ί
ν
6 È
OPKOMST
Ε Ν
bloei
DER VEREENIGDE
1
"Ί
ü
Institout De Vooy»
voer NederlaecJse Taai-
en Letterkunde isaa de
RijkeuaiveriUeif te Utrecht
opkomst
Ε Ν
BLOEI
DER VEREENIGDE
DOOR
Vermetrderd met een SLOTZ^ivc, ter liefde.
VAN het Vaderlandj door denzelfden.
Im
Te AMSTERDAM,
Te HARLINGEN,
m
t
Sr·
Μ D C C L X X V I I I.
m
BIBUÓrHEEK OER
RUKSüNiVtRSiTElT
UTRECHT.
eü
Eene aangenaarae ondervinding heeft my geleerd,
dat men ligtelyk,ter liefde van een gelukkig onder^
werp, den zwakilen Schryver genade bewyst. Dat
voorrecht fchynt bovenal de belangen des Vader-
lands te betreiFen. Eene luchtige fchets van Va-
derlandfche zaaken geeft dikwyls den Leezer meer
voldoening, dan de uitvoerigfte befpiegeling van
oude en verre afgelegene Volken, hoe keurig voor-
gedraagen door eene meeilerlyke hand. Dewyl zulks
in myn geval duidelyk gebleeken is, vind ik my
thans ook aangemoedigd, om deeze Verhandeling
op zichzelve , en afgezonderd van dat geleide,
waaronder zy voor eenige jaaren te voorfchyn
kwam, in het licht te geeven. Ik hebze noch ee-
nigzins befchaafd, maar weinig vermeerderd, oin
dat eene verdere uitbreiding, myns oordeels, niy
ligtelyk buiten het algemeen beftek had kunnen
brengen. Doch om naar myn vermogen deeze
fchraalheid te boeten, heb ik het gewaagd, hier-
achter een dichtftukje te plaatfen, betrekkelyk toe
het onderwerp, hoewel niet zo zeer gefchikc om
het op te helderen, als wel om den vermoeiden
Leezer door verandering van toon te ververfchen.
Poë?:y, ai is zy middelmaatig, heeft, zo men de
allerkundigften uitzondert , dat vermogen noch
zomtyds.
* q Erf.
> y
4
En dewyl eene Voorrede gemeenlyk flechts dien-
ilig is om den Leezer by voorraad gemelyk te niaa-
ken, wenschte ik met al myn hart de myne hier
af te breeken. Ondertusfchen ftaat het zo gefcha-
pen, dat zy bykans een nieuw Vertoog dient uit
te maaken, ja, 't geen veel erger is, de gedaante
van een Twistfchrift, my zo haatelyk, meer of min
aan te neemen. Men dulde dit, dewyl ik niets an-
ders bedoel dan de verdeediging van myzelven; het
welk eensdeels een natuurlyk recht is, en ten an-
deren eene verpligdng fchynt,zo lang ik den Lee-
zer niet verzoek de pen te haaien door eene plaats,
waarin een Schryver van zeldzaame verdienften ver-
zekert hykans zoo vele fouten als 'woorden te hebben
gevonden. De Heer paülus, die ligtelyk tot
zulk eenen ftap te brengen is, gelyk dac doorluch-
tig voorbeeld, Verkl. der Unie^ III. D. bl. 175,
176, in de Aant. bewyst, verwachte dit zo niet
van my. Vlugge, zo wel als voorbaarige Geesten
laaten zich gemaklyk omzetten, door een zeer aan-
zienlyk en kordaat man, vooral wanneer zy van
deszalfs vriendelijkheid en welmeenendheid zoo vele
ondervinding hehben. Eene logger denkwyze, ge~
}yk de niyne, gaat veelal met meer zorgvuldigheid
gepaard; op dat ons ten minilen, kunnen wy niets
voortreflyks zeggen, geene dwaasheid ontfnappe.
De groote zwaarigheid bellaat hierin , dat de
plaats, die ik, naar 'tfchynt, woord voor woord
verdeedigen moet, ongeveer tweehonderd woorden
behelsc. Wié fchrikt niet? En zo ua mt elk ver-
fchilpunt flechts tien anderen gebcx)ren wiérden,
volgens het natuurlyk beloop van een penneiiryd:
wat raad? waar heen toch met een profes van twee-
duizend inßaniien? Maar de Leezer ftelle zich
gerust. Ik zal een ander pad inflaan: kan het over-
al zo kort niet vallen, als ik wenschte, 't zal tea
minften niet overal netelig zyn, en misfchien noch
hier en daar een draaglyk verfehlet vertoonen.
In de eerile plaats moet ik eene algemeene aan-
merking voordraagen, noopens het onderfcheiden
oogmerk van myne Verhandeling, en het licht
waarin dezelve moet befchouwd worden. Noo-
delooze moeite , voor een iegelyk , die 't ge-
duld gehad heeft om de leiding myner gedach-
ten te volgen: maar hier noodzaakeiyk, vermits
ook anderen, benevens deezen fchranderen Schry-
ver, by gebrek van oplettendheid of oordeel, ia
zyne fchuldelooze dooiing kunnen gevallen zyn.
Een al re fcherp gezigt is doorgaans kort: in dat
geval is men verpligt den welmeenenden hulp te
bieden.
Een iegelyk, die zich van het ftof der Schooien
gezuiverd heeft, is overtuigd, dat de Gefchiede-
nisfen der Waereld zo wel van den kant der Wys-
begeerte, als der Rechtsgeleerdheid, kunnen en
moeten onderzocht worden. En wie zal ooit zon-
der dit hulpmiddel een gefchiedkundig oordeel be-
komen? Wie zal den oorfprong der Wetten, der- ^
* Α iel-
va
Vfll
. welver billykheid, beftendigheid, en invloed met
, vrucht befchonwen, zo hy niet geleerd heeft deug-
; den en gebreken ter toétfe te brengen, de hoofd-
-belangen van een Volk te ontzwachtelen, vooral
de harcstogten, dryfveeren van het menfclielyk ge-
flacht , in vi^eêrwil van hunne vermomming, te
'kennen én te onderfcheiden? De zedelyke Wysbe-
geerte heeft tot haar groot oogmerk de kennis van
het menfchelyk hart, en de verbetering van het-
- zelve. Geene wezenlyke Staatkunde zonder haare
■lesfen: en wederom geene waare kennis van den
mensch, zo wy niet door treffende voorbeelden on-
derrecht zyn van de wisfelvalligheid der menfchely-
ke zaaken, de nietigheid van al wat hier groot is,
en het zelfbedrog der Eigenliefde, die dikwyls aan
ingebeelde noodwendigheden haare zaakelykfte ber
langen opoffert. Uit deeze wederkeerige betrekkin-
gen wordt eindelyk eene foort van Stelkunst -ge-
vormd , die alle kromme lynen van het Staatsbe-
wind afmeet, en ons wel droevige waarheden leert,
maar ook tevens de middelen ter vertroostinge aan
de hand geeft, ^y leert ons dat Plakaaten,, Refo'
lurien, Publikatien, enz., yeelal niets meer bete-
kenen dan egne munt, dig nu gangbaar is,, maar
morgen wederom afgefchaft en vergeeten wordt; ji^
dat niet zelden de plegtigfte Verbonden maar fpeel-
tuigen zyn voor de ftaatzucht der Grooten. Doch
2y overtuigt ons meteen dat alles wel gaat, zo de
gewign'gfte inftellingen, door bevoegde Wetgee-
vers wyslyk beraamd , overeenkomftig gevonden
worden met het onveranderlyk karakter der Natie,
en de duurzaame belangen van den Staat. En in-
dien men met voorcrefFelyke Schryvers onderftel-
len mag,'dat de Zeden van een Volk meer invloeds
hebben op deszelfs geluk, dan de Wetten zelve,
en het uitgeilrektile bewind van fcepters en kroo-
nen; zal deeze oeiFening ruim zo nuttig mogen
fchynen, als de veelbeloovende omflag van zommi-
ge Rechtsgeleerde Yertoogen. Doch alles heefc
zyn tyd en plaats: men betwiste niemand zyne ver-
kiezing , zo lang de waarheid 'er niets by iydt.
Maar zulk eene wysgeerige Staatkunde is fchier
ovcal aan tegenfpraak onderhevig. Hoe veel ver-
fchilt men dikwyis, in den dagelykfchen wandel,
over de eenvoudigite zaaken ? hoe veei ce meer in
dien wyden kring van gebeurtenisfen, toevallen,
verfchynzelen , oorzaaken en gevolgen, meeren-
deels niet kenbaar dan door de fynfte onderfchei-
ding, en op ontelbaare wyzen te zamen gekoppeld,
om eikanderen beurteling te helpen en te weder-
ftreeven? Het zou my derhalven zeer verwonde-
ren, zo men flechts weinigen vond, die in zodaa-
nige befchouwingen merkelyk van my verichilden:
ce meer, dewyl ik niet meen te behooren onder
het getal der geenen, die best tot zulk eene oor·^
deelkunde bevoegd zyn. Maar met geene mindere
verwondering zou ik hooren dat de zulken my, in
dat geval, punt voor punt zo veele fotiten tuere-
kea-
IX
m
ms
kenden. De man, die zich zulks aanmaatigc, moet
noopens het betwiste onderwerp eene onfeilbaare
kennis bezitten; en ik denk dat die volflagene ze-
kerheid in het ftuk, waarvan wy handelen, men-
fchelyker wyze niet vallen kan.
Zodaanig was myn inzigt, toen ik in myne Ver-
handeling eerst de oude Hollandfche Gefchiedenis-
fen voorftelde, als eenen grondflag ter verklaaringe
van laatere tyden. Een iegelyk oordeele vrymoe-
dig over myne wyze van voorftellen en verklaaren:
alleenlyk verzoek ik, dat men in dit oordeel de
ftraksgemelde beginzelen in het oog houde, op dat
ik niet overgeleverd worde ter befcheidenheid van
cene onbevoegde Vierfchaar. Of zou men in den
vryen Staat der Letteren geen Privilegie ds mn
cvocando kennen ?
Tot myn oogmerk vond ik niets bekwaamer,dan
de verdeeldheid der Hoekfchen en Kabbeljaauw-
fchen, de Bourgondifche Regeering, inzonderheid
die van Vrouw Maria; en vervolgens de gewigtige
Staatsbelangen onder het geduchte Huis van Oos-
tenryk, die ons geleiden tot den aanvang van ons
tegenwoordig Geraeenebest. Maar ik heb ook wei-
nig minder werks gemaakt van de gistingen onder
Leicester, die zeer veel toegebragt hebben, om
vervolgens het beste ontwerp voor onzen Regee-
ringsvorm te vinden. De Unie van Utrecht ver-
leende hiertoe wel een nuttig richtfnoer; doch men
had ook op dien tyd reeds ondervonden dat zy in
verfcheidene punten oniiitvoerlyk was. Men had
zelfs, eer Leicester in deeze Landen kwam, reeds
gehandeld over het vermeerderen en veranderen van
dat Verbond. Na zyn vertrek floeg men de hand
aan 't werk, om niet alleen den band der Unie te
verilerken, maar ook veele gevaaren, welke men
uit zynen ilinkfchen handel had leeren kennen, in
'c byzonder te voorkomen. Tot het een zo wei als
cot het ander zyn van tyd tot tyd de beste fchikkin-
gen, ^ie mogelyk waren, beraamd, hoewel niet
zonder groote verfcheidenheid van gevoelens, die
wy overal in de burgerlyke Historie van ons Vader-
land ontmoeten,
Leicester had, ftraks by den aanvang van zyne
Regeering, getracht het denkbeeld van de volftrek-
te Oppermagt der Provinciën te verduifteren, om
het over te brengen op den Raad van Staate, die
van zyne wenken vloog. . Binnen Utrecht bereikte
hy genoegzaam zyn oogmerk; van waar hy ook
Gelderland en Overysfel, dagelyks voor den Vyand
bloot leggende, gemaklyk wist te vernederen. Zee-
land, wegens de verpande plaatfen met Engelsch
krygsvolk bezet, wierd kort in toom gehouden.
Vriesland, alwaar Graaf Willem Lodewyk Stadhou-
der was, zou misfchien rustiger tegeniland hebben
gebooden;maar dewyl Groningen noch in 'svyands
handen was, en Verdugo van daar den Friefchen
bodem onophoudelyk berprong,had Graaf Willem
zo veel te doen met krygszaaken, dat hem de bur-
ger-
gerlyke beroerten , door Leicesters aanhang ge-
iiookc, veelal over de hand kwamen. Men mag
dan zeggen, dat de Staaten van Holland alleen noch
voor 's Lands vryheid, tegen de Engelfchen en
hunnen aanhang, in de bresfe ftonden.
Schoon nu de Raad van Staate, waarin Leices-
ter ook twee Engelfche Raaden had, het C pper-
gezag zo verre tot zich trok, dat de Provinciaale
onafhangklykheid, buiten Holland, vtreinig in aan-
merking kwam; echter moest men, om 's Lands
gebruik eenigzins in 't oog te houden, noch zom-
tyils de algemeene Staaten befchryven, die dan ten
minften eene flaauwe fchaduw vertoonden van dat
Gezag, het welk de Raad van Staate in volle kracht
Uitdrukte. Geen wonder, dat de Engelschgezinden,
toen deeze Raad, na het vertrek van Leicester, aan
't kwynen floeg, het vleiend denkbeeld van Opper--
magt, waaraan men zich vergaapte, op de algemee-
ne Staaten, als de naast vermoedelyke Mededingers
naar zulk eene achtbaarheid, overbragten. Geen
w^onder dat de Hollanders, dus van alle zyden be-
lemmerd , moeite en tyd noodig hadden, oni dit
denkbeeld behoorlyk te wederßaan; te meer, de-
wyl de Engelfche Raaden, noch in den Raad van
Staate gebleeven, het ook ten hunnen voordeele
poogden te onderfteunen. Wat vermag de bondig-
fte redeneering in beroerde tyden ? Zy, die den
grootften aanhang winnen, zyn dikwyls 'c minsc
van allen in Rechtsgeleerdheid en Gefchiedenisfen
χμ
aan DEiSf LEERER. χιπ
bedreeven: en, al zynze 't ook, τ^ bedienen zicH
doorgaans van gereeder middelen dan Oudheidkun-
de en fluitredenen. Zy, die den (landaard yverigsc
Volgen, weeten gemeenlyk niets, en zyn daarom
zo veel ftouter.
Maar terviryl men in de vermenigvuldigde verga-
deringen der algemeene Staaten raadpleegde over 'c
fchikken en bevestigen van den Regeeringsvorm,
moeiten evenwel de driften allengs bedaaren, om
voor de gezonde reden plaats te maaken. Hoe is
het dan mogelyk dac iemand vervolgens een woord
heeft diiiven reppen ten nadeele van de volftrekte
oppermagt der byzondere Provinciën ? Hoe konden
de algemeene Staaten zich het minfte gezag boven
deeze oppermagc aanmaacigen, zonder het gedrag
des Raads van Staate, 'c welk nu algemeen ver-
oordeeld wierd, door het navolgen van zulk een
voorbeeld te wettigen? Of, indien men zulks dien-
ftig gevonden had, om beter den Raad van Staate'c
hoofd te bieden, met welk een inzigt konden wel-
meenende menfchen noch hierop ftil ftaan in zulk
een tydgewricht? In menig ander geval zou de ver-
klaaring gemaklyk vallen, uit den natuurlyken naar-
yver, die in aahzienlyke Vergaderingen heerscht,
waardoor zy gemeenlyk al wat maar volgen wil toe
zich trekken. Maar de gevaaren, de onheilen, aan
zulk eene onderneeming verknocht, leefden noch
versch in elks geheugen, en het Gemeenebest,
langs deezea weg op den oever van het verderf ge-
bragt,
-ocr page 12-XIV AAN DEN L Ε Ε Ζ Ε R.
bragt, waggelde noch in de uiterfte onzekerheid. Hoe
kon, hoe moge men dan voortaan deeze ongerymde
itellingen een oogenblik gehoor geeven? Eene wel-
gepaste vraag: ik beken het. Doch al itonden wy
mee de oplosfing verlegen, hieruit zou geenszins
volgen dat de zaak niet gebeurd waare. Veele zaa-
ken gebeuren tegen de waarfchynlykheid; en hier-
toe behooren vooral de zulke, die de hardnekkig-
heid der vooroordeelen tot haaren grondflag heb-
ben. Een greintje van Wysbegeerte doet alle on-
ze verwondering ophouden.
De Leezer vergunne my thans, dat ik op ditftuk
myne gedachten nader ontvouwe. Myn gevoelen
is, dat wy het vraagftuk, gelyk het gemeenlyk
worde uitgedrukt,en meermaalen met hooge woor-
den gedreeven is, al te letterlyk opvatten, 't Is
meer dan waarfchynlyk, dat men zich vermoeid
heeft om hieromtrent eenen middelweg te zoeken,
dien men niet vinden kon. De gevoelens zyn ver-
deeld geworden, naar de wisfelvalligheid van ftry-
dige belangen. De hartstogten hebben 'er hunnen
rol onder gefpeeld: en raenigmaalen hebben deeze
of geene Provinciën, om in 't kleen niets op te
offeren, in 't groot haar eigen belang ter zyden ge-
fteld. Dit is menfchelyk zwak; en indien wy hier
de beginzelen van het verfchilpunt vinden, volgt
van zelfs dat alle hiertoe betrekkelyke gedingen
zaakelyk tot het groot gefchil behooren. Ik zal
vervolgens aantoonen, dat ik, van hetzelve fpree-
kende, juist om deeze reden de woorden, die ik
verdeedigen moet, gekoozen hebbe. Toen geea
oogmerk hebbende om die iluk afzonderlyk te ver-
handelen, vergenoegde ik my met eene voorbj·
gaande aanmerking, die nochthans, indien menze
vergeiykt met myne gedachten over de onvol-
maaktheden der Unie, geen duiiler beginzel heeft,
Nu is hsc cyd om wat breeder te v/eiden; en da
alleen zou misfchien genoeg zyn tot myne verant-
woording , hoewel ik dit ook zelfs meer uit achting
voor den befcheiden Leezer, dan uit noodzai^lyk-
heid wegens den Heer paulus, meen te moe-
ten voordraagen.
Lieden van oordeel twyiFelden geenszins, of de
volftrekte Oppermagt, zodra Filips vervallen was
van zyne rechten,tot haaren oorfprongkiyken boe-
zem wedergekeerd vvaare. Men mögt dit tydpuac
ftellen by het opvatten der wapenen tegen zyne
Dienaars, of by de uitdrukkelyke afzweering vm
zyn gezag: 't was en bleef voor zo verre dezelfde
zaak. Doch 't wierd eene andere vraag, of elke
jprovincie, op zichzelve volilrekt oppermagtig,
maar niettemin in den band der Unie ilaande, die
haar te zamen had vereenigd, als of zy maar éém
Provincie <soaareny als volßrekt oppermagtig moess
aangemerkt tvorden? De reden leerde dat zes of
^even Bondgenooten zo naauw niet konden veree-
nigd worden, zonder dat elk iets afïlond van het
eyne ten algemeenen nutte; en deeze afgeilaane
gedeelten, tot één Lighaam overgebragt, zöüdeft
eene uitvoerende Magc vormen, waaraan inderdaad
het gemeen beleid der zaaken behoorde^ zonder dat
zy evenwel als volßreh konde aangemerkt morden^
Zy moest alleenlyk gemcenfchap hebben met het
denkbeeld van eem hooge Overheid voor het gan*
fche Lighaam van den Staat, wegens de noodzaa«»
kelyke vernchtingen der algemeene Regeering, als
by voorbeeld, het handelen met vreemde Mogend-
heden, het ilellen van orde in dringend gevaar,
het geeven van Oktrooien, Lastbrieven, en wat
dies meer is. Dus kon men eene Oppermagt, die
'er niet was, verbeelden ; maar men kon ook geens-
zins beletten dat de fchyn dikwyls voor het waare
wezen wierd aangezien*
Men zie dit voorftel niet aan als eene harsfen-
fchini. De Staaten vnn Holland, die gemeenlj^k
allervuurigst voor bet belang der byzondere Provin-
ciën gepleit hebben, maakten noch in ftet jaar
1651, by degroote Vergadering^ eene onderfchei-
ding tiisfchen zaaken,die puur Provinciaal ,
en andere, die tot htt beleid van de gemeens Unia
behoorden. Ook niet in 't voorbygaan; dewyl zy
punt voor punt bepaalden, wat, volgens hun ge-
voelen, tot deeze of geene afdeeling behoorde.
Zie ΛΙΤΖΕΜΑ, Zaaken van Staat, en Oorlog j
VIL D. bi. 299.: Heeft men op dien tyd zo ge-
dacht, waarom niét 'insgelyks in het jaar 1590,
en daaromtrent? 'ε Kwam 'er dan voornaamlyk op
aan, waar zodaanig eene verbeelding van Opper-
magc behoorde geplaatst te worden? Doch hec
vermeerderd aanzien der algemeene Staaten, ten
koste des Raads van Staate, waarin men daarenbo-
ven, wegens de nagebleevene Engelfche Raaden,
geen vertrouwen freüen kon, gaf de natuurlykfte
aanleiding ten voordeele der eerstgemelden ; te
meer, na dac hunne Vergadering, wegens de οπ'
lusten onder Leicester ^ altoosduurende geworden
was.
Men zou naar allen fchyn over de billykheid van
het gezag der algemeene Staaten minder getwist
hebben, had men de juiiie paaien van hetzelve be-
ter kunnen vinden. Doch vermits deeze bepaaling
afhing van menfchclyke denkbeelden en gevoe^
lens, die over eene groote menigte nooit eenpaarig
loopen, moest 'er natuurlyk verfchil ontftaan over
het meerdere en mindere; waarvan het onvermyde-
]yk gevolg was, dat men dikwyis, geen raiddea
kunnende vinden, tot uiterften overfloeg. Het by^
zonder belang, wel of kwaêlyk begreepen, heeft
ook niet zelden hieronder gewerkt; trekkende de
algemeene Staaten hunne ftreng zomtyds te iterk,
gelyk op andere tyden de Provinciën te ilerk op de
mlßrektheid van haare Oppermagt flonden. Wie
eenige kennis van menfchen heeft, zal hier geen
oogenblik aan twyfFelen: wie noch twyffelt, leeze
by Aitzema, wat hy van de Staatkunde der voor-
gaande eeuwe dacht: Hebben is hebben^ ja hehheft
is
xvii
is eerlyk'^ VIL D. bl. 269. Ik zou deeze ver^
fchriklyke woorden uit een Schryver van minder
waarde niet durven aanhaalen.
- De Vergadering der algeraeene Staaten beilaac
uit Afgevaardigden der byzondere Provinciën. Dee-
ze Afgevaardigden konden zich ten aanzien van
hunne eigene Provinciën geen onafhangklyk recht
aanmaatigen. Alleenlyk konden zy, met een vryen
last voorzien zynde, en ilechts verpligt om in de
gewigtigile zaaken hunne Meefters te raadpleegen,
deeze vryheid wat te ruim neemen, en de verplig-
ting te traag betrachten. Maar in gevallen van ver-
fchil tusfchen Provinciën en Provinciën, hebben zy
meermaalen onder eikanderen getwist over de waar-
digheid .van het Lighaam, 't welk zy te zamen uit-
maakten; en den invloed dien het behoorde te heb-
ben.o,p dé..volfl:rekte Oppermagc van hunne aanhoo-
rige Provinciën, zeer ongelyk, ja zomtyds zeer
wondfirlyk, begreepen. Zy hebben zomtyds hunne
eigene Meeilers, op derzelver yitgedrukcen last,
van 't roer gezet. Onbegrypelyke betovering, waar
voor de fynfte verbanden niet altoos beveiligd zyn!
• Ter ophelderinge van het voorgeilelde zal-ik hier
deeze merkwaardige plaats van de Groot, AnnaL
L. V. p. m. 150, gebruiken.
Foederatlr ex quo Af^^fionenßs diu regio, dein
fao nomine fummam rerum complexa, mox & LI-
cefirii ad prindpattm utraque accedens poießas
cejfaverm^ edocH ufu^ vim imperii in plures fpar.
fi.
X'/I«
fere, quod ut lihertati tuthis·^ Itw^ ^'fi paulum -ré-
mittat hoßis^ concorMae perkulofumi · ί 't
Na dat het vermogen des Prmfen van Oranjèi^
lang op 'i Honings^ vervolgens op zyn eigen naam
het bewind der zaaken omvademd hebbende'·^ opge^
houden was, gelyk ook ßraks daarna dat van Lei-
cester ^ heide ten naaßen by Vorßelyke vermogens ^
hebben de vereenigde Staaten^, door ervaarenis
mderweezen., de kracht des Gebieds onder veeïen
verdeeld·^ het welk veiliger voor de vryheid zynde^^
te gelyk, zodra de Vyand eenige rust verleent, voor
de eendragt gevaarlyk is.
^ Dit fchilderc naar 'ε. leven ^ en ilrookc buiten te-
genfpraak met myne voorgeftelde gedachten. Al-
Jeenlyk dient men bedacht te zyn dat de Grö.óc,
ten aanzien van de Vryheid, hier in 'c byzonder
doelt op dië gevaaren, welke zy van 's Vyands vsra^
penen te duchten heeft; zynde anderszins voor de
burgerlyke Vryheid ook niets gevaarlyker dan bin^
nenlandfche tvveedragt. Nu zal eene nadere be?
fchouwing der gevaaren, waarvoor de eendragt by
deeze fchikkingen wierd bloot geileld, aan dit ftuk
al het noodige licht byzetten.
Deeze vis imperït ^ kracht des gebieds^ οΐ^ zo
men wil, der Heerfchappye^ uit twee voornaarne
deelen moetende beftaan ν gelyk wy gezien heb-
ben, zonder dat men eene juifte maat wist te ftel-
len o'p hQi puur Provinciaale ^ en het overig aan-
deel , 'c welk het beleid der gemeene Unie betrof,'
m
■heeft aanleiding gegeeven tor een wezenlyk ver-
fcbüpunt, hec weiii dikwyls onder verlcheidene ge-
daanten is voorgedraagen; nu eens hangende cus-
fcben de algemeene Staaten en byzondere Provin-
ciën, dan' tusfchen die Vergadering en den Raad
yan Staate, enz.: maar altoos betrekkelyk tot de
ongelyke en betwiscbaare verdeeling der aigemeene
■en byzondere Rechten. Had men, gelyk de Pre-
zidenc ßynkershoek ergens doet, van eene zaak
fpreekende, die ook hiertoe betrekkelyk is, kun-
nen zeggen: tu de confequsntiis [oUkltus es ^ ego
de jure; 't w^ar' kort afgedaan geweest. Maar op
dit ftuk wilde men zo wel de gevolgen als hec rechc
in 'c oog houden: en hierdoor bleef alles onzeker,
gelyk het in verfcheidene opzigten noch fchynt te
^yn. Had de Heer ρ λ υ l υ s deeze uitdrukking van
Bynkershoek voor zynen geest gehad , hy ion
eenig onderfcheid begreepen hebben tusfchen afge-
trokkene Rechtsgeleerdheid en wysgeerige Staat-
kunde.
Zie hier de verklaarïng van myn gevoelen op dit
ondervi^erp. Wordt zy aangenomen, zo zullen wy
ons in ftaat bevinden, om verfcheidene ftrydighe-
den en oneenpaarige handelingen op te losfen, waar
mede men anders zou verlegen ftaan. 't Wordt al-
gemeen erkend, dat de j^andelingen der algemeene
Staaten niet zelden tegen het byzonder recht der
Provinciën hebben aangeloopen. Zy kunnen in die
byzondere gevallen gedacht hebben dat het puur
ι.
Λ
Provindaale voor hei beleid des gemeenen Verhands
moest wyken, en, by toeval de magt hebbende,
ook noch met eene goede meening te ilerk geyverd
hebben. Insgelyks hebben de Provinciën ook mis-
fchién het puur Provlnciaale wel eens te hoog ge-
tild: maar de zwakile, in het gemeen verband hier?
by haare rekening niet vindende, hebben dan voor
eene poos, om het evenwigc te houden, het ge-
meen beleid der Unie tot uiterilen getrokken. Men
ipreekt nu bezadigder van deeze zaaken, terwyi de
geest van eendragc meer dan ooit voorheen onze
gelukkige Nederlanders bezielt. Men fpreekt 'er
evenwel noch van, en dat is loflyk: want is 'er
ooic bilJyke hoop geweest, om deeze onverzekerde
afdeeling van de kracht des Gebieds in een vast
punt te plaaden, wy mogen thans die hoop bly-
moedig koeilercn.
Verwerpt men in tegendeel myn gevoelen, ik
zal met vermaak iet beters hooren. Maar ik her-
haal hier, dat ik in diergelyke zaaken niemands oor-
deel voor onfeilbaar houde, en dus aan zulk eene
toerekening van fouten, als die van den Heer Pau-
lus, niet meen onderhevig te zyn; ten waare ik
my blykbaar tegen Gefchiedkundige waarheden
mögt vergreepen hebben. Het onderzoek, waartoe
ik nu overga, zal den Leezer in ilaat Hellen om
hiervan te oordeelen, en meteen de woorden, in
myne Verhandeling uit hoofde van dit gevoelen ge-
field , fcherper te toetfen. Ondertusfchen zal men
O V
XXI
ook niet ongeryrad vinden, dewyl ik thans met
den Heer ρ α υ l υ s voor 't eersc kennis heb ge-
maakt , dat wy eikanderen wat nader onder de oo-
gen zien. ' ' '
Deezé fchrandere Schryver, in zyne Verklaaring
-der Unie van Utrecht, οψ het negentiende Artikel
gehandeld hebbende van de onderfcheidene Rech-
ten der algeraeene Staaten, in vergelyking van het
Oppergezag der byzondere Provinciën, befluit al-
dus de vyftiende Paragraaf, UI. D. bl. 76.
XXII
~ „ Neen, die hier niets ontveinzen wil —
dien 't alleen om de waarheid te doen is,
;; — die erkenne dat dit gevoelen" (voor
<le oppermagt der algemeene Staaten) „ toen
flegts gevoerd is om redenen: van Scaat,
welken een vreedzaam burger niet tel-
kens behoort op te krabben; en elk eer-
lyk hart wagte zig, om dezelven ooit te-
„ gen onze tegenwoordige regeeringsvorm,
of de perfoonen die haar uitmaken, aan
te voeren".
??
55
55
-55
5?
Ik beken openhartig, dat ik deeze woorden niet
Affeifta. 'Kunnen wy redenen van ftaat onderilellen,
•Welken een vreedzaam burger niet telkens behoort
'Op te krabben; zo vraag ik of hy 't Zomt^ds be-
hoort te doen? en wanneer^ Opkrabben is nooit
èehoorlyk, zou 'ik meenen; indien men aan dit
woord eene laage betekenis moet hechten : zo niet;
•dan behoort een vreedzaam burger, dien 't alleen
3 ' om ·
AAN DEN LEEZER.
om de waarheid te doen is, op te krabben wat hem
te pas komt, indien hy niets ontveinzen wil.
Hoe verre is een vreedzaam hiirger ^ die niets
ontveinzen w//, verpligt redenen van ilaat, welke
in vroeger dagen gediend hebben om eenig gewe-
ien te voerenmet ililzwygen voorby te gaan. om
niet als een Opkrahher getekend te worden ?
Hoe verre ilrekc de betrekking der redenen van
ilaat, dijè in de voorgaande eeuw plaats gehad heb-'
ben, zich uit toe onze tegenwoordige regeerings^
vorm^ of de perfoonen^ die haar uitmaken'^
Hoedaanig is het onderfcheid tusfchen opkrabhen,
en aanvoeren van zulke redenen vanßaatlZ^^oxux.
het laatile naar oproer ßooken?
Hoe komt het dan te pas, in onze geruste dan-
gen elk eerlyk hart voor zulk een wanbedryf te
waarfchuwen ? 'Bedoelt de Schryver iemand in het
byzonder, of zyji hem deeze woorden zonder be-
tekenis ontfnapt? De Verklaarder der Unie heeft
over deeze merkwaardige plaats al eene vry dikke
duifternis weeten te verfpreiden. Voor my, ik ben
nederig van gedachten, dat een Meefter, die den
toon van Wetgeever wil voeren, en de fouten van
anderen by -woorden telt, aldus het papier niet be-
kladden moet.
xxiii
Deeze woorden voor 'c eerst kezende , was ik
verheugd eene aantekening onder dezelve geplaatst
te zien, die zekerlyk, dacht my, ftrekken moest
ter ophelderinge of uitbreidinge van den Teksr.
Wei'
-ocr page 22-xxiv ΛΑΝ DEN LEEZER.
Weinig dacht ik datze my onmiddellyk betreffen
zou! En voorts, wel verzekerd dat ik uit myne
vteedzaame afzondering nooit eenige redenen van
ßaat had aangevoerd tegen eenig levend wezen,
zelfs niet eens myne nagelen tot opkrahhing ge-
fpitst, dacht ik eerst dat de Heer paulus my de
eer deed,iets uit myne Verhandeling aan te haaien,
ter bevestiginge zyner gevoelens, in 't een oft
ander opzigt. Eene eer die my verbaasde: maar
hoe vreemd zag ik ilraks daarna op die zeldzaame
rekening van fouten toe, die deeze Heer my zo
luchtig in de handen ftopt. Evenwel geftreeld
door de hoop op onderrechting, indien ik moge
gedwaald hebben, herlas ik terftond de voorgaande
bladzyden, over het ganfchc negentiende Artikel;
om daar, volgens zyne opgaaf, de bewyzen ten
mynen laste te ontdekken. Wat vond ik ? ver-
fcheidene plaatfen, die onmiddellyk tot myne ver-
deediging gefchikt fcheenen. Ik vraag den zwaar-
moedigften lierakliet, of hy in zulk een geval ern-
ftig zou kunnen blyven ?
Zie hier de aantekening van den Heer paulus,
met alle de veranderingen van taal en rpelling,Kur-
zief en Kapitaal, welke hy, ik begryp niet waar-
om , in myne woorden heeft gemaakt.
[„De Vergadering der Algemeene Staaten"
(zege de Schryver van de Opkomst en Bkei der
Vereen. Nederl bl. 583), „ te voren ileeds afge-
„ broken geweeft zynde, maar vjegens de onlußen
„ ou'
ÉÉ
„ onder Leicester aUoosdurende geivorden, fcheen
„ thans ook de Republiek een nieuw aanzien by
5, te zetten, devvyl zy ten minden wat meer ge-
„ meenfchap had met het . denkbeeld van eene hoo .
,, ge Ov^erheid voor het gantfche lighaam van den
„ Staat dan hunne voorige Vergaderingen. Doch
dit gaf tevens aanleiding tot een wezendlyk ver-
fchilpunr; <?ƒ, namelyk, de oppermagt der Veree-
nigde Landen inderdaad aan de Algemeene Staten
behoorde^ dan of elke Provincie voor zig zeken als
volflrekt oppermagtig moeß aangemerkt voorden ?
Geen wonder, dat de Hollanders yverigst van
„ allen dit laatlle beweerden, naardien zy uit de
„ verydeide pogingen van Leicefter geleerd had-
„ den, hoe zeer de vryheid van den gantfchen
„ Staat aan dit enkele punt kon hangen: want die
weggenomen zynde , zoo had de meerderheid
van itemmen, op alles wat men begeerde, ligte-
lyk kunnen ingevoerd worden ter vergaderinge
der Algemeene Staten; en het bleek uit verfche
voorbeelden, dat een Onderdrukker met gemak
„ vier of vyf Provinciën op zyne zyde zou trek-
„ ken, indien dat genoeg was, om zyn opperge-
„ zag te ilaven. Het gevoelen der Staten van Hol-
„ land behield voor dien tyd de overhand^ niet
„ zoo ZEER, OM DAT HET BEST overeen-
„ KWAM MET HET OOGMERK DER unie, üls
„ omdat zy den meeßen invloed hadden op het
„ Staatsgeßel^ nit hoofde der veranderingen in d&
J?
J?
■ ifl
Kegering van alle Provinciën ^ na het vertrek
„ van Leiceßer ^ door hun toedoen ingevoerd. Doch
yj het fchynt dat dit gefchil^ 't welk naderhand,
gelyk een ieder weet, gediend heeft om drie
groote mannen te gelyk ten val te brengen ,
nooit onhetwiflbaar heeft kunnen heflegt wor~
, Doch 't doet my zeer ieed, dat deeze
plaats, waarin bykans zoo vele fouten als woorden
gevonden worden, der penne van dezen Schryver,
die om zynen keurigen ftyl en taal, te rege, by ieder
éen zeer geagt wordt, ontfnapt is. — Indien deze
misflagen niet elkeen, die myne Verklaring van die
Artikel, tot hier toe, met aandagt gelezen heeft,
van zelfs in 't oog gevallen zyn, zou het weinig
baten, wanneer ik dezelven, elk afzonderlyk, met
den vinger wilde aanwyzen.]
Heeft nu deeze aantekening 't minfte verband
met den Tekst, zo mag ik vermoeden dat de Schry-
ver my houdt voor een Opkrabher in redenen van
Staate en al wat laag, om niet te zeggen oneer^
ïyky is; want, fchoon hy onderilelt dat my dee-
ze ^h'axs ontßapi is, de tekstwoorden zyn veel te
hard om hierdoor eenigzins geleenigd te worden.
Maar een Rechtsgeleerde zou ten minilen begree-
pen hebben dat zulk een verwyt vollediger bewy-
zen vereischte , zo het anders waar is , dat hy
eenig bewys tegen my inbrengt. Liever geloof ik
dat. eene ongelukkige vaardigheid hem tot over-
yling heeft vervoerd; meefterlyk en vlug, ik be-
5»
ή
AAN DEN. LEE ZE R.
ken het. Groote geeilen hebben dat,zegt men;maar
elk bezadigd gemoed wachte zich van hun voorbeeld
te volgen. Zulke fouten zyn gevaarlyk, om dat
men das ligcelj'k de onnozelheid zelve kan beleedi-'
gen of verdacht maaken. Doch laaten wy thans dit
puikftaal van oordeelkunde op' zichzelf befchouwen.
In de begrooting der onderilelde fouten veroor-
zaakt het woordtje b^kans wederom eene duifter-
heid, die my onzeker Iaat, wat ik al oï niet be^
hoeve te verantwoorden. Het geeft te kennen dat
'er minder fouten dan ivoor den zyn: Bygevolg moet
deeze plaats noch iet goeds, eenige waarheid, ee-
nig welgegrond befluit, of ten minften iets, dat
draaglyk is, behelzen. Had onze Schryver, om de
minile moeite, dk flechts aangeweezen, zo had ik
hier de overtolligheid mogen affnyden.- nu, terwyl
alles in 't onzekere ftaat, fchynt het dat ik alles
moet aanroeren. In hec begin heb ik my verbeeld
dat de plaatfen, die Kurzief QXi Kapitaal gefteld
zyn, alleen als fouten^moeilen aangemerkt worden.
Maar dewyl deeze gedeelten te zamen noch de helft
van het geheel niet uitmaaken, zou de woordelyke
rekening van fouten wat verder dan bykans xq kort
fchieten; ten waare men, als op de Schooien, zo
wel dubbele en driedubbele , als heele en halve
fouten rekenen moest. Maar indien ik den Heer
PAULUS in den rang van zulke wezens tellen kón,
zou ik my tot deeze moeite niet verledigen. ' ·
By nadere overweeging vind ik ruim zo waar-
fcbyn-
xxvn
χχνπι AAN DEN LEE ZE R,
fchynlyk, dac onze Schryver deeze plaatfen als'
goed en onberispelyk heefi: uitgezonderd, en de
Kapitaale woorden by uitneemendheid goed gefchatr
VMoet immers dien Heer geenszins beigen, als
men te kennen geeft dat het gevoelen der Staaten
van Holland best οverioenkwam met het
OOGMERK DER UNIE. De meeile Kurzieve
plaatfen kunnen ook, dunkt my , niet verre van
zyne gevoelens verwyderd zyn; ja, M^at meer is,
zommige kunnen mee zyne eigene woorden be-
krachtigd worden. Maar de gebruikelyke beteke-
nis van het woordtje h^kans belemmert ons op
nieuw in deeze onderftelling, want dit zou noch
op den lyst der fouten een merkelyken afflag gee-
yen. Hoe 't zy, de wyze van denken en voordel-
len , deezen Heer byzonder eigen, verfchilt zo veel
van de rayne, dat ik, om my niec re vergisfen, in
geene van beide ftellingen berusten zal. Ik acht
het veiligst punt voor punt af te doen, Ktirzief,
Kapitaal, Romein ; Tros Rutulusve fuat. Hec
voorverhandelde zal ons niettemin voor den groot-
ften omflag behoeden, naardien al het befchouwe-
lyke nu flechts eene ligte errinnering vereischt, oni
hierop toegepast te worden, 't Zal 'er meest op
aankomen , of myne Gefchiedkundige ftellingen
waar en bewysbaar zyn ? Welaan!
I, „ De Vergadering der Algemeene Staten, te
„ vooren fteeds afgebroken geweeil zynde", enz,
Niiaraelyk voor de tyden, die ik op deeze plaats
be.
-ocr page 27-befchouw; dat is voor het vertrek van Leicestei·^
en weinig tyds daarna: Ook noch vroeger. Meii
ftelle flcchcs, voor het jaar 1590. Leicester is
omtrent het einde van 't jaar 1587 vertrokken i
heefc vérvolgens uit Engeland noch wat gewoeld^,
en is in· 1588 overleeden. De Heer paülus zegt
zelf, Verkl. der Unie^ ΠΓ. D. BI. 29 en 30, daC
deeze Vergadering in het jaar 1593 aanblyvend^ ge-
worden is. Netter' dan de groote Wagenaar,
ik beken het, die het begin van dit aanblyOen-y
reeds ten tyde van Leicester fielt; ook netter dan
de Schryver van het Fublic Gehedt^ die zegt dat
zulks ten tße van den Grave van Lycester is' in*
gevoert. Maar moet ik, moet ik dan hierop het
Franfche fpreekwoord toepasfen; L'exaSiitude ejï
Ie fuhUme des fots'^. Men zie by den oniterflyken
de Groot , Jnnal. L. V. p. m. 153, de reden
waarom dit ftuk niet netter bepaald moest worden.
„ Haec legacio fenß77i in perpetui confesfus fpe-
„ ciem tranßit''\ Senßm^ allengs^ van tyd tot
tyd langduuriger^ en eindelyk aanblyvende'^ gelyk
het in de vordering van groote zaaken toegaat. Een-
greintje llaatkunde flechts, myn lieve Rechtsgeleer-
de Vriend! Begrypt gy nu ook de reden, waarom
men in het jaar 1597, "^ch niet Qtm vastßelde,
dat de Vergadering altyd zou hyeen Uyven?
II. „ Maar wegens de onlußen onder Leiceßer
altoosduurende geworden
De Heer Wagenaar , Vadérl Nisi. VIII. P."
bl
xxix
XXX: Α A M D ΚΝ L Ε Ε Ζ Ε R.
bj, 339 zege noopens de algemeene Staaten: Ten
t^äe van Leicester begon hunm Vergadering geduur
rig te worden. Indien ik iets verila, heeft deeze
oordeelkundige Man gedacht dat de tyden van Lei-
cester aanleiding hiertoe gaven, en dat de zaak be-
vorderd is, wegens da onlusten onder hem. Maar
de Schryver van het Public GebedtylW. D. bl. 184-,
verklaart dit nader. Zie hier zyne woorden:
„ Van het begin is de Vergadering van de Sta-
,, ten Generaal by de Raadt van State (daar oock de
„ Gouverneurs van de Provintien onder vi^aren) be-
fchreven geworden--die dan ook gewoon
was weder te fcheiden. — Maar ten tyde van
den Grave van Lyceiler is ingevoert dat die Ver-
„ gaderinge door .Gedeputeerden geduerig is by
den anderen gebleven. Daar wa? doe fufpicié
„^dat Lyceiler den Staat wilde ufurperen , ofte
j, voor fich zeiven, ofte voor de Koninginne Eli-
,, zabeth zyne MeefteriTe ; en dewyl hy daartoe
misbruykte de authoriteyc van den Raadt van Sta-
te, daar hy Hooft van was, en in dewelcke ne-
vens, hem noch twee Engelfchen, wegens de
Koninginne, feifie hadden; zoo vont men goec
de Vergaderinge van de Staten, Generaal gedue-
rig by den anderen te houden, omme aldus de-
authoriteyt van den Raadt van State te overfcha-,
„ duwen, ende te verminderen ".
Gebeurde zulks dan wegens de onlusten onder
leicester, pf^niet? ...Men ho.ore nu, om hec foai'
der
5>
η
5?
5>
V
V
5J
der zaake, den Heer ρ δ υ l υ s zeiven, Verkk der
Unie, lil. Ό. hl'2^.
■ „ De ware reden, welke de Vergadering d^
Algemeene Staten heeft doen byeen blyven, m
„ verandering maken in de oude procuratkn, is>
„ dat men ondervond, dat 'er dagelyks zoo vele
„ zaken voorkwamen, waarover de Bondgenote®
,, famen moeften raadplegen , dat 't onmooglyk
,, was, langer re vergaderen op punten van be-
„ fchryvingjofce fcheiden voor een geriiimen tydi
j, Hier kwam by, dat, in gevalle de Vergadering
5, byeen bleef, verfcheiden' zaaken door dezelve
„ können worden afgedaan, welken anderszins ko-
„ men moeften aan den Rade van State, ais aan
„ wien de Algemeene Regering opgedragen was,
5, maar waarin, federt 't jaar 1586. ,Engeirche Ra-
j, den zaten:--of wel aan 'c Superintendent^
„ KoUegie van de Admiraliteit , enz.
- Dit Kollegie, omtrent dien tyd door,de algemee-
ne Staaten zei ven ingeileld , zie Wagenaar,
4erl. Hist., Vill. -D. bl. 326,. kon voor hunne
Vergadering zo geducht niet zyn ; en de Heer
PAULUS verhaalt zelf, onmiddellyk na de aange-
haalde plaats, dat het reeds in het jaar 1593 ver-
viel. Men had gewislyk meer le doen mee deg
Raad van Staate, en inzonderheid met de Engel-'
fche Heeren, die 'er, federd hetj'aar 1586, inza-
ten. Of hadden deeze Heeren nu niet de minfte
gemeenfchap meer mee de gevolgen der Leicester-
rche
xxst
fche Regeering, die noch lang na zyne dood bë-
ilaan hebben? en was nu insgelyks de vermenig-
vuldiging der zaaken, die ter Vergaderinge der al-
■gemeene Staaten voorkwamen, buiten betrekking
van die beroerten en onlusten?
HL „ De Vergadering der Algemeene Staten —.
„ — fcheen thans ook de Republiek een nieuvr
„ aanzien by te zetten ".
De algemeene Regéering had kort te vooren ge-
ftaan aan eenen Raad van Staate , waarin twee
Vreemdelingen zaten , en die noch daarenboven
ilaafsch onderworpeii was aan het willekeurig ge-
zag van een vreemd Opperhoofd, tot merkelyke
vernedering van de Republiek. Terwyl nu deeze
Raad meer en meer overfchaduwd wierd door de
algemeene Staaten, herwon zy vooreerst een groot
deel van het verboren aanzien. Maar vermits dit
Lighaam, de vereenigde Bondgenooten ce zamen in
hunnen vryen ilaat vertoonende, de noodige ver-
richtingen der algemeene Regeering betrachtte,
moest het aanzien van de Republiek by onze. ]Na-
gebuuren, aan geènen gedeelden Regeeringsvorm
gewoon, zelfs by onze Vyanden, zo veel te meef
toeneemen. Men hoore den Schryver van de Schüb-
en Jagtpraatjes, Reize van HarL na Amßerd,
„ Vooreerft ftelle vall, dat in den beginne van
„ de oprigting van onfe Renublyk, de uitheemfe
„ felfnabuirige natiën gelooft hebben dat wy wier^
É
„ den geregeerc door de Gecommitteerden van de
„ feeven Provinciën, onder de naam van Staaten
„ Generaal,--: 't Is ook feeker dat veele in
,, ons Land en wel de meeile uit de Unie tot Uit-
„ regt, gemaakt in den Jaare 1579, waar by de
„ Provinciën fig verbonden en vereenigden a/s of
„ fy maar eene Provincie •waaren, iiebben befloo-
,, ten, dat veel meer aan de Collegien van de Ger
neraliteit was gedemandeert, als eygentlyk na
naukeurig onderfoek waar was. En als me op-
„ regt en de waarheit fal fpreeken, deefe opinie
„ (fchoon erroneus) is geduirende de waggelende
„ toeiiand van onfe faaken van nut en groote dienft
„ geweeft: De voornaamite Staatsmannen, waar
„ onder Olden-Barnevelt felve, hebben hier uit d-
,, derleie voordeel ceegens de gemeene vyand ge-
trokken, nadien fy ras begreepen de fwakheit in
onfe coniiitucie om fuiken groten werk, als was
hec erigeren van onfe Republyk, uit te voe-
„ ren", enz.
Ik kan hier niet nalaaten, den Leezer by erinne-
ring onder het oog te brengen, hoe fraai hec eer-
fte gedeelte van deeze plaats myne voorgeftelde ge-
dachten bevestigt, over de onverzekerde afdeelinr
gen van de kracht des Gebieds. Het overige flaat
zo duidelyk op ons tegenwoordig ondervi^erp, dan
hec geene toepasfmg behoeft. Hier onder betrek
ik mede myne volgende woorden:
„ dewyl zy ten minften wat meer geraeenfchap
51
ï?
XXXIV AAN DEN LEEZER.
„ had met het denkbeeld van eeiie hooge Overheid
,, voor het gantfche lighaam van den Staat dan
„ hunne vorige vergaderingen".
Deeze gemeenfehap heb ik reeds verklaard, bl.
XVI. Gemeenlyk plag men te zeggen dat de alge-
meene Staaten de Oppermagc verbeelden^ of repre-
femeeren. Zie den Tegenw. Staat der Vereen. Ne-
der L lil. D. I. Sc. bl. 24 en 25, in de Aantek.
Dit konden zy gi'enszins doen, zonder het denk-
beeld van hooge Overheid uk te drukken-^ 'c welk
veel meer is, dan gemeenfehap met het zelve te
hebben. Voor het overige ziet men klaar dat ik
hier van Volksbegrippen, en van geen Staatsrecht,
fpreek, verre van eenig Oppergezag voor de alge-
nieene Staaten οίε het oorrproiigklyk Staatsgeilel te
willen afleiden.
iV. „ Doch dit gaf tevens aanleiding tot een
wezendlyk verfchilpunt".
Een nieuw verkreegen aanzien wordt ligtelyk te
hoog opgevyzeld; het welk zodra niet gebeurt, of
het vindt wederom tegenftreevers , die het be-
fnoeien, om de gevolgen te voorkomen. Het aan-
zien van de Republiek, haar door de Vergadering
deralgemeene Staaten bygezet, verfpreidde zynen
luiiler allereerst over dit lighaam, waarvan het oor-
fprongklyk was. Dit zelfde lighaam was dan ook
het eerftp voorwerp van bekommering en yver-
zucht. Natuurlyke aanleiding tot een verfchilpunt,
dat welhaast wezenlyk wierd, en herhaalde reizen
den Staat heeft beroerd: « of.
xxxv
51
55
„ ö/, namelyk , de oppermagi der Vereenigds
Landen inderdaad aan de Algemeene Staten be-
hoorde^ dan of elke Provincie voor zig zeiven
als volflrekt oppermagtig moefl aangemerkt
worden ".
Ik heb myn gevoelen noopens den waaren zin
van dit verfchiipunc, en de vsryze hoe het gedree-
veti is, breed genoeg voorgeileld. Men toerfe nu
myne woorden : De oppermagt der vereenigde Lan. '
den is by my dat gedeelte van de kracht des Ge^
hieds^ \ welk, benevens de Provinciaale opper-
magt, die uit haaren eigenen aard volilrekc is,
maar wegens den band der Unie meer of min be-
paald worde, den ganfchen Regeeringsvorm moec
uicmaaken. Daarom heb ik hier Oppermagt en
volßrekte Oppermagt onderfcheiden. Over de af-
deeling heeft men getwist: en hadden de algemee-
ne Staaten ooit aanleiding om zich meer dan billyk
was, aan te maatigen, 'c was voorzeker in die da-
gen. Den eigendunkelyken Raad van Staate te
overfchaduwen, behoudens 'c volle recht der by-
zondere Provinciën, door dien Raad zo menigmaal
verkracht, ja zelfs door verfcheidene Provinciën ge-
noegzaam verzaakt; de noodige fchikkingen tegen
eenen magtigen vyand te beraamen; den alombe-
roerden Staat te herilellen; uit zo veele verwarrin-
gen het nuttigde ftelzei te ontwerpen en te bekrach'
tigen; in alles belangeloos, een iegelyk het zyne
toe te wyzen, volgens regelen van recht, die noch
/
niec
-ocr page 34-niet gevonden waren: dit alles te zaraen zou een
proefiluk geweest zyn van oordeelkunde en edel-
moedigheid, waarvan de wyde Waereld, geloof ik,
geen voorbeeld verfchaft. De Staatkundige Wys-
geeren zouden het, myns oordeels, eene zedelyke
onmogelykheid mogcxï noemen. Men heeft dan op
dien cyd, indien ik de aangehaalde woorden uit de
Sch. en Jagtpr. gebruiken mag, getwist, hoe veel
aan de Colkgien van de Generaliteit moest gede-
mandeert worden, gelyk naderhand, hoe veel aan
dezelve gedemandeert vjas.
Nu gefchiedkundig ; men hoore vooreerst 'Wz-
^GmsiX ^VaderL Hist. VIII. D. bl. 335 enz. op het
jaar 1590, het derde na Leicester, toen de Ver-
gadering der algemeene Staaten noch niet geduurig
was, maar toen zy 'c begon te worden.
„ Twyfekgng fcheen het egter ten deezen tyde,
„ of deeze opperile magc, in de Staaten van elk
j, Geweft, moeft geplaatft worden, dan of menze zoe-
„ ken moeft, by de algemeene Staaten, en deezen als
„ de opperde magt der Vereenigde Ge werten met
„ eikanderen aanmerken. De algemeene Staaten
„ zeiven fchynen zig fomtyds zo te hebben aan-
j, gemerkt.--Ook fchync men in fommige
„ ,Geweilen, 't ftuk , dikwils, dus te hebben
„ ingezien, en hierom laftbrieven, tot zulk een
„ voornaam Ampt, als dat van Stadhouder was,
„ van de algemeene Staaten verzogt te heb-
j, ben.--Maar in andere Landfchappen,
» voor-
-ocr page 35-„ vooral in Holland , werdt die anders begree-
„ pen, enz."
De Schryver van het Public Gehedt^ die wel
verre is van het Oppergezag der algemeene Staaten
voor te ftaan, verhaak, Π. D. bl. 305, dat hy
feeckere refolutie van denjare 1590 gejeydt wort da
vergaderinge van de Staten Generaal het eerfle en-
de voornaamfle Udt te zyn van den Staat, 't Welk
hy met recht eem incongrue maniere van fpreeken
noerat; maar 't welk immers, naar hec oordeel van
hun, die de refolutie namen, als bien congru kon
doorgaan. De Schryver noemt de Vergadering
niet, by welke deeze refolutie genomen is: maar
men fteiJe flechts dac een enkel Gewest, of eenige
Stad van het geringfte aanzien, zich dus verklaard
hebbe; de uitdrukking bewyst dat dit gevoelen, in
't jaar 1590, van zommigen wierd aangenomen,
en dus hec onderwerp van een wezenlyk verfchil-
punt moet geweest zyn.
V. „ Geen wonder, dat de Hollanders yverigil
„ van allen die laatile beweerden".
Of hebben zy 't eerße; beweerd? Neen zeker.
Of is het wonder, dat zy 't laatfle beweerden?
Ook niet: want zy hadden dit reeds tegen Leices-
ter gedaan; zie Wagenaar, in 't vervolg van de
aangehaalde plaats. Maar deeden zy 't wel yverigß
van allen ? Natuurlyker wyze: naardien in de ove-
rige Provinciën noch veel verwarring was, Meegens
de onhiflen onder Lemfler. Hoe zou het ons dsn
H: * Λ ver-
-ocr page 36-XXXVIII AAN DEN LEEZER^
verwonderen dat de Hollanders, de magdgilen van
allen, in dien tyd yverigst beweerd hebben, het
geen zy ook in de volgende tyden doorgaans met
den grootiien yver hebben ftaande gehouden ?
,, naardien zy uit de verydelde pogingen van
„ Leiceiler geleerd hadden, hoe zeer de vryheid
„ van den gantfchen Staat aan dit enkele punt kon
„ hangen".
Ußi edocti, op dat ik de woorden van de Groot
gebruike. Had men het verduifteren van de byzon-
dere oppermagt der Provinciën gevaarlyk voor de
Vryheid bevonden, onder Leicester; men kon het
na zyn vertrek niet anders befchouwen. Kwam het
roer der Regeering eens wederom in handen van
een man, gelyk Leicester, deeze zou zo wel den
toon weeten te ilellen voor de algemeene Staaten,
als voor den Raad van Staate, zodra men aan den
invloed van die Vergadering het gezag der Provin-
ciën zou opgeofferd hebben. Had die Onderdruk'
ker vooï zich het recht van willekeurige uitfpraak,
zelfs na gedaane ftemming, verworven; zyn Op-
volger zou ligtelyk by de algemeene Staaten de
wyze van ilemming naar zyne inzigten veranderd
hebben. De Unie zou voor hem in dat geval geen
grooter hinderpaal geweest zyn, dan het voortref-
lyk Vertoog der Staaten van Holland, noopens dea
aalouden ftaat der Regeeringe, voor Leicester, in
het jaar 1587.
Nu was 'er, wel is waar, zulk een Opvolger
niet:
è
nier: maar wist men in dien hachJyken toeftand vaa
het Geraeenebest, wanneer de toevlugt tot vreem-
de Mogendheden eens wederom diergelyk eene
aanftelling vereiichen zou? Het eerfte geluk der
Spaanfche wapenen kon de Bondgenooten op nieuw
noodzaaken, dien Opvolger van buiten in te haa-
ien, Willougby en Kiliegrei , hier noch eene aan-
zienlyke vercooning maakende , zouden geene gele-
genheid verzuimen om deezen voorflag aan te drin-
gen, en 'er, ten dienst van hunne Koningin, ge-
bruik van te maaken. Indien nu zuik een Willoug"
hy ^ of wie 't ook zyn mögt, die plaats bekieeden-
de, zyne maatregelen flechts wat voorzigtiger dan
Leicester wisn te neemen, hy zou van de Magt
der algeraeene Staaten, zodra die buiten de even-
redigheid geklommen was, noch veel grooter mis-
bruik kunnen maaken.
„ en het bleek uit verfche voorbeelden, dat een
„ Onderdrukker met gemak vier of vyf Provinciën
„ cp zyne zyde zoude trekken, indien dat genoeg
„ was om zyn oppergezag te ftaven".
xmm
Voor een Onderdrukker, gelyk wy hem zo even
onderlleld hebben, zou\kt buiten tegenfpraak
iweg geweest zyn, om zyn oppergezag te ßaaven*
Maar bleek nu de mogelykheid van vier ofvyfPrv-
vinckn met gemak op zyne zyde te trekken^ wel
uit verfche voorbeelden? Immers ten klaarden uic
de ganfche Leicesterfche Regeering, en noch uit
haare gevolgen, ten aanzien van ai wat Kerkelyk
was
-ocr page 38-was binnen die Provinciën. Zie Wagenaar, Väderl,
Eist. Viïl. D. bl. 274, op her jaar 1588.
„ Ook werde 'er, wat kater, eene algemeene
„ bezending der Nederlandfche Kerken naar En-
„ geland gedaan, iirekkende om de Koningin te
„ beweegen , toe het handhaaven van den Hér-
,, vormden Godsdienst hier te Lande, by de vre-
dehandeling met Spanje. De Hollandfche Ker-
iy ken aileen hadden geen deel in deeze bezending'
gehad".
De handelingen der Predikanten, ten tyde van
Leicester, konden my een ruim veld verfchaft heb-
ben , het welk ik, om niemand ergernis te gee-
ven, liever heb willen voorbygaan. 't Is niettemin
zeker, dat men in de befchouwing van ftaatzaaken
den invloed van de Geeilelykheid nooit vergeeten
moet. Heeft men my de noodzaakelykheid der ze-
delyke Wysbegeerte in het onderzoek der Ge-
fchiedenisfen toegeilemd, men zal niet ontkennen
dat het wysgeerig oog de voornaamile beweegin-
gen, die een·Volk in 't groot beroeren, geduurig
van die zyde moet gade ilaan. 't Zyn deeze Re-
denaars, die, met minder bekwaamheid dan Cicero
en Hortenfius, hoogmoediger naar gelang van de
laagheid hunner opvoedinge, de gevoelens van het
Gemeen, gelyk de Maan de groote wateren, door
eene byzondere aantrekkingskracht beftieren. De
reden zwygt voor hunne donderilem. Zo winnen
zy ftraks de fchoonfte helft van het menfchelyk ge-
' ι
flacht: zy draalen dikwyls dóór dat· middel de Regee-
ring op hunnen duim; en de - Gröotén , die hen
beurteling vleien en befchimpen, hebben nimmer
moeds genoeg om het kabinet voor hun te fluiten.
Onze Gefchiedenisfen zyn zo ryk van dusdaanige
voorbeelden, bovenal in het tydperk tusfchen Da-
thenüs en Trigland, dat ik niec heb kunnen nalaanen
in een enkel -gevai hiervan te fpreeken.- Nu bekea
ik echter dat Leicester zich niet mét gemak van
deeze werktuigen wist te bedienen; maar Leicester
had geen groot veiftand, en men moest 'er noch
veel flechter meê-ftaan, om in deeze woorden ee-
nigen liisflag te vinden.
"VI. „ Het gevoelen der Staten van Holland ha-
hield voof dien tyd de overhand".
Ontkende men dit, men zou hierdoor flechts het
voorgaande verfrerk'en. De enkelheid van zodaa-
nige blyken, als de voorgemelde Refolutie van het
jaar 1590, bewyst aüerduidelykst dac 'er zulk een
verfchilpunt heeft in zwang gegaan, en tevens dac
het kort daarna verduiilerd is. De algemeene Staa-
ten hebben wel in het jaar 1599 ,by een vernieuwd
Plakaac, de Staaten der Provinciën ontbooden en
hevolen het zelve- te doen afkondigen, en by de na-
dere vernieuwing van het zelve, in het jaar i5o8,.
is de afkondiging ook door de Staaten van Hol-
land zeiven gedaan. Zie den Tegenw. St. der Ver^
een. Nederl. ΙΠ. D. i. St. bl. 14, in de Aanu
Ontbieden was gebruikelyk in den zin van aanzeg-
*** r gen
XLir AAN DEN L Ε Ε Ζ Ε R.
gen of hekend maahen: heveelen ging buiten te-
genlpraak verder. Maar mogelyk heeft men toen
op een enkel woord niet wilien ilil ilaan, hoewel
de gewoone uitdrukking, verzoeken, fmaakelyker
mögt geweest zyn. Doch nu is de vraag, of 'er
ook tyden van een heel anderen aard gevolgd zyn ?
Hier antwoorde de Prezident van Bynkershoek,
Qiiaest. Jur. Puhl L. IL C. XIX. p. 328.
„ Fuit aliquando tempus, quo nonnullis placuit,
„ Ordines Generales in omnibus Provindis uno
Jove esfe minores; fuit tempus, quo iili, qui
Ordinum Hollandiae Majeilatem defendebant,
hoe ipfo laefae Majeilatis damnati funt, ac ii Or-
dinum Generalium Majeiiatem Jaeiifient; fed
haec quidem anno 1619 acciderunt, conculTaper
factiones Republica ".
. „ 'Er is een tyd geweest, dat het zommigen be-
haagde, de algemeene Staaten aan den Hemel al-
leen ondergefchikt te achten; een tyd, dat zy,
die de Hoogheid der Staaten van Holland ver-
deedigden, juist hierom als fchuldig aangekwet-
ile Hoogheid veroordeeld zyn, als hadden zy de
Hoogheid der algemeene Staaten gekwetst: maar
deeze zaaken zyn voorgevallen in het jaar 1619,
„,toen het Gemeenebest door partyfchappen be-
5,; roerd was".
In zulke tyden wordt alles tot uiterilen getrok-
ken. In geruster dagen blyft men nader aan den
middelweg: omtrent het midden der voorgaande
eeu-
ϊί
5>
1
»
5»
«
h
ï»
η
eeuwe heeft Scotanus, Befchr. van Friesl. C. V^
bJ. 134 , zich dus uicgedrukc:
„ Het Kollegie der generaale oft algemeene Staa-
,, ten is het vveerdichfte ende hoochfte, het hoofc
„ van 't vereenigde Lichaam, in dewelcke de ma-
„ jefteic ende oppermacht beilaat".
Scotanus heeft dit misfcbien beflooten uit de
handelingen der algemeene Staaten in de jaaren
1635—^1637, ten aanzien van den Regeeringsvorm
in negen Friefche Steden. Zie Foeke Sjoerds, Al-
gem. Befchr. van oud en nieuw Friesland, II. D.
1. St. bl. 433 en volg.: alwaar ook, bl. 440, het
jjierkwaardig okcrooi der algeraeene Staaten, noo-
pens de RaadsbefteUing,gemeld wordt. Indien Sco-
tanus deeze zaaken, by zynen tyd voorgevallen,
eenigzins wilde in 't oog houden, kon hy zich niet
wei anders uitdrukken. Doch dit bewyst voor ons
niets meer, dan dat de algemeene Staaten zich op
dien tyd verbeeld of aangemaatigd hebben te zyn,
gelykze by hem befchreeven worden: dat is, dat
het verfchilpunt toen ten minflen wezenlyk beflond.
Verder ziet men uit de bekende fchikkingen op
het Piéllc Gehedt, hoe veel moeite de Staaten van
Holland noch in het jaar 1663 gehad hebben, om
hun gevoelen de overhand te doen behouden. Maar
wat zeg ik? de Heer paulus zelf, Verkl. der
Unie, D. h\. γι, in de Aantek,, bevestigt dat
de Staaten van Vriesland, in dat zelfde jaar, ver-
fionden, dat de, Algemeene Staten de Hoogs Over-
XLIII
heid dezer Landen maren. Heb ik geen recht ge-
had om te onderftellen dat hy de kurzieve woorden
voor zyne rekening neemt?
Wie nu gedulds genoeg heeft om by Aiizema na
te zien, hoe men op de groote Vergadering, in
het jaar i65i,.deeze zaaken, ftukswyze, van punt
tot punt heeft verhandeld, zal my toeilemmen,
denk ik, dat men overal in den grond het zelfde
verfchilpunt, overeenkomftig met myne verklaa-
ring , ontmoet. Alleenlyk wordt het onder ver-
fcheidene gedaanten voorgedraagen, en naar de ge-
legenheid des tyds verfchillende uitgedrukt. Aan
zodaanige gefchilien ontbreekt het ook onze eeuw
geenszins. Zie, in de Faderl. liisL XViJ. D.
LXVi. B., deGelderfche Beroerten, en de hande-
lingen der algemeene Staaten ten deezen opzigte.
Zie ook aldaar, bl. 237, het oordeel van Zeeland
hierover. Men heeft insgelyks, noch in het jaar
^734, verfchil gezien tusfchen de algemeene Staa-
ten en de Stad Groningen, over de paaien van op-
pergezag.
Wanneer de Heer Bynkershoek, in de aange-
haalde plaats, op het jaar 1619 de uitzondering
maakt, dat toen het Gemeenebest door partyfchap-
pen beroerd i^as^ fpreekt hy in een Rechtsgeleer-
den zin zeer wel. Maar deeze plaats bewyst in den
zelfden adem , dat men, om de Gefchiedenisfen van
ons Vaderland te verdaan , ook iets anders dan
Rechtsgeleerdheid van nooden heeft: iets, dat
waar-
XLIV
waarfchynlyk den Heer paulus noch ontbreekt.
Vil. Niet zoo zeer, om dat het best
overeen kwajvl met het oogmerk del{.
Unie,
Kapitaal goed, indien myn voorgemelde gisfing
doorgaat; en anders zo veel te Hechter. Laaten
wy 'c zien: ik verzoek recht, en geene genade.
Hec gevoelen der Staaten van Holland kwam
best overeen met het oogmerk der Unie, met hec
gevoelen van den Heer paulus, en, zo ik my
zelf hier noemen mag, met het myne. Wel nul
hoe zullen wy 't gefchil dan levendig houden ? 't Zal
moeite kosten, dit beken ik; doch ik heb voor-
genomen niet in die onderileliing te berusten, dac
de Heer paulus hier Kapitaal goed gemeend
hebbe. 't Zou jammer voor ons beiden zyn, zo
de Leezer thans in dat gevoelen kwam. Maar eiri-
delyk, wat raad om de duidelykile overeenilem-
ming tot itrydigheid te brengen? De Heeren Ad-
vOkaaten, zegt men, bezitten daartoe eene byzon-
dere bekwaamheid: voor my, het gaê hoe 't wil,
ik vind my gedrongen niets onbeproefd te laaten.
Ik heb my dan waarfchynlyk te onverfchillig uitge-
drukt. Zie hier, boven verwachting, het raadzel op-
gelost : ik moest gezegd hebben dat dit gevoelen β γ
pE UNIE WAS VASTGESTELD. Dan had de Heer
PAULUS deeze woorden wel mecToode letters doen
drukken. Maar by ongeluk heb ik redenen gehad
om dat niet te zeggen. DeSchryver van \iQt.Publk
xLvi AAN DEN LEEZER.
ji
3J
Gebedt ^ III. D. bl. 139, Iaat zich dus hooren.
„ 'c Is in der daec buyten alle dispuyt; dat de vol-
le Souverainiteyc by elck van de Provintien is
zonder eenige limitacie, referve, refTort, refpecc,
vaiKillage , of diergelyke reftrictie , niettegen-
ilaande deze naeuwe Unie, verbinteniilè en Con-
foederacie.--Maer evenwel ben ick van
gevoelen, dat het zelve op den teneur van dit
„ articul" (het eerfte/t welk hy bi. 137 zege wel
te zyn , het eff'entieelfle ende voornaamße van deze
gmfche confoederatie) „ qualick gefundeert wert,
vermidrs ten tyde van deze confoederatie ende
Unie by de Concrahenten de Souverainiteyt ende
//öö^e Overheydt noch niet en was; ende by
elck van hun noch erkent wierde den Koning
van Hifpanien voor Opperheer ende Souveram.
Het welcke blyckt uit den teneur van de Unie
zelfs--ende" (bl. 140, aan het einde)
hec zoude zeer buyten propooile zyn te fuiline-
ren dat die concracranten zouden gehandelt heb-
ben over yets, 'c gene zy noch niet en hadden,
noch pretendeerden te bekomen".
In 't voorbygaan moet ik hier aanmerken dat hec
eerfte lid van deeze plaats niets ilrydigs behelst te-
gen myn voorftel noopens de verdeeling van de
kracht des Gebieds : naardien de Schryver hier
fpreekt van het ooriprongklyk recht der Provin-
cien, gelyk het en myn voorftel alleenlyk de
vraag betreft, hoedaanig het ten algemeenen nutte
η
J5
5>
»
moet aangemerkt worden. Anders konden deeze
woorden , zonder eenige Imitatie, enz. niet wei
gezegd worden hupen alle difpuyt te vallen. Nu
tot het oogmerk.
Het gevoelen van een zo achtbaaren Schryver
heefc my juist bepaald tot de uitdrukking, die ik
thans verdeedig, om dat ik anders ligcelyk in een
gefchil, 'c welk ik vermyden wilde, had kunnen
ingewikkeld worden. De Heer paulus oordeelt,
dat de Koning van Spanje reeds vervallen was van
de Souverainiteit ^ zodra men de wapenen tegen
zyne Dienaars had opgevat; en kan dus ook wel
aan de Unie, ten aanzien van ons onderwerp, wat
ruimer invloed toefchryven. Dat elk hier by zyn
gevoelen blyve, zonder dat wy eikanderen onze
begrippen als Wetgeevers opdringen.
VIII. Niet zoo zeer — als om dat zy den
meeflen invloed hadden op het StaatsgeßeU
Noch drie woorden Kapitaal^ gevolgd van een
vry donkeren fleep Kurzleven. Schep moed, be-
minde Leezer! als wy dit te boven zyn, zal hec
overige weinig kwelling baaren.
Ik had by de boveniiaande woorden kunnen voe-
gen , dat hun gevoelen ook best op reden en hil~
lykhèid gegrond was. Maar dewyl men duidelyk
befpeurt dat de reden, de billykheid, en de Unie,
binnen verfcheidene Provinciën ten tyde van Lei-
cester, en noch eenigen tyd na zyn vertrek, wei-
nig gehoor verwierven, heb ik het dempen der
«an-
xlv«
wanbegrippen liever toegefchreeven aan den veel·-
vermogenden invloed^ dien de Hollanders hadden
op het Staatsgefiel. Die invloed is doorgaans ds
ilerkfte geweest, om dac hunne Provincie de mag-
tigfte was. In ons geval kwam hun gevoelen besc
mee het oogmerk der Unie overeen; maar het klem-
de fterker dan de Unie, by een iegelyk,die, over-
eenkomilig met het gevoelen van den ftraksgemei-
den Schryver, in de Unie ten deezen opzigce geen
klemmend vermogen ilelde, en niettemin zich aan
de reden onderwierp. Zy, die tot het laatiie niet ge-
negen waren, en misfchien in de andere Provinciën
noch den grootilen aanhang hadden, wierden door
den invloed van Holland tot ftilzwygen gebragt.
Het gevoelen van de Hollanders heeft misfchien in
andere gevallen wel eens de overhand behouden,
fchoon het minder overeenkwam met Unie en
reden beide. Dat ook tusfchen Unie en reden wel
eenig verfchil is oncilaan, kan niet ontkend wor-
den , dewyl zy punten behelst, die men nooit ten
uitvoer heeft kunnen brengen. Voorts heeft men
in de voorgaande eeuw over het begrip van deeze
Unie zo veel getwist , dac zy waarlyk by vee-
len in verachting kwam: 't welk Aiczema bewoo-
gen heeft zich dus uit te drukken, dat wel mocht
ghefep -worden^ datfe, ghel^jk alk Wetten end&
Verbonden, hadde een Waßen-Neus. (^Zaaken van
Staat en Oorlog, Vil. D. bl. 224.) Had de Heer
PAULUS dit wasch in marmer oï albast kunnen
veranderen', de Republiek zou geene geringe ver-
pligting aan zynen arbeid hebben.
De Staaten van Holland hadden, behalten hunne
meerdere magt, ook noch den meeften invloed op
hec Staatsgeftel,
„ uit hoofde der veranderingen in de Rege-
„ ring van alle Provinciën, na het vertrek vän
,, Leicefler, door hun toedoen ingevoerd".
Kan ik bewyzen dat 'er na hec vertrek van Lei-
cester gewigtige veranderingen in de Regeering van
alle Provinden ingevoerd zyn, en wel door toedoen
der Staaten van Holland; zo zal men geen oogen-
blik meer twyiFelen of dit hunnen invloed op het
Staatsgeftel vermeerderd hebbe. Men onderfcheide
liier wel de Regeering der IProvinden, van die der
Steden in elke Provincie. Indien de Heer pau-
Lus op het laatile ziet, verilaat hy my zeer kwaê-
lyk; en de fchuld is alleen by hem. Het eerile heb
ik allerduidelykst uitgedrukt, en ik had tot myne
itelling niets meer van nooden.
Men leeze nu vooreerst de Utrechtfche verandC"
ringen, te breed om hier befchreeven te worden;
in de Vaderl Hist. VUL D. bl. 299—304^ Men
ftelle deeze zaaken in het natuurlykile licht, vol-
gens de beginzelen, die ik overal in myne Verhan-
deling in 't oog gehouden hebbe, en die in dea
aanvang van deeze voorrede breed genoeg ver-
klaard zyn: men overweege dan of de Staaten van·
Ilolland deel gehad hebben in de veranderingen r
^Ι-^^ΦΗ; die
XLIX
AAN DEN L Ε EZ ER.
die omtrent dien tyd in de Regeering der Provincie
van Utrecht voorvielen.
De Staaten van Holland hadden, ten tyde van
Leicester,altoos tegen Prounink en zynen aanhang
gewerkt, ja reeds in het jaar ίζΗό beflooten, gee.
ne Gemagcigden ter algemeene Staatsvergaderinge
ce zenden, zo lang de v^-ettigheid van zj?n Burger-
meeilerfchap, uit kracht van het welige hy daar
verfcheen, hun niet gebleeken wras. Zie Wage-
naar, FaderL· Hist. VUL D. bl. i8i. Toen Prou-
nink , ftraks na de dood van Leicester, uit de Re.
geering was gezet, hebben de Staaten van Holland
gerechtelyk eenendertig punten van bezwaarnis te-
gen hem ingebragt, Geduurende de onlusten on-
der Leicester hadden zy de ütrechtfche uitgezette
Heeren openlyk in hunne befcherming genomen.
Straks na het veranderen van de Regeering binnen
de Stad, vonden zy geraaden^ dat Prins Maurits
en eenigen hunner Gemagtigden zlg te Schoonhoven
vervoegen zouden, om van nal^y te firbeiden^ aan
de herfleUing der eendragt^ tusfchen Holland en
StigU Zie Wagenaar, bl. 302.
Dit zy genoeg voor deeze Provincie op zichzel-
ve: nu verder, ten aanzien van Utrecht, met twee
andere te zamen. Men h'oore Wagenaar, FaderL·
βίί/. VUL D. bl. 332.
- „ Voorts arbeidde men , om Utrechtgelyk
„ voorheen, met Holland en Zeeland, onder ee-
„ nen Stadhcuder, te brengen, waartoe de Advo-
■L-
„ kaat Oldenbarneveld, die mec Thin, Heermaa-
„ le, en andere Stigtfchen, veriland hielde, zeer
„ veel vlyts aanwendde".
Ook gelukte dit, niet alleen met Utrecht, maar
ook met Gelderland en Overysfel. De dood des
Graaven van Nieuwenaar was in het jaar 1589 voor-
gevallen; en korc daarna wierden deeze drie Pro-
vinciën, met Holland en Zeeland, onder éénen
Stadhouder gebragt. Deeze Stadhouder was de
jonge Maurus, Hollands geliefde Voefterling: wie
gelooft dat de Staaten van Holland niet zo wel op
Gelderland en Overysfel, als op Utrecht, ten zy»
uen voordeele gewerkt hebben ?
Laaten vvy nu in éénen opflag alk Provinciën
gade flaan, In het jaar 1589 hebben de algemeene
Staaten een Superintendent Kolïegie ter Admiraali·^
teit over de vereenigde Gewesten ingefteld. Zie
Vaderl. Hist. Vlil. D. bl. 326: eene zaak, die
betrekking had tot de Regeering van alle Provin-
ciën, byzonder tot Holland, Zeeland, en Vries-
land : eene zaak, die ock, reeds in dien tyd,
gansch niet onverfchillig fcheen, ten aanzien van de
algemeene Regeering. Immers had Leicester niet
zonder oogmerk te Hoorn, te Rotterdam, en te
Veere, Admiraaliteits - Kollegien opgerecht.
Wie kan nu beweeren, dat de Staaten van Hol»
land, daar zy in 'c algemeen den meeften invloed
hadden, een zo gewigtig ftuk, als de fchikking op
Admiraaliteits zaaken. onverfchillig aangezien, of
LI
ui Α Α Ν D Ε Ν L Ε Ε Ζ Ε R.
door hun toedoen niet bevorderd hebben? Had-
den zy de zaak afgekeurd, hoe kan men zich ver-
beelden dat de algemeene Staaten tot deeze inftel-
ling zouden gekomen zyn? Dus zou men gewis-
lyk aan deeze Vergadering iets toefchryven, dat in
.zyne uitwerkzelen vry ilerk naar Opperraagt zweem-
de: te meer, dewyl Zeeland inderdaad dit Superin-
tendent Kollegie afkeurde. De tegenkanting van
Zeeland bewyst noch meer, dewyl zy, volgens
den Heer Wagenaar, Vill. D. bi. 327, un min-
fien onder anderen^ xoi haare oorzaak had zeker
gefchU met die van Holland^ 'inelk, omtrent deezen
tyd^ ontflond. De Hollanders zouden dan dit iluk
begeerd en niet aangedrongen hebben : de werk-
zaame, de yverige,de onvermoeide Hollanders...!
wie kan dit knoopen?
■Nu moest men zich wat ilomp geblokt hebben,
om ook niet te begrypen dat de oz-erjchadwwing
des Raads van Staate, die zo lang de algemeene Re'
geering op eigendunkelyk gezag had waargeno-
men , verandering, gaf in de Regeering van alla
Provinciën. En ais men voorts by Wagenaar, bl.
331, ziet hoe de Staaten van Holland, ook ten
dien einde , in hunne eigene Provincie , in het
jaar 1590 , tv/ee Kollegien van Gecommitteerde
Raaden aanftelden; zal 't niet raoeiiyk zyn te be-
ilisfen, of zy voor het overige tot de groote ver-
andering iets toegebragt hebben.
Ik bevind my fchier, hoewel met minder ge-
vaar,
iit
AAN DEN LEEZE'R. lui
vaar, in hét geval van de zulkeny die, voor Het
H. Officie gedagvaard, genoodzaala worden hunne
eigene befchuidiging uit te vinden , eer zy toe eeni-
ge verantwoording mogen treeden. Zou nu het
woord ingevoerd in de ooren van den Heer Pau-
lus ook te hard klinken; als of men 'er, min of
meer, eene geweldige betekenis aan'hechten kon?
In dat geval kan ik my kort verdeedigen mee hec
voorbeeld des Schryvers van het Public Gebedi,
die in de te vooren aangehaalde plaats, zonder ee-
nigen haatelyken zin, ook zegt, ten t^de van den
Grave van Lycefler is ingevoert enz. Voorts, 'dac
ik gezeid heb, alk 'Provinciën; terwyl Groningen
noch in 's Vyands handen was ? Maar wie eenig
oordeel heeft, ziet van zelfs dat men hier moec
verftaan, alk Provinciën, welke op dien tyd m
Unk behoorden. Ondertusfchen mag onze zeer ge-
leerde Vriend, indien hy durft', dit voor een mis-
ilag houden.
IX. „ Doch het fch^nt^ dat dit gefehlt, 'ε welk
„ naderhand,gelyk een ieder weet,gediend heeft,
„ om drie groote mannen te geiyk ten val te bren-
„ gen", enz.
Of dit gefchil daartoe gediend hebbe...? De
plaats vanBynkershoek,/^iV aUquando tempus
de Vaderlandfche Historie, zo veele andere Histo-
rien, Memorien; zo veele fchriften zelfs ten na-
deele van deeze groote Mannen...! Maar neen,
die kan de vraag niet zyn. Men vraagt -misfchien
O ' of
-ocr page 52-: 1
of zy wel groote mannen geweest zyn ? Dan zal
ik op myne beurt met eene vraag antwoord gee*
ven. Gaat het wel vast dat 'er ooit een ο l ο ε n-
BARNBVELD, DE Gil GOT, of HOGER BEETS,
in de waereld geweest zy ?
Maar mogelyk houdt de Heer ρλ ulus de mel-
ding van dat ongeval minder voor eene fout ^ dan
voor eene opkrabhïng^ die geen vreedzaam burger
betaamt. Wat zal ik zeggen? De pügten van een
vreedzaam hura.er ^ die niets ontveinzen wiL· dien
V alleen om de waarheid te doen is, konden wel
Hof verfcliaffen tot een Werk, zo groot als de gan-
fche Verklaaring der Unie. Doch ik meen ten
jninrten dat de rechten van een fchryver, die gee-
ne redenen van ßaat aanvoert, tegen onze tegen-
woordlge regeringsvorm, of de perfoonen die haar
uitmaken, hem veroorloven, om van waarachtige,
alombekende, en allergewigtigfte gebeurtenisiën,
waar het te pas komt, het zelfde te zeggen, dat
honderdmaalen voor hem gezeid is. En ik vraag
eindelyk, of men, zonder onze tegenwoordige re-
geringsvorm^ of de perfoonen die haar uitmaken^
op de onvoorzigtigfte wyze openlyk te hoonen,
wel zou kunnen beweeren, dat of die regerings-
vorm , of die perfoonen, by de aanhaaling van dat on-
gelukkig tydgewricht eenigzins benadeeld worden ?
X. „ Doch het fchynt dat dit gefchil--nooit
dnbeiwiflhaar heeft kunnen beflegt worden.
Deeze woorden zien op werkdaadige ilaatkunde,
1. : i
l; , i
4
niet op werkelooze befpiegeling : zy betekenen,
dat, geduQrende byna twee eeuwen, de kracht des
Cebïeds^ wegens den zamenloop van veele neteli-
ge omilandigbeden, oiimogelyk ooder eene naanw-
keurige afdeeling heeft kunnen gebragt worden»
Dit zal een iegelyk, die onzeGefchiedenisfen kent,
gewillig toelkmmen; en zo men nu het gefchil
zaakelyk^ volgens myne^ verkkaring, verftaat, moet
*er uit volgen dat het nooit onhetvjisthaar bedecht
is. De Heer paülus, en zyn grootfte Verwon-
deraar, de Heer e. h. j. , hebben noch veifchil over
verfcheidene punten, die onmiddellyk tot de vol·
ßrekte oppermagt behooren. Zie deszelfs Aanmer-
kingen over de Verkl der Unie^ fchier overal. Hoe
zou het nu luiden, dat men zeide: Het gefchil over
de b^zondere Oppermagt Is onbetwistbaar befleckt
ten voordeek der Provinciën; maar men is hei niet
eens, hoe verre zy deel hebben in de militaire Jti·^
risdictie·^ men ivjyfelt of zy recht hebben^ op eigs
kosten, maar zonder hulp der overige, eenen oor-
log te voeren\ men twist over de uitgeßrektheid
van het Privilegie de non evocabdo, enz. Kortom ,
het Geheel is onbetwistbaar beßecht ^ maar men
twist noch dagelyks over de zaakelykfte deelen?
Zie bovenal den Heer e. h. j., bl. ioo, alwaar hy
ook te kennen geeft, dat, zyns oordeels, de gevoe-
lens van den Heer ρ aulus, over het Privilegie dc
non evocando^ onbeftaanbaar zyn met de onbetwist'
haare onafhangklykheid der Provinciën. Mogelyk
ant-
-ocr page 54-antwoordt de Heer ρ α υ l υ s hierop, dat, volgens
zyne beginzelen, de Provinciën, by de Unie niets
van haare Oppermagt verlooren hebbende, te voo-
ren reeds aan zulke bepaalingen onderhevig ge-
weest zyn, welke daarom geene vermindering van
derzelver erkende Oppermagt influiten. Hy fcherpe
hierover, zo 't hem lust, zyne pen tegen den Heer
e. h. j. Maar myns oordeels zou hy in dat geval het
bewys op zich neemen, dat' onze Provinciën nimmer
de volßrekte Oppermagt, onafhangklyk van eikande-
ren , hadden gehad. De grooce Raad van Mechelen
was reeds in het jaar 1528 niet verre verwyderd van
dat gevoelen; zie den Tegenw. Si. der Vereen. Ne·
derl. III. D. I. St. bl. 5, in de Aantek.: maar ik
weet niet dat men 't in onze dagen ooit gekoefterd
heeft. De volftrekte Oppermagt heeft niets te ly-
den door den vrywilligen afiland van eenige rech-
ten, ten algemeenen nutte; maar wat is Opper-
magt, die oorfprongklyk de noodige rechten niec
bezit om zich te handhaaven ?
Wil men het verfchilpunt letterlyk, zonder eeni-
ge verklaaring, neemen, zo kan het noch fchynen
nooit onbetwistbaar beflecht te zyn. Want wan-
neer is zulks gefchied? By de Apologie van de
Groot? Zekerlyk in een Historifchen zin niet on-
betwistbaar; dewyl men noch in het jaar 1663,
lang na dat dit voortreflyk Werk het licht gezien
had, het ftuk in gefchil getrokken heeft. Hebben
dan de Schriften van den Prezident van Bynkers-
hoek
-ocr page 55-% ·.
hoek het afgedaan? Deeze, hoe doorwrocht, zytt
echter ten deezen opzigce meest uit de Apologie
van de Groot getrokken. Heeft dan de Schryver
van Oldenharnevelds eer verdeedigd het pleit vol-
dongen ? 't Kan zyn; maar dan zouden ten min-
ften myne woorden, letterlek genomen, juist hier-
door gewettigd worden; want ik had deezen uic-
muntenden Schryver, voor hec uitgeeven van my-
ne Verhandeling, niet geleezen , ja voor hec af-
drukken van deeze plaats niet kunnen leezen. Zyn
Werk is uitgekomen in den zomer van het jaar
1773, en 't myne in den herfst van het zelfde
jaar; want, fchoon men op den titel 1774 vindt,
deeze uitfprong is gedaan volgens eene my onver-
fchillige gewoonte, by de Drukkers in gebruik,op
dat hunne uirgegeevene werken zo veel langer
nieuw mogen fchynen. De waarheid hiervan zal
noch bewysbaar zyn uit Boekverkoopers brieven en
rekeningen.
Deeze Schryver verhandelt dit onderwerp uic-
yoerig en bondig tegen den Advokaat der Vader-
landfche Kerke, die wel de oppermagt der byzon-
dere Provinciën erkent, maar echter door ver-
fcheidene aanmerkingen het gezag der algemeene
Staaten te hoog tracht op te vyzelen. Ik betuig
ernftig dat ik zyn Werk voor een groot meefterftuk
houde. Maar men kieze nu: wil men zeggen dat
hec meergemelde verfchilpunt reeds voor hem on·
iemuthaar beflechc was, zo verdiende de Advo'.
ς > kaat
-ocr page 56-haat zulk eene wederlegging niet, die,hoefchoon
in zichzelve, echter in dac geval als noodeloos en
overtollig moet aangemerkt worden. Waar' dan
beter geweest hem ftilzwygende te verachten. Kiest
men bet tegenovergeftelde, en wil men dat deeze
Schryver inderdaad het ftuk tot onbeiwisibaärheid
bebbe gebragt, zo volgt, dat ik op dien tyd my
naauwkeurig aan de waarheid, zo verre ze my be-
kend kon zyn, gehouden hebbe.
Maar wie zal eindelyk uitipraak doen over de
onbewistbaarheid van zodaanige gefchillen? Zo
de Heer paulüs meent dat hy 't zich aanmaati-
gen mag, zal ik hem alleenlyk een voorbeeld van
zedigheid onder 'c oog brengen, waaraan hy zich
liever mögt fpiegelen. De groote Wagenaar, in
vroegere fchriften dit fluk op eenen beilisfenden
toon verhandeld hebbende, drukt zich evenwel ia
de Vaderlandfche Historie, waarfchynlyk na dieper
onderzoek, veel omzigdger uit; alleenlyk zeggen-
de , dat dit gevoelen , voor de Oppermagc der Pro*·
ymciQTi^ den meeflen ingang gevonden heeft^ en,
doorgaans, by de fchranderße Kenners van deezen
Staat ^ voor gegrond is aangezien. VIII. D. bl. 337,
De Heer paulüs, Ferkl. der Unie^ III. D.
75·> gelóóft dat men dit gefchil in laater tyd,
ik denk na het jaar 1619, niet zou geopperd heb-
ben , indien men de Apologie van de Groot oplet-
tend en zonder vooringenomenheid geleezen had. Ik
geloof niet dat onze Friefche Heeren, in het jaar
1663,
ÊVIB
ΛΑΝ DEN LEEZER. li*
1653 , deeze Apologie zonder oplettendheid zullen
geleezen hebben: moringenomen is mogelyk, en dee-
ze mogelykheid zal wei altoos overblyven. Doch ik
had voor 'c grootfte deel gefproken van die tyden,
toen 'er noch geene Apologie van de Groot in de
Waereld was: de laatile zinfcheiding betreft alleen-
lyk voor een gedeelte den volgenden tyd; en hec
grootile gewigt van ons verfehl!, ten deezen op-
zigte, zou ten uiterften genomen hierin beitaan, dac
deeze IJeer een gevoelen voor onhetmnhaar\\m^i^
het geen ik duidelyk getoond heb te begunfti«·
gen en te omhelzen. Ik verbeeld niy, zo deeze
vlugge Geest myne geringe verhandeling oplettende
had geleezen, dat hy my zo veel moeite met zou
veroorzaakt hebben. Immers heb ik onmiddellyk
na de aangehaalde plaats deeze woorden gefteld.
„ Kan iemand noopens de voorkeuze van hec
eene of andere gevoelen noch verlegen ftaan,hy
kan ten rainilen Holland in dat tydgewricht
geenen lof van ongemeene wysheid weigeren
Men vergelyke hiermede bi 654, in deezen druk
346, alwaar ik noch nader dit gevoelen heb uit-
gedrukt, en tevens in 't verfehlet myne gedachten
over de beginzelen van onzen Regeeringsvorm voor-
gedraagen.
Myn taak is afgedaan; ik heb my verantwoord op
alles wat ik my verbeeldde ter beCchuldiginge inge-
bragt te zyn. ik heb beweezen,dat de Vergadering
der algemeene Staaten altoosduurende geworden is
J5
fJ
Wegens de onlusten onder Leicester, en hierdoof
ten minften wat meer gemeenfchap heeft gekreegen
ïfiet het denkbeeld van eene hooge Overheid, enZi,
dan hunne voorige Vergaderingen. Ik heb deeze
gemeenfchap volgens myne denkbeelden verklaard,
en getoond dat de Vergadering der algemeene Staa-
ten dus ook de Republiek een nieuv^ aanzien fcheen
by te zetten; als mede dat zulks aanleiding gaf tot
ongegronde denkbeelden, noopens den Regeerings-
vorm. Ik heb beweezen dat 'er in het jaar 1590 een
vs^ezenlyk verfehilpunt over de Oppermigt der Ver-
eenigde Landen heeft plaats gehad. Ook, dat de
Hollanders meest yverden voor de byzondere Op-
permagt der Provinciën; en tevens hunne beweeg-
redenen hiertoe aangeweezen en gebiliykt. Verder,
dat het gevoelen der Staaten van Holland voor dien
t}'d de overhand behield, doch naderhand op nieuw
betwist is. Ik heb by herhaaling verklaard dat hun
gevoelen best overeenkwam met het oogmerk der
Unie, en reden gegeeven, waarom zulks evenwel
minder afdeed, dan de invloed, dien zy boven an-
deren op het Staatsgeftel hadden. Dien invloed toe-
fchryvende aan veranderingen in de Regeering van
alle Provinciën, heb ik zulke veranderingen aange-
weezen , en tevens getoond dat zy door toedoen
der Staaten van Holland waren ingevoerd. Kiet
behoevende te bewyzen dat het meergemelde ge-
fchil gediend heeft om drie groote Mannen te ge-
lyk ten val te brengen, heb ik evenwel myne uit-
drukking hieromtrent gewettigd. Eindelyk heb.-ife
verklaard, in weik eenen zin,' en· waarom, Tiet
my toefchynr, dat dit gefchil'nooic onbetwistbaar
heeft kunnen beflecht worden. r-
Nu vind ik my gerechtigd te vraagen wat' de
Heer paulus tegen my beweezen heeft? Mea
moet dat vinden-in de Verklaaring van het ipd^
Artikel, ilL D. van bl. 20 tot 76. Ik heb tot g^-,
mak van den Leezer de zaak tot deeze punten ge-^
bragt, op dat men in die biadzyden zo veel te'be-
ter zou vinden v/at de Schryver hiertegen. aan d&
hand geeft. Vindt men, in plaats van dit, bewy^
zen ten mynen voordeele in zprnmige^opzigteny-z^
zal die luchtige manier, van ^befchuldjging zondef
bewys, by veelen eenige verontwaardiging .kiinnei)
baaren. Nieuwe vindingen ontmoeten evenwei ge-
meenlyk noch al Verwonderaars; en onder deeze
legt gewislyk eene groote behendigheid verborgen.
Wanneer een Schryver zegt: Gy moet my gelooven,
of $6 biadzyden van myn Werk herleezen^ zullen
de meeften gemakshalven een goed Schryver geloof
geeven; en ten minften zich wel zorgvuldig wach-
ten van eenen brodder tegen te fpreeken.
Ik heb recht verzocht, en geene genade. Oor-
deek men dat ik my wel verdeedigd heb, ik wil
mynen aanvaller genade bewyzen. Alleenlyk ver-
zoek ik, zo dit vertoog hier en daar wat vervee-
lende geworden is, dat men deswegen niet my,
maar den lieer PAULUs,befchuldige, die my mee
zo
-ocr page 60-zo veeJe ongewisfe flagen tot dat lascig fpel genood-
zaakt heeft. Hy befluit zyne aantekening met de
volgende woorden:
„ Indien deze misflagen niet elkëen, die myne
„ Verklaring van dit Artikel, tot hier toe, met
„ aandagt gelezen heeft, van zelfs in 't oog geval-
„ ,Ien zyn, zou het weinig baten, wanneer ik de-
„ zeiven, elk afzonderlyk, met den vinger wilde
aanwyzen ".
Ik zal, insgelyks tot befluit, hierop antwoor-
den , dat ik de vruchteloosheid van zulk eene on-
derneeming klaar begryp, en even klaar meen aan-
getoond te hebben: doch, fchoon hy 'er zich ook
toe verledigen wil, dat het my geenszins ontrus-
ten zal.
^f^ ^
^ -ÏK
D Ε
opkomst
Ε Ν
BLOEI
DER VÈREENIGDE
Ν HC TS bewyst zo klaar de zwakheid van alk
Regeeringen welker grondflag hec geweld is, als
de Gefchiedenisfen van ons Vaderland. Zy geevêft
ons de VOOrtreiFelykfte Historie der beiprongene ea
verdeedigde Vryheid, die dikwyls op hec punt ftaaE
van te bezwyken, maar telkens wederom met nieu-
wen moed in hec ftrydperk te voorfchyn treedc.
De Inwooners deezer Gewesten, in laage en wa-
terige landdoiiwen geplaatst, hier en gins van dê
woeste golven zo wel als van magtige en heersdi«
zuchtige Nabuuren gedreigd, ja onder elkandereii
doorgaans verdeeld, hebben zich echter dikwyls
tegen de raagtigfte Vorilen der aarde kunnen be-
fchermen. Immers hebben zy nooit hunne vryheid
verboren, dan om ze luisterryker te herwinnen.
Wat mag de reden zyn dat een gering volk be-
kwaam geweest is tot zo veel groote zaaken, indien
deeze zelfde nadeelige omftandigheden ten minflea
ιδ Dir OPKOMST EN BLOEI DER
niet ais voorfchikkende oorzaaken van zulk een on-
gemeen geluk moeten aangemerkt worden? Door
geduurige rampen worde het menschdom geoef-
fend, en genoopt om onophoudelyk het allernuc-
tigile gebruik van zyne vermogens te maaken; en
't is das dat men niet zelden van de ongenade der
Natuur noch wenfchelyker vruchten trekt, dan van
haare lieflykile weldaaden. Maar. een Volk, dat
langs deezen weg ten top van eere en grootheid
zal klimmen, moet begaafd zyn met oorfprongkly-
ke deugden, die door gunftige omilandigheden al-
leenlyk behoeven opgewekt of geregeld te wor-
den , en tegen alles wat nadeelig is lang kunnen
worftelen.
De geringe beginzelen, waaruit de Nederland-
fche Vryheid weleer door haare Grondleggers is
voortgebragt, doen ons met recht befluiten dat de
deugden onzer Voorouderen zodaanig geweest zyn,
en daarom in den rang der waare Heldendeugden
behooren geplaatst te worden. Maar, fchoon men
dit ook eenpaarig toeftemt, echter kan niemand
verwachten dat zy eene uitzondering zullen maaken
op de algemeene zwakheden van het menfchelyk
geflacht; veel min gebelgd zyn, om dat zy met
eenige woestheid gepaard gaan, het welk in die
onbefchaafde tyden niet anders heeft kunnen wee-
zen. \Vy, die geleerd hebben onze geringe gaa-
ven in vrolyker licht te plaatfen, moeten van onze
Stamvaders niet fpreeken, zonder ons te ftellen in
hun'
-ocr page 63-verëenicjde NEDERLANDEN. 3
hunnen eenvoudigen Natuurftaat, waarvan wy mo-
gclyk reeds te verre zyn afgewceken. Wat hunne
deugden belangt; het is te beklaagen dat 'er onder
ons zo weinige voetitappen van te vinden zyn, zo
wy alleenlyk de werkzaamheid uitzonderen, die
onze Nederlandt-rs noch eenigzins van veele ande-
re Volkeren onderfcheidt. Doch ontmoeten ons
in die tyden ook veele voorbeelden van lafharcig-
heid en ontrouw, het zy genoeg dat wy doorgaans
den heerfchendea geest des Volks de beste zyde
zien kiezen. Hieruit blykt ■ ten minften dat 'er al-
toos een goed getal van braave mannen geweest
is, en dat zy, 'c welk eene groote zaak is, eeni-
gen invloed op de Gemeente hebben gehad. ^
Het roemruchtig Tydperk, dat alle onze Neder-
landers hunne verdeeldheden heeft doen vergee»
ten, om een Gemeenebest op te rechten, aan
wiens vermogen en beftendigen bloei noch dage-
lyks al ons geluk verknocht is, trekt met reden
onze aandacht' tot zich, als het voornaamile dac
ons betreft. Het biedt zich tevens aan als het ge-
maklykile voor de befchouwing, dewyl men daar
het ganfche Volk tot één lighaam vereenigd ziet.,
wiens leden eenpaarig te zamen fpannen ter bevor-
deringe van een zelfde groot en gewigtig oogmerk.
JVIen ziet 'er alle byzondere belangen in de wasg-
fchaal geileld, tegen de edelfte. voorrechten waar-
op de menfchelyke Natuur zich immer beroemen
mag. Doch de voorgaande eeuwen, die ons dê
Α ä Ie-
ιδ Dir OPKOMST EN BLOEI DER
leden van dat lighaam afeonderiyk vercoonen, zyn
hierdoor raisfchien ruim zo merkwaardig voor een
leergierig veriland, herwelk hunne onderfcheidene
vermogens en hoedaanigheden by vergelyking be-
geert te kennen. Ook zyn de tyden der Spaanfche
Tiranny geenszins de eerfte, die ons uitlokken om
deei te neemen in de belangen der Nederlandfche
Vryheid. Deeze belangen zyn even oud als de
oudile gedachtenis onzer Vaderen. Van Klaudius
Civilis tot Radboud, ziet men 'er, zeshonderd jaa-
ren lang, de Batavieren en Vriezen om ftryden, nu
tegen Kome , dan tegen de Franken , met een
lot zo wisfelvallig en veranderlyk, als de lucht^
ftreek die zy bewoonen. Zelfs vindt men hier
reeds, omtrent het begin der vyfde eeuwe, een
Gemeenebest van Armorichen^ die zich als vroe-
ge, hoewel kortilondige, voorboden van onzen
Staat vertoonen. En, willen wy van onze eigene
gefteltenis met eenige billykheid oordeelen, dan is
het noodig dat v^y dezelve, zo veel mogelyk is,
in haaren oorfprong gadeilaan: zo veel mogelyk
is, zeg ik, om dat de duiilernis der oudile tyden
ons menigmaal verhindert tot de eerile beginzelen
door te dringen. De achtile eeuw begint ons eerst
wat klaarder toe te lichten, en de overwinningen
van Karei den Grooten verfchafFen het bekwaamile
tydgewricht, om den aanvang van dat onderzoek
te bepaalen.
Het Ryk der Franken^ of Franfchen-, onder
-ocr page 65-vereenigde NEDERLANDEN. 5
den kwynenden ftaat der Roorafche Mogendheid,
federd drie of vier eeuwen, Heeds nieuwe voor-
deelen behaalende, was nu, met het tweede ge-
flacht van zyne Koningen, in magt en uitgebreid-
heid het aanzienlykfte geworden aan deeze zyde
der Alpen. Pipyn, de nieuwe Stamheer, en over-
weldiger van den Franfchen troon, bragt ook de
Vriezen tot ontzag, en maakte zich meester van
Utrecht, hetwelk niet lang daarna eenen Bisfchop
verkreeg. Al lang te voeren was 'er het Christe-
lyk Geloof ingevoerd; maar de waarde van zulk
eene weidaad , niet bekend zynde, had óok op
het gemoed der Landzaaten naauwlyks eenigen inr
druk gemaakc. Het grootfte deel der Vriezen vol-
hardde noch op deezen tyd in zyn ongeloof, en
vereenigde zich mee de Saxen, hunne iirydbaare
en zomt3'ds vyandlyke Nabuuren, om de Franfche
heerschzucht het hoofd te bieden, terwy! deEuan-,
gelieleer by hen in verachting bleel^ Geen won-
der : die leer van nederigheid en vrede, was door
trocfe vyanden met den fabel in de vuist verkon-
digd , en had zich tot noch met haare natuurlyke
bevalligheid nimmer mogen vertoonen. Zulke dap-
pere voorvechters der vryheid konden niet dan mee
veel moeite bedwongen worden door Karei den
Grooten, die Italië bemagtigde, het Westersch
Keizerryk herilelde , en alles wat noch aan de
grootheid van Pipyn, zynen Vader, mögt ontbro-
ken hebben, in zyne overwinningen vervuld zag.
Α
1-iy
-ocr page 66-4o' de OPKOMST EN BLOEI der
Hy liet zich echter niet verblinden door den glans
die h'im omringde, maar behield in 't midden van
7,0 veele betoveringen een billyk gemoed. Zodra
hy zich eenigzins kon betrouwen op de onderwer-
ping der Vriezen, maatigde hy zyne geiflrengheid;
hy bekrachtigde zelfs de vryheid van dat moedig
Volk, ftelde Rechters aan , om het naar deszelfs
byzondere wetten te beilieren , en verfchoonde
het, tegen de gewoonte van alle overwinnaars,
van 't lastig juk der fchattingen. By die heusch
onthaal voegde hy ter goeder uure de aanpryzing
van den Christelyken Godsdienst, die geen ander
hulpmiddel van nooden had. De Vriezen wierden
Christenen, zodra men hen door daaden had over-
tuigd , dat het Euangelie' den Godsdienst der zacht-
moedigen behelsde.
Waarfchynlyk zou deeze bekeering ook veel na-
drukkelyker dan de geduchtile wapenen hunne ver-
bindtenis met de volgende Keizers bekrachtigd heb-
ben, Vikaren die Vorilen flechts verlicht genoeg ge-
weest om op de gronden van hunnen doorluchti-
gen voorganger te bouwen. Lodewyk de Vroo-
Hie, 'Zoon en Opvolger van Karei den Groeten,
heeft noch, by het aanvaarden van de Regeering,
getoond hoe zeer hy hunne vriendfchap en trouw
jn waarde hield, door het vernietigen van een von-
nis, 'c Vv-elk zyn Vader in toorn geveld, en nader-
hand waarfchynlyk verzuimd had te herroepen,
Keizei" Karei had de Vriezen beroofd van de rech-
ten
vereenigde NEDERLANDEN. 7
ten op hun vaderiyk erfgoed, om, gelyk men den-
ken mag, hunne hardnekkigheid te buigen, doch
zekerlyk met oogmerk om de uitvoering van dat
harde vonnis by bekvi^aame gelegenheid af te fchaf-
fen; dewyi anders de eernaam van vrye Luiden,
dien hy hun vervolgens toeflond, en het voorrecht
van naar hunne eigene Wetten geregeerd te v/or-
den, daarmede niec vi^el fchynen te ftrooken. De
gunst van Lodewyk, dit onaangenaam gedenkteken
van hunne vernedering ten eenenmaale uit den weg
ruimende, was wel zeer groot; maar zyne volgen-
de handelingen kwamen nochthans hiermede niet
overeen.
