EN
Behelzendo de Levens vaii onze
eerite Geloofsverkondiger^i
Mitsgaders van de
Ell viiü de voormamfte Perfoncii^ die hier
te Lande in gelecrdlieit of heiligheic
uycgetnunc hebben.'
MET KOPEKE Ρ L .4 ATE N^
In 't Latijn befchreeven door den Heer
Vertaald en mei AantekemngeK opgehelderd door
t' Α Ν r W Ε R Ρ Ε N]^
Μ D C C X V.
< ι
' t
In het opfiellen van deeze
aar zijn al.eenige Schryvers ge-
weeft dewelke van deeze ftofïè
gehandelt, en van de Patroonen
van ons Vaderland, van de eer-
fteGeloofs-preekers van Vries-
land , e£f van de Biflchoppen van ütregc ge-
ichreevèn hebben : maar zeer weinigen van
hen , en miifchien niemand van allen, heb-
ben daar op gedoelr, daar wy op doelen.
^^art.Hamconius, Adriaan Barlanä, Tie-
ter Bokkenberg , Gerrit van Nimwegen heb-
ben de Levens der ücregtfche Biiïchoppeii
flegts met korte woorden aangeroert ; heb-
bende anders niet beoogt, gelijk zy zelfs ge-
tuigen, als een lijft der gemelde BiiTchoppen
op_ te ftellen : en zy hebben , om de waar-
heit te zeggen , hun werk zoo zeer niet ge-
ργΪ^ eenige nieuwe of onbekende daa-
den otlchnfcen der zeiven aan te haaien; als
een netter encierlijker ftijl, gelijk Barlandus
zeifin zijne Voorreden bekent , aan hunne
gefehiedeniiTen te geeven , en dezelven, om
* 3 zoo
-ocr page 4-ί I ν ζ i g τ ν α ν
ZOO te ipreeken, in een fraaier en prachdgef
kleed te fteeken.
Wel is waar dat Reinier Snoot en Jan Ger-
brandfe van Leiden , mitsgaders Johan de
Beka en Willen Heda , die wat ouder zyn
als de twee eerilen , de daaden der Utregt-
iche BiiTchoppen wat wijdloopiger verhande-
len: maar behaiven dat hunne befchrijvingen
voor een groot gedeelte ijiaar loopen op we-
reldfche zaaken zoo van de Hollandiche Graa-
ven als van de BiiTchoppen van Utregt: en
dat ze het alreraaal even drok hebben met
ons een menigte van krakeelen , oorlogen,
veidilagen , neerlagen , en ik weet niet wat
al, in't v/ijd en breed te vertellen; zoo heb-
ben zy noch de Kerkelijke zaakèn met een
deel onechte, onzekere en verdichte Hukken
en fabelen , zoo als ze maar voorquamen,
geichakeert en opgefaukt. Het is wel waar
dat de beroemde en aaarilige Buchelius^ een
Advokaat van dit land , hiftorifiche Aante-
keningen over Beka en Heda heeft gemaakt:
maar gelijk die Schryver van de eene kant
geen kleinen lofdoor zijne oordeelkunde ver-
dient en verkreegen heeft, zoo is hy van de
andere kant al vry ingenomen tegen onzeker-
keüjkezaaken ; hoe wèl dat hy, volgens de
geichapendheit van die tijden geiproken, de
quaadfte op dit ftuk niet is geweeil: daar by
is hy, als zynde buiten den tuin der Katolij-
ke Kerke opgevoedt, in ibmmige zaaken on-
kundig en onbfdreeven. Voegt hier by dat
denSchryver. ' 7
de kennis der Kerkelijke Hiftorien ("zonder
dat ik egter den lof der Voffiuiièn, en van
diergelijke mannen verkort wil hebben} ze-
derd zijnen tijd door de Launooien , door de
SimonduJJen , door de HolflenmJJen, door
de Bollandtflen , door de Mabillons, door de
^agys , en door meer andere diergelyke
Schryvers, noch meer is opgeheldert, en in
beter ftaat gebragr.
Het is ook waar dat Boffchaarts een fchets
van een oordeelkunde , in zijne Verhande-
linge van de eerile Apoilelen van Oud Vries-
isnd 5 heeft uyrgegeeven: en dezelve is ons,
daar wy van die Apoftelen te fpreeken had-
den , al meer als eens te pas gekomen. Maar
zyn verhaal ilrekt niet verder als tot de dood
Van de gemelde Geloofs-verkondigers.
Hier komt noch by dat onder de Schry-
vers , die de doorluchtige daaden der oude
öiiTchoppen van Utregc befchreeven heb-
^en , niemand hunne kerkelijke wetten en
«fteilingen, ieder op haar'order > denLee-
zer heeft medegedeelt.
fVillem Heäa heeft wel verfcheide Brie-
Ven en Papieren 5 die άοοχ A.Buchelm noc\\
raerkdijk zyn vermeerdert, in zijne Hißorie
der Utrmfche Btjfchoppen ingelafcht. Ook
heeft Bokkenberg , omtrent het begin der
voorgaande eeuwe , dezelven in zyne
gepiaatft, en uyt zyne Jaarboeken
overgebragt in een ander Werk , handelen-
de van de voornaamfte opene Brieven der
* Kerke
-ocr page 6-'i6 Inzigt van
Kerke van Utregt en der Graaven van HoU
land : maar behalven dat deeze werken van
Bokkenbërg rot noch toe ongedrukt blyven
]eggen , zoo is het dat in de gemelde Brie-
ven , die by Heda en Bokkenberg gevonden
worden, doorgaans maar vermeldt ilaan ee-
nige giften en fchenkaadjen van verfcheide^
ne Vorften, Koningen en Keizeren^ (^ofde
beveiligingen der zelve giftenmaar zelden
die van de ßiilchoppen zelf, die zyaan dee^
ze of geene kerken gedaan hebben : of in-
dien 'er al eenige Brieven van de Biiichop^
pen tuiTchen loopen , daar zy ietwes in be-
laften , dan zien die bevélen maar op tijde-
lijke huishouding , op het wereldfche rcgc,
op de gemcene ruft 5 zy loopen op de wijze
van het regt te oeiFenen, en zy hebben door-
gaans veel te befchikken en te belaften om-
trent de fchattingen, tollen, leenen, dienft-
baarheden , en omtrent diergelijke zaaken
nleerj hoe wel dat zulks ook al te pafle kan
komen, en tot onze onderregting kan die-
nen.
Dan ons oogwit is , bynaa niet anders als
Kerkelijke Zaaken te verhandelen : en de
daaden van de eerfte Apoftelen van ons Va-
derland , van de Biflchoppen van Utregt, en
van hunne Wy-biflchoppen en Vikariiïen te
befchryven, en hunne heilzaame ordonan-
iien, die zy ter betering der zeden uytgegee-
ven hebben, op te leveren : zullende daar
|>y voegen de daaden van alk andere perfoq-
iieii
-ocr page 7-DENSchrtver'. 9
nen die hier te lande hec Geeftelijke bewind
gevoert en kerkelijke wetten gemaakt h^-
ben , of die wegens hunne geleerdheit of
heiligheit beroemd zya geweeft.
Hiertoe zyn wy aangeport doof het voor-
beeld van onzen Kerkprelaat Sasboldus Vof-
nierus, dewelke, zoo als de Belchryver van
zyn leven getuigt, al over lang zyne gedag-
ten over zodaanig een werk heeft laaten
gaan.
Wy hebben het ganfche werk in twee Boe-
ken , en het eerfte Boek in rwee deelen ge^
fplift. Het eerile deel van 't eerfte Boek be-
belilde daaden en de kerkelijke Infteiiingen
Van de eerile Biiïchoppen van Utregt, de-
welken meeft akemaal in de Lyft der Heilik
gen zyn opgefchreeven of voor Heiligen ge-
houden worden ■, mitsgaders de levens van
de andere Geloofs- verkondigers of heilige
mannen van ons Vaderland : doch zoo dat
wy, ter opheldering van duiitere of onbe-
kende zaaken , eenige Redeneeringen aan
het hoofd van fommige Levens geilek heb-
ben.
In het tweede deel van het eerile Boek
hebben wy de daaden van de volgende Bif-
fchoppen van Utregt, en die van hunne Wy-
biflchoppen en Vikariilèn, tot den tyd roe,
dat 'er nieuwe Bisdommen in Nederland zyn
opgeregt, uyt de befte Hiftori ichryvers en
andere gedenkftukken by een verzamelt: en
wy hebben ook hunne'Ordonantien , 'c zy
* ƒ da'c
-ocr page 8-10 In ζ I G τ ν Α Ν
dat dezelven noit uyrgekomen zyn , 'c zy
dät ze in hec vergeet-boek geraakt waren,
in 't licht gegeeven of ten minile wederom
voor den dag gehaalt.
Dan beginnejn, wy met Frederik Schenk
den eerilen Aartsbiflchop van den nieu-
wen Metropolitaanfchen Stoel : en wy ver-
toonen zyne Levensdaaden , de Pro-
vinciäaie kerkvergadering onder hem gehou-
den , de wetten ter betering der zeeden en
tot het aanneemen van de Kerkvergaderin-
ge van Trenten door hem uytgegceven, en
verfcheide ftrijdigheden en tegenftribbelin-
gen der Utregtfche Prelaaten over deeze
voorgevallen j die noit voor deezen het licht
gezien hebben.
De Jaar-rekening der eerfte eeuwen , die
al vry duifter en verward is, hebben wy zoo
wy beft konden verbetert: de Biflchoppen,
die boven het regte getal waren, hebben wy
uytgemonftert: de Giften en de Graflchrifrcn
der Kerkvoogden, die door de andereSchry-
vers overgeiiagen waren, hebben v/y alhien
ieder op zyne plaats, ingevóegc.
Dus komen wy mettertyd tot de nazaaten
van den Aarts-biffchop Schenk , en tot de
Daaden en Ordonantien van Sasboldus en
Roveniusj die den tytel van AartsbiiTchop-
pen van Utregt gevoert hebben, en daar voor
bekend zyn geweeft.
Hier doorgeraakt, ftappenwyover tot de
andere Kerkvoogden , dewelken hier onder
de^n S c η r. υ v ε r. ïi
tien naam van Apoiloliilche Vikariilèn te
Voorichijn komen. Wy verroonen insgelijks
^unne kerkelyke inftellingen; eawypaifen
iiunnedaaden ^ en de daaden van hunne·Vi-
kariiien en Medehelpers, in 'c kort en met
beknopte woorden aan te roeren,
In de geichiedeniflen van ons Vaderland
na te fpeuren, op te heiderenen te befchry-
Ven , hebben wy de" vermaardfte Hiftori-
fchryvers van ons I.and gebruikt: en behal-
ten dat wy ons van J. Gerbrandfe van Lei-
den van Joban Beka en vm Willem Heda
bedient hebben , zoo hebben vvy ook de
Schriften der Geleerdfte Mannen van de an-
dere gezindheir, als die van Jnt. Bucheliust
Van yint. Matthi^us , van den Heer Alkma-
de en van meer anderen re baat genomen»
Onder de Befchry vers van byzondere plagt-
ztn of fteden zyn Orlers, Schrevel, Bieis-
'wtjk^ van Balen , Velius , Ψ ars en eenige
anderen ons wel meeil te ftade gekomen, Wy
hebben ons ook bedient van eige (lukken die
vi y ter hand hadden , of die ons door eenige
geleerde Liefhebbers , als door den Heer
J. W. den Heer H. W. den Heer C-A. den
Heer /V. V. den Heer P. L. en door meer
anderen zyn medegedeelt.
Zoo karig en vafthoudende als fommigeri'
zich op dit iluk toonden, waar over al meer
Schryvers lang voor my geklaagt hebben.
Zo loiFelyk was deruftigeedelmoedigheitvan
anderen: dewelken , als zy ons eenige Par-
kei
-ocr page 10-12 fn ζ i g τ v α ν
kementen lieten toekomen, ons al zoo zeer
verblijdden , gelijk fVillem Cave van zich
ze! ven ook getuige, alsof my al het goud van
Krefus gevonden hadden.
Ondertuilchen hebben \vy in dit ganiche
Werk getracht niemand te beledigen, enby
niemand, was hec mogelyk , ondank te be-
haalen.
Geeft ons plaatze ; wy fpreeken met den
Apoftel der volkeren, (x Cor.j. f. 2,) iVy
hebben niemand beledigt, wy hebben niemand
verärgert^ wy hebben niemant bedrogen
In tegendeel, ons oogwit isgeweeft ieder
een voordeelig te zyn: en voor eerft zouden
wy het oud Kacolyk Geloof, indien wy de
geloofs-gefchiilen verhandelden , gemakke-
lyk uyt de hiftorien en gedenkftukken van
ons eigen' Vaderland können verdedigen.
Het IS we! waar dat de boeken , die de
leeringen der Kerke voorftellen en van de
geloofszaaken handelen, voornamentlykhier
toe ichijnen te dienen: maar het is de waar-
heit ook dat de Kerkelyke Hiftorien ten zei-
ven einde zeer nut en dienftig zyn j vermits
zy als met den vinger aanwyzen wat voor
geloof dat onze Voorvaders gehad, en naar
wat regels en kerkgebruiken dat zy geleefc
hebben : het welke alles des te kragriger en
tc gewigtiger is, om dat het heilige Mannen
zyn geweeft, en om dat ze onze Voorouders
ia het Chriften geloof allcreerft onderwee-
zen hebben.
Want
-ocr page 11-dem S c η r y ν er."
Want dat die ApoftoliiTchc Mannenj voor-
namentlyk de H. H. Wiüebrordus en Boni-
facius, die het Chriilen geloof hier te lande
allereerft hebben ingevoert, of die hec zelve
ten minfte , na dat hec nu vervallen of miP
ichien te niet gegaan was > wederom opge-
beurt en doen herlëeven hebben j dat die
Mannen, zeg ik, Priefters zijn geweeft, en
de H. Offerande aan den outer hebben op-
gedraagen, dient by redelyke verftanden tot
geen kleinen luifter voor hetuytwendig Prie-
fterdom en vooi" de Offerande der jiieuwe
Wet. Dat ze Biflchoppen geweeft zyn, en
de handen, om de kragt des H. Geefts me-
de re deelen , opgeleit hebben , ftrekt dui-
delyk om het opperfte gedeelte vandeKerk-
voogdy, en de nuttigheit van het Sakrament
des Vormzels te bewyzen. Dat ze de belij-
denis der zonden, met uytdrukkinge van ie-
dere zonde in "t byzonder, zoo door hun
gedrag als by fchrift aangepreezen en bevo-
len hebben , zoo als door onzen Bonifacius ,
in de Kerkvergaderingen van Duytsland en
in vericheiden' Brieven is gedaan, dat be-
wyft de kragt en de noodzakelykheit van de
Biecht. Ein delyk dat ze in de gemeenfchap
met den Stoel van Petrus, dat is met Sergius,
Gregorius , Stephanus en met meer andere
Pauzen geleeft hebben , dat ze te Romen
gewijdt, en van Romen herwaarts ter ver-
kundiging van 't H, Evangelie gezonden zyn,
dat ze over alle awaarwigtige zaaken, zoo
'i6 Inzigt van
om de eenigheit te onderhouden als om raad
te vraagen , naar Romen gefchreeven, en
meer diergelyke dingen gedaan hebben dat;
alles dient om het hoogile gezag van den
Roomfchen Stoel vaft ce iieiien en te verde-
digen i en otu te toonen hoe noodzakelyk
dat het is in degemeenfchap van dat middel-
punt der kerkelyke eenigheit te leeven.
De Giften, die Koning Dagobertus, Hir-
mina of Irmina 's Konings dochter ^ Pjippynj
Karei Martel, Karei de Groote, en meer
andere Koningen en Vörden op het verzoek
of ter gunfte van de gemelde ApoftoliiTche
'Mannen met zoo een onbekrompe müdaadig-
Iieic en met opene Brieven aan de Kerken
gedaan hebben, können ook tot een bewys
van ons Geloof verirrekken : Zy doen by
voorbeeld de gemelde giften aafi de Kerken
dewelke ter eere van onzen Zaltgmaaker den
Heere Jefus ChrißuSy van de H, Moeder Gods
Maria , van de heilige Apofielen Tetrus en
Tauliis en van alle de Apofielen, ter eere van
S. Jan den Dooper of van eenige andere Hei-
ligen , doch voornamentlyk van den Heiligefi
Bijpchop en Belijder S. Martinusgefügt waren^
om de kaarfin te bereiden·, . ... op dat ze
aldm hunne zonden mögt en uytwijfchen^, en
met de Goddelijke hulpe tot de eeuwigdmirende
vreugden mogten korken^ Hier uyt ziet men
dat het eeren der Heiligen by hen in gebruik
is ge weeft, dat ze een zuivering der zonden
na die leven geloofden , en dac ze voor de
^ den S c η h ϋ v ε r. ïj*
göede werken , die door de werking van de
Goddeiyke genade-hulp gedaan wierden,
hier namaals een loon verwacht hebben,
Deeze be^vysredenen zyndes tekragtiger,
hoe al het geene van de voornoemde Heili-
gen verhaak wordt op vafter en bondiger
bewysftukken geveftigt is. Overzulks is ons
oogmerk, alle onechte en rwyfelachtjgeftuk-
ken en gefchiedéniiTcn daar te laaren , era
alleenlyk zulke dingen van onzeeerfte Apo-
ftelen en Geloofs-preekers op te geeven, de
^'elken wy uyt zekere ftukken bevonden
hebben in alle deelen met de waarheit over-
een te komen. Dp Schryvers dewelken ruim
een eeuw geleden de daaden van onze eer-
fte Apoftelen ten dienfte der Nakomelingen
befchreeven of verzamelt hebben , die heb-
ben hun werk, dewyl de verftanden en de
oordelen noch niet genoeg door een fchran-
dere ziftkunde geopent en gefcherpt waren,
Voor een gedeelte gebouwt op een deel mis-
makke gedenkichnf'.en , of om het kind zyn'
regten naam te geeven, op een deel lompe
verdichtzels: als, by voorbeeld, op het Le-
'^&n van S. Siiïdbcrtmy dat quanfuisgefchree-
ven is door den H.Marcelhnus, op de Brie-
ven ν an S, Lmägerus en van S. Rixfridus over
de heiliging ηJa,γι Suidbertm, enz.
Het is al wat geleden dat fommige geleer-
de Mannen deeze valiche waaren afgekeurc
nebben: doch in'teerile durfden zy hun ge-
Voelen niet al te openhartig uytea : Tie^eze
'i6 Inzigt van
fiukken , zegt Aub. Mirasus by Papenbroek
Qn comment. hiflor. de S. Suidberto torn. i Mar-
tü §■ 7-} Ä/» vervaljcht eti door een laater
Schrijver Der ändert. Het leven van S. Suid^
bertus, zegt J. Molanus ter gemelde plaatze,
is zekerlyk door iemands onkunde vervalfcht^
Marcellmiis , die het leven van S. Suidbertus
op 't papier heeft gefielt ^ dit zyn de woorden
van J. Gretierus, weet ons aardige en al zeer
aardige vertellingen op te leveren. Lucas Hol-
fienius , Kanonnik der Vatikaaniche kerke
en Opper - Bibliothecaris, houdt het gemelde
leven ook voor een verdichtzel van een laa-
rer Schrijver. En noch langer geleden heeft
Willebrordus Boilchaarts, in de Voorreden
van zijne Redeneeringe over de eerfte Apo-
llelen van Oud-Vriefland, verklaart dat het
leven van S. Suidbertus^ 't welke door Mar-
celltnus is befchreeven , zoo veel als hy kan
zien met veele onwaarheden doorzaait is j en
dat 'er al een fcherpe zif-kunde aan te pas zou-
de komen. Hy velt het zelfde vonnis over
den Brief van S. Luidgerus aan Rixfridus: en
hy bekragrigt zijn oordeel door de getuige-
nis van Chnftophorus Brouvverus, dat dit
geen Brief is van S·. Luidgerus, zegt hy, maar
van iemand verdicht zal zyn geweeß, is het
gevoelen van Chriflophorus Brouweriis in zijne
Aantekeningen op het 30 hoofdftuk van 't ge-
melde leven. Elders uyt hy zijn gevoelen even '
kragtig. Thilippus Labbe verklaart ook rond
uyt dat deeze Brief door een lompe vlegel
denSchryver. ij
ä" Γ" verdicht is. iMabilIon he-
^ het zelfde fchrifc noch immers zoo oii'
l^^adig: Het boek, ze^thy.'twelke•valfche-
J P^^^'kt met den naam van Marcellinus, en
^^^gaans bekend is onder den naam 'van het
^"oen van S Suidberttis, knelt van voore tot
achteren van fabelen. De Brief over de hei-
van S. Suidbertus is van 't zelfde al-
..^y·} en komt uyr eenen koker. DeBoüan-
, door zulke geruigeniiièn aangemoe-
'g^) noemen den gemeldcn Voddekraamer
εη flegthoofd van een ichryver , of een
chryver zonder belui. In het eerße deel van
^aarc, (jagf. ^.y y^jj Suidbertus handelen,
het derde deel van Maart daar zy het
even van S. Luidgerus opgeeven, wederieg-
gen Zy (ig gemelde vodde-^waaren met kragc
iclem van redenen? zonder dezelven een
Ρ aats in hun werk te gunnen : Tiit Leven^
^•oo fpreeken zy in S. Luidgerus §. 7, moet
tegenwoordige uverk van de levensdaa-
der Heiligen noodzakelijk uytgemonflert
frden.
Behahen het geene Beda en Radbodus van
--ezen heiligen Suidbertus gefchreeven hebben^
Zoo gaan zy al voort, ir al de refi maar lou-
tere beuzelpraat, om dat het tegen de waar-
^eit, daar de hißorie op flemen moet, regel-
^egt aanloopt. Hoe! zal iemand zeggen ^ zal
^en zoo veele en zoo deftige mirakelen, en
^00 fchoone voorhuiden van deugden, uytmaa-
voor beuzelpraat i wat is dat anders als
DEELi ' ** 4en
l8 I Ν ζ I G τ VAN
den Heiligen hunne eer ontnomen ? Ganfeh
niet , zoo fpreeken zy al vorder, maar wy
bevorderen hunne eer ten hoogfle , om dat wy
geen on'waarheden {zoo als 'er met menigte in
het leven van S. Suidbertus en van S. Marcel-
linus of Mare helmus te vinden zyn^ en dte de
H. Marcellinus dan noch zelf zou hebben be-
fchreeven) van hen willen vertelt hebben.
En hierom flaat niet te vree zen, het zijn
noch al hunne woorden, dat de vyanden der
H. Kerke hier uyt eemg nadenken zullen op-
vatten , of dat het hun gelegendheit zal gee-
ven om even eens op alle de levens en mirakelen
der Heiligen te fchimpen en te Jmaalen, als of
die altemaal op de zefde wtjze verziert en
verdicht waren. Geenzms: maar indien"er al
iemand van henlieden was , die zoo een ver-
keerd gevoelen mögt opgevat hebben , die zal
door deeze manier van doen noch beft tot beter
gedachten komen, als hy zal zien dat zodaa-
nige fchriften de toets van een firenge ztftkun-
de moeten if.'^tftaaii.
'Door zulke een zifting , zeggen zy, wor -
den de andere Levenskejchrijvingen der Heili-
gen bekragtigt-, het welke zy beveUjgen door
de geruigeniiTen vznTertullianus en van Hie-
ronymus raakende de daaden van Vaidus en
Thecla·, zijnde een werk't welke door zeker
Priefter van Afia, uyt liefde tot den Apoitel
Paulus, verdicht \vas, maar door deH.Kerk
verworpen is geweeft.
Om deeze reden hebben wy het leven van
-ocr page 17-den schryver.
U XS ο η iv ________^
ieder Heilig daar wy van handelen, zoo veel
a-s mogelijlc was, uytdeSchrijveren vanden
teuften tijd getrokken. /\ldus hebben wy
eda gevolge om de levens van Wilfridus^
H^ertus , Suidbertus en van meer anderen
^ befchrijven. Het leven van Wtllibrordus
ebben wy uyc Alcumus, en dat van Boni-
T^nis uyc Wilhbaldiis en Qthlomis gehaalc.
^ec levgj^ ijgi^ ^jjj. Qregorius^ vznMar-
^/^»nus of Marchelmus en van Lebumus heb-
^en Wy uyc Luidgerus en herleven
^^ Luidgerus hebben wy genomen uyc het
^^^uaal van Altfridus. Vorders hebben wy
οοίς bedient van de defcigile nieuwe
^chrijvers, zhx'zn de BoUandißen, vzixMa-
^ , van Tagt en van meer anderen , de-
^s'ken hunne befchrijvingen uyr de oiidile
chnjveren of geioofwaardigfte gedenk-
^hrihen getrokken , en alle die fpinroks-
P^^^iatjes , met de beuzelkraam van den ge·^
^'aanden Marcellirms^ en van diergelijke be-
/legers meer, uytgefchoten hebben. En
^Cvvijl de leifen, devvelken op de feeildagen
yn onzecerile Apoadenen Geloofsverkua-
^gers te leezen gegeeven worden, voor een
gedeelte getrokken zijn uyt de bc-
1 rijvingen van den zogmzzmden Marcelli^
blms^"^ "yt het verdichte leven van Suid-
Zoo is mijn tweede inzigt eenigen dienft
ie doen aan mijn Vaderland,aan het Geloof,
ip
'i6 Inzigt van
en aan mijne Amptgenooten, met zodaani-
ge befchrijvingen uyt het puikje der befte
Schrijveren op te geeven , dat men ligtelijk
cenige nieuwe Leilcn van groorer geloof-
waardigheit en van een beter fatzoen uyc de
zeiven zal können opilellen.
En dewijl de Evangeliflche en de kerke-
lijke wetten, nu zederd een ruimen tijd, by-
na te grond gegaen zijn , en plaats gemaakt
hebben voor een deel ondeugende zede-re-
gelen en levens-manieren of voorbeelden, de-
welken hedensdaags, gelijk voorhene de
dienfl: der valiche Goden, als goede wetten
gevolgt en onderhouden worden : en voor-
namendijk dewijl dar alles hier te lande, ze-
derd dat het geeftelijk Hoofd is weg geno-
men en dat 'er geen ander , om een oog in
't zijl te houden, is aangeftek, heeft begin-
nen in 't wild te loopen > en dar ώ boosheit,
volgens de voorzegginge van onzen Zalig-
maaker, Matth. 25, zoo wel onder degee-
ftelijkheit als onder het volk, is overgeflroomt
en de liefde is -verkoelt: dit alles, zeg ik,
aangezien en overwogen,
Zoo is mijn derde inzigt, de wetten die
op vericheide tijden door onze Kerkvoogden
gemaakt zijn, en dewelken vervolgens beter
op de zeden van ons Vaderland paiïèn , zoo
veele als ik'er ergens heb können opfpeuren,
\ zy dar ze voorhene al gedrukt waren, 'c zy
dac ze het licht noch niec hadden gezien,
D ε Ν S c η r γ ν ε r. Äl
^oor deezen druk gemeen te maaken .omde
zieien der verflappende menfchen door dee- .
ze wetten te verlichten , hunne zinnen in te
toornen , en hunne gemoederen roe dea
aienlt van Godt en tor her waarneemen van
nun beroep aan te moedigen: eindelijk oni
een ieder door het godvrugtig voorbeeld der
^erkprelaaten, die deeze wetten uytgegee-
ven hebben , 't hunner navolginge op te
'^i^ekken en te ontiieeken , volgens de ver-
van den Apoilel Paulus > Hebr. 13,
^· uwer Leidsmannen die u het
"^oord Gods verkündigt hebben : welker levens
^^n^mg bemerkende,
Mijn vierde oogwit \vas> door degeduuri-
S^ en aan een gefchakeideopvolging vanon-
Kerkhoofden en Paftoors aan de geheele
\vereldre vertoonen datdcHollandfcheKerk
^'et re gronde is gezonken , gelijk eenige
geleerde , doch in onze kerkelijke zaaken
or^ervaare λ mannen, wel gedroomt hebben:
den^ h ^^^ midden van alle ftormwin-
J", ' "Oewel van haare goederen ontbloot,
pal en onberoerlyk is bi y ven ftaan , en om
Fys tegen de beften heeft gebloeit. Waar
uyt wy dan vorders befluiten dat ze geens-
zins tot den ftaac van een enkelde Zendinge
IS vervallen , gelijk het met de kerke van
i^ipponeen met diergelijke kerken meer, die
«nder het jok der Barbaaren zuchten, is toe-
« Chr. Luj>us,,. JLeeraar in de Godheit, enz,
* # 3 ge-
-ocr page 20-gegaan ! en vervolgens dat men haar de ge-
woonlyke voorregten van een waare en
ilandhoudende Kerk niet en mag noch kan
onttrekken.
In
2-2
ζ i g γ vak
Ons vierde inzigt is> onzeLandgenooten
op te wekken om de geheugenis van alle die
weldoenders, die zoo veele blyken van hun-
ne godvrugtigheit en miidaadigheit in hec
fliehten en begiftigen van heilige plaatzen
gegeeven hebben > met alle dankbaarheit in
eere en v/aarde te houden; en om zich door
het navolgen van hunne mildadigheden, geen
onwaardige nakomelingen van zoo yverige
• eii ruftige Voorvaderen te toonen.
DEN ScHRYVER.:
Wtarom dat men aan dït Werk den naam
heeft gegee'ven van
A/ordcrs om een einde te maaken , de naam
* van Heiland heeft de overhand zodaanig niec
_ genomen dar de oude benaaming van Bata-
Όΐα en Batavieren tenemaai in 't vergeec-boek is
geraakt. Want noch hedendaags hoort men dat
^e Hollanders zeer dikwils Batavieren genoemt
"borden. Zoo ziet men dat Armldus Buchelius^
^en gebooren Utregtenaar, zich zeiven voor een
»atavicr uytgeeft ïa den nieuwe druk van Beka,
en Heda , die door zijne zorg en met zijne Aan-
i^iceningen voor de tweede reis is uytgekoraen.
^n geen wonder : -want Utregt , zegt Ant. Mat-
ceus •'i· ^ fommigen gehouden geweeß voor de
"ofdflad van Holland : en hy beroept zich op de
l^tuigeniOen van J. Gerbrandfe van Leiden f, en
noch'" Kronijkje van Feldenaar. En
Werk ^^^eft Simon van Leeuwen zyn groot
paaleVv ^^^^^^ beperkt is binnen de
^^an Bm^ ^"ioHand, uytgegeeven onder den naam
Mo-ir ar-vZ''^^ niufirata , of Batavia opgehelderd.
ZT. ^ ^vi^ werk den naam heeft ge-
^eeven van^«;^^,-^ Ilkfirata, om dat 'er de op-
Komlte, te weetcn in het tijdelijke , de voort-
* lik. 2. deNobH. c. ƒ.) I 7. j. 2.
23
14 Inzigt van den Schryver»
gang, de zeden, de veiTcheide manieren van re-
geeringe , de veelerhande gevallen en wiflelval-
ligheden , de afkomfte der grootfte Heeren, en
de adelijke Stamhuizen van Holland, en van de
Landfchappen mét Holland vereenigd , befchree-
ven worden ; zoo zullen wy aan ons werk den
tijtel toepaflen van Batavia. Sacra , of van de
Kerkelijke Hiftorie van Batavia \ als hebbende
met een heilzaamer inzigt voor ons genomen
door het tegenwoordige Werk eenigen dienft
aan de Kerk en aan de Hemelfche Stad te doen,
de eerfte opkomfte en den voortgang van den
Chrifteliiken krijgstogt , ik \vil zeggen van de
Bekeeringe van onze Voorouders , te befchrij-
ven, de eerfte Apoftelen of Kruis-gezancen van
deeze Landen op te tellen, de Patroonen van ons
Vaderland te vertoonen , de daaden der Utregt-
fche BiiTchoppen , die in hunne plaats gevolgt
zyn, teverhaalen, en hunne godvruchtige wer-
ken, heilzaame ftichtingen en nutte inftellingen
op te leveren. Wy zullen dan in dit Gefchrift
bevatten die geheele land-ilreek , dewelke eer-
tijds, ten tijde als de eerfte Geloofsverkondigers
hier gearbeidt hebben , den naara heeft gedraa-
gen van Frißa, Belgica , of het Nederlandfche
Vriesland j dewelke ook in het Geeftelijke onder
het Bisdom yan Utregt, en onder de onderhoo-
rige Bisdommen naderhand opgeregt, begreepen
is geweeft > en die noch tegenwoordig bekend is
©nder den naam van het Vereenigde Nederland.
k acht het niet noodig den Lee-
zer een wijdloopige rekenfchap te
geeven wat voor inzigten dat my
tot het vertaaien van dit Werk
aangezet hebben : de Leezer zou
zich daar weinig aan gelegen laa-
leggen. En of ik al met een bevallige zwier
yan opgepronkte woorden , en met alle de loop-
jes Van een gefleepe wdfprekendheit, wift optc
peven hoe dat het Werk , 't welke ik te ver-
aaien heb genomen , my niet alleen als nut en
voor alle regtfchaapen'liefhebbers vaa
als η ^^"^^''^^i^dfche gefchiedeniflen , maar ook
j ^?.^kelijk is voorgekomen : dan wiil de
er nnjn gevoelen noth maar; en had zijne keur
noen oi hy my geloofde of niet. Ik wil het dan
liever aan zyn eigen oordeel laaten, of een Werk,
t \TClke uyt het puikje der befte Sch rij veren aan-
Wijlt wanneer en door wat voor Kruishelden dat
ί6 Voorreden van
de ftandaard des Chriftene Gcloofs in ons Bata-
via is geplant: hoe dat het zelfde geloof tot on-
ne tijden toe , en met wat voor wiiTelvallighe-
den , hier te Lande heeft gebloeit : hoe dat het
met het ilichten en regeeren dér Kerken , met
het bouwen van Kloofters , niet het veranderen
van den Godsdienft, en met honderd diergelijke
zaaken is toegegaan : of zoo een werk , zeg ik ,
ten dienfte van onze ongeftudeerde Landgenoo-
ten niet behoorde vertaalt te worden , en in een
verftaanbaare taaie te fpreeken. Maar ik meen
dat het my zal geoorlofd zijn iets voor af te be-
rigren aangaande de Aantekeningen die ik 'ervan
't mijne heb bygevoegt j want hier over zouden
fommigen ligtelijk het eene of andere te beknib-
belen hebben. Voor eerft mögt het iemand
vreemd voorkomen dat men Aantekeningen gaat
inaaken over een Schrijver die noch in 't leven
is , en die zelf ruim mans genoeg is, en honderd
rnaal grooter bequaamigheit heeft, om zijn eigen
•werk door uytgezogte Opmerkingen op te hel-
deren. Hier op heb ik dit maar te zeggen, dat
de Vertaaling niet buiten kennis en weeten van
den Heer Auteur is begonnen en dat hy 'er ook
niet tegen is geweeft dat 'er eenige Aantekenin-
gen zouden by koomen. Als de Schrijver zelf
daar over wel te vreeden is, denk ik niet dat ie-
mand anders reden zal hebben om 'er over te val-
len. Ik heb egter als het zoo te pas quam, maar
h is niet dikwils te pas gekomen, de vryheit ge-
nomen van den Schrijver in zekere hiftoriffche
gefchillen niet vplkomentlijk toe te vallen. Ik
ken dien Heer voor al te redelijk, en de voor-
noemde gefchillen zyn al te gering , als dat hy
sich aan deeze vryheit zou ftootenjof dathy zyn
ge-
-ocr page 25-DEN VERTAALDER. 27
gevoelen niet op een beleefde en eerbiedige wij-
Ze zou willen onderzogt hebben. En ik ben wel
verzekert dat hy ganfch niet geneegen is om ie-
mands oordeel te dwingen of te overheerfchen^
Maar nu een woord of twee van de Aantekenin-
gen zelf gefproken : Mijn inzigt is niet alleen
geweeft het Werk door eenige hiiloriffche'of
oordeelkundige Opmerkingen, daar Het pas gaf,
en zoo goed als ik kon , te verklaaren en op te
helderen : daar zou ik dan niet eens van behoe-
ven te fpreeken ; en niemand zou daar veel te-
gen können hebben : maar ik heb 'er ook mijn
werk van gemaakt van 'er verfcheide Aante-
keningen uyc de Kerkelijke Oudheid by re voe-
gen , de kerktugt der cerfire en der middelfte
eeuwen omtrent veele kerkelijke zaaken aan te
wi jzen , de oudheit en de verandering van ver-
fcheide kerk-gewoonten en kerk - pligten op
te haaien ; en veele andere dingen , die onder de
kerkelijke oudheids-kunde begrecpen worden, te
onderzoeken en op te helderen. Of alle Leezers
daar mede gedient zullen zyn weet ik niet: maar
ik heb het gedaan voor de genen die 'er mee ge-
dient zyn : en ik weet zeer wel dat geen Schry-
^^r ter wereld het een ieder een van pafle kan
Baaken. My dunkt ook niet dat zodaanige Aan-
tp« in zulk een Werk als dit is, te wee-
dewelke van de
veele Bii^
en hau-
ten in ^^^^ Kerkelijke Hiftorie
regeer^ - ·'
ö^eringe gn Ordonantien van zoo ve
f en van kerkelijke Vergadering
üelt, t onpas komen. Wat is 'er natuurlijker,
om een voorbeeld of twee van zodaanige Opmer-
kingen aan te haaien , als ter gelegendheit dac
er geen vrouweq in de kerk van Fu den mogten
komen, uyt de oude Hiilori-fchrijvers te bewij-
zen
^o Voorreden van
fte dit voordeel vooruyt te geeven dat de geleer-
den beter wiften als gemeene burgers hoe dat ze
jnet hunne mederaenfchen bchooren om te gaan.
En nochtans, hoe dikwils ziet men niet dat de
grootfte Letter-helden, dewelken naar de kroon
der geleerdheit dingen , of op het kuilen in de
Republyk der Geleerden zoeken te geraaken, er-
ger en onfatzoenlijker tegen malkander aangaan,
en grooter getier maaken als een deel onbefchof-
te vifchwijven? Ikweetwel dat fommige Schrij-
vers met zulke ingenomendheit, vooroordeel en
partyzucht rchrijven , en alles zonder eenigen
fchijn van reden en met een ftoute bek uytlap-
)en", of tot hun gevoelen verdraaien en verrek-
cen, dat het geduld een befcheiden Leezer lig-
telijk zou oncfchieten , en het bloed aan 't koo-
ken raaken : dat men de onbillijkheit van zoo
een Schrijver eens tentoon ftelr,enhem de waar-
heit onbewimpeld zeit, daar zal geen redelijk
Leezer zich aan ilooten : maar hier in moeten
de paaien der befcheidcndheit en burgerlijke be-
leefdheit ook niet overgciiapt worden.
Ik vind my ook verpligt den Leezer met een
Woord te waarfchouwen, dat ik deeze vertaaling
al by de hand heb genomen , als het Latijn-
fche Werk pas op de Drukpers was geleit ; en
vervolgens eer dat ik het ganfche Werk, of een
merkelijk deel van 't zelve , had können door-
bladen. Onder andere ongelegendheden is hier
uyt gevolgt dat ik fomwijlen wel een opmerking'
heb gemaakt die ik naderhand in den Schrijver
Zelf heb gevonden. Dit zou, indien ik het wil-
lens en weetens gedaan had , met regt voor een
onaardige en onbefchaamde letter - dieverye (ik
yfcet piagium nu niet beter te vertaaien) können
aan-
-ocr page 27-DEN VERTAALDER. 31
^^nge^iien Λνοι-άεη .· maar een redelijk Lezerdee-
otnftandigheit verftaande, zal het ligtelijk in-
fchikJcen. Kn indien ik den Schrijver hier door
^^ c minfte mögt benadeelt hebben , 'r welke
^gter Zonder opzet is gefchiedt, hoop ik dat dit
berigt tot genoegzaame vergoeding zal verftrek-'
Het is ook een reis of twee gebeurt dat ik
^'"gens in de Aantekeningen belooft heb van ze-
^^eiÏ zaak in'c gevolg, en by beter gelegendheit,
^^' ijdloopiger te zullen handelem : en dat 'er even-
wel niet van is gekomen. De reden is dat ik die
"aarder verhandelingen al op het papier geftelt
hebbende, om zekere inzigten geraadzaasner heb
g<^oordeelt alles Aveder door te fchrappen. Een
J-eezer hier van niet gewaarfchouwd mögt my
anders deeze woorden toepaflen , magno promijfor
hiatn.
Vorders, dewijl de Schrijver ook eenige doch
i<-eine Aanmerkingen heeft gemaakt, hebben wy
tot onderfcheid de zijnen onder ieder zijdje ge-
ftelt , cn de onze achter ieder Leven, of in de
V oorberigten achter ieder §. laaten volgen.
De Leezer zal het ook wei willen infchikken
dat de fpelling fömwijlen niet al te gelijkvormig
IS; dewijl de Vertaalder en de Drukker in ver-
i^hcide lieden woonen , heeft men dit gebrek
Λνεΐ weeten te mijden. Het is voornament-
d'at d" ^^ bladen van het werk gebeurt
te dri plaats van de 2; heeft weeten
Doch ik weet niet of het de moeite
wci waard ,s deeze «kleinigheden , daar 't minft
op aankomen , verontfchuldigen.
IK wu den Leezer noch wel mededeelen dat
ρ zederd een korten tijd noch verfcheide keur-
iijice itukken, raakende de oudheden van eenige
Sleden
-ocr page 28-Steden en Dorpen , doch voornamentlijk noo^
pende de eerfte Stichtingen van fommige Kloo-
Hers en Kerken , en de Levens van eenige later'
Biffchoppen, door den Heer Auteur ter hand zyn
geftelt. Eenige der zeiven zyn noit in eenige taal
uytgekomen; andere zyn in het Latyn alleen by
een enkeld Schrijver of twee te vinden , en zul-
len dan ten minfte den Nederduitfchen Leezer
tot een nieuwe en aangenaame verfnapering kön-
nen verftrekken. Wy zullen de gemelde ftukken,
ieder 'c zijner plaatze , paiTen in te voegen ·, of
ten minfte, indien ze wat te lang vallen, een kort
begrip uyt dezeiven uyttrekken.
BERIGT xoT DEN LEEZER.
In de Foorkrigten, pag.cxxxiii.lm. 15-, voorde
woorden, Het gemeen gevoelen, moeten de vol-
gende woorden gaan: Rovenius [preekt volgens het
gemeene regt , en gelijk het in Italië en meer andere
landen gehruikelyk is: daar is de Vikar is de Officiaal,
en de Officiaal de Fikaris. Ant. Matthaus moet ver-
flaan worden van de Nederlanden en van eenige aan-
grenzende landen^ als Frankryk , enz. alwaar een groot
enderfcheid is tuffchen een Officiaal en een Fikaris.
Pag. 130, 131, &c. ftaat fomwijlen Dfonyfms
Voffius, in plaats van Matthaus Fojjlus,
Pag. 3z8 moet de zp regel aldus geleezen wor-
den : van Chrifius geboorte volgens Blondel vallen.
Pag. 35*1 moet de regel aldus geleezen wor-
den: op men deeze woorden, de-welke volgens Sylve-
ßer zeer wel op hem paflen.
Pag. 482. lin. ix lees al was het
Daar zal miffchien hier en daar noch wel een
drukfoutje ingeflopen zyn : maar hoope dat de
Leezer hec zelf wel zal können cu willen verbe-
teren. VOOR-
Pag,
I.
Voo
KATTEN, ugtïjimïanöbecöieei
ben/Sic]^ omtKcnt öenoitöeiunonö en ^^ar'
ba« ïteu neergttlaageu van aaan
ögn/ «ïtsaf öe iiaam öan öetbeöe
(i) Katwijken ïjan tieejefatten
öfsebaaït ^ant fcMft Tacitus ^ : Onder
alle deeze volkeren fpannen de BataDïeren dapper-
heitshalye de kroon : zy woonen in 'c eiland van
den Rhijn niet verre van den oever, cnzyn eer*
tijds een gedeelte der Katten geweeft: maar zyn
om inlandfche beroerte naar de gemelde plaatzcn
petrokken, daar zy metter tijd een gedeelte van
tRoomfche Rijk ftonden te worden.
"i De Morih. Germaaor,
I. Deel.
VOORBERIGTEN OP
Dc Eata- ^atatiia'eii / ijan üattiffcö^ afitomfie /
vieren, die fcoarm Sjait ouö^ een jeeir |tr|iööaar en geiajeïöig
inEauvia ^^^ϊ*«» ^^ ίί^ΐίπ&ί!« esi öc ÖDUbgenooten
pege&ven Öer domeinen / en g||n 500 iöei össo? ijun geïr^ws/
öinnen^ ïan&| geïjouöen / aï^ booj fi^ii»?^ öap^^
pergeit m öen oo^tog/rüemnicltig geiueefï, ^^
toaren ite öefie mtor^ oaöer aïïe öe ïfoog&niti=
fc§er^/ 500 aïié Plutarchus ingetïetïen ban lid-
3er Otho ïjetnigt/ en tooonöen in öat eiianö
let taeïïte ronöom üanbeniiöli" &efpoeïtiJ3o?itt.
i^an öeeje ^atabiemi l^ite naam ban Batavia
(z) en Betuwe afgebaast Daar zy η 'er, ik weet hec
wel, jegt Ant. Mattheus Hb. i . deNoh. c. die
een onderfcheid tuflchcii Batavia en Betmve wil-
len (3) gemaakt hebben : maar dit onderfcheid
is ongegrond, zoo als Pontanus {Chorograph.c.%.]
cn Johannes Smit (Oppld. Batai). c.xo) gctoont
hebben. De Batavieren beflaan een deel van Gel-
derland , en een goed gedeelte van Holland. Zy
hebben van ouds de landen tuiTchen denRhijn en
de Waal tot den Oceaan toe bezeeten, en by ge-
volg ook Holland, het Noorder-quartier nytge-
zonderd, bewoont. (Cot een öebjii^ öat ïfoiianö
jonber S^atsbia ßegreepen toa^ bienen ooft be
Sioïgenbe tooo^ben ban Tacitus : h civilis was
ook in 't naau door een andere vrees j te weten
dat de veertiende krijgsbende zich by deBritfche
vloot zou voegen, en de Batavieren daar zy aan
de zee paaien op het Ivf zou vallen, ^n in f(et
ttoeeöe fioeïi ^faar-SoeHen fpjeeftt aï^
Ön^: Het eiland der .Si?/«weri» wierdt ter famen-
komftre'beilemt: want de Rhijn, na dat hy dus
verre met een doorgaande kil heeft geloopen,
of eenige eilandjes rondom heeft befpoelt, verdeelt
zich omtrent het begin van het BacaviiTche land als
in
h Hiß. Uk 4,
II
hebben
een volk
iiyt de
Katten
gêiproten.
in twee revieren: en hy behoudt zijnen naam en
zijn' geweldigen vloed daar hy langs Duytsland
hene üroomt , tot dat hy zich ία den Oceaan
ftort. . · · Aan de Gallilche kanc is hy wijder ,
en zoo fnel van loop niet: en wordt daar van het
naaftgeiegen volk de Waa! genoemt. Maar een
weinig vorder geloopen hebbende verandert hy
wederom van naam, en begint den naam van de
Maas, daar hyzich mede vermengt, aan te nee-
men : en dus kruyt hy zijne wateren door den
Zeer wijden mond van dezelve Maas in den Oce-
aan. ^an öft boojnocmöe eflantt ft^teftt Plinius
imt tiee5e tooo^öen: In't midden van denKhijn,
bynater lengte van honderd duizend fcbreden,is
het aller edelfte eiland der Batavieren en der Ka-
fi'mefaaten gelegen.
É^aai'metter tijb/ na bat öe ©iiesenaïïcnsl^ oe naam
wn^ öt; obecgaiÏii gctoeegen pötien/ en bat ht vanBatavii
sBatabierlinöat geireeïte ban 25ötabia/ 't mm f
nocö öen naam ban öee^: Beöouöen/
(4.) getoceïtcn toarcn/ 6e naam ban SJatabia van Vries-
^ te nict gegaan / en öie ban ©lie^ïanö op öe opg^-
baan geliomen. ©öc^ ©jie^ïanö ^df toojö beiv ^ο^αι.
fröeiöentïp genomen/ en eeitijts^ een groot
ïanöfcöap getoeefï.
AANTEKENINGEN.
1. Behalven beide de Katwijken iiebben noch meer
andere plaatsen den naam der Katten hier te lande ver-
eeuwigt; als Kattenbroek by Woerden, Kattenburg te
Amfterdam, Katwyk buiten Delft,Kats een fledeke in
Zeiand dat zederd eenige jaaren onder de golven van dc
ïee begraavcnleit; Kattendyk een plaatsje by Ter Goes,
Katwyk in 't land van Kuyk, enx. Cluverius ton dit
>vel in twijfel willen trekken: maarzoo kan men alles
J a, weJ
-ocr page 32-XXXIv voorberigten op
wel beknibbelen. Eenige,Katten können zich ligtelyk
in de nabuurige landen neergezet hebben.
i. Phil. Cluverms , in zyn boekje van de drie mon-
den des Rhijnftrooms , zon den vermaarden Adrianm
Jamus byna in een proces betrekken , om dat hy het
woord Batavia heeft gebruikt :■ de goede Latiniften,
zcgthy, en de oude Roomfche Schrijvers als Julius Ce-
far, Plinius, Tacitus,enz. zeggen altijd Batavi, inaar
Hoit Batavia. Hy bekent evenwel dat Zozymus Batavia
in 't Grieks heeft gezeit: doch onder deezen Schrijver,
zoo gafit hy voort, begon deLatijnfche taal al te ver-
bartereu, Hy bekent ook dat'er juift zoo veel niet aan
gelegen is en dat men wel een nieuwen naam , by
voorbeeld Batavia^ voor ons land mag verzinnen, ge-
lijk als men na de tijden der Romeinen meer andere
naamen op zijnLatijnfch heeft gemaakt; maar hy heeft
het hier tegen dat Junius een nieuw woord voor een
oud heeft opgedift, enz. Maar dewyl'er niemand ooit
over gevallen heeft dat Zozymus den naam tan Batavia
heeft gebruikt , dunkt my niet dat dit een zaak is om
'er junius over te hekelen: te meer daar het zelve van
andere oude Schrijvers, die hun werk maakten van
zuiver encierlijk te fpreeken, gebruikt isgeweeft. Want
lang voor Zozymus had DiO- dit eiland in 't Grieks al
dat is SÄiÄM,genoemt, (/., voegende daar
by dat de Bataviers, een uytgdeeze bende van ru;teren,
dien naam van 't eiland ^eiaWhadden gekreegen. Eume-
nius {orat. de inßamanäis fcholis) die onder Konftantius
geleeft heeft,en voor geen quaad Latrnift gehoudèn word,
is ook voor het woord Batavia niet vervaard geweeft :
ook heeft Pacatus (in zijne Lofreden van Theodoiïus)
het zelve wel durven gebruiken. Deeze Schrijvers, ik
beken het, zijn juiil niet van den eerften rang : maar
my dunkt dat een eigen naam, (daar men daorgaans
zoo nauw niet op en ziet) onder hun gezag wel mag
doorfchicten. In het oude Kaartboek van't Roomfche
Rijk, door Peutingerusuytgegeeven, ftaatPatavia :voor
't welk zekerlijk Batavia moet gelezen ΛVorden. Ik heb
dit met een woord willen aanroeren, om dar de tytel van
het tegenwoordige Latynfche werk anders ook van een
al te vi'ezen Liefhebber aanftoot zou können lyden.
3. Veele onzer landgeno'oten hebben zich voordee-
5;en ingebeeldt dat de Hollanders alleen de regte nazaa-
ten
-ocr page 33-BataviaSacra. ν
tt^n en nakomelingen der Batavieren waren. Enals Gel-
^enhaurins in een gefchrift had trachten te bewijzen dat
Gelderfchen ook van ouds onder de Batavieren be-
greepen waren geweeft, hebben fommige yveraars, die
deeze eer aan niemand anders als de Hollanders alleen
wilden medegedeek hebben , daar over het harnas aan- '
getrokken, eu hebben denberugten Cornelius Aurelius
gaan opftooken om Geldenhaurius over too een ftou-
tigheit luftig te hekelen. Maar mettertijd is de vi-^aar-
heit al meer en meer doorgebroken , zoo dat de Gel-
derfchen in een gerufte bezitting van dien eernaam xytl
gekomen. Cornelius Auretius fteunde voornaamentlyk
de woorden van Julius Cefar: {lib.^. de bell.Gall.)
De Maas , κα dat ze een zeker gedeelte van den Rhijn,
''»et naame de Waal, overgenomen heeft, maakt het eiland
d-er Bataziere» ; en niet verder van daar dm 80 duizend
fipreeden fiort ze zich in den Oceaan. Hier fchijnt Ju-
lius Cefar het eiland te beginnen daar άε wateren van
óe Waal zich m.et de Maas vermengen: Welke vermen-
ging 7.ekerlijk verre aan deexe zijde van Nirnwegenge-
schiedt , en volgens Cornelius Aurelius van ouds cerft
gefchiedt is omtrent 't Huys te Loeveftein regt over
Gorcum. Maar behalven dat Gorcum of Loeyeftein
geen ?o dulxend fchreden van de xee afgelegen is, xoo
fchrijft Tacitus duidelijk [Ub.J^hifi.) dat het eiland der
Batavieren van vore tegen de xee aan paalt; doch van
beide de zijden en van achteren befpoelt wordt van den
Rhijn Dit kan niet anders verftaan worden ofhet Ba-
taviiTche eihmd moet xyn begin neemeri daar de Rhijn
xïch verdeelende het voornoemde eiland met beide zijn
arnnen omvat en tot de xee toe vergexelfchapt. 'Zoo
fchrijft Plutarchus ook {in Othnne) d;U het BataviiTche
eiland rondom van den Rhijn befpoelt en bevochtigt
Wordt : 't welk nietxou gefchieden indien het xyn be-
gin eerft nam omtrent Loeveilein ; want dan xou het
door den Rhijn van achteren en rondom niet befpoelt
"Worden. Wat de plaats van Julius Cefar belangt, die kan
Remakkelyk aldus verftaan worden dat de Maas met dc
Waal vermengd zynde , xoo verre als xe noch te loo-
Pen heeft , het eiland aan de eene zijde befpoelt, xon-
•ier dat hy het begin van 'txelve eihind heeft willen aan-
"wijzen., 'Ik behoef den Leexer hier niet te waarfchou-
wen dat Jul, Cefar en de andere Schrijvers malkander
Α 3 niet
-ocr page 34-XXXIv voorberigten op
niet tegen en fpreeken als de eerfte de eene kant van
.het eiland door de Maas bepaalt , en de anderdi het
zelve eiland tuflchen de tvt^ee armen van den Rhijn be-
iluiten : want ieder een Vi^eet dat de Maas ende Waal,
of de twfeede arm van den Rhijn, na dat xeeen gemee-
ne kil gekozen hebben , voor eene en dezelfde revier
können genomen worden, en regt hebben om beide die
naamen te voeren. Ik wil hier geen proces tegen de
Oude irn tegen de Maas zelf maaken , gelijk Cornelius
Agrippa gedaan heeft , of deeze revier den naam wel
jnag hebben van tot de zee toe te loopen. Agrippa ont-
ziet zich niet den hiftori fchrijver Plinius over zoo een
zwaare milïlag te hekelen. Plinius moeil niet gezeit
hebben , dus luiden de woorden van Agrippa , dat de
Maas 7ich in den Oceaan ilort, maar dat ze haare \va-
teren in denRhijnftroom looft. EnGlareanus {fchol.^,
«».4. ïihr.Comment Cafaris) wil ook zooniet fpreeken
dat de Rhijn inde Maas loopt (dat was immers den
Rhijn al te lelijk verongelijkt) maar hy zegt dat een
arm van den Rhijn de wateren van de Maas overneemt.
Het is niet noodig de Ouden op'dit ftuk te verdedigen,
of een harnas voor de Maas aan te trekken. Men ziet
'eruyt, als iemand doch hekelen wil, en hekelen zal,
en hekelen moet, waar dat'er al iloiFe gezogt kan wor-
den.
4. Dit is zoo niet te verftaan dat de oude ßataviers of
i'nwoonders van ganfch Batavia in Gelderland zouden
geweeken zyn , daar is het minfte blijk of befcheid niet
van : maar dat de naam van Batavieren in het andere
gedeelte van Batavia te niet gegaan en in den naam der
overheerfchende Vriezen gefmolten zyade, in deBetu^
we alleen byna onveranderd , of miilchien ganfch on-
veranderd, is gebleeven. Ik zeg, raiffchie» ganfch onver-
anderd: want al is het zoo dat de Schrijvers doorgaans
hier eenigeverandering toeftaan, wiezal'tons zeggen
of de eerfte naam van Batavia, op zynHoog-ofNedeir-
duitfch, anders is geweeft als de netuwe ? De Romei-
nen, die daar een Latijnfchen draai aan moeften gee-
ven, können h'gtdijk van Betuwe Bataviagemaakt heb-
ben : men ziet doch doorgaans dat ze de Latijnfche
naamen zoo wat zwieriger en bevailiger zogten te maa-
kep,
Batavia Sacra.
J^an de Friezen en van Friesland.
Pt Vriezen, eeu boKi Tacitus, Plinius en ^^^
Ptoiomsus termeïïit / gÄneertgij^ (i) Vriezen
mefc öeflagcn ^enaam genoegt
ban Vriezen nu 500 30CÏ1 aU eigen geöïeetjen
aan öe boiftei-en gelegen tuffcgen ^et File, of
öe Zuiderzee , en öen Eems; öe^altjen iiat een
gebeeite ban Noord - Holland ijen naam ban
Weil- Vriefland ηοφ ö^^ft öe^outsen i 't toeöi
egtet meer plaat^ in öe openbaare païi^
fcaaten en a^^bonantien aï^ in ise iiageïijftfcle
fpjaafi. ψί iöubfdjap / 't toeïïi oo|ï-iüaait#
obee öen Eems ïeit / boert tegenb)oo?ösg ben
«aam ban Ooftvriesland , en iiaat boo? ö^t
gcoot^ïe gebeeite onbec ïjet ïteijerrp. '©e an#
öerc knbea aan beese fiant ban öen Eems ïeg^^
genöe/ 't oiïöer öen naam ban ©jiie^^
ianö Qf onöa· een anöeren naam fießeaö ftaan/
tooiöeu oaöei' öe ^ei-eenigöe ïanöfcöaiij^en ban
^^.cöei'iauö getc^aciit, mm lanöeu öei· ©jiesen
3ijn niet boo? öe febenöe eeitiae i>e|ï.maït gebjeefi .
met Qet üc^t öe^ iieïoof^. (^)
Siliie beese ïanbfcöappen / ïfoïianb baar otiber
begreejpen/ fionben omtrent öeejen t^ö/ geïp
reeb^ gejcgt t^ / M^enb onber ben naam ban oeeze kn.
Vriefland: 'tbseiïjHDeï}langen tijö prna/
ten mintïe „tot öe.tijöen ban Adeibddus , ιρ.^"^
Siffcöop ban lltregt/ ö^^ft gebuurt: toant be gewecft
^j'aar&oeiien fc^jgben bat be ©jiesen onber Ißt ouder den
beïeib banbengeutelben merftboogb/en be ^'TT
5en tlaanöe onber <0raaf Dideryk, «miftanber
j 4 beooj'
VII
XXXIv voorberigten op
fteoo^ïost g^öen. ©aamiftoljen fp^eeBt Rober-
tus de Monce, eeti ^t^jgijcr ban be tioaaifbe
geutoe/ in 23gb0C03el dj» Sigebercus, (ober
l^et jaar 1074,) niet öe Mgcnae tooojiten ban
Robregt öen 5 deiUCiilß met Geertrudis
tueöubje ban Fioris getrouiot sijnöe/ boogb 'jar^
' i|0ïianïl bja^ getoO^öen : Robregt is getrouwe
met de nagelaate weduwe van Fioris Graaf van
Denaam Vriciiand. Ï^e naattt bott ïfollanii / boo^joo
van Hol- ij^eï get teijentooo^öjge lolïanii öaac ^oo} hu^
ter opK tïö^» toö^öt / b^^ iaat 0j^0efeomen : en men
koitltH. jaï booi be eïföc/ ja boo^ öe thiaaïf&e eentoe
i>oïian& naiiïp^ ög eenis ^^pei; gemeïbt
binben,(5) <öen sefteireb^ief ban Frederilc ICart^-
ibiflclop ban hamburg:/seteïienb in't jaar 1106/
gn fïaanöe Dy i. Lindeborn f, maaïttgeioagban
öe jf oüaiiöet^". ^an Hermannus Contraftus, bie
^ijnegifïone tot ö^laai· 1065, toegebjagtS^eft/
biuïit ben naam ban ^oiianbnergen^ngit; maac
fpjeeitt obemï ban. Flarditinga : toaar boa? gn /
300 öï^ to^ ba|i gelooben/ berfïaan bji! ïjeböen
öe fïab Viaardinge, niet betre ban ben O^ceaan
gelegen/ öetoellle ban Gerardus Noviomagus
senoemt Ö)0?bt Vlardinga en Vlardlnglacum, en
500 to^ï ögt ^em / aïö by anbere Beiinei'^ beu
i^oiian&rcöc «^itb^eben / te öoeïi fïaat boo? een
ai-onbe |ïab.
c pag. 1~0.ÏJI.
AANTEKENINGEN.
1. Hehhen eertijds meer Jands beflaagen als hedendaags.
Dit eertijds ziet niet op de tijden der Romeinen , wan-
neer Vriesland veel kleinder is geweeil , maar op de
roiddelfte eeuwen. Want zederd dat de magt der Ro^
Kleinen hier te lande en in Hoogduitslaiid meeft ge-
knakt
Batavia Sacra. ix
knakt was, en dat veele Bataviers met de Franken naar
Vrankrijk, en met de Vriezen, Eiigelfchen cn andere
Duitfchers naar Britanje opgetrokken waren ; cn dat
Batavia miilchien door den geduurigen inval van aller-
hande wilde en woefte volkeren,als van de Franken,Salii,
Quaden, Wilten,enz. ver'iwakt en genoegzaam iiytgeput
was,hebben de Vrie2en,een fterk en flrijdbaar volk,hunne
wieken ter regter en flinker lijde beginnen uy t te fpreiden.
Het geluk heeft hunne dapperheit ïoo wel gedient* dat
leden Vrieffchen naam ende Vrieffche wapenen niet al-
leen over den Eems, de oude grensfcheiding van Vries-
land,maar ook over de Wezer ende Elf, ja totdenEider
in Holfteintoe , voortgezet hebben. Enweftwaarts op te
rekenen ïyn ïe niet alleen meefter van Batavia geweeft;
maar 't is zeer waarfchijnlijk dat alles tot de Schelde
toe onder het Vrieffche gebied heeft geilaan , en onder-
den naam van Vrielland begreepen is geweeft. Doch
ten tijde der Romeinen beiloeg Vriefland veel kleinder
ruimte : en zat tuilchen den Eems en dcnRhijn in ge-
klemd. Maar wat gedeelte, of liever wat arm van den
Rhijn , dat de Vriezen zuidwaards bepaalt en befpoelt
mag hebben , dat is een ander verfchil. Sommige
Vrieffche of Vriefchgezinde Schryvers , öm hunne ou-
de land-genooten wat ruimer wooning te geevèn,
trachten het oude Vriesland tot aan den middellten arm
van den Rhijn , dev/elka zich eertijds by Katwyk in
den Oceaan ftorte, uyt te rekken. Dan hier over zou
al wat te pleiten' können vallen. Ik riiisgun den Vrie-
zen dieganfche landftreek niet, cn'tw-aarmy leedhun^
nen roem in 't minfte te verkléinen: maar om de waar-
heit te zeggen, fchoon dat'er al deftige Schrijvers voor
dit gevoelen in het harnas ftaan, als onder anderen de
gaauwe en keurlyke landbefchrijver Menzo Altingms'.,
CQ de vermaarde hiftori-fchryveri7i;^s , zoozou
ik 'er myn zegel, zonder naarder bewijs . niet können
aan hangen. De woorden van Plimm zyn myns oor-
deels al te klaar om zonder taftelijke verdrayinge in
twijfel getrokken te können worden : Midden in den
Rhijn , zegt hy , ( Ub. iv. c. 15. ) ter lengte -van omtrent
i>onderd duizend fchreden legt het alleredelße eiland c'.er
Batavieren en der Kaninefaaten : en noch eenige andere
eilanden van de Vriezen^ van de Chauci , van de Frifia-
^ . ^ yf 5 bonen,
_ 2ie Ubbo Emmipts de Frißor. libert. Repub. p.3.
-ocr page 38-XXXIv voorberigten op
'vatt de Stmiërs en van de Marfakken ; dtemaal
gelegen tuffchen de Helle en het Flie. Dus wordengememt de
uytzv'ateringen langs devjelken de Rhijnjlroom zich.noord-
vjaarts in eenige moeraffchen verfprsidt ^ en zuid-waarts in
de Maas gaat rollen. Het eiland der Batavieren ftrekte zich
zuidwaarts tot de Maas toe: zoo moeten dan die andere
volkeren, dewelken meeft geen Vriezen waren, van 't
Bataviffche eiland af tot het Flie toe gewoont hebben. De
woorden van Pliniusfchijnen geen teg^iifpraak tekon-
nen lyden. Doch de Heer Alting wil evenwel geen an-
der volk iii die ganfche landftreek dulden als regte Vrie-
zen. En om met Plinius niet overhoop te raaken,zegt
hy, dat de gemelde Cauchi of, zoo als hy geleezenwil
hebben, Auchi^ Frifiabonen , Sturiërs en Marfakken,
%vegens hunne afkomfte regtfchaapen' cn opregte Vrie-
zen zyn geweeft ; en om zich by gebrek van bewijs-
ftiikken met giffingen te behelpen, w:il hy de gemelde
plaats van Plinius aldus verbetert en geleezen hebben:
In Rhem ipfi·, prüfe centiim yi.paffuum^ nohilißmaBa-
tavorum infala iif Caninefatum. Et alice Frifiorum (Au-
chorur/i , Frifiabonum , Stnriorum , Marfaciornm) qua
ßernuntur inter Helium Flevum. "Zoo dat hy de Cau-
chi een hoofd korter maakt, meenende dat 'erde eerfte
letter te veel is , en door Plinius voor een teken van
een tnflchenreden {parenthefis) geftelt is geweeit, Fri-
ßorurn , (fcilicet Auchorum\ Frifiabonum, &c.) Maar
dewyl 'er geen een gedrukt boek of ongedrukt hand-
fchrift is 't welk deezc giiïïnge begunftigt, en nergens
het minfte gewag van Auchi voorkomt , daar de Cau-
chi^ 't zy dan deeze of andere , _by veele oude Schry-
vers genoemt worden , kan ik dienHeer hier in niet
toevallen. Als men zoo met de oude Schryvers mag
leeven, en hunne woorden, op enkelde giffingen en
minder als giffingen , verkorten en verdraajen , waar
ïal dat eindelijk noch hene,en hoe zal het ieder Schry-
ver , die wat rijk van inbeeldingen is , niet vry ftaan
door het verminken, vergrooten of verdraajen van de
Schryvers , honderd en honderdmaal honderd nieuwe
■wangevoelens te verzinnen cn voor de loutere waar-
uit op te geeven? Ik heb zeer groote achting voor den
Heer Alting : en miiTchien zoo groot als iemand: maar
ïeder heeft de vryheit van zyn oordeel in zulke zaaken
ie volgen. En wat bewijs uyt de Oudheid getrokken
zal
-ocr page 39-Batavia Sacra»
zal'er voortaan meer gelden ? Men zal maar de eene
of de andere verandering behoeven te verzinnen , en
daar mee ïal men zich overal weeten uyt te draajen.
2, Sommigen zijn egter van gevoelen dat de Neder-
landen, zelfs Holland en Vriesland daar onder begree-
pen , al lang te voren, ja kort na de dood van Chriftus,
door het licht van 't Evangelie befcheeuen zyngeweeft.
Althans de Oudvader Irenceus {lib. i. cap, 3.) fpreekt
opentlijk van Chriflent kerken d/e in Duitsland^ Sfanje^
Vrankryk gefligt zya geweeft. Maar Duitsland , zal ie-
mand zeggen, is groot :'cn hy zou gelijk hebben ·, daar-
om dienen 'er noch meer bewijzen by te komen , de-
welken hoe wel dat ze , elk in 't byzonder overwogen
zynde, te ligt zouden vallen , famengevoegd noch eea
ftoot können afweeren. Tertulliaan, die omtrent twee-
honderd jaaren na Chriftus heeft gekeft, fchrijft duide-
lijk in zyn boek tegen de Jooden , dat de fiaara van
Chrißus hit oppergezag voerde^ dat is erkent wierdt, in
»lle de oorden van Spanje , hy verfcheide volkeren van
V"ankryk , in de plaatzen van Britanje die tot noch toe
"'•^genaakbaar voor de wapenen der Romeinen geweeß ν:α·
fen ■■ ja dat het Chrifien geloof tot de Sarmaten , Daci 'èrs,
Germaanen of Hoogduytfchers , iot de Schyten, en veele
Verborge landfchappen en onbekende eilanden was doorge-
drongen. Indien het geloof in zoo veele landfchappen van
Germanie of Oud-Duitsland ftand heeft gegreepen , in
dien het zoo welig is voortgefchoten dat het zelfs in ver-
borge landfchappen en onbekende eilanden wortel heeft
gevat, uyt wat reden, 200 zal iemand redeneeren, zou
men zich inbedden dat ons land, 't-welke niet eens
onder de verborge eu onbekende landfchappen behoeft
gerekent te worden , misgedeelt en voorby gegaan is
geweeft ? Evenwel zyn dit noch maar enkelde giffin-
Ren , ik beken het; en ik geef het noch maar voor gil>
fingen op; want men zou können zeggen dat Tertul-
lianus maar van de hoogde landfchappen van Duitsland
heeft willen fpreeken. Doch hier op kan ook geant-
woordt worden dat het ligt der Goddelyke leeringe,
Xoo als in den ιη brief van S. Paulinus gelezen wordt,
ten minfte in de vierde eeuwe al in onze buurfchap
heeft gefcheenen: en wel zodaanig, dat'er al een me-
nigte van Kerken en Kloofters in Weft-Vlaanderenop-
getimmertwas. Heeft Hilarius, die in de vierde eeuwe
gebloeid
Xï
Vooreer igten op
gebloeit heeft, niet een brief gefchreeven aan zijne Me-
de biiTchoppen van het eerftc en tweede Duitsland, en
van de eerfte en tweede BelgiiTchè Provincie ? Zoo wa-
ren'er'toen ai Chrifieiien in die laadfchappen i en niet
een handje vol Chriftenen, of hier. en daar een enkelde
byloopcr: maar ganfche vergaderingen die groot genoeg
waren oin een Biilchpp aan haar hoofd te hebben. Wy
willen ons hier niet fteeken in het bekende gefchil wat
onderfcheid dat 'er tuffchen het eerite en tweede Ger-
manievande eenekant, en de twee BelgiiTche Provin-
ciën van de andere kant geweefl: is: maar't is zeker dat
ons Batavia onder een van beiden of miflchien onder
alle beiden begreepen was. Zal men dan al wederom
llaande houden dat Hoog .- en Nederduitsland, de éer-
fte en tweede BelgiiTche Provincie, de Gallien, Ierland
en Britanje, en al wat in'de buorfehap van ons Vader-
land gelegen.is , zoo mildelyk van den Hemel geze-
gent, en van de ApoilOlifTche mannen bezogt is geweeft,
zonder dat 'er een ftraaltje van dat EvangeljiTche ligt,
of een vonkje van dat hemelfche vuur door de duifter-
KÏiiènvan onze ongeloovigheit heeft können doorfchij-
nen , of de verkleumde gemoederen van onze voor-
ouders heeft können verwarmen? en zonder dat'er ie-
mand van alle die deftige geloofs - verkondigers
en van de nabuurige BiiTchoppen eens op de 'Ba-
taviers en Vriezen gedagt heeft , of zich aan hu-
nne bekeeringe heeft laaten gelegen leggen? Om dee-
ze en meer andere redenen zyn 'er al eenige geleerden
die zich niet können inbeelden dat Holland en Vries-
land zoo lang in het Heidendom verfmoord gelegen
hebben: als onder anderen Damafus Lindanus, (Pra-
fat. exhortationis ad Senatum Dordr.) Dion. Mudzaart
fchryvende over het jaar 5-3 en meer anderen. Veele
andersgezinden zyn ook van 't zelfde gevoelen, als de
berugte Simon van Leeuwen, {Batavia Illußr. Tßedeel.,
10 hoofdfl.) Joh.Smetius, Joh.Pikard,enz. die by Do-
mine Pars, in zyn keurlyk werkje van de Katuiijkfche
OudiiedeK^ op^etelt worden. Ieder mag het zijne hier
van gelooven, en ik beken dat'er geen doorilaande en
duidelijke bewijs-ftukken zyn om zoo een groote oud-
heid van het Chriftetidom der Batavieren buiten alle
tegenfpraak te tellen.
3. Men vindt egter het Graaffchap van Holland ver-
meldt
xii
/
Batavia Sacra.
meldt in een open Brief die door Henrik IV. ter bede
Van den Utregtfchen BiiTchop Wilhelmus verleent is
eeweeftin het jaar 1064; en die myns wetens door geen
een Schryver in twyfel wordt getrokken. {TLiiilVMUa
in Willem den ii Biffchop van Utregt.) Maar of daar
ter plaatze door het Graaffcbap van Holland verftaan
wordt ganfch Holland , zoo groot of omtrent zoo groot
als het tcgènwoordig is, dat 20U een andere vraag 7.yn:
en de Brief, die by Willem Heda te vinden is, fchijnt
genoeg uyt te wyzen dat Holland, 700 als het daar ge-
nomen wordt , maar een gedeelte van het tegenwoor-
dige Holland is geweeft. Vorders vindt men een hand-
velte van Dideryk V Graaf van Holland, alwaar hy de
giften zyner voorzaten aan de Abdye van Egmond ge-
daan op nieuw beveiligt, en met zyn zegel bekragtigt.
In deeze handvefte noemt hy zich ïelven Comes Hollait^
denfium^ den Graaf der Hollanders ; zoo dat de naam,
van Holland en van Hollanders ten minfte in de elfde
eeuwe al bekend is gewecit. Het is waar dat Buchelius
deeze handvefte verdagt zoekt tc maaken; daarhy eg-
ter , ZQO veel als ik kan oordeelen , geen bondige re-
den toe gehad heeft. Heda fchrijft uytdrukkelijk dat
hy den oorfpronkelyken Brief onder de andere pampie-
ren van de Abdye van'Egmond met eigen oogen heeft
gezien. My dunkt dat 'er al vry kragtiger bewijsrede-
nen als bloote giffingcn moeten zyn om de getuigenis
vaa Heda tc wraaken , of om de Abten van Egmond
van zoo een fnoode valsheit te betigten. Althans J.
Douza , die zekerlijk niet te ligtgeloovig is geweeft,
houdt hem voor een echten en onvervalfchten Brief;
(Αητ^Ι. l. 10.) en heeft al 't geen 'er eenrgc aanftoote-
Hjkheit of duiilerheit fcheen te hebben opgeloß, en ver-
klaart.
Dit fchynen dan de oudfte fchriften tc zyn daar de
naam van Holland en van Hollanders gevonden wordt.
Indien men eenigen üaat mögt maaken op het fchryven
van den zoo-genoemden of den gemaskerden Marcel-
linus, die het leven van S. Suidbertus in 't licht heeft
gegeeven, dan zou de naam van Holland al eenige hon-
derde jaaren ouder zyn geweeft : want het gemelte le-
■^'en van S. Suidbertus fpreekt al eenige reizen van Hol-
land, van Zeeland en van Braband. Doch die naamen
■^varcn toen noch ongebooren : eu hier door alleen
heeft
XIII
XXXIv voorberigten op
heeft hy iijne onkunde genoegzaam laaten blyken, en
getoont dat hy niet wys en niet geleerd genoeg is ge-
weeit om zelfs een valfchc en verdichte hiftorie te be-
fchrijven.
§. IIL
Η O L L Α Κ T>.
TÄ^ ^^^^ Holland t^ ban niet oftjeftomfn
^πλΙ. t.S'
δρ öen cenen of antïcrcn ^c^jper b^oegei' φ
p-fo, toag jian Holland iuojöt 0eiionben / öat fé niet
0cffi)tebt om bat öc naam ban Holland toen ai
öeltenb toa^ : maar om bat 5e / geip ö^ be
^c^jijbei'^ iaeï geö^nifieïp / bit lanbfc&aii
geöben n^tseb^nïtt met een naam / bie aau fjct
5eïije beei ïaatei· segeeben getoeefï,
„ , i|oIïanb ioa^ ban een gebeeite ban ©iiej^iaiib/
certyds een^aat! Uil Mein gebeeïte: en öët fjj^saiig
klein ge- niet berber al^ ©o^bjegt / of be ©o^tfclje (1)
deeke van ^i^aatb. uu ^eet oub fioeft of 500 gcnoemb
vndUnd, kameiboek ber ïltrestfcge ïierï« too?bt een bui^
beïp onberfcfieib seraaaftt tuffcgen Rhijnland,
Kcnnemerland , Weftlinga , de Betuwe , Hol-
land, Goyland ett5. 3i^ant be ^eftenö / bie boo,i
get 2I5i|bom gesonben toierben / tooiben baar
©e ^tMi in ïïöönïanb 3aï op get feefï ban
Rcgmius (toaarfeöljnïp Remigius)
taaien 8 jjonben.
©e <©eßcn in ^cgaibm/ (bati^^cgoubjen)
^e^en in ^«it-&ebeianb/ en5.
-ocr page 43-TAViA Sacra.
ban en5.
baa il^elïjiisïanö/ «15.
ban öe S^etutoe/ euj.
ban * ^oVianis/ tn^,
mxU ^iaö / enj«
tfan mmfid/ m^.
Ba
©e ©eftcu
©e ©eiten
XV
ll^aai; öat bit Holland gcjjïaatfï moet
fiïpt ugtben fijiefbaw Godebaidus,ttointii^en
S^iflTcïjoj) ban lltregt/ betoeïite fi^ Hcda oj? ïjet
jaac 1 ιαδ. te ïeesen tïaat t en baat; ög aibu#
fp?eeïtt: Godebaldus door Gods genade geringe
bedienaar der Urregtfche kerke, heb zekere kerk
my toebehoorende , en in Holland geleege , de-
welke den naam voert van Tiezclines kerk, ge-
Tchonken aan S.Pieters kerk te Utregt, en^. ^tt
fïaat te öema'Ben bat bejeTiezclines ïtecïi geïe^^
gen in be Dordfche Waard, ©ocg ^ebect bat
bit ïaub öeïienb getoo^bea onbet; ben naam
ban Holland, ïjet boo?t berbeeït in guib - en
jl^oo?b-i|o5ianb>
• Toen wierd ie naam van Holland in een nauwer betekeningc
geöoracn, te weten voor het Zuider gedeelte van Holland, ge-
legen IQ dc Dordfchc Waarde: 't welke van ouds het regte Hol-
land is geweell.
AANTEKENING.
I. Dit moet aldus niet verftaan worden dat het gan-
fche landfchap, 't welk nu hekend ftaut onderden naam
van Holland , een klein gedeelte van Vriesland 20«
geweeftïyn; maar dat de landdreek, die volgem deii
Auteur, of liever volgens A.nt. Matth'eus, eerft bekend
is geweeil onderden naam van Holland, en niet verder
ΧΛααϋΙ V 4li i iUiiailvi ^ v»» üa^v τ vna^i
ÏOU gefprongen hebbep als de Dordfche Waard , eea
Klem gedeelte van Vriesland was.
xvi voo rberig ten" op '
Waarom dat Holland aldus is genoemt ? ^
Mevtrns' T^^ oö/ïJ^oii^fteïpïjcit tiaii öcn naam öan Hol-
J-^land tojilt niet eben een^ isan aïie ^φψ
i.ii. Uer^ugtgdet. ^ommijseniDaanenbatmen
Holtland 50U moetcH ΓΦΡεη / aï^ of ïjtt een
Joiitacgt® en öafcïiacötsg ïan& toa^ geiueefï.
i^U'ilïereiï |ouöen Hooiland iioo^ öen óo^fp^onitei^
ïpeü naam / om öat 'et* lieeï §ooï en gca^ ge^
teelt toöabt. ©aar sijn'ei? iJiegetboojeen^een-
fcljen naam aansien. Oeland een eiïaniï in
'©enenm-fen: ban Oeland, jegaen 3g/ Hol-
land gdiouien. ©an 5i|n 'er nocij öie ben naant
afïeiben ban hollen, omöatöet eenfoifcf> en
ongetemö boïii s^ gebjeefi«
Sommige Schrijvers, ^egtAnc. Mattheus, -j-als
Heda QÏi Pontanus , meenen met raeerwaarfchijn-
lijkheit dat zeker oud vlek, metnaame Holland,
gelegen tuiTchen Utregt en den LeidfchenRhijn,
den naam aan ganfch Holland heeft gegeeven: want
dus fpreekt Heda in den BiiTchop Hungerus: Daar
is ook een n)lek geuueeß, V welke den naam aan Holland
mijfchien heeft bygezet. Zoo als het ook met Gelder-
land^ Rleefsland, Gulikkerland en Br ab and is gegaan.
Doch vermits de genen die het aldus verftaan
ook van gevoelen zyn , dat de aard van het land
de gelegendheit rot deezen naam heeft gegeeven,
Zoo Zou ik het gevoelen der geenen voor waar-
fchijnliiker houden , dewelken meenen dat Hol-
land aldus naar 's lands gelegendheit en geftelte-
nis genoemt is geweeft : even als Waterland,
Zee-
i deNobil. lib.l. C.n.
-ocr page 45-Zeeland , Maasland, Rhijnland huiirie naamen
gekreegen hebben. Dus zou Holland zoo veel te
heggen zijn als hol-land , om dat het een plat,
hol en raoeraffig landfchap is. Zie Boxhorn op de
Kronyk van Fddsnaar} Guicciardyn in de befchryvin'
ge van Holland, enz. (i^l
T. Sommige fteden en landen moeten de afkomflé
van hunne benaaminge loo verre en als in 'twild gaan *
ï-oeken, dat men reden heeft om te twyfelen of zeniet
verdwaalt xyn geloopen , en of xe met de regte ftam-
naamen wel t' huis komen. Dit is dan uyt gebrek van
bequaame vroorden die naar de naamen der gemdde '
fteden en iandfchappen gelijken. Maar v?y vallen in 't
ïelfde ongemak, omtrent de benaaminge van Holland,
door te grooten overvloed, en om datwy te veel keur
hebben. Want indien men regtïinnig wil fpreeken,
meeft alle de ftamnaamen door den Heer Auteur byge^
bragt lyn byna even waarfchynlyk : en dit is, om xoo
te fpreeken , het ongeluk maar van ieder ftamnaam in
't by7,onder , dat'er noch meer naamen zy η die even
fchoon voorkomen. En om van HoHand te beginnen ,
zoo is 'er voor eerft maar een gering onderfcheid tuf-
fchen Hollanden Holland; ten tweede is hetxeker dat
Holland een regt hooi-land is ; en ten derde kan het
door voorbeelden-beveiligt worden: want Holland, een
gedeelte van Lincolns-hire in Engeland, is volgens In-
gulphus {hj Ant.Matthceus de Nobil. pag. >^0.) aldusge-
noemt om dat het een hooiachtig landfchap is. Daar
zyn weinige naamen van fleden en landen, welkers af-
komlle Waarfchijnlyker fchijnt voor te komen. Doch
υ eland door een bende van deftige Schryvers,alsSchri»
verms, J. Douza, Nannius, Had. lunius, W. Heda,
en emdelijk door S. van Leeuwen onderileund, wU
het ook niet kamp geeven , en komt ook niet minder
gewapend te velde. Want voor eerft kan Oeland
ligtelijk verandert zyn in Holland. Ten tweede is het
bekend dat de Deenen en Noormannen deeze landen
i. DE£i, Β dik-
3cvin Voorberigten op
dikwils en lang achter malkander bezeeten hebben; en
dat de overheerfchte landfchappen by allerhande volke-
ren dikwils den naam der overwinnaaren hebben moe-
ten draagen. Ten derde zoo weet men dat wy hier
meer andere benaamingen van die volkeren behouden
hebben: want behalven dat zulks niet onwaarfchijnlijk
is van Zeeland, zoo is het gewis dat ze den naam ge-
geeven' hebben aan zekere landilreek in Amfteland zoo
als J. Douza beweert gelegen, die den naam van De-
nemarken langen tijd heeft gevoert. En de naam van
het flot Demmerik^ in het Stift gelegen, is volgens alle
waarfchijnlijkheit ook niet anders als een verkorting
\&η Denemarken. Maar het dorpjeby den Schry-
ver vermeld komt zoo moedig voor den dag als of het
een gewönne zaak was. En de andere ftam-naamen fchij-
nen hier al wat verlegen te iiaan. Want voor eerft
heeft de Heer Ant.Mattheus, een groote (leun, deexe
naam-reden beter gek eurt als devoorgaande,en W.He-
da is 'er ook niet vreemd van geweeft. Ten tweede
is de naam van het dorp Holla-^d en van het Graaffchap
van Holland., zoo veel als ik kan nafpeuren, omtrent
op den zelfden tijd opgekomen of bekend geworden.
Vorders zijn 'er verfcheide voorbeelden van, dat een
jRad of eën dorp den naam aan 't ganfche landfchap
heeft gegeeven : dit blijkt in de Latijnfche naamen van
Gelderland, Kleefsland,Gulikkerland enz; Ant.Mat-
then s toont het zelve van Poortegaal. En in Enge-
land, om nu niet verder te reizen , heeft rnen verfchei-
de landfchappen die den naam van hunne hoofd-iteeden
draagen. Eindelijk kan dit dorpje doen gelden , en
fchijnt daar groote ftaat op te maaken, dat de voor-
gaande ftam-naamen verandert en verdraait moeten
worden om den naam aan Holland te geeven:maar dat
'zijne bcnaaming onveranderd en onverdraaid het Graaf-
Ichap tot een naam kan verftrekken. Maar terwylc
deeze drie ftam-naamen dus onder malkander pleiten,
en den anderen naar de kroon fteeken, komt 'er een
vierde, die hun hardfte party wel mögt zijn, om de
prijs dingen, en zouw 'er wel mee gaan ftrijken. Dit
is de naam van Hal-land zelf > onveranderd, onver-
draaid , onverminkt. Dit Holland of 't holle-land heeft
al veel voor uit; ten eerfte om dat hier geen eene let-
ter of tuttel te veel of te weinig is, of de minfte veran-
de-
-ocr page 47-τ Α ν I Α
Β Α
S Α
ΧίΧ
C R Α.
dering behoeft uit te flaan. Ten tweede, om dat het
ioo knoet-achtig BÏet en luidt als Oeland, 't welke al'
een deel der Regieren op ^ijne hand had gekrecgen-J
en dat een deftig landfchap aldus zijnen naam niet van
een ilegt, onbekend, en miffchien onbewoond dorpje
of gehuchtje behoeft af te bedelen. Ten derde om dat
decze naam wonderlijk wel öp den aart en de hoedaa-
nigheit van het land fchijnt te paffen : dewyl Holland
xekcrlijk een hol, plat, bol, en laag landfchap is. Ook
is W. Heda deeie naam-reden niet ongenegen; en hy
voegt 'er ietwes by (p. 58.} 't geene lijne bedenking
heeft: te weeten dat het op zijn Hollandfch den naaiii
kan gekreegen hebben van hul^ gelijk het in 't Latijn,
ïegt hy, den naam Batavia gekreegen heeft van het
Griekfche naam-woord ß^ifi diep. Ik wil wel beken-,
nen dat decze (lam-naam van Batavia, daar Buchelius
ook niet veel fchijnt tegen te hebben , my ten ininfte
tOQ waarfchijnlijk voorkomt als die van Batons-have^
of van Baat-have, dat 200 veel lou zijn als een goedé
liavc, of van Bat-avje οΐ Bat-Ouwe, 't welke goede of
dragtbaare hoeven tou betekenen. Men weet dat 'er
verfcheideDuytfcheAvoorden voorkomen dewelke lui-
ver Grieks lijn; 't ly dat ze door de Duytfchers uit
het Grieks , of door de Grieken uit het Duitfch lijn
gehaalt. Maar om weder tot Hol-land te keeren , dee*
ze ftam-naam heeft de kop byzonderlijk in de lucht be-
ginnen te (lecken, en de prijs te eigenen, ïederd dat
Ant. Mattheus den zeiven is toegevallen, en de prjjs
heeft toegeweezen. Maar wat zal men nu zeggen van
H>lt-ïand·, 't welke voordeezen al zeer in aanzien is
gewceft , en dapper naar de kroon heeft gedongen ?
Veele Geleerden hebben hunne fleromen aan deezen
naam gegeeven, als onze geleerde Naald-wyker Mar-
tinus Dorpius, Jacobus Braffica, Cornelius Aurelius,
Lambertus Hortenfius en meer anderen. Maar zederd
dat zoo veele deftige Schryveis zich verklaart hebbeiï
voor het knoet-achtige Oeland; en dat anderen , doch
zonderling Ant. Mattheus, de wapenen hebben opge«
nomen voor't holh-landde vooriiaanders van Holt-
land ïcer gedunt en meefl alle verloopen. Ik wil eveu"
yvel wel bekennen, en ik durf het wel üiten, dat ik ^
indien ik party moeft kiezen, al een grooten ftrijd ion
hebben om my aan de zijde van Holt-landtsyoiè^m. Alïe
Bi ^e
-ocr page 48-sx Voorberigten op
de voorgaande naamen bewyïen ïeer wel dat ze dc
flam-naainen wel koften geweeft ïijn: maar voor//o/i-
hebben wy bewijien dat het niet alleen de ftarn-
naam kan geweeft zijn, maar ook metterdaad is ge-
weeft, Want van ouds plagt men doorgaans niet Hol-
land maar Holt-land te fchryven. Kan daar wel een
andere reden van gegeeven of bedagt worden als dat dit
regte mzmHolt-landh geweeft, dewelke ligtigheits-
lialve mettertijd veranderd is in Holland? Zoo-fchrijft
Cornelius Aurelius * dat hy verfcheide brieven onder
Meinard Abt van Egraond heeft geleezen ·, daar hy
Holt-land maar niet Holland gefehreeven heeft gevon-
den. Het zelfde getuigt ook de voornoemde Martinus
I^orpius, te weeten dat in verfcheide brieven, beru-
hende in de Abdye van Egmond en eenige hondert jaa-
'en oud, altijd Holt-land maar noit Holland tc leexen
'''^as. Zoo zijn 'er ook uitheemfcheSchryvers die door-
gaans Holt-land gefehreeven hebben, als Ditmarus, Bal-
oericus ent, In't leven van Karei den-Goeden, Graaf
Van Vlaanderen, in de Franfche taaie omtrent de 12.
eeuwe befchreeven door Galbertus van Brugge , ftaat
Holt-land. Vindt men ook Holland in eenige boekeu
gefehreeven , dit is gefchiedt, gelijk het honderd en
honderd-maal in andere gevallen gefchiedt is, om de
ï^aidigheit der uitfpraake te verzagten. Onze taal is vol
Van diergelijke verzachtingen. Ik weet wel dat Ant.
^attheus, ja zelfs J. Douza, dit kragtig tegenfpree-
^en: en dat Ant. Mattheus vraagt of dit ge^veft dan
Doom-tijker is geweeft als zoo veele nabuunge land-
schappen, Ik zeg dan dat het boom-rijk of bofch-rijk
is geweeft, en dat de ingezetenen van ons landfchap
gehad hebben in die boom- of bofch-agtlge benaa-
mingen. Dit blijkt uit de naamen van zoo veele dor-
pen en plaatzen, als de Bies-bofch, Voorhout ,'^Het
Woud, Hazelaarswoude, Rynfterwoude, Woudbrug-
|e , Noorfwykerhout, Eykenduinen , Zoeterwoude,,
ßerkhout , Spaarwoude , Zuiderwoude, EiTelikker-
^oud , 't Groene Woud , Jacobs Woude , Wouds-
hoorn, Paapswoude, enz.
■i.oo'moet het hier dan vol boircbeii en boomen ge-
wceit iyn; en de menfchen moeten , gelyk gezegt is,
ïia gehad hebben in die boomachtige en woudachtige
naameii. Waarom zouden de ingezetenen dan die be-
naaming too wel niet gegeeven hebben aan 't ganfche
land als aan xoo veele dorpen ? Dat Holland van ouds
vol boomen en boffchen geftaan heeft fchijnt niet al-
leen te blyken uyt de naamen der reeds gemelde plaat-
maar ook uyt de boomen die met groote menigte
7,en
onder de aarde gevonden worden. Ant. Matihsus zou
dit gaarne beknibbelen en al lachende van de hand wij-
ten : maar die boomen leggen 'er evenwel, en worden
in groote menigte op verlcheide plaatzen van Holland,
hoe wel ook buiten Holland, onder het delven gevon-
den. En te leggen dat die boomen daar onder de aarde
gegroeit zyn , gelijk Eyndius ook wel ïou gelooven,
dat heeft weinig fchyn van waarheit. Al was 'er niet
anders tegen, xoo blijkt het tegendeel genoeg uyt ver-
fcheide boomen daar de baften afgefchilfert waren, ea
daar de hakken der bylen noch op ftonden: een teken
dat xe over end geftaan hebben , en van de menfchen
gefchonden lyn geweeft.
Men zou noch andere bewijsftukken können inbren-
gen dat Holland een bofchachtig land is geweeft, ten
waar dat we den Leexer vreefdete verveelen. Zoiymvis
fchrijft {Ub.i.) dat Keizer Juliaan op de uiterfte paaien
van Duitsland aan den mond van den Rynftroom 800
vragtfchepen heeft laaten maaken uyt de nabuurige bof-
fchen. En Ditmarus Biffchopvan Merspurg, fchryven-
de van den oorlog tuflchen den Biffchop Adelboldus
en Diderik III fpreekt van een bofch, Merwede^gtmixmi^
't welke aanleiding tot deezen oorlog zoude gegeeyen
hebben Ook getuigt de naamlooze Kroiiyk-fchrijver
van de ftadUtregt, {Matth. Anal.l.^.) dat het tegen-
woordige Holland in oude tyden ganfch bofchachtig en
woudachtig is geweeft. Zoo dat het voor een ongetwy-
felde zaak mag doorgaan dat Holland vol boffchen en
wouden heeft geftaan. En dewyl men doorgaans in de
oude brieven Holtland^ maar nergens i/oiWof Odand,
gefchreeven vindt, fchijnt dceze benaaming het regt te
hebben om zich'aan de oude ipcilinge te hooiden ; en
' het fchryven van Holland maar om de ligtigheit en
meerder cierlijkheit der taaie , als een enkelde gunft,
toe te ftaan.
En wat de vrage van A. Mattheus aangaat, of dit
Β ^ i^and
Α C R Α.
XXI
batavia
XXXIv voorberigten op
Jjand dan bofchrijker is geweeft als zoo veele nabuurfc
ge landen ? daar op kan gezeit worden dat het genoeg
is dat het zeer bofchrijk is geweeft: en dat men in alle
gevalle in het geeven van naamen zoo nauw niet be-
hoeft te onderzoeken of 'er geen andere plaatzen zyn
die evengoed regt zouden hebben om den zeiven naam
te voeren. Mefopotamie in het Ooften , en Interamna
in Spanje, zyn dus genaamt om dat ze tuffchen twee re-
vieren ingefloten zitten : zyn 'er geen verfcheide land-
fchappen die even eens gelegen zyn, zonder de gemel-
de landen hunne benaaming'te benijden? Guadalquivir
is zoo veel op zyn Moors gezeit als een grooteRevier:
maar hoe veele revieren zyn'er niet , dewelken indien
xy naar het gevoelen van Λ. Mattheus luifterden, zou-
den können aanfpannen om de gemelde revier vari
Spanje die trotze benaaming te doen verlaaten ? Scafi-
dia of Scandinamia is volgens Johannes Magnus een
fehoon eiland gezeit: maar ik geloof dat 'er verfeheide
eilanden zyn dewelken de vlagge voor dat noordfchs
eiland niet zouden willen ftryken. Wat zyn'er al plaat-
sen die den naam van 't water , van groen , van den
Rhyn, enz. ontleent hebben , zonder dat veele andere
plaatzen , die 'er ten niinite zoo veel regt toe hadden,
iieh daar door beledigt geacht hebben ? De Franken en
de Vriezen ilofFen niet zonder alle reden op hunne be^
Iiaaming, dewelke noch hedensdaags aanwyit wat een
zucht dat zealtyd voor de vryhcit gehad hebben. Maar
wat zouden onze Bataviers daar op zeggen indien der
zelve benaaming te kennen gaf dat de Franken en de
Vriezen in deeze zucht tot de vryheit boven alle volke-
ren, of ten minfte boven hunne nabuuren , uytgemunt
hebben? En om by de voorbeelden van den HeerMatr
iheus te blyven, hy zegt zelf dat Rhijtiland^lVaterland,
Maasland^ Zeeland hunne benaamingen gekreegen heb-
ben van den Rhyn, de Maas en de Zee, dewelken dc
gemelde landen doorkruiiTen en bevogtigen. Men zou
hem dan ook können vraagen of 'er geen verfchei-
de fteden en landen zyn die zoo wel van den Rhijn,
van de Maas en van de Zee befpoelt worden als deeer-
fte ? gn of de eerfte daarom zulk een ongelijk aan de
gndere plaatzen gedaan hebben ? Maar al woorden ge·?
noeg over een itugfik d? nomine.
Batavia Sacra.
Van de Graaven van Holland.
xxiii
.Ant.
Matth,
t.v.anal.
l. I. de
hrobil.c.6.
709 ö-c.
Hun begin, opkomfte , gefladic-wapenen,
oorlogen , enz. ,
Wat een
G aaf t c
XTmt^tÏ geeft ioïianii / toeï-berfïaanöe Set
▼ ïanöfc^ap 't todft teseniooojisis öeu naam
ban ïjoiïanö boert / faau oberfang ^^nc
<i53;aa\j!nï geï)aii, €igentlp gefpjoften ^ab een
ï^atfcog ï)et 0eisieïï otjec 't ße|)eele lanitfcftap/en
een <i5raaf (i) obei· een fi^^onbere tiab. <èen
<i5i'aaf&abeeitp|üoBtoei!jctïioo0fie0e5a0/&et ^ ^^^ ^
toeïii 500 0root toa#ai^bat ban benltanbboogö zeggett
of ban ben ^artcg / bocl^ öat hja# maai* boo?
een 5eiieren tijb/ of ten ïjöOöfïe boó^ sijnïebetu
If^ïinne toaatbi^ijeit / 300 toeï bie ban ben ^aiv
tü0 ai^ ban hm «Öraaf/ berfïieif niet op pn^
ne ftinbercii. (^) mc sonbei'bat aan
eenlgeu tp ncljoHben bsa^ / saf öun een najaat
naar stjn iacigebalien. j|nbien ienianb / 't
tatt00 of <l5raaf / bie b)aacbi0Öeit 5ί|η ïeben
ïmig ai öelieib / 500 feon öe een anbeten
na5aat 't s^nei* ïteui' aan|ïellen, <i2en <0i-aaf toa^
eigentïp een ivegtei· en eeu311mtitman / tebjee^ ^^^
ten ober een ttab of boiiJ (?) of ober Ö^t om^ ^uz^
ieggenbe ^abï-geïiieb. 1- Bcka en W. Hcda, Schryvers
baar 5g ban ben a?i|fcï)op Hungei-us en ban ee;^ van deeer-
ni0e ber naboïgenbe Sèiffcijoiipen fcöjpen/ en
be ïaater' ^cijjper^ bie Beka en Heda op caaveu
fpoo? boigen / toeeten on^ beeï nieutoö ban bc veihaaL-n,
cerfïe ^oiianbfc^e «Öraaben te berteiien: ban't i«
geene 5a on| baa önnne jaarcn/ af-ftom|ie/
β 4
kcr.
tïaat#-
-ocr page 52-xxiv V00B.ber.igten op
fïaat^-gebfeö/ ioajienen/ inapen-fcpöeti / jifi!
ten en anirece in't ö^ecö öefcöliiben/
aüe^ ttoijfdacgtis en onjeiter.
Des te meer , ï^tQt Janus Douza , of öe
Jan vander Does De OU&e / dac onze alleroud fte
Hiftori-Schryvers, nu al vierhonderd jaaren ge-
leden, niec voorgegeeven hebben dac ze iets ze-
kers dien-aangaande te berigten hadden : en dat
dezelve Hiftori - Schrijvers niet eens gedroomt
hebben van eenen Sigebertus Hartog van Aquita-
nie, of vxnPippyn koning van Italië en van Lom-
bardye, veel min dat ze beftaan zouden hebben
bet regte fVerf-jaar van den eerften Graaf Dideryk
of van zijne huisvrouwe Gena op te geeven of te
bepaalen. Voegt hier by dac de oneenigheit der
Schryveren, al was 'er anders niet, de loffigheit
en de onzekerheit deezer vertellingen genoeg-
zaam doet blyken. enz.
Want wat die aloude tyden belangt, niemand
van onze Schryvers heeft dezelven bereikt. Daar
is 'er naulyks een te vinden die ouder zy dan de
Schryver van de Nederduitfche Rijmkronijk.
Johannes de Beka, Kanonnik te Utregt, is ook
een van deoudften: wien Johannesa Leidis door-
gaans gewoon is op het fpoor te volgen ; ja dik-
wils woord voor wi^oord uyt te fchryven. Maar
zy hebben beidegaar eenige eeuwen laatergeleeft
ais Diderik, die voor den eerften Graaf van Hol-
land wordt opgegeeven. Daar is egter een Mon-
nik van Egraond geweefl:, die zyne Kronijk ge-
bragt heeft tot het jaar I^of, en ten zelfden ty-
de fchynt geleeft te hebben; dezelve is allereerft
in 't licht gegeeven door Andreas Schcatus, en
naderhand , benevens eenige andere Schryvers,
herdrukt door de zorg van den Antwerpenaar
Fraqcifcus Sweertius. Dan decze Monnik fchynt
ZOß
Matth,
de Nobil. l.
I.C.JI.
Niemand
onzer
Schryvercn
tecfc die
lydea be-
leeft.
batavia sacra; xxv
weinig op de zaaken zelf als op de tydreke-
ninee o-epaft te hebben.
^ Jie becteïïcnon^ Öat Diderik I
ÖßKtoaart^ m Aquitanie 30U sf omm 3gtt/ m
fajcetcn 0«^ öan nocö meer ugtl^eemfele
bent^fpf^ïi«"' ^ T, ,,1·
Doch ik zou gclooven, 500 f3??eeRt Buchehus Zy gjg^^
f^penöe Obec Beka, p. 30, dat die Schiyvers onze eerfte
naaft aan de waarheit komen , dewelke deeze
Graaven voor inboorlingen houden , ofgelooven landers^op;
dat 7.e uyc de nabuuren zyn gefproten. ©aat Op daar het
0ecft ï^ een gefïagt-boom op ban be ea^fieiloï^ «ei waar-
ïanöfcle <i5mal3en/ jeeKbecfcftiUeniiebanöunne S'X"
semeenesefïagt-regitïer^bie&oojanöece^föji)^ ge„zyn '
ber^ te boeïi gelïeït jgn j en ooïi ganfcö niet gewee% ,
obei'-een-ftonien&e met een anijere pfïagt-rel^eii
ninge bie öooa Pontus Heuterus eecjï ié benon;«
nen.
Ban Gena, öe geuiaalinne ban Diderik l, en Hunne
ban Hillegond (of / 300 ai^ Bokkenberg Üjii Qt^ huisvro»i
fcö?eeben l&eB&en/ Hiilegard, Hille,) begni^- van
b?onbjeban Diderik n. ftati boïgené Ant.Mat- "ft^^f"
theus geen 3ete ïjefclieiii segeeben toöjöen, P. *
Schriverius , öie onbetmoeibe nafjjeui'bei; öcc
S5atabifcöe ^^ijößeben/ öo^iöt boojeenoit^
beltenöe sanft ugt biat gesagte bat bee^e Hille-
gond, Joobjeïai^ Gena, ï^gefp?oten. a^oït^aï
men niet %t binben bat Arnulphus, bie ögBai-
dncus in be Utonijfe ban Sigebenus ben bgnaam
geeft ban be «©entenaac / etgeniS o|jgegeeben
toojbt boo? ben 300η ban Diderik ii. (4)
©an 't geene berteïïen ban ö«««^ soube
of roobe toapenen / 300 Bucheiius ter gemeïbe
3?ïaat3e ooft geeft aangemerftt / 3p ïontere qualii
M: toantmen toititoennocö ban geen'toa}jen#
fcöiïben of etfepegeflagt-toapenen, Fauchétus
£ s gei
-ocr page 54-xxvi Vo orberigten op
gmiiSt {in Origin. Franc, ) bat eerfï OttltCßitt
0e tij&en Jjail Lodewyk den Dikken , i^Otlilig
hm j^^anBrp / bat naai; get jaac een buiv
$enb/ ojp be öaan 5|)« geftomcit. Het is een fa-
bel, 303t Anc. Mattheus, bie naarfiige ojpsoeftec
bes; ©abedanbfcïie^abïieben/ 'tgeen Johannes
a Leidis (/iZ».4. Hiß.c.zi.) ons verhaalt wegens
de afkomfte van Diderik I. En 't is ook niet be-
ter als een fabel, 't geen hy ons zoo omftandig
vertelt (/. 6. Hifi. c. 6.) van Graaf Dideryks wa-
penen. De wapenffchiiden , of zoo als men door
de wandeling preekt, de wapenen, waren toen
noch onbekend. En de erfelijke wapen-fchilden,
zoo als die nu gebruikt worden om de volkeren
en familien te onderfcheiden, zyn ganfch in geen
gebruik geweeft voor de elfde eeuwe. De veel-
vuldige heirtogten naar het H. Land hebben die
gebruik ingevoert, om de Vlamingen, de Vrie-
zen, deFraniTen, de Duitfchersen de Italiaanen
uyt malkanderen te können kennen, (f) Toen
heeft men eerft Leeuwen van allerhande kleur,
als blaauwe, rooJe, witte beginnen te zien. Toen
begonnen allerhande dieren, of hunne deelen en
ledemaaten , op de wapenen (6) te pronken:
toen ging men de quartieren der wapen-fchilden
met allerhande dingen ter pronk opfchikken en
met balken aftekenen. In 'tecrfte was 't maar dc
fldel van den eerften rang, die zodaanige wapenen
zy buiten in den oorlog, 't zy binnen hunne
ileden en woonplaatzen, gebruikte: maar de an-
deren hebben hen wel haaft beginnen na re aapen:
Öet toelfie be gemelbe^cö^beumet beeïa'^anbe
ljoo,?öeeïben en jpïaatsen bec ^cöjgSjecen öebe^ä
fii0t.
Zoo is dan Diderik voorden eerften Graaf niet
te houden : en hy is uyc Aquitanie niet komen
Dezelve als
boven.
opftuiven , maar is een gebooren Vries geweeft.
Hy is ook in geen anderen zin Graaf van Holland
geweeil , als het xyn vader Gerolf en zyn broe-
der Walger geweeft waren.
^t ogene 23?ief bie ite» naam ö?aast hm Ka- behnSé,
rel den Kaaien, m öien ton öetteöen moetSet
mmn/ ugt bentoeïïien be Qtmum d« Kaaien
^maf Dideriks öfïtomfïetn ßaat^pöieö »aarden
ïiCtt aan te togseu / feiéït ban betiteecöe φ- ^^
ccKiningen/ en moet niet ben Kaaien maat; ben foege-
Ecm oudigen Karei toegefïÖJCebett tOO^benitoant fchrecvea
Hagano , bie itt ben open-tiMbtemeibt toojbt/
Ö^eft eei'fï onbee ben Eenvoudigen geïeeft» En
l^oe zou het een brief kennen zyn van deneer-
ften ? noit is hy meeikr geweeft van Vriefland,
^aar onder hec tegenwoordige Holland toen be- /.488. é»· '
greepen was. Deeze landilreek heeft onder Ka- F'^
reis broeder Lothariiis , en onder Lotharius II " '""
den zoon van den gemelden Lotharius, geftaan.
(7)^ Lotharius II was noch Heer en Meefterover
ganfch Vriesland in't jaar 8(53 > 2.ynde het zelfde
jaar als deeze landen aan Dideryk I zouden ge-
fchonken zyn : want Lothariue is niet gellorvea
voor het jaar 8<Sp. En dewyl hy geen' kinderen
na-liet Hebben de oomen van den overledenen
Karei en Lodewyk zyn ryk onder n:ialkander ge-
deelt, zoo dat'er twee deelen van V^riesland aan
Lodewyk , en een deel aan Karei den Kaaien te
beurt zyn geva^llen. En itaat wel te letten dat in
dit derde deel geen flipje noch brokje van Hol-
land was begreepen. göo ïii^n ban be üaa^
It öet «©caaffcgap tjan éoH^nb aan ^ibergft
niet beteert ïj^tien.
^eïft^beese Diderik,biein ben25?ief gemeiUt
gaat / be eeefie <i5maf niet getoeefi ban be !anb^
w^eli baar ioïianö eectnbé onbec i&egie^e«
XXVÏII VOORBERIGTEN OP
ioa^. ^gn scftecïijit betfcgdbe <iB>raahen
ίίϋο^ Sönen tgö 500 in ï|oï!an& aï^ in geetoiiö
getoeefi. ©e ^aaritoelften &0O1 Pichfcus «gtge^
seebeii / fcïj^penöe obei; §et jaai* 836/ maalieii
seioas ban eenen Eggehardus <i5raaf ban
freien : en Dideryk 50« ölt <iE»maffc§a|i naai*
gun et0cn 3030«! niet heiitoccgen geööen boo?
|et jaar 863, (j^oß 'ec ijoo^ öeesen Diderik
een met naame Radbod us in .©^ie^ïanö
geioeefï / 300 aï^ Albericus Bgl Anc. Mattheus
obcii get jaat 716 en 718 setnigt» iï^ejeibe Al-
bericus , fci),5pen&e oto get jaaj; 833 / maaiit
ooft getoas ban irenï|arto0 (8) Poppo.
Itanö ïeefi men ban een feaaf Rorich of (9)
Roruch, een j^oojman / Öie 3i)nen5eteï te ©lun;;'
fïe&e Seeft 0eiiouïien. SCan be^ 3eif^ nasaatGo-
defridus (lo) i^ / $00 ai^" öeÄtinii
aanfcge ^aarfioeisen en öe ^cijjgbei· ban öe
iïaaiïen öei· .^oo^mannen (ög du Chefne obec
get jaac 88^) getuigen/ in eigenbom ojigebiaai^
gern <0nber Rorich binbtmen getaagbaneenen
Gerolf <0raabe be^ Godefridus, bu^
fcÖ?g|t Rhegino ObeC §et jaau 885· heeft de
Graaven Gerolf en Gardolf naar den Keizer af-
gevaardigt.
300η ban bee3en (u) Gerolf ίφ geteefi
Diderik Walgerüs, of 300 ül^ anbeten gefpeit toiöen
Jeeerfte'' ÖeÖÖeu/ Waltgarius: betoeifte/ JOOaï^Johan-
iiochdcee- iies a Leidis * teïteunett geeft/ i^gebjeefi(2Eiraaf
. ban Teifterbant, en 5ön öofSee^ ge^ouben om^
deezeirnd- ^^^^ Tiel iU ï}tt Avezaac. a^an bee3m
ftrcefc niet Walgerus Diderik eeuöiOÉiïer geioeefi.
gweil. Zoo is dan Diderik, 300 fc9?gft Ant.Mattheus
{Anaka. Tónt. 5-. pag. 484.) de eerfte Graaf hier
met geweeft : want hy heeft de oude Graaven,
die voor hem het bewind hier voerden, en wien
het ook van regtswege toequam , met geweld
(ix) daar uytgeftooten. Ook is Diderik de ee-
nigfte Graaf hier niet geweeft: dewyl *er al ver-
fcheide Graaven voor hem geweeft waren , ook
in die zelffte landftreek daar zyn Graaffchap ge-
legen was: want het landfchap daar ons Holland
in gelegen is heeft eertijds, zoo a!s wy reeds ge-
zien hebben , uyt verfcheide Graaffchappen be-
ftaan. 300 ί»^ öe iöaai'geiö Mïeu Jeggen /
be Geroifen toaten eecfi' jeïföe gelöeef / get
geen öe Diderikken natsec^aïiö jgn geiooaöen.
En, 5e0t Ant. Mattheus, {de Nobil. l. x. c. 30.)
indien iemand mögt vraagen hoe dat Diderik dan
doorgaans voor den ecrften wordt gehouden, en
hoe dat hy nu zoo langen tyd en met een alge-
meene toeftemminge voor den eerfte Graaf te
boek ftaat j ik zouw 'er niet aan twyfelen of dit
is uyt de fabelkoker der Monnikken (van Eg-
mond) voortgekomen. (13) gemeï&e Dide-
rik iueleen <i5maf getoeetï/maaü .geen<i3raaf
ijan ^oïïanö / 't i»eEt toen booi 500 gtoot eeïi
lansSfcpp niet Befeenö toa^. te ^a^ öaü^raaf
üan jeiiere knöfïresft in ^oüanö/ gelgli 'tt ai.
meer isso^ |emgetoeefïtoaim Wegenteer^
geljüïgi 3ίίιι / §elißeii ooft öen iijtei üan ^raaf
ban ^üïianö ßiet geboeit / nocg oöes; get gan^
(φ ïanïifc|a$i U geï}aiï. (h)
^e jetel Uer eerfïe ^ifaauen aïïereerfï ge^« oe md
fajeefi in .^oo^b-goiianiS : ijan toaar 5» Ι'"·
toieß«! alieng^fen^iigtgeö^dötöeööeii/ en ooft SST
Kieefiei' 5ίίπ getoo^éen tran ^uit-öölfanö, ^nöit landmadej^
^uit-|oliaH&/ 500 tog reeö^ gejien geööen/ hand heb-
öe naam ban i|o!ïasiö ailereerfï oijgeiiomen. ^'"f, ^
§aö begraaf iiiet te oUeröetïanö fand ook
Mn (if) ©eeerfie m öaaj; p|! ge^ ingekrec^
ΧΧΧ VootlBERiGTÈN ÓP
bat "^ttft toa^ Diderik III. iï0CÖ Wc toa^ iiOCÖ
«©maf iian ioa^ eigentïp
maar <s5raaf ban ©jie^ïaiiö / «i nocg niet ban
gegceï ©ile^ïanö. Bejat maar ceit geöceite
ban öe. ipi^icffcge / gcïp Baldricus
van Noyons, een ouiï Ktonp-ffö^gbei* ber.^e-
terïanöfcöe gefcïjieöenifi'en / en öle in öe tienöe
cenlioe gcbïoeit öeefï/ i« fict berbe öoeS ban 59=»
ne ï^ronp aan 't 19 loofb^uft 0etui0t. t
Diderik be bgfbe üsa^ be eerfïe bie ben naam
ban oEiraaf ber ï^olianber^ ö^eft beginnen te
boeim ^ni^oiianb/ joopjeiti^/ ïagen htt^
fcgelbe <l5i'aaffcÖa3ipen: be <©ö^tfc|e il^aarb bja^
«en <0raaffcIjap / 't ioeïfe Adelboldus 23iffcIiop
ban ïlti'cgt en be ^art^-biffcïsoppen ban iCriet;
en ban Eeuïen iii 't gemeen öejaten: en 't todft
Diderik I! [. gun §ee|Ï ontlöctöjgt ïjeeft
Diderik Bavo een ^raaffcï|aji bejeeten/ ugtö^t
toeïite ï}^ öDoi benjeïben Diderik ί^ (i6) hm
jaagt ©an iaa^ 'er ηοφ een ban
Maasland, een anber ban Kinheim, en nocb een
Ε na ivk Teil'el. ^inbeïijii/ na batbeba'^ö^f^
zya ^de bene aanbboogbpen en <èraafrcöa$»i>en öter te
Tcrfcheiden ïanbe / ten.beeie boo? be gifte beu «^^pjjer-boi^i
Graaf- lïen ten beeïe öoo^ öet regt ban oojïog m ban
ÊtkTtc erfboïginge/ tot een ïicgaam gefmoïten toaren/
vore waren, bit ganfcge aanbfcgaj? / 't bjelii nu ben naam
onder een tjan j^oïianb bocrt / onber een ijoofb geftomen:
g£mcn, ^^ geïanb einbeip ooi bereenigt s^ ge^
iweefi.
ifeen bjeet batbe^ifc^^WJen ban iitregt en
be boo^noenibe<il5raaben/bie banfommigenboo^
be leenmannen (17) ber iltregtfcfte
pen geöonben ioojben / ban tijb tot tijb / boc^
«Herea'fï onber Adelboldus ben χι χ ^Ifcïjoji/
Stoaare
t i'j Matth, de Nohil, l.i.c.^ï.
-ocr page 59-Batavia Sacra. xxxi
5toaare 0o?ïo0en tegen maißanöei· geboect öefc»
iben. ^kv ober otijS öen riedpen ilifïon-
f^per Buchelius, III jijne Kianteiienmgen oljef
Beka, teporenfp^eeften:
Indien iemand , jegtïfg/ beluft is om de eer- Oorfprong
fte oorzaaken na te fpeuren , uyt de welken alle en v«volg
dieja-akeelen en oorlogen tufichen de Utregte-'
naars en Hollanders zyn gefproten , die zal Hui- fch^-n je
delijk können befpeuren dat de BiiTclioppen bier Grayen van
veel vroeger het gebied hebben gehad; en dat ze
een groot deel der omleggende landfchappendoor pe„' van^'
de gifte der Verften verkreegen, en doorde ver-, Utregu
gunning der Keizeren bezeeten hebben. Maar als
zy te zwak waren om de in\ allen en de ftrope-
ryen der Deenen en Noormannen af te weeren,
zyn 'er Stedehouders ter befcherminge der land-
paalen door de Keizers afgezonden ^ aan dewcl-
Iten eenige Graaffchappen (zynde zekere heer-
lijkheden die van zulk een aanzien niet en waren
ais men nu doet gelden) voor hunne goede dien-
ften gefchonken zyn geweeft. Hunne nazaaten,
met de gegeevenc grenspaalen niec vergenoegd ^
hebben altyd getracht hunne nabuuren, onder 't
eene oft andere voorwendzel, iets af te kneve-
len. Dit heeft Arnulfus, wien de bynaam van
Gentenaar toegepaft word, het leven gekoil:
want als hy dat gedeelte van Vriesland (al het
omleggende land was toen onder den naam van
Vriesland begreepen) 'c welke allereerit * den
ïiaanï
» Deeze landllreck is volgens Buchelius , in zyne Aantekenin-
gen over Heda, i>. 191, hcc regte Holland geweeft,, en
Van Heda fomcyds genoemt de Provincie der Wilten. Want He-
da, die het uyt de Kronyken van zyn Vaderland heeft, isvange-
»oclen dat de Wilten en de Slaven omtrent Dordregt en Vlaarcfin^
gsn , dicht aan dc Maaskant, bewoont hebben. Dit land hebben
3c Graaven , indien wy op Buchelius zouden aangaan, certydj ts
Isen Vau do ütregtich« BiiTchoppen ontvangen.
xxxii Vooreer igten ο ρ
ïiaam van Holland heeft gedraagen, en nu Ziiyt"
holland genoemt wordt, had ingenomen , is hy
van de (i8) nabuuren omhals gebragt. Zynzoon
Diderik Iii , om tegen hunne aanflagen verze-
Icerd te zyn , heeft ter plaatze daar Dordrecht
de eerfte Had van Holland nu gelegen is, een ka"
ifceel opgeworpen , of liever 't geene al on-
der Koning Zundebaldus opgeworpen was ver-
üieuwt en verfterkt: endaar op is hy in het land
Van zyne buuren gevallen ; en heeft het zelve ,
hoe kragtig«dat 'er de eigenaars tegen waren, on-
der zyn gebied gebragt. Zoo hebben dan dezelve
eigenaars, als onder anderen de BiiTchoppen van
Trier, van Keulen, van Luik, en die wel meeit
verongelijkt was de BiiTchop van Utregt Adel-
boldus , zich tot den Keizer gekeert , de welke
zich op dat pas te Nimwegen bevond j en heb-'
ben des zelfs hulp en befcherming tegen dusdaa-
nige een geweld-pleging verzogt. Daarop heeft
«de Keizer Govert Hartog van Locteringen ont-
boden, om aan't hoofd vaneen leger, benevens
de beledigde Biilchoppen, tegen gemelden Dide-
rik op te trekken. Maar 't zy dat ze den vyand
te zeer verachten en op hunne magt teveel fteun-
den , 't zy dat 'er de onkunde der plaatzen toe
geholpen heeft, 't zy dat hef een fchielijken
fchrik , die zich door 't ganfche leger verfpreide,
alleen moet geweeten worden , alle die Heeren
yyn met groot verlies van volk op de vlucht ge-
dreeven, en de Veldheer is zelf in 's vyands han-
den gevallen. Dit gevegt is in't nederfte gedeelte
van Batavia , by de revier of het eiland de Mer-
•wede, voorgevallen : zoo als Ditmarus BiiTchop
van Mersberg * , en Baldricus BiiTchop van --
Doornik,die b^eidegaar op den zeiven tyd geleeft en
tol
ί Ρ ^lkrt», lik.ffJt. ·\ Ckreff,Cma.lii.2-(.
ν
Β λτ avia Sa cra. χχχιικ
tot geen van beide de partyen behoort hebben j
in hunne Tijdboeken befchrijven. De Luikfche
Schryvers , als Joh^ Placentius in het Leven van
Baldericus , den achtienden Bifichop van Luik j
können ook, benevens Sigebertus van *· Gemblours,
over dezelve zaak nagezien worden^
* ÏH Chron, ad mn. loiSi
AANTEKENINGEN.
I· Sommige Schryvers fpreeken 7,00 als of een Har'^
iog eigentlijk genomen tw^aalf Graaven onder hem
moefl: hebben , en als of een Graaf over eene ftad , en
het ftadsgebied, te zeggen had. Zoo fchrijft Otto Fri-
fingenfis {lib.Y. c. 20.) dat Pippyn, de Vader van den
grooten Karei, den Vorß thajjilo in zyn Hartogdomheeft
herfielt en aan des zelfs broeder Grifo de twaalf Graaf-
fchappen heeft weder gegeeven. Aimoinus fpreekt daar
noch duidelijker van met deeze woorden (tó. iv.f.61.)
Hy beeft T'haffilo in zy» Hartogdom herfielt^ en aan Gri·^
fo, op dc -wyze der Hartogen, twaalf Graaffchappen -ver-
eert. En Robertus Monachus {by Am. Matth. deNobit,
l.\. c.6.) zegt wel duidelijk dat het een Provincie is,
dewelke eenen Metropolitaan, twaalf CoKfuls., en ee-
nen Koning heeft : al waar Coisfules voor Comités of
Graven , en Koning voorHartog genomen word. Dan
dit was altijd geen vafte wet: want men vindt verichei-
de voorbeelden , daar de Hartogen niet boven de vyf,
fes, of feven Graaven onder hun gebied hadden ftaan.
Zoo leeft men by Gregorius van Tours (/.1. Hifi. 10. )
dat EaricKs Koning der Gotten eenen Fiäorius tot Hartog
over feven fieden heeft aangefielt. Dezelve Gregorius ge-
tuigt lib.^.c. 18.) dat Nicetius door kragt van geld tot
Hartog over de ileden Auvernje , Rhodes en Uzés is
»angenomen.
'Ook is een Graaf, 't welk tot onze zaak kan dienen,
altijd zoo gering niet geweeft. Men leeft in de oude
hiftorien van een Graaf of Comes van Africa , van hei
üoften, vanEgipfen, van Ifaurie, van Ita.lie enz^ D®
ï. DeeL·. G Gra»-
XXXIv voorberigten op
Graaven waren ten tijde van Konftantinus den Groo-
ten , en lange jaaren daar na , de grootfte Heeren en
bedienaars van .het Hof. Maar hier van zal in't vervolg
noch iets te zeggen vallen. Daar waren ook Graaven
die onder geen Hartogen ftonden: maar de Provinciën
als Hartogen regeerden: zodaanige waren de Graaven
van Kampanje, vanAnjou , vanTolouze, van Britan-
je. Zie Gregor. Turon. hifi, lib. 4. c. 4. Fredegar. c. 78. Ant.
Mattheus als boven, &c. Zoo word 'er in 't vervolg
van Aimoinus /. gefproken van Wilhelmus Grave
van Normandie , en van Raimundus Grave van Pro-
vence. Zoo fpreeken de Jaarboeken, die de daaden
van Lodewylc den Goeden verhaalen , van een Graaf
Bonifacius, die landvoogd was van Korllca.
α. Sommige Schryvers meenen dat alle die ampten
vanHartog, Graaf,'enz. in Vrankryk van de ouders
op de kinderen hebben beginnen over te gaan onder Ka-
rel den Eenvoudigen : en dat de groote Heeren , de-
welken in het bezit van gemelde bedieningen waren, en
weinig ontzag voor Karei hadden , of hem overal de
handen vol werk zagen hebben, in het bezit zyn geblee-
ven, en dezelven aan hunne kindereu hebben nagelaa-
ten; zonder dat de Koning het hart had van hun andere
opvolgers te geeven : waar over Douza in het 5 Boek
iijner Jaarboeken kan nagezien worden. Doch anderen
gelooven dat de voornoemde ampten erfelyk zyn gewor-
den onder Hugo Kapetus, dewelke ook zyne reden had
<)m de grootfte Heeren van het ryk , die hem in zyne
nieuwe bezittinge veel fpels konden gemaakt hebben,
door zodaanigl^gunften aan zyne ftrengte houden. Zie
Mezerai in het' leven van gemelden Hugo. Dit raakt ei-
gentlijk Vrankryk : want in 't Roomfche Ryk waren
die ampten al erfelijk gemaakt onder Konftantyn den
Grooten , dewelke een wet f had uytgegeeven dat de
landeryen, dorpen en fteden , die den Hartogen, Graa-
ven , Krijgs-overften en uytgediende foldaaten tot hun
onderhoud toegeweezen waren, op hunne kinderen en
crfgenaamen zouden overgaan.
3. Zy waren Regters in tyd van vrede , cn Krijgs-
everilen In tijd van oorlog.* Dat ze Regters'geweeil
■]· LegeFlaz'ia, de hcerediis Kmeritorurt}.
* zie Matth<sHs de Nobil. l,i,c.-j.
Batavia Sacra.
ïyri, dient geenzins tot hunne verkleining :. want de
Hartogen zelfs hebben het regters-ampt in tyd van vre-
de bekleedt; doch met dit onderfcheid dat een Hartog
het regterfchap bediende in de ganiche Provincie ■ maar
een Graaf over een ftad of ftads-gebied : zoo als by Ant,
Mattheus ter gemelde plaatze liaat beweezen,
Hy v/ordt voor den zoon van Diderik II. opge-
geeven in de Kronyk van Egmond, (/aß. 14.) in de
Rymkronyk van Melis Stoke , inde Utregtfche hiflo-
rie van W. Heda, in de Eronyk van Jan Veldenaar,
dewelke getuigt dat hy de oude fchriften en veelerhan-
de papieren heeft nagezien. Voegt hier by J. Meierus
en de belte van onze nieuwe Hiftori-fchryvers , als J.
Douza, M. Voffius ,enz. Zal men zodaanige 'zaaken ,
die door een drom der befte Schryvers met eendragtig-
heit van ftemmen beveiligt worden, altyd op eenige lof-
fe redenen in twyfel mogen trekken, dan zie ik geen
vaftigheit in eenige hiltorien. Het is waar, fommige
Schryvers hebben hem den toenaam van Gentenaar toe-
gepaft: maar is dat juiii te zeggen dat hy te Gent of ia
Vlaanderen is gebooren? Het is zeerwaarfchynlyk dat
hydien bynaam heeft gekreegen om dat hy een Gendfche
moeder heeft gehad : want Hillegardis is volgens M.
Voffius de dochter geweeft van Wichmannus , Grave
Van Gent, van Aalft, van 't land van Waas en van de
omleggende landöreek. Ik zie niet dat iemand Diderik
III Arnouds zoon, voor een Vlaming houdt ; en 't is
buiten alle tegenfpraak dat hy een gebooren Hollander
is geweeft. Ïgter zou men hem , indien de bynaam
van Gentenaar zoo veel kragt heeft om Graaf Aarnoud
een Vlaming te maaken, om dezelve reden voor een
Gentenaar dienen te houden; vs/ant hem wordt ook de
bynaam van Gentenaar gegeeven in het leven van Si
Walbodo, (by Henfchenius iww 2. SS. Aprilis, c. 2.)
Omtrent dien tijd, het zyn de woorden van den Schry-
ver, was Graaf Diderik de Gentenaar bezig met de Vrie-
zen t''onder te brengen j om dat ze zijnen vader Aar~
noud gedoedt hadden. Ja Sigebertus zelf geeft dec-
ken Diderik den bynaam van Gentenaar. Zoo dat
alzoo weinig regt hebben tegen Graaf Aarnoud
als tegen zynen zoon Diderik, om hem voor een iiyt-
lander te houden. En Haat wel te bemerken dat het
volgens M. Voiïïus {mml. Uk. i.) een zekere zaak Is
XXXV
xxxvi Voobèerigten op
en uyt de oude gedenkfchriften duidelijk blijkt ^ dai
Hillegard, de moeder van Graaf Aarnoud, de dochter
van gemelden Wichmannus is geweeft.
5. Het is evenwel 7,eer waarlchynlyk dat de wapen-
fchilden uyt de tornoy-fpelen ïyn gefproten : maar hier
omtrent zullen wy in 't vervolg van het werk eenige
opmerkingen maaken. Doch dit dient hier evenwel
aangemerkt dat Ant. Matthaeus en de andére Schryvers ,
die de opkomile der wapenen voor zoo jong houden,
alleenlijk fpreeken van adelyke en erfelijke wapenen;
cn dat ze niet willen zeggen dat het gebruik van eenige
zinnebeelden,dieren of andere verbeeldingen,opfchil-
^ den of (landaarden te voeren , onbekend zou zyn ge-
Ïveefl: by de oude volkeren. Het is een bekende zaak
dat dt;eze gewoonte onder de Grieken, Romeinen, E-
giptenaaren, AiTyriërs enz. in zwang heeft gegaan. De
Griekfche Schryvers , zegt vader Menetrier , zyn vol
van de zinfpreuken van Arfaces , Cyrus, Cambifes,
Darius enz. doch dat waren niet anders als zinfpreu-
ken of fomtyds ook zinnebeelden, maar geen erfelyke
wapenfchüden , die 't eenc geflacht van 't andere on-
derfcheiden. Ieder nam zoo een beeld of fpreuk naar
2,yn eige zindelijkheit, en pafte niet veel op het zinne-
beeld vau zijnen vader. Euripides fchrijft dat de krijgs-
helden , die voor de ftad Theba vogten zinnebeelden
op hunne fchilden voerden: en volgens Valerius Flac-
cus hadden de Argoosvaarders ook verfcheide zinfpreu-
feen en zinnebeelden op hunne fchilden te pronk ftaan.
Het zelfde fchrijft Homerus van de Grieken die tegen
Troja optrokken. Of zy 'er de waarheit aan zeggen of
niet dat behoeft niet oriderzogt te worden : men ziet
dat die Poiieten van zodaanige fchilden geweeten heb-
ben. Dee.ze zinnebeelden wierden dikwils genomen uyt
een heldendaad , uyt het dooden van een vyandenz.
Daarom zegt Virgilius ergens, farmaque iugloriusalba,
om dat Heienor, daar hy van fpreekt, noch niets uyt-
geregt had , 't welk ftoiFekon geeven tot een fraai en
cierlyk wapen. Een teken dat ze het wapen van hunne
voorouders niet en gebruikten. Doch men zou e-
venwel af eenige voorbeelden van erfelyke wapenen by
de ouden können vinden : want Philoftratus fchrijft,
en Xenophon had het ook al gefchreeven, dat een ver-
gulden Arend , op een beukelaar afgebeeld , het Ko-
ni nk-
Batavia Sacra. xxxviï
ïiinkiijke wapenichild by de Meden was : dat ïou dan
wel fchijnen een valt en erfelyk wapen der Mediffche
Koningen geweeft te 2yn. En de volgende woorden
van Virgüms ïouden daar ook eenigzins fchijnen op te
flaan : Pulcher Aventinus , clypeoq^e infigne farentum,
centum angues cinäamque gerit ferpentibus hydram : De
fchoone Aventinus (Hercules ïoon) voerde op zynen
beukelaar het wapen van iijne ouders, te weeten hon-
derd ferpenten , en een hyder-flang met honderd flan-
gen omringt. Doch uyt het laatfte zou miffchien maar
volgen dat de kinderen fomwijlen het wapen van hun-
ne ouders bleeven draagen, zonder dat het daarom voor
een vaft en beftendig geflachtwapen behoefde aangezien
te v/orden. Maar wat dan geantwoord op de woorden
van Ovidius, dat Egeus zijnen zoon Thefeus eerft kende
aan de tekenen van zyn geflagt, dewelkenopdenknop
van zijnen degen gefneden waren ? Wat geantwoordt
op hetzeggen van Silius Italieus, dat een van de Kor-
vinuiTen de Rave van Valerius Korvinus q,p zijnen
helm voerde ? Vader Menetrier komt daar noch iiyt,
althans zoo hy beii: kan , met te zeggen dat dit geen
regte wapenen, maar enkelecieraaden of pronktekenen
zijn geweeft. Dat laat zich zoo al hooren : en ik wil
'er niet tegen inleggen : maar men ziet'er evenwel uyt
dat alle die tekenen , zinnebeelden^ en pronkcieraaden,
fchoon dat het geen regte en erfelijke wapenfchilden
7.yn gcwee'l: , egter al vry naar regte wapenen begon-
nen te zweemen; en dat het onderfcheid tuffchen onze
wapenen en die van de Ouden miffchieii niet eens voor
zoo wezentlijk kan gehouden worden. Daarom zyn
'er ook , fchoon dat het gevoelen van Ant. Matthens,
of ten minfte dat van Vader Menetrier, nu doorgaans
by de geleerden boven drijft; da^ zyn'er , zeg ik, de-
welken de wapenfchilden om de bygebragte'en meer
andere redenen veel ouder maaken: a!s F'avyn, de va-
der Monet, ChalTanffiUS, enz. Doch het fchijnt zeker
, genoeg, en de redenen van Vader Menetrier fchijnen
het wel te bewijzen, dat de regte,adelijke en erfelijke
geilagtwapenen eerft omtrent de tiende of elfde eeuwe
zyn opgekomen.
Maar dit alles zoo zynde, is de vrage of het een ge-
"oegzaame reden is om het verhaal van Johannes a
Leidis en van J.Beka, noopende de vergulde wapenen
C 3 ea
-ocr page 66-SKXV Iii VOORBERIGTEN OP
en den rooden Leeuw van Graaf Diderik, voof een
leugen of een fabel uyt te krijteti , om dat de erfelijke
geflagt-wapenen eerfl; na het jaar duizend 2yn opgeko-
men. Of Fauchet dat juiil zoo beftipteüjk, en op fe-
flig of feventig jaar na, geweeten heeft , dat wil ik nu
daar laaten. J.ßeka en ].a Leidis fchrijven dat gemel-
de Graaf Diderik gonde wapens heeft gehad , en eeq
rooden Leeuw in zyn fchild heeft gevoert : dat is on-
waar , zeggen Buchelius, Ant. Mattheus en anderen,
om dat de erfelijke geflagt-wapenen eerft na het jaar
duizend bekend zyn geworden. Maar indien het iemand
voor J.Bekaen J.aLeidis begeerde op te neemen,zou
die niet können vraagen waar dat ze van erfelijke ge-
llagtwapenen gefproken hebben. Zuo dan-, zegt J.Beka
in den BiiFchop Hungerus, dseze Diderik^ eerfie Grsaf
•van HuUand , draagendc gunde zvapenea , ( arma geßans
aurea) met het afheeldzcl van een rooden Leeuw, enz,
Hy fpreekt van geen geflagt-wapenen , van geen erfe-
lijke wapenen , zelfs van geen adelijke wapenen : hy
zegt maar dat hy het afbeeldzel van een rooden leeuw
op zijne wapenen voerde; niet op, zyn wapcnfehild,
iwfignia^ maar op zijne wapenen, arma^ datisgeweer,
fchild, helm of iet diergelijks : wat wordt daar meer
verhaalt van Graaf Diderik , dan't geen byna een alger
meen gebruik in de oude tijden is geweeft ? Wy heb-
ben het zoo even gezien , en men zou 'er veel meer
voorbeelden van können bybrengen. Turnus t had op
2yn ithild ftaan de berugte en ongelukkige lö door Ju-
no in een koe veranderd ; de Roomfche krijgsbenden
hadden ieder haare byzondere zinnebeelden. Agamem-
non had fomtijds een Lecuwen-hoofd , fomt'ijds een
Medufaas kop of een Draak op zijnen beukelaar. Op
de zuilen van Trajanus en Antoninus ftaan ook eenige
beukelaars met beelden uytgedrukt. Of Graaf Diderik
zoo een rooden leeuw op zyn fchild gevoert heeft-daar
■wil ik niet over krakeelen: dit zeg ik maar dat hette-
Tendeel, voor zoo veel als ik het begrijp, hier uyt niet
can beweezen worden , om dat de geflacht-wapenen
eerfl: eenige jaaren na zijnen tijd zyn opgekomen. Men
kan hier niet op antwoorden dat J. Beka en J.a Leidis
deezen leeuw voor een geflacht-wapen moeten geno-
ïnen
-ocr page 67-men hebben , om dat iijne nazaateu ook een leeuw ia
hun wapen hebben gevoeri : want die naxaaten konden
den leeuw , die maar als een zinnebeeld op den fchild
van Graaf Dideryk te pronk had geftaan , voor een ge-
flagt-wapen aangenomen hebben.
6. Dit moet 200 ten nauwfien en naar den letterniet
genomen worden : want uyt het reeds getelde blijkt
dat de ouden hunne fchilden , helmen en {landaarden
ook met allerhande dieren of ledemaaten van dieren
verciert hebben.
7. De Heer Ant. Matthäus wil neggen dat Lotharius
II geen wettige kinderen heeft nagelaaten : maar hy heeft
eenen zoon, met oaame Hugo , en twee dochters na-
gelaaten uyt Valdrada , dewelke hy, na het verftooten
van Tietberga, tot ïyn huisvrouw had genomen. De
jongite van zijne twee dochters is door Karei den dik-
ken ten wljve gegeeven aan den Deen Godefridus, de-
Welke met haar het Hartogdom van Vriesland met eeh
groote fomme gelds , door de mildaadigheit van gemel-
den Keizer, ten huwelijk heeft gekreegen.
8. Dit is miffchien Póppo , dewelke volgens Ubbo
Emmius * tot Voogd over de kinderen van Aldgillus,
Koning Radbodus zoon, en tot oppertle krijgs-overfte
door de Vrieffche lianden is aangeftelt. Hy heeft ook,
na de dood van IConing Radbodus, tot handhaving der
Heidenfche bygeloovigheir, een vinnigen oorloggevoert
tegens Karei Martel , en is zelf al vechtende doodge-
bleeven. Daar is noch een andere Poppo gcweeft, zijn-
de de Overile der Vrieiiche benden , dewelke met zij-
ne Vriezen den gemelden Karei groote dienften heek
gedaan in dien vermaarden veldflag tegen de Sarazynen,
en dewelke, na dat de flag al gewonnen was, volgens
den zeiven Ubbo Emmius, verraderlijk is doodgefto-
ken. Maar ik vind niet dat de laatfte Poppoden naam
van Graaf heeft gevoert. Doch in de elfde Aanteke-
ninge ftaan wy van noch een anderen Poppo te ijjree-
ken.
(j. Deeze Roricus , of zoo als hy van anderen ge-
noemt word , Ericus broeder van Haraldus, en een
doodvyand van den Deenfchen Koning Regnerus, was
door Lodewyk den Goeden aangeftelt om de VrieJTche
_ kufteii
C4
xl· voorberigtenop
kufteii (Holland daar onder begreepen) tegen de woe«
de der Deenfche zee-rooveren te befchermen ; en hy
heeft ïich daar in eenigen tijd lang lofieüjk gequeeien.
Naderhand wierd hy by Keizer Lotharius tot zijne on-
fchuJd betigt van verraderlijke aanflagen gefmeedt te
hebben, en is op 's Keizers bevel by de kop gevat en ge-
vangen gezet. Uyt de gevangeniffe gebroken, en de
Kapitein van een hqop zwervende Noormannen ge·»
•worden zijnde, zag hy wederom meefter vanDuurile-
de en van ganfch Holland te worden. Lotharius, geen
raad weetende om hem daar uyt te verneftelen , heeft
hem dat landfchap, op voorwaarde van den Deenenen
Noormannen het hoofd te bieden , geruftelijk laaten
bezitten. Hy zou , volgens de Bertiniaanfche Jaarboe-
ken , door de ingezetenen uyt ganfch Vriesland ver-
dreeven zyn geweeil : dan andere Schrijvers, als de
Jaarboeken van Pithsus , Ubbo Emmius, enz. getui-
gen dat hy yan zelfs, ja met de toeftemminge des Kei-
zers, naar Denemarken is gereift om den throon, die
door de dood van zijnen broeder Siwardus ledig iiond,
te beklimmen. Doch vermits zyn broeders - zoon ook
harts genoeg had om een kans naar de kroon te waa-
gen , is 'er een fchrikkelijke veldflag voorgevallen,
daar zy beidegaar , met een ontelbaar vülk , en met al
het koninklijke bloed op een kind na, zyn doodge-
bleeven.
i©. Wy hebben zoo even aangetekent dat deeze Gor
defridus het Hartogdom van Vri^-slaüd met Gifela, de
dochter van Lotharius Π ten huwelijk heeft gckree-
gen : het welke wy om dit eens voor altijd te zeggen ,
met M.Voffius^ldus verftaan, dat'er de'Standen hun-
ne ftemmen ook toe gegeeven hebben : en dat zyn regt
ten voornaamften deele op deeze toeftemming en aan-
ïieeming der Ingezetenen gegrond is gcweeft. Als dee-
2e Godefridus naderhand verdagt wierdt van heimelijk
te woelen om zijnen zwager Hugo in 't bezit van zyn
Vaders rijk te herftellen , is hy door lad des Keizers,
en door het beftel van Henrik Hartog van Saxen , op
een verraderlijke wijze met alle de Noormannen van
"^■yn gevolg gedoodt. Doch dit hebben onze landge-
ïiooten niet lang daar na wel deerlijk moeten bezuu-
fca.
iuVoU
-ocr page 69-ii. Volgens Μ. Voffius is de eerfle Graaf Gerolf,
fegen de Noormannen voor het vaderland vechtende,
op het bed van eere geftorven in 't jaar 85-3. DeeïeGe-
rolf, Ï.OU volgens den zeiven Voffius twee 7.oonen ge-
had hebben, Diderik zijnen nazaat , en Waltgarius of
Walgerns Graaf van Teirterbant. Walgerns heeft drie
zoonengehad, Radbodas , Hatto en Poppo, Diderik
ïou zijnen zoon Gerolf , en Waltgerus zijnen zoon,
Radbodus tot nazaat gehad hebben, 't ]s deeze Gerolf
die eenige landerycn 'in Holland gelegen , van Keizer
Arnulphus zou hebben verkreegen. Gerolf is opgevolgt
door zijnen jongften zoon Diderik^ zijnde den oudftea-
zoon Walgerns, om zeker feit, buiten die vi^aardigheit
gefloten. En dit zoii de vermaarde Diderik zyn , de-
welke de eerfte op de rolle van onze Hollandfche
Graaven wordt geleezen. En 'tiswaar'dat J.Beka ge-
wag maakt van den eerden Gerolfus , dewelke met
Tietboldns > of zoo als J. Douza fchrijft Theobaldus,
en een ontelbaare menigte der landzaatendoor de Noor-
mannen is verflaagen. Wy hebben ook een open brief
van Keizer Arnulftis , dewelke myns oordeels zonder
genoegzaame reden van fommige Schryvers word ver-
worpen , waar by gemelde Keizer de voornoemde lan-
deryen vereert aan den tweeden Gerolfas. Van deezeti
tweeden Gerolfus word gewag gemaakt by dennaukeu-
rigen Schryver Regino , zooals by den Auteur ftaat te
kezen. Dat Walgerns, Dideriksbroeder, dezoonvaii
deezen tweeden Gerolf geweefl: is, fchijnt duidelijk
"genoeg te blyken uyt de woorden van den zeiven Rhe-
gino t, daar hy fchrijft dat de Hartog Eberhardus, ter
jagt gegaan zijnde, liiielijk is omgebragt door Walga-
rius den Vries, een zoon van Gerolfus. Doch dat Di-
derik de broeder van deezen Walgerns of Waltgarius
was , hebben wy nyt J. Beka, nyt W. Heda , daar hy
het leven van den BiiTchop Hungerus befchrijft: ea
uyt dcRijmkronijk van Melis Stoke: zoo dat J. Dou-
ïa , een Schryver van een fchrander oordeel, en die
geenzins befchuldigt kan worden van te groote Hgtgê-
loovigheit, dit voor de waarheit zonder eenige hape-
ringewei durft aanneemen. Vorders hebben wy ook
uyt W. Heda en uyt Melis Stoke dat deeze Diderik uyE
het bloed der Franfche Koningen was gefproten.
t ad am, S9S.
C 5 n. My
-ocr page 70-i'lii voorberjgten op
12. My dunkt, met het welneemen van den Heer
Auteur , dat men onze eerfte' Graaven niet zonder o-
vertuigende bewijsredenen van zodaanige onregtvaar-
digheit, en het aantalten van een andermans goed,be-
hoort te befchuldigen : en ik durf wel zeggen dat dit
ïijne moeite al zou hebben om klaar genoeg beweezen
te worden. Wv hebben reeds gezien dat de Voorou-
ders van Graaf Diderik hier ook Graaven zyngeweeil:
en men heeft reden om met M. Voffius te gelooven dat
deeze waardigheden niet vergeeven konden worden
ïonder de toeftemminge der (landen: zoo dat hier niets
aan een gercgtigc en regelmatige bezittinge fchijnt ont-
broken te hebben. Maar,zal men zeggen, enhctword
ook gezeit, Graaf Diderik is met het Graaffchap zij-
ner Voorouderen niet te vrede geweeft , en heeft de
Graaffchappen van eenige andere Graaven, die hen ge-
regtelyk toequamen , door gevveld van wapenen vêr-
overt. Voor eerft zegt de Heer Matthceus zelf dat hy
maar Graaf isgeweeit van zekere landftreek in Holland
gelijk 'er meer geweeft: waren. Zoo blijkt dan niet dat
hy de andere Graaffchappen bezeten heeft. Ten tweede
hebben wy den Heer Matthasus reeds hooren zegjfen
dat de Graaffchappen van ouds niet erfelijk en waren,
en dat de Hartogen en Graaven altijd ter begeerte van
den Oppcr-vorit konden te rugge ontboden worden :
Indien 'er dan al Graaven geweeil waren, die dooron-
ïen Diderik zouden verdreeven zyn , zoo zouden die
7.elf o.ngehjk gehad hebben van hem tegenftand te bie-
den. £n waar uyt zal men bewijzen dat de Graaffchap-
pen in Holland, of Oudvriesland , van een anderen
aart waren als de P'ranfche Graaffchappen ? Zijn de
zoons in de plaats van hunne Vaders getreeden, dat is
gefchiedt om dat de Standen niemand bequaamer acht-
ten om het land tegen de ilroperyen der uytlanders te
befchermen. Maar wy behoeven dat niet eens te on-
derzoeken ; wy hebben maar te ontkennen dat Graaf
Diderik oit met de ingezetenen , 't zy Graaven 't zy
mindere Heeren , over hoop heeft gelegen. Men heeft
J. Douza , in het vyfde boek zijner Jaarboeken (, maar
iia te zien |ioe dat hy dit zeggen van fommige jönger
Schryvers met klem van redenen tegen gaat en uyt-
jouwt. Hy zeit dan dat dit een verdichtzel is van de
Jaater' hiilori-fchrijvers, en dat niemand van onzeoud-
ftc
-ocr page 71-Batavia Sacra. xliii
fle en befte Schryvers, 't xy J. Beka, 't zy iemand an-
ders , oit van zoo een oorlog gedroomt, veel min eejj
woord gefchreeven heeft.
13. My dunkt dat dit ten hoogfte maar een verfchil
over den naam, quaßio de nomine^ ïou zyn of hem de
tytel van eerfien Graaf van Holland zou toekomen of
niet : en dat de Schryvers , die hem doorgaans voor
den eerften Graaf te boek zetten, daar hiets aan miszeit
hebben. Indien men het aldus wilde verftaan dat 'er
geen Graaven hier te lande voor deezen Diderik zou-
den geweeft zyn, dan hadden vf' ongelijk : want het is
een gewiife zaak dat'er verfcheide kleine Graaven hier
te lande voor hem zyn geweeft. Doch dit willen zy
geenzins zeggen ^ en zy maaken zelf gewag van die ou-
der' Graaven : zoo dat ze hier van geen onregtzinnig-
heit of fabel-luft verdagt können zijn. Maar hoe kan
Diderik dan voor den eerften Graaf aangenomen wor-
den ? Dit begrijp ik aldus ; dat die oude Graaven hier
maar een ftuk en een brok van Holland bezeeten heb-
ben ; en dus dén naam van Graaf van Holland niet ver-
dienen te draagen. Zou het wel palTen dat een Graaf
van Teffel of van Kinheim of van Maasland zich deti
hoogdraavenden eernaam van Graaf van Holland zoa
aanmaatigen ? of voor Graave van Holland te boek zou
geftelt worden ? Diderik I. heeft veel meer lands bezee-
ten , en had veel grooter Graaffchap als de voorgaan-
de Graaven. Het was miffchien zoo groot niet als het
metter tijd is geworden : maar het was groot genoeg,
of zy können het voor groot genoeg gerekent hebben,
om Diderik I. voor den eerften Graaf van Holland op
te geeven , als hebbende over een goed gedeelte van
het tegenwoordig Holland te zeggen gehad. Ten twee-
de , het welke wel het voornaamfte is, *Zoo is het'
Graaffchap onder deezen Dideryk erfelijk en eigen, aan
zyn geflagt geworden. En de manier van iemand voor
den eerften Koning of Graaf van een landfchap te re-
kenen ftaat voor een groot gedeelte aan 't gebruik des
volks of aan de opvattinge der Hiftori-fchryveren. Dus
wordt Faramondi.is voor den eerften der Franfche Ko-
ningen opgegeeven : en niemand heeft zich daar tot
poch toe aan geftooken. Egter hadden de Franfen of
de
t Zie y. Douza jag, ai7,
-ocr page 72-sliv Voorberigten op
de Franken, volgens Mezerai, enz. al ouder Koningea
gehad , die ook al tot in de Gaulen doorgedrongen
waren , fchoon dat ze daar geen vafte woonplaats ge-
had hadden. En ftaat te bemerken dat 'er Faramond
ook geen vafte woonplaats heeft gehad.
14. ik beken dat ik niet en zie waarom dat hy geen
Graaf van Holland mag genoemt worden. Hy bezat
een goed gedeelte van het tegenwoordige Holland: en
dit is mijns bedunkens genoeg om hem dien tijtel toe
te paffen. Wat zou men anders al oude Koningen van
Spanje, V'rankrijk,^wedenenz. uyt de lijft derSpasn-
fche , Franfche, Zweedfche Koningen moeten fchrap-
pen, omdatgemeldeKoninkrijken mettertijd zoo groot
ïijn geworden f Dat de Graaven zederd Diderik I tot
Diderik V toe den naam van Graaf van Holland niet
gevoert en iicbben, kan hunne zaak, zoo.alsik het vat,
ook niet veraihteren: want men wil niet zeggen dat ze
Graaven zyn geweeft over een land dat den naam van
Holland al voerde , maar dat den nääm van Holland
naderhand heeft gekreegen. Faramondus wordt deeer-
ile Koning van Vrankrijk genoemt, en hy is tot noch toe
in een gerufte bezittinge van dien naam gebleeven, zonder
dat het iemand noch geluft heeft hem daar over in proces
te trekken. Egter had hy maar een klein gedeelte, en
niet meer als een ftuk of een brok van het landfchap 't
welk nu den naam van Vrankrijk draagt. En vorders,
dat wel het voornaamfte is, men v/eet dat de Konin-
gen, Hartogen, Graaven enz. als ze hunnen naam te-
kenden , den zeiven enkelijk uytdrukten met de by-
voeginge van Koning , Hartog , Graaf, zonder den
naam van hun Koninkrijk , Hartogdom , Graaffchap
daar by te voegen. De manier van de naamen der Rij-
ken , Hartogdommen en Graaffchappen uyt te drukken
is voornamentlijk opgekomen in de elfde eeuwe, wan-
neer dezelve manier volgens Froffardus dosr den adel
ingevoert is in Vrankrijk. Het zelve getuigt Buchana
nus van Schotland , daar hy het leven van Milcolum-
biis ΙΠ befchrijft. Cambdenus fchrijft ook dat deßrit-
fche Engelfchen en Saffen zich langen tijd vergenoegt
hebben met den enkelden naam van Graaf en Hartog,
zpnder den naam der plaatze te vermelden. Men zal by
Aimoinus , Regino , Eginhardns, Ado , Helmoldus,
siß. wel eenige voorbeelden vinden daar de naamen
van
-ocr page 73-van 7odaanige Hartogdommen uytgedrukt ilaati : maar
dat gelchiedc doorgaans door den Hiftori-fehryver, niet
door de Hartogen of Graaven zelf: en ten anderen wil
men hier maar zeggen dat het a! zeer gebruikelijk isge-
weeit de gemelde naamen achter te iaaten. Evenwei
moeten onze 'Graaven daar om lijden , zonder dat het
noch iemand in de gedagte is gekomen zoo veeleFran-.
fche en andere Konmgen , Hartogen enz. om dezelve
reden buiten den rang derFranfche, Engelfche,Schot-
fche Koningen en Hartogen te plaatzen.
15-. Indien men Voortrappen of Fortrafa , in den
gift-brief van Koning Karei gemeld, met Janus Douxa
20U plaatxenin Zeiand, en Kinheim, 't geen zéér waar·^
fchijnlijk is, zou neem.en voor Kennemerland : en in-
dien zy ookmeefter zyn geweeitvan't land van Waas,
gelijk niet onwaarfchijnlijk is, en uyt den gift-brief
van Koning Lodewijk, zoon van Lodewijk den Goe-
den, fchijnt te blijken, zoo moet het gebied, van Dide-
rik I zoo klein en bekrompen niet zyn geweeft , als
ibmmige Schrijvers, op enkelde giffingen, en als ten
fpijt der Graaven, uytblaazen. Ik wil ook wel beken-
nen dat ik het zeggen van foramige Hiftori-fchrijvers,
al5 of de Graaven geen regt op de Dordfche Waard,
en de landen daar om ftreeks, zouden gehad hebben, zoo
met geen volle geruftigheit durf aanneemen. Indien hun
gebied tot in Zeiand en in 't land van Waas geftrekt heeft,
'tgeen niet onwaarfchijnlijk is, en nietalleen van Janus
Douza,gelijkgezegtis ,maar ook van meer anderen be-
weert wordt, ïöo fchijnt 'er Dordregt ook onder geflaan
te hebben. En wat eenige Schrijvers, als Baldricus vau
Noion cn Ditmarus van Katrterijk belangt, de welken
voorgeevendatDiderik Iii den BifTchoppen van Utregt,
en eenige andere BilTchoppeii, een (luk lands omtrent
de Dordfche Waard met geweld afgeknevelt heeft, zoii
men hier niet te pas mogen brengen 't geen fommige
Schrijvers by «ndere gelegendheden opmerken, dat daar
de Koningen van Vrankrijk de Graaven doorpans be-
gunftigt hadden , de Keizers in tegendeel de Biflchop-
pen begunftigden; zoo dat het zelfde landdikwils door
de Koningen van Vrankrijk aan de Graaven van Hol-
land , en door de Keizers aan de^ Biffchoppen van U-
tregt, of aan de Graaven van Vlaanderen, gegeeven is
geweeft. Dc voornoemde Schrijvers, die goea Keizers
ca
-ocr page 74-SclVi Voorberig tem öp
en goed BiiTchops waren, konuen'tligtelijk mdicilufï
met den Biflchop gehouden , en de gifte des Keilers
voor goed en wettig aangezien hebben. Ik geef dit zoo
op voor mijne giffingen^ zonder daarvoor het geweer
te willen trekken.
Maar dat die Schrijvers uytlanders 7,yn geweeft, dat
'ze niet zonder partyzugt gefchreeven hebben, dat telfs
de "Utrechtfche Schrijvers als J. Beka en W. Heda de
fchuld van deezen oorlog op den Biflchop fchuiven^
ïonder een woord van de voornoemde landeryen te
fpreeken , die de Graaf den Biflchop ontweldigt zou
hebben, is een bekende zaak: en zou my al vry in mij-
ne giffinge verfterken. Het is waardatBaldricus enDit-
marus zeer oude Schrijvers zijn , en ten zelfden tijde:
geleeft hebben : zoo een Schrijver heeft zekerlijk veel
Toor uyt ; en verdient , alles gelijk zijnde, veel meer
geloof als eeii die lang daar na ter wereld is gekomen.
Maar daar worden noch meer omilandigheden vereifcht
om iemands ïeggen voor de waarheit aan te neemen;
de opregtigheit, de kennis van zaaken,enz. Men heeft
maar op onze tijden te letten : hoe verfchêidentlijk zyn
fommige veld - en zee-flagen door de Schrijvers van
tweederhande partyen verhaalt ? dit waren ook Schrij-
vers die op den zeiven tijd der gemelde veld - en zee-
flagen geleeft hebben : maar daar word meer vereifcht
tot een goed Hiiiori-fchrij ver.
i6. Het is waar dac Diderik Bavo uyt het Graaffchap
Van Bodegrave en Zwammerdam verjaagt is door Di-
derik Iii. Maar't is óok waar, althans j. Beka en W.
Heda fchrij ven het uytdrukkelijk, dat gemelde Diderik
Bavo geduurig en zonder ophouden geweldige ftroo-
peryen aanregte op de landen van Graaf Diderik : de-
welke dan gedwongen is geweeil geweld met geweld
af te weeren. De geleerde Éuchelius zou de Hollanders
faarne in't ongelijk ftellen , en den Biflchop Adelbol-
us tenemaal vry pleiten« De Hollandfche Jaarboeken^
aegt hy , verhaaleu deeze zaak in V wiii e-,i hréed^ en
met een erooten toeßel van ivoorden. Doch indien ieraand^
enz. Maar wy hebben 't juift uyt de Utrechtfche Hifto-
ti-fchrijvers zelf: te weten uyt J. Beka en W. Heda:
de eerfte is een Utregtenaar eneenKanonnik te Ütregt
geweeft: de tweede, hoewel een gebooren Hollanderj
W3S Peken van S. Jan, enz. Op den eerfteu kan al-
thans
thans geen vermoeden vallen van iijne eige' Biflchop-
pen , uyt gunit voor de Graaven , tegen gefproken te
hebben.
17. Ik vertaal dk aldus, hoevpsel dat 'er in 'f Latijn
vlak uyt gezeit wordt dat de Graaven de Vafallen der
Utregtfche BiiTchoppen gevsreeft zyn. Mijne reden is
dat de Heer Auteur 2,éli,achter in iyn werk fag. 534.,
dit leeiimanfchap in twijfel trekt ; zoo dat ik het hier
voor zyn vafi: gevoelen niet kan opgeeven. Wat my
aangaat, ik wil wel bekennen dat ik het op dit ftuk met
Ant. JViatthEEus , hoewel anders een doorgeleerden eti
onvermoeiden Schrijver, niet kan houden. Maar diï
ïal in 'c werk telf te pas gebragt worden. Ik heb dit
hier maar aan ie merken dat uyt Buchelius zelf, dewel-
ke met dit leenmaanfchap zoo op de bêen is , genoeg-
zaam blijkt dat 'er geen befcheid of bewijs van gegee-
ven kan worden : dit zyn zyne eigen' woorden : * Het
regte Holland is dat landfchap geweeß, welk hy ( W.
Hedaj hier hoven de Provincie der Wilten heeft genoemt^
en 'i welk nu hekend is onder den naam van 2,mthoïïand.
J^it hebben de Graaven van oads , zoo als de naukeurig-
fien νακ onze Ovd^eids-kenners aangemerkt hehhen^teleew
ontvangen van de Bijfchoppen. Doch de ßukkeu , de vjelkem
Zouden dienen or/i zttlks te bewijzen , zyn nu zodaanig
gejchonden of door de tegenflreevers der Utrechtenaaren ^
de-welken d.aar lang ογ ge doelt hebben^ verdonkert^ dat 'er
ttanlijks eenige blijken, of te» hoogfle eenige duifière teke-
nen van deeze zaak in onze handen zyn gekomen. Zoo
bekent hy dan ïelf dat'er geen bewijs van te vinden is.
Maar de nauwkeiirigfte liefhebbers onzer Oudheden
ïouden het geweeten hebben. Wat voor liefhebbers
zyn dat geweeft ? wat blijken hebben zy 'er van gehad ?
wat reden heeft men om te gelooven dat zy door geera
Zucht tot hun vaderland vervoert zyn geweeft om zoo
een oordeel te ftrijken? En wat voor ftukken zyn 'er
verdonkert? door wie en wanneer zyn ze verdonkert?
war blijk van deeze verdonkennge ί Wy'mogen ons
dan vry houden aan zyn eigen zeggen, dar'er geen blijk
van tc .vinden is : en wy zyn niet genootzaakt onze
Graaven, op het zeggen van onbekende getuigen, dus
te laaten vernederen. ,
'S. Ditfchijnt te luiden als of Graaf Aarnout van de
Vriezen die in het oude Zuithollaad wooil^en, dat is
* in Hedem. , ya»
van de Hollanders die den naam van Vriezen zoo wei
noch droegen als de regte Vriezen, was doodgeflaagen^
en dat de oorlogen, die hy geduurig heeft gevoert, door
hem gevoert waren om dit Zuidholland onder zynei
magt te brengen. Dit ziet al wederom daar op , om
het gebied der eerfte Graaven^ zoo veel als mogelyk is
te verkleinen. Maar ik weet niet of Buchelius wel goe-
de blijken van zyn zeggen zou hebben können geeven.
Althans meeft alle onze Hiilori-fchrijvers getuigen dat
de voornoemde Graaf Aarnoud geduurig met de regte
Vriezen , de tegenwoordige Noordhollanders daar on-
der begreepen , over hoop heeft gelegen j en eindelijk
door dezelveii is verilaagen.
Van de gelegendheit van Vriejland ten tijde
als Wilhbrordus daar is aangelandt.
M^Z' Tlit * Sanöfc^aii ftali op öicn tijö/ aïtïjand
mbii.Uïu jjooj get et'ootfic geöerite/ in &e öooïmgcni
''''75· enBg0eïoolJi0ijeöen ö^^lfdïsenbora^* οιη^
tuent öet jaar 690 / aï^ Wiliibrordus boï^m^
Baronius , Onuphrius , BoiTchaarts til tttCCC ait^i
tm tigt45iOot-25ntanje 't jeii ίφ
De Rhvn S^S^ï^iï / toOTCii aUjics itet üjeiaige C&^jifiencn
Beefc èJr- te bin&eii. m^t b^age toaar öat eerfi mag
tyds drie güfónöt 5911 \ fiec omtrent fïaat te toeeten trat
uytwate- jj^ Rhyn öan ö^i'e (i) monöen of u^ttos^
ST tenngen geeft seDab: &e eecfie öet Viic of
' gei Flie, Ïan0^ ftet toeïfte öe Vecht, (t) een af^
toatecing öan öen Rhyn, en iïe Yflel aan öe
noo.iöspe ban öen Rhyn, ^ieg met öen Oceaan
bermensben. ©eese moni! bie nu met beomies^
genbe ïanben/tet' jsiaatse baai· nu be Zuiderzee
10/ ineen gpoote ïsS bemnbept/ (3) i§ boï^
gen^
-ocr page 77-Batavia Sacra. xlix
gfii^ ïjtt genteen geboekn gdcgen omtrent öefc
eiianb Vlieland. öi't eilaoö ffotiö eertijii^een
liafieeï / öaaï ïtoomfcöe öe^ettiiis aji ïag/ en
baar te Sasiaiiaogö Olenniustoïgeil^ Tacitus f
op getoeeïseii om tue iwoetïen öer ©fiesen te
ontbiucöten. Cen anbeiT monU han öen Rhyn,
booiïteesen Helium gcnoemö/ Iwé geïegen aan
be Briei, iïaar be Maas, meer anbete ißatei'eri
aan0etooniieii ïieöiienbe/boai een jeer top jee-
gat in ben Oceaan bat fommigeii
Heb um be Wielingen nmiicn, ©e ba'be
ntonb toa^ gelegen Bgi Katwyk , een boip / 300
aï^ geseit / naar be Katten genoemö. ^n
beeren manb geeft eeril|b# gefïaaii i|et Huis te
Britten; ^ijnbe een^^iot't toeïfee 00O?ïieiser
Severus, bse ban 't jaar ipf tot ijetjaar 2,1 i.
0e&èerfc||t ^eeft / gefiigt of ten mmile beraieutot
bocö 't iudïie na&er||anb boo? be ^H^oojman^
tien / of boïgen^ J. Douza boa? be<Suaben/
^a^en en :3pranïieit onber be beet geïjaait
g^crfcfjei&eoöer&ïgf^eknban bst Mafted/ toien^
aftekening % Adrmnus Junius sil jijn Batavia,
en ög P. Schryver jpe 35atabl|tcÖe ^iibge^
Den/ té bmöeii M/ spbiïiloj!^ böö^ onjentp/
én eeni^ereijeninoiisentiib/ ög! iaa^jee-bjatee
te ^ien getoeefl. €11 bit sefterip öe ii|ttoatei
nng ban ben Rhyn baai* Willibrordus upt
tanje ïtomenbe jaï ingeïoo^en 5ίίη. (4)
S^cöaiben be ö^ie gemeïbe Mfttoaterinsen ban
ben Rhyn l^eeft Henrik èoeteboom , in ïpthev^
be Boeïi ban ^ijn Zaanlandfch Arkadia noc|> eeii
bierbe bersonnen (r) ög ïjtt bo^p Petten, ^oo^
beejen monb 3011 Urfula met öaare elf biw'jenb
S^aagben te Vroone, een a!oabe fiab m bic^t
Ώ
f Amah l. 4-,
ï« Deel,
VOORBERIGT en op
βρ Alkmaar gefegcn/jijii aangeitomi?!!. ©oajöcn
moitö jouöeiï ooit öe geflige WiiUbrordus
cn Bonifacius , 500 ö!^ Zoeteboom On^ tocet te
AANTEKENINGEN.
I. Tacitus, gelijk i.gezien is, enPomponiusMe-
la {lib, c, 2.) fpreeken maar van twee monden des
Rijnilrooms : de laatfte voegt'er by'dat hy aan de reg-
tet, dat is aan de noorder 7.ijdc, eindelijk in een groot
meer of groote poel verandert, den naam van Flevus
of de Vliet aanneemt , en een eiland van den zeiven
naam rondom befpoelt ; doch dat hy eindelijk weder-
om een revier wordt , en een revier blijvende in den
Oceaan loopt. Ieder een liet wel dat het Vlie,7,oo als
het geweeft is , niet nauwkeuriger kon befchreeven
worden. Virgilius die daar in gevolgt wordt door
den Poëet Claudianus, noemt den Rhyn ook bicornis
als of hy maar twee hoornen of monden had gehad.
Strabo maakt ook maar gewag van twee monden (Uh./\~)
en dat aanmerkelijk is, hy voegt'er by dat Afinius Pol-
lio niet meer als twee monden wil geftelt hebben , en
dat hy degenen, die van meer uytwateringen fpreeken,
berifpt. Julius Coefar 2egt in het vierde boek ïyner hi-
florien, dat de Rhyn langs veele uytwateringen {muhis
cafitibus) inden Oceaan loopt: maar die móet volgens
de geleerden van verfcheide kleine uytlekkingen , die
de Rhyn toen gehad zal hebben, verdaan worden. Doch
Plinius fpreekt opentlijk.van drie killen. In den Rhyn
zelf^ 2,egt hy, ter lengte van hyna honderdduizend fchre-
den is het edelße eiland der Batavieren en der Kanine-
faaten : en noch andere eilanden der Vriezen ^ der Chauk-
ken , der Frifiabonen , der Sturieren, der Marfacen, de-
welken alle gelegen zyn tujfchen den Hdius en het Flie.
Dus worden de monden genoemt ^ langs devjelken de Rhyn-
ftroora zich ten noorden in poelen of meeren , ten vjefien ia
ii
* Mneld, 8.
-ocr page 79-dé Maasfiroom uytßort : behoudende in het midden (der
gemelde uytwateringen ) een kleine kil die zynen naam
hehoudt. Ptolomseus fpreekt insgelijks van drie mon-
den des Rijnftrooms, een ten weilen', eeh ten oofisn,
een in 't midden. Dit alles kan volgens fommige ge-
leerden niet beter uytgeleit worden , als dat Virgilius,
AfiqiusPoIlio en Strabo,van den YlTel voor 200 veel hy de
wateren van den Rhyn uytloofi:, niet können geweetea
hebbenjdewijl Drufus denRhyn noch niet door een nieu-
we graft ni den Yffel had geleit : en de Rhyn vervol-
gens met als door twee monden , te weeten by den
ijncl, (naar 't gemeene gevoelen) en by Katwijk t'zee-
waart inliep. Claudianns, als een Poëet, zal den Op-
per-poeet Virgilius maar zonder naarder bedenken ge-
volgt hebben : of \al de middelfte kil om dezelve re-
den als Mela en Tacitus hebben overgeflagen : dan
Mela en Tacitus zullende middelfte kil, 200 fpreekeii
"e gemelde wereldbefchrijvcrs , overgeflagen hebben,
om dat dezelve , zoo als wy uyt Plinius leeren , by de
ändere twee killen vergeleeken , van weinig aanzien
was. Als Fomponius Mela zegt dat de Rhyn aande lin-
ker zijde de Rhyn blijft hicten tot dat hy zich meü dei
zee vermengt, willen ze dat hy den naam van de Waal,
als zijnde maar een bynaam , over het hoofd ziet, en
den flinker arm van den Rhyn , die by ons de Waal ge-
noemt word , liever den Rhyn heeft willen noemen.
De regter arm, zeggen ze, is die kille die uyt den Rhyn
hï den Yffel is geleit , en aldus zijne reis ter zee toe
vervolgt. En gelijk Fomponius Mela de flinkerkillie·'
ver den Rhyn als de Waal heeft willen noemen , zoo
heeft Tacitus aan de laaiftekil, die in den YiTe! loopt,
ook zijnen eerflen naam van den Rhyn willen behou-
den. Dus verre If. Pdntanus, Adr. Juniits, enz. Dit
fchijnt zijne redenen al te hebben : want dat de Waai
voor den flinker arm des Rijnilrooms moet genomen
worden zien wy duidelijk uyt Tacitus , Plinius,, enz.
Zoo moet Mela dan ook door den Rijn, die ter flinker-
zijde naar den Oceaan loopt, dc Waal verdaan hebben.
Dat de regter arm , of de regter kil moet genomen wor-
'Jeii voor den YlTel, voor zoo veel als hy eene revier
iiiet den Rijn is geworden, fchijnt daar uyt te^blijken
dat Fomponius Mela en Plinius opentlijk getuigen dat
de Rijn ter regter of noorder zijde in een groote meer,
D i poel
Α C R Α.
LT
Β Α τ Λ ν ί Α
Lil VOORBEUIGTEN OP
poel of plas uytkomt , en dat zy het Vlie niet alleen
noemen, maar ook duidelijk befchrijven. En dewijl
zy, te weeten Mela en Tacitns, maar van twee armen
fpreeken zullen zy de middeliiekil, daar Flinius en Pto-
lomeus van gewaagen, maar voor een beekje, uytden
Rijn lekkende, aangezien hebben. Doch dit heeft even-
wel zijne zwaarigheit. Vooreeril, zal Tacitusdiedee-
ze landen bezigtigt en bewoont heeft, niet eens op den
middel-arm gedagt , of die middelfte kil, die zoo niet
verkleint moet worden , niet eens voor een iiytwate-
ring willen aangezien hebben ? Ten tweede , zal de
middel-arm of de middelfte kil eerft de noordfche kit
en de noordfche uytwatering zyn geweeft., en zal die
kil den naam van Rijn, zoo als Plinius getuigt, behou-
den hebben, zonder dat Tacitus en Mela dezelve,om
het bykomen van een nieuwe kil , eens voor een kil
willen rekenen, en zonder een woord te zeggen dat de
Rijn ter regter zijde zijnen loop heeft verandert ? te
meer daar de middelde arm een natuurlijke revier is,
en de regter, die in den Yfiel lant, door een graft tot
een revier is gemaakt ? Maar wat zal men zeggen, hun-
ne woorden leggen daar evenwel r en fchijnen qualyk
anders geduidt te können worden : te meer, om dat de
regter kil volgeus Tacitus , daar ze aan de Duitfche
kant voortftroomt , even geweldig blijft loopen [ß'-
vat violentiam curfus) en de middelfte kil, volgens Pli-
nius, maar een matige vliet is geweeft. Dan Fh. Clu-
verius en Menfo Alting , een man die in deeze zaaken
deeerfte ftem-verdient te hebben, willen geenzins toe-
ftaan dat Tacitus den YiTel voor den regter arm va;i
den Rhijn heeft genomen ; en de Middel-rhijn , hoe-
wel volgens Plinius een matige Vliet, was volgens hen
noch wijd en breed genoeg om braaf door te ftroomen,
en om niet overgeflagen te worden. Doch dit gevoe-
len heeft al ruim zoo groote zwarigheit als het eerft'»..
Maar deeze uytweiding zou te verre loopen : en de
Leezer kan zelf eenige der voornaamfte zwarigheden
ten eerften inzigt bezefFen.
Ik heb dit war breeder verhandelt, om dat debefchrij-
vingen de gelègendheit van 'teiland der Batavieren van
deeze killen afhangt.' Wy hebben gezien dat de Oude
Schryvers het voornoemde eiland tuiTchen de twee kil-
len des Rijtisftrooms beüuiten : dient dan geweeteti
van
-ocr page 81-Baïavia Sacra; lui
van welke killen zy gefproken hebben. Dit fchijnt by
alle de Schryvers vait te itaan dat het allereerile eiland
der Batavieren, zoo als het ten tijde vanjul. Ccefar ge-
Weeit is, tüffchen de iVlaasen den Middel-rhyn bepaalt
moet worden: want volgens hunfchryvenhaddeRhyn
in zynen tyd gee'n noorderlykerkil.' Maar ïederd dat de
Rhyn, door hetfchieten van Drufusgraft, zich met den
YiFel heeft gepaart, en de kil van denYffel ook de kil
van den _Rhyn is geworden , zou dit eiland, volgens
Adr. Junius, zoo veel grooter geworden zyn. Het is
waar dat Cluverius hier veel tegen heeft, en gemelden
Junius niet veel beter handelt als of hy pas een ABC
jongen in het ftuk van Aardkloot-kunde was geweeft:
maar mannen die wat bezadigder fchrijven en de zaak
met een onpartijdig oog befchouwen, als J.Pontanus,
Chrift. Cellarius Geogr. Antiq. lib.i.c. 3. können in het
iieggen van Adr. Junius zoo een botte ougerijmdheit '
niet befpeuren. En inderdaad wy hebben gezien datdef-
'^'ge Schryvers den regter arm van den Rhynilroom in
het Vlie doen uytkomen. En men heeft meer voorbeel-
den dat.fommige landfchappen , den zelfden naam be-
houdende, al grooter en grooter zyn geworden. Zoo
IS het oude Laüum vergroot door het nieuwe: zoo is
Groot Fhrygia , gelijk Strabo in zyn twaalfde boek
fchrijft,noch grootergeworden door het aanwinnen van
een bygevoegd Phrygia : zoo is het ook met Macedonie
en meer andere landfchappen gegaan. Cluverius meent
Junius vaft te zetten met de meergemelde plaats van
Plinius ': In de-a Rh-^n zelf. . . . legt het edelfle eiland
der Batavieren en der Kamtiefaaten ; en andere eilanden
der Fxiefe-a, Cauchen, Frifiabonen, Sturien, Marfakke» ,
de'vjelhen altemaal leggen tüffchen Melius en Flevus. Hier
worden verfcheide eilanden, zoo redeneert hy,tüffchen
het Vlie en het Helium geplaatft: hoe kan dan het ei-
land der Batavieren zich geftrekt hebben van het Vlie
af tot het Helium toe ? Maar daar kan ik al wederom
Zoo veel quaads niet in befpeuren. In het groote en
laatfte eiland der Batavieren können heteerfte of klein-
te eiland der zelve Batavieren , en meer andere eilan-
den daar by , gelegen hebben. Al was het eerfte eiland
naderhand ZOO veel grooter geworden als Junius be-
■^^^rt , daarom behoefden de oude volkeren , büiten
fiet eerfte Bat.avia gelegen, hun' eerften naam aanflonds
£) 3 niet
-ocr page 82-■
voorberigten op
niet te verzaaken. AlsdeiEqni, deVolfci, deHerni-
ci, em. eerll volkeren op hun ïelven, naderhand on-
der den naam der Latynen begrecpen wierden, hebben
2y hunnen eerften naam van Äqui, Volfci, Hernici,
noch langen tijd blijven draagen. Na dat denaam en't
landfchap van Maccdonie, 't welke eerftaan den Stry-
mon eindigde , over die revier tot aan den NeiTus toe
was overgefprongen, hebben de volkeren tuffchen bei-
de die revieren ia leggende, alsby voorbeeld de
noch eeuwen daar na Edones blyven bieten. Maar dit
alles zy maar genomen voor waarfchijnlijke giffingen.
2. Deeze Vecht word van fommigen , als van Pe-
trus Divffius {Amiq.Belg.c. 27,) voor den regter mond
van den Rhynftroom genomen. Zoo dat de Vecht het
Oude Bataviffche eiland aan die kant zoude gefcheiden
hebben. De woorden van de voorgemelde Hiftori-
fchryvers, dat de regter kil van den Rhyn ïich in poe-
len en meeren of in het Vlie uytlooil, flaan zeer wel
op deeze uytwatering van den Rhyn. Het is waar dat
men niet te regt en weet hoe langdat'er deeze kil des
Rijnftrooms is geweeft : maar men weet ook niet dat
ze in laater jaaren is opgekomen. Het is ook waar, in-
dien meij deze Vecht zoo oud wilde maaken, dat men
dan noch meer moeite ;iOu hebben met de Schryvers,
die maar van twee ki!lengewaagen,uyt te leggen. Doch
hier van zylien we zoo aanilonds noch iets te zeggen
hebben,
3. Daar zyn verfcheide Schryvers dewclken meenen
dat de Zuider-zee met 'er tyd, en lang na Chriftus ge- .
boorte, door het inbreeken van de zee, en door groóte
ilormen, tot zoo een plas is aangegroeit. Maar de bo-
ven-gemelde woorden van Pomponius Mela geeven
duidelyk te kennen dat 'er al van ouds een groot meer
is geweeft. Aan de regter zijde (dat is aan het noorden)
is hy, te weeten de Rhynftroom, in 'i eerße naauw en
zich zeiven geltjk· Nadsrhaitd als de oevers wijd en zijd
van malkander ivijketi, is hy geen revier raeer, maar een
meir: en de velden blank gezet hebbende krijgt hy den naam
van het Flie. Eindelyk een eiland van den zelfden naam
omringt hebbende wordt hy weder naauwer , en wederom
een revier geworden , ßort hy zich in den Oceaan. Cluve-
rius, handelende van de drie monden des Rhynftrooms,
2.0U wel gelooven dat dit ineir ten tijde van Mela en
Taci-
TLIV
Batavia SACRA.
Tacitus byna zoo groot is geweeit als het nu is. Doch
't ftaat wel te deuken dat de groote watervioeden ea
overftroomingeii van den Oceaan, daar onze hiftorien
van gewaagen , geen goed daar in zullen gedaan heb-
ben: en wy vinden befcheids genoeg in onze hiftorien
dat ditFlie van tijd tot tijd meer land heeft gewonnen.
IVIaar ik zie niet datClaverius zulk een gelijk heeft oni
Adrianusjunius, diehet tegenwoordige Vlieland voor
\'t oude eiland Flevo genomen heeft , daar over 200 te
berifpen. Indien de gelegendheit der landen altijd ge-
weeft was gelijk als ze nu is, dan gaf ik hem groot ge-
lijk: want Mela zegt dat de Rhyn , nu een meir ge-
worden zijnde, enden naam van'tFlie gekreegen heb-
bende , een eiland van den eigen naam omringt : dat
hy dan weder nauwer wordt, en wederom een revier
geworden zynde zich in den Oceaan ftort. Indien'er,
zeg ik geen verandering in die landen voorgevallen ■fras,
dan had gy gelijk : want het, Vlie, of zoo gy wilt de
Rhyn, is het Vlieland niet voor by, of het wordt van
den Oceaan verzwolgen. Maar is het niet te denken
dat de onftuimige zee en de aanklitzende golven , daar
ter plaatze zoo wel als elders , groote rakken van den
oever afgeknabbelt en weg gefpoelt hebben ? Dit zyn
geen bloote giiSngen. Weet men niet dat de Kerk van
ScHevelingen , die nu diep in zee ftaat , voordeezen
midden in het dorp heeft geftaan : etj dat de kerk die
naderhand get-immert is , en aan deeze zijde van het
dorp geftaan heeft, nu naaft aan de zee is gelegen : zoo
dat'er al by den tijd van Junius geraadflaagt is om een
nieuwe kerk te bouwen. Ten tijde van den zeiven Ju-
nius heeft de zee , zoo als hy in 't tiende hoofdftuk van
zyn Batavia getuigt , een ganfche buurt van huizen te
Noortwijk op zee weggefpoelt. En de Hey is by-on-
zen tijd byna ganfch en geheel van huizen verandert:
moetende de viiTers, om van de zee niet overftolpt te
worden , hunne huizen geduurig binnewaarts in tim-
meren. Dit ftaat Cluverius zelfVolmondig toe. Dat
meer is, en wel dient aangemerkt te worden , Strabo
fchrijft in zyn vierde boek dat het ooftelijkfte gedeelte
Van Groot Britanje by zijnen tijd by den mond van den
Rhyn gezien kon worden. Zoo kan het by Vlieland
ook toegegaan zyn : en het is alzoo naar allen fchijn
toegegaan. Want waarom zou men minder oordeelen
D 4. dat
LV
XXXIv voorberigten op
dat Vlieland zijn ouden naam behouden heeft als hef
Vlie?
4. Over dit Huis te Britten is zoo veel gefchreeven»
en daar zyn zoo veelerhande giffingen over gemaakt,
dat het onnoodig is den Leezer hier omtrent langer op
te houden, indien het iemand luit de verfcheide gevoelens
omtrent den ftigter, denaam-reden, en het gebruik van
dit huis te weeten, die heeft maar de Katwijkfche Oud-
heden van Domine Pars na te zien. Omtrent de naam-
reden beken ik als noch geen voldoening te hebben.
Indien men het zeggen vanProcopius voor dewaarheit
mo.gt aanneemen dat 'er dicht by de monden van den
Rhyn,te weeten tuffchen dc gemelde zeegaten en Groot
Britanje, een eiland inet naame Brittia, gelegen heeft,
dan zou 't Huis te Britten of Brittenburg niet verlegen
behoeven te ftaan,omde reden en de afkomfte van zij-
nen naam op te geeven. Maar hoewel dat Grotius in
'zijne Nederlandfche Oudheden, Simon van Leeuwen
in zyn Batavia Illuflrata, en meer anderen dit zeggen
van Procopius niet af en keuren, zoo zou ik'er, zon-
der deftige waarborgen te hebben, geen borg voor dur-
ven blijven. Iemand had maar te zeggen, gelijkSchri-
verius in zijnen Brief aan M. Voflius {Amieä Matthcei
i, 6.) al gezeit heeft, dat Procopius onkundig is ge-
weeft in de regte gelegendheit van deeze landftreeken;
en dat hy in meer andere voorvallen gemift heeft; daar
mee had men milTchien weinig meer in te brengen orn
zoo een groot eiland, van driederhande groote volke-
ren , te weeten Engelfchen , Vriezen en Britten, be-
woond, en van Britanje onderfcheiden, voor tefpree-
ken. Wy hebben ergens in het werk (want dat gedeelte
js voor deeze Voorlserigten gedrukt) op zoo een wyze
gefproken als of we dit zeggen van Procopius voor de
zuivere waarheit aannamen. Maar de zaak naarder
bedagt hebbende zou ik_ liefft gelooven dat Procopius,
die wel meer eens gemift heeft, hier ook verdwaalt is
geweeft in Brittia en Britannia. Dit Brittia zou gelegen
hebben regt over de monden van den Rhyn , tuffchen
de eilanden Thüle en Britanje: het zou door driemag-
tige volkeren, Engelfchen, SaiTen en Vriezen bewoont
, ïyn geweeft ; en de Engelfchen alleen zouden magtig
genoeg zyn geweeft om een leger van 100 duizend kop-
pel} in 't velcl te brengen. Waar is dat eiland geblec-
ven ?
-ocr page 85-yen ? wat Schryver fpreekt 'er van ? en wat Schryver
weet ons te zeggen wanneer en by wat onweer dat het
verzonken, of ik weet niet waar naar toegedreevenis?
Het is Britanje niet: want het leit volgens hem tuflehea
Britanje en Thüle. Het is Holland of Batavia niet:
want het leit regt over de monden van den Rhyu : dat
meer is, heeft het regt over de uytwatering'en van deu
Rhyn gelegen , en heeft men eertijds , zoo als Strabp
getuigt, het ooftelijke gedeelte van Britanje uyt Bata-
via können zien , waar zal het zijne plaats gehad heb-
ben: enhoezal het aan deingezetenen van ons land het
gezigt van Britanje niet benomen hebben?
S- Niet alleen is hy by Petten, maar ook byEgmond,
in zee geloopen. En daarom zou Egm.ond zoo veel te
zeggen zijn als Enge Mond. Want de Rhyn fcheidc
zich eertijds, boven en berieden Leiden, in verfcheläe
Wateringen : dewelken noch ten deele in wezen zyn,
en dewelken onder Kennemerland malkander weder-
om gevonden hebbende, by Petten en byEgmond we-
derom fcheiden , en langs twee monden in de zeö lie-
pen. Zie Rykius mTacirnm, van Someren, vanLeeu·^
VV'en in zyn Batavia Illußrata^ enz.
JVillebmdus is te Katwyk gelandt.
D^ fcööttt m te fiïgien bat 300 aï^
Aicuinus m jljit ïeiiÊtt getuigt / maar een het te ge-'
toeinigje ugtgerufi Ö^ööf «ite aanfïonö^ te iltregt looven
aailgeftomen. De Man Gods is met zijne reis- /
genooten t' zeil gegaan j en na dat hy met een
goeden wind tot aan de monden des Rijnftrooms den Rhyn
gekomen was , heeft "hy de zeilen geftreeken. by Katwijk
Zoo ras als zy de voeten op het 'gewenfchte land
gezet, cn zich watverquikt hadden, zynzyaan-
■ö s Honds
-ocr page 86-ϊ.νΐΙΙ voorberigten op
ftonds in de Burg Ucregt, op den oever der ge-
melde reviere gelegen, aangekomen.
toa^ ooi» öe geüjoouïpe oberto0t u^t
Batavia naaü Britanjc : CU öe feeftogt piagt uot
Bricanje ter öeescf plaatje (ι) aan te ïtomen.
^jer iua^ een ^eec bermaaröe en fcöeepcpe ga^'
ben: en öeeje Μ ire^ jSijulïiOom^ ialeröt 5eec
beeï bebaaren / 500 aï^ |et Huys te Britten te
ïtennen geeft« ©e firoom ban öen ïtlgn toaä
Öiet ter piaatje beel bermaarïier / en geimurig
b0ï fcöepen / geïp §et ïloomfcge (^οϊ-ρ^^/ορ
öeii oeber ban öeeje iiil!e operegt / fcöiint aan
te toijsen* i^iniseïp baar ïiej) be éöiin t^^Si op
ïltregt aan 5 en bit ioaé be ïto^fie toeg op be
geïfbe fïab» ΦοΜ ioo^b bit boo? mcefï aiie onje
Itronpen/ en 5onberiingbooiöe,^eberianbfcöc
üroilp ban Jan van Leiden, bebefet. (i)
AANTEKENINGEN.
I. Daar zyn eenige leer weinige Schrijvers dewel-
ken zodaanig fpreeken als of 'er leeftogt uyt Britan-
jc plagt afgefcheept te worden naar Batavia. Adria-
nus Junius , daar hy van't Huis te Britten fchrijft,
vermeldt iets diergelijks : maar die fpreekt maar
van de tijden der Romeinen ; en kan noch maar van
een zekeren tijd onder Keizer Julkan , loo als aan-
ftonds zal blyken, verftaan worden. Hiimfridus Flud
en G.Cambdenns, by Cluverius (van de drie uytwate-
ringen des Rijnftrooms) vermeld , fpreeken daar ook
van ·, maar iJ zien ook op de tijden der Romeinen.
En de twee leften fchijnennoch groot ongelijk te heb-
ben, als zy zoo volmondig zeggen dat Britanjeten tij-
de der Roomfche Keizeren als de korenfchuur^ van het
WeiterfcheKeizerryk is geweeft: want Cluverius toont
zeer wel dat Zozvmus en Ammianus Marcellinus, daar
zy
-ocr page 87-ïy het uyt gehaalt hebben, alleenlijk fpreekeii van een
bvzondere gelegendheit onder Keizer Juliaan. De Fran-
ken, Alemannen en Saxen hadden 'c ganfche land aaa
den Rhyn kaal gearoopt , alles vernielt en verwoeft,
en e,en ontelbaare menigte van volk gevangen weg ge-
fleept. De Keizer, geen anderen raad wetende , heeft
by den mond van den Rhyn 800 fchepen , grooter als
fchniten, doen bouwen om koren uyt Britanje te haa-
ien , Tiet welke hy met revier-fchepen den Rhyn op
deed voeren. En dus heeft hy demenfchen, die weder
in hunne fteden gekeert waren , van levens-middelen,
voorzien. Dit is toen gefchiedt omdat alle levens-mid-
delen door dc vyanden vernielt waren: het is toen voor
de eerfte reize gefchied : want het was een vond van
Keizer Juliaan; en de fchepen tot het af haaien van het
koren, zijn'er toen eerft toe getimmerc. Naderhand,
100 ik het wel heb, z,al men geen befcheid vinden dat
'er herwaarts uyt Britanje zodaanige toevoer van eet-
waaren is geweeft.
2. Daar zyn'er (gelijk Rykius over Tacitus getuigt)
dewelken Egmond voor de regte plaatze houden daar
Willebrordus zou gelandt zyn , en zijne voeten eerll
op den Hollandfchen bodem zou gezet hebben : want
wy hebben zoo even gezien dat de Rhyn daar ook een
uytwatering heeft gehad.
Wanneer dat deeze mond van den Rhyn
eerfi geflopt is geweefil
l^oe en iaatmeer öat Öit gefcFjieitt nia^ «gn/
baar oiier 59« Öc ^ifïori-fcgjpei'^ liirt eeiilge^
©aar ^ijn 'er bfe !|et öe natuur aïie^n togi!
■ten / geggenöe öat be janö-Jinmen iRïitea^
t^ing j&c^et i^ffifirsi: rn öat ht tx^^n/ öcü? ölt
in 5ijne lioa*^ ge|ie«itof
iülxp
-ocr page 88-ι,χ vo or ber. ig ten op
^üMiß ïjuft moeten achter u^t hjpeii / en
ttautoip^ meer ïieeft isonnen firoomen. linbe^
i'en iöillen öat öe lanösaaten/ jieniie |unßoren
Sian tp tot tljis öoö^ ïjet obei'ltcoomen ban öen
jopfiiüisenöen aanfioot lijiien / iie^ ^lf^
toateren / om jgne toöcöe te öebtoinseu / ai^ met
geiueïb in öe 5le& ïje&Ijm öoen ïooj)en:en öat sgnen
ioop aföu^ iJecjiöaïit jijnöe/get janb n^t öe ^ee
öen ugtïoojp ban öen i^Mn 0emaïsiteïp ^eeft
{tonnen fieuiten/ensHne Μ benntniiecen. öer^^
öe fcli^pen get toe aan öe «ä^oöiJeigiie to^aafte /
öetoeïïie ^ηϊβ^ feoo^ get getoeüi ban öuïöeten&e
Ito^toinben / met fcf|?iiifteipe öonirerfïaagen
en Mi?;emen bermen^ö/ en&ooj&e ojjgifiing ban
iren beröoïgm Oceaan / bemgt jonöe öeb&en,
31>at öen tp aangaat/ fommigen/ aïö j Ger-
brandfe van Leiden en J. Bokkenbcrg , fcij^p^n
bat öit 0efc^ie&t ^öiiöe 5ponbe!;&eneiföen2$ifi
fci^op baniïtiegt Hungèrus: Ten tijde vandee-
zen BifTchop, jegt Bokkenbcrg ίπ JpeSijfïiïeC
ïitre0tfcl)e / baat; ^ ban Hungè-
rus lianbdt/ en omtrent hec jaar 860. is de mond
des Rijnftrooms by Katwijk verftopt geworden.
J^aar anbeten/ en onbecbeseïben Bucheiiusin
3ijne ï|sfïoriffcö^ ICanteiteningen/ beisjeeren bat
öe ccrfï lange iaaren baar na / en niet
boo; ö^t Jöai 1170,500 een afö^enfe ïieeft geïe^
, bem Ant. Matthäus ^ gonbt gefa* boo^ batbe
οΓ n^ttoatei'ing afleng#iten^ boo^ get^anb
iicv/iikede öec jeebuinen / bocö beeï ïaater aï^ be eetrfïen
aytwite- o^geeben/ gefiopt en bernietigt : en &?engt
KacwVfc bjoo^ben Ög ngt een fóronpje banii^oeiv
geflopt is öen/ meïbenbe bat beiiïöp in 'tjaar 10-5-0 noc^
gcweeft. boo^ Jl^oetben naar Seiben/ en 300 naau Itat^
b3p en in 5ee geeft geïoopen,
m
-ocr page 89-Batavia SACRA. LX Ι
Sjlt 5011 ï}0t met öersen ^φΡϋΐ' fouten/ m-
iian geöagtc jijn öat Ö0 gcradöe nwnö aïïeng^#
iien^ nauüsec gemaalit beoi ijtt janö Ut ^tt^
öuinen: en öat ïjet onfïm'mige toecr/ geöoïpe»
ttoo? fioimen banöen berboißen lemel / tien
selben omtrent ö^t jaai' 1170 teiiemaai öeeft
toe^efiopt. (i)
, AANTEKENING.
I· Ik ïou ook het gevoelen van den Heer Auteur
voor 't waarfchijnlijkfte houden ; zodaanig egter dat
de Lek, den Rhyn een groot gedeelte van zijne wate-
ren ontroovende, daar ook toe geholpen heeft. Wat
den tijd aangaat, Ph.Cluverius is van dat gevoelen dat
deeze verftopping veele eeuwen ouder is als onze Schry-
ve.rs opgeeven, om dat'er geen geloofwaardige Schrij-
"^ers zyn die den regten tijd uytdrukken: en hy houdt
het zeggen van J. Gerbrandfche van Leiden maar voor
een blinde navertellinge,enz. Ja volgens eenige andere
Schryvers zou de Cimberfche watervloed , omtrent
honderd jaaren voor Chriftus geboorte , den Rhyn al-
dus mishandelt hebben. Een ftout zeggen , 't welke
een geheele verandering in de gelegendheit en in den
ommetrek van 't BataviflTche eiland zoude maaken?
Want indien de Rhyn daar ter plaatze 200 vroeg ver-
ftopt waar geweeft, dan zou het BataviiTche eiland al
teai tijde van Julius Csfar den Middel-rhyn tot geen
grens-fcheiding gehad hebben: en dan zou de Utrecht-
fche Vecht, naar deeze glorie , zoo groot of klein als
zeis, met goede reden können ftaan. Men heeft gezien:
dat de Rhyn, daar hy noordwaarts in zee liep, het Ba-
taviiTche eiland, volgens alle deoudeHiftori - en land-
befchryvers van Germanje afzonderde : de Rhyn had
noch geen kennis of gemeenfchap met den Yilèl ge-
TOaakt: de Middel-rhyn zou in zee niet geloopen heb-
l'en. Indien men de Vecht zoo oud mag maaken, en
daar is geen overtuigende reden om het niet te doen,
200 zou zy met de prys daar eerfl: de Middel-rhyn, en;
daas
-ocr page 90-3lxii voörßerigten op
daar na de Yffe! loo lang om gekampt hebben , naar
alle fchijn gaan ilrijken. Ik wil de zaak voorde Vecht
niet opneemen , noch 200 veele deftige Schryvers op
inynén hals haaien. Maar indien iemand het evenwel
durfde waagen zou hy wel met bondige hewysredenen
können overtuigt worden : ja 'zou hy niet al iets voor
dit nieuwe gevoelen weeten in te brengen ? Althans de
meergemelde plaats van Plinius fchijnt hier op gedraait
te können worden: Inden IVoij»^ zegt hy, . . . is het
edelfle eiland der Batavieren en Kaninefaaten ; en meer
andere eilanden . . . alternaal leggende tuffchen Helius en
Fhvus: dus worden genoer/it de twee monden door de wei-
hen de Rhynßroom zich noordwaarts in meiren, en zuid·
waarts in de Maas verfpreidt: behoudende in 'i midden
een matige kil die zijnen naam hlyft voeren. Hy kent maar
twee monden des Rhynftrooms; den eeften 't ende aan
deMaasden anderen aan het Flie. Dan heeft deRhyn
■noch eene kil in V midden ^ die den naara van den Rhya
blijft draagen : had deeze kil ook een mond gehad, en
was ze in den Oceaan uytgekomen , zoo had hy het
naar alle fchijn ook uytgedrukt , of behooren uyt te
drukken. Het is waar dat de ΥίΓεΙ doorgaans voor de
noordei-kille van den Rhyn genomen word : dit zou de
Vecht dan niet helpen : maar 't zou evenwel tegen den
Middel-rhijn gelden; en van den YiTel zullen wy zoa
aanilo^ids te fpreeken hebben. Tacitus fpreekt ook maar
van twee monden ; over den flinker mond valt niet te
krakeelen : dat de regter mond, daar Tacitus van fpreekt,
zoo zal iemand redeneeren , die deeze verftopping zoo
oud zou willen maaken , niet^by Katwijk is geweeft,
is al door andere met waarfchijnlijke redenen bewee-
ïen : als dat de middelfle kil volgens Plinius maar een
matige vliet was , daar Tacitus nochtans getuigt dat
de noorder kil even geweldig , na de fcheiding des
Rhynftrooms , voor by Germanje hene ilroomde': dat
de middelße kil maar een matige vlied zijnde, niet^e-
makkelyk kan geweefl zyn om aan te leggen., 't welk Ta-
citus egter van de regter kille getuigt ; en wel gelegen
om 'er het heir te ontfcheepen, en den krijg over te voeren.
Dat het BatavilFche eiland volgens Tacitus tuifchcn on-
dieptens heeft gelegen, 't welke van de noordfche zijde
des Middel-rhyns zoo ligt niet beweezen kan Avorden
als van het Vlie. Het geene Cluverius hier tegen in·^
brengtj
-ocr page 91-brengt , als of'er in den tijd van tiehjaaren, die 'er
t'nffchen het fchrijven van Plinius en van Tacitus ver-
loopen zyn, 'zullie wondere veranderingen in de geftal-
tevan ons land zouden voorgevallen ïijn,'zoo zuflen tj
fpreeken.zyn maar loutere giffingen. Daarenboven zegt
P.Mela dat de Rhijn zich door twee zeegaten in den Oce-
aan ftorte: en plaatft het eene byhetFlie;het andere, te
weeten by jHelium,kan hem ook niet onbekend zynge*
weeft, dewijl 'er alle de oude Schryvers van gewaageu.
Zoo moet'hy dan van geen nytwateringe des Rijn(trooms
by Katwykgeweeten of gehoort hebben. Indien de Mid-
delrhyn het BataviiTche eiland niet gefcheiden zou hebben
van Germanie , en 't zelve eiland aan de regter zijde
ni'et zoude gezoomt hebben, fchijnt de Vecht denaafle
te lyti om deeie prys te eigenen. Want voor eerft was
de gragt van Drufus ten tijde van Julius Ccefar noch
niet gelchoten. En het fchijnt ook niet , zoo zouden
zy al können fpreeken, dat Plinius en Tacitus een nieu-
we grensfcheiding aan 't eiland zouden gegeeven heb-
ben , zonder den Leezer met een woord daar van te
yermaanen. Dat PtolomEUS van drie monden gewaagt,
is waarfchijnlijk dat hy op de graft van Drufus zal ge-
'zien hebben.
Dit is zoo maar giiTender wijze eens voorgeftelt,
zonder het voor mijn gevoelen op te geeven : het is
doch in veele diergelyke xaaken met giffen te doen ; de
vrage is maar wie het befte gegift heeft. Doch ik wil deeze
giffing ook niet voor de befte opgeeven, ik laar'er de ge-
leerden hun oordeel over ftrijken. Men zal althans, zoo
ik het wel heb, geen eene plaats uyt de oude Hiftori-fchry-
vers können bybrengeu, dewelke zekerlijk bewij ft dat 'er
oit fchepen by Katwyk uyt de Zee in den Rhyn zyn geko-
men,ofuyt den Rhyn in de Zeezyngevaaren. Waar dat
Willeteordns geland mag zijn, dat is een onzekere gif-
iing. Deregels door Ant. Matthisus uyt een oud Kro-
nijkje bygebragt , zyn eigentlyk eenigc woorden uyt
een bord, 't welk te Woerden in de Lutherfche kerk
plagt te hangen. De man , die dat daar te pronk gezet
heeft, kan het van hooren vertellen hebben : kan een
ö'igeftudeerd, een Ügtgeloavig, een voortvaarend Ka-
geweeft zyn, enz. Hy is zekerlijk een onbekend
pcrfoon : en men ziet wel bekende en hoog-gepreezcne
Schryvers op eenige loiTe giiEngen verwerpen
IX'
-ocr page 92-ί,Χΐν VoORBEItlGTËN 01?
Wtllebrordus is door Leiden naar Utregi
gevaarm.
I
TTTillebrordus Scibcn / 500 aï^ ^tt tC gCÏDO^^
fïaat/ Dooiö^geiJaai'en/öeioijïöenionii
ftan ben l^atiup / ^m ai^ to^ sejiett
geb&en/ in 't jaar 090, noc§ "nrét toegegrodt
gcfajcefï. De Romeinen, JCgt J. Gerbrandie van
Leiden in ^QUt j^ebcdanöfc^c iäi'onp / in 't
mfïe fioeft aan get tienise poföfiuïi / hebben
by den Rhijniiroom een groote 13urgt gebouwr,
dewelke nu Leiden wordt gcnoemt. In de zelfde
Leidfche Burg hadden zy een Burg-graaf of een
Kaftellein aangcftelt, die hun behulpzaam zoude
zyn om de koop-luiden van gemelde burg naar
Wiltenburg en Slavenburg reizende , en weder
mar huis keerende, te befchermen en in alle vei-
ligheit te geleiden : en van dat geleiden heeft de
gemelde Burg den naam van Leiden (i) ge-
kreégen.
Wilhelmus Heda, ßefcgipenbe öct ïebcn ban
mam Lei- .WcÖojJ Hungerus, öc ömaamtng
this en Uan Heiöen ijanïieiöesettmge m faan öe Legioe-
Leiden van nenöeüieïftett baat'plagten te obectointeren. oBn
eekomen ^eioiji 'w U / öie öe Oiiöe Begiftigingen
^ ' öcr lltrec^tfcge iteriie öe^eïjén / gebaag too?bt
geraaaiit ban Ijei eerfie / ttoeeite en öecöe Lei-
this, 30η ög bjei giffen öat gieciiiieöeröaniJefie^
Settingen gelegen ö^ööfη*
mtiu
-ocr page 93-Ëatavia Sacra." txv
MMt tian ö^ieïier^antii Lcithis on^
|i£eiöcn#gcioeefï/ «itoaaeöeSatiiiifcöeiiaam LaTyiifcLn
Lugdunum öatt öaaii grttomeii/ &aar||eeft naam
Orlers iiï jnne iian öefcaöSelben/ L^gd^nmn.
mi Anr. Matthäus * isl 't Ö^seti üiitt gegan&eit.
^0ηηίΐί0ί« ö^aieii hm naam ban Ö^t Eatijiifcge
iBoo^b Lucus, een fiofcï); om öat pr un ^m
ijemiaarït öafcö/'t loeïft1ia!i(€artei^ kcmm ne-
lïius genoemt iöojöt / 50110efïaaiilie&aeiL
iteteii öoen öcii gemelöen naam aföaaïeit baiï
tto^e mianöfc^e naani-toüü^&en : te ineeten bai?'
P«ne, 't todïi een pogte öetelieut: (enöitjott '
öan 5i>ii op öe fioogie bait öe öiirgs: / of op öe
ber^ebeabfeit ban |et!an&en ban iie omïegseni
öe öiimen) j e« ban lugh 't toe!^ een toacgt-to^
ten 50U iuÉen φι: ïjoetoe! öat anberenïran he^
tei.jm 5ouben leööeii in luchc. (α) i^aar be
ö^melöe Anc. Matthteus berje^ert op öeiiré
öe aaiigeijaaibe plaatjen bat 'eu in deeze zaak,
als Zoo oud en duifter zynde, geen veiligheit en
is om 't eêne voor het andere te kiezen , en dac
alles even los en onzeker is. En inderdaad, 500
liabilgi eben te boren pfp^oiien/ daar zijn zeer
weinige fteden die haare Itichters kennen, of die
de reden van haare bcnaaminge te rege weeten;
Want zy zyh meeft allegaar van kleine begiilfeleri
opgekomen.
* y^iial. t, 2·. p.m. en torn, 6. p. 2. 3. e^Z.
AANTEKENINGEN-
i· Dat Leiden door de Romeinen ge'bouwt is ge-
■weeft is 2eer waarfchijnlijic : men vindt by alle onze
Hiftori-fchrijvers hoe dat Ptolomceus en het Reisboeli
van Antoninus al gewag van Leiden gemaakt hebben^
I. Deel·, m maar
LXVÏ , VoOHBERIGTEN Of
Maar dat ïe hier Biirg-graaven of KaOelcinen zouden
aangeftelt hebben om den reizenden koopman te gelei-
den, daar zal men geen befcheid van vinden ; en de
Burgermeefter Orlers heeft dit gevoelen , met alle de
mooje praatjes die 'er bygevoegt worden, in iijne Be-
fchrijvinge van Leiden als het onwaarfchijnlijkße van
allen verworpen.
z. Om dat dcLeezer fomwijlen wel gediend is met
de verfcheide gevoelens, te weeten, voornamentlijk in
aaaken die het Vaderland raaken , om zyn eigen gevoe-
len daar over te laaten gaan , heb ik hier de andere
naamleidingen van Lugdunum uyt Ant. Matthcens en
andere Schryvers, totdienft en voldoening des Leezers,
wel willen opgeeven ; hoewel ik wel bekennen wil
dat 'er de Heer Auteur de befte fchijnt uytgekipt te heb-
ben. Behalven de naamredencn door hem gemeld %vil-
len fommige dat Lugdunu.m zou komen van lugum dat
van ouds een have ïou betekent hebben , en van dui-
nen j (zie van Leeuwen 'm'L^wBatavialllußrata^-i diZcX
V. hoofdft. Orlers in zijne Befchrijvinge van Leiden,
p.19.) maar die betekening van ïugum diende dan eerft
aangeweezen, om in den koop van een geheele haven
niet bedrogen te worden. Goropius Becanus, die doch
met wat zeldzaams en wonders voor den dag moet ko-
men, noemt deeze ftad Lucdumtm, als duinen van ge-
luk. Adrianus Junius houdt het mttLeegdmnen of laa-
ge duinen, 't welk gemakkelijk heeft können verandert
worden in Lugdunum. Dat fchijnt zoo veel niet tc (lui-
ten. De Burgermeefter Orlers geeft den voorrang aan
Luikduinen, van het luiken of fluiten der duinen:
om dat Leiden het regt zou gehad hebben van den
Rhijnftroom , die voorby de ftad door de duinen liep,
te fluiten , om den tol der uit- en ingaande wa;aren tc
ontvangen , _ en de koopmanfchappen ïelf aan te hou-
den. Luikduin zou om 't gemak in Leigdun, enLeig-
dun in Leidun, en eindelyk in Leiden door 't gebruik
verandert zyn. Ja h"y zou half gelooven dat de Leide-
naars, om dit regt van te fluiten en te ontfluiten te be-
tekenen, twee lleutelen tot haar ftads wapen genomen
hebben. Maar iemand zou miiTchien liever een oud
Schryver hooren ipreeken , dewelke naarder aan den
tijd der ftichtinge geleeft hebbende, beter van denaam-
rede kan oordeelen. Zoo willen wy.dan het gevoelen
vaa
-ocr page 95-Batavia Sacra. lxxxvii
■^aii Plutarchus ook eens voorftellen : (zie ΑκαΙ. Mat-
thcei t. z. in notis ad Βαβκ.) Deeze zoo beroemde Schry-
'"er xegc dat Lugus in de oude taal der Gelten een ra-
ve betekende : en hy voegt 'er by dat 'er geduurende de
grondlegginge van deexe Had raavens gezien wierden.
Maar ik weetniet, zegt Ant.Matthoeus, waar Plutar-
chus dit van daan heeft gehaalt. Iemand die deeze af-
komite van den nnzm Lugdmum zou willen voorftaan,
ïou kennen vraagen of Plutarchus in zoo een geringe
■zaak geen geloof verdient zonder wettige getuigen. Dit
zeggen van Plutarchus daar gelaaten , alle die naam-
leidingen zyn zoo wat geneuggelyke tydkortingen en
ileunen dikwils op zeer loiTe giffingen. En het gebeurt
dikwils dat rnen zeer waarfchijnlijke en gemakkelijke
grondnaamen daar laat, om vreemdeen onwäarfchijn-
lijke grondnaamen op te zoeken. Wie zou niet oor-
deelen dat de duinen, die zoo dicht aan de ftad leggen,
en dezelve dagelijks, by maniere van fpreeken , beftui-·
^εη, aan de fiad Lugdumim een gedeelte van haare be-
naamingegegeeven hebben? Te meer daar duinc&n in-
landfch naamwoord is , en zoo,duidelijk in Lugdumrd
gehüort wordt. Evenwel zijn'er die dit dunum^ iri 't
yoord Lugdunum , liever haaien uyt Domos, 't welk
^olgens AthenKus op zijn oud Celtifch een Heer zou
betekenen : en welk woord noch in zwang zou zyri
gebjeeven by de Spanjaards en by de Italiaanen·. Öochc
indien de naam hugdumim^ zoo ik meen, afkomftigis
vaa de duinen , moeten hier al duinèn ten tijde der Ro-
meinen geweeli zyn : 't welk vanfommigen (docliiod
ik meen zonder eenigen fchijn van reden) tegengefpro·
ken wordt. Hier over kan onder anderen J.FÏud vari
Gilde in zijne Aantekeningen over het. meergemelde
1 raktaatje van Cluverius , in het tweede deel , nage-
ïien worden.·
Dat dm evenwel, voor 20Ö veel het een heuvel, of
berg betekent , den naam zou gegeeven , hebben aau
Lugdunum, is ook ïoo vreemd niet. En dat dun in dei
öude GaUiffche ta^l een berg betekent hebben wy uyt
Clitiphon een oud Schryver , by Plutarchus vermeld;
(zie Cluverius de 3 alveis c.i'i.) En Lyons in Vrank-
fyk Zou den naam vari Lugdunum gekreegen hebben 5
öm dat het op een heuvel , volgens Seneca iep. 91.)
©f" onder een heuvel volgens Stfabo (/ζέ.4.) gefeouwt is,
Ε ζ Mm
-Λ
-ocr page 96-lxviii voorbierrgten- op
Maar dan lou ik gifiën dat de zandbergen daar van daari'
den naam van duinen hebben gehaalt : en dus zouden
zy evenwel den naam aan ons Lugdmum können ge-
geeven hebben.
5.x.
Van ütregt en Duurflede,
Iß ïtett ioeöer tot Willebrordus isctoeliiÉt re0t
ban %tiUn op Ittre^t lö screifi. ©an Bom-
facius 50U Mgen^ öe gifflagbau Ant. Marthxus
boo^öen nionö % 2i5iiei aangeïanbt 513:!^
ijan iïaat· 5011 ög ^ijm vei§ ober Ι©1ίίί te ©uüiv
fiebe naar lltrest genotiieii
©uurfteïte (of m^li U ©iiurfii^e) ter^
tïjÏJ^/ 50a aï^ Heda iU fjet ïebOl ban RixfVidus
00tui3t/ emiii^ootefïaö en een bermaarbetoojs-
pïaat^. ^eïtronp ban Hirfchauw robcr ^et
Hoc groot jQQj. noemt ©iiui'fieöe tm jeer bermaarb
Duurftde ^ïfi^ / aïtoaar rr. fai'ociji-Keriten geteit
ftertijds is toi'eröen, ^et <ä5oHbfcöe$iiOnp|e(p.i)-·) fpieeßt
vwccii. ban öeits0 5nïfe BerBen.. ©eïi. Rembenus in
get ïeben ban β, Anicharius, aan 't 17 ïlaofb;^
fïnit / seeft te ïiennen öat 'et tm groot getaï
ban ïtei'ïien toa^ : Ga , jegt Ög / naar Duurite-
de , daar zyn zeer vecle kerken, daar is een goed
getal van Priefteren en klerken , daar is een me-
nigte van behoeftigen, (te iütetm öie öe ΟΠ&ίίίί
togSingeu ban noobe ö^ii&en)« (i) juïïen
u^t öe Bollandiften f toonen öat bel^oo^eben
cii U naa|i0e!e3e plaatsen ölet ontsetgeteltmoe^
ten tooien.
f Tom. r. Martn ad vitam torn, 8. Maji
ed vitam S, IViroms.
-ocr page 97-Batavia Sacra.
^ee^t fïat» ptft nt^uiseii aaiifïoot lian He
^ecnen m .^oo^manneiißelelien/ en i^&ifiiofl^
öoo^ öeselben berljjo^ti geiaeefï.
I. Vlek, in't Lztyn Ficus : zoo word het OoTc ge-
noemt van Heda in het léven van Alfricus. Het is qua-
lijk te gelooven dat dit Duurftede , voordeezen de ze-
tel van eenige Noormanfche Vorften , van ouds geen.
itad zou zyn geweeft. Het kan bletp^icus genoemt wor-
den , om dat het zoo dikwils door de bloed - en roof-
gierige Noormannen verwoed: envanmunren ontbloot
is geweeft. Ook is Fkiis van de Schryvers der middelfte
eeuwen wel voor een ftad genomen. i Rembertus , in
het leven van S. Anfcharius, heeft Byrca of Bergen in
Noorwegen Ficm genoemt. In een Brief by Mir®us
(Piar. Dunation.^T..) ftaat aldus: in vicis Trajeäo^Hoio^
i^^onanto, In het leven van Karei den Grooten wordt
dezelve benaaming van vicus toegcpa.ä aan de ftad Luik.
(zie Matth, de nob. l. ι,,ί·. 24.) Het is waar dat Luik
volgens zekeren Jïgidius, by Chapeaville (iew.a.) eerii
in 't jaar iio^ js bemuurt. Maar dewijl Sigebertus, eea
Schryver die in 't lelie der 12 en in 't begin der 13 eeu-
we geleeft heeft, fchrijvende over het jaar 710, ver-
zekert dat S. Hubertus den Biffchoppdijken zetel in de
ftad Luik heeft geplaatft , zal Luik al vroeger een
ftad zijn geweeft. Zoo zegt men ook Harderj-
wyk, Bronswyk , Sleeswyk. Van vicus komt ï'/V;-
KUS, 't welk by fommige Schrijvers genoomen v/ord
voor een burger: zoo dat -vicini en cives dezelve be-
tekening had. Zoo fchrijft Blaiius Ortjiius in de
Reisbefcrhijvinge van Adrianus VI. {BaluzH M'tfcell.
r.41) Conceßmus Viterbium civitatem ^ quam., ut re of.,
100Q vicini colunt. Dit^fchijnt hier van daan gekomen,
en 't zelve meen ik van Duurftede , dat 'er zoo meni-
ge braave ftad door de Noormannen is verwoeft en ont^
mantek. Zulke fteden, nu onbemuurd leggende, kon-
den om die reden voor vlekken, en om dat ze bemuurd
geweeft waren, en flads regten hadden , ook voor fte-
£ 3 - 1 dea
-ocr page 98-ί>?ίχχνΐ11 VOORBERIGTEN OP
den aangezien worden. En indien men door Oppidum
Batavorum , daar Tacitus van fpreekt, Duurftede wil
yerilaan gelijk fommige Sciirijvers doen , tal Duurfte-
de a! te;i tijde der Romeinen een itad of flcdelie ïijn
geweeft. Doch dit verlchil willen wy nu niet aanroer
ren. Wat Duurftede aangaat, Ant. iViatthseus ( de No~
bil. l.^.c.i.) fpreekt'er öok van als van eeti zeer oude
ftad , rnaar die door de Noormannen meer als eens is
vernielt. Het is in 't jaar 144.9 bemuurt en met flads
geregtigheden begiftigt door den Bijlchop Rudolphus 1.
doch dit is maar een vermeerdering van haare gereg-
n'gheden geweeft: want Gysbregt Heer van Gaasbeek
had Wyk te Duurftede in 't jaar 1300, met oorlof van
den Biflchop, al tot een ftad gemaakt. 2,00 dat deeze
plaats , door de Noormannen zoo dikwils verdelgd ca
vernield , niet alleen haare muuren maar ook metter
tijd haare ftads-regten zal veriaoren gehad hebben.
iemand zal miifchien vraagen waarom dat men door
de wandeling zegt Wijk te Duurftede; en of Duurfte-
de alleen niet genoeg zou xijn ? Simon van Leeuwen
ïou hier uyt wel giffen {Batav. Hlußr. ρ. i~6.) dat Wijk
te Duurftede op dezelve plaats niet en ftaat daar het van
ouds geftaan heeft : maar de regte reden is dat Wijk
eigentlijk de ftad , en Duurftede het kafteel of flot be-
tekende. Dit blijkt uyt den Brief waar mede Jacob de
ieße Heer van Gaasbeek de gemelde plaats heeft over-
gedraagen aan Rudolphus Biffchopyan UtregtJ/ide^ eer-
ßea fo Jullefiwimirfz. terflond overgeven onfen Genedige»
Heer van Utregt voirfz- tot behoef der Kerken van Utregty
die ft ede van Wyck, dat ß,ot to puerfleden , ende dat ßot
van Abcoude . . . (Zie Ant. Matth, de Nob. l. 3. p.
80:5.) Maar zou men uyt den naam zelf niet mogen
beilniten , of ten minfte giffen , dat dit flot eertijds eea
ftad is geweeft ? Hoe z.ou het anders aan den naam van
pLUirftede zijn gekomen ?
2. Faq dit groote getal der Parochi kerken zullen
y/y it) het wefk noch iets te zeggen hebben.
Batavia Sacra, lxxi
^aar van daan de Latijnfche naarnen Trajc-
(Stum en Uirrajedum, en de Nederduit-
fcbe naam U tregt, zijn gekomen ?
I
J-^eeze ftad, J^gt Beda {Hiß. Ecclef. l.f. c. iz.)
^ heeft van ouds dea naam van Wiltenhwg, dat
zoo veel is als de ftad der Wilten , by de land-
zaaten aldaar gedraagen : maar in de Gallifchc
taal word ze è'rajeStum genoemt. '^t liaantTra-
jeaum,'t ioelït een obertogt te peggen i^/ftomt
l^iet? ban &aan / om bat men baat obei' benilöiin
JJÏa0t te tteiiïteil. ïlpt bit Trajeaum Tregt
op 3ijn Jebei'buitfcö^ gebjaait Jl^eeK enbere
plaatsen / aï^ Zwijndregt, Barendregt, Papen-
dregt, Meidregt, 5ijn aibu^ ban bat obectuefe
ften of obecisoecen genoemt ^n een jeiieten b^ief/
boo? Heda in Ijet ïeben ijan^Baidricusbggebiast/
fïaan bce5e bJOO^^Öen : Tot zekere kerk van S.
Maarten, ftaande ineen plaats die Tpegt genoemt
word , alwaar de hoogwaardige man Baldricus
het gezag fchijnt te voeren. |ïlen binbt OOSbjeï
Trechtis, aï^ Hincmarus en?, ^mbcscmeï'
be ceben ïeeft men ooft toeï Outregt of Autregt;
te toeeten om batbeeje öbei?tojjt aï ïang en ban
oub^ in geb^uiit toa^ setoeefï. ©it Outregt
βρ berioopban tijben bemnbert inUtregr. <©«1
binbt men getoag ban ïjet O^nbe irrest b? W.
Heda ttt Ö^t ïeben ban ben §5iffcöop Rixfridus:
De hoogwaardige man Rixfridus, Biflchop der
kerke in het Oude Tregt. i©aöcenböben toO?bt
Set ban Karei den Groeten (bg Heda it| Öet ïe#
Ε 4 bei?
-ocr page 100-jLXXIÏ VOORBERIGTEN ο 0
Ijen ban Albn'cus geiioerat Trajeélum ulteritis,
m ulterius Trajeaum , öat 500 ijgeï JOlï iUlIie«
3ijn aï^ gct u^icrfie ^regt.
i^aii be ii^iitcn ïieeft öet nfët aiie^n / geïp
rseb^ Se5«t i§/ ben naam ijan Vilcenburg (i)
of Wikenburg gcteepgen / geip iiaacbe
^iaaben opii Slavenburg g^noeitit i^geioeßfi:
maar foiumtse ^cö^jtjUer^ Milien bat be Latijn-
(φ naam Uitrajeaum, aï,^ een ber^oitins ban
Wiltrajeaum gäaiT ßfßo!^e aan beweibe ^ii*
ten fcijnibi0 jonbejijn. «Dit buibt men met bni^
beipe b30ojben ög Sigcbertus, fc§?penbe obec
]^et laau 679. Wiliebrordus , na dat hy den by-
naam Clemens van Sergius had gekreegen , en
door denzelven Paus BiiTchop was gewijdt om
het geloof onder de Vriezen te gaan verkundi-
gen, heeft den BiiTchoppelijken zetel , door de
vergunning van den Verft Pippyn, geplaatft te
Wultaburg; welke plaats , uyc een famenvocgin-
ge van den naam der Wilten , en van Trajectum
ook UltrajeSlum^orè genoemt, alsof men wilde
zeggen, de ftad der Wüten.
goo bj,o?b ban be ^emeibe fiab Ukraieaum
genoemt ban be tregt, bat be obertogt bec
Sl^ilten: en tuojb iltregt/ öat joobeeii^a!^
#U"-tre0t c^) of^ij-tuegt/ genaerat om bat
filbaar ban ouö^ een tregt of obertogt ge^^
toecfi/ ^aeïj too^ genoemt Trajeaum of
Tregt aan beti M}iya/ to£ onbecfcïjeib ban Tra-
jeaum 0f Tregt aan be in toeïlfe piaat^^
$en fommige ^tölööei'^/ en boo?nament!p be
«gtïanber^ / fomiogle bergrilijen / sonbei?
be eene ban be anbece te üiibecfcöeibem goo
5gn 'er getoeefi / aï^ onbeu anbeeen Petrus a
iviarca, * geïp Ant." Matthäus f aangemerïit
^ i'iß. f. 25, + Hb. ζ. 4e Nob. f. h
-ocr page 101-BatAviA Sacra. lxxiii
geeft/ beiaeiBeu^. Amandus ijoo^SSifffpiJliati
littest op0egeel)eii öeööeii» Boo^ tööeii öan
Willebrordus tOOTÖ JC OOit O» Sijil SatJjnfc^
cailnim encaftciUim, (3) e« tscrliolgeii^ op jg«
,^eiter&ititrcÖ# ^f« öf Burgtgeneemt ©u^
fcQjg^ Alcuinus in ïjet ietea ban Willebrordus:
Hy heeft een voorfpoedige reis gehad , en heeft
de zeilen by de monden van den Rhijn geftree-
ken . . . en kort daar na zynze inde burgt
jeäutn, leggende op de oever der gemelde revie-
re, aangekomen. Ueil fi^ief ban Karei, fiaam
öe bgi W. Heda ήί ïjet ïeben tjan Willebrordus,
ïeetï men öe ijoigenöe tooo.iöm: Voor het kloo-
fter 'c welke in de burg Utregt binnen de muu-
ren is gelegen, ©ll^ |laöt'ei* OOfe ίΠ U ilolfeulii
fcge ï^gm-Ki'oiip:
Hi (Willebroord) quam t'Utrecht,
Dat Wiltenburg hiet te vooren.
öceft je öen naara l^an Monafterium,
Jl^unfia·/ 'thsrilSeiigentïp eea Moofia·!^/ ge^
Öab / 500 ai§ iae i'eeö^ in öen ^^ief ban Karei
Martel gejietl |e&Öeii: Voor het Kloofter ( Mo-
naßermm, Munßer) 't welk binnen de miiuren
van de burg Utregt is gelegen. g00 ii |jet Bgige^
feonien öat / geiperfajij^ fee |oofö|ïa& baii
il^^Mafen ben naam Mn jj©iin|ier ïjttft ge^^
ftceegen ban ïjet liïaofier (Monafterium) 't toeïft
baar boo? Ludgerus getimmect/ bat/ jeg
ift / be5elbe naam ban jiÉunfïer ooïi aanbefiab
lltrejgt seöïeeben. ban i^be naamO^üb-
l^unfler/ naar öet oube Mooflei·/ noc!) inbje^i
3en. 3I^antbetei)ï'ec ttoeeMoofler^gijngelijeeli/
0eip onber anberenin berfcgeibe blieben ög W.
Hedagejien iian bjoiben/ ftet eene ög Maar-
~ ^ S tenss
-ocr page 102-ί>?ίχχνΐ11 VOORBERIGTEN OP
tens, ^tt tiueeiïe fip öe Salvators "^ttH/SOO^ttft
nien nocö te Utre^t be ^iiöniunlieji-tran^ / m
öe j^ieutomunfiec-tcan^*
I. Volgens Ant. Matthieus (a^iJ 9. p. lip.) zynü//-
trajeélum en Wittenburg twee verfcheide plaatsen, hoe-
wel dat 2e , ^Is xeer digt by malkander gelegen , voor
eene plaats genomen worden. Ultrajeétum is de ver-
maarde ftad Utregt : Wiltenburg, ïoo zege hy , is ge-
legen by het dorp Vechtep , een klein half uurtje vaij
Utregt. Doch Buchelius , fchryvende over J. Beka»
f. 7. wil geen onderfcheid tuflbhen Wiltenburg en U-
tregt gemaakt hebben. Hy bekent wel dat'er noch een
ander Wiltenburg in wezen is, en dat aldaar, zoo als
fommigen voorgeeven , de overblijfzelen van 't oude
Wiltenburch noch zouden leggen. Maar dat zyn de
grondfteenen van 't oude ilot Fetna, daar de Gift-brief
van Karei Martel van gewaagt. En deeze naam van
Fetna fchijnt noch overgebleeven te zyn in den naam
van Vecht. En ik zie geen reden ter wereld om U-
tregt van 't oude Wilteaburg te onderfcheiden. Beda,
een goed Hiitorï-fchrijver , maakt 'er eene plaats van :
Ubbo Emmius , de befte der Vrieffche Hiftori-fchrij-
vers, verftaat het ook zoo. Sigebertus· Zegt duidelijk
dat'er een plaats is, met naame Wiltenburg, dewelke
naderhand den naam van Utregt heeft gekreegen. Het
zelve zegt de I^ijmkronijk , door den Schrijver by-ge-
bragt.
Janus Douza en meer anderen zyn ook voor deeze
benaaminge van Wiltenburg: en de plaats van Beda al-
leen, door den Heer Auteur bygebragt, kan hier geen
twijfeling overlaaten. Het kan niet ontkent worden,
iegt dezelve Douza, en het is een gewiflè zaak, dat'er
eertijds uytde eilanden enuythet vafteland derNoord-
fche landfchappen Wilten en Slaaven , die een goed
Hunnen in huii gezelfchap hadden , n;? dat ze Sa-
Batavia Sacra» ι,χχν
xen tot de Zee toe afgeftroopt hadden , deeie landen,
'pmtrent den Rhijn en in de nabuurfchapvan Vriesland
gelegen, veroverf en in bezit genomen hebben. Dat de
Wilten den naam van Wiltenburg aan Ütregt gegee-
ven hebben is des te waarfchijulijker, om dat het zelf-
de volk, te weten de Rutthen of deRuthones,dennaam
van Ruthenia , gelijk Mejerus μι aloude fchriften en
brieven duidelijk heeft gevonden, aan't landfcliap van
Vlaanderen bygezet hebben. Deeze Rutthen, zoo wei
als de Wilten , waren volgens Mejerus een gedeelte
der oudeCimbren: en gelijk Ruthen op zyn qud Hoog-
duitfch te zeggen is rooven , ftroopen en op den beuit
leeven ; zqo is de naam Cimbren , volgens Plutarchus
enStrabo, op zyn oud Celtifch ook niet atjders tezeg-
gen als vrybuiters, roovers en plunderaars. Ja Mejerus
is van gevoelen, en men zou hét voor een goed gedeel-
te indien het de regte plaats hier was können waarmaa-
ken, dat de Cimbren en de Teutones van Denemarkea
en Noorwegen af tot voorby onze kuilen, ja tot Vlaan-
deren' toe, gewoont hebben. Vorders hebben de Wit-
ten , althans het is zeer waarfchijnlijk , hunne benaa-
ming ook gegeeven aan Wildregt,Willis, Wiksveen,
en miiTchien ook aan Willebroek en Wiltrik in Bra-
band. Hoewel dat fommige veele van deeze naamen,
ionder dat 'er J. Donza zoo veel tegen heeft , liever
willen afleiden van wild , om dat 'cr de wilde dieren
200 gemeen zoude zyn geweeft.
Utregt word ook het Oude Tregt , TrmeBum
VetMs^ genoemt in een Brief van den ouden Lotharius
(al wederom by Heda in Egihardus.)
3· Beka {lib. hiß. c. 12.) en Theofridus {vit. S,
If^tlUhrwdi c. S.) noemen het een doorluchtig of ver-
maard kafteel: Caflellum illufire. Dit is evenwel geen
bewijs dat het geen ilad zou iijn geweeft: want dewijl 'er
van ouds weinige fterke en vafte plaatzen in Nederland
waren, hebben zy den naam van kafteel of burg gegee-
ven aan allerhande plaatzen, 't zy iteden of ftedekens,
*t zy niet meer als regte burgten, dewelke met wallen
en gragten omringt waren. Zoo vindt men dat Ant-
■*^erpen , Gent en Valencyn van ouds Kafteelen ge-
noemt wierden. By Heda, in 't leven van Willebror-
^us , ßaaj; ; ^g kerk gelegen itf het kaßeel of in de hurgp
Awt-
-ocr page 104-lxxvi voorberigten op
/}niwerpen. Sigebertus fchrijvende over het jaar tooS
fpreekt als volgt: Het kafteelValencjn gelegen in^t Mar k-
graaffchap van Vrankrijk en Lotteringen. En over het
volgende jaar fpreekt hy aldus; de Keizer Henricus heeft
de hurg van Gent aangetaft.
Zoo hebben wy dan gezien dat vicus en caftrum wel
voor (leden genomen zijn geweeft. Hetzelfde kan men
pok bewijzen van Villa\, zoo vindt men by Cl.Rutilius
in zijne Relsbefchrijvinge
Nunc villa: ingentes , oppida parva priiis.
"Zoo dat het geen wonder en is dat ville by de Franfen
voor een ftad word genomen.
§. XII.
ηΤϋη tijii« aï§ ö? Ipofïoiifcle man Willebror-
dus te lltreijt iaiiöe/ stoaai&e ΙίοηίΠ0 Theo-
dorictis of Diderik ösu fc|ej[JteKJjan 'i l^mnfcge
^p : oisji' toieii öe ^iffön-f^iilier^ / 300 aï^
Boflthaarts * aangemcrftt geeft/5m' oiscc Qooji
ïe00en toaimcec öat lyn^xjat regeeriiis Begonnen
en ge-diiïiigtttiagïjeöö'en.
en ïafijaitigö^it ban öeejen Theodoricus |eefÏ
l^et 3Ft'anfcöe een ^roote ftra)^ igeitteegen:
iiekiljï iïe ïtoning 3ijm ïiaiiier!m0en iniienö^jif
pei-ften foftnee^er / 500 aï^ De Pippynen 5p
geto^eji/ met lïe öefiiecinse ban 't gemeene-öefï
naar i)un todgebalien iieten omf$iiin0en.
t be öifïoi'ien fiaan ö^ie Pippynen be^
ïtenb. (i) ©e eerfïe/ ban toien öe tope tijö-
Sefi'lflijbei'l öe opbolging öer 25|aöanöfcäe (χ)
* Qe primis FrißcrApoßolis Diß'ert.z'j^
■}■ Idem Boß'chaarts DiJj^rt, 37.
Batavia Sacra.' txxvn
ilaïtogcn Beginnen / isja^ be 500a tsan Kaïlo- Pippyn vafi
mannus en Armengardis , en toa^ ^genaamö Öe Landen, de
Landis Of Öan Landen. ^ ÖOÏgen^ Di vseLis
en nieei· anöere ^c&iperö ^ofraceftcï
ban a^janitrgis getoo^öea in 't jaai- 615-: en ijeeft
in ijan Ithm / en inaïie antiere iseng^
iten öie een Cgiiften l^ojfi öetaaraen / ogtge^
mant- gern Bavo, begaiben meec '
anöere öeftige mannen / in aansien geSaeefi /
5ynöe böigen^ Molanus gefloiiien i« iaatr
631«
tiaeeije Pippyn toa^ be ^oon isan Anfegi-
fusenBegga: (3) iua^öe bleröe^aitog üan
23|aöanb/ en «i^jp^ec^ofnieefïec ban 'fc ïjuié pi^yn v^·
ban i^afïbianfeilife getoojben in'tiaar 68ο, .^a^ Herßai.
ba'üaiib ijp in 't jaar 689 / 50a aï^ Conradus
Urfpergenils berjefert / maar bälgen^ Sigcber-
tus rn öe ilronp ban J^^anFstp in 't jaac 691
€>|jjier-öïsfnieefiei· bam^iantegiigetoo^öen, ^gt
toa^ö genoemt Pippyn de tweede Of de jonge,
te toeeteii ten aaiislen ban&enbo0isaaiiben. ^gi
toa^b mï% Bggenaamt ban Heriiai, mat; een fia^«
fieci 't todft lg op öen oebec banbe j^aa.ä/ niet
beiTe ban Äulfe / getimmeit en öetooont ^eeft
^ocï) too,?bi i)n/ om 3i)ne bettigg^it b^genaamt
öe ©iSfte of öe ©ette. met becfeöeibe
gaaben / ίιοφ boo^namentlp met een ^onbeiv
iinje miiöaabigöeit/ bercieit gebjeefi. ©an ^^
^ttft ben giani ban jgne Ijeibgaftige bengbea
niet hjeinig besbjaïitt boo^ igne öoeienng met
Aipaida. ^^ geeft gaar egter einbeïgii be safe
segeebcn : en geeft Karei Martel, bien gg ö^
Öaar getoonnen gab / tefiament tot s^nen
«ajaat aaugefïeït.
beejen Martel Pippyn de derde böOjt^ Pippvnde
gcteeit/ 3gnbebefebenbfiartoigbani^Ätib/
-ocr page 106-ixxviii Voor BERiGTEN öp
fiaderiiand c« boo.j Willebrordus geööopt gesue^fï» ÜM
Konin.g iie3eïiïe etteïij^e jöaren ai^ #|!pec-öofmeefiec
geworden, ^^^^^ getiOCTt / CH ÖÜ Mült
ieuiggeit en ijaösigö^it aï^ irerjuft ^aten en ijaii
geen regeeten en iinfien / öe Itomng Childq-
bercus afse3«t / en Pippyn öe betiMesmg'
ban 't ganfc^e boïii / en öaoi be eenö^agtige
fïemmen i>an öe^ranfcge Ifeecen/ bie afbomi^
met ^att^Zacharias ober 300 geiöigtf^e een^aaïs
raab gepieegtSabben/ ontmiti{etjaai· jfi Itto^
ning gcitcoont ^n 't fïaat aan te raeriicn bat
ßonifacius aijjofiei ban ©«it^ianb ïjem ge-
$aïft öeeft, (4)
iippyn van ttöecbe ban öee^e Pippynen , fe toeetert
Heritai en j,,'^ jj^j, Herftal, na öst ögi bên Ιίθπίπ3 of belt
ËTrerX- ber .^ie^en Radbodus obertoomienlab/
tel hebben (fj j^ee^ §et fóoninMpe / fïaanbe öin?
hunne mii- ij^jj Öurgt Wilcenburg, Φ aan ben Wille-
?Än brordus 0efcij0!iiien. ©it f aie!^ hia$ boo^ be'
li Willi- ipranfcge koningen / hom ben inbaï ban Rad-
brordus bodus, feofïeip ojigefcïjiCtt geteefï: bocft Rad-
kweezen. ^jj j^söbett ί)εί jeïbe ugtgepinn^i
bert önrg of be fiab met bc^ 3eïf# geregt
tig^eben ié aan ben 3eïben Willebrordus aiier-
ttVft 0efcï)onïien boo? Karei JVlartel, 300 βϊ^ φ
ne oj)0ne2i5iicten/ % W.Heda,ρ,ig. buibsli)^
iigtiöiisen. Pippyn öeeftgetgemeibe^aiei^ aan
Willebrordus 0efc||oniien om 'er m te iaoonen/
om 'er ben ^iffcöojpjpeïpen te jpiaat3en/
en om ö^t tot beiTigting ban söne bebieninge t#
iaaten betbaarbigen.
Ahn^
-ocr page 107-Batavia Sacra. lxxxvii
ϊ. Dat is te neggen , en de Schrijver toont genoeg,
dat hy het dus verltaat,dat'er drie Pippynen bekend zyn
die Opper-hofmeefters in Vrankrijk 7,yn geweeO:: het is
een ieder bekend dat de Franfche hiftorien van meer
andere Pippynen weeten te fpreeken.
α. Te regt zeit de Heer Auteur , de wijileTijdbe-
fchrijvers: want daar ziin 'er genoeg die de Hartogen
van Braband ouder als Chriitus , ja zoo oud als Noë^
gemaakt hebben. Zie de Voorreden van Molanus, eti
de Aantekeningen van P. Louwius op de MïUtia facra
van gemelden Molanus. En dit is niet alleen van ee-
nige onbekende Schrijvers en weetnieten voor de zui-
vere waarheit te boek gezet : maar geleerde mannere
'ieli, zoo fpreekt Molanus, hebben zich door die on-
geleerde Schrijvers laaten bedotten. Zy fpreeken van
een Salvius Brabo, die een nicht van Julius Cxfar ten
wijve zou gekreegen hebben ; van eén Carolus Brabo,
Godefridus Brabo, Oélavius Brabo, Godardus Brabo,
Godefridus Brabo , van een anderen Carolus Brabo,
wiens dochter de moeder zou <z,yn geweefi: van de zoo
vermaarde vier Heems-kinderen , enz. Maar alle deeze
Braboos, zegt hy vorder, na dat hy 'er noch eenigen
opgetelt had , vinden nu geen heul by dè Geleerden.
Wolf. Lazius zelf, anders een vermaard en naukeurig
Hiftori-fchryver, telt i8 Hartogen op, die voor Pip-
pinus, den vader van Karei den Grooten , het Vorfte-
lijk gezag in Braband zouden gevoert hebben. Maar
Molanus toont dat hy in de naamen, in de order en in
de opvolginge van de Hartogen van Braband, van de
Graven van Loven , en van de Mark-graaven van Ant-
w^erpen , groote mifflagen beeft begaan.
Hier ftaat ook op te merken dat dc eerfte Hartogen
aldaar geen Hartogen van Braband, maar van Auftrafie
of Ooftvrankrijk , en naderhand Hartogen van Lotte-
J^ingeti , te weeten van Neder-Lotteringen , genoemt
'yn geweeft. Ja Divaeus geeft het voor een zekere zaak
op dat het regte Hartogdom van Brabant eerft opgeregt
)S m 't jaar noj. en dat Godefridus met den baard de
eerfte
-ocr page 108-tjtxx VoORBÈRi gten οί>
eerfte Hartog van Braband is geweert. Zoo nochtans
dat de volgende Hartogen , noch langen tijd.daar na,·
ook Hartogen van Lotteringen gefchreeveii hebben.
Indien het gemeene gevoelen vail zou gaan dat Holland
en Vriefland ook begreepen is geweeit onder Anftrafie
of Qoftvrankrijk , 7.yn de drie Pippynen ïoo wel Har-
togen over Holland cn Vriefland, en al de omleggende
landen, als bver Braband geweeit. Auftrafie of Üoft-
vrankrijk hedftniet alleen de gemelde landen (Holland
en Vriefland wil ïk nu niet uytzonderen) maar Dok
veele andere landfchappen begreepen. De Pippynen wa-
ren Hartogen of Vorifen , of zoo als gy het noemen
wilt, over Auflirafie: en dus zier men in wat zin dat
ze Hartogen van Braband gerioemt moeten worden.
3. ßegga, de moeder van den tweeden Pippyn , was
de dochter van Pippyn van Landen : zoo dat de eerfte
Pippyn de Grootvader is geweeit van den tweeden.
4. Hoe v/el dat 'er Franfche Schryvers zyn die de
zalving der Franfche Koningen veel ouder willen maa-
ken, zoo bekennen egter de regtzinnigilen van hunne
Hiflori-fchryvers,alsTillet,Fauchet,enz.datdeeze Pip-
pyn de eerde is geweeft die zich tot Koning heeft laaten
Zalven. Zederd Pippyn vindt men by de Hiltori-fchrijvers
menigvuldig, gewag van het zalven der Koningen, voor
Pippyn zal men niet vinden dat het oitby deFranfen in
gebruyk is geweeit. 6ommige Schrijvers zouden gaarne
bewijzen dat Klodovceus Ook op zoo een wijze gezalft
is : en die doen het mirakel van de bekende pulle gel-
den ; maar 't is al over lang onwederleggelijk bewee-
zen dat het gezeide mirakel , 't welke wy niet willen
tegenfpreeken, maar gedient heeft om den Bilfchop het
gewijde Chrifma , dat in het doopen van KlodoviBus
gebruikt moeit worden, ter hand te itellen. Ook dient
gewceten dat deeze zalving niet eigen is aan de Konin-
gen van Vrankrijk en Engeland , gelijk fommigen zich
verbeeldt hebben. Rogerius L Koning van Sicilië is tot?
Koning gezalft, zoo als by den Abt Alexander [lib. 2.
de geflis liogerii) gezien kan worden. Ook is Stepha-
nus in 't jaar 1000 gezalft tot Koning van Hongarye.
Omtrent "den zeiven tijd (zie Neugebavar. hifl.^ Pol. f
heeft Boleflaus Prins van Polen de koninklijke zalving
ontvangen , en is zoo Koning geworden. Het zelve
kan vau de Koningen vaa Zvyeden ^ van Denemarken^
vaa
-ocr page 109-Batavia Sacra. lxxxvii
^öh Noorwegen , van Spanje , vanNavarre, van Jeru-
falem, van Arragonje, en van meer andere Rijken be-
Weezen worden^
5. Pippyn van Herilal heeft Radbodus evenveel niet
bonnen ten onder brengen. Om dan de handen ruimer
te hebben, heeft hy liever een naauwe vriendfchap met
hem aangegaan: en heeft de dochter van Radbodus vooT
ïijnen zoon Grimoaldus ten huwelijk verzogt en ver-
kreegen. (Zie Mezerai over het jaar 711.)
Van de Kerken dïe daar gefligt zyn door den
H. Willebrordus.
Ijät l^ifr ai eenigen φ te isoren MB ßfe
fit0t getosifi &Ιί}Μ «Pt iieejeii / öic
Öcn Bonifacias gefcöiecjjen ië aan bm Bnef res
^au^ Stephanus, επ feie &efeöen-en-ne0eiittstïe s. Boni&.
oniiev sijne s^bjnMe S^-^itóen. a'cn raus
Ik Boiiitacius, gering Afgezant der Rootiifche stephanui«
en Apoftoliiiche kerke door Höogduitsland,
wenfch aan dea Hoogwaardigen en beminnens-
•waardigen Heer, die het Apoftel-ampc op aarde
bekleedt, den Paus Stephanus, een gewenfchte .
heil in de liefde van Chriftus. Ten tijde van
Sergius, BiiTchop van den ApoftoUiTchen Stoel,
is een Zeker Prieikr van Sasiflchc afkomfte, eii
van een wonderbaare onthoudinge en heiligheit,
Tnet naamé Willebrordus of anders Klemens,
ftaar de drempels der H.H. Apoftelen gereift: de
yelke door den voornoeróden Paus tot BiiTchop
is gcwijdt , en gezonden is naar de koften vara
den wefterfchen Oceaan , om het geloof onder
Het Heidenfche Vrkffche volk te verkündigen.
I. Deel. F Ds
ί>?ίχχνΐ11 VOORBERIGTEN OP
Dezelve heeft daar 5-0 jaaren lang gepreekt, en
de gemelde Vriezen voor het grooifte gedeelte
tot het geloof van Chriitus bekeert: hy heeft de
afgodiiTche tempels en ofïcrplaatzen afgebroken,
kerken getimmert, en na dat hy in zekere plaats
ofburgt, met naame Tregt , een Biflchoppelij-
ken zetel had geplaatft , en een kerk ter zelve
plaatze, ter eere van S. Salvacor, had getimmert,
is hy in dat zelfde Bifdom , en in de Salvators
kerke , die door hem geftigt was , tot zynen
zwakken ouderdom toe blijven preeken ; heeft
een Mede-biiTchop, die zyn ampt zoude beklee-
den , in zijne plaatze aangeilcltj heeft eindelijk
zijne dagen in een hoogen ouderdom ge-eindigc;
en is aldus in vrede naar den Heer gereift. Zoo
heeft dan de Vorft der Franfen my den voor-
noemden Stoel aanbevolen, om daar cenBiiTchop
aan te ftellen en in te'wijden j 't welke ik ook
volbragt heb. Maar nu komt de Biflchop van
Keulen deezen Stoel van den voornoemden Kle-
mens , die door den Paus Sergius Biflchop ge-
wijdt was , eigenen, zeggende daar regt op tc
hebben uyt hoofde van de grondfteenen van een
zekere kerk die door de Heidenen vernielt was,
en dewelke Willebrordus in de burg Lltregt tot
den grond toe afgebroken heeft gevonden : zoo
dat hy dezelve van den grond af met eigen arbeid
heeft moeten ophaalen, en den H. Martinus ter
eere heeft ingewijdt. Hy geeft voor dat Dago-
bertus , voor deezen Koning der Franken , de
burg Utregt met de vernielde kerke op deeze voor-
waarde gefchonken heeft aan het Keulfehe Bif-
dom , dat de Biflchop van Keulen het Vrieflche
volk tot het Chriften geloof zoude bekeeren, en
het geloof onder hen zoude preeken, het welke
hy egter niet is nagekomen. Hy heeft 'er niet
ge-
-ocr page 111-gepreekt j hy heeft de Vriezen niet bekeert tot
het Chriften geloof : maar het VrieiTche volk is
Heidenfch gebleeven, ter tyd toe dat de Rooiri-
fche Paus Sergius den voornoemden Biilchop en
Dienaar des Heere Willebrordus afgezonden
heeft, om het geloof aan 't gemelde volk te ver-
kundiwen : dewelke daar op dit volk, gelyk ik
reeds gezeit heb , tot het geloof van Chriftus
heeft bekeert. En nu wil de Biffchop van Keu-
len den Stoel van den voornoemden Prediker Wil-
lebrordus zich noch eigen maakenj zoo datdee-
ze BiiTchoppelijke Stoel , die het geloof onder
het Vriefiche volk verkündigt, niet zoude ftaan
onder den Paus van Romen. ïk heb hem dan ge-
antwoordt, zoo als ik het ook bevatte , dat hec
bevel van den ApoftoliiTchen Stoel, ende wij-
ding die Paus Sergius aan Willebrordus gegeevert
heeft, en daar by de zending van den eerwaardi-
gen Geloofs-verkundiger Willebrordus , meer
moet gelden om deezen Stoel , -die het geloof
onder de Vriezen verbreidt, aan denRootnfchen
Paus te onderwerpen , dewijl de Vriezen noch.
^oor een goed gedeelte in het Heidendom ftee-
ken , dat dit alles, zeg ik, meer moet gelden,
als een deel grondfteenen van een afgebroke ker-
ke , die door de Heidenen om verre gefmeeten
en n5et voeten getrapt zyn , en die door de ach-
teloosheit der Biifchoppen verlaaten zyiigeweeft.
Maar hy is met myne redenen niet te vrede. Heb
dan de goedheit van my uw vaderlyk oordeel be-
kend te tsEaaken, en van myn antwoord, welk
ïk dec BIïTchop van Keulen gegeeven heb , in-
dien hetU billyk voorkomt en wel gevalt, doof
gezag te bekragtigen i op dat het bevel van
Paus Sergius, zoo wel als de gemelde Stoel, in
hun geheel mogen blyven. Gy kont ons, indien
^ F ζ hel
ί>?ίχχνΐ11 VOORBERIGTEN OP
het uw believen is, op deeze wyze helpen, in-
dien gy my uyt dc regifters van uwe- kerke een af- .
fchrift doet zenden van al 't gecne de Paus Ser-
gius aan den voornoemden BiiTchop Willebror-
dus bevolen en voorgefchreven heeft : op dat ik
dus de genen die my tegenfpreeken door het ge-
zag van uwe Heiligheic raag overtuigen en over-
winnen. Doch indien gy het andere voor billij-
ker houdt , zoo heb de goedheit van my uwe
Vaderlijke meening toe te laaten komen, op dat
ik my naar dezelve mag voegen.
S'UIS.. J· ß^ka en W. Heda 3911 ban getoeim öat U
opgemaak? ftücft opgeÖöUlBt ί^ üiiber Itoniiig Da-
wordt raa- gobertus, bcioriite bosc toe nnfffö^^i
kende de ^^ psuecii öQo? Wilfridus, üU ö^jdbe Ugit-
d"o7s wil- iiaae fiomen feijenisc / tó^
icbrordiis ficntóeii jiiUett ha'pdeu/ 390^11 isjeg iiamobec
©^aniirp. 0eïooben bo^öa· öat bt Wii-
lebrordus ög öc plapop^ii böH öeeje ïierïi een
öibpïaat^ / te» me ban iitt / ojjgc^
tegt / m in öeseïbe tm öaop-bßHt 5aï getopt
geööen; op Öat be geïosbisen/ öie tegfn^ öe
fesetting bantjeliftresifclie SSiitgt/ öaar béili0
af cn aan ftonöeni'^jen/ ipt ijeilig öacäpseiöaai'
ttt pïaatjc in aïïc beiiigöeit niogten ontbangen.
BoiTchaarts * gOU&t gCt met J. Beka bat bC
0cttielbc öibjjïaat^ of liapei i^etimmeit tä m 't
iaat' 693» '©an of 5e bute beSaivators ïm-ït of
Binnen bejdbe gefiaan ^ttft/ geipaï^'a'nocö
j^ebcnbaag^ felcsne ïtapelietje^ öinnen groote
fteritcn gt^icn bjo<iben/ baar ban ög^ gemeibc
^cgjpaf s^ei! ΜφίΙί tt binben»
iliöu^ i^'etr aitgb ooft ge-rcben-ttoifï ober be
Sei'ft ban Maarten en bie ban β, Salvator,
jtueiite ban öeiben boo^ be oabfïe maet geljouben
Dtatrib, dijfert.iiß.
cpgeboud:
welke ou-
der twe,e
van zijne
kerken de
oudfte mäg
zyn ?
Batavia Sacra» lxxxv
iöOjbcn / «η in todße öat Willebroord öc»
25iffc§opjieïy&e!i ^tttl gepiaetfi mag ö^ßöeti.
©atjefeelöcgaar ban^, Willebroord gctimm^t
Stjn / öat öiüten (i) sefc^il: maar tote öe
eerfie getimmert i^/ öaar too^tt nocg üW sc^
BoiTchaarts f secft ^ifue tietii aau öe Salva-
tors ßeriie. meer andere öetotj^-rebenc«
boet beese iooo^bcn ijan Bonifecius gelben:
Hy heeft een Bijfchoppeäjksn Stoel en een kerk ter
eere Dan S. Salvator opgeregt, enz. En in den zei-
Den Stoel en in de Sahators kerke is hy tot zijnen
zwakken ouderdom toe blijven preeken. Hy voegt
den BiiTchoppelyken Stoel , 500 rebeneert ÏJg /
met de Salvators kerke: en geeft genoegzaam te
kennen dat S. Willebroord den Katedraalen of
BiiTchoppelyken Stoel allereerft geplaatft heeft in
de kerke van S.Salvator: en dat hy zyn verblyf
aldaar heeft gehouden.
Wel is waar, 50a gaat be 0emeibe ^φΡ^κ
faoo^t/ dat in het affchrifc van den voornoemden
Brief, zoo als het by J. Gerbrandfe van Leiden
ftaat, in de plnatze van-.?. Salvators kerk gelee-
zen word S. Maartens kerk. Maar 't geene wy
opgegeeven hebben is genomen uyt den Kardi-
naal C^iar Baronius, die het getrokken had uyc
de Vatikaanfche boekerye. Het is genomen uyc
Nauclerus {Generat. 6.)" Het is genomen uyt Nie.
Serarius, deAvelke de daaden en-de fchriften van
S. Bonifacius op het naukeurigfle heeft nage-
vorfcht. Het is eindelyk genomen uyt den Ne-
derlandfchen en BorgondilTchen Tijdwijzer van
Mirsus: en is vervolgens van veel grooter gezag
het affchrift van J. Gerbrandfe van Leiden.
Nademaal dat 'er al van ouds tuflchen de Kanon-
t Diatrib. dijfert, η6.
