Liefde kan wel een Olifant door een flotgat trekken.
Verliefdheid kan niet altijd eene gedaante zelf van behoO'
relijke deftigheid veelen jegens het voorwerp van dezelve.
VIII. 174 -
Het overwinnen van eene cerfte Liefde, maakt ieiiiand
pnverfchillig omtrent eene tvyeedc. VllL iji.
aäuü
Α
-tri-fiilWMÜ
Op het eerft Gezigc Verliefd te worden.
Wij wenG;hen,om ons te vleijen met onze eigene fchrau-
»^cthcid, .dat wij bevcftigd mogen worden in de indrukzcleu.,
welke virij op het eeift gezigt ontvangen. 1.^438,
Maat weinige Indiukzds, op hcc eerft gezigt ontvangeo,
bchooien ingevolgd en gtkocilrrd tc worden. L 496
Zal '« van eeniwc jonge Lady gezegd mogen worden.,
(3at de kragt der inbeeld,nge te itcrk is voor haare pligtmaa-
tigheid en nedagrzaamheid ? IV, 50.
Aiie vrouwiuij, van de Graavin tot de Kokmeid toe, zija
■V?el mer zsgzelve in haar fchik , wanneer een man op het
^cxit g-z'^r i»er. haar woidc ingenomen , Lovel. V. 259.
Éu al IS zc nog zo gemeen, zij twintig goede ledencm
yiö-
Μ
Iii
1'
Ρ·
ι>ί>
if7)
vincicn om het oordcel vaii zulk ceii man tc ver<}ecdigen.'
Liefdewerken. Weldaadigheid. Mildheid.
1 *
Weldaadige geeften zijn genoeg gelukkig in dc edele be·^
•wuftheid, welke hei gevolg is vau haare Weldaadigheid. i*
3, 46t,
Het is een edcImaerUg pleizier voor een Landheer gaarn
te mogen zien, dat alle zijne huurslicden "er v(gc, glad, en
wel vergenoegd uitzien, I. 118.
Diegeen behoort de loili)ke naam van goedaartig niet ge·?
freven tc worden, die voor zigzelven het vermogen niet be-
houdc om tegtvaardig te zijn. Ill 304. IV. 1
In gevallen daar men wenfcht veel goed te doen, is het
fmeitelijk den wil zonder de raagt daartoe te hcbberi. lY.
Jl6.
Waare Edelmoedigheid is Grootheid, van .ziel j zij noopt
ons aan om meer te doen aan onze roedefchcpzelen > dan ftrikt-
Jijk van ons geeifcht kan worden. IV. 144.
Onnozele en liefderijke zielen mogen verzekerd zijn van
als vreemdlingen aangemerkt, en verdrukt te zyllen worden ,
van dc egte zoonen en dogteren der aarde. VI. 304.
Een weldaadig menfch, door rampen van haare gewoo·
iie Uandelinge afgetrokken , zal dezelve hervatren zo dra ze
kan, en met goed doen aan allen, die omtrent haar zijn.'»
voortgaen, als voorheen, VI. 57?» ?74· Vi!, 51.
De magt van wcldaaden tc bewijzen is eeiie godlijke
magt. VII. 326.
Een regt cdeltt\oedig en weldaadig menfch zal, in ecnc
fchielijk opkoomende wc<ierwjardighcid, dc ongelukkige op.
ipooren, voor dat hetizugtend hart daaronder bedolven worg-
de. VI5i. 140. Zie ook iV. 145.
Een. voorzigtig menich zaï haare Liefdegaaven fchikkcn
naar de gewoone leevenswijze der perfoouen. VIII. 171,
Zie ook IV, 386.
^vienfchen , die roet deaiviliom goed tc doen gezegend
ïijn, behooren dubbel zorgvuldig te zijn om de. ma^t daartoe
te bewaaren, Vill. t^-j..
De eerelijke, iiaaritige, atbcidzaame armen, welke door
2ick;e, lamheidj of onvoorziene toevallen, in de laagte ge-
Rr 3 xaalis
-ocr page 567-ifaafo zijn, bchootcii He voornaame voorwerpen onzcc Lief»
4aadigheid te zijn. VHI. 178, 179
Geringe ondcrfleuningcn kunnen dc nugteren cn naarftige
armen vootthelpin; Een oceaan van rijkdom zal niet genoeg
aijn voor den luijcn cii ongcbondenen. VIII. 179.
Het is geen Lieide dc ongebondelicn te onderfteunen, in-
dien hetgeen hun gegeven vcordt, de eerelijke armen berooft
van vden bijftand, welke dc raclers buniicr nijverheid aan den
gang zou helpen, ibid·.
Die Licfdaadigheid, die το wel zorgt voor de z.eden·, als
foor de Hghaamlijke behoeften der arrnen, doet dubbel nut
ii«n het Gemeen 5 alzo zr het getal dcrgccnen, van welke men
goede boope heeft, vermeerdert met die, welke zij van dar
dct oudeugcndcn aftrekt. VilL ^46.
Kan 'er wel in de oogen van dien God, welke niets zo
2cer dan werken van weldaadigheid jegens eikanderen van ons
Totdcrt, eene waardiger Licfdaadigheid zijn, dan die zo wel
zorgt voor de zielen, als voor dc lighaanacn ouaser medefchep»
zclcn ? ibuL
[Zie Edelmoedigheid.
Ij^p Vrouwen worden dikwijls verlokt om te gelooven tei
gen waarfcbijnclijkheid, doordien zij ongenegen zijn om haa-
le eigene verdiende in twijffel te trekken. II. zig, zxo.
Bijgeloovige denkbeelden in de kindsheid }ligcp!au|, wor-
den bijkans nooit geheellijk uirgcroeid, zelf niet in gemoede-
ren die flerk genoeg geworden zijn, om diergelijke ligtgeloQ-
vige dwaasheden in anderen te veragtcn. Π. 44«.
Ligfgeloovigheid is de terfte Siaatsdienaat van den God
der Liefde, en zij zijn nooit van een gefcbeiden. iil. χ86,
«87·
Ligtgeloovigheid Iaat ons niet toe, voor dat wij het na-
deel daarvan gevoelen» om de gebreken te zien van diegee-
nen, voor welke wij hooge agtingc hebben. IV. 44.
Wü ïijn alle zeer gereed om te gelooven Hergeeu wij gaaru
ïicn. IV.
[Zie Liefde. Minnaar. Vrijerij.
i^'gc-
-ocr page 568-y
Die man behocfc maar de gelegenheid om misdaadcn ih
het werk te (lellen , welke zig niet fchaamt dat dezelve hcra
worden tc laft gelegd. ï, io8.
Een Minnaar, die een Ligtmis is» boven een deugdzaa-
men gefteld wordende, zal waarfchijnelijk m?er het tnishaa-
gen van zijne tegcnftanderen billijken, dan de keuz£ van zijue
begunftigfter. 'l. 419.
Guiten zijn meer ergdenkende dan cetelijke mannen, iifi
113, ίΐ4·
Ligtniifièn oordeelen over de gehcelc Sexe, uit de broos-
heid van die vrouwen, over welke zij gezegepraald hebben.
III. 114.
,, Eens te onder gehragt, altoos te onder gebragt, is ecli
Geloofs-artikel bij de Guiten, m. i3<>. IV, 17a.
Een Ligtmis, die een man van verftand cn kennis is»
jno« groote moeire gedaen hebben om veele goede bcwecgin-
gcn en bedenkingen, als die in zijnen geeft opkwamen, te
onderdrukken, of losheid moet daarin op. eenc verbaazendd
wijze den baas fpeelen. m. 148.
Het grootft vermaak van ecnen Lïgtmis moet ontftace
wil de fmerte, de twijfFclingcn, cn angften, welke hij der ziele
van eene vrouw aandoet, welke hij voorgeeft tc beminnen, uu
448.
Een Ligtmis gelooft niet dat 'er eene vrouw kuiich of eer-
baar is uit een beginzcl van deugd. IV. 48
Ieder vrouw, die ecnen Ligtmis gunft bewijft» bevcftigt
hem in zijn lïcgt gevoelen van de Sete. ihid.
Indien eene vrouw een Ligtmis bemint, hoe kan zij ds
gedagtc verdraagen van in ziinc genegenheid te deelen met dc
halve ftad, cn dat wel miflchicn met het fchuim deizelveï i-
bid.
Gebeden, traanen, en dc allcrlaagfti! onderwerpiogc »
zijn maar voedzel voor de trotsheid van een Ligtmis. ibid.
Het verkwiften van middcletl, het verpanden of verkoo-
pcn van goederen, en het berooven der nakoomcHngfchap,
2ijn maar al tc dikwijls het gevolg van het Trouwen met eea
Ligtmis. IV. 49.
Een Ligtmis, gewend aan de benaauwdheden, welke bil
ver-
'ftf'frn·..
Up
C 70 5
vctooizaakt, kät zig zelden vettaaden door ecné tedethdä |
va« welke zijne natuLirc vreerad is. IV. 168.
Eeti Ligcmis üal aig naeec fcbaamen om door ttaancti
medeiijdcn te bctoonen,' dan om de gruwelijkfte misdaadcn tc
pkegcn. IV. 170·
LigtmiiTen [al hoe wel de vrouwen doorgaens van hen hou-
dml iicbben die vlammen niec, x.egt Juffer Howe, welke ee-
rehjke mannen hebben. lY. 175
Ligcmi/Ieii vorderen gemceuiijk veel geftrenger in hunne
vrouwen eene blinde gehtjorzaairheid > eu ftraiskc eerbaar«
heid, dan andere mannen. V. 418
Niemand, die maar de helft bedenken käu van de plaa^
gen, die^^ecnen miuneliftigen geeft vergezellen, zal bou het
regte pad'verkaien. VI, 589, 390.
Een man die gezind is om zig in zijnen ouderdom met
zijne eigene bedenkingen te verlultigen, bekent Lox/eiace^ be-
boort nooit een Ligtmis te zijn. VL 497, 498.
Dc vciendfchap cn gcmeenzaame verkeeiiiige der LigU
miflcu, is alleen gcfchikt voor triile kevens-ktagt cn gezond-
heid. VI. 6i<).
Welk een ondankbaare, welk een onmcnrcblijke, hoe
teel erger dan beeftliike is de roem dcsgeencn, die zij» ver-
maak geAeld heeft in cfn menfch ren bederve te brengen, wel-ï
kc haar vertrouwen op hem ftelde, en welke hij behoorde te
beichermcul Vlli, xx\
Mannen van galant en j en minneliften, zijn de werktuigch
des Satans, ona arme zielen te ilcepen in die fijne netten j
■waarin cindhjk hunne eigene voeten zig verwarren zulkn,
.VIII. lOt. -
LigtmifTen zijn oneindig ergct dieren j dan de wilde cn
^crflindcnde heeften j nademaal dteze alleen vernielen uit hon-
ger en noodzaakelijkheid; die uit baldaadigheid cn brood-
dronkenheid. VIIl. 34X.
[zie Eeden. Gceftigheid. Mannen en Vrouwen. Ou-
ders en Kinders. Raad aan dc Vrodwen. Yrijeriji
Wreedheid.
Lijdzaamhéid. Geduld. Ongeduld;
Luiden die aan geen tegenfpraak gèwend zijn j zijii öi^^
geduldig ond« tegeuipraak. 1. 7·
III
Tili
ä>
-
-ocr page 570-Indien de verdrukkingen ter verbetfringe worden oVfrgivj
Sonden, zou het Ongeduld ous wel tot ftiafwaaidigci dviaai
dingen kuDtten verleiden, H. 38?.
£cn ongeduldige geeft haalt zig altoos dé «rclvetdicnde
Vetnederingc op dén halze. iii. zzj.
Wanneer een ftuk klaat en van 7clf baarblijkflijk is, is
het bezvvaarelijk zijn Geduid te behouden, ais men genood-
Zaakc is eenigc redenkavelingc ten bewijze van iicczclvc te ge-
bruiken. III Zie ooli ï. I34> 135.
Dóór Geduld en volftandighcid j$ men in (laat om
gtooiHe zvvaarighcdeo te boven tc koomen. IV. 73.
Geen menfch behoort ongeduldig te zijo, over befchuIdU
gingen, welke hij zig nie: fchaamr tc verdicDcn. V 31Γ.
Een oofchuldige zal niet oploopende worden over gerug-'
ten ten zijnen uadeele vetfpreidj een ichuldigc béhoort het
Tikt ie weiden, ibid»
De verongelijkte heeft tegt om verwijtingth ie ^ocui dè
Veioögelijker behoort geduld tc hebben. VI. 36.
Menfclien die door hunne roekeloosheid eenc inbreuk
bp hunnen ^ligt gemaakt hebben, behooien dezelve tuet te,
verwijdèn door hun ongeduld. Vi. 104.
Ongeduld koomt gemeenlijk voort uit èigcBzijdighcidi'
VI. 109. '
Diegeen welke als ïiiiddelaar zig gebruiken laat, be-
hoort zelve niet al tc gereed te zijn met mniiocgcn op tè
vatten. VI, 536. 541··
Luifien die aan ongelukken niet gcwcivd zijc , Wördeft
dikwijls te ligt vervoerd rot Ongeduld VI5, i68.
Het palt geen twee vrienden, alzo min a!s man en wijf»'
op eencn tijd hun gediild kwijt te zijn. Vil 185.
ψ"
In edue dii'pe wederwaardigheid zal een man vaïi een on*
geduldigen geeft ligt denken, dat fik gelaat, tn ztlf her ge-
!aat der natuurc dc merktekens behuorc te draagen van de é«^
lende , die hcrn treit. VII. 58t, 583.
Lof^ Schande. Prijzen. Blaaiö»,
Daar Lof de belooninge van goede, eti B'aam de örafit
van kwaade daadsn is, zo beboeren zij in derzelvcr vt-rdtdm«·
jgc niet door malkaudere» vermengd te wordcoé ïii 17, iSt
VUL Dccl. i> s ii^·
y
Éitfiaa·
-ocr page 571-( η)
^ Hoc ftreelende is ^e Lof, koomcndc uii <3cn monJ va»
tic», die wi) liefhebben I li. 99.
Ecu ede!aaiti}> gemoed zal zi^ haaften om zig die «jaa-
vcu eigen ic, raaakcii, ovci welke zij gepteezeii wordi, io ï.ij
die niet leeds hccti'. li. ice Zïe ook Α 6, 7, f» VI. lu.
Wilde iedereen Pcijicn oi Fvlispiijzen aiiee» daar het ver-
diend wordt, dan iou fchaatnie, zo met de Kctieu, dc wc^
ïcld verbeteren. IH. 330.
Het IS eci)igerrnaacc gemaaktheid, niet tc willen xameii^
ftemincn 1» den welverdiende» Lof vau onic eigene kinderen,
©m dat zij onze eigene zijn, l'J. 109, lio.
i^ic gewend zijn om gepreezeu te worden, zullen zig
daarop n^et verhovaaidigen. IV. iii.
kroand die al te Itetk op L-'i; gezet is, kan daardoos
ligtlijk misleid worden. IV. joó.
Diegceneu zijn gemeeniijk aovaatdigft op Lf^f, die den*
2elven minit verdienen IV, 385.
Lof is zo veel als vctwijiuigc, als die onverdiend be-
deed wordt» IV, 434.
Lof zal naarijver vex wekken in een cdelaa?tig gemoed
om deuzeKcn te verdienen, oi te blijven verdienin. VU. iii.
Die met ijvei de loflijkc daaden van anderen prijzen, mc
welke zij zelve geen voordeel trekken , mag men ondcritel-
len dat eru gelijken geeft bcziiicn, als weiken zij hunnen
Jof toebrengen. V'll. 177. Zie ook II. 98.
Dicgcenen welke vinden dat zij met toejuichingc gehoor4
worden, bchooren zorg te draagen, dat zij, door zig allee»
mecftcc van het gefprek te maaken, het nut met verliezctj
van anderer luiden gciagten; en dat zij door prijzen zig nieC
praatziek laatei) maaken. Vlil, 350, 351.
[zie Bcrispingc. Deugd. Edelmoedigheid. Vcrdicoft^
Vroomheid»
Magt. Vermogen. Onafhangelijkheid.
' Iedereen is, meer of min, op Magt gefteld. I. 194,
DIegccne cgter, welke het mceft daarnaar wenichcn^
ïijn zelden mccft gefchikt, dat hun dezelve worde toebc-
iiouwd. I. 194. Vil. 57}.
Ken eerelijk man zal niet wenfchcu hct io zijiic Magt te
bebbeu om leed tc doen. ΙΥ·
Mag?
-ocr page 572-Magt ^ecFt maar al te vef! aanlcid«i^é om Je fftehRïièfi ·Ι
ijaldaaclig en óndeuf^eiid IC maaken IV. 560. Y. 407. !
Ifujien ons vernlogen om gned te docii binnen «tge paa·
leti beflooten is, zullen wij tc minder hebben tc verantwoor-
den. V. 79, 80.
Luiden dre g^ld, of Vermogen hebben, ontbreekt het
pooit aan mcdeftandeien, al zijn hunne ooginerken nog zo
ODilcusend. Vt. 19.
Wie, die het lu zijne Aiagt heeft om e'ne overhecrichen-
de hartsrogt te vo'doen, zij mag weezen welke zijwil, wei-
gert zigzel ven die voidoefuniJc? Lovel. Vli, 4.
Beide Sexcn zijn 'er al te zt:er op gcfteld om elkandercn
in hunne Mai^t te hebben. Vil. $7?.
Zelf aan vrouwen van verftand , zecj Colonel Morden , ten .
άαηκΛβη van Jujfer Houe's gedrag jegens dm Hr. Hlckman > ]S
«eue al te groofe Magt nier wel betrouwd. Vlll· 174.
{Zie Tugc. Welvaart.
, Malle, groene, al te groote Liefde,
De vrouw moet verwagten met eenige kleinagtinge te zof-
Ifti behandeld worden van den man, welken zij als haaren
Minnaar duidelijk eene malle hefdc betoonde. 1. 49.
Malle liefde bederft meer wijven, dan zc dankbaar maakt.
Solmes I. 44t.
Eene malle Moeder maakt altoos een verhard kind. I.451:
Premfche meiden worden groene wijven , zegt dn Hr.isol'
mso it. 97.
De malle Liefde van eene vrouw jegens haaren man, wel-
ken zij, toe« hij om haar vrijde, veragtede wegens gebreken
va» ii)t»en geeft , moet of aan veinzerij, of aan beweegrede-
tjen, die ^antfch niet kiefch zijn, worden loegefchreeven. ir.
107.
Wij zijn gereed om veel optc hebben met iemand, die
cn-Rc partij trekt, wanneer wij onderdrukt of gïplaagd wtx-
den. Ji, 514. .
Groene liefkooziogen en dartelingentüiFchen een getroawd
paar in gezelfchap, worden van Lo-vtlace zclven veroordeeld,
niet alleen als onbefchcidcn, maar ook als fchandelijk en er-
gcilijk. ÏV. ξΐχ.
Oiigchawdc Ladys, die al te duidelijk haare Liefde voÄr
Ss t cc» '
-ocr page 573-ifcn man bctooncn i ontheffen hetn van ëènc hcufclic min«
iaamhcid. V. 58,
Óiigthuwde L^idys behoojren nooit tegenwoordig te ziin
bi} die tffjjhcdcJti tuiTchen groene mannen en vrouwen (al hoc
gro KC vtieadinnen Z'j 00k van de vrouw mogen zijn) welke
ΐή met gaarn τοπ len hebben dat onxtrcnt haatKlvc getjomen
,gierden, VI. 366.,
m
m
Alles waartoe de ilentercnde knaa,pcn gord zijni ze^t juf*
'ßt: Howe, is de Vrouwen wat zwier eu vrijinocdighcia bij te
petten op openbaarc plaarren. Ii. j.
Ht ldcn hebben hüuut vreesagHge buijen, Bloodaarrs hun-
l?e dappere oogcnbiikkm , en dcugdzaamc ^tpuwzn baare hachi-
lyke uyi^swtïgten i Lovel. IV. 571.
Hft is met oorbaar, zegi Lovelace^ dat eenige Vrouw,
van welke j^arcn of lecvciis-IUat ook, onafhangeÜjk zij. v,
Mci<;jes die niet vooringenomen zij» , haatcu zelden,,
fchopn zij niet mogen minneH. V. 115.
Eene Vrouw vcragt gemeenlijk den Man, dien zij rc*
geert. V 407;
Een Man van ecre zal zigzelvcn niet ontichuldigen, dooc
5cne Vrouw te bezwaaren. VI. 5J4.
De Menfchen kent men aan hunne gezellen. VI, 57
^o yol bezt'fiingc en zo zot tevens.l welk een zigielvcn
Qpgel.ik, welk een dwaas fchepzcl is de menfch! VII. 587,
üie Vrouwen, welke lufl tot fchrijven hebben, overtrcf-
^n gemeenlijk de Mannen in aJlc dc bevalligheden van, den ge·?
s^cenzaaiJicn fltijK VIM
Eene Vrouw van agttien jaaren , vermeet '^ufer^Howe zsg
<ak men de wereld doorziet) is voorzigfiger en be-
kwaamct in dc vcrkeeiingc dan een Man van vijf en twintigi
'Xili. rjt.
Gehnorzaamheid' Huwelijk. Liefde. Raad aao
^ " dc yiouwcji, yricndichap, Vi'jciij·
Een man kan wel eene Marres houJcn, maar zijn goed
dus niet behouden, i V. xoi, 203.
Guiten «iie bci: huwcaik vetagtcn, laatcn zig dikwijls den
gek aanftecken vao ichuim van vrouwiuij, die volftrektet
heeifchappij ovft hen voeica» dan eeue getrouwde vrouw
zou durven aan^aatigen. IV loj,
Matreshoudcrs, die goederen bezitten door wettige sif-
koomil, zullen niec wetifchen dat hunne Vaders het Huwe-
lijk verfmaad hadden gelijk zij doen. ilpid.
Behooren Matreshouders niet zo veel agt tc geeven op
hunne nakoomclingfchap, als hunne Vaders gedacu hebbco?
IV. αοί, 104. ^
Hoe kan 'er iets buiten flampampen en vcrkwiflinge verV
wagt worden van ichepzels, die weeten op hoe loiTcn voet zij
ftaen, en welker belang vcrfchillcnde is van het belang der-
gecuer^ die haar onderhouden? IV. 204,
Veelc redenen houden cene Huisvrouw te rug van ha^rs
^ans bed ongetrouw le zijn, welke bij eene Mattes van geet»
kragt ki^nncn",zi}n. IV. 104, α©,?.
MaiiHcn die vrouwiuij onderhouden*» weeten al zo wei-
nig van haar af tc raaken als of zij aan dezelve getrouwd'
waaren. IV, 206, 107. ^
De mannen zullen dikwijls veele, dingen verdraagen vati
cene matres, die ze onderhouden, welke 7ij van eene ge-
trouwde vrouw niet wouden verdraagen willen. IV.
Onderhonden vrouwiuij, welke gemeenlijk fchepzelk
van laage geboorte, en van laage opvocdinge zijn, kunnen
geen andere vergddinge doen voor de deelgenootfchap aan
iemands goederen, waartoe zij verheven xiin, dan die wel-
luftige, op welke een man zig niet kan beroemen» dan wc,,
beider fchandc. IV. io8.
Een Marrechoaier zal» naar inaate hij in jaaren vor-
dert, zijne luft tot LiutmiiTcrij z'.en owtrgaen-, en weer Hraak
vinden in het gerpgcid bui<:lijk leeven. ibif^.
Veele bedenkingen, ren opzigr, ran hemzelven co,zijne
onwettige kinderen , behoorden zwaar tc weegen bij cefii
man die eene matres houdt, en den cgten ftaaï vcragt. IVv
s«3 . m
-ocr page 575-ί ir^)
De man Jie bekwaam is om xijn geflagt liefde toe te
(äraagcn, cn ecu gevoelig hart h«efc, zal troawcn. IV,
«»β» .. '
De oatuureüjkc Vrugtco van kromme paden te bewan-
delen, zijn j;evaaren , fchande, en een te laat nabtrouw, p.
Hd.
Matre";^oU'^crs worden dikwijls de fpot van hunne cige-.
«e LigttniiTcnj, door in den egten rtaat te fluipen met hunne
ichoon-utreereeref» prüen, in welken z\] met derzelver ladys
•f meerdecen hadden mogen treeden. il^id,
[zie de aanmerkelijke gefchkdems van Toon Jenynsi een
befaamd Matreihoudery IV. iio, env.
En van den Hr, Belton en zjjne Thom/ißne·, IV. xij, efw»
Oude mannen , 2tg verbeeldende verpligtinge re hebben aan
fiunne jonge gelieven, onthouden zelden iets aan haar me-
&weeten. V. 54.
'Eene uitteerende ziekte, en eene verrerrend^ matres, [^e-
t^k in het geval van Belton} rijn «reezelijke dingen om mede
Ie worftelcn in het laatllc bedriji des lecvens. VI. 509. Vil.
141,
Naaowlijks was 'er ooit een Onderhouder van eene ma-
tres ♦ die deeze niet tot eene Onderhoudftet maakte van een
Galant. Vi, yrj. ^
In het laarfte van eens Onderhouders leeven, is de meet
beiKunfttsde Galant van de Matres zomtijds zijn doÄor ge-
weeft i het Tcftament van den iVervenden msn voor hem ge-
iced gemaakt ; en het Weduwen-gewaad toegefteld op het
öogenbhk van zijn overlijden, ten bewijze van cc« wettig hu-
welijk. Vil. (41·
[Z/e Ligtmis.
Medelijden. Ontfermingc. Deernis. Bermhar-
tigheid.
Medelijden is eene gopdc voorbereidinge töt Liefde. I;
Wij behooren Bermhartigheid of Mildheid te betonnen
aan ongelukkigcn, welker rampen onszelven, in diergeliiki
OIB-
. \
-f.fHO'' .ï
A ,
fl-*"
ΨJ'
mmuM
( )
tmftaodighedcn < ïoudcrt kunnen gctrofFco hebben. Γ.
Over fcharide cn ouguuft, welke dc mcnichen zigxcivcn
op den hals haaleti) bebeoic men zig niet te oniitrmcii. I,
351.