Friesland ftrekte zich in die dagen uit van de
Wezer tot de Schelde^ en was derhalve,grooter
van omtrek dan de thans vereenigde Nederlanden
te zamen, behalven dat het ook een groot deel
lands behelsde, 't welk nu in de Zuiderzee ver-
dronken legt. Terwyl men nu dit Land, om zy-
ne afgebrokene gelegenheid, in verfcheidene ftree-
ken moest verdeeld houden , en elk byzonder
Rechtsgebied zynen eigenen naam geeven, bleeven
derzelver Inwooners evenwel allen bekend onder
den naam van Vriezen, gelyk thans alle onze Ne-
derlanders by vreemdeHngen niet zelden den naam
van Hollanders draagen. Nochthans fchynen zom-
migen onder hen, gelyk de Westfriezen, de Vrie-
zen van Oostergoo, van Westergoo, en anderen,
by hunnen ouden naam gebleeven te zyn. Uit dit
Λ 4 ver-
ιδ Dir OPKOMST EN BLOEI DER
verichil ontilaac dikwyls , in de benaaming van Land-
ftreeken en ingezetenen , eenige onzekerheid die
verwarring baarc. Dus wordt Utrecht by zekeren
fchryver, in 't midden der elfde eeuwe, noch eene
Stad van Vriesland genoemd. Ten aanzien van
Heiland en Zeeland wordt men een overeenkomftig
voorbeeld gewaar. Een groot deel van Zeeland
vi^ordt zomtyds onder Holland betrokken, waarvan
de reden is, dat Zeeland voorheenen niet,gelyk na-
derhand , in zyn geheel en op zich zelf beftaan
heeft. De Zeeuwfche eilanden worden ten wes-
ten en ten oosten door de Schelde gedeeld. Het
westelyk gedeelte behoorde eercyds tot Vlaanderen,
en heefc noch lang naderhand veel twist veroorzaakt
tusfchen de Hollandfche en Vlaamfche Graaven: al
wat ren oosten van de Schelde legt, wlerd gere-
kend een wezenlyk gedeelte van Holland te zyn.
De naam van Zeeland wierd aan het een of het an-
der deel toegeëigend, naar elks byzonder begrip,
en verkreeg dus geene bepaalde betekenis.
Men weet naauvvlyks te zeggen hoe veele ver-
4eelingen 'er in den aanvang geweest zyn: maar
drie of vier byzondere Staaten , waartoe de minde-
re deelen welhaast te zamen gefmolten zyn, komen
hier vooral in aanmerking. Deeze zyn, het Her-
togüora Gelder, het Graaffchap Holland, het Sticht
Utrecht, en de overige magt der Vriezen, die hun-
kien naam by uitzondering noch droegen. Deeze
Isatften waren echter wat te veel onder eikanderen
ve^
-ocr page 69-VEREE NIG0E NEDERLANDEN. 9
verdeeld, om een beftendig vermogen, 't welk dat
hunner Nabuuren evenaarde, te bezitten. De Rech-
ters , door Karei den Grooren ingeiteid, en naar
allen fchyn uit den aanzienlykilen Adel gekoozen,
Honden eikanderen, indien men naar de M^aarheid
gisfen mag, geduurig in 'c licht, tot dat de raagtig-
fte, de overigen uit hunne plaats gedrongen heb-
bende , hooger gezag bekwamen. Zy, noemden
zich Graaven'. een naam, wiens echre betekenis
onzeker is, dewyl men niet naauwkeurig weet hoe
verre hunne magt zich uirgeftrekt hebbe. 't Zou
best met den aard der oude Duitfche Regeeringen
overeenkomen, zo hunne oppermagc verbonden
geweest waare aan eenen Raad, uit Edelen en vrye
Landzaaten gekoozen; en die is daarenboven niet
onwaarfchynlyk, om dat de Nederlanders , voor
welken de gewoonte eene eeuwige wet was, by al-
le mogelyke gelegenheden getracht hebben hun
ftaacsbeftier op dien voet te regelen. Doch wy kun-
nen, zelfs drie of vier eeuwen laater, veel beter
zeggen hoe onze Graaven geregeerd hebben, dan
hoe zy moesten regeeren volgens hunne oorfprongk-
lyke aanileiling, welke, by gebrek van fchryvers,
in die ongeletterde tyden niet behoorlyk heeft kun-
nen geboekt worden. Wat men nu aangaande dee-
ze Graaflyke Regeering beiluice, 't is onloochen-
baar dat zy noch eenen geruimen tyd, ten minften
rot op Dirk den I, ondergefchikt gebleeven is aan
het opperbewind der Keizers ofFranfche Koningen,
Α 5 wel-
-ocr page 70-ιδ Dir OPKOMST EN BLOEI DER
. -r - - .
welken deeze Landen, als behoorende tot het Fran-
fche Ryk, by erfrecht ten deel vielen. Zolang de
opvolging der Graaven van de keuze dier vreemde
Voriten afhing, viel het hun ook niet moeilyk zich
in dat opperbewind te handhaaven: maar zy gebruik-
ten geenszins de noodige oplettendheid om dat mid-
del van verzekering te onderhouden. De opvolging
wierd eerlang erflyk; en dit was voor onze Graa-
ven een aanzienlyke ftap ter onafhangklykheid ,
waartoe vervolgens veele andere oorzaken mede-
werkten.
Lodewyk de Vrooiiie had loflyke hoedaanighe-
den, maar niets dat naar de ongemeene bekwaam-
heden van zynen Vader geleek, fchoon de uitge-
ftrektheid van het nieuw-gewonnen Keizerryk zulks
wel degelyk vereischt hadde. In zyn eigen huis de
rust niet kunnende bewaaren, wilde hy echter het
Gebied, dat voor hem reeds te groot was, door
ftaatkundige ftreeken noch verder uitbreiden. Drie
Deenfche vlugtelingen, door een fterker party uit
hun Land verdreeven, wierden met opene armen
ontfangen by den Keizer, die, onder voorwendzel
van hunne belangen voor te ilaan, zodra zy ge-
doopt waren, het befluit nam om hen met zyne
wapenen tegen 't Noorden te onderileunen, op dat
hy dus den Deenfchen troon aan zyne wet mögt on-
derwerpen. Dit gelukte niet naar wensch ; maar
de goedertieren Keizer, zich ten minden van zyne
vricndciyke beloften aan dat vreemd en berooid ge-
flacht
vereenigpe NEDERLANDEN, ij
(lacht willende kwyten,was milddaadig genoeg om
'er een goed deel van zyn eigen Volk aan op te
offeren. Vriesland wierd onder de drie Broeders,
Heriold, Roruk, en Hemming, verdeeld, en leed
'er onbefchryflyke nadeelen door. Lodewyk .hoopte
ook naar allen fchyn, dat de tyd hem guniliger ge-
legenheid verfchaiFen zou, om zj'ne mislukte onder-
neeming te hervatten; maar hy bedroog zich. De
Deenen^ integendeel, niet te vrede met het verjaa-
geu van hunne befpringers, kwamen hen eerlang
uit wraakzucht in hunne fchuilplaats vervolgen, en
wierden door den gélukkigen uiiilag hunner eerfte
togten zo zeer aangemoedigd, dat men ze nader-
hand, telkens wanneer de armoede of roofzucht
hen prikkelde, met ganfche zwermen herwaard over-
vliegen zag. Nu ontbrak het den Keizer aan moed.
en bekwaamheden, om de onheilen, die 't gevolg
waren van zyne onvoorzigtigheid, in hunnen voort-
gang te fluiten. Ook vond hy nieuwe belemme-
ringen in den openbaaren opftand zyiier zoonen.
Hy had Karei, zynen jongden zoon, uit een laa-
ter huwelyk gebooren, ten nadeele van de dri(?
oudilen, grootelyks begunftigd. Lotharius, die
zich reeds gedroeg ais deelgenoot van het Ryk,
kon dit noch minder dulden dan zyne Broeders,
Pipyn, en Lodewyk. Zy vereenigden zich, en
namen eerst de Keizerin,·hunne Stiefmoeder, en
vervolgens hunnen Vader zelf, te gelyk met den
jongen Karei, gevangen. De ongelukkige Vorst,
4o' de OPKOMST EN BLOEI der
na deeze eerfte mishandeling, zyne vryheid weder-
om door den byiland van getrouwe onderdaanen be-
komen hebbende, en vervolgens op nieuw aange-
rand, begaf zich toen van zelfs in de magt zyner
wederipannige zoonen. Men verdroeg zich onder-
ling ; de beroerten fcheenen eenigzins geilild te
zyn; maar het nadeel, 't welk zy veroorzaakt had-
den , was 'er niet door geboet, en na 's Keizers
dood zag men nieuwe wederwaardigheden.
Lotharius, die zynen Vader opvolgde, moest,
om de verdeeling zyner Staaten, zyn leven lang hec
harnas tegen zyne Broeders draagen. Dus wierd hec
erfdeel van zynen zoon, Keizer Lodéwyk den II,
toe op een negende gedeelte van des Grootvaders
bezittingen verminderd. Onder de volgende Kei-
zers wierden zomcyds wel eenige afgefcheurde flip-
pen wederom aaneengehecht; maar hec geval, 't
welk ditligtelyk uitwerkte, had geen vermogen om
hen tevens met de vereischte gaaven van veriland
en moed te begunftigen. Het geflacht van Karei den
Grcoten, voorheen zo beroemd door twee Pipyns,
door Karei Martel, en allermeest door hem zelf,
liep vast verminderende af, in Karei den Kaaien,
Lodewyk den Stamelaar, en Karei den Dikken,
tot op Koning Karei den Eenvoudigen^wiem naam
zelf hier van getuigenis geeft. Welke onwaardige
nazaaten van zo doorluchtig eenen Vorst en Opper-
heer! Karei de Dikke, boven de anderen in den
aanvang door het geluk verheerlykt, wierd binnen
vereenigde NEDERLANDEN. 13
negen jaaren van alle zyne Staaten beroofd, van
iedereen verlaaten, en in de uiterile elende gedom-
peld. Men heeft hem eindelyk de hand, aan wel-
ke de teugel van vier Koningkryken was betrouwd
geweest, zien uicftrekken _pm bekrompene aalmoe-
zen te ontfangen. Een ongelukkig tydgewricht
zou wel fchynen de voomaamfte oorzaak van dien
omkeer geweest te zyn; maar zodaanige ταιτιρφοε-
den zyn inderdaad, by de geringfte aanleiding, na-
tuurlyke gevolgen van eene zorgelooze Regeering,
die, door zwakheid van geest, de grootfte Mogend- .
heid allereerst in verwarring brengt.
Middelerwyl wierd het Ryk aan allen kant be-
fprongen, door de Saraceenen in Italië, door de
Hunnen, of Hungaaren, in Duicschiand, en aller-
meest aan deeze zyde door de Noormannen, woes-
te roovers en^londeraars, doch afgerecht op ver-
rasfende krygstogten. Zy greepen alle gelegenhe-
den aan, om met de tweedragt der Vorilelyke Ho-
ven hun voordeel te doen, en dienden zomtyds den
Broeder om zynen Broeder te onderdrukken. Vries-
land ilond gemeenlyk den eerften aanval van hunne
baldaadigheden ten doel, alwaar zy, telkens met
nieuwe benden uit hunne rooffchepen aan land
flappende, verwelkomd en gekoefterd wierdeïi,
door Heriold, Roruk, en anderen hunner Land-
genooten, die met zulk eefte ondankbaarheid de
weldaaden van Keizer Lodewyk vergolden. Hec
oogmerk , waartoe die Barbaaren zich vereenigd
4o' de OPKOMST EN BLOEI der
hadden, om naamelyfc langs deezen weg' hunne
raagt al verder uit te breiden, en de Vriefche gren-
zen flechts toe eena toeviugc en algemeenen v/yk
te houden, bleek welhaast uit hunne onderneemin-
gen. Zy liepen Duitschland af, drongen door
Braband, Vlaanderen, en Artois, in Vrankryk^
en naderden zelfs voor de poorten van Parys. AI
de tegeniland, dien zy gewoon waren te ontmoe-
ten , beilond hierin, dat men gewapend optrok om
verbonden met hun ce fluiten, ίπ een van welken
deDochter vanLötharius den iL aan hunnen Over^
fte Godefried ten huwelyk wierd gegeeven, en
Vriesland, als haare Bruidfchat, aan hem afgeftaan.
De Christelyke Godsdienst, dien Godefried volgens
de voorwaarden van dat verdrag moest omhelzen,
fcheen noch een dekmantel te ilrekken voor de lafhar^
tigheid van Keizer Karei den Dikken, die ten min-
ften zulk eene onderwerping van hem verworven had.
Rollo, een ander 'Noorman, heeft naderhand op dè-
zelfde wyze de Dochter van dsn Franfchen Koning
-Karei den Eenvoüdigen, met gansch Normandye,
verkreegen. Maar Godefried, Heer van Vriesland
geworden, draalde niet lang mee te toonen dat hem
deeze fchraale weiden geenszins voldeeden. Hy
,eischte eenige andere plaatfen van gemaatigder
luchtilreek, alwaar ten minften wyn tot zyne ver-
kv/ikking mogt groeien; en vlamde heimelyk op
Lotharingen, hebbende zich reeds verbonden mee
Hugo, eenen bastaard van Lotharius,· den II, om
op
-ocr page 75-VEREE NIG0E NEDERLANDEN. 15
op het eerfte ongenoegen, 't weik de Keizer we-
gens zynen onbefchaamden eisch mögt opvatten,
onder de gedaante van billyke wraak, dat Land-
fchap te vermeesteren. Ondertusfchen beroofde
hy eenen der Graaven, die hy ten Hove gezonden
had om zyn verzoek voor te ftellen, van deszelfs
goederen, waaruit zyne trouwloosheid af te nee-
men is; en zyne dwinglandy ging zo verre, dac
hy de Vriezen, om dat zy niet altoos goedvonden
hem flaafsch te gehoorzaamen, zonder uitzondering
eenen ftrop om den hals deed draagen.
Karei de Dikke, hoe log van aard, was echter
gevoelig van des Noormans ondankbaarheid, maar
wist zich niet anders van hem te ontflaan, dan door
eenen laffen moord , die heilzaamer gevolgen had
dan zulk een verachtelyk feit verdiende. Verfchei-
de Grooten greepen, na de dood van Godefried,
nieuwen moed, vatteden hier en gins de wapenen
op, en verjaagden zynen Broeder, met al het ove-
rig gefpuis. De Vriezen hadden, zo 't fchynt,
meermaalen gelyke poogingen gedaan , en zelfs
eenige tyd te vooren zynen Vader Heriold van het
leven beroofd; maar 't was hun onmogelyk ge-
weest, de verfche benden, die telkens op nieuw
tot hen overkwamen, te wederftaan. Nu echter,
van buiten eenigzins geholpen wordende, kwamen
zy alles te boven, en hunne ingeboorene Graaven
wonnen 'er zo veel by, dat de uitheemfche heer-
fchappy, waartegen men hier zo lang had moe-
ten
ιδ Dir OPKOMST EN BLOEI DER
ten worftelen, vervolgens haaren klem verloor.
Lotharingen, waaronder deeze Landen onmid-
dellyk gerekend wierden, was onder Lotharius den
II, Zoon van Keizer Lotharius, een Koningkryk
geworden, en na zyne dood wei wederom onder
den Keizer geraakt, doch als een afzonderlyk erf-
deel, 't welk tusfchen de Fratifche en Duicfche
Vorften een geduurige twistappel bleef, tot dac
het, onder Keizer Otto, wederom tot den itaac
van een Hertogdom vernederd wierd. De kunile-
naaryen, door welke zo veele mededingers naar
dat Gebied hunnen aanhang poogden te verilerken,
maakten aldaar den Adel aanzienlyk en geducht;
en hieruit fprooten, door tegenkanting van partyen,
veele inwendige beroerten. Men begrypt ligtelyk
dat onze Graaven, noch korts van de dv/inglandy der
Noormannen ontilagen, en dus op de Vryheid ver-
lekkerd, deeze gelegenheid om zich te verheiFen
niet verzuimden. Zy volgden, het voorbeeld van
veele Franfche en Duitfche Heeren, en men mag
zeggen dat zy het oyertroiFen, om dat deeze, veel-
al magtiger dan zy,, echter in 't vervolg hunne
verkreegene vryheid zo wel niet bewaard hebben.
Dus is Lotharingen zelf ook eindelyk noch door
Karei den Eenvoudigen bemagrigd; maar toen was
het reeds te iaat,om 'er Vriesland, dat zo verre van
de hand lag, wederöm aan te hechten. De zwakke
Vorst wierd daarenboven in zyn eigen Ryk eerlang
ZO zeer ontrust,dat hy in deeze gewesten de vriend-
fchap
-ocr page 77-VEREÉNiGDÉ NEDERLANDEN.
fchap der aanzienlykfte Heeren te veel van nooden
had, om iets hards tegen hen te onderneemen.
Dus liet hy den teugel flippen, en ftond aan Graaf
Dirk de Kerk van Egmond met veele aanzienlyke
goederen af, bevestigende hem te gelyk als Graaf
van Holland: eene eer, die Dirk in ftaat ilelde om
zyn Graaffchap erflyk aan het Nageilacht over te -
laaten; waarom de fchryvers ook van hem, äls
Dirk den I, de telling der PiolIandiGhe Graaveu
aanvangen. Keizer Otto de III. heeft wat laater
den Zoon van deezen Gfaave, Dirk den II met
verfcheidene andere giften befchonken, en hierdoor
zyn vermogen grootelyks vermeerderd. Wy mogen
denken, dat deeze Vorften, voor 't minst Kaiel dè
Eenvoudige, zich ook ligtelyk getroost hebbe«
over het verlies d'eezer Landen, welke in dien
tyd^ by gebrek van goede dyken, zekei'lyk veel
meer dan hedendaags aan de woede van zee Qïi
ilroomen wierden blootgefteld, weshalven de voor-
gaande Vorilen ihsgelyks geene zwaarigheid gé-
maakt hadden, omze aan den eerstkomenden Noor·^
man weg te fchenken.
Evenwel fchynt dit op den diilir niet genoeg ge»
Weest te zyn. De laatere Keizers > en zelfs de
Lotharingfche Hèrtogen, hebben noch al eenig
recht op deeze Landen voorgewend. Ook hebben
de meeste HoIIandfche Graaven zich welilaahshal-
ven gedraagen als Leenmannen van het Keizerryk.
Maar zy hebben zulks gedaan als vrye Leenman-
Β
'5
ιδ Dir OPKOMST EN BLOEI DER
nen, die aileenlyk uit eerbied deii Keizer hulde
deeden, en hem niet verder gehoorzaamden, dan
met hunne belangen overeenkomftig was. Zulks
biykc genoeg uic het openlyk wederilreeven der
Keizeriyke bevelen, 't vi/elk men al vroeg in de
Gefchiedenisfen ontmoet. Keizer Konraad de II,
by voorbeeld, gaf aan de Utrechtfche Kerk het
Graaffchap Teiilerband, op de grenzen van U-
trecht, aan den kant van Gelderland, gelegen,
maar tevens eenen fmallen zoom van Holland raa-
kende. De Hollandfchc Graaven hadden hier
eenig recht op, dewyl de Broeder van Dirk den I.
het bezeten had; en dit recht hebben zy tegen den
Bisfchop van Utrecht, in weerwil van des Keizers
ongenade, zo ernftigaangedrongen, dat de menig-
vuldige oorlogen, tusfchen de Hollanders en de
Stichtfchen, uit deeze ftribbeling hunnen oorfprong
fchynen genomen te hebben.
Men ziet dus dat de onafhangklykheid van Hol-
land, en van de Hollandfche Graaven, het zelfde
bsginzel heeft, dat tot eenen genoegzaamen grond-
ilag gerekend worde voor alle eerstgevormde Maat-
fchappyen; naamelyk het vermogen van te beftaan
zonder hulp van buiten. Zy hebben hunne zwak-
ke Befchermers uitgeflooten, en, na het bezorgen
van hunne eigene veiligheid, niet meer noodig
geacht zich op nieuw aan onwaardige meeilers te
onderwerpen. Zy maakten zich zo groot als mo-
geiyk was, en onderzochten zekerlyk niec of hec
veréeiilgdè NËDERLANDEH. iS?
oogmerk van hunne goedertierene Oppervorftea
zich wei zo verre had urtgeitrekt. Zy gebruikteii
hunne magt,gelyk een ieder op zyne beurt tot zyn
Voordeel doet: en zy deeden wel^ omdat hunne
rechten op de wet der Natuure gegrond waren j
terw}'! het recht van den langften degen hec eenig^
ile was, waarop de heerschzucht der uitheemfcheü
zich immermeer beroepen kende. Maar die .ieehÉ,
was ook zelf door de lafheid def voorgaande ba·^
Zitteren aireede verouderd geworden.
Van deezen tyd, tot op de eerile verandering^
-die de opvolging der Graaven van Hollandfcheü
Huize heefc afgebroken, dat is van het jaar .9^3
tot 1300, fchync hec beloop van onze Gefchiede-
nisfen wat eenvoudiger te zyn. . Zy komen nadef
aan het denkbeeld van eene byzondere hujshoü-
ding, die in zich zelve zomtyds wel deeriyk oVèf^
hoop legt, maar doorgaans buiten den 2waai dér
algemeène verwarringen geplaatst is^ Wy' 2ieil
Holland eens , geduurende de minderjaatigheid van
-Graaf Dirk den V, onder den Hertog van Lotha·^
ringen gebragt; maar hy geniet de vruchten vari
zyne verovering niet langer, -dan noodig is om ds
Stad Delft te ftichten» Men beklaagt zyne dood
inet recht, om dat het zelfs niet geoorlofd is^ de
fnoodfte dwingelanden op Zulk eene laage wyze te
doen vermoorden. In dit tydperk deelen wy oofe
-wel eens in de oorlogen van Vrankryk en Enge·»
land; maar altoos van ter zyden* Met de Kruist
Β ^
-ocr page 80-de OiiROMST en BLOEI der
togcen hebben onze belangen wat naauwer gemeen·
fchap, door derzeiver invloed op den aenwas der
burgerlyke Vryheid. Voor het overige is Vlaande-
ren het voornaaraile dat ons van: buiten bezig
houdt, en zoratyds ernftig genoeg. beknelt: maar
de binïienlandfche beroerten fmeulèn onophoude-
lyk, en v/orden ilechcs by toeval van buiten ge-
voed. . Wy zien. -Holland aan de eene zyde tegen
■ Westfriesland,aan de andere tegen Utrecht gekant;
Utrecht en Westfriesland, nu afzonderlyk, dan te za-
men, door Holland in engte gebragt, en óp hunne
beurt, als Vlaanderen zich tegen hunnen vyand be-
weegt, door nieuw verhaal van krachten, wederom
aangemoedigd. De Vriezen van Ooilergoo en Wes-
tergoo, tot Groningen en Drente toe, worden als
een ipeekuig, heen en weêr gekaatst, en zyn echter
boven alle anderen op de Vryheid gefpitst. Kortom ,
Ivy zien eenen geduurigen ftryd, waarin wy niet
om de grootheid der Landen en Legerraagten, maar
om de inzigcen der ftrydende partyen , belang ftel-
len. De evenaar is niet dan voor weinige oogen-
blikken in rust; maar wy letten-met vermaak op
zyne beweegingen, om dat wy eenigzins het gewigt
kunnen berekenen, 't welk hem doet overilaan.
Holland en Utrecht vertoonen zich in 't eerst
byna met gelyke magt. De Hollandfche Graaven
verfterken zich eenigzins door Saxifche, en andere
aanzienlyke Huwelyken; de gemyterde Vaders ver-
vullen het gebrek van dat middel door fyner von-
den,
ao
vereenigde NEDERLANDEN. 21
den, en fpannen zeer vriendelyk te zamen met den
eerflen, die op de Hollanders misnoegd is. De
Hollandfche Regeering fchynt eenpaariger door de
geregelde opvolging der Graaven, hoewel ze zom-
tyds door de minderjaarigheden zwak is: de opvol-
ging der Bisfchoppen, uit haaren aard niet erflyk
kunnende zyn, vermenigvuldigt telkens de belan-
gen , en de verwarringen met één. Van wederzy-
den ftaat men naar het opperbewind over de om-
gelegene Landitreeken; men ileekt eikanderen beur-
teling den loef af, en de overwinningen evenaaren
ten naaften by de nederlaagen aan beide kanten. De
Westfriezen, hoe menigmaalen overweldigd, kun-
nen , wegens hunnen afgebroken grond, niet be-
teugeld worden. Hun ilandvasdge tegenweer kosc
verfcheiden Hollandfche Graaven het leven; en het
duurt lang eer de gelukkigile veldtogten eenig
voordeel, dat beilendig is, verichaiFen. Holland
worde eindelyk te magtig door andere oorzaaken,
die te vooren niet, of naauwlyks, in aanmerking,
kwamen: maar als wy tot die tyden genaderd zyn,
verandert het ganfche tooneel op nieuw van ge-
daante.
Hoe komt het dat onze braave Voorouders, die
altoos de flaaverny verfoeiden, zulk een onbillyk
gebruik gemaakt hebben van het eerfte genot hun-
ner Vryheid ? Wy zien ze naauwlyks, na dat zy de
wrange vruchten der dwinglandye gefmaakt heb-
ben, hunne kluiilers met vcroniwaardiging bree-
B ς ken»
-ocr page 82-ιδ Dir OPKOMST EN BLOEI DER
ken, of zy fchynen hunne eigene gevoelens te ver·»'
zaaken, dewyl zy nieuwe werktuigen van llaaverny
beginnen te fmeeden tegen hunne vrienden en me»
dehelpers, Kan het te zamen gaan, dat men de
Vryheid als zyne Schutsgodin ai^nbidt, en op den
gelfden tyd zich opwerpt om over anderen den
dwingeland te fpeeien ? Zo wonderlyk is het men-
fchelyk geflacht, dat, gelyk het zaad van Kadmus,
uit flangentanden opgefchooten, zich blindehng
door onderlinge wonden verdelgt. Ons gezigc is te
]vorc, om de reden na te ipooren, waarom de Maat-
fchappyen in het algemeen, tot welke wy buiten
tegenfpraak gebooren zyn, door ongelykheid van
ftaac en magt, door heerschzuchc, en gierigheid,
onvermydelyk zo veel leeds moeten na zich fleepen,
Laaten wy liever, op dat geene wysgeerige befpie-
geling ons te veel bedroeve, onmiddellyk de betrek»
jcingen van ons Vaderland gade ilaan.
Het komt my waarfchynlyk voor, dat de beklaagd
lykile onheilen gefprooten zyn uit de kwaêlyk ver^
zekerde geftekenis der Staatzaaken. Men had de
Vryheid al te Ichielyk verkreegen, om 'er een be-
hoorlyk gebruik van te maaken. 't Was ook, oin
de waarheid te zeggen, noch maar de Vryheid der
wapenen, die ten beste genomen, niet meer is dan
de grondilag van een vryen Burgerftaat, Die grond-r
ilag had noch veel tyds tot zyne bevestiging van
pooden, en, toen het tyd wierd om 'er op te bou^
ï ondervond men mi hoe veel hinderpaalen
dat
-ocr page 83-vereknigde NEDERLA NDER 53
dat groote werk onderhevig was. Zy, die de Vry-
heid van een Volk tegen AUeenhee rfchers moedig
voorftaan, hebben niet altoos de . edelmoedigheid
van eenen Brutus^ on alle Brutusfeη .worden ook
niet door eenen PuMlkola onderfteund of opge-
volgd. Mogelyk zal men het dan niet ongerymd
vinden, dat wy uit dien hoofde eenigen onzer eer-
fte Graaven van dezelfde heerschzucht verdenken,
welke zy in hunne meesters. veroordeeld hadden.
I-Jiervan zo veele ilribbelingen en zwaarigheden ia
het fchikken van den Regeeringsvorm, en misfchien
ook zo veele dappere Krygsbedryven, om aan de
driften van het Volk de noodige afleiding te geeven
ter bevorderinge van de Staatzucht der Grooten.
Zo wy Polybius gelooven, is de beste Regeerings-
vorm. uit zynen aard altyd noch ^wankelbaar. De
Volksregeering, doorgaans in een oproer uit de
eenhoofdige gebooren, verändert ligtelyk in Adel-
heerfching; deeze wordt eerlang eenhoofdig, en
het eigendunkelyk gezag overfchrydt, vroeg of laat,
alle paaien , tot dat het zichzelf verwoeste. Dc
Vryheid,in deezen kring omgevoerd, vertoont zich
onder veele verfchillende gedaanten; niet ongelyk
aan onze Maan, die, onder 'c geduurig wasfen en
afneemen, eenmaal in haaren vollen luister blinkt,
om naderhand eene volkomene verduistering te on-
dergaan. Dit is, geloof ik, het natuurlyk beloop
der dingen; maar het geval, of eene gelukkige ge-
fieltenis , kan het bederf vertmagen, gelyk de ver-
4o' de OPKOMST EN BLOEI der
mogens van een fterk lighaam de werking van fcha-
delyk voedzel wederftaan. Eene nadere overwee-
ging mag ons leeren hoe verre dit op ons onder-
werp toepaslyk zy; doch, zo wy ondercusfchen be-
fefFen hoe bezwaarlyk de Vryheid, zelfs onder de
befcherming van goede wetten, worde gehandhaafd,
xal ten minden niemand verwonderd ftaan, dat hec
inaaken en bekrachtigen van zulke wetten een werk
van verfcheidene eeuwen voor onze Vaderen heefo
moeten zyn. Groote zaaken hebben gemeenlyk die
traage geboprte.
Dat hier het volftrekt Oppergezag niet zo wel
sis elders heeft kunnen plaats grypen, fchoon hee
ook by de eerile aanftelling der Graaven mooge be-
doeld geweest zyn, zulks moet afgehangen hebben
van eene oorzaak, die onze nafpooring dubbel waar·»
dig is; want mogelyk heeft zy ook in andere op'
jiigten tot ons tegenwoordig geluk niet weinig toe^
gebragË.
Gemeenlyk wil men dat de geaardheid van een
Volk ten naasten by door de lucht, en het voed'
pl, bepaald wordt. Dus zouden de Noordfche
Volkeren, door de ftrengheid van hunne lucht-
ilreek, gepaard met grove fpyzen, die Herker lig-
i^aamsoefiening vereifchen, te ftout en te ilrydbaar
worden, om zich onder eene willekeurige heer-
te buigen, i-Jet duiden, dat zyne inwoo-
B^rs door geduurige warmte koestert, en hun niet
lyQhrig voedzel verfghaft, zou hen in tegendeel
kf
-ocr page 85-VEREE NIG0E NEDERLANDEN. 25
laf en weerloos maaken, terwyl hunne verbeelding,'
zo veel vlugger als de zenuwen door de tederheid
van het geilel gevoeliger zyn, ligtelyk te betoveren
Waare door de bedrieglyke aanlokzelen van wellust
en vermaak, en hierdoor zelfs op de laagfte dienst-
baarheid, zodra die flechts met vergulde boeien
pronkte, zou kunnen verflingerd worden. Ik be-
ken hec: Azie en Europa, als twee uiterften mee
eikanderen vergeleeken, fchynen dit eenigzins te
bevestigen, Mogelyk veroorzaaken deeze omilan-
digheden ook een gedeelte van het onderfcheid, dat
wy tusfchen onze Europifche Volkeren gewaar
worden. Maar zal dit genoeg zyn, om reden te
geeven van den grooten zwaai der zaaken? Zegt
men dat hieruit blykt, waarom wy beter dan de
Franfchen, Spanjaarden, en Italiaanen, geflaagd zyn
in het verdeedigen van onze Vryheid: ik antwoord
dat voordeezen de ftrydbaarfte voorilanders der Vry·^
held Italiaanen geweest zyn, en dat de Volksre-
geeriog nergens volilrekter geweest is dan by de
Atheners, een Volk daar de Franfchen voor al het
overige zo gaarne naar willen gelyken. Maar ik
weet ook daarentegen niet wat men zal inbrengen,
aangaande Rusland, Noorwegen, Zweeden en De-
nemarken , daar het Staatsbeilier altoos, met kou-
der lucht, veel willekeuriger geweest is dan by ons.
Ik twyflel of de groote Montesquieu, die het ge-
melde gevoelen breedvoerig voordraagt, dit ftaac-
B 5 kus-
-ocr page 86-4o' de OPKOMST EN BLOEI der
kurxdig weerglas wel in alles met zyne gewoone
bondigheid zou kunnen verdeedigen.
De ongelykheid van grond, waardoor deeze Lan-
den zieh byzonder onderfcheiden, heeft,.myns oor-
deels, grooter afbreuk gedaan aan het eenhoofdig ge-
zag. Doch de Adel heefE in den aanvang, door het af-
zonderen van verfcheide Heerlykheden, en het flieh-
ten van vaste Sloten, hieruit meer nut getrokken dan
het Volk, dat, onder zo veele Heeren klein gehouden,
van tyd tot tyd verdeeld bleef in Vryeii en flaaven.
Nergens vond men op zo kort een aflland diergely-
ke fterkten zo menigvuldig als in deeze Landen,en
ieder Edelman was genoegzaam onafiiangklyk op de
zyne. Deeze Edelen trokken op de befchreevene
Heirvaart ten ilryde, met hunne onderhoorige Boe-
ren , om geene andere bevelen te gehoorzaamen,
dan die zy begunftigden. Wat vermögt de Graaf,
die met geene andere dwingende magt voorzien
ivas, buiten hunnen raad èn goedkeuring ? Na hec
eindigen van den veldtogc vond hy zich dikwyls
omringd van nieuwe zwaarigheden , dewyl zyne
vrienden hem hadden dienst gedaan, zonder dat hy
de middelen had om hen op zyne beurt grootelyks
£e verpligten. Al hec voordeel, 't welk hy zich uit
den oorlog kon belooven, moest dan beftaan in de
onderwerping zyner Nabuuren, die, door vermeer-
dering van gezag en vermogen in de overwonnen
Landilreek,den afiland tusfchen hemen zyne Edel·
lie-
-ocr page 87-vereenigde NEDERLANDEN,
lieden zou vergrooten. Maar hoe zeer dit ontwerp
de verbeelding van een eerzuchiigen gee^c moge
ftreelen , het bragt zyne zwaarigbeden met zich.
De omleggende ftreeken waren even als de zyne.
door poelen en nieiren, als in kiejne eilandtjes,
hier en gins verdeeld, en niet toegangklyk dan by
drooge zomers, of's winters over 't ys. 't Gebruik
van fchuiten ten dien einde, was een toeikl, dien.
men noch niet dan zeer gebrekkig wist te maaken,
en zou op veele ondiepe plaatfen ook nutteloos ge-
weest zyn. Dus kon mén zeer zelden, wanneer
men wilde ^ te velde trekken. Men moest de ge-
legenheid afwachten; en de vyand was doorgaans
by' tyds gewapend tegen den aanval, dien hy wel
had kunnen voorzien. Verfloeg men hem, geene
overwinning was zo volkomen, dat 'er eene mer-
kelyke uitbreiding van het Gebied op volgde; wane.
de minfte verandering van het faizoen maakte hem
op nieuw even onafhangklyk als te vooren. Roof
en plondering was dan hec voornaamile voordeel
dat men op de gelukkigfte togten behaalde: ramp-
zalig voordeel, 'c welk doorgaans den overwinnaar
bederft.
Het mögt, gelyk men ziet, der Gemeente wei-
nig baaten, dat het gezag van den Graaf, by man"
gel van genoegzaam vermogen, dus bepaald bleef,
zolang zy door geene aanzienlyke Steden haaren
invloed op het Staatsbeilier wist te vergrooten. Zy
ITioest zich uit hec ftof zo hopg verheiFen; en hier-
dooF
-ocr page 88-de opkomst en bloei der
door is het, dat men voor het midden der dertien-
de eeuwe geene groote blyken van haare merkwaar-
digheid befpeurt. Dien langzaamen aanwas verklaa-
ren wy zekerlyk niet uit geweldige oorzaaken. Heb-
ben de dikwyls herhaalde Kruistogten hieraan niet
veel toegebragt, dewyl daardoor het Land van de
lliiaverny gezuiverd is? Een flaaf, die moeds ge-
noeg had om deel te neemen in deeze roemruchti-
ge buitenfpoorigheden, bekwam terftond zyne Vry-
lieid. Men kan denken dat zeer weinigen deeze ge-
legenheid verzuimden: en na het vertrek van zo
veele flaaven moesten veele vrye lieden noodzaake-
lyk gebezigd worden tot allerlei verrichtingen en
dienden, welke voormaals tot den allerlaagilen ftaat
behoord hadden. Deeze dienften, nu vry gewor-
den zynde, vereischten een billyk loon, en, in ge-
valle van verfchil, de uitfpraak van goede wetten.
Dus kreeg het werkzaamfte deel des Volks fchoo-
ner kans om zich te beveiligen tegen de armoede,
en allengs, het zy door den landbouw, het zy door
de oeffening van huislyke kunften, het bezit van
vaste goederen tot zich te trekken. Heeft dit niet
zeer veel uitgewerkt om de burgerlyke vrj'heid te
bevorderen? Men kan het niet ontkennen: maar
eene diergelyke oorzaak heeft ook in andere Lan-
den plaats gehad, zonder hetzelfde te kunnen uit-
werken. In Vrankryk, by voorbeeld, hebben de
Kruistogten geenszins de vryheid des Volks, maar
in tegendeel het koningklyk gezag, door de afweo-
vereenigde NEDERLANDEN, ap
\
zigheid van 's Konings Leenmannen, doen aanwas-
fen. De gemelde oorzaak heeft dan hier alleenlyk
zulke uitwerkzelen gehad, om dat zy door geluk-
kiger omilandigheden wierd onderfteund; en 't is
een bewys van haare zwakheid, dat zy, door zich-
-zelve, veeleer op een ftrydig einde uitliep. Der-
halven zyn wy genoodzaakt naar eene andere uitge-
ilrekte, duurzaame, en onwederftaanbaare oorzaak
om te zien, die hier met uitfluiting van andere Lan-
den heeft beftaan, en alleen magtig geweest is alle
omilandigheden,. als hulpmiddelen, aan zich te on-
derwerpen. Zy doet zich, zo ik my niet bedrieg,
reeds op voor alle oplettende oogen. Het is de
Koophandel.
Dat weldaadig geftamte van voorijjoed, van wel-
vaart, van genoegen en geluk, verfpreidt alle de
• gunilen der vruchtbaare. Natuur, uit ieder gewest,
over den aardbodem, en verrnenigvuldigtze door
het aanmoedigen van vrye en nutte werkzaamheid.
Handwerken, Kunilen, en Weetenfchappen, bloeien
op het fpoor van den Koophandel, zonder wien de
Landbouw, de nuttigile kunst van allen, aan het
kwynen flaat, en de Zeevaart geenen adem haak.
Geen Land kan ongelukkig zyn onder deezen in-
vloed, die alle woestheid verbant,en het mensch-
dom zelfs de Rechtvaardigheid doet beminnen, om
dat zyne eerfte beginzelen zuivere gevoelens zyn,
van eer en goede trouw. Want wy fpreeken hier
van geene verachtelyke baatzucht, maar van eerly-
ken.
-ocr page 90-4o' de OPKOMST EN BLOEI der
ken, lofwaardigen, en edelraoedigen Handel, die
nimmer de belangen van het algemeen uit het .oog
verliest. De zeden, die onder het krygsgedruisch
altoos verbasteren, zullen onder zulk een handeldry-
vend Volk, noch meer dan de wetten, den band
der Eendragt verfterken. Het geringfte lid der za-
menleevinge is 'er nuttig, en deelt op zyne beuri
in den gelakilaat van het Gemeenebest. Trotsheid
is 'er haatelyk «' maar de onbekrompene overvloed
baart eene edde fierheid, die, ichuw van omkoo-'
pingen en bedriegeryen, op hen fchoonlle gepaard
gaat met de bewustheid van waare verdienften. Ge-
zegend Land! daar elk zyne eigendommen gerust
bezit, daar geen ingebeelde rang de gezelligheid
verhindert, oüi" düt' een iegelyk in zyne foort onaf-
hangklyk is; daar deeze voldoening den zuurilen ar-
beid verzoet en 'beloont. Zulk eene ryke bron van
zedelyk en namurlyk heil is de Koophandel, ver^
mogende ziel en zenuw van eenen· groeienden Staat,
aibezielende geest der gevestigde Maatfchappyen,
en leiilar der ¥ryheid, zonder welke de Reden zel-
ve een doodeiyk gefchenk zou zyn. Indien een
llerveling, door de Voorzienigheid aan het hoofd
van een Gem'eenebest gefteld,dit alles,in zyne on-
telbaare gevolgen , begreep en begunftigde, wat
zou hy gelukkig zyn!
Laat de onvolmaaktheid der waereldfche zaaken
ons niet roe, te hoopen dat dit geluk immermeer
in zyne voile zuiverheid zal gevonden worden, 't is
verêenigde NEDERLANDEN. 31
ten minften zeker dat onze Nederlanders hetzelve
onder zich geduurig hebben zien toeneemen, naar
maate dat zy hunnen koophandel meer en meer uit-
gebreid hebben. De Nederlandfche Vryheid fchynt,
gelyk zy 'er uit gebooren is, ook haar beftaan, en
haare veiligheid, verfchuldigd te zyn aan het liiin-
nelyk verband, dat zy met den Koophandel fteeds
onderhouden heeft. Het zal dan, eer vi^y verder
gaan, wel te pas komen, by deszelfs beginzelen
voor een oogenblik ftil te ftaan, dewyl zy inderdaad
tot de grondvesten van het ftaatsgebouw behooren.
Doch ten dien einde zyn wy verpligt, ons nu en
dan buiten de paaien van ons tegenwoordig Gemee-
nebest re begeeven. Wy kunnen, by voorbeeld,
het nabuurig Vlaanderen, welks belangen zo veel
overeenkomst en gemeenfchap hebben met de Hol-
•landfche zaaken, niet onaangeroerd laaten: en dit
vak zo veel te meer binnen ons beilek, vermits
ook, in de verdere befchouwing der Nederland-
fche lotgevallen, het kluwen, 't welk wy trachten
te ontwinden, dikwyls op dien bodem, gelyk me-
de in Braband, zal moeten gezocht worden.
Twee wydvermaarde rivieren, de Maaze en de
Ryn, hadden reeds ten tyde der Romeinen eenigen
koophandel uit andere gewesten herwaard getrok-
ken ; maar Vlaanderen en Holland hebben 'er zich
onder hunne Graaven eerst te recht van bediend ,
om hunne koopmanfchappen en gewerkte ftoiFen
wyd en zyd te vertieren, tervvyl zy te gelyk over
zee,
-ocr page 92-4o' de OPKOMST EN BLOEI der
zee, mee Engeland, en met de Noordfche Volk®»
ren aan de Beic, of Oostzee, fterken handel dres-
ven. Zy benydden eikanderen, gelyk men denken
mag, hunne wederzydfche voordeelen niet weinig.
De Vlaamfche Kooplieden wisten zich doorgaans
ruim zo wel te handhaaven in het bezit van den En-
gelichen handel; maar de Hollanders belemmerden
hunne verzending langs de rivieren, door zwaare
tollen, re Dordrecht en te Geervliet; hetwelk aan-
leiding gaf tot veele onlusten. De HoIIandfche zee-
vaart was daarentegen naar den kant van het Noor-
den gelukkiger, hoewel de haringvisfchery onder
de kusten van Engeland ook vry wel daagde. Bei-
de deeze Landfchappen hadden ten aanzien van
Groot Brittanje een voprrecht, dat hedendaags door
de verandering der tyden zeer veel befnoeid ge-
worden is. Dat uitgeilrekt Eiland had, wegens
zyne geduurige oorlogen met Vrankryk, hunne tus-
fchenkomst van nooden, om met het vaste Land
eenige gemeenfchap te onderhouden, dewyl men
toen, wegens de .onvolmaaktheid der zeevaart, zo
gereed niet was om afgelegener kusten aan te doen.
Dus moest het veel meer belang in hunne vriend-
schap Hellen,dan het nu noodig oordeelen zou, en
was ten minilen niet bekwaam om zich door eeni-
gen uitgeftrekten handel, ten hunnen nadeele, zo
ma^tig en geducht te maaken, als het naderhand
geworden is. Buiten deeze bedenking, zou men
•misrchien verwonderd ftaan over de voorrechten,
VEREE NIG0E NEDERLANDEN. 33
welke dat magtig Ryk aan twee zo geringe Land-
fchappen gewoon was te vergunnen; want coegee-
vendheid voor vreemdelingen is, gelyk eefi ieder
Veet, het zwak der Engelfchen niet.
, Vlaanderen was de kweekfchooi van handwerken,
,weeveryen, ververyen, en andere daartoe betrek-
kelyke kunften; zo dat zelfs de Engelfchen hunnt
wolle derwaard zonden om geverfd te worden.
Holland verzuimde deeze hanteeringen niet, maar
leide zich, naar 't fchynt, toen reeds voornaame-
lyk op de zeevaart toe. De Hollandfche zeelie-
den, of zulke, die, om de veiligheid wat binnen-
waard lagen aan de rivieren, zagen het getal en
den rykdom haarer inwooneren fchier dagelyks
groeien. Men had in vroeger tyden hieromcrenc
reeds bloeiende koopfteden gehad; maar die wa-
ren, of door de Noormannen aan kooien gelegd,,
of door zwaare overftroorningen te grond gegaan.
Nu was Dordrecht de voornaamile handelplaats^
welke zelfs door haar beroemd Stapelrecht
nabuurige lieden niet zelden heeft in het licht ge-
ilaan. Rotterdam wierd langen tyd, wegens de
onzekerheid der Zeeuwfche bezittingen, te veel
belemmerd, om eene veilige toevlugt voor koop-
lieden te zyn; maar Zierikzee, dat onder het Hol-
landsch gedeelte van Zeeland behoorde , heeft
niettemin al vroeg gebloeid, Amilerdam ftond
noch onder eenen byzonderen Heer, en wier4
.ook door veele an4ere oorzaaken klein gehouden;
C maar
-ocr page 94-maar als eindelyk' Westfriesland, of Noordhol»
land, onder Holland betrokken was, en de zee,
een groot deel lands hieromtrent verzwelgende,
den weg naar het Y geopend had, nam die Koop-
ilad uit de geringiie beginzelen onophoudelyk toe.
Antwerpen, £tan de Schelde gelegen^ wierd van
'den anderen kant door den handel der Vlaamin-
gen en Brabanders verrykt; en mogelyk heeft
zulks gédiend oni Amilerdam boven Dordrecht,
of andere ileden, te vergrooten, dewyl het niet
wel mógelyk was dat twee zulke magtige koop-
'fteden op korter aflland tegen eikanderen ovér-
ftonden, Ondertusfchen befeft men ook ligtelyk
hoe zeer de voorfpoed der gemelde handelplaatfen
zich over het ganfche Land moest Verfpreiden,
'dewyl de Burgers vari andere fteden, welke niet
onmiddellyk tot den hanöèl· gefchikt waren, even-
•wei hierdoor ih· hunne 'ineeringen en hanteeringeh
ten hoogden. bevoordeeld wierden.
Het eerfte uitwerkzel Van dien algémeenen bloei
der Biirgeryen, ten aanzien van de Regeering,
was de verbeterino; der Rechtbanken, welke, te
voorén veelal aan de willekeur van 's Graaven Die-
maren, Baljui^s eh Schepenen^ bevolen geweest
'zynäe, nu volgens wetten, keuren, en handvesten
-bediend wierden. De oudfte blyken hiervan vindc
men omtrent den aanvang der dertiende eeuwe,
onder Graaf Willem den I; hoewel 'er mogelyk
te voeren reeds andere geweest zyri, die men niet
ί 1
VÊRE&nigde NEDERLANDEN.
foeer kan nafpooren. Deeze, Graaf heeft ook φ
ftad Dordrecht, waarfchynlyk uk byzondere in-
zigceii, grootelyks bevporr^chc, en haar zelfs yry
verklaard vzvi Sedèn Heirvai^rten, Hy Was ,
mar hec fchync^' in den eerften opilag/wel genood^
?aakt wac vriendelyker te handelen dan zyne.yooR-
zaaten, dewyl hy zich met een twyiFelachtig rechÊ
had ingedrongen ten nade^le vm z^-ne Nicht, de
ongelukkige'A.ds.5 weikeΓ-.hμweiyk ni^t den Gram-
ve'van Loon i^' fehoon h^ic^—dpor haare ^iped^f
buiten kennis'van's Lands Edelen geilopten- zyn-
de , gerekend wierd de Hpllandfche rechten-ver»^
•kort te. hebben.^ echter in Holland tegen den P019
eenen geduchten aainhang'had verw^kt. ^ My^is
altoos iwaarfchynlyk voorgekomen , dat her ^,ν^
iirygen van zulke Wetten en Keuren een grootp
Ilap geweest -is; tot de aanftelling van Vroedfchap-
pen, Raaden en Burgermeesteren, ■ welker όορ^
Sprong men dan ook niet yeire van dat Ttydpunc
fchynt te moeten bepaalen. Of, zo inderdaad
hunne geheugenis, volgens-het gevoelen der Staa-
ten in hun gefchrift van het jaar 1587, zo oud is
als de Steden, ten minflien. fchynt de zaaLzelve
ons aan 'de hand te geeyen, dat hun gezag toen
eerst eenigen klem verkreegen hebbe. 't W^s
iets groots, dat deeze nieuwe Kollegien niet alleen
gemagtigd wierden, om, van binnen de r|ist en
welvaart huïiner Steden te bezor^n, maar ook
-om ter.iilgemeeae Dagvaart, door hunn& afgevanr-
Ca ' dig.
.ρ
ιδ Dir OPKOMST EN BLOEI DER
digdén , over de belangen van den Staat te hande-
len ; en dat de vervulling van opengevallen plaat-
fcn äan hunne eigene verkiezing ftond, ja zelfs in
zommige Steden de jaarlykfche vernieuwing der
regeerende Magiftraaten; tervvyl in andere ilechts
één dubbel getalter keuze der hooge Overheid,
benoemd wierdi''-
Irf^éen ander óp&igt>-dat rechtsreeks den ryk-
dom der'ingezetenen betrof, befpeurde. men noch
grooter gevolgen, zynde de Steden hierdoor wel-
haast toe de hoogte van den Adel verheven,
'c Was een overoud' gebruik, dat men by gewoone
'en ongewoone gelegenheden / als de geregelde ,in-
komilen van den Graaf te kort fchooten , op zyne
hede hem onderiïeunde riiét eenigö fotnm^i, wel-
ke bepaald wierden volgens de noodzaakelykheid,
vergeieekên met het "Vermogen dér ingezetenen.
Weleer was dit geen geringe lastr geweest: nu
wierd: het, door den aanwas der fchatten, in ze-
keren zin εεη voorrëGht^ dewyl het alle voor™
wendzelen afTneed töt het invoeren van nieuwe
belastingen, die anders, wegens zo veele oorlo-
gen als men van tyd tot tyd voerde, onvermyde-
'lyk' zouden'geweest'Zyn. Toen nu de Steden in
ilaät geMd vi^ierden öm-den-Graaf-deeze Beden,
'zomtyds boven zyne gisiing, in te willigen, dron-
'gen zy telkens'dieper'in zyne gunst, terwyl de
Edelen, dit vooreerst met afgunst ziende, en re
meer door hunne trotsheid den meeste^ veelal on-
VEREE NIG0E NEDERLANDEN. 37
aangenaam , zo veel verlooren", als de achtbaar-
heid der Burgerftaaten toenam. Zy wierden dan
ingelyfd in het lighaam van den Staat, en onder-
tekenden welhaast, benevens den Graaf en zynen
Adel, de verbonden welke men buiten 's Lands,
kwam te fluiten, 't Schynt dat de fteden van
Vlaanderen dit voorrecht wat. vroeger dan de Hol-
landfche verkreegen; 'c welk niet ce verwonderen
is, dewyl Vlaanderen buiten tegenfpraak, in ryk-
dom en vermogen, Holland noch merkelyk te bo-
ven giiig.
De minderjaarigheid van Floris den V. viel,
naar het fchynt, op den rechten tyd om den
voortgang der zaaken op deezen voet te verhaas-
ten, zo dat men onder zyne Regeering het ge-
.wenschte evenwigt byna bereikte. In een Huwe-
lyksverdrag van zyne Dochter met den Zoon des
Honings van Engeland, komen de Steden, te ge-
lyk met 's Lands Edelen, .als ondertekenaars voor;
en dewyl dit Verdrag zommige punten behelsde,
die den Engelfchen in vervolg van tyd te veel
rechts op de Hollandfche zaaken konden geeven,
wierd 'er uitdrukkelyk bygevoegd, dat dit alles,
indien het naderhand bevonden wierd te ilryden
met de rechten van den Staat, voor nietig en
krachteloos moest gehouden worden. Een trek,
waarin men duidelyk het kenmerk der Vryheid, ge-
waar wordt.
Van dien tyd af aan wierd het Haatsbeftier ^ene
C 3 kunst,
ιδ Dir OPKOMST EN BLOEI DER
kunst, welke äö bekwaamheden van een middel-
baar veriland te verre overtrof. Graaf Floris had
ridderlyke gaaven. Hy zou bekwaam geweest zyn
om eene prachtige Hof-houding luister by te zet-
ten ; hy zou in den oorlog roem behaald hebben:
maar by ongeluk was dit de fpil niet, daar het
groote rad op draaide. Staatkunde wierd 'er ver-
eischt, en daar was hy niet genoegzaam van voor-
zien. Twee vermogens, zo ftrydig tegen elkande-
fén opgewasfen als de Adel en het Volk, te ver-
eenigen, te beftieren, en als fcheidsman-geduurig
tusfchen beide te gaan, op eene wyze die hem
van wederzyden beveiligde; dat was het werk niec
van een wispeltuurig, ligtgeloovig, en roekeloos
gemoed, als het zyne. De middelweg, dien een
groot man in zulke gevallen weef te kiezenis
een fmal en gevaarlyk pad, waarop de minile val-
fche flap onherftelbaare gevolgen heeft. Het on-
genoegen der Edelen, die waarfchynlykJ door de
onvoorzigtigheid van den Graaf, al te fchielyk
begreepen, om welke redenen hy niet altoos in
hunne belangen trad, groeide dus van dag tot dag
tot eenen onverzoenbaaren haat, en kostte hem
eindeiyk het leven. Zyn lot is te wel bekend, om
'hier verhaald te worden, 't Geen men aangaande
'de fchennis-van Machteld van Velzen verhaalt,
'kan waar of verfierd zyn; maar de zaaken zou-
den, zonder dat heimelyk beginzel van afgunst,
tiiKmer tot zulk een uiterile zyn gekomen.
VEREE NIG0E NEDERLANDEN. 39
's Volks genegenheid, te laac opgewakkerd ϊοε
zyne verlosfmg, diende flechts om zyn rampzalig
einde te verhaasten. Maar hoedaanig ook de uit-
flag waare, dat tydgewricht kon niet anders dan
den invloed van het Volk boven deszelfs gewet-
tigd peil verheffen. Hadden zy het geluk gehad
van hunnen Graaf te ontzetten, zyne verpligting
voor die weldaad zou oneindig geweest zyn: nu
verdeelde zyne dood het lighaam van den Adel ·
vermits veelen onder hen aan het fchelmiluk, 'c
welk van de, overigen verfoeid, wierd, medepligtig
waren; .en deeze verdeeldheid verzwakte hen in
vergelyking van hec Volli, dat in dit geval door
eene algemeene overeenfteimiing -zich zo veel te
naamver vereenigde. Wy behoeven ilechts te let-
jen op het voorgevallene onder Graaf Jan den I,
zoon en opvolger van Floris, om hiervan over-
tuigd te worden. En zeker, zo de reeks der
Graaven van Hollandfchen huize door de ontydige
dood van deezen niet afgebroken was,' de kans
had fchoon geftaan, om her opperbewind aan ee-
nen vasten Regeeringsvorm voor altoos te verbin-
den. Dit zou op dien tyd meer indruk gemaakt
hebben, dan ten tyde van Maria van Bourgondië,
wanneer men den Vorsten wel naauwe bepaalin-
gen voorfchreef, maar uit de Regeering van uit-
heemfche Landsheeren reeds geleerd had, zich
niet veel te ergeren aan het krenken van Vorfte-
lyke beloften.
4o' de OPKOMST EN BLOEI der
Jan de I, in Engeland opgevoed, was noch
jong toen zyn Vader het leven verloor. Hy v^ierd
getrouwd met de Dochter des Konings, en kwam
herwaard over, min om te regeeren, dan om ge-
regeerd te worden door Wolfaard van Borfelen,
een fnooden en arglistigen indringer. Vergeefs
riepen de Edelen Avennes van Henegouwen tot de
Voogdy, die noch wegens de jongkheid van Graaf
Jan vereischt wierd. Wolfaard wist hem den voet
zo dwarsch te zetten, dat hy, zich in Holland
niet veilig oordeelende, eerlang wederom naar zyn
Graaffchap vertrok. Na dien tyd nam het aanzien
van deezen Gunileling zo fchielyk toe, dat hec
hemzelf verblindde. Hy had zich overal noodzaa-
ikelyk gemaakt; nu begeerde hy dat alles van zyne
Wenken vloog. Het gelukte hem , verfcheide
Heeren uit hunne bezittingen te ftooten, en zich
daarmede te verryken. Hy belas den jongen Graaf,
om hem Woerden, Ysfelilein, en noch eenige
andere plaatfen, te fchenken, waardoor hy zyn
gezag ongelooflyk verfterkte. Maar zodra hy noch
verder ging, en de bevestigde voorrechten der
ileden dacht te befnoeien, ftiet hy zyn hoofd.
Zyn verfchil met de ftad Dordrecht, welke hy te-
gen recht wilde noodzaaken eenigen uit haare Bur-
gers aan eene andere vierfchaar over te leveren,
Terwekce zulk eene gisting, dat hy geraaden vond
jEich heimelyk op de vlugt te begeeven, en mee
den Jongen Graaf naar Zeeland ovcrftak. Hy wierd
oni'
-ocr page 101-VEREE NIG0E NEDERLANDEN. 41
ontdekten achterhaald doér het misnoegde Volk,
dat hem onder veele mishandelingen naar Delft
fleepte. Hy wierd 'er eerst in verzekering geno-
men ; maar de woede van het Gemeen was tot
zulk een toppunt gefteegen, dat zy niet dan door
zyne dood kon geffild worden. 'Hy fneuvelde,
zonder reehrsgedii>g, als een Landverraader. De
woestheid, die in dit geval doorftraalt, kan van
niemand goedgekeurd worden; doch zy dient ons
om te toonen, van hoe veel belang de keuren en
handvesten der'ileden toen reeds gerekend wierden
te zyn; te meer, dewyl hem dit ongeluk in eene
andere ftad, dan die hy voornaamelyk beleedigd
had, overkwam.
' Had Graaf Jan meer verftands gehad, hy zou
zich in die omftandigheden wel als meerderjaarig
hebben doen aanmerken; maar dit zo niet zynde,
is het wonder dat de voogdy niet op een inboor-
ling gekoomen is. Brederode, by voorbe'eld, in
Engeland zyne opvoeding beftierd hebbende, had
zich by zyne aankomst reeds met die hoop ge-
vleid; en men had door zulk eene keuze Avennes
kunnen misfen. Maar Bredefode was misfchien te
veel Engelschgezind , en 't Volk helde naar de
zyde van Vrankryk, waarfchynlyk uit liefde tot de
gedachtenis van Kloris, die zich met de Franfchen
tegen Engeland en Vlaanderen, ftrydig met hec
gevoelen zyner voornaamfte Edelen, verbonden
had. Avennes was listig genoeg om ten koste
van den Adel deeze drift te-voeden; te meer,
4o' de OPKOMST EN BLOEI der
dewyl hy vreesde dac anders deeze aanhang
de Voogdy aan den Graaf van Vlaanderen,
Grootvader van onzen jongen Graaf, mögt op-
draagen. Toen zyne verkiezing vastgeileld . was ^
toonde hy zeer wel te begrypen, aan welke zyde
*t grootfte vermogen van den Staat, en bygevolg
zyne verpligting, geplaatst was. De Steden had-
den hem voorgeftaan, en hierom liet. hy zich,
breeder dan mén te vooren gewoon was, in alle
voürnaame fteden inhuldigen, door welk eerbewys
hy, dezelver aanzien erkennende, zich tevens van
haare vriendfchap zocht te verzekeren. Avennes
bezat buiten twyifeJ de vereischte bekwaamheden
tot dac gewigtig ampt; maar de fchielyke dood
van den jongen Graaf heeft veelen aanleiding ge-
geeven, om aan zyne eerlykheid te twyfFelen.
Hoe 't zy, de Voogd volgde den Voedfterling op,
als zyn naaste bloedverwant aan de vrouwelyke
zyde, 't geen vooreerst gansch Holland in rep en
roer ilelde, en door de ongemakken der uit-
heemfche Regeering verdere gevolgen had, welke
men toen misfchien reeds had kunnen en moeten
voorzien. Doch wy befpeuren uit dit ganfche be-
loop, dat de gevoelens van het Gemeen, boven
die van dén Adel, de overhand behielden. Een
der voornaamfte inzigt^n, die de verheffing van
Avennes begunftigden, was de hoop dat hy de
dood van Graaf Floris op alle medepligtigen zou
wreeken', 't geen hy beloofde, maar nimmer
dacht te volbrengen.
Dus
-ocr page 103-^--^Dus is 'dan hec Graaflyk'bewind', na omtrent
vierhonderd jaaren tot een Hollandsch ftamhuis be-
hoord te hebben, in vreemde handen overgegaan.
Men ziet het vervolgens binnen de helft van dien
tyd noch driemaal verwisfelen, waarna het ten
hoogften top Ilygt, om een^einde te neemen in
de oprechting van ons tegenwoordig Gemeenebest.
Van Henegouwen is hec, gelyk een ieder weet^
tot Beieren gekomen; van daar tot Bourgondië,
en vervolgens tot het doorluchtig Huis van Oos-
tenryk , klimmende dus by elke verandering tot
magtiger en aanzienlyker geflachten op; het welk
den kring der ftaatsbelangen zo veel heeft uitge-
zet , dat derzelver befchouwing van nu af aan
ook wat naauwkeurigerï aandacht fchync te verein
fchen.
Zo wy de Regeering als .drieledig aanmerken,
Haamelyk beftaande uit het Graaflyk gezag, de magt
der Edelen, en het recht der Steden, kunnen wy
zeggen, dat deeze drie vermogens noch lang hun
evenwigt behielden, maar dat hun onderling ileun-
-punt, of middelpunt van zwaarte, 't welk te voo-
ren flechts op eene ongevoelige wyze was ver-
fchooven geworden, nu dikwyls door eenen ge-
weldigen fchok verplaatst wierd. De overmagt
deczer vreemde Graaven, en hunne invloed op
nabuurige Ryken en omgelegene Gewesten, die
.dikwyls zeer fchielyk rees of daalde, was oorzaak
:van dit ongeftadig beloop. Bevorderde het gev^l
; , aan
4o' de OPKOMST EN BLOEI der
aan vreemde iïoven 'de belangen van den' Graaf;
gelukte 't hem, zynen Broeder , natuuriykeh
Zoon, of verderen Bloedverwant, op den ftoel
van Utrecht te plaatfen; vond hy zich in ilaac om
van de Gelderfcher.zaaken naar zynen wensch te
fchikken; ftraks wierd hy op zyn eigen grond ont-
zaglyk en geducht, en de Regeering trok onmid-
dellyk meer of min naar de eenhoofdigheid. Lie-
pen de gemelde omftandigheden hem onvoorziens
tegen, of was hy buiten 's Lands in noodelooze
en ongelukkige oorlogen ingewikkeld, zo gebeur-
de ook, ten aanzien van zyn, of ten minften van
zyns Opvolgers bewind, vlak het tegendeel van 'c
voorgaande: de Vorst wierd genoodzaakt den Adel
of het Volk, ja zomtyds beide, door toegeevend-
heid aan zich te verbinden.
, De Edelen waren nu ook gereeder. toe onlusten
dan voorheen, fchoon niets nadeeliger was voor
hunne belangen. Eenigen deezer Graaven verlie-
ten van tyd tot tyd het Land, om in hunne uit-
heemfche Staaten vermaakelyker te leeven; wan-
neer het beilier eenen Landvoogd, of Stedehou-
der, wierd aanbevolen, die nooit bekwaam was
de rust onder hen te bewaaren. Sederd de dood
van Graaf Floris door geduurige verdeeldheden
' ontrust zynde, verzuimden zy geene gelegenheid
om nieuwe twistvuuren te ilookenv Zy hadden
nu ook geleerd zich met de fteden te verbinden,
waardoor dat lighaam insgelyks verdeeld wierd:
vereenigde NEDERLANDEN. 45
doch dit had flechts voorbygaaiide gevolgen, cerwyl
zy zeiven, als aanleiders, alle de nadeelen der Twee-
dragt ondervonden. Onder hen vifierd alles op 'ε
lievigde getrokken', óm dat hunne oogmerken
doorgaans op eene algemeene omwenteling uitlie-
pen ; zo verdelgden zy .elkanderen, zonder dat de
gelukkigilejn, die overgebleeven waren, iets an-
ders dan hunne eigene Lvernedering uitgewerkt
hadden. .. - .
Met de :Steden was het wat betet gefteld. Zy
wonnen vooiéerst eeriigi voordeel door het uitge-
flrekter vermogen der Graaven, 't welk buiten'
's Lands den Koophandel,befchermde; zy wonnen
ook by het verzwakken van den Adel, hoewel de
nadeelen uit de vermeerdering van-het Graaflyk
.bewind hierdoor geenszins konden geboet worden.
'Maar'dit lighaam droeg in zynen,boezem eene an-
dere oorzaak van verwydering, die men eene on-
volmaaktheid in het ftaatsgeilel mag noemen. De
Steden waren door geenen genoegzaamen band
van gemeenfchap vereenigd, door geene verplig-
ting bepaald om.eikanderen te ontzien. Elke Stad
-was zo veel als een Staat op zichzelyen, die^, zo
,hy 't geraaden vond, oorlog voeren mögt, of
vrede fluiten, zonder zich aan het oordeel van de
• overigen te kreunen. Zy hielden wel Dagvaar-
ten, maar overftemming had ΐ)ρ haare vergaderin-
gen geene plaats, en dewyl haare belangen zeer
verfchillende waren, gebeurde het. dikwyls aac
DVoPK'oMST RN.BLOEI DEa -
eène énkele'ftad zich afzonderde , eti'onzydig bleefj
tefwyi alles, 'wat haar omringde,!.zich tot den oor"
log begaf. Dit baarde noodzaakelyk mistrouwen
èn'onmin onder dé nabuurige Burgéryen, dié daar-
enboven door de ongelykheid van Keuren en voor-
rechten" reeds méér- dan te veel tot-afgunst ge·
prikkeld wierden. - 't Is zeer klaar dat de vreemde
"Graaven, volgens hunnê grondcegelen., geen belang
konden ilellen in de verbetering van dit gebrek^
maar-wonder'is 'ε dat'zy, die -"er aan kwyn^n,
daar'-niet ^ op toegelegd hebben* De liefde tot
-Vryhêid was^o<gröot, dat men 'er vrywüiig aU-
les , Vi^at'anders heiizkni fchynen'mogt', aan op-
offerde. ' ' ) '
- ' Zo'ilohd het zaakelyk bewind'dmj fteeds op
Ibsie' icKroêveni en "'t was dit, daar mén, myria
oordeels /^ voor' dê verkiezing van Αvéphes in had
"fcunnen voorzien ί maar men was waarfchynlyk φ
dién tyd te driftig bm de voorzigtigfte maatregelen ce
-neemèn. De inhuldiging van Avenues was niets an-
'ders dan een eerbeWys aan de gedachtenis van Fio-
ris den V, wiens dood men wilde'gewrooken zien.
Hy, die wel vvist dat zulk eene ontleende gene-
genheid niet langer'kon duüren-dan de driften,
-welker voldoenitig zy"beoogde, rekte het verlaii-
'gën zonder iers van belang uitte voeren, op dat
"men hem eindelyk nie gewoonte mogt beminnen.
Maar het volgende voorbeeld bewyst wel wat h<?c
-ZOU'geweest zyn,'zo de .lieftle des Volks tót hec
ί>· -'J ' oude
vEREENiGDE NEDERLANDEN.
oude HoIIandfche geflacht zyne belangen niet Väh
ter zyden had onderfchraagd. In 't laatfte van zyn
leven vielen de Vlaamingen in Holland en Zee-
land ,' en hadden, door de onverfctólligheid der
landzaaten , reeds zo veele · voordeelen behaald,
dac men naauwlyks meer aan den Graaf'van Hene^
gouwen dacht. Wat gebeurt 'er ? Witte van Haam-
ftede, natuurlyke zoon van Graaf Floris, vertoont
zich flechts, en brengt zonder moeite de afgeval-
lene fteden wederoni onder de gehoorzaamheid van
Avennes, zynen meester. Zo ■ veel vermag de
liefde des Volks, wanneer zy diep geworteld is',
gelyk daarentegen niets op losfer gronden fteunt,
dan deeze zelfde hartstogt, wanneer hy'uit-fchié-
lyke beweegingen by verrasfing gebooren worde.
Was "Avennes' zelf in plaats'van Haamftede gekó-.
men, hy zou niets verricht hebben.' '
Nu zal het, myns bedunkens, niec onaangenaam
zyn, dat wy op de bedryven der volgende Graa-
ven kortelyk onze aandacht vesten, om deezè
flaauwe fchets' door eenige luchtige hoogzels en
diepzels wat op te helderen, waardoor men ligte-
lyk zal in ftaat gefield worden, om nader over
haare juistheid te oordeelen.
Onder Willem· dén IIIzoon* van Avennes,
nvorden wy^ noch niets gewaar^/ dain een ilil ge-
mor, 'c Welk door vrees en mistrouwen bedwon-
gen wordt. De Hollanders weigeren, den Graaf
verder dan op hun eigen bodem te dienen, waar-
' door
IÉ
4δ DE OPKOMST EN BLOEI DER .
door hem de Vlaamingen zelfs een gedeelte van
Zeeland voor een poos afhandig maaken. In laa-
tere togcen volgen zy hem evenwel, maar met
koele zinnen. Men klaagt aan alle kanten over
fchattingen en lasten: men weigertze zomtyds op
te brengen, ten zy men 'er mee geweld toe ge-
dwongen worde. Het gefmoorde ongenoegen
barst nu en dan in weerwil uit, en mist zyn doel,
iy mangel van beleid. De fleden wrokken tegen
eikanderen, maar kennen de kwaal niet, waarvan
zy bevangen zyn. De,Graaf dempt met moeite
deeze verdeeldheden; maar die droefgeestige ver-
zoening is niets meer dan de kalmte van eenen be-
roerden dampkl'ing, Men ontziet hem om zyne
magt eil aanzienlyke verbindtenisfen, als Schoon-
.vader van den Keizer en den Koning van Enge-
land, en gehuwd aan de Zuster, des Konings van
iVrankryk. Maar fchoon zyne wapenen Vriesland
bemagtigen , fchoon hy ook, in 't midden yaa
zyne Vorftelyke vennaaken, de belangen van den
,Koophandel niet uit het oog verliest , niemand be-
.mint hem, qm dat hy aangemerkt wordt als een
• vreemdeling, die. Henegouwen uit den voorraad
van Holland fpyst. ^ ,
Hy fterft eindelyk, ierwyl het vuur van twee-
.dragt noch οη der de asfche fmeult, en Willem
.de IV. mengt zich, volgens de jongfte oogmerken
van zynen krygszuchtigen Vader, in de onlusten
tusfchen Engeland en Vrankryk, die weinig of
niets
-ocr page 109-vereenïgde NEDERLANDEN.
niets gemeen hebben mee de welvaart van hec
Land. Wae kater trekt deeze jonge Graaf met de
Duitfche Ridders, als ter liefde van het Christelyk
Geloof, tegen de Lichauwers op, om door over-
winningen zynen naam beroemd te maaken; maar
hy keert eindelyk onverrichter zaake te rug. In
plaats van toen het oog te flaan op zyne verwaar-
loosde ftaatzaaken, ging hy Utrecht belegeren,
daar vierhonderd Burgers blootshoofds en barre·
voets om vergiffenis moesten fmeeken voor de
zwaare misdaadivan hunnen Bisfchop, Jan van Ar-
kel, die, buiten 's Lands eene reis willende doen,
de Regeering geduurende zyne afweezigheid zynen
Broeder had aanbevolen, zonder te kunnen begry-
pen dat onze Graaf zich hierdoor gevoelig zou be-
leedigd achten. Straks daarna begeeft hy zich.
over zee naar de wederfpannige Vriezen, doet eene
landing by Staveren, en fneuvelt in het eerile ge-
vecht , als een zoenoffer van de Vryheid, hun
door zynen Vader met zo veel roems ontweldigd.
Dus geduurig door zyne veldtogten onledig ge-
houden , was het hem onmogelyk geweest, de
toeneemende verwarringen der burgerJyke Regee-
ring eenigzins te hervormen. De gevolgen van
iJat verzuim openbaarden 2ich onder zyne Opvol-,
gers meer en meer.
De Keizer maatigde zich het recht aan van zy-
ne Gimaalin^Margareet in het gebied te Hellen,
jermits de Graaf, haar Broeder; geene kinderen
• > ' D pi·^
naliet. Zy wierd aangenomen, om dac zy inder-
daad zyn naaste erfgenaam was, hoewel niet zon"
der zwaarigheid van de zyde der Engelfchen, wel-
ker Koningin ook eene Zuster van Graaf Willem
was: maar deeze, jonger zynde, moest daarom
wyken, behalven dac men hier ook in 'c algemeen
tot Engeland geenszins overhelde. Nu wierden de
langgevreesde onheilen vermenigvuldigd en opeen-
gepakt, om in een oriweêr uit te barften, daar al
het omgelegen Land van dreunen en daveren zou.
Zy, openden, door de tweefpalc der. Hoekfchen en
\ Kabbeljaauwfchen, eenen jammerpod,· die in twee
eeuwen naauwlyks heeft kunnen gedempt worden.
-Dat beklaaglyk ^voorbeeld van beroerte en burger-
-krygen ontluisiert niet weinig onze Gefchiedenis-
fen; maar het leert ons metéén de verbasteringen,
-waarvoor het zachtmoedigile en bezadigdfte Volk
des .aardbodems vatbaar is, wanneer het door
zwakke handen gebreideld, of liever, zonder tucht
en toom, aan zyne eigene wysheid overgelaaten
wordt.. ^
■ Hoewel men onder de voorgaande Graaven noch
nooit eene Vrouw geteld had, dan Ada, die wei-
nig in aanmerking komt, echter was men niet al-
toos afkeerig geweest van de Vrouwelyke Regee-
ring. Geercruid, en Petronellä van Saxen, had-
den de Voogdy gehad over haare minderjaarige
zoonen. Dirk den V, en Dirk den VI, tot alge-
,ni€en genoegen van het Volk. Toen Holland on-
VÈREËNiöOE NEDERLANDER 51.
tjer Geertruid door den zoon des Groaven vanr
Vlaanderen wierd overvallen, bevii^illigde men zelfs
in haar huwelyk met deezen vyand, zonder te
morren over de onmagt van het vrouwelyk beilier.-
Zo veel vermögt in die tyden de liefde tot het.
Graaflyk geflacht, dat vreemde Prinfesfen , met;
hetzelve door echtverbindcenia. vereenigd, terftond;
als inboorlingen wierden .aangemerkt,- hetwelli, ge-
noeg was om met geduld eenige zwakheden in te
fchikken. Maar toen de kleindochter van Aven-
nes uit Duitschland kwam om hier te regeeren,,"·
vond zy, in -weerwil der Keizerlyke achtbaarheid
die toegeevende neigingen niet. De liefde „vpoj?
het huis van Henegouwen had haare wortelen nief
diep genoeg gefchooten, om tegen alle de ovprig^
driften,"diê <;lk Op· zyne wyze gehoor gaf, in vew
gelyking te ilaan; en de zaaden van onmin en be^
roer te, zo rykelyk onder haare Voorzaaten verfpreid,
fchooten nu weelig aan alle kanten op. Vrpuw
•Margareet achtte zich verpligt, aan elke Stad, die
haar inhuldigde, verfcheide voorrechten af te ilaan,
om door goedertierenheid de gunst der Burgeryen
te winaen,'t geen echter niet naar wensch gelukte,
'c Was ook in haare omftandigheden niet ftaatkun-
aig gehandeld, dewyl iedere weldaad, die zy eene
byzojidere'Stad bewees, in'dien ongerusten fta^t vaa
-het' GemQ.encbest, de vèrpligting om de overige
:SEe4en jnsgelyks te bevoordeelen vermeoigvuldigde^
in den haat vanr yggieij, om 4« het onr
D
mo·
-ocr page 112-ιδ Dir OPKOMST EN BLOEI DER
mogelyk was die verpligdng te vervullen; en de
poogingen, welke zy daartoe aanwendde, bragten
niets voort, dan eenen blaam van lafheid, waardoor
zy de vruchten van haare hoogde en oprechtfte
gunstbewyzen verloor. Maar de Ingezetenen wier-
den noch meer van haar vervreemd, toen zy, on-
middellyk na haare inhuldiging, naar Beieren ver-
trok, en haaren Zoon Willem last gaf om haare
plaats te bekleeden.
Deeze jonge Hertog verzuimde niets om zich
bemind te maaken; maar zulks gefchiedde uit hei-
melyke -oogmerken, ten koste van zyne Moeder,
't Was hem niet genoeg haar Stedehouder te zyn:
hy wilde haar uit het-gebied verftooten, en het op
zyn eigen naam als Graaf aanvaarden. Veele Ede-
len begaven zich op zyne zyde; doch dewyl deeze
onrechtvaardigheid te groot was om van allen goed-
gekeurd te worden, verklaarden zich veele anderen
vóór hunne wettige Vorilin. Naauwiyks bleef 'er
iémand önzydig, naardien men overal greetig de ge-
legenheid tot eene algemeene fcheuring aangreep,
wegens den byzonderen wrok, dien veelen, federd
langen tyd, uit verfchiliende inzigten tegen eikan-
deren hadden opgevat. Het overlyden van den
Keizer was de leus der wederfpannigheid voor Her-
tog Willem, ^ie het inderdaad daartoe bragt, dat
zyne Moeder haar zegel hing aan zyne onbillyke
voorilagen, hem in haare plaats tot het Graaflyk
gezag verhiefp en alleenlyk Henegouwen voor zich
be-
-ocr page 113-Vbreénigde NEDERLANDEN. 53
behield, benevens een jaargeld, overeenkomftig
met haaren ftaat, hetwelk hy beloofde uit zyne in-
komften te becaalen. Doch die ondankbaare Zoon
iloeg deeze verpligting ook in den wind, waardoor
Vrouw Margareec eerlang genoodzaakt wierd op
nieuw naar Holland te keeren, om zich door dwang
te verzekeren van haar onbetwistbaar recht, en hem
wederom tot gehoorzaamheid te brengen. Die ge-
lukte in den eerden opilag; maar hiermede was
het vuur ontfteeken. Willem, dus fmaadelyk zyne
grootfche ontwerpen verydeld ziende, kon dien
hoon niet verkroppen, maar nam het heilloos befluit
van zyne Moeder met geweld uit Holland te verjaa-
gen. Zyne vrienden, die hem daartoe behulpzaam
waren, noemden zich uit ^oo^vaoQd^Kahheljaawvu'·
fchen, om by den Kabbeljaauw, die in Zee, aan
onze kusten, over andere visfchen den meester
fpeek, vergeleeken te worden. Het zinnebeeld van
den Hoek, die, een gering werktuig zynde, dee-
zen geweldigen visch verfchalkt, behaagde hunnen
tegenilreeveren, die daarom Hoekfchen genaamd
wierden. De eerilen droegen, om zich te onder·
fcheiden, eenen graauwen·, de anderen eenen roo-
den hoed. 't Is^ongelooflyk wat zulke tekenen op
een volk uitwerken. Men heeft fchier altoos gezien
dat zy jammerlyke voorboden waren van eene alge-
meene verwoesting, 't Ging hier eveneens. Beide
partyen fchooten ftraks het harnas aan, en Holland
wierd het akelig tooneel van eenen Burgerkryg.
wiens gedachtenis noch "het hairte berge doer' ryzèni
Zeventien adelyke floten zag men in den eerften
aanval flechten. Het Buskruid, voorhèen in deeze
Landen noch onbekend, wierd toe dat gebruik voor
't eerst gebezigd, en gaf door zyne nieuwigheid de
Woede fcherper prikkelen, waarop zy zich als eén
loopend vuur verfpreidde. De brand floeg fchielyk
tot Utrecht en Gelderland voort, welk laatile Ge^
west door eenen broedertwist, ruim zo fnood als
het beginzel der Hollandfche partyfchappen, in He-
herens en Bronkhorßen wierd verdeeld. De Schie-
tingers en Veikoopers ilelden Vriesland in rep en
roer, en aan den anderen kant wierd Vlaanderen
welhaast door eene gelyke raazerny gedreeven. De-
Stad Gent, altoos gereed om de brandklok te doen
kleppen, ftond openlyk op tegen haaren Graaf.
Vrouw Margareet, boven den byiland van haare
Henegouwers en Zeeuwen , met Engelfche hulp
gefterkt, triomfeerde vruchteloos by de eerfte ont-
moeting, Zy wierd naderhand geflagen, en vond
7,!ch genoodzaakt alles af te ftaan, dewyl de meeste
Hollandfche Steden Kabbeljaauwschgezind waren;
waaruit men ziet hoe weinig zy met haare toegee-
vendheid,in hec verleenen van voorrechten, ge won-
nen had, Hec hartzeer van deeze nederlaag fleepce
haar eerlang in 't graf, en Hertog Willem, die-
nu naar wensch alle zyne oogmerken fcheen bereikt.^
te hebben, wierd met krankzinnigheid' geflagen.
Nieuwe ftcf toï onlusten. De Kabbeljaauwfchen j,'
VEREE NIG0E NEDERLANDEN. 5
te vooreh ZO"afkeerig van het vrouwelyk bewind,
wilden Machteld van'Lankaster,Gemaalin van Her-'
tog Willem, in de Voogdy ftellen. Maar tegen hunnen
dank haalden de Hoeklchén Albrecht van Beieren in,
onder den mamvmRuwaardy dat is, Rustbewaarder·^
met meerder fchyn van recht, om dat hy te voeren
reeds tot opvolger van zynèn Broeder, zo die zon-
der kinderen overleed, benoettid was. Doch de
Hoekfchen begreepen ook wel dat Hertog Albrecht,
in weêrwil der Kabbeljaauwfchen door hen tot
de Voogdy bevorderd, noodzaakelyk hunne zyde
moest kiezen, Hy deed het volgens hunne ver-
wachting in deh eerilen opflag ;maar opeene onbe-
zonnene wyzeen vergat niettemin in 'c kort zyne
verpligtingen, om, ter liefde van eene looze Byzic j
de party, die hy eerst gekoozen had, in alles te
onderdrukken.
- Het voorgevallene onder Hertog Albrecht bewysc
ons zeer klaar, dat een vreemdeling, onkundig van
den ftaat des Lands, van de'wetten en gewoonten ,
en noch meer van den aard der inwooneren, daar-
enboven te vorilelyk opgevoed om eenen vryen
Staat te bellieren, duizend misflagen begaat, dTe
eindelyk" hemzelf, zo wel als zyn Volk,ongelukkig
inaaken. Doch wy moeten ook niet ontveinzen dat
deeze Vorst noch in dapperheid, noch ia kloekheid
Van verftand, uitmuntte. Zyne eerfte dooling was
het veranderen van de Wethouders in de Steden,
die te veel naar de Kabbeljaauwfche zyde overhelt
ιδ Dir OPKOMST EN BLOEI DER
den; gelyk mede hec afzetten van den Baljuw van
Kennemerland, om eenen Hoekschgezinden in zyne
plaats te ftellen. Deeze nieuwigheden wierden
voor wetteloos en onverdi-aaglyk gehouden, en 'c
fcheelde weinig of de nieuwe Baljuw zou door
eenig Volk, dat zich in eene hinderlaag had ge-
plaatst , toen hy kwam om bezit te neemen van zyn
ampt, om 't leven gebragt zyn. De Stad Delft
was de moedigfte van allen om den Hertog tegen-
ftand te bieden, en in haare Overheden geene ver-
andering te gedoogen. Hy bereikte daar zyn oog-
merk niet, dan na een beleg van tien weeken,
waardoor zy eindelyk gedwongen wierd hem te ge-
hoorzaamen. Maar dit was zekerlyk geen fraai be-
gin ; en had de Hertog den landaard gekend, hy
zou den tyd wat beter in acht genomen hebben.
Het volgend gedrag van de Hollanders heeft hem
ivel overtuigd dat hy zich door die geweldige maat-
regelen niets minder dan geducht gemaakt hadde.
Zy wilden hem geenszins vergunnen, voor het over-
lyden van zynen Broeder, den titel van Graaf iq
voeren, hoe ernitig hy daarop aanhield. Toen hy
te Delft een Kasteel wilde fliehten, wist men hem
zulks. Overwinnaar als hy was, te beletten. Toen
de Vlaamingen tegen hunnen Graaf de wapenen
hadden opgevat, hebben de Hollanders openlyk,
onaangezien het uitdrukkelyfe, verbod van Herrog
Albrecht, de Stad Gent onderileund. Hy, die be-
gonnen was met de voorrechten dej Steden te be-
ν Ε R Ε Ε ΝIGD Ε Ν Ε D Ε R L Α Ν D Ε Ν.
ihoeien, bragc zichzelf eerlang in het geval van uit
behoeftigheid alles te moeten toeftaan wat zy eisch-
ten; want hy was onbekwaam om zyne eigene re-
kening te maaken, en 'er kon geen gebrek zyn,·
dat in Holland nadeeliger waaré voor zyne achting.
Mogelyk is dit ook eene gewigtige reden geweest,
die hem bewoogeri heeft om de Hoekfchen, welke
hy had groot gemaakt, te laaten vaaren, vermits de
Steden veelal Kabbeljaauwsch waren. Wederom
een bewys van het aanzien der Steden.
De Herrog beguniligde dän de Kabbeljaauwfchen
uit belang; maar op nieuw met dezelfde roeke-
loosheid , die hem eigen was. Otto van Arkel,
een Kabbeljaauwsch Heer, aan eenen manflag fchul-
dig, kwam met eenen drom van gewapende man-
nen vergiiFenis van hem verzoeken, en verwierfze
niet alleen, maar won ook zyne vriendfchap en
befcherming. Jan van Arkel, zyn Zoon, tot Stad-
houder en Rentmeester aangeileld, weigerde na
eenige jaaren rekenfchap van zyne bediening te
geeven, fchoon men hem met de wapenen daartoe
poogde te dwingen. Aleid van Poelgeest, eene
Jongvrouw van Kabbeljaauwfchen bloede, won
des Hertogs liefde zo verre, dat hy zich geheelen-
al liet verblinden. Maar de Hoekfchen, daarop
met zynen Zoon te zamengefpannen zynde, ver-
moordden Aleid,.om zich aan Albrecht re wree-
ken, die, te zwak van geest om dit misdryf door
eene billyke rechtspleeging te ftraiFen, zich geluk-
p
kig
58. DE OPKOMST EN BLOEI DER.
kig achtte, dat vierenvyftig Edelen uit mistrouwen
hun Vaderland verlieten.
't Was een groot vergryp dat hy in zyne tegen>»
woordige vrienden altoos een onbepaald vertrou-
wen ftelde, terwyl zy, zyne omftandigheid ken''
nende, hem door kwaadeö raad in menig doolhof
voerden, op dat hunne hulp altoos noodzaakelyk
mögt blyven. Door verregaande eenzydigheid,
eerst tegen .de Kabbeljaauwfchen, en naderhand
tegen de Hoekfchen, verzwakte hy het lighaani
van den Adel zo veel, dac hy zichzelf afhangklyk
maakte van de Steden. Want ditzelfde, dat voor
een ander misfchien zeer voordeelig zou geweest
zyn, was voor hem verderflyk, om dat hy, zonder
behulp van den Adel, by de Steden zyne achtbaar-
heid niet kon ftaande houden. Hy liet zich wat laa-
ter, met gelyke dwaasheid, door de Kabbeljaauw-
fchen tegen zynen Zoon in 'c harnas voeren, 't Is
waar dat Willem deel had aan den moord van Aleid;
maar de Hertog moesc begreepen hebben dat zy
deeze billyke befchuldiging flechts gebruikten tot
een middel, om verdeeldheid te zaaien tusfchen
Vader en Zoon, en dat hy in den aanvang ver-
zuimd had dit feic behoorlyk te ftraffen, toen hy
uit φ medepligfigen, volgens eene gebruikelyke
ftaatkunde, alleenlyk de gevaarlykfte vyanden van
zyn Huis had moeten uitkippen, om 'er zich van
te ontflaan, en de overigen, te gelyk met zynen
Zoon, door fchrik in toom te houden. Eindelyk
even-
-ocr page 119-vfrefnï'gpe Ν.ΕϋΕΕΪ.-Α-Κ:ΐ>Ε::Ν.
.evenwel, eenen togt tégen de Vriezen ondemo.nie»
hebbende, 'c zy dat hy zich ook door zyne vleiers
hiertoe had laaten vervoeren, 'c zy dut hem vaa
zelfs eene onrydige eerzucht bevangen had, moesi^
hy zich met Willem verzoenen; en 'c fcheen als of-
hem 't geluk nu beter dienen zou: doch'dit vi^as
ydele vertooning, en niets meer. De Vriezen
moesten zich voor korten tyd onderwerpen; maar
hun Overwinnaar vond zich ■ döor deeze óndernee-
ming.met zo veel fchulden bezwaard, dat hy over-
al , daar hem 't gebieden vo^de, verpligt viras te
gehoorzaamen. De overwonnenen herftelden zich"
vervolgens van hurme nederlaag, door het verjaa-
gen der vyandlyke bezetting; maar het verlies vati
den Overwinnaar was onherftelbaar. Na zyne dood
wierd zyn boedel door zyne Weduw met den voec
geilooten, waartoe, zy zich .'dezelfde önaangenaame
plegtigheden moest getroosten, die- een gemeea
Burger in zulke gevallen onderging. Men zag de
Hertogin voor de lykbaar van haaren doorluchcigen
Gemaal uitgaan, in geleende kleederen, 'met eenen·
halm in de hand, dien zy wegwierp, onder de
vernederende betuiging van zyne ganfche Nalaaten-'
fchap .te verzaaken. ^ Een hoon^ waarvan de voo-;
rige Hollanders hunne Graaven van Vaderlandfchen-
Huize buiten twyffel zouden verfchoond hebben. [
De ongeregeldheden der voorgaande Regeering
gebrekkig te hervormen, nieuwe te verwekken door
de onmaatige bevordering der Hoekfchen , bet huis
van
-ocr page 120-Ö4 .DE OPKOMST EN BLOEI DEa·
van Arkel te vernederen, Vriesland te verliezen, zy-
ne Dochter aan den Hertog van Touraine, naderhand
Daufyn van Vrankryk , uit te trouwen, zich aan
het Franfche Hof in gevaar te ftellen voor den Her-
tog van Bourgondië, terwyl zyne eigene zaaken
binnen 'sLands verliepen: Ziedaar de bedryven van
Willem den VI, die zynen Vader in dapperheid en
moed te boven ging, maar door uitgeftrekcerheersch-
Eucht, indien hy langer geleefd had, naar allen
fchyn grooter misflagen zou hebben begaan. In
Vrankrj'k was de Regeering, door de krankzinnig-
lieid des Konings, tot zulk een onzekeren ftaat ge-
bragt, dat het niet anders dan roekeloosheid kon
genoemd worden, zich buiten noodzaakelykheid in
dien maalftroora te begeeven. Maar Hertog Wil-
lem was door 't huwelyk vermaagfchapc met den
Hertog van Bourgondië, die, om tot het bewind
te geraaken, zelf den Hertog van Orleans had om
het leven gebragt; en zyn Schoonzoon was Dau-
fyn. Wie zou tegen zulke redenen iets inbrengen ?
Ondertusfchen bewyst dit voorbeeld dat een Vorst
zo wel zichzelf, als zyn Land, kan bederven,door
verbindtenisfen, die te hoog zyn, om van zynen
kant door eene evenredige magt onderfteund te
worden. De Hertog begaf zich naar het Franfche
Hof, met zynen Schoonzoon, die 'er het leven
liet, terwyl hy zelf niet dan met groote moeite 'c
gevaar ontkwam.
Hy ffierf nie-t lang daarna, hebbende dertien ]aa-
I
Η
vereenigde NEDERLANDEN, j^pr,
ren geregeerd, en, in weerwil van zyne tegen^
ilreevers, noch van de meefte Edelen en Steden de
belofte verworven, dat zy zyne Dochter, reeds
Weduw in haare tedere jeugd, als Graavin van Hol-
land en Zeeland zouden erkennen. Ydele voorzor-
gen. Deeze Vorftin is, na ontelbaare wederwaar-
digheden, tot de uiterile vernedering gedaald; eii
de binnenlandfche beroerten , die, toe op deezen
tyd, noch altoos met eene voordeelige uitkomst
voor de Vryheid waren afgeloopen, zyn voor dat ge-
heiligd pand weinig minder dan doodelyk geworden.
Gevoelige zielen hebben akyd zo diep gedeeld
in het lot van Vrouw Jakoba, dat haar naam
op alle Vaderlandfche tongen zweeft , zo ge-
meenzaam als of zy kort voor onzen tyd geleefd
hadde. Men voerde haar, toen Amfterdam noch
roemen mögt op.zynen prachtigen Schouwburg,
voor ieders oogen ten tooneele. Daar was 't eea
edel vermaak voor alle braaven, haare ongelukkea
te betreuren , haare zwakheden te verfchoonen,
haare moedige deugden, in een al te teder hart ge-
plaatst, te pryzen en te beklaagen. Thans worde
haare gedachtenis in het nieuwe Kunstgebouw,
misfchien met minder bevalligheid, maar zekerlyk
met denzelfden yver, levendig gehouden. Dus vindc
men naauwlyks iemand onder onze Nederlanders, dien
de Gefchiedenisfen van haaren tyd onbekend zyn.
'c Waar* dan noodelooze moeite, de listen van haa-
ren Oom, den Bisfchop van Luik, de lafheid vm
haa^
-ocr page 122-6i . de :öPKOM.ST en BLOEI der-
haaretï tweeden Gemaal, den Hertog van Braband
de heerschzucht van haaren Neef, den Hertog van''
Bourgondië r 'liaare onvoorzigtige reis naar Enge-
land, haar hawelyk met den .Hertog van Gloches-
ter, die nietsianders bedoelde dan het gezag op'
haaren naam te bekoinen,: en eindelyk haare tedere
liefde voor.vatt Borfeien, waaraan zy,om niet meer,
tegen de Fortuin te worftelert, haare Staaten op-
geofferd heeft, omftandig te ontvouwen. Ik wil
my liever bepaalen toe een ige weinige aanmerkin-
gen noopens haara betrekkingen tot. den ftaat des
Lands, en deszelfs invloed op. haare wederwaariSg-
heden; waaromttenc ik meen té mogen zeggen i
dat het. Volk nimmer zyne gewigtigfte belangen zo
blindeling verwaarloosd heeft^'als ten haaren opzigte.
i In langduurigb verdeeldheden j die zich over hec
ganfche lighaam van eenen..Staat uitftrekken,. ziet
men dikwyls dat de'party,· welke eenigen'tyd on-
derdrukt geweescäs,,' by de eérfte gunftïge gelegeti-r
heid om zich op nieuw te verheffen., eene volko-
iTiene omwenteiirig-veroorzaakt, 't Schynt dat on-
telbaare werktuigpn,-"die zo lang nutteloos hebben
moeten rusten, ^evenwel in dien' tyd te zamenge-
koppeld zyn, door een enkel beweegrad j
allen te gelyk gedreeven te worden. Dus waren
de Hoekfchenv-toen Hertog Willem de V. van zy-
ne kwaal bvervaïlen wierd, uit hunne ichuilhoeken
te voorfchyntgëkomen, om alles te bepaalen naar
hunnen '-wili.'j p^u deeden de. Kabbeljaauwfchen;
VEREENiGDE NEDERLANDEN. <53
onder Willem den VI. hadden ftil gezeten, het
welfde, op heteerileoogenblik', 't welk hun eenigè
ruimte gaf, ora zyne Dochter het geleeden onge-·
lyk betaald te zetten. De looze Bisfchop van Luik
had fchoon fpel met het beftieren van deeze dom-
mekrachten, die zich aan zyne ilaatzucht opofferden,
zonder te begrypen waar zy toe gebruikt wierden.
. Hec was 'er ook verre af, dat de Hoekfche»
zich voor haar iii de bresfe ftelden met dien vuuri-
gen yver, dien men van nooden hee^ft om groote
zaaken uit te voeren. De Plaatfen ^ daar Jan vaii
Beieren zich voor vertoonde , verweerden zich
flaauw, en luifterden naar de vleiende belofte van
voorrechten en gunstbrieven. De Stad Leiden had
zich ter liefde van Jakoba laaten belegerend Zy gaf
zich, na een korten tegenftand, over, om, vol-
gens het voorftel des belegeraars, van haaren Burg-
graaf ontflagen, en met de Graaflykheid veretnigd
te worden. In zommige ontmoetingen hebben de
Hoekfchen getriomfeerd, maar de nederlaagen brag*
ten hun altoos dubbele fchade toe; zo dat de voor-
naamfte fteden zich welhaast openlyk verklaarden
voor den Geweldenaar, dien zy alles moesten ont^
zeid hebben. Vanwaar deeze vervoering^ 't Schynt
een trek te zyn, waaruit wy de ylhoofdigheid des
Volks kunnen afheemen,dat de kleinachting, welk^
menjan van Braband wegens zyne lafheid billyfe toe*
droeg, op de onbillykfte wyze tot Jakoba over-
ging, fchoon men wist dat «y den besten Gemaai
Ö4 .DE OPKOMST EN BLOEI DEa·
waardig, en mee déezên onwillig verbonden was.
2odra deeze kleinachtfng in afkeer veranderd was,
moest haars Vaders Broeder, hec kostte wat hen
wilde, regeeren. De Brabanders hadden den Broe-
der van Hertog Jan over hem geileld; het zou dan
onverdraaglyk geweest zyn, zyne bevelen hier te
gehoorzaamen; en wat zyne Gemaalin betrof, die
mögt zich des getropften. Ma^r 't ergfte was, dat
men op het voorbeeld der kikvorfchen ia de Fabel s-
den balk verachtende', zich eene waterflang op den
hals haalde. Zo laat het Vplk zich flingeren door
onbedachte gevoelens. Zyne ftaatkunde, indien
een weefzel van harsfenfchinimen dien naam ver-
dient, is eene gansch andere zaak dan de ftaatkun-
de dèf Grooceii,- Het Volk bedoelt altoos zyne
tegenwoordige bejängen; het: weet niets van verre
te voorzien; het twyffeltniet; het werkt uit liefde
of afkeer, en'offerc 'er zyn wezenlyk geluk aan
op, zodra hetzelve, op eenige tusfChenwydce ge-
plaatst zynde, niet onmiddellyk in ieders oogen
fchittert. Hec J^ wel vastkieevende aan zyne voor-
oordeelen, maar - ook ligtgeloovig tot blindheid
toe, en daardoor wispeltuurig in zyne begeerten.
Dus werpt het zich van zelfs- in- de ftrikken van
jeen ieder die behendig genoeg is om een gepast
lokaas uit te vinden ; en dit valt zelden moeilyk,
dewyl de menigte haar zwak geen oogenblik ont-
veinzen kan. Op geene andere wyze is het, myns
gordeels, tebegrypen, hoe vrye Burgers, die reeds
ge-i
-ocr page 125-vereenigde NEDERLANDEN, j^pr,
geleerd hadden wac het inhad eenen vreeraden Heef
le gehoorzaamen, zich konden overgeeven aan den
heerschzuchtigen verleider^ die zo klaar getoond
had dat hy, als het tyd was om zyne magt uit te
breiden, noch rechten, noch betrekkingen > onD-
zag; die, tot Bisfchop van Luik verkooren, den
Geesrelyken Staac had vaarwel gezegd, om hier
te heerichén, en het Leenrecht deezer Landen, 'c
welk, zo niet by de voorgaande Graaven, ten min-
ften by het Volk, volgens een oud zeggen, ge-
oordeeld wierd aan God en de Zon te behooren,
aan den Keizer had verpand , om zyne onrecht-
vaardige eifchen eenen glimp te geeven^
Toen Jakoba haar ongeluk befefte, beging zy
misflagen. 't Is zeer nacuurlyk dac ongeiukkigen»
die met eene levendige verbeelding begaafd zyn^
en geene ondervinding hebben, op een dwaalweg;
hunne behoudenis zoeken. Steelswyze naar En*
geland over te ileeken, zich daar te verbinden mee
den Hertog van Glochester, en de ontbinding vait
haar wettig Huwelyk te verzoeken van een afge-
zetten Paus; alle deeze onderneemingen van een
moedig maar verbysterd hart moesten , ik beken
het, een iegelyk mishaagen. Maar wierd zy niec
genoeg geftraft, toen Jan van Beieren hieruit aan·
leiding nam, om, als verdeediger van haaren Ge-
maal, zich alle haare eigendommen aan te maati*
gen; toen zy , herwaard gekomen om hem hes
hoofd tc bieden, zo lafhartig van Glochester wierd
Ε Tet^
-ocr page 126-132 .de OPKOMST en BLOEI der
•veflaaten; toen zy te Bergen in verzekering geno-
en van daar naar Gent vervoerd wierd, om,
als eene gevangene, door den Hertog van Bour-
'gondië bewaard te worden? Zy ontvlugtte dien
kerker noch ter naamver nood , maar vond be-
zwaarlyk eenige vrienden, die moeds genoeg had-
"den om Iiaar eene fchuilplaats te verkenen. Her-
-tog Filips, na dat Jan van Beieren overleeden was,
-door hem by uiterilen wille begifdgd met al
het recht, dat hy waande op deeze Landen te heb-
■ben, liet Jan van Braband op nieuw tot Graaf in^
•huldigen, noemde zichzelf Ru-waard^ en ilelde
noch, om zynen Ilag wis te neemen, eenen ftede-
houder aan, die van zyne wenken vloog. Waf
al Heeren in eenen vryen Staat!
Vrouw Jakoba, tegen deeze onrechtvaardighe-
den noch eene uicerile pooging willende doen ,
wist de Hoekfchen wederom aan 'c fnoer te kry-
gen. Zy onderfteunden haar, en wonnen eenige
veldflagen; maar het eerfte verlies dat men leed,
by Hoorn, maakte, gelyk tevooren, haare zaa-
ken onherftelbaar. Een ieder weet de gevolgen,
en moet, indien hy ze overweegt, verbaasd ftaan
dat de Hollanders toen noch zo wemig op hunne
hoede geweest zyn tegen den dwang- der Bourgon-
difche Regeering, die zich reeds in veele fchik-
kingen van naby vertoonde. Men wil dat Jakoba
zich by veelen haatelyk gemaakt hebbe, door hec
doodvonnis van een Hoornfchen Burger, die met
' 'irien.
vjïREENiGDE NEDERLANDEN. 67
een onvoorzigtig Vi^oord, hoewel zonder kwaade
meening gefproken, haar gehoond had. Hy, te
Gouda haar ziende, en begaan met haare rampen,
had gezegd: Het waar" jchande dat men zulk
eene fchoone Vroim zo verachtelyk heen en weder
fleurde^ gelyk eene openhaare Hoer. Die kostce·-
hem den hals, en zulks was, volgens het gemee-
ne gevoelen, oorzaak dat de Scad Hoorn, bene-
vens een groot deel van Westfriesland ^ van haar
afviel, om zich onder hec juk van Filips te be-
geeven. Komt dat verhaal met de waarheid over-
een , zo heeft Jakoba zich buiten twyiiel zeer ver-
greepen ; maar deeze handelingen van het Volk
gelyken vry vi'el naar het gebruik der Japonnee-
zen, die, gelyk de Reizigers verhaaien, wanneer
zy op een ander verftoord zyn, zichzeiven dea
buik opryten.
De kwaal, die onder de Henegoimfche en
Beierfche Heeren fel genoeg haare woede had ge-
toond, fcheen ongeneeslyk te zullen worden oor
der de Bourgondifche Regeering. Men fpoedde
raet fnelle fchreedên naar de flaaverny, en fchopp
men 't zag, het was te laat om een anderen weg te
kiezen. Het vermogen van Hertog Filips, en van
zynen Zoon, Karei den Stouten, wies geduurig aan ,
terwyl hunne afweezigheid, hunne buicenlandfche
belangen, en de Regeering der Stedehouders,-die
niemand hier vergenoegde., duizend verwarnngen
en misbruiken baarden, die telkens ten koste van
Ë 2 de
-ocr page 128-fB. de OPKOMST en BLOEI der-
de Vryheid gefmoord wierden. Braband en Vlaan-
deren, door erfrecht mede aan Filips vervallen
zynde, wierden, zo wel als Arcois, Luxemburg,
Namen, en Henegouwen, op geene andere wyze
met Holland en Zeeland vereenigd, dan om elkan-
'deren te belemmeren, byna gelyk men zich ge-
vangenen verbeeldt, die rug aan rug gekneveld
zyn; hetwelk door de afgunst der wederzydfche
Landzaaten vooreerst niet ongemaklyk viel te
doen. De Stoel van Utrecht wierd eerlang bezet
door David van Bourgondië, des Hertogs natuur-
lyken Zoon,, die de heerschzuchtige oogmerken
van zynen Vader in alles behulpzaam was, en na
deszelfs overlyden ook de Groningers aan zyn ge-
zag wist te verbinden. Deeze uitgelirekte bezit-
tingen wierden vervolgens onder Karei den Stouten
vergroot met Gelderland en Zutfen; zo dat fchier
alle de Nederlanden onder éénen geweldigen Heer
gebragc wierden , behalven Vriesland, hetwelk,
door de verdeeldheden der Schieringers en Vet-
koopers niet minder dan zyne Nabuuren geteis-
terd, evenwel de aanflagen, welke men tegen zy-
ne vryheid fmeedde, door 's Keizers tusfchenkomst
noch gelukkig wist te verydelen. 't Scheelde dan
weinig, of de Nederlanden moesten aangemerkt
worden als wingewesten van Bourgondië; en Her-
tog Karei zou niets verzuimd hebben om de zaa-
ken tot dat uiterfte te brengen, indien 't hem,
Velgens zynen wensch, gelukt waare de Koningk-
vereenigde NEDERLANDEN, j^pr,
lyke kroon op het hoofd te zetten. Eene fpoe-
dige dood voorkwam de rampen, welke hy niec
alleen zynen Onderdaanen, maar zelfs geheel Eu-
ropa, bereidde.
De heerschzucht van deeze beide Hertogen was
byna gelyk; maar hunne byzondere geaardheden
verfchilden hemelsbreed. Filips wist te veinzen,
te ftreelen eer hy ilak; en zyne ongenade met een
Ichyn van recht te bekleeden; Karei dreef alles
met hevigheid en dwang. Beide drukten zy hec
volk door zwaare Beden.. Maar Filips, tot gemak
en wellust genegen, was noch te vergenoegen
wanneer men hem de middelen tot Z}Tie prachtige:
Hofhouding verfchafte ; en fchoon hy zomtyds
voorgaf zwaare Krygstogten te willen ondernee-
men, hy ilelde, door het bevorderen der Vrede,
zyn Volk in ftaat om iets meer op te brengen.
Karei , wiens oorlogszucht geene paaien kende,
had al den rykdom van Braband, Vlaanderen en
Holland, van nooden, en ontzag niets om 'er zich
meester van te maaken, terwyl de fchrik zyner wa-
penen alle welvaart in haare bronnen ftremde. Hy
voerde belastingen en Excynzen in, waarvan men
nimmer had hooren fpreeken, ja liet zelfs het goud
en zilver der Geestelykheid, haare geliefdfte hei-
ligdommen, niet onaangeroerd. De onlusten, die
noodzaaklyk hieruit volgden, ililde hy met het
' zwaard, en joeg zo veele koppen over de kling,
sis hem in 'c licht ftonden. Filips, by den aan-
E 3 vang
-ocr page 130-Ö4 .DE OPKOMST EN BLOEI DEa·
vang zyner Regeering, de tweedragt der Hoek-
fchen en Kabbeljaauwfchen tot zyn voordeel ge-
bruikende , verkoos eenen middelweg, waarop
noch niemand der Graaven voor hem was bedacht
geweest. Hy gaf beide partyen ruimte om eenigen
tyd te worilelen , tot dat zy, eikanderen de wie-
ken gefnuikt hebbende, tot hem, als eenen onzy-
digen Middelaar, hunne toevlugt moesten neemen.