Lxxxvi Vooreer igten op
Waar over nikken der gemelde kerken over deeze zaake ge^
liingen tijd krakeelt is geweeft , kan een yveraar , om den
gctwift is voorrang van zyne kerk te beveiligen, het duit-
§ewee ,. fche affchvift, gelijk in diergelijke dingen meer-
maals gefchiedt is, vervalfcht hebben, (t)
giec ban ψ of niet/ ïjet genteen geboet
ïen iiat öe ItanonniMienöei; öeibe fta'iien/ om
iiee5e ferafteeïen ober öen boo^rang en ober öe
onöö^t/ ö^n naani ban ©omïieeren geir^aagen
^eööen : en öat aan be jpart^en get regt
gegeeben om gesamentïp een S^iffcïioii te
berittcsen.
i^et öan 300 öat öe ^aïbator^ fterB öoo^^
gaan^ boo,? öe onöfie ge^onöen gebjeefï / en
öat öe^eïbe öaoi Vv'iiiebrordus te iltcegt aï^
ïereerfï tcegeSeiiigt aan öen naam ban on^en
i^eiianö / binten toeïiien naam geen te
berpopen i$ j en ban toien aïie öe genaöe öec
ïgtcr is S, ^jpofieien enöer ^ieeraaren moetaföaaïen: 500
Maartens Auguftinus, Öe ^pofïeïban €»r0ot SSntanje/
kerk aie iioigen^ get beröaaï ban Beda *, eerttjö;^ oois
vator al·.' Öe eerfte ISerft batiüanto^Beriioii örn naam ban
lengskens cnjen <i50öt en ï|eiianö öaö iugetojjöt: 500
bovin het egtec öat öe^fesrö öetoeïïie <Saöe toege^
wafep' toïiöt tei' eere ban Martinus, een man öetoei^
fee bOÏgen^Sulpitius Severus (/i^.z.fó/?.) onöec
öe mpofieien gereitent magbjD^öfn/ en öeiofiiie
öe ög^onöere patroon ban öe ftaö en ban get
Μανφββ ban liiregt/ öe eerfie öoo|öe}j;acö^
tfgöeit ban gaar geöoulo aiieng^ften^Boben j^ct
Öoofö geteffen« ï|ier toe ^eeft fcgoone
geïegenö^eit geteeegen / na öat Adeiboidus öe^
5eïbe meriteigii beeï p^acö^
tiger en stoieriger geeft gemaafet : en öat met
^aöaanige fiaatjie öat öe Heisei? Henrik met 12,
Batavia Sacra. lxxxvii
^iffc&opjiM / 500 aï^ its^ öiiieö^nauflentooi
«cn / t^f iUteijöiiTöe iitv smiei&p ïierfee ï^ ohu^
gefeomca. Cn öu^ Μ fetcfe 0002
öe ioanöeiiag öe <0r£tote iiaï» m ire O^ora
«o^mt getoe^fi: m tie p^oofi ban ^.ßßaavteti
toicrb bg uptmuntenögeit de Prooit, de Prooil
van Utregt, de Prooft der Utregtfche kerke en
de Domprooil genoemc. α Leidis Ub,9. f.io.
AANTEKENINGEN.
I· Indien de Brief van Bonifacius moet geleezen wor-
den 2oo als hy hier uyt Mirceus opgegeeven is , %oo is
ftet buiten twijfel dat Willebrordus de kerk van S. Sal-
vator heeft getimmert: want daar üaat duidelijk dat S.
Willebrordus de kerk yan S.Salvator heeft opgebouwt.
En wy ïien dat BolTchaarts het affchrift van J. G. van
;Leiden, in 't welk S. Maartens herk in de plaats van S.
Salvators kerk geleezen word , met allekragt, en niet
zonder klem van redenen, tegenfprcekt. Maar onze
Jaarboeken, zegt Buchelius in xijne Aantekeningen o-
ver Beka , houden Bonifacius voor den opbouwer van
S. Salvators kerke ; en hy brengt ook eenige Latijn-
iche veerzen by dewelken van ouds in den Dom gel ee-
ïen wierden : doch dewelken , zoo veel als ik 'er in
ïien kan , ten hoogde maar zouden betekenen dat S.
Maartens kerk eerft van allen gebouwt is geweeft.
2· Indien J. Gerbrandfe de eenigfte was die S. Maar-
tens kerk in de plaatze van S. Salvators kerk had gevon-
den, dan zou Boflchaartszoo wat gelyk hebben. Maar
in deezen Brief van Bonifacius , zoo als die by J. Be-
ka ftaat , leeft men ook S. Maartem en niet S.·
Salvators kerk. En volgens Buchelius komen de oude
handfchriften , de oude Duitfche vertaaling van gemel-
üen brief, en meeft alle de Schrijvers, met Beka over
Staat ook te letten dat Willebrordus , volgens
acn naamloozen Schryver van de Utregtfche Kronijk ,
[Anaka. Matth, t. 9·) een kloofter van Reguliere Ka-
F 4 non«
-ocr page 116-ί>?ίχχνΐ11 VOORBERIGTEN OP
npnnikken geftigt heeft ter plaatze daar de kérk van S,
Thomas had geilaan : en dat hy bevolen heeft dat al-
daar ten allen tijde ïoude zyn de zetel des Bisdoms.
Doch dat S. Maartens kerk getimmert is ter plaatze
daar de kerk van S. Thomas voordeezen had gedaan,
hebben wyuyt de voorreden van J.Bekaenuyt de veer-
zen, dieby Buchelius ftaan aangehaald.
Het fchijnt .evenwel iets te zyn dat.Baronius gelee-
ien heeft S. Maartens kerk : en dat hy zyn affchrift, zoo
als 'BoiTchaarts althans voorgeeft , gehaalt heeft uyt de
Vatikaanfche boekerye. Indien men ftaat kon maaken
op de giffing van Buchelius en van meerandere geleer»
den, dat deeze brief van Bonifacius wel een verdichte
brief kon zyn , om dathy hiet gevonden wordt onder de
oude Brieven van Bonifacius, dan had men hem maar
daar telaaten; en het zou ter uytwijzinge van dit proces
•weinig können baaten oV^ïS.Maartens ofS.Salvatars kerk
geleezen wierd. Maar laat ons hem al voor den regten
brief van Bonifacius aanneemen; het dient evenwel niet
tot volkome uytwijzinge van dit pleidooi dat 'er in het
affchrift van de Vatikaanfche boekerye geleezen v/ord S.
Salvators kerk: want het is niet gezeit dat dit de oorfpron-
kelijke brief van Bonifacius , of een getrouw affchrift
van den zeiven brief, is geweeft. ]n de Vatikaanfche
boekerye zyn dikwils zoo veele en verfcheide affchrif-
ten en drukken van 't zelffte werk. Alles , dat maar
niet al te onkatolijk zy , word daar binnen gelaaten,
en te pronk gezet. De verdichte brieven der oude Pau-
sen door den valfchen Ifidorus uytgegeeven , zullen
daar zekerlijk ook te vinden zyn. Zoo kan 'cr dan ge-
inakkelijk een affchrift uyt deeze landen, daar Saha^
(ors k?rk in itond, binnen zyn geflopen.
Batavia Sacra. lxxxvii
XIV.
Hoe dat het gebied van WtUebrordiis en 'van
zijne nazaaten de BiJJchoppen van Utregty
zich wijd en zijd heeft uytgefirekt.
Het seökil ijan Willebrordus mbött ^ïtttW „ . , - ,
mtm öe^ifcöojpjpcn baimtre^t/ 'i^ ^m "n wiik-
poot getoerd» Öc&öen niet aïieen obet' brordus e«
öe lltregtenaac^ / maar ooïi ober aïïe U van zijne
en öe aangi-ettseniie boïftci'en/ totöm iBw jf
aan toe/ teseggen gcöaö, (ij vriezen en
Karei Martel geeft ïitregt / ttiet aliß öe Imv ckaangre«-
öm omtrent ïlteegt seïegen eu onöeu lltregt f
öoocenbe/ aan Willebrordus bereei't ©it ïee^^ T^TocL·
»^en tö^ n@t is:areis fïaanöe Βρ w. Heda, toe.
p. 2.S. Aicuinus getutgt get jeïöe in |et ttöee&e
ftoeïf ban 't ieben ban ^. Willebrordus :
Toen wierd hem Ucregt tot een BiiTchops-
Stoel gegeeven,
En hy tot Oppervoogd van 't Vricffche volk
verheeven:
Op dat hy Chriftus leer aan dat hardvochtig
volk
Zou preeken als hun Heer en Evangeli-tolk.
JDan Karei ïjab j^em 't selbe ge^eeben ai^ een
leen / en onöeu öe&infl ban gern boöi ^pper-
Öeeu te erkennen. 3^e^5iinöe25ifTcÖop$!eu!een-
«iannen gebjeefij en leööen bangunne^^jJiJei:-
bo^fïcn moeten inseöuiöist bjojöen. Kareis in^
toa^/ 300 aï^ Aicuinus iJui^eip «^tii,mlit/
Ρ $ öat
-ocr page 118-SC VoORBERIGTEN OP
iiat f^ct 0anfcöê i^^ieffcgeboift onöec een 300
„ hadden «eeioöfl-ïea'öar 5011 onitecregt itJD?öe« in
in 't eeiii öc ϊ^εππ^πι geïoof^ en bec 5eÈïeiï. iiaai?i=
maar gee- om iïeööen ooit onje eecfie
fteiijke too^iiamentipgia' ojjgeïioeït. öaöiren geen
dofh nTdac ^"öere hjapenen aï^ getisaame on&erregtingcn/
de hoog- geöeöe» en ttaanen. Ifiï^ ist ongeïooliige
raocd hen ^ett of .i^oo^mannen Ijun oberïafï aanöeeben/
''Tl u toieröen tre5eiben öeteugeït boo? get ^ioaató öei;
djkdomgotJ^iiienliige 30o?fien. ©e SSiffcgotigen reiten^
iiicn be- öen bat genoeg beeben met ben oijerïafi boo?
, bermaaningen of ftecïseïpe fitaf-bonnifii
beizy wt f^" Qf toeeren / of op ben fcgiib bet faeebui^
leidfche bigïieit te ïaaten af-fieuiten / 500 aï^ togi ßoben
■wapenen feebfi^ gefeit ïjeiiöen / en in 't ïebenban Addbol-
3angeno- (j^s np^fj ^gj^g JCggCn. «J^OCÏJ ÖÏ^ be^OOgi
moeb en be opgeßiasenbgeii; be <0eefieippt/
geiegenb^eit ban be rpöommen/ ]&eööen be^
feoapen / öeöben be ijooföen ber jeïbe
i^Mjtit befirEïjn οοίΐ tnbe iuc^t beginnen ttfmf
Ren, ©etogi 35 ileeren en l^ojtïen toaren / ïjebiJ
Öen oofe aï^ ^obaanige ge-eert bsflien jgm ^
j^eböen/ 300 bjeï aï^ be bjereïbïpe ©o^flen/ be
teilenen be^ fio^fienboml aiïeng^ften^ aangeno^
men: be gefïagt-toajpenensijn^ gen in geb^nifi
geraaftt: en 3e geöben οοδ een 3biaatbin gnnne
toapenen bjiiien boeren« ^f^ fomtgbä gebben be
Iiei3er^ pn een 3b3aarö tot een bereering toe^
ge3onben: en be ^iffcpppen / aï^ onber anbe^'
ren Adelboldus, ïiebben getseïbe op be 59be ge^«
pngen/ en 3ίίη getoapenb engegarnafiten
Itrgg opgetroMien, ^ pbben ooft pnne eige
munt (z) <ên aï^ 3e beriiosen en bebefligt tea^
ren / gnamen 3^ ai| ©o#en/ met eenpïegteiiji
ïtc en 3ecr 3biierige fiaat^e / ter ffab in r^ben/
PW aibaai: «a öet afïeggcn ban ben eeb ψίμΦ
BataviaSäcra. xci
6i0t tt too^öen, toierb be inpïiri^ins inöe
fïaii ijcrn0t; in ïaater' ecutoen toietiiea 3e Sjooj
öe tioeeöe reise te geifï seöïiïfeiBt.
25iffcöoï« pö ^a« üuö^ geen inagt in §efc
aaiifïeiïen üanöe J^ajef!raat/ &epiienbat ggi
get ^cöout^-amïit te bersee^en gaö, fet fte^
Seeben Uan öe anöa'e |ï!^aje^raai^-anijiten flonii
aan Oe b^ye bei'ßie5inge öer öurger^e: öofö sm
öaaniö öat 'er in gei fiemmen / om aiïe geïsagte«
ban ftuijperge te öeneemen / eeen jefeere ü^jbei;
ioierö sej^ouöen, J^aar öe ^ifft'^op gaö een
groote magt in ïjet firatfen ber mi^&aabigen/
500 aï^ Bucheliiis t n^t fiet liamer-öoeïi öer
Üerl^e / en ugt öet ouöe H^et-ÖoeÄ i»er lltregt^
tenaaren Bebjijfi, (3)
f i» Hedam p. 238,
x\ANTEKENINGEN.
I. Sommige Schrijvers maaken dit gebied der eerfte
BilTchoppen van Utregt, zoo groot , dat ik zeer zou
tvvijfelen of ïy alles, als 't op een bewijzen 70u aan-
lipmen, wel zouden goed maaken. Zy zouden het ge-
bied en den eigendom over het grootfte gedeelte vari
Holland, over ganfch Vriefland, Gelderland, Over-
yflèl, en ik weet niet wat al meer, gehad hebben, (zie
Ant. Matthseus de Nob.l.z. c. x.hc.) En dit is de re-
den dat ze de eerfte Graaven van Holland zoo klein,
als of ze, by manier van fpreeken , niet veel meer als
gemeene Ambachts-heeren geweeft wareïi , zoeken te
maaken : want al dat den Graaven toegeleit word dat
rnoeten de Biiïchoppen minder gehad hebben. Doch
hier van hebben wy reeds iets gezeit , en Zullen in 't
gevolg gelegendheit hebben om 'er noch wat van te
fpreeken. Nu moet ik de plaats van Alcuinus eens
ppwcegen: dezelve luidt in 'c Latijn aldus;
\
-ocr page 120-seil ν ο orberigten OP
"func data Poniifici eß 'TrajeSo fedes in Urbe,
Et gens tota fimul Fre[onum fubditur Uli ^
Dij eer et ut magno jidei document α raagiflro.
Het Vrieffche volk wierd hem dan , om het naar den
letter te vertaaien, Voor eerft, is dat dui-
delijk genoeg gezeit dat het zelve volk hem in 't we-
reldfche onderworpen is geweeft ? Hy wierd tot hun
geeiielijk hoofd aangeftelt, zy wierden zijne geeftelijke
onderzaaten : wie zal ons zeggen dat Alcuinus ook van
een tijdelijk gezag en van een tijdelijke onderwerpinge
heeft willen fpreeken? Maar dat overgeftapt; wie zal
ons bewijzen dat ganfch Vriefland, Holland daar ook
onder begreepen, onder de Franfen heeft gedaan. Dat
Utregt aan Willebrordus gegeeven is , bewijft Ant.
Matthffius uyt den Brief van Bonifacius aan den Paus
Stephanus : dat is noch maar Utregt -, waar blijft dan
Vriefland, Holland, Gelderland? Vorder waarom zou
iemand den Brief van Bonifacius aan Paus Stephanus,
indien hem het krakeelen lufte , zoo wel niet met een
iïemmige en verontwaardigende tronie kennen verwer-
pen en uytjouwen, als fommigen de Brieven, die den
Graaven begunftigen , verworpen en uytgejouwt heb-
ben ? Hy wordt alree, zoo als fommig'e geleerden by
Buchelius getuigen , niet gevonden onder de oude en
echte Brieven van Honifacius,eneenigevan die geleerden
trekken hem om die reden in twijfel.Maar wy willen den
briefgenadiglijkhajidelenenvoor eenopregten brief van
Boniftcius houden : daar ftaat al wederom niet in ,'tgeen
Holland en Vriefland in 'tminfteraakt. En, zal iemand
zeggen, wnt regt kan Karei Martel, of watFranfchen
Vorft dat men ook in 't fpel wil brengen, gehad heb-
ben om de Hollanders en Vriezen onder de BiiTchop-
pen van Utregt te onderwerpen? ik wil nu (lellen dat
ze zodaanige brieven gegeeven hebben : maar waar op
is hun regt geveftigt ? Óm dat ze een reis of twee met
hunne zeeghaftige legers in 't hartje van Holland en
Vriefland gedrongen he'bben? Waren die landen door
zoo eert doortocht of twee hun eigen geworden ? Dan
konden de Noorwegers, SaiTen , Wilten , Franken,
en twintigerlei andere volkeren, die 't hier al vry lan·'
ger ingehad hadden, dezelve landen ook weg gefchonken
heb-
-ocr page 121-Batavia Sacra. lxxxvii
hebben. Wat had Holland dan al meefters gehad! Een on-
wettige verovering geeft geen regten maakt geen eigen-
dom , als na een genoegzaame'verjaaring, ten zy dat
'er de vrye toellemming der overheerfchte volkeren by
komt. Wil iemand het ielve tegen de Graavcn doen
gelden , die moet weeten dat wy het regt der Graavea
op die koninklijke giften alleen niet en bouwen; en dat
de toeftemming der ftanden , waar van elders beter ge-
handelt zal worden ,■ hier een andere gedaante aan die
giften heeft gegeeven.
2. De Biffchop, ïegt Ant. Matthceus, ideNobil.l.i.
c.ii.) had regt om munt te flaan: maar hy had dat regt
alleen niet>de Staaten, ja de ftad zelf, had het zelfde
ï^gt· De bewijzen können by hem nagezien worden.
£n geen wonder dat de UtregtfcheBifichoppen het regt
gehad hebben van geld te flaan: verfcheide Abdyen heb-
ben 't Zelve voordeezen gehad. De Abdyen van S. Gal-
lus, vanS.Leodegarius, van Kluny, van WiiTenburg,
Van Gemblours enz. hebben geld geflagen.
3· Wy achten het de moeite waard de plaats vanBu-
chelius, om dat ze groot licht in deeze zaak kan gee-
"^εη, geheel aan te haaien: De Bijfchop heeft^ uytkragt
""an z.ya ampt, de magt om de volgende misdadigers te
ßraffen : de dieven^ ßruikrovers ^ vrede-breekers , fchof-
feerders eK-^fchakers van maagden en. vrouwen ; de genen-
dewelke de tijdelijke goederen des Bijfchaps naar zich trekken^
dewelke menjchen gevangen neemen of gevangen houden,
Zonder daar toe gemagtigt te zjn; de brandßichters, de
"phreeken der kerken en andere misdaadigers in zulk ßag
"Van gevallen dewelken ondaad genoemt worden ; en al is
^^et zake dat ze door niemand aangeklaagt worden. Doch
dit ßraffen moet hy te werk gaan volgens het vonnis
"Van de amptenaaren des lands die daar toe beroepen wor-
den , en niet naar zijn eigen goeddunken· Doch de andere
ynisdanden, dewelke geen ondaad en zyn, als een enkelde
wansßag , dewelke al vechtende onder de bedienaaren is
•voorgevallen , vermag hy niet te ßraffen , ten zy dat ''er
iemand over klaagt. Maar onder de geringe menfchen, de
"iuelke huis-luiden genoemt worden, mag hy uyt kragte van.
^yn ampt ßraffe ^eegen , al is het dat 'er geen klagten in-
Sebragt en worden : doch al wederom volgens het vonnis
amptenaaren, esf niet waar zja eigen goeddunken.
seciv Voorberigten oj^
Hoe dat het verkiezen of het eijjchen van
een nieuwen Bijfchop te Utregt in
zyn werk is gegaan?
•pvc bcc llt^stfcSe S^iffcgot»^
'^pen toa^ ban 't öe^in m öe ptiöcn fean öe
m öan ijoïï!: get goüöiteuceii
fionii aan ben S^o^fï» ji^aac Konradus iii.
ïiioomfcö ï^dsec ^eeftonbir Heribertus,iienfc^-
rn-tit>inti0|ïeu SSiffcöoj? i^a» lltrest / af^ianb
ban 3ίίη regt gcöaan / εη ah
lun/ ntct u^tfluitingebanget boift/ «n mctöe
toffifmmin^e ban j^aii^ Eugenius, meefïerban
öe berftic^inse^eïaaten. öit regt t^ niet
aïtgii boïftomentïp en met een baïfïage b^ggeit
in 't toerft gefielt / maar foitóogien boo^ be
ïteijei'^ en ioei-eïbiijfte / en famtojjïen
ooii booi be itoonifcge ^anjen / gefïcemt ge^^
beefï. geïf^ geeft be ge|eeïe<iB»eeiieip§eït geen
beei aan bat regt geljab; maar get boo^naainffe
gebeeïte ber ^elbe «©eefielgögeit / te toeeten be
ïsanonnifeften/gab baar aïieen in te jeggem ^e
Üanonnifeften toaren ggbeeïb in b^f genootfcgajii
j>en / öao^ be ioaiibeïing üajpitteien genoemb /
om bat men banonb^ in §unne ö^-eenftomfie.'
eer bat m^n iet^ ban fieïang berganbeïbe / een
ßapittel ugt ben of ugt be feerfteïpe in^
fïeïïingenboo^een ïoffeipe gebjoonte jiïagt boo,?
te ïe^em t ,€e iltwgt toaren bgf üa^itteien/
* /im, Büchel, in Bekam. />.51.
L· t Brouwer. l.i.Antiq.FuldeftJ, ς, iz,
m
'Aan wie
iet verkie-
Äen der U-
trcchtfche
BiflchOp-
pen ecrft
heeft ge-
ftaan?
Ds Verkie-
zing te
UtiCgt aan
de ί kapit-
telen opgc-
draagcn.
Waar van
dé Kapitte-
len dus
genoemt
•worden.
Batavia Sacr.a. xcv
tn taat bg ügf HÄn/ booi icöerlfeapitteï eein
©e ierfte toa^ Maarcens-ßcclt/ anöei'l&e
Dom - en ilC groote kerk, OOft teï 00 Ufrecht-
fche kerk genoemö : öeiödfie tuci ïjct meefïe te
5c3gc;i üaïi in tt iserïitesing^n : icaat- ober 3gt ;
nocötan^ ögaa getsuurig ober^oöp geeft gelegen
met öe anöere Itecftcn» ©e öooït ijan Johannes
Vernenburg, ijoo^gebaïïe ίπ'tiaar 1317/ §ee|t
Dii^ een boojöeeib üaac ban gegeeben; 't teeïSe
met aï't geene öaac omtrent boo^gebaïien t^/eh
met aïïe ïie liuMten/ boo^ a. Matthaeus (Jmi.
t- 9. f. in 't ïicgt ge^eeben.
J^aac get öe manier geen' nagaat te d^ „a^j^g
beriiiejen 300 ian^ be boo^^aat nacö onbegraa^ wietd nieC
ben ïag, iCanfïonb^ na be booö be| aanftonds
ÄmsijttJ^ajertraat/ ^m^i^PZ j
ficiaai en jijn .^^otari^ naar öet Hapitteï / om fchops ge-
be fïenteï^ aan 't selbe en aan be anbere <0eefïe;= kozep.
ipöeit ober te geeben. ©e <iB>eefïeipö^it gaf
be5eiben aan ben ^nbien 'er be
toajietji-n ban ben oberiebenenopgefneebenfton^
ben iBierben 5ε sebroften. ICnber^ b3ierben 5e ie^
maub ter ijanben gefïeït/ betoeïfte boo? be«i5eei
fïeipfjeit met eenpaariggeit ban fïemmen be^
quaam geoo^beeit toierb om 30a een amp,t bjaar
te neemen. be ^omjjjeofï Zuederus Uter-
loo , na be boob ban Frederik van Blankenheim
w't » 14^4 / gier tegen aan gabgebaan/
Sebben be bier anbere Beriten get^eïbe nietig en
ban geener toaarbe berMaart / (i) sonber bat
be tegen-berfelaaringen ban ^^t ïl^om-Hapitteï
iet^ mogten öeïpen, ©it fiaatögiAnt.MacthiEus
ter gemeïbe plaatse rpag. 268.} npt be fïab^-
ï^^gifter^ betoeesen.
^ 5^aar i^ onberfegeib tufcgen get dfTeÖen en pn-^"·,
m beritóesen ban een ^t berftiessng
0ί>
-ocr page 124-ί>?ίχχνΐ11 VOORBERIGTEN OP
gefcgle&topbe gemeene tn geB^uiS^ïpe «lanÏéi'i
|ct eiffcgen gefcgiebttegm öengemeeiien re0d
t gclgii aï^ 'et iet op iemanö^ä / ίαψ
iiittge/iaai?en/cn5. tó peggen balt ^ehuM^
5ίη0 ^etft regt tot öe gaaft : grt mffc^eu fïeunt
öoo^saan^ oji gunft m genegenögeit ©ie ge-
eifert / 500 ïang a!^ go öe goeMicutJUg ban
öen niet geeft Seitorae« / isusM geeiiSSif'
fc^oj» raaar poitulatus, öe ge-eifcöte/ genoemt
* ©ie berßoren ooft geen S^iffcgojj
niaac elea:u«< iie tjerßamie/ genoemt/500 iang
ai^ ^m öe Sebeftigiiig / öetoeï^e eeitgö^ ban
öen ICart^-ïjifTcgsp maat'nu banden ^aH^moet
ßomen / ontö^eeht
3iit jaï giet· Hyt Anr. Matthceus t öie gét «Ut
ije liïegiiïeï·^ ban de jfläariaa^-iierite geeft/ iaateit
böigen jeftercn 2$?ief öieneniie om öen öag tm
beriiiesinge Mtenö te maaften. .
In den naame des Heere , Amen. In 't jaar
onzes Heere 1413, op Maandag den 18 van Oc-
tober , omtrent het leezen der Tertien, in hef
fesde jaar des Pausdoms van onzen Heer, en den
heiligften Vader in Chriftus, Martinas V". doof
de Goddelyke voorzienigheit Paus, in de tegen-
woordigheit van my Notaris , ein van de onder-
ilaande getuigen die bezonderlyk daar toegeroe-
pen en verzogt ^yn, zyn de eerwaardige en voor-
zigtige Heeren, de Heeren Jacobus van Lichten-
berg Prooil: vanS.Pieter, en Henricus Houberg
Deken van S.Salvator, Gotfridus Velcoper De-
ken van S. Jan , Johannes Wit van Delff, De-
ken van S. Mariaas kerk , mitsgaders Johannes
Wael, Arnoldüs Wael, Meefter Picter van Am·*
f Ext. de poß. Pral. c. 3.
* Ant. Matth. deNobil, l. Z, e, 4Ö, />.
fterdami
Verkiezen
en het eif-
fchen van
een Bif-
fchop.
ferief die-
nende om
den dag der
verkiezinge
aan te
Keggen,
Batavia Sacra.; xcvi ι
fterdam, Bertlioldus Lichtenberg, Johannes Heek,
Laurentius Willems zoon , Thcodoricus van
Weert, Johannes van Herken , Wilhelmus van
' Ramsdorp j Meefter Pieter, Francoos zoon, Mee-
fter Johannes Colentier , Petrus Paflert , Henri-
cus Streye, WolferusBonyng, Lambertus Vlie-
ger, Meefter Arnoldus van Tygelen , Johannes
Diderikszoon, Gerardus van Zelinge^ Arnoldus
Bonyng , Wilhelmus van Wye , Volkerus van
Lichtenberg, Johannes van Brünes velde , Mee-
fter Theodoricus van Boekhok , Florentius van
Zoden , Hacko van Outheusden , Tydemannus
Brant, Nicolaus van Meerten , Meefter Henri-
cus van Koropoftelle , en Johannes van Steyn ,
Kapittel-heeren der Utregtfche kerken , in hec
algemeen Kapittel vergadert gevi^eeft : en dewijl
liet Kapittel byzonderlyk beroepen en uytge-
fchreven was om den dag tot de verkiezing van
een nieuwen Biflchop voor de kerk van Utregt
te bcraamen j welke kerk tegenwoordig opeti
ftaat door de dood van den Hoogwaardigen Heer
cn Vader in Chriftus, Heer Frederifc zaliger ge-
dagteniiTe , die de iefte BilTchop van LTtrcgt in
2^yn leven is geweeft , en die den negenden van
dceze maand Oitobcr zyne dagen heeft ge-ein-
digc i wiens lichaam ook op den zelfden negen-
den dag in de Utregtfche Domkerke met een be-
taamlijke en heerlyke ftaatzie is begraaven : zoo
hebben de voornoemde Heeren , dus vergaderd
ïynde , den aanftaanden Dingsdag , dewelke zal
Volgen na het eerftkomende feeft van S. Wille-
brordus , cn vak of zal vallen op den negenden
van de eerftkomende maand November, met de
volgende dagen, eendragtiglyk beraamt en vaft-
gcftelt om tot het verkiezen of eiiTchen van den
toekomenden BiiTchop van Utregt te treeden„
I. Deel. G Die
xcvill voorberigten ol»
Dit alles is gefchiedt op de voornoemde plaatxe,
in het jaar, indicric, maand, dag, uur en Paus-
dom als boven. In de tegenwoordigheit van de
eerbaare en beicheidene mannen en Héeren, Mee-
iler Walrerus Grawerr, Hcnricus Rover, Mee-
fter Gifelbertus Abbout , Johannes Weert eii
Wilhelmus van Mceiten , Kanonnikken doch
geen Kapittelheeren van den Dom , van S. Sal-
vator , van S. Jan cn van S. Maria: mitsgaders
van Jacobus Formyn en Mecfter Johannes Galen-
coop , voor hun leven Proveniers in de gemelde
Domkerke, als getuigen tot het voornoemde by-
zonderlyk geroepen en verzogt.
AAN T E Κ É Ν I Ν G.
I. Hoe dat dit te verflaan is, zal in't leven van Jo
hannes van Verneburg , of in dat van ïynen nazaat,
beter te pas komen.
Fan het huldigen van de Utregtjche
Btffc hoppen.
Hoede
Sf ópgeleïieitugt R. Snoy,^ Mé U ingiiitirgln^
Utregi" .iJ^Ï Philippus van Borgonje, èen JiOien^OeÖcr
hunn? eer-^ati David van Borgonje öie ïlï 5gn ïeSjeil OOÏS
Λε intreede Ktregt fea^ gelwfï / lil Ö^t tm
gedaan ^^eïi ^ίίίΐπ' ^ft öefcijjeUen.
lebben» tsm ii0cï| ttïi tl^altje / t^t m
oagfii
* de Nobil, 1, i, e, 45·.
-ocr page 127-Batavia Säcr xcis
öiigf&ialite öaaöen öei· lltregtfcö^ ^ifftl^üppm
ba« Pi eter Bokkenberg , nieöÄectol / «I
ijaaïCü ïïoe bat Hem icus van Beycren geguiöigt
Hy is, S? / binnen Ucregt ge-
komen met zodanigen toeltel van wapenen , ge-
lijk de Vorften doorgaans , ten tyde van hunne
inhuldigiiige, ih het bezit van hunne Staaten en
Koninkryken trceden: (i) en hy is aldus, Λνϋΐ
gewapend ,, voortgereden tot het hof der oude
Biflchoppen , daar de oude en nieuwe Raad ver-
gaderd zat. Aldaar (z) heeft hy, na ftatclykc
gelulavenfchingen, den gewoonlyken eed aan pèn.
den Raad. en het volk van Utregt afgeleit. Na-
menclyk, dat hy zich in alles zou draagen als een
Vader des Vaderlands en als een Beicherm-hcer
Van het Stift, dat hy al 'tgeene het Stift ontno-
"^en en ontweldigt was zou zien wederom te krij-
gen : dat hy de vyanden van 't Stift voor de zyne
Zou rekenen: dat hy zyn goed en zyne wapenen
Zou gebruiken om de grens-paalfen uyt te,breiden,
en om de goederen der kerke (van Utregt) te
beveiligein en te vermeerderen. Als alle de pleg-
tighedcn derhuldiginge aldus naar oudergewoon-
te volbragt waren, is hy naar de Buurkerk ge-
gaan, heeft zyne wapenen daar afgeleit, .(3) en
ten langen rok met een ftool aangetrokken 5 ciï
is alzoo met een yjwierige ilaatzie naar de Patroon^
kerk geleit: én het diende tot des tcgrooter lui-
fter van zynen perfoon, hoe dat hy door een aan-
Zienlykerichaare van Ridders en Raadsperfoonen,
Van Geeftelijkheit en van gemeerie menfchen
"^'ierd gevolgt. Van daar is hy naar het Stadhuis
gegaan , alwaar hem de Brief, behelzende de
^'i'ydommen en de regten des Bifdoms, vertoons:
wierd : den welken hy voor de drie Staaten die
daar vergaderd zacen, volgens her gebruik zyner
G ζ ' voor-
-ocr page 128-VOORBÉRIGT EN OP
voorzaaten voor goed en kragtig heeft aangeno^
men en bezegelt , en met eede heeft beveiligt.
Na een weinig verioevens is hy naar de hoofd-
kerk van S.Martinus, Patroon des Bifdoms, ge-
leidt en op den ftoel vanS. Willebrordusgeplaatft,
Na dat men Godt aldaar door een keurig' gezang
gedankt had dat hyden'Biffchóp in goede gezond-
heit had laaten overkoomcn, heeft hy zich mee
een groot gevolg van allerhandeflag vanmenfchen
naar 't Biffchoppelyke Paleis begeeven. Met dee-
2c plegtigheden wierden de Biflchoppen van ouds
ingewijdt, als^zy noch de wereldlyke en de gee-
ftelyke raagt , zoo wel in tyd van oorlog als van
vrede , in handen hadden. Doch het zal niet on-
dienftig zyn hierby te voegen, dat ze binnen de
muuren der fteden'gcen grootennagt of regt had-
den , f4) als de burgers hun uyt enkelde gunft
wel wilden toeflaan. Zy ftelden den Schout aan,
' wiens ampt was in de by-een-komfte der Regte-
ren voor te zitten , (y) cn dé ftemmen in hals-
zaaken op te neemen. Maar na dat ze het we-
reldlijke regts-gebied zyn quytgeraakt, is de (laat
van 't Gemeene-beft zodaanig geregelt en vaftge-
ftelt, gelijk wy den zelven, t' zederd eenige jaa-
ren herwaarts , gezien hebben; dewelke van de
manier der regeeringe, zoo als die in de voorige
tijdengeweeftis, in veele deelen verfcheelt. Niet
lang na deeze inhuldiging heeft de Prelaat dc
Geeftelijkheit, in een Raadsheers huis't welk nu
afgebroken is, op een deftig en pragtig maal ont-
haalt , en met 's BiiTchops wyn befchonken.
Naderhand is hy ook te Amersfoort volgens
het oude gebruik gehuldigt. Als hy den ij Oc-
tober ter Ilad was ingetreeden , is hy aanftonds
op het Stadhuis gegaan. Aldaar heeft hy de reg-
ten en vryheden der Republyk volgens de ge-
woonte
De Bif-
ichoppen
hadden
■weinig
binnen de
ilad te zeg-
gen-
De Bif-
fchop Hcn-
xiciis is ook
te Amers-
foort ge-
iiuWigt.
Β AT AVI Α SA CR Α. Cl
Woontc zyner voorzaaten ondertekent , cn'ge-
zworen dat hy dezelven heiliglyk zou onderhou-
den en naar zyn vermogen handhaven. Daar te-
gen heeft de Raad hem getrouwigheit, doch zon-
der eede, (rt) belooft. Tot verzekering van die
alles heeft de Vorft den Raadsheeren, den eenen
voor den anderen na , de hand 'er op gegeeven,
en is aldus naar zyn huis geleidt. En om den nieu-
wen Vorft een proef van hunne genegendheit te
geeven , hebben zy hem onder het maal twcG
vergulde kannen van een aanzienlijke grootte ^
vereert. Niet lang daar na is hy , na dat hy de
Amersfoorders voor hunne beleefdheit bedankt
^ad , weder naar Duurftede van waar hy geko- ^^
"^en was gekcert. Kort daar óp is hy te Zeift ^oShy te
onder het luiden der klokken gehuldigt. Dit Zeift Zeift onder
is het oudfte dorp van 'c ganfche Neder - Stift, het luiden
zyndc omtrent een myl van Utregt af gelegen. SS?
Na dat ze op den BiiTchoppclyken Stoel geplaatft ^ ° '
Waren , (dcwyl zy binnen de fteden, behalven
het regt van een Schout aan te ftellen geen magc
of regts-gebied en hadden) waren zy gewoon,
om in het bezit van 't buiten-fteedfche regts-ge-
bied te treeden, te Zeift op hcc kleppen der klok-
ken gehuldigt te worden. En hierom was het
bocren-volk ook genootzaakt , als de Biflchop-
pen ten krijg ftonden op te trekken, op hethoo-
ren van een 'zeker oorlogs-teken , de wapenen
aan te fchieten en den Biiïchop te volgen. Al-
thans ik ben zoo onderregt dat de huldiging te
Zeift hier op gezien zou hebben, enz. (7)
AANTEKENINGEN.
ï· BiiTchoppen hebben voor deezen , althans op
verfcheideplaatzen, hunne intreede joo op ïyn'krijgs-
& 3 ïïians
-ocr page 130-ί>?ίχχνΐ11 VOORBERIGTEN OP
, mans en op een zoo wereldfche wijze niet gedaan. Te
Auïerre was het de manier dat de nieuwe ΒίίΓοΙιορ, als
hy de eerfte reize naar de Katedraale kerk zou gaan, op
de fchouders van eenige cdellaiden ter kerke wierdge-
draagen. Dit is daar ruim 800 jaaren gejeden gebruike-
lykgeweed , zoo als in de hiitorie van de Biffchoppen
van Αuxerre gezien kan worden. En dat deezegewoon-
te doorgaans in geheel Vrankryk onderhouden wierd
word door Edm'mdus Marlene {de Sacram. Ord'mis art.
10.) uyt verfcheidene Schryvers beweezen. in Duits-
land , en in meer andere landen, was het ook geen ge-
bruik dat de nieuwe BilTchoppen te paard ennietzulke
een fiaatfie ter ftad inreeden : maar zy deeden hunne iu-
treede doorgaans barrevoets, zoo als tc zien is in 'tle-
ven van S· Adalbertus Biilchop van Praag ; in 't leven
van S.Heribertus AartsbiiTchop van Keulen; in dat van
S. Otto Biffchop van Bamberg, enz. Francifcus Caftel-
lio fchrijft ook in het leven van S. Antomnus dat hy
AartsbiiTchop van Florence gewijdt zijnde zijne intree-
de in de Katedraale kerk blootsvoets , volgens het ge-
meene gebruik., heeft gedaan.
2. Hy liet zyn paard, volgens een oud gebruik, voor
de deure ftaan, 't welke de -ilads boden , of deurwaar-
ders van 'i ftadhuis , ook volgens een oüd gebruik,
tocquam. Dit ftaat by R.Snoy, daar hy de intrede van
Philips van Borgonje befchrijft : en by Fontus Heute-
fus {lib.<).rer. Außr.) Doch als Karel de vijfdezyne in-
treede binnen Utregt ftond te doen , en de boden van
't Stadhuis hem daar over een fmeekfchrift hadden in-
gegeeven om 't oude regt te behouden , heeft hy heu
vyftig gulden in de plaatze van het paard tocgeweezen.
3. De BiiTchop trok zijne krijgs-klederen en waper
nen uyt : dewelken volgens een 'oude gewoonte , zoo
als R. Snoy ter zelve plaatze getuigt , voor den kofler
waren.
4. Het regt vandeilad, zegt Ant. Matthosus {deNo-
hil. l.x.c.i'^.) was zeer groot. Maar haarfraaiitevoor-
regt was dat haare Majeilraats - perfoonen niet door
dèn Vorft , dat is den BiiTchop, maar door den Raad
^fn het Volk , zonder den Biilchop daar in te kennen,
aangeftelt wierden. De Burgermeellers, Raadsheeren ,
Schepenen, enz. wierden alle jaaren vernieuwt, doch
de BiiTchop had 'er 2,00 vyeinig in te zeggen dat iemand,
die
-ocr page 131-Batavia Sacra. lxxxvii
die door hem''mogt voorgeftelt.zijn, om die reden ai-
leen , zou afgeweezen zijn geweeft. Al wie eenig
ampt by denßiflchop bekleede,al wie onder zijne boe-
ïem-vrienden of raads-Iuiden gerekent wierd, had geen
kans om in de Majeftraat te geraaken. De Biffchop
had de magt om een Schout aan te ftellen, maar dee-
2e ma^t zelfs was noch bepaald en ingebonden. In-
dien'cr^kuiperyen onder gefpeelt hadden, en het Schout-
fchap door geld verkreegen was, kon zoo een Schout
van het volk afgeweezen worden. En al ging alles
iuiver in zijn werk, noch was de raagt des Biffchops
niet onbepaald: en hy mögt niemand verkiezen als een
burger van Utregt. Dit alles ftaat by Ant. Mattheus
ter gemelde plaatze uit oiide Stads-papieren beweezen.
Ook had hy de magt niet om kalleden, ßeden of lan-
deryen, de, inkomften der BiiTchoppelijke tafel , enz,
zonder de toeftemminge der Kapittelen te vervreem-
den, te verkoopen of te verpanden, Moeften'er fchat-
t'ngen uitgefchreeven worden, dat ftond aan de Staaten.
Zelfs mögt hy in geen oorlog treeden noch vrede maa-
ien zonder de Staaten daar in te kennen. Dat ze dan
door de wandeling Heeren van Utregt en genadige
Vorften genoemt wierden, is volgens Ant. Mattheus
een vergrootende manier van fprceken geweeft , en
moet aldus verftaan worden, zegt hy, gelijk een man
ïijne gemalinne wel eens al itreelende mevrouw zal
noemen, of gelijk de Keizer op fommige plaatzen de
Heer der wereld word genoemt. ,
En dit was de reden dat de BilTchop zdden in de
Stad was: hy had zijn verblijf doorgaans op het land
of te Daurftede. Doch dit had ook een andere reden,
want hy wierd naulijks met 'zijn gevolg in de Stad ge-
laaten. De naamen der genen , diemet hemindeStad
zouden komen, moeiten alvorens fchrifteliik en met
het nette getal opgegeeven worden ; en de tijd moeit
uitgedrukt worden hoe lang dat zy 'er zouden vertoe-
ven. Als die tijd verlireeken was, moeilenze vertrek-
ken of verlenging van hun verlof verzoeken. Ook
inogt hy geen ballingen, ftruik-rovers of moordenaars
in zijn gevolg hebben. Hier hebben de Burgers al be-
ftiptelijk op gedaan: en om dat David van Borgonje',
deunende op zijne magt, zich daar weinig aan kreun-
de. is 'er een doodelijke vyandfchap tuiTchen hem en
g j. ' d.e
-ocr page 132-CIV VOORBERÏGTEN OP
de Stad ontdaan. De BiiTchop zelf had geen vrygelci-
brief of pafpoort van node: maar ïijne fleep en alle
vreemdelingen, 't zy mans- of vrouws-perfoonen, tot
ïijne knegten en dienaaren toe, moeften 'er een heb-
ben: ja de Geeftelijkheit zelf, zégt Ant. Mattheus, en
al die buiten de Stad woonden moeften zoo een vry-brief
hebben om veilig in de Stad te komen. Zoo bezorgd
waren de Utregtenaars voor haare vryheit. In 't jaar
1518. is het als een zonderlinge gunft aan denBiffchop
toegeftaan dat Barend Vreys, 's BiiTchops Kailelein te
Duurfteden, de Stad Utregt voortaan vry uit en in zou
mogen gaan. De Nimwegers, om andere Steden daar
ie laaten, hebben die voorzorg ook vs'el gebruykt ten
opzigte van hunne Hartogen. £n als Reynout III. in
't jaar 1343. 'ic zoude komen, hebben zy hem
het getal van zijne Stoet voorgefchreeven. (Zie Smith
cpptd. Bata-v. c. η.) Om de zelve reden, il wil zeggeri
uit vreeze voor liiten en laagensWas het te Utregt ver-
boden 's avonds met het aangezigt bedekt over ftraat
ie gaan.
5. f^oorte zitten. Ant. Mattheus {de Nohil. l. c.
37.) zegt dat hy een Stoel had ftaan op een afgezonder-
de plaats. Hy moeft de flemmen opneemen of in-
gaarenjzegt de Heer Auteur; en dat is regt zoo: want
hy zat niet als Regter, en bad geen ftcm te geeven.
De Schepenen waren de Regters, maar de Schout niet:
2.00 als blijkt uit het verdrag tuiTchen de Stad en Fre-
derik van Blankenheim ingegaan in 't jaar 1413. De
Schout moeft onderzoek doen naar de misdaadigen:
hen gevangen neemen, gevangen houden en by de Sche-
penen brengen. En daarom zou een Schout, zoo als
hy by de Utregtenaars was, volgens Ant,Mattheus ei-
gentlijk in't Latijn geen Prator genoemt moeten wor-
den ; want een regte Prator was ook Regter: en hy
wierd ook geen Prator, maar Scultetus of Sculdafms
genoemt: dit komt van 't Duitfche Schuldais of Schul-
taifch fchuld en eiffehen. Dus zal men een Schout
byeenige oude Schry vers {zie Mattheus als boven) quan-
fuis op zijn Latijnfch zien nokmcn Sculdaßo ^Sculdach,
Sculdaxo, &c.
Evenwel was het Schoutfchap te ütregt een aan-r
zienlijk ampt: al was hy geen Regter hy zat in de Ver-
gaderinge der Schepenen yoor aan: hy deed hen veto
BataviaSacra, cv
faderen: hy was de uitvoerder van het vonnis : ïijn
«aam ftond onder de Brieven voor de Schepenen:
zwaare geregts - laaken moeiten voor hem verhandelt
worden, enz.
6. Dat fchijnt wat vreemd te luiden dat de BiiTchop
meer als eens inoeil zweeren, zonder dat de Staaten ins-
gelijks gehouden waren een eed van getrouwigheit aan
den ßiffchop te doen, Egter is dit volgens Ant. Mat-
theus -aldus gelegen geweeft. De Burgery zelf lieeft
noit, zoo als het fchijnt, eenigen eed aan den Biilchop
gedaan: want dat ze zulks gedwongen en door enkeld
geweld heeft moeten doen onder Henricus van Beie-
ren , moet niet gerekent worden. Doch de Schout
cn de Schepenen hebben hem zodaanigen eed gedaan
(zie Mattheus de Nobil. γ. ηιι.) hoewel Ant. Mattheus
vp gevoelen is dat de Schepenen deezen eed enkelijk
uit beleefdheit en eershalve gedaan hebben: even eens
gelijk de Biilchop eers-halve Heer van Utregt en Ka-
nonnik genoemt is geweeft ; als hebbende geen ftem in
het Kapittel gehad Dat de Schepenen deezen eed uit
enkelde beleefdheit en eers-halve gedaan hebben, be-
wyft hy hier door dat de Schepenen, zoo ras als zever-
koren waren, getrouwigheit aan het Volk, maar niet
^an den BiiTchop, op het Stadhuis gezworen hebben.
i^j wierden door het Volk verkoren, maar niet door
den BiiTchop, die in hunne verkiezingeniets te zeggen
had. Hy üeunt ook hier op datR.Snoy, die de intre-
de van Philips van Borgonje verhaalt, enomftandiglijk
befchrijft hoe dat hy den eed voor het Volk en voor
de drie Staaten afgeleit heefi, geen woord en rept van
het zweeren der Staaten en der Burgerye. En de Stads
fchriften , die dezelve intreede noch wydloopiger en
met rneeromftandigheden verhaalen ,en die zijn zwee-
ren niet en vergecten, zwijgen pok van den eed die
de Staaten of de 'Burgery gedaan zouden hebben. Ja in
een oud handfchrift, (by Mattheus' de Nobil. p. 750.)
in 't welke de intrede en de huldiging van Frederik van
ßaden binnen Amersfoort zeer net en met alle de om-
standigheden befchreven word, liaat wei duidelijk dat
de Raad en de Burgery niet gezworen hebben.
7· Het is vreemd dat dit ganfche verhaal , raakendc
de intrede van Henricus van Beieren, 't welke de Heer
Auteur by p, Bokkenberg in zijne ongedrukte levens
cvi Voorberichten op
der Utregtfche BiiTchoppen heeft gevonden, van woord
tot woord , en met het eigen Latyn , gedrukt ftaat by
Lambertus Horteniins. {Rer. Ultrajeä. Uh. i.) P. Bok-
Jcenberg , die vry jonger'was als L, Hortenfius , hoe-
wel dat ze verfcheide jaaren famen geleeft hebben, zal
dit verhaal iiyt de hiilorie van Hortenfius, om demin-
ite mdeite, zoo maar uytgefchreeven hebben. Daar zou
egter noch een geringe veranderig of twee in't verhaal
van L, Hortenfius, eii in't andere dat uytP.Bokkenberg
getrokken is , können aangeweezen worden. In dat
van Bokkenberg , zoo als het door den Auteur by-
gebragt word, ruim over de helft ftaat aldu^ ·; Re-
iigioni α Priefule ingenti apparatu v'moqae Pontißciali coe-
na Lentia in α de Senatoris {jam demolita) prcehita efl.
By Lambertus ftaat als volgt : Reïighni^ α Prafule cana
ingenti apparatu , verèque Pontificali lautid in ade Ser-
"vatoris prabita efl. Lautia zal een misdruk zyn in de
plaats van lautitia-: 'r welke ik oók van Bokkenbergs
Lentice zou denken; ik weet niet waar Lent hier te pas
ïoude komen. Ook meen ik dat het maai in de Salva-
tors-kerkegegeeven zal zyn, gelijk Hortenfius fchrijft:
want aan de kant van dit verhaal by Hortenfius ilaat
duidelijk aangetekent dat Geldenhaurius , iu zijnen.
Brief aan Joh. Paludanus daar hy dezelfde intreede be-
fchrijft , ook gewag maakt van het maal 't welke de
BiiTchop in de Salvators kerke heeft gegeeven.
Van den Eed, zoo als die door de Utregtfche Bif-
[choppen op den dag hunner inhuldtginge
doorgaans gedaan is geweefl.
Met wat
foor woor-
den de Bif-
fchoppen
op den dag
hunner in-
Jiuldigjngc
gezworen
lebben»
fec3i»ceren ge0eeijen imetöcn / noci^ tm
guiösgeöap in öe fïaiïl-regifïei·^ te bmisen. S5s>
Anc. MattiiEEus α ^aat 500 een iïoa^fcli.iift in 't
4 lib, z. de Nohil. e. 45. ί. 71 j".
-ocr page 135-Batavia Sacra. lxxxvii
©auJohannes Paal, itanomtii^te
t^euïcu/ ï)ecft Ugt naame ban Johannes Veme-
buixh , hti^mc ligt te J^unfïerfcöe ïfei-ïi naau
tiie öan ïttregt ö^jfoepen toïeiii / öen Mgenöe«
bögeisaan:
Ik Johannes gevolmagrigde , en uyt kragt van
mijne vol raagt , zweere op de ziel van mijnen
Heer , dat hy de gercgtighcden van zijne kerk
ongefchonden Zal bewaaren : dat hy de vryheic
der vcrkiezinge,die het ürregtlche Stift tot noch
toe gehad en genoten heeft, ten eeuAvigen dage
niet zal verbreeken of laaten verbreeken : dat hy
de kerken met geen laftig verzoek zal bezwaaren
of laaten bezwaaren: dat hy de goederen der ker-
ke, en allerhande bezittingen die van zijne voor-
2;aaten op hem gekomen zijn , zonder gemeenen
'"aad en de uytdrukkelijke toeftemminge derPre-
^aatenender Geeftclijkheir,geeniins zal vervreem-
den : dat hy in geene oorlogen zal treeden zon-
der den raad der Prelaaten en der Geeftelijkheit:
dat hy niemand, die zulks op hem mögt verzoe-
ken , belofte zal doen van hem te zullen by-fprin-
gen tegen iemand def Geeftelijkheit , zoo lang
als dezelve bereidwillig zal zyn om zich naar dc
regten, of naar den raad der Prelaaten en der Gee-
ftelijkheit, te gedraagen. Dit alles zal hybeftipte-
lijk en onverbreekelijk onderhouden : zoo moec
hem Godt, met alle zijne Heiligen, en de heili-
ge Evangelien helpen.
Büchel]US in «ijfie, tSanteiteningen ober Heda,
pag.2f8. geeft ört bolpiibe raateniie Amoldus
II. Daags
voor S. Michiei , zijnde een Zondag , in 't jaar
^ 371. is onze Heer in de ftad gekomen; en heefc
voor af in dehoofdkerke der ftad den eed afgeleit:
te veeten, dat hy de regten, de inileliingen,de
ύνιη voorb e r ig τείί op
vrydommen en de Privilegien der burgeren gc-
Crouwelijk zou bewaaren. tXi^*
^et gecft Henricus van Beyeren, geïp
tUD rcfö^ 0e5im gcööen / cngdp L. Hortenfms
«r^iju cecfiefiioeif berpaït ι aÏ500 geöaan/ en
ntcn ïecfi bat Zuederus van Kuilenburg ai eem^«
gen tijb b£to? gern ojp öcseibe iogse geeft gesbjo^
ren.
€n bee^e manier ban te ^ioeecen ooft niet
acïjtec ge&ieeben ^eiterö öat Karei V. ï|eei' ban
't ^tift 0ei»O^ïien / 300 al^ Ant. Macth^us
tei· gemeïiïe jpïaat5e Öetogfi, (i)
AANTEKENING.
I. Na dat de .Keizer Heer van Utregt was gewor-
den , hebben de BiiTchop en de Keizer, of naderhand
de Koning van Spanje, elk een byzouderen eed gedaan:
de Biffchop aan de Geeftelijkheit: de Keizer, of nader-
hand de Koning, ook aan de Staaten. Over het veran-
deren van den eed des BiiTchops is veel te doen geweeft.
Maar Utregt had te magtigen Heer gekreegen , om
haare vryheden ongekrenkt erponverminderd te behou-
den. De vrye verkiezing, het dierbaarftc pand en ge-
deeltevan haare vryheit, is haar ten eerfte afhandig ge-
maakt. De BiiTchop plagt tezweeren : Ik zal de regten
myner kerke ongekrenkt bewaaren : ik zal de vryheit
der verkiezinge en der vrymaakinge . . . noitverbree-
ken ; doch de Keizer heeft het woordje der verkiezinge
uytgefchrabt : en de tijden waren 'er niet meer na onj
den Vorft voor het geregf aan te fpreeken , of zich op
de oude gewoonte te beroepen. Dat meer is, de Raad,
de Biirgery en de Geeitelijkheit, die in de voorgaande
tijden geen eed gedaan , noch den nieuwen BiiTchop
en Vorft oit getrouwigheit hadden gezworen, moeiten
'er nu ookiaan. Die daar geen luit toe hadden, hadden
4e ftad maar binnen drie dagen te ruimen.
Batavia Sacra.' cm
§. XVIII.
Pan de Suffragaanen of Wy-bißchoppen,
Mede-biffchoppen en Choor-biJJchoppen -
der Utregtfche kerke.
■p^e Suffragaanen Sp aïÖU^ geiTOemt ban 't vt^at ecB
3iatijnfc§e ίθΟΟ?ίΐ fufFragium : niet 500 SufEagaae
,, beel liet een ftem öeteftent; aï^ men iemanö te zcggca
fiem geeft tot ij^t Mtomen Uan weitere
toaariiig^ieit/ 500 aï^ Macthicus ^ te^egt^ee^
aangemei'ïtt : rnaau boo^ 300 beeï ö^t Ö^iijP
ögfïanii te j^sgen ii/ öetoiji öe
moeten ïjelpen. ö^eft öeseibe Matthäus ^
aangetefent dat Suffi-agaan v2Xï fuffragium afdaalt:
Want fuffragitm is fomwijlen zoo veel te zeggen
als hulp. En vervolgens is een fufFragaan zoo veel
als een helper ofmedehelper. Doch inzonderheit
worden de helpers der Biflchoppen Suffragaanen
genoemt, als zijnde byzonderlijk'gefchikt tbt het
verrigten der Biifchoppeliike bedieninge. ^ItVf
om 5e3t Ivo in 3|ίίίαί loo 'ïBikf : indien gyl.
Zulks door u zei ven niet kont uytvoeren , zoo
neemt twee of drie Suffragaan-biiTphoppen tc
hulp, om met hunnen raad en byiland deeze ar-
gernis te beteugelen, ^ier Obec tonnen Öe
iien-öoefien ban Henrieus Spelman eSI Carolus du
Frefne, en öie ban Hofmannus obei* öen ti'enben
ïtecl^teseï irec Sateraanfege ïterïtbergaiiennse/
nagejien too^öen. (i)
mibn^ fcMft Arnoldus Berkius m get onge^'
iï^Uftte ieben ban Willebrordus (Ögi Waifen-
a lib.x. de Nobile,Ujtl.m, f. de fuffr.
b Β. 2. caf, i8.
CX Vo ORB Ε R ï G TEK OP
berg in öe/ssefcljijtónge ban ^ntitmiit p. öo.)
dat Suicbertus, om de plaats van vViiicbrordus te
bekleedfcn , BiiTchop is gewijde door den Kerk-
voogd Wilfridus.
^iÖu^to0|öEöbaniis5 lil Smf-fcïpift üi
ije ^ïbato^^-ïtecïte te lltcegt / €öoo?-öiffcöo,p
gf!i0emt; te iueeten ttu o^si^te ban öen '^cüp
geii en jilartekar Bouifacius: om
§at Bonifacius hem , in de !lad Tregt,- tot hulp
van zijnen zwakken ouderdom, geliik Willibal-
dus in zyn leven fchrijft , tot BiiTchop over de
Vriezen in zijne plaatze had aangeilelt.
isi^^baanise ^ufraigaaiim' of mp-hip
fc^opjieil ïjeeft Hinemarus [""iodoardus mï|et
iïerbe öoeft öec Rheimiche gifsorle / aan 't lo.-
Soofèfluïi; getoag gemaaEt met öeeselöaüiöen:
dat de SufFragaanen der Aarcs-biflchoppelijke
ftad vermogen en-verpligc zyn volgens de godde-
lijke wetten te werk te gaan. ^«5, ïtO^it 'öaai*
lia : En om dat in de zelfde pr.jvincie het getal
der Suffragaänen niet groot genoeg en was, om
eenen Aarts-biffchop volgens den inhoud des- ker-
kelijke Regelen te wijden.
©ee3e3%"!ii|fc&0|).|ien toaren ö'ati geto'oöii t»
iïe plaatje Ui öe toliösei^ te
Öebieiien / te öo^men / öe iiedttu / fteritelgite
ijei'gaüerpïaatjeii eii altaaren in te topen en
te iïerjoenen/ alïaateti tetiecgunneii/degefieeni
ten öet ïfeiiiseii te öesigtigen en te ijejegeien.
<?E« geigit Öe lart^'-öfes^PPs^ii· i^an ileiilen en
te anöere lait^-öiffcïïojipn Ijiinne Mu-W''
fcgojipen ^a&Öen / 300 Deeft öe a^iffc^op uan
fitre0t / % geboïg ban tijöen / οοίί Μ^-^φ
fcÖü|JiJen 3ieii te feigen.
©e iPg-öifc^ojppen jgn toeinig in geö^juiri
geioe^fï/ 300 lans ai^ tie lierfttiaosbeiiöunsaip
ΐφψ
i. MoUn.
in Nital.
S.Si Bdgth
Batavia Sacra. lxxxvii
fcöopijeïilltamijt jojgbuïïsiö&ebiiïtis&eti, j^aa» wanneer
öié je ïjiüine 5023 ïieööeii&egmnen te berbeeïen/ hetgebruiK
«1 ^icïi in tijöeipe öesisöeöen tt fïeefteii/ (^et ^y-
toeic öeaoimen ai^ 3e toereïErfcïje "^ZT
zwang IS
p^m setoeegen geööen) Deööen 3e ö^t am$ttljan ïn
öe te öeöieneii aananlseitiiobergebaan/ gekomen
bstuèiïien ^n^au^mm of Jl^'g-ijiifcöejipeu ge^
noemt iöiei'ïren öaööeii seïöen
5obaanige31^p-]&ifc|)£ippei!; maar % öe IHact^-·
öiffcöotijpen iMafen 5e gemeen, ti^ boerlseii 0001^
gaan^ bm tijteï naar eenig fea^ee!/ naar een
gebecite s^i^bom.ä / of oafe naai· een ίια·1ί
ïeggenbe in be ongdoolJige en öaföaaifcïje ïan^
ben, ïDit Ιφ ijoo.maraentlp ίπ jbjaiig ψ^
caaitt/ jebei'b bat be Cïijiftenen n^t ^orie 3p·
faerb^eeben : aï| of men boo| ïjab get regt tot
S^t Hanb 500 een ioijse te öegiou&en.
Godefvidus, belaeïiie omtfeot bien tp gefeeft ■
fieeft/ fcöjp^iïtïe otsec ïjet jaai* 1^09, gctosagt
ooft ban 5o&aani0e Zoo is dan
Theodoricus, ijp/die tot AartsbiiTchop van
Keulen gekozen was , Prieftcr gewijde door
Theodoricus BiiTcliop van Ucregc en den vol-
genden Zondag , te weeten op het Octaaf van
Pinxreren , is"^!!}' door Gerardus , Biffchop ναα
Luik, in de tegenwoordigheit van zijne Suffra-
gaanen tot Aarts-biiTchop gewijde.
^ie be öeiijet ban ben SSIffclop üjaë / toierbf
op fommtge plaatsen Coadjutor, bat 500 beel
ai^ jl^ebe-öeïpr genoemt, €n't ioa^smi
bafïe toet bat'ec aïtljb maat een in eenS^i^bom
toa^ : fomtogien toaten 'er becfciidben / bacQ
foïnmigen öoo^ önn ïeöen / fommi^en Ijoo^ een
Seftecen ti)b, Φ^ eenige jtiaatjen toa^ een jiilei
Öe^eijJCK of Coadjutor boo? een ijafte toet Coad-
jutor iïooj aï 50« feöfn / met Μ regt ban tqj^
ίίΰί^
-ocr page 140-gxii voorbeitlgten op
ijoÏ3in0e, goöaaiiise gfeft
triarcö öan fóonffantfnojpoien boo^öeesen οοϊί
aangeuomen/ beiodïsen öaac Synceiii geiioeiiit
iotccöcn,
(^uffcgün ecn Cöoo^öifTcïjOjP ^n ε«?» Wn-Mp
fc^ojp ioa^ noc^r onöerfcïfeiï>. ^c eei'fïe toarcn
juift aït^ö seen ^iffcijojjpen. .C^oo^&iffc^op
ftomt ijan ïjet tooojö χορίζ, een ah^
Iktt of öinten-pïaat;^ : 500 öat <iÖoo?-&iffcöoj)i
500 bed aï^ ecn3tan&-öiffcijo]^/ öetoeïfte huU
ten ojt ^et !ani» bc plaat^ ba« εεη Söiffcftop öc^
fiïeebt: ai hjim öe 50,aaiiöeboïeii / öan öe
itojpm / Wcititen / isiiuitaï eii öe ttoere-ïieraeir
te ije5i3tïgcu en op tepafen. daarom ioo^ö een
Cöoo^ÖifcöojJinöe ßeriibersaUerinse ban 3tao^
btcea -TTipioê'ivrh, (i) em reiseniie en onöeii^oeit
öaenöe ^^^iefter genoenit Φύ^ t^ toeï συλ-
λατουξγοζ, öat ip S^iHc^op^ mcbe-öienaac of
niebe-Öeïi>er senoenit ^cbjeeft,
tien ber:^ranfcï)e Höningen^ ftaan 55 ttei^meiöt
ouber ben naam isan vuiani Epifcopi, ©o^ij-
biffcijojiiien, Φοϊί toojb ö«« öe naam ban Bp
j^arifen toeï toegepaft / om bat 5e bie pïaat^
ban ben 23i|fciïo|i / boojnamentip afö ^o ban
ïjui^ h)a»5 0f cciiiö öeiet Ijab / piagten bjaar tc
neenten. ^n i lidorus fp^eeiit ooft ojj bee5e ίΆψ
5e : De v'ikariflen der BiiTchoppen, die by de
Grieken Koor-biflchoppen genoemt worden.
WM onder-
icheid dat
*er is tuf-
fchen een
Wy-bif-
ichop en
een Choor-
biflchop.
jßdori Cfl-
hBio in ex-
planatiine
Canonis
^ncyr.
^omtgb^ bjaïen 5e ooit ^S^iffcgoppen,
L. Thomaffin teit b^ie gebaïïen op upt be Mtv^
fteïgfte toetten in betoeïite S^iffe&oppen^jjn
getoeeft i. fili^ iemanb / bie tegen be feetlicef
geï^ tot een 23i|fe|)op ober eenbojpgetogbtoaö/
In driedcr-
ley geval-
len zijn de
Choor-
•biflchop-
pen ook
Siflchop.
pen ge.
weeft.
c lii.J.c.l^J. d Can. non debere ^ difl. 80.
t Dc νιί,ξ^nav.difd^l. t, i-fart, l. lib,ï. c. "J,^Z·
op
-ocr page 141-BAfAviA Sacra. CXf t!
tp bc^en boet in sijnc &ei)jeiim0e ioiVrö géïaa;«
ten/ bat0^300 tod «t ijoliiomcntip onöer ben
^tab^-ÖifTcöop^ 3oube fïaan / aï^ of gg maac
enfeeib <Ci)oo^öiffcï)oj> setogbt toa^ gctocfï; gct
toeifec feaii too^ben u^t ben ïieri-
ceseï ban be Dcrgaberinjje ban Saobicea.
bien een 25ifTcöoji ban be 0e5ittböeit ber
tten 3tcö nift be lïatoiijite ^ierfte qnani te beree#
ni0c!i / ban ïjab be ïtatoïijite saiffcöoïi ban 500
een fiab be niagt/ 500 aï^ ugt ben 8 ftecïi-re0ei
ban be .ï^iceeffc^e bersabeeinge te befpenren W '
cm Ijein |et €öoo^Ö!ffcöop^-ampt te ïaaten iit^
bienen» ^.gjnbien Set eenen S5i|Tcöoïi/ boo^ een
Seltece fïab getogbtsiinbe/ toe0en^getoj|Jttonien
ban een onbertoinneïiiii beiet^el / onmoseïp
toa^ in l^et bejit ban jgn ^j^bom te Ho^
tnen. (3.)
ïeeien ίορ ooft Fenandus Diaco- γ^,μ^,ι?«
nus * öat get ben Cöoo^&ilfcöopjEien becboben ibid.
toa,^ be toijb3eï^ / boo^namentl^it be öoo0fie/
tebebienen: Dat de Choor-biflchoppen, dat is
^s Biffchops Vikariflèn, geenPriefters of Diake-
nen, maar alleenlijkOnder-diakeden,zullen heb-
ben te wijden, gg mo0ten bart 0een^ ^^efïer^
of S^iaïteiien totjben / geen' maagben of toebu« '
toen negenen of i)et geefieïpe ïtieebie ojp^etten/
geen' ïierïien inüjijben / geen' booj^eïingen bo?i»
men / geen' ïtetter^ of boetbaacbigen ter ge^
meenfegap ber fterite aanneemen/ geen' bjieben
ban booifcg^gbinge geeben j ten toaar bat gun
iet biecgeiii&^ in h bBonber / en met ugtbiuiM
«tnge toat 3e te boen öabben / boo? ben S^iffegojp
toa^ bebolen. t
\ !
* 'K Brev. Cmoit. c. 79. 92.
t Ca». Q^oniam. Cnn, Quamvtsdïfii^t.^e.
i. deel. H
-ocr page 142-cxiv Voorberïgten οϋ
3iti iicïlerfeeïpc ^^öonantien batt Karei den
Grooten, aï^in'tmfie&oeïiaan get 394ï}oofi!i
fïuB/jjmöt men iiiïtitMïggciuagbaniieeseCöooi-
Iblffcj^opjßcn« Insgelijks is dit beüoten, dat geen
Choor-bilTchoppen , dewclken volgens de uyt-
fpraak der Heiligen in de plaats der 70. leerlin-
gen ,. dat is 5 der Priefteren zyn gekomen, noch
de Priefters zelf, het wijden der maagden, of
het geeven van deti H. Geeft (öati^ÖrtbOJttJeit)
of het inwijden der kerken en outaaren, of iets
anders dat den BiiTchoppen alleen toekomt, zul-
len hebben te onderneemen. (4)
^in öet Φο^ηχ/ 5e3t Thomaffin tur gemdbe
3pïaat5e / gee^: men öe Cöoo?-öiffci|ojijpen 500
on0enatii0 niet geftanirelt: en öat ugt öeesen
Öoofbc / om öat 3e öc ma^t / bie ö«« Uecïeent
ioa^ / 300 ÖOO0 niet öecöen gdöen : get toeïftc
ligt öe tioeeöe ßeci^ijeraaiicnnße ban ^icea
tmcöt te Öetoij5en.
3in ire SBi^ieben en ïSesifïec^ iier ïitreatfc&e
l^a'fteftomen 3gben1tee5ei; ooit ÖiÖlsiii;^ teboo^,
^it 5aï gter een aijfï ban 5oitaani0e 't^mi-W^
fcÖojjpen / boïsen^ ire o^itci· öec tgben/ en 500
aï^ ίδ öieu^t öe Befie^cMbei'enop0e3O0t ïjeb/
ïaaten boïgen: öocft iebeif becri0i;ini
sen 't ^uv spïaatse fiefcS^jgben,
DE
-ocr page 143-Batavia Sacra,· cxv;
MEDE- BISSCHOPPEN.
C Η O O R-B ï S S C Η O Ρ Ρ Ε Ν
Ë Ν
der
Willibrordus.
iacius. BtigiL
Α L u Β Ε R Τ Ü s : iiat na ire martel ve Bduru
ÖOOÖ ban Eobanus tOt JH^eÖC-ÖsfTcÖOÏIi J^ aailgCi dißen ovtr
«omcnöoo?^ Gregonus, 0CCfï Ludgerus, bie
öe ©icapi^ ban Gregorius toeï ecc gcioeefi i^/
Ε G I Η Α R D U S 0f Eginhardus, öUöeii
Lotharius , ben 3Ο0Π ban Lodewyk den
Goeden.
S υ Α R D υ 3 mfff^op/ m Ji^y-biffcöojj ban
Andreas van Kuik öenif 23i|fCÖOPban limst/
ottttt«ttöet jaac 1136.
.BRUNWARDUS ^iffcgojp /
öifTcÖOpban Balduinus II of ba« Theodoricus II
ointw öct jaa?
Hi
-ocr page 144-Voorβerigten op
HERMANNUS S^iffcÖOpbanLeona, (y)
U^g-ÖïffcÖOjp ban Willebrandus, Öm 3 f SSijfcÖOjli
ban Iltrc0t / omtrent Set jaar I2.Z9,
BALDUINUS SSiffc&op ban iCrij^ïiV
ban Willebrandus, ben ^^^δΐΙ^Γ^Ο^
ban lltre^t/ en met iren selben in β. ^erüaa^
iierRe te lltregt besraaben,
THEODORICUS, ban be o^jber öei·
l^inne-ö^eberen; ssiffcgojt ban^irone/
biffcgojp ban Otto iii, &en s^asijfcgop ban
lltregt} omtrent Set jaar i
'Suchtllus
ever fieda
f.238.
Dood-boek^
•van S·
Miartens-
k,erke by
Matth.
Hb. I. fund.
^ fat. Ec-
cUf.p.iS.
In ^pjien.
ad Bek^m
f.121.
W.r^da N. BISSCHOP van SA MB IE,
h'è. {Λΐο· BifTcÖop ban ben seïben Otco in.
JOHANNES 25ί|Τφίί ban ^cojpdo^/
ban Guido ben assflcóoj? ban
ittre0t / ö^eft in 't jaar 13lo be iserÄ te iffeï^
fïein/ o}j öet berjoeft ban Gifelbercus ben i^eer
ber 5eïbe plaatse/ insebjöiit.
JACOB US 25ifcÖ0ï» ban ^ibe/ m^-W
feöojp ban benssiffcsoji banlltregt/ Itanonniti
ban J^aarten / te ïltregt oberïeben in be
maanb HinsuW / »»'t jaar 13 3
STEPHANUS van Everdingen CgOO?-
btffcllOjP ban Johannes van Vernebui g , 48 HBtf*
fcifop ban ïltregt/ omtrent get jaar 1370.
FOLKERUS 25iffc||ojibansa^filu^of
Sitrius ad blet/n^^-brffcgojl ban Amoldus van Hoorn, be«
^"'Ί· 49 25iffcöop ban ültregt/ &eeft in 't jaar 13 09
3 · ben8 3ίηϊρ öet öoofb ban^,Frederikngtbeïtifi
i j· /-117. iseïist/ «ï niet sowö en siïber beiïajjen. ^t gef
CXVI
Batavia Sacra; cxvii
tncïtie Folkeriis f^uft m 't jaar τ 371, be Üajiel
en öet liccBgof t« 25iaffrit sciogöt: toeïfte imji
0ίπ0 ttoee jaawn öaar na sm gunfiiöïp t^ öe^
befïigt ÖOO? Amoldus van Hoorn.
JOHANNES DANUS, of öe / itt't
jaac 1331 te llteegt: fiicgtóc ban
't itonimaniteuifcgap ban 3fan te i|aarïem.
W Α L τ ER U S öoo^ <0o0^3cnaiie25iffc8oi» Mauh:
ban€öaöoi/(6) omtrent öet jaar onöer f"fLl·
Öe rf0eerin0e ban ben 25tffCÖOjp Johannes van f„ inßru- '
Verneborg , en ban jijnen nasaat: 30a aï^ ooft
Sebjeefïié ·
BALTERUS iioo^<eoii^3ena&e25iffcgojp
ban €rijioii.
GUIDO H^g-öifcöoï» ban ïitregt, ^mt
50U be fenberen/ bebjeiitenMargaretaBatav.
bin ban ï|enneöer0 gehegt too^bt ban eeae b^a^t
gebaart te geböen/ gcboopt ge&ben m get bo^t»
itoo^buinen. !©an bit snïïen tog öeneben onber^
5oeiten.
' HUBERTUS SBiffcöop hm ^mw/
^B'-biffcgop en in 'tgeefïeipe ban ben
Utregtfcï len SSiffc^Ojp Florentius van Wevelinc-
hoveni in't jaar 1390.
MATTHIAS ban be o,?ber ber
geeren / ssiffcöoji ban ssibuane/
ban Fredericus van Blankenheim ©iffcÖOp baU
in 'tjaar i4i3/en5.
^ï^ be lltregtftïje ^toeï open fïonb boo.j be
boobi>e^ 23iffc|oji|/ ijeeft beeje Matthias, 500
^^ Öe öltöan^ aftefcpöerb flaat in be m'onilii
Η 3 bia«
-ocr page 146-CXVlII VoORBERliJTEN-OP
Jian ai^initc^ö^ini ( 3^· ) ««t
ij^r geïioiiöen tan öe ^imonge of geefidpe
anijit-iifritoojimgen / en öeeft ooït een guaaö
einöe gepii.
JOHANNES ^iff^op ban Itojfte/ mn^
öiffcöop u ïltre0t in 't jaat* 144^. m^.
J υ D O C U S Kicraar in U (i^obS^it / "Βφ
fcïjo|j i)an be o^öer öer ^jeöife-ïifecen/ en
öïfrljoii omtrent öe ttjöen btt iJtregtfc^e ^ip
fcgojipen Gysbcrtus en David, omtrent §et jaar
145-5·.
GOSWINUS Hexius, (Buchdius f^ij^
r^.ytnd. Hacx) een25,möan&er/ en ïtarnidijt te
mbiht. -gen in ^eianb / 3ieeraar isera^oïtiJgeïeerö^eitte
23sf£ljßii ban fleropoii^ / H^^-öifeöoi»
ban David ssiffcijop ban lltregt: sefïo^ben
öen iefien j^aart 147 τ. Zijn gvaf-fc^nft fïonii
boaiöeejen te iec^en in get ban üa^
Itarlnaaö-feerite te lltregt / bjaar ontrent ijn een
l^ïoütïer b0o|&e|!ïlonniMien ban 5ijneo|öeriiaö
fte0innen le fliehten. ïjtt laar 1471 ojï i)et
iMehern ff^^ft öcr besceftiHge ban Β. ö^eft ög öe
hiß^Epifc. liapeï ban öc Joannen te ^lïmelöo / en in ^et
vavemr. jgaj^. , 4.70 öe ïicrife öer ^ïegniiere ïtanqnniiil^en/
niet berre ban Italöerge / insebiiiat.
^.s„rhei THOMAS BAZINUS te ïiaii^ 0^ooren/
*■» rjed^m 25i|Tei)ßp ^ίί Smaf ban Lizicux , ug^t l^ianß^
i-gr^ aei»annen/©i?tan^ ban David ban 25θί0οηί
je/· i'S te lltregt in't jaar im! ö^ï 3 ^ecem^
Éser/ oberleöen»
Vd.^^ä. JOHANNES AB ARUNDINE (op
m. Bdg. 311112^uitfcö van Riet) een 23|«33eitaar ban
\mixtl
-ocr page 147-Batavia Sacra. lxxxvii
6oo?te / ban öe oibeciiec
ïiaiMiidijten/ en m'fie ban öuniäonbmt
tc Wtreet: naïrccöanö asiffcöop ban ïl^ëbitö/
ai^^-öiitföop en in't <i5ee|ïeipe öanöe
iltrestfi^ SaifWÖoPP^" Borgonje m
faan Frederik jèarligraaf ba» ssiaöw. ^^teil^
tregt öejïoiben In 't jaar 14-97»
JACOBÜS de RIDDER, ban öeojbeiJ
irer ^^tU^-^mm/ i|003-iea'aac iïer<0oiiödt/
Soiffcöop ban ϊ^Λίοη / J^iftan^ in 't geefïcipe
ban Frederik van Baden 25iffc|iOjE> ban ïltregt/
ban Philippus, van Borgonje CU
Hcnricus van Beieren , OOft ba«
M. PETRUS DE VOS, in'tiaat; ι?47«
öcn ^ ^eceni&ei' / tot €öoo^öίffföoï> 0eb3ij&t
öoo? Georgius sjilfcijiOiii ban Mtl'est,
ROBERTUS DE SWETS , Usnomiift
ban iBaai-ten en Cijooiöiffcöop ïser ïïtcegt;'
iierï^e/ sefïo,?bcn cj» öcn j^aai^t,
φ
JOACHIM VAN OP RODE , toaat;
ber % <0oöttïeïcei'böeit/ ssiffc^öï» bani|eöion/
ijS omtrent ö^t Ji^ai^ / boïgenöe jaa^^
ren / ban Georgius van Egmond
en ban Fredericus Schenk 20iffc|iOJ>pen baU W
tregt getoeefi,
NICOLAUS DE NOVA TERRA,
te <!50nionö inï|oiiïanb0e&ooren/ SBiffcgopban
3|ebjon / eeefl iO^p-ÖiffcÖOJ) ban Georgius vanC„ Co'n,
ügmond en banbelltrestfciie Herïi: naberganb ^lußm.
eerfïc asiffegoji ban 3|aarleni / sefio^ben in 't
jaaCij-80, De godvruchtige Cornelius Mufius
B 4. had
Proioc.E^i^
TrajtB.
NecrolEcCf
D.Martini
Matth.
Fund, (ύ"
fat.Ecäef.
^34·
flet rejfe
jaar ftaat
by deSchry-
vers niet
leytgedrukf»
CXX VoORBERIGTEN OP
had voordeezen, voor het gebruik van het Delf'
fche Choor , eenige veerzen gemaakt. Deeze
Nicolaus toen BifTchop van Hebron heeft toege-
llaan en goedgekeurt dat dezelven in de Kerk
zouden gebruikt worden : en heeft uyt den rij-
ken fchat der Kerke veertig dagen aflaat ver-
leent aan dc boetvaardigen , dewclken de gemel-
de veerzen met godvruchtigheit zouden geleczeri
of gezongen hebben.
AANTEKENINGEN.
i. Wy willen den ongeftudeerden Leezer hier maar
met een woord vermaanen dat het woord Suffra^at
neus dubbelzinnig is : hier wordt het voor een Wy-
biffchop genomen: maar alle de BiiTehoppen die onder
den zelfden Aarts^biffchop behooren, worden de Suf-
fragaanen van zodaanig een Aarts-biffchop genoemt.
Ik 20UW 'er ook zeer aan twyfelen of Yvo van Char-
tres, Hincmarus van Rheims, en Godefridus die hier
vermeld ftaan, wel van Wy-biiTchoppen willen fpree-
ken: ik zouw 'er zeer toe hellen dat ze van gemee-
ne Biffchoppen ilaande onder den Aarts-biflchop,
moeten verftaan worden : dan hier is zeer weinig aan
gelegeti-
Dat de Biffchoppen zich maar met het tijdelijke bemoei-
den, en hunne Wy-biffchoppen of andere Biffchoppen
met de geeftelijke zaaken laaten omfpringen, is al een
oud misbruik in de Kerke; een niisbruik dat altijd is
afgekeurd, en altijd in volle ftand is gebleeven. De
achtite algemeene Kerkvergadering {ca». 14..) valtfchrik-
kelijk tegen zodaanige BiiTchoppen uit; zeggende dat
deeze manier van handelen met groote en veelerhandc,
ja met de allerkragtigfte yerfoeyingen verdient uitge-
kreeten en gedoemt te w'orden: en dat zodaanige Bif-
fchoppen met een duyveïfche trotzigheit en hovaardlg-
heit beftoven zijn. De kerkvergadering voegt 'er by
dat zpdwjjge Metropolita^nen, (want zy fpreekt ei-
gent
Batavia Sacra. lxxxvii
gentlijk maar van de Metropolitaanen) indien ze de
ïorg van hun Bifdom voortaan noch op hunne onder-
bifichoppen laaten beruflen, en zelfs hunne bedienin'
jen niet en behartigen, van den Patriarch zullen ge-
ïailijdt, en zoo zy nergens naar en luifteren, ook af-
gezet vporden. Een oude brief {ip;}?. 53.) die valfcheliik
toegefchreeven is geweeil aan Paus Damafus ,maar die
egter zeer oud en geleerd is en veele goede zaaken be-
helrt, fpreekt even fcherp tegen de Biffchoppen die al-
les door zekere Choor-biffchoppen lieten verrigten;en
al 'r geene hy daar van zegt, paft ook op de Wy-bif-
fchoppen: want het quaad beftaat hier eigentlijk in,
dat ze hunne Kerk ïelfs niet en \iii^\^.xxtx\-.. Dusdaamge
Bijfchopfen, 200 fpreekt de gemelde brief, die zoo te
Vjerk gaany zijn mijns bedunkens gelijk aam de hoereu,
dewelke gebaart hebbende haare kinderen mnflonds hy
vreemde minnen beßeedeu om haare lnflen ten eerfie we-
derom te kannen boeten Op dezelfde wijze geeven die
Bijfchoppen hunne kinderen , dat is de gemeenten die hun
toebetrouwt zijn, aan vreemde Bijfchoppen over, om va»
dezelve» opgequeekt te worden : En dat om hunne luften'
te veldoen: dat is, om zich met alle vryheit in de wereld-
fche beßoramernijjen te ileeken, en alles dat hun luil en
belieft te moren uitvoeren. Aldus gefchied het dat de zie-
len verwaarïooJl worden, de Schaapen verboren gaan, de
ziekten de overhand neemen, de ketteryen en kerk-fcheu.-
ringen weelig lot fchieten, en allerhande quaalen voor de»
dag komen. Dat de kettery van Luther, zegt Chriftia-
nus Lupus, fchryvende over de gemelde Vergadering,
en alle de rampen van de Hoogduytfche Kerke uit dee-
2e welle zijn opgeborrelt, is al te klaar om bewys van ,
nooden te hebben. De H. Bernardus {de coufid.) 'fpaart
die Biffchoppen ook niet , maar durft hun de waarheit
onbefchroomd zeggen, die hunne Schaapen aan ieder
een, maar hunne beurzen eii tijdelijke magt aan nie-
mand durven toe betrouwen, Hieroriymus Seripandus
Aarts-biiTchop van Salerno, Pauffelyke Legaat efi Voor-
zitter in de kerkvcrgaderinge vanTrenten, en doorge-
leerd en deftig man, heeft zijnen yver tegen dusdaanir
ge Wy-biffchoppen, cn in 't algemeen, tegen alle ty-
telvoerende Biffchoppen, ook op het allerkragtigfte ia
de gernelde kerkvergaderinge doen blijken, zeggende
dat het' regte. vlugt-plaa;zen wareii voor ïod^anig^
Η 5 Mon-
-ocr page 150-cxxïï Vooreer IG TEN op
Monriikken die het Monniks-Ieven moei waren, en
het kloofter met hun hert al verlaateii hadden. Hy zag
daar op dat de Monnikken die van goeden huize wa-
ren , en alie middelen bedagten om uit het kloofter
verlofl te worden , dikwils door de bekuiping van hun-
ne vrienden tot zodaanige Wy-biffchoppen verkoren
wierden,. En dit is huiden noch gifteren niet opgeko-
men;. want Theodoricus de Niem {lib. t. c.it.) heeft
'er al erbarmelijk over geklaagt dat dë afvallige Mon-
nikken, onder de kerkfcheuringe van Klemens Vil,
doorgaans zodaanige tijtel:voerende Biffchoppen zog-
ten te worden; en dat zy hun oog-wit zeer dikwils
bereikten.
Daar zijn nochtans eenige gevallen , in dewelken de
hulp van diergelijke Wy-bifichoppen niet mispreezen
wordt. Verfcheide heilige Biffchoppen, als Petrus Da-
jniani, S. Engelbertus Aarts-biffchop van Keulen, de
H. Thomas a Villa-nova, Celeftinus 111. en meer an-
deren hebben zich door Wy-biflchoppen laaten hel-
pen. Ja de algemeene kerk-vergadering van Bazel
{Seff. 23.) heeft een Ordonantie gemaakt dat de Pans
ten Prelaat van groote geleertheit, en -van een vroom
en Hichtelijk leven, tat zijnen Vikaris in de Stad zal
aanflellen, om de Bijfchoppelijke zorg over de GeefteUikr
heit en over het Folk in zijne plaatze waar te nee-
men : en dat hy dikwils moet verneemen of zoo een Vi-
karis vlytig genoeg is in het waarnemen van zijne her
dieninge. Als eenBiffchop alles alleen niet kan verrig-
ten, en zoo veel doet als zijne bezigheden toelaaten,
fteekt 'er geen quaad in dat hy zich door iemand an-
ders , 't zy dat het dan een Wy-biffchop of een Vikari?
7y, Iaat helpen. De achtfte kerkvergadering, en an-
dere deftige mannen die de hulp van Wy-biffchoppen
afkeuren, zien maar op zulke Biffchoppen, die zich
geheel in de wereldfche zaaken- dompelen, of dat noch
erger zoude zijn, maar deuken om te eeten en.te drin-
ken , en den grooten Heer op hunne inkomften te fpee-
len ; en het geeftelijke op een Wy-biffchop laaten aan-
komen. Ja Anaftaiius Bibliotecarius , Onuphrius {de
η. (Jrhis Bafilicis.) en meer andere geleerde mannen
fchryven dat Linus en Gletus de Choor-biffchoppen
en mede-hulpers van S. Pieter zijn geweeft. En uyt dit
voorbeeld van Petrus zoude volgens den zeiven Onu-
phrius
Batavia Sacra. lxxxvii
phrius gefproteii zijn dat de feven Kardinaal-biiTchop-
peii aJtrd Ας. Suffraganen ofWy biiTchoppejti van den
Paus zijn geweert.
Noch een woord van de tijtel-voerende Biffehop-
pen , om dat Hieronymus Seripanrfus dezclyen nipt kon
verdraaien, en eens vopr altijd wilde afgefchaft heb-
ben. Hy zag op de qoaade gevolgen die daar uit ge-
fproten waren, en noch konden fprniten. MaardeR.
Kerk heeft daar ϊ,οο veel quaads niet in gezien, als die
gevolgen maar gemijdt worden. De Kerk van Kon-
itantinopolen heeft dit too wel gedaan , en doet het
noch zoo wel als die van Romen. (Zie Chriß. Lupus
t.y. fug. 7S0.) Zy ftellen doorgaans tijtel-voerende
Biffchoppen over de Kerken die door de Sarazijnen,
Turken en andere Ongeloovigen vernielt of verwoeft
zijn. Hier door fchijnt een opwerping, dewelke te-
genwoordig al vry gemeen is, van zelfs te vervallen:
te weeten dat 'er geen' Biffchoppen können aangeftelt
worden in dufdaanige Landen die onder de magt van
Onkatolijken gevallen zijn ; even als of daar geen Kerk,
noch Klerezy , en vervolgens geen Biffchop konden
zijn: en al vorder dat het even eens gelegen is.met de
Kapittelen : de Biffchops-ftoe], zeggen zy, is door de
Onkatolijken gebroken, en aan fpaanderen gehakt enz.
Maar indien 'er Biffchoppen können aangeßelt wor-
den , en mettér daad lionderd en honderd-maal aange-
ftelt worden over dufdaanige Kerken die tenemaal ver-
delgt en verwoeft zijn , en verwoeft blijven leggen;
daar dikwils geene vergaderingen van Katolijken of van
eenige Chrift'enen , ja geen een Katolijk of Chriften
menfch te vinden is, waarom dan ook niet in zulke
landen daar noch duizenden van Katolijken gevonden
worden, dagelijks ter Kerke verfchijnen, en hulinen
Godsdienft onverhinderd en ongemoeid mogen oeiFe-
nen ? Noch meer, kan 'er een Biffchop oVer geftelt
worden, fchoon dat hy daar niet eens zou mogen ko-
men, veel min daar blijven woonen, hoeveel te meer,
als hy daar geruft op en neer mag gaan; als hy daar met
alle vryheit mag woonen; en alle zijne bedieningen
ponder eenige vrees of kommer verrigten Noch al
vorder: mag kr een Biffchop zijn, en aangeftelt wor-
den , zoo mag hy zijne Klerezy, zijne Raads-luiden,
en by gevolg zijn Kapittel daar ter plaatze ook hebben.
ί>?ίχχνΐ11 VOORBERIGTEN OP
En dit is geen nieuwigheit ία de Rootnfcbe of Kon-
ftantinopoolfche Kerke: 't is al een ou-de gewoonte;
eii die door de Trullaanfche kerkvergadering goedge-
keiirt is geweeft. (w». 37.) Dezelve fpreekt duidelijk
van Biffciioppen, die over eenige Steden, door deün-
geloovigen overheericht, zijn aangeftelt, en hunn'Bif-
Ichoppelijke Stoel door het belet van deOngeloovigen
niet können beklimmen: zy wil zodaanigeBiffchoppen
als regte Biffchoppen ge-eert, en al wat zy verrigten
voor goed en wettig gehouden hebben.
2. Dit is zoo te verftaan dat de kerkvergadering van
I^aodicea {οαη. '^η.) bevolen heeft dat'er voortaan geen
Biffchoppen maar ίτψοΑυτχι, dat is rond-reizigers,zou-
den aangellelt worden. Maar dan zou iemand können
vraagen of de lefte wel regte Choor-biffchoppen zijn
ge weeft.
3. Veele Geleerden van den eerften rang, dewelke
by Bingham in zijne Kerkelijke Oudheden können na-
gezien worden , zijn van gevoelen dat de Choor-bif-
fchoppen niet meer als enkelde Priefters waren. An-
deren van geen minder aanzien gelooven dat fommi-
gen van deeze Choor-biiTchoppen niet meer als enkelde
Priefters, fommige regte Biffchoppen zijn gevveell. En
dit lefte , te weten dat fommige Choor-biifchoppen reg-
te Biffchoppen zijn geweeft, kan in geen twijfel ge-
trokken worden. Maar dan zijn 'er noch die alle de
oude Choor-biffchoppen voor regte Biffchoppen hou-
den. Hun voornaamfte bewys fteunt op een plaats van
S. Athanafius (/ίροί. dewelke verzekert dat het land-
fchap Mareotis (taande onder denBiffchop van Alexan-
drye, noit Biffchop of Choor-biffchop had gehad, maar
dat'er niet als gemeene Priefters waren,die hunne vafte
plaatzen op de dorpen hadden. Aldaar word een klaar
onderfcheid tuffchcn Choor-biffchoppen en Dorp-prie-
fters gemaakt. Men zou by deeze reden können voe-
gen dat vcrlcheide Choor-biffchoppen de eerfte kerk-
vergadering van Nicea ondertekent hebben: dat 'er in
<3en tienden kerk-regel van Antiochie belaft is dat ze
Lezers, Bezweerders en Onder-diakenen mogen wy-
den, maar zich niet zullen vermeeten Priefters of Dia-
kenen in te wijden zonder verlof van den Biffchop.
Zoo koften tj dan Priefters en Diakenen wyden la' t
zulk een verlof; dat Nicolaus I. (</>. jfj, /ij>jf>e»dids i.)
ver-
-ocr page 153-Batavia Sacra. lxxxvii
verdaan hebbende dat eenigeBiffchoppen van Vrankryit
de Priefters en Diakenen, die door deChoor-bilTciiop-
pcn gewijdt waren, voor niet gewijdt hielden en be-
ftonden te herwyden, zich daar tegen heeft gekant, ea
2odaanige wydingen voor goed en wettig heeft gehou-
den , ïonder eenig önderfcheid tulTchen dè Choor-bif-
fchoppen te maaken : dat Paus Zacharias , fchryvendc
aan Fippinus, op de zelve wyze heeft gefproken : Dt
Choor-bijfchoppen, Zegt hy ook, zullen Lezers, Bezweer-
ders , Oiider diakene» wijden : maar' niet befiaan Prieflers
of Diakenen in te wijden zonder verlof van den Stads-bif-
fchop. [frater Civitatis Epifcopum.) Sommigen doen te-
gen de Choor-biiTchoppen gelden de fpreük van de
kerkvergaderinge van Nieuw-Gefarea, dat de Choor-
biiTchoppen de navolgers zijn van de 70 Ouderlingen:
vervolgens zijnzegeen regteBiiTchoppen gewèeft,zoo
redeueeren zy, dewyl de BiiTchoppen gekomen zijn ia
de plaats der Apoftelen. Maar 't is aanmerkelijk dat
Nicolaus I. uyt dezelfde fpreuk een bewys trekt voof
de Ghoor-bilTchoppen : De Choor-Bijfchopj>en, zegt hy,
zijn aangeßelt op den voet der 70. Ouderlingen: en -wie
twijfelt Vr aan of dezelven de magt der Apoßelen gehad
hebben ?
IVlen trekt noch een bewys tegen de Choor-biiïchop-
pen uyt den 10, Kerk- regel van Antiochie: De Chour-
biffchoppen , alhoewel dat ze de wyding of de oplegging
der handen ontvangen hebben (en Dionyfius Exiguus
voegt 'er by , en Bijfchop zijn gewijdt) moeten hunne
paaien kennen enz. Etiamfi Epifcopi ordinationem ma-
KHumve impofitionem acceperint. Dat etiamfi, alhoewel^
zeggen ze,is een üytzondering, en geeft te kennen daÉ
ze altijd geen regte BiiTchoppen zijn geweeft, (Zie
Morinus de ordin. Van Efpen in Concil, Anttoch, ώ'^· )
Maar ik weetniet of de Choor-biiTchoppen hunne zaak
om dit etiamfi wel verlooren zouden geeven. Indien
etiamfi altijd genomen wierd als of het etiamfi, dat is
ook dan, te zeggen was; dan ibu de zwaarigheit groo-
ter zijn : maar wie weet niet dat etiamfi doorgaans in
den zeiven zin gebruikt word als tametfi, quamquamy
b'i·. En als men by voorbeeld zeit, de Koningen, al-
hoewel dat ze de Ópper-hoofden der gemeente zijn,
rotogen alles niet doen dat hun belieft: dan wil men
niet zeggen dat fommige Koningen geen opperhoofden
der
-ocr page 154-ί>?ίχχνΐ11 VOORBERIGTEN OP
der gemeente zouden ïijn. Zy doen ook tegen de
Choor-biiTchoppen gelden dat de gemelde Kerk-regel
van Antiochie belaft heeft dat de Choor-biilchop moet
gewijdt worden van den Stads-bilibhop daar hy onder
uaat: dit was een'ongehoorde zaak , zeggen zy , en
20U regel-regt tegen de oude kerk-tucht aangeloopen
hebben, dat een Biiichop van eenenBiffchop alleen ge-
wijdt zou worden. Dóch daar ilaat maar wie dat de
wyding moeit verrigten; daarom was het niet gezeit
dat 'er geen andere Biüchoppen behoefden tegenwoor-
dig te zijn.
Vorders kan men by Morinus zien {de Ordln, ρ. 3.
• èxercit.^.c. 3.) hoe dat de Choor biiTchoppen metter
tijd uit de mode zijn geraakt, en hoe dat de Aarts:prie-
fters. Land-dekens en Aarts-diakenen in hunne plaats
zijn gekomen
4 Het is van heden of gifteren niet dat men zoo ge-
twift heeft oVer het biiTchopdom der Choor-biffchop-
pen. Ten tijde van Karei den GrOöten was de gan-
fchc Franfche Kerk daar over als in twee partyen ge-
deelt : wy hebben 'er boven al iets van gewaagt, en
getoont hoe dat NicoJausI. hunnewydingen voorgoed
cn wettig heeft gehouden, fchoon dat hy hun die vry-
heit zonder verlof des Biffchops niet wilde vergunt
hebben. Léo III , over de zelve zaak aangefproken
door gemelden Karei, fchijnt van een ander gevoelen
geweeft te zijn als Nicolaus I. want hy antwoorde dat
hun die magt niet toe en quam : dat hunne wydingen
kragteloos waren, en dat ze behoorden afgefchaft te
worden. Evenwel waren 'er noch verfcheide Bif-
fchoppen in Vrankrijk die de Choor-biffchoppen om
het gemak aanhielden, en hun de Biffchoppelijke be-
dieningen, als het wyden der Priefteren, het vormen,
enz. lieten verrigten. Daar waren andere Kerken,
voornamentlijk naar de kant van Italië en Spanje, daar
inen hunne vcrrigtingen voor onwettig en nietig aan-
zag,daar de Priefters of»iCerken door hen ingewijdt op
nieuw moeilen gewijdt worden. Rabanus Maurus,
Aarts-biffchop van.Ments, eu een der geleerdfte man-
tien die by zijnen tijd de pen op het papier gezet heb-
ben, kon deeze verkleining der Choor-biirchoppen niet
verdraagen, zag al dien handel maar aan als een trot-
ïigheic en nijdigheit der BiiTchoppen, dewelken yreef-
det!
-ocr page 155-Batavia Sacra» cxxvii
den dat deeze mindere Biflchoppen tegen hen mogten
opwaiTen, en fchreef een geheel Traktaatje ter verdek-
ding der Choor-biflctioppen. (Zie du Pin in Rabanus
Maurus en Nicoiaus /·)
5. Ik vind hier al eenigé naamen van Bifdommen,
die in de Barbaarfche landen zouden dienen te leggen,
als zijnde de naamen van tijtel-voerende Biffchoppen,
maar die ik nergens weet t' huis te brengen ; ais Leo-
na, Sambie ( ik vind wel een Sambie, maar dat legt
in het Vorftelijke PruiiTen, en is noit,. dat ik weet, eea
Bifdom geweeft ) Virone , Yppuze , enz. Ik moet
die dan zoo wat al giiTende vertaaien. Wie weet
of die BiiTchoppen zelf fomtijds wel eens geweeten
hebben waar dat hunne Bifdommen gelegen waren. Het
zou mifichien fomtijds met Zulke Biffchoppen wel gaan,
gelijk zekere Minne-broeder, Lodewyk Willem, ge-
vaarcn is. Deeze was Biffchop gewydt, en had den tytel
van BiiTchop van Aurangekreegen. Als de Stad Oran, in
Africa gelege, kort daar na door den Kardinaal Ximenes
Verovert was, gaf de gemelde Biffchop voor dat ditOran
zijne biffchoppelijke Stadt was, en zogt zijnen zetel
daar te plaatzen. De Kardinaal liet daar op een vergade-
ring van geleerde mannen by een'komen ,en onderzoe-
ken of dat Oran van ouds een biffchoppelijke Stad was
geweeft of niet: zy oordeelden neen, en beweezen dat
Oran , niet boven dchonderdjaaren oud zijnde,noit een
biiTchoppelijke Stad was geweeft: dat'er van ouds wel
een Auran of Aurian had geftaan , omtrent twintig
mylcn van het tegenwoordige Oran: maaf dat 'er ook
geen bewijs en was dat daar een biffchoppelijke Stoei
had geweeft. Zoo moeft dan de gemelde Minnebroe-
der, wilde hy Biffchop zijn en Biffchop blyven, een
ander Oran of Auran gaan opzoeken. {Flechier Vie du
Cardinal Ximenes,)
6. Op deezen berg is een Bifdom geftigf door den
Vermaarden held Godefridus de Buljon, die door het
veroveren van Jerufakra een oniiterfciijken naam heeft
verkreegen.
cxxviii voorber igten θρ
§. XIX.
Pm de Vikarijfen des BiJJchops,
Dt Biitad^ toa^ nocö iet ait^
öa·^ aï^ öe ^uffi-agaaii oföc it^g-Biffc^oii.
^t ©iiiauiö ÖeMeciit öe plaat^ öe^
fcgojj^ a!^ of öp öe toaä, Can. cum fi-
mus p. q. ii.cap. Quoniam in plerifque extat dc
offic. ord. Cap. Rómana , & tic. de offic. Vicar.
in 6. ^t jèö-öiffcöop neemt bïc ömgm iuaac
öeiodlte öe 0efficipe o^bei'^ betrefciu
ïtait^ geeft êeii ijoiftonieii regtlseöicb. (Cap. ii
Epifcopus exeat cod.) eucit ew^ 0eiijlt ö^ öeiue^
telöfcöe j^ajrfïi'aat geö^uiftelp : toant öe
Jlajefiraat^-petfooneu/ 0e!ljfe al^ö^boo^Beelö
öe^^jper-llDfnieefÏer^en&e aP'bei'fieH
ben öeouöel^ranßen/ Öaïstienooïipnnel^i-
ïtai'ifTeiT, «iHen S^iffcöoii öe^oeföe niet afiaeeji^
te 3ii|ii om eeu ©iftarié te ïjeööen : ite SSiffciioj»'
pen ^aö&en toeï l^iliärifen ai toacen ög öec
laiiö/ en aï ö^öben 5e seif fieguaami3i)ett§ä ^t^
noeg. Cap. uk. de fuppl. neglig. in 6.
!^an een aïgcmeen ©ίδαΐ'ί^ toievööooi iïeitiei^
re^ge (te iitcegt boo^öe bpf ïiapitteïen) aange^
^it in be jjiaat^ ban ben oberïeben 25iffc{joiJ/
ter tgb toe bat 'et een uientué 50U geïtosen syn.
bie i)et tUbeipe jebnurenbe ^tt open
fïaan be^ 23itTc9ojj}jeiiiften ^toei^ fajaat te nee^
men gaböen/ hjierben in bafiarb-iatgn Maubur-
ni, Op 3|}n l^ran^ Maubumes, en op 3gn
betïanb^ ^Kl^oraöei;^ / bat &efcöecmer| / eii
b00,i be hjat3be!in0 énbjaatben genoemt.
5ai men / om anbei'e plaatsen boo^ög te gaan /
binben in een ö^ief ban benzo ICp^iï I4^5-/fίaan»«
bi;
Verfciiil
tuflchen
den Suffra-
gaan en den
Vikaris.
Dc älge-
ineene Vi-
karis te ü-
trcgt aan-
gc&ld
door de vyf
Kapitceicn,
Dezelve
■vierde
Mombers
gcnoemt
voor zoo
▼cel zy het
tijdelijke
waarnamen
Batavia Sacra.
tt in Set ttcgentie öceï itec Anaieda ban A. Mat-
thieus pag.zSz.
^omioglcn ^ijn 'ev thjce ^iftariffm teffen^ somtijds
aangetïelt ^un anipt/ en öe ecii itcntoeii^cnsg
boo^gaan^ moefïcn öoen / iuD^isen ίϊοοί öen ge^ „Xi""'
nidöen Am. Matthseus UI get 3dföe
ne Analefla, p. zpy. o^gegectten. (i)
iaat gicc eeniseimgöaanisel^iftanifen tot
ten fïaaïtje ijolgcn.
algemeene vikarissen'
der --
utregtsche kerke.
ΕD Μ u Ν DUs, ©iitan^ijanben ssiffcSojj Een iijft
ijan ïltrest/ in't jaar 1^08 §et ampt i>an
Jjtug^-p^ebiiicr öcfeiceöt om öe menfcöen ter "-jf/ "
ßruiö-baarö aan te niogitigm. (Sibrandus Leo
in öe leiten^ ban öe ®öten ban Lidium.)
ZEGERUS, üanonnift te lltitst omtrent
Det jaar 1345"/ algemeen Sliftari^ in 'tgeefïeïii^
fie ban |E|jn ^m Johannes van Arkel 47 ^ifi
fc^oji ban ïitrègt / öie toen öniten^ ïanö^ ber^
toeföe, tBm ^gnoöaaïen bjlef ban öeejen Ze-
gerus jnflen too ócneöen onöer öe «l^^öonantien
ban Joharjnes van Arkel Opgeebe«,
GERARDUS VENiaS, (ofbanVeen)
ïtanonnift ban ^aïbato^^ iterße / öooi öen
5eïben Johannes van Arkel , Omtl'ent 0efc
jaap i?49 naarixomenfionöte m^en aangefïeiii
tot i^iftart^, ^yn ^gnoöaaïe öjief ban Setjaas:
i. Deel. ƒ
-ocr page 158-cxxx VOOÏLBERIGTEN op
135Ί tïaatonöei; iic^gnoiiaaïe ^fnfieïïingentian
Johannes van Arkel.
PHILIPPUS DE LEIDIS, ί!ΐ 't iaat
13 69 aïscmeen i^iteri^ Ijau Amoldus van Hoorn.
zoEDERus UTERLO, itanomtift te
iltrcgt / omtrent get jaar 1347 algemeen ©iim^
/ 300 in 't tjiireïpe aï^ in j^et geefïeïpe/
Sian lEpï^eerJohannes.van Arkel > lOien^^g^
nobaaïenöiief iogooftsuïien ojjiebemi onöeröe
«©^öonantien öan gemeïbcn Johannes, ^a be
'j9.Mml·. ÖOOÖ tan Johannes van Verneburg, iettjeetenm
't jaai' 1371 ög aÏ0craeen l^iftari^ getoeeti:
/'•»36· ^^ ^^Ug Ja.t het zyns oordeels nutter was eenen
Overiten in 't geeftelijkc te hebben als dat ampc
te verdeeien.
MATTHE LT S S^ifcgoi) / ©tftari^ ban
öen S^iffcgoï» üan iltregt / geeft HeiTelus, öie tot
Wa Sjan aiöïura berfeo^en ioa^ in 't jaar /
in öe üerft iier j^^cbiii-öeei'en ingeioijiit/ op ben
feeftbag ban HJnbiie^.
MARTINüS de BLONDA,
ban ben S^ifte^oi» ban Mtregt / ïjeeft Reinerus
öen b?»e~en-tioiHti3flen i^ötban Lidium, in't»
ioac i43i' ingetolibt
JOHANNES van GOCH, J^ißati^batl
Georgius van Egmond 55iffi:Ö0j|J ban ïlttegt/i«
't jaar 15-00«
JACOBUS de RIDDER, boo^begena;«
be <iÊ»£!b# enbe^ie3p0fïoïiffcöen^toeï^
ban ^eö^on/inseilfcijopiieïpesaaiien aïgemeen
©iftari^ ban Frederik van Baden: ban bJienbJ^
öoben gefpioften öeöDen, J A-
Batavia Sacra. CXXXÏ
.TACOBUS van LIC HT Ε Ν Β ER G,
tia ÖOOiï ban Frederik van Blankenheim afgßii -^W.i.ö.
gemeen baniltregt / en j^^oofï ban
^ietet^ iiecße.
HERMANNUS van LOCKHORST, ^.suchc^
300η ban Willem van Lockhorft, ugt cen aöe-
iijßc m aaioube ftamme > ©eïten ban βφ '
bato^ / in 't geefieïij&e ban öen booi»?
nofmöen Fredericus: i^geftajbenin'tjaans-xj«
JACOBUS UTENENGIUS , jeÖeit Bokken.^
)^et jaat 15-50 l^itan^ ban Willem Enchevoort berg inde
bie te ïïomen beitoefbe; ©efeeu ban peter o^g'^'^'^tc
te lltregt: f afïoo? te ilïitnmat in 't jaai; ιγ4Φ. uT βιγ!
fchoppcH,
HERMANNUS of Hermas Lethmaticus,
een <i5oubjenaar/ ©efeen ban^, Jilanaaé-ïterf
fte telltrest/ en aiseineen i^fèautó aliïaar.
te littest sefto^ben in 'tjaai' is-ff. op öen
«Decemö,
GULÏELMUS LINDANUS, of van-
der Linden , Damafus $0011 / £ftt ©Ojteuaac/
©eilen ή) öen ^aau/ aïpmeen l^iftad^ banli-
tregt / naberl^anii S5iifcl}ß^bani5öenii0ni5e: e«
ijeefl al^ sctsaanige Dr^^obindaaie ïter^-becga^
öering ban Fredericus Schenk ö^geiöoont: öaac
na/ te öjeten in 't |aac 15-881^ ggi tot öet 251^
bom ban €»ent gebojöert: öacö öW^^ toeinig
iangec aï^ i>m maanöen na geieeft/ en l^mtien
oitberöom ban iaaven 0efïo?ben op isra ttoee^
öcn ban ^obenito.
SASBOLDUS V0SMERUS,eeni^eïii
benaar/ ^Ocentmat tn bt «^oö^elt / omti-ent
/ 1 gtfc
-ocr page 160-CXXXn VóORBERIGTEN OP
^tt jaac 15-85 aÏ0emecn J^iftarié ban 't opn^
jlaanöc ban ïltregt getoo^beii: toieii^
öebicningen en tsemstiugen to^ öeneben hJ^Ï^
ioojjiö fuïïen Uf^Qhtth
K'Uf. BUCHO aMONTZYMA,
Xi.47 Umj^.^aïHato?/ enögöetopnfïaanbc^ssif.
' ''' · fcgojipipen aïgemeeu ban ïl^
trcgt: t^ te Itoeflt ojp öen in'tjaai· ι^ρφ
ban een öeraerb^eit gelio^ben.
ARNOLDUS ESSCHIUS, fóanoiiniS
ίίίϊ« te Utregt/ ïangeiaaren
algemeen ©iftan^ ban 't lltregtfcöe ss'i^isüm
getoeefï: en te lltregt gefto^ben in 't iaat* 1610,
WIGGERUS van MOERENDA/\L,
iï^eften ban peter/in't jaae 1611 aïgemeen
©iitari^ 0ebJü3ben ban öen o|)enfïaaniten ^toeï
ban lltregt/ "bjOib ban Valerius Andreas * ge^
äpjeejen ai^ een bjeiöoenija· ban 't ïtoiiejie ban
Adrianus VI.
JOHANNES van RENESSE, φffk¥
aaï ban Frederik van Tautenberg l(lait^!||c!)0}i
ban i!it«3t/enöD ijn ojjenbalienban öen^toei
tot ©iïmn^ öeiioeinb / gefio^ben in 't jaac
1619* i©e anlsere 5ui!enin 't geboïg en op
iie oaöer ojpgeteit tocjïten.
I. Sommige Kanoniften leeren dat een BiiTchop , 200
ras als hy in 't beï,it is getreedcn, gehouden is een Vi-
karis aan te Hellen , en dat by zijne verzuimeniffe eii
den geftelden tijd verftreeken zijnde , het regt van een
Vi-
* in faßh'Academ.
ATicj·."
Hatl.
Batavia Sacra. cxxxviι
Vikaris aan te ftellen aan den Aartsbiffchop zou ver-
vallen ; doch anderen ontkennen deeze verbintenis.
De Vikaris des Biffchops heeft den voor-rang boven
den Aarts-diaken en boven de andere amptcnaaren.
Ook leeren de Kanonifcen doorgaans dat 'er van zyn
vonnis geen beroeping en valt tot den Biffchop : die
zijne zaak hooger wil brengen moet den Aartsbiffchop
aanfpreeken. 'ZieGavantus Manuale Epifioporum, &c.
Deeze Vikaris van den Biffchop was volgens Ant.
Matth. {deNobil. hz. f.a3·) onderfcheiden van 's Bif-
fchops OiEciaal: dan volgens Phil. Rovenius, die zelf
Aartsbiffchop van Utregt is geweeft, en het beft dien-
de te weeten , was de Algemeene Vikaris des Biffchops
niet anders als de Qfficiaal. (Zie Rovenii Refp. Chriß.
&c.) Het gemeene gevoelen is dat een algemeen Vika-
ris zoo we! in 't geeftelijke a!s in het tijdelijke te zeg-
gen moet hebben, zegt Rovenius, anders waarhygeea
algemeen Vikaris.
"SjaafiireCöoo^öiffcioppenboïööctt be^act^-
p^iefier^: öit öereöen öat naöetaffcöafi '&
feu ütt <itöoo.?-öiiTcöopjpeuöe latt^-jpjii^Τι^ΐΆ
ttei·^ in ö^t grootfie geöedte ban ïjunne magt lu.c.^.
cn èebicninge 3jjn getreebm j jgnöe ^tt anöiire oe Aarts,
geiiceite öm Itact^-öiaitenen aanöebooïen. 3|n ρ-^^^Λ"«
ite <2^ibonantie ban Lodewijk den Goeden Ijjo^i
öen scnocmt ïsf grijier^ ban öe öfinwiingm choor.
öcc SÖiffcfjoppcn. biflchop:
©c tooojöen ban Hieronymus, tn stjncn
aan Rufticus, fc^pgn 500 tc ïuiöenaï^ of leto ''» s^s.c.y.
Itatcö^aaïe Sterft een Itart^-jPiiefiei· öaö gegai»:
Ieder Biffchöp der Kerke , ieder Aarts-prieiter,
ieder Aarts - diaken , en de ganfche Kerkelijke
ilaat fteuntop haare Regenten. ^eUecSßiflfgojyii
/ 3 pei
-ocr page 162-cxxxir voo rb erigte ν op
jpeip ^tift / Thomaffinus, faja^ tnei'bcelö
in öerfcfieiiie S^eitenfcöajjjien of ^artg-jp^iefier^
ftïjajpjteu: toaat omtrent Riculphus ssifffijop
ijan SoiiTons Ijet lioïgetiiie in jgne ^^bonaiitic
l^cefÏ i&eboien: Wy hebben hei als een regtma-
tige zaak bevolen dat iedere maand, op zekeren
dag , te weeten den eerften van de maand, de
Prieilcrs van ieder Dekcnfchap by een zullen ko-
men, en vandezaaken, die in hunne Parochiën
voorvallen, zullen fprecken. (i)
zynfom- ■ ^tt^t Mavt^-pficfiev^ fcpiieu te^eïben
tyas dezci- jijniTirt 0ε Manö-beften^j m ieber ^e^^
LancUe-'^^ feeïifcpp/ 300 öfê too gier Öencben sistien aaji^
keus. toJijen / gaö iii ban Wtregt sgnea
Äanö-liceÄen. (r)
Hier wucn ^^^ ^^^ ^^^^ laUÖfCiiaïï 't iSitmt
van oucis n« tien iiaam lian ïfolianis boert / bao^beejen/
verfcheidcn grfgli j&obeu gctooiit / bcrfc^eiöene ^raaf^
Pieken- fcija^pen iijirgetoeetï / 500 toateo 'er ooit ber-^
ifhappcn, : iiamentïiiii ||et ©e^
ïtenfcöa$s öer fiaö of ïierite banïltregr: pt^e^
■ fteiifcljöj» ban ll^efi-biiepanb (ltw'eii# ©efien x^n
bet^lijf te i|0ü;in ^eeft geiiouöen/ enfeieöaar
oinfireeii^ ooft toa^ ban ben ©iffcöoiJ
m's cidt ïltregt) get ©eßenfciap ban üennenicü^
■vuigo iiber !anb/ ban onö^ Kennemaria genaeniö: get^^e^
by ftenfcpp baiï 't^an^t ^et ©efeenfcïia^ ban ise
25etutoe; ï}et ©cl^enrcïiaiJ ban Mcijeren: get
t.j· " <Peïtcnfcöaïi ban li!|i|n!aiib: öet ©eïienfcpi?
ban 31^e|ïiin0ïaKö ' nn fiaanöe onber be lart^-
■ ρ}ίφΐ^ baii ©efpnb en ban ben i^aag : get
^eïtenfcpjs ban jjHaapanb/ 't toeïiie nn fïaac
oüber be ban ^epianb en ban
Statut. ©o^öiegt: öet ©eiienfeiiai) ban be ^c&eïbe of
fZVf' ^elonbsen : get ©eltenfe^aj» ban ^mb-be^i
Jinm' Wanb / öe^^eiibe be eilanben ban geianb.
Batavia Sacra: cxxxv
$llïlnt^ li^eefiei; Nicokus de ViiTcherin'tjaaii
1417 "en jlcefïcr Theodorus Schorei in 't jaac
15-44, ^^eiten of (^p^ienöer geüjeeti ban ^cnne^i
raedanb. jj^eefier Johannes in ï)rt jaac 1338/
Jï^eefter Mauryn, Daniels ^OOtt/ Itt't jaaK 1374
m lileefiet; Frans, ^afïao^tc ,^oo?tbJpetl|oitt/
in 't laar tfo6 beften gehjccjï ban éïjgntenii*
Joh. Lindeborn &eloi|fi in jijne ïjifiocie ban Ö^t
S^ebcnterfc^c ssiëöom öat bit 25i^iiora in 14
©eïieufc^appen geöcdt getoeefi.
AANTEKENINGEN.
1. Daar waren tweederhande Aartspriefters, te wee-
ten een Stads-Aartspriefter en Aartspriefters voor het
land. Op het land waren'er verfcheiden, gelijk de Au-·
teur wel bewijft , en naar dat het Bisdom groot was.
Maar daar mögt niet meer als een Stads-Aartspriefter
2yn in 't ganfche Bisdom : dewelke als het hoofd vail
de Priefteren der Biffchoppelijke ftad wierd aangezien;
ïijn ampt was den kerkelijken dienft te beginnen, den
Prieiterlijken zegen in de kerk te geeven , de hooge
Mis, als 't hem gelegen quam, te tingen, of iemand,
die 't hem beliefde, in zijne plaatze te ftellen ; hetop-
zigt over liet gedrag en de 2,eden der Priefteren te heb-
ben , de kerkdienften geduurig, en vlijtiger als de an-
dere by te woonen. {Decretal. l. lo. c. lo. de Officio Ar-
chipresb. cap. officium de officio Archipresh.)
2. Van deeze Land-dekens , dewelken van fommi-
gen Decani Chriflianitatis genoemt worden, zullenwy
in het werk zelf noch iets te zeggen hebben.
Ik voeg hier by dat 'er ook wel Land - Vikariffen
( Vicariiforanei) zijn geweeft, en door de BiiTchoppen
mogen aangeftelt worden. Deeze had op het platte land
meeft in 't wereldfche te zeggen ; en hier in verfcheel-
de hy van een Land - deken , dewelke volgens het ge-
nieene gebruik , geen regtsgebied had in t tijdelijke.
Doch de magt van den Land-vikari-s ftrekte zich niet
over hals - of lijf - zaaken : en in geldzaaken mögt men
zich tot den Biiïchop beroepen. ( Zie Gäväntus Ä»»«/«·
Epifi·) /4· §.XXIr
-ocr page 164-cxxxvi Voor berigten op
§. XXI.
Fm de Aarts-diakenen.
mt een Λ att^-biafien / bat 500 bceï aï^
Aaitsdia- jTl hiaSen / toa^ ixjgbing^-^aïbe (i) mmöür/
bXi ^ «Jöß«^ toaarbigptl-MiJe Öoogei· aï^ een
Bing is. ^art^-p^iefïer. Ijab üet oji^igt ober ißt iier^
feeigïte geib/ ober ai §et fteciteïpe goebenobcc
be geöeenten ber ^eiligen, Φοϊί gab gy be "ätt»
feeïgSe iititonifien u^t te beeïein () %ier ban
3i)n Πίίί tft' tijb trot^ eii opgeßiaa^en gebjo^^
ben / 300 bat 3c niet aïken öe ^iiefier^ maat·
ooït te S^iffcl^oppen ba'beeiben. ^e üact^-bja^
i^en bja^ be gcoote Öebienaacbe^ssiffcgojj^/Soö
αί^ Fortunatiis * beiï Üait^-Öiafeen ijan Meaux
3eiter sebicöt öe^roet:
O Groot-Bedienaar van den hopgen Kerk-
Prelaat,
Gj onder wiens beleid de ganfche kudde ftaat.
©ec3e opscöïasenb^eitberfliatt^-biafeenöi ^eeft
tii'et aiïeen jjiaat^ geQab ih b^eeiiibe S^igbonii
mm / maat· ïjeeft ijaare roi οοίί te ïltregt ge^
fjseeït. ïPaat· gcööen O0Ï1 met ^ct ïtajjitteï
fη met ben ï^efie« oberljooj» gelegen / 300 aï^
i\nt. Matthäus f ugt be fegtfier^ ban liltregt
öoetöipen. (3)
Hoe groot (Bi: ^avt^-öMm geeft eectjjb^ een groote
du zyn niagt ea een groot regt^gefiieb in Set ilttegtfcge
regwgebiecl ^(ίβ ge||ab. 't Is het ampc van onzen Aarts-
ïgewS (3oofiaat'erinbelitve0tfcöe <i^ibonani
» /. 3, ad Archid. Meldenf,
t /. a. de Néil.^.eij,
Batavia Sacra. cxxxviι
tfen mafeeiiiie p^t antjpt aiatt^-Waïiinl) de
Land-dekcm binnen de paaien van zyn Aarcs-dia-
kenfchap aan te ftellen. fcïJOOn bat βρ ßg
5gnen tijtel banlCart^-ömisenBïeef/ 300 öaö ög
ïjjJHa 500 mi te sassen al^ U ^it
tiipt önïiei: anöcren u^t ^tktt fmccl^-fciiiffc get
fajeäte aan Philippus Honing ban ^^anje ο*!
befgÉÏebcrt ^eööen/ en 'tiudïie wenige öejhjaaiv
tnffrn öeöatte / öie ugt be o^bonanticn ban öc
(Cfcntiffriie ïtet'iiiïecgalsetingc fionben te fp^nif
ten, ^it öee^ be Matthteus on^ ter ge^
meibe plaatje ugt een ganbf^ijftniebegebeeït
ï|et jeïfbe bïpt «gt be tterganbeïingen ban be
jl^obinciaaïe fteriibecsaberinjaebaniltregt/ tit^
toelïien top in ||et ïeben ban Frederik Schenk
5uiien op-ïeberen/ en aïtoaar te ieejenfiaatgoe
bat be ^act^-biaßenen / beioeïfeenjicöin ö«nne
ce0ten boo? be beïireeten bei· gemeïbe becßabe-
ringe öeiebigt aeïjtten / een beroep tegen be ge^^
meibe beftreetenopgetieit^Än» ä« öe iltregt^
{φ fóera / 300 al^ MatthEeus ugt öet ©ienfï- by yfnt.
öoeii ber ©omfeerSe betogfi/ ^ijn be boïgenbe ptv^
foonen ban groot aanjien gehjeefï: be ICart^- p.630.
biafeen en be ban j^aarten / be Klart^-
biaïsen en be^joofïban^.^aïbato^/belilart^-
biaïten en be ^aoofï ban <!Bmmeriii"/ belart^-
biaïten en be ^^oofï ban fürngem / be ^ioofï
ban^ebenter/ enbe^^oofïbanii^ïbenseel (4)
3|n be Iterïte ban lltregt / 500 aï^ in gaare
ongeb^niite <i^^bonantien te ïeegen fïaat / b^oeg
be ea'fie <i&nba'-biaiien ben naam ban C^oo^
bitTcöop : miffegien ban öet (©riefefege bjoo^ïi
χόρ^, in 'tEatgn Chorus, op get i^eberbuitfcö
<2^0001/ al^ üf öp be eerfie onber be5anger#ge#
noemt bja^ getoeefi. 31inber^ toaren be regte
.Cöooi-biffcöoppeneïbn^gcnoemt ban
/f m
-ocr page 166-CXXXVIÏI VbORBERIG TEN OP
hat i^get ïanb: enίoa^Cöoo^öίίfcöoJ> 500 beeï
te Jeggen al^ Eanir-ötffciioi», ^jer oljec itan^et
3^ooiöeu-&oeif ijan du Cange nagesien tooiöeii.
AANTEKENINGEN.
1. Dat is te zeggen voor zoo veel als hy maar Aarts-
diaken is; of naar de tijden der oude kerke gefproken:
want zederd veele eeuwen herwaarts zijn de Aarts-
diakenen ook Prieftcrs geweeft. Daarom ichreefHinc-
marus Aarts-biflchop van Rheims al by zijnen tijd aan
de Priefters-Aarts-diakenen Guntharius en Odelhardus.
Zoo dat de naam van Aarts-diaken nu eigentlijk niet
dé order en rang der wydinge maar een waardigheit be-
tekent,
2. De pligt der Aarts-diakenen was den Biffchop by
te ftaan, het opzigt op de andere Diakenen te hebben ,
de Lellen en and woorden, die in de Hoofd-kerke ge-
dongen moeften worden, voor te fchrijven, de bedie-
ningen onder de oppaffers der Kerke {acolythi) te ver-
deeien ; de genen die gewydt zouden worden te onder-
Zoeken, en die tot Paltoors der Kerken aangeftelt zou-
den worden den Biffchop aan te bieden, de Geeftelij-
ke Klerken in het bezit van hunne bedieningen te ftel-
len : de landflreek die hun aanbevolen was, te bezig-
tigen, 's jaarlijks een Synode ter hervorming der ze-
den aan te leggen: zorg te draagen dat de openitaande
Kerken van Paftooren voorzien wierden: de krakee-
len en de pleidoojen van ieder Priefter en van de minder'
Geeftelijkheit aan te hooren: de Prelaaten op hunnen
Stoel te plaatzen; in de verkiezinge van een Aarts-priefter
voor aan te zitten: de zorg over de armen te hebben:
het ganfche Bifdom, als de Biffchop eenig belet mögt
hebben, ten minfte om het derde jaar te bezoeken : dat
meer is,, de Aarts-diaken was van regts wege de Vika-
ris des Biffchops: De Aarts-diaken moet weeten, {De-
cretal. l. i. c. i.tit. 23.) dat hf na den Biß'chop zijn Vika-
ris in alle dingen is: dat de zorg over de ganfche Geefle-
Ujkheit, V zy buiten of hinnen d.e Stad -woonende^ hem
bevolen is.....Hy móeft ook voor den Biffchop
preeken, en had ook over de Priefters te zeggen:' al-
thans
Batavia Sacra. cxxxix
thans dit is het gemeene gevoelen der Geleerden, als
vanSuicerus, (thef.t.i.) Salmafius, {de frimatu c. i.)
Cuiacius, ih-jBalufitisnot. ad Gratian.diß. 15·.) Ρ. (^.{m
ep. 86. Leonis.') boe·^"^ dat de Engelfche Schryver Bin-
gham dit, ten opzigt van de oude Kerke, in twyfel zou
willen trekken. De Aarts-diakenen als gezegt is, wa-
ren in de oude Kerk zekerlijk niet meer als Diakenen,
en wilden ook geen hooger wyding ontvangen. Ja zy
zagen het voor een verkleininge en voor een groot on-
gelijk aan, als de eene of andere Biffchop hen tot het
Friefterdom bevorderde. Dit getuigt Hieronymus fcbry-
vende over het 48 Kapittel van Ezechiel; en het kan
door meer als een voorbeeld beweezen worden : by
voorbeeld als Actius Aartsdiaken van Konftantinopolen
en Andreas Aartsdiaken van Salerno van hunne Bif-
fchoppen tegen hunnen dank Priefters gewydt waren,
hebben zy daar over als over een onverdraagelijk on-
gelijk geklaagt by de Roomfche Pauzen Leo en Gre-
gorius. 'tGeen hun ampt zoo aanzienlijk maakte was
onder anderen om dat ze doorgaans tot de nazaaten der
Biffchoppen verkozen wierden.
3. Deeze trotzigheit, zegt de Heer Q. fchryvende
over den 86. brief van S. Leo, fchijnt hier uit ontftaan
te zijn dat de Aartsdiaken des BiiTchops Vikaris was,
en dat hy daarenboven, ten minfte in het Weilen, de
beflierder was der Kerkelijke goederen. {Oeconomus)
Chr. Lnpus, fchryvende over den 18. Kerkregel van
Nicea, telt noch eenige andere redenen op, dev/elken
de Diakenen in 't algemeen raaken: als dat de Diake-
nen geduurig by den'Paus waren, en vervolgens veel
by hem vermogten : dat de Priefters te Romen gewydt
moeften worden op de getuigenis der Diakenen: dat 'er
weinige Diakenen, en menige Priefters waren; en dat
deeze menigte de Priefters verachtelijk maakte; dat het
Diakenfchap veel profijtiger was,en meer geld opbragt
als het Priefterfchap enz. daarom was het dat de Dia-
kenen liever te Romen wilden Diakenen blijven, als
elders Biffchoppen worden. Deeze opgeblaazendheit
der gemeene Diakenen (ik laat dam van de Aartsdia-
kenen) gong zoo verre dat ze zich niet ontzagen den
Zegen aan de Priefters in de maaltijden te geeven (///e-
roK. ep. Sy.) in de Kerkelijke by-eenkomften onder de
Prieiters te gaan zitten, ja de H.Mis (zoo als men uit
dc
-ocr page 168-CXL VOOREERIGTEN OP
de cerfte Synode van Arles, en uit die van Laodicea
en van Ancyra befpeurt) op fommigé plaatien op te
draagen. Doch byzonderlijk ïijn 'er ïwaare iclagten
gevallen over de afperzingen van goud en zilver, met
dewelken fommige Aartsdiakenen zoo wel de Geeite-
lijkheit als het gemeene volk geplaagt hebben. Hierom
hebben de Biffchoppen van tijd tot tijd deezeovergroo-
ic magt der Aartsdiakenen zoeken te beteugelen. En
eindelijk heeft de Ropmfche Kerk (te weeten de by-
ïondere Kerk of het Bifdom van Romen) haar Aarts-
diakenfchap vernietigt, 't welke volgens de giffing van
Chr. Lupus gefchiedt is tuffchen het Pausdom van Ur-
banus II. en dat van Alexander III. De Kerk van Kon-
iiantinopolen heeft de Roomfche in dit iluk, volgens
de getuigenis van Codinus, kort daar op na gevolgt.
Een oude lijft van de Waardigheden en Ampten der
Konftantinopolitaanfche Kerke , in 't licht gegeeven
door Bernardus Medonius , rekent den Aartsdiaken
onder de leiie bedieningen der gemelde Kerke , en
noemt hem den tweeden der Diakenen. Het is waar
dat 'er verfcheide diergelijke lijften van de Waardighe-
den der gemelde Kerke gevonden worden, en dat de-
zelven zeer van malkander verfchillen omtrent oen
rang der Geeftelijke Amptenaaren: maar Johannes Goar,
in zijne geleerde Aantekeningen op Georgiu-s Codinus,
legt dat zodaanig uit dat de Patriarchen daar in niet
eens gezind zijn geweeft ; en dat de leften dikwils ver-
anderden 't geene door hunne voorzaaten ingevoert was.
De voornoemde Goar heeft ook zoo een lijft in zijn
Euchologium uitgegeeven, daar het Aartsdiakenfchap en
het tweede Diakenfchap wel onder dc Ampten maar
niet onder de Waardigheden en geeftelijke Overigheden
gerekent worden.
Maar om de twyfeling van den Heer Bingham, te
weeten of de Aartsdiaken in de oude Kerk wel over
de Priefters te zeggen hadden, met een woord aan te
raaken , men zou hem al eenige plaatzen te gemoet
können voeren: by voorbeeld den feven-en-vijftigften
onder de Arabiffche Kerkregels; ik beken dat deeze
Arabiffche Kerkregels voor geen Niceeffche Kerkre-
gel,en gehouden können worden; en niemand zou zulks
tegenwoordig durven beweeren: maar zy zijn evenwel
2eer oud j en ik zie niet waarom dat haarc getuigenis
ia
-ocr page 169-Batavia Sacra. cxxxix
ineen punt derHiftorie zoo ligtelijk gewraakt ïou mo-
gen worden. Daar ftaat dan dat de eerfte plaats naail
deh ßiffchop bekleedt wordt door den Aartsdiaken;
de tweede door den Choorbiffchop, de derde door den
Aartspriefter: en dat de Aartsdiaken de plaats van den
Biffchop bekleedt, en in zaakea die het gebed en dc
kerk aangaan over alle de anderen te neggen heeft. De
brief van ilidorns van Sivilie, daar de Aarts-priefters
den Aartsdiakenen ook onderworpen worden, ik be-
ken het wederom, is naar alle fchijn ook niet van Ifi-
dorus; maar is evenwel zeer oud, en zou iiiHiftorif-
fche zaaken, als 'er andere bewyzen bykomen, noch
iet können gelden. Maar om daar niet op te ftaan,ge-
lijk ik 'er niet op en fta; Leo de Groote in zijnen Sf
brief noemt hem den üverften der Kerkelijke zaaken.
S. Hieronymus Ezech. f.48.) noemt hem den eer-
fte» der Kerkelijke bedienaaren. S.Leo in zijn Ser-
moen over den H. Aartsdiaken Laurentius, noemt hem
het hoofd der Geeftelijkheit, Sacrarii Prafukm. Pe-
trus Blefenfis fchrijft opentlijk in zijnen 123. brief dat
de Aartsdiakenen in zijnen tijd hooger waren dan dc
Frieders, en dat ze hunne magt en regts-gebied tegen
dezelven in 't werk ftelden: maar ik moet 'er by "be-
kennen dat deeze Petrus, als geleeft hebbende in de
twaalfde eeuw, tot geen getuigen kan verflrekken
voor de eerfte en oudfte eeuwen der Kerke, dewyl hy
maar voor heeft van zijnen tijd te fpreeken. Maar
in een zeer oude lijft van de waardigheden en bedie-
ningen der Konftantinopolitaanfche Kerke (by Lupus
toni.A^. ρ.ιηι.) ftaan drie vyfgetallen van zulke amptea
en waardigheden, die altemaal voor den Aartspriefter
geftelt worden; welke amptenaars nochtans en bedie-
naars zekerlijk niet meer als Diakenen zijn geweeft.
Onder deeze drie vyfgetallen waren de Kruishcerea
{Crucigeri') de eerften en de aanzienlijkften. Maar ie-
mand zou können zeggen dat de Aartsdiakenen de eer-
ften en de aanzienlijkften wel können geweeft zijn,
Zonder evenwel eenige magt over de Priefters gehad te
hebben Maar in dit verichil willen wy ons tegen-
woordig niet fteeken : en hebben het reeds miffchiea
al te drok met de Aartsdiakenen gehad. Dit heb ik
evenwel noch te berigten dat het zeggen van Petrus
Blefenfis zoo niet in 't algemeen en zonder bepaalinge
«loet
-ocr page 170-CXLIi Voorberigten op
moet aangenomen worden: want op fommlge plaatien
had de Deken den voorrang boven den Aartsdiaken:
Ivo Biffchop van Chartres fchrijft zijnen 194 brief aan
Huzo Deken der Orleanfihe Kerke, aa» Vulgrinm AartS'
diaken der, zelve Kerke enz. en in de levens der Bif-
fchoppen van Mans [apudAiaiil. 3. Analeä.) ftaat dit
volgende te leezen. Hy is ίκ de eerfie lente van zijn le-
men Aartsdiaken gemaakt door den Bifchop Hildebertus:
en dewijl hy dat ar/ipt voorzigtiglijk bekleedde, is hy ivaar-
dig geacht tot de luaardigheit van Deken verheven te
worden.
4. Onder deeze aanzienlijkfte Bedienaars ftatn de
Dekens van den Dom en van de andere Kerken ter
zelve plaatze ook vermeldt.
Prooft is Je
Overfte der
Kanonnik-
ken.
§. XXIi.
Van den Ψτοοβ en de Kanomikken.
Dic te iltregt f ^oofi toaä / toa^ 'er ooft
Hait^-ömiten, (i) ψί naam-lsjoa^&Pioolï
ftomt ban grt aatgnfcSe taoo^it Pr^poii-
tus, 'ttoeltï ceii In 't aïsemcen&etei
feeut. iUOOI&en PrsfeéUis, Pra:pofitus,Prie-
lariis , Pra-fules fteBfeu &oo?0aan^ ttm en öe
Öetcßemn0, Cypnanus, ilie aan öen 2i5ip
fdjo^ op isc eeiw pïaat^ ban jijnenbier&en ö^lef
öennaain geeft ban Pr^pofirus, geeft gemisjat
iaagei' öen naam ban Epifcopus. jffeaat? gelgii
get naam-toooi& Prasful, iiomenirebanPrefnm,
naöerjjanö bejsaaiö if om een SSiffcïioi» te öete^
ßenen / aï3oo t^ffet naam-toooaö Pi-Eepofitus ooö
af5onöerïp toegepafl aan öeu (©becfïeniierlia^
ttonniMten. De verkiezing van onzen Proolt (50a
fjj^eeften öe oi&onantien irei· lltre0trcöe Itecite)
behoort den Deken en her. Kapittel toe. . . Hy
moet uyt het lichaam des Kapittels gekozen wor-
den.
Batavia Sacra, cxliii
den. Indien 'er een Prooft mögt verkoren zyn
die geen lid van 't Kapittel is, het welke onge-
ooriofd en noit noch gebeurt is, behoeft de Bif-
fchop den zeiven niet aan te neemcnj en dat otn
het Aarts - diakenfchap , het welke aan niemand
als aan een lid van ons Kapittel mag aanbevolen
worden. En dit is aldus door dc gewoonte vail-
gefteld.
©c ^^oofi Ißtft i« i>e üerit ban ïttc00t
tgb een gcoote raagt öeïjai): en boïsen^ Heda,
in Ijet ïeben ban öen Guido, ρ. ιμ,
ißtft Ι^ρ Ö^t0ä)o3ei'e0t^-0e&feö0eoe|fent Noch
ten huldigen dage , jegt Buchelius fcgigbenöe
Qbec Heda, oeffenen de Prooften, door vergun-
ning van het Kapittel , een zeker hoog regtsge-
bied, en hebben het regt van het zwaard te voe-
ren. Doch het opperfte en 't vooi'naamfte rege
is by de Staaten, en5, ©CjeibeBuchelius
tec 5eibe $»iaat5e een bonni^ ίιρ ban Johannes
van Bronkhorft, door Gods genade Prooft, en5,
^ioofï ijïaöt öen boïgenïien eeö te boen /
öen toeifeeu to^ «gt öeboomoemiie «aiöonantien
setroïiïien ö^ööen.
Ik N. Proöit der lltregtfche kerke , zweerc
door deeze H. H. Evangelien, die ik met mijne
handen aanraak, dat ik de geregtigheden derU-
tregtfche Kerke en haare vrydommen naar myn
vermogen zal befchermen, dat ik d' eerlijke ge-
woonten , dewelkentot noch toe in gebruik zyn
geweeil, zal onderhouden : dat ik de proeven
der Kanonnikken aan de Kanonnikken zelf, en
aan de andere amptenaaren der kerke , aan de-
welken ik het van regtswege zal moeten doen,
voor zoo veel als ik 'er in te zeggen zal hebben,
cn op den geftelden tyd , zonder verminderinge
CQ zonder uycftel zal begceven. Als ik door raij-
nen
-ocr page 172-' ' xcLiv Vooreer i gte ν op
nen Deken en door het Kapittel naar het Kapit-
tel zal ontboden worden , zal ik daar naar toe
gaan , ten waar dat ik door een wettig beletzei
belet tnogt zyn. Ik zal de goederen mijner ker-
ke , die zy nu heeft , en voortaan noch zal be-
komen , niet vervreemden : en die vervreemdt
zyn zal ik zoo veel als my mogelijk zal zyn zien
wederom te krijgen: Ik zal geen tijdelijk regts-
gebied aan iemand met akkoord overgeeven of
vervreemden zonder raad en toeffcemminge van
den Deken en van myn Kapittel ; en ik zal daar
niemand tot regter aanftellen die fchadelijk zy
aan onze Kerke: ik zal den Deken en het Kapit-
tel , mitsgaders de goederen des Kapittels in hun-
ne geregtighedcn uyn al myn vermogen handha-
ven : Ik zal de vazallen en dienftknegten niet op
vrye voeten ftellen : Ik zal de goederen van 't
Prooitdom niet op nieuw te leen uytzetten : Ik
zal op de goederen van het Pi-ooftdom of van het
Kapittel, zonder alvorens raad te vraagen, geen
ilerktens opwerpen : Ik zal de goederen die het
Kapittel toebehooren voor my niet behouden.
Zoo helpe my Godt en deeze heilige Evangelien.
jpc iijlien öei' lltcegifcliß jiin
Ant. Mattha^us, f« jgii öoefe üan be ^igtingeu
i»tr ïtcrfteu (fata & Fundat. Ecdcfiarum) tt^iw
inm.
©ie ban be a^ebentcifcge ^^oofien fïaan %
j. Lindeborn , m jijnc §ifiorie bau ^et ^ebeii^
terfcöe ©ie ban f anci-a^ te
iien fïaan öy Orlers in öe befcü^pinge ban
öen p. 79.8o.en3. g^ic ban anöere plaatsen
De Kanon ^^^^^ ^^^ gcbonben too^öen.
nikken al." üanonuiïiien geö&en irten naam ban Ca-
dus ge- non , tfoo^ 500 beeï öat tooo^ïi een inßomfie he^
noemt vaa j^jj^jj^ j jj^jjjgj üanonnÄtt ίίπ o^lmc im
SSd?"" imp
-ocr page 173-Batavia Sacra. cxxxix
irontfie geö&en om öan te ieeben: of lieber ijooi
500 becl öat ^tlbt looo^ö een regel ίοίί Jeggen ί
(2.) iuant een regeï op jijn ιίΛνων
gefeit : en fee iäaiionnifißen ga&iren ban ouö^
gunnen regeï om 'ec naar te ïeeben.
ivo 23iffc^oj> ban Chartres m «jjnen 69 b?ief:
Daarom draagt gyl. den naam van Kanonnikken
om dat gyl· "verbonden hebt de KanonykeRe-
gels beftiprer te onderhouden als de anderen. ^^
l^eb&en eertgb^ te iitregtsoo toe! aï^ eïber^ a®
reguliereItanonniiien bg bewerfen getooont/en
in't gemeen geieeft; (3) <iHn om bierebentoierb
gunne tafeï be tafeï berltanonniïiiien genoemt/
(4) om bat5eaan bejeifbe tafeï aten. ©e^^jocM
fïen/ (5· j aï^ of 3e labten toaren / gabben ijet
gebieb ober be ïianonnffiïien. j^aar geïgii biß
manier ban bitó in 't gemeen te ieebcn omtrent
be tienbe eeutoe/ 300 toel te ïltregt ató eiber^/ '
boo^gaan^ te niet gegaan / goo gebben 5gi
ben naam ban S^^joebef^ / aï^ of bie te gering
toaar getoeefi/booigaiu^ bertoo^pen/en gebbeti
ben naam ban ©amljeercn / öat 300 beeï al^
HerlttjeercK ge5dt / 300 onber niaïitanber
get boïii beginnen te besagen.
AANTEKENINGEN.
1. Dat dezelve perfoon Prcoft en Aartsdiaken was,
is niet alleen te Utregt maar ook doorgaans in alle
groote Bisdommen gebruikelijk geweeft. ( Zie Rore-
nius in zyne Refp. Ecclef de äi^Mitate Prapoßti.)
2. Canon heeft by de kerkelijke Schryrers een vier-
derhande betekening : en de Liefhebbers, de welken
deeze kleinigheden uytpluizen , zyn niet eens-gezind
welke betekening eigentlyk den naam van Kanonnik-
ken aan deeze Heeren mag gegeeven hebben. Voor
eeril is Canon^ gelyk de Heer Auteur aanmerkt, voor
een zekere inkomfte , of liever voor een ïekere maat
I.DfiEL. κ vaii
-ocr page 174-CXLVI VOOREERIGTEN OP
Van fpys en drank die hun toegedient wierd genomen
geweeft : zoo ipreeken verfcheiden Schryvers van Ca-
^on prcebendie en flipes canonka, willende daar door be-
duiden het gedeelte van fpys en drank dat den Kanon-
nikken wierd gegeeven. Ten tweede is Canon een ker-
kelijke Regel te zeggen ; ten derde word daar door be-
tekent een zeker getal, by wyze van een taak, van Pial-
men en kerkelyke gezangen die zy dagelijks op te zeg-
gen hadden : (zie Bafil, hom. de abdic. rerum. Apophte-
gmata S. S. Patrum de S. Efipbamo apnd Cotelerium torn.
I. Monnm. Gr<ecorum ƒ. 427. Cyrilium de nita S,Sab<e
n. S7. zo. 28. "Joannem Mofchmn apud Coteler. ib. t. z. f.
369 —414.) Ten vierde word Camn genomen voor die
lijft of naam-rolle , op zyn kerkelyk Latynfch Matri-
daar de oude kerkvergaderingen van Vrankryk, als
deSynodevan Agde, de vierde van Orleans, &c. dik-
wils gewag van maaken. De geleerde Schryver van de
opkomfte der Reguliere Kanonnikken , hoewel hy be-
kent dat de Kanonnikken volgens de oude Schryvers
hunne benaaniing gekreegeu hebben van de kerkelyke
Regelen en Inftellingen , is evenwel van gevoelen dat
de andere betekeningen daar toe ook geholpen hebben.
Omtrent de vierde betekening ilaat aan te merken dat
iedere kerk haare lijft {mdtriala ^ canon) plagt te hebben
waar op de naamen der geenen die zy te onderhouden
had gefchreven ftonden. Deezc naamreden is ook zoo
onwaarfchynlykniet: te meer omdat deKanonnikkef-
fen , dewelken op zyn Grieks altyd cakonkce gcnoemt
wierden, van de Latiniften dikwils Matrlcularia (van
genoemt zyn geweeft. Doch tuiTchcn de reg-
te Kanonnikken , Canoaici^en de AJatrictilarii was noch
eenig onderfcheid : of fommigen wilden daar onder-
fcheid in gemaakt hebben. Vcele Kanonnikken zouden
2,ich beledigt geacht hebben door den naam van Matri-
cularii : want de gewoonte, die doch meefter van dc
benaamrngen is, had den naam van Matrkularü byzon-
derlijk toegepaft aan de kerk-armen. Evenwel zijn'er
deftige mannen geweeft, als Alcuinus {ep. 23 inter
tiq. ^ ep. 7. 10. #.4. iater mvasvet. AnaleB.)
Hilduinus , (Refcript. ad Ltid. Pium demtitia S Dionyf.)
dewelken zich over de benaaminge van MatrkuUrii nht
en fchaamden. En in het leven van S. Udalricus, by
Surius, worden de Domheeren van Augsburg meer al»
eens
-ocr page 175-Batavia Sacra. cxxxix
eetis Matricularn genoemt. Hier dient noch met een
woord by gevoegt dat Matrkula, 't welke eerft zoo een
naamroiie betekende , naderhand, en al van de fesde
eeuwe af, ook voor het huis daar zodaanige Matricu-
larn woonden genomen is geweeil: zie Greg, van Tours
in 't leven van Koning Dagobertus , Flodoardus in 't
eerfteboek zijner Rheimfchc Hiftorie aan 't 9. Hoofd-
ftuk, enz.
Van dit gemeene lev?n der Kanoniiikken zal in 't
gevolg wijdloopiger gehandelt worden.
4. Volgens den gemelden Schryver is menfa Camm-
ca zoo veel te zeggen als een zekere maat van fpys en
drank : d;iarom vindt men by fommige Schryvers, daar
zy van de Kanonnikken handelen , Canon frabendie ^
ßifs camntca, enz.
De Prooiten der Reguliere Kanonnikken hebben
ook dikwils den naam van Abten gedraagen ^ en zoo
worden zy genoernt in de derde Synode van Tours,
(ci?». ζφ.) in de lesde van Parys. (^^».37.) Maarditzal
ook in 't gevolg te pas komen. Na dat het gemeene
leven der Kanonnikken te niet was gegaan is de naam
van-Abt ook doorgaans achter geblceven. Maar het ge-
bruik, *t welke doorgaans verandcriyk is , heeft ook
bewys van deeze veranderlijkheit omtrent debenaamin-
ge van Prooft gegeeven. By de reore Monnikken was
Pnepofitus minder als de Abt, en wierd doorgaans voor
den Prior, hoewel fomwijlen ook vour den zogenoem-
den Provifor of den beftierder der tijdelijke zaaken ge-
nomen. Maar dit lefte was weinig gebrüikelyk, cn d®
Prapofitas naar de gemeene manier gefpróken was de
Prior. By de Kanonnikken was Prooft , of Prafoßtas
gelyk getoont is, zoo veel gezeit als de Abt : en was
Vervolgens een aanzienlijker benaaming als die van
Prior. Evenwel leeft men in de Kronijlc van Windes-
heim (/. I. f. 37.) dat de Reguliere Kanonnikken van
Eemftein, tuiïchen Dordregt en Rotterdam , in 't begin
Prooften gehad hebbende, naderhand van den Biflchop
Van 'Utregt als een zonderlinge gunft verkreegen heb-
ben dat ze voortaan Priors zouden hebben. Daarfchijnt
de naam van Prior van grooter aanzien te xyii geweeft
als die van Prooft.
Κ 7.
f. XXIIL
-ocr page 176-CXLVUt VOORBERIGÏEN GP
§. XXIII.
Fan den Deken.
De Dekens "P^t ©efteii οοίί ïytt o^t ojj Öc
zyn ook l-'niitten : cii jgiï öaaiOm ooft Pro ν iP--es,
opzieiiders / genocmt getoecfï ban 't
ïlZlTcn tooojö providere. j^au öf Äanö-Heften^
Lbbenhier ^eöfientog δφιοβρη, ^tmUn (ι) pö
een groote te litt^eßt eeü aaiistenip gejag / ß» tn ^eitecen
wagt ge- ! aanjienlöiiei· a!^ öe jp^oofi, 3i^ant in iten
eeö ijan beu flonö öuisïelgïi u^tgßöjuÄt:
Als ik door mijnen Deken, of door hec Kapittel,
ten Kapittel zal geroepen worden , zal ik daar
verfchijnen , ten waar dat ik een wettig beien
mögt hebben, 50O öe#^&onanticniïec
lltrestfc^c %ittlit tt ïeejen flaat Φύ^ be
©eïtcn öe ©i^an^ balt ben S^ifTcpJJtorfgeiaeeff.
^00 i^eeft Frederik van Baden bcn ^^OOfï Öail
«/»««i ^.^aïbato^^tocii/ tetoecten Hermannus van
^edam Lokhorft, tot aïgcmccnen ©iïian^ in't
■ getript aangefleit
©eBen/ 50a toei ai^ bc ^^oofï / boo^
beeren tjan groot aan5!en in be Iteric gchjeef?.
^n be openöaare O^mmegangcn sing be ^bup
p^ooft aan be regtet·/ en be ©eiien aan beflin^
ïieröanb be^ ^iffcöopl. gie ïpt bienpoeït ber
^oraiterïie (tir. de Major. & Obed.) βρ Ant.
Match ;eus in jgnttoeebe öoeft ban benlCbei/aaa
|)ct beertigfïe goofbfinit.
ben selben Matthazus, in ^ijn boeft banbe
utveÏÏ'^he il^iPbal!i0ijebenen^ti0tin0en beriterfenbaii
Dekcnr. iltre0t/ ïsan een ïange reeïi^ban be ïitrestfcöe
©eBeni iiagesien bjoiben.
Batavia Sacra. cxxxix
<0!lba' antoen Jacob Utcnengc,
itetoeiiic ^eberi» jaar 15*30 ©iftartó iua^ Qt^
tooaben ban ben iltrejtfcpi Willem
Enl<evord oj) Ösen tijö tc stomen beitocbenbe/
ban ^kttv u ïltregi getoeefi.
jf^eefier Gerne van Liesveld ijja^ Omtrentget
jaar 147^. ^aftoo^ai^eftcnofProviforteïïoti
tcrbam.
jfjEeefia· Gerrit Arentfe Poft aföaar ΟΠΙ^«
trent f^tt jaar 15-18 oo!i ^afïooi tn sp^Rm of
Pro Vlier gctoeefï.
JZ^eboIsenbe beeren 3t|ninbe Ifof-ßaiiclieban
'^(ßrabenijage^rften^ bfrïianonnil^ften getoeefi:
Nicolaus Ruyfch , de Amftelodamis. f&iigf,
Bernardus Bucho ab Ayra, een ©jtefcïj aBbeli^
man/ #ombanba&er^toese ban ben Kroaten
Viglius ab Aytha , bOO^ Karei V tüt ^aab^
l^eer aangefiêit in ben i|obeban3|oïianb/ en ben
berben ^eptemöer/ in 'tjaar 15-38 / m ftet 05
jaar onberbom^ überleben. tn ben
onbec tm eerip sraffcöjifÏ 1be0raaben.
^n i^^ie^ïatib ποφ een anber graf-bicpt
iier eere ^emaaitt toa^ ren man bie booi
sgne berbienjien cn aubere gaben grooten ïof
Öeeft nageïaaien.
Henricus vander Nath.
Guilelmus Datnafi Lindanus , anber^ Willem
Damafus zoon , vander Linden , Keeraar in b^
<i5oböeit/ en5. ban toien tog 300 eben noeg ge^
fp^oïien öeööen.
Martinus Duncanus, een Itempettaar / 5gnb?
te 5[Seift en op meer anbere pïaatjen j^afioo?
gehjeefi i te gfimer^fooit oberïeben.
Sasboidus Vosmerus, een^eïbenaar/ ©cenf
tiaat in be(iB>oböeit/ en5. ^miy ban beeseman^
tien 3uflen tog dbcr^ nocft te fj)jeei$en Scööen,
κ 3 ©f
-ocr page 178-CXLIi Voorberigten op
b0Ï0cn&e uti / beu iaeïïieit iie ©eßen:^
getraan ïjeööcn/ getfotiiten ugt ö«;
ongcö^uiite öec ïltTCgtfcije iierfte:
Ik zal de regten mijncr kerke in haar geheel
bewaaren: ik xal de vryheit der verkiezinge,de-
welke hec Bifdom van ötregc tot nu toe geno-
ten en onderhouden heeft , niet verbreeken of
laatcn verbreeken : ik zal de kerken door geen
laitige beden bezwaaren of laatenbezwaareni ik
zal de goederen en allerhande bezittingen der
kerke, dewelken van mijne Voorzaaten op my
vervallen zyn, geenzins vervreemden zonder ge·»
meenen raad , en buiten de duidelyke toeitem-
ming van den Prioor en van de Klerezyej Ik zal
geen oorlogen aanvangen zonderden raad van den
zeiven Prioor en van de Klerezyc ; ik zal aan
geen' niagtigen Heer ecnige hulp belooven of
zweeren tegen eenig menfch of bedienaar onzer
kerke, zoo lang als dezelve zich naar het regt etx
den raad der kerke zal wiilen voegen. En dit al-
les zal ik getrouwelijk en ftandvaftiglijk nako-
men Zoo moet Godt, met alle zijne Heiligen,
en het geloof der Heilige Evangelien my belpeq.
x\ANTEKENlNGEN.
ï. De Dekens 2ij.n eerfl in de Kloofters bekend ge-
weeft, daar zy het op'iigt hadden over lo Monnikken,
cn daarom Decam wierden genoemt. Om dat deeze
Ïiaam dan nyt de Kloofters is genometi, zijnzeopfom-
mige plaatzen, voornamentlijk in Spanje, ook wel Priors
eenoemt gelijk gezien kan worden by Innocentins III,
(ib. ι.ερ.ηη. Hyheeft de eerile plaats in het Choor,hoe
wel dat de Prooilen volgens Rovenius op eenige doch
weinige plaatzen den voorrang hebben : en de eerfte
item, ie weeten naaft den Biflchop , in 't Kapittel , in
de Vergaderingen, en ia het geeveri van ftemmen. Dè
Dekeg heeft ook het regts-gebiedover de Kaaonnikkeni
■ en
-ocr page 179-Batavia Sacra. cxxxix
eil in eenige kerken heeft hy de magt van deïelven, als
ty 't 'er naar gemaakt hebben, in den ban te doen of
in hunne bedienin^ren op te fchorten. Het is zyn ampt
het Kapittel te beroepen, en hy is als de mond van het
zelve. Als de Biffchop , door geld of heerfch - zucht
gedreeven, de goederen van 't Kapittel vermindert, des
•/.elfs regten en lofteiijke gewoonten ondermijnt, of iet
diergelijks bellaat, is het de pligt van den Deken den
Biffchop met alle behoorlijke eerbiedigheit tegen tc
ftaan ; ja, als 't 'er op aan mögt komen, xyngezag voor
't Kapittel in de weegfchaal te zetten. In de Ordonan-
tien van deUtregtiche kerk (byMatthseus de Nobil.l.z.'
t.ii·) ftaat aangemerkt dat de Proofi ten opzigte van zrt
Aarts-diakenfchap aanzie-alijker is ais de Dekcw , wat het
bewifid van zaaken aangaat; wiaar luat het Prooßdum^ of
de regeermg aangaat , dat hy in zulke» zin minder is als
de Deken ; en dat hy dierhalve ten opzigte van zyn Prooß'
dum gehouden was onder den Deken en onder de berifpinge
van den Deken en van het Kapittel te fiaan en dan volgt
'er duidelijk : Het Dekenfchap is in onze kerk degróotfls
vjaardigheit naafi den Bijfchop.
§. XXIV.
Van njerfcheide bmaamingen der Taflooren.
Dt f jiefiec bie boïïi onöa· ben S^ifcfjojj
ßefiicröe / tjaö beifcïieiöe öenaammgen.
I, gciioemt Perfona: ^ooi^^^t&^t
01150 Opmeer aau lohannes Faber, ble öe fefïe
opcnöaaw ψα^ϋο^ ban ftcrfte te
geioecft/ irc öenaaming gee^ banj^cri
foon. ^tstM örnaamins Somt öifttoiï^ boo? in
bc oube Ö^iebcn m t»aiiia'en: boo^namentip in
bc blieben bic ban ben ïfter Dirk Bieiswyk b^
ItebHgt bjojben in be öcfcöjgbinge ban be fiab
^tïft.
Sinber^ isS Perfona m ^^tfiierbec b« ftepïje/
Dc naarti
van Paftoor
is onder
verfcheiik
andere u.ia-
mcn, die
het zelfde
betckpiidcDj
mecft in
gebruik
gcblccvcn.
CXLIi Voorberigten op
ine be ScrBdpe jaafeen niet iiooj jjcïj jeïljcn
ijcrngt/ inaaii boo^ eenanöer ßeguaam^iiefici;
in jiiaatje iaat öeöi'enen. (Cap. 3. Extrav.
de Ecclei a:dif. c. uk. Fr. de Roy Prol. ad rit.
de jure Patr. c. (i) gosïaanlge isjarcn öc
©afioöi^ ijan Bavo te ïfaadem : toant
toten öe feerHeigiie saaften öüo^ ïiaiseïlaaiien
berdötentbetop selten/bau
öen iiati ^oitob / geüostjaaiit tuaren
iten 5eiöen O^raaf te ijolseii. ^iiiien/ öaac
ine bau ï|aariem te fjjjeefien jwlleuöeööen /eeu
Igfi öer selbe ^fïüoreu ojjgeeben.
2. ©e .^aftoo^ bjieit öoïi geiioemt Plebaan,
ban ï)et ?£atiinfc|e naara-ioao^ö plebs, ©eßerft
3eif / baat ög ^afïoo? ober toa^ä / ooi» tocï
plebs genoemt geiaeeflj aï^lti eeti b^ief ban Ot-
to den Groocen, fiaanbeÖnMeyboom (Append.
ad Witich.) J^en binbt oofi Pkbana domus in
öe Qtiirinalia Metelli. (i)
3. Curatus ofCurio, inÖafier&-bÜ!tfc|Cureir,
(ban 't 5tat|jnfc|ie toooib Cu ra, 30'0/) iöOib
ooit biïibjii^ booieenl^afloa^genomen / ombat
i^em be 3010 obec be ftecit en" ö^t onbec^oarige
ibollt toaä aanöeboïen. (3)
4. «einbeïijft toierb ij^ ^aftoa? jenaemt: |et
toeïëc eigentiijii een llaröer beteiicnt: iuellte
naam eertijb^ 300 aanjieiilijii tolerb geacfjt/ bat
Ö0 SSiffeöoijpen ö^n 3«^lfben nauigii^ hmf*
öen geö^iilien; om bat aiieen fcgeen
te paffen. ©aaiOmSeit Adam van Bremen (1. I.
c. zo. ) Het zeggen is dat Lundericus III. Bif-
ichop van Bremeneen hovaardig karei is geweeft:
liet welke daar uyt te giiTen ftaat, om dat hy al
roemende heeft gezeit dat hy de Paftoor was van
de Breemfche kudde. Jl^OCg bte naam ί^ nU 01|ΐ
öei; be Ha^ljfftm gcwmisetooib?«,
-ocr page 181-Batavia Sacra, cxliii
AANTEKENINGEN.
I. Zy wierden ƒir/o»« genoemt, legt Rovenius(i/ff
Rfp, chriji. f. I1+.) om dat zy der kerken die hun aan-
bevolen waren in de vergaderingen der Paftooren, en
in de tegenwoordigheit van de Biffchoppen en Aarts-
diakenen of Aarts-prieileren , verbeeldden ; maar niet,
ïoo als het ibmmigen verkeerdelijk bevat hebben,om
dat zy tot geen ferjoonede verblyfhouding zouden ge-
houden xijn , en voldaan mogten met iemand anders
in hunne plaatzen aan te ftellen.
τ. Dat plehs voor een Parochi-kerk genomen wierd,
is al zeer gemeen geweeft : zoo vindt men dat woord
gebruikt ip de kerk-regelen van Abo, (^AnaleS, M.a-
htll. l. 2. c. 28.) in de brieven van Innocejitius III. (/.2.
ί· '37· Quod eadem eccleßa fua ecclefite in omnibus de-
btat ejfe fubjeäa utpote fuce plehi. ... en wat laager.
Qued eccleßa fua nunquam fuit titulus eccleßa Caßilenßs,
f>ec umiiuam tamquam plebi fubjeäa.) Inde Ordonan-
tien van Karei den Kaaien {tit. 48.ί·, 11.) Eccleßa bapi·
tifraales, quas plebes appellant, enz. Ik wil hier ook
met een woord aantekenen dat het Pafloors-huis op zijn
latijnfch wel eer dos gaioemt is gevyeeil. Zoo leeft
men in een brief by Lambecius {lib. τ. rer. Hamburg,
ft. 44-7.) Dos debet befte eJfe caoperta^:;^ teäo^ parietzbuSy
ßcut decet plebano. Het Paftoors-huis moet een goed
dak en goede muuren hebben, zoo als het voor een
Plebaan betaamt.
3. Het fehijnt althans dat het naam-woord <:-uratus
afkomftig is van tar«, zorg, maar wat Qurio belangt,
daar zou men noch aan können twyfelen. Qurio wierd
by de ou.de en heidcnfche Romeinen ook voor een zeker
Frieder genomen ; doch wierd alzoo niet genoemt van
cura, zorg, maar van cnria bende, kerfpel; vt^aar omtrent
dit aangemerkt dient, dat de ftad Romen door Homu-
lus in drie 'Tribus of hoofdkerfpels, en ieder hopfdkerfpel
in tien curia of mindere kerfpels verdeelt is geweeft :
ider curia of kerfpel had haare plaats of kerk om de
dingen, die den Godsdienft aangaan, te verrigten : en
die plaats of kerk wierd ook curia ., en de Priefter cu-
ria genoemt. Zoodanige curia:, voor kerken genomen,
fchijnen al vry met onze Parochi-kcrken, endef^m-
aes met onze Padooren over een te komen. Doch
dan zou curio., gelijk wy hebben beginnen te zeggen,
iiiet afkomftig zijn vaa m* maar van curia.
CXLIi Voorberigten op
Ceeßelijke ampten die ter vergeev'mge van
de HoUandfche Graaven gefiaan hebben.
TndeErf-GraaiFelijkeBedienigeti vaiiHolIand en Weft-
Vriefland {fag. 127.) ftaäteen lijil van de geeftelijkc
ampten dieter vergeevinge van de HoUandfche Graaven
geftaan hebben: maar de Heer Auteur heeft ons een an-
dere lijft uyt een oud tiandfchrift ter hand geftelt, 'tvpel-
ke niet alleen veel wijdloopiger is, maar ook aanmer-
kelijke omftandighedenbehelft, en met eenen aanwijft
hoe veel dat de gemelde ampten 's jaarlijks plagten op
tc brengen. Wy hebben dan goed-gevonden hetzelve
ponder eenige veranderinge , en met het eigen duitfch
daar het in gefchreven is, hier te laaten volgen.
Beneficien in Hollant en Vriesknt, ftaende ter
collatie van den Coninck, als Grave van Hol-
lant en Heere van Vrieslant, Voirnc, Putten,
ende den Briele.
Eerft Prebenden oft Canonix-proven,
Opt HofF inden Hage is een Collegie van een Deken
ende twaelf Canonicken Die Deken is eleétyf, zoe
fy fuilineeren, ende die prebenden flaen pleno jure kï
collatie vandeiiConinck, ende is elcke^Jrebende waer-
■dich in loco 24. oft 2«, ponden grooten Vlaems tfiaers.
Dier en fijn inde fel ve Capelle anders geene beneficien,
die ter collatie vanden Coninck ftaen.
Tordrecht inde groote kercke es oock eene Collegie
van een Deken met 17 proven, daer of die Coninck
maer die feeven te geeven en heeft, ende elcke proven
mach waerdich weefen in loco 8 oft 9 ponden grooten
ende in abfentie niet.
Te Geervliet is oock een Collegie van eenen Deken
ende 15· Canonicken prebende , ftaende all ter collatie
vanden Coninck pleno jure. Elcke prebende is waer-
dich in loco x8 oft 50 pont groot, ende in abfentie 6
oft 7 pont groot. , Ende aengaende die Dekenie fom-
mige fuftineeren dat die eleélyf is, andere feggen dat die
Coninckl.'Maj. die geeft: maer neet befte bcfcheetdat!·
men daer off yirxdt ,■ foo is die eleäyf. In
Batavia Sacra, clvïï
Inden Briele inde groote kercke is oock een Collegle
van een Deken ende twaelf Canonicken. Die Dekenie
jnettcr Paftorie van Maeslandt , die den Capittel gein-
corporeert es, es eleayf,ende de prebenden llaen ter
collatie vanden Coninck pleno jure ^ ende fijn waerdiefci
in loco ontrent hondert Rijns gulden t' liaers.
Toeftvoirne is oock een Collegle van eenen Deken
ende 8 Canonicken. Die Dekenie is eleöyf, ende die
prebenden ftäen pleno jure ter collatie vanden Coninck.
Ende elcke prebende is in loco waerdich ontrent hon-
dert Rijns gulden t'fiaers.
Te Gorinchem is eenCollegie van eenen Deken en-
de 14 prebenden ilaende ter collatie vanden Coninck,
te weten die prebenden pleno jure. Elcke proven waer-
dich in loco veertig of vijfdch Rijns gulden. In abfen«
tie niet veel.
preken oft duren flaende ter collatie als voere, ende
die Jaerlicxe waerde van dien in ahfentie , ge-
lijck V felve bevonden is. Anno JS'4·
Die Kercke vanHaerlem, de eure van GrafF, 5<s
400Rh. gl. de eure van Weilen in Tex-
de eure van Velfen, 30 el, 6t
decure vanOoilïanen, 48 de eure van Edam, 78
de curevanWormer, 50 de eure van Middelie, 36
decurevanWeftzanen, 72 de eure van L·aπfπlaΓ,
de curevan Hoorne, 200 de eure van Sonderdorp,
St Gomers kercke Tenck- _ 54
huyfen, 1000 de eure van Ouderkerck in
de eure van Noorcarpfel, Amflerlaut, 36
30
Van die Perfonaetfchap van Nairden is een queftie ge-
weeft. Die vanden Capittel van Sint Jans t' Utrecht
feggen dat fydie collatie hebben metten Coninck al-
ternatis vicibns: daer of van s'Coninckx wegen ge-
fuftineert wordt ter contrarie. Die perfonaet heeft
die eure van Nairden, ende geeft die andere euren
van vier Dorpen in Goylandt. 'tSelve perfonaetfchap
mach waerdich weefen , . . 40
Pie eure van Weefp heeft geprefenteert onlancx den
Prooft van Oudemunfter, ende men bevindt dat by
tijden van wijlen Hertoch Philips van Bourgoingent
die felve eure toegewefen is tfijnen foll^ie: endei?
waerdich in abfentie, , i t
/» NoorthoUandt.
dc eure vander Gouwe, 3C0
de eure van Haeftrecht, 30
de eure van Stolwijck, 30
de eure vaudc oude kerek
tot Delft, 900
de eure vande nieuwe kerek
tot Delft, 120
Dc eure van Rotterdam is wel 200 Rh. gl. tfiaers waerdt.
Maer is onder die Courtifanen van Romen langen
iijdt geweeft, endefeggen dat die collatie toebehoort
den Abt van Sinte Pauwels t'üreeht, andere feggen
dat die Con. Maj. die behoort te geven.
I» den lande -van Veurne.
de eure van Ooftvoerne, de eure van Rugge, 70
40
nieuwe Hel-
48
nieuwen
de eure van
levoet,
de eure vanden
Hoertj,
de eure vanden Goeder
Reede , 20
de eure van (Jutdorp, 3p
de eure van Diriexlandt, 50
40
In den lande van Putte.
de eure van Geervliedt, 30 deeure van Weftenrijk, 40
Vicarien ßaewde ter collatie -van den Coninck.
Te Haerlem.
Een Vicarie op 't heylige eruys autaer gefundeert,
Anno 149z. over Claes van Rymans doot,waerdich
in alles mit lafte van dageliexeMiffe, 4oAndrresgl.
Een Vicarie te Hemftede te lafte van drie Miiïen ter
weecke, ende wert betaeltuyt dedomeynenvanKer-
. merlandt, 25 Rh.gl.
Te Delft.
Inde oude kerke op Sinte Bregitten autaer waerdig in
alles, 3()
Int landt van Voerne.
Opt onfer Vrouwen autaer inden Briele is een capelle
gefundeert, waerdich in abfentie, 18
Opt Maeslandt opt heylich eruys autaer een ander Vi-
earie waerdich, in abfentie, _ 20
Opt Sinte Annen autaer te Maeslandt een Vicarie,
waerdich in abfentie, 1 ?
Toeftvoerne is een Vicarie mit een Miffe, waerdich
als voQren» s
Opt
-ocr page 185-Batavia Sacra, clvïï
Coßerie» in abfentie.
de Cofterien Tooftzancn, 8 de Cofterie vanden Hage,
Wormer, n J40
Berchout, 1° de Cofterie ter Gouwe, 70
WydeneiTe Roelof Camer- de Scholafterie aldaer , 19
linck, 11 de Cofterie t' Schoonhoven
In den lande vanF'oirm.
Goeder Reede, iz Diricxlandt, la
Andere benefieten in Hollandt ende l^rießandt ^
ßaende ter collatie vanden Coninck , die
hy fijn Stadthouder inder tijdt ive-
fende gegeven worden.
de eure van Wyk op Zee, 18 de eure van WydeneiTe, 18
die eure van Lummen ,26 de eure van Leeck ,
de eure vanZybecarpfel, 10
de eure van Benninck-
brouck, 10
de eure van Werfershou-
ve, iS
de kerke van Rietwyk, niet.
de eure vanNyenwerkerk,
10
de eure van Gyfp, 6
de eure van Sparvs^oude, 10
niet.
de eure van Urilem alterna-
tis vicihus metter Abt vaa
Egmont, ao
de eure van Oudemerop, lO
de eure van Nyenweme-
de eure van Beetfeh, decu- de eure van Coedyek, !ƒ
revan Odendyek, decu- de eure van Ste Pancraes,
reyan Gorithuyfen , de
eure van Hauwert , de
eure van Sardamme, niet,
de eure van ßerchout, 24
de eure van Grootebrouck,
24.
de eure van'Avenhoren, ii
de eure van Zwaech, 1S
Sinte Pancras kerek t'Enc-
huyfen, ii
20
rop.
de eure vaii Ste Martens int,
Nyenwelandt, 8
de
2.+
de eure van 't Ooftereynde
in Texel, 24.
int Ooftereyndt te Wierin-
gen fijn 2parochiën niet
waerdich, niet.
de c. van Luttekebrouk, 12 de eure van Wael in Texel,
de eure van Weftwoude, i ζ
de c. van Bynnewyfe', niet.
de c.van Oifterblockel,niet.
de eure van Wefterbloeke,
ii
dekercke van Abbekercke,
de eure van Midwoude, de eure van Wefterlandtia
de eure van Twyfch, niet. Wieringen, niet.
de eure van Hern, 8 de eure van Sucrt in Wic-
dc eure van Ve^nhuyfen, iz ringen, niet.
CtVUl VoORBERIGtEN OP
de eure in Vlielandt, . . . if
de eure van Monickendam, . . . i8
decurevanCoedyck, . , . 7
de eure van MarCken, . . · 12
de eure van Schellenwoude, ^ .15^
de eure van Suyderwoude , . . · 24
Te Racop fijn Prochien, in abfentie, niet.
de eure van Muydert onderwint hem te geven de Proeit
van St. Marien T'ütrecht. Daer of men fuftineert
van 's Coninekx weegen de contrarie , ende is waar-
dich in abfentie, . ^ ·
de eure van Waerder, · . · niet.
In Noorthollandt.
'de eure van Liile, ly decurevanNieuwecoop,i§
de eure van Reynfaterwa- decure van Delfshaven, 24.
ter, 15· de eure van Nootdorp, 20
In T^ythollandt metten lande van Arckel.
dc eure van Schobbélants de eure van Redichem, i^r
SantBoreh alias Zwyn- de curevanHoiriiair gheeft
dreciit, niet. den Cotiitick ende den
de eure van Leerbout, 10 Heere van Seevenbergen
de eure van Nyenland, το alternatis vuibus ^ 15
de eure van Arckel ,18
In den lande van Voirne.
de eure van Rekagne, 10 de eure vanNyenlandt, 14
de eure van Zwartewale,i2 de eure van Bommenede,
In den lande van Putte.
de eure van Simoushaven, de eure van PerniiTe, tiiet^
18 de eure van Corendijck, 24
de eure van Biert, 24. de eure van Poortegaal,
de eure van Putte, niet. de eure van Hekelinge , io
Vicarien fiaende ter collacie vmden Cminck.
Te Haerlem.
Eene andere vicarifc op onfer Vrouwen outaer ooek ge-
fondeert int eafenbroot oover Pieter ende Andries
Thomaffens doot met laft van 4 Miffen ter Aveecke,
In Texel. 20 Andries guldens.
In de kercke ten Bureh is een Vicarie op Sint Jacobs
outaer belaft mit 2 Miffen ter weecke , waardich in
alles, . . . 16Rh.gl. t'liaers.
In Wieringen.
In de kereke van Strot is een Vicarie op onfer Vrouwen
au.taer mei laft van 4 Miffen ter weecke, waerdich i y
Tc
-ocr page 187-Batavia Sacra. cl ix
Tc Delft.
Opt felve autaer een andere vicarie van een Miffe ter
weecke, waerdich aen huysrenten, 9
Opt autaer vanSt. Job,belaftmetxMiffenterweeke,i5
Op S. Jacobs autaer met een Miffe ter weecke, daertoe
ftaet tliaers, _ 7
Inde nieuwe kercke op S. Jacobs is een Vicane belaii
met zMiffen ter weecke, waerdich 1+
Ter Gouwe.
In de Prochie kercke aldaer op St. Stevens autaer een
Vicarie belaft met α Miffen ter weecke, waerdich
Noch ander opSintAndries oft Sint Lambrechts autaer
fonderlaft, . . . .
Opt flot een Vicarie van een dagelijkfe Miffe,waardig, 38
In S. Catherynen Gafthuys een Vicarie mit lafte van een
dagelicxe Miffe, . . . 8
T'Schoonhoven.
In de kercke aldaer fijn fes cleyne Vicarien , dek niet
waerdich waren een pont groot iïaers.
D' eene op onfer Vrouwen autaer.
D' andere op St. Niclaes autaer.
De derde opt autaer vanden Heyligea Geeft.
De vierde op St. Loyen autaer.
De vyffte op Sinte Chreften autaer.
De fefte op Sint Ouwonts autaer.
Tordrecht.
Aldaer es een cleyne Vicarie inde groote kerckc.
In den lande van Voirne, en Putte.
In Diricxlant is een Vicarie die in abfentie waerdich is, 10
Opten huyfe van Teylingen een Vicarie mit laften van
3 Miffen ter weecke,daer toeftaet wtde Domeynen,
maer men en kan niet bevinden dat die gefundeert 15,24
TeGeervh'et: die Scholaftrie op onfer Vrouwen autaer,
in abfentie, . . , . niet.
Aldaer fyn 3 Vicarien ter collacie randen Coninck,
D' eene op Sint Anthonis autaer.
D'ander twee op St. Barbaren autaer. Alle 3 van cleyn-
der eftimacien.
Te Spyckeneffe een Vicarie waerdich ίη abfentie,
In Portegael fyn 2 Vicarien. D'een van den Heyligcn
Cruyce, ende heeft Mr. Willem Heda, waerdich in
abfentie, . ^ . . α
niet. Weftzanen, ^ tebrouck, Hoochkarfpel, Hem, 5 Sybekerfpel RoelofCamer- Benniiickbrouck, 30 ft. Cocdyk , Sinte Pancraes, 30 ft. |
S. Martens in Nyenlandt, metter Schooien, Groo- Ten weder in Texel, 4 S. In den lande van Voirne. Nieuwen Hooren, 5· Outdorp, , 6 Putte. De Cofterie te Geervliet, 8 Putte, Pinffe, Spykenef- T'Simonshaven , Biert , Portegael, niet. Item alfoo die Coninck onderrecht is , datinde lan- ΒΛΤΛ- Te Wael in Texel, 3 Cacdyck, 3 Schellinck woude, Lantsmer , Zonderdorp , Rrouck ία Waterlandt, 2 S. Gorinchem,' 10 CLX VoORßERIGTEN OP BaTAV. SacRA. D'ander van onfer Vrouwen , heeft Jan van Spaingens Cofterien, in abfentie. |
Pag. ι
O F
Van dc eerfte Apöitekn , die het Chriften -
Katholijk Geloof ia Holland , Zeeland s
Vrieiland en de omleggende Landen ver-
kondigt hebben : niitsgaders van de
ütregtiche BiiTchoppen, die in het
getal der Heiligen zijn geilek,
ofte voor Heiligen gehou-
den worden.
Van den Heyligen
Gehouden voor den eerften Geloofs-
verkondiger in Vrieiland*
Egiftus ten
onregt
fommigen
gehoudea
voor den
eerften Gei
loofs-pree«
kcr dczec ,
Lauden,
; Cni0e « ^φΡίτ^ aen^eö^jtijfn
, öoo^ öe tefbe m gïori ban ijun ©a^
, öcrïanö / 0« oii&a* öe^cïUm Mar-
' tinus Hamconius in jijnc Hiftorie
[vanVriefland, gebe« 000,? Öat ïjet
i^iiefïanö gep^ecltt iä geiöeeji/cn öatEgiftusna
Λ Zie Willehr. 'Bofchart in fijne VtrhunAdinge ·υαη de cerjie ,/i.
toßelen van Vrieiland. Qu.l. P-2,
L Deel. ^ §§
-ocr page 190-1 ■ HET LEVEN VAN DEN
tit ïïanii 0e3on&en öoo? bet! om
CJjjïtïu^ cn^ijn «sBijan^eïie aïbaat: U itetftonbii
ge». Bernardus Furmerius ïjet 5eïiJe ÖetJefilgen^
öe / in 5ijne jaec-öoeïten ijan Vriefland, in 't i.
Boek, 6. Hoofdft. Sjoegt Öaer ög / öatg^ getoeefï
50U een ijan öe 72. S^ifcijieien öe^ ^tm/
tn in i^jiefïanii 50U ^gn aengeBomen onteent
jaat' 00. na geöooite. iiati
be^en Egiftus ijjo^bjgeen 3eiBa0 gemaaftt fig Mo-
lanus in3p Regifter 5 noeste in Geboor-
te-dagen der Heiligen. φϊΜ t^ Öp Beda, nocQ
Ado , nocg Ufuardus, «οφ ^ eettige Setien^-
fiefcg^njbecp tjan be^i^eiia'ïaniifcöei^eiïisen/ get
minfle öefcöegöijan ijem tc binijen, S^gBollan-
dusof 5gne<a}jboï0er^b3o|ïi ooïfgeen tooo^biian
ïjem 0eceï(t Cn aïpetoeï Baronius omtrent ijet
iaac «a gefioo^te öetjmeïiit/ öatiie
^^in^bet ^pofiiïcit c<?n 5ίϊίί·ι·ί·η Egiftus naac
S^upt^ïanb afgefonben geeft / 300 öetn^gt ^^
niet bat beseïbe in B^iie^ïanb joube aengeftonten
^[[nbecbaeb / peggen beS^oBanbifien in gnnne
3|i|ioi'ifcö^ Idannieeïtingett op &et ïeijen ban S.
Suidbertusc, indien'er al fommigen ten tijden der
Romeynen in het nabuurige Batavia tot Chriftus
mogten bekeertzyn geweeft, zoo is egter dat he-
melich zaad allengskens door de razerny der Hei-
denen uytgerukt, of by gebrek van aanqueekinge
verfmagt geweeft.
Hamconius Somt naai^bet; aan be toaargegt/
feg^ijijenbe bat be Eligius, eertijb^ SSiffcgojj
ijanj^o^on^/ ïang Sioo? Willibrordus ttjb
fïum aen bei^^iesen ijeriioubist geeft.
α Indkulut.
b Natalei S&nBorwn.
t (dg. Ó7.
Het zelve
word met
beter regt
benevens^
dc ver-
ψίΐ in Romen ntrt Hamconius oijec tm/ J.
Molanus lil Jpe Geboorte-dagen der Nederland- toege&h" ·-■
fche Heiligen, fll Willibrordus BoiTchaarts in 51!;^ ven aan den
lie Verhandelinge van de eerlle Äpoftelen van H. Eligius,
Vriefland. J. Mabillon fp^uU aliHl^ ίΠ ^Qm
SfacrÖoeRcn : Voor alle anderen
heeft de H. Eligius , Biffchop van Doornik en
vanNoyons, gearbeydt om ;de Vriezen tot het
Chriftene Geloof te bekeeren.
^ct 5dbe ïjttft onbcL· öc J^ioteflanteu ïmftc^
ïp Betomt öc IjOOS-ÖcrocniïlÉ: ïfCCK Antonius
Mattheus, l^ooijitta· öct öe^ei' ïitgten in ir?
§0000 ^cgoïe ban 3iegiren/ een |^an ten n^fc»
terfïe beniuftig in öet opgcaaben öec aï-oube
fóeiMpeiÖeitenit-fcöilften/ toien^ ïof to^ iti
Öet becboïs ban öit tocrï» nocö meerniaaï^
ïen öebben te bemie!ïren. fyieeïttöanaïïia^^
inet öngöeïpe bJOO^ben : Nochte Willibrordus
is de eerilegeweeftdie het Evangelie den Vriefen
verkondigt heeft: voor hem is hier geweeft Eli-
f'us ί ten tijde van Klotai-ius , Dagobertus en
lodoveus li.
5|et ïebcn ban feenïf. Eligius geeft BefcöÄn zi/« Jevea
be If. Audoënus, ban ïlouaane / öe^ ^ ^^^ch^e-
5eif^ tijb-senoot Maar $e0t Pagi s het Leven IZüdoov
van den H. Eligius door Audoënus befchreeven is
door verfcheyde vermeerderingen en byvoegin- uytge-
gen vervalfcht. Doch het geeiied'Achery in Zijn
f. deel der Oude Schriften uyt de Handfchriften
gemeen heeft gemaakt, fchijnt het egte werk te
zijn van Audoënus.
gaan een iio^t öeg^^ ban't seïbe/ meer^
rnbecï^ niet öe e^gen en jeiffie toaoiben bmi
Audoënus, |iec ög bocgen»
Λ T0i«.I,i.l8.§ 49.
ι Lib. I r. de ISfobil. C.
c Crh. in ^nml, Saron. t, 3. p,
1 ? Dl
-ocr page 192-Het Leven van den
Bijfchop van Nojons, Geloofs-verkoft-
diger in Vriefland.
'y/^udoènus,
i. i. ELigii.
c. r.
Geboorte-
plaats en
Ouders
yaiiEligius.
C. 12.
De gedaan-
le van zijn
lichaam.
7,ijn am-
bacht»
c. 7:
Van zijn
leven.
■pLigius is gebooren onder Limogeis, een ftad
■Vin Vranicrijk , dewelke bynaar twee hondert
duyzend fchreeden van de BritanniiTche zee is af-
geleegen;en is inde wereld gekomen in het Dorp
Cataljak,het welke van de voornoemde Ilad om-
trent fes duyzend fchreeden noordwaarts afwijkt..
Zijn vader wicrd Eucherius, en zijne moeder Tar-
rigia genoemt. Hy was lang van perfoon , en
bloozend van aangezigt: hy droeg een fraaje pe-
ruyk , en had ook gekruld hayr hy had fraaje
handen en lange vingeren, een Engelfche troni,
een eenvoudig en voorzigtig wezen,enz. Hy is
een zeer deftig en künftig Goudfmit geworden ,
en was uytermate gauw in allerhande fmeed-kun-
iten,waar door hy de gunft engenegendheycvan
Koning Klotharius heeft gewonnen.
Niet lang daar na, wanneer Eligius nu zijne
mannehjke jaaren bereykt had, willende zich tot
een geheyligt vat aan Godt opdraagen , en vree-
zendedat zijn gemoed ddor eenige misdaaden be-
fmet mögt wezen, heeft hy al zijnen ommegang
van zijne jonkheyt af aan een Priefter gebiecht j
cn zich zeiven een ftrenge boete opleggende,
heeft hy de wederfpannigheyt des vleefches door
de vierigheyt van den geeft'kloekelijk beginnen
tegen te ihan.
Η» ELIGIUS OF ELOY: f
(1) Koning K/o/^ijräiondertuiTchen overleeden «ap. ?; ^
zijnde, is zijn Zoon Dagobertm in iiec opper-be-
ftier des Rijks alleen gecreeden : met den zeiven leven,
iszoo gemeenzaam geweeft, dat zijn geluk
aan veelen gelegendheyc heeft gegeeven tot cea
grooten haat. Ja de booswilligen waren allegader
met een haat tegen hem ingenomen, omdieswil-
le dat hy zelf de hovaardigheyt ten uyterilen haa-
re , en een groote zucht had voor de waarheyt.
En vermits hy λ'Γοοητ en kloekmoedig was, zoo
was hy in een geduurig gevegt en in een onop-
houdelijken ftrijd tegen hunne dwaasheyt. Doch
de goeden allemaal waren met verAvonderinge en
liefde t'hemwaarts ingenomen, enz. Hy nam da-
gelijks meer en meer toe in waken , in vaften en
in oefFeningen van liefde : hy maakte ten dienfte
des Konings verfcheydene gereedfchappen van
goud en koftelijke gelleenten ; hy zat geduurig
en onvermoeyt aan 't fmeeden, en tegen hem o-
ver zat zijn huysknegt l'hiïle , afkomftig uyt Sa-
xen , dewelke zijn Mee'ilers voetftappen opvol-
gende, naderhand ook een eerwaardig leven heefe
geleydt.
Eligius dan aan het voornoemde werk zittende, .
had een boek open voor zijne oogen leggen , op
dat hy, met wat voor werk dat hy ook beezig
mögt zijn, het Goddelijke gebod altijd zoude be-
vroeden. Zoo dat hy een dubbelde bediening
waar nam 5 gebruikende zijne handen ten dienile
der menfchen, en zijn gemoed tea dienfte van
Godt.
(2) Vorders had Koning Dagohertus (die een y^^lfen
gemaekt, fchoon en doorluchtig man was, zoo Koning
dat 'er zijns gelijk niet geweeft is onder alle de Dagobcr-
voorgaande Koningen) zoodanige genegendheyt
tot Eligius, dat hy zich dikwils uyt het gezelfchap
-ocr page 194-'ö Het Leven van den
derVorften, Heeren, Hartogen en BilTchoppen
onttrok , en Eligius heimelijk gezelfchap ging
houden.
c. 19. Hy {Eligius) was mild in het uytreiken der ael-
Deigden jnifTen, naarftig in 't waken, aandagtig in 't ge-
yanJiigius. ^^^^ volmaakt in de liefde, uytgeftort in de oot-
moedigheyt, uytmuntend in geleerdheyt, vaar-
dig van redenen, omzigtig in't rpreeken,tenuy^
terften heilig in zijnen ommegang, door geenen
band aan de wereld vaft geboeid , dienftvaardig
tot het oppaiTen van de dienaaren des Heere, be-
komrnerd voor de verloilïnge der gevangenen, ru-
llig in her helpen der behoeftigen, kloekmoedig
in het allerzwaarfte lijden, vrolijk in het oeiFenen
der goede werken, ten hoogfte veilig in'tmidden
der bekooringen, zeer mild^aadig in 't beoeiFfenen
der herbergzaamheyt; geruft in 't midden der
fmaadheden, weldoende onder de afgunftigheden,
en foo wel in voorfpoed als in tegenfpoed altijd
op den Hemel oogende, enz.
ijetft ijafcjegiiciie $iïoofier^ jsefïiöt/ αΙΦ
Zilnewon- Solemnias OnÖec Limoges, ai nocg ail^
dcre wer- " Binnen Parys .· ïjeeft berfcpgiicne jij^irafte^
kerji ^ fen 0eöacn/ecttiiojce pub genec5en/itmi3peïca
öoen toaiiö^ïen / öet 0e3i0t aen mtöimöen te
en Ijcrfcge^öene atmeiï
inet een toeguigje bjgn seïaaft- ö^effc ise
^cpïm ijeifcöegiseiie lietter^ en afQthah
ienen öoó| ^gne öe^eniii^ïj^t ontöeßt enamige^
toeesen.
h ^ Zoo had dan Eligius al over lang in 's Konings
Paleis onder een wereldfch kleed gedient den eeu-
wigen Koning , enden Vorft van alle vorften,
gemeen- Chriftus. Hy was aldaar geweeft van den tijd af
lijk Klo, yjjj^ Lotharius * den iniddelften, dien fagtmoedi-
gen {Coning der Franfcu , jjls ook den geheelen
fÜd
-ocr page 195-Η. Eligius of Eloy. i'l
tijd van den doorluchcigenVorilDagobertus, eu
¥anzijnen zoone Klodoveusj en is in 't leven ge-
bleeven tot in 't begin der regeeringe van den
jongfl:enLothanus.(3)IVIaar indie dagenfchoocde Zijnyver ^
Simoniaanfche kettery geweldig haare wortelen in
de fteden en alle de grenzen van 'tFranfche rijk... jSonJ.
Doch hier tegen hebben zich de heilige Man-
nen Eligius en Audoïnm met alle zorgvuldigheyt
en vlijtigheyt aangekant j en een geraeene Ver-
gadering met andere Katholijke Mannen aangeleit
hebbende, zoo hebbenzy den Vorft en de Groe-
ten van zijn rijk aangezet, om dit doodelijk vergift
ten eerfte uyt het lichaam vanChriftus, het wel-
ke de algemeene Kerk is, uyt te roejen. ....
Toen hebben zy allegader met gemeenen raad,
door de ingeeving des H. Geefts, en op het bevel
des Konings, goedgevonden dat niemand door 'c
geeven van fchenkaadjes tot het Priefterlijke ampt
zoude toegelaaten worden: ende dat men tot de-
BiiTchoppelijke waardigheit niet zoude verkiezen
degeenen, die als roovende wolven zich inbeel-
den dat de gaven van den H. Geeft te koop wa-
ren voor giften en vereeringen ; maar veel liever
aan zoodanige Mannen, die van een goede getui-
genifle, en van een onbefprooken leven waren. ,
Daar op hebben zy dan den 'H.Eligius^ in aller- Hy^'^órd
hande goede werken uy tblinkende , en reeds met om de ver-
het hemelfche licht beftraald, om de verdienfte djenfte vaa
van fijne heiligheit tot het Priefter-ampt verkoo- _
ren, ten einde hy de Kerk van Noions zoude be- eu toe
ilierenj dewijl ^i/sijw; binnen dat zelve loopen- Biirchop
de jaar overleden was. _ aangeftdc
Zy hebben ook beneifens hem verkooren zijnen J^^óyonfchc
mede-gezel Audolnus , die genoemt wierd Dado^ en a.m»
om de Rouaanfche Kerk te regeeren. grenfendc
Zoo hebben zy danopdeeze wijze eenen Goud- Kaknj
-ocr page 196-$ HetLevenvandem
doch tegen fß^jj gcfchooren, en tot opziender aangefteltvan
^'ηΓίή Steden en Burgten, namentlijkvan Vermand^h^t
gcfteiden Avelke een Metropolitaanfche ftad is , en van Doer-
tijdindea n'tk^ eertijds een Koninklijke hoofdftad; mitsga-
xlerk over Noyons, van Vlaanderen , van Gent, en
ecfcgtt" Kortryk. Sy hebben hem wel voornamentlijk
lebben. tot Harder over deeze plaatzcn aangeilek, omdat
de inwoonders van dat landfchap noch voor een
groot gedeelte gedompeld lagen in de doolingen
des Heidendoms , en aan verfcheidene by-geloo-
vigheden toegedaan waren $ en om dat zy als wil-
de dieren niet in ftaat waren , om het woord der
Zaligheytvan iemand te ontvangen. Doch de za-
lige Man, konnende zich geenfins van het opge-
leydc ampt ontflaan , op dat hy egter niet zoude
fchijnen in eenigen deele van den Regel des Ka-
tholijkengeloofs af te wijken, heeft zich niet eer
tot Priefter katen wijden , voor dat hy eenigen
tijd, zoo als die door de Kerk-wetten bepaald is,
in het ampt van Klerk had overgebragt.
Nadat de tijd van uytftel dan verftreekenwas,..
zijn wy by een gekomen in de ftad Rouane, en
op den veertienden dag van de derde maand, in
het derde jaar van Koning Klodoveus, die noch
zeer jong was, op Zondag, voor het zingen der
Litanyen , onder een grooten toeloop van volk,
onder een menigte van Klerken . en onder een
groot getal van zangers, (öU^fp^tcïtt Audoënus,)
door de BiiTchoppen ingewijdt j ik van Rouaaney
cn hy van Noyons.
Uêt wat -Maar wie ίΐιί naar waarde können befchrijven
zorgvul- hpedaanig, en hoe manhaftig dat Eligius zich ge-
dïgheyt en drangen heeft, als hy BifTchop geworden zijnde,
arbeyd naar zijnverblijf-plaats is gekeert? . . . Ik moet
het bekennen, (^tgf: ijefelije^cg^per) noit heb
ik groQtcr naarftigheyt in iemand gezien, noic
Η. Ε L ï G I υ S ο F Ε L ο Y^ ^
heb ik gehoort dat iemand in Vrankrijk diergelij-
ke werken op zoodaanige wijze gedaan heeft.....
Daarenboven ging hy meteen harderlijkezorg-
vuldigheit de Steden en Dorpen, die hem toebe-
trouwt waren, in 't ronde bezoeken : Doch de
Vlamingen en de Jntiverpenaars , mitsgaders de
Vriezen^ dcZeeuwen en άο.Barhaaren aan de Zee-
kuften woonende , aan dewelken als te verre af-
geleegen het Evangeli noch njet verkondigt was
geweeil, hebben hem in den eerfte met een vy-
andlijk gemoed en met een bariTe afgekeertheyt
bejegent: doch naderhand, wanneer hy hen het
Goddelijke woord, door de genade van Chriftus
allengskens begon in te boezemen, heeft het groot-
He gedeelte van dat ruwe en woefte volk de af-
goden verbaten , zich tot den waaren Godt ber
keert, en aan Chriftus onderworpen, enz.
Hy heeft ook zeer veel ,en meteen geduurige
beezigheyt gearbeyd onder de Vlamingen. « Te
Antwerpen heeft hy zeer geftreeden \ en heeft
een menigte van dooiende Zeeuwen h bekeert: hy
heeft eenige afgodifche Tempels , door Chriftus
fchild befchermt zijnde, met het gezag van eenen
Apoftel afgebroken. Ook heeft hy veelerhande
afgodery , waar dat hy dezelve quam te vinden,
ten gronde uitgeroeit.
iP Öe^Ï5aame ïcfTen ïjet ijoïft
jjesccben/ boojnam^ntïp fto^tbooHiini: öooii/
öetoeïïie Sg ooit tjoo^scgt ftecfl: en onöei* anire^
ï^n ί Gedenkt dat gyl. (in uw Doopzel) een ver-
n y bond
α Sollandm (in zijn Voorbericht op liet leven van den H.An-
fcharius op den 11. February „ en op dat van den H. Amandus op
den 6 February,) bemerkt dat "er geen Schryyer ouder als ^κ-
do'éniis, gevonden word , die gewag maakt yan de Vlamingen en
Antwerpenaars.
b in 'c Latyn Smn, dewelke volgens Matthäus de Nob'd,
f.iii, geen andere alhier ter plaatze zyn als de Zeeu^a.
Cap.j: ^
dat hy Kijne
harderlijkc
bediening
waargeno-
men "heeft»
Wat vrug-'
ten dat h^
door zijn
preeken
Cap:
;cdaan
leeft by dé
Vlamingen.'
en Zeeu-
wen,
Zeer heil-
faame ver-
maaningen
so Het Leven van den
bond hebt aangegaan met Godt, en dat gyl. in
het Sacrament van 't zelve doopzel belooft hebt,
den duyvel met zijne werken te verzaaken.. . .
Wacht u altijd voor den breeden weg, die ten
bederve leidt j betracht den engen weg, door den
welke de eeuwige zaligheyt gevonden ?al wor-
den.
Als hy ondertuiTchen menigmaal van het on-
dankbaare en trouwelooze volk getergt, en by,-
naa tot ichimpens toe getart en gefart wierd, foo
week hy daarom niet af van zijne leeringe ; maar
zich des te zagtmoediger , geduldiger, ootmoe-
diger en goedaardiger betoonende , bad hy den
Heere noch voor henlieden.
i^t SCïöenöui'ö/tc iiooiienBuKg / tc (©ofS&ui'g /
te «1 döer^ geefi: öö nieuioe Hevfieti
aeii^eïcgt.
Zijn iterf-jaar , ^cgt Pagi , tiV ijOOigemeïire
piaatfe/ hangt af van het ilerf-jaar van Koning
Dagobertus'. Dat Eligius egter het jaar 6fS bereikt
heeft, en in hetzelve geiiorven is, blijkt uyt ze-
ker privilegie,door Emmo BiiTchop van Sens ver-
leend aan hetKlooftcr vanS. Pieter binnen Sens,
het welke vermeldt wort door Mabillon " in de
derde eeuwe der Benedid. Het zelve was gerigt
aan de mede - provinciaale BiiTchoppen van Sens,
te.^tX.twia.Vi.Chrodobertus^ Faro^ Bsrtraïdus, Au-
doënus^ Gaasbertus^ Eligiusen was verleent, zoo
als op'het eynde te leezen ftaat ,in het derde jaar
der regeeringe van onzen Heer den Koning Khta^
rius^ ('t welk ingegaan is na de tweede week der
maand November, in 't jaar onzes Heere ó/S.)
en dat in een vergaderinge van BiiTchoppen, van
de welken verfcheidene het privilegie onderte-
kent hebben 5 ook hebben hec de fes gemelde Bif'
fchop''
Her Jaar
«η de dag
van zijn
den.
Η. Eligius of Eloy. i'l
fchoppen ondertekent, behalven EUgim alleen :
maar daar tegen heeft Momolemm het ondertekent,
dewelke , zoo als men zekerlijk weet , de nazaat
is geweeft van Eligius. Zoo dat, gelijk MaUllon
hier uyt wel befluyt, Eligius geiiorven is kort na
het verleenen van het gemelde privilegie, en dat
op den eerften van December, op welken dag zijn
naam in een oud maand - regifter vermeldt ftaat.
Want niet tegenftaande dat nogtt Judoéms, nog-
te iemand der oude Schryveren , zijnen ilerf-dag
aangetekent hebben , en dat de Heiligen dikwils
niet op de eige dagen geviert worden, als zy (4)
geftorven 2yn,egter om dat Audoêms in zijn 2 boek,
aan 't 5 5· hoofdftuk, verhaalt, dat 'er na Eligius
dood bloed uyt zijne neusgaten gevloeit heeft,
fchoon dat het in den winter was , en dat de ge-
melde Senfche Kerk-vergadering zekerlijk ge-
houden is omtrent het eynde van 't jaar 8, wan-
neer het derde jaar van Koning Klotarius inging,
zoo is het waarfchijnelijk dat Eligius op den dag
en jaar boven gemeld, in den Heere ontflapen is;
en dat zijne dood tot noch toe laaterals't behoor-
de aangetekent is geweeft } voornamentlijk door
de geenen die den fterf-dag van Koning Dago-
bertus feven jaaren laater ftellen.
Zijne voornaamfte feeft-dagen, zegt p^g^tja
zyn die van zijne aflijvigheyt op dén eerften van gen^ ^
December, en die van zijneovervoeringe, daags
na de geboorte van S. Jan den Dooper. Zyn lic-
haam ruft te Noyons , doch daar is ook een ge-
deelte van in de Salvators Kerke te Brugge.
(f) Set l^OOte ioerR/Bibliotheca Patrum, aj^ootzir
fiaan 16, Homilien, of (©tttoefi^ „e fchti&
tinnen 03p öen naam i>an tten^»Eligius, öetoeïi ten^
ften eïft in 't ögsonitei; onirei^ogt lapiiren ίιοοι
te
ff J, J^oimi iSfatal. Stnliomrn
-ocr page 200-iii äantekeningi-e ν op den-
Le Cointe get jaei? eu N.zi. tefeent gg
aan/ öat iit acötfï^ ^^ fefïieniie upt öe ïgfl
ban Eligius iMeKlen moeten u@t0efeg?api tooi^
iten: ÖOCÖ öatïti^t toeiil^je van de Regelmatigheït
van den Katholiikea ommegang, get egte ijteuft
ban Eligius, aï5oo|etba'meïiïtf^atögi Au-
doënus. ^et 5eiijeia30|ii geiionöen on&ei' öe οη^^
C0te toeriten ban öen Auguftinus. Au-
bertyn geeft troo? becfe|egiiene Beto^^» getoont
irat aïïe öte Homilyen, öie in &e Bibliotheca Pa-
trum 0p ist refienmigban^, Eligius ftaan/öem
baïfcieïp toegefcö^eben toojöen. ^^pec
iieK Reiben fcögnt geïeeft te ieiöen omt«?ent ijet
ftegm ofte in't «tiö&en ïtec nesenöeeeutoe; toaitt
39« aïie aan maïfèatiöe!? gelapt ugt beifegeg^i
öen fïuitften öei· <©uöba&ecen v en'tjpmetaïl
ftuMten en bjofeften / 0ctroftïien tx^t &e <©uire
/ en toel boqjnamentïp «et öen
Auguftinus, Ambrofius, Céfarius van Arles, Be-
nediélus, Gregorius den Grooten , en ntW ÖlP
öeren öie ban gern niet genoemt too^ïien.
1. Te weten Klotarias II. En omtrent Dagoiertus
ftaat te weten, dat hy al een jaar drie of vier by hec le-
ven van zijnen Vader over een gedeelte van Vrankryk
had geheerfcht.
2. DeezeZi^^o^^ri^^J· heeft de vermaardfle Kerken van
Vrankryk aeer mildadiglyk en koninklyker wyze begif-
tigt. En by heeft hier ook niet qualyk mede geftaan :
want dit is de oorzaak geweeft, indien wy Mezerai ge-
ïooven, dat de Geeftelyken hem hemel-hoog gepreezen
eii verheven hebben; als of ■ noit godvruchtiger, kloek-
moediger, wijzer en volmaakter Koning op den Fran-
fgh^n. throon ha^ gezeeten. Qo^ heeft hy al eenige
deug^»
-ocr page 201-Η. Eligius of Eloy. i'l
deugden gehad, en op het begin van ïijneregeeringe valt
niet te zeggen. Maar die naderhand· verfcheidene groote
Heeren, Om geringe oorzaaken eri zonder forme van reg -
ten heeft laten ombrengen i die een geeftelijke Dogteij
uythetKloofter getrokken, en tot zijnehuysvrouw ge-
nomen hebbende, by dezelve noch een menigte vanby-
wyven heeft genomen; die zulke een zucht tot het geld
en goedhadde, dat een ieders goed zij ne gading V7as,eil
dat fiy de handen iloeg aan de rykdommen en cieraadeïi
der Kerken, die fal fijns gelyk op hetftuk vandeugdea
ligtelyk können vinden. Hier over kan gemelde
ray, en daar en hoven Aimotims, Fredegarius^Scipio dn
Pleix^ en meer anderen nagezien worden.
5. Het zelve getuigt ook Mezeray achter het leven vati
KlotariHs II. zeggende: dat de overmatige fykdommea
der Kerken aanleiding tot dit quaad gegeeven hebben:
de eer-en geldzugtige menfchen, ziende depragt en de
rykdommen der geeftelyke ampten, begoßen daar ook
op te vlammen: cie grootften van het ryk Hetende aan-
zienlykile bedieningen van het Hof voor een Myter vaa-
ren, wetende dat zy dan geëert en geacht zouden zyn,
en van alles vol op hebben ; en dat de geeftelyken zoo
niet te vreezen hadden van 's Konings ongenade.
De Koningen fpeelden daar ook onder, en maakten
xich als rheefter van de verkiezingen, die dan doorgaans
op iemand van 's Konings maagfchap vielen. Hier uye
volgde een openbaare koophandel omtrent de Kerkelij-
ke ampten : de BilTchoppen waren nergens minder als
in hunneBifdommen te vinden: en waren geduurig en
ilaaifelyker wijfe aan hetHof gehegt. Zy wiften meer
van banketteeren, en van kölielyk en op zijn hooffch
gekleed te gaan als van hunne kudden te hoeden. Eri
dit was dan vorder dereden dat de menfchen doorgaans
geene achting voor die gewaande harders en hadden;
en dat de KeVkelyke gOederen in de binnelandfche oor-
logen den eerften en zwaarden aanftoot moeften uyt-
liaan , en als ten prooie ftonden voor de baldaadigheyt
der foldaaten.
Het ontbrak egter niet aan een goed getal van vroo-
me en godsdienftige Kerkvoogden , die hunne kudde
door een-heiligen ommegang geftigt hebbende, denze-
14 Aantekeningen op ï3en
gen van hun volk, en den lof van al de wereld verdient
hebben.
4. Egter worden zy doorgaans op hunnen fterf-dag
geviert: en de Kerk geeft aan deezen dag den naam van
hunne geboorte-dag, omdat zy alsdan een nieuw leven
ontvangen , op het welke nimmermeer geen dood zal
volgen. En hierom is het dat de H. Cypriaan^ ja de
algemeene Kerk, zoo zorgvuldiglyk belaite den fterf-
dag der Martelaaren aan te tekenen, zonder lich aan den
dag van hunne geboorte te kreunen. En de Kerk viert
geene geboorte-dagen van eenige Heiligen, als die van
onzen Zaligmaker Jefus Chriftus, van de H. Maagd
Maria, en van S. Jan den Dooper: die al ten tyde van
Auguftinus geviert is geweeft. En het ftrydt tenemaaJ
tegen den geeft der Kerke, eenvleeiTchelyke geboorte,
die door de erf-zonde befmet is , en geen opzigt en heeft
op J. Chriftus , godsdienftelyk te willen vieren. Wel
is waar dat men eertyds de vleeiTchelyke geboorte vanS.
Agnes op eenige plaatfen geviert heeft, op den acht-
ften dag na het Feeft van haar martelie; althans de Mar-
telaars-boeken van de fevende en achtfte eeuwe , en het
Sacrament-boek van den Paus Gregorius door Menar-
dus uytgegeeven, maaken daar duidelyk gewag van. Ja
fommigenfpreeken even eens, gelyk de geleerdeB^/V/ii
in zijn Voorberigt op de Levens der Heiligen te kennet!
geeft, als of de vleeiTchelyke geboorte van S. Agnes, en
die van S. Columba ook op eenige byzondere plaatzen
geviert zyn geweeft. En eenige byzondere en al te voor-
baarige inenfchenhebben zich, niet lang geleden, ver-
meeten den geboorte-dag van Magdalena de Pazzi tot
een Feeft-dag op te regten. Doch dit alles , als fteu-
nende op een loile en ongegronde godvruchtigheit, is
door de H. Kerk af-gekeurt; die niet als de drie gemelde
geboorte - dagen heeft behouden.
Zoo word dan door den geboorte-dag der Heiligen,
volgens de taal der H. Kerke, verftaan de dag van hurt
overlyden. By toepaflinge word dienaam ook wel ge-
geeven aan andere Feeft-dagen , die door de Kerk ter
eere der Heiligen zyn ingefteld, om eenige gunften ofte
Weldaaden door Godt aan die Heiligen" beweefen , te
vieren. Zoodaanige zyn, by voorbeeld, het Feeft der
Bekieringe van groote zondaarcn, om dat zy alsdan
sis een nieuw leven ontvangen hebben; het Feeft der
Roepinge van eenige Apoftelen^ hetFeeft der Kerk-
wydinge, 't welke aangezien w^ord als de geboorte-dag
van die geheiligde plaatfen: de Feeften van dealgemee-
ne en voornaamfte Kerkvergaderingen, die by de Grie-
ken 's jaarlyks met een groote ftaatfie geviert vpierden,
hoewel dat zoodaanige Feeften by de Wefterfche Ker-
ken onbekend zyn geweeft.
5. Audoënus 2,egt noch van onzen Eligius^ dat hy xijn
volk dagelyks vermaande met een onvermoeiden yver,
dat zijne Predicatien zeer kort waren, maar deftige on-
derregtingen en opwekkingen ter deugd behelfden.
EïiduPin^ over S.£%/Wfchryvende, zegt, dat het
Vertoog, ofte de Redenvoering , die onder de onegte
werken van S. Augußinus gedrukt ftaat, eygentlyk is
opgefteld door Audoënus^ en als een kort begrip ge-
trokken is uyt alle de Predicatien van S. Eligius. Hy
meent ook dat die 16 Homilyen, waar van hiergefproo-
ken word, ouder zyn dan de negende eeuwe: en tegen
de opwerping , dat 'er geheele Spreuken uyt laatere
Schryvers in gevonden worden, heeft hy dit te zeggen,,
dat die door den eenen ofte anderen uytfchryver daar
ligtelyk können ingelafcht ïyn.
ίδ Hex Leven van dei«
ßijfchö^ van Jork, Geloofs - Verkondiger
in Vrteßand.
Vol-
-ocr page 205-Η; W 1 L F R I D υ s . tl
Volgens de Bollandiften heeft de H, Wil-
fridus, Biflchop van Jork, Chriilum bief
allereerft verkondigc; doch niet zoo zeer
na voorgaande overlegging , en d©or zyii
eigen opzet, als door zekere gelegend-
heit, die hy behendig waargenomen heeft.
Hier nevens gaat de befchryving van zyn
leven uyt Eddius Stephanus,^ als ook uy.t
den Eerwaardigen Beda, en uyt meef
anderen.
"^ilfrïdm in Britanjegebooren, zijnde eenkind Wpfndus
van loiFelijken inborft, en zijn léven zeer ^®"®"^·
fchikkelyk aanftellende , droeg zich in alles zoo Bein,
zedig en omzigtig , dat de bejaarde perfoonen
hem niet Zonder reden, als of hy een van hun ge-
tal was, beminden en in waarde hielden. Veer-
tien jaaren oud geworden, heeft hy het kloofter-
lyke leven boven het wereldfche gefchat. Het
welke als hy zijnen Vader te kennen had gégee-
ven , wantzijne moeder was reeds (i) overleden^,·
zoo heeft dezelve zijne begeerten en hemelfche
bewegingen gaarne ingewilligt, en hem vermaant „ -
by Zijne heilzaame voornemens teblyven. Zoo is
hy dan gereift naar het eiland (z) Lindlsfar^e; en -t eiland
zich aldaar tot den dienft der Monnikken begee- Lindisfar-
vende , v/as hy Zeer vlytig om al 't geen tot dé "'^· A'^®·
Klooilerlyke zuiverheit en Godvruchtighéit be-
hoorde té leeren en te onderhouden. En vermits
hy van een fchrander verftand was, heeft hy zeer
ras, en zelfs noch niet gefchoorén zynde, dePfal-
men
α Tem. r. MAn. §. 8.
b By Mabillou , in de vierde ceuwe der Bencdiftynen , aan het
1. deel.
«· Lib. 5- Hi^. ^nglïc. c. Μ-
Ι. DeEL·. ^
i8 Het Leven van deh
menen eenige boeken van buiten gekert... Al^deze
jongeling Gode in 't zelve Kloofter eenige jaaren
aldus gedient had, zoo heeft hy , als een fnedig
verftand hebbende, allenskens gemerkt dat de weg
tot de deugt, zoo als die by de Schotten geleert
wierd , in (3) geenen deele volmaakt was. Zoo
heeft hy dan by zich zeiven vaft gefteltnaar * Ro-
men te reizen , en aldaar te gaan bezigtigen wad
vóoi- kerkelyke en klooflerlyke plegtigheden dac
'er by den PauiTelyken Stoel onderhouden wier-
den. . . . Wilfridm dan te Romen aangekomen
zynde , en zich dagelyks in het gebed , en in 't
opmerken der Kerkelyke zaken zeer naarftig oef-
fenende, is geraakt in de vriendfchap van een zeer
heilig en geleerd Man , te weten van den Aarts-
diaken Bonifacm , dewelke ook een Raadsman
was van den Apoftoliffchen Biflchop b, door wiens
onderregting hy ook de boeken der vier Evange-
lien , elk op fijn order , heeft geleert, als mede
de regtePaafch-rekening, en meer andere dingen...
Hy is in Vrankryk gefchooren en Klerk gewor-
den. ... en in Britanje komende is hy door een
nauwe vriendfchap vereenigt met den Koning
uilfridus, dewelke geleert had de Regels derKa-
tholyke Kerke altijd op te volgen , en in waarde
te houden. . . Op het bevel van den gemelden
Koning is hy Priefter gewijdt door Jgilbertus (4)
Biflchop van Winchefter j want de Koning be-
geerde een man van zoodanige geleerdheit en god-
vruch-
a Eddius Stepli. tijdgenoot van Wilfridus, ipreekt aldus in
zyn leven , 'c welk door Mabillon , appentlice feculi IK, in 't
licht gegeeven is; De jongeling heeft een invai gekreegen om den
weg y die door on·^ Undsgenooten noch niet betreeden was, op te
fpeuren : en hy ftelt op dien tijd het begin der Roomiclie Pellegri-
maagicn ^ die naderhand zoo menigvuldig uyt Groot Britanje
naar Rome zyn gefchicdt.
h Van Eugeniusl, die· den 8. Sept. 6 74. op den Pauflêlijkcs
Steel verheven is»
Hy is rö't
jaar iJfS
naar Ro-
men gereift
om de ge-
bruiken der
Roomfchc
Kerke te
leeren ken-
ueij.
Is in zyne
■weder-
komft iii
Vrankryk
Klerk ge-
worden ,
en cT-tar op
ook Prie-
ftcr in jaar
.éCs.
Η. WlLFRIDUS.
vruchtigheit geduurig in zijn gczelfchap tot zijn
eigen Priefter en Leeraar te hebben. Kort daar
op , na het ontdekken en uytroeien van de Secte
dei- (5-) Schotten, heeft hy hem met raad en toe-
ilémmingevan zijnen Vader Ofwus^ naar Vrank-
ryk gezonden, en verzogt dat hy,die nu omtrent
^ójaaren oud\vas, voor zijn gebruik tot Biflchop
moge gewijdt worden } op welken tyd dezelfde
Jgilbertm λ het BilTchoppelyke ampt over de Stad
Parys bekleedde (6) .... Terwyle dat (7) hy
noch over zee vertoefde, is Ceadda , een man van
een heilig leven, door bevel van den Koning Of-
τϋί tot Biflchop van Jork gewijdt.
Doch als Ceadda (8) naderhand die poft mocft
verlaatèüjjioo is Wilfridus in het bezit vandatBif-
dom getreden.
©etotji öe itoning Ëgfridus gern übccïaji
tiuam m\ te öoeu / |eefï 5icÖ &croqjen op
bni %ofïüïiffcöen^toeU> iuierir onöertup
fc^cn öoo^ jtjne ijg^aniten/ en onöec anöerenöooi
Ebroïnus, (9) ej^ec gof-ttteefïer ijanH^^anl^rp/
^eifé bugten «en^eïanit berijolgi.
Maarzoo als hy naar Rome zoude reizen c, om
zijne zaak aldaar voor den Paus te bepleiten, en
α of ^ngilbcrtu! , dewellcc naarile getuigenis ν.ίπ Beda (i.
Boek y li. hoofd ) Britanje verlaaten hebbende , en Biflchop van
Parys geworden zijnde , onzen Wiiftidus tc Compiegne heefi
gewijdt. Waar uyf men zien kan hoe dat als toen het gebruik
Vas dat de Britten in Vrankri k gcv/ijdc wierden.
b Thomas Munnik van Ily betiiygt in Jiet levefl van de H.
Ethildrita, Maagd en huysvrouwe yan' Egfri<lus , dat deze twift
hier uyc ontftaan is, om dat zy op het aanraadcn van den H. Wil-
fridus , docli met bewilh'ginge van haaren man , zich in het kJoo-
fter van Co'dingham , eene ftad van 't huidige Schotlanc, had
begecven. Waar by noch auam de gierighcit van Ermenburga,
die de Koning na' het vertrek van Ethildrita tot zijne vrouw hs4
genomen.
c Beda, als boven , f Eoek , 2© heofdft.
Vervolgeai
word hy,
doch tegciï
zijnen dank
door den
Biflchop
van Parys
gewijdt toe
Biflchop
van Jorks,
in 't jaar
Hy wofit
door toe-
doen van
denKou'ing
Ëgfridus
uyt zyn
land gc-
jaagt.
NaarRomc
reizende
om zijne
zaak Yoor
ab Het Leven van den
den Paus
te beplei- _
ten, is liy ia
Vrieiland
gekiidt, ία fchcn, en door hunnen Koning Aldgißus^ met al-
't jaar 678. " - - - - -
Heeft eten
winter al-
«laar met
precken
niet zonder
grooce
vrucht
overge-
bragf.
Zij'ne reis
over
Vrankrijk
aemende.
Ie tekenen van cere en vriendfchap onthaalt zyn-
de, Chriftum aan de zeiven heeft verkondigt: en
wel zoodanig, dat hy vcrfcheiden duizenden , na
dat hy hen alvorens door het Avoord der waarheic
onderregt had , van de vuiligheit hunner zonden
door het bad des Zaligmakers heeft gezuivert.
Zoo dat hy het werk van 't Evangelie , 't welk
naderhand door den zeer eerAvaardigen Biffchop
des Heerc, willihrordm ^ voltrokken is, daar ter
plaatze aller eerft heeft begonnen. En dus heeft
hy den winter aldaar met het nieuwe volk des
Heere gelukkig overgebragt.
β Als door zijne predikatie de Heidenfche opge-
blazcndheit van den Koning jidalgifus ten eerfte
getcmt was , heeft zulks beter gelegendheit ge-
geeven om het geloof aan de anderen te preeken
Zoo dat hy de eerile geweeil is , die het woord
Gods aan dat volk vediondigt , en het zelve tot
Chriftus bekeert heeft.
<!5eitiMti0 ioaren öe Vriezen getoecfï/ öi^eti
ht nooijiuenbigge&en ter Ittvht aan Wiifridus
tocsdaaietï % Jen U öipmi
Als de lente dan zich door het ontluiken der
bloemen begon te vercoonen, h.ttïtwilfridm zyne
reis wederom aangenomen, en is voor eeril ge-
komen by Dagobertus II. Koning der Over-rhyn-
fche Franfen. Deeze had noch niet (10) vergee-
ten hoe dat hy hem voorheene > als hy door de
α Wilhdmns Malmesinr. 1.11). deGeflls yingl,
bTb.Stubbs, inCbron.Vontjf.Ebor.
c Malmesbur. als boven.
rf Deze wierden door den Rhyn van de Vriezen gefcbciden i ten
iwelkevs opzigte zy over den Rhijn wooiidcn.
reeds t'fchcep gegaan was, is hy door het opftc-
ken van een weilen-wind gedreven op de kuilen
van Vrieiland ·, alwaar hy door die woeile men-
Η. W I L F R. I D υ S. 21
Jiuypery der Grooten verdrecven was, en uyt Ier-
land tot hem quam vluchten , huysvefting had
gegeeven, en met paarden cn gezelfchap voorzien
om weder naar zyn land te keeren zoo heeft hy
dan Wilfridus vriendelyk onthaalt j en met veele
gebeden by hem aangehouden , dat hy dat land-
fchap, door zyn verWijf zouw vereeren , en ten
dien einde het Bifdom van Straatsburg α aannee-
men.
Wilfridus ï^eeft in Ijet ter^oeïi öa« ïioninigi
Dagobertus niet üaariia öatg^Öem
öuiten tiugféï öaö öerpaït iaaat öat <!E»ottt öooi
^ijmn aröeiii al ugigeisoeitgaii/ m
ijitt 5cïbe 0eBei»en öat ion0e ptoafc^ sljne
sun^ eil tefcljemiin^ aan te qmtMt/ en öem
ite 0iinfi en sene^entgeit Sjan öen lioniiig α dal- ,
gifus of Aidgiilus iio.?ïieL· teöeso^sm V sooö^eft '
W 59»^ (1 r) mf naar ïiome ijao^gejet. Als in de a^d
Zyne zaak aldaar in 't byzijn van den Paus Agatho Romen
en van verfcheidene Biirchoppcn verhandelt was,
zoo hebben zy allegadergeoordeek dat hy tot zy- ^
ne onfchuld betigt was, en zyn Bifdom verdiende tegenwoor-
te behouden. En als de Paus Agatho op den :iel- vaa
ven tyd een Vergadering van honderd en vyf en
twintig BiiTchpppen te Romen had beroepen te- een Room-
gende geenen, die d maar eenen wilen eenewer- fcheVerga-
liing in onzen Heer en Zaligmaker vaft ftellen, denngevry
zoQ heeft hy ook Wilfridus (iz) daarby ontbodenj f„
cn aldaar over
zijn gedrag
α Het Bifdom van Straatsburg ftond op dien tijd open. gepreczen
b Men meent dat deze Koning Dagobertus van Adalgifijs verr '
lof verkreegen iieeft om aldaar een Kerk te bouwen : lot wiens
Opbouw dezelve Dagobertus miiichien wel iets van 't zijne moge
gegeeven hebben , en aan den Biflcliop van Keulen laft gezonden
om daar een Priefter over te ftellen , 't geen van hem niet nage-
komen zoude:
; zyn.
c Beda als boven.
^ Tegen de Monothelytcn,
Β 3
-ocr page 210-12 HET LEVEN V Α Ν DEN
enketSe.· en hebbende hem onder de Biflchoppen plaats
EilanTBri- nemen , deed hy hem zyn geloof, mitsga-
lanje ver- ders het geloof van het Landfchap ofte Eiland
Klaart heb- daar hy uyt gekomen was, verklaaren en opzeg-
bende. gen; en vermits hy met de zynen goed Catholyk
jevonden wierdt, zoo hebben de Vaders goed
tevonden het zelve onder anderen iri de verhan-
elingen der Vergaderinge aan te tekenen. HcC
zelve is dan met deze woorden befchreeven:
Wilfridus , Gode iv^l behagende , Bißchop van de
ßad Jork, zich over zijne zaak tot den JpofloUffchen
Stoel beroepende , en door de zelve macht van eenige
zekere en onzekere dingen vry gefproken , en daaren-
lovm benevens 135* andere mede - Bijjchoppen op den
regter-floel gezeeten zijnde ^ heeft wegens het ganfche
worderlijki gedeelte van Britanje^ en wegens de eilan-
den van Ierland^ dewelke door de volkeren der Engel-
fchen en Britten, mitsgaders der Schotten en PiElen
bewoont worden , het opregte en Catholijke geloof be'
ïeeden, en door zijne ondertekening bekragtigt.
veVrTaar is hy noch binnen het zelfde jaar naar
^jn Britanje gekeert, en vreedzamelyk tot den Ko-
ning gaande heeft hem gegroet ·, en aan den zei-
ven de gefchreeve vonniiTen van den Apoftoiif-
fchen Stoel, benevens de goedkeuring en onder-
tekening van de ganfche Vergaderinge, ootmoede?
3yk vertoont, enz. Eenige hebben hem , tot be-
derf van hunne eige ziel, gelaftert , zeggende:
Maar hy jj^t hy deze fchriften voor geld gekogt en beko-
IcrSaTe'n ^^^ Το^η is 'er op bevel van den Ko-
derdemaal ning en van des zelfs Raads-heeren, met toeftem-
vcrjaagt. minge der Biflchoppen die zyn Bifdom inhielden,
befloten dat hy naar de gevangenis geleidt zoU
worden , en aldaar negen maanden lang zonder
eenige eer opgefloten blyven: enz.
naöeröanii toeiim>m öfpM oniiifr öe«
joaii'
-ocr page 211-Η, WlLFRIDUS^
Joannes VI. ^ftt't jaacóSi.toiecUtggi Ugt Jl^^ör^
m m iieri8a0t / en iiaac 09
t?aar öe gu^ii - ^a^en gepeifi/ en heeft hec
landfchap der (14) Zuyd-Saxen van den afgcwjen
dienft tot Chriftutn bekeert. ... In 'c jaar na
Chriftus geboorte .687, zijnde het tweede jaar
van Jldfridus^ d^tn^Egfridus οψ den throon heeft
gezeeten, heeft hy zynen ftoel en zyn Bifdom op
uytnodiging van den Koning zelf weder gekrce- ,
g^n. ' ^ J
Doch vyf jaaren daar na is hy op nieuw be^ en meteen
fchuldigt , en door den zeiven Koning en ver-
fcheidene Biflchoppen uyt zijn Bifdom gejaagt.^^
©u^ öan 0eöanuen 5ijnbe gg ban Etheiredus ^
l^oningöan iBcrcie in 5ίίη ïanö genomen. Als α
hy aldus in ballingfchap in het landfchap van Mer? (
cie omzwerfde, heeft hy Suidbertus^ die ten dien '
einde tot hem gezonden was , in 't jaar 705. tot
Biflchop gewijdt , zonder hem aan eenigen Bif-
fchoppelijken ftoel te verbinden.
^ (Cen tijbe Joannes VL ïjen f au|Teïpeiï
fïofï te ïiamen &eMee&tte / jijne gaaft fiejileit
in öe berga&mnge ban (i ^) Efterfeid, jjeioeïijciii
'tjaar joz, teflpi gent ina^, ^fti
öeseïije bc^ftiaart befbaïïen tt 5ijn ban ai^
ïe 5iine öe^ittingenj m öaat* öeneben^ i^'ec em
Öan-bónni^ tegen gent en tegen Sijne aanganger^
u^tgefïi^öïten/ ö^tiaeïfte ooit 300 flrengeïps om
ijei'ïjonöen ioierö / öat 5e (16) 5ic| niet geöjaaiv
ijigöen 5eïf^ öe fpijsen itte öoo? temanii ban öe
3ijnen ge^egent toaren / ofteöe b^ten öjebaii
gen gebjuiiït toia'iren/ aante caften.
Doch zich pndertuilchen op den ApoftoliiTchen Doch voor
ftoel beroepen habende, is hy in den ouder^m den Baus
van 70. jaaren naar Romen getrokkeni (in het
jiiar 703.) Te Romen aangekomen zynde, en Romeviy-
25, 4 ver- gcfprokcB,
« Sida ibid, h l, MaVüL tom,i, i/inml. JBeffdiff. /.19. ?».ia»
25
24 Het Leven van dek
verlof gekreegcn hebbende om zich in het byzyn
zijne befchuldigers te verantwoorden, zoo is
door verfcheidene Biffchoppen , die benevens den
Vzm Joannes (VI) over zijne zaak zaten, met een-
jiaarige Hemmen U5rtge\veezen, dat zyne befchul-
digers in eenige deelen valfche betigtingen tegen
hefri gefmeedt hadden.. . . Het welke verftaan
zynde , zeiden ze allegader , benefFens den Paus
zelf, dat een Man van zoodaanig een gezag, die
het.BiiTchoppelijke ampt nu zedert veertig jaa-
rén bediende , geenfin:s behoorde veroordeelt,
maar van alle opgetigtc mifdaaden ten volle vry-
gefpróken , en met eere naar zijn Vaderland we-
der gezonden te worden.
Hï^ ggi tfm ijjitiecom tiaac Bntanje vei^f/m
in Vrankryk (in 't 330^705-.} aangefeometi ioa^/
Landkee- gf« fcpïpc ftranRScït obcrbaïïeii/
Tcndc, vaic ^^^ nagj; ^eaux : aïtoaac gg iJia- ita0cn
Meaux iu in biet hackten boo^ irooii igefegeii geööcnöe/
een z%yaare pinöcip, oy / 0001'j^i öaaröiö^
kickte, i. 't J^^J^IJ ban pe <0oöbeipe S«!»/ ioe&erom
geneesai. ♦,, €eit ίααφ / natiat S?' «οφ
bier jaaren / 5tine toeberßcroftiii Britan-
je,^m;tÏifi ρ b^êche |ab obergcö^agt/ en in de
(17^' Biffchoppelijke bediening over zyne kerk
tót. yders genoegen herfielt was geweeft , zoo is
hy in 't jaar 70p, op den twaalfden van 06tober
overleeden binnen zyn kloofter, het welke hy
en'ferftïn ^^^^ ίί' landfchap van i7^da/: tiiaar door de be-
vreede in 't ftélling van den Abt Rudbaldus, is hy door de
jaar 706, Broeders gedraagen naar zyn cerfte Kloofter, ge-
Rippon^ en in de kerke van den H. Apoftel
Petrus, ten zuyde van het Outaar, begraaven.
Iemand heeft 't zyner eere een Graf-rchrifc ge-
4igt, 't iodft in onsc taaïe aïim^ ïugW t
Λ Hy is weder herfteJt in de kerk van Hagulftad, p^aar noif in
jäic yan Jork. Cagi, o|> het jaar 70 j,'
Seda /.
c.20.
Door
Vrankrijfc
naar zijn
jaar 705·.
Daar na
ryordt hy
in 't eerfte
qiiaüjk ,
doch na-
derhand
wel door
Beda
gis boven.
R W I I. F R I D υ si 2f
Hier rufi Wilfridus die de Kerk zoo trouw 'verlichte^ Met dit
Een Bißchop naar Gods hart: de luyfler van zijn ^raf-digti.
tijd-t
Ï>ie door een heiPge ■mcht dit deftig Khoßer ßigte,
En onder Petrus naam dm Heere heeft toegewijdt:
Dien Petrus, zeg laien ons Heer en Opper-Koning
De fleutels van zijn rijk op aarde heeft toebeirouwt.
Geen koßen hy ontzag: hy fchïkte deze woning
Met purper heerlijk op: hy kjeede die met goud.
Hy heeft aan V zelve Huys een pragtig kruys gefihoni
ken.
Een kruys van fijn metaal; hy deed' op zijn beleid
De Evangelien in goude letters pronken:
Een kasje zvierdt daartoe van zuy ver goud bereidt:
Het Paafch-feeß heeft hy ook ten regten tijd doen
vieren,
Dat door een misverfiand oft dooling was verzet:
Hy heeft aan volk vertoont de regte Kerk^manieren ^
En alles op het fpoor gehragt der Roomfche wet.
Hoe zag men door zijn^ zorg de Klooßers daa^Hjhs
groeien
In deugd en in getal ? hoe zag men de oude tugt
Der eerfte Kluyzenaars door zijn beleid herbloeien ?
Des wierdt zijn naam en faam de wereld door bcf
rugt.
Daar fchorte dan niet aan ^ als voor den Heer te lyden^
Wat Heiligis^er oit van deze wet verfihoont?
Hy heeft zyn deel wel ruym genoten in dit ßrijden :
Hy is vervolgt ^ geplaagt, en zonder fchuldgehoont.
Na dat hy dus vyf jaaf en veertig had geßeeten
In V quyten van zyn^ pligt^ en V hooge Bijfchops ampt^
Zoo heeft de dood den draad zyns levens afgebeeten-, *
Doch hy heeft niet vergeefs zoo dapper hier gekampt.
Want vliegens is zyn" ziel ten hemel opgenomen
Daar zy de weelde nu met volle teugen drinkt.
Doet ons langs V zelve pad in zyn gezelfchap komen ^
O Jefus, daar men makßw'' lof en glori zingt.
25 ί i-Hy
-ocr page 214-Aantekenincen op den
I. Hy had al een Stief-moeder: en de quaade bejege-
ningen en hardigheden yande 'zelve hebben ook al ge^
hplpen om hem de wereld tegen te maakeri. En iy was
Tan haaren kant ook wel te vrede, dat hy haar het huy^
ruimde j en haar aldus alleen meefter liet van dc gene-
gendheit zijns vaders.
α. Het eyland Liadisfame, gelegen op de kuften van
Northumberland , tuffchen Engeland en het Oofterfche
gedeelte van%hptland, voert tegenwoprdig den naani
Holi-Uland.
3. De Ieren, die toen Schotten genoemt wierden
verfchilden van het gemeene gebruyk der Kerke in ee-
iiige punten de kerkelyke tucht doch voornamentlyk
in hei vieren yan het Paaich-feeft: want zy vierden het
ïelfde opjle veertiende maan van Maart, als die maan
op een zondag (na den*Maart) quam te vallen: daar
de Roomfche en andere Kerken, om dat fecft niet op
den zelfden dag'met de Jooden te vieren, hetzelve, vol-
gens het Kerk-befluyt vanNicecn, niet en vieren voor
den eerüen Zondag na de veertiende maan. Deeze Ie-
ren gingen egter zoo verre niet als de oude Quarto-
decimani ; aldus genoemd, om dat zy het Paafch-feeil:
altijd op de yeertiende inaan geviert -vyil4en hebben, 't zy
dat het op een Zondag was óf niet.
Ejewyl dan een ieder even ftijf op zijn ftuk bleef ftaan;
en 4e Ieren, die hunne gewoonte van den H. BiiTchop
Aidanus geleert hadden, niet te verzetten waren, ont-
ftonden uyt ditverfchil aleenige ongemakken. Als de
fommigen noch in het ijtrengfte van hun vaöen waren,
begoften d.e anderen , die vroeger Paaffchen hadden,
goede cier te maaken. In de eene plaatze en kerke zag
men niet als tekenen van rouw, droefheyt enboetvaar-
digheit : in de andere kerken zong men het Allclma,
Daar uyt volgde noch een groote verwarring in de rpe-
yende feeft-dagen .: zoo dat alles op het tipje fcheeti te
ftaan om tot een fcbeuring uyt te berften: ja dat 'er reeds
een vuur van een fcheuringe in de driftigfte gemoederen
fcheen te fmeulen. Het was egter geenewaare fcheu-
ring : en de Ieren met de Schotten, die het voor een
groot gedeelte met de Ieren hielden, hadden ookaldefr
%e en Heilige manne» op hunne zyde.
4. Pcefe
-ocr page 215-Η. W I L F R. I D υ S.
4. teParysgebooren; een man
van een zonderlinge deugd en geleerdheit. Hywasuyt
zucht tot eenftil en eenzaam leven gaan woonen in Ier-
land, daarhydeH. Schriftuur een wyle tyds heeft voor
geleefen. Naderhand is hy naar Engeland gétrokken,
daar Konwalch Koning der Weft-Saxen hem bewogen
heeft om hetBifdom van öorfi/ïfr aan te neemen. Dog
als gemelde iCowïüe/fj^ het Bifdom vzaDorceßer , by het
afv7ezen en zonder kenniiTe van Agilbertus had yerdeelt,
en een nieuw Bifdom o^^zxegttc IVincheßery zoo oor--
deelde Agilbertus dat dit beftaan zijn gezag en Biflchop-
pelijke magt te na ging; en heeft zijn gevoelen daar o-
ver getoont. Tot zoo verre dat hy Engeland,Engeland
heeft gelaaten, en weder naar zijne geboorte-ßad is ge-
keert. Daar aangeland, en voor een deftig en bequaam
man , gelyk hy ook was, aangezien zynde, is hy wel
haait op den BiiTchoppelyken zetel van Parysgephatü.
5. Dit ziet noch al op het boven - gemelde verfchil
omtrent het vieren van 't Paafch-feeft. De zaak is aldus
gelegen. De Koning Ofivi, willende een einde van dit
krakeel gemaakt hebben, liet een vergadering over dit
verfchil befchryven. Agilbertus , toen noch BiiTchop
\zxi Dorceßer f zoude het woord voeren voor de Roprn-
fche gewoonte; de H. i^olmannus , derde BiiTchop van
Lindisfarne^ en ook BiiTchop van j'i?-/^, zou voor dele-
ren kampen: doch Agilbertus, niet al te bedreeven zyn-
de in de Engelfche taaie, gaf zijne poft over aan Wilfri-
dus: deeze heeft zoo deftig voorde RoomfcheKerk-ge-
woonte gepleyt, enzichfoo heerlyk gequeeten , dathy
beyde de Koningen, te weten den vader met denzoon,
en den BiiTchop van Londen, tot zijn gevoelen over-
haalde. Doch de H. Kslmannus, die het noch niet ge-
wonnen wilde geven , verliet Engeland met Bifdom
met al, en ging in Ierland op zich zelve woonen.
6. Dat Wilfridus in Vrankryk BiiTchop is ^wijdt,
quam hier by toe dat 'er op dien tyd maar eenen BiiTchop
in Engeland was, te weten in defevenLandfchappen,
door de Saxen en Engelfchen tot Koninkryken opge-
regt. Nu volgens de Kerkelijke wetten was een BiiTchop
alleen niet genoeg, althps in de gewoonlyke voorval-
len, om een nieuwen BiiTchop te wyden. Daar waren
noch wel eenige BiiTchoppen onder de oude Britten:
maar die wilden geen doen hebben met de Nieu-bekeer-
den, die door de Zendelinge» van
tot
27
ß8 Aantekeningen op dem
tot het Geloof gebragt waren , als zynde gefproten uyt
de Engelfchen, Saxen, enz. die zy voor geweidige en
onregtvaardige bezitters van die Landen aanzagen.
Bailkt. ·'.':'
7. Terwyle dat Wilfridus van de hand was, hebben
de oude voorüanders van de lerfche Kerk-gewoonten
weder hoop beginnen te fcheppen, ende hoornen op te
fteeken. Sy maakten den Koning wys dat hyweg was,,
jen weg zoude blyven; en dat men niet enwifl; waar dat
iiy gevlogen ofte gcftoven was. Ja, zy heblDen't zoo
wel bekuypt, dat de Koning bevel gaf om Ceadda^ die
anders een vroom cn heilig man was, tot BiiTchop van
Jerk te wijden; dit hebben zy gedaan door eenen Engel-
fchen , en twee Britiche BilTchoppen ; die 'waarfchyn-
lyk liever Ceadda^uWm Biirchop gezien hebben , 'als
Wilfridus. '
8. Wilfridus in Engeland aangekomen , en fijne poft
door een anderen bezét ziende,. begaf zich naar fljne Ab-
dy vm Rippo». Daarna heeft hy het openftaandeBifdoin
van t^ntelberg drie jaaren. lang met veel.yver bedient.
En als "Theodorus, nieuwe Biflciiop van Kantelberg en
Primaat van Engeland, inzijnBifdqm aangekomen was,
heeft dezelve de aanftèlling van C^ää, vernietigt, en
ïi^i^r/i^w in het bezit van zijn Bifdom gefteit.
9. Ebroinus^ pen monfter van wree^eit èn ondeu-
gendheit, had een onverzoenlyken wrok tégensKf^/'^r/-
opgevat. De voornaamfte reden was, om dat hy
Dagshertus Π. naar zijn vermogen had uytgeruft, om
weder bezit van zijn Koninkryk, daar hy op een fchplm-
achtige wyze was uyt-gebannen, te gaan nemen. Dbg
hier van zullen wy aanftonds bregder handelen. Als
jEW^^j-dan verftaan had dat Γί^/'^πώί ( die uyt lafte
van den Koning afgezet, en op reis was gegaan om
zijne zaak teRomen tebepleiten) in Vriefland'wasaan-
gelandt ,daar Koning Aldgilks ofte Adatgifus het opper-
gebied voerde, heeft hy twee gezanten naar /iid^iy^i af-
^evaardigt lOetvleyende en gezuikerde brieven, om hem
onder groote beloften tot het ombrengen van Wilfridus
aan te zetten. Adalgifus heeft de gezanten wel onthaalt,
en een groot gaflmaal, hun ter eere, aangeregt. In' t
midden van het gaftmaal heeft hy den brief van E^re/^j
opentlyk en voor al het gezelfchapdoen leezen, en fluks
jn het vuur geworpen met deeze woorden: dat Godt. het
rjk der troHmhofeu vadsige; en dat zy even eens vaaren
0h
-ocr page 217-Η. W i l ΐ· r I ö tj s.
als deeze brief. En fulke Koningen worden noch van
fommige Sfchryvers Barbaaren genoemt!
10. De zaak was aldus toegegaan. Dagebertus 11. ge-
lijk al gezegtis,wasüyt.zijnKoninkryk vanOortvrank-
ryk gejaagt, door den Opper-hofmeefter Grimoaldus,
die zijnen eigen zoon op den throon had geholpen, en
die Dagobertus, alvorens tot een Klerck gefchoren on-
der goede verzekeringe naar Ierland had gezonden.
Daar leefde deeze jonge Prins als een gemeen Edelman,
en trouwde een Edelmans dggter , zonder oit naar
fcepter, kroon ofte Vrankryk te taaien. VFilfridm ver-
wittigd dat het holbollig in Vrankryk ftond; dat Gri-
raoaldm met zij nen zoone aan kant was geholpen; dat Klo·'
doveusll.^ Klotarius III. mChilperkus II. geitorven ofte
gedood waren; dat Ebroïnas in de wapenen was om Theo-
d»ricus den derden den voet dwars te zetten, heeft Da-
gohertus te Jork ontboden, en een hart in 't lyf gefpro-
ken, om onder Gods zegen een proef yanzijn geluk te
gaannemen. Ja, hy ruilehem princelyk uyt, en zette
hem volk, paarden en wapenen by.
ir. De edelmoedigheit van Bertharidus Koning vaiï
Lombardye, aan wiens hoi JVilfridus eenigen tyd ver-
toefde , dient hier niet verzweegen. De Engelfchen
hadden dien Koning een goede fonimegelds doen aan^
bieden, indien hy Wilfridus, door zijn land reyzende,
wilde vaft zetten. En miffchien heeft'er Ehreïnus ook
onder gefpeelt. Maar ΒίΓί^^πώί had zij neeeren vroo-
migheit voor geld nochte góud te koop: hy gaf aan die
verfpieders het volgende befcheid : Als ik in myae jonk-
heit uyt myn land wierd gedreeven, xluchte ik tot den¥^-
ning der Hunnen ; die my by zijnen afgod zwoer dat hy ray
niet zoude overleveren aan myne vyanden. Eenigen tyd daar
7ia quamen eenige menfchen , die my met alle ge weld van
kant wilden hebben, dien Koning een fchepel vol goude du~
katonnen aanbieden, mits dat hy my van kant zoude hel-
fen. Maar die Vorfl herft hun verzoek plat af geflagen·
zeggende dat de Goden, die hy tot getuigen van zijne belof-
te had genomen, zoo een vuile meineedigheit niet ongeflrafti
zouden laaien. Hoe veel te meer ben ik verfügt geene-
verradcry te pleegen tegens een heiligen Bijfchop , dien ik
als eenen gafl huisvefiingheh gegeeven: Ik, zeg 'ik, die het
geluk heb van den waarachtigen Godt te aanhiüen; en die,
myne ziel om al het geld van de wereld niet in gevaar van
di eeuwige verdoeraenijfe S^üh willen flelle-a.
li. Staal
-ocr page 218-Bo Aantekeningen op den
II. Staat te weeten dat T'z&eoiijraj·, BiiTchop van Kan-
telberg , en Primaat van Engeland, ook tot die Rooni-
fche Kerkvergadering was gettödigt, en dat'er ook al
lang naar hem was gewacht. Maar hy heeft , zoo uyt
iijnen eygen naame, als uyt den naame van de andere
Engelfche BiiTchoppen , volmagt gezonden aan WUfri-
dus , om de kerk-beiluyten der gemelde Vergaderinge
by te woonen ende te ondertekenen. En dit was als
een foort van vergoedinge voor het ongelyk , dat de
Engelfche BiiTchoppen hetn aangedaan hadden , als zy
hem op 'sKonings bevel van ïijn Bifdom beroofden.
13. Dit was noch al het befiel van twee-
de huisvrouwe van Koning Egfridm. En hy wierd niet
los-gelaaten, als door de ziekte van de gemelde Konin-
ginne , dewelke vreefde dat de Hemel haare hardighei't
iegens iVilfridaszXixi.s begon te kaftyden.
14. Hy heeft daar bekeert en met eigen handen ge-
doopt den Koning Edelwach. Althans dit getuygt Eddt^
die fijn leven heeft befchreeven , en zijn reis-genoot
doorgaans is geweeft: hoewel dat die Koning, indien het
zeggen van Beda vafl: zou gaan, al eenigen tyd te voren
gedoopt moetzyn. Daarenboven heeft hy ook bekeert
en gedoopt den jongen Koning Nothelmus, Edelwachs
jQazaat, met zijne Zuller Nothildh. Noch heeft hy by
de Weft-Saxen bekeert den Koning Ceadwalius, die zelf
naar Romen is gereift , om van den Pmis Sergius I. ge-
doopt te worden.
15·. Deeze BiiTchoppen waren Zeer tegens hem ingeno-
men, zoodaanig dat ze hem wit en zwart ver weeten. En
dat wel her wonderlijkfte van allen is, het waren meeii
heilige mannen ; en hunne naamen pronken noch he-
dendaags op de lyft der Heiligen. Zoo kan eene zaak^
met tw^eederhande oogen befchouwt worden. Geluk-
kig is hy , dfe niet al te voorbaarig is in te veroordee-
len.
16. Men vindt meer diergelijke voorbeelden in de
oude hiftorien. Rohregt Koning van Vrankryk was door
den Paus in den ban gedaan, om dat hy met zijne Nicht
in den vierden graad was getrouwt. Hy maakte niet veel
■werks van den ban , om dat hy dat huweVyk met het
goedvinden van de Franfche Geeftelijkheit, en om re-
denen van Staat, had aangegaan ; daar op volgde een
InterdiSoysx het ganfche Koninkryk: 't welke de Fran-
fen zoodaanig buiteitr poftuu.r ftelde , dat alle de huys-
genoo-
-ocr page 219-If
genootendes Konings, op twee ofte drie na, hem ver-
lieten. Al dat hem voorgedient was, wierd voor de
honden geworpen , want niemand durfde de handen
fteekeii aan eehige fpy^e daar hy aan geraakt had. Mea
moet niet denken dat dezeftraffe eerft omtrent die tij-
den is opgekomen. Men leeft dat de H. Synefius^ Bif-
fchop van Ptolomaïs in Egypten , in 't jaar 411. eea
Kerkvergadering heeft beroepen tegen den Landvoogd
Andronkus-, die 7ijne onderdaanige landfchappen zoo-
daanig plaagde en knevelde dat het niet te verdraagen
was. Daar wierd Andronicus met zekeren Thoas in den
ban gedaan, met een berigt aan alle Chriftelyke gemeen-
ten over den ganfchen aardbodem verfpreid, dat hemen
zijiien aanhang geen toegang moeft gegeeven worden
tot eenige Kerke : dat geen gemeen menfch en geen
Majeftraats-perfoon in een en 't zelfde huys met hem
zou hebben te woonen, ofte aan eene en de zelfde tafel
met hem te eeten; dat voor al de Priefters daar op had-
den te letten ; die hem zelfs niet hadden te groeten,
nochte na zijne dood ten grave te geleiden. Men vindt
naderhand noch veel fchrikkelyker ban-vonniiïèn ·, dan
die zullen in't gevolg beter te pas komen.
17. Hy wierd eigeiitlyk niet herflelt in het bezit van
zijn eigen Bifdom: maar om alles in der minne, en eens
voor altijd te befliiTen , wierd het goedgevonden, dat
hy zijn Bifdom van Jork foude afftaan aan Johannes Be.
Iierley, die Biflchop van Hagulftad was geworden: en
dat hy Biflchop van Hagulftad zoude zyn, en Abt van
Rippon blyvcn.
Het Leven ν AN de it
Β Ε L Ϋ D Ε R,
ΨαΙΐΰοη der Haarlemmers > en der
Gentenaaren.
^3(!iiemaaïÏie % Bavo ö^ïceft gegft omtpent
öe tpen ban te gdïige Audoënus, Eligius
εη Wiifridus, ^oosuHenlo^Siin leiim/ al^spi«
öe 300 iad öß ICjpoficï ban öe ï|aarïcmmer^ aï^
i>an öc <00ntcnaar^/Öiec δρ boegen,
^em 3onitecnaam/en ögnaactgö-
senoofc ban i»en Bavo , geeft 5911 feben öe^
ftöjecbm/get todfte boo? J. Mabiiionin öettoee^
treeeuioe öec Söeneitictijnen u^tgegeben, Q^at
Theodoricus, lïbt ban β. togm / öe^ ^eif^
ïeben mi tgire ban öen % Bcmardus öoo^i een
cia'l^j^ec fïijï beröetect leeft / 0etn50t on^
SigebertusUie Op ben gelben tgii geïeeft geeft.
becmit^ gg eeni0e eeubjen na Bavo m
toereïit ^eïtomen / geeft gg 500 bjeï in be ie^
ben^-öefcgjgbmge ban Bavo , aï^ in öie ban
Amandus en ban gnnne tgö-genooten/ öe tgö-
reftening ögfiei· bertoait. fet geen ban be onöe^'
ßenbe ^eg^gbec ban Bavo bergaait/ fïeï tftgjet*
in een ftojt begrijp aibn^ te neber.
Deafkomft (i) Bavo «^t boojïuegtige oubec^ in 't lep^
van s. togbom ban (^) Hasbanie geöooren/ geeft gebnuif
renbe sgne jonitgeit be genegeutgeit bec teereïb
boo^ paabe toerl^en ojjgeboigt: boeg boo? be
gena^
Λ De vlrls lllußr. cap. fenuh.
b Zijn Vader was esn van de voornaamfte Heeren vaa Hasbanie.
De Be-
fchryvers
van Zya
leven.
Baro.
0cnatie ban t^ iie^e 5ïine ïansiruufi^e
oubcugenööeit tatï paf! ijeranöcrt ui cm goe&c
gefieïteni^. j^a öe ίιοοίι ban sijne öug^ij^outue
geeft ÖS· öen seer öe%en Amandus tot
5ijnett ïd&lman ßegeat/ om ben tofS ban öe^
ftemnge in te fïaan: ijg j^eeft ^pe miébaairen
met een gaitel^iilectioeesenijeïeeöen/ en öe jjen^
ningen/ban 3gne ïanöergen geftomen/ oji be jiïaati
5en öer ?|e%en naar ben eifcö ba; toetten u^t^
gejeeben / enonbei; be annen omgebeelt: en
baar osp ii naar ben boo^noemben 25#0ο$ι/
bie ojj een Söurgt met naame Gent iaoonac0i
tig / tucbojgeïteert be ^eïfbe 23urgt
^(tft Amandus eenïieerïpitïootier boo^beltïav
ïten geflieht; in 't toeïi^e Bavo get §aic ban 5gii
goofb en 5gne toeceibfcp fiïebg geefï afgeiegt/
en gct garna^ be^ geïoof^ aangetroïiSen. üo^t zync boer:
baar aani^ Amandus ijoojtgegaan metöetiöoo.jb^'^^-'^'^^
aan be boKieren u beriionbigen j Bavoi^
Öem nageboïgt / en geeft ban öcra berïof ber^
5ogt oni bc itïoofta·^/ baar be Mmjitoenenbau
in tooonben / te &e5oeïten» ©aar na ZynyVa:
iaeberÏieerenbe naar be g^raeibe&urgtbanGent,
Μ Piïaan ben ecrtoaarbiscn man m ICöt
Florbcrtus, bie bOOI Amandus tOt befilerba' batt
bie bergabcringe ber fótoften toa^ aangefïeït·,
cn öee^ ban gem jeer ootmoebig een ceïietje
ijer^ogt; ïjet iweifee bè S^^oeber^ ban't ïtioofieè
Öcm bergnnt gebfien» lïïbaar opgefïoten sijni
be ^ / ö^fft <iB»obt booi gobb^ncgtige en on^^
oj)öoubeïpege&ebenaangeroe$»en > en|ceft5itö
bjghjiïiig aan aïie be jignen en ïtafïijbingeit oiii
bertooiïien / onber betoeïiie be menfcödpe ^imlif
ïytit boo^gaan^ Öe5i»pt bat ig be boete /
bic Öem boo| ben S^iffcgop Amandus na siinc
biecöt
Λ Met zyne voeten in een bl'ok gefloten.
I. Deel,
ondcugt?.
Zync ?er-
za-iking
van de
wereld.
33
ο.
Η. Β Α ν
78 Het Leve;^ van deh
ftiecgt O}j0eïciir fcoa^ / ijoïgen^ ireiueïfe gg ir^'e
jaami / «gtteesoniiert 4" i»a0en / tnoefï bafien /
na iiat / 3es lit/ öie öoeteöoïfi^gt gair / 300
boiber^ al 3p toerft in iie3e ioereïb 0eteefi/
Jjoo? pet irïp isa* ^mteïcn te ficgöen: en geefl
irn^3gne geriigesieï/ iianöet bïeefcö ontBonöe/
aan ism aimacötigen ^►aöt toeiJecgegeeijen oj^
iien eerfïen öag ijan (^cfcoöa% ^anfionb^ öaac
op ίφ 3|in (5) geefï iterfcleenen aan öe geiiige
3l®aagi» Geertrudis, en aan be anöere jiEaagiien
öte ö^ Daar tn-bjooniten/ en öie ijm;e iian gern
afgelegen ioaren/ gaar öebeeïenöe öem öe noiii^
geïiïeöei'en tot öegraeffeni^ ban 3ttniicöaamtoe
te 3enbett ; §et toelfte 30 ooft bo&iagt geiiöen.
geboeïeti^ obet· tierf-jaai; ban Bavo 35η
5eei: beifcpientie» Mabiiion , bebjeïfte getuigt
öat in aïïe ite aff^iftc» ban ïten naamïoo3en
^cgjgibec eetije»aang jïaat / drie jaarcn, ntaac
S^naar boo^ onfiegi^jjeip l^oubt goe bat öe
Bavo 300 beeie bingenin 300 Roeten tgö 30ungt^
geboert öeö&en / # ban geboeïen irat gg gefïo^
ben i^in get jaai· dclhi. Henfchenius ^ goniit
get itaarboo? / bat 3»neiiooii boo^gebaïïen in
't jaar d cl v11. ojj öen fe^ben i^eb^nacp / ojj mh
feen bag be3|. Amandus gebiert bjo^bt. «èinbeigft
Le Coince ban bit geboeïen/ bat Bavo ïiïngi
3enaar i^ gebjo^ben in 't jaar dcxxxix. bat
in 't jaar dcxlvii. bjebergefteert i^ naau
Jet ïtïoofïer ban Gent: en aïbaar tbtee jaaren
ïang ojjgefïoten getoeefï jijnbe / naar ben Heer
berguifl · i^ in 't jaar dcxlix, En dit laatfte
gevoelen , 3egt ^agi ^ / aangaande het fterf-jaar
van den H. Bavo , wordt in volle zekcrheit ge-
ilek door de vergelijking van den mamloozen
Zyn fterf-
Het Jaar
van zyii
overlijden
wordt naai-
de regte
tijdreke-
ning vaft
geilelc.