Waunccr wij bei ilérvcn τ3ΐι iemand bijwooncn, ont&r^
men wi) ons over hetgeen hij lijdt j en wi) ontierincn oiis o-
Tcr ouszclven , wegens betgec-n wij na vetloop van ecnigca
iijd jnsjiclijks nioctcu lijden, eó dus ziju wij dubbel aafgc-
daeti. ll. löi.
De Ontferminge, welke een roekeloos kind dikwijls om-
snoct, wanneer zij zigzelvc een oiiherftelbaar onheil liecii «ff
den halzc gehaald, behoort gemeenlijk op baaie ouders «ή
Ytiendcn te worden ovcrgcbragt IV. iio.
Deernis bij den een verwekt dikwijls deernis bii
dndcr, het zij de redén daarvoor iterk of zwak zij. IV^
218.
God heeft niets van ons van nooden voor zigzelvcn. Hi|
beveeh ons werken van Bermhaftigheid omtrent clkandcrea,
als het middel om Zijner bcrmhartigbeid declagtig tc wittiica·
VI. 155.
De braaven en wijzen wccten hoe zij en zig over m-
deren ontfermen , en hunne misilageo vericbootieu mocic^u
Yill. 61.
{zie Edelmoedigheid, Grootmoedigheid* \{oombei^
Meefters. Vrouwen. Dienftbooden.'
Over der meefchcn aart heeft men tc oordeelea tiit hm
fiuislijk gedrag, cn uit hunne bebandehnge va» bunoc DiöiÄ«
wooden. I 100 J39.
Dienftbooden beboorcn omzigtig te zij», widiesn ce^
nige jonge Juffers zijn daat zij woonen, in het maaket» vaa
fanijen > of de han<l tc kenen aan heimelijke briefwinèUngen.
1. ζζΐ.
Staatkunde zo wel als edelmoedigheid beboert Meciteai
en Vrouwen te bewecgcn, om vertcouweo te ftellco ia bui»«
Dienftbooden. U.
Liedeii van getuigen ßaat bebbcn dikwijls geen !loi4igi
gemoederen. tbiJ.
Getal tegen getal genomen, zijn 'er meet cerclijfcc Üe·
ysiü laagcn, üaa ν au hoQgcn lan^. i^i^· - ?
Τΐβ»
■■'-■ΐΜί.ιιιιι'ττ ΓΓ ■ ' --Τιπ·τΊ mmmamtÊimmae^uÊÊÊÊmtM;,,·^ ,, μ„
-ocr page 577-- C70 '
Vccle Dienftboodeii zullen zig fchaamcn het vcnróüwói
äoor bedrog ic fchcndcn. iiüd.
Die Dienftboode kan geen gezonde beginzels hebben J
welke zig veraoilooft om te zeggen, dat haate mcclkics haar
nkt tc vergeefs vcrdagt zal haudcn. H, ijjj.
"Waoucct een Meciiter alles ver praai met zijne Dienft.
booden, gcefc hij ecueu vijand gelcgcnbeii om agtet zijne
geheimeü te koomen n. 4S4.
Knegtcn van luiden van aanzien praateo gemeenlijk van
huiHier Heeren ftam en afkoomilj raei zo veel hovaatdij, als
ef zij aau hun vetmaagfchapt waarcn m. 148, 149. VI.
ji, 31·
üienftbooden houden zeiden de geheimen hunner Meefte-
fcn voor elkandiren verborgen, al zijn dic grluiuicn van nog
20 veel belang voot hunne Meefters. ΙΠ. 149«
Her is gemeenlijk eij^er ce doen tc liebbcn met DieniiböO·,
deVt dan met dcrzelver beeren en vfouwcii. lil. ί^ζ.
De gtootftc kwelliDgeu, wt ke iuidcn van iatzocu ont·
mOetetij koomen voort van de Dieuftbooden, iJïclkc zi) i.ce-
men met oogmerk om hui<ne zorgen it vcinunderc«. ^V.
31©,
Kuegten zullen ligtüjk veel Vrijheid, gebruiken onvircnt
zodanige Meeiters, die zig van hen bedienen op xuc wijzc^
"V^clkc met hun pligc nier bcftaenbaav is, V^ 151, ajz.
Diciiftbooden in ecoc zaak tezamen verctnigd, worden
aanftonds gemeenzaam zo dra zij maikaiideien maat zien
V« iéO
Zij weeten onmiddelijb het geheel gcili;»t en gclïagts-gc-
{lagt van clkanderen over alle de drie koniiii>njken verfpreid j
Zó wel als de geiljgtrekcningcn en de gcflagts-geflagtcn van
dicgccnen, vrelkc zij dienen. Y 161.
[zie Lovelaces gevoelen over de Dienfiboodent VII. 2.91-^
7.agte en goedaartïge Mceflers worden zelden met behoo·
rtlijk ontzag gediend van hunne knegien. Vil. 175.
Knegien maaken dikwijls verfchooningen voor hunné
fouten met zulk een gezigt, 't welk toont dac zijzclve niet gc^
looven hetgeen zij zeggen^ VlI. I75, χη6.
Het betaamt een otdentclijk man niet luiden onhenichlijk
tc behandelen > die doot hunne ftaudplaatzc oodec zijne Toe>
^^ veincdetd zijn. Vil, 176.
Eert
-ocr page 578-Γ7>?
ifeen MecRet is befcbcrmioge veifcbuUigd afio dc gcrirgji
Vc yaa zijn huisgezin, ibid. .
Die wel looct, cii op zijn tijd en bcKoorcIijfc ftraft, zal
Vel gediend worden. VII. 191.
Dc konfl: öm laag yeikjc w rcgecrén is ïriccr gelegen ia
lictgczigt» dan in vrootden. ibid.
De Mécftcr die 'zijne Knégten niet bcheoreli jk betaalt, 0
f^ekeimen aan hen toebèróüwt > doet zig van derzclvcr gent-
de alfbangen, ibid, >
Geeftigheid ib eéhcn Knegt, 'uitgenomeil tegéh 2ijn niet-
Sczdieii » is vrijpoftighcid, Lovei. VII. 19$.
Indien een Kneet het beftaen dutTC om over een gebod;
hetwelk hij ondcrftelt onredelijk iè zijn , in redengeding tè
Cfeeden , behoort hij op eenen welvocgelijken tijd tc wagcen j
cb het te dóen met ontzag en onderdaanighcid. iUd,
Izie Edelmoedigheid. Viotmhcid,
Vitium
lÉÜiiWiÉI
Het efFcnfte pad in ohze reize door het tèevfeni ^
Lovelace erkent ^ het yciligfte en het befte. IV, 71.
In alle Menfchlijkc zaakeu is het gevoegelijke en het on-
i^evoegelijke, het goed en het kwaad zo vermengd, dat meië
het een niet kan hebben zonder Eet ander. IV. J69.
. Voor zo verre het Menichlijk Leeren mengelweik is>
isal, een ^rieon van voorzigtighéid zó veel goeds t^gen zd
veel kwaads oVctftelIcn, 6m eéh bilans 'óp te róaakeb. IV.
TVannixr kunnen ichtpicclf, die 'öp zo onwiflcn vbcc
ftaen van Sterflijkheid, gezegd worden bMiién gevaar te zijn?
bit is eènc van dic gemecDc maniéren van fptéeken, wel-
ke de broosheid en de verwaandheid der arme ftcrvcliriigcn té-
vens blijken doen, ibid»
Wat zijn tién, twintig, öF deftig jaarcn, als iiie» daai-
op te rug ziet, in het langft van welke tijd perken wij hier-
na alle niiffchicii al met hét ftof vermengd aulleh zijh, waai-
üit wij zijn voortjE;ekoomeii Γ Vil. 178.
Wat is zelf het langfte Leeven, waarfeit wij iii tfcnc frli->
ie ^tzondheid wenfchcu? wat anders, daS vah tijd tbt tija
yilU Deel. Tt fc«t
^éen taveh'Tbl ftHtoom» zomtijds Voót onze Vticn3ciii eft
mecrmaalcn no^ voor onszclvcn ï Vil. 5:54. "
En cuidelijk', vranneer wij'dcn hóogcn Ouderdom ,be·
teikt hebbennaar welken A^ij zo bcgcefig'zijn, terwijl het
ten zwaat'vfcHies Vaii vrienden of goederen op het ander ge-
volgd is, xicn wij onszelven ontbloot, qin zo te fprccken ,'
van iedereen dien wij beminden j eii vinden ons, als onjjczel··
lige arme rchepzels, biootgcftcld aan dc veragtirigen van ccne
wulpiche jeuga, die ons gaaiu van het tooneel zou wilieti
ftooten, op höópc Van hetgeen wij hebben in bczitiinge tc
krijgen. i^iV, ' ',
" En boven dat'allés nog onze eigene zwakheden van dagf
tor dag lochcérachdèi'dic van zelve genoeg zijn om hét Lec-
ven, waitnaat wij zo zeer wenfchen , tot het grootftc onge-
mak van alleh tê maaken, ibid. , ;.
Tc wenfchen oiti van alle ongelukken vrij te zijn,'is tc
•wenfchen om iets, hetwelk in deeze wereld nooit gebeuren
kan, en waarom men miiTchien niet behoort te wenlcben, al
kende men het doot een wenfrh verkrijgen , nadcmaal vrij
niet altijd ftaen te leeven. VJI. 541.
[Z/é.,Ttooft. -i :■> , - - ί
Natuure geeft ons nabeftacnden, welke het door oOzil
verkiezinge niet zouden geworden zijn. I. $16.
Welk cenc wereld is dit, daar'de cene helft der nien-
fchen de andere plaagt, cgtes zelve in het plaagen geplaagd
wordende L il. $6. VI. 33 g.
Welk ecne veragtelijke fchurk, het zij in arm of tijk, is
de Menfchlijke Natuure! Lovel. 111.167. V. a.58. Zie ook
IV. 83.
Hoe gereed is de Menfchlijke Natuure öra ecne neiginge
te billijken, welke het iemand moeijelijk zou vallen tc beiltij-
dcnl III. 319. IV. 149
Men heeft maar het lokaas ter omkoopinge naar elks
fmaak te ichikken, en iedereen kan ligt tot zijn oogmerk koo·
men, Lovel. V. 158, 259.
De kinkel, zo wel als zijne meerderen, berispt hetgeen hij
2;clvc bedrijft, en bedrijft hetgeen hij berispt. V. 383.
In het gemoed τΛΟ «dct racnfch ovcEweldigt dc ccne of
■ «t
mm
-ocr page 580-«i )
äntiefe drift gemeenlijk de beginzcis der reien, en zwaait on»
alle, Lovel. VI. 4
Wij hebben alle onze misflagen in het een of ander. VI.'
Die in hun oordeel afdwaalen aan den ohgunftigen kant,,
zullen waarichijnelijk liet wel vijf maaien onder de ics wel
ircfFcn : Zulk een fnood ding is dc Mcnfc.hlijkc Natuiiie > u^t
Lovelacet Vil.'il.
. ' I
Als een Minnaar gerufl: is> is hij van zijir bemind voor-
werp verzekerd. 1-9?·
£en Minnaar heeft al veel gewonnen 1 als hij ecne jonge
Lady beweegen kan om heimelijk, en tegen verbod, briefwis-
felinge met hem houden. I. 9.^, gtf, ^
Minnaars gezind om in een klaairenden toon tc fchri-ivcn,
zullen hunne Ladys dikwijls wreed afbeelden, wanneer dexcU.
ve alleen zo behoorden tc zijn, ichoou ze het niet zijn. 1.
310.
Den aart der Minnaaren, hpt zij die zagt of drifcig is,
kan men ontdekken uit de wijze vau hun aanzoek iu hec
vrijen. I. jij, 314, ^ .
Dc man die zig teder betoont omtrent de wederwaardig-
heden van anderen, geeft cene zedelijk zekere blijk dat hij
een goed Egrgenoot zijn zal. 1.4x3.
Eene juffer kan maar geringe hoopc hebben van een Min-
naar, op welken zijne eigene braave bloedverwanten geen in-
vloed hebben. I. 419.
De zagte en laage ftem der fmeefcingc vertoont en be-
taamt eenen zedigen Minnaar. II. lot.
Eene Lady kan na.iuwlijks ooit den man agtinge toedr.ia
gen als haaren Egtgenoot, welken zij als haaten Minuaar ver-
agt, il. 106
Hoe vermaakelijk kan een valfch Mjnhaajr^^zijncn tijd
doorbrengen , terwijl de tedere boezem ««er Lady zwoegt van
ontferminge over de gewaande ongemakken, die hij om haar
lijdti Π. 140 ^ .
Eeti onfluiraige trotfe Minnaar kan geen aanmocdiginj^
tctdienen. π. iSy.
£ca Minnaar heeft gccu regt om op cenc Lady misnoegd
. Tt i · · IC
V··
-ocr page 581-(t win ; voor dat zij hem plcgiiglijk baare l^and fiegcvcn faecfti
Hcc is beter voorccoe Lady. dat haat Mi^noaar op baar
misnoegd heen gac, άζα dat hij haar zigzclvc ipisnoegi
vctlaate. Π. 47?·
£en edelmoedig Minnaar moet het voorwerp xijner Lief-
de zoeken te believen, in alles wat weczenlijk haare eerc betreft,
en de ruft vau haat ^mocd. iiI. it.
Wanneer de luiden een kwaad begin te zamen maaken,
is het bczwaarelijk wederzijdfche verwijdingen te mijden, iii/
»31.
Hoe vuuriger iemand is nog Minnaar zijnde, hoe onver-
f<;^illiger hij.> zeec waatfch,ijnelijk> zijn zal als ihij, £gtgcnooc
geworden is. 111. 173.
Minnaars verkiezen alleen te ziji, en fchaamen zig on»
ccn kind zelf bij zig tot getuige te hebben van hunne dwaaze
bedrijven, en nog dwaazer uitdrukkingen. IV. 545.
[zie Gehoorzaamheid. Huwelijk, Liefde. Ouders en
Kindets, Raad aan de Yiouwen, Vrijerij.
Nederigheid moet het cieraad zijn van een hoogen ftaa^'
jat, 303.
be Nederige cn Gefpraakzaafjje trekken , door de lic£-
taligheid hunner zeden, de menfchen ongevoelig, in huime ge-
voelens over. IV. 94.
Alle mcnfchlijke voortrefTclijkheid is maar opzigtlijk op
mindere. Daar zijn mogelijk; perfooncn, die ons al zo veel
overtreffen, als wij ons «rbceldeu de geringite te oyettrcffcn.·
ΎΙΙΙ· 3H·
De bevalligheid j die alle andere bevalligheden beminnelijk
maakt, is de Nedeugheid. iiid.
l^Zie Gehoorzaamheid. Yropr^iheid.
Mfï} kaq urel tegen, zjjne neiginge met iemand vordert
ingewikkeld, tot dat gewooatc Neiginge Tooiibrengt, I. 96.
Zom-
-ocr page 582-t ti ί
Zotntï\igc luiden behoeven geen grootcr ftraife» dan «lat
tvon tocgclaaicn worde hutinc eigene Zinlijkhcelcn op tc voU
gen. I. 14J.
Daar onze harten zijn , zegt Lovelace, derwaards zullen
ook onze hetfens volgen, iir. 97·
Het is dc konftenaatij van den Dqivci, cn van de l,igt-
mifTcn , de Verzoekingen tc fchikken naat dc Neiglngcii,
flü. 114. VI. 35.
[zie Liefde, Ligtn^iis. ' ·
Niets vliegt rafFct voort, dan een voorrgeluiilerde laftcrJ
•V· Sh
Luiftcraats zijq zig genjcenlijk hunner eigene vvanvec-
dienfte bewuft. Y. '
Het beraamt een zedig man niet te fnuiFtlen naar die
geheimen» welke een zedig raaii niet opcnbaaren kan. V.
Luiden die het wel raeeaen, behoeven geen Geheimen tc
maakcn van hunne zaïkeu. V. 169.
Weinige luiden, die genegen zijn om de Geheimen van
anderen te Uoorfnuffèlen > zijn gefchikt om betrouwd te wor-
den. V. 315, 316.
Overnicuwsgierige luiden zullen een Geheim voortluiftc·
ren, tot dat het openbaar woide, uit hovaardi] om te too-
Jiipn, welke luiden vau gewigt of fchranderbeid zij zijn. V.
Gezondhetd en moedigheid {w^iiJk niet 'vcrßand m ie-
fcheidenheii) veroorlooven bemoeijzugtigc menfcnen osn bui-
ten zigzclve uit te zien naar de zaaken van anderen. VI.
3M.
Men behoort geen Geheimen tc bewaaren teo nadcelc
■van dè onnozele. · VI, 473. 479.
Daar kunnen gelegenheden zijn, waarin het veriroaweti
te ichenden verfchoonehjker is, dan het Geheim te bewaaren.
yill. 144. zie eok VI. 47J. 479.
Ik geloovc dat ik u op dien lijd den hals zou gebroken
hebben, zo het io mijue magt geweeil waate, 2:egt Loxelau
tot Belfcrdt indien gij mij verraadeo hadt bij mijne Schoone :
Maar m ben ik verzekerd dat ik u bedankt ^o hebben voor
Tt 3
-ocr page 583-c 84 y
fcet beletten van mijtic cuvcldaaden Jegens liaar> en u mccc
700t mijn vader,en vriend gehouden, dan mijn wceienlijkct»
^ader en mijn beften vriend. 'VIII. 14$,
[Ζί'ύ Algemeene Aanraetkingen.
^ . . '
önbefchoftheid» Baldaadigheicl. Trotsheid.
De man die flikflooijen en kruipen kan bij diegeenen»
Tan welken hij eenig voordeel hoopt, zal trots en onverdraa-
gelijk zijn bij diegeenen, op welken hij zulk een oogmerk
niet kan hebben, l. 168. Π. 185.
Die binnen'sdeurs Baldaadige gaften zijn, en vrouwen,
kindeten, en dienftboodcn fchrik aanjaagen, zijn onderman-
nen gemeenlijk bloodaarts. II. 19.
Baldaadige overheetfchinge is van meer kragt om den
geeft van eene vrouw te onder te brengen» dan minzaamheid
en toegeevendheid. II. tl.
Zommige luiden bandelen 70 omtrent anderen, als of zij
Aagten dat geduld en verdraagzaamheid van eenen kant volftrekt
tioodzaakelijk zij om in goed verftand met elkandcren te lee-
ven; maar draagen altoos zorg, om liever ten dien opzigte
Derpligtinge te hebben aan anderen, dan anderen te vtrpligtmi^
II. 191, 191.
Luiden die vinden dat zij zig door hunnen toorn kun-
tien doen gelden, zullen zelden wel te vreeden zijn. III.
jjt.
Toegeevendheid gebruikt omtrent onedelmoedige geeften,
dient alleen om hen in hunne onbeicheidenheid ie beveftigen.
m. 351, J3X.
Baldaadigheid is de moeder van laagheid, V· 33«-·
[zie Ligtmis. Zonde.
Onbezonnenheid, Onbedagtzaamheid. Verme^
telheid. Roekeloosheid.
De Roekelooze handelingen van iemand, die de agtin-
jge beeft van voorzigtig te zijn , brengen der Deugd eenc
•wonde toe. II. 94.
£en ftuk van groote en moedwillige Onbcdagtzaam*
-ocr page 584-fielii Tcrlaagt niet alleen cene pcrfoon in haare eigene ooi,
gen) maat yetzwakt ook haar gezag en invloed op ande-
ren. in yt.
Het is cene van de wreedftc omilandighcden, toet welke
de fouten dct onbczonncne vergezeld gaen, dat zij alle die-'
geeoen ongelukkig maakt, die baac beminnen, en alleen
lijdichap verleent aan de yijanden haarer familie ΙΠ. 105.,
Vermetelheid gevoegd bij Onervarenheid zijn dikwijls
het bederl: zelf van welmccnende perfoonen, IV. 51, 53.
Een braaf gemoed, tot eene Onbezonnen daad vervoerd,
zal ariOTterieéd hebben wegens de fmette daardoor aangedaen
aan hen, die zij bemint, als wegens de fchande die ze oyct
zigzelvc gehaald heeft. V. 81.
[Zie Raad aan de Vrouwen.
ί f^
Daar is irt 't gèheeJ geen hoope op een man van een goS^,
loos leeven, welker ondeugden geworteld ziju in OngeiWj
IV. 497.
Die het minft weeten, zijn de gtootfte Spotters, z^t
Welford. VI, 617.
Spotters bedillen zonder kennis, belachen zonder reden,
en maaken het. «eeft gedruifch eti geraas tegen zaaken daar
ïij het minil van weeten» Belf, ibid. ^
Godsdienft. Zonde.
Onkuifche ta^. Dubbelzinnige redenen.
' Het is haatelijk dat een man met een leep gezigt ecnè'
vrouw begluure, welker zedigheid van een ander wordt bc-
rprongen met onbetaamelijke of Dubbclzinnigé uitflagen. lii;.'
4*6.
Welk eene plompheid is 'er in den geeft van dien man,
die denke in het hart van cené Lady te dclugen door haare 00·
ren te kwetzen I m. 511.
Welleevende n^annen, die denken dat zij in dcagdzaam
cezcMchap zijn, zullen zig niet tot zulk eene vrije taal vcroor»
l097CDy die fchooD nicc ongebonden genoeg oqi openlijk be«
tispc
-ocr page 585-fiept te worden i. fgtcr bekwaam is onreiiae detikboctócd ift-t ;,
bbcJtrmcn, 111. 5jo.
Mannen die zig te buiten gacn in ongcbondenc redenen ,
moecen zig óf &io ougcrijmdhcid fchuldig maaken, met nlcté
le ineenea; df "zo zij iet?, meenen, aan onbcfchoftheid. iiid.
Vuile taal koomt difcgcenen zelf, die zig daaraan fchul-
di^ tttaiken, zo fchandclijk véor, dit zij ze niet dan ondcÈ
ceu'c dubbeizionige mecniugt durven aanroeren. IV. 54z.
töVcIacc zelf »crklaarc, dat bij nooii fprak, nog fpree-
ken Zoude tot ςεηε Lady dp een trant, op welken de zedigii
Jieid hasr niet tociaate bem tc intwootden. ΥΠΙ. z^i.
[Zie Kiesheid, '
Een Gofcbuldig menfch mag de laftetfnge -we! vera^-i
«eo. I. 433 .
Een oufcbuldigc, die vetdagt is, zal niet freexeü ter proe-
ie gebragt te woréen. III. 134.
Oe Onnozelheid (aan^merkt baar gezelichap) mögt wel
een grooter inmengzel vati de flang bij de duif hebben, dan
Ze gemeenlijk heeft, toveL v, 180.
Gelukkig is diegeen, welke met ClariiTa zeggen kan
„ Ik zou mij Verbeuge^ dat alle de wereld mijn hart ken-
fy de. Laäten mijne vijanden als regtets zitten over mijne
,, daaden; als ze onpatiijdig onderzogt worden, treeze iK
„ niet voor den uitflag· », V. 175;, ' ^
,, Laaten zij mij 2;clf vraagen naar mijne gebeimfte ge-
,, dagtew, en het zij «ictzelvcr openbaaringc voor of tegen mij
,, diene s ik zal ze openbaaren. „' ihW* 1 ' μ ,
Een onfchuldig ttienfeh, over het hart van anderen door-
gaens oordecLcnde naar zijn eigen, kan gemaklijkft bedtogi;^
gen worden. VIL io6.
[zie Deugd. Ytoorhbeidi
Ïen vreenend Oog geeCc blijken yan céü ijigc eb dsf
|itt. IV. 116.
Tiiitcleodc Oogen, zegt Lovelace, fcoe hoog t« gefla^
Äcir digtcrco daarvan mog«i opgecvcQ, zijn een biifcilbaar te-
ken , dat 'er een Schelmtjc in het hart fchuilt, of kan nes-
telen. IV.
« Het Oog is het Vcnfter, waardoor het hart gemeenlijk
uitkijkt, Lovel. VI. 547.
Menige vröuw> die zig niet aan de deur vertoonen \»il>'
heeft de looze, de Yctftacnbaarc lonk ten vcnftct uitgefchooj.
CtD) Lovel. ibid.
[zie Ttaancn.^
tene doolinee tegen het Verftand is oneindig erger"äait
tttne doolinge in het Verftsnd. 1. 430.
Om ecu Oordeel te vormen over den aart der menfcheni·
met welke men gezind is naauwe gemeenfchap te houden, bc-
liooren wij te letten op detzelver gedrag bij geringe gevallen ,
tpaatin zij te loor gefteld of getergd wórden j en dan zullen
"wij miflchicn in ftaat zijn om te beflilïèn, wat in hen aan
Konftenaatij, wat aan Natuure zij toe te fchtijven. Π. ig6»
Zij die naar haar heße Oordeel telwerk gset op dien tijd^
tï-anneer zij iets doen moet» heeft zigzelve re minder te be-
fthuldigcn» fChoon de uitflag daaryan ongunftig zij. IIÏ. ζο^
'Zie ook 1. 195, 196.
' Het oog en het hart, als^zij al tc Tiaauw tereenigd zijn»
zijn gemeenlijk vijanden van het Oordeel, lli. 198. IVw
Si, 87.
Om wel te oordeelen over de redelijkheid van het ge-
drag cn de verftoordheid viin anderen, bcliocrcn wij ons-
zelven uaaukeuriglijk tc Aellen in hunnen toeiland^ Vil,
Aanmoédlginj^ en goedkeuringe bretigen beTc^aaimhedetr
voorden dag, welke anders nooit tc voorfchijn zoüden zije
gckooHien, H. 172.
Daar is eea tij4 ygn leeren, een Lccr-iaifocn, io 'dö
• ^'III. Dcclc y? -
^Ogi, hetwelk men eens hcbbeiidc läätcn νόοΛί) flippert %
zonder ccnigc gronden te leggen, zelden wcdcikoomi. IVé
Ï30·
Zommigey vernuften worden , gelijk zommige vtiigtcn»
tiiet dan laat η)ρ ibid, ,
Naaritiglieid cu ,Volftandiohcid zullen in dc letteroeffc·
ήinge wonderen uitwerken. IbiJ.