Men ziet in dat gedrag ten mjnilen beleid en ftaat-
Icunde; maar in de handelingen van Karei, hoe
anen ze befchouwe, ftraalt niets dan willekeur en
wreedheid door. Het Gerechtshof, door Filips
ingeileld, by 't verdrag dat hy als Pvuwaard mee
Jakoba floot, was ten minften noch in den Haage
geplaatst, waardoor de goede Hollanders gehande
liaafd wierden by hun oud voorrecht, van niet
"buiten hunne paaien in rechten te kunnen betrok-
ken worden. Alleenlyk was het eene kunstgreep,
welke noch eenigzins verdraaglyk fchynen mögt,
dat de Hertog den Raad van deeze Vierfchaar ge-
deeltelyk uit vreemdelingen deed beilaan. Maar
Karei, reeds by het leven van zynen Vader, als
Stadhouder, het ilrengfte recht hier geoeiFend heb-
bende, bragt vervolgens, toen hy zelf regeerde,
c'at: Hof naar Mechelen over, om recht en reden
naar zjmen onbepaalden wil te kreuken, en ipeel-
ce dus in 't openbaar den dwingeland, die in zyns
Vaders gedrag altoos genoeg vermomd gebleeven
was, om toe te laaten dat hy met deezen heerlyken
naam, Fi^ips de Qocck^ pronkte. Dus
vereenlgde NEDERLANDEN, iif
. Dus volbragt 'het geweld het geen, de .feüitß/
gönnen jiad, . en de Hollandfehe Vryheid; fclie^ij
weinig meer_ te^zyn dan een ydelc. klank.■ Ik, gnjf
ken niet. dat zuike onderdiukjiingen , als· men_van
Hertog Karei .tq;lyden had-,; ;;ejden de gevaarlykile
zyn; en hy. .z;oii dirmaar alien Tchyn ondervon^eQ
hebben, zo_het oorlogslot,^4afjrhem eindeiyk te-
genliep j zyn leven had geipaard. ,, ,Maar hy bleef^
ten aanzien van deeze Regeering , zolang hy leef-
de, door zyii. geluk,op het voordeeligfte geplaatst,
en behoefdevilechts den weg^pp . te ilreeven, die
voor henr gebaand was. ^ Ods bevonden, de- Ηol-
ianders^zich in een tydgewricht·, het welk Jma
niec .vergunde; zich .tot lia^atgefphiUf^n ^te verledigen.
De Édelen-hadden hun,.eigen vermögen geknakt';
de ileden waren wel in magt en ^ rykdom toegeno-
men ;. nlaflr derzelver Regeering was federd lang
?eer oniluimig. geweest. De Koophandel moest
nu, meer dankte, vooren, door de wapenen on-
derileund'. .worden, inzonderheid tegen de Ooster-
lingen· ^ en de nabuurige Gewesten-hadden, fchoou
zy door den tiertpg eveneens gekweld wierden,
noch den onderlingen wrok niet afgelegd, 'c Wa-
ren misfchien de Gentenaars alleen, die verder za-
gen, en uit het leed, dat anderen trof, hun eigeu
lot wisten te voorfpellen.
Welk eene verandering onder Maria! Naauw-
lyks was de maare van Kareis nederlaag en dood
bevestigd gevsrorden , of eene nieuwe zucht tot
Ε 4 vry-
-ocr page 132-fB. de OPKOMST en BLOEI der-
vryheid verhief zich , levendiger dan ooit voor-
heen , in alle gemoederen. Men dacht met fchaam'
t€ en verontwaardiging aan de voorleede tyden, en
nirèn zag met fchrik vooruit. Men kende na, door
eene verzekerde ondervinding, de oorzaak der mis-
bruiken, die zonder de ernftigfte voorzorg welhaast
onverwinlyk zouden zyn. De Reden kreeg voorden
cerftenmaal gehoor, en het gemeen belang wierd,
zelfs aan de zyde der Kabbeljaauwfchen , boven
byzondere inzigcen gefield. Toen zweeg de Twee-
dragE voor eene poos, en men ftelde zich niet ge-
rust voor da? men tot de nieuwe'Regeering de
"heilzaamfte maatregelen had beraamd, die ooiE hec
geluk van een wys en moedig Volk kunnen bevei^
ligen. Men wist inderdaad zulke maatregelen te
ontwerpen en in te voeren; maar om ze genoeg-
zaam te bekrachtigen , moest men, gelyk wy te
vooren reeds aangemerkt hebbenzich hebben
kunnen behoe^n voor de Oppermagt van vreem-
de Heeren. Nu is ten rainften dat ontwerp eene
voorbereiding geweest, om de volgende eeuw toe
gewigtiger bedryven te noopen. Vlaanderen was
het voornaamile Gewest dat ten dien einde de
poogingen van Holland en Zeeland onderfteunde ,
weinig denkende, dat het ook naderhand voor
anderen iu 'c zou moeten (laan, en zelf van
de ?;oetfte vruphten dier onderneeming veiileekQa.
blyv^n,
É
VEREENiGDE NEDERLANDEN. <73
r: Wy leeren uic deeze omwenteling hoedaanig het
^onderfcheid zy tusfchen vrye volkeren, en natuur-
lyke ilaaven. Een volk, dat nimmer de vryheid
heeft gekend, is niet bekwaam om ze te genieten,
en wordt door verdrukking terftond flaauwmoedig
en laf: een vryheidlievend Volk kan insgeiyks ver-
drukt en overweldigd wordenV maar het herftek
zich vroeg of la?t, om dat het altoos edele zaadén
in z^men boezem kweekt. De Deugd, die hec be-
glnzel is van vrye Maatfchappyen, kan zich in een
overheerden Burgerhaat wel haatelyk maaken, maar
niet, gelyk onder eenen ry van Alleenheerfchers,
door valfche denkbeelden van eer en fchande, haa-
re achtbaarheid verliezen. Eer. en Deugd zyn by
een vryheidlievend Volk cnafTcheidelyke denkbeel-
den , en de verhevenfte bekwaamheden trekken 'er
nooit eenige loffpraak tot zich, wanneer ze mee
geene voortreiFelyke deugden gepaard gaan. Wat
'er ook gebeure, dit is genoeg om alles te hqrftel-
len, terwyl in tegendeel een Landaard, die tot de
ilaaverny gefchikt is, niet zelden uit den hoogilen
top van voorfpoed in een afgrond nederilort, waar^
aan, by mangel van dusdaanige hulpmiddelen, in
eeuwigheid geen redden is.
Een groot man zou, zo wel als Solon of Ly-
kurgus, z>'nen naam onilerfiyk gemaakt hebben,
alleen door zulke inilellingen, als het eenvoudig
en ongeletterd Volk, door enkele ondervinding
beflierd, in die tyden wist op te delven. De on-
de opkomst en,bloei der
dervinding overtreft in dit punt de afgetrokkene
befpiegeling der Wysgeeren, dat zy doorgaans de>
bekwaamiie middelwegen aanwyst. Maar 't is voor-
zeker een ongemeen verfchynzel, dat men dus
Ontelbaare hoofden, ièderd veele jaaren aan twist
en verdeeldheid gewoon, op één oogenblik niet
flechts tot den zelfden, maar ook tot den besten
zin, ziet te zamenftemmen. Het groot Privilegis
van vrouw Maria is het Wetboek der Nederland-
fche Vryheid geworden, waarop men zich in de
volgende Staatgefchillen altoos beroepen heeft, ge^
lyk de Engelfchen op hunne groote Charter, 't Is
een afbeeldzel \''an.de Regeering, gelyk dezelvë
van overoude tyden af was begreepen geweest j
maar nooit anders dan gedeeltelyk en gebrekkig in
kracht gefield; en het vertoont zich ten dien ejndè
baarblykelyk, als eene hervorming van ingefloope-j
ne misbruiken, maar geenszins als eene nieuwig-·
heid, die naderhand herroepelyk of betwistbaar
fchynen kon. Daarom bezweert de Hertogin dee-
ze voorwaarden niet alleen voor zichzelve, maar
verpligt 'er ook alle haare Nazaaten aan, en erkent
hierdoor deezen Regeeringsvorm, als overeenkom-
ilig met de waare en oorfprongklyke rechten des
Volks. Te weeten, men voorzag wel dat andere
tyden nieuwe verwarring zouden geeven, en nie-
mand vleide zich, zo groot eene zaak, buiten alle
gevaar van inbreuk of overtreeding, bevestigd t.e
hebben. Het was juist om deeze reden, dat men
VE.REENIGDE NEDERLANDEN;
tegen alle afvvykingen wilde waciken zo veel men
kon, en niets voor de zorg der Nakomelingen
overliet, dan 't geen onmogelyk te, bépaalen was.
Evenwei verbeeldde men zich, .deeze voorzorgen·
noch zo noodi^aakelvk niet, als men ze kort daarna
bevond; veel minder dacht iemand, dat men 'er,'
na 'c herleeveii der Verdeeldheden, op nieuw om
in 'c harnas zou moeten ilaan, en dat 'er noch eene
ongelukkige eeuw ' verloopen; moest, eer de ver-
hoopte welvaart uit eene allerysljMe verwoeiling
gebooren wierd, mei'zulk een iuiilrer,. dat de heer"'
lykfte voorrechten van dien tyd niet meer dan fcha·^
duw en doodverf zouden fchyhen. Maar zodaani-
ge uickomften. hangen misfchien onmiddellyk van
het beilier der Voorzienigheid a£ Zo verre als
het menfchelyk begrip met zyné bekrompene in-
zigten reikte, was'men voomaamelyk bedacht op
de volgende orailandigheden. ·
De wankelende ftaac van het FranfcherHof on-
der den, krankzinnigen Koning Karei den VI, en
de voorfpoed 4er Engelfche wapenen tegen Karei
den VII, hadden den Hertogen van Bourgondië,
die nooit hun voordeel in den wind iloegen, gele-
genheid verfchaft om zich overal ontzaglyk re maa-
ken. Lodev/yk de XI, van Hertog' Karei veel af-
breuk geleeden hebbende, dacht,-na deszeifs dood,
op éénmaal alle fchade te verhaalen, en verkoos
daartoe twee middelen, die ligtelyk in een hoofd
' als het zyne. konden vereenigd worden. Hy be-
weer-
Ö4 .DE OPKOMST EN BLOEI DEa·
weerde gerechtigd te zyn toE de erfenis der Bour-
gondifche Staaten, overrompelde het Hertogdom,
bezette verfcheide plaatfen in Pikardye, en dreigde
de Nederlanden met een algemeenen inval; terwyl
hy, in denzelfden adem, Maria voor zynen zoon,
een zevenjaarig kind, ten huwelyk verzocht. Zyn
Broeder liarel, Hertog van Guienne, de Hertogen
van Kalabrie en Savooie, en vooral Maximiliaan,
Hertog van Oostenryk, 's Keizers zoon, hadden
'er reeds by bet leven van haaren Vader op ge-
vlamd , doch waren telkens van hem afgeweez^n,
of met ydele woorden gepaaid. Nu was 't geen
tyd meer om met dit ftuk te draalen; te minder,
dewyl men, om de naderende krygsmagt der Fran-
fchen te wederilaan, wanneer raen naamelyk den
Koning zynen eisch ontzeide, eenen ilrydbaaren
Veldheer van nooden had; en 't ilond te duchten,
ZO de keuze van eenen Gemaal aan Maria wierd
gelaaten, dat zy of uit vreeze, in weerwil van
het Volk, toe den Daufyn zou neigen, of, uic
hooger gevoelens, met deezen of geenen uitheem-
fchen Prins eene andere niet min onaangenaame
verbindtenis aangaan; in welk geval zulk een Vorst
ook geene de minfte verpligting voor zyn geluk
aan het Volk zou hebben, 't Schynt wel dat men
het oog geworpen had op Adolf van Gelder, die,
door Hertog Karei in hechtenis gehouden wegens
de bekende tweedragt met Arnoud, zynen Vader,
thans uit den kerker geflaakt wierd, en aan het
vereenigde NEDERLANDEN.
hoofd van een leger geileld, om Lodewyk den XL
cegenftand te bieden. De jonge Hertogin van den
anderen kant, door zulk eenen vyand reeds voor
een groot deel van haare bezittingen beroofd, fchik-
te zich gemaklyk naar den tyd, fchoon men anders
geene reden heeft om te denken, dat deeze Trouw
haar zou hebben voldaan. Adolf fneuvelde by de
ontmoeting; maar de bepaaling, waaraan Maria
zich by het eerfte punt van het Privilegie onder-
worpen had, om naamelyk niet in het huwelyk te
treeden, dan met overleg en goedkeuring van haar
maagfchap en van de Nederlandfche Staaten, bleef,
gelyk alle de overige punten, in volle kracht. Zy
wierd, in gevolge daarvan, niet lang daarna gegee-
ven aan Maximiliaan, Hertog van Ooscenryk, die
de gunst der Landzaaten, vooral der Gentenaaren,
gewonnen had, en niettemin, na zyne inhuldiging,
hunne verwachting ondankbaar genoeg te leur
ilelde.
Ik heb het eerfte punt van het Groot Primlegis
aangeroerd: zie hier eenige andere, die ons, te
gelyk met de gevoelens van dien tyd, de gebreken
van hec voorgaande ftaatsgeftel onder 't oog bren-
gen, Men verwierf van de Hertogin dat zy, beloof-
de, geene hooge noch laage ampten aan eenen
Vreemdeling te zullen geeven, dat niemand twee
bedieningen te gelyk zou mogen hebben, en dac
geene bedieningen zouden verpacht of verhuurd
mogen wordeii. Zy beloofde ook dat van den Ho-
ve
fB. de OPKOMST en BLOEI der-
ve hier te Lande geene opene noch geflootene
Brieven, anders dan in de Duitfche Taal, zouden
gezonden worden. De Hooge Raad en Rekenka-
mer van Holland en Zeeland, door haaren Vader
naar Mechelen overgebragc, zou wederom in Hol-
land geplaatst worden. Deeze Raad, by zyne eer-
fte inilelJing door Filips tot negen Leden bepaald,
maar van tyd tot tyd grootelyks vermeerderd, zou
wederom beilaan uit eenen Stedehouder, en acht
Leden, naamelyk zes Hollanders, en twee Zeeu-
wen , behalven noch twee andere Heeren , die gee-
ne wedde trokken, maar ook inboorlingen moes-
ten zyn. Geene rechtsgedingen zouden daar ge-
oordeeld worden, ten waare by hooger beroep van
mindere Gerechten. De Graavin, gelyk mede alle
volgende Graaven of Graavinnen, zou in alle zaa-
ken van gewigt zich gedraagen volgens het goed-
vinden'van den Raad, en van de Staaten des
Lands; geen oorlog of vrede fluiten, geene nieuwe
tollen heffen, geene verandering maaken in de
Munt, dan met toeilemming "van deezen. De Ste-
den wierden gehandhaafd in alle haare Keuren en
Voorrechten; zy mogten dagVaart houden, waar
en wanneer zy wilden, en behoefden haare Reke-
'ningen voor den Graaf niet eens te verantwoorden.
Kortom alles Wat onder de voorgaande Graaven,
met naame Filips en Karei, tegen reden was be-
ilooten of ingevoerd, wierd te niet gedaan. De
afgeperile Beden wierden kwytgefdiolden, en men
ftcl-
-ocr page 139-VÊREENIGDE NEDERLANDEN. 79
flelde uicdrukkelyk vast dat voortaan geene Lan-
den of Steden iets behoefden· toe te brengen toe
Beden, waarin zy niet bewilligd hadden: ja, zo
'de Graaf vervolgens eenige Beden wilde doen >
zou hy verpligt zyn, overal zelf te'Verfchynen,
om zyn verzoek voor te ilellen. Groote en gewig-
tige bepaalingen, welke, indien zy ruim anderhal-
ve eeuw te voeren dus hadden kunnen gemaakt
worden, Holland en Zeeland voor veel onheils
zouden bewaard hebben. -
Wanneer de heilzaamfte fchikkingen, op het
plegtigfte ingevoerd, binnen korten tyd wederont
in duigen vallen, moet 'er een onverwinlyk kwaad
fchuilen by hec voorwerp, toe welks behoud z^
ontworpen zyn. Zo was het hier gefteld. Het
Huwelyk van Maximiliaan en Maria, hoewel met
de goedkeuring des Volks beftempeld, gaf echter
onniiddellyk aanleiding tot nieuwe verbasteringerï.
Het fchuilend kwaad, de diepgewortelde wrok der
Hoekfchèn en Kabbeljaauwfchen, kv^am op nieuw
te voorfchyn, en verfpreidde zich meer en meer,
naarmaate dat het uitgelokt wièrd door de ftraalea
vaii het Vorilelyk vermogen. De y ver der Gemeen-
te, te fchielyk gerust gefteld, waakte-niet genoeg
tegen de beginzelen van het bederf, welke te ge-
ring fcheenen om 'er zich aan te ftooren; en veele
Edelen, welker belang het was de opgaande Zöft
te eeren, zagen niet ongaarne dat de nieuwe Rè-
^eeringsvorm te rug keerdQ tot deu voorigen waa-
80 .de OPKOMST en BLOEI der
■kelbaaren ftaat. ·: Dus geraakten de KabbeljaauW'·
fchen, altoos hec Vorftelyk gezag toegedaan, fchier
overal op het kusfen; waardoor de vryheid aan
het kwynen floeg. De voorgaande Graaven van
vreemden Huize, vooral de Bourgondifche, had-
den door het veelvuldig krenken der handvesten en
wetten, derzei ver achtbaarheid in de oogen der
Grooten, die dikwyls over de Eer by navolging
oordeelen, merkelyk verkleind. Diergezwoorene
eeden ten nadeele van 's Lands geheiligde rechten
in den wind te flaan, fcheen dan niet meer fchan»
delyk in eenen Vorst, wiens doorluchtige voorzaa-
ten dagelyks hetzelfde hadden gedaan; en de hoo-
ge rang der Graaven, gepaard met hunne buiten-
landfche magt, verantwoordde vervolgens door
zulke voorbeelden allerlei misbruik. My dunkt dat
de fteden hec voorrecht der Dagvaarten al te ruim
hebben genomen. Haddenze jaarlyks ééne Dag-
vaart vastgefteld, gelyk men naderhand in Vlaan-
deren deed, dat.recht zou beftendiger gebleeven
zyn, en beter gediend hebben om den voortgang
der misbruiken te fluiten.
Zo lang Maria leefde, ging alks noch wat be-
hendiger toe dan na haare dood, toen Maximiliaan,
de Voogdy hebbende over zynen Zoon, den jon-
gen Filips, en eerst tot Roomsch Koning, nader-
hand tot Keizer, verheven, alles met een gebie-
denden toon aan zich trok. Maar dit is ook geens-
zins te verwonderen, dewyl Maria niet lang leefde:
\ is moeilyker te begrypen , hoe de Land^aaten
het gewaagd hebben haar zulk eene aanzienlyke
echtverbindcenis te vergunnen. Want zy had ook
reeds van den aanvang af getoond dat haare hande»
lingen niet oprecht waren^ Een merkwaardig ge-
val, 't welk veel geruchts verwekte, bewyst zulks
buiten tegeüfpraak. De Heeren Hugonet en lm-
hercourt, onder anderen ^ in een Gezancfchap aan
Lodewyk den Xi. afgevaardigd ^ waren heimelyk
belast geweest mee eenen brief van vrouw Maria,
waarby zy dien Koning verzocht had zyne Waare
gevoelens aan niemand ^ behalven de twee gemelde
Heeren ^ benevens de Hertogin weduwe en den
Heer van Raveilcin, te willen openbaaren , dewyl
zy alleen met deezen in het beftier der zaaken te
raade ging. Die letteren gaf de Koning niet kng
daarna aan eenige Gentenaars welke met hem
kwamen handelen op een Berichtfchrift , waarby
de Hertogin verklaarde niets te willen fluiten dan
met kennis en overleg der Staaten. Lodewyk ver*
richtte uit een kwaad beginzel eene goede daad,
doch de Gentfche Burgery trok decze zaak noch
verder dan hy verwachtte. De beide Heeren wier-
den veroordeeld om het vergryp van Maria mee
den hals te boeten, en men voerde 'c vonnis uic
onder de oogen der jonge Vorilin, die, in de ne-
derigfte geilake, door traanen noch gebeden niets
rot hunne behoudenis vermögt. Dit was ilerk ge-
yverd voor de rechten der vryheid^ maar niet iler-
F keï
-ocr page 142-fB. de OPKOMST en BLOEI der-
ker dan de meeste Voriten zouden doen om zich te
beveiligen op een troon. Deeze zelfde Gentenaars
hebben evenwel het huwelyk van Maria met Maxi-
miliaan allermeest bevorderd, 't zy dat zy, door
medelyden geraakt, hunne voorige ftrengbeid aldus
dachten te vergoeden; 't zy dat ze, 't geen hier-
mede ook wel kan te zamengaan , de parcy niet
zwaar genoeg geoordeeld hebben , om 'er over
bekommerd te zyn.
De Gentenaars hebben door eene zekere woest-
heid, niet ongelyk aan het gedrag der Engelfchen,
dikwyls hunne braaffte daaden ontluisterd; echter
kan men hun den lof niet weigeren, dac zy, ten
minden in die tyden, voor onze Hollanders menig-
maalen het ys hebben gebroken, fchoon deezen te
traag ofte onverfchillig waren, om 'er by tyds ge-
bruik van te maaken. Binnen drie of vier jaaren
had Maximiliaan zynen Kabbeljaauwfchen aanhang
fchier overal in de Hollandfche Regeering gedron-
gen; en de Stad Hoorn, die zich moediger dan
anderen daartegen had gekant , vond zo weinig
begunfl:igers,dat zy vervolgens het ftichten van een
Kasteel, waardoor men haar bedwingen wilde,niet
beletten kon.
Na de dood van Maria weigerde Vlaanderen
Maximiliaan als Voogd over zynen zoon Filips te
erkennen , en verzekerde zich van den jongen
Graaf, om op zynen naam de wettige Regeering te
handhaaven. Hadden de Hollanders gelyke maatre-
VEREENiGDE NEDERLANDEN. <83
geien genomen, deeze Vorst zou, zelfs na dat hy
Keizer geworden was, hun niet te magtig geweest
zyn. Maar in Holland wierd hy zonder tegeniland
overal aangenomen, en zelfs tegen de nabuurige
Gewesten onderilcund. Onder de Vlaamfche Ste-
den heerschte, naar het fchynt, minder afgunst,
en dus grooter yver voor de gemeene belangen.
De Hollandfche ftonden, na dat zy deel genomen
hadden in de tweedragc der Edelen, geduurig te-
geneengekanr. Zy hadden geleerd , zich elk op
haare beurt te verheugen in de vernedering, die
aan allen door dezelfde oorzaak befchooren was;
en onder het koesteren van zodaanige gevoelens
wierd een iegelyk in 'c eind gewoon zich aan den
fcbyn van tegenwoordig Voordeel te vergaapen.
Waar de'Vorst zich vertoonde, wierd hy omringd
van Kabbeljaauwfchen , ftaatzuchtige voorftanders
van zyn opperbewind, en dienaars van zyne oog-
wenken, ter bevorderinge van hunne eigene groot-
heid. Deeze hebben Utrecht, 't welk anders ge-
zind was , door Hollandfche wapenen genoodzaakt
zich te onderwerpen; en Vlaanderen zëlf, te zwak
om alleen in de bres te ftaan, moest hem voor eene
poos ontfangen. Maar "toen hy kort daarna ,
Iloomsch Koning geworden zynde, zyne heersch-
zucht den teugel vierde, ,waè het gevolg dat meri
hem binnen Brugge in verzekering nam. By die
gelegenheid hebben de Vlaamingen eene ongemee-
ne proef van hunnen moed gegeeven. Zy felderi
fB. de OPKOMST en BLOEI der-
Maximiliaan niet wederom in vryheid , voor dac
hy, afiland doende van zyne eifchen op de Voog-
dy ten hunnen opzigte, Gyzelaars iiad gefteld, om
dac verbond te ilaaven. Maar wat zyn Gyzelaars?
Keizer Frederik had een leger byeengebragt, om
zynen zoon te ontzetten, en, zyn ontilag noch niet
verilaan hebbende, kwam 'er mede afzakken naar
de Nederlanden. Dit was eene genoegzaame reden
voor onzen Vorst om zyn woord te breeken, en
zyne Gyzelaars aan hun noodlot over te laaten.
Filips van Kleef, een derzelven , door deeze trouw-
loosheid getroffen, vereenigde zich met de Gente-
naars , en hielp hen de onderneemingen van het
Keizerlyk leger fluiten.
Toen waar' het noch tyd geweest voor de Hol-
landers, om op de befcherming van hunne rechten
te denken. De Hoekfche party verhief ook inder-
daad het hoofd, en Jonkheer Frans van Bredero-
de maakte zich geducht in die togten, die naar
hem den naam van Jonker Franfen oorlog draagen.
Maar helaas! het bederf was te diep ingekankerd.
Naauwlyks had hy zich meester gemaakt van Rot-
terdiim, of de voornaamfte HoIIandfche fteden lie-
ten zich tegen hem in eene Heirvaart befchryven,
om, indien het mogelyk was, haare eigene boeien
noch vaster te klinken. Rotterdam wierd herwon-
nen , Brederode verloor kort daarna het leven, en
de Hoekfchen zagen zich op nieuw van alle hoop
verileeken. Zelfs namen de Viaamfche zaaken ver-
vol·
vereenigöe NEDERLANDEN. 85
volgens zulk een nadeeligen keer, dat men ook ge-
noodzaakt wierd Maximiliaan aldaar in te haaien,
en eene fchandelyke vergiffenis te verzoeken, voor
de wraak, die men van het breeken zyner trouwe
genomen had. Wel is waar, dat de ftaatkundige
inzigten van het Franfche Hof in dat tydgewricht
voor de Vlaamingen zeer voordeelig geweest wa-
ren, en dat hunne vernedering volgde, zodra zy
van die zyde niet meer onderiieund wierden ; maar
even zeker is het, dat de byftand van dat Ryk noo-
deloos zou geweest zyn, zo de Hollanders door
hunne verdeeldheid niet tot verkeerde maatregelen
waaren vervoerd geworden. Hadden zy het rechte
fpoor gekoozen, de Gelderfchen en Vriezen zou-
den ontwyifelbaar hunne poogingen onderfteund
hebben; de Gelderfche oorlog, dien Filips nader-
hand tegen Karei van Egmond gevoerd heeft,' om
hem uit zyn wettig bezit te ilooten, had kunnen
vermyd worden ; en de Vriezen waaren niet ge-
noodzaakt geworden, zich onder Hertog Albrecht
van Saxen te begeeven , gelyk kort daarna ge-
fchledde.
Duur genoeg hebben de goede Ingezetenen in
Holland deeze dooling betaald. In eenen tyd van
gebrek en armoede vreemd krygsvolk te moeten
voeden, met zwaare Schattingen en Excynzen be-
last te worden, terwyl door het verlaagen van de
Munt hunne behoeftigheid noch vermeerderd wierd,
en dagelyks van eenen trotfen Stedehoudèri af te
fB. de OPKOMST en BLOEI der-
hangen ; zie daar, de' vruchten van hunne trouw
voor het doorluchtig Huis van Oostenryk. Het
Kaas- en broodfpel getuigt , met welk een ongeduld
het Gemeen dat juk poogde van den hals te fchud-
den. Maar te laat. De dam was doorgebroken,
en in den algemeenen nood fchoot 'er niets meer
over, dan dat een ieder door toegeevendheid zich-
zelf beveiligde. Toen Filips, in den ouderdom
van zestien jaaren door zynen Vader, die Keizer
geworden was, in de Regeering gefield zynde ,
's Lands wetten en voorrechten zou bezweeren ,
zonderde hy, alles uit, wat men na de tyden der
Bourgondifche Hertogen, Filips en Karei, moge
verworven hebben; waarmede het groot Prmlegïe
eensklaps de bodem ingeflagen was. En fchoon
hy vervolgens aan de groote ileden noch eenige
voorrechten afilond, deeze moesten niet als wetti-
ge eigendommen, maar als gunften van zyne hand,
ontfangen worden. De vernedering der ileden ging
zo verre , dat zy het recht van dagvaarten te
houden volgens haar welgevallen niet eens behiel-
den.
Op het gezigt van zulke veranderingen zou de
achting, welke wy yoor onze vryheidlievende Voor-
ouders opgevat hebben, merkelyk moeten daalen,
ZO; men niet wist dat de invloed van eem'ge onge-
ruste' geesten dikwyls de neigingen van een gansch
Volk verrast , vooral wanneer dat Volk handel
dryft ? of door hec oeffenen van kunften en hand-
k'
't
vereenigde Ν ED Ε RL Α Ν DE Ν,r 87^
werken te veel worde afgetrpkken, om het ftaats-;
geitel in zyn ingewikkeld verband te doorzien. Ookr
kan een nieuwe Regeeringsvorra-, gelyk men on-
der Maria gemaakt had^ met bedrieglyke omftan-
digheden gepaard gaan , waarvoor men zich niet,
weet te hoeden , vermits derzeiver fchadelyke ge-
volgen door de ondervinding noch niet bekend ge-
worden zyn; en dit iaatlle rchynt \Oornaamelyk op
de Hollanders van dien tyd toegepast te kunnen
%vorden. ....
Men moet zeer omzigtig zyn, wanneer men het
lot van zodaanige Maatichappyen verklaaren wil uit
de Gefchiedenis dier aaloude Βurgerftaaten, waar-
van de Geleerden hunne ilaatkunde doorgaans ont-;
leenen. De meeste voorbeelden., welke men ge-
meenlyk uit Griekfche en Roomfche fchryvers by-
brengt, zouden ons veel beter te ilade komen ,,
zo wy van Venetie of Genua fpraken , daar wy.
flechts eene enkele ftad hebben, niet ongelyk aan
Rome, Karthago, Athene, of Sparte, welker Bur-
gery een ondeelbaar lighaam uitmaakt, dat tegen den
Adel overftaat; dan ten aanzien van Holland in den
voorleedenen, of ook van gansch Neêrland in den
tegenwoordigen tyd. Wy vinden hier het Volk zo
wyd verfpreid door verfcheidene ileden, die ftrydig
van belangen, en byna gelyk van vermogen zyn, ^
dat het zeer moeilyk valt iers aangaande dit Volk
ie zeggen, 't welk voor eene algemeene waarheid
kan doorgaan ; en noch veel moeilyker , uit de
F 4 ver-
-ocr page 148-fB. de OPKOMST en BLOEI der-
vergelyking van zaaken, welker beginzelen zo Veel
verfchillen, eenig licht te fcheppen, 't welk ons
oordeel voor verbystering bewaare. 't Schync dan
dat wy de Hollandfche Gefchiedenis veeleer als een
oorfprongklyk voorbeeld hebben aan te merken , 'ε
welk uit geene voorleedene gebeurtenisfen te ver^
klaaren is, maar namaals dienen moet eer verklaa-
ringe van tyden, die noch niet gebooren zyn.
Om evenwel van de gedachtenis der verfcreekene
eeuwen zo veel gebruik te maaken als wy kunnen,
zoude mea deeze overeenkomst tusfchen ons Hol-
land, eti de gemelde ftaaten der Oudheid, mogen
ftellen: Dat zy allen of te gronde gegaan, of ten
minften in het uiterfte gevaar gebragt zyn·, door
dezelfde oorzaak, waaraan zy hunne grootheid ver.,
fchuldigd waren. Rome; door de wapenen mag-
tig geworden, is door zyne eigene raagt verflon^
den. Sparte, door ftrenge regelen van afzondering
en armoede onverwiniyk gemaakt, wilde zich ook
geducht zien door veroveringen. Toen diende zelfs
de armoede des Volks, nadat zy onder alle Bur-
gers eene heilzaame gelykheid van rang had inge-
voerd, den Overwinnaaren, met den roof hunner
Nabuuren-verrykt, tot eene onderfcheiding, waar-
uit de dwinglandy met alle haare gebreken herboo^
ren wierd. Hoogmoed , gierigheid, en heersch-
zucht, die eindelyk dien verwonderlyken Staat we-
(lerom ontbonden, waren dus de voortbrengzelen
V^il die ?eifde wctren, waardoor Lykurgus deszelfs
dyqr^
-ocr page 149-VEREENiGDE NEDERLANDEN.
duurzaamheid had willen verzekeren. Athene en
Karthago hebben de zeevaart en den Koophandel
tot hun voordeel gehad. Beide zyn zy door de
rykdomraen tot partyfchappen opgehitst, en dus
bedorven: maar deeze hebben in Athene onder het
Volk, en in Karthago onder den Adel, 'c meeste
kwaad gedaan. By onze Hollanders , die veel na-^
der fchynen te komen aan de Karthagers dan aan
de Atheners, hebben niettemin de rykdoramen eene
gelyke uitwerking gedaan als in Athene, 't Volk
is 'er door tot fcheuring gebragt, en onaangezien
het verfchil tusfcben die wispeltuurige Grieken,' en
de bezadigde Hollanders, waren deeze fcheuringen
e'venwel uit haaren aard by de laatften de gevaar-
lykile , wegens het groot getal der Steden , die
overal eikanderen in 't licht ftonden. Dat de Hol-
landers dit noch te boven gekomen zyn , zulks
moet, myns oordeels, aan twee oorzaaken toege-
fchreeven worden; vooreerst aan de verkeerde maat-
regelen der volgende Landsheeren , die het Volk
te weinig achting toedroegen, om het hunne fyn-
fte Staatkunde waardig te oordeelen; en ten twee^
den, aan de gereedheid der welmeenende Burge-
ryen, om haare dwaalingen te verbeteren, zo dra
het bleek aan welke gevaaren zy zich blindeling
hadden blootgeileld.' Dit laatfte is misfchien een
eigene trek, die den Landaard op geene ongunsti-
ge wyze onderfcheidt.
Laaken wy het gezeide noch wat ophelderen,
F 5 Wy
-ocr page 150-156 .de OPKOMST en BLOEI der
Wy hebben, met den aanwas der Steden, de voor-
trefFelyke vruchten van den Koophandel en de ryk-
dommen gezien : 'c is tyd , den penning, gelyk
men zegt, om te keeren, en het, tegenoverftaande.
nadeel te befchouwen. Toen de rykdommen on-
der den Burger zo algemeen verfpreid wierden·,
genoot men in 'c eerst, meteen onuitipreekelylti
genoegen , de Vryheid , die 'er door bevorderd
wierd. Maar zy fcheen, gelyk te Romen, onvol-
maakt te zyn, zolang de voornaamfte, of in ons
geval, de rykfte Burgers geen deel hadden aan de
Regeering. In ^die tyden was 'er noch geene on-
derfcheiding van Gezindheden op het ftuk van den
Godsdienst, niets dat iemand kon uitfluiten of on-,
bevoegd maaken : ryk genoeg zynde fcheen een
iegelyk ook gerechtigd te zyn om naar den titel van^
Vroedfchap, Schepen^ οΐBurgermeester^ te ftaan.
Het Overheids-ampt, te vooren als een last aange-
merkt, was door het aanzien der Steden een trap
van eere, dat is een voorwerp van nyd en afgunst,,
geworden. Vermogende lieden hielden 'er zich dan
niet langer mede vergenoegd, dat zy door hunne
ftemmen de keus der Wethouderen beftierden; zy
arbeidden om zich zeiven verkiesbaar te maaken,
'c welk aanleiding gaf tot partyfchappen, kuipe-
ryen , omkoopingen, en allerleie ongeregeldheden,
die het groote twistvuur van den Burgerkryg dage-
lyks nieuw voedzel verfchaften. Dit is in zulke
gevallen de natuurlyke zwakheid van het menfche-
Η
VEREENiGDE NEDERLANDEN. <91
lyk geflacht. Wy zien noch <äagelyks dat ryke
i5urgers, of yoor zichzelven, of voor hunne kin-
deren , naar de Regeering haaken; en allermeest,
wanneer zy door een byzonder geluk, door eene
erfenis, eene Oostindifche reis, of iets diergelyks >
zeer fchielyk uit de laagte ten hoogften top geklom-
men zyn. Wy zien niet zelden dat zy 'er de be-
langen van hunnen Godsdienst om ter zyde Hellen.
Als de baatzucht eenigermaate voldaan is, fchync
de hoogmoed , die noch Herker hartstogt is, in
haare plaats te· komen. Ondertusfchen begrypeii
zulke nieuvt'elingen niet, dat zy langs deezen vi^eg
zich allereerst in gevaar Hellen van het ipeekuig
der Groeten te worden. De Adel , die al lang
hunnen voorfpoed met afgunst befchouwd heeft,
krygt dan. eerst gelegenheid om 'er wraak van te
neemen. Onkundig en ligtgeloovig zynde, laaten
zy zich alles ligtelyk diets maaken, wat fraai in de
ooren klinkt, en geeven dikwyls hunne fchatten als
eenen roof aan welfpreekende wargeesten ten bes-
'te, die in de vuist hunne onnozelheid belachen.
Dus eenmaal ingefcheept, vinden zy geen middel
om ooit weêr tegen den llroom op te roeien, en
worden meer en meer genoodzaakt gevoelens aan te
neemen, welke zy te vooren zouden verfoeid heb-
ben. De verbastering wordt eindelyk algemeen
door de befmettende kracht der voorbeelden, en
de onverzoenbaare haat tusfchen de aanzienlykile
Gcilachten, die eikanderen den voorrang betwis-
ten ,
Ö4 .DE OPKOMST EN BLOEI DEa·
ten, vermenigvuldigt zich naar evenredigheid van
het vermogen , dat den Staat doet bloeien. Zo de
redelykfte party , gelyk men doorgaans ziet , de
zwakrte wordt, komen veele braave lieden, die tot
noch hebben ftilgezeten , in het droevig geval ,
waarvoor de wet van Solon fchynt gemaakt te zyn,
die nier toeliet dat iemand in burgerlyke krakkee-
len onzydig bleef. Zy moeten zich wel by hunne
verdrukte Medeburgers voegen, om zeiven niet me-
de te vergaan in het onweêr, dat van alle kanten
opileekt. Gelukkig is een Land, daar in die ake-
lige omftandigheden noch een merkwaardig getal
van braave zielen gevonden wordt, die moeds ge-
noeg hebben om zulk een befluit te neemen. Ech-
ter fcheen dit voor Holland op dien tyd een onver-
mogend hulpmiddel te zyn. De overmagt van Her-
tog Albrecht, die Maximiliaan uit Saxen te hulp
kwam , moest vooraf verfcheide Steden tot eene
fchandelyke vernedering dwingen; en«'t was eerst
onder de flappe Regeering van Filips, dat de Land-
zaaten door hunne rampen wys genoeg geworden
waren, om al dat onftuimig gewoel te ilaaken.
Het iizhynt dan dat wy de onlusten van dit tyd-
gev/richt moeren aanmerken ais eene voorbygaande
gisting , waardoor het Volk van zyne opgepakte
kwaaien gezuiverd wierd, om naderhand des te ge-
zonder te zyn; 't welk, hoewel het niet zonder
groot verlies van krachten gefchiedde, echter noo-
fiig was to| de groots uickomften, waarv^an de tyd
be-
Γ'
ι
1 ί
vereenigöe NEDERLANDEN. 93
bezwangerd ging. Maximiliaan was gelukkig, dat
zyn leeftyd onder de dwarreling deezer beroerten
voorviel; want vroeger of laater gekomen zynde,
zou hy waarfchynlyk aan naauwer toezigc onder-
worpen geweest zyn. Zommige Vorften zyn, om
zo te fpreeken, door den invloed hunner Geboor-
tefterre cot hooger toppunt van geluk en glorie ge-
voerd , dan andere door de hoogile wysheid of
Heldendeugd immer konden bereiken; en onder
deezen fchynt Maxirailiaan geteld te moeten wor-
den. Zo men hem vergelykt met Albrecht van
Beieren, fchynt het onderfcheid in den eerften op-
llag zeer groot, hoewel het inderdaad niet zo zeer
in hunne perfoonen, als wel in de uiterlyke be-
trekkingen van hunnen ilaac te vinden is. Hy was
even fchraapzuchcig als de Beiervorst, en niet voor-
zigtiger, noch bekwaamer om de liefde der Land-
zaaten door gepaste middelen te winnen. Zyne
onvoorzigtigheid blykt daaruit, dat hy niet alleen
de Privilegien te kort deed, maar zelfs niet den
minften dekmantel voor dat onwettig bedryf wist te
vinden. Zie hier eenige trekken, die te gelyk mo-
gen bevestigen, het geene te vooren aangaande zy-
ne Regeering met algemeene bewoordingen gezeid
is. Hy maakte eene inilelling , dat voortaan de
Leenen op geene Vrouwen meer zouden verfler-
ven, maar verklaardeze allen, by gebreke van man-
lyk oir, aan 's Vorften Tafel vervallen. Hy bragt
door het verlaagen der Münte het ganfche Land in
fB. de OPKOMST en BLOEI der-
verwarring, en gaf dus zynen amptenaaren, van den
Stedehouder toe de geringde Rentmeesters toe, ge-
legenheid toe de fnoodfte knevelaaryen. Hy maa-
tigde zich onbewimpeld het bewind der zeezaaken
aan, waartoe hy geen recht altoos had. Hy liet
veele Hoekfchen, welke by het overrompelen der
Hollandfche Steden in zyne handen vielen, ter dood
brengen , en in hun vonnis befchuldigingen in-
vloeien , welke rechtilreeks het' Groot Privilegie te
leur ftelden. Dus wierd een Burgermeester van
Dordrecht onthalsd, om dat hy, onder andere dier-
gelyke poogingen, de rechten der Stad had voor'
geftaan tegen de Mandementen van het Hof, en
geftemd tot het befchryven van eene algemeene
Dagvaart der Hollandfche Steden. Een andere trek
bewyst ons noch klaarder de gevoelens van deezen
Vorst, en verdiend daarom hier verhaald te.wor-
den , fchoon niet onmiddellyk de belangen van hec
Vaderland raakende. Omtrent deezen tyd was 'er
een zekere Peerken Waarbeek ^ die zich uitgaf voor
een afilammeiing uit den Huize van Jork^ en hier->
om voorwendde gerechtigd te zyn tot de Kroon
van Engeland, die kort te vooren, by de verhef-
fing van Hendrik den VII, tot het Huis van Lan-
kaster was overgegaan. Hy was de Zoon van een
bekeerden Jood, en door Margareet van Jork,We-
duw van Karei den Stouten, tot'deeze ondernee-
niing opgemaakt, wélke hy naderhand aan de Galg
heeft moeten bezuuren. Maar Maximiliaan, toen
VEREENiGDE NEDERLANDEN. <95
reeds Keizer zynde, oordeelde 't niet ftrydig met
zyne 'waardigheid, aan te fpannen met zulk eenen
Bedrieger, en van hem eene verklaaring te verwer-
ven , waarby deszelfs rechten op- de Engelfche
Kroon, zo hy zonder manlyke erfgenaamen ftierf,
op den Keizer en zynen Zoon vervielen, 't Is de
Heer Wagenaar, by wien men din oorfprongklyk
vindt.
Geen wonder dat zulk een Vorst de achting der
Gentenaaren, hoe zeer zy hem in den aanvang be-
gunstigd hadden, niet behouden kon; maar hoe is
*c mogelyk dat de Hollanders, die noch kort te
vooren zich zo manlyk voor de vryheid hadden ge-
kweeten, hem nu zo blindeling aan de hand gin-
gen? Zy waren tot noch van geen uicheemfchen
Opperheer met minder heuschheid behandeld, en
zy kleefden hem nochthans getrouwer aan dan ie-
mand der voorgaande Vorrten. Zyne Krygscogten
blonken immers niet genoeg uit, om hem geducht
en beroemd te maaken. Zyne Roomschkoningkly-
ke of Keizerlyke waardigheid deed 'er ook zeer
weinig toe. Het aanzien, 't welk zy hem verleen-
de, wierd wel dubbel opgewoogen, door de be-
hoeftigheid van penningen waarin zy hem ftortte;
en deeze penningen moesten, eveneens ais onder de
Bourgondifche Hertogen, meerendeels door de on-
zen opgebragt worden. Hoe de Keizerlyke fchat-
kist gemeenlyk voorzien was, kunnen wy hieruit
afneemen, dat de reiskosten van Maximiliaan, toen
, fey
-ocr page 156-96 öË OPKOMST EN BLOEI DÉR
hy zich naar deeze Landen begaf, om met Maria
te trouwen, niet door zynen Vader Frederik den
IV, maar door de Nederlanders, betaald wierden.
Wat was dan de oorzaak van zulk eene vervoering
onder de Hollanders, in weerwil van het voorbeeld
hunner Nabuuren? Zekerlyk moeten wy ze zoeken
in de vriendfchap der Kabbeljaauwfchen. Maar hoe
kwam het, dat deezen hem ook met, gelyk AI-
brecht van Beieren, op hunne beurt overheersch*
ten, en geheel van hunnen wille afhangklyk maak-
ten? De reden is, myns oordeels, deeze, dac on-
der de Kabbeljaauwfchen van zynen tyd meer Bur*
gers en minder Edelen gevonden wierden. Hec
lighaam van den Adel was door langduurige Bur-
gerkrygen geknakt, en de Burgers waren te veel
van heerschzucht ingenomen , om eenpaarig het
Vorüelyk gezag, waarvan elk voor zich zyne be-
vordering verwachtte, te wederftreeven. Mogelyk
zyn deeze menfchen ook, volgens de laagheid hun-
ner beginzelen , gemaklyker in toom gehouden
door de vrees voor hec zwaard des fcherprechters,
welke den Adel integendeel tot wederfpannigheid
zou vervoerd hebben. Het ongelukkig lot van den
Dortfchen Burgermeester heeft buiten twyifel vee-
len afgefchrikt. Doch hieruit zien wy te gelyk,
hoe veel een vrye Staat te lyden heeft, wanneer
het evenwigt der Leden, uit welke hy is te zamen-
gefteld, weggenomen wordt. De Edelen, te zwak
geworden om afzonderlyk het hunne coe te bren-
VEREEï^ïCDË NEDERLANDEN;
gen toe eenen vasten Regeeringsvórm ^ haddeH
noch juist zo veel aanziens behouden als noodig
Was Olli de Burgeryen door een kv/aad voorbeeld
te verbihiden.
De Nederlandfche Vryheid heeft c!us in haaren
traagen oorfprong allerleie wisfelvaliigheden teti
doel geilaan, even óf ''er eenige eeuwen moesrem
aaneengefchakeld worden, ora haar te bereiden toe
den zwaaren fchok j die , door het beilisfen van
haar lot, haaren ftand bevestigen zou. Zy is door
eene inwendige en eenpaarige oorzaak onophoude-
lyk in 't hart verilerkt ^ maar in de ledemaaten doof
alle mogelyké wederwaardigheden bekommerd ^
beurteling verdrukt en voorgedaan, roekeloos aan4
gevochten en kwaêlyk: verdeedigd ^ maar door haa-
re eigene zwaarte geduilrig v^ederotii opgerecht^
en daarenboven nooit geheel verlaaten van yverigë
befchermers, die hunnen tyd wisten waar te nee-
men. Wy kunnen haar vergelyken by die hoogé
Ceders, die, op het gebergte aan veele ftormen eri
onweêrvlaagen bloocgeileld , en hunnen wasdorti
trekkende üic den grond waarin zy geworteld Zjn ;
niet dan na eene reeks van jaaren het voorvt^er^
van elks verwondering worden: maar zy is dikwyls
met veel zwaarder fmak ter neêr geilagen ^ en ver-
wonderlyker door haare ingeboorene krachten her-
fteld. 't Was voorzeèkér in de tyden^ welke wy
'c laatst befchouwd hebben, met geene menfche-
iyke wysheid te voorzien, dat 'er toen weinig meèf
G éëi
-ocr page 158-fB. de OPKOMST en BLOEI der-
dan eetie halve eeuw vereischt wierd, om haar in
ftaat te itellen dac zy de uiterite poogingen van het
Oostenryksch geweid verduurde ; en noch veel
minder, zo iemand in die dagen de verbaazende magt
van dac Voriielyk Huis, voor gansch Europa zo ge-
duclit, had weéten te voorfpellen. Wy , die van
achteren dat verfchynzeL befchouwen, vinden ons
genoodzaakt te bekennen, dat het naauwlyks door
eenige voldoende redenen op te losfen is. Doch ten
deezen opzigte fchynt het hier niet ondienftig, uit
de voorgaande aanmerkingen een gevolg af te lei-
den, 't welk zich van zelfs opdoet, en gefchikt is
om eenige verkeerde begrippen uic den weg te
ruimen.
Wy hebben naamelyk de oude Gefchiedenisfen
van ons Vaderland reeds omftandig genoeg be-
fchouwd,. om te begrypen dat de voornaamfte Ne-
derlandfche Provinciën , voor de oprechting van
ons Geraeenebest , zo gering en behoeftig niet
waren, als men zich gemeenlyk verbeeldt. Schoon
dit eene aangenaarae .dwaaling is, om dac de te-
genwoordige luifter van onzen Staat op die onder-
llelde nietigheid zo veel Herker afileekt, moet men
ze echter , als eene dwaaling , onbewimpeld te-
genfpreeken. Hei: getal der Hollandfche fteden,
het belang 't welk vreemde Mogendheden altoos
in de vriendfchap van Holland en Zeeland Helden,
hunne verbonden van Koophandel, het aanzien der
Hollandfche Graaven, zelfs voor dat zy no.ch bui-
ten
VEREËNiöDË NEDERLANDEN.
ten hun Vaderland eenigen eigendom hadden, hun-
ne huvvelyken, hunne beilendige onafhangklykheid
van hec Keizerlyk gezag, de onderiland dien de
Graayen van vreemden Huize, tot hunne uitheem-'
fche oorlogen, uit deeze Landen trokken, de zwaa-
re Beden welke men hun onophoudelyk inwillig-
de; alles bewyst dat Holland en Zeeland op verre
na geene moerasfen of visfcherspoelen, maar veel-
eer bloeiende en handelryke gewesten waren, wel-
ken , naar de omftandigheid van die tyden, niets
ontbrak om by de grootile Vorilen in ernilige aan^
merking genomen te worden. Vlaanderen en Bra-
band wai-en zekerlyk noch ruim zo magtig ; em
wanneer wy nu vervolgens zien, dat de welvaarn
van deeze Provinciën in den fchooc van Holland te
zatnen vloeit, terwyl zy.zelve als voormuuren ftrek-
ken, waarop de woede der Vyanden afjiluit, zul-
len wy de mogelykheid van het gebeurde noch wat
nader kunnen beieiien. Men erinnere zich met
een, dat onze Voorouders uit hunne bittere ver-
deeldheden evenwel dit voordeel trokken, dat hun-
ne ftrydbaarheid nooit verflaauwde; hoewel zy,
zelden anders dan op hunnen eigen bodem de wa-
penen draagende, in ondervinding te kort fchoo-
ten by de Duitfchers, Spanjaarden, en Italiaanen.
Gebrek van ondervinding maakte hen ook in deii
eerilen opflag onbekwaam tot aaiivallende , maar
geenszins tot verweerende oorlogen. Dus zien
wy dan, -dat verfcheide middelen waarvan de Voorr
•i Ga zienig-
lt>0 de OPKOMST en BLOEI der
zienigheid zich tot onze verheffing bediend heeft,
hoe wonderlyk zy ook zyn, noch kunnen met het
natuurlyk beloop dèf dingen vereenigd worden;
en dit moet ons veel meer voldoening geeven, dan
de erkentenis van een wonderwerk, dat ons vér-
ftand in alles te boven ging, zou kunnen doen.
Doch terwyi wy tot deeze befchouwingen over-
gaan, wordt het onderwerp in onze oogen geduu-
rig vergroot, alles vertoont zich op wyder afftand,
^e näauwfte betrekkingen breiden zich veel verder
uit, en alle werkende oorzaaken worden meer en
meer te zamengefteld. De felfte tweedragt der
Hoekfchen en KabbeJjaauvvfchen, de grootile he-
vigheid der Vlaamfche, Geiderfche, Utrechtfche,
en Friefche oorlogen, het haatelykfte juk der Bour-
gondifche dwingelanden, alle de rampen en elen-
den , waarvan wy gewaagd hebben, zyn nret meer
dan eene ydele fchaduw, in vergelyking van de
onheilen, waarvan het lieve Vaderland onder de
Oostenrykfche of Spaanfche Regeering ilag op flag
overvallen wierd. Maar het zal niet zonder vrucht
2yn, dat deeze tydperken ons wat hebben opge-
houden, dewyl zy ons oordeel kunnen bellieren,
om, gedeeltelijk uit reeds vastgeiielde beginzelen,
gedeeltelyk, daar het noodigis, uit nieuwe, wel-
ke de verdere befchouwing ons aan de hand geeve,
op vaster grond te redekavelen. Ik verbeeld my
dat wy, ais op eene reis, tot dus verre eene rivier
bevaaren hebben, die, in haaren oorfprong fmal»
vereenigde NEDERLANDEN, j^pr,
en allengs breedef wordende, ons eer wy 't wis-
ten gebragi: heeft tot eenen ruimen zeeboezem, wel-
ke niet zonder ontroering te aanfchouwen is. Laa-
ien wy beproeven, of het mogelyk zy, langs de
Kusten van dien gevaarlyken Golf, dewyl zy hier
en daar duidelyk genoeg door anderen afgebakend
zyn, onze reis gelukkig te volbrengen.
Karei van Oostenryk, zynen Vader, na deszelfs dood,
niet alleen in het gebied der Nederlandfche Provinciën
opvolgende, maar ook in zyne plaats op den Spaan-
fchen troon geileld, vervolgens tot Keizer verheven,
en daarenboven verrykt met de fchatten der nieuwe
Waereld, fteeg van tyd tot tyd zo hoog, dat alles
hier onder den dwang van zynen wil moest buk-
ken. Vergeefs poogde de Koning van Vrankryk,
voorheen zynmededinger naar deKeizerlykekroon,
en naderhand zyn aanzienlykfte tegenftreever, dat
gezag te ondermynen door her onderileunen der
moedigite misnoegden: alle tegenftanddiendeQechts
om 'er de verdere uitbreiding van te billyken met
fchooner fchyn van recht. De Stad Gent , die
openlyk tegen den Keizer opilond, wierd nu veel
gemaklyker dan te vooren door Maximiliaan, tot
gehoorzaamheid gebragt. De Provinciën , welke
tot op deezen tyd of haare vryheid bewaard , of
eenen anderen Heer gehoorzaamd hadden , als
Vriesland, Groningen, en Overysfel, wierden met
het groore lighaam der Nederlanden vereenigd. U-
trecht wierd in een naauwer verband rriet HoUand
G 3 getrol;-
-ocr page 162-102 de OPICOMS'T en BLOEI der
getrokken ," ën dë Héllahdere zeiven hadden gaarne
gezien, dat' deeze Provincie toen, met verlies van
'alle haarè rechten, tot een aanhangzel van hunnen
Staat gemaakt waare , zonder zich te bekommeren
over . de gevolgen , die zulk een gev/aande triomf
te wege brengen moest. De Keizer, die niets lie-
vèr wenschte, dan de onderfcheiding in- het ilaats-
befficr van zoo 'veeie nabuurige Gewesten weg te
neemen, vermits hy ze aanmerkte als den grootften
hinderpaal voor zyn willekeurig gezag, oordeelde
niettemin dat de tyd voor hem noch niec.gebooren
was, om dien iprong te waagen. Gelderland ver-
fchafce hem , zolang Hertog Karei van Egmond
leefde, de grootfte moeite; maar het wierd na zy-
iie dood door de Keizerlyke wapenen welhaast
overheerd, en de itrydbaare Maarten van Rosfem
zelf, by de Hollanders zo gevreesd door ontelbaare
brandfchattingen en ilrooperyen, begaf zich in dienst
van den Overwinnaar. Zeventien Nederlandfche Pro-
Vfilcien, dus onder éénen Heer geileld en ten naas-
ten by als leden van hetzelfde lighaam verbonden,
zagen zich nu weinig minder dan het Keizerryk,
of de Heerfchappy van Spanje, aan zynen fcepter
onderworpen; en de ^Nöderlandfche Vryheid, op
den oever van haaren ondergang gebragt, was on-
herilelbaar verlooren gegaan, bad men haar ver-
volgens niet door buitenfpoorige geweldenaaryen
uit den doodilaap gewekt.
Karei dc V. was inderdaad een groot man: hy
20U
-ocr page 163-vereenigöe NEDERLANDEN. 103
zou het ook zonder zynen verhevenen rang geweest
zyn, om dat zyne bekwaamheden natuuriyk waren.
:Zyne ilaatkunde evenaarde .zynen oorlogsmoed, zy.
ne wakkerheid is onbefchryflyk; en, hoede Fran-
fche fchryvers die ook trachten te bewimpelen, hun
Koning Francois de I. was in Vorftelyke deugden
geenszins met hem te vergelyken. Hy was een Ne-
derlander, en zyn levensloop^ kan ons overtuigen
dat het Nederlandsch karakter door zyne aangeboo-
rene bezadigdheid niets behoeft te verliezen van dat
vuur, 'twelk tot de uitvoering, der gewigtigfte.zaar
ken vèreischt wordt. liet fchitterc-by^'iugger gees-
ten bevalliger aan alle zyden uit, maar het blyft ook
zwakker,· om: dat het in geen brandpunt verzameld
wordt. Onze Keizer, die alle zyne bekwaamheden
tot een nuttig einde :vvisc-te vereenigen, was dus
alleen tegen Francois den I, Hendrik den ΛΉΙ,
den Kardinaal Wojfey , en den Paus te .zamen,
opgewasfen. De heerschzucht, ^die altoos de zwak^
heid van grooce Vorften is, was ook de zyne, en
rt is zeker dat de Nederlandfche Privilegien daarte-
gen eene zyvakke borstweer-verftrekten ; ma^r zyne
heerfchappy viel, naar het fch)ait, den onderzaa-
ten draaglyker, omdat hy bekwaam was dezelve
met wysheid en achtbaarheid te . onderfchraagen.
Hadden zyne wyduitgeftrekte oogmerken hem niet
in zo veele oorlogen ingewikkeld, nu tegen Vrank-
ryk en Engeland, dan tegen den Kerkelyken Haat
iü Itahe , ja dikwyis tegen de Turken; mogelyk
G 4 zou*
-ocr page 164-Ö4 .DE OPKOMST EN BLOEI DEa·
zouden de Nederlanders, die hy als zyne Lands·-
lieden beminde, onder zyn beftier gelukkiger ge-
weest: zyn. Veele zyner initellingen bewyzen dac
hy, de deugden en gebreken van onzen landaard
grondig kende, en 'er gepaste maatregelen ten al-
gemeenen nutte naar wist te neenien. Maar hy
wierd te veel afgetrokken om op alles behoorlyk
acht te geeven, en, niettegenftaande zyne onmee-
telyke rykdommen, was hec fleeds uit gebrek van
geld, dat hy zich genoodzaakt vond de Hollandfche
en Brabandfche ileden door zwaare Beden uit te
putten; ja, 't geen noch erger was, den Koop-
handel aldaar door fchadelyke belastingen te ftrem-
nien. Men leest met verontwaardiging dat de
Staaten, om dat juk eenigzins verligt te zien toe
zyne Amptenaars door vkieryen en gefchenken
iiiunne toevlugt moesten neemen. Had hy noch,
i;oen hem de wisrelvalligheid van het oorlogslot be-
gon te verveelen , zich kunnen vergenoegen mee
jfeet gerust beftier van zyn eigendommen, had hy
Bioeds genoeg gehad om zyn verkreegen geluk te
genieten; zyne natuurlyke bezadigdheid, zyne wys-
iieid, zyn gefleepen oordeel, zouden hem te ftade
gekoin^n zyn, om zich by de laaté Nakomeling-
fthap zo wel onder de beste Voriten, als onder
de roemruchtigfte Overwinnaars, den eerflen rang
waardig te maaken. De Vryheidlievende Neder-
landers, hem boven anderen aangenaam , zouden
l^em overtuigd lïebben, dat de belangen van zulk
rEREENiGDE NEDERLANDEN. 105
een Vorst, ais hy wenschce te nooit kunnen
onderfcheiden zyn van de belangen des Volks , de-
Wyl zy van beide zyden op de algemeene welvaart
uitloopen.
Is het nret een verbaazend voorbeeld van de
nietigheid der menfchelyke bedryven , dat wy dee-
zen Keizer, zodra hec tyd wordt om zich daartoe
te verledigen, eensklaps in de duifternis van èen
klooster zien verdwynen ; 'dat hy , na ontelbaare
belegeringen , veldflagen , en triomfen , den luis-
ter van zynen troon niet meer kunnende verdraa-
gen, in zulk een zwaarmoedig verblyf liever lang-
zaam wenscht te fterven, dan ten nutte van heC
menfchelyk geflacht een nieuw en gelukkig leven
aan te vangen ? 't Is de zwakheid der grootfte zie-
len dat hunne onbepaalde begeerten beter kunnen
uitgebluscht dan gemaatigd worden , en dat de
goederen, welke zy 't vuurigst nagejaagd hebben,
door het eerfte genot zo verachtelyk worden, als
zy te voeren bekoorlyk fcheenen. Hoe 't zy ,
Keizer Karei- moest niet alleen als Vorst , maar
ook als Vader, zyne zorgvuldigheid verder uitge-
flrekt hebben. Viel het beftier van zo veele Ry-
ken en Staaten hem lastig, 't waar' vooreerst ge-
noeg geweest, het Keizerryk aaïi zynen Broedef
Ferdinand af- te ilaan; zo kon liy Spanje met de
Nederlanden voor zich behouden hebben, om zy-
nen zoon door dagelykfche voorbeelden van billyk-
heid en deugd tot derzelver regeering bekwaam te
G 5 maa-
fB. de OPKOMST en BLOEI der-
niaaken. Hy was deezen Zoon , dien-hy beter
moest gekend hebben, zulke ftaaclesfen verfchul-
digd, eer hy 't waagde hem tot dat gevaarlyk top-
punt van Opperheerfchappy te verheiFen/twelknu,
dèwyl het ontydig gefchied is, zo wel voor Filips
als voor zyne Onderdaanen, eene reeks van plaa-
gen na zich heeft gefleept.
Het ontbreekt' niet aan byzondere trekken, die
ons aanleiding geeven om zo gunftig van des Kei-
zers Regeering te denken , indien hy ze tot het
einde zyns levens -had willen behartigen. Schoon
zyne Beden zwaar en menigvuldig waren, noch-
thans kan men aanmerken dat niemand onder alle
Graaven de traage toedemming der Staaten, hunne
weigeringen, en 't geftadig krakkeelen over den
omflag der penningen, met zo veel geduld verdi-aa-
gen heeft. Zelden wierden zy ingewilligd, zonder
dat men eenige gunst of voorwaarde, tot vergel-
ding, daartegen wist te bedingen. De ileden wa-
ren veel magdger, dan ooic te vooren^ zy wilden
zulks voor den Vorst ontveinzen, die, zonder hier-
over geiloord te zyn, op maatregelen bedacht was,
om met behendigheid den dekmantel op te ligten;
en· hoewel hy in eene zaak van dat belang zyn
oogmerk nooit bereikte, heeft zulks echter zyne
liefde voor het Volk geenszins verkoeld, veel min
hem aangezet om door geweldige middelen zich te
verzekeren, van 't geen hy door zachtheid niet
verwerven kon. Zyn ontwerp beftond voornaa-
melyk
-ocr page 167-VEREENiGDE NEDERLANDEN. <107
melyli in' hec hèiFen des hondefdften pennings .van
alle uitgaande Koopmanfchappen, en des tienden
van de inkomften der vaste goederen, als mede van
den jaarlykfchen winst der Kooplieden. ; Dit was
zeer wel uitgedacht om het voorgeftelde oogmerk
te bereiken, maar hec'. ontmoette zooveel zwaarig-
heden, dat de Keizer zelf den honderdften penning
terftond wederom aflchafte, en de nalaatigheid op
het invorderen des tienden, welke in de meeste Ste?
den zeer groot was,door de vingeren zag.. Dus kan
men van hem zeggen, dat hy tusfchen:Alleenheerr
fching en Dwinglandy onderfcheid wist^te maaken.
Hy was, naar. het fchynt zo flrérig niet'in het ge-
bieden, als zyne Zuster, de Landvoogdes, in het
opvolgen van zyne geboden. - Dit bjykt mede
uit d.e handelingen over het verlofgeld, dat men
van" het uitgaand kooren moest. betaalen ,welke
van 's Keizers zyde onophoudelyk wierden aange-
drongen , en even emftig door de Staaten afge-
weerd, als ten uiterilen nadeelig voor den Koop-
handeL De Landvoogdes,: verre van naar reden
of béfcheid te luisteren , zou 'ei: alles aan gewaagd
hebben, om dit ftuk door te dryven.;:'maar, toen,
hieruit een algemeen ongenoegen fproot, zo dat:
men zelfs Ue Amilerdam voor eén .oproer begon
vreezen, veranderde de Keizer· van gevoelen, en
vergunde den ingezetenen deeze belasting voor eene
maatige fom af te koopen. Zulke voorbeelden be-
wyzen ons dat hy, zonder trotsheid,^ als een be-
kwaam
! »
fB. de OPKOMST en BLOEI der-
kwaam ftuurman, het roer naar den eisch wist te
dwingen en te draaien; 't geen bovenal vereischt
wierd by een vrymoedig Volk, daar men gewoon
was de nederigile verzoekfchrifcen met deeze en
diergelyke uitdrukkingen te beiluiten: Zo doendey
zal uwe Keizerlyke Majeßeit wel doen. Noch be-
zat hy, boven deeze hoedaanigheden, ook de wys-
heid van verftandige raadslieden te kiezen; 't welk,
om 'er niets anders van te zeggen, duidelyk ge-
noeg te zien is uit de verheffing van den grooten
VigHus, die-, had hy namaak maar half zo veel in-
vloed op -Filips gehad, alleen bekwaam geweest
waare om de Nederlanders te leiden waar hy
wilde, ■
Viglius, een der eerlykile en fchranderfle Staats-
mannen van zynen tyd, en volmaakt kundig van
alles wat het Vaderland betrof, diende den Kei-
zer geduurig met zynen raad, en redde hem dik-
wyls uk de neteligfte orailandigheden. Wy zien
'er een uitmuntend voorbeeld van, in het beflech-
ten van 't verfchil met de Duitfche Stenden, over
de Leenroerigheid deezer Gewesten met betrekking
tot het Ryk, welke men niet openlyk kon verwer-
pen , dewyl zy te dikwyls erkend was door voor-
gaande Graaven, die 'er uit hoofde van hunne by-
zondere betrekking tot de Keizers geene zvvaarig-
heid van maakten; en waardoor men evenwel oor-
deelde dat de natuurlyke Pvechten van een onaf-
bangklyk Volk te veel zouden befnoeid v/orden.
VÉREENIGDE NEDERLANDEN. lop
De tegenwoordige Keizer , en tevens Graaf, was niet
genegen om deeze zaak door zyn gezag af te doen,
op dat hy niet fchynen moge aan de eene of de
andere zyde zyne onderdaanen te verongelyken.
Hy liet het ftuk door Viglius bepleiten, die de
zaak ten einde bragt door eenen bekwaamen mid-
delweg, waarby de Nederlanders, voor een gering
aandeel in de Rykslasten, in hec volle bezit hun-
ner vryheden en voorrechten beveiligd vinerden,
gdyk breeder te zien is by den Heer Wagenaar.
Wat had men dan niet te wachten gehad van zulk
eenen Vorst, indien hy, eenmaal den oorlog vaar-
wel gezegd hebbende, zich onbepaald op het vreed-
zaam beffier zyner Staaten had willen uitleggen?
Maar hy had ook buiten twyiFel gebreken : hy was
heerschzuchtig, listig, geftreng tot wreedheid toe,
en onverzettelyk in zyne beginzelen. Wy moeten
niet ontveinzen , dat zyne bedryven ten aanzien
van den Godsdienst onverantvvoordelyk zyn. Jam-
mer is het dat zyn krygszuchtig leven hem meer
gelegenheid gegeeven heeft, om de gedachtenis dee-
zer gebreken, te vereeu'A'igen, dan om zyne Kroon
met den luister der deugden, welke hy waarlyk
bezat, te verfieren.
Onder de veertigjaarige Regeering van deezea
JMonarch is het ftelzel der Staatkunde met een
gansch nieuw en alJ er merk waardigst beweegrad
vermeerderd. De Hervorming van den Gods-
dienst, in Duitschland door Luther ondernomen;
vaQ
I
-ocr page 170-fB. de OPKOMST en BLOEI der-
van een anderen kant , en eenigzins op andere
gronden, door Kalvyn en Zwingiius voortgeplant ,
verfpreidde haare leer met eene ongelooiiyke ichie-
lykheid door de aanzienlykfte deelen van Europa.
Zy vond welhaast geduchte Voorftanders, en wierd
aldus een ernilig voorwerp van bekommering voor
Prinfen en gekroonde Hoofden. Niet dat het vee-
len onder hen onaangenaam kon zyn, het opper-
gezag van den Paus te zien fnuiken; maar een ie-
gelyk had reden om op het zyne toe te zien, onder
'c opborrelen van zo veel ongehoorde nieuwig-
heden, daar uit eene enkele omwenteling ligtelyk
veele andere ilonden te volgen. Want gelyk de
beste zaaken gemeenlyk allermeest aan misbruik
onderhevig zyn, zo konde ook deeze vrymoedig-
heid der hervormde gevoelens, fchoon van de
meesten met eene goede meening betracht, zora-
migen tot een voorwendzel dienen, oratotmuiEe-
ryen en gevaarlyke aanflagen over te gaan. In
Duitschland meende men terilond hiervan de klaar-
fte voortekenen te zien. 't Was vergeefs dat de
Keizer door ftrenge Plakaaten den aanhang van
Luther zocht te verftrooien. Deeze nieuwe ge-
zindheid wies hem boven 't hoofd, en hy kon niec
beletten, dat Saxen, Brandenburg, Lunenburg,
Hesfen, en Anhalt, na openlyk tegen zyne beve-
len geprotesteerd te hebben, zich door het Smah
kaldisch Verbond tot onderlinge befcherming ver-
lenigden. Van toen af baatte zelfs geene toegee-
:-"',· veild'
VEREENiGDE NEDERLANDEN, m
vendheid meer , om dat zy verdacht gehouden
wierd; en fchoon zyne wapenen eindelyk by Mui-
berg'eene zeeghafdge overwinning behaalden, de
uitkomst leerde dat die ook vruchteloos geweest
was. De Overwinnaar vond zich naderhand ge-
noodzaakt, by de Vrede van Pasfau eene volko-
mene vryheid van Geloof voor Duitschland in te
willigen , en zelfs de voomaamfte Hoofden van
Luthers aanhang, den Keurvorst van Saxen en den
Landgraaf van Hesfen , die hy, na den flag by
Mulberg, vyf of zes jaaren, als gevangenen met
zich had omgevoerd, op vrye voeten te ftellen.
Hendrik de Π, Koning van Vrankryk, zag met
vermaak dac zulke verdeeldheden hem gelegenheid
gaven om den Keizer mee voordeel te beöorloo-
gen, en moedigde daarom de hervorming in hec
Duitfche Ryk verder aan, 't welk niet gefchieden
kon zonder dac zy ook toe in het zyne doordrong,
om 'er niet lang daarna gelyke bekommeringen te
baaren. Maar de wonderlyke grilligheid van den
Engelfchen Koning, Hendrik den VIII, die tegen
Luther fchreef, en den Roomfchen Stoel in Enge-
land alle mogelyke afbreuk deed, na dat hy zich,
door zyne Echcfcheiding met's Keizers Moei, den
Paufelyken ban had op den hals gehaald, bevor--
derde zyns ondanks dit werk, op eenen voet, dift
hem , tot aan het einde zyns leevens , niet dan
fpyt en kwelling veroorzaakte. Onze Nederlan-
den , vooral de volkrykfte. Provinciën, als Bra-
IÏ2, Dfc OPKOMST EN BLOEI DEi^
band , Vlaanderen , en Holland , dagelyks , meer
dan eenig ander Land, van Vreemdelingen uit alle
oorden bezocht wordende, konden zich niec lang
buiten den kring van die groore beweegingen hou-
den. In tegendeel wierd de hervormde Leer door
ontelbaare Lutherfchen uit Duitschland, eti Kaï-
vinisten uit Zwitferland, herwaard om ilryd toe-
vloeiende i hier ook meer dan elders voortgeplant,
'c Was te meer om veele redenen natuurlyk dat
zulk eene verandering hier fmaaken moest. Het
begunlligen van dezelve was eeu nieuw punt van
Vryheid^ en wel het gewigtigfte van allen. Dit
punt éénmaal in verzekering gefield zynde, was
men gerust dat men den Koophandel , te gelyk
met de burgerlyke vryheid, door de toeneemende
menigte van inwooners i, geduurig verder zou kun-
nen uitbreiden. Daarentegen konden de Monni-
ken zich i door hun lui en wellustig leven, ner-
gens haatelyker maaken, dan by een naarilig en
werkzaam Volk, dat, hunne domheid beginnende
te begrypenj na dat het lang te vooren hunne
dartelheden had verfoeid, hen niet dan met afkeer
voeden kon. De befchaafde Letteren, ter goeder
imre door Francois den I. uit Italië naar Vrankryk
overgebragt, aldaar gekoesterd, en verder om haa-
re nuttigheid door de Vooritanders der hervor-
minge aangemoedigd, bragten overal niet ysreinig
toe tot de billyke verachting van dat redeloos ge-
fpuis. Eu hoe hoog deeze hier te Lande begon-
' ' nea
VBREËNiöDii NEDERLANDEN. 113
nen gewaardeerd te worden, blykc genoeg uic den
ongemeenen roem van onzen Erasmus, die in dee-
2e dagen bloeide»
Even natuurlyk viras hec aan den anderen kant,
dac de Keizer deeze zaaken mee groot ongenoegen
aanfchouwde. Alles, wat den Roomfchen Seoel
benadeelen kon, moest hem noodzaakelyk mishaa-
gen, dewyl deeze, door den vooripoed zyner wa-
penen in Italië,genoegzaam aan hem alleen verpand
geworden was. Brantóme denkt dat zyn oogmerk
geweest is, zichzelf eindelyk tot Paus te doen ver-
kiezen. Hoe 't zy; hy had al vroeg zynen Leer-
meester , Adriaan den VI, met de driedubbele Kroon
weeten te befchenken, en naderhand Paus Klemens,
die zo veel niet naar hem luisterde, gevangen ge-
nomen. Deeze wierd gedwongen de Keizerlyke
Kroon op het hoofd van Karei met eigen handen te
bevestigen, 't welk zo veel indruk gaf, dat zyne
Opvolgers zich aan dit voorbeeld fpiegelden. Om
kort te gaan, de Paus was voor een tyd des Keizers
Leenman geworden. Geen wonder dan, dat hy
voortaan niets verzuimde om het gezag van den
Pauslyken zetel te handhaaven, vermits dat gezag,
als met het Keizerlyke vereenigd, ten aanzien van
andere Mogendheden niets kon verliezen, zonder
dat ook de Keizer het nadeel voelde. Men had het
in Duitschland zo verre gebragc, dat Keizer Karei
zich genoodzaakt vond den teugel te vieren; maar
het was 'er verre af, dat zyne geliefde Nederlanders
Η Λ- üic
-ocr page 174-114 .de OPKOMST en BLOEI der
uic deeze toegeevendbeid éenig voordeel trokken ί
veeleer fcheen by, door de ilrengfte PlakaaEen, dee-
ze fchade op hen te willen verhaalen; ja hy had
zelfs gaarne, zo 't hem mogelyk gevireesc waare,
willen beletten dac men hier gewaar wierd boe veel
ruimte by den Onroomfchen aldaar verleende. Met
afgryzen leezén wy dat onder de Regeering van dee-
zen anderszins zo roemwaardigen Vorst, byna vyf-
dgduizend menfchen, meest Nederlanders, om her
geloof zyn ter dood gebrage. Onder deezen zyn ook
buiten twyiFel veele oproerigen geweest, die 'de
Godvrucht, ja misfcbien de Dweepery, ilechts tot
een dekmantel gebruikten om beimelyk hunne ge-
Vaarlyke aanflagen te fmeeden. De mislukte onder-
neemingen der Herdooperen, zo wel te Amfterdam
als te Munfter, vertoonen een yslyk mengzel van
bygeloof, fcbynbeiligheid, en ontucht.
Kan de Dweepery inderdaad, ook met eene goede
meening, tot zo veel euvels uitfpatten, zo moet
men toeftemmen dat de belangen der gemeene rust
ziomt-yds de zachtmoedigfte Overheden εοε de uicer-
fte ongenade verpligten. Maar deeze aanmerking ont-
fchuldigc de wreedheid van Keizer Karei, zyne In-
quifitiè,' en zyne bïoedplakaaten, Hechts voor een
gering gedeelte. \ Gaat vast dac by de Staatzucht,
niet haare verkeerde maatregelen, te veel gehoor
gegeeven heeft, om het mistrouwen, na dat het
éénmaal plaats gegreepen had, behoorlyk te kunnen
bepaalen. Dat niemand ondertusfchen een ligtvaar-
vKRiiENiönE NEDERLANDEN. 115
dig oordeel veile. De ruwheid en onkunde dier
tyden, wanneer de Weetenfchappen zich naauwlyks
in haare geboorte vertoonden, had niets om hec
geweeten van zulk een Alleenheerfcher, ten voor-
deele van de menschlykheid, te ontrusten» In dee-
ze verlichte eeuw behoeft men niet zeer doordrin-
gende te zyn, om te begrypen dat geen geweld be-
kwaam is Godsdienftige gefchillen te beflisièn, veel
min den godsdienftigen yver, die in den Martel-
dood de heerlykfte zegekroon te gemoetziet, te
fmooren. Maar in die ongelukkige dagen, toen
men noch kort te vooren gewoon geweest was over
de neteligfte pleitzaaken naar den uitflag van een
tweegevecht te vpnnisfen, waren de vooroordeelen
te fterk, om door de zwakke Hem der Reden be-
dwongen te worden. Op zulke omftandigheden is
in 'c byzonder toepaslyk, hetgeen men gewoon is
in 't algemeen te zeggen, dat de roem der grootfte
zielen veelal door de groocfte gebreken ontluisterd
wordt.
't Schynt ook dat Karei de V. door hec menig-
vuldig herhaalen van zyne vruchtelooze poogingen
tegen den voortgang der Hervorminge eindelyk ge-
leerd hfeeft, dat hy zich van zyn volilrekt gezag te
veel had laaten voorftaan. Men verhaalt dat hy, na
zynen· afïïand van de Heerfchappy, in eenzaamheid
zich bezig houdende met het maaken van uurwer-
ken, het verdriet had dat hy geene twee wist te
vervaardigen, welke in alles eenpaarig van bewee-
II 2 ging
-ocr page 176-iiö DE OPKOMST EK BLOEI i>ER
ging waren, en volkomen overeeniiemden'; waar-
op hy aanmerkte, dat het eveneens gefield was mee
de kunst van. regeeren , dewyl men geene mindere
zvyaarigheden ontmoette, om de ftrydige zinnen en
gevoelens der menfchen·^ te vereenigen, dan om zo
veele raderen evenredig te ^ doen omloopen. Meer
andere blyken van gemaatigdheid bragten te wege,
dat hy na zyne dood veidacht gehouden wierd, van
de^zaaden der Ketterye zelf in zynen boezem te heb-
ben^gedraagen. Zelfs vindt men byBrantome, fchoon
hy dit uit een anderen Schryver,. en cwyfFelachtig,.
bybrengt ; dat by , den Raad der Spaanfche Inquifi-
de, in tegenwoordigheid, en met goedkeuring van
Koning, Filips, op zekeren tyd het befluit genomen
wierd, om zyns Vaders begraaven lighaam,. uit de
aar(^ wederom op te delven, en, ter ftraife van
zyne Ketterfche gevoelens, te verbranden. Welk
een gemoed had deeze Zoon ? Was dit bygeloof,
dvveepery, of helfche arglistigheid, om de ganfche
Christenwaereld een diepen doodfchrik aan te jaa-
gen? 't Is'V!2rfch90nbaar dat men het zachtfte niet
vermoedt van eenen mensch, die zo veel andere
blykeri van onmenschlykheid gegeeven heeft,
'Filips, de ΙΓ. w?^ Spaanfche Tiherius, Uit alle
zyne handelingen zou men geoordeeld hebben, dat
zy geen ander einde bedoelden, dan te beproeven wac
'er van nooden waare, om een allerzachtmoedigst
Volk tpc ongeduld en wanhoop te tergen. Maar
hy, in de verwachting der magtigile Monarchye by
trotfe
-ocr page 177-vereenigde NEDERLANDEN, j^pr,
crotfe Spanjaarden opgevoed, laacdunkende en arg-
listig van aard, verblind door hec zwaarmoedigfte
bygeloof, en uit alle deeze oorzaaken tot de uicer-
fte wreedheden bekv/aam, had niets dat op de Ne-
deriandfche rondheid paste. Hy was volftrékt on-
kundig van de geaardheid der Nèderlanderen , en
noch door de Natuur,noch door de opvoeding,ge-
vormd-, om 'er zich ooic een denkbeeld van te maa-.
ken. Dus verbeeldde hy· zich-ook dse kennis als ger
heèl onnoodig, zonder teoverwèegen wat zyh V^aS
éer, hierdoor-alleen, had uitgewerkt. Deeze'had
hec onniögeiyii geoordeeld de-Nederlandfche Pro-
vinciën, -door" de Natuur zelve zo verdeeld^* doon
het verfchil van t'aale;, van wetten-y en zedeh^ zelfö
van maaten en gewigten,zo ziser onderrcheiden,.tbc
de gelykvofltiigheid van-eert- ¥orftendom te bren^^
gen. De Zoon, op verre na zo itiagtig niet, beeld-
de zich in dat men tot dit groot oogmerk ifechts^alr
Ie wretren ;~ keiiren , handvesten ,· en iniiellingéa^deit
bodem had in-te flaati, eh dat-alles gemaklyk inoesc
volgen, zo men geene dwangmiddelen fpaarde'ε
geen by hem lafhartigheid zou geweest zyn. 'c Scheen-
onbegryplyk dät eenigè handeldryvende Gewes'r
ten een jMt ^gouden' affehüddén, 't welk Napels,
Milaan, enc-Arragon, zonder-moeite WdS, opge-
legd. Hy was inderdaad èenig^öotfflagtig'Koning^
en had de bestgèöeifende' Kr.ygsbenden'-in-diensc:i
die men toenmaals in Europa ken'de; · maar behalven
dat hy-te .veel op dee?p voordeelea ileunde, was 'c
ΙΊ
ook
-ocr page 178-fB. de OPKOMST en BLOEI der-
/
ook door zyne eigene fchuld, dat zy hem by veele
gelegenheden zeer kwaêlyk dienden. Aan fchrander-
heid tot ingewikkelde ontwerpen ontbrak het hem
niet, veel min aan loosheid ora ze tot een bekwaa-
men tyd in den boezem te fmooren;in nyd en ach-
terdocht, om op zyne Staatsdienaars een waakend
oog te houden, en zelfs tegen hunne deugden op
zyne hoede te zyn, was hy Tiberius gelyk: maar
alle de kunftenaaryen, waarin hy zich dagelyks af'
floofde, fchooten te kort om zyn oordeel die juist-
heid by te zetten, zonder welke de verborgene
kracht van zo veel te zamengeftelde werktuigen nim-
mer tot een gelukkig einde te beilieren is. 't Viel
bovenal in zynen fmaak, de gewigtigfte zaaken in
afgezonderde eenzaamheid te ontwerpen, te over-
leggen, en met zyne, verbeelding uit te voeren;
waarna hy zich in de verdere betrachting op zyne
Dienaarsr verliet, niet uit vertrouwen, maar uit
werkeloosheid, of misfchien uit hoogmoed, welke
hem belette te twyffelen aan het goed gevolg van
zyne opgevatte begrippen. Een iegelyk ziet dat op
deeze wyze, door de geringfte vergisfing. van den
ftichter, het ganfche gebouw in .een iughtkasteel
verkeeren moest. Hy verfchilde hierin hemelsbreed
van zynen Vader , die ziel? altoos bevlytigde om
op de uitvoering der.haqhlykfte aanflaggn met eige-
ne oogen toe te zien,, én, door overal tegenwoor-
dig te zyn, zich niet alleen geduchter nmakte,maar
cok eene ervaarenis verkreeg,die hem nooit verle-
sen
vereenlgde NEDERLANDEN, iif
gen liet. Onze Schryvers oordeelen dat Filips',: in-
aien hy met de krygsmagt van Alva zelf in de Ne-
derlanden waar' gekomen, zeer,veel zou uitgewerkt
iiebben, om de berperten te ftillen; en dat aan den
anderen kant zyne geduurigeäfweezigheidde ρηηοα-
melyke,fchatten,'welke hy tot"den Nederlandfchen
'/porlog. vervolgens befteedde ,' nutteloos heeft ige-
maakr. Een enkel voorbeeld zyvop deeze plaats gft-
noeg: om- dit laatfte te bevestigen., Reyd:verhaak
darten tyde van Parma,vaa tien dukaaten:welk«!.d£;
lioning uit Spanje overmaakte ^-i^-gèraeénlyfc zevéïi
onder de, handen,van zyne.Dfenaacs'verfmoltên, en
omtrent drie tot betaaling van het KrygsvöHi kwa-
men ; terwyl ondertusfchen,: wegens de flappe mon-
ftering welke rtienrgevpoon was te houden, voor
éénen,;man, .die de wapenen droeg, vier moesten
betaald Wörden. Hy óórdeelt, dat men, zonder
deeze misbruiken, ligtelyk tw«e legers in 't Veld
had kannen brengen,om-Vrankryk en^de Nederlan-
den te gelyk in vreeze rlie houdea. Zie daar hoe
weinig gepruik Filips de Η, . mee al zyn fpitsvindig
vernuft, van zyne vermogens wist te maaken. Mo-
gelyk zou men hem ten aanzien van zyn veriland,
?o hy geen Koning geweest .waare, voor een groot
man gehouden hebben. Wy hebben lang genoeg
op zyne afbeelding ftilgeftaan ; thans is het tyd dat
wy. ons tot een nader onderzoek van zyne maatrege-
len, als zo veele misHagen in het Nederlandfche
Sraatsbeftier, begeeven.
II 4 liet
-ocr page 180-fB. de OPKOMST en BLOEI der-
'"'Het eerfte dat!na zyne inhuldiging, geduurende
zyn verblyf in"^ de· Nederiahden de ^gemoederen
-van hem vervreemdde^, - was het vernieüwen van
zyns Vaders ilrengei^PIakaaten tegën de Hervor-
ming, welker'uitvoering langs hoe haatelyker moest
zyn, dewyl de ftrafoeiFeningen, naar evenredigheid
v«n 3 bet i aangroeiend getal der Hervormden, nood-
zaakelyk vermenigvuldigd-wierdeni Dit was in alle
ópzigten eene vaifche Staatkündë :want'niets is ook
Bekwaamer om de 'ieden -van'een'Voik- te verhar-
den , dan het dageiyksch gezigt van iÄ/^reede rechES-
'pleegingen. En haJ de oorlog met Vranferyk op
cliea tyd aan veelen geene andere bezigfïeden ver-
-fchafc, het is te-vermoeden, dat^het ófigénöe^èn
over ztilke mishandelingen'j noch 'ondér'de oogen
«van den Koning zoii uitgeborften zyn. r Maar zodra
'hy ,. de c Vrede met'Hendrik den II. geflooteri heb-
bende, ;naar Spanje'vertfbk,iwas-"-eF öiets meer,
-'cj/wellr'de ontruste'ziniien door eêtiigê öflei^ng
ilirde: en, als of het 'niet genoeg ge Weese waar^ 't
Gerheen zo zigtbaar te onderdrukken ",'j de ichikkin-
^en van' het Spaanfche Hof fpaardèn ' vervolgens
noch: den Adel, -noch de Geestelykhèid;::o|)daEi'er
niets mögt overblyvea,3't welk men niet langs dee-
zentweg tot de hardile flaaverny bereidde^· Vierdui-
zend Spanjaarden in 'tLand te laateh om den .afge-
dankten Landzaat te breidelen, verfcheidene Bis-
fchoppen, in drie nieuwe Aartsbisdommen, aan te
itellen, en derzei ver onderhoud uit de goederen der
ove,-
-ocr page 181-viREENKTbÈ'NEDERÜA'KO'EN. ist
overige Kerkèlyken te trekken; z© wd in het waö-
reldlyk' als^ih^het^geestelyk beilier ; Perenoc,''Bik4
fchop van Atrecht, eenen Bourgondiër, in wien
de Spaanfchê^ Hoogmoed' mét ^dé 'Italiaanfche loos-
heid vereenigd was,- elk boven'"^t hoofd te ilellenj
ëii"de voornaamile Heeren van ^dn-Lahde te hande-
len als enkele aanßilrouwers,'jä Be géwigtigile riäads-
béfluiten ifl^ eenen achcerraad buiten den Raad Vaii
"Staate te doen be^aieri: ziedäar dé maatregelen
des'Koniügsvwelké'liem ί ζσ hy rä'eetideVonfeilbaar
den ^eg' ter Opperl^richapp^^duTJen' baanen^·^^
" Onze Nederlanders, altOó^genegen óm'uit liéf^
^'.te gehoorzaametf; maar teviétó ridaryverig op dö
wederkeenge liefde" en achting' Vah'hunnen Vorst
toónden al vroeg' dat méh- hutf-'dic jal£ ëê^' bezWa'ar^'
l^ii' Op den'hals zou kunnen laaden. '^'Zy 'hoorden
zo'dra tiiet dat de Koning,^op- zyii"'cvertrek' haar
Spanje ftaande, beilooterr had'de 'S^ajmfche foIdääJ
ten in hec -Land tè" läaten, of hekhagdell zicïï ίπ
Zyhe tegen^dordigHeid daarvan; eii niet m'indér
wegend het ftellen van vl-eenldelingen in^'s Latfd's
R'egeering.'' -Oiti' deezé klagten eenig^ns 'te ftilleri^J^
beloofde hy dit KrygsVolk binnen'v^ maanden te^
doeh'vercrekk'en; maar het vervullen^an die^^elöij·^
te wierd een'rond jaar langer uitgefteld,' en irren·
gelooft^ niet''dat zyne toegeevendheid toen nóch to
groot zou geweest zyn, zonder de noodzaaklyk-^
heid, waarin hy zich bevondom zyne vloot in de'
Middellandfche Zee met dit-Volk te verfterkcn;
ρε OPKOMST εν BLOEI der.
Dok was dac langdtiurig uitftel oorzaak , dat de ver-:
pligting voor zulk /eene afgedwongene gunst hier
niet hoog gerei^fPiiu.'^^^.^-'^' zo dat het vertrek der
Spanjaarden;^^ in plaats^, van genoegen, te geev^ , nij
veeleer verdere klagten
over aUes^wat m^^.^fkeuren kon of moge. De nieuwe
Bisfchoppen Qnunojttp op veelerplaatfen geen gerin*
gen teg^ih^^H^taanflaan derKerkelyke goederen j
waardoor zy ten nadeele yan veele Abdyen en Kloos;
ters/ftonden y^rrykt; te worden baarde zo vee}
verwarring,^j^;^eenige Steden de eer van tpet pen
BisfchQp,sitpeLv,09rzi^ tezyn,kloekmoedig,afwree»
zen^, S^fphop weigerden te outfange^
Maar^d^^ Bis£ci^O|^ xm ^ AtreclK,j^ tot Aartsbisfchpp
van Mechelen verheyen,'en byna.opjden^elfden ,ty4
met den rqodenhoed begiftigd, trok bovenal;de
afgpnst van groot klein tot zich,-φοΓ de opgèt
blaazene trotsheid,welke hy in dien hoogen rang
vertoonde. Ite'Kardinaal van Granvelle, gelyk h^
zich vervolgens_^noemde, was van nu af aan onver-
draaglyk-vpoi; een ieder behalven de Landvoogdes»
die zich^van hem beftieren liet. Eenigen dei^ groot-»
lie Heeren, de verachting, welke men hun open-
lyk bewees, niet langer kunnende dulden, verklaar-
den zich ronduit voor zyne vyanden, en verlieten den
Raad van Staate, waarin zy nevens hem zitting had-
den. Zy weigerden hem alle eerbewys, en moe-
digden de Gemeente door hun voorbeeld aan, tot
fchimpfchrlften, fpotprenten, en alles wat den haat
ver'
pi
ί:
Ι ·ί
fl
I
5
-ocr page 183-vereenigde NEDERLANDEN, za^
vergrooten kon; waaronder de Tooneelen, of Ka·
mers der ïieder^keren ^ niet vergeeten wierden. Zy
kleedden hunne dienaars in zwarte lieverei, mee
eenen Zotskap op de mouw geborduurd, welke
eerlang, om van fpotcerny tot ernsthaftigheid over
te gaan, in een bondel pylen veranderd wierd. Ein-
delyk fchreeven zy aan den Koning, met verzoek
dat hy hen van deezen lastigen vreemdeling wilde
ontflaan, 't welk hy met fchoone vvoorden van de
hand wees. Doch 't was 'er verre'af, dat de Kar-
dinaal zich hierdoor eenigzina verzetten liet; jn tej
gendeelfcheen hena^de moed noch hboger te ryzen ;
door e$n vast, vertrouwen op de Koningklyke gunst,
die zyne tegenftreevers wel zou weeten te beteuge-
len. yervolgens evenwel gewaarfchuwd zynde,; dat
zyn leven niet ^meer veilig was, ^^.ving, hem i^e
vreezeeensklaps, en, ^ime^-zyn-ontjflag vah^
Koning verworven Üebbende hy zich onder
een gezoehc voorwendzel als, e,en bloodaard te zoek.
De Ridder Hooft ^ van deezen Staatsdienaar fpree-r
kende, betuigt by die gelegenheid zyne verwonde-
dgring^ over de gewoone zwakheid van ooriei»
welke men in die fcherpzinnige vernuften befpeurc-,
die, door 'f winnen van Vorftelyke gunst tot
geering bevorderd, zich in de mogendheid niet wee?
ten te maatigen. Hooft was-niet onkundig van he|
menfchelyk hart en deszelft gebreken ; maar - hy
oordeelde in dit geval naar de deugdelyke gevoe·»
lens van het zyne. Evenwel kan men met rechc
hier-
-ocr page 184-«4 ' oi OPKOMST en BLOEI der'
hierover verwondeM ftaandat eén Geestelyke, zö
dtfoidringend van veriland, en zekerlyk niet zonder
vielery toe'zulk'eén toppunt geileegen, niet van
zichzelf heeft'kufiTien'verkty^ door de geveins-
de plooien van een ^vrieridelyk gelaat zynen hoog-
moed te bewimpelen i en ten minde 'tot zyhe vei-
hgheid dèhTchyn' te vertoonen der deugden , welke
liy niet bezat. 'o'
'■'fjët gedwQngetf'V'ërtrek van Grarivelle fteldé de
Grobte'n^njec ^efüif/ rrferkten het' flechts aan als
een^'kortilondiJ^ÏiTtiieri^'heWëlk"^^^ op het
voordeeligst wilden'gébruiken. De Prins van Oranje,
en de Graaven van''E^rnond en Hooriie, die'ge-
vi^eigtrd haddén,^mee'den KardMal den Raad van
Sfäat"e"%''te'"wöbitettf yei^^^ ■'er'/nü, om de
rioodïge' veraii^eriiigen op "hef ftuk vart Regeering
voorste iiaati.'"* VWëefeh der Inqmfitie,'"en de ver^'
zachting'der'plakaaten, was hüii' grdöt'bogmëi"M
määr· dit fchVéh' b'eÄarlyk te 'bullen gelukken, 'W
lan^'het gezag der twee overige Raaden,' den' Gé-'
heitóen , en den Raad der Gèd'middél^n , onvèr-
minderd bleef. "Van dén Geheimen Raad V'dié over
de Rechtspleegingen gefteld -was,' hadden
iriëesr te^ vrèézen.' -Men moest deeze Raaden, < öp'
welker aflchaffitig'OTén nietaandringen'durfdeytraeh-.
tën nutteloos' te maakehVen dit zou"^oenlyk zyn ,
20 men den Raad vafi Staate meer aanzien s wist by
te zetten, ten welken einde men dienftig vond dat
hec getal Vän deszélfs leden met tien of twaalf der
vereeïiigde NEDERLANDEN. 1^5
aanzienlykile Grooten vermeerderd wierd. Dusdaa-
nige voorilellen vvierden zelfs der Landvoogdesfe zo
fmaakelyk gemaakt,dat zy 'er haar zegel.aan hing;
en Viglius y met de zogenaamde Kardinaalsgezinden,
kon niet beletten d?it Egmond eene reis naar Spanje
deed, om 'er den-Koning toe te bereiden. Maar
hy verwierf daar geene andere voldoening dan be-
leefdheden. Filips ,' als of hy voorgenomen had te
boerten, onderiteunde den Raad van Staate met
eenige Bisfchoppen, welker last onder anderen be-
helsde de regelen der Trentfche Kerkvergadering in
te voeren, en nieuwe ftrafFen tegen de Ketters uic
te denken. Naauwlyks was Egmond uit Spanje te
rug gekeerd, of de vervolging begon, op 's Koniugs
byzonderen last, weêr fterker dan voorheen te woe-
den; 't welk deezen Graave geweeten wierd , als
of hy te flaauw geweest waare in het uitvoeren van
zynen last. Maar hy beklaagde 7,ich openlyk van
de Spaanfche dubbelheid, en het algemeen onge-
noegen tegen de Koningklyke Regeering begon dus
allengs tot een perfoonlyken haat op den Koning
zelf over te gaan.
Edel en Onedel, Roomsch en Onroomscb,yver-
de nu om 't zeerst, om deeze verontwaardiging uit
te drukken. Alle gemaatigdheid hield op, terwyl
een iegelyk zich in gevaar bevond, van, zo wel
op valfche als op waare befchuldigingen, huis en
have, ja 't leven te verbeuren. Daar alles onveilig
is, wordt niemand meer door vreeze bedwongen.
τ 1 ο DE OPKOMST EN BLOEI DER
Den Onroomfchen wakkerde ook de moed niei:
weinig door den voorfpoed hunner buicenlandfche
Geloofsgenooten. In Engeland, geduurende 'c hu-
wèlyk van Filips met Koningin Maria, ten naasten
by zo fel als hier vervolgd geweest zynde, vonden
zy na haare dood èene Befchermfter in Elizabeth.
Katharina de Medids, die na de dood van Hendrik
den II, als Koningin Moeder, Vrankryk regeerde,
begiinfligde de Franfche Hugenooten^wiQt uit Gods-
dienst , maar uit Staatkunde, om de magt der Gül-
zes eenigzins te kunnen breidelen. Men weet hoe
deerlyk zy, toen haare inzigten veranderd waren,
die ongelukkigen op de flagtbank heeft gebragt;
maar dat gefchiedde eenige jaaren laater: nu bragt
zy inderdaad veel tot den voortgang der Hervorming
toe. Keizer Ferdinand, kort te voeren overleeden,
was in zyn eigen hart niet afkeerig van Luther ge-
weest, en had daarom de Vryheid van Geloof, wel-
ke zyn Broeder Karei tegen dank in Duitschland
had moeten toeftaan, altoos vrywillig gehandhaafd.
Door zo veele te zamen werkende oorzaaken was
ook het getal der Hervormden hier te Lande fchier-
dagelyks vermeerderd. Men kan hunnen rykdom
eenigzins hieruit afleiden, dat de Kalvinisten om-
trent deezen tyd den Koning dertig tonnen gouds
aanbooden, indien hy vryheid van Godsdienst ver-
leenen wilde. Eene verbaazende fom in die dagen t
en hadden zy met de Lutherfchen ééne lyn willen
trekken, wie weet hoe verre hun vermogen zich
• zou
VÉREENIGDK NEDERLANDEN. 1-7
zou uitgeiirekc hebben ? Maar de vinnige verdeeld-
heid, welke zich toen reeds tusfchén deeze ver-
drukte Gezindheden openbaarde, dwingt ons te be-
iluiten, dat Godsdienftige yveren Christelyke lief-
de zelden behoorlyk gepaard gaan.'
Lands Edelen wisten beter dan de Gemeente
den weg van orde en achtbaarheid te kiezen. Zy
vereenigden zich door dac vermaarde Verbond, het-
welk, indien het gelukkiger in zyne gevolgen ge-
weest waare, als een proeffluk van wysheid in de
Gefchiedenisfen zou te boek ftaan. Het wierd van
Roomfchen en Hervormden zonder onderfcheid om-
helsd, dewyl het, buiten alle betrekking van Ge-
loofszaaken, alleenlyk de gemeene rust bedoelde,
't Verzachten der Plakaaten, en 'e affchaffen der In-
quifitie, wierd van beide zyden even vuurig ge-
wenscht; allen hadden zy ook hetzelfde belang in
'e voorilaan der Privilegien, en in de Vergadering
der algemeene Staaten, welke men als het eenigfte
middel befcbouwde, om de gedreigde beroerten af
te wenden. Hunne bezwaarnisfen, met de midde-
len ter Verbeteringe, wierden in een beleefd ver-
zoekfchrift der Landvoogdesfe voorgedraagen door
een gezelfchap van driehonderd, uit de hunnen
daartoe gelastigd, en te Brusfel verfcheenen. Hen-
drik van Brederode, aan 'c hoofd van dat achtbaar
lighaam gefield, fcheen zo veel te luifterryker dee-
zen eerilen itap der ontwaakende Vryheid te gelei-
den, om dat hy ,uic het doorluchtig bloed der Hol-
land·
1.32 de OPKOMST en BLOEI DEr.
landfche Graaveii voorgebragt, als Patriot boveti
allen in aanmerking kwam. Oranje, Egraond, eri
Hoorne, fcheenen 't meeste nut te kunnen doen,
wanneer zy, zonder deel te hebben in het Verbond ,
hetzelve heimelyk begunftigden. Lodewyk van Nas-
fau, 's Prinäfen -Broeder, was niettemin een van
de aanleidersen hieronder vvierd mede geteld de
lieer van Bakkerzeel, Édelman des Graaven vari
Egmond; hetwelk niet weinig nadenkens baarde.
Deeze onderneeming zou evenwel ten Hove noch
geen diepen indruk gemaakt hebben, zonder de be-
weegingen welke zich te gelyk onder het Volk ver-
hieven. Het prediken, te vooren flechcs in heime-
lyke byeenkomilen geoeifend, wierd nu in 't open-
baar aangevangen. In de fteden niet veilig zynde,
begaf men zich in groote menigte naar buiten, om
in bet open veld, of onder het geboomte, deeze
GodsdienstoeiFening by te woonen; en uit vreeze
\iAn daar ook befprongen te worden, verfcheen hec
grootfte getal gewapend op de beilemde plaatfen.
In Vlaanderen, daar dit eerst ondernomen wierd,
ze2;t men dat meer dan vyftigduizend mannen ge-
vonden wierden, die aldus door zestig byzondere
Vergaderingen zich verfpreidden. Welk een leger
had dit kunnen zyn, indien zy allen insgelyks kun-
dig van den wapenhandel geweest waaren. Hun
voorbeeld ontftak zeer fchielyk denzelfden yver in
de nabuurige Gewesten, als Braband, Henegouwen ,
Holland, Utrecht; en voorts door alle Nederlan-
VEREENIGDE NEDERLANDEN. 129
den heen. 'c Hof zag uit zulke beweegingen, dat
het Verbond der Edelen niet roekeloos beraamd
was; maar de voorzigtigfte begunftigers der Ge-
meente keurden deeze gewapende Vergaderingen af,
uit vreeze voor gevaarlyker aanilagen.
Zy, die den ilerken arm des Volks tor groote
zaaken van nooden hebben, kunnen nooit te zorg-
vuldig zyn, in het beilieren van de magc, welke
zich tot hunnen dienst aanbiedt. Men befpeurde
terrtond dat men al te gelukkig geweest was in het
aanmoedigen der ontruste Landzaaten. 't Was hoog-
noodig geweest dat men toonde, waar de getergde
menigte eindelyk toe bekwaam zou zyn; 't was
even noodig dat men die betrachtte zonder den
Roomschgezinden, die zeer magtig waren, onge-
lyk te doen. Maar de dryfveeren, die tot hec eer-
lle gebezigd wierden, hadden,eer men 'c wist, ook
het laatfte te wege gebragr. Al wat op den Bedel-
zak, en den opgcraapcen fpotnaam van Geuzen y
zlnfpeelde, de penningen die men aan den hals
droeg, de napjes, de aschverwige kleederen, en wat
dies meer is, was met oordeel uitgedacht, om dac
het toe beide Gezindheden dezelfde betrekking had;
maar het gewapend prediken, dat 'er op volgde,
was een voorbaarig misbruik, zo wel in zichzelf,
als door zyne overmydelyke uitwerkzelen. Het er-
gerde de Roomfchen, en fpoorde de Onroomfchen
tot oproerigheid aan. Een iegelyk die zich te bin-
nen brengt, met welk een yver Godgeleerde ge-
I fchil-
-ocr page 190-τ 1 ο DE OPKOMST EN BLOEI DER
fchillen noch dikwyis ίη onze geruste en verlichte
dagen op den predikiloel verhandeld wordenden die
bereiten iian wat hierop ftond te volgen, zo de hoo-
ge Overheid ilechts eenige oogenblikken op de
wacht iluimerde, begrypt zonder moeite hoe zulks
in die onbefchaafde tyden moet verricht zyn, en
tot welke vervoeringen eene breidellooze Verga-
dering door dat middel kon bereid worden. Straks
groeide 'er eene jammerlyke verdeeldheid uit, tus-
fchen Burgers en Burgers, die zich anders eendrag-
tig tegen de uitheemfche dwinglandy konden ver-
fterkt hebben. Uit de verwydering wierd afkeer
gebooren, en de afkeer baarde haat, verbittering,
én woede. Want het gepeupel kende die regelen
van weiftaan en betaaraen niet, die de Edelen, hoe-
daanig hunne hetmelyke inzigten ook mogten zyn,
behoudens hunne eer, niet konden in den wind
flaan. 't Is wel waarfchynl5^k, dat onder de verbon-
den Edelen ook gelukzoekers waren, die, ora den
reddeloozen ftaat van hunne zaaken te herftellen,
de grootile verwarring 't liefst zouden gezocht heb-
ben; maar de zulken waren genoodzaakt, zich aan
het eenftemmig beleid der bezadigdften te onder-
werpen ; terwyl in tegendeel by het opgeruide Volk
de moedwilligfen doorgaans het meeste gehoor
verv/ierven. Dc Antwerpfche beroerte, welke hier-
uit rees, en niet dan door het beleid des Prinfen
van Oranje kon geftild worden, was een flaauw
v-oorfpel der naderende onheilen. Alle waare lief-
heb-
vereenigde NEDERLANDEN. 13t
hebbers van het Vaderland wenschten toen bene-
vens den Prins,dat het hem verder gelukken mögt,
deeze driften te maatigen. Zy begreepen dat anders
ds gevolgen welhaast doodelyk zouden zyn; maar
zy begreepen het te laat.
't Hof had, om onder zo veel beweegingen niet
onverzettelyk te fchynèn, een ontwerp van zoge-
naamde Moderatie gemaakt, 't welk echter noch
zo ftreng was, dat men het in de wandeling Moor-
deratie noemde. De Markgraaf van Bergen, en de
Heer van Moritigni, Broeder des Graaven van
Hoorne, waren 'er mede naar Spanje gezonden,om
met den Koning te raadpleegen, alwaar zy binnen
korten tyd van kant geholpen wierden. Hier neig-
den de gevoelens eenpaarig toe eene Vergadering
der algemeene Staaten, als het laatfte middel, 'c
welk in den nood noch kon beproefd worden :
Vrouw Margareet fchcen 'er zelve niet afkeerig van
te zyn, en zommigcn vleiden zich, dat de Koning
'er eindelyk in zou bewilligen. Vergeefs. De brie-
ven , waarin hy 't meest zyne gramfchap ontveins-
de, en zich geliet naar voorilagen van maatiging te
luisteren, flöoten echter dit punt, daar alles aaii
hing, met ronde woorden uit. Men hoorde dat de
Koning herwaard ftond te komen, met weinig
Krygsvolk zo de onlusten bedaarden,of anders met
een leger; men vernam, dat hier ook toebereidze-
len gemaakt wierden, om door den Hertog van
Brunswyk Volk te werven. Toen begreep een ie-
I 2 der.
1.32 de OPKOMST en BLOEI DEr.
der, dat het Spaanfche Hof met zyne befluiteloos-
heid niets anders gezocht had dan fchoone voor-
wendzelen, oni de ongelukkige Nederlanders mee
écnen Oag voor altoos van hunne eigendommen en
voorrechten te berooven. Hoe braaf was het gedrag
der Edelen in die verflagenheid; hoe beklaaglyk
verydelde de roekeloosheid van het Volk hunne
maatregelen. Zy vergaderden, ten getale van ruim
vyfdenhonderd, te S. Truien, om te raadpleegen;
van waar hunne Gemagtigden zich naar Duffel,niet
verre van Antwerpen, begaven, om met Oranje
en Egmond, hun door de Landvoogdes te gemoet
gezonden, een verdrag te fluiten, 't geen ten min-
den by voorraad het nuttigde zou geweest zyn. Ten
blyk dat zy niets minder dan verwarring zochten,
weezen zy den byftand van vierduizend Franfche
Edelen, hun uit naam des Prinfen van Condé, en
des Admiraals van Chatiilon aangebooden, groot-
moedig af. Elk beloofde zich reeds door weder-
zydfche gemaatigdheid de geftoorde rust herfteld te
zullen zien, wanneer de buitenipoorigheid van het
Gemeen onvoorziens allen handel afbrak, door de
verbystering eener opftuivende woede, waarvan in
deeze Landen nimmer eenig voorbeeld was bekend
geweest.