Schry-
Λ Incommentar. pr£vio, w. gj.
é Critk. in Anml, Barami, ad mn, Chrißtö^l. η, ij.
Schiyver mee den Abt Ïheodorims: want indien
men beide die Schryvers by een vergelijkt, zal
blijken dat de heilige man bekeert is op den p.
dag van de maand November, in 't jaar 646. te
weten een jaar eer dat de heilige Amandus Biflchop
van Maeftrigt is geworden : dat hy op den p. No-
vember, in 't jaar 648. in zyn kluis is gegaan, eii
op den i. Oótober, in 't jaar 649. zijnen geeft
aan den Heere heeft gegeeven : iÓtïBC Pagi
tci' ^Mu }jïaat3e «ocïj ö^eeba* feiogjï / gttnv
jgenöf: dat in de plaatze van Theodoricus i door
Mabillon bygebragt, niet anders ontbreekt als het
woordetje, ficundo^ oit&nveede^ het welke dooi-
den uytfchryver overgeflagen is geweeil.
Cenanöojongenoem&^^pec/ ttilgeïp^ Zyne
ÖOO^ JVIabillon «1 'tïicgt gegeeton / cn Öie in öe mirakelen.
tieuire mtioc gefeeft moet |e!iöcn/ geeft U mU
fijl^eïen Sjan öen Bavo in ö^ie teïien
f^eeijen.
Voorwaar j jegt Molanus, wat een deftig en „ ^ ,
vermaard man de H. Ba'uo geweeft is, blijkt niet yj^jf^^
alleen uyt zyne mirakelen , en dat 'er verfcheide
Kerken , en daar onder de Haarlemfche, onder
zynen naam en befcherrainge geitigt zyngeweeft;
maar ook daar uyt, dat zeer roemwaardige Man-
nen hem met grootc Godvruchtigheit bezogt
hebben. ... En de Biflchop Eligius heeft niet
alleen Zyne gebeenten bezogt, maar dezelve ook
op den eerften van Auguilus met ftaatfie verhe- 2yce ge-
Ven. Op den Zelven dag, maar in't jaar loot. ter beenten
oorzaake dat fommigen uyt laftersucht verbreid-
den als of de overblijfzelen van den H. jBavo noit
uyt Laons Vervoert Waren geweeft ^ ofte ten min- Haarlem-
fte, dat ze dan daar van daan geftolen waren, zoo mers, die
heeft
van deeiT»·
β S. Molmns Natnh S, Si Belgü, ac i» Immk S.S.
c ζ
-ocr page 224-3<S HetLevenvanöen
heeft dt Abc Eremholdus , om deeze logen te wc·^
derleggen , des zelfs eerwaardige aflchen en ge-
beenten , in de tegenwoordigheit van al het volk,
in een heerlijker kasje overgeleit : waar op aan-
ftonds zekere lamme dogtcr van Antwerpen, met
naame Menfunindis , haare volkome gczondheit
weder gekreegen heeft. Hy ruil: benevens Livi-
■nus^ LandoaUus^ Macarius^ en meer andere Hei-
ligen , binrien Gent , de eerfte en grootile flad
van Vlaanderen, in de BiiTchoppelyke Kerke van
den heiligen Bavo en Johannes den Dooper : en hy
is de Patroon van 't ganfche Bisdom.
bat be iJan Gent ^icg iroo^
ien ioröcr^ijbfcg ija^fioiiö met ïiei|aarïcmmec^/
onöec öe B^imnje ban ïten Bavo , ingelaa^
ten gab / 300 öceffc 51a / na öebinö^n ijaii
cett onberïittfle gemeenfcgap tn ïtesotbetocriten/
C« onbeK meet* anbeiT öoo^ioaarben/ een aan^
3icnip gebedte ban ïjcpam / tt toeten een
ilinït ban fijnen at?m/ aan be ilaarïejnfcöe ïÈiec^
ïie gefcöonften. ^t 5|aademfc§e <iB»eejieip]^eit
öese oijet&ïi)f3eïen met aïie banSöaacöcit ont^
ijanigenbe/ fjeeffc bie in 't jaai· iroo eeröiebigiijit
in een jiibei-e ftaffe ojpgefïoten / en met ^ttt
Sfoote gobbancötisfteit ietoaatt. ^otl) ai5oa%
get oiier0aan ban ?|aarlem öe 25iffcpjijpeipe
ïterft ont&eiiigt iwierbt/ ^ijn be selbe naar ïmi^
ïen becboeit getoeefï; ban ioaar nabecijanb/
na getöebaai'en ber inïanbfcöe onlnfien/toeber^
om 3|tn segaait/ en metgrootetoein^gingeban
be i^aariemfcö^ «g^eefïeïpöeit/ en ban öetboïft
aïbaar / ontfangen.
Wandeibertus, «a bat ö» ben eerfien ban
<!^ctoöer getoas gabsemaafttban be öeiiigeSSifi^
ff^Oj^jpen Remigius (;n Gerraanus, ÜJOegt baau
fegt ί
«Op
ftcn ont-
£ingen
hadden,
gceerr.
37
ο.
*Ορ deezen zelvendag worde Bavo mee geviert.
Als met geen minder deugd en heiligheid ver'·
cierd.
ire i^ïamingen nocg een anita* ^tötgnfcö
(4.) öeftcnit:
^^fe perit mundus^ veniat quam Bavo fecmdus,
De ronde wereldkloot zal eer tot niet verdwij-
nen ,
Als dat 'er weer een man als Bavo zal verfchij-
nen.
Sfa men 3iet n^t ufuardus itat i»e sebacgteni^
itan öesen aï gebiert t^ geioeefi ten tijiic
ban Karei den Grooten. ^ff toierbt ba« OUil^
«jatgefcgiiïiiert met een festeren een bïooten en
ojpgegeeben öegen in ^ijne regtec / en met een
Öoeft in 0ne fliuftei; öanö, ^iifft^ i&iptngt^eet;
ouöe fcp&etgen/ en itie obei* &e4ooeiifoo jaai^
ren gefcgiiöeit 3p0etoeeji. H^aar nn bjaagtSgi
iioo^0aan^ een fcejptet in be eene/ en een öe^en
in ite anitere ganii. Φρ ^ijn j^oofö ii^aastg^een .
I^oeii / en geeft een ïang ïtïeeii aan Ojp öe togse ^y"^.
ban eenen i|aarlemmer^ geben gern „η^μ"'
een öe^en met een baïft/ geïoobenSïe öat ïig al^
im^ toeï eet' betfcgeenen i^.
Op den eerften Oétober wordt het Feeil van De Feeil-;
den H. ^iïw Belyder geviert in de have van Gent: "^ag van
maar de gedagtenis van zyne overvoeringe wordt ΒοοηΓει
te Haarlem gehouden op den tienden dag van van zyne
Mey. overvos-
fn Hos virtutf Βαν$, facro comltatm homre.
■
en
Het Leven van den
Bollandiften, fti öe feijett^-öefcg^iibitige
bét? 5|cflt0cn/ geïionim ^tjnijte tot öm gemeïtien
000 ba» jitt^ / bcrfcöugisenöe te»
ggtt ïetnentotojti öetteerfïen^ctoöer/ ^ijniie
i»a0 ija» 5ijne g^ftoo^te / en ö^öe« iiit i3oï0eniie
fïes^ aanpteïicnt:
De heilige Bavo Belijder binnen Gent, wordt
vermeldt in een boek met de hand gefchreeven,
behoorcnde tot de Kerk van Sinte Goelen te
Bruflel j en het byhangzel door Grevems op Ufu-
ardus gemaakt, ftelt op deezen dag zyne Over-
voering;.
!©e1iebett^-öefcï}?tiiJin3 ba» ite» If^Bavo, bc^
feöeiie aï ahu ïang ijoo^ tïe ettfïe acp iiagc»
S)a»^ctoSaV eii ooft too? öe» eerflen ha^ ba»
0p0c|ïdt setuecfi i» ^eiiec
öc-iioelt ba» ÖC Heiligen der Gentfche kerke,
geiï^aïtt lu't faac lyiz» ii^t öet seibeobecgc^
ö,ia0t in öe öci· ^eiilgea bau'tUrregt-
fche mait^-öi^touj / e» ban ttc onïreröoorïgc
^ig'iiommett/ aï^banHaariem,rii5. toeiite
tuisen tc ïteuïen in't jaar 164.0. e»
«git öe 5tfÏ-ïiHii&i0e lïanma'Ïiiiï0è ban Pagi hm
fcetÉTt moeten tooi&en. Want, zoo als daar te
lezen is, zedert dat beide de Kerken van den H.
Bavo door Paulus IV. tot Katedraale kerken ver-
heven zyn geweeil, en dat de Geeitelykheit van
weerskante in het vieren van den H. Bavo een
grooten en eenpaarigen yver getoont heeft, zoo
is daar uyt dusdaanige vereeniging der gemoede-
ren ontilaan , dat de Kanonnikken van beide de
Katedraale Kerken , te weten van de Gentfche
en van de Haarleinfche, zich niet alleen van de
itelve Getyden bedienden , maar ook na het ver-
nieuwen van het oude bToederfchap, dat 'er wel eer
iuflchen beide die Kapittels is gewceft , en waar
■ ■ ■ ' van
Kerkeli)ke
getijden
voor zijnen
feeftdag.
van wy de Verhandelingen in handen hebben,
elkandcrcn broeders genoemt hebben. Saen
]a als de Deken van 't Haarlemfche Kapittel / van-tfiaar-
Judocus Cattus^ in 't jaar 163z. op denleften Ju- lemfdie
ly zich te Gent bevond, is hy regt over den De- Kapittel, .
ken van 'ε Gentfche Kapittel geplaatft geweeft.
AANTEKENINGEN.
I. Zyη regte doopnaam was Akwyn, in 'tLatyn/^·'
loynus', ofte op xyn Latynfch Ba^vo , was maar een
bynaam.
, 2. Hasbame^ Hafpengouw.
3. Dit verhaalt op de volgende wyie: S.Geer^
truid kundfchap van zyne dood gekreegen hebbende,
heeft eenig lynwaat naar Gent geïonden om hem te be-
jraaven: het welke xy met zoodaanige een vaardigheit
leeft gedaan , als of Godt haar de dood van Bavo had
veropenbaart.
4. Het zelfde ofte byna het zelfde veersje is nader-
hand ook gemaakt ofte toegepait op Waz,o BiiTchop van
Luyk:
Ante ruet mundus ^ quam furgatWax,o fecundus.
Vorders dient het ook tot lof van onzen Bavo, dat
ïyne gedagtenis zeer oud is, ende dat de Martelaars-boe-
ken ofte de Legenden van de negende eeuwe , als dat
van Ado, vzn tjfuardus^ vnivWandelbertus ^ gewag van
hem maaken ; 't welke al iet zonderlings is voor een
Heilig van de fevende eeuwe:, en dat des temeer, zegt
Baillet, om dat hy geene bediening in de Kerke had be-
kleedt, die zynen naam bekend en vermaard kon maa-
ken.
Noch dient hier by gevoegt, dat hy voor een byzon-
deren Patroon voor de boetvaardigen kan gehouden
worden. Zyne boetvaardigheit is kort; maar meer als
gemeen en wonderbaar geweeft. En men kan bynazegr
gen dat hy alle de foorten van de allerftrengfte boet-
pleegingen als heeft uytgeput. ' '
D Ε
-ocr page 228-48 Het Leven vaii deiï
Aäxts-hiffchop van Sens^ Geloofs-preeker
in Vrteßand, en^^
WÊÊ^m
TOmira'Sanb « wiframnus, Idart^-fiifcSop
ban Sens, na bat 3ίφ ban Set
oiitfïa0en gab / tncec a!^ een^ naar Vriefland
gerdfï / om ooft öoo^ 5iinm atödö be injejrte;^
neu aïbaac in öet geïoobe eninbe geheimen ijan
«ig^ifïu^ te onbediö5cn.
toa^ be 500η ban Wibert, (i) een Φ Uyt jonas;
beïntan ; en t^ geïioren in jeßec Φο^ρ ban 't Monnik
aanbfcgajp Gaftinois, ojj ^et ïanb-goeb ban ^ van Fontä-
nen l^aber/ senaamt Maurillac .· ioeïft bo^p „'Γ™'«
naberganb sefeßonften geeft aan get Üïoofïec anderen,
ban Fontanelle, i^oïgen^ be <©ube ^cgjpet^ 7
30U ö^ eecfi üïecli 5yn getoeefï tn get Sof öan ^Γγκ"^
be Itonmgen Klotharius en Theodoricus, en aïi aanvaar-
baai* be öebiem'ngen ban ben geeffeïglten lïaatf".?^^" ,
toaargenomen SeBöen. ïZ^aat; na S? tot na^ Sc^S'
jaat ban Landebertus eu tot 23ifTcSojE> ban ^en^ '
^angefïeït: boeg eerlang beriof banbenïloning Hy wordt
Theodoricus bec^ogt en ba'ßreegen S^Beube/, '
(α) Seeffc SB" Si^ «aat^ Fontanelle ßegeeben/ en Monnik
aïbaar bejlonmft^ïtïebetenaangetroitfeen.
nigen tp baar na S? «Jf t fommtge rei^geseï^
ïen/ bie S«n boo? ben 5ïöt Hildebertus toege^
fiaan toaren / naar Vriefland ^ geretfi t aïtoaar ^
b^f iaareit iang met een onbermoeiben gber invrieiiand,
aröeiberibe / een groote menigte ban bi^e/ ja
ooïi ban ebeie jierfoonen ban ben bienfi ber φ
gobiffcS^ öeeïben öefteert geeft tot t^tt Cö^ifïen
geloof/ en boo? S^t toater be^ boojpseï^ nfßt^
bjaffeS^n« O^nber beseïben toa^ toeï be boo^^
naamfie be 500η ban Radbodus, JE>Oifiber Vrie-
zen, bie in 't bjitte boojj-ftïeeb gefio?ben i^» (3)
<25nber beseïtjm öebonben 5icS ooïf bgf geseïïen
bei?
* Joatin. Mahillon, Anml. Bened. t.i.Ub.i^. 6,
έ emcrent'het jaar é^o.
78 Het Leve;^ van deh
ijo; 0enen öetoelften ilciiienfcge 25ai»i&aateii
03p öaöen/ Sjoïgen^ mi aï-ouïi g^^uife/
jetooon toacen ben ©uibci tot een fïa0t-ofa;
ojp te ofl^ren. a^aac tooiöt ooß bergaait ban
iien l^ojfï Radbodus, öat ög meöein'tCö^ifïen
geïoobe oniierfcoee^en^iiniie/ «i mö^eenenboet
^ bebontßeset l^eööenbe omseboojpttetooiiien/
ban Wlframnus geb^aagt ijgeft ioaac öat Set g^oot^
fte 0etaï itia^ ban öe VrieiTche^o^flen
iutiien/ in iten Ijenieï ben toefife wiframnus|iem
inbien Cö#en bjiecbt Maofpt; ofte in be
Öeiïe/ in bebjelSe aïïe be on-cö?i^nen naai'^gn
5e00en gefmeeten Rauben bjo^bên.« b^ ögi
Wlframnus anbiöoojö berfïoan g^öenbe ^en
boet u^t be geiïige bont i»eei; te rug gaaibe /
geggenbe bat Sg iiebet boo? aïïe eenioigpt öe^
geerbe te 5ρη in be gieïie / % aïïe be poote en
aan5tenipe ileeren ban ^g^« bdïi / aïö öniten
Ijun 0e5elfcö4i met eenip ioeinige en gei'iiige
nienfcöen in ben i|emei te tooonen. 30«
be selbe Radbodus, 500 aï^ 'er bet'gööït toojbt/
ben lieiïigen Willebrordus «aber^anb onifioben
geööen / om ban ï)em in be beginfeien ban 't
€fi#en 0eïoof onöerhjeesen te hjo^ben: maat;
be
α Arnoldus Bucchelius, hoewel een onkathoüjk Schryver, ία
zijne Aantekeningen op Bcka pag. 15» fpreekt aldus van deze gc-
fchiedenifle : Dit verhaal wegens het daopen van Radbodus
Xou ik gdooven dat de nakomelinge» tegens hem uyt haat
verzonnen hebben^ ten waar dat het deSchryvers zoo een-
paarig getuigden, Maar dat deze vermaalde Schryver , in zijne
Aantekeningen over W. Heda, tot voordeel der ongedoopten by-
brengt het voorbeeld van den Keizer Valentinianus, de welke ,
hoewel zonder doopzel geftorven zijnde, van den H. Ambrofius
gepreezen is geweeft in zijne Lijkreden , dat fluit zekerlijk geen-
lins voor de kinderen die zonder doopzel, ofte voor de geloovigen
die zonder de begeerte van het doopzel komen te overlijden , vol-
gens de ftandvaftlge kering van den H. Auguftitius tegen de Pela-
Zyn aml-
woord aan
Radbodus.
iie ïieilise.illött 50u'^ niet naar toe geceifï
Ij^ec^entie tiaii Radbodus, (4) aï^'tntet
wifraninus 0e0aan toa^/ «ytgefïmfteiïtesuïïe»
too^iiieii,
ii^nïtec in? gcen^n big &en ^itibd sou&en op^ zijne
)g:eofattoJ?&«Jn/ inaac itooj Wiiramnus öeöjgbt '««^"gea*,
iöierbwï / taa^'ec een met naame Ovo, (5) itt^
iücïfte aan be jjaïge gefio^ben 5|jnöe / boo.j ßem
ijan öen ïtDoöen öertoeftt / en naberpnb ee«
ji^onniii en eenbeftig^töjpee geioo^öen tn
]^et ïiïoofïer Fontanelle i geööenite/ 300 aï^ ïte
setUH^n / ijerfcgeiben saoeften en
af-fcöiiften ijan ugtgefcïi^eeijen. .f^ocQ
toaeen 'er ttoee anberen / met naame Evri-
nas en Ingomarus, öeiueïften ooft moefïen seofi^
fert iao^iten / iroeï) boo? m i&g ben J^a.jfï ijer^
öeeben 5p: beseïbe 3p naber^anb iponniïtïten
0eioo|ben te Fontanelle, en öeöfien aibaar ηοφ
langen ti)b in groote gobtiiueïjtigöegt geïeeft.
0nbce be jjï^onniftfeeit tjan Fontanelle bie Wl-
framnus naar Vri eiland bojg^eïfc^ajit geööen/
toa^ 'er een met naame Wando, jgiibe oj> bien
ttjb maar ^iaften; boeg bie naber^anb i^iiefier ^ „
en ^fit tian 'treibe üïoofïer gebjo^ben. ^e5e ίϊ,Π;
bergaaït bat/ ioanneer be geiiige j^an op jeïte^ MiiTeop
ren tijb be offerï)anbe(6)berjf^!|feopbea^ïaam^ zeevemgt;
feïjegee aan ben ^eere o$ibjoeg/ be btotaar ftet Z' „
ïtdit-fcöüteitje ofte pateen iu 3ee öetMien/ 'ttoeï^ „i«!
ïte boo? ö^t geöeb ban ben ös^iligenjlan toeber^ kei weder,:
om geftreegen: toeïite pateen be jjEani^aii^/ g^i^recgeq,
in öet jaar 689 / ijjanneer ögi ngt Viieflandijer^
jaagt toierbt/ en toeba· naar Fontanelle fteerbe/
öeneben^ Sijnen ftelft en meer anbere ijaten tot
ben bierifï be^ ^eere begoorenbe/ aan 't ^eïbe
ï'lïootïer öeeft gefc^onfen,
i^i^SPfiOiiifninÖetlïïOOfïeiFontanelle, in't ZyncJood
toeïi
-ocr page 232-DE Η. WLFRAMNUS.
teïfte in sgnen ouöetiiomßcöeebi?« Saö/
geööcnöe ïsecfcj^eiöen iaarm sonöecfieöiie gefïaa^
peil / en 5gne booii ijoo^ett, öooii ban
iiee^en eerioaaföigenSöifrcïiojpi^ ijoo^geijaïïenop
becrraaf tijjintijfïen Ijan |Eaart / in't jaac/io,«
' eecfl öegraaben in öe ïterfte ijari öen
fiel ^auiu^: raaac in 't eïföe iaar na ^ijne öooiï
t^ gp oiïer0e&w« naar öe ilüofb-M'feban öm
^jpofïeï ^etcn^/ en in 't oofiafc^i ßcbeeite
hanbieföecßefi^Si'aaten; aihjaar Μ noesten
fiuiiiigen öage öooi Jjerfcöeiöen teltenen eniniVa^
Kelen ijecntaatii
i|et ïeijen t>attire3en öefcö,?eebcn öooi
Jonas lï^onniït Uan Fontanelle, i»,elfte Hen-
fchenius Ctt Papenbroek .^ itt eet| buil i^nttoei'JJ^
ganöfcM^ S^öö«^" scijoniren / en in 't ïigt ge^
geeben op öen ttointi0|ïeu ban j^aart; optoeï^
fien bag beje ö^iïise man 500 ^m ter plaatje/
aï^ bjei boojnamentïijft ög bie ban baar
gg ICact^-bi|Tc&op getoeefi / gebiert bjo^bt.
Mabiiion beeït οή^ get 5eïbe ïeben mebe in be
berbe <i5enbje ber ^enebiet^nen / in 't eerfïe beefc
ntaar berMaart bat ö^t ban iemanb anber^
opgefmniftt i^ tjetoeefi: baar i^ noc]^ een $eßer
^llnigebigt ter eerebanben w iframnus, ^gn^
be getroiißen ngt een jeer onb Bertiniaanfch ge;^
fcÖ#t; boeö öegeïfï niet^ ban belang tot
opPöm'iig ban 5gtt ïeben.
44
en
De be-
fchryver?
van zijn
leven.
α Pap ftek zijne dood in 't jaar 7βο. h Tom 2·
'AAN'
-ocr page 233-Aantekeningen.
Α Α Ν Τ Ε Κ Ε Ν I Ν G Ε Ν.
1. Anderen noemen zynen Vader Fulbertus.
2. Hy verzogt niet alleen verlof om te vertrekken ,
maar hy deed een vrywilligen en plegtelyken afflandvaii
zyn Bifdoin; zy däthy zulks gedaan heeft door God-
delyke ingeeving, 't zy dat zyn gemoed hem knaagde»
om dat hy den ftoel van een BilFchop die ten onregt ge-
bannen en noch in 't leven v?as, had beklommen. Want:
't ftaat te weeten dat de H. Amatus, de regte Biffchop
vanSens, door TheodoruusWl. op eenige valfche betig-
tingen in ballïngfchap vs^as gezonden.
Het was noch de manier in deeze eeuwe, dat de
nieu-gedoopten meteen wit kleed omhangen wierden,,
het welke zy acht dagen lang moeften draagen.
4· Baillet zegf dat Radbodus door alle de wonder-te-
keuen van Wlframn'iis aan 't waggelen geraakt zynde,
den H. WiUehrordus had ontboden om zyn zeggen met
dat van Wlframnus te vergelyken » en te zien of ze in
alles wel over een quamen : en dat het niet ongezien
ftond dat hy het geloof noch zoude omhelft hebben:
dat Willihrordiis ook al op weg was om zyne begeerte
te gaan voldoen : doch dat Radbodus middelerwyle uyt
de wereld wierdt gerukt. Een gewigtige les voor dc
geenen die altyd vroeg genoeg zullen komen om den
weg ter deugden in te fiaad.
5. Deeze opoiFeringgefchiede by loting: daar het lot
opviel, die moeit'er aan; daar was geen fpreeken noch-
te bidden voor. Ja zoo eene barmhertigheit wierdt ten
quaade geduydt, Wlframnus het evenwel , en
zoude den Koning Radbodus byna overgehaalt hebben.
Maar het dom en bygeloovig volk quam op de been;
ien de Koning had het hart niet om hun den gevangen
man te weigeren : dit flonden zy egter ter nauwer nood
noch toe, dat Ovo die ter galge verweezen was,in't le-
ven zoude blyven , indien de gebeden van Wlframnus
kragtig genoeg waren omhem van de dood te bevryden.
Ovo wordt dan gehangen, en blyft tweeuuren hangen.
Het domme volk hippelt en trippelt van blydfchap over .
de eere den Goden aangedaan. Maar als zy nu meen-
deij dat Ovo dood was, en dood zou blyven, en als ie-
der
ÄANtEKENlNCEir.
der zyns weegs was gegaan, fnydt Wlframnus de koor-
de los, en vindt Ovo fris en welgemoed.
6. Hier flaat niet duidelyk uytgedrukt of het een waä-
re Mis, dan of het een zoo-genaamde drooge Mis, ofte
Scheeps-mis is geweeft. Een drooge Mis, anders een
Scheeps-mis gezeid , is een verbeelding van de MilTe,
daar het Lichaam des Heere niet gewijdt nochte genut-
tigt wordt, maar al het andere, als of het een waare
Mis was^ wordt verrigt. Zoodaanige MiiTen zyn van
ouds al in gebruik geweeft op" de fcheepen, zoo te zee
als op groote rivieren ; om dat 'er op het onftuimige
wa^ter, wegens het ftooten en bonzen der golven , te
groot gevaar was van ftortinge.
Sommige heilige en geleerde mannen hebben zoo veel
quaads in zoodaanige Miflên niet gezien. De H. Lode-
•wyk Koning van Vrankryk, als hy van zyne kruysvaart
tefcheep naar huys keerde, heeft het Lichaam des Hee-
re zeer netjes in het fchip doen plaatzcn , en heeft de
kerkelyke dienften , en de H. Mis , met achterlaatinge
van den K^non , dagelyks doen verrigten. De geleerde
Genebrardus ( de Litmg. Apofi. c. 30.) keurt dezelve
Mis goed voor die 's morgens geen tyds genoeg en heb-
ben Ohl een geheéle Mis te hooren, voor de zieken,
en voor het zee-vaarende volk.
46
Maar de hoog-geleerde (Orai. 13.) e.n Lauren-
tius Landmeet er {^lib. 2. dé Vetert Clerko Monacho )
hebben al veel tegens zoo eene Mis te zeggen, en fpree-
ken der fehler vuur en vlam tegen.
De Η. GANcütPHUS. 47
DE H· GANGULPHUS.
GEN GULP HUS,
MarUlear, meie-gisxl vm én H, Wljtrnmusi
βίξ
-ocr page 236-48 Het Leven vaii deiï
Yer ödegentgdtiian&ett f * Wlfi-amnus gcööm
to^ nu oofe tc fjjjceftcn ban &en ïf, Gangul-
De gedach- fus, ai^ ^gncn meöc-ge^eï in 't ijerj^oniiigen ban
tenis ναα 'f·^^ iSbangdie / en toicn^ gcöacöteni^ aï obeu
Ganeui- ï^ng Bg öie ban utregt gruben iß getoeefï / en
plius IS zeer nocö j^eiten^öaag^ in be flaö en in get ^i^öom
oud, maar Jjjjtt Haarlem , óubei· get Utregcfche2l5i|iïOmil0i=
Ërii; Ööofenöe/ fiBónberipgelouiien too^bt
van zijn" ίίίί^ί batt beesstt j^arteïaar aï 3cec
leven ende oub/ ί« boo^een fianbbaflig geï&juift fiebetïigt:
dood, de- ijja^i· fiefcö?gbtng ban 5p ïeben en ban ^liiie
L eeuwe öoob t^ ^ oiiö Hiet. öeffö^ijbing na
door Ros- ben «ibaï bec j^tio?manne» / boo? Roswitha,
witha op- (een ,i^dnne ugt ö^t ianb ban / ban
gefteic IS. ïj|i3onbece a^obbiucgtlgleit en geieerb^eit/)
in Eatghfciie beei^fen opgefieib in be tienbe eeu^
toe/ en toojbt on# boof Henfehenius , in 3iine
Levens-berchryvinge der ΗοΠί^ςη Ug^t berfcïneii^
ben öanb-feg^ifien opgeïebeit o^ ben eifbenbag
De inhoud ban Jl^ep, L. Surius, jegt 'Molanus in 'i Regi-
yan zijn ßer der Heiligen, had de lévens -befchryving van
s^hrijverr Martelaar Gangulfus 'üyt \\gx. oprcgc verhaal
van ons van andere perfoonen in't licht gcgeeven. =^et
Landichap ^eïbe gccff Molanus oößgebaan op ben elf ben
vry van 'Ijab getrüMtetV ©OCÖ / 500 toeï be
fouten, gerneïbe iebeu^-&efcö®bmg/ aï^ be getijben bie
ün5e ©aa^oubei·^ u^ be-^eibe opgefïeït/enaan
be <«5ee|ïeï|jften b00?gefc§?eeben|ieijben/to0iben
niet toeinig ontcieit boo^ berfegdben fouten te?
gen be Cp-veltening.
Ganguifus, of (500 aï^ 'tv boo^gaan^ in be
oube feliiiften flaat) Gengulfus, α ecnmanban
een ugtmuntenbe <0obb?urötiggeib / gcBooren
<? Αίΐιί S. S. Henfchenn: Mai. torn, 2. «ί+ί··
-ocr page 237-Η. Gangulphus. 49
in Borgonje, |ceft0e&ïoeit in öe acgtfie cmio^/
onöec Pippyn öen öitöen / ïioning ban
rijft / in l^aiïer ijan Karei den Grooten. ggn
boo^naamfïe ïanö-goeö en hjüöiijiïaat^/ aï^ooft
tik ban sijne / getoeif! jeßere
pïaat^ / met naame Varennes, gdeegen in §et
leöen^isaagfcöe Kampanje , en in get S^i^^om
banLangres, bantoeKte fïab öejeïtejsïaat^ bier
nitjien i^ geïegen/ niet bcri-e ban ö^t ïtloofiei-
Beiiie, ban 'tbjeïiie lemantt jgner i^ooiouiseren/
oofe Gengulfus genaamï» / öe ^efcgorm-öi^t^
Sold.i.it ea
getrmiwc
zijnde,
word hy
door haa-
ren Pol
vermoort,
en voor
eenen
Maitelaar
gehoudeRs
3dbe Itioofier i^ gelegen Varennes, in toelïie
jpiaatje een ïierl ίοα^ ban ben
tot betoeïiieGangiilfus ^eer geneegen i^gebjeefi/
500 beti'e öat j^gt be iiiftomflen spei? ïanöer^ien
gefegiiit geeft tot be iioothjenbiglieben ban be
S5ebiettaar^ ber jeibe Mttkt/ gdp aiö itïijte
Ugt be fïlliiften Ög Henfchenius N. i. i&p0eÖ|a0t
ijee^ ben onber Pippyn geboet/jgnbe
ooft i!i ben ee|}ten fïaat getreeben. i^aac böo^
ïjet toeboen ban 5i|ne p^^biöutoe i^ i^^boo^
ijaaren^0ïbeiTab?riiili beriii0o?&t/eaiii bt-^eïbe
ïteriie begraben 5 inöibenöe na 5pe boüb
een ^artelaar geïio.iiben / 500 bat f)ii ooit hül·
gen| be getuigenis brc ^clijperen baoij beiv
fcijeiben niiraltelen na jline öoob bermaarb
geiooiben,
inberbaab tei* selbe pïaat^e/ ofteomiieti
ter te fpeeften / toat nteer naar' be ïiaiit ban
!©ngt^!aiib/i|?oïban bm iaare87o eenöeroemb
ï^iootler 0fte een ïterfi ge^igtgetoeefï oiiberben.
naam ban ben ψ. Ganguifus. φαΐι 'er in
©iigit^ianb en eïöer^ berfcliei&e lieriiea 't ^ijne»
eere ingetoiibt. ^n jij^-(i) bie mt
I. Deel. ©
Hy was
een Bor-
gpnjer,
wonende
by Varen-
ne: heeft
gebloeic
onder Pe-
pinus III.
Hy was
doorluch-
tig , ook ία
godvrilch«
ngheit,
hebbende
S. Pitters
Kerk be-
giftigt.
50 Aantekeningen op den
ÖC toóciie Öfi; Noormannen itï bt fïail Langres
geiietgt ioaren / 5gn ban öaar ÖÖO? ijccf^iiie
Üerïfen berfiijeiiit pioecfi: ban öetolften on^e
ïanir0enot;en ooit een gebeeite öcfeomen öeö^
^n on^e <i5eti)irett toojitt ïfet iioï0eniii ugt Öe
l^iiierimitfcge Kronyken van Holland , m ten
öceïe oofeugt Johannes Molanus, ηοφ beteer ban
gern bcrgaait:
Dat wanneer de BiiTchop Wlframnus hec Chri-
ftene geloof aan de Vriezen verkondigde, de H.
Gengulfus , Ridder en Hertog van Borgonje den
zelve doorzijn gezag en uyt laft van den Koning
Pippyn met de wereldfche magc geholpen heeft;
en dat hy ten dien einde een geheel jaar zyn ver-
blyfheeft gehad binnen Medenblik, een ftadvan
Noort-holland ; als ook dat hy ten verzoeke van
den zeiven Biffchop den eerften grondflag heeft
geleit van dekerketeOoftwoud,zynde een Dorp
by Medenblik. % aïöiett öit bethaal
bjaacastiig ioa^ / zoude de H. Gengulfus, 5dt
Henfchenius a- , niet geleefi; hebben onder den
Koning Pippyn, maar onder Pippyn van Harftal,
die in 't jaar 804 overleeden is : zoo dat waar-
fehynelyk een andere Gangulfus den H. JVl-
framms zal geholpen hebben j ofte in de plaat-
ze vaa Wlframnus iemand anders uyt het gezel-
fchap van den H, Willibrordus moet geftelt wor-
den.
Henfchenius gccft öaai; geïp ίπ: maar / 't^gt
öat öp 5df gier gemifï ptft / 't öat ïfrt be
fcj^ulö ban öen ©^uftlmv 300 i^'er een font
in ï|et fïerf-jaar ban öe^en Pippyn .· en in öe
jjiaat^e ban Dccciv, moet gefielttoo^öen
DCCXIV.
©ie
« als boven, pag.i4;j.
Zijne reliw
qmen door
verfcheidc
Kerken,
ook yaii
Holland ,
ycripreidt.
Dc tijd
wanneer
Wlframnus
door hem
geholpen is
geweeft
is onzeker.
Η* G Α Ν G tr Σ. ρ Η υ s: Si
©ie ijan ïltrec^t i^icren öe jge&atgteiii^ ban oegedach-
öen 31 Gangulfus hen ιχ,^ίβψ: tnmv in T''/·^
momfc^e ^paitefóató - ^oeïi too^öt 3§ue ge^ Mmeka'r
öacgm«^ gcfidt ep tim eifö«n üa« öe ^tiht fUtregt.
niaauti«
AANTEKENINGEN.
ï. Het is een wonder hoe zeer dat zyne heilige reli-'
quyen gezogt en alomme verfpreidt zyn. Veele Land-
fchappen van Duytsland, Bohemen, Vrankryk,Neder-
land , roemen op eenig· gedeelte van zyne gebeenten.
Luykerland is ook niet misgedeelt. Poortegaal
ook de minde niet zyn, en beeft 'er een goed gedeelte
van.
In de oude tyden leefde men zoo niet met de reli-
quyen der Heiligen. Paus Gregorius de Groote fchryft
in een brief aan de Keizerinne Konftantina, dat het by
de Romeinen, ja by alle de Weilerfchen , als een gru-
wcl , en als een heilig-fchendery zoude opgenomen
worden, indien iemand zich verftoutede lichaamen der
Heiligen aan te raaken. En hy kon het gerucht., dat
de Grieken zulke een gewoonte hadden, niet wel aan-
neemen.
Veel min was het in de eerfte eeuwen gebruylcelyk
de lichaamen.der Heiligen te verdeelen, en by ilukken
herwaarts en derwaarts om te zenden ; uytgenomen
nochtans de ftukkcn ofte brokken der gebeenten , die
dooT het vuur gefpaart, ofte door de wilde beeilen niet
verflonden waren , want deeze wierden door de Chri-
ftenen iteels-gewys opgeraapt, en tot verfterking van
hun geloof, volgens het fchryven van Eufebius , be-
waart.
Men vindt egter al eenige voorbeelden van Reliquy-
en , die ook voor de tyden van den Paus Creg^rms ver-
deelt en naar verfcheide plaatzen verzonden zyn ge-
weeft. Doch de Roomfche Kerk, gewoon op de oude ge-
Λνοοηΐεη te flaan , heeft de manier van de Reliquyen te
verdeelen, het langfte van allen tegen gehouden. Én
als de Pauzen, zegt lohannes Diacanus {lib.^. cap. 58.)
om eenige Reliquyenaangefprokenwierden, bonden zy
s gcene
-ocr page 240-78 Het Leve;^ van deh
geene gebeentea, maar een deel van het Brandeum. Dit
Brandeum (ook wel Sanäuarium ofte Heiligdom ge-
noemd) was een doek ofte kleed , 't welke over de gra-
ven, der Martelaaren gefpreidt had gelegen ofte aan ee-
iiig deel der heilige gebeenten had geraakt. Zoodaanig
een Brandeum ook in een doosje overgezonden
ter inwydinge van eenige Kerk , om aldaar ten toon ge-
ilek te wórden. Ja de Viidi&tHomey, in zyne Aanteke-
ningen over het Milleloqumm van Gregorius , gift dat
deeze Brandea^ aan het hoofd, deborft, de armen, de
beenen van eenig heilig lichaam geraakt hebbende, het
hoofd, de borft, de arm, het been enz. van zoo een
Heih'g wierden genoemt ; en dat dit de reden kan zyn,
dat de hoofden en andere deelen van fommige Heiligen
7,00 vermenigvuldigt, en op verfcheide plaatzen te vin-
den zyn. Doch de goede Man zal 'er zyn werk aan
vinden, om dit door goede bewyzen uyt de oudheit
goed te maaken.
Uyt dit alles blykt hoe traag en omzigtig dat de Room-
fche Kerk oudstyds is geweeft in het fnyden en verdee-
len der doode lichaamen. lin Bannius over het Room-
fche Martelaars-boek fchryvende , getuygt dat de Pau-
zen al heel kragtig in dit ftuk geweeft zyn , zonder oit
de handen aan de Reliquyen te laaten liaan: doch dat
ïy het eindelyk niet hebben können houden tegen de
menigvuldige aanhoudingen der Franfche Koningen,
die den Roomfchen Stoel overgroote dienften hadden
gedaan.
Η; Egbert.
rr
ABT,
Daar
-ocr page 242-78 Het Leve;^ van deh
Daar na heeft Egbert, een Monnik uyt En -
geland , die ook Prieftcr en BiiTchop ge-
weeft is 5 zyne gedagten laaten gaan over
de bekeeringe der Vriezen, De eerwaar-
dige Beda begint aldus zyn levens-bedryf
re befchryven in dc Kerkelijke hißorie van
Engeland.
XIs depeft tncnfchWording onzes Za-
jiiBritaiije ligmaakers, den derden Mey , 's morgens om-
en krlaiid trent tien puren, was 'er een Eclips aan de Zon-
woedde, ne geweeft. In't zelfde jaar is'er fchielyk eene
Peil ontilaan, dewelke eerft de zuidelyke gewe-
ften van Britanje doorloopen en verweeft hebben-
de, ook het landfcBap van Northumberland aan-
tafte: en met een verderfelijke vinnigheit wijd
en zijd woedende en roovende , een groot getal
van mènfchen Jieeft gevelt. Door deeze ramp is
de gemelde Prieiier des Heere Fuiia ook uyt de
wereld gerukt, en in het Kloofter Pegmletl· heev'
lyk begraaven. Dezelve plaag is mét geen min-
dere woede gevallen op Ierland. Daar waren toen
in dat eiland verfcheidene Engelfchen van Adel,
Eobcn ee" middelmatigen ftaat, de welken
Engelsman tp" van de Biffchoppen Finanus en Kolmanus
van ge- haar eigen eiland ofte geboorte-.plaats verlaaten
boQite, hebbende, aldaar waren gaan woonen, ten deelc
om zich tot het leezeii der Goddelyke boeken te
begeeven, ten deelè om daar beter in onthoudin-
ge en verllervinge te leven. Eenige der zeiven
hadden vau eerften af aan het klooilerlyke leven
rnet grooten yver aanvaardt : andere gingen de
Cellen van de Meeiters in 't rond bedoeken, en
hielden meer van hunnen tyd met lezen over te ·
brengen. De Schotten α hebben dezelven mee
groote genegendheit ontvangen; zy hebben hun
ook de dagelijkfche levensmiddelen zonder geld
bezorgt, en ook voor niet van boeken en mee-
fters voorzien. Onder dezelven bevonden zich en Monnife
twee jongelingen van een zeer loffelyken inborft, in Ierland,
gefproten uyt Engelfchen adel, met m^mtEdel-
hun en Egbert: waar van deeerile de broeder was
van Edilhun^ die niet minder van Godt bemint is
geweefl:, en die insgelyks in dc volgende eeuwe
naar Ierland is getrokken , ora zich aldaar in 'c als Iiy ook
lezen te oeiFenen: en als.hy nu wel onderwee^en met aepeit
was, is hy weder naar zyn vaderland gekeertj en bevangen
BiiTchop geworden zynde in de provincie van '
Lindifie , heeft hy die kerk een langen tyd met
grooten lof beftiert. Als dan deze twee jongelin-
gen in een Kloofter waren , in de Schotfe taaie
genoemd Rathmelfigi, en alle hunne makkers ten
deele door de fterfte weggerukt , ten deele door
andere plaatzen verfpreidt en verftrooit waren,
zoo zyn ze beide ook van dezelve quaal aangetaft,
en door een zeer zwaare peft overvallen. Egbert,
(zoo ajs my verhaak is door een Priefter van zeer
groote opregtigheit en geloofwaardigheit, ea
van een eerwaardigen ouderdom, die het uytzy-
nen eigen· mond zeide verftaan te hebben) mee-
nende d^at hy nu ook de reis naar de andere wereld
Zoude moeten aanneemen , is op zekeren morgen-
Hond uyt de kamer, daar de zieken te bedde la-
gen, gegaan j en in zyne eenigheitop eenbequaa-
me plaatze nedergezeten zynde, heeft daar zynen
voorgaanden handel en wandel aandagtelyk begin-
nen te overdenken ; en met leerwezen getroffen
over
« De Schotten waren toen ter tijd inwoonders van Ierland.
^5·
78 Het Leve;^ van deh
over zyne zonden, wafchre hy zyn aangezigc met
zyne traanen af, en bad Godt uyt het binnenfte
Zyns harte , dat hy niet uyt de wereid mögt ge-
haalt worden , eer dat hy zyne voorgaande ver-
Zuimeniiren, die hyin zyne kinderlijke jaarenbe-
dreeven had , door een volmaakter boetvaardig-
heit mögt uytgewiicht, en zich zelve overvloe-
uiet te ftcr- diger in goede werken geoeffent hebben. Daar
by heeft hy een belofte gedaan van zoodaanig in
pellegrimaadje en buitens lands te leven , dat hy
nimmermeer naar het eiland daar hy gebooren
was , te weten naar Britanje , zoude Λvederkee-
ren; dat hy boven den plegcelijken Pfalmen-zang,
die volgens het kerkelijk gebruik geregelt was,
noch dagelijks , behalven als hy door eenige lic-
haamelijke ziekte belet was, het geheele Pfalm-
boek rot lof en gedagteniiTe van Godt zoude uyt-
zingen: en dat hy alle weeken eenen dag met ee-
nen nacht in vaften zoude overbrengen. Als hy
dan, na het eindigen van zyne traanen, gebeden
en beloften , naar huys keerde , heeft hy zynen
makker flapende gevonden: en hy is zelf ook te
bedde geklommen,en heeft zyn lichaam ter rufte
gefc'hikt. Als hy nu wat geruit had is zyn makker
wakker geworden, en zyneoogen naar hem kee-
rende heeft hem aldus aangefproken: O Broeder
Egbert, ó wat heb,t gy begonnen ? ik hoopte dat
\vy famen naar het eeuwige leven zouden gereift
hebben! doch weet dat uw verzoek u zal gewor-
den. Want hy had door een gezigt verftaan wat
dat Egbert verzogt had, en daar by dat zyn verr
zoek hem toegeftaan was. Om niet lang te val-
len, zoo is Edilhun den volgenden nacht ontilaa-
pen. Vioch. Egbert zyne ziekte te boven gekomen
zynde, is tot zyne voorigegezondheitherftelt. Hy
heef: noch Igng daar na geleeff, en de priefterlyke
iiceft: hy,
om nöcii
ven een
tl de von di-
ge belofte
gedaan.
Η. Ε g β ε r τ. 57
waardigheit,totde -welkehy verheeven was,door
waardige deugden verciert, brengende zyn leven
over in een volmaake ootmoedigheic , zagtmoe-
digheic, onthoudinge , eenvoudigheit, en regt-
vaardigheic. Invoegen dat hy zoo wel aan zyn ei-
gen landvolk , als aan de volkeren daar hy als in
ballingfchap onder leefde , te weten de Schotten
ofte Pikten , zoo door het voorbeeld van zyn le-
ven, als door den yver zyner onderregtingen,heC
gezag zyner beftraffingen, en de mildadigheid zy-
ner aalmiffèn , uyt het geene de rykcn hem ter
hand ftelden , groot voordeel heeft gedaan. By j^y
de beloften , die wy gemeldt hebben, heeft hy hy noch
noch een vierde gevoegt, te weten dat hy de ge- eene vierde
heele vaften door niet meer als eens daags zoude ^g'fj*^®
eeten, en dat niet anders als brood metzeer dun- voecrtfvërJ
ne melk, de welke hy nog met zekere mate zou- cierende da
de nuttigen : waar in hy aldus te werk ging : hy rwfterlij-
zctte die melk daags te voren , als ze noch vers dfcrhdci" '
was , in een glaaze flelTe j en als de nacht over dooruyt-
was, deed hy het dikile dat boven op dreef weg, fteekendc
en gebruikte het overige, als gezeit is, met een
weinig broods. Deze manier van onthoudinge
heeft hy ook veertig dagen voor Kersmis,, en noch
40 dagen na het hoogtyd van Pinxcercn onder- '
houden.
Op dezen * tijd heeft de eerwaardige Dienaar Om aan
en Prieiler des Heere Egbertus, wiens naam niet
zonder eerbewijzinge behoort genoemt te wor- (jeekV^tc""^'
den, (''en die, zoo als wy boven verhaalt hebben, ζϊρ,Ήεεβ:
in Ierland buiten zijn eigen vaderland leefde, om % voor
het Hemelfche vaderland te verdienen) by zich
nicn hcc
zelve beflotenzynegedienftigheit over meer men- geloof aan
fchen uyc te ftrekkeni dat is, hec Apoftel-ampt de vriczea
aan ^e gaan
preeken.
^ s
58 Het Leven van den"
aan te vaarden , €Q 'het Goddelijke Woord aan
fommige volkeren , die het noch noit gehoorc
hadden, te gaan verkondigen. Hy wiftdat'erver-
fcheidene diergelijke volkeren iti üuytsland waren,
uyt de welken de Engelfchen en Szxe^ , die te-
genwoordig Britanje bewoonen , zoo als wereld-
/ kundig is, gefproten en afkomilig zijn: om wel-
ke oorzaak zy noch tegenwoordig van de nabuu-
rige Britten, hoewel niet te regt, Duytfchersξμ^
noemt worden. Deze.volkeren zijn, Friezen,
de Rugeman , de D.eenen , de Hunnen, de oude
Sauen en άξ: Berglanders. Daar zyn in die geweften
noch verfcheidene andere volkeren, die noch ge-
hegt zijn aan de afgodcrye, dewellcen de gemelde
krijgsknegtdes Heere beiloten had te gaan opzoe-
ken , en ten dien einde ganfch Britanje om te ici-
'Ofdeker- len: hóopende eenigen der zeiven den Duivel te
Marteiaa- Ontweldigen , en tot Chriftus over te brengen:
Ten te Ro- ofte indien hem zulks mifte , had hy voor zich
me te gaan genomen naar Romen te reizen, om de Kerken van
bezoeken, ^jg Apoftelen en van de Martelaaren des Heere al-
daar te bezoeken en die Heiligen te eeren. Doe'-
hy heeft niets van dit alles uytgevoert, zijnde i
zyn voornemen door hemelfche vermaaningen e
Maar hy is uytAverkingen belet geΛveeίl. Want na dat hyi.
belet ge- al zcer kloeke reisgezellen verkoren had, die tei
■weeft door . /x i ° i ^ j
hemelfche hooglte bequaam waren om het woord te pree-
yermaa- ken, en die zoo wel in Averken als in geleerdheit
?iingen. uytfcheenen; en als nu alles gereed was datzy op
zee van noode zouden hebben, zoo is'ervoor eerft
op zekeren dag 's morgens by hem gekomen een
van de broederen, die voordeezen in Britanje een
leerling en dienaar was geweeft van den Godtlie-
ven Prie&er Boi/il: ten tijde als de zelve Boifil on-
der den Abt Eata Prior was (i) van het Kloofter
MailroiTe, zoo als wy boven reeds verhaalt heb-
ben.
Η, Ε g β ε r τ. 5*9
ben. Deze Broeder dan quam hem een gezigcver-
openbaarcni 't geen hem den voorgaanden nacht
vertoont was, cn 't welke hy in dezer voege ver-
haalde : Als ik na het einde der ochtent-gezangea
my zelve te bedde begeeven bad , en een ligte
ilaap pas mijne oogen had bekroopen, is my ver-
fcheenen mijn oude Meefter Boiftl, die my met
zoo een' uytftekende liefde opgevoedt heeft ; en
heeft my gevraagt of ik hem wel kende; Ik ant-
woorde ja , zeggende , gy zijt Boifil. Waar op
hy vorder vervolgde j Ik ben gekomen om uyt
den naame van onzen Heer en Zaligmaaker een
boodfchap aan Egbertas te doen , dewelke noch-
tans door uwen mond aan hem moet gedaan wor- vjrantGodt
den. Ga, boodfchap hem dan, dat hy de reis die fchikte
hy voorgenomen had, niet kan volbrengen: want hem , or
't is Gods wil dar hy liever zal hebben te gaan
naar de Kloofters van Kolumba^ om dezelve te on- deTIbt
derregten. Deeze Kolumba was de eerfte die het Kolumba
Chriften geloof verkondigt had aan de over-berg-
fche Pikten, ηoordwaards gelegen, cn de eerfte
ftichter van het Kloofter op het eiland Hy^ het
welke by verfcheide volkeren onder de Schotten
en Pikten lange jaaren in groote achtinge en aan-
zien is gebleeven. Deze Kolumba is dezelve die nu
van fommigen, door hes by voegen van het woor-
detje celL· achter den naam Kolumba , genoemt
wordt Kolumcelli. Egbert de woorden van het
nachtgezigt verftaan hebbende , gebood den broe-
der, die hem dezelve aangedient had, geen woor4
•daar van tegen eenig menich te, reppen, denken^
de dat het ligt een bedrieggelijke openbaring zou
können wezen. Doch als hy de zaak by zich zei*?
ve overwoog , vreefde hy wel dat dezelve waar-
achtig was. Egter wilde de bereidzelen toe
<deze reis, dewelke hy toe onderregting der Hei-
om
78 Het Leve;^ van deh
denen voorgenomen had) noch niet ftaaken. Doch
weinige dagen daar na is de voornoemde broeder
weder tot hem gekomen , zeggende dat Boifil
hem deezen nacht wederom na het einde der Met^
tenen verfcheenen was, hem aldus aanfpreekende:
Waarom hebt gy zoo flaauw en zoo koeltjes aan
Egbert gezeit , het geen ik u belaft had aan hem
voor te dragen? Doch ga nu heene, en zeg hem
dat hy , 't is hem lief of leed, naar de Kloofters
vm Kolumba moet trekken j want hunne wagen
gaat niet regt: en hy moet die weer op het regte
fpoor brengen. Egbertά\ΐ verftaan hebbende, heefc
den broeder wederom geboden het verhaalde aan
geen eenig menfch te openbaaren. Bn alhoewel
dat hy nu genoegzaam verzekerd was van 't ge-
melde gezigt, zoo heeft hy evenwel alles daartoe
gefchikt om de voorgenome reis met de gemelde
broederen te aanvaarden. En als nu alles t' fcheep
gebragt was 't geen tot zoo een zwaare reis ver-
eifcht wierdt, en zy nu eenige dagen naar bequaa-
men wind gewacht hadden, is'er op eenen nacht
een fchrikkelijk onweer ontftaan, het welke een
goed gedeelte van de dingen die in 't fchip lagen
vernielt hebbende, het fchip zelfs op zy gcfmee-
ten en onder water gelaaten heeft. Doch alles dat
aan Egbert en zijne mede-gezellen toebehoorde is
noch geborgen geweeft. Hy zeide dan met den
Profeet, 't is ora mijnentwille dat dit onweer ont-
ftaan isj en heeft aldus die reis geftaakt, en wel
willen t'huys blijven, ^^u^ bCW Beda.
^00 * leeft öaitcinitdp 0eboc0tttaöc
öeiï hjii / en in ßntanje geöïee-
Ijen/ 5uiienöe naïierijanii nocö tfeßfieh naac tc
gBonnMen bm 't aSiianï» Hy. <i2n öp geeft iie
50^0 öan Set fiefteecen öec l^^iesen oijerseïaa^
En als hy
cgcer zyne
reis noch
tragte
voort te
zetten,
en 'er een
2,\vaar oii -
•weer ont-
ftond, he,eft
hy zich aan
<3en Godde-
lijken wüle
onderwor-
peu.
in 't jaar
6S6.
Hy is naar
de Mon-
nikken' van
Hy gereift
in 't jaar
7X6.
ten aan Willibrordus , Suidbertus ett Bonifa-
cius.
Hil^ 1 Öan «gt ^ierïanb / öaar ïj^ ïangen
tgb aï^ in öaïlinafcöaji gefecfï ö^ö / aangcj^o^
men ioa^ % öe j^onaïfeiien ijan Hy, i§ gg ban
öe reiben met groote eer&eiugjingen en Mpi»
fcgap ontbangeiii en om söneöeïeei'böeit/soeöi
aaröi0ijeiten§ei% ïeijs-nbanieöer een 5eergaari=
ne 0eöoo?t. ï^y |ceft i&^ ö^n hom gberige ber^
maaningen te toeeg gebjagt öat ^ê öe ingebjo^?
telöe 0etooonte ïjunnev i^ooibaöa'en berhiter;?
pen / en ^ieg naat* öet föatöoïpe geö^nfti gt^
boe0t öeböen omtrent liet bieren ban get (i)
^aafcïj-feefi / en omrtent öeïiroon (3) öerWer^i
ften. öien tijö ïjeeft noe^ bertien jaaren
geïeeft in 't5eibe eiianö / §tt toeïïie ïyg aï^ bao^
een nieutoe genabe ber Iterïieïpe pmeenfcgaji
en biebe berïic]^t §ab. ©e^e seer'öeiïige ^^^ie-
fier Egbertus, ble ben toeg boo^ be geïoof^-bec^
iionbiger^ eïiereerfï naar Duytsknd geßaant
geeft / i^ gefio^ben in 't jeibe eiianb Hy, oj> ben
a4 lïp^ii / op ^^aafcijbag / na bat ggi be öoog-
mi^^ban'^teerenS^erriifemffe berrigt gab. €n
aibn^ i^ Öet boo? een toonbcripe fcpftinge
<i5ob^ gefcijiebt / bat ïj^ op bien bag ugt ht^t
bjerefb tot ben I>aber berrei^be/oraöeteattolgi
bnnrenbe ^aafc^-feefi in ben &cmeï te öö^öen /
get toeföe ijgi op eenmenioe enlÈiat^oiijfetoiise/
met be i^^oeberen boo^ ^em beiieerb/ op aarbe
Öab beginnen te bieren.
ü^eje ^eilige ^^^iefïer bjoibt ban Beda 5iinm
ïof-beriionbiger7 en ban Alkninus in si^n öoefe
banbebaaben ban ben Wiiiibrordus, ^lffcgop
genoejnt, f O^oït bjo^bt ^ S^iffc^op geneemt
6i
en dezelvsti
tot deKa-
olijke
KerJc^e-
bruilcén
overge-
bragt heb-'
beniie ,
is hy aldaar
geftorven
in 't jaar
719.
62 AANTEKENINGEii
Ην is boo^ Ethelwolfus, cen .fjBtoKnift ijan iiien tii& / i'rt
BilTchop Qjjgj. Jj^jj ijiOQ^
foX te fi^ in Lindisfarne , iakU^ filgtet! ttX tttfic Wit
weten over Eandmundus Ögi onseti Egbertus te raite pb
wat plaats, gagu grt opfïmeit tiec Hioojleci^l^e
v^aac ftan öan ttogfeï aan
gefla^eiiioo^iicn of 0115^ Egberc Μίΐφρ (4)
getoeefi/ goetod ggi ηιί(Γφ^η aan geene jeftecc
ä^erftc (5·) iïeröoniim toa^, <ên mm moet giec
niet lugifieren naai· iren getoaanöen Marceiiïnus, iie
toeïl^e in öe ieben^-öeftgjgbingeiian Suidbertus,
i»oo^ gern ngtgegeebe / öetnigt bat gg Ißart^ifi^
fcgojp ban Jork getoeefi / ö^tn nemeniie booi
een anöewn Egberc, betoeïfte in ö^t öerbe laar
na be öooö ijan on5en Egbert, ben jongen Wil-
fridus in be ïiefïiennge hm 't Sio^ftfcge fSlact^-
bißom t^ opgeboïgt Sift fean ter besecpiaai^e
niet boo?-ö^3aan |et|iatteïaar^-iioeit öan Be-
da 'S· in beei'ien ojj^efieit / aïtoaair on3e Egbei t
?l"ner ^^ «laanb ^Jj^ii booi bese Sjeer^je^ aïbu^ ge^
ccre 'door roemtioojbt:
Beda Egbertus vol van Godt en alle deugden, vaart
gedigt» Den achtften dag voor Mey blijmoedig hemel-
waart.
α SpicH. t. 9.
op den Η. Egbert.
beftoven, iich zeiven dikwik als tweede Abten aanza-
gen, en onder den Abt niet wilden buygen, meenende
dat zy de tucht en gehoorzaamheit ontwaiTchen waren^
Die Priors hadden dikwils- hunnen aanhang , en gaven
den Abten de handen vol werks , zoo dat het ganfche
Kloofter dikwils over· ende fcheen te ftaan, ende Ab-
ten getiOeg te doen hadden om den toom der regeerin-
ge niet quyt te raaken. En 't had al eenigen fchyn: want
de Priors waren in fommige Kloofters van zulken aan-
zien, dat ze zoo wel als de Abten door de BiiTchoppeii
gezegent wierden. En daarom heeft liever ge-
had dat'er gepe Priors in zyne Kloofters waren, endac
de Decani^ die zoo veel als onder-Priors waren, al het
bewind en gezag onder den Abt in handen zouden heb-
ben. Hy heeft dit egt er ter keure der Abten geftelt, die
beft konden Oordeelen of zy de Priors konden miiTen
of niet. (Zie Lupus m Cancil. Tholozanum fub Viäo-
re 2.)
2. Want zy volgden de gewoonte der Ieren, daar wy
reeds van gefproken hebben.
3. Volgens de Roomfche wyze , die nu overal de
overhand heeft, moeft de kruin in't ronde, eft als eea
kring gefchoren, zyn. Maar de Ieren, en de oude Brit-
ten fchoren dezelve halve-maans - gewys , en als eea
halve kring. De zaak zoude in haar zelve van 't groot-
fte belang niet zyn; maar de halsfterrigheit , en een
hardnekkige afwijking van 'talgemeene gebruik inzaa-
ken die het gewiile niet en prangen, kan niet wel ver-
fchoont worden.
4. Buchelius fchryvende over Beka fchrapt onzen Eg-
hertus zonder eenige genade uyt de lyfte der Biiïchop-
pen, zonder zich aan de voorfpraake vaneen groot ge-
tal Schryveren te kreunen. En om de waarheit te zeg-
gen , zyne redenen fchynen al wat te klemmen. Doch
het fchijnt dat hy Alcuifius nochte Ethelwolfus , die hem
miflchien wat gezeggelijker zouden gemaakt hebben,
niet heeft geleezen.
5- De Kerkvergadering van Kalcedon verbiedt in haar
fefde Kerkbefluyt iemand tot Prieiicr , Diaken, ofte
tot een andere kerkelyke waardïgheit in te wyden, ten
Zy dat hem de zorg over eenige kerk van de'eene ofte
andere ftad ofte dorp zy aanbevolen : ofte dat hem een
Martyrium (dat is een kerk ter eere van een Martelaar
é^ Aantekèningek·.
geftigt) ofte een kloofter te bedienen zy gegeeven. Dat
is in 't kort gezeit, dat 'cv niemand mögt Priefter, Dia-
ken ofte Biflchop gewydt worden, zonder een vaftepoft
en Kerkelyke bediening te hebben. En de wydingen,
die zonder zoodaanige vafte bedieninge gegeeven wor-
den , worden nietig en van geener waarde verklaart.
Waar omtrent noch ftäat te berigten dat de Diakenen,
Priefters, BiiTchoppen enz. die zoodaanige vafte plaat-
zen ofte Kerken te bedienen hadden, Kardinaal-Diake-
nen, Kardinaal-Priefters, Kardin-aal-Biflchoppen van die
Kerken genoemt wierden , van het Latynfche naam-
woord cardo, betekenende de herre ofte den duym daar
de deur öp draait; om dat het bewind van die kerke op
hunne zorge als draaide, en daar aan gehegt was. Dee-
ze ordonantie was al voor de gemelde Kerkvergadering
in gebruik, en is naderhand ook vernieuwt in de Kerk-
vergaderinge van 'ïrenten. Zoo een vafte plaats, poft,
ofte bediening , wierd de tytel van de wydinge ge-
noemt.
Dit dan zoo zijnde,zoo is de vrage hoe ii^'iEghertus^
en meer andere heilige mannen in de Kerkelyke hifto-
rien vermeldt , BiiTchoppen zyn gewydt, zonder aan
een vafte bedieninge gebonden te zyn ? Het zelve kan
gevraagt worden rakende den H. Smdhertus, die ook,
als bovengezegt is, zoodaanig is gewijdt: en ook raa-
kende onzen Bunifacms , die volgens het fchryven van
Hincmarns ^ [Ερ.άΐ^.) ook door Grig-onW II. BiiTchop is
gewydt, zonder dat hem een zekere en vafte Kerk te
bedienen wierdt gegeeven. Het zelve leeft men van den
tl. Augufimus ^ Apoftel van Engeland, en van meer an-
deren.
Deeze vrage wordt aldus opgeloft door den beroem-
den Lupus , fchryvende over de kerkvergadering van
Kalcedon : Het is iet anders, Bißchop gewydt te worden
zonder een Kardtnaal-floel ^ en iet anders Bijjchop gewijdt
te worden zonder een K^ardinaal-tytel. De gemelde Hei-
lige» zyn niet gewydt op de eerße maar op de laatfle -wyze.
Zy hadden een vaften tytel , te weeten de zending on-
der de Heidenen. En dat gebruyk is al heel oud in de
Kerke; wantPÄöizwverhaalt in zjnsBihlioteek (//^48.)
dat Cajus, die een Priefter te Romen was ,.en onder de
Paxnen Zephyrinus en ^/iS^or heeft geleeft , tot Biiichop
der Heidenen is gewijdt.
Men
-ocr page 253-Α Α Ν τ Ε fc Ε Ν I Ν G Ε Ν. (> ƒ
Men vindt wel eenige voorbeelden van heilige man-
nen die iönder eenigen tytel gewydt zyn : zoodanig is
geweeft de wijding van den H. Hieronymus en Paulinus.
Dus getuygt Zozomemts (/. 6. c. 34.) dat Lazarus, Eulo-
gius en Barzes, zeer deitige Monnikken, totBiifchop-
">en zijn gewydt zonder het bewind over eenige ilad te
lebben, maar enkelijk eers-halve,en tot belooning vaii
hunöe vroomigheit. Doch dat was iet ongewoons, en
kan fot geen voorbeeld llrekken. Behalven dat de ge-
melde ördonantie van Kalcedon veel laater is ge-
maakt.
Van titulus Patrimonü, dat is , dat ieitmnd op zyn
goed gewijdt wordt , zullen wy hier na te fpreekeii
hebben.
5
€
Êen
I, Deel.
Β Ε LTT> Ε Κ
Égbertus dan door hemeifche vermaaningeri
van zijn voornemen afgeiehrikc, en door
een iiorrawind in zijn Vaderland gewor-
pen zynde, alwaar hy door den herael toe
de verbetering van de Monnikken van
Hy bewaart wierdt > zoo heefr een van
zijne reis-gezellen de bekeering der Vrie-
zen aailftonds ondernomen; waar van
Beda ter gemelde plaacze kan nagezien
worden, te weten, in 't i B. lo.hoofdß.
78 Het Leve;^ van deh
Tj-en van zijne reis-gezellen, met naame Fi5lherck\
■^die ook in geleerdheit en in de verfmaadinge
der wereld uytmuntte (want hy had lange jaaren
buiten zijn vaderland in Ierland gewoont, en al-
daar een Kluizenaars leven in groote volmaaktheit
geleidt) is naderhand fcheep gegaan:en inVriefland
aangelandt zijnde, heeft het woord der zaligheic
twee ronde jaarenaan dat volk en aan den Koning
Radbodus ge^rtekt. Doch al die arbeid en moeite
is by diewocfte toehoorders zonder eenige vrugt
gebleeven. Daar op is hy weder gekeert naar de
plaats van zijne lieve pellegrimaadje , en heeft
Godt aldaar wederom in zijne eenigheic en ftil-
zwijgentheit volgens ouder gewoonte gaan die-
nen. En vermits hy den uytheemfchen geen voor-
deel in't geloove had können toebrengen, heeft
hy des te meer getragc om de zijnen door het
voorbeeld zijner deugden te fterken.
©α» mi tisjee&e oljerltomtïe bantseejcn Wig-
bertus iU 't0C5dfcï|ap tsan Wülibrordus, gniSOIÏ
5iine ntaitelöoöéi öaar üjj .geTboïgt / töojöt gern
to00|ö Beda, tecUsc juKi^/ iiTölcn
't geöeait jelteilptoef gemeltstjguöeöeiii
öe» : te meer öaai· 't ^tïht feooiiea m
ntoeicn ioeeten / en öliar ïjct tot tof ban Wig-
berrus, eii tot t^t isoii «iju ϊαπ0ίί0ϊ!ί bei'fii'eite,
Wd ί33ααΐ· Isat in 't tcijcil ban öeil Wüli-
brordus uyt Aicuinus M'iiaaït bi0,?lst/iiät'crceiii
ii^t get 0e5dfcöap hm iJien Ijdiigm ^tecraar ia
Foiites land λ,&ΟΟΙ Kadbodus ÖgiOO'
tingit geïlÖOlït getoeefl. Maar nochte Alcuinus,
3cggcn öc Boilandiiten tct'ijoojiioemöe jjïöat^e/
noch Theofridus Γ die ook het leven van den H,
mi-
Λ MiiTchien Fo/Tffw^iTii een landftrcek in Weilvriesland, niet
verre van 't dlmAFofete in de wandelingc Ameland genocint,
Ïhlh, Fi rrarius in Lexio Geograph,
Omtrent
het jiiar
épo. heeft
Wigbert ,
medegezel
van Egbert,
twee jaaren
lang, doch
zonder
vrugt , by
de Vriezen
gearbeidt;
waarom hy
weder naar
zijn land is
gekeert,
oni Godt
aldaar te
dieneii.
Van zijne
tweede
aaiikomft
in Vrielland
of van zijne
marteldood
valt niets
zekers te
mcMcn.
Η. W i g β ε β- τ υ s.
Willihroord in de negende Eeuwe befchreevea
heeft) nochte iemand anders der oude Schryve-
ren, die by ons gezien is, hebben hem den naam
van Wigbert gegecven. J^aar Öeje fJl ttlW ίϊΠί:
vt Öietgeïpe öinset! iïeiiiien 09 iic ba'cieiv
be öerteïïing«» / öie öe getoaanöe Marcelü-
nu·, on^ in ijtt kbea ijan iten Suidbertus op^
geiebcrt öeeft/ 300 afê ö^teöer öertoont Wlllibr.
BofTchaarts a. ^Ofïöfl tiCUW llict tC0fn IjCCft
bat 'tv semanb anber^ / öie ooft öeii naam ijan
Wigbert tsocröe/ lliet Willibrordus naai'
ïanö ftan uetroltftea ^ijn / eu alöaai' öe marteï-
boob ngtgfftaaii Deööein
Jl^aiit Mabiiion b om be ba'toawing U my· verfchct.
beu onberfcïjeibt beifcljeibett Wigbertuilen : en^«« wig-
booi eerfï ben onbfien gemeibt/bie om pet
<ilifaan0efe te iserïiotibipn naEgbemis iigit^eirs«
ïanb gerdfi naar / isan toaar ÖB·
booi Radbod US öa'öjeetieiï en toeber naat·
ïanb seiteert Cen tiaeeöe Wigbertus ofte'
Winberchnus É&t ban Nier-celle, Ottbcr feJien^
isrfiimnije Bonifacius opgegueeitt (Cen berbe
ben üöt Ijan Friflaar, ble met eenige anberen
«^t ^.«tanie gerelfiMitaacBonifaciiism^agtgi
ïanb/ en bentodfeBomfaciusraet meer aiibereii
tot fijnen niebeg^ilper ^eeft aansenomeu in 't
jijeeßen Ijan 't ^ijangelie; en bie geenmibei*.
fc^ynt te 3|jn a!ö be ^^lefier Wielhbertu?, bc^^
hjeifte geflüjöen la in 't jam 747.
% i:ab in ^ίίπ lelientsao? ten Ijsfie getooonte
bat iJl? / als iemand der gcioovigen hem ciuarn
verzoeken om biegt te gaan hooren , niet ligt by
iemand zoude hebben ftaan praaten,ofce den tijd «t
verquiften mee deezen en geenen te begroeten j
maar
α DiatribiS de frimis Frifiie Apofiolis, dijfertat. 30, fag,
104. CS^f. b i?i AmaL Benediä. :*
%
67
ßS DE H. Wl GBERTUy.
maar by begaf 2,ich zonder te fukkeleii en in alle
haaft naar zijn Klooiler. ïjgi 0|J SCfterm 030
Won^ren gfJjjoQnte £1^510 Uli Öienfi t€
bertAbf teilten/ enbe toijn/ zonder den welke hec
van Frits- bloed des Heere op den outer niet tegenwoordig
laar onder fcan geftelt Worden , B^ getiil! / 300 ί^·
iiititen h€ ïmit gegaan/ en ijeefï een tro^
· öiu^ben ban U toiitiigaait sejilufet/ m grt fap
iraai' ban in ïte ïteïftgej^erfï/ öe^aïben eenefto^^
reï / öie boo? ^et nijpfii niet öefcpöigt 5pöc
boo? be l^erfte toierbt getoo^jpen / en öinnen ben
tijb ban ne^en laaren 500 beeïe toijngaarb-timij:
ïten ïfttft gefeöoten/ bat 5e tot ftet beßften ban
een jeer bermaïfeïp» ga!ber»i betfïreïit geïï&en.
Bïfioeioeï bat 3i|n iic|aamboo? een ^toaare^ieii-
te afsemat hjia-bt / ö^^fï ÖP jeïben geene
ftoefiecing ofte IcMierber fpijse gegunt: goetocï
bat ögi beaiiberen/ bie 5icl)inï|tinne5ieïttenhjat
meer begaben/ niet öeiifpeip oo^beeïbe.
op 3gn n^terfie lag / ^uft men een ©ogeï
zi]n ziekte jj^jj ^ggj; fcf|o0iie gebaaute tot b^te maaien toe/
cn dood. J.JJJ. jj^jj 3mbeefie ieben/ naac^et'
ïicliaam ban ben fteebenbe jien toebiiegen» Lu-
pus, nocö geen ü&t ban Ferrieres ^iinbe/ geeft
een öoeft ban 531» baaöcn gefcij^eebc« / en aan
Bruno Slöt ban Hersfcid ojigeb.?aagen in 't iaac
i^'et' een anbere Wigbert öeöenb / bie
οοίΐ p^ietiee / eii geïp aï^ toei öetgemeenfïe
geboeïen i^/ een teeitibfcö ^^iefiec i^ gebjeefii
öetoelfte toebei' «gt ïi^w^t^ianb naat* S^ntanic
geiteert 5iinbe / ttoee i&,?ieben öeeft gefeöjeebe«
aan Lullus 55ifffö0p ban jfii^ent^. ■
AAN.'
-ocr page 257-AANTEKENINGEN.
1. Sommige willen dat Foflenland ά^η naam heeftge-
■kreegen van de afgodinne Foßa^_ en zoude leggen om-
trent de Elf. Doch Ubbo ILmmius en Bokkenberg plaat-
Zen het zelve veel naarder aan> Vriefland. Pontanus
{lib.%. rer. Danic.) neemt het voor/////i^er/W, eertyds
Fara genoemd ; wiens eerfte naam , zoo hy "althans
jmeent, geweeft zou zyn Fofieland. Maar Ubbo Emmius
(/. 2. hifi. Frif.) zeit daar neen tegen, en toont dat Hil-
iegerland tot de Saxijfche eilanden, aan ócElf gelegerr,
.en niet tot de Frieffche behoort. Molanus {in Indicuh
S.S.Belgic.) fchijnt het zoo qualyk niette raaden , als
hy Fofleland op de uyterile grenzen van Vriesland ge-
plaatft wil hebben, daar van ouds AtFoffen oïitFoffiteu
volgens Ïacitus gewoont hebben. .
2. OttitH. IVigbertus moet al zeer beroemd zyn gc-
"weeft wegens zijne heiligheit; vermits,Abt van
Hirsfeld, en Kabanus KhtWAnFulda, in't jaar hem
ter eere een Kerk hebben beginnen te ftigten ·, dewelke
ook door den laatften , als hy nu Biffchop van Ments
was, voltrokken is in't jaar 85Ό. Deeze Kerk is noch
in wezen, en flaat binnen//^rj/iW, welke plaats nu tot
een ftad Is aangegroeit. Doch de inkomften der zelve
Kerke die al merkelijk waren , zegt haillet in 't leven
van deezeu Wighertus , zijn door de Landgraven van
Heffen ge-eigent, en aan huuiie Vorftelijke goedèrea
gehegt.
Staat ook te merken dat zoo wel in't Mar-
ielaars-boek van Rabanus , als in het Roomfche en in
andere Martelaars-boeken, gemeldt ftaat als Priefter en
lielijder, zonder eenig gewag dat hy Abt is geweeft: de
reden is, om dat de Friefterlijke Avaardigheit in die tij-
den den naam ofte tijtel van Abt, als veel geringer zyn-
de , gelijk als verduyfterde.
78 Het Leve;^ van deh
S/Wll/I/IB UOK-DTJ s
i'^cliiej>ilcopm XTltrajeoteaifis.
'ZFoTttes onna. creaoj'iir.
jr z^-i'emi.
l^erfte Aarts' hïjjcho^ vm Utrecht.
-ocr page 259-ϊ^ Wigbert tian tlü&t Üllg^ iöfl^ Als Wig-
feeert/ ïittfi Egb-i tiia-ar aiiöere Hiib&den
otiige«ieii/öeiw!iie Inin Beda in stinemeei;^ keniSts"
gmidise ^^ öerliaaït kiö^lseii: Als haa opge-
dan de man Gods Egbert beipeurde dac hec van da-w, word
den eenen kant hem niet tnegelaaten wierdt het J^j^j]^™"
geloof aan de gemelde volkeren re gaan verkon- Egbertus
digen,vermits hy tegen gehouden wierdt om een derwaait
anderen dienit den welke hy volgens de Goddelij- gezon'-ic«·
ke vermaaning aan de H. Kfrke moeir doen : en
dat Wigbert van den anderen kant op die plaatzen
gekomen zijnde,niet had kennen uytregtcnj zoo
heeft hy het egter noch eens willen bezoeken,
met aridere heilige en begaafde mannen, onder
dewelken de doorlugtige F/iViehroord met de Prie-
ilerlijke waardigheid bekleedt was, tot het werk
der geloofs-verkondiginge af te vaardigen.
il^aiit/ 500 Mabiilon b tea'^ft aanmerïit/
aï öe ttv m gioile isaH Ut ioecit iaa^ fetoaait
ijoo? Wiiiebroord eu jgne «eejeüeiï,
feljeit feaiiöe^en «©tlóofl-^erïJ^ei&ei; ψ
ïsefcgiteiieu gtiattü öoo^ Aieuimvs, tm
Sjer bö!ï ^ien tgii. ©ocïi liaöeniaaï Mabiilon |et
3CiiJe in ÖC Jaarboeken der BenediaijnetUlgt Al··
cuinus iieiitojt / m pci' en öm· met mmmm^
ßingen opgeïjd&at '^etft / ^πΠεπ lag öat jelUe
alijier te neer fiellein αί^οα öat io^ m^
öe ißoojöen liaii Beda, iiie ioeï te pff^ ïto^
men/ aan öe ïmnt 5n!!e« èoeseii.
Wilhbrordus 0eliOüreiI ÏU Northumber- ^^^
land ugt een jeet? goötJjiisfigeKBaöa·/met naai Engdsmaa
ineWiigifus, lianSaxiflche affeomfie; öetoefe van ge.
üoit «aberlianö ftet loei'ei&frfte fefeeti öerlaatm
α Ub.^. cap. II.
b J.mbillon AmaLBmediél. t. ï. /. iB.f
7ϊ
€ 4
-ocr page 260-72 HET Leven van den
]nd wloi Möem/ 3ίφ tot ïjct moüftevïïjUe kben j^eeft
fus, die ook ö^seeben > en diiödp u^é ^Hcßt tot i»e een^aam^
naderhand ïicit 0aan iöooiwn Ojji öe öeoföai / öie bantJi;
gfoote ^ce üii ban nbiere Humber in 't ronöe
Ufpotit too^öen. fCföaar ^tft ïj^ ccn tameïpe
J^ergaömng ban <6oöt-bien«töe mcnfcïïm bo
bersamelt/ tn t^ öaav ooit na berie
itngf« / en na een |eiii0en aröeiïi gefiajben en
ibegraaben, Alcuinus noemt öe^e be ^ee-
eeïie / en ^elf öoö,? een toettlije opboigmj
tot #berfie"^ban be scibe aangefidt seteeeft aï|
ooit ban noeïj een anbere ^ee-teïie/ te bieten
bie ban ben Judocus, niet beere ban get
naanbi ban öe l^ranffe gee. goo aï^ Wiiii-
brordus sefjjeeut loa^ / ïjeeft 5ijn l^abee ^em
nocö een Mein ïimb $ynbe obeetjdebeit aan be
ocftdfvw ban fjet mïoDfiec te Rye, om ban öen
3eMonnik- opseboebt / en in aïie gdea-b^eit en geefielpe
kenterde, toetenfe^appn onberüjeesen te bjo.jbeüi toeeten^
be bat gg baae niet aï^ eecöaaee hingen soube
jien / en niet aï^ ïjeiïige bingen gooren. ïf ^ "^etft
baar in 't ïso^t ^obaanigen boo^jtgang gebaan /
bat ögi boo^ een ttoeeben Samuel 3eöoubentoier.bt.
I^oefj een iinb 5|)nbe i^ g^iaïbaae tot ïlieeft gi^
feïjooeen/ en op jjjn berjoeit ooft jjiegteiijft tot
jlEonniit aangenomen; jieö ^obaanig b,?agenbe/
bat niemanb gern te öoben ging in toeriten ban
üotiiioeöiööeit/ ofte naarffiger toa^ä in 't ïesen
en ftubeeren, lüi^ eenigen tijb baar naa beeï
goo,2be fjj.ieeBen ban be geïeerb|jeit en öeiïigöeit
ban bie jÉamten bie^icö in^erïanb ont^ielben/
500 i§ boo? <!5obb,?ugiigö^it ooft gei
raaitt en^aangemoebigt gebjo^jben; jpöeboo^
namentip getrofenboo,: öet boo^beelb ban ben
boben gcmeïben Egbertus, bie ben naam ban
fjciiig giïb berßreegen / en ^an ben eertoaarbii=
' m
Monnik is
geworden.
Gefpeent
aijnde
wordt hy·
in handen
'en wordt
aldaar
Klerk en
■Moimik,
l^^iefïcc WigbertLis, titißülit öciöegaatugt
iieföe ban 't ^emdfcöe ©aisedanb ïju^-
3en en ©abedanö/met öïoeïiijectaaitten met ai/ %
labiten ijeriaatcn om m Sedauö U gaan tooo^
nen. öan met bedof ban fijnen lil&t en zucht Lt
ban^iine me&e&^oeiier^ naafiie5eiben gerei|l/ om g^^ter
gun gejeïfcöap en j^eliigen ommegang te senie^ ^^'"^akt^,
ten, SCïöaar t^ ttoaaif jaaren ïang/ in'tge^ ' '
5eïftöap en onba· be ftefiieeinge ban bie befitge en aldaar
,f0eefiersS/ 500 in be «^obäbienfiigiieit aï^ t'nbe i«"^«
<0«fieïpie toetenfc|jaï!jien onbertoee^en en oii= |!bSe·
gequeeiit/ juïienbe ^eïf mettertiib nocö üio^ben worde hy
een <^eioof^-3^ei'ïtonbigee ban beeïe ^oïl^eim van Egbert
S» Set bectigjie |aae onbeeiiomë / alé ïy§
«u ten boöe öequaam fegeen oin anbecen të on^ „
berioi)5en/ mebe-gejeïtet boo^Eg- mede-ge-
bertus gejonben naar Slï^ beese * zei'e" > «iie
thjaalfbe geeobecgebaaren/ en aan getiiafieei
ban Utrecht, oj^ ben oebei· ban ben Rhijn, baar ζ^Γ, van
Wiilebroord naberijanb ben fïoeï een^23i;^bomii Pippyn
gqpïaatfï öeeft/ aangeianb iuaren / ö^öö«» vnendeiijfc
goebgebonben Pippyn, i|ertog
bte onlang^ te booren ©^le^ïanb aan bC5e 5!jbe gëzonden
ban ben (i) iïïiyn ten onber geö^agt/ en ben om het ge-
üoning Radbodus baar ugt berb^eebcn^ab/ aan
te gaan fpjeeïten / om ban gern balof tot i^et
jijee^
* Dewelte daar aangekomen , zegt Beda {Hb. j. c. τι.)... en by
Pippyn Hartog van Vrankryk gegaan zijnde, niet blijdfchap van
hem zijn ontvangen. En nadien hy pas te vooren het gedeelte van
Vriefland , dat aan deeze zijde van den Rhyn kit, verovert, en den
Koning Radbodus daar iiyt gedreeven had, zoo heeft hy hen der-
waarts gc^ndm om te pre^n Hy was hen ook behulpzaam
door zijne Koninklijke magt, bezorgende dat hun geen leed in het
Jreeken wierdc aangedaan ; en den geenen die zich tot het geloof
jckeerden veele \vcldaaden bewijzende. Waar door het met de hül-
fe der Goddelijke genade gefchiedt is , dat ze in korten tijde een
menigte van menfcheii van den è'enft der afgoden bekeert hebbef?
tot het geloof van Chriftw.
€ f
-ocr page 262-78 Het Leve;^ van deh
.jijreiieii te öei'joeSen. Pippyn geeft ïjen gunftig
aangeïioo^jt enontbaü^en/ enaan^eSanbijoog^
öeu öcijeï gejoiiiten öatje 50iiöen ^eS&ente
ii^aaseti/ öat öie in öet p^eefeen
ijaiï 't 3^00^0 öan lilmianö getnoeit
ofte Weösgt tofcrlseii: ^èfebetiöe tien gs^euen/
ble i)et geloof joiiireu aamieemen/jgne
iodbaaöigö^it tesiilleii öetoaiiert ll^aarwgtmet
öuïp öa' genaöe gebalgt i§/ hat
Wiiiibrordus niet öe jpett in 't ito^t eeii goeö
getaï liaii öen öieHfï öer Snibden
oberÄa^ ö^cft tet |et gdöof baii
Cenige jaat^n na öat Willebroord in ^^itp
ïanö aangeiiomeii iaa^/ m öetBülft in 't Cöii^
fien gfïooije gaö Beginnen teaniiectoilsen/^ceft
Pippyn * o|i|ierfïe ï|of-meefïec met teöer
gDeöi
t Kort na haare aankomft in Vriefland , zoo ras als Willebroord
ycrnani dat de Vorii hem verlof gegeeven had om aldaar te pree-
ien ; heeft hy zicli gehaail om naar Romen tg reizen , alwaar ten
dien tijde op den Apoftoliflllien Stoel gezeeten was Paus Sergius ^
om met des zelfs verlof en zegen het gewenfchte werk van de be-
keeringe der Heidenen aan te vangen: hoopcnde ook eenïge over-
blijfzelen der Heilige Apoftelen en Martelaaren van den zelve te
ontvangen; opdathy, als hy de Afgoden-tempels onder de vol-
keren , daar hy zoude gaan préeken , nytgeroeit zou hebben , ca
Chnftenc Kerken zou moeten iligtea , deze overblijfzelen der
Heiligen ter hand wiogt hebben , om dezelven aldaar te plaatzen ,
en vervolgens die Kerken ter gedagteniiiè van de Heiligen te,wij-
dden. .. .
Na dat nu die Mannen , dewelken in Vriefland aangekomen wa.
ren , daar eenige jaaren gepreekt hadden , heeft Pippyn met een
algemeen goedvinden den eerwaardigen man Willibrordus naar
Romen gezonden , alwaar Sergius den Paulïèlijkeu Stoel noch be-
kleede , verzoekende dat hy tot Aartsbiffchop over dezelve Vriezen
mögt ingewijdt worden. Het welke zoo als hy verzogt had ge-
fchiedt is in 't jaar 696. na de menfchwording van Chriilus. Hy is
gewijdt in de Kerke van de H. MartelareiTe Cecilia, op den dag
yan haare geboorte, en heeft van den gemelden Paus den naam vaa
Tremens ontvangen. Kort daar aan , dat is veertig dagen na zijne
aankomft in dc 8ad, is hy weder te rug gezonden naar den Stoel
zijns Bisdoras. Vorders heeft Pippyn heiij tof zjjoen Biflchoppe-
lijkeii
jM&hUlon
als boVen ,
§· 4S.
2y worden
%'aii Pepyn
nac Rome
Η WiLLIBRORDUS.
joebbiniicn getn naar Äonie tot iten ^au^ Sergius
005onöen / met bep^oeïs irat öcseibe WiiHbror-
dus tot Hart^ilfcÖOiJ obfr bc a^^iejes! mögt ge^
iDööt toojöen« ixjeiiie oofe/ 500 al^fsw htt^
5ogt öaö/ i« ϊϊίί ^ciitejaarboiöiaiji ίφ it! Helm-
ke ban öe jEartciateffc Ceciiia, oj) iïcn tias
ban l^aace geboomte/ öat ίύ/ öen xxiu ban
bemöetr: tu Willibrordus j^eeftinöejplaatse ban
5ijn eerfim naam isjen ban Klemens geiiteegen:
toaar op ögt baac na / te toeten beertten
öagen naar jijne aanlftomfï in öe fiaii/ toeöec
«aar 3p Söi^öom tö gejonlien, ülï^ ïj^ tueöer
in 't ianö geftomen toa^/ öee^ Pippyn ijem ïjet
iioo?iu0tip ïiafïeeïban wiltabuFg (z) ofte atiTgr
tot öen fïoeï ^gn^ S^i^bomjS aangetoeejen : aï^^
toaar be i|e%e man eenlteritgetanmert Ijttft-,
cn na bat fj^ beeie menfcïjen ban öen bienf! ber
öfgoben betteert ïjab / ronbom in bie
plaatjen nocï) berfegeibe fóerften / en ooft tmp
ge Itioofier^ geboutot * l^p geeft ooft eeiiige
ban be geenen bie met §em ofte na ö^ni baar
geftomen toaren om f^ct ^bangeïie te p^eeften /
tot 25iffcÖ03pj>en aangefïeit. ^n g^t ttoeebe jaar
na bat wiiiebroord boo^ Sergius tt iïomen ge^
toijbt toa^ / geeft öp naar pt boo^öeeib ban
iSuitbertus een öeeripüioofier öegimien tebou^
toeit
lijken zetel gefchonken een plaats in zeker doorluchtig Kafteel,den
zeiven Pippyn toebehoorende , het welke van ouds in de taaie van
die volkeren genoemt wierdt 'lViltabiirg,dAt is , de ftad «fcr Witten^
maar in deFrankiiTchc taaie XJtrecht genoemt wordt.Deze zeer eer-
waardige Billchop heeft dan daar ter plaatze een Kerk gebotiwt, en
het woord des Geloofs wijd en zijd preekeiide , en vecle menfchcn
van hunne doolinge aftrekkende, heeft hy in die Landfchappe«
verfcheide Kerkgn , en ook eenige^ Kloofters geftigt. Niet lang
daar na heeft hy ook noch eenige nieuwe BiiTchoppen in die landen
aangeftelt uyt het getal van die Broederen , dewelke met hem ofte
ua hem in die plaat'zen gekomen waren om het Evangelie te ycï^
kondigen,enz. Beda hißor. Gent, ^ngl.l. iz.'
' MahUloniU boven, ζ, f?»
gezonden,
in 't jaar
(>}6.
alwaar
WillibrorT
dus tot
Aartsbif-
fchop in-
gewijdt, cn
K'lemens i$
Weder in 'f
land geko-
men heeft
hy veele
menfchen
bekeert, ei^
veifchtide
Keiken en
Kloofters
geftigt.
in 't jaaï
698,
^iS Het Leven van den
toen nirt beere ban be lïab €ciet?/ aan ire riWec
Soure, oji een plaet^ ban |et Iniöacïjt Beden,
£η voor öfe toeï eei' een ftontnMpe ïufi^aat| getoeefi
ai d.it van ^^ / ^^ jjy ^φί,β tot get ï^ettogiiom ban Lu-
xenburg , genaamö Eftemak ofïe Arternak, ttt
te3enb3iO0^ïli0 Eptemach. Adrianus Valefius α
gouilt öet boo^ ongettoijfeïii/ bat be^e pïaat^s^
get onbe Meft Andethanna , baai' Sulpicius Se-
verus tn 3pbefbe^nien-f^iaaii ober iietïeben
ijan ben Maninus getoag ban maaftt/ en aï^
toaar aan ben ^eïbett Martinus banCneKtoe&er;^
ïieerenbe / en be giroote toübemiffen bei· naöiuti
rige boftcgen b0O^ref5enbe/een€ngdi^berfcliee^
iien / bie in ^^m b^oefpt en benaautot^
ïl«t/ ombat i|gi metbeithaciaanengeraeenfcöaj^
|ab gegouben / quam bertroofien» ©e jeïbe
goiibt oóït boo^ öeseibe jsïaat$e ijet
Andeclana, ÖettoeiitebePO# Karei Martel,
iioïgen^öetfcö^iltien ban Lupus,gefclonS^n^eeft
aan be l^erïte ban ben Maximinus s^tffeöoii
ban Trier, böo? fajien^ berbienfien Ög 3i}nt ge^
50Rböe!t toebecom ïjab gefeceegen, lEaar bat
leeft bjeini0 fcggn ban toaacgelt i toant ganfcö
Eprernach tot |et öoutoen ban een Hïooitec
gefcöonßen jebseefi/ ten beeïeboo^ Irmina
ttt / 50a men meent/ban Dagobertus ben ttoee^
ben/ betoeïïie op bien tgba^berfïe toa^ ban get
,^onne-ïtioofier Oure, gelegen bigt aan be mnui»
tm ban Trier: ten beele boo? Pippyn, cn 5yne
gu^^^outo Plectrudis, betoeiften / 500 al^ ge^^
frljjeeben toojbt / be geift ber inïtomfien ban
Epternach bereect öeööen aan wiUibrordus. ©c
gift-ö^ieben ban Irmina ^gnboo^Mir^us cnmeet'
anbeten in 't ïigt gegeeben met bit oji-fcïj?ift:
Aan den heiligen Heer , en eerwaardigen Vader
i»
0 ia Kgtitk Qall'wHm,
-ocr page 265-Η. WlLLIBROFLDUS* 77
in Chriftus , Willibrordus BiiTchop. ^f» ilCC^®
fe^ieijen berïtïaact Irmina .· Dat zy door 't ingee-
ven van de barmhartigheit des Heere , en met
overleg der ApoftoliiTche mannen Baßnus en
Leofwinus^ Biflchoppen van Trier, als ook met
de toeftemminge van haare zufteren, in dendienft
van Chriftus zijnde^ uyt Goddelyk inzigr, en tot
genees-middel haarer ziele, opgebouwc heeftee-
nige Kerken in den naameder allerheiligfteDrie·'
vnidigheit , en ter eere van de allerheerlijkile
maagd Maria, van de heilige Apoftelen Petrus en
Paulus, en van andere Heiligen j en dat op haar
eigen landgoed, genaamtEpternach, gelegenop
de rivier Soerej en daar benevens ter zeiver plaat-
ze noch een klein Kloofter, tot het herbergen
der vreemde Monnikken , en tot het fpijzen der
armen. Om welk te doen kaar , zoo als ze zeit,
bewogen heeft de heiligeit van den gemelden
Willibrordus , en zijne liefde tot haar Kloofter.
Gedaan binnen Trier op den eerften November,
in het vierde jaar van haaren Heer den Koning
Childebertus. Irmina geßÖm OH&eiteftent
öc S^iffc^opiien Bafinus m Leodowinus 5 toaaii
ban öe cerfïe / Ö0 S^iffcgoijijeïpe toaaitig^eït
üfQtkït öÄnöe / 5icö iaeöerom begeclien |öb
in i}tt Üioofia* ban iren Maximinus} en öe
önöcre/ ^tinöe be sufïer^ 500η ban Bafinus, ^et
SSigbcm ban Ccicc ^t mftt^bnftt Aiwa« %
ban bit fóïoofiiT gebjeefi Willibrordus,
al^ biijftt n^t öet €:eiïamcnt ban Irmina, boo? Ji^'®
Öcfc bjeifie öïïe^ toat 5e te Eptemach bc^at/ "
tcetoee^ aan gtt ^dfbe Itioofier/^ttoefèetom/
500 aï^ / 0ere3e«rt en befiiert toiecbt
boo^ foaren m in / bm
tBiffc^Op Wilfibrordus.
■SBät een b^soiibc?; toeibaab Willibrordus aa«
Set
-ocr page 266-78 Het Leve;^ van deh
liet jj^oitne-lttofiei· bjm Oure0ciiaan|iecft/0e'
tuii|fc oitó Aicuinus lil jjjne Seöeii^
ge/ aftoasi' ijcrpaït öat 'cr een^ een ^wtto^
5aame pefï in 'tgemdöe ïfiïoofier iooeiie / toaat;
iio&^ bede tsienlïmaagöm ise^ ^mt om 'tïeben
^tiirafii / fsmimige in een ïangöaunse fmec-
telpc iirüsiïiödt besteden / en öe oberige boo^
grooie fcÖjiS oiitroert toieröen: iiat'er bec^aïbe
fen ge^aiiöfcpap naar öen öeili^en Wiliebi-oord
afgdmarïiigt om % Ö^ar te outöieöen,
ïDrtofÜie öaai· aangdiomen ignöe / en öe MW
boo^ Η ^kMi geiec3cnfje&öeniie/ bepiaat^ niet
iott-bjatfr ^efp^efö/ en 'treibe aan öe^^
ïieii te bjinMi gegeeben, =ttettoeïfte gebaan^n^
öat 'er sebert geen een onöer aiie bie maajjben
ban 0ef!e,iben
Hy tim- ©e gdii'ge geeft baarenftoben noc^ 50^3
hTLmt ïï^^mmn ism 't l^ioutodijft gefïagt / met een
Kiüofter li!oö|ier boe,? ïonge bocïiter^ op te regten. i€:en
Süßen», isien rinbe gcööen be f^ippyn , en jijiie
giü^óbiöuto Pieftriidis, 50a aM ^00? be ^φ^'
hevé gmngtktüM/ be Xanb^scbe Sufteren,
in een Hinöagt niet bare ban be jitaas gde^
geil / «1 öiif naam ban Ijct booibwioojseiibe w
biertje boeretibe / boo^ linn gdb gcisogt en aan
Wiiiebrnord beimt beje |jiaat3'ban ^eeft
ise ïpiïi0 man een Itfoofïer boo? maagben ge^
tiinmiit / ïiet bjdfte tegentooo^big een lioïiegie
De yycr bau löeïijlit ïianonnilteffen. (3)
van Wille- ^öo? öf^e ebeiibje! be pber ban
broord om 'Wiiiebi ordiis ίπ ijft oeffeneu ban φχ ^poftd-
iätot"n öntpt gcenfïii^ berflayt: p,?ee!teï!b? ^et ^ban--
Denemar gelie niet aöeen in i^^iefïanb/ 'ttoeïfte öd:boo?>
leen te ver- «aanifie iaiibfci|aji ban jijiie jenbinige toa^ / maar
braden.
-ocr page 267-Η. WiLL· IBR. ORDU S«
ooÄ in ©cncmaïïien / atoaar gf iuegen^ öe
fïijfiioppigijcit Mn öcu ïtoiiins Ungendus fcgier
gecne beugten ïjecft geïraan. ^ttft jitö mtp
gen iiji« inFofitesiand opge^oHöen/ ßltoaar Ijet
afgoölffcöe ftedö isaa Foika ^coöaarji'g ten öe
üï0C3Ctt:i«ii to'erbt / öat 000^ ojige^i
oojiofï piöitt ban Ißt bleefili feer öeefim / tóe
iioai* gingen toeiöeu / te ecten / o|te eensge aii;^·
öire öingen öie hmt geisaffigeu toaren teiiuiti-
gen / ja ^eif^ üjaier uit gaai'e fonteine anöer#
aï^aï^pgeièete (φΐρψιη maarSgöese züncrcr
Ïooli50l)eit iiei· éige^gteiienbafiriaabeüDe/ennlet rigtinaen
ijiaapnöenaar beonftäitinigiieltteii öen trotten ί» Fogtcs-
Radbodns, öeöjeïfegeteon toa^tie fcïjen^
öer^ ban itie fc§a«öeïpe jjlegtigfie&m «iet een
5eee hj^eeöe booö te firafm/^eeft öisemenfclieii
in öeseibe fonteine geboopt / en öe iseefie« ban
bie ïanöfïreeft ter f^g^t toen fïagten, Radbodus
berfiaan ijeööenfee/ Belïoot ïjtt !ee& jöite
<i5ii&ei! aaugeöaan 03) öen p^iefiec öeg ïeben&e
<000^ te to^jeeßen: öan ai^ öe ïsteu naar oii&eE^
geiuoonte grtiïerf-ïai op.
niemanii «gt Ijet ge5dfe§a|j ban öeü Seliige»
j,;Etan/ beel inln op Wiiiebrordus 5df geballea/
üeijaïben op eeneii jgEïei' rae&e-ge^^eilen / öle get
niet öe öooööeïiogt/ enöe mttellttOöii ontbant
gen öeeft trotse l^ifl ||eefi ^eni egter %
5ieïj oiit&oöeii/ en niet öar&e tooa^isen geb^agt
Uiaarom öat ^tgi fijnen ^éööt göo^aanigénfmaais:
aanscöami: öoeö U ï|ei%e man §eefit: ^it
uiit3inniöfi|eit ïtefpst / en 3ün Beft gefeaati- o!»
ïjeni tot i)et aanöi^öen ban öen
beioeegen. .fjEaaivKadbodus, tiatligigef^i
ne oorcn bü^i be iiioar^eit/ geeft ^em.aan
i>en Pivpyn met ßeloo^Ipe eeitelciien ieae'rkLft%
i^us sesontien. Pippyn oba· jgiie tseberftomfi vriesland.'
ber^
19
78 Het Leve;^ van deh
/ ïl^^fï Ö^w ö^ö^öm öat mit gefc
pjectten ban souöe boojtgaan/ en
aïïe moßiti aantoeniicn om öe obecöïgfsrien öec
afgübfr^e en anöetre onbeugcnbljeiren / bae^na^
ntcntïp in i)et gcöeeïtc ban ©^iepan^ öat be^
5unïien öenJilïiiin ieit/ u^t te roeien, ©eo^oö^
b.jucgtige <0eioof^-j),ieeïtec leeft jijn öefï itaac
toe gebaan/ en ten öien einbe aiïe öie ïanöjtreei
ßcn oy en neet seïoojpen. i|eßöenöe ban beeïe
menfcöen tot get seïoof geb^agt / ißtft in
bie ]pïaat5en ooït ïterfien geüoutot / en baar öe^
neben^ ooft ^^^iefier^ en ïjebienaarl ban't^ob^
beipe 3I^ooib aangefieït / om aa^n be m'eutoe
belteerlingen oj) be l^eefï-bagcn get <i5obbeip0
H^oo^b en ïjeiïsaame beemaaningen boo? te
b^jaagen / bC3eiben in be regelen ban ben
fïeipen <0obgbientï te onbertoijjen/ enoofebeä
noob 5iinbe/ öet ^aitrament b^ (4) g^oopseM
te öebienen. geeft öet ben nieubjen rnjjo^
fieï aan geene miraïteïen οηί0,?οί«η / bie bgi Al-
cuinus gelesen Sonnen too^iben.
Zijne me- ^ji ü^f Jj-j^en ban Luidgerus , boo? Akfridus
Slr" öefeö^ieeben / bjojbt gefeit bat u rfi η mis be l^aber
preeken. ban Luidgerus met sljne ftinberen en maagen/
ben Ijeiiigen Willibrord in al!e^ bat 5e bermog^
ten begiiipjaam jgn getocefï. ïeefï meli
bat wiframnus met ïjem in beese jenbinge fjecft
gearöeibt.
Pippyn '«van Herftalbie ban een ^bjaare ^ieftte
boo? een ïio^ten ti|b opeftomen bjaé/ i^ftojt
baar na bieer ^taaarber ingefio^t / en ïiuft jijn
ieben^-ïoop ge-einbigt ben 16. €»ecem&er in't
jaar 714,
Pippyn van j^en 5eit bat go in bie ïaatfïejteftteöet ïanb^
Herftai op goeij vuiteren, gelegen aan be rtbier ban ben
ïijn uyter- jeibe«.
β y.MdUhtt Annal. bened.t. 1.1.19. 7z.
-ocr page 269-Η. WlLLlBRORDUS. 8t
5dbeiinaamineen KJnAac^t&^ Maaslanders, aan
Wiiiebrordus gcfcöonBcii/ m §em 5gne neeijm/ f^oal U-
öe 5oon^ ban Grimoaidus en Drogo, aanöebOi^ „leenc "
ïen öeeft. €n Öat öen iJermitó word, het
öcn 5dt)e ioegen^ mm jtoaare tonïiöeit niet i^nHgoed
feon onbertcitenen/ öceft iaten teït«i«i öoo^ Φ L"n wnie-
ne gUg^TJ^onto Plektrudis : tocïltcn ß^ief Brou- broord gc-
werus « 3dt gezien tei^eööcn. Wilkbroord ibhonken*
0}J öic J>iaat^ een j^onne-ïiïooiïei; / 500 aï^
reeir^ gemdbt U / getiramat ,· ^et toeïitc se&ert
bemnöeri: in een Hoöegie baii atreïijiie üa^
nonniftcffen. g^escïbe jiïaat^ 0cle0cn in ï)et
^ertogöom itan Gulik , niet berre iian öe
Maas, fcuaat ban Mafeyk öen naam |eeft ge^
ßreegen: en t^ naberöaniï aangetoafcïien tot
een fïeöeRen / genaamb Sufteren. ligt öeiï
booinoemben ö^ief tesieubatPippyn 5ittibooi
5gne öooö bersoent Ijeeft met Plektrudis (f) en
öe fc^ojp gegeeben aan ög-jit Alpaïda, tolrn^
500η men niet en bin&t öat Pippynaan öe joije
ban Wiiiibrordus ïjeefÏ beboïen / ïiet iueite biii^
ten tioijfeï 0efc§ieöt booi öe ingeebsng ban
i-lektrudis, öehjeifte 5ICÖ bleibe bat 5e boo^ bit
mibbeï met paaren neebe Theudoaldus (6) een
febenlaarigittob/ ofte ögtaïfeen en jonbei'öem/
baai' 5eei· op blambe/ bentöam ber regeeriiii
0e 30U boeren.· daarom öeeft 30 / Pippyn nu,
afïijiiiaiöni'e/ ben selben üareï een beftig jong^
man / en 300η ban Pippyn m Alpaïda, bie 39
toei bjjfï bat j^aar ben boet btoari 5011 3etten/
met ïifi en beb^og ït^be ïtojj boen batten/ eate
Keulen in beo}jenöaaregebaiigeuiffe$etten> bsaac
U|»t be3e toatea-e en leïb^ö^ige iongeüng jie^
toeï öaafï Öeeft 0erebt,
©e^ niet tegenfïaanbe geeft iCarel beeï ban
Wü-
Λ Brouwer.Anml.Ïrevlr.l·']·
I. Deel. Φ
Si Het Leven van i>en
Willibrord Willibrordus ^φπίΤ^Π t gft todfte gfeC U^t Mpt
re°s^vüor^ Ööt gg Kareis JOOU/ % Rotrudisgcioonncn/gc^
naamften tioopt/ «I gettt HS ^tjueu senoemt
zoon by gec^. ^it ίφ We roettirucgtigc Pippyn , ftïci»
ecwMne i ïicgaara/ öan obcrgroot in geiben-iiaa&en/
revende"' ö^iö^ïl^c ïjtt tp 't ioeïfe 501» i^oojou&er^ Jjan
lem den ïangsaamer ganö Ijoo^ ^emöereiöt gaitóen/aani^
naam van ^^φ j gn 'j- g^gin geeft j^geebm aan Öe
orooLder .^^^^^^'^^''""^^^^^^!^^«^^^ tsait Vrankrijlc. ^t^
cn zijne toeiiomettire magt geeft Wiiiebroord aan
toekomen- jijne ïeetimgeii sjoojseit; taant ggi ïiet jieg/ 500
ai^ Alcuinus fcgiiift / onöcr ïjet ïl^oopen öe^e
toöO^en ontbaïièn: Weet dat dit kind een groot-
magtig en heerlijk man zal worden, en dat hy
alle de voorige Franfche Vorften zal overtreiFen.
«i^oït 30U Erraino löt ban Lobe §et ^eïiie batt
ïlit iong-geöooten fein& isoo^seit geö&en. Pippyn
booj 3ίίη <i5i0otlïa&er^ booti/ maar öinnen'fc
iaar/ geöooren ^ toant boïjen^ Mabillon t^ öe^;
5elbe oberleeöen in ψί acïjt-en-fefitgfie jaar öa*
jeibeeenioe/ on& Sijnïre bier-en-bij^isf jaar. (7)
fin't öegm ban't iaar 72-^ geeft Karei Mar-
tel, opperfie ïfof-meefier/ get Éioofïer te W
kSmI"- Öeeriijfe fegi^lgt ^e opene ö^ieben gier
tel aan 't ban 5gn te blnöen % Wilhelmus Heda έ , ujot
Kiooftcr te ftragt ban feelueHten de Doorluchtige Itareï/ aï^
utKgc· öu^ noeint jirg seib^n naar öe togse öerüoi
tll'ngen / Pippyns zoon , het geval der menfche-
.lijke broosheit overwegende, totafwaiTchingzij-
ner zonden, aan het Kloofter dat onder dc muu-
ren van Utrecht opgebouAvt is , en het welke de
ApoftoliiTche man, de Heer en Vader inChriilo,
Willibrordus Aarts-biiTchop , naar den kloofterly-
ken regel van een heiligen ommegang oppaft en
be-
α Dezelve^ tom. i, üh. 20. §, 57.
-ocr page 271-Η. Wil tiBR ordus. 83
beiliert, berm't rn (φηΜ aï öet^eene in'tge^
itieïiie feafïeeï totöe^^oifïdpe fiepoii
ilC* Gedaan binnen Herilal, in deopenbaare hof-
ftede , op den eerften January, in't twede jaai'
der regeeringe van onzen Heer en Doorlugtigen
Koning Theodoricus. fSatt le^C langt
gft sejjeï itan ku ίταοιΙαφίβ^η Karei Martel,
opjierfien i|ofmeefiec/öat ban sHneii soonKar-
lomannus, ß« faan me«; aiiöa;? jgiOote ^afa^
naatijrn«
^tt^t ^lieben toetten ooS aansepalt öooi
Karel le C einte , öctodte Ugt Mir£Eus , isie iit^
Sribcit in^gelp^ ijamdbt geeft / aanmerRt öat
get ïtïoofïer/öaac Karel gier getoa^banmaafet/
öe Katedraale üerH ba« lltregt / in U toellie
ßgi 0eÖOÏ0 ten tjjöe iian Karel Martel
ßen geiooont / en naai· ben Woofïeripen regel
geieefï ge&öen, èe^eïbe« geefï % gebölg
ban tgiien get i&ehiinii gelaö öe löt Gregorius,
irie 't fijner jjïaatje fiaat isernieï&t f0 iuü^&en.
«iSenije maanöen te ijoore α gai» öeselbe üa-
reï J^artCi ^ / zekere hoeve met naame Helifle c
gefchonken aan den BiiTchop Willebroord , ten
behoeve van de Kerke onzcs Zaligmaakers, en van
de Kerke der H. maagd Maria, ende der heilige
Apoftelen, gelegen in het ambagt Betuwe, met ai
wat in de gemelde hoeve bezeten Avas geweeft
door Everardus $ om wiens ontromv jegens de
Koningen van Vrankrijk dezelve was aangeflaa-
gen, en 's lands fchatkamer toegeweezen. Ge-
daan binnen l'ulpiac d^ ογ den negenden dag van
ds
α MabilloK als voren 71.
b Wilhelmus Heda feg. 30.
c In een Dorp , tegenwoordig gcnoenici Elft , half Wegén Aarn-
liem en Nimwegcn ; en is't zelve met Marithaine, waar van aldasï
gewaagt word.
d Ku gcnaami Ziilch, oiider 't Biiciom van Keulen,
f X ■
-ocr page 272-$4 HetLevenvan den
de maand Junius , in het fesde jaar van Koning
Theodoricus. (8) In 't zelve jaar op den twintig-
ften, dag van Oóiober heeft Rohingus, een God-
vrugtig en rijk inan, met zijne vrouwe Bebehna,
AnJere aan den zelvert ApoiloliiTchen man Don (9) Wil-
giften aan ii5j.oj.jug ßij(fcjjop ^ gegeevcn een Kerk, geleege
^oorä beneeden de burgc t'Antwerpen, op de rivier de
gedaan. Schelde, door den H. Biffchop Amandus gebouwt
ter eere der heilige Apoftelen Petrus en Paulus:
welke kerk hy Rohingus voor het plaatsje T'tmme
van Firmims Abt van htt KXoo^Ler ^ercolodora a,
by ruiling had (10) verkreegen. Daar benevens
fchenkt hy aan den zeiven een gedeelte van den
tol denwelke hy aldaar had, met dit beding, dai
uyt het zeïve wierook en kaarfen bezorgt werden ten
behoeve der gemelde kerke , en dat de Priefiers Godt
zullen hebben te bidden voor zijne zonden. Gedaan
in 'c openbaar op de koninklijke hofftede^moi/i?,
den twintigften van 06tober , in 't fefde jaar van
Koning Ïheodoricus. Φβ 0emeii»e fteiiïs t^' iie^elbc
iiiet irie i)an Öe oube ftiirgt te 8!Intiner}ien / 500
aï^ MirEeus aaugemcritt geeft/ öie iiee5en ö^ief
in 5gn «i^ift-öoeïi ugt Öet oiiire3ie0ifïec ban Ep-
ternach JjOO^ Öen IßCft geÖ^agt
ïPejeïbe Mirasus geeft ugt öat JSegifiec ooit
0etroïtl^en get (Cefïament ban Willibrordus,get
ioeiïte to^i öeneeöen aan benSeejer 5nHai meöe-
j&eeïen/ toaai* ög öe gciiigemanaiie jtjne 3oebei=
Wil gemaakt geeft aan 't Itïoofïa' ban Epter-
nach, get toeïïie go toen tec tgö ai^^berfiefie<i
fïieröe / en baar ft Mafï gab bat 3gn ïiegaam
5oube rnfïen: iïi / afie 3gne soeberen/ bat
aï iïjat be b,?^-3e&oorene jptanfen/ enboo^ aïbe
^cei· Fippyn enSgUC gn^^b^onto Pledrudis, mit^
gabet·^ Karei Pippyns 500η aan gern gefcgonRen
gaö^
« Anders, QMrtMra, een onbekeodc plaaifi.
-ocr page 273-Η. WILLIBROR.DUS.'
gairöcn: baar cn fioiten aï iaat aan Willibrordus
Seceerttoa^ gctoecfi öoo^ öen ijoo^gemdirenRo-
hingus, en iraai; onba' bie ICntioecpfcöe fterft:
einbeïp aï hiat meecanberen/ bcioeïften een
000^ een ojiteit / aan ijem gegeeUen gabben/
toaai: onbec niet fcoeinige ieito geteït too^ben,
ïl^t ftet 3eiSje / en ngt ^tt geene iog ηοφ meec
BpgeÖ^ast öeööen / ßipt bat be geene ^icïj btt^
0iffen / beitieïïien fïaanbe gouben bat öet htm^
ren bec ïterfeen aan be i^onniiten 59η eecfïe öc^
0in gegab geeft omtrent be ojpiiomti bec ftrng^^
to0ten / bie in 't afgaan bei* eifbe eeuiue üi
3toang öegofïen te gaan. mt aïi£;§ fcgenftt Wii-
librordus aan get ^obégupl te Éptemach, en
aan be öeiitge hergabei'inge bec2$,ioeberen/
be aïbaar bienenbe / in 't fe^be jaar ber vt^tcf
ringe ban üoning Theodoricus.
(^erioijïe bat Bonifacius^ |etCö#cne gdoof
in ©ngtéianb toaltïter boojt^ette / öeeft Wiiu-
brordus, ÖgfgenaambKlemens, bie ßonifaciustOt
5t}nett najaat in 't ïitrecötfcöe 25i^bom toenfcï)^
te te geö&en/ ben ίαορ 5tiner ^enbtnge ίηΒμφ
ïanb geeinbigt/ om eenoberWoebigen ïoon boo,?
aï sijnen ar&eib in ben gemeïtegaan ontbangen»
5©e ^fgjper^ 5p niet een^ ober iten bag en
§et jaar ban jtjne boob: % aïbien b^ftig boi#
ie jaaren öefieebt ijeeft in ijet «êbangeïie aan be
l^^iesen te berftonbigen / 300 ai^ ngt ^efteren
Sa^iefban Bonifacius, bieiBogier aan)ionb^5uïi=
ïen ïaaten boïgen / fcÖD«t te blgiten/ 300 moet wnie-
5ijne boob op ïjtt tegentooojbige ofte aitgan^ ^^^
op get boo^gaanbe jaargefïeitbjojben ·, bermit^ loop zijns
in 't jaar 690 in B^ie^ïanb aangekomen» arbeids,
ϊ^ρ i^ böigen^ pt fcMP^" ban Alcuinus gefioi^^ .
ben in ben ouberbom ban rnim 80 jaaren/ofte/ Β^μαί«
31? 3 300 oud. "
α Mahillon als boven , /.ii.
-ocr page 274-78 Het Leve;^ van deh
500 öï^ tiesribe na Ööt 81
jaaren gepaït |a& / en öat oj» öen fc^öen öag
tsan öe maant» ^^o&emöer-i. égn ouöeröom at
fierf-öa0too^ötSjan Akuinusineengeöigt iaecRIe
Bïöu^ bccMaact: ^
Na dat hy vol van deugd , cn hoogen ou-
derdom
Twaalf maanden meerder had bereikt als tach-
tig jaaren,
Is hy den fesden van de flagtmaand opgevaaren
Na 's hemels blinkend hof, en eeuwig vor-
ilendom.
Rabanus iiouitiiii^etBejiJaafeniian jtinenfiecf-
iia0 Olsec niet Alcuinus : ban Wandelbertus,
üfuardus, Ado, tn ίιε «miüific Martelaars-boe-
ken , al^ Set ïionieinfciie en öat ban ise 25enei
isietilneK/ geufen 't met öeni niet/ enfïeïïen
5gne öooö ojj öen Ijoigeitóeii tsag, ©öcg be qc^
tulgeni^ ten Aicuinus fcggnt §et ïjiec obei* te
j^aaien/ai^ïsieïjetieiien ten hm i^.Wiiiebroord
ttöt öe eigen fïuMten öan öetltïoofier te Eprer-
nach i'n en on-itic^t |ee^ op^efïeït/ en 't
ieiien in onöigt opgeö^aasen aan ßeomredus
Hart^iffc^p / 500 toeï 0et gemeenfie ge-'
teeïent^/ ten Sens. Theofridus, öie ingetn^t^
gaan&ee eïföe eeutoe ?ii»t loa^ ten Eptemach,
geeft ban öen geiben wiiiibrordus 5|inen ^atwon
een öoeftje ïaaten n^tgaan/ en fïéit jgne iraoö
in get jaai· 739· Mabilion gaiJ 0et m 't eerfïe
nict öeegen ^cgipec ge^ouiten j maar ggt ioa^
^lar toe aangeget öpo^ ij^i i^an iien
Bonifacius , Öetodite getuigt iiat willibrordus
vijf-
<e Dolgens Pagi in ^t jaar 739. Volgens Mabilion in 'i
jaär 740, of 741, op den (> of η van November.
b Qui poßquam vita meritis^ perfeéim in annts ^
oä^na pius com^kvit hftra facerdos.
Η. WILLiBRORDUff.
vijftig jaaren lang in Vriefland gepreekt heeft,
jjéft ßonifaciiis ïfoittt ttict isjei ohtt cettgct
peggen tan Akuinus, te iajetenöat Wiiiibrordus
in it?ie-m-itct!ti0fïe jaar jijn^ ouöi^öora^ in
i^aip^ïanb aanselanöt/ en in öeii ouöeröomiian
eai tn tacöti0 jaami gcftoilsen : ioeïfe Keften
iiing tiafi flaauire / sollen 'a* niet meer aï^ 48
jaaren Uoo^ jijne ij|eeftin0e otjeiiilpen ©οφ
Bonifacius ^aï nitffcïjien §et roitóe en boïïe getaï
ijooi get fiefiigte «gtgebinitt ö^ï^^n.
Φ^ α ixiat jjjiaat^ öe piige^j^ansijne ïaatfie Enjitin
iiagen geeinöigt |eeft i^öoü^ niemand öer oube ΐιακίοο.
^cö^perenöuibeipiieciiïaart ©an ^et fcggnt ft^r -vau
ijafi genoeg te ^aan öat olierïeeiien in jtjn ly
l«ïoofïer te Eptemach, ioien^ veseering ÖS· ^an ookbegrL
selben gaö geöouöen j aitoaar g» oofi öe^ ven isf
graaben ïeit in een jj^armete<25|affleöe; öetoeï^
Re toeï öe ö^ifï te feïein stfniie/ naöi· get 3i^gg«i
ban x'^lcLiinus, öoo^ een<éo&i!CÏp iuonber naac
öe iengte ban jgn ïicpani bergfoat, ©ejeïbe
^eÖipei? 3gne öengiren opöaaïeni»e roemt Öo^
ben a! sgne iiefiiaaölgöeit. €n öeese ODït
meer afé genoegnpt öen geöuurigenar&eib/öien
ben tijö banbiiffcig
ugtgefiaän: toant öitgetaïban|aaren/aï|reeb^
geseiö ίφ/ fiaat «iitgebjuiit in een ïi^ief ban Bo- Heeft uyc
nifacius b aatt tfCtt IMltó Siefanus, baarWil- f„ ^'c^n
librordus aï^ een man ban eentoonöer&aareont;^ en miKiüs-
goi^inge en geiïigöeit ten IjGogfïe pmft: Die ien.
vijftig jaaren lang preekcnde het grootile deel der
Vriezen tot hetgeloof vanChriftus heeft bekeert,
ifgoden-reinpels en kapellen gefloept, Kerken
getimmert,eneen Biffchoppelijken zetel en kerk,
onzen Zaligmaker ter eere, in her kafteel van
Utrecht opgeregt: alwaar hy tot den zwakken
^ 4 - ouder-
0 <is haven, b E^ßola
87
78 Het Leve;^ van deh
ouderdom toe preekende is gebleeven: en einde-
lijk een Mede - biflehop gekozen hebbende , in
vrede naar Chriftus is gereift.....
©csdbe Alcuinus^ jjci'ï}aaït itat'ccbcrfc]&eiii0
tuonijcrmaan ban ben Wiiiibrordus
Sefc^iebt 5ijn» ©00? eerfï 't scöeurt aan eeni^
ge 20oetbaaiiöi0en öie aan iu5eceitcin3en geöoeit
iaaren/ inatbefiringeniroo^ een^emeifrö^ itt'a0t
5ίίη graf aan tïnïtïten fjp^ongen / en beseïijc
g^üetuaai-öigen a!bu^ ïo^ en maßten. 3ΒΦ
ße ftrin^en tet 0eba0teniffe ban beje baab nocg
ten ttjiïe ban Aicuinus, 300 aï^ S^tnigt/ in
be ïterfee o|jpi0en.
(i^nbei' rticbertus oft«Albertus, fijnen nagaat
in be 6efiierin0e ban ijct lïoofïec te Epremach,
lë op 3eSer jaarget'^ 'ban ben ^aïigen Wiigifus,
Wiiiebroords l^aber / geöeurt bat aï^ 'er ban 4
fieften met ^ii« «iet mcetr aï^ eene fïe^ obeKi0
tua^ booa be maaltp ban 40 perfoonen / bat 'er/
500 !ït/ 300 beeïJi^gnugitbie eenefïeffe gefc^oni
Jien bat 'er genoeg geUjeefï boo^ alïe be
Safïen.
Johannes Molanu? in 3i)n Regifter der Neder-
landfche Heiligen , en F. Bokkenberg in 5iine
lijft der Utrechtfche BiiTchoppen, bergaaïen
3è J^eer^je^ ter eere ban Wiiiibrordus:
Hy was ten hoogften top gefteegen van de
deugd,
Voorzigtig in zijn' taal : zijn hen van liefde
blaakte ^
Tot Chriftum zijnen Godt: zijn' ziel geftadig
waakte»
Hy ging altijd aan 'c werk met liefde , luft
en vreugd.
Hy
Λ als loven.
h Vir virtute fetens ^ divinq plenus a»?orei
Qrefa^a^f , ^n^'i^te vign^ fervidus aiiu,'
Veerecs
t' zijner
Cire.
Η. WiLLIBRORDtf si 8«)
Hy heeft aan de Vliffingers, zegt J.Molams α zij-
ne fles. . . nagelaaten;dewelke zy noch ten hul-
digen dage in het wapen van haare ilad uytbeel-
den &c.
Dan te Trier , zegt hy h elders , wordt in de
kerke van O. L. Vrouwe ter Martelaaren, die hy
in een Klooller van S, Benediftus order verandert
heeft, een draag-outertje bewaart, van 't welke
hy zich in de bekeeringe der Heidenen , zoo in
Vriesland , als in Holland en Zeeland , bedient
heeft. ï^rt seïbe too?iit iioo^ Brouwer in 3gnc
Trierfche Jaarboeken c
iao?iit ^^n sflbece ftdft öif met Gedenk.
0OUÖ oberïieïit öeioaart. Brouwer tecgemdbe tekenen
3jiaat5e/ «α ϊ|αη Mabillon getuigen: Dat
aldaar ook in S. Maartens kerke getoont wordt
een kasje met gebeenten der Heiligen, die hy van
den Paus Sergius had ontvangen: en dat in 't zel-
ve kasje van ouds ook bewaart wierdt het lichaam
onzes Heere , voorheene geconfacreert door dea
H. Wilübrordus^ te weten onder een kruysje, ftaan-
de op de kop, daar de gewijde Hoftie in bewaardt
"Wordt.
jj^en ïeefï niet öat Willibrordus eettig ^t^
feg^ift nageïaaten geeft.
Maar,5egtMirieus^, hetTeftament datdeH, enkt
TVilkbroord gefchreeven heeft zult gy vinden in de
Befchrijvinge -van Antwerpen door Scribanus uyt^e- j^i^^-hop
geeve , en ook in ons boek van de Kerkelijke wille-
giften. broord.
Mirsus gat» baat? 5eerßoite3fianteßenittgenögi
geboegt .fplaac Wiiiebr. Boflchaaits geeft get
ttooi toijbloopiger ICantefteningen ojpgeöeïöcrt/
en in 3gne Diatriba ugtgegeeijen.
α in Natal. S. S. Belg». h in Indiculo S. S. Belgit,
C lib. 7. d Aäa s. S. Bened. fee. m. fart. i,
ΐ in Aämr.Bihliot.Jielg.
f s
-ocr page 278-78 Het Leve;^ van deh
i|oehjeï öat to^ï in ttoiifeï ^ou&ett
iüülm treÄfien of ^ct gemeïöe Cefïantfnt get
i^e m fegte taerfe ioeï ijaii Wiiiibrordus,om
irat get egtec nocg iioo^ Mirjeus , nocg öoo?
BoiTchaarts, ηοφ eitlöeïp 000^ Mabillon ^tïf
tegengefp^oftim oftt ba-ïiast ge^ouiien too^öt/
^lïm tog öet jriije gier ooft aan öenlieescröeri
toonen,
Jn den naame van Chriilus. Het is noodig dat de
Chriftenen den Aveg der waarheit weeten, om
hunnen Schepper volgens den zelven waardiglijk
en met ^ verdienfien re können dienen , op dat
de offerande hunner aalmiflen en hunne Godvruch-
tigheit hun ter zaligheit mogen gedyen: want de
Allerhoogfte fpreekt zeiver ^ildus: Geeft en ul. zal
gegeeven worden: doet aalmijfen^ en ziet alles is voor
ul. rein.
Daarom is 't dat ik, Klemens Willihrordus Bif-
fchop, overweegende het geval der menfchelijke
broosheit , en hoe dat ik beft mijne c zonden zal
können uytmjfchen , en door de genade des Heere
tot deeeuwigduurende vreugden geraaken,in den
naame des Heere van den huidigen dag af geeve,
en ten eeuwigen dage voor gegeeven wil houden,
na-
rt Dit geichrift ftaat voor Willibrordus Teftanient te boek by
Jkycrlink , Scribanus , Miricus, Boilchaarts , Mapillon , cn
meer anderen.
b Willibrordus erkent hier de verdienften.
e Hy Zeit niet dat de zonden bedekt ofte afgefchrapt, maar dat
ae door aalmiflèn en andere goede werken ujftgmifcht en afgemf·
fchen worden.
Η. WIL tIBROR DUS»
namentlijk aan het Kloofter Eptermch, 'cwell^
in den naame des Vaders en des Zoons en des H.
Geefts, en in den naame van de H. Apoftelen Pe-
trus en Paulus, en vanS. Jan den Dooper, en van
de andere Heiligen, gebouwt is op de rivierιίΰ«-.
re, in het ambagt Beden α , alwaar ik, Klemens
WilUbrordus, tot toeziender oftebeftierder fchijn^
aangeftek te zijn, en daar ook mijn lichaam, in-
dien het Chriftus zal believen, moet ruften. (i
Dit is nu 't geen ik aan de H. plaatze Epter-
nach geef en vereer j namentlijk al het goed ofte
landhoeven , ofte flaaven, dewelke my door de
vrye Franflen uyt geriegendheit en voor haare za-
ligheit gegeeven en vereert zijn geweeft..
Insgelijks alle die dingen dewelke my vereert
ofte gemaakt zijn geweeit door den Heer Pippyn^
ofte door zijne huysvrouw PïeSlrudis , ofte door
zijnen zoon , onzen Heer Karei, opperfte Hof-
meefter. Welke dingen de Heer Karei en zijn
vader Pippyn aan my , zoo wel by mijn levende
lijve, als by mijn affterven, op hoop "van hunne
«euwige belooninge overgegeeven hebben.
Ook zal ik ten deele de andere dingen, als ook
de perfoonen die dezelve aan my vereert hebben,
met naamen alhier uytdruldcen ; ten einde dat dit
gefchrift, in gevolge van tijden , het boven-ge-
melde plegtiger-wijze mag beveftigen. Nu dit
zijn die perfoonen, en aldus worden ze genoemt.
Rohingus heeft my gefchonken en gegeeven ze^·
kere kerk, gebouwt in het kafteel Antwerpen,
op de rivier de Schelde, in het ambagt van Ryen^
met de aanhangende Dorpen , te weten : Bacuu-
ald&
α Deze plaats wordt in Antoninus Reisboek Beda genoemt, en
is een vlek omtreBt Trier , nu den naam voerende van Bkbitrg.
b Schijn aangefielt te : dit is geene twijfeling, maar eene
verzekering, volgens de oudfte en gcbriiikeiykfte fprcckwy?c de|
®pcne Brieven,
9Ï
5)6 Het Leven van* den
aide α, WimeUncheime h, Furgalare c : en daar-en-
boven het derde deel van den Tol op de Burgt
van Antwerpe.
En de Klerk HerihaU heeft my gegeeven en
gelevert een andere Kerk in het land der d Mar-
fen , daar de Maas in Zee loopt, met haare aan-
hangzelen ·, als ook e de Moeren , waar omtrent
de/Barbeelen in menigte voortkomen.
En Angilbaldushcehmy gegeeven ofte gefchon-
ken het Dorp genaamt g Wadradoch in Tejfander-
land 5 op de rivier h Duthmala.
En Jnsbaldus heeft my gegeeven ofte vereert
zijn deel in het Dorp i ßusloth in Teilanderland.
En Bereihinda , een Gode toegewijde vrouw,
gaf
Λ ^Ucmtdde , tegenwoordig ΒοιΤφοίι.
b ^mnelmgheim , nu '^ijneghem; volgens Mirsus zijn dit
iAvee vlekken iu de £raballdfc^.c Kempen , hj Antwerpen.
c FurgaUre, dit is nu(voIgens deii zclven)Vogelaar, een bekend
fiuk lauds bj' Antwerpen.
d Marfen, een plaats aan den mond van de Maas. Want fom-
niigen Itellen dc Marfaci in deezen oort.
e In 't Latijn Haat fliarifcum , 't welke zekerlijk gemaakt is uyt
het Nederdyitfche woord Moerafch. Nu dat 'er veele moerallchigc
plaatzen in Holland zijn is bekend.
ƒ In 't Latijn ftaat Ber-bkes : en fchoon dat Boflchaarts hier door
wil betekent hebben zeker water-gewafch , en fchoon dat Verfte-
ghe hier door biezen verilaat, zoo vallen wy egter Miraius toe ,
die door Barbkes verftaat Barbeelen , zijnde een ibort van viflchen,
die wel meeft in de Maas gevonden worden.
g ^adradoch wordt niet buiten waarfchijnlijkheit genomea
yoor Wiiej-d ofte Wfeerd.
h DutmaU een revier, hedensdaags Oommeh genaamd, die uyt
Hertogenbofch door Boxtel, Eyndhove en Weert in de Maas
< loopt.
i Busloth: dit neemt Boflchaarts , en niet zonder reden , voor
'sHettogenbofchrwant Bus,ofßufch al van ouds dezelve betekening
had met Bofch, Naderhand, te weten in 'c jaar 1184. heeft Gode^
fridus Hertog van Brabant deze plaats tot een ftad gemaakt, en
Iß Hertpgenöoich genoemt,
Η. WiLLIBRORDUsJ 93
gaf en vereerde iny haar deel in het Dorp « £o~
banfchot in b Teflanderland.
En Henricm gaf my zijn deel in het Dorp
t Pieph.
En Engelbertus heeft my eertijds gegeeven en
gefchonken zijn ganfche deel in het Dorp ge-
naamt Hinefloten in Teflanderland.
Noch heeft Engelbertus my gegeeven en vereert
een Dorp genaamd djlpheim^ insgelijks gelegen
in Teflanderland.
Daarenboven heeft de Klerk Amhdldus my ge-
geeven
Λ Bobanfchot is volgens Mira:us her hedcnsdaagfclie Dorpje
üoefchot.
b Verfteege in zijn NederJandfchc Oudheden neemt Pagiis Ta'-
xandrius voor Peeland. Het gemecne gevoelen , zegt Divxus in
zijne ^ntiquhates Belgica, houdt Taxandria toor het hecten-
daagfche Kempen , alwaar de Menafii ook wel gcwoont hebben»
De naam van Taxandria. is noch cenigfins overgebleeven in het
Dorpje Teflènderloo , 't welke de zelve Divxus houdt voor Ta-
xandria , een plaats by Ammianus Marcelünus gemeld, en door
de Franilèn eerft beinagtigt, doch naderhand hernomen door
Keyzer Juliaan.
DeeZiTaxarfdri oiteTaffanders waren van een zoo woeften en
ongetcmden inborft, zegt Divans , dat ze de laatften onder alle
de Nederlanders zijn »eweeft die hunne nekken onder het jok van
Chriftus gebogen hebben: het welke gefchiedt is, zoo als hy
aithans gevoelt, omtrent het jaar 714. Daar toe hebben veel ge-
holpen oe kragtige vermaaningen van den H. Lambeitus : doch
dcvicesvoor de zeeghaftige wapenen van den wakkeren Pippyn
heeft 'er ook al veel toegedaan. Dan , of het licht van 't H. E-
vangelie niet al eerder , althans met eenige ftraaltjes, door de dui-
fternilTen van hunne ongeloovigheit is doorgebroken, ftaat elders
onderzogt te worden. Sommigen zoeken de oude Taxandrii in
Zeeland ; fommigen elders : maar ik zoude het liefft met Divasus
houden.
c Pieplo , tegenwoordig Poppel, een Dorpje tuflchen Herent-
hals en Breda , onder 't gebied van Turnliout. Want 't is in Bra-
band gemeen dat ze agter de naamen der Dorpen en Vlekken doen
Volgen het by voegzeltje lo , gelijk in Lillo, Callo, Wefterlo , het
Weffie naderhand om de kortheits ofklanks wille agterlaten, ofte
dc ο in e verandert is.
d ^Ipheim, ofze^lfen, een fraai Dorp in Brabant, jooe
f »iTe« yan Brsda, het huis van {gsbehoorendcj
5)6 Het Leven van* den
geeven en geleverc een Dorp genaamd α Diofm,
in Teflanderland, op de revier Digena.
En Thieibaldus heeft my gegeeven en gelevert
zekere Kerk gelegen in het Oorp Montnahim^ ea
genaamd Araricle^ met haare aanhangzelen.
En de doorluchtige man Hedems heeft my ge-
geeven en gelevert zijn ganfche gedeelte in het
Dorp genaamt b Aimifladi^ op de revier c Wielheo,
in het land der d Turingafnes.
De bovengenoemde ofte gefchreeve dingen
geef en fchenk ik Klemens fVilUbrordus aan 't voor-
gemelde Godshuys Epternach, ofte aan de heili-
Vergaderinge der Broederen , Godt aldaar die-
nende. Zoodaanigdat zy geregtigt zullen zijn om
met alle de gemelde goederen haaren wil en zin
volkomentlijk te doen, en op voorwaarde dat zy
aldaar tot onze belooning , en tot die van onzen
Heer Karei ^ opperfte Hofmeefter, als mede van
de andere menfchen die hunne goederen aan my
vereert hebben, goeden voortgang in'tgeeftelij-
ke leven zullen hebben te doen.
Wy hebben ook goedgevonden dit volgende
hier by te voegen. By zoo verre dat iemand mij-
ner erfgenaamen , ofte de plaats der zelve erfge-
naam en
α T>lofna ftaat by Mir;EUS volgens het gemcene gevoelen te
boek voor Dyeffen, duizend paiTeu van Hüverenbeek, een Burgt
in Kempenland. Docli BoiTchaarts houdt het niet onwaarfchijnlyfc
voor Dugna, nu Dun^m ^ een Vlek gelegen 3000 pallèn vaa
Breda , niet verre van Alfen.
h ^imifiadi, zekere plaats aan de kant van de Maas , daar Mi-
lieus en Boflcliaarts geen befchcid van weeten te geven.
c \)ieLho is de revier dc Waal. Eyndius in zijn Zeeuwfche Kro-
iiijk , en meer anderen , houden 't daar voor dat dc Turingers ofte
Thoringers voor deeze gewoont hebben ter plaatze daar nu is de
Dortfche Waard. En hierom zou Dordregt van ouds Toridregt,
Thmidregt, Thunrldngt genoemt zijn geweeft, van de dregt, dat
is den doortogt der Turingers, (1 i)
dTuringafms, is volgens Boffchaarts het oude Laiidfchap der
portcnaareu.
Η. Willibrord us. 91
naamenbekleedende, ofte iemand anders hier iets
tegen hebbende, ofte eenig vreemd perfoon, ofte
wereldfche Overheit, zich hier tegen quam op-
werpen, en te rade wierdt tegen dit mijn Tefta-
ment ofte gifre, die ik, Klemens fFillibrordusEiC-
fchop, by mijnverftand zijnde, met rijp overleg
en zuiveren yver heb laaten opftellen , ietwes in
te brengen ofte tc onderneemen , en dezelve te
doen vernietigen : en dat hy , na dat hem deze
brief vertoont en teleezen gegeevenzal zijn, daar
door niet te ftillen ofte te bevredigen mögt zijn:
die vervalle voor eerft in de gramfchap van dea
almogenden Godt en van de heilige Engelen: hy
werde afgefneeden Π 5) van alle kerken , en van
't gezelfchap der Chriftenen: en zijn deel zy mee
Judas die den Heer verraaden heeft, en met Da-
than en Abiron , die levendig door de aarde zijn
verzwolgen. Daarenboven zal men hem dwingen
tien ponden gouds , en vijftig ponden zilvers in
's lands fchatkifl: te brengen ; en 't geene hy op-
eiicht, moet hem niet geworden. Gedaan in
fefde jaar der regeeringe v-an Koning Theodori-
cus.
in 't jaar 71p.
^ ' Deze Τίϊ-
fiequaame mannen na ίκ ïanöm bcr 3|eiV tr^htfchc
tienen te senben / om 't a^banseKe aïöaac denwF'
nytgeges»
Radbodus Koning der Vriezen overleden zijn- veu.
^e- . . . (14) zijn de heilige Biffchoppen t' Q-
trecht gekomen, en bemerkende dat 'er veel volks
door de Goddelijke hulp van de doolinge der on-
5)6 Het Leven van* den
geloovigheit tot Chriftus bekeert was, hebben zy
een vergadering beroepen in de nieuwe Kerke
van Utrecht; alwaar die ApoftolifTche Biflchop-
pen en Kanonnikken, en die deftige geloofs-ver-
kondigers,namentlijk de heiligePrieiter Winfridus,
naderhand tot Aartsbiflchop van Ments gewijdt j
en Bonifacius genaamd , de H. Wiro BiiTchop van
]Vlercie,de H. Plechelmus BiiTchop van Withern,
de H. Otgerus Levyt , met meer andere deftige
Prieftcrs en Geloofs-preekers,(den H. Willibror-
dus en Suidbertus als Voorzitters aan 't hoofd der
Vergaderinge zijnde) geftemt en befloten hebben
dat alle deéerfte predikkers, die naar de uytheem-
fche landen gezonden waren, het woord Gods
aldaar zouden gaan verkondigen.
Daar op is ieder zijns weegs gegaan , en door
verfcheide landfchappen verfpreidt om 't woord
Gods daar te preeken: en na dat ze een groot ge-
tal Heidenen bekeert hadden , zijn ze heiliglijk
Dcsemel Heere geruft.
de Verga-' ίίαΤ$ Labbe α ugt Surius , Baronius «I
dering door βΙϊίΐίΤίη.
Pagi en dc Pagj in 5|)ηί: 5tftftuniii0e 25emerltiii3en b
obcc Baronius goubt öce5e ©er0aömn0 ijoo.ucii
beröistjeï/ m al^ ijoïgt:
De Ucrechtfche Vergadering door Baronius
en de Verzamelaars der Kerkvergaderingen uyt
eenen enkelen Schryver, te weten den gewaan-
den Marcellinus , bygebragt, is van 't zelve al-
looy met de andere verdigtzels,die de zelve beu-
zelaar ons van Willibrordus en Suidbertus op-
difcht, zoo als Henfchenius, op den i. dag van
Maart in zijne hiftoriiTche Aanmerkinge over het
leven van Suidbertus, aan 't 47 zijdje , door ze-
kere en onwederleggelijke blijken heeft bewee-
zen·
Λ Tom. 6.Cm'il. p. 1880. b Tom.i.p. 144.
Bollandi-
ften als on,
vaar ver-
jworpen.
Η. WlLLlBRORDUS.
©aai· üjg5«i tog öan ben Itüejei* naai' toe/
om te 5im ijoe flojiiig öat öit beriiic^tjei ojr-
gefïeït/ en toat aï aisecregtfcöe tiiörefteniiigen
itat'a' «i isöo^lfeomen: 500 aM ooït in 't berbaig
ban öit ioecii / mfenöc ieijct· in 't ßijjönöet* öfe
itaac tegeiiijj0oiöi0 jougetoecfi jijn/ ii^eetiei: jaï
öetoeeje« toajöen.
AANTEKENINGEN.
I. Dat is , het gedeelte van Vriefland 't welke naafi:
aan Braband paalde, gelyk Baillet getuygt , en dat nu
bekend is onder den naam van Holland en Zeeland.
Zoo dat die Landfchappen het geluk allereerft gehad
hebben, van door de hemelfche leeringen deezer kruys-
gezanten bevogtigt, bedouwt, en groeizaam gemaakt te
worden.
α. DeWilten, een zeker volk onder de Slaven, wor-
■ den doorgaans voor de üigters van Utrcgt gehouden.
Doch hier van is in de Voorberigten gehandelt.
3. Iii Duitsland en Nederland zyn meer Kollegien van
diergelyke KanonikeiTen die doorgaans Stiften genoemt
worden. Zoo lang als zy daarwooncn, leezcn en zin-
gen zy de getyden : zy hebben een gemeene refter en
ilaapkamer, zygaan op zya Kloofters gekleedt, en wor-
den door de wandeling Seculiere^ dat is , wereWlyke
KanonikeiTen genoemt ; doch het ftaat haar vry weder
naar de wereld te keeren, om dat zy geene plegtelyke
beloften en doen. Zoo lang als zy daar woonen, trek-,
ken zy een jaarlykfche inkomfte , en zyn ook aan ze-
kere regels en ordonantien gebonden. Maarzy zyn gee-
ne waareKlooiler-nonnen ofte Religieuzen, om dat zy
niet verpligtzyn tot het doen van openbaarebelofte. En
Klemens V. {cap. attendentesde ßatu monachi) zegtuyt-
drukkelyk , dat hy haaren flaat, regel, ofte order niet
voor wettig houdt, te weeten voor een wettigen ftaat of-
te order; hoewel dat hy die manier van leven niet af eu
keurt. Rovenius {deRep. Chrifl.) zou wel gelooven dat
ze van ouds opregte Kloofter-nonnen zyn geweeft, eri
plegtelyke beloften volgens den regel van Benediaus
I. Deel. 0 gedaan
91
jtiä: Aantekeningen op deN
gedaan hebben. Want men leeft, zegt hy, dat Sintc
Geertruyd het Nonne-kleed uyt handen van den heiliger»
Amandus heeft ontvangen. De Abdis nochtans heeft
doorgaans belofte gedaan; en heeft niet alleen te zeggen
over de KanonnikeiTen ; maar heeft ook noch eenige
magt over de Geeilelyken ofte Kanonnikken , die zy
begiftigt, ofte eenige kerkelyke bedieningen, die t'haa-
rer beveeginge ftaan, heeft opgedraagen. Zie den voor-
noemden Rovenius.
ÏHier ziet men dat gemeene Priefters al doopen: doch
iiTchoppen hebben het doopen van ouds langen tyd
aan zich zelvcii behouden; hoe wel dat men wel voor-
beelden vindt van Priefters, en fomwyien ook van Dia-
kenen , die het doopzel bedient hebben ; doch dat is
doorgaans maar in hoogen nood, ofte door vergunning
van den BiiTchop gefchiedt.
Het was om deeze reden dat de Geeftelykheit van E-
deila de vyfde Kerkvergadering zoo ernftelyk verzogt,
om de zaak van haaren BiiTchop Ibas op het fpoedigfte
af te doen, en hem weder naar zyn Bisdom te zenden;
dewyl het Paafch-feeft voor handen was , wanneer zy-
ne tegenwoordigheit aldaar , om het doopzel te bedie-
nen , hoognoodig zoude zyn. En om dezelve reden
heeft Dornnm , Patriarch van Antiochien, hem voor
het Feeft van PaaiTchen niet willen ontbieden om zich
tegens zyne aanklaagers te komen verantwoorden. En
als de FranfchaAmbaiTadeurs over Italië naar den Kei-
zer Juftinianus reisden, heeft de italiaanfche Geeftelyk-
heit verzogt, dat zy voor de verloffinge van den kloek-
moed i^en D^ïi/W, BiiTchop van Milane, die zederd i8
jaaren in ballingfchap had gezworven, zouden fpreeken:
IVa-at, zeiden zy , de Sijfchoppen die hy plag te wijde» zyn
raeefl allen uytgefiorven, zoo dat Vr een grnvjzaarne me-
nigte van volk zonder doopzel moet flerven. En daarom
fchryft dePriefter Paulinusvm Ambrofius, Datius voor-
zaat ; Hy was uytermate kloek in het verrigten der Godde-
lijke dingen; tot zoo verre , dat vyf Bijfchoppen na zyne
dood Werks genoeg hadden om dat alles af te doen, V welke
hy alleen omtrent de doopelingen had waargenomen. Het
zelfde blykt ook uyt het fchryven van Paus Gregorius aan
Romanus , Landvoogd van Italië , dewelke Blandus
BiiTchop van Orti te Ravenna gevangen hield {Ub. i.
De Kerk, zegt hy , is zonder Opziender, en het
volk zonder harder : de kudde gaat verloren, en de kifii^^'
reu
-ocr page 287-Η. WïLLIBRORDÜi.
ren ßerven ongedoopt weg. Ja dit moet noch gedunrt
hebben na de tyden van onzen Willihrordus, tenminilen·
in eenige Kerken : want ÄWiwei-wBiiTchop van Rheims,
fchrijft aldus in xynen 51. Brief, daar hy Odoacer, ee-
nen leek, die de jkerk van Bauvais geweidiger hand in
bezit had genomen, dapper over den hekel haalt en door-
ftry kt: Hoe veele zij^ ''er geßorven zonder een wettig doop-
zel ontvangen te hebbend Éen wettig doopzel, zegt hy,·
dat is een plegtelyké doop, die om zoa te fpreeken 7.yii
volle beflag heeft. Want dat de Frieders en andere Gee-
ftelyken in hoogen nood den doop wel bedienden, doch
met achterlaatinge van de gewoonlyke flaatfie , zal 't
zyner plaatze getoont worden.
En dit heeft niet alleen plaats omtrent het doopzei:
de BiiTchoppen waren eertyds de eenige Harders ofte Pa-
ftoors van hunne Bisdommen : zy doopten alleen, zy
wreekten alleen, zy bedienden alleen het Sakrament vaii
)Octvaardigheit: al de laftder kerk-regeeringe quam op
den BiiTchop aan ; doch zoodaanig evenwel , dat zy
fomwylen wel een gedeelte v^n hunne zorgen aan de
Priefteren ofte Diakenen mogten overdoen. En hierom
Zegt TertuUiaan (de BaptifiKo c. ιγ.) dat de Biflchop eerft
en voor al het regt heeft om te doopen, en vorders ook
de Prieiiers en Diakenen, doch niet als met toelaatinge
van den Biflchop. Hier op gaat ook het zeggen van
Hieronymus, {ccntr. Lncif. c.^.) dai de Prieiler nochte
de Diaken geen regt en heeft om te doopen , als met
Verlof van den BiiTchop. 1
Naderhand , als het getal der Geloovigen meer en
meer aangroeide, en de 'Biiïchoppen de handen al te vol
Werks kreegen, en miffchien , nu ryk en weeldrig ge-^
worden, met al dien arbeid altyd niet gedient waren
hebben zy de Priefters ook meer en meer te hulpgeroe-
pen. (Zie Maniere d^Adorer,part.\.pag.i-iO,)
5. Sommige Schryvers zeggen dat deeze Pifpyn twee
Vrouwen te gelyk heeft gehad , te weten eerft Pleäru-
dis en naderhand ook Alpaida : en dat Lambertus Bif-
fchop van Luyk , deeze onkuysheit met een Biflchop-
pelyke kloekmoedighcit beftrafFende , door Dodo Λ1-
paidaasbroeder, om'tleven isgebragt. {TLitMoreri&nz.)
Dat hy door Dodo vermoordt is, kan niet tegengefpro-
kcn Avordenmaar in het leven van S. Lambertus wordt
een ganfch andere oorzaak van Dodoos toornigheit ver-
meldt, zonder het jninite gewag van de gemelde reden
<i5 % te
Ρ9
jtiä: Aantekeningen op deN
te maaken. Egter is het zeker dat hyAlpaida, 'tzydan
tot eeii gewaande huysvrouw, 't zy tot een bijzit, heeft
gebruykt, cni^x l^arel Martel ü-^tiit huwelijk is voort-
gekomen. Andere gaan noch verder; en zeggen dat hy
Fleétrndis verftooten , en tot zijne dood toe in onecht
geleeft zoude hebben. En dit fteunt op het zeggen van
den gcwaanden Marcellinus , die het leven van Suid-
fcertus, gelyk de Bollandiilen met meer geleerden mee-
Jien , heeft befchreevcn. Doch dezelve ßollandiiten
{in aäis S.S.Martn) taften dien Schryver van alle kan-
ten aan, en neemen de zaak voor Pipinus op. Zy too-
nen i. onder anderen dat hy dikwils en zeer ellendig
iniil in de tijdrekeninge ; het welke hy , indien hy zoo
oud was als de regte Marcellinus , niet konde gedaan
hebben, a. Dat 'er noit echtfcheiding tuffchen Pippyn
€n Pleärudis is geweeii. 3.Dat zyne zoons, Grimoal-
dus en Drogo, voor hem geitorven waren; en dat het
vervolgens een louter verdichtzel van den gewaanden
Marcellinus is, dat Pippyn dezelven zoude onterft heb-
ben , om Karei Martel meefler van alles te laaten.
4. Dat Pippyn, verre van tot ter dood toe in ontugt ge-
leeft te hebben , gelijk de gewaande Marcellinus doet
gelden, op het einde van zyn leven zeer 'heiliglyk heeft
geleeft.
Evenwel moet ik hier byvoegen, willendegeenezij-
de in dit krakeel trouwen , dat Mezerai in het leven
van Chtldebert\lA& reden van Dodoos gramfchap ook
fchuyft op de kloekmoedige en vryborftige vermanin-
gen van gemelden Lambertus , die het huwelijk van.
Pippyn met Alpaida voor een overfpel, gelyk het inder-
daad was, uytmaakte. Hy voegt'er bydat deeze moord
gefchiedt is met kenniffe en toeftemminge van den zei-
ven Pippyn : . en dat de Franffen geene zwarigheit en
maakten van hunne echte vrouwen, zoo ras als zy die
zat Vetren, te verftooten, en andere te trouwen; ja dat
de Koningen zich niet ontzagen veele wyven teffens te
hebben. En die geen vreemdeling-is in de Franfche
Hifiorien , zal dat wel aanneemen zonder de getuige-
niffe van Mezerai. Maar daarom is het noch nietgezeit,
dat Pippyn altyd de zelve man is geblecven. Het zyn de
befte die zich beteren.
6. Deeze T'heudoaldm., ofte Theodoaldus was de bafterd-
zoon van Grir/ioaldus^ zoone van Pippyn cn Pleärudis:
Crimaaldus was getrouwt geweeft met een dochter vaa
Rad·
-ocr page 289-Η. WiLLIBR ORDU S. ïol
RaSodus Koning der Vriezen,om dat PippyngQsnkms
ziende om gemelden Radbodus t' onder te brengen, te
raadewierdt een beftendige vrede door dit huwelykmet
hem te maaken. Doch niet lang daar na is Grimoaldm
te Luyk door een Vries , liangurius genaamd , verra-
derlyk dood geftoken. Theodoaldus, na dat hy door
nen Oom Karei Martel van alles beroofd was, heeft zyne
eige dood noch niet mogen derven.
7. Pippynyan Herflal, de Grootvader van deeïen Pip-
pyn, is geftorven in 't jaar 714. Indiende leftedan 54.
jaar oud is geweeft, en geftorven is in 'tjaar 768. moet
hy gebooren zijn in't jaar 714.
8. Ik volg de gemeene ilenter, met te fciiryven Tfco-
doricus: en de Latynfche text is daar voor. Maar ik
ben anders niet vreemd van't gevoelen van den geleer-
den Sac^i/iizj·, fchryvende over de Voorreden van ΒΛ,
daar hy Didericus in 't Latyn wil gefchreeven hebben,
gelyk men in het Nederduitfch plag Dideryk te fchryven,
want diet is in de oude Nederduytfche taaie ïoo veel
gezeitals volk, en by gevolg Dideryk zoo veel als volk-
ryk , gelyk de Heer Vander Does al voor Bachelius
had aangemerkt. Theodoricus zou half Grieks, half
Duitfch willen wezen , en kan qualyk een goede zin
maaken.
9. In het Latyn ftaat Domm WUlibrordo. Ik had al
vertaalt den Heere WUübrordus: want Dommis komt doch
van Dominus: en Dam ofte Don\oqx Domnusx'sXvtzle.n
wat vreemd , en onverftaanbaar voorkomen. Ik honde
het egter met Dom; want voor eerfl: is dit door het ge-
bruyk, ter plaatze daar zoodaanige Monnikken woo-
nen , genoegzaam verftaanbaar, en in allerley taaien
gangbaar gemaakt. Ten tweeden is het Latynfche Dow-
nus ingevoert door de ootmoedigheit der Chriftenen,
die den naam van ofte Heer, voor Godt al-
leen bewaart wilden hebben. Dit is althans het gevoelen
van Bufsïus, in zyne Aantekeningen over den vierden
Brief van Petrus Blefenfis; en van Nie. Serarius (beide-
gaar deftige en hoog-geftudeerde mannen) in zyn eerfte
boek van äe Litanyen cap, 13. En dit is ook de zin van
het Latynfche veersje:
Cccleßem Dominum^ terreßrem dicito Damnum.
En dit is'den Chriftenen zoo wel gevallen, dat de naam
Domnus, daar de Monnikken Dom oft? Don voor zeg-
gen , van ouds gegeeven is geweeft a^.n zeer doorluch'
' tig«?
-ocr page 290-jtiä: Aantekeningen op deN
tige perfonaadien ïoo van den wereldlyken als van den
gèeiiclyken Haat: ja dat ze den zei ven eernaam ofte ty-
tel aan de Heiligen Gods toegepail hebben : vs'aar over
Baronius , fchryvende over het jaar 4-16. en Lacerda
{αά·υεγ[.ο.ηη.) kennen nagezien voorden. Zoo is het dat
Odo Abt van Kluny, in zyn Sermoen over de afbran-
dinge van S. Maartens Kerke, den naam van Domnus toer
paft aan den H. Martinus. En by BriiTonius, in zyn 7.
bock de Formulis^ ftaat te leezen een teftament van Ha-
doindus Biffchop van Mans , in het welke de heih'ge
Martelaars , en de Apoftelen, als ookeenige doorluch-
tige mannen, met den eernaam van Domnus uytgedrukt
ftaan. En ivyt Kafliodorus (^lib.%. variar. epiß. ep. 5.)
blykt dat dezelve tytel voordeezen ook gegeeven is ge^·
weeft aan eenige Koningen. Domnus vizs noch wat aan-
zienlyker als Nonnus ; en de Heilige Benediftus belaft
in zynen Regel, dat men de oudfte Monnikken Nonni^
maar den Abt Domwus zal hebben te noemen; de tytel
Nonnus gaf volgens Beneditlus eeuvaderlyke eerbiedig-
heit te kennen. Doch Smaragdus , die in de tiende
eeuwe gebloeit heeft , fchryft in zynen Regel dat alle
de oude Monnikken by zynen tyd Demni genoemt
wierden.
Het is op de zelve wyze dat de Grieken (gelykGret-
ferus in zyn tweede deel van 't H. Kruys , fchryvende
over een redenvoerang van Patriarch Germanus)
Jcortheits halve voor χόξίπ geitelt hebben en na-
derhand noch korter w?. Van dit alles kan Bona (de
div.Pfalm. c. 6.)breeder nagezien worden, 't Staat maar
te letten dat dit Don ofte Dom weinig in gebruyk meer
is, als by de Abdy-Monnikken, enby degrootfteHee-
ren, ofte zoogenaamde Grandesvm Spanje. De wereld
is zoo vies niet meer yan diegroote eertytelen,· endaar
Dominus ofte Heer voordeezen te verheven fcheen voor
Princen ep Koningen , zouden zich tegenwoordig me-
nige kaale Jonkers gebelgt houden , indien iemand wat
fe karig was in het opdilfchen van deeze kompliment-
woorden.
10. Dit is voordeezen een miiTelyke en pnprysbaare
gewoonte geweeft, dat fommige Kerken , Abdyen en
Kloofters in eigendom toebehoorden aan Pauzen, Ko-
ningen en groote Heeren. Ja de eene kerk had fom-
wylen een vollen eigendom over een andere kerk.
ging zoo verre, dat zy dezelve kerken en abdyen
' ' · weg-
-ocr page 291-Η. WiLLIBRORDUff.' ΙΙ05
v/eg-fchonken, verruilden, ja dikwiJs verkogten. Zy
hadden die kerken, en al wat tot denkerkelykendieiift
behoorde , maar te onderhouden : al het overfchot
met de oièr-penningen was voor den eigenaar. En
hier van daan komt de naam van koninklyke abdyen;
Dat waren abdyen daar de Koning alleen over te zeg-
gen had , die hem in eigendom toe quamen : ofte ten
minfte die onder zyn opzigt en befcherminge itonden.
Zie Matth, de mbil, pag. 956, en Lupus in Öamnes t. 3.
pag.ii^
II. Hier ziet men hoe dat die groote Man , wiens
edelmoedige ziel alleaardfche bekommering enaanhan-
kelykheit boven het hoofd was gewaffchen, en niet als
op den Hemel en den Godt des Hemels ftar-oogde,
hoe dat hy, zeg ik, noch gezorgt heeft voor de begraaf-
feniiTe van zijn' lichaam. Men zou al meer diergelyke
mannen können aanhaalen. Ja men leeft dat eenige Hei-
ligen na hunne dood verfcheenen zyn, om het mishan-
delen van hunne lichaamen te beletten , en voor een
eerlyke begraaffeniiTe te zorgen: dit getuigt Prudentius,
in zyn Peri-Stefhanus ^ van den H. Fruäuofus en zyne
mede-gezellen : want als eenige Chriitenen hunne ge-
beenten, eerbiedigheitshalve, onder malkandergedeelt
hadden , zyn de gemelde Heiligen , met fneeu-witte
ftoolen omhangen , aan die yveraars verfcheenen,, en
hebben hun bevolen de zelve gebeenten in een marme-
re grafftede eerlyk te begraaven. Wat dat 'er van die
verfchyninge zy of niet, het blykt egter uyt dit verhaal
van Prudentius , dat hy die zorg goedkeurde , en zelf
in heilige mannen niet al te meufchelyk oordeelde. A-
ringhius in zyn Onderaardfch Romen {pag. 32 ) haalt
een goed getal van zoodaanige Heiligen aan. Doch of
het altemaal geloofwaardige Hukken en Schryvers zyn,
die hy te berde brengt, daar zou ik geen borg voor bly-
ven; Het is my genoeg dat ik het voorbeeld heb van
fommige Heiligen.' fen leeft men niet in de H.Schrift
dat de Patriarch Jacob zynen zoon Jofef op' het ernftig-
fte heeft gebeden dat hy zyn doode lichaam uyt Egipten
zoude vervoeren , en in het graf zyner Voor-ouderen
begraaven ? Heeft Jofcf het zelve niet verzogt op zyne
Broeders ? Ik weet wel dat de Uytleggers eenige ver-
hevender inzigten in die heilige Patriarchen aanmerken.
Ik geloof egter dat Berzellaï, die de eer van's Konings
iafejgeöoot te zyn zoo edelmoedig weigerde , en ver-
jtiä: Aantekeningen op deN
iogt dat hy in zyne eige ftad mögt ilerven , en neffens
ayne Voor-vaders begraven worden, weinig op die ver-
heven inzigten heeft gedagt. Althans die kennen niet
toegepaft worden op den H. Willibrordm ^ nochte op S.
Bonifacius die in een en 't zelve graf met S. Lioba be-
geerde te leggen. Ook kan en moet die zorg voor zyn
doode lichaam daar ik van fpreek , een verheven inzigt
hebben, en niet blyven ftaan in een tydelyke eer, ofte
wereldfche grootsheit. De H. Augnftinus {de cura pro
mortuis) fpreekende van deeze zorge, die de menfchen
doorgaans voor hunne begraaiFeniile hebben , voege 'er
deeze aanmerking by : Indien de me'rifihe'a die de verrij-
zenis der ïtchaamen niet en gelooven zoo veel voor hunne
iichaamen doen , hoe veel te meer paß dat den genen die
deeze verrijzenis immers gelooven ? op dat zoodaanige ge-
dienfligheit ^ hevjeeze aan een lieh^am dat nu wel dood is,
maar weder zal verrijzen en ten eeuwigen dage leven, als
tot een getuigeniffe van zoodaanig een geloof verßrekke.
Ik haal dit wat breeder op , om dat fommigen myns
oordeels wat te vies op dit ftuk vallen , en zodaanige
iorg voor al te menfchelyk en ontydig uytmaaken.
Ik beken met den H. Anguftyn {de cura pro mortuis)
dat het bezorgen der liikftaatfie, de plegtigheit der be-
graaffeniffe , en de pragt der nytvaart meer dienen tot
trooft der levenden, als tot hulp der overledenen: maar
ik zeg met Bona {de di%iinaPj'alm.c.ii.) dat men daar-
om de zorg niet moet laaten vaaren voor de licha^men
der overledenen , voornamentlyk van regtvaardige en
geloovige menfchen : welke lichaamen de H. Geeft,als
werk-tuygen en middelen tot het oeiFenen van goede
werken heeft gebruykt. Weg, xegt dezelve Bona, met
die al te barffe en onmenfchelyke Sekte der Stoifch-gz-
zinden ; die 'er geen keur in en vinden of zy onder de
aarde, of in de lucht verrotten.
jH η daarom is het ook dat de Schriftuur het als een
groote ftraf doet gelden dat iemand geen begraaftenis
ilond te krygen, {If. 14.15). ao. enz.) ofte dat zyn lichaam
van de honden en beerten ftond verflonden te worden.
Ik weet zeer wel dat Auguftinus in zyne BelydeniiTen
■zeer roemt het gedrag van zyne Godvruchtige Moeder
Monica , dewelke eerft zeer " bezorgd was geweeft om
in haar Vaderland, en benefFens haaren man> begraaven
ïe worden : doch naderhand zeer onverfchillig is ge-
Feeft eratrent haare begraaiFenis. Ma^r voor eerft, zy
wift
-ocr page 293-Η. WiLLIBRORDUS.
wift wel dat daar wel en behoorlyk voor gezorgt zoude
v/orden; α Ik heb ook eigentlyk niet tegen die onver-
fchilligheit , als een menich zoodaanig bekommerd is
voor het hemelfche, en met zyne gedagten bovenaarde,
boven lichaam, boven graf , boven al verheven, zich
niet bemoeit als met her goddelyke. Gelyk het in den
eenen zeer prysbaar is zich uyt een zeker inzigt aan zy-
ne begraafFeniiïè niet te kreunen , zoo is het miffchien
niet minder prysbaar , dat een tweede , uyt een an-
der doch even verheven inzigt, daar eenige zorg voor
draagt.
tl. Niet alleen zouden de Thüringers omtrent Dor-
dregt, volgens keurige lief-hebbers van ons Vaderland,
maar ook in veele aangrenzende, plaatzen gewoont heb-
ben. Deze Thüringers , ofte Tigurini waren volgens
de getuigenis van Florus bondverwanteii
der Cimbren en der Duytfchers , dewelken ruym loo
jaaren voor Chriilus geboorte uyt hun Vaderland ge-
dreeven wierden door de woedende en al-vernielende
Zee; en een nieuwe woonplaats gingen zoeken in Ita-
lië. En Julius Cefar (Jib. ζ de hello Galk) fchryft dat de
grootfte hoop van dat itrijdbaare volk ter opzoeking
van nieuwe en veiliger landen zuydwaart optrekkende,
hunne pakkaadje , die haar op de reis maar zoude .be-
lemmert hebben, omtrent den Rhyn hebben laaten ftaan,
en daar by 6000 man van hun eigen volk ter bewaarin^
ge gélaaten. Het waren ten deele Deenen, Jutten en
Holfteinders, onder den naam van Cimbri begreepen;
ten deeleDuitfchers (Theutoni) van de Elve, herwaarts
aan , op de Zeekuften woonende, ten deele waarfchyn-
lyk Nederlanders, Bataviers , enz. onder den naam van
Thüringers b;grepen; want voor eerft zegt Floras dat
Ze van de uyterite paaien der Gaulen quamen aangefto-
ven; En dewyl zy aan de Zeekant woonden , moeten
'er onze voorzaaten ook onder geweeit zyn; Tentwee-
de, getuygt Strabo {lib: t) dat alle de landen van de El-
ve af, tot aan den mond van den Rhynftroom toe, door
de gemelde overftrooming van den Oceaan geplaagt
zyn geweeft.
Dit dan vooraf berigt zynde,· komen wy nader tot de
woouplaatzen der oude Turingers (daar de Tongri haa-
ren naam van hebben) dezelven zouden dan ook ge-
"vvoont hebben inde volgende plaatzen, daar men noch
eengelykeizis ofte fpeur van den naam Turingers fchynt
lO^
jtiä: Aantekeningen op deN
ΪΠ te bemerken : Turinger-Veer ofte kortheits halve
Serveer-, 'Turhzger-tol^ oïts'Tertol^ Tertole ·, Turinger-
goes^ ofte Tergoes ; Durofiadium , ofte Tur'mger-ftad',
Ί"wingergoude, ofte Tér goude, enz. Dit altemaal fchynt
zoo vreemd nochte te verre gezogt niet te weezen; doch
ik fchat het evenwel niet hooger als een waarfchynely-
ke en niet onaangenaame liefhebbery.
13. Dit is een fchrikkelyk banvonnis : men vindt'er
noch al fchromelyker, die in de oude tyden in zwaare
roorvallcn zyn uytgefproken : Matthens (_de Nobih hb,
α.ί-.xr.} brengt'er een by uyt du Chefiie, het welke te-
gen de moordenaars van Fulko BilTchop vanRheims ge-
velt is geweeft , en den Leezer een fchrik op het lyf
kan jaagen; het luydt als volgt:
In den naame des Heere, en door de kragt van den H.
Ceefl, mitsgaders, door de magt die deBiJfchojjpen door den
frins der Apoßelen Petrus is gegeeven, ZO0 fc'heiden wy
hen van den fchoot onzer moeder de H. Kerke, en wy ver-
doemen hen met den vloek der eeuwige vermaledijdinge;
zoodaanig dat ze mit door eenig menfih herfielt mogen
worden , en ge enen ommegang met de Chrifienen hebben.
Zy moeten vervloekt zyn in de fiad, en vervloekt ep het
land ; Vervloekt zy hunne fchuur, en vervloekt hunne na-
komelingen ; Vervloekt zy de vrugt huns lichaaras, en de
•vrugten hunner aarde ; Vervloekt moeten zyn hunne koe-
beeflen, en vervloekt de kudden hunner fchaapen; Dat ze
vervloekt zyn als ze op reis gaan-, en 'vervloekt als ze t^huys
komen ; Zy moeten vervloekt %yn Vinnens huys, en gaan
"derven achter het land', dat hun de darmen in het^ekreet
pytfchieten, gelyk den ongeloovigen en ramp%aaligen Arrius
is gebeurt. Dat over hen komen alle de vervloekingen, luaar
'mede Codt het Joodfche volk door Moijes heeft gedreigt,in^
dien de Wet quaMen te overtreeden; Dat ^y vervloekt
m vermaledijdt -aijn, en verlooren gaan in de tweede toe-
^omfle des Heere ; dat over hen komen alle de vloeken, die
de Kerkelyke wetten en de Apofioliffche mannen uytgefprt-
ken hebben tegens de moordenaars enheiligfchenders ^ Geen
IPrießer verfloute τ^ώ de Mis ten eenigen tyde voor hen te
lee-\en, ofte \oo \y %iek worden , hunne biecht, otk op hun
^yterfie, te hoeren, ofte hun de heilige Kommunie te be-
dienen ten %y dat%e iich alvorens gebetert hebben Maar
dat een e%els hegraaffenis krygen, en hoven aarde *p een
miftheop gelegt werden, 'opdat -^^tst een voorbeeld van een
i^mwige fchmds m vermakdydiwge -iioar d? tegenwQordige
(Ά
-ocr page 295-Η* WlLCIBR-ORDUS* ΙΟ7
en toekomende tyden verßrekken : en even gelyk ivy dee'ze
kaarfen nyt ome handen fmyten en uytblujfchen , -xgo moei
hun licht voor alle eeuwigheit uytgeblufcht werden.
In de ErfgrafFelyke Bedieninge {fag: 247 ) (iaat eea
formulier van den Kerkelykeri ban , 't welke voordee-
zen in het Bifdom van Utregt in zwang heeft gegaan,
en 't welke al immers 200 fchrikkelyk is als het voor-
gaande ban-vonnis. Dat de geeftelyke Overigheden deeze
Kerkelyke middelen al dikwils misbruykt, en in een
foort van dwingelandye verandert hebben , willen Λνγ
niet tegenfpreefcn; en het zal 't zyner plaatze wel aan-
getoont worden. Maar daarom het zelve tugt-middel
met den leften Schryver te willen verbannen , is een
goede en noodfakelyke zaak om het misbruyk afkeu-
ren , daar dan noch grooter onheilen uyt zouden vol-
gen. Alle die fchromelyke vervloekingen famen geno-
men zyn miiTchien niet veel zwaarder als het vonnis van
Paulus waardoor hy den bloedfcheiidigenKorinthenaar
aan den duyvel overgaf
14. Hoe dat die hardkoppige Koning Radbodus , die
anders al een dapper en edelmoedig karei is geweeft,
noch aan zyn einde gekomen is , hebben wy vi^tAimoi-
nus^ de welke verhaalt hoe dat de krygsbenden van Ka-
rel Martel al brandende en ftroopende voortgerukt zyn
tot in het hartje van Vrieiland , en tot aan de eilanden
Amiftrachia en Auflrachia^ {Douza zou geerne Ameland
voor Amifirachia netmtvi , maar _ met Außrachia weet
hy geenen raad) en hoe dat ze eindelyk by de revierc
Burdo, {im Β oer diep ofte liever Β orndtep) ineenfcherp
gevegt zyn geraakt met Radbodus: de uytflag was zoo-
daanig , dat Radbodus het te quaad kreeg , zyn leger
op de vlugt wierdt geflaagen , en hy zelf gefneuvelt is»
Daar op, aan het omhakken en verbranden van die ou-
de boifchaadien, daar vuyle afgodery en duïvelfehe of-
ferdienften, als zich fchaamende in het klaare licht ger
zien te worden, onder de duifterniffe der dikgetakte ei-
ken zederd zoo veele eeuwen gepleegt waren geweeft;
De afgodiffche tempels met den zelfden drift ook on-
der de voet gehaalt, de offer-kapellen gefloopt, en al
dat neft der VrieiTche afgoderye uytgeroeit. Dit was
dan het einde van Radbodus volgens Aimoinus. Doch
zoo als Sigebertus^ Beha enmeeft de nieuwe Schryvers
Volgens den edelen Douza, {Annal.lib. 2)getuygen,zou.
fir Radbodus i^och zoogoed koop niet afgekomen zyn,
Clï
-ocr page 296-;io8 Aantekeningen·.
en zyn leven op het bedde van eer nietgelaaten hebben.
Maar de duyvel zou hem eerft; op veelerhande wyzen
geplaagt en beguychelt hebben : en korts daar na , te
weten den derden dag na dat hy zynen voet uyt het
doop-bad te rug had getrokken, zou hy fchielyk uyt het
leven gerukt zyn. Doch wy willen Aïmeinus liever hier
in toevallen: die lang voor Skebertus heeft geleeft, eii
in de Franffche gefchiedeniilen , die in deezen deele
met de VrieiTche vermengd zyn, zeer bedreeven is ge-
weeft.
Staat ook te merken dat etiyke Schryvers den tytel
van Koning aan Radbodus misgunt, ofte althans niet
f egeeven hebben ; als Ado die in de negende , en Sige-
ertus die in de elfde eeuwe gebloeit hebben ; en die
hem niet anders als Hertog noemen. Ja Kram\ms^ an-
ders geen onbjllyk Hiftori»Schryver, {Saxoma Ub. ii)
wil den Vriezen de eer niet toeftaan , dat ze oit
«en Koning uyt hun eigen landvolk gehad zouden heb-
ben. Dit ftaat den welfpreek enden Heer Douza , ofte
vander Does {Amal.lib. 2) niet te lyden : hy wil
Vriefland, daar wy toen ook onder begreepen waren,
ÄOO niet verkleint hebben, en hy komt met een gehee-
3e bende van oude en deftige Schryvers te velde , om
die fnateraarsden mond te fnoeren: Zijne voornaamite
iiampioenen zijn harabertus van Schafnaburgecw Schry-
ver van de tiende eeuwe, Regime.m ganfche eeuwou-
der , eenige oude Schryvers der Franfche Jaarboeken;
en onder de jongere Schryvers L. Hortenfius. Hy had
behalven veele anderen , Bokkenberg ook wel te hulp
können roepen , had hy 'er beter vriend mee geweeft.
Maar daar zyn 'er anderen genoeg die de zaak tot zijn
voordeel uytwijzenjals Hermannus Contraäus^ die Vries-
land, op het jaar 719, een Koninkrijk noemt: Me^e-
rai^ die (in 't Leven van Childebercus II) Radbodus
den eernaam van Koning zonder eenige haperinge toe·?
paft; Ubbo Emmins, enz.
De η. Suidbertüs; jo^
BiJJcho^i reisgezel mn den UMMbrordus.
Zs
-ocr page 298-ho Het Leven van öen
Ζy waren, ^rflt Beda tcc gettielöe jiïaat5e/
(fj)?cftcnire ban 'i:0c5eïfcöaip itoo,? Egbertus
afgeson&en) twaalf in getal. Alcuinus
(p^tM 'et maar ban tlf / 500 nocgtan^ bat be
naamcn öan leiïei? in 't &^5onira; noeste öooi
gern / nocgte öoo? iemani» anöer^ öer oube
^cMbec^/öuibeïp hcr&aaïttöojben; enö^saï
Wiilibrordus ^onbci' tioijfeï ijooi öm ttoaaifben
genomen geööen. a^nbccöe^celffcöiint Suidber-
tus ben boo^rans in 't optellen toei te mogen
ge&öen.
Suidbertus ioa^ een <en0eï#man ban geöoo^i
te / en eeefï in «ïEngeïanb / en baar na ooït
in Sferïanb j^onnii seiocefï. i^aber^anb öp
ooït ^öt seiöo^ben banï)etlïoo|ïer (O Oacore,
aan be ribjer Dacor ia Kumberland , üjaar ban
get ben naam geBreegen geeft té geiaeeji
onber öet getaï ber genen bie boo? ben Siiöt Eg-
bertus naar l^^ie^ïanb ge^onben bjia'ben om get
«i^bangeïie aibaar teberitonbigen* Jltaar onber^^
togie bat Wiilibrordus ^jjne rej^ naar ïïomen
boo^tjette om ben ^au^ Sergius te fp^ttUm/
« hebben de Broeders , die in Vrieiland met de
bedieninge van het Goddelyke woord beezig wa-
ren, Suidbertus ecnen man van een zedig gedrag
en van een zagtmoedigen aart, uyt hun getal ver-
kooreii cm tot hun gerief BiiTchop gewijdt tè
worden. Zy hebben hem dan naar Britanje afge-
vaardigt , alwaar de hoogwaardigfte BiiTchop
Wilfridus ^ die toenmaals uyt zijn land verdreeven
zijnde in 't Landfchap van Mercie woonde , den
zelve op hun verzoek tot BiiTchop· heeft gewijdt:
want daar was toen geenBiffchop in het landfchap
Kent, dewyl de BiiTchop Theodoras overleeden,
en i BerchtmUüs zijn nazaat, die zijne wijding
over
β Bida Hiß.gent. Angl.15 .f. 12. l> anders Brichtwaldits.
Suidbertus
cen Engels-
man, eerft
Monnik ,
daarna Abt
iijnde,
tvordt naar
T^riefland
afgezonden
Hy wordt
door Wil-
fridus tot
BiiTchop,
doch zon-
der een
vafte kerke,
gewijdt,
Η. S υ I D Β Ε R τ υ S, ΙΙΪ
over zee was gaan haaien , in zijn bifdom noch
niet wedergekeert was.
Suidbertus BiiTchop geworden en uyt Britanje
wedergekeert zynde , is kort daar op naar Berg-
land gereift, alwaar hy een goede menigte der
landzaaten door zyne predikatiën op den weg der
waarheit gebragt heeft. Maar vermits de &rg-
landers niet lang daar na door de oude Saxen ten
ondergebragt wierden , zyn de gecnen die hec
Avoord ontvangen hadden, elk zyns weegs , ver-
ftrooit. De BiiTchop zelf is met eenigen der zei- jjy Lmiwc
ven naar Pippyn gereift , dewelke hem op de cenKloo-
voorfpraak van zyne huysvrouwe Slichildedrides op«««
een woonplaats heeft aangeweezen op zeker ei-
land van den Rhyn , het welke in hunne taaie '
genoemt wierdt aan den oever. Hy heeft aldaar
een Kloofter getimmert (i) (bet welke zyne erf-
genaamen tegenwoordig (5) bezitten) alwaar hy j,
eenigen tyd in groote onthoudinge gekeft heb- ookAai,
bende, zijne dagen heeft geëindigt.
goo ban SLiidbertus, öie ^ïffcgojs 0etoeefï
iOiüS 5o«iicr fian eenige baffe ftcrfte beröonbeiite
5i)tt/ «gt ^tt tóen grfcgei&eii in 't jaar 713/
öni eè^eri Jlaart; en 5!|ίί iic^aam Segcaa^^
ben in'ί Itioofïec öan Weerd aan beni^Jgn/
Set todïie ög 3df gefïigt m mtt goeöe repM?« ts l ^
ïnfteainscn ijoo^sien öair. ^c fiefcöipin^ han
5i}tt ïebcn / öie Siaïfcöcpt met Hm naam ijan „aam v.m
iviarceiiinus ji^ionïit/ i^aanmalfeanöer gelueeiien Marcellr-
ntet fa&eïen en beröi^seien. a^n geen ßetec
hffe en ooï! ban gern anöa'e öantï öe '"„df™;
»ebjeïïie onto öen naambanLudgerusbe^li^sait/ naam van
floeöaanig öat δρ onöer öet getal ö® legïigen Lutgerus
gefceït
β Aldus Mabillon, en Heorchenius iiyt een cwd Scliryver der.
^ranfche Jaarboeken ; doch Pagi, fteunende op de Jaarboeken
vanpetau, cn van S, Deuys, brengt zyne dood op het jaar 717.
112 HET LEVEN VA Ν DE Ν
settelt 0eioee|ï &0O1 Leo öen ö^öen: toeïSe
ö^ief nietaïlem iian MabiUon,!naacooïi booi
gern ijan anöece geïea-öe ntanne« boo,? oniöeöec;^
ïegseïtjïie öeöJöseit afgeßeurt/ etiaï^ eeti io«ter
bei'tooipen <Jliu 't ontoaai; öat
Leo lil. onjeu Suidbertus pïejteïp Ui 't setaï
öecJ|eiï!sen gefïeït 50U ïjeööeii / (4) 500 i»
bim ïj^iicf Uei'öaöït toci&t > todii feecttigtseï met
öouöige feöenen iaeöcrieit öoo^ Morin us ^ ,
Me öaat' «l geöoïgt ISiO^bt iroo^j Henfchenius,
Mabiiion m"! agi; 500 öat öiefaÖeï nu ögi 0eene
(©eïeer&c» meer fïeun ofte ingang ftan ijmiien.
<iEn fïaat ioeï te ïetten öat Weerd aan ben
Rhyn, en Weerd aan öen Wezer, ttaau öceje
i'eijja' ben Ailer ontbaiigt/ niet boo? een en be^^
plaatje moeten 0enonien tóo^ben; en
ijoigen^ öat onje Suidbertus niet genomen moet
ioo^ben boo? Suidbertus spiffcïiojj ïjan H^eei'b
in Saxenland, bie iod πΐίπι jo iaai'en ïaatec ^eeft
scieefï.
Radbodus2$i|TcÖojJlian ïltregt öceft een ^^tf
bißatie gebaan ober ben oubjlen Suidbertus,
tösen^ ieben to^i ijier ber^anbelen : maar fieljai^
Μφΐ geen'er «git Beda ö^gdi^jagt too^bt/ fiaat
'er niet^ in bat tot ojjijeibmng ban suidbertus
ieben jeer ïtan bienen : aï| mebe niet in ijet ge^
öf0t öet toeïftc Μ tereae ban ben reiben ^eiiig
gemaaßt öeefï. §5eibe bie fïuRïien 5ijn in 't ïigt
ge^eeben bOO| Henfchenius en apebrochius;
%et begin ban jijn gebigt ïu^bt in onje taaie
aïbii^:
iyn vol
fabelen en
verdifftze-
ïen. ^
Alwaar
onze Suid-
bertus ten
onregt ge-
nomen
■word voor
Suidbertiis,
Biflchop
van Weert.
Predikatie
van Rad-
bodus over
Suidbcitus.
Suid-
a Mahillon als hoven,
b Morin, lib. 10. de Sacr. Poenit. e. 20.
<■ Tsm, I Martü, f 8.84. S J,
Η. Su I DB Ε R τ ϋ s; ί I ^
Suiähertus , een nieuw ligt, ging 't moedig 2iinge<i;gc
Engeland
En Faramundus rijk door Chriftus leer bCzêlven"
flraalen, Heilig»
En heeft den ftandaart daar van 'c heilig kruis
geplant.
Hy reifde vol van vuur naar Vrieflands wöeftc
paaien,
Een land dat ledig lag, een fchraalen dor-
ren grond,
Daar noch in 't geeftelijk geen fpruitzel was
gewaffchen.
Maar dat door hem in 't kort vol fchoonc
planten ftond.
Geen minder vuur dreef hem naar *t oude land
der Sailen }
Om ook in dat geweft het nieuw en vrugt-
baar zaad
Der goddelijke leer en liefde te doen groeien:
Daar zag men het geloof wel haaft in vol-
len ftaat:
Daar zag men Chriftus leer zeer fchoon en,
jeugdig bloeien.
l^et itonit ott^ bjeentö boo? iiat ire ouite Ojp^
ficïiifr^ 0ecn get minfle
gctoas ban Suidbertus maften/ ^df^ niet Wan-
delbertus,iiie naarteK aan Weerd getooont gecf^/ „ - ,.
egttv aï in iie X. eentoe gebfat toietöt/ ae^ó'eÏu"^
seben iie pjeiiiftatie en getgeïiigt banRadbodus, we gcviert
bie toen S^tffcgojp toa^ / üjientïp te ftennen. ge^^ßj
ggn aFeefïöajS toO|öt igegouïien oji iien cej?-
fïen ^mu
t DEÊt; m AAN
-ocr page 302-AANTEKENINGEN.
1. Baillet is hier tegen, en zegt dat hy geen Abt va®
Dacore is geweeft: hy ftaat wel toe dat 'er een ïekere
Suidbertus Abt is geweeft van Dacore: maar die is vol-
gens hem w^el veertig jaaren jonger geweeft als onze
Suidbertus: want de onze is in Vriefland aangelandtIn.
het jaar 690, twctdc Suidbertus, die omtrent van
de zelve jaaren was met den eerwaardigen Β^ιώ, noch
veel te jong tot het Apoftel - ampt was.
2. Dat Kloofter heeft langen tyd den geeft der eerfte
inftellinge behouden , en heeft onder de beftieringe van
een groot getal Abten noch menige jaaren daar na ge-
bloeit; totdat het eindelyk verandert is in een Kapittel
van Kanonnikken. Deeze Abdy heeft gelegentheit ge-
geeven tot het bouwen van het ftedeken Keizerswaard,
dat zoo veel gezeit is als 's Keizers eyland.
3. Dit fchynt weer te luyden als of zyne erfgenaa-
men die Abdy in eigendom bezaten; van welk gebruyk
wy boven al gehandelt hebben. Dit is voor hene al zeer
gemeen geweeft; en wel ioodaanig dat'er ook een or-
donantie van gemaakt is in de achtde algemeene Kerk-
ve^aderinge, {Camne if) volgens dewelke het eenen
Bilßhop , die een Klooiter van zyn eigen góed geftigt
had, Vry ftaat, het zelve in alle eigendom geduurende
zyn leven te bezitten, en na zyne dood , aan wien hy
begeert, te laaten , zoo nochtans dat 'er geen wereld-
fche herberg van gemaakt mag worden. Verfcheide Ab-
dyen behoorden in eigendom toe aan den Stoel van
Romen: en zoo te^iGodefroy, Abt van Vendome, op
veele plaatzen zyner fchriften , dat zyne Abdy het erf-
goed van S.Pieter, en een vrye en onleenige bezitting
van de Roomfche Kerke was. Zoo heeft Leo IX van
zyn erfgoed een Abdy geftigt, en dezelve in vollen ei-
gendom opgedragen aan deH. Kerke. Zoo heeft Karet
de Groote, en veelen zyner nazaaten, volgens Rigordus
verfcheide Abdyen geftigt , welkers eigendom zy aaa
zich zeiven behouden hebben, fchoon dat ze de landen,
waar onder die Abdyen gelegen waren, alvervreemden
ofte weg vereerden.
Doch wanneer de BiiTchoppen zoodaanige Abdyea
qyt de inkomften hunner Bifdommen geftigt hadden,
dan hadden zy daar , volgens de zelve ordonnantie,
geen
-ocr page 303-OP DEN Η. SUIDBERTUS. ΙΙ5'
gïen heggen over als in het geeftelyke; ofte ookwel iir
het tijdelijke, (want alles dat tot de Klooftcrs behoor-
de ftoud eertyds onder de BiiTchoppelyke beftieringe,)
doch niet om ïich de inkomilen aan te matigen , ofte
om daar mee naar hun welgevallen om te fpringen.
Naderhand is het zoo bont toegegaan , dat de leekea
zich dikwilsme: lift, met geweld, met bekuypinge,ea
door meer andere wegen , in bet bezit der Kerken en
Kloofters gedrongen hebben, fommige als volflagene ei-
genaars, fommigealsvrugt-gebruikers. {7A<t Lupusovet
de Kerkvergadering van Rheims, gehoude onder Le·« IX.)
De Kerkvergaderingen en Pauïen hebben dikwils ge-
tragt een fchot hier voor te fchieten , als de Kerkver-
gadering van Rheims onder Leo IX. Pajfchalis 11, en
meer anderen: maar die brokjes Avaren te vet, om zoo
ligt te laaten fchieten. WaÉt zy eigenden zich de in-
komilen der kerke , en de offeranden der geloovigen ;
en 't was al veel, als zy voor het onderhoud der Ker-
kelyke Bedienaaren, en voor de noodzakelijkheden der
Kerke zorgden. Dre inkomften waren dikwils al vry
aanzienlyk: want onder anderen geiuygt Johannes Sa-
resberienfts in zijnen iSo Brief, dat hem een zekere kerk
afhandig was gemaakt, die aan zijnen voorzaat 40 mar-
ken gouds had opgebragt.
4. De plegtige manier van iemand na voorgaande
onderzoek, en na hetopneemen der bewyzen en'tegen-
bewijzen, in het regiftcr der Hailigen op te fchryven,
om van de ganfche Kerke , gelyk naderhand, is ge-
fchiedt, geviert te worden, en die onder den naam
van T{anonizeeren over al bekend- is , was noch« niet ge^
bruikelyk in deeze tijden : de eerfte die zodaanige eer
heeft ontvangen, is geweeft Ulricus ofte UdaWicus Bif-
fchop van Augsburg, in de X.eeuwe^iX-ij^o^/^feri door
Johannes XV. Egter was het een gebruyk in de eerde
kerke, van een lijft ofte rol te maaken, daar dewaare
Martelaars in getekent wierden. Dit deed de BiiTchop
met detoeftemminge der Geloovigen: die daar in gete-
kend ftonden , wierdeit Findicati genoemt. Daarom
fchrijft Optatus in zyn eerfte boek tegen Parmeniatms
Primaat der Donatiften, dat Lucilla een ryke maar par-
tyzugtige vrouw , gewoon zynde een ftuk beens vaa
een Martelaar, indien het nochtans een Martelaar wa?.
Voor het ontvangen der H. Kommunie te kuilen , en
fê 2. dasc-
-ocr page 304-jtiä: Aantekeningen op deN
daär over beßraft ïijnde , om dat die Martelaar noch
niet op de lyft was aangetekent, {nondum vindkatus)
met fchaamte en vol fpijt is weg gegaan. DeH-Gr^^o-
rius Thaumatargus ^ gelijk als hregorim Nyffenus mx^n
leven verhaalt , heeft in het bezoeken van zyn Bifdom
bevolen, dat de Martelaars die voor het geloove gele-
den hadden, door het honden van een Feeftdag geviert
zouden worden. De BilTchoppen hebben dit regt ten
opzigte van hun byzonder Bifdom langen tyd behou-
den. Dus verhaalt Baldrkus Biffchop van Kameryk (/»
Chron.Eccl. Camer. 1.1.) dat Trauvardus, ookBiilchop
van Kameryk, zijnen voorzaat Hadulfus onder de Hei-
ligen heeft geftelt. Dus is Guibertus , fligter van de
Abdyevan Gemblours, onder de Heiligen geplaatft door
Obertus Biffchop van Luyk , {Sigebertm Gemblac. /. i. )
enz. En hierom heeft de H. Anfelmus in zekere Kerk-
vergaderinge , die by Willem van Mamehhury nagezien
kan worden , geboden , dat niemand door een reuke-
looze nieuwigheit zou beftaan , gelyk al gebeurt was,
iemand als Heilig te eeren, zonder de verklaariugevan
den BiiTchop. Want 't is van heden nochte van gifteren
niet dat het domme volk zich m het eeren, zoo wel als
in het verdoemen van fommige perfoonen , door een
blinden yver laat vervoeren. Theedoretus verhaalt in zy-
ne hifloria Monafika , hoe dat veele driftige menfchen
hebben gaan kapellen ftigten ter eere van den zeer heili-
gen Monnik Martianus , terwyle dat hy noch in 't le-
ven , en vervolgens in gevaar van te bezwyken was:
waarom die heilige Man zynen leerling Eusebius een
2eer hoogen eed heeft afgenomen , dat hy zyn lichaam
op een onbekende plaats zoude begraaven ; want de
hiftorie voegt 'er noch by , dat ieder een even happig
was om het 'lichaam van dien Man, als hy zoude over^
leden zyn, op zyn land te doen begraaven. Zoo leeft
men in laater tyden , by ]ohmnes Bromtonus, dat Roß-
munda , de byflaap van Henrik II. Koning van Enge-
land , om dat zy de Abdy van Godeshom rijkelijk be-
giftigt had, na haare dood door de Nonnen der gemel-
de Abdye, endoor den gaanden en komenden man, ge-
viert is geweeft als een Heilige ; en dat daarom Hugo
Biffchop van Lincoln haar doode lichaam heeft laaten
ontgraaven, en ter kerke uytfmijten. De zelve Brom-
ίβ» verhaalt noch benevens Radulfas de Dieeto, taHen-
riem
-ocr page 305-Η· SuiDBERTÜS; 117
ricus Xnygton , dat Willem Osberti , een groot muite-
maaker, die daarom ook uyt kragte van het koninklij-
ke vonnis, tergalgewas verweezen, door die van Lon-
den als een Heilig geviert is geweeil: en niet alleen hy,
maar ook de galg daar hy aan gehangen vras; tertydtoe
dat Hubertus Aarts -biiTchop van Kantelberg, door 's Ko-
nings magt onderüeund , zulks met alle kragt belette,
hoewel dat hydaar Werks genoeg aan heeft gehad.
Dit ging zoo verre, zegt de geleerde Baillet, dat men
voorbeelden van kinderen vindt, die beneeden de jaa-
ren van befcheidendheit geftorven zijnde , als Heiligen
zyn geëert: als S.Lufer^h^Gregorius van'Tours
S. Dentlinus, het zoontje van S- Vincentius van Soignie:
Sinte /fä/i&irW/j te Bergen in Henegouwen: SintcÄ^-
degundis·, die in haar fevende jaar geftorven is indeAb-
dye vanChelIes. Ja, zegt dezelve jB^/7/ii,hetwasfom-
wylen genoeg dat iemand op een zekeren dag, als op
goeden vrydag , geftorven was, om van het eenvoudi-
ge volk met het opregten van altaaren, en met gewij-
de kaarfen en offerhanden aan hun graf te brengen, ge-
cert te worden. Zoo verhaalt Guibertus {de Fignmbus
S. S. c. i.) dat de knegt van zeker Edelman van Bauvais
zodaanig ge-eert is geweeft, om dat hy op goeden vry-
dag was geftorven.
En dit was niet alleen een domme voorbaarigheit
van den gemeeneu man: veele Biffchoppen zelf hebben
2.ich fomwyle door een blinden yver, ofte anderfins,
laaten vervoeren. Socrates verhaalt van S. Cyrillus, Pa-
triarch van Alexandrye , dat hy zekeren Ämmonius,
die groot deel in een oproer had gehad , en daar in ge-
doodt was , als een martelaar wilde geviert hebben.
Doch dat ftiet de befcheidendfte der Chriftenen zelf ter
gen de borft: want zy wiftea wel dat hy dit door zij-
ne onbezuysdheit op den hals had gehaalt ,· en daarom
heeft het Cyrillus ook QM\tt]ts laaten fakken. Zoo heeft
de vermaarde , Patriarch van Koaftantinopolen,
gelijk Nicetas Paphlage in het leven van S.Ignatius vsT"
haalt, den zoon van oen Keizer BafiUus, die over die
dood zeer miftrooftig was , op de rolle der Heiligen
geplaatft. Om niet al te lang te vallen , ftap ik nieer
diergelyke voorbeelden voor by.
En 't is om deeze reden geweeft dat de BiiTchoppen
Van langzaamer hand hunnen toevlugt naoien tot de
iiB Aantekeningen.
Pauzen van Romen ; om dat dezelven meer gezags
hadden , en met grooter voorzigtigheit in een werk
van zoodaanig belang te werk gingen; hoe wel dat an-
dere Biffchoppen noch op hun regt bleeven flaan. Ein-
ddyk heeft Alexander III. in de iz eeuwe , ziende dat
de BiiTchoppen in de Wyken der heiligheit te onderzoe-
ken , fomtijds wat loffelijk te werk gingen , en daar
zoo wat over hene liepen , het regt van Canonizatiè^
met uytiluytinge van alle anderen, aan den Roomfchen
Stoel getrokken. Doch dit zou wel te lang worden ;
daar zal noch wel gelegendheit voorkomen om hier
noch meer van te zeggen.
Tf
i
Ρ Ε
-ocr page 307-De η. Adalbertuj. χΐβ
^iakefii medegezel van den H.WïllibrorduSy
PATROON VAN EGMOND.
ü φ m
-ocr page 308-320 Het Leven van den
Htt ïeben/ ofte om ßetci; te ^^efeen/iieïof·
tebm ban öcn Adaibertus,boo^tiaracnti'
j^ft öefïaaniie tu aïgemeenc ïof-ïiefcöjgi'
Ijinjjen/ jonbec ögnaa eenigefig^oniiecliebcnaan
te raaßen/igä 03^ get bersocß ban Egbertus, 3E att^-
örffcöojp ban( i 0^uiiett boo? joone ban
Dideryk II. <i5mbeban ïloUanii/ ojigefidtiiooj
jtitojm ongenoentben Jfeonnift ugt »pe
ban ^etloft öutten (Crier. ©it 0ef^ift f^teft
Surius, (2.) bot||boï0cn^39ne0ctooonte berïio?t
cn ban flijï ba'anisert/in'tïigtgescebcn, l^aae
Mabillon α gCtUigt bat gg gCt Itt ^gn
geeï in onberanbect beitomen geeft / ©eteoïfften
«gt een oub öoeB met be ganb gefeg^eeben / en
toeBe||oorenbe aan get Karthuyzers üïoofier te
Üeulen.
5PotÖ W S^t οοδ tttetin^gn geheel n^t^
gegeben / bjeba-gouben siinbe/ 500 aïé ht^
tui0t/ boo^ get berb|ieti0 en onnut beegaai ban
bie atgemeene ïofrbefeöjpingen / ofte aïtgan^
boo^ be ounoobige öeeöaaïiug ban ^aaften bie
üjöt anbeeefioeßen0euoe03aaraöcßenb3ijm SP^an
lip geeft on^ get ïtegifïec ber föajjitteien/ 30a
aï^ get selbe in 't geftg^eeben boeft ffaat/ ouf
tcent met bese eigen toooiben ojpgeïebert.
I. Hoe dat de H. Egbert BiiTcIiop van Norc-
liiimberland uyt vreeze des Meere zyn vaderland
heeft verlaaten , en in Ierland is gaan woonen:
cn hoe dat deH. Adalbert hem derwaarts met me-
nige anderen is gevolgt.
II. Hoe dat de H. Egbert in zijn voornemen,
van de Duytfche volkeren te gaan bekeeren, door
den hemel belet is geweeft; en dén heiligen Wil-
librordus en Adalbertws in 2;ijne plaaitze derwaarts
Jieefc gezonden. lil.
Ailalbertuä
leven ge-
fchrcevcn
door een
Monnik
van Met-
lok , doch
naderhand
verkort
door Sll-
lius.
is in 't kort
en door het
■vermelden
van den in-
houd der
kapittelen,
«ytgegee-
yen door
Mabillpn.
Η. Adalbertüs. ui
III. Hoe de Η. Willibrordus met xijne reis-
gezellen door Pippyn gezonden wierdtnaar Vries-
land.
IV. Hoede H. Adalbertus de volmaaktjjeitvaqk
allerhande deugden betragt heeft.
V. Hoe de H. Adalbertus aan Eggo belooft
heeft, als dan uyt zijn vaderland te zullen weder-
keeren, als de appel-korlen door het vuur weer
groen zouden worden.
VI. Hoe de gebrande korlen van een appel op
de wederkom ft van x^dalbertus tot een fpruit op-
gefchoten zijn.
VII. Hoe de H. Adalbertus in alle deugden
volmaakt zijnde uyt dit leven is gefcheiden.
VIII. Hoe Adalbertus Kapel door Gods dic-
naaren noit verlaaten is geweeft.
IX. Hoe zekere vrouw, met naame Eicwar
door de verdienftenvan den H. Adalbertus gebaart
heeft.
X. Hoe dat een balk in de kapelle van den H.
Man, die eerft te kort was , daar na langer is ge-
worden als dc andere.
XI. Hoe dat een boer door het fteelen van een
kaas in lijden raakte en verloft wierdt.
XII. Hoe dat een hooge zand-duyn die tegen
zijne kapel aan ftond , verplaatft is geweeft.
XIII. Hoe de H. Adalbertus aan zekere gee-
ftelijke vrouwe in den flaap verfcheenen is , en
haar vermaant heeft dat zijn lichaam uyt het graf
moeft gelige worden.
J^OCS öe Bollandiften ^hm m$ op rnzf. ZtJM
3|unt 39η ieben/niet öeöanii u^t^efcS^ec^ uytffsZ
ben boo? Johannes Vlimerius, JleöUÏiere föanon? vendoor
nift teSobiu/ iJie in 't jaar 15-71. ^onnc-patec
geisBo^m öinijc» Sfimfi^tiiam. licgter ^t ^th
t τ
-ocr page 310-5)6 Het Leven van* den
inng itan 5gn ïeben, Öaat; iaeei? acgtcr
geboe0t ört bcrgaai ban tit iuonöecöaairen / öic
in be XII eeuioe gcfc&ieiit m boo^ öe j^onttift-
iten ban «i^gmonb ßefcgieeben toien^boo^
rcöen ttpSurius en Mabilion otttö^aÄ« ©aai· boïs^
öen ooit nocö eenige jongec mfcaftrien / öie 55
on^ ooft meöeiieefem
^tt leben bat in öe Hlöbpe ban .j^etïoR ßgi
onbec ben Egbert, <i0>raaf Dideriks
5oone / in 't jaat 990 gefcg^eeben i^/ ftegeïfi
niet^ / ^tQt Henfchenius , α ö^t fïl'pi0 ttlCt
get beiïöaal ban Beda.
|0aat get i^o^tct; ïeben/ ugt get boo^aaanbe
geti'oïifeen/ en upt eenije anberefiuftßen/ teaen
be iuaacöeit aan/becmeetbett/ en't toeïïte opgei
fïeit të boo^ een j0onnift batt<i23tttonb / bie be
boo^ganger fcgijnt getoeefï te 5ijn ban ben baï^
fcgen MarGcliinus, öegint m«t bee5i tooo^ben»
Adalbetrus, zoon van den Koning der Deï-
ren, (3) die om Chriftus wil zijn koninklijk erf-
deel heeft verlaaten, en5.
Johannes Beka, bfe get ^elbe ban ben 0emeï>
iseit ^cö^gbee ofte ban ben gebjaanben Marcel-
linus ontleent &ab/ ΓφπΓί in^gne ItronijEt/ bat
de H. Adalbercus de zoon zou zijn geweeft van
Edilhaldus Koning der Deïren, die tot vader ge-
had heeft den H, Ofwaldus Koning en Marten
laar.
3fn be Ucrechtfche Getijden ban ben α i Sfnni/
atoaar be naam be^ ïionins^ toat beranbert W
fiaat aïbllé: Adalbertus zoon van Edilbertus Ko-
ning der Deïren in Engeland. beeje beCSieri
be becteUing üjiecbt bit nocg geboegt: Hy is 37
jaaren Koning van Engeland geweeft, en heeft
tot nazaat gehad zijnen broeder den heiligen Ed-
muQ»
(I t«m, i. Mart, f. 3. J^ag. 73.
De Schry-
vcr van het
korter le-
yen fchynt
tlen weg
tot de fabe-
len aangè-,
weezen te
hebben aan
den val-
fchen Mar-
cellinus.
Η. Adalbertus. 125
fnundus , die naderhand door de Noormannen
omgebragt wierdt. ^ïtöcec iett faöd / itie ttiet
regt ban Mabiilon en öe Bollandiften üfQéi^mvt
too^tft*
^aac niet öiergcïp^ te binöen ög Beda,
nocgte ög öe «yt Öe Mïi^t ban ^φΦ
ïoS: en öaaconi oojöeeïen öe Bollandiften « iiat
get 3e5ei0e korter leven, 't geen uyt andere ftuk-
ken regens de waarheit aan vermeerdert is , acjji^
ta· öe öanÄbeöoojtßehjoijpen te ioo^iren. Jl^aau
om öie ottifïanöisöeöen öan 5gn ïeben / öie toeï
iie jeïrerfïe fegijnen / aan te gaaien /
goo Adalbertus, öie ilOO| ]. Gerbrand van nn^;
Leide έ Athalbertus genoemt ioo^öt / getoeefi
ren a^ngeï^man en eenjiEonniisonitec be ftefïiei^ en bedi^
ring ban öen Egbertus : baai; na i;^ ÖB· "'"s·
ban öe rei^-ge5eflen getoeefï ban öen Willi-
brordus, aï^ öe^elbe omtrent get jaar Dcxc.
naarJ^iie^ïanö troft/ en toia'ötLevyt genoemt/
500 öat Öö toaarfcggnlp 2^iaiten jaï stjn getoeefï.
toa^ öeïeefb/ ootmoeöig/ jagt^innig / en
gaö een grooté 5ucöt tot öe jaïig^eit öa* men^
fcSen. fe ï^eeft 5icÖ ojJgeïiouöen te Cgmonö/
en bja^ geöui^efï fig een ^eiteren Eggo, ^ ban
iöien gét gemeïöe 500 aï^ Öet peggen i^/
Öen naam ban <!2gmonö öeeft geftreegen.
öaar bertreïiftenöe beïooföe gg toeöer te snïïen
feomen / aïé be ftojïen ban een apjpeï öoo? ïj^t
bunr toeer i^oen^ouben toojben: en aï^ beseïbe
boïgen^ 5gne öeïofte b?ugten boo^tö^agten/
ll^ öaar ooft ioeöergefteert»
aïöaar en booi ganfcöi^iiefïanöbee^ zijncdooi,
Ie jaaren gearbeibt/ te toeten tot fiet XL, ofte
μ Tomo Y .Jmü.
h Chron. Belg. l. I.e.
c Zie beneeden onze AannieikiB|e<ïo j
-ocr page 312-5)6 Het Leven van* den
300 anöecett tofc / tot §et XL ν jaac öan itie
loojpetiiie eeuioe / t»anttea; iiol hm bo^ten^
jien ugtöe toerefii if gefc|iei&0ii,
^f iJOO^ ofte na Willibrordus 0efïoibmi^/
tooi&t öoo^ öe ^cöiijber^ niet aangeteSent.
jH^aac iietogï öat 'ec in öe ®ebcn^-fiefc||?ijöinge
iian iien i|,Bonifacius, irie Willibrordus n^at
in öe öefïieitngeöei; ©^fe^mgetoeefï bmiim
ü. Adalbertus gct ttiinfïe niet getoaasttoojiit/
get toaatfcMn^ii öat Ö? ö«»
gen öeïöen jaï 0^o?iien ggn,
^jjitenzf,§umtoo?iitpïe0teïpini»e$tefïie
setóert ite Adalbertus, ojp toeïfeenöasögool
iKiIgeii^ iie« ingoniiijan 3p feijen oberleöen i$/
en beele feaoniiecen ^eeft s^aan.
2^e5c fcögnt gwn aiiiïer te 59η aï| Aldberchc
öe / toaar ban seiuas too^W gemaaßt
«1 een S^^ief / ine iie nesen-en-ffebenttg^e t^ o»?
öer be blieben ban Bonifacius, en gefeliieeben
boo? een 3eitet;en Trecca aan Luilus SSiffcgejj
ban JlEent^/ ioien^gebebenög bersoefet omget
ainjpt 59net iuaaKbisieit/ baar ggboo^geenetoe
becgeebenbja^/ δφοο^ίρ te gugten.
Ik de minfte dienaar der Kerke , ^egt §ja / die
Aldhercht genoemt word , en het ampt van Dia-
ken , hoewel onwaardig bedien , bid u ootmoe-
delijk om den wille van Godt die alles ordentlijk
fchikt en beiijert, datgy my onder het getal van
iiwe andere getrouwe vrienden goedertieriglijk
aanneemt: opdat ikmy in de bedieninge van mij-
ne waardigheit, die ik voordeezen heb ontvan-
gen , door uwe zeer heilzaame voorbiddinge da-
tur „r^r^ gcH jks bctcr en beter mag dragen.
voLm- ^n be l^ecfeïpe ^ietgben too^bt bit <!Bieöeb
pienciijfc te batt ben Adalbertus geieesen ; Wy bidden u
Egmond Heer verwek in uwe Kerke dien zeiven Geeft,
Wien
-ocr page 313-Η. jA dal bert us. 12^
Wien de heilige Levyt Addhertus gedient heeft,
op dat wy met den zeiven vervult zijnde, trag-
ten te beminnen 't geen hy bemint heeft, en mee
de werken te vplbrengen 't geen hy ons geleerc
heeft. en5.
i|et ïicpam ha« Adalbertus öoo^ ïafï bmt
iBmf Diderik ίί0τίίθ0τί «flai; utt piMt^ batt
oui^ 0cnoemt Hallem , en ^ttft seïegett&öéit
gegceöen tot oj^uium isan öc Egmond-
fche icöögß / it» ία öe tieniie ceutoe sefïigt
totcröt (4)
I6an bee^e» Diderik, ijie % öe twefïe ^φψ Eginoßj
ba·^ ter öoefe fïaatboo^öenm'fien baii
ï|oitenii / 5ouöe a^0motiii/ mtt be omiegpiibe de kil."
iatiöfhrecfte/ 300 ai| oi^eöifïown niefiscn/booi
een bmttaarbm ö^icf ijcreat gijn geiaeefl ba»
Karei liotting bati i^^anftrijft ί ö^t öjdire niet
setocifi fian 5911 Karei de Kaale, (5-) bie SiCC
öccnboct ïanb^ öegeetfn geeft 5 maat· moet g^
tbeefl 5gn Karei de Eenvoudige, ^e gemeibt
β^ί^/ öie bermeibt fiaat Ög J. Gerbrand van
Leiden, ^ bj0|bt ban Miraeus en jnce? anbete»
tegen gefji^often / en na J. Douza en Pieter
Schrijver met ^anmetïföigeit o|igePbert booi
Ant. Mattheus, 300 in üanteSeiiingen ojj^
Tan Gerbrands l^oap / aï# in 3|tt fiöeft f b^ï
ben Adel.
©^dbe ö^ief ïu^bt aï^ boïgt:
BE-
α Deze is alhier de eerfte Graaf niet ge weeft; maar ditlant}·
heeft veifcheiden Graven voor hem gehad. Eu fchoon hy al Graaf
was, zoo was hycgtergcen Graaf van Holland, [6] nochteis
o:t ouder dien naam bekend , ofte met den zeiven vereert ge weeft:
want Holland was toen noch onbekend; en toen denaamvaa- '
Holland op quam , wierdt daar door eigentlijk Zuyd-Holland ver-
ftaan. Zie onze Voor-berigten na , als ook Aiit. MstfheuSj
iiè. I. de Nobil. c. 29, en nekrs,
c lik. I. ca^. II,
-ocr page 314-5)6 Het Leven van* den
Jn den naariie der heilige en onverdeelde Dric-
vuldigheit. Karei ^ door de Goddelijke goed-
heit Koning van Vrankrijk.
Vermits het de pligc van onze Koninklijke
Hoogheit is onze getrouwe onderdaanen mecvee-
lerhande fchenkaadjes te vereeren, .zoo willen wy
dat het aan alle gëloovigen van Gods Kerke, zoo
de tegenwoordigen als de toekomenden, kondig
zy, hoe dat de eerwaardige Graaf HAGANO
voor onzen throon verfcheenen is, en onze ge-
nade gebeden heeft , dat 'wy aan zekeren onzen
trouwen dienaar, met naame DÏDERIK d ee-
nige dingen zouden vereeren , te weten de Kérk
van Hecmunde^ e met al het geene dezelve in ge-
^■eg-
α Dus Iccs ik by Boxlioorn.
h Niet Karei de Kaale, 7.00 als meil voordeeze dóórgaans ge-
looft heeft i want dezelve heeft het Landfchap , dat rii bekend is
onderden naam van Holland, noit bezeetcn , zoo als wy ia onze
Voorberigteu gczeit hebben : maar Karei de Eenvoudige, zoo als
beweezen wordt door Jan Douza , in 't vyfde boek zyner Jaar-
boeken , p. 196. door Ant. Mattheus in zyn cerfte boek van den
Adel, aan 't 11 hoofdll, en in zijne Aantekeningen op dc Jaar-
boeken van Egmond , p. 174 : en door Papenbroek iu de Levens-
befdirijvinge der H. H. op den 15 Juni.
c Deze Hagano was 's Konings Raadsheer, cn was van den
KöOing uyteen middelbaareo ftaat tot een overgrootc magt ver-
heeven , zoo als Flodoardus op het jaar 910 getuigt. Sommigert
vpUhn ool\ dat hy Diierik^t Oom gevpeeß Toude ■^(Jjn , zeit Mattheus
ever de gemelde ]aayli(tekf η , doch ^ndereenig bewysuan buri'^^eg-
gen te hebben. (7)
d Hier wordt niet gewaagt dat hy dc eerfte ofte de tweede
Graaf, ja zelfs niet dat hy Graaf; veel min dat hy Graaf van Hol-
land is geweeft, maar alleen dat hy den Koning Karei getrouxir
wasj
e Van ouds Fl dim genoerat , heeft naderhand den naam van
Hec-
-ocr page 315-rcgtigheit toebehoort, van de piaatze α Zuuther-
deshage tol Foortrappen en Kynhem 1> toe. (8) Wiens
bede wy, zoo als betaamlyk was y goederticrent-
lyk aangehoort hebbende, dit alles aan genielden
onzen getrouwen ten volle vergunnen, met de
dienftboden (p) die daar aangewonnen zijn ofte
aangewonnen zullen worden , als ook met de
Weyeryen, boflchaadjes,- beembden, wateren of-
te watergangen. En wy gebieden en beveelen dat
hy deeze dingen op dezelve wyze als zyne andere
goederen, die by door regt vanerfeniffe bezit,
alle de dagen zijns levens door onze mildaadigc
vereerkig , geruftelijk zal mogen bezitten , zoo
wel hy als alle zyne nakomelingen. Ten deezeri
einde hebben wy dit bevel onzer genade aangaan-
de deeze dingen voor hem fchriftelyk doen op-
flellen, door het welke wy gebieden en bevee-
len
ff ecmunde gckreege α, end.it, zooals fommige wiilcn, Vanher
Latynfche woord mundo , zuiveren of reinigen , om dat het land,
van de ftroopingen der Barbaaren, ofte van de vuiligheit der af-
goderye gereinigt was : doch zoo anderen drijven van Egge , die
aan Adalbercus Tmysvefting iieefc gegeeven : ofte ciiideiijivan
Muni of Mond , 't Welk den uytloop van een ftroom betekent, eii
Van Eg, dat voorfiene een bekende revier hier ter plaacze is σε-
Wccfl:: te meer vermits het een Duytfch.e naam is , en 't zeivc ijl'
njcer andere naamen van Dorpen en Steden te zien is, wclkcit·.
fiaam de Monnikken van Egmond hebben verduiftcrt, met een'
Latynfchen draai aan den zeiven te geven.
α Waar dat Zuuterdes hxge en Fertrapa eertijds gelegen heb-
ten , is niet wel bekend; en Uouza zelf ftaat hier verleegen.
^i[fchien, (zeit Mattheus over de gemelde Jaarboeken,pag, 180,)'
'"gen dee-x^e f laafden aan het Flie , en \ijn nu doorde γε ingeßorpt.
Daar is pok een Fortrapa geweeft iu Ziiidbcveland , een-eiland vaa_
Zeeland, als blykt uyt den brief van Graaf WiMcm., van't jaar.
ΐ34ί· Doch men zal bezwaarlijk gclooven dat 'er 200een grootc
«ndftreek , te weten van Zuudetershaga , geleden ontrent de ei-,
lauden aan het Vlie , tot aan de Zeeuwiche eilanden toe , de Kerke
van Egmond toebehoort hebben.
b Douza neemt J^ijnhem voor Kennemerland j 't wcfic d.ea
"cer Mattheus cn nicer anderen niet qualyk bcrak.
128 Hèï Leven van den
Icn dat hy dit alles in volle vryheit zal genieten
cn bezitten , en de magt hebben om daar mee te
doen al wat hem belieft , cn om alles naar zyn
wclbehaagen te fchikken, Godt hem in alles ge-
naadig zynde, en geen menfch hem overlaft: aan-
doende. En op datdeeze gift onzer mildaadigheic
in de volgende tydente meer vaftigheit mag heb-
ben, en beftipter nagekomen worden, hebben wy
dezelve door het ondertekenen van onze eige hand
bekragtigt, en met onzen ring doen bezegelen.
Het wapen van den alleerheerlijlcften Koning
Karei. Hagano α Notaris (lo) inplaatzevan
Rotgerus Aartsbiflchop cn Opper-kancelier, heefc
het zelve nagezien. Gegecven in 't jaar onzes
Heere DCCCLXIII. den 15: Juni. Gedaan ia
het Dorp d Pladella , geluk, Amen.
gemdiie Diderikgeeft öaar eetfï tm^m^
tt ^ »ρ sefiist öooi öe .i^onnefeen^ ijmt
Bene-
a Mirieus in zyn boek der Kerkelyke giften, meent dat deze een
ander is als de Raadsheer Hagano , doch
b die is ook Notaris geweeft : want fchoon de NotJriilên yan
euds geringe menfchen waren , zoo is egter hun gezag omtrent
<1e miJdelftc eeuwen allenskens aangegroeit, voornamentlyk wan-
neer de Vorllen hen in 't bekleeden van Gezandfchappen en van
andere gewigtiger bedieningen begoften te gebruiken. Zoo een
is ook geweeft'Èginhardus die ziet zeiven Kancellier ofte Opper-
fchryver van Keizer Lotharius noemt, by Petrus Diaconus i/è.
4. Chron. Cxßn. η. 1937·
c In dat jaar was Karei de Eenvoudige noch niet gebooren.
Douza, Mir.-Eus, Scriverius , A. Mattheus , en Papenbroek zelf
meenen dat 'er een feut ia de cyferletters is : en dat er in de plaat-
ze van DCCCLXIII moet ftaan DCCCCXIII, dewyl dat door
de onachtzaamheit der uytfchryvers de cyferletter C , of zoo als
men toen fchreef [ ligtelyk kon verandert worden in de letter L ,
200 als Boxhoorn oi^ aanmerkt. Doch Schriverius en Papen-
broek, dc hiftorie zoo wel als den tyd narekenende, ftellen liet
zelve op het jaar DCCCCXXII, of DCCCCXXIII,
d Mirxus verftaat door Pladella l&Udel, zynde teger.woordig;
het uyterfte Dorp van Brabant.
e De meefte Kerken van ouds, ïot het jaar looo toe, zyn raii
hout geweeft»
Η. Α d α l β ε fl τ υ s. 129
Beiiediaus fn ^cjcite
j&egi^igt il^aat* «a ^ψΜ öooö öeeft 5g« 50ΟΠ
ten fïeene / met ceite iimw i^eri^e (i i)
baar δ^/ tiieitta öan tten groiiö ίϊΟίπ ojigaaïm:
iii iia ïeat p öe / irie öaar toegm^
ugt öejdföeoiöcï gejifeötlï/ en met groote lan^
öer^ea Öegilïigt ié 'ei* ooft na 5line öoöö
Bniefeii^ jijrien l^aöei' öegmaijen,
Dideiïk öe isyföc / na öat ïyQ ugit tm peïfe
öen,^. ^cmi^ (iz) eu aan &en 3ii
e^toel/ fienebcn^ een iaarige fcgatting toiöieK
fc^ellinjm/ m^itfdj geïtij iudiic ffciiatting i-ius
IV. gehegt ïieeft aa« U tafd öan öen S^ificSä^^
ban ïfaarfeiii,' -
aantekeningen.
I. Dat deeze Egbertus j^artsbiffchop vaiiTrier^de broe-
der isgeweeft van onzen Graaf Arnnlfus is het zeggen van.
Wilhel/itHs Procarator^Ym Melis Stoke^vm Beka-^vzwHeda,
Van ésgrooteKronijkvaMNcderkmd, van de jaarboeken vart
Egmond^vxn Li»Monnik van Egmond,van Douza, vzn
DionyfiusVoßus^ enZ- Zoo dat men hier al wederom goe-
deredenen mag eiiTchen om een gevoelen,dat van onze
oudfte en befte Hiitor'i-fchryvers zonder de minfte te-
genfpraak beveiligt wordt, als valfch ofverdagtuyt te
Ichrappen. Buchelius {in Egilboldo Ep.) fchijnt hieraan
te twyfelen , en brengt deeze opwerping te berde dat
Kyriande}' , die de levens der Trierfche Kerkvoogden
heeft befclireeven , uytdrukkelijk getuygt dat hy van
Britfche afkomile is geweeil. De geleerde Scrivcrius
zegt oök dat hy daarover gefchreven hebbende aan den
Jefiiyt Brouwerus , dit befcheid van htm uyt de onge-
drakftc gefchiedeniflen van Trier heeft bekomen , dar
Egber-
i. Deel.
-ocr page 318-jtiä: Aantekeningen op deN
Egbertus, AartsbiiTchop van Trier, gefproten was uyt
Britanje: dat hy tot Vader gehad heeft den Graaf Dide-
rik, en tor Moeder de Hillegardis ^ beide van
den grootilen Adel en rijkdom van Britanje. Een ander
boek op parkement gefcbreeven luydt even eens , en
2egt ook dat Diderik , Egbertus Vader , gefproten was
uyt het edele bloed derEtigelfche Koningen. ^
En dit is de reden, gelyk Dionyfius Vojfius aanmerkt,
dat fommigen iiZoxtw Egbertus voor geen Hollander, en-
voor geen zoon van onzen Graaf Dideryk, v/lllen erken-
nen.
Dit hiet letterziften, en oordeelkunde oefFenen. Ik
zeg noch eens , ik heb niets tegen de oordeelkunde,,
zonder dewelke wy wederom tot de oude dommigheit
en onwetendheid zouden vervallen: en zonder de welke
alles in de hiilorie en in de andere wetenfchappen niet
anders is als eenduyftere doolweg, en een valfch fchyn-
ligt, 't welke door een gemaakte flikkering de oogen
maar bedwelmt en verleidt. Maar ik zou de oordeel-
kunde gaarne met oordeel geoefïent zien. Het is fom-
migen genoeg, tegen 't gemeen gevoelen aan te fchry-
■ ven, en van den gemeenenweg. aftewyken: want dan
fchijnen zy wat meer te weeten als alle de voorgaande
Schrijvers. En om eenig gezag aan hun zeggen te gee-
ven , vaaren zy luftig uyt regen de bottigheit en onwe-
tendheit van onzeSchryvers. Datisdan al reden genoeg
om al hun zeggen te verwerpen , en wat nieuws voor
den dag te brengen. Laat ons, dan eens zien wat hier in
■ te gelooven ftaat,en reden tegen reden opweegen. Dat
Egbertus de broeder van onzen Graaf D/Wfryi is geweeft,
is het eenpaarig gevoelen van Beka , Hcda , de Groote
J\ronyk, de Egmondfchc jaarboeken ^ van Voßus ^
en van meert alle onze Schrijvers : dat hy afkomftig is
geweeft nyt Britanje is het zeggen van Kyriander^ en van
de ongedrukte GefchiedeniiTcn van Trier. Voor eerft is
de vrage of zoo een Kyriander alleen , daar iknoitveei
goeds of quaads van gehoort heb, zoo veel geloofvt'aar-
diger is als alle onze befte en oudfte Hifton'-fchryvers.
Wat my aangaat, ik zoude Douza alleen wel te-
gen drie Kyrianders durven ftellen : maar dat daar ge-
laaten ; is hy dan beter als-alle de genoemde Sehryvers?
Hy moet al een miffelyk brein in 't hoofd hebben , die
dat zou durven oordeeleu. Ik zie althans niet dat Kyri-
ander
Η. Adalbert us. jji
snder 200 veel vermaarderof zooveel ouder is, of Zoo
veel grooter blyk van zyne onfeilbaarheit heeft gegee-
ven. Men 7al dat al meer iu fominigen van onze uieu-
Schryvers bevinden , dat ze eenen uytlander hooger
lchatten als alle inlandfche Schryvers. Hetismin noch-
te meer als of alle Hollandfche Schryvers, en de Hoi-
landfche Schryvers'alleen, dehilt gehad hadden om den
Leezer äl willens en v^'eetens wat praatjes en quakjes te
vertellen. Maar zal iemand zeggen, Kyrianderkan beft
gcweeten hebben wat voor Aarts-biiTchoppen dat 'er te
Trier xyn gewecft. Maar zal een ander daar tegen zeg-
gen, onze Schrijvers können beft geweeten hebben of
Egbertus een broeder is gewecft van Graaf Armtïfus^
en of hy Aarts-biilchop van Trier is geworden.
Ten tweede, laat ons eens zien of Kyriander en die
ongedrukte gefchiedeniflèn ons wel eens zoo vlak te-
gcnfpreken. Kyriander zegt dat Egbertus dé zoon is ge-
weeft van een Graaf Dideryk^ dat paft op onzen Egber-
tus: de ongedrukte Gefchiedeniflen zijn noch opentüj-
ker voor ons, zeggende dathy tot Vader had, den Graaf
Dider\k, en tot Moeder de Gravinne Hildegardis : dat
flaat noch duidelijker op onzen Egbertus. Want Dide'
ryk Π heeft zekerlijj: een vrouv/ gehad met naame Hil-
legardis. Daar 2,0« juyft op den zelfden tijd noch een
andere Graaf Dideryk geweeft moeten zyn, die juift ook
met een Hilckgardisge.tvov.wt was.
Maar, zeggen ze', Kyriander zegt wel duidelijk dat
de Aarts-biflchop Egbertus afkomftig was uythet bloed
der Britten. Is dat nu zulke reden om alle onzeHiftori-
fchrijvers leugenachtig temaaken? Voor ecrit , kan Ky-
riander daarin in'st gemift hebben; en moet zijn zeggetl
zoo veel hooger gelden als het zeggen van 'meeft alle on-
ze Inlanders ? ]k wil zoo wel vallen over de yytheem-
fche Schrijvers, veel meer over een alleen , als de an-
dere zich gelieven te ftooten san de Inlandfche Schrij-
vers. T. Waarom kan om.cDideryk Ιί van zijn Vaders
of Moeders wege niet afliomllig zyji geweeft van ·Εη-
gelfcheh Adel.i" Eifcht gy daar bewijs van ;ik eifch voor
af bev,;ys waarom dat het zeggen van Kyriander niet ge-
duydt mag worden op onzen ^Dideryk 5 en dan zal het u
te bewijzen ftaan dat deezc Dideryk uyt geen Engelfch
bloed is gefproten. Indien dit evenwel iemand te vreemd
inogt voorkomen, dien geef ik te bedenken, ofdit niet
"iï ζ boch
-ocr page 320-2 40 Aantekeningen op den
noch lijäelijker en waarfchijnlijkcr is , als alle onze
Schrijvers aldus zonder eenige genade leugenachtig te
maaken. 3. Laat ons al neemcn dat Kyriander niet ge-
inift heeft: laat ons daar a-l by ftellen dat onze Didéryk
uyt geen Britfchen Adel is gefproten: dat zyndan noch
niet meer als loiTeen eigenwillige onderftellingen: Maar
laat ons het evenwel ftellen: noch zou de regte en be-
fcheide oordeelkunde niet vereiffchcn dat men aan-
ftonds een fchrap zou haaien door de getuigeniflen van
zoo veele en deftige Schrijvers. Men zou eerll noch
Jüoeten zien of het zeggen van Kyriander niet beftaan
kan met de getuigeniilen van gemelde Schryvers. En
dan zalmen by S. van Leeuwen (in zijne Batavia Illu-
ßr/ita, iDeel, i Hoofdft.) können vinden, hoe dat ons
BatavLi, of een gedeelte van 't zei ve^ van ouds den naam
ook gedraagen heeft van Brittenland of van Brittia: dit
bewijll hy uyt de duidelijke getuigeniflen van Procophis
en Plimus. Grotius, {de Antiq,. lieipubl. Batav.) die al-
leen meer te achten is als eenganfche bende van gemee-
lie Schrijvers , had dit al voor S. van Leeuweti iiyt de-
zelve Schrijvers aangemerkt. En flaat weite letten dat
liet gemelde eiland Brittia door driederhande volkeren
bewoont wierdt, door ingeboorne Vriezen, door Saf-
fen en doorEngelfchen. Zoo dat Dideryk van Engelfch
bloed, en evenwel een gebooren Batavier \Άη gcweeft
zyn , zonder daarom zijne geilagt-rckening uyt het ei-
land Britanje te moeten haaien. Zoo zal dan Kyrian-
der , en de ongedrukte Gefchiedeniffen van het Trier-
fche Aartsbifdom, weinig te pas komen om onze Schry-
vers op dit ftuk van onkunde of onwaarheit te befchul-
digen.
Voeg by dit alles de opmerking van ΌίΟ'/iyfius J^ojßus·,
dewelke gemeldt hebbende hoe dat fommigen deezen
Egbertus uyt de lijft der Hollandiche Princen willen
fchrappen, daar by voegt , dat de befchryver van Sint
Adelbertus leven uytdrukkelijk getuygt hoe dat hy Tig-
hertus zelf gekent en dikwils gezien heeft ; en verze-
kert dat hy de zoon is geweeft, van Dideryk II. Ikhou-
de my , zegt Voßns daar op , aan de getuigenifie van
deezen man : en ik wil het met Voffms houden : want
ik verwacht niet dat hier tegen gewigtiger redenen zul-
len ingebragt worden.
2. Hoe wel meeü alle de Geleerden gtnoeg verftaau
waar-
-ocr page 321-Η. Α d α l β ε r ϊ υ s. ϊ33
waarom dat de Heer Auteur aldus fpreekt , zoo moet
ik hier egter voor den onkundigen byvoegen, é^iL.Su-
rius, een geleerd Karthuizer, en woonende te Keulen,
in de feiticnde eeuwe een Verzameling van alle deLe-
vens-befchrijvingen der Heiligen , die oorfpronkelijk
waren, ofte althansvoor geloofwaardig doorgingen, ία
't licht heeft gegeeven. Hier in ging hy op deeze wijze
te werk, dat hy niets liet doorfchieten, 'twelke zijns
oordeels al te fabelachtig luidde , ofte het tvelke met
geene genoegzaame ernfthaftigheir en ftichtingewasge-
ichreeven. En hier in ging hy zoo beftiptelijk te werk,
gelijk hy in zijne Voorreden betuygt , dat hy al ee-
nige levens heeft uytgemonftert, fchoon dat ze hem
niet onwaarfchijnlijk voorquamen ; alleenlijk om den
ketteren, vrygeeften en laftermonden geen voet tegee-
ven, om de H. Kerk te befchirnpen , ofte op den Au-
teur te fchrollen. Maar daarenboven heeft hy, om de
Kerke noch een anderen dienil te doen , de ftijl der
Schrijveren hier en daar al waf verandert , gefchaaft,
en zoo als hy beft kon verbetert, meenendedatdemee-
fte Leezers niet gedient zouden zyn met een half gebro-
ken, kromtaalig en kreupel brabbel-Latyn , gelyk da
taal van meefl; alle die Levens-befchryvingen was. Hy
meende dat de Liefhebbers , dewyl de zuiverheit der
Latynfche taaie nu zederd eenigen tyd had beginnen op
te luyken, en in zwängte gaan, dat vadzigeLatyn niet
donder walginge zouden geleezen hebben, Qok heeft
hy by veele perfoonen van aanzien groote eer cn lof
door zyn werk behaalt. Doch de meeften hebben zich
aan deeze veranderingevan ftyl al vry geflooten, en had-
den veel liever de oorfpronkelijke Levens-befchrijvin-
gen zonder de minfte veranderiiige gezien. Baronius
{Prtef. ad Amal.) en Rosweidus (Pricfat.adFaßosS.S.)
ballen daar ten hoogüen over ; en zy weeten hef niet
genoeg te beklaagen dat de geloofwaardigheit van die
üorfpronkelyke levens door dit opfmuiken en blanket-.
ten van de taaie verdagt is gemaakt. r3e Vader U^agne-
en Srmeo',1 AUatius {de fcriptis Simeonum) laaten
hem zoo genadig noch niet door: en zeggen dat hy het
noch erger gemaakt heeft als Metophraftes. Ik wil van
den Proteftant Zeiler {hifi. torn. \·part. z.) niet fpreeken,
die noch al harder taal voert, makende het ganfche werk
liyt voor eeu verzamelinge van grollen , en van lailc-
jtiä: Aantekeningen op deN
nngcn. Hy volgt daar in depalïïevan xyne gezindheit·:
zou hy anders van de Levens der Heiligen können fpree-
ken ? Doch Fojfius ^ hoewel ook een Proteftant, maar
een man van befcheidcndheit en van een rypen bezadigd
oordeel, heeft zoo veel tegens dat werk niet,behalven
dat hy de verandering van ftijl niet goed kan keuren·,
daar meert alle de Katolyken hem in toe zullen vallen.
Baület {difcours fur les Vies) houdt ook het middelpad,
en toont dat, uytgezonderd die veranderinge, op her
voornoemde werk van Surius 200 veel niet te zeggen
kan vallen : dat hy 'er geene veranderingen tegen den
7.in ingemaakt, en niets v^n het z^iie,gcWjk Mctaphra.
Jhs, heeft bïgelapt: zoo dat het alleen op de ziftkmide
zoude aankomen.
3. Het landichap der Deifen was een gedeelte van
Northumberland.
4. Deeze Abdyis volgens de oudeLevensbefchrijvirig
van S.AdalbertHs door GraafDidervk geftigt,op het aan-
raadcn van een Godtgewyde Maagd, met naame Wolfi-
ca. "Z)· is éerft opgeregt voor geellelijke Maagden ofte
Nonnen: en 't ganfche gebouw was van hout.
' 5. Zoo fpreekt ook de Heer Mattheus (iiiVij&'/.y Λίί
amaks E^m.) Ik heb daar jüyfl: zoo veel niet tegen:
maar is het wel veel meer als e-tn quitftio iienetnine^een
cnkeld verfchil over den naam, alleen dienende om den
luiller en oudheid onzer Graaven zoo wat te beknibbe-
len ?: 'Men wil niet zeggen dat hy dien tytel van Graaf
van Holland gevoert, ofte over dit ganfche land dat na
Holland hiet , te r.eggen heeft gehad : maar alleenlyk
dat hy Graaf is geweeït van een land , 't Avelke nader-
hand bekend is geworden onderden naam van Holland.
Maar, zeggen ze, hy was geen Graaf over ganfch Hol-
land: als dat al waar was, over 't welke ik elders noch
wel eens voor en tegen wil pleiten , fpreekt mén door-
gaans zooniet? Word Faramndusmét doorgaansgere-
kcnt voor den eerften Koning van Vrankryk? egterhad
dat Ryk den,naam van Vrankryk noch niet gekreegen,
en hoé klein v/as het gedeelte dat hy in Vrankryk be-
7at? Het zelve zy gezegt van de navolgende Koningen.
Zal men aanftonds alle die Koningen uyt de lijfte der
Franfehe Koningen gaan uytfchrappen , ofte hen dien
T.aam misgunnen om dat dit ryk naderhand zoo veel
grpoter is geyvorden ? 'Zegt men niet dat Keizer Lotha-
Η. Adalbertus. 135*
rins ook Koning is geweeil van Lotteringen , en heeft
daar iemand tot noch toe overgevallen, fchoon dat dit
Koninkrijk dien naam maar heeft gekreegen van Lotha-
rius II, en dat Keizer Lotharius maar omtrent de helft
van Louteringen bezat ? Zoo zou men al meer voor-
beelden können opzoeken; vs^aarom dan zoo gevit op
de Hollandfche Graven , en de redenen van hunne ty-
iels als in een goudfchaale opgewogen?
6. Dit is nu , om zoo te fpreekcn , het heerfchende
gevoelen. - Het oude ieit zodaanig onder, dat het niet
zou durven kikken nochte mikken. Ik zal my ook wel
wachten van my die groote mannen, Heda , Scriverius,
Harteus ^ Bttcheims ^ Douza^ Mattheas ^ Aikmade^ en ik
weet niet wie al, op denhals te haaien, en de zaak voor
'toude gevoelen op te neemen. Ik weet dat'er al gereed
ilaan, die my niet veel genadiger , als Bokkenberg van
. den Edelen Douza gehandelt is , zouden overhaalen.
Ook wil ik het gevoelen van die nieuwe Schrijvers wel
voor het waarfchijnlijkile houden : hunne redenen fchy-
nen al vry te iluyten. Egter kan ik mynè toeftemming
met zulke geruftigheit niet geeven , of ik gevoel een
zekere knaging en vreeze in myn gemoed, dat ik wel
mis mögt taften. En ik hoop dat het ten minite geoor-
lofd zal zyn eenigzins te twyfelen , en de redenen van
myne twyfelingen voor te fiellen. Zoo dan Bokken-
berg, die voor het oude gevoelen is, fteunt voor eeril
op deu Brief, die het jaar duidelyk uytdrukt: dit
jaar is verandert, zeggen ze. Voor eerit dat is al eene
onderftelling die hun moet toegeftnan worden : en die
verandering zal in alie de affchriften gekroopen zyn,
zonder dat iemand die woorden wel heeft geleezen of-
te uytgefchreeven. Ik beken, dat ik myn gemoed een.
groot en een overgroot geweld moet aandoen om dat
op een enkeld venlioeden 7,00 aan te neemen. Maar dat
ook al overgeilapt, waar dan gebleeven met de indiäie
die 'er doorgaans ook zonder cyfer-letteren byftaat: die
kan niet liegen,en kan zoo niet verandert woorden. Want
te zeggen dat die niet gevonden wordt in twee affchriften,
is niets gezeit Het is genoegdat ze in alle de anderen word
gevonden : of men zou alle oude brieven op dien voet
können verdagt maaken,ofte ten minfte naar zyne zin-
iielykheit veranderen en verdraajen. Bokkenberg voegt
"er noch by, dat het vergeeven van Kloofters en Kerken
31 4 aaa
-ocr page 324-jtiä: Aantekeningen op deN
aan wereldlyke perfooneii noch in zyne volle kragt was
onder Karei den Kaale: maar dat Karei de Eenvoudige
verre van Klooilers en Kerken aan wereldfche perfoo-
iien te fchenken , die manier onder zyne regeeringe
heeft afgefchaft, en over die zaak een kerkelyke verga-
dering doen houden. Voegt hier hy dat zelf deFranfche
Hiftori-Schrijvers hun zegel aan het oude gevoelen han-
gen, (zie Mezcrai in het leven van Karei den Kaale,)
en dewyl dit verfchil zoo wel de Franfche als de Hol-
laudfche hiilorie raakt, en de Franfen beter voorzien
zyn van Hiftori-Schrijvers die de gefchiedenilTen van
die tyden verhaalen als de Hollanders, zoo zoude hun
zeggen al vry in aanzien dienen te komen.
Men moet dan zien of de tegen-bevpyzcn zoo krag-
tig zyn dat'er de gemelde redenen geen (landvoor kön-
nen houden. Voor eerft, zeggen ze, Karei de Kaale
had hier geen eenen voet eigen ; zou hy een andermans
goed gaan hebben wegfchenken, of zou dat weg geeven
gegolden hebben ? Maar 't is dan wonder dat de Fran-
fche Hiftori-Schryvers hier zoo los over hene geftapt
hebben. Vorder deeze' opwerping beftaat in twee dee··
len ; ten eerfte dat Karei qualijk konde weg geeven het
gene in zyne magt niet heeft gehad. 2. Dathy 'er ook
geen- regt op hadde , want dat dit land begreepen was
onder het land van Lotteringen. Wat het eerfte belangt; ■
men vindt noch wel voorbeelden dat eenige Vorften
landen weg gegeeven hebben, die noch met den zwaar-
de moeften.gevi^onncn worden. Flebben de Pauzen niet
de Weft-Indiffche landfchappen , eer dat ze noch be^
mngtigt waren , meer als eens aan deezen en geenen
Koning gefchonken > Ik weet dat ik meer diergelijke
voorbeelden heb geleezen, hoe wel dat ik 'er nu niet op
kan komen. Mezcra: verhaalt 'er zekerlyk een in de
ïwee ofdrieeerfte deeltjes van zyne hiilorie. De moeite
luft my nu niet om daar langer naar te zoeken ,· die daar
aan twyfelt mag die moeite neemen· Wat het andere
aangaat, ik zou al hard twyfelen of de Franfchen, en
vervolgens ook Lotharius , na de dood van Lodewyk
den Goeden hier wel veel te zeggen hadden. Ik vind
althans geenebiyken dat ze hiergeregeert, volk gewor-
ven ofte iet diergelijks' gedaan hebben. Ja de nette én
cieriyke Hliioxi-Schtywcr Mattheus Voßus , verre van
h'au eea oppermagt iii decz? landen toe te ftaan , ilel't
■ 'liet
Η. Adalberïus. 137
het als een vafte 7.aak dat de Bataviers, toen onder den
naam van de Vriezen fchuilende, bontgenoten dér Fran-
fchen waren. Doch dewyl zy geen groot voordeel in
dat bondgenootfchap vonden , hebben xy daar allengs-
kens van afgezien. En ik houd het daar voor, dat Lo-
tharius rijk niet veel verder metter daad heeft gefpron-
genals tot de vereeniging van den Waal met deMaaze.
En dus kan Karei gemakkelyk een landfchap, daar de
Franfen voor hene wat meer te zeggen gehad hadden,
maar nu uytgefioten waren,zonder zijneeige,en ook 2011
der Lotharius fchade, weg gefchonken hebben. En dan is
het geen wonder't geene zy als een nieuAve opwerping
doen gelden, dat de Noormannen noch in't jaar 881,
en 884 , den mond van den Rhyn zonder eenigen te-
genftand zyn uyt en in gevaaren. Wani Graaf Dideryk
had daarom ten eerfte noch geene genoegzaame magt,
om zoo eene gruwzaame magt van volk onder de 00-
gen te zien. Hebben de Noormannen niet dikwils on-
gemoeid en onbelemmerd Vrankrijk op en neder geloo-
pen , hoe wei dat 'er fomtyds ook al flagen zyn geval-
len: maar, zeg ik , hebben zy dat niet al dikwils zon-
der grooten tegcnftand gedaan ? Is het dan wonder dat
een verfch-aangekomen Graaf , die noch onvoorzien
was van magt«i van volk, en diemiflchien met de in-
gezetenen zelfs noch over hoop lag , in geen ftaat en
Was om dien woeiten landaard het hoofd te bieden ?
Maar wat zal ik dan inbrengen tegen den Notaris Ha-
gano die den brief heeft ondertekent en zekerlyk onder
den Eenvoudigen gebloeit : en maar al te veel heeft ge-
bloeit : want om dat hy de andere Héeren over het hoofd
vviefch , en te diep in's Konings gunfte fcheen teftaan,
5'.yn zy Karei den Eeuvoudigen meeil tegen gevallen.
Wat zal men andwoorden op al die jaaren., in de wel-
ke de twee Dideryken moeten geregeert hebben ? Ik be-
ken't , dit fchynt al vry door te ilaan : en daarom heb
ik ook gezeit dat ik het nieuwfte gevoelen voor zeer
Waarfchynlyk aanzie. Evenwel ben ik noch ten volle
niet geruft. Alle de affchriften van den gemelden Brief
die het jaar 86^ eenpaarig en eendragtig uytdrukken, en
die de «W/'/SiVdoorgaans naukeurig melden, doennoch
al eenigen indruk op myn gemoed. En in allen geval-
le , uyt de gemelde opwerpinge wegens Hagano volgt
noch ma^r dat men eeji van beiden moet vaft-ftellen 3
ofte
-ocr page 326-2^8 Ααντεκενινοεν op den
ofte dat het cyfer-getal verandert, en in alle de affchrif-
ien verandert is , en vervolgens de Brief aan den Een-
voudigen moet toegefchreeven worden; ofte dat 'er twee
Haganoos zyn geweeft; de eeue onder den de
andere onder den Eenvoudige». Zou het dan zoo eene
ongerymdheit ofte uytfpoorigheit zyn , het lefte als het
waarfchijnlijkfte aan te neemen ? Was dat «ulk een
wonder dat 'έγ twee Haganoos onder twee Koningen
geleeft hadden en in aanzien geweeft waren ? te meer
daar Mir^us zelf twee Haganoos ftelt , den eenen een
Notaris, den anderen eeii Kantzelier.
Wat,die langduurige. regeering der twee Diderykeft
aangaat, te weeten van het jaar 8<$3, als de eerfte zou
Graaf geworden zyn , tot het jaar 988 toe; als de twee-
de volgens het gemeene zeggen overleden is : Voor
eerft , ik zie noch geen reden genoeg , om daar over
inet fommige Schryveren zoo een gat in den Hemel te
ilaan , als of hun een wonder van de andere wereld
vertelt wierdt. Lodewyk XIV. de tegenwoordige Ko-
jiing van Vrraikryk, is gekroont in het jaar 1643, vyf
jaaren oud zynde. En men weet dat de tyd der regee-
rin-ge van de krooninge af gerekent wordt. Hy neèfc«
dan in dit jaar 1713. al 70 jaaren geregeeri: enkanten
minile noch wel 10 jaaren bly ven regeeren; doch die 10
jaaren willen wy niet eens toe hebben , en zy komen
ook niet te pas. Laat hy nu een zoon gekreegen heb-
ben in het jaar 1698, dat is in den ouderdom van 60 jaa-
ren : dat waar al weer geen grooter mirakel , als men
ibmtyds al ziet gebeuren. Vorders laat die zoon de re-
geering aangevaart hebben in dit loopende jaar 1713,
die kan gemakkeiyk, en noch,al zonder groot mirakel,
ïn het leven blyven tot het jaar 1778 : dat' is tot den ou-
derdom van 80 jaaren. Ik vertrouw dat de Leezer men-
fchen genoeg zal kennen , dis in een zoo hoogen ou-
derdom, noch kloek genoeg van verftand en van krag-
ten zyn om hunne bedieningen waar te neemen ; £11
men weet wei dat de oude luiden , al beginnen, zy al
wat af te vkllen en te fuffen, zoo ligt niet te beweegen
2yn om voor een ander van 'tkuflen af te flappen. Zie
daar dan Vader en Zoon, die t' famen 140 jaareiï zou-
den regeeren. Dat is noch 15· jaaren' langer als de Dide-
ryken het bewind gevoert hebben. Vorders, laat Dide-
ryk een karei van twintig jaar , en vervolgens vyftien
jaaren
-ocr page 327-Η. Adalbertus.
jaaren onder als Lodewyk zyn geweeft, toen hy aan de
regeeringe quam , dan zal de rekening en de gelykenis
net uytkomen.
Maar , zal iemand zeggen, waarom dan 200 laf en
twyfelmoedig gefproken , ja het andere gevoelen voor
het waarfchynlykfte erkent? Daar geef ik ditandwoord
op , dat ik my wel zal wachten van het oude gevoelen,
dat zodaanig buyten alle kredijt geraakt is , anders als
al twyfelende en met alle mogelyke omzigtigheit,voor
te fpreeken : en tegen alle die deftige Schrijvers in te
leggen. Myn party zoü eerfl: door cenige onverwachte
hulpbenden geliyft moeten worden ; dan zou ik my
eerfl: noch eens beraaden of ik in 't open veld zou dur-
ven verfchynen.
Ik kan noch niet fcheiden, of ik moet eerfl; noch een
bemerking maaken op de eendragtige over-eenftemming
van alle onze oude en nieuwe Hiftorie - en Kronijk-
Schrijvers. W3.nt Schriverms ^ h^ Brugmans zmgthzzld^
bekent dat dezelven het begin van ons Graaffchap ftand-
vailig en eenpaarig brengen op het jaar 8^3. Altemaal,
ftandvaftig, eenpaarig. Ik wil wel bekennen dat ik een
ftandvaftige , eenpaarige en eendragtige getuigenis vaii
alle Hiftorie-Schrijvers zoo ligt niet kan doorichappen-;
Ik weet wel dat fommige nieuwe Schrijvers meenendat
zy het gezag en de geloofwaardigheit van die Kronyken
als met eene ademhaalinge können om verre blaazen,
zeggende dat het al Monnikken zyn geweeft. Maar
weeten zy wel dat de geleerdheit in de middelde eeu-
wen als opgefloten is geweeft indeKloofters der Mon-
nikken ? Denken zy'er wel op dat de meefte Schrijvers
der middelfte eeuwen Monnikken waren ? Steunen de
meefte hiftorien, die wy van de middelfte eeuwen wee-<
ten, niet op het zeggen der Monnikken ? Maar, zeg-
gen ze , zy zyn vol van ongeloofFelijke quakjes enmi-
rakeltjes. Ik beken, daar is al wat aan. Maar buyten
dat, vindt men wel dat ze in andere zaaken zoo los
hene gefchreeven hebben ? Wie weet niet wat al quak-
jes en fabeltjes dat Livms ons in alle zyne boeken op-
difcht? Is hy daarom niet geloofwaardig in zijne ande-
re vertellingen ? De kloekfte verftanden ftaan ftil, of
vergaapen zich omtrent bovennatuurlyke zaaken. Hoe
ieniand godvrugtiger is, al is hy noch zoo fchrander,
hoe dat hy dikwils (ik zeg dikwils) ligtgelooviger i?
omtrent
-ocr page 328-2 40 Aantekeningen op den
omtrent zaaketi die zy meenen dat Godt aangaan : als
blykt in Gregorms.1 ^ enz. Maar ais ze daar buyten ko-
men , dan gaat hun verftand weer open; dan durven zy
aan het zelve zijnen vollen loop en uytfpanninge gee-
ven. En hoe hebben die Monnikken geichreeven? op
hun eigen houtje, énuyt-enkelde vertellingties? Geen-
fins. Getuige zy Johannes α Leidis, die in zyne Voor-
reden op Chronicon EgraoKdanam uytdrukkelijk fchrijft
dat hy het gedaan heeft op het bevel van zynen Abt Ni-
Maas -van^Adrichem, en dat hy zyne Jaarboeken getrok-
ken heeft uyt verfcheide oude Gefchiedeniilèn, Brieven,
Graf-dichten, Regiiiers, enHandveften. Ik geloof niet
dat alle de nieuwe Hiftori-Sehryvers zooveel moeite
aanwenden, hoewel dat 'er ook genoeg zyn, ik beken
het, die noch al meer werk van hunne hiftorien maa-
ken. Zal zoo een Monnik dat durven fchrijven onder
de oogen van zynen Abt, en van alle de Broeders, in-
dien hy 'er de waarheit aan ipaarde ? Ey, men denke
niet dat alle die gaften koolftruyken waren. Ik weet
zeer wel dat 'er evenwel in hunne boeken hier en daar
onwaarheden gevonden worden. En laat ons al toe-
flaan, ja ik ftaa het vlak tce, dat ze fomwylen wel uyt
drift gefchreeven hebben. Maar hebben zy malkande-
ren altemaal gefproken om zoo een onwaarheid te ver-
zieren ? Of hebben ze juyft altemaal op dezelve ftukken
gefchreeven ? Of zyn ze altemaal even bot, even be-
drieggelyk, even leugenachtig geweeft. Ik kome dan
weder op myn eeröe zeggen , dat die eenpaarige over-
eènftemming my noch al tegen houdt.
Noch moet ik hier by voegen dat de bovengemelde Mau
theiisVoffius, die de HolIandfcheHiftorie'in een cierlyk
Latyn heeft befchreeven, en ook om Zyne andere hoedaa-
nigheden voor een goed Hiftori-Schrij ver op de baan raag
komen, aan dit ganfche werk, ofte aandeeze gifte , een
heel andere gedaante heeft gegeeven. Hy zegt dan, het
geene ons ook zeer waarfchynlyk was voorgekomen ,en
Grotius zegt het met hém, dat de Batavieren ende Vriezen
geene onderdaanen maar bondgenooten der FranlTen zyn
geweeft: en dat Dideryk hun tot geenen Graaf door de
FraniTen is gegeeven, maar. van iien zelfs voor een Gra-
ve is aangenomen. En dat die gifte niet anders is als
een afftand van het opper-regt, 't welke de Franfche
Koningen zich over de plaafzeu , die in den Brief uyt'-
gedrukt
-ocr page 329-Η. Adalbertus,
gedrukt ftaan, voor deezen hadden aangematigt; zon-
der dat de Vriezen ofte Bataviers veel op hunne aaii-
maatigingen gepaft , ofte hun daar eenig regt ofte ei-
gendom toegeilaan hadden. Dit verhaal ife uyt gemeldeii
Vofftus ^ zoo als ik het daar vind : en het ilaat volko-
mentlyke op, mijne giffing ; zonder my egter in eenig
krakeel daar over te willen ileeken.
7.' Eit gaat althans vaft dat de Grooten van Vrank-
rijk, ziende dat deeze hiagam het hart van den Koning
fchier alleen bezat, en de v?agen der regeeringe mende
zoo als 't hem beliefde, den Koning met zynen gunfte-
ling hebben laaten zitten, en een anderen Koning te-
gens hem opgeworpen. Dit had Hendrik Hartog vaïi:
Saxen wel voorzien, want hy had al langte voren voor-
zeit, dat een van twee noch zoude gebeuren ; ofte dat
Hagam zoude regeeren benefFens Karei^ ofte άΐΛ Karei
daar onder zoude raaken met Hagano.
8. ReynierSnooy iitQmlZuthardeshageYoorWiWegom^
merbeek. Maar Douza [Amal. l. v.) kan daar niet in
vallen; en houdt het met de landftreek ^zwZulderwou-
de^ leggende ontrent Monnikkendam; te meer om dat
de Brief van Keizer Arnulfus ook gewag maakt van
Zuthardeshage , als zynde de Grens-fcheiding van ons
Weftvriefland. Doch 't zyn altemaal maar giffingen. En
aangaande Fortrapa, Kyndius die Zeiand ook gaarne in
het oude Batavia geplaatit zag , houdt dat voor het
Zeeuv/fche Forirafa, van ouds gelegen in Zuidbeveland:
doch dan zou men de landen onder de Abdye van Eg-
mond behoorènde al verre moeten uytftrekken; en die
Alsdy miffchien al magtiger moeten maaken als het BiC·
dom van Utregt.
9. In het Latyn ftaat mancifia , 't welke eigentlyk
llaaven betekent : ik vertaal dienüboden; want zy wa-
ren geen volkómen llaaven , doch meer gebonden als
dehuidendaagfchedienftboden. Zy waren gehouden den
akkerbouw, en al wat daar toe behoort, waar te nee-
men, den Heere s' jaarlyks een gefteide prys , 't zy in
geld, 'tzy invrugten , ja in wafch in fchoenen, in
kleederen, in beeilen, enz. op te brengen : daar en bo-
■ ven zynegoederen en zyn leven tebefchermen , enden
zeiven eenige hofFelyke dienßen te bewyzen. Als zy
quamen te iterven, had de Heer zyn gedeelte in de na-
iatenfchap: fommige zeggen de helft \ doch ik weet
niet
-ocr page 330-jtiä: Aantekeningen op deN
niet of dat wel een vaite wet was. Althans op ibmiïiï-
e plaatzen was het befte pand maar voor den Heere...
e vrouw en de kinderen, ofte de andereerfgenaamen
hadden hun deel in de erfenifle, 2,00 dat het geene reg-
te flaaven waren. De Heer S. van Leeuwen mztnt in
iynRoomfch Hollands Regt, dat ze niet mogten trou-
wen zonder verlof van hunne Heeren : anderen mee-
iien anders. Dit gaat vaft dat ze onder de erfgenaamen
als andere erfgoederen gedeelt wierden : ieder kreeg 'er
zyn deel van. By deBeyerfche Vorften wierden eertyds
de Jooden zelf gedeelt. Dit moet ook in Vraiikryk zoo
toegegaan zyn; want men vindt by du Chefne {torn. 5.
hifi,) een wet van Lodewyk iX, verbiedende dat nie-
mand in het ganfche Koninkryk eenen Jood , die ie-
mand anders toebehoort, . zal hebben aan te houden,
enz. Daar was een ander ilag van diergelykedienftkneg-
ien , Lazti ofte Laaten genoemd, om dat ze in eenig
gevegt door den overwinnaar in 't leven gelaaten , en
ter eeuwige dienftbaarheit gefpaart waren. Mattheus
^deNobtl. lib, 4. c, 9,) zegt dat die Laaten al vry gemeen
waren in Braband. Daar was een Laathof ofte Laatbank,
dat is een Regtbank daardegefchtllen raak ende dusdaa-
nige flaaven afgedaan wierden : daar waren ook erfla-
ters, ofte zodaanige regters. Zie Msittheus ter gemelde
plaatze, enz. Het zoude hiér wel pas geeven, ietwes
van, de keurmede ofte doode hand te ipreeken : doch
alles niet teifens; hier na ook wat.