VVc'ik ccn tegen den berg opwerlcc'niie arbeid is het voor
een Icerelmg, welke zig dier cerfte beginzelen inoci magiig
jtiaaken in den ouderdom van twumg jaaifn, welke atideren
met Ihhi tiende jaar a! Icerrn I IV. ijo, iji.
Dc Ouders behootcu de geeflen vau haarc Dogtcren op tc
kweckcn en te oeiFenpo, en haar al vroe^g denkbeelden van
behoedzaamheid e» koelheid jegens de mannen jb te boeze-
men, LovcL IVi 488. , . i
Hcc is iiict genoeg dat een jongeling worde aangezet lot
het pleegen van wcldaadige werken 1 iticn uioci hem keten de-
zelve re doen uit de tegte beweegtedenen, IV.
Een eodvrugtig cMule, en de kroon det hecii.)kbcid, zijn
gemeenlijk de natuurelijke viugren van ccne dcugdzaaiue Op-
voedinge. VIff. 33.
Die zig toelegt otn al te veel zaaken magtig tc wordcni,
zal bezwaarelijk in een'ge uitmunten. VIll. 341.
Vordcringe iii kundighi-den moet het lot zijn van dic-
gecnen, die gereeder zijn om tc hooren dan om ce Ipreekeru'
yill. ΠΟ.
[2/e Gehoorzsainheid. Ouders cn Kinders. Raad aan
de Vrouwen.
mÊÊ^
Geftrenghcid is in zommigc gevallen goedertierenheid·
I. 79i 80 k
Noodlooze oppaffinge en onbehoorelijk bedwang bren-ί
gen dikwijls konilcnaauj voort en loos beleid, f. 83.
Ouders kampen menigmaal voor eenen Minn.iar, doof
met geweld tegeu hem te kampen. I. 95. 171. 514. II,
349, ?;o. ,
Dogters, z.egt Jacob Harlowe ^ zijn kuikens, welke mcO
yoot eens andermaos tafel opbrengt» I· 114,
Zcrt
-ocr page 588-Zeer ongclulckig is tic geftclcenis van een hra^f Kiiii!,
génooMzaakt wotdt on, tot haare eigene verdeediginge, de
fci eu van haare Ouderen bloot te leggen. I. ijo. zSi,
»81. - '
Het is oiibef^agtzaam voor Ourlercn , dat zij twee lieden
in een belang te zamcn vcc^in, welke zij we!»f<;hen voor al-
loos vjn flkaiidcreii af te houden, l. 134.
Schoon het Oudeiliik gezag heilig bchooie geagt te wor-
den , behourcii Ouders tgtcr redcii tc hebben voor hetgeen zij
doen. I. Ï37
Daar men hc' hatt van een Kind door genegenheid zoekt
tc verbinden, behoort hec oog geen walg ie heblSen. ' I. ^jS,
Eene briiavc Dogcer zal liever wenfchen beminnelijk tc
zijn in de oo^en van haate eigene Vrienden cn Nabeftaen-
den, dan in die van de geheele wereld buiten dat. I. 258,
Eene fchandeliike 'uehandeünge zal dikwijls dat zelve ein-
de tc wege brengen, hetwelk men daardoor meent tc yerijde-.
Jen. I 19.8. 4; 5. VIII 195.
Tn familie-twiftcn, wanneer alle middelen beproefd zijn',
om eene vcrzoeninge tc wene te brengen, welke dan ook de
uitilag zijn moge, heefc de petfoon, dic zc beproefd heefc ,
zigzelve dies tc minder te befchuldigen'. I. 501. Jii. 6S,
Hoe grootc trooft moet eene pnge Lady hebben ui een
ongelukkig huwelijk, die herdenken kan, dat zij den raad
van haare vrienden gevolgd is en haar ongeluk met te wijteti.
heefc aan haarc eigene ftijfhoofdigheid! 1. 418. 11.
Het vcrfcliil tusfclien de harde bchandelingc, welke een
Kind ontvangr van geftrenge Ouders, cn de gedienftige eerc
haar bcwcezen van een vlcijenden Minnaar, is genoeg onV
haar alles met den laatilen tc doen waagen, op dat zij dc
handen der cerfte onrkoomcn moge. T. 418. 431..
Ouders gebruiken zomtijds die inrchikkelijkheid nier om-
trent de Jeugd, welke zij zelve, ivig jonir zijnde, wenfchtcii.
dat omtrénr hen gebruikt wierd, U. irj.
De Ouders moeten niet altijd verwagicn, dat hun raaä^
van 70 veel kragt zal zijn op hunne Kinders, als hunne onder'
•vlndinge op henzelvcn is. Π. 119*
In het raadgeeven, en vermaancn, bebooren 0^ιderς cn
Voogden al redeneerende met geduld en zagthcid tc werk te
gaen, op dat zij uict verharden mogen,, daat zij wenfchcu te,
overtuigen, ibid,
Λ
Omftandiglieilcn va« onmin aaa dct Ouiercfi i en vaä
onbedagtxaamhcid aan des Kinds kant, in een gefchil waarin,
%ï] beide het wel mecnen, aullcn geringe onecnigheden tet
^loote maaken. ïHd.
Ouders kannen, door een kind te dwingen om een man.
te trouwen dien 'zij haat, eene volflagene verwildetinge van
tles kinds leden, en gevolglijk, haar eeuwig verderf ligt vcr-
Qorzaaken. li. 144.
Afkeer in een Kind behoort van moedwilligheid te wor-
den onderfcbeiden. 15. x%6*
De pooginge om een vrij gemoed te dwingen, is zo ved
het te oiiteeten. II. 355,
Strengen die te veel gerekt worden, moeten of gevierd
,T«ptdcn, of berften. 11. 579» 380.
De tijd kan we! eens koomen, dat een Kind die maatre*
gels van haarc Ouderen, als ten hoogilen voordeelig voor
zigzelve aann'erkt, door welke zij zig tegenwoordig bezwaard
agt. IL 401,
Hoe hardnekkiger een Kind is in zig aan te kanten tegen
<3en wil van eenen Vader , hoe meet een Vader ligtlijk denken,
zal dat 'er zijp gezag aan hangt, dat hij zijn oogmerk door-
drijve. Π. 416.
Indien Ouders, door klagten of anders, een Kind bui·
ïen nood bij anderen ten toon ftellen, zal zij ligtlijk dea-
iken, dat wat zij ook doen naoge, zij geen grooter fchan-
»de op zig laaden kan, dan waarmede zij reeds gedrukt wotdr^
ïl. 431, 431.
Eene ruwe en wreede behandelinge vernedert een Kind,
en doet haar ver4gtelijk fchijuen in haare eigene oogen. II<»
\_Loopt zy dan geen gevaar om ligtlijk ten bult te wor-^
den 'van om rnan-i vudkcn zij mders z.ou -veragt heb»
ben?
, Hec is voor een. goed Kind beter, te kunnen.zeggen, dat,
i»aare Ouders onvriendïijk jegens haar^ dan dat zij pngchoot-
Staam jegens hen geweeft is. 111. 3 5. Zie öc^t ί. 196
Door het regttijdig betoonen van toegeevendheid kan een.
Kind wel voor hc: uitetft verdeif bewaard worden, m. 74
ï^'. VI. 296. YIL 548.
Die Vader CU Moeder welke zi«; gaarn verzekeren willen
■van de onverdeelde liefde hunner Kinderen , behooren zulke,
eiöhputiQnde twiiten met cpsaii^cren te vermijden, welke hun-
Ηβ
-ocr page 590-(· 9t )
«c Kinderen verlegen maaken om partij te klezen i terwijl
gaarn beiden zouden willen ectbieden. ni, 300,
Eenc goede Moeder moet meer hartzeer hebben van dc
modzaakelijkheid van cene ilijfhoofdige Dogter in toom tc
moeten houden > dan zij aan zulk eenc Dogter kan toebren-
gen. iii. 314.
Van welken ouderdom Dogters ook mogen zijn voot:
haar trouwen, men zal bevinden, dat der Ouderen vleugels
de kragtdaadigfte bcfchutzels voor haar zijn, tegen de vuil-
aartige roofvogels, die haat over het hoofd vliegen, m.
3ï4> 31S.
Eene Moeder is, wegens het feilen in haaren eigenen
pligt, niet verantwroordelijfc vQor haar Kind. ni. 316.
Eerbied wordt maar al te ligt vergeten van de Kinderen,
als de Ouders vergperen wat hun eigen charadcr becaamt.
l'V. i49.
©uders en Kindets. als zij van een gefcheiden zijn, en
?Ikandcren maar zelden zien, toonen, gelijk andere die mal-
liaer liefhebben, clkandereii, hun beften kant. iV.
De kwaade hoedanigheden > waarin malle Ouders hunne
Kinderen, als zij nog jong zijn» maar a? te dikwijls toegeer
yen, ftrekkea niet zelden, als zij tot rijper jaaren gekoometi
zijn, hun toe kwellitige en hartzeer. 181.
Her is al zo noodig de Dogters te oefticren in dp verki<;->
zinge van haare gezellinnen, en te waakcn tegen de fttecken
der dienftmaagdeu, als haar t? behoeden cegcn de aauilageti
der maunen. V, 404,
Ouders die uit hunne eigene natuure de toegecvendfli?
zijn, vallen dikwijls, door de misdri;ven van een Kind,,
onder dé befchuldiginge van onbermhartigheid. VI. 1Q4,
Dubbele fchold heeft dan zulk een Kmd , welke dooc
cene roekelooze daad niet alleen ziozelve ter fch^ande, maat
ook de eerwaardigfte charafters in klsinagtinge brengt. VI.
Met welk e^ne befchaamdhcid en oivfteltenis van gemoe4
moeten de bedenkingen van een Kind gepaard gaen, welke
van de befte hoope gcweeft zijnde in haare jongere jaaren >
2it;zelve in het verdïvf gebragt, cn haare Vrienden veel imene
iiceft aangcdaen I ibid.
pc ftera der Natuore moet eindelijk gehooid wot-ien
' Vv3 ί^μ
( ) "
ten voorbede van een Kind, welke waatTifk boetvaardig is;
yi. 108. VII. 480,
Wanneer ccne Dogicr ftetk op een Auk oeftcld is, is hei
voor cenc Moeder beter (indien het ftuk van geen groot belang
is) zigzelve mede in haare partij te begeevcn, dan zig met
geweld regen haar aan te kanten. VI. 307.
Oudets behoorcn zorg te draagcn, dat zij hun gezag niet
"verzwakken, door cene noodlooze ocfFeninge van hetzelve.
ΎΙ. S05.
Hoe verre moet die misdaad van eeti Kind buiten het
fpoör Joopen, welke de harten van voorheen toegeevciide
Ouderen met parujlchap tegen haar kan innceme'n i VI;
551·
De verftnordhetd , welke Kinderen, en zelf ook de We-
reld , aan wreedheid mogen toefchrijveo in misnoegde Ou-
ders, kan wel voortkoomen uit cene overmaat van liefde, ea
■verijdelde honpe. VI. ζόι,
Het is te hoopen, zegt Juffer Howe , dat onvergeeveliike
Ouders , altijd goede , gehoorzaame , en onderwerpelijkc
Kinders jegens hunne Ouders geweeil zijn. VI. 64Ä.
Ouders, welke hunne Kinders van korzelheid van geeft
geneezen willen, brhooren geen gebrek van bezadigdheid ia
zigzelve re laaten Wijken. VI 657.
Kinders , die fteunen op de zwakheid van hunner Oude-
ren inborft, verharden maar al tc dikwijls hunue eigene har-
ten. VII. 48.
Terwijl Ouders denken dat een Kind fchuld heeft, daac
zij regt hebben om voor zigzelve te oordeelen, zo behoort
"cr gtoote infchikkelijkheid omtrent hen gebruikt te woi^len;
inzonderheid indien zij, voor het ontilacn van hun mis-
roegen , alioos goedertieren en toegeevende geweeft ziju,
Goede Kinders maaken hunne Ouders gelukkig ten opzigt
yin eikanderen 70 w'el, als ten opzigt van henz^elven -, kwaa-
ie kinders maaken hen in beide opzigten ongelukkig. VlI.
éj, 66.
Wanneer naafte Vrienden een ongelukkig Kind laaten
drijven, is iedereen gereed om kwaade gerügten tegen haar ce
verfpreiden. VII. 169.
Een goed Kind zal zorg draagen om geen flreng tc maa-
ken zelf tegen harde en geftrenge Ouders. VII. 338.
Daar v/ordt al een hooge trap van verftand en befcheï-
dènhcid vcreifcht in cene Dogter, als zij volwaiTcn is, om re
doen
Μ
■éêÊ
-ocr page 592-. . . - . Cs3y
' , ·■ γ, ^ ' τ f^ "
öioeii ïien, ên i'ij certiied mengt met haarc licfile jegens cciie!
Moeder» welker talenten oügciiichijnehjk voorde haarc moe-
ten z«Mgtei), VIil zjé.
Ouders behoorden, om den eerbied van hunne Kinde-
ren voor zig te bewaarcn , groote zorg te draagcn om de-
zelve in hun handel, gedrag, of beginzelen nooit iets te laa-.
teu zien, hetvt^elk zij zelve tiici zouden goedkeuren in andci«
ren, ih'd.
Zulke Ouders, welke eene naauwe bekrompenheid van
hart duidelijk laaten blijken , moeten noodwendig bij Kinderen
^an geell en moed hun eigen gezag verzwakken. VUl. 177·
[zie Gehootzaamhcid. Huwelijk Liefde, Mioiuar,
Raad aan dc Vrouwen. Tugt. Vrijerij.
Partijdigheid. Eenzijdiglreid. Onpartijdigheid' -
De menicben geevcn menigmaal raad aan anderen« ab
aij geraadpleegd worden, met een oogmerk van ter zijde oj^'
iets diergelijks in hun eigen geval. I. 96, 97.
Gunil, ot Liefde, is dikwijls blind voor wcezenlijke ön-
"volmaaktheden. I 194.
Wij zijn alle genegen om onie weldoeners te prijzen, οΐΛ
dac Zij onze we:docners zijn; als of iedereen wel of kwaaüjfc
deed, naar dai hij diciift of ondicnfl doet. I. IJ9,
Wij behooren te tragten om zo te oordeelen over onszelf
ven, en over alles wat ons aangaet, als wij ons met rcdett
ferbeelden mogen, dat andeicn van ons , cn van ooze handc-
ïingen zullen oordeelen, I. 184.
Mögt ieder zijne eigene bedrijven verhaalen, en geloof
"vinden, daar zou geen fchuldig menfch ter wereld zijn. 1*
197.
Niemand behoort de misflagen van anderen in te bren*^
gen, trr billijkinge van zijne eigene, II. 114.
De menfchlijke natuure, bewuft van haare eigene g<^bre-
keo, gaet graag aan het verbeteren en berispen; maat verkieit
liever haat oog buitenwaards, dan binnen waards te keercQ·
III. ri9· I , .
Dikwijls ilaen wij onze oogen op onszelven met een vaft
licfluit, niet om onszelven ter dege te onderzoeken > inaaroia
jonszelven v^ij te fprecken. 111.415.
Het is bczwaatelijk γοοι ceuc trouw in licfdes-geYatlen
-ocr page 593-Fr-
194)
eha vooriapg ,aaß,"an(3cie boyen zigzelye af te llacö , ïchób^
die^ iióf> ^o zigEbaW zij. Iii. 491.
Armhartige redenen geldeo nog al, als zij worden inge-
bragt voor hetgeen ons behaagt. IV. 195. '
Een liftig man, die de hartstogtcH of het belang van zij-
ne tegters met cenig geval wecc re mengen , ial waarfchijnc-'
lijk wel flaagen , icho6n hij ongelijk heeft, V. 151.
Die zaak raoct wel beootdeeid wórden, daar de misdaa-
dige zig plaatil op deuzelveu regtbank met dcti regter. V*
189. ■
/ Alle welke hoedanigheden wij wenfchen fe vinden in ïe-'
mand , dien wij beminneti, kunnen wij ligtlijk vinden io
denzelyen. V. 485.
Bigenzijdigheid is eene gevaarlijke verleidfter, VI- 209;
Een onpartijdig gemoed, tot eene ftrafbaare dwaalinge
vervoerd zijnde , zal net zigzelvc niet Vcrgceven, ichoon haa-
re Vtienden het haar mgceven. VI. 183.
Diegeenen kunnen minft Tctdraagen dat men hen te looc
ilelt, welke het mccil vermaak hebben om dat te doen aan
andeten. VI. 444. VIL 503.
Veele menfthen öntleenen doorgaens hunne maatregels
van hetgeen zij zehc z.ljn, en iiiet in zig verhelpen kunnen,'
ΜΊΙ. 9. .
Dus is lompheid eene volmaaktheid bij den lompeü;
ihiä.
Het is moeijelijk óns te ontdoen van cnszelven om eéft
oordeel tegen onszelven re geeven i hetwelk wij egter dikwijls
behöorên te doen, om eCo regtmaatig oordeel te vellen.
"Vil. 161, 161.
Menfchen die'in lijden zijn , zijn doórgaens eenzijdig
voor hunne eigene zaak en verdienften. VII. 475.
Het is verre van moeijelijk te zijn voor een regt eere-
lijk hart, den man te verwerpen (al waare het voorheen nog'
%o gunftiglijk met hem vooringenomen) wiens bedrijven hei
;yeiagt. Vil. 540.
,[Z/e Vooroordeel. ·
ii
Pedanten. Schoolgeleerden; Academien. ,,.
I Jongelingen nog grocti van de Academie gekoomcn zijft'
.' ? ' uice
-ocr page 594-(Ή)
É»i« gefctlifet om de zagtcre Scxc wetten voor tc fchrijvfett^ ïi
197.
CoIIcgicn zijn maar al te dikwijls zo veel vcrfcheidcne or^
dcns van tyranncn. I. 197
Jonge luiden van geen diep verftand, en even vao de A-
«ademie gekoomen . veragrcn doorgaciis dicgeenen, die nicc
zeggen kunnen, hoe een oud ichiijvcr zig ia het Grickfch of
Latijn heeft uitgedrukt over ccn onderwerp, over hetwelk zij
nogthans mogelijk, alzo wel als die fchtijvcr, weeten hoe zij
aig in hec EngeJfch hebben uit te drukken. VU. 150.
[Zie Brands Brieven in de Hißoriet D» VIL bl. 455-464^
en éoj-ij»?
Raad en Waarfchuwingen aan die Vroüwenk
Aller oogen zijn op het gedrag, op de bc2oekcn, op dè
feezoekers van eenc jonge tady , die vroeg onaf bangelijk ge-
maakt is, J. 19J.
Argliiligc en heerichzugtige mannen tnaaken eene artille-
ïij van ^ hpope en vrceze eenec vrouwe, waaruit zij naar huil
"Welgevallen op haar fpeelen. I. 197.
Looze mannen ttagten menigmaal onbedagtzaame vroü<-
Wen tc verftrikken door ftoute onderftellingen en aanbiedingen^
en als zij niet te ru^ gezet worden, haat ftilzwijgen voor toe«
iteromén te rekenen. 1. χ^χ.
De Vrouwen behooren omzigtig te zijn om haare eigend
Sexe niet tc befchaamen in de verkecringe met de andere, om-
item ftukken die de kiesheid berrefFen. I. 187. 4^6, 437.
Vrouwen, hoe voorzigtig eh koel zij zig ook betooreii
jnogen, behooren zorg tcdraagen, dat zij den man, welken
zij voorhebben te begunftigcn, geen reden gceven om te den-
ken , dat zij omtrent andere zijne mededingers in twijfïcl han-
gen. I, 317, 318, 317, 1Π. 174·
Mannen die cene vrouw in hunne, magt zoeken tc krij-
gen, zullen van geen middelen daartoe eenigc zwaarigheii
maakcn, I. 394.
Eene Vrouw, die haar oor leent iaan eenen Verleider *
kan door zagte wootden ongevoelig getiokken worden tot hcÊ
yleegen van de ^eu-eWi/W/ijii haudeïingen. IL 387.
Wanneer vrouwen zie eens in een Minuchaiidcl bcpeo"
ynhDttu ^ XX
-ocr page 595-? 9« y
ëcn, kunnetj zij 'er naauwlijks ooit weder uitkoofÄfin, If;
457, 45?· "Ι·
Üic itian kan geen goed oogmerk hebben 1 die in toorn
opftuift tegen cciic zagtmocdij^e vrouw, welken bij baarblij-
keljjk ouder zijn bedwang heeft. III. 17, 18.
Ecne Dogtpr behoort den tïian, die haar aanzoekt om
heimelijk mee hem voort te gaen, aan te zien voor den üiood-
ften cii hcfdeJooften verleider. lli. 1$.
De vrouw die briefwiiTelinge gact houden met cenen be-
kenden Ligtmis, daagt hem als van ter Zi)dc uit om ziju beft
tc doen. m. 87. V. 500.
Eene vromv die boven vleijerij is, en allen lof vcragt,
dan die voortvloeit uit de goedkeuringe van haar eigen hart,
is > redelijker wi-ze gejproken, buiten hec bereik van vctleidinge,
III. '
De vrouWjCn behooren zorg te draagen * dat zij den man »
welken zij beminnen, geen reden tot kleiuagtinge voor haar
^eeven, door zelf aan hemzclvcn gunftcn toe tc ftaen, welke
men onderft^llen kan dat uit eene natuurehjkc zwakheid voort-
koomen. 111 116.
De vrouwen behooren niet te denken, dat zagtheid vao
aart in eenen man veragtelijk is. III. zoé. V. 531.
De natuurelijke gcfleldheid van dien man heek men ver-
dagt te houden, wiens welleevendheid niet regelmaatig, nicc
beftcndig , geen hebbelijkheid gewordea is 5 maat zig alleen
vertoont bij fptoogen, buijen, en vlaagen. ΙΠ.
Eene erkende Liefde wettigt alle kleine vrijheden, en klei«
ne vrijheden brengen grooter yoort. 111, zij. IV. 31Ö.;
474·
Eene vrouw een hoog gevoelen in tc boezemen van haa-
re eigene fchranderheid , is een maatregel, welken 'een arglis-
tig man dikwijls neemi om haar tot zijnen wil tc krijgen."
Gaarn hebbe ik, als ik een put graave, zegt Lovelace·, dat
ιι\ί]ηε prooij met gerufte voeten cn openc oogen daarin ne-
tlertuimele; want dan kan men van.boven op haar neder-
zien met een , Wel jemenij, Bekoorfter! hoe kwamt gij daari
ibid.
.:i?Ecuc vrouw die gevrijd wordt, behoort om haarzelvcC
-wille zig zo te gedraagen jegens den man, welken zij voor«
heeft te trouwen, dat zij der wereld toonc, hem agtingc
jRraardig te keuren, m. 274.
. De Ligtraifleii meikco alk die geeoe vao de Scxc, welke
' ......
1/
< 97 )
itij in hunne handen kunnen kiiigen , veer goeden boit aan»
III. 384. IV. jji.
Zddcn kan de Liefde van eens guiten hart zig op een L·^-
z.onder voorwerp veiligcn. ili. 3S9.
indii-u ceiic vrouw zig niet geftoord toone over onccrbaa«
le ichilderijc» ot verfen, haar van ecnen Ljgtmis voorgcliou-
den, maar daarover meesnauile, mag zij het zigzclve wijten,
20 zi) nad;ihaud door zijne aanilageu eeiiig nadcc! lijdc. IIU
449
Onnozele vrijheden bchooren zelf eenen Ligtmis niet tc
worden toegelaaten. iil. 450.
Door de gevolgen van onze eigene keuze geftrafc te wor-
den, welk eenc zedcJes, z.ep LoveUce fchhnpende ^ lege daarin
opgefl io;cn! III. 454. Y. 407.
Over dicgecne van de Sexe, welke werk van leezcn raaa*'
ken , kan men gemeenlijk oordeelen uit haare boeken. Lor·^
nel. III. 457. _
De man die klaagt ovec den afftand waarin eene Lidy
hem houdt, zou haat wel gaarn ie m willen koomen iir.'
461.
De eene vergunninge aan een man is maar de voorberei-
dinge tot eene andere .il^id.
Het vertrouwen, welk eene jufFir fielt in een man we-
gens zijn eerbiedig gedrag jegens hnar, behoort trrflond tc
"worden ingetrokken, zo dra zij dien eerbied of agtinge in
hem ziet verminderen, welke haar vertrouwen had tc wega
gebragt. ihid.
Een man die het eerelijk meent, zal geen vermaak hebben
in kromme paden te betrecdcn. III. 467«
Hoe ijdel is het voor eenc vrouw , die zig in de magtvan
«enen man gelleld heeft, tc zeggen wat zij z^al. of rziei zal
doen! III. 470.
Hoe kan eene vrouw , die (onbefchaafd omtrent haarz.elve
handelende) eenen man gelegenheid geeft om met haar weg le
loopen, dog van hem verwagten dat hij haat befchaafd zal
behandelen? ΙΠ. 488. Zie ook III. 14. 381.
De man welke eeneichandelijkc daad onderneemt, fchooa
hij daarin niet flaage, ontvangt, als dezelve hem vergeven
wordt, of daarover roet hem iu redenwificlinge getrtcden ,
aanmoediginge om dezelve te hervatten bij eenc gelegenheid,
\yelke hij gunftiget moge agcen. ïll. 514. lY. 83. 51a.
g/e ook lil. 13-9, i6o.
Yioüffcn van dooizigti bij toeval io gczclfchap raaken^
i, ÄX i do
'k
( <>8 )
(3e van een Ligtmis en ztjnc gezellen, zal Jcïclve als fpïigela
ïegen clkanderen gebruiken ten haaren voordeclc. III. 550,
Een afwijkende Ilap in den beginne, verleidt menigmaal
aemand in eene wildernis van twijffelingc cn doolinge. IV,
54'
Dc man die niet gereed is met bij eene Lady aan tc driti-
gen dar zij hem haarc hand geeve voor het Altaar, behoort
ïiaar niet aan te ftaen om hem roet dezelve tc begunftigcn bij
openbaare verinaakelijkhcdcti. IV. 58, 59.