De Beeldenftorm ftak uit Vlaanderen en Braband
eensklaps aan alle zyden op, met een ge\veld, dat
noch waereldlyke noch geestelyke achtbaarheid
fpaarde. De voortgang deezer plaage was zo fchie-
lyk.
-ocr page 193-VEUEENiGDE NEDERLANDEN. 133
iyk, dat binnen drie dagen meer dan vierhonderd
Kerken geplonderd wierden. De uicgelaaten moed-
wil verfchoonde geene bouwpracht, geene onwaar-
deerbaate kunst van beeldwerk en fchilderyen, gee-
nen rykdom van gewyde kerkfieraaden; zelfs hen
Koningklyk Geftoeke niet, dat in de groote Kerk
van Antwerpen met de wapens der Vliesridderen
pronkte. Ai wat van waarde was wierd gefchonden,
vernield, of mee diefachtige handen verduisterd.
De boosheid, met altaarfchennis en kerkrovery
niet vergenoegd, iloeg aan 't woeden tegen graf-
lieden , en doode lighaamen , waarop eerlang het
mishandelen van leevende maar weerlooze Monni-
ken volgde, 'c Graauw holde 's nachts met bran-
dende waschkaarsfen in de hand langs de firaaten,
om onder een uitzinnig gefchreeuw, niet alleen
Kapellen,Kloosters, en Kerken, maar zelfs de Ge-
vangenisfen open te ilaan, en alles "t onderst boven
té keeren. Dit fcheen iti de groote ileden niet an-
ders dan met een bloedbad te kunnen geëindigd
worden, byaldien de Roomschgezinden, door bil-
lyke gramfchap vervoerd, zich eens onderwonden
. hier tegen op te komen , en de Onroomfchen, die,
zo men dacht, het fpel heimelyk begunftigden, hun
het hoofd booden; hoewel men wist dat onder bei-
de gezindheden veele braave lieden gevonden wier-
den, die niets dan rust en vrede zochten. Maar
dewyl het geweld boven alle magt van wet en reden
gefteigerd was, daar de Overheid verlegen iiond, ■
τ 1 ο DE OPKOMST EN BLOEI DER
en de beste burgers wanhoopig wierden, kon niemand
zieh veilig achten. Binnen Antwerpen, alwaar de
meeste baldaadigbeden gepleegd waren, was de verfla-
genheid zo groot, dat eene menigte van kooplieden
zich op de vlugt begaf, terwyl veele anderen ten
miniien hunne koopwaaren en middelen infcheep-
ren, om elders in veiligheid vervoerd te worden.
Een krak, dien deeze koopilad nooit weer te bo-
ven gekomen is. En fchoon men te Brusfel, mis-
fchien wegens een overblyfzel van ontzag voor het
Hof, en een fterker getal van Roomschgezinden,
daaraan verknocht, noch geen onraad vernomen
had, echter wierd de Landvoogdes, op 'c hooren
deezer maaren, van zulk een fchrik bevangen, dat
zy befloot naar Bergen in Henegouwen te vlugten;
't welk, indien men 't haar niet belet hadde, het
middel zou geweest zyn, om die Hoofdftad, bene-
vens het ganfche Land, in de uiterfte onheilen der
wecceloosheid te dompelen. De Raad van Staate
Hak haar een hart onder den riem, en deszelfs voor-
naamile leden,bovenal Oranje,Egmond , en Hoor-
ne, fpanden alle hunne vermogens in, om door
eene gepaste mengeling van ftrengheid en genade
de verdere gevolgen te ftuiten; 't welk hun boven
alle verwachting gelukte , en niettemin oorzaak
was, dat zy aan het Spaanfche Hof aangemerkt
wierden als imedeftanders of aanleiders deezer eer-
looze bedryven. Zo gevaarlyk is het eenen dwin-
geland te dienen.
vereeïiigde NEDERLANDEN. 35^5
De blyde hoop, die veele Onroomfchen op de
vertooning van zulk eene iloucheid ilreelde,was een
vermaakelyke, maar tevens ongelukkige droom. Zy
ondervonden ilraks dac hun eigen geitel door deeze
ilui]f)en magteloos geworden was, dat het gebroken
verband met hunne Roomfche medeburgers naau-
wer en noodzaakelyker geweest was, dan zy ge-
meend hadden, en dac de Spaanfche party te wel
gefleepen was op ilaatslisten, om geen nuttig ge-
bruik te maaken van een voordeel, 't welk haar
als uit gunst aangebooden wierd. Wel is waar, dac
de Landvoogdes in de eerile vertwyfleldheid haare
toeilemming gaf tot een Verdrag met de Ridder-
fchap, waarby het prediken overal, waar het be-
gonnen was,toegelaacen wierd; maar naauwlyks had
zy tyd gehad om den grond te peilen, of zy wist,
verre van zich aan zulk een verdrag te kreunen,
zelfs den band los te maaken, die alleen dat aan-
zienlylc lighaam beveiligde. Het verbond der Ede-
len ging te niet, door het affcheiden der Roomfche,
en het wankelen der overige partye, waarmede 'c
Volk terilond zynen ruggeileun kwyt raakte. Men
zag daarna de grootile Heeren meer en meer in de
maatregelen der Landvoogdesfe treeden, vooral Eg-
mond , die thans door ftrenge vervolging der Kerk-
fchenderen zich aangenaam poogde te maaken. Bre-
derode zelf zou het hoofd in den fchoot gelegd heb-
ben, zo men hem geene al te harde voorwaarden
had afgevergd. Oranje, uit het affchrift van eenen
I 4 brief,
13^ de opkomst en bloei der
brief, dien de Spaanfche Gezant te Parys aan Vrouw
Margareec gefchreeven had, de heimelyke inzigten
van Filips ontdekt^hebbende, was meer dan iemand
op zyne hoede tegen alles wat hem verder kon
verdacht maaken, en verdubbelde nochthans zynen
yver, om als middelaar de breuk te heelen. By
deeze gelegenheid ligtte de Landvoogdes wat te
vroeg het masker af, door het intrekken der ver-
leende vryheden op de oefFening van den Gods-
dienst , en het fchikken van bezetting naar de volk-
rykfte Steden; 't welk te Antwerpen en te Amfter-
dam wederom gevaarlyke oproeren baarde, en te
Valenchien, in Henegouwen, op het braaveeren
van eene belegering uitliep. Het wonderlyk beleid
van Oranje heritelde nochthans de rust in de eerst-
gemelde Steden; doch Valenchien bezweek voor
de overmagt der Spaanfche wapenen. Dit verlies,
met den algemeenen fchrik die 'er op volgde, toen
aan den anderen kant verfcheide wanhoopige aan-
llagen van Brederode en zj^nen aanhang mislukten,
terwyl men reeds hoorde dat de Hertog van Α Iva
met eene aanzienlyke krygsmagt uit Spanje verwacht
wierd, fcheen den ondergang der Nederlandfche
vryheid onvermydelyk te voorfpellen: maar hec
ftond 'er eerst jaramerlyk gefchapen, wanneer Oran-
je, voor 't laatst noch eene vruchtelooze pooging
gedaan hebbende, om Egmond tot zyne verdere
inzigten over te haaien, alles opgaf, en naar
Duitschland vertrok. Toen weergalmde de lucht
VEREENIG0E NEDERLANDEN. 137
van weeklagten en gekerm, daar elk voor zich de
ftraf begon te vreezen, van misdaaden, welke hy,
of uitgevoerd, of aangemoedigd had, of ten min-
ften niet naar zyn vermogen verhinderd. Veele dui-
zenden koözen de vlugt, om met vrouw en kinde-
ren buiten 's Lands liever in armoede te zwerven,
dan hier hun yslyk lot te verwachten. Antwerpen,
tot de uicerfte naarheid gebragt, opende de poorten
voor de langgeweigerde bezetting. Brederode, zich
federd eenigen tyd noch te Amilerdam onthouden
hebbende, verliet nu ook deeze Stad, en te gelyk
het lieve Vaderland, voor altoos; waarop Zy het
voorbeeld van Antwerpen volgde, en bezetting in-
nam. Vriesland en Groningen onderwierpen zich
insgelyks aan de Landvoogdes, die 't nu aan geene
middelen ontbrak om zich geducht te maaken. Over-
al vervolging, wraak, en wreedheid. De nieuw-
gebouwde kerken der Onroomfchen wierden afge-
broken, en derzei ver binten tot galgen, ter ilraffe
van de ftichters, gebezigd.
Had men van de Spaanfche zyde wat zachter wil-
len handelen, zo waar' dit inderdaad de rechte tyd
geweest, om, volgens de oogmerken van den Ko-
ning , zyne onbepaalde heerfchappy hier in te voe-
ren. Natuurlyk daalen de menfchelyke driften, eer
zy tot de rust gebragt worden, zo veel laager, als
2y in haar woede te hoog gereezen waren; en die
is over een gansch Volk vry zeker te voorzien, de-
wyi deszelfs bedryven nooit zo veel van den alge-
I 5 mee^
τ 1 ο DE OPKOMST EN BLOEI DER
meenen regel afwyken, als de grillige uitzonderin-
gen, welke men zomtyds in byzondere perfoonen
gewaar wordt. Hoe veel de volkeren der Aarde
van eikanderen ook verfchillen, hunne gefchiede-
nisfen vertoonen toch altoos eenige overeenkomst,
waarvan dikwyls tusfchen enkele raenfchen, die by
geval van een ftrydigen inborst zyn, geene fchaduw
gevonden worde. De noodzaakelyke band der maat-
fchappyen fluit zo veelerieie ongerymdheden uit,
en doet meteen niet zelden zo veele vooroor-
deelen in zwang gaan, dat hierdoor gemeenlyk hec
beloop der menfchelyke zaaken veel juister in 't
groot, dan in 't klein, kan berekend worden: want
zo dra men in 't groot begint te werken, ver-
dooft de ilem der Natuure al wat toevallig is,
en doet het menschdom tot zyne aangeboorene
gefteltenis wederkeeren. Doch in onzen landaard
heerscht daarenboven een zekere geest van netheid
en orde, een fmaak van afmeeting, waarvan men
zelfs in de geringfte fchikkingen van hec dagelyksch
leven duideJyke blyken ziet. Zulk een Volk, dit
was klaar te voorfpellen, kon niet dan met affchrik
en berouw aan de gemelde verbysteringen herden-
ken , en zou uit dien hoofde 's Konings geregelde
regeering, indien ze ilechts draaglyk had kunnen
fchynen, omhelsd, ja de roede gekust hebben, fchoon
zy ook meer dan vaderlyke ilraf geöeifend hadde.
Wy kunnen hier deeze byzondere aanmerking niet
v'oorbygaan, dat allevdie beroerten, tot op deezen
VEREENIGDE NEDERLANDEN. 139
tyd, hoe fel-en hevig in haaren aard, echter zon-
φΓ eenige bloedilorting waren afgeloopen; 'c welk
ons moet overtuigen, dat deeze geweldige vlaagen
noch altoos door eene heimelyke leiding van wys-
heid en aangeboorene zachtmoedigheid zyn beftierd
geworden. Had Filips hierop gelet, hy zou met
eene enkele vergadering der Algemeene Staaten in
dat tydgewricht meer uitgewerkt hebben, dan met
alle zyne wreedheden. Maar hy was te trocs om
zyne onderdaanen met de vereischte zachtheid te be-
ftieren. - De Nederlanders waren ook al te geringe
voorwerpen voor de ftaatkunde van zulk een mag-
tig Koning; zy moesten niet door beleid, maar
door gc-weld, vernederd worden; en hy oordeelde
dat hiertoe niets anders van nooden was, dan hun
vonnis in het bosch van Segovia te wyzen. De Her-
tog van Alva ilerkte hem in die verderflyke begin-
zelen. Deeze wreedaard beroemde zich, dat hy
voormaals wel Volk van yzer had kunnen temmen,
en noemde de onzen een Volk van boier^\welkmet
dan de uiterfte verachting verdiende. Dan^ zegt de
Ridder Hooft, in zyne zinryke taal,%' dacht niet^
dat aan dat harsch metaal^ jaa^ maar aan dit
fmydigh zuyvel geen knellen is ^ V welk die V hou-
den wil, zachtelyk handelen moet.
Alva kwam dan met een magtig leger uit Spanje.
Zyne aannadering verfpreidde reeds den fchrik aaa
alle zyden, maar hy ging in wreedheid de verwach-
ting noch verre te boven ; zyn trots gedrag wierd
ook
'i
1.32 de OPKOMST en BLOEI DEr.
ook welhaast ondraäglyk voor de Landvoogdes, die
daarop met weinig moeite haar oncflag van den Ko-
ning verwierf, en deeze Landen verliet. Straks
daarna vertoonde hy zich aan de iidderende ingeze-
tenen , met de uirgezochtfte trekken van ongenade
en dwinglandy. Te vooren had hy reeds de Graa-
ven van Egmond en Hoorne, benevens veele ande-
re voornaame Heeren , gevangen genomen , om
ze vervolgens op het fchavot te brengen: nu ftelde
hy op zyn eigen gezag eenen Raad van Beroerten
aan , die, uit twaalf willekeurige Rechters beftaan-
de, geene fchaduw van wetten of voorrechten meer
overliet. Dit was de Bloedraad^ dien naderhand
elk Nederlander in zyne wieg reeds onder dien haa-
telyken naam heeft leeren kennen. Vargas, aan hec
hoofd van deezen Raad gefteld, kweet zich met
vangen en fpannen als een waardig dienaar van zulk
eenen Heer. Men fpaarde niets, rang nog ftaat,
kunne noch ouderdom ; zelfs de zulken niet, die
nooit eenen ftap van den Roorafchen Godsdienst
waren afgeweeken. Een iegelyk, die maar eenigr-
zins verdacht kon fchynen, wierd voor deeze Vier-
fchaar gedaagd, en zonder rechtsgeding ter galge,
of ten vuure, verweezen, met verbeurte zyner goe-
deren. Dus waande men door den roof der uitge-
mergelde Landzaaten des Konings fchatkist te ver-
ryken, die men inderdaad, door 's Lands welvaart
flag op flag te krenken, eerlang tot armoede bragt.
Want veele duizenden waren reeds uit hes Vader-
land
VEREENiGDB NEDERLANDEN, j^j
land geweeken, en hst getal der vlugtelingen wierd
dagelyks grooter;. veele anderen, door de vonnis-
fen des Bloedraads van hunne erfgoederen beroofd,
vonden zich buiten ftaat van eenlg nut aan de maat-
ichappy toe te brengen; en zo 't geval noch ver-
mogende lieden verfchoonde, die hadden in zulk
eene angstvalligheid geenen lust, om hunnen over-
vloed ten algemeenen nutte gangbaar te maak^n; de-
wyl zulks niet gefchieden kon , zonder zich te ont-
dekken, en de greetigheid der Spaanfche dwinge-
landen verder uit te lokken. Zo verviel de koop-
handel tot eenen flaut van kwyning , waarvan niets
anders dan eene doodelyke uitkomst te verwachten
was. Niettei-nin ging alles wel, naar Alvaas gedach-
ten , en om veilig op dien voet hec werk te vervol-
gen , moest men de voornaamile fteden, door op-
geworpene burgten en kasteelen, ter volkomene
onderwerping dwingen. Maar, als waar' de koop-
handel niet genoeg geknakt, hy dacht noch fchade-
lyker vonden uit j waarin geene mindere dwaasheid
dan heerschzucht doorftraalde. Zeker, zyn voor-
beeld bewyst middagklaar dat de u-efFelyke hoedaa'
nigheden van een groot krygsman, gelyk hy was,
niets gemeen hebben met de deugden, die tot het
gelukkig landbeftier, waarin alleen de vrucht der
overwinningen beilaat, vereischc worden. Doch
20 wy de gewoone bedaardheid van zyn krygsbeleid
tegen zyne roekelooze ftaatkunde in vergelyking
ilellen, verfchik hy zo veel van zichzelf, dat men
zich
■I
m
zich bedroeft over de bekrompenheid van het men-
fchelyk veriland,- 't welk mec zyne beste vermo-
gens , niet tot een algemeen gebruik, maar flechcs
om in eenen bepaalden kring te zweeven, fchync
begiftigd te zyn. Onverzaadelyk in zyne gierigheid»
begreep hy, dat het weinig was, de ingezetenen
van hunnen rykdom te berooven, zolang deszelfs
afgelegenile bronnen onaangeroerd bleeven; maar
hy begreep niet dat' het ftremmen deezer bronnen
een onvermydelyk en allerfchadelykst gevolg van
zyne onregcvaardigheid weezen zou. Hy eischte dan
vooreerst, in plaats van op de gewoone manier
eene Bede te doeij, in ééns den honderdilen penning
van alle goederen en fchatten, 't welk op eene fom
van meer dan vier millioene'n gerekend wierd.
Daarenboven drong hy met kracht op eene altoos-
duurende belasting, te leggen op- de verkooping van
alle zo wel roerende als vaste goederen, waarby
men van de eerfte een tienden, van de laatfte een
twintigiien penning zou moeten betaalen, zo dik-
wyls als zy verkocht wierden. Dit was den koop-
handel onmiddellyk naar de hartader geiïeeken, de-
wyl alle koopfommen hierdoor zo veel moesten ver-
hoogd worden, dat het niet meer mogelyk zou zyft
met vreemdelingen te handelen, of de gemaakte
ftoffen tegen den prys van vreemde koopmanfchap-
pen buiten 's Lands te vertieren.
Toen was het geen tyd meer om te zwygen:
men verzette zich van alle kanten tegen zulk eene
Oü-
-ocr page 203-vereenigde NEDERLANDEN. 13t
ongerymdheid, en de Hertog wierd voor den eer-
den maal gewaar, dat zyn gezag ten minften eeni-
ge paaien had. Echter was hy verre van te zwich-
ten , gedoogende niet dan na lang en lastig aanhou-
den, dat deeze fchatting in zommige Provinciën
door zwaare fommen wierd afgekocht, terwyl hy
ondertusfchen openlyk beweerde, dat onderzaaten
niet eens behoorden te weeten wat zy aan hunnen
Vorst opbragten. Zyn geest, onuitputtelyk in trek-
ken van dwinglandy, gaf daarvan ook by deeze ge-
legenheid een blyk door het bepaalen der Druk-
persfe, 't welk voornaamelyk diende om de vry-
moedigheid der Utrechtfche Geestelyken te ftraifen.
Deeze goede Vaders, van meening zynde dat het
hun volgens zekere BuIIe van den Paus niec vry-
llond, in de gemelde fchattingen buiten deszelfs
toeftemming te bewilligen, hadden deeze Bulle door
openbaaren druk in het licht gegeeven. Dit was
niet zonder voorkennis van den geheimen Raad uit-
gevoerd; maar de Hertog achtte zich hierdoor zo
veel te meer beleedigd. Hy befnoeide llraks 'door
een ilreng Plakaat deeze zo natuurlyke vryheid, en
ftelde eenen fcherpen Onderzoeker aan, zonder
wiens verlof geen Gefchrift, hoe genaamd, het
licht mögt zien. Welke middelen gebruikt de
heerschzucht niet, onder voorwendzel van de ge-
meene rust te bevorderen ? Zachter geesten dan .Al-
va hebben naderhand wel eens gelyke dwangmidde-
len voorgeflagen;raaar deezen moeten wy het-recht
τ 1 ο DE OPKOMST EN BLOEI DER
doen van te gelooven, dat zy, onbsdreeven in de
grondbeginzelen der dwinglandj^e, zyn voetfpoor
blindeling hebben aangepreezen, zonder te befeiFen
waar het op uitloopen zoude. De tieran, al verder
voortgaande van de eene toe de andere geweldenaa-
ry, en verwonderd van den rüstigen tegenftand dien
hy overal ontmoette, dacht noch dat het werk niet
haperde dan door zyne zachtmoedigheid. Hy nam
dan het beiluit om te Brusfel den tienden penning
met geweld te vorderen, en 'er een voorbeeld van
ftrengheid te geeven, 't virelk de Nederlanders eens
voor al verleeren mögt aan zyne oppermagt te
twyfFelen, Wat Viglius, Barlaimont, en anderen,
zyn eigen zoon zelfs, hiertegen inbragten; 'c was
ydel. Het bevel wierd afgekondigd. Straks ilond
alle neering en handel ftil, zo dat zelfs de winke-
liers hunne winkels ilooten; 't welk gefchapen ftond
om een yslyk oproer onder 't gemeen te baaren.
Alva, die dit wel voorzien had, en niets liever
wenschte, bragt het krygsvolk in 'ε geweer, en ge-
bood den beul een genoegzaam getal ftroppen ge-
reed te maaken, om elk, die weigerig bleef, in
zyne deur op te hangen. Maar op het oogenblik
dat dit akelig tooneel ilond geopend te worden,
kwam 'er eene onverwachte tyding, die hem als
een donderilag in de ooren klonk, en de arme bur-
gery verloste. De Watergeuzen waren in den Briel
gevallen.
Te weeten, de Prins van Oranje was niet naar
i ^
VEREKNiGDË NEDERLANDEN. 145
Duitschland geweeken om 'er ilil te zittert. Zyn
huwelyk mee eene Dochter van Saxen gaf hem in^
vloed en gelegenheid tot voordeelige verbintenisfen.
Verfcheiden aanzienlyke Nederlandfche vlugüelitti-
gen, tot hem overgekomen, ilrekten tot aanmoedi-
ging, zo niet tot ileuni, zyner poogingen; maar
de hoofdzaak was zyne uitgebreide en nochtans hei-
melyke verftandhouding in de Nederlanden. Hy
was, hoewel in Duitschland gebooren, echter al^-
toos van het Yolk als een Inboorling aangemerkt
en bemind geweest. Het ongelukkig lot van Eg-
mond en Hoorne, en het^ndaagen van deêzen
Prins,- 'c welk ook genoegzaam te kennen gaf^
wat Alva met liem voorhad; vestigde de genegen"
heid der Landzaaten, welke te vooren onder deezè
drie Heeren als verdeeld geweest was,nu alleen, op
den naam- van Oranje. Zyne verantwoording ;,
welke hy ter gelegenheid vandeeze indaaging in het
licht gaf, trof alle zielen die gevoel hadden, .'c
Hielp ook niet weinig dat men zyn ongeluk bekMag-
de, wegens het vervoeren.van zynen oüdilen zoon »
die, van de Hooge fchool te Leuven geligt, ea
naar Spanje gebragt, verlooren gerekend- wiérd»
Het raedelyden gaf gunst, en de overweeging vaö
het ongelyk, dat hem rechtilreeks gefchiedde,. ver
meerderde 't vertrouwen op zynen byftand. Maar
zyne bekende wysheid in 'c beftieren der moeielyk«
fte zaaken billykte vooral de hoop, van eens door
hem verlost te worden, van het ondraaglyk jujs.,
Κ aae
-ocr page 206-145 de OP KOMST en BLOEI der
dat Roomfchen en Onroomfclien nu op nieuw zon-
der onderfcheid wierd opgelegd.
Een tamelyk leger, inmiddels door den Prins
met behulp zyner broederen, Lodewyk en Jan van
Nasfau, byeen gebragc, had een ongelukkigen togc
naar de Nederlanden gedaan, zynde ten deele door
de meerdere bekwaamheid van het Spaansch krygs-
volk by Daalem, en,. Jemmingen, verflagen, ten
deele door Al vaas listen zo lang te leur gefield, dat
men het moest afdanken, by gebrek van geld. Want
hoewel deeze drie getrouwe Broeders een groot
deel van hunne eigendommen aan die onderneéming
opgeofferd hadden, 't was echter op verre na niet
genoeg, en men moest onderftandgelden uit Neder-
land verwachten. -Maar deeze zaten by den koop-
man, fchoon de genegenheid goed was, noch ι zo
los niet als men zich verbeeld had. In zulk eene
verlegenheid oordeelde de Prins dat men geluk
ter zee moest beproeven, 't welk met geene minde-
re bekommering, maar met vooripoediger gevolg,
wierd betracht. Het bleek terftond dac de Neder-
landers daar in hun eigen element waren, en men
had 'er zo veel vreemdelingen niet van nooden om
'hen te onderfleunen. De Watergeuzen^ zo wier-
den zy genoemd, maakten zich met eene kleine Vloot
aan alle kanten geducht, veroverden veele koop-
vaardyfchepen, en bezorgden zonder iemands hulp
hun eigen beilaan, door den ryken buit, die in hun-
ne handen viel.
VÉRËËNiGDE NEDERLANDEN, 147
. Zo dobberde de Nederlandfche Republiek, gelyk
•een vlottend Eiland, op dé Noordzee, terwyl de
Vader des Vaderlands uit het hart van Duitschland
haare beweegingen beilierde. Doch naardien dit
.geenszins zonder groote verwarringen en gevaaren
toeging, dacht men zich hier of daar van eene vei-
lige haven te moeten verzekeren; 't welk langen
tyd vruchteloos beproefd wierd. Nu wierp men 'c
oog op Walclieren, dan op Texel en de Friefche
-Vooreilanden, ja zomtyds befloot men tot eene laii-
ding op de Kusten van Vriesland en Noordholland
zelve. De Noordhollandfche Steden fcheenen de
bekwaamde, om uit dien höek de Amilerdamfche
Zeevaart te beqaauwen, en Oranje hoopteze door
heimelyk veriiand tot een afval κ^ beweegen; maar
het geval W9S voor hem gereeden zo onvoor-
ziens, dat hy, om grooter ftap te. doen, het gaar-
jie wat langzaamer gewenscht hadde. Onze Water-
geuzen waren gewoon in Duins de wyk te neemen.,
met toelaating van Koningin Elizabeth, wegens
eenig ongenoegen tegen de Spaanfche party. Doch
deeze Vorftin, eensklaps uit Staatkunde de zaaken
anders inziende, gebood den Heer van Lumei, Ad-
miraal van de Vloot, het anker te ligten. De nood-
zaaklykheid prikkelde den moed. Vierentwintig
Schepen gaan onder zeil, om naar Texel koers te
zetten, maar door een gelukkigen wind op de Maa-
ze gebragt,, bellevenen zy den Briel, en neemen 'c
in. Deeze Stad was, gelyk de meeste Zeepla^tfen*
τ 1 ο DE OPKOMST EN BLOEI DER
zonder bezetting gelaaten, om dat Alva het Krygs-
volk nuttiger binnen 's Lands op de Bürgten^der
'grootfte Steden meende te kunnen gebruiken; 't
-Welk een groote , doch, volgens zyne beginze-
'leii, zeer natuurlyke misflag was. Zyn voorbeeld
bewyst hier, dat een Dwingeland zich gemeqnlyk
bedriegt, wanneer hy magtig genoeg meent te zyn,
om een gansch volk dóór geweld in tóóm te hou-
den. Het oogenblik, ■ dat hem van deeze waarheid
overtuigde, was,gelyk wy gezien hebben, zo wel-
gepast, dat dit voor elk, behalven hem, "eénewyze
/Saatles zou geweest zyn.'
• Het bleef niet by den Briel: Vh'sfingén en Veere
'koozen ilraks de zyde van den Prins; Enkhuizen,
/ Medënblik, cn andere Noordhollandfche Steden,
"daar 't werk al eenigen tyd was voorbereid geweest,
volgden nu mede dat voorbeeld. Ondertusfchen ver-
Taste Graaf Lodewyk Bergen in Henegouwen, waar-
Op eenige Zuidhollandfche Steden ook den langge-
dreigden fprong waagden. Toen vielen Gelderland
'en Vriesland byna te gelyk den Hertog af, die, dus
van alle kanten benard, naauwlyks wist waar zich
te wenden, of wat te befluiten. Bovenal fmartte
hem 't veriies van Bergen, 'c welk hy vermoedde
niet zonder toedoen van Katharina de Medicis uit-
gewerkt te zyn 5 en welke plaats hy niet herwinnen
kon, zonder de voornaamile Provinciën in dien hach-
lyken ilaat van krygsvolk te ontledigen.
. 2odaanig waren de beginzelen van den tachtigjaa-
ri-
-ocr page 209-vereeïiigde NEDERLANDEN. 149^5
rïgen Oorlog, dien Oranje allereerst, als Stadhou-
der des Konings, tegen Alva ondernam, die niet
lang daarna onder zyn beilier door zeven vereenig-
de Provinciën tegen den Koning zelf gevoerd wierd,
en die noch lang na beider dood het loc der Neder-
kndfche Vryheid onbeilist gelaaten heeft. En nu ont-
dekken wy de reden klaar genoeg, waardoor deeze
Nederlanden voor hunne vereeniging gemeenlyk bc-
fchouwd worden als geringe en arme moerasren,niet
dan van visfchers of boeren bewoond, en in de Ge-
ichiedenisfen zo verachtelyk, als klein van omtrek
op de kaart van Europa, 't Is om dar hierdoor on-.
ze tegenwoordige ftaat by vergelyking zo veel hoo·»
ger fchync verheven te worden. Wy worden, ge-
loof ik, allen meer of min, door eene natuurlyke
zucht gedreeven, om wonderlyke zaaken noch won-
derlyker te fchilderen, vooral wanneer de eigenlief-
de flechts van verre hier onder ipeelt. Vreemden,
die ons de gaaven van 't geluk benyden, verwyten
ons tot hunne vertroosting dien kagen oorfprong; en
wy fchikken zulks ligtelyk in, om dat dit verwyt, in-
dien het welgegrond waare, eene wezenlyke loffpraak
zou behelzen. Eene magtige Republiek heeft inder-
daad ruim zo goede redenen om eer te ilellen in de
geringheid van haare Grondleggers, als de magtigfle
Monarchie in die lange reeks van wydvermaarde Ko-
ningen. Doch wat de verwondering aangaat, waar-
mede wy de onverhoopte opkomst van onzen Staat
befchouwen; verre van dezelve onrechtmaatig te wil-
Κ 3 Icn
-ocr page 210-τ 1 ο DE OPKOMST EN BLOEI DER
len verkleinen, moet ik echter aanmerken, dat wy
ze doorgaans by gebrek van oplettendheid wat te
hoog ileilen. Men fpreekt alleenlyk van de vryge-
vochten Landen, zonder de overige, die onder hec
juk gebleeven zyn, en welker welvaart Holland by-
na geheel tot zich getrokken heeft, in aanmerking
te neemen. 't Zyn deeze nochthans, die tot ons ge-
luk weinig minder dan wy zeiven hebben toege-
bragt. Men vergist zich insgelyks, wanneer men
de Nederlanders van dien tyd aanmerkt als weerloo-
ze burgers, ongeoefFend, en natuurlyk onbekwaam
tot den oorlog. Wy hebben het tegendeel reeds
duidelyk genoeg kunnen zien, en hunne zeetogten
hebben altoos beweezen, dat het hun ten minften
aan geenen moed ontbrak, 't Is onloochenbaar,
dat zy, zelden tot uitheemfche oorlogen geprest
wordende , in ondervinding tegen de krygskun-
dige Spanjaarden en Italiaanen niet opmogten.Doch
dit gebrek maakte hen niet onbekwaam tot eene ver-
weerende wyze van oorloogen; en de tegenftand,
dien de vyand by zyne eerfte belegeringen reeds
ontmoette, als te Haarlem, te Alkmaar, en te Lei-
den , bewyst wel, dat zy in dit opzigt geenszins ver-
achtelyk waren. Zyne overwinningen konden ge-
ineenlyk by die van Pyrrhus op de Romeinen ver-
geleeken worden. De gelegenheid des Lands was
daaromtrent ook zeer gunftig, vermits het doorftee-
ken der dyken altoos in den uiterften nood eene toe-
vlugt verfchafte, waarvan men zich echter, mis-
: fchien
vereenigde NE D Ε R L Α Ν D Ε Ν. 151
fehlen uit verkeerde zuinigheid, zelden by tyds
heeft willen bedienen. Voorts hebben onze Neder-
landers in korten tyd al 't geen hun ontbrak, om
ook een aanvallenden kryg te voeren, van de Span-
jaarden geleerd; doch hunne meerdere bekwaam-
heid ter zee verduistert deezen roem, die ook, we-
gens dc vermenging met veele vreemde troepen, te
lande nooit zo zuiver kan befchouwd worden. Ik
zal my hier met geen dieper onderzoek van de deug-
den en gebreken des Landaards ophouden. Tot
meerdere klaarheid voor het volgende dient men aan
te merken, dat wy tot noch niet dan ilukswyze
veele onderfcheidene Provinciën befchouwd heb-
ben , maar voortaan byzonderJyk van de zeven Pro-
vinciën , als van één Land, moeten fpreeken. De
mengeling van derzelver eigenaardige kenmerken
zal dan tot een enkel geheel te zaraenfmelten, by-
na gelyk de Natuurkundigen ons leereh, dat uit de
vereeniging van veele hoofdkleuren eene enkele,
die de helderile van allen is, gebooren wordt.
Willen wy in die en diergelyke befpiegelingen
de vereischte juistheid betrachten, zo moet hec ons
niet verveelen, door den draad van onze Gefchie-
denisfen noch al verder voortgeleid te worden. Hoe-
wel wy met het nafpooren der beginzelen van ons
Gemeenebest den móeilykften arbeid fchynen vol-
bragt te hebben, echter zyn wy noch verre van ons
voorgeileld einde; dewyi het noodig is de verdere
oorzaaken van onze opkomst insgelyks te kennen,
Κ 4. eer
152 de OPKOMST en BLOEI der
m
eer wy iets aangaande de waare geilekenis, dea
bloei, en de belangen van het Vaderland, 't zy
door redenkaveling, 't zy door verdere ervaarenis,
liunnen vastilellen. Het eerfte en voornaamfle tyd^-
perk van den Spaanfchen oorlog loopt ten einde
met het twaalf-jaarig Beiland, en ons onderzoek
inoet zich ten minilen tot zo verre volgens de orde
der gebeurde zaaken uitftreKken. By dit Beiland zyn
de Staaten der vereenlgde Nederlanden, overal bui^
ten Spanje, voor eene vrye en onafhangklyke Mo-
gendheid erkend geworden. De Spanjaarden héb-
Jen eerst by het fluiten van den Munilerfchen Vre-
de hunne ilem daar toe gegeeven; doch de hande·^
lingen van het Beiland bewyzen klaar, dat zy toen
yeeds in hun gemoed van eene waarheid overtuigd
waren, welke flechts door dubbelzinnigheid van
woorden poogden te bewimpelen, Wy kunnen dan
jiiec reden beweeren, dat alles wat tot de opkomst
vm ons Gemeenebest betrekkelyk is, binnen dat
tydperk beilooten wordt, Verfcheide gewigtige ge-
beurtenisfen deelen het af, en leiden ons als by
trappen cot de kennis van het geheel. De eerile, die
Qns by uitneemendheid moet bezig houden, is de
Unie van Utreclit, om dat zy het ganfche ilaatsge-
bouw, in platten grond, met ruwe maar meester-
lyke trekken ontworpen heeft. Doch om van dit
jluk ecnigzins te oordeelen, zyn wy ook verpligt
fiel oog te flaan op veele voorafgaande handelingen
Êfl fchikkingen, waardoor het is voorbereid, Een^:
dier·.
É
vere^.nigde NEDERLANDEN. 153
diergelyke iioodzaaklykheid ftek ons meermaalen in-
't gevaar van eene uitvoerigheid, vi^elke ligtelyk de
paaien van dit beilek zou kunnen overfchryden. 'c
Vak zwaar, zich in zulk een uirgeftrekc onderwerp
behoorlyk te bepaalen, aan het groot oogmerk te
voldoen, en nergens misbruik te maaken van het
geduld des Leezers.
AIva had Bergen in Henegouwen herwonnen, en
Oranje, die vergeefs met een leger in 't veld geko-
men was, om die ilad te ontzetten, moest zyn volk
afdanken, dewyl hy 't niet betaalen kon. Deeze
geileltenis van zaaken bragt hem in groote verlegen-
heid: zonder geld was het onmogelyk eenen zeeg-
hafcigen vyand te fluiten; en fchoon het hem niet
ontbrak aan Vrienden, die 'er genoegzaam van
voorzien waren, om hem te onderfteunen, ja die
zich ook daartoe verpligt hadden; hy vondze door-
gaans zo traag in 'c volbrengen, a!s zy vuurig in 'c
belooven geweest waren. Men zou zich fchier ver-
beelden, dat veele menfchen ligter bewoogen wor-
den om hun leven, dan om hunne fchatten in ge-
vaar te ilellen ; 't welk ook, hoe ongerymd het zy,
eenigzins natuurlyk fchynt, als men overweegt, dat
het eerfte zeer fchielyk door een hartstogtelyk be-
fluit kan veroorzaakt worden, terwyl men tot het
laatfte niet dan na ryp beraad overgaat. Doch van
onze Hollanders, niet gewoon geld te beleggen,
dan op hoop van aanzienlyke voordeelen, is hec
noch veel minder te verwonderen, dat zy niet ge-
K 5 ne-
1.32 de OPKOMST en BLOEI DEr.
negen waren hunne middelen op zulk eene onzeke-
re kans in de waagfchaal te ftellen. Het vertrouwen
op *s Prinièn beleid was niet diep genoeg gewor-
teld: men wist reeds dat hy een groot man was;
men wist noch niet dat hy grooter was dan alle zy-
ne vyanden te zamen. Deeze zwaarigheid wierd
kort daarna, toen hy zich in perfoon naar Holland
begaf, eenigzins, doch op eene gevaarlyke wyze,
verminderd, door het invoeren van zwaare lasten»
van Verlof- en Geleigelden, en meer diergelyke
fchikkingen, die geenszins dienden om de gunst van
het Volk te winnen. Maar het grootile kwaad, dat
uit dit onvermogen van den Prins volgde, was,
dat zyne achtbaarheid dewyl hy zich dagelyks tot
de uiterile gemeenzaamheid vernederen moest, iets
van haaren invloed verloor. Zyne getrouwfte me-
deftanders hielden de gehoorzaamheid, welke zy aan
hem verichuldigd waren, niet meer in het oog. Zy
wilden als vrywilligen aangemerkt worden , en aan
wetten of krygstucht op het naauwfte niet verbon-
den zyn. Hieruit fprooten veele ongeregeldheden ,
waarvan de verfoeilykfte was het fchendig mishan-
delen van zo veel Monniken en Priesters, als in
hunne handen vielen. Lumei en Sonoi maakten zich
door zulke wreedheden al den roem hunner helden-
daaden onwaardig. Men wist zich eindelyk van den
eerften te ontflaan; maar de laatfte heeft vervol-
gens , door de uitgezochtfte trekken van onmensch-
lykheid tegen de Roomschgezinden, zich even haa-
te-
ι k ,
η
1
1( '
ίΐ
ί 'ι
I
)
ύ >
τ ι
^ί ν
vereenigde NEDERLANDEN. 13t
telyk gemaakt, als Alva, met Vargas geilerkc,
door de Inquifitie geworden was. Deeze ongelukki-
gen, door beide parcyen even fel gefolterd , en te
zwak om op zichzelven eene party te maaken, be-
vondert zich in den elendigiien ftaat dien wy ons
verbeelden kunnen. Oranje, van alle vervolging uit
den aard afkeerig, wraakte hec fpoorloos gedrag
der zynen zo veel te meer, om dat hec ook in alles
tegen zyne inzigten aanliep. Had men de Room-
fchen door zachtheid op de Staatfche zyde getrok-
ken, terwyl de Spanjaarden in 't goeden niets ver-
fchoonden, men had vooreerst een flerken fteun ge-
wonnen, en daarenboven de belangen der goede
zaak by vreemden en gebuuren veel aanneemelyker
gemaakt. Hy moest evenwel het tegendeel gehen^
gen. De haat tegen het Roorasch Geloof was eene
dryfveer, zonder welke zyn eigen Volk niet kon in
beweeging gebragc worden. Dit had men eerst uit
den beeldenftorm, en naderhand uit alle volgende
beroerten, klaar genoeg befpeurd. Liever Turksch
danPausch^v^2L^ omtrent dien tyd het opfchrift,dat
de Zeeuwfche matroozen, die tot het ontzet van Lei-
den te fcheep gingen, op hunne hoeden voerden. Zou
men zulk een volk belet hebben, by gelegenheid van
eene verovering, Kerken en Kloosters te pionderen,
en de Monniken voor tydverdryf op te hangen ?
By deeze en diergelyke zwaarigheden kwam
noch eene andere, die allergewigtigst was, om dat
zy onmiddellyk de zo noodzaakelyke Eendragt
1.32 de OPKOMST en BLOEI DEr.
aan de harrader fcheen te raaken. Te wee-
ten , de betrekking tusfchen den Prins en de
Staaten kon niet juist bepaald worden, 't geen
echter voor alles noodzaakelyk fcheen. Als Stad-
houder des Konings was hy te vooren met Graaf-
lyk gezag bekleed geweest. Hy ftreed nog op
's Konings naam tegen Alva om de vryheid, en
voerde dus voor zo verre hetzelfde bewind. Maar
dit was flechts een glimp van Staatkunde, geen
wezenlyk gevoelen. Elk was dan naaryverig op
gezag, en de Hollandfche Steden, die zo veel om
de Vryheid hadden doorgeftaan, wilden 'er ook de
gewigtigfte voordeelen van genieten. Deeze be-
geerte was misfchien niet zo zeer onbillyk, als on-
tydig wegens de zwakheid van den nieuwen Staat,
die door zulke ftribbelingen in het uiterfte gevaar
gebragt wierd. De oude tweefpak tusfchen de
Edelen en Steden begon te herleeven, en de Prins,
die door veele omftandigheden genoodzaakt wierd,
zyn gezag verder dan zyne rechten liepen uit te
ilrekken, fcheen zomtyds den Adel wac fterk op
zynezyde te trekken, 'c welk achterdocht en on-
genoegen baarde. Men had by de eerile Vergade-
ring te Dordrecht in het jaar 157a gehouden, zo
naauw niet gezien; maar vervolgens wierd 'er gee-
ne gelegenheid verzuimd, om 's Lands Regeering
tot een nieuwen en vasten vorm te brengen, 't
welk niet zonder veele onaangenaamc redenwisfe-
lingen betracht wierd. 't Was alleen de hooge
nood,
; V
ih
vereenigde NEDERLANDEN. 13t
nood, die hén voor verdere verwyderingen be-
.waarde; tot dat eindelyk by de Vereeniging tus-
fchen Holland en Zeeland/in het jaar 1576 ge-
flooten, het bedoelde wit fcheen getroiTen te zyn.
Men overweege deeze zwaarigheden, die, elk voor
zich, een gemeen verltand zouden afgepynigd heb-
ben; welk eene wysheid wierd 'er niet vereischt,
ora ze alle te overwinnen, in 'c midden van zo vÈel
andere bekommeringen, aan den hachlykften oorlog ,
die hnmer gevoerd is, onaffcheidelyk verknocht.
De Hertog van Alva, die ondertusfchen tot den
hals toe in gelyke zorgen ftak, en, tot overmaat
van verdriet, wel voorzag dat hy zelf, zodra men
zyne verlegenheid ontdekte, de fchuld daarvan zoU
moeten draagen, begreep dat het tyd was, naar
een veilig open 'om te zien. Hy geliet zich ten
dien einïle , als of nu in tegendeel al zyn werk
verricht geweest waare ; en verfcheidene omftandig-
heden begunftigden dit 'voorwendzel. Bergen in
Henegouwen herwonnen, en eenige andere Ste-
den , ja geheele Provinciën , hierdoor op nieuw
onder 't juk gêbragt, zelfs Haarlem na een hard-
nekkige verdeediging ingenomen, fcheenen duide-
lyk te toonen, dat al het overige te gemaklyk
zwichten zou, öm zyne aandacht! vvaardig te zyn.'
2yne triomfeerende benden verfprèidden overal den
fchrik, en zyne onmagt om zé 'te betaaleh was
maar by weinigen bekend, 't HeiFeri van den tien-
den penning, dat hem mislukt was, fcheen een
werjc
-ocr page 218-45S DE OPKOMST EN BLOEI der
werk te zyn, dat men nu voor zynen Opvolger,
tot een goed begin, mögt overlaaten. Vooraf had
hy reeds, door het oprechten van een metaalen
ftandbeeld te Antwerpen, die verwaande gevoelens
uitgedrukt; en zyne laatile daaden, die noch de
roemruchtigile waren, billykten immers dat gedrag.
Hy verzocht derhaiven zynontilag van den Koning,
die, aan den anderen kant, de verkeerdheid van
geweldige maatregelen ondervonden hebbende, wel
genegen was voortaan wat listiger op zyne luimen
te leggen, en hjqrn :daarom.dit. verdoek niet ongaar-
ne toeiloiid. Alva vertrok dan, en Don Louis de
Requezens, die veel bezadigder van zinnen was,
volgde hem op in de^Landvopgdy.
.. Overeenkomilig;met's Konings inzigten, maak-
te Requezens terftond een begin met voorilagen
van verzoening, en looze vredehandelingen,; waar-
door hy den yver der Staatfche partye dacht te
doen verflaauwen, en ten minften alle weifelaars
aan zyn fnoer te krygen. Hy oefFende deeze kun-
llenaaryen fchrander genoeg, om den tyd te rek-
ken, zonder dat men iets befloot; waardoor de
wankelende ftaat der nieuwe Regeering van Hol-
land geduurig in dezelfde onzekerheid bleef. Men
begreep het klaar: maar op welk een grond zou
men]zich immer van 's Konings wreedheid beklaa-
geti, Indien men weigerde aan zyne gunstryke be-
loften het oor te leenen? Te Breda, daar weder-
zydfche Gemagtigden,· naar den uiterlyken fchyn
vereeïiigde NEDERLANDEN. 159^5
met grooten ernst, byeen kwamen, iiep de Vrede-
handeling vruchteloos af, om dat Holland en Zee-
land op het iluk van den Godsdienst, eene vryheid
begeerden, welke Filips hun, volgens zyn ge'^isfe,
niet vergunnen kon. Dit was met oordeel uitge-
dacht, om de overige Provinciën, die minder be-
lang itelden in den hervormden Godsdienst, van
deeze beide te vervreemden, en eerlang door nieu-
we handelingen volkomen Spaanschgezind te maa-
ken.
Inmiddels wierden de krygsbedryven niet ver-
zuimd , en de meeste vielen aan de Spvianfche zyde
gelukkig uit. Alleenlyk verlooren zy Middelburg,
dat Mondtagen met alle zyne dapperheid niet be-
houden kon. Maar de Nasfaufchen vvierden door
ramp op ramp byna tot wanhoop gebragt. Graaf
Lodewyk fneuvelde op de Mookerheide, mee eene
aanzienlyke krygsmagt; Leiden, door Baldez be-
legerd en uitgehongerd, wierd wel op eene won-
derdaadige wyze verlost, maar de fchade, door 't
verdrinken van al het omgelegen land veroorzaakt,
was onnoemelyk; de Spanjaarden ondernamen door
het water, dat men onwaadbaar geoordeeld had,
eenen togt naar Duiveland en Schouwen, die bo-
ven hunne eigene verwagting flaagde.. Hierop volg-
de ftraks het. beleg van Zierikzee; en aan deeze
Stad hing nu alle gemeenfchap tusfchen Holland
en 'teiland Walcheren.^ Wat raad, wat uitkomst
io dien prangenden nood ? Hulp van,vreemde Mo-
gend-
1.32 de OPKOMST en BLOEI DEr.
gendheden fcheen de eenige troost, die noch ove-
rig was: doch hieromtrent viel geene andere keuze
te doen, dan tusfchen Vrankryk en Engeland. De
verfoeielyke Moord van Parys was noch diep in 'c
versch geheugen gedrukt, en de belangzieke Staat-
kunde van Elizabeth ilond in andere opzigten niet
minder te vreezen. Evenwel wierd 'er een fp oe-
dig beiluit vereischt. Men vaardigde dan eerst
eeii' Gezantfchap ■ naar Engeland af, met de voor-
deeligfte aanbiedingen, die de Koningin verwach-
ten kon. Maar vergeefs: zy vreesde Filips te veel,
en gaf den Gezanten alleenlyk troostelyke woor-
den, om te beletten dat men zich in de armen
van Vrankryk wierp. Dit wierd niettemin ook be-
proefd , maar even vruchteloos.
Oranje, zegt men, heeft omtrent deezen tyd
het fchriklyk vooriiel gedaan, van alle dyken en
dammen te doorileeken, alle Molens te verbran-
den, en 't ganfche Land onbewoonbaar te maa-
ken; waarna men met Vrouwen, Kinderen, en
alle tilbaare have, zich te fcheep begeeven moge,
om ergens onder de zon een gelukkiger gewest te
zoeken. De wanhoop van een groot Man heeft
iets, dat gemeene zielen op de enkele verbeelding
duizelig maakt. Maar is het inderdaad waarfchyn-
lyk, dat die moedige Held geene andere gevoelens
in het diepite van den boezem gekoesterd heeft?
Hy, die alles doorgrondde wat van menfchelyken
handel afhing, heeft misfchien om byzondere rede-
VEREENIGDE NEDERLANDEN. Ι^ί
i^en dien indruk op de harten 2yner vrienden wüh-
len maaken. Zyn geheim lag altoos zo diep begraa·
ven, dat men hem daarom met recht den Z'wygei'
genoemd heefc. De kunst, welke hy bezat, om
2ich meester te maaken van het menfchelyk hart,
werkt door een doolhof van duiftere paden, en is
niet na te fpooren, dan alleenlyk van die weinige
fterveh'ngen, welke gebooren zyn om ze te oeiFe"
nen. Indien 't echter geene al te groote vermetel-
heid is^ by gisfing zulks te beproeven, zou men
mogen denken, dat de Prins in die gevaarlyke om-
Handigheden meest beducht geweest is, voor dert
invloed der glimpige handelingen van Requezens*
Nooit kon hy zynen afkeer van de Spaanfche Re-
geering i, en het mistrouwen op hunne valfche coe-
geevendheid, krachtiger uitdrukken; en nooit was
dit noodzaakelyker, naardien de Spanjaarden zich
thans op den weg begeeven hadden, die, zo zy
wys genoeg waren ora flechts eenige flappen verdei
te gaan, hen regelrecht geleiden zou daar zy wil-
den zyn. Hiertegen moesten de zwakke gemoede·
ren, als door een donderflag, gewaarfchuwd wor-
den, om niet in de ftrikken van een bedrieglyk
verdrag te vallen ; maar tevens moest men ze noo-
Μ
pen , om, in weerwil van de oyermagt der vyan-
den, alles op te zetten ter behoudenisfe van hec
lieve Vaderland. Wat reden of vermaaning kon
daartoe bekwaamer zyn, dan het yslyk denkbeeld van
zulk een bloeiend Gewest, wanneer men deszelf^
L ver«
-ocr page 222-verdeediging te laat zou behartigd hebben, in dien
jammerlyken fchyn voor eeuwig vaarwel te zeg-
gen, onbewust Waar raen eene fchuilplaats vinden
zou,· om Vrouw en kinderen voor jammerlyker loc
te behoeden? Door welke middelen die wyze Vorst
zich verder dacht in ftaat te ftellen, is duister voor
ons, hoewel daaruit niet volgt dat 'er geene meer
overig waren. *Maar de Hemel gaf eene onver-
wachte uitkomst. Requezens ftierf ter goeder uure:
eene heete koorts fleepte hem zo fchielyk weg,
dat hy, volgens zyn voorneemen, geenen Opvol-
ger kon benoemen. Van dat oogenblik liepen de
Spaanfche zaaken te rugge, en vervielen eerlang
tot zulk eene verwarring en wanorde, dat niet al-
leen de Hollanders, maar ook Braband, Vlaande-
ren,-en de Walfche Provinciën, nieuwen moed
greepen, om hunne rechten rustig voor te ftaan.
De Raad van Staate ftelde zich ilraks, in plaats
van den Landvoogd, aan 't roer van Regeering ;
maar viel te zwak om het te dwingen. Zierikzee,
dat noch belegerd wierd, was naauwlyks overge-
gaan , of de naderende omwenteling kondigde zich
aan, door haare echtfte voortekenen. De Spaanfche
foldaaten, die het eiland Schouwen bemagtigd had-
den, federd langen tyd niet betaald, eischten geld,
en wierpen, dewyl men 't hun niet geeven kon,
den breidel in den nek. Toen zag raen eerst klaar
de kwaade gevolgen van Alvaas beilier, wiens
knevelaaryen 's Lands kas, in plaats van ze te ver-
rfTREENiGDE NEDERLANDEN. 163
ryken; tot· armoede gebragt, en dus de Regeering
ontzenuwd .hadden^ Het muitend krygsvoik zoch?
zyne becaaling in 't pionderen en brandfciiatcen
van al wdt weerloos was. Braband, Vlaanderen,
en Henegouwen, wierden omgewroet door hun-
nen tooraeloozen moedwil; en bragt men bier of
daar eenige "benden tegen hen op de been, 'c
ilrekce niet dan om de overige Spanjaarden insge-
lyks gaande te maaken , uit vreeze dat dit wan^·
-bedryf aan den gaufchen Landaard mögt gewroo-
•ken worden. Oiibefchryfiyk is de verwarring,
■welke hieruit rees, tusfchen den Raa'd van Staate,;,
de byzondere en algemeene Staaten, en de Kryga-
overften, aan deeze of geene ftreng verbonden.
De Raad van Staate-wierd binnen Brusfel, als
Spaanschgezind, in hechtenis genomen; maar Hie-
ronymus Roda, een van deszelfs leden, op dien
tyd te Antwerpen zynde, nam deeze gelegenheid
waar, om zich het opperbewind aan te maadgen.
De muiters hadden Maastricht deerlyk geplonderd.
Roda lokte ze ook naar Antwerpen, daar zy, mee
de bezetting van het fiot vereenigd, een bloedbad
aanrechtten , 'c welk meer dan vyfduizend men-
fchen het leven kostte, terwyl de opgaande vlam
van vyfhonderd huizen hun in 't naarite van den
nacht den weg wees, om dat pronkjuweel der lie-
den 't onderst boven te keeren. 't Geheugen vaa
■dien gruwel, met recht de Spaanfche Furie ge-
noemd , kan nimmer uitgewischt worden; en
τ 1 ο DE OPKOMST EN BLOEI DER
nochthans verhaalt men, dat Roda dit, als een
treffelyk meesterftuk van zyne hand, den Koning
overbriefde.
Op 'c gerucht van zulk eene verwoesting, fpan·
den alle de aangrenzende Gewesten te zamen, om
zich door geweld van die gedrochten te ontdaan.
Holland en Zeeland hadden, zodra hun door deeze
veranderingen eenige ruimte te beurt gevallen was,
hunne onderlinge verbindtenis, waaraan men lang
gewerkt had, voltrokken, en aan Oranje de hoo-
ge Overheid geduurende den kryg opgedraagen.
Nu flooten zy met de Roomschgezinde Staaten de
Gentfche Bevrediging, welke 't verdryven der
Spaanfche foldaaten, het dempen van alle vervol-
ging om Geloofszaaken, en 't herftellen der wet-
ten en voorrechten van ieder Landfchap, kortom
de algemeene rust, bedoelde. Oranje had door
zyne uitgeßrekte verilandhoudingen de zaaken dus
verre gebragt; en 't ilond gefchapen, dat hy wel·
haast, door zyn gemaatigd beftier, in de overige
Provinden, vooral in Braband, weinig minder ge-
zag dan in Holland en Zeeland voeren zou. Maar
terwyl dat gebeurde, was Don Jan van Oostenryk,
's Konings natuurlyke Broeder, tot Landvoogd be-
noemd, en reeds met dien last in Luxemburg ge-
koomen, van waar hy door brieven de algemeene
Staaten van zyne aanftelling verwittigde. Holland
cn Zeeland weezen hem af, maar konden niet be-
letten, dat de overige Provinciën met hem handel-
den.
vereenigde NEDERLANDEN. 13t
den. Zy verpligtten zich, hem in de Landvoogdy
te erkennen, indien hy de voorwaarden der Genc-
fche Bevrediging bezwoer, 'c Vertrek der Span-
jaarden was hei punt, daar zy 't meest op dron-
gen , en daar hy de grootflie zwaarigheid van maak-
te; doch men was het ook niet eens hoe de reis,
indien zy vertrokken, gefchieden moest; naamelyk
te wacer of te lande ? Don Jan was voor de zee-
reize; en hoewel de Staaten alle zyne inzigten op
dit Huk niet begreepen, zy noodzaakten hem ech-
ter een voorrtel , dat zo ongerymd gevonden wierd,
te laaten vaaren. Men trof dan het Verdrag, 'c
welk men hei eeuwig Gebod noemde, als of mee
het vertrek der Spanjaarden, dat 'er onmiddelyk
op volgde, alle grond tot mistrouwen weggeno-
men waare. Maar Oranje zag het iluk veel dieper
in, en^bragt hierom te wege, dat men in Holland
en Zeeland, alle uicnoodigingen om insgelyks in
dat verbond te treeden, rustig afiloeg. 'c Is waar,
dat de redenen welke zy bybragten, om hiervan
verfchoond te zyn, niet van het uiterile gewigc
Vikaren; maar hunne heimelyke zwaarigheden, waar-
van het toen noch niet mogelyk was rekenfchap te
geeven, wierden eerlang door het gedrag des nieu·
wen Landvoogds gebillykt.
Deeze Vorftelyke Perfoonaadje was gebooreii
om zich het hoofd te breeken met veele groote
aanflagen, die allen in rook verdweenen zyn. Eeni-
ge jaaren vroeger, op de Turken, in een zeeilag
1-3 hj
-ocr page 226-τ 1 ο DE OPKOMST EN BLOEI DER
by Lepanto, eene heerlyke overwinning behaald
hebbende, had hy zyne begeerte tot het Koningk-
ryk Tunis uicgeftrekt. Herwaard gezonden^ om
dat men zich misfchien in Spanje van hem^begon
te mistrouwen, verbeeldde hy zich dat niets ge-
maklyker zou zyn, dan deeze Landen ondèr 't juk
te brengen, en met derzelver raagt gansch Enge-
land te overheeren. En toen hy echter gedwon-
gen wierd, zyne Spanjaarden van hier te doen ver-
trekken , wilde hy, dat zulks ter zee gefchieden
zou, op dat men Engeland in 't voorbygaan mögt
inflokken. Oranje, die dit voorneemen uit onder-
fchepte brieven ontdekt had, gaf 'er Elizabeth ken-
nis van, en behaalde geen kleinen dank by haar
met deeze waarfchuwing. Maar Don Jan, geduu-
rig door denzelfden tuimelgeest gedreeven, hield
s:ich verzekerd i dat hem ten minden in de Neder-
landen niets meer ftond te vreezen noch te ont-
zien. Hy maakte zich door bedrog meester van
bet Kasteel te Namen, en van Charlemont; en
ontbood een nieuw leger uit Spanje, om 'er de
Staaten mede te beoorloogen. Te Namen zynen
aanOag uitgevoerd hebbende, verklaarde hy, dat
dit de eerile dag zyner Landvoogdye was: maar
alle zyne begunftigers mispreezen 't ftük; en Bra-
band nam kort daarna het kloek befluit, om den
Prins van Oranje tot Ruwaard te verheffen.
Ecne zo aanzienlyke vordering bleef niet onbc-
nyd, Veele Groeten, waaronder de -Hertog van
i - Aar-
VEIIEENIGDE NEDERLANDEN. 167
Aarfchoc, Stadhouder van Vlaanderen, de Mark-
graaf van Hayrech, en zelfs de jonge Graaf v£ui
EgmondgQtQld^iQïèQXï^ verbeeldden zich, dat het
toeneemend aanzien van Oranje welhaast tot hunne
^ vernedering flrekken 'ZOU. Zy vreesden dat hem
dan de algemeene Landvoogdy ligtelyk kon opge-
draagen worden, en vereenigden zieh, om hem
by tyds den weg daartoe af te fnyden. Met dat
inzigt dreeven zy onvoorziens eene andere verkie-
zing door, ten voordeele van den Aartshertog
Matthias, des Keizers Broeder, maar jong en on-
ervaaren , daarenboven volgzaam van aard , en
hierdoor zeer wel gefchikt om zich afhangklyk te
maaken van heerschzuchcige hovelingen, gelyk zy
waren. Zy bereikten echter in de gevolgen hun
oogmerk niet. Integendeel bleek het, dat zy den
fchranderen Prins geen grooter dienst hadden kun-
ne^n doen, dewyl hy terilond tot 's Aartshertogs
Stedehouder wierd aangefteld, en federd, op den
naam van Matthias, alles zo meesterlyk wist te be-
llieren , dat het Volk. deezen Vorst in de wande-
ling den Griffier des Prinfen noemde.
Maar Don Jan, door de algemeene Staaten
openlyk voor vyand verklaard, zwol van fpyt en
wraakzucht: ook ontbraken hem^ de middelen om
zich te wreeken niet. Uit Spanje wierd eene aan-
zienlyke legermagt herwaard geleid door den dap-
peren Alexander Farneze, wiens aannadering den
ichrik aan alle zyden verfpreidde. De Staaten bad-
L 4 i'^en
Γ
τ 1 ο DE OPKOMST EN BLOEI DER
den ook een leger; 'maar 't was noch in ervaare-
nis, noch in krygstucht, noch in bekwaamheid
■van bevelhebberen, by 't Spaanfche te vergelyken.
Men raakte handgemeen by Gemblours, daar Don
Jan eene volkomene overwinning behaalde. Wie
jzou gelooven, zo een Schryver van minder gezag,
dan Reyd, het verhaalde, dat de voornaamile le-
gerhoofden voor het aangaan van deezen flag naar
Brusfel gereeden waren, om eene Bruiloft by te
woonen? Zulk een blyk van onachtzaamheid geefc
ons geene reden, om voor het overige zeer gun-
ilig van hunne bekwaamheden te denken. Trou-
' wens het was, zegt men, onder de Nederlandfche
Grooten van dien tyd eene gemeene zwakheid, zich
jn diergelyke vermaaken den ruimen teugel te vieren.
Inmiddels volgde na deeze nederlaag het ver^
Jies van zo veele plaatfen, dat het Hofgezin,
zich te Brusfel niet meer veilig achtende, naar
Antwerpen week. 't Gaf groote bekommering,
dat de verbindtenis der aangevochtene Gewesten
inet Holland en Zeeland, wegens hec verfchii van
Godsdienst, op geenen vasten grond ileunde. In
Holland wierden de Roomschgezinden geduurig
door de woestheid van het gemeen beleedigd ,
waarvan men op dienzelfden tyd aan Amfterdam en
Haarlem doorilaande blyken zag. Deeze twee Ste-
den waren noch lang, benevens eenige andere van
jninder aanzien, Spaanschgezind gebleeven; en by
öê Gentfch? Bevrediging bad men vastgefteld, dat
vereeïiigde NEDERLANDEN. 169^5
zy, in dat Verbond willende treeden, op het ftuk
van den Godsdienst voldoening van den Prins zou-
den mogen bedingen. Schoon nu de voorwaarden
der Gentfche Bevrediging, federd het eeuwig Ge-
bod van Don Jan, haaren klem verlooren hadden,
echter gingen deeze Steden niet zonder zulk eene
voldoening over in de belangen van den Prins.
Haarlem had de vrye^ en Amfterdam zelfs de eeni-
ge oeiFening van den Roomfchen Godsdienst be-
dongen. Haarlem was een jaar vroeger, maar Am-
fterdam byna op denzelfden tyd, dat de flag by
Gembloers voorviel, tot dien ftap gekomen. Maar
het onderhouden der voorwaarden duurde daar
flechts vier of vyf maanden. De Onroomfchen
wapenden zich heimelyk, en dreeven zo wel de
Regeering als de Geestelykheid fraaadelyk uit ;
welk voorbeeld ftraks te Haarlem met het veu-
rneesceren der groote Kerk, en 'c vermoorden van
eenen Priester, gevolgd wierd. Men voorzag dat
deeze bitterheid der Onroomfchen, wanneer zy
het zelfde ondernamen in de Viaamfche en Bra-
bandfche fteden, alwaar reeds een groot getal aan
't woelen geraakt was, het ganfche Land in 't
uiterile gevaar zou brengen. Om dan, zo veel
mogelyk was, de reeds gemaakte breuk te heelen,
en verdere beroerten te voorkomen, floeg men op
den naam van Aartshertog Matthias eene Geloofs-
vrede voor, waarby men, door alle de Nederland-
fche Staaten, vryheid van Godsdienst dacht te ve?-
L 5 lee^
-ocr page 230-τ 1 ο DE OPKOMST EN BLOEI DER
leenen, onder geene andere bepaalingen, dan de
gemeene rust onmiddeliyk fcheen te vereifchen.
Eenige afgelegene Provinciën keurden deeze Ge-
loofsvrede goed; doch het Sticht, hoewel het ook
reeds voldoening van den Prins had genomen , was
door den invloed der Roorafche Geestelykheid an-
ders gezind, en Gelderland moest 'er toe gedwon-
gen worden. Maar 't geen hieruit in Vlaanderen
gebooren wierd, verdient bovenal gemeld te wor-
den.
Te Gent had men al federd eenigen tyd onftui-
mige beweegingen gezien. Oranje had daar Vrien-
den,. die door een al te driftig gedrag hunne
trouwfte dienden onaangenaam maakten. Ryhove
en Imbize hadden in een oproer, ten dien einde
door hen verwekt, den Hertog van Aarfchot,
Stadhouder van Vlaanderen, benevens verfcheidene
andere Heeren, allen tegenpartyders van den Prins,
gevangen gezet. Maar toen hy zulks openlyk af-
keurde, en zelfs het ontflag des Hercogs te vvege
bragt, ilonden zy verlegen en benard. De overige
Heeren bleeven nochchans in hechtenis, en twee
van dezelven zyn naderhand, in de verdere verbys-
tering der beroerten, noch opgehangen. Te wee-
ten , deeze Gentfche yveraars, zkh van den Prins
verlaaten ziende, en beducht voor de billyke wraak
der beleedigde partye , zochten hunne veiligheid
op den weg van verwarring, en maakten zich ilerk
omeene ftreng op zichzelven te houden. Zodra dan
vereenigde NEDERLANDEN, j 71
het ontwerp der Geloofsvrede te voorlcïiytï kwam
t welk niet zonder reden aan 's Prinfen beleid toer
gefchreeven wierd, maalden zy zyne verdraag-
zaamheid met de haateiykile verwen af, gebruik-
ten den Predikant Dathenus, om hem op den Pre-
dikiloel voor een ongodist te fchelden, en brag^
ten de ftad in. rep en roer, om den Roomfchen
Godsdienst alle mogelyke afbreuk- te doen. Zy
bepaalden zich niet tot Gent, maar bezochten ook
de nabuurige lieden, als Ypere, Brugge, Oude-
naarden , Dendermonde, met plondering van Ker-
ken en Kloosters, en allerlei moedwil. Hieruit:
fprooc een nieuwe oorlog tusfchen de Gentenaars,
en-eenige -Walfche regementen, die ^ om den voort-
gang van dat woest gedruisch te iluiren, zich te-
gen hen te weer fielden, onder den naam van
Malkontenten.
Omtrent deezen tyd ftierf Don Jan; en dit was
een groot ongeluk voor de Staaifchen, om dat de
Prins van Parma, in krygsbeleid hem ten minften
wel gelyk, in ilaatkunde verre zyn meester, hem
opvolgde. Doch geduurende het beloop van dee-
ze zaaken had Oranje den tyd ook waargenomen.
Zomtyds lachende gezeid hebbende, dai het der
JJruid^ welke hy in zyne magp had^ aan geene
•uryers ontbrak, wist- hy zich thans behendig van
hunne jaloersheid te bedienen. Duicschland, Vrank-
ryk, en Engeland, moesten om ilryd in de Neder-
iandfche belangen overgehaald worden; de tw^e
laat-
-ocr page 232-1.32 de OPKOMST en BLOEI DEr.
laatfte Rjlien, bovenal, moesten om hulp aange-
zocht worden, zonder dat de verpligting zich tot
afhangklykheid uicftrekce. Men vleide dan den
Keizer, op den Ryksdag te Worms , door den
weirpreekenden mond van Aldegonde; men riep
den Hercog van Anjou, die zich kwanfuis uit me-
dedoogen daartoe aangebooden had, uit Vrankryk,
om Befchermer der Nederlandjche Fryheid te zyn;
en men verwierf van Koningin Elizabeth, die die
ongaarne zag, dat zy de Duitfche troepen, waar-
mede Hercog Jan Kazimir herwaard kwam, betaal-
de; niet uit groote gunst, maar op dat 'er iets
mögt overblyven, waardoor de Franfchen en de
Nederlanders verhinderd wierden eene al te naau-
we verbindtenis aan te gaan.
Nooit flaagde eenige handeling beter. Anjou en
Kazimir befchermden het Land tegen Don Jan; en
vertrokken na zyne dood , om dat zy eikanderen,
wegens onderling mistrouwen, niet verdroegen:
waarna onze Nederlanders, ondertusfchen tyd ge-
wonnen hebbende om het groote werk hunner
Vereeniging te bereiden, zich tot de voltooijing
yan hetzelve begaven. Zy lieten de Gentenaars en
de Waaien aan hunne onderlinge verdeeldheden
over, en leiden te Utrecht de grondflagen van hec
gelukkigfte Gemeenebest, dat immer buiten de
Wysgeerige befpiegelingen van Plato, of Morus,
beftaan heeft. Het behelsde allereerst vyf Provin-
ciën, waarby Vriesland noch in hetzelfde jaar ge-
voegd
veree'nigde NEDERLANDEN. 173
voegd wierd, en Overysfel in het volgende. Doch
by deeze algemeene opgaaf moet men aanmerken,
dat zy ten aanzien van Groningen niet juist is uitge-
drukt. Deeze Provincie was federd eenigen tyd door
hevige gefchillen, tusfchen de Stad en de Ommelan-
den, ontrust geweest. Dewyl dan de Ommelan-
ders terftond gereed waren om te tekenen, ftrekte
dit eene reden van weigering voor de Stad. Veel-
licht is zy ook door den Graaf van Rennenberg,
haaren Stadhouder, die toen reeds heimelyke oog-
merken had, daarvan afgemaand. Zyn openbaare
afval, in het volgend jaa-, is oorzaak geweest dat
de Stad Groningen eerst vyftien jaaren laater in dit
Verbond heeft kunnen treeden. JVliddelburg had
insgelyks eenige zwaarigheden geopperd, wegens
byzondere gefchillen met Vlisfmgen en Veere,
doch deeze wierden uit den weg geruimd. Op
dusdaanige uitzonderingen na, kunnen wy den
aanvang van onze Nederlandfche Republiek tot
het jaar 1579 brengen: waaromtrent in den eer-
ften opflag niets merkwaardiger fchynt, dan dat
Oranje, die 't gancfche werk zynen vorm gegee-
ven had,zich evenwel geliet,als of het in alles bui-
ten hem befchikt waare. Hy had zich alleenlyk
van zynen Broeder, Graaf Jan van Nasfau, be-
diend, gelyk wy te vooren gezien hebben dat hy
door Graaf Lodewyk het Verbond der Edelen uit-
werkte. Zo groot was de omzigtigheid van dee-
zen Vorst, om niemands eer of achting te kwet-
fen.
-ocr page 234-fen. Want kort rte vooren tot Stadhouder van Bra-
t>and verheven- zynde, vond hy zich verpligc de
Brabanders , die njeest Roomschgezind waren , te
ontzien-: doch 't gewigtigsc was, dat hy den
Aartshertog Matthias, als deszelfs algemeene Ste-
dehouder ï niet openlyk wilde voor het hoofd ftoor»
ten. Men :had het omtveele redenen ondienftig
geoordeeld,-den Aartshertog tot de geheimen der
raadpleeging: op de Unie toe te laatén; en dit was
te wel bekend om verbloemd te worden. Inzon-
derheid was men hiervan afkeerig geweest, naar*
dien men, zelfs, van ;de Onroomfche zyde, zich
niet overal iaan de "gemaatigdheid van zyne Geloofs^
vrede dacht' te houden. Nu zou het den jongen
'Landvoogd, reeds min of meer verongelykt door
het fluiten van zulk een verbond buiten zynen raad
en overleg , zeer<·hard gevallen^ hebben, zynen
yoornaamften Dienaar in den eerilen .opflag onder
de tekenaars -van hetzelve geteld te zien. Veel
minder fcheen 't hem te zullen kosten, dat'hy, als
de zaaken afgedaan waaren, den Prins, na een
naauwkeurig onderzoek, zyne toeftemming ver-
gunde, om 'er deel in te mogen neemen. Dit ge-
beurde kort daarna tot beider voldoening, wanneer
de een den ander in dat onderzoek, als met een
onzydig oordeel, onderileund en beftièrd had. De
Prins verwierf toen ligtelyk de begeerde vryheid,
en gebruikte ze, zonder de eer zyns Meesters in 'ε
minfte deel verkort te hebben.
In-
-ocr page 235-vereenigde NEDERLANDEN, 175
^ : Indien men op het groot belang deezer zaaken
Iet, fchynt het nawurlyk genoeg, dat zy niet dan
ilap voor ftap, en door veele omwegen, zo verre
konden voortgezet worden. De voorafgaande ver-
bindtenis tusfchen Holland en Zeeland had reeds
groote moeite gekost, en was evenwel op verre
na zo vast niet geklonken geweest. Een teder
punt was 'er, waarvan men door dagelykfche on-
dervinding de noodzaaklykheid meer en meer be-
greep. Alle hoop op verzoening met Spanje moest
glad afgefneeden worden, en hiertoe wierd een be-
ilisfend middel vereischt, dat echter by onzydigen
niec haatelyk moest kunnen fchynen. De onmo-
gelykheid van dit te doen by de Gentfche Bevredi-
ging, wegens den invloed der Roomschgezinde
Staaten, die 'er in deelden, had die verbindtenis,
door het eeuwig Gebod van Don Jan, terilond
'krachteloos gemaakt. Thans fcheen het mogelyic
te zyn door 't ftremmen der Roomfche Gods-
dienstoeffening, 't welk, in Hollarid en Zeeland
vastgefteld zynde, in de overige Provinciën, waar-
mede men handelde, juist geene groote zwarighe-
'den zou onderhevig geweest zyn. Maar dit was te
raauw, om den Prins van Oranje te fmaaken, be-
halven dat het ook met zyne verdere inzigten ftreed.
X)üs vond men zich verpligc éenen middelweg in te
flaan, die niettemin zodaanig waare-, dät hy by den
Koning alleen voor eene uiterile af\vyking zou ge-
houden worden. Na had de Geloofsvrede van Aarts-
t)ë OPKOMST en BLOEI der
'hertogMatthias het pad gebaand, dat op zulk eenen
weg uitliep, dewyl verdraagzaamheid by den Koning,
en by niemand anders, voor een hoogen trap van
kettery te boek ftond. Men bevestigde deeze Ge-
loofsvrede dan voor de Provinciën daar zy aange-
nomen was, en men hieldze voor. het onderpand
'van derzei ver trouw; zo veel te geruster, om dac
uit het beloop der voorgaande gebeurcenisfen ligte-
-lyk af te neeraen was , welk eene afbreuk de
"Roomfche Godsdienst daardoor lyden zou. Doch
Holland en Zeeland, hiermede noch niet verge-
-lioegd, en op dit ftuk eensgezind, ontweeken de
•noodzaakelykheid van hunne gevoelens te verklaa-
•rèn, blootelyk de vryheid behoudende om ten dee-
zen opzigte nagr hun welgevallen te handelen. Dit
;Was ftaatkunde zonder bedrog: en men hoopte dus
met reden dat deeze Unie, veel beter dan de Gent-
fche Bevrediging, het wit zou getroffen hebben.
Zelfs wierden zommigen noch geilreeld door hec
aianmoedigend inzigc van vroeg of laat eenige
•Roomschgezinde Provinciën tot die Verbond over
'te haaien, zonder te vreezen dat hieruit, gelyk te
vooren, nieuwe verwyderingen mogten ontftaan.
Want de Unie was ook ten deezen opzigte nadruk-
Jcelyker dan het Gentsch Verdrag, dat zy haare
èyzondere leden niet tot een deelbaar bondgenoot-
fchap, maar tot de gelykvormigheid van een enkel
lighaam deed te zamengroeien. 't Is waar, zo men
anderszins punt voor punt deeze beide ilukken met
\
Λ
vereenigde NEDERLANDEN, ιγγ
eikanderen vergelykt, fchynt het Gentfche wat net-
ter beredeneerd te zyn: doch dit bewyst niets meer,
dan dat gebrek aan innerlyke volmaaktheden
door geen uitwendig fieraad te vergoeden is, ja dat
aan den anderen kant het naauwkeurig bepaalen
van byzonderheden dikwyls nadeelig is, omdat
het de gelegenheden tot inbreuk noodeloos verme-
nigvuldigt.
Om niets te ontveinzen; bekwaame mannen heb-
ben in het Utrechtsch Verbond verfcheide zwakke
plaatfen opgemerkt. Zulks vermindert evenwel den
lof van deszelfs inilellers niet. Veeleer moet hec
ons overtuigen van hunne bekwaamheid, om de
ruimte, welke een groot lighaam tot zyne bewee-
gingen noodig heeft, by gisfing af ce meeten. De
ondervinding, die boven alle redenen gehoor ver-
dient , bevestigt dit door de duurzaame eendragt
der Bondgenooten; en noch veel meer door de
vruchtelooze poogingen, welke in het jaar 1651,
en naderhand noch in onze eeuw, aangewend zyn,
era te verbeteren 't geen voor gebrekkig gehouden
wierd. Eén duidelyk voorbeeld zy hier genoeg,
op dat Vv7 tot geene wydloopigheid vervallen. De
naauwe betrekking der vereenigde Provinciën,
waardoor zy zich, als tot een enkel Landfchap,
verbinden, fluit geene wetten , keuren , noch voor-
rechten, van elke Provincie, zelfs niet van eenige
Srad in het byzonder, uit. Derzelver onafhangk-
lykheid was eertyds, gelyk wy op het klnarfte on-
M der.
-ocr page 238-τ 1 ο DE OPKOMST EN BLOEI DER
der Vrouw Maria gezien hebben, zeer groot ge-
weest; en thans, daar men op het punt ftond van
de Graaflyke Regeering te verzaaken , konze ze-
kerlyk niet geringer geacht worden. Had elke Stad
voorheen het recht gehad om zaaken van oorlog
en vrede volgens haare' eigene verkiezing af te
doen, hoe kon men het nu de Provinciën betwis-
ten; en hoe zouden zy evenwel verftaan worden,
zo vast aanéén verknocht te zyn, met zulk een
recht van afzonderlyke handelingen? Hieromtrent
wierd wel eene onderfcheiding gemaakt, en in het
negende Lid vasrgefteld, dat geen befluit tot Oor-
log of Vrede, de Generaalmït des Verhands aan-
gaande·^ zonder de eenpaarige toeilemming van al-
fe Bondgenooten zou mogen genomen worden.
Maar wie ziet niet dat deeze Generaaiiteit des Ver-
hands eene ruime uitdrukking is , waarover men
iang zou kunnen twisten zonder eikanderen te ver-
ftaan ? Immers heeft men naderhand wel zeer ver-
fchillende gedachten gehad over het tiende Lid, al-
waar men vindt dat geene Provincie met eene
vreemde Mogendheid, zonder verlof van de overi-
gen , ■ op zichzelve een Verbond zal mogen fluiten.
Het woord Confoederatie^ daartoe gebezigd, is by
allen niet onder dezelfde betekenis aangenomen ge-
weest, en deeze onzekerheid heeft zwaare gefchil-
len veroorzaakt, gelyk uit de fchrifcen van den
Heer Bynkershoek te zien is. Hoe veel te meer
moest men dan in het eerstgernelde geval niet
vereenigde NEDERLANDEN. 13t
vreezen voor verdeeldheid van gevoelens, zodra deeze
of geene der aanzienlykfte Provinciën eens geraaden
^mogc vinden, in zaaken van zulk een gewigt, haare
byzondere belangen alleen in 't oog te houden? 't Kon
haar aan geen voorwendzel ontbreeken , om den
oorlog, of de vrede, welke zy op zichzelve wilde
aangaan , of by meerderheid van ftemraen doordry-
ven, van de Gemraaliteit des Verbands uit te zonde-
ren ; terwyl men zich aan den anderen kant naauw-
lyks een Oorlog of Vrede zou weeien te verbeelden,
die de Generaaliteit van een Verhand, waardoor
alle de leden des Bondgenootfchaps maar één lig-
haam uitmaaken, niet onmiddellyk aanging..
Gelyk nu deeze en diergelyke onlusten zich natuur-
lyk vertoonden, zo fcheenen ook de gevaaren, welke
men 'er uit te wachten had, onvermydelyk. Men
kon geene zo welgegronde zorgen in den wind
flaan. Te willen verbergen 'c geen voor allen zigc-
baar was, zou een blyk van zwakheid geweest
zyn; en 't moest in tegendeel naar roekeloosheid
zweemen, dat men zo veele affchrikkende zwaarig-
heden in een helder licht plaatfte. Men wistze dan
als door een kleed van gaas te verduisteren ^ en dit
was juist zo veel gedaan als op de noodzaakelyk-
heid paste. Het menfchelyk geflacht bekommert
zich heel anders over afgelegene, heel anders over
tegenwoordige tegenfpoeden. Dikwyls mistrouwt
het zich in den tegenwoordigen nood van de ze-
kerde borgen, terwyl voor den aanftaanden tyd ge-
i8o 'de OPKOMST en BLOEI der
meenlyk eene aanmoedigende harsfenfchim voldoet/ε
Wil ondertusfchen dat men, altoos en overal, ook ten
koste van het gezond veritand, de verbeelding ftreele.
Heeft iemand dit ooit klaar begreepen; zy, die by hec
opileilen deezer Unie, de maatregelen ter beilisßnge
van allerleie gefchilien beraamden , hebben 't in
zyne volle kracht verdaan. Wy moeten'er tot hunnen
lof by voegen, dat zy, vlak ilrydig met het gedrag van
gemeene Staatkundigen, geen baatzuchtig misbruik,
maar ^veeleer hec allernuttigile gebruik , van die
zwak der menfchelyke Natuure hebben gemaakt.
Zie hier met hoe weinig moeite de weifelen-
de gemoederen geilyfd wierden. Tot het byleg-
gen der gevreesde gefchilien Avierden drie byzon-
dere wegen aangeweezen , die, om de waarheid
te zeggen, niet meer waren dan drie blinde aflei-
dingen. Te weeten, men zou zich, naar den eisch
des tyds, bedienen, of van de gewoone Rechters^
zonder dat iemand weet te zeggen wie deeze Rech-
ters kunnen geweest zyn; of van goede mannen,
waarvoor ligtelyk kwaade mannen konden geno-
men worden; of van minnelyk verdrag^ dac is,
van woorden zonder zin. Veelerlei kon de gedaan-
te deezer gefchilien zyn: of van eene enkele Pro-
vincie tegen alle haare Bondgenooten, of van twee
verfchillende Provinciën in het byzonder, of van de
eene helft des Bondgenootfchaps met de andere. Eti
wederom: of over de byzondere gerechtigheden
van Steden en Provinciën, of over de grondflagen
VEREENiGDE NEDERLANDEN, jgi
der Vereeniging, of ook over de veranderingen,
welke men daaromtrent wegens onvoorziene om-
handigheden des tyds noodig oordeelen mögt. Die
alles uit te pluizen zou niets anders geweest zyn,
dan zo veele fpaaken in 't wiel te fteeken. Men
oordeelde dan met reden , dat dit Verbond door
zyne onvolmaaktheden best op de onzekerheid der
toekomende tyden pasfen zou. De uitkomst heeft
dit oordeel gewettigd, en deeze Unie verfchafc ons
hierdoor een doorluchtig voorbeeld van hec onder-
fclieid, dat men ikilen moet tusfchen befpiegelen-
de en werkdaadige Staatkunde.
Misfchien zal een oplettend Leezer hiertegen in-
brengen, dat deeze duisterheid noopens het befiis-
fen der gefchillen, fchoon zy waarlyk in hec eerfte
Lid te vinden is, in het negende, en zestiende
nochchans genoegzaam opgehelderd wordt. Hec
beflisfen van de zwaarfte geichillcn worde daar uit-
drukkelyk aan de Stadhouders der onderfcheidene
Provinciën gefield, ook met het recht van bekwaa-
me Byzitters ten dien einde te kiezen. Maar de-
wyl dit gantfche Scadhouderfchap ilechts. het af-
fchynzel was van eene Äoogä Overheid^ welker we ·
zenlyk beftaan, hoewel men den Koning noch niet
afzwoer, by de oprechting van zulk een Gemee-
nebest zeer twyifelachtig wierd, zou deeze aanmer-
king , verre van eenig licht te geeven, de onzeker-
heid inderdaad vergrooten. Immers kunnen v/y
naauwlyks onderftellen, dat het oogmerk geweest
Μ 3 zy.
-ocr page 242-1.32 de OPKOMST en BLOEI DEr.
zy, deeze Stadhouders, na dat men zich volgens
de algemeene verwachting aan 's Konings gehoor-
zaamheid openlyk zoude onttrokken hebben, in
zyne plaats, en bekleed met zyn gezag, te erken-
nen. Elke Provincie moest in dat geval gerechtigd
zyn, om mee haaren Stadhouder zulk eene over-
eenkomst te treffen, als best met haare begrippen
of belangen ftrookte; hieromtrent zou tusfchen de
Vereenigde Nabuuren groot onderfcheid plaats heb-
ben; zommige, misfchien de meeste, konden, de-
wyl het ampt niet erflyk was, na de dood van hun-
nen Stadhouder wel befluiten zyne plaats voor altoos
open te laacen, en, volgens hunne afzonderlyke
beginzelen, het veelhoofdig Staatsbeftier tot eene
Volksregeering, tot eene Adelheerfching, of tot
een men^zel van beide, te fchikken: andere kondet)
jn tegendeel de Stadhouderlyke Regeering, door
weinige voorwaarden bepaald, voor de beste hour.
den, en 'er zich voor altoos aan verbinden. Uit
deeze ongelykheid moesten natuurlyk, gelyk het
verdere beloop van onza Gefchiedenisfen ook ge-
leerd heeft, de zwaarile gefchiilen ontilaan, om wel-
ke by te leggen de Unie geen middel, hoe genaamd,
aan de hand geeft. Ter bevestiginge der voorgeilelde
gedachten hebben wy noch aan te merken, dat by
het negende Lid de gemelde voorrechten van het
Stadhouderlyk bewind alleenlyk tot de Stadhouders
van dien tyd bepaald worden, zonder eenig gewag
fan hunne Opvolgers te maaken. In het vieren-
ve.reenigde NEDERLANDEN. iBq
O
twindgile vindt men wel dat de tegenwoordige en
toekomende Stadhouders, dit Verbond zullen moe-
ten bezweeren: maar zulks onderftelr niets meer ,
dan dat zy 'er naraaals zouden kunnen zyn; geens-
zins dat men dit voor eene onveranderlyke verplig-
ting hield.
Dus liet men ook al het overige , 't geen 's
Lands hooge Regeering rechtsreeks betrof, in het
midden. Zelfs wierden 'er geene vaste tyden be-
raamd tot eene algemeene Vergadering der Bond-
genooten: alleenlyk wierd zulks, op het voorbeeld
der aaloude Dagvaarten, gefield aan de uicfchry-
ving van Gemagugden zonder dat men begrypc
hoedaanige perfoonen hierdoor verilaan wierden,
veel min door welk een oppergezag zy daartoe
zouden moeten benoemd zyn. Dit fchynbaar ver <
zuira was niettemin een fraaie vond van behendig;
heid. Meer willende doen, had men des Konings
belangen niet itilzwygende kunnen voorbygaan ,
naardien van de hooge Overheid niet kon gerepc
worden, zonder zyne rechten te erkennen, 't geen
eene ongerymdheid zou geweest zyn; of die af te
zweeren, 't geen noch niet raadzaam geoordeeld
wierd. Wat dit laatile betreft; men vreesde met re-
den dat zulk een hoon in uitgedrukte woorden veel
ergerlyker fchynen zou, dan in de wezenlykile daa-
den. Het belang, 't welk men in de vriendfchap
sjran onzydige Mogendheden ilelde, die, zelfs om
hunne eigene veiligheid, het krenken van Vorile-
M 4 ly-
-ocr page 244-i84 de opkomst en bloei der
lyke achtbaarheid nimmer konden goedkeuren,
fcheen al te gewigtig, om mee zulk een befluit,
hoewel het onvermydelyk was, niet te draalen zo
lang men kon. Uit deeze zorgvuldigheid zond men
zelfs gezanten op de Keulfche vredehandeling, die
noch dat zelfde jaar gehouden wierd; zekerlyk niet
op hoop van zich met den Koning te verzoenen,
maar om den Keizer te behaagen , en niet, by
vrienden en vreemden, ais een gefpan van muiters
aangemerkt te worden. De grootfte zwaarigheid
was, dat men niet wist of het nieuw Geraeenebest
in ftaat zou zyn om zonder uitheemfche hulp den
Koning het hoofd te bieden; 't welk byna onmo-
gelyk fcheen, vooral zo de Waaien en Malkonten-
ten, gelyk kort daarna gebeurde , de Spaanfche
zyde koozen. Viel 't zo, dat men buiten 's Lands
om byiland moest aanhouden; dan was de groote
vraag, onder welke voorwaarden; en of men er-
gens gehoor zou vinden, zonder den Vorst, dien
men in den arm neemen wilde, 't voornaamfte deel
der hooge Regeering op te draagen ? 't Was dan
nutter hieromtrent by voorraad niets vast te (lellen,
op dat men niet genoodzaakt wierd met befchaa-
ming te herdoen , 't geen ontydig aangevangen
waare. De goede Aartshertog Matthias kwam 'er
voor deeze reize gelukkig af, dewyl hy, tot zulk
een post niet verkiesbaar, indien men 't anders be-
greepen had, eene groote vernedering had moeten
ondergaan i 't welk aan de zyde der Staaten, om des
Kei.
(
Iii ■■·
ί I
Λ·
(j.
VERE1ÏNIG0E NEDERLANDEN. 185
Keizers wille, ook onaangenaam zou geweest zyn.
De Prins van Oranje , die naderhand den handel
met den Hertog van Anjou doordreef, zonder iets
by deszelfs verhefBng te verliezen , beilierde dit
ganfche werk met zo veel wysheid, dat wy, die
de uitkomst weeten, evenwel niet dan zeer be-
zwaarlyk het beleid zyner maatregelen by redekave-
ling kunnen nafpooren.
Nu zien wy het groot lighaam der Nederlanden
in drie deelen gefplitst. Deeze zyn, de Republiek,
het overfchot der algemeene Staaten, en de Wal-
fche Provinciën. De eerfte en de laatfte ftaan tegen
eikanderen over; en de algemeene Staaten dobbe-
ren tusfchen beide met de grootile onzekerheid. De
Aartshertog Matthias, en de Prins van Oranje, be-
vlytigen zich om deezen met de Republiek te ver-
eenigen : Parma trekt van den anderen kant de
Waaien tot zich, en verydek de poogingen van zy-
ne tegenftreevers, door den fchrik van eene vermeer-
derde oorlogsmagt. De Geloofshaat verheft zich op
nieuw onder dit gewoel; en de Roomfchen wree-
ken zich, overal waar zy de handen ruim hebben,
van menigen beeldenftorm. De Spanjaard bemag-
tigt Maastricht gewapenderhand , en Mechelen
door oproer, 't welk mede 's Hertogenbosch aan
't wankelen brengt. Inmiddels was de Vredehande-
ling te Keulen aangevangen, en wierd door veel
twistens , roisfchien van beide zyden opzectelyk,
het ganfche jaar fleepende gehouden. De Keizer-
252 DE OPKOMST EN BLOEI DEs.
fchen, die voor middelaars dienden , hadden 'er het
alleen het ongenoegen van, datze vruchteloos afliep.
Hier zou de Koning, had hy zyn wrevelig ge-
moed maar eenigzins kunnen bedwingen, door de
dienilen van Parma groote voordeelen behaald heb-
ben. De afval des Graaven van Rennenberg, die
het verlies van Groningen na zich fleepce, met
geen gering gevaar van Vriesland en de omgelegen
itreeken, een meeilerftuk van Parmaas hand, zo wel
als de verzoening der Waaien, overtuigt ons dat
deeze de eerfte der Spaanfche Landvoogden was ,
die begreep hoe men met de Nederlanders leeven
moest. Maar Filips, te moedig op zulke voordee-
len , fdec met de uiterile blindheid dit welbegon-
nen werk om verre, door eenen allerhaatelykilen
ban tegen Oranje te doen uitgaan, waarby alles
wat eerloos en verfoeielyk was, tot echt- en heilig-
fchennis toe, deezen Prinfe wierd verweecen; hy
by Kiin en Judas vergeleeken, en zyn hoofd op
den bloedprys van vyfentwintigduizend gouden kroo-
nen gefteld. Deverbyilerde Dwinglandbefefte nier,
dat 'er geen gereeder middel kon zyn, om zyne ei-
gene eer en achtbaarheid met voeten te treeden,
en zynen verongelykten Dienaar voor de ganfche
Waereld te rechtvaardigen. Oranje zuiverde zich
openlyk door eene gedrukte Verdeediging van alle
fchuld,en verzuimde die gunftigegelegenheid niet,
om tevens de billykheid van het gedrag der Neder-
landfche Staaten in een helder licht te ftellen, en
de
-ocr page 247-vereenigde NEDERLANDEN. 187
de Spaanfche gruwelen in het licht dat zy verdien-
den: hoewel hy zich ook in dit Vertoog, door
geene drift altoos, maar alleenlyk door eenen be-
taamelyken ernst, beffieren liet.
Maar deeze misilag des Konings had noch wezen-
jyker gevolgen. Oranje, tot dus verre, gelyk wy ge-
zien hebben, de fchikkingen op de hooge Regeering
in eenen twyiFelachtigen ftaat gehouden hebbende >
zag nu dat het tyd was om den knoop los te maaken,
bewoog de Vereenigde Staaten om den Koning af
te zweeren, en bereidde den langgedreigden handel
met den Hertog van Anjou tot een volkomen be-
fiuit. Toen kreeg de Aartshertog Matthias eerst
een kiaar gezigt: hy vertrok, en wierd vergeeten.
Vleide de Fortuin immermeer eenen jongen Vorst
met bedriegelyke hoop op de mildheid van haare
gunften, zy deed het den Hertog van Anjou. Op-
perheer van zo veele ryke gewesten, Broeder des
Konings van Vrankryk, vermoedelyk erfgenaam der
Franfche kroon, ea by verbeelding reeds Bruide-
gom van Koningin Elizabeth: v/at moge hy zich
niet laaten dunken in den bloei des levens, daar
elk zynen moed en minlyke hoedaanigheden roem-
de? Maar welk een onderfcheid, toen de Waar-
heid alle deeze betoveringen, de eene na de ande-
re, verdreef. Hy mögt met reden zyn wisfelval-
lig lot befchuldigen; maar een gedeelte van de
fchuld was by hem zeiven, indien de blindheid van
een opgeblaazen gemoed ilraffchuldig fchynen kan.
254 DE OPKOMST EN BLOEI DEs.
Hy kende noch zynen Broeder, noch zyne Min-
naares, noch de Landzaaten, die hy zou beilieren;
maar 'c minst van allen zyn eigen hare. Oniluimi-
ge voorbaarigheid, by de Franfchen wel meermaa-
•len voor heldendeugd genomen, bragt hem ten
val, toen jhy alles meende te zullen vermeesteren.
Uit Engeland onverrichter zaake te rug gekeerd,
dacht hy ten minften dat hier aan zyne wenfchen
niets ontbreeken zou. Men haalde hem in met al-
le tekenen van eere,die eenen hoogmoedigen geest
kunnen ftreelen, vlugtige fchimmen van gelukza-
ligheid, daar de fchranderile Vorften noch door
vermaakt worden, en die zy beter behoorden te
kennen. Uit de voorwaarden van het Verdrag,
waarop hy aangefteld was, te veel om hier gemeld
te worden, moest hy wel begreepen hebben dat in
eerzuilen en zegeboogen geene zaakelyke uitdrukking
lleekt; te meer naardien men noch voor zyne komst,
om deeze voorwaarden te doen klemmen, eenen
Landraad, uiteenendertig inboorlingen beilaande,
had benoemd; waarvan een deel ter rechter, een
deel ter linker zyde van de Maaze, geduurig werk-
zaam blyven zou, om op alle krygsverrichtingen
toe te zien, en zelfs de krj'gsampten te begeeven.
Doch de vuurigheid van zyne verbeelding bedroog
hem. Hy ontfing terftond de hulde van Braband
en Vlaanderen, welker voorbeeld door eenige an-
dere Provinciën gevolgd wierd: maar Holland, Zee-
land, en Utrecht, aarfelden in 'c eerst, en weiger-
den
VERE1ÏNIG0E NEDERLANDEN. 255
iJen 'c eerlang ronduic. Die trof hem zo veel te
gevoeliger, om dac hy zich te vooren reeds, on-
der zyne andere titels, Graaf van Holland en Zee-
land had laaten noemen. Echter fteunde die wei-
gering op goede redenen, waarvan deeze jonge
Vorst geenszins onkundig was, maar welke hy.
gehoopt had door den luiiler van zynen hoogen ftaat
te zullen verdonkeren. Zie hier den grond der zaake.
Voor 't fluiten van het Verdrag met den Hertog,
te Bourdeaux, hadden de Staaten der gemelde Pro-
vinciën, Hoopens de hooge Overheid ten hunnen
opzigte, heimelyke fchikkingen ten voordeele des
Prinfen van Oranje gemaakt; en deeze wierden
zelfs in het Verdrag begreepen, onder de alge-
mecne uitdrukking, dat Holland en Zeeland, zo
in het ftak van Godsdienst als anderszins , in
hunnen tegenwoordigen ftaat zouden blyven. Vol-
gens dat befluit zouden zy, alleen ten aanzien van
het beleid des oorlogs, deh Hertog onderworpen
zyn,itaande 't oppergezag derRegeeringe inmiddels
aan den Prins, onder zulke bepaalingen als men na-
der beraamen en wederzyds goedkeuren zou. 't Was
hun naamelyk niet genoeg , dat men des Her-
togs bewind aan de naauwfte banden kluifterde,
noch dat men het recht behield van hem te veriloo-
ten, zodra hy zich buiten de voorgefchreevene paa-
ien begaf; noch ook, dat men de beste maatrege-
len nam om niet verder dan inen wenschte van uit-
heemfche Vorilen af te hangen, door het affnyden
der
-ocr page 250-ΐΐϊΊ de OPKOMST en BLOEI derv
der opvolging aan de Vrouwelyke zyde, en zelfs
van het recht der eerstgeboorte, byaldien de Her-
tog meer dan eenen Zoon kwam na te laaten. Zy
wilden, zo het Staatsgeilel een Opperhoofd ver-
eischte, 't welk toen het algemeene gevoelen fcheen
te zyn, niemand dan den Prins van Oranje, hun-
nen Vader en Verlosfer, toe dat toppunt verheffen.
Die vuurige liefde kon den edelnioedigen Vorst
geenszins mishaagen. Wy mogen niet onderilellen
dat hy 'er zich van zou bediend hebben, tot zyn
byzonder voordeel, indien hy zulks voor het waar
belang van die Provinciën, of immers van het Ge-
meenebesc waartoe zy behoorden, inderdaad nadeelig
geoordeeld had. Maar welken Regeeringsvorm hy
ook in zyn gemoed voor den besten gehouden heb-
be, hy kon zich in dat tydgewricht van zynen pligt
niet kwyten, zonder den teugel te aanvaarden, die
anders onvermydelyk in vreemde en onbedreevene
handen vallen moest. Hy luisterde dan naar den
gemelden voorflag zyner vrienden; maar bragt te
gelyk den Hertog van Anjou, dien hy niet mislei-
den wilde, in het geheim. Deeze ontveinsde zyn
ongenoegen, keerde'den ganfchen handel goéd,
en beloofde zelfs, voor zyne inhuldiging, hiervan
eene fchriftelyke verkkaring aan den Prins ter hand
te ilellen. Hy gaf ook waarlyk iets diergelyks ,
maar zo oppervlakkig, dat het geenszins aan de ver-
wachting, veel min aan zyne verpligtingen, vol-
deed ; en dit was voor de belanghebbende Staaten
^ (
it ï
VEREENiGDE NEDERLANDEN, -nas
genoeg, om zich insgelyks ontflagen te achten van-
alle verpligtingen, waartoe zy ten zynen voordee-
le hunne ilem hadden gegeeven.
Terwyl men hierover te Antv^rerpen met de Hol-
landfche Gemagtigden handelde, wierd Oranje door
Jan Janregui verraaderlyk gefchooren; welk toeval,
van groot levensgevaar gevolgd, den Hertog hoop
gaf, om de bedrukte gemoederen naar zynen wil te
buigen. Hy verdubbelde dan zyne aanmaaningen: maar
zy bleeven doof. Holland en Zeeland hebben den
eed aan Anjou eerst gedaan, na dat de Prins van
zyne wonde geneezen was; en wel op zynen raad,
vermits de Hertog hem nu door eene volledige ver-
klaaring had gerust gefield, dat hy deeze Provin-
den niet verder aan zyn gezag verpligten wilde,
dan tot eendragt in Krygszaaken, in 't ftuk der
Münte, en in 't onderling handhaaven der rechten
en vryheden. Niettemin bleef Utrecht volilandig
in 't weigeren.
De Hollanders zouden hiertoe noch niet tebewee-
gen geweest zyn , hadden zy 't niet noodig geoor-
deeld, om de vriendfchap der nabuurige Gewes-
ten ; en de Hertog zou waarfchynlyk zo veel niet
hebben afgeilaan, had hy geloofd dat op het ver-
vullen deezer beloften niet de minile oogluiking
vallen zou. Hy wist zeer wel wat de Prins ver-
mögt om 'er hem toe te noodzaaken; maar zyne
dwaaling beilond hierin, dat hy waande daarteegen
opgewasfen te zyn. Een al te groot vertrouwen
I f
'l
J
192 DE OPKOMST EN BLOEI DEs.
op de hulp des Konings van Vrankryk misleidde
hera. 'c Scheen wel nacuurlyk, dat de Koning zy-
nen Broeder onderileunen zou: ook had hy hem
zulks beloofd, en hierdoor den handel van het Ver-
drag met de Nederlanders bevorderd. Maar dit was
in eenen ruimen zin gefchied, zonder iets vast te
ftellen, en alleenlyk op de losfe verwachting van
gunftiger omftandigheden in zyn eigen Ryk. Hoe
vaardig is een ydel hoofd om kasteelen in de lucht
te timmeren! Anjou verbeeldde zich terftond, dat.
het hem dus aan geene magt ontbreeken zou, om
niet alleen den Spaanfchen Landvoogd het hoofd te
bieden, maar zelfs de Nederlanders onder 'c juk te
brengen. Ondertusfchen had Hendrik de III, ver-
re van zich met den Nederlandfchen Oorlog te wil-
len moeien, niets anders bedoeld, dan zynen Broe-
der gemaklyk uit het Ryk te doen vertrekken,
op dat hy daar geene onrust brouwde.
Met zulk eene uitgeilrekte hoop , en zonder
oordeel of ervaarenis, aanvaardde de Hertog het
roer van onze Regeering, dat zo menig ftuurman
reeds toe wanhoop had gebragt. Eerlang omring-
den hem duizend zorgen. Zodra hy zyne oogen
opende, zag hy ze alien te gelyk, en nooit op
uitkomften bedacht geweest zynde, wierd hy 'er
van overilroomd. Onbekwaam tot ilaatkundige
ftreeken,en te zwak tot groote krygsverrichtingen,
vreesde hy aan den eenen kant 's Lands Groocen,
die zynen Franichen Adel op eenen affiand hiel-
VEREÈNiGDii NEDERLANDEN. 193
den, aan den anderen Parma εη Verdugo, dié herti
'c fpits booden; terwyl de Koning, zyn Broeder>
niet fcheen re befeffen, dat men zo fehielyk Eynen
byiland van nooden had. De Franfchen zyn harta-
togcelyk ; vooral j wanneer 'c hunne glorie gelde.
Een Nederlander, dus te leur geiteld, zou zieh in
honderd bogten gekromd hebben, om de dvvaaling
te verbeteren , door list of taai geduld ^ door nieuwe
verbindtenisfen) door klagten en vertoogen, of hoe
't mögt zyn. Een Franschman is daar te vuurig toe.
Hy trotfeert zonder uitftel het gevaar» om het af te
wenden, of 'er in te vergaan; welk laatfte daarom
niet zelden zyn lot is. Dus kweet zich de Hertog
insgelyks, tot zyn uiterfte verderf. Buiten ftaat
geileld,om zo veeiroems te behaalen als hy zochc,
verbeeldde hy zich de fchande zyner aanftaande ver-
nedering in den haatelykften fchyn. Dat denkbeeld
ontilelde zynen geest, en ver^^oerde hem tot het
buicenfpoorig beiluit,van eenige voornaame Stedert
met den degen in de vuist te overrompelen, en daar-
na zich meester te maaken van het ganfche Land*
Hendrik de III. had zjch nu duidelyker verklaard ^
en dén Staaten zynen byiland aangebooden, mits dat
zy beloofden , indien zyn Broeder zonder wettige
erfgenaamen ftierf, zich onder de Franfehe Kroon iö
zullen begeeven. Niemand luisterde naaf dien voor^
flag; maar de Hertog dacht 'er de Staaten ^ zo heni
de aanflag gelukte, toe te dwingen, en te gelyk zich
te wreeken van den ingebeeiden hoon j hem in driö
Ν Pro-
-ocr page 254-194 DË OPKOMST EN BLOEI DEll
Provinden door de gemelde voorkeur van Oranje
gedaan. Hy draalde dan niet lang mer de uitvoering
van zyn voorneemen, 'c welk daarenboven wonder
wel in den fmaak zyner eerzuchtige Landgenooten
viel. Zy befchikten de onderneeming heimelyk ge-
noeg; en'c gelukte hun inderdaad zommige Steden,
als Duinkerken, Dixmuiden, en Dendermonde, te
vermeesteren: maar de meeste weezen hen af, zo
wel als Antwerpen ,daar 'c voornaamelyk op gemunc
was, en daar Oranje zich op dien cyd bevond. Ant-
werpen,'c welk nieermaalen hec rampzalig flagtofFer
van de Spaanfche woede was geweest, had nu ten
minften de voldoening van de Franfche dwinglandy
te verpletten. De ongelukkige Hertog wierd daar
zelf, met al zynen Franfchen Adel, door de Stede-
lingen uitgedreeven , en keerde welhaast met fchan-
de naar zyn Vaderland, verfleeken van alle verdere
aanfpraak op het bewind, dewyl hy de voorwaarden
van zyne aanfteiling openlyk gefchonden had. Zyn
ongeval was hierin beklaagenswaardig, dat'er, oni
aan zyne verpligtingen te voldoen, meer burgerlyke
deugden vereischt wierden, dan jonge Vorilen ge-
meenlyk bezitten. Men kan het niet ontkennen: de
llegeering der Nederlanden was van tyd tot tyd een
wonderlyk ftelzel geworden. Zy beftond uit zo
veele deelen, en was in ieder deel aan zo veele uit-
zonderingen onderhevig, dat de grootile Staatsman
dikwyls moest verlegen fraan. Hoe zou een jong en
onervaaren Prins, en die naauwJyks de reden be-
greep.
VEaÈÉNioDE NEDERLANDEN.
greep, waarom hy ingeroepen was, zich uit 2ulk
een doolhof redden ? Anjou was te edehiioedig ^
om, als de Aartshertog Matthias^ geduurig aan de
hand te gaan. Zyn rampfpoedig voorbeeld kan onS
ieeren, dat kwaêlyk beilierde deugden zomtyds even
gevaarlyk zyn als de ondeugd zelve.