10. De Heer Auteur , en de Heer Mattheus komen
daar in over een , dat de Notariffen van ouds geringe
menichen waren. Ja de laatfte ftelc ze noch laager - en
maakt'er flaven van; {in Anaal. Egm. c. 6.) En hy be-
wyft het uyt de Regten, en andere Gedenkfchriften: 200
dat volgens zyn zeggen de Heeren Notariffen op den
Adel en oudheitvan hun ampt niet zeer zouden mogen
roemen. Zy zouden evenwel, indien het op een plei-
ten aanquam, noch al wat können inbrengen. Om dan
een woord dien aangaande te zeggen, zoo is het waar
dat 'er by de Romeinen een foort van Notariffen wa-
ren , die niet beter als flaven, en vervolgens van 't al-
dergeringfte flag van menfchen, zyn geweeft. Maar de
vraage is , of men over den· naam ofte over de zaak
moet pleiten. Aangaande den naam, daar heb ik niet
tegen : te weten dat 'er flaven waren die een zekere
bedie-
-ocr page 331-Η. Adalbertus. ^43
bediening waarnamen , en NotariiTen genoemt wier-
den. Maar dan ïal ik ook neggen dat de Maarfciial-
ken van ouds maar opiienders der Paarde-ftallen waren,
gelyk Mezerai {torn. 2.) betuygt. Dat de Baronnen eer-
tyds de jongens van de krygsknegten zyn geweeil,enz.
'Zulke NotariiTen waren Haven van byzondere perfoo-
nen , die van hunne Heeren gefchikt waren ora alles
wat 'er te fchrijven , en op te tekenen ftond , waar te
neemen. Men weet dat ieder ilaaf zijne bediening had:
die het fchrijven had v/aar te neemen, wierd Notaris
genoemt. (Zie Guther: deOffie. D. H.iii. 9. en Schu-
bartus de Comitibus Palatims f. 25z.) Daar waren ook
openbaare Schrijvers, T'abularn en TahiUiDnesgma'imd:
De Tabularü Avaren ook gecne regte NotariiTen , maar
waren gelaft om rekeningen van de fchattingen te hou-
den, enz. Dan waren 'er Tahelliones ^ die al vry met
onze NotariiTen over een komen, en die naderhand ook
wel Kantzelieren genoemt wierden. Maar zy zyn het
fpoor byfter , zegt Schufardus , die het ampt van deeze
Tabelüones voor verachtelyk , eerloos, ofte ilaaffelyk
■aanzien; dewyl zulkemenfchenvan ouds uoit toegang
hebben gehad tot de regtbanken , ofte tot de behande-
ling der zanken die het gemeen aangingen; dat is ken-
baar uyt de Roomfche Oudheden. Naderhand zyn ze al
onder de Roomfche KMzers , dat is lang voor demid-
delftc eeuwen , tot een zeer groote achtbaarheit opge-
ftéegen, en hunne bedieningen onder de aanzienlykfteii
van het Keizerryk gerekant. Wy zien uyt de Brieven
van ΈΊίηιη5 dat 'er altyd een Notaris met een boek en
een fchryf-tafeltje in de hand aan 's Keizers 7,yde ftond.
2y hadden ook hunne Huys-notariiTen {Notarium do-
'meflicMm) die van groot aanzien Vv''aren, en in de Kei-
zerlyke wetten \?tOrden vergeleeken by de Onder-land-
voogden; ( Cod. Theod.l. 6. tit. 10. c.i.z. Ja Pro-
copius in zyne Hiftorie van den WandalifTchen oorlog
{l- j.) fpreekende van zoo een Huys-notaris , noem"^!:
iitvcï arcanornm omnium confcius i Een manv/ien de Kei-
ler alle zyne geheimen ontdekt. Gaudentius , een No-
taris , wierdt door Konflantms naar Africa gezonden,
om daar een waakend oog tegen Julianus te houden, en
dekuften te befchermen ; (by AmmianMs MarcelUnus y
lib.ii.) en Syagritts., ook een Notaris, wierd tot Land-
voogd en Burgermeefter verkooren. En dat de Nota-
riiTen luideh van den eeriten rang Waren , blykt ook'.
daar
-ocr page 332-äantekewingeli.
daar uyt, dat ze zich fomtyds mans genoeg kenden ofn
naar het Keizerryk te dingen ; gelyk Theodoras, zoo
hoog by den zeiven A-mmianus in zyn 19 boek gepree-
zen, en. Procofius by Zozymus aangehaald. Het welke
noch klaarder hier uyt blykt dat Stilko , die by na zoo
veel als de Keizer te zeggen had , zynen eenigen zoon
niet hooger zogt te verhelfen air tot het ampt van Op-
per-notaris ofte van T'nhunm Notariorum. Karei de
Kaale is deeerftegewceft, zoo als fomrnigen fchryven,
die het Kantzeliersfchap begon te vergeeven aan de
G'eeftelyken: en daarom wierden hunne Kapellen Kan-
cellaryen genoemt. {journal des Savans, 1704. »lois de
janvier.) De liefe-tendarn waren eertyds ook niet anders
by de Franfen· als zodaanige Notariifen , die 'sKonings
brkven moeiten bezegelen. {Matthem Anal. tom.i.p,/\e·^.)
Egter moeten zé altyd niet even aanzienlyk geweelt
zyn : want Fopißus fpreekt 'er aldus van in het. leven
van Karinus : Hy heeft een van zijne :K^ncellieren tot
Stadvoogd -van Romen aangejielt : eene fchandelyke zaak ;
ja wel zodaanig , dat Vr niets fchandelyker kan hedagt
mchte gezeit worden. Dan het fchynt dat ze allegader
van' t zelve aanzien niet zyn geweelt. De eerltcn waren
althans in hooge achtinge: want Amrnianm MarcelUtius
den lof van den voornoemden Theodorus ophaalende,
zegt dat hy al tot de tweede plaats der Notariifen was
opgeklommen.
11. De fteene huyzen waren van ouds zoo gemeen
niet. Zoo zegt Sigonius (lib. 4. hiß.) dat by de aankom-
ile der Longobarden in Italië 'meeft alle de huizen van
den gemeenen man van hout opgetimmerd waren > die
I ligtelyk'in brand geraakten , en tot den grond toe af-
i brandden. Het zelve getuygt Eindius in zyne Kronyk
van Zeiand, fchryvende over het jaar 876. Bleiswijk iu
zyne ßefchryvinge van Delft, en meer andere.
12. Niet alleen de ftigters , maar ook de eigenaars
vanKloofters hebben al dikwils (xe^tLupus, fchryven-
de over de aehtiie Kerkvergadering,) dezelve Kloofters
in vollen eigendom opgedraagen aan den Roomfchen
Stoel, ofte aan den Koning, op dat ze befchut zouden
zyn tegen den overlaft en het geweld van baatzugtige
Heeren ofte Vorften; want zederd dat Karei Martel de
handen aan verfcheide kerkelyke goederen en inkomftc'i
had geilagen , heeft.het niet ontbroken aan roofgiei''gc
en magtige Vorften , die dat voorbeeld op de eene ofte
andere voorgeevirfgenavolgden. DE
Tie naamen van de andere reisgezellen vaUj
WilUbrordus-, zcic Pagi^, zyη onbekend.
Baronius, ^egt be jdbe ^φΡ^ϋ η. 8, ileu-
nende op dengewaanden Marcellinm^ rekent winjbror-
onder dezelve reisgezellen ook den Heiligen dus difd-
Lebuims-, daar hy nochtans op hetiaary/S.n.ii. pelen word
zelf fckrijfc dat LeMms in Vriefland aangeko^
men is ten tyde van Ivarel dén Grooten Γ het wel- o-èftelt
ke wy ook op het jaar 77z. zullen bewijzen met Eebninus,
de waarheit overeen te komen: zoo vaft gaat het,
dat 'er uyt déezen beuzelaar niet goeds te haaien
is. SBijféba* i330|&t 'ei· ööii §eiii gegantieït % öe
Boiiandiften i", eiï ίΐί^ ftaaii ^eiic&cn ooft
luftiger faan ^era U f^iceßen.
Het zeggen van den gewaanden Marcellinus ï
5dt Mabillon ^ , die Acca, Wigbert, Winni-
bald en Wunibald by dit getal valfchelijk ge- enAccaj
klampt heeft, geldt by my het minfte niet.
li^at 'tt itan Wigbertus lier omtteïti: te oöji
iieclen tlaaf/ ieStjen to» tetiï^ aaiigetoeesen.
Wel is waar i zeggen de Bollandiilen ter ge-
melde plaatze dat de H. Acca een boezem-
vriend geweeft is van Beda, zoo als uyt verfchei-
de plaatzen van Bedaiis Hiftorien ligt te befeiFen
is: maar hy maakt nergens het minite gewag van
eenige reize, die hy met Willibrordus, vanwien
^ hy .
Crii. 'in annal.'Baron, t.'^.p.iij.
b Jn aäis S.S. ad diem I Martii., 3.^. 73.
c Mabill. Annal Bemd. torn. a, Ι.τι. ój, d pag. γζ.
m
5)6 Het Leven van* den
hy nochtans al dikwils handelt, zou aangevangen
hebben.
Acca , je^t S^i^öa al is van jongs af onder de
geeftelijkheit van den zeer heiligen en Gode wel
behaagenden Bofa, Biflchop van Jork, opgevóedt
en onderweezen geweeft. Daarna by Wilfridus
gekomen zynde op hoop van een beter voorne-
men te zullen uytvoeren , heeft alle zijne jaaren
in den dicnft van Wilfridus tot des zelfs dood toe
gefleeten. Hy is ook met hem te Rome geweeft,
en heeft aldaarveele fraaie dingen rakende de ker-
kelijke inftellingen geleert, waar toe hy in zijn
vaderland geen gelegencheit had gehad.
ll^t jïe5e iöoo^iien bmi ^^iia / op hoop van
iet laters te zullen uytvoeren , eil OOi^ Ugt öß
tybceïteninöe / öciagstn te SÖoUaniitftm iiat Acca
Uirt moet eei'eÄent too?ben ouöer be mettcge^d^
ien ijan H^iiilÖ^O^ÖU^. Want, peggen5e/ indien
hy met Suidbertus uyt Vrieiland getrokken was
naar Wilfridus , en zyn Apoftel-ampc verlaaten
hebbende , in 't welke hy volgens hun zeggen
met Suidbertus en Willibrordus was getreeden,
vorder by Wilfridus waar geblceven, wat zoude
doch dat beter voornemen zijn't welke hy meen-
de uyt te voeren ?
H^gi ontfenncn e^tei: «iet / peggen / iiat
Acca toeï geftomcn i^tnl^^ietïanïi/ aïtöan^aan
öeesc 5|}iie iian öen ïi^y«/ ont^ouben
geeft ö^ ben Wiiiibiordus; boe^ öat ié/ al·
töau^ ijoo? 300 ijeeï tog 't fiegrgjjen/ gefcöiebt
iii Wilfridus 0e5eïfcöa$i en ïaatfïe vei^ naar
men. guïli^ getuigt Beda ^ met beese tooo^ben:
De hoogwaardigfte Biflchop Acca was gewoon
te verhaalen , hoe dat hy naar Romen reizende«
ea
α Hiflor. Gent.AngUr. lih. y c.ii.
b lib, 3 cat>. 13.
Hy is wel
de leerling
gcweell:
van den H.
Wilfridus,
en met
liem wel
naar Vries-
jereift
land
daar
ook
'Y .
eeni-
gen tijd by
Willibror-
dus is ge-
bleeven.
Η. Α c c α; 147
eh by den Zeer heiligen man Willibrordus, Bif-
fchop der Vriezen in 't gezelfchap van zynenBif-
fehop Wilfridus eenigen tijd vertoevende, hem
dikmaals heeft hooren vertellen van 't geene door
de wonderbaare gebeenten van den eerwaardigen
Koning Ofwaldus in dat landfchap was gefchiedt.
En hy voegde daar by dat, als hy noch maar ge-
meen Priefter was , en een buitenlandfch leven
ter liefde van 't eeuwig vaderland leide, demaare
van zijne heiligheit ook al in dat eiland allerwege
verfpreidt was. fii^«
α Na Wilfridus is^iflchop van Hagulftad ge- „ ,
worden zijn Priefter Acca. . . Vorder is de Bif- ^^Ztooii
fchop Acca boven maten ervaren geweefl: in den van wilfri-
zang, doorgeleerd in de H. Schrift, zeer zuyver JusBilichop
in de belijdeniiTe des Katolyken geloofs , en daar ^^ '
by zeer verre ziende in de regelen der kerkelijke
ördonantien.
t jaar 740. ap öcn ao ban ïfeeft ftorv'en m
Beda aaiijejet om u^tieggtogsR te fcftipm ober 't jaar 740,
ί»ε ^cgei^mg / ühtt ^mnuei / oUt ^JSÏJ^^ / m
Ober öe ^liaa0diea ban j^arcu^ rii Swca^.
Boo? öè «gtlegsiiige obcc Ittcais flaat een S|fef
ban Acca aan Beda 5 Olli gew tot öat fc||pe»,
aan te moe&igen ; en lueöerom een ban
Beda aatï Acca, oni jlcft tt öeiiontfcïiuï&isen/
isat öp op §et aanpoiren bon ^igm
Γφορ· öefiaan gaï! pt <ébange!ie ban %um§/
tiQ öen Ambrofius', üöt te ie^en. ©Oiöetó
öe ödöge HEan/ na öat / iït toeet nirtötii
hm reöen/ ugtsijn 25i|b0m bajaagt fea^/elni
öeiijit in gejei^e jaar naat* öen ^muï p;«
teifï/ en öegraljen in öe fterfte ban ^lagnïfïaïi /
Ä Beda lib, ^ c.2t.
b Mahill Anna], Bend, ΐ.τίΛΐ η. ')6.
Μ α
-ocr page 336-ho Het Leven van öen
öïtoaarg^nasgne booööoo^niimMcn iiemiaai'ö
0eioo?iïen»
Ctoee anöiere reségeseïien Ut Willibrordus en
Suitbertus booj ÖCtt geioaaiiÖC« Marcellinus tüt^
geboegt iooi&eii / te toeten WunnibaldusenWii-
libaidus, ioaveii tn öet jaat DCXC, aï^ ijee^e
brordushet^otïoW^ töcfit öiaigÄiHigen isjietöt / iioeö
Evangeli Hiet 00000^1/ ^00 ö!^ 000? Bollandus opöen
verkondig- 7 ipeöiuatg/ öaar fset ïeöen tian gumim ija^
bei' Richardus too^bt Beioee^eu. ïï^tVi'
gaïije 3uïien ijng ban ïjen en ban ben Lebui-
nus öeneben eerfï ïjanbeïen,
ïDoeïi Marcellinus, onöer toieii^ naam beeje
faöeï sebiegt i^/ ofte/geipin aöe be oube&oe^
ften ftmt /. Marcheimus, moet gcenfin^ gceelimt
too^ben onöee be ed^-en pieefi -geseïtei ban ben
Willibrordus, bi'ein 5mieioiiitïieitmaat'
ψφ onöcrtoeeseii: maar inaet öeiteben^ ben
Lebuinus gejjïaatfï toa^öen onber be mebege^
5dïen ban ben Éfet Greaorius, jooai^beBolkn··
diften in be Levcns-befchryvinge der Heiligen
boo^ ontoebeefjiMi^Ip^ rebenenbefcoont^eßöeit'
en 300 aï^ 't jpee plaatje / baat' to^ 50« ïcben
3nUen aff|anbeien/ iilaaröei' saï ffiijhe».
Λ Op den eerften dag van Maart, §. 2. pag. 70 , cn op den 26
van dezelve niaand, §. 4. pa^ 65 S.
EWALDUS DE WITTE,
EWALDUS DE ZWARTE.
DeEwaï- wjaaebci' aan be isiaarfjeit fepnen bie te ito
'mLiIreis ' bcüje!&eii betüjeefeiïise Ewalden on^
gezellen bei' öet 5e5e!fe^aii ban Willibrordus fieïien.
in.ur de Maar, Jeggen be Bollandiften Op ben eei'fien
^aart/
WilIibaH
cn Wunni-
bald waren
noch niet
geboren ,
als Willi-
Doch Mar-
celliuus is
ds leerling
van S. Wil-
librordus ,
cn de me-
iJegezel van
S. Grcgo .
rius ge-
weeft.
TWEE EWALDUSSEN·.
jH^aart « / Beda ftrydt hier vlak tegen : . . .
(ugit toien togj^iimje'ïelienë-feftöiöbins perïaa^
ten boïgenj want hy zege dat ze het voorbeeld
van Wiilibrordus en van zyne gezellen gevolge
hebben , maar nier dat ze in hun gczelfchap ge-
reift ofte van hun getal gevreeft zyn. ι^Π^, (i)
b Hun voorbeeld zijn gevolge twee Prieftersin.
Engeland gebooren , die een ruimen tyd, uyt
Zucht tot her eeuwig leven, in een gewillig bal-
lingfchap hadden geleefc in Ierland : zy zijn dan
aangekomen in het landfchap der oude Saiten, ("z;
ora te bezoeken of zy daar iemand door hunne
preeking tot Chriftus zouden können bekeeren.
Zy hadden beidegaar cene en dezelve godvrugtig-
heit, en voerden ook den zeiven naam dewelke
was Heuwaldus ; doch met dit onderfcheid , dat
om de verfcheide gedaante van hun hair, de een
de witte , en de ander de zwarte Heuwaldus ge-
noemt wierdt. Zy waren alle beide naar de regels
des gelooEs gekonfijt in de Godvrugtigheit 5 dan
de ZΛvarte Heuwaldus was wel zoo ervaaren inde
k-enniiTe der Goddelyke fc-^riften. Als ze dan in
dat landfchap aangekomen waren, zyn ze inge-
gaan by zekeren huisman j ' van wien zy verzogt
hebben dat hy hen zoude doen komen by den
Land-overfte , als hebbende een gezandfchap by
hem af te leggen , en hem iets voordeeligs voor
te ftellen. Want de gemelde oude Saxen hebben
ge enen Koning, maar verfeheidene Land-overfteia
daar dat volk onder ftaat; welke land-overften op
het tipje van een opkomenden oorlog gezament-
Jijk onder malkander loten, en zoo wie dan door
het lot aangeweezen wordt, die wordt van hen
allen alsde krygs-overile gevolgt en gehoorzaamt:
doch den oorlog ten einde zynde, hebben alle de
land"
« P^^. 73. § 3, l· Beda hift gentk Angl, l. 51. n·
149
navolgers
vsn Wilii-
bïordus
gcweeft,
O ï
Ze varen
beidegaar
inEngeland
gebooren,
de cene om
zijn hair.de
witte ge-
noemt, dc
ander de
zwarte^
3.
-ocr page 338-lp HetLevenvande
land-overllen wederom een gelijke magt. De
huysman heeft hen dan ingenomen j en nagedaa»·
ne belofte van hen naar den land-overfte, daar hy
onder ftond, te zullen zenden, zoo als ze verzogt
hadden , heeft hy hen noch etlyke dagen in zyn
huys gehouden. Maar als ze by de Barbaaren be-
kend wierden voor luiden van een anderen Gods-
dienft, (want zy waren geduurig bezig met bid-
den, en met lofzangen en Pialmen (3) te zingen:
en zy droegen dagelyks aan Godt op de ofFerhan-
de van 't zaligmakende üagt-ofFer > hebbende ge-
wijde vaten en een gewijd bord, infteede vaneen
hwmL^" outaar , mede gebragt) zoo zyn ze by dat volk
om hunne verdagt geworden : want die Barbaaren vreefden
gewijde dat zy den land-overfte , indien ze by hem qua-
vatcn ver- j^jgj^ ^ rnondgemeen met hem wierden, van den
wordfn'eti hunncr Godeu zouden aftroonen, en tot
daar op den nieuwen Godsdienft der Chriitenen overhaa-
doodt en in len : en dat hun landfchap aldus van den ouden
den Rhijn Godsdienft tot een nieuwen zoude moeten over-
gcworpen. hebben hen dan onvoorziens aangepakt
en ter dood gebragt j en wel zoo dat ze den wit-
ten Heuwaldus een korte dood door het zwaard
aangedaan , maar den zwarten door langduurige
tormenten, en door een gruwelyke verfcheiiring
\'an alle zyne ledematen, dood - gemartek hebben.
Het welke de Land-overfte, dienzy hadden wil-
len giian fpreeken, verftaan hebbende , zeer ver-
ftoort isgeweeft, om dat men vreemde menfchen,
die hem wilden komen fpreeken , zulks niet had
toegelaaten. Hy heeft dan volk afgezonden , en
alle die dorpelingen benevens het Dorp doen ver-
branden. De gemelde Priefters en Dienaaren van
Chriftus hebben geleeden op den 3. O£t:ober *·
En hunne marteldood is ook niet zonder heroel-
fche wondertekenen geweeil: want als hunne ge-
doodc
? in 'tjav
-ocr page 339-TWEE EWALDUSSEN. Tfl
doode lichaamen, gelijk gezeit is, door de Hei-
denen in de revier geworpen waren, is het ge-
fchiedt dat dezelve , tegen den loop der reviei-e
aan, en ter lengte van 40 duizend fchreeden, ge- Door ten
drecven zyn ter plaatzen daar hunne medegezel-
len zich ophielden. Daarenboven heeft 'er alle
nachten een zeer groote en lichtende ftraal, die vonden f
tot den hemel toe reikte, over die plaats gefchee- zyn ze met
nen daar de gemelde lichaamen quamen aandrij- ^^j^op-^jyks
ven, het welke zelfs de Heidenen die hen gedoodt haalt en "tc
hadden quamen aan te zien. Dat meer is de eene Keulen be-
van die twee Heiligen is in een nachtgezigt ver- graaven,
fcheenen aan een van zyne medegezellen , met
naame Tilmon , een Man van aanzien, en ook,
naar de wereld gefproken , van Adel j die van
Ridder Monnik was geworden. Aan deezen maak-
te de Heilig bekend, dat hy hunne lichaamen zou-
de vinden ter plaatze daar hy een ligt uyc den he-
mel op de aarde zoude zien ftraalen. Het welke
ook aldus gefchiedc is : want hunne lichaamen
gevonden zynde wierden met zoodaanige eere,
als de Martelaaren toekomt , opgefloten ·, en de
dag van hun lydenenvindinge wordt op die plaat-
zen met behoorlyker eere geviert. Eindelyk als
de overtrefFelyke Vorft der Franfen Pippyn dit al-
les verftaan had, heeft hy hunne lichaamen, die
by hem gebragt waren, met groote ftaatfie doen
begraaven in een kerke van de ftad Keulen aan
den Rhijn. Het zeggen is ook dat ter plaatze,
daar zy omgebragt zyn , een bron opgewelt is,
die dezelve plaats noch ten huidigen dage rijkelijk
van water voörziet. ©u^ ί)01Τ0· Beda. (4)
ïl^cgemeïöetiïsee i|0iiigej|^oni«li«n/
ugit Beda btrgaait iä / öeö&en ire niariei-öooö
tigt0üftaau ojj öen 3 O^ito&cr / op todftca itag
ίϊε ouöe önimenamne« ooft
beratriöm,
Iti ΛΛΝ-
-ocr page 340-rp
AANTEKENINGEN.
1. Het is waar dat Beda dus fpreekt in tyne hiftorie.
Maar in zyn Martyrologium zegt hy duidelyk dat 2,e in 't
gezelfchap van Willebrordns zyn overgekomen. En dit
ftaat met de eigene en zelffte woorden in het Martyro-
logium , ofte Martelaars-boek van A^o, en in dat vaa
Ufuardus. Doch het is ook waar dat fommigen hier om
gelooft hebben dat dit door den eenen ofte anderen uyt-
fchrijver uyt Ado is overgebragt in het Martelaarsboek
van Beda. Maar die de Ewalduflen voor de reisgenoo-
ten van Willibrordus willen houden, zouden bewysvan
dat overbrengen können eiffchen.
2. Te weeten in dat gedeelte van Oud SaiTen, 't wel-
ke nu den'naam draagt van Weft-falen.
' 3· Het zingen en leezen der Pfalmen is een oud ge-
bruyk in de Kerke. Het blykt uyt veele plaatzcn van S.
Hieronymus dat de Klerken, de Monnikken en de God-
gewijde Maagden verpligt waren , alle de Pfalmen van
buyten te leeren. Ja de leek.en zelf hadden die gewoon-
te. De Hunnen^ zegt Hieronymus in zynen 7 Brief,
leeren het Pfalmhoek van buyten. Doch 't is alleenlijk
een verbintenis gebleeven voor de BiiTchoppen, Ker-
kelijke perfoone'n en Monnikken: en dit wordt hun be-
volen in de achtfte en in de elfde kerkvergaderinge van
Toledo. Ja Gregorius de Groote heeft Johannes BiiTchop
van Ravenne afgezet om dat hy onbedreeven was in de
Pfalmen: en om dezelve reden heeft hy ook de verkie-
zing van Rufticus tot BiiTchop van Ancona vernietigt.
4. Het vieren van deeze Heiligen,zegt Baillet^fcheen
naderhand wat te verflappen ; tot dat de H. /Imo Bif-
fchop van Keulen, in 't jaar 1704, een overvoering vaa
hunne lichaamen heeft gedaan , en de oude Godvrug-
tigheit wederom vernieuwt. Naderhand zijn hunne
hoofden te Munfter gebragt, alwaar een feeft van dee?
ï,e overvoeringe wordt gehouden.
Tii^
-ocr page 341-153
,. . Α .
Η
Tilmon
ecu En-
gelfcli
Edelman,'
is waar-
fchijnelijfc
de leerling
van Willi-
brordus
geweeft.
et is ons , JCÖÖfH ÖC Bollandiften voor
deezen als al vry waarfchijiielijk voorgeko-
men , dat Tilmon ofte Tiimannus ,"aan wien
de lichaainen der Heilige Ewalden veropenbaart
wierden , een van Willibrordus medegezellen is
ge weeft.
gfn ire meefie éffc%}iftm faan Beda Wnbt men
Tilmon ^tft^^uhm, ^n Set ganöfcSiift / iJ^n
't iueïïie Abraham Wheiocus iii ben bjuft ^an
Cambridge ^icg Öeiïient geeft / fiaöt Tilmannus.
Cn in öe Saxiflche U5tfiieiöin0e ban ^^oning Al-
fredus ftmt Tilman.
Hywas een Engelsman, geïp iögiBeda ^ceeö^
geöfiengooirett becgaaïen/ een man van aanzien,
en ook naar de wereld gefproken, van Adel j die
van Ridder (i) Monnik was geworden, een me-
degezel der Ewalden. Aan wien een van die twee
Heiligen verfcheenen is, cn te kennen gaf dat hy
hunne lichaamen daar ter plaatze zoude vinden,
daar hy een ligt uyt den hemel pp de aarde zou·»
de zien ilraalen : het welke aldus ook gefchiedc
is -j enz.
β InObfervat. ad S. Suitbert. /».73, ;
h Beda Hiß. gentis Angl, 1. $ e.iu
1$ ƒ
Jf4
I. In't Lntynttaatdemi/iie; was in de middel-
iie eeuwen geen enkeld krygsman ofte foldaat , maar
een Ridder te zeggen, zoo ais uyt veelerhande Schrij-
vers kan aangeweezen worden , en ook aangeweezen
wordt door A. Mattheus , {deNobil. /. (. c.4. ij' alibi,)
en door den geleerden Schriverius in zijne Graaven van
Holland. EenM7ex, ofte Ridder, was hooger als een
Edelman. Alle Ridders waren edel , maar alle edelen
waren geene Ridders. Zelfs waren altijd de Gravert ten
eerften noch geene Ridders; en dan fchrceven zy Jon-
kers, DomiceUi. Johan I. Graaf van Holland, die de
Vriezen meer als eens geklopt heeft, is egter geen Mi-
les ofte Ridder geweeft , maar Jonker geftorven, heb-
bende den tijd niet gehad, om zich in oeRidder-Order
te laaten aanneemen·
ά
De η. Engelmundus. ι^Ι
-ocr page 344-Het Leven van i>em
Engeimuo- Sommigen ^ zcic BoiTchaarts ^^ laaten iemand
fommi'gen de boven genoemden achter, en ftel-
gehoudcn len Ingelmundus ofce Wervinus tot reis-
"enoivln gcnooc Van den H. Willibrordus : zoo
f!wi°ii- doet zekere Kornelis van Hoorn, Kanon-
>roidus. jjji^ Regulier in zijne Hiftoriflche Wereld-
kaart , uytgegeeven t' Utregt in 't jaar
'eïjen t^ tm ijait'tlaacImifcöeS^i^
boni / öderen ontrent 4000 pafen bau
i^aacfem / fcn öcr ßiOOte fïcöen Isan ^Φ
ïmtïi/ «ί ïjoofiiftaii ban ücnnemerïatiö,
Rovenius, fëart^öiffcgoji ban jfiïippen /
pceft öcij iiigoHÖ ban Engeimundus ïeben in 't
iaac 1640 n^tgcseebcn/ en öoen ö^uïtiien onöei;
U e^3oni»eire <iB>etiiöen ban 'tiitregtfcge Klact^^
ïiiéïiom / en ban öe onöerïiooinge ^i^öommen.
Soutmun, öi'e ίιε afSedöingen banöe U^ofcc^
ϊεη onse^ Éatiedaniil in 't jaav 165-0 in fcijoo^
ue jpientenöeeft n^tgi-gceben / cn onöec öe^ciben
Engeimundus gejpiaatfï / geeft öitög 5t}ne p^cnt
IfOen b^UÏtften : Engeimundus was niet van het
getal der twaalf leerlingen van Egbertus: hy heeft
egter met Willibrordus gearbeidt : en heeft met
S. Adelbertus de Keanemaars tot Chriftus bekeert.
Hy is de byzondere Patroon van Velzcn.
Hy vord jijn 'er hit ö«n boo^ een en öen 5eïben
«egen de fjoy^en ttiet öcn Edmondus} boeg bit fïröbt
wïèen opentïp tegen öe toaargeit SauiTajus in sgn
«n^en2ei-23^öan^eï aan'tipranfcge j^arteïaar^-boeit/
«n gehou- Altfordus in 5gne Cngei -^ajciffcïje^l'aarboeiten/
in Η Ed ^^ «iingeïfcïie j]EmteIaar#oe{t / ijeöben 't ooft
®uadu6. 'n«^/ aï^ sg'creen H^arteïaar baumaaften;
todftc
.. J« X» Diatril·, dijf. 19.
Vi
Η» Engel mund us, 157
fajeïlte öooïiitö boïgen^ Molanus oritïeent iigt
ite gemeene ^conp ijati i|oïïönii.
i|et febenijan Ëngelmundus m't zijhiérès ^
ben öoo^ Sauffaius, öie ïjet %na öan tooo^ii tot
toOOIÖ 0rtroïtiiin ^ttft tlfft h Molanus. Schryvcre
iter^ Meilerd, ^afïoo^ ban Bd-^ml 3öoaï| tog uytgegee-
Mgtbe papieren ban Lindanus ibefpetifeit / ^mft in ven.
't jaar 1^64. een anö^sjeniopioopiger febenaaii
öe uafeomeïmgen öejo^gt: öoc| ïjet ioeïfte boï^
gen^ öe Boiiandiften , fc|||jbenöe 0bec öen n
^unii / öegaïben beeïe om-rebenen en opp^on^
hingen ban jijne öengben/ niet sonba'ïing^ fci)ijnt
te beljelsen / 't geen men niet aan alïe Hpofioi
ïijTcÖ^ mannen 30η ïionnen toepafen.
geben π öan pt böïgenk ugt Molanus:
Ëngelmundus een Engelsman , van VrieiTchen VeAaal
afkomfte, Priefter en Abt van ^ Benediktus Or- yanzyn
der zijnde , is ten tijde van den H. Willibrordus
door Goddelijke inblazing gekomen op de gren-
zen van Holland, alwaar by het woord der zalig-
beit aan de woefte en ftijf-koppige Kennemers λ ,,r ^
heeft verkondigt. Na veel arbeids is hy van de . ' .'t
koortze bevangen, en heeft zijne ziel den Schep- f ·
per opgedraagen : en hy heeft een heerlijke be- ' ■ ;
grafenis te Veizen bekomen, alwaar hy ook door V ' .
zijn gebed water uyt de aarde had voortgebragc.--
Men gelooft dat ^ÄnVai, de vijftiende Biffcho|i - ' :
van Utregt, zijn lichaam met meer andere lichaa-
tnen, met de welken hy zijn Bifdom heerlijk ver-
ciert heeft, in 't jaar 977. door hemelfche open- ge·:
baaring heeft gevonden. De oude Mis-boeken grlotg"^
ftellen zijnen geboorte-dag (i) op den i Februa- waarde te
J"y : maar hy is zoo lang als ^t menfchen können Veizen, ai-
geheugen , ge viert gewecft in den zomer op den
tegen d.
α Beliilvcn Molanus, Lebben hem ook Hugo Mcnardus i Eu-
celinus, J. Mabillon en ίηατ andere ouder de Heiiigen vau Bc-
nediftus Order geplaatft.
ifS De η. Engelmundus.
ßnJpijn 11 Jufiü, wanneer miflchien zijn lichaam uyt de
aangeroe, ^ j jj ^ ■ geweeft. Vorders is de H. Ensel-
penwordti ,=> o, . ... & ^
mundus oolc noch in onzen tijd vermaart geweeit
door het doen van verfcheiden mirakelen, en wordt
gehouden voor den Patroon tegen de tandpijn.
Maar zijn hoofd, dat met goud heilagen was, is
voor eenige jaaren geftolen geweeft.
Zijne andere Overblijfzelen , die naderhand
door de onkatolijken (in de eerftc woede der in-
landfche oorlogen) over de vloer der kerke ge-
fmeeten en verftroit wierden, zijn door den Ko-
iler weer opgeraapt en in veilige plaatze gebor-
gea. Dezelven zijn nu te Haarlem in bewaaringe,
om dat meeil alle de huizen te Velze , ten deele
door de ftropcryen der vyanden , ten deele door
't gebrek van 'sKonings foldaaten,met de balken
der kerke onder de voet gefrceeten en verbrandt
zijn.
een öoeft met öe ö^tiö rjefci^eeiim / fie^
gooitn&e tot Öc iitt .^Oiöertijneii te Unt^
Hy heeft toerjtetj / fïaan einige tnimïtefen aangeijaaïö/
ook mira- ^,ί^ jjeröictifïen gefcöie&t ^ijn: ai^ öat
van 'er gmee^en öait een eejioeï aaw sgnen
fommigen gaï^ baar ba» ging quilncn : isat 'er
hl« opge- iijaji ijjgt jiueigeu/
«fca. ί'οο^ Säue boo?fjJiaaï{ aanfion&^ gegolpm ioiecirt:
tn öat liocf) tm au&er ïfinö / aaii toien e«t
imiicise etterbloei» ten ooce« en neuje
reïöe/ ftinnen 't jdbejaar op get aanroepen ban
ten 3|,Engeimundus geneejen geioeeft.
Ax\NTEKENING.
I. Dat is zijnen fterfdag: want de flerfdag der Hf^i-
ligen, gelijk boven aangeweezen is, wordt voor hun-
nen geboorte-dag gehouden ; om dat ze als dan een
nieuw en hemelfch leven ontvangen. D Ε
De η. Weren frïpo«
HcÊ
é
Belijder, Geloofs-peeker in Vrießmd.
-ocr page 348-i6o He.X) Leven ν anden
Het leven van Werenfridus ftaat in de ver-
zamelinge van SuriuSi op den 14 Augu-
iti, en ook in eenige boeken met de Iiand
gefchreeven: die aidus van hem ipreeken:
Werenfridus afftottifïig ugt «iEngeïatiii geeft
öen Wiilibrordus 500 ioeï öoo? jtjn ïe^
beu aï^ iioo?5ijne ijoetfiqf^ennegeöoïgt/
en ijaberianii 300 ioeï aï^ jijne ouöer^ ugt
ïiefÖe tot <i5obt berïaaten.
J. Mabillon i^ït Öaai' tOe / trat Werenfridus
ooft geteït moet tooien onöei; öe cei|senooten
ban Wiilibrordus. Bollandiften fïaatl ett tiuij^
ffïen/ 300 aï# 3e 3CÏf^ ïieftemieu / of 351 We-
renfridus maat! ioiften ^ouöen öoo^ wiiiibrordus
ïeei'ïins; öan of (jtm jJÏaat^ moeten gunnen
ouiter 3ijue eccfïe cd^3e3eUen. Van den eenen
kant, 5Cg3eU 3e / wordt het niet voor vaft ver-
zekert dat hy met WUlihrordm in Vriefland zou-
de gekomen zijn en van den anderen kant is 'er
geen doorflaande reden om zulks vlak enrond-uyc
te ontkennen.
Het gemeeue 3e03eui^öat Wiilibrordus, ijooi^^
gienöe &at ïte ^eiilsijeit bau 500 een man aanbeen
ïe meufclteu nut en boojöeeïig 3ouiie 5011/ ïfeui
gejoüiicn geeft naar ïjtt iPo?ji Elfte, get toeïite
eben te boore aan gern (Wiilibrordus) iioo^ üa^
rel in eigeubom bja| obergegeebeu : ban toefèe
gi^e een oj»en öjjef fiaat % Wilh. Heda ^, ge^
geeben ïu öe opeuöaare ^ucgtTulpiac, (i) beU
Ρ3ί«ϊί / ί» J^^i^ bei* ijegeen'nge ban beu coem^
bjaaebigeu ïtomug ber^pmnfen/ Theodoricus,
We na be boob ban Chiipericus, lu 't jaar 72-0
ύοΰ} KarelMärtel Op beu tgjoou toierbtbergeebeu,
0 ad diem 1 Mariil, ξ·2Ρ·73· ^ i^i-Ψ·
wie en wat
landsman
Werenfri-
dus ge-
wecft is»
Werenffi-
dus , die
Willibror-
tUis reis-
genoot , of
ten miafte
zijn diici-
pelwas, is
van hem
ter pree■
king van 't
Evangeli
uytgezon-
den ge-
weeft.
Η. W ε r ε ν f r i d υ s.'
0eiüaani!e MarceiHnus, om 3iine öioööcï^
quafï OÜÏi ÏJtt febrn ban tJen Werenfi-idus t?bavijzen
te petten / toïi o«^ acgterboige«^ öe ft^at uyt dc
fcïjt EeriiUcrga&mns / tit nocï} in 't ïeben ban
öen i^.Suidberrus ge^ouöen 5oa gijn / öiet^ maa? gaderingc
i^en irat öc Werenfndus, cen p^iefiet· en een vau u-
treffdp p.^eöiii^!? / gegonöen naai' ise S^etn^
■toe / en öet Kimhse'baitt Ijan CÖiijiu^ te€ïfï/
te Jl^ctïci'boirt/ en isaai; om fireeii^ fiefïjertsöu Dorp Ejft,
Öeöben. ^y
j^aartdg^efißenöeese geijjaanbe beröaöefinö "o^geftor-
diter^aï/ met öe BoikndiiknenAnt.Ι'^βηï."
semontïcft.
Molanus α 0etOg0t iiat Werenfridus ißt
ïoof ooftgep^jeiiiiit ^eeft tc JEiebeuöïiït eu te
te ©iniilieöe,
fög öe iuereïö ijeröugfï ojp b«i 11 SCu^ zijur gc.
(0eip aïÖiJerÖaalitöOiiJtïlOOilohannes a beenteÄ
1-eidis in sijn titieöe ööeït/ aan 't4^ goofiifiuft) ,
rnftesraabeninöci^oiiJiiliiiï, »e S^eeiiteU: uÏ
55η ÖOO^ Baldricus, ÖilfilVllbe ^δφ^Οί» featt ϊί^ de-awdc -
tcegt / öie OOÏt aiiïaar 't ^yjiec eece een lioiieflie verhcerea.
ban Η itaïwmffiittii gefiigt ϊ)€φ j met öeöoo,?^,
igfte fïoatfie n^t tre aai'Öe ge%t/cntoa|Öcni5öac
te^en^ öe jigt ïJegogt.
^t Werenfndus ii)0|ht ίιι ^et itoecStfe^e
«η in be onöerfiooriö? §5i^i»omm6» gebiert oj»
ben 14 SCusufii.
« ζ» Natal S. S. Belg'iu
%
RE-
I, Deel:
xd2
Over de Zending van den
H. W I L L I Β R O R D U S,
en van de eerfte Apoftelen van Vriefland.
men aan bcanbcc^-ge^iniien optottjpt Set
geft^eit ber<i5oï>iidpc enl}jofioii|fc§e 3cnbin0e/
en |im ïicje iuoo.jöe« ban ^ofue tot öe
öaoiiiten te genioct boat / Wie zijc gyl. doch,
en van waar zijt gyl. gekomen ? 500 ^OCi^en Jgi
onöec anöeren "gaare 5eiiï/gripa!0^Boiïbhaarrs
aï oBec Ïaii0 «gt Kofterus aonniirftte/ % Wil-
librordus, en Öe eerfte planten ban
l^^ie^ïani».
3i^ant/ ^e00en $e/ Beda ^anisdenöe ban Eg-
bertus in φί s Öoeft öec oBngeïfcöe IfiftoL-ien/
aan 't n ijooföfluß/ fjijeeïit aïöul: Hy heefc
noch zijn bed gedaan om heilige en bequaame
mannen, onder dewclken de deftige man Willi-
brordus door de Prieilerlijke Λvaardigheit en door
eigen verdienften uytmunte , tot het werk der
geloofs-preekinge af te vaardigen. Zie,
3e/ hoe dat het, volgens Bedaas getuigenis, noch-
te Sergius, nochte iemand anders der Roomfche
Paufen, maar Egbertus is geweeft, dewelke zelf
van Godswege belet zijnde van het Evangelie in
Vriefland te gaan verkondigen, derwaarts heili-
ge en bequaame mannen in zijne plaatze gefchikt
heeft om het werk der geloofs - preekinge voort
te zetten.
Tegenwer-
pingder
Auders-
gezinden.
Genomen
iiyt de zen-
dinge door
£gbcrtus,
α Jofue 9, versS.
b tVilh. Boffchaarts Dktril/. de frimls Frifiat Apßolist
dijjertat. 38. i^c.
Redenèering> See: 163
in 't SjoïseiiiJe öoofitfïuft (500 ßaait 5g d
homt) fcöigft Beda ^uiii^ toe aan een ioeceïti;^.
fegen mm/ te toeten Pippyn; tóantö? f»mU
tn&eserijoe^ei Kort na hunne aankomlt in Vrief- zelfgidaan
land, zoo ras als Willibrordus vernomen had dac
de Vorft hem verlof had gegeeven om aldaar te
preeken , enz. ^t gemeiöe Beda , peggen /
Öet3efii0t 5et ^tlht toat ïagec met noeg iinftreitji!
ßec lïiOO^Ïien : Na dac deze mannen, 5e0t ϊβ/
die in Vricfland gekomen waren, daar etlijke jaa-
ren hadden gepredikt , heeft Pippyn eindelijk,
toet ieder eens goedvinden , den eerwaardiger
man Willibrordus mar Romen gezonden. . . .
op dat hy tot Aarts - biilchop over de Vriezen
mögt gewijdt worden.
<Sben aÏ300isSuidbertus, ilieboo^ WilliblOr- en iiyt hei
dus S^iffeöoj» ié setogöt / niet naae ïSomen tot ^an
Sergius , ttiaae naar Cn^eïanö tot Wilfridus
böoi öe ft^oe&er^ ^ejonben getoeefi om setopt „iet uyt'
te loojben, H^ant/ geggen^e alöoiïief/iïit geeft Rome
Beda m gct imafïgemdöe öooföfcult toibeïp te ®aaruy£
feeimen öoo^öeejetoostten: Op deezen tijd heb-
ben de broeders , die in Vricfland bezig waren
toet de bedieninge van 'tGoddelijke woord, uyt
hun getal verkooren Suidbertus j een man van ze-
digen ommegang, en van een zagtzinnig gemoed.
Om tot hun gerijf Biflchop gewijdt te worden.
Als hy dan naar Britanje gezonden was, heeft de
hoogwaardigfte Biilchop Wilfridus den zeiven op
hun verzoek gewijdt, enj. Φρ öe^e getuigen^
oan Bedafïiigten ooft öe toooiöen ban Alcuinus,
m Set ieben ban Willibrord as Slïtoaac Alcui-
nus 't sgnec tm aïö«^ singt:
ff apud Mahllhn feCé 3 6 ρ Cof,
' %% '
-ocr page 352-164 Redeneering
De braave Vorft Pippyn, het hoofd der Fran-
fche ftanden
Heeft hen met bly gekat en ftaatfie in-
gehaak:
Γ Eil flux bevolen al die woefte dorre landen
Daar Chriftus heil'ge douw fchier noit was
opgedaalt,
Te gaan bevogtigcn door een groei?;aamen
regen.
En vet te maken tot een nieuw en beter ooft.
Hy heeft hun vorders tot erlangen van dien
zegen,
- Alwaar hy kon of mögt zijn hulp en dienft
belooft.
fcÖ^ijft Tricbemius tïat Pippyn Öm
Wiliebroord met
om öct Cbangdie aan U Wt^m te iJ^eefteit
©ofg beeje pnne tcpahjci^mi^u
ßen Qtmfm§ öe nootsaiidpö^it ban een hsetti^
ge en ICjiJofïoiifcöe ^enöinge. d)
Φιη get toeEe lilaarl?er te öoen öïpen / 50a
3e0 iis Öat öe eetüjaai'irige man Egber-
tus, betoeïfte irie ïieiisgc en berfianöige mannen/
boïgen^ öe getnigeni^ ber^^pecen/ totbec^
]^οηίιί0ίη0 ban 't <!5üööeïpe tooo^ïi naai· ^μφ
ïani» gejonöen ^eeft / niet aileen Silit / maae
ooft een gehjUlie 0eitiee|ï / 500 aï^
togi banïjem !)anöe!eiiïie aangemerkt öeböen: en
iiièn^boïgen öat lig niet aiïeen eenigen ^ijneu
meöegeseiïen naau ©^ie^ïanb gefïimrt ^eeft not
etn ïieföaaöige genegentöeit/omboo? 5ijnnaa^
geïegen boïft / öaar ooïi ngt gefti^oten toa^/
te 50jgen / en aan 't ^eïbe pijp te öefcptiteii j
maar öat öp ooit ngt ftragt ban jijne
jgeïpe magt öese joig boo? een boïit öat ber^
laaten toa^ / en in öe önifißwiiffen geiromt^eït
löS/
JVederleid,
door dien
dat Egber.
tus, als de
naaft-gele-
gen Bif-
fchop eeni-
gen van
zijne leer-
lingen der-
waarts ge-
zonden
]Kcft.
over de zendüstg) êCC. l6S
feg / aï^ naaftc SÖifTcifloii / iJoo^ tm togïe tp^
Öecft li^ant top toeeten u^t öe
feei'toiijße^ifiorien/ euBaronius ^ 5eïf/ öieget
li^t Ruffinus h ϊβφ / öaiist 'et 5ijn jegd aan/
öat Frumentius eU-Edefius, Cgiriei'^itau geftoo^i^
te / 0etopt en ter p^eeftinge ijan 't «iEliattsdie
«aar ^'aöie φι ge^srètn gelaeeli boo^ Athana-
fius (%) ^atriare§ öan ©u^ |eeft
isoii Philippus Roveniussu featef mite/1eisseteii
in 't }aai; 16^7 itm 16 Ipaï/ aï^ naafi-gelegen
25iffcï>OJ) ma^ gegeeben aan Johannes Martinus
Rugius ora in ^oo|toe0«t te pmhm.
ligtmiinteniie Hai'öinaaï Tana- ^oo ai?
ra, toenniaaig l^anfd'pe / ibmwitien
ö^ ji^iiincöiüetiec^ Öcin ba-toittsgt öaööen öat 00k ge-
'et Iii iit {rait ^m-iname geB^eß aan ^^fefter^
toa|/ in 't iaac 1683 öen zo ^ni^ ban öen βηΓοΗορ-
fcööp üan liafiorien bersogt / dac hy zieh zou pea.
gewaardigen te onderzoeken, of hy niet zou ver-
mogen twee uyt de gemelde Vaders naar dat ei-
land te zenden, eilj, (3)
©ocïi aangaanöe Pippyn, bie toen ter tii&c öe
haagcn ber regeci^mge nienbe / tectoijie öat öc
lil 't ji^aïei^ isan ïafigöett aijS borfuft
Saten / m in a^n baöjige ijji^^^dt ba'3O0|»en
tagen; besetoe ^etft aan Willibrordus
Seïfcgaji geen raagt berleent om
te / en be ftnbbe boo? 't u^tregften beb
^eilige ^aceamenten te iioebenj maav ö^öeeft p/p^
ai^ oüa-fïe en &efc|er!n-öeei; ban bie Ijoil^a'en/ pijn heeft
iJoojnanientip iia 't obecioinneit ban Uoning heu ais
Radbod US, beseïbe ntannen / bie booi ben %ψ
fcöojj Egbertus tot get öefteeren bei· é^iejen af .
sesonben iuaten/ en bieïj^ boo,? %oomeen hjei^
loove, en
«egaafbe mannen aanjag / b^ienbeïp ontbant onbefpro-
Λ ad Annum Chrißi 318. wegaug.
lil·. I caj). p.
-ocr page 354-l66 r ε d ε ν ε Ε r i ν g
0cn/ in 5iincße|cÖ^mtin0genomen/ en met#
iiemagt gepïpeu en ijerireïjiigt; 30^0 öiag^ïi&e
öat 5e Sjan niemanbnt jpieijij^-amjit gemaeit
ofte berpibert Iwieröen / en öat öe ijao^tfang
i)a«'t<i25iangeiienéei gefïuit Suier&t/ o^t öat l^et
C^^ïfien geïoof tn aïic is^ilöeit / en jao fjioeisig
aï^ mogeïp / lieit^döt en boo^tgepfent
mögt iMOjöen. äl^ant in 't faoorsge öooföfïuft
f^mU Beda ban pn / na öat ïjg ^an^
iiomfï ίπ Jet ber^aaft öaö/
in Ö05ei? boege : Dewelke daar aangekomen. . .
cn tot den Franfcben Verft Pippyn gegaan zijn-
de, van den zeiven vriendelijk zijn onthaalt: en
vermits hy Vriesland aan deeze zijde van den
Rhyn leggende pas te voore verovert , en den
Koning Radbodus daar uyt vcrdreeven had, zoo
heeft hy hen derwaarts gezonden om te preeken.
<il;n toat bit ^cnben te peggen ioa^/ beKÏiïaart
gg aïbu^ niet öniöeïpe tooo^ben: Hy heeft hen
ook met zijne Vorftelijke magt geholpen, ber
Zorgende dat niemand hen in het preeken quam
te moeien j en den genen die het geloof wilden
200 als 't aanneemertveeleweldaaden bewijzende.cn5.,il^aac
de vorftcn o|j BoiTchaarts tei' gemeïbe pïaatse aibnl rebei^
Door deeze zending verftaat Beda alleen-
fcherming üjk's Vorften verlof, wil en Welbehagen. Want
genomen, nademaal de landfchappen den Vorft toebehooren,
en hulp be- en de geloofs preekers dikwils de vorftelijke hulp
weczen, ^^^^ nooden hebben , zoo zijn ze ookgeAvoon,
om in hunne bedieninge niet belet tc worden, de
genegentheit der Vorften te verzoeken.
ji^ant baar i^ ten ïjoogfïen aangelegen booi
fee nifïe ban 't gemeene öejïbat nten berneeme/
of be genen itie tev jiieeiiing ofte geefteïpe ve^
geaing ge^onben too^ben / naacö^ iioo^ö^eïb
öa eerfie iirng^-gesanten/öÄ f« toeïöegaaft/
«1
-ocr page 355-over de Zending, 8cc. ·ι67
■en öaar zedig van gedrag en zagt5;innig van
gemoed jli!! ^J« öm^eïbeü $itt IttOCten Trithemius
öe attóere bcrfïaan ίυαίδδπ. α^η
om feie re&Ïtï 3|ίπ Bonifacius m öe ijof^^n&e
ïitrccgt/ gdpd^in'tsetoïg
bau öit inet'ft ^al Wpei! / meefï aïtp ttoo^ U
li»in 't Ιαηίι / nftt altgsti^ met öiiiine
toefïemminge/ geftojen jjeaieefl. (4)
Mant öat öe &eiaeïi-ie ijoïgen^Be- Dat de
daas fc§ipeii öi Utm toaren met öe
fteöieiiingeban 't ^diigl^ooiti/plp Willibror- suübeitus
dus en ^ne rei^gejeße«/ feieai&itae een genoot^^ «koz-n
fcgajö ofte $ioï!egie ban Piieftei·^ u^tmaaïiten/
0at feie bm^et^/ ίδ/ «ptpnsetaibeeiroo^
ren petten öen ψ. Suidbertus, οηι tot öim ge^ daar in'
rief ^liefïec getopt te isjo-itten / öaar in §e&öen i>^i>ben zy
ten bßO;?ßeei&e geöient ban öe toeiiomen&een
fïanöbalïlge getooöiite ter jeibe ïteel^e/ baniten ^ccvef'äaa
nieiiiBeiiS^ïffcSop aïtijöu^t i)un eigen getaï/500 de regei-
afé % fcgieü aitp % le&ei' S^ifcöop in 't "«f.'g?
jonöa- $u!iai amiiolisen/ tt berïiiesen ^ een 00^
bjooiite Ut 500 toe! op öe^-^^iff/ al^opört Shoppen/
geöiiigïiban U ecïffe en öloeienfïe jaaren öeeïf.
ïterïfe 3e.0i-ontit en geli0Uis]it i§, if)
Cn ixsat aangaat&atje Suidbertus,iteö^öoo.i oeweike
Öen geito^en/ naar Britanje 3e5oniteni|e&ten/en gerond is
ïrat Wilfridus, 500 ai^ Beda becMait/ ten 3eï# "pi'^ oude
ben 0J3 pn bersoeft setopt ïjctft/enj.
ïl^ien aanganiie fiaat te öemerften öat öe gens ia
nieuto-bertoorenSBiffcpp/ boïgcn^eenaaï-öMb wdkede
Se&^jupöeeïisrfee/ yet toele noeg langen tijö/
οοβ in öeese ïierlten / 300 ai^ öeneïien naaeiia- bSd
ttaat fietoee^en te toojöen / fianb geijouöen geeft/ door den
^ijne Bebefiiging en ioping niet te ïiomen/ ge^ Metropoli-
iöß Pöen^baagJ gefcpöt/ maaeö^öeniMetro- "^"beve-
politaangjttgpaien, (ó) Jfifd"
4 J^ae Wic-rdt.
-ocr page 356-j<58 Rï:deneering,
IHaar aï^ öe ilanb e« öejer nicuto^ß^^^
fee ηοφ ttirt ioa^ / m öe^cïtoe nocö o^f
t»er 0en Metropoliraan fïoilö (ijjasr Ober
te ttoifïen bici ten t^öe ban Bonifacius, ^em
mt 3i)rieu aaitse^aalöen ö^ief f$eitöaar
500 öat Öit iJO®jregt cerfï na Bonifacius
Ïjieït / en öet Ulaitlöiöiiom ban Keulen tom^^
torejen getoeefi) 300 i^ecft een ber naömiw^"^
/ in de gcmeenfcijap ban öen ïSooin^
tcpn ^tod ïehmht / grip Wilfridus,
ijoo^jnaiiientip na iïat ^n Sct^ban^eiieeertij&^
iiigser becïionöigt ijaii / öeescn ïaf^ op jicg
«omen. (7)
Willibrordus, out naaf Tjet boo^ftefi^
ttx ^erfie apofccïen/ enböoiiiamentïpbanö^»
ïfejlijien Paulus, tt toonm öat niet te hergeeft
iiejj ofte gdoopcn !|aÖ/ « Zoo ras als hy verno-
nien had dar Pippynhem verlof had gegeeven oni
aldaar te preeken, zoo is hy fpoedig naar Romen
gereift , alwaar de Paus Sergius op dien tyd deo
Apoftoliilchen Stoel beklcede : om met zyn ver-
lof en zegen het gewenfchre werk , te weeten
«de gelpofs-verkondiging onder de Heidenen, aan
te vangen, ... Ja na dat de genen die in Vries-
land aangekomen Avaren , daar eenige jaaren g^'
predikt hadden , heeft Pippyn , met ieder eens
goedvinden , den eerwaardigen man Willibror-
dus naar Rome gezonden, alwaar Sergius de Pauf-
felijke waardighcit noch bekleedde, verzoekende
dat hy tot Aarts-biiTchop over dezelve Vriezen
mögt gewijdt worden j het welke, zoo als hy
verzogt had, gefchiedt is, (8)
Willibror-
<Jiis worde
<3oor Pip-
pyn naar
Roaie ge,
Xpudeii.
ΛΑΝ'
-ocr page 357-AANTEKENINGEN.
I. De Heeren Proteftanteu (het zymei hun welnee-
-inen dat ik dit verfchil met weinige woorden, en hi-
ftorifcher wijze aanraaice ; zy mogen doch wel lijden
dat ieder een «ijn geloof met omzigtigheit uytlegt,)de
Heeren Proteilanten , zeg ik , en alle de onroomfche
fezindheden hebben op dit ituk al van den beginne der
iervorminge vry wat vetleegen geftaan, en uyt geen
eenen mond gefproken. Doch om een net begryp van
de zaak te hebben , dient eerft geweeten waar in deeze
!^ending eigentlijk beiiaat. Daar is dan in de tegenwoor-
dige zaake een tweederhande zending ofte roeping: de
eerile is een Sacramenteele zending, dewelke uyt krag-
te der wijdinge vergezelfchapt is van een merk, ofte
charaäer^ gejyk de Godsgeleerden fpreeken ; dat is te
zeggen, diezoodaanigin den gewijsden perfoon gedrukt
■Wordt dat ze noit, nochte omeenige ondeugendheden,
nochte verandering van ilaat , nochte afzetting, enz.
^an te niet gaan. Deeze is niet anders als een zekere
bequaamheitom de bedieningen van hunnen ftaat,als'er
de regte zending bykomt, waar te neemen. De andere
zending wordt by de Theologanten genoemt authorita-
tiva\ ofte foteßas jurifdiäionis, en is een verlof, rnagt-
hebbing, bevelhebbing (of zoo gy van «ne Mißo aéti-
-i'a wilt fpreeken, een magtgeeving, bevclgeeving) onv
die Sacramenteele magt op de aangeweeie plaatzen en
niet verder, te mogen beoeiFenen. De eerfte magt al-
leen is te vinden by voorbeeld, in Proteftanfche BiiTchop-
Pen, Priefteren,enz. die in deKatoIyke Kerke gewijdt
■'^yn gcweeft ; in BilJchoppen die gewydt zyn van Ket-
ierfche BiiTchoppen: in BiiTchoppen en Priefteren, om
Wettige redenen afgezet, enz. Aldus v/ierdt Meletlas
«et hoofd der Meletiaanen , eertijds door de Nicees-
^he Kerkvergadering aangenomen tot de Katolyke
Kerk; doch zyne zending, endede werkelykebeoeife-
iling van zyne Biflchoppelyke magt wierdt hem opge-
^sit. En in de Kerkvergaderinge van Sardica wierdt zielf
de naam van Biflchop niet gelaaten &3XiTheedorus, Nar-
eißhs en meer anderen, die tot het Arriaandom verval-,
len waren, maar weder tot den fchoot der Kerke keer-
den 3 en daar zyn bonderden van diergelyke voorbeel,
% ?
-ocr page 358-389. Aantekening
den. Niet dat huii de Biflchoppelyke wijding , ofte het
BiiTchoppelyk merk ontnomen wierdt, ofte ontnomen
konde worden ; neen: want eens Biflchop altyd Bifehopj
eens Priefter altyd Priefter, enz. Maar om dat zy «e
magi jjiet meer en Mdden om hun gezag ofte regtsge*
bied ergens wettiglykte oeftenen. De Priefters dan ont-
vangen in hunne wijdiage de magt om Mis te doen, ^n
de zonden te vergeeven. Zy worden ook vermaan·^
hetPreek-amptwaarte neemen : doch de zending, voor
200 yeel als zy hun magt geeft om te preeken, vv^ordt
hui;i naderhand afzonderlyk gegeevea , ea tot zekere
plaatzen bepaalt.
Dat zoodaanige een zending noodzakelyk is om het
Harders - ofte BiiTchops - ampt wettiglyk te bekleeden;
,en dat het aanvaarden ofte het opnegien van een Har-
derlyk - ampt zonder wettige zendinge , eea onregt-
vaardige en onwettige aanmatiging is van de har-
derlyke bedieninge , ftaat vaft by de Katolyken , en
ook by veele, docij niet alle onkatolyken. Ik zeg, niet
by alle onkatolykea : want Huttenus (ia Rejfofif. ad 4··
qiiicfi. in IPrxfat.') hier over getart zynde , fpreekt zyn
hart onbewimpeld en regt uyt; Ik zeg vlak Wjt, zegt hy,
dat ivy geem zending van noden hebben^ en op geene zen-
ding roemen : dat onze bediening egter en ens beroep Chfi'
(lelijk is. En wat laager : Wy hebben geene zending van
mdin : en daarom begeeren wy ook geene zending. En
Voetius tegen Janfénius fchryvende mag al dat vraagen,
qniefiis ^ unde venißis, inzyne herlïènen niet verdraa-
gen , en zoude dat wel voor een talmery uytmaaken *·
en alhoewel dat hy de noodzakelykheit der zendinge
niet volkomentlyk ontkent, zoo ftaat hy evenwel daar
op dat als de Kerk-order noch niet vaftgefteld is, of als
die aan 't bezwyken, of geheel en al bezweeken is, of
als dezelve door ketteryen, fcheuringen,verargerniiïen»
ofte vervolgingen overhoop is gefmeeten , dat Godt,
zeg ik , zyne waarheit als dan wil verkondigt , en de
misbruyken verbetert hebben, ook door de geenen die
yan de gewoonlyke Kerk-harderen niet zyn aangeftelt,
nochte onmiddelyke navolgers zyn vaa hunne voorzaa-
ten. Doch wy bewyzen onze leering uyt verfcheide
Schriftuur-plaatzen en redenen: en Voor eerft uyt het
zeggen van Paulus tot de Romeinen, (.eap.io.versjS·)
Hoe ζηΙΙφη zy petken , indien zy niet gezonden ■lOof^'^ ■
over de Zending, &c. 171
I'aar en boven zegt hy in zynen Brief tot de Hebreeu-
^t^n : Niemand matigt zich zehen het eer-ampt aan^
''naar die 'er toe geroepen is als Aaron. De Onkatoly-
ken , die alle geloofs-verfchillen door de Schriftuur
alleen willen beilift hebben, en zich aan geene uytleg-
gingen vanOudvaderen, van Körkvergaderingen, noch-
te van iemand willen gebonden houden, behoorden dan
ten minfte naar de Schriftuur te luyfteren, als die zoq
duidelyk fpreekt, dat men dieiiaaulyks dooreenigeuyt-
legging verftaanbaarder kan maaken. Opk is het de
Waarhèit dat ineeftalle de Proteftanten een zekere zen-
ding vereiffchen. Doch of zy altyd wel een regte zen-
ding meenen , zullen wy zoo aanftonds onderzoeken.
Bus, neggen de Rooms-Catholyken , is üzias geftraft
om dat hy zich in de bediening van 't Priefterdom ίητ
drong, zonder daar toe geroepen te zyn. Dus zyn alle
de geenen, die niet konden toonen dat ze van Aarons
geflagt waren , van de Priefterlyke bedieninge afgez-et.
ii.Efdr.i.)
De Vaders en de Kerkvergaderingen Ipreeken 200
Klaar en eendragtelyk in deeze zaake , en hunne getui-
Seniffen zyn zoo menigvuldig, dat het te lang zoude
ballen hunne ftemmen op te gaderen. Ook kreunen de
Anders-gezinden zich niet veel aan hunne getuigeniP.
fen. De reden, zeggen deKatoIyken al vorder, is ook
^00 kragtig in dit gefehil, dat de waarheit van de nood-
^•akelykheit der zendinge gevoelt en getart kan worden.
Wat Koning , wat Gemeinte zal eenen Gezant aan-
ïieemen , d e niet kan toonen dat hy van zynen Heer
^n Meefter afgezonden is ? En fchoon zoodaanige Lee-
naars noch zoo roepen, en den geloQvigen met alle ge-
Vs'eld willen indampen, dat ze van Godt komen enge^
bonden worden , wie ziet niet dat ieder een even na is
dat te zeggen ? zal men dan niet bloot ftaan voop
"Uizend en duizend verleidingen ? Geen Majeftraats-
P^rfoon zal toegelaaten worden om de handen aan de
fegeeringe in eenig landfchap te Haan , ten zy dat hy
"en magt-brief van den Koning kan toonen. Weet hy
•^gter door eenige kunften op 'het kuiTen te geraaken,
^00 Zal hy voor eenen indringer aangezien worden,
en weet hy dan noch aanhang te maaken,, zal hy aan?
ïpreekelyk zyn over muitmakery,
Deezevyaarheit is al te klaar, oift dopr defchaduwe
yai^
-ocr page 360-172. Aantekening
yan eeuTge uytvluchtjes verdonkert te worden. Endaar-
om , gelyk als gezegt is , heeft een gr©ot gedeelte der
Anders-gezinden zich ook niet ppentlyk tegen de nood-
zak elykheit der zendinge durven verklaaren: ja ft"^"
i:nigen hebben dezelve al zoo hoog doen gelden als wy-
Luther zelf, hoQrende dat Muncems zich tot een nieu"
wen Leeraar had opgeworpen , begeerde niet dat meß
hem zoude hooren ipreeken om de waarheit zyner lee-
ringe uyt de Schrift te bewyzen. Hy wilde hem maar
ojsdervraagt hebben {Sleidan, /. f.) wie dat hem laft
geeven had om voor leeraar te fpeelen. Zegt hy, zeide
Lutherss, dat hy zyne magt van Godt heeft , laat hem
zulks bewyzen door een blykbaar mirakel. Want Godt
^ebruykt zoodaanige middelen als hy iets in het wezèti
van de gewoonlyke zendinge verandert. Ja in zyftC
Verhandelinge van het gezag der Overheit (deMagißrat.
lib. 3. ) de welke vier jaaren na de Augsburgfche Bely-
xJenis gemaakt is , fchryft hy dat hy liever mag lydett
<lat een Lutheraan een Parochie verlaat,als dathy daar
•zou preeken tegcns den dank van den Paftoor. Dat ds
Overheit geene heimelyke vergaderingen moet gedoo-
gen , ofte iemand laaten preeken zonder wettige zeii-
xiinge: dat geen godvrugtig menfch iets mag ondernee-
men zonder beroepinge : μ zoodaanig dat geen Evan-
gelifche (zoo nc^ïmde hy zyne leerlingen) mag preeken
'in de Parochie van een Papiil, ofte van een Ketter zon- \
der kenniiTe van den Paftoor. De Gereformeerden van
Vrankryk {Difdplra. de ΓEglif.GaL c.i. art.i-y.) wil-
len ook niet dat de Bedienaar van eene Kerke zal be-
ftaan te preeken in een andere Kerk zonder verlof van
den Bedienaar der laatfte Kerke. Ja zy zeggen daar
( art. 24. ) dat een Predikant , die zich zeiven i»
het predik-ampt indringt, al was hy van het volk aan-
genomen , niet mag goedgekeurt worden door de'na-
buurige Predikanten. De Synode van Dordregt leert
ook dat het niemand paft van de eene plaatze naar de
andere te reizen om daar te preeken, vermits het ampt
der Apoftelen en Evangeliften al over langen tyd in
Gods Kerke is opgehouden.
Maar hunne zending goed te maaken , dit is de fpil
daar het werk op draait. Hier können ze malkanderen
niet verftaan. Sommigen roemen op de gewoonlyk^
»endiag , die de eerite Her\nirmers van de Katolyke
OVER DE ZENDHSTG, &C.
Kerk ïelfs zouden ontvangen hebben. Anderen, ïiends
de zwarigheden die zich vän alle kanten in dat gevoelen
op-doen niet door te breeken , beroepen zich op eeiï
oijgewoone zendfng. Doch daar vinden zy zich lioch
al bet geklemt. Daarom zya'er veeie die het beroepenj
'i welk door de wereldfche Overlieit en het volk ge-
daan vpordt, voor een genoegzaame zendinge houden.
Anderen daar geene vaftigteit in vindenden hebben eeii
^acerdotiura Idicale , een Priefterdom vaa keken gaaii
Verzinnen, enz.
Doch dat zy, aochte de eerfte Hervormers, geene ge-
woon! ykc zending können voorvs^enden bevi^yzen de
Katholyken op veelerhande fnanieren:
1. Ofte de Rooms-katolyke Kerk h de waare Kerk
geweeft ten tyde der eerfte Hervormers : of zy is de
WaarcKerk niet geweeft. Was zy de waare Kerlc, zoo
?-yn zy niet te verfchooBen dat ze van de waare Kerke
iyn afgeweken , en zoo een gruwelyke fcheuring heb-
ben begonnen. Daar en boven heeft zy deeze magt in-
getrokken. Was zy de waare Kerk niet , zoo heeft
2e hun' geene zending können geeven : want het ftaat
yafter als vafl: dat 'er buiten de waare Kerk geene magt
is om zending te verleenen.
2. Hoe können de Anders-gezinden, zeggen de Xa»
tolyken , de gewoonlyke zending ontvangen hebbeii
Van de Roomiche Kerke , en hoe können zy de magt
Van te zenden in dezelve Kerke erkennen ? vermits &
jPriefters die tot hen overloopen, 200 zy naar het pre-
dik-ampt üaan , alle magt die zy in de Roomfche Ker-
ke ontvangen hebben, moeten verzaaken, en een nieu-
we hand-oplegging ontvangen ? Dit getuygt Moliimié
by P. Veron , {Difcipline des EgUfes pretend. Referm.}
hoewel hy zelf bekent dat ze geen eene plaats hebben'
in de H.Schriftuure, die zulks beveelt. Doch dit fteunt
^aar op , dat ze onze zending voor nietig houden : cti
^f>o zeit de Zwitfcherfche Geloofs-belydenis (art. i8, >
^lak uyt , dat zy de Roomfche Paftoors niet hooger
^'Is voor Naam - paftoors erkennen.
3· Noch al vorder, zoo fpreeken de Rooms-katoly-
Ken, indien de eerfte Hervormers al mogten zeggen dat
ie een wettige zending van de Katolykc Kerke ontvan-
gen hadden , zoo können zy niet voorgeeven dat die
'ieading zich uytftrekte over degeheelc wcreM, nochte
oves
-ocr page 362-174 Aantekenihg
over gaü'fch Europa, nochte over plaatzen die alvOor*
Äiea waren van Kerk-harders. Geeiie magt van een G^·'
zant, van een ander Majeftraat, ofte van een miud^r
Bedienaar, ftrekt ïich verder uyt als de magt is gegee-
ven. Dat fpreekt van zelfs, en dat getuygen de boven-
gemelde plaatzen daar de Proteitanten zelf ongeooriof4
keuren dat de eene Predikant gaat preeken 'in de Paro-
chie van een anderen Predikant. Ja de Synode van Dor-
dregt belaft dat j zoo iemand zich zonder wettige zendin-
ge in het Kerk-befticr in-dringt , en vermaand zynde
noch al blyft voortgaan, dat zoo een, zeg ik, vooreen
fcheurmaaker en voor een landlooper {vagahundus) zal
verklaart worden. Zoo is dan de vraage, wie dat hun
magt had gegeeven om overal, daar 't hun lufte en
beliefde , vergaderingen op te regten, de Sakramenten
re bedienen , en alle Harders-ampten waar te nee-
men?
Zoo zyn 'er dan veele geweeft , die door alle deeze
zwarigheden niet hene ziende, het op een anderen bogt
hebben gcwendt; en hunne heul gezogt hebben by de
Ongewoone zending. Dat is een zending die niet op de
gewoonlyke wyze, door menfchen daar toe gemagtigd,
wordt gegeeven: maar die op een buiten-gewoone wy-
ze onmiddelyk van Godt voortkomt: Lutherm is daar
vol van, en meer anderen met hem. Doch de Katoly^
ken taften hen in deeze verfchanzinge at immers zoo
hevig aan als in de voorgaande. Devrage is dan of men
een ieder mag en moet gelooven, die op zoodaanige een
Zending roemende zich tot een nieuwen Kerk-herder
wil opwerpen. Zekerlyk neen, ende Anders-gezinden
zullen daar ook geen ja op zeggen. Non efi credendum
omni fpritui. Anders ftond de deur open voor alle
waanwyze , eerz,ugtige , oproerige , geveinfde maal-
hoofden, en proiöeten. Hy moet het dan toonen, ofte
Godt moet het de Gemeente veropenbaaren door ge-
wiflè tekenen. Dusdaanige aantooningen en gewiiTe te-
kenen eiffchen wy. En dit is zoo redelyk dat de Vaders
in diergelyke voorvallen, als de eene ofte andere maal-
geeft den nieuwen leeraar ofte Profeet quam fpeelen,
aanftonds vroegen of hy zoodaanige tekenen kon gec-
νςη. Als Tertulliaan hoorde {de Prafiript.) dat Her-
mogenes en Nigidius zich voor nieuwe profeeten uyt-
gaven, eifchte hy aanftonds bewys van hua zeggen ^^
OVER DE ZEMDINGj &C. ilS
By begeerde dat ze zulks door miralteleB zouden betoo»·
Hen; want, zegt hy, de Heer Jefus zendt geene Apo^
ftelen , of hy geeft hun met eene de magt van mirake-
len te doen,gelyk hy zelf mirakelen heeft gedaas. No-
Vatianus roemde ook op een Goddelyke zending. Wat
ïeit 'erPacianus op {Efiß. contra Novat.) Heeft Nova-
timus ook -vreemde taaien geff roken ? Heeft hy toekomende
dingen -voorzeit Heeft hy dooden verwekt "ί Want hy ni»e£
eenige diergelyke wondertekenen gedaan hebben, zalhy het
regt hebben om een nieuwe leering in te voeren. Chriftus
ielfs , zeggen de Katolyken , de fontein van alle ge-
Woonlyke en buyten-gewoone zendinge, heeft wel uy t-
drukkelyk gezeit ? Had ik geen werken gedaan , die nie-
mand anders gedaan heeft ^ zy zouden geene zonde hebben^
En Godt willende zyn volk wapenen tegen dc valfche
Profeetcn , {Deut. i8.) wil naar hunne woorden niet
geluyftert hebben : doch om den Joöden een zeker te-
ken te geeven om de valfche Profeeten uyt de waaren
te onderkennen, wil daar maar op gelet hebben, of 200^
daanig een Profeet iets voerzeit 'r geene door de uyt-
komfte bekragtigt wordt.
Hier komen fommige Proteflanten tegen in , en
heggen dat de zu iverheit en de overeenkoming van
hunne leeringe met het Woord Gods een genoeg-
Xaamc blyk is van eene buiten-gewoone Zendinge; doch
Voor eerft, indien het al waar was dat zy het Evange-
lie zoo zuiverlyk leerden, dat neemt de boven-gemelde
Zwarigheden geenfins weg : want men blyft noch al
even onzeker, wie van honderd Leeraaren , die alte-
inaal even volmondig op de zuiverheit hunner leeringe
^Wetzen , en al» wit en zwart onder malkander ver-
fchillen , beft dient gelooft te worden. Ten tweede,
Chriftus heeft zekerlyk de zuiverfte leer van allen ge-
Pfeekt: en noch zouden de Jooden volgen-s zyn eigen
heggen zonder zonden geweeft zyn, had hy zoodaanigc
Rekenen niet gedaan. En Godt, om den valfchen Pro-
te leeren kennen, wyft het volk niet naar zyne lee-
''"^ge , maar naar zyne waare ofte valfche voorzeggin»
Ren. Ten derden, Indien de zuyvere preeking van he£
Goddelyke Woord een gewis teken waar van buiten-
gewoone zendinge, zal het ieder een vry ftaanhetHar-
"ïers-ampt te bekleeden, en de Sakramenten te bedie-
'ien, als Ijy maar paft het zuyver Woord Gods te ver-
kondig
395. Aantekening
kondigen. Doch dit ftrydt al wederom tegen de aange-
haalde plaatzen der Gereformeet den zelf ', die niemand
zonder zendinge het pfedik-ampt laaten bekleeden.
Om te toonen hoe verre dat de Proteftanten de be-
wys-tekenen van deeze buyten-geWootte zendinge voor
deezen hebben gaan zoeken, wil ik hier eenige ftaaltjes
uyt de Loei Communes van Bucanus, eeix vermaard Pro-
teftant, aanhaalen. Een van zyne bevtrys-tekenen, dié
de buyteB-gewoone zending van Lutheriis aantoonden»
was deeze plaats van Jeremias aan zyn 213 Hoofdftuk,
vers 11, li. Ik zond de Vrofeeten niet , en zy liepen al:
ik fprak tot hen niet, en zy prtfeteerden. Hadden zy
mijne zergaderinge gefldan , en hadden zy myne woorden·
aan myn volkhekend gemaakt, ik zou hen z,ekeriyk van den
f maden weg, en van hunne allerhooße gedagten afgeweert
ehhen. Noch brengt hy ten zeiven einde by deeze plaats
van Jeremias aan't zelfde Hoofdftuk, vers Deuiel-
ken myn volk mynen naam willen doen vergeeten om hunne
dreomen, die een ieder van hen aan zynen naaflen vertelt:
gelyk huTtne vmrvaders mynen naam vergeeten hebben or/l
Baals wille. De Profeet die een droem heeft ^ verteile zy-
nen droom , en die myne aanfpraak heeft, verteile myne
aanfpraak opregtelyk. Wat gemeenfchap is "'er tujfchen het
kaf en de tarwe , zegt de Heer ? Noch haalt hy , be-
halven meer diergelyke plaatzen , deeze woorden van
Ifaias aan : (cap. 3. vers 8.) Want Jerufalera is ender de
voet gevallen , en Judas is ter aarde neder geflort , ord
dies wille dat hunne tong en htmne uytvindingen tegen deti
Heer waren , om de oogen van zyne r/iajeßeit tot gram-
fchap te verwekken. En noch deeze andere plaats van:
den zeiven Ifaias {cap. f. v. S.) Wee ul. diehuys aanhuys
en akker aan akker hegt tot aan het einde der plaatze ?
zult gyl. alleen woonen in het midden der aarde ? Ik ge-
loof dat menig lezer met my al lang zal moeten ilu-
deeren, om een fchyn van de buyten-gewoone zendin-
ge in die plaatzen te vinden.
Doch de meefte Proteftanten hebben op deeze buyten-
gewoone zending niet lang blyven dringen. Gerardus
(de minifl. Ecclef. c. 3.) leerde wel uytdrukkelyk dat
men tegenwoordig geenebuytengewoone zending heeft
ie verwachten. Crocius in zynen Anti-Weigelius [part.
nlt.) voert de zelve taal. De Heer Claude {Defenfe de
U Reform, part. i.) en meer anderen die 't met hera
hou-
-ocr page 365-over. de Zendingj êcc. ^fy
hóuden , hebben de buyten-gewoone zending ook al
doorgefchrapt.
Hoe dan hier uyt gekomen ? de noodzakelykheit dei
zendinge kan niet wel ontkent worden: de zending uyt
de Roomfche Kerke te haaien, dat is van zynen vyand
magt gaan haaien om het land van dien eygen vyand
te verwoeften; en magt te haaien by ieniand wiens magt
men van alle kanten tegenfpreekt : dat iloot een
redelyk verftand. Te lleunen op een buitengewoons
Zending die aan alle maalhoofden den voet kan gee-
ven, om alles in allo Kerken 't onderfte boven te kee-
ren , en die zoo wel kan gelochent als voorgewende
worden, dat geeft ook geene voldoening.
Zoo komen zy dan daar toe , dat de wereldlyke O-
verheit en het volk magt zoude hebben , om zending^
te geeven: de roepinge beruft volgens den Heer Claude
(Def.de la Reform.part. i.) voornamentlyk by het volk.
Zoo fpréeken 'er. meer. En Bucanus {loc. cornmun.
§. 47.) had al over lang gefchreeven dat de eerlle Her-
vormers , die door het volk en de Overheit verordent
Waren, wettige Harders zyn geweeft. Maar de Katoly-
ken vraagen al wederom waar uyt dat zy deeze magt
van het volk bewyzen. Men leeft datChriftus de Apo-
ftelen, en dat de Apoftelen BiiTchoppen aangeftelt heb-
ben : men vindt wel dat de Gemeente (Aitor.ó.v, 6.)
feven Diakenen heeft verkoren ; maar niet dat ze huri
de handen, heeft opgeleit. In tegendeel deeze feven ver-
koze Diakenen moeftenvoorde Apoftelen gebragt wor-
den . die hun de handen opgeleit hebben. Men leeft dat
Paulus zynen Leerling Titus in Kreta heeft gelaaten,
om aldaar Priefters aan te ftellen : maar men leeft ner-
gens dat de bedienaaren der Kerken door het volk ofte
de Overheit verordent zyn, ofte verordent mogen wor-
den. Wy verzoeken maar een eenig bewys uyt de H.
Schrift, dat het volk daar toe gemagtigd is : wy ver-
''-oeken maar een enkeld voorbeeld uyt dezelve Schrift
^aar het volk die magt beeft gebruykt. Zy willen alles
^lyt de H. Schrift beweezen hebben. Wy bewyzen daar
iiyjt datGodt in zyne Kerke aangeftelt heeft Apoftelen,
( Ephef. II.) Evangeliften, Paftoors en Leeraars : wy
bewyzen uyt dezelve Schrift dat die Apoftelen , gelyk
Kczegt is , weer andere Bilfchoppen hebben aangeftelt:
ca om tetoonen dat deeze magt niet vergaan is met de
m Apo'
-ocr page 366-397. Aantekening
Apoftden, en niet alleen geweeft is voor de tyden der
Apoftelen, zoo bewyzen wy al wederom uyt de Schrift
dat die nieuwe Biifchoppen wederom magt hadden
( iTit. 5.) om nieuwe Prieiters aan te ftellen. Wy ver-
zoeken zoo veel bewys uyt de H. Schrift voor hun ge-
voelen.
Daar en boven fpreeken zy hen zei ven tegen. Zy
leeren {DifcifUne desEgUfes de Fr mee c.i.) dat een Pre-
dikant die iich zeiven in een Kerk-ampt indringt, al
waar liy van het volk goedgekeurt , niet mag goedge-
keurt worden door de uabuurige Predikanten. Staat
de magt aan het volle , hoe mag de goedkeuring van
het volk dan beknibbelt ofte belet worden i"
Maar om hen met korte woorden vafl: te zetten, zoo
hebben wy van de voorftanders van dit laatfte gevoelen
maar te vraagen , wie dat dan de eerfte Hervormers
heeft geroepen of gezonden. Het volk heeft hun althans
^eene zending gegeeven : want Lutherus, Calvinus,
Zwinglius, enz. hebben geen'Lutheraanen, geen'Kal-
viniften, geen' Zwingliaanen gevonden, maar gemaakt.
Jk wil zeggen dat'er geen volk en geen gemeentewas
die Lutherus gezonden heeft om een nieuwe leere te
verkondigen. Want alles was in ruft en vrede , en in
een volle vereeniginge met de Roomfche Kerke, toen
hy die droevige oorlogs-vaan begon op tefteeken :zoo
können zy 't dan in deeae borftweeringe ook niet hou-
den ; en zullen evenwel weer moeten keeren tot de
buytengewoone zending. Het fchynt dat de Heer Saio-
mon van Til dit ook gevat heeft: want fpreekende van
de roepinge, (Cor,ifend. T'heol. de Ecclef. cap. 16.) en
voor af geftelt hebbende dat tot een wettige zending
vereifcht worden de toefremming des volks en de
hand-oplegging : en dat deeze hand-oplegging gedaan
moet worden door de Overften der Kerke; zoo vraagt
hy of dan de Roeping der eerfte Hervormers wel wet-
tig is geweeft, dewyl zy geen wettige hand-oplegging
fchynen gehad te hebben. Doch uyt deeze engte zoekt
hy zich te redden met te zeggen dat de hand-oplegging
gefchiedt uyt den naame des volks ; dat die alleenlyk
tot het verbondfchap behoort , en vervolgens dat ieder
een , in buytengewoone voorvallen , daar toe gemag-
tigt kan worden. Maar om dat hy waarfchynlyk vi'el
zag dat hem deeze uytvlugt ligtelyk kon afgefneeden
.woe··
-ocr page 367-over de Zending, &c. iyp
ti'orden, Ï00 houdt hynoch een achterdeur open ^ enhy
ïegt dat hy de hand-oplegging , die de eerfte Hervor-
mers in de Gemeenfchap der Roomfche,Kerke ontvan-
gen hebben , niet als onwettig verwerpt. Maar waar-
om dan zynen toevlugt genomen tot de zending des
volks, die op zoo loffe en brooze ftelten isfteunende^
ja van zelfs om verre dreigt te vallen ? Hier diende nu
noch een woord bygevoegt van het Priefterdom der
Leeken , facerdotium lakale ; maar dit gevoelen wordt
genoegzaam om verre g-eftooien door het reeds geïeide;
en daar zal noch beter gelegendheit komen om daar vaa
te handelen. Wy hebben 't al lang genoeg gemaakt.
Dit zy voor deeze reize genoeg tot opheldering vart
eene zaake daar de geheele Kerkregeering op draait. Ik
hoop niet dat de Andersgezinden zich gebelgd zullen
houden, dat ik de leering Oiözer Kerke, zoo als ik beft
kan, heb voorgeftelt. Ik moet'er dit egter noch met een
woord byvoegen, dat de Leeken in de oude Kerke zoa
Weinig bequaam geacht wierden, om een Diaken, Prie-
fter ofte Biffchop te, verordenen , dat deeZe magt zelfs
aan Diakenen nochtc Priefteren toegefchreeven is ge-
weeft. Ieder een weet de bekende fpreuk van den H.,
Hieronymus, die de ruymfteniet is geweeft in het ver-
heffen van de Biifchoppelykemagt: ^id facit-, zeithy,
exceptd ordifiatione Epifcopus ( e^. ad Evagr.) Cjuod Pres--
byter non facit En ichryvende tegen de hucifertaanen ,
Zegt hyDie fekte is met de» man te niet gegaän : om dat
een Diaken geen'' Klerk kan inwyden : en het is geene
Kerk die zonder Prieflere'é is. Ook zegt de Geeft elyk-
hcit van Alesandrye by Athanafius (ApoLz.) dat ifchy-
ras, die door de Arriaanen opgemaakt was, en zïch voor
een Priefter uytgaf, geen Priefter en was, om datKoi"
huns die hem gewydt had, geen Biffchop maar een en-
keld Priefter was geweeft. Even eens fpreekt Epipha-
nius, fchryvende tegen de kettery van Aerius. Menzon
ontelbaare diergelyke plaatzen , indien het daer op aan
<ltiam ~ uyt de oudheit können bybre^ert.
α. Dit wordt aldus verhaalt door Theodoretus ( hift.
I· ) dat zeker Filofoof van Tyrus met twee van zyrie
Neven naar indien was gereift , om die landen te be-
zigtigen : maar dat hy om zee naar huys vaarende,
ergens met 7yn fchip had moeten landen , om verfch
water in te neemen ; dc inwoonders, wöefte menfchen,
1 yieleji
-ocr page 368-399. Aantekening
vielen op het ganfche gezelfchap , en floegen heiii mes
€en deel van de andere reizigers dood : doch de twee
Neeven , Edefius en Frumentius , wierden gevangei^
, en by den Koning gebragt: dewelke hen- voor mannen
van verftand en van groote begaaftheit aanziende, hun
de redering van zyn huys heeft opgedragen. Zy quee-
ten zich zoowel in hunnebedieninge, dat zy na'sKo-
nings dood noch dieper in de gunlt van zynen Zoon
en nazaat geraakten, ais ze by den ouden Koning had-
den geweeft. Na veele en getrouwe dienften aan den
jongen Koning beweezen, vcrzogten zy verlof om eens
naar hun Vaderland te keeren. het welke hun ook toe-
geftaan is. In hun Vaderland aangekomen zynde, is
Edefius weder te Tyrus gaan woonen : doch Fruraen-
tiusging den Patriarch van Alesandrye, te weten den
grooten Athanaiius, aandienen wat vrugten dat 'er in
die landen te doen zouden wezen: en dat de ingezete-
nen met een groote zucht naar het Chriften geloof ver-
langden ; zoo wierdt hy dan van Athanafius overftemt
om zich tot Biffchop te laaten wijden. En weder in
Indien aangeland , heeft hy daar een menigte van volk
tot het Geloof gebragt: te meer om dat hy zyn zeggen
door veele wonderdaaden bekragtigde.
3. Dit heeft de Heer Auteur wel aangemerkt: en dc
Hiftoriea zyn vol van diergelyke voorbeelden, daar de
naafte BiiTchoppen in tyd van nood hunne magtuytge-
ftrekt hebben over de nabuurige landen die noch in de
afgoderye gedompeld lagen, en vervolgens onvoorzien
waren van eigen' BiiTchoppen. Dezelve Theodoretus
verhaalt in 't eerfte Boek zyner hiftorien hoe dat zekere
heilige vrouw by de Ibeeren , t' hans Georgiaanen ge-
noemd , gevangen zynde, en in flavernye levende , na
dat ze de Koningin door een mirakel had geneezen,
dat ganfche landfchap heeft bewogen om den dienftder
afgoden te laaten vaaren, en het Chriften geloof te om-
helzen. De Koning zelf, door noch een ander wonder-
teken bekeerd, heeft op haaren raad naar den Keizer ge-
zonden, en eenige Priefters verzogt. De Keizer, over
deeze tydinge verheugd, heeft hem een Biffchop laaten
toekomen , die daar ook als BiiTcl^op de Kerkelyke re-
geering heeft waargenomen. Ik zie de Andersge^indeii
al ilagvaardig ftaan , om het gevoelen der Katholykef^
door die bekeering der Ibeeren, die vau een vrouw^e is
begon-
-ocr page 369-over- de Zending , &c. i8i
begonnen, en door het zenden van den BilTchop, die
door den Keizer derwaarts afgevaardigt is , te beitor-
meii : doch wy moeten eerit noch eenige voorbeelden
uyt de Hiftorien aanhaaien , om dan alles gelyk te be-
andwoorden. Dus leelt men by Regtm dat Willem
Aartsbiflchop van Ments, den heiligen Adalbertus Bif-
ichop van Rnfland heeft gewijdt om het Geloof te gaan
Verkondigen onder de Ruffen, hoewel dat Ruffen niet
begreepcn vi'as onder het Aartsbifdom van Ments. Hel-
inoldus in 7.yneKronyk der Slaven [lib. i.cap.^.) fchryft
dat Adheldagus Aartsbiflchop van Hamburg deeerlte is
geweeft die Biffchoppen heeft gewydt voor Denemar-
ken. Veele diergelyke voorbeelden ftaan 'er te leezeii
t>y den vermaarden Hiftori-fchryver , en Aartsbiffchop
Van Upfale, 'Johannes Magttus: als voor eerfl:,, dat Ka-
rel de Groote op het verzoek van Biornus Koning vati
Zweden, die Chriilen geworden was, eenige godvrug-
tige en geleerde mannen naar Zweden heeft afgevaar-
<ligt, en onder dezelven den BiiTchop Herbertus. Zoo
heeft dan deeze Herbertus,op het verzoek van Biornus,
en op het aanhouden van Karei den Grooten, de Har-
derlyke bediening gaan waarneemen in een land , daar
hy te voren geen BiiTchop over was : want of ieiïiand
een ander tot het preeken van 't Evangelie zendt, ge-
lyk de H. Egbertns heeft gedaan ; en of hy zelf in die
bediening treedt, dat is een en 't zelfde; en dient even
i-eer tot bewys van onze zaake. Zoo verhaalt hy ook
in zyn 17 Boek aan 't i ƒ hoofdftuk dat Adagarius, Aarts-
biffchop' van Bremen, op het aanhouden van den tref-
felyken Koning Erikus Stenchillus , twee deftige Bif-
ichoppen naar Zweden heeft gezonden om het Geloof
aldaar te preeken. Noch verhaalt hy in 't zelfde Boek,
aan het 18 hoofdftuk , hoe dat Olaus Schotkonung,
der Gotten en Zweden Koning , begeerig om het Ge-
loof 'c welke in Zweden en Gotland te niet gegaan
Was , wederom tot den eerften ftand en luyfter. op te
beuren , zynen toevlugt heeft genomen tot Mildredus
ofte Eldredus Koning van Engeland : deeze Eldredus,
die geen blyder tyding konde hooren, heeft aanftonds
een vergadering van BiiTchoppen en Prelaaten beroepen,
en dezelven vermaant om dien lafl; aan iemand van hun
getal op te leggen. Na drie dagen beraadens, als nie-
iiiand groote luft tot eeu ZOO laftige en hacbelyke b&.
Μ 3 dk-
-ocr page 370-401. Aantekening
diening toonde , heeft Sigefridus Biffchop van Jor^
door een heilig vuur ontftoken , zynen dienft en zynen
perfoon van zelfs aangeboden : en heeft zyne beloftcQ
ook geftand gedaan. Uyt gemelde voorbeelden kan
jBen noch deeze opmerking maaken , dat het zelfs zoo
imiw niet en luyftert , of zoo een nabuurig Biffchop
juyft de naaftgelegen van alle Biffchoppen is. Daar wa-
ren al Biffchoppen in eenige oorden van Duytsland, die
digter aan Zvi^eden paalden als Engeland. Als de eene
zyn pligt verznymt, ofte niet al te yverig is in zoo een
verlaaten en Heidenfch ryk te hulpe te komen, dan
mag men zeggen dat de yveriglle van de aangrenzende
Biffchoppen de naaften is. Doch ik moeit hier niet ver-
geeten den vroomen Biffchop Efchillus , die met den
voornoemden Sigefridus naar Zvi^eden is g^reiit, ofte
ten minfte hem korte jaaren daar na is gcvolgt. Noch
al verder , wanneer de heilige Koning Erikiis de Fin-
landers, geilaage vyanden zoo wel van de Zweeden als
van alle Chriftenen , met een magtige Vloot ging be-
oorlogen, is Henricus AartsbiiTchop van Upfale, een
man ten hoogfte by Johannes Magnus geroemd , ook
't fcheep gegaan , om het geloof onder de Finlanders,
als zy 't onder gebragt zouden zyn, te gaan verbreiden,
en de Biffchoppelyke bedieningen aldaar te oeffenen.
Het welke hem ook zoo wel gelukt is dat hy datgroo-
te Landfchap, hoewel in 't midden van honderd en hon-
derd perykelen, heeft bekeert; eneindelyk ook de mar-
telkroon heeft ontvangen. Men zoude noch meer dier-
gelyke voorbeelden uyt den zeiven Johannes Magnus,
en uyt andere Schryvers können bybrengen. Maar ik
meen dat dit genoeg zal zyn totbewysvan onzeftellin-
ge. Maar nu eens geandwoordt op de gevolgen die de
Andersgezinden uyt fommige der voorgaande voorbeel-
den zouden willen trekken. Staat dan te weeten dat
fommige Andersgezinden , om de noodzakelykheit der
ïendinge te vernietigen, diergelyke voorbeelden almeer
als eens hebben doen gelden, daar leeken, ongeftudeer-
de luiden , ja vrouws-perfoonen zich bemoeit hebben
met de ongeloovigen te onderregten, en tot het waare
Geloof te bekeeren. Zoo heeft Konringius, om ande-
ren kortheitshalve yoorby te flappen , tegen de Heeren
Walenburg doen gelden, {Walenburg de MijfianeFrotejL)
dat Martinianus en Saturianus twee flaayen , gelyk
' Eppm-
-ocr page 371-over de Zending, êcc;
Roomfche Martelaarsboek uyt Vióior Vitenfis verhaalt >
door een andere ilavin , met naame Maxima, zyn be-
keert: en dat zy dus bekeerd zynde, en veel voor'tge-
loove uytgeftaan hebbende, een menigte van Barbaareu
in hun ballingfchap bekeert hebben Zoo mogten dan,
willen de Gereformeerden zeggen , de Aartsvaders der
Hervorminge het Geloof ook wel verkondigen, al had-
den ty niet meer zendinge gehad , als de flavin Maxi-
ma, en de twee gemelde flaven gehad hebben. Het zei,
ve zouden 2,y kennen paffen op de bekeerder der
Ibeeren. Maar wat is dit een deurgeopent voor de Qua-
kers en Herdoopers. Dit is dan het andwoord der
Katolyken. Het gefchil beftaat hier niet in , of
men iemand een zalige onderregting en vermaaning
mag geeven : of men iemand den regten weg ter deugd
en ten Hemel mag aanwyzen: of men zyn Geloof aan
een ongeloovigen mag uytleggen , en zyn befte doen
om dien ongeloovigen tc regt te brengen. Dat zulks ge-
oorlofd, ja dikwils gebodenis, is al te klaar ombewys
van noden te hebben. Maar dit is ons verfchil, of hèt
zonder zendinge geoorlofd is een Kerk op te regten,
de Sakramenten te bedienen, en zich zeiven tot hoofd
van deChriilelijke Gemeente aan te ftellen? Dit is bo-
ven afgekeurt. Enomby het voorbeeld door Konrïngius
bygebragt, en by dat van de bekeeringe der Ibeeren, ie
blyven; daar zietmen onze leeringduidelyk beweezen»
De flavin Maxima en de twee gemelde flaven hebben
eenige bekeeringen gedaan > dat is waar , en daar heb-
ben zy lofFelyken wel aangedaan: maar hebbenzy daar
een Kerk opgeregt, en zich zei ven tot hoofden van die
Kerke opgeworpen? hebben zy het bedienen der Sakra-
menten zich zeiven aangematigt-ï· Verre van daar. Zy
hebben^ zegt de voornoemde Viäor'm zyne Hiftorfe van
de WandaliiTche Vervolginge , Gezanten afgevaardigf,
die door afgelege wegen , en woeße luUderniJfeft zyn hene
gereift : deeze Gezanten zyn te Komen aangelandt. De
Bijfchop (van Romen ) -wordt gebeden em een Prteßer ca
eenige Bedienaars aan het nieubeheerde volk toe te zenden.
■Oe Bijfchop doet zulks met vreugde, daar wordt een Kerk
des Heere opgeregt , een overgroots menigte van Barhaa~
Ten Wordt gedoopt: en de wolven veranderen in een vrugt^
haare kudde van[chaapen. Dit zelve kan een ieder toe-
paffen op de bekeering der Ibeeren, daar die heil ige vrouw
ook eeii Biffchop heeft doen ontbieden,
Β 4 Het
-ocr page 372-403. Aantekening
Het andere voordeel, dat de Andersgezinden uyt het
büveuftaande verhaal '/ouden kennen verwachten, is de
zending door een Leek gedaan. Want Theodoretus
zegt duidelyk dat de Keizer Konftantyn een Biffchop
naar Iberie heeft gezonden. Doch hier op antwoorden
wy met Jimfenias, daar hy diergelyke opwerpingen van
FeeizW oplofl:, (SpoKgia c.^i.) dat de goede Koningen,
als Jofias , Ezechias , Afa, Jofaphat gedaan hebben,
wel mogen zorg draagen dat de Kerkelyke Bedienaars
hun ampt waarneemen , en hunne pligten niet verzui-
men , doch zonder zelf de handen aan de Priefterlyke
bedieninge met Ozias te flaan, en de gefielde Kerkre-
geering 't pnderfte boven te keeren. f^oor zooveel alszy
Koningen zynZegt Augußinus tegen Crefcentius
t. 51.) dienen zy Godt^ met het goede te gebieden , enhet
quaade te verbiedm , niet alleenlyk in die dingen, denuel-
ken tot de menfchelyke gemeenfchap behooren, r/iaar ook in
die devjelken den Goddelyken dienfi hetreffeK. Dit heeft
Konilantinus , dit hebben ook Karei de Groote, Eld-
redus, en meer andere Koningen gedaan: zy hebben tQ
■weeg gebragt dat 'er Priefters naar de Heidenfche lan-
den door andere BiiTchoppen gezonden wierden , ofte
dat'er de BiiTchoppen zelfs naar foe reifden. Die Bif-
fchoppen mogtenook hunne eige poften zonder het ver'·
lof hunner Koningen niet verlaaten. Dit verlof kree-
gen zy van den Koning: maar deGeeftelijke magthad-
den zy van de Kerk. En dit is in de bovenftaande ver-
handelinge van de zendinge genoegzaam aangeweezen.
Zoo dan zending en zending is tweederley. Zending,
vervoegd met het geeven van een Geeftelijk gezag over
de plaatzen daar de gezondenen naar toe gaan, ftaataan
de Kerke. Zending , beftaande in een enkeld bevel,
om zijne Geeftelijke magt ergens te gaan oefFenen, kan
ook den Koning toekomen.
Wst een leven dat 'er voor deezen geweeft is over de
verkiezingen , benoemingen eh inhuldigingen der Bii-
fchoppen, en hoe hoog dat de krakeelen der Pauzen cn
der Keizeren over die zaake geloopen hebben, tot zoo
yerre dat fomwijlendeKerk, fomwijlen het Keizerrijk
al veeg fcheenen te ftaan, is ieder een bekend, en zal
van ons hier na ook aangeroert worden. Doch dit dient
roor af geAveeten dat de befcheidendfte Pauzen niet veel
gshad liebben tegen de noodzakelykheit der Keizeylykc
pM
-ocr page 373-over de Zending, see. i8f
ofte Koninklyke toeftcmminge. Dit fcheen niet meer als
redelijk en billijk te zijn, dat eenOppervorftgeenenBif-
fchop, die hem verdagt was, ofte daar hy met reden ietwes
tegen had, in xyneftaaten behoefde tegedoogen. Want
vooreerft, dewijl de Geeftelijke inkomftenmeerendeels
van de mildheit des Konings, of van zij ne voorzaaten zyn
voortgekomen , zoude het eene harde zaak zyn , dat
iemand die by den Koning verdagt, ofte zijne majefteit
om wettige redenen onaangenaam was , den groeten
Heer op's Konings giften zoude fpeelen. Ten anderen
is 'er te veel gelegen aan de onderlinge eendragt tuf-
fchen de Biffchoppen en de Koningen. Noit ial een
BiiTchop veel goeds können uytwerken , die qualyk by
den Koning ilaat. Ten derden, zoude zodaanige Bif-
fchoppen, die ook menfchen ï,yn en dikwils rncnfche-
lijke parten in het hart voeden , een oproer van de an-
dere wereld in's Konings flaaten können brouwen, en
't geheele rijk op een teerling zetten. En zulke tyden
2ijn 'er ook al geweeft. Zoo is dan de koninklijke toe-
ilemming, zelfs als deeze krakeelen noch op het hoog-
fte waren , en als landen en fteden daar over in een
Vollen brand ilonden, weinig beknibbelt geweeil. En
in den peis, tuiTchen Kalixtus II. en Henrik V. over de
huldigingen getroffen , heeft de Paus dit regt aan den
Keizer ten volle beveiligt, raakende deBiiïchoppenvan
Duytsland ; en wel zodaanig , dat ze niet mogten ge-
wijdt worden als na het ontvangen der Keizerlijke hul-
de. Zoo vindt men byGratianus {difl.6i. c. πί,ςΞτΊδ.)
dat Leo IV. den Keizer Lotharius en zijnen Zoon Lo-r
dewyk gebeden heeft, dat ze Colonus verlof zouden
geeven om bezit van het Bifdom van Rieti te neemen;
daar by voegende dat hy (Leo) 's Keizers verlof gcr-
kreegen hebbende Colonus BiiTchop zoude wyden. Of-
te zoo hy Colonus geen BiiTchop van Rieti gewijdt wil-
de hebben , verzoekt hy verlof om hem BiiTchop van
Frafciiti te wijden: want beide die Kerken hadden hem
Verkoren. Daar is geen optellen aan alle de voorbeel-r
den van diergelijke goedkeuringen der Keizeren en der
Koningen. De vyfde Synode van Orleans wil de Bif-
fchoppen van de Geeftelijkheic en het volk naar de ou-
de manier verkoren , maar niet voor 's Konings goed-
keuringe gewijdt hebben. Ja deeze nootzakelijkheitder
koninklijke toeitemöiinge ging volgens , die apT
# 5. der?
-ocr page 374-Aamtekening
ders in kerkelijke zaaken gaiifch niet goed Koning»,
nochte Keizers is, zoo verre {Dijfert. 3 proam. deKe-
gia nominat. torna 3. ConcH.) dat het deu Koning y^y
ilond, als hy'cr goede redenen toe had, de verkiexing
te vernietigen. En hierom wordt de Keizer LodewyK
de Goede in de fesde kerkvergaderinge van Parys, ^^
in de tweede van Aken , gebeden , in het aanftellea
(dat is daar aanneemen en goedkeuren te zeggen) van
Kerkharderen alle mogelijke vlijt en voorzorg aan ts
wenden. Het was om dezelve reden dat Ivo Billchop van
Chartres denKoning Philips in zijnen ió.Brief ten hoogfte
beftraft, dat hy zekeren Johannes , een jongen en ilor-
digen wulp, die tot Biffchop van Orleans gekozen was,
niet had afgeweezen. Hier op öeunde ook het woelen
¥an zekere war-geeiien , die den zelfden Koning zog-
ten op te maaken, om aan Gualo tot BiiTchop van Be-
auvais gekozen, het jawoord niet te geeven ; zeggende
dat hy van IJaaffelijÊe afkomfte was ; waar over de gC'
melde Ινα, in zijnen Brief aan Manaffes BiiTchop van
Rheims, hem heeft verdedigt.
Doch de Koningen moeßen daar goede redenen toe
hebben: anders wierdt het vooi- een inbreuk in de ker-
kelijke vryheit aangezien. En daarom zegt de zelve Ivo
in den gemelden Brief aan Manaffes: het is den Konin-
gen niet geoorlofd de verlciezingen der BiiTchoppen ee-
nigfins te beletten. En om dezelve reden fehrijft Gre-
gorius VIL in zijnen Brief aan Humbertus BiiTchop van
jjyons, fpreekende van den zeiven Koning Philips, die
die de verkiezing van gemelden Gualo niet begeerde
goed te keuren, dat hy deeze inbreuk in de kerkelijke
vryheit niet langer zoude dulden , maar den Koning,
Indien hy even hardnekkig bleef, zekerlijk in den ban
zoude doen. En men weet dat hy mans genoeg was om
zijn woord te houden, en omhetby geenenkelde drei-
gementen te laaten blijven.
Ik heb gezeit dat dit regt der Koningen weinig is be-
knibbelt geweeft. Men vindt evenwel al eenige voor-
beelden van fommige yveraars, ja zelfs van Roomfche
Pauzen , die na de ordonantien van Gregorius VII, dit
regt der Koningen hebben tegengefprooken , ofte ten
minöe getracht zoo nauw te bepaalen en in te binden,
dat het niet veel meer zoude geweeft zijn als een bloote
öaam, en een fchaduwe van eeij magtelops en Α»®^-
JijS
-ocr page 375-over de Zending 5 &;c. 187
lijk regt. Daar over zijn groote woorden geweefl: tuf-
fchcn Hugo, Primaat van Lyons, en Gezant van den
ApoftolilTchen Stoel, die de Koningen van alle regt op
het ituk van de Biffchoppelijke verkiezingen zogt te
ontblooten , en tuifchen meergemelden Ivo , Biilchop
Van Chartres, die het voor de Koningen opnam. En
al heeft Kalixtus II. aan Henrik V. dat toegeftaan om-
trent de BiiTchoppen van Duytsland , tot 200 verre dat
ze uiet mogten gewijdt worden voor de koninklijke hul-
diging , 200 heeft hy egter de andere Landfchappen die
tot het Keizerryk behoorden daar uyt bedongen , en
begeert dat die voor zodaanige huldiging gewydt zou-
den worden. Ja de Pauzen hebben zich wel aangema-
tigt dat in de verkiezingen die by hen goedgekeurd vwa-
ren , de Koningen niets te zeggen , en geene toeftem-
naing te geeven ofte te weigeren hadden. Dit zijn de
uytdrukkelijke woorden van Innocentius III. in zijnen
Brief aan Johannes Koning van Engeland , die by Ma-
theus Paris het jaar iio8. te vinden is. Dit luidde
vreemd in de ooren van Johannes , die liever al op al
wilde zetten , als zijn regt op een enkeld zeggen van
raus Innocentius laaten vaaren. De Paus had een dub-
belde verkiezing, te weten van Johannes van Norwich,
cn van N. die beiden tot het Aartsbisdom van Kantel-
berg verkozen waren , teRomen in het by zyn der tvvl-
ftende partyen vernietigt , en een nieuwe verkiezing
geboden. Daar wierdt dan op nieu verkoren een zekere
iitefanus, Doktoor van Parys, en Kardinaal der Room-
fche Kerke: en 's Konings goedkeuring wierd door den
Paus verzogt. Maar de Koning had daar te veel tegen : de
eerfte verkiezing zoo vernietigt: Stefanus een Doktoor
van Parys, en-in Vrankrijk, een vyandlijkKoninkrijk,
onderweezen : de nieuwe verkiezing door het minfte
deel van het Kapittel , en vervolgens tegen de Geefte-
lijke wetten gedaan. Hv floeg dan het PauiTelijke ver-
zoek glad af. Doch Innocentius zich daar weinig aan
kreunende, ging met zijne zaaken en met de wydinge
voort. Alles raakte in vollen brand : de Koning fprak
vuur en vlam : de Paus en de nieuwe BiiTchop v/-aren
voor geen klein , ja voor geen groot gerucht vervaard.
Het ging'er dan vervolgens op een vervolgen, op een
bannen, op een opfchorlTen van de kerkelijke dienften,
pp een geeftelijk en wereldlijk woeden. Dan Johannes
407. Aantekening
was de man niet, en zyne zaakeu ftonden 'er niet nsar,
-om het tegens eenen Innocentius den Derden uyt te
harden.
4. Dat het een aloude gewoonte , ja een foort van
een geeilelijke wet is, den nieuwen Biflchop uyt het
getal van deGeeftelijkheit der zelveKerke te verkiezen,
Kan door verfcheide öaaltjes uyt de oudheit en uyt de
middelfte eeuwen, jauytveele fpreuken der Roomfche
Pauzen , goed gemaakt worden. De Roomfche Paus
Julius, die in de vierde eeuwe geleeft heeft (in Ep. ad
Orlentales) berifpt de Oofterfche Biffchoppen , om dat
zy Georgias den Kappadociaan op den Stoel van Alex--
andrye gedrongen , en Athanafius daar uyt geftooten
hadden. Hy heeft het daar niet alleen tegen dat ze K-
thanafius onregt hadden gedaan , en alles geweldiger
hand , en met een bende van foldaaten hadden uytge-
voert : maar ook dat Georgius een vreemdeling was
ien opzigt van die Kerke. Celeftinus de eerfte is daar
ook kragtig voorin zijnen Brief aan de BiiTchoppenvan
het Vienuois en het Narbonnois : Όαη^ zegthy, m»et
'er een Bijfchof uyt een andere Kerke gekozen worden^ als
'er m de l{erk, die een Bijfchcp moet hebben^ niemand ge-
'vonden wordt die daar be^uaara toe zy , het welke wy eg-
ter niet en gelooven dat oit gebeurt..... haat ieder Geefle-
lijke de vrugt van zijnen krijgshandel genieten in die Kerk^
alwaar hy zijne levens-jaaren heeft overgehragt. Laat het
den Geefielijken vry ßaan tegeßfiandte bieden^ als ze zien
dat r^en he'rf verongelijkt. En laat hen de genen, die hun
van ter zijde opgedrongen worden, zonder eenige vree%e vry
van dehand wtj%en. Deeze ordonantie wordt aangehaalt
door Nicolaus i. in zijnen Brief aan Karei den Kaaien,
Koning van Vrankrijk : het jammert hem dat deeze
manier niet gebruykelijk is in Vrankrijk, en hy begeert
-dat de FraniTen in't toekomende daar op zullen hebben
acht te geeven. Hy houdtEgilo, dietot hetBifdom van
Sensgekozen was, voor een eerlijk en deugdzaam man:
en hy heeft niets tegen zynen perfoon. Doch het fpijt
den Paus dat hy geen litmaatis van de Seniïche Kerie,
alwaar het aan geene bequaame mannen kon ontbree-
ken. En als dezelve Nicolaus de AartsbiiTchoppen van
Keulen en van Trier, Guntharius en Thetgaudus, had
afgezet, fchreef hy aan beide die kerken dat ze ieder
«en ijiieuwen BiiTchop, maar uyt haare eige Geeftelïjk-
heit
-ocr page 377-over de Zending, êcc. iSt?
heit'zoude verkiezen. Dit ftaat ook voorgefchreeveni»
de ordonantien, Capimlariagenoemd, van Keizer Lo-
dewijk, (tït.i. c. 84.) alwaar de verkiezingen der Bif-
fchoppen op den ouden voet herftelt vi^orden , en onder
anderen belaft dat 7,e uyt het eigen Bifdom moeten ge-
Jiomen worden. Dit wil Leo de Groote, fchryvende
aan Gennadius Patriarch van Konftantinopolen , ook
gedaan hebben in de Alexandrijnfche kerke. Gregorius
de Groote in verfcheiden' brieven , Eugenius II. in zij-
ne Roomiche Synode, Joannes Vill. in de herftellinge
vanPhotius, en meer andere Pauzen, voeren al dezel-
ve taal , en fpreeken als uyt eenen mond. Ja de lefle
Wil geen' Patriarch van Konftantinopolen gekozen
hebben, als uyt de Priefteren ofte de Diakenen derKon-
flantinopolitaanfche kerke. Dat meer is, Stefanus IV.
fpreekt zoodaanig in zijne Roomfchc Synode , als of
het een inftelling van Petrus en van- zijne nazaaten was
dat de Pauzen uyt de Kardinaal-Priefteren , ofte Kardi-
naal-Diakenen gekozen wierden. Deeze zelve wet,
omtrent de verkiezing der Pauzen, wordt ook vernieuwt
in de Roomfche Synode, gehouden onder Nicolaus II.
Maar, om dit ter loops ook aan te roeren, iemand zal
zeggen, waarom juyft uyt de Kardinaal-Priefteren, ofte
Uyt de Kardinaal-Diakenen > Daar zyn ook Kardinaal-
Biflchoppen , zyn die ten minfte zoo na niet , als de
Priefters ofte Diakenen ? Ofte , is het billyk de waar-
^igften uyt te fluytca, en degenen, die van minder aan-
zien zyn, alleen kiesbaar te verklaaren ? Neen, de Kar-
"aal-BiiTcPioppen waren voordeezen zoo na niet ; ea
^el zodaanig dat ze volgens de kerkelyke wetten geea
Paus konden worden. De reden was dat ze reeds een
Biffchoppelyken ftoel bekleedden : en dat het verboden
Was, gelyk 't zyner plaatze brecder zal aangeweezen
Worden, van het eene Bifchopdom tot het andere over
te gaan. Dit ftond zoo vaft, dat de Griekfche Keizer
ßafilius, door Photius mifleid, voorgegeeven heeft dat
Marinus geen regte Paus was geweeft,. als zynde voor
^ne verkiezing al Biflrhop geweeft ineen andere kerk.
De Paus Stefanus VI. hier op antwoordende fchrijft
aan den gemclden Bafilius: dat de genen, die voorgeeve-a
dat Marinas te voren al Bijfchup was , en over-^lks tot
geen anderen ßoel konde overgaan , hnn \eggen moeten be~
'^r-^n. En 'hy blyfc 'er by dat Marinus te voren geen
BiiTchop
-ocr page 378-Aantekenin&
I^o
'Biflchop was, en noitBiflchopwas geweeft. Formofus
is de eerfte geweeft , die van Biflchop Paus is gewor-
den : maar wie weet niet hoe zuur dat hem' dit, ook na
zijne dood is opgebrolien. En Johannes IX. die in zij-
ne Roomfche kerkvergaderinge noch al met lof vaii
den zeiven Formoüis fpreebt , wil dat egter tot geen
voorbeeld getrokken hebben: te meer^ zegt gy, orn dat
de Kcrkelyke ■wetten rond uyt verbieden ; en de ge-
Tien die ■^Iks befiaan -xijo (Irefigelyk ßroffen, dai^e ^elfs op
hun uyterße de JLommunie der leeken niet mogen genieten.
Maar de goede wetten verouderen en verilerven zoo
%vel als de menfchen. Men ziet'er egter den geeft uyt
van de eerfte en bloeienfte tyden der H. Kerk.
Daar is een tweederhande beveftiging ; te weten
die vande Wereldlyke en die vande KerkelykeOverheit
gegeeven wordt. Wy hebben reeds van de wereldlyke
gefproken onder den naam van toeftemminge ofte goed-
keuringe. Beveftiging fchynt noch wat kragtiger te lui-
den , en als een meerder magt te betekenen. Egter ge-
tuygen vermaarde Schryvers en voorftanders Van den
PauiTelyke achtbaarheit dat de Oppervorftcn dat regt ge-
noten hebben. En hier van zal noch meer te zeggen
vallen als wy van het regt der huldeginge ofte Inveßi-
/ar^z zullen te fpreeken hebben. Om evenwel voor af te
toonen dat het beveftigen aan de koninklyke magt toe-
geftaan is geweeft , zullen wy hier eenige voorbeelden
te berde brengen. De Synode by S. Macra vergaderd
fchreef v/el eer aan Lodewyk III. Koning van Vrank-
rijk , dat de kerkelyke wetten en ordonantien bevolen
hadden dat een Biflchop wettiglyk verkoren zynde voor
den Koning moeft verfchynen om van hem beveftigt tc
worden: en uyt kragte van deze bcveftiginge kreeg dc
nieuverkoren Biflchop de magt om in het bewind van
de tydelijke goederen te treeden. By Lucas Dachery
ftaat een Brief gedrukt , waar in de Keizer den nieu-
verkoren Abt van S. Giilenus beveftigt. Ook getuygt
Lupus {de Regia nomin. part. 3, Concil.) dat de Geefte-
lykheit en het volk van Atregt, zoo lang als ze onder
de Franfche Kroon geftaan hebben , de beveftiging van
den nieuverkoren BilFchop altijd verzogt hebben van
den Franfchen Koning.
Maar aangaande de geeftelyke beveftiging ofte goed-
keuring , het is al overlang , te weten in den
over de Zending, &c. i^i
kerkregel van de NiceeiTche Vergaderinge , vaft geftelt
dat'er geene verkiezing, te weten tot Biffchop, zouder
gelden , die buiten weten en zonder de toeftemminge
vaiï den Metropolitaan was gefchiedt. Men weet dat
de AartsbiiTchoppen van oud's Metropolitaanen ofte
Metropolita , dat is Hoofdftads-Biffchoppen, genoemc
Wierden. Ik weet wel dat foinmigen door den Metro-
politaan alhier den Patriarch willen verftaan hebben:
doch dit is onnoodig. Dus mögt 'er geen Bißchop ia
Africa gewijdt worden zonder de toeftemminge van
den Biffchop van Kartago. Ook fchrijftPaus Innocen-
tius aan den Biffchop Viöricius, dat'er geen Biffchop
mag gewijdt worden zonder verlof van den Metropo-
litaan. enz.
Wat nu de wijdinge belangt, van dewelke hier ook
gefproken wordt, dat de Metropolitaanen ofte Aarts-
biilchoppen altijd het regt gehad en ook gebruykt heb-
ben om hunne onderhoorigc Biffchoppen te wijden, is
een bekende zaak. En daarom wierdt Hilarius Aarts-
biiTchop van Arles by den Paus Leo befchuldigt, (met
of zonder reden dat laat ik nu daar) dat hy een Biffchop·'
had gewijdt in de plaatze van Projeétus, zonder dathy
de Metropolitaan daar ter plaatze was. De Pauzen be-
moeiden zich niet met de wijdingen van de Biiïchop-
pen die hunne Metropolitaanfche rnagt niet onderwor-
pen waren. Ja de H. Leo was 'er zoo gebelgd over,
als hem nagegeeven wierdt dat hy zich meefter zogt tc
Isaaken van de wijdingen der FraniTche BiiTchoppen ,
dat het de arme Hilarius, Biffchop van Arles, wel te
deeg heeft moeten ontgelden : want hy maakt hem
over dat zeggen byna voor een leugenaar uyt. Ik
zeg , van de Bisfchoppen die zijne Metropolitsan-
iche magt niet ondervvorpen waten : want gelijk de
Metropolitaanen hunne onderhoorigc Biffchoppen
iiebben , zoo is de Paus, behalven dat hy Bisfchop is
de ftad Romen, ook Metropolftaan : en als Me-
trppoiitaan had hy ook , al van ouds, het regt om dc
"isfchoppen, die onder zyn Metropolitaandom hoor-
den, te wijden , ofte door gemagtigde Bisfchoppen tc
laaten wijden. Dit regt van Metropolitaan ftrekte zich
uyt over de Regiones faburbkari<e , ofte urbkaria , te
■vvecten de landfchappen die onder het wereldlijke regts-
gebied der ftad Romen , ofte van den Vikaris der ftad
«.omen, behoorden: als een groot gedeelte van Italien,
Sici-
-ocr page 380-Sicilien, Sardinien enz. , Zoo had de Patriarch vanA-
lexandrye het regt van Metropolitaan over ganfch E-
gipten, Lybie , en Pentapoh's : en vervolgens mogtea
daar buiten zyne toeilemming geene Biffchoppen ge-
wijdt worden. En dit alles wordt goed gekeurt en be-
veiligt in den fesden Regel ofte Canon der Niceeifche
Kerkvergaderinge. Zoo dat dit zelf een bewijs is Van
het regt der Metropolitaanen ; want de Paus en de Pa-
triarch van Alexandrye hebben die Biffchoppen niet an-
ders gewijdt, als uyt kragt van hun Aartsbiffchoppelyk
regt. En daarom maakt Gregorius VII. in zyne vyfde
Synode een uytdrukkelyk onderfcheid tuffchen de Bif-
fchoppen die tot de Pauffelyke wijding behooren, en
tuffchen do anderen. De eerften, willen zy de lande-
ryen der Kerke ter leen uytzetten, moeten volgens de
ayjc Ordonantie alvorens verlof van den Paus verkree-
gen hebben : de anderen können voldaan met de toe-
ilemminge van den Aarts-biiTchop en van hunne Gee-
ilelijkheit.
Egter hebben fommige Pauzen naderhand van tijd
tot tijd beilaan, aan Biffchoppen, die eigentlijk tot hun-
ne wijding niet zouden behoort hebben, de handen op
te leggen , en de wijdingen te geeven. Hugo Kanon-
nik te Lyons , ziende , ofte liever voorgeevende , dat
Vrankrijk krielde van Simoniaanfche Biffchoppen , en
dat'erfchier geene wijdingen te krijgen waren als voor
geld, is langen tijd een Klerk van de eerfte kruinfchec-
ringe gebleeven. Als hydaft naderhand verkozen was tot
Bifichop van Dïe, heeft hy zich naar Romen begeeven^
en heeft daar alle zyne wijdzels van Gregorius VII.
ontvangen. Doch Hugo Flaviacenfis, fchryvende over
het jaar 1074. zegt dat dit de eerfte Paus is geweefl: die
zulks beftaan heeft : en hy voegt'er by, dat fommigen
zelfs onder de Rorneinen zich daar aan geftooten, en
den Paus daar over gelaakt hebben , zeggende dat nie-
mand, al was hy tot Biffchop verkoren, van den Paus
gewijdt mögt worden, ten zy dat hy een bedienaar was
van dezelve Roomfche Kerke. De Paus , zegt hy al
vorder , heeft het egter volgens zyne wettige magt ge-
daan : want hy had groote genegendheit tot den man.
DeezeGregorius,die de Pauffelyke achtbaarheit ten hoog-
llen heeft doen gelden,en zekerlijk de maat der regeeringe
een toon hoogerfloegais zyne Voorzaaten, moet dat al
Over, de Zending, 15)3
ttieer geklaart hebben : want Venericus Biffchop van
Vercelle fchrïjft van ,hem en van zynen nazaat Urba*
nus II. {lihro de nwitateEcclef.) dat zy de vorregten der
Kerken geftolen hebben,_met de wijdzels in een anders
gebied te bedienen. Het is wat hard van Venericus ge-
fproken : ook was hy een voorvegter van Henrik IV.
Doch hy fpreekt na Rudolfus Glaber: en fommige an-
deren waren niet min over deezenieuwigheit geftoord.
t)eeze Hugo had door die daad getoont dat hy de regte
man was om de Pauffelyke achtbaarheit te doen gelden.
Hy wierd dan PauiTelyke Legaat door ganfch Vraukryk
gemaakt (iie T'om. 10. ConcU. de Labbe ρ. 401.) en ia
Vrankryk aangekomen heeft hy Robertus Abt van Res-
bak, zonder Richerius AartsbiiTchop van Sens eens te
kennen ofte omverlof aan te fpreeken, en buyten wee-
ten van de andere mede-provinciaale Biffchoppen, bin-
nen de flad Meaux tot Biffchop van Meaux gewijdt.
Die over dit beftaan verbaafd toeiagen , dat waren de
Franffe Biffchoppen. Zy daar op onderling overleg geno-
men, vergadering gehouden, hebben den nieuw gewijden
Biffchop in den ban gedaan , en een anderen Biffchop
gewijdt. En Lupus, fchryvende over de vyfde Room-
iche Kerkvergadering onder Gregorius VII. gehouden,
bekent dat verfcheidene Biffchoppen, die zich zoo nu
zoo dan te Romen hebben laaten wijden, veel van hun-
ne Aartsbiffchoppen en van den Koning te lijden gehad
hebben. Ja men vindt voorbeelden dat fommige Konin-
gen hun het land te naau hebben gemaakt. Lnpus, die
wat partydig is , en alle de daaden der Pauzen wel
voor wetten zou willen houden , xoude dat gebruyk
gcerne vry ouder willen maakeii ; {in Canen.iäf. diäa-
tus Gregorii VII.) Of het inderdaad ouder is of niet, dat
wil ik nu niet betwiften : maar ik heb iets tegen iy-
ne bewijzen. Hy brengt eene plaats by uyt Li^erPon-
tificalis : 't welke voor eerit van 't grootfte gezag niet
en is. Daar in wordt dan verhaalt dat Paus Vigilius naar
Konftantinopolen reizende , en te Katana in Sicilien
aangekomen verlof kreeg om geduurende de maand
December Diakenen en Prielters te wijden. Maar kon
hy wel beter wapenen voor den dag brengen om zyn
eigen zeggen te beftrijden ? Ja hierdoor zou hy het Me-
tropolitaanfche regt der Pauzen ; het welke evenwel
Zeker genoeg is , wel met eenen ftoot onder de voet
fmijten. Want Sicilien was een van die Regiones fubur-
hicaria, van de landfchappen onder Romensregtsgebied
J. DEEt. ^ behoo-
413. Aantekening
behoorende : wat had Vigilius dan verlof van noden, ïal
iemand zeggen, om daar te wijden ; en noch een verlof
dat hem maar ge.^eeven wierdt voor de maand Decem-
ber ? En heeft hy verlof moeten hebben, zoo heeft hy
geen regt daar toe gehad. enz. Wy willen dan liever
het gemelde Boek, Liber Pentificalis, het regt weigeren
van hier te flemmen, dewyl het ook uyt andere hoofden
verdagt is van dewaarheitin alles niet te treffen.
Noch brengt hy een Kerk-regel by uyt den Brief van
Paus Julius aan de Oofterfche BiiTchoppen: maar zyne
eigene woorden dienen hem tot andwoord: want, dat
vreemd is, hy voegt'er met duidelyke woorden by dat
die Kerk-regel in den Brief van Julius ingelafcht is door
dien vodde-kramer , die ons de valfche en verzierde
Dekreetaal-brieven der oude Pauzen voor egte en xut-
vere brieven van die eerwaardige mannen geven en
verkogt heeft. Wy hebben al weer geen andere oplof-
fing van noode. Hy verhaalt verder uyt de gemelde
PauiFelijkehiftorie, Liber Pontificalis ^ dat de Paus Koif-
ilantinus naar Konftantinopolen reizende , en weder
naar huys keerende , onderwege verfcheide wijdingen
heeft gedaan. Maar de geloofwaardigheit van dat Boek
wederom daar gelaaten, zoo diende iiy te bewyzen dat
Konftantinus zulks beilaan heeft zonder de vergunnin-
gevan deregte Metropolitaanen. Hetgeenehy bybrengt
uyt de ArabiiTche Kerk-regels , zullen wy dan aannee-
inen als die Kerk-regels voor gangbaare munt door de
geleerden zullen aangenomen zijn, Dat Gregorius de
Groote zekeren Epiphanius , een Monnik uyt Ifaurie,
tot Diaken heeft gewijdt , kan de waarheit zyn : doch
die zal waarfchijnlijk in den dienft der Roomfche Ker-
ke gebleevenzijn: daar zyn meer voorbeelden van. Al
't andere kan even ligt opgelofl: worden.
Maar nu noch een woord gezeit van den pligt der
Metropolitaanen, om de Biflchoppen, die zy gewijdt
hadden, in de regelen der kerkelijke tucht te ondcrwy-
zen, en in de voorvallende zwarigheden en twijfelach-
tigheden te regt te helpen. Dat zy daar toe verpligt wa-
ren blijkt uyt veele, plaatzen der Oudheit. Hierom
zegt Leo de Groote in zijnen Brief aan alle de BiiTchop-
pen van Sicilië: Waar hetzaake dat gyl.de regels ^ die g^
onderhouden moethaalden ter plaat ze daar gy gewijdt zip
geiveeß. enz. Zeer duidelijk flaat hier op de vyfde Kerk-
regel van de Vergaderinge van Tarragone: want die Re-
gel komt hier op uyt, dat zoo iemand niet door zijnen
• eige«
-ocr page 383-over de Zending j Sccl
eigen Metropolitaan , maar door een anderen Biffchóp
achter-volgèns dé ;]ail-brieven v.in den Metropolitaan,
tot BilTchop is gewijdt, dat, zeg ik , ïodaanigeen Bif-
fchóp wel zal doen , met zich twee maanden na zijne
■'vijding voorden Metropolitaan te vertoonen, omvaii
hem in de Kerkeliike Regelen onderweexen , en in al-
Jes wat hem te doen ftaat ten volle onderregt te wor-
den. Hier over können ook nageiien worden de for-
mulieren der BiiTchoppelijke wijdingen,die Sirmondus
in 7.ijn werk van de Franfche Kerkvergaderingen heeft
ingelafcht en die Baliiziiis {Tomj z. CapHular.) heeft
laaten herdrukken. Uyt alle die ftukken blijkt met wat
ïorgvuldigheit dat de BiiTchoppen, die pas gewijdt wa-
ren , ofte'gewijdt ftonden te worden, door hunneMe-
tropolitaanen ïa alles onderregt wierden. Deeze Me-
tropolitaaneh fielden hun ook ter hande een boek der
Kerkelijke wetten, enz.
Maar noch een woord of twee van het regt der wij-
■^inge. Th.Balfamon, fchryvende over den feftienden
3 r. Canon der Apoftelen , fchijnt aldus te fpreekea
^^s of alle Patriarchen en alle Priinaaten , onder gee-
lden Patriarch ßaande , het regt zouden gehad hebben
Viin overal Klerken te wijden. Doch fchryvende-over
de Kerkvergadering in Trtdio gehoitden, en over deÄ-
frikaanfche Kerkregels, ïou hy dit regt gaarne aandea-
Patriarch van Konftantinopolen alléén toegepaft héb-'
ben , en fluyt de Patriarchen van Antiochie en van Je-
ï^iifalem wel uytdrukkelijk uyt. Maar ieder weet hoé
l^oog dat de Patriarchen van Konftantinopolen altijd
hebben willen vliegen.
7· Wy hebben hier boven , daar wy van de zendin-
p van Willibrordus fpraken , meer diergelijke voor-
beelden bygebragt.
H. Het is waar dat IVillibrordus gewijdt is door Paus
^^rgius: maar voor ecrft was dit een nieuw Bifdom leg-
gende in eên land van ongeloovigen. Daar kon nog geen
"^•^gt Van Metropolitaanen te pas komen. x. Wierd hy ge-
y^'ijdttot AartsbiiTchop, en had vervolgens ook uyt dien
hoofde, geen'Metropolitaan tekennen. Maar dan ïou
er een andere zwaarigheid zyn of de Metropolitaanen
Ook wel te Romen mogten gewijdt worden: zoo zegge
3. dat hy daar gewijdt is of het verzoek van Koning
fippyK, en inet ieder eens goedvinden vervolgens ook
het goedvinden van de nabuürige Biffchoppen, ,die
la iets te zeggen oiogteu hebben.
^ ζ yOOR"
-ocr page 384-Of hy de Nazaat van den
m het Aarts-bifdom van Utregt is geweefl ?
Na deneerilenAarts-biilchop vanUtregc
WilUbrordus wordt doorgaans de H.
Bonifactus , als de tweede AartsbiiTchop al-
daar, opgetelt. Aldus ipreeken j, Beka in
de Hifiorie derUtregtfche Bißchoppen y J.Ger-
brand van Leiden , in de Kronyk van Neder-
land^ aan 't 3. hoofdftuk , Reinerus Snoius,
J, Molanus, Mart. Hamconius , Adrianus
Barlandus; ja ichier alle Schryvers die van de
Utreclitiche Biilchoppen gehandelt, ofte de
lyft der zeiven uytgegeeven hebben : 't zy
dan dat ze Katolijk geweeft zijn , gelijk alle
de bovengenoemden; 'tzy dat ze van 't oude
: ^eloove geweeken zyn, als Pieter Bokken-
Derg, en Gerrit van Nim wegen > anders Ge-
rardus Noviomagus genoemd: 't zy eindelijk
dat ze buiten den tuin der Katolijke Kerke
opgevoedt zijn geweeft, als Jacob Revius,
ω zijn Deventer opgeheldert, ja zelfs Aroöl-
Voorreden. 197
dus Bucbelius in zijne Aantekeningen onjer Ailerhjncie
Heda en Beka: alle die Schryvers, zeg ik, ^'νεΊ^Γπ
hebben Bomfacmsmdßn Η. JViUibrordus, als Η. Bonifa-
deszelfs nazaat op den gemeiden ftoel, op- ""„rTen
getelt. nazaat vaa
OndertuiTchennogtans valt over deze zaak
al vry wat te twiilen , en over en weer te Biffchop-
zeggen: en J. Mabillon heeft dit gevoelen al
over eenigen tijd beftreeden in zijne Jaarboe- un-egt .■
ken , en noch breeder in zijn Voorberigt h dap iom-
over Bonifacius·, waar in hem de weg gewee-
zen was door Willibr. BoiTchaarts , die het mentiyk
ook al overlang tegen heeft gefproken.
Waar omtrent Ät vooreerft moet vaft ge- Bene/.
ftelt worden, dat Gregorins lï, den H. Bonï-P^^*· 2·»
facius BiiTchop gewijdt heeft, doch zonder {aftef,licb
hem een vailen iloel te geeven. tegen het
Paus Zacharias, bygebragt by Otlonus,
die ook het leven van Bonifacius heeft be- aan.
fchreeven, getuigt dat Boniikcius tot nu toe,
dat is kort voor het jaar 7S\, geen Katedraa-
le Kerk bedient heeft, ^ Hincmarus het zel-
ve beveiligende, zeit dat Bonifacius i^jaa-
ren gearbeidt heeft zonder een Kardinaal-
ftoel (13 te hebben. Volgens Mabillon is 'er
een fout in het cyfer-getal 25-, het welke ook
ftaat in inden brief van Zacharias; en hy zou
het
tom.1. Aitnal.Be-rjed.
h in obfervat.friemis 'm mtarn S. Bomfacii auäoreWil·.
Itbaldo fee. 3. Aä. Eened. fan. z.
c Diatrih. de primisFrißiS Apofi.difert. IJQ, i
d ra zo.
3
-ocr page 386-ïps Voorreden
het gaara in veranderen : want, zeit hy,
Bonifacius is in 't jaar 723. Biilchop gewijdt:
2:00 moeft hy dan al i8 jaaren in dc Biflchop-
pelijke bedieninge gearbeidt hebben in 'r jaar
75-1 wanneer Zacharias hem deezen brief
fchreef; Waar hy hj de Kerk van Ments beve-
ftigt tot een Metropolitaanfihe ofte moeder
kerk^ onder haar hebbende vyf fleden, nament-
lyk Tongeren Keulen , Worms ^ Spkrs en U-
tregt i en voorts de volkeren van Duitsland, die
door zyne freeking het ligt van Chrifius hadden
leeren 'kennen.
Ondertuffchen verneemt men iiyt een an-
deren brief van den zeiven Zacharias , die te
lezen ftaat by Otlonus ^ , en gefchreeven is
in 'tjaar 748. dat Bonifacius toen al Biiïchop
van Ments was : Wy raaden uwe heiligheit,
zegt de Paus, denfioel der heilige Kerke van
Ments geenßns te verlaaten.
Zoo gevoelen dan de gemelde twee Schry-
vers dat Bonifacius in al dien rijd geenfins
geweeft is de Biilchop, althans niet de eigen
Biflchop, van Utregt: te meer daar het tegen
de kcrkregels ftrydt twee Bifdommen teiièns
te bezitten ; en den Biiïchoppen wel Icher-
pelyk bevolen wordt hun verblyf in hun ei-
gen Bifdom te houden ; het welke hem om
zyne menigvuldige reizen , en om de andere
bezigheden van zyn predik-ampt, op die ty-
den onmogelyk is geweeft.
VYel is waar dat Bonifacius , in zeieren
brief
« Uh, s. f. Q« .
Door vsr-
fcheicie
redenen.
over. den Η. Bonifacius; 418"
brief® aan den Paus Stefanus, voor af ver-
haalt hebbende hoe dat de H. Willibrordus
na een arbeid van 50 jaaren die hy tot de
bekeering der Vriezen befteedt had , den
Btßchoppelyken ftoelgevefligt heeft in eenplaaU
ze genoemt Utrecht i en hoe dar hy tot den
zwakken ouderdom toe gepredikt hebbende,
een tnede tnffchop tot wnigtrng van zyn amp
heeft aangefielt; dat hy 5 zeg ik , fiet vol-
gende daar by voegt: Ms hy na veele jaaren
levens naar den Heer gereift was , heeft Ka·
rolomamus , Vorß der Franfen , 7ny dat Biß
dom aanbevolen , om daar een Bijjchop aan te
ftellen en te f laat zen, het isoelke ik ook volbragt
heb. Maar ßonifacius drukt niet uyt wien
dat Wiliibrordus in zyne plaatze heeft aan-
genomen , of wicn dat hy zelf op 'c bevel
van Karolomannus tot Bïiichop heeft aan^
geile! t.
Voorwaar, zeggen foniraigen , indien Bo-
nifacim Btffchop van ütregt waar geweeß,
zoo had hy daar geen' Btjfihop behoeven te
plaat zen ofte aan te ßellen zoo als hy 7iaar
zyn eigen zeggen gedaan heeft.
En dewijl hy doch zelf verzekert dat hy
zulks gedaan heeft, zyn 'er veelen van ge-
dagte, dat 'er waarlijk'iemand door Bonifa-
cius tot Biilchop van ütregtaangeftelt is: en
met dit gevoelen houdt hec, ondier meer an-
deren , Vader Le Comte.
a Die brief is eefchreeyeii in 't jaar JU 5 «n ftaat geheci
iJiyu.e Γ'orbengten,
ê 4
-ocr page 388-ïps Voorreden
wor^t on- Henfchenius en Tapenbroek ^ getuigen ook
da"« dat zy dit gevoelen toevallen: het welke ook
wiiHbror- Seratius 3 zeggen ze, hoewel op een andere
dus piaatze manier, in zyne aantekeningen op het leven
aangefteit ^^^ Bonifacius te verßaan heeft gegeeven.
Dan wie dat 'er door Bonifacius tot Biffchop
is aangeflelt, wordt niet uytgedrukt.
Le Cointe meent dat het een geweeft is
Sommige yan de genen , die in de Kerkvergaderinge
DlkMsen van 't jaar /éx., benevens Bonifacius, Bif-
ijaaanus E" , , r-> i
Eobanus, fclioppen genocmt worden; te weten Edanus
of Dadanus j van wien men ook leeft dat
hy inderdaad in die Kerkvergaderinge van
Hoogduitsland tegenwoordig is geweeft: en
ώαι ^®®"· gevoelen is ook Serarius. En als Da-
Adulfiis danus tot BiiTchop over de Vriezen geftelt
librorTu'' ' Eobanus naar Mabillons b zeggen
nazM^r aanftonds door Bonifacius in zyne piaatze
aangeftelt zyn geweeft.
Henfchenius en Papenbroek, zoo ter voor-
noemde piaatze, als op den 17 Juny , wilr
Jen dat Adulfus aan die van Utregt tot Bif-
fchop is gegeeven.
Maar hier tegen komt Mabillon ten ftrij-
de: Wanti zegthy, in geene regiflers 'tzy
'üan de Maaftrigtjche , 't zy van de Utregt-
Jche BiJJchoppeni wordt van Adulphus gewaagt.
Utregt,
^ in Viia S, Bonifafii, ad dkm Junti·, torn, I. i χ,
pag.
b Annal.Bcned. t, z. L §,68,
c torn. 3. z. n.io.
d in obj'ervation, pneviis ad vitem S. S, Adtflfi Sjf'
f^t'fi f frf, 3. Bemdiéi, i» ^
over. den Η. Bonifacius; 420"
tregt, dat ook ^ ten opzigt van Maaflrigty het
Meder-tregt genoemt wierdt, heeft onder geeri^
eigen' Bijfchoppen geflaan voor den tyd van
JVillibrordus , die laat er ^ geleeft heeft als A-
dulfus. enz.
Daar regen brengt Molanus λ het volgen-
de wederom in: Offchoonhy {Adulfus') niet
gevonden wordt in de lijfi der Utrechtfche Biß-
jchoppen, zoo is het volgens het reeds gezeide
waarjchijnelijk dat hy by Willibrordus leven
gebloeit heeft onder de Utrechtfche Mede-bif~
jchoppen: ofte dat hy althans even te vore door
den eenen of anderen Franfchen Koning aan de
Utregtenaars toe gefchikt is geweeß tot hunnen
Bijfchop,
Na Molanus komt Heiifchenius in 't veld,
met deezeredeneeringe gewapend: Waarom
zal men met het eigen regt niet mogen gelooven
dat Adulfus na de dood van Willibrordus tot
Bijfchop is aangefieltl Ofte -wat kan tegen hem
gelden deßilzrcygentheit der Utrechtfche Schry-
veren^ die doch geenen van beiden weeten te
noemen y ja die 't minß^ ge'wag van den eenen
Ofden anderen niet en maaken? 't welke mif-
fchien hier uyt ontfiaan is, dat ze geen van
beiden te Utregt, (ja de eene verre weg^ en
al in Engelandy ) begraaven zyn s en aldus
daar geen gedeelte van hun lichaam achter ge-
laat en hebbent 't welk mögt dienen ter bewad-
Tfing hunne gedachtenijfe, en tot aanwak-
kering der ingezetenen om hen te vieren.
α mNatals.S. Btlgii ad dim ly ]mn,
-ocr page 390-iÖZ oor.r.eden
Maar dit gevoelen, en dat vanLeCointe,
worde weer dapper aangetafl: door Antonius
Pagi dewelke van deeze gedagcen is dat
de ütregtfche Kerk by-na volle 14 jaaren,
ter oorzaake van de koppigheir der Vriezen,
en hunne weerbariligheit tegen het Chriften
geloof, zonder BiiTchop is geweeftj en vor-
dere gelooft dat Bonifecius in 't jaar 7
het Bifdom van Mets afgeftaan heeft aan
Lullus, en 't Utregtfche Bifdom aangeno-
men. ©öf^ ^kr ßaat wel te letten, zeit Pa-
gi, dat Bomfacms in 'i jaar 753» "^oor den 25
Mey^ het Aartshtfdom''um Ments afgeftaan
heeft aan LnUus , en dat 'van Ütregt aange-
mmeri. . . en dat hy Eobanus gekozen heeft
tot zijnen Mede-bi([chop. Hy fteunt onder
anderen op de getuigenis van den H. Lud-
gerus , leerling van S. Gregorius BiiTchop
van Utregt; dewelke de Utregtfche Biifchop-
pen in de Lcyci'is-bcfchnjvinge van dien Hei-
lig optellende in deezer voege fpreekt: Als
de Aart sbijjchop Wtllibror dus in eene plaat ze
die Utregt ofte anders Wtltenburg geneemt
wordt ^ uyt dit leven tot den Heer gereiß was,
zoo is in zijne plaatze gevolgt de H. Bonifa-
cius^ AartsbiJJchop en Martelaar. Dit zelve
beweert hy met twee opene brieven , die
Pippinus Koning van Vrankryk in 't jaar 7 53
ten behoeve van S. Maartens Kerke te Ü-
fregt heeft verleent, en die by J. Beka en
Le Cointe aangehaalt worden: in den eerflen
è II. i>Ä»·. 297, ·
■pagi, Jie <3e
gemelde
gevoelens
tcgen-
ipreekt,
beweert
«yc ver-
fcheidene
setuigeuif·
Jeu dat de
iloel van
,Utregt,ora
dc koppig-
lieitder
Vriezen,
lediof heeft
feltaan : en
at Boni-
facius het
Mentfifchc
Bifdom
yeriaaten,
en 't U-
rregtfche
^angeno-
mea heeft»
over. den Η. Bonifa Clus. 203
dezer brieven wordt Bonifacius genoemc
ßijfchop der flad Utregt, in den rweeden, de-
welke van Mabillon voor wel zoo egt en on-
verdigc gehouden worde, ilaat hy vermelde
als Aartsbiffchop en Toeziender van S. Maar-
tens Kerke. Hier mag tnen byvoegen de
volgende getuigenis van Willibaldus,dicten
tyde van Bonifacius gekeft, en des zelfs le-
ven beichreeven heeft j in het welke hy ge-
tuigt : Dat dezelve Bonifacius, om zijnen
zwakken ouderdom te verligt en Cabanus ofte
EobantiS in zijne plaatze tot Bijfchop over de
Jiad ^ die Trecht gememt wordt . heeft aan-
gefielt. Het zelve geeft Othlonus , een an-
der befchryver van Bonifacius leven, fchier
met de eigen' woorden omtrent het einde
van zyn eerfte boek te kennen.
Wy hebben noch een anderen befchryver
van Bonifacius leven , zynde geweeil een
bedienaar der Utregtfche Kerke, die herle-
ven en de marteldood van dien Heilig, vol-
gens het zeggen der Bollandiften ^, by-na
op den zeiven tyd befchreeven heeft te U-
tregt, als Willibaldus daar mede bezig was
te Ments, uyt wiens befchryvinge de LeiTen
Voor de Getyden derUtrechtlche Kerke,die
in 't jaar 1508 en 15-18 gedrukt wierden,ge-
nomen zyn geweeil, en uyt wienseige woor-c
den Joannes a Leidis by-na zyn derde boefe
ganfch en geheel heeft opgeftelt j Deeze
Schryver zegt dan^ met duidelyke en ver-
ïps Voorreden
ftaanbaare woorden dat "De Η. Bomfac'mSi
als hy den Heere in het ßifdom 'uan Ments een
zeer lange reeks van dagen gedient had^enhcïït
het overlijden van den aUerheiligften Biffchop
Willibrordus veropenbaart was. ♦., aanflonds
over de wateren van den Rhynflroom naar de
ft ad Utregty daar hy zeer wel bekend was, is
In wybe-
fluitcn dat
BoniEicius
iia Willi-
brordus
daad, niet
gevaaren.
Het welke noch al vorder bekragtigt wordt
uyt een anderen Schryver, die ons door de
■ Bollandiften ter gemelde plaatze uyt drie
handfchriften medegedeek wordt , en die
ook van Mabillon gevonden is in een oud
feandfchrifc van Kompiegne : deeze fchrijft
dan dat De H. Bonifacius na S. Willibroords
dood een ruimen tijd gebleeven is in 't zelve
Bifdomt bezig zynde met het voedzel des God^
delyken woords aan het wreede volk der Vrie-
zen mildelyk uyt te reiken» en met de eerfte be-
ginfelen des geloofs, die door Willibrordus ver-
kondigt waren, door de hulp der heilige pree-
kinge te bevefiigen. ..<> En toen, zoo als wy ter
zelve plaatze leezen, heeft de H. Bonifacius ^
als een voorzigtig bewindhebber die voor zyne
toebetrouwde kudde bezorgt is, den H. Gr ego·
rius tot Harder over de Utregtfche Kerk aan^
gefielt.
Uyt al hetgezeide, en uyt meer andere
bewys-ftukken tegen malkander vergelee-
ken, befluyten wy met de Bollandiften ^, dac
Bonifacius gehouden wierdc voor Aarts-bif-
fchop
& ah bonen 11. fa^, 45 ƒ.
;Wäir by
wy noch
andere be-
wijs-ftuk-
ken voe-
geii.
over. den Η. Bonifacius; 205"
fchop van ütregc, eii dat Aarts-bifdom oofc
in eigen perfoon heeft geregeert: maar, dat
hy , op den zelven tyd een Apoftolifch cn
algemeen Aartsbiilchop blyvende, en daar
door dikwils genooczaakt zynde buken zyn
eigen Aartsbifdom te reizen , de beftiering
van 't zelve over gedaan heeft aan den H.
GregoriuSj, als zynen algemeenen Vikarisi
een man die om de heiligheit zyns levens,
en om zyne afkomft uyt Koninklyken bloe-
de? vaneen ieder wel gezien en geacht was:
doch zodaanig dat hy daar en boven om zy-
nen zwakken ouderdom te verligten, Eoba-
nus tot mede-biilchop heeft aangenomen.
Wy gaan het leven van deezen heiligen
Bonifacius Aartsbiilchop en Martelaar, het
welke Mabillon in zyne Jaarboeken der Be-
nedi6iynen uyt de gemelde SchryverSj enten
deele ook uyt de Brieven van Bonifacius,
getrokken heeft, bynamec zyne eigen woor-
den vertoonen. (2)
alleen ίο&ι
eige, be-
weeging
maar ook
uyt laft van
Karolo-
mannusjden
laft van de
Utregtfchc
Kerke op
zich geno-
men heeftj
(200 als
Emmius
in 't vierde
boek der
VrielTche
geichiede-
niflèn be-
tuigt) en
voor Aarts-
biilchop
van UtregE
gehouden
is gewccft»
206
AANTEKENINGEN.
I, Wat een Kardinaal-ftoel is , hebben wy boven al
aangeweezen, fpreekende van de zendinge door Egber-
tus gedaan. Te weten een Kardinaal-ftoel, een Kardi-
naal kerk, enz. is een Biffchoppelijke zetel, ofte een
kerk, daar iemand als- eigen Biffchop of Harder over
geftelt is.
z. Wy hebben by deeze verhandeling van den Heer
Axiteur niets by te voegen ; deAvijl hy alles zoo naau-
keurig ophaalt en de tewys-redenen tegen malkander
zoo regelmatig vergelijkt, dat het water in de Zeezou
gebragt zyn , daar eenige opmerkingen aan te hangen.
Wy befluyten daii met hem dat Bonifacms waarlijk dé
opvolger van WUlibrordm is geweeil, én dar de duide-
lijke getuigeniflèn van Ludgerus , die kort-na hem ge-
volgt is, van Koning Pippimis die daar in niet kan ge-
mift hebben , en van de andere bygebragte Schryvers
dit proces volkomentiijk uytwijzen enbeiliiTen.
DE
-ocr page 395-De η. Bonifacïus.
Gehouden wor den tweeden Aarts-
bijjcho^ vm ütregt.
Wm-
-ocr page 396-ioS Ηετ Leven ν ah den
Winfridus, tta&ßrÖatiil OOß Bonifacius
«Ofmit/ een «^^ngeï^man ban ^ajcifcgcn
bïoeir^ / in 't imiii iiei* äl^efi-^ajce«/
tiiaatr niet in ^erïani» geöoom». a^at Jjan
<ilingfïfcie onber^ geöoorcn fiïpt genoeg ugt
Wandelbertus: en Bonifacius ^df ^etnigt itatggt
in ^a;F0n (i) oto gee ie^senöe g^oomi m
gtoot smtaaist ongenocmtie ^φροι;
ban 5on ïeben secft boo^ öat ban aöeipe«
gefpiotcn ^outie : öocg b^ binben %
öe ouöe^cöjpff^geen getoag banjgne οηίϊο,'Ι
ofte üïoeiibertoanten / fiegaïben iiat 3e f^i^eel^en
ban een l^onne / met naamè Leogbita,
of Lioba, itje Doo^ gern ηρί ©ngt^ïanïi ont^
öo&cu / en ban ^gm maa^fc^aj^ bja^,
toa^ ηοφ ï»a^.b^f jaacew oub/ toaiineec ög ^ψ
tie geöaigten met meer&er ernfï / ai^ irie laareii
meDeö^agtm/ aï ïiet fiieeïenoj) ö^t Moüflerïpe
ïebeu 5 ö^ööcnbe öe getooonte ban öe
cn o^eejieïpen / ja be ïeeSen ^eïf/ 500 öiüioii^
al^ 'er eenigen aan 5p baöaf en
quamen/ ober ^aaßen banöen^^Jleraeï enbaii öe
Zyne mcht ^^ΐχφ)^ te onirerb^agen. ©e ïufï tot ]^et fiïoo^
rrugdfhdt fï^*^ aïïen^ïien^ inïjemaan>
vïnlinds- en bjeï te gebjeUJigei* / öoe öat φχ babei; /
been af. bse gem öoben jiine anöere ftmöeren bemuibe/
öaae meer tegen öaö. Jitaar aï^ öe ^eïbe om
een ^toaare ^feftte/ öaar gg mebeöesogttoia-öt/
get ja-bjoo^ir gairgegeeben/ hjierbt |et iiinö ge^
ieiöt naar |et ïtïoofler Efcancaftre ^j fïaanïieoni^
ber ite öefiieringe ban ben eertoaarbigen Sïöt
Wolfardus; tü i^aïbaai'naar ben eifcg be^ Moo^
fïerlpen regeï^ (2) <iB»obe ojpgeb^agen.
Iti^ ï}^ iiocï> maar een Sinb ban feben jaaren
toaé / gïoeibe reeb^ in ^ifn gert een bjoiibfi^c
3«cöt tot be toetenfcöaï»})en/ en tot get
Geboorte
van Win-
fiidus.
Zyn Va-
derland,
Η. Β ο Ν i f α C I υ s; 2.09
Öfen diiöetoicrïit gg ban gesonöcn naacö^
feïoofïeK ban Nutsceiie , aiüjaar ïjet öeftiei: in
hanörn isja^ ban öcn ^m Mt Win-
berchtus. ©an U i0ngdiug fïaft jici Sööaanig niet
in be öoefen/ of |)o «ain allt^ijm
ten in 't iuaaisen en 't öiböcn öefïijitdp ioaac/
en oefenöe sijn ïicj^aam/ öolgcn^ öe infïeïïins
Ijan ben öciftgen ^abct* Benediftus, boo? beu
bagdpfcien acödb. S,'« 't ftö^t Μ
ling meeftcr getooibm/ m feequaamgctoccfiom
anbeten té onberhjijjen / en ojj §et fjjoo^ bei·
beugben te geïeiben: goetoeï bat g^tj^^ebift-
amjjt niet ïj^éft iuiïïen öeïiïeeben boo? 5p ber^
tigfie jaar / toanneer öl» tot be ^.«efïerfpe toaai;-
bigïjéit ber^eben Cen bten tpe boeröe Ina
Set geöieb ober be 3i0e|l-^ajcen / onba· toien^
liegeennge een ^eïsere ojpfepbbmg ga'eejen i^
onber be ingesetenen / beioeïïie be a5ifrcÖo})jpeit
nootjaaßte is^ een te ßonien/ totflremmingbec
opbaeiïenbe beroerte» ^ocö op bat Bertwaldus
lilart^-öifTcöoïi ban ïöanteïöerg niet t' oubiebe
30ube 3p / en ftïagtig balien bat ömteiï
3pe ftenns^ en teeffemraiiig gefc^iebt toa^ / i^
Bonifacius, bie pA^ |^|iefter bia^ getogbt/ met
't eenparig oberleg ba* ganfclje bergaberinge
ber&ooren geteeejl cm öie ^aaft öo ben ^art^-
biffe^optegaanberfcponen. tolerbt tenbien
tinbe boo? ^pen^bt VVinberchcus, raitëgaber^
booi Wintra <aberfïe ban 't Hïoofïer te Diflei-
burg, en boo? Bcerwald ^berfiebou 't5p$ïoofïer
te Glaffenburg, boó,?ben$iomng en be©ergabe;?
ringe geö?agt, Meegen ia^ ban ontbangen f^tb^
benbe ié gg naar Hanteiberg gereifi > en ïjeeft
benseïbën aiöaargeïuiiiiig ugtgcboert. ïfet seïbe
niit gefcpbt boo? ïjtt jaar 705-, toanneer
Hemgiflus liibt bw Glaflemburg obirïeben
I· DEEL. Φ bß
Zyne kfool
iler-belof-
ten.
Zyn Prie-·
ftcrfchap.
Zyne eerfte
daaden.
'429 Het Leven van den
te tot spctt na3aat geeft ^eRregen öen gettieï^
iieit Berwaldus,
(i^mtrent i^tt jaar jif.^ ïiet Winfridus ^gne
geiiajte» gaan oijcr get Jjerfaaten lian 59» öa-
öecïanö/ een^beeï^ om |et geseïfcöaï» öan 5gne
..ouiier^ en öïoeiïberisjantenteontiupeH; tenan^
ten,otnnaar öécen / om iten^ejöeneniiie in öe iiui^mti?Te en
Vriesland fcftaimioe öooö^ jaten / |et «l^oDtidp tooo^ti
te trekken. ^^ : ijjaar ohei^iijoooßraaögejpieegt
geeft met 5pen oijerfle/ öra ïiiöt lian Nats-
celle. ieefï ijan öen 5eibe einiidp na hteït
iooo^iiett en toeöeKlsjooa&i^n oojïof ijei'toojijenom
te iJertieÄßen 5 ja Winbertus geeft gern nocg
ttoee cei^-genooten gegeeisen / en aïïe^ öat tot
5iine vei^ noobig m$ miïöeïp Öe5O?0t / tom^
fcgenöe gem Uoi&erl aïïerïjaniie geiï en jegen.
ÏZ^oo^ iree^e pijj-miötieïen gefiiifï/ g^ aïier^
fecfï te Soiiiïen/een Öeftige ftoop-fiab / aange^
ftomen ten ijaat öen met ite ^peti
af-baacenbe / go ngt ^^itanjt in gee gefio^
ïien/ en met een ijooifjeoeöigen ioiiiö aangdanö
te Duurftede, een t^aö ban ©lie^ïaub / atoaar
g^ 5icg eemgen tgb opgegouöen geeft, j^aat;
öetogrer ban ben itant bec ^eibenen een ^taaai*
onüjeer aan 't stoeïïen m^ tegen be Cij^ïffenen
tec geïegenbgeit baiï ben oo^iog tufT^^«
bodus en Karei, toierbt gg genoot5aaïit ngt bic
3pïaat5e te topen ,· m %teft steg öegeeben naar
Utregt, iïjeïiie fta^ toen Segoo^be tot getsn&c^
ïgfie / fïaanbe toen tei· tgb onbei· 't
geöieb ban ®ee5e fïab geeft oott αϊ
be iooebe ban Radbndus moeten 53e5ttn«H / 30a
tod aï^ aï getonberïjoon'ge ïaiibfcgap/ gettoeï^
fee boo.i'tgeioeïb 3per berboigjnge beriaoefï en
Γφα; tenemaaï bernieït t^ gebjeefi j betmaiite
bat
« J.Mahill. t. z. AnmlBened. Ub.^o, i.
Wordt te
raadc zyii
Vaderkud
te verlaa-
Hy landt'
te Duur-
ftede aau.
Η. Β ο Ν I F Α C I ϋ S. ΖI Σ
bat öe iJietiööi'm öe^ilmeiietrjaast ett beifiioit
toicröen; en t»e öienfï öcc afgobcn/ aïtoaac i»ie
afaefcöaffc en iigtgcrodt töa^/toeöerom'töooföi
geeft ßotim gejloten. Radbodusojpseftecen
tt ïltee0i: toa^ / öeetï Winfridus
tm§ Mfe» fiejoeiten teat öat δοε-
5em brns/ of Sööan gern ijcriof gaii tehm
toacöten/ om öet i« bie getoefie»
te bicßoiiöijjen. jj^aar aï^ βρ gemerßt öai» Öat Maarhy
'ct aan öieu trot^m ^o^fi gcen ^aïf te fli;gftcn/ keert van
tn 3ij5ie fee^igpt niet tebersetten iua^/ geeft
ftU öie öo^ce langen / öaar be geefïei^ïte b^ugt^ Kbofte«
feaargat geen tot op iaö/ beriaaten/ en
öei· naac gijn ba&edantr geïieett / na öen
ίφη 5omer tot raibbe« in öe aibaav joni
i»ec b^ugt obergeö^agt te §eöGen.
^gnöe ban toebec in get fóïoofïet ban Nuts-
celie aangekomen/gee^ be Sp^oeba'^ganfcg
becflaagen gebonben ober be aanfïaanbe boob
ban ben ^Bt Winbertus. tSi^bse nn ontfïaajjen
tos^ / ïtqpea aï!e be fïemiiien pa· ojn / bat 'ec
nieinanb toaacbiger aï^ Winfridus, om be
jjlaat^ ban ben obeilebeneii te öeMeeben, Win-
H idus ftixefbe b0 öegeate ban gun aïïe«
tegm/ m bocbbe tuter be gf&agte ban^pianb
anbcmiaai te telaaten / en get oSöbÖeïp bjoo^b
onber be ugt|eemfcöe ©oileren ts gaan
bleiben.
Mmv ban bfe notboeringe bee^ec gebagte
toieebt ög nocg eaiigerraaate toebei;öoubenboo|
Sön mebeigben met biebabeeïooje ^^oeberen/
öie ober pn bedie^ feeirmbenen jammerben/en
lieten booifïaan bat Winfridus gunne eei=
«igfïe goojien troofï toa^. ^ibu^ ban in't naai»
5iinbe geeft Öe^ojgt bat bie tiOofteïooje ftub^
w ban eenanbiWi fasiïer boo^sien ijjietbt boo^
φ i Daniel
-ocr page 400-'431 Het Leven van den
Daniel JSiffc^OJIi iSöH Venta ofÏe Wincciler, ÖC
todfit tc toccg itat'cc mimmibait
gocöen «iöo?fi / met iiaame Stefanus, tot ^öt
übet Öie bergairmiig aangefidt toieriït« ^t^m^
ften öu^ öcmiïïïidt sijtti"^ / Ö^^ft Daniel onjeii
ΛΥίηίΓίάαβ, öte ίϊοφ iiiet aïïe ïtra0t op td^ioii^
öe/met tiace booifjj^aaii-ö^icijcn (5) ïaaten hev^
treïthen : i»e eene ioa^ een aïgemeene &?tef / eu
toa^ 0eci0t tot aiie inenfc|ten: öe aiiöece ^ieiii
aan öeii iEioomfc^en ^au^ Gregorius 11, öetoel^
fee in Wt ioopenöe jaar 715· / en niet in 't hoop
gaanöe / 0eil|it Le Cointe α te0en Baronins öe^
tmjfï/ tot nasaatbanKonikntinus toa^ 0eïto5en.
bermit^ öeese thjeebe rei^ ban ßonifacius
toat laater booigebaïïent^/ moeten tog getbei;;^
ïjaai öaat· ban ooit nocft toat uotfïcïien,
il^antöe^eïbe ié in'tafgaan 'ban be
boigenbe iaac^ 716 u^t ©,:iesïatt& bjeiter in 5jjti
baöerïanii geiieert/ en öeeftöenbjinterDiereeöä
boo?|ianöen toa^ met ïjet 0anfciie boïgenbe jaai*
aïöaat; gefïeeten : eti niet boo^ öe ïjerffï ban
't naafï - büi0enöe jaar 718* naac Éomen
reifï.
^ toeet niet te regt of Winfridus (na 5i>
u, TrTirvft »i^ 23iffcöoiJ3peïijite toping Bonifacius genoemö)
aaLic aL 5ίφ in l^^ies^Ianö ojiöieïöt/ aï^ tjp aan Eadbur-
diiri Ead- ga ^i&biffe / 300 ai^ get fri)i}nt / op |^et eiianb
burga. Tenet h , een b^ief 0efe9ieeben geeft ober bc
0e5!0ten ban öien berree5en |!^omiiït / betoeïiie
lioit te booren in &et ïtïoofïer ban öe
Milburga, te toeten in öat ban Weniok, ober^
ïeeöen 5iiniie/ naöerganir bjcbcr iebenb iaaf 0ei'
too?ben / 300 aï^ eerfï iigt öe eertoaarbige
Hildelita i&ïjbiffe ban Berkingen, en naberganö
uyc den verreezen broeder zelf , die onlangs 500
aï^
α am. Jl^. κ. 54·· ^ dezelve als bovcs.
-ocr page 401-Η. Β ο Ν I F Α C I υ S.' 213
aï^ ll^ fcÖ^iift van over zee in die landen aange-
komen taa^/ gaö iJO^fiaan. öic beropcitïtaa^
ïingcn 0f gesi'gtm toajiié gctoaagt ban Cëoi-
redus ϋοηίη0 öêr M^vcÉer^/ tm φ$ ban öte
gejigteii noc^ in 't feijea sijntre : Aan wicn de
Duivels, na dat ze eerit debeicherming der goe-
<ie Engelen , die zyne mifdaaden poogden te be-
dekken afgeweert hadden , een fchrikkelyke en
fchendige menigte van fchelmilukken verweeten,
om dewelken hy in de allervervaarlykfte kerkers
der helle ftond opgefloten, en in der eeuwigheic
gepynigt te worden.
fcoannwKWinfridus Beesen ftiief fc^^eef/
toa^ Cëolredus veeit^ oljerköeii / aï^ MijiJt ugt
öe ijoïigenïie toöo^öen ban im gelben" ö^ief: üe
daar op gevolgde en fchielyke dood van dien on-
<ieugenden Koning heeft de vvaarheit van 't gene
wegens hem geopenbaart was doen blyken
ttgt ïytt ban Beda |jé&&en tog &at
genieibe ϋοηίιι® g^floiben i$ in 't iaar jïó^
Wilhelmus Malmesbury boegt'cr Ög öat pa^
ac^t jaamigeöeeKfcöt öeböeniie een outijbige en
dïenitigeöooiigelio^ben/ en te Lichtfeid öégjaa^
ben ié: nalaatende toezynen erfgenaam Ethelhal-
dus, den naneef van Penda^uyt des zelfs broeder
Alwius , dewelke den rijksftaf in een diepe ruft
en langen tijd , te weten 41 agter een volgende
jaaren, gevoeft hebbende, eindelykvan zyne on'
der zaaten omhals is gebragr.
ö Wï^ öe öerffï ban öit iaar 718 obec 't öoog^
fïe bja^ / Winfridus Ugt S^iitanje 't seiï se^
saan/ om naar Stomen te treMten/en ban Gre- naÏRome.
g"nus II maijt te berioeïten om öet geloof in
pw^t^lanö te gaan jj^eötiien, Φρ 3ίί» bettreft
geeft üamei 25iifci|oj> ban Venta oniietite3iE>efi-
■ ., 3 ^s^en
'214 Het Leven van den
^ajc^n / $00 aï^ to^ Boiieiiaï gezien §eöÖe«/
tiöee öau fceo^fp^aaft me&e-gegceliett»
toaac ijau öe eene iöeiooii&eit of gefïaten ioa^/
itt gleïöt aan öm ^au^ Gregorius: Sse auDere
gefcöiftt toa^ aan aiie üoniaßeii/ ^φ
fcgojpjpett/ Hötm / ^iieficr^ / en ös^ïier^ aan
ijïie gdooiJigeii; iaaacin S^/ Set ijoo^edïi bon
Abraham ctt Loth boo^eftdt geBfen&e/ ö^n φ
ïen ijmttaiuït οΐίΐ· δ«ι goïsiöienfïigeu
jTtt iJieitaar öe^ aï{iia0t!0ea Winfrithus,
tn sline jjcseïien / met isetcouüjen op tie gois&ei^
ipeöcïoftc/ en op gooji ban öe geraeifcge ber^
geMißc / met aüe raogeïpe ïieföaaiiigleit u
ontbangen, ©ee^e ö^ief fïaat be öeröe on&er öe
l&lieijen ban Bonifocius: maai' öle
•Gregorius gefcSifet toa^ / imM bennijï« Win-
fridus met öeeje ö^ieben gebj^eiitsi^ «git be
iie ban lion&eii meteen fepit aan Ö0 ^ee gebaar
ren j aïtoaac t'fcöeep gegaan spöe aange^
ïanöt te Quentavicum , en öee^ baau 5i}ne
rei^-genooten ingeiüacöt ^i^seaïiemaaï %een
ioaeen/ jgn 3e beeïeüefïten ban Vrankrijk, öie
iuegen^ ιτϊίφϊρη öerileäigenbmnaait toaren/
gaan besoeßen / om ftnnne gd&eöen aifeaai' tot
«©übt te fco^ten' en pnne m§ mti ijem te be^
beeïen. iCe JSonien eiitöelp aangeianöt/ 59η je
tiaai* Pieters Ueïi^ gegaan / om bei'giffeni^
ban ömme jonben te ba-joeïten/ en Setzen aan
beseibe Merite betfcöeibe bereeringen gebaan,
«benige bagen baac na i§ Winfridus ben ^au^
gaan fjj^eeïsen/ en Seeft gemöe reben ban
feomfie beiienb gemaaßt/ en beblieben ban ben
g^ifcöojp Daniel tet' ^anb gefïeït m f an^ be^
5eïbe geieejengeööenbe Seeft Winfridus
iïjfe ontöaaït/enbiteiiï^ tet gegooi toegeïaatw
tot bat Set bepaaw 3"ï«be tooiben
eci^ te gaan, '^ίδ'
jE-Iy gaat
by den
Paus,
Η, Β ο ν i f α c I υ S. 2 I jr
^ iïï^ öe Ji^e^ ban 't möfï-boïpnöe nu
ijoa^ öe öene fïöii^ / ίφ WinfVidus na let ont?
iïangeii ban öer ^aiifeïpeii5^0cn naas ^uÈp Duitsland
ianb afgebaar&igt / m^t ö^ieljeii Sjan grnieiiieß gezondea
l^au^/ ^atibeilöe aan den Godsdienftigen Prie- wordt,
iter Bonifacius: öetodtoï Adrianus Valefius, 500
ülp 3tïff(^mft/ 000^ öeröagt 30U ge^outim
/ ieii laaar öat ^au^ Zacharias 5df ί»
Siiisen Ê^lef aaii Bonifacius t3e$eïiieu öoo? 59«
Want, 'öitö f^ieeilt Valefius, wat had Grego-
rius aan Bonifacius te ichryvendie by hem tegen-
woordig was , en by hem in eigen perfoon raad
pleegde ? En Λvaarom heefc hy hem op zijne reis
nier liever brieven van voorfpraak aan de Vorften
mede-
gegeeven;
öicjtïers/ ie ioeten öaÈ sulS^gefcpeiie 03p öatöö
wöis^ Set fefttüoiieii lian hmhm
ïfiei? Mn men aaniiicrßen iïat öie ö^ief niet
gielöt aan Winfi-idus maae aan Bonifacius: iet
toelfe eesi fiïp i§ ^at U ^aii^ toen jpew naam
ï}eeft Sjemiiöert/ $n gern in öepiaatsebanWin-
fridus, Bonifacius geeft getioemt; loeïfeenieuijje
naam öetelienöe 300 W a!^ weldoende, 'timh
^e ge&jiffeiiiii mi böö,?te6eii gelseefï / en een
ne iJölsetiiïe Suerßen genoegsaam toaae gt^
niaaftt S^ief 'iä gefc^ieeijen iten if
lEey / in Set öeröe jaac öer wgeermge ban
Iteijec I-eo , in tst tioee&e indiaie, öat in 't
jaac onse^ieei-e 719. o^aar in fcMft öe ^an^
öat get ijooitieemea ban Bonifacius
"^n 3gn opregt geloof berbienöc/ öat ögt gent tot
meöe-|uïjJ in 't berftonieisen ban
Φ 4 iBQOai?
van Wien
naar
'216 Het Leven vakt den
5011 seöiitifieit: aange^tea öat W
af öe ïf. ^cö.Jiftm!c öaii öefïuöccct; e«
öoïi baar&igec «iïjürdötDtUi0eri»aö/ om öctta-
ïent iiatpfm toa^aanöiijoie«/ te bemteei'becen/
cn tm iiienfie ban anbeten in 't bserfe ti; fïdfen.
^tefijalbe öat ö^ugt naame ban benPetrus,
öer Hjjoflèien / tot toien ï)f aï^ tot
§et öoofb bei' ïierfte öegeeben |ab / ftem gei
oiebt / bat öy aan alïe be boïitereii bie nocijaan
öen bienfï bei· afgoben gehegt ioatea/ 500 beeic
al^ 'ei* feon opjoelten / §et €Ö?iiïen geloof
5aï j^eöben boo? te b^aagen : enbe be nieuto-öe^
ïtea'öen boïsené be jaoomfcïje bsijje / (bat Μ
mav'tfö^midiev ba* jjiegtig^eben ban bei^oonii'
ftöeftetïie/) te onberhjijsen,
Bonifaciiis öceje bliebe« ontbangen ^^eböeitóe
booj mft gcßmtt tot Luicprandus ïioning bec
Hybezig- Lombarden, öieljemb|ienöeip ont^öfllbe: ban
L^n vir' öüar obet; be Alpes getiOitiien / en ging
Jeierland, Beieren en Duitsland Öe5i0ti3en: &e50gt OOÏt
puksiand »t ïanbfcöap ban Thuringhen, aïtoaat^ jicö
en Turm- t}}j||teibt/ OW beseeben en befeben^-
^ ' mantetban bat boïft te ïeeuen ïtennen ; enj^eeft
albaar aïïe be 3^o#en ban bat ianbfcOaiJ op^et
ïpab be^ geloofd g^&jagt / aöe be ^p^ieftec^
bie ban een onbeugcnb ïeben iaiaten / öeïieert (4)
. , , Ö0 iiön baar naaf J^janïJiijitgeceilï toa^/
Ä Radbo ^^^^^^ ^^ RadbodusbetS^
dus trekt fïaan ijab/ naar J^^ie^ïanb getuol^feen/
om bat boïö bat naac be jp^eefiing ban't afbant
geïte berïangbe/ boo^ "^tt boebseï ban't<0obbe-
pe bjoojb / 't geen boo? beeren aï öetmgt
gab / einbeïp te benjuifeim ©e baab ojj
5pe toenfcö en begeectebanjeïf^geboïgt/ boo?^
nanjcntlp boo? be gnnfi en pi? banbenj^o^fi
liarei, toien^ geöieii ober be ^ii^en boo? öe
hy naar
Vriesland
in 'cjaar
Η. Bonifacitjs. ■35
feooö ban öen Radbodus αϊ ijjg hafitv en
Beltmöig«; toa^ gitoo?öen> ICÏbu^ Se in öie HV heiptf
sciöpfïen ht nteöe-öw^^^ S^toojöen ban iien den H.Bii-
lidügen 2$iffcijoj> Wiilibrordus, öieiïaacaïobei; fthop wu-
ïang tot betKiffting ban itat öeiïsaame baerïi in
tien' bïanö öaö ö^fïaan: ög gcefï iraai; bede φ
om betete gebjo^pn / in öet;
bcr pïaatje Cg^iitene feecÄcn oj^geregt / (f) en
ben i|fece een menigte ban boïS aangetoonnem
Φρ öee^en ttib moet gefeö^eeben sgn be bjief
ban Buggd aan Bonifacius, flaanbe ojp be bijf-
ett-berti0fie jiïaat^ onbee Bonifacius blieben/
met bit Cjlfrijjift: Aan den eerwaardigen dienaar Brief van
Gods Bonifacius , of Winfridus , een man in
veelerhande geeftclijke gaven uytfteekende ,
een zeer waardigen ÏPriefter des Heere. Hgtioeïft
opfcöiiffc tog beefïaan/ 't geen toe boben aï se#
5«t öeööen/ bat°Winfridusboo?5ötte ^iffc^opf
jpeiijfee iuij&ing noeg met een anbeeen naam/ te
toeten met Wen ban Bonifacius, booi ben ^an^
beteert të jgtetoeefi, 3n be^en ö^ief toenféftt
Bugga öem beeï geinit^/ en banl^t <iBiobt/ Dac
hy hem in het doorreizen en doorlcruiflen van on-
bekende landen zeer genadig heeft geleidt, zoo
als zy uyt het fchryven van zijne Heiligheit (6)
had verftaan. Daar by dat hy den BiiTchop van
den glorierijken, dat is' van den Roorafchen Stoel
tot het vergunnen van zijne begeerte had bewo-
gen. Daarenboven dat hy den vyand der Katolij-
ke Kerke , te weten Radbodus, in zijne tegen-
Woordigheit ter aarde gevelt had. Ten laatfte,
dat haar in eenen droom veropenbaart was, hoe
dat hy in die landen een grootenenfchoonenoegft
des Heere itond intezanaelen, en menige fchoo-
ven van heilige zielen ter fchuurevan den hemel-
fchen Koningin te voeren. Zy voegt da^r by dat
Φτ zy
-ocr page 406-'437 Het Leven vakt den
zy de befchryvingen van het lijden der Martela-
ren , daar hy om gefchreeven had, noch geenfins
had können bekomen : maar dat ze zijn verzoek
zou volbrengen zoo ras als 't haar mogelijk zou-
dezijn. Zy verzoekt ook op haare beurt yan hem^
voor eerft, dat hy haar gelieve le zenden de ver-.,
zamelingen uyt de H. Schrift , die hy haar be-
looft had j ten anderen , dat hy eenige Miffen
gelieve op te offeren voor dc ziele van iemand
haarer bloedvrienden, onlangs overleden , die
haar zeer lief en waard was geweeft. Op het ein-
de fchrijft ze dat ze hem vijftig fchellingen en
een outaars-kleed zendt, en dat ze de genegent-
heit wel zou hebben om groqter fchenkaadjes te
doen, indien 'r maar in haar vermogen was.
©it ottBrtiogfeït be ^δ&ί^ Bugga, asit öc-
toeïfte ttoee Rieben / onter? ise ö^ieöin Bo-
nifacius, getontteii iooiöeii/ toeten tfcoecisi^
m te ttoiutigfïe, lï^aac 't ©ρ gee» bmi bie
tioee ß^ieiiendat Bugga ^iet? anttooo^öt
Bugga «U l^öe Heaburg öftC Bugga,
öie met 'gaare niaeöec Eangitha, tn^gdp^ lö^·
liiffe / öen ac|t-eii-liertigfien öiief aan onsen
Bonifacius öeefï / aïöec^ö^taïgroai
tc fcgjiii itan ioaacö«t / 5öti ift egteL* niet irniv
jlïlaaf öcesew fi^ief fiefjieiiwnto^ toat bat
öc IjeSig^dïett ijmt bien geiiigend^doof^-piediet:
gctoeefii namemlp |et tejeii ijanbe
ïige ^cölift «n fcöiï Igöen bec maKtriaa^;
ren / boo? toelfter ijoojöeeïb onbecijjeescn en
toierbt om be marteïboöb ooft 't fijnte
tgb te onba'fïaan. ^lieKom get bat ^ in ^ψ
«en Biief öan be »tffe Eadburga hm^mU
bat 5e boo? ben^^iefïer Eobanus, tenbieneinö^
ίιοοί S^m bfiJtoaapté 0e3onben / be ft^te»
jgneii
W.iar uyt
blykt wat
voor vctce-
ringen dat
Biigga^an
hem ge-
aonden
heeft;
cn wat de
bezigheden
yan oen
heiligen
Bonifacius
Kyn ge-
yeeß.
Η. Β ο Ν I F Α c I υ s; 22 f
mt ttimfcfte» ümtt Set p?ceïtai tm toon ftth
fen^ ^n nocö tegeiihjooiöistoojis'ec m öeSacri-
iiye ban Fuiden ccn öoefe öeteaart / ftegciscttiie
U ö^ieben ban Oen %o|ïd Paulus; toe!^ öoeft
Boiüfacius ïlja öaö / öi^ ög boo^ 't gdooJjc
0e&aoï»t toieciSt
« $fn 't iaar if Winfridus of Bonifacius, Bonifacius '
bie eertijïié öoo? Luitprandus te Pavye met alïe vriesland
feekef&öeit cntpaït toa^ gelaeefi / u^t
ïaiiö naaf 3|efen-ïaiti! mttift/ om öet Sdoof„,,VThf
aitïaai: iïöi iafi ijan ben ^auite jj^Äeti. Wil- ringen om
librordus üja^ öaar tegen/ in ioien^ se^elfcgaji aldaar κ
Bonifacius öe öjie booijsaanöe jaarcn tot poot P'^ff^T
iJoo^beei ban öen Cö?ifïeipen <i3o&|&ien|i 0ei nbrordus ,
fïeeten gaö : en öie ouiie cn eecioaaeöige man die hem tóe
boeibe baar 03p bat Winfridus tot jönen na5aat na-
aangefïeït 30« too?ben, jj^aar giet tegen ö^aat ^^
Bonifiicius 5gne ίοη00 en ongeoeffenbe iaaren/ i'^wlS
en 5ijne onöepaamigötit in/ boenbeooigdben verlof had
get gesag ban beni|jofïoïifcöen^toei/bie gern geg^even
tot afgejönöen gab cm beboïfeetenban
5©ngt^ïanb in 't seïoobe te onberitiö?«^»« ^eö^
öenbe ban tet naniaer noob jgn affcgeib ba»
Wiiiibrordus gelteegen / geeft naar be
Heffen, anbet^ Kattengenoemt/ Öegeeben: en
geeft baai' tioet geö^oebei·^ / Dieticus en Dierol-
fus, bie get geöieii ober bat boift boerben/ en
bie benbienfiber afgoben met ben fcggnbanbeii
«tgllftepen o^ob^ienfï berbïoemben en
wengben/eneen grutojaammengdmoe^ ban bie
ttoec gob^enfïen maaßten/ban biegefligfcgen^
bii^e afgetroftiien/ en tot een ojpregt en onbec#
'439 Het Leven vakt den
baïfc&t gdoof MiceA: naar torifecc
boo^&ceïi» öe on&er^oorise ijoifeeren/ srénbc Öcn
tueg öcr iuaarijnt nu open fiami / ooft
iiiep0eïpc öooïmgen en ögfcïoob^gljeöen tcne^
«taai bertoe^pen gcöfiew. <ί2η op öat öe iJ^ugt
gpner jp^eeifiinse in syit afitoee^cn niet mo^t htv^
öo^ren of bergnpen / öo te Omenburg
«en Moofiec sefiigt / en iïaai· aï een i'eödijSe
bergaiieringSjan ö.joeöei'en 3ej>iaatfï/(7) op &at
iie Reiben begoöijiugtigl^eit en ^et geloof/'t ineis
fee Ι^ρ ttaac geplant ^aö / öoo? gunne 50,« 5oui
iren aanqneeften en opftoefiec^n» 3[a ly^ öéefÏop
öe ngterfie paaïen öan Heflen land, al tiaar öe
Saxen toe / Sjeeie intijenben iian menfc^en ban
be ï|ei&enfc|Öe ö^-geiootiigö«t ftei^eeit/ en öao^
Öen öeiiïgen ©oop afaefjjodt. (8) ïlgoai&eeï^
ite bat get niet onbienfiig ^oisbc 5ijn ben ^au^
bmt ben geiuftftigen boo^tpn^ Cl^iiiime
geloofd te bertoittigai} en ög^öei^ tmÄenein^
be een ban^gne mebe-ge^eïien/ metnaameBia-
nas, naar dornen afgebaarbigt / om aan Grego-
rius II öerfïag ban aöe^ te boen/ en ben selben
ober berfcöeibe thjgfeï»ngen/ bie öem in'tbserft
Sijner jenbtnge belemmerben / te onberb^aagen.
^e ^an^ booi bee^e tijbing bergeugb geeft
Winfridus in eigen pcrföon op-ontboben/ ten
beeïe pm seïf berfïagbansgneienbmgeteïtomen
boen/ten beeïe om Mfißm gebji)bt te bjo^öen/
en aïbn^ met meerber ïiiifïer en gejag tot bm^t^tu
ti'ng ban jgn p?ebtit-ampt naar ^^nit^ïanb tne^
ber te fteeren. Wmfridus teïïomenaangeftomen
geeft ben ^au^ in aïïe^ boïïe boïboenirig gegee^
ben: en na bat reben ban jgngeïoobegegee^
ben gab/ gia boo^'t^^anffeip gesag gebtoon^
gen getoeejï be genabe ber SSifcioppeijjïie tor
binge «iet te toeigerem Μ ban op^.And"es
bag/
Den Paus
van zyne
gelukkige
verrigtin-
gen ver-
^endigt
iebbende,
wordt hy
door den
zelve naar
Romen
i)ntboden ,
enBill'chop,
doch zon-
der een va-
ften ftoel,
gewijde.
Η. Β ο ϊί I F Α C I υ S. 24f
itai^ / öen 30. / ÖÖO^ öen DC naam
Sßifffftojj/ öocl jouöer aantDij3snöe ban mt ha^ van Bont-
ftc« ftoeï/ getoijiJt: «n öeeft öeniiaain banBo- faciusworsi
nir icius, öie gent te bootrc 500 mt 300 üanaigei voor
S^ebm fajieröt/ boo^gorö m isoo? aitpoutbatt^ Ea&a
gttt üjj öat ög te bafier bei'jjïigt souöejgn gegecven.
let üpre0t gdoof te betoaaren/ en bea
ïiffc§en ^toeïe onöeröaanig te bïpen / i§ öem Hy wor<ii:
aan Fieters gmf/ in't febenbè iaac ban ΜΦ
5ec Leo, en in 'tbieiliebanKonftantyn, Leoos om aan S.
3oan/ een eeö afsebo^öert/ toaac ögi ï)& ödoof« Picter, en
be: Noit nochte noic van het Chriftene gcloove zynenazaa-
le zullen afvallen , maar aan den H. Petrus, aan
Gregorius zijnen Stadhouder, /bu^ bjieiiien bC aLn^hTk
genoenit) en aan des zelfs mzaaten in al- ie bewy-
les getrouwigheic en onderdaanigheit te zullen ^«ß·
bewijzen. Vorders dat hy de Biffchoppen,. die
van de inftellingen en van de tugt hunner voor-
Zaaten mogten afwijken , zou vlugten , ja ook
zoo 't hem mogelijk waar, beteugelen, ofteaan-
rtonds aan den Paus aanbrengen. En by zoo verre
dat hy hier quam tegen te doen, wenfcht hy ge-
ftraft te worden. Bonifacius bee5e bCcMaaii
i'ing: gebaan ^ab, ißtft be^an^ ijemeenSoefeje
bcj· ïtfi'feeipen ^iffiriiingen ter ijanb gefïelt/ ora
500 ioeï 3iine€>eiiielpi)est ai^ be bööterenbaac
£jtt obcc gefïeït 5oube bjo^ben / böigen^ be3eibe ^^yne tc ^
«ifrdltngm te oiibeiTeßten, ©aar ojj geeft be ij'^fj^
b0O| blieben / in 'tjeïfbs jaar ben eerfien jandmet
ïDecemuer sefc|?eeben / ^em boo^i eerfi öeboien PauiTeiyke
iubegmsfiban KareU'^artogber ^ranfen/^onber ^opripnak
eeni8fl(etDa0banTheodpricustemadï5en: en ben
5i^iben Kare i ge&eebenöatö? ee« ntanbiebaneen
b 0mfm 0obb^U0tisgeit üjaé/en bie baii
ïjein aetoljbi iaa^/ en geso^iö^ntoierbt
om mn be ober-ïiï&i|ufflje bolderen öe$ Cbansetf
-ocr page 410-'441 Het Leven vakt den
ïie tc in öe gani» sou fifeiien/
en pin tegen aïieij^aniieri/ öie Karei too^^oiii
guijj tm onöec iii00t ö^mgen/ joigiJiiföi^ïijliije^
fcïjannen» ©c^elbe ψαη^ψφ nocgöntiere hm^
ijcn gefcöiccijen aan öc sailfc^oppm/^^iefcef^/
ïï^iaïtencn/ öoojïngtige ^aitogm / mififiaf-
ti0c 3£auöboo0öen/ aan&e <0mlsen / ntitlga^
öe»;^ aan aïfó Cö^Jifienen / gen bcrmaaneiitse
Bonifacius isjcï tt ontgaaiaj/ en §em ίϊαη
getö en nooir!0e monö-iiafi te bootsten, € aac
fienebenl ög öe ^oo^ïugtige Jäanmn
Afolfus, Godolaus, Wilarius en Alvordus, Thü-
ringers lian 9eöao?te / en öaar öeneöen^ aï-
ie öe Cöjilienen ban 't 5elibe ianiifcgai»/
öat booi öe ^ei&enen tot Det biWen iier ap
goöÉ^ïÖe öeelbew 0eii|ongen ^ijntie / iioïmottiii0
en ftanötsaffeïp gaöömberïifóart/ ïfebectetosi^
ïen liei'beii pt €pfien gefoof te ontSeiii^
gen : en ^ moe&igt öm bo^Öer^ aa» om iren
SJifcgoj) Bonifiicius, ïtenioeïfee ijgt ö«« ^uamte
jeniien/ aïtijö onöeröaanis: teölijben, ^iojs&en
jeïben tp geefit Gregorius gefcöi^eben aan a!ïe
öe Thüringers in 't aï^enteen / te toeten Öat ïj^
iien ijesïl0e!l ^l'UcSap Bonifacius tOt gen af0ei
5oniien öaö / om |en in 't €ö#ene geïoobe te
onbercegten / en öoo^ öen geiiigen ©oo|j ban
gunne bniiigDe&ea te juibemi; öentoeiftes^^ul^
ïen moeten aangooien / en aï^ önnnen l^aiiei;
eetenj gern b0o^3renbe met een öe^naame tooa^
«inge/ en met «oo&tge öuijjmi&iieientotöetop^
öontoen ban üeriten. #mti'ent ban öen ^eïben
mgouir öe ö^ief tiic gefilmt toaä aan te ingc^
^etenen ban onïï Saffeniand , iiie in Ji^n^tjSïaniï
iBOonaepi0 toaren / öetoefèen aanmoebi^t
om öen öienfï irec afgoiten boo^aan te ïaatf»
boaven» met baiierinfte bermaaningen aa«
genen
-ocr page 411-Η. Β ο Ν I ïf Λ c 1 υ s.
gemn hit enUcr Set baanbeï ijan
nu ßegecben piiiien/ om in get 0eïooi)e ijoifian^
% re tJipin / at m^ mn iie toaantojji
3e tekenen isec toij^igeeren tc Cinöeip
ijmiteatit gttj^cnaïto ton niemanii in 't aanneem
men öati üen <ir9#eïpett <Bot}ßknft ömbet; of
fteiet aan te öofn 5 ofïe Öe genen bie mït^tot
öetCö#engeiooföeSeert Imren/ inebecomtot
git öienen iier afgottcn te 3P?aamen> m bojöec^
5önm l^ebe-öiffcöojt» ßonifacius met Beöoaiïijiie
öeleeföödt te ontgaaiem
ai^at öeïangt ^et öoeïtje Deu liei'Mpe ^n^itl· ^^^
ïingen / get toeifte aan ßonifacius na ί3»ψ boekje der
iïi'ng 000^ ben ter ganb gefielt ; bat kerkelijke
on5e^Öebanïten^§et5e!fbemet ben ban ben "^fteiimgen
seïföen Gregorius, gefcgjecben aan zijne zeer
lieve kinderen , de Geettelijkheit en hec Volk:
iöaac Ö^^en iserhjitti^t: Dat hy zynen Broe-
der * en Mede-bilFchop ßonifacius toe hunnen
Prieftei· gefchikt heeft: en hem bevolen ncic tot
ongeoorlofde wijdingen te treeden , dat is , dat
hy niemand die zyne tweede vrouw heeft , of
die meteen die geen maagd was getrouv/t is, (9)
of die ongeiludeert , of aan eenig deel zyns
lichaams verminkt is: (jo^l of die onder deboet-
vaardigen is geweeft, (u) of in een vaftendienft
Van de gemeente is, (ix) of aan eenige andere
flaafïclijke hanteeringe is gebonden, (13) of die
fchandeiijkgetekentis, (14) tot de heilige Wijd-
Zels zal hebben toe tc laaten : dat hy ook geene
Afrikaanen daar toe zal aanneemen j bevonden
2:ynde dat'er fommigen van henlieden Manicheën,
en anderen ook Herdoopers, dat is, Donatiften
(if) Waren. Daar en boven , dat hy het Kerk-
gewaad en de Kerk-cieraaden, met al het geetie
♦ Dt Paxf fiemt Bomfacsus zijnen Broeder.
-ocr page 412-i24 Het Leven van deüt
tot de kerk behoort, niet zal verminderen, maar
eerder trachten te vermeerderen. Dat hy de in-
komften der kerke df de ofFerhandé der geloo-
vigen in vier deelen zal fcheiden: (i6) en het
eene gedeelte voor zich zeiven behouden heC
tweede aan de Geellelijken geven j het derde aan
de armen en vreemdelingen uytkeeren j en het
vierde voor de kerkelijke timmeraadje bewaaren.
Vorders dat hy geen' Diakens of Priefters , als
op de vaftendagen van de vierde, fevende en tien-
de maand , en daar en boven in 't begin en in 't
midden der vallen , als ook op goeden faturdag,
en dat noch tegen den avond, zal hebben te wij-
den : (17) maar dathy het Sakrament desDoop-
zcls niet zal bedienen als op 't hoogtijd van Paaf-
fchen en van Pinxteren 5 uytgezondert de genen
die uyt vreeze des aanftaande doods eerder moe-
ten geholpen worden. (18) nicuioeSSifjxfiop
aïbu^ iian ijecïc Ö^icben m onömTgtingen too^^
^im/ïjttft 5icö toeöec op rd^ imar i^iigt^latiii
ßcgeeJjiii,
Bonifacius ugt Italië toeitefgeïteert / if ήι 't
boïgenite jaar 7^4 / eer öat |ιρ öe rcié naar be
ïanöfcöajpjien oberirm Rhyn seïegen/ en onber
'tifranfcöe geöieö öcgooreniie / aani)aariie/eer|i
tn boo? ai ben Karei gaan fji^eeften/ toen
eenige öengber^ te hergeeft getragt öabben tt^
genöengeiïigennian ojite roïiïtenen:en ög geeft
geut ben ^aulfeïgfien fi^ief ter öanb gefieït Ka-
rel beesen Ö?ief geïeejen ïjeft&enbe öeeft gern Φ
ne öuijp en èefcïjerming/^o aï^ ög» bersogt^ab/
toe0e5eit/ en aan aïie 25i|fti)0}jjjcn/ i^a-togen/
<i5raben/ en aan aïie jijne ïiug.éïjebienben / üe^
(iierber^ban^gne goeberen/ afgesonbenen/ e»
i),«enben gefcöjeeben/ bat ïjgbenSDiilTcöoiJ Bo"'-
facius ïtt5ijneöere|aini«0/ in '^lanb^ taaie
(ieburdis
Bonifacius
door de
hulp van
Karei
geftijft.
Η. Β ο Ν I F Α c I υ s; 22 f
deburdis genocmt / aangcnouicn ïjab / onbcc ött
fiebing bat i)^ nicntanb jaï ïjeööcu te Mebiigen/
ctt ban Himianb Webigt te too^bcn : eu mbi«!
Dg eenig berfcöiï mögt öeßöen / 't toeïfe boo^ be
toettm niet feon «itgcioeesai toa^ben / geeft ög
Seöoben bat ï>em niemanb 50U öeö&eu te fieïebi^
Seu of te ijeroo^beeïen iioo? bat ^^ ^eïf ïtenni^
han saafte genomen i)ab, ©eeje öjief ftaat be
ttoee-en-bettisfïe onöer Bonifacius ß^ieisen / en
toaarïp met bu^baanige iielooo?binge opge^
fleït bie öetei* een ïioning / aï^ een O^jjjjerfïe»
i^of-meefïer/pïp ïj^ 5icï)noerat/öeteïient.(i9)
«iSn oji bat beese ö,?!ef üetec geïoof 50η iiinben/
fittft Karei ben jeïben met eigen lanbeonbectef
feent/ en met sijneïi ring se5cgeït Bonifacius Bekeert
boo^ busbaantge gnïjjmibbeïen gefljifi: geeft eerfï
be HeiTen aangebaan : ijan befcaefiien fommigen en
ooft na 't ontlsangen Jian ben ©ooj) / öoomen en gers,
fonteinen öegofïen te Weren: fommigen oji be
hricijgelargi / bogeiB^ïiergt / toaai'seggerg en to^
ber^ beriiingert ioarai : en na bat gp eeneit
&oom / δρ gen Jnpyns eilte of Jupiters ïtragt
senoemb/ gabu^tgeroeit/ Öee^ijöbenmeefien
00013 toebec tot gettegte geioofgeïi^agt.-en geeft
ooit aan eenigen get ^alimment be^
»net be ojplegginge ba· ganben i&ebient/ en af-
oaac een ïiajiei ban β, Pieter Ojpgatgt. 3Dan
baar i^ gg naar Thüringen gereif / atoaar gj?
be ©o^fien enbe <l^«ben/ bie boo? een groot ge^
bceite ban 't geïoobe afeebaßen toaren / fcoeberi^
om tot be beigbeni^ ban ben toaaren <0ob#b!enf?
geeft geöjagt.
^aar toaren onber gen eenige buiïe enonbeiii«
genbe menfcgeit / ai^ goereerber^ en oberfjieeli
ber^ / öehjeïften onber ben naam ban
«en fcgniïeiiiie / bat ïanbtioift booi beeïerganbe
iiooKingen gaöiien Öefmet.
i. Deel. ipe
-ocr page 414-'445 Het Leven vakt den
sEiß man «^oDt^ Seeft 3p ßefi 0ebaan orti
WTv· Öoo? tooojöen m öefïraffmgen te W0t te
Sr iJ^ettsen: &ocö 5e toe&etfpaniiig tn Satöiieß^
fchoppen feig öieeben / ίβφ ijo ïjm «ot öeii fcgoot öei;
en priefters Kieeti tüt Ölt bie^iicfiec^
jndenban.^j^ ^^ί^φίρρ^π iöacm / betorffeit boïflen^ öe
getuigens^ hau Luidgerus in Öe
Singe ban öen I ßt Gi egorius, btenocg een jon;«
geïing ^ynöe öen Bonifacius aïont isoïgiie/ ίίΐ^
toeïiten/ ^eg iit/ 3ίφ tegen^ be aanfïei!ing ijan
Hyftigc Boniflxcius geitant öcööen. Mt^ nn öe p.ieefimg
SrSr" Bonifacius gcoüte beugten ïjaö geöaan / eu
pS öe menigte öei· gdoobigcn ^ger iaa^ aangctoaf-
fcöen/ leeft Ijji mi goeö getai t\in ©ienaaten
<000^ ögi een t)eï?gaöert/ en oji sefeei'C pïaatse
met naante Ordorf mi ïtïooftet' getimmect/öet
lüdïte ïjp onöer öc aaTOoepütgc ban öen Maet^-
<i^ngeï Michiel ijce^ iiigeöjljbt ©e pïaat^ tot
o}j&ontaing ban öit lioofter mf fjeni gefcgon;^
ίίεη öoo.i Hugo öen ouöcn / öie 'er öe eigenaae
banioa^, «Ü-en jeltere Aiborus en meet* anöa-en/
öoo^ 't itoo^öeeïö bau Hugo oiigetoeiit/ fjÄu
berfcIDeiöen' erben aau 't ^eibe ïiïooftcr bereert
't itojt/ öe ïierlien toieröen aïïeriocgen Ijer^
fleit/ en nieutocïterlten getimmerte jooöatöe
eerfie geöaante ban ötn goö^öienfï in öat ïanö^^
fegaji bjeber oii-iuiitfe. 3^an öit aïie^ ïjeeft Bo-
nifacius itennié gegeeben aan öen ^an^ Grego-
rius; öebjelife ober öeese gdiifiifige berrigtingen
ten §oogf!e beröïpt / ojj öen bieröen tpeeent^
öer/ in 't ac&tfie jaar ban ïieiser Leo, en in "t
b^föebanKontlantyn, Leoos^oone/ inöeacöt^
fieindiftie, (20) ecn fi|ief ïjoeft gefeiiieebenaaii
Bonifacius , en ï}em öaar in beeï geïuït^
hjenfcgt / öat ggi in öe ïanöfe&apen ban Hef-
perien , mm öoo^ öe toefleipc oojöen ban
puyis-
-ocr page 415-Η. BoNifACIUS.
Duytsland ijecfï^at / 500 gtoote m öefïige itiem
fïeu ö^ii gtbaati aan ört Cöjificn&üra ί iraai· öji
boegenite öat ïj^ aan öen öaoiïnstiöfïen
Karei ï|aÖ gef^^cijen : Dat hy een zekeren leu-
jen enlaffen Biflchop zoude beteugelen, dewelke
het Evangelie geenfins aan de Thüringers gepre-
dikt hebbende, zich egrer een gedeelte van dac
landfchap aanmatigde j en voorgaf dat het zyn
Bifdom was. Vorders vermaant hy hem in den
begonnen arbeid te volharden ; en met een vol-
komen betrouwen op de Goddelyfce magt,noch-
te voor dreigementen te fchrikken , nochte voor
vervaai-dmaakingen te zwigten j want dat hec
werk zyn volkomen eifch en volmaakthein Zal
kiijgen van den Goddelyken byftand, zoo de wil
niaar niet en bezwijkt nochte veriïapt.
* J^aai; öoo? öien bat 'a· tot een hJiïB öa« uy neemt
500 gi'ooten öbeut geen genoeg-saam setaï ban mede-hei.
Wenaacm ijoo? ijanöett toaé/ 500 gee^ öe ö^lt^ pers aan,
ge jiE^an tocïit-ïmöen 300 man^ - aï^
Sjiouto^^-perfooneu/ m iad nte^fi
ïanii-t)üïit / öofiöd ooft iiooj een geiieeïte uot
Vrankrijk, öom ont&ieïien, aï geeft ös^
boo^ïee^er^ en eu ooit anita-e geïeeu^
öe manne« iroen feomeii / om öen ïaff öie gein
opseieit toa# ban 't €battgeïic te bÄnirigen/
ifn iten ^o&^öienf! te ö^hjaaren / met öe ^th
ben te beeïen. €>n&ei· ï»it getaï φι getoeefïi
wigbertus, Denevaldus, Lullus, Burchardus eU
Megingozus , Willibaldus en Wunebaldus gei"
en bloeit-bechjantenbanBonifacius^ai^
ooö Gregorius, ugt aöel^iien gn^se onber be
Franfen gefpjoten. <©e naamen
foonen ioaren: Chunihiida, engaare bogtavBe-
rathgic, Chunidrut, Tecla , Lioba, en Walt»
^ , , purgisj
ii7
'447 Het Leven vakt den
purgis, 5Ufïa· ban Willibaldus git Wunibaldus.
^tt^m aiïemaaï/5oobe nian^- a!^ öeSjjoutoé-
jjcrfoonen/ ï|aöiic«it«i ïiiooitei'ïijïien rcgd aan^
genomen: boeg Öeööeii iic^nietöefamentip
en oj» cenen en Den ^eïben tijö / maar in bei·^
fcgeiöe feilen/ögöenlieliipnBonifacius geljoegt
Othlonus boegt Öler Ög / öat Ghunihildis e«
gaare bostec Beratgides, Sjerralt^ in öe
lijfte ijunfien entoetenfci|ajiïienotttiefioee5en isia^
ren / tn Thüringen tot jpleeftreffen 5gn aange^
fïeït; öat Chunetrudis naaï Beieren ge^ontien/
om öet jaaö ban 't a^oöDripe tooo^ aïbaac te
Ijeefji^eiöen / bat Tecla in Frankenland aange^
fielt boeö bat Lioba , öie ooit ban Bonifadus
maagfcgap ioa^ / te Biflckofsheim toierbt gt^
jiïaatfï / om be maagben öie aibaac ba'gabert
toaten/ aï^ oberfïe te ftcfliecen. <©3^ be^en tijb
3aï 0cfcïj?eeben jijn beb^fbe &,?ief onbet Bonifa-
cius ö^ieben / ben toeiiie Denevaldus, Lullus en
Burchardus, bie maat boojljumie boo,?ftcnaam-
ïetteten nptgebjnïtt fïaan / n^t Duytsland ge^
fegjeeben Seoben Aan de zeer beminde Mevrou-
we , en zeer godvrugtige A-bdifle van Chriftus,
Kenebada, van doorkigtigen adel εη van een ko-
ninkliike afkomfte: fiafi iuiej^/ na boo,igaanbe
öeïienbmaïilng ban een ojire^e genegent^eit /
iaaten toeeten bat 5e tot be ^nitfcQe boïitemï
gereift / cn ban ben ^oogtoaarbigen SSiiTcijo^
Bonifacius aaügeiiömen 5i|n tot ben regel ban
ïjetïiïoo|ïerïpe leben/ en aïbn^ ^^ne niebe-ï)ei>
per^ in ben ar&eib jgn getoo^ben: en 5e üibben
bojber^ be boo^noerabe 9fiiibi#/ bat 5e öen tot
öe gemeenfflja^ ban gaare bergaberinge hjiïï^
aanneeraeii. Φρ f}tt «nbe ^enben 3gi gaareenig^
Meine bereeringen ban toierooit / peper en ft^
neei: 300 afê eoft be grootfie en aön3ienïi)iifïc
iuiöfii
-ocr page 417-Η. Β ο ΝI F Α c I υ s: 2ζρ
ϊιιιίιεη αρ öfen tijii gctooon toaveti eïfeanöec oiJev
cn isam tc senbem
« ïiCt 5eïföü Jöac Ötlt Bonïfacius toe^i
ÖCK ttaac 't Ïailiï ban Thüringen faja^ geftiOit/ Hy gaattc
Öceft obei· opitomcnöe ttoijfdingengc^ Η
fcgjeebm aan Daniel ine ^ u Weii-Saxen ban Biirchop
<iEn0eïanii 23iffc0Op ban Venta of Wincefter van vcnw,
toa^. <011 boo,? eerfï ï}^ gern ban Ut baïs
(φ ^^ii-ftcr^ / öcbjdften berfcpöe öooïingcn
in öat ïanöfcpp ^aaiiim : toant fomniigen ban
ï)cn niet aï^ ijoni0 en meïïi gdj^ntfeenöe/ jciben
öat men ïte auöere fpjisen ntoefï afïtencen enbec^
ioerpen: fommiffen berseïfeiten/ toteengtoote
beKat^erni^ ban öet boRi / bat &öoiifïaa0ei;# en
obecfjjeeiöei'^/ feïjaon öat 5e in bie sonöen bïee^
ben fïeeiien / ebentoei nocö ^Ji^fter^ ïtonben
toojben» fcöieef bat öet gent egter niet b^j«
ftonb / be semeenfeïiap en ommegang met bie
nienfeöen / boigea^ 't bebeï öer ßerMpe iuet-
ten/ te Wu0ten / om bat $e onbee bie bolfteren
betniengt toaeen: maar bat ïj^ aïkenïp jta^ie
in be öeiïise geheimen geene semeenfefaj» met
Öen te onber^onben / of öiume ïeeringen toe te
fïemmen. ©ocïj bat ïjn ^m fienaittot en onge^
mft of baar mee ftan boïfïaan } aï^ gefc
wnbe in 3pe bjtjbinge ßg Pieters ïicöaam
fieiïigïp gejioooeen / bat fna be gemeenfeöajj
niet snifte menfe|en 50η onttopen. ïPoeö ö^t
δρ bit niet benitag te boen teeoo^jaaBe ban ben
3?eanfeöen ©o^fï / ^onbei- bjienö önïj^e 't ö?ni
onmogeip i^ §et boïit te cegeèten / of be fjie^
ftei·^/ a^iaftenen/ .ponniMtenen^ienaai-effeii
ieere te öefcöeemen / of einbeïijft be plegf
tiggeiten en j&ggeioobige bienfïen bè,«; 3|eibeneti
te öeietten en af tt fcgafen. ï©aac «iöoben hw
0 dezelve^ §.64.,
-ocr page 418-z^Q Het Leven van den
^oelftt ög ban öem em öoeïi öegeï^enöc feé ψ^ΰί
fcttm/ öet ioeife bt Mt Winbertus, tölïejp
nieefïeiVmetfiïaai-e/oniicrfcgeiöe en itoï^omene/
en niet mtt ïtfómc m berRo^te Uttmn gaii ïaa^i
ten «gtf^pen; ïjoeisaanig een tnöeianö^
fegapjien ban ©iiit^Ianö niet ijaö ftonnen öeiioi
men ·, en 't iuelhe rjeni ie0ter ten ïjoo0tte nooïii
5alieïi}ft toa^/ ont öat fj^um feijemerenöe oogen
Ödjbenöe / geen diente en in een gebjongeietteré
meer ïton ïeejen, Φρ ^tt etn&e öetuigt ÖB*
nieöeïpen 't / ober ïjtt berïie| ban
5!in gejigt; jeggenise bo.iba·^ öai ö««
ö^tef senöt δοοι iien ^ifefïer Forthereus> en
tot blp baii een ^uibere ïieföe öaar % boegt
«enige Meine giften; namentip een Meeb niet
ijan / hm geitm tooüe gemaafet/ en
ruig / om tot §et afbeegen iian jijtte boeten te
öienen, ©eese Ö^ief fïaat op öe öerite plaat^on^
öer Bonifacius ^lebeii; en op öen jeiben öient tot
önbbiOO^it be Ö^ief ban Daniel; ÖOOI Serarius in
5gne Aantekeningen aangeSa# / ^n in 't ïto^t
be^eïjenöe: Dat men volgens de voorbeelden dei-
voorgaande Heiligen met geduldigheit moet lij-
den en verdraagen , 't geene men door de berif-
ping niet kan verbeteren. Indien de doodilaagers
die in een geduurige boetvaardigheit keven, niet
voor het einde huns levens de genade der Kerke-
lijke gemeenfchap (zi) ontvangen 5 hoe zou het
pafleiiaande zei ven, onverbeterd en onboetvaar-
dig blyvende, de zorg der Priefterlijke regeerin-
aan te beveelen ? En by aldien de geenen die een
weduwe of een tweede vrouw getrouwe hebben,
volgens de beveelen van Paus Innocentius buiten
den geeftelyken ftaat gefloten worden, door wat
gevolg zouw een overfpeelder, die zelfs geen bcr
ïouw over zyn misdaad geha4 iieeft, zich het
■ ' ■......® ■ . ' ■ Ffie-
Bönißcius
And fche,
merende
oogen, en
Daniel was
blind.
Aßtiwoord
■van Daniel
BilFchop
ygn Veopa,
Η. Β ο Ν I ρ Α C I υ s. 231
Priefterlyke ampt können aanmatigen, ^it ^tt
opfcpft tj « iirc^cu Ö;icf iUOJbt Bonifacius &00|
Daniel 0en0eitit / niet öat
aaii ise Hetfte ten Ments of aa« eenige anbere
li^oeöir-fecfte öer&onöen toa^: nmar öat
«^t ßraat ton get ge^an&fcftap/ met |ct taelfte
δ» öeïiïêeöt toa^/eemga' maateöoo? öeni^oom'
frÓcn l^au^ öoben U ^uitfcge ^ifcgoppen
fcöeen ßefieit te
« ^iet ïatig iia öat Bonifiicïus Utlt Italië hiP Brief van
bcr in Duitsland oaupftömeutoa^/|ceft DanieH'^" Βίί·- ,
25i|ircÖOp Uan Venta Of Wincefter ijemeCli Ö|tef
gefcgjciijeii / b ïioif&eiitre Κ^ά den eerwaardigen-nifadus,
cn beminnens-waardigen Bonifacius, tuaacinöli b-litlzcnJc
sm boo^^igtige cn Idïige S^sfcöop aan jijneu
iJ^toiö geiijaame iiermaamiigen m feffen geeft > tinaenvlór
op öat ögöoïiöeri mögt ftroge» iii öen ïoon ban een Predi-
5ïine tiacclïe geïoof^-jsieetónge / cu ban fijnen ίί«^·
onbermodöen arbd&/ toaar berifeem
hc cn öo^jre gmtoeöemi öa· ïfefljenen tot get
aanuecmen ώη 't getobe ti'agte tt bennur^
imih * ♦ . 3^00? aï bannaant ïj^ gent / öat ög
5ön goofö niet $ou ö^eeRen itiet |)unm iuöeeli=
biug/ tioopeuöe öe getTast-fefecm'ngöeL· baifcge
Soö«t/iiü0^o|jge5ogt0 Öctoiï5en om bem teftoai
ten ; ja öat ijn gun ίίΐ tegenbeeï lieber 50U toe^
fïaan bat bejeïben ugt öe befm^uginge ban mati
en b^iouioe boo,?tgeteeit toaren; om aïbu^ oog^
fcgijneïgfe te betojjsen bat 3e een begin ge^aö
geböen / en «iet ban aïïe eeutoig&eit in bjesen
5Ön getoeefi. iI^atnienbo?bet^ ban be ï|eibenen
fean b?aagen / of öe toeceïb een öegin gegabt
öi'eft of niet I bat 'ei· oba· be toereïb
geeifcgt geeft eer bat 'er iöoben geöooren toa^
mU <©f/ fn ótt bwti»Wbe eerfïe ber<0oben
ψ 4-
- 0 Ibid. 67, ι, pj^iß, Bomfac. Cj.
-ocr page 420-'451 Het Leven vakt den
booitgcteeit > Cinbeïp of «ocö aï δίιώ«?^
ten Wpm ; toie öe magtijfïc iiaii
genaltoit^; of 3e ban een oneinödpgetaï^pj
«n itiergripe b?aa0cn meet·« öenebcn^
noc&/ ixtat öat ïfunne oferpni»«! ö^be
goben nicenen ngt te tuei'ïieni ^at ö^öan
iter^/ öit aïï«^ ίίοο^ af ijerïianiieit ge&öenöe/ be
geiïige Eeei'jïuBften bcc Cgjifienen moet
iöaen tegen ïjunne öenseïacijtfge ijerbie^tseï^/
op bat be be"^ig|^eit en a-nfiijaftiggeit ijan on^
5en <!5öbgbien|ï boo? öeese bergeïping te Betec
5onbe n^tmunten, ©aas; m öoisen / bat men
aan bie l^eibenen biM^ ïtan booi oogen gon-
ben be aci|tÖaar|jeit enbegi'oote ngtge^i'eiitïieit
ban ïfrt CMfïi'nbom : toaai; ba^geïeeften
5pbe maat mi öanbjc boï boïis^ fcgeenea; en
gtcö e0ta* nocft aan pnne ouöe ybeïgeit en bo-
geïoobi0Ö«fc bieebea ba^gaapen» "^et^e en bteV
0eïpe bingen meer geeft bie S^iffcBojj/
i!»t een ïJHaare en baai'e 5ueijt tot Ö^ ^Öjifïen
geioof / aan Bonifacius met aïïe ^ebigïteit boo^^
seïjouben ; tei'toi}ie bat ïjg ban <0obt booi )|et
bnut' ba tegenfjioeb/ te toeten boo^ grt baïie^
Bonifacius ïian 3p 0e3i0t / gejuibeit toiei'bt Mi op ben
gaat te raa- jeïben tijb ïtee^ Bonifacius om raab aan0efj»iOrf
;e by Pe- ft^n ben iBiffeïjOiJ ban Withern Pethelmus obcü
3eïta ptoeïp met een toebutoe aan0e0aan/
ober toien^ ^oon be ö.mibegom boo^beeje in ben
^oojj ai^ ^ebaba gab 0efïaan; toelft ptoe^
ïijft ög be 5rranfc^e en ïïoomfcöe ^^lefter^ om
geoo^ïofb toiabt geßenrt: boc§ ört anbtooo^ii
ban Pethelmus i^tot on^ niet geftomen.
α Bonifacius ïjeeft in 't jaar ben ^iiefïer
Denualis ugt tl>utt^ianb naar èomen 0^nurt/
pm örn ^an^ Gregorius tmtQt tbjijfeïingen/i«^
"jein
0 IhU, §.71,
thelmus.
Η. Bonifacitjs. ■35
liem lu öe fiibieninge ban 't «éijanseïie tooo^je^
Romm toai'wt / boo? te fïeïïcin boo^
ffeïingm öat get 0ciocefï gijn/ ïeecentogu^tget
^auffdpe anötooo^ii op iebcK b^aaafiuft /
öe ttoaaif in 0i:tal ^tt fcbeniie ïiep ojj be ftiit-
öemi öic balt gumtc ouöcr^ in ite
öe opseö^aagen toauen ; tc toeten of öejdbm
tot pnne jon0eïiu0^fcïjaj^ 0eiiomctt ^gnite u^t
iiet üioofioj mo0en 0aan / en in ben luioeïp^ . i
fcgen fïaat tfee&en. li^aac ojs öe^au^ öit an&i
toooib 0eeft/ batö^t on0eooiiofb öen Iftinöe-
ren / öie <éüire öoo? gunne ou&ei*^ toe0ei=
togbt / ben b^gen toom tot öe touijj^geit te ge^
ben. ^00 toa^ öan öe beröinteni^ öeu ïjinberen/
öie öooj gnnne ouöer^ aan <0oiit toaren O}i0e^
ir^aa0en / ojj bien ti^ nocg tn gaare boï^
ie ftm0t/ aïtgan^ ög Öe Italiaanen : bjeïite htv^
Bmteni^ e0tei; aï in Spanje af0efcöaft toa| iiooi
oe 3^airei'| bec tienbe itepR-bet*0aberin0e ba«
Toledo; aïtoaar in ben fe^en ï$ecit-ïe0eï bafï-
Sejïeït toa^ bat be ftinbereu niet biöegec aï^ o»
Öuiï tienbe / of 0eïp anberen ïeegen / op gntt
beertienbe jaai* boo^ gnnne onbei·^ aan <i5obt
»no0ten op0eb^aa0en too^ben; en bat ban noe&
öe b^peit öe^ieïben / ban tot ö^ai^ boïftomen
tebont 0eïtomen 5pbe / en be gin baai: toe
Öeööenbe/ toeber naac be toereïb te Reeren. t f^'^ ^
^tt elfbe b|aa0tinïi ïiejp pt'oj» of/
«eec be jiefï of een ^ufte in eeni0e ïteeften of f
ïtïoofïer^ tn3ebion0en i^ / be 0enen bie nocö^Si^?^;
Suibec en ban bie ijnaaïe 5gn/ met soebec
seioiffe mo0en toes gaan / om S^t gebaat te
ongopen,
t«ec 3cit Gregorius neen ojjj en boe0t 'ec δβ
wtgnïft^e^n 5onbe jijn / betoijï nii»
^ob^ ganii Mn ontblngten» Φι in beu
-ocr page 422-2|4 Hei* Leven van den
jbaa&z öet jou nicir aïïeen geïslftigiieii: ttiaac
οοδ onraenfcöeïgl^öeii; jp / öat aïk ίΐβ ^ti'
5£ïiibeii in iiterseïpe j)efï-5ieiit«t gingeiiïoopeii/
joiiber öat 'm iemmiö öïeef em ïie sieften / m öie
^aii 0e jiefï ïa^en/ te ρφη,
Gregorius ttiïöbeïecöjïiïe in 't jaar 731.
oSjerïfiicn ioa^/ ö^m eenantei'^aa^ ijanïtm
jdföen naam geboïgt,
N^ae dood « läian bessen meuiiien ^au^ 5g« in 't U^n
van Grego ίίβπ jtjii J^au^iTom öeöan&igt ite
rius II. ijäii Bonifacius, ifk inifcgfen aï aan^nm hm"
lonL· lil' scfcö^eebfn toami getoeefi / toaar in anö'
SieaanBo-Jtooo^it Op tefcgeitie b^aageii bergogt too.söt.
iiifacius ^ee^t ß^ieijen tei&en toni^ t maai' ugt anö^
ichnjft, iuoojij i)an Gregorius ΙΠ feau Hten becncemcn
toat öat 3e fegeï^öeii, ^it anöioaoiiï gou&t
Aan den zeer ecrwaardigcn en heiligen Broeder
en Mede-biilchop Bonifacius, die tot verlichting
'c Hoogdintfcbe volk , en van alle volkeren
daar om ftreeks noch in de fchadinve des doods
zittende, en in dedoolingenleggende, doordee-
Zen ApoftoliiTchen Stoel afgezonden is.
^n bm eerfïe üjmfcöt öe ^au^ S^m tieeï
bat öp een onteïöaate meni0te ijan meiv
fcïjen ban be booiinsenbe^ i|eöienbom| öeS^ett
^ceft tot be ftenni^ ban 't taaauc gcïoof; m
genbtöem get Pallium, bat ÏM Ö^i^ ^iaa^
gen ban't jeïbe onöer be^act^-öiff^jPf^n^o«
ßoimen gaTfttnt too^ben, <βη 't i^ om b»e
öen getoeefï / tc toeten om bat 5e Ö^t Pallium
Sban ben ^an^ ontbangen gabben/ (li) öat
fommi^e ^iffcSojJiJen ban Mets ben naam ban
mact^-öifTcöojpiien ^eboeet geööen.
bat Bonifacius gefe^^eeben gab / bat gg aïïeen
«iet man^ genoeg toa^ om 500 gtoote een
-ocr page 423-Bonifacius.
>ii0te ban toogöiigtrcfiecf/ aï^'^j&ajdp^ m
get 0cïoof quant / te Sefiwmt i 300 geeft Gre-
gorius gern öe magt om anDere S^iffc|oj(jpea i'nr
©mt^ianb aan te fïeïieu / öeSouïten^ nocßtan^
bat ire ^iffcgoi^eiijte acgt^aar^eit iiaar &ooi
«iet iiome te itjöen of in ïildnacgtins te beeiiaï*
ïen / hjeïïie betmaaning ooft öe groote Bafiiius
iïooi öeesen gegeeiten geeft aan öen ^iffcgoj^
Amphiiochiusraftenöeöet aanfïeïien öan nieutoe
^iffegojijien tn ifaurie. ©aat· en ftoben seit Sg
iiat een seftet; ^iiefiee/ iretoeïïie boojgaf batö^
öooi öen ^n^ jeif ontfton&en iua^ / eiienüje!
«oc| moefi gempt en fiefïeaft tooMi / inöieti
ban een ontfiiigteïp geit^ag of ban ijnaaiie
ïeennge toa^. Sfft Öe anöeee jpunten ban
ö^ief obee/ lanöeienöe ban öen^^oojp / S^t
yuüjeïp/ öe i)oet-jjïee0n0e/ en ban be togbin^
se ber 2$iflre]^o})jten/ betoeïïte ge&iebt bat iit
get &ρ-5ίίιι ban ttoee of b^ie aiiffegopjjen |aï ge^
fcgieben.
^ ö^nbertuffcSenijab öet Bonifacius
ïanb ïufïig b^oft met get bjoo^b tf pith
m / m met leeiien en üïoofiei·^ te fiigten,
, J^oo? eecfi öeeft ïm te Friflaar, aan ben Eder '
in Heii'en, eett Iterft met een neben^-fïaanbe
l^ïoofïetr / ben ^pfïeï Petrus ter eei'e / ojpgei
tJouiot: en nocö een anbeee Sl^a-ït / in^gdp^
met öaae ïiioofïei'y getimmeit te Omemburg,
Öjgt Marpurg, aa» öe ribieee Aman.
Cotobeefie bangetliioofiee te Friflaariofecbt
aangefieit Wigbcrtus, noc& onïaitg^ met meec
anbeten booj Bonifacius ugt Cngeïaiib ontöoi
ben. ;©e3elbe ioa^ ooït obei-fïe ban get liïoofieji
te Ordorf, ben ongenoemben .^eg^pee bai|
Bonifacius jjjj^n ^ftt ö^^v' m öoben/ bflt wig,
'455 Het Leven vakt den
bertus JjOO? Bonifacius aangefïeït tOt OjPStett^
itec Öan S^t Uloofict; te Hernolasfelde, bat tf/
aïtöan^ 500 ai^ iß Set öebat / tot 5Cöt öati ï}tt
ïiloofïer ban Herveld, of Hersfeld.
<Bm ßo^t te gaan/ Bonifacius öoutoire oljecai
ïtcrïsen tn ï^ïoofïet^ / naai* get boo^öedii ijau
Maarten ^iffcgOJi ÏJaU Tours , Öeioeïïte 500
öï^ Sulpitius ijecgaaït/ oJj^r aï baac afgobifj^
fc|e temjpd^ onbev öe ijoet Öair jgegaait / ioeec
üccitcn of iu öc pïaatsc öec afgeö^oo^
fecne temjpd^ öeeößouioem
Mo^t na öe ÖOOÖ ban Beda geeft Bonifacius
negenöen ö^ief gefcö^eeiien : Aan den zeer
geliefden en zeer eerwaardigen Broeder Huctber-
tus Abt, en aan alle de Broeders van zyne heilige
vergaderinge, gen öibiï«tiie C« fmeelmiite: Dat
ze hem en zyne mede-gezellen , die onder de
woeilc en onwetende volkeren van Duitsland ar-
beiden , en aldaar de EvangeliiTche terwe graanen
alomme zaajen j door hunne heilige gebeden ge-
lieven te helpen : met eene verzoekende dat zc
de moeite wel willen neemen van voor hem te laa-
ten uytfchryven en hem toe te zenden eenige
werkjes van den Monnik Beda, dien fchranderen
nafpeurder der heilige Schriften , die noch on-
langs in het huis des Heere , zoo als hy verftaan
had, onder hen als een toorts had uytgefcheenen
in de geeftelyke wetenfchap , en in de kennilTe
der heilige fchriften : en daar by te voegen een
klok^: en hy zendt hun, tot een teken van een
hartelyke liefde, bedde-fpreyen van geiten wolle.
Hy fclirijfc
ook aan
«ien Abt
i^cbertus,
en Uijftigfïe ö^ief sefeg^eeiien aaniïenSCfitKuth-
bertus , nasaai ban Huetbertus. öejeïiii
0 Een foortvan een kkeditig , kcibende de ^^dannte
van esn kloL·
Bonifacius
iclirijfc aan
denAbc van
Wire , om
Α fchriften
jran Beda.
Η, Boniifacius. 237
fïoffc ïoojit OOÄ 5tin acgtfïe / öfe en am ·
ben ami Egbertus r ) saiiffcöop ban Jork: Egbcrtas
aï^ ooft betacöti0fïe&jKf/ ioaatröpögbcrsoeftt
dat hem gezonden werde een ilukje of een vonk- '
jè van die ioortze der H. Kerke , dewelke onlangs
die landen had befchecnen : te weten iets van de
werkjes die door den geeft-rijken Priefter en na-
fpeurder der heilige fchriften, Beda, waren uyt-
gegeeven; voorpamentlijk zynXeS/ownaza, i?;?-
niverfarium, en zyne uytleggingen van Salomons
Spi-euken.
« Sin 't jaar 738. Bonifacius, tia öat
hccic imi5«liien ban Thüringers C« Heffen tOt
Öct grioof öefteert m öooi öen ^oo}j afgitoafi!
ftgm gaii / fn beeïe Itfriten in örtbe öw Sanö^
fcgappen / om <iB»oöt aïöaar te ßiöben/ gaii
timmeit / boo? öe iterire tiiaaï naar be fóerfecii
f. Mpofidm gemfi / öeööenöe i» 30«
Se^ïfcgojj cMiigc sijtta· leesrlingen/ ϊ·η oti&^ tse^
öm jongeïjiig Gregorius, öic 't 3gucc
gpïaat^e fïaat bcrradbt te too^&oi : aïtoaar ï)|a
ÖOO? Gregorius Ill,i!ie ban Willibaldus bc jongi
fie-ttoeeöe genocint toojöt / mmneip ont#
Öaatt : tn ög teircr een / niet aïïeen ög ise ßo^
jiieincn/ maar ooft ö^öe b^eembeïinsen/ teioe^i
ten öe iFraufai/ SJeier.'ë/ en ©uitftije ^aren/
om 59» föatoïgft geïoof en sonberiinge gobbiug^
ti0]^eit tn 0000e acgtinge getoeefï. ©e ^eiii^
ge man öeeft goebgebonben aanjijne ïeerlingen/
bie in ©uit^ïanb ge&Ieeben toaren/ ftenmö te
geeben ban jijne geïuftftige reiie en oberftomfïe.
Il^e^gaibc i? een bmf aan gun aïien
Öeeft / bie be feben-en-ttointigfïe i^ onbec
Bonifacius ö^ieben / goubenbe aan 3gne toeï ge^
«efbe gooneu Geppan en Eoban, Tatwyn en
Wig-.
« U liè.zi. 45.
-ocr page 426-%3ύ Het Leven vah den
Wigbert, aau aïïe 3gne ^ioe&er^ en
fiev^/ öen toeii^?« Öeliedt: Godc te bedan-
ken , ten deele dat hy gelukkig aangekomen is
aan de Kel'ke van den Prins der Apoilelen ten
deele dat hy met blydfchap en vreugde ontvangen
is van den Apoftoliflchen (14) Bilfchop, die hertï
op den inhoud van zyn gezarttfchap gunftig be-
fcheid had gegeeven , en bevolen weder naar
Duitsland telceeren,en ïyn begonnen werk Voort
ic zetten. Doch dat hy noch moefi: wachten naar
de vergadering der Priefteren, die door den Paus
"Was uycgefchrceven: dewelke ge-eindigt zynde
hy aanftonds weder tot hen Hond te keeren. Dac
ï.y dienshalve bezorgt moeten zyn om de broeder-
lijke liefde en eenigheit te bewaaren s op dat hy
hen met blydfchap mag weder zien.
öeese ijei^afeeringe bet' fi^leftet'e« fcöijnfc
i&efïoteu te stjti/ öat Bonifaciüs, öic nu al baa
^^ooge jaaceu toa^/ een f^iefter om 5tin najoat
tt 5ijn 5ouöe iieritiesen / hie ïse öe^oiine ^enömg
aïöaac in ftanö mo^t §ouiien en iioo^H^tteui
toant ïm§ fp^eeïit: in 3iine!ï ö,?ief aan Zacha-
rias:
üw voorzaat lofFelyker gedagtenifle , zoo als
gy zelf gehoort hebt, heeft in uwe tegenwoor-
digheit belaft dat ik een Priefter Zou hebben aan
te ftellen , die myn erfgenaam en nazaat, indien
't Gode beliefde, zoude zyn in deKerkelyke be-
dieninge ; 't iöelït öe oo^^aaft i§ getocefi öat %
nocö Sjoo^ 5iine Ö0O& Luiius tot ^pen opbo^eu
ïiecft aangefiflt. i0niiec öe feedingen öie in öen
genieïöen ö^ref n^tg^nlitfïaan/ öeööen ίορ gee^
«e ßenni^ ijan Geppan, öie onsetijjiifeiteen an^
öec ai^ Geba ^öÈ ban Reichenow, in ioiens^
piaat^ ijooi tiaee jaami geßomen toa# öe 31
Ermenfredus. Eoban Μ Cftooj-^ifff^^» te u-
in <3e
Roomfche
Kerkver-
gaderinge
wordt be-
floten dat
hy zieh een
nazaat zal
verkiezen.
Η. BoNIFAGItrii
tregt, en na&a'öanjj mrt irm Bonifacïus
booj 't 0eïo0be öt&ooiit ^eioeefï; Wigbert ioa^
Itöt ban öefc Itïoofïec te Frislaar. Tacwyn Üja^
löt / ta too^öt met ïof iJiniteföt «i
ïreu febentienbcn ö^jicf banBonifacius; miffcQiert
iaa^ ÖP öe oiJeKfic ijau iie ICÖirge te Ordorf.
Ciriöiiie Bonifacïus te aSometi ijeütoef&e/
toia-bt öem 't guïjpe toegeijoest s^n neef
Wunebaldus, biC Op Ötett tp fiimicn Rome tm
3jEonniit^ ïeben ïeiire.
©ocö öie fcögnt met gent niet aanfïcnb^ttaac
ïDuit^Ianii ijereifï te 59η/ njaacsalgcmeeni^ett
i^ïr öaai· na seboigt geööen.
Bonifacius ban Romen ija'tceftftenöe l^ee^ijait
Gregoriiis ii^i'e ö^ieben ontbangen/ ten öeeiege^
fcöjeeben aan öe ^eefieipgeit en aan öe ^ip
Jföoppen/ in toeïitergnnfl gp öen geflijsen man
wiKeïti ten öeeïe aan be groote %eeren en aan
gct gemecne boïft ban S[5>nit|ïanb/ aan be Hef-
icn, Thüringers, ett be aangreiisenbe bolßeretti
Uiaar bg^ iig bejelben hermaant bat 5e in 't
toeïwnienöe ban be ïot-iöieöeïargcn / ban be
botreï-bJic^eïargen / en ban be Êg-seioobije
bebjaar-mlbbeïen suïïen öÄn te i»aeöten.
enj.
Bonifacïus niet fee^e ß^iebstt b000'c«/ geeft
Steö tocs naar ©uit^ïanb öegeeben; boeg
«enigen ti)bte Pavye ögt Luïtprandus i^om'ngban
Lombardye gebïeeben ; ban'bjaae ög in 't jaae
738, op be ngtnobiging ban ben ilertog Odilo
Sefeomen i^ in Beieren : baai; ijeeft W
Sm bie tegen be bjaai-gelt boo? 25i{feïjO]pi
peu en iiotgaben/ ten ïanbe boen ngt^
uavmen / eat bat ganfcïje ïanbfcöaji / baae ü-
wüo alleen 25ifc|oji3 iswë / met toefiemroinge
Bonificii^
keert we-
der naar
Duitsland
Weder ia
Duitsland
gekeert
verdeelt Jïf
Beieren
in 4 BiÊ-
dommel?»
« 43,
-ocr page 428-'240 Het Leven vakt den
in ijicr « ^i^iiommcn teciredt
Ην 't mv 73P» fittft m Willibaldus f ^iefi^
wiiBdus Setoijöt/ m iren 5eïiim in 't jaar tot mf>
priefter en fcgoiJ Ijan Aichftad aangßjieit ßyi öeeft ooït in
fiiffchop» 't iaai' 73P, iten l^au^ Gregorius öoo? öiieijm
iaatai tocrtm öat'a* u@t öe ©uitfc^c öolßewn/
iiie <i5oiit ban ite geafclajjjijge Sïcc 3|eiöenm
ija'iofi öaö / iueï §ottiici;t öntjenö ftojijpen öoo,?
5ijn toeöoen / en iroo^ öulj» Uan Den ^mtp
legen Karel, tot öenfcftoot iiec imfitut^
Ijjagt üjamn ober iieg^an^ gern omtrent
öen jelben tijii beeï gcïuft^ f^tcft gcioenfcgt.
cooa van ^ertoijle öe Bonifacius in ©uit^ïanb boo?
Jen H. 't 0emeene-&e)ï ban 't Cö^ifïeniïom toaßfta· bee>
[Willibror- i^/ geeft öe Willibrordus, geïp ÖJ^ 00«=
» ben ai jgemeïbt öeööen / ben ïoojp sgneL' ^enbinse
in Vriesland 3e-einiri0t in 't jaar 741,
3in 't 5eïbe jaac / ben aa, oi^ctoöit / ^tft be
|B van Karei i, jf^jj^jj ge-einöi0t OiJ ö^t ïia^
Martel, fï^^ί ^ fy > tegenbioo^big Krecy gettaanib /
be omtrent j-o jaaren oub ? bocïj beeï guooter
ban baaben aï^ ban iaaren / en ié met groote
;pia0t in^. Denys ïterfte ter aarbe öefteit ^at
be berfegtirnng ban ben ïf. Maxi minus· ssiffcgoj»
ban Triei- aan beesen Karei, een ïonter berbigt^
5eï i^; en bat öet 0e5i3t ban ben Eucherius
§3iiffcÖ0J» ban (3rleans , raafecnbe Kareis berboei
nteniö/ eben beu^eiaeötig en ontoaarac^tis
ioo^bt toei betoeesen boa? J. Mabillon ennoc§
toijb'^
« Te weten: dat van Salsburg , van Regenslurg^ van
Frießngen , en van Paffaw.
h BV-genaamt Martel, ïoon van Pippyn Herfial,
van Alpa'tde , vader van Karloman en van Pippy»
naderhand Koning van Vrankryk wierdt.
e Anml. Bsned. lii>,2i.§.i.
Η. Β ο Ν I F Α C I υ s. 24 t
töijiiïooiJiger boo^ Anr. Pagi " , fcoeiße ïaatfie ^
b^n jeibm Karel ooii i)?)? i>ïeit ban cenige ojigCi»
tigte feiten. {16)
^n tt ttoec&e maanb na öe boDii ban Karei ais ook
be'fau^ Gregorius III. ooft u^t 00 tereïb Jf"^^s^-
scftaait i ίη spe liïaatje berftoocen Zacharias,
eengeBoocenii^neït.
Bonifacius ^att^Bifcgo^ cii ^iepat ban öm
^po^fefc^en ^tcei/ bie een .#onntl ^gniie
Sieö «n Ö^t ïjecïtoniii^en ban 't^bangeiie/ eni»
anbere fiejigfjeeöen / bao^gaanl ban J^onniiiSen
öeiitoiite / toaé n^terraaate öegeeng om er^en^
ren aan^ienip ^tift «i ©Uit^iantï te fioubjcn/
öaar ^^ ise gejeßen en öe ban 39=
«e^n Ïiral^-to0t ^oMöe mogen te neet? fïeïïen.
Sab hiü reeö,^ teu gelben einbe beHioofïer^ ban
Ordorf εη ban Frislaar ge|ï!gt: maat miffcgien
toaren bie nofij niet genoeg boo? 300 grooteeen
nienigte ban feedingen of ban nieutoe aan5oe;i
feec^/ öic 5icö ter fteSecnnge ^[namea
aangeeben, ©aar en boben fïiet Set ben ^tüif
gen man pbjeïbsg tegen te boi|ï/bat Sturmius,
een ban jgne alïetlie^e ïeerïingen/ in een naa#
vt en ßarre toiföaiillTe tooonbe: en toenfcgtc
iian i^eete bat bejeibe jijne iasöniïïaat^ etgen^
op een gemaMidpei* ïanö^böute ging neemen/
εη be bjtföerni^ ban Hersfdd , baai' ÖS «n otser
be .....
beiijfe een plmtß naar toenfeö gebonben in ee»
bjiïberniffe of bofciaabje bsn Öet lmöac|t
Grapfeid, met naame Buchaw, ^aïbertoegen
HeiTen en Turingen , aöïn^/ 30a 't peggen
Λ Cnt. ίκ Anml. Baron, ad ann. 741.
^»•13.14.. f Alsboven 2./. 22.$, T.
I. Deel.
-ocr page 430-24s Het Leven van den
genaamö ban öe &euï5en-&o0men öie ijaac in
gtoote menigte ffoii&eii, Bonifacius öe ^degenïw
geit titv jjïaatse goeögeïtcmt öeööeaöe i$ öen
^oifï Kar lom an gaau öinöcn·, m ^etft gern
$tit öat geneegen 0m ί'η ïytt #ofïer^
fcfießeöeete ban 5p rp eeiifóïoofïei'opteregi
tenj tod ba'fïaauöe/ 500 Karlomannus
guïjp toefïcmmilis öaar toe toeïtoii&ebergu«^
«en: bat ^ ^em öei'öaiöe öaöt / ^em ^t^m
jiïaat^/ ïeggenöe in öe tosltoilffe öan Buchaw
aanöenbïiet Fulda, entern Karlomantoeöeöoo^
renöe / te toiïien fcöenïten/ aï^ siiaöe een ^eet
ßequaame jilaat^om'er eenfóïooiïer te öoatoen:
toaar ober sgnen banït en ïjeiooningB^ <0oöt
jouöe binlsen. ïS^epeöell^oifiïieeft sicï) letber^i
3oeft ijau ben öeiïi0en saiffegojp toei iaaten gr^
Jjaiien/ enget jeïbe aan aïie öc teeren enboej^
liaame ftojtf'Ufiiien ban 5p ïjof ijoo^geb^aagen
m fmaïteip gemaaßt ip geeft baii In gunne
tegentooojöiggeit bie pïaat^ / en a! toat gern in Φ
genbom baar toeqnant / tectoijbte ban bier bni^
3enb fcg^eeben in 't ronb / aan Bonifacius
fegonïien / en ben b^ief / bie ten bien einbe ύψ
sefïeïttoa^/ onberteßent. ©aarenÖDben gee^
fgai ben abeïbanbat ianöfcgai? hermaant om be
initomfïen ban 't ï^loofïer te geipen bermea'beren,
aï^ 5e aiïegaber juifté met een mfiig gart
gebaan g^ben / t^ Sturmius «1 bit selbe jaar
744 op ben iz maart met feben ^jEonniitïieu
op bie ïtïaat^aangefiümen: en geeft na berïoo|»
ban ttoee maanben ojj 't bebeï ban Bonifacius
be boffcgen om berre geijonluen / en baar een
Üerit met een li ïoofi er beginnen te bontoen; toeïft
ïiioofïer ben naam ber boo^bgi fïroomenbe rebie^
re geeft öegonben / boeg boo^ ben opöoutoer
met ben naam ban Bonifacius üïoofïertoierbt
ixv^
-ocr page 431-iiereect. ^et ^eïte i'ö in feoiten tgb ^oobaaiiis
aanaeioalTcöisiï in cn in cp&om/
batöe ööoö öaa öen fecfïen löt Stur-
mius (27) isla· gonöat jg^onnjïtïte« tit toöoti#
ben,
(Cctfcöijfe bit Qik^ sefcgiebe / toa^ Bonifacius
in een naöuurigrn öerg / ög be naSöineïingeti
om bie ïcöen beS^ïffcööjJ^-ö^'^^g genaanit/fnfii®
&ee5i3 met U tóbben / en be |e%e ßoeften te
leejen. i^oen geeft ijo φί ijjerit geinaaïit öan
ben nientoen iteinfeUen ^eer nautoe en tlcenge
tegei^ boïgen^ öe obalebalng beu piige^cöjtft/
en be tugt ber ftioafierlijfte infieömge boo? tt
fcÖJÖben. cft pn onbee anbeven ßeöoie«
ööt 5e ιίείι ban aSe b,?anït bie bionïien ïta»
Kiöaïren gouben ontöoitöen / en sicïi met bmine-
oieg ijergenoegen: toeïite Ee0ei nocltaul/ ai.^
pn getai köc^ öet aanijeseoeit toa^ / onbeu
ïionjiig Fippyn ßaiibe 3ieïie en jtoaMgtófle ßioe^
bet^ in εαι ïterMijïie ©ei'gaberinse gematigt
geiueefï / met fcergmnimge tjan ίυίίη te b^in^
ïien : baii böi ioeïiien nocfttané fommige ö^be^
bet^ töt ï}tt einbe ban gnn ïeben toe ge^
fpeent ^Ätt ©at bit be eerfïe tnsts^getoeejï oe mat
5ian ötóWoöfier Fulda too?tit niet aïieen getuigt van't zeir«
öooi Eigii beii Werben »bet· jeibepïaat^e/'
inaar ooii SebefiigtboDi Bonifacius ^eïf in 5pen
y^ief aau ^au^ Zacharias: Zoo dat.jeitÖgi&aaK/
in dac Klooftcr Monnikken woonen , Icevende
naar de inftclling van den heiligen Vader Bene-
diclus ·, mannen die den regel itrengelyk onderi
houden, geen vleefch, wijn, ofte knegten heb-
bende , en van den arbeid hunner handen be-
ftaandc.
be jiSinnniïi Rudoifus, in Set W
ben bon be Ijeiïige^öbife Lioba,bat be toegang
a tot
-ocr page 432-'244 Het Leven vakt den
tot öie jpïaat^ jcbert bat 5e öepfi öoo?
jnÄßcn öetooont tt iöo,j&en / gefloten toiecbt
Ijooi aïïc u^tgcsonöcrt öe
genteïiie Lioba, iauit-geiiöot e« nic^t isan Bo-
nifacius, tietoeïfte toegang ijaö tot öe Hecfe/ i«
iietodÄe ïf^ ijoo^genonieii gair §aac ftcpam tc
öoen fic0traai}cn : teifte infïdlins öoo^ be natiO;;
meïinscn 300 geiïigïp onberijoitben bat f^tt
onbcc be piibiiegien bie inbenescnbe ecutoeboo^i
^au^ Marinus bctgunttöia'ben aan Hadamarus,
Èrm negenben ICöt aïbaac / en onber be genen
We in be boigenbe eenbje aan ben ^öt Erkem-
baldus booj ^pau^ Siivefter II, en in 't geboïg
iroo? anbeee Jansen meer iseiieenttoierben/ toel
Sp5onberïtjfe ugtgeö^ufit/ en ïiefïiiJteïijïi boo? be
jitonniliïten onbeeöouöen gefejeefï: tot 500
jjeiTe bat öe ij?outo ban Uoning Lotharius op
get geiiig §O0gtiib ban pnjctereti geen jató gee^
mogen gooreii in be fcaoinaarafle Bei'ïte tse^
^ïoofïerl; en bat öet seïbe ooft getoeigect toierbt
aan be b^onlae ban Heiver Frederik ; betoeiite
om bat O? be Ifóeiserin in 3i|n eejeïfcöap ^ab/
«iet goebgebonben ^eeft ßinnen befiab Fulda te
ïtomen. (28}
aï^ bee50 regeï een^ berfTapt toa^ boo?
^et berlof/ 'tgeen be^^au^ Bonifacius ix aan be»
^bt Johannes Meriavuis in 't iaae 1041 betieett^
ite i i^ be feerïi ban Fulda boo^ ben bïiyem ngt
ben gemeï gefïagen en afgeb^anbt gebjeefï: öet
toelfte ögi be naïiomeïingen / böigen^ Brouwerus
Jeggen / aangejien i^ gebjeefï boo^ een firafe
ober öet obertreeben ber oube infïeliinge. C^p)
^ (€en tijbe ban Zacharias jgn 'er onaer Boni-
facius in ^nit^ianb en eïber^ berfeößbe Herfti·^
ipe0ergabenngen ge^onben / bieto^ beneebe"
gttïicn
-ocr page 433-Η. Β ο ϊί I F Α C I υ S. 24f
3uïien bcrtoonen. ^fn get 4f- i^ac öee^tt? eeutoe „.. «
leeft Zacharias aait Bonifacius gefcg^eeben tütz^^l^tiTs
§et 59" tofïfieöaagen öat be ïïteuïfcöe aan Bonift-
iterït / open gebaïïe öoo^ öe iiooö öan öen ^ip aus, om
semaMdper toe0ans 30« Öeöficn tot öe te Keuie«
fcöe boißeren / aan öetoeißen liiaboo^ Öee^en get
«iSbangdie ïjab bcrftonöigt ©e fau# toenfc^t
Öem beeï seïuH^ / öat ban öe ^Fvanfen/
öie oj> biea 5elben φ beeï te ïpeit gepii pb^
öeil ban öe lïroopenöe Sarrafynen , Saxen e»
Vriezen , tgtet nocïj gaïi itotttte« becbjetben/
öat 'ec boo? iebec bec getrouiïiïie fïaaben oj> 't
«inbe ban 't jaav aan öe feeriten of feïoofier^ fic^
taait jouben tocjben tbjaaïf fcöeiliiigen / booj
ίιε centen ban bie ïaiibeigen bie t^ ïeen gab^
öen j icant bat 'et nu ijoop toa^ bat bie ïanbei
iigen 5eif na be b^ebe souben toeöee seseebeii
bjo^ben»
^n bermït^ Bonifacius boo^ blieben pMaagt
Öab / bat 'et fommi0en / bie boo? gern toegen^
obcrfpeï of boobfïag ugt ben rans bet p^ie^t-
tm beifootm toaren / en gecne öoetbaarbigii
Mt onbcc be i^onniftftenMbeu gaan pfeegen/
5icö naar öet gof ban ben Honing ban l^^anit^
rijft begaben / om get genot bei' feetßelylte en
Hlaolïeclpe gocbeten / terbjijïe bat een toe^
»•eibfcg ïeben 5ouben ieiben / te bec5oefen / tot
^^ Stoot nabeeï bec öeiiige jpïaat5en : 500 ïaat
-Zacharias gem bit anbbjoojb toefeomen / bat gg
,4 oe^toesenö ai geffö?eeben&eeffcaan be jpiranfcöe
1 l>o^tïen. ©ce5e ö^ief gef^eeben ben ieflen
^ ban ©ctobec / in 't feben-en-ttointigfie jaac bec
reseeringe ban ïleiset Konftancyn, in 't bgfbc
jaar na sön sentgetmeejietfc^ap/ be beettienbe
^ 3 indi-
-ocr page 434-indidie: imlUt uicrliteïmieii op öi'fc jaat 4f paf«·
fen, ϊΡοφ Bonifaciusi^üset ïattg lart^ijfciiop
ijaiï Keulen getoecfi / iitöieit ögi 't iiocgtaitó m
tiigcn tp getoeefï-i^. jjEaarPippyn «löe
fc§c ïfemn ban ίίαο^ηεπίϋΐι tsérmiöert ^ijnöe
feööm gern in 't iseïgenöe iaat· gcjonöen in öe
j)ïaat| Jsan Geoleobus 0f Gervilio, öbei; toien
in 5|jtten ö^jicf aan Zacharias geäkagt gaö/ m
öie nn oni em iiianfiag m om spe onmaatige
3uci)t tot öe lagt afgebet toaé,
3[n 't isoïgenöe laar ηά,β, geefür Bonifacius
gSait^ilTcèOi» den Deneardus liaar ïïOi
imn tot öen'l^ail^ Zacharias gejottfeen / om tc
tièrsoeltm iiat gcmdöe öe öocttiing iJan
Aldebertus εη Klemens , ISif ίΐί cm Hafebergai'
iieringè ban Soiflbns isjarctt / ^iou ht^
Jjeftigeu.
O^j) öen reiben tljö ^em een Initf ^
fc^jeeben ttooi hmnh Denewaldus , öie
toen upt Groot - Britanjen Op rd^ gegaan ioa^
om tot öem te Bomen,
b ^ee^e ö^ief toaé ooit gefc^,ieeljen iwt iiaa^
me ban ïse Äiffe Eangy tha, en ban öaare öoep^
ter Heaburga of Bugga, öelofiiie öeiöegaöi' in
öeraaö fïonöen ban ïjaai· baöedanö te beriaate»
en naar ïlomen te rd^en ^ ew öat om beeibniöi^
ge reöenen Ut 551 in ïjaaren Siief bermeföen; a!|
nameniïp om't getuoe! öer toeceiöfc^e öesigöei?
öen / mèt öebjelften ö^emmerö toarcn ; om
gaace armoeite en öe^oeftiggeit ban tpeïijite
jaaïien/ oin be ijneïïingen ban ben üoning' en
dnbelp om ijet beriie^ ban gaare bjienöen en
inaagen: ftet bjeßte een Begeerte in gaar ontfio^
ïien iaö om ngac Homen/ De ïioningin öer
■ Siaat de 38. ofider Bopifaeim brimni
k Qf^ehe als haven·,
J^Iy woriJt
BiiTchop
vaa Ments,
Raati Tan
Bonifacius
omtrent <ic
Itoonifche
pc lieg ri-
ir-aadjcB.
Η. Β ο Ν I F Α C I υ iS. ^47 \
refi!/ te tre&ßeit/ 500 aï^ 3m faeeïcn ban gaa-
tc gocbe ïtcmiife en maasfcöapooßge&aanöaö^
ben : öocl) iae! iioojnamcntïp niet bit ingist/
om aïbaai· tte ijefgifeni^ isan öa^v*^ ^onöen te
bertoerben: tot tóeïit too^iicmen Wak , boo?-
beeren pare i^ßöiö en geefieiiiiie nioebec / aï^
ooft ö^c eentge boc^tei; Bugga, gaar «an^
moebigben.
^an/ om bat 'er aï becfcö^ibene Juanen / bie
ittg'baani^e jjeifeigi'mtaabjen af-iieutben/enboo^
ben ba0 quamen met fieriteipe regelt / boo? be
toeïïieit öeboien iooabt bat eèn leber ter pïaatse/
baar jjine jj^ïofte gebaan ïjttft/ s^ï Öeööeii
J« öïgiien / en jijne Mofte te boiß^engen ; 500
«sbt 551 Bonifacius bat Igißaat 5ijn0eboeïenbaai;
Ober öeïiebe beitenb te niaaïien. b^ief
aan Winfridus of Bonifacius gefc^Jeebett aï^ ÖP
'wcö geen SSifTcïioj) maar enfteïb jp^iefïer i»af:
bocö toat bat ggt baar oj» geanttooo^bt Öeeft/ ίφ
tot ouje Semii^ niet geftomen. jglaar bjgi geb;^
ben 3ijnen ttointigfien b^ief bie oberbe^eïbe^ofi
fe lonpt/ en ban gern reeb^ S^ifcgoji ^tjnbe ge^
fcö^ceben aan be Ibbiffe Bugga., betoeibe nai
Öaar moeber^ boob gaaregenegent^eitojj ntenbj
berbjaavt iteerbe, 3|et anbbjoo^b ban Bonifacius
Jefiaat pier tn / bat go Ö^ac bee5e buitenianbi«
fc^e rej^ noeste aan / nocgte af bnrft raaben.
Sinbien 510 egter in gaar baberïanb be b^ijöeit
brnieen gernfï jgemoeb niet ßanRebben/ bat get
ban in 3uïben gebaïïe beter i^ / be b^ööcit ber
befcgouhjjnge boo^ be jteïiegrimaabje te soeben / Okhy πά*
öoebaanige b^gSeit Wiethburga gaarie snfïer/ ''«^and
bat ooïi een ,f^onne / gebonben öab aan bc
bmtijjeï^ ban ben Petrus: maar bat moefï
fe^föten tot bat befiroojpingen en bieigementen
bec Särazynen, Öif 'ί omtrent Ïïomen onbeiïig
φ 4 maai^
-ocr page 436-'467 Het Leven vakt den
jitaaßten/ ijoo^B^ toarcn, ^i^aöcrganii t^ Boni-
facius Jjan geijoden bemniseit omtrent itie ρΦ
%riiiimaaii|en / tegen öetoeißen in 3i)iieii
i&^tef aan Kuthbenus 25iffc|jOp ban Kantelberg,
tii0 iieiieöen bei'meiöt jai üjoiöen/ met grooten
ernfï u^tbaït.