Ligtmiilen maaken menigmaal voorwendsels van PlatO'
Tiïfche Liefde t om hunne oogmerken tc beter te bereiken lijct
de onbedagtc van dc Vrouwelijke Sexc > inz.onderheid tegen dk
jeetje welke preutfch ζ,ηη. IV· iijt.
Indien eene jufFtouw haaren Minnaar laat zieo dat zij
voor zijn ongenoegen vreeft, mag zij zig wel wagten γοοε
een indringer. -ïJ^-xzi.
De Ligtrais, die door zijn fchijnfchoon gedrag , de ag·
terdogt en behoedzaamheid van eene vrouw in flaap gewiegd;
^ceft, heeft een gerccden weg ora alle zijne oogmerken tc voU
brengen. IV. 170, X7i.
indien eene vrouw gezclfchap wil houden met een man
welke zig met reden bij baar verdagt mag agten, ik ben '-ver^
zekerdj Lovelacet dat dit een zeer goed teken is. IV».
171.
Vrouwen ftaen doorgaens maar al tc veel toe aan eencii,
knielenden Minnaar, IV. 3J5.
Negen onder de tien vrouwen die vallen, zegt Lsvelacexy
liebhen haare ichandc te wijten aan haarc eigene grootsheid of
ligtvaardigheid , of aan gebrek van omzigti^heid en behoorclij-
JfC ingctogciiheid. IV, ^70,
LigtmifTen, niet min willekeurig dan ergdcnkende^ veréi-
fchen dat eene vrouw geen wil, geen oogen, geen liefde-,
nog haat hebbe, dan volgens hun goedvinden. IV. 387,
388
Te zamen te reizen geeft gelegenheid tot gemeenzaamlie-
den milchen de Sexen , z^egt Lovclace. IV. 596. Vrouwen be^.
hoor en der halven keung te zijn op het gezelfchap waarmede zJj
xeizen
Vrouwen behoort men al vroeg te leeren om hooge ge-
da^ten te hebben van haare Sexe; want hoogmoed, zo nh.
JLo-jelace zegt, is een uitmuntend behulp voor de deugd. IV.
^cnc vrouw van dc luiftïrtijkfte bckwaamhcdcD 1 die zïg
ja
I
li
1"» κ
Ii ! '
f
199 r
in ic Magt werpt van ccn Ligtrais, brengt di« bekwäatnhei
den, zo wel als haatc omzigiigheid, nrct alleen bij hctniei.
ven in vcrdenkinge, maar ook bij zijne geile meegezellen, aati
■welken hij, met ccnc heimelijke zegepraal , hovaardig zijoeq
buit gaarn wil vettoonen. iV. VIÏ 69.
Eene cerbaarc vrouw» als zij onder ruw gezelfchap vcf*
valt, behoort haarc beftrafiingen roet ha^r gezigt te bckragri-
gen, cn zig niet onkundig te houden Van ccnc mecningc dje
te bloot legt öm vcrhoolcn tc zijn. IV. 541^ 543.
Eene vrouw, die zig in de magt gefield heeft van eert
argliftig man, moet zig met zeer armhartige vetfchooningcti
en vootwendzels laaïcn rergenoegcn, wegens zijne traagheic!
om haar tc trouwen. I?. 54Ä.
Gebrek van vermogen is het ecnig perk, welk een Ligt-
mis ftelt aan zijne oogmerken op eenigc vati dè Sexe »·
Eene gevallene vrouw is tc onvcrfchooHelijker, dewijl de
Scxc, van de wieg af, gewaarichuwd wordt tegen de bcdtie·
gerijen dcc mannen. IV. $66.
Dc mannen vermccteo zig veel op de vrijheden, welke
onder het Stoeijen gebruikt, en waarover gelachen wordt.
I. Zie ook IV. tgS,
Eene Lady die van de deftigheid vah haare perfoön zig
"bewuft is, behoort daarmede eene liefcaligheid vän /eden tè
mengen, om zig zo wel bemind, als gcagt te maaken bij al-
le» die tot haar genaakcn. V. Äi, 6j.
Een man dic de ecrbaaihcid van eene vxouw beleedigt *
'geeft zo goed als te kannen, dat hij iets in haar gedrag gezien
heeft , hetwelk hem grond gaf tot zijne flouthcid. 'V. tot.
Een man die de uitctfte fchenddaad aan eene vrouw ge-
pleegd heeft, en egtcr vergiffenis van haar vcrwagt, moct
haar al zo dwaas agten, als hijzelve ondeugend is. V. loz,
3 zo. VI. 357·
Dc vrouw dic met kleinagtinge of haaren aangenomen
Minnaar, of haaren Man, behandelt, geeft eiken trotfen
man hoope van bij haar in de gunft te ftacn. V. 114)
VI. 500.
ClariiTa vrcefl dat Lovelace grond tot agterdogt op haac
gedrag mögt hebben, om dat bij haar had kunnen bewce-
pcn, om btiefwiiTelipge met hem te houden tegen het ver-
bod van haare ouderen , en het ligt van haar éigen oordeel,
y. 3C»9· VI 101, 103.
Dc klciuftc omftandigheden zijn eict te gering om it»
Xx ?
i
( ιοο
agt gcfiómen tc Trofjcn van vrouwen, die gcttooizaakt lijlir
inet frijlcevers tc vcrkcercn of bricfwiflclingc tc nuudcn. Vw
Ecoc vrouvf» die als haare eere is aangevallen, zig toü
heklag cn redeowiflelingc inlaat, geeft den beleediger te ken-
nen, dat zij voorheeft zulks hem te yergeevcn. V 465,
466.
Een man, welke betuigingen hij ook moge doen, heefc
ialtoos Jlegte gcdagten van eene viouw , die hem het aanval-
len vergeeft van haare eerbaarheid. V 467.
Een man, die eene vrouw oneetbaar behandelt, ver-
trouwt dat zij het geheim houden en vergceven zal, ftcuncn-
^c op zijne eigene (toutmoedighcid, eu haare befchaamdhcid.
iV. 50?. S04·
De vrouw, die eenige (lappen, fchooti niet regtilreeks,
'^oet ter begunftiginge van eenen Ligtmis, xo xij al zijne mis-
ihandelingc voor het tegenwoerdige ontkoome , legt lig den
grond tot zijne verdenfcinge cn befchuldiginge in toekoomcn-
dc> als zij aan hem getrouwd zal zijn. V. 541, 54?
Zij die zig bulten eene natuurelijke befcherminge ftelt »
moet niet op wonderwerken ten haaren voordeele hoopen.
."VI. jo.
De vrouw die eenen Ligtmis hoopt te regt tc brengen,
%an wel reden hebben om zig te vergelijken mee iemand, die
een ongclukkigen voor verdrinken poogende tc bewaaren, bij
ïcm in de gragt 'getrokken wordt, cn met hem verloeren
gaet. VI. ιοσ, xoi.
Mannen neemen groote vrijheden zelf jegens vrouwen
van aanzien cn goede zeden, die zonder verftoordheid hunne
vrije taal en pochen op hunne Boeveu-ftukken vctdraagen
kunnen. VI. 317, cj 18.
Kuisheid is, gelijk godvrugt,eene eenpaarige deugd. In-
dien een meisje met haar gezigt, of met haare redenen, den
teugel viert aan onbetaamelijke wulpsheid, maak 'er vaflen
'ilaat op, x.egt Lovelace, dat de duivel dan reeds een van zijne
bökspooten in haar hart gekreegen heeft. VI.
Die vrouw moet inderdaad wel ongelukkig zijn, welker
gedrag maakt dat zij verpligtinge hebbe aan een man wegens
aijn ftilzwijgen. VI. 5?4·
De onbefchaalndheid van een vrijpoilig man in gezel-
fchap van vrouwen, moet voortkoomen of uit zijn laa» ge-
voelen van haarlieden, pf uit zijn hoog gevoelea van zigzel-
vcn, VI. 575«
Ec-
k
m
immÊÊÈÊiéÊÊÊÊ^
t\
r
ρ
' ί
r ^
tïói J
Eeiie ^eu^dtaäme vfouw die gelofte van ·'
^oct aan ccii oiidcugcndcn man, wcikcn zij voor zodanig kenti
ilch haarc eigene eeuwige gelukzaligheid in dc waagfchaale* >
yi. 59<5.
rotjtd hccfc} en die hem danken kan voor dat hij haar zulk |
Zober rege doetl iiU. ^ \
Hoe moet zulk eenc Yerfchijnen voor zijne en voor haarä ?
eigene vrienden, verfteken van die edele vrijmoedigheid, wel- ί
ke voonkoomc uit een gemoed, dat zig niet bewuft is vaa ' ^
•»crwijt verdiend te hebben! VI. jgg,
Hoe maakt zij zig onderhevig aan des fchf:ndcrs YcrwijV
tingen, en hoooendc befchimpingen van edelmoedigheid en
ontfetminge, waarmede hij baat begunftigd heeft. ihid. '
Het moetcene bedagtzaame Moeder door bet hart fnijden»
wiens Man bij aanhoudinge.voortgaet in zijnen godloozen lee-
vensloop, als zij op haaic Kinderen rond ziende, denkt, daè
zij denzelven een Vader gegeven heeft, die buiten ccn wonder- \t
werk ten verderve geichikt is. YI. 5^8. ^
Het zou al zo onvcifchoonelijk zijn in cenetady, i^egÊ
'Lovelace [in den egten geeß -van eenen Ligimis) haar woord je^
gens mij te breeken, als bet vreemd in mij zou zijn, in-
dien ik mijn woord jegens baar hield. In Liefdes-gevallen»'
meene ik; want voot het overige beo ik een ecrelijk gefclïike
man, VII 390.
Indien eenc vrouw bewuft is van zwakheid betoond to>
liebbt-n jeRens een man , welke haarc eerbaarheid gefchondea
heeft, dan kan zij wel tot ccn verdrag met hem koomenj, cft
het hem vcrgeeven. Vil. 481.
Ik hebbe nooit een man gekend , z£gt juffer Howe^ dïok
terdiende, dat men breede gedagten had van zijne eigene ze-
den , welke een flegt gevoelen bad van de deugd oozer Sexe,
in het algemeen, VII. 514,
Indien eene jufFec haare tocftemminge geeft om met eca
tnan voort te gaen, en al gedraagt hij zig jegens haar als nog
3.0 groot een fchelm, moet zij [alle de fchande, en] ccn ge«
Veelte van de fcbuld zijner ondeugendheid in haar eigen boej
Stem neemcn. ibid,
Bcleedigiogen tegen de vrouwen, en die wel van de.
gruwelijkfte zooic > maakco cca Man vaa GAUntsrie ui&;
5ÜSR5
? m ι
De pen is l naaft dc naald > onder allé beïighedeii« iieë^
2I] lot Iccringe of to( tijdverdrijf, dc gcvoegclijkftc, en beft
gefchikt voor den geeft der vrouwen. VIII. 319,
Dc vrouw welke het nuttige cn het nette verwaarlooil·^^
hetwelk haarc eigene Sexc ondetfchcidc, ter verkrijginge vaa
de geleerdheid « welke aan de mannen bijzonderlijk eigen
ondetilcld wordt, behaalt zig meer yeragtinge door hetgeen
zij verzuimt, dan zij lof wint met hetgeen zij zigi eigen
maakt. VIIl. jji.
De vverkdaadige kundigheid van de huislijke pligten is
dc ^oornaaniftc glorij van eene vrouw. VIII. 533.
Dat eene vrouw tiaar nlcer tragte dan de weetenfchap
van de fraaijheden en bevalligheden van haare moedertaale»
is maat al te dikwijls gevaarlijk voor haarc nuttigheid in
eene familie. VlU. 333, 334.
Jonge Ladys bchooreu zig te bevlijtigen» om haarc ge-
breke» uï een gedeelte det opvoedingc te vergoeden, doot<
Jiaare voortrefFclijkheid in een ander. VIII. 339.
[zie Eeden. Egtgenootcn. Gehoorzaamheid, Huwc^
lijk. Ligtmis. Ouders cn Kindcis. Schimpredenen,
op de Vrouwen. Vrijerij.
I
De Wet wreekt zig niet, dan wanneet zc gefchondën
Oude Praktizijns in de Regten laaten zig te veel voot·^
ftacn op hunne bekwaamheid van fchrifcuuren op te ftellcnj
om vaardig met hen voort te koomen. IV, 36«$, 367.
Dc Regtsgeleerden» die om een zober falaris onderneem
XDcn om van wit zwart ^ en van zwart vfit te maaken > trag'*
ten de ongeregtigheid door flinkfchc (Ireeken te Uaaven, en
dc onnozelen te beroovcn. V. ii6. —-— En zijn al zti
fiiood, zegt Loveiace, als het werktuig van hem en de oude
Sinclair, de ondeugende Dorcas. VI. 10.
Het Geregt is een woord , hetwelk oatuurelijk fchrifc vet«
wekt in een f^uldig gemoed. VI. 98.
Geen wonder dat het zulks doet, χ,βρ Lovelace, nadc-
tnaal diegcene, welke zig der verdoemeniiTc overgceven, om
gemak en volop te genieten in deeze wereld, fiddercn moeten
ji^oi: alles, hetwelk hen fchijnt tc dreigen incl de veiftooringe
mmi
m
τ
tm)
^n liunnè ^rtäatregels om dat gemak cö vbïop te vetktijgehi
VI. 98, 99. 144, 145·
Men heeft flcgts hét èco gedeelte tan cenc hiftorié wat te
vcrni'ilèn, en ecu ander 'cr uit te laaten, icegt Lovelacey om
fan ecuc kwaade zaak cenc goede te maaken. Vi'.. 441,
Regtvaardigheid.. Onrcgtvaardigheid. Billijkheid»;
Verongèlijkinge.
In ecti ónrcgtvaatdig gcfehcok ^ zijn dc gcevet en de enf-
Vanger (als de laatfie weet dat het zodanig is) beide even zcec
te befchuldigcD. I. iz6. 193. 561.
Daat is in ieder zaak iets dat Regt co Onregt is, laaten
de luiden hunne daaden zo vcrgUtnpen als zij willen^ II.
ftjfi. ... ;
Eene vrouvr mag dan wel twijfFelen aan de Billijkheid
yao haate zaak 9 wanneer dicgecnc welke haar beminden, co „ W
in het betwiite ftuk legtftreeks geen belang hebben, haat itt
het ongelijk ilellen. in. 311} 311.
Iemand wrijft zigzclvcn, cn het gezelfchap dat hij gehou- *
den heeft, cene blaam aan, indien hij van de gemecnc daa-
den van Regtvaardigheid, Dankbaarheid, en Goedwilligheid»
fpreekt als van iets ongemeens. IV. 145·
Voor hüc groot een Vtijgecft ik ook geagt worde» zfgä ♦
Lovelacet nooit zal ik tragten de regels .van Goed cp Kwaad 16
buigen naar den draad van mijne eigene handelingen. VI.
'z^ij^ilie hun voordeel doen met de nooddfuftighcid vait
iiunne medeichepzelen, door iets voor laagcr prijs van hen tè
koopenf} dan de weezenlijke waardij is, zijn naar gelang
daarvan niet beter dan roovcts. VI.
Nooit was 'er cetie vróuw zo misdaadig, welke niet cc-)
nige op haa^c zijde had die haare zaak billijkten. Vil. yjy,
In alle Aanprijzingen van den een aan den ander, behoort
het nut cn de gcvöcgelijkheid van betde kanten in aanmerkiQgifi
genomen te worden. Vïll. 137, in de Aantek. léö, t&t.
Indien fchimpredetien op ons uitgefchooten rcgtmaati^
«sijn } behoorcn wij, in pläatzc van daarover vctftoord te zijn »
■©ns voordeel met dezelve te doen. VUL 194» i9l>
Indien onregtnjaatig, dao behoorcn wij dci»fi ie »crpc^
mih Deel. ^ Yy ψ Sftïj
..........- - - ""^^iTiiiiiÏÏTiiÉfciar-^i^ -
-ocr page 603-5
tcn> en'dlcn befcbimpcr tevcos, nadetnaal het onverfchoone^
lijk zijn zonde door toorn ccnen vijaod Jcragt bij te zetten >
■wiens kwaadaättighcid men dooc veragtüigc zou kunnen ont-
■wapeuen. VIII. i9S'
Regtvaardigheid is, niet min daa Geoade > eene cigca^
fchap des Almagtigco, VIII. zdi.
Schimp. Schimpfchrift. Hekeldigt;?
i
Een regt Hekeirchrift raoct io gocdaartigheid gegrond
zijn , CU dooc eeii tegtfcbapcn hatt bcilierd worden. IL
Wanneet een Hckcirchrift perfoonlyke ftcckclighcid in
ïig heeft, en gerigt is om deszelfs voorwerp meer ten ιοοΒ
IC ftellen dan te verbeteren; hoe zou bet dan nuttig kun-
nen zijn, zo het al wei i^eiroffe?i vfZAïcI lï. xi6. VI. nip
χιη. _ " ^ .... ...
Eene vrieadhjkc Schimpreden mag met een fijn lancet vet-
geleeken worden, welke zagtHjk eene ader ter gezondheid oJ
pent; een kwaadaartig Schimplchrift met een Houwer, die
in de gaapende wonden, welke hij maakt, de lugc van open·;
baare fpotternije inlaat. II. i%6.
[zie Gevoeligheid. Hartstogt. Tootn.
r i
11
.Λ
Vocrmamlijk gerikt cm haar tot Behoedzaamheid op te wek^
ken·, en haar Voorx.igtigheid in ie hoez.emen ·, enz, doof^
: haar te doen zien* wat Ligtmijfen en losmondige fnaa·
ken van de Sexe denken en Keggen,
Voor de vrouwen is laet doen cD beminnen van hetgeen zijj
niet behooren, volgens den ouden Anton'y Harhwe^, eeten ,
drinken, en kleedinge. I. 345.
De imtloosheid en Icoßbaarheid der hedendaagfthc vroa-
tven, houdt menige mannen buiten het Huwelijk. I, 347.
Daar is ccue Tragedifchc hovaardij in dc harten van jon-
jufFioujgen, die haar alles zal doen waagen oia medcUj·,
Jen te vc^kken> ^abk ^arlow^ I. 414. '
f - ' ^ ^ -- -- ' . I09.
' ΓιογΓ
Jonge fchcpzcis hebben dikwijls wei zin in ccnsn rampi
ipocdigcn minIlc^>andel, Jak. Harlowe. ibid.
Bioode vronwen beminnen mannen van moed, en heb-
ben vel maak in onderwerpen van heldhaftigheid, ϋίτ-
ive. II, IC.
De vrouwen, zagt Juffer Howe \zommige alleen moet '
tneenen] ilcllen zig geheel kinderagtig aan in den egtcri ftaat
als verkeerde zottinnen, wanneer zij te veel toegegeven en m-
gevolgd worden» en als kruipende ilaavinnen , wanneer zij"^
hard behandeid worden. II. xï» ii
Vrouwen fpcelen oaarn bij vcrraifinge. IT. ' ♦
De man die van dc infchikkelijkbeid van zijric vrouw kan.
verzekerd z'jn, ichoon zij hem niet liefhebbe» zal geluk kt-'
ger zijn dan negen onder dc tien getrouwden van zijne ken-*
Jlis, zegt Solmes, II. 9?.
Zo liefde cn vreeze in het huwelijk van een gcfcheidfcn
moeten zijn, zal ^e man> die zig gevreesd maakt, beft vaa-
icn. Solmes. II. 94, zie ookl. 441, '
Dc vrouwen houden altoos raeefl; van buldcrcrrde knaa-
pen. Zij wenfchcn alleen het gebulder onder haar befticr te
hebben, en her te mogen doen brullen, wanneer en tegen
wien het haar gelufl:, Jujfer Howe. 11. 199. '
Vrouwen zullen indengeenen, welkcH^zifbegimfligen ,
de geringde, of zelf maar eene ingebeelde verdijnlle gebrui-
ken ter vetichooninge van d? krijtcndfte oudeugd. li. iio.
Vrouwen die de ruwer zeden der mannen bezitten, mo-
j^en gezegd wordu) zielen van mannen te hebben , in li^haa.·
men van vrouwen. It, 515·.
De vrouwen hebben wel zin om zelve een? cene doolcn#
de ridderfchap met eJkanderen aan te gaen., zo wel als om dc,
mannen daartoe aan te moedige». ΤΓ. 377!
Een Guit, zegt Lovclace heeft geen reden om een Hui-*
chelaar te zijn, wan^ieet bij zijne oogmerken beter beaiu-
Tvoord heeft gevonden mee voor een Guit bekend te ftaen.
«H. S7. .510,
Hoe gretig flokt de Sexe den lof int ΊχυεΙ. ni 94.
Lovclacc vordert de Vrouwelijke Sexe reden af waarom
veele ^ei/^e vrouwen, 20 als zij gehouden worden, dc voor-
keuze geevcn aan een Guit, daar de onbefchaamdße der Guiten^i
z,egt hyt άί zedigheid in eene beminnen» m.
Het is de zaak vau elke vrouw, zo als Lovtldce ieert.aam
izegty door haare daaden te bewijzen, dat deczc verkiczin^c
aict vopttkoomi u« cene gelijkheid- vAti'-natatirc, ibid·, '
Yy 1 Uaac
-ocr page 605-f
Daar is ] ztgt Zovelace, zulk eene' vetkecfde cigensiiH»
ïiiglieid bij dc Scxe, dat wanneet zij α om raad vraaget», zif
Stulks alleen doen om uw gevoelen te weecen, op dat zij zig
daarteg;en mogen aaukanten. iii. i88.
De vrouwen, zegi Lovelac'e, willen gaarn wtecd gc«
Doemd woeden» 2elf wanneer zij de grootile gunil bewijzen«
Hl. i66.
De· befte der Sexe, n^egt Ltvelacci wenfchen den lof te
snogen hebben van een Guit te hervormen} en dus brengeu
eij met zccr.weiïiig behulp van ons zigzelvc in het net. m.-
510, SU.
Guiten en Ligtmiflen zijn de mannen, ugt juffer Howe^
3n welke dc vrouwen van natuure geen tegenzin hebben. IV,
375·
Tegenkantinee en Tegenfptaak zetten vrouwelijke gee-
ften vau cenen hceten en lomaneskea aatt kragt bij. V.
De vrouwen beminnen de Guiten, s^egt Lovelace, om dais
3e Guiten weeten, hoe zij haaren onzckeren wil moeten rege-
len, en dezelve bcftieren. IV. 388.
Niets op aarde is zo ftijfhoofdig dan eene vrouw, wan-
neer zij 'er op gezet is om eenig ftuk door te drijven, en als
2ij met een zagtzinnig man , en die zijne ruft bemint, te doen
Jheeft, LoveL IV. 5x4.
Hadde ik bevonden dat een deugdzaam charadec in het
algemeen noodig geweeft waatc, om mij bij de Scxe aan te
ynjzen, ik zou meer agt geflagen hebben, z^egt Lovelacet op.
jnijne zeden, dan ik gedaen hebbe, IV. 566.
Wanneer gij wilt hebben dat cenc viouw een nieuwtje
"voottvetielt, z,egt Lovelace, moet gij haar belaften om het gp-
iicim te houden. V. ii6.
De Vrouwen hebben gaarn, dat haare Sexe, en derzel-
\cr gunften, deu mannen van veel belang toeichijnen, Lo·*
^el. V. 171. ,
De mecfte van dc fchoone Roman-fpcelfters. hebben, iii
haate vroege jeugd, zig Minne-uaamen verkoozen, zegt Lo-
•velace. V. 173.
Menig een zoste lief, voegt hij 'er bij-, heeft mij op een
Btief geantwoord, om zig een naam toe tc eigenen, welke
haare eigene moeder haar nooit gegeven had. ^id*
Eene onnozele vrouw, z^gt Lovelace t die weinig in dc
V^ereld verkeerd'heeft, weetniet welke wonderlijke hiftorien
plicc v!:0UW) dic [ςι leefc CJB maar het minft onaf bangelijk ia
a
Ii'i
ι t07 )
liaatCh wil gewccfl: is» haar zou kunoèn vme}kn7 V. 184;
De geheclc Scxc houdt veel van bedrog ftnceden , cn ooki
van bedrog-fincedcrs, zegt Lovelace., V,
Vrouwen hebben niet op met NicHwclingen, ioürf. V,
116.
Zij hebben veel behaagcn in dc Liefde rot de Scxc welke
op de kundigheid daarvan gegrond is n . Eene goede rei
den ——_ \Waarna hij de redenen opgeeft in denzelven ßijl,
welke zeer weinig tot lof flrekken van de Sexe] V. »iä, 117;
De vrouwen zijn dc grootfte beuzclftös onder alle fchep-
2els, zegt Lovelace plompUjk terwijl zij zig verbeelden on-
der dezelve de weczciis van het grootft belang tc zijn. V,
»64.
Deeze tedere duifjes» zegt Lovelace, fpreekende van jongi
Lad'js y weeten niet, voor dat zij op de proef gezet worden,
wat zij wel verdraagcn kunnen, inzotiderneid als zij in tnin^
rehandel zijn ingewikkeld. V.
De Sexe hóudc veel van drokke bedtijvcri, Lovel, 'i-
Eene vrouw zal liever een ftorm verwekken, dan dat zi)
buiten een zijn zoude, Lovel. ibid. -
2ccc ongelukkig is dc vrouw, welke genoodzaakt is in
onrud te leeven, welke zij nog zelve verwekt, nog in be-
dwang kan houden, ibid.
De vrouwen zijn gewend om tc ichreijen zonder droef-
heid, en te lachen zonder rede«, Lovel. > V. 1.77.
Jeder vïouwt aegt Lovelace y zou ik goed kunnen maa-
ken, dewijl ik haar zo wel mij zou kunnen tloen vreezen t als
ie winnen. V, 347.
Alle vrouwluij zijn tot liften en ftreekcn gebooreo , en
pleegeil die meer of min , iow/. 7.384,
In' minnehandel zijn de vrouwen van natuure bedree-
ven, en veel vlugger van vernuft dan de mannen, Lovel. l-
bid.