Zo veele verwarringen gingen niet ongemerkt
door by Parma, die, fteeds op zyne luimen leggen^
de, reeds eenige voornaame plaatfen, onder ande^
ren Doornik en Oudenaarden, gewonnen had. An-
jou had, noch voor zyne reis naar Engeland f Ka-
meryk ontzet; maar de Franfchen wisten nooit hun
voordeel te vervolgen. Parma, op alles bedacht en
afgerecht, had integendeel, zodra hy wist dat zy
hier verwacht wierden , den Waaien zulk eene
vrees voor hunne mishandelingen ingeboezemd ^ dae
dit Volk zich blindeüng op hem dacht te moeter!
betrouwen, 'c Ging.zo verre, dat :Éy^ die by hun-
ne verzoening bedongen hadden^ dat hy de Spaaii*
fche foldaaten zou te rugge zenden, hem nu fmeek-
ten om tot hunne beicherming nieuwe benden uit
Spanje te ontbieden. Onnozele menfchen j dien
"t niet langer heugde, hoe die landaard gewoon was
met weerlooze vrienden te leeven» Terftond was
Parma gereed, om aan dat verzoek te voldoen ^ en
\ viel den Koning, die omtrent deezen tyd meestei
van Portugal geworden was, niet zwaar, hem op
zyne begeerte met geld en Volk te onderileunett*
Hy ^ond'dan eenige „duizenden, zyner geo^iFendilö
Ν ä ' fol·
-ocr page 256-262 de OPKOMST en BLOEI deil
foldaaten herwaard over, die Parma beter dan de
Waaien tegen het Staatsch leger dienden. Toen
Anjou vertrokken was, vervolgde hy mee dat volk
zyne overwinningen, maar verzuimde ook zyne listi-
ge handelingen niet, waar toe hem deeze voorfpoed
fchooner kans dan ooit verfchafte. Hy trok Graaf
van den Berg op zyne zyds; de Prins van Chi-
mai. Stadhouder van Vlaanderen, viel hem toe;
en 't fcheelde weinig of Imbize zou hem Gent ge-
leverd hebben. Waarfchynlyk heeft de afgunst te-
gen Oranje, wegens het naderend tydpunc van zy-
ne verheffing, mede niet weinig geholpen, om dee-
ze zwakke zielen daar toe te verleiden.
Inmiddels waren onze Hollanders uit een ftrydig
beginzel mogelyk al te gerust. Zy lieten Parma zyn
voordeel vervolgen, fchoon hy zich reeds tot het
beleg van Antwerpen bereidde. Zy namen niets
meer ter harten, dan de overweegingen, hoe men
besc de hooge Overheid aan Oranje zou opdraagen ,
waarin alleen de rusc en zekerheid des Vaderlands
fcheen te zullen beilaan. De eensgezindheid op dit
ftuk was evenwel niet algemeen. Te Amilerdam
dacht men, dat zulk een onderfcheid van Regee-
ringsvorm, waardoor twee of drie Provinciën zeer
ongelyk zouden zyn aan de overige Staaten, met
welke zy vereenigd waren, onbegaanbaar was met
het eerfte Lid van de Unie, volgens 't welk zy al-
len als tot eenen enkelen Staat moesten verbonden
bly ven. In Zeeland was men noch veel traager;
vereenigde NEDERLANDEN. 197
en zommige Hollanders, die anders de Opdragc be-
gunftigden, dachten evenwel, dat men niet zonder
Zeeland daartoe beiluiten moest. Deeze verdeeld-
heid in Staatzaaken trok de gedachten noch verder
van de belangen des oorlogs af; hoewel de Prins,
door de bezigheden, welke zy hem verfchafte, geens-
zins verhinderd wierd, ter beveiliginge van Antwer-
pen alles aan te wenden, wac in zyn vermogen was.
Doch de algemeene gunst voor deezen Weldoener
des Volks ruimde ook welhaast alle zwaarigheden
uit den weg: men kwam tot het gewenschte beiluit,
men beraamde de voorwaarden, waarop hy met den
titel en het gezag der Graaflykheid .ftond bekleed
te worden; en de inhuldiging was naby. Maar
ach ! hoe nietig zyn de menfchelyke verwachtingen.
Een oogenblik herfchiep dien dageraad des geluks in
de naarfte duifternis, beroofde 't lieve Vaderland
eensklaps van zyne waardfte hoop, en nam de vrucht
van zo veele jaaren arbeids weg. Eene enkele eu-
veldaad woeg tegen cntelbaare deugden in de fchaal
der Voorzienigheid, als of de Hemel dus ook de
besten der njenfchen hunne geringheid wilde doen
gevoelen. Deeze onvergelykelyke Held, zo me-
nigmaalen vergeefs befprongen en belaagd, wierd
cindelyk het üagtofFer van 's Vyands woede. Bal-
thazar Geeraards, een Bourgondiër, doorfchoot hem
tinnen Delft. Dweepery en gierigheid waren de
foerzelen van dat heilloos beftaan: want de moor-
der, pp de daadgegreepen, bekende, dat hy door
Ν 3 de
-ocr page 258-264 de OPKOMST en BLOEI deil
de Geestelyken met vaste hoop op de hemelfche
Martelkroon, zo hy 'er 't leven by verloor; en
4oor- Parma, met fehoone beloften van 's Konings
gunst, zo liy \ gevaar ontkwam, daartoe was aan-
^eipoord,
Hoe klonk de droeve maar van dat ongeval door
tlle onze gewesten, Hoe trof het Holland boven-
al, m naauw aan den Prins verknocht, zo dier aan
Jiein v^rpligt, en altoos zo naaryverig om zyne Va-^
derlyke zorgen met de teêrfte liefde te beloonen ?
h Valt ligter den diepen rouw, dei algemeene ent·?
fteltenis, te befeiFen, dan uit te drukken. Daar
lag de hoofdzuil van den zwakken Staat, de hoop
en foeverlaat van het Krygswezen, en het Orakel
van alle Raadsvergaderingen! Wie zou voortaan de
Vryheid verdeedigen , 's Lands welvaart in haare
bronnen vermenigvuldigen, de belangen van den
Godsdienst grootmoedig voorllaan, en tegen alle
fchennis handhaaven? Wie in Staatsgeibhiilen de
ftrydende gevoelens vereenigen ? Wie Parma 't hoofd
lïieden? 't Was nu gedaan met alie hoop op heé
weeren der Spaanfche Tieranny. Her'^ganfche Land
was ilechts een troosteloos huisgezin ,'t welk zynen
Vader beweende Γ de trorre Vyand aanfchouwde 'ε
van buiten , met eenen dreigenden grimlach, en
fcereiddQ zich tot eene wisfe en onverbiddelyke
wraak , , · ί Evenwel waren de voornaamile Hee·?
f-en noch bedacht op hunnen pligt, De wanhoop
Y^rfeinderd^ he^i niet, na^r liun vermogen in den'
ilQog-,
' r
VErvEENiGBE.NEDERLANDEN. ^99
hoogften nood te waaken, tot dat de opperfte Goed-
heid op nieuW: de vuurige gebeden der Gemeente
verhoeren, en eene weafchelyke uitkomst verlee;-
nen zou. ■ ; -r · . ^ · ^
Met den fchok deezer omwentelinge zien wy ons
als tot de tweede afdeeling van dit tydperk "gebragt;
en zulk eene onderfcheiding kan niet overtollig
fchynen, om dac zy dienftig is, om ons de Npder-
landfche Gefchiedenisfen met juister oordeei ζε lee-
ren befchouwen. Wy-trachten de geileltenis. van
het Volk, de oorzaaken van<, .deszeifs opkomst,
voor- en legenfpoed, en de-bggiozelen van deszelfs
geluk, af Ee;leiden ^uit gebeurde: zaakep. -Dat be-
ftek is groot , en de keus dier zaaken niet gemaklyk.
Maar fchooii wy ook in dat opzïgt niet ongelukkig
niogten geweest zyn, echter zal^, onze redeneering
noch zeer onzeker blyven, zo^Xang wy ons onder-
werp niet van alle zyden beichquwd hebben. In hec
doorloopen van zes of zeven^'eeuwen hebben.w'y al'
reede .gelegenheid gehad, tot gewigdge aanmerking
gen; maar zelden tot zodaanige, die onmiddellyk
de Republiek betroffen. Wy hebben de. Nederlan-
ders onder veele ongelyke Hèeren gezien , onder
ingeboorenen en uitheemfchen, onder zwakke en
magtige Vörden: maar tot noch toe altoos onder
Vorilen, of uitfteekende Hoofden. Hun gedrag is
doorgaans lofwaardig geweest; hoewei zommige
trekken ons ook geleerd hebben, dac zy vatbaar
waren voor de verleidingen van een luisterryk Hof,
200 de OPKOMST en BLOEI deil
ên vóör de iaage indrukzelen van hooflche ftaat-
ziichi:. Zy hebben in den laatften tyd onze hoog-
"fte achting verdiend: maar dat was onder eenen be-
ftierder, die overal, waar hem zyn lot ook geplaatst
hadde, zo gemaklyk goede Burgers j als Alexander
foldaaten, zou gevormd hebben, 't Strekt hun on-
twyffelbaar tot eere, de deugden van dien grooten
'Man op haare waardê te hebben gefchat: doch de
hooge nood, die hun dit ook afperste, verkleint
Vobr een zeker gedeelte deeze eer; en wie zal dat
gedeelte berekenen ? Om dan over 't geheel zo wei-
nig als mogelyk is te dwaalen, is het nóodig, dat
wy de Natie, na de dood van den Prins, met de·»
gelfde oplettendheid befchouwen, alé by zyn leven;
te .meer, om dat zy zich nu voor V eerst in haar
liatuurlyk licht, en aan zichzelve overgelaaten, zori-
der Heer of Opperhoofd, vertoont.
'ik beken, dat hier het eerfte voorkomen niet gun-
ftig fchynen zal. Geduurende de voorbereidingen toe
het beleg van Antwerpen , riep Mondragon, ee-
ïien misil.ag der Staatfchen merkende: iV« ziet men^
4ßt de Prins van Oranje dood is. Dit betrof den
Icryg ; in ilaatzaaken zullen wy terflond het onder^
fcheid noch grooter vinden. Maar iaaten wy zorg-
wldigzyn, am uit deeze eerfte fiaauwmoedigheid,
door een onherilelbaar verlies veroorzaakt , geen
ftllernadeeligst befluit te trekken. De volgende ty-
den, inzonderheid de maatregelen, door welke men
dwingiandy vm Leigester verydeide, en niet
miri-.
\
ί f
ve.reenigde NEDERLANDEN. iBq
minder de ilaat der Nederlandfche zaaken na zyn
vertrek , zouden naderhand tegen ons getpigen,
indien ons oordeel hieromtrent voorbaarig geweest
waare. Ik zal kortheidshalven, met betrekking toe
dit ftuk, flechts een enkel punt , doch het ge·:
wigtigfte van allen , ter befchouwinge voordraagen.
'c Was van den aanvang af eene groote vraag
geweest, of, en hoe verre, men de hulp van
vreemde Mogendheden moest noodig achten, om
zich ilaande te houden tegen de magt van Spanje ?
Wierd de volftrekte noodzaaklykheid hier van er-
kend, zo wierd daaruit eene andere vraag geboo-
ren: of men naamelyk zich met genoegzaame hoop
op zodaanig eene hulp zou kunnen vleien, zonder
den Vorst, wiens onderileuning men verzocht, hec
Opperbewind aan te bieden, op de beste voorwaar-
den, welke men zou weeten te bedingen? Dit ge-
wigtig ftuk had akyd 's Prinfen ftaatkunde de mees-
te bezigheid verfchafc. Men meende, na zyne
dood, zyne grondbeginzelen te kennen, en men
'achtte zich verpligt, uit eerbied voor zyne gedach-
tenis, op geene andere te bouwen. Maar 't fchynt
wel, dat men zich noopens het eerile bedroog; en
dat daarenboven het laatfte , byaldien men ook
's Prinfen waare meening getroifen had , boven
de verwachting moeilyk zou gevallen zyn. Tot hec
volgen van zyne maatregelen wierden immers de
bekwaamheden, welke hy alleen bezat, en geene
niindere voorrechten van achtbaarheid en algemeenen
de OPKOMST en BLOEI deh
invloed, dan de zyne, vereischt; al het welk met hem,
•zónder eenige kenbaare voetilappen na te laaten,
vefdweenen was. Wat de befcherming van Vreem-
den betreft; uit veele handelingen van den Prins
zou men beiluiten, dat hy geoordeeld had, dezelr
ve niet ce kunnen ontbeeren; hoewel zommige ver-
toogen, door hem in de hachelykfte omilandighe-
den ter vergaderinge der Staaten gedaan, te kennen
geeven dat hy alleenlyk wegens hunne traagheid,in
het opbrengen der vereischte geldfonimen, van die
gevoelen was. Maar fchoon hy uit dien hoofde
den weg tot handelingen altoos open heeft gehou-
den, zyne W3^ze van zulks te doen toont duidelyk,
dat hy de onderwerping aan eene vreemde Mogendr
heid aanmerkte, als eene klip , welke men tot in
den uiterilen nood behoorde te fchuwen. Hy han·
delde onophoudelyk; maar hoe voorzigtig, Jio^
fchoorvoetende, en met welk eene fyne kunst !
Duitschland, Vrankryk, en Engeland, inzonder-
heid de twee laatile Ryken, wierden in geduurigö
onzekerheid gehouden, wie hem eindelyk door de
gewigtigfte dienften tot afhangklykheid verpligtet?
zou,; terwyl hy alleen door dat middel onafhangklyk
bleef. Tot Vrankryk fcheen hy 't meest te nei-
gen : maar by deeze voorkeure had hy geen ander
inzigt, dan de verwyderingen tusfchen het Spaan·
fche en Franfche Hof te vergrooten; welke be-
trachting aan de Engelfche zyde overtollig zou
geweest zyn, vermits tusfchen Engeland en Span-
je»
I ■
I
VEREENiGDE NEDERLANDEN, -nas
|e, zo wegens hec verfchil van Godsdienst als an-
derszins, niet de minile gemeenfchap van Staats-
belangen meer overig vs^as. Ook belette dat onder-
fcheid hem geenszins, met Engeland en Vrankryk
tevens te handelen, gelyk hy doorgaans deed, om
aan de beide Hoven den naaryver voedzel te gee*
ven. Al het geen te vooren verhandeld is, aan-i
gaande 't inhaalen van eenen uitheemfchen Land-
voogd, of Opperheer, bewyst wel, dat Oranje
zomtyds, geperst door eenen. zamenloop van om-
ftandigheden, waaronder de afgunst der Grooten in
de eerile plaats geteld wordt, iets aan iien tyd lieefc
iiioeten toegeeven; maar tevens, dät hy zyn groot
oogmerk, om zichzelf, en de gewesten, welke
zich op hem verlieten, tegen dé willekeurige heer-
fchappy van eenen vreemdeling te behoeden, nooit
vergeeten heeft. Het geval vith Anjou doet alle?
af; en 'c is verwonderlyk dat dé Hollanders, de
Zeeuwen, en de Utrechtfchen, wien dit noch zq
versch in 't geheugen leggen moest, zich niet erin-
nerd hebben , met hoe veel voorzorg de fchrandere
Prins hunne Staaten voor de Franfche overheer·?
fching, wat 'er ook voor het overige buiten zyne
gisfing gebeuren mögt, had weeten te beveiligen.
Wilde men zyn voetfpoor volgen, men moest dan
ook, gelyk hy, op de gevaaren, welke men-t^
gemoet ging, gelee hebben. Doch dit was onmo^
gelyk voor een mistroostig aantal van Burgers, .en
onervaarene Edellieden»
270 DE OPKOMST EN BLOEI DEs.
Het beste, dat men onmiddeilyk na de dood van
den Prins beraamde, was de aanilelling van eenen
Raad van Staate, die met den jongen Maurits aan
't hoofd, by voorraad, regeeren zou, maar in zaa-
ken van het uiterile gewigt aan de Staaten onder-
worpen zyn, welke ten minften tweemaal 's jaars
op de befchryving van dien Raad zouden vergade-
ren. Dit was de zaak van den rechten kant begon-
nen ; maar zy wierd zo wel niet vervolgd. Bekwaam
genoeg tot huishoudelyke fchikkingen,maar niet ge·
fleepen op den flinkfchen handel der Hoven, meende
men, op het gezag van 's Prinfen gevoelens, een
ontwerp te, hebben gevonden, 't welk inderdaad
hemelsbreed daarvan verfchilde. Dit was, de op-
dragt der Nederlandfche Provinciën aan den Koning
van Vrankryk, onder geringe voorwaarden, fmeé-
kender wyze ingefteld, en met beevende handen
overgeleverd. Ik geloof niet dat in het ganfqhe
beloop der Nederlandfche Gefchiedenisièn iets te
vinden is, ε welk meer tot onze vernedering flrekt.
Wel is waar, dat eene zo grove dwaaling by allen
geenen ingang vond. Amfterdam en Monnikendam
hebben 't iluk eenigen tyd ileepende gehouden, ea
Gouda kantte zich tegen alle raadilagen van dien
aard,met een bondig en nadrukkelyk vertoog. Maar
in zodaanige vervoeringen ziet men zelden, dat hec
gezond veriland den maalftroom der driften weder-
ilaat. De zaak wierd doorgedreeven, en een ge-
zantfchap ten dien einde naar Hendrik den ΠΙ. af-
ge-
CS
VER.EE NI GDE NEDERLANDEN. 205
gevaardigd. Hec dringend gevaar van Braband en
Vlaanderen , daar Parma dagelyks nieuwe voordee-
len behaalde, had mede iets toegebragt, om die be«
fluit te verhaasten, en verfchoonbaar te doen fchy-
nen. Maar, wie zou het geloofd hebben ? Dat
manhaftig Volk, die moedige grondleggers van hec
Gemeenebest, vallen den Franfchen Monarch 00c-
moedig te voet, en fmeeken hera, dat hy, als uit
ontferming, hunne Landen voor akoos aan zyne
Kroon hechte. Zy vyzelen noch, om niet afgefla-
gen te worden, hunne voordeelige geilekenis ten
hoogften top; en, daareene enkele Stad noch on-
langs bekwaam geweest was om de vryheid tegen
'sKonings Broeder te handhaaven, bieden zy hem-
zelven thans negentig goede Steden aan, als onder-
panden der flaavernye. Zy vergeeten de fnerpende
roeden der Franfche heerschzucht, zelf den St.
Bartels nacht, zo volkomen, dac zy zich ook uit
Parys de handhaaving van den hervormden Gods-
dienst kunnen belooven. Onbegrypelyke blindheid!
Welk eene voldoening zou het voor Anjou niet ge-
weest zyn, hen wegens die omwenteling met eene
tergende beleefdheid te beklaagen ? Maar deeze was
reeds, onder 't fleepen der vruchtelooze handelin-
gen over zyne verzoening, ten grave gedaald. Niet
min zeldzaam was ondertusfchen het gedrag van
Koning Hendrik, die deeze zo breed uitgemeecene
voordeelen van de hand wees, en de wanhoopende
Mederlanders aan hun noodlot overliet. Dit fcheen
Èoö de OPKOMST EN BLOEI DËn
fró veel te vreemder ^ om dat de Franfche gezanê
Pruneaux > toen men in Holland over deeze opdragt
raadpleegde, aldaar, met geduurig reizen van Stad
tot Stad, niets onbeproefd gelaaten had omze te
verwerven, 't Kan nuttig zyn, dan dit voorbeeld
ons erinnere, hoe een Koning, zo wel als de ge-
ringfte burger, zomtyds met zichzelven ilrydig is.
Van zommigen wordt deeze wispeltuurigheid aan
vreeze voor het gewoel der Guizes toegefchreeven;
van anderen aan zyn vadzig en zorgeloos geftel.
Wy moeten, volgens de waarfchuwing, welke
ik heb laaten voorafgaan, van deeze dwaaling onzef
Voorouderen niet op het ongunffigst oordeelen. Zy
is gefprooten uit liefde voor den Prins, uit droef-
heid over zyne dood, en uit vuuriger yver, om be*
grippen, welke men te onrecht voor de zyne hield,
voor de beste te doen doorgaan. Zy moet geplaatst
worden op de groote lyst van die zwakheden,
waaraan het menfchelyk gedacht overal, en zonder
onderfcheïd, onderhevig is, en die in zichzelve noch
iets lofwaardigs behelzen. Noch ééne vernedering;
en wy zullen de oude wakkerheid herbooren zien»
InVrankryk te leur gefteld, wendde men zich
met hetzelfde oogmerk naar Engeland, en 't gevolg
was zo ongelukkig als het behoorde te zyn. Een
fcherp middel wierd 'er tegen deeze kwaal ver-
eischt; en dat gaf Elizabeth, hoewel zy daarmede
niets minder dan de geneezing bedoelde. Het won-
derlyk gedrag dier Koninginne moet in zyn geheel
be.
u
VEREÊNiGDE NEDERLANDEN, ao;?
l5erchouwd worden, indien men haare voorneeraens
doorgronden wil. Het doet ons beeven, wanneer
wy dus gewaar geworden, in welke gevaaren onze
Republiek, door een enkelen luim van flaauwmoe-
digheid, of veeleer door de eenvoudigheid des
Landaards, geworpen is: maar de uitilag bewyst met-
één deeze troostelyke waarheid, dat de fcherpzin-
nigile Vreemdelingen bezwaarlyk tot die naauwkeu-
rige kennis komen, welke noodzaakeiyk vereischc
wordt, om een gansch Volk in het gareel te flaan.
Had zy Engelfchen voorgehad, haare maatregelen
zouden ontwyiFelbaar aan haare verwachting voldaan
hebben. Maar noch zy, noch haare Staatsdienaars,
wisten ooit dien juisten toon te treffen, waarvan in
Nederland alles afhangt, en wiens gebrek de diep-
fte ftaatkunde niet vergoeden kan. Ook was 't een
groot geluk voor ons, dat Oldenbarneveld, een
der grootfte Mannen van zynen tyd, het roer in
handen kreeg. Onder zyn beftier zullen wy de Ne-
derlanders voor 't eerst in een onbeneveld licht be-
fchouwen. Hunne natuurlyke deugden en gebre-
ken zullen meer en meer ontzwachceld worden,
't Zal blyken, dat zy, ai wat hun in Staatzaaken
ontbroken had, onder dien meester ligtelyk ver-
kreegen hebben: en wat de krygskunde betreft, zy
zullen onder de ftandaarden van den zeeghaftigen
Maurits ook geen verachtelyk gelaat toonen. Laa-»
ten wy met de Engelfche zaaken aanvangen.
Elizabeth begeerde de heerfchappy over de Ne-
der-
derlanden, of geheel niet, of volftrektelyk, zonder
voorwaarden, zonder bepaalingen. 'cSchync dat haare
Majefteic, allang gewoon de voorrechten der Engel-
fchen niec hoog te fchatten, haar zegel aan geene
Nederlandfche handvesten dacht te moeten fteeken;
op dat haare eigene onderdaanen, uic de ftribbelin-
gen, welke anders van tyd tot tyd over het onder-
houden vandezelve konden ontdaan, geen voorbeeld
van wederipannigheid mogcen neemen. Dit was noch
iets meer, dan de Hertog van Anjou, of de Ko-
ning van Vrankryk, zich immer hadden ingebeeld.
Tegen de zwaarigheden, welke met de grootheid
van haar ontwerp evenredig vermenigvuldigd wier-
den, fmeedde zy eene lange aaneenfchakeling van
Jisten; zich vleiende, zo het groot oogmerk niet
bereikt wierd, uit den mislukten aanflag ten min-
ften altoos aanzienlyke voordeden te zullen trek-
ken. Vooreerst nam zy de magt van Filips den π.
in aanmerking. De oorlog met Spanje was onver-
jnydelyk, zodra zy zich in het bezit der Nederlan-
den zou gefteld hebben: zy wist niec hoe verre de
vermeerdering van vermogen, welke zy uit dee-
zen nieuwen eigendom te gemoet zag, haar tot
dien oorlog zou in ftaac ftellen; waaromtrent zy
van haare Engelfche Natie, die uit den aard op-
roerig is, zo weinig als mogelyk was wilde afhan-
gen. Zy moest van die ftuk verzekerd zyn, en
achtte 't hierom noodig, dat een getrouw Dienaar
van haare Kroon zigh vooraf de grondige kennis
j der
VEREENIGDE NEDERLANDEN. 20()
der Nederlandfche zaaken eigen maakte. Voldee-
den zyne ontdekkingen aan de verwachting, dan
was het tyd om den taerling te werpen. Voldee-
denze niet, dan bleeven 'er noch genoeg bekwaa-
me wegen over, om zich met Spanje te verzoenen.
Zy kon in dat geval misfchien als middelaares de
Vrede bewerken, en gelegenheid vinden om de
Nederlanden te deelen met Fihps, die haar dan
noch het gerust bezit van zyri overgebleeven aan-
deel zou hebben dank te weecen. Zulk een om-
weg gaf daarenboven, zo men de zaaken wel be-
ftierde, de beste middelen aan de hand, om van de
Nederlanders te verkrygen het geen zy zocht. ■ 'c
Was, zeker, geene geringe onderneeming, eert'
Volk, dat zo veel reeds om zyne vryheid had door-^
geftaan, dus voor altoos aan band te willen leggen.
Had men die hoop opgevat uit hunne deêraoedige
vernedering voor den Koning van Vrankryk, mea
overwoog metéén, dat deeze vernedering byna hec
uiterfte ilip bereikte, waartoe zy immermeer zou-
den kunnen gebragt worden; en dat men dit uiter-
fte , volgens het gemelde ontwerp, noch wel eeni-
ge flappen zou moeten overfchryden. Immers voer-
den hunne Gezanten in Engeland ook reeds eene
andere taal, dan zy in Vrankryk hadden gevoerd,
het welk te kennen gaf, dat zy hunnen ilaat niet
ineer zo hoopeloos oordeelden, als by de opdrag:
aan Hendrik den III. Ook zou het eene Koningin
van Engeland, die ten minilen voorwendde, in
O
-ocr page 270-;ϋί.ο DE OPKOMST EN BLQEi deü
haar eigen Ryk, volgens bepaalde wetten en inftel·
lingen te regeeren, geenszins betaamd hebben, dat
zy over haare ongelukkige Nabuuren openlyk eene
onbepaalde heerfchappy gezocht hgd. De zaaken
moesten dan, als van zelfs, tot zulk een verval ko-
men, dat onze Nederlanders, onder elkandereti
verdeeld, en in ^e uiterile verwarring gedompeld,
geen ander middel tot hunne redding overig von-
den, dan eene volkpmene onderwerping aan de
Koningin, die eindelyk zulk een volftrekt gezag,
als onwillig, en niet dan op hec lang en vuurig
fmeeken der wanhoopige Gemeente, zou aanvaar-
den. Alle deeze inzigten hingen wonder wel aan-
een : maar bovenal kwam hec op de verkiezing aan
van een bekwaam werktuig, van eenen gunileling,
haar vertrouwen waardig, die, als haar ftedehou-
der her waard gezonden, en in fchyn niets bedoe-
lende dan de befcherming deezer Landen, heimelyk
volgens de begeerte van zyne Meesteres zich toe-
leide -op de vereischte kundigheden, om 'er na-
derhand al hec misbruik van te maaken, dac in de
oogmerken van zyne zending opgeflooten was.
De Koningin toonde zich dan teriïond afkeerig
van de voorflagen der Nederlandfche Gezanten. Zy
verwaardigde zich naauwlyks naar de aanbieding der
Opperheerfchappye te luifteren: zy weigerde ook
de altoosduurende befcherming deezer Landen, wel-
ke men toen van haar hoopte te verwerven. Maar
eintielyk bewilligde zy in eensn bepaalden onder-
it
vereenigde Ν Ε D Ε RL Λ ^ D Ε Ν. ζιι
ftandv' zokng de oorlog dutiren zou. Zy verpligtt^
zich dus toe heε'onderhouden van zesduizend Man^
onder égnen jEQgelfchen !QYerft.e^, harren ftedeho^r
der. De kosten, hiertoe'yerrchooten, zoudeirh^^
na 't fluiten van den Vrede , binnen vyf jaaren moe-
ten vérgöed--worden, en ^ndertusfchen moest meij
eenigè Steden, te^bezecten ^uet Eiagelscli krygs-
votk boven de gemelde hulpbenden, aan haar ver-
pandeni -' Zy-bedong daarenboven verfcheidene an-
dere punten, die ook het Staatsbeffier aangingen,
als onder anderen het·"recht van twee haarer On-
derdaanen in den Raad van Staate te ftelien. Zy
gaf het bewind ysn deeze zaaken aan den Graaf van
Leieester, en voorzag hem in 't openbaar van gee-
ne andere bevelen , dan die uic waare en belange-
^ooze genegenheid fcheenen tè vloeien; maar zyn
heimelyk berlchtfchrift, waarvan de Gezanten wel-
Masc den zaakelyken inhoud magtig wierden, was
van één geheel anderen aard. Het behelsde re^ds
onder dé voornaamile punten den last, om naauvsr-
keurig onclerzoek te doen, of het vermogen der
Staaten zo groot waare, dat zy met hunne eigene
middelen konden befcherrad worden. Zyn gedrag
doelde van den aanvang af op dat wit; maar zo
onbewimpeld, en n^et zo weinig voorzigtigheid ^
dat dit alleen, al had men niets meer geweeten,
genoeg zou geweest zyn, om de oogen der verftan-
digen te openen. Al het nut, 't welk hy de Re-
piibli'ek toebi'agt ? beilond in esjiige weinige krygs-
O .2. ' be-
-ocr page 272-ΐΐϊΊ de OPKOMST en BLOEI derv
fcëdryven, die echter niet lang daarna, toen zyne En-
gelfchen in Gelderland en Overysfel mee den vyand
ré zamenfpanden ,van grooter fchade gevolgd wier-
den. Daartegen bragthy alle ilaatzaaken in de uiter-
iie verwarring, zaaide geduurig verdeeldheid onder
de Provinciën, omze tegen eikanderen aan te hit-
fen., gaf een iegelyk., die misiloegd of kwaêlykge-
zind was, greetig gehoor , eri verfterkte zynen aan-
hing, tot fpyt van den Hollandfchen Adel, met
Brabanders en Vlaamingen. De Godsdienst, het al-
lerteêrile punt, wierd mede in "t fpel gebragt. Vee-
Ie geestelyke yveraars, tegen de Overheden ge-
kant, wegens de noodige bepaalingên op hun Ker-
ke! yk gezag, en misfchien voorgenomen hebbende
zich hief zo noodzaakelyk in het ftaatsbeftier te
iiiaaken, als de Bisfchoppen in 't Engelfche waren,.
Honden hem ten dienst, om, zo we! van den Pre-
dikftoel, als in byzondere zamenkomften, tweedrsgt
en oproer te kraaien. Wie zou gedacht hebben
dat de hervormde Godsdienst, noch kort tevooren
de ilerkfte iteim der Vryheid,zoo fchielykkon mis-
bruikt worden, om hec werktuig der buicenfpoo-
rigfte heerschzucht te zyn ?
Leicester was geveinsd, listig, wraakgierig, en
ruim genoeg vangeweeten, om een gevaarlyk Staats-
dienaar re zyn; 'c welk hy echter niet was. Het
ontbrak hem aan geduld, aan voorzigtigheid, en
aan veéle andere daartoe vereischte hoedaanighe-
den. Hy bezat niets van die inneeraende befchaafd-
Yereénigdi; NEDERI.ANDEN. 213
heid, waarachter de ondeugden veiiig fchuileny
en die dikwyls de Deugd ?:e}ve doet verlegen ftaan.
Hy was trots, maar zonder achtbaarheid; en zom^
tyds genfieenzaam willende zyn, gelyk dat onder de
Nederlanders noodzaakelyk is, verviel hy tot laag-
heden. Hy had moeds genoeg om gevaarlyke aanfla-
gen te fmeeden, maar }iy wist ze nooit vooraf te
bereiden: mislukten ze, zo had hy niets in gereed-
heid, geene uitvlugten, geene bewimpelingen,
noch klèuren, waaraan het fchrandere verleiders
gelden ontbreekt, om zich te dekken tegen het
verwyt der beleedigde partye. Dikwyls zag men
hem in zulk een geval zyne toevlugt tot armhartige
logentaal neemen, en bevelen, die men hem, met
zyne eigene hand ondertekend, vertoonen kon,
met dieren eede verloochenen, Plegtig zyn woord te
geeven, en het 's anderen daags openlyk te breeken,
was een fpel daar hy zich nooit aan kreunde. En
fchoon het zeker is, dat een Dwingeland de deug*
den, welke hy onderdrukken wil, niet alleen moet
kennen, maar ook by nabootfing weeten te vertoo-
nen , verre van daar fchynt Leicester niet eens te heb-
ben begreepen, van hoe veel belang het is voor een
Opperhoofd, dat hy ten minften gehouden worde
voor eenen Man van eere. Hy was in de Regeering
juist het zelfde, dat in den oorlog een partyganger
of vrybujter is, altoos vaardig tot verrasfende aan-
flagen, maar onbekwaam tot zaaken van omilag,
cii nafleep. Dit was het dat hem, na dat hy veei
O 3 ver-
-ocr page 274-280 de OPKOMST en BLOEI deil
VéiWamng.in deezè Landen veroorzaakt had, tot
de buitenfpoorige gedachten vervoerde, om zich mee
geweld meester te maakefl van eenige voornaamè
Hollandfche ileden. Hét ongelukkig voorbeeld van
Anjou fchrikte hem geenszins af: trouwens, hy
was de man niet, om ièlfs uit zyne' eigét^ misfla-
gen wyzer te wofdeTiv 'c welk buiten tegenfpraak
een blyk van gering veiiÏand is. De Natuur brengt
enkele niénfchen voort, die bekwaamer zyn, en
tevens meer lust hebben, om af te breeken, dan
öm te bouwen. Eehe efgefe foetc is 'er, van zul-
ken, dié zelfs hun ei^iï wérk, éér 't half voltrok-
ken is, door ontydige drift in duigen ilaan. Lei-
cester had met beidefi eenige overeenkomst; met
dé laatilen de meeste, 't Schynt vréémd dat dö
Koningin, die met zo veel ichranderheid haar ont-
werp had gefmeed, geen bekwaamer man toe des-
zelfs uitvoering heeft wéeten te kiezen. Maar hy
was haar gunfteling, én verborg, naar 't fchynt^
ten Hove zyne aanilootelykfte gebreken. Of heeft
Elizabeth ook gedacht, dat die ruwe fierheid, Wel-
kè hem eigen was, best gefchikt waarê, om dc
jiachtheid en eenvoudigheid yan qnzèn landaard t©
kreuken? Mogclyk ja.
't Zal ons nu lusten, de handelingen deezer bei-
de Perfoonaadjen, met betrekking tot öns Vaderland,
in klaarder licht te zien. Deeze bèfpiegeling 2al bynä
de merkwaardigfie van myne geringe verhandeling
ryn ? om dat 'er naauwlyks eenig punt binnen myn
. c be-
VEREENiGDE NEDERLANDEN, -nas
beftek vak, waaruit zo veele algemeerie waarheden^
tot het oogmerk dienitig, af te leiden iyn. Wy hebben
onze Nederlanders, onder.'t geleide van eenèii Be-
fcheraiehgel, tegen de Spanjaarden en Franfchen
in 't hs?nas gezien : nu zulleh wy hen , zönder
iemands hulp of raad, tegen de Engelfchen, dié
men gemeeniyk voor de beste.Denkers houdt, zien
worilelen. De beroerten en opheilen van dien tyd
kunnen ons leeren, wat Jer tè vreezen ftaê» wan-
neer zodaanige Burgers kwaelyk beftierd wórdeni
De tegeniland dér besten onderrechte ons daarente-
gen van de noodige hulpmiddelen in het gedreigde
gevaar. De verdere oniftandigheden verleenen pni
byna het gewenschte licht,, om den hoogften trap:.te
bepaalen, waartoe dat gevaar kan ileigeren-, zonder
het uiterfte landverderf te baaren. Eene Natie is
doorgaans ilerk genoeg, wanneer'zy braave Man-
nen heeft, die haar zwak, hoedaanig dat ook zy,
grondig verilaan.
Zodra Leicester in Holland kwam, wierd hem
de algemeene Landvoogdy door de vereeriigde Staa-
ten van zelfs aangebooden. Een fchoon begin oni
zynen heërschzuchtigen geest te ilreelen: maar'c
geen 'er was voorafgegaan, toen hy noch in Enge-
land vertoefde, maatigde niet \veinig dat genoegen»
Het Stadhouderfchap van Holland en Zeeland was
den jongen Graaf Maurics opgedraagen', en ra'êri
had hem verzocht, den' titel van Prins van Oranje
ce willen voeren , waartoe hy, onaarigézien zyfi'
O 4 oud-
-ocr page 276-oudfte Broeder noch leefde , gerechtigd fcheen.
Oldenbarneveld, die deeze opdragc had aangeraa-
den, bereidde zich dus, om ten aanzien van Lei-
cester dezelfde voorzorgen iii 'c oog te houden,
waarby Willem de l. zich tegen Anjou zo wel had
bevonden. Die wierd in Engeland zo klaar ge-
merkt, dat Leicester zelf niet naliet zich daarover
misnoegd te toonen. Inzonderheid ftiet hem de ti-
tel van Prins, waardoor Maurits in rang en aanzien
zelfs boven hem fcheen verheven te worden. Maar
iioopens het bewind der Regeeringe toonde hy
firaks, by het aanvaarden der Opperlandvoogdye, dat
hy, in weêrwil van alle hinderpaalen, om geene
middelen ter uitbreidinge van zyn gezag bekommerd
was. Met veel moeite verwierf men zyne toeiiem-
ining, om eenenRaad van Staate nevens hem te itel-
len; en zulks gefchiedde niet dan onder belofte, dac
het Berichtfchrift van deezen Raad, fchoon in alles
naar zyne zinlykheid ingericht, alleenlyk gelden zou
tegen deszelfs leden, zonder hem, aan 't hoofd van
allen , tot de geringfte bepaaling teverpligten. Inmid-
dels ilond hy toe,dat men een zeker getal van Per-
foonen benoemde, waaruit hy deeze Leden kiezen
zou, maar noemde evenwel vooraf eenigen, welke
men niet moge uitfluiten.
De Staaten maakten zich dus misfchien fchuldig
aan eene toegeeyendheid , die^ zyne heerschzuchc
le veel moeds gaf; maar zo veel te beter ker-
den sj hem kennen : zy befpiedden zyn. gedrag,
j .. om
i \
VEREENIODE NEDERLANDEN. 217
<jm tegen de gevolgen op hunne hoede te zyn.
Dit blykt terftond uit de omzigtigheid, waarme-
de de voorwaarden van zyne aanilelling uitge-
drukt wierden; en noch meer uit de zorg, die men
droeg om van tyd tot tyd aan te wyzen, hoe dezel-
ve konden verilaan worden, wanneer men in zyn
beilier geen genoegen nam. Hy wierd, by voor-
beeld, tot Opperlandvopgd verkooren, om te re-
geeren volgens de wettige gewoonten der tyden
van Keizer Karei den V; 't geen heerlyk in zyne
ooren klonk, wegens zyne hooge verbeelding, van
het gezag, 't welk deeze Vorst, en deszelfs Land-
voogden onder hem , gevoerd hadden, insgelyks
te zullen voeren. Volgens dit begrip dacht hy
dan, aan geenerleie bepaalingen, behalven die van
zyne Koningin , onderhevig te zyn : maar coen
het tyd was, deed men hem klaar genoeg zien,
dat door de gemelde uitdrukking onmiddellyk eene
Oppermagt boven hem onderfteld wierd, welke,
te vooren by den Keizer, als Graaf, geweest zyn-
de, nu alleen by de Staaten meest gezocht wor-
den. Doch 't geen men reeds in den eerilen
ppflag aan Elizabeth fchreef, noopens de vol-
ftrekte magt, zo wel over zaaken van Regee-
ring , als over krygsverrichtingen, aan Leicester
opgedraagen, is noch merkwaardiger, om dat het
jn meer dan één opzigt haare loosheid verkloek-
te. De Koningin, die buiten twyffel verheugd
was over zyne bevordering , geliet zich echter,
284 DE OPKOMST EN BLOEI DEs.
öls of 't haar mishaagde , dat men buiten haa-
te bewiUiging dät beilüit genomen had: ja zy gaf
voor , op Leicester 2eer misnoegd te zyn, we-
gens het aanvaarden der Landvoogdye; als of zy
vreesde, dat zulks tot een middel kon flrekken om
haar aan de Nèderlandfche belangen naauwer te ver-
tinden, dan zy wenschte. De Staaten ontfchuldig-
dèn zich op haare klagten met dit antwoord, dac
zyne volftrekte magt niet verder moest verilaati
Worden, dan noodig waare, om den algemeenen
Landvoogd te onderfcheiden van de byzondere
Stadhouders der Provinciën. Zy liepen 't (luk dei
bürgerlyke Üegeering ongerept voorby, en ver-
klaarden , vlak tegen de letter van het Verdrag, dat
deeze magt zich ook niet verder uitflrekte dan tot
het bewind des oorlögs; willende naar allen fchyn
té kennen geeven, dac 's Lands wettige gewoon-
ten, in het verdrag gemeld, van zelfs eene ge-
rioegzaame uitzondering op zyn gezag, in de bür-
gerlyke Regeering, aan de hand gaven. Vry zwak ^
ik beken het; maar geestig genoeg, vermits het
ongenoegen der Koninginne niet natuurlyk fcheen,"
e» hierdoor fterk vermoeden gaf, dat zy zich,
zonder deéze beleefde WaarfcKuwing, te veel vari
haaren invloed o^ de Nedërlandfche zaaken zou be^
iööfd hebben. De Landvoogd, op verre na zó
doorfleepen niet als zyne Koningin, begreep niets
van deeze geheimenisfen; maar zodra hy begon té
Éöoneii, dac hein 't nafpooren van 's Lands midde-
vereenigdè NEDERLANDEN, »i^
ien emst was, leerde de ondervinding hem, dat
men, voornaaraelyk in Holland, zynen gewéldigen
geest Werks genoeg verfchaiFen zou. Die ontdek-
king vertraagde zynen yver niet, maar was veeleer
een prikkel om de róekelooze uitvoering van zyti
voorneemen te verhaasten. Aan de maatregelen j
welke hy nam, mogen verfcbeide trekken van het
voorgefteld afbeeldzel getoetst worden. Hy begreeji
de noodzaaklykheid van listige handeiirigen wel;
hy wist dat men verdeden moest om te heerfcheit;
maar zyne listen wierden kwaelyk aangelegd, en
de verdeeldheden, welke hy brouwde, brägten hem
ten val. 't Ging heni als onervaaren krygsliedenj
die dikwyls door hun eigen geweer jammerlyk be·'
fchadigd worden.
In plaats van dé Hollanders door éenen minzaa-
men omgang in te neemen, en door het voordaari
hunner byzondere belangen op zyne zy de tê lok-
ken, 'c welk een iegelyk^ behalvén Leicester, zoii
beproefd hebben , zocht hy integendeel zyneii
voornaaraften aanhang ter zydèn äf, in de andere
Provinciën ; ttiet oogmerk oin' vërvolgens, dóór
dat middel, den invloed der HollaHdrciie Steden op»
de Regeêring in 't algemeen tö ftrèffinien. Tus^
fchen Holland én Utrecht Brofeide öp dién tyd ée-
nig oiigenoegen, wegens den uitvoer van Mondbe-i
hoeften , dien de Amilerdammers onverhinderd
wenschten te houden, tegen het gevoelen dei·
Ucrechtfchenj welke, zonder zich over de alge"·
286 DE OPKOMST EN BLOEI DEs.
meene belangen van den Koophandel te bekomme-
ren, door het verbieden van den uitvoer her
vyandlyk leger tot hongersnood wilden gebragt
zien. Niets gereeder voor den Graaf, dan in dit
fmeulend vuur te blaazen. Hy begeeft zich naar
Utrecht, wint 'er grooten aanhang onder de woe-
iigfte burgers, mengt kerkelyke en waereldlyke ge-
fchillen onderéén, en wroet zolang, tot dat het
Jiem gelukt de Regeering te onderkruipen; waarna
de ganfche Provincie hem toevalt, om blindeling
pp de genade van eenige vreemdelingen, door hem
aan 't roer gefteld, te dryven. Ondertusfchen had
hy reeds een Plakaac op de Zeevaart uitgegeeven,
waarby de Ilollandfche Koophandel ten hoogilen
belemmerd wierd, maar 't welk groote voldoening
gaf aan de Utrechtfchen, die zich eerlang door
zyne gunilelingen in alles lieten bellieren. Wae
men hem tegenwierp, 't wasydel: hy hoorde nie^
niand dan zyne vleiers, en onder deezen maaliten
ook de Predikanten geene geringe vertooning. Bin-
nen korte dagen wierd men in Holland de befmec-
dng gewaar van het vergif, 't welk zy verfpreid-
den. Overal daverden de Predikftoelen van klagt
pp klagt, niet alleen over zorgeloosheid op het
handhaaven van den zuiveren hervormden Gods-
dienst, maar ook wel degelyk over het flecht be-
ftier der Staatzaaken. 't Land zou verlooren gaan,
zo men op dien voet volhardde: maar Leicester
was de Godsheld, de Gideon, die alle misbruiken
raocs;
-ocr page 281-vereenigde nederlanden. 22<>
moest herflellen , die veel beter, dan voorheen
Prins Willem, de belangen der Kerke ter harten
nam , en op wien alleen de hoop van het kwynend
Vaderland gevest was. Hierdoor aangemoedigd, eii
-om deeze zo getrouwe vrienden op zyne beurt noch
verder aan te moedigen, beriep hy, op zyn eigen
gezag, eene Kerkvergadering, of Synode, welke
alle drie jaaren .ilond hervat te worden. Onze jaar-
lykfehe Synoden, waarfchynlyk uit deeze inftelling
gefprooten, ftrekken tot bewys, ^t een ongezon·;·
.de wortel zomtyds goede loocen fchiet. Op de ge·;·
melde Vergadering wierd qnder anderen^eene Ker-
kenorde beraamd, naar welke men zich in de ver-
eenigde Gewesten alom zou hebben te fchikken,
Zy moest voornaamelyk dienen om alle verfchil
over geestelyk en waereldlyk recht, met betrek-
king tot Kerkelyke zaaken, te benechten; en was,
gelyk men denken kan, zeer gefchikt om de onaf-
hangklykheid der Geestelyken te bevorderen. Al
dit werk hadden de Staaten, zo 't fcheen, met lyd-
zaame oogen aangezien: maar toen deeze kerken-
orde zou bekrachtigd worden door de toeftemming
der voornaamite Steden , wist men 'er overal zo
veele uitzonderingen op te vinden, dat haare uit-
werking byna geheel verydeld wierd. Dordrecht,
namaals door zyne Nationaale Synode zo vermaard
geworden, was de eenige Hollandfche Stad, die
2ich aan de beiïuicen van deeze Kerkvergadering
met voile gehoorzaamheid onderwierp.
Ö22 de OPKOMST BLOEI der
..Dat de Graaf.van Leicester het gevaar van nieu-
wigheden in te voeren geenszins begreep, blykc
zeer klaar uic de menigte .der nieuwigheden, welke
hy zo kort op eikanderen liet volgen. Zyne eerile
was geweest het oprechten van eene Munt te Αηι».
fterdam, tegen den zin der-Staaten, en vooral der
Stad Dordrecht, die ^zich onder de Holkndfche Ste-
den een uitfluitend recht van- munten toeeigende.
Dit kon hem nochthans gediend'hebben om deAni-
fterdammers aan zyn fnoer re krygen; maar hy zocht
iets anders, 'c Geld, dac hy 'er liet flaan, moest
het wapen van Engeland voeren, om den Staaten
hunne afhangklykheid onder 't oog ce brengen,· en
wierd verre boven de waarde uitgegeeven ; niet,
gelyk men verwachtte, ten nutte van de gemeené
kas, maar alleenlyk om met dit afgekneveld voor-
deel zommige perfoonen, welker gunst hy koopen
wilde, te verryken. / Onmiddellyk hierop was het \
reeds gemelde Plakaat op de Zeevaart gevolgd ,
waaromtrent noch deeze byzonderheid in aanmerking
komt, dat hy niet alleen-den Ingezetenen, maar
zelfs allen Vreemdelingen, hoe genaamd, op eene
belachelyke wyze verbood, den Vyand met eenigen
toeyoer van waaren te onderileunen; als of hy niec
alleen gansch Nederland, maar ook Denemarken^
Zweeden, de ganfche Oostzee, aan zyn eigen-
dunkelyk gezag wilde onderwerpen. De Kerken-
orde , waar van ook reeds gefprooken is, was de
derde nieuwigheid: maar de vierde, welke het in-
vereenigde NEDERLANDEN. 223
péllen van eene nieuwe Rekenkamer betrof,
noch de vreemdiie en gevaarlykile. De bezigheid van
deeze Kamer zou voornaamelyk beitaan in het na-
fpooren van allerleie misbruiken, noopens den uit-
voer van Koopvvaaren, in het Plakaat op de Zee,-
vaart verbooden; en in het voorkomen van verderen
iluikhandel, of zogenaamde Lorrendmaiery» Tea
dien einde zou men van alle Ontfangers der Gelei-
gelden en tollen ftrenge rekening vorderen, en alle
Kooplieden noodzaaken hunne boeken daar tegeiir
■over open te leggen, om het allerminfte, dat ter
kwaader trouwe gehandeld waare , te ontdekken,
en den overcreeder door eene zwaare geldboete te
ilraifen*
't Was kkar dat deeze laatfte inftelling onnoeme.-
lyke belemmeringen in den Koophandel moest haa-
ren: maar de Landvoogd, door kwaaden raad ver,-
blind, vlamde te zeer op de groote voordeelen,
welke men hem hieruit beloofde, om naar eenige
tegenwerpingen te luisteren. Jakob Reingoud, een
doorfleepen huichelaar, doch w^iens oneerlyk ge-
moed nit voorgaande ilukken bekend was, en die,
na dat hy den Roomfchen Godsdienst verlaaten had,
om Leicester te behaagen, zich door hem tot het
voornaamile werktuig der ütrechtfche beroerten ge-
bruiken liet, had hem dit ontwerp fmaakelyk ge,
maakt. Die zelfde ftookebrand had te vooren ia
Braband een diergelyk voordel aan Requezens ge-
daan,, die 'er ce veel zwaarighedea in vond. Maar
224 DE OPKOMST EN BLOEI DEs.
Leicester vond 'er thans noch fchande noch zwaarig-
heid in, dat hy den Spanjaard in dwinglandy fcheea
Vöorby te ftreeven, Hy dreefde zaak in den Raad vaa
Staate door, in weerwil van alle tegenfpraak; en Uel-
de Reingoud tot fchatmeester aan. Doch toen men
deezen amptenaar Koramiezen zou toevoegen, om
in dé Hollandfche Steden de uitvoering zyner beve-
len tehandhaaven, haperde't werk, door den tegen-
iland van het Volk, en de fchynbaare onverfchillig-
heid der Overheden. Op dezelfde wyzevondhy zieh
bedroogen in hec affchaiFen der Vrywaaringen ten
platten lande. Zyne ilrengile geboden wlerden eer-
lang openlyk in den windgeflagen; en hy gedoog-
de 't, zonder te befeffen hoe veel zyne achtbaarheid
daarby verloor. Zeker, zulk een ilapel van nieu-
we Wetten, tegen dank en buiten overleg der Staa-
ten ingevoerd, had ten minilen eenigzins aannee-
melyk moeten gemaakt worden, door de bekoorin-
gen van een heusch gedrag in den dagelykfchen
wandel , zo wel als door voorzigciglieid , om in
zaaken van minder belang niemand te kwetfen.
Noch her een, noch het ander, fcheen Leicesters
aandacht waardig. De misilagen,. welke hy ook in
deeze opzigten dag op dag beging, zouden ons, in.
dien wy 'er op wilden fiiliiaan, eene onaangenaa-
me bezigheid verfchaffen. Men wil, zelfs in de be-
fchouwing der Gefchiedenisfen , welker hoogde
doel de waarheid is, de tafereelen van deftigheid
€i) Deugd liever uitvoerig, en de tegenoverftaande
VEREENiGDE NEDERLANDEN, -nas
wat luchtiger gefchilderd zien : hoewel deeze laat-
fte, 't geen beklaaglyk is, gemeenlylc tot de men-
fchelyke Natuur de naaste betrekking hebben.
Eerlang twyiFeide niemand meer, of de Land-
voogd zou in Holland dezelfde middelen werkftellig
maaken, waardoor hy de magt bekomen had, om
de Utrechtfche Regeering op zynen duim te draaien.
Eenige voornaame Heeren op zynen Vvenk uit hec
Sticht gebannen ^ Paulus Buis, geweezen Advokaac
van Holland, binnen Utrecht in hechtenis genomen»
zelfs Oldenbarneveld, die op deezen tyd dat Ampc
bekleedde, naar allen fchyn ten zelfden einde der-
waard gelokt, hoewel vruchteloos, verrieden zyne on-
bepaalde heerschzuchc naakt en klaar. Noch grooter
ongenoegen gaf het, dat hy telkens, wanneer men
iets tegen de belangen van Holland ontwierp, 'de
Hollandfche Gemagtigden onder 'c een of 'c ander
voorwendzel uit den Raad van Staate wist te ver-
zenden ; tot dat zy van de Staaten hunner Provin-
cie uitdrukkelyken last ontfingen, om zulke beve-
len niet meer te gehoorzaaraen.
Men oordeelde dan eindelyk dat de maat vervuld,
en de tyd gebooren was, om zich met ernst daar-
tegen te kanten. Naauwlyks had hy zich, op hec
naderen van den winter, naar den Haage begeeven,
of men nam die gelegenheid waar, om alle be-
zwaarnisfen te gelyk tegen hem in te brengen. De
bezadigdheid; ik mag wel zeggen, de kieschheid,
welke men hierby in 't oog hield, is merkwaardig.
F Be-
-ocr page 286-292 de OPKOMST en BLOEI deil
Beleefdheden, eerbewyzen, pligtpleegingen : niets
-ontbrak 'er, wat men aan zynen rang verfchul-
digd fchynen mögt. Men ging noch verder. Men
deedt hem een aanzienlyk gefchenk, zynde een zil-
veren vergulden kop, ter waarde van negenduizend ,
guldens, ten bewyze dat men ook tegen zyne per-
foon niets haatelyks in den zin had. Dit onthaal
moest ontwyiFelbaar den ruwen Engelschman, ge-
woon met vloeken en zweeren alles af te doen, op
het diepile vernederen, zo hy maar eenige edel-
moedigheid bezat. Hec maakte hem ook inderdaad
gedwee; en zulks had men zodra niet gemerkt, of
men kwam tot het inleveren van een Vertoog,
waarin drie Provinciën , Holland , Zeeland , en
Vriesland, haare klagten eenpaarig verhieven. De
Advokaat Oldenbarneveld, en eenige andere Hee-
ren nevens hem , wierden benoemd , om nader
met den Graaf in gefprek te treeden. Door deeze
onderhandeling leerde hy voor 't eerst rechtfchape-
ne Nederlanders kennen. Zy fpraken dingtaal met
een zachtzinnig gemoed. Zy poogden meer te
onderrechten dan te beftraifen. Hunne lesfen dien-
den niet alleen om zyn verftand te verlichten, maar
ook ter verbeteringe van zyn gemoed, indien dit
laatile mogelyk geweest waare. Waarfchynlyk zou
Leicester, fchoon hy met toegeevendheid fcheen
te luifteren , ook hierdoor niet veel wyzer ge-
worden zyn, zo men zich van der Staaten zyde
minder hartig in daaden dan in woorden getoond
ve.reenigde NEDERLANDEN. iBq
Bad. Hunne wakkerheid ontrukte hem den ileuti
van twee voornaame helpers, Reingoud en ProuT
nink. De oproerige aanilagen van den eerften wier-
den ontdekt en beweezen, door het gevangen nee-
men van eenen huurling, by Wien men yëeie zynef
papieren vond: hy zelf wierd ook in hechtenis ge-
nomen, Èn de Graaf kon naauwlyks Verhindererl
dat men zyn geding opmaakte. Niet lang daarna by
oogluiking zyne vryheid bekomen hebbende, ver-
trok hy naar Brusfel, en nam daar op nieuw deii
Roomfchen Godsdienst aan. Prounink, door Lei-
cester in de Utrechtfche Regeering gedrongen ^
en toe Burgermeester aangeileld , hoewel ^hy eeii
Brabander was , en uit dien hoofde niet ver»
kiesbaar, wierd uit die Provincie ter Vergadering^
der algemeene Staaten afgevaardigd: maar toen hy
'er verfcheen ^ weigerde men hem te erkennen §
als zynde met geen wettig gezag bekleed; en hoè
de Graaf voor hem yverde , hy moest gedöogeii
dat deeze gunfteling onverrichter zaake vêrtrofo
Terilond riep de Utrechtfche Vroedfchap haare övë-
rige Gemagtigden ter zelfde Vergaderinge, uit belg-
zucht, insgelyks te rugge: maar die gehoorzaani·«
den niet. Het geval van Prounink, zo fmaadeljM
voor de ganfche Vroedfchap, waarvan hy 'ΐ hoofd
was^ als voor hemzelven, wekte de twee overigë
Leden der Regeeringe op j om het verlooren Qwm
wigt in weerwil van den Graaf te herilellen. Dêe-
ge waren de Edelen, en de Gekoorenen j weli?^
■ L Pa iaat'
laatften men wegens de hervorming, in plaats van
de Geestelykheid , aldaar had aangefteld, en op
welker affchaffing de vrienden van den Graaf reeds
ilerk hadden aangedrongen. Deeze twee Leden
vereenigden zich dan tegen de Vroedfchap, die het
derde uitmaakte, en gebooden de Gemagcigden
hunner Provincie niet alleen ter Vergaderinge hun-
ne zitting te vervolgen , maar ook de herftelling
der gefchondene wetten en voorrechten naar hun
vermogen aldaar te bevorderen.
De Graaf, tot in 't hart gevoeh'g van zulke nee-
pen , zag dus dat hy op eenen ftaf van riet vertrouw-
de , die hem de hand doorbooren zou. Hy befloot
daarop zich voor eene poos naar Engeland te be-
geeven,van waar hy voortaan, door den invloed zy-
ner brieven, met minder gevaar juist hetzelfde, of
noch meer, dacht te kunnen uitwerken. Ook fcheen
het gewigt der zaake wei te vereifchen,dat hy over
de verdere uitvoering van zynen last mondeling met
de Koningin raadpleegde, 'c Voorwendzel van deeze
reize was, dat zyne tegenwoordigheid in het Parle-
ment de Nederlandfche belangen aldaar onderfteunen
moest: het wierd, na wat tegenilreevens, met ee-
ne heufche goedkeuring van de zyde der Staaten
vereerd, en men repte, na dat zyn vertrek was
vastgefteld , van geen ongenoegen meer. Zelfs
toonden de Staaten van Holland en Zeeland zich
niet aflicerig van eenen voorilag, hun door den
Graaf gedaan, om, benevens Utrecht en andere
» i
i i
vereenigde nederlanden. 22<>
provinciën, nochmaal de Opperheerfchappy aan de
Koningin op te draagen; hoewel zy verklaarden,
dat zulks niet dan onder billyke voorv/aarden be-
hoorde te gefchieden , en dat eene onbepaalde op-
dragc zonder voorwaarden, door Gelderland ,
Utrecht, Overysfel, en Vriesland, reeds voorge-
nomen , niet hooger dan voor een oproerig beilaan
te houden was. Zy hadden inderdaad dit ituk reeds
buiten zyne kennis overwoogen, en eene Bezen-
ding naar Engeland ten dien einde vastgeileld.
Doch vermits veele Hollandfche Steden dit echter
afkeurden, is het waarfchynlyk dat de fchranderile
dienaars van den Staat alleenlyk hunne toeilemming
gaven, uit vaste verzekering dat men nimmer met
de Koningin , aangaande de billyke voorwaarden
der Opdragt, zou kunnen overeenkomen. Men be-
raamde dan ook de nadere fchikkingen tot dat Ge-
zantfchap met den Graaf, die hier de Hollanders
door een listig voorftel dacht te verkloeken, be-
geerende dat zy Prins Maurits aan 't hoofd van het-
zelve ftelden. De voorzigtigheid van Oldenbarne-
veld bewaarde toen den jongen Stadhouder voor
een lot, dat misfchien weinig beter zou geweest
zyn, dan 'c geen zynen Broeder in Spanje te beurt
gevallen was. Kort op het vertrek van Leicester
naar Engeland volgde de Bezending, zonder den
Prins;en indien dezelve inderdaad, volgens het ilraks
voorgeftelde gevoelen, ilechts eene greep van ftaat-
kunde ten doei had, kan men zeggen dat zy aan
iie volle verwachting van haare Meesters voldeed.
Geen hekwaamer middel kon 'er zyn, om binnen
's Lands de ongeruste gemoederen te paaien, de
heimelyke gevoelens der Koninginne voorts uit te
Jokken, inmiddels een omffandig verfiag van Lei-
cesters verrichtingen aan haar te doen, en <ten min-
ilen te beletten dat hy haar dooy fchynredenen tQt
lyne verfchooning misleidde.
- Maar naauwlyks was Leicester in zee gefteeken,
of men leerde hem uit een nieuw blyk van geveinsd-
liei4 noch al nader kennen. Hy had by zyn af-
fcheid het bewind der burgerlyke Regeering, erj
des^-icwiogs, te Lande, aan den Raad van Staate ge-
joeld ^ paar op denzelfden dag heimelyk een ge-
fchrift ondertekend, het welk zoo veele bepaalin·^
gen iniloor, dat 'er Hechts eenige fchaduw van ge-
zag voor deezen Rdad overbleef. Dit kwam on-
ïniddellyk na zyn vertrek te voorfchyn, en baarde
eene algemeene verwondering. Het ftelde geener-
leie fchikkingen vry., dan die wegens de onzeker-
lieden van het geval onmogelyk konden bepaald
worden : zelfs de begeeviog van hooge krygsamp-
ien niet verder dan by voorraad. Het behelsde ook
pnder anderen eene nette lyst van alle plaatfen, die
de Graaf met Engclsch krygsvolk wilde bezet hou»
^en, onderfcheidende tevens wel zorgv^uMigde En-
gèlfchen, welke, de Koningin betaalde, van de
geenen die de Staat op eigene kosten onderhield.
||eg/en nieer wierden een iegelyk hierdoor de
vereenigde nederlanden. 22<>
oogen geopend. Men erinnerde zich dat hy noch
korts de werving van zes duizend Hoogduitfchen,
waartoe de penningen reeds verzameld waren, listig
had te leur gefield. Men vergeleek zulke trekken
met eikanderen, men trok 'er de onaangenaamfte
voorfpellingen uit, en echter dacht men noch te
gunftig. Dat bleek toen Stanlei ftraks daarna Der
venter aan den Spanjaard leverde; Stanlei, die by
Leicester zo hoog in achting ilond, dac hy hem
eens .tot algemeenen Veldheer had voorgeileld.
York, een ander Engelschman, volgde zyn>voor-
beeld te Zutfen; en 't Engelsch krygsvolk kwam
overal met zo veel moedwil op'de been, dat zelfs
een gedeelte zich onderwond uit Gelderland, tot in
het hart van Holland, te gaan rooven en pionderen.
Ondertusfchen ontfing de Koningin onze Gezan-
ten op eenen toon, die klaar bewees, dat zy de aV
gemeene Staaten door vreeze ter volkomene onder-
werping dacht te brengen. Zy bevestigde hierdoor
opzettelyk een verregaand vermoeden, 't welk men
uit de gemelde ongeregeldheden had opgevat ,· maar
de uitwerking , welke zy 'er van verwacht had,
ilaagde zo gelukkig niet. Te weeten, tusfchen het
Engelfche en het Spaanfche Hof waren eenige loo-
ze Vredehandelingen aangevangen , welke van de
Nederlanders, ten deele door fchranderheid, ten
deele by geval, ontdekt zynde, voor ernftig wier-
den opgenomen, en op hen eenen diepen indruk
maakten, als of'er reeds eene verdeeling hunner
232 de opkomst en bloei der
Landen tusfchen Filips en Elizabeth op het tapyi
•waare. Haar inzigc was, dien'argwaan heimelyk
te voeden, en 'er zich openlyk van te beklaagen,
cerwyl zy met hooge woorden betuigde niets dier--
gelyks in den zin te hebben. De verdeeling der
Nederlanden met Filips kon inderdaad noch niec in
haar ontwerp vallen, dewyl die voor haar altoos
nadeelig moest zyn in vergelyking van de aange-
boodene opdragt der volle Heerfchappye onder bil-
lyke voorwaarden; maar zy verbeeldde zich dat men
5n Nederland, uit losfe vreeze voor zulk een lot, wel-
haast zou befluiten, haar de onbepaalde Heerfchap-
py, welke zy van den aanvang af alleen gezocht had,
op te draagen. Het wangedrag van Leicester en de
overige Engelfchen, hier te Lande, was zeer ge-
fchikt om die vrees te voeden, en wierd ook daarom
van de Koningin niet behoorlyk afgekeurd, maar veel-
eer verfchoond, met zwaare klagten over de Nederr
landers, die haars oordeels geen zachter bellier ver-
diend hadden. Fyn genoeg, zeker; of liever al te
fyn , dewyl zo veele kunstenaaryen nergens toe dien-
den, dan om alles in rook te doen verdwynen. Dc
Myn fprong achter uit. Het denkbeeld van opgeof-
ferd te worden aan Spanje, baarde hier verontwaar-
diging in plaats van vreeze. Dat men eene Vrouw,
om niet van haar verraaden te worden, aanbidden zou-
de , zulks wierd aangemerkt als eene laagheid, waar-
toe men nooit vervallen moest; en de billyke af-
van haare arglistigheden was o.orzaak dat voor-
wan
vereenigpe NEDERLANDEN. 233^
taan de Engelfche hulp by veelen gehouden wierd
voor een geneesmiddel, 't welk de kwaal dn fcherp-
heid verre te boven ging. De algemeene Staaten
hadden Leicester, ftraks na het verlies van Deven-
ter, in eenen manlyken brief alle zyne misflagen
reeds onder 'ε oog gebragt, en zelfs een affchrifn
van denzelven aan de Koningin gezonden; tot groot
ongenoegen van beide, dewyl deeze vrye taal zo
wel haare Majefteit, als den Gunfteling dien zy al-
leen gehoor gaf, fcheen te hoonen. De Raad van
Staate had het Plakaat op de Zeevaart by openbaa-
re afkondiging herroepen, en zelfs den naam van
Leicester, als hoofd des Raads, daartoe gebezigd.
De Staaten van Holland en Zeeland hadden Prins
Maurits in zyn gezag, als Stadhouder en Kapitein
Generaal, bevestigd, en hem, benevens den Graaf
van Hohenlo, het voornaamile bewind van krygs-
zaaken aanbevolen. Thans ging men noch verder,
In het Staatsbeilier wierd geen oppergezag van
Vreemdelingen meer erkend: naauwlyks wierd hun^
ne goedkeuring gevraagd. De Leden des Raads van
Staate wierden op den gezetten tyd door de alge-
meene Staaten vernieuwd, en Leicesters vrienden
uitgeflooten. Tachtig vaandels wierden in dienst
genomen, onder den eed van Prins Maurits, de
algemeene Staaten, en de Staaten van Holland en
Zeeland in 'c byzonder. Veifcheide Hollandfche
Steden ilelden zich in verzekering door het aannee-
nien van Waardgelders, en men veranderde overal?
Ρ 5 waar
-ocr page 294-234. DE OPKOMST EN BLOEI DER
waar het noodig fcheen, de bezettingen, 'c Slot te
Muiden, gefchikc om Amiterdam door Engelfche
wacht in toom te houden, wierd daarvan ontruimd,
Sonoi alleen, die in Noordholland de zyde van
Leicester aankleefde, bleef'er zyn eigen meester,
dewyl men goedvond hem tot bekwaamer gelegen-
heid te fpaaren.
De Engelschgezinden, door de onzekerheid van
den Spaanfchen Vredehandel; eenigzins verzet ge^
weest zynde, hernamen nu evenwel den ouden moed;
de Predikanten roeiden hieronder mee nieuwen yver;
Leicester ftookte de tweedragt uit Engeland door
brieven; en zyne Medelanders lieten hier geene
middelen onbeproefd. Wilkes, een Engelsch Raads-
heer, in den Raad van Staate zitting hebbende,
en misfchien niet ongelyk aan den-aio mbe ken de η
Wilkes van onzen tyd, beweerde openlyk dac de
Staaten geen recht hadden tot" zulke veranderingen
als zy invoerden; dewyl, volgens zyne ilelling, de
Oppermagt van hec Gemeenebest niet tot hen, maar
tot het Volk, behoorde. Een gevoelen, 'c welk,
uit den boezem der Waarheid voortgevloeid, om
zyne welluidendheid gevaarlyk wordt, wanneer
men in deszelfs toepasfing zich vergist. Niemand
zal ontkennen dat de oorfprongklyke Oppermagt in
een Gemeenebest moet ontleend worden van hec
Volk. Maar zal deeze Oppermagt de Vryheid be-
veiligen , die alleen door de befteiidige oeiFening van
billyke Wetten .beftaat, zo moet haare aanfteiling
vereenigde NEDERLANDEN. 235
^vettig, en haar gezag zo veel heiliger zyn, als het
aan naauwer banden gelegd; is. Overal waar >deeze
bepaaling ontbroken heeft, vertoonen ons de Ge^
fchiedenisfen naauwlyks eene enkele fchreede tus^
fchen de uiterfte woestheid, en volilrekte ilaaveray.
Geen wonder dat de Engelfchen, welker Historie
bovenal ryk was van zodaanige voorbeelden , . de
zaak in dat licht befchouwden, en, door het aan-
moedigen van toomelooze wederfpannigheld, zich
den kortilen weg ter Opperheerfchappye meende«
te baanen: geen wonder, dat zy dus grooter voort»·
gang maakten in die Provinciën, daar de byzondere
belangen des Volks niet eenpaarig ilrookten met de
rust en algemeene welvaart van het Gemeenebest,
Maar ook geen wonder, moeten wy tevens zeggen,
dat zy eenen onverwinnelyken tegeniland vonden in
de overigen, welker hooge Regeeting niet kon in
verwarring gebragt worden , zonder dat de hare·?·
ader van den Staat het uiteriüe gevaar onderging,
Utrecht, van den beginne door Leicester verleid,
liet zich op nieuw door Prounink bekooren; Gel-
derland en Overysfel volgden dat voorbeeld; de
Vriezen, van ouds her noch eenige overeenkomst
Jiebbende met den Engelfchen landaard, yverden nu
ook allerfterkst voor deszelfs belangen. Op eene
Byeenkomst te Utrecht wierd beflooten, uit naam
der gemelde Provinciën, de Opperheerfchappy zon-
der voorwaarden aan de Koningin op te draagen;
maar Vriesland bdirachtigde dit noch nader, door
236 DE OPKOMST EN BLOEI DEs.
een Gezantfchap afzonderlyk ten dien einde naar
Engeland te zenden. Holland en Zeeland alleen
kunnen zich beroemen, dat zy niet alleen in deeze
ftormen onverwrikt gebleeven zyn, maar ook hunne
verbysterde Bondgenooten op den boord des af·'
gronds behoed hebben.
Had Leicester dan, in het doorgronden der Ne-
derlandfche zaaken, zo weinig gelet op de magt en
den invloed van Flolland; daar deeze Provincie al-
leen zo veel opbragt tot de gemeene lasten, als de
Koningin toe onderiland verfchooc, en noch dage-
lyks in vermogen toenam ? Neen zeker. Maar zyn
vertrouwen op de behendigheid, welke hy daarte-
gen meende te bezitten, misleidde hem. Het miS"
leidde Elizabeth insgelyks,die anders uit zulke ont-
moetingen wel moest gezien hebben dat zy niet op
den rechten weg was. Echter is het vreemd dac
men niet eens de minfte vertwyffeldheid in haar ge-
drag befpeurde. Al wat zy tot de NederlandfchQ
Gezanten fprak , of aan de Staaten, fchreef, fmaaktQ
naar hoogmoed, heerschzucht, en onverbiddelyke
gramfchap. Haar manlyk gemoed kon, naar het;
fchynt, den hoon niet dulden, van te leur gefteld
te zyn in een zo grootsch ontwerp, door eene Na^
de, welke zy had veracht,en die nu het voorwerp
van haare al^unst was geworden. Zy befloot dan
voor het laatst eene uiterfte proef te neemen, en
zond Leicester met dat oogmerk wederom op de
Hollanders af. By zype aankomst in Zeeland maak-
te
: 11
■ !
ν ^
VEREENiCDE NEDERLANDEN.
ce hy de vertooning van Sluis, 'c welk door Parma
belegerd wierd, te willen ontzetten. Hy kwam met
eene aanzieniyke Vioot voor de Stad, maar onder-
nam niets, en bleef 'er ook niet lang. Kort na zyn
vertrek ging Sluis aan den Vyand over. 't Waar*
veritandiger geweest, dien nutteloozen toeftel niet
te maaken, dewyl hy nu, men zulk eene magt niets
uitgevoerd hebbende, de verdenking van moedwil-
lig verzuim niet ontging. In Holland wierd hy ver-
welkomd met klagten, welke hy door eene geveins-
de verzoening dacht te ftillen: doch was het hem
te vooren onmogelyk geweest de waakzaamile 00-
gen te verblinden, zulks nu te willen doen, na dat
hy 'er zo naa^wkeurig gemeeten en gewoogen was,
moest aangemerkt worden als eene belachelyke hars-
fenfchim.
Binnen vyf of zes maanden wierd dit ftuk volko-
men en voor altoos afgedaan, 't Is noodeloos hier-
van in 't breede te fpreeken, dewyl zulks alleenlyk
tot eene koude herhaaling van voorgaande aanmer-
kingen ftrekken zou. Men werkte wederzyds uit
de reeds aangeweezene beginzelen; maar met zo
veel grooter ernst aan de zyde der Staaten, als de
ontrouw en roekeloosheid van Leicester verder
gingen. Dus zag hy zich reis op reis, indien hy
't werk niet ftaaken wilde, tot gevaarlyker aanfla-
gen genoodzaakt. Van de eene in de andere dwaa-
ling voortgefleept, begreep hy zodra niet dat zyne
Predikanten hem weinig hielpen, fchoon zy, met
èene
-ocr page 298-eene iloutheid waarvan misfchien geen voorbeeU
is, den Staaten van·Holland fchriftelyk hun gevoe-
len over het beleid der Regeeringe voorilelden; of
hy wendde 'c ruim zo ergerlyk over een anderen
boeg. Hy deed, door twee zyner Gelastigden,
den Vredehandel met Spanje ter Vergaderinge van
Holland onbewimpeld voorilellen* Wat bedoelde
hy toch, daar zulks onvermydelyk zynen ganfchen
aanhang, die uit de driftigile voorvechters der
Hervormde Leere beftond, van hem moest ver-
vreemden? Maar Leicester was niet gewoon de
klaarfte gevolgen te voorzien. Om het ongenoe-
gen , 'c welk hier uit rees, te ilillen, ontkende hy
dat de gemelde voorflag met zyne waare meening
overeenkwam, hoewel het gefchrift, waarin de-
zelve uitdrukkelyk gevonden wierd ^ eer men het
op zynen naam inleverde, hem, uit vreeze voor
dien trek, ter goedkeuringe was voorgeleezen«
Openlyk van deeze laagheid overtuigd, maar noch
even fchaamteloos, en nu zwellende van fpyt, keer-
de hy zich ilraks tot geweldiger voorneemens. Zyn
eerfte overleg was, hoe hy best Oldenbarneveld,
den Graaf van Hohenlo, en zelfs Prins Maurits,
zou ligten en naar Engeland voeren. Zy wierden
gewaarfchuwd^ en wisten zich te wachten. Toen
eerst zyn eigen gevaar befeiFende, zocht hy 't af
te xvenden door het vermeesteren van eenige ile-
den ; en wierp terftond het oog op Arnfterdam^
om met den eerften flag het ruitnile veld te win-
,, . neno
vereenigde NEDERLANDEN. 239
flen. Doch van Utrecht, daar het gewoone twisc-
vuur wederom op 'c hevigst blaakte, zich derwaard
onder fchyn van vriendfchap begeeven hebbende,
vond hy 'er alles zo wel verzorgd, en zyne begun-
iligers zo kort gebreideld;, dat hy 'sdaags na zyne
aankomst zich te zoek maakte. Op dien verloeren
togt volgde welhaast een tweede, naar Noordhol'
land, daar Sonoi ten niinilen een fterken arm had,
om hem by te itaan. De Vrienden van Leicester
waren gewoon, in hunne bedekte taal, Amilerdam
de Kerk, Enkhuizen de Kapel^ te noemen, 't Was
op deeze Stad,, als de voornaamfte van Noordhol-
iand, gemunt: maar zy, door het voorbeeld van"
Amilerdam gewaarfchuwd, weigerde hem te ont-
fangen, en toonde dus dat zy met groot recht den
naam van Kapel, in vergelyking van zulk eene
Kerk, mögt draagen.
Middelerwyl wierd op de naaste Dagvaart van
Haarlem beilooten drie vertoogen, raakende den
ftaat des Lands, en de onlusten der tegenwoordige
Regeering, in 't licht te geeven; een van welken
ten hoogften merkwaardig is, om dat het eene uit-
voerige verklaaring behelst van de gevoelens der
Staaten, aangaande den oorfprong en den grondflag
der vrye Hollandfche Regeering. Waarfchynlyk
deeden zy die, op dat het gemeen de billykheid
hunner zaake zou kunnen toecfen, wänneer men
eens noodig achtte tegen Leicester, op wiens ver-
betering geene hoop meer was, de ftrengile midde-
len
240 de OPKOMST en BLOEI deil
len in 'c werk te ftellen. Maar zyn wangedrag
maakte die voorzorgen overtóllig. Drie wanhoo-
pige aanflagen op Leiden, Gouda, en Dordrecht,
allen ontdekt en mislukt, brouwden zynen onder-
gang, en bragten hem in het geval van voor zyn
hoofde gelyk hy zelf uitriep, ts moeten zorgen.
Dus met fchande bedekt, en van elk verlaaten,
kwam hy te Vlisfingen, om over te ileeken naar En-
geland, alwaar hy vervolgens van de Koningin
wel ontfangen wierd, maar terilond bevel kreeg
om afftand te doen van de Nederlandfche Regee-
ring. En zo wierd dit zorglyk fpel met eene ge-
lukkige oncknooping ten einde gebragt. De ver-
pande Steden bleeven alleen noch in de magt der
Engelfchen, tot dat Oldenbarneveld middel vond
om ze van Koning Jakob den L met merkelyken
afflag der verfchuldigde penningen, wederom in te
iosfen. In hoe veele opzigten is het Vaderland
niet aan de wysheid van dien grooten Man verpligt!
Uit het beloop der zaaken, onder Anjou en Lei-
.cester beide, befpeuren wy de ydelheid der hoope,
welke men gewoon was op den byiland van vreem-
de Mogendheden te bouwen. Het bewyst dat men
zich veel veiliger op zyne eigene vermogens zou
hebben verlaaten, zo de hooge Overheid ilechts op
eenige andere wyze 't vertrouwen der Gemeente
had kunnen winnen. Want tot dat geval is men
eindelyk evenwel gebragt; en in weêrwil van alle
de onheilen,door deeze twee Dryvers veroorzaakt,
zyn
-ocr page 301-vereenigde NEDERLANDEN. 241
zyn de middelen to: redding niet te zwak bevon-
den, Prins Willem, en Oldenbarneveld na hem,,
ondervonden dac eene ingebeelde noodzaakelykheid
ilraks vsrezenlj'k worden kan, zodra het opgevatte
vooroordeel eenen algeraeenen indruk maakt. Zy
hebben daarom juisc zo veel toegegeeven als de
nood vereischte; maar zy zyn ook tegen de gevol-
gen op hunne hoede geweest. Door Anjoa en Lei-,
cester, vooral door den iaatften, moest het gemeen
met gevoelige redenen overtuigd worden, dat hec
eene gevaarlyke dwaaling was, by anderen te zoe-
ken 't geen men zelf genoegzaam bezat, indien men
flechts tot een geregeld gebruik daarvan konde ver-
ilaan. De Regeering van Anjou had noch wat min-
der betrekking tot de burgérJyke belangen, zyn ge-
zag was niet genoeg gevestigd, en zyne kwaade
voorneemens wierden te fchielyk geftuitom de.
Vryheid langer dan voor eenige oogenblikken .in
groot gevaar te (lellen. Dus wierd hy vergeeten,
zodra men ophield hem te vreezen.. Maar 't was
Leicester, die, door het om\woeten van den bur-
gerhaat, het Gemeenebest tot in zyn binnenfte wisc
te beroeren, en een langduurig geheugen naliet van
den wrevel der uitheemiche Vrienden. Zyne mis-
lukte onderneemingen zyn heilzaam geweest, om
den Nederlanderen 'c. gezigc te verklaaren, dewyl
'er toch eenige droevige ondervinding moest voor-,
afgaan, eer zulks immer kon gefchieden. Door zy-,
nc gedachtenis wierd niet alleen die ongerymde
zucht.
Q
-ocr page 302-d£ OPKOMST 33n BLOEI der
Züchc, om zich van vreemden afhangkiyk te maa-
ken, voor akoos gefraoord, maar zelfs: by veelen
een volkoraen omkeer veroorzaakt in de begrippen
op 't ftuk der hooge.Om-heid in 't algemeen.
Te weeten, toe op dien tyd fchynt men onder-
ileld te hebben , dat 's Lands Regeering zonder een
uicdeekend Hoofd niet kon beilaan; 't welk vry na-
tuurlyk was, wanneer men op de voorgaande eeu-
wen te rügge zag. Daar vond men. altoos Herto-
gen, Graaven, Bisfchoppen, of Heeren, naar de
geilehenis van elke Provincie in het byzonder. By
de Unié waren, gelyk ons gebleeken is, geene
fchikkingen gemaakt, die eenige afwyking van dat
denkbeeld aan de hand gaven, en de blaakende yver
om de on waarde erbaare dienilen van Prins Wil-
lem met-de Opdragt van het Graaflyk bewind te
beloonen,,. had noch onlangs niet weinig gediend
om Grooten en Gemeenen in zulke gevoelens te
verilerken. Men had wel zeer gezonde denkbeel-
den van de noodzaakelyke voorwaarden, zonder
welke de invloed van zodaanig een gezag de aalou-
de Vryheid kon ontzenuwen: maar niemand ver-
beeldde zich ten klaarilen de mogelykheid van de
algemeene weivaart te bevorderen onder eene bloote
Staatsregeering;'t welk eene dooling· was, gelyk de
volgende tyden geleerd hebben, en eene fchadelyke
dooUng om deeze reden, dat de omilandigheden
dikwyis, ten minilen voor eenen geruimen tyd,
zulk eene Regeering volftrekt noodzaakelyk konderi
maa'
I/ I
VEREENiGDE NEDERLANDEN. 243
maaken. Terilond na de dood van Willem den I.
was dit reeds hec geval geweest, dewyl de jonge
Maurits toen noch op verre na niet gefchikt was
om in zyns Vaders plaats te treeden; en wy mogen
denken dat de moedigfte liefhebbers van het Vader-
land , hadden zy toen begreepen, 't geen zy ver-
volgens uit de buitenfpoorigheden der Engeifche
heerschzucht geleerd hebben, bekwaam zouden ge-
weest zyn, om het inhaalen van eene uicheemfche
Oppermagt, ondanks de voorgemelde beginzelen
waaruit die .drift gebooren wierd, te verhinderen.
Doch van Leicester nu geleerd hebbende hoe veel
een Vreemdeling vermögt , bevroedden zy te gelyk
langs welke wegen een ingebooren Heer, indien hy
zyn Oppergezag eens misbruiken wilde, de Regee-
ring kon ontrusten, de Provinciën verdeelen, ten dien
einde den Godsdienst in 't fpel voeren, en, zo hy
beroemd waare door dappere daaden, zich eindelyk
meester maakenvan hetkrygsbeftier, om alle hinder-
paaien voor zyne heerschzucht uit den weg te rui-
men. De overtuiging dat zulk een Vorst, den land-
aard beter kennende, zynen flag veel wisfer zou
kunnen neemen, baarde zulk eenen fchrik, dat vee^
len afkeerig wierden van het minfte dat naar de
Eenhoofdigheid zweemen kon, en voorts de zinnen
fcherpten op eene foort van Staatsregeering, waar-
van raen te vooren, geene, of ten minften eene
zeer flaauwe verbeelding kon gehad hebben. Zegt
iemand dat die afkeer veel te verre getrokken
Q 3 wierd f
-ocr page 304-wierd ? Ik heb 'er niets tegen. Ik heb noch lust ^
noch bekwaamheid ^ om te onderzoeken, welke Re-
geeringsvorm de beste zy, dewyl mogelyk alle beken-
de Regeeringsvormen zeer goed of zeer kwaad kun-
nen zyh, behalven de toomelooze volksregeering, die
niets lieefc dat deugt. Alleenlyk dunkt my dat men
éene nuttige ontdekking deed, toen men leerde dat
het Gemeenebesr, behoudens zyne wezenlykfiie be-
iangcn, naar den eisch der omftandigheden, voor
meer dan éénen vorm van Regeering vatbaar was.
Wy trekken, myns oordeels, de zekerfte vrucht
uit de befchouwing der Gefchiedenisfen, wanneer
wy onze aandacht vesten op die gevaarlyke fchud-
dingen, waarvan een nieuwgevormde Staat bevan-
gen wordt, terwyl deszelfs beginzelen noch onver-
mengd, en ilechts door eene ruwe zamenvoeging
verbonden zyn. Iedere oorzaak deelt daar aan hec
uitvverkzel, 'c welk zy voortbrengt, haar eigenaar-
dig kenmerk mede, naardien men 'er die bekleed-
zelen noch niec heeft uitgedacht, welke in eenen
bevestigden Staat dikwyls het fcherpfte gezigt mis-
leiden. Ervaarenis en Gewoonte geeven aan de al-
gemeene dryfveeren gemeenlyk eene meer of min
te zamengeftelde werking, die aan veele uitzonde-
ringen onderworpen is: maar by een nieuw Volk
vvorden alle werktuigen eenvoudiger, en zodaanig
als zy op zichzelven zyn, gebezigd. De rust van
zulk een Volk is geene werkelooze kwyning, maar
veeleer een gedwongen itiiftand, gebooren uit den
, i ί
Ps ■
vereenigde NEDERLANDEN. 245
geduurigen llryd van groote , maar evenmaatige ver-
mogens. Zy wordt ligtelyk in een oogenblik door
geringe doch kenlyke toevallen geiloord, en we-
gens de verwarring, die zulks na zieh fleept, niec
zonder groote moeite heriteld. De Regeering, die
het Gemeen beftiért, is evenwel in veele opzigten
afhangklyk van hetzelve, wegens de bekrompenheid
van haare uitvoerende Magt. 't Is gelyk het moet
zyn; maar de beste fchikkingen zyn noch altoos
verre van de volmaaktheid. Hoe grooter getal van
vaste Steden, hoe minder eenftemmigheid over
het geheel, hoe lastiger Staatsbeftier, maar hoe
minder géVaar van eene algemeene omwenteling.
Het Gemeen beftaac, zo wel als de Regeering, uic
twee foorten van menfchen, waarvan deezen voor
den tegenwoordigen Regeeringsvorm waaken, gee^
nen alleenlyk verandering zoeken, om dat het te-
genwoordige niec met hunne byzondere belangen
of begeerten overeenkomt, 'c Is bykans een won-
aderwerk , zo men het getal der laatften nier verre
^'t grootfte vindt i naardien het onder alle menfchen
leene ongemeene wysheid vereischt, met zynen ge-
lukftaat vergenoegd te zyn, en tevens eene onge-
-raeene Deugd, byzondere inzigten, ter liefde van
de algemeene rust en welvaart, te verzaaken.
Wordt 'er dan iemand gevonden, die uit hoofde
van, geboorte, of aanzien en vermogen,, boven an-
,deren verre uitmunt, hy zal welhaast, indien hy 'c
-zoekt, eeneu talryken aanhang winnen: maar hy
246 DE OPKOMST EN BLOEI DEs.
begeeft zich ook in een groot gevaar, dewyl
een enkele misflag, onder zo veele verrichtingen
als 'er vereischt worden, genoeg is om hem glad
te bederven. Wil zyn geluk, dat het gemeen de
oogen fluit voor de wezenlyke belangen van bet
Vaderland, hy moet fchielyk gereed zyn om van
deeze dooling gebruik te maaken, dewylze nooit
langduurig is. Heeft dat geval geene plaats, zo
wordt 'ergroote kunst,en menigte van werktuigen,
vereischt, om de zaaken daartoe te brengen. Wy
kunnen deeze werktuigen in onderfcheidene rangen
verdeden. Tot den eerilen behooren de Gunile-
lingen, welke hem ornringen ; tot den tweeden, die
*t moeielyksc te winnen is, de Staatsperfoonen, die
niet alleen de beilendigheid der Wetten, maar ook
de zaaken van Oorlog en Vrede, behartigen: tot
den derden, die altyd vaardig is, de Geestelyken,
die den grootften invloed hebben op het Volk, en
altyd haaken naar vermeerdering van gezag. Doch
jnet alle deeze hulpmiddelen ontmoet een, heersch-
ZLichrig Meester, öiider zo veele trappen als hy
moet opilygen, om aan het toppunt zyn oogmerk
te bereiken, altoos den eenen of den anderen, die
hem, zo hy niet ten uiterllen voorzigtig is, be-
driegen zal. Gebeurt het dat deeze* trap op eenen
na de hoogfte zy? zo kan zyn val niet anders'dan
verfchriklyk fchynen: maar is dezelve, gelyk hy
voor Leicester was, naby het midden geplaatst,
dan wordt het fchouy/ipel veeleer vcTHiaakelyk in
oogen,
v^ r ε ε νig d e.' Ν Ε D'E R L ANDEN. '247
Een iegelyk, die nu deeze algemeene .ännmerkm-
genop her verhandelde,noopens Leicester, toepast ,
kan 'er met gemakveele gevolgen uk afleiden, welke
hem toegang geeven tot de innerlyke geileltenis, en
de noodzaakelykile grondregelen, van ons Gemeene-
best., Hy.vindc 'er ten naasten by eene afraeeting,
hoe verre de onderlinge band der vereenigde Gewes-
ten zich rekken laate,zonder gefcheurd ce worden;
hy ziet 'er het nut cn het nadeel ^ 't welk uit hunne
ongelyke magc, en uit de ilrydigheid hunner belan-
gen, gis-booren wordt; hy befpeurt 'er de vvysheid
van zomraige^ fchikkingen,. die hy met eene opper-
vlakkige kennis ligcelyk- zou' veroordeeld hebben,
't Geen te vooren aangaande ée: onvolmaaktheden
der Unie gezeid is, zal hierdoor, als met eene proeve
op de fomy bevestigd worden. Want byaldien op
het iluk der hooge Overheid vascer bepaalingen g€'
weest waaren, het is klaar dat zy aan Leicester en
Elizabeth veelerleie voorwendzelen en gelegenheden
tot misbruik zouden verfchafc hebben. Hetzelfde is
ook, indien men noch een voorbeeld begeert > blyk·"
baar teti'öpzigte van die punt, dat zaaken van het
«ïterfte gewigt, als oorlog en vrede, ien verbonden
<met-vreemde Mogendheden, niet by meerderheid
van ftemmen, maar by de eenpaarige toeftemming
van alle Provinciën , moesten doorgaan. Deeze iu-
ilelling fcheen wel aan veele'ongemakken onderhe-
vig; maar wat zou 'er van ons geworden zyn, toen
^ meeste Provinden overeenftemden, om de Og-
Q 4 per-
So6 DE OPKOMST EN BLOEI deii.
pcrheerfchappy zonder voorwaarden aan de Konin-
gin op re draagen, indien haare Majefteit zulk eene
meerderheid van ftemmen als een wettig Staatsbe-
fluit had kunnen aanmerken, om hieruit een onbe-
twistbaar recht op het ganfche Gemeenebest af te
leiden? lieeft iemand lust, deeze zaaken noch die-
per in te zien, hy zal gemaklyk ieder ftuk toe zyne
foorc weeren te brengen. Hy zal de waare begin-
zelen der Vryheid van de valfche, met betrekking
tot ons vry Gemeenebest, onderfcheiden;de natuur-
lyke deugden en zwakheden van het Volk, deszelfs
gereedheid om zyne weldoeners te beminnen, de
weinige achterdocht der welmeenenden, met al het
misbruik dat 'er van te maaken is, leeren kennen;
en eindelyk de gevaarlykile verdeeldheden,zo wel in
haaren oorfprong als in de gevolgen, naauwkeurig
kunnen gade flaan. Hy zal den invloed der Predi-
kanten op het Gemeen , hunnen yver, en echter
hunne afhangklykheid zodra het roer van Staat in
goede handen is, toe op den bodem doorzien. Hy
zal de misflagen, welke Leicester beging, om dac
hy een Vreemdeling was , en gebrek aan oordeel
had, geenszins verwarren met die, welke uit zyn
groot ontwerp onverniydelyk voortkwamen; vermits
dat ontwerp in zichzelven onmiddellyk tegen de
hoofdbelangen der Natie gekant was. Dit laatile zal
hem vooral in iiaat ftellen om een oordeelkundig
oog te flaan op andere tydperken van onze Historie,
die buiten dit Vertoog vallen; en dus een tamelyk
vEREENiGDE NEDERLANDEN. ^^^
juist denkbeeld te vormen , zo wel van de duur-
zaamheid, als van den oorfprong onzer benydens-
waardige geileltenisfe. Wat my betreft, ik heb dit
alles liever in 't verfchiet willen aanwyzen, om dat
ik anders veel te breedvoerig had moeten zyn; om
dat ik my zorgvuldig voor alle verdenking van een-
zydigheid wilde wachten; en eindelyk, om dat hec
eene zo onbétaameij'ke als dwaaze onderneeming
fchynen zoude, zulk een onderwerp te willen uic-
purten. Echter kan ik niet nalaaten hier nevens
noch eene bedenking voor te draagen, zonder wel-
ke , fchoon zy ook maar als een gevolg uit het
voorgaande vloeit , de Gefchiedkundige befchou-
wing, waartoe wy ons dus verre verledigd hebben,
al te gebrekkig zou kunnen fchynen.
Dikwyls heb ik my verbeeld dat eene der voor-
naamfte oorzaaken, waaraan ons Gemeenebest zyne
duurzaamheid verfchuldigd is, in deszelfs juiste groot-
heid moest gezocht worden, dewyl hec niet kleiner
.had moeten zyn,omby zyne Nabuuren niet verach-
telyk te fchynen; en niet grooter, om door zyne
eigene vermogens niet overheerd, te worden. In 'c
-algemeen zal het geene tegenfpraak ontmoeten, dat
-de kring van Staatsbelangen,om welgeregeld te bly-
ven, niet al te ruim moet zyn, en dat alles in ver-
warring raakt, zodra de omtrek op eenen al te groo-
ten afiland van het middelpunt is geplaatst. Ten
opzigce van Republieken beweert men om dezelfde
reden- dat aanwinningen verderflyk zyn. Maar 't zou
±50 DE OPKOMST en BLOEI der
ten hoogden fnóëilyk vallen, door redeneeringjdê
uiterile mogelykheid'van dien 'affland 'te willen bet
paaien. Ons oordeel gaat veel vaster, wannéér wy
hieromtrent dë' ondervinding raadpleegen ; op
deeze wyze zal het, myns bedankeïis, waarfchynlyk
'zyn dac de Grondleggers van onzén' Staat het geluk
gehad hebben, van de juiste uirgeftrektheid-, welke
zy moesten beilaan, naauwkeurig te kunnen afraee-
ren, 't Is inderdaad vry klaar, dat Holland, indien
ons Gemeenebest of kleiner, éf grooter, geworden
waare, in hec eerfte geval te weinig tegenftand zou
hebben kunnen bieden aan de heêrschzuchc van
magtige Nabuurèn'i· ën, in het laatile, door één of
jTieer gevaarlyke mededingers te veel belemmerd zou
geworden zyn, om eenen vryen en veiligen Koop-
handel te dry ven, ten nutte van den ganfchen Staar.
Doch men kan, zo wel aan de-eenè als aan de an-
-dere zyde,dii gevoelen tegenfpreeken:men doet het
niet zelden. Zommigen hebben zich verbeeld dat
de Provincie van Holland zulk een Bondgenootfcliap ,
■als de Unie is, geenszins van nooden had, maar op
zich zelve , en door haare eigene magt bekwaam
zou- zyn onï zich onafhangklyk ën geducht te rnaa-
ken ; het welk op deeze al te--losie onderftelling
fteunt, dat de omgelegene Provïnëien dan ook aan
'èen magtiger Vyand geenen toe^ng konden verfeë-
'!nen,om Holland geduurig te beknellen, en dikWyls
af te loopen. Wat reden is 'er om te denken, dat
"ziil-ks in de zeventiende eeuw minder zou gebeurd
iu:
-ocr page 311-vereenigde NEDERLANDEN. 251
zyn dan in die aaloude tyden, welke wy befchouwd
hebben, toen Holland op zichzelven ftond ? En wie
kan ten deezen opzigte de aangelegenheid van Zee-
land te water, van Gelderland en de overige Pro-
vinciën te lande, in twyffel trekken, na dat hy ge-
zien heeft hoe veel deeze Gewesten toegebragt heb-
ben, om Holland van hetSpaanfche juk te bevryden ?
Natuurlyker wyze moeten dezelfde beginzelen, waar
door wy magcig geworden zyn, onze weelvaart
ilaande houden.
Maar anderen, in tegendeel, achten het Veeleer
Voor een groot ongeluk, dat alle de overige Neder-
ianden zich met de onzen niet vereenigd hebben tot
eene Republiek van zeventien Provinciën; 't welk
misfchien zou gebeurd zyn, indien men zich beter
aan de Gentfche Bevrediging had gehouden. Eene
-ryke verbeelding kan de magt en het aanzien van zulk
eene Republiek, den fchrik van haäre wapenen ,en
haar ontzag by de hoogile troonen van Europa,
heeflyk fchilderen. Maar dat geene verbeelding ons
oordeel verblinde'! Al het geen wy boven aange-
roerd hebben ten opzigte van Braband, Vlaanderen,
en Holland,in hunne onderlinge betrekkingen, leert
ons dat deeze drie Gewestén by het aangaan van de
'Unie, of kort na dien tyd', niet méér gefchikt wa-
ren, om op eenen gelyken voét Leden van denzelf-
den Staat te zyn; vermits de eeriie twee, hunner
oude grootheid gedachtig , onvermoeid zouden ge-
werkt hebben, om die te hervviniKn, ten koste van
- de
So6 DE OPKOMST EN BLOEI deii.
de laatfte. Ook zou de verdeediging van zo veel
Jands eene Krygsmagc vereischt hebben, welke onder
eenen Overile, dieflechts middelmaadge bekwaamhe-
den had, gevaarlyk voor de burgerlyke Vryheid moest
zyn. Leicester, dit mogenwe vasdiellen, zulk een ruim
veld gevonden hebbende om verdeeldheden te zaaien,
zou met die Krygsmagt de eene helfe der nieuw©
Republiek op zyne zyde gelokt hebben, om de an-
dere te dwingen, en omze beide te bederven. En
fchoon hem dit mislukt waare ; voor welke verzoe-
kingen zou deeze of geene doorluchcige Overwin-
üaar, nahem, niet bloot geilaan hebben,om,mee
-verbetering van Leicesters misflagen, langs denzelf-
den weg ter Opperheerfchappye te ftreeven ?
^ Maar hoe! 't was dan eene bystere dooling van
den Vader des Vaderlands, dat hy noch vlyt noch
moeite fpaarde, ohi de zaaken tot dien ftaat van uit-
geilrektheid te brengen ? Geenszins: 't zy verre van
ons, dat wy dus zyne gedachtenis bezoedelen. Het
ontwerp van dien Prins moet in een ander licht be-
fchouwd worden, dewyl hy in dit, gelyk in veele
andere opzigten ,-zonder keuze genoodzaakt was ,
iiiet de beste ^maar de gereedfte maatregelen té nee-
jtnen. Den ^Vyand alle mogelyke .afbreuk te doen,
,en-zich yan^ fterke.borstweeren tegen deszelfswpe-
.de te voorzien , ,was hec hoogfte wit waarop
Jiy,. doelen kon.- De Unie zelve was maar een
voorfpel op den zegepraal der Vryheid: wy hebben
gezien, hoe ruw en onvolmaakt. In dien tyd waar'
VERÉËNiGDE NEDERLANDEN.
het dwaasheid geweest, zich te bekommeren hoe
men het gelukkigile Gemeenebest zou vormen, daar
men naauwlyks wist of 'er met al dat iiryden wei de
fchaduw van het geringde Gemeenebest zou gewon-
nen worden. De voorgeftelde grondregel moet dan
niet op den ffichrer toegepast worden, maar op de
bouwmeesters die zyn werk voltooid hebben. Alle
menfchelyke voortbrengzelen, 'c zy menze inftellin-
gen of ontdekkingen noeme, hebben dit gemeen,
dat de eerfte vinders veel overlaaten voor de werk-
zaamheid van groote Mannen, die hen zullen volgen..
't Is nu tyd dat wy overgaan tot de befchou-
wing, hoe de opvolgers van Prins Willem, in het
befchaaven van zyne ruwe ontwerpen, bovenal ge-,
zorgd hebben voor de veiligheid van deeze Repu-'
bliek,zonder op het vergrooten van dezelve te den-
ken. De Leicesterfche Regeering had hun tot eene
waarfchuwing daartoe gediend; het verflaauwen der
Spaanfche woede verleende hun thans eenigen adem-
togt, om naar het nuttigde gebruik der verkreegene
goederen ora te zien; en verfcheidene andere zaa-
ken, verder te melden, kondigden de noodzaaklyk-
heid van zulke fchikkingen noch nadrukkel5^ker aan.
Maar wy moeten ons verledigen ora den zarnenhang
der zaakelykde byzonderheden hier toe betrekke-
lyk, ais in eene derde afdeeling, te befchouwen,
't welk ons welhaast overtuigen zal, dat dit duk,
zo eenvoudig van gedaante, niettemin by de uitvoe-
ring hei neteligst van allen was.
Zo
-ocr page 314-So6 DE OPKOMST EN BLOEI deii.
Zo wel de algemeene Staaten, als die van elke
Provincie in het byzonder, den last der Regeeringe
wederom op zich genomen hebbende, vonden wei-
nig minder moeite aan de hertelling der zaaken ,
dan het verwarren van dezelve den Graaf van Lei-
cester had gekost. Men had vooreerst het meest te
doen met een gedeelte van bet krygsvolk, 't welk,
onder voorwendzel van noch in Leicesters eed te
ftaan , de gevaarlykile muiteryen aanrechtte. Te
Geertruidenberg liep dit zo hoog, dat de Stad,ter-
wyl Prins Maurits gereed ilond om de bezetting door
geweld te dwingen , by verraad aan Parma wierd
geleverd. Doch Sonoi, die in Noordholland het
hoofd der wederfpannelingen was, wierd door het
beleg van Medenblik tot reden gebragt. Inmiddels
lieten de Predikanten noch niet af, maar vervolgden
hun onbefcheiden gewoel, waartoe zy door Leices-
ters brieven uit Engeland Heeds aangemoedigd wier-
den. Zyne dood, kort hierna voorvallende , was
alleen bekwaam om van die zy de het gemor te doen
ophouden. In de byzondere huishouding van zom-
mige Provinciën had het onkruid diepe wortelen
gefchooten, gelyk wel af te neeraen is uit het bo-
venftaande verflag van de handelingen over de op-
dragt der onbepaalde heerfchappye, aan de Konin-
gin. Graaf Willem van Nasfau , Stadhouder van
Vriesland, had nochthans aldaar, zelfs geduurende
de laatfte dagen van Leicesters verblyf in deeze Lan-
den , door zyn geduld en kloek beleid, eenigzins de
vEREENiGDE NEDERLANDEN. ^^^
rust herfteld. Maar in Utrecht kon men niets uit-
voeren , voor dat 'er de ganfche Regeering op nieuw
veranderd wierd. Hadden de Engelschgezinden ,
mee hunnen Prounink aan 't hoofd, den Graaf van
Nieuwenaar, Stadhouder van die Provincie, gelyk
mede van Gelderland en Overysfel, wat meer ach-
ting beweezen, zy vvaaren misfchien noch niet van
het kusfen geraakt; devi^yl de Burgerhopheden,
wel als de bezetting, zich hardnekkig aan den eed
van Leicester hielden. Maar Nieuv/enaar, hoevi^e!
te voeren den Engelfchen niec gansch ongunftig,
kon echter de vermeetelheid van Prouninks aanhang
niet langer dulden. Zyne zucht voor die party,
van tyd tot tyd verflaauvvd zynde, veranderde ein-
ctelyk in een volkomenen afkeer ,.coen hyzien moesc
dat, men op nieuw een Gezantfchap naar Engeland
afvaardigde, om de opdragt der heerfchappye te
herhaalen, en zelf kort daarna eenen brief van de
Koningin oncfing , waar in zy hem verzocht den
Burgermeester Prounink niec buiten de Regeering te
zetten. Hierover ten uiterilen misnoegd, nam hy
een vast beiluit om een einde van dat gewoel te maa-
ken,en.koos zyne maatregelen zo wel, dat het hem
gelukte deezen Prounink gevangen te neemen,en in
ballingfchap te verzenden. Vervolgens trok hy ,
benevens de nieuwe Regeering, ten dien einde door
hem aangeileld, met de Hollanders ééne lyn; en
wanneer in het naaste jaar een onvoorzien toeval
hem van het leeven beroofd had, wierd hy in her
Sisd-
-ocr page 316-250 Dt5 OPKOMST EN BLOEI DER
Stadhouderfchap opgevolgd door Prins Maurits, on-
der wien de zaaken zich meer en meer tot eendragt
fchikten. Gelderland en Overysfel, das ook hun-
nen Stadhouder raisfende , koozen insgelyks den
Prins, wiens aanzien daardoor zo veel te meer toe-
nam, om dat zyne bekwaamheden telkens evenre-
dig met den last, die zyne fchouderen drukte ,
fcheenen aan te wasfen.
De Hollanders, die deezen jongen Vorst vuurig
beminden, hem nu Stadhouder van vyf Provinciën
ziende, verzuimden niets, 'c welk den invloed van
zyn gezag, zo binnen als buiten hun rechtsgebied,
bevorderen kon; en fchoon het geenszins hun oog-
merk was de Regeering langs dien weg eenhoofdig
te maaken, echter zagen zy niet ongaarne dat de-
zelve , om minder aan afgunst onderhevig te zyn,
zich als zodaanig by vreemde Mogendheden ver-
toonde. De Vergadering der algeraeene Staaten, te
vooren fteeds afgebrooken geweest zynde, maar we-
gens de onlusten onder Leicescer altoosduurende
geworden, fcheen thans ook de Republiek een
nieuw aanzien by te zetten, dewyl zy ten rainften
wat meer gemeenfchap had mee het denkbeeld van
eene hooge Overheid voor het ganfche lighaam van
den Staat, dan hunne voorige vergaderingen. Doch
dit gaf tevens aanleiding tot een wezenlyk verfchil-
punt; of naamelyk de oppermagt der vereenigde
Landen inderdaad aan de algemeene Staaten behoor-
de , dan of elke Provincie voor zichzelve als vol-
vcreenigde NEDERLANDEN. : 257
jlirekc oppermagtig moest aangemerkt worden ?
Geen wonder dat de Hollanders yverigsc van alka
die laatile beweerden, naardien zy uit de -verydeide
poogingen van Leicester geleerd hadden, 'hoe zeer
de Vryheid van den ganfchen Staat aan die enkele
punt kon hangen: want dit'weggenomen zyndö,
zo had de meerderheid van ftemmen, op alles wac
men begeerde, ligtelyk kunnen ingevoerd worde«
ter vergaderinge der algemeene Staaten·; en het:
bleek uit yerfche voorbeelden dac een Onderdruk-
ker met geraak vier of vyf Provinciën op zyne zyde
zou trekken, indien dat genoeg was om zyn op-
pergezag te ftaaven. Het gevoelen der Staaten
van Holland behield voor dien tyd de overhand,
niet zo zeer om dat het best overeenkwam met h^c
oogmerk der Unie, als om dat zy den meeilen in-
vloed hadden op het Staatsgellel, uit hoofde der
veranderingen , in de Regeering van alle Provin-
ciën , na het vertrek van Leicester, door hun toe-
doen ingevoerd. Doch het fchynt dat dit gefchil,
't welk naderhand, gelyk een ieder weet, gediend
heeft om drie groote Mannen te gelyk ten val te
brengen, nooit onbetwistbaar heeft kunnen beilechic
worden.
Kan iemand noopens de voorkeuze van het eene
of het andere gevoelen noch verlegen ftaan, hy
kan ten minilen Holland in dat tydgewricht geeneii
lof van ongemeene wysheid weigeren. Zorgvuldig-
.heid was hec eigen kenmerk van de Staaceji dier
r pio-
-ocr page 318-So6 DE OPKOMST EN BLOEI deii.