^ ^t 'tlaaf 747« ^eeffcite Karloman,
Op aanmaöing ban Bonifacius, isie aï 25ifrc]|op
ban Mencs ioa^ / i»e ioerelii beriaaten. ^^ 0ing
hm^ eei'fï i»e ban Gallus besigtigen/
feieröt öaar op jjl^onnift te iiomen/ (30) ßgte
eenige Hioofier^ te Sorafte, en begaf 5icö tn öe
bmi Kaffino 5 alioaar iïe Ä Petronax,
of 300 anöeten bjiïlcn Optatus, beberimïöig^iett
ban Karloman ojp beifcgei&e bjijsen souöe öe^
Pioefï Rebben. (31)
b Φρ öecsen tgtr/ te toeten tn 't iaar 747. t^
Bonifacius btegrii^ eenige punten ober gcop
i'aaïitmetceRilriigieu^^,?!etter/ (31) genaamti
Virgilius. i|et eerfïe bctfcljf! ontlloni! obet; een
on^eBbeïpe manier ban öoopen/ öetodfte jeiiec
on^miöig ^^lefler geb^uiiit ö^Ö: boopenbe in
nomine Patria, & Filia, & Spiritua Sanfta. Bo-
nifacius bleef öat jooöaanig een b0op3ei ïimgtei
ioo^ toa^ : Virgilius met een ^eßeren Sidonius
ÖJeliït Set $eïbebO05 goesï, öe ^aaitboo? ben
^au-S Zacharias geöjagt toaö / be 5eïbe ten
bö0|öeeïe ban Virgilius iigigettneejen·, aantoeïite
tigtfp^aali Bonifacius jicfj aaiifiöiiö^ geeft onbei·^
loo^pen, ^aai' op ^ijn'er tulfegen gen/ 300 ai^
ïjet ban genieenïp gaat / nocö anbere berfeöiïi
len gereejen, Virgilius moebig op öe gemeïbe
(U|itfp,maii igä bit jaar naar itomen gereifï.
lp ban baar fajeöer in Beieren aangekomen toa^/
eaig aanfionb^ roemen bat Sent öooi bew
Λ U. Ub.zi, 'h li. lé.vi. $.14.;
Karloman
wordt op
Boniftcius
aanraading
Monnik te
Rome.
Bonifacius
legt met
Virgilius
over hoop
wegens de
woorden
van den
Poop ;
Η. Β ο Ν I F Α c I υ s; 349
^u^ hergunt toa^ / 500 ra^ aï^ 'er een öer bie»
ban Beieren 50U oberïeöen jgn/öe^
5eif^ pïaat^ en te fteïtïeeben: en om ten
iJien einbe öen ï|eito0 Odilo op ^ijne öanö te
ïirggen tegen Bonifacius, itie bjee^ebat^ijn
jiartg 5ouiie to^en / geeft f)^ öen ï^ertog eeni#
0e ijonftje^ ban tb3eeb?a0t beginnen in te boe^
3emen.
Bonifacius gier ban bertoittisb / S^^fi^
Burchardus S^iffcgOil ban Wurtsburg een Ö^ief
aan öen^u^ gefcöjeeben/ en baar in geiiïaast
bat Virgilius tbieebia0t tuffeSett Ö^tn en ben
tertO0 Odilo jaafites batög ooft mifeïpebjan-
geboeïen^ ïjab ober een ttoeebe toereib / öiebooi wereil
een anöere 50η en boo^ een anbere maan be^
fcöeenen en berïigt toierb >· bat ög baar-en-
boben fijnen roem b?oe0 / aï^ of be ^a^ ö^m
tot 25iflcï|0}j ban ben eerfien ^toeï/bieinBeic-
jen ojpen 5oiibe ballen / gab aangefïdt, i|et
ïaatfïe ioicrbt öoo^ ben ^ati^ ontïtent: eniMe>'
0en^ be anbere ttoec punten geeft gg geanti
tooo^bt / bat Virgilius baar ober beffraft/ en
500 garbneftftig Weef/ ban be eere be^
fterbom^ berooft moefï bJOjben. Baronius, Mar-
cus Veiferus, en meer anöereit gouben beeren
Virgilius booj ben jeïben bie na beboob ban Jo-
annes , Söiffegoir ban Saltsburg ï^ getoo^ben.
Karei Ie Cointe Μ ttoee Virgiliuiïen geÖ&en:
ben eenen bie met Bonifacius 0ebrafteeït geeft;
ben anberen bie Johannes nasaat tn 't
ban Saltsburg gctoeefï» |^et0emeene geboeïen
Romt mg aï^ get bjaarfeggnüjitfie beo? en ift
5»egeenreben genoeg om tiuee Virgiliuflen te
iieïlen. ban maar een Virgilius gebieefï/
een Schot of Ier ban geboomte / bie miffegienmei:
Sidonius «g^ böberfónb Ög Bonifacius i^ gei
2|4 Hei* Leven van den
Maar zv ^^^ ί^Π ^^ΠΙ tiaac Beieren , om get
Ävii niet ïoof albaac te jj^celftm/ ge5onbcu. jfïa et^
lang daar nïgc ïjfaïteeïe« 5|ju 5e toeöo; iiersoent / ge-
«a ver- jie tnaiiiec ban goeire menfcöen : en in aï
0en ^b ban feben jaafen/iiie Bonifacius nocg m^
leeft geeft/ becncentt men getrainfie teilen niet
ban eenige ttoeebiast.
Brief van «J^mtrent oj»öeejen tp geeft 5e üatt^ifTcgai»
sonifacius Bonifacius, met 5ijne jtt^e&e-fiiflTflioijpen Wera,
aan den Burchar^us, Warbercus , Abelen Winibaldus,
ftheibfidus ^.ΡΓΦ^ίίί^« öött Etheibaidus itom'ng
.över zyne iser Merciers, m gent öaar in hermaant omber*'
jomeioozc fcgei&e migliaa&en öie Binnen ^gn rgft in jtoang
^"^igii^'f. gingen te ber&eteren. ^n 't begin toenfcgt go
gern beeï gcïiiïi^ ober 5ijne boo,?f|ioebisijeit/ aai^
miffen en eentge an&cre goebe iaeriten : bat
be biebet^en / cobergen / meuiebiggcben / en
berfcgeibe auöere boo^geben Bdet / en een öe^-
fcgermer i^ ber toebuhjen en ber armen. Jliöaar
boegt 'er bgi bat gern nagegeeben biojbt / bat
Üi iioit met een toettige bjontoe getronbjt i^ ge^
bjeefï; niet «gtïiefbe tot beWn^geit/ maar om
ben toom te geeben aan een ongeöonbe geäig^
geit: öet toeiße Bonifacius ten öoogfie öefïraft/
ble gern met eene tot beterfcgap aantoaititert;
( geggenbe bat tet einbcïp tijb om bermger^
tiglieit te ijebben met een groote menigte ban
menfegen bie boo,? gemberiooren gingen/ en bie
get qnaabe boo^eeïb ban ben Bo^jï naboïgenbe
iii ben ftngï be^ boob^ bieïen,
5^at gem be^e mi^baab be^ ïloning^ in Vrank-
lijkeninItalië,ja ban bei^eibenenself^in'taan^
j3e5igt imetiit getojeeben/ tot feganbe ban get
geifeöebol6:ja bat'er teb^eesenfïonb batgnnget
geifbe ongeiï ober 't goofb ging / 't bjeïBe öe
fenben ban Spanje, en ire ballieren ban Borgonj^>
booj
-ocr page 439-Η. Bonifacius« 25-1
boo? 0oi!iieïpe fïraf / oniang^ ban ire Sanazy-
nen geïeebcii ijaïitien,
©at öem öaac-en-öoijcn aanscijienttoal/ goe
iïat betïe resten öec fterfeen en öec feïoofie^ queikn der
een / i3ie ijan Auguiiinus ttjö af tot öetiiirenban Kioofters
iie $ionin0en Ceölrcdus en OGedus ongefereniJt »"Efg^iancf,'
toaren ge&ïeeijm / ijetB^ooften m öe goeöeten
ligt We geöeiitgöe pïaatjen toeg geöaaït gaö;
Öoe itat sgne^ebeïSeööer^ ca <!5ïaaben gtootec
seioeiö tegen öe J^onntfeften en ^iiefïecl jpieeg^
ten / ett gun stoaaröer irfenpaarö^it opieiben/
aï^ eenige Cg^ifienelfóoningen ijoo^ gern gebaan
Sabben« 'er bo^ber^ te bugten fionb/ bat öp be „ _
^tlht tïraf^ab te iKacpen/ bie iöuin i)oo,i5iat Ce- hem v«-
olredus gab getroffen: betoeïle/ 500 aï^ggmet vaard te
5Öne inaitfter^ in 'tmibben ban eenp^agtig gafï;^
maai 5at/ ban ben öoo5en geefï met u^t5innig^ vooibcei-
Seit toierbt geflagen? 300 bat jonberöeroato den der
ru sonöer biest / aï^ een boïïe / upt bit ïeben goddciyke
naar be eeutoige pijnen ber öeïïe bertrolikn ï^. gtamfchay.
tï^ït ooit booi Dogen get b^oebig ein^
be ban üfredus, Itoning banbe Deïren m Ber-
nichers , bie om ]f|et fcfieubeu ber .jonnen en
«öob-gebjijbc Jlaagben in be ïente ban ^ijn ïe^
ben een fcganbeïpe boob i^ gefïo^ben.
Beesen b^ief geeft Bonifacius ben föoning tec
ö^nben boen ftefien booj ben ^iiefïer Herenfri-
dus, « getn booi een anberen b^ief bersoeßenbe
bat ben jeïben aan benlioning 50U boo? ïee^
5eu en «^leggen; betogibatgg/ aï^getbe^aaft
ban <0obt geïbe / boo^ geen nienfcg ta· biereïili
&eb?eefï toa^ / en bat be Honing jijne bermaa^ä
nmgcn fom^b^ ηοφ bjeï b^ienbeip aangoo^be,
fiiief i^ onbertefeent boo^ aegt S^iffegoj^
bie toeinigtf bpop^iw ringe bg
2$ζ Het Leven van den
een ö^ßonien ioaren; be5riijen tk tn öcn
&|!Cf Jjan BonifaciusaanEthelbaldus OHÖertcfteitt
fiaan. H^eföe jiiaat^ nirt ftaii berflaan too^&en
t)an öe ©uitfcie üerisbergaiiermgc öaac afiebic
dgeni; nict tegentoooibiö toai^en/
500 ai^ ugt öe bcrgeiping^ öcc naamen gcjien
ßan ioo^öcn.
getoi^ ioa^ Abel , We in boofism
ö^jcf 0eraetöt fïaat/ nocö Seen ^iffc^oj» tentij^
öe öec ^mtfcöe ïiec^bergabeciiige / öeiaiji
maac ö^ie jaacen baar na / te toeten in be ber^
gabennge ban SoiiTons, tot pet 25i^bom ban
Reims bec^eeben setoeefi, Wilhelmus α Mal-
mesbury ïjeeft beejen fi^tef maar in 'tßp^t ö^ge^
ß^agti gebenbe boo? reben ban beeje hctM^tin^
Sje / bat ben ?£ee5a· / bie böeö ßeneegen
om ten eerfie toeber tot ben b,?aab öeröi^ociete
fiomen / boo^ öe ö^ftnüjrtïieit ban 't ba-paï se^
noegen moefi geben.
Andere tgb «loet ooft 0e&ia0t too^ben be
bricf van l\3ief ^ ban beu jeïben Bonifacius aan Kuthber-
Bouifacius tus ^^art^-öiffcijßj» ban Kanteiberg,
aan den beeiMaant biegen^ be berBetering ban be
fcSiüh- seben ba· Cngeife^en / en ben reiben aanjio^t
bert US,over om ten bien einbe een üei'ftba'gabenng te Be^
hec verbe- roejicn/ jeiibiKbe gern met eene een fto^t begeiji
teren van ©nitfcfse liecfebergaberinge. ,<©nber bec^
kLfer''"' ΓΦ^^^ bermaanmgen toa^ ooS beese / bat jeec
Engel, beftige mannen oorbaar en ^eer bienfïig oojbeeï^
fchcn, en öenöEt aï bat menigbüïbiB ïoojjen en reisen nnac
£ van de" öe topett en geefïeïpe bionto^-
menigvul- jserfoonen boo^ bc ^^ergabedng en boo^ be Bnp
^ige reizen ffen bfln 't ïanb beröooben toierbtj (33) betoijl
boo? een groot gebeeïte gaare ïtap^tt baar
booi beriooren ; 't toeïft 300 berre ginrj bat'ett
nauto^
ί Λ iVilhel,Mälmesb,hiiC,^, b Bomfaiü
naar Ro-
men,
Η. Bonifacius. 2 5*1
nmitoïö^^ toeimgcn ongefcgonben Bïee^
ben, ^oiiaaniu öat 'cc rn iic meefïe tieöen baß
Lombardye , bail 'fe Franfche Duitsland eiï batï
Vrankryk iJiecgsipfiC aiiCKtail^-gOtTiU bau ÖC
«gngcïfcge natie ge?«" teiecöcn/ mt een fcijjife
feeïpe berargern!^ en fcpnöe ter 0a!ifc|e fteiv
fee. I^oaöec^ iJöït ög ^Itt tegen ugt bat öe Ma-
ntngen / Sanö-obei'fïen / <0mabeii en anbere
ïeeïten ban becmagen met geb>e!ö baïïen op be
feïoofterë/ en beleihen aan ben ^if^gop/ aan
ben Ébt of beHfibi^eontioeïbigeni (34) en bat
be jßtonnÄn m gunne goeberen/ bie booi
fjet öïoeb ban berßreegen 5ön / onber
Önn geineib bjengen. ©aau na hermaant ^
ïjenibat be oberbaabigejiiagt ber Meeheren bient
ftefnoeit te inoibeiï) en bat'er oiöer bientgefïeit
tegen be 50i;be ban b^onftenfcgap / be hjeïite tv-
aan be ^eifenen / en aan ^gne ïanb-se^
nooten; en baar be Franfche Duytfchers , be
Franfen, Jse Lombardiers, beR-omemen , fneiU^
beïp be Grieken b^^ ban ^ïjn.
Ö^t einbe ftlaagt öp bat be jji^onniMeit
met 0fi»e!b m fïaaf^getot}^ tof^ïioning^ toer^
ften en geöoutoen geöimftt toojben/baii Ijoebaa^:
«ige fïaberii^e in 't ganfc^e CÖ^ifienbom noit
gcööo^t toa| getoeefï.
ïDeeje b^ief ban Bonifacius geeft be aanïeibing Die aaniei.
0e>ïeeben om een ^ergabeiing «^t%naöetsani ding heeft
fcije eflanb te Kloveshove te ba'oejjen 5 itoaac in g=gceven
tegen meefi aïle bse mi,ëö^niiien ojöcr gefieit
baar nfet^ befïoten omtrent be J^Tvjn
fcije jieSegrimaabjen / beioeïSen in ^et genïoeb KJovesho^
nas
en m ben aarb ban bat boift aï tebieiJgetoo^teit
3aten/om 300 ïigt ngtgeroeitteftonnen toa^ben.
" Set uitgaan ban bit jaar geeft Zacha-
^ , , l ias mittooo^iï ge^oniien oj» ijccfcöciöe
inn S- öie Bönifacius tioo} Luiius ftati öoa^gefieït.
rias aan m'fie hja^/ ofï gesitseóo^ioft met
Bönifacius. quaa&ie ^ije^r^ om te pan / öaai' öem suïii^
iiooi Zacharias böo^saat ijeröolïen ioa^.
O^aar öjp antiaooi&t iie ^au^ iiat/ möien
joiiitet! gunnc öoaööeit toe te fiemmen/of
öoo? eciiige nooösaiidäfujeit/ of ten öjmfïe ban
ïjunne 3a!i0öeit gedaan öaï»/ Ö^i^S^ïiJ^ Öemgee-
iiei'üjgse <0£sbt 50η öeerem iCenttoee&m ijab
BoniFacius ζίφ ijerontfcöuïtïtöt/ isatöe jfraufc§[e
ä&o^fien öe öooi ^en 0cöaan / toaniiiei;
00 :^i>ofïoïi|fcöe i^toei ö^t Pallium aan eeni^e
Metropolitaanen oijei' gaö gejon&en / HOCÏ» Uirt
nagelbomen ioai?en : ioaar op öe ^au^ ten anii^
tooo^ö geeft öat niet aan Bonifocius maai;
aan öie ©oifïen gebjeetea ntaet bjojiien, fCcn
ber&e Öe l^.jijfean jel^ere gunfï bei^ogtSjooi
öe lEöiige ban Fuiden,iteioeïïte op eenfiofift-
öcï)tige pïaat^/ in een ^eer ioaeffeen naaretoli^
berniffe/ tien gaïigmaaSet· tei· me / ïjaö opge^
regt in het midden van vier volkeren , aan de-
welken hy het Woord Gods had verkondigt: al-
waar de Monnikken, door hem aangefteld, on-
der den regel van den Heiligen Vader Benediäui leef^
den'y mannen van een ftrenge onthoudinge, zon-
der vleefch, zonder wijn en knegren levende, en
x'anden arbeid hunner hande beftaande. J^aai'OJI
Zacharias aiitiö00|ï3t öat ^ffiiiet^tit ^eefï tegen
5i)ne öegeeite/ en öat ï)|> in 5gn ba'soeft Betoii^
ïigt; ioant öat get oojbaar i^öat^oo een beftig
öienaat j^et begonnen bja'ftgeïntiiiigïpboïtooit.
toarenöe b^aagfiuijfeen ban Bomfacius b^ief
met Set befe^eiö ban Zacharias öaar op j öie baai;
nocö eenige anbbjoo^ben ögboegbe 03) anbete
liiiaagen bie öem boo? Lullus monbeiing booig^^
Η. Β ο Ν 1 F Α C I υ s.
b^aagca toaren: iioc^ bersostf guii|ï|iee|t ^gi
aan 't üioofïer Ijan Fulden bergiint öooa mi
bn30n0cixn open ii^itf/ öieögi xMabillon §. 60
fïaat aangeöaait
^nöef bie beifc^^ö^ ttionöeïmsi blagen toa^
'tv öi't een / of iet öe <i5eefïeïpe b^outo^-ism
foonen / 500 mï aï^ U man-toika / geoo^iofit
töa^ oj» bitten - ^onöerba^ inaïitanUeren U
iioetm tt ioafcöen! getanötoöo^ö toa^/öatget
500 ioeï aan iJc bioiitol- al^ aan be man^- iJer^«
foonen 0eooaiott ioa^ Öet gefioiï ^tm tc
anbm Öjaag toa^ 5 of get geoojïofl ioa^
iernanb boo^ öertjgfïe jaac i^iiefia' te ίΆψ
feni Zacharias gaf tOt ön&to00|&: Dal het beil
Was de Kerkelyke regels hier in te volgen: doch
mdien het de nood en 'c gebrek der Dienaaren
vereifchre, dat men in zulken gevalle van'cvyf-
en-twintigfte jaar af, en zoo voorts , Priefters
en Levyten mögt wijden. JPegeil^ 0«! 0mm-
biffc^ofi Miio , en öiergelpen meer öle
lierfte groot naiseel öeeöen / ^eft bit an&i
, tooo^Ö / bat be ^oobaaniigen öerifpl: en öefïrafÏ
moefien too^bea / om Sumie oiibeugeiibSebea
«cötee te ïaateu, toaö ooiteenöiaajteoi-
Sffïelt omtmitget teixte^
^n na toat tijb bat öet gegeeten mögt iooiben^
^aae 03p $egt be ^au^: Dat de Vaders dienaan-
gaande geene wet gemaakt hadden j dan dat hy
Oordeelde dat het niet behoorde gegeeten tewor·*
eer dat het gerookt en over 'c vuur gekookt
"^vas: indien 't egter iemand luile ongekookt fpelc
eeten , dat hy zulks niet voor 't Hoogtyd vaii
PaafTchen behoorde te doen. (35-) Meïïl aHb^
tooo^b niet aïbuö moet iia*|ïaan toojben/ aï^ of
be fa«^ öet aeMift ijan geirool^i: fpß tenafie»
φρ/
2 ff
'475 Het Leven vakt den
tgbe/ ooß in &e Baften/ soebïteuföe: tttaör in
iiecsen 5ίη / trat men / om ßecn aï te ijer^/ of
aï te caauiö/ of öïoeii-acgtig fpeft te eeten/get
jeïije niet fie^oo^t te seö^uiïien ijoo^ 't goog-t^f
ban ^aaffcgen: toeifteraaö ijan Zacharias, 500
aï^ Serarius on^ Öengt /■ SebOÏ0t iOOi&t bOOi be
Thüringers , Weft-phaalen , Heflen en anbete
boïfteren baar om fireeE^ / bie noc§ ten gufbi:^
gen bage beei gouben ban raauto fpeÄ, ©e an^
bere b^aagen fïaa ober / aï^ öi^ «irt te jia^
ßomenbe. get einbe Bepaalt be ^au^ öoe
beele teftenen ban 't ïirni^ bat be ^^ieflec
onber ben Canon bec Jliffe moet maaßen/
fïaanbe aïiemaaï n^tgeb^nitt op een ronb tafe^^
reeïtje bat met Luilus ^ttft mebe-gesgeeben.
^tt^t ö^ief gefcg^eeben ben 4, l^obemöec /
onber Mti^tt Konftantyn , m 't jaar jgneu
cegeeringe/ in be b^fbe indiaie, bie met ^eji^
temfiec begonnen toa^é.
5^00^ anbere blieben ten ^eïben bage en tijbc
gefeö^eeben geeft Zacharias be Metropolltaanfchc
Itefft ban Ments ten boojbeeïe ban Bonifacius
in bie bjaarbisöeit bebefïist: boo? toefêe bjoo^^
ben be ^an^ geen nieniae bjaarbigö^it aan be
fieuße ban Ments bedeent/ na bienbeleihe aï
ban oub^ ge§ab geeft > maar bebefiigt bie
iuaarbigieit ten boojbeeïe ban Bonifacius en ban
3gne nasaaien } en onbecioerjit aan be^eïbe be
jliab Keule, jijnbc be Jüoebec-ftetfe ban get
ttoeebe Duitsland 5 betoeïite egtee naberganböaai;
onbe bjaacbiggeit toeber geeft Beftomen. (36)
^n 't jaat' jsy Zacharias gefïo^ben / en in
5gne toaacbiggeit ojigebolgt boo^ Stephanus.
^ Bonifacius, S^ifcgoj) en Upofieïban Duit-
land, be bei'Rie3ing ban Stephanus becfïaang^^
binw/
Λ Hb. ZI. 63.
De waar-
di^heit Tan
Mctropo-
]itaanfche
Kerke door
Zacharias
iaan Ments
■wederge-
feeven, en
;eulen
voor een
tyd aan de-
zelve on-
derworpen.
Η. Β ο Ν I F Α C I υ S. 2|7
feenöe / ^ttft ojp-fïaanöe tioet niet gefcg^eeijen
aan ben maar eenißcntgti
ugtgefieït 5 toaai· ober berontfcönïöigt
in ben9i öjief/ üi öeniueilien bersoefttbatög
bejeibe genieen^aamïieit en eenisïieit: met beit
Slipoftoliffcöen ^toel / beiueïfte Μ söite
b?ie boo?5aaten genoten ^ab / ooit onbec pm
moöt öeöonben : en toont öieniïiomig
om aï ^rt 5eïfbe ïïocö te Mpen boen/
Μ nu feï-en-bcrtig iaa«« ten bienfic
iJan be fóecite 500 trantoiaitig Ö^ö öegbeit: en
om be geö^eïien / bie ij^ in 59η ampt
öesaan mögt / tc beï&eteten. €n Ö9
Sfeft beese reben ban jgn ïangsaam feö,?pen :
dat hy de handen vol heeft gehad met het her-
ftellen der Keiken die door de Heidenen afge-
br^ndt waren ; de welken, ^egt ÏM/ in onze on-
derhoorige plaatzen en Kloofters over de dertig
Kerken verniek en aan kooien gelegt hebben.
^ nu be öetiige ji^an Bemecltte bat j^et
einbe ïebenö fïerït naberbe / ïjteft to ge^
toenfclt Lull US tot sijnen nasaat in bm
»elpen ^toeï ban Ments tc ^hUix: m öeeft
ten bien einbe 0£fciiieebm aan Fuiradus , löt
isan Denys, ojj bat Ι^ρ / bie ia groot aan-
?iett ioa^ ïs^ l^onins Pippyn , suïli^ bg Öem te
50U öjen0en / en be^ ^eif^ gmifi boo? ^ψ
«e leei'ïingen bei?5oeiien. Fuiraad j^eeft jijn hcv^
5oeii boiü^aat / en ban ben fóoning berïtreeseu
bat Luiius nofft ö» febenbe ïijbe ban Bonifacius
öe^ plaatse berïioown i^: toaar oberbe
pippyn üebanBte in sijnen io4biiefi
Bonifacius
fchryft aan
den nieu-
wen Paus
Stefauus»
Hy fcliryfi:
aan den
Abc Fui-
raad, om
Lullas in
zyne plaat-
ze te doen
verkiezen.
hetn een eeuwigen loon in den hemel wenfchen-
s oni ^^^ j^y (Je goedheit had gehad van zyn
ver-
I. Deel.
ti
'258 Het Leven vakt den
verzoek genadiglijk in te willigen,en zynen hoo-
gen ouderdom en zwakheit te vertrooften.
Bonifacius Jjaii ooft aï obei; eemgen tgb han
l^a«^ Zacharias ïjedof SjCTjogt om/ aï^
ouöcröom en be ^itjaiigcit iicgaam^
JjeretfTcöw / ieraanö tot sguiii nasaat fu ö^t
ijati Ments te ioijöm / inöien ηοφ
taii^ een ßeguaam jyieifooii tot ίιίε i3jaaröi0|(eit
50U ßonnen iimöen: gct iodi»e itc j^au^ ïient aï
ober bier jaaren / öoo? ö^reben in öe eerfie indi-
Luiiusdoor Äic gefeïi^eebeit / toegefïaan j^aö. JE^aar m
Bomftcius gft ^anfelgiie gejag öoo,? Ijtt ftoniniiiiji
ß« «ί ^m Bonifacius 5eif ge^
iöjjijt / aïé öe öeiïi0e mau rèiébaaröis fïonïi om
boo? be ïaatfie ntaaï naar Vriesland te gaan/
öaar ϊί^ be martdftcoon tïonb te ontbangeii.
, Lullus 11« tot 20äffc§ojp ban Ments gebJijUt
hy! reis- ioa^ / ^^Φ Bonifacius boo,? ijeiiomen naar
vaardig Vriesland te m^m/ oui öaat ter jjiaat^e ben ïooit
Vries. 10η bergeïinn^banaï sijnen aröeiö te ontbangen/
ae aan den ^^ar ög φί p^eöiii-amjit Jab beginnen te oefe^
nen, O^oc^ eev bat 59« affcfieib ban Luiius
vijdcn Lui- qnam te neeinen / ïje^eft gp boo^ een geefi ban
lus belaft ijoo^egginge jijnen ficrf-bag / en oji toat togje
■ bat om 5oi!be ïtomen/aan ijem geojjenbaartj
en met eene ö^isaame bermaaningen ge^
geeben / raïtenbe ijet geen ö^nt te boen tionb
umtrent be onberregtinge jper ftnbbe / en get
opöonbjen ber ïterften : Nu, 5etbe genaakt
de dag myner cncbindinge , en het laatfte einde
myns levens, wanneer ik het pak myns vleefches
zal afleggen, en den loon der eeuwige vergeldin-
ge van Godt ontvangen. Maar gy, myn liefftc
Zoon , voltrek ten fpoedigfte de Kerken die ik
in Thüringen heb beginnen op te bouwen, doch
voornamentlyk de kerk van Fulden, daar ik myn
-ocr page 447-Hi Β ο NI Α c I υ s;
lichaam wil begraaven hebben. Maar Voor al.
Wend alle vlyt en naarftighcit aan tot het onder-
regten der volkeren die uwe zorge toebetrouwc
isyn, om hen noch al vorder uyt het bedrog van
't Heidenfche wangeloof te verloflen. ÏBU^t «1
öiergdpe &in0en nteec gefp^iin öeböenbe/
Ö«^ ijyi afle^ Ööt io£ ra^ Wenöe öoen
bccijaaröi0en / εη baar ontiec οοϊί em ioaabc
Cf ïijntoaat iraar 31111 ïic^aam 30U ui gchjoiiïien
ioo^iitn / (37) ö^t iö^^ii^ ÖP tn öoe^e-ittji
Öeeft öocn ïe0gen.
ïiet Sjoo^saanbe bei^aaï ugt Willibaldus
δεποηιεη boegt Rudoifus nocg eilige omfïaiTi
öiSÖ^öm in öe Seben^-öcfcöigliinse ban öe fiw
«P Μηφ Lioba : ) üatt ί>$ iöeiït^ Bonifa-
cius ernfïige betmaaningeu geeft gegeeijcn om
Jj Öaar boo^urenuii te bolpröen/ en getgoeiie
Jöt öegonnen ^aö ugt al öaai'e magt te Μψ
om be^avtigm / jon&er ^icö te itveimen aan tfs
Stoaïiöeit öaai^ ïicftaamiS / nocgte aan U iang^s
önuriir^eit iebe«^/ iudfte % ire eentoig^
Seit bergeieeften seec ïto^t / en qwaip eene«
oogenöiift Ran optoeegen« ^^ geeft öejelije Lio-
ba οαίί aan öe 5o?0 ban Luiius en ban öe j^on^
IJiiiïien ban Fulden aanöeboïm : m ^m öeïaf?
wat 5e na öaare afïpigöeit gaar ïicpam in
^<0en 0raf jouöeii öe^raaben» oji öat 5e öeiöe-
Saac / öic Cöiifïu^ in pn ïeben met eenpaai'i^
Se fiegeerte en ^ba* geöient gaö&en / öen ira^
ecc berrgjentffe ooit gejauientïp Φ
toacöten, ©it se^eit öeööenöe geeftö? Hy yerecrc
bleibe Lioba gefcöonl&en / gaar oj» niento fijne k.ip
bermaanenöe en öib&enöe bat 5e be plaat^ ban
Öaace peHegcimaable niet joaberiaaten. ^iei' oj?
ψ aan Lioba b^tje toegang tot beiterft banFui-
den teunt/ bie aan αΐί^ bionto^-pecfoonen tene^
«laaïberöobentoa^, 15 i 0itt
'479 Het Leven vakt den
Jl^iet feng itaat· na be ï|eiïi0e j^an met tt^
ni0e ^^iefïccen/ ©iaftenen en j^onnittSen/ öie
in 50« 0e5eïfcÖai» meöe-genoinm gaö / ben
Riiynftroom afnaai Vriesland gcljaacen»
aan^eïaniJt/ ging b^pen^ bat ganfcge ianb^
fcpjp boo^Rtngfen/ aïïeciae^
ge ijecftonbigen / be ï|eibenfc|e ïterftbsenfien u^t^
roejen / en fteiil^en in be i;iïaat5e bec ^eibenfc^e
tempelen opöouioen: 300 bat baar buisenben
en bmsenben i)an menfcgen / 50a nian^ - ai^
Jj^ouöj^-jieifoonen / ban aïier^anbe jaaren gë^
boopt geeft / aïie^ in 't gezelfchap van zynen
krijgs-gezel en Mede-biflchop Coëbanus , ofte
Eobanus, denwelken hy, totBifTchop der Vrie-
zen aangeftelt zynde , tot verlichting van zy-
nen zwakken ouderdom , in de ftad Trechc
in zyne plaatze had aangenomen. ï^it jijn be
tooo?ben iian WilHbaldus j uptbeioeïitengeboegb
met eenige anberen/ fomniigen ber öebenlbaag^
fege bit öefïu^t treftiten/ bat Boni-
facius na be boob ban Dadanus, bie in 't boonV
0e jaac ijoojgeljaïïen t^/ S^iffcßop ban Utrecht
^ 0etoo?ben: en bat gent/ om be jioaftgeit ban
Sijnen n^tgeïeeföen oiibeirbom / toegeboegt
Eobanus. ©an gier ban i^ geganbeït in onse
Voorreden.
MirteiiVin " ^^^^ of ïiebet in 't boigenbe jaai;
Bonifacms (ίο^ίί bf ,^φΡ^Γ^/ ζύβ be onbfïen/jgngieii
in Vries- niet geeft Bonifacius, S^ifTcÖöp en Stijio^
land, fioliffcge «^ejant in Duitsland, 5p macteïi in
Vriefland bOÏeinbigt»
^e gefiiife j^an / bie get ^alimment be#
aan be nien-geboöjpten meenbe te öe^
bienen / toaé aan be rrbieee ßorcna, bie Weii-
VI iefland eerttjbä ban Ooft vriefland fcgeibe/ %
get
α llh. 23. §. 10,
-ocr page 449-Η, Β ο Ν I F Α C 1 ϋ S.
Set fïeiieiten Dokkinga of Dokkum , tttet φ
seseïfcgap oniscr tenten gaan fitten: hjanneecöe
üdbenen / meenenöe baar een grooten fiuit te
3uflen binöea/ met eenfcpipgebw^ op gein
afquamen, <ên aï^ öe nieu-gebooiiten / bie ge^
bojmt moefïen tooiöen / geceeïi maaïiten
om Bonifacius en 3pe rneïte-geseïleu getoajpeni
ber^anö tegen ben aanijaï ba* i|e!beiien te Be-
ftöennen / i§ be Julian ö««»«semoefc
Seioojpen / en finnget geöegt üee&oben/
niet toilienbe bat 5g ^taab met guaab / maas;
ttebee met goeb 5onben öeïoonen : toant bat nu
bie ïanj geiuenfeijte bag enöe be tgb ontf
öinbinge becfcöeenen <Pat ^it^ in ben
i|eere jouben berfier^en/ en öun betrontoen 03^
Bern fïcïicn: ban bat men onbatu|feöenbengob^
öeïgfeentoiïlemoefi seöoo?5aamen» ©aat nastcö
tot mebe-gejeïïen ïieerenbe / S^eft gun aï^
ön^ een gaet in 't iöf gefijjofeen: Toont nu dac
gy mannen zyc, en laat ul. de kroon nu niet ont-
glippen die ul. aangeboden wordt : dit ogenblik
van een korte dood zal ul. ten eerfte den hemel
bezorgen , om daar met Chriftus te heerfchen.
^aae op bc ma3enbe benbe bec ^eibenen bie
Seiïigc mannen op 't ïgf gebaUen/ en geeft öen
aanfionb^ om-gal^ gejoïpen. i©gben^bieïen5&
ööii Set booifnnfeïen en pïnnbeeen ban be ten^
ten / aï toat |un tn be ganben bieï / boefee-feifien/
teiiqui-boo3en/en aï toat 'er toa^/ toierbt iaeg-
toa^ bg gebaï ηοφ toat tojjn in Meine
«aa^e^ obergefiieeben; en bati^ öebecf ge^
öjeefi. Ba^^nt bltegenl ^ijn 3e aan 't 3nppen ge^
saan / tot bat 3e ^an bjoojben / en ban
3
261-
'481 Het Leven vakt den
Beraazen- töooi&eii öö« 'ί begten igcraaÄteii ; en gefifieu
de hoop der jnsllantieren met iiie eigene iaajjeHen / ïiaar 3c
Sdfover ^^ jBartekören nie^ iiermooiöt Saööen/
biyfzeien ©IC Ijatt beejc lïastmge oöergcfcgoii
..... ten fcarm/ ge&öe« öe ßoflfe^ en öe iioojen/oni
öm öuit: üba* en toeer te iieeïeii / aegiiinen tc
opeaen: maar ai^ 5e πι öe jiïaatje ban jgoHö m
niet aiiijei*^ iaat gcöeenten ber l^tilU
gtn/ en eenjge öoefen öonben/ ö^&ö^n
iian iQuaabijelt gin^ en haeer herfïrooit be
C^iitteiie be boob bei* ödïige |0annen
berflaan Slabben/ge&öen 3e Mieiien^ be ioaiJenen
eangefc^oten / om ben moo^b bec i^eliige j^ar^
teïaaren te io^eeïien, ^e geöfeen ban een poot
setaï bejer moo^benaaren ba'fïaagen/ enberefï
üjp be biu0t seö^ectjcn ; en baat' o}? gnnne ί»|)ί
ijen/ MiberenenfïaalJeiitotijuitscmaaftt.
baaiiia teiBoiibering^ iBaarbig gebjeefl/ bat
öe obergeBleciiene ^elbeneii / baar oratitnt tooo^
itenbe / bie be Ïeeï ijan Bonüacius in jijn leben
bertoo^pen gabben/ bejelise na5peboo&/ boo^
be <i5obbeïtiöe fiafilibins getiistist 5önbe / aan^
genomen öeööem
Het lyk ïp ban ben SJifcSoj» met be ïicgaa^
van den H. men 5iineL' mebe-g^eïien / ober een lEeti; bat
BiiTciiop toen Eimere pnoemt toierbt/ boo^ toinb en
naarUtregt üf^btstvt ttaacbe flab Utregt, enaïbaac
öesraabeiiiieütllbtöebateenige ....... "
graaven,
daar naar
Fulden ge
yocrt.
en getfoniöe ß^oeber^/ ö^böeiibe aanpn öoo, .
ben eerioaarbigen Hadda , boo,? Luiius a^iffcgoji
wordt yan ban Ments a^onbcn toierben / bie Set ïicèaan
ban ben öeiiijsen jjBarteïaac naar Fuidcn , 50a
ai^ Μ «ί 59« feben Mafi gab/ 0eboert§eö&en
|et tuelftenoc^tan^niet toegegaan jonbereer
bjaftitere tegenfïnööeïinge ber Utregtenaaren 3
beioeilten sieg fSter einbeip onber ben <iBiobbei
der Η. Η.
en ecuige
boeken in
tle piaatze
yan goud.
Η, Β ο Ν I F Α C 1 υ if. 265
ïgften ίοίϊ / iJie gun boo^ setorfe teftenm öïeeft/
ïjffiöen moeten äiigen. tijartdbooö ban öen
Bonifacius b00?0eba!!en op öctt bgiföen
^un^ / in negeii-rn-öatigfie iaar ban jijii
^pofldfc^aii. ^ijn öeiïig ïic||aam öen beitig^
flen iiag te Ments aangeitomen/ aiioaaK een on-
«nïijg getaï ban menfr^en/ öoo? <00ttbeipe itt^
scebing/ ban alle ftanten totget öan beese
fïaatjie toa^' liümm taefcpten : tullus
5eïf op öien öag üoS ti^t taf toeöer nm
Ments geneert / j^oebseï bat 'et geen tping of
oobe biegen^ ben bag bei* aanïtom|ie boo^ ngt
toa^ öegaan. ©o^bergi "^tt öeiïis ïicöaam/ pe
fïetïi bat bie ban Ments baai' tegen feampten/
met een groaten toeltel en een taïrijfeen fïoet Heefcdatr
naac Fuiden geboeit / en in een getoeïft seaf / van tijd tor
bat booiöem pmaaltt toa^/Begraaben/ aïbjaat· ^yd «mra-
get ooïi ban tp tot tijb boo? beifeöetbe bjonber^
tefeenen bemiaarb sé gebjo^jben. ^gn j^aeteïi
too?ïit soitöer rémarib^ tegenfiJ^eelten gefeit op
ben b^fben ^funy ; maat· ober ftet jaar φχ be
^cö^ijber^ oneenig i toifienbe fommigen / aï^ jl,' van
ceeb^ 0e5eit / bat ögi in ïjet h!ee-en-:^fti0fïe zynemar-
iaat bee5ec eeutoe/ anbeten bat een iaat ïaa^ weldood
tet geboobt 50ubc 5ijn, ψί eetfïe geboeïen^eeft
g beftige boo?|imiber^ / aï^ Eginhardus, ben
3ibt Eigil, mft^gabet^ be Jaarboeken batt Ful-
pen, ban Mets, en ban Bertyn, ia Hincmarus
3eïf: maat 't ïaatfïe geboeïen toü^öt ais^toaati
ae^tig op-gegeeben boo^ Wiliibaidus ssiffcgoi»
ban Aichilat in be befel^binge ban Bonifacius
leben / bie oofe aï aansienïpe aanganget^ Ö^eft/
te toeten Adam van Bremen , en Lambertus van
^chafnaburg. ^ommigen ban geboeïen bat
Wiliibaidus, bte^ön ïeben fiefcö^eebenöeeft/
f" 3Ön tjjbgenoot i§ setoeefi / toei't meefie ge#
fcof
-ocr page 452-'483 Het Leven vakt den
ïoof ötent te geben / en öaar ^ouben tog 't ooft
5cet ii0tdp meöe ïjouöem ©it fcögnt oofe Set
getioeïeiï getoeeifi te jtfn Uan öen jfHonnifeOtho-
lonus, ben tbjeeben ban 5ijn leben:
goetoeïirat 'ei;iei:^ aan beeje plaatje ban bien
^cöjrfbeL' hapert: maar be te;etban Willibaidus
ïtan niet berminitt of bemnbert 59η / bjant bc^
Öaïben bat ï^ i^et iaar na menfeSbJO^^
bing li^jb^uïit/ 500 boegtïig'et noeïi ög beacöt#
fïe i«di(5tie.
'r- Mede- Bonifacius fjeeft fz mebe-gejeïïen in jijne niar^
martelaars teïboob se|)ab : baac onbei' geeeßenb Eobanus
fccLr'" / en bier .ponniliften/ namentïp:
Waccar, Gundecar , lilekere of Willikeri , en
Batewlfus, bie ögi ben ongenoeuiben ^cg^ijber
Hadolfus, m Öp Notkerus, Hadowlfe genoemt
too^bt
goo ra^ aïé be raaare ban Bonifacius boob
boo,? 't ellanö ban Britanje berfp^eibttoa^/ ^eeft
be SSiffeÖop Miiredus 3ίίη öactjeei' ober be boob
ban ben geiïisfien man boo? een ^^ fi^ief te item
iien gegeeben aan Luiius ban Ments .·
baar boegenbe bat 5!|iie b^oeföeit ïjier boo^
merfieïp berjagt toa^ / bat Igt jjjn Moeb boo?
«ε^ίΐΐϊη^ berfïö^t ïjetóeiibe / öoo,? $00 een ïieer-'
ïpen boob-fïrgb «éobe tet een öïoebgetnige toa»
toegebjijbt/ zijnde het cieraad en de iteun, jest
ï)^/ van alle de geenen die in ons Vaderland ge-^
booren zyn. ^n Kuthbertus ^ fSait^-BiffcpP
opanSin 't»^» Kantelberg ïjecft te bjeeg 0e&?agt bat Jöne
Enseland ojpenöaare biering baligefïdt bjjerbt in een aise^
gwerc. meene ©ergaberinige ban Groot - Britanje, en
bat jtjn geboojte-bag / en bie ban jijne iïlebe-
SejeUen/ }aarip| jonbe gebiert tooien, i^e
Tuiden bjo^iben noc|) tegenbjoo^big met 3gne an?
ber»?
i 0 Sof^ifai. £^.78. b Ibid^Ep^t,
-ocr page 453-Η. Β ο Ν I F Α C I υ S. 20f
bm ö^ie öoeßcn öeiaaaci: ijan Jetge^ xe FuUea
taïircK geenen Die in ßifien ojpgcfïoten ^ijn&e/worden be.
boo? öe ten tpe ban sjjn martdie^^
bcrficooit/ m öaarnaboo^ be 0eïoobi0en toeöeu ^iê'^vL'
ojjgcraajjt cn bersaöeit toicröen: l^et mit bei- zyne bos-
5cïbm beMfi be<si>öcc-em-iiom|fe ber <6bansei= keo be-
tten raet beföesifier^ bec ïiectieïpe reßdenj fet^^"'»
ttoeebe/ bat met begen^ geftoïiftt en opgefci^enct/
cn met j^arteïaat^ ïilocb geijettot / Öeüat
ben bjief ban ^an^ Leo aan ben S^iffcöo^ Theo-
dorus, en i|et ^ecmoen ban Ambroiïus ober
ben iöeeti / met be^ 5eïf^ gefe&iift toegeu^
Öet geïuft ban be boob ; en baar-en-öoben een
seftïiji^ ban ben fieïgber Fauftus, een ö^ief
ban Agnelius aan Arminius biepn^ get öetog^
Jan 't geloof/ meteen ïgfï bet lanben en fïeben
oaac be ïicöaamen bec lijiofieïen &e0taaben ïtQ^
9^»/ enbiergelpebintjenmeer: getbatei^fiet
öoeïi bec «iBbanseïien/ ban Bonifacius, 30a aï^
gejest too?bt/ met 5gne eige ganb ugtgef^eeben,
ïan0 na maiteïaac^ boob geeft Lullus, De Be-
500 aï^ bjgi aï 0emeïbt Ifjebiien/ öe^ojgtbat jijne iihryvers
baaben boo? WiiHbaldus ^tffcgojj ban Aichttat ^y«
fiefcö^eeben bjietben, Wiiiibaidus geeft bit toa'S
ojtgeb^aagen aan Lullus en aan ben S^sffcgop
^iegingofus. ^ji'tïefïebanbe eïfbe eeatoegee^
öe lEonntft Othionus be^eïbefïoffe/ ojiget aan^
öonben ber jnEonniftften ban Fulden, fajebet? oj»
«ienbj becganbeit / en in 5ijn bjerïf aïle be hmf
ben bie gg öeïtomen ïton ingeïafegt / tot öetei:
ojpïjdbering ban Bonifacius ïeben, ©ee^e thjee
5tjn be boo^naamfïe ^tö^gbei·^ ban 59η iebeii
seineefï/öeöaïben nocg een betben 50ttóer naam/
öie men niet en bjeet toanneet' bat geïeeft mag
Öeööen. ïfï 5· GE-
a Över de boeken van deczcn Heilig können naargezien wor,
dep cie BoIIandiften op den f. Juny, pag. 4?3.,
'266 Het Leven vakt den
GEDICHT
VAN
Abt en Aarts-bißchop van Ments, ter eere van den
H. Bonifacius Biffchop en Martelaar, *
Rabanus V^n Waar de gulde zon uyt Thetis natte velden
Bonfècius ^"P opbeurt, en uyt den ooften ftraak,
A)or een daar zy moe gerêen in 't weften onderdaak,
gcciigt: Daar ziet men overal den luifter van Gods helden
Opluiken meer en meer: ziet hoe haar'glori blinkt,
En ieder als om prys hun' wonderdaaden zingt.
Ey ziet eens Afia den grooten Jaeob vieren >
Ziet Petrus eens geroemd by den Italiaan i
En hoe Afryken iloft op BiiTchop Cypriaan :
Ziet den Efcefer eens kapel en kerk vercieren
En uytgelaaten op Johannes jaargety,
't Is alles even i-ad , 't is alles even bly.
Ons Duitsland ftaat niet ftil, maar zingt op hei-
dre toonen
DenBiiFchop Bonifaas, dien vroomen kruisgezant,
Pien held van Chriftus uyt het weeldrig Britten-
land :
Wien Romen om zyn' deugd en dapperheit te
kroonen
In 't bloeien van zyn' jeugd den harderlyken ftaf,
En voor 't gemeene beft den Biflchops myter gaf.
f a^ud BoUandims ad difn^ 5. f, 3. /'•49'·
Hoe
-ocr page 455-Η. Boiïifacius. ^Cj
Hoe c3eftig zag men hem dat BiiTchops ampt be- „
Ideeden, „ PeLÜl'ee.
En geeven goed en bloed en alles voor zynvolk? Zeeraar;
Hoe dappet zag men hem als Chriftus vroonifte
tolk
Oppaflen voor 'tgeloof?hoe rein was hy van zeden?
Hoe liefFelijk van taal? hoe vierig in de deugd?
■Men weet hoe Duitsland noch zyn' wonderdaa-
den heugt.
Ja door een hooger ligt,een ligt dat niet kan miflen,
Zag hy door 't dekzel der verborge dingen heen,
Zoo dat d' aanftaande tyd hem tegenwoordig
fcheen.
Wat heeft hy wonderen, wat al gefchiedeniflen
Voor af zeer duidelyk, alsof hy't zag, verhaalt?
En in geen tuttel of de rainfte ftip gefaalt?
De Frank, de barfle Vries, de wijdberoemde Safleni
Die roemen als om prys op zyn Apoftelfchap ,
Die hun den heirbaan Avees tot 's Hemels bur-
gerfchap,
Doch d' ongetemde Vries in woeftheit opgewaf- ^^^
fchen Marcclaaq
Heeft zyn bloeddoritig nart aan zoo een man ge-
koelt,
En zyn' moordaadigc hand in 't edel bloed gefpoelt.
Maar ziet een graantje dat in d' aarde komt tc
llerven
Wat zaaden komen daar, wat vrugten al uyt voort?
Hier fchijnt de waarheit uyt van Chriftus heilig
woord.
I^c Vries die ^c moordgeweer in 't heilig bloed
dorft verven ,
Ziet met verbaaftheit nu de velden weelig ftaan
Van weinig graantjes j en de Kerl^als vol gelaan.
z68 Hex Leven τδιϊ den
AI is zyn fchooneziel ran'c lichaam afgcfcheiden,
Hy vaart noch egter wel, en yvert even fterk
Voor 't ryk van Chriftus en^c welvaaren van zyn
_ Kerk:
Ja is noch kloeker in de kruis-leer uyt te breiden,
Want d'allerhardfte kop , cn weifelaar verrukt
Door duizend wonderen nu onder Chriftus bukt.
Wat tong , wat vlugge pen zal ons naar eifch
ontvouwen
De tekenen aan 't graf van deezen held gedaan ?
Men ziet de blinden zelfs ganfch opgetoogen ftaan
Dat zy den luifter van die wonderen aanfchouwen.
Waar van het fchel gerucht in 'c oor der doo-
ven klinkt.
Zoo dat de ftomme zelfs den lof des Heere zingt.
De ziekten noch zoo groot en hevig moeten
wijken
Met al haar naar gevolg : de Voril der duiil're
nacht
Verlieft hier zijn gebied en lang-gepleegdemagt:
Hy vlugt ten lichaam uyt , en gaat met fchande
ftryken :
WantGodt zyn trouwen knegt zoo heerlyk heeft
ge-eert
Dat hy in't hemelrijk en ook by ons regeert,
Jk wenfch den zejven loon aan Gods getrouwe
knegten
Die zich door 'c preeken en 't betrachten van dc
deugd
En door een vaft geloof bereiden tot die vreugd,
Godt wille een lauwer-krans zelf voor die hel'·.
den vlegten,
Hy heeft dan 's werelds goed en al haar weitze pragc
yopr Chriftus en op hoop van beter goed veracht.
als uyt-
ichynende
door ver-
icheide
wonder-
tekenen;
Η. Β ο Ν I F Α C ϊ υ S. 2 <j9
Nu komt de Hemel-vorft hem hondertfout be-
taaien,
Nu zit hy vrolyk in Gods eindclooze ruft:
Daar boet hy zonder zorg zijn trouwe minnelufl·.
Hy had ook wel verdient aldus te zegepraalen,
Die zijn fpierwitte ziel zoo zuiver, gaaf en net
Ter dood toe heeft bewaart van doodelijke fmet.
Hy woont nu by den Heerj daar zingt hy nu vi-
ftori :
Daar heerfcht hy met zyn Godt: en trotil den
helfchen flang.
En trapt hem met den voet, voor hel noch dui-
vel bang.
N'u is zyn kermen uyt : nu zit hy in de glori;
E-n moedigt ons ook aan om langs het zelve fpoor
Te komen daar hy is , in 't zalig Eng'len koor.
Nu zie hy gelauriert by 's hemels geeftendommen
Voor 't ftorten van zijn bloed : en als een trou-
we vriend
Bidt hy dat 't zelve bloed ons ook ten leven dient.
Gaat nu, die Duitfchelucht inaaflemt, hemuyt-
brommen
Den roem van 't ganfche land, en Duitslands mor-
gen-zon.
Maar roemt gy allermeefl:, die hy aan Chriftus won.
Geluk ó Vaderland, geluk ó Landsgenooten alsPatroo®
Met zoo uytfteekend een befcherm-heer en Pa- van 't Va-
troon! «Jerland,
Die ftaag uw' zaak bepleit voor Gods verheeven
troon,
En die den Duivel-dienft hier eerft: heeft omge-
ftooten:
Geluk ó Vaderland, ja duizendmaal geluk
Met ZooeenBiiTchopjenbefchermer in uw'druk.
Nu
-ocr page 458-'489 Het Leven vakt den
Nu Chrift'nen heft op een lied van held'reklanken^
!Z,ingt nu des Heere lof op Cyter en op Veel,
Die ons gefchonken heeft dit fchoone pronk-
juweel :
Laat ftem en orgel gaan om Chriiius te bedanken:
Die hem gegeeven heeft uyt zijn genade-fchat
Al wat hy is geweeft, al wat hy heeft gehad.
©Ojbcr maaïit Chrift. Brouwer ^ , isjg&ÏOÖp'g
ïen krrk ^au ecH Uerfte/ öie aïlemrfï iiooi Boni-
te Fuiden facius te Fulden ijja^ aöttgeleit / tü öie na&eci
tereerevan piiö öoo^ öeti Egil Jjied jiiaatiaec opge^
S.Bonifaas g« iJQftOOj't jgiSjie/ ΙΠ 't ΐώί '8IQ, ÖOO^
fn navt§-umm Heiituifus inummt m^-
©p zyn toeefï, ΙΙρ öaaït ooit aan öe tseersen öan Candi^
graf-keUer dus CH SjaH Rabanus , öie C^ Jse ö^^g g^j liietliBC
gefaeeden. jgjj^f-iitiön; gefmetteii öjareii.
li^ant Candidus, ganödeii&e ban tft ïaatfïe
togitinge ba* ïierfte / en öe ^aaft ijan looier op-
gaaienöe/ jingt ai^ boïgt:
Hier onder ftel ik niet twee onvolmaakte altaaren
Die wel begonnen maar noch niet voltrokken
waren :
Een in het middelfte gewulfzel van de Kerk,
Alwaar voor deezen was ons waarde Bifichops
zerk.
En een daar Sturmius noch heden leit begraaven.
Maar Liobgijt è gewoon op 't deugde-fpoor te
draaven
Met Bonifaas haar neef, leit noch van hem niet af.
Doch zoo als 't vrouwen paft heeft haar bezon-
der graf.
φρ get fenii^/ itaac beHlaiteïaat; Bonifacius
ecrfi öp ftc0raaijmiüa^ / paan f^mt beamen te
ïeesen: Hie»^
α Antiq.Fuid, lih. l. f.i.a.3, i Lioha.
-ocr page 459-Η. Bonifacitjs. ■35
Hier wierdt het lichaam van den waarden Kerk-
Prelaat
Den vroomen Bonifaas met ftaatfie opgefloten,
Alshy zijn edel bloed voor Chriftus had vergoten:
Die fchoon van hier gereift, noch tegenwoordig
ftaat
By 't bidden vanzyn volk : en 't zelve veel fchen-
fcaadjen
En giften daag'lijks geeft, cn hulp in hun' quel-
laadjen.
« Bonifacius ^ttft sefcöjeebm ïebett hm Deschrf-
geart^-fiiffcgojj en lEaiteïaai; Livinus, tenvandca
Fatlioon bec Gencenaaren. H.Boni-
. ^ j^ücööccftöpffef^eciienijeifcgrt&encfiiKi^'"'^
«fit / öie iM 't jaat; i6of te Ments in 't ïi3t 5iiR
S^itomen ÖOO? öe 50^0 itan Nie. Serarius.
Wief ba« öen selben Bonifacius öan Erchelbar-
dus ifeom'na ban Engeland hjoiöt geiten bmnifï/
en fïaat bernieïiit ftgi Wemerus Rolevink.
^orD beefeïseiöe anöeren ban 5|ine toerften bjo^
öen niet iof aange^aaït ban Amoidus Wien
aïé ooïi ban SuiFridus Petri , Äieentiaat öee
ßeibc iiegtcn/ en lianonift in öeftÄ öeef.f.
%ofïeien te Keulen: cuirec anöeren fpjeeiten 3g:
ban Öe^ jeïf^ Synodaale Inftellingen. (39)
« /ia^, Mirceus auäuar. de Script. Ecclef.
i Val. Andr. Bibl. Belg.
c Lib. I. de morib. ξ^ firn IVefi^halomm. f. 7.
d Lig», vita lib. 5-. i·.
f De Scripor. Frif. Decade
ΟΡΕ-
-ocr page 460-%ηζ Het Leven van dén
ΟΡΕ NE BRIEVEN
VAN
Onder Bonifacius, ,
Willem Heda α u fó5en öe siften/ of
ikhtv be öéiicftigingen öei* ijoorige gtfïen/iiie
ijoo^ öe üooigaanöe ^Otoiiingcn op ö^t
ijer50eit Jjajl ^^aiscr Bonifacius Sjan U-
tregt aan Maartens Herfen aïöaar geïtaan toa^
tm/ tor. profijt der zielen, 500 aï^be werfteö^ief
ïmöt / öeisjeïiïe 50a «autoiieudg «iet en lé / en
gebonbcu too?iit ög Marculfus b ·. of 500 "aï^ öe
ttoeebe ö^ief fpeeltt/ (öie ijan Mabiüon tioo^
egtec en opregter gegouben too^bt/ en baacon^^
5e Bonifacius ai^ / en oppafcr
ban^* Maartens feeilte faeimeibt fiaat/) tot be-
zolding der Monnikken en Kanonnikken, die al-
daar de Heidenen tot het Chriftendom bekeeren.
S^ejen laatften mtf/ ^egt Mabillon ter tooi^^
iToentbe pïaat^e / geeft nagèsien be seïiie Wid-
maar, betoelite ben ij?ief isan S. Calez, bie ben
M^V / ^^ Ö^t ttoeebe laar iïan Pippinus li,
te Verberies in 't open gof geteïient toa^/ ί)α&
nage3ien. S^ieröalben snïien ίορ ben seïijen gif«^
bff boegen»
Bevefliging van Tippyn onder den
BiJJchop Bonifacius.
Pippyn , de doorlugtige Koning der Franfen:
By aldien wy de fmeekingen der Prieilcren ner-
gens
tf/>.35.36. 37, b hi.n.^. c Anml.Bemd.l.i'^·^·^^·
-ocr page 461-273
gens in van de hand wyzcn , zoo betrouwen ψγ
dat de Heer ons deswegens zal beloonen ; Dier-
halve , vermits dc eerwaardige man Bonifacius
AartsbifTchop op ons verzogt heeft dat wy raken-
de de goederen van zijne S. MaartensKerke, de-
welke gebouwt is in een borge genaamt Utregt op
den Rhijn ^ -^-el zouden willen vernieuwen de be-
■^ftiging van 't geen door Pippyn, of Karei, of
Kiirloman aan S. Maarten gegeeven is geweeftj
^00 is het, dat al wat de Franfche Koning Pip-
Pyn aan dat Godshuis, of aan dat Bifdotn verleent
Ij^eft, als alle de tienden van de landeryen of van
de flaaven , of van de tollen , of van de koöp-
^anfchappen , of van al het geen uyt eenigea
"oofde tot de inkomften der koninklyke fehatka-
^er fcheen te behooren ; zoo is het zeggen wy^
at v/y j^ej tiende gedeelte van dit alles zoo als
i>et Zelve door onze meergemelde voorzaaten Pip-
Pyn, Karei en Karloman gegeeven is gewecft,op
nicu vereeren aan 't zelve Godshuysvan S. Maar-
ten, (over het welke wy vergunt hebben, en mits
deeze bekragtigen, dar Bonifacius als Aarts-bif-
fchop en Toeziender het opzigt zoude hebben,)
en dat voor het ligt en de bezoldingen der Mon-
nikken en Kanonnikken, (40) die de Heidenen
aldaar tot het Chriftendom bekeeren , en de ge-
nen die zy door de genade Gods bekeert hebben
onderwijzen waardoor de andere Chriftenen,
^00 als hun pligt is, deeze nieuwe Chriftenen in
het gelooΛ'e bewaaren : dit alles hebben wy dan j
Zoo als billijk en redelijk is , aan 't zelve Gods-
huis door onze beveiliging met blijn:ioedigheic .
hergunt en beveiligt. Vat dit wel: en op dat hec
gezag deezer onze beveftiginge te kragtiger mag
Zi;n, en in gevolge van tijden te beter ilandmag
houden , hebben wy beiloten dezelve door de ze-
I· Deeu ^ gel§
'493 Het Leven vakt den
gels van onze hand te bekragtigen. Het zegel
van den doorlugtigen Koning der Franfen Pippyn.
Ik Widmaar, daar toe laft hebbende, heb dit na'
gezien én ondertekent. Gegeeven den van dc
Meymaand , in het tweede jaar der regeeringe
van den gemelden doorlugtigen Koning. Gedaan
te Verberies op het open Hof, in den naame des
Heere ί dat het gelukkig uytvalle.
KERKVERGADERINGEN
Gehouden onder den
VOORREDE.
ΤΛαί Bonifacius, die t'iameu Α artsbiiTchop
Verfchcide, en Gezant van den ApoiloliiTchen Stoel
änfte drie ^^^ » verichcide Kerk-vergaderingen beroe-
Kerkver- pen heeft, fchynt niet alleen te Wijken uyt
gaderingen j^gf. bevel van Zacharias, waar van zyn twee
onder , . ■ i
Bonifacius brievcn gcwaagcn} maar ook uyt het zeggen
gehouden, yan Wülibaldus , dat Bonifacius om zijne
hooge jaaren de Kerkvergaderingen zoo dik-
wils niet meer kon by woonen als te vore. En
Egilwaldus α getuygt het zelve met klaarc
woorden, zeggende : Bonifacius heeft in de
kerken aan deeze zijde van de Alpes gekegen
α lik I.e.3. Sever. Binrns in notis apud Labb.
Co»f//, I yjó.
Η. Β ο Ν I F Α C I υ s; 1.7$
algemeene Kerkvergaderingen gehouden, en in
äezelven veek dingen die verbetering vmi noo-
den hadden verbetert- Baronius, Serarius en
Mabillon zija van die gedagten , dat 'er ten
minfte drie moeren vaft geiielt worden,
« De eerile Vergadering is op deuytfchrij- Decerftc is
^'^Ïig van Bonifacius gehouden ten tijde van
Paus Zacharias onder den opperden Hofmee- p^'z ™
fter Karloman, in 't jaar des Heere 742 dencbrias, in
April: dc plaats is onbekend , en ergens Jj^JJJ^fj^
in Duitsland geweeft. Eenigen meenen dat onzeker,
deeze eerfte vergadering te Augsburg gehou-
den is; Hubertus Mir aus ^ wil dat het te Re-
gensburg geweeft zy : en dit gevoelen worde
door Serarius met veele bewijs-redenen ge-
ilijfr.
De brief van den Paus Zacharias over hec
houden van deeze vergaderinge is geichree-
ven den i. April, in de 11. indióiie , en ver-
volgens in het naaftvolgende jaar. Dan hec
kan ligt zijn dat de vergadering ter begeerte
van den Vorft Karloman gehouden zy voor
het andwoord van Zacharias: dewijl dc Paui-
ièlijke toeftemming in die tijden zoo nood-
s^akelijk niet geacht wierdt (41} "^^t het be-
^■oepen der Kerkvergaderingen , dewelken
"Volgens de oude regels der kerke ten minfte
^ens 's jaars moeften gehouden worden.
Zoo
f ^«bill.Amd.Bened. r. z. /. 21. §. éS,
b ψ Aua. Script. Eed.
'495 Het Leven vakt den
watBif ^^^^ ^^^ ^^ volgende BiiTchoppeii ter
fchoppcn begeerte van Karloman op eene en dezelve
dit 'er te- plaats van Duitsland by een gekomen: Boni-
f^wcn./^"^ Aarts - biiTchop , Burchardus OSSz'tiO^
van Wurtsburg , Regenfridus BiiTchop van
Keulen , Wtntams of Witt α HiiTchop van
Buriburg , Wtlbddus of IVillibaldus Bi^chop
vanAichilad; Dadanus ^ miiTchien BiiTchop
van Utregt; Eddanus, anders Heddo of Etto
Biilchop van Straatsburg, en noch meer an-
dere BiiTchoppen met hunnePrieilers. Inden
^fcr tyyeeden Regel wordt den Dienaaren Gods,
tweden ofdcn (42} Monnikken verboden wapenen
te draagen , of naar het leger te gaan, uyt'
gezonden die'alleen , de welken zullen verkoo-
ren zijn om de Goddelijke geheimenijfen^ dat
is de plegtigheden der Η Mtffen^ te verrigten,
of om de overblijfzelen der Heiligen te draa-
gen. Diensvolgens wordt aan den Vorß toege-
laat en een en of twee Βiffchoppen met de Ka-
fellaanen in zijn gezelfchap te hebben ·, en aan
ieder Veld-overße wordt toegelaaten, eenen
'Friefler by zich te hebben , dewelke den men-
fchen die hunne zonden willen biechten boete
mag opleggen. Hier in was hen voorgegaan
Konflantyn de Groote^ zoo als Eufebius " ons
getuygt. Jn den leiten Regel wierdt vaftge-
ilelr dat de Prieilers en Diakenen geen korte
ten wierdt. lokken naar de wijze der leeken, maar lange
rokken, die tot de hielen toe quamen, zou-
den draagen , zoo als de dragt der Dienaa-
ren
Α Lih, de vita ejus, c. 36.
Regel
cn wat 'er
in den lef-
ten beilo-
Η. Bonipaciüs. 277
ren Gods of der Monnikken was : en dat de
Monnikken, en de Vrouwluy die Godt in de
Kloofters dienden, haare Klooilers en Gaft-
huizen naar den regel van den H. Benediöius
zouden hebben te fchikken en te beilieren,
en hun leven naar den zeiven regel te voe-
gen. Hier wordt geen gewag gemaakt van
Kanonikkeiien, (43} die toen noch niet in-
geftelt waren, zelfs niet in Duitsland of in
Nederland , alwaar zy naderhand wel aller-
lïieeft zijn vermenigvuldigt.
I^eeze en de volgende Vergadering wor-
den ons opgegeeven in de Groote Verzame-
^•nge der Kerkvergaderingen van α Labbe^
die dezelven gehaalt heeft uyt een oud Pala-
tijns-boek van de Vatikaanfche Boekerye,
't welk met oude FrankiiTche letteren ge-
fchreeven 3 en van Lukas Holßenius met ee-
nige Aantekeningen opgeheldert was : Wy
laaten dezelven uyt gemelden Labbe hier aan
volgen ; en zullen de Aantekeningen van
Holßenius ook neiFens de Kerk-regels vo©'
gen.
« Tom. 6, Concil. Generd, p. 1533. 15 3f·
-ocr page 466-syS Het Le ven van jdeh
EERSTE kerkvergadering
Onder den
De tytels der Hoofdßukken.
I. Van de BiiTchoppenin Duitsland aangefteld, en
van alle jaareneen Kerkvergadering te beroepen.
Π. Dat de geeftelijke perfoonen geene wapenen
zullen hebben te draagen, noch naar het leger
tc gaan , behalven de geenen die tot het ver-
rigten der kerkdienften verkooren zullen zynj
verders , dat zy zich van de jagt zullen ont-
houden.
III. Dat de Parochi - Prieilers hunnen Biffchop
^ onderdaanig zullen zijn , en hem rekenfchap
geeven van hunne bedieninge : dat ze ook be-
reidwillig Züllen zijn om hem in 't bezoeken
van zijn Bifdom teontvangen: dat ze het nieu-
gewijden Cbrifmahy hem zullen hebben te haa-
ien i en dat zc hem tot getuige van hunfie kuis-
heit·, van hun leven, van hun geloof en leerin-
ge moeten hebben.
IV. Dat geene onbekende BiiTchoppen of Prie-
ilers zonder beproevinge tot eenige bediening
aangenomen zullen worden.
V. Dat de Bifichop met den Grave zal toezien
dat het volk geene Heidenfche by-geloovighe-
den kome te begaan.
VI. Van de ftrafFe der Klerken , der Monnikken
ofdèrKlooiler-Nonnen 5 die tot hoerery mog-
ten vervallen zijn.
VIL Dat de Priefters en Diakenen geen korte
maar lange rokken zullen draagen , cn geen
vrouwluy in haar huys hebben. Als ook dat de
Monnikken en de Kloofter-Nonnen hun leven
naar den regel van den H. Benedidus zullen
tragten te fchikken. VOOR'
Η. Β ο Ν J F Λ C I υ S.
F00RREET>ER.
In den naame onzes Heere Jefus Chriftus.
Ik Karloman Hertog en Vorft den Fran-
fen heb in'c jaar 742, den 21 April, raet
raad en overleg van de Dienaaren Gods, en
van mijne voornaamfte Heeren, de Biflchop-
pen die in mijn rijk zijn mee de Priefteren,
door de vreeze Gods tot een Kerkvergade-
ring en byeenkomfte beroepen: namentlijk
Bonifactus AartsbiiTchop , en Burcharäus
^^ Regenfridus i tn ^ Wint anus ^ en WitbaU
dus, en 'ïyadanus , en Eddanus , en de an-
tiere BiiTchoppen met hunne Priefteren, op
dat zy my raad zouden geven op wat wyze
dat de wet Gods en de kerkelyke Godsdienft,
die ten tyde der voorgaande Vorften tene-
maal vervallen waren, beft te herftelien zou-
den zyn i en hoe dat het Chriftenvolk beft
ter zaligheid zal können geraaken , en niet
door het bedrog der valfche Priefteren ver-
looren gaan.
α anders Burghardus.
έ anders Huvitanus.
c anders WUlahaldHs.
4
ORr
-ocr page 468-Η. Β ο Ν I F Α c I υ S. ζδ I
Uieïitc tit inenfc^ai bic ïjunne soniim fiiecöte»
wagbonnifen/ en ö"" ^aar-
rn-ooiieu ïieiiBen togi aï öat jagen/ enaiöatiooi^
ρεη «ι rotten met ia0t-öonbm 000^ ïioffcgen tn
toonben/ aanalie<i5oö^öt«taami bcröairen/ ai^
ooft öat 5e neen? ja^tbo^ei^ m a^aißen $nïie«
Öouitcn, (48)
Sc&öen 00^ i}oï0en| bi cegeï^ bci' Idïii
δ^η bafi-0e^eit bat icber ^^iffcei: jn een pavo^
tooon^nbe / aan bten 2ΐ5ί|Τ<^ίιορ onbec toien^
^aKotj^ie gg iooout / onberbamii0 jaï $ijn . en
m aittjij in be i^afien aan bien sdfbm ^ip
Wï» mberfïag boen ban
ue »m'igtmsen sgncc öebieninge/'t aangaan^
r f« J^oojj / 't 3P omtrent ißt föatoiijft
^U ^ 5S« omtrent be aeöeben en 't setal bec
Μφϊΐ ,ί^π öat be ^?tefiec / 500 bifetoiï^ aï^
be gilTcöop acöierhoïsen^ öe ^Mißt regelt
be tarocöiejaï ronb-0aau om be mmfcöen te
/ atojb bienflbaarbig jaï fïöan om hen
Siifcgoïi tt ontbangen / en om get bom bat
baar gebö^mt moet too^ben öp een te bergabei
«t l^im ^atj^g ooft
opjiBitten-^onberbag aïtgb ben niento oeton^
Otn Oio ben S^tffcöoj? Saaien, en nocö
oen 2$ifTc&oi3 tot ^etnige ban jtjne
y^ii/ ban jijn ïeben/ ban jijn geioof en ïemn^
öebeeïen bat geene onMienbe ^iffcj^ojM
Sf^ ^^iefïer^ / toaar bat 5e ooB ban baan
«omen/ tot ben bten^ bei· fterïie ammei^
pomen mUn mm 7 ί»"«? öat 3e böïgen^ öet
Η. Β ο Ν I f Α c i υ S. 283
m met fiuïïe jpeejm afgerofï saï too^btn / tiibat
einbeip öan iteSSiffcijogi ö«« tm ^toaaiteröoe^
te 3aï opleggen, ©ocö ög aïöien een Hïecft of
een ^onnift in öeieiiJe jonise ftotnt te iiaïïen/
bat bie na be beiite geeffeïing in ben^ iteefter ges»
too^peii 5al too^ben/ en na'tberïüop ton'tjaac
öïbaac öoete jal jiïeegen,
Cn bat in#geip^ be <©jib-geüj||be Jommi
Jitber be ^eïbe Beete Ëegfeepen jnïleii ^it / e»
ï>at aï ]|et garé ban ^av ^oofb saï afgefc||00#
wn i»o?ben,
VIL
Öefeöen ooïi öeflooten bat be^jiefïer^ m
^lamnen met geen ïto^e KoMten 5uöen gaan/
naaK be uianiee ber ïeïien ; maau bat ïange
roituen (5-4) juïienb^aagen/ geip al^be b?agt
j? öan be ^ienaaren : en bat niemmtb i^au
gen-ueben eentge bjonio^-iserföonen Cif) «HÖ«
^aïiaaten iMooncn. ooft bat be pon^
«iHten / tn be biouUjiup bie <0obe in be Mm*
fm§ bienen / limine üïoofïec^ en <!5afïïiuKen
naaï ben cegei ijan ben t» Benediaus (f6) ^ul^
ïen geööen te fc^iMtm en te Befïieren/ en m-
SeM öen ccgeï te boen ïeben : en bat ge
Κ 'ÏÏf^ snïien iserguimen ö«« f^gen ïefam naai;
i»an ben gemeïben ©aöei· aan te
al/ ^"i-'^acitis fchryft aan zeker Koiiinksfccn in Engeland
is d^ ' Saxen , daar men geeiie kennis van Chrifttis heeft,
fj,, ^^o^'^oonte, dat zy een maagd die in haar Vaders huys gc-
Λ " ' of een getrouwde vrouw die overfpel begaan heeft,
oph > cn dan verbranden ; en den fchender boven het graf
en ■ icorten eerft haare kleederen tot den gordel toe,
vrouw roeien; cn dan komen'er getiouwde
Jictbeft" tot dorp nypen cn fteeken tot dat zy
zulken z'*'^!?" volkcrendie «ene kennis van Godt hebben
,ι"!"^'^eliljen voor de kuishcit, wat behoort gy niet te
' ^i^riieffte, die ς^π Chriften mcnfch zijt»
VOOR-
-ocr page 470-35>4 Het Leven van den
t)oo^5i0ti3 öebel b^ ioetten in ««
föeriiiJcr0atrecin0e &ejPioeffc en oniier5o0t 3uU«»
3ijn 0etoecfi. ^
S^bfien ooft &eiafï öat ie&cc
met öe gulpe ban ben bie öe ßercöermei*
ban 3gne fierl^ sojj 5aï b^aagcn batj^etboiß
•βοϊ»^ geen 5|eiöenfc0e %-0eïoobi0Öe&en feome
tc pïce0en/ maar bat öct alle bc bufli0ï|ebenbe#
^cfbenbom,^ en berfoele; en bat fjg
aiie bu^baant0ei|eibenre§e0e&iugfien/ 't^gö^-
0eïüobi0e offerganben bec booben / 't boo^
5^03in0fnb0O^Öetïoten/ (fo) 't^^bjamtg^^
rgen/ (fi) 't ft^t-0eïoobi0e (ft) öebjaacmib^
iteïen eii boseï-iaicggeïat^en / 't (f i) tobe^
rpen of offerpobcn/bie be ugitjiningemenfc^en
op een ^eibenfcge toijse / onbei· be aanroejjin0e
ba' öeiii0e j^arteïaaren of S^eïgbeef / ög be
ßeciten boen/bj-tat beo,? be 0eamfe|ap <iB>£ib#
en be ongenabe sjinee ö^iis^n oj^ gnnnen pai^
gaaien 5 't bie ïjeiiigfcöenbige buueen/ bie
Nedfrates ^ noemen 7 't aïferiegt anbeee
ö^iiiften bee ïfeibenen / met aïïe 3o,j0bnïbi0öeit
3aï beröieben.
lefiöen m^geïgït^Sfiefïoten bat 500 toiena
èee3e ber0aberiit0/ betoeïfee 0eï)ouben op ben
ai onber be bienaacen <0obä / of onbec
be bienaarefen ban 3aï ïtomen tebai^
ïen in be 3onbe ban ^oeree^e / be3eïbe in toatee
en ö^oob öoete 3aï iiiiee0en, <i5n inbien Ög ψβ^
fïee 0ebjijbt / bat Μ öan tbjee jaaten in ben
feetïiet; 3ai öïijben/ en ban boo^eerfί
Λ In een Palatyns-bock ftaat Niedfyr, en in 't bygevocg^«
ßercjc der Hcideafche bygeloovighecien ftaat Nodfy r, p· i i'f ·
Η. Β ο Ν I F Α c I υ s. 283
m tttct öuHe pecjen af0erofi saï too^ög« / inöat
anbeïp öan öe^iffcio^ ijmi een stoaarbecöoes«
te 3aï ©ocö % ^ïö^n een üïeKfe of
tm Ji^onnife in öesdije ^öiiïse Äomt te haïïen/
bat biü na be ht^t ge^ïing in ben feerïitr gef
too^pen 5aï too^be«/ tn na'tbedooji iiau'tjaac
Äibaac öoete 5al pïcegen.
bat inf seïp^ bc (Sob-geüjgbe onnen
öttbec be jeïiie ße^e feegreejien 5iiï!«i ^n / en
öait ban pat- &oofb jai afgefc^oo^
een töo?ben,
VII.
Seï^en ooit öeflooten bat b^^^iefïer^ m
plattellen met geen to^e roSitm suilen gaan/
naac be maniei· bec ï^ïien ; maat bat ïange
mgieu (5-4) 3uï!enb?aageu/ geliji^ al^be b?agt
J^an be ^ienaaren «iöob^: en bat memanö lian
Oen-!ïebett eenige bjouto^-^erfüonen (ff) m^gn
t}ui# saï ïaaten tooonen. mi^ ooft bat be iBon^
«iftften / en be ij^outoïug bie <@obe in bs Itïooi
fïei'^ bienen / ïjunne mïoofïer^ en <i5a|ïöui5en
naar ben tegel ban ben Benediaus (f6) juli
ïen öÄn te fcpMten en te ïtejïieren / en hol·
gen^ ben $di)en tegeï tc boen ïeben : en bat 5c
ooïi met pïien bersuimen gun eigen ïeJjeii naat
pe «itieHmg Ijan ben geme!ben ©aöet aan te
«Sgen.
a Dc H. Bonifacius fchryft aan zeker Koninksken in Engeland
is d^ ■ Saxen , daar men geene kennis van Chriftus heeft,
ich ^ff ö'^'f . zy een maagd die in haar Vaders huys gé-
oiteert is , of een getrouwde vrouw die overipci begaan heefc,
^ tlt Worgen , CD dan verbranden ; en den lebender boven het graf
Pnan^n : of zy koitea eerft haare kleederen tot den gordel toe,
en gecfTelen haar dan met roeien; cn dan komen'er getiouwde
1 haar van dorp tot dorp nypen cn fteeken tot dat zy
^^si^ven. Indien volkerendie eecne kennis van Gocft hebben
u Ken zucht hebben voor de kuisheit, vat behoort gy niet tq
"eeö, ajierliefftc, die ςςη Chtiften mcnfeli zijt j
VOOR-
-ocr page 472-i84 Het Leven van den
VOORREDDEN.
Op de Tweede
In α het volgende jaar 745, op den i Maarc
Een tweede _ ...
Keikver- J_ is 'er een Kerkvergadering gehouden te
Leflines, een plaats in Henegouwen by het
te Leftines ftedeken Binch^ beftaande uyt twee Wijken>
liaT/de ^^ opper-Leflines , en de an -
oTdonan! dcrcOnder-Leßines^enoemt^orèt. De kerk
tien van de van dc oppcrftc vvljk draagt den naam van
ycffiattyn. kerk , en die van de beneden-
° ' wijk die van S. Maartens kerk. In deeze ver-
gaderinge zijn de Ordonantien van de voor-
gaande Duitfche Vergaderinge beveftigt: en
alle de Geeftelijkheir, dat is alle de Biilchop-·
pen, Priefters en de vordere geeftelijken, na
dat ze de regels der Oud-vaderen aangeno-
men hadden, hebben belooft dat ze de Ker-
kelijke Inftellingen door hun gedrag en doojr
hunne leering zouden tragten te herftellen.
Dan de Abten en de Monnikken hebben den
regel van den H, Vader Benediktus aange-
nomen om de tugt des Kloofterlijken levens
weer in de oude plooi te brengen.
Jn dezelve Vergaderinge is befloten daC
ten behoeve van de oorlogen die van alle
kanten aan 'c opkomen waren, een gedeelte
der kerkelijke goederen voor een wijle tijds
« 3Mtll. l.zi.
-ocr page 473-Η* BoNlFAClUS. 28f
telleen zoude gelaatert worden aan de krijgs-
luiden voor een jaarlijkze huur van een Du-
kaat of van twaalf fchellingen voor iedere
landhoeve jzoodaanig dat den huurderover-
leeden zynde, het land-goed weder tot de
kerk zou keeren j doch wederom , indien
het de nood vereifchte, of de Vorft het ge-
bood , onder een nieuwe huur-ceel aan een
ander zoude gegeeven worden. Maar vooral
wordt bevolen hier op te letten, dat aan de
Kerken of Klooftere , onder voorwendzel
van het Leger te helpen , geen overlaft ge-
schiede ; en ingevalle dat ze daar door ge-
i^rek quamen re lyden, dat haar dan alle haa-
goederen moeten weder gegeeven wor-
tien. Wat voor Biflchoppen dat deze Ver-
gaderinge bygewoont hebben , wordt in de
befchry vinge van 'c verhandelde niet gemeldt}
daar men dit alleen leeft, dat'er alle de eer-
waardige Priefters des Heere , Graven en
Landvoogden tegenwoordig zyn geweeft:
zoodaanig dat ze voor een gemeene Verga-
<^cringe mag gehouden worden, als zynde
"yt het ganlche gebied van Karloman, of ten in de voor-
niinfte uyt het Belgifch l/rankryk beroepen
geweeft. Dit is althans gewis dat Bonifactus voorzTttcr
zoo in deeze als in de Duitfche Vergaderm- is geweeft;
gf de plaats van Voorzitter (5/) heeft be-
^'eedt; en dat de Vorft Karhman beide die deide beve-
^^"■gaderingen bygewoont heeft. De Paus
Zacharias heeft de verhandelingen van beide zTcLikï
deeze Vergaderingen in een brief, die aan
35>4 Het Leven van den
alle de BiiTchoppen , Priefters, Diakenen,
Abten, Hertogen, Graaven, en de vordere
geloovigen van Vrankrijk en van de t.and-
ichappen onder Vrankryk onderhoorig, ge-
rigt was, aangepreezen en goedgekeurtj en
een ieder tot de onderhouding der zeiven
aangemaant. Deeze brief ftaat by Labbe «,
in zyn groot Werk van de Kerkvergaderin-
gen.
α Tom. 6. fag.
TWEEDE KERKVERGADERING
Onder
De tyieïs der Ordonantien.
I. Van de ordonantien of regels der eerfte Ver-
gaderinge met eenpaarige ftemmen aangeno-
men en goed gekeui-d.
II. Van eenig kerken-geld by manier van een leen
en jaarlijiize rente ten behoeve van 't leger op
te brengen.
III. Van de bloedfchendige huwelyken , en dat
men de Chriftene flaaven niet zal leveren aan
de Heidenen.
IV. Dät al wie eenige Heidenfchc gebruiken ge-
pleegt zal hebben , in een boete van vyftien
ichellingen geflaagen zal worden.
OR-
-ocr page 475-Η. Bonifacius. 287
In be tesentooojbige Itei-Mpe ^^ergabennge/
iimmt 03p ben eei'lien M^ait % m geßo^
mcn op tm pïaat^ genaamt Leftines,§ebi
öenaUe be ecrtoaarbige fiieftei·^ be^ leece/
<i5mabenen 3£anbi>oogben bebefïu^ten beriiooi^
öaanbc i^ergabmnge genbjagtdp
öeïooft bejdben te 5UÏien ijoiü^engen en onbeci»
Öoubeiu <6n aï be <iB»ee|ïeipöeit7 te ioeteu bc
25iffc9oj)j)en/ be be ©ialteuen m be
iïo^bere ïtïeKften/ na bat 50 bei^egd^ bec O^ub-
B^abecen aangenomen ïjabben/ ïjeööeniiecitlaaüt
Jat 3e ge^inb iaaren be Iterïieïpe 3iu|ïeïïingen
ïjuune seeben en ïeeringen/en ijooftimat^
nemen öan öun amjjt toebe,? te ^erfieiien. ©a»
be Itbten en jf^omnfißen öeööen ben wgeï ban
ben öeiïtgen ©abet Benediftus aangenomen/ om
be tngt be^ l^ioofïerïpen ïeijené iaeber oj) be
oube ρίοοί te ö^engem <ên aangaande be ^oe-
teerbei·^ en oberf^edberf / bie ïjet ïietotab obei;
be fterïten of itïöo^i*^ boü? beeren boetenbe be^
Sellien boo? pnne Rauben ontöe%t geftöeu/
Öeööeu to^ belsöïenbatse afgeseten tot letplee^
sen bau boetbaacbigïieit gebhjongen ^nïientoo?-
ben. (ên ingebaïfe bat 5e na beeje ujotfpjaaii
hjeber tot öoei'etgi of obetfjpeï iiomen te ba'bat·
len / 5uïïen 5e Set bonni^ ban be eerfie ©erga^
becmgc onbei'fïaan. geïbe bafigefielt om^
be ^onniiifien en üJoofieV,jonnen,
ombe ojjBomenbe oojïogen tn berboïgin^
-ocr page 476-35>4 Het Leven van den
0cn ban ijcrfciiciiicne ijoïl^ercn öie ronboiti ow^
ïanb iooonen/ öeööcn hjgi niet't olierfes Uau öe
^icnaareii enbaii böïitöafï^
Sefêeit bat io^ boo^ mtigeiitijb
ïaati!i0e ecti geteeïte ban öet feerïien-igeïöteïeert
en tegen een ^eitere rente ten Be^ofbe ban on^
ïeger snïfen ingonben j mit^ bat 'er jaacïp^
een ©nUaat/ bat t^ tbjaaif fcöeïiingen/ ban m
Uu α ianbïioebe aanbe ïiterï^e of aan'tUïoo^v
5uliett baebec gegeeben too^ben : ia bee^ee boege
bat ög 't affïa'ben banbeii geene bie |et goebte
ifcn ontbangcn ijeeft be fterft toeberoni ijet bjyc
genot ban ïjaacïanb 5aï öeftomen, ^n nocïjba? ^
bec / bat ben noob 3ΐιϊίΐ^ bereiHcö^nbe of ben
liet öebeeïenbe/ be ieening toeerbernieut/
en een nieuiue guue-eeeï gemaafet ζαϊ tooibin t
ban bat men fcoel te beeg 53! toesien/ bat be
lierfien of ïiïoofïer^/ bjeïiieL· goeb te ïeen geno^
nten / tot geen geö^eïi of armoebe Ifoiiien te
berbaïïen : en bat be Éecïi of ïjet <iB»0b^-ï)i!t#/
inbien be aemoebe jnïli^ mögt baxifc^en / bje^
bei' in 't bolie öesit ban öaai'e goeberen geiteit
5ai isjü^ben.
&ebee!en in^geïp^ bat be übetfjjeieii en
öloebfcgenbsgc fjutoeïgiten/ bie niet laettsg sHn/
böigen^ be ö^^bonantien ber ïieefteipe Jl^etten
beröoben/ en naai' ^tt oo^beeï bee 25ifTcIjo|jj?ert
gefïrafl: toerben. üit^gaber^ bat be €i?!|iene
^aaben niet snïïen geïebert bjo^ben aan be ^tp
benén.
IV.
« In't Latyn ftaat C^/iW : 't welke Amerbachius , fclir\rvenc?c
over de Ordonantien van Karei de Groot wel half zou denken dat
een Duitfch woord was , hoewel afdaalende van 't Latyn , te
tefi , o[gefM , dat is gezaait; en zoude betekenen ei^
konifte uit bezaaide akkers of landeryen. Het kon ook wel amora-
ftig zyn vaa μ/λ , (jS) dat is een huis of wooning.
Η. Β ο Ν I F Α c I υ s;
IV.
pö&m ooïiijati-getïelt/ 'tgcentttgnl^a««
bor a ooft öeboleii Öeeft / öat aï toie
tenige i^aisenfcfte »legtlgijtiien / in toat ^aaïie
hatm m/ Wgaait jaï öÄii/ mem öoeteUaii
if S^uiiaaten gefïasen m^ toajöca.
OPMERKING van
"Ρ Η I L 1Ψ S L Α Β Β Ey JefuyL
D^ Ber0aöfrin0 te Leftines onhtt ben
Karloman ge^OUireil / ÖÏC Sirmondus Ugt Öe
iftccMghe φώοηβιιίίειι ban Anfegifus ^uft sei«^
Ijaaït / m iushnecrltc^eeï öa* ipi'anfcö^ Üft'^
iscc0aöeiitigen (§. f37) g^plaatfi / en Öie naöec^
ïjanb ooit öooi Mi riOninMpen ©erjarneïaac
beu ïtcrïtberöabcrtngeu in 't iigt gegecbcn t^/
tua^öt geboiiöen ui een ^m oiiöe ^ei'saraeïiiise
ban ïiciltdpetoetten/ ^aanöe in eenJ^aïatijn^
ïjauiifcöjift: (n. 5-4X) aïtoaaï astec beseïbc beci^
saöwing / boïgpii^ Öe getuigenis bau Lucas
Holftenius, in οιώ i^oog&uit^ boï0t iïe berjaai dmvd m
telg ba« öen biubei en ban aïle ^gue toerfeen; Hoog,:,
niitggaiser^ een i5cgif!eit|e öec i|eiöenfe8e ftg-
!5eïoobi0iieöm / bau öetoeïften U gemclöe
S^iieringtu't i.Deel, J· Ordonantie, Mafl bat
öe suilen tmgteu öet bofö af te
tteïifeen. ^ben agter bat regtjïeitje boïgt een
J^eeboubige aanfji^aaft aan ||et boift obei- get
wusten öcr öeiïig-feienbfge ptocïpen/ betoel*
«en öe ^eifbe a^ergaberliig aan öet ^ Deel, in
ae derde Ordonancie , Öebeeït bat bOO? be
t\|oiJ|Jen becïioben juHen too^ben, ^00 bat bit
«ïue^ b«!tenceni0etiiJijfeIin0 tot be beröanbelin^
0en oer gemeiöe ^ergabennsesaifielioocen,
.Λ Teveten Karei Martel, zoo als Serarius in zyne Aantcke-
ningen over de Brieven ¥an Bonifacius aangemerkt hééft.
i. deel·. (€ der-
-ocr page 478-apo HET LEVEN VAN DEN
DERDE VERGADERING
Onder den
In wat jaar
de 111. Ver-
gadering
gehouden
IS,
en wie dat
'er tegen-
woordig
ïyn ge-
M/eeü.
Wat dat al-
daar beflo-
tec ii.
J^e derde Vergadering , 500 iW tefteHitig lïmt
Binius ijflfï 50U gaau / is gehouden in 't jaar
74f. en behelil ilegs , 500 ^^ fP^ceftt / eeni-
ge verhandelingen, maar geene ordonantien.
©an α Mabiilon öctoeert &at 'cc öen ircröm
jf^aact/ in't 4iaai;ijatt Childericusli. eentei»
sabmnjg: ban 25ifTciioj>pen jegonöen tt Soif-
fons in^t fiö-sgn ban Pippyn j in öetoeïïie öjie-
rn-tiointi0 SSiffcSopiJcn tcgenöjoojösg 3911
ioeefï/ cnßonifadus aïioea· Cfp)
jpïaat^ Bcfiiefööe; ftoetori ööt §mine iiaamen/
aï^ ooß bie ban be ibten (60) en bo^Öere
ft€t§/ in ïit öcfónöe en geö.^nïtte öef^pin^^"
öer berganödinpn bmmfi bio^ben»
3|n bc öcrbe a^ibonantie toojbcn h)etti0cS5iT'
fcj^opjien inbefïcben (61) aangefïeit/ obcrb^
hjdïten Abel ^sffc^oj) ban Reims, m be^aït^-
fiiffcgOJ» Ardobertus tCt Ob^ficn ÖOO^ bc ^tX^^"'
benng benoemt ioo^ben. I^angaanbs be Ιϊ^οη«'
nil^ßen teo^btin be bet'be <2^ibona«tie bafïsefieït
bat be order der Monnikken en der Dienaareflcn
Gods haaren ftand zoude blijven houden naar den
heiligen regel, bat ί^ naar bm cegeï ban ben
Benediaus, betoeiite boo?saan^ in be ïierft-
bergabenngen booj bien eer-naam too?bt öet^
ïjent.
(Paar fieneben^ toojbt ben^Eöten boo^ bes«»®
#jbonantie ber&oben grt ^^
« Jkkh/. Bened. l. iz, §. n»
-ocr page 479-Η. Bonifacius. 510
&ébofenaïïcenïpguitneï0en-mamien (6i) riaac
ben fet!g0 te 5eiiben / todft ber&ob te boue ia öe
hgfire #^bonantie öec il^uitfcfte l^ersabepins?
aan afle Öieuaawn in 't aïgemeen toa^
Seöami.
3ίη be feben&e o?öonantie iMO?öeit geäoemt ε«
^ßftiutt öe W^Äin^/ ÖJeseiteii ïi^tterfcö»
Γφο»/ metnaame Adaibertus, öooigeijeeï 3BHdataaaT
ten Ratten ïatïöe opöecest ïiat» / woi verbod®
öisenitc öe omfes^enbeboiiteren om % ö^elbm wietden,
te ftomen ftjööen / en öunne eigen
cntocttiseßerfenteberiaateni enöaar
BCebenöe öat ftem ieiïèj;^ sonöen öefents toaren /
ttt bat get nirt noobigtofl^ bat öe geïoobtseii'
gern neberimidben om be5eïtien/ geïp be
«ianiet· hja^ / te öiegten : m bien^boigen^ bat
δε met een boflegewifiisö^it oiier||iinne ontflaa^
Sing ïtofien naaï gui^ ßeeren. . .
^e o^bonantien jijn onbetteftent Ö0O51 bea
boojlujtisen Pippyn ^p^erfien J^of^ieefiéc/ e»
bOD? Radbodus , Heribertus en Helmigaudus j
boo^naame beeren ban J^^antoijft,
ANDERE vergaderingen
Onder den
H. BONIFACIUa
Jtgaïben be b^ie boo^gaanbc Iterl^bef^abed«^ wiiiibaii
. sen raaai^t Wiiiibaidus iu get ïeben ban Bo- waakt ge-;
J'^ius« nocö S^toag ban cenberbe/ jabaneen T^^vkiV
«ιε^ε / öie ten tgbe ban Karloman onber Boni- ja van een
tacms 5oubcn 0éïiouben jijn. vyfe vcr.
gaderinge
* f· 3' 44. apud Hmfehemum ad dura ? Ju^'t'^· ónder
^ ^ gehoBüsu,
-ocr page 480-35>4 Het Leven van den
Want uyt laft,. 5e0t gg/ van den Yor&Karlo-
man doorlugtiger gedagcenifle is 'er een vyfde
Kerkelijke .Vergadering aangeleit } in dewelke
Bonifactus Aarts-biffchop der Ilad Ments·, metbe-
williginge van Karloman zelf, en door vergun-
ning der Biflchoppen, voor gezeeten heeft. . . .
en hy heeft hen vermaant dat de veelvuldige or-
donantien der vier voornaame vergaderingen die
cerft gehouden Waren. ... ter vermeerderinge
der zaligmakende leeringe moeiten onderhouden
en bewaart worden.
Docli in <le Maar, ^egt Henfchenius, in 5gttC
Sinlcn öe 0emeïiic tooo^ticn bau Wiliibaldus,
der Keri- deeze vijfde vergadering fchijnt niet meer inwe-
Yergaderin- zen te zijn, noch zelfs ook niet de vierde. Want
gen wor- jjj Je nieuwe verzamelingen der Kerkvergaderin-
^^j" gen Worden'er niet meer als drie, die onder Kaf
telt, loman gehouden zijn, bygebragt.
Oiidertuf. OndeftuiTchcn zal raen mogen gelooven dat tot
fchenfchy- ecn van die twee vergaderingen behooren zekere
ncn de vol- ordonantien ftaande by Lucas Dachery , in het p·
Ihiantien" ^^^^ Spicikgium §. 6t. dewelken hy uyt
tot een van een kleine maar oude Verzaamelinge van Kerke-
die twee Ijjke wetten , mee de hand gefchreeve , en be-
vergade- jioorende aan het Kloofter van Korbye , had ge-
ringen te , , J 1 O
beliooreD. getrokken.
3uncn iiie öan gici* ïaatcnboio^n/ 500
aï^ 3e δρ Labbe «1 j^et öeeï 5iina· üerïiba^öa'
iierins«! aan 't ïefic sijbjc öeboniien tooien.
Λ Pag. 47®.
-ocr page 481-tï. Eonifacius«
Ε Ε Ν I G Ε
λ'^αη den
Aartshijfchop van Ments^ en Martelaar.
* 50« οοίί iiet?t>ïi3t öe #i&ona«tie itcultcr^
öoub«f ^^^^ «1 bois^nöc te onöec/
I. ^at sren ψ^ίφΐ ht l^irft irie S^i« töeöe^i
u 5onöit iietoefïemmmse
^mmtm/ en ojj ^ct mnmiien Mi ieehea
m m ßDiim oijevgmt
iïciïtms bcr ïierfte te berngten»
III. ^at (64) 0een J^jiefiee in eenije geiuöi
be ïieeïte eenaniter oïtaar ^aïopeegtenaï^'tseen
boo? öen SaifTcÖOj^seïjeiiist i op feat'econiieei
rcöeib tufcöen getopt en ongetoijïJt.
IV. (6f) ïie ©jietó nergens naar toe
oen. goo bat 5e obeeaï gereeb ntogen 5gn/ om
ooït ban / aï^ 'ee maai· fig geiJai toe beesogt
ioo^ben/ önnne bebiening toaae te neemen.
V. 3^at be ^liefler;^ ftetChrifma toegesegelö
5«Uenfietoaaeen/ en 'treiben aanntemanb/ t5g
tot een genee^-mibbeï / 't m onbec eenig anbec
Soo?i»enb5eï/ obeegeeben, n^ant't foo||
wan een ^afteament/ en mag ban niemanb
wn aangeraakt toojben. €n ingebal^
li: 3 it
. « -Ejf ^pKil, I. Dacheriitorn.Q. mConciL t^»^·^-
"tfine. ■ ■
35>4 Het Leven van den
U bat moötén öefïaan/ öat 3e ban ha»
ïjunne öjaaröigö^it afgebet toeröen.
VI. ite teilen niet suïïenöefïaauiie^iiei'
ligt pnne ïieriten te beïjaagen; noc|te
öan öe^eïtien Binten toefiemming öe^
re«s0e senömg te gelsen.
VII. ©at öe ïeeften m geeneuïei togje snïïen
Öefiaan eenige beremngen ijan &e ^^iefiec^ af
te bo^öeren / nyt gooföe Ijan beesen of geenen
^iiefïer tot seßere iterïi öen0enit te §etóen.
Vlil. ^at öe ^^iefier^ iiiïïen tmgten ipeï te
khm/ en ooit pn ίίοΐϊι baar tm bermaanen»
IX. ^at. iebec 2i?i|fc§o|i in jgn SSi^bom een
«aarfïis onber5oeft jaï boen naar be^^iie|ier#
teaar bat 50 ban baan 3p ; m ingebaiie bat
iemmti» binben Ut bon jgnm eigen 23iffeïi0j3
jojeg geïoopen ip / ben ^eïSjen naar jgnen
fclfOj^ te ntg 5u!le« genben.
X. ©at bie sijnen eigen ^ifcpjj ontloopt/
«n naar een anberen 23iffc|jop'begeeft / af»
geset jaï iooiben,
XI. ^at be ISi&tm en HBbifen 500
jnïïen te ïeben / bat 3e pnne onberbaa"*
iien tot een boojbeelb ban een geiiigen omuie^
gang berfireiSISen. ©ocö aïbien 3g
en boen / bat 3e ban ban ben SSifTcicii öefirafc
teerben, <ίίη inbi'en 35 naar ben 2$ifTeï}op niet
tn !iiifieren/3a! fig 3uiïi^ benïtoning boen aait^
bienen.
Χίί. ©atleber ^ifcgop in 3i)n &i?^boni3Oi0='
bnlbig 3ai tm^im/ te toeten baar üioofïer^ba«
lilöiiiiifel&en sgn/ of 3e baar toeï Moofïerip en
op 31111 jiaonnift^ ieeben 5 en baar be regeï ber
iianonnififteh in 3toang gaat / of 3^ baar i»«
si|i4etienb en op ^ijn ïianonnift# ïeeben«
XIII. φαί be ^cSojipen be Itaai^f«^
-ocr page 483-Η. Β ο ν i f α c I υ S. 29f
ftïoofïet;^ op gft maiteuvtgße ^uïïetJ ovtbtt^e^
8en> en hjeïboo^ mft of öc »r^ 5df pai· tod
ont|)ouïit/ m een feben ïeiöt: en bo^ec^
gi tv ijautof acöt gegeeiJm ioo^öen ojt i>e
I^Dnneïï / tiat 5ε geen oöerfpï of öoetet^
Saan. aHn öifc «toet öoo^ öe öec Woo^
pi^en met U mtup iisaclïi^öeit öuiiersögt:
«o^öen,
Xiv. emtcent be Hlaasbe-Mocliec^: öat
pet ben ^^iefieten 33! fiaan ter öeguaamec
WKc bast in te gaan om öe pïestigöeöen bet
I^iffe te Ssertigten / en toeber naai* finnne eige
toen te ïteemi.
^^^ ïtiüofïer^ ban !Kattott-
niRtien / of ban jHonniititen / of ban H^aagi
wn / meet gesonben toetben aï^ 'et nooi
wg sön.
XVI. 5^atieber25ifcöo$i insgnöi^omnaati
gg 5aï berneemen «aar |et geb^ag ban 5gne
P^iefiee^ i en som ö^aagen bat 3e be teftenen
onber ben boo» bjeï baen / εη be 3pïegtig|)ebe«
be^ boop3eI^ berrigten : en öat be
SSiffföop mn be f ilefieten 5ai uptïegsen toat
bat iebct fcuoo^b ofte iebete fjjenift ban be booji-
Sej&^en öetefeent
XVII. ^at be ^iffcijoti met aïie naatfïig;^
fl«t 3aï betneeraen naat g^t ïeben en naar ben
ganbeï en toanbeï ban eïïe 39ne ^^tefieten > e«
toe5ien bat 'et geen' (66) b^onMuiben
gen onbet een baït tooonen.
Sfnbien'etï'emanbu^töetïeben fiaafc
« reöeib^n/ öie naoet geenjin^ban be ïaatfïe en
öö^noobige tei^fiofi (67) berfioften bJO?ben»
hrtiL^^· ^^ geoo^ïofb ben eenm
V ^^ öoben op ben anbecen te begcaaben.
ΛΧ. (65) niet geooaiofb öetÄitpam
€ 4
-ocr page 484-35>4 Het Leven van den
on5e^ ieere mn^ite boo&en tP ftebieneu/ offen
fiu^ (70) aau öe^elben te geeben 5 of Sunne iic^
SMmeii met getoij&e ftHee&ie^ of nianteï^ te öe^
ioiuben.
XXI. (71) ^et t^ ttiet geoo^ïofb baufer^eu
ban hjcreibfcije jjerfooneii in befterltete ijonben/
of baar itebje^ öan toa-elbfcgebogter^ telingen;
of gafiergen in be feeriie aan te regten : ioant
baar tïaat gefcl^eeben : Mijn huys zal een huys
des gebeds genoemt worden.
XXII. (jz) ©at be matmen niet gaan öaa^^
ben met ijjouto^-prfooneii.
ΧΧΙΠ. (73) ^ct ben niet geoD^^
ïofbop bien «©utaaiV baar be ^slfc^oji be|Ei^
geïeeaen ^eeft / beu jeïflien öag teer j^i? te
ïeesen.
XXIV. 5|et ίφ nwt 0eo0jïofb op pmfc^-
alsoiiè be naclt-bienfïen booj! be tisjeide uur ban
ben iiacöt metter paft af te roffeïen ; bermit^
ïjet boei ojp bien liafgt ongeoo^ïofö ié na mib^
iternac^t te b^inßen i öet seïfbe i^ ooft oiigeoo^^
ïofb oj) Set toostp ii^n lierg^iié/ en be an^
bere ^oogtpen,
XXV. ©at ooft be l^^iefïer^ aan aïïe be ge^^
ioobigen/ bie onbergeH fiami/ afitonbigen bat
je^et Geloof eu ^et Vader ons ban ïjuiteu moei-
ten ieeren: o|i bat 5e boo? get geïoof en ï^et ge^
j&eb / ben If. pune ijertenberligtenbe/
5a!sg mogen toa^ben,
XXVI. ©at be Piiefter^ baar-en-boben af-
ßonbigen bat noeö man^- noeïj b^oato^-ji^^foo^
nen toegeïaaten sitïïen ino^ben om joontje^ of
bogtertie^ ten booj) te ö^f^u/ «ibien ^pïjetSe"
bof en ïjet ©aber on^ niet ban buiten ioeeten.
XXVII. ©at 'er geen ^^iefier bie 5Ö«
ta^fv^ geten maafte ban be geenenbie
Η. Β ο ν i f α c i υ s. 2.97
Suïïen too^ïicn i« 'topenfiaac/ m itt moei»
oerïpe taaie/ te onöeclJiaasen omtrent be hm
Saaitingen en ödijöeniffen bte in ben öoop ge^
baan toojben ; oj> öat 5e mogen becfiaan toat
"öt 5e aibec^aaften/en toat öat 5e öeigöen, Cn
aï iöie 3ic||niet5aï getoaatöiseniiitaïsoüteiiQen/
♦ ♦ «♦
XXVIII. ^[niiten 'a' 59η öaai· han 0ettoijfTeït
of geöoopt 5i)n of niet/öat ine 5onöet;
^^ttige 5tDaan0ö^it geboopt toecben: boeg 500^
waanig bat beeseijaoo^benSjoo^afgaan:
"ooj) « niet / raaac 500 ggi nocgi niet geboojpt
500 booüiït η in ben naame be^ i^aber^
be^ enbe be^
XXIX. afle ^?iefïet^ ben oïg bet Rieften
»an ben S^iffcgo» b^aaseu / en ög jicg S^&öen:
«i bat 3e be geïoobigen bie 3ieï$ jijn becmaanen
wn selben olg te bersoeïten/ op bat 5e baacrae^
Of ban be ^iiefier^ öefiteeften jiinbe toeber ge*
5onb ntogen fejo^ben; toant het gebed des geloofs
Zal de zieken behouden.
XXX. (74) 2^at be fjiefiet·^ órtboïit ooft
wrmaanen tot be onbet^oubing ban be bafien^
Jagen/ bie op biet berfc|eibe tijben ban't jaar/
J toeten in be maanben ban |Eaait/ ^[αηρ'
J^pöer en 3^ecemfier / ingefieit φ/ toan^^
See^eigte i»iib5eï^ boïgeii^ be Φ^Η^
γ V V ^ ^eriteïpe toetten bebient bjo^ben.
ttrtii ίΐ" nabemaaï tog boo^ berfcgeibe
: beröinbert bjoiben be «a^boi
«antien bec fterßeöji^e toetten omtrent be ber^
S^nmg ber öoetbaarbigen boïïtomentlp te on^
2"ï«ben / baarom moeten tog bie egter niet
ütao cn öï ÏQQten baaren. ï^at ieber ^iiefïer
^ J-T^* τ
^ (breekel^ ^^ ^^^^ duiftcJ"; en daaj fchyqt iets aan tc oncr
-ocr page 486-ips Het Le¥en van den
om/ 500 m^ aï^ ggirefiiegtiierfioit'
ijaaröigen geöoojt geeft / een tegeip na 't op^
ïeggen Uan cenjgeöeö/ te iJer5oenen, ©ocgaan
ite fleröeniieiï moet öe ^leiiige Communie en Ö^
bersoening 5oni»er ngtfïeï gegeeben ino^iien.
XXXII. ifng^Mie öat iemanii in jijne ^ieitte
ija'5oeiit ter toctbaai^igiieit aangenomen te ioo^^
öen / en öat ö^ ög gebai / al^ öe ^^iefiei; ög
gern geïiomen if/ öooi ire 5ieftte oberbaiien en
fp^aafteïoo^ too^öt/ of een caa5eni>e ïroo^t^ ft^ijgt/
öat öan öe geenen tie j^iieöegeeiite gelooft öe&i
&en / getuigenis öaaj? ban geeben i en ïaat ïiy
in boetbaaitigïjeit gefieïttoo^ben. <èn figi a!&ien
get gejien fïaat öat 't aanfïonö^ jal Uftet^
tien / iaat ög öan bersoent bja^öen öoo? öe ojj'
Jeggiiie öei· ^anöen/ eu ïaat i|et3|,^aftrament
in sgnen monö gefïo^t hjo^iren. ^nölen ξιρ öan
in 't ieben ftïgft / 50D ïaaten öe gemeiöe getui^
gen öem beiienö raaaiien öat sgn ber^oeft boï-
öaan if/ en laat öe toetten öa* öoetbaatölg^^
ïjeit oHöertoo^pen too^öen / 300 lang ai^ öet öe
/ öse öem öe öoete opgeieit geeft / saï
goeöbinöen.
XXXIII. gfnöien eenig pie{ïer ofliiei·]^ bo^
gefèper^en/ of ijiaar$eggergien/ ofugtïeggin^
gen bau ö^oomen/ of ïot-bsiegeïargen/ of öe^^
toaac-niiööden / öat eenige gefc|?eebe tefte^
neu/ gegleegtgeeft/ öie toeete öat gp onöec öc
firaf öer fteriteïgite toetten berbaiïen i^»
XXXIV. <$nöatöef^iefïee#aanaïgetboift
fieïtenö maaien / öat oj» öen fateröag boo?
pnjcteren/ 300 toeï afó ojj öen geiiigen ^ater^
öag (7f ) bo0,? ^aaffegen / aiïe moeten baflen/
i-n tegen öe feioft negen unren te fierfe Êoraen /
Öaac öan een feefïeïgfee fiaat5ie 300 toeï a»?
fateröaag^ '^ abonö^ booi faaffcgmi enbo^
Η. Bonifacius. 518
iier^ öat 5g tien pn]ct«r-öa0 (76) ooft jeer
goog-fiatcïp moeten tóecen / 300 toeï Μ öm
XXXV. 3iaat ooft ieöer f?iefïec get tooïft tn
't ojpcKöaar ija'ntaanen/ öat 5e ban öe otu
Scoo^ïoftie öuto^ï^^" geß&en te toasten:
I» öat een toettige trouto boï^en^ Ö^t δ^ίί^Ι öe^
mm/ om geene reöen / agtge^onöeit öie ban
obecfpd / gefcgeiben mas too^iien / ten met
roefïemminge ban öeibe öe jiattgen ; en öat om
öen ïricnfï ht^ ^eere,
XXXVI. g^at i»e aan get boïft oj>
oe ^onbagen berftonöigen öat 5e öe boïgenöeiïai
Sen booi Set jaar moeten trufïiiaö goiiöen / op
öf piegteïgftfie fct^se:
Itec^a0/ iienif S^ecemfiei;/ biec itagem
Φρ i>e 25efniiiieni^ onse^ ^tm/ öen eerfïen
^amtatg/ eenen öa®.
Φρ be i^erojpenöaann0 onse^ üeere/ of ö^ie
Itoningen-öag/ öenögfanuargi/ eenenöag*
Φρ onje S. JO^outoe ai0tmi^/ öen 2 Mina«'
rg/eenenba0,
Φί» öet f aafcö-feejï öe^ ieece / ö^ie öagen
tta öen ^onöag,
^p||emeibaactföa0/ eenen öag,
Φρ öe 0eöoo^te-öa0 ban 3ian öen ïï^ooi
f^öen α43ίηηρ/ eenen öag.
^ öen jfilaiteïi-öaj ban öe afjpofïeïen
wu^ enfauïn^/ öen eenen öag.
Φρ on^ ©.jontoe temeibaart/ öen 1 f Μη-
eenen öa0.
. on^ a,i^iontoe 0eöoo?te/ öen 8 Septem.«
1 «nen öa0.
h,^^ öen ^at;teli-öa0 ban öeni|,%ofïeïllm
öen 3o^obemöep/ eenen tfm*
Onder
-ocr page 488-35>4 Het Leven van den
Onder veele andere nutte dingen , 3^00011 öi
Bollandiften λ tei' gemeföe Jjïaatse / 'wordt ieder
Priefler vermaant zorg te draagen om een iegelijk zoo
ras als hy de biegt der boetvaardigen gehoort heeft, ηΛ
V opleggen van een gebed^ te verzoenen: het welke,
5C00C« 55 aï lJO?ira; / by deezen tijd dienftig zal
zijn aan te merken.
Andwoord (77) gft jöï iittó eeue i»icnfïi0 59η aan
opeen op- tc ittecfteH batöeil^BonifaciusijoüiafÖ50cßia0t;
'«'"P'"! ö^gft öen itiaan0 en öe toet öer nootjaaftelyfiii
ftlnshïit / ö® fii;en0]^eit öec oube
der boet. toetten ijoo^ een tgö toat te ijer3a0ten. En na-
vaardig. demaal wy , 5e0t öe öeiïi0e en ijooj5i0ti0e ^ip
feS®!? / door verfcheide nootzakelijkhedcn ver-
hindert worden, m^, i^oibeir^ / aangaan&e be
geeuen öie toelaat bat om ben btoang der
noodzaakelijkheit ijprsoent juïien too^ben (500
aï^ Öö öe <iB»rießeu ban ouö^é ooft toeï fomtojjien
sebjuiiieïgit getoeeft) bie toüögbuibeïpnocg
boo^ eeni^en tijb ban be üoniinnnie afgegoiiben
Öebben / betmit^ ij^ beese gimfi aiïeenïp aan
be iïefbenbe toefïaat i toant in be jelfbe o^bo^
nantje baet öy aanfïonb^ boi0en ι doch aan de
ftervenden zal de Kommunie en de verzoening
zonder uytftel gcgeeven worden.
j^ocï) 0aï öet bienfïi0 jijn aaJïte mei'ften/met
toat bebing en boo^o^ge be bet5ocnm0 boo^ be
O})ie00tn0 ber ganben in be boÏ0eniie o^bonantie
bedeent too^bt aan ben 0ene bie naat aiïe toaaiv
frllijnïpöeit 5aï fïetben. indien hy in 't leven
blijtt, oCiJtï)^/ laaten de gemelde getuigen hem
bekend maaken dat zijn verzoek voldaan is: enlaat
hy de wetten der ioetvaardigheit onderworpen worden^
^00 lang als het de Prießer die hem boete opgeleit heeft
goed zal vinden.
,ί« f.
-ocr page 489-Η. Β ο Ν I f Α c i υ S. 283
^aar-en-ftotjen ooft iiienfiig ^^
boï0tnöe oj&oitautie tt ieeseu / m i»an noc]^ na
tc 5tco öe o^onantie bau txc uvfte/ m itc
ecrfie ojöonantie ban öe ttoeeöe ©ergaiteringc
on&ei' Bonifacius geïjoatien / öaar ise firengïicit
öec Ita'Mpc Jl^rtten (78) omtwnt öe öoet-
Pïeegmg aangejJiCiSeu too?itt.
§. 56. Worden de Priefters gelaft, op de Zon- Ookwor^
dagen aan het volk af te kondigen, dat ze behal- 'ereen
ven op de Pinxter-dagen , die hy te vore bevo- milder ge-
len had alzoo plegtelijk als de Paafch-dagen te
vieren,noch op vyftien dagen door het jaar ruft- yoorgl-
dag moeten houden, en dezelven op de eerfte, ftdt.
dat is op de plegtelijkfte AVijZe vieren. Waar uyt
Dachery, 3C03«1 öe Bollandiften ter jpïaati»
/ in zyne voorreden wil bewyzen : hoe weinige
f^efi-dagen dat 'er waren , op dewelken de tvereUfche
Chrißenen gehouden tvaren rufldag te houden of geen
ti-erl^ te doen.
Maar, jegge» 5e aï bojöet: / miflchicn waren
'er eenige andereifeeftdagen, die op een tweede wy-
ze geviert moeften worden ·, want anders waar't on-
noodig gezeit, op de eerfte wy ze. En dus zou deezc
f^ptnerking van Dachery (79) zoo vaft niet gaan.
^en ioaai? bat ^et aan öe b^ge te ban öe ge^
loobigen gcfïaan pïï Ut ttoecöe feefliragen te
ouöeröoiiïrm of niet (80) u onöeröonöe«»
Philips de Borgonjer, S^sffcÖOjP bau
Utregc getoo^bcn / (inöien mrn mag aan*
99an oj) ï)et jcngen ban Oeraard Geldenhaurius,
5iin ïebm in tm bocl^ie Ö^eft Sef^eeben/)
neetc met eenige vrienden in 't byzonder gehan-
delt van't verminderen der geboderuftdagen,en3,
, pïi toeet ooft öat Sasboldus Vofmcrus, öi^na
t becbanncn ban öcn ouöen goö^ienfi öeeerfie
ilöjaat ban Philips den Borgonjer op Öm ^toeï
35>4 Het Leven van den
iian Utregt0eiaeefï i^/ in ijeestv hotge ßcfcfiße^
ίίεπ ge^ft aan 5gnen Tilmannus : Om-
trent de feeft - en vaften - dagen wenfchte ik dat
'er een zeer vaft beiliiit genomen wierdt, dat 'er
voortaan weiniger Zouden ingeftelt en onderhou-
den worden j ende dat de overigen gelaaten wier-
den aan de godtvrugtigheit des volks onder toe-
zegginge dat het vrywilh'g vieren der zelven hun
tot quytfchelding van ftrafFen zoude verftrekken.
soiiöß niet aïïecn örtci; scïegm
Ijoo? öc arme en öe^oeftige ambast^-safien/
maaü^ou&e oofe binnen omöefeefiöaBen stifmtt
grooter opicttenölidt tc öoe« Jjietm (80
"^c^tlbt Labbe ijertoottt on^ in 3gne groote
i^erjamelinge ^^ öer lierl^berigaiienngen öc ^to;
onöerfïaanöe «i^^itonarttien / aï^ geirofeficn u^t
öen lof* öiicf Jjan Bonifadus, 0efcö?eeijm aan
Kudbertus ^act^-ßjffcjoil Öatt Kantelberg, aan
iöKtt öß berganlirimsen öec ijooigaanöe het^
gaberingen pö aangejp^eejen.
WETTEN EN ORDONANTIEN
DER. KERKVERGADERINGE
Van de
Andere
ordonan-
ticn van
Bonifacius ,
FtSam uyt laft van den Roomfchen
brief aan , en ορ hct verzoek der Franfche en
Kudbertus. GauliiTche Vorften, gehouden is.
Itjöttreftseï u^t ben 105·, ft^ief ijan ben
Bonifacius, gefcö?^^öen aan ben Hlart^fTtïiOjp
Kudbertus.
©aar fïaat gefcgjeeben inijefc öoeft ban
lomon: Zalig is de menfch die een goeden vriend
gevoi^'
« Tem. 6. CencH. fag, i Eccl. 3f,
-ocr page 491-Η. Β ο Ν I F Α c I υ S,
milÄ' öie öet (Sx) Pallium
umv mß utt^ ontbaugeH en aansenomm fießi
W geöouöcn met grüotcc naarfliggctto»
ï^fc te letten / «Ï meecöci; 5013 boo^ öe
m te ö^^aasen / aï^ itc anisere ^iffcSop^
Jf" / öie ömme d^en Sapommen tnaar tt htf
«ooben ïjtcffc öeO^j&onantien ban o!t$e öoecfcöe
Ï>ïom]pt0§eit te betfïaan of te Ïee5^«5 «laac om
öat tog ban utoen goeöen/ ootmoeingen en gei?
%en tarnt obertuigi βίί») öat g^ ïteiser^uïttofli
len toecten ató oniNuiitós ^ijn/ toat öat ijePiic:^
ft«·^ aïgiet neben^ on^ bafeefteït ijeSäen om
onberïjouöen te ioojöen j ï|et toeßte io^ ïl/ om
öoombetfietert en beranöert te iajojtJen/ obet-
Senilen.
Jl^u bit Set geen ίορ in on^e ßecßdpe ^
gaöectnge bafisetieit geö&en : a^göeöfienöeïtj^
öeni^ geïraan ban Set ïiatoïpe seioof / en becf
Waart bat to^ be eenigïieit met öe ïioomfcge
feerïie / «ï be oiibectoerpinj aan be jelbe / ten
^inbe ban on^ ïebm toe itsillen onberpiiben j
bat tog 1. Petrus ttt 59ΐιεη nasaat onbeti
baantg Mllm ßlpen > bat tebet iaat: eett
ilerïibergabering toiïieu gouben: bat bc Mecro-
politaanenfet Pallium fig bien 5eïben^toeimoe='
Saaien j en bat toe tn afiei be öebeek« bait
^«■us naat ben infioub ber Reriteipe toettm
S^3ceren op te bofóen / 0» bei tog pnbec be
fcöaapcnbie ftem aauSebooïen 5P gereltentmo^
g^t iöojben. <lBn in be^e berMaarmge pööeir
ban ben jp^ijijj jj^p ^^po^ïen/ öm % Petrus,
öf^e^
-ocr page 492-35>4 Het Leven van den
affleijaaröigti betorilje hoo^ ite tomfcge
fïcipö^t «i öoo? öen ^au^ ijan ïiomen met
teftenm ban öïjj&fcöap ontbanscn»
iJ^ggeööm ita^0ef!cit öat öe oiöonanticn Öei?
ïtetrMpe Ji^ettcn / mit^gaöei·^ öe regten ίιευ
ßerite/en öe regeï öe^Hïoofïedpen ïeSjen^/aife
iaaren in ite ögeenfeomfïe öec <0eefieïpöeit
len geleejen en in gociien fïanö 0e&ia0t tooiiien.
§eöfen öefToten öat öe (85) |iletropoïii=
taan/ te toeten öie met let Palliumbergeeript
öeanöeren 5aï moeten ojjtoeMien en ijermaa^
nen ; en bo^irei·^ onöersoeiten toie öat 'et onöec
gen öesoiöb boo^ öe saii^Qeit bom^ / m
toie öat 'ei· fiaj> en traas i^ in öen öienp öeé
teere, (84)
m^^geböenpn get jaa@en/ en a! bat ïoopen
en rennen met jastfionbenbooi ijofcijenentoau^
bcn/berÖoben;en baaröeneben^ een beröob ge^
baan ban geene jajjtbogeï^ of baïften te öonben.
Beböen iteboien bat ieber ψ^φν 'éjaar/
ïpi^ in be baflen reïtenfcöaiJ ban ^ijne öebsenin^
ge jaï boen aan fijnen ^ifcgojj/ 't onitrent
Öet liatoïpc ^Beloof/ 't omtrent ben ©ooj}/
't omtrent aïie^ bat jijne bebiening aangaat,
peööen öeïafï bat ieber 23ifcöop jaar^
ïp^ 3ijn 2l5i^t!om 5aï ronb gaan om getboKt te
#o?men en te onbertoïjsen; en om te onbersoe^
ïten of'er geene geö^niiten ber ongeïoobigen e»
i^eibenfcge bniïigljeben in ^toanggaan/ en be^
jeïben gïab en aï te beröieben.
H^p öeööen ben <!^ienaaren <Ê»ob^ ber&obeii
geen' stoierige ïiieebing / of ïto^te roïiïien/ of
toapenen te b,?aagen,
Öeböen befloten bat öet ben j^etrojjoïi^^
taan boïgen^ b^ o.jbonantien ber Iterïtdpe
ten toeftomt naar be jeeben ban 3ii»e oiiber^oo^
rige
Het (aagctt
aan de gcc-
ftelyken
verboden.
De Bif-
fchoppen
gelall
s jaarlyks
hun Bif-
dom te be-
zoeken.
Η. Β ο Ν I F Α c I υ s; lojT
rigc 25ifTcöoppe« te betnwmtn/ te tuiten Soe^
öaama 5e ban gelJiag 39«/ of sc ml he^
Öoo?ipe &?aa0eu boo? öet boïït, moet
be SBiitfcijoptim bermaanen / öat ^^^
5aöecm0e t'ftutö geisomen sijn&e / in pn dge»
SSi^iiora met öe f^ieffer^ engten öo-een-ftom^
fïm öouiien / en f)«n öe o^öonantien öer fö*
^^aabmnse beiteni» raaaiten tn geöieiten te on^
öerftouben; €n boiöcrl öat ieöei;
öien 'tt iet^ in 5i)n bat niet itan
«ecöcteren en bemnöeren / ö^t S^be aïbaac in
ïli>Tkvi V.....^^^Ä^T^lfcrtM ΛΛ«» SOM SlI^ftó-.
«ixe SSiffc^ojipen ojienËaaren/ op bat 35 'ec
Samtntïijlt i-aab tegm ^oeim: op be jelfbe toy^
5e al^ öe ïïaomfcöc ï^erïi/toen ίΰ^ getopt toiec^
t» ^ met eeöe bscb Seioobenbat/3o0 toam
of anöere menfcöen ba»
loet be^ ^eece jagen aftogïten/sonbet; baar seïf
i'aab tegmte toeeteu/ toigi ïjet selbe getrouiueip
öan ben HïjjofioïiffcÖcn ^toei m aan ben ^tab^
Sauber ban^.Piccer^oubenaanbienen/ omboo?
oen 3eïtien berßetert te too^ben« ll^ant aibn|
kweten/mijn^ ßebuniien^/ aïieS^ifegojijpenget
^«n ben ,ιι^ίίίΌίΐαϊίίαδη/ en be i^etcopüïitaatt
«•«1 bcn ï^aomfcöen faii^ öeïtenbmaaïten/ (85)
S^^Ji t'^ab m toeeten om ftet boïfi (8'6)
^Mmß m te ber&eteten : a!bu^ 3aï Set öïoeii
gaan op pnne reïtenins
Over-
I. Deel;
-ocr page 494-Het Leven van den
Overvoering der R Ε LI QU YEN
Fa» den
HEILIGEN BONIFACIüS»
Bißchop en Martelaar, en van zijne Mede-
gezellen, van Utregt naar Brugge, onder
Godebaldus BiJJchop van Utregt.
Bm00e cm ^m fcöooneeusrootci^taiii»
JWeanöiwn / aïioaar onöec aiiömu i^tmimt
i»e fóoHegmaïe im'ïi ban öe ï)e%e l^aagi»
ctt |©oci»ei?<èoii^iMaria, fajim^ pp&ouiajjngaïi»
't iaai* ιορίίφ üesomteit ©e ca'fïe i»aoofï aiöaac
gCiWefï Gummarus, öe tiOfeÖC Rcifridus; bati
toi^nineenouöregifier/ öe^cïjeniie öe isccïtiesiiig
öec ^^oo^tt/ gtt öolscnöe fïaat becmclöt: Reifri-
dus de tweede Prooil, die in 't jaar onzes Heerc
II14 door het Kapittel deezer kerke verkooren
^'"gs is , heeft daar na noch omtrent de 40 jaaren ge
len viiBo" Prooft, te weten in
Bifaciusea' 't jaar I Hf, hebben de Heeren Kanonnikken dee-
vanzyne zer kerke van Godebaldus Biflchop van Utregt
κΠεη"^^" eenige overblijfzelen van den heiligen
υίΓεεΓ" Bo"ifacius en van zijne Mede-gezellen , zijnde
mar Brug- i« een yvoire kasje opgefloten, het welke zy met
ge^gebragt groote eerbiedigheit en Godtvrugtigheit her-
in'tjaar waarts gebragt hebben. Antonius Sanderustttaaßi
in 5ön ^ Viaanderen opgehelderd OOlS 0eiöa3 ÏJatl
en aldaar ♦ W^ar ttOCntt Ö!?n ^^iffCÖOjP Hun-
op een debaldus, öeiodße nocïjta«^ ijolgen^ Beka ii»
nieiuvebai- Heda , ütOlIp - fC^^ijteT^ / CH iiOl·
ώ f^u iTgififc seif/ Godebaldus Seioeeg/
α Papenhroch in Anal Bonif. ad ^Jm, f. 5. />. A^S»
é Flmdrits llhßr, fa^.zx^.
bi> φχζ ßcrft öefïiert ^ecft i»att omtteittgetjaair ,471; e?
iiii/ tot get jaai· niS/ toaimcec öp op ben demo.
ttoaaifiien bau ^oijcmöer oba-feelren. i^et
«ojöt m jecc ouite tajjgten ber gemdije Iterßc levcB;
öangeioeesen / baar öeese bcfï^j^ in 't 3£atgn
wgetoeeijensp:
Eens Μ en eenmaal C j en dan noch driemaal
acht
Beduiden *t jaar, als hier de beend'ren zlynge*
bragt
Van Bonifaas, (nu in Mariaas Kerk' bewaard,)
Juyft op den achtften dag van 's Moeders he-
melvaart.
^«t omflanöigöciJcn maïtcntii: tm oberüiwi»
39« té iJinöen βρ ύ Papenbroek.
α Μ fertiel C, ter mpVtcath oéio, Maria
Corpus habet Bruga. OSavis afnmptio liinet.
έ in Analeéi, Bonifaetanis ad 5·. Jm.
■ ,-— . --1.· I lil.· w I ........ . 11· „.'III ..iw^i'wj,
fpj' ^^^in Engeland, al waar noch yerfcheyde land»
^en naam Vau Saxen behouden, als EiTer,
Saxe Suflex, enz. dat is Ooft-Saxen, Middel-
j λ Zuid-Saxen.
VanK ^^ ouders de gewoonte voor deezen hadden
te br^""^ kinderen voor al hun leven in een kloofter
Waarhe-^f^"' ^^P ^^ hangen, is een bekende
op j · dit had den naam van de kinderen aan Godt
nipn En de kinderen tot hunne jaaren geko-
war^n ^^^r.niet tegen te klaagen of in te brengen:
^»ïm Monnikkea, eer dat ze willen wat een Mo»«
32,4 Aantekeningen
nik was: en zy moeilen Monnikken leven ep Motr-
nikken ßerven. Dit heeft althans langen tyd en op
vee]e;plaatzen ftand gegreepen. En dit was geen enkelde
gewoonte ofte toelaating. Verlchïide Kerkvergade-
ringen hebben dat vaftgeftelt: hoe wel dat het by ande-
ren ook wel andets is verftaan. De Regel van S. Be-
»ediäus fpreekt meer als eens van diergelyke opdragin-
gen der kleine kinderen. De vierde Kerkvergadering
van Toledo zegt uytdrukkelyk : Monachum aut pater-
na devotio , aut propria profeßio facit, Quidqnid horur/i
■fuerit .^aWtgatum tetiebit. Proinde his ad mundurm. rever'
ii interchidimns, cj' omncm ad feculum interdtcimus re-
grejfum. Men wordt Monnik dcor de godvrugtigheit (dat
is godvrugtige opdragiug') der ouders, ofte door eige bc
lofte. Die op eene Z'dn die twee manieren Monnik is ge'
worden, is verpligt Monnik te blijven. Dierhalven is hu>t
het luederkeeren van onzent tjjege belet; en vjy verbiedeff
hun weder naar het uereldfche leven te tragten. En oO'
ze Bonifacius nu groot geworden, en ïyn Apoflel-ampt
in Duytfland waarnemende, heeft Gregorius den twee-
den over deeze zaake om raad aangciproken, en gC'
vraagt pf zodaanigc kinderen, tot de jaaren van kcnnif-
fe gekomen, de kap mogen uyttrekken, en zich in den
echten ftaat begeeven : maar ' regorius heeft het enge'
oorlofd gekeurt , en geantwoordt dat het dusdaanigc
kinderen geenfins geoorlofd is de vleeffchelyke genug'
ten te volgen. Dit is even eens begreepen door de
Kerk vergadering van Worms, die dufdaanige kinderen
•ook voor geheel hun leven tot het kloofter verwyft·
De fesde cn de tiende Kerkvergadering van Toledo
voeren al de zelve taal. Aldüs ichrijft de W.Hieronf
mtis in zynen Brief aan Leta^ dat Paula noch niet ge'
boore aan Godt belooft, is geweeft: het zelve getuyS··
hy in zynen Brief aan Gaudentius van Pacatula. Er^
^heodoretus fchrijft van zich zeiven, in't leven van deH
Η. Macedoniushy ook voör zijne geboorteaan Godt
was belooft. Ja Petrus Damiani verhaalt ons het voor'
beeld van een kind [lib. i. ep. 9.) het welke door zyf®
ouders in een kloofter was geftoken en aan God opg^'
^draagen; doch naderhand een tegenzin in dat leven
kreegen hebbende zich tot het hüwelyk had begeeven ·
dit kind dan, nu een man geworden, zou volgen'
verhaal van Pttrns Damiani van Godt over die» »vai
ΌΡ DEN Η. BoivTfF Α CIÜS. ^O^
^eftraft iijn ge-veeft, Zoo dat fommige geleerde eti
heilige manneual zeer ftijfop decze verbintenis geftaati
hebben. Hieronymiis dóet hier gelden het voorbeeld'van
Samxd, en het volflagen regt d^t de-óuders by de Ro-
meinen over de kinderen hadden. En'dit heeft in de
■Latijnfche Kerke, zeggen veele geleerden, al-ioó ftand
gehouden tot de tyden vati Celeftinu,s lil. Doch ande-
re deftige mannen, die zekerlyk bok wat wiften, ja
rauzen en geheele Kerkvergaderingen, hebben deeze
^aak met een ander oog befchoüwt. De H. Bafilius,
Ichryvende Amphilochtus ^qw handelende van de ge-
valle Maagden , wil niemand onder de gewijde Maag-
Qen gerekent hebben, als die feilien jaaren oud zynde,
haare volle kennis hebbende, na een bequaame en
jangduurige beproeving, zich zelve heeft verbonden,
^ndieti zoo eene Maagd zich zelve te buiten gaat ea
rot vuile zonden vervalt, die wil hy ïonder eenige voor-
?raak geftraft hebben. En in zïjiie korte Regelen
noudt hy de belofte der Maagdelijke reinigheit voor
goed en vall, indien de Maagd zodaanige belofte doen-
• ^olwaffchen en al boubaar ts. Onder de Latijnen;
^yeleflmus III. een van de eerften geweeit dewelke
die vroege verbintenis van kleine en naulyks gefpeen-
Qe kinderen ,, een verbintenis die geheel hun leven
irjoeft duuren, heeft zoeken af te fchaften. Want zoo
de Hiftorifche Verzameling van een iiaamloozen
Schryver verhaalt, heeft hy een Ordonantie gemaakt,
de kinderen in de kloofters opgedraagen , en tot
hun vyftiende jaar gekomen, indien'zy in het kloofter
fliet willen blyven, daar vry en onverhinderd mogen
tw Montafius Biffchop van Toledo had in dc
dat d van Toledo insgelyks een wet gemaakt
der ίΤ ."'^^'■en, die door hunne ouders tot den dienft
Zvn l^^t kloofterlyk leven, opgedraagen
de p'" achtlende jaar bereikt hebbende, voor alle
den ^^'^ehjkheyt en het volk ondervraagt zullen wor-
(j·" ïy trouwens gezind zyn of niet; dat de geene
tot h genegen toonen tot de Maagdelyke reinigheit,
maar^ 'iloofterlyke leven zullen aangenomen worden:
nen ' ^^ anderen, die zich meer genegen too-
toe« te trouwen, de vryheit, die de Apoftel hun
Ordon niet kan onthouden. Leo X. heeft ook een
ruonantie uytgegeeven, dat niemand Monnik toude
wor-
32,4 Aantekeningen
worden als in een behoorlyken ouderdom, eji uyt ei'
gén wille. Het ïoude al te lang vallen alle diergelykc
Qrdonantien op te haaien. Ik kan egter niet overilaan
een Ördonantie van Petrus Fenerabilis, Abt van Klugnh
dewelke aldus luydt, dat niemand voor zyn twintiglte
jaar de Monniks kap zal mogen aantrekken: en zulks,
om dat de kinderen veel te vroeg, en eer dat zy het
legte begryp van de zaak hadden, in de kap geftoken
"svierden : en dus met de andere Monnikken open neer
gaande, alles door hunne kinderlyke kuuren en mal^
ligheden in wanorder bragten. Petrus Damiani, an-
ders een groot voorilander van diergelyke beloften,
fchrijft in een van zyne Brieven {lih.ï. ep. 17.) dat de
'kmderett in de klooflers de tugt en de order doar hun kin-
derlijk gedrag ontzenuwen. ZoQ heeft alles, zegt men,
twee handvatten. Alles kaa met tweederhande oogen
ijefchouwt worden: de H. Bencdiiius heeft de kinderen
in de kloofters laaten aanneemen, om dezelven by tyds
san alle de perykelen en bekooringen van de verleiden-
de wereld tc onttrekken : Hy was 'er niet op verdagt
dat xy een gedeelte van de vyereld by hen hadden, en
in de kloofters konden brengen. Anderen hebben dit
met een ^nder oog aangemerkt, en gezien dat de kin-
deren die zoo hard niet können gehandelt worden, en
die hunne kinderlykheit met de klederen juyft altyd
niet uyt en trekken, nootzakelyk aanleiding moeten
geven tot een algemeene verflappiug en verftroidheit
van 't ganfehe kloofter. Dat meer is, Guibertus Abt
yan Noigens beklaagt het voor Godt en al de wereld
(/. I. c. Sc. de vita fua) dat 'er voor zynen tyd vcele en
!ieer rijke Abdyen zo inDuytsIand als in Vrankrijk wa-
ren geweeft, die nu tot armoede vervallen waren, en
paulyks eenige Broeders konden voeden; gevendedea^
ze reden van die veranderinge · Om dat 'er naulyks
waren, die uyt verachtinge van de wereld in het kloo-
fler gekomen waren ; inaar dat de kloofters, meeft be-
woont wierden van de zodaanigen, die aldaar doof
hunne ouders opgedraagen, en van jongs af opgevoed!
waren geweei^. Die Monnikken, zegt hy, omdat zc
|iiet veel quaads fcheenen gedaan te hebben, oefFenden
zich ook weinig in de werken van boetvaardigheit, en
Ipefden maar een flap en gemakkelyk leven. Dus vet'
fp van feißdeifö die doof buune ©uders a^n ^
OP DEN Η. BONIFACIVS. -^lfj
kloofters opgedraagen wierden. Doch vermits wy ηα
in de kloofters ver ward zyn, laat ons noch een woord
Tpreeken van een andere manier, volgens dewelke de
kinderen in de kloofters getroont, en voor al hun le-
ven aan deielven gebonden wierden. Deeze manier
beitond daar in, dat fommige Billchoppen en Abten
ionge knegtjes en meiskens, 'tzy om eenige byzonde-
re begaafdheit, 'i ty miffchien ook wel om hunne ryk-
het hair fchoren, ofte het kleed op leiden, zon-
der de ouders daar in te kennen, ofte naar hunne toe-
lemming of weigering tc vraagen. De eeröe Kerk-
vergadering van Ments , (by Ivo Decreti part. J.
^· gehouden onder den Aarts-biiTchop Riculfus^
«eurtdat voor goed, en wilt dat de kinderen, die al-
dus gefchoren zyn, in de Kleregie zullen blyven; ten
^'Y dat hunne ouders hen binnen het jaar van den Verft,
of van den Biifchop, of van's Voriten bewindhebber
Zullen weder ge-eifcht hebben. Het zelve wordt daar
^paalt omtrent de meiskens, aan wien het kleed op
öe gemelde wijze is opgeleit. Het zelfde word we-
derom befloten in de tweede Kerkvergaderinge van
^en genoemden Riculfus: doch daar word by bevolen,
dat men voortaan niemand zal hebben te fcheeren als
die de vereifchte jaaren heeft, en dan noch niet an-
ders als met zynen eigen wille, of met de toeftemmin-
ge van de ouders. Doch het gene tot dien tyd toe ge-
daan was met de kinderen aldus te fcheeren, ofte de
meiskens het kleedje op te leggen, dat zou voor ge-
daan en wettig gehouden worden. Egter is dit mis-
bruik daar door noch niet opgehouden. Lodewyk de
^oede heeft 'er ook Ordonantien tegen moeten maa-
ien (Caphular. cap. lo.) en heeft daar boeten op ge-
Itelt. Naderhand heeft men daar zoo veel niet vaa
gehoort.
3· Dit heeft Damel zekerlyk gedaan naar de oude
jnanier, van den genen die op reis gingen zodaanige
Mieven mede te geeven. Doch men heeft de reizigers
^»n ouds meer als .een foortvan brieven mede gegee-
1 die meeft alle begreepen zyn onder den naam vaa
^«^«ίβίβ of beftempelde brieven. Daar waren hittere
^'"^'^'tnicatori^, brieven van gemeenfchap; anders ook
genoemd Pacifica, brieven van vrede; ook wel Euh^
Jjajttia^ Kerkelyke, cn Cefiomce, Kanonyke brieven;
^ ® 4 de.
-ocr page 500-32,4 Aantekeningen
dewelke allemaal tot een getuigenis verftrekten , dat
de perfoon, die zodaanigen brief vertoonde, in de ge-
meenfchap van de Kerke en van de heilige Sakramen-
ten leefde; en vervolgens regt had om over al, v/aar
dat hy quam, tot de gemeenfchap der Katolyken toege-
laaten te vsrorden. Bingham meent in zyne Kerkelyke
Oudheden, dat die brieven vergunt v?ierden aan per-
ibonen die vreedzaamig van leven et) gedrag viraren:
doch dat is niet genoeg, ja fchier n'iet met alle gezeid.
Zy betekenden dat zodaanige perfoonen in de Kerke-
lyke vrede of gemeenfchap leefden, en niet uytgeflo-
ten waren van de mededeelinge der Sakramenten. Daar
waren ook brieven van voorfchryvinge, commendati-
tite: dienende om een getuigenis van het leven der rei-
zende perfoonen te geeven , op dat zy op vreemde
plaatzen komende van de daar woonende Chrillenen
mogten gehuisvefl en ter tafel genodigt worden. Zy
wierden ook aan de Priefters en andere Geeftelyken
gegeeven, om aldus alle bedrog·te voorkomen, 't 7,y
van baatzngtige en godvergeetene menfchen die zich
voor Prieflers konden uytgeeven; 't zy van ketterfche
of ondeugende Priefters, die de eenvoudige Katolyken
dikwils onder een fchijnhciÜg masker zouden begoo-
chelt en misleidt hebben. Zonder dufdaanige brieven
was het niet geoorlofd de onderdaanen van een ander
Bifdom tot deH. Kommunie toe te laaten ; ja die zulks
gedaan zoude hebben, al waar hy een BiiTchop geweeit,
wierd gehouden voor een overtrceder en een ichender
van de BiiTchoppelyke achtbaarheit, om dat hy de on-
derdaanen van.een anderen Biifchop, zonder zyne ge-
tuig-bricven te hebben, tot dc Sakramenten had toe-
gelaaten. Daarom was het dat de H. Chryfoßomus v\cï
Monnikken , die van Alexandryen te Konltantinopolea
gekomen waren, zonder zodaanige brieven van hun-
nen Patriarch T'heophilus mede genomen te hebben, wel
vriendelyk heeft onthaalt, en met de andere geloovj-
gen heeft laaten bidden; doch van de H. Kommunie
heeft hy hen afgehouden. De Faam, die doch een zaak
altijd moet grooter maaken, en zoo wat opfchikken,
heeft dat vriendelyk onthaal, aan die Monnikken aan-
gedaan , zoo hoog doen gelden, als of de H. Chryf»'
ftoMus hun de Kommunie zelf had toegedaan : en dit
gerügt komt zelfs te Alexandryea aangevlogen.
OP DEN Η. BONIFACIÜS.
IS h« begin geweeft van dat droevige treur-fpel ,'t wel-
«e Theophtlus^ζζη kitteloorig man, tegep Chryfoßomm
heeft aangevangen en uytgevoert. Op de zelve wyzc
heeft de H. Alexander, Patriarch van Alexandrye,ook
geklaagt over Eufehius , BilTchop van Nikomedie, om
hy zonder zyne voorfpraak-brieven den aarts-ket-
Jer Arms tot de Kerkelyke gemeenfchap had toege-
'aaten.
j..Ja ibmmigen willen niet zonder reden dat zelfs de
^'ifchoppen, buyten hun Bifdom reizende , dusdaani-
^ Brieven van node zouden gehad hebben. En het is
aar dat Paus T^zymm niet begeerde dat de Franfche
'Hchoppen, onder het Vikariffchap van Arles behoo-
g'^de, naar Romen zouden reizen zonder zodaanige
rieven van den Biffchop van Arles mede te neemen.
g de Synode van Laodicea had ook al bevolen, dat
dfp" , ^'^fter nochte Klerk op reis mögt gaan zonder
ßnr^Z brieven. Onder de zoo-genaamde Apo^
^ioiiliche Kerk-regels ftaat 'er een die aldus luidt : dat
^^^.^ïeemd Biffchop, Priefter nochte Diaken ter ïCom-
nie mag toegelaaten worden, zonder de voorfpraak-
'even van zynen Biffchop getoont te hebben. Ook
eeft Paus Htlarus (ep. 4. c. 3.) al over lang verboden
niemand der Franfche Biiïchoppen , zonder verlof-
brieven van den Metropolitaan te hebben, naar eenig
^ider landfchap buiten Vrankryk zal hebben tc reizen,
^aar dit zy voor· deeze reize genoeg van de Epiflolts
^"nnata, beftempelde Brieven.
, 4· Daar waren dan al Priefters: en geen wonder, want
geloof was daar al verkondigt geweeft. Maar de
Pr'i^fr ^ 'er noch waren , leefden niet zeer op zyn,
tip-e^m'^^V waren een deel onwetende en ontuch-
het PH " f · ^^^ het niet anders konde zyn , of
gehe 1 "^oeft daar verbafterd zyn , en ftond weftiaaft
je uyt te gaan, had onze Bomfacins het vonk-
doo- . "och fmookte, hoe kleifi dat het ook was,
fiept« van zyne Predikatiën niet komen ont-
^Ken Zie Baiïïet.
ftenen f '^«^"fels, Chriflene Kerken. De oude Chri-
gajjej, p'^ben den naam van Tempel aan hunne Ver-
Vejj . of Kerken al langen tyd niet willen gee-
dsevp rp^rf" I-'i^rg'"' l'^· I· f· 19.)
^ZC reaen gegf^ ^gj ^^ niet alleen de Kerk-gcwoon-
© 5 ieu
-ocr page 502-32,4 Aantekeningen
ten maar ook de naamen der Heidenen gemijdt hebbeti.
Doch daar zou milTchien wel iets können tegen gezeit
worden. Zou het daarom niet voornamentlyk zy"
geweeft, dat de Chriftenen in 't begin, uyt vreeze vöor
de Heidenen, zulke pragtige Vergader-plaatzen niet ge- '
had hebben die den naam van Tempels koften draagen?
En hier op zoude dan flaan het verwyt der Heidenen,
die den Chriftenen gedUurig opwierpen dat ze geene
Tempels en hadden, en vervolgens een Sede zonder
Godsdienft waren: waar op de Chriftenen,zoo als ge-
melde Bom ter zelve plaatze fchrijft ^ dit antwoord ga-
ven dat ze wel geene Tempels hadden die hoog eii
pragtig waren opgehaalt: dat ze ook gecne Outaarefl
hadden, die ter pronk opgeregt waren , enz.
Dat de Chriftenen hunne Kerken, of zekere vafte
en daar toegefchikte Vergader-plaatzen,al van den tyd
der Apoftelen af gehad hebben, fehijnt zeker genoeg·
Wel is waar dat de geleerde Engelsman PMr>»,fchry-
vcnde over deeze woorden de heilige Katolyke Kerk,
daar zeer aan twijffelt, en di^tljidorus Pèlujïota by heiiï
by gebragt het zelve duidelyk fehijnt te lochenen. Want
deeze maakt een onderfeheid tulFchen Eccleßa,de Kerk
genomen voor een Vergaderinge, enEcclefiaflerion eert
Kerk genomen voor een Vergader-plaatze, of zoo gy
wilt voor een Tempel. Het eerfte is volgens Ifidorus
geweeft ten tyde der Apoftelen: het lefte niet. En dan
zoude het woord Ecclefia^ ('t welk in de Handelingen
der Apoftelen aan 't I. Hoofdftuk , en in den eerfce»
Brief tot die van Korinthen aan 't I. Hoofdftuk voor-
komt, en tot ons bewijs moet ftrekken) ons gevoelen
niet bekragtigen. Ooch Augußinus {Quaß.fitper Levit·
Hb. 3. c. s7·) meent dat in gemelde plaatzen door
clefia moet verftaan worden een Vergader-plaats. D^i
bewyft hy voor eerft hier uyt, dat het naam-woord
Eccleßa al in zynen tijd zeer dikwils, en door een al-
gemeen gebruik, in dien zin genomen wierdt. Te»
tweede, dat de Apoftel (i Cor. 11. 18.) door Eccleßa
ïekerlyk een Vergader-plaats fehijnt Verftaan te heb-
ben. Als gyl. te [amen koomt in de "Kerke : en een wey-
nig laager : Hebt gyl. geen huizeen.,, om te eeten ofte te
drinken., of verfmaadtgyl. Gods Kierke"^. Ik zou juift
liragtig niet willen ftaan op de plaats die uyt de Han-
4elft»gen der Apoftelen genomen is: en ik weet dat die
OP DEN Η. BONIFACIVS. }If
^oorgaans van de Vcrgaderinge ielf verftaan wordt.
Maar in den Brief tot die van Korinten maakt Paulus
een tegenitelling tuiTchen hunne huizen en Gods Ker-
«e; V7elke tegenfteiling niet zoude paflen op de Kerk
jn den eerften zin genomen. Ik weet wel A^tCameron
in zyne uytlegginge over die plaats daar gaarne een an-
deren draay zou aan geeven, en dat Fatahlus hier ook
«oor Ecdeßa geen Vergader-plaats , maar het verga-
derde Volk verftaat: doch zonder vooroordeel gefpro-
Ken, die uytlegging is al vry Avat ftijf en te verre ge-
Ik houde het althans met Cafellus en Groitus die
"et op een Vergader-plaats duiden : en dit fchynt de
en natuurlyke zin van de woorden te zyn : Doch
«it alles rnaakt evenwel noch geeu vaft en doorflaande
Dewys. J)aarom durf ik ook noch niet zeggen dat het
^en vafte en onwederfprekelyke waarheit is. Dit gaat
evenwel vaft, dat 'er by dc Chriftenen al Kerken zyn
ge Weeft onder denKeizerPi&//i!/'/'«j',5ojaaren voarDio^
ïT'^^a ' Eφbius verhaalt hoe dat de Kerk aan
^melden Philippus om zyne mifdaaden gefloten is ge-
■ Ja Bona brengt een naarder bewys by uyt Lu·^
"«»ÄX, 't welke al vry fchijnt door te flaan, en dat
^ijns oordeels, al bezwaarlyk beantwoordt kan wor-
den. En dient gelet, dat deeze Lucianus gekeft heeft
!n de tweede eeuwe kort na de Apottelen. Zommi-r
pn, zegtße»^, zouden wel willen twyfelen of hydie
Aamcnfpraak wel gemaakt heeft; doch zy bekennen e-
■^enwel dat de Schryver, wie dat hy zy, op dien tijd
Beleeft lïioet hebben. Omniet al te lang te vallen, wijs
denLeezer mzrBom zelf. En zoo iemand demoei-
flaan'^' Baromus op het jaar S7· ook eens op-
<5. Dit is een oud gebruik in de Kerke; te weeten dat de
ernaam van Heilig, j^ van Allerheiligftc,aan de Biirchop-
^nwierd gegeeven. Dit blijkt uyt de Brieven dooriirV-
ßjwej, en meer anderen, aan Auguflinus gefchreeven.
.^"'^Sarpi (miiTehien beter byfommigen bekend ondet
ymPetrusSuavis) fchrijft in zijne Verhande-
de Kerkelijke ampten, dat de tijtel van zalig,
Wierde heilig, allcrheiligfte, vanouds gegeeven
alle geloovigen: dat naderhand, alsdewe-
merni^ "^enfchen zich al te diep indetydelijkebekom-
«iCTftiwea begoftcn ie fteekfn, en vefvolgens als men
m
-ocr page 504-32,4 Aantekeningen
zag dat zc juift altemaal de heiirgften niet en waren,
die eernaam by de Geeftelijkheic is gebleeven: doch als
de minder Geèftelijkheit ook begon te verbafteren, en
door hun gedrag, te toonen, dat ze ook altyd niet even
jbeilig waren, dat toen die eernaam eigen is géworden
aan de Biffchoppen en de hoofden der Geeftelijkheit:
cn dat hy eindelijk van den Paus is ge-eigcnt. Grego'
rins VII. is-noch verder gegaan in den 24. Regel van
zijnen zoö genaamden DiStatus , of Óppervoogdy
(indien het egter zijn eigen werk is) want daar geeft
hy, uyt krakte van zijn oppergezag, deeze uytfpraak;
Dat de Paus van Romen, indien hy wettiglyk verko-
ren is, door de verdienften van den heiligen Petrus
buiten allen twijfel ook heilig wordt, en dat volgens
de getuigenis van S. Enmdius ^ BiiTchop van Pavye,
wiens zeggen, zegt Gregorixs, veele heilige Vaders be-
gunüigen, zo als in de Ordonantien van Paus Symma-
chus te vinden is. En waarlyk toen noch
Diaken, maar naderhand Biffchop van Pavye geworden,
fpreekt al op een aardige wijze in het Verdedig-fchrift,
't welke hy voor de Roomfche Synode, daar Paus i")/»?-
WiifZ-'^j vry gefproken was, heeft uvtgegeeven. Want
"willende bewijzen dat een Paus niet mag te regt ge-
fielt worden, kan hy daar niet anders uyt komen, als
met te zeggen dat de genen die tot Pauzen verkoren
worden, altemaal heilig zijn. Want^ zegt hy, zoo het
hun al mögt onthreeken aan eigen zierdienßen , zoo hebben
zy evenwel noch genoeg aan de verdienfien van hunnen
Voorzaat. Zy zijn al heilig, zegt hy al vorder, als ze
verkoren worden , of zy worden heilig na hunne ver-
kiezing. Dit zal veelen al wonder in de ooren
klinken ; en daar is al menig Paus geweeft wiens
naam niet ligt in de Legende zal komen. Het is even-
we! al goede waar by L»/'»^, fchrijvende over den ge:-
melden: die man, wiens deugd en geleerdheit
izekerlyk te roemen is, was zoo yverig voor de Pauf-
felyke achtbaarheit, dat niemand hét al te bont kon
maaken met die magt, al was het noch zoo hoog, op
te hij zen. Dóch hy weet 'er nóch een draay aan te
geeven, die zijn eigen zeggen, en dat wmÉnnedius,
noch eenigfins verzagt. Want hy fchrijft die heiligheit
toe aan de kragt derTBi/Tchoppelyke wijdinge, dewelke
de volheit van den H, Geeft, vólgens de vafte leering
der
-ocr page 505-OP DEN Η. ΒΟΝΙΓ ACIÜS. Jl/
^er Η. Kerke verleent. Ieder een ziet wel dat hier op
al wat te ziften zoude vallen; doch dit waar wat te
Verre buyten ons belïek gegaan. Ik heb boven gezeit,
indien ^ttx^: Diäatus egter voor het'werk \knGrego-
rtHs VII. gehoudétl moet wórden. Lupus twijfelt daar
al wederom niet aan: want al is dezelve vol uytdruk-
kingen en voorgeevingen , die by veelen vóór al te
noogdraavend,ja voor trots en onlijdelyk, zouden aan-,
gezien worden,daar heeft Lupus geen wezen vanr'tis
genoeg dat de PauiTelijkc magt daar als op'eert
oiitoegaiikelijken throon verheven ilaat. Doch eeni-
ge anderen, zls dn Pim, Natalis Alexandir ., enz. hoe
zy bekennen dat Gregorius VII. de maat der regee-
^'"ge al op een zeer hoogen toon geilagen heeft, ert
^él zodaanig als of 'er geene wetten tegens de Pauflè-
;yke magt opgewaffchen waren, können zich egter niet
'nbeelden dat hy op zoo een aanftootelyke wijze, als
meen en dat daar gedaan wordt, gclproken zoude
«ebben.
7- Omenbnrg, naderhand Amelbnrg genoérnd, waar
^trent de Stad Marpurg oiet lang daar na is gebouta
Qmenburg was het land-goed van de gemelde twee
gebroeders, die het zelve na hunne bekeering, aan deri
H. Bonifacius vereert hebben, BaiUet.
8. Hy heeft het geloof al tot de Elve toe voortge-
plant, en daar ook millioenen van menfchen bekeert.
9. Dit ileunt op de iniiellinge der Apoftelen zelf:
^ie I T'imoth. en ΤΉ. i. alwaar de Apoftel begeert ,
dat de gene die tot BiiTchop aangenomen wordt , dè
J^an zy van eene vrouwe: niet dat hy een vrouw moet
c ff ' gehad hebben.
«■Jaho , gj, jjjgj,^ andersgelinden als Drußus, Scuhè-
enz. zouden dit gaarne aldus verftaan, dat de Bil?·
choppen geen twee vrouwen teffens mogen hebben»
^^aarde Katolijken, en de üudvaders, paffen dit ook
®P de genen die na de dood van de eerftc noch een
^'«^eede getrouwt hebben, het zy dan dat de tweede ook
^erleden of noch in 't leven zy. En Grotws , die
ooV voor eenige mannen kan ftaan, heeft het
^ ^ op zijn Katolyks uytgeleit: De man van eenevrou-
.••j' ^sgt hy, moet hier even eens verßaan worden^ ge~
^ "^^eden daar hy ender de weduisje» wil verkozen heb-
die dg yf^ffyjgfj yan tenen man zijn gsweeß. Mea
weet'
-ocr page 506-JlS AANÏEiCÉNiNGÈii
weet wel dat dè vrouwen geen twee öfte meer man-
nen teffens gehad hebben. Iemand zal vraagen wat ge-
heim dat hier in fteèkt,en waarom dat zodaanige man-
nen door den Apoftel voor onbequaam gehouden wor-
den om de BiiTchoppelyke waardlgheit te bekleeden?
Thomas {in 4. Sentent. q. 3. art. i.) en Petrus Darmatti
in zeker Ichrift, genaamd Dominus l^ol>ifcum, azn 't iz·
Hoofdiluk, geeven 'er deeze reeden van, dat zoo een
man een gebrek in 't Sakrament des huwelijks heeft
begaan, en vervolgens tot geen ander Sakrament, te
weten van 't Priefterdom, moet toegelaaten worden.
Dit gebrek beftaat hier in, dat het Sakrament des Hu-
welijks moet betekenen deverecniging vanChriftus met
de Kerke: deeze vereeniging is tuiTchen eenen bruide-
gom en eene bruid: en zodaanig behoort ook te zijn
het Sakrament desHuwelyks, zal het op een volmaak-
te manier de vereeniging van Chriftus met zyne Kerke
betekenen. Dc H. Leo, in zijnen Brief aan de Bif-
fchoppen vau Africa, zegt dat het om de zelve reden
is, dat de Priefters in de oude Wet met geene wedu-
wen mogten trouwen, te weten om dat door hun hu-
welyk het geeftelijke huwelyk tuiTchen Chriftus en de
Kerk betekent wierdt; en om de bruid van Chriftus,
te weten deH.Kerk,te leeren dat ze maar eenen brui-
degom had te eeren, lief te hebben en in waarde te
houden. Doch Grotius over de gemelde plaats van den
Apoftel fchrijvende, voegt'er noch andere redenen by
te weeten dat het tweede huwelyk by alle volkeren in
minder achtinge, ja in fommigeLanden geftraft is ge-
weeft: en,zegt hy al vorder,de Chriftenen behoorden
op dit ftuk niet te wijken voor de Heidenen, by de-
welken , althans op veele plaatzen, de vrouwen die
meer als eens getrouwd waren ge weeft, onbequaam
geoordeelt wierdm om PriefteriTen te worden. Ook
hebben veele.Chriftenen iets onloiFelyks en berifpelyks
in den tweeden trouw gezien. In de Synode van Neo-
cefarea, gehouden in de vierde eeuwe, worden de ge-
nen die voor de tweede maal trouwen tot een zekere
boetpleeging veroordeelt: althans de derde Kerk-regel
geeft zulke verbintenis te kennen; en daarom mogten
de Prieilers, volgens den fevenden Kerk-regel, zodaa-
nig bruiloft-feeft niet bywoonen.
Maar ftaat te wecten dat 'er drie foorten v'an ee»
-ocr page 507-OP DEN Η. BoKIiAClUS. 31^
tweede of dubbeld huwelyk geftelt vrorden. Het eerftc
s ais iemand waarlijk met twee vrouwen, de eene na
ae andere, getrouwd is geweeft; 't zy dan dat hydie
voor of na zijn Doopzel, ofte de eene voor en de an-
dere na zijn Doopzel heeft gehad. En dat is higamia
De tweede foort wordt genoemt Bigamia interfreta·'
, als iemand volgens de uytiegginge der regten
^äar voor gehouden wordt, als of hy een dubbeld hu-
^^lyk had aangegaan, al heeft hy geen' twee wyvea
|enad. Voor zodaanige worden gehouden, die met
εη weduwe, of met eene die haareri maagdom ver-
opren heeft, komen te paaren; het welke ook plaats
ïegt S. Thomas {in difl. ay. q.^. art. 1.)
j hadden zy gemeent dat ze met een' maagd verga-
erden. Hier toe behoorcn ook die tweemaal getrouwt
^'jn geweeil, fchoon dat beide de huwelyken, of al-
ans een van beiden, uyt eenigen hoofde kragteloos en
} S^ener waarde is verklaart : zodaanigen worden
JHbequaam tot de wijdfels gehouden Cai>. nuper α No-
"'^■ hxtra. de Bigamis.
Noch behooren tot deeze tweede foort, die hunne
^'ge vrouwen, na dat ze overfpel begaan hadden , heb-
ben bekent.
Dan is 'er noch een Bigamia fimiUmdinaria; dat is
3ls iemand die zich doorplegtelijke belofte aan een eeu-
onthoudinge had gebonden, een houwelyk aan-
gaat en ook voltrekt,alwaar het met een maagd {Can.
^ff. extrav. de Bigamis mn ord'inandisex cafite α
'^'d·) Wy zullen noch meer gelegendheit heb-
10 ^λλ wijdinge te fpreeken.
'· Meer andere Pauzen hebben verminkte, gelubde.
Wer^'smaakte menfchen, of die aan een affchu-
fterd ziekte onderworpen waren, buiten het Prie-
nis- k^" mindere wijdzels gefloten j pm dat zodaa-
ofe ^ , ligtelijk een afzien van zoo eenPriefter,
j):,^/}..Weinachting voor zijnen perfoon, veroorzaaken.
ften R^· den Canon PnJ«·/, genomen uyt den eer-
uyc d Gekßus- aan de BiiTchoppen vanLucanie:
Svnod^ Canon Poeniufiies, genomen uyt deRoomfchc
nomerf ^^^ Hilarus, uyt den Canon Hi qui^ gc-
uyt^efrh"^' de Synode van Arles, en den CaiJon β quir^
} b^cnrcven ^yj cie Kerkvergaderinge ran Nicea,
32,4 Aantekeningen
Doch die door de Barbaaren, of door de liften hun-
ner vyanden, of ook op de Ordonantien der Genees-
heeren gelubt zijn, of die met dat gebrek zijn geboo-
ren , worden uyt dien hoofde buiten het Priefterdom,
nochte de mindere wijdzels,niet uytgeflooten, zoo als
blijkt uyt den Canon Eunuchus. De melaatfchcn mo-
gen ook tot de wijdzels niet toegelaaten worden, zoo
als belaft wordt Cap. de Keäoribus , en Ca^. Tua Nos,
Extra dcClerko agrotante. Die de vallende ziekte heeftj.
en dikwils aan die quaal onderworpen is , mag ook
geenPriefter gewijdt worden: en zoo hem deeze ziek-
te na zijne wijding overkomt, mag hy geen Mis lee-
zen,nochte dePriefterlijke bediening waarneemen,teri
zy dat 'er ten minften een jaar na zijn laatfte overval
zy verloopcn. Dit wordt aldus bevolen Ca». commU'
niter dijl. 33. en Can. in Ulis cauf. 7. quaß. 2. De H.
Thomms {in 4. Sent, difi. 25·. qu. II. art. 11.} geeft dee-
zen regel omtrent dat beletzel der wydinge :dat iemand
om eenig lichaamlijk gebrek onbequaam wordt omge-
^ wijdt te worden , als dat gebrek hem onbequaam maakt
om zijne bediedingte verrigtên : of zijnen perfoonmer-
Icelyk fchendt en afzienlyk maakt.
II. De openbaare boetpleeging wierdt eertijds al ee-
nigfins ais fchandelyk aangezien; zodaanig dat ze in fom-
mige tijden in de byzondere Kerk van Romen, enzelft'
in fommige andere Kerken, niet mögt opgeleit worden
aan gevallene BiiTchoppen, Priefters nochte Diakenen ;
het welke volgens den H. Leo, in zijnen Brief aan
RuflicKs Biflchop van Narbone, zoude fteunen op een
Kerkelijke gewoonte, ja op een Apoftolifche Overle-
vering. Doch dit moet, volgens den geleerden Heer
ig5i»i'/,juyft niet naar den letter verftaan worden ; de-
wyl dat 'er geene oude Ordonantien of Kerkbefluite»
leggen die zulks verbieden. In tegendeel heeft Mori-
nus {lih.^.dePenit.c. 12 ) door veele voorbeelden doen
blijken , dat niet alleen de mindere Geeftelijken, maar
ook die van hooger rang, aan zodaanige boetpleeginge
in de drie eerfte eeuwen onderworpen zijn gev^eeil·
Doch in de Roomfche Kerke, als gezeit is, fchijneii
de Geeftelijken van den eerften rang, dat is de Diake-
nen, Priefters en Biflchoppen, van'die wet, om de eer
des Priefterdoms, verfchoont te zijn geweeft: want de
Diakenen wierden ook aangezien als een deel van^ t
OP DEN Η. BONIPACIUS. ^Zl
Priefterdom , zoo als 't zijner piaatze beweezen zal
Worden. En na de 3. eerfte eeuwen zal men niet ligt
eenige voorbeelden vinden, daar die hooger Geeftelijkea
openbaare boete gepleegt hebben. Ik zeg , niet ligt ï
Want uyt de eeriie Synode van Oranje , en uyt de
tvsreede dan Arles blijkt, dat is in Vrankryk daar toe
aangenomen wierden. De H. Auguflmus, fchrijvende
tegens Parmeniams ^ zegt uytdrukkelyk, dat zulks niet
gedaan wierdt, om zoo groote Sakramenten door zo-
daanige vernedering en verootmoediging niet te ont-
eeren. Zodaanige Prielkrs, enz. ^vierden door die
oetpleeging als afgezet, en onbequaam gemaakt orn
unne bediening ten eenigen tijde wederom waar te
"eemen. Ea hierom was het dat de Ketter Donatus^
de andere üeuatifie»^ gelijk Optatm Milevitanm al
Klagende befchrijft, de meefte Katolyke BiiTchoppen
in Airica, tot zodaanige boetpleeging hebben gedwon-
δ^η^ en hen aldus onbequaam gemaakt om in hunne
_^aieninge te volharden. Of die BiiTchoppen gevallen
heilige Boeken aan de Heidenen'overge-
f'^'· hadden, dan of ze onfchuldig waren , dat is een
Juaer gefchil. Althans heeft Paus/Iff/i-Wwden voor-
noemden Donatus in een Synode over dat beftaan ver-
Oordeelt. Uyt dit alles blijkt dat Gregorius II. willen-
de· niemand gewijdt hebben, die openbaare boete ge-
Pleegt had, gedaan heeft volgens het oude gcbruyk der
■ivoomfche Kerke.
II. In een vafleti dienfi. In het Latijn flaat Curiie ob-
«ox/ar/i: datichijnt geheel anders te luyden als de ver-
h ï-'if' het. Maar om de volgende redenea
nen κ vertaaling, na dat ik al een andere begon-
" nad, voor de befte gekeurt. Jußimanus.Novettaó.
7en Ku?®"^' een Cmialis zy, tot Biffchop verko-
nebben. Homrms en Theodofim hebben een wille-
cur uytgegeeven, dat een Geeilelyke, die als onwaar-
dienft fijnen Biffchop wierdt afgezet, aanftonds ia
dus ^k"^ moeten overtreeden, en al-
Ggg^^pequaam blyven om oit of oic weder tot den
net fi ftüat aangenomen te worden: het welke
de vra^' 'ieeze Ordonantie van Gregorius II. Nu is
waren menfchen dkt deeze Cnrialei
over de Geleerde opftelders van de Aantekeningen
1 -pf kerkvergadering van Trente (Nates furieCo»~
A. iJEEL. ^ ^ ^ ■
312 ΑαΝΤΈ. κ ENINGEN
eile de "frente) fchryvende over het 4. hoofdftuk van de
13. Zittiiige, ïeggen dLïtCurtales dc hoofden waren van
een 'zekere Maatfchappye of Gilde, Curia genaamd : en
dat alle deeze maats, die tot zodaanige een Cm'««, t
zy door hunne geboorte , 't xy anderiins behoorden,
onderhevig Λvaren aan veelerhanden dienilen; zonder
dat ze oit van deeze dienftbaarheit ontflaagen konden
worden. In deczen zin hebben de Geeftelyke Regtsge-
leerden of Kanoniften, en onder anderen α Cojte^ ad
Caput ab hor/iine ^ de zogenaamde brieven der eeriüe Pau-
zen Piiis, Fabianus en Stefanus verftaan : mox ut depo'
nitur Curia tradaim ^ cui diebus vitce fiia deferviat^ at'
que infamis abfque uUa reßitutioais fpe permaneat. ZoO
een Klerk moet aanftonds na zijne afzetting aan de
Curia overgegeeven worden, en daar al zijn leven in
dienft blijven, enz. Can.y.. En c««?. 8. ^.3.^.4. c/i-
ricus qui Epifcopum fmtm accufaverit. ... κο» ' eß red'
fiendus quia infamis effeóim eß , ... α gradu debet re-
cedere curia tradi ferviturus. Een Klerk die zljnell
Biilchop zal befchuldigt hebben . . . moet niet aange-
nomen worden,vermits hy eerloos is geworden, maar
moet afgezet en ten dieniie van de Curia overgelevert
worden. Doch Gothefridus fchryvende over de boveni
gemelde viiWékenr vznTheodofius ^ wil dit overleveren
aan de Curia voor geen fchande aangezien hebben:
want, zegt hy , het was geen ftraf dat de afgezettene
Klerken aan de curia overgegeeven wierden: maar de-
wyl zy uyt de Geeftelijkheit geilooten, en vervolgens
7onder eenig bewind waren, wierden zy in de Curid
geitelt om eenige bediening waar te neemen. Uyt dit
alles fchijnt genoegzaam te blijken, dat de curia ecii
Gilde of Maatfchappy van menfchen was,, dietendien-
fte van het gemeen was gefchikt. Sommigen hebben
dit overleveren aan de Curia genomen voor de over-
leveringe aan den wereldfchen Regter, doch die over-
levering is eerft ingeftelt door Jußinia-aus^ zoo als in
de gemelde Aantekeningen wordt beweezen.
13. De Slaaven , en die in iemands vaiten dienft
waren , zijn van ouds door verfcheide wetten onbe'
quaam tot de Geeftelyke wijdzels verklaart: als- door
den Canon Nullus diß. ·74. genomen uyt den Brief van
S. Leo aan de Biffchoppen van Campanje; door «en
Canon Nulli, genomen uyt'de Synode van
{üb, i. Decretd. tit. i8.) enz. De Η. Leo klaagt daar
over in den voornoemden Brief, dat menfchen die
hunne yryheit niet hadden können bekomen, egter tot
de wydingen doorgaans toegelaaten wierden: het wel-
ke hy uyt twee hoofden afkeurt, en als een ongeregel-
de zaak Veroordeelt: i. dat het Priefterfchap door de
pringheit van dufdaanige rnenfchen onteert en ver-
kleint Wordt: 2. dat de lyf-heer daar door wordt ver-
"^"gelykt. Hy verbiedt dat men voortaan geene Slaa-
^'en zal hebben te wyden. Het zelve ftrekt hy uyt tot
^^ genen die door hunne geboorte, ofte door hunnen
itaat, in den vallen dienft van een ander waren: tea
'y dat ze verlof daar toe van 'den Heer bekomen had-
^εη. Doch ftaat uyt de Aantekeningen van den Heer
op deezen Brief van Leo aan te merken , dat, by
aldicn de fervi adfiripüüi, de opgefchreevene dienft-
uiden, de zeiven zyn met de fervi coadiuomles, daar
van fpreekt. en die hy zoo wel als Gelafias 1. in
ßrief aan deBiiTchoppen van Sicilië,onbequaam
de h "^"^'ydingen verklaart, dat, zeg ik, de zeiven ila-
fnand door den Keizer Juflimaan (by Gratianus difi.
M· cap^ 20.) geregtigt zyn om ook ten ondank van
hunne Heeren gewydt te worden; wel verftaande noch-
tans dat zy gewydt lijnde, verbonden blyven om den
akkerbouw voor hunne Heeren enMeeilers op den ou-
den voet waar te neemen.
14. Schandelijk getekent isl dat is hier te ïeggen, die
een vuyle vlak inzynen naam en faam gekreegen heeft,
^ zy dat zulks ontftaan is door het vonnis vandenReg-
5 en dan wordt het genoemt infamia, juris: 't zy dat
de^f"*^^ ondeugendheit groot genoeg zy, om hem by
te onteeren; en dan is het een infamia
Volff dient geweeten dat de eerloosheit,
' ^^talis Alexander de impedimento infantia ,νοοΐ
beh f ^^ beletze! is van de wydinge, niet alleeni:
don ^ ^O'dt door een waarachtig misdaad, maar ook
or een openbaar vermoeden van zoo een misdaad
oti^^n te hebben. By voorbeeld, iemand, hoewel
gevan Si is op valfch aanbrengen of yermoeden ter
land ofte ter galeyen verweezen , of uyt het
Regtb^ u · ^^^' Geeftelyken
dasH · Schuldig verklaart aan eenig fchandelyk mis-
zoo een is volgens de Kerkelyke Reg-els, taufä
32,4 Aantekeningen
a. q, V. ónbequaam verklaart om gewydt te worden.
De infamia faäi , gefproote uyt het bedrijven van
fchandige misdaaden, v^ordt uytgewifcht en te niet ge-
daan door een openbaare verbetering des levens. De
infamia juris ^ ïegt NataUs Alexander ter gemelde plaat-
ze, wordt niet anders weggenomen als door een regt-
maatig en wettig bewys van zyne onfchuld, ofte door
vergunning van den Roomfchen Paus.
15. Het is een bekende zaak, dat de geïindheit der
Oonatiften nergens dieper wortelen heeft gefchoten, en
met weeliger takken wyd en xyd is verfpreyd als in A-
frica, en dat zy onder anderen voorgaven dat'ergeene
deugdzaame menfchen ^ ja geene Sakramenten by de
Katolyken waren; cn daarom alles wat hunne Sekte
toeviel, herdoopten.
16. De Kerkelyke goederen waren in de eerfte Kerk
gemeen onder de Geeftelykheit, en wierden door de
jDiakenen, onder het opzigt van den Biffchop, beitiert.
Doch als het Keizerryk verdeelt is geworden , hebben
de Biffchoppen, zegt Paulus Sarpi, daar hy van de Ker-
kelyke ampten handelt , alle de goederen ge-eigent,
het weike in de Kerke oorzaak is geweeft van veele
ongelegendheden. Daar op is dan in het jaar 470, op
dien voet als Grcgorius II. hier voorfchryft, een ver-
deeling van alle de Kerkelyke inkomften gemaakt.
Doch die verdeeling , zegt hy, was op fommige plaat-
zen niet al te regtvaardig; want daar wierdt dikwils
weinig of niet aan de armen , en de timmeraadjen der
Kerke toegeleit.
Voor die verdeeling trokken de Geeftelyken , zegt
Lupus, fchryvende over de Synode van Tholoufe, die
οηά^χ Viäor \l. gehouden is, alle maanden een zeker
gedeelte uyt die goederen , het welke daarom genoemt
wierd divifio menfiirua. En daarenboven hadden zy noch
de fportuL· , daar we aanftonds van zullen handelen.
Van deeze maandelyke uytdeelinge, cn van die fportuL·
vindt men duidelyk gewag in de Brieven van den H-
Cyprianus. Dit gedeelte kan den Biffchop naar zyn
goeddunken vermeerderen, verminderen, onttrekken ,
enz. na dat de Geeftelijken het verdient hadden. Spor-
tula, dat een mande of mandetje wil zeggen, was een
zekere maat van fpijze, brood, vleefch, wijn, en wat
tot de tafel behoort, 't welke de Biffchoppen dagdy'^®
OP DEN Η. BONIFACIUS.
asH de Geeftelijken en de armen lieten toekomen in
ïulke manden of mandetjes: een gebruyk dat al byhet
Koomfche Heidendom in zwang had gegaan. Deeze
inaaudelyke uytdeelingen cn fportula zijn noch gebruy-
kelyk in Italië, alwaar de zelve aan de. Bedienden van
het PauiTelyke Hof, en aan de huysgenooten der Kardi-
naaien, volgens het zeggen van Ltif m^ uytgekeert wor-
den. En fommige Itaüaanfche BilTchoppen volgeh ook
oeïelve gewoonte. Deeze fportula wierden aangezien
^Is een foort van aalmiiTe, om dat de Biffchoppen zoo
als de andere Geeftelijken uyt de vrywilligp giften
geloovigen lïioeiien beilaan. Wat die maandelyke
'■lytdeelingen belangt, Lttpus meent dat die in eenige
penningen beftaan hebben, die de BiiTchoppen uyt de
'^^rkill onder de Geeftelyken en armen omdeelden.
fportuL· en maandelyke uytdeelingen waren óp
omnnige plaatzen al vry fober en fchraal: en daarom
elaite de vierde Kerkvergadering van Karthago , die
l^shouden is in 't midden der Kerkelijke vreede, en als
Roomfche Keizerryk noch op zijn bloeyenfte was,
een Klerk, al was hy noch zoo geleerd, de koft
het eeiie of andere handwerk moed winnen: want
waren de inkomilen miiTchien op fommige plaatzen
al redelyk groot, het getal der armen was noch groo-
ter. Johannes Chryfojlomus fchrijft in zijne Ó7. home-
Ite over Mattheus ^ dat 'er binnen Antiochie alleen drie
duyzend weduwen of maagden op dc lyft ftonden , die
^'an de Kerk geholpen moeften worden. Daarenboven,
^^gt hy, had zy noch veele gevangenen, armen die in
^^ gafthuyzen lagen, vreemdelingen, melaatfchen, en
^pP^^^y^iche bedelaars , behalven de Geellelykheit, te
fp deeze uytdeelingen moet dit noch gewee-
j^.^^rden, dat de Biilchoppen doorgaans, of liever
»"1)0, een dubbeld deel hadden, ofte voor zich behiel-
: maar daar tegen moeften zy de vreemdelingen ter
onthaalen , en hadden meer andere laften te
gQ-Poch als de Biffchoppen hier en daar zich zeiven be-
en d^"^ zoeken, de meefte inkomften in te ilokken,
Ij-r, grooten baas daar op te fpcelen, en de Geefte-
noe? i,' rijke Bisdommen , dikwils moeytege-
locg hadden om van het eene brood aan 't andere tc
f3 ko-
-ocr page 514-32,4 Aantekeningen
komen, hebben de Kerken doorgaans noodig geacht
een fchot daar voor te fchieten, en een verdeeling van
die goederen te maaken. Dezelven ?,ijn dan doorgaans,
als gezeit is, in vier deelen gefcheiden: en over ieder
deel wierdt een bewindhebber ofte beftierder, Oecono-
mus, geftelt. En op dat de BiiTchoppen , die eerft zo-
daanige beftierders alleen aangeftelt hadden, en die be-
ftierders famengeen eenen lijn mogten trekken ,en al-
dus wederom al te diep in het deel van de anderen ta-
ften, is het goedgevonden, dat deGeeftelykheit in het
aanftellen van die Beftierders zoo veel te zeggen zou-
den hebben ais de BiiTchoppen. Deeze verdeeling ziet
men duidelijk geboden in den Brief van Gelafim I. aan
de BiiTchoppen van Lucanie enz. Het welke zoo niet
te verftaan is, dat de BiiTchoppen en de Geeftelyken
met hun gedeelte mogten leven zoo als 't hun lufte en
beliefde. Zy inogten een eerlijk onderhoud daar uyt
neemen: het overige was evenwel voor de armen, of
voor de noodwendigheden der Kerke. Gregorius de
Groote , fchryvende 'aan Auguftiniis Apoitel van En-
geland , heeft deeze verdeeling ook geboden, en is al
vry kragtig geweeft in de zelve voort te zetfen. Want
dat Paulus Sarpi, als boven gezien is,zoo vlak uyt fpreekt,
als of die verdeeling in 't jaar 4.70. gefchiedt was, moet
maar van een begin der zelve verdeeünge verdaan wor-
den. Die is metter tijd hier en daar, en eindelyk by-
iia over al, ingevoert.
In Spanje zyn de Kerkelyke goederen in drie deelen
gefcheiden,zonder den armen eenig deel toe te leggen,
zoo als uyt verfcheide Kerkvergaderingen, als uyVdie
van Tarragone, de tweede van Bragues, enz. bewee-
zen kan worden. Maar de armen hadden hun regt op
het overfchot van de drie andere deelen.
Doch in Vrankryk hebben de BiiTchoppen zoo haail
tot geene verdeeling willen verftaan, gelyk blykt uyt
den 24. en ^^..Kerkregel der Synode van Agde, uyt de
eerfte Synode van Chavillon, enz. '
Noch dient hier gewepten dat de Geeftelyken, al wa-
ren ze van den zelven rang, juift altijd niet even veel
genooten. Ja diemindpr van rang, en jonger van jaa-
ren pf van wydinge waren, trokken dikwüs meer als
de anderen: en dat niet uyt gunft ofteaanneeminge van
perfoonen, ofte uyt eigenziiinighei? der BiiTchoppen'
(hfie
-ocr page 515-OP DEN Η. Β Ο MF Α Clus. JZJ
(hoe wel dat 'er ïodaanige inzigten ook wel onder ge-
speelt können hebben) maar de Pauzen zelfs, als Gre-
de Groote , fchryvende aan Leo Birfchop van
j rbino, en Gelajius fchryvende aan den Aarts-diaken
JUuinus, hebben zulks bevolen: ik wil zeggen, datzy
op de verdienten en op de vlytigheit der perfoonen ge-
^t? en ieder naar zijne dienßen beloont wilden hebben.
hier ontrent heaft Ratherius BiiTchop van Verona
p^^»· geklaagt, te weten, dat ïyne Geeftelykheit haar
gedeelte zelf bcftierde,cn de inkomften niet volgens de
^^'"«letiften, maar hoofd voor hoofd, uytdeelde. Hier
er fchryft hy opufc, de contemta Cammm, en in een
binder werkje, de caufts dtfcordi^.
, ^ok had deeze verdeeling maar plaats in de Kerken
aer Klerezye, niet in de Kerken der Monnikken. Al-
j^ans Gregorius de Groote verftond het zoo in ïynen
f'ef aan Auguftinus Apoftel van Engeland {üb. ii, ep.
bef wonder; want het pafte den Monnikken
de R· hoofde van hunne armoede, uyt de handen
^iffchoppen te leeven.
^ Ί· Van de dagen der wydinge zullen wy beneden
genoeg te fpreeken hebben.
Ia. Dit is ook een oude gewoonte der H.Kerke dat
het doopzel, als 'er geen gevaar van derven was, op
geene anderedagen bedient wierdt, als op het hoog-
tyd van PaaiTchen en van Pinxteren. Onder anderen.
^"ordt dit beveftigt door Paus Leo in zijnen Brief aan
'^e BiiTchoppen van Sicilic. En in een anderen Brief,
te Weeten aan de BiiTchoppen van Campanio , fpreekt
^y daar van als van een ApoftoliiTche overleveringe;
^ hy Weet zyne droef-heit en zyne klagten qualyk te
hadd "' eenige van henlieden zich verftout
den doop op andere daagen te bedienen. Dee-
' /f^^^^onte heeft noch al lang ftand gehouden. Jr'
'^oidus hubecenfis fchryft in het vierde Boek van de
^laviiTcheKronyk, aan't 15·. hoofdftuk, dat'er ten ty-
X Filip^us BiiTchop van Keulen, die onder Fre-
Barbaroffa en Henrik VI. gekeft heeft, een mi-
de l· gebeurt op Paafch-avend, wanneer, zegt hy,
Secln kinderen, volgens de gewoonte der Kerke
worden. En uyt de Schriften van Rokrms
bemeV twaalfde eeuwe heeft geleeft,
^^tKt men ook dat de doop der kinderen, (en ook
-ocr page 516-32,4 Aantekeningen
van bejaarde menfchen, 't welke zelden voorviel) ver-
fchoven wierdt op hooge Feeft-dagen; dewelke noch
deeie zonderlinge omftandigheyt verhaalt, dat de Va-
ders onder het doopen van hunne kinderen niet in de
Kerk Inogten komen.
19. Het is ieder een bekend hoe datdeopperfteHoi-
meefters , van anderen Meyers'genoemd naar het h^'
tynfche naamwoord Major, onder de laatfte Koningen
van Meroveus ftamme, het volle gezag in handen had-
den, en ieder naar hunne pypen moeft danfen. De zoo-
genaamde Koning had den blooten naam van Koning,
maar was vorders niet veel meer als een ο in 't cyfef.
Het volk, dat doch een Koning moeft hebben, en 't
welke den regten erfgenaam noch genegen was, liet
zich met deeze fpeel-pop, ofte met de fchimme van ee-
np Koning paajen; terwyle dat Karei de geheele Ko-
ninklyke magt, zonder zich zoo veel aan den naam te
kreunen vry en ongemoeid bezat.
20._Om dat 'er zoo dikwils gefproken word van de
indiktie, zal ik hier met een woord voor de ongeilu-
deerden byvoegen, dat indiktie is een omloop van vyf-
tien jaar-getallen, beginnende van een, cn eindigende
op vijftien ; 200 dat'men die vijftien jaar-getallen ten
einde zijnde, wederom begint te tellen van een. In-
dien men de ïndtktie die nu in gebruyk is, te weeten
die van DtonyßusExigms, zoude willen doen opklim-
men tot de geboorte van Chriftas, te weeten van on-
der opwaarts tellende, dan zoude het eerfte jaar van
Chriftus, volgens Blondel {dn Calendrier Romain) ge-
boorte vallen op de derde Indiktie. Doch hoewel dat
men aldus zou mogen rekenen, want dat ftaat aan ie-
ders believen, zoo ishetganfch onzeker of het gebruyk
étÏ indiktien zoo oud wel is. Wel is waar dat'er gee-
ne Schryvers ontbreeken die JiiUusCafar, en anderen
Augufliis voor den uytvinder van deeze jaar-reke-
ninge houden: maar om dat men geen gewag van de
indiktien vindt voor de Kerkvergadering van Nicea ?
zoude ik het houden met dat gevoelen, 't welke net
begin der zeiven brengt op de jaaren die tuflchen dc
vyf-jaarige en de twintig-jaarige fpelen, dewelke Kon-
ftantijn te Nicomedie omtrent de gemelde Vergadering
vertoont heeft, zijn verloopen. De oudüe Schryvei'
die dsar van fpreekt is Athanafius Patriarch van
OP DEN Η. Boni Γ AC IIIS. 3x9
Xandrye. Daar 7,yn driederhande indiktien , daar de Hi-
ftori-fchryvers van fpreeken , en die zy in hunne tyd-
rekeninge volgen : ofte om klaarder te fpreeken, %γ
beginnen het jaar van elke indiktievätt even eens. Som-
Öiigen volgen de Jioftflantimpolitaanfche indiktie, begin-
ïiende met het gemeene jaar der Grieken, te weten met
I September. Anderen volgen de Keizerlyke ï-rzdik-
beginnende met den 24 September. Anderen weer
^puden zich aan de Pauffelyke of Roomfche indiktie, be-
sinnende met het luUaanfche jaar te weten den 1 Ja-
^uary. Zonder hier op te letten zou iemand ligt ver-
■^Vard raaken in de tydrekeninge der Hiftori-fchryveren.
ii. Het viraarfchynlykfte gevoelen is dat de doodilaa-
Sers , zoo wel als de overfpeelders en die in afgodery
gevallen waren, zelfs op hun uyterfte in de twee eerfte
^uwen geene ontbinding gekreegen hebben. De Paus
^rfyriuMs is de eerfte geweeft die deeze ftrengheit om-
trent de overipeelders, om dat die zonde zoo gemeen
^as, heeft beginnen te matigen; 't welke al het vuur
alle de gal van Tertulliaan heeft gaande gemaakt om
«ien Paus op het fmadelykfte door te haaien. Doch ver-
hits de vervolging van Decius een ongelooffelyk getal
Van Chriftenen had doen vallen , en tot het bewieroo-
ken der Afgoden , of het overleveren der Goddelyke
boeken gedwongen ; en dat 'er gevaar was dat alles 't
Ïy door wanhoop, 't zy door hetmiffen der Sakramen-
ten, in 't wild zou geloopen hebben , heeft de Room-
fche Geeftelykheit die ook wel tot boctpleeging en tot
^e Kerkelyke vrede willen aanneemen , indien zy hun
berouw door bittere traanen , en door zuchten en ker-
lïien te kennen gaven. De Kerk oordeelde daarom niet
^at die zonden onvergeeffelyk waren, of dat 'er geen
hemel voor die menfchen te hoopen was , geenfins.
■Maar zy gaf de zeiven over aan het Goddelyke oordeel,
achte die zonden al te zwaar , en die menfchen al
fe bedorven om hun het Heilig der Heiligen toe te be-
trouwen. Zie Godeaß in zyne Kerkelyke Hillorie; Lu^
pus in zyn vierde deel ; Bona de Rebus hit. lib. c. 17,
enz. Daar zyn evenwel Geleerden , als Cabajfutms en
meer anderen , die dit gevoelen glad en al af keuren,
en het zelve met alle kragt tragten uyt te roeien; be-
weerende dat de Kerk niet anders als het Lichaam des
Heere, maar noitde verzoening aan zodaanigezondaa-
cen heeft geweigert En Bona zelf ter gemelde plaatze
330 Α Α Ν f Ε κ Ν I Ν G Ε Ν
heeft daar Zoo veel niet tegen , en zou aan dit laatilc
gevoelen wel een plaats onder dc lydelyke en waar-
fchynlyke gevoelens v^illen toeflaan. Doch my dunkt,
onder verbeteringe gefproken , dat de plaatzen van de
anderen opgegeeven, zonder deze) ven te verdraaien en
te verkragten, nauwlyks en noch niet naulyks een an-
deren zin können lyden.
22. Het PaEium^ of de Biffchoppelyke mantel, is al
een oud gebruyk in de Kerke. Grf^vr/^s Graou fpreekc
daar van op verfcheide plaatzen. Doch dit BiiTchoppe-
Jyk gewaad, zoo wel als veele andere Priefterlyke cie-
raaden, is eerft al in gebruvk geweeftby de wereldfche
menfchen. De Griekfche'Keizers , gelyk du Gange
(Gloffar. ad Scriptor, medite £5' infima Latimtatis) g«"
tuygt , droegen een zeker pronkgewaad , Lorum ge-
naamd, 't welke om den hals geflaagen onder de armen
nederdaalde, over de maag gefpannen was, en om den
linker arm geilingert wierdt. Dat was het regte Pä///'»»^
der Griekfche AartsbiiTchoppen en BiiTchoppen, behal-
ven dat 'er dat gedeelte , 't welke manifel genoemt
wordt , en den Biffchop in het verrigten van de Mis
maar zoude belemmeren , is afgenomen. De Burger-
meefters en de Burgermeerters vrouwen hadden ook
het regt van zodaanig een gewaad te draagen. Grego-
r'ms de Groote . fchryvende overzynverfchil wegens het
Pallium me.i Johannes AärtsbiiTchop van Ravenne, zegt
dat het Pallium een zwaar jok is, dat het is eenlail: en
een band voor den halze der BiiTchoppen ; dat her is
een teken van de ootmoedigheit daar zy belvdenis van
gedaan hebben.... dat het gemaakt is van fchaapen
wolle, en met veele kruyflen doorwrogt, betekenende
het verloeren fchaap , 't welke Chriftus doorzynkruys
heeft verloft , en op zyne fchouderen in de fchaapftal
des Hemeiryks heeft gedraagen : dat het een geduurige
vermaaning is voor äe Aarts-biiTchoppen van hunne
fchroomelyke verbinteniiTe ten aanzien van de Kerke.
Ifidorus Pelufiota {lib.i. Ερβ.τ^β.) geeft dezelveuyt-
legging aan het Pallium.
De Pauzen hebben al van overlang daar fterk op ge-
drongen dat de AartsbiiTchoppen het PalUtirfi vaiï hen
moeften verzoeken ; ja 2y hebben hun fomwylen ver-
boden ietwes te verrigten voor het ontvangen van dien
mantel. Johannes VIII klaagt 'er zeer over in zy'^^'^
Brief, dat de Metropolitaanen van Vrankryk zifh
iiiet
-ocr page 519-op Oen H. Bonifacius, 331
niet ontïagen BiiTchoppen te wijden , ïonder het Pai-
«aw ontvangen te hebben. GregeriusVll, gelykhygee-
ne gelegendheit verïuymde van de Paullelyke inagt te
doen gelden, is noch verder gegaan. Wanthy beftrafte
n.'et alleen den Biffchop van Rouane om dat hy het Pal-
'mm niet had verzogt: (Ιίί>· 9· ^ ) maat hy verbiedt
^em eenige wijdingen, 't ly van Geeftelijken 't zy van
Kerken,'tebeginnen eer dat hy heïPallium 2al ontvan-
gen hebben- Ouder voorbeeld zal men niet vinden dat
Pauzen zodaanig een verbod aande AartsbiiTchoppen
S.edaan hebben. Uyt een brief van den 7.elven Grego-
'^ius of Hillebrandus noch geen Paus zynde , gefchree-
^en aan Lanfrancus, Aartsbiffchop van Kantelberg, en
IJaatide onder de werken van den zeiven Lanfrancus-,
neeft men dat het Pallium in de elfde eeuwe noch al
'Moeite kofte om te verkrygen : want dat de Aartsbi&
ichoppen het zelve te Romen moeiten gaan haaien.
Lupus, fchryvende over de achtile algemeene Kerk-
vergadering, verzekert dat de Metropolitaanen van ouds
geengedraagen hebben, maar dat dit een voor-
■^egt was van de Patriarchen, Primaaten, AartsbiiTthop-
^Q van voornaame lieden , en Pauflelyke Legaaten.
^an om hier over te oordeelen , diende eerft wel on-
^pogt, of de AartsbiiTchoppen van Vrankryk , gelyk
Hincmams en meer anderen dryven , geen regte Pn'-
iftaatcn Zyn geweeft , 't welke Lupus byna voor een
ketterye zoude uytmaaken. Maar wy zyn noch op de
■"egte plaats niet om dat te verhandelen. En die zaak is
wat fplintrig en netelig om daar aan te tarnen. Doch
^it ftaat vaft dat het Pallium al ten tyde van Hincmams
^en pronkgewaad is geweeft van alle AartsbiiTchoppen,
Maar Lupus , die doch altyd doelt op de vergrooting
Van de PauiTelyke magt, zoude gaarne ditonderfcheid,
«P het ftuk van het Pallium, tuffchen de AartsbiiTchop-
pen en den Paus invoeren, dat de Paus, als algemeene
Vletropolitaan der Kerke, de magt heeft van het zelve
^ityd en overal te draagen : doch dat de Aartsbiiichop-
Pen het niet mogen aan hebben als op fommige tydeii
en pUatzen. Ik verhaal maar wat dat zyn zeggen is.
Sommigen zullen op die algemeene AartsbiiTchoppelyke
ïnagt al vry wat te zeggen hebben: en ik vind by Lu-
Pm geen bewys van dit algemeene Aartsbifdom. Doch
ik wil my hier niet verder in laaten. Ik eer en ontzie
^en Paus en deuRoomfcheii Stoel, zoo wel als iemand,
Ν G Ε Ν
Aan τεκε ni
en iniflchien al zoo veel als Lupus.
aan, of de regte eerbiedigheit vereifciic dat men
alles toefchryft en toemeet , en ondertuflchen een a -
der in zyn regt verkort en benadeelt.
23. Deeze Egbertm moet onderfcheiden voorden ν
Egbertus die den H. Willebrordus en zijne reisS®/··'^^·
naar Holland heeft gezonden ; gelyk de Heer Aute
boven al vermaant heeft. ' , ^
24. Apoftelen, Navolgers der Apoftelen,Bek!eeder^
van den ApoftoliiTchen Stoel, enz. zijn naamen die i
de oude tijden gemeen waren aan alle BilTchoppen,
over het onlangs uytgekomen werkje van den Epg^'-®'
man Bingham kan nagezien worden. Doch het is oo
waar, gelyk de Heer Q. {differt. de Coneilio 'felenjp
aanmerkt, dat de Roomfche Kerk dien eer-naam
geerne aan andere Biffchoppen , zelfs niet aan de saß'
zieulijkfte Kerken van het Ooften , heeft medegedeelt^
25·. In het opregten der Bifdommen is de toefte^'
ming van den Oppervorft doorgaans noodig geacht-
Hierom heeft L,eo Aarts-biffchop van Sens den" FraH'
fchen Koning Childebertus beftraft, om dat hy te M^'
lin, leggende onder het gebied van Koning Theodeber-
tus, een nieuw Bifdom', zonder de toeftemming va»
Theodebertus te hebben, begeerde op te regten, Joao-
nes VII. heeft het Bifdom van Neidrags , en Adria-
nus II. dat van Olmuts in Moravie opgeregt; doch z?
hebben de opregting van andere Bifdommen aan
thodus, den Geloofs-preeker van die Landen, en aaß
den Voift van Moravie gelaaten. De Koningen van
Vrankryk hebben dienaangaande altijd beftiptelyk pP
hun regt geftaan. De eerfte Paus die naar dit regt niet
gevraagt heeft, en een Bifdom zonder Koninklyke toe-
ftemminge heeft willen opregten, is volgens fommig^
Schryvers geweeft Bonifacius VIII. die aan de Stad Pa-
miers een eigen BiiTchop heeft wiilen geeven, en het
Bifdom van Tholouze door deeze nieuwe opregting
verkleinen. Doch Thomas Walfingham^ fchryvende o-
ver het jaar 1297. zegt dat Koning Filips de Schoon^
het zelve geenfins heeft geduldt; zoo dat Bonifacius de
Koninklyke toeftemming eindelyk heeft moeten ver-
doeken. Doch het fchijnt evenwel zoo vaft niet te
gaan dat gemelde Bonifacius de eerfte zoude ge^^®"^
zijn, die zulks in Vrankrijk heeft beitaan: want ^r -
goiius VII. had al te voren den Aarts-biffchop v^»
Hier komt het op
iemand
op den Η. Bonifaciüs. g^B
Lpns tot Primaat van Vrankryk , of liever van de
^ne Lyonfche Provinciën, willen verhefFen zonder 's
^onings toeftemming af te wachten. Daar zijn groote
trakeelen uyt gereezen. En Koning Lodewyk VL
'cjireef aan den Paus, dat hy liever zijn ganfch Ko-
^"^nkrijk zoude zien in vuur en vlam flaan, en zijn ei-
§en leven in de waagfchaal zetten, alszodaanige nieu-
^'gheyt toe ilaan. Docii Gregorius was de man niet
het werk, dat hy eens op zijne kragt genomen had,
laaten zitten. En eindelyk is de Aarts-biiTchop van
■'-•yons in vreedzaamige bezittinge gebleeven. Daar zijn
^^ele voorbeelden van diergelijiie fporrelingen tuffchea
^en Paus en de Oppervorften over het opregten van
'^"euwe Bifdommen. Gelyk onder anderen als Urba-
ii. aan de Kerk van Atregt, die over lang aan het
l^ifdom van Kameryk was gehegt, een eigen BilTchop
heeft willen geeven. De Keizer Henrik IV. Philips
^pning van Vrankryk,, Robregt Graaf van Vlaanderen
^^ilden daar niet van hooren. Rainaldus Aarts-biffchop
j^dn Rheims durfde den nieuverkooren Biffchop Lam-
^^rtus niet wyden. Wat had de Paus te doen? Hy
hem zelf de Biffchoppelyke wyding gegeeven.
Maar daar leggen noch duidelijker blyken voor het
Van den Biffchop, wiens Bifdom door deezenieu-
we opregtingen verkleint zouden worden: te weeten,
«at zulks zonder zijne toeftemminge niet raag gedaan
^Vörden ; en gedaan zijnde, voor niet en ongedaan ge-
houden wordt. De tweede en derde Kerkvergadering
J^an Karthago zeggen uitdrukkelyk dat zulks moet ge-
\ci;ieden behoudens de toeftemminge van den Biffchop
^er plaatze. En hierom heeft Askanius Aarts-biffchop
^an Tarragone zwaare klagten by Paus Hilarus ingele-
Vert tegens Silvanus Biffchop van Cala-horra, om dat
"y onder het Bifdom van Saragoffa, zonder toeftem-
l^inge van dien Biffchop, en daarenboven geen Aarts-
^fdom zijnde, een nieuw Bifdom had opgeregt. _De
^erk-regels van Nicea, van Laodicea, van Sardica,
zijn daar ook voor, gelijk in de n. Synode van
■'oledo wordt aangeweezen. Egidius Aarts-biffchop
^'an Rheims had met verlof van Koning Sigebertus een
'lieuw Bifdom opgeregt te Dun onder het Bifdom van
'^hartres , zonder den Biffchop van Chartres Pappolus
Rekent te hebben. Maar dit nieuwe Bifdom is om die
'^^'icn in de vierde Synode van Parys vernietigt,'t wel-
ke
3H AANTEKENiNÖÈfJ
ke in 't lang en in 't breed ftaat aangehaalt by Grego-
rius van Ïours (lih. 7. c. 17.) Hoe dat de Keizer S-
Hcnricus hetLMfdom van Bamberge niet heeft opgeregt^
en niet heeft können opregten, eer dat hy de toeftem-
ming van den BilTchop van Wurtsbürg door veel fmee-
kens en biddens, en na een hardnekkigen tegenftand
des Biffchops, had verkreegen, kan nagezien worden
in Henricus leven door Gretzems uytgegeeven, en by
BiiTchop van Mersburg {Hb. 6.) Noch is by
Ditmarus en by IVitikindus te leezen, hoe dat Bernar-
dus BiiTchop vanHalberftad de opregting van het Aarts-
bilciom van Maagdenburg, en van eenige onderhoori·'
ge Bifdommen, langen tijd alleen heeft tegen gehou-
den en belet, fchoon dat de Roomfche Paus en de
Aarts· biilchop van Ments, op het verzoek van Otto Ι·
zulks al vaftgeitelt en bevolen hadden. Daar zouden
meer diergelyke voorbeelden können opgelevert wor-
den : maar tegen dit alles aan flaat 'er iii de Diäatus
van Gregorias Vil. in den fevenden Kerk-regel, dat
de Paus aileen gercgtigt is om ingevalle van noodza-
kelijkheit nieuwe wetten te maaken, nieuwe gemeen-
tens op te regtai . . * een rijk Bifdom te fpliiTen, en
arme Bifdommen te vereenigen. Dit is voor Lupus^
fchryvende over deeze Diäatus., genoeg om de gemel-
de toeitemming der oude BiiTchoppen onnoodich td
achten. Maar behalven dat het in twyfel getrokken
wordt of deeze DiStatus het egte Averk wel is van Gre-
gorius VII. behalven dat dezelve Gregorius de PauiTe-
lyke voorregten al met een ruyme maat-ilok heeft ge-
meeten: behalven dat noch te onderzoeken ftaat , of
zoo een befluyt, 't welke nergens door de Kerk is aan-
genomen, alle BiiTchoppen zoo op een enkeld zeggen
van hunne magt kan berooven : zoo is die Canon ook
dubbelzinnig: SoH Papa Heet pro temporis tieceßtate
Want die wil juift niet zeggen dat de Paus alléén, dat
is op zijn gezag alleen, en zonder eenige toeftemming
van noden te hebben, nieuwe Bifdommen kan opreg-
ten. Want men kan 'er ook deezen zin aan geeven,
dat de Paus alleen die magt heeft, te weten als 'er de
gezeide toefiemming by komt; hoewel dat 'er dan ook al
wat te zeggen zou vallen.
26. Karei Martel is zekerlyk een wakker en geluk"
kig oorlogs-man geweeft. Doch Mezerai (over het
jaar 733.} bekent evenwel dat hy de gmßen des
Kt st
-ocr page 523-OP den η. BoNIFACItrS. 33f
al te -wel fchïjnt gebruykt te hebben. Als hy aUes te
boven gekomen was^ zegt hy, ging hy aUe de genen^ die
Zijne grmtheit konden befchaduvjen ef verduißeren, aan-
flonds vervolge». Hy taße zelfs de Prelaaten aan , en
^ond hen in ballingfchap of naar de gevangenis. Niet al-
'^n ßoeg hy de handen aan de fchatten en rijkdommen der
berken, om zijne Kapiteinen daar mede te bet aaien : maar
gaf hun ook Bifdommen en Abdyen ter belooninge va»
^Ufine dienßen j zoe dat '<?r veele Kerken zonder harders,
nieer Soldazten als Monnikken in verfcheiden Kjooßers
. . . De Geeitelijkheit, dewyl zy geene andere
^'ddelen had om zich te wreeken, heeft haar verhaal
Sezogt op zijne gedachtenis. Zy verhaalen dan dat Eu-
cherius BiiTchop van Orleans, voorhene door Martel-
[ws viyt zijn Bifdom en Vaderland gejaagt, hem in de
{^clle met ziel en lichaam heeft zien pynigen: en dat
"y naar de reden van Kareis verdoemeniiTa vragende,
een Engel tot befcheid kreeg, dat hy zulks ver-
dient had door het rooven der Kerkélyke goederen, en
"et plunderen der Kerken : dat Eucherius tot zich zel-
den gekomen onzen Bonifacius en Fuldradus Abt van
^· Denys heeft ontboden , en hen verzogt naar Kareis
graf te gaan om te zien of zijn lichaam daar noch ία
rufte of niet; zoo neen , dat zou een gewis teken zijn
Van de waarheit der openbaaringe: dat deeïe mannen
Haar het graf gegaan zijnde, en 't xelve geopent heb-
^'ende geen lichaam , maar een fchrikkelijken Draak
'lebben gezien, die uyt het graf quam kruypen: en daar
^y aangemerkt dat het graf van binnen ganfch zwart
■^■^as, als of'er de brand was in geweeft. Dus verre
J^yt de groote Kronyk van Nederland. Het zelve wordt
Devefiigt door Richerius in zijne Kronyk van deAbdye
^an Sens: doch met deeze byvoeginge; dat het gemel-
de graf naderhand geopent zijnde om den Koning Phi-
jjps daar in te begraaven, zonder lichaam, maar vo!
Qorre kooien is gevonden, tot een teken dat hy in de
Poolen der helle begraven is. Doch dat dit alles vaa
Geeftelyken verdigt is om hunne geleede fmertea
door zoo een gering troort-falfje wat te verzagten, en
Waarfchijnlyk ook om de volgende Koningen van dier-
gelyke geweldpleegrngen af te fchrikken, heeft voor de
verftandigen geen bewys van noden. Althans de korte
ponyk van S. Denys Abdye fchrijft dat zijn lichaam,,
benevens het lichaam vaa Koning Lodewyk Dagober-
tlTS
-ocr page 524-32,4 Aantekeningen
tus zoone, in de dertiende eeuwe, uyt zijn oude graf-
ftede genomen, cn in de regier zyde van het Choor is
gelegt. Indien hy ten eerften met zi'el, met lichaam,
met al ter helle is gevaaren, zoo kon zijn lichaam in
de dertiende eeuwe niet wel verplaatft worden.
17. Deeze Sturmius was in Beyerland uyt een door-
luchtige ftamme gebooren. Hy was een deftig en e^n
yverig Prelaat; maar ftond niet wel te boek by de»
heiligen Lullus BilTchop van Ments, en nazaat van oü'
zen Bonifacius. Wie de oorzaak van hunne oneenig'
heit is geweeft, laat ik daar, en is niet wel uyt te v/^'
zen: want fommigen meenen dat Lullus jaloerfch
geworden over dc groote achtbaarheit van Sturmius-
Anderen leggen de fchuld op Sturmius, zeggende d^t
hy te driftig en te vuurig van aard was,en zijne IVIo'^'
nikken afkeerig van Lullus zogt te maaken. En
lijk 'er in een groote Vergaderinge altyd warhoofde'^
en dwarsdryvers zyn, zoo waren'er ook drie Moniif^'
kefi te Fulda , die een wrok tegens Stunnius opgs'^^^
hadden. Of zy door Lullus gedraagen wierden, enmc'
hem aangefpant hebben , dat weet hy die alles wee'·
Althans zy gingen Sturmius by den Vorft Pippyn be'
fchuldigen als of hy niet goed Konings was: en bragte»
zoo veel door hunne gladde tongen te weeg dat Stu^"
rnius in ballingfchap wierdt gezonden, en over detvpe'^
jaaren in ballingfchap moeft' blyven : wanneer Ptpf)'*'
zijne onfchuld bemerkt hebbende , hem weder n^ar
zijne Abdy heeft gezonden. Egter zyn Lullus en Stui"'
mius noit de grootile vrienden geworden.
28. Dat 'er geen vrouws-perfoonen mogten kotne"
in de Kerk van Fulda, is geen vreemde zaak in de οΠ""
heit. Alle de kerken der Monnikken waren doorgaa'·*®
gefloten voor allerhande vrouwsperfoonen: en de mafl'
luiden hadden ook geen toegang tot de kerken der No""
nen. (Zie du Cange in zyne Byzantynfche Hiftorie?^'^
den nieuwen en naamloozen Schryver de Cummcor·
gul. origine., enz.) Maar de Katedraale Kerken, de
rochi-Kerken, enz. ilonden open voor mannen ^
vrouwen , en wierden om die reden Ïemflei
dat zoo veel is als gemeene kerken, genoemt. .Ja ^^
meon Dunelmenfis getuygt {lib.%. ν.η.^·) .'rfj-nc
Dunhelm , nu Durham genoemd , en te Lindist ^^^
twee byzondere kerken waren , de eene voor de^ ^^^
nen, de andere voor de vrouwen , en dat de ^^'^i^mih-
op öen η. bonifa cl us. 337
δ. Kuthbertus van geene vrouws-perfoonen mögt be-
treeden worden. Hy voegt 'er by, dat ingevalle een
Touws-perfoon zich quam te verftouten om haare voe-
den binnen de genoemde Kerk te zetten, zy op ftaan-
Qe Voet, en op den drempel der Kerke, door een God-
^^lyk mirakel met de dood vi^ierd geftraft: dat Judith,
dochter van Boudewyn Graaf van Vlaanderen , een
proef daar van heeft willen neemen, en een van haarc
^taat-jufters naar de Kerk heeft gezonden; doch dat de--
^elve op den drempel ook hartftek-en dood is gebleeven.
Dit gebruik van den vrouwen geen toegang tot al-
^rhande Kerken te geeven moet ai vry oud zijn; de-
"'^yl Evagrius in het eerlle boek zijner hiftorie, aan 't
^4· hoofdltuk verhaalt, dat'er ook geene vrouwen mog-
komen binnen de Kerk van den H. Simeon Styii-
i en dat zy aan de deure moeften blyven ilaan , om
tnirakel van een ilerre, die zich alle jaaren op het
^eell van dien heiligen Man vertoonde, en met een
*^ngemeencn glans in de gemelde Kerk flikkerde , te
aanfchouwen. Doch hy bekent dat hy geene reden van
eeze gewoonte , te weeten dat de vrouwen noit bin-
'ΐεπ de Kerk mogten komen, weet te geeven.
Om dat we ons nu te Fulda bevinden, moet ik
hier met een woord of twee aantekenen dat de magt
^n die Abten naderhand zeer hoog is opgewaiTchen.
jUe Abt van Fulden is nu Vorft vari het Keizerryk ,en
frimaat van alle hoogduytfche Abten. Brouwer as weet
ïijn eerfte boek der Fuldifche Oudheden niet hoog
S'^noeg op te geeven wat een pragtigcn iloet dat de
-^bten van Fulden ai van ouds gehad hebben: hoe dat
Advokaaten, Kamer-heeren en den hoogften Adel
an het land in hun gevolg hadden; en hoe dat zelfs
Hertogen van Beyeren, van Saxen, en de Graven
'an Zigenhain, van Nidden,van Katzenellebogen,van
^lennenberg, enz. hun zoo wel in eigen peribon, als
^t hunne wapenen ten dienite flonden. Wilhelmus
{^alrnesb. getuigt dat de Abten van Fulden den Keizer
'n tyden van oorlog met 60. duizend gewapende man-
iien by fprongen. Ja het is gebeurt onder Frederik Bar-
baroiTa dat de Abt van Fulden op een volle Ri)x-dag
over den voorrang in krakeel is geraakt met den 'Aarts-
biiichop van Keuien, Keur-Vorft van het duytfcheRyk:
en dat de Keizer zelf hem de hooger hand al had toe-
geweezm: het welke, volgens het verhaal van Arml-
338 aantekeningen
dus-hnhecenfis {üb. 3. Cbron. Slavorum) zonder de herr
roepinge.des Keizers wel een droevig gevolg kon ge-
had hebben. Doch Brouwerus die het zelve ook ver-
haalt, fchijnt den Abt zoo veel ongelyk niet te gee-
ven: maar daar in fchijnt hy weinig acht gegeeven ti^
hebben op de eerfte inUelling van de Abdye van Ful-
den, en op den geeft van Bonifacius.
30. Een van de voornaamfte redenen die hem daaf
toe bewogen hadden , was het overdenken van zoo vee'
bloed, dat hy in verfcheide oorlogen tegen de Du)"^'
fchers had vergoten. Want hy had millioenen väti
menlchen , om de wederfpannigheit der DuytfcherSi
uytgeroeit; tot zich zeiven gekomen bedagt hy dat
zekerlyk veele onfchuldige menfchen , onder zoo ceß
overgroot getal van gedooden, moefien gefneuvelt zyf'·
Dit kon hy zich zeiven niet vergeeven. Dit heb
willen aanmerken, om dat de Vorflen in onze tijdeO
zoo weinig werk maaken van eenige duizenden vaU
onnoozele menfchen, die hen noit in het minile noch-
tc raeefte verkort hebben, te vernielen, te vuur en t«
zwaard te vervolgen, en op den mill-hoop te zettenj
en die gevoeliger zijn over een wonde van eenen hofl"
of paard, als over het ombrengen van tien duizend οΠ'
noozelc menfchen. ..
Maar wat belangt, dat hy te Romen zoude Monnj»
geworden zijn, dat wordt van anderen aldus verhaak)
dat hy daar tot Klerk is gefchooren: dit vitiden wy "J
Anafiafius in het leven van Paus Zacharias; by Hficl"''·'
dus in het leven van S. Lebuirius [tomo 6. A/r/V)
Fukumtis in de gefchiiedeniilèn van de Abten van Lo-
be {Spicil. Dacherii T. 6.) enz. En dit zoude dan koe-
nen ilaan op het gevoelen van fommige Geleerden da
de aanzoekers van het Kloofterlyke leven al zederd a^
fesde eeuwe eerft tot Klerken wierden gefchooren, ^^^
aldus hunne proef-jaaren moeften nytharden. Dus ver-
haalt een oud Scliryver by Mabillon {Sec. 3. Bene^^f·
p. 2.pag.i^4.) dat Rodinus, de broeder van
berga, naar Romen gereift en daar tot Klerk g^i·^" ^
ren zijnde,Monnik is geworden (dat is,in ^vn^P^"^^^.
jaaren is getreeden) op den berg Soraéle.
haalt Gregorius van Tours {de'vitis P. P- '^"P· jg
Gallus noch een kind zijnde in een kloófter ge»^ '
en daar Klerk is geworden, enz.
31. Hy
-ocr page 527-op DEN Η. BoNIFACIüS.
3ί· Hy verliet het klooiler van den berg Soraéle, om
«at de Franfen hem daar te veel quamen bezoeken, eii
Zijne eenzaamheit iloorden. Hy reisde dan naar Kaffino
jn t gezellchap van een getrouwen vriend,zonder zich
oekend te maaken ; en gat'zich iiyt voor een deugniet eii
^oor een landlooper, die uyt Vrankrijk daar gekomen
om boetvaardigheit voor zijne fchelmeryen tepiee-
En dit Λν38 de reden dat hy op een harde manier
beproeft wierdt, en al veele wederwaardigheden moeft
^ytftaan. Hy wierd eindelijk bekend gemaakt door zij-
niakker , die zijnen Heer en iVieefter niet langer
konde zien mishandelen.
32.. De taalkundigen moeten zich niet ftooten aan het
t'aam-woord Religieus: Kloollerlijk zoude al zoo wel
Onze taaie luyden. Doch ik heb het dus vertaalt om
Ι^εη misnoegen te geeven aan de Reguliere Kanonnik-
om dat een kloofterlijk perfoon doorgaans geno-
^en wordt voor een Monnik. Nu, ftaat te weten dat
y onderfcheid maaken tulTchen Religieus en Monnik.
^ willen wel voor Religieuzen gaan maar niet voor
,^ionnikken,waar vauwy ter behoorlijker plaatzebree-
ftaan te handelen. Religieus betekend by hen niet
ileen een Monnik, maar ook de zodaanigen die in eene
goedgekeurde Vergaderinge naar een heiligen Regel Ie»
en, al zijn zy jnüt geen Monnikken. En zy trachten
: eele oude Biffchoppen en Priefters, die by de Schry vers
e boek ftaan voor Religieuzen , en daarom doorgaans
otidcr de Monnikken gerekent worden, tot hun gezel-
ichap te trekken. Zy bekennen wel dat hunne woon-
P'aatzenden naam van Afc^^/ime voor deezen fomwylera
l'^draagen hebben; maar een Monafleriam is by hen niet
.^'iders als een woonplaats van menfchen die Godt naar
^'ieren regel, en onder een geeitelijk hoofd, dienen,
^aar hier van, als reeds gezegt is,zullenwy veelmeer
^ heggen hebben.
. 33· Die in het leezcn der Kerkelijke Hiilorien cenig-
geoefFend zijn, zullen daar al meer klagten van def-
Jge mannen over die Roomfche reizen ontmoet heb-
^n. Want groote zondaars, die een pak van lelykc
'^helmft^j^j^gi^ op hun hart hadden zitten, of ook maar
^ne gruwgji^g^^ begaan hadden, zoo,,dat het hun veel
«loeite en groote boetplegingen by hunnen eigen Bif-
chop Zouden gekort hebben om de ontbinding te be-
•^onien, die liepen maar naar Romen, hopende daar al-
54-4- Aantekeningen
les beter koop te nullen krijgen. Niet dat de PauïcB'
altijd ruimer of minder ervaaren ία de tugt-regelei^
der H. Kerke waren dan de andere Biflfchoppen : maar
die zondaars, die op alle manieren tot het gebruik der
Sakramenten, en dat zonder veel moeite, zogten toc
gelaatcn,en niet langer onder de quaadeChritleneng^'"
rekent te worden , konden den Paus ligter iets wys ma^'
ken als hunne Billchoppen die volkome kennis van hu"
gedrag hadden. Aldus als Poncius Graaf van AuverU'
je door zijnen Biffchop in den ban gedaan was , is b/
naar Romen gereiit,en aldaar doorBenedióius VIII. to^
de gemeenfchap der H. Kerke toegelaaten. AlsStephä"
nus BiiTchop van Klermont, hier over mifnoegd, zijO^
klagten aan den Paus had gedaan, heeft de zelve zich
deswegenvcrontfchuldigt, zeggende dat hy misleidt waS
geweeft, én dat hy, indien hy de gefchapendheit dsi
zaake geweeten had, den Graaf van de hand zou ge'
weezen hebben: dat het zijne manier was deBiffchop"
pen zijne amptgenooten te helpen en te vertrooften»
verre van hunne rcgtmatigevonniffendoor een geeft va"
icheuringe te vernietigen r Ja hy verklaart zijn éigen
vonnis, dat hy ten voordeele van den Graaf gegeevcii
had, kragteloos en onwettig (zieNatalis Alexander,
fchryvende over de elfde eeuwe.)
Het is evenwel waar, en Lupus fchrijven-de over de
vijfde Kerkvergadering van Gregorius VIL bekent het
zelf, dat de byzondere Roomfche Kerk al dikwils ver-
dagt is gewcell: van al te groote toegevendheit omtrent
de zondaaren. Men oordeelde, voegt hy 'er by ,datze
niet oplettend genoeg en was om de looze ftreeken dei'
zondaaren, die haar wat zogten wijs te maaken, te
ontdekken.
Wy vinden in de elfde eeuwe veele klagten van ver-
fcheidene BiiTchoppen over die Roomfche reizen cn
ontbindingen: als vanHenricusBiffchop vanLuyk,van;
Hatto Biffchop van Bazel, van de Synoden van Cavail-
lon, van Limoges , enz. van dewelken fommigen al
kragtig fpreeken , en diergelijke ontbindingen voor krag-
teloos fchijnen te houden. Yvo Bi^'chop van Chartrcs
heeft over dezelve zaak grootelij'isgeklaagt byUrbanus
il. en Pafchalisli. EndeH.Bernardusis daar over ook
klagtig gevallen by Innocentius II. Stephanus Biffchop
van Doornik fchrijft ook in zijnen 40. Brief met een
klaageude penne aan den Kardinaal Graiianus, ^^^
Paus
-ocr page 529-op DEN Η. BONI Ρ Α Cl US. 541
Paus een van xijne Kanonaikken, die een regteguyten
deugniet was, zoo ligt had ontflaagen.
Ik zeg dat lornmige i3iflchoppen en Kerkvergaderingen
^oodaanige ontbindingen dikwilsvoor nietig enkragte-
ioos gehouden iiebben. ikfpreek maar hiftoriiïcher wijze,
■'i.onder mijn zegei daar juift aan te willen hangen; of
■daar over aaniprekelijk te willen zijn. Van dat gevoe-
len Was de gemeldeHenricus Biifchop van L·uyk,gelylc
^et antwoord van Gregorius VIL te kennen geeft: als ook
^atto BiiTchop van Bazel, die dat vlak uyt verklaart m
"'-'jne Ordonantie. .De Synode van Salegunitad houdt
^et voor een groote gekkigheit (c. 18.) dat groote zon-
daars zich aan het vonnis van" hunne eigen Priefteren
iiiet willen onderwerpen, op hoop van te Romen door
Paus van alles gezuivert te zullen worden. De Synode
Limoges, gehouden onder Benedidus IX, fpreekt
op den zeiven trant. En de Kardinaal Nicolaus de
■Kufa {lib. 2. concord. c. 13.) fchijnt omtrent het zelfde
^Poor te volgen, als hy tracht uyt te leggen, hoe dat de
faus de onderdaanen van andere Biflchoppen kan ont-
binden : want hy fchrijft zulks toe aan de tóeftemminge
of goedkeuringe van die Biflchoppen. En, zegt hy , dc-
■^ijl dit door een algemeen gebruik is ingevoert , en
dewijl het gebruik een bewijs is van de tóeftemminge,
ioo blijkt het dat die ontbindingen hunne kragt uyt de
^oeftemminge (der Biflchoppen) hebben.....De Paus,
^egthy, heeil het niet uyt kragt der Kerkelijke wetten
hy de magt der Biflchoppen m.ag verkorten, want
<iat waar de Kerkeüike order gefchonden. Daarom leeft
^"^en niet dat de oude Pauzen zich daar mede bemoeit
hebben; of zoodaanige biegt-ftoelen, en diergelijke din-
pn meer , hebben' toegeftaan. En milTchien , zegt
j'y al vorder , zou men zulks niet toegelaaten heb-
ben. Maar wat laager voegt hy 'er by, dat de Paus
de Synode van zijne Kardinaalen die magt nu
"leeft , als verbeeldende nu de geheele Kerk , of al»
ihans de Synode der ganfche Kerke. Doch hy komt
vi^ederom daar op uyt dat dit niet en fteunt op eeui-
gen Regel der H. Kerke, maar op het gebruik, en op
een ftilzwijgende tóeftemminge van alle de Aarts-bif-
fchoppen der ganfche wereld. Maar fommige trek-
ken het harnas hier tegen aan , en willen de magt
den Paus aan geene Kerk-regelen nochte BiiTchop.
Pelijke toeflemniinge gebonden hebben, Lupus onder
54-4- Aantekeningen
anderen (m f. Kom. Comil'mm fub Gregorio VII·) komt
hier vinniger als naar gewoonte op de baan, gewapend
met een ganfctie rol van Ketterfche Biffchoppen, die
hunne ontflaging te Romen, en niet by hunne eigene
Μetropolitaanen, gezogt hebben. Hy voert ook eenige
fpreuken van Pauzen op zijn wapen. Doch onpartydig
gefproken, die Ichijnen zoo klaar niet te luyden. Ik
wil hier geen oordeel vellen : maar my dunkt, behou-
dens een ieders regt, dat de uytlegging van Nicolaus de
Cufa al vry wel is verzonnen : en dat beide de partyen,
als de eerfte woede wat gezakt of uytgevogten was,op
dien voet den peys wel zouden mogen maaken.
34. De hiftorien zijn vol van diergelijke klagten, ts
weeten dat de Koningen en Vorften de handen van tijd
tot tijd aan de Kloofterlijke en ook aan de Kerkelijke
goederen geflaagen hebben. Van Karei Martel hebben
wy reeds gefproken : de Geeftelijken hebben zeer over
iijne geweldpleegingen geklaagt ; en de waarheit is
dat hy het ook bont genoeg heeft gemaakt; zodaanig dat
veele Monnikken van inkomften, van alles, beroofd,
de kap op den tuyn gehangen, en zich weder in de we-
reld geftooken hebben. Pippijn, Karei deGroote, Lo-
dewyk de Goede, Karei de Kaale hebben het juiil zoo
grof niet gemaakt: maar fommigen van hen door den
nood gejiraamd, anderen door het goed bekoord, hebben
de Kerkelijke en Kloofterlijke goederen van tijd tot tijd
ook al aangefproken. Dat Pippijn de goederen van de
Kerke van Langres aan zijnen Broeder Remigius heeft
weg gegeeven, en dat hy alle de Larideryen van het
KloOfterteBefueaan zijnebyzit heeft gefchonken,vindt
men by Johannes Monachus in de Befchrijvinge van het
Klooftervan Befue. DatKoning'Lodewyk III. zich mee-
iier wilde maaken van alle gceftelijke goederen, en dezel-
ven onder de Leeken v.erdeelen, getuigt ons Hincmarus
{Epiß. IX. ί·. 4.) Biffchop van Rheims, die zijne droef heit
over die onregtvaardigheit niet op en kropt , tnaar de
waarheit aan den Koning wel ongezouten durft zeggen.
De A^orilen lieten de Pauzen en de Biffchoppen hun hert
ophaalen met daar luftig tegen te fchreeuwen en te ker-
men, en met kragtige Ordinantiën tegen die misbruyken
te maaken: zy gingen al vaft met hunne zaaken voort,
en efgende het eene kerken-goed voor, en het andere
na. Agobardus heeft ook luftig tegen die onregtmaatige
bezitters gekampt, gelijk uit zija Boek van de beitie^'
OP DEN Η. Β Ο NI F Λ Cl US. 345
iingc der Kerkelijke goederen gezien kan worden. Lo-
dewyk de Goede , die al vry naar de reden luifterde,
^'as hem ookgunftig : maar hy heeft evenwel met al zijn
boelen en fchrijven niet veel opgedaan. De wereldlijke
Heeren waren te llerk,en degeellelijkegoederenfmaak-
tcn hen al■· te wel, om die zoo ligt te laaten glijden.
3j·. 'Lupus fchrijvende over den 67. Kerk-regel van
^^e Trullaanfche Vergadcringe , en fpreekende van
«leezen Brief van den Paus Zacharias, meent dat het
raauwe fpek , en eenige Vogels in den zeiven Brief
^'ytgedrukt, verboden worden, als te zeer hellende naar
barbaarfcheid der Heidenen. Van de Varkens ftaatdit
iioch aan te merken , dat het eeten der zeiven, volgens
benige Schryvers, aan de Joden verboden is geweeft, om
^at de Egyptenaars, geen ander gedierte als Varkens
sten, houdende alle andere dieren voor Goden: waar
over Theodoretus {Sermon, defacrifidis) dient nagezien.
I^e Romeinen hebben ook al langen tijd geen fpek of
Varkens-vleefch willen eeten. tn men zal, zoo ik ge-
^of, geen voorbeeld daar van vinden voor den tijd van
Keizer Aureliaan.
36. Behalven Keulen worden ook de Bifdommen van
Tongeren, van Worms, van Spiers, van Utregt, en
alle de landfchappen van Duytsland aan het Aarts-bif-
dom van Mcnts door den Paus Zacharias onderworpen,
37. Hoe oud dat het gebruik onder de Chriftenen is
Van de lichaamen der dooden, voornamentlijk die van
de Martelaaren en van andere heilige menfchen, met
lijnwaat te'bekleeden, en aldus te begraaven kan nage-
zien worden in het Onderaardfche Romen van Arin-
ghius (/. i.i·. 24.) dewelke daar verhaalt datBofiusveele
diergelijke lichaamen, noch met hunne wade bekleedt
zijnde, in de oude graffteden heeft gevonden. Egter
Was dit geen algemeen gebruik ; want Aringiusbewijft
ter gemelde plaatze,aan het iS.Hoofdftuk, dat de doo-
de lichaamen,eerft netjes gewaffchen en gezalft zijnde,
iomwijlen in hunne eigen of in andere koitelijke kle-
deren wierden begraaven. Doch deezepragt, en de on-
koften daar op loopende, zijn naderhand 200 hoog ge-
weigert, dat S. Chryfoftomus in verfcheide predikatiën
daar tegen is uytgevallen. Dezelve Chryfoftomus op
zijn uiterfte leggende, gelijk Palladius in zijn leven
verhaalt, heeft nieuwe en witte klederen aangetrokken,
cnalle zijue oude klederen, tot zijne fchoenen toe, veran-
dert. 38. De
54-4- Aantekeningen
38. De voornaam van S. Lioba was Thrutgebis: Lio-
ba of Lieba was als een toenaam , zijnde zoo veel tc
zeggen als Lief; welke naam haar als eigen is by g^"
bleeven, om dat haare Moeder, die haar zeer beminde,
haar niet anders als Lief plagt te noemen,. Zy was een
heilige en verftandige dogter. Zy had een groote zucht
tot het gebed en tot het leezen. Voor al konde xy
haare luft niet genoeg boeten in het lezen der H. Schrift,
uyt dewelke zy de voornaamfte plaatzen, die haar het
meefte fcheenen te treffen, van buiten leerde. Abdis
geworden zijnde bleef zy al even yverig in het lezen der
H. Schriftuure, en zy las de zelve voor, en verklaarde
die aan haare geellelijke dogters. Dat was haar noch
niet genoeg. Zy las daarenboven de Schriften der Oud-
vaderen en de wetten der H. Kerke. Zy was zeer voor-
zigtig en gematigd in haare regeeringe, en begeerde voor
al niet dat de geeftelijke Maagden zich zouden afmatten
en uytputten door al te veel waakcns.
Maar hier konde ligt, ter gelegendheitvan deezeLio-
ba. een zwaare ftfijd tuiTchcn de Mónnikken en de Re-
guliere Kanonnikken ontftaan. Zy wordt doorgaans,
als zijnde in een klooiler opgevoedt, ja als Abdis en
Overiie van een bloofter geweeft zijnde,onder de Non-
nen en onder de order der Monnikken gerekent. Maar
de Reguliere Kanonnikken, of althans de naamlooze
en doorgeleerde Schryvér van de Opkomfte der Regulie-
re Kanonnikken , (de orig. Canonicor. Regtilar. p. 117 )
doet den Monnikken en Nonnen een proces van onge-
lijk aan; en wil de H. Lioba, boven Monnikken , bo-
ven Nonnen, boven al, onder de Kanonnikkeffen ge'
plaatft hebben. Met den naam van Abdis en vanKlon-
fter, oïM'maßerium y is hy niet verlegen. Want het is
2eker dat de Kanonnikken en Kanonnikkeffen ook '^el
Abten en Abdiffen hebben gehad, en Abten en Abdiffen
zijn geweefl:; en dat hunne woonplaatzen ook wel -^^o-
naßeria genoemt wierden, 't welk wy alles t'zijner
plaatze zullen bewijzen. Hy (leunt voor eerft hierop,
dat de Monnikken geene vrouwen in hunne kerk mog-
ten laaten komen, maar dat Lioba aan alle ilag van men-
fchen, zonder iemand uyt te zonderen, gewoon was
huisveiling te geeven, en hunne voeten met eigen han-
den te waffchen: 't welke, zegthy, het regte werk der
Kanonnikkeffen is. 2. Dat zy de armoede niet als een
Nonne, maar als eea Kanonnikkefle heeft onderhol-
den :
OP DEN Η. Βο NIF Α Clus. 545*
den: want een arme vrouw, die voor de poort van dè
Abdye lag, kreeg daaglijks eenige fpijs van de tafel der
Abdiffe: en de Nonnen befchikten haar klederen en an-
dere noodwendigheden. Maar de regte Nonnen heb-
t>en too veel eigendoms niet, of mogen die althans vol-
gens haaren Regel niet hebben, dat ly klederen en an-
•^ere dingen können weg geeven. 3. Volgens haaren
Regel mogten die Maagden in eene en de zelfde kerk
zijn met de manlulden; ly mogten deProceffie met de
mans-perfoonen volgen , zy mogten uitgaan, daar het
^oodig was, enz. dit paft geene Nonnen, maar wel Ka-
tionnikkeflèn. 4. Zy had altijdiin haar gevolg den Frie-
der Torabertus. Doch zoo deezeTorabertus een Mon-
nik Waar geweeft; zoude Rudolphus ,debefchrijver vaa
Liobaas leven, zulks volgens zijne gewoonte wel uyt-
gedrukt hebben. Ik laat den Monnikken de zorg bevo-
len om hunne zaak te bepleiten,en deeze redenen,zoo
goed en zoo quaad als die zijn, op te lolïèn.
39. Hy had ook gefchreeven een boek van de Eenigheït
des Geloofs, 't welke nu vergaan is: en 't welke zeer ge-
preezen wierdt door den Paus Zacharias. BaiUet.
40. De voornoemde Schrijver van deOpkomfte der
Reguliere Kanonnikken {de origm. Canon. Reg. ρ. I3<j.
Idc.) trekt hier uyt dat de Kanonnikken en de Monnik-
ken , ten tijde van Willebrordus en Boitifacius, famen
in een kloofter gewoont hebben. Dat fchijnt in't eerile
^ulke zaak niet te zijn ; maar hy ziet verder, en be wij ft
het Zelve, zoo hy beft kan , van veele andere Bifdom-
lïien in Hoogduytsland gelegen. Waar uyt hydan vor-
der tracht te bewijzen,dat de Monnikken dikwils zon-
der reden opgeeven als ofzy meeft alledeBiiTchoppelij-
ke kerken in de eerrte opregtinge bezeeten hadden, om
dat men dikwils van Monriikken leeft die daar in ge·»
■^oont hebben» Hy wil dan dat ze op verfcheide plaat-
sen by malkander en in een kloofter gewoont zouden
hebben; doch zoo dat de Klerken de regte Kanonnikken
■^"an die kerken waren. En't zoude geen nieuws zijn
dat Klerken en Monnikken in een kloofter woonden r
Want men leeft in het leVen van den H. Fulgentius dat
"y ^Iqus een kloofter heeft opgeregt daar zy onder mal-
kander woonden, hebbende eengemeene tafel,een ge-
ineenekelder, een gemeene bidplaats,en alles gemeen.
41. De verdigte Bevel-brieven der oude Pauzen beb-
berj volgens des Heer Fleury {hifioire ds l'Eglif, t. , 6.)
54-4- Aantekeningen
eerft van allen voorgegeeven dat 'er geene kerkvergade-
ringen zonder PauiTelijk verlof mogen beroepen noch-
te gehouden worden. Maar, ïegt hy vorders, die de
kerkelijke hiftorien geleezen hebben, xullen het minfte
blijk daar van niet vinden voor het einde der elfde eeu-
we. HetPauffelijk gezag is altijd noodzakelijk geweeft,
zoo gaat hy al voort, in de algemeene kerkvergaderin-
gen : maar wat de byzondere Synoden aangaat, het hou-
den van de zeiven is altijd in onzen Godsdienft gerekent
geweeft onder die dingen, dewelke in eengeduurig ge-
bruik moeten blijven. Uyt de leere van de gemelde
Paufielijke Brieven is dit, volgens den zeiven Schrijver,
gevolgt, dat'er zederd de elfde eeuwe naaulijks eene
Vergadering is gehouden, daar de Paufielijke Gezanten
niet aan het hoofd gezeeten hebben. En eindelijk is het
houden van kerkvergaderingen uit de gewoonte geraakt.
Lupus fchrijft ooi over den V. kerk-regel vanNicea,
dat'er nergens over zoo veele kerk-regels zijn gemaakt,
als over de nuttigheit, de noodzakelijkheit, enhetdik-
wils houden van Provindaale kerkvergaderingen, en
over de pnheilen die uit het nalaaten van zodaanigc Ver-
gaderingen voortkomen. De H. Karolus Borromsus
was zeer yverig in het houden van zodaanigc Synoden.
En als zeker Kardinaal het beroepen van zoo veele ker-
kelijke Vergaderingen onnoodig achte, en daar iets te-
gen had te zeggen,gaf deH.Biffchop hem dit befcheid:
{[^an Efpen de auÜorit. facrorum Canon. 6) Nadien de
kerkvergadering vanTrenten belaft heeft de oude kerk-
tucht wederom in gebruik te brengen, zoo moet ik zoo
lang Vergaderingen beroepen,tot dat ik dieeerfte tucht,
zoQ zuiver als ze geweeft is, herrtelt zal hebben.
42. De Heer Auteur neemt hier de Dienaaren (Jïods
en de Monnikken voor een en't zelve: doch de gemel-
de Schrijver van deOpkomfte derKanonnikken(;'.i^9·^
wil met alle kragt de Kanonnikken ook onder de die-
naaren Gods begreepen hebben, fteunende op deni.en
6. Regel der zelve Vergaderinge,alwaar den dienaaren
Gods verboden wordt wapenen aan te hebben, tegen
den vyand op te trekken, niet meer als een kazuyfelte
draagen: welk kazuyfel, zoo als hy voor ongetwyfeW
houdt, ten tijde van deze Vergaderinge, de dagelijkfthe
dragt van alle Priefteren , zoo wel Kanonnikken
Monnikken is geweeft. ,
43. De naam vaa Kanonnikkeflc is al by
-ocr page 535-op DEN Η. Β Ο Ν I F Α C ! υ S. 347
Grieken bekend geweeil, gelijk blijkt uit den Brief van
"en H. Bafiliiis aan Amfilochius {Can. 6.) en uit meer
andere .Schrijvers; doch daar door wierdeu doorgaans
"'st anders als Nonnen verftaan. Egter zou de voor-
noemdeSchrijver van de Opkomfte der Reguliere Kanon-
"^'kken {pag. iio.) de regte KanonnikkeiTen al vry ouder
Willen inaaken : en hy meent die al in de fesde eeuwe ge-
bonden te hebben. Want voor eerft toont hy uit het leven
Van denH.Fridolinus, dat dezelve in't begin der fesde
op het eiland Sekkingen , aan den Rhija geie-
pn, een kerk heeft getimmert ter eere van den H.Hi-
'ärius, en aldaar het kanornjke leven ^ indien men zoo
%eeken mag, van Goddienende Maagden heeft inge-
^tslt; wtam canomcam faniiimonialium inßituit ·. welke
Vergadering door klerken geregeert is geweeft. Dan
■^frhaalt hy uit Gregorius den Grooten van eenige Ab-
diffen, als Sirica , Gravinia, enz. die geene Nonne-
Kleederen hebben willen draagen, maar altijd in dekle-
'^ije van Priefterinnen gegaan hebben, enz. Ieder een
'-iet wel dat niemand door deeze redenen kan overge-
naalt worden, die niet overgehaalt wil wezen: maar hy
Voegt 'er noch voorbeelden by, die al kragtig fchijnen
Voor te komen. De H. Odilia die in 't begin der achtfta
eeuwe geleeft heeft, en Abdis was van Homburg in de
■Eifas, heeft twee klooilers getimmert, en daar geefte^
lijlje dochters in geplaatft. Daar na heeft zy alle de zu^
i^ers by een geroepen, en haar gevraagt, ofzy een ka-
"onijk of een kloofterlijk leven wilden leiden. Als
^y ^ich voor het kloofterlijke leven verklaarden, heeft
^y geandwoordt dat die plaats zeer moeie!i|k en ganfch
onbequaam was voor een kloofterlijk leven,terwijl daar
geen water als met de grootfte moeite van de wereld te
inrijgen was, en dat het dierhalve geraadzaamer fcheen
^e kledy der KanonnikkeiTen aan te trekken ; 't welke
'laar allegader heeft over gehaalt. Zie daar dankanon-
ïiikkeiTen als Bonifacius noch jong van jaaren , en noch
Keen BiiTchop geworden was. DeH.Opportuna,die in
' midäen derachtfte eeuwe, en vervolgens ten tijde van
onzen Bonifacius, geleeft heeft, wordt ook door den
delven Schrijver onde'r het vaandel der kanonnikkeffen
gefchikt. Ja, om de Nonnen noch gevoeliger afbreuk
te doen en de kanonnikkefTen hooger te verheffen,
raaakt hy geene zwaarigheit van deH. Geertruyd,, Ab-
«'ue van Ni veile, die ia dcfevende eeuwe geleeft heeft,
op
-ocr page 536-Α antekeningen
op de lijft der kanonnikkeffen te ftellen: zijn voor-
naamfte reden is,dat 'er in het Stift van Nivelle altijd,
zoo lang als menfchen en Schrijvers geheugen, kanon-
Xiikkeffen zijn geweeft; ea dat 'er geen tijd kan aange-
weezen worden wanneer die gieftelijke Maagden uyt
Nonnen zouden verandert zijn in Kanonnikkeffen. Daar-
enboven doet hy noch gelden dat haarhair, als zygee-
ftelijk wierdt, kroons-gewijs gefchoren is geweeft; en
dat op een tijd als niemand, zelfs onder de mans-per-
foonen, kroons-gewijs gefchoren wierdt tenzy om on-
der de klerken, dat is in denkerkelijken ftaat, aangeno-
jnen te worden. Die hier meer van zoekt te weeten,
mag den gemelden Schrijver nazien.
44. Ditverbodt aan deGeeftelijkheit gedaan vangee-
ne wapenen te draagen, heeft zijne volle uitwerking
altijd niet gehad, en heeft al meer als eens vernieuwt
moeten worden: want men leed in de hiftorie van Lo-
dewijk den Goeden, doorThegan befchreeven, dat de
Biffcho^en van Aquitanie voor Lodewyks tyden zich
met hetGeeftelijkeniet en bemoeiden,en dat hun mee-
fte bezigheit was te paard te rijden, en de wapenen tc
handelen: 't welk alles door gemelden Lodewijk is ver-
betert. Men leeft ook in het leven van den zeiven Lo-
dewijk dat de Geeftelijken in zijnen tijd de vergulde
draagbanden en de bepaarlde degens hebben beginnen
af te leggen. Daar zijn ontelbaare diergelijke voor-
beelden.
45. Dit misbruik, dat de Geeftelijken ten oorlog gin-
gen, is naderhaüd noch erger en erger geworden,gelijk
hier na uit veele voorbeelden zal blijken. Dit had van
ouds ook al in zwang gegaan in Griekenland, in het
Ooften, in Egypten, enz. Kidorus Biffchop van Pfo-
jemais fchrijft {ep. 122.) dat dePriefters van zeker land-
fchap, daar deRarbaaren in gevallen waren,na het ver-
ioopen der Roomfche krijgs-benden, de boeren oP
been gebragt en gewapent hebben, en met dezelven te-
gen den vyand zijn opgetrokken, met zodaanigen uit-
jlag dat de Barbaaren geflaagen en op de vlugt gpdree-
yen wierden. Hy prijft ten hoogfte de dapperheit van
den Diaken Fauftus, die zonder degen en zonder wa-
penen een gewapenden vyand heeft aangegreepen, en
hem de kop met een fteen heeft ingeilagen. Ja de H.
Cyrillus, gelijk Socrates fchrijft (1'^·7·) heeft de Joden
gewapenderhand «yt de Stad Alexandrye
OP DEN Η. BöNIFACtÜS.
En ïijn nazaat Diofcorus had zodaanige een magt van
yolk in de wapenen dat hy de uitvoering der Keizerlij-
Ke vonniffen durfde beletten, zeggende dat hy over dat
land meer te zeggen had als de Keizer. Die krijgs-ben-
hadden tot hun hoofd een Diaken met naame Ifido-
rus, gelijk Sofronius, een Burger van Alexandrye, in
ieker gefehrift aan de Vergaderinge van Chalcedon en
^an Paus Leo verklaarde, die ook voor het bewijs van
2'jn zeggen onder zwaare ftrafFen heeft ingeflaan. Al-
dus is Marcel lus Biffchop van Apamea met een deei
Soldaaten opgetrokken om den Tempel van Jupiter af
breeken, daar de Heidenen zich met alle kragt tegen
'telden, zoo dat 'er luflig flagen over en weer zijn ge-
tallen. Men zou honderd diergelijke voorbeelden
können optellen. Ook hebben de Predikheeren te
Konftantinopolen , als die Stad onder de Latijnfche
J orilen ftond, een oud Traktaat in hun klooiler gevon-
, behelzende en wederleggende de redenen waarom
Weilerfche Chriftenen van de Grieken voor afval-
ligen en fcheurmaakers gehouden worden: en een van
redenen is, dat de VorftelijkePriefters met de leken
gewapend ten oorlog gaan, en aan 't hoofd van de le-
gers voor uittrekken. Het zelfde verwijt heeft Michael
Cerularius aan de LatijnfcheBiffchoppen gedaan ineen.
Brief aan Petrus Patriarch van Alexandrye. Maar de
Schrijver van het gemelde Traktaat antwoordt hier op
«at de Grieken zelf fchuldig zijn aan dit misbedrijf: dat
hunne Priefters doorgaans bloed vergieten, ende men-
ichcn met hunne gewijde handen om't leven brengen;
het weike hy, het keizerlijke leger door Kappadocie en-
door de Perliaanfche landfchappen volgende, met eigen
oogen heeft gezien. Zoo dat zy in anderen wel zagen
dat dit geen Priefrers en pafte; maar de oogen voor hun-
iie eige gebreken gefloten hielden.
Öe Vorften hadden van ouds de gewoonte van de
^eliquyen der Heiligen in plaats van Standaarden voor
"et leger te doen draagen, gelijk als Mezerai ίη het le-
^en van Henricus I, koning van Vrankrijk getuigt. Dik-
"^■'s gebruikten zy ook de vaandels der kerken in plaats
Standaarden.
, 47. Het was dan juift altijd uit geen krijgs-Iuft dat
de Biffchoppen het leger volgden :maar dikwils om eert
wakend oog op deSoldaaten te houden, en toe te zien
«atdeGodsdienft niet mögt veriuimt worden. Dtiftaai-
^fo Α anteken ingen
by Ferdiimndus Biffchop van Paterborn, in zijtie iJf«-
numenta Faderhornenfia door vee] e voorbeelden be-
weezen.
48. Het jagen is den Geeftelijkenal dikwils verboden
gewreeft. De Synode van Agde {Canon, ff.) verbiedt den
Biiïchoppen, Prieüeren en Diakenen op de jagt te gaan,
'of jagt-vogels te houden. Het zelve word hun verbo-
den in de Synode, van Epaune (Cä». 3.) gehouden in het
jaar5i8. en in de tvi^eedeSynode vanMafcon (Ca». 13.)
enz.
49. De Biflchoppelijke bezoeking, zoo als de Gods-
geleerden doorgaans leeren, komt hen toe uit kragte
van het Goddelijke regt. DeKammßea leerenookdat
dezelve een gedeelte is van het Bifchoppelijke regts-ge-
bied, en dat alle Prelaaten , die de magt van regeeren
hebben, ook de magt hebben van hunne onderdaanen
te bezoeken. Wy hebben in de Oadheit verfcheidene
voorbeelden van zodaanige Bezoekingen. Dus leeft
men dat de H. Athanafius {Clerus Marbot, ad Synod. 'Ty
riam) in zijne bezoekingen altijd vergcièllchapt vsrasvan
Priefteren en Diakenen, en van veel gemeen volk. In
de Afrikaanfche kerkvergaderinge {c. 19.) hebben de
Moorfche Biffchoppen Honoratus en Urbanus den Pri-
maat Aurelius aldus aangefproken : Daar is befloten dat
ieder landfchap ten tijde der Vergaderinge bezogt zal
worden: gewaardigt u dan het landfchap van Maurita-
nië te bezoeken. Daarom zegt Lupus, fchrijvende o-
ver den 19. Regel van de achtfte Algemeene kerkverga-
deringe, dat het een Apoiloliffche inßelling en een
altijdduurende gewoonte der kerke is, dat de Patriar-
chen, dePrimaaten, de Metropolitaanen, en alle Bif-
fchoppen hunne onderhoorige kerken op zekere tijden
gaan bezoeken, onderregten, beveiligen en verbeteren:
en dat om vier redenen; ten eerde om den gedooptende
hand op te leggen, dat is, om te vormen, i. Om bet
volk en de armen tegen de magtigen te befchermen.
3. Om het leven der kerkelijke perfoonen te onderzoe-
ken , en de kerktugt te herilellen. Ten vierde, en wel
voornamentlijk, om Gods Woord te preeken.
Doch om dat niemand den krijg op zijne eigebezol-
dinge behoeft tc dienen, zoo is 'er in verfcheide Syno-
den befloten dat hun behoorlijke eer en onderftand ge-
daan zal worden. En daarop zienmiffchien de volge^^-
de woorden van deeze tegenwoordige Vergaderinge
OP DEN Η. BONIFACIUS, ^fj
de Priefters hem behulpxaam moeten zijn. De Paus Pe-
Jagius II. en de tweede Synode vanBragues leggen den
oiflchop twee fchellingen toe: doch hoe veel een fchel-
ling was, is een andere vraag, daar miiTchien elders van
gciproken zal worden. Sommige ßiffchoppen gingen a5
^a't onbeleefd te werk, hebbende een groote fleep van Prie-
"srs en knegten, die alle tot lafte van dePaftoorenqua-
En daarom wil de gemelde Pelagius niet hebben
Ze de Priefters of de Geeftelijkheit van de Parochie
bullen dwingen om huntereere gaft-maalen bovenhun-
magt aan te regten. Men vindt al groote en menig-
^uldige klagten over de baldaadigheit cn de geld-zucht
dièßiffchoppelijke knegten, en over de onmaatige
®'Perzingen der ßifithoppen xelf; waar over onder an-
deren de tweede Synode van Kavaillón (cap. 14.) ende
^csde van Parys können nagezien worden. De laatfte
'■^^gt uitdrukkelijk dat de Biichoppen het 200 bont maak-
'sti door hunne gierigheit en knevelarycn, dat ze des-
wegen van de geloovigcn gelaftert en verfoeit wierdeti.
de Paftoors hebben menigmaal daar overgeklaagtetï
gekermt dat ze aan een gaft-maal alleen alles mocilen
kofle hangen, daar zy het ganfche jaar van zonden
"Aftaan hebben. Daarom zegt onze tegenwoordige Ver-
gadering , als de Biffchoppen achtervolgers de kerkelijke
degels de ronde doen: en de Synode van Merida; als
^y het Bifdom volgens de kerkelijke wetten bezoeken.
Want fommigen Biffchoppen, zegt Lupus ter gemelde
Plaatze, liepen het ganfche jaar van de eene Parochie
de andere,en leefden op den buit als roof-vogels.
50. Om dat wy hier onder de voorzeggers ot waar-
zeggers geraakt zijn, moet ik met een woord aanroe-
pen zekere manier van voorzegginge of voorfpellinge
fommige geleerde en godvruchtige Mannen zo©
^eel niet tegen gehad hebben. Dus verhaalt Sulpicius
^everus dat zekere Defenfor, die de verkiezing van S.
^artinus tot Biffchop van Tours alleen tegen hield,
duidelijk beflraft is geweeft door de woorden van den
rrofeet: want in 't midden van 't harrewarren ftoeg de
jeexer by geval het boek op , en begon te zingen. Ut
^^ßruas inimicum Z^f defcKforem. Als KlodovKUS koning·
Van Vrankrijk tegen deGotten optrok,en deftadTours
naderde, heeft hy van Godt een teken van zijne gunffi
Verzogt. En zoo als ïijne Hovelingen hunne voetea
'lianen de kerk gezet hadden, begon de voorzanger de-
z®
-ocr page 540-Aantekent ν gen
ïe Antifoon op te heffen. {Gregor. "ïuron. lib. 2.) Heef
gy hebt my met kragt ten oorlog gewapent: gy hebt de
genen die tegen my opilonden onder mijne voeten ge-
iielt: gyhebt my de rugge mijner vyanden tot een voet-
bank gegeeven. Ja men plagt het Evangeli -boek op het
hoofd van den nien-gewijden Biffchop te leggen,en het
ïelve 200 als het maar geviel te openen: en de woor-
den die dan eerft voorquamen wierden voor een A'oor-
fpellinge genomen: En zoo had ieder Biffchop zijne
voorzegging. Willem van Malmesbury fchrijft dat de H·
Lanfrancus, die altijd zeer goed arms is geweeft, tor
zijne voorzegging deeze woorden heeft gehad : Geeft
aalmijfe, en ziet alles is voor ul. rein. De H. AnfelmuS
heeft ook een voorzegging gehad die op hem paile, en
die de wederfpannigheit van zijne onderhoorige Bif-
fchoppen in het verbeteren der kerke bednydde. Als de
ielve een zekeren Radulfns tot Biffchop van Rochefter
had verkoren, en hem ftond te wijden, bad hy den
Heer dat hy hem uit het Evangelie een voorbeduyding
wilde gecven tot een teeken dat hem deeze verkiezing
lief en aangenaam was. Als het Evangeli-boek dan op-
geflagen was, zijn deeze woorden eerlt voorgekomen:
Zy zullen gelijk zijn aan Gods Engelen : 'C welke byzon-
der wel lloeg op den gemelden Radulfus. Doch als
Harfaftus, een Godvergeeten vent, tot Biffchop van
Thetforde ftond gewijd't te worden, zijn hem deeze
woorden tot een voorzegging te beurt gevallen: Dee-
zen niet., maar Barabbas. Sylvefler Sguropulus verhaalt
{lib. 12. c. 4.) dat Metrophanes Patriarch vanKonilan-
tinopolen de 'Biffchoppelijke wijding heeft gegeeven aan
den Metropolitaan van het halve Eyland van Thracie,
op v/ien volgens Sylveiler deeze woorden, die zeer wel
op hem pacten, by het openen van 't Evangelie te lot
zijn gevallen: ^oo de eene blinde den anderen blinden
leidt., zullen zy beiden in den put vallen, enz.