Vrieiidfchap tuiTchen vrouwen wordt, als een man tus-
fclien beide vriendinnen inkoomt, van haar aan een kam ge-
legd, gelijkbaar mufijk, en andere maagdlijke tijdkortingen,
Lovel. V. 399» 400·
De moeder, die gaarn z»en zou, dat haare dogter eenen
mau nam, 70U zomtijds beter flaagen, met haat een anderen
voor te flacn , Lovel. V. 400.
Het is het gemeen gebrek der Sexe, volgens Lovelacet dac
fjij i? lan^ tragten jong te zijn. V. 438,
Yy i ' <3fiii
-ocr page 607-(ros r
iGcbelmcB van ïninnaarijc, en ^eheitheti van boeveftöli^'
fceii, zegf Lovelacet zijn het kragtigil cement dct vrouwelijke
vricndfchap. V. yoo, 501·
Alle vrouwen, z,egt Loyelace.i zijn bbodaarts in haar hart:
jLij zijn flegts heftig daar zij mogent VI. 131,
De vrouwen, zegt'Lovelace ^ beminnen diegeenen meefl:
|hct zij mannen, vrouwen, of kinders) die haar de mecftc
iinerte aanbrengen. VI. 44J.
Meisjes die nooit kwaad worden, dan mei reden, zul-
len, als die haar daartoe gegeven wordt, bijkans nooit ver-
gecven, of eene tweede gelegenheid gunnen ora haar misnoeg*
gentcgecven, Zovel. VI. 494.
De Vcftaalen, zegt Lovelace, zijn dikwijls verhit door
haar eigen vuur, VI. 5.
"Wraakzugt en hardnekkigheid zuilen de befle vrouwen
lieel onbegrijpelijke dingen doen uitvoeren, Lovet. VI. 53g.
De vrouwen zullen liever, dan dc beide oogcn jjiet uit te
fteeken van den man, op welken zij verftoord zijn , 'er eea
van haaré eigene aan opofFereu, LoveL ibid.
Snoode kareis zijn veel van hunne fooodheid vcrfcbuldigdi
7xlf aan vrouwe» van fatzoen, welke naauwlijks ooit zwaai-
rigbeid maaken ons met hen in gezelfchap te verkeercn , fchooti
zij zig aan nog zo groote ondeugendheid jegens andere hebben
fchuldig gemaakt. VI. 657.
De vrouwen in het algemeen zedig en fchaamagtig zijn-
ie, hellen alte ligt over om die hoedaDigheid< welke haare
voornaame bevalligheid is, als een gebrek aan te merken; en
aii oordeelen waarlijk al fijn, als zij dat gebrek denken te vcp-
vullen door een man te verkiezen, op welken g«n fchaamtc
hegten kan ! VI. 658, ^59·
De Ladys, geeft Lovelate te kennen y weigereli 'menig^,
jmaal haare gunifl Γ enkel om tot bewilliginge overreed te wor-
den, om haarzelve met zigzclvê tc doen OYereeuftemmen,
yiU II. ' .
a
Geen vrouwmenfch is lomp in haar eigen gevoelen, VII^'
[Zie Huwelijk. Liefde. Ligtmis. Mannen ca VroBf
wen. Ra^d aan de Vtouwea, Vrijerij,
jSchoOJl?
-ocr page 608-Schoonhfiid. Geilalte. Gedaante;
*t
. Welgemaaktheid, zó veel niet hebbende te verliezen daS
Schoonheid, zal nog ftand houden, als Schoonheid verlept en»
vervlogen is. I. lo.
Lighaamlijke voordeden zijn meermaalen ilrikken dail
weezeniijke voordeden. I. 304. iii. 137, 138.
Alhoewel Schoonheid gemeenlijk een gcwrogt is van dö
Ycrbecldinge, zijn 'cr egtet eenigc die in alle oogcn Schoon
nullen zijn, I. j 19, 310,
Mannen bijzonderlijk behoorcn hunne waardij meer ic.
ilellen in de hoedanigheden van hUQ verdand dan van fauti
lighaam. ibid. .
Eene mooije zottin zal in alles wat zij zegt > cn in alles
wat zij doet, behaagen, zonder dat men weet waarom^ J^
Wie zóu eene mooije zottin faaarea korten tijd misga».«
oen ï ihid. · '
t Wanneer haare kapelletjes·wap^ringen voorbij zijn, zal
aij in de algemeene veragtinge, welke haar bejegenen zal, de
legtmaatige uitwerkzels gewaar vrorden, van het aankwec-
^en haarec verhevener gaavcn verwaarloosd te hebben, im
bid.
Terwijl de vcrftandige matrone, die van der jeugd af
Jiaar chara<3er heeft ftaende gehouden > vinden zal dat ecnc bc·
ftendige en weezenhjkc eerbied .de plaatze van eei>c lugtigc ver-)
t^onderinge inneemt > en meer dan (er veryullinge vau acrzeU
^ξcr gemis kan ftrekken. il>id,
Eene beminnelijke vrouw zal, het zij ze toornig of wel^
l^noegd zij, beminnelijk voorkoomcn. m. 513, 514.
Die wreede ziekte» welke menigmaal de grootfte verwoed
(lingen maakt in de ichoonde aangezigten , is niet altijd νοοΐ,
een onheil te agtcn. V. 390.
Deugd cn edelmoedigheid zetten det Schoonheid glam ca
Igjißwbii. . '
üüfiai·
-ocr page 609-t ito I
De oot^dcendc befchrijringco der Digtcren en Roitiaiiä J
biengen ten jeugdigen geeft dikwijls op het fpoor om ecai
voorwerp tc zoekcu, waarop hij met zijne yctbceldinge wet-·
keu raag.
Met a?idcre ivoor den i' m»· -μ - i..,mil Schep pelt"
schoonheid, en plaatzen die, daar niemand anders zc kan
-vinden. I. 310.
Roman-fchrijvcrs vergccten nooit haare Hddinnc cenc CIc-*
aüthc» cene Violetta, ceuc Clelia tc geevcn,,. of diergelijk eend
vertrouwcHag ^an zwierigcn naaroe, cenc oude voedfter ten
tninileni om zig te redden als zij met het werk yctlegcn zijn*
11. x^i.
Onnatuurelijke gelijkcniflcii, van verliefde digtcren ge-
bruikt om der fchoonheid luifter bij te zetten, fttekken eer
ter vetkleinioge dan ter verheffinge vaii dezelve, iii. 39.
Iemand kan wel geen kwaad Ctitijk zijn, fchoon hijzei*
ve niet heel voortrcfFelijk fchrijve. lii. 319.
Onze Digters, Äi^f de Br. Ëelfordt weeten bijkans niet
hoe zij droefgeeftigheid verwekken moeten, zonder fchrik »
doodflag, en zeifmoord, en denken; dat zij uwe ziel moeten
doen ijzen, om traanen uit uwe oogcn tc haaien. VII. 198*
' Vrouwlijke woorden, ichooo van cene onzekere her-j
koomft, zijn gemeenlijk van cenc zeer kragtigc beduidenis.'
VII. 6$6.
Van jongs op gcmccnzaame Brieven te fchrijvett, is een
van de befte middelen om den geeft tc openen en uit te brei·
den, welk van man of vrouw kan worden ter hand geno·
nien, VIH. ï^j.
Het is te beklaagÊn dat vcele uitmuntende Schrijvers, die
bekwaam zij» om de deugd tc vethcfftn, en de ondeugd te
befchaamen, fjunnen tijd vetkwiftcn over onderwerpen, die
enkel in befpiegelinge beftacn, van geen belang zijn,^eii waar-
in geen ftigtinge ftcekt. VIIÏ. 348, 349.
Oe vernuftige ichrijvers van ftukken vat) ceneu lo{Iên en
^tibetaamelijken itraiit^ welke gerigt zije om de zeden dec
'jeogd ie bederven »^onreine denkbeelden in tc prenten, of deif
godsdicnfl: te kwetl^eu , gacn nici cerelijk tc werk omtrenc
·, - huöj
^'■■vmi
? il i
^önnè eigene talcnteo ι nog dankbaar jegens God} die iiuia
zelve gegevco heeft. Vlll.
Een man,. <3ie höogc gedagten van zigielven, eta ïaagt
Jieeft van zijne tpchoordcten, is beft gefchiki om in het opeu·«
baar te fprcckeii, IV. 377.
... Hec minjftcrie heeft regt tot elke ftem, die iemand rac
cene goede confcientie geeven kan> ibid,
' Men uchoort niet noodloos haaken te leggen io de radcr
ren der Rcgeeringc. lY. 378.
Nog fet minifterienog derzelver tegenftanders kunnen
altijd ongelijk hebben, ibid.
Een iraft man,bij een van beide móet derhalven iets meer
of erger bedoder»," dan hij wil bekennen- ibid.
De miurte beuzclingen, zegt. Lovelacey kunnen votftett
cn kindetea nmlkaudéceD doen bij 4e ooien krijgen. lYj,
ι,ί.Α
ViEcnc orertreedinge re veroordcclcn, cn die mer eene äl ztó
^tcote na te volgen, wat is dat anders , -dan eene aJgemeeni
bedorvenheid voort te planten? 11.
De Struikelinge van eene uitmunttnde perfoon is onvei?«
fchooneliikcr, dan. die van eene gemecné. III ^oé.
In ongelukkige omftandighcden zal het zelf voor braa^
ve iticnfchcn bczwaarclijk iijn» dc afwijkiiige van de op-
tegte eenvoudige waarheid zomtijds te vermijden, m. 3x7»
\Hoe noodig is het dan "vooi z^odanigt perjoonen z.org it
draagen dat zijt door hunne^tigene onbedagtz.aamheid ^
xig niet in z/waarigheden inwikkelen!
r. läraave ,nienfchen, als zij onverhoeds tot c'cnè Struikelin-
ge veivallen Zijn, zullen hun verlooren grond aänftonds trag-
«cn te herwinnen, op dat zij de dwaaiiugc^iiet tot eeiic ge»,
■woonte mogen maaken, ibid. u
Eene zondige OYCUicedinge van de cciK IriießditJ ft^
·. 'ym. Deel. ..... ,
lË
iteiiiihrftfi τίτ"
m
^aatfchijnclijk «uc fchaduvtr brcngetï over dc anJcre.
4«7. , , " ,.
Voor cie rcineu, z,egt Lovelacey ich ijnt elke kleine O vcc#
ticcdingc ergerlijk, 1^·.
Ecu van den ^vcg afwijkende ftap in den beginne ver-»
]eidc iemand menigmaal in cene wildernis van iwijffclingc crt
(dooliogc. IV. 54. 115.
Wanneer men tot cene grootc Ovcrtrecdinge verleid is ,
bullen kleiner Ovcrtrecdingen bczwaarelijk vermijd kunnctt
worden. V. S6.
- · Zij die al tc gereed is met eene moedwillige Ovcrtrcedin*
fe te vcrfchoonen in eene andere, maakt dat h^ate cigclie
ewgd onder verdenkinge raakc. Vil. 549.
[zie Mcnfclilijke Natuilrc, Zonde.
Tederhartigheid. Goedertierenheids Üart^
Dien, -wclkcti een hart ontbreektj ootbieekt alles. Τ*'.
An-
Een verkeerd hoofd kan overtuigd worden; maar vriê
kan een hart geeven, daar het ontbreekt ? ibid,
üie geen gevoelig hart heeft, mift dc hoogde vreugde ita
ik Iceven. I. 467. Nogthans biifpaatt hij zig door dat ge-
mis vee Ie droeveuiflen. ihid.
Wanneer het Hart in alle gewigtige gevallen, buiten on-
aen wil, om zo te zeggen, ons iets kwaads fpelt, behoert
tleszclfs aandoeninge, even als de draag der Confcientic, te
worden in agt genomen. II. 469.
Het ftrckt meer tot iemands lof ccn goedertieren hart, dan
«en ilim hoofd te toonen. II. 485-,
Menfchen van Goedertierenheid zullen zig niet fchaaracn
em, bij gepafte gelegenheden, doet hunne oogen te toone»
dat zij gevoelige harten hebben. IV. 498, 499.
, Dc vrouwen behoorden het tot een regel te maaken, otia
over het Hart van cenen man tc oordeelea, naar dat bij of aan-
gedaen of niet aangedaen is van de weezeulijke, of afgcbecldo
elenden van anderen. ihW.
Hij die zijtic eerc kan ftellcn in eene hatbaarfchc ongevoe^
lighcid, is onkundig van de voornaamfte glorie der Menfcb«
lijke Natuure. iiid.
. /Wie kau gelukkig zijn j^e^i Lovekc§i die CCD gevoelig
-ocr page 612-tmJ
Hart Kcefi?, nógtKans moet hij, die bet niit IjccfcJ ee» Tift
gcr, cn geen Mciifch^zijn. V. 177.
Mcnfchcn zelf van inoodc harten zullen ceibied hebbea
yoorhen, die goede,bezitten. VI, 310. Zie ook Υ. 74.
Hetgeen dc ondooraigtigc wereld Goedertierenheid noemt,
is dikwijls niet meer dan ccne zwakheid van Geeft die zig
outfermr oYcr zigzelvcn , Lovel, Vï. 346,
Ecne bekwaamheid van bcwoogcn te worden door dei
iam pen onzer mcdclchepzelcn; is wel verre van tot pneere t&
iftrekken voor een manlijk Hart, VI, 437.
Aangenaam is de fmcrte , welke edelmoedige nattin-
1C0 gevoelen ujt de wederwaardigheden van anderen. VII.;
3^7· .
Een minzaam Hart is een grooter zegen voor zijnen be-
zitter , dan het voor eenig ander menfch kan zijn, die daar:*,
bij mag bevoordeeld worden. VII. 353.
., [ä'e Edelmoedigheid» Vriendfchap. 'Vroomheid.
Tegenfpoed. Verdrukkinge, Ramp. Ongeluk^
Men behoort veel in te fchikken van de hitte van eei»
iiart dat bitter is van onverdietiden hoon en ;ongenade.
337* . ' ■ ..
Ongelukkige lieden zijn gereed om zelf onvermijdelijke
toevallen op te neetrien, voor blijken van verwaarloozinge cn,
Jcieina^tinge. Π. 114,
Tegenfpoed is dc ftaat van beproevinge 'VOor alle goedé
hoedanigheid. II. 131.
Lieden die in tegenfpoed zijn, behooren retragten ora hijn-
BC loflijke gewoonten te behouden, op dat zij, als dc zon heti
weder koomt befchijneo, bij hunne beproevinge niets, verloo-
Xcn mogen hebben, {bid. ni, C6, 67.
Wanneet ons rampen ovcrkoomen , behooren^ wij onsi
aciveft te onderzoeken cn te vrcezen. Π. 371. 384.
Ongelukken worden ons dikwijls toegezoflcien om ons
te brengen tot een beter toeverlaat, dan waarop wij gewend
opijn ons te veftigen. II. 383. V. 533.
Niemand is, buiten her bereik des ongeluks. Niemiind
dcrhalven behoort zig op zijiicn voorfpocd te beroemen. II.
J83.
Al wordt een menfch nog zo getergd, al zijn haare ram-
Z ζ 1 pe»
pêiTiiog τοζύϋΐ'ϊ zij behoort altoos té gidlenketii dat
Gods ichepzcl is, eii niet haar eigen. '407. i
Cl Als ongelukkige lieden om den dood wcnfchen, behoo-
ïcn zij wel verzekerd te zijn > dat zij daarnaar wciffchen uili
behoorelijkc beweegredenen. Tegenfpoeden deezer wereld
gunnen, uit zigzelvc, zulk ceo wenich niet billijken. iW
4^4·
Tegenfpoed zal in een edel gemoed 'deugden toor den
dag haaien, welke in voorfpoed niet konden zijn aan 't ligC
gebragt. IV. 96. Zie ook iil. 114, fij.
Lieden die in Verlegenheid of verdrukkinge zijn, kun-
«en niet gehaat worden van edelmoedige zielen. !V. 435:. "
Lieden die wegens Rampen hunne , gezondheid verwäair-
Soozen» zullen miiïchien niet m ftaat zijn om den dobd te
ontkoomen, als zij het wel zouden wenicben. Yl. 543,
589.
In de icHoole der Verdrukkinge worden wij geleerd ons-
delven te kennen, eikanderen tedraj^gen, en ons over elkan-
deien tc ontfermen, cn ons gczigt te veftigen op ecne betere
jhoope. VI. 613. VII. 175. J ;T
Den ongelukkigen ontbreekt het nooit aan vijanden.
Die met wcez.enlijke onheilen wórftelen , zullen zig jiie^
fcekommeren met zulke, γοοί welke zij bij gljfinge, flegts d'ugn
μη. VII. 177- ,
Tegenfpoed is de proef der Oprcgtheid. Vil. j ti,, , t
Verlegenheid doet het vernederd hart wantrouwen. VII,
. i ï
Ramp brengt die kloekmoedigheid voor den d^g, welke
?en regt edelen geeft doet uitmunten. VIL 507. Zie ook IV*
5.6. VL 189.
Zekerheid is in eene diepe Wederwaardigheid te verki^
boven eene onzekere twijiFclinge. VII. <579,
Izie Ttpoil.
cnn
Teiïanient. Teftamentmaakers. Executeurs, enz.
Nïeraarid'die bet kan yoorkoó'mén i'zal' een ExcêütcDr in
ten Rcgcs-geding willen iowikkclenv Vil. ,73.
"" Een Teriamedtmnaket behoort zig'te bevlijii'^efi Irm het
werk van zijnen Executèuf: 20 ligt tc mallieii als mogelijk 19?
De,overblijvende linnen bunnen tijd niet liefderijker bc>
fteeden , dan in het'getrouw 'waarnëcmeri'fän E^céuteui;-
fcbappert. Vlll. 153. " ' ......'......
Dit laatfte werk van een Teftament^ behoort het ïaatfte
niet te zijn in des^elfs opftellinge of rnaakirtgey maar hec uit-
werkzel van een bezadigd overleg, en gelijk incer"dikwijlé
dan niet regt gezegd jwordt, van ccn gezond verftand cn'ge^
Ücugens'we
ikè
Boen zelden ontmoet dan in een gezond fig-
baam. VÏII.' 155. 336, 317. '
Als een 'Teilanientmaaket redenen geeft vari hetgeen hij
begeert, worden allé-vitteiciien omtrent woorden afgcrueedéftj,
de bezwaarde worden'daardoor verzekerd, en zij, voor wei-
ten een ig voordeel gefchikt, is, genieten bét 'doordeel'gecüflt
lijk. Vil. Ι§5, 156. l8o. _
Ik hcbbe voor eenigen tijd, zegt Clanjfa·, mijzelve bezig
gehouden mtt de voornaame ilnkken van tviijn Uucrflen Wil
op papiet, te brennen^ "welke ik, ,imr,;dat-. mij daartoe rede-
nen voorkwamen , veranderd'of vcfmeerdeid Kèi)be} zodat
ik nooit volftrektlijk zonder een Teftament was., al jjvaarc
ik'nog zó rchieliikVcggctUkt.^ Vlll.-'ïjfi.·
Het eerfte leezen van" een Teftament i daar lémftnd ftérftj
(die eene raam'elijk aanzienlijkè fom rtaliiat , ♦erftHaft'geméeiiV
lijkeene gewifle proef vaii der bloedverwanten liefde tot de ό^·
verleedenë. VIII. Ϊ85> ι8ί. '
Onder alle Teftamenten worden die der raonarcheh ge.
incenliik minft in agt gehomen, Vlïl. 188.
Wat dog dan de vreeze des doods (eene vréeZe onwaSf-
^ig voor een fchepzel, die weet dat hij alzo zeker tén eeni-
gen dage fterven moet als hij gebooreu is) kan ieniand ver-
hinderen van zijn TcftaiTSent te maakeri'térwiji hij gezond· isï
Vni. i8o, isi. ^ ■
Men behoort, in het maaken van Tijn Uirerften Wil,'
'iK) wsl het vermaak als het gemak van zijnen Executeur in
. Z-z 3
-ocr page 615-fr^r.
(ft^ tè ÄeemÄi ëo «η edelmoedig mati β!λ te verpHgten tcA
^t doea VÄB iets dat hcia laftig zij. VIII. jij, 316,
■/Of
,Toegevendheid. Infchikkelijkheid.
ïene VrienJfijkheid die uit dwang, of zelf loozc inzig-
Ifeh ontftaet, kan men dikwijls vrel ontdekken dat gedwon-
gen is, door agc te gceven op dc oogen en lippen. U.
Tocgeevcndhcid, is geen laagheid. ÏV» 341. lutegen-
'dcel behclft ze t volgens het woord zelf, dcfcigheid in zigi
Daat fteckt glorij in gaarn de minfte te willen zijn «
daarover een heftige geeft niet wel kan ootdcelen, IV,
94»·
I Door 7agthcid en Toegeevendheid, laat iemand die iets
-verzoekt, gunftige indtukzels bij eenrn toornigen; welke, oa
Tsezadigdet overdcnkioge, de gunil op dien tijd geweigerd,
amogelijk zullen te wegc brengen. IV. 494.
Die Toegcevendheid, in welke geen hoogmoed nog hooa
fcmengd is, zet zo wel de peifoon, als dc daad waarin ze
etoondwwordt, bevalligheid bij, V. ι<ί.
* Tooneel-fpelen: Mufijk. Danzen;
tigtmisfcn (ichroomende zig aan ernftigc en deftige be-
denkingen te betrouwen) loopen naar Blijfpelcn, om de wtoe-
ginge van het hart te lachen, cn voerbceldcn te vinden van
mcnfchen al zo zedenloos als zijzelvc. IV. zti.
Zeer weinige van onze Blijfpeelen leveren goede voor-
Icelden uil. ibU,
De Hr. Lovelace·, Juffr. SimUir·, Saartje Martin y Ma'
'fjjtje Horton, JiiiFer Partingion, houden van geen Treurfpc-
ïcn. Zij hebben al te teergevoelke harten. Daar is genoeg iü
.de wereld , zeggen sjj, om het. hart te bedroeven , zonder dat
men droefheid in zijne uitfpanningcn menge, en de rampen
van anderen tot zijne eigene maake. IV. izq, zii,
Ligtmiilen houden van geen Treurfpeicn dan die, waar·
Ψ
-ocr page 616-aljiclvt dc rollen van dwingelanden en beulen ipècIcilQ.
IV. izi. · * '
De elenden ran anderen wel vertoond, zullen tcdcc
fcart ontfluiteii en openen, IV. 117.
Het vtouwlijk ban breidt zig uit» en vergeet zijne ift-<
^etogcnhcid , wanneer haarc aandagt zigzelve onttrokkertl
,"Wordt door een aangenaam of aandoenlijk tijdverdrijf. ibidJl
£De vrouwen behoorden derhalve» omügtig te z,ijn omtrenti;
.1 het geKelfchap f waarmtde zy de openbaars Vermaakenf
bijwooneTi.l ''
Mufijk, en andere niaagdlijkc tijdkortingen, worden maaci
al te geroeealijfc van de vrouwen, als zij trouwen > aan ε«»^
kant gelegd. V. 399> 400.
De Mufijk, zigt Lovelace^ is eene tijdkortinge, die moi
plijk nodig is om eene jónge juffer van erger bedrijven af t©
nouden. V. 400, ·
De Wijn is eenigermaatc een flaapdrank: Op hoe vcc·^'
3e vrouwen χ zegt LoveUce^ hccfi: men met Wijn zijn voor-
deel gedaen * en aaet andere nog meer bedwelmende ^ijzenj^
Het Danzcn iS eene tijdkottinge, waarvan dc vroowci^
veel houden} dog zij behooren omzigtig te zijn in welk gof'
zclfcbap zij het oefTenen. V. 499, '
Vrouwen zetten Vrouwen, als zij door Danzen, Mui
£jk, enz., verhit zijn, hatc bij > cn {looken clkaHderen krag·^
iigaan. V. 500·
Petfoonen die taamelijk wel zingen cn fpcelea,' en cgtet^
«!»nbckwaamlieid voorwenden , wcnLcken niet akijd geloofd te
verdcoj y. 338» 339I
Toom. Gramfchapr Misnoegen? " ,
Toorn cn afkeer veranderen de eigenfchaf, ten minfltt.
W voorkoomen der dingen. II, 149..
Bijkans nooit doen de menfchen iets in toorn, waacva«
ïij geen berouw hebben. Π· ija.
Iemand die ftraffe trekken in zijn weezee heeft, behoort
tig niet te veroorlooven om zeer toornig te worden. 11«
®5?·
Wi) bchoorcn niet toornig te vrotdeo om dat i^and du*
-ocr page 617-^ccfl VOOÉ OOS tiict clocf, hetwelk hij rcg^. hccfc oja ofte φεϋ:
oFtcltaten, U. ^iz 466. lY. 494.
ίίΓ Luiden die fcfiuM hebben, behoort het eer leed tczijn da£
zij gelegenheid tot tooiogegtyeu hebLeu, dan denzelvcn kwaa4
lijk te necmen. Hl. α79·
Niets katï in iemands Oog beminnelijk zijn , op hetwelk,
bij misnoegd is. V. 15, ,
Een toornig of vctftoord menfch 1 zal dengecnen, op
wölken hij misuoegd is, den lof niet gunnen, welken die vee-
dient. V. 3 S'
. r,Γ Toornige luiden behoorcn nooit tc ichrijven, terwijl hun4
jqiê drift nog'gaende is. V. 31J.
Toorn maakt Üc bcfchaafdfte lieden onbefchaafd. Vi«,
411· ' , . ' '' ■
Het MAstipegcn van,vrienden bchoprt zelf'yan een oijfchuK
^igcn verdraagcn te worden, wanneer het ongetwijfFeld uiC;
Xiefde voorckopmt. ' VI.,
Eenc onicbuldigc mag haare vriendin wel danken vooC'
^t. Misnoegen., hetwelk haar geltgenhvid geeft, om zigzdvö
IC regtvaardigen. ihid. ^ ' ^ . .
Dog dan 15 het oneüdmoedig voor ren misnoegde vriendi
of vriendin , zulks niet te crkenaen ,. en verfchooningc te vraa-
gen van de nüsvattiógé, welke het Misnoegen had verbpr·*
zaakt, zo draliij of zij daarvan ovettaigd is., ihid.