Provincie, Zo wel in hunne gunstbewyzen, als iiï
de beweegingen van hunne gramfchap. Zy hadden
Leicester den voet gelige, zonder zyne eer in *c
minfte deel te kwetfen; zy vyzelden Maurics ten
top van eere, zonder 'c minfte deel van hunne rech-
ten in dé viraagfchaal te ftellen. In dit laatfte be-
fpeurt men noch de grootfte omzigtigheid, dewyl
de Prins op dien tyd buiten alle verdenking van
Staatzucht was. Zy bewierookten hunnen Heilrg,
maar wachtten zich van hem op het altaar te plaat-
fen. Hun gedrag, 'c welk in den eerilèn opilag
met zichzelf fchync te llryden, was echter gefchikt
om de grootile dienilen van heiii te verwerven,
tot eenen prys, waarvan de bepaaling altoos aan de
billykheid van hun eigén oordeel zou ftaan. Met
gelyke fchranderheid wisten zy ook Elizabeth, on-
danks den kwaaden uitilag der Engelfche Regee-
ring, in hunne vriendichap vast te ftrengelen, zon-
der eenig blyk te geeven van onderwerping of af-
hangklykheid. Zy onderhielden het verdrag, met
haar gemaakt, eerbiedigden haare gevoelens, hoor-
den alles met lydzaamheid, en deeden wac hun
goeddacht.
't Hielp niet weinig, oni deezen band vanvriend-
fchap naauwer toe te haaien, dat de Koningin en
de vereenigde Staaten itraks daarna van een ge-
meen gevaar gedreigd wierden. Filips had, onder
'c Heepen der valfche Vredehandelingen, eene Vloot
van honderd-en-veertig fchepen uitgerust, waar-
me-
-ocr page 319-vereenigde NEDERLANDEN, a^^
Hiede hy zo wel de Engelfchen als de Nederlan-
ders zonder moeite dacht te dwingen, Zy wierd,
om by voorraad een algemeenen fchrik te baaren,
ds Onveri^inlyke Vloot genoemd; en fcitoon deeze
onvoorzigtige onderneeming misfehien een der
grootile misilagen was ^ die de Koning immer heefc
begaan, zy liet niet na ten uiterften geducht te
zyn; te meer dewyl onder Parma eene magt van
dertig-duizend man gereed ftond,om van Duinker-
ken met sgt-en-twintig Oorlogfchepen in zee te
fteeken, zodra de Spaanfche Vloot tot de Engel-
fche kusten zou genaderd zyn. De Engelfche Zee-
magt, door twintig Nederlandfche fchepen onder-
fteund, belette Parma het uitloopen, bragt de on-
verwinlyke Vloot in verwarring, en nam verfchei-
de Spaanfche fchepen, welker verovering, wegens
derzelver onmaatige grootte, niet moeielyk, maar
veeleer gemaklyk viel. Een zwaare ftorm verilrooi-
de het overfchot, en de onkunde der Spaanfche
Stuurlieden vervulde voorts al wat 'er noch ont-
brak , om de hooge gevoelens van deezen togt in
rook te doen verdwynen. Hier ondervonden dö
Spanjaarden, en 't ergfte was voor hun dat zy 't
ook hunnen Vyand leerden, hoe weinig zy ter zee
vermogten by gebrek van die ervaarenis, welke
hunne wapenen te lande fteeds met zo veel voop-
fpoed had beftierd.
Maar de oogmerken van Filips den II. waren
^renboveil te- wyd^ uicgeftrekt;, om alles ondet
R a zyn
2ίίθ de OMOMST en BLOEI der
zyn bereik te vallen. Hy meende in Vrankryk ook
te moeten heerfchen. Daar wierd de troon, na
het vermoorden van Hendrik den III, ledig gehou-
den, door den tegeniland, dien de Koning vanNa-
varre by den aanhang der Guizes vond, zolang hy
den Roomlchen Godsdienst niet omhelsde, 'c Was
den Koning van Spanje niet genoeg, dien aanhang,
door zyne goedkeuring, tegen Hendrik den IV.
verder aan te moedigen; hy fpaarde zelfs zyne magt
niet, om den Kardinaal van Bourbon, hunnen op-
geworpen Koning, onder den naam van Karei den
X, ten troon te verheffen. Ten dien einde deed
hy eerst een gedeelte van het Spaansch Krygsvolk,
en naderhand Parma zeiven, uit de Nederlanden
naar Vrankryk vertrekken, 'c Is ook waar dat hier-
door de vorderingen van Hendrik den IV. merke-
lyk gefluit wierden: maar zo veel als Filips van die
zyde. fcheen te winnen, verloor hy wederom van
den anderen kant, door de wakkerheid van Prins
Maurlts, die inmiddels een wyd veld voor zynen
oorlogsmoed geopend zag. Maurits verraste Breda
door. eene krygslist, herwon, behalven veele an^
dere plaatfen, Zutfen, Deventer, Hulst, Nieuw-
megen en Geertruidenberg; en raakte vervolgens,
met Graaf Willem vanNasfau vereenigd, voor Gro-
ningen, vv^elke Stad, mede in hunne handen ge-
vallen zynde, voor de Provincie van dien naam alle
verhinderingen, om in het Verbond der Unie te
treeden, uit den weg ruimde. De Staaten, door
zul-
-ocr page 321-γ Ε R Ε eenigde NEDERLANDEN. 2Ö1
zulke voordeelen van tyd tót tyd aangemoedigd,
wisten ook in Vrankryk Filips te dwarschboomen,
door het onderfteunen van Hendrik den IV, zo met
geld als met andere gewigtige dienften; waarvoor
deeze Vorst, na dat hy in zyne Heerfchappy be-
vestigd was, eene altoosduurende verpligting aan
dit Gemeenebest gewoon was te erkennen,
De Hertog van Parma was uic Vrankryk te rug
gekeerd, na dat hy Hendrik den IV. had genood-
zaakt het beleg van Parys op te breeken; maar
toen hy zich op eenen tweeden togt derwaard be-
gaf, overviel hem eene flaauwte, welke zeer Τςίαίε"
]yk een einde van zyn ieven maakte. Zyne plaats
wierd by voorraad vervuld door den Graaf van
Mansfeld; doch in 't volgend jaar door Ernst, Aarts-
hertog van Oostenryk, wiens verwyfd gedrag de
hooge verwachting, welke men van hem had op-
gevat, onbeantwoord liet. 'c Was niet vreemd dat
de Koning toen wederom last gaf tot bedrieglyke
voorilagen van Vrede, gelyk hy gewoon was, zo-
dra 'c geluk hem begaf; 't waar' vreemder geweest,
zo de vereenigde Staaten zich hierdoor hadden laa-
ten in flaap wiegen: maar terwyl zy 'er welila^s-
halven naar fcheenen te luiileren, ontdekte men
ook eenen toeleg op het leven van Prins Maurits,
die gefmeed was met voorkennis van den Aartsher-
tog. Die was genoeg om den handel af te bree-
ken, dien men federd openlyk, wegens de beken-
de trouwloosheid der Spaanfchen, weigerde te her-
11 3 vac-
vatten, hoe ernftig ook de Keizer, en de Koningen
van Poolen en Denemarken, benevens veeleDuit-
fche Vorften , daarop aandrongen.
" Men keerde zich dan wederzyds tot de wape-
nen, en Maurics vervolgde den loop zyner over-
winningen, waarin hy echter door Mondragon en
Verdugo merkelyk vertraagd wierd. Doch deeze
Krygshoofden ilierven beide omtrent deezen tyd,
kort na elkanderen. Noch voor hunne dood over-
leed de Aartshertog, en toe Landvoogd wierd by
voorraad aangefteld de Graaf van Fuentcs, eeu
man van groore bekv^^aamheid, niaar zo vol van de
^paanfche trotsheid, als men immer eenen Land-
voogd in de Nederlanden had gezien. Deeze was
reeds by het leven van Parma herwaard gezonden,
om een waakend oog op hem te houden. Wanc
gelyk de Koning zich op niemand betrouwde , zo
kon het eindelyk niet anders zyn, of de glorie van
zulk eenen dienaar, als Parma, moest hem ontrusten,
door een duidelyk begrip van hec misbruik, waar-
toe dezelve zou kunnen gebezigd worden, zodra
de Hertog eens lust kreeg om zyne Landvoogdy in
een onafhangklyk gebied veranderd te zien. Fuen-
tes kon door zyn kloek beleid den Koning even-
wel niet nuttig zyn, dewyl hy wegens zynen
hoogmoed voor alle Nederlanders ondraaglyk was.
Altoos vap Spanjaarden omringd, en afkeerig van
den Nederlandfchen Adel, maakte hy zelfs te Brus-
IConings Ilegeering byna zo haatelyk als οοιε
te
-ocr page 323-%^HREENrGDE NEDERLANDEN. 263
κ vooren , en deed dus het half gefmoord geheu-
gen der ge]eedene mishandeiingen overal herkeven.
Dac juk wierd van de > rneefte Grooten mee een
dreigend ililzwygen getorscht: maar de Hertog van
Aarfchoc, moedig op zyne voorgaande diensten,
verklaarde openlyk dat 'er voor den Koning niets
goeds te hoopen was, zolang men de hooge Re-
geering, benevens de aanzienlyke Ampten, aan
geene Inboorlingen vertrouwde. Doch eindelyk
alle geduld verlooren hebbende, verliet hy deeze
Landen, en begaf zich naar Venetie, om daar ten
minßen^ gelyk hy zich uitdrukte, te mogen
flet'ven. Kort daarna wierdt de Graaf van Fuentes
in de Landvoogdy afgelost door den Kardinaal-
Aartshertog Albertus, Broeder van den overleeden
Aartshertog Ernst; van wien men zich, alleen om
dat hy een Oostenryker was, noch iets beters be-
loofde : maar hy toonde zich met de uiterile angst-
valligheid ondergefchikt aan de oude maatregelen
van het Spaanfche Hof.
Schoon nu de wapenen van Filips den iL in
Vrankryk wat gelukkiger waren dan in de Neder-
landen, evenwel begreep hy meer en meer dat het
£yd wierd om zyne heerschzucht te bepaalen; t zy
dac de voortekenen der naderende dood hem rie-
den nog eenige rust te genieten, 'c zy dat hy, zich
vleiende zyne grootfche ontwerpen tot noch met
roem werkilellig te hebben gemaakt, nu voor
^nen fchandelyken omkeer begon te vreezen: weik
R4 teat-
-ocr page 324-So6 DE OPKOMST EN BLOEI deii.
}aatil:e geenszins het onwaarfchynlj'kst is. Twee
vlooten , welke hy na eikanderen had uicgerusc,
om den mislukten togt der onverwinlyke Floot te
hervatten, wären door hetzelfde noodlot, of liever
door dezelfde onbekwaamheid der Spanjaarden ter
'zee, ten deele vergaanV; ten deele door vyandlyk
vuur in den grond geboord. Daartegen waren
de Engelfchen en de Nederlanders, onder den
Graaf van Esfex vereenigd, voor Kadix gekomen,
si waar zy, een groot getal ryke Koopvaarders ver-
nield hebbende, de Stad aan de vlam hadden op-
geoiFerd, tot onnoemelyke fchaade voor de Ko-
ningklyke fchütkisc. Hy floot dan met Hendrik
den IV. de Vrede van Vervins, en gaf zyne Doch-
ter ten Huwelyk aan den Aartshertog, na dat hy
cleszelfs ontflag, als Kardinaal, van den Paus ver-
worven had. Toen ftond hy, ten bruidfchat der
Infante, de Nederlanden af, om zich dus van dien
lastigen oorlog te ontflaan; niet zonder kunst zyne
mildheid toonende , met een heerlyk gefchenk,
welks bezit den eigenaar noch duur zou kunnen
Haan. Op dien tyd wierd ook Filips Willem, de
oudße zoon van Willem den I, in vryheid gefteld,
en uit Spanje herwaard gezonden; \ welk, indien
men 'er, gelyk zommigen meenen, mede bedoel-
de, dat hy onder de vereenigde Staaten tweedragt
verwekken zou, ftraks na de dood van zynen Va-
der met meer voordeel had kunnen gefchieden.
Waarom wouden wy juist in alles, wat Vorilen doen,
vereenigde NEDERLANDEN, a^^
een diep geheim zoeken ? 't Is, myns oordeels,
waarfcbynlyk genoeg dat de Koning, na dat hy
beflooten had de Nederlandfche zaaken te laaten
vaaren, ligtelyk beiluiten kon de banden van dee-
zen Prins te ilaaken; te meer, dewyl eene gevan-
genis van achtentwintig jaaren, gepaard met eene
fiechte opvoeding, hem genoegzaam had buiten ilaat"
geileld om in de waereld iets groots te verrichten.
Middelerwyl was de tyd gebooren, dat onze Ne-
derlanders, met naame de Hollanders en Zeeuwen,
een nieuw veld voor hunne dapperheid moeiten
openen, 't welk, boven alle verwachting voor
hunne bekwaamheden gefchikt zynde , hen wel-
haast met aanzienlyke Mogendheden in een gely-
ken rang zou ftellen. De Oceaan, waarvan zy tc
vooren ilechts een klein gedeelte met hunne Koop-
vaardyfchepen hadden bezocht, wierd van nu af
aan, in zyne volle uirgeftrekcheid, iiet tooneel van
hunne gewigtigfte krygsbedryven. Een onwraak-
baar bewys van de meerderheid hunner vermogens
in zeezaaken is, dat uit de zwaarigheden, welke
zy in dat opzigt ontmoetten, hunne grootfte en
gelukkigile ontwerpen gebooren zyn. Wat geluk
voor hun, dat de Koning van Spanje zelf, te moe-
dig op zyne Zeemagt, hen daartoe had uitgelokt?
Zyne onverwmiyke Vloot overtuigde hen aller-
eerst , dat zyne vsrapenen ter Zee op verre na zo
ontzaglyk niet waren als te Lande; en zy ontdek-
ten by die gelegenheid dat in tegendeel hunne er-
R 5 vaa-
So6 DE OPKOMST EN BLOEI deii.
vaarenis in de Zeevaart wezenlyke Krygskunde ge-
worden was, eer zy 'c wisten. Deeze waarheid
wierd van een iegelyk zo klaar begreepen, dat men
zich met geene maatige hoop vergenoegen kon;
en dac voorzigtig Volk, 't welk in zo veele be-
naauwdheden den oorlog te lande niet dan verwee-
render wyze had durven voeren, was terilond ge-
reed om ter zee, naar de afgelegenfte oorden, tot
hachlyke anderneemiogen over te ileeken. Zy be-
greepen zeer wel dat men zich niet op zee, gelyk
te lande, zulk een beftendig onderfcheid tusfchen
eenen verweerenden en aanvallenden oorlog kon
voorilellen; dewyl op zee alles moet afhangen van
toevallige omilandigheden, waarvan men zich. met
een oogenbÜklyk beraad, het zy ten aanval, 't zy
ter verweeringe, bedient. Maar de zeecogten, dus
uit hunnen eigen aard wisrelvalliger dan veldüagen
en belegeringen, fcheenen juist daarom meer ge-
nieenfchap te hebben met den geest van menfchen,
die van kindsbeen af geleerd hadden op dat onftui-
mig element allerlei gevaar in den wind te flaan.
Een zeevaarend Volk, 't welk zich dageiyks oel·-
fent op het gisfen en waarneemen der onzekerile
kansfen van wind en ilroomen, heeft, met veel
minder magt, ontelbaare voorrechten boven een
ander Volk, dat, by nianffel van die bekwaamheid,
genoodzaakt is een vast bellek te volgen. In die
opzigt is het onderfcheid tusfchen de Nederlanders
eil de Spanjaardsn van dien tyd reeds zo groot, dac.
hec
-ocr page 327-vcreenigde NEDERLANDEN. : 333
het naauwlyks eenige vergelyking toelaat. De
Spanjaarden, met «ene Vloot van omtrent honderd^
en vyfrig fchepen op de Engeifche en Nederland-
fche kusten afkomende, zien met den eerften te-
genfpoed hun gansch ontwerp in duigen vallen:
de Nederlanders ileeken dikwyls mee tvi^intig of
dertig fchepen in zee, zonder bepaalden last, maar
gereed tot alles, en, gelyk Heemskerk, gerust dat
het Vaderland hen^ leevende of 4aod^ hedankmi
zal. Op 's Vyands kusten eene landing te doen,
fteden of eilanden te bemagtigen, de vyandlyke
Gallioenen aan boord te klampen, te overzeilen,
zyne Koopvaarders by menigten, ja zyne ganfche
Zilvervloot, te neemen; alle deeze aanflagen heb-
ben zy tevens op het oog, en zelden migt hun de
gelukkige uitvoering van het een of het ander.
'£ Is waar dat ook zommige togten van deezen
aard ongelukkig uitgevallen zyn, gelyk zelfs de
oerfte, naar de Kanarifche Eilanden, onder van
der Does, in 't jaar 1599; maar deeze nadeelen
zyn rykelyk geboet onder Hautain, Heemskerk, en
anderen. De Vloot van Heemskerk heeft voor Gi-
"braltar, in het jaar 1607, eene heeriyke overwin-
ning behaald, ichoon de Admiraal in het gevecht
fneuvelde. Na den uitgang van het twaalQaarig
Beftand is Piet Hein een waardig opvolger van die
groote Mannen geweest; en van deezen Zeeheld,
tot op de Trompen en Ruiters, leveren ons deG®'
fchiedenisfen eene asnzienlyke iyst vap beroemd©
So6 DE OPKOMST EN BLOEI deii.
naamen, die de Nederlandfche Vlag, zo binnen als
buiten Europa, by de groocfte Mogendheden ten
top van eere en achtbaarheid hebben gevoerd.
Buiten tegenfpraak deelt ook het Gemeen in de
glorie van zo veele voortreflyke daaden: ja wy mo-
gen wel aanmerken dat het ten deezen opzigte
noch heel anders ter zee, dan te lande, gefteld is.
In 't veld kan de bekwaamheid van gemeene Sol-
daaten, die meer dan hunnen dagelykfchen wapen-
handel verilaan, niet altoos nuttig zyn; maar op
eene oorlogsvloot komt alles byna op ieder oogen-
blik te pas, gelyk 'er ook alles vereischt wordt,
wegens de groote verfcheidenheid van kunsten en
bedryven, welke, niet minder in het dagelyksch
beftier der zaaken, dan in het heetfte van den flag,
vereenigd moeten zyn.. Een Zeeoverile heeft dus,
ook boven eenen Veldheer, het uiterile belang in
de hoedaanigheden van zyn Volk; en indien zyne
togten gelukkig uitvallen , zyn wy verpligt een
grooter gedeelte van den roem aan deeze deelge-
nooten van zynen arbeid toe te fchryven; hoewel
zyne achting daardoor geenszins verminderd wordt,
dewyl zy altoos evenredig ryzen zal met den roem
der gemeente, die onder zyne bevelen, ilaat. 't Was
de oefFening, gelyk wy reeds gezien hebben, waar-
door onze landaard, boven anderen, in die ftuk den
voorrang had verkreegen: maar was het de onmid-.
dellyke oefFening alleen? Zyn in het natuurlyk geilel,
in de onachtzaamile opvoeding van de onzen, ook
gee-
-ocr page 329-' vereenigde NEDERLANDEN. 335
geene oorzaaken te vinden, waardoor zy gemeen-
lyk voor deeze oeiFening vatbaarder zyn, dan eenig
ander Volk ? Waarfchynlyk ja. De Zeevaart is oxa-
derhevig aan ontelbaare wisfelvalligheden, aan dui-
zend kwellingen van hitte, koude, vochtigheid,
kommer en kruis, die een byzonder lighaamsgeilel
•vereifchen, 'c welk naar allen fchyn nergens beter
kan gevonden worden, dan onder.eene luchtftreek,
die byna op ieder oogenblik aan de fchielykfte ver-
anderingen ten doel ftaat. Hierdoor zien wy dage-
lyks onze Matroozen, na het doorftaan der moeie»
lykile reizen, met klein vaartuig veeleer onder de
baaren doorgefleept, dan 'er over heen gevoerd,
gezond en frisch aan land flappen. In dit opzigt
ftaat naauwlyks eenige Nacie eer waereld met de
onze gelyk; en 'er is geene die met zo weinig
manfchap Zee kan bouwen. Maar de Nederlan-
ders oncleenen ook terftond van de voorwerpen,
die-hen van jongs af aan omringen, veele denk-
beelden en plooien, waardoor zy beter gefchikc
zyn, -om, zodra het hun lusten zal, tot Zeelieden
gevormd te worden. Ons Land, alom doorfnee-
den met wateren, rivieren , i poelen en nieiren,
kriek, waar men zich wende, van kleine vaartui-
gen , waarop de boeren Schippers zyn. Zy onder-
houden door dat middel de gemeenfchap van alle
Steden en Dorpen en, hoe onmaatig deeze ver-
gelyking ook moge fchynen, daartoe wordt in ver-
fcheidene opzigten dezelfde raardigheid, zo niet
het-
-ocr page 330-So6 DE OPKOMST EN BLOEI deii.
hetzelfde beleid, vereischt, dat men van noodeiï
heeft om op eenen Zeetogc geen nutteloos gezel
te zyn. Geea Nederlandfche boer, die ten min-
flen niet van loeven en kveeren weet; weinigen,
die niet geleerd hebben een vaartuig te beftieren,
te gisfen hoe veel winds het voeren kan, tegen
wind en ilroom te roden, dwarrelwinden te voor-
zien, of zich te redden uit een onverwacht gevaar
van zinken of verban. Veelen onder hen, in
hunne geboorteplaats deeze zaaken lang genoeg
voor tydvérdryf ea ipel hji^gewoond hebbende,
Jïunnen de verzoeking niet wederftaan, van ook
eens op den ruiBien Oceaan te zwerven, alwaar zy
dan gemeenlyk voor al het overige geene traage
leerlingen zyn. Ik kan niet nalaaten hierby te voe-
gen dat onze taal ook de kentekenen draagt van
onze gemeenzaamheid met de zeevaart: vooral on-
der't gemeen, en· in den dagelykfchen wandel,
is zy voor het grootfte deel eene taal van zeelie-
den. Wy nxienden V over deezen of geenen boeg,
zoeken eene rei^ tmrpen ons -anker ^ klampen ei-
lander aan bocrd^ hmken naar het voorwerp on-
zer begeerte, eHz. Wy komen met ééne zee aan
ïand, of dryüéfi ψ Gods genade: Kortom, geen
imr op den dag, dat wy niet vaaren, of bezig
zyn mat ons geÏy 'fe kavelen. — Ontftaat 'er dati-
cen Oorlog ter zee, zo levert zulk eene Natie ge-»
nial:lyk een giOor getal menfchen uit, die, anders
tot geenen Krygsdieast gefchikt zynde, nochthans
i, '
l;
vereenigde NEDERLANDEN. 71
door den prikkel der eerzucht daarcoe opgewekt
worden, dewyl zy weeten dat alles wac hun ont-
breekt, om wel te dienen, ligtelyk door eene ge-
meene opmerkzaamheid zal vervuld worden. Onze
Nederlanders, in hun element, kunnen dus ten naas-
ten by gelyk geiteld worden met de Zwitfers, van
jongs af aan op den wapenhandel afgerecht, te velde.
Het presfen, in Engeland zo gemeen, is daarom onder
ons nimmer noodzaakelyk geweest; en om onze
Vloocen van manfchap te voorzien, heeft men hier
nooit tot harde middelen zyne toevlucht genomen.
Daarenboven verfchaft het groot getal van men-
fchen, die zich vrywillig tot de zeevaart begeeven,
noch dit voorrecht, dat men veel meer kansfen
heeft om mannen van een ongemeenen geest en
moed aan te kweeken, die ook gemeenlyk beter
dan te lande naar hunne verdienden beloond wor-
den, Een ieder weet dat onze doorluchtigfte Zee-
helden doorgaans gering, of zeer middelmaatig van
geboorte geweest zyn.
Men zal, hoop ik, deeze algemeene aanmerkin-
gen, indien men ze anders goedkeurt, hier niet
kwaêlyk geplaatst vinden, dewyl zy ons tot eene
voorbereiding ftrekken, om minder verzet te ftaan
over den fchielyken aanwas van het vermogen der
vereenigde Nederlanden, omtrent den aanvang der
zeventiende eeuwe; waaraan wy niisfchien in de
allereerfte plaats de bevestiging van het Gemeene-
best hebben toe, te fchryven. Te weecen, onder
.dia Q P K O M S Ten E L O E ί d ε η
;fee£.geduufig::tiftbreiden van onzé Zeevaart, wierd
haare, naauwe: hecrèkking met;· den Koophandel
geenszins, tei zydé gëftqld. In tegendeel fcheeneii
'de Krj'gsbedryven ter zee niet meer voldoende te
2yn, zo men. zich, gelyk te Kadix, flechcs verge-
noegde meelden Vyand afbreuk te doen, zonder
eenig voordeel: aan de aigemeene belangen van den
■Koophandel toe^-te brengen. Sedert dat Filips de
II, Koning van Portugal geworden zynde;, den
lloilanderen niet ,dan by oogluiking toegelaaten
had hunnen handel te Lisbon te dry ven, hadden
zy dagelyks hunne zinnen geicherpt op de vaart
naar Oostindië, waarvan de Portugeezen fchier
pene eeuw ongeiloorde bezitters waren geweest.
Ontelbaare zwaarjgheden fcheenen deeze ondernee-
4i]ing af te raaden, tot dat Kornelis Houtman, ,die
zich in Portugal opgehouden had, om de gehei-
men van den Indiaanfchen handel niagcig te wor-
den, zich daartoe aanbood. Hy was de eerile, die
uk hec Vaderland vertrok, om voorby de Kaap van
goede Hoop te zeilen, en verder in de Indiaanfche
Gewesten het geluk te beproeven, met vier fche-
pen, hem ten dien einde door eene Maaifchappy
van Kooplieden toegevoegd , in hec jaar 1595. Dat
voorbeeld wierd welhaast van veele anderen ge-
volgd ; en fchoon hy, na eene reis van ruim twee
jaaren, zonder eenig voordeel behaald te hebben,
te rugge was gekomen , evenwel wierd niemand
hierdoor afgelchrikt. De Maatfchappy, welke hem
VEREEN1G0E NEDERLANDEN. 273
had uitgerust, vereenigde zich in het jaar 1598
met eene andere van geen minder aanzien, en zond
Jakob van Nek, met acht fchepen, op eenen an-
deren togt, dien hy met veel gelukkiger uitflag
volbragt. Verfcheidene andere Maatfchappyen wier-
den 'er omtrent deezen tyd ^ zo in Holland als in
Zeeland, opgerecht, met ongelyke lotgevallen van
winst of verlies, volgens de nacuurlyke onzeker-
heid der menfchelyke zaaken. De wakkerheid der
Natie vertoont zich op het voordeeligst in die ver-
richtingen ; maar nergens zien wy grootfcher blyk
haare uitgeilrekte denkbeelden op het iluk der-
Zeevaart, dan in haare poogingen om door hec
Noorden eenen nieuwen weg naar China te zoe-
ken, welke, indien hy gevonden waare., mogelyfc:
van geen minder belang voor deeze Gewesten zou
geweest zyn, dan Amerika .,voor Spanje, 't Was
in het jaar 1594 dat Linfchoocen ten dien einde
op kondfchap uitging, en door de Straat van Nas-
fau zeilde; maar Heemskerk, die twee jaaren ka-
ter der waard vertrok, en op Nova Zembla over-
winterde, heeft ten naasten by de waereld over-
tuigd , dat zulk een weg, indien hy 'er waare,
voor hem niet zou verholen gebleeven zyn. -
In het jaar 1598 ilierf de Koning van Spanje.
Filips de m, zyn Zoon en opvolger, befeiFende
dat het Huwelyk van zyne Zuster, de Aartsherto-
gin, indien zy kinderloos bleef, zyn erfrecht op
4e Nederlanden onverminderd liet, en niet min
S heersch-
-ocr page 334-So6 DE OPKOMST EN BLOEI deii.
heerschzuchtig zynde, maar ilomper van oordeel,
dan zyn Vader was geweest, beeldde zich in, geen
onverfchillig aanfchouwer van het beloop der Ne-
derlandfche zaaken te moeten zyn. Hy zocht dan
door een ftreng verbod allen handel van de ver-
eenigde Nederlanders op Spanje en Portugal te
weeren; waaromtrent de Aartshertogin, zelfs in de
Spaanfche Nederlanden, zyn voorbeeld volgde.
Nieuwe aanmoediging voor de onzen, om hun be-^
gönnen werk te volvoeren, en alle Oostindifche
Koopmanfchappen , welke zy voorraaals gewoon
waren uit Portugal te haaien, en overal te vertie-
ren, thans op den oorfprongklyken bodem te zoe^
ken. Zy vonden, wel is waar, in de Indiaanfche
Zeeën geen geringen tegeniland van Spaanfche en
Portugeefche fchepen: zy vonden geene mindere
moeite, om aan zo veele wydverfpreide kusten en
eilanden de gunst der Volkeren te winnen. De
Portugeezen, die hen aanmerkten als onrechtvaar-
dige indringers, maalden hen alom by de Indiaan-
fche Koningen op 't haatelykst af, nier gunftiger dan
of zy woefte Zeefchuimers geweest waaren, zon-
der eer of trouw. Doch dit alles kon niet belet-
ten dat zy pveral hunnen handel voortzetteden, en
2ich welhaast, of geducht, of aangenaam maakten
op de Molukfche Eilanden, op Malakka, Suma-
tra, Ceilon, en de •wyduitgeftrekte kust vanCochin-
china. De Koning van Achem, op het eiland Su-
matra, vereerde de Staaten met een Gezantfchap,
1 ;
VËRÊEHIÖDfe NEDERLANDER
\ welk voornaamelyk gefchikt was om vaste ken-
■ nis te bekomen ^ of hy de Nederlanders inderdaad
voor een magtig en geregeld Volk moest houden^
Is ligtelyk te begrypen dat deeze Gezanten hiei
duizend wonderen zagen, en vervolgens in hun Va«
derland^ gelyk alle Reizigers doen^ duizendmaal
Jmeer verhaalden; waardoor de Nederlandfche naam
eerlang in alle de omleggende Gewesten en Kö-
ningkryken ten hoogften top fteegj terwyl men iti
deeze Landen ook geenszins verzuimde ^ den luistei
van dit Gezantfchap, en de voortreflyke deugden
des Konings van Achem, benevens zyne uicgeftrek^
te magt ^ met alle verfchuldigde hoogachting j teiJ
breedllen uit té meeten*
Onder die ilreelende aanmoedigingen was hes
getal der Oostindifche Reederyen zo zeer toege^
nomen j dat men de noodzaakelykheid van nieuwê
fchikkingen op dat ftuk begon te zien. Men
vreesde dac zo veele Koopvaarders in hunnen ver«·
iirooiden handel eikanderen hinderlyk zouden zyn,
en, 'c geen nog erger was^ tegen de Portugee·»
fche en Spaanfche vlooten niet wel kunnen be-»
fchermd worden. By de algemeene Staaten Wier4
dan beflooten dat men trachten zou ^ alle de Maat-
fchappyen tot eene enkele te brengen, dat meri
dezelve door een Oktrooi zou bekrachtigen g
en» door Ijet beraamen van gepaste maatrege^
len tot haaren bloei ^ alle begoedigde Burgers vail
het Gemeenebest_ uitnoodigen, om "er defl Μ
±50 DE OPKOMST en BLOEI der
te neemen. Die gelukte naar wensch, in het jaaf
1602; en na dien tyd, tot op heden, is de Oost-
indifche Maatfchappy de hoofdzenuw van den Ne-
derlandfchen Koophandel geweest. Zes Kamers,
aldus vereenigd, bragten terilond eene hoofdfom
van vier- of zesenzestig Tonnen gouds byeen,
waarin de Amfterdamfche voor meer dan de helft
haar deel had. Men fplitfte dit Kapitaal in maatige
fommen, van drieduizend guldens, en verkreeg
dus wat meer dan tweeduizend zogenaamde Aktien^
waarin vervolgens handel gedreeven wierd, en wel-
ker wezenlyke waarde telkens met de vorderingen
der Maatfchappye toegenomen is. Gemeenlyk worden
zy hedendaags wel gerekend zesmaal zo veel waardig
te zyn, als in den aanvang: doch 't is klaar dat de
toevallige invloed van veelerleie zaaken hieromtrent
geene naauwe bepaaling toelaat. Derzelver ingebeel-
de waarde, die nooit een anderen grond heeft,
dan in de buitenfpoorige winzucht der dwaazen,
komt hier geenszins in aanmerking. De bcklaaglyke
gevolgen van zulk eene verbyftering hebben noch
onlangs in ons Gemeenebest eene algemeene ver-
flagenheid veroorzaakt: wenfchelyk waar' het dat
men ze nooit vergat, om zich voor altoos tegen
dien tuimelgeest te beveiligen.
Maar de Maatfchappy heeft ook door geduurige
winften den ingelegden fchat boven alle verbeel-
ding vergroot. Naauwlyks was zy zeventi;r jaaren
jn ftand geweest, of men rekende haare jaarlykfche
vcreenigde NEDERLANDEN. : 277
inkomften op tien of elf millioenen. Deeze fom
is naderhand, zegt men, veel grooter geworden;
maar zo wy flechts tien millioenen voor een door-
gaand getal van honderdenzeventig jaaren Hellen,
en daartegen eene jaarlykfche uitgaaf van acht mil-
lioenen, volgens eene niet ongegronde gisfing; zo
wy daarenboven in aanmerking neemen dat de
Maacfchappy, die vier jaaren na haare oprechting
vyfenzeventig ten honderd uitdeelde, vervolgens,
't eene jaar door het ander, weinig meer dan
twintig heeft gedaan; die rekening zal ons noch
een zeer flaauw, en echter een verbaazend denk-
beeld van haaren opgehoopten rykdom geeven.
't Zal ons dan geenszins verwonderen dat het Va-
derland menigmaalen aan deeze Maatfchappy eenen
ilerken fteun gevonden heeft, en dat zy by hec
vernieuwen van haar Oktrooi, 't geen telkens na
een zeker getal van jaaren gefchieden moet, zom-
tyds twee of drie millioenen tot een gefchenk heeft
kunnen geeven.
in hoe veele andere opzigcen zien wy ook de
welvaart des Vaderlands niet door deeze Maat-
fchappy bevorderd, daar een goed deel van haa-
re jaarlykfche uitgaaven , tot de uitrusting van
omtrent veertig fchepen gefchikt, onder Kooplie-
den , Winkeliers , en Ambachtsvolk wordt ver-
fpreid; daar veele van haare overgevoerde waaren,
hier verkocht zynde, onmiddelyk haaren Kooper
eenen ryken winst uit andere Landen toebrengen,
sts de opkomst en bloei den
en daar veele andere , binnen 's Lands blyvende,
"den bloei der Fabrieken levendig houden? Alle
deeze zaaken vallen onder geene rekening; maar
noch veel minder kunnen wy hec juifte denkbeeld
fichterhaalen van den omflag der zaaken in Indië.
Wae al fterkten gebouwd, eilanden en zeekusten
bezet, en Koningen 9ynshaar gemaakt, of tot vrer
de en vriendfchap bewoogenf Welk een v^mo-
gen, beleid, en ftaatkunde, om boven andere Eu-
ropeaanen , die ons geduurig ondermynen, den
voorrang tot in Japan en China te bewaaren ? 't Is
weinig, hiervan te zeggen dat de Maatfchappy op
•Batavia eene byna Koningklyke Hofhouding heeft,
dat zy in Oostindië ftreeken lands bezit, welker
pitgeilrekcheid, indien men alles te zamen neemt,
die der vereenigde Nederlanden verre te boven gaat-
diit zy 'er eene Volkplanting voedt, welke jaarlyks
door achtduizend ^ankomelingen wordt onderhou-
den 5 honderdenvyftig zwaare fchepen van de eene
yjaar de andere kust af en aan doet vaaren, en des
noods een leger van vyfentwintig- of dertigduizend
gewapende mannen te velde brengen kan.
Vindt men Wel ergens, in oude of nieuwe Ge-
fgliiedenisfen, het voorbeeld van eenig burgerlyk
Cienootfchap , welks vermogen Vorftelyk geweest
is^ zonder g^vaarlyk te zyn voor de rust en gere-
gelde orde van den Staat? En indien men het vond,
^üu lïien tevens wel eenen Staat vinden, die niet
uil enf^ghtvaardig miiirQiiwen deszelfs natuurlyke
YOPi-,
-ocr page 339-VEREENiGDE NEDERLANDEN, a^jj
voorrechten befnoeid hadde? De duurzaame een-
ilemmigheid, welke wy hier gewaar worden tus-
fchen het Staatsbeilier en den Koophandel, is niet
in allen deele een uitwerkzel der Wetten. Zy wyst
ons meteen op een ander beginzel, 't welk beter dan
de dwang der wetten, onder een vry Volk, de rust
en veiligheid bevordert. Want wy ontmoeten weini-
ge wetcen, die de rechten en verpligtingen der Maat-
fchappye zeer naauwkeurig bepaalen; en, 'c geen
merkwaardig is, onze Gefchiedenisfen maaken even-
wel geen gewag van zwaare gefchillen tusfchen de
Regeering en de Maatfchappy. Het beginzel,
waarop ik doel, is juist hetzelfde, 't welk, indien
het eenen onbepaalden invloed had, bekwaam zou
zyn om alleen het geluk van een gansch Volk te
volmaaken: 't is het zelfde, 't welk ons dienen
moet om de aangenaamile vruchten der Vryheid ia
te zamelen, met uitiluiting van alle haare wranghe-
den. 'c Heeft, zo men wil, meer betrekking tot
wysheid dan tot deugd, dewyl het bovenal die bil-
lykheid van oordeel onderftelt, waardoor wy be-
xvoogen worden om geene byzondere belangen,
ten nadeele van het gemeene welzyn, onze acliting
xvaardig te keuren. Maar hoe zelden is dat oordeel
algemeen, en hoe veele deugden heeft men niet
van nooden om wys te zyn, ja om niet dikwyls de
eenvoudigfte waarheden aan een blind vooroordeel
op te offeren?
Zal deeze hoedaanigheid noch lang het kenmerk
,S 4 ©Ä-
346 DE OPKOMST EN BLOEI DEs.
-onzer Natie zyn,gelyk zy,ten minften met betrelc-
Jiing tot dit, en mogelyk meer andere onderwer-
pen, ruim anderhalve eeuw geweest is? Eene ang-
llige vraag! Maar 't gaat vast genoeg, dat wy zo lang
het gelukkigfte , zo niet het voortreflyklle Volk
op den Aardbodem zullen blyven. Groote zaaken
zonder omilag af te doen, en onder de genietin-
gen van het verkreegen geluk even bedachtzaam
te blyven op de bevestiging en vermeerdering van
hetzelve j dat is de oude Hollandfche deugd en
deftigheid, waarvan de Hemel geeve dac onder on-
28 Nazaaten, hoe de waereld verbastere, noch al-
toos vaste voetilappen gevonden worden!
't Is zeker een ongemeen verfchynzel, driemaal
's jaars zeventien Burgers, uit een getal van vyfen-
gestig, te zien vergaderen, om in een ander Wae-
reldsdeel aan Keizers en Koningen de wet te gee-
ven, en echter de wetten des Vaderlands met den
diepflen eerbied hulde te doen. Zy vergeeten nim-
mer hunne afhangklykheid van het Oktrooi der
hooge Magten, die hen voor het overige in alle
vryheid handhaaven, en hierdoor niet minder onze
hoogachting tot ?ieh trekken. Zy maaken, als on-
sfhangklyk , met weinige afgevaardigden uit de
Ridderfchap, hunne eigene fchikkingen. De Re-
praefentant van zyne Doorluchtige Hoogheid, met
den nieuwen Regeeringsvorm hier mede ingelyfd,
was zelf Koopman. Voor tegenwoordig is 'er niqt
eens zwik ?en Araptena^. De Verbpnden van Vre-
vereenigde NEDERLANDEN. 281
de en Koophandel, welke de Maatfchappy in de
Indien fluit, worden alleenlyk toe meerder aanzien
met den naam der hooge Overheid bekrachtigd.
Zy regelt, met derzei ver toeilemming, haare eige-
ne Munt, en brengt aan het Gemeenebest niets
meer op, dan 't geen zy billyk acht van haaren
overvloed af te ftaan. Men ftelle eens dat een
Vorst, als Karei de V, of Filips van Bourgondië,
zich aan 't hoofd van zulk eenen Staat bevonden
had; met hoe veele Beden, fchattingen, en tol-
len, zou hy dat aanzienlyk lighaam belemmerd
hebben; en hoe zeker zou dit het middel geweest
zyn, om uit onzen hoogilen vooripoed ons onver-
mydelyk verderf te doen gebooren worden?
Een aanzienlyke Raad, waarin de Gouverneur
Generaal twee ftemmen heeft, beftierc in Neder-
landsch Indië den grooten zwaai der zaaken. Op
Batavia is de Gouverneur in de oogen van 't Ge-
meen een Vorst, hoewel de geringfte Amptenaar
niet afhangklyker is dan hy. Zo hy verdacht worde
van verraad, moet hy daar zelfs, uit zyn prachtig
Hof, voor den Raad van Justitie verfchynen. De
Maatfchappy kan, zodra zy 'c goedvindt, een an-
der in zyne plaats ftellen, en hem noodzaaken ia
het Vaderland rekenfchap te geeven van zyn ge-
drag. Geene wederfpannigheid zou hem daartegen
te ftade komen, dewyl hy met al zyn gezag geen
jnededeelend vermogen bezit om vrienden te ver-
pligten. In het Vaderland worden alle hooge be-
S 5 di«-
±50 DE OPKOMST en BLOEI der
dieningen uitgedeeld, en alle fchikkingen zo wei
toamd, dat niemand ligtelyk befluiten zal, eenen
Gouverneur tegen de belangen der Maatfchappye
te dienen. cMaar fchoon hy ook zynen ganfchen
Raad, met alle de aanzienlykfte inwooners van Ba^
lavia^ ja de volle Krygsmagc, toe eenen afval wist
te beweegen, wat zou 't hem baaten zonder den
byftand der overige Gouvernementen, die daartoe
te veel in getal zyn, en al re vsryd verfpreid leg-
gen? Eene onderneeming van dien aard zou voor-
bereidzelen vereifchen, waardoor het geheim wel-
haast uitlekken moest: en aan den anderen kant
20U Batavia, 't welk alleen magtig is door den
toevloeienden handel van alle onze overige Gou-
vernementen en Kantooren, dien toevloed misfen-
de, Izynen bezitter niet zeer geducht kunnen maa-
ken. Het Stapelrecht van deez? Hoofdilad, zich
uitftrekkende over geheel Nederlandsch Indië, zo
wel ten aanzien der goederen, welke daar van de
eene naar de andere kust vervoerd worden, als van
die, welke men ten dienst van het Vaderland ge-
fchikt heeft, is de voornaamfte oorzaak van haaren
luifter; eene oorzaak, die altoos in de magt der
Maatfchappye blyft, en op derzelver wenk met
alle haare gevolgen ligtelyk zou kunnen verplaatst
worden. In dat geval zou de nieuwe Vorst van
Batavia terftond veel minder dan een Dey van Al-
giers, of Keizer van Marokko, zyn; behalven dat
hy zich ook te zwak bevinden zou, om de nahuis
rige
-ocr page 343-vereenigde NEDERLANDEN. 283
rige Indiaanen, zyne en onze beflendige vyaftdeïi",
door het noodig ontzag in töóm te hóuden. Maar
fchoon hy ook alle de overige Gouvefnefflènten in
zyn belang wist te trekken, hoe zouden zy hem
tegen de wraak van het beleédigd Vaderland on-
derfteunen ? met weerloozen rykdom ? met prikke-
len van weelde? met nagelen en nooten? Daar de
Nacuur zich uitput in keurigheid van lekkernyen,
fchynt zy weinig bekommerd te zyn met dringende
noodzaaklykheden. Of, zo men onder de Indiaan*
fche luchtftreek ook lood en yzer, met allerlei
voorraad tot Krygsbehoeften vond, noch zou het
'er aan kunftenaars ontbrèeken, om deeze ftoiFen
tot het gebruik bekwaam te maaken. Die aan te
kweeken zou, zo niet onmooglyk, ten minften een
werk van al te langen adem zyn. En dus zouden
de fpeceryen der Molukfche eilanden, -met de ka-
neelbosfchen van Ceilon, en de kostbaarheden van
Bengale en de Koromandelfche_kust, den weder-
fpannigen zoveel niet waardig zyn, als, eene-VlooE
van tien of twaalf gewapende fehepen., Wel is
waar, dat zy van de Engelfchen, en Franfchen,
of van de andere Europeaanen., ligtelyk den ver-
eischten onderiland bekomen konden: maar een
iegelyk begrypt dat dit flechts dipnen zou om zich,
na 't affchudden van liet eerftejuk, welhaast een
;^waarder op den hals te laaden.
Hadden deTyriërs, de Karthagers, .of eenig an-
4er Volk, voordeezen, Üechts het denkbeeld kun-
nen
So6 DE OPKOMST EN BLOEI deii.
nen vormen van eene volkplanting, buiten 'sLands
zo aanzienlyk, en van binnen aan den Staat zo vast
■verbonden, hoe breed zouden wy thans hunne wys-
heid uitmeeten? Maar neen: wy zien in tegendeel
uit deGefchiedenisfenjdat verre de meefteVolkplan-
tingen der Ouden welhaast wederfpannig geworden
zyn tegen haare Moederileden; en echter laaten wy
niet na te gelooven, dat die volkeren in veele op-
zigten wyzer en voortreflyker geweest zyn dan de
hedendaagfche. Dit is derhalven voor zo verre geen
verftandig gevoelen, maar veeleer een vooroordeel.
Doch uit de opgegeevene bedenkingen volgt met-
een, dat wy het gelukkig gevolg van onze zaa-
ken, in den tegenwoordigen tyd, aan eenen zamen-
loop van omftandigheden moeten toefchry ven, waar-
in het beleid der beftierderen flechts voor een ge-
deelte plaats heeft. Ontelbaare kunften , welke
men federd drie of vier eeuwen in onze befchaafde
waereld heeft gevonden en uirgebreid, maaken het
natuurlyk onderfcheid tusfchen Europa , daarze
bloeien, en Azië, daarze naauwJyks bekend zyn,
hedendaags veel grooter dan te vooren. Alexan-
der vond, in weêrwil van zyne dapperheid en krygs-
kunde, op den Indiaanfchen bodem noch eenen Po-
rus, die hem de overwinning betwisten kon; en
fchoon hy dien Vyand verfloeg, het was hem on-
mogelyk den Ganges, als den Eufraat, in eenen
geduurigen ftaat van dienstbaarheid te houden. Maar
in het begin der vyftiende eeuwe hebben de Portu-
Ü
VEREEiiiGDE NEDERLANDEN. 285
geezen, die op verre na de ilrydbaarilen niet wa-
ren, met veel meer gemak hunnen (landaard onder
die Iiichtftreek geplant; en federd heeft men het-
zelfde niet meer van eene enkele, maar van ver-
fcheidene Europifche Zeemogendheden te gelyk
gezien, zonder dat de Indiaanen ooit bekwaam ge-
weest zyn, uit den naaryver, waarmede deeze ge-
wapende Handelaars eikanderen geduurig in hec
licht ftaan, eenig, voordeel tot hunne verlosfing te
trekken, Mogelyk waren de Portugeezen, als de
oudile bezitters, in weerwil van de onzen, voor
altoos wel in dat bezit gebleeven, hadden zy, door
het ontydig invoeren van hunne Inquifitie , zich
niet haatelyk gemaakt by de Landzaaten, die (Iraks,
om van deeze dwinglandy ontOagen te zyn, niec
zozeer naar de vryheid, als naar nieuwe Meesters
omzagen, en den eerften die zich aanbood omhels-
den. 't Zyn, gelyk een ieder weet, de Nederlan-
ders niet alleen, die zich hier van gelukkig bediend'
hebben: de Franfchen, de Engelfchen, en ande-
ren , hebben ook hunne Maacfchappyen opgerecht,
om die gewesten te bezoeken. Onze Britfche
vrienden hebben ons altoos de meeste afbreuk ge-
daan, en doen het noch dagelyks. Doch onder
zo veele Mogendheden, als daar handelen, veelal
niagtiger dan wy, is 'er geene die tot noch mee
ons gelyk ilaat; daar wy den fpeceryoogst, als
eene goudmyn, alleen bezitten, alleen in Japan toe-
gelaaten worden, en in China ten minften zo aan-
göi
-ocr page 346-/
gen^am zya ^Js anderen. Om niet te verre afge*
Iei4 te worden, zal ik ray hier niet begeeven to£
eeiiê, nadere v§rgelyking van onze en andere heden-
daagfche. Mogepdheden, nqopens deezen tak van
Staatkunde. D^ tegenwoordige oorlog tusfchen de
Engelfchen en Anierikaanen, zou, gelyk men lig-
telyk befefc, hiertpe een al te ruim veld openen.
Is de oorzaak van dien beftendigen voorfpoed, bow
ven alle mecled;ngers, te vinden in de wyze fchik·'
kiiigen van onze Maatfchappy, of in de natuurlyke
bekwaamheden yavi onzen Landaard tot den Koop·»
handel? Waarfchynlyk in de vereeniging van beiden.
Wy zullen by hec befluit van deeze verhandeling,
noch eens gelegenheid vinden , óm het laatile punc
in eene algemeene befphouwing gade te flaaji. Wat
het eerile betreft; het heeft,gelyk reeds gebleeken
is, zyn opzigt zo wel tot de eenilemmige gemeen-
fchi^p der Maatfchappye met den Staat, als tot heE
onmiddellyk bewind der zaaken, welke van haar af-
hangen. Een rechcmaatig en algemeen begrip van
burgerlykQ Vryheid, waardoor een degelyk by zy-
ne rechten gehandhaafd v/ordt, zonder dat hy zich
kan ontflagen achten van zyne wezenlyke verplig-
tingen aan het Vaderland, is,, myns oordeels, dei
fterkiie knoop tot een zo minlyk verband; en nie-
mand, die zich onze voorgaande^ aanmerkingen erin-»
nerc, zal het voor grootfpraak houden, wanneer
men zegt dat de denkbeelden van onze vrye Neder-
landers op die ftuk doorgaans gelukkiger gewee^
m
-ocr page 347-vcreenigde NEDERLANDEN. : 353
gyn dan die vat) andere Volkeren ; zelfs de Engel.,
fchen, die wel ilouter maar ook minder geregeld
zyn, niet uitgeflooten. Is dit ni? zeker, zo begry^
pen wy cerilond dat de Maatfchappy hierdoor alleen
in ilaat gefteld ig om den geduurigen aanwas van
haar vermogen tot het nuttigfte gebruik te beilee-^
den , dat zy dus het kostbaar onderhoud van eenen
vorftelyken Staat, zo verre buiten 's Lands, heeft
kunnen voor haare rekening neemen, en eindelyk ,
dat dit haar gediend heeft tot een krachtig hulpmid-
del om by veele Indiaanfche Vorilen den voorrang
boven haare vyanden te verwerven, tot welks aan-
houdende verzekering noch fteeds gelyke maatrege*
len vereischt worden.
In dit ftuk gemeenlyk den rechten weg te heb-
ben gehouden, is iets, 't welk misfchien tot de
zaakelykile punten behoort, die onzen Landaard
voordeelig onderfcheiden. 'c Is 'er ondertusfchea
noch verre af, dat het ontbreeken zoude aan lieden
van oordeel, die veele fchikkingen der Maatfchap-
pye berispelyk vinden, en weinig minder dan haa-
ren ondergang uit haare misflagen voorfpellen. Een
uitmuntend Schryver heeft onlangs veele diergelyr
ke aanmerkingen bygebracht, en uit kundigheden,
hem in 't byzonder eigen, emßig aangedrongen,
in een Fransch Werk, over den Koophandel der
beide Indien. De Maatfchappy wordt befchuldigd
van weidfchen omijag in nuttelooze, en van be-
krompenheid in gewigtige zaak^n. Zy offert, zege
mca.
-ocr page 348-So6 DE OPKOMST EN BLOEI deii.
men , alles op , aan de groocfche vertooning van
haare Amptenaaren, vooral op Batavia; en is on-
dertusfchen zo weinig bedacht op de veiligheid van
haare bezittingen, dat haare meeile ilerkten reeds
tot eenen ftaat ;van weerloosheid vervallen zyn.
Zelfs zou de Kaap van goede Hoop, die zy niec
voor het jaar 1653 heeft kunnen winnen, en daar
zo veel aan hangt, zonder moeite door de Fran-
fchen, of Engdfchen, kunnen bemagtigd worden;
én men ftaat verwonderd, dat deeze Nabuuren bei-'
de goedertieren genoeg zyn, om ons zo lang te
verfchoonen. ■ Ihsgelyks keurt men de reedsgemel-
de bepaalingen af, waardoor alle goederenwelke
naar het Vaderland zullen gezonden worden, die
van Ceilon en Bengale alleen uitgezonderd, over
Batavia moeten gaan; en noch veel meer, dat zelfs
de onderlinge handel der Indifche Gewesten hier-
aan onderworpen is. Dit laatfte is oorzaak, zegt
men, dat andere Europeaanen, dien handel vryer
dryvende, de onzen daaromtrent verre voorby ge-
ih'eefd zyn. Aan den anderen kanc, onderhoudt
de Maatfchappy veele fchadelyke kantooren, om
haare mededingers van den fpeceryhandel te ver-
lleeken; 't geen- echter welhaast blyken zal on-
mooglyk te zyn, dewyl men-op de Filippynfche
eilanden, en elders, in weerwil van de Hollan-
ders , de fpeceryen met gemak zou kunnen kwee·^
ken. Het gevolg hier van is, dat de inkomften
der JVIaatfchappye op verre na zo groot niet zyn,
. als
vcreenigde NEDERLANDEN. : 355
als voordeezen, en geduurig zo veel afneeraen,
dac men haar vergelykc by een kwynend lighaam,
'c welk alleenlyk door hartfterkende middelen, in
plaats van wezenlyk voedzel, by 'c leven gehouden
wordt. Een der grootlle misflagen is, zegt men, dac
de Maacfchappy, zonder eenige verandering van tyd
en oraftandigheden in acht te neemen, haare oude
inftellingen blindeling volgc. Dusdaanige aanmer-
kingen ontrusten ons mee recht, wanneer wy ze
hooren uit den mond van zulken, wier oordeel,
kennis, en oprechtheid,niemand kan verdacht hou-
den. De Heer Mosfel zelf heeft meer dan ééns
getoond dat hy 'er gedeekelyk zyn zegel aan hing,
en in veele opzigten eene hervorming noodig acht-
te. Maar mooglyk valt hierop ook wel iets te antr
woorden. Wat zuilen wy befluiten? Zwaarigheden
in befpiegeling op te losien is geringe moeite; maar
de juistheid der oploslltigen te toetfen, zulks be-
hoort alleen aan kundigen, die het ganfche (luk in
alle zyne betrekkingen doorzien.
Echter zou men mogen zeggen, dat de Maac-
fchappy, indien zy haare luisterrylte vercooning op
Batavia voordeezen met recht heeft aangemerkt a!s
een gepast middel om de vriendfchap ,van veele In-
diaanen te winnen, en om anderen ontzag in te
boezemen, het noch wel met eene goede Maat-
kunde kan doen, en eenige andere belangen hier-
om ter zyde ftellen. Zy kan met dat zelfde inzigc
ook hier en gins eenige fchadelyke kantooren ftaan-
So6 DE OPKOMST EN BLOEI deii.
de houden, en tevens in aanmerking neemen dat
kantoeren, die nu fchadelyk zyn, voordeelig kun-
nen worden mee de eerile omwenteling, hoedaani-
ge wy in de Gefchiedenisfen der Indiaanfche Ge*
westen ontelbaar vinden: want men treft ligcelyk
met eenen nieuwen Vorst gunftiger voorwaarden
van Koophandel, dan men van den voorgaanden
bedingen konde. Denkt zy zich door een gemaa-
tigd beilier genoeg te kunnen verzekeren van de
vriendfchap der Indiaanen, zo is 't geen wonder dat
zy minder dan te vooren voor de fterkte van haare
Kasteelen zorgt. Zy wykt dan in dit geval ten min-
ften, en met oordeel, van de oude maatregelen af.
Doch men vreest dat haare Europifche mededingers
misbruik van die gerustheid zullen maaken. 't Kon
gebeuren. Maar zou ons eigen Vaderland wel in den
vereischten ilaat van tegenweer zyn, wanneer onze
Nagebuuren eens lust kreegen, om hier eenen verras-
fenden inval te doen ? Wy moeten diergelyke zaaken
nooit buiten haare nacuurlyke betrekking ilellen.
Immers zou het overweldigen van de Molukfche Ei-
landen, of flechts van de Kaap, op eene Vredebreuk
uitloopen, waartoe de EngeUchen of de Franfchen
niet zullen befluiten, zolang zy geene redenen van
hooger bedoeling hebben. Want fchoon deeze
Nagebuuren ons in magt te bovengaan, zy vinden
zich dikwyls van binnen zo wel niet gefteld als wy,
en ontveinzen daarom wel eens hun wettig onge-
noegen tegen anderen, die noch zwakker zyn. Dit
VEREEiiiGDE NEDERLANDEN. 357
laacile heeft men voor eenige jaaren duidelyk ge-
2ien uit het gedrag der Engelfchen in 'c Noordelylc
gedeelte van Europa; op dat ik hier hunne maat«
regelen noopens Amerika, die zekerlyk geen voor*
beeld ter navolginge ilellen, onaangeroerd laate. Wat
de Franfchen betreft, het volkomen verval van hun-
ne Oostindifche Maatfchappy geeft noch meer rede-
nen , om v^an dien kant geen groot gevaar te vreezen.
Indien het ook waar is dat de fpeceryen op
veele plaatfen, buiten het bereik van onze Maat-
fchappy , kunnen aangekweekt worden, zo hebben
onze Vrienden inderdaad geene fterke beweegreden
om ons uit onze bezittingen te verdryven. Zonder
twyiFei zal die ontdekking ons eenen krak geeven 5
maar buiten onze fchuld: en de Maatfchappy zal
ten minften het Vaderland verpligten door alle voor-
zorgen , welke zy neemt om dien flag te iluiten of
te vertraagen. Maar eindelyk, om op dit onder··
werp niet langer ftil te ftaan: zo lang de Maatfchap-
py jaarlyks, na aftrek van haare gewoone uitdeelin-
gen, 250000 guldens overhoudt, volgens het zeg-
gen van den gemelden Schryver; of liever, volgens
de opgaaf van den Heer Mosfel, (welke hy aanhaalt,
en waarvan hy niet behoefde af te wyken,) 600000 ^
20 lang kunnen haare dienften noch zeer veel in-
vloed hebben op het welzyn des Vaderlands. Toen
onze Maatfchappy in het midden der voorgaande
eeuw de meefte vorderingen maakte , wierd dè
Engelfche verwaarloosd onder de beroerten van dac
Ta KyL·
-ocr page 352-±50 DE OPKOMST en BLOEI der
Ryk. Deeze , federd beter gehandhaafd zynde,
heeft tot onze fchade veele voordeden behaald.
Dit is even natuurlyk, als 't geen men zege van
onzen ganfchen Staat, dat hy naamelyk altoos zynen
bloei. verlchuldigd is aan de misflagen zyner Nage-
buuren, en by derzelver verbetering verliest. Doch
't geen gebeurd is kan wederom gebeuren. Wie
voorziet het onzeker fpel der toekomende tyden ?
'c Was zeer natuurlyk dat onze werkzaameVoor-
ouders door den ongemeenen voorfpoed der Oost-
indifche zaaken welhaast aangemoedigd wierden ,
om ook ernftig te denken over het oprechten van
eene Westindifche Maatfchappy. De goudmynen
van Amerika vertoonden zich reeds van verre in
een lachend verfchiet, en lokten de ontvonkte
verbeelding uit, als het waardigst loon der Neder-
landfche dapperheid; met zo veel grooter recht,
om dat men dus geene Portugeezen, gedwongen
onderdaanen van Spanje, maar de Spanjaarden zei-
ven , onmiddellyk uit den zetel des overvloeds ver-
dryven zou. Aan den goeden uitilag van zulk eene
onderneeming fcheen nu weinig minder dan de
heerfchappy der Zee, en het gebied van een Wae·
reldsdeel, te hangen; dewyl men, na het bemag-
tigen der Spaanfche fterkten in Amerika, de weer-
looze en onbefchaafde kndzaaten ligtelyk in toom
houden kon, en van een anderen kant vooreerst
geene magtige Mededingers uit Europa te duchten
hebben zou. Die verhevene, maar al te vuurige
hoop
-ocr page 353-vcreenigde NEDERLANDEN. : 359
hoop bewyst niettemin op nieuw hoe veel de on-
verfaagde Nederlanders ter zee, van de voorzigti-
ge, traage , en bezadigde Nederlanders te velde^
verfchilden. Moed, zegt Montesquieu , is niets
anders dan bewustheid van vermogens, welke men
heeft. \ Is ook zeker, dat, zonder zulkeene be-
wustheid , de moed veeleer dolheid zou moeten ge-
noemd worden: maar het vertrouwen op onge-
meene vermogens kan wel te verre uitgeilrekt wor-
den; en zodaanig was hier, naar 't oordeel der ver-
ftandigften, het geval. Zy begreepen dat het noch
te vroeg was om zo veele belangen tevens in de
waagfchaal te ftellen ; dat men zich niet moest
vleien, in Amerika zo gemaklyk het oogmerk te
zullen bereiken, als men 't in Azië bereikt had;
dat de woestheid der Araerikaanen niet toeliet eenig
verbond met hun te fluiten, waarop men zich ver-
laaten kende; terwyl men daarentegen van de Span-
jaarden grooter tegenftand te wachten had, wan-
neer 'c hunne eigene bezittingen in Amerika gelden
zou, dan in Oostindië ten aanzien van de Portu-
geezen, wiêr verkleining den Koning van Spanje
noch eenigzins aangenaam had kunnen zyn, ver-
mits daardoor hunne onderwerping aan zyne heer-
fchappy volkomener gemaakt wierd. Want Por-
tugal was nu geen Ryk meer: 't was een Winge-
west, hetwelk de Koning moest uitputten, zo hy
'€r van verzekerd wilde zyn: maar Spanje gehoor-
zaamde hem als uit natuurlyke verpligting;en alles,
Ë(J4 DE OPKOMST EN BLOEI DER
\
wat den eigendom van dat gebied betrof, raakte
rechtftreeks de eer der Koningklyke Kroon. Dier-
gelyke bedenkingen fchrikten ook Oldenbarneveld
af, die daarenboven, om redenen hierna te mel-
den, bezwangerd ging met inzigten van hooger
belang, vlak ftrydig tegen het denkbeeld van nieu-
we tooneelen voor den Oorlog te openen. Dus
bleef dat ontwerp voor dien tyd fteeken. In het
jaar 1621 , wanneer het twaalfjaarig Beiland ge-
ëindigd , en het Vaderland van dien getrouwen Hoe-
der beroofd was, heeft men zich eerst in ftaat be-
vonden om het werkilellig te maaken ; maar de
droevige ondervinding heeft geleerd dat hy niet
zonder reden bekommerd geweest was over den
goeden uitilag van dat gewigdg ftnk. Wy kunnen
niet weeten of Oldenbarneveld, op dien tyd lee^
vende, tot het oprechten der Westindifche Maat-
fchappy zyne ftem zou gegeeven hebben; maar wy
mogen het vry als een ongeluk aanmerken, dat hy,
toen ze wierd opgerecht, niet leefde, om tot haa-
re bevordering de heilzaamfte maatregelen te beraa^
men, en met zyne gewoone wysheid geduurig een
oog in 't zeil te houden.
' Schoon na alles, 1 wat deeze Maatfchappy be-
treft, buiten het Tydbeiiek valt, hen welk ik my
heb voorgefchreeven, echter meen ik hier het al-
gemeen beloop van haare lotgevallen niet llilzwy-
gende te moeten voorbygaan : vooreerst om dac
zulks dienen kan ter ophelderinge van de belangen
> der
vEREENiGDE NEDERLANDEN. ^^^
der Oostindifche Maatfchappy; en ten tweeden,
om dat ook de Westindifche, in weêrwil van haa-
re tegenfpoeden, langen tyd een hoofdtak van deti
Nederlandfchen Koophandel is geweest.
De Westindiiche Maatfchappy wierd terrtond op
den voet der Oostindifche geregeld; hetwelk in den
aanvang raisfchien zeer goed was, had men zich
vervolgens in byzonderc handelingen niet te naauvv
aan dat voorbeeld gebonden, zonder op het na-
tuurlyk onderfcheid van beider gefteltenis bedacht
te zyn. Haare eerfte inlaag beliep zeven Millioe-
nen, en was dus weinig hooger dan die der Oost-
indifche ; maar binnen tien jaaren vond zy zich ge-
noodzaakt dezelve tot op achttien MÜIioenen te
vergrooten. Ondertusfchen behaalde zy inderdaad
aanzienlyke voordeelen. Haare Vloot, door den
Staat met drie Oorlogfchepen verfterkt, bemagtig-
de terilond eene vesting in het Landfchap Brazil;
de dappere Piet Hein vermeefterde de Spaanfche
Zilvervloot, en maakte eenen buit, die op veer-
tien of vyfcien millioenen wierd gefchat; vervol-
gens viel haar het grootile deel van Brazil, bene-
vens het eiland Curagao, en eenige plaatfen van
minder belang in handen. Graaf Maurits van Nas-
fau, naderhand met drieduizend Man derwaard ge-
zonden, breidde deeze overwinningen uit, en deed
zyne fchepen zelfs overfteeken naar de knst vaa
Afrika, om del Mina in Guinee te bemagtigen; 'c
welk hera naar wensch gelukte. De Maatfchap-
T 4 PF,
-ocr page 356-de OPKOMST en BLOEI déji
py i door den eerilen voorfpoed aangemoedigd ,
deed zwaare uitdeelingen, omgelyk te ftaan met de
Oostindifche, welker Aktien door-dat middel reeds
merkelyk gefteigerd waren. Dit was geen beleid ^
maar het uicwerkzcl van eenen kwaelykbeftierden
naaryver. Men moest begreepen hebben dat het
met de Aziatifche zaakén heel anders, dan met de
Amerikaanfche, gelegen was. In Oostindië, daar
de ,nieefle Landfchappen federd veele eeuwen door
befchaafde Reizigers, met naame de Egyptenaars,
de Venetiaanen, en Pörtugcezen, bezocht waren,
vond de Maatfchappy terilond eenen handel, die
geregelde voordeelen beloofde, en zulke fchikkin-
gen toeliet , als zy op haare uitdeeling maakte.
Niets diergelyks ontmoette men in de nieuwe Wae-
reld , daar nooit zo veel befchaafdheid geweest
was, en daar alle goede orde, die 'er moge ge~
weest zyn, door de woede der Spanjaarden voor-
lang vernietigd was. De wintin der eerfle Maat-
fchappye vloeiden als uit eene levendige bron; die
der laatite wierden als uit een ftilflaand wacer ge-
put, en moeilen daarom niet tot eene grootfche
vertooning, maar rer verbeteringe van het geen 'er
ontbrak, aangelegd geweest zyn. Om nader over-
tuigd te zyn, dac het onderfcheid tusfchen deeze
beide Maatfchappj'en waarlyk uit de aangeweezene
oorzaak fproot, behoeft men flechts te weeten ,
dat de Westindifche op 't hoogile niet meer dan
vyft'g honderd heefc kunnen uitdeden, daar
de
-ocr page 357-vereenigde NEDERLANDEN, a^^
de Oóstindifche, gelyk wy gezien hebben, noch
maar vier jaaren geftaan hebbende, reeds vyfenze-
ventig gaf.
- De misflag wierd eenigzins geboet door 4e reeds-
gemelde vergrooting der Hoofdfom op achttien
Millioenen, en 't fcheen dat'de Maatfchappy, door
ondervinding wyzer "ge:worden zich nu op den
rechten weg begeeven had , wanneer zy op het
onvoorzienst getroffen wierd door eenen flag, die
weinig minder dan doodelyk was. De Portugeezeil
overrompelden Brazil. Zy hadden dat geluk niet
aan hunne wapenen dank te weeren, maar aan eer-
loos verraad. Doch fchoon hun gedrag onverant-
woordelyk was, de Maatfchappy verdient hierin
berispt te worden, dat zy door al te groore ge-
rustheid haare onbeproefde vrienden tot zulk eene
onderneeming heeft aangemoedigd. Te weeten,
Portugal, eindelyk hec Spaanfche Juk afgeworpen
hebbende, had den Hertog van Bragance ten troon
verheven, met wien de vereenigde Staaten in het
jaar 1641 een tienjaarig Beiland flooten; en dit was
genoeg, dacht men, om voortaan de Portugeezen
als Bondgenooten aan te merken , waarvan men
niets te vreezen had. Graaf Maurits, kort daarna
eenen tegenzin in de Amerikaanfche lucht, of in
het lastig bewind der zaaken, krygende, vertrok
inet het grootfte deel van zyn Volk naar het Va-
derland , alwaar men hem dankbaar verwelkomde
wegens de ryke Vloot, welke hy overbragt, zon-
So6 DE OPKOMST EN BLOEI deii.
der zich over het zenden van eenen Opvolger te
bekommeren. Die gelegenheid kwam den Portu-
geezen te gunftig voor, om het Beiland niet te
breeken. Zy wisten Brazil te winnen, en te be-
houden, in weêrwil van eene magtige Vloot, die
kort na het ontfangen van deeze onaangenaame ty-
ding tegen hen afgevaardigd wierd. Doch , tot
welk eene kwyning de Westindifche Maatfchappy
ook hierdoor verviel, haar noodlot wierd niet be-
ilist voor het einde van het jaar 1671, wanneer
zy, met eene onbetaalbaare fchuld van zes Mil-
lioenen belaaden, door het intrekken van het Ok-
trooi der Staaten ontbonden is. In haare plaats
heeft men eene nieuwe Westindifche Maatfchappy
opgerecht, die, gelykzy nooit zeer groote zaaken
heeft verricht, ook nooit door zwaare ongevallen
vermaard geworden is. Over 't geheel ftrekt zy
thans tot een beklaaglyk gedenkteken van den geluk-
ftaat,dien onze Voorzaaten bereikt hebben, zonder
zich van deszélfs duurzaamheid te kunnen verzekerën.
't Schynt wel dat deeze nieuwe Maatfchappy
ook wierd aangemerkt als een behoeftig lighaam,
\ welk terilond door alle mogelyke hulpmiddelen
zou moeten onderileund worden, om niet verloo^
ren te gaan; en aan welks behoud flechts van ter
zyden eenige belangen verknocht waren, waarom
bet niet behoorde verwaarloosd te worden. Zelfs
h.ïdden haare Bewindhebbers geenen lust meer om
iets groots te onderneemen, of op nieuwe aanwin-
' vereenigde NEDERLANDEN. 365
Dingen te denken. Wy behoeven hiervan geen an-
der voorbeeld te zien, dan Suriname. Dit Land-
fchap, den Engelfchen eenige jaaren vroeger afge-
nomen , en federd den Zeeuwen, die 't gewonnen
hadden, toebehoord hebbende , vereischte eenige
buitengewoone kosten, eer men zich daar het ge-
wenschre voordeel van eene Volkplanting belooven
kon. De Zeeuwen, aan gereeder winst gewoon,
vonden zulks te lastig, en ontfloegen zich daar-
van, door Suriname voor eene maatige fem aan
de Westindifche Maatfchappy op te draagen. Maar
fchoon dit niet onaangenaam kon zyn, gelyk het
ook door een Oktrooi der Staaten bekrachtigd
wierd, echter was de Maatfchappy niet genegen
dit iluk alleen voor haare rekening te neemen. Zy
nam haare toevlucht toe de Stad Amfterdam, en
den Heer van Sommelsdyk, die dus nevens haar,
elk voor een derde gedeelte, toe den zelfden pryg
van inkoop, en met dezelfde onderwerping aan de
Oppermagt der Staaten, waartoe de Maatfchappy
verpligt was, eigenaars van de Volkplanting wier-
den. En hieruit is, gelyk een ieder weet, het
drieledig Genootfchap van Suriname gebooren.
Men heeft ook al vroeg geoordeeld dat haare te-
dere geileltenis,geenen aanwas van vermogens toe-
lastende, door vermindering van omflag best re troos-
ten was. Haaren al te wyden kring niet kunnende
verkleinen, dacht men haar de wi^iken eenigzins te
ïiioeten fnuiken , op dat zy, zich niet meer vruch-'
te-
-ocr page 360-teloos aftnatcende , door gewoonte leeren mögt,
hec uiterile .bereik van haare zwakke poogin-
gen mee de grootile zorgnildigheid af te meeten.
Ten dien einde trok men eenige uitfluitende voor-
rechten in, en ftelde op veele plaacfen, daar de ou-
de Maatfchappy gewoon geweest was alleen te han-
delen, de vrye vaart voor byzondere Handelaars
open. Van tyd tot tyd heeft men deeze vryheden zo
veel vermenigvuldigd, dat 'er thans maar weinige
plaatfen zyn,daar de Maatfchappy haare uitfluitende
voorrechten onvermmderd behouden heeft. Die
vrye plaatfen zyn evenwel niet tolvry. Men heeft
het bewind der Maatfchappye niet befnoeid, zonder
tevens voor haare belangen alle mogelyke zorg te
draagen. Zy trekt van ieder fchip, dat door by-
zondere Handelaars derwaard gezonden wordt, eene
bepaalde fom, naar maate van deszelfs grootte; en
de inzameling van^deeze gelden maakt hedendaags
een tak van haar beftaan. De ondervinding leert ons
hier, dat zodaanige hulpmiddelen dienftig zyn om
een magteloos geftel in beweeging te houden, maar
tot deszelfs innerlyke verbetering zeer weinig toe-
brengen. De geringe uitdeelingen der Westindifche
Maatfchappye, welke niet veel hooger dan tot twee
en een half ten honderd jaarlyks gerekend worden,
bewyzen zulks: en hierom is het onwaarfcbynlyk dat
de Oostindifche vooreerst haare toevlucht tot zulke
onderhoudende maatregelen zal neemen; wat men
opk ophaale, om haar tof dat verftand te brengen.
vereenigde NEDERLANDEN. 301
Wy kunnen en moeten dusdaanige Maatfchap-
pyen tweezins befchouwen. Wat zy in haare eigene
huishouding zyn ; en hoeveel zy toebrengen tot den
bloei van hec Gemeenebest: zyn twee zeer onder-
fcheidene vraagen. Want fchoon het vast gaat, dat
onder een goed beilier de voordeeligfte ftaat van haa-
re zaaken ook de nuttigfte zal zyn voor het Vader^
land, echter is die opkh'mming zo evenredig niet, dat
men altoos, uit haare nadeelige omftandigheden ,hec
fchadelyke van den ganfchen Staat zou kunnen opmaa-
ken. In tegendeel kunnen zy ook, zonder haare le-
den merkelyk te bevoordeelen, den Staat noch groo^
te dienften doen; en dit laatile geval is buiten twyf-
ièl betrekkelyk tot onze Westindifche Maatfchappy.
Ieder opmerkzaam Leezer beieft nu zeer wel
dat het verhandelde, noopens de beide Maatfchap-
pyen , voornaamelyk ftrekken moest om de zaa-
ken van die zyde voor te draagen; dewyl wy
hier niet afzonderlyk van den Koophandel, maar
van de algemeene belangen des Vaderlands, rede-
kavelen. De groote en beftendige winden der
Oostindifche Maatfchappye hebben ons dit ten haa-
ren opzigte gemaklyk gemaakt. Maar zal het zo
gereed toegeilemd zyn, wanneer wy beweeren dat
de Westindifche, ondanks haare zwakheid, onder
de vermogende oorzaaken van onze welvaart moet
gerekend worden? Meft bedenke zich een oogen-
blik. Regelt zy den Wescindifchen handel niet
voor alle byzondere perfoonen, welke zich onder
So6 DE OPKOMST EN BLOEI deii.
haar opzigc daartoe begeeven ? Houdt zy niet door
dit middel oncelbaare werktuigen in beweeging?
Vormt zy dus geen groot getal van bekwaame Zee-
lieden? Brengt zy dan niet, zo wel als de Oostin-
difche, het haare toe, om onze Zeemagt aanzien-
lyk te maaken; en doet zy, daaromtrent niet ruim
zo veel als onze groote en kleine Visfcheryen, on-
ze Levantfche Kamer, en alle de overige fmaldee-
len van onze uitgeftrekte Zeevaart, immer deeden?
Heeft my de liefde des Vaderlands in deeze uit-
weiding misfchien -wat te verre afgetrokken , ik
heb haare bekooringen minder tegenftand geboo-
den, om datze my echter geenszins vervvyderdeti
van het hoofdzaakelyk oogmerk, van de beginze-
len onzes geluks, welke wy zo wel in den Koop-
handel, als in den Regeeringsvorm , of in onze
Oorlogsmagt, moeiten nafpooren. Wat zeg ik?
Het blykt nu, zo ik my niet bedrieg, noch duide-
lyker dan te vooren, dat alle deeze onderwerpen
fchakels van eene zelfde keten zyn. Het blykt dat
niet alleen de gemaatigdheid van den Regeerings-
vorm, maar ook, door tusfchenkomst van de Zee-
vaart, de achtbaarheid der Oorlogsmagt, voor een
goed deel van onzen Koophandel afhangt.
Thans zyn wy genoodzaakt die ftof om haaren
ry^om te verlaaten, en ons op nieuw tot den inge-
wikkelden handel der Staatzaaken te begeeven. Een
natuurlyk verlangen moet ons noopen, om het aan-
genomen richtfnoer noch wat verder te volgen, tot
' vereenigde NEDERLANDEN. 303
dat wy ons geplaatst vinden in het begeerde gezigc-
punt, uit hetwelk die groote verfcheidenheid van
voorwerpen, waarvan wy ftukswyze gewaagd heb-
ben, met eenen opflag van het oog kan befchouwd
worden. Dan zullen wy eerst, als in een geregeld ta-
fereel , de oude en nieuwe gefchiedenisfen des Vader-
lands op eikanderen zien affteeken, en een weêrora-
gekaatsf licht zal hier en gins ter noodige ophelde-
ringe dienen. Ik heb, myns oordeels, ten deezen
einde reeds omftandig genoeg van de grondlegging
der Republiek, en van haaren aanwas, gefproken,
Haare bevestiging ontbreekt 'er aan. Te wee ten,
wy moeten haar tot dien ftaat gebragt zien, dat
geene onzydige Mogendheden haare onafhangklyk-
heid meer in twyffel trekken, en dac haar verfchil
met Spanje op dac ftuk naderhand niet verder in
aanmerking koome dan eenig ander verfchilpunt,
waarom twee vrye Mogendheden eikanderen deq
oorlog zouden kunnen verklaaren. Ik heb het
nieuw Gemeenebest vergeleeken by een onvokooid
gebouw, door Willem den I. aan zynen Zoon,
onder het opzigt van de edelmoedigfte befchermers
der Vryheid, overgelaaten. Ik heb aangeweezen
hoe dit gebouw door hen noch hooger is opge-
haald, en eenige redenen gemeld, waarom veelen
van oordeel konden zyn dat het, om regelmaatig
te blyven, niet hooger moest opgehaald worden.
Tot beiluit moeten wy deeze en meer andere rede-
nen met de tegenoverftaande zwaarigheden, waar-
van
304 de OPKOMST ën BLOEI der,.
van noch niec gefproken is , vergelyken, en de
wyze, hoe alles beflechc is, te kennen geeven.
Maar vooraf is hec noodig dac wy noch kortelyk
hec oog flaan op den ilaac der oorlogszaaken te
Lande.
Prins Maurits was in het Jaar 1600 met het le-
ger naar Vlaanderen getrokken, om den oorlog
derwaard over te brengen; hetwelk den hoogmoed
der Aartshertogen tot geene geringe verbolgenheid
ontftak. Naauwlyks had hy, na 't veroveren van
eenige fchepen , het beleg voor Nieuwpoort gefla-
gen, of Albertus verfcheen , met een aanzienlyk
leger, in 't veld, om de Stad te ontzetten, en de
Staatfchen hunne vermeetelheid te doen beklaagen.
Men kwam tot een hoofdtrefFen; en dit was die
roemruchtige ilag, die de ganfche waereld over-
tuigde dat de Nederlanders ook reeds geleerd had-
den, in 't open veld, en op vyandlyken bodem,
naar de zege te itaan. De fchielyke optogt van
den Aartshertog had hec leger der Staaten, 't welk
noch onverilerkt voor INieuwpoorc lag, in groote
verlegenheid gebragt. De flag was onvermydelyk;
ten waare men had kunnen befluiten tot eene al te
fchandelyke vlucht,met de fchepen, die op de ree-
de lagen. Oe nederlaag zou onherilelbaar geweest
zyn, dewylmen, buiten Oostende, in het ganfche
Gewest geene plaats van eenig gewigt bezat: en
de vyand had Oostende reeds achter den rug. De
Prins zond eenige Vaandels eniKornetten vooruit,
ora,
-ocr page 365-vereenigde NEDERLANDEN, a^^
om, waar' het raooglyk, den Vyand by eene brug
wat op te houden; en terwyl deeze nedergefabeld
wierden, gebood by de fchepen zee te kiezen, op
dat zyn volk, in 't weifelen van de krygskans, zich
van dezelve niet bedienen mögt, om het gevaar te
ontwyken. Een grootfche trek van heldenmoed,
die echter, indien by door het geluk niet gekroond
geworden was, den blaam van roelceloosheid niet
zou ontgaan hebben. Doch Maurits, die van geen
wankelen wist, toog zelfs den Vyand te gemoet,
en gebruikte den korten tyd zo wel als mooglyk
was, om zyne benden te fchaaren; terwyl eenige
Staatfche Oorlogfchepen opzeilden naar den kant
van Oostende, op hoop van den Aartshertog, in-
dien hy zich te verre op 'c ftrand begeeven mögt,
ook eens hartelyk uit hun gefchut te groeten. Kort
na den middag begon de ftryd, die, na eenige uurea
in twyfFel te hebben geilaan, tegen den avond aan
onze zyde eene overwinning baarde, waarvan de
Nederlandfche foldaat, federd de triomfen van Eg-
mond by Sint Quintyn en Grevelingen, geen ge-
heugen had. De dapperheid was van wederzyden
gelyk; maar het beleid van Maurits behaalde den
prys. Onder verfcheide trekken, welke wy hier-
van by de fchryvers ontmoeten , verdient deeze
vooral gemeld te worden , dat hy, op alles be-
dacht, zyn gefchut niet, gelyk de Aartshertog, in
het gulle zand, daar het op eiken fchoot dieper
inzakken moest, maar op eenen vloer van planken
V plaat-
-ocr page 366-So6 DE OPKOMST EN BLOEI deii.
plaatfte ; waardoor het even zeker trof als op
eenen vasten grond Met het vaüen van den avond,
een gunilig tydftip waarneeraende, befliste hy in
een oogenblik het lot. Hy deed zyne ruicery op
den Vyand aanrukken met ecnen fchok, die door
de fchielykheid onweêrfraanbaar was. Het voetvolk
onderileunde dien aanval , en bragt terftonj de
Vyandiyke benden in de uiterile verwarring. De
Admirant van Arragon was reeds gevangen ; de
Aartshertog zelf wierd hier gekwetst, en was ge-
noodzaakt met al zyn volk te vlugcen, en ai zyn
gefchut, mee veele Vaandels en Standaarden, achter
te iaaten.
Zo heerlyk was deeze overwinning: maar, wy
moeten dit bekennen , zy was het veel meer om
de glorie, dan om de fchoonheid van haare vruch-
ten. 't Gebeurt meermaalen dat een overwinnend
Heir op 's Vyands bodem verfmelt. Hier bad men
't ..ongeluk dat 'er geene beukeryen in gereedheid
Avaren, om Nieuwpoort, met den eerilen fchrik
van het verHes der Spaanfcben, tot de overgaaf te
dwingen. Vergeefs hervatte de Prins het beieg,
het welk hy na weinig dagen moest opbreeken ,
dewyl 'er geene hoop was om de Stad, na dat de
bezetting door den Aartshertog was verfterkt, te
winnen. Vervolgens ruimde hy geheel Vlaande-
ren , waardoor al het voordeel van deezen gevaar-
lyken togt zich bepaalde tot de gevangenis van den
Admii'ant. Men gist ook dat deeze gebeurtenis
vereenigof. NEDERLANDEN. 307"
tje eerfte aanleiding gegeeven heefc tot onrnin tus-'
fchen den Prins en eenige voornaame Leden van ■
den Staat; 't zy dat deeze laatiien toen inderdaad
reeds bekommerd geweest zyn voor de hooge ge-
voelens, welke dit ongemeen geluk den Prins moge
inboezemen; 't zy dat hy zulks te onrecht geloofd
hebbeop het haatelyk voorgeeven van vleiers,
die flechts verdeeldheid zochcen. Wat den Aarts-
hertog betreft, die vond zich eerlang in ilaat om
zelfs Oostende te belegeren, waarop hy te vooren
r^eds het oog geworpen had. Het driejaarig beleg
van deeze ilad bewyst ons de fterkte van Zeelie-
den, wanneer zy belegerd worden door eenen vy-
and, die ter zee niets groots verrichten kan- Oost-
ende kon niet gewonnen worden, dan door Λπι-
brofio Spinola, den eenigilen krygsman in Euro-
pa, die noch met onzen Maurits in vergelyking
kwam: en zulks niet, dan na dat het van eene ilad
in een akeligen puinhoop veranderd was. Spinola
dacht teen dar het tyd was, om tot in 'c hart van
de Nederlanden door te dringen, en alles daar voor
zyne wapenen te doen beeven. Maar Maurits, die
ondertusfchen , in plaats van zynen tyd met het
ontzet van Oostende re verfpillen, eenige andere
ileden veroverd had, wist hem den overtogt der
ftroomen zo gelukkig te betwisten, dat hy zyn op-
zet ftaaken moest. Dus ftonden de oorlogskans-
fen te lande, eenige jaaren achtereen, byna ge-
lyk; terwyl de onzen ter zee, op de voorgemel-
3o8 de opkomst en BLOEI der
de wyze, fchier dagelyks hunne magt zagen toe-
neemen.
't Was in het jaar 1607 , dat de Spaanfchen
voor 't allereerst , mee eene ernilige meening,
den Vredehandel vooriloegen. Zy hadden 'er in-
derdaad gegronde redenen toe, en die waren mee-
rendeelsvan zulk eenen aard, dat onze Staaten, an-
ders gewoon den Spanjaard alle geloof te weige-
ren , dezelve konden nafpooren , of ten minften
zeer waarfchynlyk onderftellen. Men wist dat Fi-
lips de III. niet werkzaam was; men zag dagelyks,
uit de muiteryen van het Spaanfche krygsvolk, dat
'er geen geld uit Spanje kwam. Daarenboven hield
men 't voor zeker dat Spinola, federd twee jaaren,
uit zyne eigene goederen het gebrek des Konings
met veertien millioenen had vervuld. De Hertog
van Lerma, die den Koning beftierde, zou derhal-
ven verpligt zyn dat voorbeeld te volgen, zo hy 'er
zich niet by tyds aan fpiegelde. 'c Was dan na-
tuurlyk dac hy, om zyne fchatkist voor zulk eene
aanfpraak te beveiligen, de vrede met al zyn hare
bevorderen zou. Men voegde hierby dat de Aarts-
hertogen , zonder kinderen zynde, geen groot be-
lang konden ftellen in het voortzetten van eenen
lastigen oorlog, die, ten beste genomen, evenwel
nimmer het verdriet van een rusteloos leven, door
fchynfchoone gevoelens van verpligting of tedere
zorg, zou kunnen boeten. En fchoon nu alle deeze
bedenkingen ookgefchikt waren, om aan onze zyde
de
-ocr page 369-vereeniode NEDERLANDEN. 305?
(Je belangen des oorlogs gewigtiger te maaken, noch-
thans begreep men in 'c algemeen, dat het onbetaa-
melyk en hard zou genoemd worden, zo men openlyk
alle middelen toe verzoening van de hand wees, en
zelfs weigerde daarover in onderhandeling te treeden.
Maar de Vrede, mits dat zy op biliyke voor-
waarden te treffen waare , kwam ook inderdaad
by veelen in aanmerking; te meer om dat Span-
je nu zo wel met Engeland, daar Jakob de L fe-
derd de dood van Elizabeth den troon beklom,
als met Vrankryk , bevredigd was. De Ko-
ningen van Engeland en Vrankryk moeiden zich
beide meer dan ooit met de Nederlandfche zaaken;
maar de laatfte noch 'c meesc, en zyne Staatkunde
was de fynfte. Zelfbelang was, gelyk men ligte-
lyk befeft, hunne dryfveer. Koning Jakob wilde
de vrede bevorderen, op hoop van ten minften
een gedeelce deezer Landen in zyne magt te kry-
gen, wanneer zyn Zoon, volgens de hoop, waar-
mede hy zich kittelde, met de infante van Spanje
zou in 't huwelyk getreéden zyn. Hendrik de IV.
had afgelegener oogmerken, welke wy naderhand
zullen zien. 't Zy hier genoeg, dat hy voornaa-
melyk op den Vredehandel aandrong, om by dee-
ze gelegenheid den ftaat der zaaken te doorzien,
en het vertrouwen der voornaamfte Heeren te win-
nen; doch bovenal om gewaar te worden hoedaa-
nig eene vrede de Nederlanders zouden begeeren^
en hoe veel de Vyand van zyne verouderde rech-
V 3 ten
-ocr page 370-ΰ 12 de OPKOMST en BLOEI der
ten op het Gemeenebest zou willen afilaan. Het
ontzag voor twee zo raagcige Vorilen kon alleen
de zaak voldongen hebben: nu liepen 'er zo veele
redenen te zamen, dat men geen lang beraad van
nooden had om in den Vredehandel te bewilligen,
't Hielp veel dac men van binnen eene volmaakte
eensgezindheid vond, noopens de punten, zonder
welke men tot geene Vrede, noch Beftand, moest
overgaan. Doch met den Vyand viel ten deezen
opzigte noch zo veel te doen, dat de openbaare
Byeenkomsc niet voor hec volgende jaar een aan-
vang neemen kon. 's Graavenhaage was de plaats,
welke men daar toe uitgekoozen had : doch hec
ftuk was te gewigcig, en de wederzydfche eifchen
wierden te ilrydig bevonden, om in de eerile By-
eenkomsc beflechc te worden. Zy is van de zyde
der Staaten, na dac men eenige maanden vruchte-
loos getwist had , afgebroken ; en 'c wierd van
weinigen begreepen dat zulks gefchiedde , omze
vervolgens, op eene andere plaats, met beter uit-
flag te hervatten.
Gansch Europa had terftond op hec erniligst in de
belangen van die gebeurtenis gedeeld. Eer de open-
baare Vredehandeling noch wierd vastgeileld, was 'er
een Fransch Gezancfchap, met den Prezident Jean- ,
nin aan het hoofd,hervvaard gekomen, omze te be-
vorderen : vervolgens zonden de Koningen van En-
geland , van Zvveeden, en Denemarken, benevens
Vêrfcheide Duitfche Vorilen, ook hunne Gezanten,
VEREENiGDE NEDERLANDEN, ^ii
omze by te woonen en 'er als Middelaars te dienen,
't Ilad, reeds in den eeriien opflag,de gedaante dat
men in 't algemeen de Voreenigde Nederlanden aan-
merkte als eene nieuwe Mogendheid, welke nu tot
het heuchlyk tydgevvricht van haare bevestiging gena-
derd was, om aangeichreeven te worden op de ]ysc
der onizaglyke Staaten, die het evenwigt van Eu-
ropa maakten. Aan de Spaanfciie zyde wierd dit
ook klaar genoeg gevoeld, hoewel raen noch niet
genegen was hetzelve door een volle erkentenis te
bekrachtigen. Filips de III. brak zich 't hoofd met
heimelyke handelingen , om de Koningen van
Vrankryk en Engeland in zyne belangen over te
haaien; en de Aartshertogen fpaarden kunst noch
vlyt om in de vernedering, welke zy niet meer za-
gen te ontgaan, ten minllen zo veel mogelyk waa-
re, een goed gelaat te toonen. De geileepenfte
Verilanden, met den doorluchtigen Spinola zeiven
gefterkc, vericheenen uit hunnen naam in denHaa-
ge, om alles wat de kunst vermag, met wakker-
heid van geest, met listen, en dubbelzinnige be-
loften, tor hun voordeel aan te wenden. De Fran-
fchen, onze yverigfte voorftanders, waren hierte-
gen wel opgewasfen; maar 't bleek welhaast, dac
men ook op hunnen handel omzigtig letten moest.
Jeannin, die in behendigheid geene weergaê had,
beftierde alles zo künftig, dat hy nu de eene dan
de andere party ten dienst kon liaan, naar den ver-
fchillenden keer, dien de zaaken, overeenkomftig
ΰ 12 de OPKOMST en BLOEI der
of ilrydig ηιεε zyn oogmerk, mogren neemen; en
het groot oogmerk, 'c welk hy eindelyk meende te
zullen bereiken, viel op dien tyd naauwlyks onder
de gisfing der grootfte Staatkundigen. Met de En-
geifche Gezanten had men niet minder te doen, uit
hoofde van het belang, 'c welk men in de vriend^
fchap van hunnen Koning ftellen moest; niet we-
gens zynen goeden wil, maar wegens zyne magt,
naardien geheel Groot-ßritanje nu onder hem, als
tot een enkel Pvvk, vereenigd was. Men zou dee-
ze vermaarde Byeenkomsc met recht eene fchooi
van Staatkunde noemen, daar de grootfte mannen
van die eeuw zich mogren vervoegen, om ervaa-
renis te bekomen. Geene mindere fchranderheid
dan Oldenbarneveld bezat wierd 'er vereischt, om
in zulk een doolhof van verfchillende gevoelens,
heimelyke inzigten, vonden en verbyileringen, het
rechte pad te kiezen; te meer dewyl hy ook onder
de zynen noch magtige tegenftreevers vond, die
wel met hem tot den vredehandel geftemd hadden,
maar inderdaad de Vrede niet vuurig zochten. Hy
wist echter ook op zyne beurt de waare belangen
van het Vaderland te doen gelden, en werkte zo
veel uit,dat,geduurende den loop deezer handelin-
gen, tv^ee verbonden van onderlinge befcherming,
het eerile met Vrankryk, het tweede met Groot-Bri-
tanje, geilooten wierden. Het aanzien, 't welk de
vereenigde Staaten hierdoor verkreegen, heeft naar
allen fchyn niet weinig toegebragt tot de gelukkige
vereen igde NEDERLANDEN. 313
ontknooping van dien ingewikkelden handel.
By de Schryvers, die deeze zaaken breed genoeg
ontvouwen, zien wy met vermaak hoe elke land-
aard , onder het geduurig ilribbelen, zich door zy-
ne byzondere trekken onderfcheidt. De Spaan-
fchen, die, \ is waar, niet allen Spanjaards gebooren
zyn, maar nochrhans dien geest hebben ingezoo-
gen, vertoonen zich, onder het masker van groot-
moedigheid, arglistig en trots. Zy bieden zich aan
om de Vrede te beraamen; maar naauwlyks ontfangc
men hen, of zy trachten wetten voor te fchry ven,
en de minfte tegenfpraak doet hen onverdraaglyk
worden. De Engelfchen komen te voorfchyn gelyk
zy zyn, en die is het loflykst in hun gedrag. Maar zy
zyngemelyk, eigenzinnig, en ligt geraakt. Hunne
fcherpzinnigheid is zonder uitvoering, hunne wel-
fpreekendheid overreedt niet, en hunne werkzaam-
heid is gemeenlyk lastig, daar zy verphgtende
moest weezen. De Franfchen zyn overal befchei-
den en heusch. Zy berispen en vleien in éénen
adem, en hunne gemelykheid zelve ftrekt altoos
om den verzwakten band van vriendfchap naauwer
toe te haaien. Door hunne onbelemmerde vaardig,
heidfchynen de gevoelens, welke zy voorilellen,
waarlyk de hunne, en doorgaans de aanneemelykfte
te zyn. Zy bewaaren gemaklyk hun geheim, on-
der gedaante van geene geheimen te hebben. Zo
men hun gelooft, kan niemand edelmoediger
handelen; zy ftellea met vermaak hun eigen be-
Y 5 lang
-ocr page 374-I 314 de OPKOMST en BLOEI dkïi
lang ter zyden , om hunne vrienden te verplig-
ten. Hierdoor behaagenze, zelfs in hunne kun-
ftenaaryen, zo zeer, dat het byna onmogelykis,
zich van hun te ontilaan. Alle weigeringen fchynen
ondankbaare vergeldingen van de moeite, welke zy
voor hunne vrienden neemen; en al wat men toe-
ftaat, gebruiken zy evenwel heel anders dan men
verwachtte. Doch wat hun ook in den v/eg ilaê,
zy werpen niets om verre; maar helpen het verder
opbouwen , op dat het zo veel te fchielyker valle,
na dat zy het helmeiyk ondergraaven hebben. Men
kan hen grondig kennen, en echter nog door de
vlugheid van hunnen ryken geest verbyiierd en mis-
leid worden. Maar onze Nederlanders houden zich
doorgaans op den heilzaamen middelweg. Zy beant-
woorden op denzelfden toon de vjeiery en het ver-
wyt. Zy gunnen een iegelyk, dien het lust, de
eer van te pronken met de fynheid van zynen
geest, of het vermaak van hoogmoedig te zyn op
beuzelachtiger voorrechten. Zy beilraifen zelfs de
laatdunkendheid niet; maar houden met een be-
daard gemoed geduurig hunne inzigten op het oog,
daar zy, indien het flechts mogelyk is, regelrecht
op aanilreeven. De kromme doolpaden der Staat-
kunde verwarren hun oordeel niet. Zy zeggen '
rondborilig wat 'er dient gezeid te worden; maar
hunne geheimen leggen diep in den boezem. Zy
luifteren gaarne, maar volgen noch verwerpen gee-
nenraad, dan na de r^^fte overweeging. Men zou
veiieenigde NEDERLANDEN. 315
meenen dat zy ligtelyk kosden geleid worden waar
men wilde; maar zy houden voorzigcig ftand, zo-
dra men hen toe den gevaarlyken driefprong heeft
gebragt.
Ik heb reeds te kennen gegeeveh, dat, onder de
voornaame leden der Regeeringe, het belang, 't
welk men in de Vrede iteilen moest, niet gelyk
begreepen wierd. Geduurende de handeling open-
baarde dit verfchil zich meer en meer; en men zag
welhaast dat veelen 'er alleenlyk hunne ftem toe
hadden gegeeven, in de ilillc hoop dat zy vruchte-
loos uitvallen zou. Prins Maurits, geilerkt met de
aanzienlykfte Legerhoofden, en zelfs deganfche Pro-
vincie van Zeeland, behoorden tot dit getal. Eene
heerlyke overwinning, door de Vloot van Heems-
kerk omtrent deezen tyd by Gibraltar behaald ,
diende ook om het Gemeen op hunne zyde te
trekken; en de Predikanten verzuimden die fchoo"
ne gelegenheid niet om het vuur van vyandfchap te
voeden, waartoe zy aniptshalven meenden verpligt
te zyn. Maar de voorftanders der Vrede lieten zich
hierdoor zo weinig verzetten, dat zelfs de overwin-
nende Vloot, op hun aanhouden, naar het Vader-
land ontbooden wierd; op dat zy, door het verder
vervolgen van haare voordeelen , geene nieuwe
ftremming in den Vredehandel verwekken mögt.
De redenen, waardoor elke party, in die verdeeld- .
heid, haar gevoelen zogt te ilaaven, waren veelal,
gelyk het gemeenlyk gaat, becrekkelyk tot byzon-
de-
-ocr page 376-ΰ 12 de OPKOMST en BLOEI der
dere belangen. Zy, die om voordeel den Krygs-
diensc aankleefden, vonden niets gevaarlyker, dan
dat men Vrede maaken, een gedeelte van hetKrygs·
volk afdanken, en den Vyand gelegenheid geeven
zou, om onvoorziens het verzwakte Vaderland met
eenen nieuwen aanval te overrompelen. Zy voor-
zagen ook de fchadelyklle verdeeldheden, beroer-
ten, en fcheuringen van binnen, zodra men rust
van buiten hebben zou. Anderen, dien 't lang ver-
veeld had, tot de zwaare kosten des Oorlogs hec
hunne toe te brengen, begreepen niets van dat ge-
vaar. Zo ftemden ook de Provinciën, die in den
Oorlog gemeenlyk meest ontrust wierden, als Gel-
derland by voorbeeld, tot Vrede; terwyl andere,
die zich meer in veiligheid bevonden, om oorlog
riepen. Ja Zeeland vreesde zelfs, dat met de Vrede
de Koophandel wederom naar Antwerpen keeren
zou; en die bekommering floeg tot zommige Hol-
landfche Steden over. Ik zal op deeze byzonder-
heden nisc ftil ftaan orn dcit wy, niyns oordeels,
het iluk van een anderen kant moeren befchouwen,
en op eene wyze, die beter ftrookt met de voor-
gaande bedenkingen, over de opkomst en den aan-
was van dit Gemeenebesr.
't Kwam eigenlyk hier op aan, of de Republiek,
gegrondvest en opgebouwd gelyk wy gezien heb-
ben , thans tot het gewenschte tydgewricht van
haare bevestiging genaderd waare, of niet? Was
h2C zo, dan moest men zekerlyk geen belang meer
vereen igde NEDERLANDEN. 317
in den Oorlog iiellen, al kon hy ook met voor-
deel gevoerd worden. Die zal ten rainilen niemand
tegenfpreeken , die myne geftelde grondregelen
noopens het innerlyk beftaan van eene Republiek»
als de onze, heeft goedgekeurd. Maar hoe dat
vraagiluk op te losfen? Wat uitdruklyk denkbeeld
te hechten aan die bevestiging, welke tot de duur-
zaamheid van onze Republiek vereischt wierd; en
hoe te oordeelen van haare gefchiktheid tot die ge-
fteltenis ? Ik verbeeld my dat wy maar weinige
fchreeden behoeven te rugge te gaan, om het ant-
woord uit onze verhandelde beginzelen af te leiden.
Het moet gezocht worden in de betrekking van on-
zen Staat tot vreemde en onzydige Mogendheden.
Wy hebben die betrekking, gelyk zy ten tyde van
Willem den I. was, gezien; gelyk mede, hoe zeer
zy ftraks na zyne dood ten algemeenen nadeele ver-
anderde ; en hoe zy naderhand door de dapperheid
van zynen Zoon, en door de wysheid van Olden-
barneveld, wederom veel voordeeliger gedaante ge-
kreegen heeft. Laaten wy nu de vergelyking maa-
ken. Hoe meeilerlyk Willem de 1. zynen handel
ook aan vreemde Hoven dreef , hy wist zyne Re-
publiek nooit tot dat aanzien te .verheffen, dat men
haar in het licht van eenen vryen Staat befchouw-
de. Zy wierd wegens haare zwakheid altoos noch
aangemerkt als een voorwerp van medelyden, 'c
welk men onderfteunen moest, om het voor zynen
ondergang te bewaaren. En 't is allerklaarst ufc
het
-ocr page 378-ΰ 12 de OPKOMST en BLOEI der
het gedrag van Elizabeth te begrypen, waar dat
inedelyden eindeJyk op uicliep. Maar 'c wierd een
ander geval, toen de Republiek in magc en aanzien
zo zeer toegenomen was, dat grooce Koningen
haare Vriendfchap zochten, haar mee plegtige Ge-
zantfchappen vereerden, en, om zonder kwetfing
van Spanje met haar in bondgenootfchap te tree-
den , niets liever wenschten, dan dat zy onaf-
hangklyk wierd verklaard van die Monarchy. On-
dercusfchen wist men zeker genoeg dat de Oorlog,
zonder behulp van zulke Mogendheden , niet zou
kunnen voortgezet worden. Men had altoos noch
onderiland van Vrankryk genooten; en men reken-
de dat 's Lands fchatkiSt, die maar tien Milioenen
aan inkomften had, jaarlyks ten minden, zo de
oorlog langer duurde , zes te kort fchieten zou.
't Gaf dan eene al te groote verpligcing, zo men
voor een derde deel, of noch meer , het noodige
van zulke Vrienden moest ontkenen ; en 't was be-
denkelyk of hieruit niet eens de tyden van Anjou,
ofLeicester, wederom ftonden gebooren te wor-
den. Was de Republiek éénmaal voor eenen vryen
Staat erkend, zy zou dan noch, indien haar zulk
eene behoeftigheid overkwam , op een anderen
voet kunnen handelen. "Willem de L had zich al-
toos wel bevonden by zyne gewoonte van met ver-
fchéide Mogendheden te gelyk in onderhandeling
te treeden: men zou dit noch veel ruimer kunnen
doen, wanneer de Staat zelf, hoe gering ook, on-
der
vereenigde NEDERLANDEN. 319
der die Mogendheden echter eene plaats bekleedde.
Dan zou men eersc dezelfde Scaackunde, waaraan
nien tot dus verre allen voorfpoed verfchuldigd
was, in haare volle kracht kunnen werkllellig maa-
ken ; en de maatregelen , welke gediend hadden
om het Gemeenebest zyn wezen en beftaan te gee-
ven, zouden, zo men 'er zich aan hield, noch be-
ter deszelfs bloei bevorderen. Aan den anderen
kant moest men het oorlogslot ook al te onzeker
achten, om zich te vleien dat men altoos gelukkig
zou zyn. Stond de Republiek niet verder in uitge-
breidheid en vermogen aan te wasfen , dan kon de ge-
legenheid nooit gunftiger verwacht worden, om het
groote werk van haare bevestiging te voleinden.
Maar byaldien zy, ten beste genomen, grooter en
magtiger wierd; dat zou haar nadeelig kunnen zyn,
wanneer zy te fterk in de oogen ichitterde van
die gekroonde Hoofden , welke haar nu hunne
vriendfchap waardig keurden. Ook zou haar in-
wendig geflel hierdoor ligtelyk blootgeileld worden
aan nieuwe gevaaren, welke wy reeds in eene al-
gemeene befpiegeling voor onze verbeelding heb-
ben gehad. De voorftanders der Vrede hebben naar
allen ichyn het iluk in dat licht befchouwd. Im-
mers kunnen de gemelde redenen, indien 't waar-
]yk dezelfde niet zyn welke hen overgehaald heb-
ben, ons genoegzaam overtuigen, zo ik my niet
bedrieg, dat hun gevoelen op zichzelven het heil-
zaamile was.