Iemand zal vraagen of dit iet anders is geweeft als de
zoo genaamde lotmgen of lot-wichelaryen der Heiligen,
fortes Sanäorum., die zoo fcherp zijn verboden in de Sy-
node van Agde: {cap. 42.) Het is ten hoogße nadeelig aa»
den Katolifken Godsdienfizegt die Synode, dat eenig^
Klerken of ook wel wereldlijke perfoonen zich begeeven
de wichelarijen, en zich onder den naam van een vero^^'
de Godsdienfligheit,duor de zoo genaar/tde lotingen der
ligen, de vjet^nfeha^ van waarzeggerije ammatig^'^'·> "f
op den Η. Bonifa clus. ΒΠ
"iioorgeevefz dat z.y u-jt het zien van eemge Schriftuur-plaat-
Zen de toekomende dingen können voorzeggen. En de 20-
daanigen worden door dezelve Synode van de Kerk
i^fgefneeden. Het zelve (iaat te leezen indeeerfte kerk-
■^ergaderinge van Orleans. Dan deeze kerkvergaderin-
S^ii zien op een andere foort van waarzeggerye , waar
Van de gemelde Willem van Malmesbery het volgende
Voorbeeld verhaalt : AL· Gandulfus te Condom op de H.
Schrift ßudeerde , is het by geval gebeurt dat hy het Evan-
geli-hoek in zijne handen hebbende, met noch twe andere
■^onnikken gezeetên -was by zijnen meefier, den H. Lau-
ftancus ; de naam van den eenen Monnik was Walterus ;
^^ naam van den anderen is my ontfchoten. Ïerwyle dat
meefler zijne gedagten op iet anders liet fpeelen , heb-
zy uyt tijdverdrijf tegen malkander gezeit : laat ons
^oor het^omkeer en van de bladen eens onderzoeken wie dat
Biffchop zal worden. Zoo gezeitzoo gedaan. Als ^er
dan een-blad omgekeert was , is Gandulfus deeze fpreuk
Doorgekomen: De getrouve en vooRZigtige
^negt, den welke pe Heer over zyn hüys-
kouijen heeft gestelt. De volgende woorden vielen,
^f'^altsrus te beun: Wel aan goede en getrouwe
, treed in de vreugde van uwen heer.
De derde ontmoete eenige woorden die wat hardachtig
luydden, en die hem ook ontfielden. Als zy dan over den
'^ytßag luydskeels hegonden te lachen , vraagde Lanfran-
'^us waar over dat zy zoo verheugd waren. Rn als hy de
^•aak verflaan had , heeft Äy als een zekere zaak ■uoorzeit
^at Gandulfus Biffchop , en Walterus Abt zouden wor~
; rnaar dat de derde weder tot de dartelheden, derwe-
zoude keer en. En even als hy voor zeit had., is alles,
ook gefchiedt. Van diergelijke voorzeggingen zoudea
ook meer voorbeelden opgelevert können worden.
Maar dat Lanfrancus op die voor-tekenen zoo zondej:
wenige zwaarigheit is aangegaan , en dat binnen Vrank-
rijk zelf , fchijnt een blijk te zijn dat de voornoemde
Kerkregels van die Franfche Synoden al in het vergeet-
boek geraakt waren. Diergelijke voorzeggingen zyn al
ouds in de Kerk geweeft": want Auguftinus maakt
ook gewag van in zijnen Brief aan Januarius. Hy
daar dat het noch beter gedaan is eenige fchriftuur-
plaatzen lotsgewijs op te zoeken als by de duyvels te
rade te gaan : maar hy kan evenwrel die gewoonte niet
goedkeuren van de Goddelijke üytfpraaken op de we- ·
I. Deel, g reldfche
Aantekeningen
reldfche iaaken , en op de ydclheden dezes levens toe
te pallen.
51. Het IS geen wonder dat de oude kerk-vergade·-
ringen 7,00 veele wetten regende bygeloovigevoorleg-
gingen hebben moeten maaken. De Heidenen waren
daar zeer op gezet: en dewijl de duyvel daar ook on-
der' fpeelde, en de voorzeggingen , 't zy dan door de
kunlÏenary des duyvels, 't zy by geval, al dikwils wel
fcheenen uyt te vallen , zoo hadden de Biffchoppen
groote moeite om de nieuwe Chriftenen van deeze by-
geloovighéit af te trekken. Daar waren by de Heydenen
veele manieren van voorzeggingen, die hier ook ten
deelc aangehaalt worden ; als de vogel-wichelary, de
voorzeggingen uyt eenige voorvallen , de voorzeggin-
gen uyt droomen , tiyt het draayen van de zeef , uyt
het beweegen van een ring die over een glas gehangen
wordt, uyt de handkijkerye , uyt de gedaante-kundcr
uyt de fterrekijkerye enz. Wat de vogel-wichelary aan-
gaat, Peucerus daar van handelende, zegt, dat dezelve
uyt vi jfderhande zaak en getrokken wierdt: i. uyt den
Hemel, 2. uyt de vogelen, 3. uyt de tweevoetige die-
ren , 4. uyt de viervoetige dieren, 5. uyt het geene
s' menfchen lichaam onvoorziens en op een wonderlij-
ke wijze overkomt , of in de huyzen voorvalt. Wat
de vogelen aangaat, zy gaven acht op het vliegen, op
het ichreeuwen, op het zingen , op het huppelen , op
het eeten en drinken zoo van wilde als van tamme vo-
gelen. Plinius voegt daar by dat de Ouden ook wel
eenig voorteken uyt de voflen , rotten, muyzen, eyc-
ren en meer andere dingen genomen hebben. Daarzyn
eenige natuurlijke voortekenen die zonder eenige by-
geloovigheit uyt de vogelen en beeilen genotnen wor-
den, en die voor een groot gedeelte vermeldt ftaan in
de Land-gedigten van Virgüius. Daar fpreeken wy niet
i'an. Maar voor eenig onheil te vreezen als men in den
laaten avond een naeht-uyl op het dak vftn zijne» bwur-
man hoort huylen , of by nacht een vleermuys of een
kraai hoort tieren , of op zekere tijden een hond hoort
huylen , of een rave hoort kraflen, enz. dat zyn loutere
bygcloovigheden,die3l lang door de Kerkvergaderingen
veroordeelt zyn , en daar egter fommige zwakke her-
fenen noch al voor fchrikken.
Wat de voorzeggingen uyt eenige onverwachte en
miflèlijke toevalieii aangaat, die zyn zonder getal.
OP DÈN Η. BoNiFACrus.
er niet die het voor een quaad voorfpook aanïien als
^■y een Monnik, een vrijiter, een haas enï. opden^veg
ontmoeten : maar die het voor een gelukkig teken
houden dat ly 's morgens een vrouw, een geit , een
Wolf tegen komen Sommigen zouden voor deeze
■^''oortekenen noch al willen fpreeken , fteunend? op
^st geval van den H. Petrus; want Metaphraftes ver-
haalt iii 2,yn leven dat hy naar Alüxandrye vaarende,
Om het Evangelie aldaar,te preeken , en uyt het fchip
happende zyn fchoe heeft gebroken; het welke hy voor
een goed teken opnam , 7"eggende dat ïijne reis geluk-
kig zoude 7,yn. Maar iVletaphralies is de man niet om
hem op zyn enkeld xeggen te moeten gelooven. Ande-
ren doen het voorbeeld van Julius Gefar, en van Wil-
lem den Overwinnaar Koning van Engeland gelden;
ï^e eerfte naar Africa zeilende'om dat landfchap te be-
niagtigen, en aan land fpringende, is met zijnen neus
'n/t zand gevallen-, 't welke hy voer een goed voor-
i^eken heeftopgenomen, zeggende, Ik heb u^ oiikhou-
u vafl^ O Africa·^ En hy 'heeft Africa ook bemagtigt.
•^angaande Willem den Overwinnaar , die ten zelven
einde naar Engeland was 't zeil gegaan, zoo ras als hy
äan land was gekomen , en zyn paard de fpooren had
gegeeven, is het paard onder hem neer gezeegen , en
itorte den Koning in het zand : dit^nam Willem ook
Voor een goed voorteken op, enzelde overluyd : Hei:
En hy is 'er ook meeücr van geworden.
ßoch hier uyt volgt niet dat het gevolg uyt die geval-
len natuurlijk is voortgekomen. Die woorden waren
'^'et anders als een aardige en verftandige vond van die
Welden , om de inbeelding van hunne foldaaten, die
^•00 qen yal ten quaade koften geduydt hebben , te ge-
Heezen. En de daar op gevolgde overwinning was een
gevolg van hunue magt en dapperheit. Maar al lang
genoeg met die waarzeggers en wichelaars omgegaan.
welice n;
betekening
................. paffe. Phylaéleriei
by de oude kerkelijke Schrijvers ook wel geno-
"len Voor ReÜquy-kailenofReliquy-doozen: maar hier
^ordt het genomen voor ongeoorlofde bewaarmiddc·»
len of bewaarende geneesmiddelen , die aan den hals
gehangen , of om, de arme of handen gebonden en ge-
«raagea wierden , oia eenige kiekte of eenig onheil af
% % ie
idiid h
----O ------ ï, .. 1
S^. In het Latyn Phylaäeria , welke naam in het
^vangelie van Mattheus een heel andere
: doch die komt hier niet te
Α Α Ν τ Ε κ Ε Ν I Ν G Ε
te wecren. Daar waren verfcheide foorten van bewaaf-
middelen,als Talismannen of geftarnde kringen , let-
tertekenen, toover-ringen enz. Talisman of geftarnde
kring is een teken , merk, of afbeelding van een He-
melfch teken, van een geftarnte of van een dwaalfter-
re, gefneeden op een Sympatetijfche (leen , of op eeit
metaal dat zekere over-een-koming met het geftarnte
heeft. {'ZitLesTdismatts juflifiez.) Daar worden won-
deren boven v/onderen van verhaalt : en fommigen,
fteunende op het gezag van Symphorianus,Campegius,
Campanella, Baconen van meer anderen, willen dee-
xe Talismannen noch al vry-kakelen van toverye en
alle bygeloovigheit; en zeggen dat de invloed der he-
mclfche lichaamen in de onëermaanfche dingen van
geen wys menfch, die den eerften drempel vatide Phi-
lofophie betreeden heeft, kan gelochent worden ; Dat
het daarenboven zeker is dat de fterreneen zekere over-
eenkoming met de ondermaanfche dingen hebben , en
dat deeeneftofte beqaaamer is om den invloed der fter-
ren te ontvangen als de anderen. Ja zy zwetzen zeer op
de getiKgenis van den Joodfchen Hiftori-Schrijver ]o-
fep'hus, dewelke in zijne Joodfche Gefchiedeniiïèn ver-
haalt, dat 'er by de Jooden op den neus van- den beze-
tenen een ring wierd geftelt, en dat 'er in dien ring,
in de plaatze van een gefteente ,, een zeker worteltje
was gezet, 't welke Salomon in zijne werken zou be-
fchreeven hebben.· Ja dezelve Schryver getuygt dat by
deuytwerkingenvanzodaanfge ringen met eigen oogeii
heeft gezien ; en dat een Jood,met naame Eleazarus,
op die manier eens een groot getal bezetenen in de te-
genwoordigheit van Keyzer Vefpafiaan heeft geneezen.
"Maar die redenen zyn goed om zulke menfchen te paa-
jen , die doch altijd wat wonderlyks moeten hebben.
En het gebeurt fomtijds dat hoe iemand verftandiger is,
hoe dat hy zich dieper in dieduyfternifièn· verzeilt. Som-
migen zouden aanftonds wel zeggen dat zulke grillen
niet können vallen als in de herfenen van eenige flegt-
hoofden, en kleine verftanden. Dat de kleine verftan-
den daar ligter toe vervallen fta ik toe : doch ik meeii
dat hoogdraavende en meer alsgemeene verftanden zich
daar ook wel aan vergaapen. Die weeten hunne gesag-
ten niet in te binden ; die fpringen over de gemeene
paaien heen , daar andere verftanden niet over en kön-
nen; en over die gemeene paaien eens geraakt zijnde.
OP DEN Η. BONIFACIUS, ^fj
pan ty als in een onbekend en duifter landfchap doo-
ien en wroeten, zonder weer op den regten weg te kon-
Jien komen. Doch dit ter loops eens gezeit. de Oudea
hadden 't zeer drok met die Talismannen , waar over
tlianus, Pl!nius,Tzetzes, enz. können nagezien wor-
den. Gregorius van Tours moet 'er ook noch al van
gehouden hebben j want hy verhaalt dat de ftad Parys
gebouTYt is geweeft onder een geftarnte , die haarjvan
orand, van ferpenten en van muyzen bevrijde. Ja hy
^oegt'er by dat, als men in hetjaar 5-85 bezig was met,
0"Urent zekere brugge te delven , de twee Talisman-
nen , bewaarders van de ftad , te weeten een koperen
^^rpent en een koperen mays , gevonden zyn ge-
■»veelt.
Behalven de Talismannen zijn'er ook lettertekenen,
"'c voor bewaarmiddelen gehouden worden : daarzyii
^daanige Hebreeuwfehe . Samaritaanfche, Arabiffche,·
Grieklche en Latynfche letteren, enz. die van de by-
geloovigen tot .eenige wondere uytwerkingen gebruykt
■forden, als by voorbeeld om in een korten tijd groo-
reizen af te doen, om de vuurwapenen te betoveren,
ßffl hunne fchoten kragteloos temaaken enz. waaron-
der het beruchte woord Arbacadabra, of gelijk
fotnmigen leezen Abraxas, of Abracax, daar
de geleerden hun hoofd zoo mede gebroken hebben,
'^'vel mag gerekent worden. Sammonicus een Genees-
heer van de tweede eeuwe, en aanhanger van den ket-
ter Bafilides , fchrijft in een Latijnfch gedicht dat het
^elve op een zekere manier gefchreeven en aan denhals
Sehangen , tot een onfeilbaar geneesmiddel verftrekte
i^egeii de vierdendaagfche en half-vierdendaagfche koort-
sen.
Hier toe behooren ook zekere ringen die tot veel-
^erhande gebruyken door de bygeloovige menfchenge-
fchikt worden : als om in alles gelukkig te zyn, omde
gunft van de Vorftente winnen. Daaronder kan gere-
kent worden de ring van Gyges, die hem, zo.o wyhet
^aar gelooven willen, onzigtbaar konde maaken: zo-
®aanig was de ring van den'voornoemden Jood Elea-
, daar de drommels voor gingen loopen diit ze
itooyeii_ Tatianus , leerling van den Martelaar Jufti-
nus, fpreekt van beenderen , kruiden en wortelen, de-
Welken in een leertje gebonden tot een bewaarmiddel
<iienden ^ maar hy fchrijft alle h^arp kragt aan de dui-
% 3 velen
-ocr page 546-Aantekenin gen
velen toe. Het afbeeldxel van Alexander den Grooten
wierd in de Heidealche rijden voor een kragtigbewaar'
middel geliouden. Maar geen fchooiider bcwaaniiidde-
kn als by de Japanners : want die met eenige briefjes
daar toe dienende ayt de wereld verhuyft, lal geen noud
hebben van door de booze geeften gequelt of" gepijnigt
te voorden. Die noch hooger op deeze fraayighedei;
wil ftudeeren , kan Thiers van de Bygeloovighedea
eens uytleezen.
Toveryen 2yn eenige woorden , in dicht of on-
dicht opgeileld , dienende om eenige wonderbaare en
tegennatuurlijke uytwerkingen voort te brengen , als
het bloed te ftelpen , ïiekten te verdrijven , Itorm en
onweer te veroorxaaken, iemand een ziekte aan te zet-
ten, enz.
54·. Lange rokken: in 't Latyn ftaat cafiilis utantur^
dat zoude men naar het gevoelen van eenige Geleerden
inogen vertaaien dat zy kazuyfels moeiten draagen,
want safrU oi caf»bL· betekent onder de Geeftelijken
een kazuyfel. De meengepreezen Schryver van de op-
komfte der Reguliere Kanonnikken twijfelt 'ernietaan
of alle de Prieilers hebben al voor deeze Vergadering
%'an Bonifacius buiten den Goddelijken dienll; een ka-
■zuyfel gedraagen. Althans Fauftus ichrijft in het leven
van S. Severinus Priefter en Abt van S.Mauris, dathy
200 een kleed gedraagen heeft. ( cap. 6.) En dat dit
de gemecne dragt der Pricfteren was bewijft hy uycden
Diaken Gyprianus, die het leven van S.Cefarius heeft
befchreeven : uyi Paulus Diaken van Merida, die de
levens van de MeridaalTche Biffchoppen heeft nageiaa^
ten: uyt de vierde kerkvergaderinge van Toledo, enz.
Doch of die kazuyfels of cafula; van het zelve maakzel
ïyn gewecft met onze hedensdaagfche kazuyfels, daar
20U het op aankomen. Rabanus Maurus daar van
fpreekende (de in/ut. Cleric. Lib. i. c.%i.) zegt dat zoo
een kazuyfel een boven-kleed was , en ^lle de onder·-
kledcren bedekte en bewaarde.
ƒ5. Hier tegen zyn ook veelewetten gemaakt: maar
daar zullen wy naderhand beter van können fpreeken.
S6. De Regel van S. Benediélus is al voor den tijd
¥an Bonifacius zeer gemeen in Vrankrijk geweeft: zo-
«äaanig dat 'er zederd de aankomfte van S, Maurus al
langen tijd naulijks eenKloofter is geflieht als volge"®
deji gemeldeii Regel ^ het welke I^ucas Dachery i» "^'J"
op den Η. Boni f actus.
ne Aantekeningen op den 32. Brief van S. Lanfrancus
^'jdloopig bewijft : maar dan wordt daar onder ook
begreepeu de Regel van den H. Kokimbanus , die niet
anders is a!s de Regel van S-BenediSus, met een kort
Pyvoegzel. Deexe Regel van S. Benediöus was aldaar
zulken aanzien, dat fommige Franfche Koningen, ja
^cnige Kerkvergaderingen, getracht hebben alle andere
■pegels af te'fchaffen , en den gemelden Regel in alle
j^'ootters in te voeren. Lodewyk de Goede heeft daar
||erk in geyvert; en de tweede Syriode van Aix fchijnt
"st duidelijk te beveelen. De Jaar-fchryver, die het le-
^eti van Lodewyk den Goeden befchreeven heeft , en ·
^■•anibertus van Schafnaburg, fchryvende over het jaar
^'5", zeggen rond uyt dat ïulks vaft gertelt is geweeft.
^a dien tijd wierdt de Regel van S.Benediaus niet an-
ders genoemt als de Regel, of de heilige Regel. JaLu-
Pus fchrvvende over het tweede Dekreet van Leo IX.
'i'^rklaart vlak uyt dat de Order vanS-BenediftüS by. de
;^atynfche Kerk altyd gehouden is geweeft voor deedel-
van alle Orders, en dat de ApoftolilTche Stoel den
^egel van den zelven Benediaus altijd heeft aangezien
boorde Princeiïè {Domina) van alle Regelen. Zoo
^ät Innocentius iV. uyt dien hoofde niet begeert en
«eeft dat ook de Bedel-monnikken al te verre van den
ïelven zouden afwijken. _ _
5·?. Van het Voorzitten, en van den rang der zittin-
Se in de Kerkelijke Vergaderingen zullen wy ook in 't
gevolg noch wei iets te zeggen vinden.
ƒ8." Dit laatfte is verre het waarfchijnlijkfte. Deou-
Schrijvers ipreeken zeer dikwils van Cafa^Cajamen-
Cafale, Cafati. Ce/ii/waren dienftluiden die Ze-
kere landhoeve {Cafa, anders ook Hoba, Hova, en..
•^atifum genaamd ) moeften bedienen, en hunne Hée-
i'en ook in tijden van oorlogten dienfte ftaan. Die naa-
ien allemaal komen van Cö/ä ,'t welk van zelfs fpreekt;
^aarom dan de afkomfte van Cafata zoo verre gezogt?
Dat die Cafaü met hunne Heeren ook ten krijg moe-
iden optrekken, blijkt onder anderen uyt het andwoord
"Van Yvo BilTchop van Chartres aan Philippu's Koning
Van Vrankrijk. Deeze had Yvo op-ontboden om zyif
^ger meteen gewapende bende te komen Herken: daar
heeft Yvo aldus geandwoord: (Ep.iS.) De dienfi-
luiden der Kerke , ( CASATt Ecclesia ) en de andere
fildaaien zyn meeji aUetnaal van huys , of in den ban ge-
^ 4 daan·^
-ocr page 548-3<ίο Aantekeningen
^aan; ik kan hen zender voorgaande voldoeninge niet ont-
hinden , en ik mag geene menj'chen die in den ban zy*^
oorlog zenden. i)ie Cafati wierden fomwijlen zoo ge-
noemt van Cafa , een enkelde landhoeve , fomwijlt^i^
ook van Cafarnentum ^ 'twelk een geheel dorp betekent·
Het Vikaren eigentlijk degeenen die eenige landhoeve,
pf land , of een geheel dorp van den eigenaar huurden
of in pagt overnamen. Dit wierdt wel gedaan van cdel-
luiden en ridderen, die het land dan aan een boer te
bouwen beiieedden : doch onder beding van den Bif-
fchop of den Abt in tijde van oorlog met eenige man-
fchap by te fpringen. De Kronijk van S. Richarius drukt
dit aldus uyt, {iib. ·^. c. 3.) dat ze gehouden waren den
Abt by te fpringen in eigen peribon, met hunne onder-
hoorige foldaaten ; en daarenboven noch met hunne
fchildknaapen , dienaaren en knegten : cum armigeris
•ualettis garzionihus. Die edelluiden , of C^y^i/, leen-
bezitters, waren volgens een oud gebruyk gewoon, op
zekere daar toe gefielde hoogtijden , rnet al die man-
fchap in de Abdye te verfchijnen : en dewijl ieder op
het deftigfte, cn als öm prijs , uytgedoft was, zoo is
het geen wonder, 't gcene dezelve Schrijver daar by
Toegt , dat zy de Kerk by-na in een Konings hof ver-
anderden. Doch de landbouwers of boeren kreegen die
landen zelf dikwils in pacht, en die waren dan de regte
Cafati. in het Tcftament van Karei den Grooten, by_
Pithxus 6. wordt gefproken van fervi ψύ jam cafait
fanty en van mancipia non cafata : van knegten en llaa-
ven die zodaanige landerycn in pacht gek reegen of niet
gekreegen hadden. Zoo dat 'er tweederhande Cafati
wajen: als eerft de edelluiden die een pagthoef te leen
hadden ; en ten tweede de boeren , die de bouwery
waarnamen. Daar waren ook driederhande landhoe-
ven : de eerile was manfns dominicatus ^ die van deU
Heer zelf gcbruykt wierdt ; ten tweede , manfus
■nuilis (want men moet hier geen Ciceroos Latijn ver-
wachten ) die aan edelluiden of vrygeboorene miin^fn
te leen wierdt gegeeven ; en eindelijk manfus fervthsy
die den boer voor zekere penningen of voor eenige
waaren , en onder beding van eenige gedienftigheden,
wierdt v^rpactit. Zie ]Vlatthi?us de Nobilit. ontrent het
einde.
59. Of de Pauffelijke Gezanten het regt hadden van
overal Pro vinciaale Vergaderingen te beroepen,
OP Den η. BoNir Acius. jirl
daar voor te zitten, is een oud verfchil, daar al vinni-
ge woorden 2,yn over gevallen : Lambertus van Schaf-
Uaburg verliaalt in zijne hiftorie, dat Gregorius VII.
vier Biffchoppen naar Vrankrijk heeft gezonden , om
den vervallen ftaat der kerke aldaar te herftellen ; dat
dezelven van Gregorius wege verzogt hebben een Ver-
gadering , met het believen der Biiïchoppen , uyt tefchrij-
^en : maar dat alle de Biflchoppen dat verzoek plat af
hebben geilaagen , zeggende dat ze zodaanig een voor-
^«gt aan niemand ter'wereld , als aan den Paus alleen,
houden toeltaan. Lietmarus Aartsbiffchop van Bremen
'^as van het zelve gevoelen": want Gregorius VII. ver-
'^''ijt hem in een brief dat hy de Pauffelijke Gezanten met
^lle magt belet heeft een Vergadering te beroepen. De-
■ïelve Gregorius VII. klaagt in een anderen brief met
icherpe woorden, dat de Biffchoppen van Vrankrijk op
Vergadering van zijnen Gezant, Hugo BiiTchopvan
niet hebben willen verfchijnen. En als Johannes,
Gezant van Honorius II. in de Synode van Weilmun-
"er den voorrang boven alle de Aartsbiiichoppen, Bif-
fchoppen , Abten, en den ganfchen Adel van het Rijk
gehad , is ganfeh Engeland daar over gebelgd ge-
^celt, gelijk by den Monnik Gervafius, in de levens-
daaden van de Kantelbergfche Biffchoppen, gezien kan
Worden. En V^illem de Korbellio, Biffchop van Kan-
t^elberg, is over die toegevendheit van fommigen , als
®ver het toelaaten van een nieuwigheit, gelaakt en op
^en onfmaakelijke wijze begroet geweeft. Daar zouden
meer diergelijke voorbeelden te berde gebragt können
forden. De Geeftelijkheit van Luyk , met den Paus
^ 'ifchalis IL wegens het voorftaan van Heuricus IV.
hoop geraakt, en in den ban gedaan, fpreekt in
haare Verandwoordinge al vry fcherpjes van die Ge-
'^anten : ^ai die Gezanten aangaat^ ^.eggen de Luyke-
'J^ars , die -van de Paujfelyke zyde afgevaardigt worden^
verwerpen wy ten eene 'maale 5 geiyk de Kerkvergade-
ringen van Afrka ten t^de van de Pauzen Zozy/nus, Ce~
'^ßifius, Bomfacias, gedaan hebben. Zy voegen 'er by,
dat Ze met hunnen Metropolitaan of Aartsbiffchop
'vvettige Vergaderingen houden : en dat ze zelfs geene
^aaken te Romen brengen , als die van zeer groot be-
Zyn , en in de H. Schrift niet flaan uytgeweezen.
. En dit is doorgaans het gevoelen van de Franfche
fverk geweeft. Petrus a Marca is daar al kragtig voor.
AamtekeninseK
( Canceri. üb. 6. cap. .31.) Maar wat dan geandw^oordt
op het voorbeeld van de Koninginne Brunechiidis, die
van Gregonus I. Geianten heeft verzogt , om in
Fraiifche Synode voor te zitten ? Dit was een nieu wig-
heit , zegt hy, en het fchijnt waarlijk een nieuwigheit
in de Franfche Kerk geweeft te zyn. Hy beroept zich
ook: op de Kerkvergadering van Africa , dewelke met
deeze vvoorden gefchreeven heeft aan den Paus Cele-
iiinps ; Dat ''er fimmigen van de zijde umer Heilïgheit
afgezonden zonden moeten worden, dit vinden wy in geene
Synode van onze Voorvaderen befioten : en de Afrikaan-
fche Vaders zeggen rond-uyt, dat ze de tegenwoordig'
heit van Fauflinm, Af oflolijfchen Gezant ^niet langer zal'
kngedaogen. Men zal volgens hem wel eenige voor-
beelden vinden , daar de PauiFelijke Gezanten in de
Provinciaale Synoden voorgezeeten hebben : maar zO'
daanige voorzitting volgens hem maar ingevoert ge-
weeft door de Kerkvergadering van Sardica , om de
2.aak der afgezettene Biffchoppcn , die zich op den A-
poftoliffchen Stoel beroepen hadden , op nieuw te on-
derzoeken. Hy .zegt dan dat'er geene Pauffelijke Gezan-
ten naar de Provinciën mogen gezonden worden , ten
zy dat de Oppervorften om gewigtige redenen die de
Kerk raak en, daar in bewilligen. En dus zou het voor-
beeld van onzen Bonifacius, die doorgaans Vooizitter
is geweeft, können opgeloft worden. En wy zullen ip
de volgende Afdeelinge zien dat het volgens de getui-
genis van Willibaldus op order van Karlomannus , eii
met het goedvinden der Biffchoppen is geweeft dat Bo-
aifacius boven aan heeft gezeeten.
Doch hier hebben de voorftanders van de Pauffelijke
lηagt al veel tegen in te brengen. By voorbeeld dat de
Biffchop van Theffalonicavoordeezen doorgaans Pauf-
felyke Gezant was in het ganfche landfchap Illyrie of
Slavonie ; en. dat hem door Damafus en des zelfs na-
zaaten de magt is gegeeven om Kerkvergaderingen ,te
houden fdaar wederom al veel tegen valt te zeggen).
Dat de Biffchop van Arles dezelfde magt heeft gehad
in Vrankrijk; doch deeze magt wordt van anderen al-
dus uytgelegt , dat zyn ampt maar was een waakend
oog op de Biffchoppen te houden, zonder eenig gezag
of overigheit over hen te hebben. En waarlijk als Gre-
gorius de Groote {Ub.\. eftß. 5Ί.) zyn Gezantfchap
Vrankrijk opdraagt aan Virgilius Biffchop vaa Arles,
voegt
-ocr page 551-OP DEN Η. BONIFACIUS, ^fj
voegt hy'er by, dat hy zulks doet naar ouder gewoon-
te, te weten behoudens het regt van ieder Metropoli-
taan. Nu, het is kenbaar dat de Metropolitaanen het
■^^gt altijd gehad hebben om in de ProvinciaaleSynodea
Voor te zitten. Op den zeiven voet begeerde S. Leo
V-%. 84.) dat zyn Vikaris Athanafius het regt der Me-
Jjopolitaanen ongekrenkt en ongefchonden zoude heb-
te bewaaren.' Het zelfde heeft Hormifdas ook be-
volen aan zynen Vikaris Johannes, Beide deeze Pau-
ken liaan aangehaalt by Gratianus. {Cauf.i<;. Qu.z.cap.
^· y 6.) Men. kan wel denken dat zy het voorbeeld
^an onzen Bonifacias ook zullen te hulp roepen. Doch
alle redenen en tegen-redenen op te haaien zou den
J-ieezer verdrietig vallen. En wy fchrijven geen Gods-
pleerdheit, maar alleenlijk.ecnige Hiftoriilche Aante-'
«cningen.
60. Wanneer en waar dat de Abten het regt ontvan-
gen hebben om in de kerkelijke Vergaderingen tezittea
teftemmen, is een verward gefchil; en ik weetniet
^fik daar wel met eere uyt zoude komen. Jk zal 'er
|Hx ook niet anders van zeggen als dat S. Lanfrancus
υ"" 'z.ijne eerfte Synode vaftgeftelt heeft dat niemand, be-
"alven de Biffchoppen en, Abten, in de kerkvergaderin-
gen zal mogen fpreeken , zonder alvorens verlof vart
Oen Metropolitaan gekreegen te hebben. Ja Lupus,
Schrijvende over de Rheimlche Synode van Leo IX.
Verzekert dat de Priefters noit , maar de Abten altijd in
^e oude kerkvergaderingen der. Grieken regt gehad heb-
ben om te ftemmen.
Doch de Priefters hebben van ouds zekerlijk het regt
S^had om in de Provin.ciaale Vergaderingen te zitten.
die van Eliberis of Elvire , die in de vierde eeuwe
gehouden is, zyn 'er wel 36 tegenwoordiggeweeft. Ia
Qe fesde van Arles was ook een goed getal van Prie-
«ers. De geleerde Engelsman Bingham bewijft hetzel-
ve {fag. 213.) uyt verlcheide andere Kerkvergaderin-
gen , daar de Priefters niet alleen onder de BiiTchoppea
^'Z'Ceten , maar ook fomwijlen ondertekent hebben,
^ellotius zoude dit regt den Priefteren wel willen ont-
araayen ; en hy beweert dat ze noit in eenige kerkver-
gaderingei^ met de BiiTchoppen hebben mogen zitten,
noehte ftcmmen. Maar hier in wordt hy van Habertus
KNot. m Vontif. Gracomm p.XT)·), en meer andere krag-
«gtegengefprokeß.
54-4- Aantekeningen
Ontrent de Algemeene Kerkvergaderingen zonde wat
meer zwaarighek zyn; enveele KatolykeSchryvers zyn
de Prieilers hier in tegen. Doch Habertus komt hun hier
ook te hulp , en bewijft uyt verfcheidene voorbeelden
van de vierde, fevendeen achtfte Algemeene Kerkver-
gaderingen dat ïy daar ook ondertekent hebben : maar
of het ondertekenen juyft het regt van te ftemmen ine-
de brengt,'t welke Bingham 7,00 zeker ftelt, en daar
Bellarminus neen op zeit, dat is een andere vraag. Eu
daar zullen wy nu niet intreeden.
61. in de lieden zyn Biffchoppen aangefteld, niet op
de dorpen: want de kerkvergadering van Sardica heett
een wet gemaakt van geene Biffchoppen op dorpen»
noch zelfs in kleine ftedekens aan te Hellen; op dat dc
naam,en het gezag van den Biffchop , zoo als die Va-
ders fpreeken , in geene kleinachting zouden komen-
Dit misbruyk is a^oud: want Zozómenus fchrijft i»
het fevende boek zijner hiftoriedat het alby eenigevol-
keren in zwang ging; als by deArabiers, 'en by die va»
Cyprus: en dat de Montaniften en de Novatiaanen die
gewoonte ook hadden. De Montaniften wierden om
hun klein getai uytgelachen; en om dat zy zich al lang
genoeg met het andwoord van Tertullianus beholpen
hadden, dat de Kerk niet en befiaat in het getal der Bif-
■fchoppen , zoo hebben zy zich eindelijk van dit kunsje
moeten bedienen. De Donatiften hebben zichdaarme"
de ook weeten te behelpen om hun getal quanfuys groo-
tertemaaken, gelijk Alypius hen in de Kartagiffche
famenhandelinge te gemoet voerde. Doch de Donatiit
Petiliaan liet hem niet onbetaald , en gaf hem tot be-
fcheid dat de Katolyken dat kunsje ook wel wiften te
gebruyken. En hierom was het dat Leo de Groote in
•zijnen 87. brief wel nadrukkelyk aan de Biffchoppen
van hei Keizerlijke Mauritanië belade dat zeindeplaat-
ïen en kafteelen daar te voren geen Biffchop was ge-
weeft, geene nieuwe Biffchoppen moeften aanftellen?
vermits de weinig bevolkte plaatzen, en de klei"c ver-
gaderingen genoegzaam gerieft konden worden van en-
celde Priefters. En hy voegt'er by dat de voorgaande
Vaders daar ook al wetten over gemaakt hadden , op
dat de Biffchoppelijke luyfter en achtbaarheit door het
bedienen van kleine vlekken en gehugten, of van flegte
eil eenzaame Burgten, niet zoude verkleint worden.
Mm hier omtrent kernen zwaare klagten op tegen
den
-ocr page 553-op Den η. Bonïfacius.
^en Roonifchen Stoel; ais of die, om altijd verzekerd
te ïyn van de meerderheit der ftemmcn, een menigte
■Van Bifdommen in veirfcheiden Vlekken en Dorpea
^an het Napelfche Rijk had opgeregt. Dan Lupus fchrij-
veade over de Sijnode van Sardica, antwoordt hier op
®at dit een onregtvaardige en oniiundige betichting is:
dat de Griekfche Keizer Leo de Ifaurier alle dc
Voornoemde Bifdommen al over lang heeft opgeregt;
^ant de voornoemde Keizer, grimmig op Gregorius li.
ïijne razernye tegen de Beelden niet wilde ten dien-
ftaan , heeft alle de Landichappen van Sla\Onie,Si-
^'l'e, Kalabrie , Apulie tot Romen toe aan de Patriar-
^haale magt van den Roomfchen Stoel met geweld ont-
^iOkken , en aan den Patriarch van Konftantinopoleti
Onderworpen. Hy heeft een Mctropolitaan te Syraku-
l^n aangeltelt: zijnde Sicilië dus lang zonder Metropo-
^'taau, en onmiddeüjk aan den Paus van Romen on>-
^prworpen geweeft. Hy heeft ook elders nieuwe Aarts-
^'fdommen opgeregt, en Italië met nieuwe Bifdommen
'^Pgevult Daar is wel dikwils , zegt Lupus noch al
^prder, gehandelt geweeft over het vernietigen van alle
nieuwe Bifdommen, maar tot noch toe is daar niets
Van gevallen. Iemand zoude dan können vraagen , of
^sii minfte de voornoemde reden, raakende de verzeke-
ring van dc meerderheit der ilemmen, niet veel gehol-
pen heeft om die Bifdommen in ftand te houden ? doch
^at zyn maar giffingen. En Romen zal zelf niet ont-
^i^nnen dat ze op het ftuk van ftaadkunde voor nie^
ifiand behoeft op te rijzen.
6i. Wy hebben al iets van de krijgsknegten der Bif-
iehoppen en Abten aangeroert. Wy hebben hier maar
ie neggen dat fommigen van gevoelen zyn als of die
krijgsbenden der geeftelijken eerft ingevoert v/aren ge-
■^veeft door Karei den Grooten. Althans de Paus Pa-
^chalis II. met Henrik V. aan 'tkrakeelen geraakt zijn-
zeide; (apud Dodechrmm item inlitteris ad Henr. V.^S
^at de krijgsmagt en het te velde gaan der geeftelijkheii
?icfproten was uyt de Keizerlijke giften door Karei den
Grooten, Lodev/ijk den Goeden, Otto den Grooten,
aan de kerk gedaan. Die goederen waren deti
GeeileJij]i;en op deeze voorwaarde gegeeven dat ze dea
Haam van Hertog of Graaf zouden voeren ; doch te fa-
mep een zeker getalSoldaaten zouden houden, om het
Keizeüijke leger ten tijde van oorlog daar mede te
fter-
-ocr page 554-Aantekeningen
fterken. En waarlijk men zal, meen ik,voor den fijd
van Karei den Groeten te vergeefs BiiTchoppen ofte
Abten in de Hiftorien zoeken , die t' fanien Hartogen
of Graven zyn gevveeft. Maar de waarheic is dat Karei
de Groote en eenigen van zijne Nazaaten wel veel meer
werk hier van gemaakt hebben als hunne Voorzaaten,·
doch uyt deeze Kerk-vergaderinge blijkt dat ze al eer
leenmannen gehad hebben, en genootzaakt waren den
Keizer eenig volk toe te zenden. Niet tegenftaande
deeze ordonantie leeft men dat niet alleen de Abten?
maar ook de BiiFchoppen en Aarts-biffchoppen nader-
hand noch al even moedig ten oorlog trokken. Dit
liep zoo hoog dat het den gemeenen man zelfs heeft
verdrooten : en men vindt in de uyrgeleezen ordonaii-
tien van Karei den Grooten dat al het volk den Koning
met gebogen knijen heeft gebeden dat de BiiTchoppeO
doch van den krijg verfchoont mogten worden ; op
dat ze in tijden van oorlog by hunne kerken zouden mo'
gen blijven , om oiFeranden voor de Soldaateu op te
draagen: Zy zeiden vlak uyt dat de voorgaande manier
verfoeyelijk was, en dat de krijgsbenden om die reden
dikwiis midden in het vechten van Godt verlaaten wa-
ren geweeft. Karei heeft hun verzoek ingewilligt, be-
kennende dat dit een grnwzaame zaak was geweeiii;eti
dat de Gallifche, Spaa'nfche en Lombardiiiche volke^
ren om die reden geen zegen in het oorlogen hadden
gehad, ja hun vaderland niet hadden können behouden.
Maar de BiiTchoppen zelfs die zich hier over hadden
moeten verblijden, hebben allermeeil tegen dit verbod
beginnen te morren en te klagen, zeggende dat Karei de
eer der Prieileren had verkort. Want zy hielden dit voor
een voornaam gedeelte van de BilFchoppelijke waardig-
heitdat zy het leger als Veld-overften konden gebieden.
_ Verders zyn'er al meer ordonantien tegen de Geefte-
lijkendieten oorlog gingen voor deezen gemaakt: als
inde'Sijnode van Anjou, in deeeritevan Mafconenz,
Om dezelve reden zyn Salonius , Aarts-biiTchop van
Atnbrun, en zyn broeder Sagittarins Biffchop va» Gap
afgezet geweeft: gelijk te leezen is by Grcgorius van
Tours in het 4. Boek zijner Hiftprie. iVIaar d.it mögt
niet helpen: en inde volgende tijden is dat quaad, hoe
dat het meer verboden wicrdt,deste kragtiger voortge-
fchoten. Zelfs heeft de vermaarde Alcuiims Flacons
Karei den Grooten moeten bidden dat hy wegens z'jne
' ® hQO-
-ocr page 555-op den Η. Bonifacius.
Jiooge jaaren van het oorlogen verfchoont mögt birj-
^εη : zoo gemeen was het onder de Geeitelijken dat
het leger volf^^den Ja Ratherius, BiiTchop vanVe-
fOß-, die een yveraar voordc Kerk-tugc was, getuygt
bock van de verachtinge der Kerk-regelen, dat
alle Klerken en Biffchoppen die niet begeerden gehar-
öalt, eii gelaarit en gefpoort, naar het flagveld te trek-
voor Verraaders van hunne Koningen gehoudea
'^'ierden; en dat hy zelf, om dat hy noit ten krijg was
®Pfeetrokken,van ziinebenijdersaisonbequaam omBiC-
phop te zyn , wierd uytgcmaakt en nagejouwt. Ja de
pauzen zelf hebben hier dikwils geen quaad in gezien,
^ftfanus li. heeft grooten lof gegeeven aan den Abt
j^ernerius, om dat hy de wapenen voor de Roomfche
^erk tegen den Lombarden , ' 'hrtftp.npn ™ori>n
die Chriftenen waren,
, ^ En als Gregorius IX. de wederfpan-
'^'ge Romeinen zoude gaan beoorlogen, heeft hy bet
oppergebied van zyn leger opgedraagen aan Petrus Bif-
Ichop van Winchefter in Engeland, om dat hy, gelijk
^^atheus Paris fchrijft, een fchatrijk man was, enbe-
kennis had van een leger in flag-order te ftellen als
p^i het Evangelie te prèeken. Maar om dat het deti
geeitelijken ongeoorlofd was bloed te ftorten, 'twelke
I^Un al meer als eens door de kerkelijke wetten is ver-
boden, zoo is hier ook al raad voor gevonden. In den
"ag van Bovines zat de Biffchop van Bauvais ook te
faard, wel en ridderlijk uytgedoft, en zoo happig om
^fn kansje te wagen als dc berte Soldaat: maar om geen
^'Oed te vergieten, gebruykte hy een knodze, waar me-
hy menig braaf karei de herflèneninfloeg datzeftoo-
Zie Guil. Brito in het 2. Boek van zyn Philippis.
■^oo een held is ook geweeil Chriftianus Aart-biffchop
^an Ments , van wien de Abt van Staden het volgen-
verhaalt: {ad annum 1172.) Hy^ heeft ga'/ifch Lom-
j^'^dye en Toskanen-flat geloopen, en is aldus tegen die vak
yoloKie aangekomen. Hy zat te paard , hebbende een har-
aan, en een hemelshlauwen rok daar over ; een ver-
Relden helm op de kop, en een drie-qnaßige knodze in de
banden. Men Zegt dat hy in dien ßag negen mannen
^»et eig^^ handen heeft gedeodt. Ik bekent 't, dit is al
cengroote fijnigheit. Maar zouden de kerkelijke wetten
^aar zoo veel oitderfcheid in ftellen, en zouw het iemand
^Ok zoo Veel fcheclen, of hy met een biocicu deegen
"Oorilokcn, of met een knodze verplettert wierd .i· Het
is
'''ad opgenomen
54-4- Aantekeningen
is waar dat veele van de aangehaalde voorbeelden laa^
ter zyn als de Kerk-regel van deeze Vergaderinge; maar
ik heb gedagt dat dezelve , als wel te pailè komende ,
alhier met verlof van den leezer wel een plaats zouden
mogen hebben.
63. Een offerande , zegt Cyrülns van Alexandrye,
(^adverfus Antromorph. c. 11.) moet nergens anders ofgs'
ïdraagen worden als in de Heylige Kerken der Regtgelorrvi-
gen. Zoo wie daar tegen duet ^ die fchendt opent lijk de ^^^^
des Heere. En de Groote Bafilius inzyn Boek van het
Doopzel zegt ook nytdrukkelijk dat ze gevaar loopeß
van geftraft te zullen worden als overtreeders van de
wet, die de geheimniffen des Prieilerdoms op onge'
wijde plaatzen verrigten. Ook heeft de Sijnode van
Laodicea , onder het Pausdom van 6ilverter , de»
Biflchoppen en den Friederen verboden eenfge oiFef'
anden in gemeene huyzen op te draagen. En zy v^ü
de byzondere offeranden, nu de vervolgingen ophieldeHi
glad en al afgefchaft hebben. Doch zulks is fomtijds
noch al gefchiedt. Theodorus fchrijft {Hifinr. Monafi-
c. 20.) dat hy op het verzoek van den kluyzenaar jVÏa-
ris de heilige offerhande by hem heeft opgedraagen, eO
de handen der Diakenen voor een Outaar gebruykte·
Dat meer is, de H-Auguftijn heeft aan zijne PriefterS
niet alleen verlof maar ook bevel, in zeker voorval ge'
Ïeeven om de H. Mis in een Boeren huys te verrigten·
)it fchrijft hy zelf in het laatfte Boek van de Stad Gods-
Maar de vraage is hoe dat zulks heeft können volftaani
dewijl dat'er noit mag Mis gedaan worden als op een
Outer , of op iet dat volgens het kerkelijk gebruy!^
voor een Outer kan verilrekken. Dit heeft zijne zwaa-
righeit al. Want te zeggen dat Theodoretus het be-
kende Antimenfum of Onter-doek , en dat die Prieilers
van Augullinns een Draag-outertie by zich gehad heb-
ben, gelijk Lupus in zyn derde deel half zou geloo-
ven, dat is al een (loute giffing. En ik geloof niet dat
men in die eerfte tijden eenig gewag van Draag-outers
zal befpeuren. Verders hebben vericheidene Pauzen, als
HonorinsIIL Gregonus Xl.Urbanus V. Pius IV.Grego-
rius XIJI. aan de Predikheeren, Minnebroederen, Bene-
diktijnen, Jefuyten enz. verlof gegeeven om die Draag'
outertjes over al, of ten minfte op zekere plaatzen, buiten
de kerken te gebruyken. Bonifacius IX· die al het geld van
de ganfchs wereld wel in zijne koffers zou wiilen ge-
zieu
-ocr page 557-op den η. Bonifacius. 5<5Ρ
^ien hebbea volgens Thomas Walfingham, heeft de
Draag-outers aan niemand die zijne handen maar quam
Vullen, geweigert. Men moetmy deeze getuigenis vaa
i^oaifacius niet qualijk afneemeu : de yverigfte voor-
'ïanders van den Pauffeiijken Stoel, als Lupus,Theo-
<^oricus de Niem, Morery, en honderd anderen fpree-
ken van zijne onmatig'e geldzucht als van een bekende
εη Wereldkundige zaake. Hier door wierden de ker-
ken volkeloos, de offerande der Miffe wierdt ingemee-
ne huyzen ^ of in prachtige hoven daar alles eten we-
relds ea ongeregelt was verrigt : de Biffchoppen wier-
den verlaaten ,de Paftoors niet gekent, de gemeenfchap
onder de Katolijken verbroken. Zoo zyn dan alle die
Vergunningen in de Kerk-vergaderinge van Trenten in-
getrokken , en aan de BiiTchoppen bevolen dat ze de
heilige offeranden in geene byzondere huyzen^ nochtc
buyten de kerken of gewijde Kapellen, 'tzy door we-
reldlijke 't zy door kloofterlijke Priefters zullen laaten
Verrigten. Men weet wel dat de nood geen wet ea
lieefc, en daarom is 't een heel andere zaak in tijd van
vervolginge. Men leeii: dikwils in de oude Hiftorien
'^at de Chrifteuen onder de Heidenfche Keizeren hunna
Vergaderingen in byzondere huyzen, ja zeer dikwils en
doorgaans in de fpelonken en grafkelders der kerkho-
ven hielden: maar als de vervolgingen over waren ,
en de Kerk dc handen ruym had, moeften de Chrifte-
tien ter kerke komen.
Voor deezen had iedere kerk niet meer als eenen
Outer ; en dit is de reden dat het naamwoord Outec
'^iahare zeer dikwils by de Schrijvers van de middelfte
Eeuwen , ja ook wel by oude Schrijvers , genomen ~
Wordt voor de kerk : De kerken^ zegtGoffridus" Abt van
Vendome, {lib 3. ep. la.) worden doorgaans Outaaretf
S^Koemt. Deze manier van niet meer als eenen Outer in
iedere kerke toe te laaten wordt noch op heden zeer
"efliptelijk onderhouden by de Grieken; dewelken ner-
gens twee Outaaren toelaaten als in kerken die hun
gemeen zyn met de JLatijnen. De Outer, zegt Lupus
Ichrijvende over de Rheimfche Sijnode gehouden οπ"
oer Leo IL is de grondflag van den tempel j alsbeteke-
ncndehet geloof, 't welke het grondwerk en dewortei
van alle onze heiligmaakinge is. En gelijk deregtvaar-
^'ge door het geloof leeft , alzoo leeft de kerk dooï
«en Outer. Dat'er tc Roöien eertijds maar een Outer
I. Deei. Ha is
γ]0 aantekeningeti
in iedere kerk was , tegt dezelve Lupus fchrijvende
over de Roomfche Sijnode van Alexander II. getuy-
gen de oude kerken der Romeinen: de Outaaren, die
nu aan de ïijden der kerken liaan , fpreeken van zélfs
dat Lc naderhand daar by xyn gezet. Dat de kerken van
Africa niet meer alseenenOuter hadden, zegt hy al vor-
der , zoude uyt verfcheide plaatzen van Auguilinus eii
üptatus zonder moeite beweezen können worden. De
Eerwaardige Beda verhaalt in het derde Boek zijner Hi-
ftorie c. 4. hoe dat zekere kerk door de ongeloovigen
is afgebrandt, iriaar de Üuter, als van iteen opgemaakt
zijnde , onverbrandt is gebleeven. Op meer andere
plaatzen , daar hy van kerken fpreekt, maakt hy maar
gewag van eenen Outer, Zoo dat Beatus Rhenanus in
zijne voorreden op den Kerkendienft van Johannes
Chryfoilomus van gevoelen is dat alle die andere Ou-
taaren, die nu behalven den grooten Outer in de ker-
ken gezien worden, van jonger maakzel zyn:enj.Co-
chieusgetuygt ook vlak uyc,in 7,ya gefchrift tegen Muf-
culus , dat het vermenigvuldigen der Autaaren eerii
zederd vier eeuwen, te weten voor zijnen tijd, is op-
gekomen. Dit alles, raak ende de Latijnrche kerk, kan
zijne waarheit in een zekeren zin hebben; te weten dat
de Outers voor deezen op verre na zoo menigvuldig
niet en waren als zederd vier of vijf eeuwen herv/aarts.
Maar dat de kerken van ouds noit meer als eenen üu-
ter zouden gehad hebben , (ik fpreek nu van de La-
tijnfche kerke) is in allen deelen niet waarachtig. Gre-
gorius de Groote fchrijft in zijnen brief aan Palladins
•BiiTcbop v^n Santes dat hy uyt den Prieiler Leuparicus
verilaan had dat dezelve Palladius ter eere van dc A-
poftelen Petrusen Paulus, en van de Martelaren Lau-
rentius en Pancratius,cen kerk gebouwt,en in dezelve
dertien Outers had geplaatil. Gregorius prijll: dezelve
kerk, en zendt den voornoemden Pailadius eenigeRe-
liquyen , om vier Outers die door gebrek van Reli-
qiiyen ongewijdt waren gebleven , in te wnjden. Een
teken dat hy dit voor geen nieuwigheit nochte voor iets ·
onbilliilrs moet aangezien hebben. En uyt het geene
Beda van de HiguHladfche kerk verhaalt, \lib.-^.c.z\.)
moet de manier van fomtijds meer Outers in eene
kerke te piaatzen , daar ook al in gebruik zyn ge-
weeft.
6f. Uyt deezen kerkrcgelgevoegd by
-ocr page 559-OP DEN Η. BoNIi-ACiUS. J^t
kragtig-er bevs'ijzen , ïoude de meergepreezen Schrijver
Van de opkomfle der Regaliere Kanonnikken gaarne
bewijzen dat de kerkelijke Perfoonen in de elfde eeu-
■'^'e, en eenige eeuwen vroeger, in 'twit gegaan heb-
ben. Want hoe zouden zy anders de behooriijke klee-
"^'ng aan gehad hebben om zoo opeen ftel en eenfprong
Priefterlijke bedieningen waar te neemen? onder an-
deren trekt hy zyn bewijs uyt Petras den Ï3iaken , de-
■^elke in 't leven van Athanafius BiiTchop van Napels
^"erhaalt,hoe dat de Kornel Sergius opeiitlijk verklaarde
^at hy den gemeldea Athanafius 'zijnen Oom op alle
iTianieren zou blijven beleedigen en vervolgen, tei: tijd
foe dat hy den ftaat van de witte Geeftelijkheid zou
'*'erlaaten en de kleeding der Monnikkep aantrekken
Maar men zou noch kragtiger bewijzen können
trekken uyt fommige Schrijvers die voorbedagtelijk vati
'^e kleedinge der kerkelijke Perfoonen handelen. Ho-
|iorius van Autun daar van fpreekende α legt dë witte
«lederen aan de Klerken toe , en het hemb {camifia)
''an de Ptieiteren. En Leo IV. verbiedt wel uytdruk-
^plijk in zijne vierde Homilye , {torn. §. Concil.) dat
''^'e-mand zich zal hebben te vermeeten de Mis té zingen in
Albe , of het witte kleed ^ ''twelk hy dagelijks gehmykt:
pia in ufu fuo utitur. Het zelve Wordt byna meit dei
eigen en zelffte woorden verboden door Riculfns Bif-
i"chop vän Soiffons in zijne fevende ordonantie van het
jaar SSo. Ratherïus BiiTchop van Verona b doet het zelf-
verbod, eil gebruikt ook dezelve taal enz. Voeghier
hy het geene wy hier boven van het draagen van een ka-
?wyfel a^ngeroert hebben.. Het zal den Leeïer hoop
, niet verdrieten dat ik sn deexe ftoffe noch wat blijf
jiangen. Het volgende verhaal fchijnt deeze dragt der
Kerkelijke Perfoonen ai vry duidelijk te bekragtigen.
fierimannus Abt van S. Maarten te Doornik verhaalt
in de Herftellinge of Hcrvorminge der gemelde Abdyé
hoe dat Meefter Odo, Overile van de nieuwe V^er-
gaderinge der Reguliere Kanonnikken aldaar , niet
Weetende wat het te zeggen was dat'er nu eri dan al eeri
Kanonnikuyt zijne Vergaderinge verliep, en daarover
i^etden Abt Haitnericus in gefprék geraakt zijnde, dïÊ
hefcheid van hem heeft gekreegeri. Dit hebt gyli niet
f Gemm, anmä L t- ï?4·
b Sl>ml. 5,, ßfichef'i,
i Sfkili Dixchem t, 18. p. 137»
* , éM
-ocr page 560-372. aan teken! ν gên
alleen να» deeze» "Jongman, maar ook van uive andsre Broè-
deren te verwachten , ten zy dat gy Mennikken ivilt wor-
den. IVaat gy woont by de Stad: en uwe jonge Broeders
zullen door de wereldlijke Klerken hunne makkers ligtelijk
•verleidt en tot een weercldlijk leven bepraat worden: want
uwe kleeding en die van de wereldlijke Klerken is dezelf'
de, te liieeten wit. En de Klerken zij'" zoo vervaard
voor de kleedinge der Monnikken , dat zy ziende dat ie'
mand Monnik ts geworden , den zehen noit tot een mak-
ker begeeren te hebben.....
En daar op is Meefter Odo met de zijnen , die den
Abt allemaal gelijk gaven , iVIonnik geworden.
Egteris dit ook waar;en Petrus Abt van Kluny zegt
het met duidelijke woorden, 4. 17.) dat'er in de
,kerken altijd veel veranderinge en een groot verichfl
is geweefl; omtrent de leiTen, de kerkelijke dienden en
de kleeding der geeftelijkheir,
66. Daar 7yn al meer diergelijke wetten tegen het
t' famen wootien van geeflelijke Perfoonen en van vroii-
luiden gemaakt. Irt de Nicecirche kerkvergadering^
■wordt door het derde kcrkbeiluit aan de Biflchoppenr
Priefteren en Diakenen verboden vreemde vrouluiden»
en geene andere als hunne moeder, zufter, meuye,ot
andere daar geen vermoeden op kan vallen , in huys
te hebben. Ik zeg vreemde vrouluiden, in het Latijn
ftaat fubintroduäce mulieres; maar Ruffinus deeze ordö-
nantie uyt het Grieks vertaalende, zegt mulieres extra-
fiea; 't welke ik gevolgt heb, en ligter om te verftaan
is. Subintrodüäa mulieres was zoo veel te zeggen als
in huys genome vrouwen: maar dat behelfdemet eenc
een foort van een kontrakt, 't welke aangegaan wierdt
tuffchen vrye perfoonen, en waar by iemand aangeno-
men wierdt tot een geeftelijken Vader, Moeder,Zoon,
Dochter, Zufter enz. dewelke uyt kragt van zodaanig
een kontrakt , gelijk de tweede Sijnode van Tours
fpreekt , ingelijft wierdt in de familie van den aanne-
menden perfoon. Die aangenome perfoonen wierden in
de oudfte tijden op zyn Grieks agapeta, of op 2γη La:-
t\]nÏch dileél^e, dat is welbeminde, genoemt. Herge-
bruik van zich door vrouwluiden te laaten dienen had
al onder de Jooden in zwang gegaan, en de Apoftelen
'zelf hadden zich daar van bedient. Waiit in zich zei-
ven fteekt'er geen quaad in : en Tertulliaan , die lich
op verfcheidè plaatzen tegen het tweede huwelijk ver-
op den Η. Boni fa Cl us, 575
iilaart, raadt den weduwenaaren {Hb. exhort. ad cafl.
^.'u.en de Monog. c. 12.) een geeftelijke weduwe tot
hunnen dienit in huys te nemen.
order ftaat te weeten dat de Jooden maar gewee-
^en hebben van aangenome vrouwluiden , mulieres fub-
^Ktroduä<e\ maar dac'er by de Latijnen ook aangenomc
mansperfooneu zyn gcweeft , zoo als uyt het gevolg
blijken.
. Zoo is dan deeze aanneming en 't famenwooning
eindelijk om het gevaar, en om de ergernilTcn die 'er
^yt volgden, verboden en afgefchaft geweeft. De Sij-
iiode van Antiochien , die Paulus van Samofaten Pa-
triarch van Antiochien had afgezet, fchrijft {by Eufeb.
^ zijKe Kerk-hißorie, hb. 7- c. 24.) deswegen aan den
Paus Dionylius,"en fmaalt zeer op zijne in huys geno-
ΓΛε vrouluiden : en fchoongenomen , zegt de S-ijnode,
hy a? geen quaad met die vrouwen.had gedaan, zoo
had hy zich egter voor deopfpraak moeten wachten, en
ander geen quaad voorbeeld moeten geeven. Dc
H· Baiilius heeft ook een oud Prieiler van Kappadocie
bevel gezonden om zoo een vrouwsperfoon buitenzyn
huys te zetten : en als dezelve daar tegen inbragt dat
hy een man van feventigjaaren was, en van geencIichaa-
iTielijke beroeringe wiil, heeft BaiïHus hem geantwoordt
dat hy haar evenwel moeit laaten gaan, om een ander
geen ergernis te geeven; want dat anderen een vrouw»
liienfch by hem ziende inwonnen , zyn voorbeeld wel
haaft zouden navolgen. Gregorius van Nyffc fpreekt
'n zyn boek van den Maagdom zeer kragtig tegen dat
famenwoonen. Gregorius van Nazianxen {Orat.inm-
'^'^m dominic.) keurt het ook pm veele (redenen af.
En in zijne onderwijzingen der Maagden {Carm. de
pr<eceptis P^ir^in.') begeert hy niet dat ze by zulke aan-
genoome mannen , quos iwduäh'm de nomine dicunty
2.ullen inwoonen.
Maar niemand heeft die vrouwen mooyer uytge-
ichildert als de H. Hieronymus. Doet niet gelijkfommi-
.g'f», fchrijft hy aan den Monnik Rufticus, {ef. 4·.) die
de vrouwen van hun naaße bloed verlaaten, én mét vreem~
de vrowwen willen inwoonen j welkers fchande openbaar
"···■. IkkenlCgt hy, eenige-vroawen die al op haa-
re dagen zyn , en gaarne in 't gezdfchap zyn van jonge
knegten > zy willen gesfleUjke zoonen hebben; maar Z,y
hreeke» allemskens door de fchaamte, en de naam van moe-
3 ·
-ocr page 562-174- Aan tè κ eningen.
der verändert wel haafl in de zryheit cn gemeenzeambels
φαηgetrouwde luiden. Men zietfommige rnanluiden■,'ΐ.^'ί,^
hy al vorder, met ofgefchorte lendenen , met een z^wivrten
rok (te weeten op 'zynMonniksj met een langen baard.,
die van het gezelfchap der mouwen niet zyn te fcheuren,
die onder een huisdak met haar woonen, die met haar flem-
fen en braffen , en die van jonge dienßmaagden gedient
•worden: zoo dkt alles., behalven den blooten naam, ογ zfi^
huwelijks toegaat.
Noch kragtiger fpreekt hy in zijnen brief aan Gau-
dentius: Ik j'chaammy , zegt hy , dat ik het zegge, en
het moet ''er nochtans mt : ^delijke vrofKvlaydie vryers
^an ein hoogen adel verjmaadt hebben, worden gepaart met
een deel ru\gt van menfchen en met fiegte dlenflknegten·
Onder den dekmantel van godsdienßigheit en van onthou-
dinge verlaaten deeze Heienaas dikwils haare mannen; zy
ioopen de Partijen na, zonder eens bevreej'd te zyn voor de
Meuelaujfen. Men ziet deeze dingen wel·, men klaagt e»
kermt ^er over; maar men ßraft ze niet ; ora dat het ge-
tal der zondigende» zoo groot is dat de zonde niet geßraß
kan worden.
Dit ging 200 grof toe dat de Keizerlijke wetten zich
daar gelegen aan hebben laaten leggen : de wet van Ho-
norius en Theodofius luidt aldus: * Die tot eenigen traf
des Prießerdums verheeve» zyn (dat is te zeggen , de
Diakenen, Priefters cnBlSckov^m) of onder'de Klerken
gerekent worden , r/ioeten weeten dat hun het gezelfchap
%ian vreemde vrouwluiden is verheden.
6j. Dat is te zeggeti, het Lichaam des Heere.
Dit zelve vindt men met de eigen woorden ver-
boden inde Synode van Mafcon, {can.\-j.) cn in die van
Auxerre. {can. 15.) En Aringhius getüigt in zijn On-
deraardfch Romen {lib. 1. cap. 26.) dat het by de oude
Chriiknen een vaile en onverbreekelijke gewoonte ge-
weeft is dat'er noit twee doode lichaamen op malkan-
der gelegt wierden. Als'er al twee in de zelfde graffte-
de gelegt nioeften worden , wierdt het eene beneffens
het andere, maar noit boven op , geplaatft. D^t dit al
van ouds onderhouden is geweeft' blykt uyt het graf-
fchrift van zekeren Johannes Kartaparius , welke by
Baronius ilaaj: vermeld, {ad ann. 1004.) ^^ S. Ale-
* m (odtce JußiH. l. i.tit. ^.leg, lp.
sius
-ocr page 563-OP DEN H. BONIFACIUS. 575*
Σι US kerk , op den berg Äventinus , in een marmere
ietk is gefneeden. Het luidt als volgt:
niemand zal zyn eigen lichaam,
OF DAT VAN EEN ANDER, OP MY
HEBBEN TE PLAATZEN. INDIEN lE-
MAxND ZULKS BESTAAT, DIE ZY VER-
MALEDYDT, EN IN DER EEUWIGHEIT
VERVLOEKT.
Daar is noch een diergelijk graf-fchrift, maar'twel-
Ι^ε Van jonger datum fchijnt te wee2en,in S. Agathaas
Kerk te leexen:
ALHIER RUST IN VREDE DONNA bo-
NUTA , DiE VEERTIG JAAREN HEEFT
GELEEFT, EN D. MENNA DIE GELEEFT
HEEFT.....JAAREN. HY ZY VER-
VLOEKT MET JUDAS DIE EEN ANDER
• . . . HIER OP ZAL GELEGT HEBBEN.
_ Aringhius bewijft ook ter gemelde plaatze , dat het
al een gebruik by de Heidenen is gcweefc van de geneii
' die een anders lichaam in het graf van den eigenaar, te-
gen zijnen wil en kennis, quamen te brengen, ie vet-
vioeken en te verwenfchen ; ja van de genen die het
graf quamen op te breeken of te openen , in zwaare
boeten ten voordeele van 't gemeene- befte te beilaan.
I^ezelve boeten v.'ierden ook geüelt tegen het weg gee-
"^en of verkoopen der graven. Dit ftond alles op de
^-erk met groote letteren uyt laft van den eigenaar uit-
gedrukt.
IVlaar de vrage is vfat reden dat de Chriflenen hier
toe gehad hebben ? Men moet niet denken dat ze daar
in op eenige ydele glorie geoogt hebben ; vee! min dat
^e benevelt zyn geweeft met de bygeloovige doolinge
Heidenen , die zoo bekommerd waren om onder
^'gte aarde te leggen , meenende dat ze daar veel beter
houden ruften. _ Aringhius meent dat ze dit gezelfchap
een ander lichaam uyt nedrigheit en ootmoedigheit
geweigert hebben ; maar ik beken dat ik daar in zoo
groote nedrigheit niet kan befpeuren.
■^iaaral mogten de lichaamen niet op malkander leg-
-ocr page 564-37Ö Α α ν τ ε κ ε ν i ν 6 ε, ν
gen , het was daarom niet ongeoorlofd twee of meer
lichaamen naaft of beneffens malkander in 't ïelve jraf
te plaatzen, zodaanig evenwel dat'er eenige plaats tuf-
fchen beiden moeit blijven. Zodaanige graven heeft
Aringhius in de oude kerkhoven te Romen dikwils ge-
xien. En hier van daan quam het dat fornmige graven
monofoma genoemt wierden , 't welk in 't Grielis zoo
veel wil zeggen als graven van een lichaam : andere
wierden bifoma, irifoma genocmi om dat zetwee, drie
of vier lichaamen koften laaten. Dus ftaat'er een graf-
fchrift te leezen op het vermaarde kerkhof van Kalix-
tus , 't welke in het Nederduitfch aldus vertaalt kan
worden:
BONIFACIUS DIE XXIII Τ Α AREN, EN
ΙΓ. .... DEN HEEFT GÈLEEFT , IS IN
DIT BISOMUM * GELEGT.
69. In cle vierde kerkvergaderinge van Karthago is
ook een diergelijke wet raakende het Lichaam des Hee-
re gemaakt , en in het Wetboek der Afrikaanfche ker-
ke geplaatft : Wy hebben goedgevonden dat het Lichaam
des Heere niet ge'geeven zd worden aan de lichaarmn der
overledenen : want daar flaat gefchreeve>i , NeüMT en
EET : doch de doode lichaamen kommen niet neernen nochte
eeten.{can.^·^.') Dezelve wet itaat ook by-navan woord
tot woord in de Synode van Trullo Ook ftaat'er in
de kerkvergaderinge van Aiixerre dat men het Lichaam
des Heere aandedooden niet mag toereiken. Dit moet
dan van ouds al vry in zwang gegaan hebben. Zy had-
den daar vcrfcheidene inzfgten in. S. Gregorius ver-
haalt in het tweedeBoek zijner Samenfpraaken (f. 14·.)
dat'er een Monnik in de ongen.ade van zijnen Geefte-
lijken Vader, denH.Benediäus, was geilorven, en na
'zijne dood tot drie reizen toe door de aarde wierd op-
geworpen: dat de H. Benediöus daar op het Lichaam
des Heere aan de Κloofter-broederen ter hande ftelde,
om het zelve op de borft van den afgeftorven Monnik
te leggen : dat zulks gedaan zijnde, het doode lichaam
geruit in't graf is blijven leggen. Ik vi^il juyft voor alle
de gefchiedenilTen van die Samenipraaken geen borg
of tweelijvig graf
-ocr page 565-op den Η. Bonifacxxjs. 577
Wijven ; maar men ïiet'er de oude gewoonte evenwel
uyt. Men iou al meer voorbeelden uyt de oudheit kon-
Men bybrengen tot bewijs dat het Lichaam des Heere
iian de dooden wierdt gegeeven tegen het waaren , ge-
1'jli men fpreekt, van de doode lichaamen. Wat 'er
^an dat waaren ï)' Iaat ik daar; ik fpreek maar van de
oude gewoonte. Om dezelve reden wierd hun de Prie-
fterhjke ontbinding ook wel gegeeven. Guilelmus Neu-
^'■'genfis, die van Polydorus Virgilius gepreezen wordt
als een waarachtig Schrijver, en wiens geioQfwaardig-
heit des te grooter is , gelijk Willem Cave vati heni
fpreekt , om dat hy niet anders verhaalt dan het gene
met eigen oogen geziep, of uytgeloofwaardige man-
'i"!! heeft verdaan ; deeze Neubrigenfis, 7.eg ik, ver-
haalt als een gewifle zaak dat in Engeland de doode lic-
haamen eertijds door den Duivel nyt het graf wierden
S^nomen, dat ze daar op geheele nachten gingen waa-
ren enfpooken , ende levende menfchen op allerhande
banieren quellen en plaagen. En dan verhaalt hy van
^oo een fpooker dat de Biffchop van Lincoln een brief-
je van ontbindinge met eigen handen heeft gefchreeven,
'^at wierd op de borft van den dooden menfch gelegt,
en hy wederom in zijne doodkift gefloten. Naderhand
^eft men hem niet meer zien waaren of iemand moe-
jen. ik zeg al weer, ik wil voor de waarheit van al dat
fpooken niet aanfprekelijk zyn; Ik ben op dat ftuk ganfch
^^iet van de ligtgeloovigften. Van zodaanig waaren en
ipooken zullen wy naderhand noch meer te zeggen
hebben.
De gemelde kerkvergadering van Karthago geeft dee-
'^e reden van haare ordonantie: op dat de laffe Prießers
mogen hefiaan de overledenen te doopen. Maar in een
anderen druk ftaat aldus : Men moet z.uh ook wachten
de zwakke broederen gelegendheit te geeven om te ge-
iooDe-ft dat de dooden ook gedoopt magen worden, als zy zien
^^t de overledenen het Lichaam des Heere mtvangen. En
<^itis geenydele vrees geweelt; want men leeft byPhi-
jaftrius (/.i.i-.u.) dat de Montaniften gewoon waren
de overledenen te doopen. Het zelve verhaalt Conftan^
tinus Harmenopulus van deMarcicyiiten enManicheën,
die daar noch een kunsje in hadden. Want zy verberg-
Qen eerft een levend menich onder het bedde van den
overledenen] dan quamen zy by het bedde, en vraagderi
ί van
-ocr page 566-54-4- Aantekeningen
van den afgeftorvenen of hy ook niet begeerde gedoopt
te worden. Die onder het bedde fchuilde antwoorde,
ja : en wierd daar op voor den dooden gedoopt. Zy
zagen op de bekende plaats van den Apoftel : Indien de
doaden geen fins verrijzen , waarom worden dan fommigei^
voor de dooden gedoopt'^.
70. Dat 'er juyft zoo een groot quaad in het kuilen
van «en dood lichaam iteekt, by voorbeeld als een moe-
der aan haar kind, of een man aan ïijne vrouwe die
laatfte blijken van hunne liefde willen betoenen, zou
ik niet durven zeggen. Dat kuilen is al oud: en Jofeph
Philo zelf, daar hy de droefheit van Jacob over het
verlies van zijnen zoon Jofeph naar het leven affchil'
dert, doet hem aldus fpreeken: Hadgy noch in uw eigen
vaderland mogen begraaven worden, dat had my mch troo'
fielijkgeweeß : ik zou in uwe ziekte voor uw bedde gezee'
ten hebben om u op te pajp:9i: ik zou u op uw ßervenvoof
het laatfie gekuß hebben , ik zou fiwe mgen gefloten, eti
mxj dood lichaam met mi]ne traanen afgewaßchen hebben.
Leeft men niet in de H. Schrift dat de Patriarch Jofeph
op het doode aangezigt van zijnen Vader is gevallen,
en 't zelve gekuft en met zijne traanen befproeit heeft ?
Maar ik zou half gelooven dat dit verbod ziet op de
ontijdige gpdvrucht'igheit van fommige meofchen , die
een grooje achting voor iemands heiligheit gehad heb-
bende, denzelven ftraks na zyn overlijden als een Hei-
lig willen eeren , zyn lichaam uyt eerbiedigheit kuiTeri,
en het zelve , als of het een lichaam van een Heilig
was , met gewijde kleedjes bewinden.
71. Dedanferyen, zegt degeleerde BiffchopHuetius,
i^des ballets des anciens, Ss'c.) ï-ijn al van ouds by de
Heidenen en Jooden een gedeelte van den Godsdienft
geweeft : zy zyn ook in de geheiligfte ceremonien des
Ghriitendoms ingeilopen. Zy gaan noch huidensdaags,
2egt hy, by fommige kerken in zwang. En daar wordt in
Spanje nochte in Portugaal geen eene plegtelijke Orn^
inegang gedaan zonder danferyen. Zy fchijnen in
Vrankrijk noch omtrent de twaalfde eeuwe, ('t is noch
al Huetius die hier fpreekt,) in zwang gegaan te heb-
ben : want Odo , ώε in de gemelde eeuwe BifTchop
van Parys was, heeftzijne Priefteren bevolen alle moei-
te aan te wenden om dezelven uyt te roejen. En om
(dai dee^e kerkreg«! van ßonifacius niet alleen van het
op ben Η. Bo>jitacius. 379
«kaufen in de kerk, maar ook van het zingen van we-
reldiche deuntjes en van gaftmaaien in de kerk aan te
regten handelt , zal het niet te onpas komen van eeni-
ge andere ongerijmdheden en vertooningen, die voor
<ieezen binnen de kerken gefchiedden , een woord of
tWee te fpreeken. Men hoort de Priefters nu fomwij-
'εη klaagen over de kleine eerbiedigheit die den kerken
Word toegedraagen: en zy hebben daar gelijk in: want
gaat dikwils ilegt genoeg. Doch zoo wy onze oo-
eens tot fomm'igen der voorgaande eeuwen willen
^^pren, zoo zoude onze eeuw miffchien noch al voor
■'^'lig mogen gaan. Theodulphus Biffchop van Orleans
^.^aagt in xijne Ordonantien (cap.S.) dat de kerken in
^'Jnen tijd dikwils met ingeoogiie graanen en met hoo-
Pen hooi opgevult wierden ; en hy maakt daar fcherpe
^•"donantien tegen. De Lateraanfche Synode, gehou-
onder Innocentius III. beftraft het ook met hooge
■'Voorden dat eenige Geeftelijken de kerken met aller»
'^äiide huisraad oppropten , zoo dat ze beter naar we-
reldfche huizen dan naar Gods Kerken geleeken. Eh
■""as dit noch maar gefchiedt tegen de ftroperyen der
vyanden, of ter oorzaake van een fchielijken brand, of
eenige andere ongelegendheden, dat had noch heen
gegaan ; en de gemelde Synode Iaat het in zulke geval-
toe; m.aar ongelegendheit of geene ongelegendh.eit,
deeden het als het hen maarte paffe quam. Maar om
t>y het danffen en zingen en diergelijke vreugde-teke-
i>en te blijven, men leeft ook dat men voordeezen ver-
fcheide vertooningen in de kerken gedaan heeft , die
ook als al te were'ldfch, en op die plaatze niet paffende
^yt de gewoonte zyn geraakt. Voor eerft was 'er het
Zogenaamde officie of kerkendienft van het kind; 'i welk
®P Allerkinderen dag op vcrfcheide plaatzen gehouden
''^ierdt. Daar was dan een kind 't welke voor Biffchop
fpeelde , en een Biffchops ftaf in de handen droeg, Dee-
■'-e ftaf wierd hem gegeeven in de eerfte Vefperen, als
^eeze woorden van het Magnificat gezongen wierden:
^y heeft de ma^tigen van den Stoel afgezet, eK de needri-
g':^verheven. D.at kind, zoo geftaft en gemijterd , ver-
richte op xijne manier de kerkelijke dienften. In de
i^Weede Vefperen gaf hy den ftaf, onder het zingen van
geroeide woorden, aan een ander kind over, 't wel-
f e dan, het volgende j^ar ook een beurt ïou heb-
ten.
54-4- Aantekeningen
Dan was 'er noch een dienft van de (lerre of van dc
drie Koningen. Drie Kanonniken, die drie KapcUaa-
Hcn aciiter zich hadden, en altemaal op het prachtigfte
cn koftelijkfte toegetakeld waren, verbeeldden de drie
Koningen met hunne hof-ftoet. Zy quamen uyt drie
verfcheide hoeken van de kerke , als uyt drie geweften
van de %vereld, met een koninklijke zwier en itemmig-
heit aangetreeden , gingen t'famen binnen de kapeile
daar de kribbe des Heere vertoont wierdt, en offerden
daar hunne fchenkaadjen.
Dan was 'er noch een dienft van het H. Graf ; in 't
welke drie Kanonnikken de drie Mariaas verbeeldden,
en alles vertoonden't welke omtrent Chriftus graf was
toegegaan. Ziet het Geremoni-boek van de Rouwaan-
fche Kerke, achter aan den laatiten druk van Johannes
Abrincenfis.
Maar 't geene noch beter met onze tegenwoordige
ftoffe overeenkomt, daar was noch een Narren-Fef.st,
't welke op fommigc plaatzen met belachelijke fratzen
en ceremonien door eenige los-koppen of ligte gafteii
wierd geviert op den eerften dag van 't jaar. kozen
iemand uyt hun getal tot BilFchop, die denkerkendienft
in BilTchops gewaad verrigte, terwijle dat de anderen,
gemaskerd en op een fnaakige wijze verkleedt , in de
Kerke fprongtn en danften , zongen en fpeelden, aten
en dronken , de lappen van verfleete fchoen aan brand
ftaken en daar mee wierookten , en meer diergelijke
poetzen en kuuren aanregteden. En om deeze onge-
rijmdheden af te fchaffen heeft Odo of Eudo BiiTchop
van Parys, op't afgaan der twaalfde eeuwe, het Feeit
van de Befnijdeniflè des Heere in zyn Bifdom doen vie-
ren. Maar het gemeene volk was ai te zeer verflingcrt
op die fnaakige vertooningen , om die zoo op eenen
itel en fprong te laaten vaaren: endieguychelaryenzyn
noch wel 2.00 jaaren in gebruik gebleeven, gelijk blijkt
uyt debefluiten der Sorbonne, genomen in't jaar i444>
cn ftaande achter de werken van Petrus Blefenfis-
Daar was noch een zoo-genaamde ommegang der
Ezelen , dewelke vermeldt ftaat in de oude Ritueel»
boeken van Rouane, zoo als ik lees in de Oude manier
s)an aanbidden. 1 De menfchen moeiten doch in die
duiftere tijden zoo wat zwier en uytwendigheit hebben;
daar waren ze mede te houden. De Ejffchoppen en yve-
raars
1 Ancieane ma/fiere d'adórer, part. z.
-ocr page 569-OP DEN Η. BONIFACIÜS. jgi
raars hadden daar goed tegen te preeken en te ftamp-
voeten, de menigte haalde het over. Ik fpreekvandie
onbcfchofte vertooningeu, als van het Narrenfeeii,van
het E2elsfeeft enz. In de anderen, zouden fommigen
niiifchiea zoo veel qaaads niet zien. £n ik wil hier
^oor den viezen niet fpeclen. Sommige van die ver-
tooningen zullen hier in Holland ook al gebruikelijk
^yn geeweeft ; althans heb ik ergens in den Heer van
Bleisvs'ijk geleezen dat de vertooning van de drie Ko-
ningen , zóo als die boven befchreeven is, te Delft ook
JU zwang heeft gegaan.
72· Het baden wierd eertijds zoo noodig geacht als
^et eeten en drinken. De Apoftel Johannes heeft vol-
gens Polycarpus , by Eufebius aangehaald , /. 3. c. zz^
de baden ook gebruikt. De Vaders hebben het baden
Ook toegeftaan aan de Monniken. En ieder Kloofter,
Selijk Liupus over den 77 Regel van de Trullaanfche
ii'ijnode fchrijft, had eertijds zoo wel een bad als een
denken. In Vrankrijk , en voor al in het Belgifche
gedeelte van dat Rijk, wras het zoo fmoor-heetniet als
m eenige andere Laudfchappen. En nochtans heeft de
Monnik Godefchalcus, die twintig jaaren lang op be-
"^'el van den AartsbilFchop Hincmarus gevangen heeft
gezeeten, zonder oit deelachtig te mogen zyn aan het
Lichaam des Heere , altijd een haarftede met een bad
Kehad, Dit getuigt Hincmarus zelf in zijnen Brief aan
iigilo Aartsbiffchop van Sens. Sommigen hebben daar
evenwel iets onordentlijks in gezien : en de H.,Hiero-
«ymus fchrijft in zijnen Brief (£p. 48.) aan den Dia-
ken Sabinianus dat de Kloofter-nonnen van Egipten en
^an Syrië noit gingen baden. Sommige Monnikken
hebben zich ook van het bad onthouden. Inde verhan-
delingen van de KalcedoniiTche kerkvergaderinge wordt
ïeker Priefler ten hoogde geroemt, om dat hy in den
i^'jd van vijftig jaaren na zijne bekeering zich noit in het
had had gewaiïchen. De H. Apoftel Jacobus wordt
Ook van Egezippus, van Eufebius en van Hieronymus
Virorällußr.) gepreezen, om dat hy altijd ongewaf^
ichen was gebleeven. DeMontaniften hebben noit wil-
len baden op eenige Vaitendagen, gelijk Tertulliaania
7-yn boek van het vaften getuigt. En de kerk heeft dee-
2e gewoonte omtrent het vaflen van 40 dagen ook aan-
genomen. De laatere Grieken hebben dit ook toege-
Paft op den Woensdag en den Vrydag, die by hen Vaf-
ten-
^SZ AANtEKENINÖEN
tendagen waren, zoo als blijkt uyt het andwöord van
Nicokius I. op de vragen der Balgaaren (Cap.6.) Maar
deeze r'aus is daar ganfch tegen. Daar warén eenige
J[veraars ten tijde van Gregorius· I. die het baden op de
Zondagen ook afkeurden : doch de H. Paus kon daar
ook niet invallen {Liè. n. ep. 3.)
Maar dat de mans - en vrouwsperfoonen in 't zelfde
bad gingen baden, is in de kerk altijd aangezien geweeft
als een verfoeieiijke en onverdraagelijke onbefchaamd-
heit. Cypriarms kan in zyn Sermoen over de kleedin-
5e der Maagden geen woorden vinden die kragtig en
levig genoeg zyn om die fchandelijkheit naar verdien-
ften af te maaien. De Trul/aanfche kerkvergadering
heeft daar ook een kragtige wet tegen gemaakt. Ja
Jnftiniartus zegt in zijne wetten (//'έ. 21. c. 16./.118.
c. 8.) dat een vrouw die uyt geiliglieit met vreemde
mannen gaat baden, met goed regt mag verüooten wor-
den. De Heidenen zelfs, die eenige eer in 't lijf had-
den , zyn daar tegen geweeft. Spartianus verhaalt van
den Keizer Trajanus dat hy de baden voor de mans-en
vrouws-perfoonen heeft afgefcheiden. En Lampridius
getuigt dat de Keizer Alexander het t' fameu baden van
mannen en vrouwen noit heeft willen gehengen; en dat
hy eenige Soldaaten, die in de baden der vrouwen ge-
gaan waaren , heeft laaten by de kop vatten en gevan-
gen zetten. De H. Ambrofius prijft de Heidenfche Ro-
meinen {Offic. l. I.) daar over j dat te Romen cn door-
gaans inalleiteden de zoonen met hunne vaders, noch-
te de ichoonzoonen met hunne fchoonvaders nietmog-
ten baden, om het vaderlijke gezag niet te verminde-
ren : hoewel dat ze zeer bezof-gd waren om dc fchaam-
deelen,zoo veel als mogelijk was, te dekken. En hief
van daan quam het, 'tgeene Julius Kapitolinus van den
Keizer Gordianus verhaalt,dat hyuyt eerbiedigheitvoor
ïijnen Schoonvader noit met hem heeft willen ba-
den.
Ik moet.noch een woord van het gebruik der baden
fpreeken, en waarom dat die zoo gemei^n zy η gev^eefl by
deoude Ghriitenen. Staat dan te weeten dat de getrouw-
de luiden., die 's nachts het regt des huwelijks gebruikt
hadden, niet ter kerke mogtèn komen eer dat hunntf
lichaamen in het bad gereini;'t eii ofïewafichen waren·
De H. Auguftinus Apoftel van Engeland had daar over ge-
fchreeven aan den H. Gregorius;'en die beeft hejn geand-
° woordi
op DEN Η. Bonifaciüs.
^oordt dat zoo een man of vrouw zich eerft moet waC-
i'^hen i endannocheenigen tijd uyt de kerk blijven. Hy
oekent dat des aangaande verfcheide gewoonten zyn by
Verfcheide volkeren; en dat ieder 7,yn goeddunken daar in
jO'gt Dan de Roomfche kerk, zegt hy, heeft die gewroou-
^^ 5 van zich eerll: af te waffchen, en eenigcn tijd uyt de
«erke te blijven , al van ouds onderhouden. En Pe-
Damiani getuigt in zijnen Brief aan Defiderius
•^bt Van Kaffino {/ié>. z- ep. 17.} dat dit by zijnen tijd
noch de gewoonte was der Italiaanen. Flodoardus
joout ook in zijne Hiilorie van Rheims dat de Neder-
landers van ouds dezelve gewoonte een langen tijd
S^nad hebben. En Hincmarus verzekert in zijnen Brief
^ati Karei den Kaaien dat het gebruik van zich af tewaf-
•chen daar gemeen was. [Ep. 2.) Dit zy dan gezeid om het
S^bruik der baden voor een gedeelte aan te wijzen.
73. Wy vinden ook een diergelijke wet in de kerk-
^ergaderinge van Auxerre. Het ts Ktet ^eoovlofd^ ilaat
, twee Mijfen aan V zelfde Altaar of eenen dag te
^^Zen. En aan het Altaar daar de Bijfchop de Mis heeft
S^daan, r,iag de Prießer op den zelfden dag geen Mis lee-
Ze^. Hier uyt fchijnt ook te volgen , en fommigen
jonden het daar voor , dat men van ouds geen twee
^iiïèn op eenen dag aan eenen Outer heeft geleezen.
■"it is althans een vaile regel en gewoonte by de Grieken
pWeeft, die noch geen twee Miffen aan eenen Outer
.^Ouden doen. Sommigen meenen ookdat'er eertijds, te
^'eeten in de eerlle eeuwen, doorgaans maar eene Mis
iedere kerk gedaan is geweeft. Johannes Goar
l^hrijft in zijne Aantekeningen over het Euchologiam
Ritueel der Grieken dat dït de reden is , dat de
^^rken te Romen , en in de oude ilad van Parys,
digt op malkander ftaan ; te weeten op dat het
j^jk ten alle tijde gelegendheit mögt hebben om
Mis te hooren; En dit is de reden, zegt Lupus in zij-
Aanmerkingen over de Roomfche Synode van Ale^
'ander Π. dat 'er by het vermenigvuldigen der geloovi-
Zoo veele Kerken zyn geftigt. Daarom heeft ook
^onflantyn de Groote zoo te Romen, als te Alexan-
< ' te Antiochie, te Jerufalem en in de andere groo-
S «eden van het Keizerrijk, zoo veele en zoo groote
J^erken doen optimmeren. Wat de Grieken aangaat,
aa"^ j^®·^^·^ dat zy van ouds maar eene Mis op eenen dag
t ïelfde altaar, en in dezelve kerk gedaan hebben.
Daar
-ocr page 572-^84 Aantekeningen
Daar 7-ie ik niemand aan twijfelen. Morinus getuigt
het ïclfde van de SyriiTchc Maroniten, [in Priefat. ad
ordimt. Maronhar.S^ror.) die daarin ïoo als hy zegtdej
gewoonte der Grieken volgen ; en buiten een hoog-
dringende noodzakelijkheit geen tweeMiflea op eeneii
dag aan den zeiven outer zullen leezen. En als 'cr al
een dringende noodzakelijkheit mögt voorkomen, dart
zouden zy het noch niet beflaan , zonder alvorens ver-
lof van den ßilTchop verkrecgen te hebben. Wat de La-
tijnfche Kerk aangaat, daar kan die gewoonte ook zyß
^eweeft, als 'er geen dringende reden tegen was. Én
iet R. Pontifikaal fchijnt zulks te kennen te geeven»
als het van den Paus Deasdcdit fchrijft dat hy twee
MiiTen in de Klerezye heeft ingeftelt; het welke PètruS
Urbevetanus in zijne Aantekeningen aldus uyt-Iegt'
Om dat Vr ογ dien tijd, gelijk hy de Grieken , maar ee0
Mis in de kerke wierd gezongen, 't vjelke volgens de oudi^
wel zoo ßigtelijk w/ts. Maar 't is zeker dat de Latynen?.
althans ingevalle van eenige noodzakelijkheit, zoo itij*^
op deeze gewoonte , of wet, of zoo als men het noC'
men wil, niet geftaan hebben. Want Leo de Groots
fchrcef wel duidelijk aan Diofcorus Patriarch van Ale'
xandrye, {ep.'^i mm. ri.) dat wanneer de toeloop vaU
volk op voornaame hoogtijden zoo groot was , dat ï®
allernaar niet binnen de Kerk konden komen , dat, zeg
ik,deMisinzulken gevalle moeft herdaan worden;
datzoodikwils als'erweer volks genoeg in de Kerk W^'
gekomen. En hy voegt'er by dat dit een oude overlevering
of gewoonte was van de Roomfche Kerke. Duidelijker
kon hy niet fpreeken. Maar ftaat te letten dat hy zulk'
niet wil gedaan hebben op alle Zondagen; maar alleeii'
lijk op voornaame Hoogtijden, en als'er zoo eengroo'
ie toeloop van volk was. Uyt deezen brief fchijnt vor-
der te blijken dat de gewoonte der Grieken ook onder-
houden wierd by die van Alexandryc. Maar dat de
andere kerken van Africa, met de Roomfche op dat
fiuk een en dezelve gewoonte hadden, ja noch al lig'
ter tot een tweede Mis quamen , wordt door den Heef
Q. in zijne x\antekeningen op den voornoemdenBriei
van Paus Leo zeer wel beweezen.
De Grieken ftaan noch zodaanig op hunne oude ge-
tvoonte, volgens het fchrijven van den voornoemden
Goar, dat ze in die kerken die zy met de Latijnen ge-
meen hebben een byzonder Altaar voor zich houden i
OP DEN Η. Bonifaciüs. JsJ*
til Wel zodaanig dat ieder op een byzonder uur gewooii
IS de Mis te leezen. En de Grieken trachten altijd de
werften te zyn : doch zoo de Latijnfche Frieder heeft
pleezen , zal de Grfekfche zich op dien dag vari het
leezen der Miffe onthouden: 't welke nieten gefchiedri
piijk lommigen zich verkeerdelijk inbeelden, uyt eea
"aat of afkeerigheit tegen de MiiTen der Latijnen; maar
de oude gewoonte van geen twee MiiTen opeenea
^'ag in dezelve kerk te doen , niet te overtreeden.
74. De Quatertemperdagen zyn te Romen al bekend
irt gebruyk geweeit ten tijde vandenH. Auguftinns,
gelijk uyt zijnen 85 Brief te beiluyten ftaat. De H.
^eo zegt in zyn vierde Sermoen over het vaften vaii
tiende maand , dat deeze vaften-dagen ontleend
^yn uyt het Oude Teftaraent. De Quatertemper-da-
2,yn al laat in verfcheide kerken onbekend geblee*
Ifidorus van Sevilje fpreekt'er duidelijk van [de
ojfic. L 1. c. 37. 38.) en heeft 'er maar twee gc-
"^nt, te weten die na Pinxteren komen, en die van de
'^aand September.' Voor den tijd van Karei den Groo-
''-'n Zouden dezelven, zoo wy Vader Thomaffin geloo-
^en zouden , (des Jemes ) niet veel beter bekend of
althans onderhouden zyn geweeft in Vrankrijk. En^
^^gthy, de Synode van Ments die onder den voor-
noemden Karei gehouden is , fpreekt daar van als vaa
nieuwe iniléllinge , die pas van Romen was ge-
komen.
t^e Grieken hebben noit van Quatertemperdagengc-
^ecten. Op de Zaturdagen was het by hen nietgeoor-
te vaiten: en wat de Woensdagen en de Vryda-
belangt, die waren by hen, eenigc weinigen 'uyt-
Sezonderd, altijd gebode vaftendagen.
„Wat het wijden der Prieileren en Diakenen op de
X>-iatertemperdagcn belangt, Gelaiius 1. fchijnt de eer-
ie te zyn, die van deeze wet heeft gefproken.
.^'1·. zy is van geen ApoiloliiTche inftellinge, Ama-
arms Fortunatus fchryft {lib. 2. c. 2. ) dat het wij-
en op de Quatertempeïdagen by de eerfte BilTchoppea
« geen gebruyk is geweeft. En Beda fchrijffin het
'even T,„„ j„.. u D -
Qua-
ier«
j ^ - ><m ucu j.x. ι iicucr van j\oje u;ii. iiy vye
fcP-'V Priefter Quintus gewijdt is. Paulinus
cnrijtt dat Ambrofius gedoopt zijnde den achtften fincr
kcn*^ "^J^'flchop is gevvijdt: zoo kan hy dtin
en Priefter zyn gewijdt op den Zatvirdag
Deei,,
A'antekeningen
terten^perdagen. En de H. Leo begeert in zijnen Brief
aan Diofcorus , di^t hy de Priefters en Diakenen niet
anders als op de Zondagen zal hebben te wijden, ron-
der eenigen Zondag uyt te zonderen, of gewag van de
(Quatertemperdagen te maaken.
75. De gewoonte van op Paafch-avond te vaßen is
al zeer oud in de kerke. De Grieken die een zonde
maakten van Zaterdaags te vaften, hebben égter altijd
gevaft op den Zaturdag voor Paafch-avond. Dit vaitea
mögt op dien dag doorgaans niet gebroken worden voor
^^gin van den nacht. En Herardus Aartsbiffchop van
/Tours (föp. 33.) wil den geenen die zoo laat niet eQ
vaften de paaifchelijkeKommunie niet toegereikt hebben.
Ja Gregorius de Groote fchrijft in zijne famenfpraaken
\Ub. 3. c. 39.) dat de kleine kinderen zelf op dien dag
gewoon waren te vaften. Sommigen hadden van ouds
de gewoonte , en meenden dat zy het heel vlak had-
den , van zoo lang te vaften tot dat zy de fterre zagen
opkomen. En in Nederland, Zegt Lupus fchrijvende
over den vierden Kerkregel van 'Trullo , zijn'er noch
vérfcheidene die daar op liaan, ea zich niet eer zouden
ontnuchteren. Maar Hieronjnius , fchrijvende tegen
Jovinianus, keurt die fijnigheit af als een Joodfche ge-
woonte. Lupus is daar noch vinniger tegen, [mCan-
55". m Trullo) en maakt het uyt voor een onheilig,
Joodfch en Heidenfch gébruyk, dat men zulk een ont-
zag heeft voor een zielelooze fterre. Maar waar dan
gebleeven met honderd andere plegtigheden daar bet in-
zigt alles goed moet rnaaken. Indien iemand de fterre
aanzag als een teken van de fterre Jacobs, die uyt de
duyfternifièn des doods ten eeuwigen leven ftaat op te
gaan of te verrijzen ; ik zeg van Chriftus, wiens ver-
rijzenis dan geviert word ; zoude zoo een eenvoudige
ziel, die het opgaan van de fterre aanziet als een teken
van Chriftus verrijzeniiTe, en de droef heit van het vaften
op zoo een bly gezigt wil eindigen , juyft aanftonds
fchuldig zyn aan een Heidenfche bygeloovigheit ? My
dunkt , onder verbetering gefproken', dat fommige uyt-
leggingen van verfcheide ceremonien al verder gezogi
zyn. Maar dat daar gelaaten voor 'tgeene dat het is»
zoo heb ik noch met een woord te zeggen dat de ou-
de Chriftenen doorgaans op den Zaterdag voor ,Paas-
fchen hebben gevaft tot het uur toe van Chriftus ver-
rijzeniiTe :maar vermits dat uur niet bekendciivi^as,zoo
was
-ocr page 575-op DEN Η. Boni Ρ AGrus. 387
l^as de gewoonte ook verfcheide. Bafilides BiiTchop ία
tgipten heeft voor deeïen over deeze zaak gefchreeven
aan Dionyfius Patriarch van Alexandrye ; zeggende dat
lommige broeders het vallen tegen den avond eindigden;
maar dat eenige anderen zich hielden aan de gewoonte
Romen , alwaar de broeders gewoon waaren tot
kraaien van den Haan te wachten. Dionyfius and-
^oordt daar op dat de genen die voor middernacht be-
gonnen te eeten berifpelijk waren: maar dat de ande-
ren die zulks tot de vierde nachtwaak uytftelden, als
kloekmoedige helden ^ lof verdienden.
Noch dieiit aangemerkt dat de Oude Chriftenen al-
in het Ooilen, een onderfcheid maakten tuiTchen
ll^t Valien van veertig dagen , en het vaften van degoe-
^^ Week. Epiphanius zegt het met klaare woordea
i«"? Expof. Dei. ».19.) 'en voegt daar by dat al het volk
die fes dagen zich behielpen met droog brood en
^ater,'t welke zy betekenden met het Griekfchewoord
y^''ophagia·, dat ZOO veel te zeggen is als drooge fpijs.
^reneus by Êufebius aaögehaald , {lib. v. hifi. c. 24.)
Preekt daar ook van , zeggende dat fommigen eens
^aags aten ; dat andere twee dagen achter een, en an-
^pren noch langer gewoon waren te vaften. De H.
^hryfoftomus maakt daar ook gewag van, {hom.'^i. j»
en hy zeit dat fommigen het vaften in de goede
^eek verdubbelden, langer waakten, den ganfchen nacht
bidden ovcrbragten, en aalmiffen gaven. Maar iii
Latijnfche kerke vindt men geen blijk dat het vaften
'an de goede week ftrenger is geWeeft als het voor-
baande. Waar over Vader Thomaffin kan nagezien
borden, {dajeunes part. i. c. 8.)
76. Het blijkt uyt de oude Hiftorien dat de geheele
200 wei na Paafchen als na Pinxteren, eertijds
geduurige hoogtijd was , en geviert wierd als een
j^olkomen feeftdag. Verfcheide kerkvCTgaderingen heb-
,'^n daar wetten over gemaakt ; voórnamentlijk over
^et vieren van de Paafchweek. Maar wy zien nyt de
Pftllinge der FeeÜdagen die alhier in de 36 Ordonan-
^ ε gedaan wordt, dat het vieren vandeganfche Paafch-
selt al ten tijde van onzen Bonifacius op fommige
PJaatzen verandert was in her vieren van de 4 eerfteda-
Ken. Ik 2eg, op fommige plaatzen , w.ant de Synode
ijigelheiin bragt het Pinxterfeeft in 't jaar 949, op
dagen ; maar liet de Paafchweek in haar geheel,
25D 2 be-
54-4- Aantekeningen
begeerende dat die alzoo hoogftatelijk zoude geviert
■worden als Paafch-zondag. Doch het fchijnt dat het vie-
ren vanalledeezePaafch-en Pinxterdagen te mets uocfi
al meer en meer verflapt is in Daytsland : want de Sy-
node van Konftans,die in 'tjaar f094. onder Gebehar-
dus BilTchop van Konftants en Paalfelijken Gezant ge-
houden is, beveelt dat'er voortaan in dat Bifdom niet
meer ais drie Paafchdagen en drie Pinxterdagen geviert
zullen worden , zoo als in de andere BiÏdommen van
dezelve Provincie gefchiede ; dit was een merkelijk^
verandering : want tot noch toe had dat Bifdom degs'
heele Paafchweek als een Feeitdag geviert, en niet meet
als ecnen Pinxterdag gehouden. Maar de Kronijk van
de Augsburgfche Kerk fchrijft dat veele menfchen zich
daar aan geilooten, en opcntlij|i tegen Gebehardns ge'
mort hebben, als ofhy een verbreeker was van de ou-
de s;ewoonte,en een invoerder van niewigheden. Maat
de Roomfche kerk,zoo wel als de kerken van hetOo-
ften ., zyn noch langen tijd by het oude gebruyk , vaii
de ganfche Paafchweek te vieren , gebleeveri. Dit blijkt
u-yt het Verdedigfchrift, 't welke Kardinaal Humbertu»
te Konftantinopolen voor deLatijnfche kerk heeft nyt-
gegeeven. En Gratianus getuygt {cap. Pronuntiantes
Confecr. J.^.c.x.) dat het de gewoonte van zijnen tij<J
was de geheele Paafchweek te vieren. Gregorius 1%·
wil het zelveinzijneBevelbrievenonderhouden hebben-
Daar en boven wierden alle de dagen tuiTche»
Paafchen en Pinxteren eertijds voor een geduurige feeft
gehouden. Onze Foorouders ^ zegt S. Ambroliiis, fchrij'
vende over het 17 Hoofdlluk van Lucas , hebbeti oni
hy oerlevering geteert dat alle dc dagen tot Pinxteren to^
als het Paafchfeefl geviert moeten worden. Doch daaf
was groot onderfcheid tuüchen de Paafchweek en drc
fo dagen r de geheele Paafchweek was een regte Fecft·'
dag; toen mogt'er niet gewerkt, niet gepleit, en vol-
gens de Synode van Trullo geene Toneelfpeelen ver-
toont , en geen vermaak mét het te paarde rijden ge'
nomen worden. Maar op het feeft van die50'dagen vvas
zulks niet verboden , en dat beßond voornamentlij'^
hier in, dat men geduureude dien tijd in de kerk tiie^
mögt knielen, {Auguß, ep. 119). want het knielen
een teken van veritervinge r dat men als dan geene vaf-
tendagen mögt houden, {Amhrof^ in cap. ly. Lm<s)
meu meer werk als naar gewoonte moed jnaken van ^
ä
-ocr page 577-OP DEN Η. Β ON I FA Cl US. 38p
gebed en van andere godvruchtige oeffeningen. S.
^uguftyn (Epifl. Iiy.j voegt'er by dat het AlMuja^^-
jUurende die 50 dagen in afle kerken gezongen wierdt.
, 't alles vindt inen ook by Teriallianus ^ {Γώ. decoron.)
daar van fpreeki als van eeü oude overleve-
"nge. ^
77. fk beken dat ik al v^at heb ftaan dutten over het
begrijp van deeze pJaatze. Ik dagt zoo : zoude Jio-
^'iacius de ganlche llrcngheit van de oude Boet-v/etten
vernietigt hebben , met dezelve te yeranderen in
^εη enkeld gebed, en met den zondaar zoo opftaaiide
1 tegen alle oude Regels aan , in genade aan tc
j^enien ? zou by dan noch zeggen dat men de regels
„ ^ï· Boetpleeginge niet tenemaal moet laaten vaaren ?
f^ji hy willen hebben dat een xieke.die in ïijnekrank-
®'t ontflagen en met het Lichaam des Heere gefpijll is
seweeft, na zijne geneezing onder de wettender Boet-
ζ eeginge7,oo lang moet blij ven, als het de Biechtvader
ial ~ ■ - -
1 w aai um uuu /.uu ccii ticivcii uujv iiici. VrygC-
. «en met bet leezcn van 'teene of 't andere gebed?
'Je H. Bonitacius, en niet alleen de H. Bonifacius,
j ^ar daarenboven noch veele deftige BiiTchoppen vaa
^ delfde kerkvergaderinge, de ontbinding vain de zwam:-
^ ^ Zonden zoo goed koop gegeeven hebben, daar niet
,''^en de oude'wetten daar vlak tegen waren; maar
.^'^■^Vrankrijk op dien tijd en kort daar navol geleer-
Bifichoppen was, die de influypende verflapping on-
^rent de Boetpleegingen met alle kragt tegen gegaan,
met een Helden-moed afgewcert hebben ? dit blijkt
yt de derde Synode van Tours , (f-22.) uyt dg tweede
Kavailion , (c. 3+.) uyt de iefde van Parys, (ί"· ?ƒ■■)
^^ uyt meer anderen die ontrent dien tijd, ofte kort
aan onder Karei den Grooten en' Lodewijk den
oeden^zyn gehouden. Die BiiTchoppen [klaagen en
^ernien'er over in de gemelde kerkvergaderingen dat
^^'■iet)den yan zielen door die ruimigheit bedrogen
bo^i- " en verloren gaan; ejj xy willen de nieuwe Boet-
Verh handen van veele Priefteren waren,
en Η of ten min'fte in een volle Synode verbetert^
iiilf volgens de H.Schrift, volgens de kerke-
hg^^^^etten , Volgeijs de aloude gewooßte , opgeleit
3 Maar
-ocr page 578-Aantekeningen
Maar onxe Bonifacius en alle zijne Mede-Biflchop-
pen können lichtelijk van ïodaanige een ruymigheit
vrygefproken worden ; dient dan opgemerkt dat men
in de achtfte ecuwe heeft beginnen in te voeren de
kooping of de verwiiTeling der opgeleide Boetpleegin-
gen. By voorbeeld, die eenige dagen of jaaren moe'i
vaften , koft dat afkoopen met het geeven van lekere
aalmiffen , met het leezen van een goed getal niond-
gebeden, met eenige Miflen tot verge-eving lijner zon-
den te laaten opdraagen. In 'teerfte , zegt Godeau
fchrijvende over het jaar 216. was deeze afkooping
vry iireng. En de Boetpleegingen vanheteerlteoftwe^'
de jaar waren niet, ofte althans zeer zelden, af te koo'
pen. Maar eindelijk wierdt'er geen tijd uytgezondert}
en allei mögt ten allen tijde afgekogt, en in aalmii'
fen , gebeden , enz. verwillelt worden. Daar wief'
den regels voor gemaakt , wat aalmiffen dat'er voor
zulk een getal van zulke en zulke zonden moeiten
geeven , wat gebeden gelezen worden. Dit zien vvy
duidelijk en byna van zonde töt zonde uytgedrukt io
de verzamelingen der kerkelijke wetten die door Buf'
chardus, Yvo vanChartres, Beda, den Abt Regino e·'
meer anderen zyn gedaan. Staat dan ligt uyt dit alle^
te giffen wat dat deeze Synode van Bonifacius door dat
hebben willen betekenen: Te weeten zooda-
nig getal van gebeden, als op de gebiechte zonden vol-
gens de nieuwe kerkwetten pafle. Nu deeze gebeden,
gelijk gezegt is, moeiten al dikwils dagen en maanden
duuren. Én dan is dit de zin van de gemelde Ordo'
nantie: dat de Priefter den Biechteling voor zijnezoii'
den het gebed , dat is het getal der gebeden daar toe
ilaande, zonder lang gedraai of gefukkel moet opleggeOi
om hem dan vervolgens na het volbrengen van die g^'
beden te verzoenen'of te ontbinden. Hy magzelf"'^^
lang daar mede talmen , enhy moet der Biechteling
beweegen om met het volbrengen van zijne boetitraitü
niet te fukkelea. Alle de zwaarigheden, die ik tegen
deeerfte uytlegging heb doen gelden, dienen tot bevei-
liging en bekragtiging van deeze uytlegginge. ,
En om dat wy nu iets van het biechten en van d®
boetpleeginge handelen,hebben wy dit noch dien aangaan-
de te berichten, dat'ér in de gemelde achtflc eeuwenoc
eenige andere veranderingen in de oude '^^rktucnt y
pKoiiïeo. Voor eerft, 'tgecne wy al met een
OP DEN Η. BONIFACIUS, ^fj
^iBgeroert hebben , dac de opcnbaare boetpleeging voor
nein^hjke ionden toen buiten gebruyk is geraakt: en
«at rheodorus AartsbiiTchop van Kantelberg de eerÜe
Jjytvinder is geweelt , of ten minite daar voor gehou-
Wordt vaa heimelijke zonden door heimelijke
POetpleegingen uyt te wiffchen. Ten tweede, dat de
heimelijke boetpleeging in de ïelfde eeuwe begon toe-
pftaan te worden aan de genen die na een openbaars
boetpleeging weder in hunne eerfie zonden gevallen
^aren. Tot die eeuw toe is'er noit meer als eene re-,
§elinaatige of Kamnijkc boetpleeging toegeftaan geweeft,
de zodaanigen wierden noit weder toegelaaten tot
gebruyk der Sakramenten. Niet dat'er ganfch gee-
fie vergiffenis, en geen hemel of zaligheit voor hen te
ji^Pen was. Neen zoo hard en onbermhertig waren de
J^^ud vaders niet : maar zy gaven hunne zaak over aan het
Goddelijke oordeel; en geboden hen des te ftrengerboe^
"■^^in 'ίheimelijk te plegen, hoe dat ze grooter ontrou^
^Jgheit tegens Godt, door hun hervallen begaan hadden.
Godeau ter gemelde plaatze.
, 78. Het is ieder een bekend hoe flreng dat de oude
^etpleegingen waren , en hoe dat'er verfcheide jaarea
^orzeer grofte doodzonden voorgefchreeven wierden.
■'-'Och in de eerfte eeuwe was de tucht omtrent de boet-
yaardigheit noch zoo niet yaftgefteld, gelijk naderhand
is gefchiedt: en het opleggen der boetftraffen ftond aan 't
^ordeel der Biffchoppen. Het is de plaats hier niet om van
vier trappen derboetvaardigheittefpreeken; maar dit
^oet ik evenwel zeggen dat het al een harde poft voor die
^enfchen was:ik ipreek uu niet van het draagen vanhaire
I^Jederen en van lakken , van het hoofd met affche te
^eftroojen, van buiten de Kerk onder den blauwen he-
J^el of onder het Voor-portaal der Kerke te moeten
^«'jven, van na het lezen van 't Evangelie uyt de kerk
^ejaagt te worden , van de H. Kommunie zoo lange
Jaaren te moeten miffen, en van meer andere rtrengig-
"eden : maar men leeft ook dat ze het huwelijk (ten
Jïiinfte die in den eerften trap waren) niet mogten gebruy-
^en; dat ze geen koophandej mogten drijven ; dat ze
^'chmet het regters-ampt niet mogten bemoejen; geen
dfaag-band nochte wapenen mogten draagen,'noit ten
oprlog mogten trekken , zelfs niet na hunne verzoe-
^'"g; in den kerkdijken ftaat noit mogten treeden; zich
l'an alle plaifieren mpeften fpeenen ; in 't kort geene
^teeringen by de hand mogten vatten, die met gevaar
^«n zondigen vermengd waren. S5 Ö 4· E»
54-4- Aantekeningen
'En dit heeft voor een gedeelte noch veele eeuwen
fland gegreepen. Want men leeft dat Gregprius VlHn
xijnen brief aan de Ge,efteHjkheit en het volk van Klein-
Britanje Qib.-j.ef.io.) den boetvaardigen verbied koop-
handel te drijven , (om dat zulks niet wel zonder ion-
de gedaan kan worden) of krijgs-geweer, buiten eeni-
ge voorvallen die hy uytdrukt , te draagen. Leo de
Groote had al lang te voren gefchreeven , { ep. i. ίΐ^
Ruflic. Narbon.) dat het tenernaal ßrtjdig was tegen as
kerkelijke regels na het uolhrengen der boetvaardigheit we-
der te keeren tut deawereldfchen krijg. En in de Synode
van Pavye wordt allen den genen die openbaare boete
pleegen verboden zich met den wapen-handel te be-
moejen. En hier opfteundedertrafFe,diedeonregtvaar-'
dige Aftetters van Lodewyk den Goeden hem opgeleit
hfibben, dat hy zich voortaan nimmermeer tut den wereld-
fchen krijg had te begeeven. Nicolaus I. is volgens fom-
migen de eerfte geweeil dewelke dit verbod zoo verre
heeft verzagt, dat de zodaanigen , die den tijd en dc
itrengigheden der openbaare boetpleginge uytgeftaan
hadden , de wapenen wederom mogten aantrekken,
doch niet anders als tegen de Heidenen. EnGregorius
Vli. die de oude ftrengigheit eeniglins tragtete herftel-
len , heeft het draagen der wapenen niet langer als ftaan-
de de boetpleeginge verboden, en Ra het volbrengen der
xelve wederom toegeftaan.
Wat den koophandel aangaat , dezelve is den boet-
vaardigen ook verboden geweeft in de Synode van Bar-
celona, in dc ordonantien van Herardus Bifichop van
Tours, in die van IfakBiiTchop van Langres enz. Leo
de Groote fpreekt'er ook van ter gemelde plaatze; eg-
ter niet zodaanig, zoo als my de vvoorden voorkomen,
als of het een volkomen verbod was. //et is den hoet-
'vaardige» nutterzegt hy , eenige fchade ie lyden ., ah zich.
in het gevaar \a'a den koophandel te fieeken.
Wat het trouwen aangaat , Leo de Groote wH het
ïélve na het pleegen der boetvaardigheit naulijks toe-
ftaan. Indien iemand noch jong van jaaren zijnde, (cp.
z. ad'Ruß.) en voor de zwakheit van zijne jonkheit
vreezende, na het pleegen der boetvaardigheit komt te
trouwen , die doet naar zyn oordeel een yergecifelijkc
2aak. Maar, iegt hy , dit ßellen wy tot geen wet voor-,
maar vjy oordeeïen dat dit noch beter te verdraagen is (If®
Wetcö als de bekooringeii d«r jeugd en des yleefches m
Ol' DEN Η. Boni f AC ι us.
^e VQlgen). Want naar den regten regel gesproken zou
Jemand y die hêetvaardigbeit gepleegt heeft ^^ niet beter paf-
J^n, als voortaan in een geduurige o-0houdtnge , zeo nmt
^^ tiel als naar het lichaam^ te leven.
.79- ,Dee2e opjTierking van Dacbery is 200 vreemd
; maar dient alleenlijk op zekere tijden van'de ou-
Kerke toegepaft te worden. Want vi-y hebben bpve»
getoont hoe dat de ganfche week voor Paaflchen en
ganfche week na Paairchen,als ook de ganfche Pinx-
'er-ieeft , eeii geduurige feeft-tijd vi^as, op de welken
vierfchaar volgens'de Keizerlijke wetten gefloten
^oeft blijven^ en de Dienaaren volgens de logeimm-
Apoiloliiïche Inzettingen, en zelfs volgens een wet
Van Reccafwintus Koning van Spanje, niet mogten vver-
^εη. .Voegt hier by de feeil-dagen van het Lijdenvan
Hemelvaart, van de Befnijdeniffe, 't welke al voor
4"Suilinus tijd ingeiteld is gcweeft, van de OpenW-
^'"ge onzes Heere,'t welke al vroeg op fommige plaat-
sen afzonderlijk is geviert : van de Apoftelcn Petrus
Paulus , en meer andere feeft-dagen , zal het getal
inalkander miffchien zoo veel niet ontloopen. Maar
daar tegen is het ook waar dat het vieren van de goede
■^(eek , en van de Paafch- en Pinxter-week te mets is
^fgcraakt; en zoo kan het zeggen van Dachery, op ze-
kere eeuwen gepaft zijnde, zijne waarheit hebben.
80. Dat 'er dusdaanige feeft-dagen van ouds zijn ge-
■v^eeft, die enkelijk gelaaten wierden aan de godvruch-
tigheit der geloovigen , en die niet nootzakelijk behoef-
den geviert te worden door het ftil ftaan van de regt-
banken en van de handwerken, is een zekere zaak. Zo-
daanig is geweeft, gelijk wy reeds getoont hebben, de
geheele tijd tuiTcheii Paaffchea en Finxteren, de eerile
^aafchweèk , die een volkomen feeft was , uytgezon-
^erd. Zodaanig zyn ook eenigen tijd geweeft alle de
Vry:dagen. Konftantyn de Groote heefteen gebod laa-r
'^en uytgaan yan alle de Vry-dagen te vieren: maar dat
"W'as niet meer als een feeft van eige godvruchtigheit:
yant Eufebius verhaalt dat hy de regtbanken op de Zon-
dagen door een vafte wet heeft laaten fluiten, maar dat
"y op de Vry-dagen nochte Saterdagen het openen van
de vierfchaar niet heeft verboden.
81. Verfcheidene groote en deftige mannen hebben
tich tegen het vermenigvuldigen der Feeft-dagen ver-
f laart. Hoe kxagtig heeft de H. Bernardus gefchreeve«
54-4- Aantekeningen
aan de Kanonnikken van Lyons , om dat zy het nieu-
we feeft van de OntvangeniiTe der H. Maagd hadden in-
gfevoert? De Synode van Saltsburg, van het jaar 1420·
wenfchte ook dar de feefldagen der Heiligen , als veel
ie menigvuldig zijnde , rnogten vermindert worde». De
vermaarde Gerfon heeft zeer geyvert om dat ver-
menigvuldigen ie beletten. Hy vertoonde in het jaar
1408 op de Synode van Rheims vs^at al quaads dat uyt
Ä0G menigvuldige feefldagen gevolgt was : te weten,
€jf dat ze niet geviert wierden , 't geen dan tot zonde
verftrekte : of dat de ambachts-luiden maar belet wier-
den hun handwerk waar te nemen , en aldus tot gebrek
en armoede vervielen; of dat 'er een grooté deur geo-
pent wierdt aan de ledigheit, dewelke van de land-lui-
den misbruikt w;ordt: want dat door die deur een groo-
temenigte van dronkenfchappen, kyvagien,ondeugen-
de fpelen , overdaadige onkoflen, ondeugende danfe^·
ryen die vol zonden en fottigheden fteeken , en ver-
mengd zyn met godslaflerlijke deuntjes , eindelijk een
hoop onkuiflcïie ongeregeldheden komt indringen.
Al op den zelfden tijd heeft de geleerde Nicolaus de
Klemangis, Aarts-diaken van Bayeux , een Traäaatje
gemaakt tegen het inftellen van nieuwe Feefldagen : al-
waar hy met zeer levendige verwen afmaalt de gruwen
lijk;e en goddelooze manieren op dewelken de feeften
geviert wierden. Het komt op hetzeggen van Gerfon
uyt: maar hy fpreekt noch van een deel misbruyken ea
gruwelen die in het nacht-waaken voor zekere feeften,
't welke noch op fommige plaatzen gebruikelijk was,
omgingen. Het is gruwelijk om te leezen en tehooren
hoe llordig en goddeloos dat het daar toeging. Hy wil
egter alle de feefldagen daarom niet afgeichaft hebben ί
hy heeft het meeft gemunt op de byzondere feeften van
ieder Bisdom, en óp het invoeren van nieuwe Feeften.
Michael Biffchop van Auxerre, by den zeiven Nicolaus
aangehaald, heeft dit ook aldus iaevat: want ziende de
baldaadigheden en moedwilligheden die op de feeflda-
gen bedreeven wierden , heeft hy het grootfle gedeelte
van de feeften die in zyn Bisdom onderhouden wierden
(weite verftaan, die eigen aan zyn Bisdom waren) af-
gefchait; want hy achte'het beter en Gode aangenaamer
ëen wijngaard te fnoejen, of wijngaardloten op te bin-
den, als in een vadzige ledigheit te fuften, of Bet liJr
fol ie zuypen en te overlaaden, en de andere reeds ge·
OP den η. Bokifacius. 3P5?
melde ondeugendheden te bedrijven. Maar decie Bif-
fchop had volgens den gemelden Schryver noch een
ander oogwit daar in: te vveetCii dat de Feeften der Hei-
ligen ïodaanig vermenigvuldigt waren, dat geheel het
gemoed en al de godvruchtigheit der geloovigen daar
mede bezet was , en aan 't vieren der lelven te werk
quam , 200 dat 'er geen tijd overfchoot om zich met
Godt te bemoejen en hem te aanbidden. Wel is waar,
ïEgt Vader Thomaffin hier over fchrijvende , {de Fetes
I. chap. II.) dat men de Heiligen maar eert entert,
oni Godt in hen te eeren ; en dat het eeren van Godt
het einde is van het eeren der Heiligen : maar de geeft
^es volks doet dlkwils averregts om, blijvende in de
middelen hangen zonder op het einde eens te denken.
J'-i dit iirekte zelfs tot nadeel der perfoonen die beter
onderregt waren, zoo fpreektal vorder de Vader Tho-
maffin, want door dien de Heiligen de plaats vanmeeft
alle de werk - dagen ingenomen hadden , wierd de
Schriftuur ja de Getijden weinig geleezen (zijtidetoeu
manier van de Levens der H. H. in de plaatze van de
^chriftuure te leezen) cn dus wierdt dc ziel van haare
bondigfte fpijze berooft. Onze Voorouders, zegt de ge-
loeide Nicolaus de Clemangis , hadden zoo groofe een
godvruchtigheit tot de Heiligen als luy : r/iaar hun yver
VJes naar de -vjetenfchap ; vjant zy VjildeM de He 'tUgen zo-
daanig niet geviert hebben dat Godt daar door -vergieten
'i^ierdt: en zy achten het niet regtmatig de daaden van zoo
"Veele Heiligen in de kerke op, te leezen, dat de boeken van
het Oude en Nieuwe Teßament daar door ongeleezen moe-r
fien blijven. Dan haalt hy noch al vorder op hoe nood-
'ï'akelijk dat het leezen der H. Schrift is voor kerkelijke
perfoonen. Hy heeft het zeer geladen op die Kapittels
dewelken 100 loffelijk te werk gingen in het aannee-
^en van nieuwe feeftdagen , en in de getijden van de
"eiligen in de plaatze van de dagelijkfche getijden in te
boeren. IVat een ongeUjk.,tt^t hy, gefchiedt'er aan Godt
^«i -men hem zijne plaat zen en zijne dagen gadt afneemen\
^^ Zeg niet uyt godvruchtigheit tot de HeiUgen, maar uyt
^nzigt van eigen belang I (want de Kapittels trokken daar
geld voor) Zal Godt geen groote reden hehhen om a*n de
Zodaanigeji, zoo Wel als aan de dwaaze Maagden., de deur
des Hemelrijks voor haar neus toe- te fluiten ? Zal hy heti
^jet mogeyi vraagen hoe dat ze zich zoo durven verfioute»,
flat ze met hem tot ie zegepraalends Kerk wille» toegelaan
m
-ocr page 584-59*5 Aantekeisiingkn
^en worden , daar ze het hart gehad hebben van her/i nyt
de flrijdeKde en zigfbaare Kerke te verßooten ? IFy kennen
eenige kerken-, daar het zoo opgepropt is met Heiligen dat
^er dikwils verjcheidene op den zelfßen dag voorvalle» ■>
VJelkers getijden ten volle moeten· afgeleezen worden.
Aldus hejeft de kerkvergadering van Trier van het jaar
IH9· ook verfcheidene Heilige· dagen , om de verilap*
ping der godvruchtigheit, en om de klagten der nood-
lijdende mcnfchei^, afgefchaft.
De kerkvergadering van Kamerijk gehouden in het
jaar ijóy. toont iich ook genegen voor het verminde-
ren der feeftdagen , om dat de menfchen op die dagert
doorgaans gfooter moedwilligheit pleegen als op ge-
meene dagen , en iy üelt 2ulks aan de befcheidendheit
der Biffchoppen.
In de Synode van Sens van het jaar 1^24. zyn ook
verfcheidene feeftdagen afgezet; en de Kardinaal Kam-
j^gius , Pauifelijke Gezant in Duitsland , heeft in zyn
PcKreet over de Hervorminge ook een goed getal van
ïodaanige feelldagen afgefchaft.
Maar al volks genoeg rot beveiliging van een zaake,
die by de befcheidenlk en verftandigik menfchen''van
zeifs wel it3gang zal vinden, By domme yveraars zou-
den tienmaal meer getuigen , en honderd-inaal meer
redenen, miifchien niet gelden.
S2. Wy hebben hier voor al iets van het Pallium ge-
waagt. En hier zoude het wel te paffe komen om daar
noch ietwes van aan te tekenen. ' Maar om dat deeze
Opmerkingen over S. Bonifacius al lang genoeg vallen,
willen wy ook iets voor een andere plaatxe bewaaren.
83. Om dat 'er ïoo dikwils gefproken wordt van
Aarts-biflchop en Metropol itaan, moetik de oudheit
van dien naam en waardigheit met een woord of twee
ophaalcn. De Heer Boileau fchrijft in zyn werkje van
de Geeßelinge , aan 't 7. hoofdftuk , dat de naam vari
Aaits-biffchop in de Kerke noch niet gebruykt is g^-
Weeft in de fesde eeuwe. Indien hy daar mede w^i' neg-
gen dat die paam in de fesde eeuwe noch niet gebruykt
wierd voor een Metropolitaan gelijk men in ouder tij-
den plagt te fpreekén , dat kan zijne waarheit hebben.
Maar dat de naam van Aarts-biffchop, in 'tLatyn /ir-
ehiepifcopus ^ onbekend en nimmermeer gebruikt zoude
2yn geweeft voor de fesde eeuwe, gelijk de woorden
ien eeriten aanzien fchijnen te luiden , dat zou
-ocr page 585-op den Η. bonifacius. 597
raaden xyn. Want men leeft dat de Paus Léo I. in de
Kerkvergaderinge van Kalcedon doorgaans genoemt is
geweelt de Aarts-biffchop van Oud of Groot Romen,
■•^omnus Patriarch van Antiochie wordt in zekere kerJc-
^^rgaderinge, te Antiochièn over de zaak van Ibas ge-
houden, niet anders genoemt als Aafts-biffGhop; doch
Ibas en Stephanns, dè eerde Metropolitaau vanEdeiTa,
tweede van Hieropolis , krijgen altijd den naam van
®ffchoppen. Zoo heeft de kerkvergadering van Ephe-
l^n , in haar Berigt aan den Keixer Theodoiius , dea
"^■triarch van Alesandrye, Cyrillus, Aarts-bifTchopge^
ßoemt; terw^ijle dat zy Memnon, Primaat van Klein-
^lie , niet anders noem.de als Biffchop. In een Brief
^an den Biffchop Lucianus, ftaande achter de kerk ver-'
gadering van Kalcedon , en gefchreeven aan Keizer
■'-'fo , worden alle de Patriarchen genoemt Aarts-bif-
fihoppeti van de hoogße throonen. En de Keizer Juftiniaan
(ƒ« le^e coitc.l.\.tit.T,.c.φ.) maakt een duidelijk onder-
scheid tuffchen den Metropolitaan der Provincie , cn
^uffchen den /\arts-biffchop van een Dixcefis^ dat is van -
^eele Provinciën of van een Aarts-ftift. Én op een an-
plaats (lege mvell. ad Catellian. l. u.) ordoneert
''y diit deßiffciiop van Ocrida, of het eerfte Juftiniana,
Voortaan niet alleen Metropolitaan maar ook Aartsbif-
tchop zal wezen. En daar op zegt Photius {Nomocan,,
^it. I. c. 8. ) dat een Aarts-b,iffchop grooter is als een
Metropolitaan. Dit was aldus in de eerfte tijden der
^erke: wanneer Aarts-biffchop zoo Veelte zeggen was
^Is Patriarch of Primaat. Naderhand is die naam in
^^aardigheit gezalit, en voor eerfl: by de Grieken bene-
^t'n de Metropolitaan geplaatit. Theodorus Balfamon
Meditato) zegt dat het een Metropolitaan is die an-
dere Biffchoppen onder zijnen Stoel heeft ftaan: maar
Oat het een Aarts- biffchop is die onder geen Metropo-
''taan en ftaat , doch ook over geene Biffchoppen tc
'•^ggpn heeft ; zoo dat een Aarts-biffchop volgens de
'aatere Grieken zoo veel is als een naam-MetropoU-
laagerals een regte Metropolitaan, en hooger als
^^ gemeen Biffchop. Maar by de Latynen heeft men
naam van Aarts-biffchop na de fevende· eeuwe,
«aarofjjgjjj.p^itj-eni;^ beginnen toetepaffen aandeMc-
^'"'^Politaanen. En deeze manier van fpreeken (want
JJiecr js het niet) is tot noch toe in ftand gebleeven.
•^00 is ijgt fomtijdsgegaan met den naam van Me-
tro»
Ααντεκενινθεν
tropolitaan, hoewel dat die doorgaans in zijne eigebe^
tekeninge, dat is %oo veel als nu een Aarts-biflchop is,
genomenis geweeft. Egter vindt men plaatzen daarMe-
tropolitaan genomen is voor een Primaat of ook voor
een Patriarch. Aldus heeft Facundus Herm. aan Doni-
rius Patriarch van Antiochie den naam van Metropoli-
taan gegeeven. Even eens heeft Johannes Patriarch van
Antiochie in zeker berigt, 't geenehy uyt zijne Verga-
deringe van Efefen geichreeven heeft aan den Keizer
Theodofius, den naam van Metropolitaan toegepaftaan
Memnon Primaat van Ephefen. Daar zouden meer dier-
gelijke plaatzcn aangehaalt können worden.
84. Behalven meer andere voorregten van de Metro-
politaanen of Aarts-biffchoppen, als by voorbeeld, van
de verkiezing hunner onderhoorige Biffchoppen te be-
vorderen , van de nieu gekozene Biffchoppen te wijden,
van den voorrang boven hunne onderhoorige Biffchop-
fen te hebben, de verfchillen der zelve Biffchoppen te
beflificn, de klagten tegens dezelven ingelevert aan te
hooren, en dezelven aan de uytfpraakc van eenige daar
toe gemagtigde Biffchoppen , of ook van een ganfehe
Vergaderinge van Biffchoppen ( want daar in was de
kerk-tugt op alle plaatzen niet even eens) te (lellen,
v,an Provinciaale Synoden uyt te fchrijven : behalven
deeze voorregten , zeg ik, was hun de zorg bevolen
van de kerkelijke wetten en inzettingen aan hunne on-
derhoorige Biffchoppen bekend te maaken , en een wa-
kend oog op deonderhoudinge der zelve wetten te hou™
den. Uyt kragt van deeze zorge hadden zy de magt oni
overal in de Provincie te gaan onderzoeken of de Bif-
ichoppen zich in alles wel gedroegen , hunne plichten
liiet en verzuimden , hunne Bisdommen wel regeerden,
enz. En daarom zegt de Synode van Antiochie {can.^·)
dat den Biffchop van de hoofdftad , dat is den Metro-
politaan , de zorg over de gaafche Provincie is aanbe-
volen.
85-. Dit is een oude gewoonte in de kerke geweefl:
dat een Priefter in twijfelachtige voorvallen', daar hy
door zijne eige kennis niet wift uyt te komen , die
hy op zijn gemoed niet durfde neemen, te rade gingby
den Biifchop , de Biffchop by den Aarts-biffchop dc -
Aarts-biffchop by een provinciale Synode, of by den Pri-
maat : de Primaat by den Paus. Zoo dat het voor eeti
verfmadinge en verongelijkinge vau zijnen naaflen^eii
οί» Den η. Bonifaciüs. 399
OBmidddijken Overften wierdt opgenomen, alskmand
Va R een hooger üverigheit, by voorbeeld den Paus
γ η Komen , om raad ging aanfpreeken. Dit heeft
fer\ anders niet verdagt is vandePauf-
magt verkort te hebben, te gemoet gevoertaan
! heodorus van Frejus. Want als deeze Biilchop hem
^oor een brief over zaaken van gewigt om raad had
^^ngefprooken,heeft Leo hemgeandwoordtdat hyeerft
y ïijnen Metropolitaan raad had moeten zoeken ; en
'"gevalle dat de Metropolitaan hem niet had können te
egt helpen , dat het dan tijd was geweeil om geza-
^ent-lijk te fchrijven aan den Roomfchen Stoel. En
^'ipus durft wel zeggen {in Canon. 2. Dläatus Greg.
,''·) dat Leo den gemeidenTheodorus geen andwoord
ftad moeten zenden , en dat dit een zekere verongelij-
King tegen den Metropolitaan is geweeil: maar dat hy
het belang van de voorgeilelde vrage daar over heen
^eeft geftapcdoch zoo dat hy den Metropolitaan e-
euwel heeft willen kennen , en den voornoemden
^'"chöp belaft heeft het PauiTelijke andwoord aan den
Metropolitaan bekend te maaken.
Men zou wel eenige voorbeelden können vinden
«aar gemeene Biilchoppen hunne zwaarigheden of de
iwaarigheden en noodwendigheden der kerke, onmid-
^elijk aan den Paus voorged'raagen hebben. Aldus heb-
^n Decentius BiiTchop van Gubio, Felix Biffchop van
^Nocera, en eenige Biilchoppen van Apulie., zich on-
Widdelijk begeeven tot Innocentius I. Maar die fton-
onder den Paus als hunnen Metropolitaan. Dus
heeft Septimius Biffchop van Altino aan Leo L ge-
'chreeven over de gevaarlijke liftigheden en bedriege-
"^'jen der Pelagiaanen ; cn wordt van Leo daar overge-
Pree7.en 8.) Geen wonder, want hy had over
"Jen Metropolitaan zelf te klaagen , om dat hy geen
^uur genoeg en geene genoegzaams manhaftigheit in
Qie zaake liet blijken. En evenwel heeft Leo , om
"e kerkelijke order te houden, zyn andwoord niet laa-
toekomen aan geoielden Septimius , maar aan den
^etropolitaan Nicetas. De gemelde Leo I. heeft aan
^ neodoretus Biffchop van Gyrus onder het Patriarchaat
Antiochie , laft gegeeven om hem te verwittigen
"Oe dat het aldaar gefchaapen ftond met de ketteryen
Van NeftorÏQs en Eutyches. Maar dit had wederonj.
^ijne reden. Want daar was toen qualijk itaat te maa-
ken
4-00 AANTEKÉmNeEN OP DEN H. BoN.
ken op de Metropol itaanen van dat Patriarchaat. De
eene wasNeftbrius-de andere Entyches-gezind; de der-
de weifelde,de vierde ging mank ofhong de huik naar
de wind ; zoo dat Leo , die nu öp Theodoretus köii
aangaan j hem dien laft als uyt noodzakelijkheit heeft
opgedraagen.
ió. Istdien xy geen raad en vjeeie-a. Want de PauJen
xelfs hebben niet begeert dat men den Roomfchen Stoel
over allerhande zaaken zoude moeien en laftig vallen·
En geen wonder, daii was'er geen einde aan al het
fchrij ven, onderzoeken, ondervraageri en and woorden.
Ende magt der Biffchoppen en der Metropoiitaaneti
20U bynaar op een enkelde niet uytkomen, alszy geeil
vinger zouden inogen roereu zonder befcheid van Ro-
men te hebben ; daar zy nochtans de eige Regters ert
Beftierders van hunne Bifdommen zyn^en de Paus zich
iii hunne zaaken niet heeft te fleeken vobir dätze hun-
ne pligten verzuimen enz. Daarom fchréef Leo de
Groote aan Anaftafius zijnen Vikaris in Illyrie, enBif'
fchop van Theffalonica : 'er eenige zwaarlghe'd
mögt voorvallen over grooter zonden, die door een Provin'
ciaale ^Vergadering niet kan opgeloß worden , dan zal d^
Metrepolitaan bezorgd zyn om uwe Broederlijkheit ovef
de gefchapendheit der ganfche zaake te onderregten. En
om dezelve reden heeft Hincmarus Aärts-biffchop van
Rheims zeer wel gefchreeven in zijnen brief tegens zij-
nen neef Hincmarus, dat iemand die zich iü
klaare zaakeii tot den Roomfchen Stoel begeeft, eigent-
Jijk geen berigt doet aan den Paus van Romen ^ maai
hem het hooMmaar breekt met nodelooze vraagen. Al
om dezelve reden heeft Paus Hüarus aan verfcheidene
Biffchoppen van Vrankrijk gefchreeven , {Ep. 4.) dat
fnen by den^ Apflolijfchen Stoel te rade moet gaan ak
Zwaarwigtige zaaken te heflechten zyn, dewelke op haare
eige plaatzen niet konden afgedaan worden. Èn de Gee-
fteJijkheit van Luyk hadhetzooqualijk niet, zelfs vol-
gens Lupus, {in cani ai. diäat. Gregoriiy.) als zy met
deeze woorden fchreef aan Pafchalis II. fFy houden,
•volgens een aloude overlevering Provinciaale i^ergaderin-
gen, jII wat daar uyt de H. Schrift bepaalt word, daar
</ver vraagen wy geen raad van Romen, maar wel orntre)^
Zwaarwigtiger zaaken , dewelken daar het gezag der /»·
Schrift niet afgedaan können worden.
. . ν 40*
Bijfchopi zoo fommigen meenen,
van Utregt.
H^ feiJen bau ben Adulfus fé Öcnebfn^ gct
ïeöm ba» ïien ïf.Botuifus, öieijooi AduUus
fölk ö^oeöec ^eöouöcntoojöt/ om bat 5e famen
f%aaijeneu berboert sgn getoeefi/ u^t Mabu-
'«n en ugt mtc öanöfcöifftcuin 't ïigt segeeben A<iuirus
met aanteitenmginibttßlaartboo? ^ Henfche-
^'us eu Papenbroek, ©aar ligt berffaat mén bat hebb:n4e,
"^dultus een Brit is geweeft , af-komftig van een
i^'-'de en edele Hamme onder de Saflen. Maar hy
de zee midden over gevaaren , zijne reis fchik-
"^tinde naar de oude woonplaats zijner Voorvade-
5 te weten naar het land der SaiTen: daar gaat
"y de Kloofters der Heiligen opzoeken.... ca
hy nu bedreeven was in de klooftcrlijke reger
j en genoegzaam onderweezen omtrent de
"eilige tugt-reg'els van een ftrenger leven , heeft
hy de wereldfche klederen eindelijk uytgetrok-
en de wapenrufting des Heere aan^efchoten.
(i^ïlTe^ien ^ctft Ö^t .f^ioniïfö^-seüjaab in
/ 't toelti een geöerïte ban oub (i)
^ayen / aangenomen onber ben 3|,Wiiiibror-
) De naam van Adulftis heeft peldonken in
'PPyn.) Weshalve hy door de gunft van den zet-
Koning, en op het verzoek des volks verhee-
ycn wierdt op den Biflchoppelijken-iioel , en is
In de Kerke van Chriftus de hoogfte geworden in
I· DEEL. CC wer-
* 17, lunii, ^ fe^ntmihns.
-ocr page 590-402 HETLEVEN VANDEN H.ADULFUS.
werken en in leeringe. Als hy nu op den Stoel
der Utregtfche Kerke geplaatft was, (U iO^en
booj ben Bonifacius, na öe ίιοοίι ijan WilU-
brordus) heeft hy de verkreege waardigbeit met
behoorlijke naarftighcit verciert. cn5,
Ondertuflchen, gC^ Henfchenius ttt ^CÏti^
De tyd van jpïaatSC / wordt in zijn leven niet gemeldt hoe-
u^tvS- en wanneer dat Adulfus weder naar Enge-
Und cnuyt land is gekeert , en by Botulfus begraaven ; eo
dit leven is hier uyt fchijnt te blijken dat de gedagtenis, die
onbekend, y^n hun beiden op eenen en den zeiven dag in de
Kerke gehouden \vordt, gelegendheit zalgegee-
ven hebben om hun de eige en zelffte af-komftej
opvoeding en tijd van leven toe te fchrijven.
AANTEKENING.
I. Het is een gewiffe zaak, zegt de hoog-gcleerd«
Douza {Anml lib. 6.) dat ten tijde als de Franffen e"
de Saffen een tijd lang een hachelyken oorlog over
heerfchappye voerden , ons Batavia begreepen wierd'
onder den naam van Neder-Safien. Wy lieten daarojjj
niet Vriezen genoemt te worden, want Batavia wier^
toen gerekent voor een gedeelte van Vriesland ,
Vriefland van Neder-Saffen. Hy toont met eene ^^
de Vriezen, en daar onder de Hollanders ofBatavierS^
met de Engelfchen en Saxen onder het beleid van H^''
giftus zijn getrokken naar Groot-Britanje. Zoo o»
het geen wonder is dat de Engelfchen, Saffen, Vriezeö'
enz. in dat eilandChriften geworden zynde,zulke
ïucht hebben gehad om Holland, Vriefland, en de a»^
dere landen daar zy uit gefproten waren, aan 't zcU
geluk deelachtig te maaken.
pß
-ocr page 591-Mede-bißchop van den H. Bonifacms in
de Kerke van Utregt·
Ε)δ· « Eobanus , irfe OOft Euban ^enotttlfc EobimS
ioo^öt/ 23iffcöoj) en lUaiteïaac / i^S U me^ BiiTchop e»
J^ Öripa* öan öcn gciiigcn lilact^-iMfr^Op Boni- Martelaw,
Jacius geioeeji i« öe öeßeeringe öer ©^iejen/ iti
Ö^eft gern ooif gesdfcpiJ seöouiteii in jiine mm^
i^fiöooö opöcn bgföcu iicgaam tuft
faan otüci; lang oji eeii t« öc Salvators
freite tt ïltregt/ baar in een opftö^üDo^ä»
"ίίίφορ genoenst too.iöi:. !©an ï»e Mtregtenaar^
ßcebcn tcgenicoo^ïiiö öen naam ijan ItoohöifS
[•^ÓOiJ öan üen S^m^-oiiöev-öiaUm gunner ftet^
Bekamjijiie^olïanöfcöe &ifïonegeeft
Öem iien naam (O iru^ den ^eikca
iaat ï}n mi\ imtaeöjiïitt in get mavteïaar^-fioeïi
ban Beda, eiiöooisaan^ ooft Ö3 Ufoardus.
Set ïeben ban öen Bomfacius, öeftöieeben Mede-bif-
^df^ fóeiling Willibaldus, έ Iso^ïit ^tt fchop,tot
"»ibeip S5ifr|)öii senoemt '^."'p ^
mint isaac ftaatai^ boigt: Bonifaciushad nu -sse
^^ duizenden en duizenden van mans - en vrouws- aangeuo-,
Pcrfoonen , als ook van kleine kinderen gedoopt men.
^ct zijnen Medebiffchop Eoban, den welken hy,
BiiTchop over de Vriezen in een ftad, Trecht
ß^noemt, aangeftelt zijnde, tot hulp van zijnen
^Wakken ouderdom voor Medc-biiTchop had aan·» ,
genomen.
Eöbanus ïtan nagessen bjojtten Antonius
f J'iann. Molanus in Natal S. S. Belgii ad ^Jmii.
^ «. 5e.
-ocr page 592-4.06 Het Leven van den
Pagi in 5t)ne 5ififeuniii0e lÉfliimerfeiiigeii " obei?
öe ^aac&oeften ban Baronius. <©oci) boo^ al
neti öe Boikndiilen nagcjicn ojj öen r Sjung/ai'
ioaec öeil Bomfacius ooft pnöf^
ïeti ban5ijnemeirt:-0c3eïl«i bie met gern gdeeöfi'
Öeööeii/ en ijoo?namcntip ban öen Eö-
banus ttt Athakrius , iödïter^ iiCffaamm I
aï^ öaar sesegt iajo^jöt / certï naac l^uföen / ff
ioeöecom ugt ïjet ftïoofïer ban l^iiiöen naar
gcboat 5i|n Ijeioeefï: te weten degebeentei'
van den h. Adalarius in 'c jaar 11 f4, den zo A'
pril i en die van den heiligen Eobanus den %6 Ju'
ly: in welkers ovcrvoeringe zoo een aangenaam^
en lieflFelijkc geur geroken wierdc, dat alle die'e·'
tegenwoordig waren, daar over verwonderd ίΙοΠ'
den. Ja de blinden , de kreupelen , de dooven?
de ilommen, de melnatfchcn , en alle die razend^
koortzen of de vallende ziekte hadden, wierdeu
daar geneezen.
α "ïomo 3. adann. pag.tgt^^ ξ^ alibi.
1. Volgens de oude regels en gewoonte der Keri^f
mögt'er niet meer als eene Biffchop in eene ende ζ^!^'
de Stad zijn. De oude Schrijvers zijn daar vol va"'
De zelve wet is naderhand vernieuwt door den acW'
iten Kerk-regel van Nicea. Auguflinus heeft van de«'
zen Kerk-regel niet ge weeten ais hy MedebiffchoP
Wietd gewijdt van Valerius: dat heeft hem naderba«''
ook gefpeeten, en hy heeft het ten gevalle van andere^
ook niet willen toeftaan. Deeze wet ftond 700
dat als 'er te Romen Keizerlyke brieven van Konit»"'
tius aangekomen waren dat Liberias en Felix t'faniei»
zouden Paus zijn en regeeren, de Romeinen daar mc'
de gefpot, en met eencJragtige ftemmen geroepen heb'
Ziine ge-
beenten
van Utregt
naar Ful-
«len , en
van Fulden
naar Erfoi d
ge voert,
hebben een
wondere
•eur ver-
breidt ;
Strariui
1.1, rerum
Mogunt. ex
Sreviario
Mrfhord.
Η. Ε ο Β Α ν υ S»
ben: Een Godt^ een chriflßs, eenBlJfche^, {Theodor..
' ^· ^i·)
Maar daar is weer een ander gefchil of dit een Apo-
»toliffche wet is of niet: te weeten of de Apoftelen
^eeze wet ingeftelt en v.elfs onderhouden of niet on-
derhouden hebben. De H. Hieronymusit^t neen: mee-
nende dat 'er in de eerfte Kerke niemand tot enkeld
""efter is gewijdt, maar dat de Priefters met eene tot
^olliomene Biflchoppen gewijdt zijn geweeft. En dus
^^gt hy al vorder dat 'er doorgaans verfcheidene Bif-
fchoppen,7.onder egter den naam van Biffchop te voe-
in de zelve Kerke waren, die alles gezamentlyk
gemecner hand regeerden, {in Ïii. c.i.'j De twee
geleerde mannen Pearfon [vind. ignat.") en Hammon-
''■^s {Differt. 5. Λί/ϊ). Blondel.) 7.ouder\ het ook met dat
gevoelen houden , enfteunen noch op een anderereden.
Want dewijl men gefchreeven vindt dat Evodius en
Ignatius door de Apoftelen zijn gewydt tot Biffchop.
Pen van Antiochie, en Linus en Klemens tot BifCchop-
Pen van Romen, zoo neemen 7,y daar uit dat de eene
Biffchop over de bekeerde Heidenen , de andere tot
■ßiffehop over de Jooden is aangeftclt. Doch andere
Geleerden , als Cotelerias {Not. in Conßit. Apofl. lib. 7.
p·.46·) zijn hier tegen, en neemen. dit aanftellen vaa
*:wèe Biffchopperi heel anders óp; te wéeten dat 'de
tweede eerft na dé dood van den eerften door de Apo-
^telen tot Biffchop is gewijdti
Martelaar enz.
I)e α Adalarius of Athalarius, ^^itftct ÖJ DeH.A<ki
öiebc^dije fc^ijnt tebjesenmet iTZ'?*'
^aaihcrus , öaac Wiiiibaidus in ï>et Ïebirt Sian vaüin h.
Bonifacias ban ganirdt / ^en' öan öc sonifaciut,
^ J ^^»V^-^i». ad diem f Imü. loam. Moknus in N«taL trcgtbëy'
gvaaren,
'Cc 2
-ocr page 594-4.06 Het Leven van den
«ν»" ^f^ijöo^aamfïengcioeefï / öie bc 3|.Bonifacius tot
den en «i^i-S^S^Wen; 031150110 itt l^^ic^tenir/
naderhand ί« 50tic imEteï&ooii tittft gegaö.
raarErford ^tt ïtcïiaam ίίβΠ itCtt % Achalarius te Iitt?e0t
verroert, gi^^agt / ïjteft gettiiö^ ίιι cm ö^aiïg-tom&e
JWifi in be.Salvators ferfee : ^ Maar dat het na-
derhand met het lichaam van den H. Eöbanus
uaar Fuldén isgebragr , eil beneffens het lichaam
-Vari den H. (i) Bónifacius ecrl fchoöne grafftede
:g€Had heeFt, blykt uyt een Marcelaars-boek of
.Legende van Fulden raet de haqd gefchrecven;
bartHenfcheniirs 0J3 öin 5 ^unü iuo;öt
ligijgfÉiiagt. '
.l^k ireeje öberlebcrinse ïiomt net obei? cco
j^èt l^ö^ï öet oija'boedngc Jjmi öe ^εέίίδ^ jjEat^
tiPiaötêft Ädalarius m Eobanus,. gftittelfe }· Ga-
ιΐ)^ι>Γΐϋ8 uyt een ganöfc^^iftttanj« ßloofiecBo-
delcin 30efïfaaïett ptft ©αβι·ί0θ?ίιί
•Jja'paït: dat de Itehaaraen van de H. H. Eöba-
hus eri' Athalanüs naar Erford zijn,gevoert, eniti
het kloofter van dc H., Maria met behoorlijke ee-
re begraaven , zijnde, dat van £öbanus aan de
zuydzijde , en dat van Achalarius aan de lioord'
'zijde ter aarde belftelt. Maar na verloop van vce-
le jaaren is het klpoiler der H. Miagd , het wel-
ke'door Bónifacius gebouwt was» van ouderdom
jngeilort, zijnde ganfch en al vergaan, zonder
dat 'er iemand bezeert is geweeft. Als dat weder
moeffc opgehaalt worden , te weeten in het jaar
onzes Heere ιι^φ , zijn de gemelde lichaameA
wederom vervoert} dat van Adalarius op deni«^
April, en d;it van Eöbanus op den 2i> July j cO
onder het vervoeren is 'er zoodaanige geur ont-
ftaan dat'er ieder een over verwondert was.
i Η€η[ςΙιηίΗ$ als hven, ~
SP*
-ocr page 595-, &et jaar 163 3 ii^ geöeenten toiöer op ^
«leuto öi5ï0ttöt „ ^
Maar by de nakomelingen, Sigt^Henfchenius «yjof«
^ 5Clbej>ïaat5e/zijnze beidegaar voor BiiTchop- ^„„^ϊΓ
Pf"^ gehouden, als of Adalarius door den H, Bo- gen gehou·
®ifacius tot BiiTchop van Erford was aangeftelc den voor
geweeftj dewelke zijn Bisdom verlaaten hebben- B'^chop
^^ Zich in Vrieiland by den H. Bonifacius zouw
ïevoegt, en het martelie aldaar onderftaan heb-
ben : waar van egter geen het minfte gewag ge-
bonden wordt by de oude Schryvers. Ondertuf-
fchen wordt hy, als of hy zoodaanig was geweeft,
in het Brevier van Erford met een dubbeld feeft
geviert op den 20 April, als zijnde den dag van
^ijne vervoeringe ; dewelke ook in verfcheiden
Martelaars-boeken, doch meefl; van den nieuwen
iJ'ant, aangetekent ftaat. «»5*
Antonius Pagi ί> fjijeeßt döu^ jonöec eeitise
tiogfeiingp en bïaiï iigt ban Athaiarius:
Athalarius of Adalarius is BiiTchop van Erford
geweeft, doch zoo dat hy de eerfte cn de laatilc
BiiTchop daar geweeft is.
Λ^εϊ toaac bat ίυρ «gt ben eei;fien b^ief ban
ßonifacius, 0efc||?ecben aanj^au^ Zacharias,en
«^t öet an&tooo^ö ban Zacharias, gejcebcn tn 't
jaai? 743/ beefïaanöat onber biieS^iffcgojpjielpe
Stoelen / bte pa^ tt booren tn ©u^t^ïanb
SClTgt bjaten / de derde op een plaats was, die
genoemt wordt Erfesfurtjtn bat'cc BiiTchoppen
Voor die Stoelen gewijdt zyn geweeft. 3!^anöaac
flaat nfet bg bat Adalarius aatt bie ban Erford
tot SSiflTföop gC0eeben, goo juHen ban be
Jiaïiomeïmsen beesegebagti maac loffdp opge*
»at gebben.
'«V geöorn.
" Henfchenius ah heven p. 457.
* Ia Amaks Beron. torn. 3.
40S Het Leven vatst den H.Adalarius.
I^ocgtan^ fi?cn0t Serarius iti 46 lilaitte*
ßeninge öit nocg in : Dat het fchijnt als of Ada-
larius op den zielven voet by de nakomelingen ge-
houden is geweeft voor Biflchop van Erford, ge-
lijk de H. Gregorius doorgaans genoemt wordt de
derde Biflchop van Utregt , hoewel dat hy niet
meer als Priefter en Paftoor in dat Bisdom is ge-
Weeft.
' ^gijït nöam fïaat uptgcb^uBt in bc Sitóngen
iïcr ïltregtfcge ftcrftei en nocïj in een i$o?t geöeU
öan öen 5·
Dat het eg-
ter fchijnt
als of hy
BiiTchop '
van Erford
gehouden '
is ge-weeft,
gelijk dc
h. Grcgó-
ïius gehou-
den woidt
voor den
derden Bif-
fchop van
Utrcgt,
Gebed op
2yn ge-
boorte-dag.
■ Godt die u gewaardigt hebt een menigte van
volkeren door den Gcdvrugtigen yver van uwe
heiligen, Bonifacius, Eöbanus Athalarius, en
hunne mede-gezellen tot de kennis van uwen
naam te roepen , verleen ons genadiglijk dat wy
de vrugten van hunne voorfpraake by u gevoelen,
welkers feeftdagen wy alhier vieren.
ï. Te weeten in de Kerk vanFulden; want daar is
Bonifacius begraaven geweeft. De oude Chriftenen
hebben altyd een zucht gehad om in de kapellen van
eenige Heiligen begraaven te word?!!. De H, Azgufli-
nus {de curafr. mort. f.4.) kan daar geen andere reden
van geeven als dat zulks diende om de geloovigen en
de goede vrienden van de overledenen op te wekken,
om de voorfpraak van die Heiligen voor hen te ver--
ïoekeji.
PE
-ocr page 597-4®^
BISSCHOP,
Ε Ν
L Ε F γ τ.
Het leven van den H. Wtro is volgens dc ge-
tuigenis van ^ Ant. Pagi door een ge-
loofwaardigen en naamloozen Schry-
ver opgeilelt, en door Henfche-
nius in 't ligt gegeeven.
Cc]|otïan&/ccni)|U0töaar eiïanb in gdligeman^ wiro.„
^iieu/ j^eeftöen geiligen Wiro boo^tseö^astrgebooren
(I) üjant Wiro tm gcftooren ^cpt^^^
mmi. (€ot 2aifcöoj>0eftoo3m m^t geeft ög
Ut toefiemmtngöaar toe moeten geeben: eniiai^ in zyn Va-
een geftiuift öat toen in bat eilanb ^ecc in d^j^^ni
3biatt3gju0/ taieröt ö? naat iïomen sesonöen/
om öoo? öe eise l^anben ban ben ^au^ (ζ) ge^ en reift
toijbt te too^ben. ^c ^jiefïec Plechelmus geeft daar op i»
5icö Βρ gern geboegt tot 5gnen cei^genoot / en j? g««:!-
pm ooit öeeïac]öti0 te jgn aan sgn a5obbm3ti0 ΆΤ^α
boojneemen. i^erbJïjïe bat jgt boo? <ilin0danb piecheimus
i'ei^ben/ gebben öoo? ^abbeïpe befcgiïtïtins naarRo-
in Önn 0e3eïfiröajj 0eiiree0ett benSebijtOcgerus. ^«n'
jüomen aan0eitomen 0aan be bjemjieï^ heiii^iijk
Hjjofïeïen ntet traanen bebo0ti0eu : meni0i kvendei«
buïbige 0rfieben en beloften boo^ be altaaren ^y." ^«r^.
wetflojten / m be öeili0e plaatsen biftott^ öe^Soi
Ce 5" soeben, ^
h Anngl. ad ann, Cbrifii 631. 4.
een
4.06 Het Leven van den
m^ öc f au^ öc ueben ban öunnf obev^
feomfie becfiaan §aii / geeft gp Wiro na bm
geiMgöt; en ooß Ple·
cheimus tot öeseïbe toaaröiflöeit ber^eeben.
ßoitöaar op ïjeeftï)^ ï)mmet goeiie beireennjf«
toeöer naar gnn ianii ge^onöen,
^ff ¥ (?) ^ίίίφορ öeioeefï onber 5pe ïanb-
Scriooten / ntaac niet / 300 alä öe becbtgte
ben^örf^0bin0 ban Suidberrus boo^see^ / in
get iantrfcgat» öer Deïren, ïeggenbe tnffcgen ö«
ribiec Tyne en öe<00ïf Huitibei-, §et toeifte toe«
ter tgb onöer Jet 25i^bom ban ^o^ft öooife.
goo φχ öan b^e^e <!5ob^bienfii3e mannen/ ai^
5e öegnaamé jteiegenbfteitgebonbengabben/ba«
tornen naar a^^aniirp bertrolftfeen. ^ran^
(φ m^ii Pippyn 1 berfïaan öeböenbe bat 5«
gegeeï |un baöerïanb boo: ben glan,^ gunner
§eiii0|jeitber%ten fieftraaït gabben/ fieeftgnn
een eenjaamepiaat^/ enbérre ban aïiebjereïfell
getooei öt^ele^en/ tn be toanbeïmge Pieters-
berg geiïaamb/ gefc^tonSen; baar ban een ^^a^»
pd ter eere ban be I. ,ïil^aa3bj0ar{a 0ehji}bt
eetoeefï» öecfï gnn getïiioofier ban
Picter, een beftig ^eöonio / bereert
5e l^o^fi Pippyn, ijte Wiro tot ben öeiiia'ba'
5t}ner ^iefe m tot ben op5ienber ban φι ïebcn
§ab3eït05en/iöa^ geiooons^nesonben aanö^^
om 5ijne nptnuintenbe öeiiigö^it / niet anbei^?
aï^ barreboet^ te biegten. - Hy begeerde hem
ook dikvvils cegenwoordig tc hebben in degemee-
ne
%fOr<lt ge-
wijdt met
den gemcl-
den Ple.
«hcJrnuj.
iOp huaiie
tc rugkom-
ftc worden
zy vricn-
delyfc van
Pippyn
onthaalt en
tcichon-
fecii.
Dié.Wiro
om, zyne
Uytfteeken-
de deugden
in groote
•waarde
lieeft ge-
liouden, ςη
hem tot'
JKjneu
1 Niet de ïaiige Pippyn, zeggen de Bollandiften op ® ^^f
H. wiens leven zy befchrcevcn hebben op den ζ i Ρε^)···
Pippyn Herilal, de welke, hoewel dat hy eens in overfpel g^"
ya Hen is , egter naderhand godvrugtig heeft gelecft , zoo d^t iiy
acJfs gewoon was ongefchoeit aan den H. Wiro te biegten.
* De ongenoemde Schryyer,
-ocr page 599-η. Η. wlro en Otgerus. 4x1
nc raadvergaderingen der groote Heeren: want
hy was gauw en fchrandcr in raad tc geven, en
bondig van redeneeringc: hy was geen uytneemer
van perfoonen, maar hy ontzag zich niet uytden
Mond te fpreeken , en gaf de waare gelchapend-
heit der zatiken, zoo als zegelegen waren, opent-
lijk en onbefchroomd te kennen. Noit heeft de
nijdige gal zijn voorhoofd met rimpels betrokken
om de afgunftigheit van een geftoorde tegenpar-
ty. Hy zogt veel liever Gode alleen te behaagen,
als zich fchuldig te maaken met een pluimftryker
of llreelende tonge te vleyen. fli^ «U gCt «nbe
i»an aï 5gneu arßeiö gehaaftte / en öe b?eugöc
iian jijue Moonmöe boojiianiißt toa^ / iä ^Β·
ban een ïiMne ïtooitseaangetafï/ en i^&oö^een
ïic^aanieïpe Ööoö obecsegaan tot een eeutoig-
Juiicenö ïeben, g|jn ïiegaamin Pieters-berg
'öinnen öe ïtajpeï ban be jiiïloe&ee «βοίι^ ht^
jgvaaben / aitoaat <0oöt jgn graf boo^ nienigi^
ttóïitise toefiiaaben en toonöev-teïienen berfteeiv
. ©eese b^ie ï|eiïiflen bjo^ben teiioewnonöe ge^
biectaï^ be ^atroonen ban biefïab/aïtoaai^ooft
eeiiigen ban öiume oberöïijf^eïen bebjaart bjoi^
ben i bie baac ugt ben gemeden öers / bie ooft
.ben naam boeeé ban Odiliaas-berg, gebijt ^ijn
ten ti)be bat get Hapitteï ban baac naac be ge^
ineibe fïab obecgeb^agt ié;
be'Hart^-bifTiÖojpjpeïpe ^toel ban ïl^
ttegt meent toel grt grootfie gebeeïte ban
w ii-oos gebeenten te i&e3itten. a^ant ten tijbe
Jat be kooimannen iltcegt in ξμm getoeïb öab^
ben/ be25iffcöoj>Hungerus,300 aï^bj^injgn
raadsman
en bicgt-
vader nccfc
gekozen.
Zyn lic-
haam woid
na zijne
dood in S»
Pieters-
berg be-
graaven,
Hy wordt
met dc ζ
andcrcHei«
Ilgen te
Roermon-
de geviert»
Doch iiet
voornaam-
fte gedeelte·
daar van is
nriarUtregï
gevoert.
«iitftennaav be fiabfiupm gebïugt. #e$$oninfl
Lo-
412 Α α ntekeningen
Lothai ius * hQO^ l^ume te^enittooibi^geit ß^öJiM
gen / ïjeeft ^w» Ö^t ïSioofïei; ban Odiiiaas-berg
toegciaeesen/ ojj iiat sgöaar ban öe firoojpenöe
^^oo^mannai öcb^ijtit jijnöe öen (^oöiieïpm
naam in aïïe beiiiflö^it sonöen hieccn. (4)
• Dk was niet Lotharius de Keizer , maar de tweede Koning
ran Lotteringen , zoon vin Keizer Lothanus, en broeder vau
Keizer Lodewyk, zoo als Buclielius over Heda , §, 6z, en na hen»
tle Bollandiften op den S Mey aangemerkt hebben.
AANTEKENINGEN.
. I. Dat is, naar dien tijd gefproken: want hy is vol-
gens BaiUet eigeutlyk een Ier geweeft; maar Ierland
voerde toen noch den naam van Schotland.
2. Hier is dan gecne zwaarigheit hoe dat de Paus een
onderdaan van eén anderen BilTchop heeft gewydt, de-
wyl Wiro naar Romen (xvaarfchijnlyk ook door zijnen
eigen Biffchop) is gezonden. By deeze gelegenheit
dient hier noch een woord gezeit van de PauiTelybc
wydingen. Wy hebben hier voor al getóónt hoe dat
fommige Biflchoppen, ja Koningen zelf daar over zy"
gevallen dat de Pauzen zich fomwijlen de wijding van
vreemde Priefteren en Billchoppen aanmatigden. Maar
wy moeten hier even wei zeggen, 't geene wy daar niet
genoeg aangeraakt hebben, dat fommige Patriarchen en
Primaaten (den Roomfchen Paus daar zekerlyk onder
begreepen) het regt gehad hebben om vreemde Klerken,
buiten weeten, en zonder toeftemminge van hunne ei-
gen Biflchoppen, te wijden, om dezelven in den dienft
van hunne Kerken te houden. De Schryvers vaii de
Franfchc Aantekeningen op de Kerkvergadering van
Trenten {Notes fur Ie Concile de frente^ag.^i.) tellen
dezelven op, namentlyk den Patriarch van Konftanti-
nopelen, den BiiTchop van Karthago, den Aarts-bif-
fchOp van Burgale (ik geloof dat het moet zijn Bulga-
rie, eu ik heb mijne reden daar toe) en die van Cy-
Ïirus. En zy voegen 'er by dat volgens C/re», een ge-
?erd Fransman, het zelve vaa regtswege alken
OP den H.H. WlRO en OtGERUS. 4i5
toekomen aan den Paus van Romen : zy brengen wel
geene blyken van him ïeggen by: maar behalven dat
inen op hunne woorden wel mag aangaan, zoo vindt
men in de oudheit al eenige bewijzen die daar op loo-
pen. Doch zy hadden den Patriarch van Alexandrye
«iaar miiTchien können byvoegen. Om dan tot die be-
"Wyzen te komen, de achtendertigfte van deArabiffche
Kerk regelen luydc aldus: Dat geest B.ijfchop in een an-
ders Bifdom zal hebbett Prießers of Diakenen te wijden^
behalven den Patriarch en den Aarts-biJfchoJ) in de plaat-
Zen van hun gebied: alwaar door den Aarts-biiFchop
niet een enkelde Metropolitaan, maar een eigenhooè·
dige Primaat , volgens de oude betekening van dat
Woord, verdaan moet worden. Wel is waar dat die
ArabiiTche Kerk-regels,door Turrianm uytgegceven,en
Van Abraham Ecchelenßs als een Aanhangzel vaa de
Niceeffe Kerkvergaderingc verdedigd, buiten alle kre-
dyt by alle Geleerden zijn geraakt, cn van 't zelfde al-
looy zijn met de verzierde brieven der oude Pauzen:
maar men kan evenwel noch eenig licht daar uytfchep-
pen ontrent de Kerkelijke tucht.
Vorders leeft men in de derde Kerkvergaderinge van
Karthago dat zeker BiiTchop van Numidie den Biflchop
van Karthago Aurelius aldus heeft aangefproken: De
Bijfchop van 'Karthago heeft altijd de magt gehad om ee»
Bijfchop , van waar dat dezelve ook -VJas, en van vjai
Kerke dat hy daar toe verzogt wier dt, te mogen wijden.
En wat laager: W^y zijn het niet die u deeze magt gei-
nen ; maar wy vertoonen wat dat u van regts wege toe-
koomt, En hierom willen fommige dat alle Patriarchen
en eigenhoofdige Primaaten deczc magt gehad hebben.
Althans fchynen de woorden van Ïheodorus Balfamon^
fchryvende over den 16. en 31. Kerk-regel der Apofte-
len, aldus te luyden. Maar daar hy over den 18. Kerk-
regel van Trullo, en over den 81. der Afrikaanfchc
Kerk-regelen fchryft, zegt hy dat dit den Patriarch van
Konftantinopolen alleen geoorlofd zoude zijn. En hy
ontkent deeze magt met duidelyke woorden in de Pa-
triarchen van Antiochie en van Jerufalem. ^ Doch dit
f^gt moet de Patriarch van Konftantinopolen allengs-
Jfens gekreegen hebben. Want in de 16. Verhandeiin-
ic Van de KalcedoniiTche Kerkvergaderinge, daar hem
het wyden van zyne onderhoonge Mctropolitaanen,
tegcR
-ocr page 602-414 Aantekening
tegen dcii wil der Roomfche Gezanten, toegeweezen
wordt, wordt het wyden van byzondere BiiTchoppeu
wel duidelyk uit bedongen, en den Metropolitaaneii
aanbevolen. OfdePatriarchen van Alexandrye die magt
gehad hebben, daar over zijn de Geleerden niet eens»
hoewel dat het zeker genoeg fchynt uyt den 6. Kerk-
regel van Nicea dat zy de magt gehad hebben om alle
de BiiTchoppen van Egipten , Lybie, Pentapolis, enz.
te mogen wijden. Dat de Paus van Romen die magt
ook gehad heeft, blykt uit verfcheide plaatzen der ou-
de Schryveren, en zal uyt het gevolg wel begreepen
worden.
Maar hoe dit dan t'famen geknoopt met het geenp
wy boven verhaalt hebben raakende het regt der Metro-
poütaanen, en de tegenfporrelingen die de Pauzen in
het wyden van vreemde Klerken ontmoet hebben? Men
zou 'er ligt uitkomen indien men zich mögt houden aan
de woorden van de Franfche Schryvers over de Kerk-
vergadering van Trenten: te weeten dat de gemelde
Patriarchen dat voorregt van vreemde Biffchoppen te
wyden wel gehad hebben; maar niet anders als om de-
zelven in den dienft van hunne Kerken te houden.
Maar dit dient beweezen. En de aangehaalde plaatzea
fchynen die bepaalinge niet te beguniligen. Ik wil my-
ne gedagten hier over wel eens voorftellen, hoopende
dat deeze kleine uitweiding den Leezer niet zal ver-
veelen.
Voor eerft, dat de Patriarch van Alexandrye de Bif-
fchoppen der genoemde plaatzen heeft mogen wyden
mag wel voor de waarheit gehouden worden. Maar
de gemelde Regel van Nicea zegt dat dit een al-oude
gewoonte was, zoo dat hier in op de gewoonte wierd
gelet: om dezelve gewoonte had de Paus het regt van
de Biffchoppen die tot het Stads-gebied behoorden te
wydeu. Zoo moeten wy dan naar de gewoonte
ken: want 't is zeker dat de gewoonte een regt kan
maaken.
II. Indien de Patriarch van Konftantinopolen dat
regt gehad heeft, zoo moet hy dat allengskens, of waar-
fchynlyk door de gunft der Metropolitaanen die hem
genegen waren, verkreegen hebben: want de handelin-
gen van de Kalcedoniffche Vergaderinge, gclyk aange-
weezen is, leggen daar tegen, jb.n dus zal het hief ook
op de gewoonte aankomen.
OP DEN HH. WiRO EN OTÖERUS.
III. Indien wyons keeren tot den Paus vanRomeny
lullen wy ook wel diergelyke voorbeelden vinden»
daar hy vreemde Klerken heeft gewijdt. Dus zien wy
yit den Brief van Gregorms I. aan Elias Priefter en Abt
'tl Ifaurie, (//^.4. ep.io.) dat hy op zijn verzoek zeke-
f^n Epiphanius Diaken hadt gewijdt. En men vindt
^y den zeiven Gregorius meer diergelyke voorbeelden,
^aar daar uit volgt niet dat de Pauzen in de eerrte ty-
oit Klerken gewydt hebben voor andere Kerken,
ße gewoonte moet a weer de zaak uitwyzen. Grego-
riui fchryft dan in zyn gemelden brief dat hy Epipha-
nius wel Diaken heeft gewydt, maar dat hy hem aatl
gemelden Elias niet heeft können te rug zenden: H-^ant^
^egt hy , al wie eenige wydzels in deeze Kerke heeft ont-
ffaagen^ mag daar nimmermeer weer utt gaan. En v/at
laager: Dat wy mynen zeer beminden zoon Epiphanius
'^"or het Diakenfchap aan deeze Kerk gebonden hebben^
*^oet uvje Heiligheit geenzins bedroeven. Zoo heeft dan
'ie Paus wel vreemde Klerken gewydt, maar niet voor
Vreemde Kerken: dat is te zeggen; hy heeft dezelvcn
J^ogen overneemen in den dienft van zyne Kerke, ea
ten gebruik van zyne Kerk können wydcn; maar daar
'lit volgt niet dat hy gewoon was Klerken ofKerkely-
ke perfoonen ten dienile van andere Kerken te wydcn.
ik fpreek van de groote wydiugen: want men vindt
by den zeiven Gregorius (lib. 7. ep. 2.) dat hy de kleine
"^ydzels aan zekeren N. heeft gegeeven, en denzelvera·
daar op aan zynen Biffchop te rug gezonden. Dat dc
Roomfche Pauzen zich van ouds het regt van vreemde
Priefters ofBiiTchoppen tc wyden niet aangematigt heb-
ben, blykt duidelyk uit het bekende andwoord vanZio
{ep. 89.; daar hy aan de Biilchoppen van't Viennois
dit befcheid gaf dat hy zich de wydingen van hunne
Provinciën niet zogt aan te matigen, maar bezorgd was
otn hun regt te handhaavenj en hy maakte Hilarius ,
die hem deswegen verdagt gemaakt had, voor een lo-
Renaar uyt: zoo zwaar achte hy deeze betigting. Maar
^ weder totGregorius it keeren, Lupus {in Canon,
^iilat. Greg, η.) moet zelf bekennen dat dit zeggen Va«
^•en heiligen Paus (leunde op een oude wet der H.Ker-
1 die in de KalcedoniiTche kerkvergaderingc ver-
nieuv/t: is, te weten dat niemand gewydt mögt wor-
«su zonder dat hy aan xckerc Kerke gebonden wierdt:
41 f
4i(J Α antékeninoen
dat de Pauzen zich niet wilden bemoeyen met de be-
dieningen van andere kerken, en by gevolg doorgaans
niemand gev/ydt hebben, als met den gewydden in den
naam-rol der Roomiche Geeftelykheit op te fchryven.
Dus leeft men wel dat Vigilius, gelyk ook al verhaalt
is, te Katane in Sicilië eenige wydingen heeft gegec-
ven; maar hy heeit/Impliatus, die de Priefterlyke wyd-
isls van hem ontvangen had, naar Romen gebonden ;
cn de. anderen waarfchynlyk tot zynen dienft mede ge-
nomen naar Konftantinopolen.
Dus mocht 200 een , die van den Paus gewydt was,
niet overgaan in den dienft van een andere kerke,noch-
te hooger wydzels van een anderen Kerk-voogd ont-
vangen. Zy mogten zelfs door geen Metropolitaan tot
Biifchoppen van andere kerken gewydt, nochte van dè
Geeftelykheit tot liiflchoppen verkozen worden ; als
zynde nu gebonden aan de kerk van Romen. Zie Chr.
Lupus in diäatam Gregorii 7. can. 1 y.
Dit alles zou miffchien zoo al wat fchyn hebben.
Evenwel beken ik dat 'er al eenige voorbeelden tegen
leggen, en het zou my leet zijn het Paufielyke regt in
eenigen deele te verkorten. Men leeft dan by Beda,
in zyne Hiftorie der Abten van Wiremonth, dat Wig-
hardus BiiTchop van Kantelbeig te Romen is gewydt.
Auxilius fchryft in zijn tweede boek, over de zaak van
Formofus, dat 'er te Romen Klerken van verre gewe-
ilen quamen aangeloopen, om daar gelyk het gebruy-
kelyk was gewydt te worden. En in den brief van
Paus Agaoetus , ftaande in de Verhandelingen van de
tweede kerkvergaderiuge van Konftantinopolen, fchryft
de gemelde Paus dat hy Mennas Patriarch van Kon-
ftantinopolen heeft gewydt, en dat dit een zonderlinge
eer voor dien Patriarch vyas, als zynde de eerfte der
Oofterfche Biflrhoppen, die na de tyden van S. Pieter
door den Roomfchen Stoel was gewydt. Doch dit
lefte voorbeeld zou zoo veel ter zaake niet doen, en
als een uytzondering van den algemeenen Regel kön-
nen aangezien worden, dewyl de Paus juift op dien
tyd te Konftantinopolen zynde, zulks gedaan heeft op
het verzoek van Keizer Juftiniaan, die hem en den nieu-
wen Patriarch aldus een zekere eer heeft willen aan-
doen. En men weet dat deeze Keizer de Griekfche Bii-
fchoppen na zyne pypen deed danfTen.
Maar uyt de twee eerfte plaatzen fchynt genoegzaam
-ocr page 605-ïe volgen dat de Pauzen wel vroeg begonnen hebben
Qe handen op vreemde Klerken te leggen: ten waar dat
iemand al wederom'ftaande wilde houden dat gemelde
W'ighardus van de Britfche Biffchoppen naar Romen
gezonden om daar gewydt te worden: eii dat Au-
^i^ius maar Ipreekt van zodaanige Klerken die in den
^•eiifl der R, Kerke bleeVen. Doch dat zijn maar gif-
^'fgen : en 't zou vanfommigen voor erikelde uitvluch-
^Jes aangezien worden.
En dat de Pauzen fomwylen wel Bifichoppcn voor
Andere kerken eershalve gewydt hebben, kan ook niet
^'el tegengefproken worden. En wy zullen 'er in 't ge-
^Ig deezer Hiftorie eenige voorbeelden van vinden,
^och dat kan gefehiedt zijn op het verzoek van dien
^étröpolitaan, om den nieuwen BiiTchop een zekere
aan te doen. Het kan gefehiedt zijn als iemand
^ot Apöftel der Heidenen wierdt gewydt ^ en beide dee-
redenen kennen plaats hebben in onzen Wiro en
l^lechelmus; want die zijn naar allefchijn, en volgens
t ^sggen van BaUlet^ op dien voet gewydt. Het
Kan ook al meer en meer by oogluiking der Metropo-
^taanen zijn gefehiedt, en dat gebruyk konnen die van
Hemen voor een zeker regt opgevat hebben.
En het is zeker dnt veele Bilfchoppen een zekere eer
"'er in (lelden dat ze van den Paus met eigen handen
gewijdt waren : en dat de Romeinen deeze eer ook al
"Oog deeden gelden. In het Geeftelyke Regt-boek ftaaC
Bnci vm IsKpccistiuslll. aan den BiiTchop vänMo-
detia , [afud Gregor, ix. ϊώ. i. tit. ii. c. t2.) de ty*
van dat kapittel luydt aldus Iemand die va» den
^aus gewydt is, mag zonder verlof 'van den Paus geen
hoogtr "Ojydzels ontvangen : Ën de daar onder ftaandc
Slolle of uytlegging geeft 'er deeze reden van: Dit is
^is by zonder s om de irnrtreffelijkbeit van de» Overßen ,
zijne handen op den gevjfden heeft gelegt. Sommigen,
aldus van den Paus gewydt waren, wierden daar
moedig op, dat ze aan de gehoorzaamheit, die zy
hunne Biffchoppen fchuldig waren, niet meenden ge-
houden te zijn. Maar de gzmeXiiQÏnnoeentius {tib. t.
33· ί·. y.) fchreef hier over aan deri Biifchop van
Florencie, dat de Biffchop hun wel wat voor uit be-
hoorde te geeven, maar dat ze geenfins van degehoor-
iaainheit jegens hunne Biffchoppen ontflagen waren,
Aantekeningen.
De Uytlegger voegt 'er wederom by dat hun de eerfis
plaats ouder hunne ampt-genooten zoude toekomen :
doch wy vinden veele voorbeelden van die zodaanig
gev/ydtzyn geweeft, die evenv/el daarom geene voor-
rcgten genoten hebben.
3. Baittet meent dat hy BiiTchop is geweeft, ïonder
een vafte Kerk te hebben; en dit was zederd een eeuW
of twee herwaarts, zegt hy, als een mode in dat Ryk
geweeft, daar het vol was van diergelyke Biflchop-
pen. Sommigen van die BiiTchoppen gingen ibmwy-
len over zee werk zoeken in Vrankryk, en voor al in
Britanje.
4. De BiiTchop van Roeremonde en de Paftoor van
den Berg, of Odiliaas-berg, hebben na de Nimweeg-
fche Vrede de Kerk van S. Wiro, die door de woe-
de van den oorlog verdelgt was , wederom van den
grond gaan optimmeren, die naderhand ook voltrok'
ken is geweeft.
Bollaniis
maakt twee
verfcheidc-
neHeiligen
van Ple-
chelinus en
Pechtel-
ïnus.
Bollandus 0|J bßU n if^Ö^Wöt'p ßbtt
liet feijcn èan öen 5a!iiten Plppyn van Lan-
den, gegt n. 49. &at fommipn bm P!e'
chelmus mcite-0e5d ban iten Wiro ojjmdoF
feu gronii aangcjicn gcööen Sjoo^ een cn ben
hen met Pechthelmus, bie ijaniieïbt fiaat W
Beda in 't ïaatiïe Qoofbftuit ban 't byf öe δο^ϊί
bei* <6n0eïfcöe ï>i|ïorie / aïioaac beseib^ ßedaj
ganbeïenbe ban be 23i|TciiOiiiJcnbie in't jaar
ijet betoinb ober be Cngdfcöe ßerften ïjabbif/
aïbn^ fji^eeitt: Pechthelm is de BiiTchop van Wie-
hern i welke ftad noch onlangs om het verme-
nigvuldigen der Geloovigen mee een BiiTchoppe-
de η. Plechelmus. sji^
lijken Stoel voorzien is geworden, en heeft heiu
tot haaren eerften BiiTchop gekreegen. Want,
Jtt / toen waren 'er al 17 jaaren na de dood
Van Pippinus van Herftal verloopen.
ftomt pi' öïiiu# tegen in: Dit is, Jcgt Se/ een
blauwe reden: want Petelmus heeft geraaklcelyk
ί 7 jaaren, en noch wel langer, können leven na
ï^ippyn van Harftal; en alle de volgende Schry-
^Cfs die van Pethelmus gefchreeven hebben , ge-
^»iigendat hy Wiroos mede-gezel is geweeft. Vi-
gornienfis llelt zijne dood op het volgende jaac.
Wilh. Malmesbury geeft hem tot na-zaac
I^rethewaldus, 200 als ook doet Vigornienfis.
^y had lang te voore in Weftfex gewoont , en
"^t geluk gehad van plaats te hebben onder de
leerlingen van den zeer heiligen Aldelmus. en5*
^ ^OOiïait Plechelmus, of anÖer^ Pedhelmus piechelm
Of Pechelmus, tm ^c^ot (i) en een l^on^ ecnschor,
»tiii in ^cftotlanii Qmtt% tP 00Ö/ 500 ""
^ ligt Beda Uecfiaatt öefiöen / een Imim e^hjeef^
^m ben Aideimus tu en na m W
^öOöen tijö geen iisfien ^toei pö ge^aö/ Μ
^iabei-öanbtot^iffeööp isan Wiihem aangefieit/
500 aï^ ίυρ Beda oöit öeö&en fooien ijergaaien.
toa^ een geïeeriJ m öoog-gefïuiieert ntan/ ^eH bo
y^n ïöien ite f. Bonifacius in 't jaar vaat» ni&cius
Öeeft geb^aagt ohw jefter öntoelp jnet een gaat b^ ,
«?ouio|-jiafoon / ober toien^ 5aon be
som booi öee^e in öen öoop ai^ gebabecSais
wan j ijet iaeïïte öe ifranfcöe tn Jiloomfcöe
Wfïer^ aï^ ongeoo^ïofö affteuröen: en ïj^ seit
Κ Ssi soobaanig piodp noit ineenigeberbers
®obe Suioeïpen gabjienfiaan/ 'tjg in be oube
« Crii. Hißor. Chron. ad an». Chrifii 734.. w. 4.
» Am, t>agi als hove'4>
©ba Mi
-ocr page 608-420 Het Leven vaii dén
ïterft-regeïen/ 't 55 in öe o^ijonantien öec ψάΦ
5en / 't 5gi in emi^ regifïer öec 5oniien: öier^^
gaïbe ijcrjOÊïtt Ö^^t oo^eei ban Piecheimus
tie^ aan0aaniic te bcrfïaan.
α i|et anbüjooib ijan Piechelmus ίφ toeï tot
on^e fienni^ niet geftomen: maar ite thjijfeiin^
öie öen §efli0en man oiigaiifi niaaSte
iiaa0^ ban geen feïang meer onöcr tie Μαίοψ
ften/ öebjeiten eenb^agtigieecenöat'ec tuflcijèn
ben gebaitec ban öe eenc ïtant / en 500 torf
öen geöoojpten 5eïf aïé tieiöe5gne outierë ban
anirere ftant een geefïeïijit maagfc^aji ontfiaat/
get toeïftehjeïöeïet öat'ec tafTc^en öiejiecfaone»
geen gutoeïp mag aangegaan toojben j boc^iii^
öien'er een aangegaan i>et ^eibe niet enbcr^
ntetigt/ 500 aï| Serarius iii 3gr,e?Ëaiitefteningeii
op öen gemeïöen b^ief not beif^eiöe ïtertieïpi'
toetten öebjijfï: aïtoaar fß3 Bomfecius ocft bee^
ontfcguibigt bat f}n be^iuegen^ getbjigfeït ^teft,
toaar ober geene ttogfeiing 5oaöe outfiaan 5911/
inöien ögi ite geefielgöe rcgc-boeï^en / öie naöer^
ïjanb βρ een bersameit 5ijn / ög de !janö ïjab geïr^f'
toa^ met öen if. vvii o ennietöen^iaHeiï
Ocgerus in J^^anïirp gekomen afJPippyn Hef-
ftai ben toom bei· regeeringe ïiï Bjanïtrp ban^'
be; en t^g f^eeft met öen selben Wiro,
en met ben ^iaMn O gcrus ben gronöfiag
ieit ban ^etliloofier Bergen, 033 weiteren bers/
gelegen aan be rebsec Roere, bigt onöec Ro^i e-
monde, en boo^ bee5en Picters, maarnnO-
diliaas-berg geiioemt: ban toeïfte ßerfteb^pu^*^^
^oojpen nocö ten ijnibigen bage gesien bjo^beit
^ Dan Pippyn die onvergelijkelijke Koniog
« /. Μαί,ίίί. Annal Bernd. Τ. 2. Ant. P^gi annjim
734.. b Henfchen. cx vit α S. Plechdmi, ad atem
X Martii, f 6. §.49. , „ >
( Tewtttn Pippyn Herßsl, zoo »Is wy boven al
landifteu gtnoonc iiêbbcn.
-ocr page 609-^cr Franfen , hield hem in zoodaanige waarde, Hy was ία
Qat hy alle jaaren in 't begin van de vaften (in 't grootcach-
afweezen , doch voornamentlijk na de dood van
Wiro) blootsvoets , en zonder zijn koninklijk ijgfftX
Weed aan te hebben, uyt zijn paleis afquam, en
Zich op het fpoedigile naar de woonftede van den
H. Man begaf; daar ging hy dan met hem ovcr-
hoe dat hy het roer der regeeringe beft
^olgensden Goddelijken wil zoude beftieren, en
"et heilig geloof Zoo wel in zich zelven als inzij-
onderdaanen vermeerderen, Daar heeft hy ook
^'jne zonden voor den Hoogen-priefter des Heere
®<i|eeden, en 't geen hy door menfchelijke zwak-
^^'t misdaan had,na het onvangen van bequaame
°oete, beweent.
<!Bmödp ï^ Plechelmus bol ton itagcn m luzyn lic-
öi^liSeu ouïicrboni ia öeit ^me ontfïaajjen haam op s.
if ai iii öe im-ße/öie 0jp ben top
mi öeu raeefiiewel&eii&erg geiimmerttoa^/ttiet
«Uc rdtensjii ban etxe öcjjmaije« / ö^ööenöe 500
«(ïi in ïeben af^ na 5gne öooö bcrfcöeiöe
^imitefen geïsaaa
JZ^e ïianonnifeijm Mn ^ïfeen^eeï/ een fïair Het voor.
Qöei'ïicn^llel/roemmöat 3g tori öet boo^naam^
Jte gcbeeite ban jgn iicöaani öesitten booiit00ifif',r2yn
« ban Baiderikus 25i|fc§oïi ban ilti-igt / iiie aïiikhaam «
"Jac een bermaarb Hapitteï gefiigt öeeft / 500owen-
m ίορ ö^eeöer in φ ïebm fïaan te beröaaïcn^"^^;",
geöoo^t^öasi ban Plechelmus too.iöt aïöaar Zi^dr op
scüieit op iten if 3ιίρ / aan toten 00^ öc den ijjujy,
^"t^Ög-toft/ bie eet'jï ta* e^re ban ben 3!|>Siive-
^^^^jctogbt toeggSe%t
AANTEKENING. Τ
Ie V ^^ hebben op het leven van Wïro aangetekentdat
riand op jj;^ Schotland , en de leren Schotten
S^ßoemt wierdexi.
3 D Ε
-ocr page 610-4.06 Het Leven van den
Bijfchop van Aichßad^
Q loofs-verkondiger in Vrieslmd-
Η. Willibaldus. 425
W/illibaldus-
^^ w&t ^m
oau tm öei'oemöe (ißiijöiJ^ugtiBÖ^t/ 39« m^t
flwnnen Baö^r / Ut βρ öea ttaecöm
^n VViiiibaidus ictsen / ^n ög anöcue jöngec
^^iibec^/ Richardus genoemt / naa?;
^Quien gcccifi. ηΐφ WiUibaidus, ijjie jm
^cn oaö / ίίΐ im ^itUt / 5Ditbef öoojie i>an
mmiflt / pbaHeti ioa^ / toréröt ïj^ ban φβ
«it / al^ öe cbd-ïuiöm in 0etooon toa^
rH op Sunnc ianifgo^öer^n ne|f«i||untte ïanö-
pijcn/ tn be jiiaatje ban eeniteirite/ üj> te νφ
«η t tn leö&enöe een Mofte gedaan ban öem
i» Mooflei' toe te öefligen/
/ hx&mm ötï feoo^ 5l)ne gobbjngtige 0«^
öle pnne belofte noc^ nietberseetenbja-
teu/ aan<i50iitbjiei:i!t opgeb^aagen in ^ioo^
fiec Waltheim, ßaanbe toen onbei· be befiierin^
"» UE soöaiugtïgiieic eu lu m «i^^a^iy«^
&«t al^ in be ftioeftte ïicöaam^. lg ßt^eti
tigiie 5ooiiaani0 öe iteföe / öat S^/
aagten neijgené an&ec^ 0}j iiejjen aï^ op öemel·»
fcöe saaïren / en oji üe botoaaittöeit be^ ftioo^
fïecïpm ïebenë, Uié nu sijn gemoeb geöuurig
«w^cer roeg cor oe öounaaOTijw utw«.«^»^" / »».ö·
i«at gn 5nn baba-ïanb en 5gn maagfcöap »eclaa?
t^tibe / naai' b^eemöe en onbeftenbe lanoen 50Ui
iif gaan reijen. maaitt boo^neemen W
f J^Mahilloti. Amal.Benediä. Ι'ώ.χο, §,43.
-ocr page 612-414 Hët Leven van den
ftruö aansjjnen baöei·/ m cntlieeitt m gent bc-
5dbe lufi : gg ntaaSt ooït gamiöe 5ijnen
Wunebaidus, eelt joiigmau ijan negentien jaa^
ren / toien^ genegentgeit οοίΐ ai naar een feioo^
fier geiöe. goo5iin5e ban gesamearïp öe rettier
Humble in een baartniö a^ejaïit/ en m 5ee ge^
fïooiien: en ai^ 3e itoo^ öe Seine te Ronanen aan^
gdanbt luaren / 5ijn 5e berfej^eibe l^erl^en Der
iletiigen in ©^anftrp saan öesigtigen/ om ban
«èobt een geïnftïiigejpieïïejirmiaaïiiete ber^oeïien»
Sfil^ 5e nnl^.mnltrjjtt booisa-eifi toaren/ ije&ben
5e l^unnen J^aöer te Lu ca beriaoren/ en §em in
Fridianus fterße begraaben/ aïttiaarbe^ seif^
0rafïïeïie noep tegeniooo^bis gejien öaojbt. i^an
baar 50η fieibe be geö^oeberl naar Äonien ge^
reifï / en j^eüöen baar eerfi en boo? ai Pie-
ters ßa'ß bejogt j en 3ijn bo^berjl inbie tlab ban
Maarten af/ tot jet öoogtiib ban |^aa^ci>en
toe/geöieeben/iebenbe naar ben rcgd ber^on^
niiiiien : fajaar ugit fcögntte Mpen bat Wunt-
baldus beeren fïaat te ïxömen aï aangenomen
geeft. ICItiianä jtjne nieïjt/ bie eea,^onnetoaë/
enbie ïjrtiebenbeeser tbaee 0eöi«3ei«eren infcij^iff
nageïaaten Öeeft/ fcö^iift dat hy het Monniks-
leven wenfchteaan te nemen op ce uyterfte grens-
paalen der Barbaaren , het \velke hy naderhand
ook met groote godvrugtigheic volbragc heeft.
H&t Adalbertus fcl)?gft bat bit ^efcXßetit
tn Thüringen , aiöjaar be ßonifaclus ptït
l^et j[iï^0nnsfe^-Meeb jonbe aangebaan fteßö^n.
jliaai' be tooojben ber gemeïbe #onne fcïj^tn
aibn^ te iniben / aï^ of bit te tornen gefegiebt
toa^i / bjant getnigt bat 3e baar een ,ϊ^οη^
niftl-ieben geleibt geöBen. buibeßitt«^ bjo^bt
bit te ßennen gegeeben in be ïeben#-befef)^pinf
ge ban Wunebaidus jeïfj toant baar jtaat
li»
Hr reift
luar R.O ■
mcOf
Η. WiLLlBALDUS.
Sff te ïiomen gcfcöoocoi / te toeten tot ee»
lï^anitiit / en bat ggt 5ö"en ï)aï^ aibaac onbec
Ö^t joit be^ ^eete geeft seöojen. Certogie bat
ie te momeuijeetoefben / jgn 3e ben ijoïgenben
Somei'ö^öeurtenjieït getoo^ben; en gefifienntai^
ïiaiiöec ooïi / beiDtjï be jiefite fieuete iiieibt/ te^
öec op ßearte opgepafi, Klï^ 5e nn toebec
Sejoub toacen/ i| Wunebaidus noc§ feben faoïïe
iaaren te ïïonien geöïeeijen/ teetoijie bat Willi-
bald us met n0ci) ttoee rei^seseïïen omtfent öet En van
jaac 7z I op vei^ gegaan naar ^ecnfaïem. daar «aar
ö Üï^ na5i)ne (i) ^eenfaïenifcöe jieïïegrii jerufaiem.
niaabje tien jaacen geiuoont gab in be fifibge
ban Kaffino, (x) 't laac y^ptuebernaac
Ïïomen geteoï^ften / atoaar ög oji Andries-
dag aangeïionien/ en totbe naaflboïgenbe^aafi
fe^en geBieeSjen ï^. S^eeseiïoomfcöe eei^ t^ οψ
Seitomen ög geïegenbijeit ban een ^paanfcö
J^^iefïer en jjèonnift/ betoeïfte oj» eei^naac
ïlomen fiaanöe / onsen WïlUbaldus tot 5t)nen
tcï^genoot ban ben MM Petronax ïjeeft berjogt
en bei'teeegen« (Cerb^ie bat 3e te jtiomen ber^^
toefben / Willibaldus in be ïienni^ ban Gre-
gonus III geraaïit / bie miftpn aï obee ïang
ban i)em öab öooeen fjjjeeiten, ©e gee^
Sern ban ontöoben/ en na een b^ienbeïpe aan^
pm^ aangetoaftftect om 5>eö naae q^nit^Ianb
ben sSifTeöojp Bonifaciuste begeeben/ bieten
n&tecfie öegeerig toa^ om gem tot ambtgenoot
en mebe-öeïjjei; in 't becftunbigen ban 't <i5bani
gelie te geööen, 31^aac op Willibaldus anttooo?^
be / öat öJtïlig en gereeb toa^ om get bebeï
ban ben te bovengen/ aï^ maarbec-
tóf ban fijnen MU fton beckggen. ©aat op
antbjoo^be be ^an^ bat gg maar gerntï soube
5* öeneu
" ΜαίίΙΙ. Anmh t, 2. l. ai.
-ocr page 614-4.06 Het Leven van den
genm 0fian/ 5oni»ec ί>αη iiie
ina'ing tt ïjeö&en: ioant öat Petronax 5rif/ ia*
ijiin ij·^ booa öen ^au^jjc^oniien iöierïit/ itees^^"
ïafï niet joiiïie tnogen onttopcn, Willibaldus
Öeeft 5ίφ öanfïon&l ïaaten / ^^^
Maart öat teiö om op iitt öeljeï Jjan
öen ^u^/ laeriaaact^ ïjtt toefen mögt/ naar
toe te reijm ©aar toieröt niet op 0efammeïï:
al^ Diapertus hjeber naar Kaflinofteerbe / i$ be
ßojt na j^aaffcgen Ijan ïïomen ijer^
troïilien / nemenöe jijne rei^ eerfï ober Luca
baar 5i|n iiaöer öegraaben ïag; en bojber^ Pa-
vye en BreiTb 000,?% rer3enbei^ ög aangeftomen
in 't ïanb ban Karinrhen, ©aar sin0 ben
25egerbü,?fl Odilo aanfp.jeeften / en i^S een toeeli
iang öy gent ^teWreben, baar i^ögi met ben
<i5rabe Suitgariusgerdfi naar ben ^.Bonifacius,
bieden feiben ge3onöen naar Aichftad om
bat ianbfcpp te öe^irrtigeninant 3nm mening
toa^ pt geefieipe Mtjinb ober bien oojb aan
Willibaldus Op te bjaagen, ioaé een toijb
m tooefï ïanb / en noe| 50a toeinig bóo^öetiigt
ban 't ï)eiïi0 «iBbangeïie öefïijeenen/ bat 'er 0een
eene Ita·^/ öe^aïben een
toe/ te binben toa^é, m^ Willibaldus met Suit-
garius get ïatib boo^ en boo? iie5i0ti0t pb/
gp Bonifacius bie toen te j[priefin0en toa^ 0aan
binben: en na bat ö^m ban be 0eïe0ent0eit
be^ lanb^ berfïa0 ©ebaan / 59η 5e alle ίίΜ
bjeber naar Aichftad 0eiieert/ aïtoaar willibal-
dus op ben ^I ^uïg/ ^ijnbe be0etioa?te-ba0ban
be Maria Magdalena en ban ben Apolli-
naris , boo? ben SaiffcöojP Bonifacius ^^ïefiec
i^getogbt
« 3l[n 't boï0enöe jaar/ te toeten 741 /
Van daar
trekt hy
naar Duits-
Und'i
Hy komt
by Boni-
facius.
Woriit van
hem Frie-
der gcwijci.
Η. WltLIBALDUS. 4^7
ί» iten oubeiJiiom ttan 41 jaaj; iioo? öen jriben
Bonifacius tot öatt Aichibd geiögbt:
't jaar itaac aan ^uft öp ire '^uptft^t htvh^
liwgaömng figr^eiooont» vviiiibaldus ioeöei; in
5ön S^i^iiom aa igeftonien/ ïjteft iiaai; eeni$Ï00i=
fiec 0ef!i0t/ en.f^onniitit«t sejjiaatfi in öeJ^a^
teb^aaïc ïftcrfe ban (3) Aichftad,of Eyfted,0f/
300 aï^ fommige jongere ^^^per^ iiie fïaiiïiei
bcK toiflen noemm / Auriak. geeft #ten
ö^oebec Wunebaldus in 5gn fierben öggefiaan;
tn geeft 3p ïicgaam/ itat löjaarenna&e^jeïf^
booö gaaf en on&ebojlien öeöonbenioierirt/ ngt
Set gtraf seïigt/ in een nieutoe feifi geïeit/ en in
be jgraf-fteiber / Öie oofïtoaaKt^ gelegen i^/ en
boo? gern 5elf gemaaïtt toa^ / ter aarbe ftefïeït:
^ac lia seif οοϊί obecïeeben i^. ggn fietf-
bag / nocg geïf^ sgn fierf-iaai' (4) fïaat niet
βρ be ,|^onne ban Heidenheim , een
maagb ban ^ajciffcïje af-ßomfie/ en nicgt ban
Wiiiibaidus , betoeïïie 5tjn ieben/ 500 ïjet
gaaii boo^ ttoee ban jgne S^iafienen becgaalt
toa^/ in fcïi^ift geeft ojigefïeït: sgnbe bejeïbe
bie be baaben ban ben » Wunebaldus,
ftioebet ban beesen Willibaldus, geeft fiefcgjee^
ben. iPocg Adelbertus ^Öt ban Heidenheim,
bie onber Eugenius ili. in een öoeïiie ban bc
Öerfïeïiinge jgnec Si&bge/ be baaben ban Willi-
baldus, nabe ongenoembe^cg^^f^ei/ BefinojiJi?
ίεϊρ geeft ojpsefïeït / gee^ nii^-gei'aaben aï^
gg be gemeïbe ^onne boo? een sufïet· ban beeje
tioee geiiige mannen geeft genomen, ßa beesen
befcg^pa* ban Wiiiibaidus ïeben / te toeten A-
deibertus, i^ iefï ban öïien seboïnt Phiiippusj
^ifTcgojp ban Aichftad. "" -
Wüiibaidus i^öegraabeninbe ïserSe ban Aich-
i^ad , aïtoaai^ 59« isw 7 Ä ^^^^
S^iJlftt, tn
Heeft dc
Diiytfche
kerkverga-
dering by-
gewoont
en ftigt een
Klooiteu
Zijne dood,
Zijne be-
graafFenis
en fecftdag.
4^8 Α α ν τ ε κ ε ν ï ν gen
Zijne Im S^^f^ sefcgjcebm be baaben Jjan öen
fthriften. Bonifacius, saiffcgojj ban Menrs en j^actóïaar i
tn geeft bit sijn gefciji»^ opgeö^aagen aan Lul-
lus öen najaat ban Bonifacius, en aan Megin-
gofus SaiflcÖOjp ban Wurtsburg.
JjUaat· öe « Bollandiften bjtïïen Willibaldus,
We öet ïeben ban Bonifacius ßef^eeben ö^eft /
ntet gefielt g^öen ai^ ^^iefieiVttieeneni=
be öat ög seensin^ een en öeseifiie met on^
3en Willibaldus, bie öe bïoeö- en öoesemb^ienb
ban Bonifacius bja^:b3aar ober 5g5eif oj» öe aan^
öetoeeje piaat^ itonnen nagesien hjo^öen.
α addiem j·. Junït^ p.^f^·
AANTEKENINGEN.
1. In 't H. Land aangekomen word hy met zijne
reis-genooten te F.mefen, een Stad in Fheaicie, by de
kop gevat en gevangen gezet, op vermoeden dat ze
verfpieders waren. Zy genoten daar grootc vriendfchap
van een koopman die Ctiriiten was,en huii al hetnoo-
dige bezorgde. Eindelyk na veel talmens en loopens
deed men den Koning begrijpen dat zy uit enkelde
nieuwsgierigheit daar gekomen waren, zonder het min-
üe qnaad tegen den Koning m de zin te hebben; cn zyn
aldus op vrye voeten geftelt. BaiUet.
2. In 't eerfte jaar was hy kofter der kerke: in het
tweede wierdt hy tot Deken, dat is tot Onder-Prior van
het klooiter verkoren. De' acht andere jaaren is hy
poortier geweeft. Dit was niet om hem te vernederen,
gelijk iemand ten eerften aanzien zoude können inval-
len: want in den Regel van S. Benediäus wordt dit
voor een van de voornaamfte en gewigtigfte bedieningen
van'tgeheelekloofter gehouden: en die heilige Man wil
dat ampt aan niemand opgedraagen hebben als aan^ een
Monnik van een bekende wakkerheit ,liefdaadigheit eu
wijsheit.
3. Dit wil de geleerde Schryver van de Opkomfic
der Reguliere Kanonnikkcn in gecnen deele belijden
OP DEN Η. WlLLIBALDirs. ^.Zj^
Qa^. 173.) Hy toont voor eerft uyt de Nonne, die
•het leven van Willebaldus befchreeven heeft , dat t'
Aichftad onder Willebaldus 200 wel Klerken als Mon-
nikken zijn geweeft. Hy tracht uit de zelve te bewy-
zen dat de Klerken en de Mounikken ieder hunne by-
zondere kerken gehad hebben. Willibaldus te Aicht-
ftad aangekomen , gelijk de Heer Auteur ook heeft
aangetekent, vond geene huizen ftaan als een kerkje
Van O. L. Vrouwe In dat kerkje, zegt de gemelde
Schryver, moet Willibaldus met de Klerken gewoont
hebben als hy Prieiter was, en ook in het begin van
iyne BiiTchoppelyke regeeringe: want hy was al Bif-
fchop als hy het kloofter heeft beginnen te timmeren.
Zoo is dan de Kerk van O. L. Vrouwe van eerften af
de BiiTchoppelyke kerk geweeft. Hy heeft naderhand
■*vel onder de Monnikken in het klooiter gewoont, (ik
fpreek al uyt den mond van gemelden Schryver) m^r
daarom heeft hy den BiiTchoppelyken Stoel en deKlere-
iie niet behoeven te verplaatzen. De BiiTchoppen van
'aubach, zegt hy al vorder, woonden ook liever on-
der de Monnikken in het kloofter: maar zy hadden
noch een ander kloofter van Kanonnikken, daar de Ka-
iionnikken in woonden,en hunne pligten waarnamen.
En of dit niet genoeg was, zoo gaat hy noch vorder,
al giiïende en daar zoo wat naar ilaande: (want om de
■^vaarheit te zeggen meer als enkelde giffingen zijn het
niet ) Hy toont dan uyt den Abt Adelbertus dat Ger-
hohus, tweede BilTchop van Aichftad, en eerfte nazaat
Van Willebaldus, de Monnikken heeft doep verhuizen
uic de Abdye van Heidenheim, om daar Kanonnikkea
te plaatzen. En gemelde Adelbertus geeft hem daar
over een luftige ftreek. Zoo een BiiTchop, zegt ge-
knelde Schryver, zal mijns oordeels geene Monnikken
fot zyne Katedraale Kanonnikken gehouden hebben.
I)at is al iets.
4. BaiJef zegt dat Willebaldus aan de kant van 4?
Jsaren , met een onvermoeiden yver en met groote
^rügten, in zijn Bifdom heeft gearbeidt: en dat hy ge-
itorven is op den fevenden Julü, 786, of 787, in het
jaar zijns ouderdoms.
4.06 Het Leven van den
DE
Abt van Heidenheim y
jApfiel van Vrießand,
Dt α Wunebaldus, 500 aï^ iüt ge^ie»
Öeööen / ié bt iioiic ö^oeöer géteijl öan
öen Wiilibaidus. tioee ö^ocöecé/
t«ie ban itoo^ïustigeix ^uist % öe Xi^tft-^af manier ViS
]cea gefp^oten / en ba» ïseïien&e sc&b^ui^igi wunebai-
Öfit hjar«i / ö^&ö^w Si^Ö Öaarcn baöeé Ri-
chardus ojj iiei^ öegccbm naar iïomen» ©aac
Öeeft Wunebaldus ^ft HonniS^-ïiieeït aanse^
ti-oiïticn i en tcrtope öat WilUbaldus mtt tbjte
tnaïiiier^ ugt ïiiOJiien toa^ getrofeften cn o}}
gegaan / Ιρ feisen jaaren lang te ïïomen ^e^
oïeeben. ai^anneer Bonifacius ^icl) eenigen tp
te ïiottten ojjijielö / Öem sijn neef Wunebal-
dxis, öie aïisaac oj» öien tijir eenj^onnift^ iebe»
ieibe/ tot Sgn pijp tOegeiSOegt Wunebaldus
oofe in 5gn geseifclajjgebieeben: isan getfcggnt
^ bat ï)^ niet ten eerfie met gent naar ©uit^
ianb gereift/ maar jal ö^m ïio^t baar na ge^
iioïgt € e Bonifacius geeft öe bei
flienng ban feben Iterfen in Cgnringen op^e^
b^aagen: bjant ïjp iaa^ een beftig #^ebiftant.
ï^n bieef egta· ai eben lireug en ojj jgn j®oni
niii^ ïeben / gebiuiiienbe ganfcïj geenen bjgn/
ten ioaar öatl^öoo? öe licgaamelpejieStebaar
toegebbjongenteierbt. ïfgb)a| ten pog^emiïi
iiaabig tot ben armen: en Du |eeft oalt belliöbg!
ban Heidenheim gefügt/ baar öö öe ea'fïe Hbt
getoeeff.
^ Ml^ Ög bite jaaren böo^ sijne boob ban een
ShJaare ftranfete aangetafï toierbt / W
naar Ärt^utg tot ben S^iffc^op Megingozus
gerei jï/ al^ of ög sgnïaatfieaf^ibban sijnett
ö^ienb en ïanb^man ging ntemen: ban baar ging
δρ naar be iJan :fiiiben / om Set graf en
be
α Ï.Mahill. AmalBenX 2. /. 20. §. 43.
-ocr page 620-4.06 Het Leven van den
be reïiquptn ban ben Bonifacius, bfe jtjn toeï^
öoenber boo^ iiee5en iua^ getoeefi / tc eeren.
na tojeti» iig öeïufï om naar Benedik-
tus, bat i^/ naar git feïooficc ban Kaffina, tt
treRfecn/ mrt gft insigt ban 3gne bagcnopbten
0eï)aIij^cn berg te einbigen« iCen bien einöe ï)ee|t
§5» een öoöe gêfïunrt aan Hermeris , of Gracia-
nus, Uibt ban Kaffino, en aan 5tjneonberijoori^
ge^ergaberinge/ om een gemeenfcgaj) ban ge?
beben en ban boojbiöbingen ober en bjeer m tc
fielien j en om gun met een te iaaten toeeten öoe
geneegen bat öö bja^ om ifen te ïtomen be^oe^
ften. 3^aar oj> ίι^δδ·^« Ö^tw öi^ï itragtigip
bersogt bat bocö goe eer ]^oe iieber 3aube o^
berÄomen ; toant bat beretb toaren om
met alïe eerbiebiggeit en boïgen^ ^ijne toaaröig^
geit te ontgaaïen, becmit^ boo^3igtige en
toeïmeenenbe mannen / en boo^ aï 5gn bioeaer
be a^iffcgogi Wiiiibaldus, bee5e rei^ onblenfïtg
fieurben/ en op be groote ^toaijgeit ban5i)n Uc^
gaam bwngen / 300 geeft go einbeip beftoten
in 5gn eigen Mootter te bïgben / om be pïmt^
bie gg een^ (i) geftoojen gab niet te beriaatcn/
en 5ijne ïicffte boebfieriingen bau gunnen toei ^
beminben3l>aberniet te beroobeiu
^ï^ «w ban groote 5toaiigcit niet meer tt
vrhllf ftomen/ geeft gg een oiitaar in 39«
ftamer boen opregten / om aï^ get 3gne 3ieftte
toeliet/ be gegeimeniffen ber geiligeJÉifT^tt/ö»^
gg fegier noit acgter gelaatengab/aan't3eïbete
berrigten, ©etogï be 3iciite aï 3toaarDer en
3toaarber toierbt/ i^ 5gn b^oeber Wiilibaldus ifff
gem gefiomen: maar aï;^ Wunebaldus5gn einï>^
nn 3ag genaaften/ geeft g^ 3gne ftinberen/ 300
...------ aï^ bergaaït too^b/ in bee3er baege aangefi>io^
zijne dood. fe^n Mijne kinderkens en lieve broeders,
uwe
vrugtig.
bcic.
Zijne ver-
inaauing
kort voor
Η. W υ Ν Ε Β Α L D υ S,
UWe werken in alles zoodaanig te overleggen,
•^at gy in alles met voorzi,gtigheit te werk gaat.
Schikt uw leven en uw gedmg naar den goddc-
lijken wil: maakt de onderlinge liefde onder uL
^^ bewaaren , en het opregt Katolijk geloof in
^iies te behouden. Ziet de tugtregels van 't kloo-
fterlijke leven, zoo als gy die van ons ontvangen
hebt, en die gy aan Godt belooft hebt te zullen
Onderhouden, ongekrenkt en in haar' ouden ftand
te bevx'aaren. Ik omilaa ui. voor zoo veel als w.y
Aangaat, van den band der gehoorzaamheit daar
gyl. aan gebonden zijt : zoodaanig nochtans dat
gy u noit ontflagen moet houden van de belofte
^ie gy Gode gedaan hebt van de heilige inftellin-
gen des kloofterlijken levens te zullen onderhou-
den. Vorders indien gyl. iets van mijne beveelen,
t zy by onachtzaamheit, 't zy by vergetendheit,
Rïogt verzuimt hebben , dat vergeef ik ul. alles
'^'an ganfeher herce: en ik bid ul.ook om vergif*
fenilTe van alles dat ik tegen ul. misdaan mögt
hebben, s^it gebeft/en ïiaar oj» Saat flil gejtoce^
pn l^eö&entre / ïfcefï Ijg öiiöa* i)tt gijanimec öcc
oioeïsciTH 5ί|ιιε jlei mn öeöolen } en
öaar oy/ booi sp iifö&e sitmi&e/ öm öe^fige^
S^tbeji op een faieitatï trgen fcl)emcr-abonïi ojj
om ï9 g^ecemfer/ lu ||et fefïigfïe/ ofjooaïp
Le Cointe gdw^di tolï|e&öei!/ ίπ Jjtt ttoee-en-
fefligfie jaar jijn^ oiiöeröonié / na ïrat ÖB· ^ öe
tieniaaten Hi&t toa^ getoeefi. ^«ïicöóam naau
Sebaonte met iuateii afgetoaflclcn (χ) toieröt Z'j«« be:
Jiuneii öe ï\tvh in een fceene ^räfjieöe / bit ö!?
oanoberïang boojjic^ jdUen gaö ïaaten gereed
Wiaaitcu / met ^jjn ^^iefïedijïi seisjaaö öeßi'aa^
«^n: m U ïp&ienlïen sijn fehm acötei' eeuböïi»
Senöe bageii boo^ §em Sjetiigt
iiecï00jj ijan fenijse jaaren geeft 5|jn hm^
I. DEEL. öeti
433
4.06 Het Leven van den
öet; Willibaldus öie ßeclf Jjergroot/ öaai fitt aati
geene gerndfcge iuonbateiiciien^eeft ontfi.iOiJen.
^teft jiju eertoaaröig ïicgaam / öat «a
omtrent fctijm jaareu tp^ gaaf cn onuefföfn^
tien öcijoiiiren toicröt / ugt Si'af öei!0t / in
em nieutoe ïttfï srieit / en in öc gcaf-l^ßiöa· Öie
aan ite oofijgire boo,? gern 0cöoulot toa^ tepaar^^
iie öefïeït ^n ïeben aïïercerfï öoo^ een ,^οπί«
ne Sjatt.5|eiiren|teim / ^ijne ηΐφί en iijö-genoot/
fiefcö^eeben isetoeefl, ^asyne feootï toieci« öelC&i^
ögi ijan ï|ei&engemi ïngecuimt aan geefïeipf
jponnen / ontrer öe öefïiermse ban 5iine ^ufiec
ite »iffe Walpurgis. (3) 3lii^öee5e obedeeïse«
toa^ ^ttft GerhodusSJiffcïjoji Sjan Aichikd öaac
ïianonniiiiten gepïaatf!: cnöeese Ägi/ itu^tö
een ^joo^g ijeranöa'ii/ toierb naberljanb boo^
geïö tn aan öen meeflöicbcnben öe^eeben, ©tt
fïöenni^ l^eeft geöimit tot ten tijb ban Meiwei
Lotharius ,en ban 5iinen nagaat Konradus: isjan«'
neec Gebehardus de tweede , öie tOen ^iffcgOi»
ban Aichftad toa^/ boo^ get tnjböen öec tioaaïf
öe eenbje te bsee^ geö^agi geeft bat ite onö^
gob^ienfïjgöeit ter gemelbe jjiaatje toeöet· in^e^^
boert bjïeröt / toaar in Eugenias iii gern ^eer
ßegnlp5aani bja^. ©it aiie^ fiaat bjgbiooj»^
ga* bergaaït ben 5ilöt Adalbertus , bie aï^
baar na beeje ber&etering be eerfie O^bajie i^
gebjeefï. <©acïi beeselEbb^ i^ na beeïe baiffeïbaï^
ïig'Ö^ben/ eiiaa^/ inbeijanben ber Lutheraanen
Zijne
Tiering.
De be-
fchryver
van zyn
Icven.
gebalïen/ en boo^ ben i|ertO0 ban Wictemberg
0e-ei0ent en baniettst
Η. W υ Ν Ε Ε Α L D υ S.
Standvaftig te blyven in zijn eigen kloofter, zon-
der van't eene op het andere te loopen en te zwerven,
IS doorgaans voor het befte gekeurt. Daarom heeft Pe-
trus, Abt van S. Remigius te Rheims, voor deezen
gefchreeven aan eenige kloofter-broederen van Pon-
tiniak : {Sfkil. Dachery) Het eerße teken van een luel-
S^regeld gemoed is hy my, dat men op zijne plaats kan bly-
en by zich zeiven kan blyven luoonen. If^ant her-
"^aarts en derwaarts te loopen^ en zich zeiven aan onrnfi
^^ helpen door het veranderen van plaatzen, dat is maar
ongerufie beweeging van een kranke ziele. Een ge-
"^as dat dikwils verplant wordt , kan geen wortel vat-
^^n ofgedyen. Op dezelve wyze fchreef Stephanus Bif-
»chop van Doornik {Ep. 9.) aan Robertus, Prior van
Zelfde Abdye: De gewajfen die verplant worde» ko-
^en zeer ligtelyk te verdroegen. Dit was ook het gevoe-
Van den H. j^nfelmus (lib.^.epifi. 1^0.) dewelke eea
bekeren Monnik die op reis wilde naar jerufalem aldus
gemoed tafte: Dit firijdt tegen uwe belofte; door
^ewelke gy een vafie waoning in uw kloofier hebt belooft.
•ye H. Bernardus toont in zijnen 7, Brief dat hy deze!-
bevatting omtrent het heen en weer loopen der
Monnikken hadde. Om deeze reden is het den Mon-
jiikken van oilds verboden zicii zonder verlof van dea
Overften naar een ander klooiter te begeeven: en deu
Abten onder den ban geboodcn zodaanige Monnikkea
^an de hand' te wyzen.. Zie den eerften Regel der
^udvaderen (cap. 13.) door L^cas Holßenius uitgegee-
en , alwaar zoo een Monnik voor een Apoftaat wordt
erklaart, en de Abt die hem aanneemt met zwaare
"rsffra gedreigt. De kloofter-regels van S. Bafilius
H.) willen zodaanige Monnikk en ook niet aan»
genomen hebben. Ja 't is een vafte kerk-regel van de
'erde algemeene kerkvergaderinge {Can. 4.} dat de
^onmkken zich flil en gerufi moeten houden^ enter plaat"
daar zy de wereld verzaakt hebben moeten blyven woo'
^ea. BiiTchoppen hebben zich voor deezen ten
"oogfte daar aan gelegen laaten leggen. De Diaken
^rrandus fchrijft in het leven van S. Fulgentins {cap.
ice a jj.}
43f
45<ί Aantekeningen
15·.) dat hy om geen Abt te zijn, iich heimelyk had
weg gepakt', en naar een ander klooiter was gegaan.
Maar de BiiTchop Fauftus heeft zijn Bürchoppelyk ge-
zag doen gelden, en gezeic dat Fulgentius zijn Mon-
nik was, en dat hy moeft leven en fterven daar hy be-
geerde. Hy heeft hem dan wederom ge-eifcht,en die
hem mogten ophouden met den ban gedreigt, enz.
Doch fommigen willen dat 'er Monnikken zijn ge-
weeft, die de.wereld wel verzaakten, maar zonder zich
aan een vafte plaats te binden. Dit was althans het
gevoelen van Goffridus {Ub. 4. ep. ar.) Abt van Vendo-
me. En Lupus fchryvende over de vyfde Roomfthe
Synode vanGregorius Vil. meent dat Hieronymus zo-
daanig een Monnik is geweeft: en dat Paulinus van
Nole , Gregorius van Nazianzen en meer anderen op
hun eigen land-goed een Monniks leven geleidt heb-
ben, zonder dat zy onder iemand anders als hunncO
BiiTchop ftonden. Maar tegen de zodaanigen zijn na-
derhand ook zwaare klagten gevallen om dat een ieder
niet wys genoeg is om zijn eigen voogd en meefter te
zijn.
α. Het waiTchen der doode lichaamen is een aloude
gewoonte die al by de oudfte Heidenen in zwang heeft
gegaan: waar over Kirchmannus van de lyk-pligten der
Heidenen, Gmherius van het Roomfche Regt, en Ontc
phrius van de Kerkhoven können nagezien worden·
£leétra , Agamemnons dochter , meenende dat haaf
broeder Oreftes overleden was, klaagt 'er wel bitter-
lyk over by den Poeët Sophocles, dat zy haar brbedefS
lichaam met eigen handen niet heeft mogen afwaiTchen-
De Chrirtenen hebben die gewoonte ook al van ouds
gevolgt: en in het Sakrament-boek van Gregorius 1·
word wel duidelyk bevolen de doode lichaamen af tc
waiTchen. De zelve Gregorius fpreekt op verfchei-
de plaatzen van het waiTchen der doode lichaamen.
{Hom. 3<j. in Evang. /^.Dial. 16. ς. Dial. 17.) Ja deH·
Chryjoflomus getuigt in zyne 64.. Homilye over den E'
vangeiift Johannes dat het lichaam van Chriflus ook
gewaiTchen is geweeft. Maar 't geene Simeon Meta-
fhrafles {de dormit. Maria in van de Moeder Goi^ 1
verhaalt, hoe dat zy het lichaam van Chriftus met haare I
traanen heeft gewaiTchen , daar hy alles met zoo veele
cn byzondere omftaadigheden befchryft, als of hy 'er '
teil
-ocr page 625-OP ÖEN Η. WUNEBALDÜS. 437
ïelf tegenwoordig waar geweeft , dat alles , zeg ik,
jnogen wy met reden onder zijne andere praatjes wel
«ellen. Men leeft ook in de Handelingen der Apofte-
R^j'^'^'· Tabitha gewaffchen wierdt. By
^eda vindt men ook al blyken van zodaanige afwaf-
Ichingen: wanthy fchryft in het leven van den zaligen
^uthertus {c. 41.) hoe dat iemand, die van den Duivel
°2Zeeten was, op ilaande voet geneezen wierdt als zeker
^"efter een hand vol aarde, die door het afwaffchen
Kudbertus lichaam bevogtigt was, had gehaalt en
bezetenen daar mede geitreeken.
.3· Volgens het verhaal van Baillet is de eerfte Abdy
"let ingeruimt geweeft aan geeftelyke Nonnen : maar
^alpurgis is na de dood van Wunebaldus daar aange-
^pmen, en heeft daar een ander klooiter voor haare
■"Tonnen getimmert.
Geloofs - verkondiger in Vriesland,
BiJJchop van Bremen.
Willehadus ecti ^jiefierijan^ngeïfcgc af-wiiichadus
feomfie / m in ^.^üo^möerïanö 't
ïjooraiöe/ onöertutTcïien ooft beeï fto^gfoir-
ttien iiceram in Den arBeiti ^ toant omtcent Iftet mfi de
iaac 77Z. hja^ ^^ öp öe i^iiesen fieejig ntet gct vdezen.
«i^banseïie te isa-ftonöiiön itat öö ban sijne
uiniieiiijïie jaaren afin öe fterïieipe gdecrößett
m inöëgcefïdpetoetenfcl^^en toei onöertoeei
5Ctt faja^getoeefï / met ijerïof ijan lionins
Alachratus Of Alchredus , bic i'n't bgf-^en-feliigi
tïe jaar itei; ^tlht ^futoe ben i-pfiaf tn jilaatje
iJan ben lioning Molon ïjab aanbaarbt / en met
Äß toeficmminge öer ^ifcgojjjjcn ijan öat ïanb*
0 Mahill. Anml. Bend. 136,
-ocr page 626-4.06 Het Leven van den
fcgaj»/ tiaar i^^ie^ïauö 0i)er0eiiaacen. ίί^αακ tó
aüaTÊrfï ö^ ïjet ©oïiitum / öoo^ öc
iiiarteïöooïi ban öen Bonifacius befmaartJ/
met 0roote eeröehjg^üigß ban öien ïanöaact oni^^
bangen : en &ei3j|}l ÖB· aï ren raimen
tijöbeitöeföe/ l^eeftö^beeïeiiiniïerenbmi eiie!^
licöen oü&a'üjeejen / beeien bie ban 't gdoobe
afèetoeelieii bjaren / toeöei; te regt geö^agt / en
geen Mein getaï ongeloobigcn in öe gtpiramifi^
fen ban 't Cöaifïene geloobe on&erregt/ en 0001
öen öooji afgefijoelt Ban öaar ijn getroïilen
«aar J)et ïanïJ (i) Humarchen , ïraar gjjne p^ee^
ïting öeeï anirer^ u^tgebaiïen: toant beruiit^
ai öie Ïanlïaarij noe^ berjoi ioa^ op öen islenjï
öec affloben/ ^ijn 5e met 500 een geifcQe öoüigi
ïjeit tegen öen ödïigen 45tïoo|^-p^eeIier ingenoi
ïnen geiaeeft / öat 5e ober jijne öooö gdoot
Öe&öen.
.Il^aar öooj öc gobbelpc booi^iangö^it / ÖJ«^
öe ïoten fiefiierbe / if ïjunne öanöin ontfto^
men/ en naar't ianöfcgap Trent gereifi. ©aar
gingen fommigen ojü jijite p^jeefting öe afgoöen-
tempei^ öoo? een öeraeifiïse sugeebing aiierioe^
gen af-Ö^eeïien: öoc^ aüöeeeäi/ öie in öeije&eu^
fe^e öggeloobigöeit beryarät öleeben / sijai «iet
een raasenöe ioaeije op feen ïf. man gebaiien/ en
iießfeen ijem öeerlijit met |ïoiuten afgeröft/enop
beele plaetjen geuiajtbt ^a een nat öen ijoop
$0Uiïe ïjem met een Mooten faöeï ^et Jjoofb af-
'geljoubjen pe&fen / §a& tie fïag met aiie geïufi
niet afgefegamiJt op öen riem ban een reitqng-
iioo^je/ isat to 0m sijnen gaö ïjangen. fa
öaar egter m 't miööen ban aïïe öie p.2iii«ïen
en moeleïpljeöen geMeeben tot ï^tt jaar 779.
toanneer ïtoning Karei |em tot öe Mieermg öer
paffen öegofï te geöiUilten, ^
Η. W I L L Ε Η Λ D υ S.
^ 't laac 78 z 'et in een ^toaace
»trboïgsiig tegen fee Cö^ifieiien oijgeree^en dooi
töefïeliïan (x)Witichindus, öeioelite.fomrasgen
«an be ijieiiaareii öe^ ten ïantie t!^tiï,?eef/
önbeicn 0ji een loieeöe maniec öooö^ijnigöe/ en
onöet' ïseeseii&enp^iefieiiFoikerd met öen^raa^^
iie Emming, mit^gaöe?^ Benjamin van Ar,regt
Gei-waï met paiie g03eïïeii ^acS Willeha-
^is, lilii kapitein en meefïeiV ig^iefcSee|j
%'e^feiiö geisaai'en / en aijoo öe öerljoi^inge saxen e"
Qntfeonien. ^n nieeiienöe dat 'er itoo^ gern geen vriesland
geïeitenögeit meer en iita^é mn ïiet geloof onöee "'Wi-Ro-
öe ^afen te peeiien/i^ ij^ ep uii gegaan naai;
ζψργη ϋ0ί!ήΐ0 üati Soiiiöaröge: ban öaar
flo igèïii&liig te ïlomenaangefeomenjomöegnnfi
faan Adrianus ljooi öe öe&iuiite efialomme
Sfeerbenöe lerSe &er ^afen te bersoefien.
öaat' Ijet gimfïig onthaal en boo^ zijn ver-
oen 5e0ei! ban öen ben^ituit en gefïerïit ^^ Ep.'
toa^/ ïj^ toeèec naar ©^anïirp gelieat / en ·
geeft öegeeben naar een pïaat^ genaamU
Afternak , aïluaai' ïj^ öeii tp ban ttoee iaaren
in Iïeeeii5aaml|eit |eeft geïeeft ©It öe ^öö^
ban Afternak , of 50O aï^' 5e ge^
noemt feO^öt / Eptemach , öie öoa^ öetlil» Wil-
icbrordus in een onöer §et ^ί^^αιη ban
Trier getimmeit getoeefi
©e man / öie öier b^^ faa^ ban a! 't ge^
bjeine! öee toereïïifcöe jaalien / ö^m^t jtinen tp
ober met 6i&öen en It^m/ en maaiite ooit
bserii ban boeUen «nt te feï|?pen j 500 bat ij^
aïle öe blieben ban öen Paulus / en öaar-en-
öoben beeïmeeeaiibere toeeïien gefe^jeebeii ^ϋΐι^
öf Rebben.
öeeft alöaac isoo^ $gn bcoiöeeiti m htt^
C-e 4 maa^ ,
β Ι. MaUll Annal, Bend. t. 2.. c, 3.5. §. z6.
439
4.06 Het Leven van den
raaaningcn bceïe mmfcgcn tot tm öeter ïebe«
cn tot öenöicnft öe^ ïlcecegeit^agt: εη ïtaai'-cn-
öoijeu keriiiigfu / ble iiyt ban iïe
^ajciffcijc iierlioiginge aïonime berficooitcitl3er#
fpmU toami/ toebei! Bgi een Jjei^ameit/ominet
ï)en öe^eïbe rei^ noc^ een^ te toaa^en. Φρ öee^
5cn tgö toa^ ^öt ban Eptemach een ^efec Be-
ornrecius, üf Berneradas, bie ttabcr^anö/ $00 aÏ!^
§et peggen / nocï) 25it|cöo}j ban Sens gc^
too^ïicn.
€>jpiien5eïben tijbi^ Wiilehadus, naöat^g
aan öe ttant ban ttoee jaaren in bc Kibtige ban
Epternach oji 5ijn jeibcn ïjaö gcieeft / toeöec
iiaau ^ajccn seiieert / en öen l^onins Karei
te i' Ensbei gen gaan binöen / baar gg fem
iien bieufi tot öe beritonbiging ban 't «Öobbeïgrf
Se toooib toebcr l^eeft aangeöobcn. Karei geeft
5gnen ^beu gepjeeseu/ en öebolen bat toeber
iiaac ^^n begonnen 25igbont ban Bremen goiiöe
feeeren / enfeeft geni sthm uilt/ met naame
Juilinaas-celle, tot 3ijn onbcr^oub aangetoee^en,
l^eeftban beeren iafl/bieïjtmopmentoojige^
ïegt bjieïtt / met bjengbe en öï^moebig aange^^
«omen/ en toeer naar Bremen ga-eifl. ©aar
geeft ban ^et geïoof ban «ε^ιίΐϊη^ aïïertoege
met een toaMiere biiitigöf^ geen minber ge^
ïnft gaan beriionbigen / be afgeöiooïte ïia'fien
toeber ojs-boutocn / en beguaame mannen / om
aan bat boiit iieiïjaamc ïefen en onbertoij^ingen
te geeben / op aïie pïaatjen aangefïeit Ka' el
Hvword geïuftltige n^tboermgen ber^i^uöb/
Biirchop ïj^^ffc Wiilehadus in be fïab Worms ontöoben/
van Bixc- en ttoee jaaren baar na op ben ix^inïgS^iHcöop
^oea iutjöen, j^eefl gg gem tot<©berfi^
Η. WiLLEHADUS. 44^
tn||ariiec ban Bremen en ite otnïesgeniie ïanöen
Qangefidt / om öie boifecren Söiffcöojp tt
SeeiTii; cn iiat0anfcÖe ten&fcftaji/ seïp gg ht^
Soimcu gab / öoo? geiisaame feeriitgm m
«gtmuntenöc öeugöeii tefii0ten. mtiu^ t^ Ö^öc
«CKjie saifTcÖo» t« öat setocctï/ na öat
öaai; cerfï fthm iaaren pö beKßeect / niet
meer aï^ enfeiö f ?ïe|ïec ^ijnöe / maai' etienioeï
iïen naam ban 23tfrc|o}j ^e&öenbe/ te meet om
Jiat iiaat aïïe^ met öe magt ban een <^bet|ie
üefcï)i^te en Seftietise; en be sailfcöapjieïpe öe^
öienmgen / a!^ be ^jeel^ing / (3) Set öeitienen
ban ben ©oap en ban 't ^afeament ban ψζην
tentie / en get aantteïïen ban ^^iejiet^ baar ^tt
Koobig bja^ / in aïïe^ bemgte, j^aar na get
entbanden bjijbin^e ^teft
Sgnen ar&eib en naactii0§eit th get bjaai1ii
neemen ban jgnen ^atbe^ïpen ïafï bèrbnböeït/
«i 5ίφ met een nienbien en 0cootet ïufï tot ïjet
baoefenen becbeu^bensaanöegeeben.
noit ioijn of apjpeibÄ / of iet^ bat b^onton
ïian maaïten/aanjijnen monb seset. mgm fjjlj^ gSfn!"
toaö niet anber^ aï^ öjoobmet öoni0/ öoftaoe^ ftigheit»
woofö: öeöaïben bat einbe!p/om spejiei
l^ïgii^eit en meniabnibige ftranftgeben/booj't
bibeï ban ben ^au^ AdrianusgenootsaaïitbJierbt
ooïï bjat btfcö te geö^uiften, geeft nanïp^
cenen bag obetgefTaa^en jonber be jtiesti^öi^ben
o^K jipliffe met beeï geiojeen en ïeettoeesenbe^
nerte te becdgtm ïi^aac Bp bja^ ï)P ffciimvtg
beejig met get ïeejen en obeirbenïten ban öeütgc
hingen / en 500 gejet ojt ben ^faïmsang / bat
%na ba0e!p^/ ja fomtijb^ ooft toeï tbjee of
ö?iemaaï baas^ / Set gegeeïe ^faim-boeft ge^
woon ^^ op te 5e0sen.
aBe f Wil-
-ocr page 630-4.06 Het Leven van den
Zijne dooa α Willehadus, öe tttftt S^lffcgOJ) bait Bremen,
in Vries- jj^t jjg ioecdö sefcöa'öen in 't jaar 789/ na
itat 5gne Mt ojt öen eerfïen „^oiJem&W tec
mt Mn onsen Jefus Chritius, enonbeciie
aancoejpmsc han öcn lipoßel Perrus, ffaiitn^
getoijbt geeft 3i)m S^ifrcöoppeïpe toaac^
öisöeit tinee iaaren / ö^ie maanben en fe^-en-
tiDinti0 öagen öeMeeöt geftoiben öen 8.
.^obemöei? / een gonSrag / in een iro^p ban
©jse^ianii genaamö Plecafie , na öat get
iuoö^ïï 35; boBe jaaren / na §et inatrteiie
ban iten Bonifacius, 500 aan öe J^^iejen a!^
aan be ^a^en Saö 0ejiJ,?eïiiftt ^e ^.ifejan i^te
Smienten in öe nieutoe iserfte / öie ös· ban
ftout getimmat ^ab / fegraaben. ^n nasaat
Wiilericus §eeft bee^e öoute ßerft in een fïeeiie
ïterft beraiibert: en ii^t b^iec^e boo^ be jee-roo-^
her^/ biemiffci&ien ακι be mcnisbuibige mjral&ei
ien Dct 000 iiteï mogten ijeö&cn op ^et licgaam
ban ben ii.25eIi|betV §eeft §efc selbe not liet
eerfïe graf cbefgidb^agi en öegraaben in een fea^
peöetie / bat aan öe oofi-3sjbe ban öe ïta-ïie
ïjab iaaten bDiii»en.
Ansgarius of Anfcharius , ΟΟίί S3ïfrcBop ban
S5,jcmen / ^ί^Φ Ö^t öan ben Willeha-
dus , tmt een ßoeßje ban jijne niirafteïen / in
α idera Uh. 25. §. 85.
AANTEKENINGEN.
I. Dit was een ftreek lands gelegen in of by Over-
yiTel. (Baillet.) Dezelve Bailki zegt dat hy daar ook
groote vrugten heeft gedaan: maar dat fommige dol-
koppen , die het verfmaaden van hunne Goden niet
langer konden verdraagen, de dood van den H. Man
gezworen hebben.
land.
Zijne be-
graafiènis.
Debe-
fcliryver
van zyn
leven.
Η. W I L t. Ε Η Α D υ S.
Deeze Witikindus , die van geen Chriftus of
Chriftendora mögt hooren fpreeken, en een hardkop-
Pige Heiden was, is om die reden uyt zijn rijk door
Karei den Grooten verdreeven geweeft, en naar De-
nemarken geweeken. Aldaar eenigen tijd geweeft zijn-
en de gclegendheit verfpiedende om weder in het
'^szit van zijne heerfchappye te komen, had hy byna
^ile de SalTen, die doch ganfch niet Frans-gezind wa-
i'en, tot een algerneenen opftand aangewakkert en be-
"^ogen; zoo dat het wederom op een oorlogen,moor-
den en verwoeften ging. De Saxen die voor hunne
cer, voor hunne vryheit, voor hunnen Godsdienft ,ja
^oor hunne Goden vochten, en regte oorlogs-harten
^aren, hebben de Franfen de handen vol werk gegee-
^en. Maar zy hadden het ongeluk van een Karei den-
Grooten, dat is byna het geluk zelfs, tegen te heb-
ben : en moeften eindelyk 't hoofd in den fchoot leg-
gen.
3. Het preeken , het bedienen van den Doop en van
het Sakr-ament van Penitentie enz. word nu meer
door gemeene Priefters als door BiiTchoppen waarge-
iiomen. In de oude tyden ging het zoo niet. Toen
hebben de BiiTchoppen zulks doorgaans gedaan. Deïel-
ven worden in de Oudheit , als by- Opatus Milev.
{lih. I.) de Vorften en de top-punten , apices , van
allen genoemt, enz. Hierom zegt de Heer F. Q^
{in Leon.) zijn wy genoodzaakt op een andere
nianier 'van de BiiTchoppen te fpreeken als doorgaans
gedaan wordt. Want zy ilaan doorgaans het oog al-
Jereerft op het Priefterdom, en beelden zich in dat het
BiiTchopdom niet anders is als een uitbreiding en eea
zekere uitftrekking van het Friefterdom. Maar men
ihoet eerft de oogen ilaan op hetBiffchopdom,als zyn-
•ie de top-punt, de volheit, en om zoo te fpreeken de
■^Olkome volmaaktheit van het Friefterdom. Maar dc
pudere eer-trappen worden als eenige gedeelten van
net Biffchopdom afgenomen, en binnen zekere bedie-
ningen sn ampten, volgens de noodwendigheit derker-
ke, bepaalt. Want., zegt de namelooze Schryver over
de Brieven van Paulus, in den Βί£}:Μγ zijn.alle de wyd-
Zels, hy is de eerße Prießer, da( is de Prins der Priefte-
de Profeet., de Evangeliß, en in hem zijn alle de
«nders amften die ten dienße der kerke verrigt r/ioete-^
wor-
445
444 Α α Ν τ Ε κ ε ν i ν G Ε Ν
worden, Maar na dat ""er op alle plaatzen kerken zip ge-
houwt, en bedieningen -üaßgefielt, is de zaak anders ge-
fchikt als het van den beginne was.
Dat het doopen vari ouds den Biffchoppen alleen
toequam, en dat de Priefters zulks niet mogten doen
•zonder verlof van den Biffchop, is reeds gezeit. Zoo
was het ook gelegen omtrent het preeken. Eii dePrie^
fiers hebben op veele plaatzen in de vier eerfte eeuv?en
geene predikatien mogen doen. Ik zeg op veele plaat-
zen : want fchoon' de Geleerde Kardinaal Frederik Bor^
romeus vlak uit verklaart, {in Epifcopo concionante) dat
'er in de eerfte eeuwen niemand anders plagt te pree-
ken als de Biffchoppen; en fchoon de beruchte Bour-
zeys in zijne Franfche Sermoenen verzekert dat de
Priefters by de Grieken in de vier eerfte eeuwen ook
niet gepredikt hebben , maar dat de Biifchoppen alleen
die bediening waarnamen , behalven dat zulks aan Ori-
genes om zijne uitnemende geleerdheit en welfprekend-
heit, en naderhand ook aan S. Chryfoflomus, als een
byzondere gunfl: zoude toegeftaan zijn : fchoon die
mannen, zeg ik, en meer met hen dat zoo vlak mee-
nen te hebben , en fchoon dat het ook ten deele waar-
achtig is; zoo zou ik voor dat zeggen , zoo in 't alge-
meen en onbepaald genomen, niet durven inftaan. Jk
weet wel dat veele BiiTchoppen van Africa t' onvrede
waren, dat Valerius den H. Auguftyn, die noch maar
Priefter was, liet preeken, als zijnde by hen een on-
gewQone zaak: ik weet ook wel dat Leo I. in zynen
62. Brief verklaart dat 'er niemand mag preeken als de
Sacerdotes, 't welke doorgaans by deSchryvers dereerr
fie eeuwen Biifchoppen betekent. Maar daar tegen
zegt Hieronymus dat het den Priefteren in fommi-
ge Kerken niet toegelaaten wierdt in de tegenwoor-
digheit van den Bilichop te preeken. Zoo preekt
ten zy dan in andere Kerken, zelf voor den BilTchop.
En hy zegt niet dat dit een nieuwigheit was. En So-
crates getuigt in het 7. Boek zyner Hiftorie, aan 't
tweede Hoofdftuk, dat Atticus noch Priefter zynde,
te weten in 't lefte der 4. ecuwe , zyne predikatien ,
van buiten leerde; maar dat hy daar na uit zijn hoofd
preekte: en hy fpreekt daar ogk niet van als van een
nieuwigheit: 't geene hy naar alle waarfchynelykheitï
indien het ganfch geen gebruik was geweeft , zoude
gedaan hebben. Dezelve Socrates zegt ia zijn vijfde
OP DEN Η. WiLLEHADUS.
boekjaan het zz. hoofdftuk, dat de Priefters te Alexan-
drye niet meer mogten preeken, na dat Arius alles ia
die Kerk döor zyne ketteryen t'onderfte boven had gé-
keert. Zoo was hun zulks dan te vore niet verboden.
Daar zijn noch al meer diergelyke voorbeelden. Vor-
mers zegt de voorgemelde Bourzeys dat de Priefters in
Vrankryk niet hebben mogen preeken voor de fesdc
eeuv^^e: en hy merkt ook aan dat de Homilyen der Oud-
Vaderen, zoo wel de Griekfche als de Latynfche, die
ons ter hand gekomen zijn, door Biffchoppen zyn ge-
maakt.
Men moet in zulke zaakenal voorzigtig in zijn oor-
deel te werk gaan. En 't is dikwils een groote misflag
van de doorüiufFelaars der Kerkelyke Oudheden, dat
zy uit .de gewoonte of wetten van byzonde Kerken een
bewys trekken voor alle Kerken ; daar nochtans de
tucht op verfcheide plaatzen dikwils zeer verfcheidea
is geweeft.
Maar dit gaat evenwel vaft dat het preeken het eigen
en het voornaamfte ampt der Biffchoppen is geweeft.
(Coactl. Carth. 4. c. 20. T'okt. 3. c. 11.) Tot het volk te
fpreeken, %tp.Optatm Mikv. in zijn 3. Boek, om eea
Vaftendag of Feeftdag af te kondigen, komt den Prie-
iter of den Diaken ampts-halve toe : maar niet het
Woord Gods te verkondigen.
Het is ook altyd het ampt van den Diaken geweeft,
het Evangelie voor te leezen: maar niet het zelve te
verhandelen of uyt te leggen. De Synode van Vai-
ibn heeft in het jaar 529. magt^aan de Priefteren ge-
gecven , om het Woord Gods te preeken ; en den
Diakenen bevolen, eenige Homilyen uyt deOudvade-
ren, als de Priefcer belet was, voor te leezen, maar
niet te preeken.
Ook is het zeker dat noch Priefter noch Diaken iet-
Wes mogten doen zonder verlof van den Biffchop; eii
dat hy hun het prediken kon opzeggen; gelijk te Ale-
Xandrye, om dat Arius daar zoo dol had aangegaan.
Volgens Socrates (JiL·. ^.c. zz.) cn \ozotnems {ίιί>. -J.c. 17.)
« gefchiedt.
44ö
Dt ^ Walburgis, ijatt af-ïtom^
.......- ile/ toa^ öe ijoïïe jufïcr ban öen ^iffcijo^
burgis zu- WiUibaldus , en ban öen ^Öt Wunebaldus.
wiiirbTid ^^ ïf- Bonifacius ftccft gaaf tot ttt meöc-öeïj}>
en wmie- fï«^ ban jijnen ari&ciö oniaöaöm en aatigenomen:
bald,mede- en j^eeft in ^tt ban Wiiübaldus, m-
heJpftcr _ jjgji^ parenöjoe&ec w unebaldus, naaföen Mooi^
fedurib- reseï geïeeft m öe öooö ban Wune-
^is vanHei- baldus tie ban Heidenheim in^emimt
licnheira. aan öe Itïoofïer-j^onnen/ onöer öe öefïimuae
ban Waipurgis, bic aïöaac ooïi gditgiijfe
fimUn.
©e büïgenöe beerjeu $iju tci· me ban te ïf.
Walburg ge&igt:
Zy was een Konings kind gebooren,
Maar heeft een arme cel verkooren.
En geld en goed geacht als flijk :
Zy wouw dit alles wel ontbeeren,
Op hoop v^an eeuwig te regeeren
Met Chriilus in een beter rijk.
ï|et booiuaamfïe gebeeïte ban gaar licpam
ttifï binnen Aichftad in een ^öïi^e öie ïjaaren
naam boat; aïtoaat? nocg leöenisaag^ boo? een
«Öoiibeïp bjonbei' oïu ngt ïjaar ïicïjaant in een
onöerfïaanöe baatje neöei%uijit / toeiïte oi^ beei^
öerïianite 5toaare siebten geneefi, ^^ aïbaat
Dmtrent Set jaai; 870 000? Odogerus ^iflcgoji
ban
α I.Mahill. Amal. Bemd. fom.i.l.i^l.^.Cl. hh.M»',
yuHS Natal, S. S, Bdgii ai 4. Augr,ßi.
De η. Walburgis. 447
iJan Aichftad, met öe toefiemminge ijaii Adria-
nus II, u^t Ört smf 0eiigt en onbet· ßctai viering
öec llciïigm gefielt5 e« bau Heidenheim, itaac
5? Süöiii^ toa^ getoeefi / imac öe semeïöe fïaii
oberijeboert l^aii öaar jijn reilquienboo^
Boudewijn met öett B^ren arm / <0iaaf ijan „j
Bïaanöeren/ naai· Veume geboert/ επ bo^bec^
öoo,? be anïtere gefcoetleu ban l^ïaanöeren ea öec
omïe00en&e ianisfcgap^iett berfpieiDt
too^t gebiert op öen 4 Silugufii: en öaac en kerke»·
5i)n 't Sparer ^ere beifc]|ei&e fiecïie toege^ '
toÖöt / en onber antraten een ömnen Tiei om?
tcent ben ttjö ban S^iffcgoj» Balderyk. ^ O^e
eerfïe feerB ban ï}et fieöeiien Lingen, ^ijnöe be
/ ioa^ oöïi onber ben naam ban
beï|,Walburg ingetogbt; m toa^ geïegen tegen
ben boet ban get Rafteeï: bocö in be eerfïe
fieroerten ber nieutoe ge^mböeben onber be boet
geraaïtt: en ï)aar jjnin |ee^ gebient om begai^
berg ban öet ftafieeï op te timmeren,
mie»
α y. Lifidebor» Hiß. Epißop. Daventr. c. jpag. ƒ46.
V
448
OFDEN
DeH.Gre-
gorius is
eigentlijk
geen Bif-
fchop van
Utregt ge-
weeft, zoo
als het ge-
meens ge-
voelen tot
noch toe is
geweeft;
maar al-
leenlijk de
Abt en
opziender
der gemel-
de kerke.
J. Gerbrand van Leiden , J. Beka, Willem
Hedat R.Snoy^ Adriaan Barlandus ^ Ger.
Noviomagus y Ψ. Bokkenberg 'm de lijft der
Utregtfche BiiTchoppen > J. Molanus·, Cafar
Baronius i^ix doorgaans alle de nieuwe Schry-
vers , rekenen deezen Gregorius voor dén
derden Biifchop van Utregt, fchoon dat Am>,
Bucheliüs in zijne Aanmerkingen, en Jac.
Revius in zijn 'Deventer opgeheldert met alle
geweld daar tegen pleiten.
Dan J. Mabillon houdt ilaande dat Gre-
gorius wel eigentlijk niet Biifchop , maar
Abt en Opziender der Utregtfche Kerke ge-
weeft is.
De Bollandißen y vallen Mabillon hier in
toe; en bouwen hun zeggen op de volgende
redenen:
I. Op het gezag van Ludgerus, den be-
fchrijver van Gregorius leven , die hem ner-
gens Biilchop , maar altijd Abt, en zijnen
Meeßer ,, of Harder en Geloofs - verkondiger
van 'tVrießche volk , heeft genoemt,
α Aä.'bened.fec. 3,/». κ,χο.^in ΑηηαΙ. t. 2 1.13.
b ad dkm i Martü^ in Vita S. SuidheTti, §. 2.11. 13·
-ocr page 637-II. op de getuigenis van Alfridus , die ia
de befchiijvinge van Ludgerus leven onzen
Gregorius insgelyks maar Abt heeft genoemt,
en aldus metklaare woorden van hem fchryfc:
Gregorius was tot de Bifjchoppelijke waardig-
f^eit niet gewijdt, maar heeft den BiJJchoppe-
lijken Stoel, enkeld Trießer blyvende, be-
kkedt.
III. Op het zeggen van Lullus BiiTchop
Van Mets, fchryvende met deeze woor-
den " aan den zeiven Gregorius : Aan de
klaarbiinkende en ver ligt ende lampe van Chri-
ßus Kerke y en mynm zeer Godvrugtigen me-
de-helper in het verkondigen van de Goddelyke
i'i^et^ Gregorius y die om zyne voorgaande ver-
^lenjien met een dubbelde wa^rdigheit , van
Priefter en van Abt, is vereert j ik Lullus y
enz*
Voor het gevoelen van deeze doorgeleer-
de mannen ilemt ook h Ant, Tagi, die zya
zeggen al byna op dezelve gronden timmert.
Eindelyk houdt het Ant. Matheus ^ al meer-
maals van ons gepreezen , ook met deeze
Schryvers.
Doch om de waarheit te zeggen, al is 'r
dat hy wijdzels halve geen BiiTchop geweeft
is , hy^is het egter ampts halve geweeft; en ^ff!
Zoo als een ongenoemd Schryver by Brou- fthop
te regt opmerkt , Triefier blyvende heeft
Epifi. inter Bonifacianas.
έ Crit, in lèaron. torn, 3. 199.
. ^ lil'.z. deNobil.c.J.
hy den Utregtfchen Stoel als Biffchop bekleedt.
Maar om nu te giflen waarom dat hy geen
Biilchop mag zyn gewijdt , zoo komt ons
deeze reden als de waarichynelykfte voor,
dat 'er ftraks na Willïbrordus dood twift ont-
ilaan is, of de Utregtlche Stoel onder den
Keulichen hoorde of niet, waar van gewag
wordt gemaakt in den voorgemelden brief van
Bonifatius aan Paus Stephams ; en daar wy
beneeden in 't leven van den Utregtichen
Biilchop Godebaldus ook een woord van zul-
len aanroeren.
Hier volgt dan het leven van dien zeer
heiligen Kerk - Overiten , die de Biflchops-
Staf wel dubbeld waardig is geweeft, getrok-
ken uyt de beichryvinge van des zelft tijd-
genoot Ludgerus, 'tgeen ik byna van woord
tot woord uyt de Benedidynfche Jaarboeken
van MabiUon heb genomen.
DE
-ocr page 639-De Η. gregoriuiï»
'Abt ·, en gehouden voor den
lil Bijfchop van Utregu
ffa
4.06 Het Leven van den
'a Λ t>m ttioo^t» ban ben Eöbanus,
öeltidiie boo^ Bonifacius, ^ooafé totjaiteri
Öaait ö^ii&ciï / ohet iit lltregtfctfe ïierft
toa^ gejïeït / Gregorius tot ïlarbèf tn
raac öa· ^^tt^m aanpfïelt / 300 öooj get 0^530
tan j^au^ Stcphanus, ai^ met öe torfiemm:n0e
ban ïtoning Pippyn. ^em ioktU tot ï)uip tm^
geboc0t öe liioo?-&iffciaï> Aiubertus, een ^eec
bioom en toelftegaafö man/ en een oinseJ^man
ijan 0eöoo^te/ öie u^t ^litanje in bie seiaefïeii
toa^ 0eïiomen.
Gregorius toa^ af-ftomftis ix^t öe ifom'nïiïpe
ïamme ber ipranften / ö^ööenbe tot baba* ^^
)ab Albrikus, en tot groot-moeber Adck of
Adduk, be 3Ufïei' ban Irmina QibbllT^ban Gure,
beioeïfien ßeibegaar öe bo0tcr^ toaren ban Da-
gobertus II. Itoning ban <0£i|ï-^^anïtrjjit
Adek geeft na gaar man^ boob {jet .^onne-
ïtïeeö aangcttoftiten in be ^öbgir
gelegen/ en boo^ fj^ar ^eïbe ojigeöonbjb.
togïe baar (i^bei'fie toa^/ ié letgefcijiebtbat
Bonifacius, in beitienbe iaai· na batögeerfi
in J^^ie^ïanb tot ^et ij.jeefeen ban 't «iJbangeü
bja^ aangeitomen/ in be gemdbe Hiiboe op ^ψ
Me rei^ 0in0 bernaciiten : aïtoaar juitl op bien
ttjb bjoonacötig on5e Gregorius, een jou
geling ögi be if jaaren onb / bie pa^ te boos^«
uit Öet fcöooï en ban 't ïjof bja^ bjebérgefteei't.
't in 't jaar en op ben gelben tijb
bat Bonifacius , ^yn affcfjeib ban Wülebrordus
in I>^ie^ïanb genomen fjeööenbe/ naarbe?|effen
Hy ks by ««(Curingeré ging reisen, ©e ebeie jongeling
Adela over iolerbt gehoben ober tafeï bol0en^ getooonte te
•ie "fel. ife^fπ / en 't geen geieesen fab ngt te legg^"·
Λ I Mabillo» Ann^L'^md. t.i.l. 23. is.
NI
■eg'
uit het ko-
ninklijk
bloed der
Franfen
gciproten.
Η. G R Ε G ο R I υ s: 45*5
Βρ torifte gdcgentj^fit Bonifacius tm hjgiiïoojwv
se en be^ge rfö^ncering scisaan ïjceft obcc
; iyaat öoo^ ö^t gart ban
Grcgoi ius jooiiaarag / öoo? tm fc&ieïpe
Wam/ öcgontc öiaaïieaom Bonifacius teijol^m/
i^g gecnsm^ ban Bonifacius te
fcöeitren toa^ / ioat öat 'er groat-moebei;
Adeia επ öeaiiöiceiiïoebti^ienöenooïf tegen mog^
ten tnis^engen / aan iieteelit«i f^tt ai te gai'b ja
öï^ onöeöödp boo?aaam/ öat emïttnbintoee^
ben üjïgetoafcöen ^ίφ in 300 pï'be een nianicc
ban leben 5011 gaan f eeiien / en een b^eemb en
amt menfcö gaan iiafoopen/jonbei; een^ tebjee^
ten/ toaar bat soubotónben.
«abeeï tegenjjieitenltenlaatfie gewonnen moefï
geeben / öeefr öeni iiaarben met een eei'ïijit ge^
Seifcööï» bejo^gt / en met jijn piigen meeftet:
naar get toerft / baar ban <i5obt toe gefcöiïtt
toa^ ïaaten bertreftiten.