, Luiden va» W.einig verftand worden het ligtft toornig
als hun verftand ia twijfFcl wordt getrokken. VU, 447,,ü
\Zk Drift., , .. .:S" , · ■
■ -)
• Μ
Ί
Scbooólïeiii in'Träanen,:is fchoonei fclwoïïhcid, tövèti
V, 17. zie ook IV. 31.
I De ontleedkondigCn «'ze^ de onhermhartig» L<njelai6\ cr-
Kenncn dat dè vrouwen, vogtigct-hoofdeu· hcbbeti dan, de man^
«CD. V-I., 47*' ■ <1.?···:;·,·.. ,! .·". ·■).■■ ■' ■-
Niets droogt raiTer op dan tratinen ^ VI. 43.1. . ï
: Die man'behoort gceerd te worden , welke weeuen kan
BVcr ^c|,wedctwaai;dig.b!Eden_van aiudcrfcn ·,: en kan zulk eéa
ongevoelig zifn van zijne eigene VII 153. ,
-uh Tiaanéa.'.leiligteti het oyedaadcu hwiü-hctvircik berfteii
' «aoefti
-ocr page 618-ktccg het aict die idgtc cd »atuutclijkc omlaftingc;
Traaricn zijn het voorrcgt van den mcnfeh. VU,. 1^4.
Het kan geen zwakheid zijn, geraakt te wordeti van gc-
beurtctiiflèu van veel gcwigc eu bnlang, waarin onze gocdct-
dcrenhcid moet deel uccmcn. VU, 154,
\zk Oogen, Schoonheid. Tcderhaitigheid, Wreed-!
hcido
I f
Die welke geen kvraadc behatideliBge verdiend hebben I
liebbeu icdcit om dies le gecuder ce zijü oudec dezelve. iI.
Wifc zoii niet met geduld 2elf het gróotfte kwaad verdraa-
gen, indiee zij zigzclve ovcrreeden kon, dat het waarfchij-
iieiijk dus gcicbikt wicrd> om een nog grooter vooc te koo-
ïpeöi in. 4Jt.
Hoe Tccl ligtér zullen dezelve onheilen, als men daarövet
iijne gedagtcn gaen laat, vallen voor het hart vai eene die zig
dezelve niet, dan die ze zig al op den halze gehaald heefti
ibid'. Zie ook II 381.
Èen gemeen punt is 'et, waarin alle menfchen zullen té
iatiien koomen , zij mogen zo veife dooien als zij wülcnn
IV. 5$.
Door geduld en volftandighcid óverwini men dé gtootftfi
Siwairighedcn. IV. 73.
Indien eene pcrfooe onder rampfpoed zig kan aainmer-
kcn als geroepen oirn een voorbeeld te geeven van geduld étó
gelatenheid , zal zij haar gemoed gtootlijks verilerkt vinden«
IV· ii6.
De geheele natülire, én al wat daarin is, heeft cehcd
helderen en donkeren kaut, Wij bchooren niet altoos onii heti
ergfl: tc denkeu. IV. zz8. Vil. 474.
Mijn gewoed, ζ,ΐρ Clanßa tot Lovelace en TomUnfon·, is
bereid tot tegeofpoed. Het is mijn trooft, dat ik het kwaad
éiet verdiend hcbbe , dat iftij bejegend is. V. 314, VI»
18é. 197· 305. 311.
Daar moet eene wereld ua deeze koomen, om de vcrón»
gelijkte onnozelheid regt le dóen, en dc barbaaiiche iröuw-"
loosheid te ftraffcu, Y, 461.
JIU. DceK ' ' , it^ii
-ocr page 619-f 110 )
Wi) lien dikwijls mcc vcfm^ak tc ruj», op if Ttvrsäf-·'
fte dracvciuril·!), als aeiïclveY'Büuaak is Weggeiiomcn. y«
Nitm'äilf beRoótc erger gcdagteu VaB 'zfgxelvc tc heb^
bstï^ wegens hec lijde» van iets, hetwelk zij niet onrgaen kon.
V. 53 5
.Tfjillii^tee-onheilen k^n m«^ 'dra3gen> om dat zc maar
iijdiijk^ itijii. VI, 49.
Niemand worde in zwaarder lijden ^cbragt dan hij kan
verdraageii, cß dcrbalven te vcrdraagen. VI 186.
Wij vetilaen dc wegen dct Voorzienigheid niet, nog
■welke Wijze einden die mogelijk bedoele tc beverderen rocc
zijoe, zo het fchijnt, geftrenge bcdeclingcn. ίίρΐ(ί.
Die geduldig en oiifchuldig lijdt,zäl n'aar zijne beloonin-
|re uitzien ni eenc Wereld na dceze. Vï. iS'j.
Vceie ^/ykkige dagen künnen mcnlchen, die gfóotlijks
ongeluifkig 7Γί|η ·, nóg wd befceven, indien xij'önvetmijdcUj-
ke toevallen niet willen trekken tot cene zondige mismoedig-;
beid. VI. 305, 306.
Wij behooren onder eenig zwaar onheil, onsttlven tc -ver-
trooften, gelijk wij in diergelijke omftandighedcn anderen vcr-
trooften zouden, VI. 307, 308.
Deeze wereld is flegts gefchikt voor een ras voorbijgacn
den ilaat van beprocvinge, Een vroom mcnfch, zig aanifler»
kende aFs éene die door dezelve reift naar een beter, zal zig
alle de oiigcniakkcii· der reize ligt getrooften , Tn da Hoope
op eene rijke bclooningc aan bet einde van dezelve., VI,
4M
Waare ik, zegt Clarijfa-, {nabij haar einde gekoomen) dè
onheilen ontvlooden, onder welke ik nu zugte, mögt ik zija
wcgoerukt in het midden van eenige vrolijke en veel belooven-
de 'hoope; wanneer mijn hart fïerk k!o{)te van dc begeerte
des Iccvens; en wanneer de ijdelheid deezer aarde mij had in-
genomen VI. 6co.
■ Welk een geluk geniet zulk eene, bij herdenkinge, dic
zig ten tijde van beprocvinge en vetzoekinge haarzdvet nieê
onwaardig heeft gedraap,en! VU. Äi, 61.
Alle de otirnßen deczer wereld, zo we3 als derzclvcr gc^
lieugten, zijn maar van korren duur. Vil. 174
" pingen die fmerrelijkft zijn voor de menfchlijke natuurc»*:
ais'S'i sebeuren, worden dikwijls bij ds uifkoomft voor ons
ie gelukkigite bevonden. VII. 196. Zie ook VII, 41, 4J.
Aan dengenen j welken wij voor kngen tijd yetlooréri
Λ ■ ' tó.
-ocr page 620-f iiïr).
Kcbb^, gc^nkcn wij/nict mcer vermaak dan fincrte, 'Vlltó
190.
Droevige indrukzels, die den geeft fchijr.en te vertwah
ken·, kunoen, bchootclijk overdaj^t zijnde, ter %'ctfierkin^e\siÄ
dcuzelven dienen, Vll. 313
Daar iemand zig verlaat op de Voorzienigheid, feilt-dift;
Zelden een nieuwen vriend te verwekken voor- eiken ouden,
die hem afvalf. VII. 31J.
Het is dikwijls noodi^ dat een beiJaj^zaam menfch opgc.
lukkigz?), om gelukkig te vffordcn. Vll. Π9·
Gaedc bewee« η>;ίη toe eene hebbelijkheid «jebragt ,j zul-
len ons vermaak vcrk-encn ictk tijde als niets and.ts ons kan
vernjaaken. Vü.
Die aan verdrukkinoen gpyend 7.,ijn·, gelctfd hebben in
cene i^ifla'iliee hoope op een beter'leeven , en zig van geen
buitenfp'iorige ondeugden hebben te befchuldigcn, zijn de be-
kwaainfte vertroofters vin hsiiiie vrienden iii drti-k cn^wcdfi-
waardigheid. VIU. tji.
It^dien iemand sccn g^oor heU heeft om zi·.^ mede tc
trooften , is het bülijli, x^enjt Lcvelnce^ da' hij nirc'iict gerin-
ge-, 't welk,z.g'irag aanbieden, zo veel cloe als hij kan.^ VIII/
2.U.
Nooit k..wam den ftetflijken mmrch eeniji onheil over,of
het een of .inder ftraaltj; van vcrtiooftiiiijo kvAi^m toe hein iii-i'
fchieren , indien de elendige nin zo clen;iig zo' vvaarc, dit
hij liier gordijn toeitdn^ in -p'Iaa'zé van het opa} ce fchiilven, ο ύι
hetzelve buiten te kcerfi. ih'd. ' '
' [zie Confcienrie. Dwod. Droefheid. Godsdjcnit.^ Menfch-
lüjk, Lccven. Tegcirt'pced.
■•t·.
mm
yeüMäi
Men heeft geen ongemeene bekwajmheden re vervvag'cn
~ O .. O
van een man, dic nng een kipd zijnde, nooit aan Tugt en
bedwang onderhevig was. I. 105.
Jonge Ladys, welke men we^-t dat de onlerlijke Tugt
zwaar valt> geeven een nia>) van minncra''iicn gcltseniKj^ ora
denken, dat zijzclve wel gaarn moeders zoud.-n wükn' zijn.
Lovel. l'.I. 89. ■ ■ '
Een edelmoedig hirt z.il dan alleen geen Tcüenftxnd kun-
nen veelcHi wanneer zi] zig veriieeLlt, da; haare ioflijke vriend'
Aaa X fchap.
-ocr page 621-Uli)
^bap, of haare isdclmordigheid, daardoor waarfchijoelijk gc^
zou worden- ΠΙ. 552·.
Iemand, dopt bevreesd tc fchijnen voor Tegcnfpr^ak,
maakt zig daaraan dikv^ijls onderhevig. VI. 133.
Lieden die door Ontzag bedvyongcn cn in den band
gehouden worden, al is het maar uii bewiifthcid van hunne
eigene laagheid, zullen dicgccnen. met regt of onrcgt, veel-
al benspen» voor ^irclker zuiverheid van gemoed en zedeo
hunne eigene beits afFelijke hanen hen leeren befduoomd is
Ζψ. Vli» 311
[zie Gehoorzaamheid. Ouders en Kinders.
Verbeeldinge. Verbeeldingskrage
De Vronwlijkc Se*c heeft groot voordeel boven de gnde-
ire in alle de vermogens, die tot Vcrbccidingc betrekkelijk zijn.
170.
Vervolginge en Tegcnftribbclinge onderdrukken regtaarti-
ge gccilen» en vcrftoippcn de ffherpte der Icevendige verbeel-
(dinge»>. til.
Al war wij ons fterk verbeelden, is op zulk een tijd
iticer dan inbeelJingc, fchopu het anderen 20 niet moge toe-
schijnen U. l8l.
Vuurige Veroeeldingen zijn niet zqndet een inmmgzel
yan Geeftdriiveiij IV. 97.
Vccbccldinge of Waan is ligt bckvraam om de zaak zel-
ve te overfchrijden, het zij het onderwerp vrolijk of droevig
2ij. VIL 58:,
Luiden van ftcrke Vcrbeeldingskragt worden van luiden
^an oordeel gemeenlijk ondeifcheidcn door hunoe bijzondere
grillen en fantazijen. γΐΐί. ι8ί>.
Paar kan geen grpotcr teken ïijn van gebrek aan Vec-
^ienfle, dan dat iemand hei charailer van een ander xockt otx^
l^citc tc werpen, pm zijn eigen op te haaien. H. 334.
Luiden van Verdiende ibebbcn regt rot alle <jc weldaa-
cn> die liun worden tocgebragr. Hl. 247,
Daar
iiMm
IlffitiiT-ffifiH···^^
-ocr page 622-f'
t 1
Daar kan wel zulk ecnc voortreffelijke Waardigheid ca
¥crdienftc ziiü, dat zij der Nijd zelve tfcn motid ftbppe.' IV.
94. '
Het is vermetelheid tekens van agtinge te verwagten',
:j:onder zijn werk tc «naaken om ze te verdienen. IV. 315.
Wij behooren te tragteii om behaagen of mishaagen tc
hebben volgens de wcezcnÜjkc Verdiende of Wanterdicirflo
van het voorwerp. IV 417» 438.
Groote Verdienfte is koel. En die koelheid heeft niet
altoos haaren grondflag in hoogmpfdi VII. $96.
[zie Lof. Vroomheid.
Mcenig een jong overtrecder regen zedigheid en ecrhaar-
S»ci<i> is in zijtic Ligtmiflcnj beveiligd dooi al te ligt vergific-
nis re krijgen. IV. 169. Zie ook I 348.
Ecnc ligte Vergiffenis, daar iemand behoort vergifFinis te
krijgen, za! de vcrpligtiugc vermeerderen bij een niet onedel-
moedig gemoed, γ. ii.
Eeoe weigerende Vergiffenis is eene onwillige, γ. 39.
Die eene Belofte van Vergiffenis iemand afpcrft, cikent
flilzwijgende dat hij dezelve niet verdient, y. zS4.
Dat diegeenen Vergiffenis mogen krijgen, bidt Clarijft
i» het diepfi van haart rampen, welke mijn Vader vethirde-
ren vao mij: Vergiffenis tc verlee«cn! Ed dit zal ren hunneti'op-
ïigte, het hardi^ zijn , dat mij uil: dc pen zal vallen, Vï.
loS.
Voor een toevalügen en niet voorbedagren misflag is de
kragtigile reden van Vergfffcms. ibid. ■ ^
Berigt den Hr, Lovelace, z.egt Clarifa edelmocdlglyk, dat
ik mijn gemwd in zulk eeue gefteldheid pooge tc brcnoOo,
dat ik bekwaam mag zijn om deernis met hem re hcbWn-
en dat' ik mijzelve niet bevoegd zal agten tot den ftait ν
naar welken ik traf»cc, indieu ik, na een weinig ftnids
meer, het hem ook niet kan nerietven^ VI. 554. Vil.
^otf, 607.
Niets kan meer wonden dan eene edelmoedige Vergif-
fenis. VI. ^06, 607, " ' ' '
De ligtverguude Vergiffenis aan ongehoorzaame kindcreo,
^anucer zij het rockeloolte en onpligimaatigile ftuk bcdrce-
Aaa 3 ys»
'1
ζ m >
ven hebben, zi] kunnen, veroorzaakt dat vcelc hun. foor-
beeld volgen. VII. 48.
Vergecvingc tc erlangen van verongelijkte onnozclen is
noodzaakciijk, denkt Lovelace, tot dc Godiijke VcrgiiFenis.
m IJ6.
Dc mannen zijn minder onvergccvelijk dan de vrouwen»
LoveL Vn. 183.
Dc B!:fl:raffinp;c, welke roer fmaakt na crne vricndlijkc
waatfchuwinge, dan naar ccnc Oekelige waanieemiogc, ver-
cifchc altoos dankbaarheid. 1. 405, 407.
Beitraffingen , zo zij van goede uuwetkirge zijn ziillcii ,
behooren mild., zagt, eij zoiixicr ve^wijiinge te gefcljiicdcn.
1Π. 140.
Hoe veel wenfchelijkcr is 'tbcflrafr cn verbeterd te word^yj
van eene weezenüjke vriendin, dan door of blind of moed^
willig voort te gaen > zigrclye bloot tc ftcllen aan dc beris-
pingen van eenc nijdige co miflchien kvvaaclaauigè wereld I
m. 316.
De Beftriifin^e, die ontijdig gegeven wordt, zal waar-
fcliijnelijk meer of verbargen, ui een huichelaar maaken, dar?
verbeteren, llI. 3S1.
Eenen man, die zelve niet deugt, paft hit Vermaanen
en btftrafFcn van een ondeugend man gauifch niet wel. IV,
56z. VI, 58.
Die anderen bcftrifFen, bebooren zorg re drangen, dat
fchoon zij zig niet ichnldig mog.n maaken aan diezclve fou-
ten, welke zij vcroordcelen, zi) niet aan andere zig vergrij-
pen die al zo groot zi;n. IV, 565, ζ66.
Dl' goedeniercnheid van ons oouineik behoort zeer blijk-
baar gezien te kunnen worden in alle onze Vermaaningen c;^
Beftraffiuocn. VIII. 338.
\Zie éerispinge.
Verpligtinge. Believen, Infchikkelijke aart,
lo de daad zelfc ten dicnil tc ilacn, cn ondiefin; te doe·
met
y". -
iäm
Ük
C"5)
ttct dte wijac Ja^iTan, is maar ten halve dienft gcdaen. li.
Ecu dicnftwillige ïnborfl äoct zi^zdVeh altooi ofidicnfl:.
ii. 504.
Die dicnfl: kan doen , kan ook ondienfl: doen. Het is
telukkig voor zommigc Juiden, dat zij het niet in hunne róagc
ebben om aanftoüt te geeven , Juffer Howe, in, éo.
Die in een ftaat van Verpligtinge zijn aan audcten, moe- /
ten niet klaagen. m. 71.
Hoe dierbaar is, voor een wcldaadig gemoed, de ntag^
oin anderen te verpligrenï ibid. , ' «
ge hcb'beltjkheden in gevaar te ftellcn. Vlll. jéó.
[Z/e Edelmoedigheid. Vriendfchap«
Verwagtinge,
Öaar is meer geneugte in de Verwagtinge en vtsbrbere! · ^
dtnge, dan in de genietinge, van welke zaak het eok kij dit ;
wen najaagt. I, 369. ^ ^
De menfchen bedriegen zigzelve door hunne hoogklim- {
mende Verwagringen van vermaakca, welke zij in het oog λ
heben. II. 118. *
Zeer zelden gebeurt het, dat hooge verwagtiDgea *elf
Inaar raamelijk beantwoord worden. IV 44, I ,
De geneugten der Vcrwagtingc zijn dc hoogftc lim éik
•Bze gcDcugtcQ. γ. 4t8.
■ Ί·^
f
Indien wij vermogen hebben om anderen te verpligteü^ *
ïollen onze>/lciicrs ons eer alles vertellen dan hetgeen zij weo-, ' -
ten dai wijniet gaarn hooren I. 4S.
Zwierige Complimenten zijn een vergif voor der Ttoii»
*rcn gemoed, I. J47.
Hoogdraavcnde GompiimcntCQ zijn giootfpreckcDde oor
Ktijmdheden. U, ^75, ^
t ïiöij
Ecd man die eenc vrouw Vleit, boopt of haat ccne zéS
tik) te vindcQ, of haar zo tc maaken. ibiä.
1 Hci is niet altijd oubilJijk den man op zijn woord t©
vatten, die voorgcevendc laagc gcdagtea van zigzdvch ito
hebben, ccu compliment zoekt tc bcjaagcn. m. iöj, lY,
Onbehborelijke Coinplimciïten behoort men aan te mer-
ken als belcedigirigcii van het vciftand deigcene, tot welke zij
gctigc worde li. III. 55?» 534«
De vrouwen, die Vlcijcts beguoftigcn, leeren de lOaii-
iicn veiuzaarts worden j die zij egtcr op andere tijdeij, als be-
driegers brandmerken, LoveU IV. 3,
Groote luiden bedrijven kwaad % ca laateo het voor hunne
Vlcijers over, om naderhand eenc reden daarvoor tc vinden.
Vil. 4
Bemöeijzugtigc perfooncn zijn altijd bij der hand
Sc rijken te vleijcn , of derzelver^driften tc Areelen. VIL
475·
Veelc , die de beichuldiginge tragten te ontgaen van View
jcrij, of Geveinsdheid, vervallen tot botheid» üf Onbéfchofcn
beid. Vin. x89.
[Zze Raad aan dc Vrouwen.
Perfooncn die^door hunnen rang, of hunne deugden, üiti
mtuitcQ, zijn voor het gemeen verantwoordelijk wegens hun
gedraa; io xaaken van aangelegenheid. I 5. ; v
Lieden van voorzifftigheid en uitftcekendé gaaven fchij'
ncn hier cn daar doör de wereld verfpreid te zijn, om dooÉ
hun Voorbeeld den godsdici>il en der deugd luitler bij te zec-
tcn. I, 410. ·' - f
Niemand behoort eens anders misilagen in te brengen tcE
ipgtvaardigingc van zijuc cigeue. IL 114, 515.
^ Die geziud zijn om als Voorbccldcu geagt tc worden, be-
booreti zigzelve wel te onderzoeken, tc waaken, en tc vree-
.IVi, JOS^ Ïi' ■ ■
Minnelijk gaarn, z,egt Lovelace [van Jujfer Rawlim fpree-,
Jfei«Ä) 'hebbc ik tc doen met dc Les-uitdcclfters en Voorbeeld-
gccffters. ν·'499·'
i-1 Het Voorbeeld va» diegeeucn in dc Kerk, welke iii
deugd i
■ -ιι'ϋϋίΤτ
-ocr page 626-iäpugi, rartg, cn vcrftaod uitblinken» Äct den go4s3icnft cci^
iiooge a^tiiige bij. Vir ?8o.
{Zh Dcugd. Godsdieuft. ^
Vooroordeel, Vooringenomenheid. Tegenzin.
Vroeg begonnen Partijtcbap wordt niet ligtlijk uhgcrocidi^
Dicgecnéo, tegen welke wij eeo mishaageu hebben, kun-
'iScM niets diaen dat ons wel^evait. L I44» »45. ÏI. 316. ^
Ecu ongemtene tegenzin tegen "een bijxondet petlooh ίή
iene jonge Lady » koomc gemeenlijk voort uit eene ongcmcenC ρ
voüiin^eiiomenhcid en giinft voor ecu ander. 1, Ï7S |·
Het oog 't welk eenen Minnaar gunftig Is, zal zijtic ge-' ,
breken niet door een ïctgtootglas zien. IL 119. - ^
VoÖringeuoïnenhtid Voor cenen Minnaar zal c^ne' La- j
cl'y alles aan kwaadwilligheid en vooroordeel dben wijten >
Jietwclk ten nadeele van ««ι gezegd kan worden, ibid. |
Ö«de Voproordeeicn (Jchoon zij fchynen aan een kam ge-
leid] koomen ligt weder j?bvcn. 111, 79. . , V
Diegcenen, van welken wij niet veel houden, z.egt Lo-
■velacsi van den Hr, Hichnan fprcckende ^ kunnen wij biikani ?
den lof niet gunnen, welke hun behoort tc worden tocgcilaepv k
•n· W' ' ' i." .·. ■ i
Vooroordeelen ten nadceU van iemand veuigeti zig ge- '
raeeulrjk dieper dan gunßige Vooroordeelen, vil. ιηχ.
rJbaagen te billijkdi. vin a^j;. \
[zie Liefde. Minnaar»
-i
Voorwendzel. Uitvlugc.. Verlchooninge;
Éeh vtöotiï meofch niet plböijco, iöet een oogmcriï
Öta tt btdrie^u. ll. j^j, - . .
Liftige Üitwlugtèn zijn äao eèh opicgi et) öpenhartig
i^oed onwaardig. 111.311,
. Het is geen weuder, dat hij, dlc 'cr z'g Toeibcdagtlijk
VUL tJceli " Ubb ie«t
; ί
' r
c >
toe kao ïctten óm «cnc flcj»ce daad tc plècj^tin, zig ook mefi
eenc flcgte vetfchooniiige zal te vreedc houden, vi. 618.
Geen Vericbooniiigc heeft men tc gebruikcQ γοοι moed-
willige en voorbedagtc ihoodhcid. vill. 317.
iw· ■·■ . . f
Wat I>ebben wij anders tc doen, dan tc kiezen hctoccii
re^fis, in het bctragrcn daarvan ftandvaftig tc zijn, cn de
uicköomit Oicr tc'laatcn aan dc Voorzienigheid? I. 199.
Her is billijker onszelvc tc bcichuldigen , of onze vrien-
den, dan de VoocZienigheid. iv. 91,
De wegen der Voorzienigheid zijn ODdootzockelijk. viii;
. Vcrlclicrdcn zijn de middelen, Mrelkè van de Voorzienig-
heid gebruikt worden
) om dc zondaars toe bezcffinge ν^^η hun-
nen pligt tc brengen. viU» 45·
Zommigc woricn door liefde getrokken, andere dooi:
fchrik gedreeven, tot die godlijke toevlugc. ibid.
[zie Hoogmoed. Oubcfchofthcid.
Befchei-
Voorzigtlgheid. Wijsheid. Veriland.
De beprocvinoen der Veorzigtigen zijn gemeenlijk cven^
rcdig met hunne Voorzigrigheid. I. 3. ί
Voorzigtigc menfchcn zullen zig niet (lellen in (Ις
van de tong ecner dienftboode. I. 137. ,
Voorzigtigheid zal eenc vrouw verpligten om zig tc ont-
lionden van re klaagen, óf toevlugt bij een ander tc zoeken t
tegen haaren man, ,1.
Daaden, geen woorden, zullen bij eenVoorzigtig menich
de eenige blijken zijn van een goed oogmerk. II. 104.
Ëcnc Voorzistige vrouw, welke wordt aaagezogt van
crti man van ve.rdagrc deugd, fchoqn zij het beft hoopc, zal
«'toos, in twijffelagtigc ftukkcn > voor het crgft yreczcn. 11».
iS^r
m
-ocr page 628-ï
Wi] worden dikwijls toi onze elende «Vfutuigd van «3e 'ij'·' ·
iclhcid van enkel mcnlchlijkc Vootzigtighcid. IV. 91. ,
Een Vootzigcig en deugdzaam mciiich, die ccn ireinig
misleid is, za! a les wat in haare magt is doen, om weder,».;,
20 dia als mogelijk is, op het pad te koomcii, vvaaryan zij
IS aigcraakt. IV. 91, 9J. ,, i ·
Om de gewaande fciiandc tc ontgaen van zijn gcvocïea
weder in te trekken, zal ccn voorzigt»g meufcii. uaag zijn
met bet zijne te uiten in gczelfchap van pcrfoonen, wier vci->
hevener bekwaamheden bekend zijn. IV. 94,
Ecne wijze vrouw , de betigtinge van fijnheid aan den ec-
uen, en van darteliieid aan den anderen kant vrragtctide, zal
baar gedrag r'gtcn volgens hetgeen haar eigen.;,l»an haar Jecrti
van het betaameiijke en onbetaameliike^ en hci gevoelen der we-
reld houden voor cene zaak die flegts in dc tweede plaatzc in
aanmcrkinge koomr. IV. 148, 149^
Voorzigtige lieden zullen, door tiunne eigene ongeluk-
ken, niet behoeven overtuigd te worden van de waaihcid van
hetgeen de gemeene ervarenis dagdijks aanwijft, VU. 115.