'^Is
-ocr page 380-320 DE OPKOMST EN BLOEI DER
. 'c Is ook waar dat de Koning van Vrankryk oog-
merken had, waarvan h}' nimmer was verdacht ge-
weest, maar welke men van iangzaamerhand, on-
danks de fchranderheid van Jeannin, in het ver-
fehlet ontdekte. Hy begunitigde de vereenigde Staa-
ten, niet alleen uit genegenheid, en om de magt
van Spanje te verkleinen; maar ook om hen, in-
dien hec mooglyk was, vroeg of laat, afhangklyk
van zyne kroon te maaken. 't Kwam ten dien ein-
de best met zyne inzigten overeen, dat zy in oor-
log bleeven; maar de zvvaare kosten, welke hy dan
tot hunnen onderfland zou moeten fpiilen, waren
hem zodra niet onder het oog gebragt , of zy
fchrikten hem af, en bewoogen hem tot Vrede te
raaden. Zommigen hebben gemeend dat Oldenbar-
neveld, die rekening uit loosheid zeer hoog ge-
maakt had , om den Koning, zo wel als Prins
Maurits, naar zyne inzigten te leiden. Hoe 't zy,
toen Hendrik de IV. zyne toeftemming gegeeven
had, begreep hy terilond wel dat 'er voor hem,
ten aanzien van zyn groot oogmerk, niets overig
was, dan eenen langen omweg in te flaan , die
aan veele verhinderingen zou onderhevig zyn. En
al had onze fchrandere Staatsman met dat onder-
lleld bedrog niets meer dan dit gevolg op het oog
gehad, zo had hy noch hiermede aan het Vader-
land eenen grooten dienst gedaan. Sederd heeft
de Koning alle mogelyke middelen aangewend om
hem te verpligten, doende hem zelfs door Jeannin
vereenigde NEDERLANDEN. 321
een geCchenk ter waarde van twintigduizend Gul-
dens opdringen, 't welk echter, hem reeds voor-
lang beloofd zynde, niet meer dan eene belooning
van voorgaande dienilen was. Het aanstaarden van
dit gefchenk heeft naderhand gediend om de trouw
van Oldenbarneveld by veelen verdacht te maaken;
hoewel zonder grond, om dat hy 't ontfing van
eenen Vorst, die als een oprecht: vriend van de
Republiek wilde aangemerkt worden, dien men in
alle opzigten moest ontzien, en by wien het ge-
ringde blyk van mistrouwen een hoon zou ge-
weest zyn. Ik onderilel geenszins dat Oldenbar-
neveld niet zou begreepen hebben wat de Koning
zocht; maar ik verbeeld my dat het een misilag van
Staat zou geweest zyn, indien hy, door zulks on-
tydig te toonen, eenen Koning vertoornd had,
dien hy moest in flaap wiegen. Immers bewyst ook
zyn volgend gedrag dat hy w^el verre was van de
maatregelen, die men aan het Franfche Hof had
beraamd, te willen volgen. Want toen het Be-
iland geflooten was, na dat men vruchteloos over
Vrede gehandeld had, poogde Hendrik de IV.
terftond verandering te maaken in onzen Regee-
ringsvorm, dien Oldenbarneveld onveranderd be-
waarde. Het ontwerp des Konings. fchynt hierin
beftaan te hebben: hy wilde 't Gemeenebest· van
langzaamerhand tot den ftaat van een Vorftendom
brengen, den Prins aan 't hoofd ilellen, en dien,
als zynen Leenman, beftieren. Ten dien einde
X moesc
Ol
322 de OPKOMST en BLOEI der-
moest vooreerst het gezag des Raads van Staate,
't welk na Leicester merkelyk verminderd was, op
nieuw herfteld, en vervolgens boven dat der alge-
meene Staaten opgehaald worden. Daarom rieden
de Franfchen tot de oprechting eens nieuwen Raads
van Staate, die, ondergefchikt aan zyne Hoog-
heid , nevens hem de beflisfing zou hebben van alle
gefchillen, welke tusfchen de vereenigde Gewes-
ten mogten ontdaan. Dit luidde zo veel ce fraaier,
om dat noch by de Unie, noch vervolgens, op
het beflisfen van zodaanige gefchillen eenige vol-
doende fchikking was gemaakt; maar 't zeldzaamfte
van dien voorilag was, dat in deezen Raad ook de
Franfche Gezanten zitting moeften hebben. De
Advokaat, die den Koning eerbiedigde, en meer-
maalen verklaard had, dat hy de vermeerdering van
's Prinfen gezag niet afkeurde, begreep echter al
het gevaar van zulk een ontwerp, en wist het be-
hendig te verfchuiven tot eene nadere gelegenheid,
welke nimmer plaats vinden zou. Zo weinig was
dat vast gemoed gekreukt door Koningklyke gif-
ten. Ds ongelukkige dood van Hendrik den IV,
die in 't volgende jaar voorviel, ilelc ons buiten
ftaat om over zyne verdere voorneemens eenige
gisfing te maaken. Toen deeze groote Koning
■doorileeken wierd, ftond hy gereed om Braband
te verwoeften, wegens eené Prinfes, die hy be-
minde, en die, uit afkeer van hem, met haaren
Gemaal derwaatd gevlucht was. Hoe^ zwak zyn
'ook de grootfte ftervelingen! On-
vereenigde NEDERLANDEN. 323
Φ
Onder 'c handelen veranderden de Spaanfche Ge-
magcigden zo zeer van toon, dat men fchier alle
hoop verloor van een vergelyk met hun te treffen,
't Viel hunnen hoogmoed ihiartelyk, de vrede te
hebben aangebooden, en derzelver voorwaarden
niet naar hunnen zin te kunnen bepaalen. Uit de
punten, welke 't meest betwist wierden, is duide-
lyk te zien, dat men van hunne zyde fchynen wil-
de de Vrede niet geilooten, maar gefchonken te
hebben. Dit toonden zy allereerst door hunne
omzigtigheid in het erkennen van de vryheid der^
Staai:en, 't welk de Aartshertogen, eer men tot de
onderhartdeling trad, ilechcs met eene dubbelzin-
nige uitdrukking hadden gedaan; 't welk de Ko-
ning, toen hy den handel, benevens de daartoe
vereischte Wapenfchorfing, moest bekragtigten,
met-ftilzwygen was voorbygegaan; en 't welk de
Gezanten, toen men 'er nader op aandrong, als
een iluk van weinig belang, met een luchtig ant-
woord poogden in 't midden te laaren. Maar in
hunne eifchen ilraalde 't gemelde beginzel noch
wel anders door. Zy deeden onder anderen tweè,
die men als buitenfpoorig aanmerkte. De eerile
betrof de vrye vaart op de Indiën, waarvan zy wil-
den dat de Staaten affland zouden doen; de twee-
de den Roomfchen Godsdienst, welks vrye oeiFe-
ning in de vereenigde Landfchappen door hen ge-
vorderd wierd. 'c Eerfte punt wierd zo eenpaarig
verworpen , dat Oldenbarpeveld zelf verklaarde
X 2 gee"
-ocr page 384-3H Ds OPKOMST Efj BLOEI der
geette vrede tot dien prys te kunnen goédkeuren:
't laatile wierd gehouden voor eenen listigen trek-
van Staatkunde, gefchikt om altoos de rust en een-
dragt van het Gemeenebest te kunnen ilooren; en
met zo veel te minder fchyn van biliykheid be-
kleed , om dat de Spanjaarden, in alle voorgaande
handelingen, op het uitfluiten van den hervormden
Godidienst onverzetteiyk waren geweest. Beide
deeze punten wierden van den eenen kant zo he-
vig aangedrongen, en van den anderen zo plat af-
geflagen , dat dit alleen genoeg was, om de Vre-
dehandeling af te breeken; 't welk de Spaanfchen
evenwel noch niet zouden gedaan hebben, zo de
Staaten niet rondborib'g verklaard hadden dat hun
geduld ten einde was geloopen.
Niemand zal de biliykheid van het begrip der
Staaten, op de vrye Zeevaart, een oogenblik in
twyffel trekken: maar 't is noch wel mogelyk dat
zommigen hunne ilrengheid tegen den Roomfchen
Godsdienst .afkeuren. Eene Gezindheid, zullen zy
zeggen, die voor eene halve eeuw de eenigfte ge-
weest was over het ganfche Land, en die noch
zulk een aanzienlyk gedeelte was van het Gemee-
nebest , te willen befnoeien in het natuurlyk recht
van God te dienen volgens haar gewisfe: hoe kon
dit te zamen gaan met die Christelyke zachtmoedig-
heid, welke men altoos had voorgewend, toen
men ilechts fiene bepaalde toelaating van den her-
vormden Godsdienst begeerde? Moest het niet ge-.
weldig rieken naar de iSpaanfche dwinglandy, dat
men openiyk verklaarde, in een zo huate-yk punt
haar voorbeeld te wiilen volgen; terwyl raen nu
in tegendeel de fchoonile gelegenheid gebooren
zag, om de onrechcvaardigheid der Spanjaarden,
door een rechtvaardiger gedrag, voor de ganfche
Waereld te befchaamen? Immers betaamde 't de
Vereenigde Scaacen niec, te roemen dat zy om
vryheid van Godsdienst het Spaanfche juk hadden
afgeworpen, wanneer zy weigerden op hnnne
beurt dezelfde vryheid aan weerlooze en onfchuL·
dige Ingezetenen te verkenen:, want hoe konden
zy onderileld worden eenig denkbeeld te hebben
van Christelyken Godsdienst, die alle andere Chris-
tenen, hoe genaamd, niet zonder ónderfcheid, als
hunne Broeders, liefkoosden en omhelsden? En,
g; 'yk eene oppervlakkige redeneering doorgaans
glad is, zo kan hier by gevoegd worden, dat de
^taficen weinig acht gaven op de waare belangen
van hunne Republiek; daar men geduiirig vreesde
dat de Koophandel wederom naar Braband en Vlaan-
deren irond te keeren, en zulks te gelyk, door
eene hardheid, die alle Roomschgezinde Burgers
ilooten moest , fcheen te wiilen bevorderen.
Doch onze Staaten, die naderhand klaar genoeg
getoond hebben dat zy alle deeze bedenkingen
geenszins uit het oog verloeren hadden, zagen op
dien tyd het ftuk heel anders, en met dieper wys-
heid, aan, Zy,kenden het Volk, de Predikanten^
3s5 ϊ)ε opkomst en bloei dea
de Monniken, de wuftheid, de woefte driften»
den diep gewortelden haat der ftrydende en twist-
zieke zinnen. Zy erinnerden zich de ydelheid der
Gentfche Bevrediging, de zwakheid der Geloofs-
vrede van Matthias, en de mislukte poogingen van
Vader Willem, om' zyne verdraagzaamheid zo ber
mind te maaken:, als zy verdieijde te zyn. Zy
voorzagen duizend ongeregeldheden, zo men met
geringer bekwaamheden, dan de zyne, in dit ge-
val hetzelfde ondernam; en zy oordeelden dat hier-
door de Vrede gevaarlyker zou kunnen worden voor
den zwakken Staat,, dan de hachlykfte oorlog im-
mer geweest was. Zy wisten dat het oefenen van
groote deugden veeljiieer tot byzondere perfoo-
nen, dan tot Staatsregeeringen, behoort; om dat
Jiec menschdom, in 't groot genomen, niets min-
der dan deugdzaam is, maar de weldaaden geraeen-
lyk misbruikt, en treffende voorbeelden als hars-
fenfchimmen befchouwt. Droevige , maar on-
veranderlyke waarheid, waaraan al dikwyls de
grootfte Weldoeners van het menfchelyk geflacht
©pgeofFerd zyn! 't Was ook in het byzonder te voor^
zien, wanneer men den Roomfchen zo veel had
ingewilligd op den eisch des Vyands, dat alle hunr
ne erkentenis voor die^ weldaad over de Spaanfche
zyde hellen zou ; 't welk gelegenheid geeven kon
tot veele heimelyke aanilagen: terwyl de Staaten
daarentegen, hunne yveriglle Burgers , onder de
hervormden, dus van zich vervreemd hebbende.
in
vereenigde neQ ε RL and f-ν. 327
in dien maalftroom tot de uiterfle verlegenheid zou-
den gebragt worden. Maar. hunne onafhangklykheid
van Spanje , 't punt daar alles; op draakn moest ,
behield ook een twyffelachtig aanzien, 20 men .aan
die. Mogendheid de beilelling van zaaken, tor den
Godsdienst betrekkelyk, overliet.. En deezeJaaifte
reden was zo gewigtig, dat zelfs de Franfche. Ge-
zanten, natuurlyk den Roorafchen Godsdiensc gun-
ftig , zich in dit geval onthielden van deszelfs ; be-
langen voor tie ftaan, Jeannin, die , oni de op·
richting van eene Indifche IVla'atfchappy in Vrank-
ryk te bevorderen, den Staaten_ttoch wel raaden
durfde , van de vrye vaart op de Indien affland, te
doen; Jeannin, ooFdeelde echLtef. alle; zyne wel-
fpreekendheid te zwak j am de<,Yry.e oeffening, van
den Roomfchen Godsdienst tn de Vereenigde„, Ne-
derlanden, als een Verdragpunt 'met Spanje, door
eenigen glimp ym reden draaglyk te niaaken.
Zonder ; de tusfch^nkomsc der Franiche en En-
O
gelfche Gezanten , zou het; afbreeken der \Tede-
handelinge waarfchynlyk/gediend hebben om het
oorlogsvuur op nieuw veel feller te ontfteeken;
nu. diende,,'£ inderdaad om het treiFen van een wen-
fchelyk Beiland gema^lyk re maaken. Men had ter--
ftond gemerkt dat de Spaanfche Gemagtigden tot
dit laatfte 't meest geneigd waren. Men had hier
in tegendeel doorgaans veel guniliger gevoelen ge-,
had van de Vrede, mits dat zy billyk kon getrof-
fen worden. Zelfs zou een Beftand, naar het oor-,
X'4 deel
-ocr page 388-I 328 de OPKOMST en BLOEI dkïi
■deel van zoramigen, die echter van Vrede met af-
keerig waren, gevaarlyk. zyn; ora dat het Volk,
éénmaal door eene bedrieglyke rust verflaauwd zyn-
de, naderhand niet, ofnaauwlyks, tot de zorgen
en lasten van eenen nieuwen oorlog zou kunnen
opgewekt worden. Anderen, dien het altoos ge-
fpeeten had, dat men den oorlog niet wilde voort-
zetten, bragten alles by ,'wat onder hunne ver-
beelding viel, om het Beftand op 't haatelykst af
te beelden. Zy, die oordeelden dat men ziqh,
by mangel van Vréde, met een Beftand vergenoe-
gen moest, vonden dus aan alle zyden tegeniland.
De twist liep zo hoög<, "dat men voor eene gevaar-
lyke fcheuring vreesde: maar Oldenbarneyeld en
Jeamiin wisten alles noch te ftillen, zelfs de blaa-
kende gramfchap van Prins Maurits^ zo wel als het
ongenoegen van Zeeland; welke Provincie, na dat
zelfs de meefte Hollandfche Steden eene nieuwe
handeling hadden goedgekeurd, alleen tegen zes,
dat gevoelen van de hand wees, niet zonder be-
dreiging van de Ünie te verlaaten, zo men echter
de zaak doordreef; om·dat, ook volgefis de Unie
zelve, zulk een beiluit de eenpaarige coeiiemming
van alle' Provinciën vereischte.
Men zou, geloof ik, de zo even genoemde twee
Staatsdienaars met recht by Nestor en Ulysfes ver
gelyken. Hunne inzigten, in 't algemeen wel on-
dericheiden, maar in dit byzonder iluk geheel te
zamenloopeude, lieten hun toe, hunne maatrege-
len
i l · '
veiieenigde NEDERLANDEN. 329
len met een gemeenzaam overleg te vereenigen.
De beraamde ontwerpen wierden meerendeels Jean-
nin ter uitvoeringe aanbevolen, vermits hy, als
Vreemdeling, onzydig fchynen mögt,, en den haat
der Tegenftreeveren veiliger verduuren kon. Hy
kweet 'er zich meeilerlyk van. Men. leeze op dit'
geval zyne handelingen en vercoogen in 't breede
na, niet fleclits om het belang der Gefchiedenisfe ,
maar tevens om een groot voorbeeld te zien van
die wonderlyke kunst , i welke de overreeding tot
haar doel beeft; niet door het geweldig beweegen
der hartstogten,, maar door 6ene ftille en zachte be-
kooring , waartegen 'niemand gewapend is. Men
vindt 'er overal den zedigen vleier, den ernitigen
vermaaner, den vriendelyken berisper, gelyk wy
den waaren Ulys fes. by Homefus^gefchilderd zien.
Zj'ne welfpreekendheid houdt onder^eene uiterlyke
kalmte de grootile kracht verborgen, waaraan zy
alles onderwerpt, en waardoor men overwonnen
js, zodra men haar gehoor gegeeven heeft. Hoe
komt het? Zy waarfchuwt niemand door eenen
weidfchen opfchik; de .bondigheid is al haar iie-
raad; zy fteunt op de juifte kennis van haar onder?:
werp, van de gevoelens welke zy moet inboeze-
men, en van de gemoederen waarop zy werkt. Zy
is beurteling beknopt zonder gemaaktheid, en uit-
voerig zonder verveelen; doch nooit onachtzaam
op bet gunftig oogenblik, om de harten, na darze
geleenigd zyn, als wasch te buigen. Jeannin wisc
X 5 de
-ocr page 390-ΰ 12 de OPKOMST en BLOEI der
de gunst, welke hy met heuschheid gewonnen
had, ook te bewaaren, terwyl hy zich door dreir
gementen geducht maakte: eene gevaarlyke onder-
neeming voor elk, die niet, als hy, ten toppunt
van bekwaamheid gevorderd is. Toen het werk,
reeds eenen goeden uitilag beloovende, niettemin
traag voortging, deed hy, op zyns Konings naara^
eene nadrukkelyke verklaaring, dat de vereenigde
Staaten, indien zy weigerden naar de voorflagen
van een Beiland te luifteren, geenen byftand meer
uit Vrankryk te wachten hadden; dewyl de Koning
denken zou dat.de oorlog, dus alleen door hunne
fchuld verlengd zyüde, ook door hen alleen moest
gedraagen worden. Straks verklaarden de Engeld
fche Gezanten, op zyn voorbeeld, hetzelfde ten
aanzien van Groot- Britanje; en hiermede was de
zaak voldongen. Zy wierden geloofd; en een
iegelyk verbeeldde" zich terftond de Republiek ver-
ileeken van alle hulp in de uiterfte wanhoop ge-
dompeld, en ter prooie aan *s Vyands wraakzucht
overgelaaten. Men riep ■ om Beftand, zo vuurig
als men 'er noch korts tegen gewoeld had; en men
achtte zich gelukkig, zo het noch niet te laat
mögt zyn,- om dit, door de bemiddeling van Jean-
Hin, als eénè gunst van zyne hand, te verwerven.
" Nu moest men wel voorzigtig zyn, om een ge-
past aanzoek by den Vyand te doen. De Spaan-
fche Gemagtigden, noch eenigen tyd na het af-
breeken der^redehandelinge in den Haage vertoefd
ν ER Ε Ε ΝIG D Ε Ν Ε D Ε R L Α Ν D Ε Ν. 331:
hebbende, op hoop van een Beiland uit te wer-
ken , waren eindelyk, toen men al te duidelyk
toonde dat hun verblyf in Holland onaangenaam:
wierd, gramftoorig vertrokken. De achtbaarheid
der Aartshertogen leed niet dat zy hunne Dienaars
op nieuw voor zulk een onthaal zouden blootilel-
len: en zo de Staaten, na' 't verwerpen van de
Vrede, thans hunne begeerte naar het Beiland te
klaar deeden zien, 't zou eene lafheid zyn, waar-
om de Vyand in zyne vuist kon /lachen, en die
hem aanleiding geeven moest, om onverzettelyk
op zyne eifchen te flaan. Men hoorde reeds dat
de Koning van Spanje, noopens de erkentenis der
Nederlandfche Vryheid, van gedachten veranderd
was, meenende dat dit punt nu niet meer nood-
zaakelyk zou zyn, om de Nederlanders tot een
Beiland te doen beiluiten. En hoewel dit mogelyk
van de Spaanfche zyde maar eene liscige uitvinding
was, om hier den grond te peilen; 't bleek echter
ook daaruit, hoe fcherp de Spaanfchen op alles be-
dacht waren, en hoe zeer men zich moest wachten
voor den minilen fchyn van flaauwmoedigheid. Dit
gerucht, waar of valsch, had zelfs op veelen zulk
een invloed, dat zy ook de weigering desKoningsy
op dat gewigtig punt, niet meer als eenen hinder-
paal van het Beftand wilden aangemerkt hebben.
Zo wispeltuurig zyn de gevoelens der menfchen:
maar Oldenbarneveld zelf was de eerile, om die
vervoering te .fluiten, Hy bragt by de algemeene
Staa-
-ocr page 392-ΰ 12 de OPKOMST en BLOEI der
Staaten te wege, dat zy door een nieuw befluit de
voorwaarden, zonder welke men geen Beibnd zou
aangaan, onwrikbaar bepaalden: en onder deeze
was de Vryheid niet als een onverfchillig iluk,
maar veeleer als de grondflag van al het overige,
uitgedrukt.
Jeannin, van alles wel onderrecht, hield onder-
tusfchen briefwisfeling met de Spaanfchen. Aan
hunne zyde iieunde men 'c meest op de bekwaam-
heid van Joan Richardot, eenen man, in veele andere
opzigten by Jeannin niet op éénen dag te noemen;
maar die nochthans in loosheid hem ten naaften
by evenaarde. Rieliardot had, by zyn vertrek met
de overige Spaanfche Gemagtigden uit den Haage,
eene zeldzaame list gebruikt, om de Staaten ver-
der aan te lokken. Hy had het heimelyk Bericht-
fchrifc der Aartshertogen, 't welk hem, benevens
zyn Gezelfchap, in den ganfchen handel tot een
richtfnoer had gediend, en hunnen uiterilen last
fcheen te behelzen, (of immers een zeker gefchrifc,
het welk die vertooning maaktein zyne Herberg
gelaaten, onder eeoige andere papieren, als of hec
'er vergeeten waare. Hier kwamen, ten minden
zo men dacht, de waare gevoelens en inzigten der
Aartshertogen onbewimpeld te voorfchyn; ook
was dit ftukje tamelyk wei gefchikt om de Staaten
aan te moedigen, 't Geliefde punt der Nederland-
fche vryheid wierd 'er veel gunftiger gehandeld, dan
ïnen verwachtte. De Aartshertogen lieten in het
vereenigof. NEDERLANDEN. 333"
verfehlet eenige hoop doorftraalen, van hunne ove-
rige Nederlanden eens wederom met de Republiek:
vereenigd te zien; doch niet anders, dan door een
verbond van onderlinge befcherming, om het ganfche
lighaam by andere Mogendheden te meer geduchc
te raaaken. Maar de vrye oefFening van den Ruom-
fchen Godsdienst, in de vereenigde Landfchappen,
was het eenigsc punt, waarop de Gemagtigden
niets mogten toegeeven. En zeker, zo men eens
onderiteJlen mag dat dit ganfche Gefchrifc door
hem, met voorkennis der Aartshertogen, uit ilaat-
kunde verfierd was, begrypt men echter vry klaar,
dat het, om natuurlyk te fchynen, niet guniliger
moest ingericht zyn. Het wierd in Holland bin-
nen weinige dagen algemeen, en elk dacht 'er van
naar zyn byzonder oordeel, 't Viel bovenal in den
fmaak, dat de Aartshertogen verklaarden, geene zwaa-
righeid te maaken van de erkentenis der burgeriyke
vryheid, en die erkentenis met eene oprechte mee^
ning te willen ibaven: maar dewyl de belangen
van den Godsdienst wederom daartegen overfton-
den, werkte deeze list over 'c geheel zeer weinig
uit; want beide partyen vonden 'er ilof om voor
of tegen het Beiland , naar hunne byzondere mee-
ning, te pleiten. Toen nu evenwel de zaaken
langs eenen anderen wsg verre genoeg gevorderd
waren, wist Jeannin terilond j uit deeze kunftenaary
van Richardot, deszeifs heimeiyke inzigcen, en de
wyze hoe men hem moest aandoen, af te leiden;
geens-
-ocr page 394-334 de OPKOMST en BLOEI der-
geenszins twyiFelende, of zulk een man zou op zy-
ne zwakke Meeflers zo veel invloed hebben, als
hy zelf in diergelyke gelegenheden op den groot-
iten der Koningen had. De briefwisfeling, in 'c
algemeen aangevangen, kreeg dan welhaast de ge-
daante van eene byzondere verilandhouding tus-
fchen deeze twee Perfoonen; en zy bragten 't met
aarfeJen en toetreeden, flap voor ilap, eerlang zo
verre, dat men eene Byeenkomst te Antwerpen
beraamde, tusfchen de Spaanfche Gemagtigden ter
eene, en de Franfche Gezanten, met de Engel-
fche gefterkt, ter andere zyde. Aldaar zouden de
voornaarafte zwaarigheden, waar' het mogelyk,
wederzyds uit den weg geruimd worden, terwyl
de vereenigde Staaten, zich ondertusfchen naar
Bergen op Zoom begeeven hebbende, op eene
voldoende tyding zouden wachten, om eindelyk
ook hunne Gemagtigden naar Antwerpen, ter vol-
eindinge van het groote werk, te zenden. Dit al-
les gelukce naar wensch: en dus floot men, in de
Lente van het jaar 1609, met de Aartshertogen
een twaalfjaarig Beiland, hetwelk de Koning van
Spanje, drie maanden laater, openlyk bekrachtig-
de. De Koningen van Vrankryk en Groot-Bri-
tanje, verklaarden zich als Borgen voor de onder-
houding van hetzelve, in gevolge der voorgemelde
verbonden, by het aangaan der Vredehandelinge^-
reeds met de Republiek geflooten.
Hoewel de-Verdragpunten van dit Belland niet
-ocr page 395-vereen igde NEDERLANDEN. 335
in alles naar de begeerce der Staaten uitgedrukt
wierden, 't waren nochthans de Spaanfchen, die
verre de meeite toegeevendheid toonden. Ik zal
de voornaamfte flechts aanroeren, om dat die al-
leen binnen myn bellek vallen. Het eerile punc
betrof, gelyk men denken kan, de Vryheid van
het Gemeenebest. De Aartshertogen erkendenze,
ook in den naam des Konings: maar hunne woor-
den waren niet vry van dubbelzinnigheid. Zy ver-
klaarden naamelyk, dit Beiland te fluiten „ met de
„ Staaten der vereenigde Gewesten, in hoedaanig-
„ beid, en als houdende dezelven voor vrye Lan-
„ den, Gewesten en Staaten, op welke zy niets
„ eischten ". Men had gewenscht, dat zy deeze
verklaaring deeden , „ houdende dezelven voor
„ vrye Landen enz. wor altoos'^ op welke zy »/^fi
„ hadden te eifchen ". Men had te vooren, onder
het beraaraen der Vredehandelinge, reeds lang en
vruchteloos over deeze uitdrulckingen getwist.
Evenwel kon zulk eene verklaaring, als de Aarts-
hertogen thans deeden, en als zy toen reeds had-
den aangebooden te doen, voldoende geweest zyn
by het fluiten van eene Vrede, die immers door
zichzelve, zonder tusfchenkomsc van nieuwe ver-
wyderingen , niet anders dan altoosdourende kan
onderiteld worden. Met een Beftand was het in-
derdaad een ander geval. Waarfchynlyk wilden
ook de Spaanfchen, voorgenomen hebbende zich
Biet ronder te verklaareu, hierom liever Befl:and
dan
-ocr page 396-ΰ 12 de OPKOMST en BLOEI der
dan Vrede fluiten, 'c Zelfde denkbeeld viel klaar
genoeg onder het begrip der Staaten, en 't hielp
daarom zeer weinig dat Jeannin hen de woordtjes
voor altoos als overtollig wilde doen aanmerken ,
zynde de verklaaring der Vyanden zonder dat by-
voegzel, naar zyne meening, krachtig genoeg om
de Vryheid onwrikbaar vast te itellen. Men twyf-
felde in dit geval aan zyne oprechtheid, en met re-
den ; want om de Spaanfchen tot het Belland over
te haaien, beweerde hy even krachtig by hen, dat
hunne oude rtciiten op deeze Landen onverminderd
zouden blyven, zo hunne verklaaring flechts niet
uitdrukkelyk rot voor altoos wierd uitgeilrekt. Doch
de Staaten lieten zich uit een ander inzigt met de
eerstgemelde verklaaring vergenoegen. Vooreerst
kon het verfchil over de volledigheid deezer ver-
klaaringe in allen gevalle tot eenen woordenitryd
gebragt worden; 't welk genoeg zou zyn voor an-
dere Mogendheden, die immermeer den Staat als
eenen vryen Bondgenoot zouden Willen aanmerken.
Ten tweeden had men by voorraad goede redenen
om voldaan te zyn van de meefte Koningen en Vör-
den, inzonderheid vanVrankryk en Groot - ßritanje;
die vervolgens, na zo veele moeite als zy aangewend
hadden om deeze verklaaring door hunne aanpry-
zing te doen gelden, niet wel zouden kunnen bewee-
ren dat zy te zwak geweest was: 't welk ook, al had-
den zy inderdaad iets voorgenomen tot nadeel van
de Republiek, evenwel altoos ftryden moest met
vereen igde NEDERLANDEN. 337
hunne belangen; vermits de verkleining van Span-
je hun bovenal ter harte ging. En ten derden zag
men dat de Spaanfchen zich in 't algemeen veel
minder bekommerden over het wezenlyk verlies,
dat zy by dit Verdrag zouden lyden, dan over de
openbaare bekentenis van hetzelve. Men vond dan
goed hunnen hoogmoed te paaien door eene toe-
geevendheid, die, zo men dache, aan de wezen-
lyke zaak weinig nadeel zou kunnen toebrengen:
en de gevolgen hebben dit oordeel volkomen ge-
billykc.
't Bleek noch ruim zo klaar hoe veel de fchan'
de, boven het verlies, den Spanjaarden aan 't hare
ging, uit hunne angstvalligheid noopens de ver-
gunning der vrye vaart op de Indien. Zy waren
verzekerd dat de Staaten, zonder die punt, tot gee-
nerlei Verdrag zouden komen. Ongetwyfièld bad*
den zy ook het befluic van 'er in te bewilligen, by
'r hervatten van den handel, reeds vastgeileld,
hoewel zy niet dan na lang twiilen, en fchoorvoe-
tende, zich daartoe lieten brengen. Dit gefchied-
de, om die gunst op den hoogden prys te houden.
B'Iaar toen men eindelyk hunne toeilemming ge-
wonnen had, kwam het op de woorden aan, waar-
door de zaak moest bekrachtigd worden. Zy fchrik-
cen voor de openlyke verklaaring van zulk eenen
afftand, als of dezelve een erffchandaal op de
Spaanfche Monarchy Hond te drukken, 't Is ver-
maakelyk te zien, hoe zy in deeze verlegenheid zich
Y gê^
-ocr page 398-ΰ 12 de OPKOMST en BLOEI der
gepynigd hebben om eene foort van wartaal uit te
vinden, die, onder de gedaante van oncelbaare be-
paalingen, eene onbepaalde ruimte gaf. Ik kan de
verzoeking niet wederftaan, om mee dat puikilaal
van diepzinnigheid, zodaanig als het woordelyk
by den Heer Wagenaar, onder de punten van hec
Belland, geboekt ftaat, rayn Werkje te vervroly-
ken. De wederzydfche onderzaaten en immoners
zouden, geduurende het Beßand, onderlinge vriend-
fchap en Koophandel hebben; welken de Koning
van Spanje mgtans verflondt bepaald te zyn, aan
zyne Ryken en Landen in Europa, en aan alle
alwaar 's Konings vrienden en bondge-
by onderlinge inwilliging^ handel dreeven;
doch buiten de gemelde paaien, zouden de Staaten
niet mogen handelen, zonder V Konings uitdruWte-
lyk verlof^ behalve in de Landen van zulke Mo-
gendheden^ die V hun zouden willen toelaaten^ en
die deswege^ zo min als zy, door den Koning^
zouden ontrust worden. Welk een aanloop, om
tot den hals toe in 'c vi^ater te fpringen! Waarom
bedongen onze Staaten ook 's Konings vrygeleide
niet, in gevalle hy hun eens zyn uitdrukkelyk ver-
lof, mögt verleenen, om te handelen in de Landen
van ztdke Mogendheden^ die hunvii^x. zouden
irnilen toelaaten?
. Maar zyne Katholieke Majefteit, zo diep ver-
zonken in deeze fpitsvindigheden, vergat ondertus-
fehen zeer ongelukkig de belangen van het Katho-
liek
vereenigde NEDERLANDEN. 405
liek geloof. Dit punt is het merkwaardigst van
allen, juist om deeze reden, dat 'er in het Ver-
drag geen enkel woord van gevonden wordt. Wie
zou zulks verwacht hebben, daar het bovengemelde
Berichtfchrift van Richardot noch korts een uit-
drukkelyken last behelsd had, om niets toe te gee-
ven op de vrye oefrening van den Roomfchen
Godsdienst in de vereenigde Gewesten ? 't Is juist
niet zeldzaam dat iemand, die te greetig naar
eene hand vol bladeren grypt, zich de fchoonile
vrucht ontglippen laat. Maar dat een groot Mo-
narch, in 't zorgen voor zyne glorie, uit fcherp-
iinnigheid aan 't mymeren zou flaan, om het
hoogite punt van zyne en zyns Vaders glorie
onaangeroerd voorby te ilreeven; ik zeg noch
ééns, niemand kon het verwacht hebben. Om
ernßig te fpreeken: de gemaatigdheid der Spaan-
fchen op dat geliefde punt toont allerduidelykst
hoe moede zy den Oorlog waren. En als ik ver-
der hierop denk, verbeeld ik my zomtyds dat men,
om eene volle vrede te verwerven, onder dezelfde
of noch guüftiger voorwaarden, bet zwak van hun-
nen hoogmoed flechts wat meer had behoeven te
ftreelen. Dat gefchenk moest Jeannin uit Antwer-
pen van den Koning afgefmeekt hebben, om het
grimlachende aan Oidenbarneveld over te leveren,
't Zou hun beiden waardig geweest zyn. Verzuim-?
den zy die pooging dan uit mistrouwen op de
ecDSgezindheid van de Nederlanders zeiven? Of
Y 2 gase
-ocr page 400-340 de OPKOMST en BLOEI der-
gaat het zo vast, dat groote Mannen nooit genoeg
op het belang van kleinigheden bedacht zyn ?
Hoe 't zy, een iegelyk hield zich evenwel met
dit Beiland voldaan; en men oordeelde in 't alge-
meen dat 'er reden was , om zo wel verwonderd
als verheugd te zyn, over de groote voordeelen,
welke men van Spanje had verworven. De Vry-
heid fteunde nu op een vasten grond; de Koop-
handel , uitgebreider dan ooit voorheen, was in
zynen bloeienden ftaat bevestigd, en de naderende
rust voorfpelde noch hooger zegeningen, terwyl
de gunst van groote Koningen, als een lieflyke
dageraad, het Gemeenebest beftraalde. Maar 't
hoogde gunstbewys der Goddelyke Voorzienigheid
wierd gevondeii in de beveiliging van den gezui-
verden Godsdienst. Wat den Roomfchen aangaat;
deeze hield op van zo haatelyk te zyn, zodra men
'er niets meer van te vreezen had. Toen de Staa-
ten weigerig waren, zich tot het toelaaten van
deszelfs vrye oeiFening aan den Spanjaard te ver-
pligten, hadden zy alleenlyk de belangen van hun-
ne Vryheid en welvaart in het oog gehouden;
thans begreepen zy dat het tyd was om de ganfche
Waereld te toonen, hoe zeer hunne gevoelens
vervreemd waren van alle vervolgzucht. Zy na-
men de Roomschgezinden zonder beraad in hunne
befcherming, en eischten niets meer van hun, dan
dat zy zich als goede Burgers kwee ten. Die Ge-
zindheid heeft federd altoos in ons Gemeenebest
haa-
-ocr page 401-vereenigde NEDERLANDEN. 341
haareïi Godsdienst ongeftoord mogen oeiFenen, al-
leen met uitzondering van die openbaare plegcig-
heden, welke niet zonder ergernis der Onrooni-
fchen, en dus niet zonder gevaar'van oproer, kon-
den plaats vinden. Het Gemeen, dat ongevoelig
een voorbeeld aan de Grooten neemt, heeft dus
eindelyk den v\^ederzydfchen haat afgelegd; en
veeie Predikanten hebben 'c, zo niet met genoe-
gen , ten minften met itiizwygen, aanichouwd.
Jammer is het dat wy dien lof niet tot deeze laat-
ften, zonder onderfcheid, kunnen uitftrekken;
maar noch meer is het te beklaagen, dat veelen
onder hen, de gewoone voorwerpen voor hunnen
yver beveiligd ziende, niet lang daarna onder hun-
ne eigene Broederfchap andere fpeeltuigen gezocht
hebben; waaruit eenè droevige fcheuring gevolgd
is, die meer dan eens de Republiek in de uiterfte
verwarring heeft gedompeld, ik zal van deeze on-
heilen niets meer zeggen: vooreerst om dat het in
de gelukkige eéuw, welke wy beleeven, nuttigst
is aan dezelve niet te herdenken; en ten tweeden,
om dat het beginzel, waaruit zy gefprooten zyn,
inderdaad meer verachting dan haat fchynt te ver-
dienen. Alleenlyk moet ik hier op het gemelde
gedrag der Staaten, ten aanzien van den Room-
fchen Godsdienst, noch deeze aanmerking maaken,
dat zy waarlyk in dit geval een zeldzaam voorbeeld
van billykheid hebben gegeeven. Zien wy niet in
de Gefchiedenisfen, dat meest alle Verbonden ge-
Y 3 brek-
-ocr page 402-408 de OPKOMST en BLOEI der-
brekkig worden betracht ? Hoe zeer moeten wy
dan niet verwonderd ftaan, wanneer eene Mogend-
heid, na het fluiten van een plegtig Verbond,
vrywillig doet, het geen zy geweigerd heeft als
eene voorwaarde te onderfchryven ? Ik weet my
niets te vertegenwoordigen, waardoor onze Ne-
derlanders der gedachtenisfe van hunnen Schuts-
heer, dien verdraagzaamen Prins Willem, zo veel
eer hebben aangedaan; en ik twyiFel of men uit
eenig ander verfchynzel vaster bewys zou kunnen
trekken, dat de vereeoigde Staaten to^n reeds het
waar belang van een gelukkig Gemeenebest uit de
gezonde beginzelen van reden en rechtvaardigheid
wisten af te leiden.
Hoewel nu onze Republiek niet voor het fluiten
der Munilerfche Vrede, in het jaar 1648, de Span-
jaarden tot eene volkomene erkentenis van haare
onafhangklyke Oppermagt en Vryheid heeft kun-
nen brengen; nochthans heeft zy in dien ganfchen
rusfchentyd haare onafhangklykheid even goed ge-
handhaafd. Zy is door aanzienlyke Mogendheden
«net Gezantfchappen. vereerd, en tot naauwe ver-
bindtenisfen aangezocht. Haar Bondgenootfchap
met Vrankryk heeft haar geholpen om den Spaan-
fchen Oorlog ? na het Beiland door Prins Maurits
hervat, onder Frederik Henrik gelukkig te vol-
voeren ; en zy heeft ondertusfchen de toeftemming
van Vrankryk geenszins van nooden gehad, om
2ich met Spanje, toen het tyd was, te bevredigen.
2y
-ocr page 403-vereenigde NE.PERLANDEN. ^rp
Ζγ heeft zich insgelyks in ilaac bevonden, om in
haare byzondere huishouding zulke fchikkingen tc
maaken, a!s met haare belangen best overeenkwa-
men; zonder, gelyk voorheen, door uitheemfche
Gezanten in alles onophoudelyk belemmerd te wor-
den. Ik zie dan geene reden, waarom wy ons
verder aan een Gefchiedkundig verflag, ter verklaa-
ringe van .de Opkomst, der Nederlandfche Repu-
bliek, zouden verbinden. Mogelyk heb ik zelfs,
naar het oordeel van veelen, deeze ilof reeds al te
breed verhandeld. Doch dit oordeel zal voornaa-
melyk afhangen van den fmaak, dien men in myne
befpiegelingen gevonden heeft; waaromtrent ik
weet dat ik een iegelyk zyne vryheid moet laaten·.
Ik behoef niet te zeggen dat de reden, waarom
ik ray tot zulk eene breedvoerigheid verledigd
heb, eigenaardig in niyn ontwerp opgeflooten lag.
Ik heb, dunkt my, duidelyk genoeg, by het ver-
klaaren der beginzelen van ons Gemeenebest, te
kennen gegeeven, dat, volgens myne meening,
een goed begrip van dezelven de eenige grondilag
was, waarop onze gevoelens over de belangen van
den Staat, de behoudenis der vryheid, en den Woei
van het lieve Vaderland, npeften fteunen. De
meefte aanmerkingen, waarmede ik den Leezer
van tyd tot tyd heb opgehouden, zyn tot dit oog-
inerk gekoozen. Voorts heb ik my genoodzaakt
gevonden, myne verhaalen zo in te richten , als of
ik voor onkundigen gefchreeven had. Ik onder-
ΰ 12 de OPKOMST en BLOEI der
fiel nu eens dat kundige Leezers de zaaken, welke
wy verhandeld hebben, tot den volgenden tyd,
waartoe wy thans genaderd zyn, trachten over te
brengen, en myne algemeene ilelregelen daarop
toe te pasfen; zy zullen, geloof ik, met geringe
moeite, zo niet met vermaak, tot dat oogpunt ko-
men , waarin de voornaamfte betrekkingen van het
onderwerp te zamenloopen. Myns oordeels moen
dit veel meer voldoening geeven, dan eene ver-
veelende naauwkeurigheid om alles uit te werken;
'c welk toch onmogelyk zou bevonden worden.
Echter wil ik my niec ontflagen achten van de
verpligting, om eenige hoofdzaaken op myne wyze
kortelyk voor te ftellen: niet tot een richtfnoer
voor myne Leezers, die misfchien voor het groot-
ße getal bekwaamer zullen zyn dan ik; maar om
rekenfchap te geeven van myne gedachten, en van
de moeite, die ik hun dus verre gevergd heb.
Ik zal hier eerst eene algemeene aanmerking
plaatfen, aangaande het gebruik, dat wy van de
voorgemelde fchets onzer Gefchiedenisfe kunnen
maaken. Buiten twyiFel heeft men opgemerkt dat
deeze fchets tweeledig is. De Gefchiedenis der
byzondere Provinciën, voor derzelver vereeniging,
moet geenszins verward worden met die van de
Republiek. Deeze laatfte brengt ons onmiddellyk
tot vaste beginzelen, welke met geraak op dea
volgenden tyd kunnen toegepast worden ί maar wat
^ eerfte betreft; zal men niet zeggen, dat wy te
VEIIEENIGDE NEDERLANDEN. 345
los met onze verbeelding fpéelen, indien wy, al is
het ilechcs gedeekelyk, dat veranderlyk gewoel der
onbefchaafde tyden, in zulk eene ongeiykheid van
Regeering, van wetten en zeden, tot eenen grond-
flag neemen, om van het geregeld beftier der zaa-
ken, in eene welgefchikte en achcbaare Republiek
te oordeelen? Ik beken dat het onderfcheid wel
zaakelyk is, en dac hetzelve ons ligtelyk zou kun-
nen misleiden. Maar ik meen, aan den anderen
kant, hier noch eene niet min zaakelyke overeen-
komst te vinden, zonder welke wy veele grondre-
gelen , die 'nu byna onbetwistbaar zyn, met minder
gerustheid zouden vastftellen. En zo ik my niet
bedrieg, zullen myne voorige aanmerkingen op
het Staatsbeftier, onder de Graaflyke Regeering
van Holland en Zeeland, op de belangen van de
l^'ryheid en den Koophandel, op de gelegenheid
der Landftreeke, en op de nacuurlyke hoedaanig-
heden des Volks, reeds veele Leezers overtuigd
hebben van de gemelde overeenkorasc, en tevens
van de noodzaakelykheid, omze gade te ilaan. Ik
zal myne meening op dit iluk. nader uiten.
Holland was lang voor de Vereeniging, zo wel
als na dezelve, verre de magtigile der zeven Pro-
vinciën. Dus is 't, dat onze oude Vaderlandfche
Historie byna met even groot recht de aaloude His-
torie van Holland zou kunnen genoemd worden;
dewyl wy ons gemeenlyk met het lot der overige
Provinciën niet lang ophouden, dan voor zo verre
Y 5 der-
-ocr page 406-ΰ 12 de OPKOMST en BLOEI der
derzelver belangen of ondergefchikt zyn aan de
Hollandfche, of rechtilreeks daar tegen ftryden.
De opvolging der Hollandfche Graaven geeft eene
orde van tydilippen, welke voor het ganfche be-
loop der Gefchiedenisfe voldoet, en viraartoe de
Bisfchoppen van Utrecht, de Poteilaacen van Vries-
land, ja zelfs de Hertogen van Gelder, ilechts van
ter zyde betrokken worden. En dewyl Holland,
fteeds in vermogen toeneemende, op alle handelin-
gen den meeften invloed verkreeg, is daaruit ge-
volgd dat de nieuwe Republiek veelal den plooi
der oude Hollandfche Regeering heeft aangenomen.
Men behoeft hiervan geen duidelyker voorbeeld,
dan die zeldzaame vereeniging van zeven vrye Staa-
ten, die, te zamen eene enkele Opperniagt uit'
maakende, echter op zich zeiven niets van hunne
byzondere onafhangklykheid verliezen: juist gelyk
weleer de Hollandfche Steden, elk voor zich, vry-
magtig bleeven, in weerwil van haare vereeniging
als leden van dezelfde Provincie. Het voornaamile
onderfcheid beftaac hierin, dac Holland weleer aan
een Opperhoofd by ^ erfrecht onderworpen was;
*t welk ten aanzien van de Republiek niet vroe-
ger, dan in onze dagen, heeft plaats gehad: ten
minften niet in den ruimften zin; dewyl zelfs het
erflyk recht van Willem den III. geene verdere be-
trekking had, dan tot zyne mannelyke Nazaacen.
De Republiek heeft wel Stadhouders gehad, die
weinig minder gezag voerden, dan zommige Graa-
ven
vereen igde NEDERLANDEN. 347
ven van Hollarid: maar dit was mede geen beften-
dig gevolg van haaren Regeeringsvorm, dcMryl zy
zomtyds twee of drie Stadhouders te gelyk had,
die over ^byzondere Provinciën gefteld waren; ea
zich op andere tyden, ten aanzien van de voor-
naamfte Provinciën, geheel zonder Stadhouder be-
vonden heeft. In den tegenwoordigen ftaac der
zaaken is dac onderfcheid merkelyk verminderd, de-
wyl 'er thans niet meer dan één Stadhouder kan
weezen, wiens gezag, op eenige uitzonderingen
na, algemeen is, en wiens rechten erfiyk zyn. En
hoewel het Stadhouderfchap noch heden eene an-
dere zaak is dan de Graaflykheid voordeezen was,
echter is de Stadhouder, tevens Kapitein en Ad-
miraal Generaal zynde, ook daardoor wat nader
aan dien trap gekomen. Doch hier moet men zich
erinneren dat het. oorfprongklyk bewind der Graa-
ven van Hoilandfchen Huize insgelyks veel zachter
geweest is, dan de Graafiyke Oppermagt, welke
de Beiervorften, en Hertogen yan Bourgondië,
zich aanmaatigden. Het groot Privilegie van V^ouw
Maria, 't welk geene nieuwe inftelling was, raaar
eene nieuwe fchikking om de zaaken op den ouden
yoet te herilellen, heeft ons hiervan genoegzaam
onderrecht.
^ 't Zal dan niet vruchteloos zyn, dat wy zo lang
^y de oude Historie des Vaderlands hebben ftil ge ν
ßaan. 2y heeft ons vooraf de Republiek in 'c
klein gefchilderdv en niets kan ons beter in ilaac
ftel-
-ocr page 408-ΰ 12 de OPKOMST en BLOEI der
ftellen, om dezelve in haare volle grootheid te be-
fchouwen: micß dac zulks gefchiede met noodige
uitzonderingen, welke, myns oordeels, in het al-
gemeene denkbeeld, zo even voorgefteld, meeren-
deels opgeilooten zyn. Een iegelyk kan nu, hoop
ik, met gemak, volgens zyne begrippen en by-
zondere kundigheden, eene toepasfing maaken; of
de myne, zo verre ik dezelve hierna zal laacen vol-
gen , indien hy daarmede vergenoegd is, ter toetfe
brengen. Alleenlyk moet ik, eer wy v'erder gaan,
hierby voegen dat zulk eene vergelyking, die de
nieuwe Gefchiedenisfen uit de gedachtenis der
oude tyden verklaart, geene geringe voorrechten
heeft, om ons tot de waarheid te geleiden. Waar-
om? Zy vermenigvuldigt de keur van voorbeelden,
die ons onderwyzen, tot verbaazens toe. Het men-
fchelyk oordeel is te zwak, om uit een kort be-
dek van tyd algemeene ondervindingen op te maa-
ken. De Gefchiedenis van onze Republiek, ten
allerlangften genomen, beflaat naauwlyks twee eeu-
wen: de oude Historie, hierby gevoegd, maakt
haar ten minften viermaal zo uicgeftrekt, en openc
dus een byna onmeetelyk veld, voor zulken, dien
het noch aan moed, - noch aan vermogens, ont-
breekt, om oorfprongklyk te denken.
Wy zagen, in de oude Historie van Holland,
veele ongelyke voorbeelden van het nut en 't na-
deel eener gemengde Staatsregeeringe. Wy za-
gen , onder haar beilier, 's Lands voorfpoed ge-
ddu-
-ocr page 409-veiieenigde NEDERLANDEN. 415
duurig aanwasfen, zelfs in de rampzaligfte tyden
van burgerkryg en onderlinge woede, 'c Was niet
onbillyk, hieruit af te leiden dat zulk eene Regee-
ring met de geileltenis van die kleine Republiek
zeer wel overeenkwam. Vraagt iemand verder, of
zy dan niet de beste was, onaangezien haare vlek-
ken? 'c Is onmogelyk hierop uit ondervinding re
antwoorden, dewyl die tyden ons geen voorbeeld
van een anderen Regeeringsvorm verfchaiFen. Zeer
zeker is 'c, dat deeze gemengde Regeering eigen-
aardig aan groote gevaaren onderworpen was, en
bezwaarlyk in haare volmaaktheid, volgens de oog-
merken van haare inftelling, kon gehandhaafd wor-
den. Voor een oogenblik onderfteld zynde, dac
zy inderdaad de beste was; zo kan 'er geene nut-
tere les voor de Nakomelingen zyn, dan dat hun
die gevaaren onder het oog gebragt worden. Men
zegge niet, met Fontenelle, dat de dwaalingeu
der Ouderen voor het Nageflacht verkoren zyn.
Of, byaidien dit gemeenlyk maar al te waar is,
laaten wy evenwel het tegendeel van onze deftige
en bezadigde Nederlanders verwachten. Elk, die
nu leeft, of na ons leeven zal, kan, door de be-
fchouwlng der voorgemelde rampen, ten algemee-
nen nutte verilerkt worden in het betrachten van
zynen pligt, naar zynen rang in den Burgerilaat,
of op de onderfcheidene trappen van Regeering.
De Vorilen, de Adel, het Volk, ieder heeft zyne
misflagen gehad; en 't ergfte is geweest, dat uic
éénen
-ocr page 410-ΰ 12 de OPKOMST en BLOEI der
éénen misflag doorgaans veele andere fprooten, 't
geen waarfchynlyk meest door blindheid en onkun-
de veroorzaakt wierd. Holland was, gelyk wy
gezien hebben, onder Floris den V. reeds geluk-
kig. Deeze Vorst was. gefchikc geweest om het
noch gelukkiger te maaken, zo hy geweeten had
wat daartoe wierd vereischt. Geen voorbeeld vin-
dende , 't welk zyn gedrag kon regelen, en, ge-
lyk de meefte ftervelingen, niet groot genoeg van
geest, om zelf het voorbeeld te geeven, wierd
hy, met al zynen Vorftelyken luister, een voor-
werp van verachting. Zyne zwakheid, die hem
ten val bragt, vervoerde dus den Adel tot eene
fnoode misdaad, 'c Volk ftrafce die misdaad door
noch fnooder vervoering; en 't gevolg van zo vee-
le verbyileringen was, dat men zich eerlang het
juk van Henegouwen op den hals haalde. Zolang
het menschdom niet geheel verbasterd is, zal het
uit zulke voorbeelden wysheid kunnen leeren. 't Is
waar dat zy niet zeldzaam zyn in de Gefchiedenis
der Waereld, maar zy treffen 't meest, wanneer
wy ze op den Vaderlaudfchen bodem vinden.
De Regeering van een vreemd geflacht was ter-
ftond onaangenaam en hard. Welhaast wierd zy
haatelyk, als de eenige oorfprong van veele -heil-
looze gevolgen, die natuurlyk waren, maar die
men in eene verlichter eeuw had kunnen voorzien
en verhoeden. Zonder de rampzalige tweedragt
der Hoekfchen en Kabbeljaauvvfchen, zou alles on-
der
veiieenigde NEDERLANDEN. 351
(3er Jakoba noch gelukkig afgeloopen zyn. Had
men eensgezind eene wyze keur gedaan, en deeze
Graavin tegen de baatzucht van haare Bloedver·^
wanten befchermd, haare Regeering zou naar allen
fchyn een nieuw tydperk van herilelde rust en
veiligheid voor het Vaderland geopend hebben.
Maar neen: men verliet haar, om zich blindeling
voor de heerschzucht van een magtiger Huis bloot
te ilellen. Straks fcheen de drieledige Staatsregee-
ring voor een volftrekt eenhoofdig Gezag plaats te
zullen maaken. De dienstbaarheid, onder zulke
Meeilers, als Filips en Karei, niet meer hard val-
lende , ftond op het punt van in flaaverny te ontaar·
den. Het tegendeel gebeurde nochthans. 'c Bleek
terilond na de dood van Hertog Karei, dat flaa-
verny, als een uicheemsch gewas, op den Hol-
landfchen grond wel eens groeien, maar geenen
wortel fchiecen kon: doch 't is naderhand noch wel
anders gebleeken. IMen deed dan, ten tyde van
Maria, 't geen men te lang en te fchandelyk had
verzuimd. Ik heb reeds aangemerkt dat het te laat
was. De voorgaande ongelukken hadden 't Volk
wel wyzer gemaakt, maar ook deszelfs innerlyk
geftel vergiftigd, door eene kwaal, die voor geene
ligte hulpmiddelen week. Zo klaar is het dat zaa-
ken van het hoogfte belang een uitgeilrekter gezigt
vereifchen, dan de ondervinding van een enkelen
leeftyd; en dat eigene ongelukken wel den diep-
ilen indruk maaken, maar dat het wisfelv^illig loc
van
-ocr page 412-352 de OPKOMST en BLOEI öer
van voorige Geflachten den besten fpiegel geeft.
Onze Republiek heeft in haaren vollen bloei,
federd anderhalve eeuw, met grooter verfcheiden-
heid van Regeeringsvorra, de zwaarlle ftorraen
doorgeilaan, zonder diergelyke veranderingen in
haare zelffiandigheid gewaar te worden. Het Stad-
houderlyk bewind is, voor de verheffing van Wil-
lem den IV, in de magtigfte Provinciën van tyd
tot tyd verpoosd door eene volkomene Staatsregee-
ring, om naderhand wederom mee de hooge Over-
heid, toe eene gemengde Regeering, vereenigd te
worden. Op deeze gemengde Regeering heeft het
doorgaans niet dezelfde rechten, maar byna den-
zelfden invloed gehad, als voormaals het bewind
der oude Graaven van Hollandfchen Huize; zonder
tot dat ongeregeld misbruik te komen, 't welk
onze uitheerafche Graaven zo haatelyk had ge-
maakt. 't Heeft echter zomtyds, zo v^^el als de
Staatsregeering, en mogelyk wat meer, aanleiding
toe zwaare misilagen gegeeven, welke men weder-
zyds niet in het afgetrokkene aan den Regeerings-
vorra kan toefchryven; maar billyker aan het ge-
duurig mistrouwen der bovendryvende partye, de-
wyl deeze nimmer genoegzaame redenen had om
geene heimelyke tegenilreevers te vreezen. Die
gefteltenis zweemde nu en dan naar de verdeeldheid
der Hoekfchen en Kabbeljaauwfchen; doch zy was
'er gemeenlyk maar eene flaauwe fchaduw van. De
zwaarfte misflagen heeft men begaan in den over-
ve ree ijigöé NEDERLANDER |
gang van. de: eene eoc de andere Regeering; waaR
van hes jaar 1672 eene, deerlyke gedachtems nage^
laaten hÊÊfl. ■ , ., ' ■ ^
De nadéelénj aan beide fDorceii van Regeering
op zich zelve verknocht^ zyn, in allerlei gelchrif·^
ten breed genoeg uitgemeeten.. De tegenoverilaaf>-
de voordeelen beilonden misfehien voornaamelyk
hierindat de ééne beter:gefchikt:was om het Lanci
voor gevaarlyke oorlogen te bewaaren ^ en dat mea
de;andere bekwaamer vond om het, in zulke ramp-;
fpoeden, tegen den vyand te befchermen. Zo wel
de ééne. als de andere Regeeringsvorm zou naaf alkrt
fchyn gelulikig genoeg geweest zyn, indien meü
denzeiven j, ééns voor altoos j, onwrikbaar had kuii·*
nen bevestigen, bepaalen, en |n veiligheid ftellen,
IVIaar dé StadhouderIyke%eg'0ermg had noch eeti
ander voiorrecht in de algemeene liefdé der land*
zaaten. Het volk beminde_.<ie Scadhoudecs^ als dapf
pere Helden, als nazaaten van den gropten Wil»
lern, en als Vaderlandfche fpruiten, die..wegens
hunne geboorte zo wel geneigd als verpligt warein«
de eer des Vaderlands, tot den laatilen drupji^i
bloeds te handhaaven. .'c Was verre van onveil-
fchillig te zyn-voor zyne rechtep; maar het achtrs
die rechten nooit beter verzekerd, dan in zulk?
handen.. De gemaatigde Regeering van Frederik
Henrik bewysc dat zodaanig een, vertrouwen vasl
het Volk niet ,altoos doo/ de ^Voriten misbruikc
wordt i en u|L#n tegenftand ,, dien Willem de Jl'
Ζ " vöót
-ocr page 414-ΰ 12 de OPKOMST en BLOEI der
voor Atnfterdam ontmoette, zien wy tevens dat 'er
zekere paaien zyn, welke het misbruik niet over-
fchryden kan. Zo hadden de oude Hollanders
ook doorgaans hunne Graaven bemind^ en dik-
wyls tegen den Adel zeiven onderileund. Het ge-
zag der uitheemfche Heerfchappye was een juk ge-
weest, dat men zomtyds met gehoorzaamheid,
maar nooic met blydrchap, droeg. Daarom vin-
den wy die Regeering altoos woelende , achter-
dochtig, en ongerust. Die van onze Stadhouders
is in tegendeel , gelyk onder de eerfte Graaven ,
veelal beminlyk en gerust geweest, naar maate
van hunne bekwaamheid en aandacht, om deeze
aangeboorene liefde des Volks op haaren rechten
prys te waardeeren. -
Na dat Willem de III, eenige jaaren Stadhou-
der geweest zynde, den troon van zynen Schoon-
vader in Groot-Britanje beklommen had, viel 'c
hem zwaar genoeg, den Koning af te leggen,
wanneer de Stadhouder fpreeken moest. Niette-
min bleef hy hier, tot zynen laatften adem toe,
volkomen meefter van de genegenheid der Land-
raaten; veel beter dan in Engeland, daar zyn recht
om te gebieden zich evenwel verder uitftrekte,
Had hy eenen zoon, en dus eenen Opvolger by
erfrecht, nagelaaten; die jonge Koning, in Enge-
land gebooren of ten minften opgevoed zynde,
kon nimmer met onze Nederlanders eene zo naau-
we betrekking onderhouden hebben. Zyne Re-
vereenigde NEDERLANDEN. 555
geering, natüurlyk in een Engelfchen fmaak moe-
tende vallen, zou ligcelyk voor het Gemeenebesc
nadeelig, en voor hem zeiven ongelukkig geweest
zyn. Wy hebben duidelyk gezien dat de Engel-
fche ftaatkunde niet fyn genoeg was om onzen
Landaard aan de hand te leiden. Een tweede Lei-
cester zou nbchihans, in het onderilelde geval 9
veelligt op het fpoor van den eerilen herwaard ge-^
komen zyn, om den vryen Staat tot de vernede«
ring van een Engelsch wingewest te brengen |
'twelk, indien het ook mislukt waare, niet zon-
der eenen zwaaren fchok, tot groot nadeel van de
Zeevaart en den bloeienden handel, had kunnen
afloopen. Ik beken dat dit flechts eene harsfen-
fchim is: maar zy vernieuwt veele wezenlyke
denkbeelden van het gevaar der uitheemfche Óp-
permagten, federd de tyden van Avennes, tot op
de vernietiging van hec Graaflyk bewind: gevaar
'c welk in deeze laatere eeuwen zo veel grooter
moet geacht - worden, als de 'meeften onzer Nage-
buuren magtiger'en naaryveriger op onze welvaart
geworden waren. Niets kan ons ook, myns oor-
deels, beter, leeren hoe veel belang wy moetéti
ftellen in de behoudenis en voortplanting vari 'hec'
doorluchtig Geflacht, het welk wy thans aan het
hoofd van onzen vrygevochten Staat geplaatst zien.
Heeft de groote verandering, in onzen leeftyd
voorgevallen,-·niet in alles aan een iegelyk kunnen
Toläoen, zy heeft ten minften het Gemeenebesc in
r
356 de OPKOMST eij BLOEI der
dien ilillen en gerusten ftaat bevestigd, dien men
in de voorige eeuw niet kende, en waaraan des-
zelfs hoogde belangen zo naauw verknocht, zyn.
Behaagt het de Voorzienigheid, dat eene lange
reeks ,van mannelyke Nazaaten de beminnelyke hoe-
daanigheden van den tegenwoordigen Prins, als
door een gelyk erfrecht, met het Erfftadhouder-
fchap vereenige , zo zal onze Republjek noch vee-
Ie eeuwen voor de-heerschzucht der Monarchen
beveiligd zyn, en in zichzelve de zetel van het
waar geluk kunnen blyven: mogelyk de eenigfte
Op den Aardbodem. Ik heb in den aanvang van
deeze verhandeling aangemerkt, en vervolgens
klaar genoeg getoond, dat het geweld de zwakfte
grondflag van alle Regeeringen was: uit .zulk een
wenschlyk voorbeeld zou de Nakomeling befluiten,
dat 'er geen fterker waare, dan de onderlinge lief-
de van 'den Vorst, van de Overheden, en van de
dankbaare Ingezetenen.
Wierd de Regeering van een uitheemsch Ge-
flacht altyd zo nadeelig voor de Vryheid bevonden;
het beste hulpmiddel daartegen was de vriend-
fchap van vreemde Mogendheden.^ Wy hebben'uit
de oude Historie kunnen zien, hoe de Vlaamingen
zich daarvan, vooral ten tyde van Maximiliaan,
veel beter dan de Hollanders wisten te bedienen.,
Maar deeze laatften leerden het noch veej beter,
toen de dwinglandy van Filips den II. hen rot het
uiterfte- had gebragt. Wy hebben klaar genoeg be-
^ gree-
vereenigof. NEDERLANDEN. 357"
greepen, dat, zonder dit middel, alle andere poo-
gingen vruchteloos zouden geweest zyn, om de
onderdrukte gewesten tot eene Republiek te ver-
eenigen» en, wat meer is, die Republiek voor
altoos onafhangklyk te maaken. Is dit niet gènoeg
voor ons, om te befluiten dat 'er ook geen krach-
tiger middel kan zyn, om haar in ftaat te houden ,
dan eene geduurige verftandhouding met de aan-
zienlykile Mogendheden van Europa, door ver-
bonden vari vrede, vriendfchap, en onderlinge be-
fcherming? Of zouden wy thans, om dat zy mag-
tiger geworden is, diergelyke voorzorgen als noo-
deloos kunnen aanmerken? Dit heeft inen.Zomtyds
beweerd , ja zelfs met yver aängedrongen, uic
eene niet ongegronde bedenking, dat de Staat,
wiens grootile voordeelefi van de onzydiglieid af-
hangen, ligtelyk door zodaanige verbonden in ee-
nen fchadelyken of verderflyken oorlog kon inge-
wikkeld worden. Echter geloof ik dat zulk een
gevoelen, eer men het voorftelde, beter aan de
ondervinding had moeten getoetst zyn: want dee-
ze leert ons, dat zelfs de grootile Vorften nooic
gerust genoeg zyn op hunne magc, om de verbind-
tenis met anderen gering te fchatten; hoe zou dan
eene Republiek dit hulpmiddel ontbeeren?ten waa-
re men nu zeide, dac dit voorbeeld niets bewyst,de-
wyl zulk eene voorzorg ilechts het gevolg is van de
heerschzucht der gekroonde Hoofden, die, als zy
voor de veiligheid van hunne bezittingen niets meer
hebben te vreezen, rusteloos op derzelver uitbrei-
Ζ 3 ding
-ocr page 418-358 de OPKOMST en BLOEI der-
ding bedacht zyn: waarom dan ook de ftaatregelen
der Alleenheerfchinge op geen Gemeenebest zou-
den kunnen toegepast worden. Doch byaldien
deeze onbepaalde heerschzucht de eenige grond-
flag was van zodaanige verbonden, zou een alge-
meen mistrouwen welhaast alle handeling der Ho-
ven van zelfs doen ophouden; 'c geen echter niec
gebeurt. En noch zouden wy, om in't onder-
ftelde geval eenige veiligheid te hebben^ verbon-
den moeten aangaan, op dat de toeleg van eenen
magtigen befpringer akops door den naaryver van
eenen befchermer, die hem evenaarde, mögt ver-
ydeld worden. Ik zwyg nu van veele verbonden.,
welke voor onzen Koophandel ileeds zo noodzaa-
,kelyk geweest zyn; ja van de oorlogen, welke
men in de voorgaande eeuw, ook onmiddellyk ter
beveiliginge van de Zeevaart, met Noordfche en
-Westerfche Mogendheden heeft moeten voeren.
Zyn alle deeze oorlogen niet even gelukkig ge-
weest, zy hebben ons niettemin voor de verach-
ting van onze Nagebuuren bewaard, 't Is wel onbe-
twistbaar dat eene Republiek, die door de wape·
iien haare magt uitbreiden wil, blindeling aan haa-
ren ondergang werkt: maar 't zou te verre gaan,
zo men wilde dat zy, om geene fchade te lyden,
zich altyd weerloos toonen, of immers, uit vree-
ze voor vyanden, de gelegenheid om vrienden te
maaken verzuimen zou. Wie zonder vrienden is,
wordt van de ganfche waereld, zo niet vyandlyk,
ten minileu met afkeer, bejegend en onthaald.
vereen igde NEDERLANDEN. 359
Dikwyis vermoeic men zich ook boven maaten,
om eene algemeene bepaaÜng te maaken op de
keuze van onze Bondgenóotfchappen; en men ver-
wart eikanderen in eenen redencwist, die niet an-
ders dan verward kan weezen, om dac het gefchil-
ftuk uit geen gepast beginzel wordt opgehaald.
Men vergist zich hierin, dat men een Bondge-
nootfchap tusfchen twee Staaten of Mogendheden
in hetzelfde licht befchouwt, als de verbindtenis
van twee Vrienden, die zich verpligt hebben tot
eene onkreukbaare trouw, in lief en leed ν en al-
toos gereed flaan, hunne byzondere belangen aan
de zuivere wet der Vriendfchap op te oiFeren. Dus
vraagt men dan, wie van onze Nagebuuren 't zich
boven anderen waardig gemaakt hebbe, dat wy
zulk een vertrouwen in zyne genegenheid ftellen:
zonder te befeiFen, dat een Bondgenootfchap, op
dien voet geflooten, welhaast in de onderwerping
van de zwakfte party veranderen zou. Deeze vraag
ziet doorgaans in de eerfte plaats op Vrankryk en
Engeland, als onze magcigile Nagebuuren, die op
de belangen van onzen Koophandel den meeften
invloed hebben; en die gemeenlyk, zo voor als
na de oprechting van het Gemeenebest, met deeze
gewesten de naauwfte gemeenfchap onderhielden.
Ik zou hierop antwoorden, dat wy de vriendfchap
van Vrankryk en Engeland by de opkomst van on-
ze Republiek hebben leeren kennen; dat het eene
onvoorzigtigheid zou zyn, zo wy ons ooit wilden
ΰ 12 de OPKOMST en BLOEI der
vleien met de verwachting van kiefcher gevoelens
öp het ftuk der Staatzaken ; maar dat de voorge*
ftelde handelwyzen vat» Willem den I. en Olden?·
barneveld de beste onderrichting geeven, hoe men,
f^onder eenigzins de goede trouw te krenken, uit
£enen ingewikkelden handel met verfcheidene Mor
^endheden het meefte voordeel trekken moet. Nie-
mand denke ondertusfchen dat ik dit zeggen kan,
■isonder den toeiland van het menschdom in 't alge·^
meen te beklaagen; veel min, dat ik, als een leer^
ling van Machiavel, de veinzery en het bedrog
xracht voort te planten. Zy zyn 'er, helaas! te
menigvuldig, vooral in vorilélyke kabinetten; en
■r is juist om deeze reden, dat men 'er onophou-
(Iclyk, tot verveelens toe, van fpreeken moet.
: ^ie hier dan het redelykile befluit op deeze ilof-
fe. Hoe vaster men voorgenomen heeft, alle ver-f
pligdngen, welke men aangaat, heilig te onder-
houden , hoe meer men op zyne hoede moet zyn,
om zich toe geene verpligcingen in te laaten, die
^an groot misbruik onderhevig fchynenen waar-
Óp vervolgens geene nadere bcpaaling zou kunnen
gemaakt worden; hoe minder men zich derhal ven
Vêrliiaten moet ap. de vriendfchap van eene enkele
öiogendheid; maar hoe meer belang men wederom
rnt^et ftellen in de vriendfchap en achting van veele
Mogendheden te zamen; vooral wanneer zy zich
V^^reenigen om ééneh Vorst, of Alleenheerfcher,
^ii) voor eenea tyd al te magtig geworden is, het
i;. tioQf4
veiieenigde NEDERLANDEN. 351
hoofd te bieden. Wie geeiï vreemdeling is in dé
verdere gefchiödenisfen van ons Vaderland, weet
ook dat de vereenigde S Laaten "langs deezeii weg
hunne! aanzienlykfte voordeelen behaald hebben^
Na het fluiten der Munflerfche Vrede ontbrak het
hun nooit aan gelegenheid, om de gewigtigfle
raadpleegingen, over hec onbèfténdig evenwigt van
Europa, by te woonen. Dus zieft wy hen van
tyd tot tyd, nu in een enkelvoudig, dan in een
driedubbel verbond treeden; met Vrankryk, Enge-
land, Zweeden, Denemarken, den Keizer; ja zelfs
met hunnen erfvyand, den Koning van Spanje, 't Is
waar dat zy dus ook vcele zwaare oorlogen hebben
moeten voeren; maar eene langduurige Vrede is
nu ten minften, federd het jaar 1713, de vrucht
geweest van die oorlogen , en van eène Staatkunde,
die, op de aangeweezene gronden bouwende, naar
allen fchyn in onze eeuw rot grooter volmaaktheid is
gebragt. In het jaar 167 2 wièrd de Republiek
door de heerschzucht van Vrankryk , en de on-
trouw van Engeland, met haaren uiterfte'n onder-
gang gedreigd; maar de Keizer en de Koning van
Spanje hebben haar gered. Daartegen heeft zy op
andere tyden eenen Koning van Denemarken op
zynen waggelenden troon bevestigd; aan Engeland
eenen Koning gegeeven; ren voordeele van het
Oostenrykfche Huis, met Engeland en Vrankryk,
over de verdeeling der Spaanfche Monarchye, noch
by het leven des Konings van Spanje, gezeten^
362 de OPKOMST en BLOEI der-
bezittingen van Vrankryk in de Oosttfnrykfche Nei·
derlanden bepäald, en den Keizer verhinderd itt
zyne poogingen om in Viaanderen eene Oostindi-
fcheMaatfchappy op te rechten; 't welk hem, vol-
gens een byzonder punt van het Munilersch Vrede-
verbond, niet geoorlofd was. Men begrypt ligte-
lyk dat de gelukkigfte wapenen te zwak zouden
geweest zyn voor zo veele groote zaaken, indien
zy niet onderfteund geweest waaren door eene
voortreflyke Staatkunde. Maar tot die Staatkunde
wierd eene ongelooflyke oplettendheid vereischt:
en om den Leezer hiervan eenig denkbeeld voor te
ftellen, zal ik hier flechts een kort verflag doen,
van de geduurige verandering der hoofdbelangen in
Europa, federd de Munfterfche Vrede van het jaar
1648, tot op de Utrechtfche van 1713.
Omtrent het raiddtn der zeventiende eeuwe
ftonden de Spaanfche Monarchy en de Franfche,
byna mee gelyke magt, tegen eikanderen over,
Spanje, gefterkt met het Huis van Oostenryk,
was iederd Karei den V. het voorwerp der alge-
meene bekommering geweest: maar de werkeloos-
heid van twee agtereenvolgende Koningen, en de
tegenfpoeden van het Duitfche Ryk, dat, fel ge-
teifterd door Gustaaf Adolf, Koning van Zweeden,
na zyne dood noch veel van de Zweedfche wape-
nen geleeden had, waren twee verduifteringen ge-
weest, waardoor de glans van die geduchte Kroon
niet weinig was verzwakt, Vrankryk bevond zig
vereen igde NEDERLANDEN. 429
daartegen veel fterker dan te vooren, na dat de
Kardinaal de Richelieu delangdaurige beroerten van
dat Ryk gedempt, en zelfs de Proteftantschgezin-
den gedwongen had, Rochel, hunne laatile fchuil-
plaats, aan hem over te geeven. GrootBritanje
was kort te vooren met deeze beide Mogendheden
in oorlog geweest: maar Koning Karei de I, noch
min dan zyn Vader tot groote zaaken gefchikt,had
niet alleen deeze oorlogen zyns ondanks geftaakc,
om dat zyn Parlement hem den noodigen onder-
iland weigerde; maar had ook noch moeten dulden,
dat dit Parlement alle de rechten van zyne Kroon
befnoeide; waaruit een inlandfche Oorlog fproot,
die eindelyk deezen ongelukkigen Vorst op het
fchavot bragt, en Olivier Kromwel gelegenheid gaf,
om, ouder den naam van Republiekhaatelykile
Alleenheerfching in te voeren ,:dre in de Engelfche
Gefchiedenisfen bekend is. 'Men begrypt wel dat
de Engel fchen, onder het blaakeh van dien burger«
kryg, zich niet in ilaat bevonden, om eenig deel
te neemen in buitenlandfche zaaken. Zy deeden het
zo veel te meer onder hunnen Tyran, zodra zyne
heerfchappy bevestigd was. Maar- de gemelde ver-
nedering van Spanje was anderen,' reeds voor dien
tyd, zo naakt en klaar in 't oog geloopen, dat zy,
elk voor zich, naar de raiddéleni omzagen, om 'er
het voordeeligfte gebruik van te"maaken.
- De Nederlanders en de Franfchen hadden- op dit
iluk itrydige in^igten. De eerßen" meenden dat zy
ge.
-ocr page 424-54 de OPKOMST en BLOEI öer
genoeg zouden gewonnen hebben by eene vaste
Vrede, genoegzaam volgens hun voorfchrift gefloo-
ten, en die zy als den eindpaal van hunne begeer-
ten wilden aangemerkc hebben; de laatften kenden
zulk eenen eindpaal niet. Vrankryk, volgens den
geest der Monarchyen, niet vergenoegd met den
ftaat van gelykheid, waartoe de zaaken gebragt wa-
ren, dacht zich nu voor Spanje, en dus voor alle
Europiiche Mogendheden, op zyne beurt geducht
te moeten maaken: en hoe verre ? Tot in het onein-
dige , zo 't mógelyk waare. Het Franfche Hof
toonde zich dan zeer gebelgd over 't fluiten der
Munfterfche Vrede, zo veel te meer om dat de ver-
eenigde Staaten aan den jongden byitand der Fran-
fche wapenen een gedeelte van het voordeel ver-
fchuldigd waren, 't welk hen bewoogen had tot dat
onverwacht, maar tydig befluit. Om nu die veront-
waardiging meer kracht by te zetten, hield men den
oorlog met Spanje noch eenige jaaren fleepende.
Doch de vorderingen waren gering, en men begreep
eindelyk dac het noodig was deeze uitgeftrekce
heerschzucht, tot bekwaamer gelegenheid, te be-
paalen. Dus bevredigde Vrankryk zich met Spanje,
zonder den opgevatten wrok tegen onze Republiek
te vergeeten. Maar de eerfte Vyand, die haar open-
lyk in den fchild voer, was Kromwel. ,
De achterdocht, het zekerfte kenmerk der Tyran-
nen, was zyne beweegreden; de naaryver derEngel-
fchs Natie, die den bloei der Vereenigde Gewesten,
vereenigof. NEDERLANDEN. 431"
vooral hunne zeevaart, met afgunst begon te be-
fchouwen, was- hem gunftig in de.üjitFoering van
zyn vooraeemen. Kromwel was beducht dat de
zoon van den onthalsden Koning, Karei de Ii,ver-
maagfchapt met het Huis van Oranje, tot de vereer
nigde Staaten zyne toevlucht jieemen, en met hun-
nen byftaad. trachten zou 2yne Koningklyke rechte»
in Groot Britänje te herftelien. Bovenal vreesde hy
dat een gedeelte'van zyn. eigen volk, in zulk-een
geval, dezelfde lyn zou trekken. Daarom beproefde
hy allerleie middelen , om de beide,Natiën van ei-
kanderen te vervre^den f doorheEophaalenvan oude
gefchillert ; door het maaken van bepaalingen op derf
Hollandfchen handel in Engeland,waaruit nieuweVer-^
deeldheden moeften ontdaan; en door het voorwen-
den van eene gedroomde Heerfchappy ter zee, die
wonder web iffden fmaak van ^yne onderdaanen vieL
Eerlang rees hieruit een openbaare oorlog, dien hy,
om de Staaten te verbaazen, met de uiteriïe felheid
voortzette. ' Men-móet bekennen dat de vereenigde'
Staaten,van deBritfche zeemagt waarfchynlyk noch
geene genoegzaame ondervinding hebbende, hunne
vlooten in geéhen bèhoorlyken ftäat 'Vän tegenweer
fl;elden,en dat deezêmisflag alleen door de dapper-
heid der Bevelhebberen eenigzins' vergoed wierd.
De oorlog duurde flechts twee jaarén'; maar had,
naar de kortheid van dien t^d ^ zyne weërgaê niet
in hevigheid en in menigte van herhaalde Zeege-
vechten. In 'e laätfte fneuvelde Marten Harperts
ΰ 12 de OPKOMST en BLOEI der
Tromp. Het verlies'van dien dooTluchtigen Zeeheld
ontftelde de Scaaten'zo zeer, dat zy op het fpoe-
digsc eene Vrede met Kromwel flooten, waarover
te vooren reeds gehandeld was, en welke hun zeker-
Jyk niet tot eere ftrekte. Alles wat Kromwel te
vooren had ingevoerd , om den Hollandfchen Koop-
handel op Engeland te. befnoeien, bleef in zyne
kracht; en op de meefte bezwaarnisfen, welke hy
tegen de Hollanders Inbragt, ftond men hem zulk
eene voldoening töe^'als hy eischte. By dit verdrag
beloofden de Staatéh van Holland ook, dat zy noch
den Prins van Oranjé i noch iemand zyner nakome-
lingen, ooit tot, Stadhouder van hunne "Provincie
zouden aanftellenv 'of toeilaan dat hy tot Kapitein
Generaal over döLKcygsmagt van den Staat wierd
aangefteld: hetwelk indien men anders goedvond
zulk een befluit teni^men, vooral niet op de be-
geerte van eenen dwiiigeland moest gefchied zyn.
Maar hoe wisfelvallig is de zwaai der Staatzaaken!
Karei de H. wierd„fna.de dood van Kromwel, in hec
gebied van zynen.^^ader herfteld; en die zelfde uit-
lluiting des Prinfen van Oranje, voormaals het mid-
del om de Vrede, met, Kromwel te bevorderen, was
nu voor deezen Koning eene beweegreden, om alle
verpligting, w^lke hy, aan de Staaten had, te ver-
geeten,en hun op nieuw den oorlog te verklaaren.
Deeze oorlog duurde weinig langer dan de voor-
gaande ; maar wie,rd,van onze zyde met veel meer
geluk ten einde gebragt. De roemruchtige togt van
de
-ocr page 427-vereenigde NEDERLANDEN, ggi
de Ruiter,naar Chactam, noodzaakte Karei den II,
zyne toeftemming te geeven tot de V'rede, die (Iraks
daarna te Breda geflooten wierd. Met Vrankryk had
men intusCcheri voor 't uiterlyke niet kwaêlyk ge-
ftaan. Zelfs hadden de Staaten op nieuw een ver-
bond met Lodewyk den XIV. geflooten, en hem
overgehaald, om insgelyks den oorlog aan Karei
den II. te verklaaren : eene ydele vertooning van
2ynen kant, waaronder hy zyne heimelyke meening
niet lang verborgen hield. De Koning van Spanje
ftierf omtrent dezen ty i. Zyn Zoon en Opvolger
was minderjaärigen Lodewyk de XIV. gaf voor,
dat hem by erfrecht een gedeelte der Spaanfche Ne-
derlanden toebehoorde, uit kracht van zyn huwelyk
met de Dochter des Overleedenen Konings. Hy gaf
het Spaaniche Hof den tyd niet om hem dat recht
te betwisten, maar vaardigde een leger naar Hene-
gouwen en Vlaanderen af, *t welk aldaar verfchei-
dene Steden in verzekering nam.
Terftond begreepen de vereenigde Staaten dat dit
voor hun een gevaariyk verfchynzel was: maar zy
▼enden middel om'er in te voorzien, door een drie-
voudig verbond te fluiten met Engeland en Ζ wee-
den , waardoor Vrankiyk zelf gedrongeii wierd, zich
met Spanje, zyns ondanks, te verzoenen, 'c Was
voor de Staaten éen ongemeene ftap , dat zy Zwee-
den dus ook in hun belang trokken, hebbende ee-
nige jaaren vroeger de Deenen, in een byzondér
gefchil met die Mogendheid, door hunne fcheep»·
magi
-ocr page 428-§68 OPKOMST ÉN BLOÈI DEJi.
ïiiagc. befcheriïïd; en zulks in weerwil van 'En··
geland· en .Vrankryk te zamen. Zo ziet men
reis op reisj dat de gevoelens van afk^r en ge-
negenheid op^ gekroonde. Hoofden eene flaauwe
uit werking hebban , wanneer het belang fpreekt.
Maar dit drievoudig Verbond verviel ook welhaasE
doori de bedriegljke handelingen van Lodewyk den
XIV j die den Koning^.van Groot Britanje in zyne
belangen trok, en^ hier door de Zweeden ligtelyk
bewoog om. ftiL,te zitten. Daarop bezwoeren de
beide Koningen,>Lodewyk en Karei, den val der
ongelukkige-Republiek : en, als of deeze ondsr-
neeming noeh, geoordeeld wi^rd boven hunne krach-
ten te gaan, de Keurvorst van Keulen, en de Bis^
fchojl van Munfter ;, wierden, vooraf ook overge-
haald om denhand daartoe te-leenen. De Rep^
bliek, van alle zyden, te water en te lande, op 'ε
vinnigst aangevochten, bevond zich dus welhaast
op den oever van Jiaaren ondergang; maar toen nu
de nood op 't hoogfte waSj-^en 'c wafer reeds op
de lippen ftond , zag men Spanje,zelve, haare oudlïö
Vyandin, tot haare befcherming toefchieten. 't Was
buiten twyfFel het belang^des Konings van Spanje,
'c welk hem hiertoe bewoog ; om naamelyl^ het
overfchot van zyne is^ederlanden te bewaaren: en
^ .Keizer, die de Spaanfche Monarchy beftendig
aankleefde, wierd van denzelfden geesp^ gedreeven»
Maar deeze aanmerking overtuigt ons te meer, dat
een juist begrip van zödaanige belangen doorgaan«
de
-ocr page 429-VEiiEÊNiöDË NEDERLANDEN, g^p
de fterkfte voormuur moet geweest zyn van onze
Republiek, 't Strekt haar ondertusfchen tot eere ,
dat zy, voor eene ruime poos, de vereenigde magt
van zo veele Vyanden heeft kunnen verduuren ;
hoewel men niet ontveinzen mag dat 'er op dien
tyd, ik fpreek van het jaar 1672, binnen 's Lands
ook zaaken voorgevallen zyn, welke den landaard
tot eeuwige oneer kunnen toegerekend worden.
De verheffing van Willem den III, die, in de
algemeene ontfteltenis, eerst tot Kapitein Generaal,
vervolgens toe Stadhouder , wierd aangefteld, en
eenige jaaren laater de troonen van Groot Britanje
beklom, bragt een nieuw ftelzel van ftaatbelangen
voort; onverzoenlyke vyandfchap tusfchen Vrankryk
en Engeland, vrede en vriendfchap tusfchen Enge-
land en de Staaten, en gerustheid by onzydige Mo-
gendheden , ten aanzien van de langgevreesde over*
magt der Franfche Monarchye. 'c Laacfte jaar der
voorgaande eeuwe was merkwaardig door de dood
des Konings van Spanje, die, langen tyd zeer zwak
van lighaam geweest zynde, had moeten lyden, dat
men noch by zyn leven eene verdeeling van zyne
bezittingen beraamde, tusfchen den Zoon des Kei-
zers, en den Kleinzoon des Konings van Vrankryk.
Naauwlyks had men de tyding van zyne dood ver-
ftaan, of Lodewyk de XIV. bragt op zynen naam
eenen uiterften wil te voorfchyn, wiens echtheid
zeer verdacht gehouden wierd. By dit gefchrift
wierd de Spaanfche Kroon den Dolfyn van Vrankryk
Aa
toe-
-ocr page 430-ΰ 12 de OPKOMST en BLOEI der
toegeweezen; 't welk men niet gelooven kon de
meening des overleedenen Konings geweest te zyn.
Men voorzag ook hieruit dit gevolg, dat de beide
kroonen, van Vrankryk en Spanje, ligtelyk op het
zelfde hoofd konden vereenigd worden, waardoor
het evenwigt van Europa misfchien onherilelbaar
zou verbroken zyn. Hierom voegden Engeland en
onze Staaten zich by den mededinger des Dolfyns,
Karei van Oostenryk, tegen de Franfche wapenen;
waar uit een oorlog rees, die Lodewyk den XIV.
zwaar genoeg viel, en hem noch zwaarder zou ge-
vallen zyn, zo Willem de HL niet op het onver-
wachtst overleeden waare. In deezen oorlog hebben
Eugenius en Marlboroug hunnen onfterfelyken
roem behaald, en onder hen heeft ook onzegroote
Koehoorn uitgeblonken, hoewel zyne dienden niet
altoos op hunne waarde gefchat wierden. Zy heb-
ben niet kunnen beletten dat de Franfche Prins Ko-
ning van Spanje wierd, maar niettemin hem genood-
zaakt , voor het beklimmen van den troon, afftand
te doen van de opvolging in Vrankryk. Men had
veel meer kunnen verwerven, zo Anna, Koningin
van Engeland, zich door Lodewyk den XIV. niet
had laaten omzetten. Doch hieruit blykt op nieuw
hoe gering de roemruchtigile veldtogten zyn, in
vergelyking van een enkelen trek uit het Vorftelyk
Kabinet. De Vrede van het jaar 1713, waarby
deeze zaaken beilist wierden, is echter in verfchei-
dene andere opzigten ook voordeelig voor onzen
' ' Staac
vereenigde NEDERLANDEN. 371
Seaac geweest; en bovenal in dir opzigc nuccig, daÊ
men federd dien tyd beter dan te vooren begreepen
heeft, hoe de belangen van de Republiek dooi'
veelerlei verbonden konden beveiligd worden,,zon-
der dat men deel nam in de bloedige oorlogen ^
Waardoor het overig gedeelte van Europa geduurig
ontrust wierd.
Onder't bulderen der hevigfte onweêrv-laagen Was
Jan de Wit, als Raadpenfionaris, aan her roer der
Regeering gefield geweest. Hy was de fchrander-
ite,de braafile,en de ongelukkigile man van zynen
tyd. Zyn verftand wierd van iedereen als een won-
der aangemerkt, zyne eerlykheid is van weinige
eerlyke menfchen in twyfFel getrokken; en niette-
min dacht men hem al het leed te moeten wyten·,
waarvan het angstvallig Gemeenebest in die dageii
getroffen wierd. Men fchryft de misilagen, welk^
nien in zyn beleid onderilelt, voornaamelyk toe aaö
e^nen byzonderen haat tegen 't Huis van Oranje j
en aaneen beginzel van eerzucht, waardoor hy nie|
dulden kon dat de Prins, tot het Stadhouderfchap
■•verheven zynde , boven hem gebieden zou. Hes
eeuwig Edikt ., rechtftreeks tegen de Stadhouderly-
ke Regeering ingericht, heeft veelen doen geloo-
ven dat hy bekwaam was om aan zyne hartstogtea
het welzyn des Vaderlands op te offeren. Te wee-
ten, men had de voorgemelde Akte van uitfluiting,
op Kromwels begeerte gegeeven , naderhand tea
gevalle van Karei den II. wederom ingetrokken.
Aa a M«äir
-ocr page 432-ΰ 12 de OPKOMST en BLOEI der
Maar na de Vrede van Breda, toen njen reeds uit
Vrankryk eenige donkere buien zag opkomen, had
men, onder den naam van eeuwig Edikt, een Be-
fluic vastgefteld, uit kracht van het welk geen Stad-
houder van eenige Provincie te gelyk Kapitein Ge-
neraal zou mogen zyn. De Staaten van Holland
hadden alleen dit Befluit genomen;maar zy vleiden
zich, van de overige Provinciën eene algemeene
toeftemming hierop te zullen bekomen,'tgeen ook
vervolgens gelukte. Voor Holland in 't byzonder
maakten zy ook deeze bepaaling, dat hét Ampc van
Stadhouder in die Provincie voor altoos zou vernie-
tigd zyn. Waarfchynlyk zouden zyzo fterk niet ge-
handeld hebben, zo zy niet gevreesd hadden, dac
de vrienden van den Prins, om zyne verheffing te
bevorderen , het Land in eenen nieuwen oorlog
zouden inwikkelen, op eenen tyd, dat men aan den
anderen kant alles beproefde om de zweevende ge-
fchillen tusfchen Vrankryk en Spanje, door vrien-
delyke tusfchenfpraak, te flechten. En mogelyk
wierd die vrees wat te verre getrokken, hoewel
zy zekerlyk op bekende voorbeelden, zo wel van
de nieuwe als van de oude Gefchiedenisfen des Va-
derlands, gegrond was. Wat de Wit betreft, die
niet te onrecht voor den aanleider van deeze zaak
gehouden wierd, men begrypt dat dit in de oogen
van zyne tègenilreevers eene onvergeeflyke misdaad
was. Evenwel moeiten zy in het oog gehouden
hebben, dat hy, als een oprecKt liefhebber van
ve κ ε enigde NEDERLANDEN. ^^^
het Vaderland, de Stadhouderlyke Regeering noch
wel kon afkeuren, zonder den Prins, dien men
daartoe verheffen wilde, perfoonlyk te haaten.
De gedachtenis van deezen grooten Man heeft
het niet noodig, dat wy de moeite neemen om hem
vry te pleiten. Mogelyk heeft hy in zommige op-
zigten gedoold, gelyk het dooien menschlyk is. En
wien zal dit verwonderen, die flechts in 't voorby-
gaan heeft gelet op zulk eene ingewikkelde warring
van Staatsbelangen, als wy zoeven befchouwd heb-
ben? Het drievoudig Verbond, met Engeland en
Zweeden , zou den Staat genoeg, tegen Vrankryk
beveiligd hebben, zo Karei de II. zyn woord gehou-
den had. Maar hoe was hec te voorzien dat hy 't
zo fchandelyk verbreeken zou? En wie kan zich
verzekerd houden, dat de Raadpenilonaris, die im-
mers gerust kon zyn op de gevoelens van den Kei-
zer en den Koning van Spanje , noch geen middel
zou gevonden hebben om het gevaar af te wenden,
indien hy geene bedekte vyanden had gehad? Wy
moeten, buiten tegenfpraak, met dankbaarheid de
roemryke gedachtenis van Willem den III. eerbie-
digen, die, tegen de voorgemelde Raadsbefluiten,
eerst tot Kapitein Generaal, en vervolgens tot Stad
houder aangefteld, en door de twee voornoemde
Mogendheden onderfteund, met den degen in de
vuist het Vaderland behouden heeft. Maar niemand
zal ontkennen, dat wy noch veel grooter verplig'-
ting zouden gehad hebben aan den getrouwen Staats-
Α a 3 die-
-ocr page 434-dienaar, zo die, zónder bloed te plengen, dooree-
nen vreedzaamen handel hetzelfde oogmerk had be-
reikt. Is het nu evenwel waar, dat Jan de Wir
^ynen afkeer van de ^tadhouderlyke Regeering den
teugel · te ruim heeft gevierd; laaten wy rot zyne
verfchooning erkennen, dat hy in zyne dagen geen
denkbeeld hebben kon van eene zo vreedzaame εη
beminlyke Regeering, als die, waarin wy thans het
opperfte geluk van ons Vaderland ftellen, en waar
van het voorbeeld noch heden bezwaarlyk in de
Gefchiedenisfen te vinden is.
Dus zien wy, hoewel de beginzelen van eenen
vryen Staat onveranderlyk dezelfde zyn, dat de wy-
hoe men uit die beginzelen ilaatkundig moet
'werken, tot in het oneindige verfchillen kan; dat
inen zich dee^lyk bedriegen zou, wanneer men dee-
■tQ ftaatkunde aan algemeene regelen op 't naauwst
verbinden wilde; en dat men, wanneer zulk een
Staat van binnen is beroerd geweest, het gedrag der
bewindslieden niet om de ongelukkige gevolgen
veroordeelen moet. Dit was het, dat ik voornaa-
melyk met deezen langen uitflap wilde te kennen
.geeven; geiykmede, dat het niet genoeg is, de
belangen van onzen Staat in het afgetrokkene te
■befchouwen ; maar dat wy tevens moeten bedacht
zyn op de belangen van andere Mogendheden, wel-
ker vriendfchap voor onzen Koophandel, en voor
onze beevaart, zo noodzaakelyk is,
2odaanig zyllen wy altyd het onderfcheid vinden
tus-
-ocr page 435-VEREENiGDE NEDERLANDEN. 37^
tusfchen, eenen handeldryvenden Staat, en een jif*
gezonderd Gemeenebest, welks belangen , veelal
binnen den omtrek van het grondgebied beflooten;
«enpaarig zyn, en onder.eene ligte berekening val-
len. Eene Republiek als de onze, die haaren han-
del over de.ganfche vfaereld uitbreidt, kan niec
onverfehillig zyn voor de gejïvjgtige omwentelingen;
ilie van tyd tot tyd,dikwyis op dén uiterften afiland
van haare grenzen, voorvalien.1 Doordeeze geileltcr
nis zyn de middelen tot haare befcherming, zo wél
als haare geyaaj-en, menigvuldiger, dewyl het haar ^
onder een wys beftier, nooit, aan magtige vrienden
ontbreeken .kan.;, doch .dic aUe^ naaekt eenen wyden
kring, die het feherpile gezigt vermoeit,.en eene on-
bépaalde'verftandhoLidirig vereischt. Daarom zou ik
gelooven,d£it men nooit ïorgvuldig genoeg kart zyn
in het verkiezen.der Afgezanten, die men aan vreemde
Hoven zendt, en· in het döorgronden van de zulken,
die men van elders ontfangt; in welk laatile opzigc
Jan de Wit vooral een onvergelykelyk Meester was.
Een bekwaam-Afgezant kan zyn'Vaderland grooter
dienften doen dan de zeeghaftigfte Veldheer, en de
van Benningens zyn misfchien noch dunner gezaaid
dan de Eugeniusfen, en de Turennes.
Onze grootfte zwaarigheid fchynt hierin te be-
ftaan, dat wy ons hoogfte belang in eene beftendige
Vrede moeten Hellen, en echter de achting van
onzen Staat, door eene geduurige vertooning van
flrydbaarheid, moeten itaande houden. Te water is
die
DE OPKOMST EN BLOEI DER
die zwaarigheid noch zo groot niet, dewyl de zee-
vaart , gelyk ik getoond heb, onzen landaard onop-
houdelyk doet gewennen aan die verrichtingen,
viraaraan men moet gewend zyn, om eenen oorlog
ter zee te voeren. Maar te lande lieeft het tegen-
deel plaats. Het onderhouden van eene aanzienlyke
krygsmagtjin eenen tyd van vredej is door de kun-
digfte lieden veelal nadeelig geoordeeld-, ."om ver-
fcheide redenen, die het Staatsbeilier betreffen. On-
der anderen is men gewoon te zeggen dat de Staat
hier door, ten laste der ingezetenen, op zwaare
kosten gedreeven wordt; hec welk geenszins behoort
te gefchieden in een Land, dat door zyne byzon-
dere geftekenis aan zwaare belastingen, en dierte
van levensmiddelen, onderhevig is. Aati den ande-
ren kant wordt gevraagd, hoe men dan, in gevalle
van een onverwachten inval, het Vaderland befcher-
men zal ; en of men , door eene al te zigtbaare
weerloosheid,den vyand niet aanlokken zal tot zo-
daanige onderneemingen ? Dit gevaar kan niet ge-
heel ontkend worden; maar het is wel eens met al
te fterke kleuren gefchilderd. Want het voorgaan-
de heeft ons genoegzaam onderricht, dat de voor-
maraile lotgevallen van Oorlog en Vrede , voor
onze Republiek, niet van zulke,maar van veel uit-
geftrekter oorzaaken afhangen. Hoe *t zy, wy kun-
nen aan onze Hooge Overheden den roem geeven,
dat zy doorgaans ten aanzien van dit iluk eenen ge-
lukkigen middelweg hebben gekoozen. 'tZou gecne
ge-
-ocr page 437-vereenigde NEDERLANDEN. 577
geringe vermeetelheid zyn, dat men zich onderwond
op dit ftuk nadere bepaalingen aan de hand te gee-
ven. Alleenlyk zouden wy mogen vastftellen, tot
een befluit op de bovenilaande bedenkingen ; dat
onze Republiek met de grootiie Krygsmagt, welke
zy kan op de been houden, nimmer tegen de vol-
ftrekte overraagt van haare Nagebuuren kan beveiligd
zyn; en dat zy, integendeel, met de kleinfte Krygs-
magt, die zy immer heeft gehad , veilig genoeg
moet geacht worden, zo lang haar Staatsbeiliér,
eenftemmig blyvende met de beginzelen van haar
beilaan, gelukkig is in de keuze van haare betrek*
kingen en verbindtenisfen buiten 'slands. '
Ditzy eindelyk genoeg voor eene proeve , welke
den gunftigen Leezer aangebooden wordt, op dat
hyze, volgens de meerdere of mindere uirgebreid-
heid van zyne kundigheden, uitbreide, befchaave,
verbetere, of verwerpe: want ik zie klaar genoeg
dat zy geene algemeene goedkeuring erlangen kan.
Ons oordeel over menfchelyke bedryven, op geen
wiskundig bewys kunnende fteunèn, hangt van de
hoogde waarfchynlykheid af-, welke by anderen
zomtydsde grootfte ongetymdheid is. Ik beken ook
dat veele zaaken met gemak in een ander licht had-
den kunnen geplaatst, en uit ftrydige beginzelen
verklaard worden. Maar ik twyffel of, in dat ge-
val, alle ondergefchikte deelen zo gelykvormig met
het groot geheel zouden geweest zyn. Op deeze
gelykvormigheid heb ik doorgaans myne ftellingen
Aa 5 ge-
\
-ocr page 438-444 de OPKOMST en BLOEI der-
gebouwd; en hoe zeer ik nu' in alles de zwakheid
van myn eigen oordeel erkenne, echter meen ik
zulks niet zonder eenige onderfcheiding re moeten
doen. Dé trappen van zekerheid verfchillen zeer
veel, naar den aard der onderwerpen. Dus heb ik
veele zaaken- voorgeßeld, die, hoewel by my ten
hoogften waarfcbynlyk, by u zeer betwistbaar zul-
len zyn; maar wy hebben ook te zamen veele an-
dere zaaken onder het oog gehad, welke niet ligte-
lyk aan tegenfpraak onderworpen zyn, fchoon hec
bewys op enkele waarfchynlykheid gegrond was.
Een uitgedrukt voorbeeld zal myne meening mis-
fchien gelukkiger te kennen geeven. Willem de I,
Maurits, Oldenbarneveld, en de Wit, kunnen wel
in het diepst van den boezem menfchen geweest
zyn, die iahet zedelyke niets gemeen hadden met
hunne opgegeevene af beeldzelen, 't Is mogelyk,
dat tusfcheri hunne daaden en beginzelen een on-
meetelyk verfchil heeft plaats ^gehad; dat de Schry-
vers, op welken wy ten hunnen opzigte vertrouw
wen, eenzydig zyn; ja dat zelfs, onder de tydge^
nooten van die groote Mannen, niemand bekwaam
geweest is hunne geheimen te doorgronden. Het
fcherpile oordeel is feilbaar inde kennis van een20
bedrieglyk voorwerp als het menfchelyk hart : hoe
zou ik hier aan de groote feilbaarheid van het myne
twyffelen ? Maar zou het insgelyks wel een misflag
kunnen zyn, dat wy den oorfprong van onze vry-
, held in den koophandel zoeken, en die vryheid
we·
-ocr page 439-vereenigde NE.PERLANDEN. ^rp
wederkeerig als den fterkften fteun des koophandels
aanmerken? Zou men, by voorbeeld, kunnen be-
weeren dat vervolging om den Godsdienst ooit het
middel kon zyn, om den bloei,van ons Vaderland,
inet de menigte van braave en gelukkige Burgers,
onder des Hemels zegen, te vermeerderen? Zon
men verder kunnen in twyffel trekken, dat Ons ger
luk in den Burgerftaat, benevens de gerustheid van
onze Regeering, onaffcheidelyk moet gepaard? gaan
met de onderlinge liefde der Overheden en· Ingeze-
tenen? Of zou het ook in gezonde harsfenen. kun-
nen vallen , dat deeze liefde vuuriger .moest, zyn
■onder den Landvoogd van eenen vreemden Vorst,
dan onder eenen Telg van Vaderlandfchen bloede^
wiens hoogile glorie en voldoening zich daartoe
bepaalt, dat hy voor den aanzienlykften en nuttig*
ften Burger gehouden worde? Ik-verbeeld,my dat
het geenszins tegen de zedigheid ilryden zoude , zo-
daanige voorftelien met verontwaardiging aan te
hooren. Maar hoe komt het dat ons oordeel over
deeze zaaken zo veel vaster gaat ? Het is om dat zy
■tot eene andere foort behooren j om dat zy door
eene algemeene ondervinding van alle tyden en lan-
den beilist worden, en bovenal om datzy met alle
indrukzelen vaneen welgeregeld, gemoed onmid-
dellyk overeenftemmen; hetwelk een ieder ftraks
gewaar wordt, op de enkele verbeelding van llry-
dige gevoelens, dewyl deeze ons, eer wy den tyd
hebben om te denken, in den eerften opflag reeds
ergert en ontroert. ' Erj
38ο .de'OPKOMST εν BLOEI ΌΫΛ
" En nu zou ik meenen myne taak te hebben afge-
daan , zo de naauwe gemeenfchap van den zedely-
ken wandel des Volks, met het welzyn van den
Burgerftaat , niet een al te gewigcig voorwerp
fcheen, om hier onaangeroerd te blyven. Ik heb
reeds hier en daar met dac inzigt eenige trekken,
onzen landaard eigen , in 't voorbygaan voorgedraa-
gen: 't geen hiertoe verder behoort,zal ik tot eene
algemeene befchouwing verzamelen, om met meer
gemak myne meening uit te drukken over de merk-
waardigfte byzonderheden. Ik zal hieromtrent de
uiterile kortheid betrachten, om dat Ik my niet weec
te verbeelden,'^· waar myne verhandeling anders een
einde vinden zou. My dunkt dat dit ftuk, indien
men het naar den eisch wilde uitwerken, ruime itof
tot een afgezonderd werkje verfchaffen zou. Doch
kan ik, binnen myn beftek bepaald blyvende, hier
flechts aan anderen eenig licht geeven tot dieper
onderzoek, zo vlei ik my dat zulk eene aanleiding
ten minften wegens haare beknoptheid niet verwer^·
pelyk zal geacht worden.
Wilden wy, na eene naauwkeurige optelling van
de deugden en gebreken onzer Voorouderen, hun
af beeldzei opmaaken, om het te vergelyken met
Otis tegenwoordig geflacht, wy zouden geene ge^
ringe verandering vinden, en niettemin noch be-
flisfende trekken zien, welke de volgende tyd kan
verduifteren, maar nimmer uitwisfchen zal. Deeze
waarneeming zou bedroevende zyn , zonder ons
vereenigde NEDERLANDEN, ggi
wanhoopig te kunnen maaken. Wy zouden, geloof
ik, dus tot het befluit gebragt worden, dat'er eene
dagelyks toeneemende verbastering in het zedelyk
geitel van onzen landaard plaats >heeft, welke noch
niet groot genoeg is om alle hoop op verbetering,
af te fnyden; maar veel te groot, om ons niet ern-
ftig te vermaanen van het gevaar, waarin wy ons
bevinden, 7.0 die verbetering niet fpoedig onderno-
men wordt. Wy zouden angstvallig naar de noo-
dige maatregelen omzien: en geen wonder; want
de verbetering van een gansch volk is altyd en over-
al een moeielyk ftuk geweest. De lesfen der zede-
kunde, en zelfs de zuiverfte Godsdienst, zyn ge-
meenlyk daartoe te zwak bevonden, om dat hec
voorbeeld van ingewortelde gebreken alle lesfen van
Godsdienst , en zedekunde, te boven gaat. De
meerderheid van ftemmen heeft by het Gemeen ee-
nen beflisfenden toon , en 'c worde niet zelden voor
verwaandheid gehouden, dat iemand zich door een
wys gedrag onderfcheidt van zyne Medeburgers. De
Zedemeefter fticht weinig door zyn voorbeeld, zo
hy niet, door eene foort van flaatkunde, zyn wit
van ter zyden weet te befchieten; en noch zal dit
vruchteloos zyn, zo hy geen man van 'c hoogfte
aanzien, of, om beter te fpreeken, geen Wetgee-
ver is. De eene, drift wil gemeenlyk 'door de an-
dere beteugeld worden, en zotider dit hulpmiddel
is de ftem van de Reden niet meer dan een vervee-
lend gedruisch, in de ooren der groote menigte.
ΰ 12 de OPKOMST en BLOEI der
Hierdoor is 't ook in dit opzigt onbetwistbaar, dac
ieder Volk naar zynen aard eene byzondere behan-
deling vereischt. Solon heefc de Dichtkunst ge-
bruikt, om de Atheners te hervormen. Dit middel
ZQU alleen genoeg geweest zyn, om Lykurgus by
de Spartaanen verachtelyk te raaaken. De groote
Czaar, die de woeite Rasfen in redelyke menfchen
heeft veranderd, bediende zich van dwangmiddelen,
waartegen misfchien alle andere volken des aardbo-
dems , indien zy 'er niet onder bezweeken waren,
zich met de uiterfte halftarrigheid zouden gewapend
hebben. Onze Nederlanders hebben noch de A-
theenfche wuftheid, noch de ftrengheid der Spar-
taanen; veel min de hardvochtigheid van den Rus-
fifchen landaard. Natuurlyk zyn zy zachtmoedig en
handelbaar, maar hunne eigenliefde gedoogt den
fmaad van bitfe beilraffingen niet. Eene vriendelyke
achtbaarheid is noch heden het beste middel om
hun te behaagen; en fchoon zy de vleiery eenpaarig
haaten, nochthans bekoort hen zomtyds eene ftree-
lende loffpraak van verouderde deugden, welke zy
niet meer bezitten. Ook is dit niet zelden hec
raiddel om 'er hen op nieuw toe aan te moedigen.
De lachers zyn onder hen gemeenlyk verdacht van
onbefcheidenheid, en zy hebben ten deezen opzigte
niets gemeen met de Franfchen, die zeer luchtig
fpotten met gebreken, welke zy nooit denken te
verbeteren. De Franfchen hebben de kunstgreep ,
van hunne gebreken voor zwakheden te doen door?
gaan;
-ocr page 443-VEiiisENiGPE NEDERLANDEN. 383
gaan; de Nederlanders kunnen lyden dat men hunne
zwakheden wezenlyke gebreken noeme, mits dat
men het zachtzinnig doe.
Hebben wy nu uit al het voorgaande gezien, hoe
noodig de juifte kennis van deeze en diergelyke
hoedaanigheden zy,voorallen,die deel hebben aan
het Nederlandfche Staatsbeilier; wy mogen vast-
Hellen dat zy den zulken niet minder te pas komt,
die, in een anderen zin, merkelyken invloed heb-
ben op het geftel van den burgerftaat; 't zy arapts-
halven, 't zy uit vrye verkiezing,om de oeiFeningen
van hunnen geest ten algemeene nutte te doen ge-
dyen. Naar maate van hunne bedachtzaamheid op
deeze trekken, zullen hunne handelingen, of ge-
fchriften, voor het Vaderland nuttig, onverfchillig,
of zelfs met een goed oogmerk fchadelyk kunnen
zyn. 't Is tyd dat wy verder tot het onderzoek van
eenige andere roerzelen overgaan.
Werkzaamheid was altoos eene byzondere elgen-
fchap van den rechtfchapen Nederlander. Zy is het
noch, hoewel merkelyk verminderd , en niet meer
gepaard gaande met die deftige zuinigheid, welke
haar voordeezen zulk eenen ftaatigen welftand gaf.
Pe overvloed, die haar voortbrengzel is, heeft op
zyne beurt hoogmoed, pracht, en weelde voort-
gebragt; gedrochten, die een min bezadigd volk,
dan het onze, voorlang in het uiterfte verderf zou«
den gefleept hebben. Maar hoe komt het ook, dat
onze natuurlyke bezadigdheid aan die voortkruipen-!