ÉOO ÖauGregoviusÖ^ Bonifacius geÖïeebett Hyblvfr
tn gern in €öunngen geboïgt: en öeeft binnen in \ gczd-
Äo^ten φ oiiber ^ijne boogboe ^oobaanig toe^ fchap van
genomen / bat Bonifacius gem ai^
gen 500η öeminbe^ fet niet ioaaKfcöiinïp bat
be tcere jongeïing Bonifacius, bte öeï^bjaact^ en
bertoaait^ te ïoopen öab / aiommi? nageioopcn
Öeeft. 3ja ïjet ig bjeï 300 geïaoffeïp bat Boni-
facius gern m be Kl&bge ban Frislaar of ban Or-
dorf befielt 5al öeöben/ om baar in be geefteitji
ïte fcoetenfcïjaiJ / en in beMoofieripe^aafeenons
öervegt te tooiben / ter tp toe bat tot ben
bitnfï iiec ïtecj^e beqnaam ^onbe tooien. 3©ant
bat'er in begemelbelCöbgenftinberen opgeboebt
cnbecioeesentoierbftt/ öïijittbuibeïijiiuetben
ff 3 febcm
-ocr page 642-4.06 Het Leven van den
feijentictiiieit ö?ief ban Bonifacius, (t) itaac
Matï öat na öe booö ban Wigbercus, Ißt ban
jfri^ïaar/ be 50?« ban be ftinfen te onbertog^
^enaanbm^liefïerWigbertus m aan brn
ften Megingodus ^aï fajoibcn op0e&iaagi'n,
(α) Cn Gregorius ^df/ aï^ ^Öt
fea^ 0cbjioibm tn be ^bbge ban ïitrc^t/ "^u^
baas; ji^onnilfen aangeguccfet m oiiberKCgtj m
vmiöüK anba'en joube Ijö Ludrrerus mrt een ba-
beripe ^ojgbulöigïjeit ιΓι be^löb^eberiEonniß^
ßesi onöa'toeesen {jeüfien,
öeeft Bo!ii>iicius oofe gejeïfcgap «eSaiiben
ojp sgKe naar tornen > en j^eeft ban baac
berfcöeibe fïuiiften bec ^eiïige ^epften
gci&^agt: toaau boo^ aHefïjanbe 0eetie!ijfe bofi»
feen / O0S bcr i^aberen/ berfiaan bjo^^
ben; betoeiiien ^n aïbaai· tot get geb^uift en tot
«nt ban 59110 eigen ieerïmgen ba'sameït / en
niet 5onber scoote modte 't geö^jagt ijeeft.
Φρ bejeïbe rei^ §eeft ïjg met get goebbinben
ban Bonifacius tluee jongelingen tot 5iine feer^
ïingen ntdïe genomen/ te hjeten Marcheimus en
Markwinus, geöooïe a5nge!fci^0n, ï|et toeiite te
berfiaan ban be berbe jXoomfcge rei^e ban
Bonifacius ,. en niet ban öe ttoeebe / toanneer
Gregorius !ΐοφ nitt bjeï 15- jaai'en oub jijnbe
geene kermden ftanbe öeööeii.
©it öejeibe xMarcheimus, bie boo? ben
Wiiiibrordus ban iongl af in be öeiïige jeben-
ïeffen oiibertoeejen jijnbe / 300 als in beieben^-
J&ef cöjpmge ban ben ^Xudgerus geïeesen too^bt/
iiabcröanb in ben geüjaanben Marceiiimis, ben
berntoniben befeïjiper ban ftet ïengenac^i^iö^
ieben ban Suidbertus, t^ ^cvfc^apen*
me toor.ba-öaace liefbaabigj^it ban ben ^bt
Gregorius bipt jonaeMaar fiie*; ngt/batö?
Hy reift
met Boai-
£icius naar
ILomeHf
moöjiieimaren / öie ttoee 5|jnei· ß|ae&cre«
J&t Ö^t ï|af iiaac pi^ feemiiöe in eert ÖofcÖ
Ijaööe« -/ feit leeft flugt-aei»
fcöolöeii: ja öat ^en^eeft&oen b^g fp^eeften/
't iiieuäj ^eMeelit / cn iiofï en öiaiiïi öegee^
ii^fij i|iiiï maiïeKöe naariJ^^eraöc iaiiömtegaan
wijea/ 0m ban 5iine Woeö^erluaiiien/ öie öaac
om fcreeft^ Set ge&iels höeröe« / geen onjseniaïi
of naöeeï te ipcn.
ïte inaiteïöooör Ijart BomTacius en iian Na ha
ίί^ ge^eöen ö^efl Gregorius, gdp 300 eisen ge- marteii van
mciöt tó/ èe 3013 oDei' öe lltregtfcöe »erft/ en
oiiec Ise IC-blj^ öaar aan gooitiiö?/ aangenomen gezeiien
«iet öeii Aiuben-us, tmt toien ^ Seenat hy
S^bauriïi ojj öe öeeii toa^ mn 't €lianseïie aan
Je ^^^iejen te Deriionösflien. ©an in m ïlti-egt^ de Ιτ^Γε"-
ΐφ aöö^e '^ttft Μ öerfc^eilsen ïeedingen ugt fche Kerke
ötoerijaiiöe ianöfcliaijpen en isan en H^efï en Abdyc
iißtsa&ert / Saaar oiibec beele ban aireïijften· ^nU
5e ten öeeïe ιιρί ©lanferp tt^« öeeie ugt
geïaïtó gefp.^ateu toacen/ of ftinöecen toaren
ban öe raeiito-Beleerde ©fiesen en ^ajren / of
oo^ aï «ρί SSe^erïanö en ^ioa&en qnamen op-
fcijieten» ^aar ioaren 'er nocl aï raeer η^ί: an^«
öcre ïanïiff|aïi|3en / öie aitemaai Ö0 ntaliianöer
tooonöen en onöer 3pe tuci|t lïaiiöen/ enöie
alïen met öe tee^geit ton een baöer öeminöe/
en met öe bfiltïgïjeit öan een meefier en ïeeraar
onöerregte/'ïcïsen&e met Ijen iu 'tgemeen/ 30a
aï^ Luidgerus, öie 'er jiinen roem op b^aa0t
öat ooft 3jj!i ieerïing f^ getoeefi/ ήι öe ^e^^
feïj^pinge ban sgn ieben getnigt öeese
teerlingen 39η 'er al berfcöeiöen tot öe S^iffcöoj»;!
P^igfte toaaröig^elt opgeftlommen / onöer
iïuöeren gemdöe Luidgerus: öan menige anöe^^
rm/ fcöoon öat Öseu eertrapniel; öeBfommen
4.06 Het Leven van den
fieBben / ^ijn 'er ester ßequaaintsgeit^ en
feecö|)eit^ ïjatbe man^ öenoeg toe getoeefï. ^n
iieeje faa'gaöennse bia^ een öuB&elö lioiïe0ie/ te
toeten Jjan ï^ieriten en ban jff^onniijßen/ inbien
'er geen öjnitfout in be öanöbefi ban ïtoning
Pippyn booj be Maartcns HerBe t'iltrest/
öïtoaar be giften/ boo^ bej^o^fien Pippyn, Ka-
rel en Karloman gebaan/ öebefïigten öeftragtigt
tO0,?ben / voor de bezoldinge der Monnikken en
Kanonnikken die daar beezig zyn met de Heide-
nen tot het Chriftendom te bekeeren. <!ίη in ber
dabben met ïjet toao^b te p^eefeen. ^oe
toeï bat men bit coit toei een anberen b,?aai ^om
i»e Sonneu geben / je^genbe bat ^^ be Reiben
3gn bie ji^onnift^en of ïianonntftiten genoemt
too^jben« . *, f 3)
a^o^ber^ fc^ijiit be lltregtfcge liibt Gr ego-
rius u^it bit ïebcn ba-ïjnifi te 5ijn in 't laar 776,
iien ICugnfï!/ aï^ nn ögna ben ouberbom
ban 70 jaaren ge^aaït §ab / "en na bat b^ie
boïïe iaaren aan een ianimiggeit gab gelegen.
2:.,·ικ God-^ji ite öenatitobleit ban 300 jtoaare een jießte
vrugtigieit ^gtei' bü gobtb.jugtige bicrigljeit ban jtjn
gemeeb niet ïaatenugtbcöbcn: maar Ijgmaaitte
bat ïieni gefïaabig be ^obbeïijite boehen toier-
hm boo.igeieejen / of bat 'er aitijb jpfaimen in
Sliise tegeiitoö0ibigï)eit gejongen of geïeej^n
iuia'ben.
Zijne voor- fejienben rontoig toaren bat 5#η neef
^■^sg'ng· en bjeibemmbe ïeerïing Aibrikus niet bg beïianb
itsa,^/ afé geböenbe iet^ boo^ benbienfl be^ feo;?
iiiiigl in Italië te berrigten; 50a öeeft be ji^a«
«i^aö^ bao,?3eit bat gnbooibe^seïf^ toeiierftomfi
α ψ(1 üb. 66., .
-ocr page 645-Η, G R Ε G ο R I υ Si 45-7
«iet 5oube ftiuijcn. €n Albrikus ooft in-ir«;-
taats tijie of Wer ba^en boo? Gregorius tiooii
t' gekomen 5 iieioeïBe in öien fto^ten tgii
tiocö ober berfcödöejaaiien/ faaftenbegettocï-
ioeejm ber lieröe/ met öem öeefit geiianiteit. ©aar
tia iieeft öe öefliseiuan 5pe öoefien onber jgnc
ïeerüngen berbeeit/ en onber anbeten aan Luid-
gerus 'bereert öet Handboekje batt ben Au-
guftyn.
Jï^anneer be boob mi aanfiaanbe toa^/ geeft Zïjnc gbdJ
3icD boo^ jgne ïeerïingen boo^ be Salvators vmgtigc
feapeUe ïaaten b^aagen ; en geeft 3tjn geöeb al·
baar gebaan/ m 'tgeïitgStcgaam en^ioebbe^ tocdedood,
%ccrc gemittigt: toaar ojp i)p sijne oogen naar
ben acuter fteerenbe / en sgne 3ieï gerneïtoaart ,,
opgcfenbe / naar <0obt aereifï / na bat öe
Sebert get iijben ban ben Bonifacius be iltregt^
je&e üerii jaaren gab geregeert : toaarom
fömmiöen gern ben naam ban ^iffcgop segee^
ben geööen/ 500 aï^ Notkerus omseïpe rebeti
Richarius Ul&t bail Requier S^lffcloji gee^
Senoemt.
ïfet ïeben ban ben Mbt Gregorius iä üefcöjee^ De be-
ben booi fijnen ieerïtng Luidgerus, bie boojaï
3iine ï{cfbaabi0Öeit boet geïben/ ^eggenbe batJe^.J'^®
eben gcip be giengaart^/bieo]? get geïb bïam<
nien/ beb?ee^b 5gn ban ti)beïpe b3in|ienteberf
suimen en te beracgteioosen; onje geiitge ma»
öeb^ee^b toa^ ban be geraeïfcge goeberen booi
pet ojjfïniten en betoaaren ban be tgbeïpen te
berïiesen.
biejigöeit omtrent be feïeeberen en fpQsm/ _ _
om benütbjußfemg ban Luidgerus te geö^ntiten/ ^^mtzyne
Seeft mm be minfie bat op m Sa« 0eöab: ^^ '
maar 't toa^ gern aïttjb goeb genoeg eben een^
g^Weebttegaan/ en «een beter tafeïte ftonben/
ff Τ m
-ocr page 646-458 Het Let en yan dem
aï^ öe atJöetrc«, Cn in 't geö^utïien ban top
lip ooft ^m foöer getoeefi
toelfte Ludgerus fcïjgnt tc toii«'
feil örtefteßpn öat gg 5ïcö niet ontgoiiöcn geeft
ban iJÏeefcg te eeten : 500 aï^ ^ 5eif ooft niet
0eiiaan j^eeft/ fcftoon öatgg tft ftleeiiiU0ijatt^.
Benediktustn (4) ban ïltcegtijaöaan^
getroftften m in öe i|oofii-ai^e ban &e$e!be
ojöe / te toeten te Kaflïno , itatgaif jaar |aö
gefïeeten.
Waar dat Johan de Beka fc^^ft bat Gregorius itt be
hy begraa- Salvators Uerfte telitrest begraabeni^j en niet/
iren js. jpïp Willem Heda ftMf^/ ftïOOfïer ban
Sulteren , böt eati|b| een Höbp ban 25enebift^
tgnec jf^onnen ban 't Kuiftfdje i^ m
toeefï / nieenenbe öat bit ftïoofïer eecfï eenigen
tgb baar na boo^ ben ssiffcïiop Franco gefigt
5oube 5ί}Π. Jlaar bit : betogï be aöbn
ban Suiteren , «00 öiiS to^ öoben getoont geö^
ïïen/aïïeerfï gefiigt i^''boo^ ben3|, WUlibrordus.
©e gÄeenten ban ben Gregorius ^gn te
Utregt in 't laat' 14x1 u^t ijet graf seïi'^/ en
met Ifaatfie in een öonte fta^je gc^ïaatfl.
Zijoe 3in 't jaai' i f97 ben 4 ^un^ boo,^ Vd-
bccnderen kerd Montzima, ïj^eften ber gemeibe ïfierfte / bei»
de aarde ^igtigt: toßnt bu| iuïbt be gebenft-b^ief bet ^eïbc
ftetfte I In'c janr 14^1. op den 14 Apnl onder
het uur der kompleeten zyn de reliquyen of ge-
beenten van den H. Vader Gregorius, den derden
BiiTehop van Utregt, van Willibrcrdus af te reke-
nen , door de eerwaardige Heeren Houherg De··
jken , Laurentius, Wilhelmus, Andreas V'er , Ge·
rardus Zelinghen , Kanonnikken van S. Salvators
Kerke te Utregt , gevonden , en uyt een fteene
tombe onder de trappen die aan de noordzy van
'clcoor
. » Antati. Matthitm^ torn. f. Veternm AnaleU-
^eheeven
|n 't jaar
koor der zelve kerke ftaan, geligt. En daarna
zynze op den 4. Juny , daags voor het feeft van
■^onifadus , ten tijde der Vefperen , door den
iïoógwaardigen Vader en Heer Mathias BiiTchop
van Biduana behoorlyk in een houte kasje opge-
floten , in de tegenwoordigheit van de voorge-
melde Heeren Henricm Deken, Laurentius ,
dreas en Gerardus, cn van de Heeren Henricm de
Kompofielle ^ enJValterusGrawwert^ Kanonnikken
der voornoemde kerke.
Welke eerwaardige Vader cn BiiTchop Heer
Mathias , om het eeren der gemelde Reliquyen
bet te bevorderen , aan alle waare boetvaardigen, van 40 Αλλ
en die met eenopregt berouw gebiegt zullen hebben, g«« aflaat.
2.00 dikwils als ze deeze Reliquyen met driemaal
h^v Vader ons ^ en driemaal het Wees gegroet te
leezen zullen komen te eeren , veertig dagen af-
laat, (y) tot afflag van de opgeleide boetwerken,
genadiglyk in den Heere heett vergunt.
met ver-
gunninge
AANTEKENINGEN.
i, Karei de Groote heeft zich voor al laaten gelec-
gcn leggen aan het opregten van Schooien, omdewe-
tenfchappen, die zederd eenige eeuwen hervsf'aarts on-
der de voeten gelegen hadden , wederom indien het
iTiOgelyk was op den throon te helpen. {Symd. Cabil-
lon. 2, Synod. Rom. fnb Joanne 8.) Ten dien einde
heeft hy verfcheidene deftige mannen, die godvrugtig-
heits-en geleerdheits-halve vermaard waren, van alle
kanten ontboden, en de Geleerden op alle liianieren
geviert en voorgeftaan. En de meelte Kerkvergade-
ringen van dien tijd hebben 't even drok met de ΒΙΓτ»
fchoppen tot het opregten en aanqiieeken van Schooien
aan te maanen. En dat de Bijfchoffen^ zegt Lupus {i»
Concil. Rom. V. Gregorii VII.) toen doorgaans openhaare
Schooien in de Ï^Uegien der Reguliere %lerken of in de
klmflers der erfsediktynen aengeflilt hsbben., km door
k
-ocr page 648-45<ί Aantekeningen
Iegetmgeniffen en voorbeelden heweezen worden. En van
de Benediktyner-kloofters wordt zulks klaar genoeg
fcetoont door Lucas Dachery. {Notts in vitam Lan-
franci.)
De Franfche Schryver Baillet hier van handelende
(yugemens des Savans t. i.) /egt dat dc BiiTchoppen, ^^
voor Kareis tyd, begonnen hadden Scholen op te reg-
ten : maar om dat alle BiiTchoppen niet eens gezind wa-
ren, en die het wel met de wetenfchappen meenden
dikwils nazaaten kreegen die zich weinig aan de ge-
leerdheit kreunden, zoo fcheen deeze inftelling niet
zeer op te neemen. De Benediéiyner-monnikken heb-
ben dan hun beft beginnen te doen om de vervalle we-
tenfchappen op te beuren: maar daar was niet zeer op
de geleerdheit te roemen. Die de Latynfche {Syntaxis)
woordenftelling veirftond, en Grieks kon leezcn, zegt
hy, wierdtvoor een grooten letter-baas aangezien. Dit
goed ftak 'er evenwel in, zegt hy al vorder , dat die
leerlingen der gemelde Monnikkeu (voegt hier by, der
Kanonnikken) in de H. Schriftuur onderweezen wier-
den : en dat de zelfde Monnikken de Schriften der Ou-
den bewaart hebben. Hy had pas te voren noch al bree-
der geklaagt over de onkunde van die ongelukkige eeu-
wen , voornamentlyk ontrent de wetenfchappen. Ver-
fcheidene Schryvers, zegt hy, voornamentlyk die uit
Duytsland in Vrankryk waren komen woonen, maar
de Franfen daar ook onder begreepen, fchreeven in een
Latyji van hun eigen maakzel: want 't was·· hun ge-
noeg aan de woorden en naamen van hunne moeder-
iyke taaie zoo een Latynfchen draai, buiging of uit-
gang te geeven; en dat was al koftelyk "Latyn. E·^
dit ging niet alleen zoo toe in Vrankryk, maar ook in
Spanje, Italië, Afryken, en over al daar deBarbaaren
ingedrongen waren. De Studie der Godsgeleerdheit
wierd al vry yverig waargenomen;maar het leezen van
de oude Hiftori-fchryveren, van de Redenaars, envati
alle Wereldfche Schryvers , wierdt niet geacht daar
nochtans deeze wetenfchappen, gelyk de Heer Fleury
in zijne Zeden der Chriftenen , aan 't 4.6. hoofdftuk
xeer wyflèlyk aanmerkt, ten hoogfte dienftig zijn om
de oordeel-kunde ende de kennis der Kerkelyke Qu^'
heden te bewaaren. By gebrek van deeze hulpmidde-
ïeij, zegt de lautfte Schryver, heeft meiï de on-egte Scbnr-
op DEN Η. GREGORJÜS. 4^1
fen ïeet ligtelyk aangenomen op den naam van de door-
lugtigfte mannen; eu men is al te bygeloovig gewor-
den op het ftuk van mirakelen, enz. Hoe goed is het
dat deeze opmerking gemaakt is door een Heer Fleury,
die by veelc, en met groote reden, noch al hoog tc
ooek ftaat: want ik ken 'er genoeg, die noch al wat
■Rillen weeten, en die al ïoo vieszyn van die weteh-
fchappen als iemand in die duiftere eeuwen is geweeft?
•^ie wel durven vraagen wat nut daar in kan iteeken:
en die het voor een gekkigheyt , althans in een Kerkc-
lyk perfoon, durven aaniien, iets meer te leexen als
cenen Neefen, Bodaart of Wiggers, behalven den eenea
of anderen Sermoen-maaker , om hunne predikaticn
^it te haaien. Doch aan zulke menfchen is hunne on-
■*vetendheit en onverftandigheit wel te gunnen.
Ik moet hier egter met een woord aanmerken dat
gemelde woorden van Baillet, als of het een groote
^aak was dat iemand de t'Samenftelling der Latynfche
yoorden verftond, enz. milTchien zoo raauw en naar
oen letter niet moeten opgenomen worden. Het gaat
200 doorgaans met de Schryvers: willen zy iemandl
Pryzen, hy heeft zijns gelijk niet gehad. Moeten ze
iet zeggen tot iemands nadeel, zy volgen ook het ge-
meene fpreckwoord, een fchelm die'er wat af doet r
vinden zy de maat ruim uitgemeeten by andere Schry-
vers, zy leggen daar nog een loodje by: dat fchijntdan
Zoo fraai te (taan als men eenige gebreken zoo leven-
dig en met een aardige vergrootinge weet uyt te fchel-
den; doch hier van breeder als we iccs van de tiende
eeuwe zullen tc zeggen hebben.
-· De meergemelde Schryver van de Ofhmße dei-
Reguliere Xanonnikken wil doch geen Monnik van' dee-
2en Gregorius g,emaakt hebben, maar plaatll hem zon-
der veel bedenkens onder de Reguliere Kanonnikken.
En niet alleen Gregorius, maar ookWerenfridus,Bur-
chardus,Willehadus,Luidgerus,Lebuinus, ènz. wor-
den van hem onder de zelve Kanonnikken gerekent.
Maar of zyne bewyzen genoeg doorflaan 'dat laat ik al
^eder daar. Luidgerus verhaalt van onzen Gregorius,
dat hy niet overdaadig en keurig is geweeft in zy-
fpijs en kledinge , maar altijd gekleedt ging als
de anderen. Zoo zou Luidgerus niet fpreeken, zegt
hy , hsd Gregorius de Monniks-kap als een Monnik:
moe»
-ocr page 650-^δί AANTEKENiNGEN
moeten draagen, en Kloofters koft moeten eeten -be'
nefFens de andere Monnikken, want dan had hy daar
geen keur in gehad, en had niet anders mogen eetea
nochtc gekleed gaan. Maar zouden de Monnikken,
als zc BiiTchoppen geworden waren, niet wat voor lüt
gehad hebben, of althans van vcrftand zijn geweeil dat
ze wat voor uit behoorden te hebben ? Ik zie althans
niet dat de Monnikken zich de genoemde mannen om
deeze reden zullen laaten ontkaapen. Hy voegt 'er
noch een andere reden by, te weten dat 'er zekerlyk te
Utregt, al van Willebrordus tyd af, zoo wel Kanon-
nikken als Monnikken zijn geweeft: want daar Haat
wel duidelyk in den Brief, waar by Pippinus eenige
fchenkaadjes doet aan da Utregtfche Kerke, datdie.ge-
geeven worden ter ke&oldighg vm de Monnikken en Ka'
mnnikken enz. Zoo dat althans alle de medewerkers
van Willebrordus geene Monnikken zijn geweeft : En
dit is een zekere waarheit en boven reeds door ons be-
weezen. Wat reden is 'er dan, wil hy al weder zeg-
gen, om liever een Monnik als een Kanunnik van Gre-
gorius te maaken ?
Maar den Leezer zal aanftonds een opwerping inval-
len , die het alles fchijnt te verbrodden, en den gemel-
denSchryver in 't ongelyk te ftellen; te weten dat on-
zen Gregorius de naam van Abt wordt toegepaft: maar
daar weet hy al wederom uyt te komen met te zeggen
dat alle Abten juiil geen Monnikken zyn geweeft : ftaat
dan te weten dat volgens den zeiven Schryver (p. 156.)
die alles door oude, getuigeniffen beveftigt, de naam
van Abt eertyds fomwylen gegeeven is aan de Overilen
der Kanonnikken. Dus zegt de Synode van Tours van
het jaar 813. dat de Abten der klooßers ^ daar men van ouds
op zijn Kanonniks gekeft heeft, goede zorg moeten draa-
gen voor de Kanonnikken. In het begin der achtfte eeu-
we, gelyk hy uit oude Schryvers bewyft (/>. 161.) heb-
ben 'er Kanonnikken gewoont in de Abdye van S.
Trudo , en onder een Abt geftaan. Ook bewyft hy
door verfcheide voorbeelden en getuigenilTen dat de
Aarts-Diakenen van ouds den naam van Abten ge-
draagen hebben. Zoo kan onzen Gregorius dan ook
de naam van Abt toegepaft zijn geweeft, ikfpreek vol-
gens den gemelden Schryver, om dat hy miffchien of
Uverfte der Kanoniiikken was. Men zoude noch "J^
op pen Η. Gregorius. 4ö5
de lerfche Kerk-regelen können toonen {Canon. Hiberii.
f. 27, i^fi-, inSpicil.Dachery t.9.) dat de iereii ea
de inwoonders van 't landfchap Walles de gewoonte
hadden van alle Geeftelyke Overften den naam van Ab-
ten te geeven. De lerfche en hngelfefie gewoontens
können ligtelyk door de Apoitoliifthe Mannen, die uyt
Engeland en Ierland overgekomen waren , in ons Va-
derland zijn ingevoert. Maar wy behoeven daar niet
^ens te loopen: want men vindt noch meer voorbeel-
den , zelfs in Vrankryk, dat de Overften der Kanon-
nikken den naam van Abten fomwylcn gevoert hebben.
Eer dat het Kloofter van Remigius te Rheims den Mon-
nikken wierd ingeruimt, hadden daar zederd eenigea
tyd Kanonnikkcn gewoont, waar over Gebehardus de
allereerfte Abt was geweeft; het ïijn de eigene woor-
den van Flodoardus in zyne Rheimfchc hiftorie (lib.
Het geene wy van de Ieren en de WalliiTche Britten
gezeit hebben, is van ouds al gebruikelyk geweeft by dc
^^hriftenen van het Ooften, die den naam van Abt niet
te gering achten voor hunne BiiTchoppen, Daarom
vindt men zoo dik wils; * JbhasTheophiltis Archietifco-
Pf^s , de Abt Theophilus Aarts-hiphop; de Aht Adelphius
Biffchop: de Abt Athanafius : de Abt -j- Eulogius Paus
(Papa,) van Alexandrye.
En om dat wy nu onder de Abten verkeeren, moet
ik 'er dit nog byvoegen, te meer om dat het eenigiins
ter zaake kan dienen, dat deKannonnikkenderHoofd-
Kerken van Italië in de dertiende eeuwe verlof van dea
Paus bekomen hebben om zich Abten te laaten noemen,
en dien tytel zonder opfpraak, te mogen voeren: waar o-
VerUgelli in %\']η ItaliaSacra (tomoS.f. 237. ^tom. y.f.
S89.) kan nagezien worden. Ja al eenigen tyd te vore,
voornamentlyk in de tiende eeuwe, was die naam zodaa-
nig gewild, dat een Klerk van goeden huize die ergens
maar een Kerkje of geringe Parochie te bedienen had,,
ïich aanftonds den naam van Abt toepafte. Dat meer
is, de grootfte Heeren van het land waren met diets
|er-naam gediend. Zoo leeft men by du Chefne {hiß,
franc, t, 2. ƒ. 6ip.) dat Hugo de Groote of de Witte,
va-
* Apophtegmata P. P. liter α e m 'Theophilo litera t
t /, Mofchus frat. Spirit, c. ι^η.
-ocr page 652-4^4 aANTÈK ENINGEN
vader van Hugo Kapetus, den eer-naam van Abt heefi
gevoert.
3. Deeze uitlegging, of andere draai, 7-ou van den
meergemelden Schryver om hooger noch laager foege-
ftaan worden. En om de waarheit te zeggen , ik kan
daar ook niet zeer in vallen. Want voor eerft zal men
ait de opene brieven en andere ftukken van dien tyd
xekerlyk befpeurcn, dat het voeg-woordetje vel, dat
cigentlyk en in goedLatyn ofte te zeggen is,doorgaans
genomen vi^ordt voor ende: en dus hebben wy het ook ver-
taalt. Ten tweede, wy vinden eene wet onder deKerke-
lyke Ordonantien van Bonifacius, dat dc Monnikken op
2ijn Monniks, cn de Kanonnikken op zijn Kanonniks
moeten leeven. Monachi monachicè. Canonici canonicè
■vivant. [Dächer. Spcil. t. 9.) Die Wet maakt daar een
duidelyk onderfcheid tuiTchen die Kanonnikken en
Monnikken. (S. Bonifacii fiat. rz.) Deeze wet is na-
derhand met de eigene en zelffte woorden vernieuwt
door Karei den Grootcn. Maar 't geene mijns bedun-
kens den knoop toehaalt, is dat Bonifacius, gelyk wy
boven aangetekent hebben , niet alleen Monnikkea
maar ook verfcheidene Kanonnikken uit Britanje ten
dienfte der Hoog- en Neder-duytfche Kerken heeft ont-
boden : zouden die Kanonnikken hun deel aan die ge-
melde befoldiginge zoo wel niet gehad hebben als de
Kanonnikken ?
4. De Schryver van dcOpkomfie der Kanonnikken be-
weert evenwel, en niet buiten alle waarfchynlykheit,
dat Ludgerus geen Monnik is geweeil. Doch dit zal
in zijn leven beter te paflè komen.
y. Om dit te verftaan moet men herdenken 't gee"^
wy boven verhandelt hebben , dat 'er voor deezeri
zwaare boetplegingén voor i,waare zonden , en o^ar
maate dat ze zwaar waren, moeiten gedaan worden.
Maar dat men in de achtfte eeuwc heeft beginnen vry-
heit te geeven om die ftrafFen en boetplegingén af te
koopen. Dit gefchiedde wel dikwils door aalmiffen;
maar ook wel door mond-gebeden , cn door Miffeii
die men voor zyne zouden liet op-ofFeren. In 't be-
gin was die afkooping al heel ftreng; ja, aangaande
het eerfte en ook het tweede jaar der boetpleging^'
daiir was in 't eerde geen afkoopeu aan: want de g^®"
oT? PEN Η. GREGORIÜS.
der eerfte Kerke kon zoo op eenen bot niet verande-
ren. Maar eindelyk mögt men de geheele boetple-
ging , zoo hard en 200 lang als ze was , af.koo-
Pen. Dit afkoopen gefchiede allermeeft door aalinif^
fen, doch die met vaften en andere verftervingen ver-
noegd waren, of vervoegd moeften zijn. Dit ging
aldus in iijn werk- De Priefters leidden by voorbeeld
^en boetpleging op van 25, Van yo, van 100 jaaren:
fHaar voegden daar by; met zoo veel of zoo veel 's
jaarlyks aan den armen te geeven ^ kont gy Zoo vee-
Ie jaaren van uwe boetplegingen afkoopen. Doch de
Priefters waren geen volle voogd in het opleggen vaa
die boeten. Tot iedere zonde ftond zekere boetple-
ging , met den tyd der boetpleginge ; en tot iedere
boetpleging zekere aalmis , zekere gebeden, het ftig-
ten van eenige Kerk of Kloofter enz. Daar wierdea
Roeken toe gemaakt door verfcheidene Biffchoppen; en
ivo van Ghartres fpreekt van zodaanig een Boet- of.
Penitenci-boek der R. Kerke, {Decret. lih. 15, r. zo6.)
f vs^elke in zijnen tijd op veele plaatzen gevolgt wierd,
εη daar hy deeze ürdonantie uyt bybrengt ; HonderS
fchellingen ter aalmiße gegeeven dienen tot afkoopng -vart
^en geheel jaar. En om dat die boetvaardigen door-
gaans, of althans op zekere dagen, zoo geen vleefch
mogten eeten, nochtc wyn drinken, zonder een mer·»
kelyke aalmis daar voor te geeven; 200 zijn 'er ook
Wel Ordonantien gemaakt dat zoo wel de Geeftelyke
als de Wcreldfche perfoonen zich zouden hebben te
■'Vachten van de boetvaardigen tot het drinken van wyn,
of ecten van vleefch te noodigen, ten zy dat het den
boetvaardigen door den Priefter vergunt was Zyne boet-
plegingen af te koppen; en zonder alvorens de gefteld®
geld-boete of de aalmis voor den 'boetvaardigen te be-
taalen, {IfaacLingon.Cafttular.l. c.i. Capitular. He^
^ardiTuron. c.%6. LeolV.CafHular. adVarochos.) Mert
ftvogt dan zoo een boetvaardigen wel een romer wya
fchenken, of een ftuk vleefch voordienen (indien hem
de afkooping toegelaaten was) maar des moeft men
cerft in de beurs taften, en een zekeren penning voor
bem betaakn. Van deeze afkoopingen word gemelci
m de Synode van Saleguuftad (ί-ίζ/ι. 15.) gehouden on-
der Benediéïus VIIl. in die van Rheims gehouden on-
der Johannes X. en in yerfcheide Kerkvergaderingen.
L DuEt, <©3 Maar
-ocr page 654-465 Aantekeningen.
Maar gelykfommigen decze afkoopingen goed keur-
den , en'er geen qnaad inzagen, zo ïijn'er ook defti-
ge mannen geweeft die dezelven glad afkeurden en ver-
wierpen. Theodoras Aarts-biffchop van Kantelberg was
'er voor: maar de H. Kudbertus, ook Aarrs-biiTchop van
Kantelberg, is daar luftig tegen uytgeval-len (iw Synodo
Clodeshov^ I-adte» de Ryken, zegt liy, alles door hun geld,
können afkoopen^ en een ander in hunne plaatze kannen
laatfn vaßen en boetvaardigheyt pleegen, hoe is het dan
waar^Zoo als wy deor den orakel-mond van Chrißusgeleert
worden, dat een Kemel ligter door het oog van een naaide
lan doorgaan, als een ryk menfch kan zalig -worden ? Petrus
Damiani heeft die afkoopingen ten hoogften aangepree-
2en; maar S. RudolphusBiffchop van Gubio, zoo als de
ïelfde PetrusDamiaui {lih.i. ep, 19.) verhaalt, begeerde
geen geld of goed van de zondaaren te ontvangen. Ik
wil de gevallene liever opregten, zeide de H. Man, als dat
ik my zeiven , even gelijk de kraajen doen, op hunne doods
lichaamen zou -vet meflen. Want men moet vs^eeten dat
de Frieders niet alleen groote fommen gelds, maar ook
kcftelyke landeryen jan de boetvaardige zondaaren, toS
afkoopingof afkorting van de opgeleide boetpleegingen
ontvingen; zoo als by voorgemelden'P. Damiani (/. 4.. ep.
12. en//^. 8.<?/>, 5.} gezien kan worden. Het is dan geen
wonder dat fommige deftige mannen en BiiTchoppen,
die wat verder voor uyt zagen, zich aan-deezeafkoo-
pingen geüootenhebben. Hoewel dat het gecven van
aalmiiTen, als die in de regte handen komen, zekerlyk
ter afkoopihg der boetplegingen kan dienen. Maar dat
daar gelaaten ; hoe dan als de zondaars geen geld te gec-
ven hadden, moeiten die de opgeieideilrafFen danbellip-
telyk volbrengen} Hier wift P. Damiani ook al raad voor:
de Monnikken, zegt hy (l. 8. e/. 5.) die geen geld können
opbrengen , können volftaan met een vrywillige geeßc-
linge. Het gaat hier mee, gelijk met meer andere gebrui-
ken: men kan ze ten goede en ten quaade duiden: en men
kan ze ten goede en ten quaade gebruiken. Maar de ma-
niervan geld en landeryen van de zondaaren, tot afkoo-
ping van hunne boetpleegingen, te ontvangen, luid ze-
kerlyk geheel qualyk, en zou niet alleen groote opfpraak,
maat: ook geen klaiii gevaar en bekooringe, onderwor-
pen zijn.
46r
ο F
Β Ε L γ D Ε R.
Dt Marcellinus , ÖC ^ Bollandiilen MarcelK-
in 't ïebin bau öe« Ludgerus, too^t nus,am!crs
, ban aiie ire ^ΦΡ^ι·^ / öi^»" of^t m
5önc ceaio jjdceftijeööen/ Marchelmusgenoernt crenoemi
Äaac öftop ög te^entooo^öifl gebiert bjo^öt"
oniißtöen naain bau Marcellinus, 50U mentiict
J>niter ceöen mogen öeniteu bat/ gdptertog^
of 3^au3en ben naam Wiiiibrordus in ötcn bau
Klemens, gn bm naam Winft-idus in bien bau
Bonifacius biranbcct ößböen / atbn^ öe naam
Marchclmus in dien van Marcellinus verandert
Xal zyn geweeft, op dat niemand zieh aan de har-
digheit van denEngelfcben naam zoude ftoocen.
iÊjter bio^t iigi ban bm selben Ludgerus iti
be Xeben^-befcgipinse ban ben % Grcgorius
«iet anber^ a!^ Marchclmus pnoemt ïl^ocö/
«at bjeï b^eemb t^ / in ben b^ief onber sijnett
naam berbi^t boert ÖP ben naam ban Marcel-
linus. ^©cjeïbe naam too^bt gem jegeeben tn be
Seben^-befcöjijbinge ban ben ï|.Suidbercus, be
bjcïïie onbei' ben sema,éiieröen naam ban Mar-
ceiiinus berbigt getoeeti,
'©eesc ?leben^-befcö?i}b»n0 / ïtcieïenbe ban
bni5enb ontoaargeben en Uerïieerbe tijö-veitetiüw
0en/ omtrent be j eeirto booi een oïpen
tm
Λ ad dkmiGMartiii ξ-7· ΐ-^^^·
-ocr page 656-47*^ Het Leven van den
fteu5eïaat; ugt een öeeï ouöe sroïïen cn
ög een gecast
α j^aac om öeese naöm-tiötfiins öaacte fóa^
ten/ 5ulïen ίυρ ugt Aitfi-idus, jynen tg&genoot/
en n^t eenige anöere ^φρετ^ iet^ ban 3p
ïeijen gaan seggen: ioa| gef]??0ten ugt^n^
geïfcö ölaeir / en ban jong^ af öoo? irenf.
fcgojp Wülibrordus in goebe m geiiige 3eeïiente
Ilteegt ojigeqiueeÄt. ^^ öat Marcheimus beeer-
fïe gi'onben bej; gobtj^igtigöeit onber 300 befitig
een Heeraai· geïeit §ab / en in be h^^t iaeteni»
fcgapjpen nu genoegsaam fieb^eeben toaé/ i^öS·
naar i^onten geceifï / om baar be l^erïien ber
jiofïeïen en anbere ^eilige pïaatsen te gaan ee^
ren/ en om in be regelen en pïegtigïiebeu ber
feei'B-bienfïen onbertoeesen te loo,?ben. <igben oï»
bien tjjb öebonb $icï> te tornen Grcgorius, bie
Bonifacius OJJ 3ijne berbe reije bcrtoaact^ toa#
geboïgt. Marchelm US 330 fteunj^ met bee3e
öge mannen te maaïten / en in ^un ge3eifcl)ay
te ftomen. ï^an Grcgorius, na bat baarber^«
fclietben öoeiien ber ïfeiïige ^^iften boo,? be
«0obbeïijfteï)nïj|iber3anieii ijab/ ombe3eibentot
3gn eigen geb^uift/ en tot pet geö^uiït en nut ban
30ne ïeei'iingen mebe naar ijuië te boeren/ ïjeeft
3ijite te rug-ret^/ met berïof ban Bonifacius,
on5en Marcheimus, en noeï) eenanbervüingeïfcö
jongman met naame Markwinus, mebe naar
litregt genomen om beseïben tot 3gne ïeerïiiïgen
te ijouben,
ai^ Ludgerus in ben ^erfii-tgb / $oa aï#
jaarijiß^ gehjoonbja^/ bjie maanbeniang
ïM be jiiaat3e ban Grcgorius op ö^t fïubeeren en
ίφ Ijet geb^ag ber ïeerïingen pafte/ en de ge-
woonrc
α Ilenfche», in vit α Luidgeri^ ad dtem Martijd
AUfüdo Epf. aliifque.
Hyis door
denH.Wil-
librordus
onderwce-
zeij.
Naar Ro-
men gereift
Zynde ,
kiijgt daar
kennis met
«lenH.Gre-
gorius, on-
der wiens
opzigt Iiy
oeblecven
IS,
Woonte had van 's nachts na den Pfalmzang, en
na de byzondere gebeden daar hy altijd zeer toe
geneegen was, zijne nacht-ruft te gaan nemen
op 't hoogfte van de Salvators kerke , bie ttOOJ
tm wiiiibrordus geöouiot feö^ : 500 be
ietbjaartitse Itfit Gregorius gern een^ in een
«acöt-0e5i0t ijerfcftecnen/ ^eggenbe: Volg my
ß^oebec Ludgerus m aï^ ög Öem boïgöc/ ψ
Gregorius Op em ï>0O0cc jïïaat^ geMommen/ίπ
^ttft iiOO^ ^QHC OOgenals Itukken van parkemenc
en van kleederen ftuk voor ftuk op de aarde ge- ^^
firooit, «t tot öcm gejeit: raap dat op hoopen: het doen
cn als hy 'er drie hoopen van geraapt had, ^ClbC vanvoor-
Gregorius aï Öö^Öfr : zie die hoopen wel uyt te
deelen in 't werk des Heere ; en ik zal u werks
genoeg geeven. tPaaC Op gceft gent tttet gct
tthm iit^ öefli0en ittuj»^ geteßent / at ίφ aisoo
Sefcgeiöen.
En als hy 's morgens zijnen droom verhaalde
aan Hatte Overften der Abdye, en aan Marchelmus
kofter der kerke, die een zeer heilig man was,,.,
heeft Marchelmus op ftaande voet aldus beginnen
te fpreeken , ('t welk naderhand door de uytkom-
fte ook waar gemaakt is)i De drie hoopen die
gy opgeraapt hebt, betekenen debewindhebbin-
gen over driederhande volkeren, over de weiken
gy het harderlijke gezag noch ftaat te voeren.
3i^aar op gg antiOOÜ^Öe; Godt geeve dat ik ter
plaatze, die my toebetrouwt zal worden, eenige
Vrugt ten dienfte des Heere mag doen.
pc op 3a0 Ludgerus al^ g» 1« gctfeUCil
fean ben Gregorius aïbu^ fpjaft ban be ttoee
»^ci^-'seseiïen bïe bejclbe Gregorius ban äßonien
Sab mälegenomen: Van Marchelmus, den oud-
iten van hun beiden , die een zeer godsdienftig
en heilig man was, zullen wy 't zijner plaatze,
<003 be*
-ocr page 658-Het Leven van del^i
belieft het Godt, noch iets wijdloepiger vcrhaa-
len. Cn ioat ïaagec : Maar dit dient ook geen-
zins verzweegen , 'c welk ik uyt den mond van
den eerwaardigen man Marchelmus heb verftaan.
En als by kort daar aan, jegt Akfridus m ^Ct
Priefter ϊίίίίίΐ feati Ludgerus, Priefter was gewijdt, heeft
gewijdt. hy aan de Saxiflche kudde daar hy over geftelt
was, de leeringen der zaligheit met volle beeken
uytgedeelt. . . . Insgelijks heeft hy het harder-
lijke bewind gevoert over vyf plaatjes in Vries-
land,. . . die hy van het Heidendom tot de ken-
nis der waare en onverdeelde Drievuldigheit had
gebragt. Ook heeft Koning Karei hem de Abdy
van S. Pieter , met alle onderhoorige kerken en
dorpjes in Brabant, in een plaatze * Lotuze ge-
noemd , te beilieren gegecven. Entoen ,
3S de droom volbragt raaiende de drie hoepen,
dewelke volgens de uytlegging van den heiligen
Marchelmus een voorbcduiding Avaren van drie
bewindhebbingen over driederhande volkeren,
die hem te verwagten ftonden.
α Itï^ onbectuffcgen öe Siöt Gregorius ÖOO?
em it^icijouöige becmaanins ijan öm ^eereioa^'
Η wordt QangejJOjt: om aan het volk, dat op de Franfche
nJt Lebui- ^n SaxilTche grenzen aan de revicre den Yflel
nus gezon- Woonde, de EvangeliiTche leere te doen verkün-
den «aarde digen , en Liafivinus, die onlangs uyt Engeland
yffcT overgekomen, derwaarts had gefchiktj heeft
hy met hem ook afgezonden den dienaar Gods
Marchelmus h , ook van Engelfch volk gebooren,
en door den H. BiiTchop TVilUbrurdm van jongs
afin heilige zeeden opgequeekt, om aan hem de
beiliering van dat volk op te draagen.
* doorgaans Leuze genaamd , een ftedeke in Henegouwen t"^
fchcn Aat cn Doornik.
α AlfrUas in vita S. Ludgert, b LdwriHS. ^^
-ocr page 659-ΗΓ Μ Λ R C Η Ε L Μ υ S. 471
«admïOO^e .pOltmft ban Wertheim «,
w aï boo^ Set ißai' η 41 B^t ïtbm ban iteu^el·
«ειι Ludgerus itt rgiit ^teß ö^fcg^eben / ïsomt
39»5C03en met fiet bergaaï ijan Alfridusoftec
«^n : iuaiit in jgiie mße Litanye, 500 aï^
fji^eeftt/ öaac ïj^ featiöenïl.Liafwinus öanöeit/
3m$t i)n aïiut^ tei? ecre Ijaii onsen Marcheimus.
Hy ging Gregorius zyn dienil; gulhartig bicden
Om aan den Yffelilrootn naar 't Goddelyk be-
diedcn,
Daar 'c magtig Leli-ryk aan 't land der Saflen
paalt,
Een ligt t' ontfteeken dat daar naulijks had ge-
ftraalt.
Gregorius ging hier niet achteloos op flaapen,
Maar heeft ftrax omgezien naar wakkere oor-
logs-knaapen,
Naarbraave borften voor geen ongemak vervaart.
En waardig om met hem te trekken veldewaart.
Zyn oog viel op Marchelm , een vroom en ru-
ftig karei,
Die voor Gods oogen blonk veel fchoonder als
een parel.
Dit is de man dien hy roet Lebuinus zendt
Aan Wien 't beoogde land ook reed'lijk was be-
kend ,
Wiens landsman hy ook was , van Engelfch
volk gcboorcn
Die den orakelmond van ^ Klemens quam aan-
hooren
ïn't oude Wiltenburg,een nieuwe Biflchops ftadti
Ja die den hemel zelf tot meefter heeft gehad.
^ Bolland, ad dkm I Martii^ ρ. jo.
i IVilUbrordm.
Het Leven van dbn
Marchelmus boïgcii^ get0emmie
^ïöensceï oberïeeöen / maar naöerganit naac
i^^ebtotr g^^aijt, ^n bejelUe fiaii too^t φ
licgaam/ öeneben^ öe iicöaamen baitöen
saiffcgop Radbod US, eil ban öen ^t&if
0en S^rig&ei; Lebinnus, irje ben ö^anii iicr her^
boÏ0in3e / en be }jïuni»ei^ucöt öer roobenite foï'
baaten niet aïïe geUiit nocö ontfeomen ^tiu / ten
5uJ5e ban 3ob^iiienfii0e en boojUic^tise ïuiöeii
ceri»ieöt0ipöetoaart/ 300 aï^ iup aanflonii^ in
get ïeben ban Lebuinus, u^t öe öifïorie ban get
ïircbenteifcöe S^i^iiom boo^ Lindebom fiefc^jee^
ben/ 3uiïen beröaaïen.
i|et berbïcöte ïeben ban ben Suidbertus
tooibtöuiten aïie toaaröeit/geiijftio^reeb^ge^eit
geböen; aanben|^.Marceiiinus toegefcgieeben.
Lebuinus is
geenzins de
O F
Β Ε L γ D Ε R.
Lebuinus, 500 ai^ lu^i ßüben ai te berfiaan
gegeeben geööen / be reisgenoot nocöte
be waMier ban ben Wiiubrordus niet se#
reisgenoot jjjfefi; ^tjnöe ttiet met öem / maar naberöanb
brör^s onber Karei den Groore , aï^ Grcgorius get iJt^
ibinb Ober be ïltregtfeSe feerft boerbe / «gt
0e!anb 't fege^ 0e0aan / en tn aa«^
geianöt.
Tc OUce-
zcel over-
Jecilen,
maar naar
Deventer
gcbragt
alwaai- hy
«ok luft.
Η. L ε β υ i Ν υ s. 475
g^ee^e Lebuinus, ^atriKin batt ^ebttttcr/„„· ,
moet ooft ttiet naai; §et öoo^eettï i>an öen ge^ zeL niet
ma^teöen Marceiiinus en ban meer an&ecengei met Livi-
tiomen taojiten baoj Livïnus patroon öer «©en^ ««s»
teuaaren / iieioeßte ^cgotïanii en 5gn maag^
fcgajp berïaaten gefi&enbe tt <!5ent r^ aangefto^
men en öie iraai; om fïceefe^ een obergroote
meniötc ban menfc^en tot Cö^ifïenöom W
ïteert gefibenöe / einiieïp b^ie mpien ban <!5ent
af seöoobt in get jaar 6f i. ^jjnbe get negens
en-öertigfie jaat boo^ ire aanfeomfïe ban Wüh-
brordus in ©^anfep / gelift aï^ Le Cointe Ojp
bat jaac bebj^fï»
Cen oub beftö?öber ban Ludgerus ïeben/
bie booi Brouwerus orttiei; ben naam ban Othel-
grimus m 't ïigt gegeeben i^/ fp^M aïbn^ban vsr^s een
On5en Lebuinus : Daar is noch een ander heilig Engels-
perfoon , met naame Liafwinus, aangekomen, "»»α,
2iynde door Goddelyke roeping uyt Engeland
herwaarts geftuurt. Deeze heeft van Gregorius
( Overfte der Utregtfche Kerke ) verzogt dat hy
hem dc plaats, die hem van Godt aanbevolen was, van Godc
2;oude aanwijzen. Gregorius over de Goddelijke ^lerwaatts
barmhertigheit verheugd , heeft hera gebonden
naar de grensfcheiding der Franfen enSaflen, aan dfn yffel-
den Yflelftroom, op een plaats Deventer genoemd} iiroom
en heeft hem tot reisgezel en mede-werker in 't
verkundigen van 't Goddelyke woord toegevoegc
den dienaar des Hecre Marchelmus, die insgelyks
van Engelfche af-kómfte, en door den H. Willi^
irordus van zijne kinds-jaaren af opgevoedt was.
pe 25iffcÖ0}j Aitfridus geeft m be Seben^«
"TOgbinge ban ben Luidgerus, bie boo? 1
Henichenius ttgt b^ie becfeöeibene öanbf^tften
Mgtgegeeben / eï get eigen en seïfjïe ban on^
1 in A£lis S. 04 dim Martii, ^a^.
-ocr page 662-3«ι Liafwinus betgaaït/geSjetïite
Uen ben eer-naam faati em §eiïi0 en gdeerir man/
CU get«iioigenbe Daar ηοφ ö^boegenbe: De Prïe-
fter Liafwims door een eerbaare vrouw met naame
i> Averhildaf en door de anderegeloovigen verwel-
lekomt en gehuisveft zynde , ging de leeringen
der zaligheic alomme zaajen , en de gceftelyke
'Ah 'er een beemden der zielen bevochtigen. Zy hebben dan
Kapel voor een Kapel voor hem geftigt op de wefh-zyde der
hem ge- gemelde reviere, in een plaatze Hiulpa genaamd.
"S £)aar na hebben zy oo c een Kerk voor hem ge-
bouwt op dc ooftzyde der zelve reviere, in een
plaatze die den naam van Deventer voert.
^ SiiiÖ^tjaar 772.. toa,ö be^iiefiecLiafwinus,
of Lebuinus, Bgt i^eiicntec fajaititet; in be iaeec
met get ίοοο^ί» te p^cetien* Hugbaldus ^
lï^omiift ijan f Elno öte onöe? Karei den Kaaien
geieeft/ en aan ben Reiben eenige beerji^n op^e^
ö^aagen S^^ft/ Ö^t ieben ban Lebuinus in
een öctoojjt 0efcö#t ijegfeepeuj aitoaair cn^
ber anberen berïjaalt bat ijemtit^ be paffen ge^
itjoon taacen jaarip^ een aigemeenen ïanb-
ba0 ugt te feöiijben aan be rebier be Mt^tc/
Lebuinus oj> ben jeïben tgb naar bien ïanb-baj
^ei'eifï / en aibaai? ojjentïp ber]^laait gee^
^at <i5obt be^eöeppec ban gemeï en ban aarbe
Öem bat gesantfcöajp gab ojpgeïeit.
Want
b Hubaldus noemt haar Abachilda : dan het leven in ryra op-
sreftelt gccfc haar den naam van Vcihilda; want daar ft»at ak
Tolgt _
Liefvjinus heen gereiß is eerfi v.erwellekomt
Door zeek're "vrouwe die Verhilda was genoemt,
c Thans Wuipe, leggende een uure gaans v^n dc ftsd af,
•d Mabill. Anml. Bened. t.
n by Pagi Critic. t. 3. p. 336.
ƒ Nu S. Aevuid, ccß Abiiy in vläiindcren»
Η. Lebuinüs. 475
Want ziet, jdite Lcbuinus, dit is het vonnis Hy reift i
van zynen eigen mond , het welke vaftcr als vaft °P ΐ
itaat: ik waarfchuw ul. voor af, ten zy dat gyl.
niyne vermaaningen gehoorzaamt , zoo zal er gp preekt
biü:ien zeer korten tyd en onvoorziens een deer- aldaar,
lyke fn onverwachte plaag op uw hoofd uytber-
ften. Wanr de Godt der hemelen en aller eeuwen
heeft al e^^n niagtigen, voorzigtigen en zeer dap-
peren Koning (te weten Karei) daar toe gefchikt}
die met uyc ver-gelegelanden moet komen, maar
die digtby de hand is, en als een zeer fnelle ftroom
komt aanbruiilen om de hardvogrigheit van uwe
verftokte gemoederen te vermurwen , en de on-
buigzaamheit van uwe ftugge en ftyve koppen te
verpierten , Hy zal met een yflelyk gCAveld en met
kragt van manfchap komen op - donderen, en in
Uw land vallen, en alles te vuur en te zwaard
verwoeften en verdelgen : en als een uytvoerder
van de gramfchap Gods , dien gy geduurig ea
geftaadig vertoornt, zal hy ul. ten deele door de
fcherpte des ζ waards om-hals brengen, ten deele
van honger en kommer laaten uytdroogen, ten
deele door 't hartzeer en verdriet van een eeuwig
ballingfchap laaten doodquynen, fCfrÜJijïC ÖC
J^an öït aïiju^ met ee» ßetft Ijaii booaswnge
ügtöanöcröe / gaan «gt öe naafigeieigc gegi^
g«i met aïïe ma«^ ftragt fiaaïten ruftten / Öie
35 bliegen^ iioite» en fjiit^en / om §em aiöu^
met fïoïifeen / geïp auöa·^ met fteenm ge^
tmn toojbt/ öooö te pmmih boegt ^her^'
ei· Hugbaidus % / öat ai^ <iB»obt öen ^.J^aii hem tegen
tomibeeöaarïp ugt ö«««^ gauöen.gei'eöt ijab/het geweid
^«ï upt ben lioop/ tik iaeï öe aausieniptfiebaii
aUetttoa^/ aïleireaniiece^afTemjeemaant geeft
bat 3e ecngesant/ Öie gun boo^fïagcn teii ïebeii
en m saïisijeit quam aanöieöeii / ijieeö^ameïp
Up
-ocr page 664-47*^ Het Leven van den
Μ^οφηχ te mitljansett / ugt ijjeese bat 5e i»e
boo^wngen/ öie aïïiicigentte gcbaan ftati/
natiett)anii maar al te ioaat; ntogten Gebinden«
©aar ojp t^ mrt cenpaarige fïcmraeti ßcfloten/
tiat ntemanti inen fiotie ite^ beeren ^ouiie ge&Bm
aan tt ranben/ maar trat Sg olicrai/baac'tgeni
iufie/b^yenensemoriii 3ouiie raogiii gaan* lCi^
Karei fljentoeï ben oo^ïog geïuftïtig ijoo^t^ette^/
geööen be ü^efïfaaïen naafï aati 3^ebenteriöoo#
nenbe be nieuto-gefioutobe ftetfe aan ïiooïen ut^
legt.
zyfteekcn ^^otncn toet geweld aangeftooven , ^egt
egter de Hugbaldus, Ze ftcekcn het huis der kerke aan
icrk aan brand, en laatcn het glad en al at-brandcn. Vor-
· dcrs jaagen zy de Chriftenen , zoo veele als zy
daar vonden , hooger op , en doen hen verder
van de plaatze afwyken.
^et ^eïbeberteit Akfridus in get ïeben ban
Ludgerus, en boegt 'er bit nocg ög:
Toen is de Man Gods Liafwinus weder tot
den Abt gekeert , en verwachte daar zyne ver-
troofting van den Hcere. Als deeze ftorm dan we-
Waar word der bedaart, en de roevers naar huis gekeert wa-
neer opge, ren , heeft Liafwinus de afgebrande kerk weder
timmert, opgetimmert, en hield volgens oudergewoonte
noit op van de leeringen· der zaligheitaan zyn volk
voor te draagen , tot dat hy zyne lieve ziel aan
Paar hy na Opperharder weder heeft gegeeven. En als
aijiie dood
' hy nu overlecdcn was, ishy in dezelve kerke be-
in begraa- graaven.
yeu is. Na de dood van Liafwinus hebben de godde-
loozc SaiTen die plaats wederom verwoeft, en de
kerk noch eens afgebrandt : en toen hebben zy
zyn lichaam drie dagen achter malkander gczogt
α cap.t. n^ix»
zon-
-ocr page 665-Η. L ε β υ i Ν υ s. 475
zonder het te können vinden. ^eïtje na'
öcrÖöniï onöec öen Aibrikus, tim nasaatban
Gregorius, geijoutim getöeefï öoo^ ii^n % Lud-
gerus, en öinnen ijcsdbe fttrB / öie gg oï» «fea
Ööb ïaaten liertimmeien/ eepïaatft; alwaar de
Heer tot den huidigen dag toe noch veele won-
derheden door zynen dienaar Liafwinus pleegt.
Alwaar ook tegenwoordig, noch een klooiter is
Van God-dienende Kanonnikken.
^egaïijen 't Hugbaidus tot ^gncn ïof Harders»
ÖCf^cebm ptft / 30a Oi^ft i«« Ï^· Radbodus lied yan
25i||cgoj»i}aitlltrfgt 't^tiiKi* eew nocg een ilac^ Radbodu»
öcré-ïimt öcmaaïjt / fïaaniie in ftct ïaatfie öeel ^er«»
ban Surius i mm m öiö«^ bcrtaafen.
Als Lebuinus door Neptunus holle baaren
^yt Brutus magtig ryk naar onze kuilen voer,
i^let't deugden-choor verzeld , en Chriftusaaa'
het roer>
Toen zag men al 't getier der winden haaft be-
daaren;
Toen was het met de nnagt van Boreas gedaan.
Die op den Rhynftroom lang als dol had aange-
gaan :
^aar door het heilig fchip den Rhyn niet kon.
genaaken.
Maar onze kruisheld heeft 't gebulder van de zee
Wel haaft doen zwijgen, en quam veilig op de ree:
Baas Boreas moet zyn gebalk en gonfen ftaaken:
Daar waait een zuide-wind, de reis g.aat fpoedig
voort,
De vloot vaart landwaart in tot Utregt voor de
poort.
49<> Het Leven van Rixfuidi/s.
Daar ftaat zy ankervafl:, en gaat de kabels binden
Aan ftcencn vaft geplant diep ineen taajengrond,
Zoo dat ze daar g'eruib en wel verzeekerd ftond,
En niet te vreezen had voor 't ftormen van de
winden.
Nu krygt het Vrieffche land een beter akkerman,
Die daar veel beter vrugt en oofd op teelcn kan.
Die doet het oud gezaai flux uyt der aarde rukken:
Hy heeft een hemelfch vuur daar 't alles door
verbrandt;
Al 'tpude moet'er uyt, al 't onkruid moet aan kant.
Wat zal men daar voortaan nu beter vrugten
plukken:
Op deezen akker zal een foort van druiven ftaan,
Maar druiven voor de ziel : daar zaait hy tarwe-
graan.
Dit kampje wordt bereidt Voor geeftelykeTjoo-
men,
Die met hun jeugdig loof en bladerijke krans
Opfchieten zullen tot digt by de ftarre-trans.
Fluks zag men 't dorre kruid vol fchoone bloef-
fems komen;
Men zag boiTchaadjen vol van 't Goddelijk ge-
wafch,
Daar'teerft vol fchraalehey en wilde ftruikenwas.
Het was een luft te zien. Hoe liefFelyk,hoe geurig
Rook al het veMgewas? dan 'twas geen fchaad'-
lyk kruid
Dat ook wel geurig ruikt, al't onkruid was'er uyt,
't Stond alles even net, 't ftond alles even keurig.
Dit moet gy niet zoo plomp noch vleeiTchelijk
verftaan :
Ik ga 'c u zeggen hoe hy 't alles heeft gedaan.
-ocr page 667-Η. L ε β υ i Ν υ s. 475
Hy heeft, toen hy het volk uyt de gewijde bladen
Gingonderwij'z.en, en rond preeken door het land,
t>e cene wijngaard voor en d' and''re na geplant.
Toen heeft hy fchuur op fchuur met tarAve vol
gclaaden ,
Als hy de zielen trok uyt Satans modder-kuil
En haar verlofte van het fchendig venus-vuil.
Slaat na eens d' oogen op die hoog - gewafichen
eiken ,
Die eiken des geloofs, die vaftcr als een rots
Ten proef der helle ftaan·, en harder als een knods
Voor vuur, noch zwaard, noch hel, noch drei-
gement verbleiken.
Is dat noch niet genoeg: ziet den olyf-boom aaii,
ïiet teken van den peis inet Godt pas aangegaan.
^ictaldievrugtendiejaaruyt, jaar in, hier groejen
Vol van een geeft'lyk fop, en ziei-verquikkend nat.
Die Vricfland in baar tuin noch nimmer had gehad.
Ziet al die hoven ftaag en ophet fchoonile bloejen:
Dan zult gy vatten wat voor boomen hier tc land
Dat onze Tempelvoogd en Harder heeft geplant.
Zoo is hy "dan onze eer en liefde dubbeld waardig.
Die voor de waarheit zoo manhaftig heeft ge-
^ kampt.
En 't VrieiTche volk de deugd zoo yv'rig inge-
ftampt >
Die ter beteugeling der doolinge altyd vaardig
Zijn' leli-witte ziel zoo zuiver heeft bewaart
En gulle minzaamheit met reinigheit gèpaarr,
Geen laffe geldzugt kon dat heilig hart bekooren,
Hy Was een fakkel en een blyde peisgezsant:
Een peisgezant van Godt, een fakkel voor ons land.
48ó . Heï Leven van den
Zijn^ deugd ilond anker-vaft, ja vafter als een
toren,
Maar als ik op myn' fluit zyn' liefde roemen wil,
Dan valt myn' ftem te zwak j dan ftaat myn' Mu*
fa ftil.
Die liefde, zeg ik, zoo geroemd in alle boeken,
Die uyt den hemel zelf van Godt is afgedaalt,
En naar geen klinkend goud , of aardfchen ryk-
dom taalt,
Maar altydbeezig is om 's naaftensheiltezoekenj
Om wien te helpen zy de bitze dood braveert,
Daar zy geen and'ren loon als Chriilus voor be*
geert.
Gy leezer dan, wilt gy ten beften zyn geraaden.
Dank Godt beneflfens my : want al wie Chriilus
mint
Uyt hart en zin, die is ook Lcbuyns gezind.
Wilt gy dan wijff'lyk doen, enChriftus niet ver-
fmaaden,
Houd veel van Lebuyn die veel van Chriftus houdt,
Die ook op Lebuyn zyn' liefden heeft gebouwt.
Zy fchynen om den prys der heetlle min te ftrijden,
Maar Lebuinus fchiet in deezen ftrijd tekort:
Geen wonder dat een menfch van Godt verwon-
nen wordt:
Hy zal aan Chriftus ook die glori niet benijden:
Want Godt, hy weet het wel, is voor den menfch
te fterk j
Daar fchort altijd noch wat aan 't menfciielijkc
werk.
Laat ons dan zijnen lof door fpel en zoete deunen
Uytgalmen, dat het land van al de ftemmen klinkt.
En jong zoo wel als oud zyn' heldendaaden zingt:
' ^ ^ Lm
hi lebuinus^ 4sf
Laat Kerk en Tempel-tin van 't feeil-geklatcr
dreunen.
Laat ons denvroomen heldaltyd ten dienileftaan,
l^ie ftadig over ons zyn' trouwe zorg laat gaan.
Wy willen ook zyn' naam in onae taal' uytleggen.'
Hy kreeg al in de wieg den naam van Liafwin,
En wierdt ook dus gedoopt:nuluifteft naar den zin:
Dit is by 't Britfche volk een lieve vriend te heg-
gen:
Maar daar dient ietwes by , de naam heeft zi»
noch flot:
Wien is hy lief geweeft , den menfchen, of aan
Godt?
Men dient 'er , om den 2;in , aan Chrtßus by te
voegen,
Of fchryven Chrißus-lief: dit paft'er wonder by;
Dan heeft de naam zyn' eifch, en luidt we| eens
zoo bly.
Dit zal ons landvolk en de Britten vergenoegen,
Verftaande dat zyn naam hier boven reeds beduide
Op't Engelfchbeft in 't oor van 'tforfle krijgs-
volk luidt j
Maar Chrißm-Uef in 't duits , veel beter fchijnt
te prijken
En pronken in het oog van vreedzaam zeedig volk.
En dus paft u de naam van een vernuftig' tolk.
Doch 't wordt hoognoodig tyd myn zeiltje neer
te ftryken
Op dat myn boerfche zang en lompe plompe veel
Het vies en keurig oor van wyzer niet verveel'.
Dit gaat al dikwils zoo, als ik een veersje babbel.
Of fpeel een deuntjenop myn ouwerwetfchefluit,
47*^ Het Leven van den
Die even als 't gebalk van meefter ezel luidt.
Of als ik met de pen een lugtig dichtje krabbels
Daar is fchier niemand die naar 't end van 't lec"
zen wachtj
Ja die 't beginzel zelf een oortje waardig acht.
Dan 't is niet even eens wat dat 'er wordt gezon-
gen:
't Is beter, dagten wy, al is't met klein vernuft,
Den geeft geoeiFent als in ledigheit gefuft.
Dies hebben wy Silvaan zyn harders riet ont-
vrongen ,
Al was die ilegt geileld en hondert jaaren oud ·,
Wy hadden doch geen pyp van koftelyker hout.
Laat dan myn veldgezang u, Harder , wel ge-
vallen,
O licht van 't Priefterdom , 6 vroome Tempel-
voogd ,
Gy weet dat Chriftus op geen grootsheit heeft
geoogt,
Of weitze luifter, die voor 't oog wat fchynt ic
brallen ;
Hy heeft het kleintje van het weeuwtje meer ge-
fchat,
Dan^tgeende rykdom trots in goud geoiFerthad.
Breek ook de banden die myn' ziel noch flaafF'"
lyk binden
Aan 't ziel-betov'rend goed , en *s werelds ba-
fterd-fchoon j
Op dat ze los en vry tot Gods genade-troon
Opvliegen mag, en daar een waare vryheit vinden,
En namaals komen tot die eindeloozc vreugd,
Daar 't zalig zielendom zich met het Lam ver-
heugt.
m
-ocr page 671-Η. L ε β υ i Ν υ s. 475
||et ïicSöötti bau irm Lebuinus, tertoien^
jere öe goofö-fterit han ii^eiieiiter iiigeioijöt if/
yceft αϊ ijan oliei; lang inrt ite ïicgaamm ijaii
öw Marchelmus, in ÖC toanöeimige Marcelli-
nus genoemb / επ fea« ben Radbodus, hm^
tïinöen ^iifcöot» ίϊαιι ^tvegt / tc ©ebentcr ge^
'^Ufi« Dan tegenwoordig, JClt Lindebom ίΠ öe
^ifione ijan 't ^^ebentafcge fchuiien
Het ik-
laaam ym
den H. Le-
buinus mee
de licliaa-
inen van
twee andere
Heiligen is
tege^Λvoot-
dig in rei.
lige beiivaa-,
deeze drie lichaamen in een veilige bewaarpkac-
Maar de zilvere kaflen , en 't vorder cieraad
^er kerke , wierden in 't jaar ifjS. op den 18.
July, door de bezettelingen, om dat ze geen be-
zaaiing van den Koning kreegen , tot beuit ge-
haakt , die dezelven tot vierkante ilukken gelds
hebben laaten flaan , met dit opfchrift , urgents
^^i^eßtate , dat zoo veel te zeggen is als door hoo-
nood , ftaande rondom eencn Arend, 'ε welk
het Wapen van Deventer is. Op deeze plunde-
^'ng is noch een andere gevolgt op den i. Sep-
tember: en daar weder op, te weten den ip. No-
vember , is 's Konings bezetting door Rennen-
berg ter ftedc uytgedreeven; even als of de hei-
hgen deeze roovers en trouwelooze bewaarders
^an hunne overblyfzelen niec langer raogrea
lyden.
PE
484
V/eräe Btßchop van Utregt.
Na « iiat öe Kiöt Gregorius be rei^ «aar öett
gemei aangenomen gait/ jijn neef Albri-
kus gern in get^aröei'^-ampt gcboïst Al-
brikus , bie Jjan Willem Heda oofe Albertus ψί
noemt too^itt/ tea^ een i^ngel^man/ en / 500
ai^ ίΐρ ßeneffen^ Beka getnigt/ jeöooren in be
fïab ^o^ft; en Emmius in 't iigfbe öoeït ber^^ief^
fege lifiorie ίοίϊ ooit bat gefiooren ^onbe ^tjn
in 't Cngeïfcge ^ajcen. ^an be ^ Boiiandittea
ontftennen get faoimonbis bat gg een oHngeïé^
man 50Ube 3ijn: naac öien go/ boïsené ißt^tp
0en tian Akfridus, mi neef ïoa^ban Gregorius,
bie ben föoninß ban l^^anïtrijit in ben Woebe öe^
fïonb, (I)
f Φϊη 5iinen loffeipen ommegang Μ tot
ItanoimiÄ bec ïitregtfcge ïierfte ijecfeooren / en
geeft Gregorius in jgne oube bagen troniaeïgft
^goïpen. $([i^be3eiijennoberteeben fcua^/tojerbt
g^ d j&enoemt om ben ^eiijen <^toeï te öeMim^
men / en geeft baar op be S^i^cgoppeïgiie ίφ
bin® in be fïab ïienien ontban^en.
li^aar 't iä een mi^fïag ban Heda, al^é gii
fegagft bat Albrikus naberganb ooft liart#-öip
(Φν
α Ahfndas in vita S. Luidgeri c. t. n. τ 6. J- Mahilkit
iit Aäis S. S. Bened.fec. 3. part. 2. BoUandim addierü
a6. Martii.
b Bollaadim ibid. in notis 'ad cap. 2. p. 645'.
c Beka in Chron. Bokkenberg in .AÜis Peniif. Traj'^·
weditis.
d Altfridus ibid, tap, 2. li.
Albrikns
ajt
Engelfche ,
©f ZOO als
anderen
willen, uyt
Franfche
ouderï
gelproten«
Om zyne
deugd tot
Kanoiinik,
cn nader-
hand tot
BiiTchop
Tcrkooxen.
fcSojp ban fómien i^é geiuo^iiin / iietogï 'ev «tet
tttt seïooftoaarbig / iim* öat
« Albrikus had een groote genegendlieit tot
den eerwaardigen Luidgerus. . Als hy den zeiven Luldgeriis
noch maar Diaken zijnde afvaardigde om het lic- om het lic-
haam van den H. Lebuinus op te zoeken, en de haam van
Deventerfche kerk weder op te bouwen , heeft
hy hem mee deeze woorden aangefproken: Nu-, te zoeken»
om dat gy mijn allcrlieffie broeder zijt, bid ik u dat
gy mijne begeerte doch volbrengt. De plaats, daar de
heilige Priefler des Heere Liafwims , die u -wel be~
h^nd is geweefi , tot de dood toe ten dienfie des Heere
heeft blijven arbeiden, en daar zijn geheiligd lichaam
isgraaven legt, is tot een 'wildernis gemaakt. Dier-
halve verzoek ik dat gj dezelve weder ziet op te haa-
ien, en een andere kerk^ over het lichaam van dien
heiligen man te bowwen. (%)
Zoo heeft dan de dienaar des Heere Luidgerus,
om de beveelen van zijnen meefter te gehoorzaa-
rnen , het lichaam van den H. Lebuinus op de
Voornoemde plaats gaan op-zoeken, maar heeft
het niet gevonden. Evenwel heeft hy binnen den
ommetrek der plaatze , daar hy meende dat het
gemelde lichaam moeit leggen , een kerk begin-
ïien te timmeren. En als hy het grondwerk nu al
geleit had, en doende was met de muuren op te
haaien, zoo is de Priefter des Heere Liafwinus
hem in den flaap verfcheenen , zeggende: Liefße
iroeder Ludgerus, gy hebt ''er wel aan gedaan , dat
iy den tempel Gods, die al over lang door. deHeidene-n
'i'ernielt was , weder hebt gaan opbouwen. Dan^ gy
zult mijn lichaam , daar gy naar gezogt hebt , ook^
vinden leggen onder den zuider muur, den welken gy
reeds opgehaalt hebt. Zoo heeft Luidgerus dan hec
Λ Dezelys als boyen.
-ocr page 674-45)4 Het Leven van
lichaam van den Heilig , 's ochtends na het ein-
digen van het lof-gebed, ter aangev^eezc plaatze
gevonden : en een hoop volks by een vergadert
hebbende, heeft hy het grondwerk van 'tgezei-
de gebouw zuidewaart doen overwerken: en al-
200 het graf van den man Gods binnen de kerk
begreepen. Aldus is de kerk dan volkomen opge-
boLiwt en gewijdt : en is noit weder naderhand
door de Heidenen gefchonden gewecft.
^ Naderhand heeft Albrikus den Diaken Luid-
En om de gerus, en meer andere Godsdienaaren met hem,
tcffl^ekder afgezonden om de tempels der afgoden af te bree»
ken , (3) en veelerhande afgoderyen , die by de
Vriezen in zwang gingen, uyt tc roeien. Deeze
mannen de gegeeven beveelen mannelyk uytge-
voert hebbende, hebben een grooten fchat, dien
2y in de afgoden-tempels gevonden hadden, tot
hem gebragt; waarvan Koning Karei tweedee-
len ge-eigent heeft, en bevolen dat Albrikus het
derde deel tot zyn gebruik zoude behouden. . , .
Doch als Albrikm te Keulen Bißchop ivas genvijdt,
heeft hy Luidgerus ook Priefter doen wijden, en
hem tot Leeraär der kerke aangeftelt in het land
van ^ Ooftergoo . ter plaatze daar de H. Boni-
zendt Luid- facius de martelkroon heeft ontvangen. Dezelve
gcrus naar Albrikus heeft het jaar in vier beurt-verwiiTelin-
Iiimiieelt verdeelt j zood^aanig dat hy in 't kloofter te
het jaar in Utregt voor de andere Overften in den lenten-tijd,
vier beurt- drie maanden lang , het opzigt zoude hebben o-
........ver het iludeeren en den heiligen ommegang
der broederen. Dat zijne be.urt verftreeken zijnde,
de Priefter Adalger in den zomer ook drie maan-
den' lang zijne beurt zoude houden: dat de Prie-
fter Luidgerus na hemde drie volgende maanden
zoude
« Altfridus ibid. cap, 3.
b poiiei'goo is een Uniiftreek iu Wdil-vricllaiii
afgoden af
cc öreeken.
Hy wordt
BiiTchop
gewijdt.
'Albrikus
verwiflèliu·
g?"·
Α L Β R Γ κ υ S.
2oude hebben ; en eindeJyk dat de overige drie
winter-maanden zouden zijn voor den Priefter
β Thiadbragr.
^ Ö0 2?iffc|iOti Albriluis ott&cciim ''ooi»
buiiöaröisen ojjfïmiïfijan Witikindusl|arto0 ï»ec
^^pm «ut ötó leöeüsefcp&m, f g ï^ gefio^facn
op öen xi. ^«gufti / m in öe Saivators ïtecïte
ßeneffc«^ 5iineu Gregorius öegraaben.
ïDc mfkfc'^e ^aarßaefeij geete« nefen^ Wil-
lem H^'da en J. Molanus boo^ / bat fieibc Öie
ïicrftliöogiien öegmaiien jouisen ïeggeu teZufte-
ren , in ise öer aöclpe maagöen oj> öc«
Äuyiifc|en öoöem/ öje ö0ü?Wiiiibrovdus öcsotif^
ne« / eil tjoo^ Utomag Zwcndeboldus ijer^coot
cn rpdp öegi^igt § giloeefï, <Pan J. Beka,
Adriäan Barlandus , en Mabillon getUi^Cn bat
Gregorius ßtl Albrikus tC lïtl'Cgt itt ÖC Saivators
teie öestaaben ïe0gen.giinegeïiacötenï^toOiöi;
S^ïfouöen op öen 14. ^obemö^r.
Willem ^ Heda fiaat ||aniiticfc ijati
Karel denGrooten,ioaai'Ögi aan't oude Tregf^.
daar de eerwaardige Prieller en \'erkooren Kerk-
voogd Albrikus het bewind fchijnt tc hebben.
Vereert de plaatze Liesduine , toäat? onbCt* Ö0
Ö^cïe ïanbfit'eefe aan öen Eems öe^oö^öe* ll^aac
ügt öcfïoten ïian tooo^ben/ niet bat Albrikus««
5i}ne ijo^bei'e najaatiti geen toiaare ^iffcöopp^i*
3oubcn getoeeli jijn / gdp aï^ Pagi cebeneeuti
tnaac bat ϊ}ρ cj? bien ti)b nocö S^^" te
mn\m toa^ gctoijbt: gemerßt bat i)t 5diie Ka-
rei , 300 aï^ be ^ Boiiandiften OOS fentcrïien/
ben tgteï ban 25iffcï{ojP niet geisoon ii tt g^e^eti
«l^ aan setoijbe saiffcïjopjien»
48/
« ThiadbeÏtUt. S «d diem i6.M»m·, S- »· m 4 |
d da: is ytrcgt," AAN-l· |
48s
AANTEKENINGEN.
1. Indien hy een Neef geweeft is van Gregoriiis, ge-
lyk de Heer Auteur ook verzekert, loo fchijnen de
Bollandiiten gelijk te hebben: dan Heda fpreekt daar
al twyfelende van, en hy zegt dat Albericus of Alber-
tus volgens Hulbaldus een neef is geweeft van Grego-
rius; maar dat de BiiTchop Rixfridus hem voor een neef
van Svyidbertus, en voor een gebooren Engelsman op-
geeft. Ik moet egter bekennen dat de Br ef van Rix-
fridus, daar Heda van gewaagt, van Rixfridus maak-
zel niet en is.
2. De gewoonte van Kerken en Qutaaren op de gra-
ven of 'lichaamen van de Martelaaren en van andere
Heiligen te bouwen, is al zeer oud in de Katolyke Kerk.
Daarom zegt de H. Augadinm, (de civit. Dei LH. c.zj.)
dat de Prießer aan den Outer over het lichaam van den
Mar-telaar fiaat, en de offerande verrigt. En in een van
zyne Sermoenen daar hyvaii de martel-dood van denH,
Cyprianus fpreekt, {Serm, 113. c.%.) zegt hy dat tep
plaatze van 'iijn Martelic een Outer {Menfa^) Qode ter
e r:., isopgeregt: en dat die Outer evenwel S. Cyprianus
Outer af tafel -wierdt genoemt; niet dat S. Cyprianus daar
eit gcgeete» had., of oit ßond te eeten; ... maar op dat air
dfiar offeranden aan God zouden opgedraagen -Morden. By
de Grieken is die gewoonte van ouds ook gebruikelyk
geweeft. Oaarom ichri] ft Sozornenus lii.S. dat Gallus en
Julianus twee neeven vanKonftantijn denGrooten,een
groote Kerk over het graf van den Martelaar Mamas
getimmert hebben. Zoo is 'er ook volgens den zeiven
Schryver een Kerkje getirnmert over het lichaam van
den H. Nilammon.die geen BiiTchop willende worden,
in het midden van zijn gebed was dood gebleeven. Thco-
dorctus (hiß. Monaß.) νerhatilt ook dat de Chriftenen
ε "η zeer groote Kerk gebouwt hebben over het graf
van den Monnik Zebinas. En hier om is het ook dat
'er geene Kerken gewijdt wierden, of noch gewijdt mo-
gen worden , zonder eenige Reliquyen der Heiligen:
tot zoo verre dat de fevende Algemeene, Kerkvergade-
ring ( Can. 7.) den Bilfchoppen, op de verbeurte v^
hunnp waardigheif, verboden heeft eenige Kerken zqn-^
4er reliquyen in te wyden.
■ ·■ ' Me»
-ocr page 677-Aantekeningen. 4Sp
3. Men vindt veele voorbeelden van het afbreeken
der Heidenfche Tempelen, en de Kerkelyke hiftorien
zijn daar vol van i zoo dat hetonnoodig is eenigevoor'
beelden daar van op te haaien. Konftantijn de Groote
had dezelven gefloten , en alle Afgoden-dienften ver-
boden : maar om dat Julianus en Valens dezelve we-
«leroni gcopent hadden,zoo heeft Theodofiusde Groo-
te alle die Tempels doen afbreeken'. Maar, .zal iemand
Zeggen, vi^as het dan zonde, of wierdt het voor quaad
gerekent, dezelve Heidenfche Tempels ten dienfte van
den ChriftelijkenGodsdienft te gebruiken; en w^aarhet
niet beter geweeft al die fchoone gebouwen in Chrifte-
He Kerken te veranderen. Hier op zal ik andwoörden
met de woorden van den H. Gregorius, fchryvende
aan Auguftinus Apoilel van Engeland. Men moet de
^fgodiffche Tempelen niet af breeken , maar de Afgodett
Zaf vermorfekn. Indien hunne Tempels wel gebouwd
zoo heeft men het gebruik der ze hen maar te ver-
anderen. En in de plaatze van die nn te gebruiken te»
dienfle der Duyvelen, herft men die maar te beezigen tot
'^en .dienß van den waaren Godt: op dat het HeMenfche
"Volk met des te meer vrymoedigheit ter gewoonlyker plaat-
Ze mag kernen aanbidden. 'En dus zou men noch al
Kerken kennen optellen, die van ouds Afgodiffche
Tempels zijn geweeft:.als het vermaardeof
de Tempel van al 1 e Goden. Dat de Chriftenen op veele
plaatzen de Afgodiffche Tempels gefloopt, afgebroken
of ten gronde afgebrandt hebben, is fomwylen gefchiedt
door een voorbaarigen en driftigen yver :gelyk blykt in
Marcellus Biffchop van Apamea, van wien wy boven
gefproken hebben. Anderen können het gedaan heb-
^n om dat het plegen van allerhande afgoderyen in die
Tempelen, om de menigvuldigheit der Heidenen, an^
ders niet te beletten was. En dit was de reden van den
GrootenTheodofius. Miffchien hebben zy de gedach-
tenis van die Afgoden ook des te kragtiger en te ipqe^
. oiger willen uitroejen.
4po
Fjfäe Bijfchop van Utregt.
De α iii^aat ban Aibrikus i^ioeefï Theo-
dardus} torén^ naain se>»
fcg,iecii«t töO^Öt/ ai^ Theodardus, Thie-
dardus, en op ^ijn ©iiefcö^ Thiard.
b 3©ant gg toa^ «en Bm^ Sian g^fioo^te/ em
ijermaarö c f^É-biMnt ban 't a^^iefc^e boift/
een jeei: gderrii Äceraac / ^ en ögi uptinuntenö^
geit ertiaarétt in öe ^.^cg^ift» goo öan
onirec een aïgeineenc toejuiginge ojj öm
fcöoj^eïiiïten sctd sefeïomniem
^ fg een öensii ban een ntan / en ite
goeögeit 5rif; en Öaar Sg itoo? en öoo^ seïeeeir.
^onitijö^é goo^öc Μ öi^öece uPtïegger^ te t»
^φί^ηηϊ beefeïaaren ; en fontijjiilen nam Sp
iiei ieeraar^-amjjt 5eif ieaar / en teaeïjtte
fin^ in öe gemoeiieren ban boïïi te ö^nïitenj
300 öat ƒ ban 6e Heiiigö^it öec boo^gaanbc
S^iffcöojtjjen geenjm^ beröafïert in
b^eeïre ugt öeje toereïö berguifi > na öat ïfja hoh
gen^ J. Mabülon en P. Bokkenberg fc0 jaaren
gaö geseeten / en te iltregt in öe Salvators
ßerfte öegraaben,
α y.MahilLtom.z.Amal. Be/ied^ l.l^. §.44·^
Theodai-
lius,
'een Vries,
de nazaat
yan Albri-
iusj,
een «eer
go«d man.
Te Utregt
foegraavcn.
b Uhbo Emmius Rer. Frificar, /. f. p. 75·,
f J. Β^ίί.
d IVillem Heda.
e Hadrianus Barlandus.
f Ger, Novioma^us in CaUl. Ερβ. TrajcS.
HAR-
-ocr page 679-491
Sesde Utregtfche BiJJchop,
Λ ï^ t«e tseugörpe S^iffcöoïi Theodardus öe^
^graaben toa^ / Harmakarus, ofattöci?^
Hermocarus, Harmakarius, üfHaremakka-
rus, öie SiOisen^ Emmius cit foKittiige anöatn
«en gcijooreii ©^ie^ ioa#/ ^n eerfï üanonniR te
llteegt toö^ getoeefi/ tet «S^ifcÖopiJanmti'egt
seïicD5m/ sgnSse b ecH gdeerö / ötugösaant/
&eöaaciiman/ m «en ftjaaf ^leWl^ani: ^Die de
gewoonte had van 's nachts zijne gebeden voor
de zaligheit van 't menfchelijke geflagt tot Godt,
te ftorten, en by dag de menfchen tot allerhande
Werken van godvrugtigheit aan te maanen ·, en
die uyt dien hoofde alleen, al had hy anders gee-
ne deugd gehad ,· waardig was om zeer lang aan
't roer der regeeringe te zitten. fee ÏOO^
ntÏ öagen ten einöe toa^/ geeft Μ sMaau
öen ^c^ejiper toe&er stgceben / na iiat gg öe
ïltcegtfcge fierft eenigen tijö met jgroote moeite
seregeert gair: öan goe ïang öee^e iegeecin^ge;«
isunit geei^ / on5efeec: R. Snooy, Heda
Bokkenberg feggen gcm iy jaami toe: maai;
anöeren / geïp tog 500 aanfïonii^ 3uïien 3ien/
treftSen öaai' tiwaalf iaaren af/ en berminöereii
ben tp ^gnerceseenn^etotoj^ i^iaaren, lileec
toojiit 'tt ban öem in öe onöe fóronpen nocö
pifïotien niet sebonöen ί aï^ bit noeg/ öat Μ
öe öoben-gemeïöe eeeiajaaröigé l^aiiei^^ Uf
0maben 4 gebjeefi.
Gelijk
« I.Beka, h IVilh. Heda , in hifi. Ultrajea.
«· Hadr, Barhnd. in fyifco^. Ulmjeil,
Harnioka-
rus een
Vriee,
van Wien
niets zekers
te melden
is, als dat
hy een zeer
deugdzaam
man is
geweeft.
en te
Utrcge
begraavea
IS,
45)4 Het Leven van
Gelijk als 'er geen gedenktekenen van deczc
twee Biffchoppen in wezen zyn , ^tit Bokken-
berg in 5ί}»0 nocg oiigeö^ufete i^anbhefieu/ zoo
heb ik ook geen gewag van eenige goederen of
voorregten gevonden , die zy van de Koningen
mogten verkreegen hebben.
Sevende ütregtfche Bijfchop.
N a Öe itooil ban ben SB^iffcgOJ» Harmacarus ié
Rixfridus , öie ïjp fommisett ooït befeenb
fïaat onöec öe naamm öan Ritsfredus,Ri-
cofridus, Ricsfridus, en Rijkfridus, eengefioo^
«η tot febcttiten föerftboogö öan iittreßt
geftoojen/ en ooft saiffcgojp geiogïitj jpïieeen
«eoiibeïp en geïeecb man / en gtjerig in
jjïeegen ban ben <0ob^bienii.
ïfgi geeft Frederikus, een3&?ie^ en een ebeï^
man ban geboomte/ ben neef ban ^ Aldgiilus il.
afé iijnbe ben 500η ban 5gne bogter? Cronovilla,
of 500 aï^ anberen fcö?pen Conovella, bfeïiem
booi be^eïbe Cronovilla aanBeboïen ba»
5ijne ftinb^ö^it af opgeö^ast / en in be lieeftrfiji
ïie bjetenfcgappen onbeetoee^cm <ίίη afó ög ben
gelben traj) boo? trajp ten tojj ba* beügben en
toetenfcgf^jjen jag fïeigemt/ ö^eftg^gemj^iiei
fïec 0etoi)bt i aï^ toeï boo^enbe bat tot
nagaat in 't 23i|bom banlltrest 5oube gefiben.
©e b^ief bie 00 jgnen naam gefeg^eeben
aa«
α Heda.
h Hamlonm e» Ubbo Emmim in de hifime van
fand.
Rixfridus
een Vries
icomt in de
»laatze van
lïarniaca-
ïus.
Hy onder-
wijft Fre-
dcrikus iii
de god-
yriig:ig-
ïieit, en
wijdt hem
priefter.
rixfridus. 495
«ön S. Ludgerus ball i^unfia' / toaar vaifc&s
in ϊ)ρ Wen ö^Ws^» ntanaanmoeöist om een ijer^ brievc«
Öaai «gt te geeben ban öe togs^ oji öetoelfee öe
Suidbertus öoo^ ^au^ Leo onöer 't ßftal
ttec 5|eiïi0en scflelt / en öie niet alleen
ban Heda in get ïeben ban Rixfridus , maac
ooft/ itat ioonbec i^/ ban ^ Molanus 0eï»?ee5en
gelneefï / too^öt ban Henfchenius , Mabillon op ajne«
tn Pagi^boo? een onecgten en ber&ic|teH
segouöen.
goo fcgijnt ïjet ooft geïeegen met öen ii^tef
ban ben Reiben Ludgerus aan Rixfridus gaiiffcgOjpi
ban ïlttegt / öaar bergaalto^ toat toijsc öat
Suidbertus geiltg berftïaart; öebjeïfte ban Su-
lius oj» ben eerfïen iBaart geboegt too.jbt öa
bene gebjaanben Marceiiinus, en baar berfcgei^
bene ^cö?gber^beeitoetft^ ban maaften: ik heb
deezen brief, ^egt ^Boflchaarts, dikwils verdagc
gehouden : en in den nieuAven en vermeerderderi
druk van Surius Haat tegenwoordig deeze kant-
tekening ter zijde van den zeiven Brief: Brouwer
fchryvende c"jer het leven "jan dm heiligen Ludgerus,
in het 32 hoofdfluk van de fier ren der Heiligen^ meent
dat deeze Brief niet van Ludgerus is, maar van is^
mand anders verdicht zal zyn geweeß.
i|oe batöetbaar mee of niet/ bit gaateg^ BiiTchep
ter bafï bat Rixfridus obergToote
tienben en toïïen batï Karei den Grooten öeftomen LTJiSL
geeft booj be llti'egtff§e fterfte: en batg^ baar- verkreefff
fn-boben ban fijnen joone Lodewijk be bebefiiV tot onder.
:eiï
ne
45)4 Het Leven van
m 0ηίιατ i^oo^mtm / aan iie5cliie ßÄ ge^
gCÊbcn ca hmett öaööeni öcgoii&en^ nocljtan^
öat öe ban ^.Germanusfcgattm05j^55oui
ite öiijb«!/ en niet onöerioo^pensijn aan öecgn^
3en öie 't llti'egtfcöe ^i^öom toege|ïaan toacen.
We öjieijen ban Öit aïie| jijn te binöen % Wil-
lem Heda t. ^n een ban Die aïïen / fïaanöe oji
't4r 3i)iiie/ bjo^ist RixfridusireS^iffc^oji oeraui'
ire iltregtfcöe iierße genoenit «l^aar feo^öt Bp
geboegt öat &ee5e gi^en aan gern en aan sijne
<jB>eeftdp|eitseöaaniüOiiien eerliefde van Godt,
en ter eere van S. Maarten , op dat ze in ftaac
onderhou-^ Zouden zijn van 't 1 ligt in dezelve kerke te blij-
den, ven onderhouden.
ΐ^ΰφ Rixfridus ^eet; onii gehjo^ben en upt^
gekeft stjnïre/ en jeer ioeï <<E»0öt fïaanöe/ tä
öen btiföen ^cto&ec / na öat ög lang met öe
ftoo^tje gebao^fïeïtöaö/ u^töïtïebengefcgeitien/
en in Saivators ßei'ße geö^agt,
ml·
En om de
kaarzen in
de kerke te
1 Over net Jicht, of kaarzen en lampen m de kerken , kan
nagezien worden S.Hieronymus in zijn brief, gefchreeven
aan Vigilantius. Dan 't zal dienftig zyn Buchelius zelf over deeze
zaak te liooren ipreeken ; die in zijne HiftoriiTclie Aanmerkingen
over Heda, aan't 46 zijdje, aldus fchrijft ; Demjl deChrißenen
in de eerße tyden , em de menigvuldige •vervtlgingm der Pleidenm,
in 't heimely\ ja by nacht vergadeyden , hadden %y licht in de
dnißerniffe van nmden : melkf gewoonte , als de kerk, nu at in ruß
en vreede was , egter noch in %pang gebleeven is om de byeenkpm-
ßen die voor %onnen opgang gehoiidm wierden ; en is ep dien tyd
dirmaAte vermenigvuldigt, dat o^e o^ich op vollen dag in de k^rh^t
ofbydebid-plaaPxenderMarteUaren, van vi>askaar-2;en en lampen
bedienden. En daarom '^ien rvy dikpils in de godvrugtige giften ,
gely\ hier ter plaatje , dat 'er hehalven andere vereeringen » gs··
heele lanieryen voor't onderhoud vtn't licht weg gegeeven wier-
den: maar van ook^al eenige voorbeelden in deeo^en Schryver gevon-
den worden. En 'tfchijnt ook^ dat Bignon , in %i'pe Aantekeningen
over 't Formulier-boek, van Markulfus , deeTj gewoonte uyt het ge-
^ag van den H. Hieronimus j en uyt het veelvuldig gebruik, der
Ouden, goed maakt.
Dit is voorwaar al een opregte bekentenis vaa een Onkatolys
Schryvcr.
Rixfridus. 49 f
ißt geittitß&oeß ömi be Salvators to^ oeschry-
fic iie^ft Gregorius , ötf op den af Augufti in 't vcrs zijn
jaar yyc. ovcrleeden is , alleen op den BiiTchop- . ,
' ,..{^' „ , · Alu -1 overdeiaa-
pelijken Stoel gezecten 20 |aar : Albnkos 10, j-g^yan
Theodardus 6, en Harmakarus ig jaar: ^ött't z^neregee>
tecfif jaac bau Rixfridus fmt ojp Set jaar onse^
^eice 800«
Sö/500 aï^Bokkenbcrg «gt J-Ger-
brand, m ugt u gemeenc tonp oj^gee^/ ^c^
fïo^ben in get negeniie jaaii jgnei· regcewnge:
ioaat! upt ïi0tdp Roni» afiitccmi öat be
^cöjper^ niet smv eenlgesinb 5ίίη oiier
fïcrf-jaar.
GRAFSCHRIFT van RIXFRIDUS
op de graf-kelder van de Salvators kerke, getrok-
ken uyt Α. Mattheus «; en aldus vertaald.
Β ie onder deeze zark en 't vunzig ftof der aarde ^
Zelf ook maar ftof en afch, en geefteloos hier leit.
Was hier een deftig man, een man van achtbaar-
heit.
En die een helden-deugd met 's werelds luifter
paarde:
Ik meen Rixfridus, die ook Dodo was genoemt,
£en kloek heldhaftig Graaf, door'tganfche land
geroemd :
Altijd in 't harnafch om de Chrift'nen te befcher-
men,
Die voor deez' nieuwe kerk ftond vafter als een rots.
Het vinnig Heidendom, en al hun magt ten trots.
Dat moeft ook eind'lijk voor de fterkte zijner er-
men
Gaan fchuiven landwaart uyc , met koppen dik
bebloed :
Zoo heeft hy dceze plaats van 't oorlogsvuur be-
hoedt. Was
I* JEif B, i. Pnndfit. E(ckf, % 11.68.
49<> Het Leven van Rixfuidi/s.
Wat heeft deez' plaats al goeds van dat geflagt
genoten ?
Dit blijkt in Balderijk, een telg der zelve ftani'.
Waar uyt Rudolfus ook wel eer zyn oorfprong
nam:
Die waren beidegaar uyt Erimfrijd gefproten,
Dien Landvoogd hoog geroemd, en Graaf van
deeze kuil
Die nu na zijne dood in deeze kelder ruil.
Hier ruft ook Herinfind , de moeder van hun
beiden,
Die in mildaadigheit en alle deugden blonk,
Met Erimfridus in dezelve graf-fpelonk,
Ja in het zelfde graf. Wie zouw hen durven
fcheiden
Van graf of kelder, die voordoezen hand aan hand
Van Godt vereenigt zijn door een zoo vaften band ?
Godt quam den eerften in die maand uyt 't leven
haaien
Die door hetkrommeftaalde rijpe druiven fchend
Voor moft en nieuwen wijn, tien dagen voor
haar end:
De tweeden is gereift naar 's hemels gulde zaaien
Den fefden van de maand , die op het flachten
roemt
Van vet en keurlijk vee, ter winterkuip gedoemd.
Laat dan uw dartele hand alhier geen moedwil
pleegen.
Indien 'er in uw hart een deugden-vonkje gloeit.
Maar laat hun' heilige afch geruft en ongemoeid}
Dangy, óLeezer, wenfch hun beiden Chriftus
zegen.
En loop ditgraffchrift niet als ongemerkt voor by,
jMaar lees; hier ruften twee gebroeders zy aan zy.
^ Voor-
-ocr page 685-497 Het Leven van· dem
op het Leven van den
Het levens-verhaal van den H.Biilchop en De levens^
Martelaar getrokken uyt een £ η!ρΓ.
Haamloozen Schrijver , is ons in 't kort me- dcdcus,
degedeelr door J. Molanus j maar ftaat
Wijdloopiger, doch met eenige veranderinge
ïn het Latijn, gelijk doorgaans de gewoonte ,
Vati dien man is , befchreeven by Surms in
zijne Levens der Heiligen. Willem Mamels·
bury heeft het zelve , naar de getuigenis vaa
A. Tagi, έ ingelafcht in zijn Boek van den ^a door
Roomichen Paus , aan het 197 zijdie : doch cenonge-
Volgens Batikt^ in zijne Aanmerkingen over seiilvver
de Levens der Heiligen , is de Schryver van der twaalf-
dit Verhaal geen tijdgenoot van den H, tre- J^^^fg^'^'u.
Serieus geweeil: j gelijk hy voor deezen wel we, die op
gemeent had ; maar moet in de dertiende of Keizerin
Judith ge-
Veertiende eeuwe geleeft hebben.
Deeze Schry ver is , naar dat het fchijnt, opgefteic
gebeeten geweeil op den Keizer Lodewyk den
hoeden, en wel meeft op zyne tweede huis-
vrouw Judkh : waanende dat Fr'edericus om
c leven gebragt is ter aanhitzinge van dezel-
ve
ceten was,
α mNatal.S.S.BclgU.'
h Critic. in Annai. Mron. ad ann. 8:58. 5.
L Deel. fï
717 Het Leven van· dem
ve Keizerinne, diehy over bioedfchande, en
ougeoorlofden trouw, met den Keizer Lode-
wyk zoude beilraft en daar door verbittert
hebben. Wel is waar dat Baronius m zyne
wy hebben Aanmerkingen over het Roomfche Marte-
fgterhct iaars-boek van dit verftand ook-geweeft is-
den H.Fre- ^^^^^ ^^^^^ naderhand , in zijne ker-
derik uyc kelijke Jaarboeken, naarder bedagt, en zyo
aezeive ^^ eerftc gevoelen met duidelyke woorden af-
ZOO als in 't eevol^ zonnneklaaf
wM v" iT ^^^ g^coont worden. Dit'zoo zynde, zoo is
terthTb^-^'het voorwaar hartelyk te wenichen dat de
ft k' m^t' ·> ^^ levens van Juny , zoo
heVwdke ^^ wel heb , nu ten einde zyn, ons in 't
vyons kort, als ze den 18 July bereikt zullen heb'
behcTp« > ' ^^urlijker fchriften over het leven vaO
ter tyd toe den H. Freäerik opdiiTchen. Dit hebben z/
ook eenigzins doen hoopen ; dewijl z/
cenige an- het leven van den H. Belijder Odulfus uyC
Τ verfcheiden oude handfchrifren van de Salva-
der Iclim- l i r-r 1
ten voer tors kerke te Utregt, en uy t meer anderen»
in het tweede deel van Juny uytgegeeven
hebbende , aan het jr94· zij dj e belooven dac
ze ons het leven van den heiligen Frederi^
insgelijks uyt een Utregts handfchrift zullen
opleveren. Doch uyt een brief van Vader
Janning, in 't jaar 1709 gefchreeven aan den
zeer vermaarden Heer Antoni Mattheus
Voorzitter der regten in de hooge fcboole
van Leiden, en my door gemeldenHeerm^'
de-gedeeld , heb ik verihan dat dit hand;
fchriic
levcnsdaa- , —
den, die we gCkeUrt
den dag
brenjren,
ö
OP ÖÉN Η. FREDERTCUS. 4P9
ichrift geen ander is , als 't geen Surius, mer
eenige veranderinge in den ilyl, al over lang
in 'c ligt heeft gegeeven.
Dewijl het egter fchijnc, ook volgens hec
oordeel van Baillet , dat de voornoemde
Schryver buiten het reeds gemelde in al hec
andere mag aangenomen worden, zoo zullen
wy ondertniTchen, naar het voorbeeld van den
Zeiven Baillet en van Tagt, een verhaat van
Frederiks leven uyt hem opftellen ; en daar
by Voegen eenige lof- vaarzen, die ter eere
Van den doorluchtigen BiiTchop en Martelaar
Preäericus door een Schryver en BiiTchop van
den zeiven tijd > te weten Rabanus Maurus^
gedicht en verzamelt zijn geweeft.
DE
-ocr page 688-500 Het Leven van· dem
Fre-
Η. Fredericus. 501
Fredericus * isi^f aftomfïis u^t l^^if^ïanii/
500 toel aï^ meefï öe S^iffcöoïijpen ίιΐε ijooi
Öem oji öen gelben ^toel gerieten gaii&cn/
of öie ïjcrn ïangcn tijb iiaar «a seboïst sgn: Zyne
toa^ geöoomi in ö^t öo^p Sexber, niet ijaTe s^oorte
banbe ftaö Franeker , Ugt em
aan^fenipe fïanime / aï^ itte onïiei; 3iine
booiouöei·^ teiirc öen Aidegiilus, (i) Öie
5Ön (©rootijairer toa^ isan wocber^ ioegc/ en
ben Honing Radbodus, öie ^ijn ^ber-srootba^
ï>cr i^ t» iöfetöt ban }on0^ af/ tec
Beseecte ban tnocöec Kronovella, (z) on^
öa* be ίηφ en opboebinöe sefïeït ban mannen
öie faae^en^ geieeföijeit en gobbjucStijSeit beiv
ntaarö toaren en i| naberöanb ten jeïben ein^
i»e ooft öefieït getoeefï ög Rixfridus, SSifcSop
ban ïittegt / öie ooit een ban geboomte
bja^. ^nbec get 0})5i3t ban öeeje wannen ïjuft
g^ jooöaanig aangenomen in be goööeïpe en
hjereiöltifte b)etenfc|a$ij[jen / bat gp aï b^oeg tot
be seefïeïpe toijöjei^ beroepen toierbt/ enjeïf^ Hy worA
aï bequaam hja^ om tot be 23i|TcÖoppeipe
ioaai-iiig^eit begeben te too^bem ai^on^^
bertnffc^en be saaiige föerft-boogö Rixfi-idus
ba-ïeeöen en ealp öegi'aaben toa^ / geeft öe
mei5ec Lodewyk , öie in ^eöeu-^nit^ïanö tot
aan öeese jgöe ban ben ïa^ö« af geïiomenbja^/
tn 5ijne boob berfiaan ö^b/ be onöfïen ban be
iltregtfc^e ftei'iie boo? afgesonbene öoben ïaaten
öanseggen / öat Frederik tot öe^ seïfl na-
* Vbbo Enttnitis Rer. Frificar. hifi.L·^.
iir Adelhricus van Adelen , dieby
'OCt
(Vinfemiits fn het vierde Boek cier VrieiTche Hiftoikn voor dci)
oerdcn Poteftaat van Vriesland te boek ftaat.
ί loann, de Leidis in Chron, Belg.
fi ?
-ocr page 690-47*^ Het Leven van den
tomfcgte tt fieböcn, m ψ
Hy wordt Ö^t ίίοίδ öm 5()tt berjoeft toegefiaan ϊβν^
£ot Bif- Bcnöe / Fi edenk met eenj^aai'ige fïeitiiti^
fchop van tn toejugginsc tot
Soln · Utilmn m^en'
^ ' iit/ fteïiic 5icö met ftmgt öaac tegen / ba-Waa^
ren&e bat 500 ijergeebe een ioaarïiijgtöèit on^^
toaaitiö iunjJ. <iBn aï^ get boift öaac tegen aa«
riqj öat'er niemanö öe^uaamei· toa^ aï# oi«
ïjun geefïeïpe O^faerfie te too^öen / ge^t i«
liunne tegenioooiiti^ïjeit öegmnen te snegten en
te toeenen / en iajeigeröe ö^t ^ïffc^oji^-ampt
aan te neemen. ^I^aai' berrait^ ï|et öebeï öe^
ï^oning^ Ijem jijaaraöe / met eenigen «gt
en tegen öe gee^eïpöett naar ben Itoning gereifï : en
zijnen dank jj^aj; met Öe toejutomge ban aïie öe geenen bie
ö^n man i^enben / gaetoeï bat 'er ^eïf fier»
Bisdom tegen tooeïbe / booi get aanfïeeiten ban ben *
gcfteit. n'ng/ en 't obergeeben ban ben garberjl-fïaf/
(5tinbe toen een algemeen en een geoo^ïofb ge^
ït^üi^) in't 23i^bom fiebefiigt en ingeöuibigt'
bjaar na ïj^ in 'φ Iteijer^ tegentooo^bigöeit/öoe
iaeï t ongaarne / SSiffclojn ï^ getopt.
Φ m^ Frederik ban aïbn^ geioijbt toa^/ö^^
be liei^er ïjem hermaant jijn 25igbom ba«
öe obertsïijfseïen öer afgoberge te 5mberen> ψ
5onberiing in 't eiianb Walcheren be
Hy wordt ßioebfcöenbingen ngt te roeien : en geeft
."^Jlihap met aöe tekenen ban b^enbfe&aji en ee^
vS u- i'e naar iltregt ïaaten ba-treftften. Itiï^ Ö?
Ijet boïit baii bie ïanbfïreeft ban öïybfcïjap ojp
beiteengeraakt; enbenS^jffcSoti bie 03p feomen^
^ * I.BeL·. \ E.,^notMiKQhron.
i Uums ξ^ Stfilltf ad i8 /»/«.
Η. FR Ε DER IC US. 505
öe 13)^0 toa^ tt gemoit getoopiij tn «a bat
<©oirt ober ïjet öergimnen ban 300 een geiuenf^
ten Harber ÏJebaniit öabben/ |eßöen bennieu^
iam met fee^oojip^ eérEietai}5ingen
naar be SSnrgt bei'gegeïfcïiajpt,
^aac na ging ge^eeï en aï ftefieeben Hy g^t
tot ïjtt ijjaameemen ban ilpofiottfcS arajitj uytiaft vaa
εη öeeft.^icöin aüe^aï^ ecu toafißetelteriiboosb pf"...
Se^[«eeten, ^n gorè eoïi htftm ïeeraar^ nmt
be j^ooiber-quaitiewi! / em be toerßen be^ biii^
beï^ en be booïiiige« baarglab .
tn aï ii^t te roeien. ïfg ö^^ft ^ïfe mibbden in 't
toecïi gefieit ombe Walchers, biebanfoinratgen
boo?be oiibe t Mattiaci geßoubeii toojben/en bie 't
Ö^ei |ï0ib!g maaftteii met get aangaan ban fiioeb-
fcöenbige |niödpeii/ boo? gebuurige p^^eeSingen/
Seöeben en nacïitbjaaïiiiisen op liet regte f^ooi
te brengen, goo ra^ aï| tn bat eiianb aan^
Seïanbt toa^ / ^eeft ïsg een bg-eenl^omfïe bec
boo^naamfte beeren öeroepen/ om beöefieraibi
beien tot bolome «gtroegingban bie fnoobege^
bjoonte te beraamen, If? ging met aïle Bragttc
toerft / 50nber tp of ontp aan te jien.
l^eööen ban be öloebfc^euber^/ bjeejenbe booj
be tïeeiigïjeit bei· fterïiefpe tuc|t / pnnen toe^
bïugt tot 5gne bai'möartigöeit genomen : toaau
oiJ ban be fcöulbigen ban 't onbjettige bebbc
j&eeft boen fcgeiben ; en ^eeft gen berboïpn^/
nabeijoo^ïpe bcetpïeeging/met <0obtenbeiieri
ht beegoeilt en treke
bien tgb begonnen be l^^iesen ban 't ^np ook naar de
beregeloobe/ öetb3eïïte5^onberPippyn enKar-
loman aangenomen öabben / tot be Ariaanfche h^éu/ver
εη SabelliaanfcheMterg Ober te Seïïen: biergai;^ Katoiyk
1· Emrnius ter voornoemde plaatze, alsook Junius en vanden ge'ooftc
fi)ndE willea de Wakh?rs liever voor de oude Cawhi iiöudcn. oekceren >
4 ^m
-ocr page 692-723 Het Leven van· dem
ijen "^ttft gg gen ioeirec tot get regte jjaö liön't
ouire geloof boo^ 59ne jpjeeßingen öoen fteet^n;
luaac in ite t. Oduifus, lianonniS Ijan Iltre0t/
j^em ^m ßeguipsaam getoeefi,
Boiiandiiten , öie ott^ get leben Ijan öi»
Frcdericus u^t ijet iHtitstfcge ganit-fcÖ#
nocg 5uUen meöe-iieeien / geö&en öit boïgenöe/
''"dïjÏ"' t^aaiten&e iseejen üdulfus, uyt öat seiiie lebe«
f.rmZ' setroßiien.
Een zeker Priefter , met naame Oduifus, een
man van een zeer heilig leven, heeft gewoontin
een dorp genaamt Oorfchot , zynde de zoon van
den edelen Bodgifus. Hy preekte het geloof ons-
der de volkeren , was zeer geneegen tot de H.
Schrift , en behoefde in 'c pleegen van goede
werken voor niemand te wijken. Als deeze man
op zekeren nacht vermoeid te bedde lag, heeft
hy den Engel Gods ineen nachtgezigt voor hem
zienftaan ; dewelke van een helder ligt omfchee-
nen , hem in deezer voegen met zynen roosver-
■wigen mond heeft aangefproken : Sta op ^ ê die-
naar van Jefus Chrifius ^ ßa op \ gy moet naar een
zekere Burgt gaan, met naame XJtregt, daar gy met
de andere Gods dienaaren tot mven fierfdag toe zult
Uyven-, en gy moet den zaligen Fredericus , 'die daar
BiJJ'chop is , in V onderivyzen van het volk de ber
hulpzaame hand bieden , en gaan werwaarts dat hy
li zal zenden. De man Gods door zoo een gezigc
yerfchrikt , is van ftonden aan in den nacht op-
geftaan j en is tot het krieken van den dag bee?
zig geweeft met alles , dat hem tot de reis noo-
dig was , klaar te maaken.....Hy heeft dan
alles verlaaten, om den Heer te volgen : en hy
is na drie dagen reizens te Utregt , gelyk hem
bevolen was, aangekomen. En 200 als hy zynen
Ypep binnen dp ftad gezet had , is de BilTchop
frfde-^
hebbende
den Η. O
ning , tot
zyne hu]p
tnedege-
jiomcn.
Η. Frede Ricus. 5Ό5'
Freäerik met degeeftelijkheit hem te gemoet ge-
loopen. ...
äf« itc öoijen-setnriöi i^crga&mn^e
Walchers gegouöen ö^cfï öc man<0oiip emftojt
Seïoof^ fiesrt» ojpgêfielt / naar ire 60950 isan 't
öen naam ban Athanafius (3) ö^aastj m
Ö^eft l^et aan öe fafioo^^ ijan 59η mp
i>otn gc^onöen/ ont&e ïefc raaftenöe
^fiifge ©^ie-ceniggeit in 'i öeftnojpt aan be
Scïoobigen booste ö^aagcn. « ©ojïia;^/ na baC
δρ 59n amjpt aanbaarbt/ rn eenigen tijööeiiient
Öab / gg fteieib^- m goöbjngtisöest^- öaibc
500 becmaarb gctoo^ircn / öat iy^ beere öoben *
ftUeöeanïtereS^iffcÖOiipenban bien tp öe ïtcoo«
öeeft gefpannen.
DOOD VAN DEN
h Cerhjgïe bat Fredericus 50n HerBeipamjpt Terwyic
Set boo?5igti3tïe en öeiïisfie met een onbec^ fy»
njoeibm gber öe^ertigbe/ figin't miööenbatt
5ij«ett ai'öeiö om gaï^ jeb^gt: tomit na bat Μ neemt,
öe off^ganbe bet jfeiffe aan <iB>öbt gab ^ordt ty
wgen/ toierbt tnbeföaï»eïïe ban S. Jan ben ^"^g««»'
J^oojiic/ baar toat meenbe te gaan ftibben/ -
ÄoPB^niaaittemooibenaar^ boo^ en boo^ igne
«effenen gefioßen. jj^en seit bat ög ben fiee^
^tbangen geöfienbe / sonöe ngtgeroepen geö^
Wöj Ik ben (4) vermoordt om de waarheit, om
zagtzinnigheit , en om dc geregtigheit: Êil
Wt ooft booiseit soube öe&öen go^ bat be
^?enen be fiab littest sonben obettonijpeien/
Ρ . %iT
I tmmws als boven.
Ρ h äeka in Chmk,
47*^ Het Leven van den
en gct 25iffcöojj^-gof «gtpïuniiew«, op
01110 111 een on&eraariifcge 0mf-iiei&ec 5 öaa»;
5'Φ JJÏat ttt öacöe toierp / en onöei; ï)et ^iti^
0en ban öit faaat^^je upt öej^faïmenban O^alJiö»
Ik zal den Heere behaagen in het landfchap der
levenden, 3iine aan öen aïmo0enben
^φϊΐρκ geeft oijei'0e0eeiien oj» öen i8 gnïg/
inger jaar 838 ; 500 al^ Emmius, Buchelius,
Mabillon en nteec atiiieren ugitgeceftent: geööen.
« tp-reïtening öec saiflcöojpjpen / öiè
iberiJ Set maiteïie ban ire^ ïf. Bonifacius tot ben
moo^b ban ben Fredericys toe lltt;e0tfciie
ßerft 0ece0eeiitöe&l&en/ boo^ be fïoffii0ptbei;
tijbïiunbi0en jeec onsefter/ enfiaat ojj ^m iofe
boeten.
Hv ruft in rufï in be Saivators fteefte / en öeeft een
dcsaivators 0raf^cbe in be fieïber : aïtoaac gg ben geenen
kerke, glie gent aanroepen / tot een <i5enee^-öeer eu
tot een ICrtjeng beriïreitt; en baar get ïicgaam
ban ben martelaar een 5eer ïiejfeïpe en ioeïrni^
ftenbe 0enr n^toa^emt
i|et Satgnfcge 0raf-bieöt bat op tomöe
ίικί dit fïaat / en te binben t^ bg ben |ioo0-0eleerben
graffchnft. Ant. b Mattheus, inibt aïbn^in'tj^eberbuitfcg:
Hier ruft het lichaam van den Kerkvoogd Fre-
dericus ,
Die voor de waarheit zoo moortdaadig wierdt
ontzielt:
Hier ruft beneffens hem deBiflchop yllberkuj.
En ook Ludgerus: paft dat gy maar neder knielt.
Hier
α Bokkenherg tnadis Pontific.Ïrajeéi. loh- λ Ljidis ift
Chron, Belg, ΐώ.ζ, c. 13. loh. Mdan. in Natalib, S.S.
i) Fat, ξ^Fmdat, Eakf, l.i.p. 6p 66^
-ocr page 695-Η. F r ε d ε r i c υ S. f 7
Hier leggen noch veel meer getrouwe Chri-
ftus helden ,
In 't zelve graf gepaard : hunn' ziel is by den
Heer.
Het waar onmogelijk al hun getal te melden :
Althans ik weet het niet: knielt gy raaarftem-
mig neer.
^aac tïaan tet ^riije pïaat^c ηοφ fettige att;<
öecc taar5en / raaïtenïre onsen Fredercius, en
ïuiöenbe aï^ boïst:
Heillooze kofter, wie heeft u zoo koen geraaden.
Van dus te fchenden de gécierde kerk-gewaaden
Die het geloovig volk ten dienft des Heere
fchonk ?
Hoe durft gy uwen balg, vol wijn en bier ge-
zoopen,
Uytbraaken op ons goed,ó fun, met volle ftoopen?
De goddelijke wraalc die is niet ver van honk.
ggn ipeejï-öag too^öt segonben op i»en i8.
Molanus, fcgjpen&e oijec ^tt martelaar^-
öoeït tjan üfuardus, geeft get ijoi^enire ugt een
enbeten ouöermacteïaac^-öoeft taaßenöe onjen
Frederikus aangetcftent:
Te JJtregt wordt de gedagtenis gehouden van
Fredericus , Biflchop aldaar en Martelaar j die
onfchuldig zijnde , van de fchuldigen voor de
Waarheit is doodgeftoken vpor den outer des Hee-
i'e, na dat hy de H. Mis aan Godt had opgedraa-
gen, Hy legt op dezelve plaats aldaar begraa·?
ven.
47*^ Het Leven van den
Om wat reden dat de
mag vermoort zijn geweeft ?
Baronius goubt tit 5gne 9fianmecRtti0en obcc
get iloomfcge j^arteïaar^-öoeft fïaanöc / öat
Fredericus aï^ 0eiï titteeil^ Johannes de Dooper,
en om seïpe ooi3aaft/0eiiooiit5o«iie 5911. ©au
"t geijoeïcn t^ Ant. Godeau in bgföc
öeei siinfi; fterfteïpe ï|ifiorie.
Heda, Beka, Jan van Leiden, R. Snooy, Em-
fcTümn de ' ^^^ äutierß nieufcoe mtt^
dood van nen &afc Fredericus geiJooilt tec aangitsinge
Frederikus ijatt Judith, jjogtct; Van Welfo ïfartog ban
op dcKei. s^etoii om öat gg öaav feficaft jouite Ö^öö«»
Obeir Öïotbfföanö^ / fl^jpif^St mrt Bemaard (j)
<!B»t»ai)ei3an3£an3«eitol^; «1 ober ongeoo^ïofiren
trouto / tegen öe inetten öer ïteri^e aangesaan
met fóei3ep Lodewyk.
Maar, 5egt beseïtie Heda , de Schryvers zijn
hier over verdeeld j want daar zijn 'er zeer veel
£ibc°°n ^^^^^ ^^^ Keizer Lodewyk en van Ju-
dith verdeedigen j terwijle dat eenige anderen,
doch weinig in getal, vinnig tegen hen uytval-
len.
Arnoldns α Buchelius , een ^eet? nanßenri0
^^ïjbei;/ goe ioeïtjan i»e partge beu ö^nftato'
Ï0lten/ na bat be onbe ^cgipec^ ber jfi^an^
(φ ^ifiorien/ en be J^oo^reben boo^ Pithou 03p
be5eïben gemaaßt/ gab ojigetaoflen / goubtfiet
baar boo?/bat be öïoeb-feöanbe ban Judith , en
^aar SobjeJgft tegen be ïterïteïpe toetten aan^
jgegaan / een ionter berbicgtsel / en een bniïe
ïafiei»
Λ in zyne Aanmerkingen over de Krocyk van Heda en Bei«.
Veek
Schry
zcnnne
Judit.
Het welke
van de an-
deren
een
Jifteringe
Fordt
gehouden.
Η. F r ε d ε r i c υ S. f 9
ïafïm'n0 gctoeefi 3^/ boo^ öaai'e fïief^oottöt m
öuime piuimfirpaf ijci'sonne».
boo^ ee^ toat öeïanat grt ö«öjdp mf=>
fcgen Lodewyk m Fudit, g^t iaeïftc tesen iie
Itccj^eïpc en ^auffdijfteo^ironantiensouiieaani
5^0aau 3ίίη : Ik ben verwondert , ^cgt Buche-
lius, dac byna alle de martelaars boeken het zoo
druk hebben van het tvi^eede huwelijk van Kei-
zer Lodewijk , als of hy dat tegen het verbod der
kerk-wetten zoude aangegaan hebben j en dat
Efnmms , Molanus , en een menigte van andere
Schrijvers hun zegel daar ook aan hangen ·, ge-
vlerkt dat 'er niet een onder alle de oude Schrij-
vers is, die daar een woord van kiktj en dat *er
geen andere reden voorgeftelt is om dat huwelyk
te fcheiden als een gepleegde onkuysheit, die zy
Judith uyt een loutere vuilaardigheit opdrongen.
3in be fiuïiften caaftenbc öe afzetting tan
Lodewyk, ifit iiocö Öeöcn^öaag^ίπioeseii sijn/
fajojöt seen 0eiöa0 0cntaaftt ban 0mi0e maa0i
fcgap of BioebUertoantfcgap tuffcSen LodeAvyk
en Judith j toaar otjer öe joonm öe^ ^eisev^/
m öe ^iffc]^oi>$ren / Die öocö maar tm Kcïsm
5O0ten om te^rn pnnen ijaöet of ^eer op te
l^aan / ^eßcrip ijcel gerügt^ ^ouiien gemaaSt
Willem Heda fc|pt get getjoeïen tian hm
jjaamïoosen ^cö^pec ioe0e«i öat §eiïi0fcöeni
yi0 Önioeïp in be Öefcö?pin0e ijan Fredenkus
J^oen te gecroepen / en itenrt get an&ece 0etioei
wtt ban Marianus Scotus, inttien niet ntetöniöe^
»Site iöoo^ben/ aïtgan^met öen 5in/ tjoo^ 0oe&;
500 aï^ iiaat; ter plaatje 0e5ien ftan too^öen: eti
Lodewyk Morery ]^eït ooft tot öit 0eijoeïen Ober/
3ön l{iï0emeen ï|ifiorifc9 31^oo|öenöoeÄ.
Ma-
β »» BtL·)» p.ié.
-ocr page 698-5IO Het Leven van den
Mabillon Iftattipt OOÏt Iltrt ÖÏÏC ttta^t ttOO? 't
Seïöe geijocïen in sgne S^eneöifetönfcöe ^aac^
Op den i8 July van 'c zelve jaar, (838 )
gg/ is Fredericus Biflchop der Utregtfche kerke
doodgeftoken ; dewelke volgens zijne Levcns-be-
fchrijving, die in allemanshanden is, teraanraa-
dinge van de Keizerinne Judith zoude om 't leven
gekomen zijn: dan die befchrij ving verdient qua-
lijk het minfte geloof. (6)
Antonius i Pagi, m bat \yQ "^tt ttiamïi ban
iren Frederikus Ugt Molanus beCÖ^ÖÏt gail/
fttogtist ooft get selbe geboeïen/ enreöeneert
aïbU^: Maar 't geen Molanus hier byvoegt, dat
de Keizerin Judith , wiens huwelijk met den
Keizer Lodewyk door Fredericus zoude tegen-
gefproken zijn, eenige luiden zoude opgemaakt
hebben om dien allerhciligften Kerk-voogd der
Vriezen , na 't verrigcen der H. Miflc, voor de
waarheit te vermoorden , is een loutere fabel.
Want zulks is den Keizer Lodewyk, in alle die
huiskrakeelen , noch van zijne kinderen noch
van iemand anders oit verweeten geweeft.
D^rBaro- ^fi» Baronius 5cïf tot öit seboelen in ^gne
Bius, na t fóerfteïpe ^iaacöoeßen (op get jaac 838) ober-
kerroepea gegaaiï. Jl^ant öet 5e0sen ban ben naamïoosen
van zyn ^cft^iibei; beibjo^pen geööenbe / en 5ijn mp
Senftet ö^riO^enbe/ fp^eefit Se m beeserbo^^
ook mede 0e : Wijders, gemerkt dat Keizer Lodewyk lO
houdt. deeze ftukken zeer gefcholden wordt over zij"
huwelijk , en dat 'er veel lofs gefproken wordt
van de BiiTchoppen , die zijne ontthrooning
weeg gebragt hebben, onder welkers belchuldi-
gingen tegen den Keizer ingebragt geen woord
van
α Tom. 2./ζ'έ.2θ, 51.
k Grit, in amal. ϋατοη,ί. 3./. J*;»·
Η. F r ε d ε r i c υ S. f 11
Van dat huwelijk gerept wordt ; gemerkt vorders
dat 'er veele dingen te hoop gehaak worden, de-
welken op dien tijd niet en paffen , zoo zyn die
fchriften of ievensdaaden verdagt geworden: na-
yneiijk, of ze niet wel verdicht raogten zijn %'an
iemand die op dien tijd niet goed Keizers g'eweeft
is· En dewijl ik niemand onder de oude Schrij-
vers gevonden heb , die het zeggen vp deeze
fchriften door zijne getuigenis bekragtigt, zoo
hun kredijt by my noch laager gezakt : en ik
^ou eer denken dat 'er iet anders voor af gegaan
zijn y 't welke aanleiding tot den moord van
^'en zeer heiligen mart heeft gegeeven.
M$ï toaa^r bat eenige 25ifcSoppen / ÖO01
Judits fïief-jooKen «1 öiimte giitnufirper^ ϋψ
Semaaitt / Gregorius öen iJieciten ooft aan
ficcng gij^r^ggen Saööen : njaac ^00 aï^ Pa-
8» ligt tten ßefcö^tjijec i)an Lodewyks ïeöm
Wigaait: Ais het gerucht hier van aan alle oor-
den uyrberfte, en van de anderen wel niet als de
2.uivere waarhei t verfpreide, maar van den Room-
fchen Paus liet verluiden , als of hy ten dien ein-
de gekomen was om zoo wel den Keizer als de
ßiflchoppen in den ban te flaan, indien 'er eeni-
het hart mogten hebben van zijnen wille, of
oen wille van des Keizers zoenen tegen te ftree^
^· zoo heeft de ftoutmoedige vermetendheit
van s Keizers Biiïchoppen hen eenigzins bena-
^ gekrenkt : want zy verklaarden dat ze
geenzins gezind waren onder zijnen wille te z\vig-
^en : maar zoo hy gekomen was om den Keizer
ban te flaan , dat hy zelf met den ban op
^'jnen hals kon vertrekken ; dewijl de agtbaar-
"^^'^der oude kerkwetten heel anders luidt, iriij»
ioat öeii aangaat/ iian om^
trent
Vrypoftjg
aBt-HTOord
van de Bit
fchoppeii
aan den
Paus-van
Romen, die
door de
ftiefeoonen
van Juditk
gewoancu
was.
47*^ Het Leven van den
tr^ttt ll^o^m^/ uytöe ïegerpfeat^e öe^ föei^erl/
te nts ioa^ öeftfert / ioa^ öen jcïijen in 30»
gart niet qnaïpt gencegen / 300 aï^ Theganus
aan sijn 14« öoofbiïuft ö^ Baronius te ßcnnen
geeft: en öe öefcöjpec öan Mei^tt Lodewyks
feiien ijoeöt'erßgi/ dat de Paus Gregorius dat al-
les gezien hebbende , zeer bedrukt naar Romen
is gekeert.
maactoatmtgeoojbeeït ban ben ïitregtfcöen
S^iffcgojp Fredericus, bie öe fïceng ban Mw
3oonen tegen een onfegnibigen ijabee/ met
Agobardus en meec anbere 25i|feöopi>en/tot af-
settent toe geeft öeïjjen tcelftffeni
VERDEDIGING EN LOF
van den Ä FREDERX^CUS.
Buchclius baart tegen be gebagteni^ ban ben
Öeflijsen man ^eei' binnig ugt / jeggenöe bat ög
be fiief-joonen niet gab moeten geïooben/en bat
gp aï te %t-0eïoobi3 of een muitmaaïiei; i^
getoeefï. ^et bteil^e ηοφ öet öe^toaait/ aï^
be Öit5e fmaab-toooiben ban ben jfmnfcgen
^c^bee Pithoii « geó^niiit om ben %.man ojp
get ïeigïtfie boo? te gaaien: Al wie weet, jegt
Pithou, dat deezeJaarboeken te Ments onder het
gebied van Lodewyk , zoone van Lodewyk den
Goeden, gefchreeven zijn, die zal zich zoo bij-
Her niet verwonderen dat de Schrijver der zeiven
tot lafterens toe ingenomen is tegen Karei den
kaaien; en hy zal zich noch al minder ftooren aan
de vuile fcheldwoorden van eenen Frederik Bif-
fchop van Utregt, tegen Lodewyk den Goeden
cn-tegen Judith in de hiftorie uytgebraakt.
ïpa«
β Fr^fat, ad amal. Veter. Frans.
Veraedi-
fing vaa
rederikus
tegen de
vinnige
verwy tin-
gen van
ÏJuchelius.
Η. F R Ε D Ε R I e υ S. J
©an Heda, öle aïiec» ineei? fefcöeiöenöö^st
toont aï^ utet pn öci&en / jikit aïöu^ hmi
^m gKooten man 5 beiydftf / 500 aï^ iimmius
0enteiöe pïaatse örtEïigi / öen iof «1 gebasi'
tenip bött aüe ntcnfcöe« tud öiiööriö ioaat^
t Ik laat dat voor 'cgeen het iSj^egtHeda; al- ^da zeif
thans is Lodewyk op aanmaaning én aanraading'is voor ons^
der Rijksvorften met deeze tweede vrouwe ge-
trouwt geweeft , uyt dewelke hy getcelc heeft
^arel , bygenaatad den Kaaien , die zijn nazaat
naderhand is geworden. Maar al 't geen Fr^i/mVai
gedaan heeft, waar door hy in dc ongenade van
den Vorft vervallen is, heeft hy maar gedaan ach-
tervolgens het befluit en her vonnis van eeriige
l^uytfche en Franfche Biflchoppen ·, en dat niet
anders als uyt eèn klinklaaren yvcr , als zijnde al-
tijd heilig en vroom van leven , en door geene
^arcyfchap te verzetten geweeft: zoo verre dat
ly zich niet ontzag den Keizer zelf, door wiens
Voorfpraak hy BiiTchop geworden was , over de
^angetigie misdaad , in des zdfs tegenwoordig- ■
heit, tc verinaanen en te beftraflTen. Het zy dati.
^00 als 't wil met de andere Biflchoppen, en met
eenige edelluiden , dewelken niet onkundig zijn
geweeft van de vcrraderye van Pippyn ; die mee
de zoonen van Ertninigarda , eerfte huiSvrouwe
^'an Keizer Lode'-ivyk , in een vloekverwantfchajt"
tegen zijnen Vader is getreeden:en dat welmeeit
door de oprokkening van eenige verraadcrs, de-
"^^'elke als ze door hunne guite- ftukken verdient
hadden aan denhalze geßraft te worden, door de
goedheit en zagtmoedighcit van Lode^vykzcXihet
leven behouden hebben , om Pippyn tegen zijnen
Vader op den troon te helpen.
t Heda ibid.
I. I>£el. β Zoö
-ocr page 702-fi4 Het Leven van dën
Zoo is Fredericus dan, ^egt" Pagi, Λνεΐ zekerlijk
voor dewaarheitgedoodt: maar of hy omgebragt
is door de Heidenen, of wel door dequaade Chn-
ftenen, welkers leven hy beftrafte, kan metgec-
ne zekerheit gezeic worden. Daar over,
ai iio^iia' / dient Willem Heda in zijne Bißchop-
pen van Ucregt nagezien.
Arn. h Buchelius , goetocï ÖltÖer^ Ceit
mmt/ maac Wc 't eemi cnboo^ at
ban onsen Frederik, niet seei· magiijöen/tca^t
iiee^c öo^aai:i»i0c gematij^l^eit ban Heda mtt
gatripe bertoen af te fcöiföeivu / eben of
maar sesogte en ontoaare tieifcgooninsen toa^
een/ om ten minfte de inbeeldingen van 't volk»
het welke de overblijfzelen van deezen Kerk-
voogd zeer godsdienftelijk eerde , te vergenoe-
gen- (7)
j^aat' öaatr geeft Öp on^eïp in: toant öep^
tjen öat ooft be srootjïe mamien ioeï een^
ten aïïe feïjuïii in eenige öooön§ballen/ of öoo;
een pba* bie niet naai'&etoetenfcpii i^ betrboei't
tooi&en/ ^onöec öaarom ecuig patt of öeeï te
«eemenin öe berfteet^e b^iften enaanfïagen baij
anöere inenfcgeit/ 300 a!^ ^aiiä Gregorius ow
öoo? 5ijn eigen boo^fteefö / en iioo? öat ban öesi
ïioninïilpen J^^ofeet David , in 5gne ^amen-
nvt de lof fi^i^aS«» ^ï oberiang geïeert ^ 300 tooi^i^
feiiike ge- öc Frcdericus niet aïïecn gep^eejen irao; ^^^
tmgeniFen itengöaagfcij? ^tö^pei·^/ ai^ R. Snooi, Em-
a.in hem niius, Meyerus, Barlandus, G. van Nimwegcn,
fofr zïïne an&eten / maar ooïi iiooj 5ijne tgöge^
nooten, <©n&er anöeren geeft Rabanus Maurus,
een ^cgjper ban öien tp / met grooten lof
gefp^often ban onsen Fredericus: in öen
aait
α τ! Cr/ί. ίίί Amal. Baron,
il· in Hotis H'tjiar.
Die c?aar
over van
Bu;heJiiis
feia^kt, eil i
oor ons
verdedigt
wordt,
ti;dgenoo-
tcn ,
Η. F R È ο Ε R ϊ e ϋ s. jVf
J3« m öaar toiat / ijtt Öoeïi tjan Joiue ftaii
opseb^aapn.
^Mabiiion Se^t müam§ iigtgcsceiieit Heest envoor,«-
^POiast ban Rabanus aan bm seilen Fredei-i- rocutiyk
ijjaac in gcm ^m toemt: dac hy debe- Raba-
^"^ft'ging der heilige wee ter zelve plaatze zoekt,
waar hy het begin des geloofs had ontvan-
gen j te weten volgens het voorbeeld van den H'.
^^nehnr Bomfacms^ diehec Vrieflchc volk,daar
^rederkus het geeftelijke bewind over had , niet
'^'ieen door zijne woorden en preekingen , raaar
door het vergieten van zijn bloed tot hcs
'-hriften geloof heeft gcbragt.
η ^^^
yfu Rabanus aaa onjCTI Fredericus,5iin&e|ei:
wnbe onöir jtinßaiiöeüe geölten i öie ίιοοι
^hnftophorus Brouwer , treir Jj^aat^
iffl^jPF ijaii Jefijs, in'tïigtgegeebeiï fnjtiei
Jan den Bijchcp Frederïcus.
Ivo
ongefehaapcn Geeft, ontileek uw Dichters
ader
klein ftraaltje van uw alverquikkcnd
O
P, uyt mijn pen een aardig zoet gedicht
ux rollen mag, toe een fchcnkaadje voor mijn
^JCmy, als ϋζ met hem noch naulijkshad ver-
^yt enkle goedheit roet zijn'vriendfchap heefc
vereert;
-ocr page 704-45)4 Het Leven van
Die om zij η vroom c deugd en hciligheit van leven
Van Godt is opgevoercten top van eerenftaat,
En is geworden een dooriugtig kerk-prelaat.
Met reden ftaat'er dan in 't heilig Blad gefchreeven
Dat wie zich laagjes houdt, en naar geen groot-
heit tragt,
Eerlang geraaken zal tot groothcit, eer en magt:
Maar die zijn trots gezag nu hemelhoog wil heffen,
En met een moedig hart altyd naar 't hoogfte
dingt,
Ja zyn verwaande kop tot in de wolken dringt.
Dat hem heel onvoorziens een donderflag zal
trefFen,
Zoo dat hy van zyn troon zoo moedig opge-
bouwd
Zal ploffen in het flijk, van yder uytgejouwd.
Daarom heeft Chriftus ü tot hoogen ftaat doen
klimmen,
En over duizenden van een ontelbaar volk
Tot kerkvoogd aangeftek, en Evangeli-tolfc ,
(Waar over 't helfch gefpuis als harzenloos ging
grimmen)
Om de getrouwe fchaar als Opperkapitein
En hoofti voor uyt te gaan naar 's hemels gulde
plein.
Maar let hoe Chriftus tot zijn vroome kruis-gc-
zanten
Van't amptder Harders fprak: gy zij t het we-
relds zout,
Dat alle dingen gaaf en ongefchonden houdt:
Gy zijt als fakkels die uw licht aan alle kanten
Moet fchieten door en door de naare duifternis
Daar's werelds ronde kloot nu mee betrokken is-
Ea
-ocr page 705-Η. Fredericus: 5η
En even als de zon door lucht en graauwe wolken
En dikke nevels heen het werelds rond befchijnt.
Waar voor al 'c nachtgefpook en duiiternis
verdwijnt·,
Zoo moet gyiieden ook gaan lichten alle volken ,
En fliehten ieder door uw kloek en wijs beleid
Tot glori j lof en eer der Opper-majefteit.
Gy moet de herten die als wankelmoedig vlotten,
I Befprengen door het zout van een gezonde leer
Dat hen geen vuile worm of ongedierte deer' :
Of dat ze door geen ftank van 's werelds euvel
rotten.
Wat preek ik al ? Gy hoeft niet eens zóo ver
te gaan :
Uw eigen naam wij ft u uw harderspligten aan.
Want deez' zinrijke naam, naar dat de letters
luiden,
Begeert, zoo ik het vat, dat gy de vrede regt: (8)
Dac is van paffen naar den letter uytgelegt.
Oan fchijnt hy vorder noch twee zinnen te be-_
duiden,
Daar is een flegte peis, een peis die niet en
deugt:
^cn peis, waar door de menfch in't quaad doen
is verheugd.
Maar deeze dient geregt,Ait vrede moetgybreeken:
Hier moet het harnas aan, de handen aan 'ε
geveft,
(Ik fpreek in 't geeftelijk) tot weering van die
•Uaar is eenvreede diegy vlijtig aan moet queeken.
De vrede met den Vor ft van 't opper-firmament,
Pas dac uw trouwe fchaar die vrede nitnmer
fchendt.· Hit J Di£
47*^ Het Leven van den
Dit geldt den naam dien gy in 't Doopzel hebt
gek reegen,
Die noch z-al vliegen op de wieken van de faam:
Maar uwe wijding geeft u noch een nieuwen
naam :
(Wiens zin en rijke fchat gy wel moet overwee-
gen)
Den naam vatl Biflchop , die van 'ε Grieks is
afgeleid,
En by de Duitfchers een Toeziender is gezeit.
Hier door wordt gy vermaant in al uw doen cu
laaten
Wel toe re zien dat u de helhond niet verraft.
Gelukkig zoo gy maar op uwe naamen paft :
Dat is, zoo gy voor eer ft uw zorg tot alle ftaaten
Enmenfchen , jong en oud, met vlijt en yver
rekt ,
En als ecnBiiTchop paftjhentot eenVader ftrekt.
En zoo gy vorder dan de vrede der zondaaren
A'let hunne driften en hartstogten dapper ftoort.
Die vrede die de ziel zoo onbarmhartig moordt.
Maar d' and're vreede met den Heer der hemel-
fchaaren,
Waar in 't gelukkig hart zyn heil en weelde
vindt,
Door uwe wijsheit ftut, en ftijft, en vafter bindt.
Verzuim ook niet voor my uw boezemvriend te
bidden,
Die insgelijks voor u naar mijn vermogen bid,
Waar dat ik gaa of ftaa, waar dat ik leg of zit,
Dat Godt uw leidsman zy, en hoeder in het midden
Van al de ftrikken,die die de hel aan alle kant,
Uyt vuile moord-luft fteeds voor onze voeten
fpant, Voorts
Η. F r ε d ε r i c υ s.
Voorts bidden wy dat gy een lange reeks van jaaren
Gezond moogt leven tot een loögen ouderdonni.
Ter ftichting van uw volk,en nut van 'tChri-
ftendom j
En oud en uytgeleefd danraoogt ten hemel vaaren
Daar Godt u geeven zal pen wel-verdienden
loon,
Een fcliepter in de hand, op't hoofd een paar-]
le-kroon.
\Vy moeten ons gebed al'tfamen derwaart ilierent
Dit bidt gj Prederik ^ dit bid ik Raban ook:
Want buiten dit is niet als yd'Ie wind en rook.
Bedenk my ook als gy 't altaar-geheim gaat vieren,
En 't bloed van Chriftus plengt in den gewij-
den kop,
Draag my den Heere dan in uw dank-ofFer op.'
En bid den Hemel-Vorft , die alles heeft gefchaa-
pen,
Die op zyn flinker duim 't gebouw der aarde
draait,
En met zyn regter vuiil den ilarren hemel
zwaait.
Dat ik beneffens u, en al zyn trouwe knaapen
Eens mag verfchijnen voor zyn koninklijken
troon,
En hem daar loven op een onbekenden toon.'
Fan V Hoofd van den H. FREDERICUS. enz.
In't jaar 156z. op den 18 July, heeft Volkerd Hethoofa
BiiTchop'van Giblet, en in 'tBiflchoppelijke Vi-
karis der Utregtfchc kerke , het hoofd van den "é
K· Frederik uytde kifte gchaalt, en met goud en hosfdpanne
iilver beüagen , tot lof en glorie van den almo- van s. O-
llft ^ genden*« ^
-ocr page 708-47*^ Het Leven van den
enden Godt, en tot meerder eer van den H. man.
j^u^ fp^eu L. Suriusop öm 18 ^Ιϊρ/ öicöaai;
^ too^iit Uan Baiikt. 't toa^ öan
vru|tigheit ouö^ U seiooonte öan bit jeiije $oofö / öenefe«^
der geJoo- öe öooföjfta» ban öen f .S^dijiïer Oduifus, in öe
Salvators ftetto boo^iiegobii^iigtiggwt ban 'tgf^
ïoobige boïii mt toon tefïdlen,
ïfier ohtv ö^eff öe googgdm'be Gysbregt
Lap van Waveren beniioïgcniren ö^ief ίΠ 't laat
1644. «^t ïltr^gt gefc^jccijcn aan Johannes Bol-
Jandus:
ecrtyds in
• S. Salvators
vigeii cen
tooa o-g,
(ti-h. °
De hoog achtbaare Heer Nyhiiyze heeft meer
als eens door zijne brieven de geheuggenis van
uwen perfoon en van uwe overgroote lief-heb-
berye omtrent de levens der Heiligen in my ver-
nieuwt. . . . Het is my een kift deezcn uwen ar-
beid, tot lof van de heiligen Gods , eenige hulp.
te bezorgen, en wel zonderling omtrent de Hei-
ligen van ons Vaderland, onder welkers vierders
ik my den eerften wel durf verklaaren. Zie hier
iian pen tweevoudig bpfchrift, het welke ik met
nauwkeurigheit heb uytgetekent ·, dewijl deeze
.overblijfzelen in de bewaaringe waren van mijnen
neef Pompejus α Montzima^ Kanonnik en Schat-
bcs^aarder, en naderhand ook Prooft van de Sal^·
yators kerke (Oud Munftcr) binnen Utregt. Op
de hoofdpan vanS. Oduifus, in een zilveren hoofd
gefloten , en van een bequaame en menfchelijke
grootte, Haat een opfchrift met een duytsachtige
ktter 5 met dewelke ik in mynen Hortenfius een
zeker opfchrift heb uytgedrukt} op dat gy voor
uwe oogen moogt zien wat dat ik door eenduyts-
iichtige letter verftaa.
Η. F R ε d Ε R i c υ S. 5Z1
IN 'T JAAR ONZES HEERE MCCC.
HEEFT DE DEKEN EN HET KAPIT-
TEL VAN S.SALVATOR TEUTREGT
MY ÜYT DE KAPELLE DOEN NEE-
MEN ,· EN OPMAAKEN.
Een gedeelte der hoofdpanne van den H. Fre-
dericüs, insgelijks in een zilver en gemijterd hoofd
gefloten, heeft bet volgende opfchrift, ook in
een duycsachtige lecter:
IN'T JAAR ONZES HEERE MCCCLXII
HEEFT DE DEKEN EN 'T KAPIT-
TEL VAN S,SALVATOR TE UTREGT
MY UYT HET GRAF, DAT TGElSf
VERNIEUWT WIERDT, DOEN LIG-
TEN EN OPMAAKEN DOOR ELIAS
SCERPSWERT GOUDSMiT.
Zy zynte^
genwoor-
dig in een
veilige be^'
waaringe,
daar zy vaqf
overlang
een lieife-
lijke geur
uytwaallc^
men»
Schriften
van den H,"
FredcricuSj
let 0e]^eiïi0ö goof&ijaii
boogö bmtffen^ Öet öeftSened ban öen φ.
Oduifus, ijrt hüdïie oj! öesdföe iog^t öefïaagen
boo?5ieiii0|e!t tegen öe toaeöeöec
tgii^n ge&a?sen tn öeöoeöt petoeefi / m iwojiit
«oc|i op ben gntóigen öag eerbieötsïp Öetoaait
0e-eert ten ïjuije ban een öooaïutötisen
Wü3tï0 man ; attoaar get aï ban oberiang een
«JonbaT en aangenaame geur ban 3ieö ber^
JjPiciiit / 500 aï^ mannen / öie 0een3in^ aan be
«fltgeïoobigeïiant 3gn/ onberbonben Sibben.
J, Valerius Andreas , tn ^ijtt ^eöerïanbfcSe
^oeïtj^aï / en Martinus Hamkonius, ί'η jijne
f ifïone ban^^^ie^ïïanb/ setnigen bat öe i^^Fre-
dericus een fraaie rebeneecina gef^eeben geeft
be dewelke de Vriezen
47*^ Het Leven van den
, van ouds tegen zekere fpooken , die zich in dc
gedaante van witte vrouwen vertoonden, ^hgten
te gebruiken.
Gerward de Hecze geeft ten Ojp^i^te ban feen
Fredericus 6e gier onberfiaanöe 0ifïe geöaa»
aanöe ïtecfee banïltceflt: mSjermït^öeöiief
tjan beeje gifte nocg öy J. Beka, notgfig W-
Heda geijonörti tooiöt / 5nïïen tog öen geïbett
«gt nocöonseö^uftte tanöbefi-ö^ieiien ba»
p. Bokkenberg gier ïaaten böigen.
(Gifte ge- In 'tjaar onzesHcereSzS. in her vijftiende jaar
daan ten (Jer regeeringe van Lodewyk den Goeden^ heeft Get'
'^^ofea de Heeze een gifte gedaan aan de Utregt-
H. Frede- ^'^he kerke op dcezc wijze ; Terwijle dat een iC'
ikas. der in de tegenwoordige wereld woont, is't hem
ten uyterile noodig een zaad van goede werken
tegen het aanftaande oordeel van den eenigen Godc
voor zich zeiven te bezorgen, en in voorraad op
te doen , op dat hem de dood niet fchielijk en
onvoorziens kome te verraflen. Daarom is het
dat ik Landwerdsïoon^z'inS.Maartens
kerke, binnen 'c oude Ir egt gelegen, fchenke en
overdraage al wat my by erfenis toekomt in heC
dorp Langara , en in Hellewwich , cn in Alladna j
en in ÏVefiervelde^ en in Theaden^ en in Hefin
in Amon j met alles daaronder behoorende, beem-
den , weiden , wateren en watergangen; mits-
gaders met de dienftboden , die aldus genoemt
worden : Segnmerd en zijne huisvrouw ·,
kild^ Albmard en zijne moeder j Siguin, tflfbald
en Adagrim, Grymbald en zijne vrouw, Jdd-wj/ t
Cerolfmet zyn wijf, Soïewik, ArnoJfen zyn wijf,
Adalgard Saxati cn- £i]aysf\]i^ Wembold en zijne
iüoeder, Qerit Ateghrat tmyn wijf? Megn^id^
met zyn wijfi Garwi, Gelgod en Mami,
Gajeni en Radim^ Ulfm met zyn wijf, Lmitwaarty
Odilgaan en zyn zoon , Herman , Aldrik en zyn
zoon , Landrik , CeU en Mar er ad y Hungain en
zyn wijf, Lindnech , Almeh en Selo , EghaU en
KadhiJe. Dit is in 't openbaar gefchiedt binnen
het dorp Èmhrik , in 't jaar na Chriftus menfch-
■v^ordinge acht liondert achtentwintig , op den
fevendenFebruaryj in't by-zyn der getuigen die
'^ceze onze gifte in hunne tegenwoordigheit heb-
ben zien bekragtigcn: welkers naaraen hier on-
^^r getekent ftaan. Het merk van Gerivard^ die
«ieeze vereering doet. . . . Het merk van Theo·'
danfus. Het merk van Jlberyk. Het merk van Ml-
henmard. Het merk van lldiraad. Het merk van
QdilbaU. Het merk van Qtbert. Het merk van
Rotnig. Het merk van Myermhard. Het merk van
Fredebert. Het merk van Nuibodo. Het merk van
Ledraad. Het merk van Ledard. Het merk van
Gerond. Het merk van Geryk. Het merk van
Rodbert. Het merk van Marmond. Het merk van
•^Idgeer. Het merk van Mialo. Het merk van
Rothard. Het merk van Ravening. Het merk van
^gilbert. Het merk van Gerbod.
Ik GcÏikktx heb dit op het hevel van onzen
HeerYte^ïik gefihreeven en ondertekent.
te 0unfïe hm SdiJCtl Frederik geeft Wi- Andere
bert , ntet 5ijnen 300nc Wdbert van Oofter- giftcs '
beeke, ijt faoljgetiiie 0tfte0eiiaan aan Öciierfie
mn Utregt. toaar ban tog öen ö^tef pc %
boegen / 0etcoftïsfn ugt öe ï^anïibefi-öjieben
ton P. Bokkenberg W Öet toÖt «Ofg ttfet g«?
-ocr page 712-524 Het Leven van· dem
In het jaar onzes Heere 834. is 'er noch een an-
dere gifte gedaan aan de Utregtfche kerke, op
deeze wijze: Een ieder die gezond van oordeel is
dient te weeten . dat de aardfche goederen ten
dien einde van Godt aan de menfchen gegeeven
zyn, opdat ze dooreen getrouwe uytreiking van
de zeiven de eeuwige belooning mogen bekomen.
Λν»ηί alhoevï'el dat hy de geever van alle goed
is, zoo is hy evenwel ook begeerig naar de vrug-
ten van onze eige naarftigheit, op dat wy , in-
dien wy zyne gaaven niet fchadeloos zullen ver-
«juift hebben,de eeuwige vergeldingen, dieGodc
belooft heeft , en die alle menfchelijke waardee-
ring te boven gaan, mogen verdienen. Hierom
is het dat wy, die genoemt worden Ono, Addo^
Rothard , hoopcnde dat hy, wien niets kan ge-
geeven worden als't geen eer ft van hem gekomen
is, egter onze gifren niet zal verfmaaden > maar
dat hy ons voor deeze vergankelijke goederen
met de eeuwig-duurenden zal vergelden , aan S.
Maartens kerke, geleegen in 't kafteel van Utregt
in 't land Niflerlatre, tot een laaiïenis voor de
ziele van Wibert fchenken en overdraagen , zoo
als het ons door den zeiven Wibert, en door zij-
nen zoon PFalbert ter wettige uytvoering overge-
levert is, al.wat hy in Ooßerbeek en in Praß fcheen
te bezitten; mitsgaders al het geen daar zy onder
de Franfche regeeringe eigendom over hadden,
met allededienft-knegten, gebouwen, boflche"?
beemden, weyen, wateren enwaterloopen, he-
nevens alle goederen daar aan hegtende j welkers
optelling denleezer maar verdrietig zoude vallenj
die wy dan , om dat ze ook in verfcheide foor-
ten beftaan , hier niet uytgedrukt hebben.^ Vor-
ders begeeren wy dat deeze gifte volftandig zy^,
wenfchen(}e dat alle menfchen , 't zy die au in 'c
Η. Fred er. ic us. fajf
leven zyn , 't zy die na ons zullen komen , daar
kennis Van hebben. Doch ingeyalledat'er ienaand
van onze vrienden hier niet tegenwoordig waar,
die zyn beft zou willen doen om de vaftigheit vaiï
deeze onze gifte , 't zy uyt zijnen eigen naame,
't Zy uyt den naame van een ander, verkeerdelijk
te doen vernietigen. Voor eerft moet zoo een
■weten, dat hy by Godr,zoo hy van voonieemea
en gevoelen niet en verandert, een ftreng oordeel
zijnen hals zal haaien. Daarenboven zal hy
in de boete van een pond goud, en van drie pon-
den zilver , en zoo hy met geweld gedwongen
ifloet worden, in de boete van vyf ponden , voor
's lands fchatkamer vervallen : en dan zal hem 'd
geenhy zoo onregtmatig gezogt heeft egter noch
niet geworden. Maar deeze overdragt, als fteu-
nendc op een wederzijdfch verdrag, zal beftendig
en onveranderlijk blijven.
Deeze overdragt is in 't openbaar gelchicdt in
het dorp Ooßerblech, o^ den z'y. December, iri't
jaar na de menfchwordinge onzes Heere Jefus
Chriftus 834. in de twaalfde indiktie^ in 'tzi jaar
^er regeeringe van den doorlugtigften Keizer Z,ff-
dewyk, in de tegenv/oordigheit van de ondergé-
fchreeve getuigen: Het merk van Theodai. Het
merk vm Otbrach. Het merk van EgUbregß. Het
ïi^erk van Banach. Het merk van Mulhalt. Het
®crk van Rachelt. Het merk van Rohhchrefl. Hec
r^ierk van Frederik. Het merk van Sigerik. Het
nierk van Bernold. Het merk van Godin, Hec
«lerk van Gelbold, Het merk van Regmold. Het
merk van AlfriL· Mitsgaders het merk van deeze
Saxen, Theodold ^ Ever aard, Albo , Alf eer,, Ha-
''"rim, Seger, Bofo, Uddo, TVermbold.
Ä Bernold omvaardig Prießer heb dit op het
bevel "Jan den gefchreeven
en ondertekent. AAN-
-ocr page 714-AANTEKENINGEN.
1, Dit zal geweeft ïijn Aldgillus of Adgil·"
lus II. de zoon en nazaat van Radbodus, en de eer-
fte der VrieiTche Koningen die het Ghriften geloof, be-
ïievens zijne drie broeders en mceft zijne zuiiers, heeft
aangenomen. De Koningen van Vriefland, daar Hol-
land onder begreepen was , moeten zeer aanzienlijk
2Ïjn geweeft: Want de eene zufter van Aldgilltis, met
naame Tindofwinda, trouwde met Grimoaldus , den
ïoon vanPippinus. Zijne tweede zufter Othilda is ge-
trouwt met Gormo Koning van Denemarken enz.
Maar wie zou oit in'zijnegedagten gekreegenhebben
dat onzeBilFchop Fredericus ook bloedverwant, ja de
ïufters zoon is geweeft van den eerften en vermaarden
Priefter-Jan of Paap-Jan, Keizer (zoogezegt wordt) van
Ethiopien, doch die zederd eenigen tijd door de Geleerden
verplaatft is in Ooft-lndien. Dat zoude evenwel wel die-
nen te volgen indien de eerftc Priefter-Jan de tweede
-zoon is geweeft van deezen Adgillus. En die dit voor
de zuivere waarheit niet wil aanueemen, heeft het maar
te vraagen van Martims liamconius die het omftandig-
lijk en met een VrieiTche opregtigheit vertelt, en al ee-
nige getuigen voor zijn zeggen bybrengt. Adgillus,
xegt hy, had drie zoonen. De tweede, met naame Jo-
hannes, wierd om zijne uitfteekende godvrugtigheit en
om zijnen yver in het geloof te verbreiden, by-genaamt
Prießer. Daar hebt gy al een Priefter-Jan. Vordcrs,
zegt hy, is deeze Johannes.met den Deenfchen Prins
Otgerus, met Adel Adeling, en met een grooten hoop
Vriezen en Deenen naar Indien en Ethiopien getogen ;
daar hy veele grootc landfchappen verovert, en het
Ghriften geloof allerwege ingevoert hebbende een Ko"
ninliirijk, dat zijnen naam voerde, heeft opgeregt. Me"
hoeft den man op zijn enkeld zeggen niet tegelooven :
want behalven de Schrijvers van onzen landaard, zegt
hy, iiz.mLibertus Büfchop van Bergen, JohannesNau-
clerus, het Fafciculm 'Temporum, en een menigte van
andere Schryvers voor mijn zeggen in. Doch Mande-
wy/, die daar in yrnjoach. Hopperus {inEfitome) en van
Boétms Epo {Orat. de laude Fnfia) gevolgt wordt, ge-
looft dat deeze Priefter-Jan een zoon is geweei^van
Aantekeningen op den H Fredericus. 'yxj
Gondebaldus, Radbodus zoone. Hy zegt ook dat de
berugte Bapttßa Mantmnus deezen togt in een fraai ge-
dicht heeft befchreevcii : en hy ilaaft zijn verhaal noch
met de getuigeniffe van den zeer geleerden Gefiebrar^
dus. 't is Vfuzr ^Nauclerus fchrijft in zijne Kronijk dat
Otgerus een Deenfth Veld-overfte , en een man vaa
een uit&ekende vroomigheit en godvrugtigheit, onder
Karei den Grooten gebloeit heeft, en alle de overzee-
fche geweften , van Jerufalem tot aan de Boomen der
Zonne, onder Gods zegen heeft verovert: dat hy in 't
^ovenfte van Indien een Keizerrijk heeft opgeregt, ea
t ielve opgedraagen aan omen Priefter- jan: en daar-
enboven noch 14. Baronnen van zijn maagfchap aange-
fteltdie onder het gebied van den nieuwen Keizer moe-
ien ftaan, en ?t Chriften Geloof helpen befchermea.
Dit vs^ordt aldus verhaalt, zegt Nauckrus, maar 't is
jammer dat hy het niet al. te zeer bekragti'gt. Ik en weet
niet, zegt hy, of'er wel een is onder de Schrijvers die
"^'t verhaalen, op wiens zeggen men met alle geruflig-
^eit mag aangaan. Dit zou die ganfche biftorie wet
^erbrodden. Men ziet hier althans uit hoe dat men 'er-
i'gtelijk kaal af zoude komen, als men de Schrijvers
hef optellen van hunne getuigen al te ligt geloofÖe.
Hamcmius zwetfl: onder anderen op de getuigenis van
l^auclerus·, {teflamur): en die Nauclerm fpreekt da-ar
zoo twijfelachtig van als hy wel kan. Hopperus en Faf-
«ic7iïm Temporum heb ik niet ter hande, wie weet of
i^et daär ook niet op een men zegt zal uitkomen ? Ge-
^^brardus^ ik beken het, is een geleerd man, en mag
^ypl plaats hebben onder de eerfle geleerden van zijnen
•^yd. Deeze verhaalt dezelve gefchiedenis uit het Faf.
f^uhis Temporum. Doch hy fpreekt 'er ook al twijfe-
lende van, en hy bekent dat hy niet kan vatten hoe dat
"e Deenen met hunne vloot zoo een groote ftreek van'
'auden en zeen hebben können bezeilen. Maar hy is
•ych al geneegen om het te gelooven, om dat hy by
!^filhelmus\n het tweede boek zijnerhiftorie vindt dat de
J.'igelfche Koning Elfredus omtrent het jaar 870, door
^'gelius Biffchop van Schirenburg, verfcheide vereerin-
Ken gezonden heeft aan het graf van S. Thomas in Ooft-
Indien. En zijne twijfelinghee dat de Deenen en Vriezeu
daar hebben können komen , zou miiTchien de grootfte
ïwaangheit niet maaken: «len ^iet hedensdaags hoe dat
'er
-ocr page 716-'54·^ Aantekeningen
*er 's jaarlijks geheele vlooteu naar Uoftindien vaarcll
en van daar weder t' huis komen, hii men weet dat
de Deenen en andere Noormannen op dien tijd al ïoo
groote liefhebbers van het vaaren, en al zoo ruitige
waaghalzen waren , als onze Hollanders nu können
aijn. Maar van Jerufalem af te beginnen, gelijk bo-
ven gezegt is, en tot de boomen derZonne toeteloo-
pen; en dan wederom naar het diepfte vanOoil-Iiidien
(^Ifidia fuferior) te trekken , dat kan op geen eenen togt
gefchiedt zijn , of zy moeften de Middelandfche zee
wederom uitgezeilt zijn, en dan ganfch Afrijken gaan
omvaaren hebben: Wat zal ik 'er van zeggen; Ik mis-
gun onze Vriezen en Hollanders, nochte ook den Dee-
nen, deeze glorie niet : hadden zy 'er maar wat ouder
en klaarder blijken van. Althans Uhbo Emmius, ( Apok^.)
die dit verhaak ook bybrengt xAtS^ffridusPetri
daar niet veel werks van te maaken,
2. Zijn vader is geweeftAdelbrikus van Adelen. Zijn
oudfte broeder. Adel genaamd, zou volgens den voor-
noemden Hamconms in 't gezelfchap van Paap-Jan en
Otgerus naar Indien zijn gezeilt: daar hy zekerlyk ■ een
van die 14. Baronnen moet zijn geweell: dat behoor-
den zy daar al by verzonnen te hebben. Zijn oom,of
moeders broeder Gondebaldus, hoewel Koning van Vrie-
iland, zoa ook een liefhebber van 't reizen zijn ge-
weeft. Want Hamconim verhaalt van hem, hoewel hy
bekent dat het beter op Godebaldus II. zoude pallen,
dat hy met Karei den Grooten opgetrokken is tegen de
Sarazij^en van Spanje: en dat hy benevens den vermaar-
den Roeland en al die andere deftige kareis verflaagen
is by Ronceval. Deeze reis en de dood van Gondebal-
dus gaat vafter als die van Paap-Jan: en Ubbo Emmius,
geen ligtgeloovig Schrijver, verhaalt dezelve als een
bekende zaak.
3. Den naam -van Athanafius draagt. Dit geloofs-be-
grip heeft langen tijd voor het egte werk van S. Atha-
nafius gegaan; maar alle de Geleerden zijn nu van ge-
voelen dat het van iemand anders gemaakt is. Het is
zekerlijk geniaakt na de Algemeene kerkvergadering
' van Kalcedon; want het fpreekt al te duidelijk van de
doolingen der Neftoriaanen ende der Eutychiaanen : en
men ziet ten eerften wel dat hy het op die twee kette-
ryeu gemunt heeft. (Zie Feßus de Symboüs.) Daaren-
op ben Η. Fredèricüs, fz^
boven ftaat het niet vermeldt in het Roomfche Wet-
boek {Codex Roma-Ms) daar zoo veele geloofs-belijde-
tiiffen Zorgvuldiglijk ter eeuwige bewaaringe üaan uit-
gefchreeven. Het heeft geen plaats onder alle de ge-
^uigeniffeu die S. Leo met zijnen 97. Brief gezondefi
Heeft aan Keizer Leo. Het is, gelijk een die zich ee-
^igfins op den ilijl verftaat ligtelijk kan befeffen , geeti
"'jJ Van een Griek maar van een Latinift. S. Athana-
fius heeft op verfcheide plaatzen verzekert dat hy noit
gedachten heeft gehad van een nieuwe geloofs-belij-
^wiiffe op te itellen,dewijl hy die van Nicea voor vol-
l^aakt en onverbeterlijk aanzag. Daarenboven tot dfi
J^sde eeuw toe heeft niemand het minfte gewag van dit
^^lobfs^iegrip gemaakt: daar het zoo dikwils tegen de
^eftoriaanen , Eutychiaanen enz. te pas had können
'tornen.
Maar wie het eigentlijk gemaakt heeft, dat is eea
®iider gefchil. De Heer ζ). {Dijfert. 14.. dé 'variis fi-
Libellis) houdt Vigilius , Biffchop vaft Tapfen ία
p-frijken, voor den opftelder, en geett al eenigewaar-
cnijnelijke redenen van zijn zeggen. Sommigen be*
gmnen hem ook al toe te vallen ; enZiah-wiski in zijne
geknopte afbeeldinge van de Oofterfchc Kerke fchijnt
^aar niet vreemd van te weezen.
4·· Dat zal hy eenigen tijd daar na, te vveeten als d$
^^oordenaars al weg waren , gezeit moeten hebben.
»Vant men leeft in zijn leven, by Baillct, dat hy den fteek
ntvangen hebbende niet en fchreeuwde , op dat d«
Moordenaars tijd zouden hebben om weg te vlugten.
Dat de kinderen van Lodewijk het grootile onge-
de wereld gehad hebben van hunnen Heer eti
\ ader op een fchandelijke wijze te mishandelen
word nu genoegzaam voor de waarheit gehouden. Maar
at ïy evenwel Vel eenlge redenen van misnoegen had-
ï^j·'. . Keizer zich van zijne tweede huisvrouwe
pditn liet regeeren, en ten gevalle van haar en van zijn
zoontje Karei hen al wat benadeelde, is ook een
ekende zaak. Het is ook waar dat de Keizerin al vry
gerneenzaam was met Bernardus Graaf van Barcelona,
dat deeze,moedig op zijne groote magt en gemeen-
ïaamheit niet de Keizeriniie, het hoofd in de wolken,
en boven alle andere uit, begon teileeken. Maar dat
te verwonderen is, die 't meeüe door deu Keizer be-
%l
guil"
'54·^ Aantekeningen
guaftigt waren geweeft, waren wel de vinnigften van
zijne vervolgers. Want, gelijk AJezerai in zijn leven
getuigt, hy had de kerkelijke perfoonen te veel toege-
geeven: of ten minfte, met hen in wercldfche zaaken
te gebruiken, en al te rijk te maak en, had hy hen be-
dorven. En daar by had hy het oordeel niet om de
goeden uit de quaaden te kennen, hoewel dat hy bui"
ten dat een vroom, opregt en een loffelijk Keizer
is geweeft. En indien men om zodaanige redenen ee-
nen Vader en eenen Keizer zou mogen beoorlogen,af-
letten en in een kloofter duwen, dan zou 'er al me-
nig Keizer en Koning de kap moeten gedraagen heb-
ben.
6. Baillet, een Schrijver van kennis en oordeel?
fchrijft in zijn leven dat hem de dood is aangekome»
uit het eiland Walcheren. Hy had daar veele vyande«
femaakt met de heiligfchendige huwelijken , ten deele
oor zijne vermaaningen ten deele door dwaug , af re
fchafFen. De magtigiten van het eiland bleeven daaro-
ver wrokken en morren: tot dat zy eindelijk, ziende
.geen beter kans om zich tc wreckcn, en miffchien tot
haare voorgaande vuiligheden te keeren, twee moorde-
naars opgemaakt hebben.
7. Dat fchijnt voor zoo een man, als Bachelius wil zij"
en metter daad ook is , al wat flegtjes geredeneert.
Laat ons al Itellen dat onze BiiTchop den Keizer ο ver
die vrij heit van Bernardus aangefproken en verm®^'^'"
heeft; is dit een reden om zodaanig tegen hem u't
vallen ? Wy hebben Mezerai zelf hooren bekennen dat
'er al wat aan was; en hy voegt 'er by dat de Keizerin
hem tot haaren kamer-jonker had aangenomen om hem
altijd aan haare zijde te hebben, enz.' Mögt de Keizer
daar over niet vermaant worden? En was dit zoo ecu
fchelmftuk voor Fredericus geweeft , dat hy daarom
alleen verdiende door Rucheüus uit den Hemel gebonÜ
te worden. Maar, zal hy zeggen, wie fpreekt 'er van
Bernardus? Ik zeg het, zal "hy vorder zeggen, op de
berifping daar Beka van gewaagt, en die op het huwe-
lijk van den Keizer en Judith ziet. Maar zoo veel te
beter voor Fredericus; dan is 'er des te minder op heni
te zeggen. Want Buchelius bekent dat 'er, niet een on-
der de oude Schrijvers is die over dat huwelijk heeft
gevallen, en van onwettigheit heeft gefproken. E"
weet
-ocr page 719-op den Η. Fredericus. fjr'
Weet niet hoe dat de nieuwe Schrijvers deezé onwet-
tigheit in hun hoofd gekreegen hebben. Dat fta ik hem
Volmondig toe. Maar Iaat hy dan een weinigje verdef
gaan met zijn redeneereri. Indien deeze onwettigheit^
gelijk hy wil, en gelijk hem toegeftaan wordt , eea
nieuw verdigtzel is, hoe kan Fredericus den Keizer daat
over zoo begroet hebben? Als de onwettigheit om ver-
re valt, en noit iemand der Ouden in de gedagten is
gekomen , zoo moet die berifping ook van zelfs ver-
Vallen. Waarom dan een heiligen Biflchop zoo gehe-
5telt over een zaak die volgens zijn eigen zeggen tegea
waarheit moet ftrijden Maar ßuchelius zal zeggen
dat Fredericus het gemelde huwelijk heeft willen ver-ί;
weeken om het gewaande overfpel van de Keizerinne,^
^aar waar uit blijkt dit zeggen ? Indien het verhaal van
Beka voor onwaar moet gehouden worden, gelijk het
onwaar is, zoo blijkt het nergens uit dat Fredericus de
Keizerinne heeft willen verflooten hebben. Waarom '
•iien eerwaardigen Biffchop meer fouten opgedicht als
^en kan waar' Inaakcn ? En fchoon genomen , het
''vas al waar, hy hsd daar een misflag in gehad: zullen
dan zoo hard zijn tegen vroome en yverige perfoo-
^en dat wy hen om cenen onnozelen misflag, om ee-
sten al te dfiftigen yver, om eene onvoorzigtigheit ,als
iullen ontheiligen.
. 8. Dat is den naam van Frederijk wat verre getrok-
ken als of hy van vrede en rigten voortquam, en als of
'Ώεη Frederigt moeft zeggen : daar het zeker genoeg is
«at hy nit mede en rijk, gelijk meer andere naamen die
^ven eens eindigen , gemaakt is. Maar een Digter
heeft wat voor uit om iets mt zijn hoofd te ver-
^mnen.
%i
Op het leven * van den
I. T^ewyl ik het leven en den ommegang
^ van den heiligen Belyder en Prieftef
Odulfus met Gods zegen meen te befchry-
ven , zoo roep ik alvorens de hulp aan van
den geenen , door wiens genade deeze hei-
lige man in deeze plaatze des ballingfchap^
verdient heeft zoo een man te worden: eo
door wien hy zulke een kloekmoedigheic
omtrent zich zei ven , en zagtmoedigheit ie
geils zyne even-menfchen heeft bekomen =
zoodaanig dat hy met de menfchen te vei"
maanen, te beriipen en re beftrafFen, to^^
de deugden overal voort te planten, de wot"
telen'der zonden uyt re roejen , eindely)^
met den wyn en olie, als een goed Samaf^
taan, in de wonden der gequetften te g'^'
ten , den dag-penning aan de wyngaar^'
werkers belooft wel te deeg verdient heeft.
Ik zal dan de vrymoedigheit neemen»
nende op de hoop van zyne gebeden > ^^^^
iets van zyne ontelbaare deugden op het pa-
• Het welke door de Bollandiften uyt oude boeken , zoo re^
t?c hand gefchreven als reeds gedrukt , in het tweede deel va» J
Bius iu 't ligt gegecven is,
Η.
VOORREDEN. Π3
pier te brengen , het geene nut zy voor de
tegenwoordige wereld , en niet onwaardig
om van de toekomende geleezen te worden:
op dat de menfchen zyn leven leezende, en
aan zijnen ommegang fpiegelende, in
?ich zeiven mogen uytwiiichen , al wat 'er
in hun gedrag ielyk ftaat voor de oogen van
^en albefchouwenden Opper-koning: opdat
^e het vel van den ouden menfch uytge-
Jchudt, en den nieuwen menfch aangetrok-
ken hebbende j met alle heil en zegen ter
^oonftede der eeuwige klaarheit mogen ge-
^■aaken.
ί
de
534 HET I.EVEN VAK 1>EN
^yn 'e geboorte^ viwrtgang in de njetenfchapperii
^riefierfchap en 'verrigtingen zoo binnep·
Ut regt als. in furies land.
Η, Ο d υ l f υ s.
II. iiöer ör regemitge ban tsm ^m SöÖ^DeH o-'
bjMgtigen üeiset' Lodewyk ï^ttft een duifus uyt
Iter tirlasörösg niöii geieeft / niet naa^ ^en cdek
nie Ludgis, öie u^t een tMt fianime onöec
ίΐ gefpiotdi mm ^^f^ ^oo^ goii^ '
öcïpe fiïjiïtfe'ïig er« 500« geteeït / Odulfus ^e^
tiaants/ öetoclfee aaiifioii&^ Ö0O? 't toatec
be^ ger&ooreit / en öen goöïieïiii'
ïten öoiito tigt öeit gemeï ίφ fietogtigt, Ig toa^
naaltjit^" iiocl ge§imit/ of figtoicröt tm eerße -
ftßfidt omSïeïierfeeïpe toetenffljapprn tefea-e«;
.«1 ^ iöieröt öe goigf hm ö^ilige m goisbitigtii
ge mannen aanèèliolm mn in een toeï-geregeïtie '
gotil&ienfiieöeit on^ertoejeit te tooien»
«Süöt tfmft pm soaöaaiiïge ïeecpcgt in^e^
fïoit/ en 500 f%öiiöer een berfïanö gegeelien/
, tiatgp ite anberen / öieünbei· ijanjaaren toatren/
in get ïeeren tere te öoben ging 5 en^ilneionfti
seit/ öie öooi ύ0 ^aaven mtS niet geriltit iaa^/
boojïselttnni^ ötc «Sobödpe saafen bïgtigbei'i
cjcrhe. ί^οίίια·^" ^eeft ijff in laaren / iuii^est en
Öeiïiggeit jöoïiaaiiigioepnomen/ öatöe geenen
öie toeïft maaStenlian^oöt öoo? mt gerc^
ö^Iïi leben te öieneii / ban bertoonticiln^e niet '
anöa-^ toe^asen / aï^ of'er een ttoeeiie Samuel
^mn te iiimm. 31» önittiegans wet 2 ζ'Ζ
w <Soö-öienenöe mannen toleröt öoö? öe jecrdhel't c
poöïreïpe genade imt joöïsaanige öebaïïiggeit gcdvrug-
o^fiaafï/ öat öu % geii alien / nieraanii «gtge;= t.ghe«.
5oniretb/ toeï gejienenfieminbtoa^^; en omsgn
ö^ngb^aaniïeben ban leöei' een geacht en ge-eert
mtvht: feïpenöe ban jijne i^ant ooft niet in
ban ïjm in^geïp^/ jelijfe öetaamlijli
met een sntbere mhulkftit te beminnèw,
3Pantiïit eectoaar&ig fewö toßnöe rec&ä in sijne
Sï 4 joii0e
ca
Het Le\'en van den
jongg jaami booj een gebimrigen ö^jift en gene^
genögeit / toat öat iyQ al in jijnc goosa· jaaren
gonöc ugtboecen. Cn maaiste i-eeisl ai een
ijoöjneemen öat ö^be a^obbeïijlte Uerniaanin^en
niet 3oube in iren toinö fïaan/ bie mei
öee3e iooo^ben aan 3tjne ieerïingen geeft gegee^
tien: Λ Wie vader of rnoeJer meer bemint als my»
ismy niet waardig: eu eibcrs; h Wie achter my
wil komen die verlochene zich z,eh'en , en volge
my. #n3e ö^aabe jongeling öaöbe taoo,?benbee^
3ec Cbangeiiffeöe ieffe gebunrig in 30110 gerjeu^
geniffe ; en iiet 3öne gebagten iiacöt enöe öa®
isaai· op fpeeïen; 300 batggi ooit een öeiofte
öaan ïjeeft öan <i5obe getroutoeip en gefïabig^
ïp boo? een gobbjugtigen ommegang/ en bo0|
§et oeffenen ijangoebetoerlten/te 3i!i!en bienenj
«n ban öeilige Iteeite / onse <<5eefïeïpe
inoebet' / onaffc^^jbeiijii te 3u!ien aanhangen ί
'ttoeiiteg^ οοίί getrpntoelp enöefïipteïpif na^
geftomen,
in. E'00 ban bc ïjeilige jongman Odulfus,
öi'e ban <i5obt toeï bennnb / en ög ï}eiigb3aame
inenfcijen bjel gesien Sua^ / inaac 3gn eenlgfie
toeeft niaaßte ban <£3obt te bienen / ïang^ be
trappen ber geiiige bengben alienlfien^ opae^
iiïommen/ ter ti)b toe bat ^n tot een boïraaaSt
en boïiuaiTeljen man in be bengb i^ opgegcoeit:
bjant aïtjib öeiiommerb / gdgis be nta^
nier fc^n a!ie Ifeiiigen iji / om 3tjn ïfait tot be
Öemeïfc^e 3aaften op te öefen/ enomöe aam
ïoit3den ban aiie toereibfelje 3bj!a· en pjac^t
gep^aaienber bjjjse af te toeeren / boigen^ bat
'er geffö^eeben fiaat: « Zy zullen voortgaan van
^e eene deugd tot de andere. J^at geS ift mg
langer met sljne berijeebe bengben op te öonbenj
r» Matth.10, h L^f.p. c PfaJm 83,·
-ocr page 725-Η. Ο D υ L F υ S.
aïim^ in aïlcr^aniie iJmgiicn opge^
iöafff§en / ooft ïang^ öe trajjjjeii ^tt Äer^
feripiß totibingc ojigeMßmmen. te öan boo?
ae oSaiiöelpe fc^tiil^ing/ 300 ai^ 'tiucltegeloo^
ben fiaat/ tot öe taaai'öigö^t öe^ l^^ieficriiom^
betÖ^eöe« ; en öoo^ öe meöe-iocrfenöe ©enabe
ban öen ^^iefïei· ban öen öooöfïm
Itoning getoüjöen. ©it ban Be^ao^ïp bemgt
50ίί&ε / öceft δρ aantïonb^ em boojnecmen ge^
niaaSt / ban ^tï} ecgen^ naar een fiigteïp en
iaeï-geregeïbüïoofïeiV tot beter betraegtinijbec
Sobbiugtiggeit / tebegeeben. ^gne onbec^Sebi
oen ftem geöeöen bat ïji? bie gebauten gonbe iaa^
ten baaren/ en iieber fjaare begeerte o^boïgen/
Öier in befiaanbe batgg öebjinb oberbe lerft
en be «Gemeente ban * Oorfchot jonbe aanneem
men; aï^ 5pbe baar ter plaatje geöooren enojr^
gebcebt. geeft sieö ban ïaaten geseggen/en
«aar Ijnnne 5in / goetoeï tegen fijnen eigen bjiï
en banit/ gebaan.
IV. jfs^aar niet ïang baar na geeft ggi goeb^
gebonben naar een aansienïpejiiaat^/ metnaa^
me Utregt, te trei^ßen; met eenbafi boo?neemen
ban aibaar/ 500 ïang aï^ gem ^gne öeenensou^
jen b^aagen / benefen^ be anbere ftrijg^-i^negi
ten beg f eere/ in get ïeger ban ben
mng Cfeiiïu^ te bienen, Φιη ßo^t te gaan/ be
man ïjet gart boï ban<0obtgeb&enbe/ en be
oeatieï - fpjewit ban 't <i|bangeïie in acgt ne^
menöe/ f Wie alles niet en verzaakc dathy be-
5 die kan mijn leeding niet weezen , geeft
oiiber^ / b^ienben / ïanbergen / gni^ge^tn / en
mat g^ besät / baar geïaaten ; en ip in aïïe
J|Oeb / arm ban goeb / maar rgft banberbien^
Iten/ enCgjifiniS totsgnen ïeib^man geböenbe/
# ρ , ® ^ «aai
^e» burgi Brabant. f ifct^ S-
Hy words
Priefter
gcwijdt.
fly neemr
het bewind
aan over de
kerk van
Oorrdiot,
Hy trekt
naar
Utregt.
757 Het Leven van den H.Lvdgeri/s.
naar bi öcoogöe pïaatiS ßciroMfcn, 3®a«t Μ
öegeeröe «iet^ in öcese totreiö te Bcjitien/ (i)
om baii öen l^mt/ ijoigcn^ ^ym öeioftc/ Öön^
öeröfout m ^et ceiitoig iciseii 5df^ iianiaaP t^
onttïangiii, öesdïie pïaat^ toa^ ioÉiimaaï^
mx^m metnaameFredericus,
bic bell leiiigeii man met groote ölpfcöajr eii
öeïjooripe eerfietogjinge ^ee^ ijei-todlefeomt
^a aöe öe bienaaren be^ ]^eere/ bte ojjöatjsai^
i)^ ten bergabert toaren / ioenfcgtcn ben ^ip
fc|)oj> Ued geiuli^ bat 'er een 500 ^diig en gob^^
b^u^tig bienaar be^ ^eereög^ Ijengeïtomentoa^.
V. ji^aac bej^eiii^e man j^ecft niet ïang 1100^
be ooigen öer menfc^en üeröo^jgen feonnea pii^
ben/ 't geen Uoo^ be oo^en ber^^per-majefieit
«oitberïjoien toa^ getoeefi; te iaeten goebaani^
bat XyQ iian öinnen en in fijnen öoe^em ge|ïeït
toa^/ en teat üooi een man äat 'erin öem fiait.
31^ant na bat baar eenigen tijb 3eto0Oiit
gab/0ce|t Dg boo^ ïjw«"^ geöfeiilten aï^
reti ö^anbenbe faitftti bte aan 't gabbeïpe ïicgt
0iitfïoiten iua^. ^^ toaé ^eer giierig tot ifC
nacïïttoaaïilngen/ ^reng in ïjet tafïen/ naar^^
tri0 in 't geöfb/ ij!0ti0in ijet ïee5eiï bani^esli^^
BoeBen/ ntiibaabig en rijiieïp in ïjet n^treilien
ijanaaïmiffen/ $eer feïiomnierb in öct!je5a?geii
ber armen / ^eer geneegen tot be
^eit / ijco^igtig m öet nptbeeïen ber ïierlteïgfti
ßßeberen. ^n 't ito^t ÖP ftö^i"« πί^^^'
fcljelößer toijje «git te mnnien ßoben ai be
tien / baar §et ßeioinb naafï ben SÖïlfcÖoP
ütjer beerbe: en ö^tmerbtban gen aïïen/jaban
ben^iffc^oiJ jeïf^/ niet anberj^ genoemt ai^be
^aber ban'tït!oofïer/om bat 3e §em be^toaarj
big ïtenben, <iBn 50 §rfiiren bafïgefïeït öem aw
itnen raabsaam in alle^ te boi^en /
Wordt van
den Bif-
fchop Fre-
tiericus ver-
swelkkoint.
jHy munt
jiyc in al-
ler lunde
^EugCen,
Η. Ο d υ l f υ s. 539
m man Ut ^ too? aïïen getooiben/
om öen alfen ijoo? Cöiiiiii^ tt toinuein
VI. ai^ant 't hm t^ti gefcpbt
bat te / spöeïioppiBe mrnfcijen/
5icö mtt 3Hïïie öoiïigïjeit tct ire booïi«scn
öeniaaten ticrtioeren/tJat be gimelöc Ilirfeiiooßii
Fredericus U öOßfeKÖe· ίΙΟί^ Um «S^« Mail/
ticcö öe ïiuï]^ Uati lart^biafeenen/tot
tcben mi Bieïiseït. goo Seeft Μ öaiï ^en^
boo? een troiitoe feobe «aar Utregt pfttiigeiien/
tn ben fteiiigeH iiian oduifus oji-oittßüöen/ om
500 fmtm aM niosdgïi toa^ öe jee-Boesem
i Aiechraeer iétv te tiaar«! m öem te
men, ©eeje fiaobfcSaj» ben pttgen man
bei-maate iseröeust/ al^üf^g op eenöemeïfcöe
toant ggteïaus^^
be 0ra be matteltoou met jijtten eigen ^acber/
mbien 't'er ojj aan mögt ftomen / tn een en ben
selben fïi'iib te beebienen, Mii m U geffißenta«
ben img öab afgeleit/ m öp ben toa^
aangefeomen / 300 m§ αϊ§ ïj^ Uo;
oogen quam met een ongetooone en oniiefeöjgf-
feïpe bieusbe öebangen getoeefi. Ml§ se^ö^a«^
beren ban met een öeiiige feu^ gegroet/ en met
ben troofïirergobbelpetJjebe bertroofl Saböen/
|eööen 3g gt^ / aï^ boo^ïucötige gejanten ban
ben i©jijper-]^oning/ met |et öemeïfcöe stoaarb
manhaftig omgo^bt; en gingen gegamentïijS be
«etilen oj) nientu boo^reijen en öejoeften . Öet
5Jotti aïomme bermaanenbe en ftefiraffenbe / en
tot benbjeg ber taaar^eit boo? be (öbangeïif^
ïecringen > tot bat bie menfcöen bie
mi
^ Niet ^Ikmere , maar ^Imtre , of mnnre want hier doot
Word de Zuiderzee verftaan : die de Stad Naardeii tien mykn vaa-
feps van ^taveic» ftheidt.DttS in zyiieAantek«nin|«iH
HyworA
van den H*
Fredcricus
naar Vriest
land ont-
boden.
Met wien
hy de Vrie»
zen bekecri;
540 HET LErEti VAN DEK
tt Uoce» ai^ toieeitetooliieit aattginö^n/iwo^
Ömuie Ö^ili0ei3entiaanin0m tn3astmociii0e ïanv
nieren ijeranöcrt toieröen.
op het vir. <Bit aöe^ aïöu^ betfigt ^ignöe/ geeftÖP
fterk aai,- ^tlU ^iffcöoji/ flö οίίίτϊίπ wet
den Bif!'" <!5ee^iPö«t/ en met eengoeii getal ïeeït^n
fchop feiijft iian 't ^mt ianöfcöaj»/ ßrnsttö öp ben geiiie«»
hyw väcs- man aan^e^ouben am in öat ϊβηύ fchop te ίίψ
land met J,^,, / jjOjl^ „^^jj ^^^ ^^
0eïtt>njen toa^ / 000? jjjne ïeering bojbeu te
neejen / en ban be Maauioen ban ben ïjeifc^e»
trf-bganb te Beb^ben. ^an be man
be 5ielj baar ftragtia te0en/ ^esaenbebatg^beeï
te oub toa^/ en gaafï te ^ioaitjoube $gn om^uï-
ïten iafï te b^aa^em H^aaK be ^ifféop ïnifiet^t
niet naar ^gne rebenen / «n tragt gern aï fmee^
ftenbe baar toe te öej>,iaaten. «iBinbeïgit fieefï
Odulfus, öaïf ioiiien^ Öaïf oniaiïien#/ 5icÖ ißß^
ten seseggen/ en'tbersoeft ber genteenten ingf^
toiüigti bocö ^oobaanig bat ögi na berloojt ba»
eenige jaaifen öeb^ijl^ett jonbegri&öen ban mem
naar Utregt te ïteeren/ aï^ gebfienbe aï boo^öc^
ne een boo^jneemen geniaafet ban 5gtt leben ai^
baar in ben bienfï ban <0obt te boieinben. φηι
ï)et te maalden / be man / met be»
t berbnib/ ioa^ 5onber oï»öo«ben bejig met
be <iebangeïiflrcöe ieere aan 't boïft boo? te itß^
gen / en ^nn getuit ber gemeien te berftnnbig«»*
goo ^eeft ban öet boebseï ban 't <!5obbep^
aï^ een boo^^igtige ngtbeeiber aan aïïe
fïagbanmenfcgen boo^gebienti gebenbebefi^i^i^
fie ïfofi / naar be bermaaning ban ben ^jpo^
fieï/ aan be fïerfttien/ en bemeïft aanbestoafi^
fien. <iBn bn^sgn 5e aflegaberboo,? get booiüeeïb
^ner Öeiïiggeit gèjögt/ en met een Seiïige^felf
to^engb berbuït getoeefl. Viii^
I Cor. 3.
yver arbei-
ten.
Η. Ο d υ l f υ s. 760
VIII. üï^ luiten gegooajaatti^dt wc<ier na^
nu ten boïïe gcquertcn/fnöen gefteiöfn tgöugti utrcgt gc-
Seöient öaö/ tocöer naar Un-egt geiicert/
<0oiit ïobcnbe en öaiiiieniie &at ijp öoo^ 5ijn0 zijne ge-
buip toaai'ïtm toaé gcixiee^ om 500 Êtn iiicnigte ^f^mijke
Jan sMm tt toinnen, €n ai m Μ «« "^tge^ «
leeft / m öoo^ een ï)oo0en ouöei'öom afgemat/ ouderdom
3d0 toa^ estei' ^nn gemoeö/ aï^ 5ί)η0ηοιιϊΐίΐ·0οηι wawgeno-
taiteiiiie/ tioc|) ai eben gartig DmSiin^S^toöoil·^ n^e«.
Ujlte oeffeniijgen ban go&iJ^ugttsieit toaac te
«eenien. tua^ nocö aï ebenijierig om uthmp
m te baflen / om ^dj iroo^ïange naciittoaaitin>
gen <6οίιε aangenaam te niaafien / en om ißt
geöcii te fte^teeen : toa^ ten «gterfiew mih
öaaöig ï'n get uptteißeii ban aaimiffeii/ 5eeröeuii
outtcnt eigen jjerfoon/ maaröe^ te rpelg^
55e om aïie «^eef!eïi}i»en u^t öen aaame ban
te öeïjpen: ïm geenjin^ itesoigïï
om eenige aaröfcöe goeaa'enin ïieeje toereïöaan
te toinnen/ op ^oop ban met &e ßeiitoige goeöei
»■en najijne a^iilijfgQeit isdoont tejniien too^tie«.
Van verfcheide dingen door een ProfeetiiTchen
geeft van hem voorzei: 5 Van een brand
door zijne gebeden gebluft j Van
"zijne ziekte, dood, en jaarlijk-
fche gedagtenifle.
IX· lEaar onber isjt aïïe^isient nietbei^toee- hv Veer-
ßen ïjoe öat iie % Odulfos 3oobaauia öegeeliigt f f
jua^.met öegalieUan tjoojsegginge/ öat Ö^toe^ van voc^.
ttomeaöc itingtii tjooifpcïöe / ai^ of öi^ zegging«
5i)«eoogen öaö^iens'cömmu ïfetlu^ ow^n^aac
ccmgc iueiwgc fiaaïtje^ / upt tm 5m grooteii
joop Dan öicrgeipe boonmgtneen/ ftieraante
ijaaïen/ ojj öat öet geïoof öer nietaï tc
761 Het Leven van den H.Lvdgeri/s.
traa^ niO0t 5|jn om op 500 öfoote een menißti^
acöt te geebeu. goo ai^ ög rdébaaitig fio^iö
om ban Staveren te bertreftiien / eben booi
aanneemen ban ^ijne reise/toa^ öaai; een ober^
geoote menigte ban Bpe^m % een gefeorai-n/
om booi get iaatfieiiooijgneöeiijaame bertoaa^
ηίη0 gejïeelit en gesättigt te too^ben, peft
gen öan aan öen Ifeere beboien / en S«n giiiien
3e0en gegeeben: en j^eefï gen bojtier^metgwo^
te genegenööeit hermaant/öat 5e öocg nmkier^
mea· ban öen toeg feer toaaröejt ^onöeii aftoij^
ïten/ öetoijï niésonber een jtoaarelcraffetöt
öen reiben jon&en toeberßeeren.
Il^ant ift toeet / 5ei&e ^ / öat hoen
pït: iiierplbe toaarfcöauto iïi iii. ök öe ^ei&e^
nen ύρ u!. snïien afitomen / Me öit ian& jitfie«
bertooefien en beniieïcn / en bie met aï
geen » toeßomt gebangen snlfen toegbomii-
©it aKe^ t^ eben 300 / afé öe % jjllan boü^seit
gaD/ naöafaiiö nritgebaöen,
X. ^eeft öe üan/ öie öe toefio^
meiibe Hingen 000^ ben geefi ban p^jofet^e beo^^
5a0/ aï# ηοφ öe 5eïbe©,jle5en|tonö/ï|ii»
noc§ een toanöeröaare booiseggmg booigelioii'
öen/ jeggenbe: a^olsi^^töeejerot^/enlSiöie^
op een j^oote rat^ ïeggeiiöe boo? öe öeure ba»
3ίίη IjU!^: toeet öat öejeïbe sonöer toeöaen ba«
menfcl)en 5aï roïïen in i}et + viie .· en öat
öaar onöee Öe goïben jaï Wpen ïeggen /
lang aï^ggl beroofö snit Wijben ban
tingeöer <i5oböeiiïite b.^eöe. ji^aai· aU m
be/ sanöer optoenteïingeban menfcïjën/ fp ^^
feaiit
t By de Ouden Flevus genoemd. Het is niet zoo zeer een re^
vier ais een boezem vaa de Zuiderzee, daar dezelve zich in dc
Noordzee ftorc; het krijgt dien naam by Staveren , en behoud dert
zclven tot aan 'c eiland, dat bekend is onder den naam van
rikUnd.
clcii äfval
tier Vliezen
■en de ftroo-
pingen der
Heidenen,
Noch een
voorzeg-
fing van
c wegrol,
lende en
■wederko-
mende
ftceniotze.
Η. Ο D υ L F υ S. f43
ïiöiit ban öeejen oeter 3«iït ji'enfitian/süeïioiiiit
boöj öafi öat Kitii! Iicpaaiii/ aï ^aï fä naai' öen
b!eefc|? gifioiben φι / hit ïaiiUfc^aij toeöa·
feorat &e5cilieii/ eaalöe setoenfriit^ \
Bcsï: ter tp tm sSat «o löeöer öooi öobäat-i
ö-^/ te meiiieeiiigieit; / to^ Macöljergietiiig/
etieifpeï/ eii ÖO01 aï!efo0|tliSH$mi&m3tiit
feoumt te öeitao^ne«/ ioaar tooip^genootjaaftt
Sijtt ϋπί 11 öcii befgiiHöm pel^ tae^ei: te mit^
Heeiiieit ^aar «gn öp den öag baii ben nocÖ
fterfcieiöene liieiifcljmiti'tfeöeii/ öieöeesetooni
öecöaöiT ii0o?3e0.0iri0 eii bit toonöei'-teïitn δοη^
nm petm'gen / en öle Det ^dU/ 500 ai^ jeitür^'
Waatcn/ niet dgen oogen öeööeii. Φ§ϊί
legt öe geaidöe rot^ alöaar iii ht Ufm Un öee^
seil ïsage nocö öti&ekeegïp / tot tm getiiigenl^ ■
bosi fee gefoeitlgeii/ en tm tm &efc§aam&uiaai
KHiff öa'oiigeïooijsgeit * . , . . . ♦ .
XilL iii0||i;ii ooïi iiirt fïiï5toi|0rn^ hmp
δη gaa« Isat ise ïjeiime man / im tian ouöer&om „ ■ j.
ben!iod&/ niet ter'iiei'ïfe ftaii gaan 501100^ ouL'rdom'
ce» fï0ïiie te fimiieti / ej? toieii^ Öötsenfïe ent! genoot-
ße« ^löatje pflegt met tuafl'ö ψ
Jaat SiV 500 te pa^ paiii/ öeiïaainen
y» gel0otj%cn telttiiès / tev tp tm liat gg '
«I fjet sjeeït mß lebeii^ jeu^e op-fcMisen,
teaaitige iiian/öie aöc| eben Meei
öaii Haite öp jeßereii öag iiiecaSe fpmb/
eii jöiiögy uu^ m jiaaïiö^ii te iienßen/
«aar tseu öienfl bt^ feere ging / ijuft ^ φ
ItOilli; llï jgjl^ Jgjjl-gjl iJgg^l^ lang IJ^^J»
na èeseiue cr! / mtt Siii^raaii / met ^&itjt/
nm αϊ / öooiïie iifïtsel bii&eï.^ aan B^aiiè gc^
ramt,, ©etieilmeiiiaii/ èieon&ertiifcptin öeii
eri iieet-e ai Öleef öoiiaröen / jiende öat
* Her 3tjne
ί'ενςη is woorden van tien oudeo Schryver, uyt wiendiE
-ocr page 732-763 Het Leven van den H.Lvdgeri/s.
^ijne «ï in itoïïe iiïamim fïonii/ ïjstft ζίΦ töt
jgnejetooonïpeguïjimiiiiidenseiiccrt Μ
«©oöt öau 0föeben öat öe bïam niet mögt tMy^
fïaan tot öe tiïaat5en ber ^eiïigen/ todni^
aan öet afö^anöen sijnei' inoDnlïeöf.
ggn g^eb toictbt ooft berfsoo^t; be ö!am Öf'
gint op fïaaube boet te fïiïien/en geeft geena»^
ber fl[naaö ïtonnen boen/al^ bat 3e be ceïie/ ba^t;
5e alia1eerft in geflaagen toa^/aan ftooka ρφ
geieit ^et tjunr geSiufi siinbe / geeft men iP
fioftje gaaf en onöefcïjabigt gebonben / tot
ijerre bat gct toafcg ^eif/ aïö of get ten jj^oeö^
ban 't bunr gefïaan gab/ in 5gn gegeeï toa^neWee^
ben/5onber bat 'ei* get niinfïe fiijjje aan gefcgonb^o
toag": op bat een ieba· buibdijft ^onbeijattm
goog bat be becbienfïen en be beugben ban öe«
geiiigen ntanii)a<i5oötgeiDaatbeectiöierben,
5eïbe fioftie geööen 5gne S^^oeber^ na jgne üw
biggeit öobfn 03p gtaf gefïoiten / get tocffti^
aïbaau tot ben tijb ban ^iffcgoji Radbodus tö^
t^ bïgben fïaan,
X1V. ^ï^ nu be tgb genaaftte bat be t'
H^annaai? getgemeïfrgbabei'iaub/ baai* ^i^ßO^
ïang naar ge5ucgt gab/50ube betrtreitften/iri;er&
gp ban een Mein ftoo,?t^je aangetafï > üjaai' ui?t
betjïonb bat 5ijne ontbinbing boo^ gaiibfJi
toa^,
geeft ban be 25?oebei'^ ögi gern ontboben/
en gnn ben bag en ben tgb 5gnec bergeibing^
boo^fjjeït. €n ai^ gg nu oj» get tijjje fionb ban
te fcgeiben / geeft g^ be 25?oebei·^ toebec bei'^
maant om gem te fiomen / en be ^faïmen/
in berbiacgtinge ban 5gne fcgeibinge/ öe«effen#
gem te ïee^en, Hlï^ ban aïïe be Igït-piigten/ 300
al^ g^ öeïafi gab/ Begoo^ïglt afgebaan tearen/
gifft gp affcgeib ban 3gne ^joeberen gcn0ni|n/
het welke
onder hen
verbranden
van zijne
ceile onge»
fchonden
is gcblee-
ven.
Van een
koorsje
aangetaft
voorzcic hy
■fijnen
ßcrfdag.
Η. Ο d υ l f υ s. 764
Sm bcrsoeBciibe öat 5e prme ge&e&en toiöem
öen ^tm jaitïien o^ö^aagen j m Wèobenbe
öat lyQ in^geiijlt^ ten aiien tobeijoojgm-ïieiien/
ειι ijoo^ ine pïaatje / mit^gaöw^ isao^ aMtUiw
tooonöeKl jouïic öiöbeit ©aau geeft ög ^kï)
tot öe» gciieert / joniicc be öooi» te iJ^ee^^
5ett/ öetoili |ct ^eftenltooitengetoinreïieni Ajiesbe-·
/ m jei&e met een tj^joip gemoeö : in uwe
handen, óHeer, beveel ik mijnen geeft. #ΠίΐίΤ den geeft,
%eeïieii iJan öeeje tooo^ben ^xßt plip
öooj öe ïiaraeK ijafijieiöt/ öat aiïe öe genen öie
'^L· tegeniooo;jöis feareaeen
tig^eit ten neu5e en monöe inaaffemben: ioaat;
ï'&t 3gi öipeïtjft öefeften öat be «engelfcge öutri'
Ser^ be fcgeibeube 3M te gemoet toa^geiiomeM..
XV. ggu bieebss töojbt ge^ouben op ben it zyn
Jl'unjo, iigt insigt ban φκ iieröienfïen u^f vierdag;
ft^iebt 'ec «ocïj een oneinbelp getal
^öi! nni-aMen / niet aUeen te iltcegt maar ooß en gedenk-
te ^tabeiTii / ttv eere en gförie ύΐψ^ ïleere/^e'^"^"·
Jefus Chriftus, öie em efaeiMeutoigi'^obt ntet
^fUB^abei· eii ben If^Äfi leeft eiibe ^eerfc^tin
öïïe eeutoeu ber eeulsiii^eöeii» Suiem
. hme öe öefcS^pec ban φ köen / ßg
οε Bollandiften.
.plUS
Ban 5iine goofb-jjaime / ban een Beqaaame ,,
menrefieipe ^mtu / beioeiöe in een ^über ii^^J™.
hp l gefloten / boo^ beejen in be Salvators to
^^ gobbjuiïtfgöeit bei· geïootógen ten
765 Het Leven van den H.Lvdgeri/s.
pius in 5iinen ßoijen gcmcïöen ß^jief ö!&u#
fcgjeeben:
IN HET JAAR ONZES HEERE MCCC
HEEFT DE DEKEN EN HET KAPIT-
TEL VAN S. SALVATOR TE UTREGT
MY UYT DE KAPELLE DOEN HAA-
LEN, EN OPMAAKEN.
Lappius 0cioaa3t tcr pïa^^
Zynrap. jjQjt^^odulfustiojimetöeesetoooiiien:
Daar is noch i-n zekere bewaaringe, ^egt
een houten nap van S. Odulfus, zijnde met ec^
zilveren nap bekleedt: aan denzelven hangt roet^
een goud kettinkje een kruis van 't allerfijrift^
goud, met het beeld daar aan van den gekruift^ii
Chriftus ; in welk beeld beide de voeten, rufteO'
de op een fteunzel, met twee nagelen doorboor^
gezien worden. Er is noch op heden de g^'
"woonte, van uyt S . iulfus nap op zijnen feeft'
dag te gaan drinkei. . adat ze het gemelde krii·^
in den zeiven nap gedoopt hebben. DeH. Mf"
Odulfus heeft dit kruis op zyne borft gedraage"'
Ik heb zelf al dikwils uyt dien nap gedronken i
als hy noch in bewaaringe was by mijnen vooi"
gemelden neef Pompejus.
S^ee^e jeïbe mp jBO^bt nocöteseittooo^igö^j
«effent l^t öeititeneri ban onsm
SSeïgöer tn tm be%e jpïaatse ftetoaart: öJ^f
ban « Buchelius, aï^ sgnbc tegen onse
iitenfïen ai b^^toatingenomen/ met bee5etoiw;^
tien getoaagt: Deeze nap zoude volgens den loi'
fen waan van 't gemeene volk ik weet 'niet
voor een kragt hebben. a^Offt'öeeseßragt/
W
α in mits ad Bfkam,
-ocr page 735-500 ïoffelp Opfc^af / too^öt bageïp^ öooj
be öjcriteu ioaac ^cmaaftt.
Zyn huis was noch pas voor weinige jaaren ,
boÏ0cn^ Öen jeïSieU Buchelïus, op S. Salvatops
kerkhof te zien, daar ζ Latynfche vcersjes op te
leezen ftonden j ïiliiïen&e in h I^éeröuït^:
Dit was wel eer Odulfus wooning .
Dien Friefter van den Opper-koning,
Een helder licht van onze kerk.
Hy was uyt Braband hier gekomen.
En heeft veel arbeids ondernomen,
Noit afgemat door 't zwaarftc werk.
Op de glazen, ^egt begtlbC/ zag men noch on-
langs zyn leven door een konftige hand uytge^
fchildert. « Hy heeft te Staveren , wel eer een
Vermaarde koopilad in Vriesland , een Kloofter
geftigt, uyt het welke Andreas Biirchop van U-
['"egt in 'c jaar 1152. de Klerken heeft doen ver-
guizen, en Benedikti'jner-Monnikken uyt Ooil-
broek in hunne plaarze ontboden.
^kt be ^ Bollandiften tJtrfcSei^ Kerken 'r
iic Wl^en / Ut <000^ ter gcijagtcuiffe öaii öeti zyncr eerc
Öi^tscn Oduifus toesetoptspi enon:^ gebouwt,
öec anöcrcn een op Ooitjes - of Oultjens - plaat,
500 aï^ iag öeneben / ton Öie pïaat5e Satibdenf
«^Muilen aantoti3en,
^an 't geen ttt 5dbe jsiaafc^c ptoaagen i»an
OE i^ajpeUe aan öe nieuioeöiugge te^tiiifïeröam/
"OOI be hjanöeïing ^.oiofs-Kapelgenaamb/ aï^
Of öie ttv gebagteniffe üan öen 5ciöcn
Odulfus msctogïit öaar in niccn m bat??
nwftw / en meer anberen met öen. jiEannen/
« Althen. Mir aus in Annal. Belg, ad mn, 8 30.
b ^ddum vi.luni,.
547
'54·^ Aantekeningen
hie op ire oubgeöeu bmi oii^' Be^
ter berfiaan/ 5ouöett eergclosbeii öat Ht^tlio^
rertgö^ sctopt 0etoee|i ter eere ton öen
olaus , ïioni«3 «I ^^atfoott ban iBmtmss^
ïtenen^^ooiitiegeu; en öat ϊιεΓφρρκ^/
't 5eiï 5ouöen gaan om ia 3^enemarften te gaaö
ganöeien / in iie5e{ije üapelie pnne oferaiiï«^«
eei'fï aan <iE>ai»t aima^tig / ter geöagtenilfe baa
Beesen befliß gingen ojj-ö^aagen/op bat g^/ai?
patroon Sjan öie ïanöfcöajipen/ ï)iin een geï«^^
Ittge rei^ 5oabe Besorgen,
i^an öee5en Olaus fjiieeïit J. Molanus al&#/
fcgiijbenbe ober get jjiartelaaré-ljoeit ban üiu-
ardus : In Noorwegen wordt de gedagcenis gc'
houden van het lijden van. S. Olaus, Koning
Martelaar, gedoodt in't jaar iiió.
AANTEKENINGEN.
I. Deeze H. Man fchijnt den geeft der eerfte kerk^
wel gevat te hebben; want ïoo men de Schritten det
Oudvaderen met eenige oplettcndheit doorbladert, ï^l
men wel haaft gewaar-worden dat zy, of althans vee'
len van'hen, de armoede byna als eeu nood-iaakelijk^
pligt van alle kerkelijke perfoonen aangezien hebbe'^·
ireneus (ίίύ. 4. c, 20.) fpreekende van de Prieiters der
Joodsn die geene landeryen niogten bezitten, zegt dal^
7.y daar door de volmaaktheit van de Priefters der n'f^^'
we viret verbeeiat hebben. Maar laat ons Orige"^'
{Homll. 16.) eens hooren fpreeken, die daar een
fchijnt van te maaken ; Laat ons eens hooren^ zegt h)''
wat dat Qhrijius zijne Prießeren heeft bevolen :
•wie aBes wat h'j bezit, niet en zal verzaakt hehhet!,
ka» mijn leerling niet weezen. . . . Laat ons met
haafi overgaan van de Prießeren van Pharao, die bezrt'
tingen gehad hebben^ tot de Prießers des Heere , dieg^^^.
foed op der aarde bezitten, maar den Heer tot hun »ee
ebben. Enhy brengt het voorbeeld der Apofteien by'"^^^/
op den Η. Odulfus. f4s>
s. Hilarius {i-a Pfalm. volgt Origenes als op het
fpoor, en wil ook uit het voorbeeld der Levyten too-
nen dat Gods dienaaren (waar door hy de kerkelijke
Perfoonen verftaat) geen deel moeten hebben in de aard-
fche goederen. Ambrolm.s (ia Pfalm. nS. oéloti. S.)
ipreckr al even duidelijk. Maar niemand zoo klaar en
volmondig als de H. Hieronymus in zijnen Brief aan
Nepotianus. Laat ee>i Klerk,Κξ,ΐ hy, die m den die-φ
is van Gods Kjrke^eerfi en mor al zijwert eigennaam uit-
leggen : ..en laat hy trachten te keven volgens de heteke-
mng van zijnen naam. Clerus^ zegt hy , is een lot te
'i-eggen^ en daarom worden zy tjerken gememt, om dat
tot het lot des Heere behoor en ; of om dat de Heer hun
lot en erfdeel is .. . Maar nu, zegt hy al vorder, «öo
-^ie den Heere bezit, en met den Profeet zegt, de Heer
's mijn erfdeel-, mag buiten dtn Heer niets bezitten. Doch
^00 hy iet anders bezit buiten den Heer, by voorbeeld, goud-,
zilver, landeryen , allerhande huisraad', dan zal de Heer
^ijn deel niet willen zijn ^ die zoo veele andere deelen
... Noch kragtiger fchijnt Salvianus (lib. 2. ad
f<:(lef. Cathol.) te fpreeken. Onze Zaligmaker, zegt hy,
het aan de keur van zijne Klerken in het Evangelie
^let gelaaten of zy de volmaaktheit wilden volgen of niet,
i^lijk hy zulks geïaaten heeft aan d,e keur van andere^ men-
fchen; maar heeft het hm als een modzaakelijke fligt op-
geleit. Want hoe leeß mm dat hy dien jongeling, die een
leek was, heeft adngefproken ? Wilt m volmaakt zijn, ver-
koop uwe goederen en geef die aan den armen. Maar hoe
fpreekt hy tot zijne Bedienaars ? Wih geen ^ud mchte zil-
nochte geld in uwe beurzen bezitten. Ziet eens, ZCgt
ny 5 Wat een onderj^cheid in beide die vermaaningen! Maar
^alvianus was wat yverig en driftig in zijne uitdruk-
Kingen: t is al vuur dat men in zijne -Schriften ziet
flikkeren · en dan moet alles juill: op zijn nauwfle zoo
Hiet opgenomen worden. Het wierdt voor een vol-
maaktheit aangezien daar de kerkelijke perfoonen meeft
'boeten naar tragten, maar juift niet voor een volko-
men gebod. Egter zijn 'er veele deftige mannen ge-
weert, die zich naar deezen raad zodaanig gevoegt heb-
als of het fchier een gebod waar geweeft. De H.
I^regorius Thaumaturgus gaf alle zijne goederen weg,
zoneter iets voor zich zeiven, zelf Biffchop zijnde, te
oewaaren, gelijk Qregoiius Nyffenus in zijn leven ge·.
'54·^ Aantekeningen
tuigt. Felix Priefter van Nole, in den kerkelijken (laat
treedende , heeift al zijn Vaders goed dat al heel mer'
kelijk was laaten drijven,en aan de naafte vrienden ge-
laaten : tot zoo verre dat hy een andermans hofje ging
huuren, om de koft met eigei) handen daar uit te haa-
ien, En als of hy noch niet genoeg weg gegeeven had
met_ alles weg te geeven, gaf hy den armen noch een
deel van ïijrte hof-vrugten. Dit alles zag hy niet aaß
als een enkelde volmaaktheit maar als een pligt: want
als hem zijne vrienden fterk aanporden om zijn erfgoed
op te eiffchen, antwoorde hy in deezer voege; Zal
bet aardje he goed gaan of eiffchen om het eemuige te Wï"
Hezen : het is my heter zonder goed zalig te worden , cds
met ^eel goed werlooren te gaan: zoo ik rijk worde , z^^
ik Codt verliezen enz· 't w?lke altemaal te leezen ftaat
by Paulinus van Nole, {de S. Fe lice Natalie;.) Zoo heeft
Gok de H, Ambrofius, als hy Biffchop wierdt, al zijö
goed, 't welke al vry groot was, aan de kerke of de»
armen uitgededt. Athanaiius en Petrus Patriarchen
van Alexandrye, waren zoo onbemiddeld, dat 'er voor
den Fiskaal niet te haaien en was. {Gregor. Nazianz·,
orat.·/,^.) Men weet hoe dat S. Auguitinus en Eufs'
bius BiiTchop van Vercelle een Vergadering van Kler-
ken, die onder de gehoorzaamheit ftonden, en niets in
eigendom bezaten, opgeregt hebben. De Priefter Her·^
mogenes wordt ook van den Grooten Bafilius geroernt
(ί/ί. 919.) dat hy op de wijze der kluizenaaren arm
geweert, en geene goederen op deeze wereld heeft be-
7-eeten. Om de zelve reden wordt de Priefter Zeno,
die al willens was arm geworden, gepreezen van liido-
rus Peluiiota. {Uk t. ep. iiz.) Doch de H. Ambrofius
{deojfic. mimßr. l. i.e. 30,) zou daar zoo groote een OO"
volmaaktheit niet in zien, dat iemand die ergens een
Pn'efterlijke bediening had gékreegen, om tot geen l^lt
van de kerke te koomen, juift alles tot den leften duit
toe niet weg en gaf, maar een klein ftukje lands be-
hield, om de vrugten daar van te genieten. Maar de
H. Bernardus , in zijne Redenvoeringe over de woor-
den van Petrus , Zie wy hebben alles verlaaten; fpt^ekt
al vry ftrafFer, zeggende dat een klerk die zijn deel heert
op der aarde , geen deel zal hebben in den Hemel.
En de armoede wierd van ouds zoodaanig voor een
eigendom vm den kerkdijken ftaat aangezien,
OP DEN H. ODULFUS.
Keizers wel wetten gemaakt hebben, {ConflaMt. (58. Cod.
7heod. lib. i6. tit. z. Honorms ibid. l. 3z.) dat de rijken
Π1 de wereld moeiien blijven; maar dat de armen door
de rijkdommen der kerken moeften gevoedt, en tot deii
kerkelijken Haat gevordert worden. Hoe wel dat dee-
2e wet ook op iet anders ïag, te weten dat de rijke
menfchen in den kerkelijken ftaat getreeden zijnde van
de gemeene lailen ontflagen waren, dewelken dan, als
het dikwils gebeurde, op den gemeetien man aanqua-
men. Hoe wel dat anderen daar iet anders in beoo-
gen; te weeten dat rijke menfchen tot het Priefterdom
verheven zijnde, en hunne goederen of een gedeelte der
welven aan de kerke gefchonken hebbende, zich lieten
Voorßaan dat zy boven de anderen die niets te geever^
hadden behoorden geviert te worden, en het hooglte
"woord te mogen voeren. De H. Karolus Borromeus
Medial, decret.zj., 30.) zag ook liever
dat de arme menfchen, doch die wel opgebragt en on-
derweezen waren, tot het Priefter-ampt gevordert wier-
den.
Doch hier zoude miffchien ook al wat tegen te «eg-
gen vallen. Alles heeft zijne redenen en tegen-rpde-
»en. Althans heeft de hiftori-fchryver Thegan {adann,
»'.6.) in herleven van Lodewyk den Goeden, niet mo-
gen lijden dat menfchen, die uit het flegtfte flag van het
gepeupel, ja van flaafFelijke ouders, gebooren Waren, tot
het Biffchopdom verheeven wierden. Dit is volgens
hem een groot quaad voor de gemeente, en hy tragt
het te bewijzen uit het voorbeeld van Jeroboam, die
aijne Priefters uit het flegtfte gefpuis van het volk heeft
genomen; waarom zijn ganfche geflagt door Godt 1$
"li-'geroeit. En na dat zulk flag van menfchen y ïegt hy,
tot dis waardigheden is opgeklommen, dan zijn ze
zoo beleefd noch zoo gemakkelijk van ommegang niet meer
geltjk even te voren. In tegendeel: dan worden zy., too
ipreelct hy, halfierrig^ twiflachtig, quaadffreekendejchmp-
iff 5 ^n haaßir van kop. 2y zoeken, het zijn al Zijne
naafle bloedverwanten, die de geringß en
en de verachtelijkßen van aUe menfchen zijn, vry te maa-
en van het jok der fiavernije te verlof en..... En
w deeze hunne bloedverwanten, zegt hy al vorder, iets
^eenen te lueeten, dan v'erfmaaden zy de Heer?» van ds
huizen , en zy drijven ^er de fpot mee. Zy zijn on^
■ J®ni4·
fSt
ffz Aantekeningen op den H. Odulfus.
geßadtg, laatdunkend en onbefchaamd. Hy weet daar
Boch al meer gebreken van zodaanige menfchen op te
leezen ; doch daar zonde ook al wat tegen ingebrag^
können worden. Dat kan deLeezer zoo wel doen als
ik. Daar is miffchien al iets aan: rnaar als men aan het
klaagen komt, weet men doorgaans de middel-maat
niet te houden: en als de inbeelding eens heet gewor-
den is, dan fchijnen de kragtigfte uitdrukkingen de befte·
Maar noch een woord van de armoede der kerkelij-
ke perfoonen. De gemelde fpreuken der Oudvaderen
moeten zoo niet genomen worden als of het den kler-
ken ganfch verboden en ongeoorlofd was eenige goede-
ren te bezitten. Zy prijzen zulks aan: zy zien het aan
als een deel van de Priefterlijke volmaaktheit: zy gee-
ven den vollen toom aan hunne weliprekendheit om de
liefde der armoede aan de kerkelijke perfoonen aan te
preeken en in te fcherpen. Maar dat z-y het voor een
noodzaakelijkheit aangezien hebben zal niet beweezen
w^den. De Apoftel zelf {iTim. 3.) wil zoo een Bif-
fcKöp verkoozen hebben die herbergiaam is, die zijß
huishouden wel· regeert , die onderdaanige kinderen
heeft: Kan dat zonder geld en goed gefchieden ? Phile-
mon had een lijf-eigen en was wel bemiddeld; gelijk
uit den Brief aan Philemon gezien kan worden. Eii
nochtans is hy volgens Hieronymus een BiiTchop ge-
weeft. Schrijft Eufebius niet {Uh. %.hifl.c.X().) dat de Nee-
ven van Chriftus eenige goederen, hoe wel de grootfte
niet, bezeeten hebben, en nochtans de Overften der ker-
ke, dat is BilTchoppen zijn geweeft? In de Apoftolif-
fche Regelen [Caw. 40.) die zekerlijk voor de vierde
eeuwe bekend zijn geweeft, en tot beveftiging van de
kerkelijke tugt van dien tijd können verftrekken, ftaat
wel duidelijk dat de goederen van den BiiTchop,indien
hy eige goederen heeft, en de goederen des Heere wel
gekend moeten zijn, op dat hy zijne eige goederennasr
zijn believen, cn aan wien hy wil, na zijne dood mag
wegmaaken. Het zelve ftaat ook in dc kerkvergaderin-
ge van Agde, (C««. 48,) en in de eerfte van Sevilie.
{Can. r.) Zoo dat Wiklef en de Waldenfen, die het
voor zoo groot een quaad aanzagen dat de kerkelijke
perfoonen iets eigen hadden, weinig voordeel uit de
Oudheit hebben te hoopen.
PE
-ocr page 741-fJJ
Ν
Jtw f gen
'iet Λ lang daar na is de ütregtfche Kerk zon-
der harder en hoofd geweeft , te weten als
Frederims van hier naar het hemelfch Vader-
land was vertrokken. En zonder verder uytftel is
Geeftelijkheit vergadert om met den heiligen
man over het verkiezen van een nieuwen Biflchop
te handelen. Want na dat ze lang getwift had-
den , aan wien dat ze het bewind der regeeringe
öeft zouden opdraagen, zoo zijn eindelijk hunne
ftemmen op den Prooil der kerke, met naarae
Kraft b , gevallen. Maar deeze, die een fchatrijk f^^^Jf™
^an was, heeft hun met een trotze en verwaan- of
de opgeblazendheitgeantwoordt: Ik heb goeds ge-Kra-homüs;
j waarom wilt gy my zoo zwaar een lafl op de ^oor de"
fihouders fchuiven ? Dan de H. Odulfus over zoo- ^^^^^^ ^^
daanig een andwoord geftoord, heeft hem aldus cüsT
toegefproken: ï^'^at zegt gy daar^ óellendigmenfch?
Gy verfmaadt een amp , het -welke gy niet waardig
~ΐβ te 'bekleeden. Had gy dat al niet willen aannee-
^en^ zoo had gy mijfchien evenwel wel mogen zeggen
äat gy niet waardig en waart ten top van een zoover'
^"fe waardigheit op te klimmen : maar nu dat gy de
^er Van het Jpoßel-ampt om uwe ontelhaare hezittiU'
L ".Ujf het bovenftaande leven viii S. Odulfüs, ayt veifcheide
ndlchriften setrokken, en by de Bollandiften te vinden op den
'Uuny, ihoofdft»n.iu
Pen > ''ät op zyn ouwerwets kragt gezeit is, zeg-
Van > 'wordt geen gewag gevonden in de Hiftorie«
-ocr page 742-Het Le\'en van den
gen verfmaadt heht , zult gy in dat zelve lid, f^ef
bet welke gy zoo fchandelijke een taal gevoert heht,
binnen korten tyd ter firaffe van die wrevelmoedigheit
gejlagen worden. Het welke ook korts daar na
gebeurt is.
<6tt tnöecitaair / Heda, Beka, ctt anbe^
»en / öaar Emmius get ooft raeöe öoubt / ttW
nen Aifricus , of 500 aï^ gg ban aniie!?en
n0«nti00?bt/ Albericus, Alphricus, of Alricus,
iioo^ iien «rfïcn nagaat ban öen Fredericus ,
ioaar toe met« een^paacige fïemraen becftoö^
ren sehjeefi,
Hy was wel perfoons-halve mismaakt , maaf
daar tegen ftak hy uyt in allerhande deugden»
zijnde vierig in den godsdienft, het wankelbaare
volk verfterkende , een uytroeier der ketteryen >
en een verfmaader der rijkdommen.
€in&eïgft na öat gp ^gn leben in groote gof^
b?U0ti3öeit gaiï oberseö^agt / ög op öen if'
ICugufïi naar öen ï^eec gereifi / öefiöenite Ög
ttoaaïf/ of 500 aï| anöeren toiïien/ ö^irefebeij
jaami aan't roer öettreseecinge geseeten. φρ w
te Iltre0t in be Salvators ßecfee neffen^
ö^oeöec öesraaben.
ij^niier Alfricus geeft ire«0raaf Rotgarius eii'
nienifite ban goeiiecen / öie ög öejat / aan öi^
ïltiregtfcöe fterfte gefegonften/ aï^ boo? eerfi i"
Öe ïanben ban t Leomcrike,ofLomrijke,deVe-
luwe, Huitengoye: enbo^ec^ in öeöojjpen Twi-
ne , Alatinge , Wefterhefe, Duitinge , Loene?
Sulmonde, Wageninge, Houten, Brakel, Thuil
©ee5e en ineer anbece plaatjen / öie öoo? ijef
grootfie jjeöeeïte toeï öeltenir ^gn / fïaan
α W. Heda in zijne Utregtfche hiflorie.
f miffchien Limerfche.
Maar de
anderen
doorgaans
liouden
Alfrikus
daar voor«
Dewelke
wel mis-
maakt van
perfopn
was, maar
in allerhan-
de deugden
uytrpunte.
Hy fterft
cn wordt
te Ucregt
begraaven»
Giften aan
de Utregt-
fche kerke
gedaan.
Η. Α η F R I c υ s. fff
is^UÄt fnilf Jüegifiec^iieii ÖiCÖgJ.Gerbrand
van * Leiden in ^n i^eöejjïat^ifcge liconp in
't ïan0 aangeöaaït ioo?öen.
tot een igftoist Ueceert aïïe öc soeöeitn öie gem
toeguamm in öeöojpen Gruolna, Fumechara,
Hera; IH Zeift, Liesduine, Hees,
Toren, in 't }aac öa-regeetinße ijan
g^Lodcwyk, en in 't 838 iaac na Chriftus ge^
I Beka eu Heda fcbrijven dat de Noorwegers, Dee-
nen ênZweeden onder deeien Alfricus met een fchrik-
kelijk geweld en een ontelbaare menigte van volk ge-
vallen zijn in het eiland Batavia, en in de omleggende
landen, alles vernielende en verdelgende daar ïy maar
by konden ; de vrouwen fchoffeerende en gevangen weg-
voerende , de manluiden zonder eenige verfchooninge
verflaande , alle dorpen , kafteelen , fteden , daar ly
maar voor quamen verbrandende enï. Onxe Jaarboe-
ken hebben dat ook niet vergeeten; daar zijn 'er die
deezen inval voor de eerfte reize houden dat de Noord-
iche volkeren onze gewefteu bemagtigt hebben. Doch
de naamloozc Jaarboeken der Franflen, door Pithseus
uitgegeeven, icggen dat zc al by het leven van den
^ffchop Frederik in deeze landen geilroopt en fchrik-
«elijk huis gehouden hebben: en Sigebertus zoo wel
als Krantfius, fchijnen dat zeggen te bekragtigen.
EGIHARDUS
, en volgens Heda,
Bijfchop van ütregt.
Egihardus , of ÖHÖCC^ Eginhardus , «1 OOft
tod Einardus, toa^ eecfi Öclfóajjeïiaöii/iïat
Byiie^cM^^^ miöörilïc mitom boa^
een ^φΡ^ι; of ^thvetm^ genomen
Jjan Karei den Grooten : en naiier^attö ooit
3gn fi) «Z^jpjper-ftajieïïaan / ofeerfïeltanceBïec
en (i^jpiiec-öetoaaciiec iian Hei^ec^ ßiieben ge^
tooien. toa^ in 't igraot ßeraaaftt (ζ)
en toel eer setroutot setoeefï met Emma of Im-
ma, öie ban fommigen tegen aïïe fcïfijn ijan
toaatgdt geSonöen t^ getoeefï boo^ öe öo^tei*
ban Heiser Karei. ^föei^er^ öooii t^
seefieïp getoo^öen/ en^eeft berfcgeiïten iaaren
met jgne |ui^b?outoeaI^ met een eige 3ii^er0e^
leeft M0 Emma in 't jaat 833 / geïp « Lc
Coinre obei' §et 5eïbe jaar fe^iiijben&e toeï ge^
toont Öeeft/ oberieöen iïja| / geeft Eginhardus
ilien Ë^ief aan Lupus Uibt ban Ferrieres gefcs^eci'
ben / ÖI0 öe öerbe jiïaat^ onber Lupus belebe»
bel^ieebt.
Willem Heda ber^eïiert on^ in 3gne ^ifiori^
öer ïltregtfc^e SSitTcSojijpen bat ïjg na Aifricus
25iffcSoj» ban lltregt i| gebjo^jben : ik vind
geichrecven , jegt fg / dat Eginardus omtrenc
deezen tijd Biiïchop is geweeftj om wiens wüle»
200 als in de hiilorien gevonden wordt, Lotha-
rius de oude , zoon van Lodewyk den Goeden,
in het 16 jaar zijner regeeringe in Italien , en in
'c 7 jaar
α Nam, 5)4. ijf fequent'tbus.
Egihardus
in't hof
van den
Keizer op-
gevoedt, en
zyn Sekre-
taris een
wyle tyds
gcweeft
zynde ,
en een
vrouw ge-
nomen
hebbende,
-wordt na-
derhand
gceftelijk,
en ook,
Tolgens
Heda, Bif-
fchop van
ytiegt.
Het Leven van Egihardus. s57
't 7 jaar zijner regeeringc in Vrankrijk , voor
2.ijne 'eige zaligheit, en voor de zaligheit van zij-
ne vrouwe en kinderen , beveiligt heeft de vrij-
heit, die niet alleen door zijnen Vader , maar
ook door de voorige Koningen van Vrankrijk,
aan de Utregrfche kerke vergunt was geweeil,
Gedaan binnen Aken.
Un oiitTooi-öM ban Um bjgöeit / be^
ioeifte βρ Heda ^φύ u^tgefcöicetien fiaat/ ίοο^ίι
Egihardus genormt 25iffcifi0ï> Uatl'tOudeTregt,
Öat ijatt iltcest. Maar J. Beka , Bu-
chelius , heeift Egihardus niet opgetelt onder de
BiiTchoppen van ütregt , die daar in-van meeil
alle de Schrijvers gevolgt is geweeft j eenen Heda
' alleen uytgezonderd, die deezen Egihardus, uyc
den oktrooi-brief van Keizer Lotharijuis, voor
Biffchop van ütregt aan de nakomelingen heeft
opgeveilt.
ï|i£TOm get bat ItOCS ^ Trithem^us, nocil Maar de
G. i· Voffius, nocg ^J. Hofmannus, IIOCÖ ^ Mo- voornaam-.
reri, ttocg ginÖeïp ƒ Antonius Pagi fem Oö bß ^eSchry-
m öer mtrnme mW^mm sefïeit mL·.
^ geeöm ^m fiegt^ o^ ijeoj em ^Bttian htt^. voor cen
fciei&e Ißb^en« Abt,
_ Eginhardus, gegt Pagi, is volgens den Kro-
nijk-fchrijver van Fontanelle, aän't i6. Hoofd-
ftuk , in 't derde jaar der regeeringe van Keizer »
Lodcwyk, aangeftelt tot Abt van Fontanelle, en
heeft die Abdy den tijd van feven jaaren bezee-
ten, dat is van 't jaar 816 af, tot het jaar Szj
toe j wanneer hy volgens den zeiven Kronijk -
fchrijver van de regeeringe der gemelde Abdye
« if! mits ad Bekam ρ. 2γ8.
h de fcriptor.Ecclef, c de Hiflor. Latinis.
^ p Lexico univ. e' Diäionaire hiftor,
f Cmic. htfl. Chromh
SS^ Het Leven van
van Fontanelle heeft afgeftaan, en AnfegifuSjAbt
van Luxeuil , in zijne plaats is gekomen. Vor-
ders blijkt uyt den Brief van Keizer Lodewykj
gegeeven op den 13 April, in het fesde jaar zij-
ner regeeringe, in de ix indiftie, dat Eginhar-,
dus al van 't jaar 8ιρ Abt is geweeil te Gent,en
dat hy den geraelden waarbrief, die byLeCoin-
te op het zelfde jaar, n. vi. aangehaalt ftaat, van
Keizer Lodewyk verkrcegen heeft ten voordeele
van S. Bavoos Abdye te Gent. Daarenboven is
hy in 't jaar 829 Abt geweeft van een Abdye,
gelegen aan den Mein, in het Aartsbisdom van
Ments , en onder den naam van Millenheim ^ (3)
Salegunflad of Selgenfiad, of ook van S. MarcelUms
en S. Petrus AbdyehditnA.
Sfnbien öct ö^n ödi Hconp-fcölp^ïi
ijan ^/Bavoos »ge bafi gaat / geeft ïj? öen
Jtd^ec Lodewyk, toicn ^ öom εη imm
oberieefti toant jfe fcM^ öi^ boigt: in
't jaar 843. is Eynardus, de XV. Abt van Genr,
geftorven op den 2f Julyj en heeft Henricus,
anders Einkericus van DaknarA tot nazaat ge-
kreegen.
Eginhardus geeft get ïeben ban Karei den
Groorenfiefcïj^eebe«/ get taeßie boo? ireea-fie
titaale in 't iigt tó seftomen te ïteuïen in 't laaK
ij-21 / Doo^ toeiioen ban Hermannus van Nue-
jiaare, <iB»rabe ban 't ]60omfcöe iföp. '^tt^t
45raaf geeft get gemeïöe iebenopge&jaasenaaii
Karei V. en öaat; öeneben^ in 't ïigt gegeebe»
be / öie öooigaan^ ooi^ boo^ get
toerït ban Eginhardus gegouöen bjo^en, Ja&er^
ganö / tt toeten in 't jaar if84 / 39» öeseibe
^aatöoeften gemußt onöer get Oii3i0t ban Ju-
ilus Reuber, i^eöt^geleetiöen 5 en toeöerom in't
iaa? 1613 0003 iiejo^is ban Markard Freherus.
tfEin^
Zijne
fchrifcen*
egihardus. ffP
Cmbrip Ö^eft du Chefne Ö^SCÏbe« m0t tneti
oiibe tïuïifeén u^tgcgeeben^ en Eginhardus ööoï
hm kc sdbe ^aatöoefeen berftiaati,
öat öle tiaee iMiBeti ugt öe^eïte penitc
niet ijoö^tgel^omen 5ίίη / Cointe oijec
Öct imt 774 ^ pr bo0? öetoeejen/ öatöct tmt
toecfe tn ijc^aïingeit biittoiï^ aï^ öag en
nacöt ijerfcöeeït ^anöetanöei-e. let ^eiije fi!pt
^it ontoeberftijefteip uyt ^eftere pïaatsê banbe
Sfaacöoefeen iiaaröe ^cö?PecEgmhardus
aï^ een man die alle menrchen van zijnen
tijd in voorzigtigheit overtrefte. (4) ^beb Öe
önbere toerBje^ ban Eginhardus ïian <7 Labbé
iiagejien too^öen,
Ρ. Bokkenberg, ^uïienbe ïft fioeïi ban fee
opene blieben gaan ^uöeïen ban Eginhardus,
W0int aan 't 8iz ggbje met öeese ^nlaMtge:
Jan Eginhardus , die zich het Utregtfche Bis-
dom miiTchien ten onregt aanmatigt. ^
toilieii öan ïiebec 5e30en öat Eginhardus, hv is mif-
0dp ai^ ög Öet öetoinö ober becfröeiöeii&itgen Schien bïc.
Segaö l^ee^ / oiJït be Slfbiigi ban Utregt öeöient
5aï öeböen/ eben een^ ai^ Lutgerus, ban imen YoTIzF.'
tag 500 aanftonb^ 5uneii 0aan öanöeïen: ofim^ weeft, o^'
mer^ öat iJen25iffcöoi>iJöttiltrcßtobecieeben öf ^athy hec
bei'öieeben 5pbe / gg öese nabuuwge föerft 500
jan0 5al toaarsenoraen/ enbegerneïbe gifte ban de kerJc ec-
om Lotharius betßreegen ö^f» ί
«at gern baarom be naam ban 25i|fc8op / seïp
öet met benMt Gregorius ooft gefcïjiebtioa^/
m toegejjjafï 3p. <βη be^e 0iffïn0 fc|pt eent^ ,
Setmaate boo^ ben bjaaeb^ief jeïf ban (j·) Lo-
tharius öe]^ra0ti0t te iooiben; toant baar too^bt
aiblt^ ban Egihardus gefp^oiien : die genoemc
wordt
« Tom. i. Colkélan. Hißor. Franc. h n. liS,
' ^'Fm.deScripor.Ecckf.
'^So Aantekeningen
wordt Biflchop van het Oude Tregt: öat iuifeii
ttt'et aï^ of ög S^iffcSoj? toa#0etocefi/ ntaara!^
of Sg cnl^diift öen naam öaa ^iffcgop Ö^ö
öiaageti.
I. Opper-kapellaan en Kapellaan komt van het woof-
detjeC^^ie//««, 't welke volgens de waarfchijnlijkfte uit-
legging ten tijdi van Koning Dagobertus een kasje be-
tekénde,daar de overblijfzelen der Heiligen in opgeflo'
ten waren. Naderhand wierdt het genomen voor dö
plaatze zelf daar dezelven bewaart wierden. Die het op'
zigt daar over hadden wierden Kapellaanen, en de O'
verfte der Kapellaanen , üpper-kapellaanen genoemÊ*
Deeze Opper-kapellaan wierdt ook eershalve genoeitf
de Abt van 's Konings Paleis. (Zie lomnal des Savans_
1704. mots lanvier.) Zy wierden ook wel ApocrißarU
genaamt, hoe wel dat deeze naam op een ander in ecti
anderen zin wordt genomen : zy moeften ampts-halve
wel geoefFent zijn in de kerkelijke wetenfchappenJ
want het was hunne poft, befcheid te geeven op aller-
hande geeftelijke zaaken, daar de Koningen over aaU'
jefproken wierden. En als de Biffchoppen, de Ker-
ken, de Kloofters iets aan het Hof te verzoeken of te-
bevorderen hadden, dat moeftalles door hunne handef^
gaan : en zy moeften de regten der Geeftelijken hand'
haaven enz. {Kofvjeidus in Onomafl. ad vit. P.P.)
Hier wordt gezegt dat Eginhart Opper-kapellaan e'"'
Opper-kancellier van Karei den Grooten is geweeft·
Dat kan hy ge weeft zijn door een byzondere gunft vafl
den Keizer: maar ftaat te weten dat beide die ampte»
eerft vereenigt en aan malkander gehegt zijn door Ka-
rel den Kaaien. (Zie lournal 1704.. mots de lanvier.)
Daarenboven is hy de opperfte Brieve-bewaarder,
Chartophylax In de Griekfche kerk was ook
een Chartophylax, of Brieve-bewaarder: maar dat was
een geheel ander Ampt als een Brieve-bewaarder van
den Keizer of van een Koning in hetWeften. {Anaßaj·
fehl, ad concil. gener. 8.) De Chartophylax van de
Konftantinopplitaanfchc kerke had even eens een hoofd-
cie-
-ocr page 749-ÓP GEN Η. EGIHArdus.~ fSl
cieraad op als de Bedienaars der kerke,· en hy mögt al-
lerhande kerkelijke bedieningen verrigten, uitgezeid al-
ieen die afzonderlijk tot het Priefter-ampt behoorden.
Geen Biffchop ofKlerk van buiten komende mögt zon-
der hem toegang hebben tot den Patriarch. Zonder hem
mögt niemand aan ds byeenkomice der Geeftehjkheit
voorgeftelt, niemands Brief aan den Patriarch behan-
digt worden, ten zy dat het een brief van een anderen
Patriarch mögt wezen. Ja hy had zoo veel te zeggen,
indien wy op' het zeggen van gemelden Anaftafius mo-
gen aangaan, dat niemand Bilfchop, Abt',ofKlerk kon
Worden,als die eerft van hem goedgekeart,en aan deu
patriarch voorgedraagen was geweeft. Theodorus Bal-
iamon, fchrijvende over den i8. kerk-regel vanNicea,
^egt ook dar de gemelde Chartophylax by zijnen tijd m
alle byeenkomften der Geellelijken , de kerkvergade-
r'igcn alleen uitgezonderd, volgens de Ordonantie van
den Keizer Alexius Comnenus, niet alleen boven de
^nefters maar ook boven de Biilchoppen mögt zit-
ten.
Hy was gebooren in Frankenland, en is behalven
^'Jtie andere ampten, ook opzigter van 's Konings ge-
DQuvven geweeft. Dat hyde dogter van Karei den Groo-
^εη zoude gehad hebben, rteunt op het zeggen van den
kronijk-fchrijver van de Abdye Lauresheim, die daar
voegt dat hy haar alvorens zoade bellaapen hebben.
Sommigen hebben de getuigenis van dien Schrijver ter
Söeder trouwe aangenomen r-maar zederd dat men alles
nauwer heeft beginnen te ziften en uit te pluizen,
dat verhaal ai meer en meer vervallen; ten deele om
'^at geen een der oude vSchrijveren daar gewag van
jHaakt; ten deele om dat Eginhardus zelf, die de doch-
^ren van Keizer Karei nauwkeurig optelt , van geen,
■^mma of Imma gewaagt enz.
, 3' Trithemius zegt dat hy de eerfte Abt van Mullen-
of Seigenftad is geweeft, hebbende het ze»^ rijke-
^JK begiftigt, en een kerk aldaar getimmert. Hy is er
na zijne dood begraaven geweeft, zoo als blijkt
het graf-fchrift, 't welke Rabanus IVlaurus Aarts-
^"Ichop van Ments, hem ter eere heeft gedigt. Dat
^-eze Abdy van Seigenftad den naam ook gevoert
neett van S. Petrus en S. Marcellintis, komt hier
^an , dat hy de lichaamen van deeze twee Heiligen
i. DfiEL ■ Yoor
yöz Aantekeningen op den H. Egihardus,
voor de Kerk van de gemelde Abdye van Romen heefs
bekomen.
4. Deeze reden fchijnt al wat te klemmen. Egtef
heeft ze den Heer Coulin, die zoo wei deeze hiftorie,
als die van Konftantinopolen, benevens de kerkelijke
hiilorien van Eufebius, Socrates/Zozomenus enz. mei^
den lot van een deftigen Vertaalder in deFranfche taal
heeft overgezet, niet bewogen om die Jaar-boeken ä^n
iemand anders toe te wijzen. Maar ik beken het,dan
aou men Eginhartus al bezwaarlijk van een laffe
onedele verwaandheit en eigen-loftuitinge können vry
fchouwen.
5. Ik beken dat deeze Brief van Keizer Lotharius mi
al eenigfins tot het gevoelen van Heda zoude ftoen hej'
len. Daar ftaatwel, het is waar, Biffchop genoemd'·
, maar voor eerft, A\t genoemd M'mAm wy al fomtijdsi/^
oude brieven die zelfs in de tegenwoordige hiftori^
vermeldt worden, gevoegd achter waare Biflchoppej"
Abten, Graaven enz. Ten tweede , ftaat 'er dat Ëg'®'
hardus die kerk regeert, daar ftaat dat hy daar BiffcliOp
en kerkvoogd is. {Efifiopm Prafitl.) De vryheden
den Brief vermeldt, worden niet alleen aan hem
-Biffchop, maar ook aan zijne Nazaaten verleent,
maar uit een anders naam regeert, heeft eigentlijk
Biffchoppen zelf tot geene Nazaaten. Maar ik
dat wel overilappen zonder mijn oordeel daar in
fteeken. De ftilzwijgentheyt van J. Beka is een ίΙ^Γ''
bewijs tegen Egihardus.
VOO^R'
-ocr page 751-voorreden
op den
Het ver-
haal van
Heda over
hit leven
van S. Lud-
gerus, Eif-
Shop van
Utregt,
bevat ten
minde drie
doolingeii.
T. Beka ftelt in zijne Kronijk Ludgerus on-
J middels na Alfricus, zonder een woord
van Eginhardus te reppen; van welken Lïid-
gems milern Beda t in zijne hiftorie derU-
tregtfche BiiTchoppen aldus redeneert:
A'ö Alfricus is dan , volgens de rekening
der jaaren , die Keizer Lotharius geregeert
heeft ^ gevolgt Eginhardus, maar volgens
^eri·« Ludgerus, ook een gehoor en Vrtes\ zijn-
de in rang der opvolginge de tiende Biffchop
Van Ut regt. Hy ivas een zagtmoedig man^ en
z,en geneegen voor de vrede , naarßig in het
ie e zen van geefidyke boeken, en een voor β an-
der der Kerkelyke tugt-regels, Eenigen tijd ge-
begeert hebbende heeft hy de laatfle fchuld aan
de natnme betaalt op dm 13 Aprilna dat hy
den tijd van een jaar op den Bijjchoppelyken
^toel had gezeeten: en is in de Salvat ors kerke
binnen Utregt begradven. Ter liefde van dee-
^en Ludgerus heeft Baldericus een edelman al-
f'e de goederen en landeryen, die hem eigen wa-
^^n, aan de Utregtfche kerke gefihonken in het
^ jaar -van Keizer Lotharius , dat is > in 't
jaar onzer zalißheit 850.
4- ^
^n Ζ Arn,
-ocr page 752-564 VOORR-EDEN OP
Arn. Buchelius , fchryvende over deezê
plaats van Heda , getuigt dat hy den brief
van deeze gifte onder zyn& papieren heeft
beruften , en dat dezelve brief ook geheel
ftaat in de gedrukte Kronyk van J.Gerbranäfi-
Maar het geeft roy wonder dat deeze naar-
ftige onderzoeker der oudheit de drie miiTla'
gen, die Heda in dit kort verhaal begaat, over
het hoofd heeft gezien.
De eerft:e mifflag is, dat hy Biflchop vaa
Utregt zoude geweeft zijn : en hier hebbeo
J, Ger brand van Letden , R. Snooy , Hadf·
Barlandus, en G, van Nimwegen de haveo
ook mis gezeik » fchrijvende op het enkel^l
zeggen van Heda en Beka , en zonder eeß
eenig Schrijver van den zeiven tijd voorzegS'
man te hebben, dat Ludgems op den Utregt'
Ichen Stoel heeft gezeeten.
Want het ftaat vafter als vaft, volgens de
onwraakbaare getuigeniiTen van Henjcheniuh
Mabillon , Baillet, 'Pagi, en van Altfridu^
zelf, die op dien tijd geleeft en gefchreeveO
heeft , dat Ludgerus de eerfte BiiTchop
Mimigardeforden y of van Munfiery is geweeft»
het welke 'J. Gerbrmd zelf in het 4. Boek vaii
zijne NederlandfcheKronijk, aan't 17 hooii'
iluk , vlak uyt had betuigt.
De tweede miillag is , dat hy niet langei
als een jaar zoude gezeeten hebben. De groo-
te Kronyk van Nederland legt hem 8 jaareO
regeerens toe , en vi^ilt dat hy in 't jaar
de regeering by de hand heeft genomen. Bok'
DEN Η. LUDGERUS. 565·
kenberg, houdende zich aaa't zeggen van J.
Q er brand 'uan Leiden, en van R. Snooy , be-
groot den tijd zijner regeeringe op elf jaaren.
Want fchoon oihy de heilige Utregtfche kerk
eenzgen tyd , geiijk de woorden van Beka ki-
elen , geregeert mögt hebben , zoo is 't egter
zeker dat hy het Bisdom van Munftcr langer
i^edienc heeft ; te weten, volgens de reke-
ning van Vagi, van 't jaar 802 af; zijnde
eeril geftorven in 't jaar onzes Heere Sop.
De derde miiïlag is, dat hy begraaven zou-
de zijn in de Salvators kerke binnen Ütregt:
1>aar z,yn heilig lichaam zoo als Altfridus m
de befchryvinge van zyn leven by « Heniche-
nius met klaare woorden getuigt, aanßondsna Hy moet
^ijne dood naar Munfler is gevoert s en van
daar ^ geiijk de Triefler des Heere in zyn leven geeftclykc
bevolen had ^ gebragt is naar zijne Abdy van Overften
Werden, alwaar het ook ter aarde is beßelt.
Des niet tegenilaande moet de H. Lüdge- vriesland
rus, om met b J. Molanus te fpreeken, on-
der de Heiligen, ja zelfs onder de geeftelijke o'm
Overften van het Nederlandfche Vrieilandge-
rekent worden; niet alleen om dat hy eenge-
booren Vries was: maar om dat hy van jongs
af door zyne ouders te Utregt^ in de Abdy e van
Salvator^ te fchole beßelt is, onder het op-
ligt Van den H. Gregorius, den nazaat van
heiligen Martelaar Bonifacius ; en daar
zoo wel in de wetenfchappen als in de goede
^ Λά diem ió Martii^ §. 2.
^ fa IndicHlo 5, Selgii.{
zeden
566 Voorreden op den H. Ludgerus.
zeden u onderweezen: verders , om dat hy
uyt Engeland wedergekeert zynde , daar hy
de leifen van Alcuinus was gaan hooren, groe-
ten dienil en hulp heeft beweezen aan den
hhtGregoYÏns, die drie jaaren lang van lam*·
migheic het bedde moeft houden , en onbe-
quaam was om eenigen arbeid te doen. En
ook om dat hy naderhand * onder den Bii'
fchop Alherkus, den nazaat van den H. Gre-
gorius , en insgelijks Abt van de Utregtfcbe
Abdye , die het jaar in vier beurtc-willclin-
gen had verdeelt, 's jaarlijks drie maanden
lang opziender van dezelve Abdye is geweeit:
op weiken tyd de voorgemelde gifte van
drkus kan voorgevallen zyn. Eindelyk om
dar hy uyt laft van den zeiven Albricus eeril
naar Deventer is gereift , om daar het Evan-
gelie te gaan verkundigen , en het Chriiten
geloof te beveiligen; en naderhand ook naar
Vriefland is getrokken, daar hy aan de kant
van ièven jaaren bezig is geweeft met deland-
zaaten te onderregten,ende tempels en beel-
den der afgoden af te breeken.
Dierhalve zullen wy het leven van Ludge^
rus , uyt zijnen tijdgenoot Altfridus, die
door de Bollandifien en door J. Mabillon in
't ligt gegeeven is , ten dienfte van den god-
vrugtigenLeezer, hier in 't breed laaten vol-
gen ; en ons meeil van de eigen woorden van
f J. Mabillon bedienen.
* Altfridus in Vit α S. Ludgerl·
f Annal. Ißenediä. i, z. /. 16, ^
■ PE
-ocr page 755-ί67
Naar de gemeene rekening
Biffchop van ütregt.
Ludgerus töö^ llpt «eit tötfe iiatttme Bg öe Geboorte
mksm : φ ^root-iiaiiet; ge^ vaaEudge^»'
toeeji urfingus, bie om öe teagen ban iicn
^o^^ Radbodus te oiittogton/met: sgne iJ^outoe
Adalgarda, εΠ inet 30one Nortgrim, ge^
Wuat tot öeil l^rasifcöen Grimoa'dus.
ig Ö^i« tot öien tijö toe ηοφ gefïoiten inöebuii
tïmiiffe öe^ / öo^toeï tm gcoot
booiftanöa· htt öiöpöcit cn pcesttsQcit: maau ·
^ei· töicïö in öi 0e9eimmban ben Cij^ifïeïpen
<©üö|öiei!|l o«iieri»ee5en ; en geeft tta&erg^«^
ΐΐοφ een tbjeeiieii 500η/ rnetnaanieThiadgrim,
en Mepji öe öooö öan Zi>c
R-udbodus toebci; naac ^gn Uaöedantï ge?
feeit; en ié öoo^ öen ©o^fi ? 5i)n m^
oseö na Radbodus öooö öi ®)ie^ïanii metßeip
ü^tbjciöe / met mi p?oebe omteent litregt öe«»
Siftigt; rii ooft ίΐί 't öesitttan 5tiiieisat5ei;ipeer^
fmife ïierfïeït Mmvna U Willebrordus, aï^
öie i)ct «ii^basiseïie tn bie ïanbfïceeft eerfï qmm
«evïionblgen / en naber^anb oois Bonifacius,
U^mtt bienfien ïjecft gebaan: en niet aïïeenös'/
«laai- ooft ge^eeï 5|jn gefïacöt. jonofie 30e«
i hiadgrim ^eeft «a Sjabet^ boob Liafburga
ten b^ouioe trenomen / beiueïïte een grootmoebej;
Ööb bieojibêteibenfeöe&^geiooïjigöeben ganfcö
«^Wtoaji, O^eejegiOotmoebec/ ma^enbeban
Si'amfc^ap bat be moeber ban Liafburga niet
öi^ bogter^ ter toei'eïb ö^agt/ S^bmet eenboife
, . ·β« 4 ftöj^
^ ^'Mdbitkn^ Tom.i, Anml.HimdJ. 53.
-ocr page 756-568 Het Leven van den H.Lvdgeri/s.
δορ Beljrf g^gecbeii om Liafburga, 500 i'a^ aï^
5c gebooteil 5oube5yii/ en eer öat 5e eenigfc^^^
5d genuttfgtöati/ om ijtt iebeii te ö^engeti, go^
tuferöt'ei* öaufemanö tresonöeii/ om öetfenDin
rm enimer hal Vaattt te frcefteu. ©an ï|et
feljieöe/ öoo^ een faouïtere magt ban öenMnif^
seitöen <(5obt / öat ijet ftïeintje ben emmer m^t
Oeiöe öaare ainnen bafi jreep / en too^fïeïde oni
niet berb^onfteii te too^bein ioo^fieieo
lë 'er een önurt^^outo op 't fïog geisoraen /
toslitc tot mebdijiïen Betoogen / öet itïeintje iigi
tse Danècn banöenfïaaf/ bie tot öiegriitoeiiraai·
geïiunrt toa^V i)eeft gernïtt/ en bfegen:^ §οίΐ50
in iten nionb gegoten. tsü^ ^eefi ζρ ooitö^
anöere öeuïrn / öie boo? öe tojeebe 0rootm0e&^
afgejoii&ni toaren / ö^luogen om öet ftlnö iii^^
tc ixnnm^Mh
^at meer / ijeeft bt Meine Linfburga
00ii opgebaeöt / met meiit öoü^j een l^öo^ntje jO
paaren mcnb te iaaten ioopen ,· teT tgb toe öai^
JU ^öar / na öe boob ban be grootmoeber /
öcr aan Fjaar ouber^' ^ui^ ïjeeft geijia0t. ^it
geüjeefi bfSdbe Liafburga, ni^t bCtoeliieThiail-
grim Ludgerus geeft gebjonnei?. ©eeje biierö
öan % ben ^öt Grcgorius lieftelt; en ^eeft
lisefdbiiiiie Ï5ifeö}n0 in be Uüxqtfüjt üHibue ßf^
geleit / om jirl) ifeïjcd en ai tat be öetrafftiu^
ber rpeefleipebjeienfcïjappen/ en be öeb^cebi»0
bcr gobbdpf 5aaïicn te öe0eeben.
<0nberiu?TcQen gelter eerlaaarbig man/
met naamc Aiubcrtus, uiot ört ïanb ber
fcijen/ bat iö i^t ö^t geöieb ban δη bc»
3IÖt Gregorius aangeliomen } beloeïï$e bee?^«
aanftomeiing / om 50« suiber geloof en b^oont
!eben/ jeer gejinb jtjnbe/ ben^eiben tot ^iptn
niebe-öuïper en mebc-^tlfcSoji bjenfcgte tt
fim»
Zyne ecrile
opfocding
ouder den
Abt Gie.
gorius.
Van wien
hy in -t ge,
zclichap
van AIl!"
bercus naar
Jork wordt
gezonden.
Η. Ludgerus·. f
Ben; aï^ 5i}niie seif 25iffcljojp sciötiiit/ maai;
aitp rnhm ^Älceb^n. goo ^i^tftGre-
gonus öan 0oeb-3ebonöen beejen Aiubertus naar
u geniten / om öaar ban mm 25ifftöoj?
SclïJiiSït tetoo^öen. Ißtft S^ni öan tiOe^rci^-
Si^seiien mcbe geseebcn/ Ludgerus wt Simbo^si
toaar bau be eene ©iaiten / be anbcc p^ieftec
Setuijbt boo? ben selben bie Aiuber-
tus 0eät ö^eft / te toeten Egberrus ^iffci)0|i Aiwaar ai·
Jöii 3i0?if, φρ bien tgb Sab nteefiei; Alkuinus w de
Öet ujjsist ober be fcSooien ban^oisi/mettoien
Ludgerus, terlwiïe δρ te ^o^ft bertoefbe/ ßen^ kcriardc;
Senooten iuebér in l^?ie^ïanb gefteert / baar
ïse amptgenoot ban Gregonus noc^ fïönb te
i^O^beil / of Ludgerus ï}eeft bg Gregorius en Ög
Sönen babec Thiadgrim iïecït aangeSouben/ora
tot öeïfomen ban meerber gdeerbi^eit toebec
baat ben meefiec Alkuinus te mogen ïieeren.'ïiet
iöelïie gem emöeigft tet· nonöjee noob toege*
fïaan.