Mocijehjkc omftandigheden zijn de proeven van Voorzig·'
tigheid en Deugd. VU. 175.
Het is eene gelukkige konfi:,dat men weete warneer men-
genoeg gezegd heeft. "Vlil. iji.
Voorzigtige fprcekers zu'Scn hunne toehoorders altoos lie-
ver laaten in den wenfch dac zij meer mogten zeggen, daa
huB reden geeven om door hunne onoplettendheid en ongc-
aoegen te tooncn, dat zij tc vetl gezegd hebben, ihid.
ï -
[Z/e Deugd. Edelraoedigheidi Raad aan de Vtouwcn»
Ycrdienftc. Vroomheid.
—^
Ben tedet hart, tot het waagen van ccn ongeregeld avon*.
tuur verlokt, zal ligtlijk fchrikken op al waf baar oövorw9gξ
voorkooHvr. I. 376.
Hetgeen metdcnmccften fchr oom begonnen,,wordt, wordx
dikwijls gelukkigit befiooteu. If. 185.
De Zekerheid van hetgeen wij vreezen zelf, is dikwijl^,
draagelijker, dan in 'c Ooztkere daaromtrent te haugeu II.
380.
De gebeurtenis zelf waarvoor wij het mceft fchroproen,
Bbb X " *
le
•n
>
Si
• Ji
■. Ï ··
Γ
4
ê ïj© f
in <3ikwi}1s ^atgeee vaatom wij het meert behoorcn te wcoy^
fchcn Π 5βι.
Oieigers zija zelden te vreeten, als zij gelegeivheid heb-
ben om humic bedreigioffcn in kragt te ftclién. III. 14.
Het IS, in een bathcliiken en ónzekeren tocftand, betei^
te fchfoonien zonder oorzaak, dan, bij j^brck van voorbc-
dagtheid, rig aan vertailiiige bloot nie ftellen. III. 181.
Onheilci» zijn dibwijls grooier in den Schroom y dan in <fc
daad^ IV. JIÄ·
Ecne crniligc betoiginge vaft niet te Vrcezcö, koomt dik»
vijls uit Vieeze voort. V. igg.
Weinige menfchcn vrccieu diegecneo, welke zij niet veel
itkcnen. v. 311.
ή ί'
if··
I
■f
)
J]
.5
ê-
Vfkadrchap^
Waarc Viiendfcbap Iaat geen agterhoudendheid toe. ï.
Vriendfchap moet ons nooit doen aangaen tegen oi)|t.
Qpcdeel. ibid.
Hoe kunnen wij verwagren de berispinge van onze vijan-
den te ortigaen, indien onze Viknden geen rpiegcl voor onze
qogeu houden, om öns daarin onze gebreken ie doen be-
iihpHMren? I» loi.
Een Viiend behoort over een Vriend, te oordeelen, gelijk'
incn Qndctftïllen mag dat een onvcr£chillig tncuick docii zoa-
de. I. 101. 184
Het is nauiurelijk voor iemand, die het ongeluk heeft
van oude Vrienden tc verliezpn, dat hij begccrig zij om zig
nieuwe te maäken. I.
Z;i!k een voTchil van'aart en gefteldheid in twee jonge
Ladys, vpclk alle verbeeldinge van naarijver uitfluit, kan wel
fect cement zijn van eenc vaftc Vriendfchap tuflclien haar. I.
>71, 171. ■ ■ ■·■
Het is het weik van eenc waare Vriendin, het verdrtcÊ
^an eenen klaagenden gccil, die in bnrufl: is met haare uaaft-
beitdciiden, eer te verzagten en re bevreedigen, dan aan te
ftooken en op te liitil-n. I. 28?» 184.
• Een Broeder kan wel geen Vriend zijn, maat een Vriend
^al al'oos een Bloeder zijn. II- 10.
Etu regffcha^en ca braaf gemord zal ract. Clanjfa zeg-
. - ·■ ■ t'.'. ^^ gen,
ytiid
-ocr page 630-fnï)
gea"» )> Spaar mij ntct om. cht ik uwe Vtieiiitn ben; ttiatn
,, veeleer, moet gij mij om <lie reden zelf niet fpaarcn. ,, IK
ii6, χ%η r..·: - ·'
Gecn waare Vriend kan vergen om uit ecne wederwaar^»
dighcid gered cc wojden» wanneer daarrfooc χι)π Vricml in cc-'
ne al zo diepe ïoudc worden ingewikkeld. Π, 449, 450.
Dog 20 wij, met een gering ongimak voor onsïeived,'»
onzen Vriend van een groot ontheffen kunnen, eouéc ik, z.ent
'Suffer fföTw, dengceuen die zuiks weigcfde, niet tot de buitenfte
bckicedzels van ihijn hart wiüen loclaaten. II. 4jro. 2λ& ook
ÏI· 37?> 374.
Misnoegd te zijn op een Vriend om dat hij ons onze pjc-
brekeu te kennen geeft, is zo veel a',s zig te fteilen in den on,-
gelukkigen toeftatid van een Koning, cii zig dc gclegéftheid
ter verbetcringe af te inijden. ïf. 4i9.
Eerbied is Baatjwhjks bcftacnbaar met di« zoete gemeen-
xaamhcid, die noodwendig is om twee perfopeéii door den-
band van Vricndichap te vcfecni^n. Π. 460.
Diegeet) welke verleid is, is 7.0 wtl uit hoofdovan voor-i
zigtisbcid , als van edelmoedigheid en biliijkheid , verpügc
(<3p dat haare dwaaliugc van geen meer gevolgen moge zijd)
eeue waarlijk-beminde vriendin te waatfchuweu om niët irt ei-
^le diergelijke ti? ver^lkn. III. 510,'
Vrijlijk tc berispen , en die berispinge in dank aan re née.^
men,is eer»c onfchenbaare voorwaarde van waare.Vticndfchap.
III. ίΐι. ji«.
Zig te vetomfchiildigen over eena cerelijke en vriendüike
yrijmócdi^heid , is cene'zboit van beleefds btlcedigiiige. lif.
Het is minzaam 'fchoon het zwaar valled die imerten voot
een waarden Vriend tc verbergen, welke men niet verligren
kan. IV. 57. . · ' " \
Eens Vriends oBgelukken porren iemand aan om zjg-
yari dcu edclften poft der Vrieodfchap tc kwijten, itr. 58.
Groornioedigc zielen doca baarc Vriendfc ha ρ klimmca
boven toevallen » en bloedverwantfchap iv. 98..
Eene blaakende Vriend fcha ρ heeft zelden plaatze miicheti
ïwee zufi;er.icbr.onhcdcn , die beide grooten naam co ioei»
hebben, iv. 1X4.
Daar is ecnc overcenflemmiugc tuflcHen zotamige gee-
(Irn , die dezelve iu weinige uurcn kragtiger wei elkaïtdcrdi
ïal vctcenigen, dan in jaaren kan g«rchkd«sn inct zonaujige
'" ' " * ß.tib 3. ,. >
f
«·
•λ
. ι
i'
i'
i
i ·
-ocr page 631-{n^ >
aiidcreni welke wif egtec met gcca tcgcnïin juift zico. iv.
Een wcrkdlaadigc gccil io den ccnen Vriend, en een oti-
jöetvrcrpelijkc in den anderen, zal waarfchijnelijk iicrzriïec
Yriendichap duurzaam maakcn. V. 400.
Een gtootc misflag bclioort minder veifchoond te wor-
den in eenen» voor welken wij »gtinge hebben, dan in ie-
mand die ons onvcrfchlllig is. vi. 231.
Waare Vriendiihap zai icn\and zorgvuldig allen fchijii
doeo tnijden , die tcr verlaagingc van dezelve ftrekkcn zou-
de door cigenbaacige cn ilordige inzigten. vi. 414.
Geen Vriendlchap, dan die deugdzaam is, kan dien
geheiligden naam waardig zijn. vi, 474. vit. 157.
Daar is Vtiendfchap, welke flcgts vlcs-diep is. vi. 548,
VII. X55·
Vriendfchap zal onder yrolijke bollen , die in gemccn-
zaame kennis geraakten om dat zij vrolijk waaren ί vciflen-
fcn, wanneer de reden yaii banne ccrfte keDnismaakioge op-
houdt. VI. ^48.
De Vriendfchap van vrolijke gailen« cn vrijlccvers,
kan gepafter, en behoort eer Gezjelfchap genoemd te wor-
den. ihid,
Ladys van eene uitfleekendc verdiende, zetten diegeene
luifter bij, welke zij met haare gemeenzaamc Vriendfchap
■vcrecren. VI. ^90, 591. ' ^ ï
De banden van zuivere Vriendfchap binden fterker, ea
xijn tederder dan die dcc Natuure. ibid.
Het ftrekt iemand lot oneerc, deo gcmecnzaamco Vriend
eeapt te worden va· een ondeugend en onverbeterlijk mcofch.
VI. é3j.
Daar flccki een verheven vermaak in verftandüjkc Vriend-
fchap > welk niet gefmaakt kan worden in de grove dampen
«ier dierlijke wcllud. vi.
Vuurighcid paft der Vriendfchap, wanneer onze Vrien-
den wotfteTen met onverdiende rampen. vi 64
Ik hcbbc geen denkbeeld, z.egt Jujfet Howe, van koel-
Iteid in Vriendfchap, men mag ze vcrglimpen , of otidcrfchei-
dcB, met den naam van VoorxAgtigheid, of waarmede mca
wil. vï,
Iedereen heeft niet eene ziel, die regt bekwaam is tot
Vriendfchap. VI. éjo.
Ten eenigcn dage zullen de ougchondcne menfcheo over-
tuigd woeden, dat hetgeen zij Vrieodfchap noemen maar kaf
cn
■ ί
ι
en Goppels is-, en dat niets dien gchciligden niam waardig ïei '
hetwelk dc deugd niet tot ziju grondflag beeft. VU. zjéi [
157· . ]
Het goed gevoelen, dat wij van iemand geiiad hebben, j
•welken wij vootmaals desïelvcn waardig agtedcn, behooiC
mtn uier ïigtlijk af te leggen. VU. 337. , ,1
Vriendkhap is in 't aigemcen gefptOken cenc al ic blaa- - ί ƒ
kende vlara voor vroui^lijkc geefteu om wel ,tc befticrcn , |j
Col, Morden. VlII. 17z. · -
I Μ.··,. Een ligt, dat maar in de handen van \rcimge
van haar g^ftadig brandt, en- de Sexe dikwijls doet uttfpaticn 'J
tot vcrwüdciinge en buicenfpootigheid; cn, gelijk andere ui- !
teidc» bijkans nooit duurzaam is» Cö^- Aicri/e». ibid.
Hei huwelijk, welk de hoogfte itaac van Vriendfchap iSf ü'
verzwelgt ^mcenlijk de vuurigiVc vriendfchappcM luflchen ;
Weike vrouwlijkc ziel is bekwaam tot twee blaakcndc
Vriendfchappen tc gelijk ? VIlI. zy j. .
De volgende vereifehten zijn, volgens CoL Morde·»« noo- I
dig tot eene blaakende en duurzaame vrouwlijke Vriendfchap}
teweeten, pat zij beide [gelyk Clarifa en ^upr Howe] ruim
van harczijo, eene goede op voed inge gehad hebben, cn gee- ^
ften bezitten die dotften naar deugdxaame weetcnfchap — ·!
Dat zij bijkans van gelijke middelen zijn, om niet on-
derworpen te zijn aan die afhangelijkheid, \7aard00r menig- f.
maal de gemeenzaamheid wordt mtgeioeid, welke het cemcnc f
<ïcr Vriendfchap is. ■. , i
Dat zij beide uitmantcn in verfchillcndc voortrefFelijkhc·
den, op dat 'er geen gelegenheid zij dat dc eene de ander be-
nijde. —
Dat elk iets zie in de andere, hetwelk zij zo wel te
fchtoomen ? als te beminnen heeft. --.
Dat het cenc onfchenbaarc voorwaarde van haare Vrieod-
Ichap zij, elkanderen haare feilen te melden, cn dankbaar tc
zijn voor de genomene vrijheid. ----------------' < f
Dat de eene van natrnre zagtmoedig zijj dc andere ze t
geworden door haare licidc cn hoogagtinge voor haatc Vtica- , j
uX
-'Jj
-ocr page 633-■i
èerbicdieheid jegens cetic vrouw in bet Vrijen wordt dï^S
te niict vctciubt»dm dat daarvan naderhand-, gemeenlijk maat
■weiuig betooiid wordt. I. ii.
Eenc al tc gereedc inwilligioge btengt eenc vróuw dife-
.Wijls,oadct kleioagdnge. 1. 16,
, Zo een man m Vrijerij eenc Vrouw niét kan doen beken-
nen, dat hij baas behaagt^ dient het aL z.9 welt en dikwijls
metr tot ziji» oogmerk, haar op hem vertoornd te maaken ^
Lóvel, ï.
Die weerzin moet optegt zijn, welke bij een eerfl· be-
jEoek opgevat, natjcihaud bij eik bezoek beveiligd werdi*
J, 158. .
£cue vrouw welke een groot misUaajgcn betoont tc heb-
ben in baatu» Mlfinaar, Welken zij iJaiierbaüd bcwoogen
wordt om, te irouneuy heeft wcl cet>c dubbele maate vaii
,vöoizigiigh.eid noodig, «m zig ónopipsaaklijk j''gens benl
als haaren Μάη te gedraagen. I. <n%6y 417· 97.
Hij die voougaer mee zijn aanzoek bij cewe juffrouw i
aan welker aFkeer of tegenzin tegen, hem hii geen reden
,Jbceft van te twijfelen, bezit den geeft niet, welke ecu regt-
richapcn man behoort eigen te zijn. I, 341,
Zeer weinige luiden zien tlkandercn in het Vrijen 20 als
ae zijn. lï. Γ09.
In den tijd dat wij^ gevrijd vforden, hebben wij onze beé-
te dagen : Gunft necÄn de vrijerij weg, koelheid vermecc-
dert ^ujfer Howe. II. 200.
Eene vrouw die Gevrijd wordt heeft reden om gebelgd fe
aijn over die hartstogten Ln haaien Minnaar j welke deHarts-
logt overheerfchen, die hij voörgeeft voor haar tc hebbcii.
ii. xi8
Een der grootftc fmaadhcden. welke cenè vföuw onder
hit Vrijen kan worden aangedacn, is dat een rnan ondeugend
ficnoeg zij om zig met ohcugug bejag op tc, houden , terwijl
hij voorgeeft zijn hart geheel aan haar te hebben toegeeigend.
JI. IJG.
Eenc vrouw gewend om met onderdaanigheid behandeld
te worden, zal die onderdaanigheid verwagten tot het einde
d« vrijagie-hiftorjc , x.egt %φΓ Howe. ΠΙ. ijo, i^i.
.^■■J ----- -
f
m
m
,ηΊΜΪί
(m)
j De man die zijne hoogagtinge betpont voor ccne vroui^ |
liehödrt zó iiiec mei gunft, tcuminften mcc beleefdheid behau*
^^eld ce worden. IV. 26$^. Zie ook l. 406.
Eeu wijs man zal die bedagtzaamiicid ni^ct afkeuren ii^i
2ijne maireSf 'welke in eene .'zijne glorj·) cu gcruftheid
aiju zal. iV.'j^i, 341.
' Dè vrouw die geirrijd wördeudc den ihan, dich ζί) voor ■
^ieefc tc ncemcn, trotslijk of^ kwaalijk kan behaiidcSen , gecfö
"de wereld rédcii om te. denken > of, Üat zij van hem een
laag, van zigzclve eefi h'óo^ gevóelen heeft. Vit. 370. —. .
Oï", bac zij gec'n edclmöcdi'ghel'd gelioeg heeft, om die
;magt mee gemaatigdheid tc gebruiken, , welke zijiic grooic
^gcneaciïheid baar in handen geeft.; VII. 371.
Ïu!k eenè vrouw geclc aan dc vrijleevereh reden óm tc
"óndcrftéllen (en daarop cenig bcTlaen tc bouwen) dat dc man.»
■welken zij voorheeft haarc hand te gccven > geeu deel heeft Va
haat hart'iMi/^.
En indien zij hem «iJ het trouwen dfe agtinge betoonc
^Van welke zij 'w'oorh'e^n hctti niets getoond had , zal het geduid
'worden als een lof .aan ^eo ^tóan gegevéb, tch koftc van dc
Iciesheid van dc Vrouw, en zelf van laare S^e. ^ibid.
Zulk cené zal de weTciol, 'dbór 'voorbeeld\ feercjl
den man-te wr/j^/i», wclke^ zij wel zou wcnichen dät, ^aïs
Tbaar Egtgenoot, van dezelve ^'écerd wicird. ioT^. ^ '
Toe ré gèèven met deftigheid, 'cn te^voprcn mcc
ïhinzaambeid en lic'ftäligheiä van'zeden zijn za'akcn naat
welke éené wijtê vrouw, die Gevrijd wordt, behoort tc trag-
ïen. Vil..373. . , .. , , " , ^
Zij behóórt ^Ifaaren 'Mihiiaat 'tc laateh zTcn. dat zij de ic-
delmoedigheid heeft om ccncn welmeencnden dienft goed tc
-keuren en te bcloonen,; < « yf, »
Dac zij een geeft bezit, welke haar verheft boven de gtH^
Jjgc zotternijen, vVelke zdiitmige dc Sexe toefchriiveo:
Dat iij.zig niet vergrämt (zo z.ij ooit. reden he'cft om miii-
tjoegd te zijn) uit trots^eid of met korzelh: id ; 'i
j Dat zij door te ftaen op kleinigbetkn, eeén groorerB
,faaken tragt te bekoomcn ί ot'zig daarvan te verzekeren jj vt'd-
ke het miltcliicn haai niet betaamt door t- drijven : ' ,
, Nog gelegenheid laat om te ondetftellcn, dat zij detikt
^Zp veel reden te hebben öm te twijifelcn aan hJ3te eigene vet-
dienrtcj dat het rioodig zij haaren M.nnaar op bnaangenaaniic
^©f laatdunkende procYCM tc flvliei» : . . , j
l·-:
fi'j
U
*. —
■ - - *·.·..
-ocr page 635-Maar de rc(!cn de voornaame leidsvrouw laat ίί)« VÄÖ
iiaare hatidclin^^en :
Ell daii zal zij bijkans nooit die agtinge derven , vfclkd
vcroorzaakcn zal dat haar oordeel na het tiouwen geraadpleegd
worde, zomnjJs boven des mans eigen , en op andere tijden»
ais eenc geneuglijkc bevcftigiogc van het zij-ne. Vil. 373,
374·
Wanneer het Oordeel niet in ftaat is om dc verkiezinge
van ecne Lady, die verfcheidene Minnaars heeft, tc bepaalen,
mag dc verbeeldmie dies tc gcoorlofder worden ingevolgde
Vrouwen kunnen ecnen Minnaar niet ondervraagcnj Of
hij een ecrelijk oogmrtk hcbbe met zijn aanzoek, of niet,
zoi>dcr haarc eigene deugd en fcribonlijkc bevalligheden te
vcrongeliikcn. VU.. 410.
Zij behooren derhaiven moH het aanzoek van een Ligtmis
toe te laaien.
De vrouw, welke gevrijd wordende deti man kwaalijk
behandelt, welken zij voorheeft tc neemen, bedenkt niet aan
hoe veete verplifitingen aan hem haar hoogmoed haar on-
derwerpt, wegens zijn geduld omtrent haar geoeifcud· VII·
541·
[z/e Eeden. Egtgenootcn. Huwelijk. Liefde. Ligt-
mis. Ouders en Kinders. Raad aan dc Viouwctiir
Schimpredenen tegen dc Vrouwen.
i ■·
Wi
Een Vroom menfch zal niet gaarn ïelf dc berispingc vatl
een partij willen ondergaen. I. lor.
Een Vroom rornfch behoeft niet tc fchroomen dat zijn
gedrag befpied worde. I. lïo. ·
Goedheid is Grootheid. I. 388. '
Lieden, z.egt Lovelace^ die als Engelen tc werk gaen »
behoorden ook alleen mee Engelen tc doen te hebben. IL
176, χηη.
Hoe groot cci) gcnocgca is het yooe ccn Vioojn gemoed,
äf
κ
ι m r
a^t meo in (laat zlJ te bedenken, dat men eet onregt^eWi»,
άν^ gedam heeft iii. 35.
Een vrootti man aal eenc bra^vc vrouv^ niet ongcruft doen
flaapen. iii. 417.
Een braaf mcnfch zal altoos gereed zijn om g^niligc be-
iluiten te trekken uïc de daaden cn woorden van anderen. V.
Een vroom rneiifch zal iedereen wenfchcn gelukkig to
ixiaakch, zelf tot haare bedienderj toe. ' V. 336» 337.
Vroomheid en edelmoedigheid van gedagten zetten dcc
fchoonheid glans cn cicraad bij, VI. 555.
' Eene dcugdzaame vrouw zal andere oogmerken hebben ^
in het keven, dan dc'gcmccne van eeten, flaapen, klccden ,
bezoeken, enz. VI. 631.
(Soedheid moet eenpaarig goed zijn. VII. 561, 561.
Het woord Genade is eens Guiten Shibboleth. Van hem ^
is geen hoope mccc te hebben, die daarmede deiji fpoc kan
drijven, of met hem die hetzelve gebruikt. Vlll. loo.
Een goedaartig en wcllcevend raenfch zalVelf de gcwaan#
dc kenners van weetcnfchappcn, in hun afweezen, niet blopt-
ftcllen aan bcfpottinge van lugtige gceftcn. VlII. 341.
[zie Deugd* Vriendfchap.
• -SS
De Schendinge van cene vrouw is eene misdaad, vaae
welke een man nooit vergoedinge kan doen, inzonderheid
als dezelve de oorzaak is van het uitroeijcn van goeds hebbc·
lijkheden, cn het bederven van hei gcheeic hare. V,. 554.
De genngfle inwilüginge van eene vrouw toegelïaen,
^ie gebelgd is over dc daadlij ke Schendinge van haarc ccre,
dient al zo veel tot het oogmerk van den Sehender, als dc
grootße. VI. Ilt.
De vrouw die uit Zedigheid, eenen beeftagtigen Schender
weigert in regten te vervolgen, als zij zijn leeven in haarc handt
heeft, is aanfprcekelijk voor alle dc fchelmilul^cu , welke hij
in tockoomende zou mog<?n pleegcn. VI,
Zal men niet in verdcukingc koomeu, als of zulk eenc
vrouw moge befchroomd zijn, dat 'er eeiiige zwakheid zil tc
yootfchijn koomcn ten haaren nadceie, indjeti zij-den man
jQaar zijn Icevcn dong? ib'J, . ·
^ Ccc i Izïs
V
. j
mm
w
^/e iJp vefdere rekenkavelingen -van Jnjfr. Howe tin deé^
sum aanzien, D. VI. bl, 193, 194. Als mede die van,
Or.^Lewcn , D, VU, bl. 3 3 ζ --337. En Clarijfas
jintwoorden daarop ^ D. Vl. bl. jpo^ 391. ew, D. VlU
bl. 339——^344·
Bclcedigingcn kijinnen niet cigenlijl? ςη regt vc.rgccvcn
wprdcn, vpor dac wij het in onze njagt hebbcp om dcxclvc
tcftraffcn. VII. 3? 5.
Men zal niet gclooven, dat men bchoordijke aandoepïn-
ge licbbc van on^elijkcn, over welke men zig niet gebelgd
toont, of op cenc ecrelijke wijze kla;igt. ibid.
Geen vyaarhcid is oneerbaar , dte tc voorfchiïn gcbragt
mpet worden rer verdeediginge vau de zaak der onuozelhcid
gn kuïsficid. ibid.
Weinig, zeer weinig ondericheid is 'er tuflchcn eeg ge»
frnpprd, en een valfch getuigcDis. ibid.
i
Waarheid. Waarfpreeken. Opregtheid·.
Diegeenen bcbbcn weinig voordeel gehad vjq .eene lange
yeeks van zwaare rampen, wdke hunne verloffiitgc uit dcTcI-
ve willen koopen ten kofte van hunne Opregihcid. IV.
479: . ' '
Het is te^ dmlitn ·, <iat nooit man e.ene vrouw ten beditv?
bragr, dan len kofte van ζΙ).ηε Oprcg'heid. IV 561.
Nooit zag men bijkans dat c?iie overtrecdinge van dé
Waarheid bij eene enkele overtrredinge biecF. V. 157.
Al zoude ik duizend jaaren lecven, ic%t Clarljfa \\i
altoos {wijfTcien aan de Waarheid van ecnen zwecrder.
4si. ■ " ' ' _ ^ _ '
Hoe roemwaardig is h.et voor, een kind, m.et GiarifTa tc
kunnen zcgijcn, dat zij nooit, zo veel zij zig kan erinne-
rrn , haiir^ moeder moedwillig cene onwaarheid vciield heeft i,
VII. iio ' '
Nooit long ik .tegen ee» man , z.egt tovelace en eene
vrpiivv zeidc ik raa-Jwiijks ooit de Waarheid : Het ecrft is.
ïcrs, dat aMe vrijleevers nut kunnen; h.ct tweede iets,
ι %
I
■ · (
V
iO
elk Guu kan zeggen. VlU Jiio,
■ [Zie
Μ
Μ- ---■
-ocr page 638-flBBIWHB!!!·
Ecdcti. l-icfdc. Minn^^r,
^aad aaa ds Yroa-
{Zié
wen
Vrijerij.,
■ ^ f
2,0 impn den iTJpcd opgeeft, kan 'cr gcea hpope van hcc-t
ftellii^e iijn. m.'418. vi. ii-j. ir^
Door te vranboopen hoopt men zonde op zonde. iV/
307. '
Wanneer een tje^lgnict > «ne gevaaf:lijke ziekte , of
©rivermijdeiijken ramp qvery^Ilcn , mismoedig, wordt, w^lj^p..
trooft kan hem dan dog gegeven worden, "of uit zijn yoör.-'
gaende Jccven, of uit zijne toekoomen<ic uitzigten ? " Vi.