384 DÊ OPKOMST EN BLOEI deä
de onheilen geene paaien ftek ? Hoe komt het dat de
Nederlanders, die van hunne Nagebuuren ten naafteH
by als ongevoelig gefchilderd worden, niet beter
de bekooringen van een vsrellustig leven wederftaan ?
Mogelyk is het met hunne bezadigdheid heel anders
gefteld, dan men gemeenlyk voorgeeft; en wel heel
anders, dan zy zeiven meenen. Ik moet hier aan-
merken dat men zich dikwyls'vergist, wanneer men
meent dat het genoeg is om menfchen te kennen,
hunnen burgerlyken omgang, en hunne houding in
gezelfchappen, gade te flaan. Misfchien is dit ge-
noeg ten aanzien van zulken, die, gelyk de Fran-
fchen, de gezelligheid voor hunne hoofdzaak hou-
den ; maar by ons, daar zy langen tyd voor by werk
gehouden wierd , konden zulke waarneemingen
nooit anders dan bedrieglyk zyn. Werkzaame lie-
den , op hun onderwerp ingefpannen, zyn doorgaans
koel voor alles wat daartoe niet behoort. Zo waren
de oude Hollanders, en zo vinden wy noch dikwyls
de verftandigften onder ons. Doch dit bewyst, in
den grond, niets minder, dan die natuurlyke onge-
voeligheid , welke men onzen landaard gemeenlyk
toerekent. Na dat deeze werkzaamheid met den
aanwas der rykdommen verminderd was, hebben
onze hartstogten hunne heerfchappy dagelyks uit-
gebreid. Vervallen wy geheel tot ledigheid, zo zal
men ons, op onze beurt, van den morgen tot den
avond, vrolyk en blygeeftig, zien lachen, ftoeien»
en zingen; en den honger Hillen met uien en zout.
Maar
-ocr page 445-vereen igde NEDERLANDEN. 385
Maar de goede Hemel bewaare zelfs ons jongde-
nageilachc voor zulk eenen roem. Inmiddels zal
het de pligc van alle braave lieden zyn, door het
aankweeken van eenen nieuwen yver in 't hart van
hunne medeburgers, naar hun vermogen, eenen
borstweer te ftellen tegen die valfche aanlokzelen
van pracht en vertooning, waaraan men zich hier
uit eenvoudigheid •zo jammerlyk vergaapt.
't Is geenszins te verwonderen, dat men in ons
Vaderland, niet op zyne hoede zynde tegen ver-
voeringen, waarvan men noch geene ondervinding
had, zich door eenen fchoonen fchyn heeft laa-
ten betoveren. De befciiaafdheid, welke wy,
noch in deeze eeuw, boven onze Voorouders ver-
kreegen hebben, is 'er mede, indien ik het zeg-
gen mag, eene onfchuldige oorzaak van. Waare
Befchaafdheid is inderdaad het zout der zamenlee-
Vinge; zy is de lieflykfte gezellin der Deugd, en
ikekt dikwyis hec beste behoedmiddel tegen veele
ondeugden, om dat zy den geest eene kieschheid
byzet, waarby alle ruwe vermaaken fraaakeloos
zyn. Maar by ongeluk is 'er ook eene valfchê
befchaafdheid, die met recht eene pest der zamen-
leevinge mag genoemd worden , om dat haare voor-
naamfte bezigheid is, de ondeugden künftig op te
tooien, en, onder eene vleiende gedaante, behen-
dig in te leiden. Deeze treedt overal in de voet-
ftappen der waare Befchaafdheid, en maakt haar
dikwyis verlegen, door eene meerdere vertooning
Bb vaa
-ocr page 446-452 de OPKOMST en BLOEI der-
van zwier en losfe bevalligheden. Men wordt ge-
meeniyk haar bedrog eerst gewaar, wanneer het reeds
te laat is om 'er zich voof te hoeden. Zy is het,
die, by voorbeeld, de Chineezen tot het bedrieg-
lykfte Volk des aardbodems maakt; zy ftelt den
toon van veele Franfche fchrifcen, Vi^elke men hier
greecig ontfangc; zy verleidt onze jeugd, betovert
onze vrouwen, en brengt niet zelden onze deftig-
fte Burgers in verwarring. Zy bedient zich verder
van de rykdommen, om ons van den heilzaamen
middelweg af te trekken, waarop alleen de w^aare
geneugcen van het leven gevonden worden. Wy
volgen haar eerst uit ligtgeloovigheid, vervolgens
uit zwakheid, en eindelyk uit wellustige begeerte,
tot dat zy ons op den boord eens afgronds geleidt.
Zie hier wat nader, hoe ik de zaak begryp. On-
ze Voorouders, ryk genoeg geworden zynde, om
gemaklyk te leeven, ontdekten ligtelyk wat hun
ten aanzien van de befchaafdheid ontbrak. Zy wil-
den dat gebrek in het Nageflacht vervuilen; maar
het ontbrak hun ook aan de noodige kennis, om
zulks voorzigcig te doen. Zy bragten de fraaie op-
voeding hunner kinderen tot uicerften, waardoor
alles bedorven wierd. Voor zo verre is de fchuld
van onze verbastering by hen, hoewel hunne oog-
merken lofl5'k waren. Maar wy zyn noch meer
te befchuldigen, dewyl wy, terftond hoogmoedig
op de weinige voorrechten, welke wy door hu»
eigen toedoen boven hen verkreegen hadden, ons
ver'eenïgde NEDERLANDEN. 3B7
hebben willen ontilaan van de verpligdng om hun-
ne deugden na te volgen; en, om niet ouderwetsch
te fchynen, buitenfpoorig geworden zyn. Wy heb-
ben 't zeil in top gehaald, en 't roer vernageld.
Een byzonder zwak, dat ons van tyd tot tyd
geen minder nadeel heeft toegebragt, is die onmaa-
tige zucht voor vreemdelingen, waardoor wy ver-
vallen in eene ongerymde naboocfing van alles,
wat zy ons tot een voorfchrift aanpryzen. Moec
het niet vreemd fchynen dat onze landaard, altyd
zo aflieerig yan vreemde Regeeringen, zo'gereed
is om zich aan de gevoelens van vreemdelingen^
byna in alles, te onderwerpen? Een Volk, daE
noch voor korten tyd uit zich zeiven toe alles be-
kwaam was, vernedert zich tot eene blinde ver-
wondering van alle zyne Nagebuuren, vereenigt alle
hunne gebre.ken met de zyne, verdooft het Vuur
van zyne eigene verbeelding, en verzaakt zyne bes^
te vermogens, ja de zuiverheid van zyne zeden, om,
het fpeeltuig te worden van uitheemfche zwetfersi
die in hunne vuist zulk eene onnozelheid belachend
't Is ook aanmerkeiyk dat wy, 't minst van allen
naar de Franfchen gelykende, de Franfchen noch-
thans bovenal tot onze Meeiiers kiezen. Een Duit-
fcher kan ons doen gelooven dat hy tien of twaalf
kunften te gelyk verftaat, hy kan ons de beurs lig-
ten: doch dewyl wy eindelyk het bedrog ontdek-
ken , worden wy dus noch zomtyds afgefchrikt vooi*
den volgenden tyd. Maar een Franschman regeerc
Β b 2 ons
ΰ 12 de OPKOMST en BLOEI der
ons onbepaald. Hy regelt onze kleeding, onze ma-
nieren , onzen fmaak, onze armen en beenen, tot den
minften opllag van onze oogen toe. Ondertusfchen is
de Natuur, die niet ligtelyk duldén zal dat wy be-
minlyke beuzelaars worden, weêrbarftig tegen alle
poogingen, welke wy daartoe aanwenden: en wy
worden langs dien weg veelal belachelyker dan de
Zotheid zelve. Maar 't gaat, geloof ik, al dikwyls
zo, dat zy die zich op nabootfing toeleggen , om
beter uit te munten, het ongemaklykfte voorbeeld
kiezen; en dit kan wel de reden zyn, waarom na-
bootfingen zo zelden gelukkig uitvallen. Echter be-
paalen wy ons, ook in dit ftuk, niet enkel tot de
Tranfchen. Men zegt dat 'er Hollanders zyn, die
zich een tand of twee doen uicbreeken, om den
Engelfchen tongval volkomen magtig te worden.
Zolang 'er geene edele eerzucht op nieuw in 'c
hart van onze Landgenooten ontfteeken wordt, om
uit hunne eigene oogen te zien, en anderen, waar
het mogelyk is, voorby te ftreeven; zal deeze
kwaal, met alle haare gevolgen, ongeneeslyk zyn.
Maar, indien het tegenwoordig geflacht reeds te
.veel misvormd is, om eene genoegzaame verbete-
ring te belooven; mogen wy ons dan wel vleien
dat het volgende gelukkiger zal zyn? Zeer zeker:
mits dat wy flechcs het voortkruipend kwaad in zy-
nen wortel trachten te befnoeien. Men draage de
meeile zorg voor de opvoeding der jongelingen, in
dat tydgewricht, wanneer de vermogens van hun
vereenigde NEDERLANDEN. 389
veriland, te geiyk met de hartscogcen, zich ont-
wikkelen; terwyl de jongeling, in zyne eerfte ge-
meenzaamheid met de waereld, aan duizend gevaa-
ren, waarvan hy geene kennis heeft, wordt bloot-
geileld. Veele Vaders zitten op dien tyd ftil, om
geenen verkeerden weg in te ilaan: veele andere
verdooven het levendig vuur der jeugd, door eene
ftrenge tucht: de meefte vieren den teugel te
ruim, en vleien zich dwaaslyk, dat de driften van
het jeugdig hart, na dat zy éénmaal eenen vryen
loop hebben gehad, ligtelyk onder een geregeld
juk zullen gebragc worden. Ondertusfchen gaat de
gelukkiglle tyd voorby, dien men moest beftee-
den, om de jonge hersfenen door eene welbeilier-
de infpanning te plooien. Men mat het lighaam da-
gelyks af door veelerleie beweegingen, om hec
eene goede houding, en bekwaamheid tot oefenin-
gen, by te zetten: waarom fpaarc men den geest?
Of zal die naderhand met minder moeite cot eenen
goeden denker gevormd worden ? Of is dat mis-
fchien eene zaak van veel minder belang? In te-
gendeel durf ik vrymoedig beweeren, dat hier door
alleen de algemeene gebreken van een Volk, in
het volgende geflacht, kunnen verbeterd worden;
maar dat men dit middel vergeefs beproeven zal,
na dat de zaaden van het fchadelykst onkruid in
den boezem reeds onczwachteld zyn. Hoe veele
Weetenfchappen en fraaie Kunften zyn 'er niet,
waaruit een jongeling de eene of de andere, nnar
Bb 3 zy-
-ocr page 450-390 de OPKOMST en BLOEI öer
zynen byzonderen fmaak, zou kunnen kiezen, om
'er mee voordeel zyne ledige uuren aan te beilee-
den, in plaats van dagelyks de Maliebaan of het
Koffiehuis te bezoeken? 't Leeren van taaien wordt
inet reden als zeer nuttig aangepreezen; vooral van
de Latynfche, die wy, ook al ter liefde van de
Franfchen, reeds fchandelyk verwaarloozen. Waar-
om wordt de Wiskunst, die zo nuttig is om aan
bet verftand eene geregelde leiding te geeven,
nooit onder de punten van eene fraaie opvoeding
geteld? Maar verre van daar! hoe zeldzaam is het,
dat jongelingen van de aanzienlykfte opvoeding
zelfs de beginzelen van eenen redelyken Godsdienst
verdaan? En hoe dikwyls worden die ledige hoof-
den, op het leezen van den eerden Deist, niet
overgehaald, om allen geopenbaarden Godsdienst
roekeloos te verzaaken, tot nadeel van de Maat-
fchappy, en tot hun eigen onvermydelyk verderf?
Indien men overweegt hoe veel de dagelykfche
oefiêning kan doen, om onze vermogens te verfter-
ken, en hoe zeer die oeiFening verzuimd wordt;
mag men fchier denken dat de meefte menfchen
met hun veriland naauwlyks het tiende gedeelte be-
reiken van die hoogte, waartoe zy door eene goe-
de leiding hadden kunnen gebragt worden; en men
moet dit noodzaakelyk aanmerken als een beklaag-
lyk verlies voor den ganfchen Staat, waarvan zy le-
den zyn. Konden v/y, gelyk de Spartaanen, de op-
voeding van onze jeugd met hec Staatsbeftier ver-
VE sueenigde NEDERLANDEN. 391
eenigen; 'c waar' mogelyk dac men binnen korten
tyd het Vaderland toe eene kweekfchooi van uic-
muntende Mannen maakte: doch uit de onmoge-
lykhcid van deeze fchikking kunnen wy niet beflui-
ten, dat men alles van het geval verwachten moet.
My is daaromtrent een denkbeeld ingevallen, 'c
welk my terftond , ik beken het, innerlyk verheug-
de; en, door de verbeelding wat uitgewerkt, langs
hoe meer voldoening gaf. Ik zal 'er den Leezer
noch voor een oogenbHk mede onderhouden; in
een vast vertrouwen, dat het niet onaangenaam kan
zyn, al is 'c ook dat hy 't flechts houde voor eenen
vermaakelyken droom.
Ik overwoog zo wel de goede als de kwaade
uitwerkzelen der geduurig aanwasfende rykdom-
men, in ons Vaderland. Straks vertoonde zich
de Weldaadigheid voor itiyne verbeelding. Deeze is
het, dacht ik, die in het gelukkig Nederland, veel
meer dan elders, haar verblyf houdt, en veel uitge-
ilrekter hulde van edelmoedige zielen tot zich trekt.
Haar achtbaar en goedertieren gelaat erinnerde my
een groot getal van byzondere perfoonen, uit den
geringilen ftaat van onvermogen en behoeftigheid,
tot hooge trappen van eere en aanzien gevorderd,
door vermogende Weldoeners, die hen als tot hun-
ne kinderen aangenomen, en tot eene voortreflyke
Kunst of Weetenfchap opgeleid hadden. Dat denk-
beeld trof my; en nu befeiFende hoe veel de teder-
heden van een gevoelig hart boven de gelukkigile
Bb 4 gaa-
ΰ 12 de OPKOMST en BLOEI der
gaaven van den geest moeten gefchat worden,
vreesde ik reeds te weinig eerbied getoond te heb-
ben voor eenen landaard, die zich op 'c heerlyksC
door zulke recht Christelyke deugden onderfcheidt.
Wyders op de gemelde voorbeelden lettende merk-
te ik aan, dat dus wel eenige voorwerpen in 't by-
zonder, ook ten nutte van het algemeen, waren
gelukkig gemaakt; maar dat 'er op verre na niet
al het nut uit gevloeid was, 't welk men zich on-
der een gepast beilier van die welmeenende zorgen
mögt beloofd hebben. Eene ernftige befchouwing
van veele inftellingen, waarby onze hooge Over-
heden overal het beste gebruik der algemeene lief-
degaaven, zo veel mogelyk is, behartigen, bragc
my te binnen de ongemeene gereedheid van onze
Landgenooten, om by alle gelegenheden de mensch-
lievende voorflagen der hooge Overheid, tot by-
ftand van ongelukkigen, met de uiterile mildheid
te beantwoorden, ja niet zelden onverzocht zich
daartoe aan te bieden. De edelmoedige poogingen
van die beroemde Maatfchappy, welke, voor eeni-
ge jaaren in Holland uit vrye beweeging opgerecht
tot redding der Drenkelingen, ook zo loflyk'door
de hooge Regeering onder/ieund is, overtuigden
my verder dat men zich van onzen menschlievenden
landaard, ten deezen opzigte, nooit te veel beloo-
vea kan. Ik nam in aanmerking dat de gemelde
Maatfchappy onder eene algemeene toejuiching wel-
haast, ook buiten 's Lands, een voorbeeld van na-
vol-
s^fSKssmem^
veueenigde NEDERLANDEN. 393
volging geworden waä, en ik verbeeldde my ter-
ilond, dat zy 't voorlang, in een veel uitgeilrekcer
zin, onder ons had moeten zyn. 'c Verwonderde
my naamelyk dat men in ons Vaderland, daar zo
veele Maatfchappyen en Kunsrgenootfchappen zich
vereenigen ter bevorderinge van den bloei der be-
fchaafde Letteren; daar ook, noch onlangs,de 0«?-
conomifche Tak zo lof Jyk is ingefteld, en een zo ver-
baszenden opgang heeft gemaakt; noch niet was be-
dacht geweest op eene nieuwe Maatfchappy, ter on-
derfteuninge van zulken, die, zonder de noodige raid-
delen te bezitten, moeds genoeg hebben om de fteile
baan der Weetenfchappen op te ftreeven. Gelyk nu
onze denkbeelden zich zomtyds vereenigen op eene
toevallige wyze, welke wy 'c minst verwacht had-
den , vormde ik uit deeze gedachten het ruw ont-
werp voor zulk eene Maatfchappy, om binnen kor-
ten tyd eene aanzienlyke reeks van groote Mannen ,
in allerlei foort van Kunden en Weetenfchappen,
aan te kweeken. Ik beraamde hierop zo veele
fchikkingen, als of ik aan het wezenlyk beftaan van
iTiyn onderwerp niet meer getwyiFeld had. 'c Was
enkel vermaak, dat my daartoe bragt: maar dewyl
de Leezer waarfchynlyk minder vermaak zou fchep-
pen in de befchryving van een luchtkasteel, zal ik
my hier bepaalen tot eenige weinige woorden,
over den algemeenen aanleg van zulk eene onder-
neeming.
Ik wenschte dan dat die Maatfchappy de eer des
Bb 5 Va-
460 de OPKOMST en BLOEI der-
Vaderlands, het geluk van den Burgerilaat, en de
verbetering van onze Zeden-, in 't groot bedoelde,
door vermeerdering van gezond verliand over de
ganfche menigte van onze Landgenooten, door het
zuiveren van hunnen fmaak, en door het aanmoedi-
gen van oorfprongklyke werkzaamheid, die, om zo
te fpreeken, uit niets eenen ruimen kring van ein-
delooze beweeging fchept. Ten dien einde moest
zy de keuze der edeliïe verftanden geenszins aan het
geval overlaaten, maar op maatregelen bedacht zyn,
om zich van de gelukkigile keuze, die mogelyk
waare , te verzekeren. De Natuur geeft zomtyds
wonderen, daar zy zelden of nooit gezocht wor-
den. Is het niet waarfchynlyk dat menze overvloe-
dig vinden zou in die algemeene Huizen, daar de
ouderlooze jeugd wordt opgevoed en maatig onder-
weezen; dikwyls met eenen zo goeden uicflag, dat
het verlies hunner Ouderen, welke niet zelden zeer
flordig van gedrag geweest zyn, hierdoor rykelyk
geboet worde? Is het wel waarfchynlyk, dat men
onder zo veele honderden, als daar gevonden wor-
den , niet doorgaans drie of vier ontmoeten zou,
welke met gemak konden opgeleid worden, om
onder de fraaie geeilen of vernuften van den eerften
rang eene plaats te bekleeden ? Ik wilde dat men
geene gelegenheid liet voorbygaan om zulke ont-
dekkingen te doen, juist gelyk men in eene myn
de diamanten zoekt; en dat men, een genoegzaam
getal van bevoorrechte guniklingen gekoozen heb-
ben-
vereenigde NEDERLANDEN, ggi
bende , hieruit, naar de byzondere neigingen van
ieders geesc, Godgeleerden, Wysgeeren, Rechts-
geleerden, Artfen, Wiskunitenaars, Dichters, en
Schilders; ja zelfs, onder eene behoorlyke voor-
zorg. Muzikanten vormde. Maar nooit, ncK)it
moest men eenen jongeling kiezen, die geene ver-
wonderenswaardige blyken van veriland, en tevens
van een uitmuntend gemoed, gegeeven had. De
beproevingen zouden op dit ftuk niet te ftreng kun-
nen weezen. Ik zou naamelyk oordeelen dat het
oogmerk geenszins bereikt was, wanneer men op
deeze wyze flechts Geleerden, of Meeilers, van
den tweeden rang te voorfchyn had gebragt. Alle
deeze diamanten moeften niet alleen zuiver, maar
ook van 't allerfynfte water zyn.
Zal ik voor 't laatst vrymoedig myne meening
uiten? Het Vaderland van Laurens Koster, aan 'c
welk de waereld, behalven de Drukkunst, ook vee-
Ie andere heerlyke uitvindingen verfchuldigd isf en
dat zo wel in deeze als in de voorgaande eeuw vee-
Ie groote Mannen heeft voortgebragt, zou dus,
misfchien noch voor den aanvang der volgende
eeuwe, de verwondering van gansch Europa toe
zich trekken. Een nieuw geflacht zou eerlang den
Vreemdeling overtuigen dat geene dikke en dampi·
ge lucht de Nederlanders verhindert, tot de ver-
hevenile heiligdommen van Pallas en Apollo door
tedringen. De Republiek, dus van alle haare Nage-
buuren geëerbiedigd, en van haare inwooners vuu-
• . "g
I 462 de OPKOMST en BLOEI dkïi
rig bemind, zoa nimmer ophouden gelukkig voor
zichzelve, en geducht voor haare vyanden te 2yn»
Want eindeiyk, in een Land, daar een iegelyk zich
dag op dag oeiFende, om de viraare Glorie op haa'·
ren prys te waardeeren, zou men ook niet verle-
gen zyn om Helden, dien het lustte, de Vryheid,
de blyde moeder van zo veele zegeningen, met den
degen in de vuist, tot hunnen iaatftenadem te ver-
deedigen.
SLOT-
-ocr page 457-vereen igde NEDERLANDEN. 397
ter liefde van het vaderland.
Ne
leen, dierbaar Vaderland, gelukkigfte aller Staaten,
Myn werk is niet volbragt; al mögt ik me ook verlaaten
Op 'UW gewenschte gunst, deeze arbeid fchiet te kort.
Zo lang myn ganfche ziel zich niét heeft uitgeftort.
'k Heb met een ruwe hand, met zwakke en fcheemrende oogen.
Uwe opkomst, groei en bloei, en wydgeducht vermogen.
Al beevende afgefchetst; een zo geliefde ftof
Bekroonde 't werk misfchien met onverdienden lof.
Nu fchep ik ruimer weelde viit uw bekoorlykheden.
Op 't fchoonfte alom verfpreid door zo veel fclioone Steden,
Door meiren, vloeden, zeên, en haveiis, overal
Bezeild, en ryk geboord met dorpen zonder tal,
Waaruit een lofzang fchynt naar 's Hemels trans te ryzen,
Om de Oopzaak, die u fterkt en zegent, hoog te pryzen;
Gelyk een weelig woud, by 't kabblen van een vloed,
Met wildzang en gedruisch, den dag in 't krieken groet.
ó Nederlanders, die, alom verfpreid op aarde,
7.0 veel gewesten ziet, en fchat naar hunne waarde.
Betuigt ons ongèveinsd, of ge eenig landfchap kent.
Daar 't bly geluk zo diep zyn flappen heeft geprent?
Daar 's levenS' recht "gebruik zo heerscht in alle zaaken^
Dat elk zich in zyn kring kan onafhangklyk maaken?
Daar de eerile Rykdom met zo weinig trotsheid praalt,
En de Armoe, mild*verzorgd, zo minlyk wordt onthaald?
Hebt ge ook een burgeriland zo ryk van bloei gevonden.
Die nooit door hooger magt onwettig wierd verilonden?
Zaagt ge ooit zo bly, zo heusch, de eenp?arigheid betracht.
Naar de oudfte rechten van het menfchelyk geflacht?
Waar
-ocr page 458-ΰ 12 de OPKOMST en BLOEI der
Waar is de Boer zo ryk, zo magcig van bedryven.
De Zeeman zo bemind, zo moedig op zyn fchyven ,
De Handelaar zpjhoog in aghtbaarljèid en. eer,' '
De minite dienaar zelfs zo lustig als zyn Heer?
Neen, roepen-ze uit, ons heil is. hoogst.in-top geflegen:
Findt ge ergens waar geluk ,''t geeft hier den mildflen zegen.
Elk die zyn aandeel flechts met dankbaarheid geniet,
Ontmoet hier V zo^st vermaak-in''t geen zyn ρ ligt gebiedtt
Is Dankbaarheid -een pligt,? ach! 't is een teér gevoelen,
Dat ziel en zin yeiTukt, en doet op 't lieflykst woelen;
Ja 't menschlyk hart zo hoog, als 't ryzen kan,, verheft;
Doch zo doet alle deugd,,.die 't menschlyk hart betreft.. . .
't Klinkt lieflyk, dat men wenfche in's Naaften heil tedeelen;
Moet Neêrlands welvaart pns dan niet eenpaarig ftreelen ?
Zy ftrekke elk edel hart een bron van zuivre vreugd,
Ais 't heerlykst onderpand der Nederlandfche , deugd.
Een algemeene trek, den. ftervling ingegeeven,
Doet hem zyn Vaderland beminnen, naast het levea
En d'appel van zyn-oog; een diepgeplante zucht
Doet alles haaken-naar zyn Vaderlandfche lucht ,
Zyn vaderlyken grond? en lang bekende Steden.
Hiertoe werkt alles meê, gewoonte,: fpraak, en zeden
'En 't lief herdenken aan de onnozelheid der jeugd,
Zo lustig doorgebragt in zorgelooze vreugd. . , ·.■
Trek, van den Noordpool, naar de dorffige Abysfynen;
Elk mint zyn fneeuwfpelonk, of dorre zandwoefiynen:
De Samojeed veracht zyne ysgebergten niet.
En Tarter noch Sarmaat geeft blyken van verdriet.
Geen uitheemsch Paradys zal hun gezigt bekooren.
Voor''t woest en bar gewest, waarin zy zyn gebooren;
Zelfs daar de Dwinglandy haar fnoodfte vierfchaar fpant,
Blyft noch in 't flaafqh geflacht een zucht voor 't Vaderland.
Dit leert Natuur: wat moet de Reden ons niet leeren
Zo wy ons eigen goed met billykheid waardeeren ?
Een
-ocr page 459-vereeniode NEDERLANDEN. 305?
Een minnelyke last in 't allerheuchlykst lot:
Wie zyn geluk niet weegt, 'Verfteekt zich van 't genot.
Onze Ouders hebben meer,dan menschlyk was,geleeden;
De vruchten zyn voor ons, fchoon wy 'er niets om deeden:
't Gebruik alleen eischt zorg, op dat her hoogst geluk
De blmde zinnen niet in flaap wiege en verdrukk'.
't Geluk kan doodlyk zyn door al te ryke gaaven;
Zo wordt een fchip voor wind iii 't rollend nat begraaven.
De Zeeman, die 't voorziet, loeft wyslylc hooger aan.
En kiest wat tegenfpoeds, om wis verderf te ontgaan.
Het menfchelyk geflacht, befchouwd in 't licht der reden.
Was fteeds een mengelftof van wondre ftrydigheden :
Vooroordeel, Bygeloof, gepaard met vlug verftandj
Ontelbre driften, diep in't lydend hart geplant,
Verkwisting, wuft van zin, die doorgaans roofzucht voedde;
Berouw, dat wanhoop baart, en hieruit dubble woede;
Verachtelyke vrees, en hoop, die alles kleurt;
Verwaande hoogmoed, en verneedring, beurt om beurt;
Lafhartigheid en moed, zielroerend mededoogen.
En wraakzucht, door geen beê noch jammerklagt bewoogenj
Zeer zelden evenwigt van ftormen in 't gemoed: f
En zulk een bar tafreel prykt echter met: een gloed
Van edelaardigheiddie Englen zou bekooren.
Als glinilrend ftarregoud, uit duiilernis gebooren.
Doch alles tuimelt in een maalftroom van verdriet.
Om fchatten, ftaat en eere, of onbepaald gebied.
Begeerte, op luid gerucht en klatergoud ontfteeken,
Acht rykdom 't hoogst geluk, en reikhalst onbezweeken
ISiaar een verheven ftaat, die geen verlangens Wuscht,
Zo ftrydig met de deugd, als doodlyk voor de rust.
't Rampzalig menschdom vond noch troost in all'zyn kwaaien.
Zo ieder grootsch gemoed zyne eerzucht kon bepaalen:
Geen itreelend zelfbedrog uit blindheid ftond ten doel,
En valfche glorie wist te wraaken op 'ε gevoel.
Na
:·η
ΰ 12 de OPKOMST en BLOEI der
Nu trekt een harsfenfchim, gericlit tot ihooden handel,
Niet zelden 't vroomst geflacht van zyn oprechten wandel i
pe Deugd fchynt haatlyk, als ze in vollen luifter ftaat;
Men jaagt haar fchaduw na, daar zy van druk vergaat. -
Uit de: eerfte dwaaling wordt de tweede ilraks gebooren:
't Is waar, beproefde Trouw blinkt fchooner dan te vooren.
Als goud hl 't vuur getoetst, vervolgd met ongenaê,
Verheerlykt op haar beurt: maar ach! veelal te fpaê.
Gelyk Natuur elk Land zyn voordeel heeft gegeeven,
Zo heeft ze ook ieder Volk een trek in 't hart gedreeven.
Die, naar den eisch gepast op 's Lands gelegenheid.
Den Landaard meer of min voordeelig onderfcheidt.
Hier dryft men 't wollig vee door lommerryke dalen,
Gins wroet men diep in de aarde, om ertfen en metaalen.
Om marmer en arduin; en diepst om heilloos goud:
Hie? leeft men van de jagt; gins woedt de byl in 't woud.
Om eiken, hoog van top, met, ilruik en ilam te vellen;
Giiis gaat de zaag door 't hout, om vlooten toe te ftellen,
Paleizen,'beitelkunst, en wat tot bouwpraal ftrekt:
Elk heeft zyn eigen plooi voor d'arbeid, die hem trekt.
Een volk van jaagers rooft, mint kryg en ruwe zeden;
De Landbouw ademt vrede en gulle vrolykheden;
By fchrandre kunilen voegt een middelbaare ftaat;
Geduurige overvloed houdt zelden ilreek of maat;
By fchaarsheid ziet men fcherp, om zich voor fchaê te wachten;.
Een lucht vol ongenade eischt lydzaamheid en krachten.
Zo veeb verfcheidenheên fchakeeren 't groot Geheel,
Met ongelyk gevolg van eendragt of krakkeel,
Maar telkens door behoefte en hulp aaneen verbonden;
En 't nuttigst volk, dat op den aardkloot wordt gevonden,
Is niét, 't geen op zyn grond den rykften fchat vergaêrt.
Maar't geen elks overmaat vertiert, of kloek bewaart.
Daar is menschlievendheid en waare trouw te vinden,
GedienlHgheid voor elk, gulhartigheid voor vrinden,
- Be-
vkreewigde NEDE.^LANDEN. 401
Bedaardheid in geluk, geduld in tegenfpoed,
En , na het taaist geduld, een onbezweeken moed.
Dit'sNeêrlands roem:hieromwordtNeêrIandschbloed gepreezen,
Verr' boven Brit en Gal, en 't krpost der Portugeezen,
Dat Goa dwingt, en laf, maar flechts uit roofzucht wreed,
Zyn gruwlen met een glimp van heiligheid bekleedt;
Het bloeiend China kan my tot getuige ftrekken,
Met Siam, en Japan, dat ook de lastervlekken
Van Goaas vloek noch draagt, en federd, meer bedacht.
Geen \'riendfchap, dan alleen met Neerland, veilig acht.
Gy, braaven, zwerft alom met uw geduchte vloocen;
En, waar gy menfchen vindt, daar trekt gy bondgenooten:
Uw handel fchikt, zo verre als de Aardkloot is bereisd,
Voor ieder Volk, wat zyn byzondre nooddruft cischt.
Dees Landaard, zacht van geest, genegen tot den vrede,
Trok nooit, dan tegen dank, het flagzwaard uit de fcheede;
Maarfchroomde ook vuur noch ftaal, noch Koningklyke magt.
Zodra 't getergde bloed aan 't zieden wierd gebragt.
De Naarfligheid, veelal gerust op haar vermogen,
Had uiterlyk geen glans, die fchitterde in elks oogen;
Maar bleef in 't needrig kleed bedachtzaam van gelaat,
Afkeerig van gerucht, gelyk van pronkfieraad.
De Nagebuur, verhit door hooffche dartelheden.
Zocht voor die zedigheid eene ongeiymde reden, ^
Schreefze al te ongunftig toe aan lafheid van gemoed,
En hoonde ons menigmaal te bits op deezen voet.
Dit moest men, om 't belang der Vreê, zomtyds gedoogen.^
Men fterkte dus den blaam van vreeze en onvermogen:
Maar als de trotsheid nu den kam noch hooger ftak,
Wierdze onvoorziens gefnuikt, geplet met éénen krak.
Zie daar de bron van 't leed, dat Neêrlands rast kon itooren,.
Maar tevens van den roem, die Neêrland was befchooren;
Te lande, verr' genoeg om niemands dwang te ontzien;
Ter ze«, zo verr' 't kompas de vlooten huip kan bien.
Cc Wat
-ocr page 462-ΰ 12 de OPKOMST en BLOEI der
Wat ryke ftof, zo maar de kracluen niet ontbreeken,
Om hier de veldklaroen, of zeetrompet, te iteeken,
En 't rookend heldenfpoor, door ilaal en fnorrend lood.
Te volgen, daar men juicht in 't aanzien van de Dood.
Maar'k hoop, men zal met gunst myn zwakke lier verfchoonen,
Die nimmer wierd befnaard tot dondrende oorlogstoonen,
En liever 't zacht verband, der Maatfchappyen zingt,
Dan bloedig en begruisd naar zegepalmen dingt.
é Nederlandfche Maagd! wie kan zyn vreugd bepaalen.
Als. hy u in den rang der Mogendheên ziet praaien,
Gediend, gevleid, geilreeld, met eerbied en ontzag.
Hier om uw Tchild en fpeer, gins om uw breede vlag?
Wat fierrel acht gy best gekoozen voor uw fchedel.
Den lauwer of de olyf, beide even hoofsch, en edel?
OP vlecht gyze ondereen, en laatge ons 't oordeel vry,
Aan welke zyde uw roem noch hoogst geklommen zy?
Heldin i wanneer ik denk aan zo veel groote daaden,
Daar Spanje noch om treurt,met fchaamte en fchrik belaaden;
Die Vrankryk hoog waardeert; daar 't greetig Portugal
Een nafmart van gevoelt, die eeuwig fnerpen zal;
Daar 't rustloos Albion zo dikwyls voor moest beeven.
Tot dat gy 't,· op zyn bede, een Koning hebt gegeeven; ■
Dan duld ik geene Olyf, hoe minnelyk en fchoon,
In 't onverwelkbaar groen van uwe lauwerkroon :
Dan wacht ik met verdriet het dreigend legerteken,
Om Spinolate flaan, Famezes magt te breeken,
Of in een watertogt,. op 't zeefpoor van Michiel,
Voor Chattam pal te liaan, met Brakels trotfe kiel.
Maar dat· geen blinde drift myn zinnen overheere,
En ik 't onfchatbaar heil der Vreê te laag waardeere.
ó· Lieve Vrede, ontvonkt van Goddelyken gloed.
Zo achtbaar van geilalte, als minlyk van gemoed,
Bekoorlyk als de Liefde, aanbidlyk als de Reden;
Godin!· die deugden fchept uit weelde en zaligheden;
Wy
-ocr page 463-vereex>iigde nederlanden. 405
\Vy knielen vroeg en fpaê voor uw gewyd altaar,
En trekken nooit ten ftryde, of 't is om uw gevaar.
Zo heeft het blank geweer, ó Nederland, uw Helden
Naar wensch ten dienst gedaan, daar zy ile rust herftelden,.
De Trouw, 't gefchonden Recht, de Vryheid, en 't belang
Van ieder eerlyk hän in Godsdienst zonder dwang.
Dan weifelt niemand hier, om goed of bloed te fpaaren.
Al grimt de Tiranny, met adders in de hairen;
Al wapent zy met kracht een opgevloekt geweld,
Dat helfche toortfen zwaait, en dol van woede, zwelt.
De troon van 't heiligst Recht zal dan ook van beneden
Genaakbaar zyn voor droeve en vuurige gebeden,
De ilem verkooren der beleedigde Natuur,
En 'e onrecht ftrafFen met een fleep van blikfemvuur»
Dat heeft de Mogendheid van 't Westen ondervonden,
Toen Neérland, ademloos, geplet, gekneusd, gefchonden>
Doorluchte Lamoraal, om uwe en Hoornes doodj
Gods vmak zo bloedig daagde, in 't mterst van den nood.
Kon menig Volk 't Heelal door dapperheid verbaazen,
't Gerucht heeft nooit zo fchel die glorie uitgeblaazen;
En nooit met zo veel recht; dewyl aan dit geding
De laatfle zekerheid der Burgerftaaten Mng.
't Geluk, door zo, veel moeds behaald in krygsgevaaren, :
Eischt mannen, zo men 't wil verzeekren en bewaaren j
Geen laiFe pronkers, klam van vveelde en overdaad.
En moedig op 't fchandaal van een verayfd gelaat.
Al wat op Reden Iteunt is duurzaam en beflendig.
Al wat de Redeq kwetst, beklaaglyk en ellendig;
ï laar voorfchrift leere ons dan, in dit voorfpoedig lot,
Hoe 't misbruik word' geweerd van 't wenfchelykst genot^
De grond van alle deugd is , 't Vaderland te minnen
Maar deeze burgerpligt eischt welgeftelde zinnen.
Om 't algemeen belang grootmoedig voor te Haan:
Die 't ouverfchillig dient, kan 't eindiyk fnood verraèn», .·/
Cc a
-ocr page 464-Wiltge u den aciitbren naam van burger, waardig maaken,
't Verveele u nooit, voor'c heil van Land en Volk te waaken:
Elk, die de Maacfchappy in nood zyn dienst ontzegt,
Verliest haare achting mede, en kreukt zyn eigen recht.
Leert waare enisthaftigheid, en oeffemze allerwegen:
De Mogendheid eens Volks is in dien band gelegen.
Een band van eendragt, die nooit veilig wordt gefiaakt.
Wiens veerkracht Steden bouwt, en onverwinlyk maakt.
Zy, die, door 's lierads gunst begaafd met kloeker zinnen-.
De Glorie kennende, ook haar eedlen luiiter minnen,
Verziiimen dienst noch pligt, aan 't heil des Lands gewyd;
Zy waagen zich op 't fpits in 't heetfie van den ftryd.
Of durven in den ilaad gevloekte waarheid ilyven.
En dwingen een Monarch zyn eed getrouw te blyven.
Dat heilig voorbeeld ilaaft, in allerlei bewind,
..Een br-oederlyke trouw, die hoog en laag verbindt.
Die groot en kieén belet op ilinksch belang te doelen:
Dè zucht, die alles dsyft, baart ftraks een grootsch gevoelen;
Dat gloeit tot heldenvuur, en elk, hoe laag in fchyn,
Wor4t nuttig voor den Staat, zodra hy 't wenscht te zyn.
Een flaaiiw gekleurde fchets der wederwaardigheden,
Met lydzaamheid verduurd, met woede doorgeilreeden,
Bekrachtig', daar ze een nacht van droeve jammren maak.
De heerlykheid van 't licht, dat nu zo lieflyk ftraalt.
Gy, eedle zielen, die, in needrigheid gebooren,
Het ftreng gemoed door pracht noch weelde liet bekooren ,
Gy hebt het pad gebaand, en zyt ons voorgetreên;
Hoe hupplen wy u na, met kinderlyke fdireêxn.
Mögt myn befiaan, hoe zwak, de ryke Luiaards wekken,
En ieder braaf gemoed een verfche prikkel ftrekken,
Om zich te fpieglen aan een voorwerp, zo volmaakt.
Als Neêrlands oud geflacht, door Neérland fchier verzaakt.
Het pad der Eere is fteil,^ maar 't ftaat voor ieder open:
Welaan:! beproeven wy, den landaard dus te noopen;
Ver-
-ocr page 465-vereenigde NEDERLANDEN. 405
Verzekerd, zo de kunst aan 't oogmerk niet t-ol-doet,
Dat elk, die billyk denkt, de pooging pryzèn moet.
Zo lang de Graaflykheid zich hield aan 't recht verbonden,
Heeftze altoos liefde en trouw in Nederland gevonden
Men eerde op Kareis hoofd de Keizerlyke kroon,
En alles ging met gunst noch over op zyn Zoon.
Filips, vol hoogmoed, blind in bygeloof verzonken,
Ontftak een helfche vlam uit fpattende altaarvonken,
Die niets, hoe heiiig, fpaarde, en fpreidde door de lucht
Een doodelyk vergift, met gillend moordgeruclu.
De Ihoode Perenot beftond dat vuur te voeden, ^,
> Tot Alva, met een ftoet van beulen fel aan 't woeden, .,
Den Bloedraad aanftelde, en, in 't moorden onverzaad,
's Lands Grooten, als 'tgemeen, opoiïerde aan zyn haat.
Toen beefde 't al :'t geweld iloeg meer en meer aan't hollen,
Met roeden, ftrop, en zwaard: men zag de hoofden rollen,
Als hagel in een ftorm , by galg, en rad, en itaak.
En brandpaal, 't eerloos merk der geellelyke wraak.
Europe zag met fclirik dees nooitgehoorde plaagen;
Maar Neérknd moest alleen de ellende' en't jammer draagen.
En fcheen in all' zyn ruimte een moordveld, wyd en woest.
Daar 't ilddrend overfchor zyn eind noch wachten moest.
Men zocht vergeefs den wTok door lydzaamheid te breeken;
Toen alles miste, wierd de gramfchap eerst ontileeken.
Een enkel ftervling kon den Staat noch byftand btên;
Misfchien de grbotfte, die op aarde ooit is gezien.
Maar Willem, droef te moede, in zorgen diep gedompeld.
Van allen kant belaagd, gedreigd, en overrompeld, '
Stond voor een oogenblik getroiTen, als van God;
En die verwydering befliste 't weiflend lot.
„ Slecht"! riep de Held, „vernielt uw hoven en 'JW huizen;
„ Verbrandt de molens, vliegt, en opent alle (luizen;
„ Steekt dam en dyken door, op dat de woeüe zee
„ De fiaetteii wasfche van dit onverdraa^lyk wee.
C c 3 „ Daa
-ocr page 466-3o8 de opkomst en BLOEI der
„ Dan t' fcheep! en over 't meir, naar 't voorbeeld der Trojaanen,
„ Een vryer lucht gezocht, waar God den weg wil baanen".
Zo fprak hy: maar men zag een vuur in zyn gezigt,
Dat elk met fchooner hoop vermaande tot zyn pligt.
^ck Fader.. ..!xiep de fchaare,en meer kon niemand uiten.
„ Myn kinders, uiy zo waard, wat zultge dan beiluicen " ?
Na 't peinzen barst hy uit: „ Manhaftig heldenzaad!
„ De Hemel ftcrkt myn geest, hier gelde een kort beraad.
,, 't Gaat wel! gy kunt, gy zult noch onverwinlyk weezen
„ Maar d& eendragt zy uwfchild. Staat pal, om niets te vreezen.
„ Dat niemand voor zich zelv% maar elk voor allen, zorg':
,, Zo blyft myn hoofd, myn huis, myn glorie zelfs, uw borg ".
Toen iteeg de blydfchap op, met galmen en gebaaren.
Gebrom van klokkefpel, gefchal van gulde fnaaren, -
Trompeten trommeldans, musket en veldkartouw,
En hoogst van allen 't Lied, IVilhelmin van Nasfou,
Een diepe doodfchrik doet Toledo ftraks verbleeken*
Hy zweert by 't helfche viuir, op 't yslykst zich te wreeken.
En dagvaardt vloek op vloek tot dubble raazerny;
Al 't fchuiflend liellefpook vaart opi dat wapent Hy.
Met dit afgryslyk heir van pesten en gedrochten,
Schuimbekkende aangevoerd op dolle gruweltogten,
By de Inquizitievaan" bezwooren, drom aan drom,
Verdiyftert hy de Zon; maar floot zyn hoofd alom.
't Gold Haarlem eerst, daar hy zyn zege duur betaalde;
Toen Leiden, dat de drift der moordbanier bepaalde,
Tptze, afgeblikfenid, in een wolk van ftof en fmook
Het veld,verliet, en in haar nachtfpelonken dook.
Dat trof Filips in 't hart ..met doodelyke pynen;
Zyne Oppermogen.dheid viel op den troon aan't kwynen;
Nasfau meer en meer^bégunfligd van om hoog,
-Zag't Spaansch gefpuis,. als kaf, verftuiven voor zyn oog.
Maar, Nederlandfche MaagdJ· wat hebt gy toen geleeden?
Uw havens iiaauw be^et, uw handeiryke Steden
Ver-
-ocr page 467-vereenigof. NEDERLANDEN. 407"
Verhongerd en ontvolkt, uwe akkers omgewroet.
Uw ftroomeh roodgeverfd van't eerlykst burgerbloed;
En dag op dag een vlam,· die naar den Hemel zweefde.
Daar 'c Vy-ederzydsch geweld vol woede en wanhoop itreefde;
Hier in een bres geperst, geplet van fmeulend puin,
Gins woelende op de vlakte, in zandhei,'dal, en duin.
Myn adèm fcbiet te kort, om zo veel-leeds te melden.
En bad men nöcH alleen ia rockende Oorlogsvelden,
By 't vliegen van de vaan, zo zinïietóos gewoed:
Maar't ftaal , tot wraak gewet, fpaart ook geen weerloos bloed.
Daar Parma voordeel vond, was voorts geen Tempel heilig^
Geen achtbaare ouderdom, geen kroost, noch kunne veilig',
Geene euveldaad zo fnood, geen icherffiis'zo vol fchand ,
Oft haad^'iï voorbeeld zelf omftak.· noch feller brand.
Ja 't fnuiken.van de mag: der Spaaniclie Vlöekgenooten
Gaf fpooren.aan den haat, in 't bitter liart geilooten;
Tot dat op't onvöorzienile een dweeperid'fchi-ikdier... Ach!
Wie beeft noch heden niet op 't nielden van dien flag ?
Hoe dondert ftraks die maar op 't aakligst in elks ooren. >'
„ Oranje levenloos, en Neêrlands hoop verlooren 1
„ Vermoord, niet voor de vuist geveld in 't bloedig zand,
„ Maar in 'zyn Hof ontzield door een gehuurde hand.
„ ó Schandvlek! door geen reeks van eeuwen uit tewisfchen,
„ Tirannen, vestge uw recht op dees geheimenisfen?
„ Filips! bedrieg u niet: 't zwygt alles om u heen;
,, Uw vleiers fiddren zelv'...: Helaas! hy lacht alleen.
„ Onzalig Ryksmonairch! dit zal de Hemel wreeken.
„ Europe, op deeze kreet in grimmigheid ontfteeken ,
„ Prest nu van allen -kant haar Mogendheên in 't veld,
„ En fpringt de onnoóilen by, ten trots van dit geweld".
De ontflelde huik van Staat wierd eerst belet te ftranden ,
Door een dier wakkere en doordringende aartsverftanden,
Die, waar de nood hen eifche om vaardig hulp te biên,
'i Gevaar en 't middel fcherpst met éénen öpilag zien.
Cc 4 Eflj
-ocr page 468-ΰ 12 de OPKOMST en BLOEI der
En, onder 't woest gedmisch van troostelooze klagten.
Niet zelden met een wenk den nutften dienst betrachten.
Door Willem zelf gevormd, trad hy ook onbedeesc
In 't fteil en flibbrig fpoor van dien veriaeven geest,
Befchermde Maurits jeugd voor allerlei gevaaren,
En zorgde, als Chiron in Achilles teedre jaaren,
Voor 't Heldenhart, dat, dus met leeuwenmerg gevoed,
Door zege op zege eerlang den ilrengflen eisch voldoet.
Helaas! dees Chiron moest een eeuwig voorbeeld ftrekken.
Dat groote weldaên fteeds ondankbaarheid verwekken;
Maar dat een grootfche ziel, die 't hoogfte nut bedoelt,
't Schavot beklimmen kan gelyk een eergeitoelt.
Geduurende al den loop van zo veel wreede zorgen,
Bleef de aangebooren deugd des landaards niet verborgen,
Als onder 't bly geluki maar fchitterde onbepaald,
Gelyk de Morgenftar uit donkre kimmen flraalt.
paf helder licht, nu door geen nevel meer te dooven ,
Wierd rterk begimfligd by de aanzienclykilé Hoven;
Uit qchting, en zomtyds om heimelyk belang.
Doch fteeds tot afbreuk van den Kastiljaanfchen dwang,
IMaar'tgeen meer voordeel gaf, en eindloos meer vertrouwen.
Dat ilaat my nu, als een geheimenis, te ontvouwen,
.J)ie, wordtze niet geilaafd door wettig lioofdgezag,
Kochthans voor dichtfieraad haar plaats hier vinden mag.
Mögt dan een hooger magt niyn flaauwen adem fterken,
Om, ais een adelaar, die, fnorreiide op zyn vlerken.
De middagzon begroet, in 't ileilst van haaren trans,
Te ilreeven naar een meer dan ondermaanfchen glans.
En met Bellerofon in 't zonncipoor te zwieren;
'k Zou naast den Goefchen Held door alle gordels gieren,
Verre over Atlas krain, iu 't heilig element
Van de Agrippynfche flar, die uacht noch nevel kent.
Verbeelding, die my noopte in liefelyke vlaagen,
Zoudt gyme zo vol moeds 't vergangklyk licht ontdraagen?
Geen
-ocr page 469-vereenigde NEDERLANDEN. 475
Geen nood: 'k voel dat myn geest nu geen gevaar befeft,
.Getroost, al fneeve ik ftraks, te lyden wat my treft.
Toen Willems groote ziel ten Hemel wss gevaaren,
Terwyl de welkomgroet, noch naauwlyks aan 'tbedaaren,
Door tinne en transfen rolde, en meni^ fchaatrend koor,
Verrukt van kreits in kreits, noch wemetóe op zyn fpoor;
Terwyl zyn geest, dien nu geene aardfche ftof meer boeide.
Noch ieder oogenblik uic nieuwe gaavèn groeide,
Om waardiglyk, ten dienst van de Oppermïijefteic,
Te zweeven voor den troon der eindlooze Eeuwigheid,
En 't heiligst iicht in all' zyn heerlykheid. te aanfchouwen;
Kwam een gewyde trits van Geeften hem ontvouwen,
-Wat over Neèrland , en den nieuwgevormden Staat,
Zo breed beflemd vras in den hoogften Hemelraad;
En hy, dus naar den eisch gevormd to: groote zaaken,
Moest als Befchermgeest voorts, 't Gemeenebesc bewaaken,
Om uit te voeren j wat de Heerfcher van 't Heelal
Zou fchikken, tot bellier van 't wankelbaar gevat. ■ -
Straks juichte,in't rond,al wat hier lucht en wolken kliefde.
En Neêrland kreeg om hoog den naam van Hemelliefde.
Oranje klapwiekt, op den wenfchelykften last.
Die geen gefchapen Geest zo wel, zo wettig, past.
't Was nacht: een diepe rust had Hof en zaal bevangen;
Maar Barneveld geenszins, die, vol van ftaatsbelangen, —
Waarvan hy 't zwaar gewigt met Atlas fchoudren droeg,
AU' 's Waerelds kroonen in zyn weegfchaal gade floeg.
De Maan , zich fpieglende in het leevend glas der ilroomsa.
Kon met haar lieflyk oog de wuftfte windtjes toornen,
En fchiep die zachte kalmte in 't overilelpt gemoed.
Die zelfs den diepften geest noch dieper peinzen doet.
De fchrandre Staatsman fleep zyn albefpieglend oordeel
Op duizend mooglykheên van zwaar verlies, of voordeel, ;
Op duizend üreeken van 't bedrieglyk Staatsbewind,
Op pligt en pligtverzuim van vyand en van vrind.
Cc 5 De
-ocr page 470-I 410 de OPKOMST en BLOEI dkïi
De Spaaufche Kroon blyft fteeds ontzaglyk in zyiie oogeii,
Door maagfchap naauw verknocht aan'cKeizerlyk vermogeni
En meer dan ook bezield door Romes tuimelgeest,
\\riens hoogmoed aflceer baart, wiens blikfera elk noch vreest.
Hy.ziet de Hierarchy in 's Vyands Troonzaal fpeelen.
Met fchat en buit, geroofd uit andre Waereldsdeelen;
Hier Azie overheerd, om hem ten dienst te ftaan,
Gins 't goudryk Mexiko zyn Vlootén overlaên,
En niets gefchapen, om dien toevloed ooit te weeren;
Ja Nederland kan zelf zyn havens niet ontbeeren,
Maar zeilt 'er af en aan, en handelt ongerust.
Met maatig voordeel, op die haatelyke kust;
Zo 't goud de zenuw ftrekt, die 't krygsgeluk doet klemmen.
Wat fchatkist zal't geweldvan'sDwinglands heirkracht flremineii?
Hiertegen v/eegt nochthans, (en de' ondervinding fpreekt,)
Dat aan dien overvloed een goed bellier ontbreekt;
Dat 's Konings benden hier door wanbetaaling muiten,
En, bünd van plonderzucht, hun eigen voortgang fluiten;
Dat menig Dienaar, die 't gewigt der zaaken torscht.
Gezag en grootheid zoekt, ten koste van den Vorst;
Dat hy niet is het geen zyn Vader plag te weezen;
Dat Rome zelf eerlang zich minder zal doen vreezen,
Door Albion verzaakt, in Duitschland meest, veifmaad,
In 't Lelieryk gediend, maar heimlyk fel gehaat.
Tenvyl hy angftig wikt, e.n 't naauwile wil befeiFen,
Gebeurt 'er iets, dat elk ter dood had kunnen treffen,
^ehalven zulk een ziel: een onverwacht gedruisch
Verheft zich uit déftilte, en fchudt het ganfche huis.
Een vlammend wcêrlicht kwam ter kamer ingefchooten,
Doch zacht, en nier gevolgd van fchorre donderklooten;
En ilraks, toen 't licht verflaamvde op een gepaste maat,
Stond Willem voor zyn oog, in hagelwit gewaad.
„VriendlwaardileBoezemvriend!" dus liet deSchim zich hooren;
„ Myn komst ontüelle u niet: leen my aandaclS:ige ooren.
„ Een
-ocr page 471-vereenigde NEDERLANDEN. 411
^ Een teêr belang, dat my doet daalen naar beneên,
,, Verbindtme ook aan uw dei!gd,nocli naauwer dan voorhéen,
„ 't Verrukt my, dat ik u inet zo veel roem zie flreeven
„ Op 't maeilyk fpoor, vergeefs aan andren voorgefchreeven,
„ Myn Baraeveld vervult byna myn plaats: welaan ί
„ Al Vk^at u hier ontbreekt zult gy terllond verftaan.
„Vrees niet,datNeérland ooit weêr'tSpaanfche juk zal draagen:
„ 't Wordt onder uw béftier noch van die zojg ontüagen. .,
„ Door dit Gemeènébést wH de Allerhoogfte in 't end
„ I^en voorbeeld itellen, aan't Heelal noch onbekend-,
„ Een regel voor't gezag der Opperheeren ftaaven -,
„ Die hun den breidel korte als zy te dartel draaven;
Een Vierfcliaar fpannen, die, gevestop de eeuwige Eer^
Al 't menfchelyk' geflacht zyti waarde kennen leer'.
„ Maar zulk een grootsch ontwerp,ift t kleensc beftek beilooten.
Een voorrecht, nooit voorheen'van éenIg-Volk gendocen^
„ Moet noch op traanen Haan, op bloed·, en bloedig zweet j
,, Op dat geen volgende eeuw Gods dier gefchenk vergeet'. -
„ En wie befchuldigt' hier de Goddelyke reden ?
,, Daar zulk een palmtak hangt,wordt nooitté zwaar geilreeden.-
„ Ik fpilde ook fteeds myn bloed, gerust en onvervaardt ^
„ En 't uwe, ó eedle ziel.' ik weet dat gy 't niet fpaart.' ·?
„ Hoor nu 4et groots: Gy zult den Vyand haast verkloeken.·
„ Maar 't zal noodzaaklyk zyn een r-ulmer veld te zoeken, :
„ Daarniemand u verwacht;, dat biedt ude Oceaan,
„ Als een toonesl voor nieuwe en nooit gehoorde daên,
„ De Nederiandfclie vlag moet ftroom en itorra trotfeeren,
„ Verftrooien wat haar dreigt, en hooger op laveeren,
„ Door 't Afrikaanfche zout, tot zy den Kreeft ontmoet',
„ En, fchaduwloos, den dag in 'tblaakend hoofdpunt groet'.
,, Dan'sWaerelds riem doorkruist, enftraks door holler baaren,
„ Met goede Hoop geüerkt, naar Ganges ftroom gevaaren,
,, En air de ftranden, van Bengale tot Kanton,
„ Beüevsnd, in't gezigt-der-lachende Oofterzon.
„ Fluks
-ocr page 472-ΰ 12 de OPKOMST en BLOEI der
„ Fluks wendt men't roer, en loeft, om't zeefpoor af te peilen,
,, Der Magellaanfche ftraat, en 't aardryk rond te zeilen;
.„ Of hreeder langs de kust, met dübble moeite en fcliroom,
..Brazil te zoeken, en den Amazoonfclien ftroom,
5, Beftookende op dien togt, ten dienst van't weerloos Westen,
„ Veel roofgedrochten in hun naare plondernesten.
„ Zo wordt de Wraak gedwee , tot Neêrlands eeuwige eer;
„ Tot ze eindlyk, afgeflreên, om vrede zich verneêr'.
„ Men zal op Java voorts een vasten zetel fliehten,
,5 Een ileep van Vorften uit dien wapenburgt verpligten
„ Aan 't Nederlandsch gebied, en oogden op hun grond
„ 'tGewas van bosch en beejnd ,fchierduizendrayl in'trond.
j, Dees luchtilreek teelt al watdekieschheid houdt in waarde.
„ De lucht bezwangert hier den vriichtbren fchoot der aarde,
„ Met goddelyker gunst; de zon fehlet fchooner vuur,
„ En kweekt hier anders niet dan wondren der Natuur.
„ Gebloemte en lachend loof,zo frisch als ryk van kleuren,
„, Kaneel- en kruidwaarande, en de eêlile nardusgeuren,
„ Die geen Araber kent; de klei geeft puikfieraad
„ En pronkfchat; alles zwiert in fluiers fyn van draad
„ Al wat men lieflyk acht betovert hier de zinnen.
„ 't Gefteente fchynt den gloed der ftarren te overwinnen
„ ,Met duizendkleurig licht: hier flonkert in de myn,
„ Op jaspis en agaat, een weêrglans van robyn,
„ Granaat en hyacintli, fmaragden en iiiffieren.
„ Noch ryst de parelfchelp uit zee met fchooner zwieren:
„ Maar de eedle diamant, als hy uit ftofgoud blaakt,
„ Verbeeld: alleen de Zon, als eenig en volmaakt.
„ Gy zaagt het gloeiend zwerk nooit iuiHerryker praaien,
„^Koe fier de middagzon op 't glas der zee mögt ilraalen.
Die fchat, zo mildgeftrooid, door de allermildfte hand,
„ Aan meuig onbewoond en afgelegen llrand,
„ Met al wat meer tot weelde of aardfchen lust mag ftrekken,
„ Of roem by de Artfen draagt,om's levens draad te rekken.
Ge-
-ocr page 473-vereenigde NEDERLANDEN. 413
j, Gewasfen, vreemd gedierte, yvoor, of vederpracht;
„ Bedoelde een heerlyk eind, dat nu eerst wordt betracht.
„ Uw Vaderland zal uit dees bronnen zich verryken:
„ Zo moet de hoogite troon voor dit vermogen wyken,
,, 't Welk dikwyis met een wenk, ten nutte van 't Heelal,
„ De felfte Dwinglandy tot reden brengen za!.
„ Dus mag de vrye Staat in zegening beklyven,
„ Van d'een aan d'andren pool den rykften handel dryven,
„ In vreê vervolgde Deugd befchermen, koedren, voén,
In oorlog uitfpraak van het recht der Vorilen doen,
„ Vaar wel, getrouwfte van myne ondermaanfche Vrinden;
,, Gy weet genoeg, om voorts al wat gy zoekt te vinden.
„ De dag breekt aan. Noch eens: vaarwel! tot in Gods troon.
„ Dien fteeds hetVaderland...! maar wacht om hoog uw loon".
Hier vlucht de Geest, en laat den Staatsman opgetoogen,
Die vruchtloos de armen reikt, en met vertwyfFelde oogen
Zyn dankbaarheid betuigt; doch tevens al 't gevvigt
Der zorgen voelt, waartoe dees Godfpraak hem verpligt.
Noch fcheen dit al te vreemd, fchoon zonneklaar gebleeken:
Maar 't wierd welhaast geflerkt door een verfchriklyk teken '
Van de eeuwige Almagt zelv', die .eindlyk, 't farren moé,
Den Dwingland wenkte met haar diamante roé.
In de aigte, die Kalais gefcheiden houdt van Doever,
Laveerde een Spaanfche vloot, die wederzyds den oever
Met vyftig kielen fchuurde, en 't midden hield bedekt.
Veel verder dan 't gezigt van duin of krytberg ftrekt:
Een talloos waterheir van trotfe zeekasteelen,
Gevaarten, die aan 't zwerk met vlagge en wimpel fpeelen,
Omri-ngd van bükfemvlam en dondrend moordgefchal,
Als dryvende Etnaas, ter verwoeffing van 't Heelal.
Was 't wonder dat Filips ontydig zich beroemde,
En zo geducht een magt reeds onverwinlyk noemde,
Waartoe zyn heerschzucht,nu aan't woeden,blind en itout.
Geen goiKlmyn had verfpild, maar fehler al 'swaerelds goud?
- Nooit
ΰ 12 de OPKOMST en BLOEI der
Nooit wierd een groot Gebied zo luifterryk verflondpra:
Geen weidfche pracht was ooit zo vorilelyk gevoadea
In eenig Ooilersch heir, verzameld uit de bioem
Des Adels., die 't vermaak vereenigt met den roem.
Men zag de ri'kile Kunst zo moedig nimmer zweeven
In blaauw en wit fatyn, met gouddraad ilyf doorvveeven.
Of goud en purpergloed, gedommeld ondereen.
Met zilver afgedeeld in veel verfcheidenhéen.
Hier blonk de Beeldefpraak uit goud in marmre nisfen,
Door't vlug verüand ontleend van dieren, vooglen, visfchen j
Met geeilig zinneipel in ilandaard en blazoen,
VoorFIulk of Galeas, Galei, of Kruisgaljoen,
Van flaaven voortgeroeid, om, als de winden zwygen
Voor 't buldren van 't metaal ,door dwang de loef te krygen»
Hier ftoot esn ilier, gins toont een wolf zyn wreeden aard,
Daar volgt een fiere leeuw 't Napolitaanfclie paard.
Ontelbaar is de ry der Roomfche Kerkgewyden:
Men ziet Sebastiaan ter dood gewond noch ilryden;
Men ziet 'er Kompostelle, en Laurens, hoogst in praal, ·
Wiens glorie is verpand aan 't grootsch Eskuriaal.
Wat Mogendheên de Kroon des Dwinglands hulde zweeren,
Wat Volken zich in 't West voor't Roomsch altaar verneêren.
Men vindtze hier byeen; hier ftryden om den prys
Van rykdom, pracht en praal, elk naar zyn fmaak en wys >
't Ryk Napels, Lisfabon, en al wat aan de zoomen
Van Taag of Iber krielt, of min bekende ftiOomeni
Guipuskoa, Granade, Asturie, Arragon,
Gallicie, en de bloem van 't vorilelyk Leon.
Hierrusfchen woelt een zwerm van koggen en karveelen,.
En barken, elk zyns weegs, in onderfcheiden deelen;
Op kundfchap langs de kust gedreeven, af eij aan,
Of voor de zwaare vloot met voö'rraad diep gelaên.
Wie telt het al ? men zwp·' van trotfe Kleoparren,
Of van Augustus raagt op de Aktiaaufche vvaatren,
V2lt
-ocr page 475-verε ε ν igde NEDERLANDÈN. 415
Van brommend zegefpe!, en Keizerlyke pracht;
Hier zeilt een Waereldüad, die hooger glorie wacht:
2y paart met krygsgedruisch de lusten van den vrede,
En voert in haar gevolg een vloot van Vrouwen mede j
Sireenen, die de lucht vervullen overal
Met zang , met fnaarenfpel, en zinneloos gefchal.
Medina, die 't gebied als Opperzeevoogd voerde.
Zag voor- en achterwaard een ileep, die hem ontroerde,
Daar alles ry aan ry, naar 'c wenken van zyn oog
Vereenigd of verdeeld, gemaklyk zich bewoog.
Zo zietge aan 't blaauw gewelf het roofgevogelt waaren ;
Hier Valken, daar GriiFoens, gins dreigende Adelaaren:
Een wapprend paviljoen van pluimen ilopt de luchc;
't Gebergte en de Oceaan weergalmen van 't gerucht.
Men dacht, gelyk Don Jan de Turken had geflagen ,
Den Brit en Batavier een doodfchrik aan te jaagen,
De fiere Elizabeth te fnuiken voor een poos,
En IMeêrland, van haar hulp veriteeken, voor altoos.
Vermeetel rot! zoude u een fpiegelftryd dit geeven ?
Rechtfchapen Neérlandsch bloed wil erots in't harnas fiieeveii ^
Eer 't zwichte of deinz'; de Brit zwaait meê den waterilaf.
En 't wederzydfche ftrand wacht u gewapend af.
Straks wil u't zwalpend zout met bloedig fchuim verklaaren,
Hoe 't vry geflacht zich kwyt voor haardfteên en altaaren.
Daar fteekenze af. Maak vry uw krygsmuziek gereed:
De volle laag zal u verdondren, eer gy 't weet.
Na menig fcherp gevecht, dat Spanje mögt ontrusten j
Vervoerde een ZuideAvind die plaag van onze kusten,
Geduurig verder af, befchadigd en vol fchand,.
Tot boven de Orkades, aan Thüles aaklig ftrand.
Deeze ongemeeten plas had Gods Gerecht verkooren.
Om Neêrlands felften vloek in 't grondloos diep te fmooren.
Te domplen voor altoos, op dat in eeuwigheid
De Hoogmoed aan dien val mögt kwjmen, droef befchreld.
De
-ocr page 476-/
4ΐδ de OPKOMST en BLOEI dkr -
De Noordftar, hoog in top, zag 't licht nu fteiler zinken,
Om aan den Zuidertrans met fchooner gloed te blinken,
En fpelde een langen nacht, verbolgen engelloord,
Aan de ysgebergten van dit ongezegend oord.
Men hoort een dof gedruisch van verre, als uit de kimmen;
Dat jaagt de wolken op, die ileil naar 't hoofdpunt klimmen:
Fluks dekt eene enkle wolk den FIèmel, en 't geweld
Der ßormen baart een kracht, die lucht en zee ontftelt.
't Verbolgen pekel bruischt en borrelt, onder 't raazen
Der dwarrelwinden, die uit alle ftreeken blaazen.
En buidren, uitgefpat met hagel, ys, en fneeuw:
Wat hier zyn adem haalt, barst uit in luid gefchreeuw.
Dat klatert, gonst en bonst, en huilt, en brult van onder:
Van boven rommelt een onafgebroken donder,
By vlaagen op een toon, die alles fiddren doet;
Waaronder Hekla loeit, en braakt een helfchen vloed,
Een felle vuurkolom, die golft aan 's Hemels zaaien.
De roode vlam , omringd van groene en blaauwe ftraaien,
Van weêrllcht, blikfemvuur, en vuurbal, dik en dicht,
Verpoost den naarilen nacht met een afgryslyk licht;
En fchildert in de lucht de ontvolkte Nederlanden,
Door 't Inquizitievuur noch lichterlaage aan 't branden;
Antwerpen, Mechelen, en Naarden, ropd van moord;
En in't verfehlet Gods wraak, die de Onfchuld eens verhoort.
Dat fmartlyk fpel vergroot den fchrik der veege zielen ,
Die , eindlyk overheerd, uit wanhoop vruchtloos knielen:
Een holle zee verftrooit de mastelooze vloot.
Aan 't zwerk geilingerd, of gefchokt in 's afgronds fchoot.
Hier klotfen boeg aan boeg, tot datze t'faam verzinken;
Daar flaat een fmaldeel om, dat man en muis verdrinken;
Gins hangenze aan een klip, en wachten,doodsch van fchrik,
Met de eerfe ftortzee ilraks hun uiterst oogenblik.
Tlians baat beleid noch moed, noch treflykheid van adel,
Door krygstrofeén befaamd,maar kloeker in den zadel,
DaU
-ocr page 477-vereenigof. NEDERLANDEN. 417"
Dan op een driftig vlot: de Zee verflindt het al.
In Spanje bloeit geen ftam, dien dtt niet krenken zal.
Medrana, Meria, Mendóza, gaan verlooren;
Al 't Aiidaluzisch kroost moet in den draaikolk fmooren;
Het bloed van Askoli, Rikaldo, Kordua,
Beklaagt zyn woede, en fmeekt den Hemel nu te fpaê.
Een groot Biskaaisch Galjoen, gepropt met vuige Paapen,
En Kertervlegels, 't fchuim van Romes outerknaapen,
Ddor't bükfemvuur ontvlamd, fprong dondrende in de lucht.
Zo briescht en brult de Wraak, na langvertraagde tucht.
De vierde morgen rees mei bieekbeftorven ftraalen,
Eer 't itormgevveld zich liet van liever leê bepaalen.
Daar zag men wrak by wrak aan 't zinken, groot en kleen;
Gefcheurde zeilen, want, en kabels ondereen;
Gekapte masten, riem, en roerpen, noch belaaden
Met zwemmers , kist en kas, gereedfchap en fieraaden.
En allerlei geweer, tot ons verderf gefmeed;
Met menig duizendtal van dooden, wyd en breed.
Het troostloos overfchot, noch dobbrende op de golven,
Wierd onder 't zwalpend fchuim den naailen nacht bedolven:
Een kleen verachtlyk deel dreef achter Ierland heen ,
Kaar Spanje, dat, ontvolkt, in rouw verfmolten fcheen.
Heel anders klonk die maar door 'i midden van Europe.
Hoe rees de vreugdegalm, getokt met blyder hoope, .
Van Maas en Schelde, en Teems, naar's Hemels hoog gewelf.
De Rynftroom bruischt vol moeds, de Donau fchatert zelf;
De Seine zwelt, fchoon hy noch heimlyk heeft te fchroomen
Voor 't Kastiljaansch bedrog, en de ongenaê van Romen.
Maar gy, ó Amflel, toen door krygsdeugd reeds vermaard.
En Yftroom, nu zo grootsch met Amilels vliet gepaard;
Daar gy de Vryheid ziet blygeeitig adem haaien,
En 't heilig Kapitool, haar Tempel, ryk van ftraalen,
Ven-e over Gysbrechts erf zich fpiegelt in uw nat:
iloe ftreelde u 't voorfpel op de groote Wonderftad,
Dd Die,
-ocr page 478-Die, van dat oögenblik verlieerlykt, aan uw zoomen
Haar kreits vergrooten zoude, om over zeen en iiroomen
Te heerfchen, waar hec licht uit amberbedden ryst,
En waar 't de westkim fiert met breeder waterlyst.
Hoe wekte u de uchtendftraal met keur van regenboogen,
En kringen van geftarnt. Een heimelyk vermogen
Beroerde u: wat al gloeds doortintelde uw kristal,
Aan 't bvuiichen zonder wind, als Memfis waterval.
De blydfchap fteeg om hoog, en tergde, uit Hollands duinen.
De trotfe Pyreneén, en Apenninus kruinen.
Men zegt.dat een Meermin, gewekt door 't luid gerucht,
Opborlende uit den.kolk, het hoofd hief in de lucht.
En op een zeeklaroen uitboezemde in elks ooren.
Wat voorfpoed Amfterdam zo heeiiyk was befchooren :
De klank verfpreidde zich door 't juichend Nederland,
En de.eerfte Staatsman merkte eene onweérilaanbre Hand.
Bekoorlykheên van 't Y, moet ik u hier begeeven? ,
Hoe fcheide.ik van de Stad, die, uit moeras verheven.
Op masten diep gevest, gekroond met Vorsdyk goud.
Ai 's waerelds handel weegt, en alle waatren bouwt?
Gy hartaêr van Europe, onfchatbaar van vermogen,
Als 't glorierykst geilarnte onmeetlyk in uw boogen,
Doqrluchte zetel, trans en troon der heerlykheid,
Aanbidlyk als de Zon in al haar majesteit,
Gekoefcerd van om hoog met goddelykcr ilraalen;
Ten toppunt van 't geluk geiteigerd, om te praaien
Als hemelsch diamant, gevat in gloeiend goud;
Vermaak van 's Hemels troon, die u met lust aanfchouwt.
Daar gy, met zedigheid in 't boog bewind gezeten,
Al wat op aarde groeit uw fchoot ziet toegemeeten,
Of zonder maat voor u weldaadig uitgeftort;
Die alles laaft en troost, en niemands recht verkort:
ó Liiiiler zonder fmet, tot zaligheid gebooren;
Aanminnige, alièrfchoonöe, en hcuchlykfte, uityerkooren
Uii
-ocr page 479-vereeniode NEDERLANDEN. 305?
Uit een ontelbren rei van weidfche Mogendheên,
Die rchaamrood in den ileep van uwe ftaatfie treên,
En niettemin, verbaasd, zich buigen en verblyden,
Terwyl gy flikkert, blaakt, en gloeit aan alle zyden:
Hoe trektge my van 't fpoor door 't fchittren van dien gloed.
Duur, duur in eeuwigheid, en heersch op deezen voet!
't Schynt dat de zinnen, van verwondring opgetoogen ,
Geduurig ruimer veld doen ryzen voor onze oogen:
Nu zou 't my lusten, in een lange galery,
De Helden van ons Land te monitren, zy aan zy.
En hunne krygstrofeên breedvoerig uit te meeten;
Al zoude ik myn beftek te roekeloos vergeeten.
ó Eindlooze overvloed van onvergangkiyke eer,
Tafreel, dat my ontroert, waar ik ray wende of keer'5
Gy tart Achilles fchild, door Mulciber gedreeven,
En mooglyk door Homeer noch ruim zo fchoon befchreeven.
Maar ach! gy eischt ook zelf Homeer in volle kracht.
En ryker dan een vlaag van fueeuw- of hageljagt.
U zal ik evenwel niet onbewierookt melden,
6 Heemskerk, pronk en praal van Neêrlands waterhelden.
Die woefte wegen baant, en Eolus, in 't hart
Van zyn bevrooren Ryk, zelfs op zyn zetel tart;
Tot datge, alom geducht, by Herkules pilaaren,
In fchooner zeetriomf ten Hemel zyt gevaaren:
De braave van der Does hebbe ook zyn plaats liierby.
Met Houtman, ilichter der Bataafiche Maatfchappy.
En gy, óHein! gekranst met bloediger laurieren,
2oudt als een flonkerbag dees wapenkroon verfieren,
Indien ik even ftout, verachter van de dood,
Uw bloedvlag aanvoerde op de Spaanfche Zilvervloot
'k Zou echter, zo ik my dit ook mögt onderwinden.
Doorluchter tydgewricht tot myn voldoening vinden,
By Trompen, Wasfenaars, en Witten , groot van raad,
En Ruiter, die alleen twee Koningsvlooten flaat,
Dda Za
-ocr page 480-ΰ 12 de OPKOMST en BLOEI der
Zo mögt myne nder ook van uwe glorie vloeien,
Zo mögt een teedre traan hier noch uwe asch befproeien,
Ó Tjerk! de Ruiter zelv' zo waard, dat gy alleen,
Zyns oordeels, zo hy viel, in zyne plaats mögt treên.
Een ander weide in 't perk van die vergoode itraalen;
Ik fpaar niyn zwak gezigt: ook voegt liet my te daalen,
Wyl myn gezang, dat meest op burgerpügten ilaat.
Zelfs daar 't de Helden roemt, hunne oorlogsblikfems haat.
Wy juichen by den oogst van de eélile lauwerbladen;
Maar al 't vergooten bloed moest ons met fchrik belaaden.
Is niet het grootite deel dier Helden, hoe geducht,
Doorfchooten, plat gekneusd, geflingerd in de lucht?
6 Tromp! ó Wasfenaar! wien moet uw lot niet raaken ?
En fchoon een Hemelwachc voor Michael moge Avaaken ,
Schoon hy onkwetsbaar fcheeii, als van geheiligd bloed,.
Zyn laatfte zegekrans is met de dood geboet.
Wat z!enwe aan allen kant, in Hollands Tempelkooren,
Al Helden, die voor ons het ]ie\^e licht verlooren, .
Ib treurig marmer op hun graffteén afgebeeld.
Met .een grootmoedigheid, die harten trekt cn ilreelt.
Dan vraagen wy met recht, hoe veel gemeene zielen
Den Staat oaitvallen zyn, daar zulke leeuwen vielen;
Gemeen, maar nutter in hun rang, hoe laag verneerd,
Dan menig trots geflacht, dat nu in goud braaveert ?
De Dichtkunst, kiesch van fmaak, verliefd op hooge toonen,
Begroet met vrolykheid Aicides fiere zoonen,
In 't hanias uitgerust, met fabel, dolk, en fpeer,
Eefpiegeld van de zon, die fchitteït op 't geweer.
Als op een vlakke zee, door ebbe of vloed bewoogen,
Daar 't licht geilaag verfchiet, en. wemelt voor haare oogen.
Hier zu'eeft de veldbanier, daar voert het fteigrend ros
Prins Maurits door de lucht; gins brandt de Aartshertog los:
Dan wilze 't zwaar gevecht voor Nieuwpoorts wrd aanfchouwen,
iJy trommel en trompet, en donders van kartouwen.
Zo
-ocr page 481-vereenigde Ν Ε D £ P<L AN D Ε Ν. 421
Zo volgtze Fredrik raeê, wanneer hy Grol befpringt .
Of Hulst:, en Oldenzeel, en 't pratte Wezel· dwingt.
Ter zee noch fchooner ftof, daar duizend vlaggen fpeelen
In een gemengden dans van vlotte Zeekasteelen;·
Baar 't marmer \vyder veld voor de Oorlogstoorts ontfluit.
En 't buldren van 't metaal op fchans noch wallen fluit.
Zodra de zege zich verklaart na 't bloedig itiydcn,
Volgt zy de Faam op 't fpoor, en fteekt aan alle zyden
De fchelle lofbazuin, die dikwyls 't kwand verbloemt.
De lydende onfchuld hoont, en valfche deugden roemt.
Helaas! bedwongze zich, om zachter toon te voeren,
Hoe mogtze ook't ruwfle hart vermurwen eii ontroeren.
Door een befpiegeling van 't ilagveld na den flag,
Terwyl 't noch rookt van Bloed, en huik van droef geklag,
Venvoest en omge^vroet, geblaakt, bezaaid met lyken:
Een Attila moest zelf by dit tafreel bezwyken,
Reikhalzen naar den vrede, en vloeken 't oorlogsvuur.
Op zyn triomf kar, als een gruwel der Natuur.
ó Hemel f had men dan, na 'c wenfchelyk betoom-en
DerSpaanfcheDwinglandy,noch zo veel leeds te fchroomen,'
Noch zo veel bloeds door 't llaal te plengen, ilag op ilag.
Eer 't nienw Gemeenebest zjn heil verzekerd zag ?
Maar dikvv'yls wyt men u nit blindheid ook de ellenden,
Die gy alleen gedoogt om erger af te wenden,
Terwyl een helfche plsag de bron is van 't verdriet.
Dat gy dus paaien fielt. Wie kent de Staatzucht nfet,
Bic fnoode aartsvyandin van eendragt, rust, en vréde,
Die geen bloeddorftig zwaard Iaat fteeken in de fcheede.
Geen heldre lucht bemint, maar ilonn en onweer kraait.
En ileeds haar yzren ftaf door alle Hoven zwaait?
'tWas deeze, die, door nyd en gretigheid gedreeven,
Den vrygevochten Staat dien roem niet kon vergeeven:
Dies joegze menig Vorst iiit zyn vvellustig dons ,.
Te wacer en te lande, in 't harnas tegen ons.
Dd 3 WH:
-ocr page 482-I 422 de OPKOMST en BLOEI dkïi
Wat is gezond verfland op deezc onveilige aarde ?
Hoe zienwe zo veel ftryds om rechten zonder waarde·.
Om de onbetwistbaarheid van Kerkelyk gezag,
Om de eer eens Afgezants, om 't firyken van een vlag?
Gezocht krakkeel; vernis, dat roofzucht wil bedekken:
Een Dwingland oorloogt om zyn Ryksgrens uit te ftrekken,
En al zyn volk, verarmd, verdrukt op zyn geboón.
Te kneuzen, eer 't hem vliege in zyn gehaate kroon.
Wie kan de Staatzucht, en' haar lasterlyke vonden,
Bcfchryveii naar den eisch, oF diep genoeg doorgronden?
Die felle geesfel van het raenfchelyk geflacht,
Daar menig bloeijend Rjdc door is ten val gebragt!
Zy toont eene achtbaarheid in v,'oorden en bedryven.
Die alles wat zy fmeedt arglistig doet beklyven;
In 't kleen aan 't minite woord gebonden, naauw cn .net,
In 't groot volkomen los van eeden , pligt, en v/et.
Haar weidfche zwier, getooid met-puik van praalficraaden»
In zyde en maisch fluweel, met eêl geileent belaaden,
Heeft plooien van iet groots, dat menig braaf gemoed
't Eenvoudig fchoon der Deugd eensklaps vergeeten doet.
Ten Hove wordt zy dus als godlyk aangebeden,
En overreedt fchier elk, door valfche ernsthafiigheden.
Omiooilen! wistge uw oog te fluiten voor dien fchyn,
'ε Geluk, daar gy om zwoegt, zou in uw handen zyn.
Ach I dees vermeecle, nooit door teêr gevoel bewoogen ,
Kent wroeging, noch berouw, noch ih-eelcnd mededoogen ;
Veel min 't Genoegen, daar in 't eind het wenschlykst goed^
Zo 't wenschlyk heeten zal, zyn waarde uit fcheppen moet.
De Nyd en Achterdocht ftaan van den vroegen morgen.
Tot in den laaten nacht, omringd van duizend zorgen.
Ter zyden van haar troon; die zwaaien haar den damp
Van helfche toortfen tos, en fchildren ramp op ramp
In 't afgepynigd brein; waarna ontelbre fpookea
In dikke duiiternis haar ledekanc beftooken:
En
-ocr page 483-vereenigde NEDERLANDEN. 423
Enzy, die alles fchond, of dompelde in verdriet.
Wordt zelv' rampzaligst in haar onbepaald gebied.
Zie haar te velde, omringd van krygsliên en trouwanten,
Ds roode zegevaan op 's vyands hoefflag planten :
Wie fchroomt nu op haar wenk te hollen, waar zy (treeft?
Geen ander, dan die haar met ernst befpiegeld heeft,
't Schynt lafheid, dat men eer en ampten zou verzaaken ,
Om ftil en onbekend het zoet der Deugd te fraaaken; i
't Schynt waare dapperheid en grootheid van gemoed ,
Te ih-eeven naar een troon door golvend burgerbloed.
Nu kan geen ilachting haar bloedgierigheid verzaaden:
Zy roemt met heesch geluid haar fchandlykfte euveldaaden;
Zy ademt vuiir en vlam, bezwalkc het heiligst licht.
En fprietoogt met een woest, een hol en fcheel gezigt.
Dat wenkt, en zwenkt,en puilt, om ftof tot wraak te vinden:
Zo fchatertze op 't gekerm van half ontzielde vrinden;
Vermoordt wat fterflyk is, acht alle fchennis vry.
En aast op lillend vleesch; maar imoort in raazemy.
. Tuig Cromwell, die zyn Vorst deed voor de moordbyl bukken.
En onze Zeevaart dacht de flagveêr uit te rukken;
Gelukkig Dwingland, zo't bewind, geluk verfchaft; -
Rampzalig llerviing, door zyn eigen wrok geftrafc:
Tuig Lodewyk, die, op den Franfchen troon verheven,
Het zeldzaamst voorbeeld heeft aan 't Nageflacht gegeeven.
Van veel grootmoedigheén, door zwakheid flinks verneêrd;
't Welk zyn gedachtenis vereeuwigt en onteert.
Zyn Hof, een Helikon , was 't lustprieel der braaven ,
Door weetenfchap vermaard, of moedig op de gaaven
Van't vindingryk vernuft, op cither of penfeel.
Augustus eeuw ten trots, en 't Griekfche Schouwtooneei.
Maar 't ftrekte ook voor de Min, te dartèl aangebeden,
Een Vrouwentimmer, fchuw van mannelyke zeden,
DasrWellust heerschte,en hem,bedvvelrad door weelde en pracht^
Tot ipoorloos bygeloof, en dus tot wreedheid, bragt.
Dd 4 Au-
■I
-ocr page 484-August gelyk, dacht hy ook Cezar na te ftreeven:
Maar,fclioon zyn magt Europe een ruime poos deed beeven.
Die glorie fmolc, gelyk de morgendaauw verdwynt,
En liet een fchraalheid na, daar Vrankryk noch aan kwyntw
Gy, eedle Witten! moest den felften wrok bezuuren.
Van zo doorluchtige en ontzinde Nagebuuren;
En wierdt van 't Vaderland, zo lang dóór u gefchraagd,
JNiooit hoog genoeg geroemd, nooit teêr genoeg .beklaagd.
Zie hoe een groot Gebied, met de aangewonnen Staaten,
Door 't heilioos oorlogsrecht geplonderd, en A^erlaaten,
Een wildernis gelykt: wat dunkt u van den Vorst,
Die tot zo fnood een prys ontelbre kroonen torscht?
De Waereldkaart geleide uw oog, van 't buldrend Noorden
Tot aan de Middeliyn, of zuidelyker oorden 5
Van 't Oosten in het V/est: bofchouwze waar 't u lust.
En let op ieder Volk, zo verre u is bewust
Wat elks gedenkrol meldt, van vroege of laater dagen:
Ey de Armoê ziet gyze ook de ilrengile kluiilers draagen.
Doch, waar nu de Armoê heerscht..? Ach! fchier in elk Gewest,
Daar 't fcheen dat Vruchtbaarheid haar zetel had gevest.
Ja! 't gaat maar al te vast. En waar geen kruid wil groeien,
Daar zien wy handelryke en groote Steden bloeien.
Wat al verwoefting baart de trotfe Dwinglandy^
Wy.zyn eeii ftip: en waar beftaat een Volk als wy?
't GrootdaadigRöme, omringd van de omgewroete waeretd »
Riep, toen 't zyn Cezar met den tulband zag bepaereld:
„ De Vryheid roemt met recht op haar natiyirlyk fchoon;
,, IN'Iaar ach! de Tiranny vindt overal een troon ".
Doch 't was by ons, dat gy, na iang en laftig dvvaalen,
ó Zegenryke Maagd! in 't eind mögt adem-haaien.
Alom zo fel vervolgd met uw gewyden ftoet,
Mier minnelyk onthaald, en met gebeên begroet,
lloe fchrander is de mensch in zyne uitzinnigheden ?
Gy ademt loutre wedde cn gulle vrolykhedeii,
Mee
-ocr page 485-vereenigde nederlanden. 425
Biet fcliuldelooze vreugd, die iteeds in ruimer maat
Ontelbre lusten wekt,: en even ryk verzaadt,
't Gevolg van uw triomf verfpreidt zyn milden zegen,
Gelyk een vruchtbre daauw, of blyde zomerregen;
Baart vriendfcliap, vrede, en trouw, en geeft aan allen kam
De zaraenleeving klem, door een gewensclit verbraid.
Straks zienwe op zulk een grond de fchoone Kunilen ryzen j
Die, elk om. 't zeerst, uw gunst eerbiedig dank bewyzen,
Gebooren uit behoefte, en tot vermaak befchaafd,
Ter eer' van de eerite bron, die alles drenkt en laaft.
De Landbouw fiert zyn kruin met blonde koorenairen;
De Zeevaart drukt een krans van wier cp de achtbre hairen j
De Wiskunst vormt den geest tot alierleie ilof;
De blyde Poëzy geeft elk zyn loon en lof.
ó Zoete Eenftemmigheid, en echter zo verfcheiden ;
Al 't aardsch geluk is 't uwe: uw geest moet ons.geleideu,-
ilampzalig is een Volk, dat, wuft en onbedacht.
Uw invloed wederftreeft, en uw gebied veracht.
Men zie hoe eéne Ziel, in 't onbegryplyk wezen
Der menschlykheid, de kracht van zenuwen en peezen,
En fpieren zonder tal, verbindt aan wet en maat,
En, fchoonze ondeelbaar is, in ieder lid beilaat.
Zy doet op haar begeerte ontelbre koorden trillen;
Zy weet een nutten ftryd te wekken of te (lillen;
Zy opent, fluit, verbindt, vereenigt, of verdeelt.
En drukt gevoelens uit ,op al wat fteekt of ilreelt.
Dat kost een blik: niet meer dan 't ritflen van een lover.
En wie verwondert zich? Gods adem zweeft 'er over.
I^e Vryheia doet veel meer: dat goddelykst gefchenk
Schept Maatfchappyen, en volmaaktze met een wenk.
Waar rolt dit eindlyk heen ? 't is tyd myn zang te fiaaken.
6 Vryheid! groei en bloei, om voor'sLands heil te v^^aaken:
En gy, ó Nederland, nu zo beroemd door haar,
liefchcrnKliaar op uw beurt voor allerlei gevaar.
Uw
Dd 5
i
-ocr page 486-de OPKOMST der NEDERLANDEN.
üw blyde Oranjezon fchiet nu gewensclite ftraalen,
Die 't leven voén, en niets in zynen gcoei bepaalen:
De Hemel fpaarze dus, op datze, eéiiw uit eeuw in,
U even vriendelyk belonke, als van 't begin.
Verfterk u bovenal door wetten, recht, en reden;
Veracht den vrede nooit; kweek deftigheid van zeden.
Verban den wellust, fchuw een fpoorelóoze pracht;
Maar cïoedig Kunfen aan, en fchraagze naar inv magt. ■
*ε Katuudyk fcboon, dat zy ontvouwen voor i.-i zinnen.
Heeft iets, dat ons meteen de fchoone Deugd doet minnen,
Een geest van orde en fmaak, die 't fmaakeloos gelaat
Van de Ondeugd ftelt ten toon in zyii Vvanfchapen ftaat.
Zo moetge,. alom bemind, van Wyzen aangebeden.
Op aarde een voorbeeld zyn van 's Hemels zaliglicden ,
Zo latïg een zbnneftraal het aardryk koeih'cn mag.
Wat zeg ik ? zo verbidde uw vreê den jongften dag!
o ^^^ ^
€3 O
ey PETRUS CONRADI cn V.van der PLAATS
wordt, onder anderen, uitgegeeven:
Commentaritis Legtm fundamentalium Foederati Belgii, of
^'^^i'klaaring van de Grondwetten der vereenigde Neder-
landen ^ door c. h. trotz, (in Leven) Hoogleeraar der
Rechtsgeleerdheid op de Hoogefchool te Utrecht.
Wylen de beroemde trotz hadt, nog te Franeker zyn-
cie, ten dienüe der Akaderaifche jeugd, doen drukken:
grondwetten der vereenigde nederlan-
den: bevattende, i. V Groot Privilegie van vrouwe
Maria, 2. de Pacificatie van Gend, 3. de Unie van
Utrecht , 4. het twaalf jaar ig Befand, en eindelyk
5. het Tractaat van den Frede te Munfter-, en onder-
nnra, naderhand, om daarby eenen Latynfchen'
tarim te vervaardigen. Doch, tot aan 't negentiende ar-
tykel der Utrechtiche Unie gekomen zynde, is dit Werk,
door het overlyden van den geleerden Autheur, blyveii
fteeken.
De gretigheid waarmede alle de Schriften van den Heere
TROTZ, betreklyk tot liet Staatsregt deezer Landen, ont-
vangen zyn, doet den Drukker vertrouwen, dar hy zynen
Landgenootea eenen aangenaamen dienst doet, met hun
nog dit deel van 's Mans werken in de hand te geven, 't
welk, buiten eenige tegenfpraak, moet geagt worden te
handelen over de gewigtigfte onderwerpen, waarover men
in -ons Vaderland zou kunnen fchryven. Dit is ook waar-
Ichynlyk de. reden, waarom die geenen, welke eenige be-
wustheid hadden, dat dit Werk'door wylen deezen Hoog-
leeraar was by de hand genomen , de uitgave van het
zelve voor langen tyd met verlangen te' gemoet gezien
hebben.
V Groot Privilegie van vrouwe Maria, fchoon men ftel-
de, dat het, eigenlyk gefproken, inden tegenwoordigen.
tyd, geene Grondwet van dit Gemeènebest kan genaamd
worden, ja zelfs nimmer eene verbindende kragt gehad
hebbe, zal egter altyd een der fraaifte gedenkftukken bly-
ven, welke men in de Gefchiedenis van eenig volk aan-
treft. Daar hetzelve flegts eene verzameling fchynt te wee^
zen van 't gene , op verfcheiden ilonden, door de Lands-
lieeren, aan byzondere fteden en plaatfen te vooren ver-
leend was, en daar het, misfchien uit dien hoofde, in
Holland en Zeeland, nog dikwyls voor hooge en laage
Regtbanken aangehaald wordt, kan 't niet anders zyn, of
de Verklaaring van zodanig een iluk moet ten uiterften
aangenaam zyn aan elk, die zich eenigzins laat gelegen
zyn zo aan de Voorrcgtea, welke onze voorvaders ge-
noo
-ocr page 488-Β Ε R I G Τ.
nooteu hebben, als aan het regte verilaiid dei%e!ven. —■
Behalven nog, dat in deeze Verklaaring van den Heere
trotz, over verfcheiden Gewoonten, Regten en Ge-
bruiken van voorige tyden, geen gering licht verfpreid
wordt: al 't welk niet dan met vermaak kan doorbladerd
worden door alle Λvaare liefhebbers onzer Vaderlaadfche
Historie.
De Pacificatie van Geiid, een der merkwaardigiie fluk-
iien, welke, gedaurende den Spaanfcheii oorlog, voor-
gevallen zyn, was het voortbrengzel van 't fchrander brein
van den doorlugtigeu Willem den L, Prinfe van Oranje;
en gaf aan het wankelend lighaaui der Algeraeene Staaten
eene zekere vastheid, welke genoegzaam was , om hec
dreigend initorten van het zelve, althrins voor eene poos ,
te beletten. En daar ze behalven dat niet weinig dienen
kan tot Opheldering van de toenmaalige Historie en ge-
fteldheid deezer Landen , en 'er vericheiden, niet min ge-
wigtige, (lukken van dien tyd uit moeten verklaard wor-
cien, behoeft men hier niets meer by te voegcH, om te
dosn zien, dat de verklaaring van een iluk, 't welk zo
zeer gediend heeft, om de fakkel der Nederlandfche Vfy-
held te ontfteeken, elks aandagt waardig zy.
De Verklaaring der Unie van Utrecht is, zonder beden-
king, ©verwaardig om van elk burger oiizes Vaderlands
ingezien te worden. Aan deeze Unie toch zyn wy die
Vryheid verfchuldigd, v/elke wy nog tegenwoordig be-
ieeven mogen, 't Regte verftand van dezelve behoort der-
halven ter harte te gaan aan allen, die deeze vryheid op
haaren regten prys hebben leeren fchatten. 't is waar,
de Heer p. paülus heeft deeze Unie, rxiaar kort gelee-
■ den, en dat wel in onze moedertaale, breedvoerig ver-
klaard en opgehelderd. Doch vermindert deeze Verklaa-
ring van den Heere τκ,οτζ daardoor eenigzins van waar-
dy? Of kan het geene nuttigheid in zich hebben de ge-
dagten van twee ouderfcheiden Schryvers , die vaa eikan-
deren niets geweeten, en elkanders Schriften niet gelee-
zen hebben, gade te liaan, omtrent een onderwerp, dat,
allerzekerst, het gewigtigile is, 't welk men in dit Land
zou kunnen onder handen neemen ? ^— In de Verklaaring
deezer Unie komen (of zai dit iemand tegenfpreeken ?)
verfcheiden ftukken voor, over welke, met vry veei waar-
fchynelykheid, op onderfcheiden wyzen, geredeneerd kan
ivorden. — üe behandeling x^an het negende artykel door
de Heeren trotz en paülüs ftrekke onder anderen
daarvan tot een voorbeeld, in 410, . . a/"5:--·'
Be'
-ocr page 489-Β Ε R I G Τ.
Beknopte Historie van V Faderland; waarin de vóornaamile
zaken ons Land betreiFende, van de vroegite tydeu af tot
aan het Jaar 1767. In IV Deelen in groot 8vo , met
Plaaten . . . . . a/"7:i2:-
--—- zonder Plaaten . . 4: - : -
-—- de Plaaten apart, om in de VaderlandfclieHis-
torie van den Heer J. Wagenaar te voegen . 3:-i2:-
Le'.'enshefchryving van eenige voornaame meest Nederland-
fche Mannen en Vrou^ven. Inhoudende, het eer (ie Beel:
'johannes Calviniis, Jan Steen, Anna Maria Schuurman,
'Groote Pier, IVIartinus Lutherns, Antony van Dyk, Ja-
cob van Heemskerk, Johanna Koerten, Menno Simons,
Laurens Koster, David Joris, Rémbrand van Rhyn , Pe-
trus Dathcnus, Jan van Leiden, Jscobus Arminius, Jacob
Cats, Piet Hein , Adriaan Brouwer, Paus Adriaan den VI.,
Defiderius Erasmus, Katharina Lescaille, Jan van Brakel,
Joost van den Vondel, Beronicius, Dirk en Wouter Cra-
beth, Petrus Paulus Rubbens, Jacob Simons de Ryk, en
Kenau Simons Hasfelaar. Het tweede Deel: Hugo de.
• Groot, Maarten van Rosfem, Pasfchier de Fyne, Frede-
rik Ruysch , Jacob Campo Weyerman , Dirk Volkertz.
Koornhert, Elifabeth Hoofman, Klaas Kompaan, Herma-
nus Boerhaave, Jan Vos , Dirk Rafelsz. Kamphuizen ,
Nikolaas Hartfoeker, Willem Vleertman, Hubert Korne-
lisz. Poot, Kaspar van Baarle, Christiaan Huigens, Joan-
nes Antonides van der Goes, Maria Sybiila iWerian, Jo-
han van Oldenbarneveld , Gemt Douw, Benedictus da
Spinofa, Marten Schenk, Jakob van Wasfenaar, Andreas
Vefalius, Frans Hals, Johannes Cato Kamerling, en Jakob
Bakker. Het (/«-^ί jDei'/: Tjerk Hiddes de Vries, "Faus-
■ tus Socinus, John Law, Joannes Coccejus , Gysbertus
Voetius, Marten Harpertz, Tromp , Simon Epifcopius,
den Hertog van Ripperda, Joachim Oudaan, Pieter Both,
Jan Pietersz. Koen, Kornelius Janfenius, Pieter Conielisz.
"Hooft, Antonette Bourignon , Ubbo Emmius , Adriaan
Valkenier, Jan Luiken, Gustaaf Willem Baron van Im-
liof, Balthazar Bekker, Koenraad van Beuningen, enden
■ Graave van Rennenberg. Het vierde Deel: Petrus Bay-
ie, den Kardinaal van Granvelle, Gerard Brandt de jon-
ge ί Viglius van Aytta van Zuichem, Franciscus Goraarus,
Joachimus Hopperus, Gerard de Laires, den Heere van
S. Aldegonde, JanleClerc, Wiliem van ,der Zaan, Hu-
bert Duifhuis, ilieronimus van Beverningk, Philippus Me-
lanchton, Margareta Godewyk, Domiaicus ßaudius, Kas-
par
-ocr page 490-Β Ε 11 I G Τ.
par Heidaniis, Abraham Heidaniis, Rorabout liogerbeets,
Kornelis Muiius, Diderik Sonoi, Adrianus Junius, Engel
Willemsz. Merula, en Margareta van Holland. Het vyfde
Deel: Lamoraal Graave van Egmond, Jakob Hop, Joan-
nes Uitenbogaard, Karei den Stouten, jan Labadie, Rei-
nier van Oldenbarneveld, Wesfelus Gansfortius, Joannes
Baptista van Helmont, Ada Graavinne van Holland , en
Jakoba van Beijeren. In groot 8vo, de Prys van ieder
Deel is . . . . ƒ i: i6: -
Het zesde en laatfle Deel is op de Pers, waar mede dit
geagte Werk zal ten einde loopen, en eene Verzameling
bevatten der voornaamfte Perfonaadien, welke ons Vader-
land heeft opgeleverd.
Het Leven van Michiel Adriaamzoon de Ruiter, Lt. Ad-
miraal Generaal van Holland en West - Friesland; door een
der Schryveren van bovenilaande Levensbefchryving op-
geileld, en op het zelfde formaat gedrukt, & f s.·.
Levensbefchryving van verfcheidene vermaarde Italiaan·
fche Biannen en Fromven. Inhoudende: Franciscus Pe-
trarcha; Laura, Minnaresfe van Petrarcha 5 Janus Vincen-
tius Gravina; Petrus Aretinus; Helena Lucretia Cornaro;
Francois Huppazoli; Torquatus Tasfo; Wouter van Briën-
ne. Hertog van Athene en Heer van Florence; Broeder
Elias van Cortone, eerfte Generaal van de Orde van St.
Franciskus,· en Bianca Capelle, groot Hertogin van Tos-
caanen. Uit het Fransch vertaald. In groot Svo, de Prys
is . . . . . ƒ i: 4:-
Nleuwe Alge me ene Befchryving van de kaap de goede
i-ioop, bevattende, onder andere byzonderheden,de vvy-
ze waarop de Hollanders de Kaap het eerst bebouwden,,
hoe de Nederl. O. 1. Compagnie zig hier in zekerheid ge-
field heeft, alles in vier Colonien verdeeld, Vestingen "en
Gebouwen aangelegd als Kasteel, Kerk, Ziekenhuis, Pak-
huizen , Loots ter huisvestinge van de Slaaven, Paardeilal-
len. Tuinen enz.; — de inkomften der Regeering, de
kosten welke de Compagnie jaarlyks doet, en de voordee-
len welke zy trekt;.—_ gezag en invloed,welke de Hol-
landers hebben in de zaaken der Hottentoten; ~ de h-
venswyze der Europeaanen aan de Kaap, hoe zy elkande-
ren onthaa'en, hunne Wynen, Landbouw, Koophandel,
Veeweidery , hunne Slaaven ; ■— de gelegenheid des
Lands, deszelfs aangenaamheid en vrugtbaarheid; —· de
tyd wanneer de Schepen aan de Kaap aankomen, en hoe
zy
-ocr page 491-Β Ε R I G Τ.
zy daar ontvangen worden, mitsgaders de Voordeden
ke meii daar trekt van de Schepen der vreemde Natiën. Ia
Twee Deelen in groot 8vo, met XXV uitflaande Plaaten.
De Prys is \ · - · .■ ƒ lo: lo:-
·--—--- zonder Plaaten . . 5' - : -
De Afbeelding der Reede van de Kaap apart, ä i: - : -
Berichten m'er Afia, Afrika en Amerika, getrokken uh de
Leitres Edifiantes. Vervattende onder veele andere Merk-
waardigheden iets zeldzaams omtrent de Ezels, en de Eer-
be'svyzingen die de Indiaanen die Dieren toebrengen; Zon-
derling Regt der Moorfche Vrouwen; Afkeerigheid der
Indiaanen jegens de Europeaanen, en de redenen hiervan;
hunne manier om Katoen te kaarden, te bereiden tot Netel-
doek, de Lywaaten te verwen, en de kleuren te bereiden;
het Katoen te fchilderen, en de Vruchten Avaar uit de kleur
te bereiden: Manier om de Lywaaten Turksch Rood te
verwen, en verdere Handwerken, Koniten en Weeten-
fchappen der Indiaanen 5 hunnen Godsdienst, en gevoe-
• lens van God, overeenkomilig met de oude Hebreeuwen.
Hunne Historie van den Zondvloed, van Noach, Abra-
ham en Mofes; hunne Historie van Job, van Samfon, ge-
voelens van de Drieëenheid, van den ondergang der Wae-
reld, en Zielsverhuizing. Historie van een Indiaanscli
Prins, die een Hond zoude geweest zyn. De ontdekking
der Philippynfche Eilanden; Merkwaardigheden van Con-
ftantinopolen; de Turkfche Godsdienst, Vasten en Ge-
woonten ; Verflandhouding van twee Steden door middeï
van Duiven; Byzonderheden van den Tooren van Babel,
en de Spraaken; fchrikkelyke uitwerkzelen van een bran-
denden Wind; Bericht van den Slangen - fteen, die 't ver-
gif naar zich trekt; zeldzaame Tooren te Ispahan; groote
kracht van een Turk; Zeden der Perfiaanen, Gerichtshan-
del, Regeering, Godsdienst, en 't onderfcheid tusfcheix
dezen en de Turken. Zonderlinge gewoonte met de Ar-
menifche Dochters op Kersdag. De Keizer van Ethiopië
noemt zich Jezus, en waarom; Befchryving van 't Land
der Koninginne van Seba ; wónderdadige zeldzaamheid
van zeker Klooster. Bygeloof der Mahometaanen. Graf-
rede van de Moeder aller Menfchen; Befchryving van 't
Klooster op den BergSinaï; enz. enz. III Deelen in groot
octavo. . . . . a ƒ 4: lÓ: -
De Mityleners, Treurfpel, door s. styl, Schryvervan de
Opkomst en Bloei der Nederlanden, 8vo, a ƒ
VOt
r a?<n -ie
Β Ε Pv I G T.
Beknopte en zakelyke Befchryving der Engelfche Folkplath
iingen in Amerika; neffens Aanmerkingen over den Oor-
fprong en Vooregang der tegenwoordige Gefchiilen, en des
Oorlogs, tusfchen Groot-Bricannie en deszelfs Kolonis-
ten. li. Stukken, in groot üvo. De Prys is
2; 10:-
Jlivierkundige Verhandeling , afgeleid uit Waterwigt- erï
Waterbeweeg-kundige Grondbeginfelen, en toepasfelyk-ge-
maakt op den Rhyn, de Maas, de Waal, de Merwede,
en de Lek. Waarin de Aloude en Tegenwoordige Toe-
iland dier Rivieren overvvoogen; de Gevaaren die men uit
. derzelver verandering te dugtèn heeft, aangeweezen; en
Middelen ter Verbeteringe derzelve en ter Voorkominge
van Ox'erfh-oomingen worden voorgefteld. Door c ο κ ν e-
Lis VELSEN, Geadmitteerd Landmeeter. Opgehelderd
door Naauwkeurige Kaarten en Plaaten. Tweede Druk
verbeterd en vermeerderd. In groot 8vo. a ƒ i :ó:-
Bricf en Aamnérkinge-d over de uitzinnige Begeerte tot
het SPEL. Beneffens eenige andere Zedekimdige Stukjes.
Door den Heer DUSAULX. Uit het Francsh vertaald. —
Dit Boek, waarin men de ongerynidheid, de onmenfche-
fykheid en de ihamgehoopte yslykheden der onedele drifc
tot het Spel, met alle kracht van gezond veriland, deugd-
zaam gevoel en menschlievenden y ver, befchreeven vindt,
verdient in alle taaien overgezet te worden. Het behelst
aanmerkingen en gebeurtenisfen , die ieder oprecht ge-
moed treffen,.en zelfs den verilaafden Speeler eenen fchrik
aanjaagen moeten, zo niet alreê zyn hart tot den allcrui-
terften trap van ongebondenheid en zelfsverlaaging geko·-
men is. The Manthl^^j Review , for June, 1775, pag. 535.
In gr. 8vo. . . . , a/-:i8:-
De scaphander , of de Konst om in de diepiÏe Wa-
teren dry.'ende te garai en allerhande werk te verrigteu.
Door den Heer de la chapellr. — Opgedraagen,
door den Heer c. van enge len , aan de Direkteiiren der
Maatlchappy tot redding van Drenkelingen, opgeregt bin-
nen Amft. in 1767. In gr. 8vo. Met Plaateu. a ƒ i :ΐ2
Verftag van de verbaazende Historien der zogenaamde
β υ 1 κ s ρ R Ë Ε κ Ε 8. s, nu onlangs in Fr an kryk ν oor ge val-
len. Door den Heer de la cm Spelle. Waarin tevens de
oorzaak van dit wonderlyk vermogen onderzogt,. en des-
zelfs _weezenlyk beilaan met vericheidene voorbeelden,
zo uit de oude als nieuwe Gefchiedenisfcn , bevestigd
wordt. In gr. 8vo. . . . a/-:i5:-