©e gentelöe boö^ïngtige meefïer geeft
niet grootebïi}bfeï|ap om^eift: en Ludgerus geeft
if^ie boöe iaaren en fe^ maanbeti onber 5i)n op;«
Sigt gefiaan' en grootenboo^tgans inbe toeten»'
ftgappen geöaan j sijnbe öy lebec een om 5ijne
Soebe en |eufcije seöen toeïieftom/ m ^m toeï
S^Sien: bocij t)^ fïoub boo^ al in 't gart ban
ben meefiec Alkuinus 0efcöieeben/ (i) ensonbc
^iocö ïangec onber ggne tngt geWeeben ge&ben/
sab'er niet een onbertoacgte ramp tuffcfien
geitomen; toant bermtt^eena^iie^ hen300η
«an seïieren <0rabe onber get ftraïteeïen gab
i^oob-gcfioïten/ moefï onse Ludgerus met be an^s
öere ßiitxm naar ßeeren. Alkuinus geeft
570 Het Leven van den H.Lvdgeri/s.
niet gêioilt öat 3iju aUerïieffte ieedtng
«01110 gcscïfcïjap nmv 5ίίπ ©aiiei-iaiib 50Uöe
ren/ maar geeft gern totge^dfcijaijeii ieiöätna»
töggÊiioegt een met naamePe-
rui, ïiie ii0cö rd^baar&is fioiiii om «aar
te treiiäeii. Bm Ludgcrus öan met een hoor^
fpoeijigen iotnö toeöer in jgn ïanö aangeftomeii/
Öeööenbe een menigte fean öoeften me&egeö^agt'
en ög tua^ öen l^aber Gregorius en aan öe au^
öeren öe^ te aangenaamer / goe öat Μ ^^^^^
ugtfiaii in öe Itïoo^r^fee toetenfcgapiren.
« Adam Ümionniit ijan Bremen fcïj}^ft
Ludgerus in 't jaar 78a. met Wiliehadus naav'
j^omcn gereift: en öat ÖM öoo^ öei^aufeïgft^
tegentooo^öigöeit en aanfjj^aaft geijartigtilinöe/
gegaan naar öen öerg Kaiimo, om naar öett
regeï ban öen Benediktus te ïeijen/ tertoij!^
öat Wiliehadus iüeöer naar ©^ani^rp en naai'
get graf ban örn Willibrordus gebeert, ^fo
öan öeiöegaar in een celïe gaan iooone«/
.Willehadu·; te Epternach , Ludgerus te Kaffino
om §ei öefcöouiacriöe icben te öetragten. ©it
ö^niïtt Akfridus «ocö Maaröer n^t toegen^ Lud-
gerus, f^peiiöiöat Ludgerus ban Komen ber^
troïifeen aangeitomen ίύ iit een Slööo ban ^.Be-
nediktus tn get ^artogöom ban Benevento ; en
öat ï)^ baar öeiïig!p onba· be jl^onniiiïten ber^
Ueereiiöe öen regeï ban öen Benediktus j^eeft
gekert: aï^ ö^&öeaiie aï oberiaug getragt ergen#
ojp 't eene of get anöere ban 5gne ïaaögoeberen
een Hioofta· ban |®onniitfeentefiicï)ten: to^ï^^
ikgecrte naöeröauöti Werden geeft boi&?agt,
geeft öeliap/ boïgen^" get fcg^pen ban Aii-
tndus, te Kaffino aangetro^ltcn / joniier egter
he piegtdnlte öeïofte te öoen ban öen regel te
5iïlieiï
Λ idem ibid. l, Zf, c. IJ.
fiy wordt
Diaken ge-
wijdt , cii
keert na
drie jaaicn
cn fes
Hiaaaden
weder tot
Grcgorius.
Van daar
leift hy
naar Ro-
men en
yorder naar
Kaifiuo.
Η. L υ D g ε R υ s. ƒ71
onbcr^oubm, öiewni grt bat ÖS· hv trekt
0etoo^iteii jgnïie öc ftap j^ee^ afgrfett/ de bp aa.,.
ßeöoaöenbe noc^taiié! ö^t Ö^ite Mceö / 't iodße ^""der de
öe i^onnifefeen getooon 39" ^^ ö^aagen.
Öe^ οοίι niet ßetodgert op fonimige iiaecn te doen.
bleefcöteseö^uilien. Jl^aar inte&eraerß^n|iaat/
ifet een tocffem^iti^ geiaeeft ban iiee^e
^onniMien itan Kaifino, öat Ludgerusï>e ßaj)/
een teften ban be ïtioofieripe belofte/
aeeft aan0etroftiten3onbeceeni0ebclofi:etf boen;
Öet toeïfie fïrgbi0 toa^metbe0etooonte banbien
toanneec &et aanfcpten ban be ïtajj fcfiul·
m nmMe aan öet bolbiengen ban beliioofiav
(%) Moften, ^n baarora 5e00en bie ban
^erden ooïi ίπ pn rijm-0eÖi0t bat aan
Ludgerus boo^ be jf^onnsiißen ban Kaffino toe^
segeeben sefeeejï. Zy hebben hem, 3e00eii
5^/ na behoorlijke raadpleeging met de broede-
^"^n, toegeftaan dat hy de kap zoude aantrekken,
met hen op een neer gaan; zonder dat hy be-
lofte zoude doen van den regel te onderhouden.
t iCe Kaffino toa^ ten bien tpe bjoonacStig τ' huis
Ludgerus, een l^^iefcö ebeïman/ bie baat tbjee
Jaaren en fe^ raaanben gebjoont §eöbenbe / bje^ dJ"
becnaatjgnïanb i^bertroftften. Äaai' ^tjn ïof vrieren,
500 rn0tbaar i^gebjo^ben/ bat bie ooit geïtonien
ter ooren ban üoning Karei, bie Sem totjiae^
ömec bei' «ebangeiilfcS^ ïeere % be «©ofib^jesen
iieeft aangefïeit bïiegen^ aan 't toetten en
ötoeiben/ aan 'tboebjeiber i)emeifc|e ïeere aan
3ane ftnbbe boo^ te bienen / aan 't afö^eeften ber
Jföobifcöe tenipei^/ en be bniii0öeben ber^eii
J^ftfcöe bg-3eioobi0öeben aïoinme ngt te feöioöi
3ja gp twci} öoo0er op getroftisen ; en
ö^^ft öefïoien naar een selder eflanb/opbegren^ö-
791 Het Leven van den H.Lvdgeri/s.
fc^eitiing ban J^^ne^ïatiii en S^cncmarßen
gen / en Fofiresiand naac jefeer af0ob geiieeten/
niet ΙίοηίΠ0^ berïof oisa· te hmmi Bi^ Öff
öan pet gemeïöeeiïaniinaöeiriïe/ en met eenftrui#
in Jline ganöen fïonö en ßaöt / sagen iie anDe^^
ren öte 03p get 5eïfbe fcgiji toaren een iiffilteii
iiamp of öuifterni^ upt get eiianb öemeïtoaart
jop-treftïten / en &aac een ijeiber fcïjoon ïigt oj
boïgen: 'tioeift een ijoo^tefen toa^ öatte iiui^
fierniffen öe^ i|eiiienöoni^ ijoo? get ïigt 5iinec
i;»,?eeSin0e fionöen te berötoijnen. goo ra^ aï^
öan ijoet aan 't ianögeset^ait/ ging
gen^ be teinjpeïen ban ben afgob Foietes onbe?
be boet fmijten / en in önnne plaatse
fteriien opbontoen/ en gg beelianbeÏ^/na
bat 3e in be seioof^-geöeimen onberhjeesen iaa^
ren/ gebooptin eenseïterefiinteine/ aïbaanigt
be aarbe optoeïïenbe / in betoeïïie be Wiiü-
brordus boo^^geneb^ieftinberenSabgeboopt. Φιρ
ber anberen ijeeft Ludgerus baar ai^ gebaber
geflaan ober ben 300η ban een magtig i|eer/
met naanie Landrikus, ben toeïften ïj^ iiaber^
ïjatib in be «i50bgeïeerböeit ^eeft oiibertoee^
3en / en ^^^jjetïa· getotjbt ; en bie boo? jgne
geieetbQeit nocö beel goeb^ ög be B^it^tn ïjteft
gebaan.
JiEaar onbertnfTcöen i^ 'er % be ^ofib^iesen
een gebjelbige fto^in ban een sioaare berboïgi»^
ge ontfiaanj be ftecïten afgebianbt / be bienaa^
ren be^ i^eere berjaagb / aïïe^ obergoop getoo?^
pen. ^ocïj op be toeberitoinfïe ban Ludgerus i^
be boorige itiaar^eit ooit toeber geftomen / i^et
onbjeer öebaart/ en be buifierni^ ber toaebeube
booïinge enberboïgingeberbtoeenen; 300 bat
3D,?ie3en boo^ <iB>ob^ gulp in get iigt ban
fiei:e geïoobe bolgarbl: öeö&en.
Η. Ludgerus. 575
ltoniU0 Karei, Ut geitt eetfï otjec ire <©0fï- Hy wor&
bjtcjen ö^ö S^fïett / ï^etft öera imderganö tot toe Harder
l^avhtt aangefïcït be op 3cïte^ 'i«
^t JJlaat^ gcuaauib (3) Mimigemeford > alhimv .^nè-Mt °
i»e j^cilige mail een ïiiaofïer / om naar ben iieiv daar hy
ïteïpentegeiteïcijen/ ö^cftgefïlc^t/ toaaröan eenigo
btsdbt pïaat^ ben naam ban * ^unfiei' öeeft
geïireegen.
©aaren&oiJtn ^eeft ïjn noc^ttoee anbecemiooi oe Abt
lïec^ geöoutot / ïiet eenete Werden in j^ettooob
ban Widenburg aan be Roer, bieöenebenKcu-
^en in ben Rhyn ïoopt: Set anbere te Helmftad
in het on- .
öi ï)et pibcnbaagfcöe <0raaffcSap ijau Brons-dcrvy zen
■Wyl<;. ■ der Saiiein
t Φρ ben Reiben tijb/ tefa)etenin'i:jaat796»
hia^ 'et· een jeßer Mij men meït niet ban toat
^&bge/niet naame Bemardus, bebjieïïie naae bie
getoeften boo^ Honing Karei afgejonben
Ift (jröjiftene geioof albaar öieïp ijoo^tpianten.
^ïé bie oberïeöen hja^/ i^ öet öeJuinb obo: bat
Sanfcöe ïoiibfcöap aan Ludgems opgebjaagen:
betoeïtie naae §ei peggen ban ben naamïoojen
^iÖ^per 7 öie ^ijii ieben opgefïeït / bat
bebsliib 3oube gefeojen ^eööen boo^ ^et opcn^
flaaitbe S^ïgbom bmi Tner. jf^aar mifc|ien
Öeefl öie ^c^iper 5i|iie reisenlng niet toe! opge?
ntaaïit: hjant gebimrenöe gei Ieben ban Ludge-
öeeft be 25iffcöoppeipe ^toeï ban Trier
jnaac ttoeemaai ïebig gefïaan: be eerfie teije in
pt fe^-en-febentt0tïe iaat: ber ^eïbe eentoe/ tt
»»eten na be boob ban Wcomadus , in inien^
iiaat3e geïtomeni^ Rigbodusj ennocfteen^na
be öoob ban beejen Rigbodus, in ïjét biec-en-
taeötigfïe jaae ber gemeïbe centoe,
ïïn
' * P'^ ^•"■'tynfche naam Monaflerium , daar Miinfter uyt gedraais
" , betekent een KJoofter. t
Heï Leven van den
^ftt öê cecfïe gcïcgcnb^eit toa^ Ludgerus nocy
iiiet öequaam tot gct öeïtieciien Uan öit amjit'
in öc tteebe toa^Ö^ wö^ totsajffcöoi»
öenoemt, 3|ét t^ ban toa^f^
fcögnïpct öat 'ev tioee ïeamv^ teffeu^ ifff
il^efierfcgc tt toerft^efidt φι -, Ludge-
rus m Bernardus ·, cn Öat na öe öooö ban Be!"'
nardus grt ganfc^e iietoinö ober öat ïanöfcllw
H,. wordt aan Ludgerus aiieen ba-bailen.
fJZr&T * 't m^ bev me eenöje ^eeft öe t;
BiiTchop Ludgerus tiatt jjföunfier öe aarire ö^J
laaten/ om in öen öemel te gaantooonen/ w
SunSr öe rnmm Ojp ben / nac^tä ^
^affi-gonba®. ^gne ïaatfie ^tm geeft φζ
en fterf: ί» Ö^t ioaamemen ban 5iine 0etooon#;
«ict groote oeffeningen ban goisbinstlg^eit geenjiné
§odvr«g- gioaftt: ntaar bja^ sebimng aï eben
ughat. ^^^ Opleggen ba· ^faimen / met iet.ö go^f?
te öoot^^n ie^S^n / en met aubere gööbjugtiö^^
openingen ; op bat jijn gemoeb in öe befcp^^''
toinge ber gemeifc^e saaïten niet souöe httplf^
- pen,
φρ biett tijb S^^fï δ? Bona bagdpl be
geimnifTen ber li^s^e met een onbermoeiö^^i·
gbec berrigt. Sfa op ben ^onbag boo? 5^00005
geeft in tiiiee 5ijner ßerfien boo^ |et balft
ji^eeftt: oc^tenb^ö te Koesfeld, tertoijïe batf^
ßßj^ boo^ een ^^lefïer gebaan bjierbt ·, en
trent b^e uuren te Bilderbeek , atoaac ögi 5Ö7
iaatfïe geeft geïee^en: toaat ojigg ben bf·^
genben naegt 5gne 5teï in be ganben be^ ieefj
geeft obergegeeben. <6n fïaat te bemerften ö-^^
bie tiuee plaatsen tioee mpen ban ntailianö^''
efïeggen,
Hildegrim S^ificgop ban Kadalan, of Halberfta^'J
* lib. 27. 69.
-ocr page 763-iuSaaien,eniseboïiefi^ioetebanLudgerus,§eeftii^ „
Karei öoftoel&e aiibrre wori
ööac tegen toareii/ ïsf&asm bauLudgerus es werden
ïÏöac^ijne^ïjögieiiöSi Werden i^geijoerti aiiuaatr begraaveuj
Set bulten öe balvarors Ba'ft/ 500 êP öeij0ïen
fiaö / Γ4) aan iie oafï-^pe/ oji öen zy- Hji^iï/
SÖnise ben ttoee-en-lsatiglten öag na jgne tooö/
begraaiieiL Gerfridus, öe neef ban öen pii^
S^n «ίαη/ öje naiter§an& ooft sgn nagaat ge^
/ en Me ^ίφ op öetsemgt^aiijpesteiii
^^ jeer |aö|ie Oïn gem te gaan öe^oeßen / geeft
op Öet uur iïan jp frö^iöen u^t een ^ete ïigt .-nwaarhct
TOenrt öat jilne ji^i ^ee&^é ten gemeï ge.^
ïiaai-en. ï|et jeggen bat öet^dbe ïicj^t ooft ^^en "yl
Souïïe ijerfcgeenen jgn aan Karei den Grooten, fchijnt.
«ίε oji öat pa^ te Hften öeljonbt; m &ieee«
Seftet; ïani!-soeöm,ï,leiïerianii/ met naamè Seien,
Stiegen tnfe^en öe Schelde en ïsen Demcr, aan
öe^ööge ban Werden gefcpniien S<^eft om ben
yelllgen man met fegoo^ipe fiaatfie te öegraa^
m §e%e man een snftev ge^ab/ met
naame Henburga, öi'ie temoebei' hm Gerfridus
hjeï mm gctoeefï 59η/ aan iteioeïiie gg ht aan^
seit giin ïeéeal^ aïleteerfi in ttoee öoefien ße^ Befduy-
mmrn too? Aitfridus, m mUm^ ΙίζΖ"^
najaat na be boob ban Gerfridus getoeefL
^eese fiefcöipins i$ m mmbj/ en ooft intbjee
öoefeen / beKijanbeït boo? eennaantfeo^en
«iïi Ijan Werden, maar bie ijooi ben nauto»
Ktsiïen ^cfijper niet op be öaan ftan ftomem
mc^ een anöerenaamloo5e^cÖ?Öberl3miSoure
Öecfi het seitJen ooft in ttaee öoeften gebaan:
baai' m ban noeö ^boegen be Siti^en of
Uan be jl^onmftften m Werde^
576 Ήεγ Leven van deït
oubfïe ίί^Γφρίιΐ0 ban bfen naanilco^ea
jH^onniÄ ^erfi in 't jaac 1616 Brouwerus
tt Ments itt iï0t gegeebm 5 en boo^ öe ttoeetie
maaï ugitgf^eeije« &oo?J. Mabilion. |®aai'öaai*
fictcr fiaat tt maaftcn op be fefcïi^ijbing ban
Akfridus: boeg gier ban ηοφ ö? be ^ifïori-
ftunbige cebcncfrins ban Henichenius öbèc ben
2^0,naaniïoo5e ^cö^gbci? ban Werden f^tt
fjioo^ ttii^/ aï^ öja fcöiöfï bat Alkuinus bat
tneifcö ϊίφ / Ö^t fcgdben ban Ludgerus,
met Utistt Karei ^oube 3e5ien peööcn : bjant
Alkuinus fata^ tocn aï obei? be bier jaarm boob
«n öegraaben. ©e5dbc ^c^jgbei? bei'öaaït bit
«οφ ban Ludgerus, bat go ten lobe aangeMaagt
aï^ een boo^b^enger ban be iteriteïijöe goebei'en/
en bertoaart^ screifi^gnbeom sk^ jeibentebei'^
ioeecen / tot b^ie inaaïen toe onbet ben feetót-
iwenti bp ben $iei5a; tuieit getoejien / jonbet'
binnen te treeben / om bat ïjgi bejig hja^ met
5ijne gebeben tot <i5obt te |ïo,2tcn: en bat ïgt ben
Iteiser / bie naar be reben ban jgn fuitlteien
bjaasbe/ totanthjoo^b gaf: Om dat ik dagr, 0K0-
ning, dat ik meer werks moeft maaken vanGodt
als van u , en yan alle mcnfchcn 'c famen : wanc
dit hebt gy my zelf belaft, als gv my de harder-
lijke zorg hebt aanbevolen. Jl^efö aiïbtoOO^b bel!
ïiei5er $eer toeï gebailen > tot 300 berre bat
Ög aï 3ijn ongenoegen / 't geen ugt ïjet ge^
fnajp ber qiuaabbjiiiigen mogt ojpgebat ïjebben/
gee^ ïaaten baaren.
Aitfridus 500 fajeï aï^ be naamïoose ^c^ii^
maalten getoag banberfcöeibenmirafeïen / boo,?
Ludgerus na ^ijne boob gebaan. <0nber anberen
iiia^ 'er te Werden een H^onniit / met naanie
Hildradus , bi'e naberöanb noc^ ©la^en ge^
fajoibew
Mirakelen
door hem
na zyne
dood ge-
Waan.
Η, L υ D G Ε R. υ s. 5*77
too,3Öen in öe ßcrße ton jüanfïer: tiu^t ηοφ
niaac mt iïuiscnt ^ijnt»^ ί«^ öß ^öö^e ijan öen
man «©öö^ l^udgerus, toa^ 'a* sco; qiiaïij^ aan
öoo? öet ojiftrmijjen üan 't eeneöecii. Cinitdp
na öat 3ijn batiei· Sigebertus, öfe ooit jiEomiift,
/ öen raat» öer ^enec^-Secren tc
£!e3O0t lab / 30U beïf. Ludgerus gern in un ^^t^
fier^ getoaaö/ m mct b^n jUgtei'Ojp §etl)oofb/
öccfcleeneu m ^tjngeteonipenfteen geregt
ließöen, #oitfeeft Ameiberga, bebogtecbaw
pcn fatfoenip man / met naame Alfrikus, bie
feiitib getoojöen ioa^/ öaar gesigt toebergefereeii
gen/ na bat 5e een &e!ofte ïjab gebaan ijan<iE»o-
be boojtaante 5iiïlenbienen/en§iet,^onne-feïeeb
öïbaat· aan te treftSen» .f^aar öetoijï 5g in |^et
boïboei'en fcangaare öeïofteluatBïeef fammeïen/
tolerbt met een pcsföpgn belogt j bocö^ijnbe
aanfionbl öois| be lioo.ifpiaafe öan ben pefligen
23elijbei; toeei· geneesen/ ijuft^^ einbeiill^ §aarc
feeïofte bDO? ïjtt aanteeï$Eienijaujjjct,i^onne{iïeeïi
boiö^agt/ en in ^et ïifeofïei'ijan Afcnidus h gen
geefïelp ïcöen geleibt ©aai'-en-öüben toa^ 'α*
teil5cfeeriougman/ metnaameAdam, bie'met
Sijnen Öiüëber Ham-ikus aan ^ooge iooo^ben ge^^
raaïtt/ §em boob Ijab gefïoften: iiiei; cm toieebt
Ög ter ii^tfitjaaiie tian ben ^Diffcïjoii Jonas, (mif^
feffien benSSIffegop ban Orleans) gegeeffeit / en
boo^ een jaai· lang ta* gebaiigeniffe o|j 5eer fciiiaa^
Ie ίΐο|ϊ öefieit: einbeip toierbt'er een ^^m öanb
οητ fceibe jijne armen en om jijn mibbei geBïoiti
ïien : en bii^ ijg^ / na get opleggen ban een
fïreng bafien/ &ïoot^boet| enjonber een^emöb
öan te §e&öen in Miingjeliap bersenben, (f)
beleihe in öet bierbe jaar jp^Miingfc^ap^-
te Nivelle t0t ^et graf ban bc ^>Geertruidb)a|
^ Te Effen digtby Werden.' ·
1. DEEL. ' gÄ;
-ocr page 766-578 Het Leven van den H.Lvdgeri/s.
Ö^ßoinm/ he p^ereïivmi bm jiliifïMtaarm
ϊύ^ gefjjiongcu: een jaai· öaar na §et B^^ / ^^^
om 59Π ttiiöiïei 0üfï<3a0en im^ / m be smf-M^
i»«· Isan Pieter ïo^ gßpan : diibcïp φ
aitóere arm aan get graf öa« öen Ludgerus
oofe ïo^ geraafec / cn sijiie oiigcjoiéöeit bo^Ö^i^
©aar ÖieLudgerus on&ei« Ise Benedïk-
tynen ittct hJiUcu geteMcnt^cbbett/ (0 gnanfui^
om öat noit pUgtelQU ödofte jouöe getiaa«
J^ööen ijau ben regeï banBencdiktus te ψΡ
im οίί&Γφιι&ίπ : maar Dier te$m ïiemf: Le *
Coince op öe öaan/ cntocbcrïdtlmijegg^nngt
iiafcgeibctt pofö«!} afó/ ara bat iiöt éiP
geïanb tocbcritccmibe in de kloofterlijke Vecen-
fchappen uytmunte; bat tß Kaffino tiïïee jaa^
l'Cn Ïan0 in een heiligen ommegang heeft geleeft?
en bc l^ji ai bi«i φ 0cb?aaacn : bat mee
lÊöb^cn ban Benediktus o^ber §eeft gèfilgt/
be mie te Werden, be anbere te Heimftad, bi^
gp 0ebuurenbe3gtiïeben geeft gere^eeit: enein^
beip om bat be ban Werden tct
ijegraaf-p'aat^ ijecft m^o^eu.
^oe beeibatbe fïab Groningen'^jaarïpl aan
bse ban Werden moefi opBmßm/Mßtt mtiß^
blif-en-ttointisfie gefcöjift/ ïjet iodßeinifeiiir'
gan05ei ban get berbe beei ban Yepes ö^jjeö^agt
Ludgerus geeft get ïeben ban öen^^.lbi Grc-
gorius, ^berfie ber ïitregtfcgefta^ïie/öefcli^^f^
beii ai^ ïjn nocg jp ïeerïnig/en niet meer aï^
ßen mf. ^et ^eïbe na be boab ban Baromus
m'ß u|iige0eebeu boa.j Brouwerus, en bjeberow
boo,? J. Mabillon in^eïafcgt in öet ttoeebe öerf
ban be derde eeuwe der Beuedikrynen.
Hy hecfc
liec Jcven
van den
Abt Gre-
gorius be-
icJireeven;
aan-
, !. Hy munte daarenboven in verband uit boven all®
^ijne School-genootei7: en bad alle de hoedaanighedea
■^an een fchoon en deftig verftand: zoo dat Alcuinus,
^egt Baillet, noch geen eenen leerling had gehad daar
"y ïoodaanig op kondc roemen als op Liidgerus: Als
^en hier nu by voegt dat het School van Alcuinus uit
^tudenten van allerhande landaard heeft beilaan, ïal de
"«er Baillet, zoo ik vertrouw,de goedheit wel hebbea
Van noch eenige uitzonderingen te maaken in zijnen
^'gerneenen Regel, [lugemem desSeavamt. i.) volgens
«en-tv^elke hy , door een Franfche vervp-aandheit ver-
'''"erd, den lof van een fraai en cierlyk verftand aan
^lle Duytfchers en Nederlanders met alle geweld wil
«ntneemen. Wat moet men al hooren en leezen ?
Maar wy zijn hier op de regte plaats niet om daar van te
handelen.
3·. Het aantrekken van de Monniks-kap heeft al van
®uds zoo veel gegolden als een openbaare belofte: en
Wen ziet uit de kerkelijke wetten dat dit al een lange
^eeks van eeuwen fiand heeft gehouden. Waar over
de volgende kerkvergaderingen können nagezien wor-
den , de fesde van Toledo, 6.) de tiende vanTo-
edo, (ca^. f. & 6.) die van Parys van het jaar 614.
^««.13.) die van Trebur (vapg.i^.) en meer anderen,
yok kan het zelfde uit Lanfrancus, z6.) en uit
^lexanderlll. {Decret.l.%.tit.-^i.cap.fupereo) begree-
pen worden. En daar valt ook niet veel op te zeggen, als
^Jïïand al willens en weeterts zoodaanig een kleed in
, "'g kloofter had aangefchoten : want nademaal de
^rK verklaarde dat ie het aantrekken van de Mon-
ϊοΓη kloofterlijke leven
toeft """'^en, zoo was dat aantrekken een openbaare
eitemming om ίη dien ftaat te leeven en te fterven.
al jfover infommigegelegendheden noch
Bee is geweeft : te weeten als iemand van deGe-
i.ie Η opgegeeven, en de dood voor de oogen
^ des te ïaliger te fterven, het Monnikskleed
kl d Want men rnoet weeten dat het Monniks
^ ecd voor deezen wierdt aangezien als een tweede
Φα % doop"
-ocr page 768-'54·^ Aantekeningen
doopzel, ea als dezelve kragt hebbende om alle voor-
gaande ïonden uit te vin'flchen. En om die reden was
het dat de menfchen, gelijk gezegt is, op hun uiterrte
leggende, of althans voor de dood vreezende, zich zoo
een kleed lieten aantrekken. En dit ging niet alleen in
zwang onder geringe en onwcetende menfchen: K^'
ningen en Keizers bedienden zich van dit middel; als
Michiel van Palflagonie, Keizer van Konftantinopolen;
{loei in compewdiaria chronoL) Ifaak Komnenus , Ook
Keizer van Konftantinopolen door den blixem geflaa'
gen, {M. Glycas) en geene uitkomlle in zijne ziekte zieU'
de, fchootook een Monniks-kap aan: en als hy evefl'
wel tegens zijne verwachting weder was opgekomen?
ging hy ook eeniVlonniks leven leiden. Michael Kori^'
nenus, insgelijks van de Genees-heeren verweezeHi
eifchte ook de Monniks-kap, en wierdt daar zondec
veel beraad ingeftoken. (Nketas Chonlates) Het zel-
ve heeft ook gedaanTheodorusDukas,ook Keizer van
Griekenland, {Nicephor. Gregoras) en tBeer andereO'
By de Latijnen ging zoodaanig een Monnik worden
zoo wel in zwang als by de Grieken. Zoo leeit in^^
by Johannes Bromton (a-a. ioS8.) dat Rogerius Graaf vaß
Salope, in doods nood leggende, iemand om de kap
van S. Hugo naar de Abdy van Kluny heeft gezonden·
Het zelve fchrijft Willem vanMalmesbury van PhiliP'
, pus I. Koning van Vrankrijk. Doch deeze Schrijve^
moet het aldergrootfte gevoelen van dat Monnik wof'
den, op het laatite van zijn leven , niet gehad hebben :
want hy voegt 'er by: Hoe veel heter en gelukkiger heep
zy (ßertrada, Philippus weduwe,) gedaan, die noch
van jaaren en fris van gezondheit ztjnde , en door geenc
rimpels noch gefchonde , het Nonne-kleed heeft begeert·
Hier over is egter wel geredentwift, te weeten of zoO'
daanig een aantrekken van de Monniks-kap moeftg«''
den of niet. Een zeker BiiTchop in Italië, met naains
Maurus, was van gevoelen dat zodaanige menfcheiii
weder opkomende, aan zoo een foort van belofte niet
gebonden waren: want hy meende dat de proef-jaarert
noodzakelijk voor de belofte moeüen gaan; en dat een
belofte zonder beproevinge voor nietig en kragteloo^
gehouden moeit worden. En waarlijk, de H. Benedi-
tlus (Regul. c. y8.) wil een aankomenden Monnik eerit
twaalf maanden beproeft, cn hem alsdan de keur g^'
gee-
-ocr page 769-OP DEN Η. LUDGERUS.
eeven hebben, of hy nog te rugge wil keeren of niet.
kdaar Petrus Damiani {in opufc. ad Gislen. Auximanwm.
Ëf'fi.) ftoof daar over tegen Manrus niet anders op,
als ofhy dc grootfte gruwel-leer van de wereld voor-
geftelt hadde. En hy getuigt ook ter welver plaatje dat
de Paus dit gevoelen in een Roomfche Synode heeft
afgekeurt. Alexander 11. ,in zijnen Brief aan Landnlfus
^an Korlica, verklaart.zich ook voor her gevoelen van
Damiani.
^ Doch hier omtrent moet egter aangemerkt worden
oat xulks niet mögt gefchieden zonder de toeftemminge
^an zijne egt-genoot. Uyt dien hoofde heeft dezelve
■Alexander gemeiden Landulfus, die zijne vrouw door
^Waare dreigementen tot zoo een toeftemming had ge-
dwongen , en daar op in een kloofter was gegaan, we-
der naar zijne vrouw gezonden, {ap.lvon.inDecret.·^·^,.
5·. c.z.)
Maar hoe dan, als men iemand buiten ïijn v/eeten,
tegen zijnen dank, in de kap had geftoken? Want
gefchiede ook al: en als 'er by de Grieken iemand
iijn iterven lag, waren de vrienden in fommige
Piaatzen ten eerften op de been, om zoo een menfch,
al had hy 'er geen woord van gefproken , het Monniks
gewaad aan té trekken : en by de Latijnen ging dat ook
al in zwang. Theodoras Balfamon (/» fchoUis ad Ref-
ponfa Nicol. Chryfohergi) oordeelt dat zoo een zieke,
indien hy opkomt, gehouden is de kap al zijn leven te
draagen, en een Monnik te blijven. En dit gevoelen
is ook van fommigen gevolgt in de Latijnfche Kerk:
Want als Wamba Koning van Spanje , een van de
loiFelijkfte Koningen die noch op den Spaanfchen throon
gezeeten hadden, in ilervens nood lag, is hem de kap
®ok aangedaan. Als hy de dood voor die reize ontwor-
stelt was,heeft hy met het goedvinden derBiffchoppen,
?ie hem voor een Monnik hielden,zijne daagen ergens
een kloofter gaan eindigen·.
ySi
S'
Dus was het ook gelegen met de geenen die tegens
wil in de kap geftoken en in een kloofter ge-
plaat-
haaren
wierden. Alle" die Koningen , Vorften en groQ-
„ Weeren die gefchoren en in het eene of andere kloo-
gefloten wierden , hadden geene proef-jaaren ; want
^y hadden 'er geen keur aan of zy Monnik wilden bly-
^en of niet. Althans zoo is het dikwils en op veele'
©p 3
-ocr page 770-Aantekeningen
plaatzen toegegaan. Want daar zijn 'er ook genoeg
.geweeft die niet konden verflaan hoe dat iemand tegen
zijnen wil en dank JVlonnik konde worden. Daar leg-
gen veele voorbeelden ïoo voor als tegen. Romanus
ill. Grieks Keizer (ci-ijfri^^j) had zekeren Johannes,die
door den Vader van Romanus in een klooiler geftoken
was, daar uit gehaalt, en tot zijnen kamer-jonker aan-
genomen. Maar de Patriarch Folyeuétes, ten hoogite
daar over gebelgd, talmde gedunrig aan des Keizers oo-
ren dat hy zoo een karei, die zijne belofte gefchonden
had, ten hove moeit uitjaagen. Romanus hield hem
egter de hand boven het hoofd zoo lang als hy leef-
de: maar naar Romanus dood was'er geen bidden voor
Johannes: hy moeft de Monniks-kap , het was heffl
lief of leed, wederom aantrekken. Doch Baiilius Can-
terus, ook Patriarch van Konftantinopolen, ftondzoo
ilijf niet op dat iluk: en heeft aan veele adelijke vrou-
wen die door den Keizer Andronicus Komnenus in
een kloofter geduwt waaren, de vryheit toegeftaan om
wederom naar de wereld te keeren. {Nketas Chon·)
Maar dit is hem niet al tc wel bekomen: want dit was
een van de redenen, of wicrdt ten minfte voor een re-
den opgegeeven , waarom dat hy den Patriarchaalen
ftoel heeft moeten ruimen. Zoo heeft de Keizer Hera^
clius {Nicefhor. inBreinar ) eenenPhilippicus den zwa-
ger van den Keizer Mauritius, die ook ineen kloofter
geftoken was, daar uit gehaalt en tot een aanzienlijke
poft verheeven. Ook zijn 'er deftige mannen, zoo Bif-
ichoppen als Abten, geweeft, die den Keizeren in
het fcheeren van onwillige menfchen niet hebben
willen ten dienfte ftaan. Men weet hoe dat S. Igna-
tius Patriarch van Konftantinopolen de moeder en
de zufters van Michael III. het hair niet heeft wil-
len affcheeren , hoe kragtig dat de Keizer zulks begeer-
de ; {Nketas Paphlago) 'en dat om deeze reden, dat zy
zulks door geen mifdaad verdient hadden. Theodorus
Balfamon (ad 3. camn. Ancyran.) fchrijft ook dat de'Kel·
zerin Theodora Komnena in een kloofter geftommeld
ïijnde, na de dood van haaren man ten huwelijk vcr^
zogt wierd door den Kraal, dat zoo veel te zeggen is
als den Koning vanHongarye,die ten uiterfte begeerig
was met haarte trouwen: maar dat de Synode van Kon-
#afitinopoIea haar geen verlof heeft willen geeven oni
op den Η. Ludgerus. f85
het Nonne-kleed uit te trekken , fchoon dat ze tegen
haaren wil en dank in het kloofler geftoken was ? De
reden van deeze hardighcit was , om dar ze eeril na
haar mans dood gefchooren was gewéeft. Maar aan
andere Mevrouwen is die vrijheit van weder naar de
wereld tekeeren toegeilaan; om dat haare mans noch
leefden; of om dat zy na de dood van den tyran over
dit hair-fcheeren geklaagt hadden.
Inde Wefterfche kerke zijn de gevoelens al even ver-
fchillig en verdeeld geweeft. De Koningen en de Bif-
fchoppen waren aliheel gereed om iemand, hoe fterk dat
hy daar tegen pleitte, de kap aan te trekken. De voor-
beelden, zoo voor als tegen, komen den Leezer ge-
duurig voor. Meroveus, zoon'van den koning Chil-
pericus, was door zijnen vader in een kloofter geftom-
melt, om daar a!s een Mo::nik te leeven, hoewel dat
'er niet minder in Meroveus üak als een Monnik. En
daarom was het ook dat hy, zoo ras als hy de kans
■fchoon zag, de kap uitfchudde en het Monniks leven
oinvlugte. Μ aar zij η vader heeft hem daar over, äls
èen afvalligen, geftraft: en de kerk-voogden, als Gre-
gorius BiiTchop van Tours, en Ragnemodus BiiTchop
van Parys, hebben hem aangezien als of hyin den ban
vervallen was. {Gregor.'Turofi.l.-^.c. i/f.)
De Roomfche Synode, gehouden onder Eugenius II.
maakte een Ordonantie , die een middel-weg fchcen te
houden, en al vry billik fcheen te weezen; te weeten.
dat de zodaanigen, die geene fchelmftukken gepleegt
hebbende, tegen hunnen wil en dank in een kloofter
geduwt wierden, tot het kloofterlijke leven niet ge-
houden waren,: maar dat men iemand, om het begaan
Van zeer zwaare mifdaaden, wel in een kloofter mag
fteeken; en tot belofte dwingen: en dat zodaanige be-
lofte^^ ook goed en wettig was. En diergelijke Ordo-
nantien van andere kerkvergaderingen zijn'er van tijd
tot tijd al meer uitgekomen: doch die komen nu niet
te pas; want 't is in de Latijnfche kerk al over lang
een vafte en ftaale wet, dat 'cr geene beloften houden
xonder een voor'af gaande proef-jaar.
Maar eer wy hier affcheiden, moeten wy noch een
twijfeling oploiTen die den Leezer ten eerfte kan in-
vallen; te weeten hoe dit alles met de proef-jaaren be-
ftaat, die zekerlijk'al van öuds in gebruik zijn geweefr ?
φ O 4· Want
-ocr page 772-'54·^ Aantekeningen
Want was het aantrekken van het Monniks ofNonne-
gewaad een genoegzaame belofte, wat hoefde daar dan
een proef-jaar voor af te gaan ? Hier op dient tot ant-
woord dat hier in ook een verfcheidcntheit van gevoe-
lens en gewoonten is geweeil: en dat naar alle fchijn
hier uit gefpröten is het onderfcheid, 't welke opveele
plaatzen onderhouden is gcweeit tuiïchen de dragt der
beproevelingen en der genen die zich door de belofte
verbonden hadden. De beproevelingen gingen in 't
kort, of in een wereldfch gewaad ; te weeten op die
plaatzen daar zoo een onderfcheid onderhouden wierdt:
de anderen, die hunne belofte gedaan hadden, gingen
in een lang kleed, 't welke ook' de Engelfche kleeding
genoemt wierdt. Dit onderfcheid moet al oud zijn:
want by Baronius {fecul.^.) ftaat het teftament te lee-
2en vanTheodorus Abt van het kloolter Stüde,die dat
onderfcheid afkeurt. Anderen waren daar voor , als
de Synode van Konilantinopolen gehouden onder Pho-
tius. Sommige kloofters, zegt Balfamon over de ge-
melde Vergadering fchrijvende, {adca-/i.v.) beproeven
de nieuwelingen in het Engelfche gewaad ; maar hy
houdt het daar voor dat het Engelfche of lange gewaad
eens aangetrokken zijnde niet wederom mag afgeleid
worden: {in jcholüs ad Refp. Nicolai Patr.) en dat het
dierhalve gcraadzaamer is de aankomelingen in het kor-
te of wereldfche kleed te beproeven. En om dat fom-
mige kloofters zich naar den raad van gemelden Theo-
dorus wilden voegen, en de aankomelingen ten cerften
in het lange kleed fteeken, hebben zy de proef-jaaren
beginnen achter te laaten. Dit was ongetwijfeld hier-
om, dat ze van gevoelen waren dat het lange kleed niet
weer mögt uitgefchoten worden. By de Latijnen, zegt
Lupus, {in Decretum \. Leonis IX,) hebben'fommige
Jiloofters ook onderfcheid gemaakt tuifchen de dragt
der nieuwelingen en der geenen die zich aan den Regel
verbonden hadden: hoe wel dat dit onderfcheid by hen
zoo groot niet is geweeft. Alweer fommige klooßers ;
"t welke zekerlijk uit het onderfcheid der gevoelens raa-
kende het afleggen van de Monniks-kap gefpröten is.
Wat my belangt , ik zou daar zoo veel keur niet in
weeten. Willen eenigen het lange kleed niet geeveu
als na het doen van de belofte, om daar door een groo-
tif iicbiing voor het Monniks-kleed ia te drukken, en
bet
-ocr page 773-op den Η. Lüdge rus.
het uitfchudden van de kap voor des te grooter qnaad
te doen aanzien, ïeer wd , ik zou daar niet tegen heb-
ben. Willen anderen die nieuwelingen van eerften af
iu het lange kleed geiloken hebben, op dat het kleed
hen indagtig zoude maaken waar toe dat zy gekomea
^■ijn , en om zich zei ven ten eerlkn als Monnikken
aan te zien, en aan het kleed te gewennen, enz. Ik
. heb daar al weer niet tegen. Het kleed zal 't hem al-
Jcen niet doen i aan het andere, te weeten de uiwen-
•iige veranderinge , is het meefte gelegen.
Eer ik hier af feheide, moet ik noch een bemerking
"laaken omtrent het aantrekken van de kap op zijn
•^oodbedde. Ik heb al gezeit hoe dat het Monniks-kleed
Voor deezen aangezien is geweeft als een tweede doop-
cel; en Lupus, 'in zijne Aanmerkingen over de eerfte
Ordonantie van Leo IX· doet dit gelden als een lee-
^'"ng der Kerke. Ik heb ook aangemerkt dat Willem
^an Malmcsbury wat flaauwtjes van dat kap-aan-trek-
«en fchijnt te fpreeken: althans zijne woorden komen
^ly aldus voor. Maar de Monnikken zelf fchijnen dat
^Itijd met geen volflaage verzekeringe aangenomen te
hebben: want men leeft by Mattheus Paris, {adafi.\7,')0.)
hoe dat Hugo Nunanf Biflchop van Koventry, die een
hoofd-vyand der Monnikken was geweeft, in Noor~
ifiandye op zijn uiterfte leggende alle de Abten en Pri-
Oren van Normandye heeft ontboden, en zijne zonden
(als onder anderen dat hy de Monnikken uit Koventry
had doen verhuizen, en Kanonnikkenin hunneplaatze
Seftelt, en dus de Monnikken tot de bedelzak had ge-
hragt) aan hen heeft gebiegt. Zijn leetweezen was zoo
KiOotdat'er alle deomftanders van kreeten en huilden ,
van 't fnikkenniet koften fpreeken. Hy trok deMon-
jiiKs-kap ooÜ aan, en gaf al zijn goud en zilver, enal-
zijne juweelen, aan de Monnikken en armen. In 't
l^'^ft, men zag noit grooter blijken van een opregt be-
o^W: tot zoo verre, dat hy de Monnikken verleegen
^'ende wat voor een boete dat ze hem zouden opleg-
pn, decze ftraffe verzogt dat hy tot den jongften dag
_oe in 't vagevuur zoude moeten blijven, Deeze Ab-
ven en Priorcn, indien ze zoo veel kragt in dat kap
^antrekken, gezien en gekent hadden , zouden hem ze-
^"rlijk al zagjes gehandelt hebben. Maar luifter toe:
^ï hebbeji hein zijije bede toegeftaan, en voor zijne
•<00 ƒ |)oet9
-ocr page 774-Aantekent noen
boete opgelegt dat hy tot den jongften dag toe, behou-
dens nochtans de Goddelijke barmhcrtigheit, in de
vlammen des vagevuurs zou hebben te blijven, en te
leggen branden. De kap moet daar weinig geholpen
hebben; ten waare dat le de zonden regen dc Monnik-
ken voor al te zwaar en onvergeeiFelijk aangezien heb-
ben. Wat magt dat zy haddeii om iemand ook na de
dood te ftraffen dat laat ik daar, en flelle dat aan't oii'
derzaek der Gods-geleerden.
3. Mimigerneford, ofMimigardevord was zoo veel
te zeggen als de ondiepte van de Rivier Mimigar^·
Munfter komt van het Latijnfche woord Monaflèriti»^
en is een kloofter te zeggen.
Om eigentlijk te fpreeken, zoo heeft deeze Stad al
van ouds beide die naamen gehad; doch zoo dat het ee-
11e gedeelte van de Stad, 't welke over het water g^'
leegen was, Mimigardeford genoemt wierd, en 't an-
dere den naam had van Munfter. In den beginne wa'
het eerfte gedeelte veel grooter en aanzienlijker, eH
daaroin wierd de naam van Mimigardeford aan de ge-
heele Stad toegepaft. Naderhand is het tweede gedeel-
te hoe langer hoe meer in groote en in pragt aang^'
groeit, en 't eerfte boven het hoofd gewaffen: en toen»
te weeten in de elfde eeuwe, is 'er goed gevonden dat
de geheele Stad den naam van Munfter zoude voeren·
Zie Tympius in de lijft der Muiifterfche BiiTchoppenf
in de Analeäe7t van Ant. Mattheus {temo 8.)
4. Gelijk hy bevolen had. Hy had altijd, zegt BmlU^^
m zijn leven geleert dat het nietgeoorlofd was iemand
in de kerke te begraaven. En daarom had hy ook oP
zijn dood bedde belaft dat men hem buiten de kerk zou-
de leggen. En Ludgsrus had voor zooverre gelijk)
dat het by de eerfte Chriftenen, althans op veele plaat-
zen , niet gebruikelijk is geweeft iemand eengrafin ^Je
kerk toe te ftaan , behalven den genen die plegtelijk
van de kerk geviert wierden. De andere geloovtgen
wierden op de kerkhoven begraaven. Dus vindt meti
een wet in de Synode van ßragues, [can. 36.) gehouden
in't jaar 572. dat men, de lijken der afgeßorvene buiten Μ
kerken zd hebben te begraaven. Een andere Synode, in
het geeftelijk Regtboek vermeldt, {in Decret.cap.prteei'
piendtimï·^. q. χ.) wil de lichaamen der overledene ge-
ioovigcn buiten de kerk, en in het portaal of op het
kerii-
-ocr page 775-OP DEN Η. Lu DG F. Λ US.
kerkhof, begraaven hebben. 'Het ïelveftont ook belaft
in de Synode van Tivoli , by Gratianus aangehaald,
(f. nullus lakiis de confec. Sfl.z.) en op, meer andere
Plaatzen. Maar Zozomenus (lib.i. i-.34.j fchrijft even-
wel dat de Groote Konllantijn door zijnen zoon Kon-
ftantius begraaven is in de kerke der Apoftelen : dat de
Volgende Keizers, en ook de Biffchoppen, die van ge-
lijke waardigheit met de Keizers zijn ,ja hen in hetgee-
ftelijke te boven gaan,daar ook begraaven zijn geweeft.
En dan hadLudgerus die eer ook wel mogen genieten,
zonder dé oude wetten te verkorten. Doch Cabaffu-
tius {NotftiaConcil. Diatrih. de veter. Ecclefiar- fitu^sffor-
^a.) houdt het voor waarfchijnelijk dat Zozomenus
«^oor de kerk het portaal der kerke verftaat: en dat de
Bijflchoppen zoowel als Konftantinus zelfs nergens an-
ders begraaven zijn. En de woorden van Johannes
Chryfoftomus, {Homil. 26. in 2,. Cor.) die het zoo wel
geweeten heeft als iemand , fchijnen dit buiten alle
twijfeling te ftellen : De keizer Koafiantius, iegt hy,
loeeft gemeent dat hy den grooten Konßantijn een uitßee-
kende eer zoude aandoen , met hem in het portaal van den
f^ißcher te legden: want het geen de poortiers in de hoven
zijn ten aanz.ien van de koningen ; dat zijn de koningen
in hun graf ten aanzien van de i^ijjchers : en zy raeenen
gelukkig te zijn, dat ze de kerk deur (tot hunn"e grafrte-
de) mogsn hehben'i. Hy fpreekt even eens in zijne Re·^
denvoeringe dat Chriflas Godt is. Onze koningen, iegt
hy, te Kpnfiantimpolen achten het voor een grooie eer dat
hunne lichaarnen, niet nevens de Apojielen maar huiten
hunne kerk-deuren begraaven worden., en dat zy koningen
^jnde , deurwagters worden. Egter Eufebius, die 'het
^«^ft van allen geweeten heeft, xegt dat hy in de kerk
begraaven is. {lib. 4. vit. Confiant. c. 60 , 70, 71.) Pviaar
zal Cabaiïlitius even eens iiitleggen als de plaats
^^n Zozomenus. Doch de gewoonte van in de kerken
2elf begraaven te worden had de overhand al genomen
^en tijde van Gregorius den GrOoten, zoo als uit ver-
^^eide plaatzen van zijne Samenfpraaken kan befloten
"borden. (/zA.z.c-, /ίέ.+.ί'.ί·,EnKlodo-
^sus, de eerfte der Franfche Koningen die het Chrifte-
geloof omhelrt heeft, en in't jaar ƒ(!. geftorven is,
Wierd'ook in een kerke begraaven. {Gregor.Tur.inhiß.)
J-87
'54·^ Aantekeningen
Maar Rofweidus, in iljnt Aantekeningen over Pauli-
nus, (iff Carmen ly.) brengt een graffchrift by uit de
opfchriften van Gruterus, 't welke S. Ambrofius op
aijnen broeder Satyrus gemaakt zoude hebben; en 't
welke even eens fchijnt te luiden als of gemelde Am-
brofius zijnen broeder Satyrus had laaten begraavcn aaö
de flinker zijde van den Martelaar Nazarius
Uramo Satyro fupremum frater honorem
Martyris ad Ixvam detulit Ambroßm. ξ^ί.
Dit was een graffchrift 't welke te zien was in de kerk
van S. Nazarius. Dit zy zoo als het wil, het moet e-
venwel op veele plaatzen in geen gebruik zijn geweeft ■
■want zekere Mevrouw had Paulinus BiiTchop van No-
le gebeden dat het doode lichaam van haaren zoon io
(de kerk van den H. Belijder Felix mögt begraaven wor-
den. Paulinus durfde zulks op zich niet neemen;
maar fchreef daar over aan Auguftinus. Augulti'
»US zondt hem daar op een gefchrift wegens de zorg
die men voor de overledenen moet draagen: maar hy
laat die vrage van Paulinus genoegzaam onbeand-
•woordt.
Dat meer is, de Heer Kornelis Alkemade toont in
aijn geleerd werkje van 't Ceremonieel der begraave-
niiTen, aan 't 19. Hoofdftuk, dat alhier de lichaarae»
iian oudi n 'tct in de kerken of "vergader-plaatzen der gelo»'
vigen, maar elders op het veld begraaven tuierden ; en daAT
kerken waren^ op de kerkhoven. Zoo is de Leeraar A'
delbertus, z.egt hy, begraaven ontrent het hof of kaf-
ieel van Koning Radbodus te Rynegom: van waar hy
naderhand is overgebragt in de kerk van Egmond-
Men leeft ook in het leven van den H. Rembertus,
tweeden AartsbiiTchop van Hamburg, dat men hem jn
geen kerke durfde begraaven, om dat hy zulks in zijn
leven had verboden ; maar dat zijn nazaat Adalga-
rius een kapelle boven zijn lichaam heeft laaten ftig-
ten.
5. Dit fchijnt al een zwaare frraffe te zijn: maarbe-
halven dat het ook een fchrikkelijke mifdaad was, %oo
heeft dit, eenige eeuwen lang, als een gemeene ftraiie
voor de doodflaagers geweeft, dat ze met yzere ket'
OP DEN Η. LUDGERXJS. f89
tiugen rondom bewenden en als bellaagen, eenige jaa-
ren moeiten gaan dooien of van de eene plaat^e op de
andere ter beevaart reizen. Dus leeft men by Gregorius
BiiTchop van Tours {de gloria confef. c.87.) van zeke-
ren broedermoorder, die dus geboeid en geketend fe-
ven jaaren lang in pellegrimmaadje moeft omzwerven.
Hier vindt men veele voorbeelden van byde kerkelijke
Schrijvers: als by voorbeeld in het Boek van S.Gallus
mirakelen enz. Deeze gewoonte of boetpleeging ftaat
aldus befchreeven in zeker Handfchrift van de mirake-
len van S. Florianus en Florentius: (Z\q Mariene de·
antiquis Sacrament, ritibus ^ de pamtent. art. i2,.) Hetii
een oude gewoonte in de binnenße Imdfchappen van V'■ank-
rijk., die tot huiden toe fland heeft gehouden, dat zoo te-
wand zijnen bhedveruiant te neer heeft geleit;; en nader-
hand door leetweezen getroffen zijne zonde aan den Bif~
fchop gaat aangeeven; dat ^er, zeg ik, van zijnen degew^
daar hy den moord mede begaan heeft., op hevel van den.
^ijfchop yzere kettingen en ft halmen worden gemaakt en
dat die yzere fthalr/ien om zijnen hals, huik en armen ge-
ßrengelt war dem en dat hy dus opgefthikt uit zijn Vader-
land en geboorte plaats wordt gejaagt. En dan moet hy
^00 lang tn pellegrimaadje gaan dooien, eerß naar Romen
^^ Van daar naar andere plaatzen der Heiligen, en gedu-
''ig om vergiffenis van zijne mifdaad bidden, tot dat de
^^oddelijke goedheit hez el geeft om die boe jen los te maaken,
BiiTchoppen fielden hun voorfpraak-brieven ter han-
{ap.Mabillm.Analeä.t.\.p.'i\e.) daar de reden en
manier van hunne boetpleginge iïond uitgedrukt.
Zoo een Brief ftaat ook vermeldt by de Bollandiften op
19. April, en luidt aldus: lohannes door Gods genade
^ψώορ van Magetone aan alle Seßierders der Ï^tol'^ke Kerke,
^^ eettmige ■xaligbeït in den Heere, tiet ul. altemxal k«ndig
dat U^y Bernardus, den brenger dee'zes, de volgende flraffe
\ijne fchril{kelij\e jonden hebben opgekh: Dat hy [even jaa-
'Ten lang barrevoets -^al gaan j dat hy van ■^jn leven geen hemb-
"Kal draagen: dat hy 40 dagen voor IQrfmu %al vaBen en
geen andere fp'ij-:(in eeten als in de groote Kapen : dat hy ci^ch
^onderdaggs van vleefch en bloed %al onthouden : dat hy vrydaagf
«i« andeVs ·:ζβΙ men als brood en wijn: dat hy alle de w'^dxgm
van
-ocr page 778-'54·^ Aantekeningen
njm de groote fraßen en van de Qujxtcrumper-dagen niét anderi
riKttigen als ■mater: dat hy alle faterdagen , de feeßdagen en
den tijd ·υαη c^iekte ttitgenomen , lycfo onthouden 'van iileejch
en vet. Vordcrs verzoekt hy dat ze den boeteling, als
ten uyterften' arm zijnde, de milde hand gelieven toe
te reiken, en hem door hunne g ebeeden te helpen,
enz.
Om dat wy hier onder de zwaare boetplegingen ge-
raakt zij η, moet ik hier noch een fchrikkelijke ftraf-
fe , voor een daad die noch duizendmaal fchrikkelij-
ker is , byvoegen : Zekeren Robertus zat met zij-
ne vrouw en dogter gevangen by de Sarazijnen.
Als 'er een zwaare hongers-nood ontftaan was , ge-
bood de Vorft of Emir der Sarazynen dat alle gevan-
genen , die kinderen hadden , dezelven zouden heb-
ben te dooden. Robertus door den honger geprangt
heeft zijne dochter gedoodt en opgegeeten. Daar na
heeft hy ook zijne vrouw op het bevel van den Emir
gedoodt en gekookt maar niet können ecten. Verloft
zijnde ging hy zich by den Paus aangeeven; dewelke
over zulke gruweldaadeh verbaafd hem dceze firafFen
heeft opgeleit: Dat hy UAn ^jjn leven geen vleefch meer -^nude
eeten : dat hy alle ma.nnddgen, moenfdagen en •vrijdagen in de groote
Vaiien , en in de Vaßen voor l^erfinis , niet anders %oude eeten als
water en brood ·. dathy barrevoets, met een ivoUero!\je , en een kort
fchouder manteltje aan , en met een k^rt ivandel-ßol{je in de hand,
•^ijn brood "xou gaan bedelen , -zonder meer als 'fijnen nooddruft te
ontvangen ; en -^^nder langer als twte nachten oji de Telve plaats te
blijven : dat hv aldus drie jaaren lang in pelgrimaadje %ougaanom-
%werven , en %ijnen voet in geene kerken %etten , ponder ψώ alvoo'
rens plat ter aarde voor de kerken neder geworpen , en een rußige
geeffeling ontvangen te hebben: dat hy noit weder %oude trouwen, en
noit eenige fchourpfpelen byrvoonen: dat hy honderd-maal daags het
Vader Onsopleggen, en honderd-maal daags op x^ne k^ien
vallen: eindelyk^dat by aldus drie jaaren gedoolt en gezworven heb-
bende weder by den Ρ am moefl komen, om naarder order van hem te
entfangen. Ïleitry hiß. Ecclef. tt 16·
Maar dat dooien en herwaarts en derwaarts loopen
had ook zijne ongemakken. En de fpreiik van den ver-
maar-
OP DEN Η. LUDgΕRυs. 5-91
maaréenThomas van Kempen, dat 'er weinigen heilig:
Worden van dikwils ier pellegrimaadje te gaan, moet
toen ook al waar tijn geweeft: want de Vergadering
Van Ments van 't jaar 847· fchijnt van diergelijke pel·-
grimaadjen, die den doodflagers opgeleit wierden,niet
Veel gehouden te hebben,als blijkt uit dceze woorden:
Ow dat de doodflagers die hedensdaags of verfcheide plaat-
Zen gaan ziuerve/i, aan veelerhande ondeugendheden en
^Verdaadigheden in fpijs en drank den -vollen toom geeven ■
Zoo hebben ivy geraadzaamer geoordeelt dat zy op eene
plaats zouden blijven, en aldaar een ßrenge hoetvaardtg-
heit pkegen. Doch het zal hun evenwel niet vry [ταακ
den krijgS'gordel weder aan te gefpen, nochte in den hu-
'i^elijkfchen fiaat te treeden ; vermits de kerkelijke •ivettesi
daar tegen leggen,
6. Baillet Ipreekt hier ook van in het leven van Lud-
gerus': en zegt dat ïoo wel de Benediftyner als de Re-
guliere Kanonnikken hem als een heilig yan hun Or-
der vieren. De naamlooie Schrijver van de Opkom-
fte der Reguliere Kanonnikken pleit ook op het krag-
t'gfte voor zijne Order. Zijne voornaamfte redenen
^oinen hier opuit, dat hy Priefter ïijnde, te Deven-
ter, en BiiTchop geworden, te Munfter een kloofter
Van Kanonnikken heeft gefttgt: dat hy van Karei den
Grooten gefielt is over het kloofter te Leufde, 't wel-
ke van Kanonnikken bewoont wierdt : dat hy Bif-
fchop geworden de Monniks-kap, als noit eenige be-
lofte gedaan hebbende, heeft afgeleit, enz. 't welke
3lles befchreeven ilaat by Altfridus. De kap af te leg-
gen , en noit belofte, geliik boven ook gemeldt is,
gedaan te hebben, dat is niet zeer gunftig voor de zaa-
der Monnikken. Maar ik weet niet' wat de Heer
"aillet wil zeggen, dat het kloofter van Leuze van ouds
Onder Braband nu onder Henegouwen behoorende,
ferfl: naderhand in een Vergadering van Kanonnikken
's verandert: want Altfridus, die het beft kan gewee-
hebben, zegt duidelijk dat Karei hem het kloofter
^an Lotufa (dat is Leuze) heeft gegeeven, en dat het
bewoont wierdt van Mannen die Godt naar den Kano-
^''.iken Regel dienden. Dat de Kanonijke Regel noit
ßeiiomeB wordt voor den Regel der Monnikken kan
liit
-ocr page 780-fpi Aantekenikgen op denH. Lüdgerus.
uit vcde plaatzen beweezen worden , en zal noch wel
te paffe komen.
Dat hy tv/ee jaaren te Kaffmo heeft gekeft, en de
kap aldaar gedraagen, het welke Le Cointe doet gel'
den, fchijnt de 13encdi£tynen niet veel te helpen j de-
wyl hy egter geene belofte heeft gedaan ; en de kap na-
derhand heeft uitgetrokken om dat hy geene belofte
had gedaan; dat is om dat hy geen regte Monnik was»
en vervolgens niet gehouden was de kap te draa-
gen.
Heeft hy twee kloofters van Benediélus Order gs-
iligt, 't welke ook een bewijs-reden van Le Cointe is»
hy heeft 'er ook twee geiligt voor de KanonnikkeH·
Heeft hy twee kloofters van Monnikken, zoo lang a'·'
hy leefde, geregeert, hy heeft het bewind ook gevoef'^
over dat van Leuze en van Monfter.
Is hy uit Engeland t'huis gekomen, noch beter
dreeven zijnde in de kloofterlijke wetenfchappen, daar
Le Cointe ook al voordeel uit trekt; Voor eerft heb-
ben wy voor hene al getoont dat de Vergader-plaatzei^
der Reguliere Kanonnikken ook kloofters zijn genoemt ·
ten tweede, palle het hem wel de tugt en regels der
Monnikken ook grondig te verftaan , al was 'hy geel
Monnik , die al van voornemen was kloofters voor
Monnikken te fligten; en wel voorzag dat hy tot i'
voornaamfte bedieningen , en vervolgens ook tot d£
regeering van Monnikken > gebruikt zoude worden.'
VOOR-
-ocr page 781-f93
VOORRETiEK
Op het leven van den
De hiftorie is hier by Heda,Beka, en by Dchiftork
de andere Schry vers ganfch duifter en i^hkr ver»
Verward, om dat alles door het ilroopen en =
^ooven der Deenen en Noormannen, gelijk
^yal hebben beginnen te zeggen,in't wild was
geloopen. En zy meenenook óztDuurfledei
het welke toen een zeer vermaard vlek was»
^tntrent de tyden van Hungerus door die
Woefte vyanden afgebrandt isj ja dat Utregt
al op den zeiven ryd geplunderren ver-
toeft , en de Utregtfche Biilchop Hungerus
Riet zyne Kanonnikken verjaagt is geweeft.
Doch wy foonen elders dat die fchrik-
kelyke ftroperyen der Deenen en Noor- °oen «γ
"bannen veel vroeger , dat is , op het jaar
^3 5·> en op-het naaftvolgende jaar, yoorge-ftropingea
fallen zyn; en datdcverwoefting waarge-
fi^äe op het jaar 837, en de plundering der
ftad Utregi al om'trent op den zeiven tyd
^'^oeten geftelt worden.
En fchoon of dit juift niet volkomentlyk
Zeker en is, en men het regte bdcbeid noch
^iet heeft können weten wanneer dat ly^regf
door die barbaaren verwoeft is geweeft, zoo
Vi'n^/^ men althans niet dat ze in 't jaar 85-6
f94 VOORREDEN.
eenige vyandlykheit gepleegt hebben , zoo als
wy Buchelhis en de BoUandtßen boven heb-
ben hoeren getuigen,
gems even- T^m Op wat jaär dat deeze ramp, zeggen
wel met de leftgenocmden , de ftad Utregt overgeko^
f ^y ' ^^ bevatten dat di^
β ad en ker kniet ligt elyk weder tot haarenijoo^'
gaanden luifler heeft können opluiken·^ door diê'fi
dat die flormbiiyen der barbaarjche firoperp'"^
het e ene jaar voor ^ het andere na, ge duur ig of'
donderden. Zoo dat het geen wonder is dA^
Hungerus, 't zy dat hy het onweer noch maof
onlangs ontvlugt was, 't zy dat hy al overlani
naar een gerußer woonplaats ge zogt had^ ni^^
'Voor het jaar h Koning Lot har ins ^ wi^^
Lotteringen en Vrießandte beurtgevallenwa^^
een fchuilplaats is komen zoeken.
Hierom is 't ook geen wonder dat IV. *
Heda , eer hy van Himgerus gaat fpreeken'
deeze woorden voor aflaat gaan, die wy ook
de onze maaken : iVy konneii niet veel
hem fchryven , om dat de Barbaar en in- zyue'^
tyd het ganfche land plat liepen en vermelde^·
Wy zullen egter hetgeenewy van zyn leveo
hebben können achterhaalen , zoo weinig
ais het is, hier opleveren.
» Hifior. Ultrajeä. ρ. s^.
!E00 isHun-
rms ge
vJugt.
i9S
Hungenis + , ttn batt gefiööite / en Hungerus,
een man hm een gonöetliiige m^^mtw vnes
öeit εη Silttvhm 1 is tot den elfden ßif- Hg e'"ge!
Ichop van Utregr gekozen. leerd man,
^ ^'n Set ïeUen ban'^, oduifus, Ißt toeïfte m ^ordc Bif-
ßoiiandiften op Um 12 SiuH^ «e^eeben ^^oy
* / nmt tt ieejen m pt mtt 5900 öerfeie; &
boo? toeboen ijanöenjdben odulfus, ah
toegegaan.
Als de vergadering derGeeftelijkheit tot geen
oeiluit konde komen , heeft een ieder voor zijn f
Ijoofd gekozen die hem de befte fcheen. Doch van aange-
de Prieiter des Heeren {Odulfus) die niet op het ïigt',
^ytwendige van den perioon, maar op de verdien-
de zag , zeide dat 'er wei een bequaamer Kerk-
voogd onder hen te vinden vi^as, zonder nochtans
de geen en die door hen verkooren waren in 't maar on-
rainfte noch in 't meeile te verachten. Hy heeft berifpelijk
hun dan aangeweezen een zekeren Prieiler, met
T^H'imcHungerus. Dezelve was wel lelijk van aan-
- ' ■■ * · ^ 1
is de
'ö.....------- ■■ " , ,J meraiiu
gszigt; maar daar tegen was hy in t verborgen anderen.
Voor de oogen der menfchen, hoewel in't open-
baar voorGodt, doorluchtig door zijne verdien-
ften en goede werken. En als ze allegader in dee-
verkiezing bewilligt hadden, heeft hy dewaar-
digheit der harderlijke bedieninge op den geftel-
tijd, en volgens het Goddelijk welbehagen,
aangenomen. En door de genade van den Heili-
gen Geeft is de voorzegging van den vrooraen
man Odulfus zoodaanig vervult , dat 'er niemand
1 IV, Heda in EpifcoP. Ultrajeä. * ea^. ζ. »· iz-
6o6 Het Leven van den
zederd de heilige BiiTchoppen Willibrordut ea
Bonifacius op dien Stoel gezcecen heeft , die het
pad der deugden tot zijne dood toe met meerder
yver heeft bewandelt.
Hangerus geeft mO0Ciöii 59« S^MöOttl
flaan aan Aifrikus, ioien^ nasaat gy toc&er
iaoiö«! <βη öoetodöat ^ ijofeen^ W. Heda
CU P. Bokkenberg fommige ^cfj^bcr^ Κίίί
tt öoeii fïaat boo^ S^iffcöojp ijan Utregt, toaar^
fcöijuïijl^ om öat ög 300 ïang imton 3|jn IBip
öom ίβφ gejiöojben/ 300 't egtcc bafi
feciV aï ioa^'ci' geen anöa; fiip al^ ö^ief
gifte bie ötec onöa· jaï ijoige«/ öat ïjn'^kt^ip
fcöojp ^mttfl. ©ocg ijci-mii^ Ijet Étreatfcij^
li! boïïe ö^ufi eii roiiiü 5at / ai itoc|j tot gi^^i
bei'liaaï ftonbc ïjonirn / ïjctft 5icö mrt
ïianoiiiuftiien öegceben tot öcn $ίο!ΐίκ0 Lotha-
rius, Öie oj; öirn ti)Ö m 't ïiiOüller ban Pruim
hmmftse.
^iisaar ïjuft g»
aan Guntharius , (©iJMfift^
ïfof-ï$ajidïaan/ facrijaaïtöoe öatjijuc iieiiäaß'.
öe fcöeïnifciie io^ücöïjdt öfr öai'öaareH bei-iüfit/
en fmumige ïiaiionaiïilifn gröaodt / foiiiniiiJ^
iierficoit iüöreuj bcrjoeïicniie öat Duii ccngerii^
tïe tooonpiaat;^ in öat rp niogt aangeiüfes^^]
too^öen, ^00 geeft ban Lorhanus, tot ïaaf««?
ίίοο^ ,öe jieïe ban jijncu <i5i'ooibabei7 en ba»
te^le ben liti^et 5j)nen baber / niit^gaber? bof.^
öe^teie ban φκ moebec Hermingarua, enboßl
Sijiie eigc jaiis-geit/en gettodbaaren ^ipixijW
aan öen boo^noeuiben ^toeï ban ïltrc^t/ oP
bat grt ben genieiben bienaareu be^ ß^it
jöttöe iit|ien boo,? $jjne jieie / en booj öe
ban 5lji!e boa^oubci'^ tebibben/ in boiien eisen ^
öani/ enten ^eiibjiaen öage bereeit ^tïm
Ην moet
buitea ceni-
ge twijfel
ouder de
Utrcstfche
JiiiTchop-
ptu gcre-
kcut wor-
den.
λΙα.ΐΓ om
d. t zijne
kerk ver-
ciclgc en
noch niet
herftck
vas, be-
geeft hy
zicli tot den
Koning
Lothafius:
tlie de vol-
S uil de eifce
O Ö
voor de
IiafE-nilTc
zijner ziele
liteft ge-
daan.
η. Hungerus. fp/
fttt/ gelegen in get fïeöeften Mafeik, op öe m
bier be Roere, m ter eei-e ban^.PietergefïIgti
Set ioeïfte anöer^ öeïient> onöer iten naam ban
Odiiiaas-berg; toien^ grottiien/ onöec U m
Seecinge ban Fippyn ban Harftal, geiegt ^ija
getoeefi öoo? öen Wiro, m öoo? Pie-
chelmus en Otgerus.
^t gemeïöe gifte/ bie Heda aan'tfysöi»^
je fïaat / geöaan oj» öcn 11 ^januar^ / in öe
fe^be indiktie, in 't öerbe jaai; ber regeeringe
ban * Lotharius, in't jaar onjemeereSfS.
In den naame van den almogenden Godt , en
van onzen Heer Jefus Chriftus , Lotharius door
goddelijke genade Koning. Indien wy aan dc
plaatzen, die den dienft des Heere toege-eigenc
^ijn, eenige vafte giften vereeren, zoo vertrou-
v?en wy vaftelijk dat zulks ons tot het bekomen
der eeuAvige zaligheit dienilig zal wezen. Dat
dan aan alle geloovigen der heilige kerke, en aan
onze onderzaaten , nu en namaals, kenbaar zy :
Dat wy uyt het verhaal van Gmtharius onzen op- Hunganus
perften Hof-kapellaan, en van Hungarius, beide "«Ordt hier
Biffchoppen , verftaan hebben dat de
kerk van Utregt, die den H. Belijder Martims ^
ter eere gebouwt is geweeft, door de fchelmfche
■Woede der barbaaren byna verdelgt en vernielt is: ^e ^wen
en dat de Kanonnikkcn, die den Heere voordee- ^^gte' Ka-
aien in dezelve kerke dienden, ren deele allerwe- nonnikkca,
gen verftroit, ten deele ook gedoodc zijn. Door al was de
^ezen hoogen nood gepraamd hebben zy onze
Hoogheit gebeden , dat wy aan dezelve kerke verde^»
Hn Utregt , tot vertroofting en tot een fchuil-
plaats voor de gemelde Kanonnikken , een ftille
* Dit is niet geweeft Lotharius de Keizer , maar· Lotharius
Köniug van Lotteringen , je tweede zoon van Keizer Lotharius,
en de broeder van Keizer Lodcwijfc.
6o6 Het Leven van den
en gerufte plaats binnen ons rijk zouden vergun-
nen. Welkers zeer heilzaarae en opregte voor-
ftellingen wy, uyt liefde van den Heer onzen op-
perftcn Bcfchermer, en tot hulp en laafFenis voor
de ziele van onzen grootvader Lodewyk, en voor
de ziele van onzen vader den Keizer Lotharitts·»
goeder gedagtenifle , en voor die van onze moe-
der Hermingarda j mitsgaders voor onze eige za"
ligheit, en voor de behoudeniile van dit rijkj
zeer gaarne ingewilligt hebben , en bevolen Jat
deeze Brief onzer genade opgeftelt zoude wor-
den , uyt kragte van den welken wy het Kioofte?
dat in het ftedeken Mafeik op den Roer ter eerc
van S. Pieter gebouwt is , en de Berg genoemt
wordt , aan den geraelden Stoel van Utregt i"
vollen eigendom fchenken, en ten eeuwigen da-
ge , tot trooll: en befchcrming der overllen van
de gemelde kerke, en dergeeilelijkheit vereeren:
op dat het den gemelden dienaaren des Heere ?
als ze onze milde vereering zullen genieten, te
beter mag luften , voor onze zaligheit, en vooi'
die van onze voorouders te bidden. En ten einde
dat deeze onze gifte en godvrugtige mildaadig'
heit in de toekomende tyden ongekrengt mag
blyven , hebben wy dezelve met eigen hand on-
dertekent, en met onzen ring doen bezegelen-
Het zegel van Koning Lotharim. Ik Daniel No-
taris heb dit nagezien, gefchreeven en onderte-
kent. Gegeeven op den X January, endoorChri-
llus genade, in 't derde jaar der roemrugtige re-
geeringe -vm Komnk Loiharius : 'mdc icsdcindik'
tie. Gedaan in 't kloofter van Pruim^ inden naa-
me des Hecre. Dat het gelukkiglyk uytvallCf
Amen.
t Fiodoardus gfioaast ίπ ftet öei'iie öoeft
Reim^
f Büchel, in Notis ad Bekam 30.
-ocr page 787-Η. Hungerus: S9S>
Reimfche gifïoi;te böil CC« S^ifilTc^Oj^ Hungarius, FloJoardus
lOien Hincmarus ίίβΠ Reims een ß^ief maakt ge-
iieeft stfcïj^thm om in öm öan te ööenBaldui-
nus <Bmef böit a^teaiibefeit/ öie Judith öogter Hungerus.
fean ifioraiig Karei, m toeöutoe ban Farduifus
ïïoning bati Ciigcïanb/öefcöaaïit (O tnteHhjiji
0ctïometi Datf; fcoaarom ^ üq^ Öoo^
fcöopjjm Jian öat nfA mtt öen öan toa^ geflaa^
gen, be^maant O0B Hungerus, m ÏM ö^«
Rorikus (toim ijdgen^get
fean Albregt ban Staden een geiïeelteban
iauiï in 't |aai' 8z6 Ö00? Lodewyk den Goedea
ioa^ ingainmt / amöat fenï! tegen iietiro^er^eti
öec 5ce-rootierente&e|c!jermen) ^ouire öoenaait^
5e00£n ban geene pi^befïmg of eeai^e ï|UÏ$) te
Seeben aan ben boojnoeniöen Boudewyn. ^at
Öi't ban onsen Hungarius Of Hungerus moetbCV^
fïaan too^öen / fc^pt boo? eer^ te ötpen u^t
oe tobrcßeiiiiige/ itebj^iögi op beeren tgö geïeeft
öeeft: ten ttoeUe fcïjijet Dit öebefet te ina^öeii
000? be iBoonficbe ban ben ^oojraan Rorikus,
brmtst^ be^cïbe böigen^ be'^faaröoefen / boo^
Pithou en Berthius «ötgegecben / te Duurftede
ïiiet toefieninimge ban Itoning Lotharius ai^
gbeboogbbjoonbej ö^t toeïfte Bucellnus insijne
^aacöoefeen ban ai^ai^-Biaanberen ooft öuibei
«jii Öeeft aangetelient. ©οφ bit toü.^bt ban
öei'cn faseer tesengefp^often; taaaroberbe^mn^
Kye SJaai-boefeen ban Papyrius MaiTon , aan 't
ttoeebe j^oofbfïnft / baat· ban Karei den Kaalea
aeganbdt too^bt/ Sonnen mg^cit tooien.
Dit is althans zeker , 3e0t * Ant. Mattheus, Zoo doen
"at de Jaarboeken door Fithou uytgegeeven op ookde jaar-
t^et jaar 863 gewag maaken van Hungarius van vaa
t^tregt : Over de zaak van Lotharius, die zijne
echte
<joo Het Leven van den H. Hüngerus.
echte vrouw verßooten hebbende (z) met een andere
was getrou-wt , is ""er in zyn koninkryk , hinnen de
fiad Mets, een vergadering gehouden van alle zyne
ßiphoppsn , uytgezonderd Hungarius Biß:hop van
Utregt , die wegens onpajfelykbeit agter is gebleeven.
Hy heeft de Vergadering van Toul^ die door
rel den Kaaien beroepen was, in'c jaar Sfp byge-
woonc, en de ordonantiender zelve vergadering^
aldus ondertekent: Ungerus^KxiÏcho'p van Utregt·
By Goldaflus,, in het 5 Boek der Keizerlyke infiel·
lingen^ aan 280 zij dje.
t Hungerus i'^m't jaac 866 ojiilctt I ^ianuar^/
in ίί« öoogen ouöcröom / en önimi stjn ^φ
bom 5h)er^«iiïe / oijedcben, ^n grt öooii&orfi
t»an Salvators ïicrïte ftmt jijne ίϊαοί» aïöu;^
|jei?njeïilt; op den %z December Φ Hungerus ΒίΓ-
fchop van Utregt. iï^aflf
ijer^ boojsaan^ obciTenftomen. ^ijn liecf-jaat;
tiaat ooit ttgt0eii|uitt in öe ïjjfie iter lltrestfcö^
öcöoorcnöe tot öe fterfe ban β*
Salvator. ©ocï) om öat ^ ίη öaïïinsfcöai»
fto^ben / tocet men geen &efcï|etö ί)αη ^iim
iieflraafpïaatse»
Hy ftcrft
in een hoo-
f en oudcr-
om biiitén
zyn vader-
land,zonder
dat de
plaats van
zyn ovcrlij-
fJen bekend
t Ant, Matthcus als boven.
AAH"
-ocr page 789-AANTEKENINGEN.
ßoi
1. Deeze Balduinus of Boudewijn was Graaf van
Vlaanderen, en had de ftoutigheit van Judith, Koning
Kareis dogter , en weduwe van een Engelfchen Ko-
ning, uit het hartje van Vrankrijk te vervoeren. Daar
over wierdt hy niet alleen door de Franfche Biffchoppen
maar ook door den Paus in den ban gedaan. Boudewyn
hier door als door een donderflag verfchrikt, trok het
volgende jaar naar Romen, om ïich voor de voeten
van den Paus te werpen : dewelke door Boudewyns
onderdaanigheit en Judiths traanen bewoogen, hunne
lazk by den Koning heeft bemiddelt. En Karei vond
Ook geraadzaam de zaak te laaten beruften, om dat hy
die doch niet anders zag te helpen.
2. Hoe dat deeze Lotharius, Koning van Lotteringen,
Pp Valdrada verflingerd, de fchop heeft gegceven aan
'zijne egte vrouw Thietbergis: en daar in geholpen is
geweeitdoorGontharius,Valdradaas broeder,en Aarts-
biiTchop van Keulen, en door Thietgaud, Valdradaas
Ooin, en Aarts-biflchop van Trier , die het eerfte hu-
■^elijk op een valfche betigting nietig verklaarden : hoe
hoog dat Nikolaus I. deeze zaak heeft opgenomen;
doch op het fterk aanhouden van Lotharius daar over
Gene Vergadering heeft laaten by een komen te Mets:
hoe dat de Pauffelyke Gezanten door den zeiven Lotha-
rius in de gemelde Vergaderinge door kragt van geld
ïijn omgekogt,waar op het eerfte huwelijk kragteloos,
cn het tweede wettig is verklaart: hoe dat de gemelde
Aarts-biiTchoppen met dat vonnis te Romen komende
door den Paus in een Synode zijn afgezet en met den
ban geflaagen : hoe dat de ban ook over Valdrada, die
^oor den Paus niet durfde verfchijnen,is uitgefprokenj
Lotharius met de zelve ftraiFe gedreigt: hoe dat Lo-
fnarius naar Romen gereift,zich door een valfchen eed
een heiligfchendige Kommunie gezuivert heeft by
^aus Adrianus, Nikolaus nazaat,en kort daar aan met
zijne hovelingen, die ten zijnen gevalle insgelijks
^en valfchen eed en een heiligfchendige Kommunie
l^daan hadden, ellendiglijk om 't leven is gekomen;
■'-'it alles, zeg ik, ftaat by geloofwaardige hiftori-SchryT
Vers wijden breed verhaald, en is te lang om hierbree-?
per te vermelden.
m
6θί
XU Bißchop vm Utregt.
Odilbaldus
cen Vries,
en een hei-
lig man,
•wordt na
Hungerus
tot Bii-
ichop van
Utregt
gekozen·
Na Φ 00 boeit ton SSiffcgOJl Hungern« iie
bevhte^tng Odilbaldus of OHbaldus gcöfli^
ien/ öie iïe ttoaaïföe^iffcöojp banlttregt/
m ooft gm geöoomt B^ie^ t^ getoeefi. ^ommi'
^ΦΡ^ΐ'^ geeijctt |etn ooit ijm naam öa»
Egilbaldus of Egilbertus. Regino , HÖt ίίθΛ
Pruim, geeft i'tt 5tjne ïiconp / ojp ö^t jaar 8pp)
üan ite^ea odiibaidus aï^ ban een ^tüig mati
0efp^ofeen/ raetöeeje hjoo^ben: Ten deezen tij-
de is Odilbaldus, een heilig man^ en Biflchop dei"
Utregtfche kerke, uyt deeze wereld gefcheiden,
en naar het rijk der hemelen gereift. ^Ζίίφ^
ging ba* i^oeberen en toggiben tan be ïXtregt^
(φ ßecße'/ boo^ Honing Zwentiboidus onbe»?
beesen Odilbaldus gebaan / fiaat te ïeejen ög
w. Heda aan 't 63 5i}bje. enj.
♦ Be ka in Chrenico, aUique,
Ε GIL·-
-ocr page 791-d©3
N a * de dood van den zaligen BiiTchop Odïl- EgjiboHui,
laUus is EgilboUus, die ook cent Vries was, een vries,
met eenparigheit van ftemraen in zijne plaat- ^iffdiop
ze aangeftelt, en de dertiende BiiTchop geweeft. van wttegïj
Hy was een man van een onbefproken leven, en
Van een groote geleerdheit doch heeft de Bif-
fchoppelyke waardigheit niet lang bekleedt. ^H
Set ïeben i»an Radbodus, ö^ Surius tn ïjet^itceï
iJQttöe Sebent irer teiiigeii/ tertö^öennaam
ban Egilbertus : Öan Buchelius Μ tOipH^ fm
gan&fcöiift Eyibodus gekesen ö^öen.
Φ Na dat hy deUtregtfche kerk pas tien maan- Zyne do<^
den geregeert had , is hy den ζ ƒ September za-
liglijk in den Heere ontflaapen , en in dezelve
kerke met OdilbaUus begraaven.
Bokkenberg fciß^ft 0J> |et 5C00eni)anJ. Ger-
brand ïiat ffff tm iaugev aï# fe^ imanhm ^φ
fcöop seiueefi ; 500 aï^ Snooy , Barlandus ctl
ine^r anörren ooit ^eööin geiwam ^et fcM^t
ooft öat Heda be tooo^ben bau Beka albul öc?
Bmpett ïfmbjeï 5eïf tioeejaa^
ï^ett cegeercn^toekgt,
π om bat ^ijm veseevtng 500 ïto^t geWeefï/
«iojbt ba» fonimigen obecgcflageii. #nbe¥
anbemi öceft Regino, f^penbe oöiT jaau
j Radbodus bOO? b^H na^aatbail Odilbaldus
Opfl^öe^bttl/ bic bmt in booj Aub. Mireus injg^ï
^f^ebeLlanbfcöe ^aaröo^iifn / en bao^ Mabii-
!on m üc 3iaaröagiie« bcc Beuediktynen gfboïfii:
Ψ Seixiecfï.
* ^-BeL· in Chron. | tV.Hsdii in Η>β.Ί^ Β da.
-ocr page 792-6o6 Het Leven van den
±:piicopus TJltrajectenÜs
•ytdU: ctvnv jn-ole ^ortatTV.
-ocr page 793-Η. Radbodus. 6ο f
^Ta « bat Odilbaldus in 't iaflc 899 tcr Riefen
pbaacen ioa^/i^öe^cftoaariijse mmtRad-
bodüs ttt 59ne j)iaat5eaan0etïdt: bctoeifte/
500 ai^ Hamkonius getui^t / tigt Doo^iugtige
boo^oiiiier^ gefji^otea } tot 500 beere ïiat
5!ίη oii&-oijei--0cootbaöei· ïtoning ban ©^ie^ïanii
ioaä 0eioeefi. <Ên ban moeöer^ toe^e iua^gg
οοίί tJoïgen^ Det 5e0gen ban ^ Emmius affeomi
ijan öen ©lieffc^en üonmis Radbodus.
^e Radbodus-, ^egt Mabillon , Ugt Öen
f^mft^m aöeï afBomfii0 / öeeft jeer Cöjifie^
Ipe ouiiei·^ ge^ab.....©ö^fï
Radbodus, öie ban fommigen ooïi Éoiiing ge^
Jïoemt too^bt / iua^ jgn moebec^ oub-giOOtba^
^^^ / naai' toien to ooä Radbodus aenoemt tó
Sefeeefï. ^ ?
d Radbodus eenigen tljb ßg 5linen oom
(i) Gunrherus SSiffcgoi» ban Umim gefiubeert
Öab / ï)^ gmift naai' Set öof ban Karei den
Kaaien ϋοπίιι® ban ©^anörp ; en ban baac
δρ naar §et Öof ban Lodewyk, Kareis 5oone/
bertroftSen : ^ Ν iet dat hy het oog had op de
hooffche eer-ampten , maar om dat de vrye we-
ïenfchappen met grooccn yver en zorgvuldigheic
binnen het hof des konings geleert wierden. ^ee^
fcöooïen fionöen op bfen'tgb onöa be fiefilei
i'uige ban ben ifiiofoof ƒ Manno , ban toten^
gc^eïi
" Kegitio ad ann. 899. b lih. f.
dj/ ßened. fee. diar hy ons het leven van J{edbo~
' opleven. d idem ^nnal. Bened. t. 3. §. 3Ö.
' >dem lib.-j7. n. 7Ö.
een ' overfte der fchoolc , die hier gepreezcn wordt, was
fch ^'«fliebber der wctt-nfciiappcn , zoo als blykt uyt ver-
Radboduii
een Vriefc^
edelman.
Hy heeft
eerft eeni-
gen tyd tc
Keulen
geftudecrt:
en vorders
in het Hof
onder deij
Filoibof
l^anno.
-V boeken die liy aan de Abdye vaa S. Augendus vereerc heeft:
"oder anderen het boek van P. Petail, behelzende de gedig-
van Fioniï door Mabillon uytgegeeveii; ca dit opfchrifc heb-
Mtimte
-ocr page 794-6o6 Het Leven van den
sesrffcgajp bc pïige jongriing / boo? tm onge^
ïoofdpe ïccrsucgt omfioïten sgnöe/ ögna niet
te fc^euccn toa^.
fïy wordt ^ ^οφ aï^ Odilbaldus ^iffcgop batt ïttregt/ög
Biflihop foinmigen ooft Egilboldus (2) of Egilbertus ^t^
TÄsUtregt. noeniö/ oljeriecben ioa^/ 'ec raaö gegouDe«
om iocöerecn öequaamcu ^arbec in jijne pïaat^
3£ te tjeriiiesen. €n öc <0eefieïp§eii 500 to^ï
ai^ Ört öoïlt öeeft cenparigip / en met een toon^
öei'öaare eenb^agtigljeit ban fiemmen/ geoo^beelt
öat 'ec niemanti 500 iaaarbtg en öefjuaam toe
iïja^ aï^ Radbodus. ioa^ οοδ get geboeïeii
ban ïtenüonmg Amulfus, en ban aïïe öe ^qW
iingen.
^ï^ Radbodus 5icö einbeïp ïiet (ύ
om öe iDaarbigïjeit öaac ög toe berliooren toa^
Al anno '^aliger gedagteni[fe heeft dit boek^ aan het graf
van JiKgendus opgedraagen.
Op de kronyk van Fredsgarius Scholafticiis , en op meer andere
boekeu , zoo in de boekerye van Bohier, ais in eenige aiideie boe-
keryen , fiaac iiisgeiyks aaugetekent dat ze aJdus opgediaagcrf
en vereert zyn gcweeil door den voornoemden Manno: voorwaaf
een gewis teken van zyne zucht en liefhebberye tot de wetenfcliap'
pen. Zoo dat wy het fcliier buiten fwyfel ftellen dat dit dezelve
Manno is , van wien zeker oud Schryver in het leven van Rad-
bodus BilTchop van Utregt gewag heeft gemaakt,
MiiTchien had Manno z'ich van het bewind derhoF-fchoo!ct>
ontflaagen , en zich noch voor het einde van dit jaar in de AbJ^
van S. Augendiis begeeven : daar hy toen de kofteiyke voorraad
van zyne boeken aan S. Augendus grai' mag opgedraagen hebbeo·
Hoewel dat het ook wel kan zyn , dat hy daar Monnik zynde het
leeraars-ampt heeft blyven waarneemen , gelyk als Remig'U'
Monnik van Auxerres , Gerbertus , en meer anderen gedaan heb-
ben,
Radbodus heeft tot fchoolmakkers gehad Stefanus en Μλ"'
cio ; waar van de eerfte naderhand tot het Bisdom van Tonge«"'
de tweede tot dar van Chalons in Champagne is verheeven. D^ar
11a heeft hy veel omgegaan met zekeren Abt van groot aanzien ,
met naame Hugo j die ongetwyfelc de zoon van den Grave Ko'^'
ladus zal geweeft zyn,
g yinon^mns apid ΜφΙΙοη §.4.
-ocr page 795-Η. Radbodus.
mn te neemeii / ^teft Μ Meeöinö berank
bert/ ben naautoen imeflam^ii/ «ni^oi^
ïusmcntïp een J^ottiii^ Isolgen^ öe Moofierïpe
infïeiiins getoojöen. öe 25iffcöoi>pen ban
ïltregt / aïtöanö Öie toat nautosesettei- en op^
ïettenöer toaren/ ^ouöen Iïoü? een orioetaa^
melpie saais aangesien ge&öen/iniJien jßnöei:
Öet j^onmfi^-ïtieeii te öiaa0en / en jontier öc
feïootiedpe öeloften geösan te §eöSen/ ^etSe^
iwinö obei· Öieitetii geïjoert öa&ïten/ isielian&eu
beginnen af öoo? J^oniiiftften (4) öefïieft ixia^
Sefajeeiï. goböwstige ^ia-ïtiioösö geeft jiclj
niet aïieen tJan'tßeö^iiil liaiibieefcö/ maatooii
ban aïïe toeHufiisij^it öer fjjijsen ont^ouöen.
ötßisjii^ ttoee ja ö^ie öagen achter een/om
5ieï &e| te öetei' te boeöen; en gaf aan#ï
ïicïïaam niet meer aï^ öe nooöi5aïteïpöeit bee^
eiferte / baar be fiegtfie en gerin0fte fjiiji
Se« goeö genoeg toe toaren. ^neniil&aa&ig^eit
tot be arnien t^ niet toeï ugit te b^mEften; en be
mtnfregeiiegenbïieit tot beaaröfcöegoeberenïtou
oj) 5ίίη genioeb niet öegten. Öeeft ög be
toa'elb met goeb/mettoeeïbe/met aïijeefmasbt/
öiaaiieube en ö?anbenbe alïeeiilp booi be üefbe
È>et |emeifci)e bingeii. 5egt* Aalbregt
van Staden, ^ecft be^eiilgeRadbodus,^!||ϊί|0|ί
«au ïittegt/ om be bertioigmg teotittopen/
5öne tooonpiaat^ te l>ebenter genomen ,· baac
ρ tegen be ^eibenen / om öimne öaïbaabigöeit
gA^e^ften / ben geefieïpen fian geeft «gitge^
t % in 't iaar 918 / oj? ben 19 ,#otiem&et?/
ooeileeben Mmen be fïab iltregt. iaaven
ööob / tertop feeejig iua^ met be
«Ifecaïibe bec öeiïtge j,©iife oj) te b^aagen/ gab
607
Hy was
zeer fobePy
mild tot dc
armen , cb
brandende
door de
liefde tlcr^
hemclfchc
zaakeii.
Hy woont
te Deren-
ter,
Hy words
door een
koorts aan-
getaft;en na
dat hy door
6oS Ηεγ Leven van den
gp aan ttoce i^^icfca*^ uptDct üïoofiei' öan Em-
merik, mtónaame EliotolduscnRoguitus, aaiti^
toie öat 5ijn nagaat in fet S^i^öüm
5ouöe3p/ t^iörtcnßaidericus,cenößfti0ion0^
man/ en 50011 ijan öcn Rixfridus. ßä
öat öe geiiige j^aagit Maria, ijie gern in 't
5elfcöa}> ban öell, Thekla m Agnes
nen toa^V ö^m tei· itooiigab aangemoe&ist/ ii
in f^tt ÖO^je Drent , Ijaïfiuegen Groningen
cn Koeverden t, öoo^ cen itoo^t^ aaiigetefi/ i«
i&g Otmarfchen, llict bem ίίαπ Benthem , naöf
öct gemdfcö baöcrianö * bcrtroïtïsai. ^^ ftktf
nict cen b^olylt geiaat / gcbuucig ^a'^aaieiiö^
Scfter Ijalf-iifCL'äsjc ηυί tt geiijiïen öie ïy^m mt
ban Marrinus ïjaö geniaafet. Uijn iicpam
innaai' ©rbrntcp gcboat/ enaiöaar
graaben ; altoaac go οαίί M^t te bore / na i«^
beriöoc|liit0 bau bt fiab ïlti-egt/ iscn ^iffcpp^
pcippn ^tccï öab gcpïaatfï. Bcka geeft Ijem
irjese getiiigeiu^ öat toaarip tm ^eiiigiiian
lé geiaeecfr: Tnthemius boat öe^cibe taaï/ bei'^
jrlierenöe isat l}^ jeerfteiiig ban ieben cn omme^
gaii0 üja^ : Regino noerat gern em ^m
toaaröigcn ïteriiboügiï. ©aarenöoben Μ
üuörr ^ciilgcn gereitci5töoo,?Cratepolius, Mi-
reiis, Ufuardus, Molanus, Sweertius , Ctt ΙΠί^Κ
anöa'c ^c^^ijber^ i ai too.jöt gebiert op öen ^9■
ßaticmbtr.
25eöa!ben eenige 5iof-3an0rn / en be getijöf»
ban Marrinus, ^ecft ij^ gcmaaftt ein
öa^-getïigt oj> iten Lebuinus, fiaanöe in
6 beei ban Surius, en een Sermoen met een ge^
Öigt
Φ §.13. 14.
* in 'c ja.ir onzes Heeie 917, in de f Indiktic, op den
Novemb. in het 18 j.iar van zyne Biflchoppelyke regeeringc, z®®
de rekening van Trithemius vail gaat.
cén be-
anelfch gc-
sigt ver-
fterkt was,
CD zynen
»azaat ge-
xoemt had,
is hy oyer-
leden.
Wordt te
Deventer
fccgraarcn.
Zij'nc
(chxiften»
Η. R Α D Β ο D υ S. éo^
i»i0t op öeii pïigen ^ifcgop en ISjjofïd Ban
ä^^ic^lanö Suidbertus. ©aat'-en-öotieii ïjteft 9g
ηοφ öefcöieeiieu pt ïeljrii εη öe öeugben ban
tie maagö Amaiberga, iiiet ii0cij einiflc ge-
öigtm en een iio^te lironijïi > aïtoaar ij^ öen
tnoojti ban Fuico (r) ban Reims, en
iJan öen üonmg Zuentboidus (6) oj> §et jaar
900 berpaït jeïbe plaatje meiirt Μ ooit
öat ^^ tueinige Ua^en te boi'e ciiöe»! ïre iPienaa««
»^mireriiii-egtfcöe fta'iïe/isati^onöei' Öe lltregti
fc§e SSiffcÖopjpen / aangenomen getoeefï. Jk
ï^adbodus een zondig menfch, 5e0t / ben waar-
^^'g geoordeelt om onder dc DienaarenderUrregt-
fche kerke gerekent te worden. Godc geeve dat
'k ook Avaardig raag bevonden worden om hun
gezelfchap inden Hemel tc genieten. 3|oeei?baai=
{•^n öat öl? in U öistßunfi ii gehjeefï/öïijittn^t
werfcgtitseit ge&tgten Ut ly (7) ban tp m tp
S^maalit ïjeeft. «©nbet· anöcren §eeft ö^'e^een/
"^n mo0eip tod in sgne ïaatfiesieïite/ geniasM
ojj Öi^t Ittcpam Heere ; en nocö een anöei;
% manier tan een gefeeb tot Maarten, om
Sijne boo?fp,?aait en ögfïauïï ojp get aamiaisereu
ban öe ïsooö tc berjoelicn.
ggn 0eitiep ter tm ban öen Suidbertus
öeöben bigi ju ^et ïeben ban itienlfeiiigbertaalt/
ben · nleiibjlgierigen ïee^er me&e^ebee!t
^e ïof ban Radbodus fraat bernie^t £m ben
Jöt Trithemius, m ^ijne Igfl htv boojiucötige
wannen · Ö^ Adam van Bremen , S^t zi.
floofbfïufe 5i|iier ijiflorien} en &|> ben naamïoo^
^eijigber / bie ögna jijn tiib0en0oi ge^
^i'efi / en B^geö^agt ban j.Mabilion in
ue vyfde eeuwe der Beoediktynen,
AAN-
I· Deel.
-ocr page 798-AANTEKENINGEN.
1. Dceze Gunthcrius of Gontharius is dezelve daar
wy to even van gefprokcn hebben : loo dat Waldrada
de ïufter van Radbodus moeder zal geweeft zijn, de-
wijl Gontharius zijn moeders broeder is geweeft: het
welke wy hem egter voor geen eer of on-eer rekenen.
Hy is zoo lang by Gontharius gebleeventot dat dezelve
door den Paus in den ban is gedaan. Zie BaiUet.
2. Odilbaldus en Egilboldus zijn volgens de meefte
Schrijvers twee onderfcheidene BiiTchoppen geweeft ·'
doch die het leven van hen beiden met aandagt leeft, zal
ligtelijk met my twijfelen of het niet twee naamen zijo
van eenen en den zeiven Kerkvoogd.
3. Hy had al groote moeite gedaan om deezen laft
van zijnen hals te fchuiven; tot zoo verre dat hy zich
in den èenen of anderen fchuil-hoek zou gaan verftee-
ken hebben : maar, als ze zulks gewaar wierden, heb-
ben ze hem vaft gehouden, en tegen zijnen wil te Ü'
trcgt gebragt.
4. Dit fchijnt aldus te luiden, als of'er geene ande-
ren als Monnikken tot de Biffchoppelijke waardigheit
verheven wierden; en als of'er niet als Monnikken in
de Utregtfche kerke geweeft waren; maar wy hebbe»
al meermaals gezien hoe dat de Schryver van de Of'
komfle der ReguliereKanonniken alle zijne geleerdheit t®
werk ftelt om dat gevoelen onder den voet tefmijteti·'
en hoe dat'er zekerlijk zoowelKanonnikken alsMoß'
nikken door Willibrordus en Bonifacius uit Engelaii"
zijn ontboden, en teUtregt gewoont hebben: hoe dat
Koning Pippijn eenige vereeringen ter hefoldiginze
Monnikken en der Kanomiikken aan de Kerke van Utrep
heeft gedaan: hoe dat Bonifacius begeert heeft dat
Mo}mikken of zijn Monnih ^ en de Kanonnikken op
Kamnniks'zouden heven. Voeg hier by dat Willibror-
dus en Bonifacius 40 Kanonnikken in den Dom, en
de Salvators kerke aangeftelt hebben , en dewyl
IVIonnikken volgens Bonifacius zelf geene Kanonnikk^O
waren, is dit alleen genoegzaam tot beflegting van "S
ïaak. Maar hier omtrent maakt de zelve Schryver nocn
een andere opmerking ter beveftiginge van zijn gevoe-
len. Men ziet hoe dat de H. Bonifacius in die lelt®
woorden een duidelijk onderfcheid maakt tuiTchcH
Moüuikken en Kanonnikken; voegt hier nu by dat de
Aaktekeningen op deis! H. Radbodus. óii.
bovengemelde Brief van Koning Lotharius wel gewag
maakt van Kanonnikkeii, die. de Utregtfche kerk be-
dienden, maar geen woord en rept'van Monnikken ;
Dewijl de Utregtfche kerk, het ïi)u de woorden van den
, Brief, door de goddeloosheit van de Barhaaren byna mer'
delgt en verntetïgt is, en de Kanonmkken, die den Heere
aldaar plagten te dienen, ten deele allerwegen -verfiroit,
ten deele ook om 't leven gebragt zijn. . . Dan volgt 'er
gewag van de Regenten der Utregtfche kerke, en van
de Klerezye aldaar, maar geen een tuttel van Monnik-
lien. En ïy können niet zeggen dat te onder de Ka-
nonnikken begreepenzijn,dewijl zy in debovengemel-
<ie plaatzen zoo duidelijk vaa de Kanonnikken onder-
fcheiden, en onder een andere bende gefchaart wor-
<ien.
Het zelve onderfcheid komt geduurig in de hiftorieii
^Oör5byvoorbeeld, als Dunftanus {OdoricusVitalise.óf.)
Kanonnikken uit alle de Katedraale kerken vaa
Ëngeland verdreef, om dezelven aan de Monnikkent
te geeven : dewelken altijd Monnikken bleeven,
den naam van Monnikken behielden; gelijk in alle
^ngelfche hiftori-fchryvers gezien Jcaii worden. {Guil,
^'lahmef. l.i.de Pont. Angl, in Lanfranco. Vit α ó. Hugon.
iincoln. Eadm. hifior.Nov. l.^.f. 6, Monaft.Angl.t.'^.
ƒ I, α, 3,4. Hiflor. Ecclef. Dunelm. 'ïurgoti. Matth. Parif,
idann. 1198. Anfel:n.ef.adPajthd.ï. afud Eadmer. l.f,
kifl. nov. ^c.)
Ja de Monnikkeii hebben zich noit den naam vaa
Kanonnikken, tot de laatfte eeuwen toe,aangcrnatigt;
is althans het zeggen van den gemeiden Schrijver:
"ehalven, zegt hy fag. 61. dat 'er eindelijk eenigen zijn
pweeft die in Engeland en Duytfland in de Katedraale
«erken gedrongen zijnde den naam van Kanonnikken
Rebben willen draagcn. Maar dat is volgens hem al
laat opgekomen.
JJoch Radbodus moet evenwel een Monnik/zijn gs-
r.^'^ft, want de woorden van zijn leven luiden al te
«laar;
S- Deeze Fulco Aarts-biffchop van Rheims was va-ii
eer doorlugtige afkomfte; een man van verftand en
aii beleid: en de voornaamfte Raadsheer van Karei
Eenvoudigen. Hy bezat de Abdye van S. Vedaftus,
had Boudewijn Graaf van Vlaanderen, die dc goe-
g 2, det'gia
-ocr page 800-6ii Α Α κ τ Ε κ Ε Ν I Ν G Ε Ν
deren vaa gemelde Abdye had aangetaft in den ban ge-
daan. En als dezelve Boudewyn naderhand de Stad
Arras, die hem toequam, van den Koning had weder
je-eifcht, doch zijn hoofd aan het hof had geilooten,
leeft Winomach, Heer van Ryffel en Bouëewyns leen-
man, dit 700 euvel opgenomen, dat hy den voornoern-
den Fulko, die Boudewyns party was geweeft, in een
bofch ombragt en vermoorde.
6. Zwenteboldus, een regte onruft, was Koning van
Lotteringen, en de baftaard-zoon van Keizer Arnul-
fus. Hy ïogt overal krakeel, maar regte weinig iiit:
zijne voornaamfte bezigheit beftond in het vermaak der
vrouwen: en die waren ook zijne voornaamfte raads-
luiden; behalven dat hy noch eenig flegt volkje voor
iijne raadsheeren gebruikte. De aanzienlijkfte en door-
lugtigfte Heeren van het Rijk hadden geen woord te
zeggen, en wierden met den nek aangezien; ja hunne
ampten en goederen om de minfte reden buit verklaart·
Geen wonder dan , dat ze zijnen broeder Lodewyk tc
hulp riepen, en hem de kroon opdroegen. Zwentebol'
dus, in de plaats van het zeil wat te minderen, en hert
met goedheit te winnen, ging des te dolder aan, zet-
tende het ganfche liind in volle vuur en vlam. Einde-
lijk moeft het tot een gevegt komen, daar hy zijn le-
ven heeft geiaaten. Maar om dat hy het kloofter tc
Zuileren rijkelijk had begiftigt, en door zijne weder-
fpannige ondérdaanen is verflaagen, is hy noch als een
heilig geviert geweeft. Heda getuigt {in het kveri va'4
Gregorins) dat hy te Zufteren is begraaven, en aldaaf
ge-eert is geweeft als een Martelaar. Ik gun hem defl
hemel uyt ganfch mijn hart: maar ik gelopf niet d^t
hy van veele Katolyken zal aangeroepen wcèden. Zii'
nedogters, ßenediäa en Cecilia, hebben het Νοηη^'
kleed in 't gemelde kloofter aangetogen, en zijn daaf
ook Abdiiien geworden.
7 verzekert in zijn leven dat hy wegens z'J'
lie geleerdheit, en wegens zijne groote bequaamighe·'·
,om zoo wel in digt als ondigt te ichrijven, een van o®
eei'fte mannen van zijnen tijd is geweeft. En inder'
daad zijne veerzen zouden, naar dien tijd gefprokeni
de monftering können uitftaan. Ik beken", het zij"^
gecne veerzen van een Daniel, of Nicolaus HeiniiuSi
om de oude Poecten uu daar te laaten, of van e,eO
Gro-
-ocr page 801-OP DEN Η. RAD EO DUS. <>13
Grotius , Wallius , Johannes Secundus, Barlaeus enz.
maar dat is geen wonder. Deeze zijn beter dichters
geweeft op een tijd als alle de wetenfchappen op dei>
throon gefteegen waren, en alle haare geheimenifleti
en cierlijkheden moeder-naaSt vertoonden : daar Rad-
bodus als door een dikke en naare duifternis heeft moe-
ten doorbooren, en zich zeiven een weg tot den berg
ParnaiTus baanen.
De bovengemelde Manno, die zijn leer-meeiler is
geweeft, wordt van Hamkonius Nanno genoemt, {iw
Epifcopis Ultrajeä.) die daar by voegt dat hy een bur-
gers zoon van Staveren is gew'eeft: want ik kan niet
anders zien of hy meent den zeiven man. Noch fchrijft
«dezelve Hamkonius dat onze Radbodus veele Schriften
heeft nagelaaten en dat hy van meeninge was dezel-
Ven benevens alle de Schriften van de andere Apoftelen
Van Vrieiland in 't ligt te geeven: doch daar is mijns
Weetens niet van gekomen.
ΧΓ Bijfchop van Utrecht.
IJ adbodus g^cft ö^iie jaamiiioo? 5ijnc &ooir/
tcritti}!e feejig tua^ä müt bt jili'^é te
öom/ aan Ehoifus e«Retguitüs,&eiö.ei0^!e-
te U^t öe IBb^e ban Emmerilc, hmmit bat
m Baidericus, mi b^ftig joiigiHan / «ί joon bau
ö^ii ^rabe Rixfridus, tot nasaat in 5nn Wisbom
ƒ Baidericus toa^ Cen.^OOJ IJian/ 500 Mdmcus
«« m ben 00^100 aï^ in be b^eebeberniaarb/oni een man
U)ien^ tu$t m opligt be ïfinberen ban öen
Henrik bcneerfien/ teioetenOcho, Hen-
en Bruno gefïaan öeööen. Otho nabeiv idt," "
« Mabrn.Amal.Beked.t. 3./.4z.§.Zf.
^ tf^, HedainhißMltrajea.
Sanb
-ocr page 802-020 Het Leven van
l^anö «öcii ïteijet! getoeefï ; Hem ik boo? c«»
ontöiïige öooö in |et Btoeienfic ijan $ίίπ iebeu
toe00ei;uat: Brunei^ IËart#i|fci|oii banïteHïe«
«1 ^artog ijaii %ottetiiagen geiajojöcn.
f '^tt^t Baldericus öan / öic oitt betig^
ben töaatbig tot ^et etnöt bet; toerdö/ εη eeuto
ii^t eeui» in/ og öe bïetiten ban be faam te
ben / en op een gber^ tong te ïeben / geeft na
be boob ban Radbodus, met een aigemeeneöïtlb^
fc0aj.t en toeinttgtiise ban ai pt baïft / ben ^ip
fcSopjreïpen ^toel öefiïommen ; boo^bjaar een
, iCtei'itboogb jonbec toeerga/ en böigen^ be boo^^
5e0sin0 ban ben jeïben Radbodus bes;lï05en,
Hy is de d Bruno, 300η ban Henrik ben ^^ogeïaai;/ en
iccrmeefter öjoebet? bati Otho ben (^rooten / nocö «t^ar een
gcweeft ^,'jjj, JJQJ, Jjj'^j. I Q Baldricus ^ip
dk ccT ' fcgop ban llttegt befïeit/ om gern in betoe^
eroot lief- tenfe^a^en onbetbjeesai te too^bm, <Pnöec50O
Kebbcr der jj^jj öeftig meefict geeft öp een ti-effs^liten boo^t^
lÏeift' la^^ö tn be seïeerbgeit sebaan ; en aiie be be|ï0
^ ' ^eöiöbec^/biebe2atiinfeöeen®deïire|ietaaï
ten toji bec boimaafetgeit ojP3ebg3eït geöben/tot
een toe boojiee3en^ O^nbec anbeeen ïa^ jeei
gaarne be gebt^en ban ben ^oeet Prudentius.
gab/ om 300 tr fp^eeïien/ 3oobaani3e eer^
öiebiggeit tot be boeßen / bat ïja niet ïionbe ψ
ben bat beseïben onbeba^elp geojient / of ge^
itmiïst / of ojj een agteïoose b»j5e geganbeït
toierben,
t ©eeje Baldricus , bfe be ïeermeefïet? ba»
Bruno en ^iffegoji ban llteegt i^ gebjeefï /
Baldricus S^iflTegojp ban .jilaafïngt/bie lang boo?
ben tïjb ban Bruno 0ejïo;ben / too|ben ban
fom^
(f G .Noviomagus in catal, Eptfc. Ultmj.
d y, Isb, 4T. §.^5:.
f Idm·
-ocr page 803-Baldericus. 834
fomnii0e ^c^iper^ öooj ctn groffe ouitunbe i»
Onje Baldricus «U tOt Öe S^iffcgOpiSCigi Hy vcrbe-
hc toaaröigödt ba^eiien toa^ / λΙλ
50^0 na öet berb^ilben öa· ©ecnen (i) vanutregt,
om öe tïaïi lltregt /öie 000^ öe inoeiie öei? Jj^aa^ met de
öen iamnif gefcgoüöen m geïjabènt tea^/ m kerke,
'cc ijetl mmig u^t3ü3 / te bcröeteren / en öe
beflen met grasten/ torent en feganfen teboo^
5ie.n. ^^ ^eeftöe i^er^/ bie öooi öen Wille-
brordiis gefïigt/ en tec eere ton ben^. Marnnus
SSiffcgop ban Tours iKsteis^öt faja#/ boen fïeg-'
ten / en een anbere bie ued giagtjgei· eu ijeefï^
fier iöaé cp be piaat^ isan be eerfïe boen opftou^»
toen. ©eeje beröeterins ban ilti*egt ié bolgen^
be #etter!aiibfcöeltr0iit}& in ïjtt ac^tffe jaai' bec
regeeringe ban ben S^iffcj^ojp Baldrikus eetfï öe^
sonnen: en baar fiaat noeöoiJ ben gnibiaenbag
een too^n / bie bea naam boert ban Boldregt-
toren.
^n 't iaat· 948. op ben 7 ^ung/ i^'er böo^'t Hyis gc-
feebeï ban ^att^ Agaperus, en nnt ïafï ban O-
thoi, te Ingelheim, miber^aS;;
gabeiing ge^oubeii himm be Serfe bau Ro- ingdleim,
migius. φ ©e5elbe toa^ ngtgefcöieeben tot öe^
fïiffiiig ban 5eer jioaare en gebaadpe oniufïen
bie 'er tnfeöen ben Itoning Lodewyk , en Hugo
OSraaf ban ^arg^ ^ebert eeamen tijb gaanbe
toarenj aï^ooïi om öet ïirafteeï tiiffc^en Artai-
dus, (z) tot^iHc^ojj ban Reims geftojen/en een
önberenHugo, bie tegen ^emgeïtosen bja^/
* W.HedainHin. Bokkenb.inAäisPontif.Trajeä.ined.
φ Baronius ad amnm 94.8,
-ocr page 804-020 Het Leven van
ie Ïe00ett : in bceje beKsa&eringe oiiöer anite»
mi 0oft te0enia00^i&ig3ei33eefïBaidricLis23iffc|op
ίιαπ lltregt > en ^ζφ öe o^&onantien/ aföaac
geniaaftt/ aïö SDiffcöoï» onöertefeent/joo al^Ö^
<· Goidaftus m d Fiodoardus gejien Ban iuo^öen.
^^ toa^ ooft tcgenixiooiiiig δρ ïjtt berBonè/
toeiite tuffc^en Henricus öen ©o^elaar / baiiet'
ijan Otho I, m Karei öm «t^entjouiiisengemaaiit
gehjeejf. ^
ƒ ICï^ Baldricus in 't jaar 95-15. otsec i»e Alpen
ijoo^ öe öeïaagen ban ®nc fterftc fionö te reiben/
iä öp eeejï öen jSoomfcÖ^» ïiaiiing Otho öen
«©rooten/500η ban Hennk ben B03eïaar/0aan
biniien. ©eeje Otho geeft aan öe ïltcegtfcöe
fteeße/ ontsee meer anöere boo^regten/ bemagt
gegeeben cm geïb te fïaan} en geeft gaar ηοφ
öaat'-en-öoben be b^^e jagt boo,? get ïanb ban
Speent segeeben. ©aar ö^ geeft op get ber^^
50eit ban Baldricus aiie öe giften en boo^eegten/
öle oit aan be llteegtfcge Beeile gefcgonBen φί
geiaecfï / goebgeïteuet en öebeftigt: be blieben
ban beeje bebe^iginge 5p tebinben ö^ w. He-
da , en öp P. Bokkenbcrg in^gne nofg ongeb;nitte
ï|anbbe|ï-b|ieben.
Baldricus 3gne jaaïmi in Traliën afgebaan geöi=
fienbe / geeft ban baar mcbegeli.jagt be iiegaa^
men ban (3) Urbanus ^an^ en iBacteiaar/
ban Benignus SpijTcgojp ban Cgaetre^ en
jïlarteiaae/ bän Pontianus jjEarteïaae / en
ban Agnes jiBaai^ enmarteiaeeffe/ betoeï^^
Ben gg in be «t^om-BeeBe ban Utregt ojientigB
boofbe gobbiugtiggeit ber geioobigen ten toon
geeft
e 'fnm.'^.CoKßit.Imper.p.'iO. d adannum 948.
e Apnd Schilter. ad lib.x. Inilit, juris
f W,Heda, ibid.:
Β aldericus. öl 7
Ö^eft gefïdt. mt getuigt Pagi met be boïgen^
öe tooo^öen/isiei^ upt eeji iiaamto5eii ^ '
htt / öp Bollandus Ober Öeii αι.
De gebeenten van -de H. Maagd Jgnes, die m de Hy Heefc
derde eeuwe de martelkroon te Romen heeft verdient^ w^eJel"^
en van den heiligen Benignus ^ Bijfchop van chartres icomftveiv
en ook martelaar , die in de' voor ige eeuwe ^ als de khéAm
Noormannen Vrankrijk te vuur en te zwaar^ verniel-
den , verborgen ivierden, maar in V eerße jaar van ^^^^^
Keizer Otto door Goddelyke openbaaring wedergevon- gebragc, ' ■
den zyn geweefl , zyn in deeze hopende eeuwe door
Thiadboldus Graaf van ütregt verkreegengeweefl voor
Baldncus Bißhop van Utregt. Deeze Kerk-voogd
zynen wenfch magtig geworden zynde , heeft Godt on-
der het gefcbal van een menigte van flemmen gelooft
en gedankt j en de Heiligen met groote ßaatße , zoo
als het betaamde, te wetenmetalzyneGeeflelykheity
en met een groot en hoop volks ingehaalt. Daar op heeft'
hy hen , den leften van Maart, beneden het Bijfchops^
paleis op een en dezelve plaats gefielt, doch yder even~
wel op zich zeiven, en ik een bezonder kasje: dit is
aldus gefchiedt in het jaar onzes Heere 964 in de fe~
vemle ïndiktie, op den vyfden dag der weeke. Aldus
fpreekt de ongenoemde Schryvcr, die ons de hi-
llorie van de vindinge en vervocringe van S. Ag-
nes heeft nagelaaren.
b iieeft öezeïlie SSiffcpp ise ïicparaen Andere
biülöeöeiiige Werenfridus, Lebuinus, FJechel-Üchaamen
nius, Wiro, Otgerus, Odulfus, Radbodus, en
Jeroen öoo^ f soöÖeïpeoiienBaariitSBelion&eii/
f m
α 'Tom. 6. ad Ann. Chriil. 964.
b J.BekainChron. F. Bokkenberg in Aäis Pontif.Tra-
Jeii. ineditis.
AJdus getuigt de H. Auguftyn in het p. Boek zyner lieliide-
"äffeiij asB Έ 7. kapittel, dat de lichaameu det heilige Gci vaiius
en
-ocr page 806-020 Het Leven van
cn iiin Iltw0tfcöen ©om metire ^eöcenten öa»
bie öefWge ^atraonetï geerigït oiigefc^iitt eu
terciect
Hukbaldus, lï^onnift Öan Amand, bie get
feilen ban i^ttft öefcgieeiien/ geeft
get 5dije aan öce^eri Baidricus ojjgeöjaaseit,
öe SSiffcö»^ Baidricus ,
geöasteniffe / in getjaar onje^ ^eere 977» ίφ
öen 8, 'i ^anuarg fti cengoogenouöeröomoijerf
ïeiten/ en naar ben ^eece gereifï ; na bat be
llti'e0tfcöe feerif bentgbijan ^ 5-9 jaarenmetgroo'
ten ïof öab öefïiert. ^Igtoierbtmet graote fïaat^
fit naar ben 0eö^a0t / en aïbaar met een
feofieïpe ïp-jpia0t öeneffen^ 3pe öeiïige Bon^
jaaten öe^raaijen.
p. Bokkenbcrg geeft on^ in be ïjjfte ber
tre^tfcge S^iffcgoppen een graf-bigt't jpereere
ojjgegeeijen/ 'tgeen boo^ Georgius Agricoia ge^
maaftt gefcoeefi.
TrajeEiim feris urbs Danis ver fa. latehat ^
Baidricus prifcum reddidit Uk dectis:
yiiifpicns cujus jam Pontus, Agna, Benignus,
Confervant ürbem, fulget ξβ Ecclefia.
niet 3onberreben/ jegtHeda, onberbe
cn Protafius veropenbaart zyn geweefl aan S. Ambrofius. En hoe-
wel dat zulks aan Buchelius , in zyne Aantekeningen over Beka ,
vreemd voorkomt omtrent het lichaam van Radbodus, den voor-
zaat van Baidricus, wiens lichaam te Daventer begraaven lag:
200 kan het egter zéér ligt gefchiedt zyn, dat zyn lichaam,
200 wel als delichaamen van meer andere Heiligen , om de woe-
de der Barbaaren, verftroit of geborgen is gewceft.
d Heda zegt, op den f Augufti,
e Heda legt hem 76 jaaren toe. J. Gerbrand van Leiden be-
groot den tijd zijnet regeeriiige ßp 60 jaaren , cn wordt hier
gwolgt door Λ· Buchclius,
cn Toor dc
godvriig-
agheit der
gèloovigen
tcfl toon
geftcltt
Hy fterft
in een hoo·
«en ouder-
wordt
begraaven
met dit
©pfchrift,
Baldericus. (jlp
3|dïi0Ên 0ereïtint gchj^fï. SifFndus,Hamkonius
etï mea1 anba;m Ö^&öen gern ooft tm jpïaat^ on»«
iier öc ï^cïïtïccn toegctoee^en.
trt 0aat aitöanp toafi öat ijB mfiiraaiiig
geiueefï tot iie feerft entotiie |iaö tjan ïltrest,
* GIFTE
By >wyze van een 'Teflament door
Β Α L D Ε R I C U S,
Gedaan aan de kerke en ßad van Utregt.
Baldricus, door Gods genadige goedheit en
barmhartigheit, gering Biflchop der Utregtfche
kerke, wenfcht aan alleChriftus geloovigen, zoo
die tegenwoordig in het leven zyn als die noch
ter wereld zullen komen, de akijd-duurende ea
onuytfpreekelijke vreugde der eeuwige gelukza-
ligheit. Het zy kundig aan alle Chriftus geloovi-
gen , zoo die nu op de wereld zyn, als die noèh
ter wereld ftaan te komen, hoe dat ik Baldricus,
onwaardig Biffchop der Utregtfche kerke, zoo
ras als ik na de dood van der^ eerwaardigen Va-
der en Heere Radbodus , veertienden Biflchop
der Utregtfche kerke , tot Biflchop van Utregt
Wasaangeilelt,en door den Metropolitaan, f te
Weten den Aartsbiifchop van Keulen, was beve-
iligt en gewijdt, no.odigheb geoordeelt de plaats
1 Buchelius verzekert in zyne Aantekeningen over Hcda, daf
oy den brief van deeze ^ifte al eenige reizen onder de oude gedenk-
fchriften van 't Utregtfehe Kapittel, alle met een oude letter ge-
fchreeven , heeft gevonden 5 eri dat dezelve niets behelft tegen dp
"•"aarheit der hiftorie.
t Hy is niet tc Romen, maar te Keulen door den AartsbiflcIioB
beveiligt en gewijdt geweeft.
020 Het Leven van
der Utregtfchc kerke, waarvan het Bisdom zij-
nen naam heeft gekreegen, te gaan bezoeken. Al-
waar ik gekomen zynde , en bevindende dat de-
zelve plaats, eilaas, door de Deenen vernielt en
tenemaal verwoeft was, en dat daar-en-boven de
treiFelijke kerk van mynen lofFelijken Patroon
den H. Martinas, en die van S. Salvator, ^ ver-
delgt en afgebrandt waren^ ben ik tot in 't binnen-
ile mijns herte met een onuytfprekelijke droef-
heit overftolpt geweeft , en heb myne traanen
niet können binnen houden. Ik heb dan de hulp
des hemels onder het ftorten van een vloed van
traanen aangeroepen, en gebeden dat de gene die
zijne heilige kerk op c de vafie ßeenrots ^ dat is
op Chriflus , gebouwt had , my in het herftellen
en verbeteren van die kerke die my toebetrouwt
was,de behulpzaame hand volgens zijne gewoon-
lijke goedheit geliefde te bieden. Zoo heb ik dan
met zijne hulpe , die niet den uytwendigen per-
foon maar het hart aanziet , een brugge over de
gragt doen leggen j de ftad met poorten doen
voorzien , en een muur met fchanffen rondom de
ftad doen ophaalen en opmetzelen : Ik heb de
plaats der heilige vrede , te weten de kerk van
mijnen doorlugcigen Patroon S. Maarten, mits-
gaders de kerk van S. Salvator, die door de hei-
ooze Heidenen vernielt en afgebrandt waren,
niet zoo als 't wel behoorde, maar zoo als ik beil
konde, eenigzins weder opgeböuwt. d Jfc heb
de Kanonnikken der zelve kerken , die verdree-
ven
l· door het vcrwoeften van de ftad en Biflchoppelyke plaats,
en door het wegvkigten der Kanonnikkea , is de Stoel van Utregt
c^ter DÏet verbroken geweeft,
c de kerk is op de vafte fteenrots , dat is op Chriftus, als den
cerften grondfteea , gebouwt geweeft.
<i Baldricus bouwt de vernielde kerken weder op i enherfteit
^e Kapittels.
Baldericus.
ven en allerwegen verftrooit waren , tot dezelve
kerken doen wederkeeren, én in de plaatzen der
afgeftorvenen nieuwe Kanonnikkenaangeftelt. Ik
oheb met de hulpe dergeloovigen, die door Gods
befchikking van alle kanten quamen aangeloopen,
de vyandenuyt het land verjaagt, en dezelven uyc
alle de lander3'en, landhoeven, tienden en vor-
dere bezittingen, tot de Utregtfche kerk behoo-
rende, geweldiger hand verdreeven. * Daar-en-
boven heb ik aan de Kanonnikken der zelve ker-
ken, op dat ze te rijkelijker zouden beftaan, en
den goddelijken lof des te yveriger behertigen,
niet een ruilig harte, en met een milde hand,ter
eeuwige bezittinge gegeeven en gefchonken den
aanwafch van alle hunne tienden, en de tienden
van de braaklanden, tot bezolding der broederen
die Gode in dezelve kerken geduurig dienen,
hoopende dat Godt, die alle goede werken ver-
geldt , en om wiens dienft te bevorderen zulks
van my gedaan is , dit niet onbeloond zal laaten.
Zoo dat gemelde goederen aldaar tot f laaiFenis
onzer ziele altijd meer en meer aangroeien. Doch
ingevalie dat iemand, (het welke ik egter niet en
vertrouw) mögt beftaan deeze onze vereeringe,
en den brief dezer gifte,eenige onbillijke moeie-
li jkheit of quelling aan te doen,die Zal vooreerit
de gramfchap van den almogenden Godt op zij-
nen hals haaien : daar-en boven moet hy als een
vreemdeling buiten de heilige kerk geftooten
Avorden : hy zy door ons BiiTchoppelijk gezag
Vervloekt; en dezelve vloek moet op hem vallen,
die eertijds gevallen is op Dathan en Abiron, dc
Welken levendig in de aarde zyn verzonken. En
t geen hy wederom eifcht moet hem niet gewor-
den,
* dc pligt (Ier Kanonnikken.
^ Scigtiiig tot laaffcnis der zitle..
-ocr page 810-βιτ Hët Leven van
den. De tegenwoordige gifte, die door ons by
wyze van een tcftament gedaan is, moet ten allen
tijde vaft en bettendig blijven , als fteunende op
^ een wedei^ydfch verdrag j Ik heb dezelve met„
eigen hande ondertekent, en door myn zegel be-
kragtigt. Gedaan en gegeeven op de Burgtvan
in het jaar onzes Heerc α 954, op den
y, in de fevende Indiktie, onder de regee-
ringe van den onverwinnelijkcn koning Henrik Γ.
In den naame des Heere : tot geluk. Amen.
ïtoHcgiaïe ïlerii te Oldenzeel ί^ ontcent
get jaac p68 0cfii0t öooj on^w Baldricus, 500
al^ Brochius, 6ρ Buchelius ^ iJCmeïöt/ ίϊΐ Jijlie
papieren geeft aangetefient. ^et ^eiöe 3«ït gg
ooft binöen ög Lindebom Ui 3pe ©eUenteci
feöe ^ifïorie.
Daar was voordeezen maar eene Parochi-kerk,
zynde ook een kollegiale kerk , die eer ft aan S.
Silvefter , en naderhand aan S. Plechelmus toe-
gewijdt is geweeft. 't Is Baldericus Biffchop van
ütregt die dezelve opzyn erfgoed heeft gebouwtj
waar van het doodbo.ek der zelve kerke aldus ge-
waagt : In ''t jaar 577 h overleden BaUrïcm van
Kleeft vyftiende Bijfchop van Utregt, en fligter van
dit OldenzeelfcheKapittel^die hst zelve in''tjaar
heeft opgeregt: hy beeft het BiJJchops-ampt jaar en
lang bekleedt. Al 't gezeide ftaat omtrent op de
2elfde wi ze iiytgedrukt in eenige oude veerzen,
die voordeezen in de kapittel-zaal ten toon hin-
fen, en behelsden dat de BilTchop Baldricus, een
devenaar van geboorte, het gemelde Kapittel in
'c jaar 960 hadgeftigt: daar by voegende dat het
lichaam
α In het handfclirift ftaat 940 , maar dat is een fchryf-fout, zoo
als Buchcüus hier ter plaatze in zyne Aantekeningen wei heeft aan-
gemerkt,
Utre
iju
De kerk te
Oldenzeel
door Bal-
dricus ge-
ftigt,
Baldericus. 625
lichaam van S. Pkchelmus door denzclven Baldri-
cus onder de regeeringe van Otto I. naar Oldenzeel
gevoert is geweeft.
^it aïïe^öeeftRovenius, «Péfteit tian (Sïbctii! Het mIvc
geiBOiben / mrt em Sean0e pcnne öercöiee^ beveftiet.
hen d ^
De gemelde Heer Baïdrkus heefc het lichaam
van dezen Plechelmus uyt S.Pieters-berg byRoer-
raonde naar Oldenzeel doen voeren. Daarop heefc
hy aldaar een Kapittel van Kanonnikken, om
<ïodt aldaar te dienen opgeregt, en de kerk, die
daar voorheene ter eere van Godt en ter gedag-
tenifle van S. Silveiler opgebouwt was, vergroot
en begiftigt. Hy heeft ook begeert en bevolen
dat dezelve voortaan den naam van S.Plechelmus
kerk zoude draagen. In dezelve kerke ruft ook
Onder een Ideine zark een gedeelte van het lichaam
Van den voornoemden Heer ^.a/i/f/m, Dceze Baï-
drkus van Kleef heeft fp jaaren op den Utregt·-
fcheii Stoel gezeeten : en'zijne gedagtenis wordt
zoo wel hier ter plaatze als te ütregt geviert.
Wat de heilige Reliquyenvan onzen Patroon be-
langt , het lichaam van S. Plechelmus is byna
ganfch en geheel tot deezen tyd toe bewaart ge»
■weeftin eenkafle ten dien einde gemaakt} dewel-
ke ook op den Patroondag en op het jaargety
-der kerkv/ijdinge omgedraagen wordt. Daar-εη-
boven hebben wy het geheele hoofd van S. Ple-
chelmus in zilver beflaagen 5 en noch eenige an-
dere Reliquyen in een zilvere kruys , daar ook
een ftukje van 't hout des heiligen kruis in geflo-
ten is.
d ejjitd Lindehern ia Hiß, Daventr. f. 3. i:
ΛΑΝ-
-ocr page 812-dz 4
AANTEKENINGEN.
I. Om dat 'er zoo dikwils van de Deerien en Noor-
mannen gefproken wordt, moeten wy met een woord
aanroeren wat dat hen tot zoo inenigvuldige ilroope-
ryen heeft aangezet : en waar dat geduurig al dat volk
van daan is gekomen : want't was ichier alle jaarente
doen , dat de eene hoop voor en de andere na quam
aangeftooven. Daar bleeven 'er fomwylen met duyfen-
den in den loop, maar dat kon niet helpen : voor tien
die'er dood bleeven, quamen'er weder honderd opdon-
deren. Wat de eerlte vrage belangt; de hoop van beult
en van beter woonfteden is zckerlyk al een van devoor-
naamfte redenen van die optogten gev/eeft: behalven dat
de koude gewèften , te weeten tot een zekeren graad
toe , doorgaans vrngtbaarder zyn als de heete en gema-
tigde, en bygevolg ligtelyk alte volkryk zyn geworden.
En dns vindt men al van ouds verfcheide voorbeelden
hoe dat die Noordlche volkeren , onder den naam van
Gotten, Cimbren , Jutten enz. byna alle digt-enver-
gelege landen van tyd tot tyd met een fchromelyke me-
nigte van volk overltroomt hebben. Duytsland, Italië,
Griekenland, jazoo men hunnehiftorienmaggelooven,
een groot gedeelte van groot en klein Afie , Scythie,
en ik weet niet wat landen al niet, weeten van hunne
togten te fpreeken. Maar al waren ze noch zoo vrugt-
baar, en noch tien maal zoo volkryk, daar moeit even-
wel, zal iemand zeggen, een einde aankomen, of het
moet'er volk geregent en gefnecuwt hebben. Hier op
dient dan tot andwoord dat het wel meeil Noorman-
nen, of Noorvvegers , Deenen , Gotten en Zweeden
ïyu geweeft die in zulke menigte naar onze landen, oni
het tweede , derde, ofte vierde jaar quamen afzakken:
maar dat 'er evenwel ook een menigte van ander volk
'onder gemengt was. Matthensvan Weftmunfter, fpree-
kende van de Noormannen en Deenen, die het eiland
Britanje 2,50 jaaren lang verwoeft en plat geloopen, en
alles (van de eene zee tot de andere toe) zoo de
menfchen als het vee vernielt hebben, zegt uytdruk-
kelyk dat 'er,ook Wandaalen en Vriezen onder wa-
ren : een teken , dat ze alles opraapten en aanfloegen,
wat ze maar koften krygen. En dit is ook het zeggen
van
-ocr page 813-Aantekeningen op BALDERictrs.
Van Mezerai , die daar by voegt dat dc quaadwillige
franfen, en alle die op buit vlamden , zich onder de
Vaandelen van die roofvogels begaven. Maar of datjuyil
ïoo waarachtig is, het welke hy ook doet gelden, dat
' dieNoördfche landen door alle dietogten zeer dntvolkt
iyri, en tot den huidigen dag toe zeer onbevolkt zynge-
bleeven , dat laat ik aan het onderzoek van een ander.
Ik moet hier noch byvoegen dat de Noormannen be-
halven deroof-luft noch door een andere reden tot alle
die wreedheden , verwoeftingen en af-brandingen van
'iorpen, fteden en kerken aangezet zyn geweeft. Dit is
^Hhans hetzeggen van gemelden Mezerai; enhy fchynt
het zoo qüalyk niet te raaden. Te weeten, dat de afgo-
^ery, met alle de afgodiffche Prieiieren en afgodiften,
'la dat ze door de Franfen uyt de nabuurige geweften
Verdreeven waren , in Saxen-land waren geweeken:
'^aar dat Karei de Groote hun metter tyd ook Saxen en
heel Duitsland te naau maakte; zoo dat ze daar ook niet
konnende banken , over de Elve en tot in Denemarken
toe een veilige fchuilplaats moeiten zoeken. AlsdeDee-
^εη , de Noormannen , enz. hunne geloofsgenooteiï
verdreeven zagen , en uyt hen veriionden hoe de
^hriftenen doorgaans met de afgodiften leefden, de afj-
godery verdelgden, de tempelen af-braken en verbrand*
den, de afgoden of afgoden-beelden vertrapten eii ver-
l^orzelden, zoo liep hun gemoed over: en al dienoord-'
i'che koude veranderde in een helfchen brand cn in een
dolle wraakgierigheit, om deezen hoon, hunne Goden
aangedaan, op de Chriftenen teverhaalen. De verdree.*
Vene Duytlchers of hunne Neeven en Na-necven, die
onder de Noormannen vermengt waren, konden dc
ichooue landsdouwen , daar zy uyt gejäagt waren, en
. goederen die hun ontnomen waren , ook zoo ligt
^let vergeeten, en zogten met alle geweld htinne fcha-
Weder met woeker in te haaien, en in goede en vette
^^tidfchappen te neftelen. De Priefters en Monnikken,
dood-vyanden van hunne goden , en ophitzers dei
^hriftene Koningen, moeften het meeft ontgelden : en
öe kerken en klooftere moeften, ter wraake van de ge-
doopte tempels, even eens gehandelt worden , als dee-
laatlle gehandelt waren geweeft.
^· Hugo was door de kuiperyen en dwang-midde·«
'en van zijnen Vader Herbertus Hartog van Verman-
i' Deel, ß c dois
020 Het Leven van Volkmarus.
dois tot AartsbiiTchop van Reims benoemt. Maar om
dat ditTegens de kerkregels aanliep, en Hugo maar lo
jaren oud was, is Artoldus door de Kanonnikken ver-
kozen , en naderhand ook beveftigt. Mezerai.
3, Hoe dat deeze Reliquien van S. Agnes , S. Pon-
iiaan en van S. Benignus door den BilTchop Baldericus
■naar Utregt zyn gebragt kan ook nagezien worden by
de Byvoegzels op het iVIartelaarS'boek van Ufuardus ψ
en in het Regiftertje van Molanus.
Volkmarus
een ViicSi
Biflchop
vanUtrcgt.
XFl Bijfchop van Utregt.
N'a « tt i500& iian Baldericus geeft Volkma-
rus of Folkrnarus, mi / «1 féfltenö^
23ii|fc|jop ban utregt / oiiitreHt i ? jaatei»
ite toaaräi0||dt öeMeebt Ifg
tm tn-0oe&/ ^niiQ m lïjoom raaii geluee^; en ïjf
tons/ tiolöfné i)et f^peil ban]. Gerbrand van
Leiden , ÖC ΟΟΠΙ tau Berwardus 25ifrci)OP
iian^iïöe^^eim.
έ tjolgcn^ Heda gefïo^lien in 'tiaar
ojiisenii ©eceraßer/ hoewel dat
de meefte Schrijvers henn een jaar laater doen Ic'
ven. Hy legt in de kerke van Utregc , aan dc
noordzyde , tuflchen twee pilaaren , rege ovef
den outer van S. Barbara , begraaven.
α W. Heda. Bokkenberg in zyne ongedrukte levens der
tregttche BiiTchoppen,
i> Hcda als boven.
BAl^'
-ocr page 815-«ν
XVII Bifchop van Utregt.
Ö * Folkmarus getoigt Balduinus, fthm^ BiUamm
tienöe banïltrest/ een roemrii3i= nazaat van
tig/ tJ^oom en öoo^ïiiatig mam voikmams,
l^oïgen^ ise groote JeöerianbfcÖe ïironp/
en öe ^aar&oeïien ban on^ ïanb / öee^e Bal-
duinus iigt let 5e|Ia$t èer i^oHanöfc^e «Gratiën
(O gefpioten. W.Heda getuigt !n5i)neïltee0t'
fcöe öi^otie bat öe 300η getoeefi lian Sif-
fndus, (2) opjiin l^iiefcö^Sikko, 3ianiiijoo0ïi
iïan ïtennenmlaüöi/ feu ö^oeiiei' lian Didei-ik 1.11
Uan tollailö, f p. Bokkenberg fcöap
öoii tiat ög Aarnaut ||aitO0 ban ban 3^ieef/ en
Baidricus ïltiT^t / in maasfcöajj
y^fïaan geööen. ?Pan J. Beka geioaast
ïiiet een toooiö öaar ban: en geen ioonöec/ öe-
iüiji öit aüe^ raiteiiöe 5gn maagfeöajj ojp b^gt
ioffe boeten fïaat Ger. Noviomagus feïj^lift öat
|)em niet^ aangaaiiöe siijen Balduinus in öe ^
tïoricn ii boo^geiiome«/ fie^aïben öat S^^tinen Aaltrekc-
naam ^eeft gcbonöen In be ïirenp ban Sige- mng is oiet
bcrtus: eii toijt aan be eHeiittiBe gefcp^ ^^ «
^nb^cit ban öie tijöeii / en aan öe fïofigfeit öec
^^MjUmh ^^ mitt egter in |et iefïe /ontrent
wn naam ban Balduinus j iiitsienö? öJt ban öen
^i|fcï|0p Balduinus,en nietbanBalduinus,
be ban ©iaan&eren/ berfïaan iajïljeb&en. Bu-
xheims maaftt getoag ban een Meinen jilberen
penning/ Dien οοίί beitoont/ niet ttogfelen^
y^^eka in Chron.
τ Bokkenberg in C at al. in^Üis ineditis Pomif. Uit.
^ Hüchel, in Bekam f. 3Ó.
ïlïv ζ &ε
Ν
6o6 Het Leven van den
öe of 't t^ bc öföeeföi'ng ban isee^en Balduinu«·
äi^g fïcunt op &ee5t i'cöe» / öie mli fcggnt
tt fïaan/ i»at jgn §0Dfö aiöaae fraat afge&erföf
^onSicc rai)tei'/ öie ίειι tij&e tia!iOii3eii Baiduinus
ï}tt öocf isec SJiffclioppeii Koci) nitt ¥
ptoeefc j (3) 500 bat be gemeïbe peiinliig ηί^^
tot ben ïefien/maai' nootjal^dp tot ben mß^^
Baiduinus 5aï öeïjooim
i· ^^a bat Baiduinus sjiei' laawn ^ ïaii^ p^
üatbei'^-ainjit obet be ïterfi ban ïltregt pbö^^
oeffent/ in 't jaar 994 öen 10 ^ep i«
Cj^ifiu^ ontjlïaapen / en ö^ be öoben-genieP
S^ïffcgoppen in be Uttegtfcïfe üPüm-iiei-ïie
svaaben,
c J. Beka ihld.
d Bokl^cnberg en meeft alle de aniicie Schry vers fpreckcn
even eens als Beka.
AANTEKENINGEN.
I. Zoo lang als we geen tegenbewijzen tegen deeï®
maagfchap van Baiduinus hebben,die kragtiger zijn^I^
het gezag van de groote Kronijk en van Heda, t^o
mogen wy by voorraad hun zeggen wel voor het waaf'
'fchijnlijklle houdert. Niet dat men alle vertelling^'''
moet aanneemen die door geene andere Schrijvers te'
gengefproken worden; ganfch niet De ongerijni"'
heit, de ongelootFelijkheit, de belachelijkheit, en aH'
dere omftandigheden van zekere zaake geeven dikwilS'
en maar al te dikwils, reden genoeg om zekere verte''
lingcn, als ze door geene kragtige redenen onderit'^'·
worden, af te keuren of verdagt te houden: maar z"'
daanige omftandigheden komen ons alhier niettevoof·
Al heeft Gerrit van Nimwegen geen befcheid van heU'
gevonden, en al heeft Beka zijne maagfchap niet vef'
meldt, daarom is het niet gezeic dat Heda en meer an'
deren geen blijk van hun zeggen gehad, maar deei^
bloed-verwaiidfchap uyt hunnen duim gezogen he"'
ben.
.. X. Deez«=
-ocr page 817-Η. Α ϋ F R I D υ S.
a. Deeze Sifridus, Sivardus of Sicco is geweeft de
^oon van Graaf Aarnoud of Arnulfus, en de broeder
J'an Didcrijk III. Meeft alle Schrijvers zeggen dathj,
(oin zijn huwelijk daar zoo over gekrakeelt wordt πα
^aar te laaten,) de Stamheer is geweeft van de Brede-
•Oodens en de Van Teylingen. De Heer vander Does
getuigt dat daar niet aan getwijffelt wordt, {indubitat«
^btinet fides.) De Gemcene Kronijk-fchrijver zegt het
^elve. (Dhif.zj.c.io.) Bokkenberg, Lazius,M..Voi;·
, Hamkonius en veele anderen fpreeken al even
eens. De Rijm-kronijk zal 't zelve zekerlijk gemeent
hebben, als ze getuigt dat 'er een magtig gellagt van
J^em is voortgekomen. En de Heer Alkemade, die in
oudheids-kunde van ons Vaderland voor niemand
behoeft op te rijzen, duidt dit fchrijve.n op de gemelde
^fanihuizen. Het zelve wordt ook beveftigt door de
Kronijk van Veldenaar, gefehreeven in 't jaar 1480,
't zelv; met veele omftandigheden verhaalt, en te-
de benijders van die twee doorlugtige huizen be-
eitigt. In de Analeäa van Mattheus ftaat een hiftorie
an^e Brederodens, door Joh. ä Leidis uit oude ge-
cnruten getrokken, daar 't zelve voor een vafte waar-
» eit Word opgegeeven.
3 Hoe verre dit verftaan moet worden dat de hoof-
den der Biffchoppen voor de tiende eeuwe noch niet
bemytert wierden, ftaat t'zijner plaatze onderzogt te
zen:
Anders
XFIII Bißhop van Utregt.
ite öooit ban Boudewyn SSiffcgOjp tian %U
^ ^ trcgt öc «©maf Ansfridus α door de U-
tregtfche gecftelijkheit tot BiiTchop gcko-
• 7' Seka i» Chrtn,
6t9
630 He τ Leven van den
AnfiiJus zenj tn l&eefi; bie toaatbtgö^it 03p get öebel iia«
cen wereld- h^n itei^er Otto Iii, to Ijct tofitoen ban
word-^ee SuifefcgenS^ifcSop Notgerus, in ^ijimm^
ftdyk,1n öJiï m0eten aanneemen.
Sigebertus bau ^ Gemblours , tOi'en^ hJOO^Jö^H
ööo^ f Albericus ntannet|e na maitnetie ιψΐρ"'
fcgjeebcu 5ijn/ fpjeeïit ai&u^ ban öee5S'n Aufri-
dus : Opdeezen tyd was Aufridus in groote ach'
tinge onder de Franfen: hy was voordeeze Graaf
van Braband, cn niet min wegens zynegeregcig'
heit als wegens zyne wereldfche magc vernnaaï'd
geweeft. Maar hy heeft den krijgs-gordel afge-
leic, en zich tot Klerk laaten fcheeren : en hy is
zoo verre gekomen dat hy BiiTchop van Utregc
gewijdt is geweeft.
öcn Suiïtfcöen ïtronp-fcg^jpei' fiaat ίβ
tt boeïi boo? ban Hoci en ban Loven, en
anirercn ooft boo^ «i^rabe (i) ban Dinanr.
Hyi^was een groot voorftander der geregtigheit >
en daar waren geene giften of gaven magtig ge-
noeg om hem van den regten weg af te trekken-
Zyne redenen waren zoodaanig gefchikt naar dc
regels der middelmatigheit, cn befcheidcndheit,
dat hy de fpreuk van den Poëet, Niet alte ^ naai'
den letter avcI heeft waargenomen.....
Hy wiil alle zijne redenen in.zijnen dagelijk-
Zyneuyt- fchen ommegang altijd op een zagte en vnendc
nemende jjjj^e wijze door eenige voorbeelden uyt de H·
Schriftuure te zouten. . . . Hy had dikwilsee-
nige uytgeleeze fpreuken in den mond, die hy uyt
de kerkvergaderingen en byeenkoinften der oud-
vaderen had getrokken. Ieder een , jong en oud,
had hec grootile vermaak van de wereld in hetn
te
h ad annum 597,
ς tem. 2. Chro'/i. ad am. ppii.
d Anonymus Scripar S.PmU^e^udMollmdimsaddie)»
%Μφ.
tot ßif-
fchop van
Utregt
vcrkoorcn
cn bcvc-
ftigt.
deqgd en
vyihcic.
i
-ocr page 819-Η. Aufrjdus. <531
te hooren fpreeken : en niemand zou 't hart ge-
had hebben om 't geen hy vaftgeftelc en bevolen
had , tegen te ftreeven.
Siï^ nuBiffcgoj? toaé/ijeeftö^ oïi eenöat««
beï/ ii^ie miiien iianïltfigt ober öe rcWer geïc^
gen / een Moof!er gefiigi / en mn 't 5eii»e be=>
Öoo^igfte initomfien toegetoeesen ; om isaac ban
ttjö tot tp/ öjiiten'töebjoeï öettoereiti / <0oirt
in aïie b^ijöeit te gaan Biö&en,.. ,
^e pïaat^ baar öitltïöo|ïa' gefitgt sebjeefï/ Hy ßigt
eecfï Hohoril , naöeröanö Heügenberg , en een Abd>
cmiteip Mariaas-berg genoemt 0eioeefï / en «p
i!i0t bff nimr^faoiti geïegeiu
^it ïeeren to^ ii^t een ouïien Öiief / bie eerfï
ban Bucheiius, en natrerganiï ban öe Bollandi-
ilen, boo^ öen öag sefe^-agt; atoaar be S^iffcöop
Ansfridus öeïieiiö Hiaaïit bat lig op een jiïaat^/
met naame Hohoril, een Itiooftec ïjeeft gefügt
ta' ecre ban onsen^eere [cfus Chriftus, ban bc
jfßtaagö Maria, en ban öe geiiige 3.'|»o|ieïe«
Petrus tn Paulus, niit^^aöefiS ban ben Mar-
tinus, ®nen ö^30nöaYn ^atraon 5 ^oobaanig
bat be ß?öebei'|/ bie naai· ben regei ban Be-,
nedikrus pïiiMtigipÏ joeiieii tefeljen/ goebe ge^
ïegenb^eit öiööen mu ijunne ieben^-bagen baar
te fïi)ten. (ên öö Öee^ pa ten bien einbe
fcöoniien a! toat öept in ^et ba^p ^ Thrile
in 't ïanb Teitterband. ©it {^J opentip en boo?
be^oo^lpe setiiigen gebaan in be fteene ban
Si. B^OUtoe/ en ban Maarten , in Hohorft,
op ben b00 ban be intoiibiiise ber jeïbe ïteefte/
öen 18 ^i^obemöec/ in get jaar onje^ f'eere 1005/
in be bierbe indidie. ©ci'boïgen^ 3Ö«'ei' ttoaalf
^onmfeften n^t be»geban Vicus te Glad-
beek in bït nieutoe litoofietgeplaarit/ onberbeu
ïïïr 4 mt
^ h bommel.
-ocr page 820-HET LE\''EN VAN DEN
Höt Weringerus, ttu geïeetb eu g0öl3jU0t!3 ntan i
aantaiea Adeiboldus, öenasaatijaii Ansfridus,
^thm tienben ^teft pfc^anfien. ^^ettoee&eilöt
AdeibertLis.
Bernoldus of Bernulfus öeCJC Oijei'geÖjagi
. in be fïab ban ïlt«0t/ εη ban ^.Pau-
lus boen noemen: aiiuaarGervicusbebcrbel&t/
ban Weringerus af te cefeenen / maar be eecfï^
ban Paulus liibiige innnen be fïab mtregt
0etoeefï» becce «^t Mireus. (d
Ansfridus ojj jf|et iefte ban ^ijn ïeben ban
gKooten oüberbom biinb bjaé nehjoiben / ijeeß
in be aiiö^e / bie ijo ^eïf gefiigf pb / §et
j^ionniït^-iiieeb aangetrofeiien / en ïjeeft baar/
50a ai^ b0 setuigen / bagelp^
atmen met ei$m fjaabcn sefpijfi. gijn ïeben
iicfc§jeeben bao^ een naaraïoojen .jièonniii ngt
be gemcïbe Ißöbge ban Paulus; en ögi geboig
na öet iaae 105-03 tsjauneerbe booigemelbe ber^
aäibering m beeje ^ö&oe iß boo^gebaiien. ^ee^e
Befcöjtjbmg booa be Bollandüten , geip feeb,^
gehegt / gemeen gemaalit t t gunne Eeben^
öer %efii0en, *
©e ijeilige Ansfridus ffaat ΰΰϊί met iaf beiv
meïbt ben ïtcon|jii-fc§?ijbec ban ^a^^Tn; be^
Suelfte berjeftect bat gefïoiben m 't jaa»
ïoio. 3^ee5e^ri|^pec/ bie öetisjei'iie ban ben
booinoembenjHonmiipb geïeejen/ berpaïtin
öeesei; boe0e be boob ban ben ^eïben Ansfridus:
Ansfridus blind geworden zijnde , woonde in de
Abdye van onze L. Vrouwe, gelegen in de voor?
Had van Utregt, en door hem zelf geftigt : daar
hy in een doodelijke krankheic is gevalen, die
hem van Kersmis af tot kruisvinding toe heeft
?ifgemat,en eindelijk ook in'c graf geholpen. Als
? /m. I. ed dtem 3 Maß,
die nïder-
hand over
gebragt is
in de ftad
ütrcgt.
Alwaar Ii.y
oud en
blind ge-
worden iii
ftilte heeft
geJeeft.
Η, Aufridus. 6s 3
zijne doodnaby was, heefc hy eenkniisje gezien,
het welke op zijn yenfter , na dat hy bhnd was
geworden , gefchildert was geweeft ; en heeft
daar uyt verttaan dat hy het onvergankelijke ligc
in'c kort zoude aanfchouwen.
Als hy zyne laatfte geregten had ontvangen,
en zich met het teken des H. kruis getekent, is
hy met een groot betrouwen op de Moeder Gods,
Wien hy zich Zelven , en al wat hem eigen was
had overgegeeven, in den Heere ontflapen.
boi0en^ Hedapfto^ten in't,iaat· 1008. 'ttoelli
ooïi §et 5030«! t^ ban niecfï aïïe
öeöaïbm öat 'ev eenise toeinisen φ bie sijm
feooö tot op öet itoef&e jaat Êraar na beifcgiii^i
hm / ai^ öe gcmeïïie föronp-fcï|?pei; / gelp
ï^eb^ ï^ / Cn Lamberius Schafnaburgen-
iïs, öie aïöu^ S'J^eïtti In het jaar ioio is Aufri-
dus Biffchop van Utregt overleden, enz.
lltce0t«iaai*^' Öeöfon jgnïiclïaara ijtet0e;i
iDdb hjegseöaaït/ joniiei· iet^ te paffen op èen
tegenfianö ban be Benedifta, boeter ban
Ansfridus, öeüjdïie gaarcn baöer ter^eïbt piaat^
5e toüöe öcgraabcn |e&öen / öaai; obedcöen
iwa^. Äi^Ögöan/ 5e0i;Heda, öegraabeii in
ben ülti'egiffiien ©om aan be^upösjjöe: enjpne
sebagteni^ fiaat in ben 0eetïe!pen bag-ioijsec
aangeteiient op ben 3 ba0 ban
SSegaïben 25ommeïen nteeranberèïanbei'^en/
Oie Ansfridus bOO| Maartens ïia'fee ban Octo
gab bei?ïtm0en/ ïieeft SsmofiJ omtr^ntljet
jaac 1005 ban ben JBioomfc^en ïioning Henri-
cus II. bettooiben / bat 500 toeï be fïaaben aï^
w b^^e petfoonen ber lltc?0tfeöe feeriie niet aM
woo? ben libboïtaat/ bat ben S^efeöermöeec
ö^c5eïbefter]^e/0eooibeeït5ouben too^ben: ηήψ
S^iiec^ bat be «oebfi^en ban aotöeemfcöe
Zyne hitf
fte geregr
tcn ontvan»
gen heb-
bende, is
hy in den '
Heere
ontilaapen.
Hy wordt
in de Ur
trcptiche
keäe
begraaveUj
6^4 Aantekeningen
fier^ na öum« booïi aan öeseïbe iecÄe ^au&e«
heriiaïfón: 't ioelft in oiijcntiiii getccgt i»er Ue^
öeren genocmt iooiöt. ojieneö^ief i>an tmc
Ija'simninge té Wnöen Heda , en 0ρ
Bokkenberg in sjjne nocö ^ ongeöiußte ö^ie^
lien. (3)
^tt ii0o&7Öocft ban β, S.ilvators ßerße te W
ti'egt fp^teU aiöu^ ban den &ei%en Ansfridus:
Öp den derden Mey is gcltorven de BiiTchop
Ansfridus i die aan S. Maartens kerke , en aan
ons , gcfchonken heeft zijne goederen by Wefe-
maal en Tongerlo, met het gene daar onder be-
hoorde : waar voor hier gegeeven worden 10.
fchellingen uyt Reinaerscop : cn men zal 'er dc
klokken over luiden. (4)
i
α fag.p^. b fag.xoQI.
AANTEKENINGEN.
I. Volgens d'Outreman, in zijne hiftorie van Valeii-
cijn, is hy de zoon geweeil van Lambertiis Grave van
^ Loven; die in de Brabandfciie hittorie wel bekend is,
'ΐη die getroiwt was met Gerberga, de dogter van Ka-
rel Hartog van Lotteringen. Deeze Lainbertus was,
volgens Divxus, van zijn vrouws wege Graaf van Lo-
ven enz. en hy had van regts wegen ook Hartog van
Lotteringen moeten zijn: maar dit Hartogdom wierd
door den Keizer Henrik II. gegeeven aan den zoonevan
Godefridus Graave van Ardennes. Volgens gemelden
d'Outreman zou onze Ansfridus zijnen Vader gevolgt
zi jn in de regeeringe. En Heda heeft zelf in de Kronijk
van Affligem geleezen dat Ansfridus Hertog van Bra-
band naderhand BiiTchop van Utregt is geworden.
Maar Divseus zegt duidelijk dat Lambertus opgevolgt
is door zijnen zoonHenricus. Het welke egter te ver-
ilaan zal zijn van het Graaffchap van Loven: dewyl Si-
gebertus, die in de Nederland (che hillorienwel er-vaa-
jren was, opentlijk getuigt dat hy Graaf van Braband is
ρ DEN Η. AuFRTDUS.
geweeft, te wecten vaneen goed getal dorpen, lande-
ryen en iteden in Braband gelegen.
2. Hedaverhaalt uyt de Luyklche Jaarboeken hoe dat
hy ook een Nonne-kloofter heeft geftigt in het dorp Tho-
ren , in Lïiyker-land gelegen : daar lijne huisvrouw
Hilsvi?indis, Gravin van Stryen, ook Nonne is gewor-
den. Hunne dogter Bcnedidta is daar ook naderhand
Abdis geweeft, en wordt ook voor een mede-ftigtfter
van dat kloofter gehouden, voor zoo veel als zy de be-
giftigingen van haare ouders heeft goedgekeurt en be-
veftigt.
Noch verhaalt de zelve Heda dat Ansfridus in handen
van Otto II. ten behoeve van den Biffchop en Kerke van
Luyk, afftand heeft gedaan van het Graaffchap van Huy;
en dat Otto deezen afftand, op het verzoek vandcKei-
zerinneTheophania, niet alleen heeft goedgekeurt; maar
zelf ook, ten behoeve van O. L. Vrouws Kerke te Huy,
afftand heeft gedaan van alle zijne regten die hem op de
munt, op den tol en anderflns, aldaar toebehoorden.
3. Hy heeft ook een merkelijk gedeelte van zijne ei-
gen goederen aan de Kerk van TJtregt gefchonken : en .
zijne gift-brief, daar over gemaakt, ftaat vermeldt by
Willem Heda. Maar dezelve Heda klaagt geweldig
over het ongelijk van fommige Heeren van Wezemaal,
die een gedeelte van de gemelde goederen in hun ge-
weld hebben weeten te krijgen; en dezelven met een
verkeerde en valfche godvrugtigheit gefchonken hebben
aan de Abdye van Tongerloo. Maar die grooteHanf-
fen, zegt hy, hebben Chriftus niet können bedriegen:
want 't is al zoo verre gekomen,zegt hy al vorder,dat
dc naam en het geflagt van die Heeren, die eerft zoo
berugt waren, nu tenemaal is uitgeftorven en vergeeten.
4· Heda en Sigefridus van Gemblours fchrijven dat
deDeenen,kort na de dood van Ansfridus, de ftadTiel
in brand geftoken, en het volgende jaar Utregt ook af-
gebrandt hebben. Buehelius zou daar wel aan fchijnen
te twijfelen: want hy zegt dat hy zulks by geeneande-
re Schrijvers heeft gevonden. Maar 't is goed dat we
2ulks beveftigt vinden door de oude Kronijk van Eg-
mond (bySchriverius aangehaald) endoordeRym-kro-
nijk van Melis Stoke. Anders had het zijn perykel wel
geleden, of Heda en Sigebertus niet wederom beknib-
belt en gehekelt zouden worden,
^ . ADEU
-ocr page 824-636
XIX Bijfchop van Utregt.
.,,, ,, Λ deiboidus 1, of 5O0 aï^ αιιίτ0Γ«ι jijneit naam
SI ^ Albaldus, Adelbaldus, eil OOÏttori
Athaibaldus, gefaaeefï PÊH 3}kftff
man/ 500 aï^ Valerius Andreas Ugt geiDlff^iaari'
ijoeßm getuigt. toa^ niet meer aï^ ïiïerii ία
öe IC&ögeiJan Lobe,öe9oomtiïe tot öeo^erban
Benedikrus, en gelegen in 't ianöbanEugiV
ttoee ittiisenb fcïjieeiien lian fiet fiebeïten Binch
in 5|ene0ouioen/ al^ gg tot f ^iffcöojJ iJan li^
tregt toieriit gifiojen,
en raads- ^^ onïier öe caa&lgeec^n getoeefï han tien
Hcntók π Henricus II, bte naberpiiö οπ&ο; getge^
wordt Bif, tai öei; 3|eiiigeni^ge|ïeït Gei-ardus BiiTchop van
fchop van Kameryk , en Adelboldus BiiTchop van Utregt,
jegt Sigebertus, f^penbc ober get jaar 1004,
zyn in groot aanzien, zoo wel ten hove als in de
kerke, ^elf^ aï^ «» ^ï Söiffcöojj ioa^ getoo?^
ben / ioa^ nocö aï öiltoi!^ in 't gebolg ban
öen geiser/300 aï^ öe2$efcö?9berban^. Mein-
wcrvus ieben/ en Baldricus in3gne$tamerpfc9e
Öifïorie/ getutgem
SLrk L ^^ Maarten , Öïe ÖOO,?
s. Maarten Wiiiebrordus gefiigt/ maar öoo? öe 2^eenen ap
.weder op- ge&^ofientoa^/ en We öeS^iffcÖojp Baldricus ioeei;
^ehaait. g^i, beginnen oj> te gaaïen Φ / bolgen^ eenige
ccn
edelman,
Utregt
gekozen.
1 Baldricus , in het 5 boek der Kamerykfche Hiftorie, aan 't ζ ζ
hoofjituk , noemt hem Albaldus. Dan by den Schryver van "t Ie-
ren van S. Meinwervus , aan 't 30, fé, f/j/i, en S7 hoofdftuk
yordt hy Adalbaldui of Athalbaldus genoemt
t J. Beka in Chro».
t In |jet doodboek van de Utregtfche hoofdkerke wordt Aclci-
Jjoldos geprecaen als de herftelder en ftigter der zelve kerke.
Het Leven van Adelboldus, 637
/ ίπ 't iaac 1 © i f bo^^er
©oei) aiiöa-m toiïïmbat öe onöer öe boet
(i) g^fttieeten lieööenbe / tm Uieiitoe itecft ban
ben sranö afgeeft ojigeöoutot: öetoeïite naiieri»
Öani) ÖOO,? Henricus van Vianen OUtreiit tOt Öß
sefiaite bk nu "^mft gefiiagt ^ejelbs
getoii&t op öen z6 gjung tn 't jaar loiz; taaar ög
te Ii£i3ec Henricus met tiuaaïf Söifcöopjpen te^
öeiitoooiöifl getoeefï.
è Ito^t öaar na geeft Μ feetftban^. Hy tecft
Walburg, In öc fiaö iCieï/ bie öoo? öe ©eenen ^^ Jccrtc
iJerhjoefi toa^/ met een geöonioen eenltajpittei
ban acgt l^anonniMten bei'öeerïijöt/ geböenbe van acht
aiboi'en,€iiejlMtoHnMenbaar ngt genomen. 3in Kanonnik-
t»e piaat^banöejeïianonnifeïten 5ijn naöerganb/ ^"
te toeten in 't jaat: 1319 op get feefï ban '
Petrus en Paulus , geifouien be l^eeren ban be
ilgilbeeerfieon&ei'onjeSSifcöoppettseioeefï Hyisdc
bie oo^ïog geeft geboeit. (Cotnocg toe toa^ be ^εώε
llti'estfege Rerft boo^ niemanb tn gaare regten
of goeberen bei-So?t getoeefï: en ai^ be onpioo^ EiUdiop-
bige ©niesen of j^oojmannen gaat· aï beronge^
lyliten / 500 toiei'bcn bie booj get sisjaavb bei;
Sob,sb!en|iïge 3^o?fïen beteugelt ^t bsaö ben
^ifcgoppen genoeg/ get iigteripeptoeïö booi
öe%e bemiaaningen of feecltdijlte flmfen af te
toeeren / of bao^ een ïtïoeiimoebige igb^aarageit
te berö^eeiien. i^aae nu geeft men 't gama^
aangefcgotm: m beS^ifcgop een ïtrgg^man
SeiBo^ben. ©e ^tg^ber^ / bie on^ ben m^
gW ban bti^m oorlog bergaaïen/ ai^ Beka,
Itf,V'.^^"^'^kenberg en meet'anberen/ $gngiec/
SïïXfc/^Öt part^-5ucgt booi be Smhm ban
i^üiiaijö / teij beeïeu^tingenomenbgeit tegen bc
ff'
Iltregti
-ocr page 826-η^τ lev en van
ïltiTgtfcge ^iflTcöojjjjen / aï b^g betioarb/ m
öaaf-eii-fioijeii niet al te opregtm ïjunne htvttl·
iinge: (r) iuaarom Bucheiius in jijne aanmerk'
feinijen/ επ Anc. Matheus in Jjiiföe öeeï Φ
net' Αnalefta, bit ganfcgc bergaai ojj nieuio geö^
ßen opgepöea't.
Adelboldus j^ab aail Diederik Bavo gefcj^ioni^
Waarvan fetiïjet<0raaffcïjajjttattS^obegtaben} baarftcm
hie-Toi Diederik lil, i!5iaaf ban ^oiianb/ ^teft ugt;^
oadetzoat, gejaagt. ©ocg bit i^ be ecnigfteoo.ijaaii ban ben
"" niet geteeefï: maat; baar 5al ^eïtedp beeï
toe öeböen / bat be «©raaf Diederik be
25iffc§opjieii)ite ïanbej^en omtrent Dordrcgt ge^
iegen ïieeft aangetafr. be naönurige mp
fcgopcn giinne l^iagten baar ober ö^ ben Wü
jcr gabben ingeöjagt / ö^eft beseïbe ïafï gegee^
üen aan Adelboldus om beese ianben te buur en
te jtüsarb te bertooejïen. ο ρ deezen tyd, ^egt
Sigcbertus Oberï}et jaar 1017. heeft'er eenftaart-
ftar van een ongewoone en wonderlyke gedaan-
te, en gelykende naar een zeergroote baUc,vier
maanden achter een gefchecnen ; ^ijube a!^ be
boojöcsbe gehjeefï ban aïïe be naboigenbe ram^
pen. C Ditmarus boegt 'er bo/ dat'er uyc deezc
Itaart-ftarre zoo een menigte van fchitterende
ftraalenvan verre quam aangevlogen, dat het een
ichrik om te zien was.
jCSiaar aï öeeft Adelboldus be üjapenen/ öenef^
fen^ meer anberen / op Set bebeï be^ ïteijerl
aangefcgoten / 500 geeft egter geene toajiei
nen aangefcïjoten bie ö^iw jfafien of eigen toa^
ren; liabemaaï de gebeden en traanen, boigen|
ben If^^iffcgop Ambrofius, de wapenen derBil-
fchoppen zyn.
;E?ee5e ftrijg ojj Set ongeÄisfie boo? ben
saif^
c HifiorJib-l.
-ocr page 827-Α D Ε L· Β ο L· D ü S. 65p
SJiflcÖO^ttgtgeUaïien»^ Want zoo als het gevecht Het ootI<>
was aangegaan , quam 'er fchielijfc , men weet g«" f«-
niet van waar, een gruwzaame ftem opdonderen,
vlugt, vlugt 5 waar op die van de Biflchops zijde lyk.
alten:iaal zyn gaan loopen ·, (5) zoo dat 'er een·
groote menigte van weinige Vriezen (zoo wier-
den de Hollanders toen noch genoemt) is verflaa-
gen. De Overfte zelf wierdt gevangen genonienj
en de BiiTchop is het ter naauwer nood in een
fchuitje ontkomen. . . . Dan naderhand is e A-
delboldus door bemiddeling van Govert Hartog
van Lotteringen (4) met zpen vyand Diederik
verzoent geweeft. Doch dit heeft hy niet met
zijnen vryen wille maar uyt hoogen nood ge-
daan.
ƒ Het geluk heeft dan onzen Ädelboldus in de Hy wordt
wapenhandelinge geenzins gedient : maar daar egtcr ge-
tegen ishy zoo veel te voorzigtiger in 't bedienen ^^^rdhats-
van het BiiTchops-ampt en in zyne regeeringe ge- vrugdg-
weeft j want hy was zeer yverig om den gods- heits-halve
dienft,enalwat den godsdienft aangaat, te ver- gepreezeo
meerderen en, uyt te breiden j en om de heilige benus^aa"
plaatzen die vervallen waren te verbeteren, (f) FJoriak,
Cn 't Heda aïiceu iijet öic met ^uißm ïof Abt van
ban gmi fps^M : anbcrc ^m öerngte mannen cembiours;
ïjeööen gern ooft ^m iofdpe getuigeniffen ge^
jgecben 5 ioaai· onöer&ie ban öe tiiöten Guitber-
tusen Trithemiusniet btoien bersiueegentetooii
iïen i öe eerfïe roemt §em met beeje too^öen:
Ik oordeel dat Adelboldus Biflchop van Utregt
geenzins behoort gefloten te worden uyt het ge-
zelfchap van die voortreffelijke mannen j als die
op den zeiven tyd heeft geleeft, en voor hen in
deugden of vermaardheit niet behoeft ce wijken:
e Ditmarns ah hovend.
d Sigehert. ad ann. iOtS·.
ƒ Hedit als boven.
6^0 Het Leven van
en die niet alleen een godvrugtige en overgroots
■ zucht tot onzen g Heilig heeft gehad, maar ook
een nachtgezang 't zyner eere gemaakt heeft. Hy
heeft ook een triomf-lied ter eere van den zelven
Heilig gefchreeven , om dat hy de Deenen en
Zweedcn, die het land van Tours meenden te o-
verrompelen en op hunne hoornen te neemen,heeft
afgeweertj en heeft zijn gevoelen dien aangaande
zonder veele omwegen verklaart, en den Leezer
aangeweezen wat dat hy daar van behoort te oor-
deelen. Hy vergelijkt hem om zijne klaarblin-
Jcende werken by een parel , gebruikende onder
andere deeze woorden : Deeze parel blinkt in den
hemel, en fchittert op de aarde; xy wordt overal ge-
eer t en overal bemint. Zoo wie haar gekogt zal heb-
ben , die zal een eeuwigen fchat bezitten: zoo wie haar
bezit, die zal aan geenerlei goed gebrek hebben. O
kinderen der menfchen , ziet deeze parel te krijgen j
en gy zult het eeuwige licht genieten j ziet deeze te
bezitten^ en daar zalu niets ontbreeken.
én boorden Ι^θίΐ^φηίΐi^CCffc öe ^iÖfc Johannes h Triche-
Abt Tri- muis alöu^ tot ïof öail onsen Adelboldus
themius. fc^^tthm : Adelboldus BiiTchop van Utregt is
eerft , zoo als de Schryvers getuigen , Monnik
geweeft in de Abdye van Lobe , van S. Benedi-
öus orderi onder wiens naam, alshy noch maar
Monnik en Klerk was , en zich te Romen be-
vond , de Abt Herigerius een Samenfpraak heeft
gefchreeven over de toekomfte des Hecre. Hy
.was doorgeleerd in de goddelijke boeken, en by
uytnemendheit ervaren ni wereldlijke wetenfchap-
pen > daar by van groot aanzien aan het hof van
den Keizer Henricus : en heeft de ongeloovigen,
zoo wel door de wapenen als door zyne geleerd-
« " heiE
g Hy meent den heiligen Martims·
h In catal. de Scriptor, Ecclef.
Adelboldus,
heit ten onder gebragt. Hy heeft het leven van
den Keizer Henricus in een boek opgellelt. Hy
heeft ook over den lof van 't H. kruis en van
dè H. Maagd Maria,gdchreeven. Hy heeft nóch
verfcheidene andere lïukjes in dicht en ondicht-
uytgegeeven, die tot myne kennis niet zyn geko-
men. Hy is geftprven onder den Keizer Konradus
den jongen, in 't jaar 10^7, in de tiende Indiüie^
in het achticnde jaar zijner BiiTchoppelijke regee-
ringe, op den zj. November.
De Schryvers getuigen , zegt Platina in het
leven van Johannes 17. dat op deezen tijd ge-
leerdheits - en godvrtigcigheits- halve in hooge
achtinge zijn geweeft de volgende mannen; Hen-
ricus Abt van Lobe in 't land van Lotterin-
gen 5 Jdelboldus BiiTchop van IJtregc , die veele
ftukjes ter ecre van de H. Maagd Maria en van
'c H. kruis heeft gefchreeven ·, en Abbo Abt van
Floriak , die naderhand zijn bloed voor 't geloo-
ve van Chriftus heeft vergoten.
Behalven de gemelde ichriften getuigt » Art' vorJers
dreas Valerius^ die het uyt Molanus k heeft, dat noch door
hy noch met een grooten yver en godvrugtig- J.Molanus,
heit , hoewel juift niet met de grootile cierlijk-
heit van taaie , gefchreeven heeft een Nacht-ge'
Zang ter eere van den H. Martinus ·, en noch een
'Triomf-gedigt ter eere "jan den zelven Heilig, om
dat hy de Déenen en Zweeden , die in het land
Tours poogden in te dringen, had afgcweert.
l^ic kan men te Loven by de S. Maartens Hee-
rén vinden. Trithemius en Arn. Wien zeggen dis
ook
t i» Bibliot. Belglca.
i in Noth ad Ujuard. 4.. J»!ii.
64t
<542 Het Leven van Adelboldus,
ooJc dat hy gefchreeven heefc tot lof van het H.
kruis , CU van de H. Maagd Maria , en dat hy
verfcbeidene andere flukjes , zoo in dicht als
ondicht, dewelke miins wetens noch niet in 'c
Jicht zyn gekomen, heeft gemaakt.
Gretferus f^etft gmi jiïaQt^ gegeeïim onöer
Gretfcrus fee ίί^π 25ant&er0cn / Mt ög in 't Jaair
oad'^d'"' I. iii 't ϊίφ sejgccbenöeeft; iaditüiertf met
HeijLil tooojben Öe^int : in het ichrijven van de
daaden der doorluchtige mannen dienen twee din-
gen in acht genomen. ïfjet: HOC^ δρ Sige-
bertus, f^penbc obei' ïjtt jaar ioz4.
Baldricus S^iffcöop ban ïiamerii^ / em jea·
oub ^eberïaiibfcïi ^cïjiper / bcröaaït on^
irt^ luoniiei;^ / jßet toetóe aan Adelboldus fi^ be
geetitoen/ biegg be matev-Bmsm (6) noemt/
giiieurt De Heer BiiTchop , jegt g^/ ver-
haalde ons dikwils de navolgende gdchiedenis die
hem voor de waarheit door den BiiFchop Albal-
dus vertelt was geweeft ; te weten dat 'er onder
de Water-vriezen omtrent zijn Bisdom een. ge-
woonte was ingekropen, dat 'er zeer weinigen,
ja niemand van allen, het Lichaam des Heere op
den heiligen Paafch-dag begeerde te nuttigen,
enz.
* q. Chron, 22.
-ocr page 831-AANTEKENINGEN.
ί. Hier uit xoude iemand ligtelijk bellniten dai da
cerile Kerk al te ilegt en niet pragtig genoeg is geweeft:
en dit fchijnt 'er natuurlijk uit te volgen: ook kan hcc
de waarheit lijn. Doch indien wy iVlezeray mogen ge-
Iooven,zou dit gevolg niet al te yaft gaan: want fprec-
kende van de kerk-tugt der elfde eeuvsfe, zegt _hy dat
het een wondere en aanmerkens-waardige zaak is, hoe
dat de menfchen doorgaans, in 't begin dezer eeuwe,
de buy kreegen van alle oude kerken, hoe fchoon en
pragtig dat ze waren, onder de voet te fmijten, om
weer anderen naar den nieuwen fnof op te bouwen.
Deeze verandering, zoo gaat hy al voort, van de lic-
haamlijke muuren fcheen een verbeelding te zijn van
de veranderinge, die ten zeiven tijde in de ganfche ge-
daante, en om zoo te fpreeken in het gebouw van de
Franfche Kerk is voorgevallen. En daar op gaat hjr
optellen alle de inbreuken die door de Pauzen gedaan
zijn in de vrydommen der Franfche Kerke; en hy haalt
wijd en breed op hoe dat de Pauzen alles aan zich be-
gonden te trekken, en hoe dat de magt der BiiTchoppcn
en der kerkelijke Vergaderingen in deeze eeuwe be·?
fnoeit en gekortwiekt is geweeft. Doch dit zoude hief
niet te paiïe komen.
z. Behalven Beka en Heda,die de fchuld van deezen
oorlog op den BiiTchop leggen, hebben wy noch Bar-
landus. Pontanus en meer anderen, die zulks aan de
nijdigheit van den BiiTchop en aan zijne heers-zucht
toefchrijven. Onder de oude Schrijvers die gewag van
deezen Oorlog maken is 'er een Baldericus BiUchop
Van Doornik, en tijd-genoot van Adelboldus, die da
fchuld aan Diderik geeft,en verhaalt hoe dat hydcBif-
fchoppen van Trier, Keulen^enUtregt, die zekere on-
bewoonde landeryen ontrent de Merwede in't gemeen
bezaten, zoude verkort en benadeelt, en den kooplui-
den zwaare fchattingen afgeperft hebben. Ik beken dat
een getuige die op den zeiven tijd gekeft heeft, meer
moet gelden als tien anderen die het maar hebben van
hooren zeggen. Maar andere Schrijvers, die ook on-
trent dien tijd geleeft hebben , als Ägidius a Leodio^
in zijn Byvoegfel op Anfelmus van de Luykfche Bif·.
i- fcbop'.
-ocr page 832-IStsfi^ Aantekeningen
fchoppen, en Ditmarus Biffchop van Merspurg, hoe-
wel dat zy den Grave ongelijk willen geeven, maakcn
geen gewag van die gemeene bezittinge, en van het
invoeren van zwaare ichattingen. De lefte legt even-
wel dat dieBiffchoppen zulks voorgegeeven hebben. Ik
fpreek elders van.deeze laiideryen.
3. In dit verhaal zijn zommige Schrijvers al vry ver-
ward, en zouden een Lezer, die niet al te oplettend
was , ook ligtelijk bedwelmen , en buiten het fpoor
leiden. Beka verhaalt dat de Graaf tweemaal met groot
voordeel tegen den Biffchop gevogten hebbende tegen
dc Weft-vriezen is opgetrokken ; en dat Govert de
Lotteringer niet tegen maar voor hem, op 's Keizers
bevel, geftreeden zoude hebben. Vorders verhaak hy
ook van die fchrikkelijke liemme F^Z/Vi^i,vliedt^ die 'er
onder het gevegt quam opdonderen : maar hy zegt dat
het Hollandfche leger daar op is gaan loopcn, «n dat
de Vriezen het veld behouden hebben. Op dezelve wij-
ze fpreekt de Kronijk-rij-mer Melis Stoke, die daar in
revolgt wordt door Johan Ifaak Pontamis in het vijfde
Doek zijner Gelderfche hillorie.
Maar Schrijvers die op of ontrent den zelfden tijd
geleeft hebben verhaalen het regt anders,en zoo als het
by den Heer Auteur befchreeven flaat. Baldericus Bif-
fchop vanNoyons en van Doornik, en tijd-genoot van
Adelboldus, zegt uitdrukkeliik dar Govert Hertog van
Lotteringen, benevens de BiiTchoppen van Keulen en
van Luyk, den Biflchop Adelboldus te hulp is geko-
men tegen Graaf Dideryk; maar dat de Lotteringers
door de gemelde ilemme vcrfchrikt zijnde de vlucht
gekozen hebben, en dat Hartog Govert in de handen
der Hollanders is gevallen. JEgidiusa Leodio, Mon-
nik te Orval, in zijn Byvoegzel op Anfelmus van dc
Luykfche BiiTchoppen , verhaalt de zaak even eens als
Ealdricus. Ditmarus Biflchop van Mersburg,die ook
op den zeiven tijd geleeft heeft, zegt ook dat de Bif-
fchop Adelboldus en Govert Hartog van Lotteringen
door Graaf Dideryk geflagen zijn. De flagting is 'er
al zeer groot geweeft: en volgens den zeiven Ditmarus
zijn 'er byna alle de Soldaaten van Baldricus Biffchop
van Luyk, en van Gerardus Biffchop van Kamerijk,
omgekomen. En in de drie naafte landfchappen, zegt
hy, was 'er ^^iet een huis, of daar ontbrak ten ininfte
eca
-ocr page 833-op Adelboldus. <j4j·
een der inwoonders. Ja na de tijden van Karei den
Grooten , zegt hy noch al vorder, is 'er diergelijks op
eenen dag in onze landen niet gefchiedt.
Dat Graaf Dideryk de overhand in deezen veld-flag
gehad heeft , en dat de Lotteringers met het leger van
den BiiTchop Adelboldus verilaagen zijn, wordt ook
beveöigt door Albericus, by den Heer Mattheus ver-
meld, i.v.) en door den naamloozen Schry-
ver die ons het leven van S Walbodo heeft nagelaa-
ten. {Ey Henfchenius t.1. fanä. April, c.i.^.nlt.) Sige-
bertus van Gcmblours fchijnt wat duifteragtig overdee-
2 c zaak te fpreeken; maar indien men wel acht geeft
op zijne woorden, zal men daar duidelijk uit befpeuren
dat de Hartog Govert is opgetrokken tegen Graaf Di-
deryk , en dat hy in den flag gevangen is gebleeven enz.
De laatere Schrijvers fchijnen mifleidt te zijn door de
dubbélzinnigheit van het -wooxéit Vriezen: want fom-
migc van die oijdfte Schrijvers, als Sigebertus en meer
anderen, yerhaalen dat Graaf Dideryk regen de Vrie-
zen is opgetrokken om zijn Vaders dood te wreeken:
en daar na vertellen zy hoe dat het magtige leger van
den Hartog Govert door weynige Vriezen fchandelijk
IS geilaagen. Daar uit zullen de volgende Schrijvers
beiloten hebben dat de Vriezen, die door Graaf Dide-
ryk beoorlogt wierden, den zegen bevogten hebben,
en noch al vorder, dat vervolgens de Lotteringers,
die de nederlaag kreegen,, tot hulp van de Hollanders
"Waren gekomen. Maar men heeft de rneergemelde
Schrijvers maar te leezen, en men zal aanftonds zien
dat de Vriezen, ie weten de medeftander^ van den Bif-
fchop, geilaagen zijn door andere Vriezen, te weten
«oor de Hollanders. Ik zeg gedaur.ig Hollanders, hoe-
^ei dat ze dien naam noch niet gekreegen hadden.
4. Dideryk, zegt de bovengemelde Baldericus,vreef-
oc zoo een magtigen Heer gevangen te houden: en op
hem zijne onbedagtzaamheit niet erger mögt op^
breeken, zoo heeft hy hem uit de gevangeniffe ontilaa-
gen , om de gunft van den Keizer aldus te koopen.
•Uoch iEgidius a.Leodio, hier boven ook gemeld, ge-
tuigt dat zulks gefchiedt is door bemiddeling van Wol,-
"Odo BiiTchop van Luyk, die te voren Deken te TI-
^'■egt geweeft zijnde in Vriefland had gewoont. Go-
vert op vrye voeten flaandc, heeft het veffciiil tuiflchea
" Adel-
-ocr page 834-ΑΑΝΤΕΚΕΓΪΙΝβΕΝ
Adelboldns en den Graaf Dideryk , volgens Ditmaruï,
ook bemiddelt.
5. Hier dient een woord of twee gefproóken van al-
le de Vorften en Graven, die Adelboldus onder zijne
leen-mannen of Vafallen zoude gerekent hebben, fje-
da zegt wel uitdrukkelijk dat hy een lijft van alle zijne
Vafallen heeft opgemaakt: en dat hy als zodaanigen te
boek heeft geftelt de volgende Princen; den Hertog
van Braband, als te leen bezittende de itad Tiel, enz.
den Graaf van Gelderland, als Heer van 2utpheen,van
Emmerik, vanTielerwaart, Bommelerwaert, enz. den
Graaf van Holland en van Kennemerland, van Wa-
terland, van Weftvrieiland, enz. den Graaf van Kleef,
den Graaf van Benthem,den Heer van Kuyk, den Heer
van Goor, enz. Volgens deeze lijft was de Hertog
van Braband de Spijs-draager van den BiiTchop, en de
Graaf van Gelderland zijn Opper-jager. De Graaf van
Holland zou zijn Maarfchalk, die van Kleef zijn Ka-
merling, en die van Benthem zijn Poortier zijn ge-
wceft; de Heer van Kuyk ftond'er te boek voor's Bif-
fchops Schenker, en de Heer van Goor voor zijn Vaanr
drig.
Mooje dingen: Maar is het niet te verwonderen dat
zulke ftukken noch eenigen ingang vinden by geleerde
mannen? De Heer Mattheus zelf, {Analeii.t.v.) zien-
de hoe zeer deeze lijft dient tot verhefSng der Utregt-
fche BiiTchoppen, wil dezelve zoo niet verworpen hebr
ben, hoewel hy bekennen moet dat ze van veele Ge-
leerden voor verdagt word gehouden. In andere gele-
gendheden, by voorbeeld rakende de Hollandfche Gra-
ben, is de gemelde Heer zoo toegeevende niet : en
fchoon dat alle onze Schrijvers het begin der voor-
noemde Graven van de twee Dider)'ken afleiden, zoo
wil hy daar niet van hooren fpreeken, zeggende'^ dat
hun fehrijven enkelijk en eeniglijk geveftigt is op het
gpag der Egmondfche Monnikken: en dat de Monr
nikken doorgaans groote beuzelaars en fabel-digters
ïijn geweeft j Voegende daar hy dat die Monnikken en
Hiftori-fchrijvers getuigen zijn in hunne eige zaake,en
dat een getuige in zijne eige zaake geen geloof ver-
dient. Deeze Regel word by beter gelegendheit opge-
wogen: maar my dunkt, behoudens het ontzag en dê
iäaükbaarheit die wy aan de geleerdheit en aan den on?
• ■ ypr?
-ocr page 835-op Adeleoldus. <^47
vermoeiden yver van gemelden Heerfchuldïg zijn, dat
deze Regel veel beter te pas had gekomen in het aaa-
neemen of verwerpen van een lijft die tot ïulkcn lui-
fter van deBiiichoppen ,en tot 2ulk een nadeel van zoo
veele Graven en Vorften verftrekt. Dat een huis-ge-
tuige {tefiis domefiicus^ gelijk hy fpreekt,) niet aannee-
meiijk 2oude 'zijn , heeft een zekere waarheit: maar
heeft_ ook zijne uitlegging van node. By voorbeeld ,
als zijne verklaaring tot eigen voordeel, of tot voor-
deel van de zijnen, en tot een anders nadeel zou ver-
ftrekken. Dit heeft geen plaats ontrent de tweeDide-
ryken , daar die Regel evenwel door gemelden Heer te
pas word gebragt: maar wel ontrent deeze lijft, daar
zoo meenige Graven en groote Heeren tot's Biflchops
Vafallen verklaart worden. Zullen alle die Heeren op
het zeggen van zoo een lijft, die nergens te vinden is
geweeft, als onder de papieren van het Bifdom, (want
de getuigenis van Beka en Heda geldt hier niet, als
zijnde enkelijk op dezelve lijft geveftigt) zullen alle
die Heeren , zeg ik, op het gezag van zoo een lijft den
Biffchop van Utregt met een eenvoudige ligt-geloovig-
heit voor hunnen Leen- en Opper-heer moeten komea
erkennen ? Is 'er v/el een Schrijver onder alle de Hol-
landfche, Gelderfche , Zeeuwiche, Vlaamiche, Bra-
bandfche, BorgondiiTche Kronijk en Hiftori-fchrijvers,
die oit het minfte gewag heeft gemaakt van zodaanig
een leenmanfchap? Heeft iemand oit gehoort of ge-
droomt dat de Hertog van Braband 's Biflchops Spijs-
draager, de Graaf van Gelderen zijn Jager-meefter, die
van Holland zijn Maarfchalk zoude geweeft zijn ?
_ Maar de Heer Matthsens (Analeä. t.^.innotis) heeft
eindelijk gemerkt dat het gezag van deeze lijft niet
ftaande te houden was: ten eerfle om dat 'er gewag
Wordt gemaakt van den Graaf van Holland; daar de
naam vaia Holland op dien tijd, zoo als hy meermaa-
len en op veele plaatzen doet gelden, noch niet bekend
en was, en eerft eenigen tijd daar na bekend is gewor-
den : ten tweede, enz. Ja al lang voor deezen heeft
een naamlooze Kronijk-fclirijver van de Stad en het
Bifdom van Utregt {tomo 9. AnahÜ.) al aangemerkt
dat deeze lijft van Adelboldus kreupel ging, en haar
Zelve verraadde: want, zegt dieSchryver, daar wordt
ook onder 's Biflchops Vaiallen gerekent dg Graaf van
hi ^ Gel-
-ocr page 836-Aantekeningen
Gelderland; doch op dien tijd was 'er noch geen Graaf
van Gelderland. Maar op dat 'er de BiiTchoppen niet
aan zouden verliezen , zoo komt hy met een andere
lijft voor den dag, die opgeilelt zoude zi)n door Bif-
fchop Balduinus, en die noch veel grooter getal van
leenmannen behelft. Hier op vraagt de Heer Mattheus,
{Analeä. t. ^.inmtis) ziende dat de lijft van Adelboldus
niet langer te vcrdeedigen was, of men dan de lijft die
ïoo lang gegaan heeft op den naam van Adelboldus, aan
Balduinus zou mogen toefchryven. Hier fta ik verle-
gen , zegt hy, want deeze optelling van 's BiiTchops
Vafallen is veel grooter als in de lijft van Adelboldus
(zoo dat het voor geen eene lijft kan gehouden wor-
den): en daarenboven ftaat'er in de laatfte lijft dat de
Graaf van Gooy het Burggraaffchap van den BiiTchop
heeft ontvangen: daar het nochtans uit oude Brieven
kenbaar is, dat hy het eerft langen tijd daar na gekrecr
gen heeft van den Grave van Benthem.
Nu zou bet dan aankomen op de getuigenis van ee-
nen Ditmarus, daar de Heer Mattheus [Anal. t. ν.) in
't eerfte al eenigen ftaat op maakte. Ik zou den Heer
können andwoorden dat Ditmarus ook een Monnik is
geweeft, 't geene hy ontrent de Monnikken van Eg-
mond zoo doet gelden tegen de Hollandfche Graven:
maar ik wil my met deeze uitvlugt niet behelpen. Staat
dan te weeten dat Ditmarus , volgens de opmerking
van den geleerden Scriverius, {in zijne Bcfchrijvinge
der Hall. Graven) op fommige plaatzen duifter en jam-
merlijk bedorven is; ja die hem leeft zal duidelijk be-
vinden dat men veele plaatzen volgens zijn eigen oor-
deel moet uitleggen , veranderen en verdraaien. En
dus meent de zelve Scriverius dat men in plaats van
fuerat faielles, moei leezen, ilUc fuerat[ateUcs. Daar
terplaatze,te weeten ontrent Utregt,was een trawant
geweeft: en dit zoude dan zien op Dideryk Bavo die
een groot deel in deezen oorlog heeft gehad. Dat zijn
maar giffingen, zal iemand zeggen. Ik beken het: Maar
mag men zoo wel niet eens gifftn, als zoo veele ande-
re Schryvers, en als de Heer Mattheus zelf? te meer
daar men d.eezen Schryver nimmermeer zal verftaan ,
zonder fomwylen eens te giffen en te raaden, ja zon-
der nu en dan een woordje te veranderen: en noch te
Keer, daar hy een uytlander was, en daar de uytlan-
der^
-ocr page 837-©ρ Adecboldus. 64.^
ders de wetten van andere landen dik wils maar ten hal-
ve weeten : daar hy in dit ganfche verhaal, met eenxyr
digheit fpreekt, en den Graaf Dideryk, ik weet niet
waar al voor, uit maakt: daar ïijn ïeggen door geene
andere Schryvers word onderileunt ? enz.
Om evenwel alles te zeggen, en de waarheitin geer
nen deele te verdonkeren, zoo is het waar dat de Heer
Mattheus eenige Brieven voor den dag brengt, behel-
zende dat de Graven letwes te leen ontvangen hebben
van de Utregtfche BiiTehoppen. Ik laat nu daar of dat
opregte en onverdichte Brieven zijn : hoewel dat men
die zoo wel zou mogen in twijfel trekken , als de Heer
Mattheus in twijfel trekt zoo veele oude Brieven, die
aan de Graven vergunt zijn: maar dat daar gelaten; hy
bekent zelf dat dit leenmanfehap van geen belang en
was: dat het maar zag op zekere landhoeven, tienden,
enz. dat de Graaf geene diepftbaarheit aan deij Biffchop
fchuldig was, enz. Een leenman die geen dienft fchul-
dig en is,en aan geene wetten van den leenheer is ge-
boeiden, die is eigentlijk geen regte leenman. Ja kan
al 200 weinig een eenman genoemt worden, als men een
gefchilderd menfch een menfch zoude mogen noeinen.
Want volgens de Regts-geleerden is dig di.enftbaarheit in
de bepaalinge van een leenman befloten , zo wel als de re-
den in de pepaalinge van een menfch. (Zie Grotifis,
Van Leeuwen ^ Neofladius l^c. de feudis.)
En fchoon genomen, de Gra^f had wegens 't eenc
of 't andere Jand of wegens zekere ftad een leenman
van den Biffchop geweeft; zoo lang als hy zijn leen-
man niet en vyas wegens het Graaffchap van Holland,
Was het mijns oordeels met geene waarhcit gexeit dat
de Graven van Holland de Vafallen van de Biffchop-
pen waren : want dat luidt als of ze zijne Vafallen war
ren geweeft als Graven van Holland. Men zeit niet
dat de Koningen van Engeland de Vafallen zijn ge-
Weeft van de Franfchc Koningen, hoewel dat zy voor
deezen ten opzigte van eenige landfchapperi , die zy in
Vrankrijk bezaten, manfchap aan de laatften fchuldig
Waren, en ook manfchap gedaan hebben. Zodaanig
Jeenmanfchap fchijnt ook tot geen nadeel of verklei-
ning te ftrekken. Want laat een Graaf van Vlaande-
feti, gelijk in Karei gebeurt is, eens Koning van Span-
^^ worden: die is Koning van Spanje , cn voor zoo
" - 5 ' Terr?
-ocr page 838-öfo Aantekeningen op Adelbolous.
verre is hy vry geweeft en aan niemand verbonden. Hy is
ook Graaf van Vlaanderen, cn uit dien hoofde, (zoo als
het de Franfen verftonden) leenman van den Franfchen
Koning: dat is maar te ïeggcn dat hy behalven zijne
vrye en onbeleende landen, die de aanïienlijkfte zijn,
ook eenigeonvrye en leenroerige landfchappen bezat,
6. Door de Water-vriezen voorden niet alleen dc
Zeeuwen maar ook dc Hollanders volgens Ant. Mat-
theus {de Nohil. l.i. c. 17.) verftaan. kn dit is de re-
den, legt hy, dat Robert de Vries, die met de wedu-
we van Floris I. getrouwt was, zoo wel de Water-
Graaf, en de Graaf van de Wateren, als de Graaf van
Holland genoemt is geweeii.
DE ZALIGE
XX Bijfchap "jan Utregt.
Bernulfus, Tlernulfus iöOiÖt iiatl fommigen aï^ fcan Berta
ctrftPa. D Berno genomit: Henricus III. CU " Barlan-
gecfaen fjent öcn naam ban Bemoidus .·
Giiilimannus in φζ
SSifTcSopïica noemt gern Benno. ^ï^nMfei'fi
f^afioo^ geüjcefi in öet / öigt
iijo $earni|i!i!i / «en ^aö ojp Öen ϊΙ^ρ gefegcn»
jiS^aacaï^ 'ev mtgrootetbjccfjiait to
ftiesen ban rcnS^iffcöojjonöer ößlta^ittelöcecen
toaé 0cree3cn/ gcö&en s^iic berftie^ing böigen^
fcif^ljen banG. Noviomagusba'&leebenaan
iïen ïieijer Konradus i bjicn^ gngi^b^onto onöeu
öe j^aroc^K iJa» Bernulfus in Öc fttaam toa^ ge^
itomen,
α In catal. Epifcopor.TrajeSi.
b 1. Mol. Natals. S.Belgü, addiemi^Mü^exCkron..
l, deBeka : ^ W. de Hedii in hiß. Epifiop.Trajeé^.
De Zalige Bernulfus. 65ί
ftometn op Konradus semdbm
(t) Bernuifus tot: öe toaaübiggdt ban i}ct ü^tw
fïaanbe SSigbom öenoemt j tn ^m ^ öoo^ öen
rtn0 (i) m ben i|aröeripeit fiaf/ hoïgen^ een
geäoonte Öie aï Karei den Grooten en be na^
ijoïgetiöe lieijer^ in jtoang ö^t» segaan / öeöe^
iïigt
d ^ernulfus f^ttft beese toaat^bigöest ben tijö Heeft ved«
ijan ^7 jaaren in rutï en ij^ebe testeten, lleèft k^ken gc.
gebimt-eKbe regeecinge telltregt tot mm JX'
eeutoigen ïof ttoee Hoïiegiaafe Berßen 0efli0t/
te toeten bie öan Pieter, en bie ban ^Jan,
ben be^ ^mt, Φοίι Seeft ijg ugt
groote 5«cöt tot ben Lebuinus be ban
β, Saivators Hapitteï (3) naaü ^©eisenter obec-
geboert i enbe be üöbg ban ben eertoaatbigen
i^aba' en Aufridus u^t ben i|eiii3en-
iierg oberge^.jagt binnen Ild-'e^t/ aïtoaar be
ban ^ Paulus j^eeft se%t,
t^aar-en-öoben ^ttft ggt aïïe be boutobaïïigc
ïterften en öeiïige plaatsen boa? ganfc^ sgn^i^
bom tot Snaren eei'fïen ïuifier öerfïelt en ban
bootsten, j^en binbt ooit gef^eeben bat
Ögi in 't jaac lozy tegentooo^jbig i^getoeefi in be
ftecïsberiaberinge ban jfranftfoo^b.
3in beeje ö^ige mania'e ban ïeben geeft
baiöarbt tot öet einbe sgn^ ïebenl toe > en
einbeïp tot ben ïfeer geKeifi in ^et jaac ioh/ zislieden.
en tn ben önilt ban i-'ietcrs ftetße/ bie ijiJseïf e« wordt
Bcfligtpb/ begraaben. nabec^anb i^gn te ut,-eg|
Sinnen öet Cpo? geö^agt / a!toaac mn graf
ïiöo^ beeiei'ganbe teltenen en niii'afeeien benicgt
getooiben; 500 bat'etnoepen pibigm bage
een
f Heda.
^ Zie hier van na Ant. Mathens de Fet, ξ^ Fmdai. Ες·,
(kßar, e Heda, i}id,
<5p Het Leven van
0roote todooji ban 5ieRe menfcgen/ bic
liunnc gesonbgeit öaat ftomcii ^oeften.
<iien5eecoiiö ^^gbet; JjanletS^ebentecfcge
booööoeït in öeeser iJOige : Op den 19
Augufti, op het Feell van den heiligen Eremyc
Arfcnius, is overleden de hoogwaardige Ternoldus
BiiTchop van Utregc, die de kerk van Zwol aan
-onze kerke heeft gefchonken ; tt iljeten op f|Ct
eangouiien ban öen ^^oofï ban Siebenter.
ober ßan nagejtcn bjo^iien i.Lindebom in ^gnc
gifiorie ban §et O^ebentccfcge Söi^öora/ oj» öet
61
©ooi liet toc&oen ban Bcmuifus 5p be in^
ïtomfïen öer ïltrestfcïje ^^om-ßer&e met öeese
soeita'en bermeei'öert: i^oo^ eerfi ïjeeft Berta,
ten eöefe en bipgeboorejfl^ebiouhj/öaaröoofö/
bat gaar 3eïbe/ ojpgeb^aagen aan get aïtaac
baiï Maarten, «t gaat 5eïbe met gaar
0e5in gefielt onber be boogöge öec llttegtfc^e
©om-feeïfte.
Λ Heda fïaat te ïeejen met biat
binge en jjlegtiggeit bat bit gefcgiebt ^et
befïaat in een 5eitere toijse ban 3icöboi3en| een
oub geb^iuift boo.? ben ontaar op te b,?aagen/
en aïbui^ een aïtijb-buurenbe inïiarafïe / öeijou^
benjS nocgtan^ ï)et regt ban $ijne b,?iji^e!t/ boo?
be iterïie te tïi^en, Buchelius ober beeje pïaat^
ban Heda fcïijijbeniie brengt eenige boo^beeïben
ï»^ banbiergeipe pïegtigöeit (4)
©e onbertoinneiöïtfte lioning Henricus IIT.
^eeft aan bejeibeitaite/ baarg^be ingetoanben
ban 5ijnen baber / ben ïieiser Konradus , ï)ab
ïaaten begraaben/ oa{fgefc|onitenUfelte, W'c-
heke, Pichelo, tt bore bg Ulfp en Ulfoos b.joei
ber in §et <i5raaffcï)aji ban ©^ent bejeeten; en
baar
0 fag. 118.
Verfchcide
.giften om
Bernulfus
wille aan
de Utregt-
fche kerke
gcdaüfl.
baat' ögi Lintherwunge en Enon in ^et «©raafi^
fcgaj) uan Rudoifus, tuffcgen öe tioee tóbfemi
öen em^ en öe läautoec^: en öan nocg sijn ïanib
goeö inöe tlab h «ßroningen/ get emaffcfti^
Ambaich, öe j)ïaat^ ©ebenter/ met
fc^ap «r Ameiande, en tttet toe-seggtngeiiansei'
ftei' <araaffcöa3p get toeiße na öe öooö ban öen
ïfartog Gosiinus tot ö^t ïtoninftïpe geöleb in
ïï^^ent fcïjeen te öeijoown,
25e§aïbeii get seene öoo^ ©o^iieïpe jieFfooi
nen en itoo^ïucötige jpeb^ontoen oj» getberjoeft
ban Bernuifus aan be ïltwgtfcöf ftftfte gegee^
ben getoeeti/ boeg iftgiec % be gifte biebooj
Bernuifus ^tif aan bie fterïie gebaan i^ } baaè
Beka en Heda toeï geen getoag ban maaïten /
maar bie boo^ Bucheiius, ennaba'ganb booj Re-
vius, in 't ïicp gegeeben.
In den naame der heilige en onverdeelde Drie- Gifcedoer
vuldigheit. Ik Bermldus, Biflchop der Utregt- Bernuifus
fche kerke, begeer dat aan alle geloovigen, zoo jf l
tegenwoordigen als toekomende, kundig zy,dat kerfce^ °
2'^ci· vrygebooren Klerk , met naame Adolfus, geda»(i.
zijnde voordeezen een Ridder geweeft, zekere
erfenis, diehy bezeetenheeft beneden het Graaf-
fcliap van Godefchalcus , Graave van Twent,
namentlijk Goor , met toeftemminge van zijne
erfgenaam Wiburgis^ AbdiiTevanFrikenhurftjCn
door de hand van zijnen Advokaat Wah , ge-
fchon-
h Sommigen hebben dit aldus verftaan , als of de ftad Gronin·
gcu , met alle haare regten en eigendomnien , door deezen brief
gcfchonken 2oudezyn'"(f) aan dc kerke van Ucrcgt. Dan Em-
inius , lik- de Vrbe Grm'mg. & jur^ XJltrajeB. verftaat het zoo
dat 'cr alleenlijk aan de Utregtfche kerke gegeeven is zeker land-
goed , het welke den Koning Henricus by ck ftad ücregt fcheeo
toe te komen. enz.
c Dat Graaffchap is gelegen omtrent deu Yllêl, niet verre van
I^evctner , zoo ais de waarbrief by Heda vermeldt, en de laud-
paalcn aldaar uytgedrukt, duideiyk tc kfonen gecvcn.
6f4 Het Lev en va isr
fchonkenheeft aan S.Maarten^ met alles tot de-
zelve plaats behoorcnde , als al het huisraad ^
alle de gebouwen, ilaven, landeryen , weiden,
boiTchaadjen, wateren en Watergangen, zoo die
reeds aangewonnen zijn, als die noch aangewon-
nen zullen worden, met al het onderhoorige landj
en alles wat zijne broeders daar ter plaatze geduu-
rende hun leven zoo in flaven als in inkomften
bezeeten hebben, en al wat Adolfus zelf tot dien
tijd toe by erfenis heeft bezeeten. Naderhand is
aan hem uyt enkelde goedgunftigheit en by ma-
nier van leeninge in Twente toegeilaan een Tien-
de , bedraagende tien ponden Deventerfch geld,
en in Drent een Tiende van leven ponden en een
half. Doch ingevalle dat deeZe gunftige gifte aan
iemand van onze nazaaten mögt mishaagen , en
dat hy de betaaling van het beloofde verflofte op
te brengen , dan zal het den voornoemden Adol-
fus vryltaan met zijne gegecven goederen te doen
al wat hem belieft. Gedaan by Goor in de plaat-
ze van den voorgemelden Grave , in de tegen-
woordigheit van een groot getal getuigen. En op
dat decze overdragt beftendig en ongekrenkt
blyve , hebben wy deezen brief door ons zegel
doen bekragtigen.
J^oi&er^ ié'Bernulfus in Öen ontflaapen
in't jaar 10^4. Am. Buchehus, in^pe^antei'
fteninpn obei' öet ïeben ijan öen 5doen Bemul-
fus, 5e0t öat bertooniierii öat J. Molanus,
anöei'^tcn ^eec nauh3iieut;i0nabo?fcöcriian öier^
gdpe öinpn/ nieté geeft geiaeeten iianiieöei>
iigöeit en öan öe mtraïseien hm öeesen
fcöop.
&ee5e ^m nantößenrise^cÖ^pei* geeft
'er immer^ ban geloeeten : en goetoeï öat ggi
tiaav geen getoas ban en maaHt in sjjne
d öer .^eiterïaniifcöe tdiigen/ 500 ücrnicfötg^ oewonjer.
ticjcibeu fgtec/ geip toy geselt öefiöen/ tekenen c»
«iijpe f de heilig-
öeriaui» / fcïjmtrét otoec m 19 ^ui^.
Barlandus ίΠ jljne'litjfi Öi^C fltregtfCÖe 25iffCÖOjpi beweezetv
jpm bvW Bernuifus fjjjießt / noeitit iig öem ce»
raan van een uytmuntendc godvrugtighcit. G.
Noviomagus fcseiigaaït in öet ^t^ftev öec 5dbe
SSiffcgoppen goe öat öe Itmtt Komadus aaii
oajen Bernuifus, tot belooning van zyn deugd-
zaam leven , de zorg over de Utregtfche kerlc
heeft aanbevolen , dewelke By, niet alleen door
fcoftelijke gebouwen , maar ook door zijn hei-
lig leven zonder ophouden heeft vcrciert. Bok-
kenberg grtuigt ίπ öe ïjjfï öec Utitgtfcge
fcöojjjpen / 300 aï# Buchelius jeïf ö^eft moeten
beläennen/ öatgetßmf ban Bernuifus ögnatot
onse tijöen toe öoo? een menigte ban raenfc§en
beoogt
JlSaar in Öe Levensdaaden van de Apoftelcn
en Patroonen van Holland , öie
5ij5i/ ^an&eiitS^ fegbioopigerban Bernuifus, en
rp^esift ban ïjem in öeesec boege.
Na veele werken van godvrugtigheit en ge-
regtigheit, metdewelkenhy Gode tragte tedic-
ïien , is Bernuifus ziek geworden 5 en na dat hy
f^e befmettelijkheit der wereld had verwonnen,
jjs hy zuiver en onbefmct, en door veele mirake-
len berucht, ten hemel gevaaren op den ipjuly,
^ c jaar io5'4, en in S. Pieters kerke begraaven,
^nder meer andere foorten van ziekten geneed
hy dikwils den droogen hoeft of kinkhoeil der
hinderen. J. Gerbrandi.
d Indkulus Sa»&orunt BeigH.
e Natales S. Bdgii,
6$6 He γ Le ven van
l^tt 5rifiie too?iit öebcfïiöt öoo^ öe ^cntccn^
Itronp ban iloïïanii. Bokkenberg borgt 'et öit
nocö ög itt be ongeb^ußtejtteben^öeciltregtfcöi
Saiffcftojppcn:
Hy is te Utregt in deS.Pieters kerke, die hy
zelf gcftigt had, begraaven j en toen de Room-
fche Godsdienft de overhand in Holland noch had,
is 'er gröore toeloop aan zyn graf geweeft, voor-
namenrlijk van getrouwde vrouwen die onvrugt-
baar waren of ziekelijke kinderen hadden.
Daar wordt veel gefprooken van zijne Bif-ί
fchoppelijke kleederen in dewelken hy ecrft be-
graaven is geweeft j en die nade rhand , als zyn
lichaam uyt het graf gelicht en in het choor ge-
bragt wicrdt, geheel en ongefchonden zyn ge-
vonden, en een liefïelijke reuk van zich verfpreid-
dcn ; en die noch töt onzen tyd toe op zijnen
jaarlijkfchen feeftdag gebruikt wierden.
©e Mïöe/ irie ijfm gait om öc geiïigé
Üt^ tt boe»/ toa^ nocö ^oobaanig in gaar ge^^
geei/ en iö ïjet ηοφ tcgentooo^big/ bat genoeg
öequaami^ om ten 5eïben einbe geb^nititteioo^-
ben, JIDp ïjeöbenbeselbenocö met 5911 üajnifeï/
en met een gebeeïte ban ben 25iffcöojijpeipen
fïaf / in onse öebjaannge.
ƒ jijn 0taf in 't jaar 1Ö75· ber^ïaatfi en
geopent toiei'bt/ ombeïtecft bie boo^ een getoei^
biöenflo^m befcgabist toaa te öevfïeïïen/ i^get
boïsenbe baar ingebonbën; (6) een 5iïberen
feeHt / een 0onben ring / een gebeeïte ban ben
S^ifTcÖopp^ïÖis^n fïaf / met een boeft bie oj) jijn
Ijoofb |ab 0eïe0en/ en baar be naam ban ben
oberïebenen ojj fionbi 'ttoeïftaiïe^ nu in fiehja^
ringe t^ be ïianonniïiiten ban ben nienhien
«Öobgbienfi.
ƒ Mafïè. Fnadat, Ecdtßar, Ith, i.p^g. 11°.
Overblyf-
icelen van
Bcrnulfijs,
_ «
Zaligen Bernulf us." 6'yj
lliiT0t iaö ai ö^ie maan&en en ög(-na ö^ré hiet^
ïien gegaan aan een becbaaripen en öavöneß*
Migm öoefi / ïtaffcnöc ai^ een gonii: niaac 500
ra^ a!^ 5e öe geßeenten en öe affcgen ban öen
Bernulfus ioa^ gaan öejoeÄen / en booina^
nientïgii ai^ 5e u^t öen fteïïi Öie ojj i»e öo^fï ba»
bien ïfeiligen in jijn g^af gab gelegen/
en öie öaac boo^ ben tgö ban ö^ie bagen geïeent
toa^/ b^iemaaï in bennaame ban ben aïniogen^
ben «i^obt gab gebionïten / i^ 50 een qnartiei'-
iiui·^ baar na/ oji ben 1 .fjiegi/ in 't jaar 1685«
Soobaanig ban ö^are qnaaïe genee3en/ bat 'et
geen telien ban obergeöïeeben. iDit gebbeii
niet aïleen getuigt be babei* / be nioebct en be
sufter ban be gemeïbe maagb/ ntaarooft gaac
piegtbaba· / en gaac ©oïtto^ / een man ban
OBoiibere erbacenb^eit i allegabec jeei* ojiregte
en bengbsaame ïoiben / en alië ^oobaanige booj
ben ^eer P. c. tocnniaaï^ jl^obiiiari^ ban
tregt / en een boa^sigtig en' oprngartig man/
l|rt fcliüntugt Ijet bcr^aaïbanBucheiius jeïf/
bat Cratepokis ün^ei! Bernulfus onber ben naam
ban Benno, onbei' be i|eiïigcn ban ©uit^ïanb
Öceft gepiaatiï, feo^ibt gebieit op ben 19
^ 7- 7:
m
AAN-
i. deel.
AANTEKENINGEN,
- I. Beka en Heda verhaalen dat de Keizerin in het
gemelde dorp in de kraam beviel, terwijle dat de Kei-
zer te ί'tregt bezig was om de verkiezing van een nieu-
wen BiiTciiop te bevorderen : dat de Keizerin, zoo ras
als ze verloft was van een jongen zoon , zulks aan den
Keizer liet weten door deezen Bernulfus: en dat de
Keizer, om zijne blijdfcbap te betoonen , en dewijl dc
verkiezing aan hem verbleeven was, den zeiven Ber-
iiulfus Biiïchop heeft verklaart.
2. Om dat we zoo dikwils reeds gefproken hebben,
cn noch meer zullen hebben te fpreeken van den ring
en den harder'ftaf,zal het niet ondienilig zyn eenwoor-
detje dienaangaande hier by te voegen. Deeze ilafdan,
en de ring zyn eigentlyk de pronk-cieraaden der Bif-
fchoppen: en gelyk de Paus en de Patriarch de Aaits-
biiTchoppen beveiligt en inhuldigt door het Pallium,
alzoo plagt de Aartsbiifchop de Biflchöppen te beve-
itigen en in te huldigen door den ring en den (taf. En
daar de gewoonte was , gelyk die al zeer gemeen is
geweeft, dat de inhuldiging door den Vorit gefchiede ,
daar wierdt zulks van hem ook door den ring en den
ftaf verrigt. De ftaf was een teken der herdcrlyke re-
geeringe , gelyk Urbanus II. in de Synode van Tours
duidelyk te kennen geeft. En daarom is het, zegt de eerfte
kerkvergadering , die te Aken onder Lodewyk den
Goeden' is gehouden , dat de ftaf aan de Billchoppen
ter hande word gefielt. Ook word hem, zoo gaat de ge-
melde kerkvergadering voort, een r'tKg ge^eeven tot een
teken -van de Bijfchoppelyke VJaardigheit , of tot een beze-
geling der geheimen. Petrus Damiani in een brief (lih. i.
ep. 6.) aan Nicolaus Π. maakt gewag van een andere
reden of betekeninge. De Bi(fchop, zegt hy, is de man
en de bruidegrjm zijner kerke : bet welke door den trouW'
ring en door de roede der regeeringe (dat is den ftaf) te
kennen word gegeeven. En hier van quam het dat dc
Abten en Abdiitcn van ouds door den ilaf alleen,maar
de Biflchöppen door den ftaf en den ring ingehuldigt
wierden. Ik zeg doorgaans : want men leeft in de
groote Kronyk van Nederland dat de Keizer Henricus
lil, de AbdiiTcn ook ingehuldigt heeft door den ring-
En
-ocr page 847-Aantekeningen οι» Bernulfus. fi'ff)
En Innocentius getuigt by Gregorius IX. {ad thnlum
de fententia ς^ re juiicdta c. 12.) dat de BiiTchop vaa
Magalone zijnen Aarts-diaken door den ring heeft ge-
huldigt. Op de leive wijïe heeft Celeftiiras III. eea
Kanonnik van Kamerijk ingehuldigt. Dit ileunt op
deeze reden, dat 'er niet alleen een gceflelijk huwelijk
is tulTchen den Biilchop en 7.ijne Kerk, maar ook
tuilchen ieder Klerk en. tuffchen de Kerk die hem
voor zijne valle poft wordt aangeweezen. Maarzederd
dat het verkiezen der BiiTchoppen en der Abten zoo
goed als te niet is geloopen, en datdewereldfche Vor-
ften de Biffchoppen en Abten zonder voorgaande ver-
kiezinge benoemen; en vervolgens zederd dat de be-
veftiging niet meer door den Metropolitaan maar door
den Paus gegeeven wordt , is die gewoonte van in te
huldigen ook te niet geloopen : en de beveftiging ge-
fchiedt tegenwoordig door Pauffelijke brieven. En als
de Paus al iemand in zyn eigen pcrfoon inhuldigt of
beveftigt, dat gefchiedt door geen ring of harder-ftaf,
maar door het manteltje. De Roomfche Pauzen zyn
altijd ingehuldigt geweeft door den mantel {per man-
turn^) daarom fchrijft Willem van Tyrus {lib. 13. c.
van HonoriuS II. wiens verkiezing niet al te
pluis en al te wettig was geweeft , en die daarom een
tweede verkiezing gedaan wilde hebben , dat hy den
Mijter en den Mantel in de tegeKWOordigheit der broederen
uit eigen wille en beweginge heeft afgeleit. "Zoo vindt
men dikv/ilsbydeoudeSchryvcrs, alszy van een nieu-
ierkozen Paus fpreken : isf immantaverunt eum: cn zy
ebben hem den mantel omgehangen.
De Grieken hadden ook een harder-ftaf : maar die
■^as veel korter als die van de Latijnen, en zy gebruik-
ten den zeiven als een leunftok. Wat de ringen aan-
gaat, die waren in 'teerft zoo pragtig enkoftelijk niet:
en Petrus Damiani heeft alle zijne welfprekendheidt in
t Werk gefielt tegen de BiiTchoppen , die hunne ringen
inet koftelijke geileenten lieten bezetten.
3· Dit wordt van Lindebom in twijfel getrokken ,
\J~/ißf)r. Epifcopat. Daventr. p. i ^9.) om dat de oude pa-
P'eren, zoo wel van de Deventerfche als van de Sal-
vators Kerke, geen het minite gewag van deeze over-
voeringe maaken. Ook heeft hy drie zeer oude dood-
toeken van de Deventerfche Kerke nagriien; maar die
/iE t 2. fpree-
-ocr page 848-66ο ,ΑλΝΤΕ κ ENINGEN
fpreeken ook geen een woord daar van. Hy vindt xvel
in de gemelde papieren, en ook in 't eene dood-boek,
dat Bernulfus de kerk van Zwol gefchonken heeft aan
de Deventerfche Kerke ; en hy meent niet zander re-
den dat ze die overvoering , indien ze door Bernulfus
gcfchiedt was , ook niet' zoudei^ verzweegen hebben.
Hy zou dan meer daar toe bellen dat Radbodus, die zij-
nen Stoel te Deventer heeft gehouden , of zyn nazaat
Baldricus, de gemelde Kanonnikken van Utregt naar
Deventer zal overgebragt hebben.
4. Daar zijneer ßuchclius, of liever de Abt van
S. Geertruyd te Loven, by Buchelius aangehaald, die
, zich aan de bloeder Gods toe-eigenenden ten dien einde een ket-
ting om denhals of om den arm fiaan ^ of zoo een ketting aan
denarm laaten ·ναβfmeeden , die zy dan noit af en leggen : en
die noemen zich dan de jlaavenvan de Moeder Gods. Daar
zijn 'er zegt hy al verder , die een flad of een geheel land-
fchap verbinden om "'s jaarlyks een zekeren penning, of een
zekere maat kooren ap te brengen. Maar wat die flaverny
van de Moeder Gods belangt , daar zyn ook broeder-
fchappen opgekomen, die den naam voerden van flavea
der H. Maagd en zodaanige flaaven begonnen al zeer ge-
meen te worden in Italië, Spanje, Nederland, en eenige
landfchappen van Vrankryk. Maar de Stoel van Romen,
■wijffelijk oordeelende dat zulks te verre kon loopen, en
dat 'er Afgodery kon onder fpeelen , heeft alle zulke
broederfchappen, in zoodaanige flavernye beftaande, eerii
in 'tjaar 163Ó., en naderhand noch in 't jaar 1673. voor
altijd afgefchaft: en het draagen van zodaanige kettin-
gen , dewelke al zeer gemeen waren geworden, en zo-
daanige ilaverny betekenden , glad en al verboden. Zie
üaillet over xv. Atigufii.
Deeze opdraaging beftond maar in een verbinteniile
van 'sjaarlyks een zekere penning op te brengen : eii
Bertha'bedingt wel uitdrukkelyk dat zy en haare nako-
melingen vrye luiden zullen blyven, en tot geen dienft-
baarheyt verpligt zyn. Maar in deeze zelve eeuwe is
'er een andere opdraaging , zoo wel van zyn goed als
van zyn eigen perfoon en van zijne vryheit, opgeko-
men. Omtrent deeze tijden, zegt Bertholdus Conitantien-
fis, fchrijvendeover het jaar T091. heeft het gemeen ieveit
op veele oorden van het Duitfche Rijk beginnen te hloejen, niet
allee(i onder de Monmkken en Klerken y maar ook onder de
Lee-
-ocr page 849-op Bernulfus.
Leeken·, deiuelken hoe 'τνεΐ dat zegeene Monnikken noch Xler~
kenfchtenen te zyn, daarom niet minder van verdienßen zyn
gevJeefl. Want zy zyn uit liefde van den Heer,, dienaars van
die Klerken en Monnikken geworden; en zy hebben hen zei-
ven en hunne goederen aan de Vergaderingen van de Monnik-
ken en Klerken, die in ''tgemeen leefden,, rnetgrootegedvrug-
tigheit opgedraage» , om ook in ''t gemeen onder hunne heflie-
ringete mogen leeven , en hun te dienen. Al of den zeiven
tijd is ''er een oneindelykgetal van vrouvJSferfoonen geweeß,^
die de zelfde manier van leven omhelfiheèben,, om onder ds
gehoorzaamheit de Klerken of der Monnikken in ""tgemeen te
leeven,, en om hen dagelyks als regte dienfl-meiden te dienen en-
op te faJfeK, Men ziet wel dat dit een foort was van de
hedendaagfche zoo-genoerade Leke-broeders cii Fratres
conv:rfi., en Serores converfa. Maar die zyn op andere
plaatzen al lang voor het jaar 1050. geweeft. De Ere-
myten in Italië , gelyk Petrus Damiani getuit, (ofufc.
j^.c.y.) hadden ook zodaanige dieiiaaren, die zelfs be-
lofte deden van hnn leven lang ten dienfte der Eremy-
ten in de woelHjne te zullen blijven. En ingevalledat
ze zoo een leven moei wierden,of quamen weg te loepen,
hadden de gemelde Eremyten volle magt om hen over
al op te zoeken en als weggclopene ilaaven te eigenen.
5. Antonius Matthaeus (JnaLt. v,p. 625.) racht uit on-
gedrukte brieven en gefchriften te bewijzen dat de Stad
Groningen toebehoort heeft aan het Stift van Utregt. Hy
bekent evenwel dat de Groningers zich altijd gedraagen
hebben als of ze geen opper-heer en haddeij, en dat ze wei-
nig ontzag voorden Biffchop ofvoor den Stee-voogd ge-
had hebben. Zelfs had de Biffchop, zegt hy, te Groningen
niet meer te zeggen als te Utregt. Hyhadhet regt van den
Schoutaan teliellen,enh!er in beilondalzyngezag. De
Groningers , zegt hy al vor4er , können dit niet wel
gelooven, en ze meenen dat al het geene van Gronin-
gen gezegt word, geduidt moet worden op het Griet-
inanfchap van Seliverde. Doch hy brengt een sOnge-
drukten brief voor den dag van het jaar 1405. die tot
nadeel van de Groningers fchijnt te luiden. Maar om
dit eens voor altijd te zéggen, veèle diergelyke eigen-
dommen of aanmatigingen van eigendommen op 't ee-
ne of 't andere landichap, ileunen doorgaans opdegif-
teu der Keizeren, die dikwils zeer mild waren om rie-
ineu uit een ander mans leer te fnijden. Zy meenden
<501
3
-ocr page 850-66z Aantekeningen
dikwils eenig regt op't eene of't andere landfchap te
hebben, 't zy om dat hunne voor-ouders het zelve met
hunne zeeghaftige wapenen doorwandelt hadden , ge-
lyk Pippijn tot'^in Vrielland was gedrongen , 't zy om
dat het voor deezen onder het Roomfche Keizerryk
had gcftaan , enz. En als de ingezetenen zich door
Zulke fchijn-reden niet lieten paajen, en de magt
der Keizeren niet groot genoeg en was om zulke quaa-
de bewijs-redenen door 't geweld van wapenen goed
te maaken, dan gaven zy hun regt al ligtelyk aan den
eenen of anderen Vorft of BilTchop over. De eene
Keizer gaf Vriefland of een gedeelte van het zelve aan
de Hollandfche Graaven , een ander gaf het aan de
BiiTchoppen van Ütregt. De eene maakte de Holland-
fche Graaven meefter van Walcheren ; een ander, om
den Vlaming te begunftigen, fchonk iiet aan den Gra-
ve van Vlaanderen. Karei , 't zy d.an de Kaale of de
Eenvoudige, heeft een gedeelte van het tegenwoordige
Holland gelchonken aan Dideryk 1. De voorgaande
Keizers können het zelve gedeelte gefchonken heb-
ben aan de BiiTchoppen van Utregt. Daar had men
het krakeel dan gaande onder die Vorften, eneeneeu-
■wigduurende ftoffe om die vereerde landfchappen, als'het
den gewaanden nieuwen eigenaar beft gelegen quam,
met de wapenen tequellen. Daar op zynde Schryvers
ookaan 'tkrakeelengeraakt,terwijledat eeniedervoor
de zijnen kampte. Ieder deed de gifte van een Keizer
of van een Koning gelden :en men onderzogt niet eens
of de Keizers, of ook de Franfche Koningen, welee-
nig regt hadden om hier een voet lands weg te gee-
ven. Had Dideryk I. geen beter regt gehad , als een
bezegelden brief van Karei den Kaaien of den Eenvou-
digen; en hadden de Standen van Holland hem uit ei-
ge beweeginge niet aangenomen, ik zou hem eer voor
een geweldigen over-heerfcher als voor een wettigen
en regtmatigen Graaf durven te boek ftellen.
6. Dit was niet byzonders in Bernulfus. Het is van
ouds altijd gebruikelyk geweeft dat de BiiTchoppen , de
Priefters en de andere Geftelyken in het gewaad van
hunnen flaat begraaven wierden. Die ilaat wel duide-
Jyk bevolen in de oude Ritueelen ; en Durandus (ï»
Ration, de ojfic. defunéi. l. 7.) fpreekt daar ook van als
van een ftandvaftige gewoonte. Hier over kan ook
mt
-ocr page 851-nageïien worden de mo - genaamde ^/o^ of uitlegging
i^ia cap. nemo de conficr.difl.ï.) en de Kanoniften door-
gaans, die over het gemelde Kapittel ichrijven. Maar
of ieder een welgenoegen zal neemen in de reden van
deeze gewoonte , zoo als dezelve wordt opgegeevea
door Nicolaus de Lyra, fchryvende over het lo. hoofd-
ftuk van Levitiéus, daar zou ik al zeer aan twijfelen:
Om dat Nadab en Abiu, zegt hy, hegraaven zijn in hunns
Priefierlijke klederen^ is het de gewoonte geworden dat da
Prieflers"van de nieuwe wet in hume Priefielijke kledereti
begraaven worden.
'De Priefters worden daarenboven begraaveij met een
kruis en met een kelk: de liilTchoppcfl met een ring
en met een fraf, zoo als men in het lezen van de le-
vens der Heiligen , als van Gebhardus Biffchop van
Konftans, van Anno Biffchop van Keulen, van Kor-
bianus Biffchop van Friiingen , ook zal bevinden.
DE KEIZER
66^
ο ρ
Bernulfits.
t^t t Konradus, lljieii Bernulfus töt
öe ^ilfclißijijeiifficiöaarölalidt eeboilïertM Konradus
tea^ geilOPTOt Konradus ö.e JOngC/ Salifche,
pf Öe (I) / Siilltie be 30011 liail Herman-
nus ^artog baii jpraiiiieiilanSï/ 50011^ 50011 faait
Kuno} etä öe «a-neef lia« Otto, eii böigen^
^Panviniuslteljergetoo^&en iii'tiaai'ioz4,
©e-lfteiSerillGifela, Konradus b^ouiu/ too^bt
baw Oniifrius Panvinius , Kufpinianus, m batt
incefï aïie öe ^ifian-fcg^gbei'^ oiigegecij«! tooi
ίϊδ öogter ίίαη Lotharius lioililia ijan Vrankrijk.
Äaai· öet öïgit ugt Wippo, hk get feiten hau
Konradus ^uft ^ΓφΓΡίί«!/ feat Ölt emiwi^ljcri
fianö / ioant gmiigt öat 5e U Öo^tfi^
t Am. Buchelias in Bekam, f.^o. 4τ,
f Hb, 3. de Princi^, Rom.
m
^64, De Keizer Konradus.
öcbj^fïbau Hermannus baii Mtottanje/
en tmi Kerberga, ÖC bO0ter ijan Konradus ütOi'
lïtug ban ^o^jgonje ; en öat gaace ouöer^ af^
feomfïiö toarcn ugt let scfïa0t ban Karei den
Grooten. ^^ ioo^öt ^eer gej»^ce5cn iuegen^gaa^^.
tt boo?5i3tigö«t en toij^ieit / en ban öen
Heijet? om öie reöen ^eet ßemint geioeefi, jjl^en
toeet niet bat 5e anbete ïtinbeccn gegab öeefta!^
beeren Henricus, (z) beniaeïfie gier te ianöe
gebaart geeft/ enbienoeg maar een ïsinbsijnbe
boo? 5gnen baber/ met be toefïemminge bee ilïp^^
bojfien/ totmebe-i^eiseriä aangenomen.
^gt boïgen^ Panvinius, en anbeire
ber^/ bg ïlteegt in i^^ie^ïanb/ in 't iaar 1039
überleben: en binnen 'treibe jaar 5ίίη jgneingei
bjanben begjaaben in get Cgoo? ban be ©om-
ïierfee ber fiab iltregt / regtboo^bejpïaatje baar
öe gcoote outaar boojbeesen gab gefïaan.
be bïoer ïeggen nocgfieenen ' baar beeje letter^
ter eentoige gebagteniffe gefneeben:
DE INGEWANDEN VAN DEN
KEIZER KONRADUS II 1035J.
Zijn zoon
Hcnricus,
Konradus
fterfi: en
wordt te
UtrcgC
begraaven.
- O
ggn ïeben i^tot groot nntbojgifïorie/ bie
gier jeer bebojben ίφ/ ten bienfïe ber naïtome^
iingenbefcgjeebenboo^5gnenïtajieUaan Wippo,
't toeïft eerfl in 't jaar 1607 bo Mardn in 't ligt
geRomen,
'Zi]n leven
bc'fchiee-
ren door
JV'PPO,
AAN-
-ocr page 853-66f
AANTEKENINGEN.
1. Hy wierdt aldus bygenaamt om dat hy in Fran-
kenland was gebooren, alwaar eenige inwoonders Sa-
liiTchen of Saliaanen wierden genoemt naar de revier
Sala. Hy was naar het waarfchijnlijkfte gevoelen af-
komftig van Konradus den Wijzen, Hartog van Fran-
kenland die getrouwt is geweeftmet Liitgardis de dog-
ter van Otto den Grooten.
2. Dat is dus te verftaandatzy geene andere kinderen
heeft gehad by den Keizer Konradus, waht J.Karion
getuigt dat ze eerft getrouwt is geweeft met Erneftus
Hartog van Zwaben, by wien zy Erneftus en Herman-
«us heeft gewonnen. Deeze Erneftus is naderhand te-
gen lijnen ftief-vader Konradus opgeftaan, en van hem
uit zijn Hartogdom verdreeven, 't welke door den Zei-
ven Keizer gegeven is aan Hermannus broeder van ge-
m.elden Erneftus.
(^t S
Van de Voomaamfte Zaaken in dit eerfte
Deel van Batavia Sacra begreepen.
Α. . Acrtshijfchoppen of Me- — ionder hunne toefrem- ·— moeften de nieu-gewijde — oudheid en verfcheide be- — hunlie voorregten , 398 Aartsdiakenen^ cxxxvi — hoe groot hun regts^e- cxxxvi Aartsdiakens nu Priefcers, cxxxv i ! i — hun ph'gt, ibid. — waar uithun trosheit ont- — of xe eertijds over dePrie- -- zyn hooger geweeft dan de Aarts-Prieflers,vo\gcx\ naaft — tweederhande Aarts-Prie- |
Abel BiiTchop van Rheims, 290 Abten mogen het leger niec — zyn altijd geen regte Mon- ■— de naam ν au Abt gegee- — ook aan Kanonnikken, 463 — ook aan groote Heeren, 464,464 cxlvii - wanneer het regt ge- kreegeu hebben om in de Acca^ (Sint) zyn leven , 145" Adalarius^ (Sint) 404 S.Adaiyertm^ befchryving van zyn leven, 120, — zijne oefl'ening , bedie- Ada/bertus een ketter 291 Adelboldus XIX. BiiTchop van heeft de kerk van S. |
BLADWYZER.
de eerfte onder de U- — zijn lof, 639 — door Gretferus onder de —- van xijne lijft waar in hy Fredericus, yiS Adelbricus van x\delen Vader — zyn leven, 401 —~ door fommigen tegenge- Agilbertus BiiTchop vanDor- ■Agnes (Sinte) haare geboorte- -- haare Reliquyen te Utregt gebragt door Bif- — verdeelt het jaar in vier Aldgtllus ^ of Adalgifus Ko- |
Aldgtllus 11. zoon van Rad- -— is volgens eenigeSchry- — was perfoons-halve mis- Alpaïda, zie Pifpya van Her- Altaar^ geen ongewijdtaltaar — aan het altaar , daar de - over de lichaamen of gra- S. Gregoriu^, 568, gelegen, ■— zij nde uytnemende deugd — oud en blind geworden — zijne dood, 635 portelen , bekleeders vaa Abé- |
BLADWYZER.
'iJtatcadalra of Abraxas , wat Armeii, wetten gemaakt dat W----S.KarolusBorromaeus 2ag liever arme menfchen 5-51 Armoede voot een noodzake- - fpreuken der Oudvade- ren over die zaak, 549 ? Τ5Ό w- S. Ambroiius fpreekt zoo kragtig niet , 5-5·ο »- hoe dat die fpreuken moeten verftaan worden, Amulphus Graaf van Hol- xxy , xxxv —- door wat voor Vriezen hy '--wie dat het gemaakt heeft, 529 Audoënus helpt Eligius in het |
Aufridüs, zie Ansfridusl Bad en Baden hoe noodig 381 , — ongeregeldheden omtrent - waarom het baden zoo gemeen was onder deChri- ---vindt noch andere lichaa- men van Heiligen , Ó17 •- heeft de Kollegiaale kerk te Oldenzeel geftigt, BaUmnus XVII. BiiTchop van 77 Batavia^ wanneer dat het ge- ....... onder Neder-Saxen g^' rekent, Batavia^ Betuwe enl. ιι-,ϊ^ |
BLADWYZER.
. , waar dat ïy gewoont heb- Bavo , 2yn leven, 3i . . Patroon van Gent en van , . 2yn regte naam was Ak- Begraaffems^ of het onprijs- . . oude manier van de doo- . . de dooden wierden ook , . ïucht der oude Chrfflenen .. begraaven te worden in de . . wanneer is opgekomen, 58i> . . geen twee dobde lichaa- |
gedeeld door S. BonifaciuSi Benedtäa , dochter van Ko- Beneficien die ter vergeevinge fte Bißchdp van ütregt , . . heeft veele kerken ge- . , ?;ijne dood engodvrugtig- . , wondere geneiingvan eeti 657 Bertharulus Koning van |
Β L Α D W γ ζ Ε R.
Xevefling der Koningen om- « . ('iie Bijfchoppen.) « . hoe dit te verflaan is , 300 . . wat al krakeelen daar o- . . ook vsras de toeftemming Sijfchoppen flaafFelyk aan het |
. . waren eertijds de eenigs . . hebben langen tijd alle.eil . . de nieuverkorene Bif- . . mogten niet verkozen . . moeften van den Aarts- . . de Pauzen bemoeiden zich . . moeten toezien of de |
Β L Α D W γ ζ Ε R.
Btß;hoppen moeten het aan (zie Bezoeking.) . . of'er wel twee over de- . . BiiTchopdomis de top, de . . BiiTchoppen in de fteden 365 . . trokken zelf te velde, 561$ |
zeggen opgewogen, ilc . . hadden geen regt ■ in het . , hadden groot regt ia dc . . hoe dat hunne verkiezing . . wierden naulyks binnen dc Boete in de biecht opgeleit, (zie boetfleghigen.') . . op fommige plaatzen en . . afkoopingen van boetpJe- . . door fommigen tegenge- . . fireu- |
Β L Α D W γ ζ Ε R.
. . ftrenge boetplegingenop- . . heimelyke boetplegingen . in de delfde eeuwe eerfc . . is Aaksbiifchop van U- . . 2yn leven, 208, enz. . . reift naar Romen, 213 , . ftelt eenige twijfelingen . . fticht de Abdy van Fris- 1 . reift voor de derde maal . . verdeelt Beieren in vier |
. . word. gelaft de Keulfche kerk te regeeren, 240 • . legt over hoop met Vir- . . en noch wegens een twe- . . fchrijft aan den Koning . . fchryft aan den Paus Ste- . . verkrijgt Lullus tot zij- . . zynmarteli, Bofiifacms IX.zijne geldzugt, 368 Botulphus (Sinte,) 401 Boudewijn Graaf van Vlaande- \irieven btwaarder (opperfte,) |
BLADWYZER.
ßwt'V» van voorfchryvinge, Brittia , eiland , of het by Buchelius, een aanmerkelyke . . beandwoord , 513, J14, Burchardus Medehelper van . , is tegenwoordig geweeil Cacilia dochter van Koning Qamn heeft vierderhande be- cxlv Cafaia , wat te zeggen is, Ca/a , Cafati , Cafar/ientum I. Deel. |
Caßrum , kafteel, zoo zyn Qhunetrudis Mede - helpfter Coadjutor , Mede-helper des . . fomtijds verfcheidene in Quratus , Curia , voor den Curiaks wat voor menfchen 22. m |
BLADWYZER.
D. Dadanus Van fommtgen ge- 2CO ; . heeft de eerfte kerkver- Dagobertus hoe-^eer van de om wat reden, 13· Dagobertus II. hoe geholpen door S. Wilfridus , , . fchryft wederom aan S. Bonifacius, 231 Danferyen vooï deezen by de « . ook by de Chriftenen in 378, m Dekens, ook Provifars ge- |
het Evangelie voor te lee·' . . maar niet het zelve uyt te . . hunne opgeblazentheit , - . Diakenen die boven de cxli Diderik-.oimen Didericus of Geeftelyken gepreezen, 12 moet fchryven Diderik I. Graaf van Holland, . - fticht een houte Abdye te . . of hy voor den eerften . . of hy de voorgaande Gra- . . of hy de fchuld van dee- , . onderzoek of hy den Bif- |
Β L Α D W γ ζ Ε R.
4 . Tiras de eerftederGraaven Diderik Bavo Graaf van Bo- xxx i . daar uyt verjaagd door Di- Dom , Don j Domnus voor . . het waiTchen van hunne . het Lichaam des Heere |
fpooken en te waaren enz^ . . Zie Doopen. Doopzel-, Doopen. Het doopea . . wierd eertijds,te weetea "Ρ iroinus Zoekt S. Wilfridus Eed^ door de BiiTchoppen in ©li 2 . Λ dr |
BLADWYZER.
1 . de BiiTchoppen waren ge- . . is gezind het Evangelie in |
. . arbeidt tegens de Siniö- . . word Biffchop van . . doet veele vrugten by de . . ten onregt voor den zei- .!,'wortte Velzengeviert, 15-7 ^ 75·, 7Ó ErmenhiÏga , tweede Huis- Evjddus de Witte en Zwarte F. T^eeßdagen , wat feeßdageii . . mcgten wel wat vermin- . . feeitdagen die aan de God- |
Β L Α D W γ ζ Ε R.
yfugtigheit derijeloovigen 393 7 394- Formofus is de eeriie geweefl: Fortrapa , waajr dat gelegen Foßeland waar gelegen, 69 Fredericns (Sint) Biffchop van . . trekt naar Walcheren, en , . oorzaak yan zijne dood, , . word verdedigt, ƒ«3 , . is volgens eenige Schry- . . verdedigt tegens de betig- Fri-slaar ^ een Abdy aldaar ge- ns FfiUo Aarts - biffchop van |
Rheims waarom ver- . . kerk van Fulden gefloten . ♦ magt der Abten van Ful- 33S G, S. ms, ïyn leven, . . word door den pol van . . heeft S. WlframiTS in de xxv iii Qehüortedagen der Heiligen, . . die naam word ook aan Geeftelyken ten oorlog trek- |
BLADWYZER.
woon wapenen te draagen, Geldflaan, de Biffchoppen heb- Géleerdheit^ txtvjetenfchapfen. fius, zie Athanafius. Gerolf Graaf in Vriesland, xxviii, xh Certrudis (Sinte) Abdis van xxxix . word liftelyk verrnoordt, xl Coede-vjeek^ hoe men van Govert Hartog van Lotterin- . word uyt zijne gevange- |
. . bemiddelt het verfchiltufv Graiï/wateigentlyk een Graaf . . twaalfGraaven onderee- . . was regter in tijd van vre- Graaven van Holland, of Va- xxiit , . onzekerhcit van de daaden xxui , xxiv . . hunne wapenen, iiQWa- . . Graaven in Holland voor Graaffchap, Graaflchappen en xxxiv Graf^ zie Begraaffenis. . . Graven van twee lichaa- haamen {irijlma) an. ^jSy ■ 37^ Crs' |
BLADWYZER.
Cregorlur^haumaturgus Bif- Cregorius Oppafler van de . . xyn 1 even,4JT ,45-2, enz,. fproten, , 4 « ïijne dood , 4f7 , . of hy een Monnik Is ge- Qregorius II. en .G^v^öm/jIII. m , . Gregon'us lil. fterft, 2,41 ». of ouder Pauzen xulks wel Grieken j leexen geen Mis in |
trouwde de dochter van lOI , . door een Vriefch ver- Η..... '^agano Notaris, twecHa- Harder-^flaf pronkderaad der . . was een teken der Har- derlyke regeringe, Hartog Of een Hartog altijd Heiligen, liQ feeßdag, . . misbruiken hier omtrent, |
BLÄDWYZER.
. ondeugende menfchen Heiligy Heiligße^die eernaam 1 . ïie Paus. Heilig-verklaren y ïie ^noni- ■iJieroieyfnus{Sint)lï}ne fpreuk xxv Holland begreepen on- der den naam van Vries- ; ' hoe groot voor deexen wanneet tot het geloof is , . waarom aldus genoemd, xvi, xvu ; . Holland , Gelderland enz. Huis te Britten , zie Britten. 43a |
. . waar gelegen, 44^ Hungerm Bilicbop van U- . . lelyk van aangezigt, maar Huvjelyk , dubbeld huwelyk, Jagt, jaage», aan de Priefters Jeren, waar in van de gebrui? Intrede, de Biifchoppen heb- , . deden hunne intrede door- Judit, Keizerin, vrouw van , . hm |
BLADWYZER.
. haar bloedfchande, en 't enz. . heeft evenwel eenige re- .. was vry gemeenzaam met TZ aarfifi in de kerken , aan- T^ammfatie , wanneer opge- Kanomikken^ waarvan aldus GXLVI Kanonikejpn, Se.uUero of we- , . of ze eertijds regte kloo- , , noch niet in Duitsland of cxlv i zie Monmkskap. |
van daan komt, f&j ^arel Martfl. door Plearudis . . belooft ïijt^g liujp aan Bonifacius, . , de veropen baäringejj., raa- K^re/deGroote dort S. Wil- , . heeft zich voor al laatea Karloman fchenkt een plaats 248 . . wat hem daar toe bewo- Kar |
BLADWYZER.
Kafuiffels waren van óuds de Kä«^», Katwyk enx. i zie begraaffenis. 244, 33Ó Kerkemlct Monnikken door- I . of de Chriftenen van 't |
telykheit. 324 verdeelc hoe die uytdeeling gefchie- . , hoedaanig beftiert, 325» 326 . . die verdeeling ging onge- Kerkelyke rykdommen geeven Kerkengeldάοοτ denVorftirt- Kërkelyke perfoonen in hun KerkgeivQonte wat verfchil Kerkvergadering van Utregt . wan- |
BLADWYZER.
wanneer het opgekomen geraaht, het houden van kerkver- Y^ettingen^ tot tekenen gedra? Keulen voor een tijd onder- Khderen\Qox deezen door de . . zulke kinderen moeiten ; . doch fommige . deftige ¥!.mderen in de kloofters ge- 34Ö |
. . in eigendom opgedraagca , . kinderen aan de kloofter? ren. Khäßerlyk leven, de Aanzpe- liommmie (zie Lichaam des Y.raft^ Kraftomus , Prooft te . . hoe dat daar over beftraft is door S. Odulphus , <53 Kudhertus (Sint) Aartsbif- Landvikariffen , CXXXv hebulnm ( pf Liefwims,) |
Β L Α D W γ ζ Ε R.
is de Reisgezel niet geweeft r-.· is <iezelye niet met- Livj- . . word naar den YiTel ge- • . reift naar den J^antdag der ♦ .^jnedood,· 4·70 loeiden ^ -en LugdWnum waar 77 taeftmes, kerkvergadering al- ïAafharga, de Moeder van S. geweeft , is verdronken 5^6 Lichaamen der Heiligen , zie Reliquien, Lioba Medehelpfter van S. Bonifacius, 227 . . mögt alleen, van alle |
, . hy fchenkt haar zyne kap^ . . haar regte naam , haare ^ deagden, 344 . . of zy een klofter-non óf hodewyk de Goede heeft de . . had het oordeel niet om ï^oten der ■ Heiligen { Sortes Xjotharius llKonmg vaUjLot- . . van zijne kinderen, χχχιχ . . ofhy BiiTchopvan Utregt . · ofhy te (Ttregtin de Sal- . . ftudeert onder Alcuinus, . . trekt naar Romen en naar . , trekt de kap aan te Kaffi- . , word de eerfte BiiTchop ..zijne dood, 574, . . of |
Β L Α D W γ ζ Ε R.
. . of hy een ßenediäijner f9i . . heeft hiet leven, van den 578· huHus Medehelper van S. Bonifacins, 2·2·7 * ; is ïyn Nazaat in 'tBiféom . . v7ordt Biffchop gewijdt . . houdt liet DiSlatm van . . ichryft den Paus een on- Magdalena de Pazzi, haare Marcelünus ^ of Marchelmus ^ . , gezonden naar denYilèl, Marticula , wat betekende, CXLV t Marticularn voor Kanonnik- |
Martkdarice voor KaïlonikeC- Medekiffchop. Lijft der U- Megingofas. Medehelper vaa Mentz , in de AartsbiiTchopr Metropolitaan, de Paus ook . 396 . . voorregten der Metropo-« Miles eertijds voor een Ridder Mimigardeford, waarom dat Mis Scheep-mis of drooge Mis mag niet opgedraagen . . voorbeelden daar tegen,. . . geen twee Miiïen aaa Monmkken, hen word verbo- |
Β L Α D W γ ζ Ε R.
i . moeften hun leven fchik- , . in hoerery vervallen hoe- ^ . Monnikken en Kanon- . . moeten hun kloofter niet verlaaten, . . of de Monnikken alleen 610 . ♦ onderfcheid tuflchen Mon- . . wanneer dat ze den naam Monnikskap het aantrekken , . IS voor deezen aangezien ; i in doodsnood aangetrok- |
. . hoe dan als iemand buiten i . voorbeelden van Vorfteii Monniks - kleed^ onderfcheid Ν. "t^arrenfeeß ^ 3 So ^Nonnen in hoerery ver- . . zie yionnikken. Notarijfen , wanneer in aan- |
BLÄDWYZER.
Odilbaldus , Xli. BilTchop Odilia C Sinte ) Abdis van iyn leven, iB^ « befcliryving van ïyn leven, . . wofd Paftoor van Oor- . . trekt naar Utregt, 537 Offerande van menfchen aan Omemburg, een Abdy aldaar Ommegang of Proceiïïe der OnderdiakeneerfceOndér- CXXVII |
Ontbinding, in de twce eerße« • . doch foinmige geleerden /1 ^ . .. » 330 Opdraaging van Zijne goede- Opperkapellanen , Wat Ze wa- ♦ . Opperkapellanfchap eiï Oppertuna (Sinte) onder de Opregting der Bifdommen, Origenes, zij ne fpreuk over de Ofredus, Koning der Deïren, Otgerns Levyt, zyn leven , Outaar^ DraagOuter. . voor heen maar eenoutef . . hoe zulks te verftaan "is," Ovo , door Wlfrannus. vati Pasp·. |
Β L Α D W γ ζ Ε R.
■ρ ädp-Jan^ of de eerfte Paap- 52(J Paafchen, de 50 dagen tuf- Padfchavond\ gewoonte van 386 dan te vaften . . hoe laat in den nacht de Paafchvjeek was eertijds een Pallium aan S. Bonifactus ♦ . de Metropolitaanen moe- , . eertijds een dragtvanwe- . . het kofte in de elfde ceuwe Paßoors , hunne verfcheide . hoe aanzienlyk de naam Patriarchen hebben in lommi- 413 Pauzen raoeften uyt de |
.. en wel uyt de Kardinaal^ , . bemoeiden zich niet met . . zy wijden evenwel de Bif- ... iiynaltemaal heilig volgens . , ook volgens Gregorius . . Pauzen moeten in al- Paujfelyke Gefanten of over al Pellegrimaadien^ (Roomfche) ge- |
BLADWYZER.
gevoelt, 246,2475 Petrus Damiani ( Sint) is Phylaóieria , 2.ie Bewaarmid- Pinxteren op Pinxteravond . . Pinxterdagxoo we! te vie- . . Pinxterweek was van Pippyn van Herflal, hoe vrien- . . fchenkt Epternach aan 7S . . zijne dood , So . . heeft zich voorbij ne dood . , of hy Pleólrudis heeft ver- P^pyn, 3 Pippynen, dieÓp- |
ryk zyn geweefl: , Lxxvi 418 Pleélrudis fchenkt, benevens . . doet Karei Martel by de Pontianus (Sint) zijne Reli- Poortier een aanzien!yk ampf Poppo Hartog van Vriesland, , . was voogd over de kinde- xxx [ x Poppo Vriefche Krijgs-Over- Preeken eertijds door de Bif- zie Prießers. i. ofiemand mag Priefter ge- η t ' mog" |
. ^ mogteri geen korte rok- ^ . onbekende Priefters mo- ♦ , Priefters in hoerery verval- . ♦ mogen geen vrouwluiden , . iriogen hunne kerken niet , . mogen geen Mis lexen op . Priefters van hun Biflchop . . zulke Priefters moeten af- |
Prießers hebben van ouds het . . hebben ook in de Alge- . . Priefters ten oorlog trek- kende, 36^-, 36i5 zie Geeßelyke ., vrouwluid Frießerfchap , beletzels tot het Prießer-Jan^ zie Paap-Ian. Proef'^aaren der Monnikken Prooß 'der Kanonnikken , cxlii . . had te TJtregt een groote Proofien der Reguliere Ka- . . Prooften by de Monnik^ Pfalmen het leezen en zingen Quatertemper-dageii , 297 , . zyn onbekend by de Grie- . , van het wijden op de Qua- Ra- |
R. Rahmii^ Maurus, lyn gedigt . . door de vfondertekenen . . of hy Koning is geweeft loS Radbodus (Sint) Bi/Tchop van . , word Biflchop van Utregt, . . zijne deugden , 607 608 . . goed Poëet, 61 ζ Reg^nfndus Biffchop is tegen Rézen naar Romen (zie Pelle^ grtmadien.) |
Religieus , ouderfcheid tuf- Relipiyen, en lichaamen der RhijM heeft eertijds 3 monden . . waar noch meer in ^eeis . . wanneer en hoe de mid- Ring der Bijfchoppen, pronk- . . BiiTchoppen plagten door . . ook van den Vorft, ó^S . . Abdiifen ook ingehuldigt Β L Α D W γ ζ Ε R; |
loofde bewaarmiddelen , Rixfndiis , BilTchop van ü- . . zie Reizen naar Romen. Roricus, een Noorman, Graaf 'Rodolphus (Sint) Biflchop van "Kußdagen , wat ruftdagen S. Qahtanus üijne fpreuk over Schoolemtct vermenigvuldigt - . doorgaans opgeregt in Schout Utregt door den ßif- . . wat eigentlyk xyn ampt ClV |
Schuitais, Schuldais ^Sculdajßo^ Simony doet veel quaads in . , waren onbequaam tot de . . zodaanige Broederfchap- Spek, wanneer dat mögt ge- . . waarom het rauwe fpek is , . in langen tijd niet gegee- Sterfdagen der Heiligen wor- Sturmius ilicht de Abdy van . . zyn lof, 33Ó . . leit overhoop met Lullus Suffragaanen of WybiiTchop- |
Β L Α D W Υ Ζ Ε R.
: ; oüdei'fcheid tuiFchen een . . het woord Suffragaan is V . wat fommige deftige . . wanneer hunne hulp niet T. Ύalismannen foort van bc- Tempels van Afgoden , van , . moeten niet afgebroken, Bonifacias , 217 Theodaldus^ Bafferdzoon van Tilman ^ befchry ving van zyn |
leven, Teeflemmmg der Keizeren of . . is evenwel noch wel be- Tweemaal getrouden (Bigami) 31S . . driederhande dubbelde hu- v' V. ^aandels der kerken voor Vaßen op Paafchavond , zie Paafchavond. Verkie'^ingen , de noodzake- . . in de verkiezingen door de |
BLADWYZER.
Verkiezingen der ßiiTchoppen Verkiezing der Utregtfche lxix VikariJJen der Utregtfche BiP· . . fomtijds wierden'er twee Ijjit der algemeene Vika- Virgilius ^ zyii yerfchil met S. F/v, het Vlie, l Vlieland of het zelffte is met Voorzeggingen of waarzegge- Urbanus (Sint) zijne Reli- Vriesland^ wanneer dat het ge- |
vil, ff . , of het zich geftrekt heeft ix, x » - wanneer Chriiten gewor- Waaren van doode lichaa··' Waarzeggeryen , Vogelkyke- . · ook aan 't gemeenevolk, 282, . . zie Voorzeggingen. xlt • . zijnezoonen, xli Walpurgis of {JValhfirgis^Me- de- |
dehelpftervanS. Bom'f. 217 ^ando Reisgezel van S. Wl- "Wapenen xyn too oud niet als Wapenen draagen^ was van 391 ajfchen der dpode Hchaa- S, Wigbertus^ zyn leven, 6^,67 * . Overfte van de Abdyen heeft het geloof hier , , word uyt zyn Jand gedre- |
. . word vrygefproketi in de , . Λvord andermaal en derde- . . pleit voor de Roomfche' Willcbaldus, en VVunibaldus, zie l^'^unibaldus. . . zijne dood, 427 . . of hy Monnikken heeft , . is door Leiden naar Utregt . . zyn leven , 71 , enz, . . timmert een Nonnekloo·?·. . . doopt Pippyn Karei Mar- .. wonderen aan zyn Graf ge- ♦ . zyn Teftament, 90 W^l· |
Β L Α D W γ ζ Ε R.
ifiHthitdiii ( Sim ) ïyn Icfen , 4^7 ; , is in gevaat van zynle»en, 4}» Jiïftf» hchben hunnpti naam aan ver- gfilieniay^ of Utregt tan S, Willibtotdus , . aUiM genoemd mar de Witten, Ixxii , of Utregt en Wiltenburg twee vet- fftntams BifTcIiop is tegenwoordig gc- , . in groote waarde by Pippyn, 410 Witti\mdns, een Sk, cn haidkoppigc Wlframnus, zyn leven, 41 . . hy preekt in Vriesland, 41 mmbaldHs en Willibaldus zyn de Reis- , . Medehelpet yan S. Bonifacius, 217 fiy-^ffchoppen, zie Suffrag**ntn. IFÏjden Op de Quatertemperdagen, wan- jpen, en jltnt bißchojtpen. f , Gregorius VII. is volgens Hugo |
Biflchoppen van een anderfl" •'^e, . . fominige Patriarchenen Pritnaatctv hadden het regt van vreemde »'et, mjk te DtiHrfltde, eertijds een größ- Z. ZtchitTus Paus fchryft aan S. Boni" . , andwoordt aan S. Bonifacius, . . zijne dood, ï^o Zal'Ang der Ftanfche Koningen . , is ook eemeen gcweeft in andetc Zending tedeneeiing over de Zending , . tegenwerping der Andcrïgezinden Zendingen gedaan dooi de naaftgelcge- Zmdtr-\ee metter tijd gtooter gewor- Zwemtbiildns, Koning van Lotteringen e»n legte onruft , |