Dit is de oorzaak mijner wanhoope, x^gt Belton ^ dat
Gods regtvaartügheid; %V]Kit genade niet kan laate'n wcikco tot
inijn^ vcrtrooftinge. Vil. 2.58.
\Zie Tiooft. ■ ' ' ,, „ ..
γ"
I)aar is kwaalijk te, betrouwen op de bedagtzaarnheid
van ecne Wcduw , welke haare goederen in haare eigene
handen heefc.' IV. i4i, 14?. " ■ ,
Die Weduw is verre ingezeild , welke haar kind be-
Jkjjven kan wecjens de vrijheid, mee welke zij den ma^ be·?
fiandelt^ die om haarzelve vrijdt. IV. ijg '
Ecne Wediiw ^et ecnen Minnaar zelden zo duidelijk af,'
éar zij alle hrope hem héncemè. i^j.
De Weclijw^ welke niets ontbreekt dan overtolligheden,'
Av.^rdt ligtlijk verlokt door poppegocdi 't welk zelden voor-
koomt. IV. 164. ,
Weduwen btrhooren bijzonderlijk prnzigtig tr zijn , met
-Welke zij zig betrouwen hij openbaare verraaakeJijkhedcn en
pieizier-partijeii. Y. 4?8
Rinnen de cerile twaalf maandrn Weduw te \Po.rdfn,
ze^t Lovehcc^ is eene van de grootfte gelukzaligheden , die
cene fcKoone vroiiw feurihcn ten decle vaUcn. Vil.
[Z/fi Schimpredenen op '^e Vrouwen.
« '4° ï
Vleefchlijke; Dierlijke Welluft.
" Hoe minder aicl 'ec zij in man of vroUw, hoe wellufti-
'gBt zij zijn. IV. f44'.
LicH? tc koelen, is zo veel als tiefte tc Tcrzadigcn, en
ie liefde veczedigd zijnde, begint de onverfcbilligheid > Belf,
ÏV. 54ί·
Deeze vergode hattstogt, ten hoogftcn top geileegen, is
niet gefchikc otn het dagligt te vetdraagcn. ihid.
Zal men toelaaten» dat zulk eene gluipende dcifc als
jdeefcblijke min de cdclfte voorwerpen ontecre i ibid,
[zie Liefde. Minaaars.
li
Ü
Welvaart. Voorfpoed. Rijkdoie·
Vootfpoed is de moeder van ongeduld. I. 49.
Dicgccne welke de minfle aardfche zegeningen miißn,
hebben het grootft verdriet, als zij ccnige miiRn. ihiil.
Rijkdommen zijn daarom te waardecren, dat zij ons het
vermogen verleenen om gund te bewijzen aan dengcenen, die
het verdienen* II. i^.
Het wel gelukken van onbillijke aanflagen doet flegte He-
den dikwijls de paaien van ordent!ijkhcid zelf tc buiten fpri·-
geu. Π. 318.
„ In grooten Voorfpoed zo wel, als in grooten Tegea-
fpoed, bchooren wij onszelven tc onderzoeken, en te vree*
zen; II. 381, 385.
Voorfpoed heeft mecnig een in dc Iwgt doen vliegen ca
bedorven, IIL 185.
Wie is 'er dien de Rijkdom niet verleidt? m. jii.
Voorfpoed zet de verdiende ten doel voor dc Nijd om
feaare ichigten op te fchieten. IV. $7-
Die grooten Voorfpoed hebben, kunnen bezwaarelijk te-
geiifpraak en wederftrcevingc verdraagen. IV. 341.
Groote winningen zijn groote ftrikken. ibtd'.
Zulke zijn gemeenlijk hovaardigft op Rijkdom en /\an-
tzien } welke geen van beide door ^woonte bezitten. IV.
pS'
Hel
B5W·
1!
-ocr page 640-ï Mï)
Wet wel géiukken tan aanflagcn is hit al Die enttrer·
|>en zullen, zelf den uitvindcc daarvan, zot tootkoomcri»
vrelke verijdeld worden, cn in het ticd loopcn^ ΥΙ. 104,
De mcnfchen kaiinen wel te tijk zijn > om of bedagtzaani
of vergenoegd te zijn. Vil. jxi. » , ,
Ih Voorfpoed altoos te lecvcn is gevaarlijk > voor zo vetA
te het die beproevingen niet'verfchaft > welke nobdig zijn om
iemand tc fpeenen vati éeiié wereld t welke zulk ceo al tc Ter«
lokkclijk zal vinden. VUI. 34. ■ . ^
Wraakzugt gSent 00 te loor geftelde Liefde'i is gémeeilé
lijk"de geweldigfte van alle ome Driften. I. 137.
De hoogfte wraak» welke een laag gemoed van eent
vrouw kan neemeti , i$ dat zij haare medeyri](let belette den
man te kri)(ien dien zij mint, om te maakén dat zij genood*
zaakt worde den man te trouwen dien zij haar. I. 13S.
De banden van bloedverwantfchap zelf verliezen in zulk
ien geval hunne kragt.' I. i?9.
Wraak kan' iemands fchuld niet uitwiflcheo^ I« 433»
434· ^
Welke Wraak kan kragtdaidiger en edeler zijn , dan ec*
|ie edelmoedige en welberedeneerde vergiffenis ï VUI. 1*7»
[Zie Gevoeligheid.
•j ί
l-
De Wreedheid welke men de kinderen toelaat te beto«»i
tieti tegen de vogels, en andere dierent zuilen zij Zeer waac-
fchijnelijk oefFcnen tegen hunne medemetifchen, als zij tot rij-
per jaaren zijn gckoomen. IV. 18.
De ouders van zulk een kind mogen van hetzelve irci
ccn Lovclace verwagtcn. IV. 535, vf. 33*.
/Is mea de Wreedheden bedenkt 1 wcikc dagelijks ge-
pleegd
'i
-ocr page 641-J)iccgd wordco tcgcn zodanige dieceh > die ons tot vocdzei
gcvcii xijn, of toc vcriinaak van du» gcvaneen worden, zullen
wij gcnoddzaakt iijn te bekennen, zegt z.elfLovelacc, dac 'cc
meer woefthcid' in de mcufchlijke hatuurc, dan wij ons ge-
meenlijk laaten vporftaen. IV. xi-i4.
Oneindige fcHbonhedién zijn 'cr iri' e'cQ wcencnd "oog ,
xöveL ly. ■ . - ' · , ''
Hardheid van h»tt is ccn wcczehlijk iluk lii het chara-'
äcr van efcO-tigtihls.' IV. ttfg. 495. ^ ^ ^ ^
Gceri hart berft, wrfèr/e Lovèldcet de oorzaak dei
dróéftcid mag zijt» welke .zij wil, fctgcen de bchulpzaaüBiC
VCtli|tiiigc krijgc van te weenetJ. V. 105» "
t f^'^lz/e tigtmis. TraaDeüj ' '
η
,, \
1 1
ΜΐΙΐΠ'ΊΤιηι
,ili /
Wroeginje. Kuaagende Coofciendé.
O
Be ^cijcliikkeden dct verpngclijktc zijn^gcmeenlijk tcd
tinde, ais Uc verongelijkiuge bcdrceven"is} iriaar wie k»»
,,waiiücct^'dc fttaffe^vaD den vcrongeljjkcr zal ovct zifn ^
'Hoc dikwijls, 'ii^/ Jtow/iice, eindigen wij mei oorzaa·
ken tot de diepfte w^ocginge, ^etwelk wij.aanvingen uit een*
,wulpfche"'dattclhcidl ,^ V, 55.Ï· , j
üe WróegingcTwelke enkel'dopr hci inïslukken van zoq-
dige vüorncenaens worde te vrege gebrast» icaó van geen lan-
gclT duur zijn. Vj. lii,Hj. ' ' " '
Niets ,, ^egt, Lovelace y daii de, ycffcbeurende fmenen , wéi-
ic dc verdoemde ziel gevoelt, als z;ij koorpc in ^de eeuwige
pijnigingen, welke ntcn óiis gèicc'rd. heeft t^ vr|eezen-, kan
datgecfe té böven gaen 't welk ik uü gcvoclci c'n deezc gèheclc
Yootlccdcuc week gevoeld hebbe. VII. èot.
Welk een vreczêlijk ding is dc nabedenkingc over ccri
ftijfhoofdiff cn ónnatuurelijk gedrag VhiVÏIl. iiói
Drukkende moeten de nabedc(»kingcn zijn van diegeengn ί
die bjj het .verlies van ecne Vvaasdigé vriendin, zig met be-
lätiiven van oiiverdicnde ontiïinjtgcns die vriendin hebben „ic
bcfchuldigcn.' YIII. i^iJ. ^ - ^
rn
i'i·
I;
ί ï4f ί
ïen iubotft <3at veel verdraagcn vil, 7aï veel te verdrSa.-
^n hebben. I. 46, 47. 78, 85, 90. 197. Ui
5ïji. III· 10j, loji.
Dc zagtftc gcetten, als ïij getergd worden, zijn gemeen*
lijk de onverzettelijkric. 1. IJ4. Zie ook I. 79.
£cn bezadigd man is doorgaens een rege dapper man^
II. 89.
. . Zagtheid van aart, cn flaafshcid van geeft, zijn zeer Ver*
ïihillcnde hoedanigheden. I. 33 j, Π. 307. ^
Zagtmocdighcid en Lijdzaamheid zijn deugden t welke
tot het charadec van ccne vrouw 1)ehoorett.~ 111. 171. IVw
344' - . .
Vrijmoedigheid in zwaarwigtige gelegenheden is zeer wcl
bcilaenbaar met zagtzinnigbeid. V. 3®5.
Zagtmoedigheid getoond van eene pcrfoon in het verde·-
digcn van haar cbarader, welk tc onregt vcrdagt wordt, be-
Vfijft ecnc grootheid van ziel, welke in dat geval verheven ie
boven die van den berisper. VL 191, 1.
Zagtzinnige mannen buiten 's huis, zijn niet altijd zagu
zinnige rnannen binnen's huis. VI. éji.
En zo zij het al waarcn, zeqt "^ußir Howe^ zoude ik >
icnkc ik waarlijk, geen meer benaageo in hen hebben we-
gens hunne zagtzinnigheid. ib'id, ,
Gefptaakzaamheid, Heusheid, Zagtmoedigheid, zijn de
bijzondere kenmerken van eene weezenhjk fraaije Lady. VIII«
3.90, I91i
[Zie Heftige Gceften, Vroomheid..
ίϋ
Zedigheid. Vrijpoftigheid. Stoutmoedigbeii!.
Een Zedig mcnfch, als zij befchuldigd worde, zal zig
Imiftrouwcn, iclioón Tij onfchuldig zij. 1. 98, »
Dc Dtiffte eu Vrijpoftige, hunner gebreken niet'bewuft,''
■waagen het maar, terwijl dc Zedigheid van düh regt wairdi·
gen man hem niet toelaat zijne mccningc uit ic iprccken. I«
ïji
yil^, ©cel, Ddé WaaCÄ
mw-
Waarom zou iemand die vermaak fcbcpt om fe ontdcfe«
ken hetgeen prijzeiis-waardig is in anijcccn, ondetftcid wor··
den van zi jne eigene waardij Onkundig tc zijn ï II. 98.
£ene Zedige vrouw zal dieeccnc niet veragten, welke al-
le de fraaijelioedanighcden niet bezitten, die iu haar zelve uit*
blinken, ih'tä.
Eenc Z/cdige Lady, die lig in dc magt ftelt van eenGuic»
waagt een zccF ongelijken kans. nr 265. IV. 168.
Een Zedig man heeft gemeenlijk een fchac in zijne ziel»
•welke uiets vereifcht dan den fleutel van aanmoediginge tcC
ontfluitinge van deozelyen} om hem te doen uitblinken, iii.
318.
Zal niet eenc zedige jufFrouw wenichen om te gaen met
een zedigen man, \\\ vtïtas tegenwoordigheidy cn tot wicn, zij
haare JippcQ mag openen .met geruftheid, dat hij een goed
gevoelen heeft van alles wat zij zegt, en die haat dcihalven eea
aangenaam vettrouwren moet inboezemen? ibid.
Eenc regt zedige vrouw kan zelf een vrljpoftigcn man wel
in ontzag houden- iV. 370.
Een Guiten-hart kan de fchoonheid en kiesheid van Ze-
dige dien(lwilligheid al zo weinig fmaaken, als van zedige
liefde. VI. 6iö.
Zedige en zigzclven miftroüwendc menfchen raaken die
kleine gezetheden niet ras kwijt, welke de iloucmocdige, 20
ze die ooit bezaten, aanftonds te boven koomen. VL 63S,
Wel mogen de vrouwen, zegt Jufer Howet welke op
Ligtmiffcn verzot zijn, deii zodanigen tot fpot en fpecltuig
rtrckken Zou immers een weinig overdcnkinge ons
niet leeren, dat «en mat) van verdiende een Zedig man moet
zijn? VI. 658.
De cgte hoedanigheid van Maagdlijke Zedigheid, ver-
cierd mee welbewufte deftigheid , is, vrijheid en ingetogen-
heid gelukkig ondereen gemengd. VII. 317.
Een Zedig man behoort al zo min verkleind te worden
in zijne eigene oogen, als in de ofjgen van anderen. Indien
dat gefchiede, zal hij een mistrouwen krijgen van zigzelven,
hetwelk eene wangeftalte zal gecven aan alles wat hij zegt of
doet. VII,
[zie Blüozcu. Kiesheid, Raad aan de Vrouwen,
Ziek^
mm
-ocr page 644-( 145 ί
Gfoote inichikkclijkhcici behoort 'cr gebruikt te wor>
ien omtrent dc kuorrighcid ^an lieden die ongeöeld zijn.
1. 2Π.
W^anoeer der meDichcn zielen week zijn door ccnc bezef-
fiïigc van hunne eigene zwakheden, zuHcn zij bij'de gccing-
ftc gelegenheden bewoogcn worden. VI. 346.
£ens zieke, fchooB aan haarc herftcllin^e wanboopende,
hchoort ai'e middelen tc beproeven, welke haar vau cene
bekvvaarae hand worden foorgcfchrcevcn, rer voldociiiiisc
yao haare zo tegenwoordige als afweczige vrienden. VL
481. 484.
;?ickte deet allen luft vervliegen, en ons walgen van
hetgeen wij picgten re beminnen. VI 570.
Als ziekte koomt, zien de losbollen in het rond, cn
op elkanderen, als vervaarde vogels, op het gezigt van een
kuikendief, die gereed is om hen te overvallen. Vl·. 6i8.
Ziekic verzwakt 20 wel den geeft als het lighaam. VIT.
»87.
Eenc langduurige verdrietige ziekte, zegt Lovelace^ doet
alles als een bullebak voorkoomen aan etn kwijnend hatt.
VU. 1S9.
Een werkzaame geeft, fchoon beneveld door lighaam-
iijke on^cfteldheid, kan niet ledig zijn. VII. 376.
Reizen is ongetwijffeld het befte geneesmiddel voor alle
die ongcftf ld heden, tr elke haaren oorfprong neemen uit droef-
^id en wederwaardigheden. Vil. 57J.
\Zie Boetvaardigheid. Flaauwtcn. Gcneeskonft. Ge-
zondheid. Tegenfpoed.
Zonde. Schuld. Ondeugd. Godloosheid·
t Kwaade Hebbelijkheden. SJegce Lee^^
ven sw an del.
Hebbelijkheden zijn niet gcmaklijk tc vcrandcten. ï."
587. VÜI. 119.
Ddd 1 On·
-ocr page 645-t ïAd i
OoJeugd is eene bloodaart, cn zal haat hoofd we) té
fthuil haaien, wanneet zij van ccn voorftandec der deugiä
klockmoedig wotdt te keet gcgacn. II.
Hoe groot moet de kragc zijn van kwaadc Hebbelijkhe-
den in een menfch, die regtmaatig denkende^ zijne kennis eg-
eer door Wanbedryftt fchaiidc maakt. iii. 147.
Een zondig oog zal zig ter ncerilaen voor het onderzoek
tan een onichu <Jig. 111.479.
Dc Schuldige kunnen minder dc ontdekkende waarheid
Tcrdraagen, dan dc onrdtoldige de kwaadfprccke^de valsheid.
lY. 314-
Kwaade lieden neemrn meer moeite otn ondeugend te
ïijn ; dan het hun zou koftcn om goed tc worden. IV.
473. V. 541.
De zon bcfchijnt eveneens dc kwaaden en dc goeden ,
maar het zondig gemoed kan ze niet vcrligicn. V. 519.
Elke Ondeugd brengt gemeenlijk haare eigene fttaffe, me-
de. V. 52.0
De verongelijkte kan dikwijls zoctlijk ilaapen, wanncei
dc verongcliiker zijne oogen niet kan fluicen, ibid.
Daar kan bezwaarelijk hiernamaals eenc gtooier ftrafie
ïijn, z.egt Lovelace, ujnc uiterfle mishandelinge -van Clarijfa 0-
t'erdenkende, dan die welke ik tegenwoordig in mijne eigeßc
Wroeginge ondervinde. ibid.
Welk eencvexflagenhcid moeft der Sc^ld altoos ten dec-
Ic vallen, zegf Lovelace bij het gedraq^ van Clarlßa met haar
Pennemesy wierd het der OnfchuU altijd verleend dus haar vcr-
jnogen te betoonen ï VI. 97.
Vccle meiifchen worden oer van het Kwaad afgefchrikt
«ïoot de vrccze van ontdekt tc zullen worden, dan door rede-
lijke overfuigingc. VI. 116, ,
Een fcbip op ftrand te pionderen, en tc ftcelen als 'et
Ijj^nd is, zijn de alierbatbaarftc fchelmftukkcn. VI. 618·
Zonden die vermetellijk tegen kundigheid, en tegen waat-
fchuwillige aan, bcdreevcn worden) zijn de onvetfchoonclijk-
fte van allen. VU. 48. ,
Die den aanftoot van openbaare fchaaratc niet kiinncii
uitftaen, bchooten dubbel zorgvuldig te zijn om niet in hci-
snclijkc fchuld te vervallen, welke hen daartoe zou kunne»
brengen. Vil 339.
Schuld, als rt ontdekt is, brengt, letterlijk gcfprokcn,
iiaarc eigene ftrafFe mede zelf in deczc wereld , uadcmaal
(:I47) -
jc Ac mocdigflc uotiaarts doet kijken als dcugnictcnr Vlh
f438.
Eciic kwaade leevcnswijze kan niet langer vermaak vct-
leenen, dan terwijl bcdcnkingc en overleg kan worden afgcj
wecid. Vlll. i99.
\Zie Bocciaaidigheid. ■ Dankbaarheid. Ifigtmis. Oa^
fchuld. Wrocgingc.
ddd 3
'Annzien. Η. gen. I. B. Baldandigheid. S4,' Be- |
Befcheidenheid^. iiS. Boccvaardigheid. u^ Gharafter?. 9. (knaagende) 142» Dankbaarheid. 14, Danxen. n^. I>apperheid. 42.^ |
éimÊs&ÉÊÊÊÊÈÊïÊÊm
-ocr page 648-Dienilbooden. 77.
Dierlijke luften. 140.
Digters. iio.
Doftoren. iSm
vDood.
^ Driften. 47.
Droefheid, ig. oeaaante. 103^.
Dubbelzinnige redenen. Geduld. 7e.
8<. Geeftigheid.
' I _f------------Λ
Edelmoedigheid
}veden. 24.
'Eenzijdigheid.
Eerbaarheid. 25.
Eerbied. 25.
Eerelijkheid.
Egtgenooten. 27.
^Eigenbaat. 29.
Eigenzinnigheid.
Execuceur. 115.
F.
22.
Γς^ίοπ. li.
------O------
Geheimen.
Gshoormmheid. 33;
Gsldzugt.
Geleerdheid. 35.
Geloften. 24,
Gelooven (Al celigt)
Geluk. 36.
Gemaaktheid. 43,
Gemelijkheid. 45.
Genade. 136»
Geneeskonft. 3<?.
Geneigdheid.
G3fl:alce. 109»
G^veinsdheidi 38.
Gevoeligheid. 38.
Gewaad. 5
Geweeten, 14.
Geweldige geeften. 49.
Gezag. lil.
Gezigr. 8(5.
Gezondheid. 39.
Gierigheid.; 39,
Godloosheid. i4<.
Flaauw- Ddd 4 Gods-^
Β iL AD WIJ Ζ ER;
Flaauwteti. '3^··
Fouten. , 51. "
G.
I,
Gebreken. 31.
Gedaante, lo^^.
85.
D.uël., 20.
Dwaalinge. 31.
Dwaasiieid. ' 31.
Dwingelandij, xi.
E.
w
JI51Ä0 WÏJ Ζ EBb
fiodsdieBÄ. . '4^ ; ' i -
Godsvrugti 4e. ■ γ
Godzaiigheii. 40. c
Goedertierenheid. 112,
Gramfchap. ' Ï17. Je^ga.
Grootmoedigheid. 41. Infchikkelijkheid. na^
Grootsheid. 43.
Guit.
Gunih 45é
Η. Kaartfpeelen,
Kennis (Befpiegelende),'
Haar. 4(5: "·
Harde behandelinge. 21, Kerk, Kerkelijken.
Hardnekkigheid. 40. Kiesheid. 57.
Hart. Iii. Kinders. 8,8.
Harcstogten. 47. Kleedinge. 58.
Hebbelijkheden (Kwaa- Kleinigheden, ^o..
de.) 145. Kloekmoedigheid. 42.
Heeren. 77. Knaagende Confcientie;
Heftige geeften. 45»
Hekeldigc. 104.
Hervorminge. 7·
Hoer. <So.
Hoerewaardin, öo^
Hoogagtinge. 25,
, Hoogmoed. 50.
Hoope. 42.
Houdinge. 51.
Huishoudinge 52.
Huwelijk. 52.
Koppelaares. €0»
Kwaadaartigheid.
Kwijtfcheldinge, iz 3,
L.
Laagheid, Laage Zie^
len. <52,
Leedweezen. 18.
Leeven (Menfchlijk),79.'
Lee-
'■'i Λ
Β L Α D WIJ Ζ ER
levendigheid. " Misnoegen.' itfi
Leevenswandel (Siegte). Misflag. 3 u ^
■f
Mode. 58.
Mufijk. 116» ■ 1
' Ή. - . "
Naam (Goede)
--- (Kwaade of goe-
de). 9.
Natuure (Menfchlijke),
"^80.
Nederigheid. 82.
Neiginge.
Netheid'. -58.
Nieuwsgierigheid.
Nijd. 4Ö,
Letter oeffeninge. 35·
Liefde. 65,
-τ-— op liet eerft ge-
zigfo 66.
(Malle). 73.
O.
Liefdewerken, 67.
Ligtgeloovigheid. 68.
Ligtekooij. öo.
Ligtmis.
Lijdzaamheid. 70.
Lof. 71.
Magt. 72.
Malle Liefde. 73,
Mannen en Vrouwen.
74.
'Matres-hoüden. 75. Onafhangelijkheid. 72.
Medelijden. 76. Onbedagtzaamheid. 84.
Medicijnen. 36. Onbermhanigheid. 541.
Meefters en Knegten. 77. Onbefchoftheid, 84.
Menfchlijk Loeven. 79. Onbezonnenheid. 84.
Menfchlijke Natuure. 80. Ondankbaarheid. 14.
Mildheid. 67. . Onderdaanigheid. 53.
Min. 63. Ondeugd. 145.
Minnaar, 8f. Ongeduld. 70.
Minnenijd. 6. Ongeloovige, 85.
Mismoedigheid. 139. Ongeluk. 113.
Mis- On^
-ocr page 651-
Onkuifehe taal. 85. ^Partijdigheid, pj. Raad aan de Vrouwen. Ramp. 113. |
Redenen (DubbebinnP ge). 85. heid. 102. Sabbath. 40. Schimpredenen op de Vrouwen. 104. Spot-i |
- V·
-ocr page 652-Β LAD WÏJ2E R:
Spotter. S5. ^cruikelinge, m. Ver- Toorn. Ï17. |
Verbeeldinge. Verheel- de). 124. Voor' Stoutmoedigheid. 145. Verdenkinge (Kwaade),· 6. Verdienfte. iiik Vergiffenis. 123. Tegenzin. 127. Vermetelheid. ) Teftament, Teftament- Vermogen. 72. maakers, 115. Vernuft, 32. |
Γ
, ι
m
BLADWIJZER^
Voorkoomen. 51, . Wanhoope.
Weduw. 139.
Weezen, houdinge.
Vooroordeel. 127.
. \
i^ rtitf'.fifiteiil^ ff-^fj-ftwiÉgSaa
Voorfpoed. 140. ------, —-----o-
Voorweridzel* 127* Weldaadigheid. 67.
Voorzienigheid. 128. . Wclleevendheid. 11.
Voorzigcigheid. 128. WeUuil. 140*
Vreeze* 125?. Welvaart* 140.
Vrekheid. 35>. Welvoegelijkheid. 57.; ,
Vriendfchap. 130. Wet. 102.
Vrijerij* 134. Wijsheid. 128.
Vriippftigheid. 143. Wraak, Wraakzugt. 14X4
Vrooraheidi ijö- Wreedheid. 141.
Vrouwen (Kaao aan de). Wrevel. 40.
5,(5. ) . Wroeginge* 14a·
■ .1 , (Schimpredenen'
Zagtmoedigheid; '145?
„ . . ™ . Zedigheid. 143*
W. Zelfbewuftheid. 14.
Zelf-zoekendheid. 29» '
fv . __^
Waanwijsheid. 43. Ziekte/ 145. > .
Waardigheid. 5. Zinlijkheid, 58.
Waarheid. Waarfpree- Zonde. 145.
ken. 138. Zuinigheid. 52.
Waarfehuwingen aan de Zwaarigheden. r 18.
Vrouwen. 5)5. Zwaarmoedigheid.
Wan- Zwakheden. 145. j
* m
EINDE DES AGTSTEN EN LAATT
STEN DEELS.